OVER
na magtiging van
den rector magnificus
0iwooh hoogleebaab in de eegtsgeleebdheid ,
ltk\'j-\' toestemming van den academischer senaat
en
volgens besluit deb geneeskundige faculteit,
ter verkrijging van den graad van
aan de hoogeschool te uteecht,
°P Woensdag den Sisten April 1869, des namiddags ten 5\'/2 ure,
te verdedigen
door
geboren te utrecht.
--OCOO------
utrecht,
KEMINK EN ZOON.
18 69.
-ocr page 2- -ocr page 3-OPGEDRAGEN.
»
r*
Bij het verlaten der Academie is het mij een
aangename pligt, openlijk mijnen hartelijken dank
^ betuigen aan allen, die zoowel tot mijne weten-
schappelijke ontwikkeling, als tot mijne genees-
kundige vorming hebben bijgedragen.
In de eerste plaats ben ik voorzeker dien dank
verschuldigd aan U, hooggeleerde loncq , hoogge-
schatte Promotor, niet alleen voor de zoovele nut-
tige lessen en wenken, welke ik mij vooral bij de
praktische oefeningen aan het ziekbed van U ten
nutte mogt maken, niet alleen voor de zoo vele
blijken van genegenheid en vriendschappelijke raad-
gevingen, welke ik steeds van U mogt ontvangen,
maar bovendien en hoofdzakelijk voor de welwil-
lendheid, de moeite en de zorg, waarmede gij
mij bij het vervaardigen van dit proefschrift ter
zijde stonclt. Ontvang hiervoor dan bij dezen open-
lijk mijn opregten dank. — Moogt gij nog lang voor
de studerende jongelingschap een leeraar, en voor
de Academie een sieraad blijven!
Maar niet mincler gevoel ik mij ook verpligt
aan U, overige Professoren der medische Fa-
culteit, hooggeleerde van goudoever, donders
en koster, voor het voortreffelijk onderwijs en
de ware humaniteit, ook van uwe zijde genoten
en ondervonden; en mogt ik van uwe lessen,
hooggeleerde halbertsma , slechts kort gebruik
maken, toch is het mij aangenaam, nog onder
uwe leerlingen behoord te hebben.
Eindelijk neem ik ook gaarne deze gelegenheid
te baat, om TJ, hooggeleerde Heer en, Professoren
der philosophische Faculteit, van rees, miquel,
buys ballot en harting, een woord van opregten
dank toe te roepen voor de humane wijze, waarop
gij mijne eerste studiën op de baan der weten-
schap geleid hebt, en voor al de blijken van ge-
negenheid, welke ik in mijne eerste studiejaren
van uwe zijde heb mogen ondervinden.
En gij, mijne vrienden, die of reeds vóór mij
de Academie verlaten hebt, of mij nog volgen
Zult, vaart allen wel! De vele uren, met TJ in
9ezellig of leerrijk onderhoud doorgebragt, zullen
niy steeds in aangename herinnering blijven, en,
zijn wij dan ook in het maatschappelijk leven
verre van elkander verwijderd, dat daardoor de
Vrienclschajpsband, hier aan deze Alma Mater
Omlegd, niet verbroken, maar integendeel, zoo \'t
kan, des te naauwer toegehaald worde.
Bladz.
Hoofdstuk I. Uitkomsten van het pathologisch-ana-
tomisch onderzoek bij hersenabscessen. 1.
>j II. Oorzaken van hersenabscessen . . .17.
j> III. Verschijnselen, verloop, herkenning,
duur en uitgang van hersenabscessen. 24.
jj IV. Behandeling van hersenabscessen . . 47.
Stellingen.
-ocr page 10- -ocr page 11-HOOFDSTUK I.
uitkomsten van het pathologisch-anatomisch
onderzoek bij hersenabscessen.
Onder hersenabscessen verstaat men dien uit-
gang van encephalitis of hersenontsteking, waarbij,
ttiet vernietiging van één of meerdere gedeelten
der hersenzelfstandigheid, holten gevormd worden
met etter gevuld. Maar het zijn niet alleen de
zenuwvezelen en gangliëncellen der hersenzelfstan-
digheid , maar ook andere weefsels, zooals de her-
senvliezen en zelfs de schedelbeenderen, die, naar-
mate het absces zich uitbreidt, secundair aan de
verwoesting deelnemen.
Meestal is er slechts één absces aanwezig, dat,
evenwel in zeldzame gevallen, een geheele of
halve hemispheer kan innemen1); doch het ge-
1 abeecbombie, Maladies de Vencéphale. Obs. 35, 36 en 37.
1
-ocr page 12-beurt ook niet zelden, dat meerdere gedeelten
der hersenen er de zitplaatsen van zijn. Zoo vond
lebert onder 80 door hem verzamelde, evenwel
voor verreweg het grootste gedeelte aan andere
schrijvers ontleende waarnemingen in 11 gevallen
2, in 6 gevallen 3 en in 3 gevallen 5 abscessen,
dus in 20 gevallen of 1jé van het geheele aantal
waarnemingen méér dan éénen etterhaard.
Met betrekking tot hunne zitplaats, komen ze,
in tegenstelling van de niet etterende encephali-
tische haarden, zelden in de substantia corticalis
voor, maar bepalen zich hoofdzakelijk tot de sub-
stantia medullaris. Verder vindt men ze zoowel
in de groote als in de kleine hersenen, ofschoon
meer in eerstgenoemde. Ook schijnt de linker
hemispheer er iets meer toe voorbeschikt te zijn
dan de regter. Minder dikwerf komen ze voor
in de corpora striata en het allerzeldzaamst in de
medulla oblongata. Daarenboven deelt lebert als
zeer zeldzame waarnemingen nog twee gevallen
mede, waarbij de glandula pituitaria de eenige
zitplaats was *).
Men kan twee hoofdvormen van hersenabscessen
onderscheiden, te weten: het diffuse of onregel-
1 Deze zijn door hem overgenomen uit: atohal, Clinique médi-
cale, 2°. Edit. Tome Y. Obs. X. pag. 24, en hesiop , Dublin quar-
terly journal of med. Nov. 1848.
matig begrensde en het oraschrevene of met een
eigen wand voorziene. Het laatste kan men met
grond beschouwen als een later stadium van het
Het diffuse of onregelmatig begrensde absces
vertoont, zooals de naam aanduidt, nergens be-
paalde grenzen, heeft, een onregelmatige, naar ver-
schillende rigtingen zich uitbreidende gedaante,
en gaat haast onmerkbaar over in de normale
hersenzelfstandigheid, na door verschillende min
of meer etterig geïnfiltreerde en verweekte lagen
omgeven t.e zijn, waarin zich, naarmate van de
mindere of meerdere verweeking, kortere of lan-
gere fistelgangen bevinden. In de verweekte lagen
vindt men ook niet zelden hier en daar kleine
bloedextravasaten, die dan aan de massa een min
of meer rood- of geelachtig aanzien geven. Be-
halve dat een zoodanig absces, zooals wij later
zien zullen, dooi- de vorming van een eigen wand
begrensd kan worden, gebeurt het ook dikwijls,
dat het zich meer en meer uitbreidt, eindelijk de
hersenholten of de oppervlakte der hersenen be-
reikt, en aldaar doorbreekt , na vooraf in het epen-
dyma of in de pia mater ontsteking en verweeking
te voorschijn geroepen te hebben. In de corpora
striata beslaan ze gewoonlijk een derde deel of
de helft van deze ligchamen, en in de medulla
oblongata nemen ze niet zelden de geheele breedte
1*
-ocr page 14-in i). Opmerkenswaardig is het eindelijk, dat in
de kleine hersenen over het geheel de grootste
abscessen gevonden zijn geworden, abscessen, die
30—120 grammen etter in zich bevatteden. Deze
diffuse abscessen worden meestal gevonden bij een
snel verloop der ziekte, verder wanneer de ontste-
king van naburige deelen op de hersenen wordt
overgeplant, en bij metastatische processen.
Gelijk ik boven reeds ter loops deed opmerken,
zoo kan een zoodanig diffuus absces door vorming
van een eigen wand omschreven worden, zoodra
het eenigen tijd bestaan heeft. En dit kornt niet
zelden voor. Onder de 80 gevallen, die lebert
vermeldt, zijn er niet minder dan 43, waarin zulk
een wandvorming heeft plaats gehad. Men heeft ook
hieruit, en met regt, tot den duur van het bestaan
der abscessen willen besluiten. Volgens lallemand
zou er reeds op den 13den dag der ziekte een fijn
omhullend vlies kunnen bestaan, gelijk hij opgeeft
gevonden te hebben 3). Evenwel mag men dit wel
als uitzondering aannemen, daar noch bij lebert,
noch bij abercrombie gevallen voorkomen, waarin
binnen de 18 dagen volkomen ingesloten absces-
sen zijn waargenomen. Gemiddeld mag men het
begin der wandvorming in de 3dö en 4de week
stellen.
Maar op welk eene wijze ontstaat nu het om-
schreven absces uit het diffuse ?
Hierboven heb ik aangetoond, hoe het diffuse
absces, namelijk de volkomen gevormde etter
daarvan, omgeven is 1°. door een met etter ge-
mfiltreerde laag van hersenzelfstandigheid, 2°. door
een zich in eenvoudige verweeking bevindende
taag, en eindelijk 3°. door de normale hersen-
massa. Welnu, een gedeelte van de met etter
geïnfiltreerde laag gaat in volkomen ettervorming
over, en nu vormt zich aan de grens van dezen
overgang een plastisch exsudaat onder den vorm
eener vliesachtige uitbreiding van vezelige struc-
tuur, welke langzamerhand in dikte en stevigheid
toeneemt, zoodat zij soms 3 a 4 millimeters berei-
ken kan, en waarin zich al spoedig bloedvaten be-
ginnen te ontwikkelen. Heeft dit vlies eenigen tijd
bestaan, dan vindt men er duidelijk jonge celweefsel-
elementen in , en wordt het zoo vast, dat men het
met zijn inhoud ongeschonden uit de hersenmassa
kan uitligten. De inwendige oppervlakte van dat
vbes is soms glad, soms min of meer met ver-
hevenheden voorzien , terwijl de uitwendige opper-
vlakte meestal een bleekroode kleur vertoont, en
steeds omgeven is door in verweeking verkeerende
bersenzelfstandigheid. Het geheele vlies kan een
kraakbeenachtige hardheid aannemen, terwijl ver-
kalking er van zeer zelden , volgens lebert slechts
ééns, is waargenomen. Het bezit, voor zoo verre
tot heden is opgemerkt, ook volstrekt geen nei-
ging tot ineenschrompeling en likteekenvorming,
zooals zoo dikwijls bij andere met detritus en
etter gevulde holten plaats heeft; veeleer wordt
door den gevormden wand het absces, en daar-
mede de drukking op de omliggende deelen, groo-
ter, omdat door middel der vaten van het om-
ringende vlies, hetwelk als \'t ware een eigen
bloedsomloop verkregen heeft, een heviger ont-
steking opgewekt, en daardoor meer en meer
etter voortgebragt wordt.
