§/! xs o'O
|
||||||||||||||||
A M P H I O N,
|
||||||||||||||||
x >
|
||||||||||||||||
EERSTE JAARGANG.
|
||||||||||||||||
I 8 l8.
|
||||||||||||||||
T
|
||||||||||||||||
■
|
||||||||||||||||
/si. i. ?></
I |
||||||||||||||||||||||||
'
|
||||||||||||||||||||||||
E K N TIJDSCHHIF T
|
||||||||||||||||||||||||
TO OR
|
||||||||||||||||||||||||
VHIEKBEN
|
||||||||||||||||||||||||
KN
|
||||||||||||||||||||||||
E E O EFENAARS
|
||||||||||||||||||||||||
]>Ktt
|
||||||||||||||||||||||||
m
|
||||||||||||||||||||||||
rOONKUN ST.
BIBLIOTHEEK DER
|
||||||||||||||||||||||||
v ,. , RUKSUNIVERSITEIT
|
||||||||||||||||||||||||
10. OCT. 1928
UTRECHT. |
||||||||||||||||||||||||
>*
|
||||||||||||||||||||||||
te G It O *T IN G E N, bij
J. O OMKE^ S. 1818.
|
||||||||||||||||||||||||
./.t'.1't.«.ifs;.v.:
|
||||||||||||||||||||||||
ALGEMEENE
I N H O U D
van den eerften Jaargang.
|
|||||||||
I. Verhandelingen, enz.
|
|||||||||
-.
|
|||||||||
j. robbers. Vergelijkiiig der oude en hedendaag-
fche muzijk, en de ineerdere werking der eerlte op de gemoederen der menfchen onde"rzocht en beoordeeld......................... bladz. i. __--------------Vervolg en Hot van deze
verhandeTtng........................ - 75.
ss.......... Losfe ftcllingen (betrekkeltjk
den aard der muzijk)............. 89.
g. c. grosheim. Over de vereenvou-
diging van deleer der toonen , ender- zelvernoodzakelijkheid (hierbij eenige aanmerkingen van de, rcdaktie*)...... ------ 151. Anonymus. Zamenfpraak van twee thea-
ter - direkteuren \over de pligten van . den direkteur jegens het publiek),... 172. ss.......... Over nicolo isouard, over
het karakter der franfche muzijk, en
over den muzijkalen aard der Hollan- ders................................ ------ 183., Ditjluk behoortzoowel tot deze, ah
tot de volgetide rubrlek. II. Levensberigten van beroemd$
toonkunftenaars. Mr. N. W. SCHROEDER STEINMETZ. Bfie-
ven over het leven en de werken van
* ec- |
|||||||||
U ALGEMEENE INHOUD.
eenige der voornaamfte toondichters
indeonderfcheidene vakken van com- politie, eerfte brief...........,. .. bladz. Mr. N. W. SCHROEDER STEINMETZ. Ver-
volg en flot van den eerllen brief.-.. ------
In dezen brief w or dt het leven van
w. a. mozart verhaald; de
tweede brief handelt Wer deszelfs
werken.
Anonymus. Luther over zijne ver-
dienfien ah toonkunftenaar, en zijne
gevoekns omtrent de toonkunst........
gn......... Levensberigt van de herto
gin charlotte yon Hildburg-
haufen, geboren hertogin van Mek- lenburg Streiitz....................
Anonymus. Levensberigt van carl An-
dreas GOPFERT...............,.... Beide laatsgenoemde ftukken zijn
uit de ajlgemeine mufikalifche Zeitung overgenomen. ss......... Over nic olo isouard,
over het karakter der franfche urn-
zijk , en over den muzijkalen aard der Hollanders....,............... !
Dit ftuk behoort zoowel hier, als
tot de eerfte rubriek. III. Binipnlandfche berigten.
Uit 's Gravenhage over de groote
klavierfpeelfter , mejufvrouw van DEN BERG........................
Uit
|
||||
ALGEMEENE INHOUD. m
|
||||||||
Uit dezelfde plaats over l. sjohr
en zijne echtgenoote............. - bladz. 48, Uit dezelfde plaats over de kon-
certen in den winter van 1817 1818.......................,......... ------ 207. Uit dezelfde plaats over het fran-
fche theater........................ ------ 214. Uit Amfterdam over l. d r o ue t. ------ 218.
. e ------ Uit Groningen algemeen
berigt over den ftaat der muz'ijk..... 118.
|
||||||||
Uit Groningen over het
|
||||||||
koncert van den klavier- en viool-
fpeler c. muhlenfeldt....... . 126.
,-----------------uit dezelfde plaats over
het koncert van de harpfpeelfter,
mcjufvrouw lohr................. ■ aso. IV, Buitenlandfchc berigten,
g. l. p. sievers. Toeftand der onder-
fcheidene opera's te Parijs over- genomcn uit de allgemeine muiikali- fche Zeitung........................ ------ 129.
Korte, zoo binnen- als buitenland-
fchc berigten van de redaktie....... 50, 52. 55 55 55 - 135*
)J 55 55 ~~~"" 238«
V. RecenfieSn; aanprijzingen van
werken. /tnonymus. Volledige verzatneling van
Pfalm», Lof- en Evangelifche gezan-
gen, met voor- en tusfchen-fpelen,
♦ * bij
|
||||||||
iTf. ALGEMEENE INHOUD.
bij de Gereformeerden in Holland in
gebruik, vierttemmig voor het orgel gezet, door j. g. werner...... bladz. 55.
jlnonymus. Six walfes pour le piano-
forte, composes par w. g. hauff. ------ 224.
Mr. N. W. SCHKORDER STEINMETZ. Aan-
prijzingen van geestelijke muzijkwer-
ken: I. Allgememes, deutfches Cho- ralbuch fur Singchore und Organis- tenvm j. g. schicht; II. Fiinf- fiimmige Misfa mit Orchester van j. s. bach; III. Die heilige Caci- lia, uitgegeven door j. d. sander. ------ 229. VI. Gedichten; Mengelingen.
Mr. b. h. lulofs. Een paar diclitre-
|
|||||||||||||
gelen tot lof der toonkunst........
|
59-
|
||||||||||||
Hoffmann. De inuzijkale pijnbank van
den kapelmeester johannes kreis- LER, naar het hoogduitsch.......... |
|||||||||||||
136.
|
|||||||||||||
Berigt van de redaktie , alsvoorrede.
Twee, bijlagen , behoorende bij de
verhandeling van grosheim. Verzoek van Mr. n. w. schroi-
der steinmetz om berigten van oude werken over de toonkunst. |
|||||||||||||
a
|
|||||||||||||
Wij
|
||||||||
meenen den lezer van het tijdfchrift Auiei<
|
||||||||
o K te moeten herinneren , dat hetzelve zal bevatten:
I. VerJiandelingen pan theoretifchen practifchenf aisthetifchen of ook meer algemeen philofophi- Jchen inhoud. Deze verhandelingen zullen zoo bewerkt worden, dat niet Jlechts de eigenlijke muzijkgeleerde, maar ook de Uefhebber dezelve ver/iaan en daarvan nut trekken kan; II.
I^vensberigten van beroemde toonkunstenaars t
karakteristiek hunner werken;
III. Berigten van het geen in de onderfcheidene Jie-
den van ons Vaderland merkwaardigs omtrent de toonkurist poorvalt; IV. Berigten van het belangrijkfte uit andere Ian"
den ; V. Recenjien van nieuws uitgekemene werken ;
VI. Gedichten over de muzijk, of welke voor de com-
pojitie gefchikt zijn; mengelingen, anecdoten enz. * Als
|
||||||||
Ah Bijlagen sullen', van tijd tot tijd, warden
gegeven Heine muzijkjlulhen van nederlandjche mees- ters op nederlandfche woorden ; terwijl, wanneer daar- toe ftof voorhanden is, in een afzonderlijk hlad zul- len wordea opgenomen aankondigingen van nieuws uilgekomene werhen ens. welhe de Jchrijvers zelve, of wel de drulchers of uitgevers zouden verhiezen daarin le doen plaatfen. IVij vertrouwen, dat de verfcheidenheid van Jlof
dit iijdfchrift niet Jlechts leerrijh, maar ook aange- liaam sal doen zijn, IVij gelooven geenszins, hier een valmaakt werh
tc leveren. Wij weten zeer wel, dat hetzelve veele gebrehen zal hebben; offchoon wij van den anderen kant even zeer ovcrluigd zijn , dat het veal goeds , en nuttigs zal befallen, daar wij het geluh hebben, onder onze medearbeidcrs zeer bektvame mannen te lellen. Mqar wij zouden ongaarne zien, dat onze onderneeming door te flrenge berisping van hetgeen niet volmaakt in, zoude hunnen te niet gaan: niet omdat daar nit eenige onaangenaamheid voor onze eigene perfonen zoude hunnen ontftaan, of wel eene pecunieele Jpeculalie zoude hunnen in duigen val~ Ian; maar aileen, omdat met het minder goede, dan ooh het waarlijk goede en nutlige , dat nog voor dit iijdfchrift zoude hunnen gefchreven en door middel van hetzelve gelezen warden, in de pen zal blijven en de hoop bij ons vervliegt, om de kennts van eene der edeljfe kunsten meer algemeen te verfpreiden. Het begin van ieder iijdfchrift is, even als van alle on- der^ |
||||||
dernemingen moehjelijk en onvolkomen", maar voor-
zeker heeft gene onderneeming meer zwarigheden te overwinnen, dan de onze, Evenwel is ze juist daar- om des te noodzakelijker, en het nut, dat dezelve kan fiic/uen, des te grooler. Wij houde» ons over' tuigd, dat meenig bekwaam toonkunslenaar in ons Vaderland, die in **J" oinnenjh den lust en de krach- ten gevoelt, om de vruchlen van zijnen arbe'id, tennut- te zijner landgenooten , openbaar te maken, doch door bijzondere omjiandigheden daarin verhinderd wordt, door onze onderneming zal worden aangej'poord, om die vruchlen niet langer alleen te genieten, maar, de- zelve in dit tijdfchrift nederleggende, ons alien te leeren. Wanneer hehalve de , door ons daartoe aangezochle ,
kunstenaars en bekwame liefhebbers, ook andere man- nen bijdragen tot den a m r H i o n zouden willen leve- ren, zullen wij dezelve met dank aannemen y doch het algemeen belang noopt ons, vooraf te heiinneren, dat wij het ons tot eene wet hebben gemaakt, om in ons tijdfchrift geane bijdragen optenemen , welke heleedigende uitdrukkingen bevatten. De waarlieid mag, en moet zelfs gezegd worden, enfchoon op ee- nen prijmoedigen tevens echter op eenen befhhcide- nen toon: fpot heeft nog niemand verbeterd. Eene tweede voorwaarde voor het inlasfchen ran
intezendene bijdragen is, dat de fchrijvers aan ons hunne namen noemen. Wij laten aan hen over, om te bepalen , of hunne namen met hunne bijdragen openlijk zullen bekend gemaakt worden; doch aan * 2 ons
|
|||||||
■
|
|||||||
IV
|
||||||
ens mogen zij niet onbelend zi'jn; daarentegen fcun-
nen dezelve van de Jliptfte geheimhouding verzeherd zijn. Foor het overige is het J'chier overbodig , te zeg- gen, dat men ieder oordeel, dal in dit lijd/chrift mogt uitgefproken warden t geenszins voor het onzs han houden. PVij laten gaarne aan een* ieder zijne eigene wijz,e van befchouwen. De verfcheidenheid der oordeelvellingen is dikwijls nuttig : Comparando fapimas. Groni ng e n in
Mei 1818. be siBACTEtns;
|
||||||
,
|
||||||
■ !l"jJ««wj(flV5.i!sr'?
|
|||||||||||||||
■--■--
|
|||||||||||||||
A M P H I O N.
|
|||||||||||||||
-*-
|
|||||||||||||||
yergelijhing der oude en hedendaagfche muzijkf
tn de meerdere werhing der eerfie op de ge-
moederen der menfchen onderzoch$ en
beoordeeld ( 1 ).
|
|||||||||||||||
He
|
|||||||||||||||
t was in den jare 1810, dat de hollandfcne
|
|||||||||||||||
maatfchappij van fraaije kunsten en wetenfchappen, in
derzelver jaarlijkfche vergadering , gehouden in de gewone vergaderzaal der amfterdamfclie afdeelingj op den ajfen van Wijnmaand, eene prijsvraag uita fclireef, welke, regtftreeks, de muzijk ten onder- werp
{1) Eene voorlezing gedaan in de letterhundige
maatfchappij , Verfcheidenheid en Overeenilem- Oiing, te Rotterdam, door den heer ». jomss,' organist der groote kerb , en hlehkenist aldaar,' fferkend medelid van welgemelde maatfchappij, De captatio benevolentiae wordt , ah voor den
lezer yan geen belang} weggelaten, A
|
|||||||||||||||
Jmphion 1818 5de Stuli Bijlage A,
G. C GROSHEIMS
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
n 1 e u w e
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wijzc om de klankladdcrs daartestellen en te beteekenen.
a) Klankladder in den toonaard dur.
12 5 4 5 6 7 8 g 10 11 13
ges as b ces des es f ges as b c dcs esfgasbcdeifjabodef
C d e f g a h * c d e fis g a h cis d e fis gis a h cis dis e fis gis ais h cis dis eis fis gis ais his cis b) Klankladder in den toonaard mol (naar beneden toe). \
19 3 4 5 G 7 8 9 10 11 12
as ges fes es des ces b as ges f es des cbasgfesdcbagfed
A g f e d c h a g fis e d cis h a gis fis e dis cis h ais gis Hieruit volgt, dat ieder dur - toonaard , met den mol- toonaard van zijne kleine terts naar beneden, en omgekeerd, dat ieder mol- toonaard, met den dur -toonaard van zijne kleine lerts naar boven , met dezelfde voorteekens aangeduidt wordt, namelijk 1 C dur en A mol
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
* Wii gebruiken kier de benaming // voor B (naturel) , ten eincle dezen toon, in navolging der Duiil'chers, naauwkeurig te onderfcheiden van B (mol), en wij wenfchen, dat dezii
benaming, waar het nog niet gefchied is, moge aangenornen worden ; even all die van Fis voor F kruis enz. B E RED.
(f) Deze wijze van beteekenen lict zich, nit hoofde van de groote 6 en 7, op de mol - klankladders, in het opgaan, niet toepaafen. Men kan daarin erhter voorzien , door de neirgaanda
klankladder ook in het opgaan tot grondflag te leggen, ea de evengcnoemde intervallen «enen trap hooger te nemenj waarbij do leer van de intervallen des kleiuen en grooten halveu toons eene geraakkelijke toepasling vindt. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
( 2 )
|
|||||
werp had ~, en mij liet voornemen deed opvatten, om
inijnc geringe krachten te beproeven tot derzclver beantwoordiiig, en om nit het ter dezer zaak to doen onderzoek , nuttige ontdekkiiigen , ter leering voor mij zelven, optefporen. Dan, M. II.! fnerpende omllandigheden hebben
jnij verbinderd , aan da begeerte van mijn hart te voldoen j ik betuig , aan de prijsvraag niet ineer gedacht, veel jnin aan derzelver bcantwoording ge- arbeid te hebben; zij was bij mij geheel vergeten, toen de opgaaf eencr andere prijsvraag, door middel van de nieuwspapieren ter jnijner kennis gekomen, mij dezelve wederom herinnerde. Het was in de rotterdamfche courant van den
aGften November des jaars 1814 , dat mij de laatst- ledoelde prijsvraag onder het oog viel, maar 00k gelijktijdig eene herinnering van wege de maatfchap- pij, dat de antwoorden op dezelve , voor of uiter- lijk op den iCte? van Louwniaand i8i5, moesten in- gezonden wrden Dan, de kortlieid dei tijds, van flechts even eene maand , welke toen nog maar overig was, gedoogde niet, met eenige lioop op goed ge- volg aan de beantwoording dezer prijsftof te arbei- den; waarom ik dezelve ter zijde leide, tot dat niij de lust bcving otn, voor de Uniting van de werk- zaamheden dezer maatfchappij, nog eene lezing te doen, waartce mij de twee genoemde prijsvragen al's zeer gefchikte onderwerpen tei>behandeling voor- kwamen. D.
|
|||||
~;: \ ■'"*"
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage 13.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amphion 1818 3de Sluh.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
S H E I M
Modulatieen.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
G. C. G R O
Tabelle van
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
!de kleine
de volkom,de groote |
SI-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dan noemt men dat: van
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wil men de modulatie voor het oor aangenaam maken , dan is het dikwijls noodzakelijk, om den eerilen drieklank te veranderen , is hij dur in mol, is hif daaren-
tegen mol, in dur ( zie beneden A). Daarna moet men acht geven op het voorfgaan van den Bas ( zie beneden B~). De oplosfing in den nieuvven toonaard volgt nu on- middellijk (zie beneden C). Op deze wijze gefchiedt iedere modulatie, zoowel naar een' verre afgelegenen, als naar een' nabij liggenden toonaard, en met behulp der iranspofitiesn leert men de modulatie van elken toonaard naar ieder' anderen, op de kortfte en gemakkelijkfte wijze. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A) Akkoord der tonika. J5) Sep ti m en- akko or d der dominante, C) Oplosfing
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bas is voortgegaan
eene.groote terts eene kleine terts ecne groote fekonde eene kleine fekonde in het geheel niet eene kleine fekonde eene groote fekonde eene kleine ferts eene groote terts eene volkomene kwart) in het geheel niet |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in
Klaaf 2
5 4 5 6 7
8 9
10
11 13
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naar beneden
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naar boven
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TJit hoofde van de regelen des zuiveren ftijls (reiner Satz) moot, bij de modulatie naar den 5den klaaf, de terts van het akkoord A boven liggen, en al unifono verdubbeld worden,
terwijl bij het akkoord B do eene terts naar boven, de andere naar beneden gaan moet; de oktaaf van het akkoord A blijft weg. Bij het uitwijken naar den laden klaaf moet de terts van het akkoord B, hetwelk, enharmonisch verwisfeld Wordende, als een overvolkomen fcksteu- akkpord bcfcbouwd wordt, eveneens boven liggen, en in de oktaaf verdubbeld worden , waarop dan bij de oplosfing G de bovenfto terts naar beneden, en de onderfte naar boven gaat. Nog moet ik aangemerken, dat men hier niet vraagt : ,, hoe moduleert men van C naar Cis of Des?" enz, maar: ,, hoe moduleert men van den eerflcn klaaf naar den twee-
den?" enz. Hoevele met name aantcduiden modulatieen worden hierdoor niet gewonnen, daar onze ia klaven 35 onderfcheidene benamingen hebbeu! G.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
( 5 )
|
|||||
De cerfte dezer prijsvragen, in de algemeene ver«
gadering der maatfchappij , den 20ltcn van Wijn- maand 1810, opgegeven , was van den volgenden in- Loud : Heeft Mien genoegzamen grond, om aan de>
,, muzijk der ouden, bij eene veel grootere een- ,, voudigheid , tevens ecn' veel krachtiger in- vloed op het gemoed en de hartstogten der ti menfchen toe te fchrijven, dan aan de heden- daagfeke, bij eenen veel hoogeren trap van ontwikkeling en volkomenheid ? Zoo ja, aan welke oorzaken keeft men dit toe te fchrij- }, ven ? of, is deze hoogere trap van verhj- ning en volmakiug, misfchien, nit den aart, nadeelig aan hare uitwcrking, en door welke middelen zou dezelve, daaraau, als hare voor- )f naamfle bedoeling, dienstbuar kunnen worden gemaakt ? " De tweede prijsvraag, i« de algemeene vergade- ring der maatfchappij van den jare i8i3 uitgefchre- ,ven, en in het jaar 1814 herinnerd, was deze: 5, Kan de toonkunst onder de beeldende
,, fchoone kunsten gerangfchikt worden ? Zoo ja, welke zijn de voorwerpen harer na>- bootfing ? Zoo neen, waardo*r onderfcheidt j, zij zich dan van die fchoone kunsten, waarin ' de navolging der natuur een onmisbaar vers ' eischte is ?" Ziet daar twee yragen, derzelver opzettelijk on- A 2 dor-
|
|||||
( 4 )
|
|||||
derzoek en orerweging dubbel waardig, en die der
inaatfchappij, welke dezelve uitfchreef tot eel ver- ftrekken! Maar, is hct niet vermetel, dat ik de be- antwoording dier Tragen onderneme ? en welke van die beide zal ik ten onderwerp mijner tegenwoordige rerhandeling verkiezen ? Ziet hier wcderom een tweetal vragen, die ik niet alleen aan mij zelven , rnaar ook aan U, M H. ! moet beantwoorden. Op de eerfte zeg ik: het zoude mogeiijk als verme-
telheid aangeroerkt kunnen worden, de behandeling te ondernemen van onderwerpen , die als prijsvragen zijn uitgefchreven geweest, wanneer op dezelve ant- woorden ingekomen en met het eermetaal bekroond gcworden waren ; dan, daar dit het geval niet is, zie ik niet, waarom ik mij in dezen van vermetelheid zoude behoeven te befchuldigen, of vreezen, dat ande- xen mij van dezelve zouden verdenken. Maar, welke van die beide zal ik ten grondflag
mijner verhandeling leggen ? Nattmrlijkerwijs de eerfte; otndat het zoo even gezegde op het eerfte onderwerp volkomen toepasfelijk is , terwijl het nog onzeker is , of op de tweede prijsvraag antwoorden in- gekomen en bekroond zijn; naardien de bekendma- king hiervan, eerst na den afloop van de jaarlijk* fche algemeene vergadering der maatfchappij , in de maand October dezcs jaars, (l8l5) kan worden te ^emoet gezien. (2)
Ziet
(a) Daar Jiet tftii, na verloop fan me$r dan twee
jar
|
|||||
( 5 )
|
|||||
Ziet daar mijn onderwerp bepaald. Hoort mij met
uwe gewone luislerende aandaclit; de ftof is zulks overwaardig ? en konde ik dezelve met die kunde en netheid behandelen, welke zoodanig onderwerp vcr- cisclit , dan zou ik voorzeker uwe aandaclit aan mij- ne voordragt geboeid houden; dan, van mijne zwak- heid en tekortkoming bewust, verzoek ik de vrienr delijke toegeventieid dezer geheele vergadering. Gaan wij nu tot de befchouwing der vraag over j
Heeft men genoegzamen grond , enz. " Om eenigermate orde te houden, zalik , vooreerst,
de muzijk der ouden met de hedendaagfche vergelijken , en wanneer het blijkt, dat de eerfte veel eenvoudi- ger is, dan de laatfte , zullen wij onderzoeken, of er genoegzame grond zij , om aan de muzijk der ouden,' bij eene meerdere eenvoudigheid, een' veel krachti- ger invloed op het gemoed en de hartstogten der menfchen toe te fchrijven, dan aan de hedendaagfche, bij een' veel hooger trap van ontwikkeling en vol- komenheid? Zoo ja, dan zullen wij de oorzaken trachten op te fporen, waaraan dit moet toegefchre- ren worden , en eindelijk bezien, of de hoogere trap van
jaren , niet gebleken is, dat ook op deze Prijsvraag
untwoorden zijn ingelcomen , lieb ik vnjheid en g«- voele last, zoo God mij leven en gezondheid geliejd te verleenen, om deze Jchoone vraag, even als de vorige, opzettelijk U behandelen. A 3
|
|||||
( « )
|
|||||
van verfijning en befchaving der hedendaagfche nw-
zijk, op haren invloed, in vergelrjking met dien der ouden, eene nadeelige uitwerking heeft. Dit een en ander zal liet eerfte en roornaamfte gedeelte mijner tegenwoordige verhandeling uitmaken. In het tweede gedeelte zal ik onderzoeken, door
welke middelen de hedendaagfche rauzijk , aan het bewerken Tan dien invloed, als hare voornaamfte be- doeling, zonde kunnen dienstbaar gemaakt worden. Volgt mjj met uwe gewone aandacht. De fnellc voortgangen der muzijk, door welke da-
gelijks nieuwe gevoelens gehoren -werden, -waren , otntront het midden der laatstverloopene eenw, de onderwerpen van eenen hevigen llrijd, tusfchen ge- leerden van den eerllen rang en hekende verdienflen. Van de eene zijde wilde men met gronden bewij- zen , dat -wrj in deze kunst eenen trap van volmaakt- heid beklommen hadden, -waartoe de onden nimmer waren opgeftegen; terwijl men, van de andere zijde, met denzelfden ijver en geestdrift het togenoverge- ftelde poogde aan te toonen en te verdedigen. Zij , die het eerfle gevoelen aankleefden, flaafdcri
hunne flelling hierdoor : dat de ouden het contra' punt, of onze harmonie van accoorden of zamenjlem- ming niet gekend hebben; terwijl de aanhangers van het tweede, al hunne geleerdheid ten toon fpreiddenj omhet tegendeel te bewijzen. Dan, het woord harmo~ nie, bij de ouden eene meer uitgebreide beteekeni» hebbende, dan bij ons, heeft de een zoowel, als de> an-
|
|||||
------------------------------------------------.............■■-----' ~-~- -~~
|
|||||
( 7 )
anderc, het eigcnlijke en voornamc hoofdpunt del
befchouwing voorbijgezicn. Het is liicr noch mijne zaak, noch mijn voorne-
men, breedvoerig to onderzooken, of de ouden de harmonie der zamenhlanken niet gekend hebben , en of wij, dit veronderflcld zijnde, in betrekking tot dit gedeelte, eenig voordeel boven hun bezitten ? Maar, daar dit deel nzer muzijk, aan de uitdrukkende na- Tolging van zang of raelodie, als de heerfchende par- tij, onderworpen is, mag men den zang , als de hoofd- zaak en het pnnt befchouwen, waaruit het Terfchil, eigenlijk, moet be/list worden. Ik, voor mij, ben van gedachten, dat de ©nden de
7iarmonie der zamenhlanken niet gekend hebben; omdat er geene kennelijke overbliji'felen voorhau- den zijn, waarop men zich kan gronden; omdat hunne klankladders , of zoogenoemde moden, niet ge- fchikt waron voor harmonie / omdat zij geene kruijen, noch mollen hadden, waardoor, buiten tegenfpraak, de muzijk der ouden eenvoudiger was, dan de heden- daagfche. Meer zal ik hieromtrent niet aanvoeren, om voor de meesten mijner hoorders niet cmverftaan- baar te worden. Dit alleen moet ik nog doen opmer- ken, dat onze tegenwoordige harmonie haren oor- fprong verfchuldigd is aanzekcren buksian, cer- tijds monnik, en naderhand bisfchop van Canterbury, welke omtrent den jare 940, volgens onze tijdreke* fling, geleefd hceft. Laat ons, na deze aanmerfcing, un vervolgens on-
A 4 der- |
|||||
( 8 )
|
|||||
derzoeken, hoe het met het hoofdzakelijke, le we-
ten, den zang of de melodic, gelegen is. 'Wanneer wij , ten dezen aanzien, uit het geen on»
Van de muzijk der ouden kenbaar is , het befluit mo- gen opmaken, zullen wij bevinden, dat dezetve veel eenvoudiger was ; dan de onze , uit hoofdeyan de'min-} dere rerfchcidenheid der middelen tor uitdrukking. B. v, in onze hedendaagfche muzijk heeft men, van de geheelc noot tot aan het honderd-achtentwintigRe- gedeelte, of de vijfflreepige noot, eene verfcheidenheid van acht onderfcheiden lengten ran Boten ter uit- drukking , waarvan de onden geene kennis hadden,' naardien wij deze uitvinding verfchuldigd zijn aan *
jean ME udkis, Doctor der Sorbonne te P.arys,
in den jare i55a: eene vinding, die, ten aanzien Tan zang- en fpeelmuzijk , van ongemeene nuttig- heid bevonden, en oyeral aangenomen en inge-^ yoerd is. Verder moeten wij , ten aanzien van de muzijk der
ouden, hierbij nog opmerken, dat de verfcbillende lengten ter uitdrukking, overeenkomftig de lange en korte lettergrepen der dichtkunst geregeld wierden; naardien in de vroegere en van ons zoo verwijderd© tijden, de muzijk- en dichtkunst altoos te zamenger yopgd uitgeoefend wierden. Dan, mogelijk *al men zeggen : ,, Indien bij de
ouden de verfchillende lengten , overeenkomftig de voetmaat der dichtkunit geregeld wierden , hoeveel Y«rfcheidenheid was dan hieru.it voorhan^ den;
*
|
|||||
;
( 9 ) den, daar er, zelfs in dc latijnfche dichtkunst j
zulk een ruime voorraad ter uitdrukking aanvrezig is ? " Hierop zal ik , om genoegzame reden en zonder deze uiibreiding, alleen antwoorden, dat dit zijne betrekking had tot hetgeen men rythmus en metrum noemdo. Eer ik van dit onderwerp afilap, aij het mij ver-J
gund, nog een paar aanmerkingen liier bij te voegenr' 1. Wanneer men fomrnige melodien of zangen der ouden met de onze vergelijkt, blijkt het ten klaarfte, dat de eerfte veel eenvoudiger zijn, dan de hedendaag- fche , en dat wij , tegenwoordig, weinig fmaak heb- ben zouden in , noeh aandoening geroelen zouden door de zoo eenvoudige muzijk der ouden. 2. Wanneer wij de uitgeflrektheid der tooa
nen Tan onze hedendaagfche muzijk met die der ouden vergelijken, winnen wij het verre, daar wij tegenwoordig zelfs in onze Forte-Piano's , eene ruim- te Tan zes octaven (3) hebben, hctwelk een OTertuigend bewijs is, dat, ook in dit opzigt, de muzijk der oa^ den Teel eenToudiger was dan onze hedendaagfche. Maar, nu volgt de vraag : ,, Is er genoegzamo
grond om aan de muzijk der ouden , een' veel krach-
(3) Een pianomaker te Groningen', heeft zelfs een
ftuk van zeven octaven vervaardigd; van zes en een half worden er veel gemaaht, DE RED..
A 5 j
|
||||
( io )
krachtigeT invloed op liet gemoed en de hartstOff*
ten der menfchen toe te fchrijven, dan aan de he- dendaagfche, bij een' veel hooger trap Tan ontwik- keling en volkomenheid ? " Dit zal ik , in het vervolg mijner redevoering,"
eenigzins breedvoeriger, onderzoeken. Ten einde ons ondervrerp nit liet regte oogpunt te
fcerchouwen, zal het I. noodig zijn, de bijzondere werking en den invloed van de muzijk der ouden op de gemoederen der menfchen voor te fiellen, en dan; 2. daaromtrent de noodigc aanmerkingen voor te dragen. Bij gewijde en ongewijde fchrijvers vinden wij
verhalen van bijzondere Hitworkfelen der muzijk; en, wanneer wij de eerfte raadplegen , vinden wij , yooreerst, de inflorting der muren van Jericho. Met betrekkiug tot de inneming dezer ftad, door
de Israeliten, vinden wij geboekt, dat zeven pries- ters, op zeven ramshorenen of bazuinen, zeven da- gen blazen, en dit op den zevenden dag, zevenmaal herhalen moesten, bij welke laatfte herhaling de ftadsmuur onder zieh inftortte. Een tweedc uitwerking der muzijk zien wij in den
israelitifchen koning sim, Even na dat deze, door 9 amu El, tot koning over Israel gezalfd ■was, ont- moette hij , op zijne terugreis, cen' hoop profeten, met luiten, tromoielea en pijpen profeterende, waar- door hij zoo gevoelig aangedaan werd, dat hij met hen profeteerie, dat is, den lof van God bezong: ■want,
|
||||
( 11 )
want, fchoon deze profeten menfchen waren ~t die,
door aanvuring van Gods geest , t r. h o v a h 's lof aanhieven, waren zij, in de gewone beteekenis des woords , geene profeten , die op dat tijdfiip toekomen- de dingen voorzeiden. Het woord profeteren zegt hier, *oo als op meer plaatfeH in de H. Sc.hrift, Gods lof bezingen. Zoo Iezen wij , iat koning RATIO, A Z A F , HEM AN , en JET)UTHUN VOOr het
gezang afzonderde, welke met harpen, luiten en
cymbalen profeteren, dat is, den lof Tan God be- zingen atouden. Van denzelfden koning s a v l , vinden wij nog een.
tweede geTal. De vorst, verfclirikt zrjnde door een' bnozen geest Gods , denkelijk eene hevige vlaag Tan hy- pochondrie , werd hem door zijne hovelingen geraden ," eenen man te laten zoeken , die op de harp fpelen konde ; men Tond »ivii, ortgetwijfeld reeds bekend door ziju kunstig harpfpelcn , en zoo dra hij de fnaren. roerde, gevoelde de koning verandering, en de booze geest week van hem. Nog een geval onlmoeten wij in de gefchiedenis
van den profeet eltza. Toen joitAM en jozafat, Koningen van Israel en Juda , met hunne heirlegers tegen moab optrokken, en gebrek aan water hadden, geraakte de Profeet, bij de ontmoeting Tan joham , door eene veryoering Tan drift , in zulk eene ge- moedsgelteldheid , dat hij buiten ftaat werd , het woord Gods te kunnen ontrangen. In deze om- - ftandigheid eischte hij eenen fpeelman, en zoo dra de-
-
|
||||
( >2 )
|
|||||
deze de fnaren roerde, kwam de geest des Heerea
op hem, en hij profeteerde. Zie daar eenige gevallen door de gewijde fchrij-
vers te boek gefteld ; laten wij dezelve een weinig Bader befchouwen. Ik ben er geheel niet voor, om de inftorting der
Inuren ran Jericho enkel en alleen aan de kracht der muzijk toe te fchrijven , waarvan fommigen, al te overdrcven , de mogelijkheid hebben trachten te hewijzen uit de bekende proef van het aan ftukken hreken der glazen, door rniddel van de muzijk. Dan, dit is eene geheele andere zaak, uit natnurlijke oor- ssaken voortfpruitende. Tcouwens, -wanneer het glas breken zal, moet het juist denzelfden toon bevatten van de Hem of het inftrument, waarmede de proef genomen wordt; in dit geval begint het glas te tril- len, en aan de al te fterke trillingen geenen genoeg- zamen tegenfland kunnende bieden, berst of fpringt lietzelve aan ftukken, terwijl het in een tegenover- gelleld geval niet het minfte letfel ondergaan zal; of- fchoon zelfs dit breken van glas in geene betrekking kan gebragt vrorden met het inftorten der muren van eene aanzienlijke grensftad. Ik voor mij, ben van ge- dachten, dat dc muzijk, tot nederploffing der muren van iericho niets heeft toegebragt, maar alleen bevo- len werd, om pracht en luister bij te zetten aan d© tegenwoordigheid der verbonds - ark, die het zigt- baar bewijs was, dat iihota, alp vorst van Israel* heirleger, aan deszelfs fpilfe optrok. Met
*
|
|||||
( i3 )
|
|||||
Met betrekking tot de twee^ aangehaalde gebenrtc-;
Tiisfen, uit do levensgefchiedenis van koning am, mcen ik, dat dezelve buiten twijfel voor uitwerkfelen der muzijk moetcn geliouden worden: want, daar deze kunst boven alles gefchikt is , om hare zoet- vloeijende kracht op het menfchelijk gemoed uit to oefenen, is het zeer natuurlijk, dat uol, een hoop muzijcerende perfonen ontmoetende, daardoor aan« gedaan, geroerd en aangodreven wierd, om deel aan hun gezang te nemen ; en daar hij geen heel gevoelig man fchijnt geweest te zijn, is hetgene hier bij hem plants had, met des te meer grond van reden aan de uitwerking der muzijk toe te fchrijven, terwijl bij de melancholifche toevallen van dezen koning, vol- gens het wel begrepen gevoelen zijner hovelingen, niets gefchikter -was tot derzelver verdrijving, dan eene wel aangebragte muzijk, en hierin fchijnt davxd uitermate wel geflaagd te zijn. Daar nu, aan de eene zijde, de muzijk zeer ge-
fchikt is , om goede en dengdzame hartstogten in on» op te w ekken , is zij, aan de andere zijde, niet min- der gefchikt , om de verkeerde neigingen en gemoeds- driften te verdooven. Dit zien wij in het laatst bijge- bragte geval van den profeet biizjl, en daar de toorn niet onder de beste hartstogten te rekenen is,; ja ons dikwijls tot goed* daden ongefchikt maakt, begreep de Godsman zeer wel, dat hij in zulk ecno gemoedsgefteldheid niet bekwaam wa9, om iehova'» yfoori te ontvaflgen , en eiachte eenen fpeelman, tea
|
|||||
( n )
ten einde deze oploopende hartstogt te beteugelen,
en, door middel der muzijk, eene kalme en bedaardc geestgefieldheid te herkrijgen , het welk ook vol- maakt aan zijne veryrachting beandwoordde. Zie daar eenige uitwerkfelen der Muzijk, on* door
gewijde Schrijvers medegedeeld; gaan wij nu over om te zicn, wclke muzijkale uitwerkfelen op de mcii- fchelijke gemoedereu, door ongewijde Schrijvers , zijn opgeteekend. In de gefchiedenisfen van aioiio, ampiiiok,
orpheus en anderen , welken de ouden goddelijke eer bewezen , ontniocten wij vele wonderbare uit- werkfelen der muzijk. Van xpoilo vinden wij, dat hij, ten dienfte des inenfchelijken geflachts, de zang- en dichtkunst uitvond. Dc toonen zijaer lier waren van zulk eene wonderbare kraclit, dat de mu- ren van Troije zich van zelven in orde fchikten, om de fierkte dier vermaarde had te voltooijen. De vorst ami'Hion, de lier van meucukhjs
dntvangcn hebbende, bragt door liaren zoeten klank tc weeg, dat de lieenen zich in orde fchikten, om te kunnen dienen tot opbouwing der had Thebe, waarvan hij koning en llichter was. Van oniEEVs, niet minder vermaard dan de
Voorgaaade, zegt houativs : de menfchen van zij- ' nen tijd, fchuuw zijnde, leefdenin bosfchen. O it- ',, nurs, priester en uitlegger van den wil der ' Goden , leerde hun het menfcbenbloed te ontzien , >, en aich te onthquden ya* eea vpedfel; deamewcli » g<>-
\
|
||||
( i5 )
|
|||||
geheel onwaardig." Door sdjn kunftig fpelen teia-
de liij dc wilde dieren, en Itremde zelfs den loop der
ftroomen.
De fabelleer der ouden meldt ook van iiios,"
eenen zeer vermaarden zanger , uithet eilandLesbos y
welke bloeide in den tijd, toen ;£KUNiiiit over
Corinthe neerschtc Hekodotus deeld ons net
volgende mede , als eene gebenrtenis , welke hem over-
geleverd was: ,, Akioh, cenigen tijd aan het ho£
van periander doorgebragt hebbende, werd begee-
}> rig, om ook Italicn en Sicilien door te reizen. Door
zijne kunst in deze landftreken veel gelds verza-
meld hebbende, fcheepte hij zich in, met oog-
,, merk, om naar Corinthe tcrug te keeren , toen h«t
., fcheepsvolk, door zijnen rijkdom in verzoeking
,, gebragt , het voornemen vormde, om hem in zee
te werpen. Asios, van dit voornemen onder-r
rigt, en geen kans ziende , den dood te ontkomen,
i
fmeekte de gunst, om nog eenmaal een gezang, ,, door zijne lier vergezeld , te mogen aanheffen.
,, Dit hem toegeftaan zijnde , vervaardigde hij een
dithyrambisch gezang , nit dorifche , phrygifche
en lydifche voetmaten zamengefteld , en zoodra
hij aanhief, werd het fchip , door een menigte dol-;
n phijneii omringd, welke door zijne muzijk bekoord.
en aangelokt waren , en waarvan er een, toen
akion in zee f prong, hem op zijnen rug nam en
,, behouden te Tenant asn land bragt, yoor welken
,, dions t
|
|||||
( 16 )
J, dienst deze visch, volgens befluit der goden, on-
der de lierren geplaalst is." Welk eenen invloed de muzijk der ouden op de
menfchelijke hartstogten te weeg bragt, zien wij al verder in de gefchiedcnis van rusnon, gemalin Tan ulyss.es, koning van Ithaca. Deze vorst, iTroije moetende helpen belegeren , flelde zijne echtge- noote onder de bewaring van den muzijkalen dichter iBiMiuj, vrelke de aanzoeken van penelope's ininna- ren door zijne muzijk verijdelde. Even zoo ftelde a&a- memnon zijne gemalin onder liet opzigt vaa den jniizijkalen zanger deiodoiti, die door zijne luust de vorsten onvatbaar maakte voor de verlei- dendc aanzoeken van iuisios, yrelke ook zijne fchuldige oogmerken niet bereikte, dan, na dat hij den muzijkalen dichter verbannen had. Ook aiiuh- »J!R be ouooTK, werd door de krijgshaftige mu- zijk van AMTiGKNiiJEs en iimothiiis in eene rerwoede drift gebragt , zoo dikwerf zij die voor hem deden hooren. De hiftorie van den deenfehen koning eric us is
bekend. Deze, zegt men, had aan zijn hof een' vir- tuoos, welke zich beroemde, door zijne muzijk, de menfehen droevig of vrolijk, zachtmoedig of toornig te kunnen maken. De koning , dit vernomen heb- bende, begeerde daarvan , in eigen perfoon , de proef te nemen ; de knnstenaar begon en verwekte eerst droefheid, daarna blijdfchap, en eindelijk sulk eene |
||||
Kooge mate van gramfchap, dat 9& vorst al* rarem-
de wierd, en in die drift fommigen zijner toefchie- tende lijfwachten om het leveri bragt. Wederom tot zich zelven gekomen zijnde , betreurde hij zijno proefneming , eh deed eene bedevaart naar Jeru^ falem. Hebberi TVij, in dezef voorbeelden, de muzijk der
ouden, volgens de Verhalen, hare working op de ge- moederen der menfchen zien uitoefeueu, vergun inij nu , ten flotte en als in het voorbijgaan, nog een en ander voorbeeld bij te brengen, ten bewijze , dat ook de muzijk in de geneeskunst met Vrucht kan aange-* wend en gebezigd warden. T Hales, van Creta, genas door middel der mu-
zijk, fchoon eenigzins ongelooflijk, op eene Hat uur- lijke wijze , de pest. De historie der tarantula is teover bekend, om on*
daar bij lang flil te houden. Ism e n i a s , van Thebe , genas door zijn fluitfpel
net heupwee.
