DE
NA MAGTIGI2TO VAN BEN KECTOIt MAGNIFICUS
GEWOON KOOGLEKHAAR IJ> DE KEG\'lSGKI.EERrmiïlD,
MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT
VOLGENS BESLUIT DER REGTSGELEERDE FACULTEIT,
TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
Doctor in het Romeïnsch en Hedendaagsch Regt,
aan "X- OOooqcVH-Êool Ie, 1 (?lredt-,
II
IN HET OPKN\'BAAlt TE VERDEDIGEN
op Zatuidag den 26sten junij 1869, des namiddags ten 1 ure,
GJKItORKX TK AMSTERDAM.
---H --
AMSTERDAM,
0. Y A N H E L D E N.
1860.
AAN MIJNE MOEDER.
-ocr page 4- -ocr page 5-INHOUD.
Bladz.
Inleiding...............
§ 1. Over liet bewijs van de waarde der verzekerde
zaak.................
§ 2. Begrip van getaxeerde polis.......12.
§ 3. Invloed der taxatie..........27.
§ 4. Tegenbewijs tegen de taxatie.......58.
§ 5. Taxatie toegepast op bijzondere soorten van
verzekering...............
-ocr page 6- -ocr page 7-Zijn vermogen te vermeerderen, winst te maken, ziedaar
een streven dat ieder mensch is aangeboren, en dat hem
er tevens toe brengt zich zoo min mogelijk aan verliezen
bloot te stellen en zich zorgvuldig te wapenen tegen de
schokken die deze verliezen veroorzaken. Maar bijna altijd
staat tegenover de kans om groote -winsten te maken,
ook de mogelijkheid, een schok te ondervinden, waardoor
men plotseling de grootste verliezen lijden kan. Aan het
Zoeken nu naar de middelen om zich tegen onheilen van
dien aard te waarborgen, heeft de verzekering zijn ont-
staan te danken, zooals teregt door émèkigon 1 wordt
aangemerkt, waar hij zegt: uLe contract d\'assurance s\'est
introduit dans le commerce .... par le désir que les hom-
1 Traité des Assurances et des contrats à la grosse. Rennes 182V,
Tom II, pag. 2.
mes ont toujours eu de se mettre à couvert des caprices
de la fortune."
Door de verzekering die door boulay pat y 1 in ruimen
zin gedefinieerd wordt als een contract »par le quel un
homme s\'engage à indemniser le propriétaire d\'une chose
quelconque des accidents qui peuvent arriver à cette
chose," is alzoo aan den koopman de vrees ontnomen,
van door een storm of brand in een oogenblik alles weder
te verliezen, wat hij met zorg en vlijt had zaàmgegaard.
Hij kan zich nu voor eene betrekkelijk geringe geldelijke
opoffering beveiligen tegen het ondergaan van groote
verliezen en zoodoende zorgen dat, zoo hij door eene of
andere ramp zijn schip of goederen verliest, hij toch de
volle waarde van het verlorene terug ontvangt.
De koopman vroeger angstig om veel te wagen kan nu
zijn handel uitbreiden, en met regt laat potui er 2 een
assuradeur eenen koopman aldus toespreken: «Ne craignez
rien, construisez, armez des navires, chargez les d\'effets
précieux, envoyez les au- de là des mers ; si la fureur des
élémens, les écueils, les guerres, les pirates contrarient votre
navigation, je suis ici pour vous indemniser de vos pertes.
Het is echter duidelijk, dat deze verzekering alleen het
middel aangeeft, zich voor schade te behoeden, door de
waarde, die men werkelijk bezit te verzekeren. Zij mag
geenszins de gelegenheid open stellen tot het zich verschaffen
van winst, tot het zich verrijken van den verzekerde.
Dit beginsel wordt in bijna alle wetgevingen uitgespro-
ken, onder de bepaling, dat men nimmer iets boven de
waarde mag verzekeren. Ware dit toch anders en kon
men ten gevolge van het ongeluk, waardoor men getroffen
wordt, zich zelfs nog voordeel verschaffen ten koste der
assuradeurs, de weg zoude gebaand zijn voor alle soort
van schelmerij, waarvan men nu, al wilde men ze bedrij-
ven, toch geen voordeel zoude hebben.
De vraag doet zich hier echter onmiddelijk op, op welke
wijze, de werkelijke waarde van de zaken die verzekerd
zijn, vastgesteld en bewezen moet worden.
In de volgende bladzijden stel ik mij voor, voornamelijk
met het oog op de Zeeverzekering, deze vraag te beant-
woorden, en naauwkeurig de\' moeijelijkheden na te gaan,
die zich opdoen, wanneer de waarde in de polis is getaxeerd.
Vooraf evenwel acht ik het niet overbodig, hoewel de
zaak op zich zelve eene zeer eenvoudige is, nog te wijzen
op het verschil, dat er bestaat tusschen de verzekerde
zaak en het verzekerd bedrag. Dikwerf meent men toch
dat beide uitdrukkingen niet van elkander verschillen,
daar men onbekend is met het onderscheid, dat bestaat
tusschen het verzekeren eener zaak voor eene bepaalde
som, en bet verzekeren van eene bepaalde som op eene
zaak.
In het eerste geval is de geheele zaak verzekerd en de
som, waarvoor die verzekerd is, wordt alzoo aangenomen
de waarde van die zaak te zijn, terwijl in het tweede
geval door de verzekerde som volstrekt de waarde der
zaak niet bepaald, maar alleen aangeduid wordt, dat men
tot die som zich schadeloos heeft willen stellen. Bij dus-
danige verzekering is de zaak, zoo dikwijls de waarde
daarvan meer bedraagt dan bet verzekerd bedrag, niet
geheel verzekerd en de verzekerde wordt bierbij beschouwd
zijn eigen assuradeur te zijn, voor die meerdere waarde.
Nu is juist het kennen der waarde van bet te verze-
keren voorwerp, in vele opzigten en in vele gevallen van
groot belang, want zoo de waarde niet bekend is, boe
zoude men dan ooit kunnen bewijzen, dat er meer verze-
kerd was dan hetgeen waarbij de verzekerde belang had?
Hoe zoude men het te vergoeden bedrag kunnen bepalen
bij totaal verlies? Hoe ook zoude men in geval van aban-
donnement of afkeuring kunnen aantoonen, of de repa-
ratiekosten al dan niet meer dan drie vierden der waarde
bedragen, zoo de waarde volstrekt onbekend is?
Zoowel voor den verzekerde als voor den verzekeraar
-ocr page 11-is het alzoo van groot belang die waarde te kennen, of
in alle geval de waarde van het verzekerde voorwerp te
kunnen bewijzen en het is dan ook noodzakelijk in de
eerste plaats na te gaan, op welke wijze het bewijs van
die waarde kan geleverd worden.
over het bewijs van de waarde der
verzekerde zaak.
Van hoeveel belang het is de waarde van het verzekerde
voorwerp te kennen, heb ik reeds getracht met een enkel
woord aan te toonen, doch niet altijd is het even gemak-
kelijk tot de kennis van die waarde te geraken.
Voor alles heeft men evenwel te onderscheiden, of de
waarde in de polis is uitgedrukt, al dan niet. Is de
waarde in de polis uitgedrukt, en de verzekering, zooals
men het dan noemt, bij getaxeerde polis gesloten, zoo
geldt in het algemeen de regel, dat de taxatie, in de polis
tot bewijs strekt van de waarde tusschen partijen, en hoewel
in het Wetb.v. K. dit beginsel niet met ronde woorden is uit-
gesproken, zoo blijkt toch uit de artt 274 en 275 W v. K.,
dat onze wetgever dit toch als algemeenen regel heeft willen
aannemen, daar in die artikelen, als uitzondering de ge-
vallen worden genoemd waarin, en de personen waardoor,
tegen de taxatie kan worden opgekomen. Hetzelfde ge-
voelen wordt uitgedrukt in het Fransche regt, waar ook
uit de woorden van art. 336 Code de Commerce : »En
»cas de fraude dans l\'estimation des effets assurés, en cas
»de supposition ou de falsification, l\'assureur peut faire
»procéder à la vérification et estimation des objets" *
blijkt, dat bovengemeld beginsel ook daar geldend is.
Uitdrukkelijk wordt er melding van gemaakt in het Duitsche
H. G. B. art. 797, dat zich aldus over de zaak uitlaat:
»Wird durch Vereinbarung der Parteien der Versiehe-
»rungswerth auf eine bestimmte Summe (Taxe) festge-
stellt (taxirte Police), so ist die Taxe unter den Parteien
»für den Versie herungs wer tli maszgebend." Evenzoo zegt
ook ARNûULD1 in zijn belangrijk werk over liet Engelsch
assurantieregt, dat, behoudens eenige uitzonderingen :
»Valuation in the policy is conclusive between the par-
»ties." 2 Zoo als reeds is aangemerkt, kan ook bij ons
1 On Marine Insurance, London 1866, p. 292.
2 s Art. 856 van liet Spaansclie Handels-Wetboek zegt ook rrdat
het teekenen der polis doet vermoeden, dat de verzekeraars de
daarin voorkomende taxatie als de juiste waarde der verzekerde
-/aak hebben erkend,
in sommige gevallen tegen de taxatie tegenbewijs geleverd
worden. Op de vraag echter in hoeverre, hetzij door
den verzekeraar, hetzij door den verzekerde, tegen de«o
taxatie kan opgekomen worden, kom ik later afzonderlijk
meer uitvoerig terug. In het algemeen echter moeten
wij alzoo aannemen, dat, wanneer er bij getaxeerde polis
verzekerd is, de taxatie als een overeenkomst moet be-
schouwd worden, gesloten door den verzekeraar en den
verzekerde, waardoor deze dus verbonden zijn.
De assuradeuren moeten, zoo de geheele waarde ver-
zekerd is, bij totaal verlies die geheele waarde, en bij
schade, de volle beloópen schade voldoen. Is de waarde
niet geheel verzekerd, zoo wordt bij totaal verlies, zoo-
veel als verzekerd is, en bij schade naar evenredigheid
der taxatie vergoed.
In de tweede plaats moet nu de vraag beantwoord
worden, hoe de waarde bewezen wordt, wanneer daarvan
geen opgave in de polis is geschied, m. a. w. in het
geval, dat er verzekerd is bij zoogenaamde open polis.
Wat het Nederlandsche regt betreft, zal dit bewijs
meestal zeer gemakkelijk kunnen geleverd worden, wegens
de ruime bewoordingen van art. 273 W. v. K. /-Indien
"de waarde der verzekerde voorwerpen niet door par-
»tijen in de polis is uitgedrukt, kan dezelve door alle be-
•iwijsmiddelen worden gestaafd." Ten onregte merkt ue
I\'INTO 1, volgens mijne meening, op dit artikel aan, dat
dit bewijs dikwijls moeijelijk genoeg kan zijn, daar toch
bet geval, dat alle bewijsmiddelen ontbreken, niet dikwijls
zal voorkomen, en integendeel meestal, hetzij door boeken,
facturen enz., hetzij door getuigen, hetzij eindelijk zelfs
door vermoedens, de waarde wel zal kunnen worden be wezen.
In de praktijk evenwel, zal dit laatste geval zich niet
dikwijls voordoen, daar het bewijs van de waarde van
goederen wel bijna altijd door boeken, facturen, cognos-
sementen enz. voldoende door den verzekerde zal kunnen
worden geleverd. Bij verzekering van schepen alleen zou
hier nog moeijelijkheid kunnen plaats vinden, maar aan-
gezien art. 592 No. 7 W. v. K. wil, dat de polis bevat
de waarde van het verzekerde schip, zou men daaruit
kunnen opmaken, dat open polissen nimmer bij verzeke-
ring van schepen zouden kunnen voorkomen. Doch hoewel
deze bepaling bij ons zeer positief is, is zij au fond van
geene kracht, daar er geene nietigheid op het verzuim
van dat artikel gesteld is. Evenwel wordt er aan de
Amsterdamsche beurs, voor zoo ver, na bekomen inlich-
tingen, mij bekend is, nimmer eene casco-verzekering
gesloten bij open polis En inogt iemand een schip of
echeepsaandeel toch willen verzekeren bij open polis, dan
is het zijne schuld, als hij bij verlies de grootste moeije-
lijkheid ondervindt, om de waarde te bewijzen. En teregt
zegt noLTius g, wijzende op het geval, dat dit niet vol-
doende kan geschieden: »/het gevolg der nalatigheid om
ede waarde in de polis uit te drukken zal zijn, dat de
iiwaarde van het schip niet behoorlijk kunnende blijken,
»de regter bevoegd is om de verzekerde som aanmerke-
»rlijk in te korten, zoo niet geheel te ontzeggen," en dan
zal ten volle op den verzekerde toepasselijk zijn het:
ffhabet quod sibi imputet."
Volgens art. 7 der Ordonnantie van assurantie en avarijen
der stad Amsterdam, van 28 April 1744 1, was de taxatie
Het casco van \'t schip, met desselfs rondhout, staande en
lopende wand, ankers, touwen, zeijlen, geschut, ammunitie van
oorlog, consumabei en verdere aankleve van dien, niets uijtge-
sondert, tot de praemie van assurantie en de op hand gegevene
gelden inclusive, zal ten vollen, en sooals het waarlijk tot in
zee kost, verseekerd mogen werden, en zal het aan den Eijgenaar
van het schip in tic polis facultatief gesteld, en bij ver-
schil over de waarde, wanneer er niet getaxeerd was, of
bij verschil over de taxatie, werd de zaak aan het onder-
zoek en de decisie van commissarissen onderworpen,
Ook in liet Engelsche regt zal het bewijs der waarde bij
open polissen weinig moeijelijkheid opleveren, daar ook
hier allerhande bewijsmiddelen worden toegestaan, zoo als
blijkt uit hetgeen arnould 1 daaromtrent aldus mede-
deelt: «The mode of proving the amount of insurable
"interest under an open policy in case of losses; —- for
"the goods, bjr the production of the invoice, bill of lading,
»policy etc., for the ship, by the production of reports
»»and estimates of surveyors, bill of sale etc.; for the freight
<rby the production of the freight manifest" etc. Terwijl
wat het Amenkaansch regt betreft, wij bij philups 3
of Geassureerden vrij staan, liet schip met al zijn toebehooreu,
voor liet geheel, ol voor zijn portie, in de Police te taxeeren, dog
niet boven de rcgte waarde, en in gevalle geen taxatie in de
Polioe is gesteld, en Partijen in cas van schade, of te Avarije,
het over de waarde niet eens konden worden, alsmede, wanneer
boven de geregte waarde mogte getaxeert zijn, sal de taxatie
staan, aan \'t onderzoek en ter decisie van Commissarissen, en de
Assuradeurs haar belangen mogen inbrengen-
1 T. a. p. pag. 311.
* On the law of Insuranoc, New-York, 1867, vol II, No. 1218,
-ocr page 17-lezen : "Under an open policy the value of the interest
«must ho proved by the assured according to certain
/»established rules before he can recover for a loss."
Meerder twijfel bestaat in het Fransche regt op dit
punt, daar de Code de Commerce alleen voorziet in het
geval, dat goederen in de polis niet getaxeerd zijn, zooals
blijkt uit art. 339: »Si la valeur des marchandises n\'est
»point fixée par le contrat, elle peut être justifiée pai-
lles factures ou par les livres; à défaut l\'estimation en
»est faite suivant le prix courant au temps et au lieu du
»chargement y compris tous les droits payés et les frais
»faits jusqu\'à bord 1 ; maar wat, zoo een schip in de polis
niet getaxeerd is en het totaal is vergaan; hoe kan de
verzekerde er dan de waarde van bewijzen? Eene bepaling-
gelijkluidende met art. 273 W. v. K. vindt men niet in
de Code de Commerce, en art. 339 spreekt, zooals wij
zagen, alleen van goederen. Alzoo zal de verzekerde in
de meeste gevallen de waarde van het schip niet kunnen
1 In gelijken zin luidt art. 453 van liet ltaliaansch Handels-
wetboek:
»Se il valore delle merci non è stabilito dal contratto, puö
essere giustificato dalle fatture e dai libri; in maneanza, se ne
fa la stima secundo il prezzo currente al tempo e nel luogo del
caricamento, eompresi tutti i diritti e le spese fatte &ino a bordo,"
Evenzoo ook art. 64 Ordonnance de la Marine,
-ocr page 18-bewijzen, zoo liij verzuimt te letten op art. 332 C. d. Corn.,
"Le contrat d\'assurance exprime.... la nature et la valeur
"ou l\'estimation des marchandises ou objects que l\'on fait
»assurer." Toch brengt het verzuim van de opgave der
waarde in de polis, volgens de grootste Fransche schrij-
vers, geene nietigheid van de verzekering te weeg
Deze gevallen zullen zich dan ook zeker in Frankrijk
evenmin als bij ons veel voordoen. De verzekerde zal zich
wel steeds door eene taxatie in de polis dekken, en
roTHiER 2 zelf zegt reeds van zijnen tijd: »on ne manque
»pas ordinairement à faire cette estimation."
begrip van getaxeerde polis.
Reeds een en andermaal is er ter loops melding ge-
maakt van getaxeerde polis, maar wat liet eigcntlijk begrip
is van zulk eene polis, is nog niet aangetoond. Te ver-
geefs evenwel zou de n.oeite zijn, indien men in ons
Wetboek van Koophandel naar eene definitie van ge-
taxeerde polis ging zoeken; niet alleen ontbreekt deze,
maar zelfs wordt die benaming in het Wetboek niet
aangetroffen. Arnould noemt een getaxeerde polis (a
valued policy) none in which the agreed value of the
^subject insured, as between the assured and underwri-
nter, for the purposes of the insurance, is expressed on
»the face of the policy;" en in gelijken zin definieert
pniLLirs de getaxeerde polis als: r»a policy in which
"the value of the subject, is agreed upon bv the par-
rfties, 1 en evenzoo zegt ook noltk: 2 «Bei taxirten
«Policen ist der Werth des Gegenstandes der Versiche-
r»rung einverstanden zwischen dem Versicherer und
"Versicherten." Uit al deze definitiën van eene getaxeerde
polis blijkt nu ten duidelijkste, dat overal vast staat, dat
de taxatie in de polis moet aangemerkt worden als de
maatstaf van de som, waaromtrent partijen zijn overeen-
gekomen, en alzoo is in den regel noch de verzekerde
2 WilHKi,st ükmxkk\'s System des See-Assekuranz- und ßpde-
mei\'ei-wesens. Hambarg 1851 en 1852 vol 1 pag 842.
h och de verzekeraar\' bevoegd, ora tegen de eenmaal vast-
gestelde taxatie op te komen, daar bet doel der taxatie
juist hoofdzakelijk is, de moeijelijkheid te vermijden,
die er bestaat, om de vezen tl ij ke waarde van het verze-
kerde voorwerp te bewijzen. — Het is daarom zeer zeker
in het belang van den verzekerde, om het voorwerp dei-
verzekering in de polis te taxeren, daar bij voorkomende
kwestie omtrent de waarde dan niet op hem de bewijs-
last drukt, maar op den verzekeraar, waarom dan ook
zeer juist gezegd wordt door caüvet: 1 "Le seul effet
de la convention est de dispenser l\'assuré de toute
justification de la valeur et de mettre à la charge de
l\'assureur la preuve que cette valeur a été exagérée."
Doch wel mag men er op letten, dat de verzekerde
geenzins door taxatie van liet voorwerp van verzekering
een wed-verzekering, d. i. eene verzekering, waarbij hij
geen belang heeft, bedekt, daar in zoodanig geval de
verzekeraar niet gehouden is tot schadeloosstelling, vol-
gens art. 250 W. v. IC.: »Indien hij, die voor zich zelf
heeft laten verzekeren, of\' hij, voor wiens rekening door
een ander is verzekerd, geen belang in het verzekerde
voorwerp heeft, is de verzekeraar niet tot schadeloosstel-
ling gehouden."
1 j. v. € ad vet, Traité sur les Assurances Maritimes. Paris 1862.
-ocr page 21-tn Engeland evenwel waren de »wager policies\'1 vóór
het jaar \'1746 wettige contracten, on werden ook als
zoodanig door Lord mansfield ] erkend. Omstreeks dien
tijd echter is door de act \'19 Geo 2 c. 37 hieraan een einde
gemaakt, krachtens de bepaling: »that no assurance or assu-
rances shall be made by any person or persons, bodies cor-
porate or politic, on any ship or ships belonging to his
Majesty, or any of his subjects, or on any goods, mer-
chandizes, or effects, laden or to be laden on board of
any such ship or ships, interest or no interest or without
further proof of interest than the policy, or by way of
gaming or wagering, or without benefit of salvage to
assurer and that every such assurance shall be null and
void to all intents and purposes." 2
In New-York werden wagering policies ook voor
geldig gehouden, doch zij zijn bij de Revised Statutes of
New-York ook aldaar verboden. 8
De vermelding hiervan achtte ik hierom noodzakelijk,
omdat men in Engeland een tijd lang gemeend heeft,
dat ook de getaxeerde polis binnen het bereik van boven-
gemelde acte viel, op grond, dat door middel van polissen,
1 Zie PHILI.IPS t. a. p N°. 211.
-ocr page 22-Waarin ëene hoogere waarde is opgegeven van de verze-
kerde voorwerpen, dan deze waard zijn, er bedrog zon
plaats vinden door het opzettelijk laten zinken of vernielen
van schepen en ladingen. Dat deze meening verkeerd is,
en de getaxeerde polissen niet onder de bepalingen dier
acte vallen, blijkt duidelijk, wanneer men slechts op het
onderscheid let, tusschen deze en de wager-policies.
