M? >
*
OVER EEN ZELDZAAM GEBREK
VAN HET
DOOR
£n de maand December des jaars 1766
werde ik geroepen by S. R. eene jonge
dochter 22 jaaren oud, dewelke my
klaagde over een gezwel van de rechter
dye.— Zy was zeer mager; haar aan-
gezicht zeer bleek; haar rechter dye,
van de knie tot kort aan de liesch, twee-
malen dikker als behoorde 9 had een ta-
melyk gezonde couleur; de zwelling
was zeer gelyk en effen; hier en daar
evenwel waren eenige vorens , en de dye
was byna zoo hard als hout.—- De pyn
in dit zieke deel was niet aanhoudend,
nu echter wat Herker en min- zeldzaam
dan te voren, de beweging genoegzaam
geheel onmogeiyk, doch pas federt ee-
nige weinige dagen.— De pols was fnel
en zwak, de aCliones naturaïes waren
alle vry gezond, uitgenomen, dat \'er
federt 30 weken eene geheele opftop-
ping* der maandftonden, door eenfchrik,
200 men meende , veroorzaakt, plaats
hadde.-— Gemoedsbewegingen, inzon-
derheid fchrik, waren deze zieke niet
ongewoon.— Ruim een jaar geleden
was de gemelde rechter dye geftooten
door een houten turfton, zoo echter,
dat hier door weinig pyn ontftond, en
de beweging zeer vry bleef, waar door
zy dit ongemak eenigen tyd verzuimde,
fchoon de pyn door drukking toenam,
en dê zwelling , hoewel maar langzamer-
hand, grooter wierdt, zoo dat zy ein-
delyk befloot hulp te vragen, en aan
baar de goede raad gegeven wierdt,\' om
op liet gezwel te leggen het empl de
galb crocatZie daar de toevallen ,
derzelver oorzaak, voor zoo ver ik die
konde nagaan, en het geen ter genezin-
ge 7 doch vruchteloos , aangewend is.
Ik zal hier op laten volgen een een-
voudig verhaal van myne _ pogingen,
met het gene verder gevolgd is, tot haa-
ren dood toe, benevens de ontleding;
^aar op ik over dit alles eenige aanmer-
kingen zal maken, meenende, dat, uit
onderzoek van mislukte gevallen, zeer
veel licht tot gelukkiger beoeffening van
de Geneeskunde kan voortkomen.
Ik heb dan op de dye laten leggen een
empL de ran. cum merc. en heb inwendig
doen gebruiken den mercur. dulc. dien ik
evenwel niet dan tot één gryn om den
anderen dag hebbe kunnen geven, we-
gens de blykeii eener aannaderende kwy-
ling. In de maand Januarij des jaars
1767 heb ik begonnen te befpeuren,
onder de opperhuid, eene oneffene ver-
gadering van eene dunne waterachtige
ftoffe, die ook hier en daar uitfyperde,
en de aderen van de huid begonden fterk
op te zwellen; de pyn met de koorts en
de zwakheid toenemende, vonde ik ge-
raden den mercur. dulc 11a te laten, en
fchreef het extratt cicuta voor, \'t welk,
door een kundigen Apotheker toebe-
reid, zy heeft begonnen te gebruiken
tot 8 grynen \'sdaags, zoo echter, dat
ik dagelyks de gifte vermeerderde, en
over dag liet ik de dye ftoven met eene
folutie van ammoriiac-zout in water, ter-
wyl \'er \'s nachts wederom opgelegd
wierdt het empl. de ran» cum mercur*
Y 5 Op
34<5 n. g, oosterdyk OVER EEN
Op den 24 van gemelde maand Janu-
arij gaf, volgens het verhaal van de ly~
deresfè, de dye eene flerke knap , ver-
gezeld met eene felle pyn boven het
midden van dat deel, welke pyn daarna
ook zelfs op een\' ligte beweging verhef-
te, fomtyds met een ligt gekraak; on-
der tusfchen nam de fnelheid van de
pols, de zwakheid van het gehee!e lig-
haam, deszelfs vermagering, inzonder-
heid van de gezonde linker dye, mer-
kelyk toe, terwyl de zwelling van de
rechter dye meer en meer aanwaschte:
des ik, in plaats van vorengemelde
ito ving en plaaster, daar op liet leggen
alleen een plaaster, gemaakt van de
def. coeruï, de Jperm. cett en ammoniac-
zout.