Laat ons nu, voordat wij verder gaan, een blik
werpen op den vorm, de grootte en den inhoud
der van een eigen wand voorziene abscessen.
Wat den vorm aangaat, deze is altijd een regel-
matige, en wel in de meeste gevallen een ovale,
afgezien van die, waarin een gedeelte van het
absces zich trechtervormig of door middel van
fistelgangen uitbreidt in de rigting der meninges
of der hersenholten, om later daarin door te bre-
ken. De grootte der bedoelde abscessen is ver-
schillend; zelden zijn ze kleiner dan een erwt, zel-
den ook grooter dan een kippenei. Echter komen
hiertusschen verscheidene overgangsvormen voor.
De inhoud bestaat in den regel uit een min of
-ocr page 17-meer dik vloeibaren etter van een groene of
groengele kleur, fibrineuse coagula en werkelijke
pseudoniembranae aan den inwendigen wand van
het omhullend bekleedsel. In zeer zeldzame ge-
vallen is er bloed bij gemengd. De etter is zeer
kleverig en laat zich in draden uittrekken, uitge-
nomen dan, wanneer dezelve door een of andere
oorzaak in ontbinding is overgegaan, als wanneer
hij zeer dun vloeibaar is, en een meer graauw-
groene of graauwgele kleur bezit. De voornaamste
oorzaak, waardoor de etter stinkend kan worden,
is voorzeker de toetreding der lucht, zooals dit
bij perforatie naar buiten plaats vindt; evenwel is
liet opmerkenswaardig, dat er in niet minder dan
18 door een eigen wand goed ingesloten abscessen
in ontbinding verkeerende etter gevonden is. Bij
het microscopisch onderzoek vond lebert geen
groot aantal typisch kernhoudende ettercellen,
vooral niet, wanneer bet absces oud was. Hij
vond verder vrije vetmoleculen in kernen en
blaasjes besloten, evenwel geen cholestearine.
Evenals de diffuse, zoo breken ook niet zelden
de omschrevene, van een eigen wand voorziene
abscessen naar buiten of naar binnen, namelijk
in de ventriculi, door, eensdeels, wanneer ze zeer
digt in de nabijheid der meninges of der ventri-
culi gelegen zijn, doordat ten gevolge van de
verweeking der dunne scheidingslaag, het absces,
minder tegenstand ondervindende, naar buiten
uitpuilt, en, nadat de wand in ulceratie is over-
gegaan , doorbreekt; anderdeels, doordat de etter
in hoeveelheid steeds toeneemt en de ruimte te
klein wordt, om deze te bevatten, dus door in-
wendige spanning; eindelijk, doordien zich lang-
zamerhand kortere of langere fistelgangen ontwik-
kelen , waardoor de etter zich naar binnen of
buiten ontlasten kan. Deze fistelgangen heeft men
ook wel aangetroffen tusschen twee of meerdere
abscessen in dezelfde hernispheer. — Wanneer nu
een dusdanig absces in een der zijdelingsche ven-
triculi is doorgebroken, vindt men het ependyma
gewoonlijk in suppuratieve ontsteking, waardoor
het te verklaren is, dat men soms zulke groote
massa\'s etter in die holten heeft aangetroffen,
dewijl er steeds meer en meer pus van de zijde
der wandbekleedselen gevormd wordt. Het epen-
dyma is daarbij verdikt en door sterke vaatinjectie
rood gekleurd; ook bevinden er zich niet zelden
ecchymosen in, en treft men in den omtrek der
ventriculi dikwijls sporen aan van beginnende
ontsteking en verweeking. Maar het zijn niet
alleen de ventriculi laterales, die de verzamel-
plaatsen van etter kunnen worden, ook de 3de
en 4de hersenholte heeft men in enkele gevallen
daarmede gevuld gevonden, nadat het septum
pellucidum doorboord was.
In die gevallen, waarin het absces naar buiten
doorbreekt, staat dit steeds in verband met earies
der schedelbeenderen, in welke laatsten zich fis-
telgangen gevormd hebben. In de meeste der
vermelde waarnemingen van dien aard trad de
etter naar buiten door het oor (otorrhoea), waar-
bij dan ook steeds caries van de pars petrosa
des slaapbeens gevonden werd i). Dergelijke ge-
vallen vindt men opgegeven bij lallemand z) ,
itard3)j brodie, o\'brien en anderen, aber-
crqmbie evenwel vermeldt één geval , waarin
n\'et alleen oorpijn, maar ook otorrhoea had plaats
gehad, en waarin na den dood het geheele slaap-
been gaaf gevonden werd. Evenwel had men on-
gelukkigerwijze verzuimd, om het rotsbeen door
te zagen. Had men dat gedaan, dan zou men
Waarschijnlijk wel caries van het inwendig gehoor
gevonden hebben. — Alhoewel het oor voorzeker
de voornaamste plaats is, waar men uitvloeijing
Van etter heeft waargenomen, zoo zijn er toch ook
enkele gevallen bekend, waar de doorbraak door
de orbita en door den neus plaats had. Zoo ver-
baalt FiscHER een geval, waarin duidelijke ver-
binding bestond tusschen een groot absces in de
Bij lebekt in 18 van de 80 waarnemingen.
2) baliemand, Op. cit. Lett. IV. Obs. 19, 20, 21 en 22.
3) itard, Maladies de l\'oreille, T. I. pag. 258. Obs. 24.
4) abeeceombxe , Op. cit. Obs. 44.
-ocr page 20-voorste linker hersenkwab met een absces der
orbita, en wel door middel eener ongeveer één
lijn groote beenperforatie.
Men mag op grond van de medegedeelde waar-
nemingen gereedelijk aannemen, dat de ooraan-
doening (otitis), zoo al niet altijd, dan toch zeker
in den regel, de primitieve is, en dat cle ontste-
king zich van uit de trommelholte over de hersen-
vliezen en de hersenzelfstandigheid uitbreidt, daar
in de bedoelde gevallen de oorpijn steeds vooraf
ging aan de cerebrale verschijnselen. Of een om-
gekeerde gang van zaken wel eens plaats heeft,
moeten nadere onderzoekingen uitmaken. De mo-
gelijkheid kan men a priori niet wel ontkennen,
en in het volgende, mij door Prof. loncq mede-
gedeelde geval schijnt werkelijk grond te zijn
voor het vermoeden, dat de ziekte van de her-
senen of hersenvliezen was uitgegaan.
,/H. M. . . ., een volbloedige kuiper van 26
jaren — het zijn de woorden van Prof. loncq —■
riep op den 13den Februarij 1836 mijne hulp in
wegens een ondragelijke hoofdpijn, waaraan hij
reeds lang, maar de laatste dagen in steeds klim-
menden graad geleden had. Ik vond den man
met een wollen slaapmuts op het hoofd , zittende
voor een gloeijende kagchel, met een zeer rood, op-
gezet gelaat, geïnjicieerde, tranende oogen, kleine
pupillen , een zeer radden, harden, vollen pols,
bijzonder sterk kloppende carotides, korte, doch
niet moeijelijke ademhaling, warme, zweetende
huid. De pijn nam de geheele linker helft van
het hoofd in, was stekend en aanhoudend, ver-
meerderde niet bij drukking. Er was sterke oor-
suizing aan diezelfde zijde, geen hinderlijke ge-
voeligheid voor geluiden. Oorpijn had de man
nimmer gevoeld. De zieke was zeer ongedurig,
sprak haastig, maakte zich telkens driftig, geheel
overeenkomstig trouwens met zijnen aard, maar
Was overigens volkomen mentis compos.
Ik diagnosticeerde meningitis, liet een ruime
aderlating doen, 12 bloedzuigers aan de linker
zijde van het hoofd plaatsen, 6 aan den slaap,
6 achter het oor, een voetbad nemen met potasch,
een elysina zetten van azijn en keukenzout, en
schreef voor inwendig gebruik poeders met calomel
en jalappe voor. Dat ik den zieke van de kagchcl
verwijderde, en, in plaats van een wollen slaap-
muts, epithemata frigida aanbeval, behoeft naau-
Welijks vermelding.
Na een slapeloozen, zeer onrustigen nacht te
hebben doorgebragt, verkeerde de lijder den vol-
genden morgen nagenoeg in denzelfden toestand.
Het kwam mij intusschen voor, dat zijne intel-
lectueele vermogens niet zoo ongestoord waren,
als den vorigen dag. Rigtte men het woord tot
hem, dan verstond en begreep hij alles en ant-
woordde ook ad rem. Liet men hem echter aan
zich zeiven over, dan had hij iets wezenloos in
zijne uitdrukking, en scheen volstrekt niet te be-
merken, wat in de kamer, waarin hij zich be-
vond, geschiedde. Hij zat op een grooten stoel,
bewoog zich ieder oogenblik heen en weder, maar
had niet die neiging tot drift, welke den vorigen
dag, zoo als ook in zijn gezonden staat, zoo
sterk was. De aderlating werd herhaald en gaf,
even als de eerste maal, zeer ontstoken bloed.
Er werden andermaal 12 hirudines gezet en eene
potio nitrosa voorgeschreven, daar de calomel
en jalappe herhaaldelijk dunne ontlastingen met
buikpijn hadden teweeggebragt. De koude om-
slagen werden onderhouden, een koel régime aan-
bevolen.