Wanneer toch partijen ontslagen worden van alle bewijs
van het bestaan van belang, zoo hebben wij te doen met
eene wager-policy, en deze is nietig; is dit niet bet ge-
val, maar wordt de verzekerde alleen ontslagen van het
bewijs van het bedrag van zijn belang, maar geenszins
van het bewijs, of hij al dan niet belang bij het verze-
kerde heeft, zoo hebben wij te doen met eene getaxeerde
polis, en deze is van kracht.
In het geval echter dat de taxatie buiten alle verhou-
ding overdreven is, b. v. zoo als Lord mansfield zeide:
fiit shoukl come out in proof that a man had insured
2000, and had interest on board to the value of a
cable only; 1 dan is het duidelijk dat dit eene ontduiking
is der acte, waardoor ook zulk eene verzekering nietig wordt.
Wij hebben tot nu toe gezien, dat cle taxatie den ver-
zekerde alleen ontslaat van het leveren van het bewijs
1 In zake li: wis c. rückeu aangehaald bij arnould t. a. p. pag. 114.
-ocr page 23-der waarde van de zaak, doch geenszins van het bewijs,
dat, hij belang bij het verzekerde voorwerp had; maar
ook nog in andere opzigten is de taxatie van groot be-
lang, daar de som. waarop het verzekerde voorwerp ge-
taxeerd is, tot grondslag strekt voor de verpligting der
assuradeurs in geval van verlies. Nu is, wanneer er totaal
verlies had plaats gevonden, hieraan nooit getwijfeld, doch
in Engeland hebben zelfs schrijvers van naam beweerd, dat
dit niet het geval was, wanneer er alleen schade was
geleden, en dat alsdan, zoo als men het noemde, de polis
moest geopend worden, dat wil zeggen, dat de taxatie,
waaromtrent men was overeengekomen, niet als grond-
slag moest beschouwd worden voor de verpligting van
den assuradeur, dat daarentegen het bedrag van het belang
dat risico geloopen had, moest bewezen worden, even. alsof
hij open polis verzekerd was. Deze dwaling heeft zijn
oorsprong genomen uit een gezegde van Lord mansfieltv
in zake erasmus c. ranks, dat aldus luidt: nan average
loss opens the policy". 1 Vroeger is over deze zaak veel
geschreven, maar, daar men tegenwoordig van deze dwa-
ling algemeen is teruggekomen, acht ik het voldoende er
hier alleen melding van gemaakt te hebben. 2 Uitvoerig
2 8 Arnouj.t» t. a. p. p. 292 zegt ten slotte ook »but as it bas ceascd
-ocr page 24-wórdt hierover nog gesproken hij beneckf,, die zijn Prin-
ciples of Indemnity in Marine Insurance uitgaf ten tijde
dat men hierover nog in twijfel verkeerde. Benf.cke
verklaarde zich ook toen reeds ten sterkste tegen eene
opening der polis, zoo als duidelijk blijkt uit de woorden
waarmede hij zijn betoog eindigde, en welke wij bij nolte
aldus vertaald aantreffen: »Der Meinung derer, welche
behaupten wollen, dasz bei partiellen Verlusten die Taxe
beseitigt werden musz, fählt es eben so sehr an Autori-
tät als ihr Geregtigkeit und gesunde Vernunft mangelt. 1Het ware begrip hieromtrent vinden wij dan ook weder
in een uitspraak van Lord ellenborough : 2 »The object
of a valuation is to fix an estimate on the subject insu-
red, and to supersede the necessity of proving the actual
value, by specifying a certain sum as the amount of the
value. If part only of the subject insured be lost the
assured can only recover in respect of that loss accor-
ding to the proportion which that bears to the whole
sum at which the entire subject of insurance, was esti-
mated in the policy." Ook philltps komt na vele ver-
2 * Forbes c. aspinall. Zie arnoult) t. a. p. pag. 293,
-ocr page 25-schillende uitspraken medegedeeld te hebben, tot het
volgende resultaat: "The valuation is to be adhered to
and applied, so far as it is practicable, in settling par-
tial as well as total losses. 1
De taxatie in de polis derhalve dient tot maatstaf voor
het te vergoeden bedrag, zoowel bij totaal verlies als bij
het opmaken der hoegrootheid van de schade bij partieel
verlies.
Vooral voor ons regt evenwel is het belangrijk nog na
te gaan, op welke wijze de taxatie in de polis geschiedt.
Deze toch kan volgens ar-t. 274 en 275 W. v. K. ver-
schillend zijn en verschillende gevolgen hebben. Noch in
het Fransche, noch in het Engelselie of Amerikaansche
regt vindt men zulk eene tweeledige manier als bij ons,
maar de taxatie geschiedt daar altijd met onderling goed-
vinden, en hiervan wordt in het Wetboek van Koophandel
in art. 274 ook het eerst melding gemaakt. In dit ar-
tikel lezen wij: »Indien de waarde in de polis is uitge-
drukt," d. i. wanneer de verzekerde eene waarde in de
polis heeft ingevuld, en de verzekerde die polis stilzwijgend
heeft onderteekend. Maar is dit het geval, dan maakt
de wet hier eene uitzondering op liet algemeen beginsel,
dat de verzekerde bij getaxeerde polis ontslagen is van
het bewijs der waarde, door aan den regter niettemin de
bevoegdheid te geven, om aan den verzekerde de nadere
regtvaardiging der uitgedrukte waarde op te leggen, voor
7.00 verre door den verzekerde redenen worden aange-
voerd, waaruit gegrond vermoeden wegens het bovenma-
tige der opgave geboren wordt. Hier alzoo behoeft de
verzekeraar geen bewijs in regten te leveren, om de bo-
venmatigheid der uitgedrukte waarde te bewijzen (hoewel
hij dit vermogen ten allen tijde heeft, volgens art. 274J),
maar slechts redenen aan te voeren, waaruit een gegrond
vermoeden kan ontstaan en evenmin behoeft nu ook de
regtvaardiging van den verzekerde tegen zulk een ver-
moeden in regten te geschieden, waardoor het voor hem
zou zijn, als was er bij open polis verzekerd; ook is de
regter bevoegd, maar geenzins verpligt, om zoowel op
het een als op het ander te letten.
Het is vooral in de praktijk, dat mijns inziens, deze
bepaling van groot nut is, daar bijna altijd de opgave
der waarde door den verzekerde geschiedt, en de assura-
deur de polis teekent zonder het voorwerp zelf, dat ver-
zekerd wordt, en dus nog veel minder de waarde er van
te kennen Wanneer hem nu naderhand blijkt, dat de
opgave der waarde bovenmatig is, zal hij gemakkelijk rede-
nen vinden, waaruit een gegrond vermoeden ontstaat, terwijl
hij niet altijd een volledig bewijs in regten zal kunnen leveren.
De tweede wijze waarop de taxatie in de polis kan
geschieden, is die na verboor van deskundigen. Wij vin-
den de bepaling daaromtrent in art, 275 W. v. IC aldus-:
»Indien echter het verzekerde voorwerp vooraf is gewaar-
deerd door deskundigen, bij partijen daartoe bestemd, 1en desgevorderd door den regter beëedigd, kan de ver-
zekeraar niet daartegen opkomen, tenzij in geval van
bedrog, alles behoudens de bijzondere uitzonderingen bij
de wet gemaakt."
Is de taxatie alzoo door deskundigen geschied, dan is
liet de zin onzer wet, dat deze dan geheel als bewijs zal
strekken, en de verzekeraar hiertegen volstrekt niet za!
kunnen opkomen (behalve bij bedrog). Nu doet zich de
vraag echter hierbij voor, of in de polis er uitdrukkelijk
moet bijgevoegd zijn, dat de taxatie door deskundigen is
geschied, of dat elke taxatie gehouden moet worden door
deskundigen te zijn gedaan? Mr. g. i. de martini, 2 ad
art. 275, meent, dat de waardé, uitgedrukt in de polis,
wordt gehouden als tusschen verzekerde en verzekeraars
1 Bestemd. Dit staat wel in de officiele uitgave maar moet
als een drukfout aangemerkt worden. Zoo als blijkt uit art. 30,
Wet 26 December 1885 Staatsblad N°. 45, waarbij deze titel is
afgekondigd, moet hier staan benoemd.
2 ? De Nederlandsche wetgeving, Amsterdam 1.840-
-ocr page 28-00
■A-S
te zijn overeengekomen na voorafgaande waardering;
maar ik voor mij geloof evenwel, dat deze meening on-
mogelijk met bewijzen kan worden gestaafd en ik ben
bet dan ook geheel met de pinto 1 eens, dat zoo uit
de polis niet blijkt, dat deskundigen de taxatie hebben
bewerkstelligd, de voorschriften van art. 274 alsdan be-
lmoren te worden in acht genomen, tenzij van elders het
bewijs, dat de waardeering door hen is geschied, gele-
verd werd.
Bij dit artikel doet zich tevens nog een andere vraag
op, en wel deze, of, wanneer de taxatie is geschied door
deskundigen, welke niet beëedigd waren, en assuradeuren
zich met deze taxatie hebben tevreden gesteld, zij later
nog eene beëediging of beëedigde verklaring kunnen vor-
deren? Door de meeste schrijvers wordt beweerd, dat
ook naderhand door assuradeurs eene beëediging of beëedigde
verklaring kan gevorderd worden, en zoo vindt men bij
Asser c. s., 2 zonder dat hij zijne meening motiveert:
»Deze beëediging kan vóór of na de waardering plaats
hebben, terwijl de pinto, 3 die omtrent deze zaak in het
2 Het Wetboek van Koophandel met aanteekeningen. Amster-
dam 1845, ad art. 275
gevoelen van Asser e. s. deelt, nog beweert, dat deze
meening uit de beraadslaging blijkt; tocli noemt hij de
bevoegdheid, die de assuradeur heeft, om beëediging
te vorderen, ook zelf vreemd. Dezelfde leer is vervolgens
ook nog aangenomen in een vonnis van de regtbank van
\'s Hertogenbosch van 24 Junij 1840 1 op deze grond:
»0. dat, daar de wet de beëediging van deskundigen uit-
drukkelijk voorschrijft, en deze beëediging in casu niet
is geschied, de gedaagden ongehouden zijn met deze exper-
tise genoegen te nemen, en mitsdien alsnog te regt vor-
deren, dat de deskundigen, die het taxaat hebben gedaan,
hun rapport met eede bevestigen, enz." En niettegenstaande
het antwoord van de regering op de vraag, of niet dui-
delijker bepaald moest worden, dat de beëediging vóór
de waardering moest plaats hebben, waarbij gezegd werd,
dat dit in het midden gelaten was »omdat het van par-
tijen afhangt, te vorderen, dat de eed voor de waarde-
ring worde afgelegd, en zoo zulks geen plaats heeft gehad,
beiden in haar geheel blijven om alsnog de eedsaflegging
te vorderen" geloof ik toch met diepüuis, 2 dat de assu-
radeur, na eens met eene onbeëedigde taxatie genoegen
te hebben genomen, later geene beëediging meer kan
eischen, en wel op grond, dat het wetboek van 1830
sprak van een akte van deskundigen, »bevorens bij den
regter beëedigd," en het ontwerp van 1835 van een akte
vooraf beëedigd, melding maakt. In de afdeelingen even-
wel is men tegen deze bepalingen, die gebiedend eene
beëediging voorschrijven, opgekomen, wegens het kostbare
en belemmerende der zaak, terwijl men tevens opmerkte,
dat, als de deskundigen moeten beëedigd worden, dit wel
altijd vooraf zal moeten geschieden, dat derhalve het woord
»vooraf" overbodig was. Het gevolg is hiervan dan ook
geweest, dat men het woord dvooraf\' heeft geschrapt, en
daarvoor -»desgevorderd" heeft in de plaats gesteld,1 waarom
DïEPHUis mijns inziens hierop te regt zegt, dat men door die
verandering, enkel aan het goedvinden der beide partijen
heeft willen overlaten, of de deskundigen, die de taxatie
zullen doen, vooraf beëedigd zullen worden, maar niet
aan een der partijen heeft willen vrijlaten, die beëediging
later nog te vorderen"; terwijl hij er nog ten slotte bij
voegt, dat die latere beëediging slechts te pas kan komen
in een geding, in verband met een gevoerde tegenspraak
tegen de opgaaf der polis, en men juist door art. 275
1 Voorduin, Geschiedenis en beginselen der Nederlandsche
Wetboeken. W. v. K. deel II, pag. 238, sqq.
W. v. K. deze heeft willen uitsluiten. Wat de bijzondere
uitzonderingen bij de wet gemaakt betreft, waarvan nog
in art. 275 gesproken wordt, deze hebben hoofdzakelijk
betrekking op art. 619 W. v. K., waar de waarde van
een schip, hoezeer bevorens getaxeerd, in twee gevallen
(waarop wij later terugkomen) nader bepaald en ver-
minderd kan worden.
Ten slotte acht ik het niet overbodig, om nog met
een enkel woord melding te maken van den vorm, waarin
de taxatie geschiedt.
In Engeland is de volgende clausule in zwang: «The
said ship etc., goods and merchandizes etc., for so much
as it concerns the assured, between the assured and assurers
in this policy are and shall be valued at...." 1 ook in den
Amerikaanschen vorm volgen, na de beschrijving van het
verzekerde voorwerp, de woorden: »»valued at....." 2. De
Duitsche gedrukte vorm is ook dezelfde »Wir die Unter-
gezeichneten enz. an Herr . . .......auf......._taxirt
........3 In Rusland vindt men het formulier, in het
Duitscli vertaald, aldus:
2 3 Phillips t. a. p. N°. 1180.
3 Allgemeine Seeversicherung Bedingungen 1867. Mit commeii-
tar van h. tecklenborg, Bremen 1868.
»Der Werth des gedachten versicherten Schiffe oder
Fahrzeuges, oder Waare oder Ladung, oder andern Sache
wird auf so und so viel Rubel (mit Zahlen und Buchsta-
ben) bestimmt, und soll im Fall eines Schiffbruchs oder
einer Verunglückung des gedachten Schiffes oder Fahr-
zeuges oder der Versicherten Waare oder Ladung oder
andern Sachen dieser Werth von so und so viel Rubel
(mit Zahlen und Buchstaben) erstattet werden, ohne dar>
über eine andere Rechnung zu fordern. 1
Oudtijds werd ook in de gedrukte polissen bij ons melding
gemaakt van de taxatie, zoo als blijkt uit de polis-formulieren,
afgedrukt achter de Amsterdamsche Ordonnantie, en wel
voor Zeeverzekering aldus: »Zijnde hetzelve de Pacto en
Expresse met wederzijds genoegen getaxeerd en gepriseerd
op cene somma van ƒ......welke bij alle voorvallen
tot reglement zal dienen," enz. en voor brand: »Taxeerende
wel expresselijk en met ons believen, de voorz. Opstal
Timmeragie, Huijzinge enz., met alle desselfs Gereedschap-
pen en Meubelen, op eene somma van ƒ.....en de
Goederen, Waaren en Koopmanschappen op eene somma
van ƒ.....en dus te saainen op eene somma van f... .
1 Part 215, Russisch Kaiserliche Ordnung der Handelsschiffahrt
auf Flüssen, Seen und Meeren. Auf allerhöchsten Befehl aus dem
Russischen übersetzt von c. u. arndx. St, Petersburg, 1812, dl. II,
Deze laatste vorm evenwel komt \'nog onveranderd voor
in de tegenwoordige brandpolissen, maar in de gedrukte
polissen voor Zeeverzekering vindt men van geene taxatie
melding gemaakt, aangezien deze er altijd door assura-
deuren schriftelijk bijgevoegd*wordt. 1
§ 3.
invloed der taxatie.
Wanneer de taxatie in de polis is opgenomen, doet
zij haren invloed overal gevoelen, en wel: 4°. op het te
vergoeden bedrag, 2°. ten opzigte van het regt van aban-
donnement en afkeuring, en 3°. bij bedongen partiële
vrijdom van beschadigdheid.
Om evenwel na te gaan, welke de invloed is der taxatie
op het te vergoeden bedrag, moet men onderscheiden, of
1 Zoo als bleek uit eenige polissen, waarvan mij inzage was
verleend, luidt deze clausule aldus:
Deze verzekering geschiedt voor de somma van ƒ ,.,. op liet
casco en toebehooren van bovengemeld schip, welk casco en toc-
behooren, met wederzijdsch genoegen, gedurende de geheele reis
en dus bij alle voorvallen, worden getaxeerd en vastgesteld op
de somma van f_____ zullende in geval van avary of schade,
geen ander bewijs van waarde, of eigendom door ons gevorderd
worden, dan alleen deze polis,
er verzekerd is tol de taxatie, boven de taxatie, of onder
de taxatie.
Is eene zaak verzekerd voor dezelfde som als waarop
zij getaxeerd was, en is er al zoo verzekerd tot de taxatie,
dan is de invloed der taxatie op het te vergoeden bedrag
deze, dat bij totaal verlies de som, waarop de zaak ge-
taxeerd is, geheel door de assuradeurs zal voldaan wor-
den, en bij schade de vergoeding bepaald wordt naar
evenredigheid der taxatie.
Duidelijkheidshalve meen ik hier nog te moeten opmer-
ken, dat, wanneer hier van taxatie gesproken wordt, er
altijd verondersteld wordt, dat de taxatie de juiste waarde
vertegenwoordigt, en niet meer of minder dan deze bedraagt.
Eene verzekering dan ook in dezen zin tot de taxatie
is geoorloofd, daar uit art. 253 al. \'1 W. v. K.: »Verze-
kering, welke het beloop van de waarde of het wezentlijk
belang te boven gaat, is alleen geldig tot het beloop van
hetzelve" duidelijk blijkt, dat men de volle waarde van
eene zaak mag verzekeren, maar ook niet meer dan
die waarde.
Is er derhalve boven de taxatie verzekerd, zoo is er
ook verzekerd boven de waarde, en volgens het aange-
haalde wetsartikel is dan de invloed der taxatie deze, dat
de verzekering alleen geldig is tot het beloop der taxatie,
ep het W. v, K. onderscheidt niet. voor het geval, dat
de verzekering boven de taxatie of de waarde bedriege-
lijk is geschied. 1
De omstandigheid, of de taxatie al dan niet bedriege-
lijk is geschied, heeft alleen invloed op de teruggave van
de premie. Eene algemeene bepaling daaromtrent vindt
men in art. 281 W. v. K., waar wij lezen: nln alle
gevallen, in welke de overeenkomst van verzekering voor
het geheel of ten deele vervalt, of nietig wordt en mits
de verzekerde ter goeder trouw hebbe gehandeld, moet
de verzekeraar de premie teruggeven, hetzij voor het
geheel, hetzij voor zoodanig gedeelte, waarvoor hij geen
gevaar heeft geloopen." Is de verzekerde alzoo ter goeder
trouw, dan moet de premie teruggegeven worden door
den assuradeur. Bij zeeverzekering echter wordt hem het
genot toegestaan van een half ten honderd van de ver-
zekerde som of de halve premie, zoo als blijkt uit art.
062 W. v. K.: »In alle gevallen in welke, of de verze-
kerde goederen niet zijn verzonden, of in mindere hoe-
veelheid verzonden worden, of bij mistasting te veel is
1 Art. 486 Ontwerp 1809 onderscheidt wel en dit artikel luidt
aldus: «Wanneer de verzekerde soinme het ware interest te ho-
ven gaat, blijft de verzekering, zoo die ter goede trouw is
geschied, van waarde, doch niet hooger dan tot het beloop van
het ware interest toe".
verzekerd, en voorts in het algemeen in de gevallen hij
artikel 281 voorzien, geniet de verzekeraar een half ten
honderd 1 van de verzekerde som, of de halve premie,
en zulks op dezelfde wijze als bij artikel 635 2 is bepaald,
behoudens, wanneer in een bijzonder geval, hem bij de
wet of bij de overeenkomst meerder is toegekend."
