-ocr page 1-

U

ONDERZOEKINGEN OVER DEN
:: INVLOED VAN SOMMIGE ::
PHYSICO-CHEMISCHE EN VITALE
:: VOORWAARDEN OP HET ::
ELECTROGRAM VAN HET OVER-
LEVENDE KIKVORSCHHART

> I

\':.8

m

■:

• H

R *

: S"

m

W. H. JOLLES

-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
-ocr page 6-
-ocr page 7-

ONDERZOEKINGEN OVER DEN INVLOED VAN
SOMMIGE PHYSICO-CHEMISCHE EN VITALE
:: VOORWAARDEN OP HET ELECTROGRAM ::
VAN HET OVERLEVENDE KIKVORSCHHART

-ocr page 8-
-ocr page 9-

ONDERZOEKINGEN OVER DEN
:: INVLOED VAN SOMMIGE ::
PHYSICO-CHEMISCHE EN VITALE
:: VOORWAARDEN OP HET ::
ELECTROGRAM VAN HET OVER-
LEVENDE KIKVORSCHHART

PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN
GRAAD VAN
DOCTOR IN DE GENEES-
KUNDE AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE
UTRECHT, OP GEZAG VAN DEN RECTOR-
MAGNIFICUS
DR. P. H. DAMSTÉ, HOOG-
LEERAAR IN DE FACULTEIT DER LETTEREN
EN WIJSBEGEERTE, VOLGENS BESLUIT VAN
DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT TEGEN DE
BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT DER GE-
NEESKUNDE TE VERDEDIGEN OP
DINSDAG
16 JANUARI 1917, DES NAM. TE 4 URE, DOOR

WILLEM HENDRIK JOLLES, arts

:: GEBOREN TE ARNHEM ::

A. OOSTHOEK — 1917 — UTRECHT

-ocr page 10-
-ocr page 11-

AAN MIJNE VROUW

-ocr page 12-
-ocr page 13-

AAN MIJNEN VADER

EN DE NAGEDACHTENIS MIJNER MOEDER

-ocr page 14-
-ocr page 15-

Bij het eindigen van mijn„ proefschrift is het mij
eene behoefte U dank te zeggen, Hoogleeraren en Lec-
toren der philosophische en medische faculiteiten der
Utrechtsche Universiteit voor het onderwijs, dat ik van
U mocht ontvangen.

In het bijzonder richt ik mij tot U, Hooggeleerden
Zwaardemaker, Hooggeachten Promotor, om mijne
oprechte dankbaarheid te uiten voor alles, wat Gij het
laatste jaar voor mij geweest zijt. De groote aantrekke-
lijkheid van het werken op Uw laboratorium is de aan-
genaam vriendschappelijke geest, die daar steeds heerscht.
Gij laat een ieder, die daar werkt, geheel vrij; maar
daarnaast weet Gij toch door Uwe leiding den weg
duidelijk te maken, dien men bij zijn onderzoek moet
volgen. Weest U er van overtuigd, dat Gij door Uwe
groote hulpvaardigheid en voorkomendheid het arbeiden
aan mijn proefschrift tot een bij uitstek nuttig en
aangenaam werk hebt gemaakt.

Nooit zal ik U, Hooggeleerden Talma erkentelijk
genoeg kunnen zijn voor de jaren, die ik als Uw assistent
mocht werkzaam zijn. Het is niet onder woorden te
brengen, wat ik van U leerde; steeds
ivös Uw kritische
geest er op uit aan te sporen tot eigen onderzoek. De
lessen, die ik van U kreeg, zullen voor mij steeds een
kostbare schat blijven en zullen mij behulpzaam zijn
den weg, dien ik tot den mijnen koos, goed te kunnen
volgen.

-ocr page 16-

Voorts wil ik U allen, die mij behulpzaam waren bij
het arbeiden aan mijn onderzoek, nog mijn dank be-
tuigen.

Dit voorwoord kan ik niet eindigen, dan na tot U,
mijne vrienden, het woord gericht te hebben en de heer-
lijke uren te zamen als leden van het U. S. C. door-
gebracht te gedenken. Nooit zal ik dien mooien studen-
tentijd vergeten, die alleen te bereiken is als lid van
het studentencorps. Daarom besluit ik met de woorden.

„ Vivat, crescat, floreat U. S. C. in aeternum".

-ocr page 17-

INLEIDING.

Voor ik mijne proefnemingen ga beschrijven en daar
eene conclusie uit trek, wil ik eerst trachten een over-
zicht te geven, al is het dan ook slechts een zeer
beknopt, van de meeningen, die in de loop der jaren
over het electrocardiogram1) bestaan hebben. Hoevele
opvattingen er ook heerschten en hoevele mededeelingen
er telkens gepubliceerd werden over dit onderwerp,
geloof ik toch, dat het nog aan niemand gelukt is,
Waarheid te brengen in dezen chaos van meeningen.
Niemand slaagde er tot dusver in eene verklaring der
feiten te geven, waarop niet dadelijk eene kritiek werd
uitgeoefend. Maar naast het aantoonen van de zwakke
punten in het betoog van den ander vermocht men
niet iets te geven, dat algemeen werd aanvaard.

Wanneer men bedoelt een historisch overzicht te
geven van de ontwikkeling der electrocardiographic,
moet men teruggaan tot het jaar 1855, toen K
ölliker
en H. Muller2) de eerste aanduiding vonden van het
werkelijke EKG, dat zich al dan niet verheft op eenen
ruststroom (demarcatiestroom). Het gelukte hun eenen
2 phasischen actiestroom in het hart aan te toonen. De
2 tegengesteld gerichtte toppen [schreven zij toe aan
de systole en diastole. Zeer vele onderzoekers o.a.

\') In het vervolg zal ik voor electrocardiogram de afkorting
EKG gebruiken.

2) Kölliker en H. Müller. Verhand, der phys.-mediz. Ge-
sellsch. Würzburg 1856. Bd. 6. blz. 528.

-ocr page 18-

Donders1) en Nuël2) bevestigden de ontdekking met
behulp van den physiologischen rheoscoop. Doch het
bleek, dat ter nadere kenschetsing de tot dusver ge-
bruikte galvanometer geen geschikt instrument was.
Met name bleef de juiste vorm van het verschijnsel
verborgen, daar de uitslag veel te traag tot stand kwam,
om de electrische variatie, waarom het te doen was,
zuiver zichtbaar te doen worden.

Aan dit bezwaar is tegemoet gekomen door den
rheotoom van Bernstein, welke methodiek het eerst
door
Engelmann3) op het hart werd toegepast.

Hiermede gelukte het inderdaad eenen scherp
bepaalden 2 phasischen stroom van he.t hart af te leiden.

Naast den rheotoom van Bernstein was er nog een
ander toestel, dat gebruikt werd voor het electrische
hartonderzoek: n.1. de
capillairelectrometer van Lipp-
mann
. Dit toestel in 1873 geconstrueerd, werd in de eerste
jaren van zijn bestaan te weinig gebruikt. In 1876 deed
Marey4) er onderzoekingen mede over de electrische
verschijnselen van de hartspier. Veel later 1883 publi-
ceerden
Burdon-Sanderson en Page5) proeven, gedaan
met den capillairelectrometer op de harten van kik-
vorschen en schildpadden, en besloten hieruit tot hunne
opvatting over \'het EKG, dat de geheele ventrikel zich
gelijkmatig samentrekt, doch hetzij de basis, hetzij de
punt-langer gecontraheerd blijft. Langen tijd is deze
meening als de algemeen gangbare blijven gelden.

Al de genoemde onderzoekingen werden gedaan op
blootgelegde harten van verschillende dieren.

\') Donders. Onderz. gedaan in het Phys. Lab. te Utrecht.
Reeks III. Deel I blz. 256.

2) Nüël. Ibid. Deel II. blz. 291.

3) Engelmann. Ibid.

4) Marey. Compt. rendues de 1\'Acad. T. 83 blz. 278.

5) Burdon-Sanderson and Page. Journ. of Physiol. vol. 2.
blz. 384.

-ocr page 19-

Het gelukte aan den Engeischen physioloog Waller \')
in 1889 met den capillairelectrometer het EKG van een
normaal persoon aan te toonen. De curve, met den
capillairelectrometer verkregen, was niet de werkelijke
vorm van het electrische proces, dat in de hartspier
plaats heeft. Er moest eene methode gevonden worden,
om de eerste curve om te rekenen tot de werkelijke,
die het gevolg is van de opeenvolgende s.troom-
sterkten in het hart. Op schitterende wijze is dit gelijk-
tijdig aan
Einthovens) en Burch3) gelukt. De eerste
echter hier niet mede tevreden, wilde een toestel
construeeren waarmede men, zonder die omslachtige
berekening dadelijk den waren vorm van het EKG kon
registreeren. Hij vervaardigde den
„Eint/iovenschen
snaargalvanometer
",4) waarmede hij EKG Verkreeg,
volkomen gelijk aan die, welke langs mathematischen
weg uit de capillairelectrometer curve waren berekend.

Ik zal nu overgaan tot eene bespreking van de
verschillende EKG theorien ; waarbij ik mij niet geheel
aan de chronologische volgorde houd. Ik tracht de
verschillende meeningen eenigszins in groepen te ver-
eenigen.

De theorie van Einthoven5) zal de eerste zijn, die
ik weergeef. Zijne oorspronkelijke opvatting, waarbij
hij ondanks veel tegenstand steeds is gebleven, is, dat
het
EKG de uitdrukking is van de contractiegolf, die
over de hartspier verloopt.

Ik geloof het duidelijkste te doen met woordelijk
aan te halen, wat
Einthoven schreef in „Weiteres
über das Electrocardiogram". „Das Electrocardiogram

\') Waller. Journ. of Physiol. vol. 8. blz. 229.

:) Einthoven. Pflüger\'s Arcli. f. Physiol. Bd. 60. blz. 101.

5) Burch. Proceedings Royal Society London, vol. 59. blz. 18.

■•) Einthoven. Annal. d. Physik. Bd. 12 blz. 1059.

5) Einthoven. Pfliigers Arch. f. Physiol. Bd. 122. blz 517.
cn Pflügers Arch. f. Physiol. Bd. 149. blz. 65.

-ocr page 20-

„lehrt uns unmittelbar nur den Weg der negativ-elek-
trischen Welle im Herzen kennen. Setzt man voraus,
„dasz der Zusammenhang zwischen dieser Welle und
„der Erregung oder der Zusammenhang zwischen der
„Negativität und der Kontraktion aufgehoben ist, so
„kann man aus der Form des Elektrocardiogramms
„nicht auf die Wege schlieszen, welche die Erregung
„und die Kontraktionswelle zurücklegen.

„Wir dürfen aber annehmen, dasz die Kontraktions-
„welle auf der Stelle, wo sie anlangt, immer mit einer
„Negativität des dort befindlichen Muskelfasern verbun-
den ist. Die Kontraktion ist die Folge der Erregung,
„und in der Regel werden Erregung, Negativität und
„Kontraktion so innig zusammenhangen, dasz, wenn
„der Weg der negativ-electrischen Welle durch den
„Herzmuskel bekannt ist, zugleich der Weg angegeben ist,
„den die Erregung und die Kontraktionswelle nehmen".

Verder is nu de meening van Einthoven, dat, wanneer
de contractiegolf uit de voorkamers op de kamers is
overgegaan, de contractie van de kamers op vele
plaatsen gelijktijdig begint, \'t geen zijne uitdrukking
vindt in het toppencomplex QRS. De top R komt tot
stand, doordat die deelen van het hart, die het dichtst
bij de basis zijn gelegen, het sterkst gecontraheerd zijn,
terwijl de top S veroorzaakt wordt daardoor, dat de
contractie van de omgeving van de punt overweegt.
De ruststand van de snaar tusschen QRS en T wijst
er op, dat de geheele spiermassa gelijkmatig is samen-
getrokken. Wanneer deze contractietoestand in eens in
de geheele hartspier ophoudt, vormt er zich geen T;
wanneer het ontspannen worden geleidelijk gaat, dan
vertoont de top T zich. De richting van T hangt er
van af, welk gedeelte van den ventrikel het langst ge-
contraheerd blijft.

Geheel in overeenstemming met de meening van
Einthoven en er eene bevestiging van gevende, zijn

-ocr page 21-

de proeven die Clement1) in het laboratorium van
Garten deed; hij kon door gebruik te maken van de
z.g. differentieelelectroden de potentiaalschommelingan
van een beperkt stukje van het hart registreeren. Hij
maakte nu gelijktijdig een differentieel d.w.z. zeer
plaatselijk en een normaal
EKG, en vond dat de top
R zich in beide gelijktijdig openbaart; een bewijs dus,
dat het locale stuk en de overige deelen van het hart
zich tegelijkertijd contraheeren.
Clement zag, dat de
top T zich wel overal op hetzelfde oogenblik vertoont,
maar dat hij in het eene differentieel
EG dikwijls eene
andere richting heeft dan in het andere; \'t geen vol-
komen met
Einthovens meening overeenstemt, dat niet
alle gedeelten van het hart tegelijkertijd verslappen.

Eenen trouwen aanhanger vindt Einthoven in Garten,
Clements
leermeester, die zich geheel vereenigt met
den Leidschen physioloog. Nog in zijne onlangs ver-
schenen publicatie2) zegt hij: „Wij sluiten ons bij de
„opvatting van
Einthoven aan, dat de curve van het
„EKG door ongelijktijdigheden in den prikkelafloop in
„de verschillende gedeelten der kamer tot stand komt".

Tot deze conclusie besluit hij uit zijn uitvoerige
waarnemingen met het DEG.3)

In hoofdtrekken komt Samojloff4) in zijne laatste
publicatie met
Einthoven overeen. Zijne hoofdgedachte
is, dat het
EKG de algebraïsche som is van de in het
hart optredende potentiaalverschillen. Hij schrijft in zijn
geciteerden arbeid aldus:

„Es ist im groszen und ganzen ziemlich gleichgültig
„für die Summationskurve, auf welchen Wege die Erre-

\') Clement. Zeitschr. f. Biologie. Bd. 58. blz. 110.

■) Garten und Sülze, Zeitschr. f. Biologie. Bd. 66. Hft. 11.

5) D.E.G. wordt gebruikt als eene afkorting van differen-
tieelelectrograni, d.i. het
E.G. opgenomen met de differentieel-
electroden van een zeer klein gedeelte van de hartspier.

4) Samojloff. Pflügers Arch. f. Physiol. Bd. 155. blz. 471.

-ocr page 22-

„gungswelle den einen und den anderen Punkt erreicht
„hat; blosz die Reihenfolge, in welcher dieselben erregt
„werden, und der Verlauf, sowie namentlich die Dauer
„der Erregung desselben, sind für die Form des EG\'s
„maszgebend. Allerdings ist die Sache bedeutend coin-
„plicierter, wenn wir nicht von zwei Punkte, sondern
„von sämtlichen Punkten der Herzoberfläche zumal eines
„zweikammerigen Saugetierherzen ableiten, wie es bei
„Electrocardiogrammenaufnahmen der Fall ist. In dieser
„Beziehung scheinen mir diejenigen Erklärungen, die
„Einthoven in seiner letzten Arbeit1) gegeben hat, sehr
„beachtenswert".

De hoofdgedachte van Samojloff is dus dat het
EKG de som der potentiaalschommelingen is. Hierover
kom ik later nog te spreken.

De meeningen van de tot nu toe genoemde schrijvers
zijn tot ééne groep te vereenigen, waarbij zich dan
nog verder vele physiologen geheel of gedeeltelijk
aansluiten.

Eene andere is die, waarbij getracht wordt den vorm
van het EKG te verklaren uit een embryologisch en
anatomisch standpunt. De vertegenwoordigers van deze
richting beginnen met
Gotch2) eh eindigen met
Nicolai\'. De eerste, een voorstander der embryologische
opvatting, gelooft, dat het contractieverloop in de hart-
spier bepaald wordt door het verloop der primitieve
hartbuis. Uit proeven, die hij met den capillairelectro-
meter deed op harten Van kikvorschen en schildpadden,
maakt
Gotch de gevolgtrekking, daf de actiestroom
gedurende den normalen hartöläg niet gelijktijdig over

\') Einthoven. I.e.

2) Gotch. Heart. vol. I. blz. 235.

5) Kraus und Nicolai\'. Das Electrocardiogramm des gesun-
den und kranken Menschen 1910 en Pfliigers Arch. f. Physiologie
Dd. 155. blz. 97.

-ocr page 23-

de geheele kamer wordt ontwikkeld; maar, dat zij begint
aan de basis; vandaar voortschreidt naar de punt, om
daarna terug te keeren naar dat deel van den ventrikel,
waar de aorta ontspringt. De embryologische ont-
wikkeling van het hart volgende, stelde
Gotch aldus
het verloop van de contractiegolf vast.

De andere onderzoeker over de beteekenis van het
EKG, dien ik meen mét Gotch in één groep te kunnen
vereenigen, is
Nicolaï, al is het verschil tusschen
beiden groot. Terwijl de eerste uit de ontwikkelings-
geschiedenis het
EKG meent te kunnen afleiden, gelooft
Nicolaï dit uit de anatomie te kunnen doen. Uiteene
anatomische indeeling van de spiervezelen van de
kamer construeert hij zich het verloop van de contractie-
golf en besluit daaruit tot de beteekenis van de ver-
schillende toppen van het
EKG.

Zijne theorie is dan als volgt: „Nadat de contractie
van het atrium is afgeloopen en de prikkel door den
bundel van His naar de kamer is gegaan, bereikt hij
het eerst het basale deel van het papillairspiersysteem;
als gevolg hiervan stijgt de top R\') in het EKG steil
naar boven. Dat deze top zoo abrupt naar boven
verloopt, is niet er het gevolg van, dat gedurende dezen
tijd de contractie zoo krachtig is; doch hiervan, dat de
electrische potentiaalverschillen van de verschillende
spiervezelen elkander aanvullen, omdat de prikkel in
dezelfde richting voortloopt. De toppen Q en S zijn
het gevolg er van, dat de prikkel in de spiervezels
eene terugloopende richting (die van den punt naar
de basis) heeft. Wanneer nu het toppencomplex QRS
is afgeloopen, komt de periode, waarin het hart zich
algemeen contraheert, zonder zich aan een bepaald
vezelverloop te storen. Gedurende deze periode van
contractie is de snaar in rust, wat volgens
Nicolaï het

\') Nicolaï noemt de QRS groep: I, de T noemt hij F.

-ocr page 24-

bewijs is van een meervoudig, zich wederzijds op-
heffend proces. Zoodra deze tijd van rust van de snaar
voorbij is, verheft zich de tweede toppengroep van de
kamer: n.1. de T groep. Hierbij is de basis weder
negatief: de prikkelingstoestand heeft zich weder naar
de basis verplaatst en
Nicolaï neemt aan, dat nu de
spieren bij de uittredingsplaats van aorta en a. pulmo-
nalis in contractie komen; dat\'de prikkel zich dus nu
uitgebreid heeft naar den z.g. conus arteriosus: d.i. de
uitdrijvingsbaan van het bloed uit het hart. Het bestaan
van T heeft naar deze onderzoeker oordeelt, dus eene
groote waarde voor het gezonde hart; wanneer T ont-
breekt of negatief is, zou dat een ongunstig teeken zijn.

Wanneer de top T is afgeloopen, treedt er weder
eene horizontale periode in het
EKG op. Deze is dit-
maal het bewijs, dat nu alle actie in het hart is af-
geloopen. Een uitvoeriger beschrijving van deze zoo
ingewikkelde anatomische theorie is te vinden in het
reeds eerder aangehaalde boek van
Kraus en Nicolaï
blz. 172 en volgende.

Wij hebben dus nu 2 groepen van meeningen over
het
EKG leeren kennen, die van Einthoven en
Garten aan den eenen kant en die van Gotch en
Nicolaï aan den anderen. Doch hoe ontzettend groot het
verschil tusschen beide ook is, toch bezitten zij wel
eenige overeenkomst, welke als wij de volgende groep
nader bezien, nog sterker voor den dag komt. Deze
omvat n.1. al die meeningen, die tot hoofdprincipe
hebben, dat, op welke wijze dan ook, aan de toppen
R en T een afzonderlijk principe ten grondslag ligt.
Op de grens van de 2 groepen van meeningen staat
die van
Eppinger en Rothberger \'), die tot het ver-
schil tusschen R en T besluiten uit het verschil van

\') Eppinger und Rotberger. Wiener KI. Wochenschr. Bd.
22. No. 31.,

-ocr page 25-

reactie op diverse chemische processen van de binnenste
en buitenste spierlaag van het hart en in verband
daarmede afwijkingen in R of T; dus is volgens hen
R gebonden aan de inwendige spieren en T aan de
uitwendige. Hunne opvatting steunt dus nog op de
anatomie.