In het begin van Februarij barftede
- een der opgefpannen aderen voor op
de dye open, waar door een vry fler-
ke bloeditorting ontftond, die echter
door de kundige behandeling van den
bekwaamen Heelmeester vanlanckom
gelukkig geftelpt werdt.
Wy waren nu van oordeel, om dit,
Zoo veel mogelyk, in\'t vervolg voor te
komen, dat wy alle uitwendige hulp-
middelen, die ter verdwyninge dienen
moch-
-ocr page 11-mochten,nalaten en alleen voorde bloed-
ftorting behoorlyk moesten zorg dragen.
Niet te min ging zy voort met het ge-
bruik van het extrad. cicuta, waar van
wy de gifte dagelyks zoo verre vermeer-
derden , dat zy eiken dag een half orice
daar van gebruikte in het laatst van
Februarij doch toen begon zy over
duizelingen te klagen, die ras vermin-
derden , zoo dra wy minder van het ex-
tract, cicuia gaven; ondertusfchen ont-
ftond \'er eene ulceratie, daar de ader
opgeborften was 7 doch maar oppervlak-
kig in de huid, en op den 10 Maart
kwam \'er uit gemelde ulceratie geweldig
veel b:oeds, \'t geen de lyderesfe onge-
meen verzwakte ? en door eene hevige
koorts gevo gd werdt; toen werden wy
te rade aUe de tot hier toe vruchteloos
gebruikte mtddelen aan een kant te zet-
ten, enkei op de dringende toevallen
acht te geven, en voorts door een be-
kwaame dieet het leven van deze elen-
deling, zoo lang mogelyk, gaande te
houden: de koorts werde ik ten groot-
ften deele door verkoelende middelen
meester: in de maand April heeft zf
drie bloedftortingen gehad, uit verfchii-
leude huidvaten, waar toe ook gelegen-
heid
heid gaf eene flerke hoest, die niet is te
{lillen geweest : verval van krachten,
flapeloosheid, en een flepend koortsje
hebben haar in het begin van Mei het
leven benomen, zynde korten tyd te
voren de vermagerde linkerdye water-
zuchtig opgezwollen,»
By haar overlyden was ik niet in de
flad, maar myn waarde vriend de Heer
Doöor e. j. römer heeft, op myn
verzoek, de moeite wel willen op zich
nemen, om onderzoek naar dit onge-
mak in het lyk van de lyderesfe te doen,
en het zelve my fchriftelyk te overhan-
digen , gelyk ik dan het zelve hier ook
late volgen:
„ De eerfte infnyding gedaan hebben-
w de in het middelde gedeelte van de
voorde zyde der dye, van voor den
?> hals van het dyebeen tot aan het ge-
wricht van de knie, en dat wel op^
?J> perviakkig, hebben wy de gemeene
bekleedzelen alleen losgemaakt; de
v membrana cellulofa was zeer dik, hier
„ en daar van eene harde en als \'t
„ ware vereelde zelfftandigheid, en de-
9> ze vereischte eene diepere infnyding;
n dit celluleuje vlies was wel overal dik-
p kef
-ocr page 13-ker als behoorde, maar inzonderheid
i, omtrent het midden van de voorfte
„ en onderfte zyde van de dye, daar
„ de vereelde dikte wel drie dwarsfe vim
„ geren haalde; door het wegnemen
van deze kwamen de fpieren te voor-
„ fchyn, en met één eene zeer groote
„ meenigte van bloedige etterfloffe.