Heeft de verzekerde evenwel bedriegelijk boven de taxa-
tie. verzekerd, dan is de assuradeur geregtigd de geheele
premie te behouden, onverminderd de openbare regtsvor-
dering, zoo daartoe gronden zijn, volgens art 282 W. v. K.:
»Bijaldien de nietigheid van de overeenkomst, uithoofde
van list, bedrog of schelmerij van den verzekerde ontstaat,
geniet de verzekeraar de premie, onverminderd de open-
bare regtsvordering, zoo daartoe gronden zijn."
1 Pothier meende, dat dit half ten honderd eene vergoeding
daarstelde. Hor.Tius echter t. a. p. III p. 129 merkt teregt aan,
».lat dit moet aangemerkt worden als eene belooning voor de
aanvankelijke bemoeijing van den assuradeur, hij beroept zich
voor dit gevoelen op de oidonnantie van Koning Philips, waar
dit heette «voor liet maken van zijn boek" en op de benaming,
die men er in Frankrijk aan geeft, n 1.: »droit de signature"
alsmede op de Guidon de la mer, II, 16.
s Volgens art. 635 W. v. K. mag de halve premie worden
ingehouden, of kan deze worden teruggevraagd, ala de premie
minder dan een per honderd bedraagt.
Be Ordonnantie van Assurantie en Avarijen der stad
Amsterdam van 4744 maakt geen onderscheid, of er al
dan niet bedriegelijk hoven de waarde is verzekerd, maar
zegt in art. 23......«indien in cas van schaden of
Averije bij productie van de beseheyden, of andersints,
bevonden wierd, dat de verseekercle Somme meerder als
de waarde van de goederen quam te beloopen, sullen de
Assuradeurs niet gehouden zijn verder ofte meerder te ver-
goeden, dan de regte waarde van de gescheepte goederen,
en zoo het goederen zijn, waarvan geen behoorlijk factuur,
en justificatie van \'t Intrest kan getoont werden, en daarom
volgens dé art. 7 en 22, in de Police moeten getaxeerd
werden, zal de getaxeerde waarde gevolgt, en het meerder
verseekerde gerestorneerd werden."
De Ordonnance de la Marine van 4684 verklaarde
iedere zoodanige verzekering nietig, en dreigde zelfs met
confiscatie der goederen, zoo als wij zien uit art. 22 :
•»Défendons de faire assurer un réassurer des effets au-
delà de leur valeur, par une ou plusieurs polices, à peine de
nullité de l\'assurance et de confiscation des marchandises;" 1maar dit artikel wordt door art. 23: »Si toutefois il se
trouve une police faite sans fraude, qui excède la valeur
1 Evenzoo art. 14 Reglement van Antwerpen. Zie valin, t. a. p.
ad art. 22.
des effets chargés, elle subsistera jusqu\'à concurrence de
leur estimation; et en cas de perte les assureurs en seront
tenus, chacun à proportion des sommes par eux assurées;
comme aussi de rendre la prime du surplus, à la réserve
du demi pour cent." beperkt tot het geval, dat er opzet-
telijk bedrog gepleegd is bij het verzekeren boven de
waarde, en, hoewel volgens de algemeene regtsbeginselen
bedrog nimmer verondersteld, maar steeds bewezen moet
worden bepaalt echter de Ordonnance dat in \'t geval
van art. 54: »Si l\'assuré a recélé des assurances ou des
contrats à la grosse, et qu\' avec celles qu\'il aura décla-
rées, elles excédent la valeur des effets assurés; il sera
privé de l\'effet des assurances, et tenu de payer les sommes
empruntées, nonobstant la perte ou prise du vaisseau"
bedrog verondersteld wordt, zoo als valin aldus opmerkt:
»La déclaration faite par l\'assuré du montant des assu-
rances et des sommes par lui prises à la grosse n\'étant
pas exacte, la présomption est de droit, que c\'est une
infidélité et une fraude de sa part." 2
De verzekerde kan in dit geval echter bewijzen, dat
niet opzettelijk om te bedriegen, maar door het een of
ander toeval of dwaling aldus is geschied. Maar wanneer
de verzekerde de betaling der sommen, die boven de waarde
verzekerd zijn gaat opvorderen, dan wil zelfs art. 55 der Or-
donnance, dat hij zal gestraft worden »exemplairement."
Deze bepalingen der Ordonnance zijn niet woordelijk
in de Code de Commerce overgenomen, maar deze bepaalt
in art. 357, dat een overeenkomst van verzekering of
herverzekering, »consenti pour une somme excédant la
valeur des elfets chargés," nietig is »à l\'égard de l\'assuré
seulement, s\'il est prouvé, qu\'il y a dol où fraude de sa
part," terwijl art. 358 C. de C. geheel overeenkomstig
met art. 253 al. 1 W. v. K. bepaalt, dat het contract
geldig is »jusqu\'à concurrence de la valeur des effets chargés,
d\'après l\'estimation qui en est faite ou convenue, s\'il n\'y
a ni dol ni fraude." Tevens bevat dit artikel nog de
bepaling dat in geval van verlies de assuradeurs gehouden
zijn in de schade te deelen, »chacun à proportion des
sommes, par eux assurées," en dat zij niet de premie
van het te veel verzekerde mogen behouden, maar slechts
» rimdernriité de demi pour cent,"
Art. 357 C. de C. spreekt dus alleen de nietigheid
van de overeenkomst uit voor zooveel den verzekerde betreft,
maar houdt de geldigheid in stand met betrekking tot
den verzekeraar, zoodat deze altijd de premie kan behou-
den, of\' zoo hij deze nog niet ontvangen heeft, nog mag
vorderen. Het hof van Cassatie 1 heeft evenwel te regt
opgemerkt, dat de assuradeur in zulk een geval het geld
niet kreeg na titre de prime", maar y>h titre d\'indemnité
paree qu\'en principe, il ne peut jamais ètre dü de prime
lè, oü il n\'y a pas de risque dont elle devienne Ie prix."
Ook onder het gebied der Code is de oude regtsregel
dat bedrog niet gepresumeerd, maar bewezen moet
worden, overgenomen in art. 1116 C. C. 2 De assura-
deur moet alzoo dat bedrog nu bewijzen, en de bewijzen
er van mogen niet gering, maar moeten zeer duidelijk
zijn, waarom dan ook reeds in een der constituties be-
paald werd: »dolum ex indiciis perspicuxs probariconvenit." 3
Delvincourt 4 stelt nog het geval, dat ik mij echter
in de praktijk moeijelijk kan voorstellen, dat er bedrog is,
1 Observations de la cour de cassation, torn I, pag. 32, aange-
haald bij boulay paty, t. a. p. pag. 129.
2 Art. 1116 C. C. luidt aldus: Le dol est une cause de nullité
de la convention, lorsque les manoeuvres pratiquées par l\'une des
parties sont telles, qu\'il est évident que, sans ces manoeuvres
l\'autre partie n\'aurait pas contracté. Il ne se présume pas et doit
être prouvé."
3 L. 6, Cod. II, 21 (de dalo malo).
4 Inst. Commerciales, torn II, pag. 356.
-ocr page 41-zoowel van den kant van den verzekerde als van den kant
van den verzekeraar, maar zulk soort van assurantie-
contracten is zeker niet veel anders dan een spel en bei,-
vincourt zegt dan ook »que si cela arrivait, il faudrait
suivre la disposition du droit romain: cum utriusque
tulpitudo versatur cessât repetitio." 1 A.an geen van beiden
zal dan ook in zulk een geval eene actie worden toege-
staan, de assuradeur zal de premie, zoo hij deze nog niet
ontvangen heeft, niet kunnen vorderen, en de verzekerde
in geval van verlies niet de verzekerde som mogen
eischen. Is er boven de waarde verzekerd, doch zónder
dat er bedrog aanwezig is, dan hebben wij gezien, dat
volgens art. 358 C. de C. het contract geldig is tot de
werkelijke waarde, dat de assuradeurs voor het meer-
dere de premie moeten teruggeven tegen vergoeding van
een half ten honderd, en dat zij in geval van verlies ge-
houden zijn tot schadevergoeding, naar evenredigheid van
de sommen door hen verzekerd. Maar men moet ook nu
nog onderscheiden, even als valin dit doet, ad art. 23
der Ordonnance, (dat met art. 358 C. de C. over-
eenstemt) dat men, wanneer eene zaak boven de waarde
door verscheidene assuradeurs is verzekerd, zonder bedrog
van de zijde des verzekerde, en de assuradeurs aldus bij
verlies verpligt zijn tot schadevergoeding naar evenredig-
heid der door hen geteekende sommen, in het oog moet
houden, of de verzekering gesloten is hij een en dezelfde
polis dan wel bij verscheidene polissen; want voor liet
geval, dat eene zaak verzekerd is boven de waarde bij ver-
scheidene polissen, is art. 359 C. de C. van kracht :
S\'il existe plusieurs contrats d\'assurance faits sans fraude
sur le même chargement, et que le premier contract
assure l\'entière valeur des effets chargés, il subsistera seul.
Les assureurs qui ont signé les contrats subséquents, sont
libérés, ils ne reçoivent que demi pour cent de la somme
assurée.
Si l\'entière valeur des effets chargés n\'est pas assurée
par le premier contrat les assureurs qui ont signé les
contrats subséquents répondent de l\'excédent en suivant
l\'ordre de la date des contrats."
Wij moeten hier dus het geval nagaan, dat bij een 011
dezelfde polis van gelijke dagteekening de zaak boven de
waarde, zonder bedrog, verzekerd is, van welk geval vaun \'
zegt; «il faut aux termes de notre article, que toutes les
assurances soient faites par une seule et même police."
De assuradeurs deel en alsdan ieder naar evenredigheid
in de vermindering der geteekende som en in het verlies
der premie tegen behoud van een half ten honderd, en bij
schade in het voordeel niet de geheele geteekende som te
moeten betalen. Maar tevens merkt boulay paty 1 hier
teregt op, dat verscheidene polissen van dezelfde dagtee-
kening voorzien, moeten beschouwd worden als één polis
uit te maken, en dat zoowel de assuradeur, die het laatst
op zulk een polis teekent als degeen die het eerst getee-
kend heeft, in de winst of het verlies der vermindering
deelen moet ; dat dit voorts ook oudtijds reeds aangeno-
men werd, blijkt uit de volgende aldaar aangehaalde woor-
den: rfultimus assecurator tantumdem participât in damno
et lucro ex assecuratione proveniente quantum prior." 2
In Portugal is hetzelfde systeem als in Frankrijk aange-
nomen, aangezien art. 1772 Codigo Commercial Portuguez
overeenstemt met art. 359 C. de C. 3
Evenzoo gold ook vroeger in Engeland een systeem, dat
veel met het Fransche overeenkwam, vermits daar toen
werd aangenomen, dat, wanneer verschillende assuradeurs
op één polis geteekend hadden voor meer dan de waarde,
2 - Kuricke Diatr.: N®. 10. Casaregis Disc : 1 N°. 05.
3 Noltk, t. a. p. vol I, pag. 227.
-ocr page 44-zij, in geval van verlies, gehouden waren te betalen naar
volgorde van de onderteekening; zoodat zij, die geteekend
hadden, nadat door de vorige onderteekenaars reeds de
waarde verzekerd was, ontslagen waren van hunne ver-
bindtenis, en zij de premie moesten teruggeven, met behoud
van een half ten honderd. An mould 1 merkt hierbij ech-
ter teregt op: »But the rule in France was never applied
to several subscriptions to one policy, unless they bore
different dates; and this probably is the true meaning
of the English rule."
Doch genoemd beginsel betaat tegenwoordig in Enge-
land niet meer, maar men neemt nu aan, dat, wanneer
alle onderteekeningen op één en dezelfde polis voorkomen,
die ook één en dezelfde dagteekening draagt, dit als één
contract moet beschouwd worden. Draagt echter een po-
lis verschillende data, dan ontstaat uit iedere datum een
afzonderlijk contract, even alsof bij verschillende polissen
verzekerd was. 2 De verzekerde kan wel daarop niet meer
2 Is er evenwel eene verzekering gesloten op een verschillende
datum en op een andere polis dan de vorige, maar met de clau-
sule : «Geschiedende deze verzekering in gemeenschap met ƒ10.000
te Rotterdam verzekerd den 26 Januari 1869," moeten alsdan
deze twee verzekeringen al dan niet als eene beschouwd wor-
dan de waarde vorderen, maar hij heeft de vrijheid van
een der onderteekenaars, en dat wien hij wil, aan te
spreken, tot dat hij de waarde heeft terug bekomen; ook
is het aan de assuradeurs, die betaald hebben, overgela-
ten pro rata van de andere assuradeurs, die geteekend
hebben, vergoeding te bekomen. 1
Deze regel is door Lord mansfield ingevoerd en geldt
tegenwoordig als wet. 2
Marshall heeft bij dezen regel opgemerkt, dat, wan-
neer verzekering gesloten was bij verschillende polissen
boven de waarde zonder bedrog: »all the underwriters on
the several policies would be equally bound to make a
return of premium for the sum insured above the value
of the effects, on proportion to their respective sub-
scriptions." 3
1 Als voorbeeld geeft arnould t. a. p. vol. I, pag. 318 liet vol-
gende: iiHince where a merchant the value of whose whole
interest was £ 2200, first effected a policy on this interest at
Liverpool for £ 1700 and then (without 1\'rand) another policy on
the same interest at London for £ 2200 he was allowed to reco-
ver the whole amount on the London policy and the London
underwriters where allowed to recover a rateable amount by way
of contribution from those at Liverpool."
In zake davis c. gildart.
2 Dit systeem in Engeland algemeen in gebruik, is ook nog
van groot belang voor het geval, dat een of meer assuradeuren
failliet mogten gaan, zoodat de verzekerde alsdan de solvente
assuradeurs alleen zal aanspreken, indien hij van deze de juiste
waarde kan verkrijgen.
3 Marshall. On Insurance 3th. ed. London 1823, pag. 019.
-ocr page 47-Eenige jaren geleden echter heeft deze regel eene ver-
andering ondergaan, men neemt tegenwoordig aan, dat,
wanneer door de eerste polis geen genoegzame schade-
vergoeding kan bekomen worden, maar door de invordering
ook van de tweede polis te veel zou verkregen worden,
dan alleen de onderteekenaar van de tweede pro rata
gehouden is tot teruggave van de premie. 1
De doelmatigheid van dit beginsel is het eerst aange-
toond door mc. culloch, Comm: Dictionary. 2
Maar zijn beide polissen getaxeerd, dan is algemeen
aangenomen, dat de invloed der taxatie op het te ver-
goeden bedrag deze is, dat, wanneer de taxatie in beide
polissen dezelfde is, de verzekerde, die het geheele bedrag-
op een polis gekregen heeft, op de andere niets kan vor-
deren. 3 Is de taxatie in beide polissen verschillend, zoo
is de invordering der schade op de eerste polis voor het
geheele bedrag van de waarde, opgegeven in de tweede
polis, geen hinderpaal voor den verzekerde ook nog van
de assuradeurs, die op de tweede polis geteekend
hebben, schadevergoeding te vorderen, mits hij bewijze
1 In zake fisk. c. masterman Cf. arnoujld t. a.p. vol L pag. 321.
2 Cf. nolte t. a. p. vol I, pag. 229.
3 Cf. Beslissing van Lord Tenterden in zake jrving c. iuchakd-
son. Arnoüld t a. p. vol I, pag. 321.
dat de werkelijke waarde van de verzekerde zaak de op
de eerste polis verkregene schadevergoeding overtreft. 1In de Vereenigde Staten is de regtsregel, door Lord
mawsfield vastgesteld, eveneens als wet aangenomen,
dóch reeds sints verscheidene jaren is het gebleken, dat
deze regel geenszins naar den zin der Amerikaansche
kooplieden was. Beter konden zij zich vereenigen met de
oude Engelsche en de tegenwoordig in Frankrijk heer-
schende wijze van zien. Ten einde nu tot het invoeren
te geraken van de in genoemde landen geldende gewoon-
ten, worden in alle Amerikaansche polissen clausules op-
genomen, en wel in de tweede of volgende polissen deze:
»It is further agreed that if the assured shall have made
any other assurance upon the premises prior in date to
this policy, the assurers shall be answerable only for so
much as the amount of such prior insurance may be
deficient," terwijl in de eerste polis ingevoegd wordt:
»In case of any subsequent insurance, the insurers shall,
nevertheless, be answerable for the full extent of the sum
subscribed by him, without right to claim contribution
from subsequent assurers." 2
1 Aldus aangenomen in zake bonsfield c. barnes 4 Campl. \'228
aangehaald bij nolte t. a. p. vol. I, pag. 230.
2 Kent, Commentaries on American, Law 10"». Ed. New-York
I860, vol. Ill, pag. 280 en 281.
Wat het Duitsehe regt betreft, zoo vindt men in § 2000
van het Preuszische Landregt: ff Niemand soll über einen
und denselben Gegenstand, auf dessen nach § 1984 zu
bestimmenden Werth, mehrere Versicherungen nehmen"
en § 2001: »Wer Versicherung sucht, musz gewissenhaft
anzeigen, ob und welcher Art er bereits von einem andern
Versicherung genommen oder zu deren Schliezung Ordre
ertheilt habe; terwijl art. 790 A. D. H. G. B. geheel over-
eenkomstig art. 253 W. v. K. bepaalt: Die Versicherungs-
summe kann den Versicherungswerth nicht übersteigen.
Soweit die Versicherungssumme den Versicherungswerth
übersteigt, hat die Versicherung keine rechtliche Geltung." 1
De wetsbepalingen in Italië stemmen geheel overeen
met die in Frankrijk, daar art. 471 zegt: ffII contratti
di assicurazione o di reassicurazione e stipulato per una
sommo excedente il valore delle cose caricate è nullo
riguardo al solo assicurato, se vi fa dolo o frode per
parte sua," en dus overeenstemt met art. 357 C. de C., ter-
wijl eveneens art. 472: ffSi non vi è dolo ne frode, il
contratto è valido sino alla concurrenza del valore delle
cose caricate, secundo la stima fatta o convenuta.
1 Men vergelijke voorts: Allgemeine Seeversieherangs Bedingun-
gen 1807, § 10 sqq.
Nel caso di perdita, gli assicuratori devono contribuirecias-
cuno in proporzione delle somme da essi assicurate.
Essi non hanno diritto al premio dell\'eceedenza, ma
solanto all\'indennita del mezzo percento: met art. 358
O. de C. overeenkomt.
Ten derde moet nu de vraag beantwoord worden, welke
de invloed der taxatie is op liet te vergoeden bedrag bij
verzekering onder de taxatie ot waarde.
Het antwoord op deze vraag vindt men in art. 353,
al. 2, W. v. K. aldus uitgedrukt : »Indien de volle waarde
van bet voorwerp niet is verzekerd, is de verzekeraar, in
geval van schade slechts verbonden, in evenredigheid van
bet verzekerde tot het niet verzekerde gedeelte."
Deze bepaling, die in het Wetboek van 4830 niet voor-
kwam, is er later bijgevoegd, en dat wel, zooals de Regering
bij hare memorie van toelichting (Maart 1835) zeide: »ten
einde eene kwestie te beslissen, die, hoezeer derzelver
oplossing in den aard der zake is gelegen, echter regts-
geschillen heeft opgeleverd, welke nu, in den geest dei-
gemaakte bijvoeging, zijn beslist geworden." 1
Ook o[> zich zelve is het duidelijk dat, wanneer iemand
een zaak waard ƒ 40,000 verzekert bij iemand voor ƒ 5,000,
1 VoommiN, t. a. p. deel II, pag. 170.
-ocr page 51-hij volgens het eerste lid van art. 253 W. v. K. de overige
ƒ 5.000 kan laten verzekeren bij een ander; en zoo dit
geschiedt, moeten beide assuradeurs in geval van schade
de helft der schade betalen. Voor het geval nu, dat
de verzekerde de andere helft nu niet heeft laten verze-
keren, maar daarvoor zelt risico geloopen heeft, zegt de
Regering in hare memorie teregt: »hoe zoude nu die
eerste verzekeraar nadeel kunnen lijden, door de aan hem
geheel vreemde omstandigheid, dat de verzekerde, in plaats
van het onverzekerd gedeelte bij anderen te laten ver-
zekeren, het gevaar voor zichzelve heeft gehouden ?"
Een lid der 2de afdeeling vond zelfs dit nog niet ge-
noegzaam, en oordeelde eene meer volledige uiteenzetting
dezer materie allezins noodzakelijk, waarom hij de vol-
gende redactie voorstelde: Indien de volle waarde van het
voorwerp niet verzekerd is, maai\' slechts een gedeelte van
hetzelve, zonder bepaalde aanwijzing van dat gedeelte, is
de verzekeraar, in geval van schade, slechts verbonden,
in evenredigheid van het verzekerd tot het niet verze-
kerd gedeelte.
Indien het verzekerd gedeelte van het geheel bepaaldelijk
aangewezen is, blijft de verzekeraar gehouden de schade
te vergoeden, welke zich tot liet aangewezen gedeelte van
het geheel bepaald heeft.