Maar nu de werkelijke dualiteitstheoriën. De eerste
die deze meening opperde, was
Straub \') in het jaar
1909. Hij beschouwt de Q R S groep als snel verloo-
pende 2-phasische actiestroomen, die volkomen over-
eenkomen met de 2-phas-stroomen van de gewone
dwarsgestreepte spieren. De beteekenis van T is volgens
Straub hypothetisch: hij acht het onwaarschijnlijk, dat
hij ook het gevolg is van eenen actiestroom; maar vindt
het veel voor de hand liggender, dat hij de uitdrukking
is van geheel andere stofwisselingsprocessen. De
redeneering, die
Straub hield om tot zijn dualiteits-
theorie te komen, was de volgende. Volgens zijne
meening ligt het maximum van den T-top in het begin der
diastole: maar nu bestaan er tijdens de diastole geen
actieve spierstroomen in het hart: dus kan T niet het
gevolg zijn van eenen actiestroom. Men neemt meestal
aan, dat gedurende de diastole het hart zich van den
gepraesteerden arbeid herstelt, dat er dus stofwisselings-
processen plaats hebben, die met assimilatie gepaard
gaan. Het ligt nu voor de hand aan te nemen den T-top
met deze processen in verband te brengen; te meer
voelt
Straub zich hiertoe gerechtigd, toen hij zag,
dat allerlei physische processen (als vermoeienis, tempe-
ratuursveranderingen etc.), die van invloed zijn op de
stofwisseling, eene wijziging van T veroorzaken.

Eene zekerheid, wat de T-top precies is, geeft Straub
niet, maar hem valt de eer ten deel. de eerste geweest
te zijn, die het gezichtspunt opende, dat R en T het
gevolg waren van 2 processen onafhankelijk van elkaar.

\') Straub. H. Zeitsclirift fiir Biologie. Bd. 53, blz. 499.

-ocr page 26-

Na hem zijn er nog vele andere dualiteitstheoriën
gepubliceerd Een groote factor om aan te nemen, dat
R en T het gevolg zijn van verschillende processen
is wel de opvallend andere vorm, die beide toppen
vertoonen: de één snel, abrupt verloopende, de
andere traag. Dit is werkelijk een groot verschil; maar
mag het als een doorslaand bewijs gelden voor de
tweeërlei oorzaak van de beide toppen?

De meening, die tot deze 3de groep behoort, die na die
van
Straub gepubliceerd werd, is die van Hoffmann \').
Wel wint de gedachte, dat het E K G het gevolg is
van 2 verschillende processen vele aanhangers; maar
niet zoo talrijk zijn
Hoffmann\'s volgelingen. Hij neemt
aan, dat de Q R S groep het gevolg is van den prikkel,
die over den ventrikel loopt, terwijl hierna de contractie
begint, die zich gelijkmatig over de geheele kamer
uitbreidt, en waarbij dus alle punten iso-electrisch
zijn, wat in het
EKG te zien is als de horizontale
lijn S—T. Langzamerhand gaat nu ongelijktijdig de
kamerspier verslappen, waarbij dus het eene deel langer
gecontraheerd blijft dan het andere; hiervan is de top
T eene uiting. In de hoofdgedachte met de theorie van
Hoffmann overeenstemmende zijn Seemann 2) en Eyster
en Meek3).
Zie noot 4.

Ook een voorstander van de dualiteitstheorie, hoewel

\') Hoffmann. Die Electrocardiographie. 1914 en

Pflügers Arch. ,f. Physiol. Bd. 133. blz. 552.

2) Seemann. Zeitschr. f. Biologie. Bd. 59, blz. 53.

x) Eyster and Meek. Amer. Journ. of.Pliysiol. Vol. 31, blz. 31.
1 4) Weder een geheel andere opvatting over het EKG is
die van
Ussow. Deze onderzoeker houdt de Q R S groep voor
de uiting van het begin der contractie. Is het hart gecontraheerd,
dan treden er dislocaties en vormveranderingen op, waarvan
de top T het gevolg is.

Deze ineening is geciteerd naar Hoffmann: de oorspronke-
lijke tekst is vermeld in Zentralblatt f. Herzkrankhelten und
Erkrank. der Gefasze. 1911.

-ocr page 27-

weder eene andere meening toegedaan, is Eiger1). Hij
gelooft met zoovele anderen, dat de Q R S groep in
verband moet worden gebracht met den prikkel, die
van de voorkamer komende door den bundel van His,
naar de kamer zich uitbreidt; de prikkelingstoestand
komt echter niet onmiddellijk aan de basis, in den
ventrikel, doch iets lager. Er is vervolgens eene uitbrei-
ding van den stroom in 2 richtingen; de ééne naar
de basis, de andere naar de punt. Heeft de eerste de
overhand, dan treedt Q op; overweegt echter de tweede,
dan komt R voor den dag. Ook de top S behoort
volgens
Eiger tot de phase van het prikkelverloop.
Het verdere gedeelte, n.1. de periode S—T en den top
T noemt
Eiger de biochemische periode. Gedurende
den afstand S—T houden de potentiaalverschillen
elkander in evenwicht, zoodat de snaar nu geheel in
rust is. Bij het ontstaan Van T treedt er eene rustver-
storing op. Deze potentiaalverschillen zijn het gevolg
van chemische processen, die in de hartspier plaats
hebben, welke de contractie begeleiden. Gedurende
den tijd van biochemisme kunnen allerlei invloeden in
een bepaalden zin op het ana- of katabolisme inwerken.

Over de verdere meeningen van Eiger, waarbij hij
zich geheel stelt op het standpunt van zijnen leer-
meester
Cybulski n.1. over de meerphasiteit der in het
hart optredende stroomen, hoop ik later nog te spreken.

Van de theorieën, die tot richtsnoer hebben, dat aan
R en T niet hetzelfde proces ten grondslag ligt, blijft
mij nu nog ééne over. Dat ik deze tot het laatste
bewaarde, komt zeer zeker niet daardoor, dat dit de
minst belangrijke is; mij rest dan nog de theorie
te bespreken, die bedacht en uitgewerkt is in het
Physiologisch Laboratorium te Amsterdam. De eerste
mededeeling in deze richting was die van
Nelly

■) Eiqer. Pfl. Arch. f. Physiol. Bd. 151 blz. 1.

-ocr page 28-

C. Bakker \'), die wel niet zoo zeer handelt over de
dualiteitstheorie, maar toch als eene voorloopster is te
beschouwen van eene later gepubliceerde meening van
Veen. Bakker, onder den indruk van de proeven van
Straub 2), dat elk deel van het hart een volledig E K G
levert, deed zeer nauwkeurig deze proeven na op het
hart van een aal. Zij kwam tot het resultaat, dat de
electrische verschijnselen van de geïsoleerde van elkan-
der gescheiden gedeelten van het hart: n.1. van het
atrium en van den ventrikel, identiek zijn en dat ieder
uit 2 groepen van toppen bestaat: uit eene steil ver-
loopende, gewoonlijk 2 phasische groep en uit eene
langzaam plaats hebbende, eveneens meestal 2 phasische.

Daar zij nu dus overtuigend aantoonde, dat de groepen
Q R S en T zoowel in atrium als ventrikel voorkomen
en in beide hetzelfde verloop hebben, trachtte men in
Amsterdam eene verklaring te geven, hoe het mogelijk
was, dat in beide hartsgedeelten deze toppen zich
vertoonden en wat van ieder de oorzaak was. Over
dit vraagstuk laat
Bakker zich niet uit; maar om
hiervan eene verklaring te geven was het werk van
Veen.

Gelijk de meeste onderzoekers tegenwoordig, neemt
Veen ook aan, dat het E K G de algebraïsche som is
de^ in het hart optredende stroomen, een principe,
waarop ik zoo aanstonds nog hoop terug te komen, en dat
in korte duidelijke woorden door
Selenin is geschetst.

Maar de quaestie is: welke zijn deze stroomen.

Hierop heeft Veen 3) een antwoord trachten te geven.

Niet alleen in het EKG zijn 2 toppen; doch ook
in het mechanisch tracée is een tweetoppig plateau te

■) Nelly C. Bakkfr. Zeitschr. f. Biologie Bd. 59, blz. 335.
2) Straub, 1. c.

Veen. Ned. Tijdschrift v. Geneeskunde 1914. Tweede
helft. No. 24.

-ocr page 29-

onderscheiden. Nu heeft Léon Frédéricq \') aangetoond,
dat de vorm van dit plateau zijn oorzaak heeft in de
hartspier zelf. Door bijv. den voedingstoestand van de
spier minder gunstig te maken, gelukte het hem van
de tweetoppige curve een ééntoppige te maken.

Nu bracht dit door Frédéricq waargenomen feit
Veen op de gedachte, of er niet een parallellisme kon
bestaan tusschen de 2 toppen uit het mechanisch tracée
en die uit het E K G. Hij constateerde het feit, dat
ook de 2de top in het E K G uitvalt bij slechten voedings-
toestand van de hartspier. Na dezen stap gelukte het
Veen de beteekenis der 2 toppen nog nader te leeren
kennen, door eene waarneming van
Wertheim Salo-
monson
2). Deze nam het EKG op van kippenem-
bryonen van af het 60ste uur, nadat de bebroeding
begonnen was. Hij was dus in staat de ontwikkeling
van de verschillende toppen te volgen; en toen werd
gevonden, dat, terwijl oorspronkelijk slechts één top
aanwezig was, die overeenkomt in vorm met den T,
zich langzamerhand vóór dezen top een nieuw toppen
complex ontwikkelt, de
QRS groep; dat het voor
den dag komen van deze groep samenvalt met de
voortschrijdende ontwikkeling van den histologischen
bouw van de hartspier en wel met het optreden van
het fibrillensysteem. In verband met de onderzoekingen
van
Frédéricq en de stofwisselingsproeven van de
werkende hartspier door
Pekelharing 3), besluit Veen
tot de theorie, dat „de hartsamentrekking moet worden
opgevat als eene gecombineerde samentrekking van
fibrillen en sarcoplasma, en wel zoodanig, dat de fibrillen
de hartsamentrekking slechts inleiden, maar dat het

\') Frédéricq, Archives intern, de Biologie. T. 8.

2) Wertheim Salomonson. Pflügers Arch. f. Physiologie.
Bd. 153. blz. 553.

\') Pekelharing. Ned. Tijdschrift voor Geneesk. 1913. Deel
II. No. 9.

-ocr page 30-

voornaamste deel komt op rekening van het sarco-
plasma". Hij beschouwt top R als eene uiting van
de contractie der fibrillen en top T als ééne van die
van het sarcoplasma.

In verband met zijne theorie over het EKG wil
Veen ook eene verklaring geven van het feit, dat
onder bepaalde omstandigheden van een hart het
E K G
kan doorgaan, terwijl de pulsaties hebben opgehouden.
Dit feit werd door vele onderzoekers gezien: o.a.
Fano, Noyons, Locke en Rosenheim en Mines, doch
eene afdoende verklaring werd er niet van gegeven.
Veen tracht dit verschijnsel aldus uit te leggen, dat
de sarcoplasmasamentrekking is uitgevallen, terwijl de
contractie der fibrillen doorgaat; deze is echter niet
sterk genoeg om den mechanischen uitslag van het hart
te doen zien. Volgens deze redeneering moet in het
EKG alleen de Q R S groep voor den dag komen,
terwijl de top
T moet zijn uitgevallen; \'t geen Veen
dan ook werkelijk regelmatig ziet. Deze theorie komt.
volgens hem overeen met de waarnemingen van
Hoff-
mann \')
en Trendelenburg 1), die den hartsstilstand
bereikten door muscarinev.ergiftiging. Het electrisch
phenomeen ging bij hen door, echter zonder
T.

Op één pnnt is, zooals ik reeds schreef, de grootste
meerderheid der onderzoekers het wel eens; zoowel
Einthoven, Nicolaï, Samojloff, de aanhangers derdiiali-
leitstheorie;
dus allen, schrijvers van de meest uiteen-
loopende opvattingen, zijn het roerend eens, dat het
EKG de algebraïsche som is van de in het hart ver-
loopende stroomen. Zeer scherp \'is dit standpunt door
Selenin3) weergegeven, die de 2 kamers, of het linker
en rechter gedeelte van het hart vergelijkt met 2 gal-
vanische elementen. De in deze elementen ontstane

1 ) Trendelenburg. Pflügers Arch. f. Physiol. Bd. 144, blz. 39.

-ocr page 31-

stroomen compenseeren zich gedeeltelijk en het EKG is
het gevolg van de interferentie van de in de verschillende
gedeelten van het hart optredende electrische stroomen.

Dit is, durf ik wel zeggen, het eenige punt van overeen-
stemming op het gebied der electrócardiographie. Want
niet alleen bestaat, zooals ik reeds uiteenzette, verschil
over de beteekenis van de verschillende toppen en over
den weg, dien de electrische stroom in de hartspier volgt:
maar ook is er groot verschil van meening over de vraag,
of deze stroomen twee; of meer-phasisch zijn.

Over al de verschillende opvattingen zal ik niet uit-
weiden ; maar mij beperken tot eene mededeeling over de
tweephasiteit der stroomen: n. 1. tot die van
Cybulski, \')
welke meenig door Eiger-) geheel op de hartspier is toe-
gepast. Het grondprincipe van zijne theorie is, dat
electrische verschijnselen in de spieren en de overige
organen hun oorzaak te danken hebben aan een ver-
schil in concentratie der ionen van de verschillende
cellen.
Cybulski zegt nu verder, dat gedurende het
prikkelverloop in een spier er 2 electromotorische
krachten ontstaan: de ééne komt overeen met de lstephase
van den stroom en ontstaat op de grensoppervlakte
van geprikkelde en niet geprikkelde spiersubstantie;
de 2dc electromotorische kracht, welke later ontstaat
op de grens, waar de prikkel eindigt. Hij stelt zich
het ontstaan der stroomen van de eerste phase aldus
voor: dat, wanneer in een spiervezel een prikkel ont-
staat, na een korten tijd het geprikkelde deel uit elkaar
valt. Er komen nu ionen vrij, de positieve hebben
eene grootere beweeglijkheid en snellen vooraan;
de negatieve blijven achter en op deze wijze ont-
staat er dus een dubbele laag, wat een poten-
tiaal onderscheid tengevolge heeft en hierdoor

\') Cybulski. Ac. des Sciences de Cracovie. Serie B. Mars 1910.
blz. 173.

2) EIger. l.c.

-ocr page 32-

ontwikkelt zich een stroom. Aldus breidt de stroom
zich van spiervezel op vezel uit. In ieder gedeelte der
spier treedt, wanneer aldus de eerste stroom is door-
gegaan, eene restitutie op en er vormt zich een nieuwe
dubbele laag ionen, doch nu met de positieve en
negatieve juist andersom, dus een stroom in tegenge-
stelde richting:
de 2de phase.

Dit is in het kort weergegeven de concentratieketen-
theorie
van Cybulski over de 2 phasiteit van eiken
spierstroom.

Eiger paste deze theorie toe op de hartspier. De
gedachtengang door hem gevolgd was aldus: de prikkel
komende uit de voorkamer breidt zich langs den bundel
van His naar de kamer uit. Eenmaal aan de basis aan-
gekomen, verloopt hij in 2 richtingen, die aan elkander
tegengesteld zijn, doch beide van de basis over de
punt weer terugloopen naar de basis. Daar nu iedere
stroom 2 phasisch is, loopen er dus 4 phasen over
de hartspier, deze kunnen elkander gedeeltelijk com-
penseeren en uit de algebraïsche som dezer stroomen
wordt het
EKG gevormd.

Het zal waarschijnlijk velen vreemd zijn voorgekomen,
dat ik, met uitzondering van de inededeeling van
Bakker
tot nu toe alleen over het kamergedeelte van het EKG
sprak. Geenszins is dit, omdat de top P en wat daar-
mede annex is, mij van minder belang toeschijnt, doch
komt hieruit voort, dat de verschillende theorien zich
grootendeels met den ventrikel bezighouden en dat
ik door mijne proeven meer gedreven werd mij in het
bijzonder te interesseeren voor de toppen, die het ge-
volg zijn van electrische schommelingen in de kamer.

Alle onderzoekers zonder eenige uitzondering zijn
het geheel eens, dat de top P het gevolg is van den
prikkel, die over het atrium gaat. Maar is deze top
werkelijk de eenige verheffing, die het voorkamer EG
ons laat zien? In den laatsten- tijd zijn over dit vraag-

-ocr page 33-

stuk vele onderzoekingen gedaan en alle werkers op
dit gebied kwamen zonder onderscheid tot hetzelfde
resultaat, n.1. dat het atrium een volledig EG levert
met de groep
QRS en top T, die, zooals Bakker aan-
toonde, dikwijls diphasisch is.
De gewoonlijk gevonden
top P representeert dus het complex QRS en top T.

De voornaamste onderzoekers over dit vraagstuk zijn:
H. Straub, \') Noyons,1) Hering,2) Nelly C.Bakker,3)
Frédéricq 4) Eiger, °) W. Straub
5) en Samojloff. 6)

Dat het voorkainer-EG dus dezelfde toppen heeft
als dat van de kamer, staat buiten twijfel vast, maar
niet alleen het atrium vertoont deze toppen; neen
ieder uitgesneden stukje der hartspier laat een
duidelijk EG zien, zooals overtuigend door
Bakker,
Eiger, Frédéricq
en vele anderen is aangetoond.

Ik hoop, zoo onpartijdig mogelijk, een kort overzicht
gegeven te hebben van de voornaamste opvattingen
over het EKG. Dat ik veel niet vermeld heb, daarvan
ben ik mij bewust, maar om die uitgebreide litteratuur
over het EKG te beheerschen, is haast ondoenbaar; ik
streefde ernaar het belangrijkste mede te deelen en
hoop, door deze korte inleiding, hetgeen ik verder over
mijne proefnemingen zal mededeelen, eenigszins duide-
lijker gemaakt te hebben.

1 \') H. Straub. 1. c.

2 -) Noyons. Onderzoekingen gedaan in het Phys. Lab. te Utrecht.
Reeks V. Deel 11, blz. 214

Herinc. Plügers Arch. f. Phys. Bd. 144, blz. 1.

3 ) Bakker, 1. c.

4 ) Frédéricq. Arch, intern, de Physiologie. T. 12 blz. 66.

5 ) W. Straub. Zeitschr. f. Path. u. Pharmacie Bd. 79, blz. 19.

6 ) Samoiloff. Pflügers Arch. f. Physiologie. Bd. 155 blz. 471.

-ocr page 34-

INSTRUMENTARIUM.

Na deze inleiding over de beteekenis, die de diverse
schrijvers aan het EKG hechten, zal ik, voor over te
gaan tot de bespreking mijner proeven, eene beschrij-
ving geven van de toestellen, hiervoor gebruikt.

Daar ik meestal zoowel het EKG als de mechanische
uitslagen van de kamer registreerde, kunnen wij het
instrumentarium in twee gedeelten onderscheiden. Van
het eerste, dat noodig was voor het opnemen van het
EKG, geeft afbeelding I eene getrouwe weergave. De
snaargalvanometer en wat daarmede annex is, is op-
gesteld op een optischen bank van 70 c.M. lengte.
Deze staat op eene tafel, die door vilten klossen zooveel
mogelijk trilvrij is gemaakt. Ik gebruikte den optischen
bank, om het hooglicht altijd goed gericht te hebben
op de snaar, wier schaduw juist geprojecteerd wordt
door de microscoop.

De lichtbron, door mij gebruikt, was een kleine
Leitz-booglamp van 4—5 Ampères. Het licht, door de
lamp uitgeworpen, ging eerst door een stelsel van 2
lenzen voor de snaar te bereiken.

Verreweg het belangrijkste deel van mijn instrumen-
tarium was de snaargalvanometer. Ik neem aan, dat de
constructie van dit toestel voldoende bekend is; daarom
volsta ik met te zeggen, dat ik een klein model Edelmann
snaargalvanometer met een permanenten magneet ge-
bruikte. De snaar, die van
platina was, was 65 m.M.
lang en 2 n. dik, terwijl haar weerstand 1460 ohm
bedroeg. Vóór de snaar was een microscoop opgesteld

-ocr page 35-

met een Zeisz objectief A en een projectieoculair 2.

Nu blijft mij over het toestel te beschrijven, dat het mo-
gelijk maakte de schaduw van de snaar te photografeeren.

Ik maakte mijne photografische opnamen direct op
gevoelig bromidepapier. De inrichting van het regi-
streerapparaat was in korte trekken als volgt. Door
een uurwerk is met eene regelmatige snelheid een film
gevoelig papier, die in een metalen kastje lichtdicht
is verborgen, te bewegen langs de spleet, waardoor
het Jicht van de booglamp valt, naar een ander kastje
dat bestemd is oin het belichte eind film op te vangen.
Wanneer nu eene voldoende lange opname is genomen,
wordt door eene snijinrichting het belichte stuk film
afgesneden, dat dan in het laatstgenoemde kastje valt.
In de donkere kamer kan dit worden geopend en de
film ontwikkeld worden.

Het registreerapparaat is op eenen afstand van 2 M.
van de snaar verwijderd.

