-ocr page 1-

2 3,

STELLINGEN

TEE VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN

DOCTOR IN HET ROMEINSOH EN HEDENDAAGSCH RECHT

AAN

DE HOOGESCHOOL TE UTRECHT,

NA MACHTIGING VAN

den rector magnificus

Dr. J. J. YAN OOSTERZEE,

Gewoon Hoogleeraar in de Godgeleerdheid,

MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT ,

EN

volgens besluit der rechtsgeleerde faculteit

TE VERDEDIGEN
DOOR

FEEBEEIK KAR,EL BOSCH,

GEBOREN TE UTRECHT.

op Vrijdag den 27stei1 November 1868, ten 3 ure.

UTRECHT,
J. DE KRUYFF.
1868.

-ocr page 2-

Stoom-Snelpersdruk van L. E. BOSCH & ZOON, te Utrecht.

-ocr page 3-

STELLINGEN.

i.

Ten onregte wordt beweerd dat L. 51 eerste
gedeelte en § 1 in strijd is met L. 11 § 3 en 15
§ 1 D. ad leg. Aquil. (9.2).

II.

De strijd tusschen L. 23 D. en L. 32 § 1 en 33
de don. int. vir et ux. (24.1) is slechts schijnbaar.

-ocr page 4-

6

III.

Aan de bepaling der L. 13 § 4 D. de hered.
instit. (28. 5) wordt niet gederogeerd door L. 23
eerste gedeelte C. de legat. (6.37).

IV.

L. 34 § 2 D. de O. et A.. (44.7) wordt teregt
in de Florentijnsche Codex gelezen als volgt:
»sed verius est remanere, quia simplo accedit et
simplo subducto locum non habet."

V.

Minderjarige kinderen, in een gesticht verpleegd,
staan, zoolang zij zich daarin bevinden> niet onder
de uitsluitende voogdij van regenten of regentessen.

VI.

De woorden van art, 429 B. W. »behalve vader
of moeder" zijn af te keuren.

VII.

De gemeenten zijn niet gehouden tot vergoe-
ding der nadeelen veroorzaakt aan de aangrenzende
eigendommen door de verhooging der straten.

IE—^ N

-ocr page 5-

Aan de uitvoerders van uiterste wilsbeschikkin-
gen kan het bezit der erfenissen niet voor langer
dan één jaar gegeven worden.

IX.

De kooper eener erfenis heeft geen regt op het-
geen na het sluiten der koopovereenkomst jure
accrescendi aan den erfgenaam, verkooper, mogt
zijn aangekomen.

X.

Men kan zich tegen den wil van den schulde-
naar borg voor hem stellen.

XI.

Wanneer meerdere personen zich onder afstand
van alle exceptiën solidair aansprakelijk hebben
gesteld voor eene schuld, waarvan in de acte
van borgtogt alleen de oorzaak doch niet het
bedrag vermeld staat en welk bedrag, tijdens de
borgtogt werd aangegaan, aan geen der partijen
bekend was, dan zal de borg, welke door den
schuldeischer tot betaling van een zeker bedrag
in regten vervolgd is, en, zonder den schulde-
naar van deze vervolging kennis te hebben gege-

-ocr page 6-

ven, betaald heeft, zijn verhaal verliezen op zijne
medeborgen.

XII.

Wanneer het onderwerp een er overeenkomst
eene onbepaalde waarde betreft, wordt het bewijs
door getuigen toegelaten.

XIII.

Hij die krachtens eene verbindtenis, aangegaan
voor onbepaalden tijd, aan zekere personen of
gezelschappen tegen vooraf bepaalden prijs spijs
verschaft, is koopman.

XIV.

Het bestaan eener vennootschap onder firma
kan tusschen de vennooten onderling door alle
middelen regtens worden bewezen.

XV.

Het saldo, hetwelk de eene vennoot van den
anderen te vorderen heeft na ontbinding eener
vennootschap onder firma, is geen handelsschuld.

XVI.

De handteekening in blanco in dorso van een

-ocr page 7-

wissel stelt niet daar eene praesumtio juris et de
jure dat er eigendoms overgang heeft plaats gehad.

Eene zoodanige handteekening kan ook als qui-
tantie voor gedane betaling gelden, waarvan het
bewijs moet worden geleverd door hem die dit
beweert.

XVII.

Indien de kantonregter zich onbevoegd verklaart
naar aanleiding van art. 38 N°. 2 R. O. op grond
dat de gedaagde den regtstitel heeft betwist,
terwijl de eischer deze onbevoegdheid niet heeft
weêrsproken, dan moet de eischer in dat geval
door den kantonregter uit krachte van art. 56 al.
1 B. Rv. dadelijk en onherroepelijk in de kosten
veroordeeld worden.

XVIII.

Gedaagden, die verschenen zijn op eene hun
beteekende dagvaarding, erkennen daardoor de
qualiteit hun in die dagvaarding toegekend, en
zijn niet meer bevoegd op zoodanige naar hun
inzien verkeerde qualificatie eene exceptieve ver-
dediging te gronden.

XIX.

Ten onregte wordt door Mr. Lipman en anderen

-ocr page 8-

beweerd , dat het hooger beroep vermeld in art.
647 B. Rv. altijd moet worden gebragt voor het
Provi nciaal Geregtsh of.

XX.

De strafvordering ter zake van laster kan niet
worden gestuit door intrekking der klagte, zelfs
niet al mogt het Openbaar Ministerie aan die
klagte nog geen gevolg hebben gegeven.

XXI.

Het voorschrift van art. 185 al. 1 Sv. nl., dat door
den president aan den beschuldigde moet worden
gevraagd of hij iets heeft in te brengen tegen
hetgeen door een getuige was verklaard of tegen
hem ingebragt, is op straffe van nietigheid op te
volgen.

XXII.

Onder het woord woonplaats, in art. 224 Sv.
vermeld, is ook begrepen de gekozene, althans
indien de dagvaarding betreft een misdrijf dooi-
den beklaagde gepleegd in de uitoefening der
hoedanigheid, om welke juist bedoelde woonplaats
is gekozen.

-ocr page 9-

De preventieve gevangenschap behoort zooveel
mogelijk te worden vervangen door ontslag onder
borgtogt.

XXIV.

De straf moet niet aan verjaring onderwor-
pen zijn.

XXV.

Het regt van gratie is overbodig en derhalve
af te keuren.

XXVI.

Sektescholen moeten door de regering niet wor-
den ondersteund.

XXVII.

Het stelsel van afkoop van de militaire dienst
verdient de voorkeur boven dat van plaatsver-
vanging.

XXVIII.

Landverhuizing moet niet belemmerd worden.

-ocr page 10-

XXIX.

De arbeid van kinderen in fabrieken behoort
door de wet te worden geregeld.

XXX.

Voorwerpen Van vrijwillig algemeen gebruik,
zijn geschikt om belast te worden.

XXXI.

Eene belasting op de inkomsten is niet aan te
prijzen.