Het geheel van het voorwerp verzekerd zijnde, maar
-ocr page 52-slechts tot eene zekere hoegrootheid van schade, beneden
de volle waarde, is de verzekeraar gehouden tot voldoe-
ning van het geheel der schade, hetwelk beneden de
bedongen hoeveelheid gebleven is." 1
Tevens wilden ook nog eenige leden der 1ste afdeeling
(April 1835) distingueren tusschen het geval, waarin men
voor een bepaald gedeelte heeft verzekerd en dat waarin
men het voorwerp lot eene bepaalde som toe heeft verzekerd.
De Regering heeft daarop in zijn ontwerp van 21 Oc-
tober 1835, hoewel zij niet de aangehaalde redactie van
een\' der Leden der afdeeling overnam, het artikel toch
uitgebreid, zoodat het met die uitbreiding eveneens luidde
als ons art. 253 W. v. K. Het tweede lid van dat arti-
kel is evenwel onveranderd gebleven; de Regering zeide
in hare Memorie: dat het verzekeringscontract medebrengt,
dat niet eene som, maar een voorwerp verzekerd wordt,
en dat, even als zeker niemand twijfelt aan de waarheid
van de regel, dat de belanghebbende, indien hij het geheel
heeft onverzekerd gelaten, de volle schade moet lijden, het
zoo ook niet meer dan billijk en regtvaardig is, dat hij
de helft van de schade drage, wanneer hij slechts de helft
heeft laten verzekeren.
Dit beginsel was dan ook reeds aangenomen in art. -46
1 Cf. voorduin t. a. p. pag\\ 173.
-ocr page 53-der Ordonnance: »d\'avarie sera régulée entre les assureurs,
et les assurés à proportion de leurs intérêts," alsmede
in de Guidon de la mer Chap 5, Art. 4enhetzelfde beginsel
wordt ook gehuldigd door aile Fransche sclirijvers, zoo zegt
o. a. éméricon: «Cette règle est très juste, car par rap-
port à son découvert, l\'assuré est comme assureur lui-
même", 1 en pardessus maakt de opmerking: -»L\'assuré
pourroit n\'avoir pas fait assurer la totalité de ce qui lui
appartient. Ce qui reste se nomme son découvert. Il est
à cet égard considéré lui-même comme son propre assu-
reur, pour tout ce qui doit supporter la portion qui lui
est restée non assurée," 2 terwijl potiher zich hierover
in gelijken zin uitlaat door te zeggen: »Lorsque le char-
gement a été assuré pour une somme au dessus de sa
valeur, et que cette assurance a été faite indéterminement,
les risques se partagent entre l\'assureur, au pro rata de la
somme qu\'il a assurée et l\'assuré pour le surplus." 3
Bepalingen, overeenkomende met art. 253, al. 2, W.
v. K., vindt men nog in art. 790 A. D. H. G. B. »Wenn
die Yersicherungssumme den Versicherungswerth nicht er-
reicht, so haftet der Versicherer im l\'allé eines theilwei-
2 - Pardessus, Cours de droit Commercial, tom II, pag. 262, N°. 885.
-ocr page 54-sen Schadens für den Betrag desselben nur nacli Ver-
lialtnisz der Versicherungssumme zum Versicherungswerth
en bijna gelijkluidende is hiermede § 15 Algemeine See-
versicherungs-Bedingungen von 1867." 1
Het derde lid nu van art. 253 W. v. K., dat in het
vroegere ontwerp niet voorkwam; maar in 1835 werd
aangenomen, staat toe, dat men bij beding overeenkomt,
dat de verzekeraar, onaangezien de meerdere waarde van
het voorwerp, de schade zal voldoen tot het volle beloop
der verzekerde som, doch dat beding moet dan ook uit-
drukkelijk geschieden.
Ik voor mij geloof evenwel niet, dat in de praktijk dit
beginsel van veel nut zal zijn, daar de verzekerde, hetgeen
hij uitwint door zaken voor minder dan de waarde met
dit beding te verzekeren, bijna weder zal verliezen door
eene hoogere premie te moeten betalen. De verzekeraar
namentlijk zal deze zeer zeker eisclien, omdat zijn gevaar
grooter is. Mijns inziens bestaat er echter evenmin reden,
waarom het wenschelijk zou zijn, dat voornoemd beginsel
niet in de wet ware opgenomen, als de Regering er zwa-
righeid in gevonden heeft, om van dat beding in bet derde
lid van dit artikel gewag te maken. 2
1 Uitgave van h. tecklenborc., pag. 8.
2 VooRïHJiN, t. a p , pag. 17G.
-ocr page 55-Eene dusdanige bepaling zou men echter te vergeefs in
het Fransche en Duitsche regt zoeken.
Vervolgens ligt hier aan de beurt na te gaan, welke
invloed de taxatie uitoefent, ten opzigte van het regt van
abandonnement en afkeuring. In art. 663 W. v. K. wor-
den de gevallen opgenoemd, waarin door den verzekerde
schepen en goederen aan den verzekeraar kunnen worden
geabandonneerd, terwijl de artt. 664 en 666 W. v. K.
beperkingen daarop bevatten, en in art. 717 W. v. IC.
bet geval behandeld wordt, wanneer een schip gehouden
moet worden ten aanzien van den verzekeraar te zijn
afgekeurd.
In deze drie laatste artikelen wordt er steeds van waarde
gesproken. Zoo spreekt art. 664 W. v. K. van »repara-
tiekosten geen drie vierden van de waarde, waarop het
schip bij het doen der verzekering is begroot, te boven
gaande;" art. 666 W. v. K., van schade drie vierden van
de verzekerde waarde bedragende of te boven gaande;" en
eindelijk art. 717 W. v. K. van »reparatiekosten, meer
dan drie vierden der waarde van het schip beloopende."
In al deze drie artikelen wordt nu wel is waar van
waarde gesproken, maar in ieder artikel schijnt men een\'
anderen maatstaf voor de bepaling dier waarde te moeten
aannemen.
In het geval van art. 664 W. v. K. »Het abandon-
-ocr page 56-neinent van het schip, uithoofde van onbruikbaarheid,
kan niet gedaan worden, indien hetzelve gestooten heb-
bende, of gestrand zijnde, weder vlot gemaakt, hersteld
en in staat gebragt kan worden om deszei ts reis naar de
plaats zijner bestemming te vervolgen, en de reparatie-
kosten geen drie vierden van de waarde, waarop het schip
bij het doen der verzekering is begroot, te boven gaan,"
is het volgens mijne meening duidelijk, dat men hier de
taxatie alleen nis maatstaf moet nemen, daar cle woor-
den: «de waarde waarop het schip bij het doen der ver-
zekering is begroot" zeker niets anders aanduiden, dan
»de waarde, waarop het schip in de polis is getaxeerd. 1
Is alzoo een schip getaxeerd op ƒ 80,000, dan moeten
de reparatiekosten de som van ƒ 60,000 te boven gaan,
als er abandonnernent zal kunnen plaats vinden.
En al mogt ook bij het doen der verzekering, nog op
eene andere wijze dan bij de polis, de wraarde van liet
schip zijn begroot, zoo blijft toch mijns inziens in art.
664 W. v. IC. de taxatie bedoeld, aangezien het abandon-
nement een zaak is tusschen den verzekerde en den ver-
zekeraar, en de taxatie is geschied, om tusschen die twee
personen de waarde van het schip vast te stellen.
1 Het woord taxatie, taxeren enz., wordt nergens in ons Wetboek
gevonden, doch men vindt daarvoor steeds eene andere terminologie.
In de praktijk zal zeker eene begrooting van de waarde
van een schip bij het doen der verzekering wel nimmer
anders geschieden, dan door eene taxatie in de polis.
In het tweede geval, bedoeld in art. 666 W. v. K.:
MHet abandonnement, in geval van vergaan of bederf, kan
niet gedaan worden, dan wanneer het verlies of de schade
drie vierden van de verzekerde waarde bedraagt of te boven
gaat," hangt liet van de verzekerde waarde af, of er al
dan niet geabandonneerd kan worden. De taxatie heeft
hier niets mede te maken. Is b.v. een schip getaxeerd
op ƒ 80,000 doch is het slechts verzekerd voor ƒ 60,000,
dan moet het verlies of de schade drie vierden van de
ƒ 60,000, als zijnde de verzekerde waarde, bedragen, voor
het schip geabandonneerd mag worden.
Minder duidelijk dan de bepalingen over het abandon-
nement, is die betreffende het geval, wanneer een schip
ten aanzien van den verzekeraar voor afgekeurd moet ge-
houden worden. Deze bepaling is aldus vervat in art. 717
W. v. K.: »Indien de reparatiekosten meer dan drie vierden
der waarde van het schip zouden beloopen, moet het
schip ten aanzien van den verzekeraar, gehouden worden
als afgekeurd, en de verzekeraar is alsdan verpligt," enz.
Hier wordt alleen gesproken van toaarde van het schip.
Deze uitdrukking echter kan zeer verschillend opgevat
worden, daar in genoemd artikel de woorden »waarde van
het schip voor niet minder dan drie uitleggingen vatbaar
zijn. In de eerste plaats kan gemeend zijn, dat de repa-
ratiekosten meer moeten beloopen dan drie vierden der
waarde, welke bet schip bezit, na het lijden der ramp.
Ten tweede kan men beweren, dat de hier bedoelde waarde
is de waarde, welke het schip zou gehad hebben ten tijde
der afkeuring, zoo het geen ramp ondervonden had. En
eindelijk, ten derde kan het woord waarde hier betee-
kenen de waarde, welke het schip had ten tijde der ver-
zekering. Wat mij aangaat, ik houd het er voor, dat
deze laatste uitlegging de ware en de in art. 717 W. v. K.
bedoelde is.
ITet is vooral op art. 664 en 666 W. v. K., dat ik
deze mijne meening grond, daar art. 664 zoo als wij zagen
ook sprekende van reparatiekosten, drie vierden van de
waarde te boven gaande, duidelijk er bijvoegt, dat de waarde
hier die waarde is, waarop het schip bij het doen der
verzekering begroot was, en art. 666 W. v. K. evenzoo
spreekt van verzekerde waarde, welke meestal de waarde
zal zijn der verzekerde voorwerpen, ten tijde der verze-
kering, daar men toch meestal de geheele waarde verze-
kert. In beide artikelen wordt aldus aangeduid welke
waarde de wetgever bedoelde, en hoewel nu in art. 717
er niet is bijgevoegd welke waarde bedoeld is, zoo meen
ik, dat men ook hier als de bedoeling des wetgevers moet
aannemen, dat waarde hier beteekent de waarde, welke
het schip heeft ten tijde der verzekering. Is het schip
in de polis getaxeerd, dan is deze waarde gelijk aan de
taxatie die daarin is uitgedrukt.
In denzelfden zin is dit punt beslist door twee arbi-
trale uitspraken van 22 en 23 December \'1866, in zake
liet schip Economie 1 en wel op deze gronden:
Overwegende, dat partijen kennelijk verschillen over de
uitlegging van het woord waarde in art. 717 W. v. K.,
en dus in de eerste plaats te onderzoeken valt, wat de
Wet in dat artikel onder het woord waarde heeft be-
doeld ;
dat de wet een\' maatstaf aannemende voor de af-
keuring van een schip tegenover assuradeuren ter zake
van hooge reparatiekosten, daarmede een eind heeft wil-
len maken aan alle mogelijke en vaak niet te ontwarren
vragen omtrent de afkeuring van een schip in de nood-
haven ;
dat om dit doel te bereiken een vaste maatstaf werd
aangenomen, maar dat daaruit ook volgt, dat die grond-
slag dan alleen van nut is, wanneer de waarde in de
polis uitgedrukt in aanmerking wordt genomen;
1 Magazijn van Handelsregt, deel IX, pag. 16 en deel X, pag.
84 en 85.
dat deze bedoeling van den wetgever nog duidelijker
blijkt uit Art. 664 W. v. K.. waarin uitdrukkelijk wordt
gezegd, dat de daar genoemde waarde die is, welke in de
polis staat uitgedrukt; dat die opmerking daarom van ge-
wigt is, omdat art. 664 W. v. K, hetzelfde geval behandelt,
als waarvan art. 717 W. v. K. spreekt, namelijk de
afkeuring van het schip ten aanzien der verzekeraars,
terwijl het geen verschil ten deze maakt, dat in het
geval van art. 664 W. v. K. de verzekerde wegens de
afkeuring abandonneert, en in het geval van art. 717
W. v. K. de actie van totaal verlies instelt, daar beide
actiën op liet feit der afkeuring berusten;
O. dat dus de wet in art. 747 W. v. K. de waarde
bedoeld heeft in de polis uitgedrukt, enz.
In zake »Wilhelmina Frederica" is 23 December 4844
en 7 en 12 Januarij 1842 voor de arrondissements-regt-
bank te Amsterdam over deze kwestie ook nog gepleit
door Mr. r. a. van hall en Mr. s. e. nijkerk. 1 Door
den eersten pleiter werd dezelfde meening voorgestaan, die
in de bovenvermelde arbitrale uitspraken is aangenomen,
terwijl door Mr. nijkerk werd beweerd, dat waarde in
art. 717 W. v. K, beteekende, de waarde, waarop het
* Regtsgel, 3ijbl. deel IV, pag. 50—57,
-ocr page 61-schip in deszelfs beschadigden toestand in de noodhaven
getaxeerd is. Hij beroept zich tot staving zijner meening,
op art. 664, 715 en 716 W. v. K., en wel op art. 664
als bewijs, dat, waar de wet de verzekerde waarde in aan-
merking wil doen komen, die waarde dan uitdrukkelijk
vermeld wordt, en op de art. 715 en 716, 1° omdat er
volgens hem geene reden bestaat, waarom het woord
waarde in art. 717 eene andere beteekenis zoude heb-
ben, dan in de voorafgaande art. 715 en 716, en 2° om-
dat er verband moet bestaan tusschen de waarde van
het scldp, in den aanvang van art. 716 vermeld, en de
waarde van het beschadigde schip of wrak, waarvan aan
het einde van het artikel gesproken wordt. Mr. van hall
weèrlegde deze beweeringen door er op te wijzen, dat
art. 664, waarop de eischer zich beroept, juist pleit voor
zijne stelling, daar die bepaling op hetzelfde beginsel be-
rust, als art. 717: beide die voorschriften zijn gegeven
door eenen wetgever, die bepalen moest, wanneer het
schip voor afgekeurd moest worden gehouden, en die der-
halve in het eene geval de vraag niet zal hebben laten
afhangen van de verzekerde waarde, in het andere geval
van de wraarde van het beschadigde.
Evenmin afdoende vindt hij het argument uit art. 715
en 716 ontleend; daar toch spreekt de wetgever niet
van de waarde van het beschadigde schip, maar van de
waarde, die het schip had vóór de schade. In die bepa-
lingen, zegt hij, heeft het woord: toaarde, eene andere
beteekenis dan in art. \'747.
In het vonnis van de regtbank van 9 Junij 4842 1 is
dit punt evenwel niet beslist geworden, daar op andere
gronden de eischer niet ontvankelijk is verklaard in zij-
nen eisch.
Volgens de arbitrale uitspraken en de meening van
Mr. van hall, die tevens ook de mijne is, moeten alzoo
de reparatiekosten meer beloopen dan drie vierden der
waarde, waarop het schip in de polis is getaxeerd, zal
het schip ten aanzien van den verzekeraar worden ge-
houden als afgekeurd.
Ten slotte valt nu nog na te gaan of de taxatie van
invloed is, bij het beding van partiële vrijdom van bescha-
digdheid, en zoo ja, hoever die invloed zich uitstrekt. In
art. 646 W. v. K. wordt gehandeld over verzekering met
de clausule »vnj van beschadigdheid". Alsdan wordt door
de assuradeurs in het geheel geene schade voldaan, maar
alleen totaal verlies betaald. Doch dikwijls wordt bij ver-
zekering deze clausule beperkt aangetroffen, b. v. »vrij
van beschadigdheid onder tien ten honderd." — De wet
bepaalt in art. 645, dat de verzekeraar niet aansprakelijk
» Eegtsgel Bijbl, deel IV, pag. 648—650,
-ocr page 63-is voor avarij onder de drie ten lionderd, indien goede-
ren, welke ligtelijk aan,bederf of\' vermindering onderhe-
vig zijn, in de polis met derzelver namen zijn uitgedrukt.
De gedrukte polissen, ter beurze van Amsterdam in ge-
bruik, bevatten dan ook bij casco en goederen-verzekering,
steeds de formule »vrij van schade en avarij gros onder
drie ten honderd." Maar nu is het de vraag of schade
moet betaald worden zoodra deze de, bij de polis bedon-
gen percenten, volgens de taxatie te boven gaan, of dat
eene afzonderlijke waardering hiervoor moet geschieden.
Ik meen evenwel ook hier weder, dat de taxatie als ver-
bindend voor den verzekeraar en verzekerde moet beschouwd
worden, en dat, zoodra de schade de bedongen percenten,
berekend naar de getaxeerde waarde, te boven gaat, de
assuradeurs die betalen moeten, en zoolang dit niet het
geval is, de verzekerden daarvoor zelf aansprakelijk zijn.
Moest men eene afzonderlijke waarde in dit geval weder
vaststellen, dan zou men dikwijls tot tegenstrijdigheid
komen, want, stel een schip is getaxeerd op ƒ 80,000,
maar voor de schaderekening wordt het gewaardeerd op
ƒ 60,000. Laat er nu ƒ 7000 schade komen, dan beloopt
deze som meer dan \'10 perc. (als er bedongen is vrij
van beschadigdheid onder de tien ten honderd) van ƒ60,000,
maar niet van de taxatie in de polis; neemt men nu
aan, dat de taxatie in de polis niet als maatstaf moet
aangenomen worden, dan zouden in dit geval de assura-
deurs aansprakelijk zijn, en ƒ 7000 moeten betalen, maar
dit is geen 10 perc. van hetgeen waarvoor zij geteekend
hebben, en de assuradeurs zouden met regt kunnen wei-
geren, daar zij nu tot iets anders gedwongen worden,
dan waarvoor zij zich verbonden hadden.
§
tegenbewijs tegen de taxatie.
Tegen de taxatie wordt in den regel, zooals reeds in
den beginne is aangemerkt, geen tegenbewijs toegelaten.
Zoo zegt Pohls ook teregt: »Die Taxe bildet die Grund-
lage für den Umfang der beiderseitigen Verbindlichkeiten
der Contrahenten, und der Versicherer wird in den Régel
nicht befugt seyn, eine Beweisführung über den wahren
Werth des Versicherten Gegenstandes zu forderen." 1
Evenwel, ofschoon het vaststellen der waarde in de polis
eene overeenkomst is tusschen den verzekerde en verze-
keraar, en derhalve de opgave van die waarde voor hen
bindend moest zijn, volgens den algemeenen regel, vervat in
art. 4374 B. W., dat alle wettiglijk gemaakte overeenkom-
sten dengenen, die dezelve aangegaan hebben tot wet strek-
ken, is men genoodzaakt geworden om in het assurantieregt
op dit punt van dien regel af te wijken en in sommige geval-
len toe te staan tegenbewijs tegen de taxatie te leveren.
Hoofdzakelijk geschiedde dit. omdat de opgave van de waarde
bijna altijd door den verzekerde alleen geschiedt, en de
verzekeraar door praktische bezwaren genoodzaakt is, zich
op de goede trouw van den verzekerde te verlaten. In
het Canoniek regt treft men reeds deze afwijking aan in
het assurantieregt, omdat men meende anders de deur te
openen voor tle wed verzekeringen.
Hevig wordt dit Canoniek beginsel, dat in bijna alle
wetgevingen nog voorkomt, bestreden door Professor Dr.
w. endemann, in eene uitvoerige verhandeling over het
assurantieregt, 1 waarin hij de polis aan de gewone regts-
regelen, aangaande de overeenkomsten, onderworpen wil
zien. Genoemde bepaling, die vroeger gesteld was om de
woeker tegen te gaan, is nog thans behouden, omdat men
meent hierdoor spel en weddingschap te weren. Dr. ende-
mann is daarentegen van meening, dat dit doel door zoo-
danige uitzondering niet bereikt wordt, en dat hierdoor
niet ééne wed ver zekering minder gesloten wordt. En toch
wil hij geenszins spel en weddingschap niet beteugeld
1 Dr. w, endemann. Das Wesen (1er Versicherungsgeschäften in
het Zeitschrift für das gesammte Handelsregt herausgegeben von
Dr- l- GOLpscpmDT und Pr. 4\'. ?«ABAHD, deel IX en X.
zien, want hij zegt, dat het vaststaat r»dasz die berechtigte
Abmahnung von dem wirthschaftlich und sittlich ver-
werflichen Spiel mit Werth en wesentlich Sache der Beleh-
rung und der Kultur ist" zoo meent hij toch dat de wet
alleen "einzelne nach dem herrschenden Rechtsbewusztsein
als Delikte erscheinende Spielen" verbieden, en zelfs
wenschte hij op zoodanig spel straf te bepalen. Maar hij
wil niet dat hier eene bepaalde lijn getrokken worde, »durch
welche," zoo als hij dit uitdrukt, »der echte, reelle und
daher rechtlich zu justiiizirende Umsatz der Werthe von
dem unechten, spielerisch-schwindelhaften und daher recht-
lich zu miszbilligenden Verkehr geschieden werden soll." 1
Evenmin als inen tegenwoordig den wissel verbiedt, om-
dat men wisselruiterij afkeurt, moet volgens zijne meening
absolute taxatie uitgesloten worden, omdat men de wed-
verzekeringen afkeurt.