„ Een naauwkeurig onderzoek toonde
„ ons, op die plaats, daar de tunica
„ cettulofa het dikfte was, eene zeer wy~
„ de holligheid leidende tot op het dye-
„ been, het welk ontbloot was en ge-
„ broken; dit ontdekt hebbende, heb-
„ ben wy alle de fpieren losgemaakt,
„ en het been ontbloot, waar van het
„ hoofd, de hals, en het overige tot
„ een weinig onder het midden, niets
„ tegennatuurlyks vertoonde, dan al-
„ leen een exostojls van eene zonde r-
„ linge gedaante, zonder uitwendige
„ blyk van breuk of jisfure, 4 of 5 vin-
„ geren breed onder den hals. Maar,
5> op den afftand van omtrent vyf dwar-
j, fe vingeren van de condyli af, was
„ het been gebroken, de breuk was in
zyn gantfchen omtrek fcherp, cari-
» eas, en verfcheidene diergelyke been-
» fchilfers waren gehecht aan de fpie-
» ren:
jj»
5?
35° N» Gé OOSTERDYK OVER EEN
„ ren: van deze breuk tot aan de con-
„ dyli was dit been ontbloot van het
„ perioflium en gepaneerd, en vlak by
„ de condyli was een tweede breuk, zyn-
„ de daar alies mede zeer gecarieerd
Zie de gefteldheid van het been in de
bygevoegde plaat. Hoe het met de
gantfche dye gefield was , behoefde geen
printverbeelding , hebbende dezelve al-
Ie overeenkomst met het geen men af-
gebeeld vindt in de Uit gele zene heelkun-
dige verhandelingen, Rotterd* 1762, bh
na. tab. 1. Jig. 1.
Alhoewel uit dit geval veele nuttige
leeringen konnen getrokken worden,
zoo bepale ik my kortheids-halven al-
leen tot zulke, die aanleiding geven tot
eenige aanmerkingen op dit ons tegen-
woordig onderwerp:
A. De gebreken der beenderen zyn
Jomtyds zeer duister,
Zoo immer twee verfchillende geval-
len elkander geiyken kunnen, zyn het
dit, \'twelk wy voor handen hebben,
en het geen befchreven is in de boven
aangehaalde Uit gel. heelk verhand bh
112 en volg Hoe veel gelykheid vindt
men niet in de oorzaken, toevallen en
ein-
-ocr page 15-einde van beide deze ziekten ^ en even-
wel, hoe zeer verfchilt niet het onge-
mak by het onderzoek na den dood?
Hier is eene beenbreuk met bederving;
daar eene weeke uitzetting van het been:
Ik bekenne, daar is, voor zoo ver het
gebrek van het been betreft, eenige
meerdere overeenkomst tusfchen ons
geval, en dat van m. du fouart in
de Memoir. de V Acad. RoyaL de Chirurg.
tom. wp. 271- maar let eens wel, hoe
felle pyn die lyder doorftond by den
eerften aanval van het ongemak, en hoe
hem naderhand het gaan zonder pyn
aanhoudend onmogelyk bleef, daar on-
ze lyderesfe, een dienstmeid zynde, haar
gewoon dienstwerk noch by het jaar
verrigt heeft. En hoewel het zeker is,
dat \'er op of omtrent de plaats, daar de
breuk waargenomen is, in het geval be-
fchreven in de Memoir, de Chir. 11 vee-
Ie en groote fpieren worden ingeplant,
als de pfoas, iliacus en andere die tot
het gaan vereischt worden, en dat de
pyn kan vermeerderd hebben , zoo is
echter het onderfcheid van dit toeval
groot, te meer, daar men op het.micL
den en na beneden het dyebeen ook in-
geplant vindt den cruraiis, het korte
hoofd
-ocr page 16-■
i
HB
352 N. G. OOSTERDYK OVER EÉN
hoofd van den biceps, en den adcIuCïof
magüus , fpieren , door welker werking
het gaan mede bevorderd wordt.