Thipanbiii bevrijdde vele perfonen van krank-
lieden, door muzijkale gezangen en Werd, door mid- del zijner muzijk, de fcheidsman inde twisteu , welke te Athene plaats hadden. Xehoc rates, poeet en muzijkgeleerde, g6nas/
Boor middel *ijner kunst, ra'zende perfonen. Eindelijk verhaalt men van pythag-oras, dat hi)
eenen jongeling , door minneclrift onzinnig geWorden, ft door
|
||||
( 18 )
|
||||||||
door middel der muzijk, tot ket gebruik zijner rede
terng bragt. Dit een en andcr zal voldoende zijn , om de uit-
werkingen van de muzijk der ouden op de gemoederea en kartstogten der menfcken aan te toonen; waarom wij nu zullen overgaan, om op de kier omtrent ge- boekte verkalen der ongewijde Sckrijvers onze aan- merkingen mede te deelen, en daar na ket befluit op te maken. ( Het vervolg in Jiet zde fluk,)
|
||||||||
B . R I E V E N
OTIB HET IEVEN JN DB WIH1CEK VAN tEHI-
OBK » £ II TOOISilMJ" tOOKDICHTEII
IN » E OHJIEEJCHBIDEKE V A K. K E W VAN
CO MYOSITIS.
|
||||||||
1EBSTE BEIEF.
i)k geene kleinigkeid , die gij ran mij vor--
der| ! f.ene befchrijving Tan ket leven, en een© karaktei Jstiek van de werten der beste onder de toon-
dirhteis, zoodauig gerangfchikt, dat ket refultaat daarvaa tevens vuor eene gefchiedenis van den voort- gang der volmaking der toonkunst zoude kunnen die« lien!
|
||||||||
( *9 )
t iien ! Ik gevoel mi] niet in flaat, zoodartig werk tea1
nitvoer te brengen; althans zoude ik langen tijd eri veelvuldige fludie bfihoeveu , voor en aleer ik aan tiw verlangen, op eene eenigzins waardige wijze, zouden kunnen voldoen. Niettemin g*j weet mij zoo v]eijend en met zoo
fraaije woorden aantemoedlgen, oin liauden aan het Wert te (laari, dat ik veel minder voorkomend zou* de moeten zijn, dan ik tocli zelf geloof te wezen, orti nw verzoek zoo maar kortaf te weigeren, en ik ben dan werkelijk ernstig bij riiij zclven te rade gegaan, op welke wijze ik aan deri wensck , dien gij uit,; ten minften eenigermate zoude kunnen voldoen. Het gevolg mijner beraadflagingen is geweest, dat ik voo'r- genomen heb, u te verhalen, wat eenige onzer grootrj He kunstenaars beleefd en verrigt hebben, met bij«j voeging ran eenige aanmerkingen, waarin ik de ma- nier van ieder in het bijzonder zal tracliten te ont- wikkelen, en -waardoor ik u tevens derzelver voor- naamfte -werken zal pogen te leeren kennen; zonder dat ik mij evenwel zal houden aan eene volgorde , Xoo als gij die verlangt. Ik zal veeleer ten opzigte der orde mijnen eigenen zin opvolgen, en zoodanige orde kiezen , als de omftandigheden , of ook al- leen de lust mij aan de hand zal geven., dat is, ik aal in het geheel geene orde in acht jjemen. Ten einde evenwel het hoofddoel, een overzigt
der gefchiedenis van de volmaking der toonkunst, ■Biet ten eenetnale te misfen, zal ik u, wanneer ik Jt a mij-
|
||||
( *D )
mijne taak zal Toltooid hebben, in eene tabelle zOd-'
danig overzigt trachten te geven. < Deze -wijze van behandeling zal \«or mij veel gemaks opleveren, en mij daarenboven Let genoegen verfchaffen , otfi veel fpoediger aan uw verlatigen te kunnen voldoen; ter- wijl gij zelve dat hoofddoel, liet refultaat van mij- nen arbeid, zonder al te groote infpanning zult kun- nen bereiken. Bovendien kan ik u wel zeggen, dat iedere andere wijze van behandeling mijne kvachten zoude te boven gaan. Nog moct ik u verwittigen, dat mijne brieven niet
eelden zullen prijken met mttrekfpla ult.de l'chriften,' die aan dezelve ten grondflag zullen dienen ; eens-r deels, ommijnen arbeid, zoo veel mogelijk, verdienst bij te zetten; anderendeels ook, omdat het u onver- fchillig kan zijn, of ik zelve, dan wel een ander, dc bron zij , uit welke gij al die geleerdheid zult putten, die gij misfchien vervvagt; mits gij llechta gaarne en niet zonder vrucht put. Van plagiaten zult gij mij niet kunnen befchuldigen, daar ik mijne handelwijze cpenhartig belijde , en u zelfs telkens <le fcbriften zal opnoemen, welke ik gebruikt heb, offchoon ik niet J om u het osaangenaroe daarvan te befparen, de juiste bladzijde enz, zal aanhalen, Waartoe zoo veel gepraats, " zegt gij misfchien i
ter zake, vriend, t«r zake! " Geduld, geduldl Dat gaat zoo fnel uit. Men moet toeh ook een be- boorlijk herigt aan den lezer fchrijven . waann men veel van zich, en wcinig van anderen verhaalt. Hoe . kan |
||||
( 31 )
|
|||||
fcan anders een gefchrift belartg inboezemen,' of bc-
langrijk zijn? en als zoodanig verzoek ik dan toch , dat mijne brieven door u befchouwd worden. Ik zoude nu wel , in navolging van vele heeren
romanfchrijvers, hier dezen brief kunnen eindigen, en uwe nieirwsgiera'gheid - naar het vervolg fpannen ; niaar it wil van nwen ijver geen misbruik maken, en terftond mijne galierij openen met TOIfftiSd iIil)U« H O Z A II TJ
I
J e vergeefscli zoude ik ondernemen u , bet leven van
dezen buitengewonen man, en de karakteristiek zij- ner werken te fcbilderen ; indien niet het eerfle reeds zoo dikwijls gefchied ware, dat ik voJItaan kan, met u te verbalen, wat mij het zekerfte voor-> komt; en indien niet, Wat het laatlte betreft, bet- geen all een de taak kan zijn van hem, die de ge- legenheid gehad heeft, om tot in de diepste fchuil- hoeken der vruchten van m o z a r t a geest door to dringen, en die de gaaf bezit, om alle die fcboon- heden, -welke hi) dan ontmoet heeft, met klaarheid, daar te ftellen; indien niet, zeg ik, ook hier ver- fcheidene mannen mij op eene voortreffelijkc wijze yoorgewerkt hadden. .Quder dezen beklcedt vooral de -wijsgeerigo
£3 x n i e* l
|
|||||
( )
i-rie which rochiiItz (4) de eerfte plaats;
Ook ERNST 1I7DW1G <> E 11 B E H (5) IS mij bij-
zonder van dienst geweest, en de regtvaardigheid
eischt, dat ik u deze beide mannen opnoem, als nit yrier werken ik, dikwijls zelfs woordelijk, zal over- nemen, wat ik u over mozaut zal mededeelcn. Op den ajhen Jannarij 1756, wierd m ok art te
Salzburg geboren. Zijn vader, Leopold, wag al- daar tweede kapelmeester, een zeer vcrdienftelijk man, welke zicb ook door verfcheidene werken roem verworven lieeft. (6) Reeds in zijne vroegfte jeugd ontlook zijn bijzondere aanleg tot de muzijk; daar
(4) De hofraad nocsLiiz, een pripaqt geleerde
te Leipzig, een man fan de greotjle verdienften , voor- al wat de aestJietika der kunst aangaat, heeft in de allgemeine muukalirche Zeitung gejchreven: verbiirgte Anekdoten aus w. g. mozaiits Leben, ein Beitrag zur richtigern Kenntnis diefes Mannes , als Menscb. nnd Kiinstler. , (5) Hi) perzamelde met een anvermoeid geduld een
historisch-biographifcb.es Lexicon der Tonkunstler em,., en naderhand nog een neues historisch - biogra» phifches Lexicon der Tonkijnstler enz., twee afzonl derlijke werken, welke ieder friend der mifzijk, vlijz tig behoorde te gebruiken. (G) De bekende jledevaart behoort onder de werker\
van dezen iisofoiD, fchoon niet onder de besten. |
||||
( 23 )
daar hij,, flechls drie jaren ond zijnde , dikwijls op
het klavier zijner zuster met zijne kleine handjes terzen zocht. In zijn vierde jaar fpeelde hij de viool; in zijn zesde componeerde hij ftukken , waar- in men gedachten vond, welke zijne jaren verre te boven gingen. Zijne znster verhaalt van liem de vol- geude anekdote : Hij koesterde eene zoo tedere lief- de voor zijne ouderSj en voornamelijk toot zijuen vader, dat hij eene melodie dichtte, welke Jiij dage-; lijks, eer hij naar bed ging, zijnen vader, die hem daartoe op eenen floel zetten moest, vooreong; ter- wijl deze dan altijd de tweede partij moest mede- zingen. Nadat deze plechtigheid, welke geenen dag mogt verznimd worden , was afgelopen, omhelsde hij zijnen vader met de iimigfie tederheid, en begaf zich dan met tevredenheid ea rust naar bed. Dezo aardigheid bleef hem tot in zijn tiende jaar bij, " Toen hij zeven jaren oud was, ging zijn vader
met hem en zijne znster voor het eerst op reis/ kwara te Munchen en vervolgens te Weenen aan. Bij gelegenheid dat hij zich in laatstgemelde plaats, voor de keizerlijke familie liet hooren, gaf hij reeds een bewijs, hoezeer hij overtuigd was, dat rang, glans en geboorte, aan niemand cenige waarde bij zelten, die zich niet door zijne hoedanigheden, als mensch," onderfcheid. Eer hij begon te fpelen, vroeg hij, namelijk: «, is de beer waoenseii, (7) niet hier ? Die
(7) Muzijktneester van 11 an 1 a thiiiiiu, en
Han de k. k. aartshertoginnen, 00k componist. B 4
|
||||
, ...
|
.- ■ .
|
|||||||
( 24 3
Die heeft er verltand ran." En toen kij werkelijk kwam, zeide 'de Meine tot hem: ,, ik fpeel een kon- cert y«n «; gij mo.et voor mij omkeeren. " De gewone jeugdige ligtzinnigheid had hi] niet met
andere .kinderen gemeen: hij zat tot diep in dennacht aan het klavier t* ftuderen, en fpeelde in datzelfde jaar, te Pary» en te London , op het gezigt, alles wat hern , ,zelfs yan bach's en - u as de l's werken , wierd voorgelegd. In London mogt hij , nit hoof- de er.ner gcvaarlijke ziekte, waarin zijn vad'er geval- Ipn was, geen kjavier fpeelcn. Om stijnen werkzamen geest echter niet ledig te'Jateii, fchreef hij toen zijne eerfte fymphpnie , waarbij alle inftrurrenten , en vooral trompetten en pauken gebruikt wierden. Zij- ne zuster, welke ook dezen trek opgeteekend heeft, jnoest naast hem zitten en affchrijyen , wat hij op het papier had gebracht. Terwnjl hij componeerde, en zijne zuster affchreef, zeide hij tot deze: Help mij er aan denken, dat ik aan het waldhoorn veel te doen geef ! " Hij was toen zeren -of aght jaren oud. Na zijne terugkomst uil Frankryk , Engeland, eii
ook nit ons Vaderland , ging hij in 1768, twaalf jaren oud zijnde , met zijnen vader ten tweeden maaie naar Weenen. Hij fchreef hier de muzijk ter inwij* ding van de kerkvanhet wctsliuis, en dirigeerde het oichest bij de nitvoering. De keizer Joseph droeg hem op, om de muzijkvoor eene opera bnffa, lafinta. femplice getijteld , te fchrijven. Hij volvoerde dit ;*rerk, dat met den bijval onder andercn Yan basse |
||||||||
V.jjg*.;-:^«« -^jj^JftaL 5
|
||||||||
( *5 )
|
|||||
«n metastasio bekrooud , maar nooit ten too*
neele gebraclit wierd. Deze ondubbelzinnigc bevvij- zcn van zijn groot talent, verwierven hem de eer," dat zijn vorst, de aartsbisfchop van Salzburg, hem,' den dertienjarigen knaap, bij zijne terugkomst tot koncertmeester aan/lelde, Hij maakte van den kor» ten Ailfland, welke deze benoeming in zijne reizen te weeg bragt, gcbruik, om de klavierwerken van back te befluderen , en verwierf daardoor eene zoo- danig groote vaardigheid zijner linke hand, dat men dezelve naderhand te Napels (o fcrvum pecus/) aan de tooverkracht van zijnen ring zoolang tocfchreefy tot dat hij , den ring van zijnen vinger getrokken hebbende, zijne toehoorders evcnzeer deed verftomd Xlaan. De zoo even vermelde ftililand in zijne reizen was
echler van geen' langen duur, daar mozaut in December 1769, met zijnen vader naar Italien op reis ging, en verfcbeidetie fleden bezocht, Hij wierd door den Pans tot caualiero di fprone d'oro ( ridder van den gouden fpoor) verkozen, terwijl de philarmoni- fche genootfchappen te Bologna en Verona zich ge- lukkig achtten, hem onder hunne medeleden to tellen. In Italien , weet gij,. is het gebruikolijk, dat de
direction der fchouwburgen op vaste tijden nieuwe opera's ten tooneele voeren, bij voorbeeld, in de carnevals en bij dergelijke feesttijden. Zij zijn ge- Foon, eenen componist te engageren, om zoodanige B 5 nicu-
|
|||||
( * )
|
|||||
nieuwe opera te fchrijven. Ook aan mozart yre~
dervoer deze eer, in weerwil zijner jonge jaren. Ir 1770, fchreef hij voor het groote theater te Mi-
laan eene opera , getijteld Mitridate, welke meer dan 20 malen achter een gegeven wierd. Hem wierd daarenboven opgedragen, om voor den karneval van 1773 , wederora eene opera te fchrijven. Misfchien was dit Lucio Silla, opera Jeria, welke in 177 a al- daar a6 malen achter een gegeven wierd. In 1771 wederom van zijne reis terng gekeerd,
vond hij den last van den graaf von fib mi an in JV'iiaan, in fieri naam der keizerin mahia thebesia gegrven, om , ter verheerlijking van Let huwelijk des aartshertogs jebbisaki), eene groote theatralifche fereuade te componeren. Hij fchreef jiscanio in Alba: Tot, hetzelfde feest had de beroemde hissi eene opera gefchreven , en dit gaf aanleiding tot de merkwaar- dige verfchijuing, dat het feest te Milaan door eene opera van den oudllen, en door eene ferenade van den jongfl.cn componist verheerlijkt wierd. In 1773, 1774 en ijy5, hield hij zich afwisfelend
te Munchen, Weenen en Salzburg op. In laatstge- melde plaats fchreef hij (1775) de opera : il re pas- tore, waarin zich de hooge genie voor het eerst be- gon tc ontwikkelen, welke in zijne latere werken overal heerscht. In zijn twintigfte jaajr wa3 zijn roem nn voor altijd gevestigd. Kort daarna reisde hij met zijne moeder wcderom
naar
|
|||||
\
|
|||||||
( *1 )
|
|||||||
aaar Parys, doch de parijzenaars fteegen niet in zijne
agting. Zijn fmaak geyormd zijnde, beviel hem de muzijk in die hoofdftad niet. En hoe konde dit an-- ders zijn? De franfche muzijk (gij zelve hel)t zulks meer dan eens opgemerkt) werkt Jlechts ophet verftand, MoziJi's werken zijn alle uit het hart gevloeid eri fpreken tot het hart, De, naar den fchijn, onbeduidenfto noten, ademen gevoel, en mozakt vorderde dus met regt, dat alle muzijk het hart zou roeren. Vele franfche opera's treffen misfchien, doch niet zoo zeer, door hunnen eigenen aart: het roerende ontleenen zij meesta! van de Jltuatie , van het fpel des zangers of andere dergelijke toevallige omftandigheden, Ook de waarde der mozartfche opera's wordt, wel is waar,1 door zoodanige omftandigheden verhoogd, doch ook zonder dezelve, en zelfs zonder woorden i» zijne muzijk in zich zelve, buiten hare overige verdien- ften, ten hoogften trefFend en waar, gelijk zulks uit het eerfte het beste zijner werken bewezen kan wor- den. ■ Doch dit alle* behoort eigenlijk niet hier, en. misfchien bied zich wel eene gelegenheid aan, dat ik H daaiover eens breedvoeriger onderhoude. Mozisi hield het dan ook te Parys , waar hij zij-
ne moeder verloor, niet lang uit, en keerde in 1778 naar Salzburg terug, van waar hij zich naar Mun- chen begaf. Hier leerde hij comstancs viiii, zuster van de beroemde zangeres mad. Litin, kennen, en, na vele zwarigheden te hebben overwon- nenj
|
|||||||
( a8 )
|
|||||
lien I welke hem door defamiliezjjneFgeliefde wierderi
in den weg. gclegd, en welke toe t© fchrijven waren aan den rang, welken zij bekleedde , en aan de on- eekere vooruitzichten ran eenen jongen en ligtzin- nigen kunstenaar , als mozabt was , had hij het ge- luk, baar tot echtgenoote'te verkrijgen. Hij fchreef in dien tusfcUentijd den Idomenco. Over dit voor- treffelijkewerk meer, wanueer ik u over Mozart's weEken^ onderhoude : geopeg zij het, hier te zeggen, dal de ongemeene bijval ,' Waarmeds deze opera be- kroond, en de Ipf, welke hem in,mime mate toege- zwaaid wi'erd, hem, in den eigenlijken zin, de toe- flemniing'tot het huwelijk van de ouders, zijner gq- fefdje Constance verwor.ven hebben. ... Toen hij zijn a5he jaar bereikt had, begaf hij zich naar.^eeaen, waar toen haydn bloeide. Gij kcmt de hooge verdienften va>i dezen. oudvader der toon« iunstj en west, dat hij, vooral ook daarom de alge- meeae vcreering waardig is , dewijl hij de cerile was, die de iuftrumentale muzijk tot eenen aanmer- ieHjkeu trap van . volmaaktheid heeft gebracht, op welken gefteund de latere componisten, die eerfte. onder de nrnzijkfoprten tot die hoogte verheven heb- fcen, pp welke zij thans rpemen kan Ook mozart exkeude dit, | en ftelde zich haydn als model voor, Jk moett Ji toch een ilaaltje van beider mannen we-' <JerJs;eenge vereering verhalen, en zal dit, met de eigcue woorden van den oorfpronkelijfeen verhaler ( den hofraad sochutz) doen. |
|||||
t *& )
y, Zekere toen eerst bekend wordelide, met orihe^
Icwame, vlijtige componist, die echter vrij arm aan genie was, viel mozart dikwijls lastig, bragt hern fymphonien , quartetten enz. van haydn's Werk, welke faij in partitie uitgefchr«ven had, en toonde dan aan mozart iedere Meitie veronachtzaming in den ftijl; die aan haydn, fchoon Seidell, ontglipt i<3. Mouni zocht aan het gefprek eene andere wending te geven, of brak het af. Maar eindelijk wierd het hem toch te erg: Mijnheer, riep hij hoogst toornig uit ; indien men ons beiden in een f melt, dan komt er nog lang geen juat»*t voor den dag," Toen M o z a n t's Xhn Giovanni een of tweema-*
len te Weenen , waar dezelve in het eerst niet veel bijval vond , ten tooneele gevoerd was , had de kunst- nrinnende vorst it. een talrijk gezelfchap verzameld, onder het welk zich de meeste deskundigen van Wee- nen een ook Joseph havdn bevond. Mozart was er niet gekomen. Het nieuwfte voortbrengfel aijner genie was het onderwerp van het gefprek. Kadat de fchoone heeren en dames uitgepraat warenj nanien ook «enige deskundigen het woord. Zdj «r- kenden gezamentlijk, dat de Don Juan een ojiwaar- deerbaar gewrocht eener rijke genie, eener onuit- puttelijke phantafie was; dock de een vond het te yol, de andere te chaotiseh, een derde niet melo- diens genoeg , een vierde meende, dat het oiageliji bewerkt was enz. Allen hadden na gefproken, dock a a v-
|
||||
( ** )
|
|||||
haypn niet. Men drong op den befcheidenen iutt-
ftenaar aan, om ook zijn oordeel te zeggen. lk kafl den ftrijd niet bellisfen, zeide hij met zijne gewone voorzigtigheid; doch dat weet ik, voegde hij er met levendigheid bij, dat mozaiit de grootlle cotnponist is , dien de wereld thans bezit." Toen ■ zwegen de heeren en dames. Zoo als bpkend is , droeg mozaiit aan h a y d m
zes quartetten op. Deze behooren tot het allervoor-* treffelijkfte, niet flechts, wat mozaht gefchrcvert heeft, maar in het algemeen, wat in deze foort, van wien hij ook zij, gefchreven is. Zijne latere quar- tetten zijn galanter, meer koncertant ; doch in de boven vermelden is iedcre noot gedacht, en zij moe^ ten dan ook, om deze reden, naauwkeurig , zoo als zij gefchreven zijn, uitgevoerd, geene figuur mag daarin veranderd worden. Zijne opdragt levcrt een Tchoon bewijs op van zijne befcheidejiheid, en van de vereering, die hij den grooten H a y b n toedroegi }> Dit was plicht, zeide hij daaromtrent, want van haydn heb ik het eerst geleerd, hoe men quartet- ten fchrijven moet." Offchoon deze drie trekken voldoende zijn, om het-
geen ik boven voorgaf, te ftaven, kan ik evenwel niet Voorbij, u eenige perioden uit eenen brief van haydn, aan eenen aijner vrienden in Praag neer te fchrij- ven , zoo als dezelve ons door profesfor r it a n z miemtschek, in zijn Leben des h. k. Kapellmeis- ters woiPCANe coitiub mozaht, is mede- ge-.
|
|||||
{ Si )
gedeeld: J, Gij verlangt eene opera bnffa van tMij^
fchrijft haydn; . . . . . maar oin ze op Let prager theater te geven , kaa ik a
niet van dienst zijn............
lets anders zoude het zijn, indien ik het geluk had,
een gefaeel nieuw werk voor dat theater te compone- ren. Maar ook dan zoude ik veel wagen, daar de groote mqzakt bezwaarlijk iemand anders aan zijne zijde kan hebbcn. Immcrs , indien ik iederea vriend d«r muzijk, maar voornamelijk den grooten, de on- navolgbare werken van mozart, zoo diep en met dat muzijkale verlland , en met dat groote gevoel in de ziel konde drukken, als ik zelve ze begrijp en gevoel, dan zouden de volkeren wedijveren, zulk een klei- Mood te bezitten. Praag moet den dierbaren man. vaathoaden , maar hem ook beloonen ; want zonder dat, is de gefehiedenis van groote genien treurig, «a geeft aan den nakomcling weinig aanmoediging tot verdere infpanning. Weshalven, helaas! zoo nae- nig veelbelovende geest aan den grond ligt. Mij doet het zecr leed, dat deze eenige mozart nog niet bij een keizerlijk of koninglijk hof aangefteld is. Ver- geef mij , dat ik zoo van het fpoor dwale ; ik heb diea man te zeer lief. Ik ben enz."' Dat is de waarlijk groote man, die zijnen even
grooten kunstgenoot, zijnen roem niet foenijd, maar eich over zijnen voorfpoed verheagt, zijne rarnpem mede voelt, en hem in het rijfc der phantafie broe^ derlijk de hand reikt J ff*.
|
||||
( 3* )
|
||||||
Nadat mozabt zijn« voorgangers werken befl.ii-'
deerd bad, wende hij zijnen arbeidzamen geest op BiNBiu kooren. De baron van swietbn, de- zelfde , die den tekst tot de Jchepping en de jaarge- tijden gefchreven heeft, gaf het eerst aan mozaiit aanleiding tot de innige bekendheid met de werken van dien grooten messter. Mozart bewerkte voor de privaatke>ncerte.n van den baron h a n d e l s voor- naamfle werken , als zijne Acts en Galathea, den Mesjias, de Cecilia en het Alexander] eest. Ik zal u Uraks naddr met dien arbeid bekend maken. IntusFchen hadden verfcheidene andere flcden van
Duitsohland, met name Praag, Leipzig en Berlyn de gelegenheid, om mozaht te leeren kennen. Ik zal u eenige voorvallan, welke hem op die reizen bejegend zijn, naar kochutz, verhalen, uit welke gij, fchoon het flechts zoogenaamde kleinigheden zijn, mo z art's karakler meer van nabij zult leeren- kennen. Te Leipzig bezocht hij de beroemde Echoed van St.
Thomas, of, zoo als zij meestal genoemd wordt, Thomasfchool. Toen het koor ter zijner eer eenige achtftemmige motetten zong, bekende hij: zulk.een koor hebben wij te Weenen, en hceft men in Berlyn, en in Praag niet." Onder de menigte van ten min- ften 40 zangers, bemerkte bij in 't bijzorider eenen baszanger, welke hem zeer beviel. Hij begon een klein gerprek met hem en, zonder dat iemand der aanwe-i zige perfoneu het zag, drukte hij den jongen man eea |
||||||
\
|
||||||
( 33 )
" gefcbenk in de hand, dat voor dezen aanzienlijk was;
Een oude eerlijke klavierllemtner liad eenige fnaren gefpannen op het iniirumsnt, dat mozajt ter leen had. ,,Goedeoude, zeide Mozaut, hoeveel ben ik n voor uwe moeite fchuldig. Morgen vertrek ik " De oude man, die altijd verlegen was, wanneer bij met iemand fprak , Eamelde : ,, Zijuer keizerlijke ma- jefteit, ik wilde zeggen, zijner keizerlijke maje- fleit heer kapelmeester ik ben, wel is wair, ver- fcheiden reizen bier geweest ik verzoek deswe- gens eenen daler. ". Eenen daler ? " yroeg mo- zaut; ,, daarvoor zal zulk een goed man niet een- maal bij mij komen;" en liij drukte hem eenige du- katen in de hand. Zijnsr keizerlijke majeftcit," begon de verfchrikte man. ,, Adieu, lieve oude, adieu," riep uozaii, en begaf zich fuel in een an- der vertrek. Men had hem verzocht, in Leipzig een openlijk
koncert te geven, en bij was er toe bereid. Even- wel was de verzameling, zonder dat men weet waar- om, niet talrijk, en zeker had de helfte der aan- wezigen vrij-biljetten, want alien, die hem kenden; hadden vrije entree. Daar hij geen koor liet uitvoe- ren, waren, zoo als naar gewoonte , de vrij talrijke koorzangers, ran de vrije entree uitgefloten. Ver- fcheiden derzelve kwamen , en vroegen den bura- list. Ik zal den heer kapelmeester vragen," zei- de dcze. O laat toch alles binnen! alles binnen! C ant-
|
||||||
( 34 )
antwoorde mozart: wie zal op zoo iets naauwkeu-
rig toezien, of karig zijn!" * ,, Mozart klaagde oyer niets meer, verbaalt
hochlitz verder, als over het verknoeijeh zijner werken, -wanneer dezelve openlijk uitgcsvoerd wier- den , vooral door lict tempo te fuel te ncraen ,, Zij geloven, was hij gewoon te zeggen > daardoor vuur in het Itilk te brengen; ir.aar indien er geen vuur in is, -wordt het er waarlijk door afjagcn niet inge- bragt."" Bijzonder ontevreden "»*as hij daaromtrent met de meeste nieuwere italiaaufche zangers. ,,,, Zij jagen , zeide hij, of trcnuileren en verh'eren onraatig , omdat zij niet fiuderen, en goenen toon vasthouden kunnen."" Des avonds vodr de repctitie van het openlijk koncert, dat hij te Leipzig gaf, hoorde ik hem juist oyer djt punt zeer levendig deklameren. Toen ik den volgeriden dag de rcpetilie bijwoonde, befpeurde ik, tot mijne verwondering, dat hij het ecrlte ftuk, het welk gepvobeerd worden zoude het allegro eener zijner fymphonien zeer, zeer fchic- lijk inzelte. Naauwlijks waren er twintig maten ge- fpeeld, of het orchest gelijk ligt voornit te zien was hield het tempo terug en trok. Mohait hield op, zeide waarin men gefeild had, riep ancora en beeon nog eons even zoo fchielijk. Hot gevolg washet- zclfde. Hij deed alles , omin lict tempo te blijven , en llampte den maat eeuige malen met den voet zoo flerk , dat eene zijnsr piachtig bewerkte llalene fchoen-
.
|
|||||
■
|
|||||
( 35 )
fchoengespen in ilukken fprong; doch alles le ver-
geefs. Hij lachle over dat verlics , lict de ftuk- ken leggen, riep Hog eens , ancora , en ving voor de derde reis in hetzelfde tempo aan. De muzijkanten wierden "Wre ,'elig over het kieino doodbleeke manne- ken, dat hen zoo plaagde; ftreken er verbrlterd op los , en nu ging het. A lie volgende Itukken zette hij matig in. Ik beken, dat ik dit reeds voor ccne kleine overijling hield, *en dat hij, niet zoo zeer uit wille- keur, om regt te hebben, alswelom zijn aanzien niet dadelijk in den beginne te krenken , llijf op zijn ftuk bleef ftaan. Maar na de repetilie , zeide hij aan eeni- ge kenners ter zijde: ,, verwondert n niet over mi]: het was geene caprice : ik zag, dat de meeste muzij - kanten reeds bejaarde lieden zijn er zoude.geen einde aan het trekken geweest zijn , indien ik ze niet cerst in vuur gebragt en boos gemaakt had. Uit lou- ter ergernis deden zij nu hun best,'' Daar mozaut dit orchest nog nimmer had hooren Fpelen, was dit ja wel geen klein bewijs van niet gemeene menfchen- kennis; en hij was dus wel niet in alles, wat geene muzijk was, een kind gelijk men zoo dikwijls zegt en fchrijft. Nog nicer : de brave man wilde nu ook de liefde van het orchest verwerven, asunder evenwel der goede uitwerking van zijnen ijver den bodem in te flaan. Hij prees daarom het orchest, en zeide: dat hij, indien de heeren 200 fpelen konden , zijne koncertc-n niet behoefde te proberen : want, voegde hij er bij , de partijen zijn juist gefchreven; gijl. C a fpetlt
|
|||||
|
|||||
( 36' )
|
|||||
fpeelt juist en ik ook; wat is er tot het accompagne-
merit meer noodig! En het orchest accompagneer- de werkelijk zonder repetitie het aangekondigde hoogst zware en intrikate koncert uit C dur , dat zijne echtgenoote na zijnen dood heeft uitgegeven; en dat wel volkomen juist want het fpeelde met eerbied voor mozakt ■ en met de hoogst moge_ lijke delicatesje want het fpeelde met liefde tot hem. ,, Te Leipzig het is nog altijd rochlitz,"
die verhaalt te Leipzig was mozart dikwijls, en zeer gaarn in het huis van den toenmaligen kan- tor aan de Thouiasfchool, fhiedrich dox.es, en ■van zijnen muzijkminnenden zoon IJier ging hij ge- heel zijnen eigenen gang, en nam zich niets kwalijk; overtuigd, dat de aanwezige perfonen hem ook niets kwalijk zouden nemen. Hij zoude van Leipzig naar Dresden vertrekken, en was voornemens van daar voor eenige dagen terug te keeren. Des avonds voor zijn vertrek , at hij bij doles, en was zeer vrolijk. Dcs te treuriger waren de gastheercn , toen mozart opbreken wilde- ,, ,,Wie weet, of wij u ooit weder zien , zeiden zij ; geef ons Ilechts dene regel van uwe hand." " Mozakt, wiens geheele le- ven eene afwisfeling van aankomen en affcheid ne- men, en die daaidoor voor het een en ander onver- fchillig geworden was, fchertste over hun temen zoo als hij het noemde, en wilde flapen, maar nict fchrijven, Eindelijk zeide hij toch : Nu, papa, geef
|
|||||
( 37 )
|
|||||
geef mi} dan een Jlukje muzijkpapier." " Men gaf het
Iietn; hij fcheurde het in twee ftukken, gitig zitten , fchreef op zijn hoogst vijf of zes minuten , en gal toen de eene helft aan den vader, de andere aan den zoon. Op het eerfte blaadje Ilond een drie- ilemmige kanon in lange noten , zonder woorden. Wij zongen de noten : de kanon was voortreffelijk en zeer weemoedig Het tweede blaadje bevatte even eens een' drieftemmigen kanon in achtels, ook zonder woorden. Wij zongen de noten: de kanon was ook voortreffelijk, maar zeer drollig. Nu bemerkte men eerst , dat beide kanons te zameu gezongen konden worden , en dus een zesflemmig geheel uitmaakten. Men verbeugde zicb. ,, Nu de woorden zeide mo» zakt , en fchreef onder de noten van het eerfie blaadje: Lebetwohl, wir Jehen uns wieder! en onder die van het tweede ; IJeult nock gar, wie altt Wev~ her ! Zoo moesten wij ze nogmaals doorzingen, e» het is niet te btfchrijven, welk eene belagchelijke en doch diep , bijna vergramd infnijdende dus mis- fchien wel verheven komieke uitwerking dit op ons alien had, en, zoo ik mij niet vergis, ook op hem zelven. Want met eene eenigzins wilde miene, riep hij plotsling : ,, adieu kinderen ," " en was weg. In hetzelfde huis, twistte men eens, nadat m o»
z a r t terng gekeerd was, over het verdienst van "verfcheiden nog levende componisten, en voorna- melijk over eenen man, die zonder twijfel foor de pera veel talent heeft^ doch als oomponist van ker- C 3 ken-
|
|||||
( 38 )
kenmnzijk aangeucld is. Vader doi.es, die in hot
algemeen, ieta meer dan billijk, aan den geest der opera in, de kerk gehecht was, nam de partij van dien com- ponist legen mozart op, die gedurig^zeide: ,,'t is ja alles niets," ,, En ik wed, viel so.ni hem le- vendig in de rede, gij hebt nog nict veel van hem ge- Iioord." y, Gij hebt gewonnen , antwoorde mo- ubi; raaar dat is ook niet noodig: zoo iemand kan niets goeds van dien aard maken! Hij heeft daarv.in geen denkbeeld. Mijnheer, indien de lieve God mij zoo in de kerk en voor zulk een orchest geplaatst liadde " enz, ,, Nu, gij zult heden nog eene mis van hem zien , die a met hem verzoenen zal-" Mozabt nam het werk mede , en bragt het den volgenden avond te- rug ,, Nu, wat zegt gij van de mis van-------? " "■
,, ,,Dat alles laat zich wel hooren , doch niet in de
kerk. Gij zult het niet kwalijk nemen; ik heb er tot iianhet Credo andere woorden onder gefchreven; zoo zal het beter gaan. Ncen, niemand moat ze vooraf lezen! Wij zullen het terilond nitvoeren," " Hij plaatste zich aan het forte-piano, gaf de vier zang- partijen rond; wij moesten wel zijnen wil opvolgen, zongen , en hij accompagneerde. Potzierlijker is wel nimmer eene mis uitgevoerd. De hoofdperforien vader boles voor de altpartij , die hij, met onop- boudelijk ernstig hoofdfchudden over zulk een fchan- daal, toch zoo voortreffelijk zong; mozart, altijd do tien vingeren in de aan trompet- en pauk-pasfages zoo rijke muzijk, eeuwig herhalend: ,, Nu,. gaat het
|
||||
_____.....^"f X.
|
||||||||
( 39 )
liet zoo niet beter te zamen ? " " En dan do erge en
{loch zoo hcerlijk pasfende woorden bij voorbeeld, voor he! biillante allegro van het kyrie eleifon : JloliVs der Oeyer , das gelit flink! "En tot Hot de fuge, cum fancto Jpiritu in gloria Dei patris: ,, Das i'st geftahlen gut j ihr llerren,, nehmi's nicht iibet! " Na aldns eenen blik in mozae t's karakter gewor-
pcn te hebben, zullen wij de gebeurtenisfen zijns le^ vens verder voortzetten. De reeds boven vernielde kleirre reizen uitgezon-
derd, bleef hij tot aan zijnen dood te Weenen, waar hij uit bijzondere toegenegenheid voor denkeizer JosErii gaarne was, en van welke liefde hij de iicrklte be- wijzen heeft gegeven. Toen hij eens, in Berly.n zijnde, bij den koning ruEiiuiK wiihiim II. die bijzonder veel werk van hem maakte, alleen was, vroeg hem deze, wat hij omtrent de berlijner kapel dacht. Mozaiit, die van niets zoo zeer wan was, als van vleijerij, antwoorde : ,, Zij bezit de grootfte verzameling virluofen in de wereld , en -quartetten heb in nergens zoo hooren uitvoeren, als hier; maar indien de heeren alien eensgezind waren, zoo konden zij het nog beter maken." De koning ver- hengde zich over zijne opregtheid; hij Iiernam glim- lagchend: Blijf gij bij nrij gij kunt het daarheen brengen, dat zij het nog beter maken Ik- biede a eene jaarwedde van 3ooo delers aan", (ongeveer 6000 guldens). C 4 Zal
|
||||||||
A'
|
||||||||
( 4o )
|
||||||
Zal ik mijnen goeden keizer dan geheel ver-
laten?'' zeide de brave mozart, en zweeg geroerd en nadenkend. Bedenk hier, dat die goede keizer, dien mozart niet verlaten wilde, hem toen nog gebrek liet lijden. Ook de koning fcheen getrofien, en Toegde er na eene poos nog bij : Beraad u , overleg hot ik houde mijnwoord , ook dan, wanneer gij eerst na jaar en dag zoudet komen! " ■ Naar 'konings eigen verhaal aan moz art's gade. Moiiin reisde nu vol van dezen voorflag naar
AVeenen terug. Hij wist, dat daar weder afgunst, kabalen van allerlei aard, onderdrnkking , vorken- ning , en armoede op hem wachtlen (want van den keizer gcnoot liij toen nog niets zekers) zijne vrienden rieden hem zijn vertrek aan hij begon te aaiTelen Eene zekere gebeurtenis, die door n o c h- lits, aan wien wij deze bijzonderheid te dankea hebben, verzwegen wordt, om niemand zeer te doen, op wien mozart zelve zich niet wreken wilde eene zekere gebenrtenis deed hem eindelijk een belluit nemen. Hij ging naar den keizer en verzocht om zijn ontilag. Joseph, die de muzijk en vooral de mo- zartfehe mueijk regt hartelijk beminde , liet hem uit- fpreken, en zeide toen: ,, lieve mozartgij weet , hoe ik omtrent de Italianen denk; en gij wilt mij evenwel verlaten ? " Mozart zag hem in het fprekend aangezigt en antwoorde geroerd: ,,Uwe ma- jefteit ik bevele mij in uwe genade ik bti/f!" En hij ging naar huis. ,, Maar mozart, zeide bent
*
|
||||||
*
|
||||||
( 41 )
|
|||||
hem een vriend, dien hij daar vond, en dien hij net
voorgevallene verhaalde , waarom trokt gij geene partij ran clit oogenblik , en verlangdet ten minsten eene vaste jaarwedde." . De duivel denke in zulk een oogenblik daaraan ! " antwoorde m o z a u t onwillig. O ! welk een hart! Doch de keizer zelf viel eindelijk op de gedachte,'
om mozaht, die tot nog toe niets bezat, dan aan- fpraak op voordeelige plaatfen en eenen titel, ten minsten eene ordentelijke jaarwedde toe te leggen, en won daaromtrent het gevoelen van eenen heer in,' dien hij in dit geval voorzeker niet hadde moeteix vragen. Op des keizers, die, even als alle groote heeren, niet wist, wat tot het leven van een' burger vereischt wordt, en die eene nul meer of minder, voor niet meer, dan eene nul hield op de vraag, hoe- veel aan mozaiit behoorde toegelegd te worden, droeg de even bedoelde heer, jaarlijks 800 guldens voor. De-keizer was er mede te vreden, en de zaak was afgodaan. Mo z art bekwam dan jaarlijks 800 guldens, en dat in Weenen, waar de huur van het huis, dat hij bewoonde , dezelfde fom bedroeg. En evenwel bleef hij altijd bij Joseph, en herinnerdo dezen nimmer aan zoodanige betrekkingen. Gij voelt thans wel, dat Mozart's lot te Wee-
nen waarlijk niet benijdenswaardig was. Om met zijne familie te kunnen leven, was hij genoodzaakt, onderwijs te geven, en voor geld te componeren, en dit laatfle zoo veel te vlijtiger, daar zijne hand- C 5 rchrif-
if
|
|||||
( 42 )
|
|||||
fchriffen, voor welke hij niet zcer veel zorg droeg,
hem dikwijls ontftolen wierden. Het kan den keizer Joseph en dien onbekeuden niriimer vergeven wot- den, dat mozart njet rijker beloond wierd. Want ofi'dioon hij in 1790, tot kapelmeester in de St. Ste- phens-kerk wierd aangefield, kan zulks den keizer niet verfckoonen, daar het toen te laat was, en de dood reeds in sioubt'i aderen woelde. En lieeft de kunst bij mozakt's onbegrijpelijke werk- zaamheid gevvonnen ? gcenszins. Immers daar mo- zaiit, oid te knnnen-leven , voor geld moest compo- neren, konde hij eensdeels niet altijd zijrte eigene neiging volgen, wclke vrijheid men eenen kunste- Maar, zal hij wat voortreffelijks Ieveren, altijd lalen moet, en van de aadere zijdo, konde hij niet altijd het gunstige tijdllip van wcrken afwagten. Hot een zoowel, als het ander moest hem onaangenaam zijn, en matte hem onnoodig af. Van daar dan 00k, dat niet alle zijne werken, 45o in getal, even voortref- felijk zijn , en dat men vooral onder zijne kleinere klavierwerken vele ftukken vindt van weinig waar- de. Wanneer wij , van eeu ander en hooger ftand- punt, de zaak hefchouwen , dan is het zeker, dat dezc onafgebrokene werkzaamheid zijnen vroegen dood veroorzaakt heeft, Men kan mozaet, zegt gerbeh, met de vroegrijpe vruchten vergelijken, wier heftaan gewoonlijk van korten duur is. In de teedere jeugd, wanneer de natuur nog aan het ver- zamelen der levenskrachten werkzaam is , verhin- der-
|
|||||
( 43 }
derde hij niet flectts hare verrigtingen door zijne
zittende levenswijze , maar verteerde zelfs nog een gedeelte zijner levensgeesten door zijn aaahoudend componerea. " Deze onafgebrokene noodzakelijkheid van werken deed hem allengskens zwakker worden, tot dat hij ehidelijk onder den eeuwigen druk bezweek. Waarlijk een kunstgewrocht te fcheppen, is niet het werk van een vlugtig oogenblik ; het vordert aanhou- dende infpaiming , waarop, wanneer deze , gelijk bij m o- zaht, nimmer ophoudt, eindelijkeene geheele afmat- ting en wat is de dood anders ? noodzakeli jk volgen moot, Even zoo de vrijheer von soskmfiis: Met zijn zeventiende jaar ontwerpt hij zijn verheven. Donatoa, oder das Wellgericht, voleind het met zija vier-en twintigfte jaar, en lierffc 1 Indien de keizer dit iugezieu had, zoude ons m o-
z a li T voorzeker geene 45o werken gefchonken heb- ben, maar zonder twijfel niets dan voortreffelijke itnkken, alle gelijk hot Beqiuem,, de Don Juan en zoo vele andeien* Of zoude wel klopstock zij- nen onlterfelijken Men/ias gefchapen hebben , indien aiju koning hem niet , door eene vaste jaarwedde , van alle zorgen bevrijd hadde ? Ook mozaht zouds zijne genie den vrijen teugel hebben kunnen vieren, en die vrijheid zoude hem op geene dwaalwegen ge- veerd hebben. Doch in dezen toelland van zaken konde het niet
niisfen, of de kunst moest soziri fpoedig verlie- zea. "Wien krimpt niet het hart van weemoed te za-
|
||||
■
|
||||||||||
■
( |
||||||||||
( 44 )
seamen, \ranneer hij de gefchiedenis van de laatfte
dagen zips levens overdenkt ? Ik zal ze u met aooHifu's woorden verhalen. (Het vervolg in het zde Jtuh.)
|
||||||||||
B E R I G T E N.
a. BINNENLANDSCHE.
■
*S \ja rathnhaoe. Wij openen onze berigten over de toonkunst met een Ituk, het welk voor ons yaderlandsch - muzijkaal publiek, wel niet anders al* zeer belangrijk kan zijn, daar het ons meer ornilan- dig bekend maakt met de talenten der beroemde kla- vierfpeelster, mejufvrou-w g. van den berg. (Men verwisfele haar niet met de zangeres » van den berg.) Deze voortreffelijke kunstenares , welke (8) in
Duitschland geboren en aldaar ookopgevotd is, wierd van de natuur met rijke gaven uitgedoscht Zes ja- Ten oud zijnde , ontving zij onderwijs op het forte- piano, Haar eerfte lesrmeester, die, wel is waar, gcen verheven licht was, inaar echter tamelijk gron- dig
|
||||||||||
(8) Zij is thans 24 jaren oud.
|
||||||||||
-------
|
|||||
( 45 )
dig en naauwkeurig onderwees, bragt zijne begaafde
Ieerlingo, binnen eenige jaren, zoo ver, dat zij be- reids niet weinige fonateu van luiynN, mozaht,' clement i en anderen, met veel vaardigheid en naauwkeurigheid voordragen konde, waarna bij dan ook zijne lesfen ilaakte. Van nu af aan was onze jonge klavierfpeelster, ge-
durende verfcheiden jaren , nit gcbrek aan eenen be- kwamen leermeester , aan zich zelve overgelaten. Doch- de ijver, om vorderingen temaken, welke ge- woonlijk met de genie vereenigd is, en de liefde voor do kunst, namen zoodanig toe, dat zij onmogelijk ilecbts bij het reeds geleerde zoude hebben kunnen Jlaan blijven. Integendeel Meld zij zich bezig met de fludie der kunstvverken van nieuweren tijd, welke haar van deskundigen aanbevolen wierden. Hare ou- ders, welke ook veel zin voor de toonkunst had- den, en der genie hunner dochter gaarne den vrijen loop wilden laten , Itoorden haar in hare ftudien niet. De vlijt der werkzame klavierfpeelster wierd dan ook weldra beloond: febdinand mis, namelijk, een' der grootfle klavierfpelers en componisten van cmzen tijd, wierd haar leermeester. Alles wat men van het onderwijs van eenen zoo grooten en arbeidzamen meester, en van eene zoo leergierige en vlijtige leer- linge verwagten konde, wierd vervuld: zij wierd tot eene groote virtnofe gevormd, zoodat men haar, reeds in dien tijd, in meer dan eene ftad vanDuitsch- land, w»*r zij zich met de voortreffelijke werkenvan |
|||||
( 46 )
|
|||||
BEETHOVEN en eberl openlijk liet lioorcn, on-
der dc groote klavierfpelers rangfchikte. De bijval, welken men liaar van alle kanten toejuichto ,' was ©nbefchrijfelijk, en hadde eene nog zoo jonge kun- ftenares ligtelijk tot laaldunkenheid en verachting van anderen kunnen vervoeren ; maar liaar goede inborst befchermde haar, en zij befchouwde de hulde, wel- ke men haar in zoo ruime mate bewees , flechts als middelen, om haar tot verderen ijver aan te fpoo- *
Ten; daar zij zelve zeer wel wist, Wat haar nog over
bleef te verrigten, om den njaam van kunilenares ten vollen waardia te worden. o
Van nu af aan vestigde zij haren werkzamen geest
op de ftudie der theorie , en genoot van den kapelmees- ter sriBfrHiiiiEa onderwijs in de rcgelen der com- politie. Door goed onderwijs , vlijt en volharding be- rcikte zij ook hierin haar doel, en de vruchten van haren fcheppenden geest wierden reeds toen in ver- fcbeiden voortrefFelijke fonaten, variation en liederen bewonderd. Met deze buitengemeene bckwaamlieden uitgerust,
begaf zij zich door hare onders yergezeld, voor eeni- ge jaren, naar Holland op reis, gaf in Amfterdam een koncert, en koos 'sGravenliacje tot hare verblijf- plaats. Hier leefde zij nu vsrfcheiden jaren zeer afgezonderd en Ml, en befteeddc hare vlijt aan het belluderen der oude en hedendaagfche klaslieke wer- ken. Zoo bewandelde zij het uitgeftrekte veld der kunst: haar onderzoekende gcesl konde zioh niet met f
\ ecu
|
|||||
...........
|
||||||
( 47 )
eerie oppervlakkige kennis <vergenoegen , maar drong
lot op den bodem door. En met dcze vooTtreffelijke eigenfchappcn gelukte het haar, dien trap van vol- maaklheid te bereiken, waur sij met regt als kunfte-r nares verdient gekroond te warden. Met zoude te veel van ona gevorderd zijn, indien,
men verlangde , dat wij de bijzondere verfchei- denheid , welke men in haar fpel kan opmerken, naauwkeurig zouden befchrijven* Immors hoort men haar een werk van bbethoven uitvoeren , dan befpeurt men al aanftonds, hoe diep zij in den geest van dezen genialen toondichter doorgedrongen is, en hoezeer zij aan hare voordragt die oorfpronkelijke wending wect te geven, welke dc geest, die in het ftuk zelf hcerscht, vereischt. Even bewonderings* waardig is de wijze, waarop zij de werken van ha- ren waardigen leermeester r i 1; s nitvoert: van den eenen kant geeft haar dirp'gevoel, door een gebonden fpel, aan het zangrijke gedeelte eenen hoogen graad van expreslie ; terwijl zij van de andere zijde de moei- jelijkfte pasfages met de grootfte daidelijkheid, kracht er. zekerheid zoodanig doet uitkomen, dat zelfs den flrengflen beoordeelaar niets tneer te wenfchen over blijft. De werken van chameh, culdcii klen. oel, van welke zij veel werks maakt, en welke zij bijzonder hoogacht, draagt zij onovertreffelijk voor. Van de oude klasfiekc werken fpeelt zij het liefst, 'oh. see. b Ac jus fugen. Eigenlijke kunftenaars, aan
|
||||||
-
|
||||||
( 48 )
|
|||||
aan welke alleen zij deze ftnkken laat hooren, prijzen
hare bekvvaamheid in derzelver uitvoering hoog. Hare phantafie is Truchtbaar in gedachten, en weet,
bij de voordragt , het eenvoudig fchoone met het bril- lanle en ingewikkelde in de grootfte orde zamen te voegen. De grootfte virtuofen van Duitschland, welke fe-
dert verfcheiden jaren deze refidentie bezocht keb- ben, en de gelegenheid hadden, deze voortreffelijke kunftenares te leeren kennen, wisten liaarniet genoeg te prijzen. Zoofchepte fkaenzj, erhet groolfte ver-- maak in, dagen achter een met haar muzijk te ma- ken. B. Romberg, die hetzelfde deed, vergoodde haar fchier, en s p o h r en zijne echtgenoote, welke , tijdens hun verblijf alhier , liaTen omgang genooten, achten haar bijzonder hoog. Ook in de refidentie, waar men gelegenheid had , de menigvuldige bekwaam- heden dezer voortreffelijke kunftenares te leeren ken- nen , wordt zij niet ilechts bijzonder geeerd, maar men voelt zich gelukkig , zulk een ideaal als voorbeeld te bezittcn. *
'sGs avenh age. November 1817. Het beroem- de paar, de heer totris sroiiR en zijne ech-ge- noote, hebben ons in dezen winter het eerfte genot der kunst verfchaft in een openlijk koncert, het welk zij den 11 Jen gaven. Met eene fymphonie van Romberg wierdhet koncert
ge-
|
|||||
( 49 )
geopend. Daarop liet sronit oris dat beroemde
vioolkoncert, in de manier van eene fcine voor don. zang gefchreven, hooren, het welk hij eigenlijk voor Italien heeft gecotnponeerd, en waarmede hi) zicli, al aanllonds, als een gevoelvolle en onovertreffelijke fpee- ler aankondigt. De toovertoonen, welke hij, hij de voordragt van dit kunstwerk , door zijn diep gevoel en zijne heerfchappij over arm en ftreek uit zijn in- Ilrument weet te Iokken, ileepten alle toehoorders onwillekenrig mede; terwijl zijne compofitie, welke zicli evenzeer door verhevenheid , als door oorfpron- kelijkheid en goede inftrumentering onderfcheidt, den bnitengewonen indruk zijner voordragt nog vermeer- derde en verlterkts. Mejufvrouw schutte, eene liefhebfter, zong
eene italiaanfche aria zeer goed. Do heer in oroot jr., volgde met een koncert voor de clarinet van k r om m e r ; en offchoon deze jonge, befcheidene kunstenaar , wegens de tegenwoordigheid van den heer s s o h r , een weinig angstig fcheen te zijn, blies hij evenwel tot de grootlle tevredenheid van dezen meester en van het publiek. In de 2de afdeeling , hoorden wij eene door spoor
gecomponeerde koncerterende fonate voor de harp en de viool, waarmede mevrouw sfour zich als kun- ftenares op haar inftrument deed kennen. De fchoon- heid van het enfemble, in de voordragt van dit Ituk, ging de verwagting verre te boven , welke men daarvan gekoeaterd had. Hetzelve was, name- D lijk,
■
|
||||
" H*TT
|
|||||
( 5o >
li}k, niet van dien aart, dat hot, zoo als bij veelen
het geval is, fleclits affpraak fcheen te zijn, om, door een piano of forte , of wel door een ftooten of flecpen ter gelijker tijd gemaakt, effect te willen ma- ken; maar hier wierd men overluigd, hoe eene diep doorgedachte compolitie flechts door waar gevoel le- ven ontvangt, en zoo aan den toehoorder als een geheel kan worden voorgedragen. Daarop zong mejufvroww sciiutte eene bravour-
aria, waaria zij ons, door hare voortrelfelijke Hem, op nieuw een heerlijk genoegen vcrfchafte. Tot Hot droeg scout een door hem gecomponeerd
pot-pourri voor. Goed gekozene en op geene ge- worie wijze gev.uieerde thema's, welke daarenboven door fchoone modulation verbonden waren, leerden ons op nieuw in spohr den denkenden kunstenaar kennen. Groningen. Plaatsgebrek verhindert ons, de bij
ons voorhandene berigten, over de muzijk alhier, in dit nummer op te netnen. Wij moeten ze tot een volgend laten leggen. Onze vastc correspondent te 's Cravenhage heeft
ons, voor het 2de nummer van denAmphion, een orn- ftandig berigt beloofd over het enfemble van de fran- fche opera aldaar, en derzelver or chest, zoowel, als over de talentea der bijzonJere perfonen, en tevens een
|
|||||
C 5i )
een volledig berigt over de in die Had gegevene kon-
certen De belangrijkheid, waardoor deze beide fluk- ken zonder twijfel zullen uitmunten, iioopen ons, den lezer daarop bij voorraad opmerkzaam te maken. Nog nieldt men ons uit diezelfde plaats, dat men re- den beeft, zich aldaar geluk te wenfchen in het bezit van den beer s. o-anz, aangelleld als eerlte vioolist van de koninglijke franfche opera : eenen man , welke , bij een uitfiekend talent en groot genie, all« eigenfcbappen in zicb vereenigt , welke den waren kunftenaar kenfcbetfen , en die, ook vooral daarom , zicb de achting van al wat in de toonkunst eenigzins belang ftelt, waardig maakt, daar bij zicb beijvert, om deze fchoone kunst in de hofplaats tot eenen hoo- geren trap van volmaaktheid te brengen. liij ia de oprigter van een koncert voor lief hebbers , bet welk reeds verfcbeiden bijeenkomften gebad beeft, in wel- ke men het genoegen had, om werken van de beste componisten, zoo voor zang, als voor inftrumenten, door de voornaamfte liefhebbers zeer voldoende te hooren uitvoerenj terwijl men tevens gelegenheid bad, om in het voortreffelijke fpel van den beer ganz, zoo bij obligaat - accompagnement, als bij folo - ftukken, deszelfs fchoonen toon en krachtige en fmaakvolle voordragt te bewonderen. Hij was voorheen kapelmeester te Elberfeld. Da BUI-
|
||||
( 52 )
|
|||||
b. BUITENLANDSCHE NIEUWS;
JjLet nienwAe kunstwerk, dat titans, mecr dan ieder
ander , de opraerkzaamheid van den kenner verdient,
is Abraham , een bijbelsch drama met kooren , in
vier bedrijven, gecomponeerd door den riddervotf
SETFiiiiii, kapelmeester aan de kerk van St. Ste-
phanus te Weenen. De Allg. Mus. Zeitung geefl van
het muzijkale gedeelte eene zeer omllandige befchrij-
ving, welke, hoewel fchoon gelchreven , te lang is,
om hier te worden ingelascht. Het zij genoeg , Iiier
te melden, dat de inuzijk den algemeenften bijval van
kenner zoowel, als van nietkenner verworven heeft;
dat men baar zelfs nog boven t!e beste werken van
dien toondichler, als zijnen Saul, zijnen Mazes, en
zijnen Faust den voorkeur geeft. Eene -wezenlijke
voortreffeiijkheid van dit Auk is de volArekt edele ,
flreng gehoudene, -waarhjk religieufe ftijl, en de gc-
trouwe teekening van het karakter aller bandelemle
perfonen. De eerwaardige patriarch , de lninnende
Sara, de onfchuldige IJacik, de heerschzuchtige JIa-
gar , haar vermetele zoon Ismail, zijn met leven-
dige , treffende kleuren gefchildert, en de toonen zijn
getrouwe tolken van de gewaarwordingen en harts-
togten, -waarvan zij doordrongen, of waardoor zij
geflingerd worden.