Als algemeene regel nu voor het assurantie-contract
stelt ende mann, dat »der Versicherungsvertrag ein voll-
kommen rechtsgültiges und verbindliches Geschäft sei, bei
dein Leistung und Gegenleistung lediglich nach dem Willen
der Contrahenten zu bestimmen, jederlei Präventivbe-
schränkungen wegen der Möglichkeit von Betrug oder Spicl-
geliift zu verbannen und nur die Anfechtungen zu gestatten
sind, denen jederlei Rechtsgeschäfte nach den allgemeinen
Rechtsgrundsätzen unterliegen."
De iure constituendo valt hiervoor zeker veel te zeg-
gen, en ik geloof ook niet, dat, door aan te nemen, dat
de eenmaal tusschen partijen overeengekomen taxatie steeds
bindend voor hen zoude zijn, de weg zoude geopend wor-
den voor meer spel en weddingschap dan nu reeds op
andere wijze gedreven wordt.
Maar de gelegenheid hiertoe bestaat zelfs nu bij de ver-
zekering, sedert men toegestaan heeft, om verwacht wor-
dende wrinst te verzekeren, en hierover zegt endemann
dan ook met het volste regt: »Läszt man einmal die
Versicherung des imaginären Gewinnes zu, so hat, kann
man wohl sagen, die glücksspielsneigung einen gewaltigen
Raum selbst innerhalb des von der Doktrin permittirten
Assekuran zgesch äftes.
Nur der eine schritt bleibt noch zu thun übrig, dasz
man nun auch die absolute Taxirung rechtfertigt und dasz
man darauf verzichtet die taxirte Polize gegen den Willen
der Kontrahenten auf den sogenannten wahren Werth zu
reduziren, der, nachdem er sogar den imaginären Gewinn
umfaszt, vollends ein unsicherer Begriff geworden ist."1Moet men dus ook al aannemen, dat na längeren of
1 Esdf.mann, t. a. p., deel IX, pag. 540 en 541.
-ocr page 68-kortere» tijd ook endemann\'s beginsel aangenomen zal
worden, hetgeen nu nog veroordeeld wordt, omdat men
meent, dat het de wedvèrzekeringen in het leven zal
roepen, toch moet men, met het oog op het ius consti-
tutum, in de meeste landen nog tot het tegendeel be-
sluiten. Er bestaat hieraangaande, wat het Nederlandsche
regt betreft, geen twijfel, wegens de duidelijke woorden
van art. 274, al. 2, W. v. K. »De verzekeraar heeft in
alle geva\'len het vermogen, om de bovenmatigheid der
uitgedrukte waarde in regten te bewijzen, indien nament-
lijk de taxatie niet door deskundigen is geschied." Is
dit wel het geval, dan kan de verzekeraar, volgens art.
275 W. v. K. alleen tegen de zaak opkomen in geval
van bedrog.
Teregt zegt nu ook mijns inziens diephuis, 1 sprekende
over art. 274, al. 2, W. v. K. dat dit artikel in het al-
gemeen geldt, ook dan wanneer de waarde, volgens den
inhoud der polis, met goedvinden van beide partijen en vol-
gens beider schatting op het uitgedrukte bedrag is vastge-
steld; dat voorts de tegenstelling van art. 274 en 275 niet
toelaat, dat aan Zoodanige opgave der waarde de kracht
worde toegekend, om het bewijs harer overdrijving uit te
1 Diefjtuis, t. a. p., deel III, pag. 64, noot 4.
-ocr page 69-sluiten, maar dat zij geheel onder het bereik valt van
art. 274, welk artikel juist moet strekken, om te belet-
ten, dat eene verzekering verbindende kracht zou hebben,
die de waarde te boven gaat, en in zoover het karakter
heeft eener weddingschap. 1
Ook in Duitschland is hetzelfde regt nog geldend als
bij ons en bepaalt art. 797 al. 2 A. D. H. G. B. »Der Ver-
sicherer ist jedoch befugt eine Heiabsetzung der Taxe zu
fordern, wenn er beweist, dasz dieselbe wesentlich über-
setzt sei. 2
In het Flansche regt is dit stelsel r iet aangenomen en
de verzekeraar is daar niet bevoegd, in alle gevallen de
bovenmatigheid der uitgedrukte waarde in regten te be-
wijzen. Zoo verwierp dan ook het hof van Rerines het
advies van de commissie, inhoudende, dat de wet aan de
assuradeurs het vermogen zou toekennen, om eene nieuwe
taxatie te vorderen in gevallen, waarin zij meenden dooi-
de eerste benadeeld te zijn, zonder bedrog te behoeven
1 Volgens art. 7 der Ordonnantie van Assurantiën en Avarijen
der stad Amsterdam, stond het aan liet onderzoek en decisie van
Commissarissen, of de taxatie te hoog was, en mogten de assu-
radeurs hunne belangen inbrengen.
* Dezelfde woorden komen ook voor in § 16, al. 2, der Allge-
meine Seeversicherungs-Bedingungen von 1867.
aan te toonen. 1 En de C. de C. staat dan nu ook aan
den assuradeur alleen toe op te komen tegen de taxatie,
in geval van bedrog, zoo als uit art. 336 blijkt: »En cas
de fraude dans l\'estimation des effets assurés, en cas de
supposition ou de falsification, l\'assureur peut faire procé-
der à la vérification et estimation des objets sans préju-
dice de toutes autres poursuites, soit civiles soit crimi-
nelles."
Je assuradeur wordt alzoo hier beschouwd te hebben
medegewerkt bij het vaststellen der waarde, zoo zegt ook
botjlay pat y : »l\'assureur ayant en quelque sorte donné
son assentiment à l\'estimation, et reconnu sa sincérité
par sa signature, semblerait non recevable à faire procéder
à une estimation nouvelle." 2
Maar de uitdrukking van art. 336 »en cas de fraude"
levert hier evenwel nog eenige moeijelijkheid op, daar
men in het Fransche regt twee soorten van fraude kent,
namentlijk de fraude personelle, dolus malus, en de dolus
re ipsâ, en sommigen gemeend hebben, dat alleen fraude
personelle van den verzekerde aan den verzekeraar bet
1 Observations de la cour d\'appel de Keanes, toni I, pag. .149,
aangehaald bij botilay paty, tom II, pag. 54.
s Bour.xv paty t. a. p. tom. II, pag. 54.
regt kan geven eene andere taxatie te vragen. Boui.aï
pat y 1 en delvincourï 2 daarentegen zijn van meening,
dat dolus re ipsâ bij de taxatie voldoende is, om tegen
de taxatie op te kunnen komen, en de assuradeur der-
halve eene andere taxatie kan vragen, wanneer hij door
de taxatie van de verzekerde voorwerpen misleid is, zelfs
al was er geen bedrog van de kant van den verzekerde.
Als voorbeeld hiervan geeft boulay paty op: »si l\'as-
suré avait évalué de bonne foi à 10,000 fr. un charge-
ment qui n\'en valait réellement que 8,000."
Verschillend is door de schrijvers ook de vraag beoor-
deeld, of de assuradeurs toegelaten moeten worden tegen-
bewijs te leveren, ook wanneer zij uitdrukkelijk door
eene clausule in de polis afstand hebben gedaan van het
eischen van eene andere taxatie.
Pot h 1er 3 kent den assuradeurs, niettegenstaande de
clausule, dit regt toe, en zegt, dat deze clausule door
verscheidene uitspraken van de Amirauté du Palais als
niet geldig is verklaard. Estrangin daarentegen, in zijne
aanteekening op N°. 159 haalt een arrêt du Parlement
de Paris aan van 26 Maart 1672, te vinden in het jour-
• t. a. p. pag. 55.
3 Delvincoukt Inst. comm. tom. II, pag. 363.
3 PoTiiiER t. a. p Nr. 150.
-ocr page 72-nal des audiences torn. II pag. 860, waarbij de assura-
deurs, daar de verzekerde zich op zulk eene clausule
beriep, veroordeeld werden, waarbij hij ten slotte opmerkt:
nee pacte peut être dangereux, mais il n\'est pas illicite."
Evenzoo houdt ook eme\'rigon 1 de clausule: »pour tenir
lieu de capital en tout tems en tout lieu, du consenti,
ment des parties," voor bindend, en deelt eene uitspraak
mede van de Amirauté van 1764, die voor zijne meening
pleitte. Tevens voegt emertgon hier bij: »en effet les
assureurs qui acquiescent à pareils pactes doivent s\'impu-
ter de s\'être rapportés à la bonne foi de l\'assuré. On ne
doit les écouter qu\'autant qu\'ils prouveraient par piece
litterale le dol et la fraude dont ils se plaignent. Ce
serait ouvrir la porte à mille litiges que de les admettre
à des preuves testimoniales ou à des rapports d\'experts."
De meening die bouly pat y op dit punt is toegedaan
is deze: wanneer de assuradeur verlangt dolus malus te
bewijzen, is deze clausule geene verhindering hiervoor,
maar, indien de assuradeur alleen dolus re ipsâ wil bewij-
zen, wordt hij hierin door de clausule verhinderd: »c\'est
alors," voegt hij er bij, »qu\'il faut dire que l\'assureur doit
s\'imputer <(e s\'être rapporté à la bonne foi de l\'assuré." 2
1 t. a. p. torn. I. pag. 280.
s t. a. p. tom. II pag. 55.
De oude Italiaansche schrijvers stemmen eveneens allen
toe. dat eene dusdanige clausule geoorloofd is. Zoo hiel-
den targa 1 en scaccia 2 deze formule voor geldig: »De
risico, valore, qualitate et quantitate, credatur simplici
verbo cum juramento, absque aliqua alia fide sen proba-
xione facienda." In denzelfden zin laat zich ook casarf.-
gis uit. 3
In Engeland is tegenbewijs tegen de taxatie zelden
toegestaan, daar de taxatie daar, zoo als wij reeds gezien
hebben, bindend is voor partijen; en zoo zegt arnould : 4»the value in the policy has always been held as the con-
clusive standard of indemnity between the parties" en
noemt dadelijk daarop als de eenige gevallen, die op de
algemeenheid van dezen regel eene uitzondering maken
»the cases of grossly excessive or manifestly fraudulent
valuation," en zoo ook zeide Lord Ellenborough »the va-
luation can only be opened where it is very exorbitant,
or some proof of fraud can be established," en in een
ander geval liet zij zich nog aldus uit: »without evidence
of fraud I cannot disturb the valuation." 5
5 ill zake marsham, e. pabkkb, aangehaald bij arsould, pag. 294.
-ocr page 74-Als i\'egel kan men nu in Engeland aanhemoii. dat de
verzekerde wel gedwongen kan worden te bewijzen, dat
hij eenig verzekerbaar belang had, maar nimmer zal hij
de waarde van dat belang behoeven te bewijzen, tenzij de
omstandigheden zoodanig zijn, dat er een sterk vermoeden
van bedrog bestaat.
Ook in de Yereenigde Staten van Noord-Amerika kan
de assuradeur tegen eene hooge taxatie zonder bedrog
niet opkomen; alleen bedrog kan de oorzaak zijn, dat de
taxatie niet bindend is; zoo zegt phillips: 1 »If the
goods have been fraudulently overvalued, the valuation
is not binding. If the valuation is neither intended as a
cover for a wager nor fraudulently made it is binding
on the parties," en uitdrukkelijk voegt hij hier nog bij,
dat de omstandigheid, dat er zeer hoog getaxeerd is, vol-
strekt niet tot een vermoeden strekt van bedrog van de
zijde van den verzekerde; hij deelt voorts mede, dat
Mr. justice cushing, de meening van het hof uitspre-
kende, in een zaak van een cascopolis getaxeerd op $ 40,000,
waarop § 8,000 verzekerd was, zeide: »If it appeared,
that her actual worth were no more than § 3,000, it
would not necessarily avoid the contract, nor restrict the
damages to that sum ; fur slie may, notwithstanding}
have fairly eost her owners the wliole amount of the
valuation." 1 En in zake gardner c. columbian ins. co.
is beslist, dat bewijs van te hooge taxatie alleen toege-
laten kan worden, als bewijs van bedrog. Eindelijk doét
zich hierbij nog een vraag voor, die voor het Engelsche et\'i
Amerikaansche regt van geen belang is, maar die, wat
ons regt, en bet Fransche en Duitsche betreft, wel cenige
opmerking verdient; en wel deze: hoeveel de taxatie de
waarde moet overtreffen, om tegen de taxatie te kunnen
opkomen. Vroeger had men hiervoor een vaste regel, zoo
vindt men in de Guidon de la mer art. 13, chap. II:
»Les estimations se peuvent faire en la police, mais
si elle excèdent la moitié, tiers ou quart du juste prix,
quand il advient perte l\'assureur en prend défense, pre-
nant pour maxime que l\'assuré ne peut recevoir profit
des dommages d\'autrui" en in navolging hiervan merkt
Valin op art. 8 der Ordonnance aan : mais il faut qu\'il y ait
fraude évidente pour que l\'assureur soit reçu à se plain-
dre de l\'estimation ; et la fraude sera manifeste si l\'esti-
mation excède du quart, du tiers et à plus forte raison
de la moitié la véritable valeur de la chose." Pothter
i ii) pke hodgson C, M,\\K|XB «(S. ÇO. of AI.KU.NpK)^
-ocr page 76-evenwel is van gevoelen, dat het beweren van valin, dat
de bovenmatigheid der taxatie op \'t minst een vierde
moet bedragen, op geene gronden steunt, en door hem als
liet ware uit de lucht gegrepen is, daar hij van valin zegt:
»il n\'apporte aucune autorité pour fonder son avis." 1Pot h 1er schijnt daarbij echter de bepaling van den Guidon
de la mer over het hoofd te hebben gezien, die hieromtrent
door valin duidelijk genoeg gevolgd is.
In de latere wetgevingen is geene bepaalde maatstaf
voor het opkomen tegen te hooge taxatie aangewezen,
maar men heeft de zaak vrij gelaten, omdat men van
zelf wel over een klein verschil geen proces zal aanvan-
gen, wegens de groote kosten, die daaraan verbonden
zijn. Zeer juist merkt tecklenborg dan ook op: »Es
versteht sich nun von selbst, dasz der Unterschied zwischen
dem angegebenen und dem richtigen Yersicherungswerthe
schon ein beträchtlicher sein musz, denn geringfügige
Differenzen verlohnen sich nicht der Mühe und der etwai-
gen Gerichtskosten." 2 In gelijken zin laat emerigon zich
uit, waar hij zegt: »II ne serait pas convenable qu\'on
s\'arrêtât au moindre petit excès. Un pareil scrupule ne
servirait qu\'à occasioner des procès, attendu l\'incertitude
1 Pothjeb t. a. p. N°. 159.
f TECJJJ.KNP.PBCÎ t. a. p. pag. Ufi,
de la valeur des choses." 1 Emerigon is tevens van ge-
voelen, dat deze kwestie aan het oordeel des regters moet
overgelaten worden. Dit gevoelen wordt dan ook nu alge-
meen aangenomen; zoo zegt tecklenp.org in zijne aan-
teekening op § 16 al. 2 der Allgemeine Seeversicherungs-
Bedingungen van 1867, welke paragraaf gelijkluidend is
met art. 797 al. 2 A. D. IJ. G. B.:" Die Entscheidung
darüber, ob eine Uebersetzung wesentlich ist oder nicht,
gebührt dem Richter;" terwijl botjlay paty in deze
woorden zijne ïneening uit »nous pensons qu\'il convient
de laisser ce point à la prudence et à l\'équité des juges,
qui doivent se décider d\'après les faits et les circonstances,
sans s\'arrêter au moindre petit excès."
Ook in ons regt is niet bepaald, hoeveel de taxatie de
wezenlijke waarde moet te boven gaan, om den verze-
keraar regt te geven, wegens bovenmatigheid er tegen
op te komen. Volgens art. 274 al. 2 W. v. K., dat den
verzekeraar in alle gevallen vermogen toekent, om de
bovenmatigheid der uitgedrukte waarde in regten te
bewijzen, heeft de assuradeur het regt, zoo het mogelijk
is, zelfs het kleinst mogelijk verschil tusschen taxatie
en wezenlijke waarde te bewijzen.
Doch in de praktijk zal een assuradeur niet ligt tegen
JÏMEKiGON t. a. p. pag. 279,
-ocr page 78-eene hoogc taxatie opkomen, of deze moet al zeer sterk
overdreven zijn. Eene hooge taxatie toch levert ook voor
hem veel voordeel op, daar de premie naar de taxatie
gerekend wordt, en hij dus tevens zooveel meer aan pre-
mie ontvangt, en tevens in geval van schade de verze-
kerde niet zoo spoedig tot de percenten komt, die vergoed
worden. Stel b. v. een schip is getaxeerd op en verzekerd
voor ƒ40,000, terwijl de wezenlijke waarde slechts ƒ 30,000
bedraagt. Laat nu dit schip eene schade beloopen ten
bedrage van f 1000. Aangezien, zoo als wij gezien heb-
ben, het gewone beding luidt: vrij van schade onder de
drie ten honderd, zoo zal deze ƒ 1000 nog geen drie ten
honderd uitmaken van de verzekerde en getaxeerde waarde,
en de assuradeurs zullen deze schade dus niet behoeven
te vergoeden. Was het schip echter op zijne werkelijke
waarde getaxeerd, zoo zou de schade meer dan drie ten
honderd beloopen hebben, en de assuradeurs zouden de
ƒ 1000 schade moeten betalen.
Overal is alzoo tegenbewijs tegen te hooge taxatie, in
meerdere of mindere mate, aan de assuradeurs toege-
kend; en nolte eindigt dan ook, na de wetgevingen van
verscheidene staten te hebben nagegaan met deze woorden :
5> Aus dieser Zusammenstellung der Gesetze und Gebrauche
der wichtigsten bei der Schiffahrt betheiligten Staaten,
prgjebt es spil ftls algerpejne Kegel, das?, durch die Tft^e
in der Police die Versicherer gebunden und nicht berech-
tigt sind, sich davon loszusagen, wofern sie nicht in über-
triebenein Masze oder in betrügerischer Absicht übersetzt
worden ist." 1
Maar een ander geval is het, of de assuradeur nu ook
het regt heeft om te bewijzen, dat de taxatie te laag is,
en dat deze alzoo moet verhoogd worden? Reeds vroeger
hebben wij opgemerkt, dat dit geval dikwijls van groot
belang kan zijn, en wel hoofdzakelijk bij abandonnement
(art. 664 en 666 W. v. K.), bij afkeuring van het schip
(art. 717 W. v. K.), en bij het beding van partiëlen vrij-
dom van beschadigdheid. Hoe lager toch de taxatie ge-
steld is, hoe eerder bij abandonnement en afkeuring de
reparatiekosten drie vierden van de waarde overtreffen,
terwijl ook bij het beding van partiëlen vrijdom van be-
schadigdheid. men veel spoediger schadevergoeding bij lage
taxatie ontvangt, dan wanneer men hooger getaxeerd had.