Des avonds was er delirium ferox met voort-
during der bovengenoemde verschijnselen; geen
klagt echter over hoofdpijn. Daar de omvang en
hardheid van den pols volstrekt niet verminderd
waren, liet ik een derde aderlating doen, en ver-
zocht, zoo mogelijk, hirudines in de neusgaten
te plaatsen. Het laatste echter is door de woede
van den lijder mislukt.
Den 15den Februarij vond ik den zieke bedaar-
der, nu en dan bij kennis, met minder rood ge-
laat, zachteren en minder vollen, doch steeds
radden pols, matige huid warmte, geen alvus, urina
uivoluntaria. Ik liet een clysma zetten en voort-
gaan met de potio nitrosa.
Des avonds was de lijder bleek en geheel co-
mateus, met een ongeregelden, dikwijls intermit-
terenden pols. Ook met hard schreeuwen was hij
niet te wekken. Nu en dan kreeg hij een soort
van rillingen. Het slikken was onbelemmerd. Ik
liet, pro forma trouwens, voortgaan met denzelf-
den drank, maar bereidde de betrekkingen op den
mijns inziens zeker doodelijken afloop voor.
Den 16den Februari] intusschen leefde de man
n°g, en evenzoo den 17deu, den 18den en den 19den,
zonder noemenswaardige verandering in de ver-
schijnselen.
In den nacht van den 19den op den 20steu liepen
er eenige druppels etter uit het linker oor. Den
v°lgenden dag ontstond er eene sterke otorrhoea
purulenta met vermindering van coma en verhef-
fing van pols. De otorrhoe ging voort, de her-
senfunctie werd van lieverlede beter, de bloeds-
omloop geregelder, en, reeds vóór de helft van
Maart, 5 kon ik den man onder de convalescenten
rangschikken. De otorrhoe heeft nog lang aan-
gehouden , maar eindelijk toch ook nagelaten,
en> met uitzondering van blijvende doofheid aan
de linker zijde, is de gezondheid geheel en al
Vestigen wij nu nog onze aandacht op de zie-
-ocr page 24-kelijke veranderingen, welke bij hersenabscessen
in andere deelen dan de daardoor aangetaste plaats
grijpen, zoo springt het allereerst de toestand der
meninges in het oog. Deze zijn in den regel
zeer droog, en met, elkander, met de schedelbeen-
deren , of met de oppervlakte der hersenen ver-
groeid. In de subarachnoideale ruimte vindt men ,
evenals in de ventriculi, niet zelden ophooping van
serum, in de laatste ook wel van bloed. De quan-
titeit van het vocht in de ventriculi bedroeg in
de verschillende gevallen 30—120 grammen. De
gyri zijn afgeplat, en de oppervlakte der hersenen,
aan den kant, waar het absces gelegen is, puilt
dikwijls, na wegneming der schedelbeenderen,
sterk naar buiten en laat fluctuatie gevoelen. Et-
terige meningitis komt zeldzamer voor; voorna-
melijk is ze aanwezig bij caries der beenderen.
Ze bepaalt zich niet alleen tot de naaste omgeving
van het absces, maar breidt zich gewoonlijk veel
verder uit. Er wordt één geval vermeld, waarbij
die ontsteking zich had voortgezet op de meninges
van het ruggemerg, en deze, in hare geheele uit-
gestrektheid, had aangedaan.
In de schedelbeenderen vindt men, behalve
caries, ook somtijds fracturen, ten gevolge van
traumatische invloeden; ook heeft, men éénmaal
een polyp, in de trommelholte zijn oorsprong ne-
mende, aangetroffen, welke het trommelvlies door-
boord, hebbende, zich door den raeatus and. extern,
een uitgang verschafte. Hierbij vond contour1)
het been weefsel ontstoken.
Wat eindelijk de veranderingen in meer verwij-
derde organen aanbelangt, deze zijn volstrekt niet
constant en mogen of als toevallige complicaties
beschouwd worden,, of als ontstaan uit dezelfde
oorzaak (pyaemie), waaruit het hersenabsces ont-
stond. Zoo heeft men abscessen gevonden in de
longen, het hart, de lever, de milt, denieren en
andere organen. Eveneens heeft men te gelijker
tijd empyema en etterige pericarditis waargeno-
men, alsmede de ziekte gepaard zien gaan met
tuberculose der longen, der cervicaal-, bronchiaal-
en mesenteriaalklieren. Ook heeft men eenige
malen maag- en darmziekten aangetroffen. Meer
Uog van drukking afhankelijke veranderingen in
bet chiasma nerv. opt,. of in de gezigtszenuw zelve.
Ook wel, door verhinderden terugvoer van het
Veneuse bloed uit het oog, hyperaemie, oedema
eri zelfs bloeduitstorting in de zenuwvezelen van
den nerv. opt. — Drukt het absces op den sinus
cavernosus, zoo ontstaat er een eigenaardige vorm
Van neuritis, waarbij men de pap. n. opt. zeer
gezwollen en het omringende netvlies diffuus vindt.
Evenwel bepaalt zich de ontsteking alsdan alleen
l> bulletins de la Société anatomique, T. XVII. p. 305.
-ocr page 26-tot de papilla, terwijl de stam en de wortels van
den n. opt. verschoond blijven. Daarbij zijn de
venae van het netvlies zeer verwijd en hebben
een geslingerd verloop, terwijl de arteriae daar-
entegen zeer smal zijn. Later treedt de zwelling
van de papilla op den achtergrond, om plaats te
maken voor een steeds toenemende atropine, welke
alsdan aan de papilla een witte kleur geeft, en
totale amaurosis veroorzaakt 1).
oorzaken van heksenabscessen.
Gelijk reeds uit het vorige hoofdstuk gebleken
ls> moet als een voorname, zoo niet als de voor-
lamste afleidende oorzaak tot de vorming van
hersenabscessen caries der schedelbeenderen be-
bouwd worden, en wel in de eerste plaats die
pars petrosa van het slaapbeen, op welke
wiïze dan ook ontstaan. Immers in niet minder
^ 18 door lebert medegedeelde gevallen was
er otitis en otorrhoea aanwezig of voorafgegaan
aan de cerebrale verschijnselen. Verder vindt men
daarvan voorbeelden aangegeven bij lallemand1),
abekcrombie2), itarb8) en anderen. Maar het
is niet uitsluitend caries van het os petrosum, die
er aanleiding toe geeft, ook met die van andere
schedelbeenderen of gedeelten van beenderen kan
dit het geval zijn. Zoo vind ik bij lallemand
drie achtereenvolgende gevallen vermeld1), waarin
zich de etter niet langs het oor, maar uit de
neusgaten ontlastte, ten gevolge van caries van
een gedeelte van het wiggebeen aan de basis
cranii, waardoor aldaar ter plaatse perforatie ont-
staan was. Daarenboven zijn er nog enkele, of-
schoon zeldzame gevallen bekend, waarin de pri-
maire ontsteking in eenigzins van de hersenen
meer verwijderde deelen gezeteld was. Zoo deelt
libeïtt een geval medes), waarin het uittrekken
van een tand der bovenkaak eerst aanleiding gaf
tot zwelling en pijn te dier plaatse, daarna tot
ophthalmie, en eindelijk tot een snelverloopend
hersenabsces. — Soms intusschen is hetgeen primair
schijnt te zijn, in werkelijkheid secundair. Tot
voorbeeld kan strekken een ander geval, door
denzelfden schrijver aangehaald, waar het eerst
werd waargenomen een purulente ophthalmie, ter-
wijl zich later een absces in de orbita ontwik-
kelde en hersenverschijnselen intraden. Nogtans
bleek bij de autopsie, dat de genoemde uitwen-
1 Op. cit. Lett. IY. Obs. 36, 37 en 38.
-ocr page 29-dige verschijnselen niet de oorzaken, maar de ge-
volgen der primaire hersenziekte waren. Een der-
gelijk geval vindt men ook nog vermeld bij lal-
lemand in zijn Lett. IV. Obs. 12.
Aan caries der beenderen sluiten zich als tweede
oorzaak van hersenabscessen het allernaauwst trau-
matische beleedigingen, vooral van de schedel- en
aangezigtsbeenderen, aan, daar ook hierbij onmid-
dellijke voortleiding en overplanting der ontste-
king , eerst op de hersenvliezen, daarna op de
hersenzelfstandigheid zelve plaats heeft. Tot deze
behoor en vooral fracturen der beenderen bij ge-
houwen en geschoten wonden, of door welke
oorzaak dan ook teweeggebragt. Ook kan een val
°f slag op het hoofd, zonder eenige uitwendige
heenbeleediging, er de oorzaak van worden. Onder
de 80 door lebert vermelde ziektegevallen worden
er 12 aangegeven, waarin trauma de aanleidende
oorzaak was, dus in i/6 van het geheele quantum.
Ook bij LALLEMANn vindt men verscheidene voor-
heelden van contusie of verwonding der schedel-
heenderen , die aan de latere vorming van een her-
Senabsces was voorafgegaan. Ook abercrombie 3)
vermeldt een dergelijk geval.
*) Op. eit. Lett. III. Obs. 10, 14, 15, 16, 23 en Lett. IV. Obs.
4\' 9> 10, 11 en 35.
2) °p. cit. Obs. 43.
In de derde plaats, ofschoon zeldzamer, ont-
wikkelen zich hersenabscessen in het verloop van
of na sommige acute ziekten, hevige ontstekingen,
exanthemata febrilia, en wat dies meer zij, waarbij
echter het oorzakelijk verband nog geheel en al
in \'t duister ligt. Gevallen van dergelijken aard
vindt men aangeteekend bij lebert i). In een van
deze was een ligte febris typhoidea, in het an-
dere een acute enteritis voorafgegaan. Evenzoo
vindt men bij abercrombie 1) een geval mede-
gedeeld , waarin een acute pneumonie met ver-
schijnselen van carditis gezegd wordt nog twee
jaren later aanleiding te hebben gegeven tot de
vorming van een absces in het corpus striatum!
Eindelijk verhaalt lallema.nd 3) nog een geval,
waarin 8 dagen na het verdwijnen van mazelen
de eerste hersenverschijnselen optraden.