Ik bekenne dan openhartig, dat,
fchoon de uitkomst my het tegendeel
geleerd heeft, ik evenwel vermoedde
een foortgelyk geval onder handen te
hebben, als \'er in de gemelde ÜitgeL
heelk. verhand. U L te vinden is, daar
ik wel foortgelyke toevallen in my-
ne lyderesfe gehad heb , doch door
een ander ongemak veroorzaakt; waar
uit dan van zelfs volgt:
B. Dat in de ziekten der beenderen
foortgelyke toevallen dezelfde ziekte niet
bewyzen kunnen.
C. Eene kneuzing van het beenvlies
geeft jomtyds oorzaak, tot de aller droevig-
Jle gevolgen.
Dat deze in onze lyderesfe hebbe
plaats gehad is van zelfs klaar, zoo uit
den aard van de belediging, als uit de
gevolgen; maar is \'er niets meer ge-
fchied? Heeft zy het been niet gebro-
ken? Hier tegen ftrydt, dat zy byna
een jaar haare gewoone bezigheden heb-
be uitgeoeffend; men vindt wel gevallen
van gebroken dye beenderen, waar me-
de de lyders beweging geoeffend heb-
ben,
li .
- ■ - - --
-ocr page 17-ben, doch eene naauwkeurige nafporing
doet ons haast wezentlyk verfchil zien
van ons gevah \'Er zyn byzonder twee,
die onze aandacht verdienen; het eerfte
is eene waarneming van m. louis op-
gegeven in de Memoir. de Ac» R de
Cbir. torn. IP. pag, 57, doch hoedanig
Was daar de breuk ? eene verbryzelmg
alleen van de binnenfte knok van de rech-
ter dye, zoo dat het dyebeen deszelfs
geheele fteunpunt noch niet kwyt was;
doch alzoo dit in ons geval, in eene
zoo genaamde radysbreuk, ook noch
zoude hebben kunnen plaats hebben,
laten wy de beweging nagaan: deze be-
ftond in gaan en op het paard klimmen,
maar in dit laaste behoeft waarlyk aan
de rechterdye niet veel geweld te ge-
le hi eden; en in allen gevalle, hoe lang
heeft de lyder daar van het genot gehad?
op den derden dag was hy reeds het been
kwyt. Meer dringt het geval, dat
m, sABATiER ons opgeeft in het zelfde
deel van de Mem. de Cbir. pag» 639.
Doch behalven dat de breuk daar be-
fpeurd is in den hals van het dyebeen,
zoo is de beweging in dien man aller-
moeilykst geweest, en hy heeft die niet
langer dan één maand kunnen oeftenen,
IL Deel^ % daar
daar onze lyderesfe byna een jaar haar
gewoone zaken, op eene wyze zoo
als boven gemeld is, heeft verricht.
Verder zet aan onze veronderftelling
veel waarfchynlykheid by, het langzaam
toenemen van de zwelling, en de knap
niet voor den 24 Januarij befpeurd
(mede waargenomen in het niet min
duister geval van houstet Mem. de
V Ac. R. de Chir. t. III. p. 135 en volg.)