Uit dit alles blijkt duidelijk hoe wenschelijk het is voor
de assuradeurs, het regt te bezitten om te mogen bewij-
zen, dat de taxatie te laag is. Hoewel hieromtrent niets
in onze wet bepaald is, en deze alleen spreekt van het
regt, dat de verzekeraar heeft om de bovenmatigheid der
uitgedrukte waarde in regten te bewijzen, zoo bestaat er
evenwel mijns inziens geene reden, waarom men tot het
besluit zou moeten komen, dat tegenbewijs tegen te lage
taxatie bij ons niet is toegelaten. De regel »qui dicit
de uno, negat de altero" is hier, geloof ik, wel het aller-
minst van toepassing. Zeker zou het wenschelijker en ook
tegelijkertijd duidelijker zijn geweest, zoo men art. 274,
ai. 2 W. v. K aldus had geredigeerd: «De verzekeraar heeft
in alle gevallen liet vermogen, om de onjuistheid der uit-
gedrukte waarde in regten te bewijzen"; want dan zou
zoowel het tegenbewijs tegen te hooge als tegen te lage
taxatie onder de bepaling vallen; doch uit het stilzwijgen
der wet alleen, geloof ik niet, dat men mag opmaken, dat
het opkomen tegen te lage taxatie verboden is. Diephuis.
die van meening is, dat dit tegenbewijs niet aan den as-
suradeur toekomt, voert evenwel voor zijne opinie volstrekt
geene gronden aan, maar zegt slechts in eerienoot: »Dat
de waarde hooger is, schijnt ook door den verzekeraar
niet tegen de polis bewezen te mogen worden." 1 Tecklen-
uorg daarentegen, die over liet Duitsche assurantieregt
geschreven heeft, wil den assuradeur wel toestaan tegen-
bewijs te leveren, dat de taxatie te laag is. hoewel liet
A. D. lf. G. B., zoowel als de Allgemeine Seeversiche-
rungs-Bedingungen van 18(37 bepalingen omtrent de taxa-
1 PigpHuis, t. }). a, deel UI. pag. <14, noot ?,.
-ocr page 81-tie bevatten, gelijk aan de onze, en waarin ook over dat
punt gezwegen wordt. Tecklenborg drukt zijne meening
aldus uit: »Es kann aber auch vorkommen, dasz die Taxe
absichtlich zu niedrig angegeben wurde. War die Taxe
zu niedrig, so wird sie auf die richtige Höhe gebracht,
und der Versicherer ist alsdan für einen Theil als selbst
Versicherer zu behandelen," 1 en deelt tevens nog mede.
dat het in Bremen gewoonte was, in de gevallen, dat de
schaderekening, avarij gros en avarij particulier bevatte, de
taxatie in de polis te vérhoogen, »sobald der zur Havarie
grosse taxii\'te Werth des Schiffs beträchtlich über den in
der Polize angegebenen hinausging," 2 en waarvan alzoo
het gevolg was, dat de verzekerde een deel der risico zelf
draagt, daar hij nu niet geheel door de verzekering méér
gedekt is.
Eindelijk moeten wij hier nu nog nagaan, of ook de
verzekerde eenig regt heeft om tegen de taxatie in de
polis vervat op te komen, om te beweren, dat deze, hetzij
te hoog, hetzij te laag is.
Zooals wij reeds opgemerkt hebben moesten de assu-
rantie-overeenkomsten eigentlijk onderworpen zijn aan de
algemeene regtsregelen vervat in het Burgerlijk wetboek.
1 Tecklenburg. t. a. p., pag, 112 en 11-1,
I TfcoRMSKfiOftftj t. a. p, pag. 65,
-ocr page 82-maar is er ten gunste der assuradeurs opzettelijk van dezen
regel afgeweken. De redenen nu die den wetgever hiertoe
bewogen hebben bestaan voor den verzekerde niet, daar
hij juist meestal de eenige persoon is, die in staat is de
de juiste taxatie op te geven, en die in de opgave er van
steeds de volle vrijheid heeft; terwijl de assuradeur in
den regel zich niet met het taxeren inlaat, maar in de
opgave van den verzekerde berust. Toch zijn, naar mijne
meening de woorden van boulay paty niet geheel juist,
waar hij zegt: »11 n\'y a que l\'assureur qui puisse contester
l\'estimation faite par la police. L\'assuré ne le peut jamais,
parce que cette estimation est de son fait et dans l\'usage
l\'assureur n\'y coopère point." 1 Want, hoewel in den re-
gel aan den verzekerde geen tegenbewijs tegen de taxatie
toegelaten wordt, 2 zoo geloof ik, dat de bewering, dat dit
nooit kan geschieden, niet altijd vol te houden is. Volgens
mijne meening toch kan ook de verzekerde tegen de taxa-
tie opkomen, wanneer hij bewijst, dat hij ter goeder trouw
in de opgave der waarde gedwaald heeft, hetgeen zeer ligt
het geval kan zijn door het ontvangen van onjuiste opga-
ven van de goederen of anderzins, daar volgens art. 1 -i8\'S
1 Boui.av jury t. a. p., torn II, pag. 55.
* Cf- mbno pöhns t. a, p. § 591, Tecj«,enboro, t. a, p-,
pag, m-
-ocr page 83-Ö. W. verbindtenlssen dooi\' dwaling aangegaan, eene regts-
vordering tot vernietiging opleveren.
Het is hier echter nog noodig de onderscheiding te
maken, of de verzekerde de taxatie wil verJioogen of ver-
lagen, "Wil de verzekerde bewijzen, dat de taxatie te hoog
was, dan moet nagegaan worden, of de assuradeur al dan
niet reeds risico heeft geloopen op het oogenblik, dat de
verzekerde zijne dwaling wil bewijzen. Heeft hij nog geen
risico geloopen, dan kan de taxatie veilig verlaagd wor-
den en betaalt de verzekerde minder premie. Maar ook
als er reeds risico is geloopen, kan de verzekerde wel de
premie niet meer terug vorderen van het te veel getaxeerde,
maar ook dan nog kan het voor hem van belang zijn te
bewijzen, dat hij door dwaling te hoog getaxeerd heeft,
daar hij bij eene lagere taxatie, in geval van schade, spoe-
diger nadert tot de te vergoeden percenten. Diephuis
evenwel zegt hier weder zonder eenige motivering: »De
verzekerde mag niet bewijzen, dat de opgave te hoog is,
zulks zou hern trouwens niets baten." 1 Doch ik geloof
genoegzaam te hebben aangetoond, dat hij dit soms wel
mag bewijzen, alsmede dat dit hem in sommige gevallen
veel zal kunnen baten. Maar wil de verzekerde de taxatie
1 Diephuis, t. a. p, toni III, pag. 64, noot \'2.
-ocr page 84-verkoögen, 1 zoo moet hij de assuradeurs, die reeds ver-
zekerd hebben volgens eene bepaalde taxatie, over de ver-
hooging raadplegen, daar deze hun in sommige gevallen
nadeel kan berokkenen, zelfs wanneer zij alleen de oor-
spronkelijk geteekende sommen behouden. Een voorbeeld
hiervan geeft tf.cklenborg, die het geval aldus stelt:
"So in Bergungstallen, wo bei einem Reinertrage von 5000
Thlrn die Taxe von 10,000 Thlrn einen Schaden von
50 pCt., die von 15,000 Thlrn aber einen Schaden von
062/3 pCt. ergiebt." 2
Wil de assuradeur in de verhooging niet toestemmen,
dan blijft er nog altijd voor den verzekerde een weg open
en wel deze, om in eene nieuwe polis de zaak nog eens en
nu hooger te taxeren, en alsdan de meerdere waarde, die
ongedekt gebleven was, daarin te verzekeren. Op die wijze
zal de verzekerde zich dan tegen alle verlies geheel ge-
dekt zien.
d
1 Me.no pöhls sprekende over het regt van den verzekerde, om
de taxatie te verhoogen zegt ook: „Diesz musz ihm unbedenk-
lich wenigstens da zugestanden werden wo der Irrthum klar ist
und sich nicht annehmen läszt, er habe absichtlich zu niedrig ta-
xirt, um einen Theil des Risico selbst ztf tragen." § 501.
* t. a. p, pag. 114,
taxatie toegepast op bijzondere soorten
van verzekering.
Hoewel de taxatie bij alle soorten van verzekering in
de polis kan opgenomen worden, trelt men haar toch
niet altijd aan; terwijl tevens voor haar bij verschillende
soorten van verzekering verschillende grondslagen aange-
nomen worden.
Daarom wenschte ik ten slotte hier nog na te gaan, hoe
de taxatie meestal wordt toegepast op eenige bijzondere
soorten van verzekering, en wel in de eerste plaats, welke
de toepassing der taxatie is bij verzekering op schepen.
Eene bepaling in hoeverre schepen kunnen verzekerd
worden vindt men in art. 602 W. v. K.: nVerzekering
op het casco en de kiel van het schip kan gedaan worden
voor de volle waarde van het schip, nevens al deszelfs
toebehooren, en alle onkosten tot in zee toe."
Daar, zoo als reeds is opgemerkt, wegens de moeije-
iijkheid, om naderhand bij verlies de waarde van be.t
schip te berekenen, bijna alle polissen op casco getaxeerd
zijn, zoo treft men in het aangehaalde wets-artikel een
rigtsnoer aan voor deze taxatie.
De taxatie alzoo kan nu bevatten niet alleen de volle
waarde van het schip, maar tevens al deszelfs toebehooren
êh allo onkosten tot in zee toe. Hetzelfde kan ook ge\'
schieden in Engeland; zoo zegt stevens: 1 »The value
is generally determined in this country by estimating the
ship\'s worth to her owner at the outset of the risk,
including stores, outfit and money advanced for seamen\'s
wages — the whole covered with premiums and commis-
sions," evenwel met dit onderscheid, dat volgens ons regt
de taxatie de volle waarde kan bereiken, en in Engeland
de taxatie de waarde bevat die het schip bij het begin
der risico heeft. Maar in Engeland is deze taxatie dan
ook bindend, en zoo als arnould2 opmerkt, wordt niet
gelet op slijtaadje: »The valuation calculated in this way
determines the amount recoverable, how great soever may
have been the wear and tear of the ship and consumption
of the stores and provisions at the time of loss, noth-
withstanding that time be at the very termination of
a long voyage," terwijl bij ons de volle waarde op de kiel
of het casco van een schip verzekerd, hoewel van te
voren getaxeerd, nader bepaald of verminderd kan worden
door geregtelijke uitspraak, des noods na berigt van des-
kundigen, en dat wel volgens art. 619 W. v. K, in twee
gevallen: 1° Indien liet schip bij de polis is getaxeerd
1 Stevens, Ou Average 51\'1 Ed. London 1885, pag. 190,
• t. a. p. toni I, pag. 301.
naar den inkoopsprijs, of naar hetgeen hetzelve van bouwen
gekost heeft, en hetzelve, hetzij door het afleggen van
vele reizen reeds mindere waarde had, en 2° indien het
schip, voor onderscheidene reizen zijnde verzekerd, na
eene of meerdere reizen te hebben afgelegd, en uit dien
hoofde vracht te hebben verdiend, vervolgens op eene dei-
verzekerde reizen vergaat.
Nolte wil, om te verhinderen, dat men bij verlies
meer dan de waarde zal terug ontvangen, niet de waarde
zien verzekerd, die het schip op het oogenblik van den
aanvang der verzekering had, maar die waarde, welke
het heeft na het eindigen van de reis in de bestemmings-
haven; en wel om reden, dat een schip steeds slijt, en
deze slijtaadje niet door de reeders ten laste der assura-
deurs kan gebragt worden, daar ter hunner laste alleen
gebragt kan worden, hetgeen door de fortuinen van de
zee7 maar niet hetgeen door de natuurlijke loop der zaken
is verloren gegaan. Nolte zegt daarom: »Denn wenn
der Rheder auch Ersatz für den Schaden erhielte, der
nicht von einem See-unglück herrührte, sondern eine
übliche Folge der gewöhnlichsten Seefahrt wäre, so ist
das was er unter diesen Umständen von dem Versicherer
dafür bekommt, nicht Ersatz, sondern reiner Gewinn für
ihn. Wenn er aber, im Gegentheil, nur für das Ersatz
erhalt, was aus einem wirklich erlittenen See-schaden
6
-ocr page 88-herrührt nachdem die gewöhnliche Abnutzung des Schilfes
davon abgerechnet worden, so würde er offenbar eine
unnütze Prämie bezahlt haben." 1
Maar eene taxatie van de waarde van het schip, na
volbragte reis en aankomst in de bestemmingshaven, hoe
schoonschijnend ook in theorie, is in de praktijk onmo-
gelijk. Nolte gevoelt dit zelf ook zeer goed, daar hij
op het voorgaande dadelijk laat volgen: »Jedoch eine solche
Schätzung des Werthes eines Schiffes nach vollendeter
Heise und bei Ankunft desselben in seinem Bestimmungs-
hafen, wäre sie nicht schon an sich selbst eine Unmög-
lichkeit, gränzt so nahe daran, dasz sie ihre Stelle vertreten
kann, weil sie in ihrer Allgemeinheit von Umständen
abhängt, die auszerhalb der Macht des Versicherten
liegen, ja nicht einmal annährend zu berechnen sind, wenn
auch auszerordentliche Fälle selten eintreten sollten wie
z. ß. der, dasz ein ganz neues Schiff schon an der ersten
Reise mehr als seinem halben Werth dadurch einbüszte,
dasz die Hölzer wandelten," enz.2
Het is dan ook daarom, dat men wel altijd zal moeten
besluiten de taxatie naar de waarde voor den aanvang
der leis te doen, daar men een schip nooit zoo naauw-
keurig kan taxeren als goederen, waarom manlky hopkins
■ Nolte, t. a. p. deel I, pag\\ 862.
" Noi/ric, t. a. p. deel I, pag. 862 en 863.
-ocr page 89-teregt opmerkt: »A ship\'s value in a policy is genera!«
ly far more arbitrary and speculative than that of mer-
chandise." 1
Daar de taxatie van een schip alzoo bijna nooit de regte
waarde er van uitdrukt, geeft deze omstandigheid meer-
malen aanleiding tot kwestie. Zoo is dan ook de vraag
ontstaan, of, wanneer bij eene dispache en bij eene polis
verschillende waarde aan een schip is toegekend, de ge-
beele schade, die bij de dispache bepaald is, ten laste
der assuradeurs moet worden gebragt, of dat alleen zoo-
veel pCt. als door de dispache vastgesteld is, van de som,
waarop het schip in de polis getaxeerd is, moet betaald
worden, Stellen wij, om de zaak aanschouwelijker te
maken, als voorbeeld, dat een schip getaxeerd is op
ƒ 70,000; het schip bekomt schade, en hieromtrent wordt
eene dispache opgemaakt, waarbij het schip op ƒ 90,000
getaxeerd wordt.
Volgens deze taxatie moet het schip in de avarij gros
dragen de som van ƒ 9000, hetwelk alzoo volgens de
dispache 40 pOt. schade uitmaakt. Nu ontstaat dadelijk
de kwestie, of de assuradeurs 40 pCt. moeten betalen
volgens de taxatie in de dispache opgenomen, of volgens
de taxatie in de polis vervat; in het eerste geval zouden
* Makj-bv hoi\'kiss A nianual of Marine Insurance pag. 131.
-ocr page 90-zij derhalve ƒ 9000 moeten betalen, in liet tweede
slechts ƒ 7000.
Een dergelijk geval heeft zich voorgedaan bij de regt-
barik te Rotterdam, in zake het barkschip Hendrika, welk
schip op ƒ 60,000 getaxeerd, en daarvoor ook verzekerd
was. Deze bodem beliep schade, en het aandeel van het
schip in de avarij gros, volgens de dispache te Shanghay
opgemaakt, later nog verhoogd door kosten in Soerabava,
bedroeg de som van ƒ 37,422, zijnde \'1627/ioo pCt. van de
waarde, waarop bet schip daarbij getaxeerd was. De ver-
zekerde eischte de volle som van ƒ 37,422, doch de
assuradeurs weigerden deze som te betalen, daar zij beweer-
den, dat zij slechts 1627/ioo pCt. van ƒ 60,000 behoefden
uit te keeren.
De regtbank heeft alstoen bij vonnis van 16 .Tanuarij
1856 1 de vordering des eischers gegrond verklaard, en
de assuradeurs veroordeeld tot betaling dei\' volle schade.
Ook mijns inziens is dit de ware beslissing, en wordt er
teregt in dit vonnis gezegd, dat in het assurantie-regt,
volgens de Nederlandsche wet, als vast beginsel geldt,
dat de geheele schade, door eene der oorzaken, waartegen
verzekerd is, toegebragt, door de verzekeraars moet wor-
1 Mr. F. küijpkr vax hakpks. Verzameling van gewijsden in
zake van zee-assurantie. Amsterdam 1859 pag. 121 en v.
den vergoed, indien het voorwerp voor de .volle waarde
is verzekerd, en de schade niet meer bedraagt dan de
som, tot welker beloop de verzekering gesloten is. (Voor
de volle waarde is verzekerd, zoo er verzekerd is, voor
de som waarop het schip in de polis getaxeerd is, wanneer
ten minste deze taxatie niet bestreden wordt). En wat
het geval betreft, dat bij de dispache eene hoogere taxatie
aangenomen is, zoo doet dit niets ter zake, daar de polis
alleen de wet uitmaakt tusschen partijen, en de dispache
alleen dient om de hoegrootheid van de schade te bepalen.
Zoolang deze schade blijft beneden de som, waarvoor ver-
zekerd is, moeten de assuradeurs die betalen. Ook de
bewering, dat uit de dispache zou volgen, dat bet schip
eene hoogere waarde had, dan de oVereengekomene, dat
de verzekerde alzoo geacht moest worden voor die meer-
dere waarde zelf de risico geloopen te hebben, en dat
ten aanzien der assuradeurs bij gemeene avarij geene
hoogere waarde kon in aanmerking genomen worden, dan
die, welke verzekerd was, en waarvoor premie genoten
was, is teregt door het arrest van het hof van Z. Holland
van 30 Junij 1856, 1 waarbij bovengenoemd vonnis is be-
vestigd, aldus wederlegd:
O. echter, dat, hoe juist die redenering oppervlakkig
-ocr page 92-oók schijnen moge, zij evenwel bij nader onderzoek niet
kan stand houden, vermits zij tot de gevolgtrekking zou
leiden, dat in geval van eene getaxeerde polis, gelijk hier,
bij elke, ook zelfs bijzondere avarij, indien men slechts
kon bewijzen, dat de overeengekomene waarde minder be-
droeg dan de wezentlijke, men altijd tot het bestaan van
een verzekerd en een niet verzekerd gedeelte zou moeten
besluiten, waaruit zoude voorvloeijen, dat ook zelfs de
bijzondere avarij niet dan in verhouding van het verzekerde
tot het onverzekerde behoefde vergoed te worden; eene
gevolgtrekking, zoo zeer in strijd met de gewone opvatting
in zee-assurantiën en ook met de bedoeling van deze par-
tijen, dat de app. zonder eenige bedenking, de vergoeding-
der bijzondere avarij in haar geheel heeft aangeboden.
O. dat derhalve, én volgens de gewone opvatting, én
volgens de bedoeling dezer partijen, blijkende uit hare
latere handelingen, hier in de daad niet te denken valt
aan een verzekerd en een niet verzekerd gedeelte van
het schip, maar dat partijen hebben op het oog gehad,
hetzelve in zijn geheel tegen alle zeeschade te verzekeren,
tot het beloop der overeengekomen waarde van ƒ 60,000,
waaruit volgt, dat hier niet het geval bestaat, bedoeld
bij het 2e lid van art. 253 W, v. K. en de verzekerde
dus ook niet noodig had, het beding te maken van het;
Me lid van dat artikel vermeld;
O. dat dien ten gevolge de verzekeraars verpligt zijn,
niet alleen om het gansche bedrag der bijzondere avarij
te vergoeden, gelijk ook door app, is aangeboden, maar
tevens, en wel krachtens de bepaling van art. 720 W;
v. K. om ook vergoeding te geven, altijd behoudens het
maximum der overeengekomen waarde, vooral wat het
schip in de gemeene avarij moet dragen.
Tevens is nog bij dit arrest overwogen, dat de hoe-
grootheid van het te vergoeden bedrag blijkt uit de over-
gelegde en door beide partijen geëerbiedigde dispache, en
dat het ten aanzien der verpligtingen der verzekeraars
geen onderscheid kan maken, welke waarderingen bij die
verdeeling der avarij gros tot grondslagen zijn genomen,
daar noch de wet, noch de overeenkomst, noch de aard
der zaak aanleiding geven, om daaraan een verschillend
regtsgevolg toe te kennen, dat voorts de wet evenmin in
art. 720 W. v. K. als elders eene dergelijke onder-
scheiding aanduidt.