In
i
|
|||||
~"T *~
|
|||||
( 55 )
In Weenen fchijnt een zoogenaamd Confervato-
rium voor de rnu2ijk opgerigt te zullen worden; al- llians genieten bereids 12 meisjes en 12 jongens van dan hof kapelmeester siium , dien eerwaardigen veteraan, gratis onderwijs in de zangkunst. De klasfe der fchoone kunsten van het koninglijk
Inftituut te Parijs heeft joniiino, als opvolger van den overledenen mehul (van wien -wij in een volgend nummer een kort levensberigt hoopen te ge- ven) tot medelid gekozen. Daarover verwonderd zich niemand, die de verdienften en de werken van BOYEJ.DIEU, en van de overige follicitanten kent; doch men verwondert zich, dat hij fleckLs twee Hem- men boven dezen vooruit had. In Koppenhagen heeft een , reeds door andere ver-
nnftige uitvindingen beroemd man, de heer m A lt- SIR and, een initrnment vervaardigd, dat, fchoon in alles niet zoo ilerk van toon , alle andere eigen- Ichappen en voortreffelijkheden eener pedaalharp in zich vereenigt, en daarenboven gemakkelijker in de bt-handeling en veel goedkooper is. Hat heeft de ge* daante eener lyra-gnitarre, en is niet a: nmerkelijk veel grooter: het wordt overznlks ev»n zoo \astge. houden en, uit hoofde der uiterlijke gcdaante, juist D 5 zoo
|
|||||
( 54 )
|
||||||||
zoo behandeld. De omvang der tooneia is even zoo
uitgeftrekt, als die der pedaalharp, en de klank bijna dezelfde; het werktuigelijke, -waardoor de verande- ringen en overgangen van toonen bewerkftelligd wor- den, is eenvoudig en ligter in werking tebrengen,' dan de pedalen der harp. De uitvinder noemt dit in- llrument Harpinella. |
||||||||
Het mnzijkaal pabliek te Frankfort a/m is ver-
rukt over de aanllelling van den beroemden sronn^ tot directeur der muzijk, daar het thans de gegrond- fle hoop mag voeden, dat deze kanflenaar, metkracht aan de verbetering van het theater zal werken, en hetzelve tot dien graad van volmaaktheid zal verhef- fen, welken het orchest reeds bekleedt; en zulks met te meer grond, daar hi} in zijne pogingen op het krachtdadigfle onderfteund wordt door den heer cioio brentano-la-roche, koopman in die flad, en broeder van den dichter olemens his- tano, eenen man, die met eenen helderen blik, eenen befchaafden geest paart, eu aan verjaarde voor- oordeelen geenszins verkleefd is. Madame ciiinsi heeft het beheer der itali-
aanfeae opera te Parijs verloren. Zij fchijnt voor- nemens te zijn, op nieuw eene reis door Duitsch- land te doen. |
||||||||
RE-
|
||||||||
( 55 )
|
|||||
RECENSIEN
E N Zi
Volledige verzameling van Pfalm- , Lof- , en Evan'
gelifche Gezangen, we£ voor- en tusfchen-Jpelen, hij de Gereformeerden in Holland in gebruik, vierflemmig voor het orgel gezet door J. tt. wer- ner , cantor en muzijhdirecteur te Hohen/iein bij chemnitz, in Saxen. Te JVijherk, bij s. A. hempeni us , organist en hlohkenist. ( Ooh te be- homen bij den muzijhhandelaar willzh keyzeh, te Groningen.) jCjeer aangenaam moet den voorftander van het zoo
belangrijke kerkgezang de verfchijning van een werk zijn, het welk, zoo het algemeen in ons vaderland ■vvordt ingevoerd, algemeene verbetering van zang in hetzelve zal bevorderen. Grooten dienst heeft de kundige organist s. a.
hempenitts aan het hervormde kerkgenootfchap bewezen, door den heer »uajR nit te noodigen tot eene onderneming, waarin deze zoo wel is ge- flaagd. De heer iuhpihies namelijk (en dc fleller van
dit berigt oordeelt, het publiek gecnen ondienst te doen met eene korte opgave van de aanleiding tot D 4 die
|
|||||
I
|
|||||
1
( 56 )
die onderneming) doordrongen van Iiet befef der
noodzakelijkheid van ecu algemeen koraalboek voor de hervormden inNederland, werd te rade, hierover in briefwisfeling te treden met den beer wibseh,' wiens Orgelfchule, in 1807 gedrukt, en bij hempe- nius bekend , een bewijs was voor zijne uitftc- kende gefchiktheid daar toe. Dcze briefwisfeling had ten gevolge een contract
tusfchen wbjnjeh en hempenivs, waarbij de eerfte zicb verbond tot bet zamenliellen van een vierftemmig Evangeliscb gezang- en pfalmboek, met voor- en tusfchen- fpelen. Dit moeijelijk werk werd door den beer w erne it
voleindigd in den jare 1814, en hetzelve vervolgeni gedrukt bij ANnRe, te Ofenbach. Hetzdlve bevat de melodien der pfalmen en gezan-
gen, bij de hervormden in de Nederlanden in ge» bruik. Zij zijn vierftcmmig, en wel met verflrooide barmonie gezet, en zeer gefchikt, om voor den zang te worden gebruikt. De keus der toonaarden is bere- tend op den koortoou. Eene zaak van groot belang, maar die niet dikwijls
genoeg, als zoodanig betracht wordt, is bet tusfchen- fpel. Het doel van interludiums is , de zangers van het accoord, waarmede een regel Unit, te leiden tot dat, waarmede een volgende regel b«gint. Uitnemend beantwoorden wusim interludiums aan dit doel, daar dezen, geheel overecnkomfiig de barmonie, het laatftc accoord des voorgaanden regels aaa het eerfte de*;
|
|||||
( 57 )
|
|||||
ties volgendcn binden. Ook zijn alien gefladige en ge-
bondene gangen en, het zij eenig gezang tot eene vrolijke, het zij tot eene ruslige, of treurige Hem- ming moet voeren, in den echten kerkftijl gefleld. Sommigen zijn nit de melodie zelve ontleend, als in pfalm l , gezang 40 enz. De voorfpelen , die met het koraal in eene naanwe
betrekking moelen ftaan, zijn even doelmatig, want zij zijn eenvoudig, ernstig , en overeenkomstig met het gezang , tot welks inleiding zij moeten dienen. In eenen tijd, waarin het koraal in ons vaderlaud
jneer en meer beoefend wordt, moest het werk van wernek bijzonder welkom zijn. Evenwel fchijnt hetzelve tot nog toe minder, dan wenfchelijk is, gebru'ikt te worden. Eenparigheid in het koraal heeft een groot nnt ; deze eenparigheid kan worden be- vorderd door het algemeene gebruik van het werk van wekner, zoo door organisten, als door zan^ gers. Men zou alsdan de voorbeeklen van de ergfte tlisharmonie tusfchen organist en vierftemmig gezang veel zeldzamer vinden, dan thans, daar de ftellers van vierftemmig gezang (fomtijds menfchen, geheel van kennis aan de regelen des koraals ontbloot) dik- werf tegen de echte regelen >der kunst zondigen , en een beter onderrigt organist, die dat gezang zal lei- den, ten koste der knnst geeHO harmonic tusfchen fpel en zang wil bevorderen. Te wenfchen ware het derhalve , dat de organisten
in dit rijk, bij den Godsdienst bij de hervormden , D 5 het
|
|||||
( 58 )
|
||||||
Let werk ran weikh gebruiken, en dat ook bet
vierfteinmig gezang naar zijne harmonie worde gezet. ZaI deze wensch vervuld worden, dan zouden in
de eerfte plaats de opzieners der kerk een exemplaar daarvan aan den organist ten zijnen gebruike bij den Godsdienst dienen to' geven : immers eene uitgave van ■vijftien guldens (dit is de prijs van het vrerk) zou, bij de geringe bezoldiging van velen dezer, hen van liet koopen affchrikken : ii) de tweede plaats zou een, daartoe bckwaam man, het vierftemmig gezang naar hetzelve dienen te Itellen : en in de derde plaats , zo« hetzelve tot leiddraad moeten dienen voor de kwee- kelingen op onze inftituten, die tot onderwijzers der jengd , en tevens tot organisten ten platten lande worden opgeleid. |
||||||
EEN
|
||||||
( 59 )
EEN PAAR DICHTREGELEN TOT I, OF DEI
TO O N K. U N S T,
DOOR
Mr. B. H. L U L O F S,
Hoogleeraar te Groningen. (9)
|
||||||||||
By music minds an equal temper know,
Nor swell too high, nor sink too low. If in the breast tumultuous joys arise, Music her soft, assuasive voice applies; Or, when the soul is pressed with cares, Exalts her ifi enlivening airs. Warriors she fires ■with animated sounds, Pours balm into the bleeding lover's wouiids. Melancholy lifts her head; Morpheus rouses from his bed; Sloth unfolds her arms and wakes; Lisfning envy drops her snakes; Intestine war no more our passions waqe, And giddy factions hear away their rage, POPE.
|
||||||||||
V
|
ergun me, o Poezij! o lust der ftervelingen!
Een' enklen zwakken toon tot lof der kunst te zingen, Uw
(9) Door £e Heeren uitgevers de$ Amphions aangezocht
zijnde, em het eene of ander opftel in hun Joumaal te /<»- veren, en gaarne, voor zoo veel zulks in mijn vermogen was , lets willende toebrengen tot bevordering van hunne allezins lof-
|
|||||||||
( «° J
|
|||||
Uw' zuster (t°)» die, a,s ^'J» en ziel en zlnnen treft,
En als- in hooger sfeer 't verrukt gemoed verhef;; Die dan eens 't bloed bedaard door de aderen doet vlieten, Dan met een rasfer vaarc, al bruifend, voort doet fchieten; Die
loffelijke undermining, heb ik niet geaarzeld, om de bovenftaande
weinige dichtregelen , reeds voor geruimen tijd door mij ver- vaardigd, htm hiertoe aan te bieden. Ik verzoek echter ten vriendclijkfte, dat men in dezelve geen volledig lofdicht op de Tfioiikutist zocken mile. Hct zijn fiechts eenige blocmcn uit den eerekrans > dien men voor Polyhymnia zoude kunnen vlechten. {_ 1 o) De Dic'it- en Toonkunst Q tegcmvoordig, vooral bier
te Lande, helaas! niaar al te reel gefchciden} gingen bij de Ouden, inzonderheid bij de Gricken, meestal hand aan hand. Nam quis ignorat" zegt quinctilianus, Inflit. Orat.Lib.i. Cap.X: Mnficen, (jit de hac primum loquar) tantnm iam illis amiquis temporibus non ihidii modo, vernra ctirm venerationis habuisfe, at iidem mufici, et vates et fa- pientes indicareutnr ?" Men zie dit luisterrijke gczegde van QUiNCTiLiAKUs. door een aantal van gelijkluidende plaatfen uit de Our/en bevestigd in de not en van burjun. Ik kan er mij niet van onthouden,om nog eenige rcgels uithet aangehaalde hoof ftuk van quinctilianus over te nemen. De Romeinfche Redekundige tracht te betoogen, dat de kennis der Toonkunst voor eenen Redenaar ( dat wil zeggen eenen volmaaktcn Rcde- fiaar, non, gelijk quinctilia nus zegt: qvii fit am fnerit, fed perfectus ille, ex nulla parte cesfans'") onontbeer- lijk is , en daartoe weidt kij vooraf breedveerig uit over de hooge waarde der muzijk, weike, gelijk hij aantoont, door de grootfte Fernuften en wijsgeeren der oudheid beoe- fend
|
|||||
f 6' )
|
|||||
Die beurtlings onzen geest tot dartle vfeugde dwingt,
Srraks aan ons fomber oog des weedoms traan ontwringtj Maar tevens door haar (take en wondre tobverkrachten De diepstgeflagen wond des liarten kan verzachten; ; Die de allerftngfte Ziel tot mededoogcn ftemt, In hunne razernij foms Phalarisfen temt, Ter-
fend is geworden. Zie hicr, wat dil laatfte betreft, zijne woor-
den! Atque claros nomine fapientiae viros, nemo dnbi- taverit ftudiofos inufices fuisfe , quum pythagoras, atque eum fecuti, acceptam fine dubio antiquitus opinionem , vuiga- verint, mundum ipfura eius ratione esfe compofitum, qnaiw postea lyra fit imitata. Nee ilia modo contenti disfimilium eoncordia, quasi vocant Jiarmonian, fonum quoque his moti- bus dederunt Qde tnuzijk dcr sferen, Lezer I) Nam plato , turn in aliis quibusdam , turn praecipue in Timaeo, ne intelligi qui- dem nifi ab iis, qui hanc quoque disciplinae partem diligenter perceperint, potest. Quid de Philofophis loquor, quorum fons ipfe socrates , iam fenex , inftitui lyra non erubefcebat.... Non igitur frustra plato Civili viro, quem politikon vocant , necesfariam muficen credidit.......Et lycurgus durisfimnrum
Lacedaemoniis Legura auctor,mufices disciplinamprobavit."
Men zie al dezc en meer andere gezegden in de noten van burman op quinctilianus nader bevestigd. Over het algemeen fchijnen de Griekfche Wijzen, en vooral ook pla- to , de muzijk befchouwd te hebben ah icts Goddelijks, hetwelk in de grondftof van al het gefchapene, als het ware, was inge- weven, en met al het fchoone in de kunsten en wetenfehappen in het naauwfte verband ftond. Van daar het Griekfche ad- ctivum amoufos, letterlijk vertaald: muzijkloos, Muzeloos, in de beteekenis van ontefchaafd, onwetend. |
|||||
( G2 )
Terwijl zij 't laf gemoed, in weelde en lust verzonken,
Tot mannelijke kracht en geestdrift kan pntvonken; Die vaak den zwakken fterkt, die moed den bloodaard geeft, Zoo dat hij onverfaagd den dood in *t aanzigt ftreeft, En vreezend blank rapier, noch flikkerende fperen, Den muil van 't gapend graf met fierheid durft trotferen, En, 't vlammend ooggevest op de eerkroon, diehemblinkt, Den palm der zege plukt, of ftervend nederzinkt. (n) Ja, Toonkunst! Godentelg! U wijde ik thans mijn zangenv
U, die de ziel vervult met nameloos verlangen,
Wanneer uw klankenfpel de luistrende ooren boeit,
En 'k weet niet welk gevoel geheel het hart doorgloeit;
Are ftraks, bij 't eerst geruisch der fluisterende fnaren,
't ]\uinoer der driften zwijgt, CgelUk '* gewoel der baren,
Wen Eolus den ftonn weer in zijn kerkers fiuit;)
Straks, bij een' grootrcher" val en jublender geluid,
De ziel i fchier de aard ontrukt en boven 't ftof verheven,
Als in een' zuivrer kreits des Ethers fchijnt te zweven,
Daar fchier als in een' vloed van harmonijen baadt,
En zich met hemelweelde en hemelvreugd verzaadt. (12)
Moog
(11) Ducesmaximosetfidibus et tibiis cecinisfe traditum,
et exercitus Lacedaemoniorum muficis accenfos modi's. Quid autem alind in nostris legionibus cornua ac tubae faciunt? quorum concentus quanto est vehementior, tanto Romana in bellis gloria ceteris praestat". quinctil. 11. »Verfchrik- kelijk man " / zeide klopstock tot den zamenflellet der muzijk van (*'* mecn) den bekenden Marpliaanfchen marsch: ,, aan hoe velen mijner landgenoaten hebt gij den dood berokkend ".' (12) De maten van Cecilia" {befchermheilige der muzijk)
aittgt pope in zijne Ode op St. Cecilia's dag, verhefen de ziel
|
||||
( 63 )
Moog vrij de Schilderkunst op hare waarde bogen!
HeP zij 'c omkransie hoofd met fierheid naar den hoogen, Wamieer een zeuxis , door haar heilge gunst beftraald, Met tooverend penfeel, o Helena! u inaalt, En 't fchoonfte puikjnweel der allerfchoonfte vrouwen, Verhoogd tot Ideaal, aan Hellas doet aanfcbouwen; Als ons in rafa£ls Madonne* of Christusbeeld Een onbefchrijfbre gloor van godlijke onfchuld ftreelt; Wanneer een ruysdael 't groen van 'sbeekjes oeverzoomen, Het beldre kristalijn der murmelende ftroomen, Het golvend korenveld, met goud als overfpreid, Den bloemenrijken beemd, waar 't rundvee vredig weidt, He:
ziel ten kernel de onflerfclijke Magten neigen bij den klanfc
van het or gel en de koorzangen hare ooren. Het gemoed ftijgt omhoog met de ftijgende toonen. Engelen luhteren van hwen. Dock laat mij liever de eigene woerden des Engelfchen dichten aanhalen ! When te full organ joins the tuneful quire,
Th' immortal pow'rs incline their ear: Borne on the swelling notes our souls aspire, While solemn airs improve the sacred firej And angels lean from heav'n to hear. Of Orpheus now no more let poets tell, To bright Cecilia greater power is giv'n, His numbers rais'd a shade from hell, Her's lift the soul to heav'n. Men vergelijke met de gezegde Ode van p o P E, de niet min-
der vermaarde Ode van dryden, getiteld: Alexanders Feast, in welke eok de kracht der muzijk wordt afgefchilderd. |
||||
*"
|
||||||
( 64 )
Het hoog en ftatig woud, in rijken dos van lovren,
Als leefde 't, op het doek begoochlend weet te toovren.
Dat vrij de Schilderkunst dan op haar vvaarde prijk'!
Klhik' vrij haar trotfche taal: wat kunst is mij gelijk?
Wie kan zich op een magt, als ik bezit, verheffen ?
Wie kan z66 levendig, z66 fterk, de zinnen treffen?
Wie ftelt van al wat is, of eertijds is geweest,
Het denkbeeld aau den inensch zoo dnidlijk voor den geest?
Wie voert z66 plotsling hem door vroeger eeuwen henen
Naar Romes Kapitool, naar't kunstenrijk Athenen? .
Wie zweeft,- als ik, met hem geheel de wereld door?
Stelt hem het treflfendst beeld der verste volken voor?
Klitnt fteilten met hem op, hoog fteigrend in de wolken ,
Of daalt met hem ter neer in 'safgronds diepe kolkenV
Wie droogt, als Ik, den traan, die in zijns oogen blinkt,
Als gade of dierbaar kroost in 'tflof der graven zinkt,
Doch in de fchilderij, door mijne hand gegeven,
Op nieuws als ademhaalt, op nieuws als fchljnt te leven?
Wat minnaar roept mijn' lof niet in verrukking uit,
Als, bij de beeldtenis van zijn geliefde bruid ,
Hij zich in zoeten waan aan hare zij mag droomen,
Hoe ver verwijderd ook door landen en door ftroomen?
Ja, wie is mij gelijk? wie fpant, als ik, de kroon?
Wie fchept, als't ware, op nieuws derfchepping godlijk fchoonf
Ja gaat, in 't Ideaal, dat fchoone fchier te boven,
Zoodat de kunst Natuur den palm foms kan ontroQven ?
Dus roem' de Schilderkunst op hare tooverkracht,
Toch zwicht haar majefteit voor de onweerflaanbre magt
Der hemelfche muzijk. Apelles! gij moogt flagen,
In d' uiterlijken vorm der dingen voor te dragen!
Ach!
|
||||||
/
|
||||||
C 65 )
|
|||||
Ach! wilt gij verder gnan, zoo zinkt gij moedloos neer;
't Penfeel outvalc uw Imnd, geen verwen baten meer! (13) De Toonkunst flechts vermag hier d' eerepalm te plukken; Zij is't alleen, die hier 'tonftoflijke uit kan drukken; Zij is 't alleen, die hier wat diep in 't harte fpruit, Voor 't meegevoelend hart klaar en verftaanbaar uit, En waar de Schilder, ja de Dichter moet bezwijken, Blijft zij in majefteit en godenluister prijken; Dadr, waar penfeel en tong geheel te korte fchiet, DiAr is haar eerevol, haar luisterrijk gebied; Ddar weet ze een taal der ziel voor zielen uit te vindeti; Ddar weet zij ziel met ziel harmoniesch te verbinden; Daar fchetst zij 't fijnstgevoel, dat fpraak en woorden tart, En (tort het anderen in 't diep getrofFen hart; Ja,
(_I3) Men leide uit de vergelijking, die ik hier tusfchen
de Schilderkunst en de Muzijk make, in geenen deeleaf,datik der eerstgenoemde hooge waarde eenigzins zoudc trachien tt verminderen. Beide kunsten, tegen oyer elkander gefteld, heb- ben hare voor- en nadeelige zijde. Dat ik der Muze des ge- zangs hier echter' eenige korrehjes wierook meer loezwaaije, dan die der Schilderkunst, zal men mij, die op die oogenblik de Lojdickter van de eerstgemelde ben, wel willen vergeven. JVil men beide Dames hare eigene zaak, tegen elkander, voor den regterftoel van Apollo, hooren bepleiten , men leze dan: Ein Gottergefprach: ob Mahlerei oder Tonkunst eine grosfere Wirkung gewahre? te vinden in herder's werken zur fcho- nen Literatur und Kunst. XIII Th. pag. 57. Men vindt in dat Deel 00k eenige zeer fraaije dichtrcgels tot lofder muzijk, nit het muzijkale Kumtmagazijn overgenemen. {Ziepag. 96^ E
|
|||||
( 66 )
|
|||||
Ja, Polyhymnia! U mag het flechts gelukken,
Het innigst van *t gemoed in klanken uit te drukken. (14)
En, o Godesfe! hoe beheerscht gij da: gemoed!
Hoe weet uw Priestrenkoor, ontvonkt door uwen gloed , Afwislend, toon met toon op *t liefelijkst te menglen , Hun weeffel, alshet ware, op 't kunstigst zaam teftrenglenl Nu vloeit het flepend lied met doffe galmen voort, (15) Gelijk een ffiile beek, met ftruiken digt omboord, Daar
CH)
Leben athme diebildende Kunst, Geistfodr'ich vomDichter,
Aber die Seele fpricht nur Polyhymnia aus.
SCHILLER.
(15) .......... Haufig und vielfacb
Wechfelnde Weifen des Klangs wetteiferten, andremit andern;
Viel gewandt, tiefftromend ergofs fich derlebende Wohtlaiit: Donnerte bald graunhaft, wie gestadankHmmende Brandling Braust im Orkan, wann krachen die Kiel' und ftrandender Manner
Nothfchufs hallt und Gefchrei in den Wogenmmult fera hinflirbt;
Bald, wie gezwangt Bergfluth imGekliift weint, weinte der Tonfall
Unruhvoll, langfam Misklang' auflofend in Einklang; Wallete dann, wie ein Bach, der iiber geplattete Kiefet Rinnt durch blumiges Gras und Umfchattungen , wo fich die Hirtiri,
Gerne zum Ausruhn legt und im Halbtraum horcht dem Gemunnel.
Deze plaats uit de Loui'fe van v 0 s s, zweefi/e mij eeniger- ma-
|
|||||
■- ' ' "............~......~~~'......'""""
|
||||||
( 67 )
Daar traaglijk henen kruipt, vaak heel in fchaauw verdwenen,
En fchaars door 't blijde licht der gouden zon befchenen; Of wel, als de avondwind, die bij den bleeken gloed Van't ftervend westerrood, zijn* adem fuizen doet, Door
< mate voor den geest bij de keuze der vergclijkingen, in de. bovenjlaande regels voorkomende* Bij geenen Dickter ken ik eene fchilderachtiger befchrijving van muzijk , dan die, welke bij den gemelden beroemden vertaler van homerus, in het tv/eede gedeelte der derde Idyl van de Loui'fe voorkomt. Ik wil het er op wagen, dat men mij van eerie fchrihkelijkt langwijligheid in mijne aanteekcningen lefchuldige , en hier nog eenige verzen uit het Hoogduitfche dicktftuk aanhalen. Als fich der Organist mit den feinigen jezo gelabet Theilt er dje Stimmen nmher \ und auf einmal flosfen harmonisch
Liebliche Saitentone zu wollustat hmendei' Floten Siisfem Gefang', und dem Laute des fanft einhallenden Waldhorns.
Wie im blumigen Mai, wann die Abende heiter und lau find Spat in dieNacht auf den Biinken am Eingang Manner und Weiber,
Laufchen den Zwillingstonen des Waldhorns, welche vom See her
Aus umfchweifendem Kahn durch Silberwellen im Mondfchein, Mit dem Gerochel des Sumpfs und brautlichen Nachtigall- liedern,
Nah und entfernt anwehn, das leis* antwortet der Buchhain: Alfo laufchte mit Lust die Verfammelung, den voll Anmuth Halleten unter dem Stimmengerausch Wohllaute des Wald- horns ' E 2 Lieb- |
||||||
\
|
||||||
( 68 )
|
|||||
Door 't gras der graven fluit, en met een dof gefluister
De doodfche ftilte fteort van 't nederzinkend duister.
Nu ftormt een forfcher klank, een heftiger geluid,
Een dondrender gefchal 't we£rgalmend fpeeltuig uit;
De
Lieblich gedampft von zween tonkundigenSohnendes Jagers.
Je?o gelit' auch Hoboengeton, als toneten Sanger Herzlicheu Laut, abfchwachend, und bald anschwellend den Athem
Bis zum Triumfausruf; den gemesfenen Gang der Emp. iindung
Fiirhte das ernfte Fagott, von raufchenden Saiten nmjubelt. QDe zoon van den Organist fpeelt vervolger.s Obligaat op
de vioel : ) Diefer entlockte gemach der Kremonageige melodisch
lliefelndes Silbergeton, das oft in gezogener Seufzer. Weicheren Laut hinschmolz.......
(Strait valt weer het voile koor /«.)
Wieder von Sait' und Hauche vereiniget fcholl der Gefamrchor
Sturniifches Halls, ein Jubel der Feierlichkeit und Entziickung: Als ob, wounebefeelt, durch keimende Schopfungen zahllog Morgenftern' anhuben das Dreimalheilig im Chorpfalm, Und in des ftromenden Lichts Umkreis bis zum nachtenden Chaos
Rauscht' atherifcher Liifte gefamt mitklingende Wallung Dreimalheilig! empor, Dreimal hochheilig! dem Urlicht! Dir, Almachtiger, dir, uuerforschlicherVaterdes Weltalls! Smachtender dann im Lispelder Zartlichkeit flosfMelodieher: Gleich fanftwehendem Engelgefang, als Liebe zuerst ward, Als nur ahndete Liebe der Mann, und die brautliciie Mannin Sich und die Rofen im Quell anlachelte..... |
|||||
( 69 )
|
|||||||
De ftroom der toonen bruise, als de opgeruide vloeden
Des woesten Oceaans, wen ze op elkander woeden;
Wen 't zwalpend noorderzout bij 't huilend windgeblaas,
Zijn dorapig loeijen paart aan 't buldrend Inchtgeraas,
En fchuimt, en kookc, en ziedt, en met een dondrend klotfen
De fteile krninen beukt van 'soevers dorre rotfen.
Nu dartelt weer 't muzijk met vrolijker gerucbt;
De toon verdringt den toon, als hupplend door de lucht;
'tGeluid fnelt tripplend voort, gelijk een ftroom, wiens water
Van fchuinfche hoogten ruischt, met kabbelend geklater,
Terwijl het eene golfje als over 't ander fchiet,
Het ander als verdringt en ij lings verder vliet.
Zoo weet de Toonkunst ftraks een' traan in 't oog te lokken,
Straits onze ganfche ziel op 't hevigfte te fchokken,
Straks ftemt zij weer het hart tot dartle vrolijkheid;
't Is al naar 't l'oort van fchoon,dat zij ten toon verfpreidt;
't Zij bij 't Adagio de klanken treurig flepeii,
'tZij 't Presto ze in der ijl en ftormend voort doet zwepen,
'tZij bij 's Allegro's en des Rondo's vlugge maat,
't Muzijk al dartelend en tripplend voorwaarts gaat.
|
|||||||
|a Toonkunst! gij vermoogt de ganfche ziel te roeren!
Uw maatgeluid kan haar als aan het ftof ontvoeren, Uw Harmonij fchenkt haar een' onuitfpreekbren lust, Een onbefchrijfbaar zoet, een zachte hemelrust, Een bovenaardsch genot, een zalige Englenvreugde, Zoo als in Edens hof den eerften mensch verheugde. Getuigt het hier met mij, o gij die 't ondervondt! Als ge in een' lentenacht of zomeravondftond E 3 Bij
|
|||||||
( 7° )
Bij 'tkwijnend lioht d<r maan door fcbommelende twijgen,
Bij *t plegtif, en het heilge en eerbiedvvekkend zwijgen Der fluimreiide Natuur, in 't floers des nachts gehuld , Bij 't frisfche van de lucht, met balfemgeur vervuld, Als gij dan aan "t geruisch van zacht bewogen fnaren, Een zuivre zilverftem op t lieflijksc hoordet paren, Die nu eens rees, en (lout omhoog fteeg in de lucht, Dan, trillend, daalde en daalde en wegftierf in een zucht; Getuigt het hier met mij, wat onbefchrijfbre weelde, Wat zoete mijmering uw dronken zinnen ftreelde, Hoe zich uw borst verhief, hoe alles om u been Beftraald en als gedoopt in rozenglanfen fcheen, En Ge, op de vleugelen des lieds omhoog geheven, Ais 'tware een' voorfmaak badt van beter, zaalger levenj. |
|||||||
En Gij, wie neergekromd in droefheids ijzren juk
Deze aard' de woonplaats fcheen van eeuwig ongeluk, Die, als de vnist des doods u gade of kroost ontfeheurde, Met wanhoop in den blik op hunne grafzerk treurde, O roept het luidkeels uit, hoe vaak de tooverkracht Van Polyhymnia uw fmarten heeft verzacht! Hoe vaak, wanneer gij ftom, vertwijflend neergezeten, Door 't folcerendfte leed de ziel van een gereten, (Tcrwijl geen enkle traan uw fmart verligting gaf) Niets wenfchlijks vondt op aard, dan flechts het ftillegraf; Hoe vaak de Toonkunst dan, als van omhoog gezonden, Een' zachten balfem goot in de u geflagen wonden, En lokkend eenen vloed van tranen uit uw oog, Der wanhoop nacht verdreef, die uwe ziel omtoog, U
|
|||||||
jl
|
|||||||||||
( p )
{j in der Almagt wil gelaten deed berusten,
En hoop van weerzienfchonkaan 's Kernels blijde kusten. (16)
|
|||||||||||
Ja fterk, fterk is de krachc der Too.vkunst dp 't geraoed!
Gelijk het windgeblaas hec zand verftuiven doet, Gelijk de nevel vliedt, door 't Zonnevuur befchenen, Dus jaagt zij wanhoop, fmart en woestheid voor zich henen. Waar is 't barbaarfche volk, dat met, door haar bezield, Soms haar vermogen eert, en yoor haar outers knielt? |
|||||||||||
De grijze Aloudheid in 't verdichten fteeds bedreven,
Heeft menig voorbeeld ons in hare blaan gegeven Van de onweerftaanbre magt, waardoor de Toankunstboek. ■ Zij Ieert, hoe eens 'tmuzijk, van orpheus lier gevloeid, Het wild gediert des wouds tot zachtheid wist te ftemmen, Zijn' wreeden aard bedwong,zijn woestheid wist tetemsien, De luipaard legt gedwee zijn' d<Jilen moordlust af, 't Bloeddorstig tijgeroog vlamt minder gloende en ftraf} De koning van het woud houdt op met dondrend brullen, In 't middernachtlijk uur de bosfchen te vervullen; 't Roof-
(16) Mufic the fiercest grief can charm
And fate's severest rage difarm; Music can soften pain to ease, And make despair and madness please! Our joys below it can improve And antedate the bliss above. POPE.
|
|||||||||||
*-<T
|
||||||
( 7» )
't Roofgierig wolvenbroed vervolgt het geitje niet;
't Is alles flechts gehoor voor orpheus godlijk lied!
Ja, 't levenlooze zelfs krijgt door zijn Citer leven;
Hij weet beweging aan de boomen zelfs te geven,
Zij volgeu hem, met zacht en klat'rend loofgefuis;
De rotfen zelfs, geroerd door 't lieflijk harpgeruisch,
Verlaten hare (lee, van hooge geestdrift zwanger;
Ze omringen Iuisterend den teergevoel'gcn zanger,
Die ook bij 't fchimmenheer , aan 's norfchen Pluto's hof,
't Barbaarsch en ftug gemoed diens Hellevorsten trof,
En door zijn heerelijk en zielbetoovrend zingen,
Aan'tnooitbevochtigdoogeen'traanvermogtteontwringen.(i7)
Wie, fchoon hij in 'tverhaal het fabelrijke ziet,
Vindt in die fabelen den geest der waarheid niet? Wie lean in de oude Myth' de leering niet ontdekken, Dat de edele Muzijk het ftugst gemoed kan trekken? O zoon vanlfa'i, gij kendet deze kracht!
Voor uw betoovrend fpel verdwecn de zwarte nacht
Van
(17) Orpheus et Linus, quorum utrumque diis genitum,
alterum vero, quod rudes quoque atque agrestes animos admiratione mulceret, non feras modo, fed faxa etiam fyl- vasque duxisfe posteritatis memoriae traditum est. Quinctil. Inftit. Orat. Lib. I. C. X. Virgilius onvergelijkelijk fchoone befchrijving der nederdaling van Orpheus in het Schimmenrijk is genoeg bekend. Georg. Lib. IV. vs. 467 feqq. Pope heeft in de aangehaalde Ode hier ook zeer fraaije verzen over. |
||||||
i
|
||||||
( 73 )
|
||||||
Van forabre mijmering, die Isrels vorsc omhulde,
En ?yn geheele ziet met razernij vervulde.
Naauw greep uvv vlugge hand de liefelijke luit,
Naauw rnischte een zachte galm des fpeeltuigs boezem uit,
Of 'sKoniiigs norfche ziel werd door uw lied bewogen;
Een minder ,woeste blik vlamt uii zijn donkere oogen;
E,en asinder doodfche kleur bedekt zijn ftroef gelaat ;
Een zticht ontglipt zijn borst, die zijn g.voel verraadt;
Een zachce en kalme ruse verovert zijne zinnen,
En doet hem 't leven vveer en 'slevens vreugd beminnen.
|
||||||
Doch waar voert mij de iof der edle Toonkunst heen!
Helaas! ik ben te zwak, mijn kraclitea zijn te kleen,
Om heel haar heerfchappij en wonderen te zingen;
Het past een' edler' geest naar dezen palm te dingen;
Een meester in de kunst, wien Phebus lesfen gaf,
Schets' al haar majefteit en Godenluister af!
Hij leer', hoe hayden ons de Godlijke tooueelen
Van werelds Schepping maalde in zijne klanktafreelen,
En, fchildrend voor het oor met wondre tooverkracht,
Den woesten Bajert ons, als 't waar', voor de oogen bragt,
Den ftrijd ons hooren deed van vuur en lucht en golven,
In dikke duisternis begraven en bedolven,
En van het (lormgewoel doorbulderd en doorbruist;
Doch waar, als de adem Gods ftraks langs de wacren fuist,
En Almagts ftemme klinkt, de dageraad zijn rozen
Voor 't eerst in t Oosten ftrooit en liefelijk doet blozen,
Terwijl met blij gejuich der Serafijnen ftoet
Den Wereldfchepper prijst en 't jeugdig daglicht groet.
Hij '
|
||||||
( 74 )
|
|||||
Ilij leer, hoe ook Muzijk de dieren kunne llreelen;
Hoe 't oor des Olifants verrukt wordt door het fpelen; Hoe rosfen, by 't gefchal, en davren der klaroen, Van rinnekentl gefnuif de lucht weergalmen doen. Hij fchetfe ons, in e'dn woord, met hartverrukkend zingen Al hare wonderkraclu, al haar betooveringen, Voormij, ik ftaak raijn' zang ! Genoeg,zoo 'tkunstloos lied Vau rt fchoone der Muzijk flechts enkle trekken biedt! |
|||||
/
|
|||||
A M P H I O N.
Vergelijking der oude en hedendaagfche muzijh
ens,, door J. uuiiiiti. in 9WM '
{ Verpolg en /lot van de afgebrokem redevoering
in het vorige Jluk. ) in de daad, welke pogingen men ter ontdekking der
■waarheid aangewend heeft, is het blijkbaar, dat men tot nog toe geene vaste fporen heeft kunnen vinden ter bepaling van de ware uitwerkfelen der muzijk op de menfciielijke gemoederen ; veeleer fchijnt alles zamen te fpannen, om oni van deze belangrijke ge- beurtenisfen af te trekken. Wanneer wij, aan den eenen kant, een blind ver-
trouwen ftellen in alles, wat ons , betrekkelijk de muzijk, door de ouden i» overgebragt, loopen wij gevaar, van omtedoolen in de duisternis der over- leveringen, vcrwarrende, zoa als zij gedaan heb- fcen, onverftaanbare allegorien of bijfpreuhen met zulke daadzaken, die door de gefchiedkunde beves- II. Siuk. S tigd
|
|||||
'■■ ■
|
|||||
( 76 )
tigd ziju; texwijl wij , aan den amlereti kant, ont
zegel lieciitende aan zoodanigo, van alle waarfehijn- lijkheid ontblooltc , verlialen der latere fchrijvers , in de grootfle ongerijmdlieden en ongerijtndfle ger volglrekkingen zullen vervallen. & Wij moeten de voornaamfte gevoclens over dit on-
dcrvrerp toetfen, i° aan ailegorien, welke wij niet veiiiaaa, of 2° aan latere begrippen , gegrond op gisfingen of veronderftellingen , wrilko hunne ge- boorte nicer aan den g-ccst der fchrijvers , dan aau dc rede verfcliuldigd zijn, en bij ernstig onderzoek, niet* dan onwaailu den behelzen. llctgeen ons door do oudeh, met bctrekking tot
de uitwerkingen der muzijk, is overgebragt, wordt te onzekerder, naar mate wij tot vroegere eciwcn te- jiigtredcn; en fchoon de eenparige gefuigeni»frrt der ovule fchrijvers ons verzekeren , dat de muzijk alles toegelmigt lieeft, ova woeste menfclien voor de za- mcnlevicg te vorraen , t« befchaven en tc verlich- icu , blijl't liet echtcv voor ons nog een raadfel, op welk eene wijze -en op welk eenen tijd zij zulk eene .gtoole iieerfehapnij op de hartstogten en zeden der imenfehen uitgeoefend heeft. Met betrekking tot den tijd kunnen wij uit den
leeftijd van eenige beroernde mannen der oudheid, .als , <> n. p ii e v 8 , mvuvs en hubs, wel eenige :be;ialit!g waken, daar zij gezegd wordeu onder of .affluent de hrei-fcliappi j van lilllSVI gelecfd en gtbloeid lie.b!jca; en daar deze heerfchappij plaa's liad
|
|||||
( 77 )
had in de vierde cenw der Attifche tijdrekening J
overcenkomende met het 325 "fe jaar der Athcenfche regering, mogen wij dezc wonderbare uitwerkingen der muzijk onderftellen, als plaats gehad h'ebbende omtrent 242 jaren na de wetgeving op Sinai. Het wonderbare, waarmede deze fchrijvers limine
verhalen hebben opgefchikt, heeft de oude gefchie- denis zoodanig voor ons verduisterd , dat zij, in jilaats van onze twijfelingen op te heffen , het ver- trouwen verzwakt heeft, dat *wij , in andere geval- len, in dezelve ftellen zouderi, indien zij ons de verhalen, van alle wanitaltige en ongerijmde bij- fpreuken ontdaan, eenvoudig had overgebragt. Uit dit gezegde zult gij reeds, bij voorraad, kun-
nen opmaken, hoedanig mijne gevoelens zijn over de muzijk, in de gcfchiedenis van aiojlo, a mi- IB105 en orpheus, nevens die van meiicitriws, isis, Osiris, Bacchus en meer anderen onder de ouden , voorkomende. De gefchiedenis dezer waar- lijk groole en verlichte mannen biedt ons heden- daags niets anders dan moeijelijk te verklaren alle- gorien, van welke zich niemand durft beroemen,' den regten zin te verftaan; ondertnsfchen is het ze- ler, dat zij, door het vermogen hunner zang- en Jpeeltunst , woeste, in bosfchen oradwalende vol- ien getemd, befchaafd , onderwezen , en voor de menfchelijke zamenleving gefchikt gemaakt hebben. Wij mogen derhalve veiljg veronderftellen , 1. dat
<leze fabelen, in haren oorfprong , mogelijk geene F 2 «n-
|
|||||
'
|
|||||
( ?8 )
andere bedoeling hadden , dan de weldadea door
dezc mannen aan het menschdom toegebragt, in het geheugen der nakomelingen te bewaren , ten einde iun eene altoosdurende achting voor dezelve en blijvenden eerbied voor hnnne wetten in te boeze- men. a. Dat de genoemde fabelen ingekleedde waar- hcden behelzen; b. v. de uitwerkfelen der riiuziik kunnen nimmer geweett, dat de muren van Troije en Thebe zicli zelyenin orde. fchiklen; maar , zie hier de waarheid : de meergenoemde groote mannen befihaafden , door hunne muzijk, hnnne woeste volkg- en tijdgenuoten, en maakten hen vatbaar voor eene gezellige zameuleving. zoodat zij Ileden bouwden en die, ter hunner beveiliging, met muren omringden. Voor het overige laat ik het aan meer verlichte mannen over, in dezen het ware van het fabelach- lige te onderfcheiden. Wat nu de bijgebragte gefchiedenisfen aangaat, zoo-
wel die, welke tot den invloed der muzijk op de aan- doeningen en hartstogten betrekkelijk zijn, alt die, welke derzelver genezing ten onderwerp hebbeu ; wij vinden in dezelve, niet alleen niets ongerijmds, maar zelfs, daar alles voor hare echtheid pleit, durven wij gerust daaraan ona zegel hangen. In ons volgend tweede deel zullen wij gelegenheid verkrijgen , tot het opleveren van echte bewijzen, die wij bij heden- daagfche fchrijvers aantrefi'en. Maar nu is de vraag : ,, Ilebben wij genoegzamen
grond, om aan de muzijk der ouden, bij hare een- vou-
|
||||||
I
i. ,.. _, ... __.^i«. .._^i .... ._■' . .., .... -~j,. __^. uaio****** a ..^_ .inrt»»*i*tifc=--'
|
||||||
( 79 )
,, vou'liglicid, eeft' voel krachtiger' invloed op net
gemoed en de hartslogten der menfclien toe to ,, fchrijven, dan aan de hedendangfche , bij een' veel lioogcr' trap van ontwikkeling en volkoinenheid ? " Hierop an'woord ik : n! Maar nu- ontftaat de
vraag : Welke zijn hiervan de oorzaken ? " Som- migen willen dezelve hierin zoeken , dat onze aenu- wcn, door de dagelijkfche gewoonte van muzijk t« hooren, ftomp of onaandoenlijk voor dezelve gewor- den zijn; en dit is mogelijk nie;t onwaarfchijnlijk," naardien de dagelijkfche gewoonte van iets te zien, te hooren of te genieten, zoo al niet deszelfs waar-i de, zeker ten minste de eerfte aandoening vermin- dert. De muzijk was, in die ver van om verwijder- de tijden, niet zoo algemeen ; zij werd alleen maar fceoefend door vorsten , priesters en rijksgrooten; Haven mogten dezelve gelieel niet oefenen, om wel- ke reden zij dan ook den naam van vrije hunst ver- kregen heeft. Ik wil niet zeggen, dat ik van dit gevoelen ben j
integendeel ben ik van gedachten , dat de oorzaak hierin te zoeken is, dat, naar mate men getraeht liecft de muzijk te volmaken , men tevens, in die- zelfde mate , het wezenlijke grondbeginfel dezer kunst uit het oog verloren heeft; en Wat is dit? ■ De navolging der fchoone natuur, door welluidend maatgezang / want de uitdrukkende mnzijk i3 onver- anderlijk; zij fluimert niet, maar brengt nog dezelf- F3- de
|
|||||
. S^aWSiis.jS
|
|||||
f So )
de indrukfelen wort , welke zij door alle eeuwen,
onveranderlijk beeft voortgebragt. Eertijds wist een muzijkus door zijne krachtigs
en nadrnkkelijke zangen, den heldenmoed op het oorlogsveld op te wakkeren en dc ftrijdenden aan te vuren; dan weder de ongcregelde driften te beteu- gclen, de wankelende dengd te onderfchragen en jonge Iieden te wederhouden, om tot uiteriien van overdaad en onmalige veripilling Tan krachten en verniogens te vervallen. Dan, hedendaags, daar de beoefening der nruzijk
tot den hoogften graad Tan volmaking fcflijut ge- klommcn te zijn , is zij naanwelijks bekwaara tot verdrijvihg Tan eenige verdrietige oogenblikken, Teel min om onze aandacht op te wekken en gaande te liouden. Dikwerf ziet men in onze opera's, hoe- danig die dan ook zijn mogen , Iieden die, den zan- ger den rug toekeerende, over zaken, of over het nieuws van den dag elkander onderhouden ! En wat eijn onze koneerteu ? Niets anders, als ik mij zoo eens nioge uitdrukken , dan praatpartijijes en zamen- komsten, om zich met elkander bezig te houden, terwijl de kanstenaar, vruchteloos, al zijne talen- lenten ten toon fpreidt, om de aandacht tot zich te trekken. Wat mag hiervan toch de reden aijn? In d«
eerfle plaats , dat men de moeijelijklieden, "welke overwonrien moeten worden , om tot eenige volkotnen* |
||||
( 8i )
beid in de muzijk te geraken, iiiet genoegzaam kent,
noch waardoeri; maar ten andoicn, en wel voorua-
melijk, inoet de hoogere trap van veifijning en vol-
making der edele muzijk, wel degolijk als eene oor-
zaak aangcn)erkt worden, dat dczolve titans minder,
dan bij de ouden, indruk maakt op het menfcheJijk
gemoed.