Wij zien dus de schaduw van de snaar voor de
spleet; wanneer wij nu een stroom van het hart van
een dier naar de
snaar afleiden, vertoont deze uitslagen,
welke wij tezamen het EKG noemen. Om den stroom
af te leiden, worden 2 niet polariseerbare electroden
op het hart geplaatst (de eene op de punt, de andere
op de basis van het hart); wanneer het er niet uit-
drukkelijk bij is vermeld, gebruikte ik de niet-polari-
seerbare magazijnelectroden van Noyons. \')

Met deze zeer in het kort vermeldde toestellen kon
ik de electrocardiographische opnamen registreeren.

Bij vele van mijne onderzoekingen wilde ik tegelijker-
tijd de mechanische uitslagen van het hart registreeren.
Hiertoe maakte ik gebruik van de z
.g. suspensiemethode,
die het, naar ik geloof, niet noodig is uitvoerig te
beschrijven.

\') Zeitschrift f. Biolog., Technik u. Methodik 1908/09. Bd. I.

-ocr page 36-

Bij de uitvoering van de suspensiemethode was meestal
de inrichting zoodanig, dat het hart een gewicht van
2 gram moest overwinnen, om de suspensienaald een
uitslag te doen geven.

Herhaaldelijk is echter ook voor zorgvuldige aequili-
breering zorg gedragen. Voor het electrogram, dat ge-
schreven wordt, maakt het geen verschil of het hart
bij zijn samentrekking 2 gram moet torschen of niet.

-ocr page 37-

INVLOED VAN DE TEMPERATUUR OP
HET EKG.

Hoewel de litteratuur over het electrocardiograni
steeds toeneemt en er telkens nieuwe onderzoekingen
op het gebied der electrophysiologie gepubliceerd
worden, is het merkwaardig zoo weinig talrijk de
waarnemingen over dit toch zoo eenvoudige, maar
daarom niet minder belangrijke punt zijn. In de zoo
uitgebreide litteratuur kon ik slechts eenige stukken
vinden, waarin over de veranderingen van het EKG
door warmte en koude wordt gesproken.

In de eerste plaats werden er proeven gedaan met
plaatselijke verwarming en afkoeling der punt. Zij
stammen gedeeltelijk nog uit den tijd, dat er met den
capillairelectrometer werd gewerkt en werden gedaan
door
Bayliss en Starling \') op het hart van warm-
bloedige dieren en door v.
Kries1) op dat van den
kikvorsch. De veranderingen, die zij waarnamen,
bestonden in een negatief worden van top T bij
afkoeling, om bij verwarming weder positief fe worden.

Mines 2) en Ganter 3) herhaalden deze proeven met
den snaargalvanometer en kwamen tot hetzelfde resul-
taat. Nog onlangs verscheen er eene publicatie van
Garten en Sulzes), waarin zij ook plaatselijke tempe-

1 ) v. Kries. du Bois-Raymond Arch. 1895, blz. 130.

2 ) Mines. Journ. of Physiology. Vol. 46. blz. 188.

3 ) Ganter. Deutsch Arch. f. KI. Medizin Bd. 112, blz. 559.

3) Garten und Sulze, 1. c.

-ocr page 38-

ratuursinvloeden op het hart lieten inwerken. Zij namen
dan de differentieelelectrogrammen op. Deze proeven,
met een ander doel gedaan, geven geen uitsluitsel over
de veranderingen in het EKG bij wijzigingen in de
temperatuur.

Eiger\') koelde hetgeheele hart in vloeibare paraffine
af en zag dan, dat de door hem biochemische periode
genoemde tijdsafstand S—T en top T eenen negatieven
uitslag vertoonden, terwijl verwarming een tegengesteld
effect had. •

Een veel uitgebreider onderzoek deden Straub 2)
en Seemann 3), die echter tot een in vele opzichten met
elkander in strijd zijnd resultaat kwamen. Overeenstem-
men deden beide in de veranderingen, die zij in de
frequentie vonden; maar dit is niet iets, wat ons de
electrocardiographie geleerd heeft; doch al reeds een
jaren bekend feit. Een groot verschilpunt tusschen
beiden is de duur der voortgeleiding van den elec-
trischen prikkel van de voorkamer naar de kamer.
Terwijl
Straub" vond, dat het P—R interval bij warmte
grooter wordt, kwam
Seemann in zijne onderzoekingen
tot het juist tegenovergestelde resultaat.

Deze laatste zag, wat betreft de veranderingen in
de verschillende toppen, vooreerst, dat verwarmen en
een enkele maal afkoelen, de grootte van R doet toene-
men, — dat T bij koude meer negatief, bij verwarming
meer positief wordt,
Straub vond wat betreft top T
dezelfde veranderingen.

Een verschil tusschen beide onderzoekers is, dat
terwijl
Seemann aan het geïsoleerde hart experimenteerde,
door het te doorstroomen met R. v. van verschillende
temperaturen,
Straub het hart in situ liet en zoo zijne
waarnemingen deed. Volgens den eersten ishetgroote

\') Eiger. Pflügers Arch. f Physiologie. Bd. 151. blz. 1.

2) Straub. Zeitschr. f. Biologie. Bd. 53, blz. 499.

•■) Seemann. Zeitschr. f. Biologie. Bd. 59, bl. 53.

-ocr page 39-

voordeel van zijne methode, dat elke zenuwinvloed is
uitgesloten en dat er geen potentiaalschommelingen
kunnen optreden veroorzaakt door weefsels, die om
het hart liggen.

Wij zien dus, dat alles, tot nu toe over dit onder-
werp gepubliceerd, slechts gering is en niet voldoende
om ons eene vaste meening te geven over de veran-
deringen, die de diverse temperaturen op de hartspier-
functie uitoefenen.

Bij mijne proeven ging ik als volgt te werk: nadat
door het insteken van eene naald het ruggeinerg ver-
nietigd is, wordt, door het wegknippen van het sternum
en zorgvuldig verwijderen van het pericardium, het hart
blootgelegd. De kikvorsch wordt nu door spelden op
den kurken bodem van een bakje gefixeerd. Aan de punt
van het hart wordt een serre fine met een haakje be-
vestigd voor de suspensie inrichtingj\'de electroden worden
op de basis en punt van het hart geplaatst. In het
bakje, de kikvorsch omspoelende, is eene 0.7% Na Cl
oplossing, waarvan het niveau zoodanig is, dat het
hart en de electroden boven den vloeistofspiegel uit-
steken. Het bakje met de keukenzoutoplossing wordt in
een thermostaat gefixeerd, waarvan het water tot op
alle mogelijke temperaturen kan worden gebracht. Zooals
van zelf spreekt neemt nu de Na Cl solutie overeen-
komstige temperaturen aan. Bij mijne proeven las ik deze
af. Wanneer de maximum-temperatuur bereikt was,
waarbij het E K G bestudeerd zou worden, kon door
het warme water uit den thermostaat door koud te
vervangen de oorspronkelijke temperatuur weder ver-
kregen worden.

Voor het nagaan van den invloed, die koude op het
EKG uitoefent, deed ik om den kikvorsch in het bakje
ijs of een koudmakend mengsel van ijs met Na Cl.
Groote zorg moest er voor gedragen worden, dat het
hart en de electroden niet met het ijs in aanraking waren.

-ocr page 40-

Deze proeven werden genomen met Rana esculenta \'
en Rana temporaria gedurende de maanden Februari
en Maart, dus met winterkikvorschen.

Het kikvorschhart is veel gevoeliger voor warmte
dan voor koude. Terwijl bij de eerste proeven soms
een temperatuur van 30° C. werd bereikt, of zelfs
overschreden, werd hierbij een sterk onregelmatig
worden van den hartslag waargenomen, dikwijls gevolgd
door eenen plotselingen stilstand van het geheele hart.
Al gebeurde dit niet, dan was toch de inwerking van
de warmte van dien aard geweest, dat het weer ver-
lagen van de temperatuur van de keukenzoutoplossing
de frequentie van den hartslag en den vorm van het
EKG niet weder tot het oorspronkelijke deed terug-
keeren. Na deze ervaring ging ik dan ook niet hooger
dan tot 26° C. Door afkoeling na deze maximum-
temperatuur werd de oorspronkelijke toestand weder
bereikt.

In de volgende tabellen is de genoemde temperatuur
die van de Na Cl. oplossing: de hoogte der verschillende
toppen is in m.m. uitgedrukt, bij ijking van de snaar
beantwoordt een uitslag van 22 m.m. aan 2 millivolt.
Onder een\' positieven top versta ik er eenen, die naar
boven is gericht; een negatieve heeft zijn\' uitslag naar
beneden, terwijl een diphasische de positieve en nega-
tieve phase in zich combineert.

Tabel I laat duidelijk de uitkomsten van eenige van
mijne waarnemingen over den invloed van de warmte
op het EKG zien.

-ocr page 41-

TABEL I.

Invloed der warmte op het E.K.G.

Datum

Temp.

R.-R.
interval

Richting en

hoogte
van top R.

Richting en

hoogte
van top T.

P.-R. interval

22/2

16°
19°

1.9"
1.6"


14

9

m.m.
m.m.

4

2

m.m.
m.m.

] P. niet te zien

21°

1.5"

8

m.m.

diph.

2

m.m.

1.1"

23°

1.3"

9

m.m.

6

m.m.

,0.9"

27°
29°

, Alles

geUtk als
\' bi) 23°

2/3

12° .

2.0"

16

m.m.

4

m.m.

1.8"

15°

1.9"

17

m.m.

6 m.m.

1.7"

17°

2.1"

16

m.m.

6

m.m.

1.4"

20°

1.8"

16

m.m.

9

m.m.

1.7"

23°
27°

1.7"
1.4"

14
12

m.m.
m.m.

10 m.m.

11 m.m.

1 P. niet meer te
! zien

30°

1.2"

11

m.m.

13 m.m.

6/3

13°

2.7"

5 m.m.

3 m.m.

1.3"

18°

2.5"

6

m.m.

: —

6

m.m.

0.8"

21°

2.1"

6

m.m.

6

m.m.

0.6"

23°

1.9"

6

m.m.

8

m.m.

0.5"

26°

1.7"

6

m.m.

12

m.m.

0.4"

22°

1.6"

6

m.m.

12

m.m.

0.6"

17°

1.8"

8

m.m.

10

m.m.

0.7"

13°

1.9"

11

m.m.

6

m.m.

0.8"

2.6"

7

m.m.

5

m.m.

0.8"

8/3

14°

2.3"

21

m.m.

5

m.m.

1.7"

18°

2.1"

19

m.m.

6

m.m.

1.4"

21°

1.9"

17

m.m.

diph.

6

m.m.

1.4"

23°

1.8"

4- 23 m.m.

»

8

m.m.

0.5"

26°

1.6"

17

m.m.

9

m.m.

0.35"

22°

1.8"

17

m.m.

10

m.m.

0.9"

18°

1.9"

15 m.m.

5

m.m.

1.5"

15°

2.5"

15

m.m.

9

m.m.

2.C

-ocr page 42-

Datum

Temp.

R.-R.
interval

Richting en

hoogte
van top R.

\' Richting en
hoogte
van top T.

:

P.-R. interval

3/3

16°

2.5"

21 m.m.

7 m.m.

0.6"

22°

1.6"

18 m.m.

9 m.m.

0.6"

25°

1.7"

13 m.m.

10 m.m.

0.5"

20°

1.4"

28 m.m.

18 m.m.

0.6"

16°

1.9"

21 m.m.

20 m.m.

0.6"

13°

2.1"

15 m.m.

15 m.m.

0.8"

9/3

12°

3.3"
3.3"

14 m.m.
11 m.m.

3 m.m.
2 m.m.

J P. niet te zien

15°

3.1"

13 m.m.

5 m.m.

1.9"

18°

2.7"

15 m.m.

5 m.m.

1.9"

21°

2.7"

16 m.m.

5 m.m.

1.9"

25°

2.9"

16 m.m.

5 m.m.

1.7"

21°

2.9"

16 m.m.

5 m.m.

1.7"

16/3

12°

2.3"

12.5 m.m.

— 9 m.m.

1.4"

18°

2.0"

diph. 12 m.m.

— 5 m.m.

0.8"

24°

1.3"

„ 8 m.m.

— 4 m.m.

0.6"

21°

1.3"

„ 10 m.m.

— 1 m.m.

0.7"

17°

1.6"

7.5 m.m.

— 4 m.m.

0.7"

14°

2.5"

_7 m.m.

— 3 m.m.

1.2"

In de eerste plaats zien wij dus eene verandering
in de
frequentie-, deze neemt toe bij verwarming om
bij afkoeling weder minder te worden. Dit algemeen
bekende feit hebben wij door
Snijder\') quantitatief
leeren beschouwen.

Niet zoo\'n gelijkheid van oordeel bestaat er over den
vorm en de grootte der verschillende toppen. De grootste
verandering, die ik waarnam, onderging top T, die bij
alle mogelijke processen, welke inwerken op de hart-
spier, bewezen heeft de gevoeligste top van het EKG
te zijn. In vele gevallen verandert hij van richting;

\') snijder. Americ. Journ. of Physiol. Vol. 17. blz. 350.

*

-ocr page 43-

eene enkele maal wordt hij diphasisch. In de hoogte
zijn ook veranderingen; maar deze zijn zoo onregel-
matig, dat er geen vaste regel voor is op te geven.
Minder uitgesproken zijn de wijzigingen, die R onder-
gaat: meestal wordt gevonden, dat zijne hoogte afneemt.

Zeer constant is in mijne proeven de verandering,
waaraan de afstand P—R onderhevig is: deze wordt
n.1. bij verwarming kleiner; de voortgeleiding van
voorkamer naar kamer gaat dus vlugger.

Dit zijn de gevolgen van de warmte op het EKG:
nu zullen wij nagaan, wat de lage temperatuur voor
wijzigingen teweeg brengt.

Deze toont tabel II.
»

TABEL II.

Invloed der koude op het E.K.G.

Datum

Temp.

R.-R.
interval

Hoogte
en richting
van R.

Hoogte
en richting
van T.

P.-R. interval

15/2

15°

1.6"

4- 14 m.m.

8

m.m.

0.6"

6.3"

diph. 6 m.m.

8

m.m.

0.9"

15°

3.0"

6 m.m.

9

m.m.

0.6"

18/-\'

15°

1.6"

-f 15 m.m.

8

m.m.

0.7"

—4°

2.5"

T 7 m.m.

2

m.m.

0.7"

16°

1.6"

14 m.m.

7

m.m.

0.7"

20/3

12°

1.3"
5.2"

9 m.m.
8 m.m.

10
14

m.m.
m.m.

j geen P. te zien

21/3

12° \'

r 2.6"

7 m.m.

_

5

m.m.

I

-4°

5.0"

diph. 6 m.m.

4

m.m.

} geen P. te zien

10°

3.2"

8 m.m.

1

m.m.

1

24/3

12°

2.1"

19 m.m.

_

14

m.m.

|

—10°

4.8"

diph.14 m.m.

8

m.m.

j geen P. te zien

8.0"

13 m.m.

6

m.m.

1

-ocr page 44-

Datum

Temp.

R.-R.
interval

Hoogte
en richting
van R.

Hoogte
en richting
van T.

P.-R. interval

28/3

15°

2.5"

— 8 m.m.

— 6 m.m.

0.1"

—12°

4.3"

4- 5 m.m.

— 3 m.m.

0.4"

15°

2.6"

10 m.m.

— 2 m.m.

geen P. te zien

18°

2.6"

10 m.m.

geen T. te zien

Bij 15° houdt het mechanisch tractée op:

het electrische gaat aanvankelijk

volledig, later gewijzigd door.

29/3

15°
—4°

1.7"

10.5"

8 m.m.
6 m.m.

1 m.m.
1 m.m.

0.8-
1.6\'

Regelmatig wordt eene sterke afname van de frequen-
tie gezien; maar niet alleen is er een
negatief chrono-
troop effect;
ook de dromotropie wordt in negatieven
zin beïnvloed. De afstand P—R neemt in tijd toe. In
deze 2 opzichten is dus de invloed van de koude
tegengesteld aan dien van hooge temperatuur. Meer
overeenkomst bestaat er, wat betreft de hoogte en
vorm der verschillende toppen. Ook bij koude wordt
R kleiner; dikwijls komt bij afkoeling de top S voor
den dag, om later wanneer de kikvorsch weer in nor-
male temperatuur wordt gebracht, te verdwijnen. Evenals
bij de warmte verandert ook hierbij T dikwijls van
richting.

Kort resumeerende kunnen wij dus zeggen, dat
temperatuursverandereringen een chronotroop en dro-
motroop effect op de hartspier hebben, terwijl bovendien
zoowel warmte als koude eene verlaging van R en T
veroorzaken, welke laatste top van richting om kan
keeren, terwijl soms de top S voor den dag komt.

Terwijl dus de wijzigingen, die het EKG bij ver-
schillende temperaturen ondergaat, zoo belangrijk zijn,
is het opvallend, hoe weinig bij\' matige temperatuurs-

-ocr page 45-

verandering, de amplitude van het mechanisch tracée
aan deze invloeden onderhevig is.

Wel is 2 maal eene geringe afname in hoogte van
de suspensieuitslagen gezien, doch de andere keeren
niet. Het kan echter gebeuren (het geval van 28/3 \'16. zie
afbeeldingen 2, 3 en 4) dat de veranderingen van de me-
chanische amplitude buitengewoon sterk zijn, hoewel de
wijzigingen in het EKG van minder beteekenis zijn.
Dit werd waargenomen, waar de veranderingen in de
temperatuur zeer groot zijn geweest: de kikvorsch werd
n.1. eerst afgekoeld in een koudmakend mengsel van
—12° C., om daarna in een 0.7% NaCloplossing tot 18° C.
verwarmd te worden.
Bij 15° C. stond de suspensienaald
stil,
terwijl ook met eene loupe geen bewegingen (noch
aan het atrium noch aan den ventrikel) waren waar te
nemen;
en toch ging het electrisch phenomeen door.
Eerst was het EKG nog geheel regelmatig. De ver-
andering, die daarna werd gezien, bestond in
het ver-
dwijnen van T.
Na \'/< uur vertoonde ten slotte de snaar
zeer heftige uitslagen, hoewel met het oog niet de
minste kloppingen waren te zien, en onmiddelijk in
aansluiting daaraan hield het EKG op.

Het schijnt, dat de toevallig getroffen doodstrijd van
het afstervende onbewegelijke hart gepaard gaat met
eenige zeer heftige electrische schommelingen van geheel
afwijkenden vorm.

Zij hebben wel het steile begin, maar niet het
plotseling vallen van hetgeen men bij de extrasystolen
ziet. De hooge verheffing, die de 2, 3, 4 voudige
hoogte van den R top bereikt, is 2 maal een dubbeltop,
3 maal is zij enkelvoudig. De laatste op de plaat
afgebeelde uitslag komt tot stand na eene lange pauze
en is excessief hoog. Aannemende, dat het EKG eene
uiting is van den prikkelingstoestand, die in het hart
heerscht, moet deze laatste uiting wel met eenen
geweldigen prikkelingstoestand gepaard gaan.

-ocr page 46-

Het schijnt, dat na deze zeer heftige- ontlading eene
nog grootere gevolgd is, die echter onvolledig is af-
gebeeld. Dit geval komt mij van bijzonder belang voor
om mede te deelen, omdat er duidelijk uit blijkt op
welke wijze de electrische potentiaalschommelingen
in een hart
kunnen doorgaan, zonder dat er eenige
contractie is.

-ocr page 47-

INVLOED VAN DE ANORGANISCHE BE-
STANDDEELEN UIT DE RINGER\'SCHE
VLOEISTOF OP HET EKG EN DE
VERVANGBAARHEID VAN DEZE
DOOR ANDERE GELIJK-
WAARDIGE STOFFEN.

Alvorens mijne proefnemingen mede te deelen, moet
ik eenige feiten vermelden, die inde litteratuur genoemd
worden over de rol, die verschillende zouten spelen
voor de werking van de hartspier. Hoewel vele van de
proeven, over dit onderwerp gedaan, zwijgen van den
invloed op het EKG, moet ik ze eerst bespreken, daar
het voor een goed begrip der zaak noodig is te weten,
welke vloeistoffen men samenstelde, om het geïsoleerde
hart, \'t zij door het te doorstroomen, \'t zij door het
in de vloeistof te leggen, langen tijd te doen pulseeren.

Dat gedistilleerd water een vergift voor het hart is,
was reeds geruiinen tijd bekend. In 1881 ontdekte toe-
vallig
S. Ringer1), dat leidingwater dit niet of in veel
geringer mate was. Door nu eene analyse van dit water
te maken, kon hij nagaan, welke bestanddeelen er
noodig zijn om eene deugdelijke doorstroomingsvloei-
stof samen te stellen.

In de eerste plaats moet Na Cl. aanwezig zijn en wel
in eene zoodanige concentratie, dat de doorstroomings-
vloeistof isotonisch is met het bloed van het onder-
zochte dier. Eene isotonische NaCl-oplossing voor het
koudbloedige dier is 0.7 %. Wordt het hart hiermede

\') S. Ringer. Journ. of Physiology III blz. 380. IV blz. 29 en
222.
V blz. 247.