En zelfs, al is er zoo als in casu hier het geval was,
verzekerd met de clausule, dat de taxatie zoowel voor
geheele als gedeeltelijke avarij of schade tot reglement
zal dienen, zelfs dan wil dit niets anders zeggen, dan dat
de schaderekening de getaxeerde som nimmer zou kun-
n n te boven gaan, en dat die som steeds bij alle schaden
tot maatstaf\' of reglement moest dienen voor het beding
van vrij van schade of avarij gros onder 3 pCt.. en geens-
zins, dat, ten aanzien van de grondslagen van de verdeeling
der avarij gros nimmer eenige andere waardering in
aanmerking zou mogen komen, dan genoemde; vermelde
bewering wordt zeer juist in dit arrest aldus bestreden:
dO. toch, dat partijen door die bepaling niet kunnen
geacht worden mede bedoeld te hebben, om tusschen
hen, ten aanzien van den grondslag en van de verdec-
ling der avarij gros, nimmer eenige andere waardering
in aanmerking te nemen, dan de overeengekomene;
Vooreerst, omdat zulks niet noodzakelijk uit de bewuste
bepaling voortvloeit, welke, gelijk zoo even vermeld is,
buitendien haar strekking en beteekenis heeft, terwijl
men mag aannemen, dat de verzekeraars, die in den regel
de voorwaarden der verzekering stellen, die bedoeling
stelliger en duidelijker zouden hebben uitgedrukt;
Ten andere, omdat voor den verzekerde die bedoeling
in strijd zou zijn met het doel der verzekering zelve,
namelijk, om tot het beloop der overeengekomen waarde,
zich te dekken tegen alle zeeschaden, welke 3 pCt. van
de waarde zouden te boven gaan, terwijl volgens de
uitlegging, door de app. aan de overeenkomst gegeven,
en gelijk het tegenwoordig geding bewijst, de verzekerde
steeds nog gevaar zou loopen van een aanmerkelijk deel
der geschade zelf te moeten dragen; en
Ten derde, omdat de hoegrootheid van den aanslag
van het schip in de gemeene avarij niet afhangt van
eene absolute waarde, vroeger of later aan hetzelve toe-
gekend, maar van de betrekkelijke waarde der verschil-
lende contribuanten in die avarij, en wel daar ter plaatse
en op dat tijdstip, waar en waarop de verdeeling wordt
opgemaakt, terwijl die betrekkelijke waarde vooral bij
eene verzekering als hier, over verschillende zeereizen
loopende, van allerlei eventualiteiten afhankelijk zijn,
zoodat het even mogelijk is, dat het schip, slechts eene
geringe lading in hebbende, zelfs bij eene lagere taxatie
dan de overeengekomene, verreweg het grootste deel der
gemeene avarij zoude moeten dragen als omgekeerd, bij
eene rijke lading, het zelfs bij hooge taxatie een minder
bedrag ten zijnen laste zou krijgen; alle welke voor en
nadeelige kansen natuurlijkerwijze voor rekening blijven
van hen, die de gevaren der zee op zich genomen hebben;
O. dat dan ook de aard der zaak en de billijkheid het
medebrengen, dat, ten aanzien van de verpligtingen der
verzekeraars, het onverschillig is, welke waardeering ten
grondslag van de verdeeling der avarij gros gediend hebbe;
dat toch wel is waar, die verdeeling buiten hen wordt
opgemaakt, maar dat zij daarom toch ook niet kan ge-
acht worden, zelfs maar voor een gedeelte, het werk te
zijn van den verzekerde, wiens vertegenwoordiger, de
schipper, ingevolge art, 724 W. v. K. haar slechts
provoceren kan, terwijl zij wordt opgemaakt door onzij-
dige deskundigen, of buitenlands, gelijk in casu, door de
aldaar bevoegde magt, en zij aldus geregeld, krach-
tens de artt. 720 en 721, ook den wettelijken grondslag
uitmaakt voor de verzekeringen tusschen de verzekeraars
en den verzekerde;
dat het nu alzoo in casu door de dispache is uitge-
maakt, dat ten tijde en plaatse, bij de wet daarvoor aan-
gewezen, het schip eene waarde had van 33, tegenover
de lading eene waarde van ruim 41, hetzij clan duizenden
of honderden dollars of guldens; dat alzoo in deze verhou-
ding der gemeene avarij door de verschillende belangheb-
benden moet worden gedragen;
dat het echter in den aard der avarij zelve gelegen is,
dat de verzekeraars in gelijke verhouding de werkelijke
belanghebbenden zijn, daar de avarij gros juist bestaat
iri opzettelijk gemaakte schade en kosten tot behoud eti
gemeen welzijn van schip en lading, en alzoo tot voorko-
ming van grooter rampen, die in bijzondere avarij zouden
vallen, en als zoodanig, volgens liet hierboven overwogene,
en het eigen aanbod der app. tot het beloop der overeen-
gekomen waarde, niet ten laste van den verzekerde, maar
van de verzekeraars zouden komen, waaruit volgt, dat het
dan niet meer dan billijk is, dat de laatsten voor die wer-
kelijk in hun belang gemaakte schaden en kosten dragen
in zoodanige verhouding, als door de bevoegde magt op
de wijze, ten tijde en ter plaatse, bij de wet daarvoor
aangewezen, is uitgemaakt de betrekkelijke waarde van
schip en lading te zijn geweest," i
Dit arrest, waarvan de assuradeurs zich in cassatie hadden
voorzien, is bevestigd dooi\' een arrest van den Hoogen
Raad van 22 Mei 1857. 1
Nog eene andere kwestie, voor de verzekering van sche-
pen van veel belang, heeft zich voorgedaan; het gold hier
de vraag of, wanneer het casco getaxeerd was op, en ver-
zekerd voor een zekere som, en er nog bovendien behou-i
den varen verzekerd was, of dan de waarde van het schip
voor de casco en voor de behouden varen assuradeurs
moet gerekend worden te zijn de taxatie in de cascopolis,
of die taxatie plus de som waarvoor het behouden varen
verzekerd is ?
Het eerst is deze vraag gemoveerd in zake het schip
Staatsraad Baud. doch alstoen is dit punt door arbiters
niet beslist geworden, daar zij bij hunne uitspraak van 15
Mei 1803 op andere gronden den eischer zijnen eisch
hebben ontzegd. 2 Evenmin is de vraag vervolgens ook
1 Mr. i\'. küijpkb van haki\'tn t, a. ]>. pag. 132 en v.
* Deze arbitrale uitspraak- is afgedrukt Mag. y. Hand- deel 6.
pag. 200 en 201,
-ocr page 98-bij het arrest van het Hof van N. Holland van 23 Junij
1864 1 behandeld, daar destijds in de polis nog de clau-
sule was opgenomen, dat alle geschillen, die uit het beding
van behouden varen zouden voortvloeijen, alleen aan het
ooi\'deel van arbiters zouden onderworpen worden, en daar-
van geen appel zoude zijn.
Ten tweede male heeft echter de vraag zich opgedaan
in zake het schip: Economie.
Toen is deze beslist bij twee arbitrale uitspraken, wat de
casco verzekering betreft van 22 December 1866, 2 en wat de
behouden varen verzekering aangaat van 23 December 18663
en bij die uitspraken is aangenomen, dat zoowel voor de casco
assuradeurs als voor de behouden varen assuradeurs, de
taxatie van het casco alleen tot maatstaf mag dienen, en
de som van de behouden varen verzekering buiten aanmer-
king moet blijven, niettegenstaande de clausule, waarmede
deze gesloten was: »intrest spruitende uit meerdere waarde
aan dat schip gegeven." De gronden evenwel, waarop deze
beslissingen steunen, en die in beide arbitrale uitspraken
dezelfde zijn, mogen mijns inziens niet zeer afdoende ge-
noemd worden. Alvorens de beide overwegingen na te
1 Mag. v. Hand, deel 9, pag. 10 eri v.
8 Mag. v. Hand. deel .10, pag. 83 en v.
gaan, moet Sk hier nog opmerken, dat het schip Economie
in de casco polis getaxeerd was op ƒ 35.000, terwijl tevens
dezelfde polis een clausule bevatte, dat eenige assuradeurs,
die het casco ook medegeteekend hadden nog ƒ 6000 be-
houden varen verzekerden, intrest spruitende uit meerdere
waarde aan dat schip gegeven. Arbiters beslisten deze
vraag ten nadeele der assuradeurs op deze gronden:
O. dat evenmin het beweren der verweerders kan op-
gaan, als zoude bij de waarde in de polis uitgedrukt nog
moeten gesteld worden ƒ 6000, daar eenige verweerders
nog aan eenigen der eischers (zoo als in confesso is) die
hebben verzekerd op het behouden varen van hetzelfde
schip, intrest spruitende uit meerdere waarde aan dat schip
gegeven; dat toch,\' wanneer de berekening van waarde
moet worden gemaakt, kennelijk daartoe alleen als maat-
staf kan strekken het contract waarover sprake is, maar
andere overeenkomsten, welke daar buiten zijn, nooit de
waarde van het schip kunnen bepalen, terwijl in casu,
zoo als in confesso is, de verzekering op behouden varen
niet door alle verweerders, maar slechts door eenige van
hen gesloten met eenige der eischers, zoodat dit contract
niet aan allen zou tegengeworpen kunnen worden; •
O. daarenboven dat eene hoogere waarde door een\' ver-
zekerde op behouden varen van het schip toegekend boven
die welke in de polis op het casco vermeld is, geen in-
vloed mag hebben op de bepaling der werkelijke waarde,
omdat de verzekerde op behouden varen daarbij kan geleid
zijn door redenen die niets gemeens hebben met de wer-
kelijke waarde van het schip;
O. dat dus de waarde van het verzekerde schip op
ƒ 35,000 moet gesteld worden," enz.
Het beweren van verweerders wordt aldus verworpen,
omdat, wanneer de berekening der waarde moet worden
gemaakt, kennelijk daartoe alleen als maatstaf kan strek-
ken het contract, waarover sprake is, en geen andere
overeenkomsten, die daarbuiten zijn. Doch het contract,
waarover sprake is, is hier de polis, en in de polis is
verklaard, dat het schip elders getaxeerd op ƒ35,000 nog
ƒ 0,000 meer waard geacht werd, en dat hieruit het
behouden varen intrest voortspruit, en nu is, volgens mijne
meening, het aan geen twijfel onderhevig, dat, wat de
behouden varen assuradeurs aangaat het schip moet wor-
den geacht ƒ 41,000 waard te zijn.
Het doet er overigens niet toe, of de casco en de be-
houden varen verzekering (met bovengemelde clausule) bij
ééne polis of bij twee verschillende polissen, geschied zij.
Wat de tweede overweging van het laatstvermelde von-
nis betreft, zoo is het mij niet regt duidelijk wat daar-
mede bedoeld wordt, daar niemand mijns inziens de
redenen behoeft na te gaan, die de verzekerde op behouden
varen daarbij geleid hebben, maar men alleen behoeft te
letten op het contract, en dit contract luidt in dit geval
vrij duidelijk. Eigentlijk, meen ik, dat inderdaad casco-
verzekering, aangevuld met behouden varen verzekering,
niets anders is, dan een renuntiëren aan art. 253 al. 2
W. v. K. Men taxeert namelijk in de casco-polis het
schip op die som, waarvoor men ten volle schade vergoed
wil hebben, terwijl men voor het geval van totaal ver-
lies (daar men dan door de casco-polis niet geheel
gedekt is) nog een behouden varen verzekering sluit
voor die meerdere waarde.
Ten laatste valt nog na te gaan, welke de beteekenis
is van de clausule premie incluis. Let men hierbij op de
zin van de woorden dan zoude welligt de clausule: wor-
dende genoemd schip met wederzijdse!) genoegen getaxeerd
en vastgesteld op de som van ƒ 60,000 premie incluis:
kunnen geacht worden te beteekenen, dat, wanneer men
de waarde van het schip wilde kennen, men de premie
die betaald was van de ƒ 60,000 eerst zou moeten af-
trekken. Ik geloof echter, dat arbiters in de vermelde
uitspraken teregt aldus hebben overwogen, dat van de
waarde niet mag worden afgetrokken de premie, zooals
de eischers beweren, op grond, dat de waarde is bepaald
op ƒ 35,000 premie incluis, omdat het, na het overwo-
gene, onverschillig is, hoe partijen tot de waardering in
de polis geraken, maar het alleen de vraag is, welke
waarde zij hebben aangenomen, en dat deze in de polis
in casu op ƒ 35,000 is gesteld.
Daar de verzekering der vrachtpenningen met de ver-
zekering van het schip dikwijls in zeer naauw verband
staat, zoo wenschte ik in de tweede plaats na te gaan,
welke de toepassing der taxatie is bij verzekering der
vrachtpenningen.
Wat het Fransche regt betreft, zoowel het oudere als
het nieuwere, behoeft dit niet behandeld te worden, daar
volgens art. 347. C de C het verzekeren der vrachtpennin-
gen verboden is, welk verbod overgenomen is uit art. 15
Ordonnance de la Marine; Les propriétaires des navires
ni les maîtres ne pourront faire assurer le fret, à faire
de leurs bâtimens. Doch. zoo als reeds uit dit artikel
blijkt, onderscheidt het Fransche regt tusschen fret à
faire, en fret acquis. De fret a faire nu mag in het ge-
heel niet, en de fret acquis niet door den reeder, maar
wel door den koopman, die de lading afzendt, verzekerd
worden. Zoo zegt pothier 1 »A 1\'egard du fret acquis
c\'est à dire de celui qui, aux termes de la convention
entre le propriétaire du navire et le marchand, doit lui
être payé à tout événement dans le cas de la perte du
vaisseau et des marchandises, comme dans celui de l\'heit-
reuse arrivée, il est évident qu\'il ne peut pas être ma-
tière d\'assurance de la part du propriétaire du navire;
puisqu\' il ne court aucun risque par rapport à ce fret;
mais il peut être une matière d\'assurance de la part du
marchand qui fait assurer son chargement, ce fret faisant
partie des dépenses qui ce marchand court risque de
perdre en cas de perte du chargement." 1
Hier te lande evenwel lieef\'t men al oudtijds grootere
vrijheid in het verzekeren gegeven. Zoo treffen wij reeds
bij van der keessel 2 de bepaling aan »Adversus navi-
gationis pericula assecurari possunt 4°. Naula pro merci-
bus vehendis solvenda." Ook in art. 616 W. v. K. is de
bepaling vervat, dat vrachtpenningen voor hun vol beloop
kunnen worden verzekerd.
Bij de beraadslagingen meende echter de Heer walra-
ven, dat het verkieslijk ware het voorschrift te behou-
den der oude Amsterdamsche Ordonnantie, die aldus
luidde: »Vrachtpenningen nevens de ordinaire ongelden
1 Zie verder nog hierover emebigojï t. a. p. vol I pag. 227
2 en y. valin ad art. 15 en houi.av patv t. a. p. vol II, pag. 79
en v.
of Zoogenaamde avarijën, zullen (na aftrek der gagiëri
van liet volk en verdere ongelden, die men bij behouden
varen daaruit moet betalen) verzekerd mogen worden,
voor zooverre men naar billijkheid bevindt, dat op de
reize verdiend of verloren kan worden, hetzij bij de
cherte-partij, manifest of volgens de cognossementen te
doceeren en in geval een schip voor eigen meesters
rekening goederen geladen heeft, waarvan men de vrach-
ten wil laten verzekeren, zullen dezelve bij de polis moe-
ten getauxeerd worden. Bij faute van dien, zal de taxatie
door den regter gedaan worden na verhoor van de be-
langhebbende. 1 »In denzelfden geest adviseerde ook de
Kamer van Koophandel te Rotterdam, bij hare aanmer-
kingen op art. 519 en 520 van het Wetboek van 1830.
De Heer van gennep meende evenwel, dat de artikelen
van het ontwerp billijk waren, en met dit gevoelen ver-
eenigde zich ook de Raad van State. In Engeland,
de Vereenigde Staten en Duitschland (volgens art. 783
A. D. H. G. B.) kunnen eveneens de vrachtpenningen ver-
zekerd worden, en kan men deze dien ten gevolge ook
in de polis taxeren. Nolte is van meening, dat hier,
even als bij schepen, meer gelet moet worden op eene
1 Vookmix, t, a, p. deel X pag. 323.
-ocr page 105-juiste taxatie, dan bij goederen. Hij zegt dan ook: »Die
richtige Taxation- des Schiffes und der Frachtgelder ver-
dient eine besondere Aufmerksamkeit. Irrthum und Betrug
können hier in Ab- und Schleifwegen ihr Spiel treiben
dessen Einflusz nicht allemal, und auch nicht leicht aus-
gewichen werden kann, wie dass bei Versicherungen auf
Güter möglich ist." 1
Vooral in Engeland wordt, door de gewoonte, die de ree-
ders hebben, om bij de waarde van het schip nog bij te voe-
gen alle kosten van uitrusting, met inbegrip van victua-
liën eri voorschot van matrozenloon, en daarenboven bruto
vracht te verzekeren, de waarde door de verzekerde som
verre overtroffen, waarom ook arnould opmerkt: »Be-
sides it is frequently the practice in this country to value
the freight by a separate policy at its gross amount, with-
out any deduction of the expenses of earning it. Bv
means of two such policies it is clear that in case of
loss, the shipowner receives far more than an indem-
nity." 2 Tevens geeft hij een voorbeeld op, waardoor hij
aantoont, dat de reeder bij totaal verlies 460 £ 6 s
meer zou verkrijgen, dan bij behouden aankomst. Hij
1 Noltr, t. a. p. deel 1 pag. 800.
* Arnould, t. a. p. deel I pag. 301 en 302.
roept dan ook met benecke uit: »a great inducenient
indeed to many to couvert a partial into a total loss."
Ook in Hamburg wordt op Engelsche wijze casco verze-
kerd, met uitzondering van het voorschot van matro-
zenloon; en tevens bruto vracht.
Benecke heeft echter op twee methoden gewezen om
casco en vracht te verzekeren. De eerste methode is om
het schip zonder de kosten van uitrusting en de bruto
vracht ten volle te verzekeren; de tweede is om liet,
schip te verzekeren met de kosten van uitrustingen en de
netto vracht of de vracht na aftrek van de, door de reis
veroorzaakte onkosten en voorschotten. Met voorbeelden
toont hij vervolgens aan, dat de tweede methode beter
aan de vereiscliten voldoet dan de eerste. Doch ook deze
tweede methode is niet geheel voldoende, daar het niet
mogelijk is de som, waarvoor schip en vracht in de a var ij
gros bijgedragen hebben in overeenstemming met de ver-
zekerde som te brengen. Tevens is in beide methoden nog
de fout, dat zij niet ten allen tijde, en in ieder geval aan
den verzekerde volle schadevergoeding verschaffen. Om al
deze moeijelijkheden te vermijden, doet benecke nog een
derde methode aan de hand, hierin bestaande, om verze-
kering op schip en vracht te zamen, als een ondeelbaar
gevaar, op dezelfde polis te nemen. Deze wijze van ver-
zekeren verdient de voorkeur boven de verzekering van
iiet cascp met de kosten van uitrusting en de netto
vracht, en wel, zoo als benecke opmerkt, om de vol-
gende redenen:
1°. Irrthümer und Betrug in Hinsicht des Werthes,
können in einer Police wo das Ganze in einer Summe
versichert ist, nicht so leicht stattfinden, als wenn sepa-
rate Versicherungen auf einem jeden dieser Gegenstände
genommen werden, anders kann nie zur Frage kommen,
welcher Tlieil der Ausrhedungskosten als dem Schiffe ange-
hörig angesehen, und welcher andere Theil aus der Fracht
vergütet werden soll.
2°. Die Summe, von der Schilf und Fracht zusammen
zu der Havarie grosse beitragen sollen, kann in keinem
Falle gröszer sein, als die Versicherungssumme.
3". Es ereignet sich manchmal in entfernten Ländern,
wo Schilfs-Reparaturen sehr hoch zu stehen kommen, dasz
man, um die Fracht zu retten, eine Ausbesserung unter-
nimmt, deren Betrag den Werth des Schiffes beträchtlich
übersteigt, nachdem die Summe, welche daraus gelöst
werden kann, wenn sie an Ort und Stelle verkauft worden
wäre, davon abgezogen wird.
4°. In gewissen Fällen des Abandons von Schiff und
Fracht, können beide Arten von Versicherern Anspruch
auf die Fracht machen, wenn das Schiff zurückgegeben wird.
5", In einer combinirten Versicherung, wie sie hier
-ocr page 108-vorgeschlagen ist, können die Mehr-Auslagen für Volks-
hauer und Proviant, deren Ursprung in den Gefahren
gesucht werden musz. gegen welche Versicherung genommen
werden, als besondere Risico in die Police eingeführt wer-
den, ohne zu irgend einem Misverhältnisz zwischen der
Prämie und dem möglichen Verluste Anlasz zu geben;
denn diese Auslagen würden dann über den ganzen Werth
von Schiff und Fracht vertheilt werden müssen." J
Maar niet tegenstaande de voordeeleri, die aan zulk eene
verzekering verbonden zijn, en welke niet alleen door
Engelsche schrijvers,1 maar ook door de regtbanken aldaar
erkend worden, blijft men in Engeland nog steeds volgens
de oude wijze verzekeren. Weskett 2 evenwel deelt mede.
dat de London-Assurance-Company gewoonlijk weigert iets
anders, dan netto vracht te verzekeren.
1 Cf. Uitspraak van daixas c, j. in zake case c. dayidson, 2 B.
& B. pag. 387.
2 Weskktt, tit, Freight, no. 10,
-ocr page 109-Wat de usance hieromtrent in de Vereenigde Staten
betreft, zoo wordt dikwijls daar de vracht getaxeerd op
2/s van liet bruto bedrag. Phillips, na melding gemaakt
te hebben van polissen met dusdanig beding, in Philadel-
phia en New-York opgemaakt, zegt dan ook; »and insurers
in some other places have adopted a similar rule, which
shows some uniformity of practice in lixing the amount
to be insured upon this interest." 1
Maar vrachtpenningen mogen in de Vereenigde Staten
zelfs boven het bruto bedrag getaxeerd worden, want het
hof in Massachusetts in zake coolidge c. Gloucester,
map., ins. co. besliste aldus: »The parties agrie that freight
shall be valued at a sum, which eventually proves to be
three times the value of the carriage of the goods. But
we do not perceive that the estimate was unfairly made."