Laten wij bij dit laatfle een oogenblik IHIhouden.
Hoe worden de fclioonheden ecner knnst doorgaans
niet gepjjnigd, door de gedurige pogingen des kunsle-
uaars , die geene andere bedoeling heeft, dan te be-
hagen en nilteraunten ? Hoe ver zijn wij niet ufge-
■vrckcn van liet ware grondbeginfel, van die nadiuk.
t
kelijke , die verbevcne nabootling der naluur , waar- door de ouden de gemoederen liuntier hoovderen.
wisten te doorgrondeni te Ieiden en optewekten lot
edelmocdigheid en roorzigtiglieid , zoowcl als tot
gelioorzaamheid en onderwerping aan de wellen der
goden , met een woord, tot al die deugdcn, wclke
de menlcben voor eene gelukkige zamenleving ge-
fcliikt maakicn.
Thans meet ik vragen : wat doet ouze hedendaag-
fche muzijk? Zij verwondert ons in eenen lioogcn
graad, maar lieeft bijtia geenen invloedop onre zede-
lijke gewaarwordingen; cm dat het thans mecr 1'ma.ik
is , flukkeCi uit te voeren met eene verwonderlijke
fnelheid , v elke dezelve dikwijls onveritaaubaar
maakt, "Wij ferwonderen ons over de vhigheid van
F 4 den
i - ' '■ '
|
||||
( 8a )
Acn kunsicnaar, maar daarmcde is het afgedaan; het
ftuk zelf roert of beweegt ons niet. Jioe weinig fmaak heeft men tlians in zieltreffende
adagios, zoo uitnemend gefchikt, om op onze harts- toglen te werkeu ? Men befchuldise mij niet, dat ik Ac fnelle en vlugge beweging verachte ! Verre ran daar; ik wenschte alleen, dat men zoo wel het eene al8 het andere dienstbaar maakte aan het ware oog- merk der kunst; en welke groote nitweikfelen zou- den wij dan niet te weeg brengen , bij zoo vele middelen, welke de nmaijkkunst ons aan de hand geeft , wanneer wij ilechts van deze middelen hefc meest gepast gebruik maakten ? Eh nil koom ik aan het laatile gedeelte der vraag,
te weten: ,, door welke middelen zou de muzijk aan hare roornaamfle bedoeling, den invloed op het gemoed en de harlstogten der menfehen, dienst- baar gemaakt kunnen worden ? " Dit zullen wij, in ons laatfte gedeelle, onderzoeken; bij welk onder- zoek ik, zoo veel mogelijk, zal trachteh kort te zijn, daar nrijne verhandeling , voor den beperkten tijd eener lezing reeds te ver is uitgeloopen. Ik zal dus, in de eerfle plaats, als een algemeen
maar voornaam vereischte , ten grondflag leggen, dat wanneer de muzijk. op het gemoed en de harts- togtcn hare werking zal uitoefenen, het rooral noo- dig is, het hart te doorgronden , waarin men di» werking tiaeut te weeg te brengen, ten einde het- |
|||||
/ ■
|
|||||
( 83 )
zelve, als het ■ware, te kutinen overmeesteren. Zon-
der dit is het niet mogclijk, het oogmerk te bsrei- ken. Dit wisten de ouden met zeer veel beleid en het gelukkigst gevolg te bewerkftelligen. Het zoude, b. v. zeer ongefehikt zijn , eenen melancholicus aan- ftonds met vrolijke en huppelende muzijk te willen verbeteren ; men moet hem alvorens door treurige toonea trachten te winnen , om hem naderhand, door ineer vrolijke , in eenen beteren luim te brengen. a. Men moet vooral onder het oog houden, dat
de muzijkale melodlj hier alleen hare fchoonheden ten toon fpreiden moet, zonder dat eene diepzinniga harmony haar vergezelle. Men befchouwe mij hier wederom niet, als geen fmaak vocdende voor ge- leerde en diepzinnige harmonij. Verre ran daar 1 maar wij moeten nimmcr vergeten, dat ongeoefen- de ooren, yoor harmonij weinig of geone vatbaar- heid hebben; hetwelk door de dagelijkfche onder- ving bevestigd wordt. 3. Men moet de muzijk niet befchonwen , als eene
kunst , die geen vast, geen zeker beginfel, geen voorbeeld ter navolging in de natuur heeft; als eene yrillekeurige kunst , die niets nabootst, maar enkel voor het oor gefchikt is. Keen ! zij moet befchonwd worden , als eene kunst, welke haar vermogen van de natuur ontleent, immers het is zeker, dat er in de muzijk natuurlijke fchoonheden beftaan gefchikt, ©m aan, alle volken te bchagen, naardien het andcrs 15 . niet
■■ w^ ■
|
|||||
V,-- ■ *
|
|||||
( »4 )
niet mogelijk gewoost wave, dat zij woestc volken \
beichaafd en tot dc zamcnlcving bekwaam geinankt kon liebbsn; want de onvervinding, die ons op dit puul kun inlichten , heeft nicnigmaal aan reizigerg bewezen , dat. onzc Europifche muzijk den Arabi- Tchen woeftijnbewoner even zeer mishaagt, als de «ijne ons onverdragelijk voorkomt. Hier kan ik niet voorbij, u te doen opmerken,
dat onze brave , zachtmoedige , muzijkli«vende en nu zalige viiister, de mnzijk heeft willen diensl- baar maken, om de wocste beidenen tot de aanne- ming van de leer des Erangcliuras voor te bereideu. Dikwijls heb ik met dezen mijnen bartenvriend over tlitonderwerp gefproken ; raaar van bet gelukken dezer onderneming nimraer iets vernomen. He zen-; dclingen waren en kondcn ook geene oar he ussek of AMtmom zijn J Ik mag ook niet nalaten , n te herinneren, dat de
euden, ter bereiking van bun oogmerk, om de ge- Jnoederen der mcnfcben te bewegen , de muzijk met de dichlkunst vereenigd witoefcnden , en de laalfte in eenen gelijken graad met de eerate befcbouwden. Hoe fclioon ware het niet, wanncer wij van deze beide kunslen cen gepast gebruik maakten! Mogelijk zouden wij dan de onbcfcbaafde, de ongevoelige bartcn onzer landgcnooten, welke de min aanzien- lijke gedeclten onzer groote fieden bewonen, veran- deren, vcrtecderen, nieer valbaar maken voor het ontvangcn en beUachten der zaligmakcnde leer vau |
||||||||
'
|
||||||||
'
|
||||||||
|
||||||||
( 85 )
jr.zvs, waaraan zij geene miudere behoefte liebben ,~
dan de ver van ous rerwijder le heidencn. Dan, wordt de edele muzijkkunst in oris vader-
land, ter bereiking van zulk een voortreffelijk oog- merk, niet te gering geackt? Mijn hart ia te gevoe» lig, om mij 1» rover breeder sit te laten; maar van vcrre ontdekt mijn oog eenen helderen lichtllraal. Mannen van kunde en doorzigt beginnen tin de mu< zijk nit geheel andere oogpnnten te befchouwen s getuige kiervan de uitmuntende redevoering van Mr. M. c. van bali., ter opening van de jaarlijkfchs algemeene vergadering der Maatfckappij : tot nut fan ~t algemeen, op den ja^eti van Oogstmaand 1817, betoogende de volftrekte noodzakelijkkeid, om bij het volksondertrijs , een gepast gebruik te maken Van de hulpmiddelen , die de fckoone kunsten en' ■wctenfchappen aanbieden ; en onder deze rangfchikt zijn Wei Edele de muzijk, als ,geene der minste. Laat ik mi}, met betrekking tot zang- en dickt-
kunst van de -\voorden dezes edelen redenaars be- dienen : ,, de toon-, zang- en dicktkunst, zegt bij, ,, bchooren niet langer bet uitfluitend eigendom ha- ,, rer weinige bevoorregte priesters of beminnaars te zijn: neen ! zij moeten 00k de minste levens-» Ilanden, en elk, naar mate zijner vatbaarheid, in uren van rust en uitfpanning kunnen vermaken, onderwijzen en veredelen Mogt elk groot, elk j, vermaard man, elk toon- en dichtkunstenaar, j, hiertoe medewerken, dan zouden deze edele kuns- tcn,
|
||||||
( 86 )
J
',, harten , die ongeroelig zijn , ongetwijfeld vftor
deugd en goedc zeden nicer vatbaar doen wordcn, " DeloiFclijke maatfchappij , tot nut van 't algemeen,
fchijnt ook daar benen te willen, daar zij, ter be- reiking van dit oogmerk , nitmuntende zangen uitge- geven heeft; fclioon dezclve niel op de daartoe meest gefchikte wijzen gebragt waren. Zij heeft ook, reed* lawg geledcn eene prijsvraag opgegeven, ter verbe- tering van ons nafionaal gezang, welke beantwoord en met den gouden eerprijs bekroond is, doch waar- omtrent ik liefst een Biet beledigend ftilzwijgen wil in acht nemen. Mogelijk is liet, dat ik, bij ieven en gezondheid, in deze maatfehappij, in eene opzet- telijke lezing, ons waarlijk beklagenswaardig natio- naal gezang, eenigzins breedvoeiiger bchandelen zal. Onze muzijk, op dezs twee grondftellingen geves-
ligd, en met de dichtkunst vcreenigd, zou, even als die der andere volken , wonderen voortbrengen en ziekten uit zielsongefleldheid voortkomende knnncn genezen. En heeft zij dit ook in onzen tijd niet ge- daan ? Hebben bekwame geneesheeren dit niet fe'dert langen tijd ontdekt ea er gebruik van weten te ma- ken" ? Getuigen hier van zijj* de heer io«n, ge- neesheer aan de nniveriiteit van Montpellier, dr. EtniuiN, piofesfor te Wittenberg en meer ande- ren , welke over dit onderwerp doorwrochte werkea hebben in het licht gebragt. Vele voorbeelden hier- "vau bij te brcngen , zou mij te langwijlig doen worden, daar ik mij haaste , om het einde te b*-
--
|
||||
' /
|
|||||||
( 8/ )
■. s .
bereiken. Een paar voorbeelden sullen voldoen-
de zijn. Profesfor ejbrdmak, zoo even genoemd , Terhaalt
Tan een' jongeling ,_ welke zijn einde voelende nade- ren, verzocht , dat men hem het lied Tan den groo- ten klopstock, de opftdnding, nog ecus wilde doen hooreH. Dit fluk met de forte-piano geaccom- pagneerd wordende , floqt eene zachte lluimering de oogen van den zwakuen lijder; dezelve weder ope- nende betiiigde hij met een vrolijk gelaat, dat hij als tot een nienw leven was ingefluimerd : zoo bragt de indruk der muzijk, in deze crilis , de aangenaamlte werking voort. Nog een Toorbeeld: eene aanzienlijke dame , door
wederinflorting heyig ijlende, werd door het geluid van een forte piano verfcheiden malen tot bedaren ge- bragt. Opmerkenswaardig was de indruk bij herhaal"- de proeven, daar de ijlingen naar den verfchillenden gang ch de bewegingen de,r muzijk bedaarden en ver- dreven wierden. En nu kunnen wij immers de voor- heen bijgebragte gefchiedenisfen > van de uitwerking der muzijk bij iaiti en iiiza; gerust als waar- heid aannemen en gelooven. Na al het gezegde mogen wij veilig het befluit op-;
maken, dat de Almagtige eene ware, eene zekere ge- meenfehap heeft daargelleld, tusfchen de muzijk en het menfchelijke hart, en zoo wij dezelve met ver- ftand en voorzorg befluren, kunnen wij door hare, zoete, kracktige, ja goddelijke toonen, den droef- gee»r
|
|||||||
,
|
||||||||||
( * )
|
||||||||||
:
|
||||||||||
geestigen bemoedigen, den vermoeiden verkwikken,"
den bedwelmden opwekken, den fchijndooden in het leven terug roepen; dan en dit is meer, ja <le Wensch van mijn hart dan zal de innzijk ons voor- bereiden ek rijp maken, ot» eenmaal, voor den troon van God , met al de gezaligden , de tiooilgeboorde toonen aanteheffen tot lof van H £ M; die alles in alien is! Ik eindig , met de volgende dichtregelen van
ichubakt:
Godd'lijke toonkiinst! op ptirperen wieken j
Kwaamt gij van Sion , voor menlchen , op aard';
Leerdet gij hen fluiten en fpelen en zingen, Vattet gij de harp die God u eerst gaf. Gij vingt aan te fpelen Voor een' door fmart verftomdj Toen zachte trancn leekten En gaven 't hart weer lucht, Nn hief de Godes zich tot het koor
Der feestelingen, in Gods tempel, omhoog,' En vatte, met fikfche hand, het orgelfpel. Zoo bruist de occaan met zijne golven, En haleluja galmt het koor la JTuga's ten hemel omhoog. |
||||||||||
3L0S-;
|
||||||||||
( *9 )
|
|||||||||
LOSSE STELLINGEN.
|
|||||||||
Lye toonknnst is geCne beeldende kunst; zij is geeno
navolging ran de fchoone natuur. Hoe waar zingt dc onfterfelijke schilier: Leben athme die bildende Kunst; Geist fodre ich vom
Dichter;
Aber die Seele fpricht nur Polyhymnia aus. De hooge voortreffelijkheid der muzijk beftaat daar-
in, dat zij bet onbepaald oneindige en het oneindig onbepaalde uitdrukt, en dit vetmogen heeft zij boven alle andere fchoone kuns'eu vooruit. De muzijk Ter- wekt dat onbepaald oneindige gevoel , aan hetweli nog nietnand eenen naam heeft weten te geven , juisjt .omdat het onbepaald en oneindig is. |
|||||||||
In oude tijden temde mat in den boozen geest van
g a v l ; thans hoort men niet , dat vorsten huunen boozen geest temmen lateii. Zoude de kunst het ver^ mogen verloren hebben, om de oproerige iiartstogten der menfehen weder tot bedaren te brengen ? Neen! de kunst oefent dit yefmogen nog altijd nit j doch in |
|||||||||
- _......
|
|||||||||
( 9° )
eenen veel hoogeren, veel edoleren zin, De fprenk
van horatius is nog altijd yraar: Didicisfe fideliter arte*
Emollit mores, nee Jinit e.sj'e Jeros. De muzijk heeft dit met de zederi gemeen, dat vele
menfehen den ouden tijd terugwenfehen. De muzijk, teggen zij, maakt thans veel minder indruk op het gemoed, dan voorheen, en de oorzaak daarvan is in de mcerdcre veriijning en volmaking dcr kuast gele- gen. Hoczeer dvvalen deze menfclien! De -wor- king , de invloed der muzijk is niet minder, dat is , zwakher geworden , fckoon zij mislchien wel minder nlgemeen is , dan voorheen. De oorzaak van den minder algemeenen invloed derknnst kan echter niin- raer aan derzelver veriijning en volmaking toegefchre- ven wrorden*, zij moet gezocht worden in den geest der ti^den, in de onverfchilligheid der menfehen voor he I goede en fchoone, in hunne vcranderlijk- heid, en misfchien zclfs in de verminderde zedelijk- heid. Eertijds waren de tempels vol aandachtige aanbidders der Godheid; is dit lliaiis ook nog zoo! En evenwel zal nieinand beweeren, dat de vermin- derde eerbied en aandacht bij de godsdieustoefenin- gen aan de reformatie of in het algemeen aan den Christelijken godsdienst toe te fchrijven is. Het is niet de fchuld der kunst, dat de menfehen
groatendeels liever eene partij Whist of Boston fpelen, dan dat zij mozakts goddelijk Requiem aanhooren. |
||||
( 9i )
Wie dat beweert, houdt tevens de bngerijmdfte al*
ler flellingcn ftaande , namelijk: dat het kaartfpel eene edelere kunst zij , dan de muzijk.
*
Hoe hooger de kunst in volmaking ftijgt, des U
befchaafder, des te geoefender moet ook bet publiek zijn, om het ware genot der kunst te fmaken. Men moet daarora bekwaani gemaakt worden > om te kun-; nen genieten. Dit gefchiedt echter zelden. Men is evenzeer overtuigd, dat de vatbaarheid voor het ge- not met de gelegenheid, om te genieten, van zelve komt, als dat men met het ambt ook het verftahd krijgt. Geniet men nu niet, dan wordt de fchuld daarvan op den uitvoerenden kunstenaar , op den componist, ja, wat meer is > op de kunst zelve ge-- worpen. Welk een verbazend egoismus ! Wie het if are genot der kunst hebben wil, moet vooraf d« kunst Jiudereri. Mogten doch alle menfchen deze woorden van den grooten fichu ter harte He^ men: ,,da.mit das Kunstwerk auch nur an uns korn» me, und wir mit demfelben in Beriihrung treten , mufti es vorlaufig verftanden werden; das heisftj wir miis- fen die Abficht des Meisters, und was eigentlich er durch fein Werk habe lieferu wollen, volJkommen begreifen, und diefe Abficht, als den Geist des Gan- aen , aus alien Theilen des Werks, und diefe wieder aus jenem , heraus zu conftruiren vermogen. Imraer ist dies noeh nicht das Kunstwerk felbst, fondern II. fttii 6 nur
|
|||||
,.:!&..
|
|||||
"■
|
|||||||||
JPT:' " '
|
|||||||||
( 92 )
Bur i-r profaifclie Tlieil davon; erst das, was wis,'
beij der Anficht dcs Werks aus diefem Standpunkte,
gewaltig erfasfen mid ergreifen wird, ist das Wahre
der Kunst: aber dock miisfen wir jenen Theil, das
Duichdringen des Works in feiner organifchen Eiu-
heit, erst an uns gcbracht liaben, urn feiaes Genus-
fes fahig zu feijn."
SS.
( Kan vervolgd worden. (18) )
|
|||||||||
B R I E V E N
OVER II EI 1. EVEN SIT DE WEIIKEN VAN
ItSIISI J) E ft VOORSAiMIIJ rOO»>
V I C U T j: II S EVZ,
( Vervolg van den in het forige Jluh afgebrokenen
eerften brief. ) ~, In den laatficn tijd zijns levens, toen hij reeds
aan een zielselijfc ligchaam en vooral aan eene tea ui-
(18) Wij vtrzoeken het,
Wi] hebbtn deze flellingen, uit hoofde van het ver-
Jchil in oordeelvellingen, voorhedachtelijh op de re-
deveering Pan den heer n o S b k n s onmtddelijk doen.
Polgen, ten einde de vergelijking der bejehouwingen
van beide fchrijvers gemahhelijher te maken.
|
|||||||||
.J - "■
|
||||||
( 93 )
Mi'terflen liglc irritabiliteit der zenuwen leed, werfl
hi}j die betgeen zicli, nrijns bedunkens, phycho- logisch ligt verklaren laat in liet algemeen zeer vreesachtig was, zeer dikwijls door gedachten aan. zijnen dood verontrust. Nu werkte hij zoo veel, zoo fnei, en daarom fomtijds 00k wel eens zoo vlugr tig , dat liet fchijnt , al3 of Lij ziehzelve voor Let beangstigende der wezenlijke wereld in de fcheppin- gen van zijnen geest verbergen wilde. Hij was daar- bij mecstal zoo ingefpannen, dat bij niet alleen de gehtele wereld en al w at. hem omringde vergat, maar 00k dikwijls gcheel afgemat acbterover zeeg, en ter rust moest gebragt woiden. Een ieder zag in, dat hij zich op deae wijze zeer fpoedig te gronde zuu rigten. A lie toefpraak van zijne ecbtgenoote en van zijne vrienden hielp niet»; alle pogingen om hem le verltrooiJ8n even weinig. Hij deed wat zijne gelief- den verlangden, om hen vermaak te doen, reed met hun mt euz., maar eigenlijk nam hij aan niets meer deol en leefde altijd door in zijne phantalien, uit welke hem alleen van tijd tot tijd eene koude law- yering yoor den dood, die zich reeds om zijn ge- been begon te winden, deed ontwaken. Zijne vrouvr ontbood dikwijls perfonen, die hij lief had, heime- lijk bij hem ; zij moesten fchijnen hem te overval- len, wanneer hij weder te diep en te aanhoudend in zijn werk verzonken was: hij verheugde zich, , maar bleef zitten werken. Dan moesten zij veel fpreken, zijne vrotiw hief met hun aan hij hoor- G 3 4»
1
|
||||||
... .*__**;.
|
||||||
( 94 )
de nicts ; men wendde het gefprefc regtuit tot hem:
hij werd niet loornig, antvvoordde eenige woorden, inaar fehrcef altijd voort, " ]n dezen tijd fchreef hij zijne Zauberflote, zij-
ne Clemenza di Tito, zijn goddelijfc Requiem, en vele kleinere flukken, die minder of in het geheol niet bckend gevvorden zijn. Reeds toen hij aan de eerfie dier opera's werkte , verzonk hij , als in den dag en den nacht geen onderfoheid makende, wanneer Jlechts de genius hem toeriep, meer dan ecus, in afmatling en' minuten lang in halfonmag- tige bewusteloosheid, Hij beminde de muzijk van deze opera regt zcer, offchoon hij over fommige itukken , en juist over die, welke met den alge-j meenflen bijval bekroond werden , lagchen moest. Zij werd, gelijk bekend is , te Weenen onafgebro- ken fehier even zoo dikwijls gegeven , als eertijds be At m'A n c ii a is's Mariage de Figaro te Parijs. M 02 art 8 ziekelijkheid kreeg echter zoodanig de overhand , dat hij de nitvoering der Zauberflote Ilechts o.'igeveer tienmalen zelve dirigeren konde. Als het hem dan onmogelijk was , in den fcbouwburg te gaan, legde hij, hoogst treurig , zijn horologi* naast zich neder en hoorde de muzijk in ssijnen geest Nu is het eerfie bedrijf nit nn komt do
pasfage: dir , grosfe Konigin der Nacht "" enz. zeidc hij. Dan voer hem het denkbeeld door de ziel,' dat
|
||||||||
'Jtf
|
||||||||
V
|
|||||||||||
( 95 )
Jat dit alles weldra voor hem verloren 201.de zijn
en hij rilde van fchrik," Op zekeren dag dat zijn geest wederom in znlke
zwaarmoedige phantafien verzonken was , hield er een rijtuig voor zijne woning ftil, en een vreem- deling liet zich aandiencn. Ilij nam licm aan. Een reeds ecnigzins bejaard, ernstig, forsch man, met een eerwaardig voorkomen , die zoo wel aan hem als aan zijne echtgenoote onbekend was , trad binnen.' De man hief aan : ,, ,, Ik koom als afgezant van een zeer voornaam
man tot u. " " ,, ,, Van wien Icomt gij ? '' " vraagde mozart.
De man wenscht niet gekend te worden.""
Gocd wat verlangt hij van niij ? " "
,, De dood heeft hem een wczen ontrnkt, dat
hem zeer dierbaar is en eenwig blijven zal : hij wenscht jaarlijks deszelfs fterfdag ftil, doeh op eene waardige wijze le vieren, en verzoekt u, daarloe het Requiem in muzijk te brengen. " " Mozart was door deze woorden, door het
duistere , waarmede de geheele zaak bekleed wag, door den plegtigen toon, waarop de man fprak, bij de gemoedsgefleltenis , waarin hij zich bevondt, reeds iivnig getroITen, en beloofde, het verlangde to zullen doen. De man voer voort:
,, ,, Werk met alle mogelijke vlijt: de man is
een kenner. " 2 G3 >;^es
|
|||||||||||
. ;■-
|
|||||||||||
i ■i--- ■ '
|
|||||||||||
._.
|
|||||||||||
( os )
lf ,, Deg fe bcter. " "
,, Gij wordt door gcenc tijdsbcpalingbeperkt." "
,, Voorlrcfi'ciijfc; " "
,, H-oe vcel lijds bepaalt gij ongeveor ? " "
",, Mozart, die tijd en geld zelden pleeg te bere-
kenen, antwoordde: Ongeveer vier wekcn. " "
,, Dan kooin ik over vier weken terug en rer-
lang de partitie. Wclk honorarium verlangt gij ? " " MoziiiT zeide zonder zich te bedenken ,, ,, lion-
derd dukaten. " " ,, ,, Hier zijn ze " " zeide de man J Iegde de
tfol op de tafel en vortrok. Mozart verzonkop nieuw in eeii diepgepeins, boor-
den niet naar al betgeen zijne vrouw tot hem fprak, en vorderde eindelijk papier, pen en inkt. Hij ving teiftond aan, aan bet verJangde te werken. Met ie- deren maat fchoen zijne belangftelling in de zaak te vermeerderen ; hij fthreef dag en nacht. Zijn lig- chaam konde die groote infpanning niet uithouden: hij viel onder bet -vverken eenige malen in onmagt. Alle pogingen, om hem tot matigheid in bet wer- ken te bewegen, liopen vrugteloos af. Eerst na eeni- ge dagen vermogt zijiie vronw zooveel over hpm , dat hij met baar in het rijtuig een togtje n^iar den Prater deed. Hij zat alfijd ftil en in zich gekeerd, Eindelijk kwam hij er voor uit, ,dat hij geloofde , dat sij jlii ink voor de vicring van zijiien eigenen dood fchreci. Van dit denkbeeld waa hij niet aftebrengen,, ■werk-
|
||||
f 97 )
werkte alzoo, even als HAfHAei aan zijne tran-
fubftantiatie, Heeds in Let gevoel ran zijnen nade- renden dood , en leverde, even als deze, zijne eigene vcrheerlijking Ja, hij uitte zelfs over de zonder- linge verfchijning en beflelling van den onbekenden man zeer zeldzame gedacliten. Trachtte men, hem te wederleggen, dan zweeg hij, doch was geenszins overt ui I'd. ,, Jntnsfchen naderde de tijd van het vertrck ties
keizers nofom naar Praag, om aldaar gckioond te warden. De direklie der opera, w«lke cr eerst laat aan dacht, om de overvluedige plegtigheden en feesten, ook nog met eenc nieuwe opera te overla- den , wendde zich deswegens aan mojaii. Dit Voorftel was aan zijue echtgenoote en aan zijne vrienden bijzonder aangenaam, daar het hem tot an- deren arbeid en tot verftrooijingen dwong. Op'der- zelver aanraden, en omdat dit voorftel vo<;r zijn gevoel van cer vleijend was , nam hij de compolilie der voorgeflageue opera, la Clemenza di Tito van miiaitaiio, op zich. De tekst was door do Bo- hcemfche Stenden uitgekozen, De 'tijd was zoo kort , dat hij de recilativen zonder aceompagnement niet zelf fchrijven konde , en ieder fluk, zoodra het ge- reed was, terftond moest laten uitfchrijven , zoodat hij buiten ftaat was, het-geheel natezien. (19) . . Zeer
(19) Ilier velgen eenige aanmerhingen over deze
G 4 ope- |
||||
f 98 )
' Zeer ziekelijk was hij naar Praag vertrokken.
Doch de menigte werks had de kracht ran zijnen geest nog 'eens opgewakkerd en op een punt te za-t niengeperst ; de vele verftrooijingen hadden zijnen inoed doen herleven , en zijn gemoed tot aan eene lugtige yrolijkheid opgebeurd het lampje flikkerde nog 0ens regt belder voor het eindelijke uitgaan: naar door die infpanning nog meer afgemat, keerde hij nog zieker naar Weenen terug , en viel na, walgende van het gewoel der pracht en ver-; kwisting, met hevige drift op het voortzetten van den afgebrokenen arbeid aan zijn Requiem aan, De door hem zelven bepaalde vier weken waren in- xniddels yerloopen, en naauwelijks was hij terug-; gekeerd, toen de vreemde man weder verfcheen. Ik heb mijn woord niet hpnden kunnen " *
zeide hozaht. Ik weet het " 2
was het anlwoord: Gij heb.t er w#l nan gedaan , u niet vopr
verbonden te bouden. Hoe veel tijd feepaalt gij an? " " » tt Nog vier weken het work is mij zelren
gedurig helaiigrijker geworden ; ik hreide het veel yerder uit, dan ik eerst voornemens was, " " )} Braaf nwar jai$t daarom moet gij ook rij-.
ke-,
epera, die ik u hij nadere gelegenJieid , alt ik ow?
KOzAKia opera's handel, sal medede/slen.
. . f ' ; , |
||||
X 99 )
kelijkcr beloond worden. Hier zijn.nog honderd du->
kalen. " " ~ ,, Mijnheer wie zend u? ""
De mas Wil onbekend blijven. " "
Wie zijt gij ? " "
,, ,, Dat doet nog minder ter zake na vier we-
ken ben ik weder bij u " " en hij vertrok. ,, Men liet nafporen , waarheen hij ging j doph de
riagezondene lieden waren of te langzaam, of zij werden op dwaalwegen geleid korlom, zij wor- den niets gewaar. Nu was Honif vast overtuigd (ik wil het raaar bekennen) dat de man met zulk een edel voorkomen een zeer ongewoon menscb was, die met de andere wereld in naauwere verbintenis- fen ftond, of misfcbien wel aan hem1 afgezonden was, om hem zijn einde aantekondigen. Hij nam zich nu nog crnstiger voor, om aan zijnen naam een waar- dig gedenkfluk te ftichten. Met zulke denkbeelden be- zield werkte hij roort, en zoo is net dan wel niet te verwonderen, dat hij zulk een volkomen werk daar- ftelde. Onder het werken viel hij dikwijls geheel af- gemat in flaauwte, werd gedurig zwakker en einde- lijk bedlegerig. Nog op den 5 <kn December 1791, den dag, waarop hij llierf, liet hij zich de partitie van het Requiem op zijn bed bremgen, zag het geheel nog eens met oogen vol tranen opmerkzaam over, en riep zijne vrouw toe : ,, lieb ik u niet poerxegd, d,at ik (lit Requiem v<xor mi) zelf fchreef. " G 5 Nog
|
||||
( ioo )
Nog vo6p h.et eiiide der vicr weaken , was hij gc-
reed } maar oofc ontflapen! flier houde ik op ^voor ditmaal; mijne ziel is te
zeer doordrongen van het treurigst gevoel over den vroegtijdigen dood van zulk een' man: ik kan niet zoo TpOedig tot iets andcrs overgaan. Doe gij het- zelfde en wijd met mij eene traan der weemoed aan de> nagedaehtenis van don man , wiens groote geest ons zoo dikwijls de borst liceft doen zvrellen van het hemelsch gevoel derkunst en ons oog zoo dikwijl» Loeft gevuld met tranen der weemoedigfte wellust, het hoogfte geuot dat de kunst fchenkt!! ( Den tweeden brief in het valgende Jluh.")
|
||||||
Xj V T H E II.
±n deze dagen , waarin men zoo veel over den groo-
ten X v t a e R gehoord en gelezeh heeft, en waarin zijne hooge verdiensten als Christen, als geleerde en als hervormer op nieuw, en meer dan ooit vroeger, in hcrinnering zijn gebragt., kan het mijn» inziens, niet onbelangrijk zijn, dien grooten man ook van eene andere, in ons vaderland wel niet zoo algemeen be- kciide, zijde te leeren kennen, namelijk, als eeneit
■
hi aft
|
||||||
( ioi ]
man van frjnea fmaak, welke als vriend en voorftnn-
der der edele. loonknnst, en zclfs tils compouist , on- der zijne tijdgenoof en nict weinig uilblonk, en wiens werken ook thans nog, en te rcgt, under do voortrci- felijkfle in hunne foort geteld warden. Tc Eisleben, waar, gelijk bekcnd is , ioiiiie
geboren werd, oefende hij zich. vlijtig in liet zingcn. ,
Te Eifenach was bij altistia het zangkoor der fchool
aldaar, en onderfcheidde zich zoodanig door zijne
fcboone ftem en door ziju hartelijk gezang, dat hij
bij de wed. c o t t a , welke hem , nit hoofde van dit
talent, bijzonder genegen was , vrije woning ea on-
derhoud verwierf, Arm gelijkhij was, moedigde doze
verbetering in zijn lot hem natuurlijk ten ftcrksten
aan, om eene kunst aantekwekon, welke hij biiitem-
gemeen beminde, en welke hem reeds toem zoo ntittig
geweest was. En zoo bragt bet dan zijn onverniori-
de ijver en zijne vlijt zoo ver, dat hij finder de
grootile toonknnstenaars van zijnen tijd geteld -word,
even als 6ader de grootfte geleerden en onder de
brao-fflo mannen. Johann w a i, t h e it , Jcapel-
meester te Torgan, en naderliand te Dresden, een
man , welke, vooral doonijne verbetering van het lco-
raalgezang, grooten roern verworven. heeft ■ en
iwdwio sinci, kapelmeester to Munchen, es-n
groot coiiiponist, van wiens werken de koninklijke
bibliotheek aldaar eene aanzienlijke verzameling he-
zit,,hebben lcthir als vriend bijzonder bemijid
als componist zeer hoog gefchat, en zelf$ de on-
ftcr-
|
||||
( 102 )
flerfelijke H a N i> f, l heef t erkend, dat hij tuniM
werken bcfludeerd lieeft en aan dezelve zijne voor- naamfle vorderingen in de kunst van compolitie ver- fchuldigd is; terwijl Kiopii'b.cK, de groote dich- ter der Mesfiade, in de voorrede zijner geestelijke liederen aan de melodien van iuthers liederen verre den voorkeur gceft boven de meeste anderen. Als vriend en voorllander der toonkunst koomt ons
itTTHEii voor in zijncn hnisfelijken kring. Bijna iederen avond werd in zijn hais muzijk geniaakt. Hij zelf blies de fluit, maar vooral bad hij het op de luit zeer ver gebragt. Hij verzamelde dan gewoonlijk alien die hem lief en dierbaar waren, en zelfs me» Xanchthon, welke wegens een gcbrek der organen niet eens duidelijk fpreken kondc , moest mede in- ftcmmen. £en groot licfhebber van Canons zijnde, onderhieid hij cen quartet van vier zangflemmen in zijn hnis, waarbij hij zelf de tenorpartij zong. Builen deze oefeningen , welke meer privaat waren, lieeft hij ook aan het algemeen groot nut bewezen , daar men aan hern grootendeels moet toefchrijven de navolgingswaardige oprigting der zangkooren in de fchokn: eene inlldling, welke de oorzaak is, dat het kerkgczang in Duitschlatid zoo veel zuiverder, harte- lijker is, dan in ens vaderland, welke diensvolgens cenen zeer grooten invloed op de aandacht bij de godsdienstoefeningen en bijgcvolg op de zedelijkheid zelve heeft, en welke buitendien de liefde voor do tooiikunsl ook bij de geringere volksklasfe zoo alge- |
||||
( io3 )
aieen gemaakt heeft, en dus ook van dezen kant de
befcbaving en veredeling van dit aanzienlijk gedeelto Van den Haat buitengewoon bevordert. Ook hebben de zinkenistcn ; of Itads-muzijkanten hun aanzijn oor- fpronkelijk aan i, tit he a te danken, daar hij het eerst de aanllelling van zoodanige menfchen be- Werkt heeft. AIs cdmponist heeft hij niet minder , noch geringere-
verdienften , dan als voorHander der toonkunst. Hij gaf niet allcen aan den tecds bovcngenoemden aval* theb aanleiding , om zich ernstig op de verbetering van het kerkelijk gezang toeleleggen , maar ook zelf wcikte hij daaraan; ten welken einde hij waiihih en eenen anderen fakfifchen kapelracester , con had ttitip, bij zich te Wittenberg ontbood, en met deze beide mannen gezamentlijk den grond legde tot het thans nog bij de Lutherfche godsdienstoefeningen in zwang zijnde gezangboek. Zestien der daarin voorhandene liederen worden gemeenlijk aan hem toegefchreven, offchoon niet alle met volkomenen grond van waarheid. Zeker is het echter, dat hij de melodien van de volgende liederen gemaakt heeft: 1 ) Wir glauben all' an Einen Gott enz.
2.) Jefaja dem Profeten das gefchah enz.
3.) Em' feste Burg ist unfer Gott enz,
4.) Erhalt uns, Herr, bei deinem Wort enz,
5.) Es woll' uns Gott genadig feijn enz.
6.) Ach , Gott, void Himtnel Ceh darein enz.
De anderc tien zijn echter reeds voor x.v luna tijd ge«
|
||||
f 104 )
gecomponeerd, en hij heeft dezclre nit het latijn i*
liet duitsch overgebragt en waarfchijnlijk hier ch daar verbeterd. Onder i.utheks eigene liederen zija bovenal
voortreffelijk de melodioii n°. 1 en 2, welke wax- t ii eii bijzonder roemt , en melodic n°. 3, welke hij vervaardigde totn hij naar Worms ter verantwoor- ding zijner religieufe gevoelens reisde, en waarin de heldhaftige ftandvasligheid, welke hem bezielde , zoo klaarblijkelijk doorftraalt. Merkwaardig is het, dat de kapelmeeuter van- den pans Br. u edict v» XIV hem, wegens dit lied, voor den gvootften toon- kunstenaar van dien tijd verklaarde en daarbij voeg- den: mogt ik toch zoo trtffend en hartroercnd componeren kunnen, ais deze groote n»an! " Buiten deze liederen heeft mi her nog een aan-
zicnlijk aantal motctten gecomponeerd. Op de ko« n'mklijke bibliotheek te Munchen bevindt zieh daar- van eene verzameling , gedrukt Wittenberg 1638 in 4° , en het is waarfchijnlijk, dat er nog hier en daar van zijne werken voorhanden zijn ; althaiu naNDEi, bezat niet weinige llukken j terwijl eene familie in Zwaben nog voor korten tijd berigt heeft, dat zij een van I/Wtiiehs werken bezit en als eenen fchat van onbefchrijfelijke waarde in eere houdt. Ook in zijne fchriften heeft hhheb zich beij-
verd, de liefde en de achting voor de toonkanst al- gemeen te verfpreiden, «n zelfs heeft hij in i538 eene kleime lofrede op de toonkunst gefclireven, wel- |
||||
( i»5 )
ke onder Let opfcnrjft encomion Mujlces te viuclcn is
in roRKKi, « aigeme'ne Gefchichte de/ Mufih, 2-e deel bl. 76. Zoo wel dit lluk als vele andere plaatfen nit zijne ZoogenaamdeSTw/ireatefi dragefi den Oliver- kenbaren flempel Van zjjne juiste begrippen en be- vatten zeer rigtige oordeeivellingen. It zal ecnige dezer plaatfen uiikippen, en, zoo goed taogclijk, in onze taal trachten overtebrengen. ,, Wat zal ik wel zeggen van de iletti des men-
fchen, welke veel voortreflelijker is, dan ieder ander gczang , toon en geluid. God heeft den niensch flene zoo fcboone muzijfc gefclionken, dat reeds alleen in dit gefchenk zijne onuitputtelijke en oubogrijpelijke wijsheid 011s begrip te boven gaat. Wijsgeeren, n*-: melijk, en geleerden Jiebben zich , wel is -vraar, zcer bevlijtigd, om uet wonderbaarlijke werk en de kunst der menfclienilem te ondcrzoeken , en te door- gronden, waardoor bewerkt wordt , dat eene zoo kleine en geringe beweging d«r tong, en eene nog geringere beweging van keei of hals, de lucht doet van zich geven woorden, geluid, gezang en klank,' zoodat iedere klank duidelijk en zelfs verre af nict alleen gchoord , maar 00k rernamen en verflaan wordt; en zulki wel op zoo verfchillende manieren «n wijzen, naar mate het gemoed het verlangt en beftuurt, en dug 00k met kracfat en geweld. Deze lier den hebben dat ajles wol onderzocht, doch niet kun-; Jien ontdekken. Er is 00k nog niemand opgeAaan J dio zoade kuunea zeggen en aantoonen, waaruit het lag-
|
||||
( »o6 )
lagchen tier menfchen ontilaat (want van het weenerf
wil it niets zeggen ) en hoe het komt, dat de menseh lagcht ; m^n verwondert zich vrel daaroVer , maar daatbij blijft het, en men heeSft het nog niet kunnen ontdekken.' ( Encomion mil/Ices'). ,, Nu zoude ik ook nog over het nut dezer edele
kuiist moeten fprekpn; doch dit nut is zoo groot, dat niemand, hoe welfprekend hij ook zijn moge , dit Voldoende ontwikkelen kan. D^ alleen kan ik aan- ftippen, hetgeen ook door de ondervinding beve*-» tigd wordt, dat, alleen het heilige woord sons uiH gezonderd, niets met zoo veel regt en zoo hoog kan geroe/nd en geprezen worden, als juist de muzijky uit dien hoofde , namelijk, dat zij , als beheerfchere* van alle be-vvegingen van het menfchelijke hart, -wel- ke anders dikwijls de menfchen regeren en onder het juk hrengen , deze bewegingen in liare magt heeft en dezelve onderdrukt of gaande maakt. (ibidem) ,, De muzijk is eene fchoone, heerlijke gave »ons
en komt der godgeleerdheid in waarde zeer nabij. (est altera tJu-ologia.) Ik zoude niet om alles in dc tvereld van miine geringe kennis in de muziik afftand tvillen doen.* Men moest de jeugd gewennen, oro deze knr'St uitleoefenen, -want zij befchaaft e* veredelt den mensrh. " ( 7ischreden. ) lnlien ik kinderen had , en het uitvoeren k6H-
de zoude ik hen onderwijs doen gevert niet alleert in de talen en de gefchiedenisren , maar ook in het singen , in de muzijk en in de wiskunde. Immers dit
|
||||
( m )
c!it is het fpel, waarbij de Gri»ken liunne kinde-
ren opgevoed hebben , en deze kindereri zijn na- derhand tot verwondei'lijke tninnen opge\^aafen , ■we!ke tot alles bekxvaam warcn. " (ibid.) ,, Eenige edcllieden en tafulfchuiraers hebbefl voor
inijnen vorst jaarlijks 3ooo guldens uitgewonnen > door het -affcbaffcn van do jnuzijk, en nu worden er, in plaats van dnt, wel 3o,ooo guldens op eeno nut.telooze wijzc yerdaan. Koningen, vorsten en groola heeren moeten de muzijh onderhouden en bevorderen; want het is de pligt van groole potentaten en regen- ien, om voor de be fordering vaSi goede , vrije hitnnten, en voor de handhaving der wetlen naautvkeurig zorg te d'ragen. " ( ibid. ) ,, Van daar dat men in dcu jBijbel lcest, dat vroome
koningen zangcrs en zangeregfen aangefleld , onder- houden en bezoldigd hebben. " (ibid.) Tot Hot wil ik bier nog den brief oprietnen, wel-
ken luther nit Coburg op den 4 den October i53o aan den voortrcffelijken Beijerfcben kapclmeoster, unwu^iKiL, (dien wij reeds boven als zijneit boezeravriend hebben lecren kennen), gefchreven, heeft, en welke zoo vele klaarblijkelijk© en oorfpron.- kelijke kenteekenen draagt van zijne liefde voor kunst en kunstenaars. Deze brief is oorfpronkelijk in liet latijn gefchreven, en als zoodanig te vinden op bl. 2i3 Tan de collectio nova epistolarum n- the nt , cura J. F. bpi)»e 1. II. Stxjk. H Aan
|
||||
( io8 )
'Aan den muzijkus lodewtk sehii, genade
,", en vrede in Christus." Offchoon mijn naam zoo zeer gehaat wordt, dat
ik vreezen moet, beste iodSwyk, dat gij dozen mijtien brief niet zeker genoeg ontvangen en lezen zult , zoo wordt evenwel mijne bezorgdheid door mijne liefde voor de mnzijk overwonnen, waarmede ik weet, dat mijn God u eveneens beweldadigd en verfierd heeft. Deze zelfde liefde doet mij ook ho- fen, dat het u niet in gevaar ftorten zal, wanneer ik a brieven zende. Wie toch , en ware bet ook in Tarkijen, zoude
daardoor eenig nadeel kunnen ondergaan , dat men de knnst bemint, en den kunstenaar prijst. Ik prijs im- mers regt krachtig zelfs uwe Be'ijerfche hertogen , zoo vijandig zij mij beliandslea, en vereer dezelve bo- Ten vele* anderen, juist om dat zij de muzijk ver- eeren en bevorderen. Er is wel geen twijfel aan, bf in de iiarten, welke door mnzijk bewogen wor- den, ligt de wortel van vele fchoone deugden, Het iart, dat daardoor niet aangedaan wordt , fchijnt mij niet veel beter te zijn, dan een hont- of fteen- blok. De booze geesten kunnen ook geene muzijk verdragen. Ik oordeel ronduit en maak geene de ininste zwarigheid, om flaande te houden, dat er geene ktinst is, de theologie alleen uitgezonderd, welke met de muzijk kan gelijfc gefteld worden. Itn- mera zij aliecn bewerkt datzelfde, wat ook eene uit-
|
||||
( IC9 )
uitwerkhig van de theologie is, namelijk, rust del
Kiel en vrolijkheid dcs gemoeds; hetgeen ten klaar-
flcn daanrit blijkt , dat de duivel, de oorzaak van
treurige zorg*en en angstige bekommernis, voor dea
klank der muzijk fcliier even zoo fnel de vlngt
neemt, als voor bet -wroord cout. Daarvan komt
het ook, dat de profeten geene knnst zoo ijverig
nitgeoefend hebben, als de muzijk: immers hebbea
zij humie theologie niet' in geometric, ook met ia
aftronomie, maar in muzijk ingekleed, zoodat zij
theologie en muzijk op het naauwst verbonden, ea
de waarheid in psalmen en gezangen verkondigden.