Een vierde groep van oorzaken vormen de pyae-
mische processen, die hunnen grond hebben in
suppuratieve ontsteking of verwonding van verwij-
derde ligchaamsdeelen, waardoor aanleiding wordt
gegeven tot metastasen. Hierbij is dus het bloed
de drager en overbrenger der irriterende stof, en
de daardoor ontstane ontsteking secundair. In den
rijken voorraad van ziektegevallen heb ik er echter
hechts één gelezen, dat hierop betrekking heeft,
ft et wordt medegedeeld door lebert1), en betreft
een krachtige 25jarige dienstmaagd, die te voren
^eeds gezond geweest was. Zij werd wegens een
Purnlente ontsteking aan den tweeden phalanx van
den regter duim op den 13den April 1853 in het
Zlekenhuis te Zürich opgenomen. Eenige dagen
daarna vertoonden zich hersenverschijnselen, en,
lladat zij op den 10den dag overleden was, vond
«len bij de autopsie, behalve in lever, hart en
nieren, ook in de hersenen 3 kleine metastatische
ahscessen, waarvan 1 in de groote en 2 in de
kleine hersenen. Mijn Promotor, Prof. loncq,,
heeft mij een geval medegedeeld van metroperi-
tonitis puerperalis, veel jaren geleden in zijne kli-
öiek voorgekomen, waarin de dood eerst zes weken
ila het begin der ziekte gevolgd was, terwijl de
aiJtopsie een groot aantal metastatische abscessen
deed vinden in de lever, nieren en longen, als-
mede in het bindweefsel onder de huid en tus-
sen de spieren, en bovendien drie in de hersenen.
v,Rchow vermeldt, dat ook caron een geval heeft
hekend gemaakt van pyaemie bij eene kraamvrouw
als oorzaak van een hersenabsces.
Behalve het genoemde vindt men soms onder
\') viRCHow\'s Ar chic, Beobacht. 3.
-ocr page 32-cle anamnestica gewag gemaakt van misbruik van
alcoholica1), verder van zonnesteek 2), en eindelijk
nog van enkele chronische ziekten, zooals phtbisis
pulmonum3), syphilis4), venerische ziekte5), epi-
lepsie 6) en hartsgebreken ?), alhoewel van al deze
laatsten het werkelijk bestaan hebben van een ver-
band met cle gevonden hersenabscessen op lang na
niet bewezen is. — Bij verschillende schrijvers wor-
den ook nog enkele gevallen vermeld, waarin aan-
doeningen van psychischen aard voorafgingen, of
waarin in het geheel geen aanleidende oorzaak
kon worden aangegeven.
Alvorens dit hoofdstuk te besluiten, wil ik nog
in enkele woorden iets mededeelen omtrent de
voorbeschiktheid tot hersenabscessen, blijkbaar uit
het meer of minder dikwijls voorkomen bij een
bepaald soort van individu\'s. Vooreerst valt daar-
omtrent op t,e merken, dat ze, wat het geslacht
betreft, veel meer bij mannen dan bij vrouwen
zijn waargenomen: eene omstandigheid, welke zich
gemakkelijk daaruit laat verklaren, dat mannen
over het geheel veel meer aan uitwendige beleedi-
1 lailemand, Op. cit. Lett. III. Obs. 18.
2 la1iemand, Op. cit. Lett. IV. Obs. 14.
3 ABEKCBOMBIE, Op. cit. Obs. 39.
4 lai1emaud, Op. cit. Lett. IV. Obs. 2.
5 iallemand , Op. cit. Lett. III. Obs. 17.
6 la1lemand, Op. cit. Lett. IV. Obs. 13.
-ocr page 33-§lngen en andere schadelijke invloeden zijn bloot-
gesteld dan vrouwen. — Van de 80 door lebert
verzamelde gevallen kwamen er 53 bij mannen
en 24 bij vrouwen voor, terwijl de 3 overige be-
dekking hadden op kinderen, wier geslacht niet
Was aangegeven. Wat in de tweede plaats den
leeftijd betreft, zoo zijn hersenabscessen, ofschoon
°P alle leeftijden voorkomende, het menigvuldigst
aaQ getroffen tusschen het 15de en 50ste levensjaar,
en daarvan weer het allermeest tusschen het 15de
en 20ste, terwijl het opmerkenswaardig is, dat ze
111 den hoogen ouderdom verreweg het minst zijn
gevonden. Onder de 80 gevallen van lebert is ten
aanzien van 67 aangegeven, dat er 10 tusschen het
lste en 15de, 48 tusschen het 15de en 50ste, en 9
tusschen het 50ste en 75ste levensjaar hebben plaats
HOOFDSTUK III.
verschijnselen, verloop, herkenning, duur
en uitgang van hersenabscessen.
Evenals voor encephalitis in het algemeen, zoo
is het ook voor hersenabscessen in het bijzonder
volstrekt onmogelijk, een naauwkeurig en volledig
ziektebeeld te ontwerpen, dat op alle voorkomende
gevallen toepasselijk is, daar de in de verschillende
gevallen optredende verschijnselen te zeer van elk-
ander afwijken. Dit verschil in verschijnselen
berust deels op de verscheidenheid van oorzaken,
deels op den duur en de wijze van verloop der
ziekte, deels op den invloed der zitplaats en grootte
van het absces, deels eindelijk op de meerdere
of mindere gevoeligheid bij de verschillende in-
dividu\'s. Neemt men hierbij in aanmerking het
betrekkelijk groot aantal gevallen, waarin de ziekte
geheel of gedeeltelijk latent verloopt, om soms
plotseling in al hare kracht te voorschijn te treden,
dan kan men zich de waarheid van het boven-
gezegde eenigzins voorstellen. In plaats dus van
een alle gevallen in zich sluitend ziektebeeld te
Schetsen, stel ik mij voor, achtereenvolgens de
v°ornaamste verschijnselen te bespreken, die her-
senabscessen in de verschillende gevallen plegen
te begeleiden.
Ferschijnselen. Als meest standvastig verschijn-
Sel moet in de eerste plaats de plotseling optre-
dende hevige hoofdpijn genoemd worden, waar-
mede ook in verreweg de meeste gevallen de
Zlekte een aanvang neemt. Zij bestaat in den
beginne of als eenig symptoom, of wordt, wat
meer gebeurt, reeds dadelijk door hevige koorts-
Verschijnselen begeleid, zooals polsversnelling, tem-
Peratuursverhooging en dorst, waaraan zich ook
niet zelden reeds vroeg deliria toevoegen. De
hoofdpijn is in den beginne meestal een alge-
meene, en blijft zulks gedurende het geheele ver-
looP> of zij bepaalt zich later tot de eene helft
des hoofds, wat met name bij complicatie met
otitis het geval is, of op de voorhoofds- of kruin-
streek, of wel meer bijzonder op het achterhoofd,
Van Waar ze zich niet zelden op den nek uitbreidt.
11 het laatste geval mag men met eenige waar-
Schijnlijkheid aannemen, dat de ziekte in de kleine
ersenen gezeteld is; ten minste van de 12 ge-
vallen, waarin van abscessen in de kleine hersenen
gewag wordt gemaakt, waren er 6, waarin ge-
noemd verschijnsel was voorafgegaan.
Evenals de zitplaats, zoo is ook de graad der
pijn zeer verschillend. In de latente gevallen is
ze slechts zeer gering, en bestaat aldaar met vrije
tusschenpoozen niet zelden gedurende het geheele
verloop als eenig symptoom. In de overige ge-
vallen vertoont de intensiteit iets onbestendigs,
daar ze dikwijls op het eene oogenblik van den
dag zoo hevig is, dat de lijder klaagt en schreeuwt,
terwijl ze op het andere oogenblik zoo dragelijk
is, dat de lijder kan inslapen. Ook zijn er voor-
beelden bekend, waarbij de pijn, in den beginne
plotseling zeer hevig, gedurende het verloop aan-
merkelijk verminderde of zelfs geheel verdween,
om tegen het einde der ziekte met des te grooter
hevigheid weder te keeren. Wij zijn in de ge-
legenheid geweest zoodanige van de medicatie
onafhankelijke afwisseling van pijn waar te nemen
bij een jongen man, ten vorigen jare in de Aca-
demische kliniek te Utrecht behandeld, in wiens
hersenen, zes weken na het optreden der eerste
verschijnselen, een van een eigen wand voorzien
absces gevonden werd, dat meer dan drie oneen
groengelen, niet stinkenden etter bevatte, ge-
zeteld in het regter hemisphaerium. In den regel
was de hoofdpijn zeer hevig, ja schier ondragelijk.
Vier weken na het schijnbare begin verviel de
lijder in een comateusen toestand, die een paar
dagen aanhield. Daarna was hij twee dagen bijna
geheel vrij van pijn; maar den derden verhief zij
zich en folterde den ongelukkige tot aan zijn dood.
Eindelijk valt nog omtrent de hoofdpijn op te
merken, dat, wanneer ze vooral bij drukking
verergert, er meestal een of andere ziekte der
schedelbeenderen mede in \'t spel is. Met de hoofd-
pijn verbindt zich in enkele gevallen duizeligheid,
en nog zeldzamer treden oorsuisingen en flikke-
ringen voor de oogen te voorschijn. In het boven-
vermelde door ons waargenomen geval waren de
beide laatstgenoemde verschijnselen aanwezig, ook
groote gevoeligheid voor licht en geluid. Onder de
80 gevallen van lebert komen er 46 voor, waarin
van een tamelijk hevige hoofdpijn melding wordt
gemaakt, terwijl slechts in 10 van duizeligheid
sprake is. Oorpijnen komen voornamelijk dan
voor, wanneer er complicatie bestaat met otitis,
als wanneer zich ook de hoofdpijn, zooals reeds
boven gezegd is, bepaalt tot de overeenkomstige
hoofdhelft, en wel voornamelijk tot de oor- en
slaapstreek van deze.
Als zeer zeldzame uitzonderingen moeten pijnen
m de ledematen beschouwd worden, die zich,
als ze zich voordoen, meestal tot een enkel der
extremiteiten of tot ééne ligchaamshelft bepalen,
waarin ze of de opvolgende paralyse voorafgaan, of
nog na de verlamming voortbestaan.