Dit alles doet my denken, dat,door
de kneuzing van het periostium, veret-
tering ontdaan zy, en dat de uitgeftorte
etter fcherp geworden zynde een been-
bederf hebbe te weeg gebracht, en dit
gelegenheid gegeven tot een breuk, ver -
gezeld met zoo veel droevige gevolgen,
als het verhaal der ziekte ons heeft op-
geleverd. Evenwel , hoe gemakkelyk
zich ook op deze wyze de verfchynfe-
len laten verklaren, voldoet dit my
noch niet in allen deele, maar de zon-
derlinge bladsgewyze exostojïs, in het
gezonder deel van dit dyebeen , doet
my tot nu toe zeer overhellen tot die
gedachte, dat daar ter plaatfe te gelyk
een fisfure zy veroorzaakt geweest, uit
hoofde van den fterken dreun, veroor-
zaakt door de comufie op een naastby-
gelegene plaats, (200 als in \'t bekkeneel
niet zelden gebeurt, waar in wy de
meest naauwkeurige waarnemingen over
de fcheuren hebben) waar door dan
daar ter plaatfe, de belediging van kneu-
zing zoo fterk niet geweest zynde, al-
leen een uitftorting van goedaartig been-
vocht, en hierdoor een exostojtsveroov-
zaakt is. Hoe dit alles nu met zoo
weinig pyn zy toegegaan, is moeilyk
te begrypen; eenig licht krygen wy uit
de proeven van den Baron van hal-
les in Op mhh torn.. 1. p. 412; meer-
der uit vergelyking van \'t geval van
GARELLiüs, dat ons de groote mor-
GAGNI opgeeft in zyn onwaardeerbaar
werk £p, Anatom. medic. Ep. Lil $
37, 38, en uit het geen wy vinden in
de Chirurgie van felix wurtz
IL deel, cap. 28 , onder anderen bi. 204
van de Nederlandfche overzetting Amjl.
1Ó33. „wanneer, zegt hy, een fchinkel
„ geborsten is, en alfoo een fcheurbreu-
„ ke geworden zy, zo kan het v»rel ge-
,, fchieden, dat die felfde mensch, dat
,, felfde gebrek niet zeer veel en agtet",
met het geen volgt en door gevallen
opgehelderd wordt.
D. Met het gebruik van kwikffliddelen
Z 2 in
in de ziekten d?r beenderen wordt zeer
veel voorzichtigheid vereïscht.
Schoon ik volgens myne gemelde ver-
onderftelling den mercurius heb laten
gebruiken, en dezelve in een foortge-
lyk geval gegeven is, zie Mem. de V Ac0
Ê, de Cb. t. 1IL p. 13 5 > zoo het fchynt,
wel niet met een fchielyk gevolg\'ten
goede, evenwel ook niet geheel zonder
vrucht, zoo als hoüstet zelf op-
geeft ƒ. c. p< 144, ontrade ik nu echter
het gebruik daar van in duistere ziekten
der beenderen, daar bederf plaats kan
hebben; want laten wy toegeven, dat
de genezing van twee been-eters , door
füun befchreven in de Verh. der Ho li.
Maatf. II. d. bl. 383 , zoo zeer toe te
fchryven zy aan het gebruik van kwik,
als aan de welgepaste levensmanier &ce,
zoo is \'er evenwel groot onderfcheid
tusfehen beenbederf van een uit- en dat
van een inwendige oorzaak, ja in het
laaste komt de kwik niet altyd te pas;
als namentlyk, wanneer zich teffens ee-
nig fcorbuticq kwaad in het lighaam ont-
houdt; ja dat noch meer is, zelfs niet
in alle venericque beenongemakken, zie
platner inji. Cbir. § 1054, 1056*
Zeer weinig zyn derhalven zulke geval-
len, die Maar genoeg zyn, om het ge-
bruik van den mercüriüs veilig toe te la-
ten, Dan hier over late ik my niet ver-
der uit, als niet alleen behoorende tot
myn onderwerp, waarom ik dan ook
over de geringe kracht van het ammonï-
ac-zout in het Wegnemen van de Verhar-
ding in de tunica cellulofa niets aanmer-
ke , noch over het extr. cïèuta, dat,
fchoon boven verdienflen geroemd,
evenwel met alle recht den naam van
een fterk refoheerené middel verdient;
alleen gelieve de Lezer in het voorby-
gaan op te merken, \'hoe zeer de uit-
werking van dit laastgenoemde middel
verfchille, daar het zelve in onze lyde-
resfe eerst duizelingen verwekt heeft, by
het gebruik van een half once daags,
fchoon haar zenuwgeftel, waar op deze\'
plant mede fchynt te werken, vry ligt
geraakt was; terwyl whytt van zich
getuigt, na het gebruik van vyftien of
twintig greinen veel geleden te hebben.