Doch waartoe de muzijk liier geprezen! hoe kan ik
het beproeven, om op zulk een klcin blaadje een«
zoo groate zaak te fchilderen, of, liever, te ontfie-
ren ? Evenwel mijn hart is zoo vol van de muzijk,
dat het overloopt, omilat deze kunst mij zoo dik-
■wijls verkvvikt en van groote lasten en bnaangenaam-
heden bevrijd heeft.
Ik koom thans op u terug. Wanneer gij een af-
fchrift van het lied in guten Friederv bezit, zoo ver- zoek ik u, dat lied voor mij te doen affchrijven en het mij te zenden. De melodie van dit lied heeft mij, reeds van mijnejeugd af aan, vreugde verfchaft, en doet het nn nog des te meor, nn ik ook den tekst verila. Ik ken het nog niet voor meer zangftemmen gezet. Evenwel wil ik niet van u vergon, dat gij het eerst z66 voor mij zult componeren , maar ik veronderftel, dat zulks wel reeds vroeger zal ge- II 3 febie*
.....,■ i " I
|
||||
( "O )
fcliied aijn. Waarlijk ik geloof, dat ik wcldra
Jlervcn zal. De wereld haat mij, en wil mij niet langer dulden; van deri anderen kaut heb ik ook eenen tegenzin in de wereld. Zoo neme dan de goede en getrouwe verzorger mijne ziel tot zich. Daarbij is mij juist weder dat liedje te binnen gefchoten, en daarom wensclite ik het, behoorlijk uitgewerkt , te hooren. Daar gij het misfchien niet bezit, of wel met eens kent, voeg ik bet in noten gefchreven hier- nevens; flerf ik, dan kunt gij bet tot mijne begra- venis uitwerken. De heer jezus zij met u in eeuwigheid. Amen. Verontfehuldig mijne zwakbeid en omflagtigheid.
Groet alle uwe muzijkanten met eerbied.' |
||||||
N E K R O L O. O G.
(Overgenonien tiit de allgemtine mujihalifche
Zeitung.) D en i4^2n Mei flierf te Hildburgbanfen de rege-
xende hertogin, charlotte, geboren hertogin van Meklenburg-StieKtz, in het 48'*e jaar van haar leven. De aankondiging van haren dood behoort wel degelijk tot de altributen van dit blad. Wij kunnen hier,
|
||||||
* ■ I
( Ml )
hier, wel is waar, niet ontwikkelen, wat zij, in het
algemeen , als vorstin vooc haar land geweest is, en naanwelijks zonden wij kunnen gewagen, dat detoon- kunst in haar eone ware vriendin verloren lieeft; want wis zoude dit bij eenc vorstin van zoo zeer bui- tengewone befchaving niet van zelve onderftellen? Dock bet is plicht aantcmerken, dat zij deze kunst, als zangeres, in eenen hoogen graad van volkomen- heid, uitoefende. Zij behoorde onder de dilletanten , welke in bet wezen der kunst waarlijk doorgedron- gen zijn, en welke, in de uitvoering, hun voor het fchoone vatbaar geraoed en irritabel gevocl naar dat wezen der kunst wijzigen; en geenszins onder de zoo-; danigen, welke de muzijk enkel tot tijdverdrijf oefe- nen, en lleclits uit welvoegelijkheid voorgeven of beweren deze kunst te waarderen. De natnur had haar, zoo wel als eene edele j
fchoone geflalte , zoo ook eene zilverreine, voltoo^ nendc en zeer bnigzame Hem gefchonken. Haar uit- ftekende aanleg werd het eerst door eenen Italiaan- fehen zangmeester in Hannover, gevormd; zoo veel ons bekend is, door oittiiahi. Na bars verbind- tenis met den thans rcgerenden hertog van Sakfen- Hildbnrghaufen , zette zij door echt geveel voor kunst . gedreven, hare oefeningen in het zingen ijverig voort, en bereikte met hulp van andcre, het voetfpoor van den eerlten volgende , onderwijzers, en door eigen ftreven naar eene edele , zeer be- fchaafde voordragt, eindelijk eenen hoogen graad van H 3 vol-
|
||||
f "a )
rolmaaktheid. Met deze nitftekende gaven verrukte
zij dan ook altijd alien, die haar omringden, en zij was fteeds zoo geheel zonder pretenjl^n, dat zij al- fijd gereed was te zingen, bijaldien llechts hare toe- hoorders voor net gevoel dcr Icunst vatbaar waren. In vroegere jaren vond zij cr veel vermaak int om in de koncerten van liet hof aria's, duetten cnz; te zingen, waarbij haar doorluchtige gemaal haar ge- weonlijk op de viool accompagneerde-. Voor iederen kanstenatir was het een vreugde gevendo aanblik, dit regentenpaar de kunst zoo fterk te zien beroirinen en vereeren. Een adagio rong zij met de grootlts licfc- lijkheid en naanwkeurigheid, en met de fmaakvolflo verfieringen, terwijl de ligtheid en zuiverhoid, waar- mede zij pasfages en coloraturen in een allegro uit- voerde, evenzeer bewonderingswaardig waren. Zoo eong zij in vroegereu tijd verfcheidene aria's van sarti (met bijzondere vreugde herinneren wij ons deze : la tu vedrah eaz.) van martini, paisiei, to,' cimarosa, ook de aria's nit mozarts Entfuh- rung au.i dem Serail zoo voortreffelijk, dat men twij- felde, wat men meer bewonderen moest, het hooge- gevoel, waarmede zij deze Itukken voordroeg, of hare brapoure in de rouladen. Naderhand zong zij de aria's nit mozarts Clemenza di Tito liijzonder gaarne , ook die uit Ginevra van simon maydr, en, buiten vele anderen , de verfchillcnde groote Scenen van rio-hini, waarlijk met volkomeue voor* dragt. De beide, haar vcforuitgegane meesters, rei- e h a n b t
|
||||
charvx en nioniNi,, met welke zij in Berlija
dikwijls zong, wanneer zij zicli aan liet hof van hare, nu wcderom met liaar vcreenigde, koninkl'jkc zuster ophield, lieten faaar ten vollen regt weder- Varen. De cerfte meende, onder anderen j dat zij al- leen eenc maichhii ion doen vergeten, en bc- leed zijn oordcel over haar openlijk in zijne wcr- ken. llaxe zegepraal, nls waarbij zicli liaar verhe- ven gevoel op liet reinfte uilte, was der Tod Jefn van on a it n. Treffender en met nicer waarheid van cxpreslie zijn do recitativen en aria's van dat wcrfc wel nimmer en van niemand voorgedragen, dan van haar. Met iedoreu toon fcheen zij hot verbevene ge- voel, waarvan zij doordrongon was, aan bare toe- hoorders inteboezemon, en geen toon kwam als een ledige en nietsbeteekenende klank te voorfcbijn: all* tooncn drongen met derzelver silvere rcinbeid , al* eene taal van boogere wezens tot in het bart door, en verwekten in den daarvoor vatbaren toeboorder datzelfdo verbevene gevcel , dat haar zelve besielde, Wie haar ooit in dit werk.heeft hooren zingen, her- innere zicb flecbts aan de recitativen: Gethfemane ! wen horen deine Mauern jtch I mein Immanuel! da Uegt er en aan de aria: Singt dem gottliclien Propheten, en nog tbans zullen de bemelfche toonen der doorlucbtige vrouw in zijne ziel weergalmen. - iomjihgj cornpofitie voor schuieis Lied von der Glocke was bet laalfle muzijkftuk, in betwelk »ij voor bet publiek zong, dat telkens, zoo veel de H 4 ^e3y
|
||||||
( J14 )
welvoegelijkheid Iiet toeliet, tot de Iconccrten van
het hof tocgailg had. Tranen vloeiden, zoo dikwijls zij do woorden zong: ach, die Gatlin ist's} die theure ; ach , es ist die theure Mutter em. Zij zelve was immers voor velen eenc zoo dicrbare moeder, en wordt nu reeds zelve zoo hartelijk beweent! In den laatflen tijd hares levens verloor zij, we-
gens ligchatnelijke ziekelijkheid en uitcrlijke betrek- kingen, den inoed, om grootere ftukken te zingen: zij bepaalde zich bij kleinere gezangen aan liet forte- piano. Ook dan zeng zij met leven en zicl. Nimmer blecf ccn lied , dat zij zong, zonder iritwerking op het geraoed harer toelioorders ; niaar ook nimmer zong zij een weinig beteekenend lied, of een lied,' dat met met gecst en ten minflcn met een vonkje ware kunst gefchrcven was. Hare keus was altijd izecr juist. De gezangen, welke zij verwierp, kon- den wel eenige waarde hebben , vooral voor ande - ren; maar wat zij nitzocht, behoordo zeker tot het beste. Zij maakte vooral veel werk van verfcheideaie liederen van K£Iciiakbt, en van twee verzame- liugen Italiaanfche arietten van iuchiki, Hare laatfte toonen vcrdwenen, verfmolten met de
zoo zeer verwante heerlijke toonen van hebm- sxanT, die hare laatlte gezangen met zijne klarinet accompagneerdo, wiens groote verdiensten, als kuns- tenaar, zij ten vollen waardeerde, en wiens toonen in het algemeentot dc laatflen behoorden , welke haar oor vernomen en haar hart sevoeld heeft. En
|
||||
( "5 )
En dit verhevene gemoed moest zoo vroeg voor
de tocvallige gebreken van het aardfche hulfel on« derdoen, zoo vroeg aan de onveranderlijke wetten der natuur gehoorzamen ! Zij,, dio aan zoo velen met hare fchoone talenten gelukkige uren verfchaf- te, die met de middelen, waarover zij kon befchik- ken, zoo velen troostte , moest nog lang on zwaar lijden, eer zij in liet land der verheerli jking, dat zij in hare zielvolle toonen zoo dikwijls deed ge- voelen, ingaan konde! Zij ruste zacht! In de betere wereld zal zich hare ziel met hemelfche vreugde tot een nog hooger gevoel, tot nog grootere volko- menheid verhefien! |
|||||||
Gn.
|
|||||||
vJp den naen April 1818 ftierf te Meiningen aan
een verval vankrachten, een gevolg van aanhonden- de borstkrampen, de kamermuzijkus aldaar, de heer c. a. ooiieit, die, als een uitllekend virtuoog op de klarinet en als fmaakvolle componist voor dit inflrument, met roem bekend geworden ia , en die met deze zeldzame talenten het beste karakter ver- eenigde; zoodat de kunst in hem evenzeer eenen harer lievelingen betreurt, als zijne bekenden eenen H 5 re-
|
|||||||
( >'6 )
getrouwen vriend, en zijne achtergelalene familie
eenen teedcren echtgenoot en zorgenden huisvader in hem beweent. ' De volgende weinige aanteekeningen znllcn mis-
fchien aan zijnen toekomenden levenabefchrijver niet onaangenaam zijn, terwijl den vereerer zijner wer- ken de bijgevoegdc lijst zijner nagelalene handfchrif- ten veelligt welkom zijn zal. Car j, andrjbas c6(feht is den iG,lcn Jami-
rij J768 te Bimpar, nabij Wurzburg, geboren, al- waar zijn vader ambtshcelmeester was. Van zijne vroegfte jeugd af aan, lot aan bet elfde jaar zijns levens, ontving hij ran den fchoolonderwijzer aldaar onderrigt in het klavier- en orgelfpel, alsmede in Let zingen. Dan fpoedig ontwikkcldo zich in hem eene bijzondere neiging voor de klarinet, welke na- cJerhand zijn hoofdinftrument werd, en op welke hij tot nan zijn zestiende jaar grondig onderwijs ont- Ting van den toenmaals, in Wurzburg levenden, be- iwamen kamermuzijkus iiiushh, Onder dezen fTOrrade hij zich tot eenen kunstenaar, welke reeds toen de algemeene bewondering gaande maakte. Van dien tijd af aan maakte zich ooiiisi be-
Icend met de kunst van compofitie, en in 1788 werd hij tot kamermuzijkus en eerflen klarinettist in de lcapel te Meiningen aangefteld. In 1798 werd hem een eervol beroep naar "Weenen aangeboden; doch hij konde van zijn hof geen verlof bekomen, om daarhencn te gaan , evenmin als zijn affcheid, waar-
|
||||
C "7 )
waarop hij naderhand aandrong. Men fcheen hem
integendeel hoop te geven, om als kapelmees- ter in Meiningen aangefleld to worden, terwijl hij voorheen ilechts de ( zoogenaamde ) Iiarmonie en snilitaire muzijk gedirigeerd had. Bij zijn zacht- moedig karakter op niets fterk kunnende aandringen, bekwam hij weinig gelegenheid, om zich, ook bni-; tcnlands , als uitoefenend kunstetiaar bekend te ma- lien, zonder welk ongeval zijn fpel buiten twijfel met evenveel bijval zoude beloond geworden zijn^ als zijne werken, welke overal zeer geacht zijn. Verfcheidene derzelve zijn in Leipzig, Offenbach
en Bonn uitgegeven, en de navolgenden nog als handfchriften onder zijne familie in Meiningen be- rustende: 3 quartetten voor de klarinet, de viool,' de alt en het violoncel; l pot-pourri voor de klari- net met orchest; 1 konoert voor de oboe; 2 koncer- tanten voor drie horens; 1 koncert voor bet horen; 1 quartet voor vier horens; 1 quartet voor het ho- ren, de viool, de alt en het violoncel; verfcheidene trio's voor drie horens ; 3 duetten voor twee ho- rens en verfcheidene kleine dnetten; 1 koncert voor twee fagotten; 1 koncert voor de trompet; 2 fonaten voor het piano-forte en het horen; 48 liederen met accompagnement van het piano-forte; verfcheidene danfen voor hetzelfde inllrument; 6 avond- en mor- gengezarigen met piano-forte; 12 liederen met de gui« tar , de fluit en de klarinet; verfcheidene andere lie- deren met dc guitar; 1 ouvertrfre voor het orchest; ver-
|
||||
( "8 )
verrdieiclene ftukken voor vier waldhorens, twee
trompctten, eenc bazuin en een horen. Buiten alle deze \rerken heeft oohirt navolgende opera's en oratoriurn's voor de zoogenaamde harmoniemuzijk in- gerigt, namelijk , (mozarts) Zauberflbte , (win. i e n s ) unlerbrochenes Opferfest, (w e i g i. s) Schwei- zerfamilie , (piins) Sargino , (cHliutimaj hutellerie PortugaiJ'e , (jiehiis) trdfor Juppofe en Jacob en Egyple, (ii.ihib) Schopfuag , alsmede verfcheidene fymphonien en ouvertures van moz ah t, hayjjn, winter, cuciiBin en auderen. Ein- delijk is hij nog in bet vak der muzijk voor bet the- ater beketid geworden door de compofitie van eene opera, der bedeutfame Stern im. Norden, van den heer doktor idiino. |
|||||||
BINNENLANDSCHE BERIGTEN.
|
|||||||
VJ Roninoen. Voor en aleer wij beginnen en
detail verflag te geven van lietgeen er opzigtelijk *le toonkunst in deze Had voorvalt, achten wij bet noodig, om een paar woorden te zeggen over dentoe- itand dier kunst in het algemeen, ten einde den lezer den maatftaf in handen te geven} waarnaar hij de ge- beurtenisfen zelve knnne beoordeelen; zonder dezen ma at-
|
|||||||
( "9 )
maatflaf immers, zullen zijne ooideelvellingen nim*
mer regtvaardig kunnen zija. Sedert vele jaren heef't men in deze Had, golijk in
Vele anderc plaatfen, de muzijk befchouwd als eon middel, om den tijd aangenaam door te brengen , en fommigen zijn in hunne verlichting zelfs zoo ver ge- gaan , dat zij zich overtuigd hebben , dat het tijdver- drijf der muzijk niet van nut ontbloot is , in zoo verre, namelijk; als de lief hebber der muzijk niet zoo ligt zich tan de buitenfporigheden van fpel enz. zal overgeven. Ook than* befchouwt men, in het al- gcmeen, de muzijk nog alleen van deze zijde. Of- fchoon men daariu geen ongelijk heeft, zoo zal toch een ieder ,' welke meer van nabij de kunst kent, gaar- ne met mij Aaande houden, dat deze befchouwing van liet doel der muzijk voor de kunst zelve hopgst nadeelig is, althans wanneer men niet tevens met derzelver hoogere bedoelingen bekend is. Zonder deze hoogere bedoelingen hier te willen ontwikkelen , . waartoe eene bijzondere verbandeling vereischt zoude worden, moet ikevenwel, in het voorbijgaan, aan- flippen, dat de hier bedoelde befchouwing der kunst den leerling ligtelijk verhindert, oin die vorderingen le maken, waardoor hij tot het onwaardeerbaar ge- not geraken kan, hetwelk de kunst, in den waren zin genomen, fchenkt, en daar ik niet van het gevoe- len ben, hetwelk de groote goethe, {Willi. Meis- ters Lehrjahre 8 " Buch 5 ' Kap. ) aan den wonder- lijken also in den mond legt, dat, namelijk, al- leen |
||||
( lao )
leen hij eerie kuiist moet uitoefehen, die derzelver
hooglic hoogte kan bereiken (20) , zoo houde ik, reeds alleen om de zoo even vermelde reden, de be- fchouv/ing der muzijk, enkel als een aangenaam en nuttig tijdverdrijf, voor zeer nadeelig. Men vindt hier wel eenige menfchen, welke eenig
duister begrip hebben van een hooger genot der kunst, dan dut van tijdverdrijf, dochdeze zijn, gelijk 00k op vele andere plaatfen, dim gezaaid, e-n zij die dit duister begrip nog gfevoelen, blijven gernst bij deze duisterheid, zonder dezelve in dat heldere licht te veranderen , lietwelk alleen een gevolg van pliilo- rophifche fludie kan zijn, veronderileld, dat de ver- eischte natuurlijke vatbaarheid in hun aanwezig zij; terwijl eindelijk het getal der uitgelezenen in den hof Sions ten oiterlten onaanzienlijk is. Het refnltaat van deze daarftelling zal waarrchijn-
lij"k bij den verliandigen lezer zijn: c'est tout comme chez nous. Wat
20) De plaats Inidt aldns: Man foil Jich vor einem Talente hiilen, das
man in Folliommenheit auszuiiben nicht Hoffnung hat. Man mag es darin fo welt bringen als man will, fo wird man dock immer suletzt, wenn uns einmal das Verdienst des Meisters Mar wird, den JPerlmt von Zeit und Kraften, die man auf eine folehe Pfufcherei gewendet hat, fchmerslich b** dauren, " |
||||
Wat echter misfchien niet is tout eomme chex nous}
is eene welwillendheid, welke men zoo bij bijzondero perfonen, als bij het algemeen kan befpeuren, om na- melijkhet betere tevolgen, wanneer het flechts wordfc aangevvezen , en deze goede wil is reeds de eerfto flap tot het affchaffen der vooroordeelen, dat is, tot verlichtins. Deze welwillendheid heeft dan oofc reeds die gelukkige uitwerking gehad, dat men, voor de muzijkale uitvoeringen, althans naar den niterlijken fcliijn, meer achting betoont, dan voorheen, en daar men , gelijk bekend is, in datgeen, wat men acht, belang ftelt, en dat, waarin men belang flelt, tracht te leeren kennen, zoo hebben wij de hoop, dat men hier misfchien vroeger, dan elders, de kunst van eene betere zijde zal leeren befchouwen, vooral wanneer de ijver tot het aanwenden der daartoe ftrekkende jniddolen niet verflaauwt > maar veeleer van dag tot dag toeneemt. Onder deze middelen rasgfchikken wij onder anderen de vlijtige bewerking en lezing van dit tijdfchvift, en ook de muzijkale inrigtingen. Van het eerfle kan hier de rede niet zijn , doch van
het tweede willen wij fpreken. De inrigtingen betrekkelijk de mnzijk in deze Had
fcijn van onderfcheidenen aart, Inde eerfteplaat geeft ons het aanwezen eener hoogefchool de gelegenheid, Am in den daarbij aangeilelden onderwijzer in de toonkunst eenen man te bezitten, die ons het fij- nere dezer kunst belioort te kimnen leeren kenneni Terwijl er, van d*su eencn kant, onder onae akade- mie»
|
||||
( »fl3 )
mie-burgers misfchien weinig jonge lieden zouden te'
vinden zijn, welke een collegie over de theorie, de ge- fchiedenis, de aesthetika der toonkunst enz. met lust en vrucht zouden kunnen bijwonen , zoo zoude het, van de andere zijde, ookwel zeer moeijelijk, zoo niet on- mogclijkzijn, ominons vaderlaiid (niemand te na ge- fproken) , tot het geven van lesfen in die vakken , eenen man te vinden , als de federt kort overledene fobih te Gottingen; daar de gefchiedenis en de aesthetika der toonkunst in ons vaderland, misfchien meer dan overal elders, fchandelijk veronachtzaamd wordt, terwijl de Duitfchers zich op beide deze hoogstbe- langrijke vakken met navolgingswaardigen ijver toe- leggen. Ten einde lust voor deze vakken optewek- ken en derzelver beoefening te bevorderen , ware het te wenfchen , dat op alle onze hoogefcholea fystematisch onderwijs in de muzijk, als wetenfchap, konde gegeven worden, en wij houden ons overtuigd, dat het Gouvernement, door het benoemen yan ei- genlijke hoogleeraren in de hier bedoelde vakken, aan de muzijk als knnst, en als wetenfchap , eenen on- berekenbaren dienst zoude bewi^zen. "Wij hebben aan onze hoogefchool eenen onder^
wijzer der toonkunst, welke door zijne praktifche uitvo&ringen reeds zeer veel tot de verbetering van den fmaak van velen onzer ftadgenooten heeft toegebragt , en die ©verzulks onze volkome- me achting verdient en bezit. Deze bokwame man, wh-lem kiyzib genaamd, vereenigt met een jig-
|
||||
C "3 )
juist gevoel veel fmaak en talent als vioolfpeler,'
hetwelk zich daardoor bevestigt , dat Lij, bij voor- kcur , de werken van den onvergelijkelijken sromt voordraagt. Eene andere nuttige inrigting is de, federt jaren hier
beftaan hebbende, aanftelling en bezoldiging van vier Xtadsmuzijkanten. Hoe gering ook deze bezoldiging is, (voorheen bedroeg zij 3oo, dock thans ilcchts 200 guldens) wij kunn«n evenwel, door midde] van dezelve, de gelegenlieid vinden,' om bekwamere man- nen te tfekken , dan wij zonder zoodanige aanmoe> diging, welke dan toch altijd hare waarde heeft, zouden kunnen hopen. De gewone winterkoncerten eindelijk zijn ook niet
weinig gefchikt tot verbetering der inzigten van de liefhebbers en tot opwekking van den lust, om zich. met meer ijver op de beoefening der toonkunst toe- teleggen. Offchoon wij niet willen en niet kunnen beweren , dat dezelve in alien opzigte volkomen in* getigt zijn, zoo vleijen wij ons echter, dat men, ook zonder porke is werk uber die beste Einrlch- tung der offentliche Concerte te kennen, zoodanige' volkomenheid tracht nabij te komen. Althans blijkt het duidelijk, dat men de groote inftrumentale mu- zijk, inderdaad, voor het hoogfte in de kunst hondt, en als zoodanig vereert. Men laat ons de fynphonien in derzelver geheel hooren, en te regt; daar bet even zoo ongerijmd is, om eene fynphoniebij ftukken en brok- ken en andere werken tusfchen beido te geven, al» 11. Si'iit. I om |
||||
C 124 )
om, in het midden cener predikatie over het
vertrouwen op gob, cihirts fabelen of iets diergelijks, roor te lezen. Behalve de fynphonie laat men ons nog telkens drie ouverturen hoo- ren; zeodat, wanneer wij op deze inrigting eene aanmerking wilden maken , dezelve eer het te peel, dan het te weinig zoude betreffen. Eene andere aanmerking moeten wij evenwel nog vermelden, dat , namelijk, alle deze llukken , fchoon dezelve meestal niet ilecht uitgevoerd worden, veelvuldiger behoorden gerepeteerd en naauwkeuriger ingefpeeld te worden, ten eincle de volkomenheid van uitvoe- ring, zoo veel mogelijk, te naderen. Voor het overige worden de obligate en de zang-
ftukken niet vergeten. Ook ten dezen opzigte kiin« nen wij het loffelijk getuigenis niet verzwijgen, dat men altijd eene verftandige keus doet J daar wij meestal flukken hooren, welke niet blotelijk dank- baar zijn voor den uitvoerder^ maar die zich ook door derzelver innerlijke waarde aangeiiaam aanbe- velen. Van tijd tot tijd hooren wij zelfs wel een* fraaije ftukken van de compofitie des heeren keyzeb. Daar wij de befcheidenheid derlief hebbers , welke zich, zoo onder de dames, als zangeresfen , als ook onder de heeren , als obligatisten en zangers, met bijzondere welwillendheid beij veren , om aan onze koncerten luis- ter bijtezetten, niet te na willen treden, zoobepalen wij ons , ota als obligatisten , welke zich onderfcheiden, optenoeinen den heer kitzij als vioo ll'peler, dem heer
|
||||
( 125 )
heer w. a. haufi, organist van de Martinikerk,
welke om van tijd tot tijd eene zoogenaamde phan- tafie op het forte-piano laat hooren , en eindelijk den heer d. iiinst, onderwijzer in de danskunst aan onze hoogefchool, welke, fch*on hi) de muzijk enkel als liefhebber, dat is, niet ex profesfo uitoe- fent, ons door zijnen aangenamen toon en keurige voordragt op de klarinet te veel genoegelijke bbgen- blikken heeft verfchaft, dan dat wij ons niet zou- den gedrongen geyoelen , om ons daarvoor, zelfs opeu- lijk, dankbaar te betoonen; hoezeer wij anders de uitvoeringen onzer lief hebbers , uit bovenverraelden hoofde, niet hebben beoordeeld, en ook in het ver- volg niet zullen beoordeelen. Eer wij dit ons berigt flniten , moeten wij nog
van een ander koncert melding maken. De fiadsmu- zijkanten, namelijk, geven eenige koncerten of lie- ver koncertoefeningen, daar dezelve meer bepaalde- lijk fchijnen ingerigt te zijn, om aan hunne leerlin- gen de gelegenheid te geven, zich in het fpelen van fynphonien en in het voordragen van kleine obligate ftukken te oefenen. Hoezeer men diensvolgen* in deze koncerten geene volkomenheid van uitvoering verwachten kan, zoo is evenwel de onderneming zelye zeer lofwaardig, en wij raden onze jonge le- tters ten ernstigften aan, om met ijver en oplettend- lieid deze oefeningen bij te wonen; terwijl wij de ondernemers zelve bij dezen willen aangemoedigd hebbsn, om huunsn ijver hoe langer hoe meer te 13
|
||||
(.ia6 )
verdnbbclen, en vooral, om bij de maatregelen , welke
zij nemen , telkens er op uit te zijn, om deze oefe- ningen hunner leerlingen, eoowel als alle anderen, op tie doelmaligfte wijze inlerigten. Uetgeen wij tot dusverre berigt hebben, zal, on-
*es inziens, voldoende zijn, ora den toeftand der muzijk in hct algemeen te leeren kennen, en wij zullen dan in Let vervolg de uitvoeringen meer be- paaldelijk doorloopen. GiiomnoEs in Mei. Hoe zeldzamer ons Let
genot te beurt valt, om vreemde kunslenaars van groote verdiensten to hooren , des te gelukkiger ge- voelden wij ons , en zulks zekerlijk met alle regt, in net bezoek van den heer cm iubiiufsidt, welke op den 19 den der afgeloopcne maand in den grooten fcliouwburg een koncert gaf. Na de drie cerile ilukken van heetuovens heerliJKe fynpho- nic uit C dur, droeg de Leer muhlesfiim, een koncert van John niLB.TOor (as dur). De keuze van den koncertgever verfchaftc ons een dubbel ge- not door de voortreffelijke uitvoering, namelijk, en door de heeiiijke muzijk teven*, te meer, daar de werken van ritivj) bij ons weinig bekend zijn. Daarna fpeelde een vriend van den heer MuiiLiKPEiH en van den ref., de heer utiieei, een koopman van Dantzig, welke tdevallig den a- yond
|
||||
C 127 )
vond vddr Iiet koncert hier aankwam, op de violon-
cel, b o b 6 's nitmuntende- var.iatien in G drir voor de viool gefcbreven. De heerimneoE kwam de groote moeijelijkbeden van dit ftak, vooral voor de violon- cel ■, niet alleen tnannelijk te boVen, maar verrukte ons» buitendien door zijne nette en fmaakvolle voor- dragt. Onzen hartelijken dank, en die van bet ge- heel auditorium lieeft bij door zijne vriendelijke hulp, om aan hct koncert van den beer muh li n- iiuiT Inister bijtezetten, in de ruinifte mate ver- diend en verworven, ■■'.■■;, Ret finale van de zoo even gemelde fynpbonie floot
de eerfle afdeeling. De ouverture van s. m a r e h * Adelaide opende de tweede. Daarop fpeelde de beer MiiHLENruBT een koncert op de viool van k h o m- meji, uit D kleine terz, Vervolgens blies de beer i>. mtjlleb. een koncert voor de clarinet van cnv- !HL (Es dur), met veel netheid en expreslie en met eenen aangenamen toon. Daar bij altijd zeer gaarne gehoord wordt, en bij waarlijk fcboon blies, zoo konde bet wel niet anders zijn, of bij moest veel bijval vinden; ook de beide vreemdelingen fcbepten groot behagen in zijn fpel. Tot Qat fpeel- de de koncertgever nog een rondo capricciofo van, zijne eigene compolitie op bet fortepiano. ■ Wat nu de kunst van den heer ibuhhssjibt
betreft, bebben wij in de eerile plaats moeten be- ■vvonderen, dat zijne virtuofiteit zicb tot twee in- ftrumenten uitftrekt, ,flet fortepiano bebeencbt bij I 3 zoo
|
||||
( "8, )
\ *i ■.
zoo volkomen, dat hij, in vlugheid en in het uit-
voeren van moeijelijke pasfagea , wel door niemand
ligt zal overtroffen worden. Offchoon dit veel, zeer veel is, zoude het echter wpinig beteekenen, indien hij met deze kunstvaardigheid niet tevens vereenig- de eene zeer groote juistheid en dnidelijkheid in -de uitvoering; welk een en ander gepaard met eene nadrukkelijke voordragt, hem voorzeker tot den rang van eenen der eeriie knnstenaars ver- heft. Als vioolfpeler hebben wij, bniten zijne vaar- digheid, vooral zijn volkomen zuiver fpel in hem t& roemen, waardoor hij zich als een zeer bekwaam fpeler kenmerkt. Als componist eindelijk, hebben wij in het openbaar niets anders gehoord, dan het bovengenoemd iondo, hetgeen eigenlijk wel als een zoogenaamd effiect-R.uk moet aangemerkt worden, of- fchoon ook daarin menige fchoone gedachte voor- komt, en het heeft ons , ook om deze reden, des te meer gegrieft, dat het reeds aangekondigde twee. dekoncert, door ttisfchen beiden gekomene omftan- digheden, geenen voortgang konde hebben. De heer uuHiBNfiiBi zonde, namelijk, daarin verfchei- dene Aukken van zijne compoiitie gefpeeld hebben." In private gezelfchappen echter ]iebben wij de gele- genheid gehad, om , ten minsten eenigsrmate, daarover te kunnen oordeelen , daar wij het een en ander van zijne koncerten (fchoon zondcr accompagnement) heb- ben gehoord. Hij werkt, naar ons is voorgekomen, met klaarheid en duidelijkheid; zijne gedachten zijn fchoon
|
||||
( 129 )
fchoon en nieuw, zonder gekunsteld noch gezocht
ie zijn. Evenwel ware het te wenfchen , dat zijna werken niet zoo buitengemeen moeijelijk voor de uitvoering waren. In deze private partijen hebben wij ook meer bij-^
zonder de gelegenheid gehad, den heer muhxenteldt , als kunstenaar en als mensch, te leeren kennen. Daar heeft bij ons, als kunstenaar, door de voordragt van uitftekende werken , als van mozaht, eejsthoven, den prins ions vanPruisfen, en, als mensch, door zijne befcheidenheid, door zijnen befchaafden om- gang, zijne menigvuldige kennis en zijn aangenaam onderhoud, menig oris onvergetelijk genot verfchaft. Onze opregte vereefing en de vriendfchappelijke wensch , dat bet hem Heeds wel moge gaan, verged zellen hem op zijnen weg, welken hij van voorne- mens is naar Parijs en London te rigten. |
||||||
BUITBNLANDSCHE BERIGTEN.
.Tarts over de maand Mei. . (21) Zoo rijk de
ze«
(21) Wij meenen, onze lezers met het opernemen
van dit berigt uit de algemeine muXLkalifcue Zeitung
I 4' (181*
|
||||||
( iSo )
zegen van de vruchtbaarheid tier moedcraarde, in
deze maand geweest is , even zoo onvruchtbaar was zij in het opvoeren van muzijkale drumalifche kunstwerken. De nachtegaal, par excellence , me- vrouw caiaiaki, is nitgevlogen: haar alleen zoude het niogelijk geweest zijn , em aan hare zanggenooten in het groen den toeloop te verweren. Het italiaanfche theater tacet. Desniettemin kan ik niet voorbij, mijne lezers over hetzelve eea oogenblik te onderhouden. Iramers, men fpreekt juist dan het meest over het geliefde voorwerp, wanneer het van ons verwijderd is, In dit gcval nn bevind ik mij, en met mij zekerlijk al de vrien- den der muzijk in deze Had, onder welke men, wel is waar, de eigenlijke Parijzenaars, dat is, de zul- ken, welke fcrankrijk en Parijs nooit verlaten heb- ben, niet tellen moet. Buiten de meer of mindere muzijkale apathie, welke aan deze Parijzenaars, als de meest franfche Franfchen in geheel Frankvijk ei- gen is, zijn de bewoners van Parijs, eigenlijk voor geen genoegen regt vatbaar, jnist dewijl zij de ge- legenheid hebben, om alle genoegens te genieten. "Wanneer men hen van alle genot bcroofde, dan eerst zouden zij beginnen te genieten, even gelijk de
^ .- ' -
■ ;'-/f#, ■ -. ;
(1818 b°. 28) geenen ondienst te doen, als behel-
sende hetzelve een vrij volledhg overzigt over den toejland der onderjcheidene opera's in Parijs. |
||||
( »5i )
de molenaar'het vervaarde geraas eener draaijende
tnoleii eerst'da& befpeuren kan , wanneer de molenftil flaat. Dus niet de echte Parijzenaar, maar de vreem« deling, en dan ook, inin of raeer, die Franfchen, welke Italien of Duitscliland bezocht hebben, ontbe- ren het italiaanfcho theater niet dan met leedwezeni Wat mij betreft: ik beken gaarne, dat het gezigt dezer pracbtige zuilengangen mij met een weemoe- dig gevoel vervult, waartegen ik mij tot nog toe niet wel verzetten kan. Het is niet tegentefpre- krn, dat de voortbrengfelen van dit theater, vooral federt den tijd van twee en een half jaar, gedurende ■welke mevrouw catalani het boftuur van het- zclve in handen gehad heeft, niet altijd van dien aard geweest zijn, dat dezelve den kemtier konden te vreden ilellen, en niet altijd met de waarde van. een lievelings-theater van de befchaafdfte, weelde- rigfte en fchitterendfte Had des aardbodems ftrook* ten; het is evenmin te ontkennen, dat mevrouw c at alabi, uit onkunde, of ('t geen op hetzelfde neerkomf) uit overdrevene eigenliefde, in het beftuur van haar theater misilagen van aanbelang begaan heeft: doch , van den anderen kant, is het ook buiten, tegenfpraak waar, dat het verwonderlijke talent de- zer vrouw eene foort van toverij over hare inrig- tingen verfpreidde, welke het publiek, als het ware; met magifche kracht tot zich lokte, en het zoo ver wist te brengen, dat het publiek gaarne het gebrek- kige der voorftellingen over het hoofd zag, wan- I 5 , nee*
|
||||
( »32 )
ueer daarin fleehts de toonen der zangeres van alle
zangeresfen gehoord werden. Zelfs de oogenblikke-
lijke en aangeborene gebrcken dezer merkwaar-
dige vrouw (onder de eerften tel jk de valschheid
harer intonatie, en onder de laatften hare, zoo
te zeggen , plastisch-flijve, volftrekt gevoellozo
voordragt) worden, daar dezelve Heeds met hare
verbazende vaardigheid en met den krachtig gevorm-
den metaaltoon harer Item gepaard gingen, door het
publiek niet eons meer bemerkt, of ten minsten ge-
voclt zich de toehoorder, weggelleept door de bo-
vendrijvende zeldzame en groote voortreffelijkheden
dezer zangeres, genegen, met uoLikis mi/an-;
trope uitteroepen :
»
J'ai beau voir Jes defauts t et j'ai beau Pen bldmer, En de'pit qu'on en ail, elle fe fait aimer.
De vraag, of er binnen kort wederom een itali-
aansch theater zal worden opgerigt, kan zoo goed als in het geheel niet bellist worden. Een eenigzins gemeen, maar desniettemin zeer
waaracbtig fpreekwoord zegt: het hemd is ons na- der, dan de rok, Onder het hemd verlla ik hier de toneelfpelers van het thdatre Ode'on, welke, ge- lijk algemeen bekend is, oneigenlijk reeds federt veele jaren, en nu voor eenige maanden inderdaad afgebrand zijn. Het lot dezer toneelfpelers gaat natunrlijk der regering veel meer ter harte, dan dat eener italiaanfche operatroep. De ongelukkige afgebranden fchreenwen om brood; de voorflad St. Gor-
|
||||
C i33 )
Germain om Let weder opbouwen dier fchouwbnrg;
en zij, welke alien gaarne zouden verhooren', om de vereischt wordende fondfen. Voor het tegenwoor- dige heeft men aan de tooneelfpelers van Ode'on do Italiaanfche fcbouwburg (het theatre Favart) afge- Itaan. Uitwendig zijn zij dus geborgen; doch inwen- dig ziet het er des te Hi miner uit. Bijna al d© leden van het Italiaansch gezelfchap hebben Parijs verlaten. Mevrouw jeuoN is naar de zuidelijke provincien gereisd, om alda.ir koncert te geven. Ik wenschte wel, dat zij naar Duitschland ging: me- nige Duitfche zeer beroemde zangeres sonde van deze voortreffelijke vrouw, welke in 't gelieel niet beroemd is , veel goeds leeren kunnen, maar mis-? fchien niet willen. Over de groote opera (acaddmit royale de mufique)
valt eigenlijk wederom niets te aeggen. Wanneer deze inflelling aan het werken is, dan gevoelen ge- woonlijk eenige honderden van menfchen dit werken in alio hunne ledematen (de ooren van het publiek nog daar buiten gerekend). Is zij echter in rust , dan heeft deze rust iets fchrikverwekkends, ongeveer ge- lijk de- flaap van eenen rensachtigen olifant. ZaI men kunnen geloven, dat dit theater, federt het ver- toonen van Ziloide ou les jleurs enchante'es , of federt meer dan drie maandcn, zoo goed als niets nieuws ,' dat is, een enkel ballet, le feducteur au village, ten tooneele gevoerd heeft ? De muzijk van dit ballet is we-
|
||||
wederom van eenen Duitfcber, den beer schkeitzen-
hof*.k, denzelfden , welke ook het ballet Proferpine gecomponeerd lieeft. Het is prijsfelijk, dat een ieder zieh niet hooger plaatst, dan hij waardig is. j Het theatre feydeau bevindt zich, even als de
groote opera, in het vagevuur der groote hitte van het weder en der ijskoude van deszelfs tooneelfpelers en repertoire. La fdrenade (waarvan de muzrjk on- to den naam van mevrouw g a i l doorgaat) le frirt Philippe , met musijk van eenen jongen man , met name bomibs, en eindelijk la promesfe de mariag* ou le retour au hameau van benincoiu , hebben^ fchoon alle deze werken min of meer goeds bevatten,. evenwel flechts een voorbijgaand helang kunnen op>- wekken, en zijn tlians reeds vergeten, niettegen- ftaande zij wekelijks een paar malen over het tooneel wandelen. De leus , of liever, de noodkreet van dit theater is dan ook op nieuw : Joconde et le nouveau Jeignew, le nouveau feigneur et Joconde, gelijfc d« Satyr van het Vaudeville het eens heeft uitgedrukt. In !-dezen angst ,des harten wordt dan nn le cha~ peron'-rouge geprofecerd-met zoo veel ijver, als of dit Auk eeretdiafis _z*wide gegeven worden*, en evenwel is het waarfchijnelijk:, dat de voorftelling zelve nog allijd* en misfehien zelfs tot aan het begin van den winter afgekeerd zal worden. (22) Wanneer dit kapje foms
. (22) Volgens de jongfte berigten is dit fluk dan toch nu reeds ten tooneele gevoerd,
se nil).
|
||||
C *35 )
foms niet van bijzonder goede ftof raogt zijn, dan
konde het publiek, ongednldig over de gedurige
vertraging , wel eens voor het eerst eeu iireng
gerigt over dea heer boibiiiieu kunnen hou-
deu.
G. L. P. Sievers.
Frankrijk heeft op nieuw een aanmerkelijk vejliet
ondcrgaan door den dood van sicoio isouaku, den oomponist van Cendrillori, Joconde ou Iss cow reuvs d'avanlure, en meer andere opera's; hij is op den 23ften Maart 11. te Paiijs overleden. Wanneer hij ook al met van vlugtigheid in het werken vrij te pleiten is, zoo kan men hem evemvel veel talent en vooral eene zekere romantifche ylugt niet betwisten, door welke laatfle hij zich van velen der franfche cotnponisten onderfcheidt. Daar verfcheidene zij- ner werken ook in ons land zeer hekend zijn, hoopen wij eerlang in llaat gefleld te worden , om eenige bijzonderheden uit zijn leven aan onze lezers meda te deelen. Grooter, ja onherflelbaar is het verlies , dat de
toonkunst ondergaat door den dood van johann mik.oi.aus roniii, hoogleeiaar der muzijkale wetenfchappen te Gottingen , welke op den 171102 Maart 11. overleden is, en, vooral door zijne algemeine Gejchichta der Mufik, eenen onlterfelijken roera ach- tergelaten heeft. "VVij znllen ons beijveren, om onze lezers, zoo fpoedig uiogelijk, met de hooge verdien- Iten
|
||||
( i36 )
Ben van dezen grooten geleerden meer in het breede
bekend te raaken. Onze Correspondent te 's Gravenhage, door eene
fcedenkelijke ziekte verhinderd zijnde, om het, op deszelfs verzoek, reeds in ons vorig nnmraer aange- kondigd, berigt over de franfclie opera aldaar, in tijds aan ons intezenden, zijn wij buiten ftaat, dat Ituk in dit nummer te leveren, "Wij verblijden ons buitengemeen , dat wij , door deszelfs gelnkkig herftel, ■weldra onze belofte zullen kunnen vervullen, en dat wij in hem eenen bekwamen en ijverigen mede- arbeider hebben niogen behouden , van wien wij Voorzeker nog menige belangrijko bijdrage te wach- ten hebben. » E tt B U.
|
||||||
MENGELINGEN.
y
De muzijhale pijnbank van den hapelmeester JOHANNES KREISLER. (a3)
VToddank! zijn zijn weg! Ik had het juistookwel
aan het lisfen, fcharrelen , hoesten en brommen door al- io (a3) Deze uitboezeming van eenen, door muzijhale
affectatie op het hoogjie toppunt van verbolgenheid ge- dre~
|
||||||
f 157 )
le toonen been, bemerken kunnen; Let was even als
wanneer debijenvan den korf uitvliegeu, omte zwer- men. Goitiisb heeft nieuwe kaarfen opgeftoken, en eene flescSi bourgonje - wijn op mijn forte-piano gefteld. Spelen kan ik niet meer, want ik ben geheel afgemat; dat is de fchuld van mijn' ouden, onfterfelij- ken vriend hier op den muzijklesfenaar, die mij al« wederom , even als mbi-histophjsles op zijnen mantel den doktor f a u s t u s , door de lucht gedragcn heeft, en zoo boog, dat ik de menschjes onder mij niet
drevenen , waren kunstenaar, is overgenomen uit de
Fantafieltiicke in Callots Manier. Blatter aus dem Ta- gebuche eines reifenden Entlmliasten, van Hoffmann, voorheen muzijkdirecteur in Dresden, thans raad in het Kammergericht te Berlijn ; eenenman }welke beide als dichter en als companist, en tevens als Jlaatsdie- naar , buitengewone verdiensten bezit. Mis/chien is het tot de verflaanbaarheid van dit.