Tegenover al deze irritatieverschijnselen staan
symptomen, waarbij liet gevoel geheel of gedeel-
telijk onderdrukt is, zoogenaamde depressiever-
schijnselen. Hiertoe behoort in de eerste plaats
de comateuse toestand met zijn verschillende gra-
den, die zoo dikwerf bij hersenziekten in het al-
gemeen wordt aangetroffen. Die toestand vertoont,
even als de hoofdpijn en andere irritatieverschijnse-
len, meestal een remitterend karakter. In bijna 3/4
gedeelte der gevallen werd hij als zoodanig waar-
genomen. Ofschoon enkele malen in het wezenlijke
of schijnbare begin der ziekte optredende, vooral
namelijk na een voorafgegaan latent verloop, zoo
vertoont clie comateuse toestand zich toch meestal
later, nadat er hevige irritatieverschijnselen zijn
voorafgegaan, terwijl het ook niet zelden gebeurt,
dat hij met deze laatste afwisselt. Bij den man,
wiens ziekte wij gedurende eene maand hebben
kunnen nagaan, was zulks, gelijk reecis aange-
stipt is, werkelijk het geval. Tegen het einde
der ziekte verkrijgt die staat van dofheid of be-
dwelming echter steeds de overhand, zoodat de
lijder meestal in een toestand van algemeene ge-
voelloosheid te gronde gaat. Ook dit hebben
wij waargenomen. Behalve die comateuse ver-
schijnselen treft men ook soms locale anaesthesiën
aan in nog niet of alreeds geparalyseerde deelen ,
nu eens, nadat de bovenvermelde pijn in die dee-
len is voorafgegaan, dan weder, zonder dat die
pijn zich heeft vertoond.
Ook de psychische functien lijden in den regel
uierkbaar, soms reeds van den beginne af, meestal
echter pas in het verdere verloop der ziekte. Slechts
]n 20 van de 80 gevallen werden er in het ge-
heel geen storingen van den geest waargenomen,
terwijl ze in 40 der 60 overige zeer diep wortel
geschoten hadden. Zij vertoonen zich enkele ma-
len onder den vorm van deliiia, welke evenwel
zelden een woest karakter hebben, vergezeld van
onrust, opgewektheid, klagen en steunen. In het
door ons waargenomen geval was slechts nu en
dan, bepaaldelijk des nachts, een spoor van ijl-
hoofdigheid. Eenige uren echter, vóór dat de lij-
der de eerste maal in coma verviel, herkende hij
niemand en waande zich zelf krankzinnig. Soms
l°open de zieken in de ziekenzalen rond, kunnen
hunne eigene legerstede niet terug vinden, of zijn
steeds bezig met zich aan en uit te kleeden. In
vele gevallen bestaat er verwarring van denk-
beelden , verlies van geheugen ten opzigte van
^oorden en namen, gedachteloos herhalen van
sommige zinsneden, en vertoonen de lijders een
droomerig uiterlijk. In meer chronisch verloopende
gevallen nemen de verstandelijke vermogens zoo
zeer af, dat de lijders in het geheel niet meer
kunnen denken, en als \'t ware kindsch worden.
Volslagen krankzinnigheid behoort echter tot de
zeldzaamste uitzonderingen. Enkele malen leggen
de lijders neiging tot suicide aan den dag.
Dat deed ook de meermalen vermelde lijder in
het vorige Academiejaar te Utrecht verpleegd. Bij
hem was die neiging intusschen alleen het gevolg
van de ondragelijkheid der hoofdpijn, niet van
afwijking der verstandelijke vermogens. Opmer-
kelijk is eindelijk nog de verandering, die zich
dikwijls voordoet in het karakter; overigens op-
geruimde menschen worden treurig, stil, in zich
zeiven gekeerd, en vertoonen een buitengewone
traagheid.
Behalve de pijnen, de comateuse toestanden
en de afwijkingen in de verstandelijke vermogens,
treden er ook niet minder dikwijls stoornissen op
in de bewegingsorganen. Hiertoe behooren de
verlammingen, alsmede de clonische krampen en
de contracturen. De eerste, namelijk de paralysen,
kwamen in niet minder dan 37 van de 80 ge-
vallen voor, d. i. in ongeveer de helft van het
geheele getal. Zij zijn meestal beperkt, zelden
algemeen, en treden of langzamerhand of plotseling
op. De locale paralysen bepalen zich in den be-
ginne gewoonlijk slechts tot ééne hand of éénen
voet, van waar ze zich dan later over een ge-
heele extremiteit of ook wel over een geheele
ligchaamshelft uitbreiden. Over het algemeen ver-
toonen ze zich in den vorm van hemiplegie, welke
dan steeds aan die ligchaamshelft bestaat, welke
tegenovergesteld is aan de zitplaats van het absces.
Evenwel kunnen ze ook tot een bepaald gedeelte
een er extremiteit, beperkt blijven. Ontstaan ze lang-
zamerhand, zoo worden ze gewoonlijk door be-
paalde kenteekenen voorafgegaan. De zieken kla-
gen namelijk over een gevoel van dofheid of inge-
slapen zijn der later te verlammen deelen, waarbij
zich dan ook niet zelden de gewaarwording van
mierenkrieweling of pijn aansluit. Treden daaren-
tegen de paralytische verschijnselen plotseling in,
hetgeen meestal na vooraf latente toestanden ge-
schiedt, dan worden ze, öf door geen enkel, öf
door oogenschijnlijk zeer onbeduidende symptomen
voorafgegaan. Deze doen zich voor onder den vorm
eener algemeene zwakte. De lijders liggen als
tware onbewegelijk in bed, vertoonen een doffe,
trage gelaatsuitdrukking, en een onweerstaanbaren
tegenzin in opstaan. Noodzaakt men hen na veel
moeite het bed te verlaten en te loopen, zoo
vertoont hun gang iets waggelends, en slepen ze
s°ms of het eene óf het andere been na zich.
dergelijke zieken zijn niet zelden voor lieden ge-
houden, die valschelijk voorgaven krank te zijn,
totdat de uitkomst bewees, dat ze wel degelijk
aan een of meerdere hersenabscessen waren lij-
dende geweest.
Behalve in de ledematen heeft de paralyse ook
wel eens in de spieren van het gelaat, der oogen
of der tong hare zitplaats. In het eerste geval
wordt het gelaat naar ééne zijde vertrokken, ter-
wijl de kaak aan de tegenovergestelde slap naar
beneden hangt. Nemen ook oogspieren aan de
paralyse deel, zoo bepaalt deze zich in den regel
slechts tot enkele, zooals tot den musculus orbi-
cularis palpebrarum, als wanneer het oog niet ge-
sloten kan worden, tot een der beide mm. recti,
waardoor strabismus ontstaat, of tot den m. sphinc-
ter pupillae, waardoor de pupil zich zeer verwijd
voordoet. In 10 gevallen eindelijk deed zich ook
paralyse der tong voor, waardoor het spraakver-
mogen zeer belemmerd werd, terwijl soms volko-
mene aphonie ontstond.
Nog valt omtrent de paralysen in het algemeen
op te merken, dat ze, evenals alle andere aan
hersenabscessen eigene verschijnselen, dikwijls ver-
dwijnen , om eenigen tijd daarna weêr in gelijken
of sterkeren graad terug te keeren. In het door
ons waargenomen geval is, in weerwil der sterke
drukking, die het absces had uitgeoefend, blijk-
baar onder anderen aan den toestand der sub-
stantia corticalis cerebri en aan het uitpuilen der
hersenen bij het openen van den schedel, geen
zweem van paralyse geweest. Wij hebben den
man, 12 dagen vóór zijn dood, na de eerste co-
mateuse phase zijner ziekte, waarvan hierboven
melding is gemaakt, door de ziekenzaal zien wan-
delen, als of niets hem deerde.
Behalve de paralysen komen in de tweede plaats
niet minder dikwerf convulsieve trekkingen voor
m nog niet of alreeds geparalyseerde deelen. In
het eerste geval alzoo gaan ze de verlamming
vooraf, in het laatste zijn ze met deze tegelijker tijd
aanwezig. Zijn er bij haar optreden reeds deelen
geparalyseerd, zoo hebben ze als bij voorkeur in
deze plaats. In den regel vertoon en zij zich eerst
m een later stadium der ziekte, zeer zelden in den
beginne, terwijl ze ook wel alleen tegen het einde,
maar het allermeest, evenals de paralysen, nu en
dan, met onregelmatige tusschenpoozen, zijn waar-
genomen. lebert vermeldt niet minder dan 43
ziektegevallen, waarin ze voorkwamen, en van
deze wel 35, waarin ze onregelmatig optraden,
^ij zijn, evenals de paralysen, ook meer locaal,
dat is, tot enkele deelen beperkt, dan algemeen,
en treden, evenals deze, zoowel in de ledematen
als in de spieren van het gelaat, der oogen en
der tong op, zoodat het dikwijls moeijelijk t,e be-
°°rdeelen valt, in hoeverre de paralysen en in
hoeverre de krampen oorzaak zijn van den aan-
wezigen strabismus, van de stoornis in het spraak-
3
-ocr page 44-vermogen, enz. Niet zelden treden er ook aan-
houdende convulsieve bewegingen der oogleden op.
Zulke bewegingen hadden bij den door ons waar-
genomen lijder dikwijls plaats in den regter m.
orbicularis palpebrarum. Andere spastische ver-
schijnselen hebben zich niet bij hem vertoond.
Wanneer de kleine hersenen de zitplaats der ziekte
zijn, vertoonen die krampen zich meestal in de
nek- en kaakspieren; er ontstaat alsdan trismus
of tetanische spanning van den nek. Bepalen ze
zich tot één enkele extremiteit of tot een gedeelte
daarvan, zoo vertoonen ze zeer veel overeenkomst
met die spastische verschijnselen, welke bij chorea
worden waargenomen. Ze kunnen dan gedurende
het geheele verloop tot clie ééne extremiteit be-
paald blijven, of, wat meer geschiedt, zich ver-
der uitbreiden, den epileptischen vorm aannemen,
of algemeen worden, en alsdan, gelijk in meer-
dere gevallen is waargenomen, den dood veroor-
zaken. Als ligtere spastische aandoening komt ook
nog wel sidderen of beven der ledematen voor,
hetwelk echter onder de meer onbeduidende sym-
ptomen moet gerangschikt worden.