Zië\'zynê verhand» over de Zenuwziek-
ten; 1 hoofdjh bl. 16, der Rottercl, uit-
gave, (*)
09 De Heer Comelis van der Winkel5 Heelmeester
te Delft, heeft jny verhaalt, dat zeker perfooii al-
daar
In de ziekten der beenderen wordt zeer
veel voorzichtigheid ver eis ebt.
Schoon ik volgens rnyne gemelde ver-
onderftelling deri rnercurius heb laten
gebruiken, en dezelve in een foortge-
iyk geval gegeven is, zie Mem* de V Jce
É, de t\\ 111 p. 135, zoo het fchynt,
wel niet met een fchielyk gevolg ten
goede, evenwel ook niet geheel zonder
vrucht, zoo als hoüstet zelf op-
geeft /. c. p. 144, ontrade ik nu echter
het gebruik daar van in duistere ziekten
der beenderen, daar bederf plaats kan
hebben; want laten wy toegeven, dat
de genezing van twee been-eters , door
.füün befchreven in de Verh. der HolL
Maatf. II. d. bi 383 , zoo zeer toe te
fchryven zy aan het gebruik van kwik,
als aan de welgepaste levensmanier &c„,
zoo is \'er evenwel groot onderfcheid
tusfehen beenbederf van een uit- en dat
van een inwendige oorzaak, ja in het
laaste komt de kwik niet altyd te pas;
als namentlyk, wanneer zich teffens ee-
nig fcorbuticq kwaad in het lighaam ont-
houdt; ja dat noch meer is, zelfs niet
in alle venericque beenongemakken, zie
platner infl. Chir. § 1054, 1056,
Zeer weinig zyn derhalven zulke geval-
ien, die klaar genoeg zyn, om het ge-
bruik van den mèrciiriüs veilig toe te la-
ten. Dan hier over late ik mv niet ver-
der uit , als niet alleen behoorende tot
myn onderwerp, waarom ik dan ook
over de geringe kracht van het ammom-
ac-zout in het wegnemen van de Verhar-
ding in de tunica cellulofa niets aanmer-
ke, noch over het extr. cïcuta, dat,
fchoon boven verdienften geroemd,
evenwel met alle recht den naam van
een fterk refolveerend middel verdient;
alleen gelieve de Lezer in het voorby-
gaan op te merken, hoe zeer de uit-
werking van dit laastgenoemde middel
verfchille, daar het zelve in onze lyde-
resië eerst duizelingen verwekt heeft, by
het gebruik van een half once daags,
fdioon haar zenuwgeftel, waar op deze"
plant mede fchynt te werken , vry ligt
geraakt was; terwyl whytt van zich
getuigt, na het gebruik van vyftien of
twintig greinen veel geleden te hebben.
Zië zyne verhand» over de Zenuwziek-
ten; 1 hoofdjh hl. 1(5. der Rotterd, uit-
gave, (#)
X 3 La-
-ocr page 24-Laten wy onze aandacht noch een
weinig ^ bepalen op de verdikking en
verharding van de membrana adipofa:
deze toe te fchryven aan de uitgeflorte
vochten uit de kwetzure van het been/
fchynt niet te voldoen, daar die voch-
ten , fchoon te famesn genomen, eene
zoo groote zwelling niet wel fchynen
te hebben kunnen veroorzaken ; en
zoo al, immers in de celluhja tus-
fchen de fpieren, en niet juist in den vet-
rok, onder de huid. Beter, dunkt my,
wordt de oorzaak gezocht in eene ver-
gadering, en famenftolling als \'t ware,
van het olieachtige dat in een groote
meenigte in dat vlies gevonden wordt,
en daar in op zyne wyze vloeit. Maar
waar van daan dan deze famenloop ?