-ocr page 48-

doorstroomd, dan houden de pulsaties intusschen allengs
op. Er moeten dus nog andere stoffen aanwezig zijn,
zal de contractie geregeld voortgaan. Het gelukte
Ringer
aan te toonen, dat Ca Cl, en KC1 onmisbaar zijn voor
eene regelmatige hartsactie.

Hij meende te vinden, dat CaCl2 de contracties
opwekt; doch dat zij dan traag en ongelijk van vorm
zijn, terwijl, wanneer KC1 aan de doorstroomingsvloei-
stof wordt toegevoegd, zij normaal van vorm worden.
Wanneer men echter alleen KC1 bij de NaCl-oplossing
doet, houden de contracties na eenigen tijd op. De
theorie, die
Ringer opstelde, was, dat de gecombineerde
werking van CaCl2 en KC1 de contracties langen tijd
doet doorgaan.

Jaren lang bleef dit de meest geldende opvatting;
in 1898 formuleerde
Howell >) de theorie aldus, dat
CaCl2 de contracties opwekt, terwijl KC1 een antagonist
van de eerste stof is en eventueel dus de, in sommige
opzichten schadelijke werking, er van tegengaat. De
Na-zouten zijn volgens
Howell noodig óf uit een oog-
punt van handhaving van den osmotischen druk, óf
wegens eene specifieke werking, die zij zouden bezitten.

In het jaar 1900 werd er eene geheele verandering
in deze meeningen gebracht door de proeven, die
J.
Loeb2) deed.

Hij komt tot de conclusie, dat het natrium, dat zich
met de proteïnen uit het protoplasma verbindt, het be-
standdeel is, dat de contracties van de hartspier mogelijk
maakt; maar naast deze gunstige werking, oefent het Na-
nog eenen toxischen invloed uit, welke door de gecombi-
neerde werking van CaCl2 en KC1 wordt tegengegaan.

De 3 zouten NaCl, CaCl2 en KC1 moeten dus inde
doorstroomingsvloeistof aanwezig zijn en wel in eene
bepaalde verhouding. Dit feit, aan
Ringer bekend,

\') Howell. Americ. Journ. of Physiol. II blz. 47.

2) J. Loeb. Americ. Journ. of Physiology. III blz. 327.

-ocr page 49-

is nader uitgewerkt door Loeb, in zijn geheel nieuwe
theorie over de balanceering der verschillende ionen,
waarbij ook veelvouden van de oorspronkelijke hoe-
veelheden KC1 en CaCl2 doelmatig worden geacht.
Hij was van oordeel, dat de specifieke werking der
zouten berustte op eene bepaalde verhouding tusschen
de ionen, waarin de zouten geplitst zijn.

Naast deze 3 zouten bleek het, dat de vloeistof nog
een alkali moest bevatten, om den schadelijken invloed
van de zuren, die bij de contractie vrijkomen, te neu-
traliseeren. Het alkali, tegenwoordig algemeen gebruikt,
is Na HC03. De doorströomingsvlóeistof wordt naar
dengenen, die haar het eerst samenstelde :
Ringersche
vloeistof
(R. v.) genoemd.

Over de hoeveelheid van de verschillende zouten
gebruikt in de R. v. bestaat geen eenheid. Het verschil
zal wel zijn, dat de ééne onderzoeker meer op het be-
houd der autoinatie, de andere meer op dat van de
voortgeleiding Iet; want, zooals ik in mijne proeven
vond en aanstonds duidelijk zal aantoonen, wordt door
eene overmaat van KC1 vooral de
voortgeleiding gestoord,
terwijl te veel CaCl2 vooral de
automatie benadeelt.
Heeft men van eene stof teveel, dan moet krachtens
de wet der balanceering de andere in evenredige hoe-
veelheid aanwezig zijn.

De door mij gebruikte R. v. bevatte per Liter aq.
destill. 7 gr. NaCl, 0.200 gr. CaCl2, 0.100 gr. KC1.
0. 200 gr. NaHCOs, terwijl hieraan volgens het voor-
schrift van
Locke\') wordt toegevoegd 1 gr. glucose.

Terwijl het een bekend feit is, dat een geïsoleerd
hart, in de R. v. liggende, of er mede doorstroomd
wordende, uren lang kan blijven voort pulseeren en
een normaal EKG geven, is het mijne bedoeling na te
gaan, welke veranderingen er in het EKG optreden,

\') Locke. Journ. of Physiology. Vol. 18, blz. 332.

v 3

-ocr page 50-

wanneer of CaCl2 öf KC1 aan de R. v. worden ont-
houden. Wanneer ten slotte als gevolg van het ont-
houden van deze zouten de absolute stilstand van het
hart bereikt is, ga ik na, of het toevoegen aan de
R. v. van bepaalde met KC1 of CaCl2 gelijkwaardige
zouten de pulsaties weder kan opwekken. Deze processen
zoowel het afsterven, als het weder gaan pulseeren doe
ik bij 3 verschillende temperaturen (4°, 12°—15°, en
25° C.), om uit te maken, of de
temperatuur invloed
heeft op de reactiesnelheid van het proces.

De gedachte om K Cl en Ca Cl2 door gelijkwaardige
zouten te vervangen, is niet nieuw, doch stamt uit
den tijd van
Ringer,1) die in 1883 aantoonde, dathèt
K Cl te vervangen is door Rb Cl. Deze laatste stof
heeft physiologisch, wat betreft de hartsactie, dezelfde
werking als K Cl. Het doet in giftige dosis het hart
in diastole stilstaan; verder gaat het evenals K Cl de
toxische werking van Ca Cl, tegen. Behalve dit ge-
schrift van
Ringer kon ik geen mededeeling meer
vinden over de vervangbaarheid van K Cl door andere
zouten met uitzondering van de aanstonds te noemen
publicaties van
Feenstra uit ons laboratorium.

Wat betreft de mogelijkheid om in plaats van Ca Cl2
een ander zout te nemen, werden door
Ringer en
Sainsbury 2) proeven gedaan met Sr Cl2 en Ba Cb. De
eerste stof bleek geheel gelijkwaardig met Ca Cl2 te
zijn. Eene waarneming van
Ringer die overeenkomt
met mijne bevindingen, die ik in den loop van dit hoofd-
stuk zal vermelden, is, dat, wanneer hij eene oplossing
maakte, die in plaats van Ca Cb en K Cl bevatte de
combinatie Sr Cl2 en Rb Cl, deze oplossing ook ge-
durende langen tijd de pulsaties deed doorgaan, al
was zij iets minder geschikt dan de oorspronkelijke
R. v. met Ca
CI2 en K Cl.

2) Ringer. Journ. of Physiortogy. Vol 4, blz. 222.

3) Ringer and Sainsbury. Practitio\'ner. Vol. 31.

-ocr page 51-

Veel later deed Loeb proeven, waarin hij al de ver-
schillende elementen tot de Ca-groep behoorende onder-
zocht op hun vermogen, de nadeelige werking der
kalizouten tegen te gaan. Hij vond, dat Ca en Sr in
hunne werking overeenkomen, terwijl Mg CI2 niet of zeer
weinig werkt. Ba CI2 werkt wel ontgiftend tegenover
K Cl, maar is zeer schadelijk voor den Fundulus,
waarop
Loeb \') zijne proeven deed.

Er zijn in den laatsten tijd in het Physiologisch Labo-
ratorium te Utrecht proefnemingen gedaan door den
Heer
T. P. Feenstra 1) over de vervangbaarheid van
K Cl door andere zouten, mede in verband met de
balanceering met Ca. Hij onderzocht uranium, thorium
en radium2), welke stoffen evenals kalium radio-actief zijn.

Voor mijne proeven nam ik geïsoleerde kikvosch-
harten, welke ik, na ze uit het lichaam genomen te
hebben, in de voor mijne proefneming gewenschte
vloeistof legde. Om het EKG te zien werd het hart er
voorzichtig uitgenomen en de electroden er op geplaatst.

In de eerste plaats onderzocht ik nu, welke verande-
ringen het E K G te zien geeft, wanneer ik het K Cl aan
de R. v. onthoud. Deze vloeistof noem ik kalilooze R. v.

Reeds spoedig, nadat het hart in kalilooze R. v.
ligt, vertoont zich de invloed hiervan op de
chronotropie.
De frequentie neemt eerst toe, om daarna af te nemen.
Er komt dan eene arhytmie voor den dag. De
voortge-
leiding
ondergaat geen verandering door het ontbreken
van K Cl. De meest opvallende wijziging in de toppen
van het EKG is de omkeering van richting van T.

Ten slotte houden gelijktijdig van alle deelen van
het hart het EKG en de pulsaties op.
K Cl is dus
noodig voor de automatie.
Om nu den normalen toe-

1 ) Feenstra. Kon. Acad. v. Wetenschappen 1916. Deel 24,
blz. 1822 en Deel 25, bl. 37.

2 ) H. Zwaardemaker. Ibidem. Deel 25, blz. 517.

-ocr page 52-

stand weder in het leven te roepen, is het voldoende
het hart gedurende eenigen tijd in R. v. te leggen.
Maar ik wilde nu onderzoeken, of niet andere zouten
dan K Cl in staat waren het E K G en de pulsaties
weder te doen terugkeeren. Ik nam het
uranium en
hiervan het
uranylnitraat U02 (NOaV)- Door Feenstra
was gevonden, dat dit zout wat den invloed op auto-
matie en geleiding van het hart betreft, overeenkomst
vertoont met K Cl en dat 25 mgr. er van balanceeren
met 200 mgr. Ca Cl2 per Liter R. v.

Door het hart over te brengen in kalilooze uranyl-
houdende R. v. herstelt zich binnen korten of langeren
tijd de functie van het hart geheel, zoowel electrisch
als mechanisch. Ik deed mijne onderzoekingen bij 3
verschillende temperaturen en zag
geen verschil in
reactiesnelheid, zooals uit tabel III blijkt.

In eene bepaalde doseering bestaat er dus in een
zeker opzicht eene gelijkwaardigheid van KC1 en U02
(NÜ3)2. Evenals tusschen 100 mgr. K Cl en 200 mgr.
Ca Cl2
is er eene balanceering tusschen 25 mgr. U02
(.N03)2 en 200 mgr. Ca CU.

Bij de nu te beschrijven proeven wil ik de gelijk-
waardigheid van Ca en Sr, die reeds door
Ringer en
Loeb genoemd is, controleeren op het gebied der
electrocardiographie en tevens de veranderingen be-
studeeren, die het onthouden van Ca Cl2 aan de R.v.
in het EKG te voorschijn roept.

Over den invloed van Ca-gebrek op het EKG zijn reeds
meerdere onderzoekingen gedaan. De belangrijkste zijn
die van
Mines1), waarin hij tot het resultaat kwam, dat het
onthouden van Ca Cb nadeeliger werkte op het proces der

1 ) Mines. Journ. of Physiology. Vol. 46. blz. 188.

-ocr page 53-

TABEL III ■)•

De vervangbaarheid, in de R.v. van 100 mgr. K Cl door
25 mgr. U02 (N03)2, nagegaan bij 3 verschillende temperaturen.

4° C.1)

Kamertemperatuur
12°—15° C.

25°

C.2)

Kalilooze

R.v., waarin

Kalilooze

R.v., waarin

Kalilooze

R.v., waarin

R.v.

K Cl is ver-

R.v.

K Cl is ver-

R.v.

K Cl is ver-

vangen door

vangen door

vangen door

25 mgr. U02

25 mgr. U02

25 mgr. U02

(NO3)2.

(N03)2.

(NO3)2.

In

Uit

In

Uit

In

Uit

In

Uit

In

Uit

In

Uit

3.-

3.10

3.10

3.35

3.35

3.50

3.50

3.57

9.10

10.45

10.45

10.47

11.05

11.45

11.45

11.55

3.30

4.45

4.45

4.53

2.-

3.25

3.25

3.30

3.43

4.50

4.50

4.52

2.15

3.40

3.40

3.43

3.30

4.35

4.35

5.-

2.10

3.15

3.15

3.30

2.15

3.40

3.40

3.50

3.50

4.15

4.15

4.35

3.35

4.05

4.05

4.07

2.15

3.15

3.15

3.35

9.15

11.30

11.30

11.35

2.15

3.05

3.05

3.20

10.50

11.35

11.35

11.40

9.15

10.35

10.35

10.50

10.45

11.10

11.10

11.30

! 9.15

10.35

10.35

10.45

3.10

4.-

4.-

4.05

2.20

3.-

3.-

3.10

1 ) De temperatuur van 4° C. van de liet hart omspoelende vloeistof werd
verkregen door het horlogeglaasje, waarin het hart lag, op smeltend ijs te
zetten; die van 250 C. door het glaasje boven een warm water bad te plaatsen.

-ocr page 54-

voortgeleiding, dan op dat der contractie. De afstand
P—R was steeds verlengd. Hij vond eenige malen,
dat het EKG nog doorging, terwijl er absoluut geen
pulsaties meer te bekennen waren. Het meest gevoelige
deel van het electrocardiogram, de top T, was soms
aan eene wijziging onderhevig, soms niet,
doch steeds
was zij aanwezig.

Wanneer ik het geisoleerde hart in R.v. leg, waaraan
het Ca Cl2 ontbreekt (wat ik kortheidshalve Ca-looze
R.v. noem,) komt al dadelijk een negatief
chronotroop
effect voor den dag: de frequentie neemt aanstonds
af; na eenigen tijd vertoont zich eene arhythmie.

In het EKG moet de T weder den naideeligen invloed
van het Ca-gemis ontgelden. Zij neemt in hoogte af, ver-
andert van richting of wordt diphasisch.

Naast deze veranderingen is het meest opvallend
de verlenging van het interval P—R. Na eenigen tijd
houdt de ventrikel op te pulseeren en een EKG te
geven, terwijl het atrium geheel regelmatig voortklopt en
in het EKG de top P aanwezig blijft;
er is dus een sterk
negatief dromotroop effect als gevolg van Ca-onthouding.

Calcium is dus noodig voor de voortgeleiding.

Nameen wisselenden tijd houdt het atrium ook op een
EG te geven en te pulseeren.

Deze waarneming maakte ik bij de meeste harten:
maar eenige malen viel het mij op, dat ten slotte,
terwijl er geen beweging in eenig deel van het hart
is waar te nemen (de suspensienaald geeft geen uit-
slagen; met eene loupe is er absoluut geen beweging
ook niet in de spierzelfstandigheid te bekennen), de
snaar voortgaat normale uitslagen te vertoonen.
Het
EKG blijft dus geheel volledig, hoewel het hart stilstaat.
In sommige waarnemingen duurt dit verschijnsel meer
dan 2 uur.

Ten slotte staat het geheele hart electrisch en

mechanisch stil, waarna het vverd overgebracht in R.v.,

*

-ocr page 55-

die in plaats van 200 mgr. Ca Cl2, 250 mgr. Sr Cl,
bevat. Nu komen geleidelijk eerst het EKG, en daarna
de pulsaties terug, alles in omgekeerde volgorde, als
waarin zij verdwenen zijn; dus eerst verschijnt het
volledig EKG, daarna begint het atrium weer te werken
en ten slotte de ventrikel. Soms gebeurt het, dat
alleen het atrium zich herstelt.

Op het gebied van de hartsactie, zoowel electro-
graphisch als mechanisch bestaat er dus eene gelijk-
waardigheid tusschen Ca Cl2 en Sr Cl2. 250 mgr. Sr Cl2
balanceeren in de R.v. met 100 mgr. K Cl. Zie tabel IV.

Mijne volgende waarnemingen worden gedaan met
eene gewijzigde R.v. met, in plaats van K Cl en Ca Cl2.

25 mgr. U02 (N03)2 en 250 mgr. SrCk

Door nu een hart te leggen in uraanlooze Sr Clz
oplossing, zie ik dezelfde veranderingen in het EKG
als bij kalilooze R.v., n.1. eene
verandering in de fre-
quentie
(eerst toename, later afname), eene omkeering
van richting van top
T; en ten slotte eenen absoluten
stilstand van alle deelen van het hart gelijktijdig. Door
het hart over te brengen in de gewijzigde R.v., herstelt
het zich weer geheel. (Fig. V, VI en\'VII.)

Wordt een hart gebracht in strontiumlooze UO^ (NOs)2
oplossing, verkrijg ik precies dezelfde verschijnselen als
in Ca-looze R.v.; te weten: een
negatief chronotroop
effect; omkeering van T, negatieve dromotropie,
terwijl
in sommige gevallen duidelijk kan worden waargenomen,
dat het
EKG langer voortduurt dan de mechanische
uitslagen.
De gewijzigde R. v. doet den normalen
toestand weder optreden.

Deze nieuwe vloeistof is in hoofdtrekken gelijk aan de
gewone R.v., al valt het op, dat het proces niet zoo vlot
verloopt, als bij de oorspronkelijke R.v.; ook mislukken
de proeven bij de gewijzigde R.v. eenige malen.

De tabellen Ven VI toonen de uitkomsten dezer proeven,
die weder bij de 3 verschillende temperaturen zijn gedaan.

-ocr page 56-

TABEL IV.

De vervangbaarheid in de R.v. van 200 mgr. Ca Cl2 door
250 mgr. SrCl2, nagegaan bij 3 verschillende temperaturen.

40

C.

Kamertemp.

12-15° C.

25°

C.

Ca-looze

R.v., waarin

Ca-looze

r.

R.v., waarin

Ca-looze

R.v., waarin

R.v.

het CaCI2 is

R.v.

het CaCI2 is

R.v.

het CaCI2 is

vervangen

vervangen

vervangen

door250mgr.

door 250 mgr.

door250mgr.

Sr Cl2.

Sr Cl2.

Sr Cl2.

In

Uit

In

Uit

In

Uit

In

Uit

In

Uit

In

Uit

3.05

4.30

4.30

4.45

4.45

4.50

4.50

5.05

2.10

4.20

4.20

4.22

4.22

4.40

4 40

4.50

2.47

3.05

3.05

3.10

2.10

2.45

2.45

2.47

2.10

3.55

3.55

4.25

4.25

4.40

4.40

5.10

2.10

4.30\')

4.30

4.42

4.42

4.55

4.55

5.05

3.15

4.10

4.10

4.20

2.10

3.05

3.05

3.12

3.35

4.45

4.45

4.50

2.30

3.20

3.20

3.35

11.25

11.45

11.45

11.58

9.15

11.15

11.15

11.25

9.30

11.15

11.15

11.22

11.22

11.40

11.40

11.45

3.~1)

2.15

2.30

2.30

3.-

3.25

4.30

4.30

4.32

2.10

3.20

3.20

3^5

3.50

4.50

4.50

4.53

2.10

3.45

3.45

3.50

2.10

2.45

2.45

2.50

2.50

4.20

4.20

4.23

2.10

3.30

3.30

3.35

3.35

4.10

4.10

4.15

245

3.05

3.05

3.20

2.—

2.27

2.27

2.45

De in de 2de rubriek vermeldde tijd geeft het oogenblik aan, waarop het gehecle
hart in de Ca-looze R.v. electrisch en mechanisch stilstaat. In vele gevallen
staat de ventrikel reeds eerder stil, terwijl het atrium nog 5—20 min. voortgaat
met pulseeren en het leveren van een E.K.G.

1 ) Om 3.15 pulseert het hart niet meer; doch het volledige EKG gaat door
tot 5 uur.

-ocr page 57-

tabel v.

De vervangbaarheid in de R.v. van èn 100 mgr. KCl door 25 mgr.
U02 (N03)2 èn 200 mgr. Ca Cl2 door 250 mgr. Sr Cl2,
nagegaan bij 3 verschillende temperaturen.

C.

Kamertemp.

I

12—15° C.

25°

C.

Kalilooze

K Cl-looze,

Kalilooze

K Cl-looze,

Kalilooze

K Cl-looze,

Rv., waarin

U02 (N.03)2

R.v., waarin

U02 (N03)2

R.v., waarin

U02

(N03)2

het Ca Cl2 is

bevattende

het Ca Cl2 is

bevattende i

het Ca CI2 is

bevattende

vervangen

R.v., waarin

vervangen

R.v., waarin

vervangen

R.v., waarin

door250mgr.

CaCl2

isver-

door250mgr.

CaCl2

isver-

door250mgr.

CaCl2

is ver-

Sr Cl2.

vangen door

Sr Cl2.

vangen door

Sr Cl2.

vangen door

250 mgr.

250 mgr.

250

mgr.

Sr

Cl2.

Sr Cl2.

Sr Cl2.

