ter verkrijging van den graad van
InrtnrmljBt^nraOTrliEtiï^totónEgscjilRfrJit,
AAN DE HOOGESCHOOL TE UTRECHT,
OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS
doctoe en gewoon hoogleer aar in de godgeleerdheid ,
MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT,
en
VOLGENS BESLUIT DER RECHTSGELEERDE FACULTEIT,
VOOR DE FACULTEIT TE VERDEDIGEN,
op vrijdag den 5den juni 1868, des namiddags te É^f uur,
door
LEONARDUS ABRAHAM VAN IJSSELSTEYN,
LEID E N ,
GEBROEDERS VAN DER IIOEK.
1868.
gedrükt bij j. c. bkabbe.
-ocr page 3-L. IV. ff. XXVI. 2 de testam. tut. is niet in strijd
met L. IV. C. V. 28 eodem.
II.
Hij, die van eene niet aan hem toebehoorende stof
een voorwerp eener nieuwe soort maakt, wordt ook vol-
gens het Bomeinsche recht eigenaar van dat voorwerp.
III.
Terecht beweert Mr. C. W. Opzoomer (Aanteekenirg
op de wet houdende algemeene bepalingen der wetgeving
van het Koninkrijk, 2de druk, blz. 51): dat de uitlegger
van ons recht zich om de bedoeling des wetgevers niet
bekommeren moet, maar alleen op diens woorden moet
letten.
rv.
De bepaling van Art. 22 B. W. betreffende de bewa-
ring der afgesloten registers van den burgerlijken stand
is onvolledig.
Ook ten behoeve van wettig erkende natuurlijke kin-
deren kan door den langstlevenden der ouders een voogd
worden benoemd.
VI.
De uiterste willen, vermeld in Artt. 997 en 999 B. W.,,
blijven van kracht, indien de erflater binnen de bepaalde
termijnen in de onmogelijkheid geweest is een ander
testament te verlijden of het bedoelde in bewaring te
geven.
-ocr page 5-VIL
De termijnen, binnen welke moet worden ingesteld der
rechtsvordering voortspruitende uit gebreken, die de ver-
nietiging van den koop ten gevolge hebben , vangen
aan van den dag, dat de kooper die gebreken ont-
dekt heeft.
VIII.
Het openbaar testament van een onnoozelen, krank-
zinnigen of razenden kan na diens dood op grond van
onbekwaamheid worden vernietigd en die onbekwaamheid
door alle middelen rechtens bewezen, niettegenstaande in
het testament zijne bekwaamheid wordt vermeld of feiten
aangehaald, waaruit die bekwaamheid zou moeten blijken.
IX.
Als de houder van een wissel den acceptant de betaling
kwijtscheldt mag de acceptant het bedrag van den wissel
aan den trekker als uitgafe voor hem gedaan in reke--
ning brengen.
Eene verzekering gesloten met liet beding vrij van
beschadiging, ontheft den verzekeraar niet van de ver-
plichting tot vergoeding van schade, indien de goederen
buiten schuld van den verzekerden geheel verbrijzeld
aankomen.
XI.
De schuldeischer, jegens wien de gefailleerde het ge-
homologeerde accoord niet nakomt, heeft geene andere
actie, dan die tot nakoming der te zijnen opzichte
bestaande verbintenis.
XII.
De onbevoegdheid des rechters uithoofde van het ge-
vorderd bedrag vervalt indien zij afhangt van het door
den gedaagden al of niet inroepen van het middel van
verjaring betreffende een deel der vordering.
XIII.
Bij de toepassing van Art. 57 Wetb. v. B. ft. moet
men onderscheiden tusschen het salaris en de kosten,
die advocaat en procureur aan hunne clienten in rekening
kunnen brengen; en uitsluitend dat salaris en die kosten
die naar luid van dat artikel begrepen zijn in de uit-
spraak over de kosten, waarin de gedeclareerden zijn
veroordeeld.
XIY.
Art. 75 C. P. is niet toepasselijk op hen, die zich in
een ander land hebben doen naturaliseeren of die zonder
toestemming des konings zich in vreemden krijgsdienst
hebben begeven.
XY.
Alhoewel de Nederlandsche wetgever de adoptie heeft
verworpen is toch het woord adoptif in Art. 299 O. P.
niet vervallen.
XVI.