want uitwendig drukkende oorzaken,
die den doorloop beletten, zyn hier
niet; ook zoude men kunnen twyffelen,
of deze niet liever eene rotting dan wel
eene verdikking des vets zouden te wTeeg
brengen, tot welke verdikking van het
vet
daar in het gasthuis, fmnak vindende in een liniïus
Leliaande uitCicuta dr. «;. fulv. ejusd. dr. ï. Syr,
Alth. \'Vernel Vnc. ij. Mell. alb. Ünc. j. \'t geen hem te-
gen een Caninma aan de tong tot kleindere dofes
geordonneerd was, in een en dag het geheele medb*
inmtnt zonder het rninfte letzel heeft uitgebruikt.
vet vereischt wordt een overvloed van
aardachtige deelen , waar over men
moet nazien het gene myn waardige
Leermeester de Heer Prof. h. d. gau-
bius opgeeft in zyne inffiit. pathoL
rnedic. $ 37Ó. Maar waar van daan dan
wederom deze aardachtige deelen? de
overvloed daar van kan niet worden ge-
zocht in het gefie! van de lyderes dat
fcheen meer gelegenheid te geven tot
een recht tegenovergefteld gebrek , ge-
iyk blyken kan uit een naauwkeurig
onderzoek van de 283 § van dat zelfde
werk van den Heere gaubius : Des
moeten wy dezelve zoeken in het ge-
brek zelf, en dan heeft hier zeer waar-
fchynlyk een error nutrimenti plaats ge-
had, dat is, de aardachtige deelen tot
voeding van het been aangevoerd, en
daar toe, door het ongemak, niet kun-
nende hefteed worden, zyn elders ver-
voerd, en wel, gemengd met de olie-
achtige, in den vetrok , welke daar door
verhard zyn; en tot dit gevoelen geeft
ook aanleiding de exostojïs eenige vin-
geren onder den.hals van het dyebeen.
Vraagt nu iemand, waarom deze. been-
voedende flof zich juist daar geplaatst
heeft , en niet in de fpiercn, gelyk in
Z .4 het
360 nog. oosterdyk o ver een eiiz»
het geval van houstet Mem. de
Chir. torn» III. p. 137.? Ik beantwoorde
dit met eene tweede vrage waarom in
die gevallen, daar men hair, nagels,
beenderen enz. uit zweeren in zachte dee-
len heeft zien te voorfchyn komen, deze
byzondere ftolfen zich juist daar en niet
ergens elders geplaatst hebben ?
Zie daar, onpartydige Lezer, dit al-
les aan U ter beoordeeiing overgegeven,
of \'er iets, ter redding van zulke elende-
liogen, konde worden uitgedacht. Ik
voor my vreeze uit al het voorgaande
te moeten.foeflüiten, dat in een gebrek,
als dit, niet anders met voordeel kan^
gefchieden, dan zorgvuldig acht te ge-
ven op de dringende toevallen; volko-
mene genezing, vreeze ik, is, hier 011-
mcgelyk, de diepe legging van het
been belet de ontbloting van het zelve,
zoo noodig, om het ongemak met 011-
derfcheiding te kennen; waar door het
zelve duister blyft, of zyn kwaaden aart
te laat ontdekt , wanneer de amputatie,
waar in zoo nieüde eenigfle, ten minften
de zckerfte hulp anderzins zoude gelegen
zyn., wegens het afnemend leven van
fj,:;n iiitgeteerden lyder, niet meer kan te
baat genomen, worden,
f # VER*
-ocr page 27- -ocr page 28- -ocr page 29- -ocr page 30- -ocr page 31-