Spastische contracturen eindelijk vormen een
meer zeldzaam verschijnsel. Ze kwamen in de ge-
vallen van lebert slechts 7 maal voor. Zij treden
öf geïsoleerd, of met paralysen en convulsiën ver-
bonden op, en doen meer de bovenste dan de
onderste ledematen aan. Ook kunnen de hals-
spieren er de zitplaats van zijn. Zij verdwijnen
dikwijls plotseling, nadat ze eenigen tijd hard-
nekkig hebben voortbestaan.
Onder de zintuigen lijden voornamelijk het ge-
hoor en het gezigt. In het eerste geval bestaat er,
ten gevolge van de aanwezige otitis, gewoonlijk,
hehalve de reeds vermelde pijn, doofheid aan ééne
zijde, daar de ontsteking zich meestal slechts tot
één os petrosum bepaalt, waarop dan na eenigen
tijd otorrhoea volgt, terwijl of terstond daarna,
of eerst later de hersenverschijnselen optreden.
Otitis en otorrhoea werden in 20 van de 80 door
Lïsbert geanalyseerde gevallen waargenomen.
Ofschoon veel zeldzamer, zoo komen toch ook,
hehalve strabismus, paralyse en convulsieve be-
rgingen der oogleden , vernaauwing en verwijding
der pupil en meestal bestaande lichtschuwheid, in
enkele gevallen stoornissen voor in den visus
zei ven, die zich als amblyopie of als amaurose
v°ordoen. Zij worden, in tegenoverstelling van
de peripherische, centrale amblyopiën of amau-
rosen genoemd, en veroorzaakt of door de druk-
king, die de nervi optici van de zijde van het
ahsces of het omgevend oedema ondervinden, of
door deelneming dezer zenuwen aan de ontsteking
Zelve. Opmerkelijk is nog, dat, wanneer er slechts
aan ééne zijde een absces bestaat, steeds beide
3*
-ocr page 46-oogen half worden verduisterd (hemiopie), en er
nooit volkomen blindheid van één oog optreedt.
Wordt intusschen de drukking van het absces en
zijne omgeving ook op de naburige centraaldeelen
der andere zijde overgebragt, dan ontstaat er vol-
slagen blindheid op beide oogen. Ten aanzien
dezer gezigtsstoornissen vind ik slechts drie ge-
vallen opgeteekend, waarvan twee bij lallemand
en één bij abercrombie 1). Buitendien komen er
ook nog enkele gevallen voor van purulente oph-
thalmie, welke aandoening echter slechts in één
geval in direct verband met de hersenziekte kon
gebragt worden; in de overige bestond ze geheel
en al als complicatie.
Thans rest mij nog eenige meer algemeene ver-
schijnselen te vermelden, die of op den geheelen
ziektetoestand, öf op enkele bepaalde organen be-
trekking hebben, en waarvan deze in meerder,
gene in minder direct verband tot de ziekte staan.
Hiertoe behoort in de eerste plaats de koorts,
welke, zooals wij reeds in den aanvang van dit
hoofdstuk gezien hebben, dikwijls met de hoofd-
pijn het eerste symptoom der ziekte uitmaakt.
Latente gevallen uitgezonderd, waarin ze of in het
geheel niet, öf naauwelijks aanwezig is, vertoont
ze zich in het begin het hevigst, om na eenigen
tijd of geheel en al op te houden, of, zooals dit
bij het typhoide verloop voorkomt, een remitte-
renden vorm aan te nemen. Wanneer pyaemie
aan de ziekte ten grondslag ligt, dan treden er
telkens aanvallen van koude op, welke door hitte
en zweet gevolgd worden. De polsfrequentie, die
in den beginne verre de normale te boven gaat,
daalt in het verdere verloop niet zelden daaronder,
en blijft gewoonlijk in dien zin iets afwisselends
behouden, zoodat ze in korten tijd van 48 tot 60,
tot 120, ja tot 150 slagen kan geklommen zijn en
omgekeerd. In het door ons waargenomen geval
Was, immers gedurende de vier weken, die de
Üjder in het Nosocomium heeft doorgebragt, vol-
strekt geen koorts. Ofschoon het hoofd op het
aanvoelen altijd zeer warm was, teekende de ther-
mometer, in de okselholte aangelegd, meestal een
normale, somtijds zelfs een lagere temperatuur.
De pols had in den regel slechts 40 a 50 slagen
111 de minuut.
Zeer dikwijls doet zich verder, behalve ver-
schillende stoornissen, tot de spijsverteringswerk-
tuigen betrekking hebbende, zooals gebrek aan
eetlust, dorst, enz., die de koorts begeleiden,
braken voor, een verschijnsel, dat meer in direct
yerband met de ziekte moet gebragt worden, en
des te meer optreedt, wanneer de kleine hersenen
de zitplaats der abscessen zijn. Er worden 20 ge-
vallen vermeld, waarin dit symptoom aanwezig
was, en daarvan wel 13, waarbij het in het begin,
en 7, waar het in een later stadium, of zelfs ook
tegen het einde der ziekte, pas optrad. Eerst wor-
den er gewoonlijk half verteerde spijzen, later
gallige stoffen uitgebraakt. Bij den meermalen
door ons vermelden man in de Academische kli-
niek te Utrecht, is het braken eerst begonnen
drie weken na den schijnbaren aanvang der ziekte,
maar heeft daarna dikwijls plaats gehad, zelfs nog
op den avond van zijn dood. De tong is daarbij
meestal droog en beslagen, en in enkele, ofschoon
zeldzame gevallen, bestaat er een onuitstaanbare
foetor ex ore, ten gevolge van het van tijd tot
tijd afvloeijen van etter uit de trommelholte langs
de tuba Eustachii in den mond, terwijl alsdan de
otorrhoea achterwege blijft. Meer gewoon is de
trage stoelgang. Ook wij hebben dat verschijnsel
waargenomen, schoon het in ons geval zeker voor
een deel op rekening gesteld kon worden van de
werking der morphine, waarmede men trachtte
de hevige pijn te verminderen. Diarrhoea wordt
slechts bij complicatie met enteritis, en bij het
pyaemisch-typhoide verloop aangetroffeu. Zamen-
hangende met de paralysen moeten nog de be-
zwaren in de slikbeweging, de dysphagie en de
incontinentia alvi et urinae genoemd worden, sym-
ptomen, welke zich allen eerst tegen het einde der
ziekte ontwikkelen.
Afgezien van de complicatiën en de koorts,
vertoonen de ademhalingsorganen in den regel
niets abnormaals.
Wat eindelijk nog het uitwendig aanzien der
lijders betreft, zoo vertoonen de meesten, zelfs ook
bij een langzaam verloop der ziekte, reeds spoedig
een algemeene zwakte en vermagering. In ons
geval was die eerst in de tweede helft der ziekte
merkbaar. Deze toestand treedt zeer snel in, wan-
neer er pyaemie aanwezig is, in welk geval er ook
soms oppervlakkige abscessen aan de huid worden
waargenomen. De oogen verliezen hunnen gewonen
glans en worden mat; de gelaatsomtrekken wor-
den spits, en het geheele uiterlijk vertoont dikwijls
iets mismaakts, wanneer er te gelijkertijd paralyse
der oogspieren, en daarvan afhankelijk strabismus
bestaat. Tegen het einde der ziekte klimt de al-
gemeene zwakte, of liever, dalen de krachten tot
volkomen collapsus, welke dan na een langere of
kortere agonie een einde aan het lijden maakt.
Onder de complicaties van hersenabscessen moet
in de eerste plaats genoemd worden de hen zoo
dikwijls begeleidende meningitis; verder komen
voor: empyema, pneumonie, bronchitis, tubercu-
lose , verschillende hartsziekten, maag- en darm-
catarrhi, ook ware enteritis.
Verloop. Evenals de verschijnselen in de ver-
schillende gevallen zeer van elkander afwijken,
zoo geldt datzelfde ook omtrent het verloop van
hersenabscessen, en wordt men daarom genoopt
verschillende verloopsvormen aan te nemen.
In de eerste plaats kan de ziekte gedurende
langen tijd geheel latent blijven, om plotseling
in al hare hevigheid op te treden, en na een zeer
snel verloop in den dood over te gaan. Hiertoe
behooren 10 van de door lebert medegedeelde
gevallen.
In de tweede plaats kan het verloop gedeeltelijk
latent zijn, waarbij enkele verschijnselen, zooals
aanhoudende hoofdpijn, koorts, waggelende gang,
zwakte, enz. den aard der ziekte gedurende lan-
gen tijd slechts doen vermoeden, terwijl tusschen-
beiden niet zelden schijnbaar volkomen herstel
intreedt.
Als derde verloopsvorm kan die genoemd wor-
den, waarbij de ziekte, in verband met pyaemische
verschijnselen, een meer typheus karakter aan-
neemt, waardoor de kenmerkende hersenverschijn-
selen meer op den achtergrond worden gedrongen.
Tot deze categorie kunnen slechts 4 der waarge-
nomen gevallen gebragt worden. In de werken,
welke mij ter beschikking waren, vond ik er
echter, zooals ik in het vorige hoofdstuk reeds
gezegd heb, slechts één aangegeven.
In de vierde plaats komen op de 80, 7 geval-
len voor, die zich kenmerken door zuiver cerebrale
verschijnselen en een korten duur, terwijl de koorts
geheel en al ontbrak.
Hier tegenover staat een vijfde groep van ge-
vallen , waarin de cerebrale verschijnselen wel
van den aanvang af aanwezig waren, maar een
meer afwisselend karakter vertoonden, terwijl de
ziekte, na langen tijd slepende te zijn geweest,
aan het einde een acuut verloop nam. Hiertoe
behooren niet minder dan 13 gevallen.
Een zesde verloopsvorm omvat de 20 gevallen,
waarin zich otitis had ontwikkeld, welke aan de
ziekte een sneller of langzamer verloop gaf, naar-
mate de ontsteking zich vroeger of eerst later op
de hersenen overplantte. Behalve de gewone cere-
brale verschijnselen , cle paralysen en convulsiën ,
treden hierbij als karakteristieke verschijnselen
meer cle oorpijn, de pijn in de slaapstreek dei-
aangedane zijde en de otorrhoea op den voorgrond.
Koorts was hierbij ook in de meeste gevallen aan-
wezig.