Do onderscheiding van Art. 471, 12, en Art.
475, N°. 8, O. P. is af te keuren.
De invoering der jury is af te keuren.
XVIII.
Door de bepaling van Art. 22b W. v. Strafv. is ge-
derogeerd aan de Artt. van den C. P. betreffende de
beperking der vervolging ambtshalve.
XIX.
Ten onrechte beweert Mr. G. A. Fokker (Bijdragen
tot de kennis van staats-, provinciaal- en gemeentebe-
stuur in Nederland XIII. blz. 107—118): „ dat een door
de kiezers afgevaardigde, mits hij de vereischten ter ver-
kiesbaarheid bezitte en zijne verkiezing wettiglijk geschied
zij, lid der kamer is, van den dag af, waarop hij zijne
benoeming heeft aangenomen." Hij is slechts lid, nadat
hij toegelaten is en de gevorderde eeden heeft afgelegd.
XX.
De goedkeuring door de Staten-Generaal vermeld in
Art. 57° G. "VV. moet niet in den vorm eener wet ge-
schieden.
Algemeene dienstplichtigheid moet worden ingevoerd.
XXII.
Ten zeerste verdienen behartiging de woorden van Louis
Bamberger (Paris Guide; IIme Partie La Vie — La Co-
lonie Allemande, p. 1024): „On discute la question de
l\'instruction obligatoire. Imposez la à une seule généra-
tion et vous n\'en aurez plus besoin. N\'est-ce pas le
meilleur des arguments en faveur d\'une institution, que
de démontrer combien en peu de temps elle réalise le
résultat désiré.
XXIII.
Bene wet beperkende het algemeene recht van jacht
en visscherij is af te keuren.
MEINEM HOCH ZU VEREHRENDEN FREUNDE
zu seiner promotion als
H^rftfr fQttns ^pfrmstjtte,
Erapor mein Sang! In stolzen Wogen töne
Mein Lied dein Mann, der weiss, was Recht,
Und dass er\'s weiss, auf Pergamentes Schöne
Beweisen kann mit grossen Siegeln echt!
s\'Ist kein Triumph, wie ihn Tyrannen neiden
Nach Löwenkampf und hartem, blutgem Streit5 —-
s\'Ist nur ein Sumpf, den kleine Geister streiten
Mit Geld im Leichtsinn und im Rausch der Zeit.
Doch wen der Durst des Wissens stets erfüllt,
Dem winkt der Lorbeer, wie er Dich umhüllt!
Das ist das Feld, wo Geister Schlachten schlagen,
Wo an dem Ziel die stete Ruhe winkt,
Wo harmlos bald nach kaum gekrönten Tagen
Das Ordensband der Bürgerkrone blinkt.
Des Ehstand\'s reicher Segen kann nicht fehlen:
Ein Mann des Rechts, das heisst ein rechter Mann.
Das Glück ist sein, — wer wollt\' es sich verhehlen? —
Sobald er ein Diplom als Preis gewann.
Doch Dir genügen nicht des Packwerks Banden,
Dein Geist schwebt stets in unbekannten Landen!
Und wie die Dornen an den Eosen sprossen.
So perlt im Lorbeer schon der Thräne Thau.
Die frohen Stunden, die Du hier genossen,
Sie ziehn dahin mit dieses Aethers Blau.
Wie Hector willst Du Dich von hinnen wenden;
Zum Neckarstrande zieht Dein kühner Sinn.
Dich fesseln nicht der Liebe theure Spenden,
Die frischen Lippen nicht der Näherin.
Das Beste, Schönste willst Du Dir erringen:
Warum auch nicht? Mög* es Dir doch gelingen!
So zieh\' denn hin im Schmuck der Lorbeerbltithen,
Die spielend Dir des Lebens Mai gebar.
Und träumst Du bang den Traum des Heimathmüden,
So heb die Schwingen wie der junge Aar.
Auf deutschen Pfaden wird die Liebe blühen,
Die keusch und rein kein Doctor-Hut verführt,
Wo wahre Herzen treu und feurig glühen,
Nicht Geld noch Stand zu Sehnsuchtsthränen rührt.
Schlag\' immerhin die Gegenwart in Scherben,
Um eine schönre Zukunft zu erwerben!
Dr. FRIEDRICH MOOK.
-ocr page 12-