TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
DOCTOR IA HET R01EINSCH EN HEDENDAAGSCH RECHT
AAN
NA MACHTIGING VAN
DEN RECTOR MAGNIFICUS
Gewoon Hoogleeraar in (1e Godgeleerdheid,
MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT,
EN
VOLGENS BESLUIT DER RECHTSGELEERDE FACULTEIT
TE VERDEDIGEN
op Zaturdag 27 Juni 1868, des voormiddags te II uren,
DOOR
ui
Er is geene tegenstrijdigheid tusschen L. 7. §
2 D. de public, act. en L. 2 § 16 pro emtore.
Om de goederen in het pakhuis door overgave
der sleutels te leveren is het niet altijd noodig
dat deze overgave in de onmiddelijke nabijheid
van het pakhuis geschiede.
L. 52 § 9 en L. 65 § 9 D. pro socio strijden
niet.
Transactie over eene res judicata is niet toe-
gelaten.
V.
De bezitter te goeder trouw kan de nuttige uit-
gaven niet terugvorderen.
De minderjarige bewaarhebber volgens art. 408
G. P. veroordeeld zijnde, moet de geheele schade
vergoeden.
De kinderen van hem, die onder curatele staat,
moeten tot het aangaan van een huwelijk de toe-
stemming van hunnen grootvader en niet van
den curator des vaders hebben.
Ten onregte besliste de H. R. 7 Junij 1861 dat
de levering van roerende goederen, welke zich op
een onroerend goed bevinden, hetwelk met de
roerende goederen bij een en dezelfde akte
werd verkocht, onnoodig wordt, door de over-
schrijving der akte in de openbare registers.
In art. 1155 B. W. is het woord »schuldvernieu-
wing" in ruimere beteekenis dan in art. 1449
B. W. gebruikt.
De oorzaak van echtscheiding kan door beken-
tenis bewezen worden.
Wanneer de kantonregter een voogd benoemd
heeft, zonder de bloedverwanten volg. art. 388
en M4 B. W. gehoord te hebben, is hooger beroep
toegelaten.
De vreemdeling, eischer, die wegens het niet
stellen van den cautio judicatum solvi van de
instantie vervallen verklaard is, kan voor de ge-
regtskosten gegijzeld worden.
Wanneer een wisselbrief onder voorwaarde is
geaccepteerd, heeft de houder, bij vervalling der
voorwaarde, eene gewone regtsvordering tegen
den acceptant.
De curators kunnen de schuldeischers van den
gefailleerde, die hem dagvaarden, naar de verifi-
catie verwijzen.
XV.
Hij, die gegijzeld is tusschen de aanvraag tot
-ocr page 6-failliet-verklaring en die verklaring zelve, behoeft
niet op vrije voeten gesteld te worden.
XVI.
Protest van geweigerde wisselbetaling moet
tegen den failliet zeiven, niet tegen den curator,
opgemaakt worden.
Die mondelings met eene misdaad in art. 305
G. P. aangewezen bedreigt, kan uit kracht van
art. 307 G. P. niet gestraft worden, wanneer het
niet blijkt dat hij werkelijk zijne bedreiging zou
uitgevoerd hebben.
Het in Engeland aangenomen beginsel, dat
wanneer de beschuldigde »guilty" pleit alle onder-
zoek der Jury is - uitgesloten, verdient afkeuring.
In art. 101 G. P. worden onder de definitie van
wapenen ook steenen begrepen.
XX.
Die bij den ambtenaar van den burgerlijken
-ocr page 7-stand getuige was bij eene aangifte van overlijden,
wetende dat het overlijden geen plaats had ge-
vonden , valt niet onder art. 303 G. P.
XXI.
Art. 464 W. v. Strafv. verdient goedkeuring.
XXII.
De ruimere toepassing van exterritorialiteit bij
het oorlogschip dan bij het koopvaardijschip ver-
dient goedkeuring.
XXIII.
Uitgebreide en regelmatige armverzorging in
tden vorm van werkverschaffing is af te keuren.
XXIV.
De regie is eene slechte wijze van belastingheffing\'.
XXV.
Loterijleeningen zijn niet af te keuren.
-ocr page 8-