O
Eindelijk moeten in de 7de plaats nog die ge-
vallen onderscheiden worden, waarin trauma als
aanleidende oorzaak was voorafgegaan. De ver-
schijnselen zijn hierbij in den beginne voorname-
Hjk die van de verwonding zelve en van de be-
geleidende meningitis. Verder vertoonen zij in
hun verloop dezelfde afwisseling als in de overige
gevallen, terwijl ze zich hoofdzakelijk daardoor
kenmerken, dat ze soms geheel verdwijnen, en
voor een schijnbaar volkomen herstel plaats ma-
ken, om later, soms eerst na maanden of jaren,
plotseling in al hunne hevigheid weder op te tre-
den, en dan in korten tijd door den dood gevolgd
te worden. Het merkwaardigste voorbeeld, dat
hieromtrent wordt medegedeeld, is dat van bruns,
waarin, 26 jaren na een val op het hoofd, bij ge-
legenheid van een erysipelas de hevigste hersen-
verschijnselen optraden, en binnen 9 dagen de
dood volgde. Bij de lijkopening vond men mid-
den in een der beide groote hemispheren een
van een vasten wand voorzien absces, dat be-
halve ichoreusen etter eenige kleine beensplinters
inhield.
Diagnose. Uit al het bovengezegde omtrent
verschijnselen en verloop kan men opmaken, hoe
moeijelijk de diagnose van hersenabscessen is,
ja, dat zij dikwerf onmogelijk geacht moet wor-
den, daar nagenoeg dezelfde verschijnselen en het-
zelfde verloop zich ook bij andere hersenziekten
voordoen. In den beginne kan de ziekte zeer ligt
met meningitis verwisseld worden, vooral, wan-
neer ze met hevige hoofdpijn en koortsverschijn-
selen optreedt. Is er echter otitis en otorrhoea
voorafgegaan, zoo wordt de waarschijnlijkheid, al-
thans van tevens aanwezige encephalitis, grooter.
Vertoonen zich daarbij in het verdere verloop lo-
cale anaesthesiën , paralysen of contracturen, zoo
bekomt de diagnose daardoor meerdere zekerheid.
Moeijelijker is de onderscheiding tusschen apo-
plexiën en hersenabscessen, in die gevallen name-
lijk, waarin de verschijnselen der laatste, na een
voorafgegaan latent verloop, plotseling en onver-
wachts optreden. Hier is de herkenning dikwijls
volkomen onmogelijk, of berust op kenteekenen
van zeer betrekkelijke waarde. Hiertoe behooren
de volgende. Bij abscessen zijn de verschijnselen,
bepaaldelijk die van depressie, in den regel aan-
vankelijk minder hevig, maar bereiken eerst lang-
zamerhand hunne grootste hoogte, terwijl zij daaren-
tegen bij apoplexiën dadelijk hunne grootste in-
tensiteit plegen te vertoonen, en daarna, immers
in de gunstige gevallen, langzamerhand afnemen.
Bij abscessen is verder meestal het bewustzijn vrij,
terwijl dit bij apoplexiën gewoonlijk is opgeheven.
Eindelijk doen zich bij abscessen in veel meer ge-
vallen contracturen voor, dan bij apoplexiën, terwijl
de paralysen bij deze laatsten daarentegen veel hard-
nekkiger en van langeren duur plegen t.e zijn, en
niet cle afwisselingen vertoonen, welke bij hersen-
abscessen , gelijk wij gezien hebben, meermalen
worden waargenomen. De meeste zwarigheden
echter levert cle differentieele diagnose tusschen
hersenabscessen en hersengezwellen op, daar er
geen andere ziekten bestaan, waarvan verschijn-
selen en verloop zoo geheel met elkander overeen-
komen als van deze. In verreweg de meeste ge-
vallen moet de diagnose dan ook onder de vol-
slagen onmogelijkheden gerekend worden, terwijl
men in zeer weinige, door het zorgvuldig over-
wegen van alle omstandigheden, soms een waar-
schijnlijkheidsdiagnose stellen kan. Is er otorrhoea
of trauma voorafgegaan, dan pleit dit eenigzins
voor het bestaan van een absces, alhoewel in enkele
gevallen, vooral na trauma, ook wel gezwellen zijn
gevonden. Bestaat er of bij den lijder zeiven, of
onder zijne familieleden, tuberculosis pulmonum of
carcinoma, dan is er soms meer grond tot het
aannemen van een gezwel, ofschoon ook absces-
sen, zooals wij gezien hebben, wel met tubercu-
lose gecompliceerd voorkomen. De aanwezigheid
van hartsziekten en ziekten der bloedvaten spreekt
meer voor abscessen. Wat eindelijk nog enkele
bijzondere symptomen aangaat, zoo is de hoofdpijn
bij hersengezwellen meestal wat heviger dan bij
abscessen, terwijl ze bij de eersten regelmatiger
toeneemt dan bij de laatsten. Ook komen er bij
gezwellen in veel meer gevallen stoornissen in de
zintuigen voor, zooals amblyopiën en amaurosen,
dan bij abscessen. Verder treden de paralysen bij
abscessen meer plotseling op, terwijl dit bij ge-
zwellen onder de uitzonderingen moet gerekend
worden. Ook vertoonen zich bij tumores zeer dik-
wijls convulsies van epileptischen aard zonder voor-
afgegane paralysen, terwijl die bij abscessen veel
zeldzamer, en bijna nooit zonder voorafgaande ver-
lamming, worden waargenomen. Bij gezwellen gaat
de paralyse der gelaatsspieren die der ledematen
meestal vooraf, terwijl het omgekeerde bij abs-
cessen plaats pleegt te hebben. Verlamming van
beide ligchaamshelften wordt ook veelmeer bij
tumores waargenomen, terwijl het absces, zooals
we gezien hebben, meer aanleiding geeft tot he-
miplegie. Eindelijk wordt bij abscessen het spraak-
vermogen menigvuldiger en vroeger belemmerd
dan bij gezwellen. Maar al die zoogenaamde on-
derscheidingsteekens kunnen, zooals ik reeds heb
aangemerkt, in casu concreto slechts tot eene
Waarschijnlijkheidsdiagnose, dat is, tot een meer
°f min gegrond vermoeden, leiden.
Duur. Ten slotte nog een enkel woord over
den duur en den uitgang van hersenabscessen.
Wat den duur aangaat, deze is voor de verschil-
lende gevallen slechts bij benadering te bepalen.
LEberï heeft getracht dit te doen, en komt tot
bet resultaat, dat een verloop van weinige dagen
betrekkelijk zelden voorkomt, wanneer het absces
ten minste van te voren niet gedurende eenigen
tijd latent was, dat echter ook een chronisch ver-
/
loop van meer dan 2 maanden tot de zeldzaam-
heden behoort, en dat men in het algemeen den
duur van het geheele ziekteproces tussclien 2 a 3
weken en 2 maanden stellen kan. Over den tijd,
die er noodig is voor de vorming van het om-
hullend vlies, is reeds in het eerste hoofdstuk ge-
noegzaam uitgeweid.
Uitgang. Alhoewel in de meeste handboeken
over Pathologie en Pathologische Anatomie over
verdikking en verkalking van den inhoud der
hersenabscessen gesproken wordt, zoo is er tot
heden nog geen enkel goed geconstateerd geval
van genezing waargenomen; steeds was de uit-
gang , al was het clan ook na jaren, in den dood.
Toch worden er enkele gevallen vermeld, waarin
na traumatische invloeden, hetzij door spontane
ontlasting des etters naar buiten, hetzij door mid-
del van trepanatie, schijnbaar genezing intrad. In
de meeste dezer gevallen was het herstel echter
van korten duur, terwijl bij die, waarin volkomen
genezing gevolgd is, met regt getwijfeld kan wor-
den, of er wel werkelijk een hersenabsces heeft
bestaan. De dood treedt of plotseling onder con-
vulsieve of apoplektische verschijnselen in, öf er
ontstaat een comateuse toestand, waarin de lijder
langzamerhand onder volkomen collapsus te gronde
gaat.
HOOFDSTUK IV.
behandeling van hersenabscessen.
De behandeling van hersenabscessen is voorzeker
een der ondankbaarste, deels, door dat zij, gelijk
We in de vorige bladzijden meer dan eens opge-
merkt hebben, zoo dikwijls gedurende een ge-
ruimen tijd geheel of gedeeltelijk latent verloo-
pen, deels doordien de diagnose na hun optreden
niet zelden slechts met geringe waarschijnlijkheid
kan gesteld worden; maar voornamelijk, door dat
we op geenerlei wijze in staat zijn den reeds ge-
vormden etter te doen resorberen, en de vernie-
tigde weefselelementen tot hunnen normalen staat
terug te brengen. Intusschen , ofschoon de toe-
stand in verreweg de meeste gevallen hopeloos
ls, kan men toch veel doen, om het lijden te
verzachten.
Bij het geheel of gedeeltelijk latent verloop,
-ocr page 58-waarbij men niet eens de aanwezigheid van een
zoo zware hersenziekte vermoeden kan, kan er
natuurlijk van geen behandeling sprake zijn.
Treedt intusschen de ziekte met hevige plotse-
linge hoofdpijn, braken en koortsverschijnselen
op, dan is een algemeene bloedonttrekking aan-
gewezen, wanneer de constitutie van den zieke
die ten minste eenigzins toelaat. In elk geval
echter bewerkstellige men plaatselijke depleties,
door bloedige koppen in den nek en bloedzuigers
achter de ooren, of ook, volgens sommiger aan-
beveling, aan de extremiteiten te zetten.
Met clie bloedonttrekkingen verbinde men, als
tweede antiphlogisticum, koude omslagen, of ook
wel ijsblazen, op het kaalgeschoren hoofd. In aan-
merking kan ook komen de inwrijving van het
hoofd met ung. hydrarg. of het beschilderen met
tinct. jodii. Niet raadzaam is het echter, zooals
door sommigen wordt aangeprezen, een zoodanig
methodisch gebruik te maken van ung. hydrarg.,
waarbij die zalf eenigen tijd achtereen op hoofd,
nek en ledematen ingewreven wordt, dewijl daar-
door zoo ligt een zeer hardnekkige en in\' menig
opzigt schadelijke salivatie ontstaat. Verder make
men door calomel, jalappe of andere drastica een
sterke afleiding op het darmkanaal, welke des
noods nog door clysmata vermeerderd kan worden.