/luk noodzakelijk, met een woord te vermelden} dat hetzelve een gedeelte uitmaakl van de , in het euenge- noemde werk voorkomende, Kreisleriana, kleine hu- moristijche gefchriften, welke veronderfteld worden, door kr £ I si, Eii, in gunstige oogenblikken , achter op de witte bladen van onderfcheidene muzijkwerken gefclireven, en onder deszel/s nalalenfchap geyonden te zijn. v s v e u t A J. E n.
|
||||
( 138 )
niet zag, noch befpeurde , niettegeriuaande zij genoeg
geraas mogen gemaakt hebben. Een houdsvotfche , verbeuzelde avond! Manr nu ben ik wel te moede. Ik heb immers onder het fpelen mijn potlood voor den daggekregen, en op bladz. 63, onder den laatften balk, met de regterhand, ecnige goede modulation in cijffers aangetcekend, terwijl de linker in den flroom der toonen voortwerkte ! Achter op het wilte blad Vaar ik voort te fchrijven. Ik verlaat cijffers en too- nen , en, oven als de onlaugs genczene kranke niet ophouden kan te verhalen , wathij al lieeft uitgeltaaH, even zoo tecken ik hier, met een waar genoegen, om- llandig de helfche kwellingen aan, van het thee, dat ik heden moest bijwonen. Doch niet voor mij al- leen, maar ook voor alien, die loins door mijn exem« plaar van johahh s f. b a s t i a a n bachs vari- ation voor het klavier (in 't licht gekomen bij jaoEii in Zurich) in verrukking mogten komen, bij het /lot der 3osle variatie mijne cijffers zien, en nieuwsgierig geworden door het groote latijnfche v i; u t e ( ik zal het dadelijk hier neerfchrijven, zoodra mijne klaagliederen ten einde zullen zijn) het blad omkeeren en lezen. Deze gislen terltond den zamenhang; zij weten, dat de geheimraad iioder- xein alhier een zeer charmant huis ophoudt en twee dochters heeft, van welke de geheele elegant© we- reld met geestdrift beweert, dat zij fransch fprekea als engeltjes , danfen als godinnen, en fpelen, zin- gen en teekenen als de Muzen. De geheimraad no. |
||||
( »39 )
neixciN is zeer rijk; bij de dine's , welke hij, om
de drie maanden, geeft, fchenkt hij de fijnfte wijneu en discht de uitgezochtlle fpijzen op; alles is op den elegantilen voet ingerigt, en wie zicli op zijne thee's niet goddelijk amufeert ,. heeft geen' ton, geen' geest, en vooral geen' zin voor de kuust. Op deze Wordt net, namelijk, ook aangelegd : behalve thee, punch, wijn, ijs eriz. wordt er telkens ook een wei- iiig rnuzijk geprefenteerd, welke door de fchoone we- reld met even weinig nadenken, als de vermelde dranken , wordt tot zich genomen. De inrigting is deze: nadat ieder gast tijd genoeg gehad heeft, om zoo vele kopjes thee te drinken, als hij goedvindt, en nadat er tweemaal punch en ijs geprefenteerd is, zetten de bedienden de fpeeltafeltjes te regt voor hot ©udere , meer folide gedeelte van het gezelfchap, het- welk, boven het toonenfpel, den voorkeur geeft aan het kaartfpel, dat ook waarlijk niet zoo veel nutteloos geraas veroorzaakt, en waarbij flechts eenige dukatea klinken. Op dit teeken fehiet het jongere gedeelte van het gezelfchap op de freules iodiiiiik toe; er ontftaat eene oproerige beweging, in welke men de woorden onderfcheiden kan: ,, fchoone freule! ont- ,, trek ons toch niet het genot van uw goddelijk ta-; j, lentozingiets, mijne beste! onmogelijk!ver- koudheid het laatfte bal niets ge|tudeerd'wij bidden wij fmeeken, enz." Gottlieb heeft in- tusfchen het ftaartftuk opengemaakt en het welbe- II. SivKi K. ken- |
||||
( J40 )
kende muzijkboek op den lesfenaar gelegd. De ge-
nadige mama, aan de fpeeltafel, roept: chantezdonc, me% enfans! Dit is het kommandowoord, waarop mijne rol begint; ik plaats mij bij het klavier, en in zegepraal worden de freules naar het ftuk heen geieid. £r ontftaat eene nieuwe woordeiiwisfeling: geene der freules wil het eerst zingen. Gij weet, lieve n annettje, hoe ontzaggelijk heeschik ben." ,, Bea ik het dan minder, lieve m a r i a ?" Ik sting zoo ilecht." O, mijue beste ! begin maar, enz." Mijn inval, (ik heb dien telken reize!) dat beitle met een duo mogen beginnen, wordt geweldig geapplaildisfeerd, het boek doorgebladerd, het zorg- vuldig ingeflagen blad eindelijk gevonden, en nn gaat het er op los! dolce dell'anima eiw. Talent hcbben de freules n 6 d e ii i. e i n loch waarlijk niet het minfte. Sedert vijf jaren ben ik hier, en fe- dert drie en een half jaar leermeester in het Roder- Jeinfche huis. In dezen korten tijd heeft freule n an- KftiE het reeds zoo yer gebragt, dat zij eene melo- dic, die zij rriaar tienmaal in de opera gehoord, en d«n, aan het klavier, op het hoogst, nog tienmaal geprobeerd heeft, zoo maar weg zingt, dat men ter- florid weet, 'wat het zijn zal. Freule maiiik kan dit reeds met acht malen, en wanneer zij ook al een kwart toon lager zingt, dan het piano flaat, zoo wil - dat toeh bij zulk een pikant ftomprieusje juist niet veel zeggen. Het duot is nit * algesmeen koor
|
||||
( »4i )
koor van handgeklap! Nu wisfelen arietten met du-
ettinos gettadig af, en ik, ik moet het, wel duizend- maal afgezaagd, accompagnement nog eens opdreunen! Ondcr het zingen heeft mevrouw ebeb stein, do gemalin van den raad ran financien, door te hoesten en zachtkens mede te zingen, te kennen gegeven : ik zing ook. Freule juskbiis fpreekt : maar lie* ve ejserstein! nu moet gij ons ook uwe godde- lijke Item laten hooren." Er ontfiaat een nieuw op- roer. Zij heeft het op de keel zij kan niets van buiten ! ooiilui fleept twee armen vol muzijk voor den dag: er wordt gebladerd en weer gebla- derd. Eerst wil zij zingen : der Holle Hache kovkt in, meinern Ilerzen enz.; dan Hebe, fieh enz ; nu wederom ach ich liebte enz, In den angst mijng harten 11a ik voor : em Veilchen auf der Tfiefe enz. Maar zij houdt zich aan het groote genre; zij wil brilleren; zij kiest de Conftance. O! fchreeuw maar, kwak, miaauw, gQrgel, fieen, kras, tremuleer, kwinkeleer gij maar toe! ik heb de demners op- geheven en orgel mij doof. O Satan, Satan! wie uwer helfche geesten is in deze keel gehannen, dia alle toonen knijpt, en trekt enfeheurt! Erzijn reeds vier fnaren gefprongen, en een hamer is al invalide. Mijne ooren fuizen, mijn hoofd dreunt, rnijne zenu-: wen trillen! Zijn dan alle onzuivere toonen van fchreeuwende hansworste-trompetten in dezen kleinen gorgel opgefloten ! Dat heeft mij aangegrepen K a ik
|
||||
( 142 )
ik drink een glas bonrgonje! Men applaudisfeerde
gewcldig, en er was iemand, die de aanmerking maakle , dat rnevrouw ejserstiij* en mozaut mij zecr in vuur gebragt badden. Ik grimlagchte. een weiuig dorn, vi'ees ik. Tbans eerst worden alle talenten, welke voor-
lieen Jlecbts in bet verborgene bloeiden, wakker, en fchieten onfiuimig voor den dag; er worden mnzij- kale buii.enfporigb.eden beiloten; er zullen enfemble- Aukken, finales, koor<?n, en de bemel weet wat niet al! uitgevoerd worden. De kanunnik kkatzeb lieeft, gelijk bekend is, cone goddelijke hasfe taille, zoo als bet Titushoofd, daar acbter mij, aanmerkt; terwijl hij met vele befebeidenbeid er bij voegt, dat ■lii j , welis waar, eigenlijk fleebts een tweede teno- rist, niaar desniettemin medelid van verfebeidene zang - akademies is. In ten oogenblik wordt alles voor bet eerfte koor uit Titus georganifeerd. Dat ging uitmuntend! De kanunnik, welke digt achter mij ftond, donderde zijne basflem over mijn hoofd heen, als of bij met obligate pauken en trotnpetten in de domkeik zong. Hij trof de nooten excellent; jammer maar, dat hij, in den haast, bet tempo bijna eens le langzaam inzette. Evenwel bleef hij zich ten minflen in zoo verre gelijk, dat hij, door het geheele fluk heen, altijd een' halven maat telaat twain, De overigen lieten eene builengemeenegehecht- heid aan de antieke, griekfehe muzijk blijken, die, |
||||
( 143 )'
gelijk bekend is, de harmonie niet kende, en altij'd
al unijbno ging : zij zongen alien de bovenfte partij ,' met kleine varianten van toevallige verhoogingen en ver lagingen, van ongeveer eenen kwart toon. Deze niet weinig gedraiscli makende uitvoering
bragt eene algemcene tragieke fpanning te weeg, na- melijk, eenige ijzing, zelfs aan de fpeeltafels, die in dit oogcnblik, niet als voorheen, melodramatisch konden medewerken, door de mnzijk met uitroepin- gen te doorfpekken: bij voorbeeld , ach ich liahte aclit - en - veertig war Jo gliicklich ik pas hannte nicht . Whist! der Hebe Schmerz in de kieur! enz. Het deed eene allerliefile uitwerking. (Ik fehonk mij in). Dat was liet hoogite toppunt der muzijkale tentoon-
ilclling van hedeu : nn is het gedaan ! Zoo dacht iky JToeg het boek toe en llond op. Maar, o wee! daar trcedt de baron, mijn antieke tenorist, naar mij too en zegt: ,, o beste heer kapelmeester! men zegt mij ,, dat gij zoo goddelijk phantafeert: o wees toch zoo "f, goed en phantafeer een weinigje voor ons ! Jlechts een. klein weinigje ! ik bid u I" Jk hernam heel droog- jes , dat mijne phantalie heden volllrekt verliopt was; en terwijl wij nog daarover fpreken, heeft een dui- vcl, in de gedaante van eenen elegant met twee ves- ten, onder mijnen hoed de variatien van bach uit- gefpionneerd; deze denkt, dat het van die foort van variatien zijn, als op nel cor mi non piu fento,__.
K5 Ah
|
||||
( '44 )
Ah vous dirai-je, maman ens., en verlangt, dat
ik ze voorfpeel. Ik weiger het; dock zij vallen al- ien op mij aan. Nu , zoo hoort dan , en berst uit verveling!'' denk ik, en fla er op los. Bij n°. 3 verwijderen zicb verfckeidene dames, gevolgd door Tituskoppen, De hodehleins liielden het, dowijl haar meester fpeeldc, doch niet zonder kwel- ling, uit, tot aan n°. 12. N°. i5 peg deu twee- vestenman op de vlugt. Uit zcer overdrevene be- leefdbeid bleef de baron tot aan n° 3o zitten en deed niets dan punch drinken, dien oottliji Voor mij op het piano gezet had. Ik had mijne taak geltikkig voltooid; maar dit 3o: nninmer! ... het thema fleepte mij onwiliekeurig weg. De kwarto- bladen rekten zich uit tot groot-folio, waar dui- iend imitation en uit»rerkingen van het thema go- fcbreven itonden, die ik afi'pelen moest. De nooten. werden Ievendig en llikkerden en huppelden rond om mij heen. elektriek vuur ftroomde uit de toppen mijner vingoren in de klaves de geest, uit wien dit alles ftroomde, overvleagelde de gedachten de geheele zaal was vol dikken damp, waarin de kaar- fen al duisterder en duisterder brandden van tijd tot tijd keek er eene neus uit, fomtijjs een paar oogen; doch zij verdweenen terftond weder. Zoo kwiira het, dat ik ajlcen bleef zitlen met mijnen Sebastian bach, en van coitiiij, als van een' fpiritus familiaris, bcdiend werdl Jk drink 1 Is
|
||||
( 145 )
Is het-welgeoorloofd, om eerlijke muzijkanten zoo
te kwellen met muzijk, als ik heden gekweld ben en zoo dikwijls gekweld worde ? Waarlijk ! van geene kunst wordt zulk een helsch misbruik gemaakt, als van de heilige, goddelijke MuHka, wier leeder fchoon toch zoo ligt ontreinigd wordt! Hfbt gij waar talent , ecli- ten zin voor de kunst, wel nu! leert dan muzijk, brengt iets voort der kunst waardig, en reiki clen gewijden uw talent toe in voile n mate. Wilt gij ook zonder talent kwinkelereii, zoo doet bet voor u zelven, en onder uws gelijken; maar kwelt daar-< mede niet den kapelmeester kh eijiei en andereit. Nu zoude ik kunnen naar huis gaan en mijne
nieuwe fonate voor het klavier voltooijen : maar het is nog geen elf uren, en een fchoone zomernacht. Ik wed, dat naastmij, ,bij den opperjagermeesler, de meisjens aan het opene vengfter zitten en met fchreeuwende, gillende, doorborende llemmen d« lucht in krijfehen: Wenn mir dein Auge flrahlet twintigmaal, en telkens flechts het eerfte couplet. Sehuins tegen mij over pijnigt icmand de fluit met longen, als die van den neef van kameatt; ter- wijl buurman de hoornist in lange toonen akuftifcho proeven maakt. De talrijke honden in mijne buurt worden onrustig, en de kater van mijno hospita, aangemoedigd door het evengenoemd verliefd duet, doet, digt bij mijn vengfter (het fpreekt van zel- ve, dat mijn muzijkaal- poetisch laboratorium op K 4 de
|
||||
( 146 )
de vliering is) aan buurmans katje, waarop hij
fcdcrt Maart verliefd is, dc chromatifche klank- ladder al naar boven jammerend, teedere bekcnte- nisfen. Na elf uren wordt bet rustiger: tot zoo lang blijf ik zitten, daar er buitendien nog wit pa- pier en bourgonje voorhanden is, van welken ik terftond iets gebruik. Er beilaat, zoo als ik keb hooren zeggen, eeno
oude -wet, welke aan gedruisch makende handwerks- lieden verbiedt, om naast geleerden te wonen, Zou- den dan arme, in 't naauw gebragte componisten, die, nog bovendien uit banne geestTervoering goad moeten flaan , orn hunnen Icvensdraad te fplnnen , die wet niet op zicb zelven mogen toepasien en de fchreeu- wers . en Vedelaars uit bunne nabijheid verbannen kunnen ? Wat zoude wel de kanstfchilder zeggen, dien men, bezig zijnde een ideaal van fchoonheid te fchilderen, louter heterogene fratfengezigten voorhouden wilde? Sluit hij de oogen, dan kan hij hot beeld ten minfle in zijne pbantaiie voltopijen. Boomwol in de ooren, helpt niets; men hoort even- wel het vervoerde geraas: en dan bet denkbeeld, alieen maar het denkbeeld: nu zingen zij ! nu komt bet horen, enz. ! En weg zijn de vcrheveniU gedachten! Het blad is juist volgefchreven: op de van den
titel overgeblevene wiltc ftreepen, wil ik Uechts nog even aanftippen, waarom ik inij bonderdmaal voor- ge-
|
||||
C ?47 )
genomen heb, om mij niet meer bij den geheimraaci
te laten kwellen, en waarotn ik even zoo dikwijls mijn beiluit liet varen. Het is immers bodei- Ltiva onvergelijkelijke nicht, welke mij met banden aan dat huis keetent, die de kunst geknoopt heeft. AVie eens zoo gelnkkig was , van freule a m a l i a te liooren zingen de flot-feene van clucks Armida , of de groote fcene van Donna Anna in moz arts Don Giovanni, die zal knnnen bevroeden, dat een uur, met zulfc een' engel aan het piano doorgebragt, hemelfchen balfem giet in de wonden, welke alle valfche toonen van den geheelcn dag mij , geplaagden muzijkmeeiter , hebben teegebragti Rodbjlein, welb even min aan de onfterfelijkheid der ziel, als aan den maat geloaft, houdt liaar voor geheel onbrnikbaar tot het booger beftaan in de theegezelfchappen, vermits zij in deze volftrekt niet zingen wil, en dan tocli wederom voor zeer gemeene lieden, bij voorbeeld , llmpele muzijkanten, met groote iufpanning zingt, die haar zelfs nadeelig is s want de lang aangehoude> ne , al aangroeijende harmonica - toonen, welke mij tot in den hemel verheffen, heeft zij, gelijk roobb- ieis meent, zonder twijfel van dennachtegaal afge- luisterd, welke toch een redeloos fchepfel is, ilechls in bosfchen leeft, en van denmensch, den met rede begaafden heer der fchepping, niet mag nagebootst worden. Zij gaat in hare inconfequentie zoo very dat zij zich zelfs van coiilies op do viool laat |
||||
( »48 )
|
|||||
accompagneren,' wanneer zij fonaten van beet-
horen of MOZAny, uit welke goen theebezoeker, nocli kaartfpeler wijs wordcn tan, op het piano fpeelt. Pat was liet laatfte glas bourgonjc! Gottlieb
fnuit mijne kaarfen , en fchijnt zich te verwonderen over mijn ijverig fchrijven. Men liecft volkomen gelijk, wanneer men dezen
oottiibj voor niet ouder aanziet, dan zestien jaren. Dat is een heerlijk, diep'talent. Maar waar- om moest ook zijn vader, de poortier, zoo vroeg flerven! en moest dan de voogd den jongen volitrekt de liverci aantrekken! Toen rose Her was, luisterde oottiiei in de voorkamer, het oor aan de zaaldenr drukkende , en fpcelde dan geheele nach- ten door; des daags ging hij peinzende en droomende rond, en de roode vlek aan zijue linker wang is een getrouw afdrukfel van den folitair aan den vinger ▼an SoBUiLtiifs hand, welke , zoo als men , door zacht te ftrijken den ilaapwandelenden toelland voortbrengt, , door fterke flagen, en te regt, juist eene tegenovergeftelde uitwerking wilde te weeg te brengen. Onder andere werken , heb ik hem de fonaten van
core ili gegeven; en nu heeft hij zoo lang jagt gemaakt op de muizen, welke, op den zolder, het oude Oesterleinfche ftaartfluk hadden in bazit ge- xwmau, tot er geeae meer in leyea was, en, met |
|||||
C 149 )
eoderleins verlof, dat inilrnment in zijn klein
kamertje gep!aa(st. * Werp hem af, den liatelijken lnechlenrok, eerlijke oohiieb! en laat mij u, na jaar en dag, als den braven kunftenaar, aan mijn hart drukken /die gij , met uwen uitftekenden aanleg, met uwen grondigen zin voor kunst, worden kunt! Gottlieb ftond aehter mij en veegde zich de
tranen van de wangen, toen ik deze woorden laid uilfprak. Ik drukte hem zwijgendde hand. Wij gin- gen naar boven, en fpeelden de fonateu van 0011*1,1/1, |
||||
A M P H I O N.
----------.#_..---------
Over de vereenvoudiging pan de leer der too-
nen en derzelper ,noodzakelijkheid} door O. C. G It O SUE ISC. (24)
|
||||||
D
e menigvnldige klagten des toonkunstenaars over
de onverfchilliglieid des liefhebbers jegens de, tot de juiste beoordeeling en. het daaruit voortvloeijend getiot van een kunstwerk, zoo zeer gevorderde er- varenheid in. de leer der liarmonie, zijn zonder te- gen-
(24) Wij verheugen en* ongemeen J onze lezers
eenen man te leeren hennen, dien wij het ons tot een bijzonder geluk rekenen, onder onse medear- ieiders te tellen, en op wiens perjftonlijke vriend- '/chap wij roem dragen; eenen man, die [hij woont te Kasfel, waar hij voorlieen muzijk-direkteur der hof -opera was) in Duitschland onder de bebwaam/i* III St v Ki L man-
|
||||||
(152)
genfpraak gegrond* Int'.isfchen zal een onpartijdig
jegler de fciiuld van dit kwaad , hetwelk aan de kun«t zekerlijfc aanzienlijke fchade toebrengt, voor bet grootfte gedeelte , aan den kunstenaar zelf toefchrijven. Hier kan alleenlijk de rede zijn van de hoogere
kiuist, en mitsdien flechts van zulke lief hebbers, welke, als ook anderzijds befchaafd en gevormd, vat- baar zijn, om dieper in de ware kunst te leeron indringen. Intusfchen zijn zoodanige perfonen, ge- durende het beoefenen van andere vakken van we- tenfchap, door orde, duidelijkheid en een' doordrin- genden blik hunner leermeesters, zoo zeer aan eene voortreffelijke leerwijze gewoon geworden, dat zij niet ligt eenen leermeester der muzijk zullen vinden, die aan hunne vorderingen beantwoorden kan; ter- wijl deze, zijne metbode op eene gelijke balls gron- dende, de ten hooglten profaifcbe leer der harmonie daardoor aangenaam weet te maken, dat hij de dorre tak-
mannen gerangfckikt werdt, en die zich, vooral bij
het fchooltvezen, door zijne Lieder fur Schulen und bausliche Zirkel, zijne zehn Gebote en andere derge~ Ujke werhen zeer verdienstelijh gemaakt heeft. TVij zullen misfchien nog in dit zelfde ftuh gelegenheid vinden, meer over deztn buitengemeen bekwamen man te fprehen. HI Sill.
|
||||
( .55)
|
|||||
takken aanvankelijk met groen loof en vervolgen*
met fmakelijke vruehten verfiert, en vooral, dat hij zijuen kweekeling, langs den koriJlcn weg, naar liet doel leiden wil. * De liefhebber zoekt bij de kunst meest.al flechti
uitfpanning. Op hem rusten meer andere pligten* De gefchiedenis der Sijrenen bevat voor den regt- fchapenen man eene ernftige waarl'chuwing. Onz* liefhebbers ontbeeren niet alleen goede leermees« ters , maar ook eene doelmatige vorm der leer Zelve, en wanneer de eerflen ook al te vinden zijn, dan is evenwel de andere ter bereiking van het oogmerk op verre na niet voldoende s zij is wijdloopig en das Vermoeijend. Wei is waar verfcheen er, reeds in de laatiU
helft der afgeloopene eeuw, een man op het tooi neel der wereld, die Zoo velerlei goeds ten oogmerk had: Rousseau verfcheen en deed reuzenfchre* den in de vereenvoudiging van de leer der toonen* Jammer echter, dat hij deze reuZenfchreden op Frankrijks bodem maakte, en wel, nadat zijne waar- heidsliefde hem reeds duizenden van vijanden op den hals gehaald had, zoo al« hier en daar ook thans nog het geval is. Men werpe flechls eenen blik op het ftelfel van
«ou«8eatj, en men zal verftomd ftaan, dat het, zelfs bniten Frankrijk, geene aanhangers fond. D« toonkuntt behoeft, reeds alleen tot het aanduiden Itarer klankladders, fchier 3oo teekenen. Hot; a* La iBtti
|
|||||
(i54)
' $ '
a u xv bedient zich flechts der cijfers van I tot., fj en zijne manier is met minder juist: hoe veel dui-
delijker zij is, zal een ieder ligtelijk kunnen be"
fefFen. Maar howsseau had toen bereids gezegd:
De Franfchen hebben geene muzijk, en zij kunnen
er ook geene hebben." Voorts nog: hun ge-
zang, en voorstl dat der vrouwen, gelijkt op het
angstig gefchrei van iemand,, die door ie hevigfte
kolijkpijnen gefolterd wordt." Daarbij kwam nog,
dat zijn ftelfel alle muzijkplaatdrukkerijen overtol-
lig maakte, daar de boekdrakkers deze taak op zich
nemen konden, en het is dus wel niet te verwon-
deren, dat men op dat fielfel geen acht floeg; niet-
tegenftaande het zelfs voor den kooper van muzijk-
werken van zeer veel aanbelang was: immers zoude
de prijs van een gedrukt work flechts het J bedra-
gen hebben, van de fom, welke het, gegraveerd,
moct kosten, en misfchien nog minder.
In latere tijden,' en wel in Duitschland, hebben
wij, helaas! een gelijkfoortig voorbeeld gezien van
het niet waarderen eener even voortreffelijke als,
van de pecunieele zijde Hiefchouwd, gewigtige leer
van vereenvoudiging. Ik bedoel de nieuwe wijze,
om orgels te bouwen, van den abt vo olztl. Wan-
neer (hetgeen toeh wel te eeniger tijd gebeuren zal)
wanneer de koniistorien eerst den tijd vinden, om
vooiEiis plan te beftuderen en te doorgronden, dan
zal, zonder twijfel, een gemakkolijkere orgelbouw
daarvan het gevolg worden. Echter zoude men als-
dan
|
||||
( 1S^)
dan even zoo niin de orgelmakers moeten Taad|>]«^
gen, als men de graveurs 20ude mogen verlof \ra« gen, om het boven bedoelde ftelfel van iousiiav iiitevoeren; S c h tr 1 z, dezelfde ', van wien wij onovertreffe-
lijke volfcsliederen bezitten (of liever bezeten heb- ben : hetgeen evenwel de genius van Duitschland te verantwoorden heeft) schviz, zeg ik, heeft zich, wel is waar, in zijne lijdensmuzijk, Johannes und Maria, van kousseaus Semeiografie bediend ~t niaar hij vend geen' enkelen navolger. K ubiiibb in Halle heeft koraalgezangen voor de fchooljeugd naar dezelfde methode opgeteekend, en juist daaj- door op nieuw haren voorrang boven de onze be- wezen ; maar zal onze muzijkale wereld zulk eene kleinigheid wel hare oplettendheid waardig ach- ten!? Hadde toch noussxAus kosmopolitismus ingang
gevonden ! de kunst zelve zoude daarbij wel gevaren. hebben. Even als in zoo vele andere dingen, had hij, dien de natuur altijd tot model diende, ook hierin de volmaakfte inzigten, en hij konde geen denkbeeld hebben van de latere ontaarding der toon- kunst, welke de eerlijke ci. a cuius kwinkeleren noemt, en welke nimmer iets goeds kan te weeg brengen. Van daar, dat het nootenfehrift van dien edelen man nu of nimmer voor eene zoo diep ge- zwhkene kunst gefchikt is. "Wij fpelen tbans, zegt fcnuLEU ergens, de fluit zoo, dat zij even als L 3 eene |
||||
f liS)
ene pauk klinkt, en wanner wij ook al bij vel«
der nieuwe compofitien, in het oogenblik, dat zij
nilgevoerd worden, niets gevoelen, zoo breekt het
gcvoel forntijds echter nog, na eenige uren, door."
GneKenHinDji, naumann en scbviz,
HASdk, mozaht en a eethoyeh hebben den
omvang van vier oktaven, binnen welke de groote
kunst zich ten vollen kan uiten, zonder grond,
nirnmer o efchreden; doch zoo vele duizendeta hun-
ner pfeude-kunslbroeders hebben dien omvang wel
om de heift verder nitgeflrekt; doch geenszin* naar
de krachtige, dea man betamende dieptc, rnaar
fleeda naar boven toe, opdat toch het vrouwachtige
regt bo ven drijve.
Zij zijn nog niet te vrede met ons, reeds all©
grenzen te buitengaand , nootecfchrift: vijf lij- nen kunnen niet bevatten , wat zij ons al fchen^ ken; er worden tien en meer lijnen toe vereischt, geiijk de iijuilti, de n i f. s s e n , en wie nog meer tot deze kategorie behooren, veelvuldig he- wrjzen. Wat de edele Geneviaan tot het vereenvondigen
Tan het nootenfchrift poogde te doen, dat zelfde ondernam na dien tijd ivini, met opzigt tot het fchrifl der cijfers, waardoor wij de harm©ni» van een muzijkfhik aandniden, (generaalbas). Behoefte fchiep eerst de mimiek, en toen de taal
der woorden en der teonen. Onze fpreekers zija tehter niet altijd redenaars, evennua »ls onze m agj SMirs
|
||||
( i57)
|
|||||
zijkanten altijd toonkunstenaars ziju. Om dezefl
naam waardig te worden, moet, zoowel de een, alt de ander bthagen, bewijzen, bewegen, gelijk sajis- iiiit zegt. Maar lieeft niet zoo meenig voorbeeld ons ge-
leerd, dat, zonder deze vereischten, rede en mil* zijk niets meer is, als toongevend erts en klinkende beilen? Even zoo zeer dus als, voor den een't de kennis der retorika onontbeerlijk is, even zoo weinig kan de ander buiten de ervarenheid in do leer der harmonic Hoe het echter met den vorm en de leermethode van de laatlle ftaat, kan men daaruit afmeten, dat zelfs de muzijkanten, ik bedoel hier de bloote practici, zich flechts, in een klein aantal, met de fludie der harmonie bemoeijen willea; terwijl dit labirint onder de labirinten den lief- hebber groote vrees aanjaagt. S tt l z b k heeft, in zijne allgemeine Theorie der
Jchonen Kiinste und PVisfenfchafte, (art. Bezifferung) een Itelfel aangegeven, waarin de tot nog toe ge« bruikelijke, barbaarfche wijze, om de akkoordea met cijfers uittedrukken, verworpen en eene veel eenvoudigere voorgeflagen -wordt, namelijk, door middel van eenige weinige letters, en nn en dan van enkele cijfers. "Welk een voordeel! Kort daarna vatte een medearbeider aan ceimiis Ma- gazin der Mujih (1786, iier Jahrgang, 2e HMfte, pagi 789808) dese, eenen meester waardige, ge- dachte op, breidde dezelvo uit, reguleerde het ge- L 4 te©-;
|
|||||
( '58 )
|
|||||
heele ftelfel van becijfering, en eindigde zijnen diep
doordachten arbeid met Let verzoek: dat men, wan-
neer ook al de kunstenaar van beroep zich de zaak
niet wilde aantrekken, dezelve, althans ten nntte
der lief hebbers, in overweging mogt nemen. Te
vergeefs ! Hij en svlzer deelden , met k o v s-
s e a ti, in hetzelfde lot. Wanneer men nu eeneii
blik werpt op beide de ftelfels, en men ziet, dat
het gefimplificeerde llechtg van een enkel akkoord
fpreekt, den drieklank, namelijk, en dat het met
dit eene akkoord de harmonie van een mnzijkftuk
voldoende aanduidt; dat daarentegen het andere
aldns begint: daar onze 12 toonen 4,791600
maal kunnen verplaatst worden, zoo ontftaan daar-
uit, bij een' zoo grooten rijkdom van klanken, niet
llechts 144 wellnidende, maar ook nog 3466 minder
goed klinkende, ^n dus te zamen 4600 akkoorden";
(fchept iemand er foms behagen in, om de carollaires
Van Pater mersjsknb [ zie deszelfs harmonie uni-
verfelle , Paris i636] gezamentlijk uitterekenen; dan
za^ hij vindcn, dat er nog veel meer akkoorden
mogclijk zijn enz.j ; wanneer men voorts het voor-
trefFelijke der hier bedoelde vereenvoudiging over-
weegt, dan wordt het onbegrijpelijk, dat zij niet
tocgepast werd; want het is toch inderdaad onmo»
gelijk, dat, zop laug de alonde vorm der leer van
de harmonie in wezen blijft, iemand, wie hij ook
stij, in het inwendige der toonkwist zoude kunnen
indringen, ten zij hij, onafgebroken en jaren ach-
ter-
|
|||||
( i«9)
|
|||||
(ereenj, zijncn tijd daaraan opoffcre. « En is wel
cene ondankbaarheid meer in het oog loopend, dan die van den kunftenaar jegens den liefhebber, in zoo verre, namelijk, als hij dezen van het aanwezen des tempels verzekert, terwijl bij hem den toegang tot het allerheiligfle verweert, en zelfs die gewesten met eenen ondoordringbaren fluijer bedekt , welke toch zoo menig bioeijend veld in zich bevatten V of zijn onze kunftenaars onverfchillig geworden, of men hen verftaat, en van hnnne voortbrengfelen waarlijk ge» not hebbe, of niet? Bijna zoude men dit geloovenl Hoe groot nn het nadeel is, dat deze onbegiijpe-
lijke gehechtheid aan verouderde vormen , der kimst zelve toebrengt: dit is zoo klaar, als de dag. Laat ons de opera, dit even treifende , als majestneufe fchonwfpel, waarbij alle kunften tot ons genot za- menwerken , en het welk daarom gevoelvolle men- fchen , mannen van fmaak , zoo onwederflaanbaar boeit, tot voorbeeld nemen. Betooverd door clucks harmonien, zouden on-
ze dilettanten , toen ter tijd, alios er aan gewaagd hebben, om deze nieuwe wonderklanken en derzei- ver, voorheen nog onbekende, verbindingen fyste- matisch te leereri oplosfen. Dit -was ook het juiste oogenblik, waarop zulks mogelijk geweest ware; iWant toen trad nog* de aloude Koturnus op bet tooneel met al zijne verhevene deugden, en de be- fchaafde man tracbtte toen nog allijd zich aan dezen jrast aantefluiten: zoo als dan ook het oog van hem, JL 5 die
|
|||||
( 160 )
|
|||||
die zich van den geinee:ien Loop onderfcheidt, zich
altijd tot de fterren veiheft. Onze v»rm eckter liet dit ocigenblik ongebmikt voorbijgaan. Men itond verbaasd, en wist niet waarom; doch daarmede is de denkende kop niet te vrede, en onverfchillig? beid jegens de groote meesterfiukken was daarvan het gevolg. Men vei-oorldve mij, hier de treurige fchil- derij opteliangen, welke het onvermogen om tot in het allerheiligfte doortedringen, allengskens heeft lot ftaud gebracht (st5). Onvergenoegheid maakt ziek : en zoo vervielen
onze lief lie bbers in de handen van den dohter en apotheker (26). Ongelukkigerwijze waren deze beiden kwak-
y- < . -V , -, (a5) Tot de meer algemeene verjiaanbaatheid van
de volgende periode t zal het noodzakeliik zijn aante- merken, dat de curcijf gedrukte woorden titels van opera's zijn, Wij zuilen hij ieder dier ftukken din oorj'pronkelijken titel en den componi.it aangeven, BE RED.
(26) Der Doktor und Apothekar. Deze 00k hier te
lande bekende opera van von i> i t t i: 11 spoh f s , heeft ter zijner tijd zeer veel opgang gemaakt t en hoewel zij ongetwijfeld het teste werk van dien componist is t bevat zij echter Jlechts liefelijke me- lodien en gevolgelijk te veel zoetigheden, waar- van het onmatig gebruik natuitrlijk walgmg ver- oorzaakt, Grondigkeid van compo/itie t juistheid van de
|
|||||
kwakzalvers, welke hunne patienten naar het gek-
kenhuis (27) bevorderden. Daar vereerde men hen het toenmalige kenteeken der gekken , het ro'ode kap- je (28), het welk hen, door eene ongelnkkige nevea- idee, die toen hcerlchend was, maar al te dierbaar werd. A fol 1, o erbarmde zich , wel is waar, over de dwalenden, en liet eene toverfluit (ag) blazen: maar deze werd weldra door eene toperciter en door eene tovertrom (3o) tot zwijgen gebragt. Ook werden, helaas ! de gevolgen van het verblijf te Bedlam reeds bij
de teekening der harahters en meer dergelijke ver-
eischten der goede opera zal men te vergee/s in den dokter en apotheker zoeken. » E RED.
(27) Die Liebe im Narrenhaufe van denzelfden
eomponist. BE RED.
(28) Das rotbe Kappcben. Ook dit Jtuk is tan
DiTTiRSDoiirr en behoort onder dezelfde rubriek. D i RED.
(29) Die Zauberflote. De voortreffelijkheid van
deze opera van den onfterfelijken m 02 art is alger wnten bekend. S E RED.
(30) Die Zauberzither en die Zaubertrommel, bei-
de van wtuzn mux,i.er, (denzeljden welke ook de tamelijk, veel geruchts gemaakt hebbende opera, da* neue Sonntagskind [de nachtmerrie] gecomponeerd hee/t)
|
||||
( i62)
bij fommigen zichlbaar. Zij dreven den fpot met de
dieptreffende, doordringende toonen der bazuin (3i), wel-
heefb) vermaken thans wel alleen maar het pxradijs
of ale gaanderijy wanneer zij nog ten tooneele gevoerd words n. D E RED.
(3i) Hier heeft de fchrijver het oog op mozarts
don Giovanni, ofia il disfoluto punito, een werk, hetwelk tot nog toe den eer/len rang onder de opera's alle'e'n inneemt. Men moet zich inderdaad verwonderen over de ver-
regaande verwaandheid van zekeren pfeudo-criticus, welke, kort geleden, eene krit'iek over het evenge- noemde uitfiekende werk Jchreef, en mozart ver* weet, dal{ hi) in het finale van het tweede bedrijf (waar de geest van den kommandeur, op uitnoodiging van d. J xi a h , bij dezen aan tafel komt , en hem eerst zijnen onverantwoerdelijken en hoogst zedeloozen levenswatidel voor oogen houdt, hem dan tracht te bekeeren, era eindelijk, toen hi), in plaats van be- rouw te vinden, niets dan hoonende antweorden be- ktmt, het doodvonnis over hem uitfpreekt) dat m o- zart hier de bazuinen had gebruikt, daar deze al~ leenlijk ten dage des jongften gerigts moesten gebla' zen worden. De ongerijmdheid van deze fielling valt zeker in
het oog} aan al die geenen f welke de gtlegenheid |
||||
(i63)
-welke zich bij de evengenoemde fluit voegde, om de
ongelukkigen, ware het mogelijk, nog te redden, en beweerden , dat de bazuin alleenlijk ten dage des jong- ften gerigts behoorde geblazen te worden. Om kort te gaan : een hokus pokus (3a) word voor bun de al- leen verzadigende xenie r en zoo vielen zij eindelijk in de koude arraen van het donauvrouwtje (33) , en van daar in de duivelsmolen (34). "Wie zich deze theater -duivelsmolen herinneren
wil,
-
gehad hebben, om den Don Juan te hooren uitvoeren, en goed te hooren uitvoeren }bij voorbeeld, te TVeenen
of te Serif n. Zijn de bazuinen wel ooit met meer
overleg en beter ter regte plaats gebruikt? En men
onderjiaat zich .... doch: rifum teneatis, amici !
X) £ 11 E D.
(32) Hokus Pokus is ook al van mittersdorff,
doch behoort onder het Jlechtjle, wat hi) gecompa- neerd heeft, D E RED.
(33) Das Donauweibchen, van k. a iter. Een Jlukt
dat, fehoon het ook thans nog zijne aanhangers yindt, in Duitschland lang in het graf legt, B E ?( T. U.
(34) Die Teufelsmuhle, van wenzel mciHh;
is ook in haar eigen niet terug gekeerd, Waarlijk , de verdienjle .zegepraalt toch eindelijk! 2 s red;
|
||||
( »«4 )
|
|||||
■wil*, die zal bevinden, dat er, Fedevt, raenig jaar
verftreken, maar nog zeer weinig gedaan is, om van bet iiampen, huilen en balken, dat daar plaat* heeft, de r.oodanigen te bevrijden , die wel verdiend hadden, de harmonien der sferen te vernemen, en onder goden en helden te wonen. Uit dit alles volgt, dat eene vereenvoudiging der
toonenleer, voor als nog, llechts in zoo verre kan ingevoerd ■\vorden, als zij nevens het nu toch aan« wezige labirint beflaan kan : er kan flechts een korte^j re doorgang gebaand worden. Men oordeele , of deyolgende refultaten van een lang-
durig onderwijs, voor onze aankomende klavierfpe- lers e» voor hen, die den generaalbas leeren en daarmede de kunst verbinden willen , om uit den ee- nen toon in den anderen overtegaan, van nut kun* ■"en zijn. Even als in alle andere gevallen, moet 's menfclien
vrije wil ook liier zijne regten kunnen handhaven: dwang wordt in niels zoo zigt.baar, als in de kunst. Wanneer, op het hooren van melodieufe toonen , de knaap zijn flokpaardje, het moisje zijne pop verlaat, en naar de toonen loistert , dan hebben voorzeker beide hunnen zin voor de kunst aau den dag gelegd. Ik mag hier, in het voorbijgaan, den goeden raad niet vergeten, dat men vooral niet het vonnis velle Van een kind, welks oplettendheid niet van langen duur is. Zijn juist gevoel uilte zicb. zoo even ten. yoordeele van een muzijklluk. |
|||||
C l65 )
|
|||||
Zeer vroeg, en .wel reeds voor het zesde jaar, late
men aan zulk een kind eeu klavier over, zonder zich verder over het waarom te verklaren. Het zal niet lang duren, of het kind zal klauken , welke hem eens welkom geweest zijn, weder opzoeken, Alles , wat het doet , is niets meer dan. een verward geraas; edoch zal het morgen niet aan nieuwe proeven ont- breken. Bij dergelijke verrigtingen wordt gewoonlijk ilechts de wijsvinger ge*bruikt; en men mag zich wel veroorloven, om, als ter loops, te vragen , waarom ook niet van de andere vitigers parti) getrokken. - Tie
wordt. De wijsvinger bekomthulp. Slechts de reg-
ter hand wordt gebruikt; men herinnert ook aan do linker, en weldra werken beide handen in de klaves. Het kind begint met alle tien vingeren rumoer te maken. Dit wordt echter Hreng verboden, en alleen- lijk veroorloofd, om, naar de rei af, zoo vele too- nen aantegeven , als men vingers *heeft. . Hier treedt nn reeds het onderwijs te voorfchijn, van welks mer thode, het nu reeds afhangt, wat er eens van den fcholier worden zal. De mening , dat icder foort van leermeester, hoe ftumperachtig hij ook «ijn mo- ge, voor den aanvang gped genoeg zij, verraadt in- derdaad de onvergeeflijkfte onkuride, De vijf vingeren moeten terftond, van den beginne
af aan, niet alleen van de klaves G, maar ook van He klaves G, A en D uitgaan, opdat door de beide eerften de durtoonen, en door de twee laatften de moltooiien gehoord kunnen worden. Men late het kind
|
|||||
( i6S)
|
|||||
kind alle verwisfelingen maken, veor welke de vijf
toonen vatbaar zijn, bij welke verrigtiug echter de vingeren altijd dezelfde klayes moeten aanraken, als in de eeifte orde.
■' ■ . ■ It
Heeft men dit in het reine gebragt , dan worde
de vingerzetting voor eerie reeks van acht toonen, de klankladder, opgezocht. Zeer kwalijk zal het den leermeester, in het rervolg, bekomen, bijaldien hij daarbij de verftandeiijke vermogens Tan het kind met zelve laat wei ken, en hem de hier bedoelde applikatuur niet zelf*laat yin^en- Gaat hij anders te werk, dan zal hij naderhaud bij iederen nieuwen klaaf den vinger moeten noemen, welke daarop moet geplaatst worden, en zich eenen onbefchrijflijken last op den hals halen; ter.wijl hij het gonoegen had kun- nen hebben, om zijnen leerling, die dit kan en moet doen, iedere applikatuur zelf te zien vinden. Daar^ toe worden flechts weinige regelen veroischt. Men vange met de durklankladder van C aan; men
late dezelve in de laage toonen van het forte-piano door eene hand aangeven; men make den leerling bijzonder op den vijfden toon opmerkzaam, en late bij dezen toon, wanneer dp eerfte klankladder ten einde toe is aangegeren, met de aadere hand, de tweede beginnen. Wordt het noodzakelijk, den eenen of anderen toon hooger of lager te nemen, dan zor- ge men, het gehoor te doen werken. Opzigtelijk de applikatuur nome men de boven omfchrevene voor* aoraen. |
|||||
( *57 J
|
|||||
Wanneer men op deze \vijae , lie eene kianklacl-«
der in de asdere fchuift , dan zal de leerling at fpoedig opmerken, dat de eene ladder reeda de helft der andere in zich bevat. Nadat men nuopde voorgefchrevene wijze detwaalf
klankladders in den kwintencirkel heeft doorgeloopen, beginne men de molklankladders, echteir, vooralsnog, flechts van boven naar benederu Men toone den leerling geeue nooten , dan, nadat liij derzelver benamingon en de kla ves , waarop ze mocien aangegeven worden , heeft l^eren kennen, Dit gcfchiedt door middel van de klankladders. Wanneer hi) deze, door verfcheidene oktaven been, vaardig kan voortfpelen, dan ga men over tot het nootenfehrift; dock de eerAe teekena Inoet de leerling alwedcrom zelf ontwerpen. Men bezige daartoe diezelfde klankladders , waarbij nu tevens het onderfcheid van den geheelen en grooten halven toon, en ook van deri kleinen kan opgehel- derd worden. Heeft de fcholier zich eerst over- tuigd , dat in de durklankladder eerst 2 heele en' dan een halve toon voorkomen , en dat daarop S heele en een halve toon volgen; dan zal hij, de( zoo evengcnoemde getallen fie zamen a3) altijd iii zijnen geest vasthondende, weldra al de durladdertf zelf vervaardigen , en op gelijke wijze , zal hem, tot het vinden der molklankladders, bij het naar boverf gaan het gelal 14 en, bij het afklimmeny het getal 22 behulpxanm zijn. Terwijl de leerling aldus zelf de klankladders opfchrijft, kan men hem op de ver- III Sttjk. M fchil-
|
|||||
f 168)
|
|||||
fchillende gedaante der nooten opmcrkzaam maken;
van welko men het befluit opmaakt tot derzelver korr tere of langere duur , (men fpreeke vooral niet van waarde der nooten) j men leere hem dan tevens het tellen , en zelfs kleine voorbeelden van verdeeling iieerfchrijven. Men kan do verfcheidenheid der noo- ten zeer wel met die onzer geldiborten vergelijken, van den gulden af tot kleiuere fpecien , wanneer dit tot de verftaanbaarheid mogt noodig zijn. Men neme zich vooral in acht t om de geheele Semel" ografie in eenmaal te willen leeren! ! Tot zoo ver hebben wij den leermeester nu niets
anders te zeggen, als dat hij, van dit oogenblik af aan, tiit de klankladders zelf pasfages vormen, en den leerling voorleggen moet. Hij verorijde zorgvul- dig de zoogenaamde ftukken voor eerstbeginnenden, boven welke de applikatuur aangeteekend itaat. Zijn fcholier behoort deze zelf te vinden. Nu en dan cene mondelinge teregtwijzing, 00k wel een fofarif* telijk teeken: dit is alles wat er vereisoht wordt. Van zoo zeer onkundige leermeesters, welke hunue leerlingen niet in het fpelen der klankladders oefe- uen, maar terftond met danfen, marchen of aria's beginnen, is hier vollirekt de rede niet, en nog min- der van ouders, aan welke zulke meesters, om der goedkoopheid wille, welkom zijn. De ware kunst kan niet zonder vioomheidbeliaan. »
Zonder van de koncertzaal juiit een bedehuis te mj« ken, legge men evenwel den leerling weldra eenige ko-
|
|||||
( i6g)
|
|||||
koralen toot. Natuurlijk kieze men de besten r.n
fchoonften. Het fpreekt wel van zelve , dat men de akkoorden in nooten uitfchrijven moet. Terwijl men den fcholier, op doze wijze, het hoogfte leert kennen , wat de kunst kan oplcveren , zal zondip twijfel de begeerte bij hem Ievcndig worden, om in bet wezen der akkoorden dieper te leeren indringen. Men plaatfe den weefgierigen jongcling voor het
Christusbeeld van in brtjw, en geve aoht, of zijn- oog'ontgloeit bij den aanblik dezer bloeijende watif sen; men late hem dan haydns heden zult gif met mij in het Paradijs zijn hooren , en herkent bij dan de Item van den grooten Godmensch , dan, ja dan opcne men hem de poorten van het fchoone rijk der harmonie! maar men geve hem ook eenen gevoel- vollen leidsman mede, en niet foms eene ftroopop. Den fchoonften barmonifehen drieklank heeft de
natuur onmiddellijk zelve gefchapen. Zij geeft geen' klank der treuiigheid; dezen hebben de menfcben ge«j vonden. Dezen harmonifchen drieklank (hij is het akkoord
'der rust) late men den leerling hooren, door op een fterk klinkend inftrument eene laage fnaar aan te ra- ken, waaruit die klank ligter to voorfchijn komt. Hij vergelijke dezen drieklank met drie voorwerpen. Deze verwisfele hij nog tweemaal , en het eeriie kwint-ak- koord , benevens deszelfs twee onizettiugen, z'ullen hem duidelijk geworden zijn. M a Het
|
|||||
(.170)
Het tweede en tevens laatHe grondakkoord, (het
akkoord der hoop), dat gewoonlijk het akkqord der feptime genoemd wordt, treedt insgelijks onmidde- lijk uit het inftrument zclve te voorfchijn, duidelij- kerechter uit eene Aeolusharp, enbeftaat uit pier klan- ken. Dcze worden met vier voorwcrpcn vergeleken, en nog driemaal verwisfeld, waardoor ook dit grond- akkoord en deszelfs verwisfelingen sullen duidelijk geworden zijn. Wanneer men nu alle deze akkoorden opfchrijft,
leert men het best , hoe dezelve zich regelmalig voortbewegen. TerwijL de leerling op het papier de cijfers in nooten verandert, moet hem de leer van den zuiveren ftijl klaar gemaakt worden. Wil hij eindelijk de akkoorden zonder tusfchenpoozing voort- fp'eien, dan bediene hij zich daartoe van de navol- gemle hulpmiddelen: l.iet kwint-akkoord beftaat ait twee hoven elhander lig^
gende tertfen ; het feksten-akkoord uit eene terts hoven en eene onder de basnoot, bij welke dit akkoord voor- komt; het kwartfeksten-akkoord uit twee tertfen onder de basnool; het feptimen-akkoord uit drie tertfen So- nera dezelve; hetkwintfekslen-akkoord tlit twee tertfen hoven en uit eene terts onder de basnoot; het kwart- tertfen-akkoord uit ikine terts boven en uit twee onder; en eindelijk het fekondeu-akkoord uit drie tertfen em- der de basnoot. Zijn blik moet hierbij fleeds op de basnoot gcyesligd zijn, Dit
, .,... .... .,,
|
||||
( *7l )
Dit zal het zoogenaamde fpelen naar den generalcn
has zeer veel gemakkelijker maken en den loerling weldra zoo ver brengen, (Jut hij , zijne eigene phan- tafie volgende , nit de reeds voorhandene masfa van akkoorden eenigen uitkiejze en naar zijn eigen ge- voel vorme. Maar nu wordt hem, tot verroijding der eentoo-
nigheid, het overgaan van den eenen toon in den anderen, de modulatie, eene onontbeerlijke weten- fchap. Een zeer gcririg middel lielpt ook dit docl bereiken, Naar welken toon hij ook wil moduleren , hij ne-
ttle in den has de zuivere kwint van den verlangden toonaard, en voege daarbij de akkoorden der groote terts , volkomene kwint en kleine feptime, welke laatfte wij zoo even het akkoord der hoop noemden, en dadelijk zal hij deze vervuld zien. "Wanneer er nu foms ecnige hardheid niogt gebo-
ren worden , dan wordt deze ligt daardoor verme- den, dat de toonaard, uit welken men juist fpeelt , vooraf naar der zaken ornftandigheden, is hij dur in inol, is hij mol, in dur veranderd wordt. Het ge« hoor zal hierin wel beflisfen. Deze weinige wenken over de vereenvoudiging der
leer van het klavierfpelen, van de harmonie en de modulatie zullen den verllandigen leermeester genoeg bouwltoffen aan de hand geven, om zelf nieuwe ont- dekkingen te doen, en wij hebben hemdanverder niets v M 3 aan-.
|
||||
C »7* )
aantebevelen, als wat wij alien belioeven : voorzig-
tigheid en geduld (35). o. c, a n o s h e i m.
|
||||||
ZAMENSPRAAK
van twee THEATER-DIBEKTETTIIEN'.