Het hof veroordeelde daarop de assuradeurs om het ver-
lies te betalen, overeenkomstig de taxatie. 2 Ook heeft
zich aldaar het geval voorgedaan, dat eene reis uit meer-
dere reizen bestaat, en dat na het eindigen van iedere
zoodanige tusschenreis vracht verdiend en betaald wordt.
Nu is de vracht van de geheele reis getaxeerd en gros.
De vraag is nu ontstaan, of deze taxatie eene taxatie is
> Pmi.Lirs, t. a. p. deel II, No. 1200.
* Aangehaald bij phillips, t. a. p. No- 1207.
van het bedrag van al de vrachten of van het bedrag
van ieder afzonderlijk?
De jurisprudentie aldaar heeft beslist ten voordeele van
den verzekerde, dat de taxatie betrekking had op iedere
vracht afzonderlijk, zoo als blijkt uit de bij phillips aan-
gehaalde gevallen... 1 Maar phillips zelf komt tot de conclusie,
dat de leer, die hier moet gelden deze is: »A valuation
of freight in a time policy or one for successive passages
is presumed to be of that successively pending, but this
presumption may be rebutted by showing that the valu-
ation is applicable to the aggregate amount of the successive
freights." 2
Wat de toepassing der taxatie bij de verzekering der
vrachtpenningen in ons regt betreft, zoo kan ik hier zeer
kort zijn daar wat de praktijk betreft, ten minste aan de
beurs van Amsterdam, de vrachtpenningen sedert November
1860 niet meer in de polis worden getaxeerd, ingevolge
een besluit vastgesteld in de Algemeene Vergadering van
Assuradeuren in dato 9 November I860, ten aanzien der
verzekeringen op vrachtpenningen. Ik acht het niet over-
bodig gemeld besluit hier mede te deelen. Het luidt aldus:
»Vrachtpenningen een Interest zijnde, niet onderhevig
1 t. a. p. No. 1208.
3 Cf. fouls, t. a. p. § 593.
aan verandering van waarde, niet afhankelijk van fluctu-
atie van marktprijzen als Goederen, niet gelijk Casco\'s
verschillend van waarde, in verschillende havens; maar
een Interest, waarvan cle waarde door Charterpartij of
Cognossement aangewezen, is onveranderlijk, zoo is het
geheel in den geest van het Contract, geheel in den geest
der Wet, dat bij eene verzekering op Vrachtpenningen
van geene taxatie in de Polis sprake behoort te zijn, zoo
als tot nog toe veelal in gebruik en welke taxatie steeds
is te weêrspreken.
Verder behoort uit de Polissen van Verzekeringen op
Vrachtpenningen van Indien eene onzekerheid weggeno-
men te worden, welke voortspruit uit de veelal verkeerde
opvatting, dat na volle belading van den bodem meer dan
de ware vracht, en zulks op behouden arrivement kan ge-
dekt zijn, en is de hieronder bepaalde Clausule voor Vracht-
penningen van Indien ten dien einde aangenomen. Het
gebruikelijk beding om de risico voor het vol beloop der
Vrachtpenningen te doen ingaan op de eerste plaats van
belading, en te doen loopen voor zoo verre het Schip den
last nog niet heeft ingenomen op het behouden arrivement,
representatief van de vracht der nog in te nemen Goede-
ren is daarbij overeenkomstig beursusance behouden,
vastgestelde bepalingen.
»Overeenkomstig den geest der Wet zal bij verzekering
van Vrachtpenningen geene Taxatie van dit Interest in de
polissen plaats kunnen vinden.
Er wordt in liet bijzonder voor verzekeringen op Vracht-
penningen van Java en Sumatra volgende bewoording
bepaald:
»Onze risico zal ingaan op de eerste plaats waar Goe-
deren of\' Specie, met dit schip voor Europa bestemd,
worden ingenomen of van waar hetzelve ter inneming
daarvan wordt geëxpedieerd, en zonder stilstand voortloo-
pen tot de eindelijke destinatieplaats toe en aldaar eindigen
volgens de wet."
»Deze assurantie geschiedt op Vrachtpenningen door dit
Schip op de voorschreven reis te bevaren." of wel:
»Deze Assurantie geschiedt op de Netto Vrachtpenningen,
welke gecalculeerd zijn door dit Schip op de voorschreven
reis te zullen worden verdiend,"
Voorts:
»Zijnde onder onze risico mede begrepen Vrachtderving
ten gevolge van schade of beschadigdheid aan de lading
door eenig fortuin der zee als onder gemeld. En voor
3foo verre op eenig tijdstip alvorens de belading geheel
geschied zij in het geheel geene vrachtgevende goederen
of\' slechts een gedeelte der in te laden goederen zich aan
boord van het Schip mogten bevinden, zoo zal hetzij voor
het geheel of voor het gedeelte der te bevaren Vracht,
waarvan de goederen nog ongeladen zijn, de risico geloo-
pen worden op het behouden arrivement van het Schip
in maniere en op conditiën vervat in de Polissen voor
die Verzekering ingerigt."
Toch kan ik mij met de bewering, dat het in den geest
der wet is, dat vrachtpenningen niet getaxeerd worden,
niet vereenigen, daar de bepalingen omtrent de taxatie
voorkomen in den titel over de verzekering in het alge-
meen, terwijl de artt. 616 en 623 W. v. K. geen grond
opleveren voor eene dusdanige bewering.
Tevens moet ik hier nog opmerken, dat ter beurze
van Amsterdam meestal netto vrachtpenningen worden
verzekerd.
In de derde plaats is het noodig hier na te gaan, welke
de toepassing der taxatie is bij verzekering van goederen.
Zoo als echter reeds met een enkel woord in het begin
door mij is aangetoond, is de taxatie bij goederen-verze-
kering niet van zoo groot belang als bij verzekering van
schepen, daar wel bijna altijd de waarde der goederen
door boeken, facturen en cognossementen zal kunnen wor-
den bewezen. Daarom worden dan ook goederen in ver1
schillende landen dikwijls bij open polissen verzekerd, zoo
Zegt PHILLIPS.
»Goods are more frequently insured in open policies,
since the value is easily proved bij the invoices, or hij
showing the price current at the thime," maar tevens
voegt hij er bij: »But if the goods are of a kind the
price current of which can not be easily shown, or if the
price has greatly changed subsequently to the purchase
of the goods, or if their value has been increased by
transportation, insurance is often made upon them by a
valued policy."
Stevens 2 is van meening, dat getaxeerde polissen bij
goederen-verzekering haren oorsprong alleen te danken
hebben aan de verzekering van koloniale voortbrengselen
waarvan geen inkoopsprijs kon vastgesteld worden, dewijl
er tot daartoe geen koop en verkoop van die waren had
plaats gevonden.
Indien er evenwel taxatie bij goederen-verzekering plaats
vindt, dan treft men in art. 612 en 613 W. v. K. bepalin-
gen aan, op welke wijze de waarde kan worden vastge-
steld. Uit die artikelen blijkt, dat goederen mogen
verzekerd worden voor de volle waarde, welke zij ter
plaatse en ten tijde der verzending hebben, met alle
onkosten tot aan boord; de premie van verzekering daar-
onder begrepen, zonder dat eene afzonderlijke begrooting
van ieder voorwerp kan worden gevorderd. Tevens kan
de werkelijke waarde van de verzekerde goederen nog ver-
hoogd worden, met de vracht, inkomende regten en andere
onkosten, die bij de behouden aankomst noodzakelijk
moeten worden betaald, van die verhooging wordt evenwel
vermelding in de polis geëischt.
Toch hebben zich, niettegenstaande de goederen in de
polis getaxeerd waren, in Engeland en Amerika hierom-
trent eenige kwesties voorgedaan, wier mededeeling met
een enkel woord ik hier niet overbodig acht.
Zoo gebeurt het meermalen, dat de verzekerde goederen
verwacht, waarvan lrij nog soort noch waardebedrag kent.
In dat geval verzekert hij alleen goederen met de clau-
sule: ))to be there after declared and valued." Om nu
eene zoodanige polis tot eene getaxeerde te maken, moet
de aangifte van de waarde door den verzekerde gedaan
worden, voor dat lrij kennis draagt van verlies.
In een ander geval, dat de klerk van den verzekerde
op zijn bevel eene taxatie schreef op een afzonderlijk stuk-
papier, hetwelk hij aan de polis hechtte, maar waarbij
niet bleek, dat dit aan de assuradeurs vóór \'t verlies was
bekend gemaakt, zeide Lord ellenborough dan ook;
»A. declaration necessarily imports two parties, the person
who makes it, and the person to whom it is made." Hij be-
sliste, dat, waar geen waarde bekend was, het er, bij verlies,
voor gehouden moet worden, dat bij open polis verzekerd is.1
In gelijken zin besliste Sir james mansfielu, dat,
wanneer goederen getaxeerd waren door den verzekerde
op een zekere som, doch slechts een deel dier goederen
hem toebehoorde, de taxatie gehouden werd te zijn ge-
schied voor het deel, dat den verzekerde toebehoorde, en
dat geenszins de taxatie op al de goederen betrekking
had, zoodat de verzekerde slechts een deel van de geta-
xeerde som kan verkrijgen. Sir james mansfield liet
zich over de zaak aldus uit: »If the assured are inter-
ested, is not that sufficient? We must take it that the value
insured is the value of the assured\'s interest. 2
De vraag, of de taxatie van eene lading alleen pro rata
geldt, wanneer een deel van de getaxeerde voorwerpen
risico loopt, is toestemmend beantwoord, in zake wolcott
c Eagle Ins. Co., alsop c Commercial Ins. Co. en brook
c Louisiana Ins. Co. 1
In de Vereenigde Staten is voorts de kwestie ontstaan
-ocr page 117-Hl
of eene taxatie in eene polis op goederen voor een uit-
en thuis reis betrekking heeft op de retour lading, die ge-
kocht is door de verkoop van de uitgaande lading. Arnout.o 1
geeft als resultaat van de beslissingen op, dat het schijnt:
»that such gross valuation ought not to be applied to the
proceeds, merely because the risk under the policy is out
and home; but that, on the other hand, it may be so applied
when, upon a fair construction of the policy, and under the
whole circumstances of the case, it appears to have been
the intention of the parties, so to apply it." En phillips 2
zegt: »In the absence of any such collateral consideration
I conclude the preferable doctrine to be, that a valuation
of the outward cargo in a policy for the round voyage is
to be presumed to be a valuation of its whole proceeds for
the return voyage, or for subsequent passages."
Ten slotte verdient nog opmerking, dat wanneer een la-
ding verzekerd en getaxeerd wordt, die uit verschillende be-
standdeelen bestaat, b. v. uit suiker, koffij, indigo, katoen, enz.,
dat het dan gebruikelijk is en ook gemakkelijker, wanneer
later schade moet opgemaakt worden, om iedere soort waren,
waaruit de lading bestaat, afzonderlijk te taxeren, zoodat de
lading dan bij series getaxeerd en verzekerd wordt.
In Engeland wordt somtijds ook nog getaxeerd pel1
okshoofd, vat, baal, mand, enz., en wel met de clausule:
»to pay average on each species as if separate interests,
separately insured;" of: »to pay average on each \'10, 15, 20,
hogshead, etc. succeeding numbers, as af separately insured." 2
Eindelijk hebben wij nog na te gaan, welke de toepas-
sing der taxatie is bij verzekering van bodemerij en ver-
wacht wordende winst. Wat verzekering van bodemerij
betreft, in art. 607 W. v. K. vindt men de bepaling, dat
in eene verzekering op bodemerij, de hoeveelheid van de ge-
leende geldsommen en van de bodemerij-premie, ieder afzon-
derlijk, in de polis moeten vermeld worden; én dat, wan-
neer zulks niet geschied is, het er voor gehouden wordt, dat
de bodemerij-premie niet verzekerd is. Uit deze bepaling
blijkt dan nu ook ten duidelijkste, dat een polis op bodemerij
altijd een getaxeerde polis is, daar altijd èn de hoeveelheid
der geleende geldsommen, èn de bodemerij-premie in de
polis moet vermeld worden; en wel wat de premie geldt
op straffe dat deze voor niet verzekerd wordt gehouden.
Ook verwacht wordende winst moet steeds bij getaxeerde
polis verzekerd worden, daar art. 615 W. v. K. be-
paalt, dat verzekering op verwacht wordende winst
afzonderlijk bij de polis begroot moet worden, en
2 Cf. arsould, t. a. p. pag. 305.
-ocr page 119-(lit art. eisclit zelfs eene bijzondere opgave, op welke
goederen deze gedaan wordt, alles op straffe van nietigheid.
Eene uitzondering maakt de wet in de 2de alinea van
genoemd artikel hierop voor het geval, dat de waarde
van het verzekerde in het algemeen is uitgedrukt, met
stellige bepaling, dat al hetgeen de waarde der goederen
te boven gaat, voor verwacht wordende winst zal worden
gehouden. In dit geval is de verzekering geldig voor de
waarde der verzekerde voorwerpen; doch het overschie-
tende moet worden herleid tot de bewijsbare hoegroot-
heid der verwacht wordende winst, berekend naar den
maatstaf bij artikel 624 en 622 vermeld.
Ook in de Yereenigde Staten wordt verzekering van
verwacht wordende winst gewoonlijk gesloten bij getaxeerde
polis, zoo als blijkt uit de meening van het hof te New-
York, door denregter Livingston aldus uitgesproken: »Every
insurance on profits must of necessity be considered a
valued and not an open policy. If it were otherwise, it
would be next to impossible to prove their value. How
are you to ascertain what is often imaginary, and must
depend on so many contingencies." 1 Zelfs is aldaar in
zake patapsco Insurance Company, c. coulter beslist,
dat de verzekerde geregtigd was, om het geheele bedrag
der taxatie van de assuradeurs te vorderen, zonder dat
hij genoodzaakt was te bewijzen, dat er eenige winst zou ge-
weest zijn, zoo het schip zonder stoornis of ramp zijn reis had
vervolgd. Phillips 1 laat hierop volgen: »And this is
the prevalent doctrine in the United States." In Engeland
is dit beginsel evenwel niet aangenomen. Daar wordt het
bewijs gevorderd, dat er winst zou geweest zijn, zoo de
goederen op de bestemmingsplaats waren aangekomen, en
bij een getaxeerde polis op verwacht wordende winst,
moet de verzekerde in Engeland bewijzen, dat alle goe-
deren risico liepen, en dat waarschijnlijk er eenige winst
zou geweest zijn. Zoo dit bewezen is, geldt de taxatie en
bepaalt het bedrag tusschen partijen. 2
Benecke is van meening, dat verwacht wordende winst
altijd in een open polis en nooit in een getaxeerde mag
verzekerd worden. Hij laat zich over deze zaak aldus uit:
»Gehoffter oder imaginairen Gewinn müszte immer in einer
offenen, nicht in einer taxirten Police versichert werden, die
seltenen Fälle ausgenommen, wo der Gewinn nicht von der
Stellung des Marktes abhängt und mit gröszerer oder gerin-
gerer Gewiszheid verknüpft ist. Denn wenn der Gewinn als
gewisz versichert wird, welches der Fall sein würde, wenn
\' t. a. p. N<\\ 1209.
2 Cf. arnoui.d, pag. 85 on Gl en v.
er taxirt und die Police nicht offen wäre, so entstände aus
einer solchen Versicherung eine offenbare Wettassekuranz." 1Phillips komt tegen deze opvatting hevig op, en be-
strijdt haar aldus:
»But as one object, and often the only object, of a valu-
ation, is to avoid the difficulty of settling the amount o
interest in an open policy, many cases occur in which it
is expedient to value profits as well as any other interest.
The profit, then, which is the subject of a policy upon
this interest, is the excess of the value of the subject
at the port of destination over its value at the shipping
port. It is only in case of loss that the policy is of any
avail to the assured, and he wishes that it may avail him
in a total as well as partial loss. In the latter case, the
loss may be adjusted, under an open policy, on the English
doctrine, by ascertaining how much less the profit is than
it would have been if the goods had arrived sound.
But in case of a total loss by the ship never arriving,
it is very difficult to say what the profits would have
been had the ship arrived, since it is not possible to
determine when she would have arrived; and if this diffi-
culty is got over by assuming some probable time, there
must be often a long delay in hearing from a distant port
1 Nolte, t. a. p. vol. I pag\'. 300.
-ocr page 122-of destination, and learning the state of the markets.
The prompt return of his capital to the assured in case
of loss, which is a very important consideration in insuring,
requires a valuation of the profits, in preference to an
open policy subject to an adjustment upon the Englisch
doctrine of determining the amount by the state of the
market at the port of destination. The same difficulty
does not arise in case of a loss on goods, which is adjusted
on the invoice value. There does not appear to be any
way of avoiding this difficulty but by a valuation, and
this is felt in practice, since policies on profits are usually
valued. 1 Deze redenering van phillips houd ik voor de
juiste, even a s nij ben ik van meening, dat de bewering van
benecke, dat verwacht wordende winst steeds bij open
polissen moet verzekerd worden, onhoudbaar is.
Ik ben als nu tot het einde van mijne verhandeling gena-
derd, waarin ik getracht heb de taxatie bij zeeverzekering
eenigzins nader toe te ligten, maar daar ik mij zelf te
zeer bewust ben dat vele gebreken mijn werk nog aan-
kleven, zoo roep ik voor de waardering van deze mijne
eerste proeve op het gebied der regtswetenscliap, de wel-
willendheid des lezers in.
In geval van art. 275 W. v. K. moet de beëediging
van deskundigen, zoo deze gevorderd -wordt, vóór de
taxatie geschieden.
De verzekeraar mag ook bewijzen dat de taxatie te
laag is.
III.
In sommige gevallen mag ook de verzekerde tegen de
taxatie in de polis vervat opkomen.
Bij verschil van taxatie in de polis en in de dispache
wordt de avarij-gros berekend naar die in de dispache vervat.
Is bij eene cascoverzekering nog eene verzekering op
behouden varen gesloten met de clausule »intx-est sprui-
tende uit de meerdere waarde van bet schip" dan is de
waarde van het schip voor de behouden varen assuradeurs,
het bedrag der taxatie in de casco polis vervat, vermeer-
derd met hetgeen op behouden varen is verzekerd.
YI.
Teregt zegt yangerow Lehrb. der Pand. §17: Koramt
es zu einer Beweisauflage, so versteht es sich, daszinder
Regel nicht unmittelbar die Existenz des Gewohnheits-
rechts, sondern nur die auszere Erscheinung desselben,
die consuetudo, Gegenstand derselben sein kann, und dem
Richter die Untersuchung überlassen bleiben musz, ob
sich darin wirklich ein Gewohnheitsrecht aussprecne.
VII.
§ 3. I. de inofficioso testamento (2.48) is in strijd met
§ 6 h. t.
VIII.
Eene veroordeeling tot eene onteerende straf na de
huwelijksvoltrekking tegen een der echtgenooten, door
eenen buitenlandschen regter uitgesproken, wegens een
misdrijf, waarop ook hier te lande eene onteerende straf
is gesteld, levert grond op tot echtscheiding.
IX.
De onherroepelijke volmagt van art. 1223 B. W. had
door den wetgever ook moeten zijn uitgestrekt tot de
levering van het verbonden perceel.
X.
De borg, zelfs die afstand van het voorregt van uitwin-
ning heeft gedaan, kan niet worden aangesproken tot
betaling, voordat er vruchteloos een bevel tot betaling
aan den hoofdschuldenaar is gedaan.
XI.
De bepalingen van het W. v. K. omtrent kassiers zijn
niet meer in overeenstemming met den tegenwooi-digen
feitelijken toestand van dat bedrijf, en vereischen voor-
ziening.
XII.
Teregt wordt door de regering voorgesteld de bepaling
van art. 88 W. v. B. R. te doen vervallen.
XIII.
Het verdient afkeuring, dat op den medepligtige dezelfde
straf als op den hoofddader wordt toegepast.
XIV.
De jury in strafzaken is wenschelijk, mits het verdict
met algemeene stemmen worde uitgebragt.
XV.
Ten onregte is in de Grondwet alleen de census als
maatstaf voor het kiesregt aangenomen.
XVI.
Werklieden hebben, iure constituendo, volkomen het
regt zich te vereenigen tot het bekomen van hooger loon.
XVII.
Armenbedeeling is eene voorname oorzaak van het pau-
perisme.
XVIII.
Geldleeningen tot het uitvoeren van werken, waarvan
de beste vruchten eerst door een volgend geslacht zullen
worden genoten, zijn aan te bevelen.