Ook revellentia aan de extremiteiten, zuurdeeg-
pappen, sinapismi, warme voet- en handbaden heb-
ben zich nuttig betoond.
Eindelijk zorge men, dat de lijder zich bevinde
in een donkere, koele en van alle geruisch zoo
ver mogelijk verwijderde kamer, en dat hij voor
alle vermoeijenis van ligchaam en geest bewaard
blijve. Men regele zijn dieet en geve hem tot
drank niets anders dan koud water. Is braken
aanwezig, zoo diene men hem kleine stukjes ijs,
of ook wel koolzuurhoudend water toe.
Wijken onder een dergelijke behandeling de
irritatieverschijnselen niet, maar klaagt daarentegen
de zieke steeds nog over hevige hoofdpijn, ver-
toont hij sterke opgewektheid, onrust, slapeloos-
heid en deliria, dan make men andermaal plaatse-
lijke, of des noods algemeene depletiën, en diene
den lijder van tijd tot tijd kleine doses mor-
phine toe.
Dat deze behandeling niet tegen het absces zelf,
maar tegen de daaraan ten grondslag liggende
ontsteking gerigt is, behoeft naauwelijks vermel-
ding. Ze wordt geregtvaardigd door de onzeker-
heid der diagnose van het absces als zoodanig.
Kon men de aanwezigheid constateren, men zou
spoedig van een verzwakkende behandeling afzien.
Bij otorrhoea, en alzoo waarschijnlijke caries van
het os petrosum, waaruit men, bij aanwezigheid
van cerebrale verschijnselen, allen grond heeft, om
4
-ocr page 60-tot een hersenabsces te besluiten, zij men dan
ook, volgens hasse, spaarzamer met bloedonttrek-
ldngen, ook, daar men in die gevallen dikwijls
met reeds verzwakte, scrophuleuse of tuberculeuse
individu\'s te doen heeft. Men bepale zich dan,
voor zooveel congestieve verschijnselen er indicatie
toe geven, tot matige locale depleties, ligte aflei-
ding op het darmkanaal, en applicere laauwwarme
pappen op de aangedane zijde van \'t hoofd, welke
laatsten zoowel de pijn kunnen lenigen , als be-
vorderlijk zijn aan cle wenschelijke uitvloeijing van
den etter.
Zijn in het verder verloop der ziekte de irrita-
tieverschijnselen op den achtergrond getreden, en
dreigt zich een comateuse toestand in te stellen,
waarin de lijder gevaar zou loopen te bezwijken,
dan verdienen, daar men toch niet te spoedig tot
het f/sinere mori" mag besluiten, excitantia be-
proefd te worden, zooals arnica, kampher, mo-
schus, enz. Evenzoo bij toenemende zwakte, vooral
ook bij pj^aemie, welke toestanden, behalve krach-
tigen wijn, ook tonica, en onder deze wel in cle
eerste plaats chinapraeparaten, vereischen. Ook
krachtig voedsel, melk, eidojers en bouillon kun-
nen alsdan van dienst zijn, immers, gelijk van
zelve spreekt, als de spijsverteringswerktuigen het
gebruik van dat alles toelaten. Tegen de para-
lysen en contracturen kan men prikkelende of
antispasmodische middelen aanwenden, doch deze
hebben in clen regel slechts een voorbijgaande
werking.
Behalve die deels tegen cle ontsteking, deels
tegen enkele verschijnselen gerigte behandeling,
heeft men in sommige gevallen, namelijk bij door
trauma ontstane hersenabscessen, getracht den etter
langs operatieven weg, door middel van trepanatie,
te verwijderen, in de meeste gevallen echter met
ongelukkig gevolg, weshalve men er in den laat-
sten tijd weêr meer van teruggekomen is. Daar
intusschen bij enkele schrijvers gevallen worden
vermeld, waarin de operatie werkelijk een gunstig
resultaat opleverde, mag men haar zeker niet ge-
heel verwerpen; maar moet men er in geen geval
toe overgaan, tenzij men van het bestaan van een
absces genoegzame zekerheid hebbe. Een andere
aan minder gevaar onderhevige geneeswijze wordt
ons medegedeeld door Dr. wilh. theodor renz
in zijne brochure getiteld: „Eiste Heilung eines
trcimnatischen Gehimabscesses durcli consequente
Aspiration des Eiters ohtie vorhergegangene Tre-
panation, Tüiingen 1867."
Hij deelt daarin een geval mede, waarin zich,
ten gevolge van een steek in het hoofd, even
boven het regter oor, na eenige dagen een her-
senabsces ontwikkeld had, hetwelk hij door de
consequente toepassing zijner aspiratiemethode ge-
heel genas. Na wederopening namelijk van de
reecis gesloten wonde door een kruissnede, en
verwijdering van een stuk afgebroken mes, het-
welk zich even onder het been bevond, kwam hij
op het denkbeeld, om door middel van een spuitje
den in cle hersenen opgehoopten etter op te zui-
gen, en alzoo te verwijderen.
Hij bediende zich daartoe in den beginne een-
voudig van het instrument, dat voor subcutane
injecties gebruikt werd, en, ofschoon de proef-
nemingen daarmede steeds zeer goed gelukten,
zoo was hij toch met dat werktuig niet geheel en
al tevreden. Het allerminst behaagde hem de
lancetvormige punt der canule; maar daarenboven
was de inhoud van het spuitje zelf te klein, daar
hij het bij een betrekkelijk ruime hoeveelheid
etter, soms 5 a 6 malen moest inbrengen , om
alles te verwijderen.
Hij gaf zich dus moeite, om een ander te be-
denken en te laten vervaardigen, dat, behalve een
stompe canule, een grooteren inhoud aanbood, en
zoo ontstond weldra het instrument, waaraan hij
den naam van Aspirator of Saug-Sonde gaf.
De constructie er van is zeer eenvoudig. Het
bestaat namelijk uit een glazen in koper gevat
buisje, waarin zich een getande zuigerstang door
middel van een klein drijfrad, hetwelk door een
stangetje aan het bovendeksel bevestigd is, op en
neer kan bewegen. Tegenover dit drijfrad bevindt
zich een springveer, die tegen de niet getande
zijde van de zuigerstang drukt, en bij geheele
ophaling van deze laatste in eene groeve grijpt,
welke op zeer korten afstand van den zuiger in
de stang is aangebragt. Bij een zeer ligte druk-
king op de veer ontspant zij zich, en de zuiger
kan weder naar beneden gedreven worden. De
canule is van goud en zonder scherp uiteinde.
Behalve den grooteren inhoud, dien men naar wil-
lekeur kan wijzigen, en cle stompheid der canule,
biedt dit instrument nog een derde voordeel aan,
dat het namelijk door middel van het drijfrad
en de springveer met ééne hand bestuurd kan
worden.
Met dezen Aspirator of Saug-Sonde nu, gelukte
het Dr. renz den etter volkomen tot op den laat-
sten druppel toe te verwijderen, door dat instru-
ment namelijk consequent tweemaal daags, des
morgens en des avonds, aan te wenden, en had
hij, na ongeveer drie maanden, de groote zelf-
voldoening het leven van iemand, die voorzeker
als op den rand des grafs gestaan had, volkomen
gered te hebben.
Daar de methode nog nieuw is, zullen nadere
proefnemingen hare waarde moeten bevestigen. In
allen gevalle schijnt ze verre boven de trepanatie
te verkiezen, door welke operatie cle lijder aan
een tweede gevaar, buiten zijne reeds zoo beden-
kelijke ziekte, wordt blootgesteld.
Bij traumatische hersenabscessen verdient de As-
piratiemethode van r.enz nader beproefd te worden.
Aan den naam: „apoplexia nervosa" is geen
bepaald pathologisch begrip verbonden.
De in het verloop van morbus Brightii op-
tredende zoogenaamde uraemische verschijnselen
moeten veeleer afgeleid worden van voorbijgaand
oedema cerebri, dan van ophooping van ureum
in het bloed.
De aanwending van koude omslagen bij acute
inwendige ontstekingsprocessen is niet geheel en
al te verwerpen.
V.
Alcoholica zijn schadelijk voor het gezonde or-
ganisme.
VI.
Bij croup onthoude men zich zooveel mogelijk
van sterke bloedonttrekkingen.
VII.
Bij hooge temperatuursgraden zijn laauwwarme
baden, mits onder geschikte omstandigheden toe-
gediend, nuttig.
VIII.
De subcutane invoering van daartoe geschikte
geneesmiddelen is boven de gewone te verkiezen.
Bij afwezigheid van een waarneembaar gezwel,
is carcinoma ventriculi niet met zekerheid te her-
kennen.
X.
In het eerste tijdperk van acute pneumonie
is, bij een krachtig individu, eene aderlating
aangewezen.
XI.
Bij een normaal verloopenden typhus is elke
ingrijpende behandeling nadeelig.
XII.
Bij eenigzins groote en harde blaassteenen zie
men van de lithothrypsie af, en ga men tot de
lithotomie over.
XIII.
Bij amputatio penis verkieze men den écraseur
van chassaignac boven het mes.
XIV.
Tot genezing van chronische beenzweren is rust
van meer invloed dan chirurgicale behandeling.
XV.
Maagverweeking is een lijkverschijnsel.
-ocr page 68-De tegen de hydrostatische longproef ingebragte
bezwaren verminderen geenszins cle waarde dier
proef.
XVII.
Het ware te wenschen, dat er van Staatswege
Medici forenses werden aangesteld.
XVIII.
De groote sterfte onder jonge kinderen is vooral
aan ondoelmatige voeding toe te schrijven.
XIX.
Ophthalmia neonatorum ontstaat niet door over-
draging eener smetstof gedurende den partus op
het kind.
XX.
De methode van crkdüs tot het verwijderen der
nageboorte verdient in het algemeen, maar in het
bijzonder voor jonge verloskundigen, de meeste
aanbeveling.
Het liquor amnii dient niet tot voeding van
de vrucht.
XXII.
Bij eene in barensnood overleden vrouw ga men
niet tot de sectio caesarea over, tenzij men de
volkomen overtuiging hebbe van de onmogelijk-
heid, om het kind op eene andere wijze te doen
geboren worden.