In

Uit

In

Uit

In

Uit

In

Uit

In

Uit

In

Uit

9.20

10.50

10.50

10.53

10.53

11.05

11.05

11.17

10.15

11.05

11.05

11.10

9.20

10.10

10.10

10.15

10.05

11.05

11.05

11.30

9.20

9.55

9.55

10.05

2.10

2.45

2.45

2.50

2.50

3.12

3.12

3.17

2.10

3.25

3.25

3.34

3.34

3.50

3.50

4.08

2.—

2.28

2.28

2.38

2.38

2.46

2.46

3.10\')

2.15

2.50

2.50

2.55

9.25

11.15

11.15

11.22

2.15

4.10

4.10

4.15

4.15

4.32

4.32

4.43

2.15

4.22

4.22

2.27

! 4.27

4.52

4.52

4.55

2.—

4.07

4.07

4.17

1 4,17

4.33

4.33

4.45\')

2.05

2.33

2.33

2.50

2.50

3.48

3.48

3.52

3.22

4.15

4.15

4.21

2.15

3.15

3.15

3.22

12.—

12.45

12.45

12.48

9.30

11.53

11.53

12.-

1.10

1.25

1.25

1.30

9.30

1.08

1.08

1.10

9.30

9.50

9.50

9.57

9.57

10.35

10.35

10.40

9.30

12.53

12.53

12.55

12.55

1.55

1.55

1.57

1.35

3.40

3.40

3.45

i 3.45

4.08

4.08

4.20

1.35

3.35

3.35

3.40

3.40

3.55

3.55

4.01

2.-

3.20

3.20

3.50

3.50

4.02

4.02

4.09

2__

3.30

3.30

3.40

3.40

3.55

3.55

4.15

3.45

4.10

4.10

4.15

2.—

3.38

3.38

3.45

4.35

4.43

4.43

4.45

2.-

4.33

4.33

4.35

Alle deelen van liet hart staan gelijktijdig electrisch en mechanisch stil.

\') Alleen puls. en E K G van het atrium: de kamer restaureert zich niet weer.
Dit, dat alleen de voorkamer, weer normaal wordt, gebeurt alleen bij de
gewij-
zigde R. v
. met U02 (N03)2 Sr Cl2; nooit bij gewonen R. v.

-ocr page 58-

tabel vi.

De vervangbaarheid in de R.v. van en 200 mgr. Ca Cl2 door 250 mgr.
SrCl2 èn 100 mgr. K Cl. door 25 mgr. U02
(7V03)2 nagegaan
bij 3 verschillende temperaturen. .

40

c.

Kamertemp.

12—15° C.

25°

c.

Ca-looze

CaCi2

-Iooze

Ca-looze

Ca Cl2-Iooze

Ca-looze

Ca Cl

2-Iooze

R.v. waarin

Sr C

2 be-

R.v. waarin

Sr. Cl2

bevat-

R.v.,

waarin

Sr Cl

2 be-

K Cl, is ver-

vattende R.v.

K Cl.

is ver-

tende R.v.,

K Cl. is

vattende R.v.

vangen door

waarin K Cl.

vangen door

waarin K Cl.

vervangen

waarin K Cl.

25 mgr.

is vervangen

25 mgr. U02

is vervangen

door 25 mgr.

is vervangen

U02 (N03)2

door 25 mgr.

(N03)2

door 25 mgr.

U02 (N03)2

door 25 mgr.

U02 (N03)2

U02 (N03)2

U02 (N03)2

In

Uit

In

Uit

In

Uit

In

Uit

In

Uit

In

Uit

2.10

2.25

2.25

2.45

2.45

3.—

3.—

3.20

11.20

11.40

11.40

11.45

9.15

11.15

11.15

11.20

9.15

11.—

11 —

11.08

11.08

11.20

11.20

11.30

9.15

9.35

9.35

9.42

9.42

10.35

10.35

10.40

2.55

3.10

3.10

3.25

2.10

2.30\')

2.30

2.55

2.10

3.15

3.15

3.30

3.30

3.55

3.55

4.05

4.02

4.26

4.26

4.32

2.10

3.58

3.58

4.02

3.25

4.30

4.30

4.40

2.—

3.18

3.18

3.25

2.—

3.15

3.15

3.28

3.28

3.40

3.40

3.54

2.—

3.20

3.20

3.33

3.33

4.05

4.05

4.20

J.17

3.53

3.53

4.08

4.08

4.30

4.30

4.45

2.20

3.40

3.40

3.43

3.43

3.50

3.50

4.—

>

2.20

2.55

2.55

2.57

2.57

3.10

3.10

3.15

3.08

4.20

4.20

4.25

2.20

3.05

3.05

3.08

2.15

3.35

3.35

4.-2)

11.—

4.12

4.12

4.32

2.i5

4.02

4.02

4.05

4.05

4.30

4.30

4.40

1

3.55

4.45

4.45

4.48

2.15

3.53

3.53

3.55

2.45

3.43

3.43

3.45

2.15

240

2.40

2.45

Ook bij deze proeven staat dikwijls de ventrikel stil, terwijl het atrium nog
normaal is. Ook bij het weer terugkeeren der pulsatie begint veelal het atrium
voor den ventrikel.

\') 2.20 houden de pulsaties op; doch het E K G gaat door tot 2.30. Het E K G
is weer teruggekeerd om 2.40; pulsaties om 2.55.

2) 3.45 is het EKG weer volledig aanwezig; doch eene aanduiding van pul-
saties eerst om 4.—.

-ocr page 59-

De uitkomsten in deze proeven verkregen, kunnen
aldus worden samengevat.

Kaliumonthouding aan de R.v

Chronotropic. Dromotropie.

Eerst toename der fre-
quentie, later afname en
arhythmie.

Absolute stilstand van
alle deelen van het hart
tegelijk.

Veranderingen der toppen.
T verandert van richting.

Toedienining van 25 mgr U02 (N03)2 aan de KC1-
looze R. v. maakt alles weer normaal.

Calciumonthouding aan de R.v.

Dromotropie.

Verlenging P-R, ventri-
kelstilstand, terwijl het
atrium nog doorpulseert.
Daarna atriumstilstand.
Aanvankelijk gaat het EKG volledig, met T top, door,
terwijl de pulsaties hebben opgehouden \')

Toediening van 250 mgr. Sr Ch aan de CaCU-looze
R. v. doet het E K Q en de pulsaties weder terugkeeren
in omgekeerde volgorde als waarin zij zijn verdwenen.

Chronotropic.

Afname der frequentie,
arhythmie.

Veranderingen der toppen.

Kleiner worden van alle
toppen.
T. keert om van richting.

U02 (N03)2 onthouding aan de gewijzigde R.v.
Chronotropie. Dromotropie.

Eerst toename der fre-
quentie, later afname en
arhythmie.

Absolute stilstand van
alle deelen van het hart
tegelijk.

Veranderingen der toppen.
T verandert van richting.

Toediening van 25 mgr. UO, (NOs)
zigde R. v. maakt
meestal alles weer normaal. Soms
restaureert zich de ventrikel niet.

aan de gewij-

\') Dat dit verschijnsel niet steeds werd waargenomen, vindt
vermoedelijk hierin zijne verklaring, dat uit oeconomische
gronden het EKG niet voortdurend kon worden geregistreerd.

-ocr page 60-

Sr Cl2 onthouding aan

Chronotropie.

Afname der frequentie,
arhythmie.

de gewijzigde R.v.

Dromotropie.

Verlenging P-R. Ventri-
kelstilstand, terwijl atrium
doorpulseert; ten slotte
ook atriumstilstand.

Veranderingen der toppen.

Kleiner worden van alle
toppen. T verandert van
richting.

Aanvankelijk gaat\'het E K G volledig, met T top, door,
terwijl de pulsaties hebben opgehouden \').

Toediening van 250 mgr. SrCl2 aan de gewijzigde
R.v. doet het EKG en de pulsaties
meestal weer terug-
keeren; in omgekeerde volgorde, als, waarin zij zijn
verdwenen.

K Cl en UO2 (NOs)2 onthouding werkt dus nadeelig
vooral op de automatie; die van Ca
C/2 en Sr Ch vooral
op de voortgeleiding.

Tot dusver werden dus de verschijnselen nagegaan,
die het gemis van één der samenstellende stoffen uit
de R.v. of uit de gewijzigde R.v. op het EKG heeft:
nu zullen de verschillende zouten in hunne toxische
hoedanigheid voor het EKG worden beschouwd.

In de eerste plaats de K Cl en U02(N03)2 vergiftiging.
Er bestaat onderscheid tusschen eene matige en eene
groote dosis. De eerste is, dat de R.v. in plaats van
100 mgr. K Cl nu bevat 200, 400 of 600 mgr. K Cl,
of 50, 100 of 150 mgr. U02(N03)2; de laatste, dat zij
1000 mgr. K Cl of 250 mgr. U02(N03)2 bevat.

In het eerste geval zien wij eene verlenging van het
P—R interval; 2:1 of 3 : 1 hartblock en in aansluiting
daaraan stilstand van den ventrikel, terwijl het atrium
doorpulseert; ten slotte ook stilstand van het atrium.
Bij eene groote toxische hoeveelheid staat het geheele
hart gelijktijdig electrisch en mechanisch stil. In beide

\') Zie noot blz. 43.

-ocr page 61-

gevallen wordt de einduitkomst voorafgegaan door eene
afname der frequentie en eene arhythmie.

De top T is weder, zooals gewoonlijk aan de grootste
veranderingen onderhevig: zijne richting keert om. Van
het geheele vergiftigingsproces bemerkt de R niets.
Naast deze betrekkelijk geringe wijzigingen in het EKG,
ondergaat de mechanische curve eene enorm sterke
verkleining harer uitslagen \').

De vergiftigingsverschijnselen van KC1 en U02(N03)2
stemmen geheel overeen.

Wanneer een absolute stilstand is bereikt, tracht
ik de pulsaties en het EKG weder op te wekken door
het hart over te brengen in kalilooze R.v. of eene
kalilooze Sr Ch houdende R.v. En inderdaad gelukt
dit met beide vloeistoffen.

Ten slotte moet ik nog de Ca Cb en Sr ci2 vergif-
tiging bespreken. De maximale toxische hoeveelheid
is 1000 mgr. Ca Cl2 of 1250 mgr. SrCl2. De ver-
anderingen, die beide zouten in het EKG geven, zijn
gelijk en bestaan in de eerste plaats in eene
a/name
der Jrequentie.
Spoedig wordt de rhytmus onregelmatig.
Alle toppen in het EKG worden kleiner; de T draait
van richting om. Na voor ieder hart wisselenden tijd
staat plotseling het geheele hart electrisch en mechanisch
stil.

Zoodra dit bereikt is, breng ik het hart over in
Ca-looze R.v. of in eene Ca-looze U02(N03)2-houdende
Ringersche oplossing. Het effect hiervan is, dat vrij
spoedig het EKG en de pulsaties terugkeeren. Daarbij
neemt het EKG in eens plotseling zijn normalen vorm
aan („alles of niets wet"), terwijl de mechanische ver-
schijnselen aanvankelijk klein zijn en langzamerhand
grooter worden.

\') Vergelijk Noyons. Onderzoekingen gedaan in het Phys.
Labor. te Utrecht. Reeks V, Deel 11. blz. 214.

-ocr page 62-

Samenvattende zien wij dus:
K Cl intoxicatie bij eene matige dosis K Cl.

Chronotropie.

Afname der frequentie.
Arhythmie.

Dromotropie.

Verlenging van hetP-R
interval. 2 : 1 hartblock.

Kamerstilstand, terwijl
aanvankelijk de voorkamer
normaal blijft: ten slotte
ook atriumstilstand.

Veranderingen der toppen.
T verandert van richting.

KC1 onthouding maakt de pulsaties en het E K G
weer normaal.

K Cl intoxicatie bij eene groote dosis K Cl.

Chronotropie. Dromotropie.

Afname der frequentie.
Arhythmie.

Plotselinge stilstand van
het geheele hart.

Veranderingen der toppen.
T verandert van richting.

In vele gevallen zijn de pulsaties uiterst klein, terwijl
het E K G van normalen vorm en normale grootte is.

KC1 onthouding maakt de pulsaties en het E K G
weer normaal.

U02 (N03)2 intoxicatie

Chronotropie.

Afname der frequentie.
Arhythmie.

bij eene matige dosis.

Dromotropie.

Verlenging van het P-R
interval. 2 : 1 hartblock.

Kamerstilstand, terwijl
aanvankelijk de voorkamer
normaal blijft: ten slotte
ook atriumstilstand.

Veranderingen der toppen-
T verandert van richting.

U02 (N03)2 onthouding maakt het E K G en de pulsa-
ties weer normaal.

-ocr page 63-

(J02 (N03)2 intoxicatie bij eene groote dosis.

Clironotropie. Dromotropie. Veranderingen der toppen.

Afname der frequentie. T verandert van richting.

Arhythmie.

Plotselinge stilstand van
het geheele hart.

U02 (N03)2 onthouding maakt de pulsaties en het
E K G weer normaal.

Ca Ci2 intoxicatie.

Chronotropic.

Afname der frequentie.
Arhythmie.

Stilstand van het geheele
hart.

Dromotropie.

Veranderingen der toppen.

Kleiner worden van alle
toppen. T verandert van
richting.

CaClz onthouding maakt het E K G en de pulsaties
weer normaal.

Sr CU intoxicatie.

Chronotropic.

Afname der frequentie.
Arhythmie.

Stilstand van het geheele
hart.

Dromotropie.

Veranderingen der toppen.

Kleiner worden van alle
toppen. T verandert van
richting.

Sr Cl2 onthouding maakt het EKG en de pulsaties
weer normaal. Bij de Ca
CI2 en Sr Cl2 intoxicatie is
geen verschil tusschen eene matige en eene groote
dosis Ca
Clz en Sr Cl2.

Uit deze bevindingen is af te leiden, dat K C/2- en
U02 (NOsji-intoxicatie
nadeelig werkt op de voort-
geleiding
en Ca C/2- en Sr Ch-vergiftiging op de
automatie.

Volgens de wet der balanceering is eene K Cl- of
U02 (N03)2-intoxicatie gelijkstaande met Ca Cl2-gebrek
en Ca
CI2- of Sr Ch-vergiftiging overeenkomende met
K Cl-gebrek.

-ocr page 64-

De uitkomsten van deze proefnemingen zijn dus
geheel met de vorige in overeenstemming.

Deze vergiftigingsprocessen zijn, gelijk uit de tabellen
VII en VIII blijkt, weder bij 3 verschillende temperaturen
gedaan en nu zien wij, dat het vergiftigingsproces in
de koude veel langzamer verloopt, dan bij de 2 andere
temperaturen. De ontgifting gaat even snel.

TABEL VII.

Vergiftiging met eene overmaat van K Cl of U02 (N03)2 bij
3 verschillende temp. en
ontgifting in KCl-looze R.v.

C.

! Kamertemp. 12—15° C.

25°

C.

R.v. met in

Kalilooze

R.v. met in

Kalilooze

R.v. met in

Kalilooze

plaats van

R.v.

plaat

s van

R.v.

plaats van

R.v.

lOOmgr.KCl

lOOmgr.KCl

lOOmgr.KCl

bevattende

bevattende

bevattende

600mgr. K Cl,

600 mgr. K Cl,

600 mgr. K Cl,

of 150

mgr.

of 150 mgr.

of 150 mgr.

U02 (N03)2.

U02 (N03)2.

UO, (N03)2.

In

Uit

In

Uit

In

Uit

In

Uit

In

Uit

In

Uit

11.30

2.56

2.56

2.57

2.57

4.13

4.13

4.15

11.30

3.54

3.54

3.57

2.57

4.49

4.49

4.52

11.30

4.05

4.05

4.08

4.08

4.36

4.36

4.39

11.30

3.-

3.—

3.01

3.01

3.53

3.53

3.57

11.30

1.32

1.32

1.39

1.39

2.55

2.55

3-

11.30

3.27

3.27

3.31

3.31

4.52

4.52

5.—

11.30

3.15

3.15

3.25

3.25

4.06

4.06

4.09

9.20

10.32

10.32

10.35

10.35

11.40

11.40

11.47

9.20

10.50

10.50

10.58

10.58

11.50

11.50

11.55

2.20

3.45

3.45

3.50

3.50

4.55

4.55

5.-

l

2.20

4.-

4"

4.05

4.05

5.-

5.-

5.10

Het opgegeven uur, waarop de harten uit de R.v. met een overmaat van K C
of U02(N03)2 worden genomen, is, als het geheele hart electrisch en mechaniscl
stilstaat. De ventrikel houdt dikwijls 10—20 min. voor het atrium op een E.K.G
te geven en te pulseeren.

Zijn de harten gelegd in kalilooze R.v. of kalilooze SrCl2 houdende R.v., dar
begint het atrium ook iets eerder te werken dan de ventrikel.

-ocr page 65-

TABEL VIII.

Vergiftiging met eene overmaat van Ca Cl2 of Sr Cl2 bij 3 verschillende
temperaturen en ontgijting in Ca Cl2-looze R.v.

40

c.

Kamertemp. 12—15° C.

25° C.

R.v. met in

Ca-looze

R.v. met in

Ca-looze

R.v.

met in

Ca-looze

plaats van

R.v.

plaats van

R.v.

i plaats van

R.v.

200

mgr.

|. 200

mgr.

200

mgr.

Ca Cl

2 be-

CaC

2 be-

! CaCl2 be-

vattende

vattende

vattende

600

rn gr.

600

mgr.

600

mgr.

Ca Cl2

of 750

CaCI2

of 750

Ca Cl2

of 750

mgr. Sr. Cl2

mgr.

Sr. CI2

mgr.

Sr. Cl2

In

Uit

In

Uit ;

In

Uit

In

Uit

In

Uit

In

Uit

9.20

10.59

10.59

11.05

11.05

11.12

11.12

11.20

9.20

10.22

10.22

10.27

10.27

10.43

10.43

10.46

9.20

10.33

10.33

10.45

10.45

10.58

10.58

11.15

2.48

3.40

3.40

4 —

2.05

2.47

2.47

2.48

10.25

11.27

11.27

11.35

9.20

10.20

10.20

10.25

9.47

11.08

11.08

11.12

9.20

9.45

9.45

9.47

10.40

11.35

11.35

11.45

9.20

10.32

10.32

10.40

9.20

1.05

1.05

1.07

1.07

3.40

3.40

3.43

9.20

12.23

12.23

12.25 ;

12.25

1.38

1.38

1.40

9.20

12.03

12.03

12.05

12.05

12.23

12.23

12.25

920

11.15

11.15

11.20!

11.20

12 —

12.—

12.03

Overzichtelijk worden nu nog eens alle onderzochte
processen opgenoemd en er bij opgegeven, hoe het
proces verloopt onder de 3 temperaturen.

Kaliumchloride

40

12-15°

25°

Hartstilstand door onthouding

verloo

pen even

snel

Hervatting door nieuwe toevoer

verloo

pen even

snel

Hartstilstand door vergiftiging

langzaam

verloopen

even snel

Hervatting door kalium-wegname

verloo

pen even

snel

-ocr page 66-

Uranylnitraat
Hartstilstand door onthouding
Hervatting door nieuwe toevoer
Hartstilstand door vergiftiging
Hervatting door uranylnitr.-wegname

verloopt
verloopt
langzaam
verloopt

12—15°

even
even
verloopt
even

25°

vlug
vlug

even vlug
vlug

Calciunichloride
Hartstilstand door onthouding
Hervatting door nieuwe toevoer
Hartstilstand door vergiftiging
Hervatting door calcium-wegname

verloopt
verloopt
langzaam
verloopt

even
even
verloopt
even

vlug
vlug

even vlug
vlug

Strontiumchloride
Hartstilstand door onthouding
Hervatting door nieuwe toevoer
Hartstilstand door vergiftiging
Hervatting door strontium-wegname

verloopt
verloopt
langzaam
verloopt

even
even
verloopt
even

vlug
vlug

even vlug
vlug

Wij zien dus, dat van alle onderzochte processen
alleen dat van vergiftiging afhankelijk is van de tem-
peratuur, waaronder het plaats heeft

Reeds vroeger is door Trendelenburg1) het feit be-
schreven, dat sommige vergiftigingen in de koude veel
langzamer verloopen dan bij hoogere temperaturen. Hij
vond dit voor
antiarine en strophantine.

Door mij wordt het gevonden voor K en U, voor
Ca en Sr. Er blijkt dus overeenstemmend uit mijne
onderzoekingen, dat al deze
vergiftigingsprocessen door
eene overmaat van de toxische stoffen
eene uitgesproken
T-coëfficiënt
hebben, zooals men dit van chemische
processen gewend is te zien. De
ontgifting echter ge-
schiedt
zonder T-coëfjicient.

De verklaring zal wel hierin gezocht moeten worden,
dat het opgenomen worden van de giftige ionen op
een andere wijze plaats heeft dan het afstaan ervan.

\') Trendelenburg. Archiv. f. Exp. Path. u. Pharm. Bd. 61.
blz. 256.

-ocr page 67-

De stoornissen veroorzaakt door het gemis aan K,
U, Ca, of S/\'-ionen treden zonder noemenswaardige
T-coëfficient op; zij schijnen dus oppervlakkig gezien
zonder ingrijpend chemisine tot stand te komen.

Voor dit hoofdstuk te eindigen, zal ik het gevondene
nog eens recapituleeren.

I. het onthouden van K Cl of Ca Ch aan de R.v. ver-
oorzaakt hartstilstand, die is op te heffen door het toe-
voeren van nieuwe K- of Ca-ionen, echter ook door
de met deze in dit opzicht gelijkwaardige U of Sr-ionen.

