TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
DOCTOR i HET ROMEUCH EN HEDENDAAGSCB RECHT
AAN
DE HOOGESCHOOL TE UTRECHT,
NA MACHTIGING VAN
den rector magnificus
gewoon Hoogleeraar in de Godgeleerdheid,
met toestemming van den academischen senaat,
EN
volgens besluit der rechtsgeleerde faculteit,
op Vrijdag, den 26sten Juni 1868, des namiddags te 3 ure
TE VERDEDIGEN
DOOR
KEMINK EN ZOON.
1868.
Verkeerdelijk beweren sommigen dat eene zuiver
aangegane verbindtenis, door het aangaan eener voor-
waardelijke schuldvernieuwing, eene voorwaardelijke
verbindtenis wordt.
De L. 31 D. de nov. et deleg. (46.2) en de L. 72
D. de solut. et liberat. (46.3) zijn met elkander niet
te rijmen.
Terecht zegt römer (Bedingte Novation, pg. 220):
durch die Eingehung einer bedingten Novation wird
die mora nicht beseitigt.
Het huwelijk, aangegaan door een krankzinnige,
die niet onder curatele is gesteld, kan worden nietig
verklaard.
Art. 1273, B. W. moet niet worden beperkt tot ver-
bindtenissen om eigendom van eene bepaalde zaak te
geven.
Verbindtenissen om eene niet individueel bepaalde
zaak te geven zijn geen verbindtenissen om te doen.
Er is geen strijd tusschen de eerste en tweede al.
van art. 1301 B. W.
VIII.
Bij verbindtenissen uit onrechtmatige daad voort-
spruitende, wordt geene in mora stelling vereischt.
IX.
Ten onrechte beweert de pinto dat in art. 1. K.
de woorden „zaken van Koophandel" niet ,,daden van
Koophandel" in zich bevatten zouden.
Hij die een patent genomen heeft als koopman,
wordt vermoed het te zijn,
XI.
Winkeldochters in een modewinkel, die hare werk-
zaamheden in den winkel verrichten, zijn dienst- en
werkboden.
XII.
Het is af te keuren dat de Surséance niet werkt
ten aanzien van pand- en hypotheekhouders.
XIII.
Bij geschillen van rangregeling is de curator gedaagde.
XIV.
De getuige, die een valsche verklaring aflegt, ten
einde zich zeiven niet te beschuldigen, valt niet onder
het bereik van art. 361 Sr.
Onteerende straffen zijn afkeurenswaardig.
XVI.
De wettelijke bewijstheorie werkt in strafzaken heil-
zaam.
Invoering der jury is niet wenschelijk.
XVIII.
Elk lid der 2de Kamer moet geacht worden als ver-
tegenwoordiger van het geheele Nederlandsche volk
op te treden.
XIX.
Te recht zijn de beperkingen van interessen afge-
schaft.
XX.
Elke kunstmatige poging om de vermeerdering der
bevolking aan te moedigen is ijdel, en, zoo zij al
tijdelijk slaagt, verderfelijk.
XXI.
Het verleenen van Octrooien van uitvinding is te
verkiezen boven het ten algemeenen nutte onteigenen
dier uitvindingen door den Staat.