-d. \V elfcom, lieve vriend! Het verheugt mij,
n , na eene zoo lange afwezigheid , in welftand we- der te onlmoeten. Na kunnen wij eens wederom een vriendfchappelijk uurtje met elkander keuvelen, ons onze gedachten over ons groot en gewigtig vak onderling inededeelen, en tegen elkander wegen. ■
(35) Ten einde de invoering van de hier omfclire-
vene wijze , om de klankladders daar te Jtellen en om te moduleren } bij het onderwijs gemakkelijker te ma- ken , voegen wij , als bijlagen , hierbij , de twe* daartoe betrekkelijke tabellen. fViJ wenfchen fan harte, dat de klaviermeesters daarop hunne opmerk- zaamheid vestigen, en dezelve bij hun onderwijs in gebruik brengen. Om zulks te bevorderen heeft de uit- gever qomkens gezorgd, dat er ook een genoeg- saam aantal exemplaren van deze tabellen afzonder- lijk te bekomen zijn, s x n r, b.
|
||||||
( i/3)
|
|||||
B. (reikt hem de hand). Hoe gelukkig gevoel ik
mi), dat ik mij met eenen ouden vriend, met een' kollega, kan onderhouden, dien ik federt lang wenschte weder te zien ! Mijne nieuwsgierigheid is nog te meer gaande gemaakt, daarik, fchier uit alio openli jke dagbladen, yernomen heb, hoezeer het pu- bliek in uwe Had met uwe direktie te vreden is, en hoe veel behagen het er in fchcpt, u zijne erkente- lijkbeid, op alio mogelijke -.vijze, 1e betnigen. Jam- mer maar, dat ik mij flechts korten tijd in uw bij- zijn zal kunnen verblijden , lieve vriend ! Laat ons dus, om geen' tijd te verliezen , dadelijk op ons vak komen. Bovenal, kollega, verzoek ik u, mij het gewigtig geheim te openbaren, waardoor gij het pnbliek zoo buitengemeen voor n hebt welen inte- jiemen, A. TNiets is eenvoudiger, dan dat! Ik heb mij,
namelijk, Heeds beijverd, om het publiek, dat aan de kunst zoo aanzienlijk veel ten offer brengt, met den geest des tijds te doen voortgaan. Geene kos- len fparende , heb ik alle moeite aangewend, om i n a l i a's heiligen tempel daar te openen , waar verhevene poezij de uitmuritendfte vruchten van den menfchelijken geest ten toon flelt ; waar de toon- kunst afwisfelend met olijmpifche fpelen den gewijd- den naar hoogere gewesten vervoert; waar de fchil«| derkunst met de natuur den wedlirijd begiut; in een woord , waar al wat den geest Jtof tot denken aan- biedt, tevens der phantaiie yoedfel geeft, M 4 M.
|
|||||
( »74 )
|
|||||
B. Hou op , kollega ! waarhenen voert v. uwe
yerbeeldingskracht ? Zijt gij dan waarlijk op dien dWaalweg ? waartoe dienen diep doordachte poe- gijen en verhevene muEijkvveiten ?Jmmers de min- fl'e mehfchen vinden fmaak daarin. Waarom tooh fcezoekt het grootfle gedeelte van het pttbliek den fchouwburg ? Is het niet, oin den lawgen tijd in een talrijk gezelfchap doortebrengen ? waar men lie- ver lagclit , dan derikt; waar het oor liever door Heine nieuwerwelfche opera's wil geftreeld worden," welke des anderendaags aan de theetafel hunne wor- king nog eens herhalen , dan met ingefpannene op- lettendheid de kuhstrijke gangen der harnibnie in ge-> leerde compoiilien te volgen; Waar het oog Van op- eengeftapelde harde en bonte kouleuren fchetnert, lie- ver dan het ftoute penfeel des fchilders te bewxmdc- fren. "Heeft men ons daarom het roer in handen gegeven, om het puMiek naar de afgelegene gewesten der duisternis te ftnren? A. [hi) zlch zalven). Met welk eenen weetniet
hob ik hier te doen ! wat zijn greintje verftand niet bevalfen kan, noemt hij gewesten der dukternis! (luid) Gij fchildert daar een publiek, zoo als ik on- mogelijk geloven kan , dat het uwe zonde zijn, het welk nu al eerie reeks van jaren (om mij kort uilte- drukken ) in uwe fchool is opgevoed. Daarin la,at ik u regt wedervaren, dat men in ieder publiek een aantal menfchen kan aantreffen, welke aan het war £er den voorkenr geven boven den gees't: maar deze par-
|
|||||
( >?5 )
|
|||||
pnrtij op den regten weg te leiden, ziedaar juist d*
taak van den tooneel- direkteur. B. En gij zoudt hebben knnnen . . . . ?
A. De hemel zij gedankt, ja! Ik pluk de fchoon-
ite vruchten van mijne zorgen. Toon de men-- fchen het goede aan , en zij zullen van het ge- meene en Ilechte fpoedig eenen af keer hebben! Ik bekreunde er mij wtinig om, dat mijne voorgangers itiet dan ellendige Vodden badden opgedischt, en dat bet parterre de aangeboorene walging voor zulke prnllen reeds te boven gekomen was. Ik leiddo inijn publiek aan den godcndisch des Olijmps, en liet het de hemelfche fpijzen genieten ; ik heb de werken der klaslieke dichters van alle natien ten tooneele gevoerd, en ook de vaderlandfche niet veTonachti- zaamd. Ik ben door goede vertalingen in ftaat ge- iteld, ora , behalven de kunstgewrochten van eenen bacine en voitairj, mijn kixnstminnend pu- bliek ook die van eenen s h a ke sp e a «. e , scbii- xer en ooethe te leeren kennen. De werken van mozart, chici, cniBtiBtm en van meer andere der eerfte toondichters worden in hoogst- mogelijke volkomenheid uitgevoerd , zobwel doormija befchaafd orchest, als door mijne voortreffclijke zanr geirs en zangeresfen. Ik heb er mij op toegelegd ," om de bekwaamlle fujetten uit het geheele uitgeftrekt© rijk onzer kunst rondom mij te verzamelen, en het is, wanneer ik het zelf zcggen mag, een luat, om nategaan, welk een geest van eenheid alle* bezielt M 5 (da
|
|||||
C 176 )
|
|||||
Trie zoogenaamde theater-kabalen zijn ons vreemd);
natr<jaan hoe de bijzondere Jeden wedijveren , om het voikomenfte kunsttafereel daarteflellen ; hoe de bij- zondere deelen flechts een onverdceld geheel fchij- nen te zijn , en hoe het publiek en de kunftenaars eich wederzijds aanmoedigen en veredelen. Nog he- «Ien avondzult gij eene reprefentatie bijwonen , en gij zult dan zelf kunnen waarnemen, dat ik mij, om zoo te fpreken, een klasfiek auditorium gevormd heb. B. En uwe financien, Heve vriend ? ....
A. Mijne financien? nu ja: fchatten konde ik,
wel is waar, niet verzarnelen; evenwel kan ik de ontvangst met de uitgave gelijk flellen. Maar gij fchijnt nadenkend, en leidet een' bijzonderen toon in uwe vraag. B. Ik heb, helaas! ondervonden, dat de kunst
xnoet gaan bedelen , en op den Olijmpus groeit er in onze dagen geen brood meer , zoo als voorheen. A. Ik fta verwonderd, mijn vriend, u te hooren
fclagen, daar ik algemeen hoor verzekeren, dat uwe omftaridigheden zeer voordeelig ftaan , on dat gij het eene fommetje , na het andere, op rente uitzet. B. Ik wil niet ontyeinzen, dat ik, zoo veel mo-
gelijk, gezorgd heb , om , in geval vannood, onaf han- kelijk te zijn van het publiek ; maar op den weg, dien gij ingeflagen hebt, zoude ik zoodanig doel niet hebben kunnen bereiken. A, Maar zeg rnij toch eens, vriend , hoe laten
zick
|
|||||
( 177 )
|
|||||
lich zillke bijoogmerken met hot hooge wit der kunst
vereenigen ? B. Kunst, licve vriend ! Ik wil openhartig met
n fpreken : wij zijn immers vrienden. Door kunst kan ik raijn gezelfchap en het publiok
niet meester worden, maar eer misfchien door hunst- grepen. De knnst kan, mijns inziens, niets meer, dan den geest bcdwelmen, en evenwel een beroep moet men in de wereld uitoefenen, als men in de- zelve wil leven : men moet een middel verzinnen, waardoor men tot het bezit van zoo vele goederen der aarde kan geraken, als maar immer rnogelijk is, en dit middel beitaat in niets anders, als in de gepri- viligieerde list, om van de dwaasheden en behoeften der menfcheu partij te trekken. Ons heefl het nood- le* den akker eu den ploeg in het gebied der droomen aangewezen; de benamingkunst is ons patent. ^4, Ik moet u in de rede vallen: ik protefleer te-
gen nw ons. Indien gij de kunst, dexe dochter dea hemels, als eene melkrijke koe befchouwt, die gij, naar goedvinden, moogt nitmelken en uitmergelen,' dan verzock ik u, roij met uwe vriendfchap en met de benaming kollega te verfchoonen. Veroorloof mij ons gefprek aftebreken. . B. Mijne openhartigheid fchijnt v. te beleedigen;
doch hoor llechts verder, en gij zult mij gelijk moe- ten geven. Wat wil de groote hoop? ophethoogst ver-langt dezelve vervrolijking; doch, gelijk ik reeds ▼roeger heb aangemerkt, ia het algemeen, llechts tijfc
|
|||||
( i7« )
|
|||||
tiidverdrijfc "VVelfc nut fpruit er uit voort, veiled
te bebouwen , die geene vrucliten geven , en wicr fcewerking flechts moeite veroorzaakt en de beurs ledig maakt 2 Ik, voor mij, ik meen net publiek zeer te verplig-
ten, wanneer ik,in het vak van opera, niets dan ligt veriiaanbare en welbekende ftukken opvoer; liedjes, Welke grootpapa reeds aan zijnen zoon, endeze we- der aan zijne kinderen , bij de wieg, heeft voorge- zongen , en welke door den onderdom geheiligd en tot eigenlijke volksliederen geltempeld zijn. Wat kan de nieuwere mazijk bewerken met de weinig me- lodifche en verwarde gangen barer harmonie , die geen eerlijk man met zijne vijf zinnen bevatten, noch genieten kan ? Eenvoudige, klare operatjes, welke meer naar fpreken, dan naar zingen gelijken, ziju de natuurlijklte mnzijk, vermits ze even weinig infpanning van bet orchest vorderen, als van de gangers, en de kas dcs theaters niet uitperfen. v/. (hem in de rede vallende). Gij hebt waar-
fchijnlijk onlangs het gewigtige berigt gelezen , het- welk de heer sieyibs, in deallgemeine mufihalifche Zeitung , over Parijs heeft medegedeeld, en waarinhij aich, onder anderen, aldus uitdrukt: men is er thans op uit, om het gezang bij de groole Fran- r fche opera, eens voor altijd, aftefchafFen: immers ,, wanneer verftandige lieden elkander iets te zeggen ' hebhen, dan fpreken zij, en zingen niet." B. (voortvarende als of kij dit niet gehoord had).
Too-
|
|||||
( »79 )
Toonecl- en Treurfpelen worden bij mij zelden of iri
het geheel niet gegeven. Derzelver vertooning ver- eischt groote kunflenaars en veroorzaakt, in het al« gemeen, ilechts verveling. Blijfpelen verlangt de geest onzer tijden, en met deze ben ik ook fpoedig ge- reed; want mijne allerliefJle, naieve, met de oogen ilerk werkende , en goed gekostumeerde minnares , verftaat de kuust, em , af wisfelend met mijnen buf- fo (wiens algemeen verftaanbare geestigheden, niet zelden bewonderd worden) het geheel te veraan- genamen. Wei' is waar, het publiek hondt maar al te veel van afwisfeling en van het zonderlinge j doch aan dezen eisch heb ik tot nog toe, door mid- del van een' kunstgreep, weten te voldoen. Ik heb, namelijk, met mijne fujetten zoodanige engagementen aangegaan, dat zij de zonderlinge, fchitterende, en effekt makende tooneelfpelen , ter hunner benefice, geven. ■ Daarbij heb ik nu nog het dubbele voor- deel, dat dergelijke lekkerbeten ingefludeerd worden, zonder mij moeite te veroorzaken, en dat zij nader- hand nog dikwijlg in het abonnement aan het publiek kunnen voorgezet worden. Zonder twijfel zult gij mij te genioet voeren, dat
er tot het geven van zoodanige llakken een talrijk orchest en theater-perfonale vereischt wordt; doch ook daarmede ben ik niet zeer verlegen. Ik ver- zoek, namelijk de muzijkanten, hunno onrijpe zoon- tjes mede te brengen; deze moeten dan vioolen iu de handeu nemcn, en er op los ilrijken, als of de fna-
|
||||
(i8o)
fnaren moesten Tpringen. . Een mijner vioolisten
moet, bij de forte's, de trumpet; en de altist do pauken bij de hand nemen. Mijn fagottist moet, bij gebrek van eenen medehelper, zijne infpanning verdubbelen. Mijne klarinettisten , welke door hunne kunst dikwijls den bijval van het publiek ^in- geoogst hebben, worden ook gaarne gehoord, wan- neer zij , bij afwisfeling , de oboe-partij blazen. Mijne basfisten mnnten door hunne oplettendbeid nit; want befpenren zij, dat eene harmonie, onder de vingeren der jonge kunftenaars, in eene diskar- monie veranderd wordt, dan laten zij den grond- toon met des te meer kracht hooren. Mijn orchest- meester , die alles in volkomcne geestvervoering "vvaarneemt, weet bet geheel, naar zijne inzigten te leiden, en meer dan eens heeft hij de verwqndering van het publiek daardoor gaande gemaakt, dat hij, al flrijkende , tevens, met alle kracht, mede zong. Wat mijne zangers en zangeresfen betreft, met do-
ze heb ik mij niet" minder goed gearrangeerd. Mijn baszangcr mag er niet tegen praten, wanneer ik hem opleg, om, daar ik eenen anderen, daartoe gefchik- ten perfoon , ontbeer, eene tenoorpartij in defaus/et te zingen. Mijne altzangeres moet hare ftcm tot aan de fopraan ophijsfchen, en bij de overigen volg ik den gewonen weg, dat is : men fpringt eenige num- mers over, men transponeert en kapt moeijelijke roin laden. Het zangerkoor vervang ik door handlan- gers, hen teyejus fterk inpeperende, om den mond goed
|
||||
C 181 )
|
|||||
open te fpalken. Op deze wijze weet ik aan dea
wensch van het publiek, naar afwisfeling, voldoer ning te geven. Evenwel weet ik zeer goed, dat de gedurige veran-
dering en het verlangen naar wat nieuws, van den kant der toehooiders , niet altijd voordeel aanbrengt; want ik hefa ket, helaas ! aan mij en mijne vrouw ondervonden. Wij hadden in der tijd toch ook niet weinig geleerd. Mijne vrouw konde de eerfie partij in de opera met kracht, zuiverheid en vaar> digheid uitvoeren; terwijl Let mij zelven , als eerilen teuorist, aan de vereischte bekwaamheden , om te zingen en te fpelen niet ontbrak. Ik mag dit wel zeggen, zonder dat men mij van overdrevene eigen- liefde zal kunnen bel'chuldigen. Maar hclaas ! waar is die fchoone tijd der eerfie liefde heengevloden? . Een fnijdende wind der fluilende afgunst heeft de bloefems mijner vrouw geknakt; zij verkwijnt tlians in Koacus arke, namelijk, in den bureaukast, en zit op het dorre zand ; tef wijl jongere gunflelingen in zegepiaal den troon van apoilo bekliminen; en met mij is het zoo ver gekomen, dat ik niet rneer anders voor het publiek mag verfchijnen, als met dea fnuiter in de hand. Goede hemel! waarin moet men zieh al niet leeren
fchikkenl Overvalt het publiek nietdikwijls de grit- ljgheid, om nieuwe Jujetten te willen zien? Eij zulke ontzeltende vorderingen moet ik dan zoogenaam- de kunflenaars laten komen. Deze heeren doen groote eii-
|
|||||
( i«a)
|
|||||
cifchen en komon mij duar te ftaan; ik meet dan nS*
tuuvlijk veelbeloyen ; ikengageer dezelveechterflechte voor korten tijd, en wanneer het hen eindelijk, daar ik mijtie beloften met altijd liouden kan, bij mij niet meer aanltaat, dan laat ik deze Orpheiisfen afrnarche- ren, en zij kunnen dan zien, hoe zij aan den kost komen. Dc verwijten van bet publiek, wegens bet verlies
van dezen of genen kunJlenaar, weet ik door de eene of aodere list te keer te gaan. Een jammerlijk klaaggefchrei over flecliten ontvang en ontzaggelijke nitgaven, alsmede eene lijst , waarop ecn gefingeerd verlies van eenige duizenden ftaat aangcteekend, en ■welke ik aan de voornaamfte perfopen onder de toe- hoorders vertoon : ziedaar de middelen , waardoor ik de vertoornde gemoederen wedor tot bedaren breng. En zoo ben ik dan genoodzaakt, om , als een lasldier
van het geheele publiek, iedcre fteile rots te beklim- men. Spreek nu, wijn vriend, beantwoord ik nie* ann de op mij rustende verpligting , om den geeuw- honger van het publiek naar rariteiten, en dien mij- ner familie naar brood, te gelijkertijd, en als een cerlijk man, te ftillen? ji, Neemt hoed en ftoh, en vliegt, terwijl hi/,
in zijnen toorn , nog eenen verachtelijken blih op B werpt, de hamer uit, J3. [hem verwonderd aehter na /tarende). Hm!
■welkeenlompert! op zulk eene wijze van eenen ou- dcit, openhaitigen vriend te fcheiden ! Maarja, dat is ooi
|
|||||
C *83)
ok al «ea van de vorilandelooz*; gilde der dweepers ,
dio louter verbevene dwaasheden in hot hoofd heb« ben, en die iederen nuchteren , bedaclitzamen raau in den wind Haan. Uct beste is, om ze met hunne lier in de lucht te doen fpringen, en mij aan eenen. vroegeren kollega vast to houden, die met bet groo- te ontwerp zwanger gaat, om bet orohcst bij do opera gelicel aftefchaiFen, en om de partituren, door middel van een kuni'tig nieclianismus , op eene draai- orge] tedoen zetten, waaruit dit kan met misfen ■ het fchoonfte , onverbrekelijkfte enfemhle ontltaan nioet. |
||||||||||
over
S IC OL O ISOUARD,
ever het haraktsr der franjche muzijh, en over
den muzijkalen aard der Hollanders. |
||||||||||
ilet
|
||||||||||
leven van den bekwamen componist, wiens
lotgevallen en wiens werken ons thans zul.'eu bezig houden, levert een nieuw bewiJ3 op van de beken- &e waarlieid, weike borahu zoo fraai heeft uit- gedrukt: naturam expellas /'urea, tamsn usque re* eurret; in onze taal (want het zoude mij zeer leed doen, van mijne fchoone lezeresfen de befchuldiging van indiskretie te moeten hoorcn ) in onze taal dus: de mensch moot zijne beftemming volgen. Nicolo isouard word in het jaar 1777 op het
III Stdk. N ei- |
||||||||||
( i«4 )
eiland Malta geborcn. Zijn. vadcr, welke kamcrdie-
naar was van den grootmeester dcr Malfezer ordc , bellcmde hem voor den krijgsdienst tcr zee en zond licm v.roegtijdig naar Parijs , ten eindc voor dezen Hand opgevoed en gevortnd te worden. Reeds toen ontdekte men in hem reel aanleg voor de iriu- zijk , en liij geuoo.t dan ook te Parijs onderwijs in deze kunst. De omnyenleling. Ycrijdelde cchter 'svaderi ontwer-
peu, Ue jdnge n.icoi, o bad, als vreemdeling , gecn vooruitzigt op bevorderingj en keerde dus, reeds in 1790, naar Malta terug , waar zijn vader hem eerie plaats als kommies in een hui;s van koophandel be- zorg.le. In doze betrekking itond hij ook naderhand te Palermo en to Napcl.*. Zijne beiiglieden waren cchter geenszins van dien
aard, dat zij den joiigcling , wiens boczem vervnld was van liefde voor de toonkunst, op den dunrhad- den kunnen boeijen. Inte<;endeel lei hij zich nicer dan ooit toe op zijno lievelingskunst, had het geluk den bekenden ououmu tot leermeester te be- komen , en door dezen in do kunst van compofitie, vooral voor hct theater, ingewijd, Tormde hij het. onwr kb.iar belluit zijn leven geheel aan d« kunst tociewijden, Zijne ouJers waicn met dit zijn beflhit zecr lo
onvrcde, en meemlcn , dat het nun weinig cer zoude aanrioen , re:icn aoon voort£ehrrgt to hebben, die, Koo als de bevooroordeelde menfchenklasfe met vei-i acb.-
|
||||
(Itt)
|
|||||
achting fprcekt, flechts muzijkant was ; geenSzini
bedenkende, dat bet vecl glorierijker is, cen goecl muzijkant tc zijn, dan cen fleclit bankier, hoe veet roemrijker niet , a]$ componist duizenden van gc« voclvolle tnenfchen cen onbefchrijfelijk genot fe ver- fchaffen, en het voorwerp tc zijn van de dankbaar- heid van tijdgenoot en naneef, Aangcfpuord door den inwendigen drang zijner natuurlijke genie , blcef nicoi.o bij zijn befluit volharden en begaf zieh naar Florence. Het geeft ons een zecr gunftig denk' beeld van zijne kindeilijke lieiaJe, dat liij, offchooH niet knnnende wederltaali de Jiem aangeborene neiging voor de rnuzijk, die hern naar het docl z-ijner beliem- ming vocrtdrecf; dat hij center, te midden van dien flrijd, de vooroordeclen zijner ouders eerbiedigde^ door zijne zoo geiiefde knnst uitleoefenen onder ecn* aangenomen naarn, en wel dien van kicolo, Van daar dan ook, dat men hem , zelfs thans nog, bij dien naara noemt; terwijl hij onder dien van isottaud minder algemeen bekend is. Zijn eerile werk, Vavvifo ai maritati, (ecu lesjef
voor mannenj cene opera buffa, wcrd in de ovenge- noemde fud met zoo vecl bijval bekroond, dat bij, daardoor ten fterkflen aangemoedigd befloot, de lliea- trale loopbaan te volgen. liij bepaalde zieh erhter niet bij de komieke opera, maar waagde zieh ook aan den ernfligen ftijl (opera ferla),. Zijne eerile proeve in dit vak was de opera Arlafcrfe, welke hij to I,i- yorno fchreef. Doch hij fchijnt aan zieh zelven eft N a ook
|
|||||
( i86)
|
|||||
ook aan het publiek beter in de eerfle foort voldaan
te hebben, althans heeft hij , zooveel mij bewus>t is, waderhand geene ernfiigo opera meer gecomponeerd. Kiel lang daarna werd hij atangefteld als organist
van de kerk der Maltezcr orde, te Malta, en vervol- gens als kapclmeester bij diezelfde kerk. In dcze be- trekkingen wist hij zicli bij den grootmeester, door zijne verdienfien, zoo zeer geacht te rnakcn , dat der ze hem het eereteeken voor de dienaars der orde, het halve kruis fchonk. De inerkwaaidige ftaatsgebeurtenisfen , welke de
beroering van goheel Europa, en ook de opheffing of vernietiging der Maltezer orde ten gevolge hadden, maaklen een eiiide aan zijnen dienst; hij vatte we- derom eijnje geliefkoosde bezigheid op, en fehrecf verfcheiden italiaar.fcbe opera's, als il barbieie de Sefilia, en eenige anderen, welke alle echter minder hekend zijn geworden. Te gelijk met de franfche krijgslieden verliet hij
nu zijne geboorteplaats , begaf zich als fekretaris van den generaal vaubois naar Parijs , en zctte zich aldaar neder, met het voornemen deze ftad niet toe- der te verlaten. De fortuin fcheen ook befloten te hebben, hem hier meer, dan overal elders, te be- gun ftigen. Hij fchreef voor het theatie Feydeau, Waar niets
dan komieke opera's gegeven worden, eeue aanzien- lijke menigte van deze foort van werken. Zijne eompolitie van Fanchstte echter, waarmede hij zijne loop-
|
|||||
( i*7 )
loopbaan te Parijs opende, werd , daar er reeds eeno
oudcrc muzijk op dezen tekst van Atiinnoi be» jlond, zoo ongunftig opgenotnen , dat men hem alle talent voor deze foort van compoiitie betwistte. Hij verzoende zich echter weldra met het publiek door les confidences, welke fpoedig opgevolgd werd door Mi- chel Ange, le me'decin turc, Cimarofa, la dejeuner desgarfons, le /'ranpais d I enife , Le'once on le filt adoptif, Lulli et Quinault, le magicien fans magie , le ■prince de Catane, les rendez-fous bourgeois , la rufe inutile, I'impromptu de eampagne , Flaminius a Corietto y les deux a fares , I'intrigue aux fdnelres, un jour a, Paris, le billet de loterie, Jeannot et Co- lin , Cendrillon , Joconde ou les Coureurs d'afantures en Aladin ou la lampe merveilleufe. Alle deze wer- ken, welke grootendeels in parlituur, en in afzon- derlijke partijen gedrukt, en waarvan ook vele losfe ftukken uitgegeven zijn, alle deze werken , zeg ik, verwierven hem niet flechls roem en eer, maar ook rijkdom. Frankrijk is milddudiger jegens zijnekunfte- naars, dan eenig ander land. Ieder compouist be- komt, namelijk, een zeker gedeelte van den ontvang,' telken reize wanneer zijne opera ten tooneele ge- voerd wordt. Zoo hebben Cendrillon, welke meer dan 100 maal achlereen gegeven is , en Joconde aan mcoio meer dan 160,000 franken opgebragt. Het zou te wenfehen zijn, dat de kunftenaar in an- dere landen even grootmoedig, of althans grootmoe- diger, dan nn veelal het geval is, beloond wierd; M S wij
|
||||
( 188 )
|
|||||
wij aonden dan misfchien niet zoo veel, maar zon«
der twijiel oofc minder flechte werken zien vertoo"* pen. Evenwel rnoeten wij dankbaar erkennen, dat in liet naburig Duitscliland de man van verdienften, van talent en genie , zoo vcel de omftandigheden maar eenigzins* toelaten, onderftelining en belooning viudt, fclioon zijn arbeid hem niet zoo rijkelijk ver« golden wordt, als in Frankrijk. In den grond is ook meestal een behoorlijke middelmaat nog wel het ver- kieslijkfle,. daar overvloed den kunfteriaar even zoo fchadelijk, ja fchadelijker kan worden , dan gebrek. Doch wij keeren tot nicoio terng. Aladin ou
la lampe merveitteufa is de laatlie opera, welke bij voltooid hceft. Z'j zoude de eer genieten, on op bet nationals theater (acdddmie royale de mujlque) opge» voerd te Worden j doch de componist beleefde dozen trimnf niet. Hij ovcrlced den 23 Maart 1818 aan eene ontlteking in de borst, na den onderdom van flechts 40 jaieri bereikt tc hebben. Zijne tijdgenooten en zijno vrienden hebben hem op eene waardige wijze ter aarde befield. In de kerk des peliis pires werd een-e mis voor hem gelezen , terwijl de muzijkanten van Fejdeau, en een aantal leden van de kapel des konings , onder de direklie van habtade, eene rnuzijk van iomelu (waarfchijnlijk deszelfs uit* ftekend Requiem) uitvoerden. Vele gelterden , com- ponisten, kunftenaars en vrienden volgden het Jijk; onder dezcn merkte men op de leden van de groote opera, van het thda.tr* frangals, en al de deelnemcrs van
|
|||||
( i8g )
van Feydeau ; terwijl c n £ a v b i n i , B e it t 6 K ,
iiuksi (fchrijver van den Itkst van verfcheide- ne der hier boven opgenoemde opera's) en i> i l- kieu, de vier flippen van liet lijkkleed vastliielden. Ilij werd op bet kcrkhof van pcre la ChaiJ'e begra- ven naasl aihit, balathac en mokstcmt. Uier fprak zijn vriend ethmku eene lijkrcde nit, welke meer dan eons door zijne Iranen afgebtokeu ,werd. (36) Mij biijft nog overig, iets over hel karakter van
mtoio'i werken te zeggen. Op blad;:. i35 van dit tijdfohiift , is zijne waarde aangccluidt in de volgen- de bewoordingen : ,, Wanneer liij ook al niet van ,; vlugiigheid in bet werken viij te pleiten is, zoo ,, kan men hem evenwcl veel talent en voor.il eene 7, zekere romantifche vlugt niet belwisten , door wel- ,, ke laatlle hij zich van velen der franfche compo- /, nislen dnderfcheidt.'' Voor hem, die den geest der franfche muzijk n'aauvvk&arig kenf, bevatten de- ze woorden eene vollcdige karakteristiek van Nicolo'a werken; maar ik kan en mag niet vcrondeifullen, dal alle mijne lexers daarin even ervaren zouden zijn ; veeleer geloof ik, dat men in ons land aan de fran- fche muzijk meerder waarde toekent, dan zij indcr- daad
J ' \
(36) Deze bijzondi-rheden heb ik getrohhen ult een
berigt von mijnen vriend , den duitjehen dicliter
th. hull, in de Abend/eitiuig i8i8 ingelascht,
N 4
|
||||
( '9° )
daad bezit, en ik zal daarom tracliten in liet kort een
denkbeeld van den aard der fraufche muzijk te ge- Veii, waardoor tevens dc zoo even aangehaalde woor- den opgehelderd zullen worden , terwijl ik dan te ge- lijk sal hebben aangewezen het ftaudpunt, waaruit men aicoio moet beoordeelen. PiOusseav zegt in zijne lettre fur la rnufique
franfoife, welke zoo veel geruchts gemaakt, en dien wijsgeer zoo veel vijanden op den hals gcliaald hceft : ,, lea franpais n'ont point de mujtque , et Us n en peuvent avoir." Ik wect wel, dat rousseau de- zen brief fchreef, verontvvaardigtl over de kabalen, welke door franTche componisten, muzijkantch , zan- gers en tooneell'pelers gefmeed werden, om de itali- aanfche opera, welke aan de franfche fckoawburgen zoo veel af break deed, van Parijs te verdrijven, en. ik wil dan ook gaarne toegeven , dat housseati's uitfpraken hier en daar overdreven ziju; tnaar geheel ongelijk hceft hij niet. Vooral is hot opmcrkings- waardig, dat men het motto van dien brief ale den commentaries van de aangehaalde plaatskan opvatten, of althans , dat het den aard der franfche mnzijk juist karakterifeert. Het luidt aldus : ,,/unt verba, voces , praetereaque nihil. " [3]) De franfche muzijk, namelijk, onderfcheidt zich
daai>
|
|||||
(37) Woarden tn meer nitts.
|
|||||
( »9i )
|
|||||
daardoor van de duitfche en italiaanfclie , dat zij
geene op zich zelve beftaande, nock door zich zelve werkende kmist is. Zij is niets anders , dan een hulp- middel, om den zin der woorden duidelijker te doon uitkomen en te verilerken. Bij d^e Duitl'cbers en Ita-r liaauen daarentegen is de muzijk een onmiddellijk uittcn van het gevoel door toonen. Do fianfch© muzijk is veiiland, geest; de duitfche en italiaan- fclie gevoel. De eerJle werkt flechts op den geest j de andere op het hart, en niet eens door eigcn ver- dienften allien werkt de franfche tnuzijk op den geest, maar flechts door middel van de woorden , of liever: de woorden, welke de muzijk tot onderdanige flavin verllrekt, ontvangen van deze zekere chat me, welke hunne werking op den geest vermeerdert. Van daar, dat de liederen, romances of chart'
Jons, der FranCchen elkander zoo zeer gelijken, als twee droppelen water, en dat ze alien, zon- der woorden gezongen , niets beteekenen, maar oneindig fade zijn. Van daar , dat de woorden dier liederen meestal van geestigen aard zijn ; en dat, zal de muzijk eener opera bevallen , de teksty op zich zelven, veel helang moet inboezemen; dat de intrigue, naar de regelen der knnst, moet begonnen ,' vervolgd en ontknoopt worden, en men heeft zelfs nicer dan een voorbeeld, dat de werken van eenea iHHVBim en anderen, alleen daaroin geen op- gang getnaakt hebben, of althans boven mate iireng bexispt aijn, omdat de tekst geene waarde had; al- N 5 waar-
|
|||||
( *92 )
|
|||||
waarom danook <le fraufche dichters allijd uieer, dan
die van andere hatien, zich er op toegelegd hebben , om aan hunne componisten goede tekslcn tc leveren. Van daar voorts, dat de Franfcben met hooge vreugde in duizend vaudevilles tienduizend maal liedjes kun- nen hooren herhalcn, die zij in andere duizend can- devllles andermaal even zoo dikwijls vernemen. Van daar eindelijk ( want dit alles zal genoegzaatn inijne Helling bewijzen), van daar, dat de Franlchen geene andere muzijk bezittcn, dan voor de menfchenftem, en dat zij zich gecn dcnkbeeld kunnen vormen , van de hooge voortreffelijkheid der bloot inftrumentale muzijk, noch gevoel hebben voor het oneindig genot, dat deze fchenkt. Van dit tafereel levert de muzijk der Duitfchers
en ltaliaanen juist het tegenovergeflelde op. De woorderi dienen hen flechts tot hulpmiddel, om hun gevoel door toonen te uitten. Hunne liederon adcmen ■warme hartelijkbeid en diep gevoel. De lekst hunner opera's is rneeslal van weinig waarde, als dichtfl.uk- ken befchouwd, en wanneer de Daitfcher, zekerlijk met le onregte , zich beklaagt, dat hij zoo weinig ope- ra's bezit, welke als werken der dichtkunst voortreffe- lijk zijn, zoo kan hij zich evenwel gelukkig gevoelen in de evertuiging , dat Duitschland goede dichtft.uk- ken voor opera's zal en kan bezitten, aoodra echto dichters zich de moeite zullen geven, er te vervaar- digen; terwijl zelfs voor het beste dichtftuk nimmer cene gevoelvolle muzijk zoude gefohreven zijn, wan- neer |
|||||
( '93)
|
|||||
neer niet Duit.sclilands nationale geest van de welda-
dige natuur oorfprorikelijk die rigtitig had bekomen, waardoor hot eene gevoelvolle muzijk hceft kunnen fcheppen. Wat is er eiudelijk voortreffeHjker, als de hoogere bloot inftrumentale muzijk der Duitl'chers ? en wat levert ecn vollediger bewijs op van de zelfs- ftandigheid dcr toonknnst, als hct vermogen, om op het gevoel te workeri, zonder eenig hulpmiddel van het verliaud (woorden) en wel op eene wijze, waar- door het verfiand van hern, die alleenlijk gevoelen wil, niet behoeft te werken. (Dat de Italiaanen deze iiiltrumentale muzijk even min hebben , al9 de FrarH fcheri, kan niet tot bewijs vcrllrekken , dat zij in de kuust met dozen overeenkomst zonden hebben : dit ge^ brek is aan andere oorzaken toetefchrijven , welke to onderzoeken , mij te ver van het doelzoudenkiden; doch waaronder niisfcliien te brengen is de vlugligheid van. den italiaanfchen geest, als een govolg van het warmere klimaat.) In een woord: eigenaardiger kan het karak- ter der hier bedoelde twee foorten van muzijk niet worden uitgedrakt , als door deze woorden vaa sieveus: de Fransman zingt , om te kunnen fprekeii ; de Duitfctier , de Italiaan fpreekt, om to kunnen zingen." (38) En dit zelfde denkbeeld heeft waar-,
(38) Ih verheug mij~f dat sieve us in zijne ver-
handeling iiber den jetzigen Zuftand der Mulik in Frankieich , befonders in Paris {Allg. muf, Zeitung 1817)
|
|||||
C 194 )
waarfcbijnlijk rousskau op het oog gekad, toen
hij zeide : ,, les franfais n'ont point de mujique , " }> en funt verba praetereaque nihil." Het refultaat van dit alles is , dat de franfebe mn-
zijk niets meer zij, als eene retorifche declamalie, door toonen verllerkt; de woorden zijn hier hoofd- zaak, de muzijk is accesjbir zij is een voorvverp van het verfland, van het bewustzijn. JBij den Duitfcher en den Italiaan daarentegen i3 de muzijk hoofdzaak, de woorden zijn accesjbir; hier Ilaat zij in geene betrekking met het verftand; alles komt op het gemoed, op het hart, op het gevoel aan. De franfclie muzijk zoude man diJaktisch kunnen noe- men , terwijl de duitfche en italiaanfche eene roman- tifche poezij is. Ik vertrouw, dat hetgeen ik tot hiertoe gezegd lieb,
voldoende zal zijn , om den aard en het karakter der franfebe muzijk te doen kennen. De Franfclien zelve zijn echter verre af, dat zij over hunno muzijk eveneens zonden denken , en zij zijn 00k niet vatbaar voor zoodauige dcnkbeelden. Immers wanneer de over- ling! ng van de geringere waarde van den aard hunner muzijk bij liun konde opkomen, dan zonden zij 00k eene andere muzijk kunnen fcheppen ; hetgeen even- we] onmogelijk i» , zoo lang het karakter der geheele na-
1817) met mi), ten opztgte der franfclie muzijk, de-
zel/de denkbeelden heeft. |
||||
( '95)
|
|||||
natio en de nationale geest niet eene nog gi-oote re-s
volntie ondergaat, als de regeringsvorm in de laatlt* jaren ondergaan lieeft. De muzijk der franfcho opera is diw eigenlijk
niets, als retorifche declamatie, een hulpmiddel, om de woorden le doen uilfpreken. Wanneer fom» iemand, bij eene oppervlakkige vergelijking van do muzijk van lulli eniAuciv, met die van o i v c k en o is e t R Y , van oordeelmogt zijn , dat mijne Hel- ling niet op de laatften toepasfeJijk is, die bedenke, dat deze hem omkoopen, door grootere volkomenhsid, van deklamatie, door de vorderingen in de kunst om ell'ect te maken, door grooteren omflag van dekora- tien, en andere tlieatrale toeilel, enz. Zeker is het, dat de werken van giuck en GseiKY, offcliooa de voortreffelijkiten in den frarifchen aard, evenwel denzelfden geest ademen, als die van iblli cu iu- KJAU.
Nicolo isouaed was, 2oo niet de eenige, althans
een der weinige (hedendaagfche ) componisten , welk» dezen aard der franfche muzijk erkend en zich beijverd, hebben, om'denzelven te verbeteren , fchoonzij niet inJ zagen, dat het de moor gewasfchen was; en zij zoa- den te beklagen zijn, indien hunne werken bij andere natien even fpoedig in vergetelheid geraakten, als bij dat volk, voor hetwelk zij fchreven , moot plaats heb. ben. Wtcoi.o wasmisfchien meer dan anderen vatbaar,' om den cigenlijken aard der franfche muzijk te leeren kenne'n, daar hij, als vreemdeling en genoegzaam als |
|||||
( 196)
|
|||||
ltaliaan, met de moedermelk een ander karakter voor
de muzijk had ingezogen; en misfchien was hij wel
de eenige, die tot do erkentenis van c!e hier bedoclde
waarheid geraken konde , daar zijne echt franfche
kunstbroeders , mijns inziens, daarvan op net hoogst
een duister begrip kunnen hebbcn. Cicck, ook een
vreemdeling, kende dien aard ook wel, en in c n E-
rub i n i mag men gerustelijk denzelfden doordringen-
den blik vcronderflellen. Doch beiden wijzigden Iiun-
ne genie naar het karakter der nalie, voor wclkc zij
fchrevcn. Nicolo daarentegen had moods genoeg,
om zijnen aard en zijner genie getrouw te blijven,
zelfs op Fiankrijks bodem; hij gevoelcic do noodzake-
lijkheid om den romantifchen geest der Italiaanen in
de franfche mnzijk intevoeren, en den didaktifchea
naar "diezelfde mate te vermiaderen. Zijne mnzijk
vormt ongeveer den overgang van }iet koude vernaft dor
franfche tot het warmc gevocl der italiaanfche ma-
zijk; en zie daar de beteekenis der boven aangehatil-
de woorden romantifche vlugt.