II. De normale R. v. is te vervangen door eene vloei-
stof van de volgende samenstelling:

aqua destill. 1000 gr.

Na Cl
U02(N0
3)2
Sr Cb
NaH C03
glucose

7 gr.
25 mgr.
250 mgr.
200 mgr.
1 gr.

Het onthouden van U02(N03)2 veroorzaakt dezelfde
verschijnselen als dat van K Cl aan de gewone R. v.,
en het onthouden van Sr Ch dezelfde als dat van Ca
CI2
aan de R. v.

III. Eene overmaat van K Cl, U02(N03)2, Ca CU, of
Sr Cl2 doet het hart stilstaan. De intoxicatieverschijnselen
van K Cl en
U02(N03)2 zijn gelijk, eveneens die van
Ca Cl2 en Sr Cl2.

De vergiftiging is op te heffen door eene wegname
der schadelijke ionen.

IV. Het onder III genoemde vergiftigingsproces ver-
loopt bij koude veel langzamer dan bij warmte. Het
opheffen der vergiftiging vertoont geen tijdsverschil,
bij welke temperatuur het proces ook plaats vindt.

V. De stoornissen door onthouding van K of U
resp. Ca of Sr verloopen in koude en warmte even snel.

VI. Bij Ca- of Sr-onthouding kan het volledige EKG
langer doorgaan dan de mechanische uitslagen; terwijl

-ocr page 68-

ook bij het terugkeeren der normale werking het zich
eerder voordoet dan de kloppingen.

VII. Bij K- of U-vergiftiging wordt herhaaldelijk eene
onafhankelijkheid opgemerkt tusschen het EKG en
de mechanische uitslagen, en wel in dien zin, dat het
electrocardiogram van normalen vorm en normale
grootte blijft, terwijl de kloppingen tot uiterst kleine
uitslagen zijn teruggebracht.

-ocr page 69-

DE INVLOED VAN VERDUND EN VAN ONDER
OVERDRUK GEBRACHT ZUURSTOFGAS.

Zuurstof is een onmisbaar bestanddeel van de atmos-
pheer voor ieder levend organisme en zijne normale
functie. Wanneer ze afwezig is of niet voldoende aan-
wezig, houden langzamerhand alle uitingen van leven
op; hiertoe behoort ook het EKG. In de eerste plaats
wil ik nu nagaan, welke veranderingen in het EKG
worden veroorzaakt door het hart te laten werken in
eene luchtverdunde ruimte, alvorens de pulsaties en
het EKG geheel ophouden.

Het toestel, dat ik tot het opnemen van deze elec-
trocardiogrammen gebruik, is een groote exsiccator,
waarin het hart liggende in Ringersche vloeistof, ge-
bracht wordt. In den exsiccator bevinden zich 2 niet-
polariseerbare klei-electroden van du
bois-Reijmond,
welke op het hart worden geplaatst. De afleidingsdraden
hiervan gaan door eene opening in den wand, welke
met klei luchtdicht wordt gesloten, naar den snaargal-
vanometer. Een gedeeltelijke luchtledigheid wordt be-
reikt door eene gewone waterzuiginrichting met behulp
van de waterleiding. De grootste bereikte luchtvör-
dunning is die, bij welke in den exsiccator nog eene
spanning van \'A atmospheer overblijft. In mijne proeven
is dit voldoende om de veranderingen in het EKG
te zien en ten slotte algeheelen stilstand van het hart
te bereiken.

De meeste dezer waarnemingen geschieden op het
kikvorschhart; die van 29/6 en 5/7 op den ventrikel
van het hart van eenen aal.

-ocr page 70-

In het EKG is er eene verandering te zien in de
frequentie en in de voortgeleiding; de eerste neemt af,
de wijziging in de tweede openbaart zich in eene ver-
lenging van den afstand P—R, zich uitende in
een 2:1 hartblock.
De luchtverdunning heeft dus een en
negatief chronotropen en eenen negatief dromotropen
invloed.
Ook de vorm van de toppen van het EKG
ondergaat eene verandering. Alle toppen nemen met
toenemende luchtverdunning en den duur der proef in
hoogte af; soms wordt waargenomen,
dat T van richting
omkeert.

Wanneer het verblijf in den exsiccator lang genoeg
wordt voortgezet, staan ten slotte alle gedeelten van
het hart, mechanisch en electrisch gelijktijdig stil.

Als dit stadium is bereikt, laat ik weer lucht toe-
stroomen, waardoor het EKG en de pulsaties
niet terug-
keeren, echter
wel, wanneer ik het hart overbreng in
R. v. met eene overmaat K Cl (200 mgr. per Liter R.v.)

In tabel IX ziet men het resultaat mijner waarnemingen.

Het schijnt dus, dat er eenig verband bestaat tusschen
zuurstofarmoede en eene overmaat van K Cl.

Op 3 verschillende wijzen trachtte ik waarnemingen
te verzamelen. Ik nam weer geisoleerde kikvorschharten.

I. Het hart wordt in kalilooze R. v. tot stilstand ge-
bracht. In het vorige hoofdstuk is aangetoond, dat een
toevoer van nieuwe kalium- of uranium-ionen de ver-
broken balanceering weder herstelt. Om nu na te gaan
of\'misschien O2 aan een herstel der balanceering be-
vordelijk zou kunnen zijn, bracht ik het tot stilstand
gekomen hart over in eene z. g. drukcuvette, welke
door een gummislang in verbinding staat met een zuur-,
stofcylinder. Ik kan nu
o2 onder eenen overdruk van
2 atmospheren in de cuvette brengen, welke druk na-
tuurlijk ook voor het zich in de cuvette bevindende
hart geldt.

In de volgende tabel X laat ik de.uitkomsten van

-ocr page 71-

TABEL IX.

De invloed van luclüverdunning (zuurstofarmoede) op het EKG.

Datum

Begin der
proef.

Han, liggonde
ill R. v , woidt
in exsiccator
geplaatst.

Luchtverdunning tot op
\'/ï atmosph.

R. v. met 200 mgr. K Cl.

22/6

2.20

2.35. Alle uitslagen kleiner.
T negatief.
P-R verlengd.
Frequentie neemt af.
2.55. Uitslagen nog kleiner.
3.45. Stilstand.

4.15. Weer pulsaties en EKG.

23/6

2.30

2.45. Hartblock.
2.50. Uitslagen kleiner.
3.15. Arhythmie.

Hartblock.
3.20. Stilstand.

3.30. Weer pulsaties en EKG.

29/6

10.-

10.20. Uitslagen kleiner.

Frequentie neemt af.
T verandert van richting.
10.30. Stilstand.

10.35. Weer pulsaties en EKG.

5/7

9.20

10.—. T verandert van richting.
10.50. Uitslagen zeer klein.
11.20. Stilstand.

11.30. Weer pulsaties en EKG.

TABEL X.

De mogelijkheid een hart, door KCl-gebrek tot stilstand gebracht,
door 02 onder overdruk iveer te doen pulseeren.

Datum

Begin der
proef in KCl-
looze Ringer

Stilstand

Drukcuvette onder overdruk
van 2 atmosph. 02.

13/6

9.30

11.—

11.02 (in cuvette)

11.10 (pulsaties)

13/6

2.—

3.15

3.17 (in cuvette)

3.20 (pulsaties)

13/6

2._

4.—

4,02 (in cuvette)

4.12 (pulsaties)

-ocr page 72-

de 3 door mij gedane waarnemingen zien. Het EKG,
dat vóór en na de proef gezien werd, vertoont geen
verschil.

II. Een tweede wijze, die ik bij mijne proefneming
volgde, was aldus. Van het geïsoleerde hart laat ik het
EKG en de pulsaties ophouden door eene Ca Cb-
intoxicatie. Ik leg het hart in eene R. v., die 1 gram
Ca Cl2 (dus de 5-voudige dosis) per Liter bevat.
Binnen korteren of langeren tijd staat het hart geheel
stil. 0 Wanneer de stilstand verkregen is, breng ik
het hart in de onder I genoemde cuvette en voer
weer
o2 toe, wat ook in dit geval het resultaat heeft,
dat het EKG en de pulsaties weder in de oorspron-
kelijke gedaante terugkomen. Zie tabel XI.

TABEL XI.

De mogelijkheid een hart tot stilstand gebracht door CaCl2-
vergiftiging, door 02 onder overdruk weer te doen pulseeren,

Datum

Begin der
proefin over-
maat Ca Cl2

Stilstand

ln drukcuvette onder 2 atmosph.
overdruk 02

8/6

9.30

10.47

10.50(in cuvette)

10.55 (pulsaties)

8/6

9.30

11.20

11.22(incuvette)

11.29 (pulsaties)

8/6

2.15

4.07

4.10(incuvette)

4.15 (pulsaties)

III. Op nog eene 3de manier ga ik het veronder-
stelde verband na en wel als volgt. De balanceering
tusschen Ca- en K-ionen wordt weder verbroken; maar
nu door het geïsoleerde hart te leggen in R.v. met
eene overmaat van K Cl: n.1. 1 gram K Cl per Liter

\') Op de normale manier is de oorspronkelijke toestand
weder in het leven te roepen door het hart over te brengen, \'t
zij in Ca-looze Ringer, \'t zij in R. v. met 500 mgr. K Cl per
Liter, waardoor de balanceering tusschen Ca- en K-ionen her-
steld wordt.

-ocr page 73-

R.v. (dus het 10 voudige van de gewone hoeveelheid).
Wanneer nu van dit door K Cl vergiftigde hart het
EKG en de pulsaties hebben opgehouden, wordt het,
liggende in de toxische K Cl oplossing, in eenen exsic-
cator gebracht en zooveel lucht weggezogen, dat er
V7 atmospheer in den exsiccator aanwezig is. Wanneer
nu de harten 5—8 minuten in de luchtverdunde
ruimte hebben doorgebracht, komen, zooals in tabel
XII blijkt, ,er weder pulsaties voor den dag, om bij
voortgezet verblijf in den exsiccator opnieuw te ver-
dwijnen.

TABEL XII.

De invloed van luchtverdunning (02 armoede) op het door K Cl

vergiftigde hart.

Datum

1000 mgr. K Cl.

Exsiccator.

! 200 mgr. K Cl.

Begin derproef

Stilstand

In exsicc.

Weerpuls.

Stilstand

In KCl.

Normaal

16/6

9.20

9.45

9.45

9.52

10.50

10.50

10.55

16/6

9.20

11.—

11.—

11.08

11.30

11 30

11.35

17/6

9.30

1.25

1.25

1.32

2.05

2.05

2.15 a)

17/6

2.25

3.35

3.35

3.40

4.—

4.—

4.05 b)

0). 2.11 pulsaties van het atrium.

1)). 4.02 pulsaties van het atrium.

De hartstilstand is mede het gevolg van de luchtver-
dunning en wij zien nu, evenals bij de proeven in het
begin van dit hoofdstuk beschreven, het EKG en de
pulsaties terugkeeren, wanneer het hart wordt over-
gebracht in R.v. met 200 mgr. K Cl.

Is het niet zeer opvallend, dat een hart vergiftigd
met K Cl na de beschreven bewerking in den exsic-
cator juiSt weer eene grootere hoeveelheid K Cl noodig
heeft 0111 te gaan pulseeren en een EKG te geven?

Hoe nu de chemische verbindingen zijn, die de
onderling balanceerende stoffen met de bestanddeelen

-ocr page 74-

van de hartspier hebben, en de rol is, die de zuurstof
hierbij speelt, is duister. Men komt door mijn onderzoek
op het vermoeden, dat de
zuurstof\' onafhankelijk van
hare oxydeerende werking nog eene rol speelt bij de
balanceering tusschen de verschillende ionen. De samen-
hang is niet te ontwarren, daar de hartspier ook in
met zoutoplossing doorstroomden toestand nog steeds
haemoglobine bevat, die natuurlijk bij de aanwezigheid
van zuurstof tot oxyhaemoglobine wordt en wel van
beteekenis moet zijn bij de chemische evenwichten in
het hart.

Kort samenvattende vind ik dus:

I. Een hart tot stilstand gebracht in kalilooze R.v. gaat
door 02 onder 2 atmospheren overdruk weer pulseeren.

II. Een hart tot stilstand gebracht door Ca Cl2-in
toxicatie gaat door Oi onder 2 atmospheren overdruk
weer pulseeren.

III. Een hart tot stilstand gebracht door K Cl-into-
xicatie, gaat door verblijf in gedeeltelijke luchtledigheid
weer pulseeren, om bij voortgezet verblijj aldaar weder
tot stilstand te komen. Deze is op te heffen door eene
overmaat van K Cl.

In alle gevallen is aan het einde der proef de
vorm van het EKG dezelfde als bij het begin.

Voor dit hoofdstuk te sluiten, rest mij als aanhangsel
nog eenige proefnemingen te vermelden, die, naar mij
voorkomt, met de vorige in verband staan.

De vraag kwam n.1 bij mij op, of soms ook door
eenen
constanten stroom het EKG en de pulsaties van
een hart, dat door K Cl-gebrek is tot stilstand gebracht,
weder zijn op te wekken.

Als electroden, die ik gebruik, om het hart mede
te prikkelen, dienen de niet polariseerbare magazijn-
electroden van
Noyons. Daar de weerstand van deze
groot is (11.000 Ohm.) en die van het geïsoleerde hart
zelf ook nog 25.000 Ohm. bedraagt, moest ik om

-ocr page 75-

succes te hebben, eenen vrij sterken stroom gebruiken.
De door mij gebezigde is 40 volt sterk, terwijl er
nu 3 milliampères door het hart gaan.

Evenals bij de vorige proeven laat ik het hart weer
stilstaan in kalilooze R.v. Door het nu te prikkelen
met eenen constanten stroom van 3 milliampères zie
ik werkelijk het EKG en de pulsaties weder terugkeeren.

Zooals uit onderstaande tabel blijkt varieert de tijd
van prikkeling en de duur, dat het hart weer normaal
blijft functioneeren.

tabel xiii.

Invloed van eenen constanten stroom op het door K Cl-gebrek tot
stilstand gebrachte hart.

Datum.
___

Kalilooze R.v.

Prikkeling door eenen
constanten stroom van
3 milli-ampères.

Prikkeling beëindigd bij
begin der pulsatie, welke
voortduurt tot:

27/6
28/6
29/6

Begin.

9.30
10.30
10.30

Stilstand.

10.45
1.20
12.—

Begin der
prikkeling.
10.45
1.20
12.-

Terugkeer
van EKG en
pulsatie.
11 -
1.30
12.25

11.20
1.40
12.4U

Dezelfde proef is 2 maal gedaan met een hart,
dat in Ca-looze R.v. tot stilstand is gebracht, doch nu
echter met negatief resultaat.

Welke rol de constante stroom in dit balanceerings-
proces speelt, is duister; ik volsta met de door mij
waargenomen feiten te vermelden.

-ocr page 76-

INVLOED VAN KOOLDIOXYDE ONDER OVER-
DRUK DOORGELEID OP HET EKG.

Reeds veel is er geschreven over de werking van
C02, niet alleen wat betreft die op de hartsactie, maar
ook over die op andere organen.

Ik zal mij beperken tot die op het EKG en wil vóór
mijne proeven te beschrijven, nagaan, wat in de litteratuur
vermeld wordt over de beteekenis van C02 op het EKG.

Hoewel de schrijvers, die ik eerst zal noemen en
de meening door hen verdedigd, niet speciaal over
den invloed van C02
op het EKG handelen, moet ik
hen wel uitvoerig behandelen, daar de door hen aan-
genomen meening lijnrecht tegenover die van een anderen
schrijver staat, die de wijzigingen in het EKG noemt.
Voor een goed begrip van deze opvatting is het uit
den aard der zaak noodig die van de andere schrijvers
te leeren kennen.

De eerste, die over de werking van C02 op het
geïsoleerde kikvorschhart schreef, was
Straub \'). Hij
onderscheidde de werking van eene kleine en groote
dosis: bij de eerste vond hij eenen negatief inotropen
en negatief chronotropen invloed, die bij eene grootere
hoeveelheid C02 zoo kon toenemen, dat het hart
absoluut stilstond.

In hetzelfde jaar 1901 publiceerde Göthlin 2) een
artikel, waarin hij ook de beteekenis van C02 behandelde

\') Straub. Zeitschr. f. Exp. Path. u. Pharmac. Bd. 46.

2) Göthlin. Skandin. Arcli. f. Physiologie Bd. 12, blz. 1.

-ocr page 77-

en kwam tot de conclusie, dat eene geringe quantiteit
C02 (zooveel, dat de atmospheer 7% CO, bevatte) gunstig
werkte op de hartsactie.

Geheel of gedeeltelijk sloten Jerusalem en Star-
ling
\') zich bij de genoemde opvattingen aan, die ook
weer eene kleine hoeveelheid C02 gunstig oordeelden
evenals
Ketcham, King en Hooker1).

Hoewel al deze onderzoekers niets over het EKG
noemen, vermeld ik hunne meening toch zeer in het
kort, daar zij allen tot grondgedachte hadden, dat aan
C02
eene specifieke werking op de harts-actie moest
worden toegeschreven.

Geheel in strijd met de nu genoemde meening, is
die van
Mines2), die ten eeneninale niets wil weten
van eene specifieke werking van C02 op de actie
van het geïsoleerde hart.

Hij zag wel degelijk, evenals de vroegere schrijvers,
verandering in de hartswerking en in het EKG; maar
schreef deze toe aan eene verandering, die door het
CO, in de doorstroomingsvloeistof werd veroorzaakt.
Deze, die oorspronkelijk neutraal reageerde, werd door
het doorleiden van C02 zwak zuur. De waterstofionen-
concentratie (Cn) werd er door gewijzigd. Van de
neutrale
R.v. werd zij door Mines bepaald op 10-"7;
wanneer hij nu door het doorleiden van CO, de Cu
veranderde in 10-4, zag hij, dat dit een negatief
chronotroop en negatief dromotroop effect had.

Door Mines werd de Cu bepaald volgens de indi-
cator-methode van
Sörensen.

Terwijl dus Mines de specifieke werking van C02

1 ) Ketcham, King and Hooker. Amcr. Joum. of Physiology.
Vol. 31, biz. 64.

2 ) Mines. Joum, of Physiology. Vol. 46, biz. 188.

-ocr page 78-

geheel uitschakelde, vertegenwoordigde Clark\') weder
eene andere richting, die ik de gecombineerde zal
noemen. Hij was het geheel eens met
Mines, dat door
het doorvoeren van CO, door de doorstroomingsvloei-
stof de
Ch wordt gewijzigd, doch hiernaast nam hij
ook eene specifieke werking van C02 op het hart aan.
Hij meende, datC02 in geringe hoeveelheid een gunstig
effect heeft op de hartsactie, waartoe
Clark besloot
door zijne waarnemingen op het E K G.

Eene overmaat van kooldioxyde vond hij ook
nadeelig.

Voor de proefnemingen, die ik deed om den
invloed van C02 na rijkelijk doorleiden onder ver-
hoogden druk op het EKG na te gaan, bedien ik mij van
de volgende inrichting. Ik neem wederom een geïsoleerd
hart, dat ik in een horlogeglaasje, gevuld met R.v.
leg. Nu wordt hierover heen eene glazen stolp geplaatst,
die van boven doorboord is, in welker opening een
glazen buisje is gesmolten. Aan het ondereinde, dus
dat, \'t welk in de holte van de stolp uitkomt, is
een gummi slangetje bevestigd, dat uitmondt in het
horlogeglas. Het andere einde staat met een C02-cy-
iinder in verbinding. Op deze wijze ben ik dus in
staat het gewenschte gas in de R.v. te brengen en het
op het hart te laten inwerken.

Gelijk Mines, bepaal ik met de indicatormethode
de
Ch; de door mij gebruikte R.v. bezit eene water-
stofionenconcentratie van 10-7. Verander ik deze
door het doorvoeren van
C02 in 10~1, dan blijkt, dat
dan de pulsaties van het hart het sterkst zijn. De
wijzigingen, die onder die omstandigheden in het EKG
worden te voorschijn geroepen, zijn de volgende. In
de eerste plaats is er eene afname der frequentie; de
toppen ondergaan belangrijke veranderingen. De R

1 \') Clark. Journal of Physiology. Vol. 47, blz. 87.

-ocr page 79-

wordt hooger; soms verdubbelt zij wel in hoogte. Nu
is dit iets, wat meerdere malen in het EKG wordt
waargenomen. Maar de voornaamste wijziging is die,
welke T ons laat zien. Ik zal mij bepalen met te
beschrijven, wat de T ons in het afgebeelde geval
(fig. VIII en IX) laat zien. Door eene geringe hoeveelheid
C02 verandert T geheel van vorm. Zij maakt den
indruk van eenen
pulsus alternans; er wisselt n.1. een
zeer diepe met eenen minder diepen T. Maar niet alleen
in diepte verschillen zij, ook de vorm van beide is
geheel anders. Eene analyse van dit EKG geven kan ik
niet; maar ik constateer alleen, dat CO, ook in kleine
hoeveelheid eenen grooten invloed heeft op dit zoo
vatbare deel van het EKG.

