-ocr page 1-

STELLINGEN

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN

DOCTOR IN HET ROMEIKH M M1DAAGSCH RECHT,

NA MAGTIGING VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS

Dr. J. J. VAN OOSTERZEE,

GEWOON HOOGLEERAAR IN DE GODGELEERDHEID ,

MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT

EN

VOLGENS BESLUIT DER REGTSGELEERDE FACULTEIT,

AAN DE

hoogeschool te utrecht,

TE VERDEDIGEN
OP ZATURDAG DEN 27sten JUNIJ 1868, DES NAMIDDAGS TEN 3 URE,

DOOR

PIET ER JACOB SNEL,

GEBOREN TE STOLWIJK.

UTRECHT,
A. J. VAN HUFFEL.
1868.

-ocr page 2-
-ocr page 3-

STELLINGEN.

i.

De erfdienstbaarheden worden eene longi tempo-
ris quasi-possessio verkregen.

II.

Heeft de eigenaar door eene feitelijke dwaling-
hoven het bedrag van het bijzonder goed (peculium)
betaald, dan kan hij het onverschuldigd betaalde
terugvorderen.

-ocr page 4-

Niettegenstaande 1. 59 § 1 D. de jure dotium (23.3)
kan de fideicommissair zijne vordering tot uitkeering
der erfenis tegen den erfgenaam afstaan.

IV.

Een huwelijk, dat niet in het huis der gemeente
plaats heeft, behoeft niet in het openbaar te wor-
den voltrokken.

V.

Minderjarigen in eenig gesticht opgenomen, staan
niet onder de voogdij der regenten, wanneer zij
ouders hebben.

VI.

De woorden van art. 1053 B. W. «zelfs wanneer
deze handligting hebben bekomen" zien alleen op
hen, die niet de venia aetatis verkregen.

-ocr page 5-

VIL

Indien eene verbindtenis onder eene opschortende
voorwaarde is aangegaan, en de zaak, die het
voorwerp der verbindtenis is, pendente conditione
vruchten heeft opgeleverd, dan heeft bij de ver-
vulling der voorwaarde, de schuldeischer ook op
deze vruchten aanspraak.

VIII.

Ook in handelszaken kan dading niet door ge-
tuigen bewezen worden.

IX.

De meening van sommigen, dat de verjaring-
de uit de verbindtenis voortvloeijende actie krach-
teloos maakt, en de verbindtenis zelve niet ver-
nietigt, is juist.

X.

De legatarissen kunnen van art. 4 n°. 6 Rv. geen
gebruik maken.

-ocr page 6-

De vreemdeling eischer zijnde, is tot het stellen
van zekerheid ook dan verpligt, wanneer de ge-
daagde vreemdeling is.

XII.

Teregt beweert Mr. A. C. Holtius (Voorlezingen
over Handels- en Zeeregt I. bl. 56) dat de wetgever
alléén den inkoop als commercieel wil beschouwd
hebben.

XIII.

De wissel aan de order van den trekker is wissel
van het oogenblik der trekking af.

XIV.

Art. 437 W. v. K. moet enuntiatief worden
opgevat.

-ocr page 7-

De failliet is, na de verwerping van het accoord
of na de weigering der homologatie, niet bevoegd
een nieuw accoord aantebieden.

XVI.

Ten onregte beweren Chauveau en Hélie (Theorie
du Code Pénal, Chap. 43 pag. 199), dat het kind
ophoudt nouveau-né te zijn in den zin der wet
(art. 300 C. P.) wanneer het ingeschreven is in de
registers van den burgerlijken stand of drie dagen
na de geboorte.

XVII.

I)e meening van Chauveau en Hélie (Théorie
du C. P. Tome III p. m. 93), dat poging tot dub-
bel huwelijk volgens ons strafregt strafbaar is, is juist.

XVIII.

Art, 434 O. P. is niet op hem toepasselijk, die
zijn eigen huis in brand steekt.

-ocr page 8-

De vervulling van 23jarigen leeftijd is de eenige
wijze, waarop men, volgens ons regt, ais staats-
burger meerderjarig wordt.

XX.

Het is wenschelijk, dat de benoeming van bur-
gemeesters geschiedt op voordragt der gemeente-
besturen.

XXI.

Ontslag bij borgstelling uit preventieve gevan-
genhouding is wenschelijk.

XXII.

Kosteloos onderwijs voor minvermogenden op
lagere scholen is noodzakelijk.

XXIII.

Teregt beweert Mr. S. Vissering (Handboek der
praktische staat-huishoudkunde, § 487 van den

-ocr page 9-

tweeden druk), dat de eenvoudigste vorm van
onderstand, bestaande in het uitreiken van giften
in geld, doorgaans de slechtste is.

XXIV.

Het pensioneren van ambtenaren wegens een
groot aantal dienstjaren is wenschelijk. Karige be-
zoldiging van ambtenaren is eene verkeerde zuinig-
heid.

-ocr page 10-

-J