Wanneer ik meer CO, door de R.v. leid, zoo véél,
dat de Cu toeneemt tot 10~\', dan staat het hart, zoowel
electrisch als mechanisch geheel stil. In de volgende
tabel XIV zijn de verschillende waarnemingen in het
kort vermeld.

TABEL XIV.

Invloed van C02 op het EKG.

Datum

Begin der proef

Doorstroomd met C02

5/6

2 uur Cjj = 10-\'

2.10 CH

= 10-° Pulsaties krachtiger. Fre-

quentie neemt af.

R. hooger. T. verandert

van richting.

2.20 CH

= 10-4 stilstand.

5/6

3 uur CH— 10-7

3.05 Cn
3.30 CH

= l0-fi Pulsaties blijven gelijk.
Frequentie neemt af.
R. hooger (verdubbeld).
T. alterneert (diepe met
minder diepe).
= 10-1 stilstand.

-ocr page 80-

Datum

Begin der proef

Doostroomd met C02

5/6

2.10 uur CH = 10-\'

2.20 CH

— 10 ~6 Pulsaties grooter. Fre-

quentie neemt af.

Alle toppen in EKG. wor-

den grooter.

2.30 CH

= 10-4 Stilstand.

Zoodra dit stadium bereikt is, breng ik het hart over
in gewone R.v. en zie nu, dat de pulsaties en het
EKG na langer of korteren tijd weer terugkeeren; beide
komen gelijktijdig voor alle deelen van het hart weer
voor den dag.

Uit het bovenstaande vloeit voort, dat, terwijl een
geïsoleerd kikvorschhart onder den invloed van kool-
dioxyde (
Ch = 10-c) krachtiger dan gewoonlijk pulseert,
eene wijziging in het electrocardiogram reeds duidelijk
de koolzuurvergiftiging verraadt, die bij hoogere do-
seering tot stilstand zal voeren.

-ocr page 81-

INVLOED VAN DE EXTRACTEN VAN
SOMMIGE KLIEREN VAN INTERNE SECRE-
TIE OP HET EKG.

Steeds meer toenemende belangstelling wordt ge-
durende de laatste jaren gewijd aan de functie van de
z. g. „klieren van interne secretie". Hare secretiepro-
ducten gaan in de kliniek meer en meer eene rol spelen;
op elk gebied der geneeskunde maken preparaten uit
deze stoffen vervaardigd zich meester van een gedeelte
der pharmacotherapie.

Het kwam mij daarom gewenscht voor het electro-
cardiograin onder haren invloed na te gaan.

De drie voor mijne proeven gebruikte preparaten zijn:
pituitrine, adrenaline en jodothyrine. Van de 2 eerste
neem ik de oplossing, die geleverd wordt door
Park,
Davis
& Co. voor steriele injecties en van de 3de het
poeder, door
Bayer in den handel gebracht. Hiervan
los ik 100 mgr. op in 100 ccm. 0.7% Na Cl-op-
lossing.

Aan de beschrijving mijner proeven laat ik in -\'t kort
enkele in de litteratuur genoemde feiten voorafgaan.

Pituitrine. De 2 waarnemingen, die ik kon vinden
over den invloed van pituitrine op het EKG zijn beide
gedaan op warmbloedige dieren, door de pituitrineop-
lossing in de vena jugularis in te spuiten. Als gevolg
van deze injectie zagen
Hecht en Valerie Nadel \')

\') Heght und Valerie Nadel. Wiener kl. Wochensch. 1914.
No. 26.

-ocr page 82-

bradycardie, arhythmie en extrasystolie. Zij noemen geen
verandering in den vorm van de verschillende toppen.
Wel wordt dit punt behandeld door
Kraus, Nicolai\'
en Meijer \') die een kleiner worden van top P waar-
namen. Het kamergedeelte van het
EKG ondergaat
volgens hen geen wijziging. Hiernaast wordt ook door
hen eene
bradycardie en arhythmie geconstateerd.1)

Adrenaline. Alle door mij gevonden publicaties over
den invloed van adrenaline op het EKG berusten op
proeven gedaan op warmbloedige dieren.

Kahn publiceerde een uitvoerig onderzoek over „Die
Störungen der Herztätigkeit durch Adrenalin im
EKG".
Als proefdieren werden door hem honden gebruikt,
wien hij
1 ccm van de adrenaline-oplossing van Park,
Davis
injicieerde. Als begin van de giftige werking
op het hart vond hij eene verlenging van het P-R-in-
terval, soms extrasystolie. In een verder stadium was
er eene volkomen dissociatie van voorkamer en kamer
Zeer veel overeenkomst bestaat er, zegt
Kahn2), tusschen
adrenalinewerking en vagusprikkeling.

Met een gelijkluidend resultaat besloot H. Straub 3)
zijne proeven, hij zag ook eene verandering van rich-
ting van de toppen R en T.

Nicolai\' en Lewandowski 4) vonden eene groote ver-

1 ) Wel werden ook vele proeven gedaan op harten van koud-
bloedige dieren zonder echter de veranderingen in het EKG te
noemen, o.a. door
Werschinin, (Pfl. Arch. f. Physiol. Bd. 155,
blz. 1) die het geïsoleerde kikvorschhart doorstroomde met R. v.,
die eene wisselende hoeveelheid pituitrine bevatte. Evenals dit
voor honden en konijnen was waargenomen, zag hij ook nu
eene sterke bradycardie (soms tot op de helft).

2 ) Kahn. Pflügers Arch. f. Physiol. Bd. 129, blz. 379.

3 ) H. Straub. Zeitschr. f. Biologie. Bd. 53 blz. 106.

4 ) NIcolaï und LewandowskI. Das Electrocardiogramm
Kraus en Nicolai blz. 282.

-ocr page 83-

andering in den T top. Zij zagen, dat zij geheel ver-
dwenen kon zijn op het hoogtepunt der adrenaline-
werking, om nadat het gift was uitgewerkt weder terug
te keeren.

Later werd ook door Kraus, Nicolaï en Meyer \')
over de adrenaline werking op het EKG gesproken,
waar zij naast het negatief worden van T, de vergrooting
van P waarnamen. In den loop der vergiftiging zagen
zij eene arhythmie.

Jodothyrine. Naast de talrijke pharmacologische en
klinische studies over deze stof, kon ik geen mede-
deeling vinden over haren invloed op het EKG.

Eigen onderzoek.

Bij de proefnemingen, die ik deed over de verande-
ringen, die de 3 klierextracten in het EKG geven,
ging ik als volgt te werk. De geïsoleerde harten worden
in een horlogeglaasje met R. v. gelegd en na weg-
zuiging van de overtollige vloeistof wordt het EKG
waargenomen. Hierna worden 4 druppels van de te
onderzoeken stof bij de R. v. gedaan en nu geregeld
de veranderingen in het EKG bestudeerd.

Alle 3 preparatén: n.1. pituitrinè, adrenaline en jodo-
thyrine
geven dezelfde veranderingen in het EKG.

Er wordt eene verandering in de frequentie en in
de voortgeleiding geconstateerd; dus de chronotropie
zoowel als de dromotropie is gewijzigd, wat zich
natuurlijk in het EKG verraadt. Wat de eerste betreft
zien wij na soms eene tijdelijke versnelling regelmatig
eene vertraging van den rhythmus van het hart. De
voortgeleiding ondergaat eenen belangrijken invloed
van de 3 extracten. Meestal komt er een 2 : 1 of
3 : 1 hartblock voor den dag; de geleiding van voor-
kamer op kamer kan zoo sterk benadeeld worden, dat
er een absolute stilstand van den ventrikel kan ontstaan,

-ocr page 84-

terwijl het atrium regelmatig doorpulseert. In al deze
verschijnselen- stemmen de electrische en mechanische
curven overeen.

Dg veranderingen, die in het EKG te zien zijn,
bestaan ten eerste in. eene verlenging van den afstand
P-R en vervolgens in een kleiner worden van de
toppen R en T. Bij langdurende vergiftiging verandert
top T geheel van richting.
In alle door mij waarge-
nomen gevallen hielden het EKG en pulsaties gelijk-
tijdig op.

Wanneer Wij deze intoxicatieverschijnselen vergelijken
met de in Hoofdstuk IV beschreven vergiftiging met
K Cl, dan valt dadelijk de groote overeenkomst op.
Dit bracht mij op het denkbeeld, om, wanneer het
hart tot stilstand was gekomen, het EKG en de pulsaties
weder op te wekken door het hart over te brengen in
kalilooze R.v. Ik zag nu inderdaad, dat, wanneer het
hart gedurende korten tijd in de kalilooze R.v. gelegen
had, de normale toestand weer terugkeerde. Wanneer
ik andere vloeistoffen, als normale R.v., Ca-looze R.v.,
R. v. met eene overmaat van K Cl beproefde, gelukte het
niet; wel echter in R.v. met eene dvermaat van CaCk

In de volgende tabel XV ziet men de waargenomen
gevallen.
De 3 klier extracten verbreken dus op eene tot
nu toe onbekende manier evenals K Cl de balanceering
in de R.v. Deze is weer te herstellen door het hart
over te brengen in kalilooze R.v, of R.v. met eene
overmaat van Ca CL

In verband met mijne bevindingen, wil ik hier, hoewel
niet betrekking hebbende op het EKG een onderzoek,
onlangs door
Takayasu \') verricht, vermelden.

Hij komt tot de conclusie, dat eene sterk verdunde
adrenaline-oplossing op de contractiliteit van de dwars-
gestreepte spier ongeveer dezelfde werking heeft als

\') Takayasu. Quart. Joum. of Physiology 1916. Vol. 9. blz. 347.

-ocr page 85-

eene overmaat van K Cl. Eene verklaring van dit
merkwaardige feit geeft hij niet.

Op nog eene andere wijze maakte ik het verband,
dat bestaat tusschen K Cl en de genoemde preparaten
duidelijk; n.1. door een hart te laten stilstaan in kali-
looze R.v. en daarna door 4 druppels klierextact de
pulsaties en het EKG weder op te wekken.

Samenvattende vind ik dus :

4 druppels klierextract
geven hartstilstand onder
de verschijnselen van K Cl
vergiftiging.

Kalilooze R. v.
doet het EKG en de pul-
saties weder terugkeeren.

Kalilooze R. v.
doet hetE KG en de pulsaties
ophouden.

4 druppels klierextract
maken het EKG en de
pulsaties weder normaal.

Er bestaat dus zeker eene verwantschap tusschen
K Cl en de extracten van sommige klieren van interne
secretie. Welke deze is, ligt in het duister.

De mogelijkheid bestaat, dat zij zoo kalihoudend
zijn, dat de 4 druppels ervan in staat zijn een kali-
vergiftiging te geven.

Door een chemisch onderzoek kunnen wij uitmaken
of dit werkelijk de reden kan zijn van de schijnbare
K Cl-intoxiatie.

Op 2 wijzen is dit te doen.

De eerste reactie bestaat hierin, dat K Cl met H2 Pt
Cle kristallen vormt van K2 Pt C 16. Dit zijn octaëders,
die microchemisch te herkennen zijn. Bij eene onver-
dunde klierextractoplossing worden er duidelijk kristallen
in gevonden; doch reeds bij eene verdunning van 3 maal
kan ik geen enkel kristal meer ontdekken. Hieriiit is de
gevolgtrekking te maken, dat de klierextracten
weinig
kali/wudend
zijn.

De andere te volgen weg is de reactie van de

-ocr page 86-

tabel xv.

Invloed van pituitrine, adrenaline en jodothyrine op het EKG.

pltuitrine.

Datum

\' Chronotropic".

Dromotropie.

Veranderingen in de
toppen.

1/7

Eerst toename; later
afname der frequentie.

P-R verlenging, ventri- T verandert eerst van
keistilstand, terwijl atrium richting, verdwijnt later

door pulseert. geheel.

1

3/7

Afname der frequentie.

3 : 1 hartblock.
Ventrikelstilstand, ter-
wijl atrium door pulseert.
Daarna atriumstilstand.

X verandert van richting.
Uitslagen worden kleiner.

3/7

Eerst toename; later
afname der frequentie.

2 : 1 hartblock.
Absolute stilstand.

T verandert van richting.

4/7

Afname der frequentie.

Ventrikelstilstand, ter-
wijl atrium nog pulseert,
later atriumstilstand.

Uitslagen worden kleiner.
T verandert van richting.

4/7

Eerst toename; later
afname der frequentie.

Absolute stilstand.

Uitslagen worden kleiner.

Alle harten, gaan nadat de stilstand bereikt was, weer pulseeren in kalilooze R.v.,
of R.v. met overmaat Ca C/2.

-ocr page 87-

Adrenaline.

Datum

Chronotropic.

Dromotropie.

Verandering in de toppen.

6/7

Eerst toename; later
afname der frequentie.

2 : 1 hartblock.
Absolute stilstand.

T verandert van richting.

6/7

Afname der frequentie.

P-R verlenging; ventri-
kelstilstand, terwijl het
atrium door pulseert, later
atriumstilstand.

Uitslagen worden kleiner.
T verandert van richting.

7/7

Eerst toename; later
afname der frequentie.

2 : 1 hartblock.
Ventrikelstilstand, later

ook van atrium.

)

Uitslagen worden kleiner.
T verandert van richting.

Alle harten, gaan, als de stilstand bereikt is, in kalilooze R.v. weer pulseeren.

jodothyrine.

Datum

Chronotropic.

Dromotropie.

Verandering in de toppen.

21/7

Eerst toename; later
afname der frequentie.

2 : 1 hartblock.
Eerst ventrikelstilstand,
later ook van atrium.

Uitslagen worden kleiner.
T verandert van richting.

21/7

Eerst toename; later
afname der frequentie.

\'3 : 1 hartblock.
Ventrikelstilstand, later
ook van atrium.

T verandert van richting.

In kcililooze R.v. gaan de harten weer pulseeren.

-ocr page 88-

Konink. Het door hem gebezigde reagens bestaat uit:

5 gr. cobalt nitricus -f 25 ccm. H N03 32% (S. g. 1-2)
30 gr. Na N02 200 ccm. aq. dest.

Om nu een stof op K Cl te onderzoeken neemt men
5 ccm. van deze stof 1 ccm. reagens -f- 5 ccm.
alcohol 96%.

Wanneer de te onderzoeken vloeistof kalihoudend
is, krijgt men eene troebeling; ten minste, wanneer het
K Cl gehalte niet minder bedraagt dan 5 mgr. per liter.

Door oplossingen van bekende kaliumgehalten te
maken, kan men de stoffen naar eene schaal vergelijken.

De Heer Jannink was zoo vriendelijk deze onder-
zoekingen voor mij te verrichten; hij vond:

Pituitrine-oplossing 10 % bevat 30 mgr. K Cl per Liter.

Adrenaline-oplossing 5 % bevat < 5 mgr. KC1 per Liter.

Jodothyrine-oplossing 1,5 % bevat 10 mgr. K Cl per Liter.

Evenals uit de microchemische reactie volgt hieruit,
dat alle 3 stoffen
weinig kalihoudend zijn; dat zij in
de geringe hoeveelheid van 4 druppels eene echte
K Cl vergiftiging zouden geven, is absoluut uitgesloten.

-ocr page 89-

DE INVLOED VAN HET MECHANISCH GEREKT
WORDEN VAN DE HARTSPIER OP HET EKG.

Wanneer, zooals in deze proeven de hartspier voort-
durend eenigermate uitgerekt wordt, treedt er natuur-
lijkerwijze eene grootere vermoeienis der spier bij hare
samentrekkingen op dan zonder rekking het geval zou
zijn geweest; want de last is grooter. In de litteratuur
kon ik geen mededeelingen vinden over dezen physischen
factor; op zich zelf bestaan er onderzoekingen over
den invloed, dien langdurige arbeid op het EKG uit-
oefent. De schrijvers, wier onderzoek ik vermeld vónd, zijn
de reeds bij den temperatuursinvloed genoemde:
Straub1)
en Seemann2). Beide deden op ongeveer gelijke wijze
hunne proefnemingen, door invloed\' uit te oefenen op
den geleverden arbeid van het hart, door hetzij het
volume van de doorstroomingsvloeistof te veranderen
bij constanten druk, \'t zij het volume gelijk te laten en
den druk te wijzigen.

Straub vond vooral in het laatste geval belangrijke
wijzigingen in het EKG. De R-top werd kleiner; maar
de voornaamste verandering onderging de T. Deze
draaide van richting om. Wanneer de proef langen tijd
werd voortgezet, zag hij, dat de ventrikel absoluut
stilstond, terwijl het atrium voortging een
volledig EKG
te vertoonen en te pulseeren.

Naast deze waarnemingen van Straub staan die van
Seemann, welke onderzoeker geen wijzigingen van

1 \') Straub 1. c.

2 ) Seemann 1. c.

-ocr page 90-

belang vond in den top T. Wel werd door hem gezien,
dat bij vermeerderd volume alle toppen kleiner werden;
doch hij schreef dit niet aan vermoeienis toe, maar
aan de door de sterkere vulling grootere mogelijkheid
voor de potentiaalverschillen te ontglippen alvorens
den galvanometer te bereiken.

Bij mijn onderzoek hebben de proeven plaats aan
het geisoleerde kikvorschhart, dat met spelden op de
kurken laag in het hiernevens afgebeelde trechtertje
(fig. 10) gefixeerd wordt. In het trechtertje, dat van

C

-ocr page 91-

onderen is te sluiten, wordt R.v. gegoten, zoodat het
hart uitgezonderd de punt er door omspoeld wordt.
Door eene serre fine met een haakje aan de punt te
bevestigen, was zooals uit de teekening blijkt, de sus-
pensieinrichting gereed. De electroden worden op de
basis en de punt geplaatst, de laatste zoo, dat zij niet
met de het hart omspoelende vloeistof in aanraking is.

Aan den hefboom wordt op eenen afstand van 12
m.m. van de as naar de zijde van het rietje het ge-
wicht gehangen, waarmede men het hart wil rekken.
Daar de afstand van de as naar de serre fine even-
eens 12 m.m. bedraagt, kunnen wij den invloed van
den afstand verwaarloozen, en zijn wij dus direct
in staat, na het hart geaequilibreerd te hebben, af te
lezen, met welk gewicht het hart gerekt wordt.

In de volgende tabel XVI is in het kort weergegeven,
welken invloed de mechanische rekking van de hartspier
op de verschillende eigenschappen van het hart heeft
en in het bijzonder op het EKG.

Aan het hoofd der tabel noem ik eenige gemiddelde
waarden, verkregen in oriënteeringsproeven, die ik
vond bij het
niet uitgerekte hart, bij dat gerekt met 2gr. en
bij dat
gerek met 7 gr.; in aansluiting aan deze getallen
noem ik het in mijne proeven geziene resultaat.

Hieruit blijkt, dat zoowel de chronotropie\' als de
dromotropie door dit proces beinvloed worden. De
frequentie neemt af en dikwijls vertoont zich eene
arhythmie. Wat de dromotropie betreft, meestal staat
zij onder den invloed der rekking; wij zien, dat veelal
de panier stilstaat, terwijl het atrium doorgaat een
EKG te geven en te pulseeren.

De veranderingen in het EKG concentreeren zich
weer, zooals gewoonlijk om den
T-top; deze verandert
regelmatig van richting. Hetzelfde wordt eene enkele
maal ook voor R waargenomen.

Naast deze veranderingen zien wij in de proef van

-ocr page 92-

TABEL XVI.

Invloed van mechanische rekking op het EKG.

Belasting

Frequentie P.-R interval

■ ,

R.

T.

0 gr.
2 gr.
7 gr.

40permin.
±33 „ „
4- 13 „ „

0.5\'
± 0.5\'
1.7\'

11 mm.
4- 9 mm.
4- 2 mm.

4- 4 mm.
4- 3 mm.
H--2 mm.

Datum

BelastiDgs-
toename
van 0 uit-
gerekend.

Frequentie

Voortgeleiding

Verandering in de toppen

18/7

4 gr.

7 gr-
9.5 gr.

afname
afname
afname

P.-R. int. verlengd
idem
idem

Afname in hoogte.
Zeer klein,
idem

19/7

4 gr.

6 gr.

7 gr.

afname
»

n

P.-R. int. verlengd
idem
idem

T verandert van richting.
Zeer kleine toppen.

25/7

7 gr.

12 gr.

afname

n

P.-R. int. verlengd
ventrikelstilstand

T verandert van richting.
R wordt kleiner

26/7

4 gr.
7 gr.

afname
afname en
arhythmie

P.-R. int. verlengd
Eerst P.-R.verlengd

later
ventrikelstilstand

Toppen wórden kleiner.
T verandert eerst van richting.

24/7

7 gr.

12 gr.
14 gr.

afname en
arhythmie
afname
afname

P.-R. int. verlengd

idem
Ventrikelstilstand

Tverandert van richting.
Toppen worden kleiner.

27/7

4 gr.
7 gr.

afname
afname en
arhythmie

P.-R. int. verlengd
ventrikelstilstand
spoedig houden
alle pulsaties op

Toppen weinig kleiner.
T verandert eerst van richting
en verdwijnt dan geheel.

EKG gaat zonder T 15 minuten door, terwijl de pulsaties hebben opgehouden.

28/7

12 gr.

afname en

Eerst P.-R. int. ver-

T verandert van richting.

arhythmie

lengd, daarna

vertrikelstilstand.

-ocr page 93-

27/7 een voorbeeld er van, dat, terwijl er een absolute
stilstand van het geheele hart bestaat, het EKG rustig
voortgaat zich te vertoonen; zonder T.

Wanneer het hart (atrium en ventrikel) electrisch en
mechanisch tot stilstand is gekomen, wordt het gewicht
verwijderd, waarop in de meeste gevallen het EKG en
de pulsaties terugkeeren in omgekeerde volgorde als,
waarin zij verdwenen zijn.

-ocr page 94-

DE INVLOED VAN ATROPINE EN NICOTINE
OP HET EKG.

Van deze beide stoffen is bekend, dat zij eenen invloed
uitoefenen op den autotonus van het hart, gelijk dit voor
vele anderen vergiften ook bewezen is. Ik zal echter
alleen de 2 genoemde alcaloïden behandelen.

Wanneer ik over den invloed van atropine en nicotine
op het EKG ga spreken, moet ik, hoewel dit niet mijn
terrein is, enkele woorden wijden aan de pharmacolo-
gische werking van deze stoffen. Terwijl langen tijd
als een axioma gold, dat het aangrijpingspunt van
hare werking op het hart in de vagusuiteinden in de
hartspier te zoeken was, is sinds 1897 door onder-
zoekingen van
Hedbom \') en vele andere pharmacologen
aangetoond, dat de verschillende alcaloïden haren invloed
uitoefenen direct op de hartspier zelf; vandaar dan
ook het verschijnsel, dat op het geïsoleerde hart deze
stoffen voortreffelijk inwerken.

Algemeen wordt pharmacologisch aangenomen, dat
atropine de frequentie van den hartslag vermeerdert;
en den bloedsdruk doet toenemen.

Over den invloed van deze alcaloïden op het EKG
bestaan de onderzoekingen van
W. Straub. 1)

Hij vond, dat atropine eenen invloed uitoefent op
de R-T glooiing. Deze wordt er door naar beneden
afdalend. Verder werd door hem waargenomen, dat de
ioppen hooger werden.

1 ) STRAUB, W. Zentralblatt für Physiologie. Bd. 26 blz. 990.

-ocr page 95-

Straub meende ook, dat atropine een vergift is voor
de hartspier zelf, terwijl hij uit zijne proeven tot het
resultaat kwam, dat
nicotine een vergift is voor de hart-
zenuw,
daar hij er geen wijzigingen in het "EKG door
zag ontstaan.

Voor mijn onderzoek nam ik weder geïsoleerde kik-
vorschharten; deze werden op dezelfde wijze bevestigd
voor de electrocardiographische opnamen en voor het
mechanisch registreeren van den uitslag van den ven-
trikel als in het vorige hoofdstuk is beschreven. Ik
vulde nu het trechtertje in plaats van met R. v. met de te
onderzoeken atropine- en nicotine-houdende oplossing.
Genomen werd 0.1 ccm. van eene 1 % solutie van
atropine en nicotine in 0.7% Na Cl. Deze 0.1 ccm.
werden gevoegd bij 100 ccm, R. v. Ik gebruikte dus
eene 1 : 100000 oplossing. Zooals ik in den loop van
dit hoofdstuk zal mededeelen, werd ik door bepaalde
omstandigheden genoodzaakt ook 1 : 50000 en 1 :200000
oplossingen te onderzoeken.

Zeer eenvoudig kon ik desgewenscht de gebruikte
vloeistof laten afstroomen en door een andere vervangen

In tabel XVII zal ik de uitkomsten van mijn onder-
zoek in het kort neerleggen.

Zooals wij zien bestaat er, wat betreft de ver-
anderingen in het EKG eene groote overeenkomst in
de werking der beide stoffen.

In de eerste plaats lijdt de chronotropie: de frequentie
neemt bij beide eerst toe, om later af te nemen. In
beide gevallen openbaart zich jna eenigen tijd eene
arhythmie. De veranderingen in het EKG concentreeren
zich wederom grootendeels om den top T; deze ver-
andert in de meeste gevallen van richting. Sommige
malen wordt waargenomen, dat top R, gevolgd door
T afwisselt met eene R zonder T. (Zie fig. XI, XII en XIII.)

Naast deze gelijkheid in werking tusschen atropine
en nicotine zien wij, wat betreft de dromotropie een

-ocr page 96-

TABEL XVII.

Veranderingen in het EKG verkregen door 1:100000 oplossingen
van atropine en\' nicotine, door 1:200000 oplossing atropine en
1:50000 oplossing nicotine.

Datum

Begin der
proef

Hart omspoeld met atropine
1/100000.

Hart omspoeld met nicotine
1/100000.

10/7

2.45

2.55. Frequentie toename.
3.20. T verandert van richting.

Frequentie neemt af.
3.40. Arhythmie.
4.—. Absolute stilstand.

12/7

10.15

10.20. Frequentie toename.
10.45. T verandert van richting.
Alle toppen worden

kleiner.

11.— . Frequentie afname.

Arhythmie.
11.05. Absolute stilstand.

12/7

2.30

2.35. Frequentie toename.
2.40. Frequentie afname en
Arhythmie.

T verandert van richting.
3.10. Alle uitslagen worden

kleiner.

3.45. Ventrikelstilstand.
4.30. Atriumstilstand.

13/7

9.30

10.—. Uitslagen worden kleiner.
10.15. Arhythmie.

T verandert van richting.
10.20. Absolute stilstand.

13/7

10.30

*

10.40. Frequentie neemt af.
11.10. Arhythmie.

T verandert van richting.
11.30. Ventrikelstilstand.
11.45. Atriumstilstand.

-ocr page 97-

Datum

Begin der
proef

Hart omspoeld met atropine
" 1/100000.

Hart omspoeld met nicotine
1/100000.

14/7

9.30

10.10. R gevolgd door T, afge-
wisseld door R zonder T.
Frequentie neemt af.
10.30. Uitslagen worden kleiner.

Arhythmie.
11.30. Ventrikelstilstand.
11.50. Atriumstilstand.

16/7

9.30

9.35. Frequentie toename.

T verandert van richting.
9.40. R gevolgd door T, afge-
wisseld doorRzonder T.
Arhythmie.
10.—. Zeer frequent.
10.10. Uitslagen, vooral T wor-
den kleiner.
10.15. Absolute stilstand.

16/7

10.25

10.30. Frequentie toename.

T verandert van richting.
10.40. Frequentie afname.

Arhythmie.
11.05. Ventrikelstilstand.
11.20. Atriumstilstand.

-

Datum.

Begin der
proef.

Hart omspoeld met atropine
1/200000.

Hart omspoeld met nicotine
1/50000.

18/7

2.15

2.30. Frequentie toename.
Toppen van EKG worden
kleiner.
3.—. Arhythmie.
3.10. T verandert van richting.
3.45. Ventrikelstilstand.
4.10. Atriumstilstand.

-ocr page 98-

Datum

Begin der
proef

Hart omspoeld met atropine
1/200000.

Hart omspoeld met nicotine
1/50000.

19/7

9.30

10.—. Toename der frequentie.
T verandert van richting.
Toppen worden kleiner.
10.40. Arhythmie.
10.42. Ventrikelstilstand.
11.15. Atriumstilstand.

19/7

2.20

2.45. Frequentie toename.
2.55. T verandert van richting.
Arhythmie.

3.—. Frequentie neemt af.
3.35. Ventrikelstilstand.

4.—. Atriumstilstand.

f

27/7

9.30

9.45. T verandert van richting.
10.—. Frequentie neemt af.
Hoogte van R wordt
kleiner.
10.05. Arhythmie.
10.07. Absolute stilstand.

17/7

10.35

.\'7\' .

10.40. T verandert van richting.
10.55. T geheel verdwenen.

Arhythmie.
11.55. Absolute stilstand.

verschil. Bij de gebruikte oplossing Vioomj van atropine
staan gelijktijdig het atrium en de ventrikel zoowel
electrisch als mechanisch stil, terwijl
nicotine in deze
concentratie alleen de ventrikel deed stilstaan en het
atrium nog een tijdlang voortging een EKG te geven
en pulsaties te vertoonen. Met eene atropine-oplossing
V200000, werd hetzelfde gezien als bij nicotine \'Aooooo, n.1.: de
ventrikelstilstand, terwijl het atrium doorpulseerde. Bij
eene sterkere concentratie van nicotine Vsoooo zagen wij nu

-ocr page 99-

een algeheelen stilstand van alle deelen van het hart,
tegelijkertijd.

De beide alcaloïden hebben dus eenen duidelijken
invloed op de dromotropie, met dit onderscheid echter,
dat atropine sterker werkt dan nicotine.

Wanneer nu bij beide intoxicaties de geheele stil-
stand is verkregen, laat ik de giftige vloeistof afloopen
en breng normale R.v. in het trechtertje met het ge-
volg, dat in beide gevallen het EKG en de pulsaties
weder terugkomen in omgekeerde volgorde, waarin
zij zijn verdwenen.

Afgescheiden van de verschillende sterkte van den
invloed, dien de alcaloïden op de voortgeleiding in
denzelfden zin uitoefenen, roepen beide, hoewel zij in
menig opzicht antagonisten zijn, toch in het EKG de-
zelfde, veranderingen te voorschijn, te weten:

O inkeer ing van top T en soms alter neer ing van hare
aan- en afwezigheid.

Dat ik tot een zoo geheel ander resultaat kwam als
Straub moet misschien worden toegeschreven, aan
het feit, dat hij het hart doorstroomde, terwijl ik het
met de atropine of nicotine houdende oplossing om-
spoelde. Verder moet bij deze proeven bedacht worden,
dat het hart een gewicht van 2 gram moest torsen,
wegens het niet volkomen geaequilibreerd zijn der
suspensie-inrichting.

-ocr page 100-

SAMENVATTING.

I. De chronotropie wordt beïnvloed:
in positieven zin door: verwarming;

in negatieven zin door: afkoeling, onthouding van
Ca Cl2 aan de R. v., K Cl- en Ca Ch-vergiftiging, ont-
houding van Sr Cl2 aan de gewijzigde R. v., U02 (N03)2-
en Sr Cb-vergiftiging, C02-vergiftiging, 02-onthouding,
vergiftiging met de extracten van sommige klieren van
interne secretie en mechanische rekking;

eerst in positieven, later in negatieven zin door:
K Cl-onthouding aan de R. v., U02 (N03)2-onthouding
aan de gewijzigde R. v., en vergiftiging met atropine
en nicotine.

II. De dromotropie wordt beïnvloed:
in positieven zin door: verwarming;

in negatieven zin door: afkoeling, onthouding van
Ca Cl2 aan de R. v., K Cl-vergiftiging, onthouding van
Sr Clj aan de gewijzigde R. v., U02 (N03)2-vergiftiging,
02-onthouding, vergiftiging met de extracten van
sommige klieren van interne secretie, mechanische
rekking en vergiftiging met atropine en nicotine.

III. Top R ondergaat geringe veranderingen door:
verwarming, afkoeling, C02-vergiftiging, vergiftiging met
de extracten van sommige klieren van interne secretie,
vergiftiging met atropine en nicotine,- en mechanische
rekking.

-ocr page 101-

IV. Top T ondergaat belangrijke wijzigingen door:
verwarming, afkoeling, onthouding van K Cl of Ca CI2
aan de R. v., K Cl- en Ca CU-vergiftiging, onthouding
van U02 (N03)2 of Sr Cl2 aan de gewijzigde R. v.,
U02 (N03)2- en Sr CL-vergiftiging, C02-vergiftiging,
02-onthouding, vergiftiging met de extracten van
sommige klieren van inte\'rne secretie, mechanische
rekking en vergiftiging met atropine en nicotine,

V. In de Ringer\'sche vloeistof bestaat eene balan-
ceering tusschen 100 mgr. K Cl en 200 mgr. Ca Cl2.

Deze blijft bestaan, indien men de K Cl vervangt
door 25 mgr. U02 (N03)2 en de Ca Cl2 door 250 mgr.
Sr Cl2, of zoowel K Cl door U02 (N03)2 als Ca Cl2 door
Sr Cl2.

De door mij, op die wijze gewijzigde R. v., bevat
dus per Liter Aqua destil:

7 gr. Na Cl, 25 mgr. UOz (N03)2, 250 mgr. Sr Cl2,
200 mgr. Na H C03 en 1 gr. glucose.

VI. De veranderingen, die in het EKO veroorzaakt
worden door K Cl- en Ca Ch-onthouding en door K Cl-
en Ca CL-vergiftiging zijn gelijk aan die veroorzaakt
door
UO2 (N03)2- en Sr Cl2-onthouding en door U02
(N03)2- en Sr Cl2-vergiftiging.

VII. Het nadeel ontstaan door het onthouden van
K Cl,
UO2 (N03)2, Ca CU of Sr Cl, is te herstellen door
het toevoeren van nieuwe K, U, Ca of Sr-ionen; dat
veroorzaakt door de vergiftiging met K Cl,
UO2 (N03)2,
CaCl2 of SrCb is te herstellen door het wegnemen
van de schadelijke ionen.

VIII. De processen, • die het gevolg zijn van de
onthouding van K Cl, U02 (N03)„ Ca
CI2 of Sr CI2
verloopen bij alle temperaturen even snel.

-ocr page 102-

De vergiftigingsprocessen met K Cl, UO2 (NOa^,
Ca Cl2 en Sr Cl2 verloopen bij de koude veel lang-
zamer dan bij de andere temperaturen. Het ontgiften
gaat bij alle temperaturen even vlug.

IX CO2 is, hoewel in kleine dosis de hartsactie ver-
sterkende, toch een hartgift, daar het EKG er door
belangrijke wijzigingen ondergaat.

X. Het vermoeden bestaat, dat zuurstof, geheel
afgezien van hare oxydeerende werking, nog eene rol
speelt bij de balanceering tusschen de verschillende
zouten in de R.v.

>

XI. Een constante stroom van 3 milliampères kan
het nadeelige effect van K Cl gemis tijdelijk opheffen.

XII. De extracten van sommige klieren van interne
secretie geven, hoewel in de gebezigde doseering
onmeetbaar weinig kalium bevattend, wat het electro-
cardiogram betreft, intoxicatie verschijnselen, als gezien
bij K Cl-vergiftiging.

XIII. Atropine en nicotine geven onderling gelijke
veranderingen in het EKG.

XIV. Bij sommige mechanische processen (aanzien-
lijke temperatuursveranderingen en mechanische rekking)
en bij sommige balanceeringsstoornissen in de R.v.
(Ca Cl2-onthouding)
gaat het EKG langer door dan de
kloppingen van het hart
; in het eerste geval is alleen de
QRS groep aanwezig; in het laatste is het EKG volledig.

-ocr page 103-

INHOUD.

Blz.

Hoofdstuk I. Inleiding.........1

Hoofdstuk II. Instrumentarium . \'......18

Hoofdstuk III. Invloed van de temperatuur op het

E.K.G...........21

Hoofdstuk IV. Invloed van de anorganische be-
standdeelen uit de
Ringer\'s vloeistof
op het E.K.G. en de vervang-
baarheid van deze door andere
gelijkwaardige stoffen.....31

Hoofdstuk V. De invloed van verdund en van

onder overdruk gebracht Zuurstofgas 53

Hoofdstuk VI. Invloed van kooldioxyde onder

overdruk doorgeleid op het E.K.G. 60

Hoofdstuk VII. Invloed van de extracten van
sommige klieren van interne secretie
op het E.K.G........65

Hoofdstuk VIII. Invloed van het mechanisch gerekt
worden van de hartspier op het
E.K.G...........73

Hoofdstuk IX. De invloed van atropine en nicotine

op het E.K.G........78

Samenvatting.............84

-ocr page 104-
-ocr page 105-

STELLINGEN.

I. Het voortduren van het electrocardiagram, nu
eens volledig, dan weer zonder den top T bij een
stilstaand hart, is een krachtig argument voorde
dualiteitstheorie.

II. Het toevoegen van kooldioxyde aan de door-
stroomingsvloeistof van een geisoleerd kikvorsch-
liart heeft eene specifieke werking op de prikkelbare
substantie van de hartspier.

III. Wanneer bij een persoon de top T in de lste
of 2de afleiding eene afwijking vertoont, is dit
een bewijs van een lijden van de hartspier, ook
al is er verder klinisch niets te vinden.

IV. De pyelographie met collargol mag wegens het
er mede verbonden gevaar slechts worden uit-
gevoerd in gevallen, waarin het strikt noodig is.

V. Voorde behandeling van meningitis cerebrospinalis
epidemica is men, zoolang er geen werkzame
middelen tegen deze ziekte bestaan, aangewezen
op lumbaalpimctie alssymptomatische behandeling.

VI. Dementia paralyhica is eene werkelijk luetische
aandoening.

-ocr page 106-

VII. De retinitis exsudativa van Coats berust niet op
tuberculose.

VIII. De bewering van Orth, dat de potator tegenover
de tuberculose eene gunstigere positie inneemt
dan de niet-potator is onjuist.

IX. Pituitrine-injecties mogen wegens het mogelijke
nadeel, dat zij voor het kind opleveren, in de
verloskunde slechts in dringende gevallen worden
gegeven.

X. Het verdient aanbeveling eene Röntgenopnaine
van de halsstreek te maken, voor men eene
struma-operatie uitvoert.

XI. De genuïne schrompelnier berust niet op arterio-
sclerose.

XII. Het bloedsuikergehalte ondergaat door het toe-
voerenvan eene hoeveelheid glucose aan den darm
wisselende veranderingen al naar gelang het
pancreas aanwezig is of niet.

,1

-ocr page 107-
-ocr page 108-
-ocr page 109-

jHet"toesteljgebruikt>oor^deZeIectroaardiographische en gelijktijdig mechanische^uitslagen (blz. 18).

Links op de afbeelding is het registreerapparaat. Het witte papier is aangebracht, om de schaduw van de
snaar scherp in te stellen. Er onder is de spleet te zien. Voor het rechter deel der spleet is het tijdsignaal:
voor het linker is de suspensieinrichting. De electroden zijn op de houten blokken opgesteld.
Midden op de tafel staat op den optischen bank de snaargalvanometer met booglamp.

Rechts zijn de flesschen te zien, waaruit de benoodigde vloeistoffen worden genomen.
^ __

-ocr page 110-

Fig. II, blz. 29- 15° C. Volledig electrocardiogram bij stilstaand hart.

mech.

eleclr.

[8®

0.1 sec.

-ocr page 111-
-ocr page 112-

Fig. IV, blz. 29. 18° C. Oogenblik van\'afslcivcn van hei teeds XU tur .\'tilstaand hart.

De figuren II, III en IV geven 3 stadia weer van het nablijvend EKG bij volkomen stilstaand hart, na blootgesteld
te zijn geweest aan de groote temperatuurswisselingen tusschen — 12° C. en 18° C.
Fig. II geeft een volledig EKQ.

In Fig. III heeft het EKG een groote R, een zeer kleine T-top.

Fig. IV. Hierin na de lange pauze eerst een R-top als in Fig. III; daarna de electrische doodstrijd van het stilstaande hart.

J

-ocr page 113-

-T

Fig. V, blz. 39.

Normaal EKG in R.v.

-ocr page 114-

Fig. Vl.Zblz. 39.

Deze figuur geeft het eerste tijdperk weer, nadat het hart, waarvan opname V is genomen,
20 minuten omspoeld is met R.v., waarin het Ca CI2 is vervangen door Sr Cl2 en waaraan het
K Cl is ontrokken.

De frequentie is toegenomen: de T-top is van richting veranderd.

-ocr page 115-

Fig. VII, blz. 39. Verderjstadiumïvan Vl|;3nadat het hart 40 min. met de KCl-looze vloeistof omspoeld is); 5 min.
voor den algcheelen stilstand.

Er is eene arhythmie: T-top is gesaccadeerden positief: mechanische uitslagen zijn kleiner gewoiaen.

t

-ocr page 116-

Fig. VIII. blz. 63. Voor de kooldioxydevergiftiging. .

Het hart wordt omspoeld met R.v., waarvan de Conc,, = 10-7 js. R-top is laag. T-top is negatief en tardief.

-ocr page 117- -ocr page 118-

Fig. XI, b!z. 79. Vóór de vergiftiging negatieve, uitermate tardieve T-top.

-ocr page 119-

Fig. XII, blz. 79. Nadat het hart 10 min. met eene Viooooo oplossing van atropine vergiftigd is,
Uitvallen van\'de negatieve T-top om den anderen slag.

-ocr page 120-

Fig. XIII. Atropinevergiftiging na 40 min.; (op R is negatief geworden; top T positief.
Het afwisselend uitvallen van T heeft opgehouden.

-ocr page 121-
-ocr page 122-
-ocr page 123-
-ocr page 124-