Meer dan eenig ander fransch componist, is nicolo
den romantifchen geest genaderd. Men houde hem daarom echter niet in ieder opzigt voor den besten onder zijne kunstbroeders. Schoon hij ze van deze eijde alien overtreft, heeft hij zich echter van den anderen kant aan grove fonten fchuldig gemaakt, Hij bekfeunde zieh veel te weinig om de mechani* fche volmaaktheid zijner werken; zijne partituren bevatten fonten tegen de regelen van compoiitie, te- gea
|
|||||
( '97 )
|
|||||
gen t?en zuiveren flijl, en ook heeft hij de hoogere
wetten der tlieatrale compoiitie dikwijls weinig ge- teld. llet accompagnement had op zeer vele plaatfen met ineer z»rgvuldigheid bewerkt kunnen worden, en in dit opzigt vooral wordt hij door toiiinuu zeer \erre overtrofl'en , welke geen zijner < werken voor voitooid acht, dan nadat hij , ook in de klein- fte details , alles der volmaaktheid zoo nabij mogelijk gebragt heeft. (3f)) Uit dit een en ander zal de lezer, naar ik mij
vleije, getioegzaam de verdienlten van mcino heb- ben leeron waardercnj hij zal nu op het ftandpunt ge- pl.iafst zijn, waaruit deze compouist, met betrek- king zoo tot de l'ranfche muzijk, als tot de kunst in het algemeen, moet beoordeeld worden, en ik zoude dus dit fluk hier gevoegelijk kunnen befluiten ; ech- ter wil ik deze gelegenheid niet lalen voorbijgaan , om nog een woord te fpreken van de te hooga waarde, welke men in ons land veelal aan de fran- fche muzijk hecht, en waarvan ik boven, in bet voorbijgaan, melding maakte, als mede van onzen muzijkalen aardj onbekommerd, dat men mij weinig eenheid van flof zal kunnen te last leggen, daar het toch
(3p) Het nieuwfie werk fan boeildIetj, le cha-
peron rouge, fchijnt , naar de beoordeelingen, welke ik daar van in tijd/chri/ien gelezen heb, verre ber.a* den zijne andert opera's te fiaan. |
|||||
(igs)
|
|||||
t«ch wol beter is, de regelen der eenlicid te biutea
te gaan, dan eene nuttige waarkeid in zijrien boe- Zem nlleen te bewaren. Wij Hollanders bebben geene eigene muzijk. Zoo
hard mij deze bekentenis valt, zoo zeer is zij editor op de waarheid grgrond. Maar wanneer wij eene ei- gene nalionale muzijk hadden , dat is van den vroegflen lijd her hadden gehad , daii zoude der- zelver karakter , naar alle waarfckijnlijkheid, het midden houden tusfchen de franfclie en duitfche mu- zijk, dat is, tusfchen de retorifche deklamatie en het onbppaalde toonenfpel ; tusfchen bet koude ver- Itand en het warmc gevoel. Uit deze zekerheid, of althans groote waarfchijnlijkheid volgt, dat, daar wij geene nationaliteit bebben (in bet Yak van muzijk, namelijk), dit gebrek, en de daaruit voortvloeijende onzelfllandigbeid en wankelbaarheid ons zal doen. overbellen naar een van beido, of naar de franfclie of naar de duitfche en italiaanfche muzijk. Naar mate, namelijk, wij door gewoonte en gebruik on- zen fmaak naar de eene of andere foort voruien, naar diezelfde mate zullen wij ook onzen oorfpron- kelijken aard veranderen, en eindelijk zullen wij, in plaats van in het middeiipunt te blijven flaan, eenen geest hebben met die muzijk, naar welke wij onzen fmaak gevormd, onzen aard gewijzigd zullen hebben. Ik vleije mij, dat mijne ontwikkeling van bet karak-
ter der franfclie muzijk den lezer, die niet reeds vroe- gej;
|
|||||
( M)9)
|
|||||
ger daarvan overtuigd was, zal hebben leeren ksn-
nen de hoogere waarde van de duitfche en italiaan- fche muzijk, boven de franfche. Dit zoo zijnde, zal men tevens met inij inltemmen, dat wij te bejam- meren souden zijn, watmeer wij onzen fmaak aldus wijzigden, dat onze aard frartsch wierd, daar liij even gemakkelijk en ct'en zeker duitsch kan worden. Intusfchen nemen wij reeds zoo tamelijk deze ver- keerde rigting. Onze jonge dames zingen meestal (en- kele uitzonderingen kunnen liier met in aannierldng komen, daar zij op de natie geen' invloed hebben) onze jonge dames zingen meeslal franfche romances , (en welke vodden dikwijls!) aria's, duetton enz. uit franfche opera's ; onze weinige hollandfehe lie- deren worden op franfche jnelodien gezongen, en zelfs in vele onzer fcholen leert men de aanliomende jeugd liederen , waarvan de meiodie nit franfche vau- devilles genomen is. Men zal mij hier te gemoet voe- ren : ,, wij hebben geene, of althans zeer, zeer wei- nige oorfpronkelijke melodien, en die, welke wij nog hebben, bevelen zicli juist niet zeer gunllig aan." Ik beken het ; dock waarom geene duitfche of itali- aanfche melodien gekozen ? waarom niets dan franfche ? HEICHARDT, KIOIIINI, MOZART, H A Y n N , MaGE-
i,i, onosHEiM enscnuLTZ (de beide laatstgenoem-
den hoofdzakelijk voor fcholen) en daizend andere der eerfle componisten van Dnitschland en Italien, heb- ben immers de voortreffelijklte liederen gefchreven: waarom worden deze niet gezongen?> Doehverder! Ill St us. O Ex- |
|||||
( 200 )
|
|||||
Eigene hollandfche opera hebben wij niet, en wij
heb'ben ze ileelits zelden geliad; wij kannen zc ook niet hebben , want van waar zondon onze zangers en zangeresfen te voprfchijn komen, zoolang er geens fchool beltaat , waar ze, knnnen gevormd worden? Wij vcrgenoegon ous dns met vreemde opera, Het zij zoo ! maar het is al wederom eene franfche , welke wij hier ontmoeten. Te Amiterdain en te 's Gravenhage beftaat eene opera; dock het is eene franfche. Ook dit kan ik nog laten gelden; maar welke foort van ftnkken vertoont men ons ? meestal ellendige vaude- villes , vodden, welke do direktie weinig geld koslen, en welke het publiek , door hunne dikwijis zecr dubbcl- zinnige, of liever orulubbelzinnige en zedelooze gees- tiglieden , doen lagchen voorts enkele goede franfche opera's, maar toch altij d franfche; ten uiterllen zel- den in het fransch vertaalde duitfche of itallaanfche werken. Wanneer men dan toch volitrekt de opera in de franfche taal wil hooren, waarom zorgt men dan niet ten minften , dat de direktie niets dan goede werken, en vooral duitfche en italiaanfche ftukken opvoert, welke men in het .fransch doet vertalen, gelijk met enkelen lieeft plaats gehad. In Arnfter- dam beftaat thans ook, gedurende eenige maanden ia het jaar, eene duitfche troep , dock , naar ik verr neem , bloeit zij op verre na zoo zeer, tiiet als de franfche, en te 's Gravenhage dreigt zelfs, zoo aU men mij meer dan eens heeft verzekerd, de franfthe opera , hoe fleoht deze dan ook zij , de nationale hoi-
|
|||||
{ aoi )
hollandfche fchouwburg den oudergaflg, Waar tm
dat henen ! ? (40) Waaf-
(40) Ik kari mij bij deze gelegenheid niet onihoU-
den, de aandacht van den beminnaar des fchouwioo- nee Is te pestigen op het treuriglot, dat uns hollandsck tooneel ts ivachten Jiaat. JVij hebben thans Jlechts twee tooneeleri t hamclijk $
te Arnfierdam en te 's Grapenhage; want de wande-
1 lende gezel/'chappen kunnen hier niet in danmerking komen. Beide deze gezelfchappen hebben verdhenfie*
lijke akteurs en aktrices; fchoort men, gelijk rtien-
Jchen pan ouderen leeflijd perzekeren, niet meer pindC
die groote perzameling pan uitmunte'nde eh echte kun£
Jlenadrs , waardoor eerlijds vooral het amjierdamfuht
tooneel geriist met al de tooneelen der wereld den wed-
Jlrijd kon beginnen, Maar wien kdn het bntgaan}
dat het aantal onzer groote kun/ienaars hoe langer ho9
geringer ivordt , en waar is de fchoclt in welke de
kurijlenaar gepormd wordt ? gepormd t zoo als hij be-
hoart gepormd te wordenl Deze Jchool is met den
dood van den waarUjk grooten wim b 1 s » i,» t ie
niet gegaan! Het poet/poor volgende pan zijnen Oh-
Jlerfeljken poorganger oAniiicK, ontzag hij geene
moeite om zijne akteurs te onderwijzeh, te pormetl t eti
te bej'chaven, Bisoitt') groote oerdienjlen t tiiit
Jlechts, als kunftenaar, maar 00k als kunstpormer,
in een helder daglichl te Jlellen, laten ivij oper Uati
0 a *ij-
|
||||
( a02 )
Waarlijk het is meer dan tijd, dat wij onze oogen
openen, en dat wij leeren inzien , welken nadeeligen invloed dit onmatig gebruik der franfche muzijk op onzen muzijkalen aard, ja zelfs op onze zedelijke en politieke kultuur zal uitoefenen, en misfchien reeds nn uitoefent. Onze zedemeeslers prediken met al de kracht, welke hun de belangrijkbeid van het onder- werp inboezemt , tegen bet bederf der zeden, als een
tijnen biograaf, die hem niet ontgaankan, daar men
toch nog in ons paderland wel mannen vindt, die tot zulk een werk de pereischte kunde bezitten, en Verdienjle weten te waarderen, 3iaar leed zoude het mij doen, zeer leed, daar het van zwarle ondank- baarheid zoude getuigen , bijaldien de biograaf bin g-ley, Jlechts als kunftenaar, en niet tevens als kunstvormer fchilderde ; daar met hem de eenige man te gronde gegaan is , die poor de toekomst werkte, Thans is het tooneel geheel aan zijn eigen lot over- gelaten. Behoorde niet het Qouvernement hiervoor te sorgen ? behoorde het niet eene Jchool opterigten, waar eenige jonge lieden, welke de natuur met de daartot vereischte gaven begunftigd heeft, niet Jlechts praktisch tot tooneeljpelers en tooneeljpeelfiers , maar ook theoretisch en aestetisch tot kunjlenaars gevormd icierden ? JVanneer hierin niet op deze of geene wijze vaorzien wordt, zal ons kunsliooneel eindelijk onttarden in een marionettenfpel, O wea! |
||||
( 2u3 )
|
|||||
ecu gevolg yan het naapen der franfclie gewoonten ,
en van den langdurigen oragang met Frankrijks be- woners ; onze flaatkundigen ijveren tegen den in- vloed der fianfche politick op het zedelijk en Ilaat- kundig karakter der natie. Waarom zal niet ook d» vaderlandfche muzijkvriend zich bemoeijen , zijne natie den beteren weg aantewijzen, haar afteleiden Van de verkeerde rigting, welkc de fmaak neemt, en haar het gevaa* te doen inzien , dat haren muzijka- len aard bedreigt ? Doch te vergeefs misfchien; want wic zal zich de verbetering aantrekken ? en indien er niet eene algemeene verbetering wordt daarge- fteld, zal het bijzondere , dat deze of geene privaat- man , door het gevaar verfchrikt, mogt ondernemen, weinig baten. De 4de klasTe van het koninklijk Nederlandsch Inltituut, heeft inderdaad de bevoegd- heid, on eene algemeene verbetering daartellellen,' en wanneer zij ook al de magt niet heeft, om zoo- danige onderneming op eigen gezag ten tiitvoer te brengen, dan kan zij echter het vermogen daartoe van het Gouvernement affmeken, en door haren in- vloed ook buitendien veel goeds verrigten. Ik erken gaarne, dat deze klasfe van het Inftituut hare zorgen ook aan de toonkunst toewijdt, en dit bjijkt onder anderen uit de voordragt, welke zij tot het oprig- ten vaneen confervatoirt de mufique heeft gedaan (41). Maar
(41) Zie letlerbode nan 1818, n°. 27 } Frijdag den fiden Juaij, bladz. 422$ O 3
|
|||||
( 304 }
Sfaar jnist qmdat zij hare liefde voor Ae kunst be^
vrijst, juist oin deze reden vleije ik mij, dat de 42 klasfe gaarne alles tot de verbetering van den fmaak zaj aanwenden, en ik zoude mij ten uiteiften ver-» eerd rekenen , wanneer zij tot deze algcmeene ver- betering de vereischte maatregelen aanwendde ,' f;rolsck op het gevoel, daartoe de eerile aanleiding gegeven te bebben. De maatfchappij tot nut van 't Algemeen heeft
federt eenige jaren begonnen, het zingen in de fcho- len intevoeren, en daardoor bewezen , dat ook zij de J.oonknnst yereert, en dat zij gaarne tot de vermeer- dering van de liefde yoor deze groote kunst het hare wil tpebrengen. Zij laat in hare fcholen liederen zingen, wfelke, naar het fchijnt, expresfeiijk tot dit doel vervaardigd zijn. In hoe verre de melodien den- ser liederen oorfpronkelijk of gekozen zijn , weet ik niet; maar dat zij niet fehoon zijn en het hart niet roeren , dit weet ik, en hpezeer de maatfchappij, wier pdele bedoelingen ik vereer, te prijzen is, dat zij ten minften geene franfche liedjes laat zingen , zoo Zoude zij, mijns bedunkens, echter nog beter gedaan hebben, duitfche liederen op nederlandfche woorden te hebben toegepast. Ik ben yolkomen overtuigd, dat de maatfchappij waarlijk het goede wil, en ik vleije mij daarom, dat zij mijne vrijmoedige beoordeeling {ler liederen , welke op hare fcholen gezongen wor- sen, niet ten kwade zal dniden, daar ook ik waarlijk het
|
||||||
( 205 )
Let goede bedoel, en in mij geens2ins een geest^van
hckelen leefl. Offchoon de maalfchappij tot nut fan 't algemeen,
in de bier bedoelde, te verbeteren , rigting van den fmaak veel, zeer veel goeds kan verrigten, ben ik cch- ter ten vollen overtuigd, dat de 4de klasfe van ket lnfiiluut, het hoofd van alle inftellingen vun ,v^e- tenfchap en kunst, de jnceste bevoegdbeid hceft, om de eerfte hand aan bet werk te leggen, en de eerbied , welke ik die klasfe toedraag, doet rnij de fchooniie vruchten van haren ijver voor de kunst in bet ver« fcbiet zien. Ouch, ik ben evenzeer overtuigd, dat het Gonvernement eene zoodanige onderneming dier kbisfe behoort te begnnftigen, te onderfteunen, en haar de» niiddelen lot de uitvoering moet gemakkelijk maken , zal eeno onderneming tot verbetering het bedoelde oog- Merk bereiken. Buitendien moet het Gouvernement veel doen en kan veel doen, en ik kan niet gelooven , dat het niet ook genegen zoude zijn, veel te doeri. Zoo verneem ik, bij voorbeeld, van goederhand, dat de Koning het 's Gravenhaagfche publiek , dat door den direkteur der franfche opera, zoo te zeg- gen, bij den neus werd rondgeleid, in zijne be- fcherming genomen, en het oppertoezigt over dat theater aan eenige kunstviienden aldaar opgedragen heeft. Zoo dankbaar het publiek voor deze konink- lijke gunst moet zijn, en zonder twijfel is, zoo zoude het echter, onzes inziens , nog meer redenen tot dankbaarheid hebben, wanneer do Koning de geheele O 4 frail-
|
||||
~~^~~-
|
||||||
( 206)
franfche opera hadde afgefchaft . en eene duitfche of
italiaanfclie had doen oprigten. Dc Koning is, den hemel zij dank! geen Franschman , en noch hij , noch zijne familie is van franfehen aard. Waarom dan een frausch tooneel beguniiigd, en niet liever eene duit- fche of italiaanfclie opera daargelleld , tot tijd en wijla 's Rijfcs financieele toeftand in flaat zalzijn, die inrigtingen daarteftcllen, waardoor wij te eeni- gcrtijd eene eigene hollandfche opera kunnen beko- meti , en met andere natien in de kunst kunnen wed- ijveren. Inimen wil ik niet het Gouvemement ver- oordeelen, dat bet niet reeds nu de daartoe vereisch- te maatregelen neemt, daar ik mij geenszins wil vcr- ilouten te beflisfen, in boe verre de financien des Rijks de kosten knnnen boeden, welke daartoe ver- eischt worden. Ik wen8ch varig, dat de belangrijkheid en iioodza^
kelijkbeid van de bedoelde algemcene verandering van den fmaak en van bet geven eener betere rigting aan onzen muzijkalen aard, een' ieder ligtelijk zal in bet oogvallen, en dat zij, die daartoe de gelegenbeid, den invloed, de bevoegdheid, en de magt hebben , zich de zaak op bet zeerst mogen aantrekken. De dankbaarbeid van het geheele nageQacbt, en niet min- der die van den tijdgenoot zal hunne zekere beloo- ning zijn. Quod Deus bene vortat ! ! !
SS.
BINr
|
||||||
/
|
||||||
( 2o7 )
|
|||||
BINtfENLANDSCIIE BERIGTEN.
'S VTn 4VHB1GE over de honcerten in den win-
ter van 1817 1818. ■ Ten einclo de bcrigtcu oyer de hier plaats gehad hebbende abonnement- en bene- fice -koncerten niet te wijdloopig te maken, sial ik fleclits bet belangrijkfte daarvan yerhalen. In het eerfte abonnement-koncert h'adden wij het ge-
luk den groetcn spoiju en zijne ecbtgenoote voor de Ivveede reis te hooren. Spohb fpeelde een koncert, in A dnr gefchreven , hctvveik nog niet in druk is uit- gekomen. Het eerfie en het laatile Iluk van dat werk hcbben niet den verwagten indruk gemaakt, daar beide reeds in vrocgere jaren fchijnen vervaardigd te zijn, eu spohrs oudere werken, fchoon tot de beste cora- pofilien voor de viool behoorende, echter hetc gevpel niet zoo zcer aandoen , als zijne latere fchriften. Zoo vee! te fierker was de nitwerking van het ada- gio, hetwelk zonder eenigen twijfel onder sponnj fchoonfte vindingen kan geteld worden. Mejufvrouvr fioeisi zong eenc franfche aria.
Het is inderdaad te beklagen, dat deze jonge aanko-. mende kunflenares, vrelke door de natuur met eene / wel is waar, zwakke, doch zuivcre fiern, en eenen niet onaanzienlijken omvang van toonen uitgedoscht is, gceae beter* keus doet in de ftukken, vrelke zij 0. 5 voorr
|
|||||
( 208 )
voordraagt , en gecne zoodanigen nilvoert, -welke
met bare krachten en den geest onzer tijden meer overcenftemmen. Sposk en zijne echtgenoote lieten ons daarop
een ftuk voor viool en fortepiano hooren , waarvan de inleiding wegSlcpcnd en de varialien bewonda- xingswaardig zijn. Ue klavierpartij kan meer als accompaguement befchonwd worden. Een duo, door den heer damokeap en mejufvr.
Jlohiki gezongen, onderfebeidde zich door een tamelijk goed enjemble. Tot [lot liet het verecrenswaardig paar, spohr
en zijne gemalin , ons nog eens dat fchoone Iluk voor de viool en de harp hooren , waarvan reeds in het llle ituk van den Ampbion (bladz, 49) gefpro- \en is. Nog langen tijd zullen de betoovcrende too- nen van dit paar in de ooren en in de barten der toehoorders weergalmen. Indien het in het oog loopend was , dat zeker beroemd kanstfcbilder , in eene vroegere eeuw, apoilo met eene viool af- fchilderde, dan is bet nu ligt te verklaren, dat de zanggodinnen reeds toen aan de phantalie van dien fchilder eenen seohb voorfpiegelden. Een ander abonnement -koncert werd met -eene
lljnphonie van iioffmeister geopend, welke , hoe- zeer tot de beste werken van dezen componist be- hoorende , niet in den fmaak viel;' en zelfs het or- chest fcheen den ouderdom niet te eerbiedigeu, want de uitvoeriiig was llecht. De heer khine, klaa
|
||||
■a*.-!
|
|||||
( 209 )
klarinetlist van Amflerdam, trad op met cenkonccrt,
door wulsii voor dat inftrusnent gefchreven. Hij fpeelde met vriiheid en gerustheid; zijn toon is rond en kraclitig, vooral in de lagere en middel - toonen ; pasfages draagt liij mot veel duidelijkheid en zeker« heid voor. Men be wees hem met regt veel bijval. Do cpmpofitie van dat koncert is goed, gclijk men van eencn zoo geocfenden en denkenden kuiiHenaar,- als willms, verwachten kan ; wamieer evenwel hct ecrfte fluk minder lang en minder rijk aan pasfages ware, zoude het werk daarbij winnen. Het adagio was van ckdsixl, Het rondo is vrolijk en aangenaam gefchreven. Mejufvr.ouw nuBim zong ditmaal cene fran-
fche aria, welke wij reeds dikwijls gehoord hebben; daar echter dit fluk niet boven hare kracbten gaat, droeg zij hctzelve met veel buigzaamheid der Rem en juiste intonatie voor. Eene koncertante voor twee fluiten van r 1. e ij e v
werd door de heeren van bitixiii en v'redk, beide liefhebbers , uitgevoerd. Men moct de beide heeren regt wedervaren laten, met opzigt tot.hua fpel, en vooral de eerstgenoemde onderfcheidde zicb, zoowel door eenen fchoonen toon , als door eene goe- de manier van den dubbeltong en vrij zuivere intona- tie. Echter verwonderde men zich algemeen , dat do fmaak van beide heeren op eene foort van compofitie viel, die, zelfs bij de volkomenfte uitvoering, mis- hagea moest. D.
|
|||||
(al° )
|
|||||
Do heer kibike blies nog variation op de fcla«
rinct , waarvan de componist mij onbekend bleef, De inleiding en het thema maakten de verwachting op lets goeds gaande, welke echter niet te vrcde ge- field werd. Aan do ouverture van p a B it s Sofonisba viel het-
zelfde lot te beurt , als aan de ovcrige fynplionien en andere dergelijke inftrumentale ftukken: zij word door hel orchest geradebraakt en dan bcgraven. De andere koncerlen ontvingen hnnnen luister van
de talenlen der lieeren k r. sikb, eerlle vioolist van Amfterdain, mann, fagottist mede aldaar, s. g a n z en d e oiioot van 's Gravenhage , en eindelijk van de ijverige dilettantin, mejufvrouw schutte. De heer kleine fpeelde een viool-koncert van
Hoffmann (E mol) een work, hetwclk ontegen- fprekelijk onder de besten van onzen tijd kan geteld ■worden, en hetwelk vooral daarom bevieI, dewijl het in den geest, waarin hot gedacht is, uitgevoerd werd. In het algemeeu moet men den heer k. i. e i v e den lof toezwaaijen, dat Iiij niet onder die be- roemde toonkunflenaars behoort, welke zich met al- les verdringenden egoismus flechts aan eenige der nieuwere componisten aanfluiten, op dezelve, zoo te zeggen , been en weer rijden , en alles wat van de inanier dier componisten afwijkt, zelfs dan wanneer het in een' veel hoogeren en veel verhcvener llijL gefchreven is, met minachting aanzieni Integendeel erkent men in kleine den waren, befcheidenon kun?
|
|||||
|
|||||
(311 )
kunftenaar, die het goede overal van het middelma-.
tige weet te onderfcheiden , en die de gaaf bezit,' om den geest van alle voomame componisten te vatten en aan den dag te leggen. Even zoo heeft de voortreffelijke fagottist man'n,1
door zijn meesterachtig fpel de bewondering van al- le toehoorders tot zich getrokken. Vooral beloonde men met algemeenen bijval den krachtigen en gelijk- vormigen toon , dien bij zich, door den geheelen om- Vang van zijn inftrument been , eigen heeft weten to maken; eene deugd, welke men flechts bij weinigen zelfs van de voortreffelijkfte fagottisten viridt. Pas- fages draagt bij met veel dnidelijkheid, kracht en volharding voor, en niet zelden maakt bij veel effect door verbindingen van verfchillenden aard, welke bij ter regter plaats aanbrengt , en welke op blaasiu- ftrnmenten zelden gehoord worden. In het algcmeen treft men in zijn fpel veel licbt en fchaduw aan. Jam- mer is bet evenwel, dat deze uilwinntendekuulteuaar, nit gebrek aan nieuwere muzijkwerken , fteeds tot de ouderen wedcr terugkecren «noet. De beer smz fpeelde een koncert van dimoM
(A mol), en een divertimento door hem zelven ge- eomponeerd. Het eerstgenoemde ftuk is den fmaak der koncerten van mode bewerkt, zeer melodieus en rijk aan fchitterende pasfages; voor het overige is het vloeijend gefchreven en goed geinflrumenteerd. Het adagio, dat de beer oanz voordroeg, is dat uit- ftekende fluk met recitatief uit het zesde koncert Tan
|
|||||
C aia )
|
|||||||||||||||||
Tail spoil's. Het rondo is in de rusfirche manie't
gefchrevcn, en maakt , vooral daar de invallende zoogetiaanule turkfche mnzijk goed is aangebracht, ecne voorlreffelijke uitwerking. Het divertimento van den lieer g-anz, begint met eene inleiding in A mol, gaat dan over in een eigen thema (A dur), 'op ketwelk drio variation uitgewerkt zijn, waarna eene pUautafic in fis mol ons met een polonaife tot ' Let flot brengt. Wij flemmen ten vollen in met hetgeen over de
verdienften en het fpei van den Leer oanz reeds in Let eeriio Ituk van den AmpLion (bladz. 5i) ge- zegd is; echter hebben wij dezen kunftenaar niramer met meer vuur en genialiteit Looren fpelen , als toen Lij de zoo even genoemde ilukken , en bovsnal toen Lij Let koncert van ckemont voordroeg, waarbij Lij den geest van den componist volkomen gevat Lad. De cadence , door Lem in dat koncert inge- voegd, was voortreffelijk en leverde een nieuw be- wijs op, met wclke zekerbeid en goeden fmaak Lij de grootfte moeijelijkLeden weet te boven te komen, De Leer de ghoot jr. blies een koncert ven »v tjbbot, een ftuk , dat gebeel in de manier der Franfchen gefcLreven is. Hij fcLeen dit koncert ger kozen te Lebben, om ons misfcLien te doen Looren, Loezeer de fmaak der Franfchen, vooral in compo- litien voor de klarinet, in vergelijking van dien der Duitfchers ten achteren is. Wic Lerinnert zich niet jnet genoegen de werken van cbiisiii, c. m. vo« |
|||||||||||||||||
■
|
|||||||||||||||||
K**
|
|||||||||||||||||
WE-
|
|||||||||||||||||
. .,.,V. .
|
|||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||
(213)
yiiti, spohr en kuommeh, welke dezc jongei
kunRenaar met veel Tmaak, uitmuntenden toon, en in elk opzigt met veel virtuofiteit uitgevoerd heeft? Mejufvrouw scuutte vermeerderde de genoegens
van het publiek meermalen door haar talent, lietwelk zich niet bij het gezang ( waarovor reeds blad. 49 en 5o, gefproken is) alleen bepaalt ; daar zij 00k als klavierfpeelfter verdient geprezen te worden. Een koneert van woinen variation van kioiib, wel- ke zij fpeelde, ftrekken daarvan tot bewijs. Zij ver- dient nog voor vele auderen den lof, dat zij , zonder de minfte pretiofiteit, iedercn verdienilelijken knn>" Ilenaar, die koneert geven wil en haar daarom ver- zoekt, gaarne onderfteunt. Over' de benefice-koncerten zal ik mijn berigt voor
het volgende ituk inzenden. Sedert eenige dagen bevindt zich alhier een der
voortreffelijkfle viooloncellisten van Duitscbland, da heer oanz namelijk, jongfte brooder van den vj- oolist. Hij is voornemens zich in de voornaamfte lleden van dit koninkrijk te laten hooren. Hij is een man van uitilekende verdienften; zijne manier en voordragt heeft zeer veel overeenkomst met die van URitiAitD kommbo, en alhoewel vroeger leef- ling van onzen hadtpe, fchijnt hij zich later mee,r no«if Rfts manier eigen gemaakt te hebben, wiens wer- ken hij dan 00k met groote volmaaktheid voordraagf.' Wat wij reeds in private gezelfcbappen van hem go- hoord hebben, heeft ons buitengemeen veel genoegen i , vor- |
|||||
llk^..... M " J,MMm
|
|||||
( 214 )
Tcrfchaft, enwij reikhalzen naar Let gertot, hetwelfc
wij ons op zijne koncerten belooven. |
||||||
'sGra vekh A o e, in November 1818. Over het
franfche theater. Offchoon ik het voornemen had opgevat, om een
zeer omftandig berigt over de opera alliier medete- deelen , geloof ik echter wcl te doen , van dit voor- nemen aftezien, en mi) bij eenen korten fchets te bepaJen , vermits de berigten, welke ik in ftaat hen te geven , van dien aard zijn, dat zij atleenlijk don beklagenswaardigen toeftand, waarin zich de opera thans bevindt, kunnen doen kennen, en ik bij ge» volg gevaar zonde loopen, in eene nitvoerige kritiek vervelend te worden. Sedert de maand Mei van dit jaar is de geheele
theatrale huishouding zoodanig vervallen , dat men niet alleen niet in ftaat is, groote werken uittevoeren, maar zelfs dat de kleine , oude en reeds zoo dikwijla afgezaagde itukjes , thans beneden alle kritiek gege- ven worden. De oorzaken van dit verval zijn de volgende. Verfcheiden zeer verdienftelijke fujetten, onder welke zich 00k de tenorist samoheau bevindt, verlieten het theater. Het vcrtrek van den laatllen vooral veroorzaakte eene gaping, welke na- tuurlijker wijze eene groote verwarring tot gevolg hebben moest. Later engageerde men in de plaats ' van ;
t
|
||||||
( a.5 )
van BAMOBEAtr , cenen zanger, ten wiens voor*
deele van denkant der direktie veelgoeds uitgebazuind
werd, die ecliter reeds bij zijn debut, onder lisfen
en fluiten , weder aftreden inoest. Toen men nu ein-
delijk den fleen der wijsheid gevonden, en eenen dra-
gelijken tenorist gcengageerd had, kwatn de nood we-
derom uit eenen anderen hoek te voorfchijn. De di-
rektenr milmii trachtte, namelijk, het buitendien
reeds kleine orchest, uit karigheid, nog aaiimer-
kelijk te vertninderen. De bekwaamfle ledeu ontvin-
gen, dewijl zij het meest onkosten veroorzaakten,
hun affcheid, en de verwarring fteeg nu op het
hoogfte toppunt, vooral in het orchest. Het pnbliek
gaf overluid zijne onlevredenheid le kennen, en een
groot gecleelte van hetzelve bezocht het theater niet
meer. De heer milord fcheen zich echter weinig
te bekommeren over hetgeen in het publiek over het
theater geredekaveld werd, althans tot verbetering
werd er ook niet het minfte ondernomen; en zoo
dwalen ihilu's kinderen nu nog altijd met do
overblijffelen van het orchest in eene chaotifche
duisternis rond. i
M e h v 1 s Jo/eph en Egypte en r a e h s Grifelda ont-
vingen het laatite olijffel, en met hen daalde ook al
het goede ten grave. *
■I ■
Eenige -woorden over beide deze opera's wordea *
mi} -wel veroorloofd.
De opera van uearn, Jefeph en Egypte , is als
kunstwerk zoo zecr bekend en door den kunstregter HI Siv-Ji. P zo»
|
|||||
I
|
|||||
(216)
|
|||||
zoo dikwijls beoordeeld, dat ik hct voor overbodig
aclit., daarover op nieuw nitteweiden. De uitvoering van dit fluk was , over het gelieel genomen, dragelijk j maar in de afzonderlijke rollen blcef nog veel to wen- fchen overig. De heer iahhikt fpeclde den Jojeph als gast. Zijne ilein was eenigzins heesch en in de lang aanhoudende toonen weifelend. In het algemeen verraadde hi] w«i«ig fchooloefening. Zijn fpel wai niet van gcvoel ontbloot. Feuvii, ie was, als Si-, mean, zeer te prijzen ; evenwel was het te wenfchen, dat deze voortreffelijke tooneclfpeler, die zich maar al te dikwijls door zijn vuur laat wegQepen, het ge- zang minder aan zijn fpel opofferde. Genkvoise was, als Jakob, niet op zijne plaats, want hij is nicer barilon - dan baszanger: in het algemeen hadde hij zich met het karakter zijner rol meer gemeenzaam waken , en meer als cen lijdende vader werken nioe- ten. Madame bihosok fpeelde als Benjamin met exprcslie; maar hare Item is Van weinig beleekenis, en wij moeten haar den goeden raad geven, oui, wanneer zij op het. tooneel nog opgang denk te ma- ke B , zich toch niet te verbeelden, dat zij dit doel met zingen zal bereiken. De kooren achter de fcher- mcn hadden eene geringe uitwerking, Madame van ben bero-danoevi:li.e voer-
de, ten haren benefice, de Grifelda op, eene dor bcste opera's van s abb. Het liet zich wel voornit- zien, dat mejufvrouw danoeville, welke vele liefde voor de kunst heeft, en daarmode veel talent ver-
|
|||||
( 2»7 )
|
|||||
vereenigt, een fiuk kiezen zoude, dat liaren fmaak
eer aaudeed. De gekozene opera werd goed gegeveu, en bijzonderen lof verdient mejufvrouw d a n G e- VHtB dour de twee bravour - aria's, waarvan de eene door eene obligate klarinet en de andere door het koor geaccompagneerd wordt. Evenwel gelukte haar de eerfle beter dan de laatfte, waarin zij eenige malen tot aan het hooge C loopen ea uilhouden raoet. De natuur heeft haar met gcen' grooten om- vang der Hem beguniligd, en zij konde die hooge toonen flechts met veel moeile, door middel eener zwakke kopftem, voortbrengen. Bij zulke gelcgcnhe- den verilaat zij echter de kunst, orn door haar uit- muntend talent, hetwelk zij ook als tooneelfpeelfter bezit, hare zwakheid zoodauig te bemantelen, dai. dezelve gedeeltelijk zelfs aan den gevormden en be- fchaafden toehoorder verborgen blijft. De twee tertfetten, welke in de opgenoemde opera voorkomen, werden goed uitgevoerd. Het orchest muntte door een goed cnfetnble uit ; en het zoude op menige plaats, waar het meer licht en fchaduw had kunuen geven , nog meer uitgeraunt hebben, wanneer'de di- rekteur, de heer wiucn , zich de zaak meer had aangetrokken. In het algemeen zoude het te wen- fchen zij», dat de heer wilsch, welke niet van talent ontbloot is t meer liefde voor de kunst aan den dag lei, en zich beijverde, om den geest der fluk- ken naauwkeurig te leeren kennen, en dat hij zich ifc acht name, em niet meer, zoo als tot nu toe ge- P 2 woun*
|
|||||
( ai» )
woonlijk het geval was, de muzijkftukken door al
te fnelle tempo's, vooral in het allegro, te beder- ven. Uit zekere bronnen verneemt men, dat, op ver-
zoek van Z. M. onzen Koning, eenige onzer achtings- waardige vereerers der kunst, zich met de taak ber last hebben , om het franfche theater alhier onder hun opzigt te nemen. Men verheugt zich reeds in het vooruitzigt op iets goed* en duurzaams. |
|||||||||
Amsterdam, den 22 November 1818. De heer
x>. dhouii gaf voorleden Woensdag , den 1 den de- zer, een koncert in den franfchen fchouwburg, en liet zich hooren in een koncertfi.uk en in de bekende variatien op God fave the King en nel cor pilt non mi Jen to, alles van zijne eigene compofitie. Het op^ jcien, dat hij reeds voor ongeveer acht jaren, tocn hij bij de kapel van den toenmaligen koning van Hol- land aangefteld was, door zijne- kunstvaardigheid op de fluit baarde in een koncert, helwelke de beroemde yioolfpeler rode alhier gaf; de naam, dien hij fe- dert, als eerfte fluitist bij de kapel van den ex-kei- zer, en naderhand bij die van den tegenwoordigen koning van Frankrijk, en laatfielijk door zijn brillant koncert te London verwierf; de menigte zijner com- politienvoor zijninftrument, welke zoozwaar zijn, dat naauwelijks iemand het wagen durft ze te fpelen dit al-
|
|||||||||
1
|
|||||||||
(a»9 )
les fpande onze verwagting op het hoogst. De heer
tin owes heeft dezelve niet flechts te vrede gelleld, maar zelfs, naar Let eeiifletntnig oordeel van alio tenners, nog verre weg overtroffen en hen alien doen verftomd ftaan: men zeide algeraeen, dat hij zich zelven geaccompagneerd had. Zijn koncert was, helaas! weinig bezocht, hetgeen wcl hoofdzakelijk moet toegefchreven wordcn aan de voorvallen, wel- ke dienzelfden dag op de bears plaats hadden. Bij een tweede koncert zoude de fchouwburg, zonder ecnigen twijfel, vol geweest zijn. Bovendien is men er bij ons reeds aan gewoon, dat een zoo voortref- felijk kunftenaar meer dan eens koncert greft. In deze verwagting werden ecbler deze keer vele men- fchen le leur gefteld , daar de heer dhovei reed* den tweeden dag na zijn koncert van hier vertrok. De heer diovei wordt overal geacht, als een der
e'rfte fluitfpelers, en men beweert zelfs, dat hij, wat de kunstvaardigheid aangaat, zijns gclijken niet vindt. Bet was dan ook , uit aanmerking van deze algemeene hulde, welke men aan zijne verdienflen toebrengt, niet noodig, om, in de aankondiging van zijn koncert, van zijne vroegere aanftelling melding te maken. Zijn naam alleen zoude voldoende geweest zijn , en wanneer er nog iets had moeten bijgcvoegd worden, dan had de heer diobei zich aan zijne vaderftad moeten herinneren, hetgeen hem aelven tot genoegen had moeten verflrekken. Hij is een leerling van onzen waardigen x. dahjtbk.
p 3 Gno- |
||||
( 220 )
Grosinobn in November. De tienjarigc harp3
fpeeliler, rnejufvrouw iters A, van Amlterdam, heeft ons, met haren vader, in deze maand bezocht en enze bewondering, in twee koncerten, welke zij den 4<!en en den gden gegeren heeft in eenen hoogen graad gaande gemaakt, nadatzij, in eene re preterit atie van do tooneelf(tcieleit utile et dulce, onzo verwagling reeds niet weinig gef(iand had. Eene onzer ftads-; kouranten van den 3 November, bevat daarover het navolgcnde artikel: ,, Wij hebbon het genoegen thans in ons midden te bezitten de jufvrouw loim, harp^ fpeelfler van Amlterdam. Deze jonge kunlienaresy ' welke flechis tien jaren oud is, heeft zich laatstle- den Zatnrdag in de focieteit utile et dulce laten hooj ren, aan het talrijk verzameld gezelfchap zeer aan-r gename oogenblikken verfchaft,en zoo veeltemeer de algerneene bewondering tot zich getrokken , daar zij ,' naar het geluigenis van deskundigen, in wcerwil ha» rer weinige jaren, zwarigheden overwint, waarvan de te bovenkoming haar, bij het dubbeld van haren anderdom , zeer veel eer zoade aandoen , en daarde expresiie, waarftiede zij hare flukken voordraagt, een fprekend bewijs oplevert van gevoel, hetwelk men 2fclfs bij knnftenaars van meer rijpen ouderdom niet zelcten veshnist. " Het oordeel in dit artikel vervat," onderfcbiijven wij ten vollen, en wij crkennen gaar« rie , d*t wij deze leerlinge van mej. ijaho, welks laatile wij voor eenige jaren alhier gehoord hebbcti J gelijk ftellen met hare leerlhee*teres, z»o zij ze niet ' over; |
|||||||
. ... ..-^*_-»k*^- . ......
|
|||||||
mmm
|
|||||||||
■
|
|||||||||
I "I )
overtreft, namelijk, zoo als deze toen was : na diea
tijd kan zij zekerlijk aanmerkelijke vorderingon ge- muakt hebben. Tc verwondercn is bovenal de ze- kcrheid, de kracbt , dc juistheid en de expresfie,' waardoor zich het fpel van dit nog zoo Jong meisje reeds nu kenmerkt, en wij houdcn ons verzekerd , dat zij, wanneer zij tot rijpere jaren, en meerdere phij» fieke kracht zal gekomenzijn, wunneer haar ijver niet verflaauwt, en het gevoel, dit voornaamfle vereiseh- te van de ware kunst , zicli ten vollen in haar zal ontwikkeld hebben, eene der eerfte virtnofen op de harp zal worden; vooral wanneer hare befcheiden- hcid, welke haar thans niet minder fraai llaat , dan haar talent en hare bevalligheid , niet, gelijk andcr* wel dikwijis het geval is, in eene fufjifance ont- aart, welke de eerlle en grootRe hinderpaal is vaa alle vorderingen in clke kunst en wetenfehap. Zij heeft ons doen hooren twee koncerten van
b'aivimare (B dur en C mo\), onderfcheidene variation vsn bo ens a , den bekenden marsch van WAnEiiMAN, en eindelijk eon dao voor de harp on de klarinet van wolf p. Dit laatlle ftuk, dat zij; naar wij vernemen, te Arnfterdam met den zoo gun-. ftig bekenden chitistiani uilgevoerd heeft, en. ' dat aldaar met bruifenden bijval bekroond werd, leverde ons eenfprekend bewijs op, hoezeer de duit- fche muzijkftukken, ook van deze foort, boven do franfche uitmtmten, fchoon de opgenoemda ftukken ran d'a i. Vim are en bocksa, in hunne foort; P 4 niet
|
|||||||||
- -"-;*^>r;
|
|||||
( aaa )
jniet jnist te verwerpen aijn." Het bedoelde duo, dat
tij met onzeu uiiitt fpeelde , en dat van beide kanten voortreffelijk uitgevoerd werd, verwekte ook bij ons publiek het levendigfte enthujiasmus; terwijl bet ons voorkwam , dat bij de andere ftukken, die tnej. loHH voordroeg , meei de wijze van uitvoering, dan wel de componisten , bewonderd en geapplandis- feerd werd. Voor het overige werden op deze koncerten nog de
volgende obligate ftukken uitgevoerd: variation voor de klarinet van w l i. l i kk , die ons niet zeer beval- len wilden , door den vrij vaardigen s. winter geblazen; een vioolkoncert van tcbeutzeu (G dur) door den oudften zoon van winter gcfpeeld, overwiens fpei wij wel eens bij eene andere gelegenheid zullen fpreken; uoue's voortreffelijke variation in G dur,' door r. otto, denbroeder van den , reeds voor eeni- ge jaren alhier overledenen, uitmuntenden vioolfpe- ler J. otto, met vrij goeden toon, doch met te weinig zekerheid en goeden fmaak voorgedragen , en eindelijkeen potpourri van n a n z i , door onzeu hi. xeii, als naar gewoonte, geblazen. Wat de grootere iiillrumentale muzijk betreft, heb-
ben ons deze twee avonden veel genot verfchaft, Wij hoorden eene bekende, doch altijd fchoone, fynpho-? nie van and Be (Es dur) en mozabts voortreffe- lijke fynphonie uit C met de fuge , welke hier, zoo veel wij ons herinneren , nimmer gemaakt is ; voorts de uitmuntende ouvertnren van la clemenza di Tita, Jdo~
|
|||||
( 223 )
Jdomeneo, die Zauberflote en Don Juan, alle vart
dienzelfden , nog doorniemand overtrofFenen , compo- nist. Wij 2ijn het orchest den lof fchuldig van mot ijver en vuur zich bevlijtigd te hcbben de uitvoering dier ftukken, zoo goed mogelijk, te doen gelukken ,- en vooral bij de Mozartfche fynphonie was deze ijver zeer zichlbaar, fchoon de nitvoering zelve nog wel iets te wenfchen overig liet. Onzes inziens echter,' verdienen de welgemeende pogingen van een middel- matig orchest, gelijk het onze, zelfs bij middelma- tige uitvoering, evenveel, onmisfchien nog meer lof, dan die van een uitftekend orchest bij onovertrefFe- lijke uitvoering. Zoo veel genot ons de roortbrengfelen dier twee
koncerten verfchaft hebben, even zoo Ieed heeft het ons gedaan , dat beide niet voltalliger bezocht waren,' en zulks wel te meer, daar de aanwezige kunstvrien- den op de afwezige perfoncn welligt zouden hebben kunnen toepasfen (of met of zonder regt, willen wij onbeflist laten, daar wij bet met geen van beide be- derven willen) het vonnis, dat de onfterfelijke sciiiiiu in zijne Gefchhchte des Abfalls der ver-t einigten.Niederlan.de von der Spanifchen Regierung (hoofdfluk: die Nielerlande unter kahi V.) over het toenmalig nederlandfche volk velt, en waarin hij het noemt een volk, das durch die Gefchafte des ge- meinen biirgerlichen Lebens zu einer tmdichterifchen Wirhlichkeit herabgezogen ist. P 5 Mej.
|
||||
( 2*4 )
Mej. toHft is met haren vader naar Amsterdam
tcruggekeerd, hare reis nemeude over het naburige Leeuwaarden, waar zij ook koncert geveii zal. |
||||||||
RECENSIE AANPRIJZINGEN
VAN WERKEN ebi.
- -
Six TValfet pour le piano - forte, compo/eei
par w. g. a at;ft, organists de la gran,' de dgli/'e a Groningue. Chez w. ketzbb, au magajin de mu/ique' a Groningue. ( Prijs in Jleendruk l5 Jl.) £_/e kritiek van muzijkwerken is aan zeer vele en
gewigtige moeijelijkheden onderhevig, en mislchiea
E»eer, dan de kritiek ran voorwerpen van eenige an-
dere wetenfehap of kunst. De hoofdoorzaak van deze
grootere moeijelijkheid is wel daarin gelegen , dat
men , althans met opzigt tot velerhande foort van
werken , zijn oordeel niet altijd naar bepaalde rege-
len der kunst kan wijzigen; en vooral fchijnt ons
clit waar toe , met betrekking tot werken, als het voor
ons liggende , waarvan de eigenlijke ftrekking onbe-
kend is, en welke dus alleen maar (het grammatifchc
gedeelte uitgezonderd) naar algemeene regelen der
kunst bcoordeeld kunnen worden.
De-
|
||||||||
*mar
|
|||||
( 235 )
Deze moeijelijklieden te ontwijken , k;in wel wei-
nig zorgcn koBten , namelijk, door Qechts in zeer al- gemeene bewoordingen liet work aanteprijzen of te verwerpen. Maar bcandwootdt de recenfent dan aart de verwagting , die men billijkerwijze van hem koes- tcrde ? volvoert hij op die wipe de taak, welke hij op zivh nam? Onzes inziens, neen! Offchoon het nn de pligt van den rececfent is;
am de muzijkwerken, welke liij zal bcoordeelen t* analijferen, aan de beftaande regelen der toonkunst' en der kunst in het algemeen te toetfen, en eindelijfc zoo daarteflellen , dat de lezer 2ich van het wcrX zelve een levendig denkbeeld vormen knnne, of- fchoon dit, zeggen wij , eigenlijk het werk der kri-r tick is, zoo kan men evenwel niet vorderen, dat dei kritiek alle dcze pligten zal in uitoefening brengere bij werken van zoo geringen omvang, als het on« derhavige ; evenmin als men geregligd is van den oomponist te verlangen , dat hij bij zoodanige kleine } of liever (zonderdaarvan op hot werk ih zijne foorC eehige toepasfing te maken) weinig beteekenende ftuk- ken alle die regelen der hoogere kunst toepasfe, wiet* aaaswkeurige in achtneming men, bij grootere werkenj als quartetten, fyhphonien, opera's en dergelijken, met geftrengheid bevoegd is te vorderen. De recenfent *al dan best doeh zijne beoordeelillg in algemeene be- woordingen , welke alleenlijk zijhe goed- of afkteuiing te kennen getea j inteklecdeti; alleen het grammati- kale gedeelte uitgezonderd, hetwelk hij met gelireng*- heid
|
|||||
( 326 )
|
|||||
held kan en moet nagaati. Het eerfte gedeelte zijner
beoordeeling (wanneer ze nog dien iiaam mag dragen) aal dan eigenlijk meer de meening van een enkel per- i'oon, dan eene receniie wezen, en Ilechts het laatfte gedeelte zal aldas kunnen genoemd worden. Wanneer wij van deze grondbeginfelen uitgaan wil-
den, zouden wij onze beoordeeling in een paar re» gelen kunnen bevatten; doch de achting, welke wij den heer dihf toedragen, dien wij als een zeer waardig en bekwaam orgelfpeler hebben leeren keri- nen, en de hoop, die wij voeden, dat hij ons in het Tervolg meer andere en nitgeftrektere werken zal fchen- ken, nopenons, orn van den algemeenen regel, welko wij boven ten opzigte van zoodanige compofitien heb- ben aangegeven, voor ditmaal aftewijken, en zijne ■walfen een weinig van naderbij te befchouwen. "Wat den form betreft, moeten wij de aanmerking
maken, dat de zes ftukken, waarait deze vcrzameling beflaat (zonder nog over derzclver waarde te oordee* len) kwalijk walfen kunnen genaamd worden, verr mits zij'niet in den vorm gefchreven zijn, welke deze foort van dansmnzijk vereischt; (wij willen daarmede niet te kennen geven, dat deze ftukken niet eene dansaardige beweging zouden hebben, en er bij gevolg niet naar gedanst zoude kunnen wow den J. 1 miners behoort de wal» te beftaan uit twee afdeelingen , waarran de laatlte het trio genaamd wordt. Ieder dier twee afdeelingen bevat weder- oi twee «uderdeclen, ieder van 8 jnaten. Het trio
|
|||||
( aa; )
|
||||||
trio wordt in eenen anderen toon gefchreven, als de
ccrfle hoofdafdeeling; schter in eenen verwanten toon. Zoo zeer Let waar is, dat liet in acht nemen van den rytk/nus thans geene regel meer is in liet fchrijven van fynphonien enz., niet minder waar is het, dat die rythmus bij danfen niet mag uit het oog verlooren wordeu. Zoude de heer haixff niet beter gedaan hebbcn , deze ftukken rondoletlo's ta noemen, of wel daaraan eenen anderen nicer alge- meenen titel gegeven te hebben, bij voorbeeld, peli^ tes pieces, bagatelles of eenen dergelijken naam ? Daardoor zoude zijn werk wel niet aan waarde ge- wonnen hebbcn , evenwel is een juiste titel een be- wijs , dat de fchrijver of componist een juist en be- paald deukbeeld gehad heeft van het doel, dat hij zich heeft voorgefteld; hoezeer een minder juiste ti- tel niet, althans niet altijd , een bewijs van het te- gendeel is, daar menige fchrijver, gelijk de ondervin- ding dagelijks leert, op de titels zijner werken niet altijd zooveel acht geeft, als wel noodig ware, en fomtijds meer, zeer dikwijls echter minder levert, dan de titel belooft. De fchrijftrant of llijl dezer walfen is grooten*
deeli zuiver, offchoon de uitgave zelve van fouten krielt, welke echter meestal zoo in het oog loopend grof zijn, dat het ongerijmd zoude zijn, dezelve aan den componist toetefchrijven. Eene enkele font tegen den zuiveren llijl (reiner Satz, zoo als de Duitfcher het noemt) is on» voorgekomen in den vijfden maat |
||||||
f
|
||||||
C 228 )
|
|||||
van de zevende bladzijde, waarvan de twee oktaven
g en f kruis bet oor onaangenaam aanduen , en daaren- boven hadden kunnen verraedcn worden, dpor reeds in het laatfte akkoord van den vierden maat aan de regterhand d te geven en bij de drie akkoorden vas den volgenden bij te voegen, en daarentegen g en f in de twee eerfle akkoorden van dien maat weg te laten. Wat nu de melodien betreft: zij zijn regt aange*
naam en vlocijend, hoewel zij zich niet door oor- fpronkelijkheid , noch door nieuwe wendingen kenr mcrken. Daarenboven zouden wij wenfchen, dak de Leer haubk de zorg gebruikt hadde, om zijn werk van zoogenaamde reminiscenzen vrij te houden. Zoo worden wij , bij voorbeold, in het Ilot van de 3de af- deeling der tweede wals , al te duidelijk berinnerd aan het trio van de menuet in de fynphonie van asdic ( Es dur). Voor het overige kunnen deze walfen niet onder
de zeer gemakkelijken , doch ook op verre na onder de moeijelijken geteld worden, daar a]!es zeer in de vingers ligt, en bij geringe oefcning ligt uittevoeren is. Hierdoor bevelen zij zich nog meer aan aan lief^ hebbers, welke een weinig vaajdigheid hebben ver- kregen, wanneer zij ook al door hunne aangename melodien alleen geene vrienden verwierven, waaraan echter niet te twijfelen is. Jammer is het echter, dat deze walfen niet kunnen gefpccld worden , ten ssij uitaoodanige txemplaren , welke door den eompo- nist
|
|||||
'■' ■
|
|||||||
".
|
|||||||
( 329 )
Hist zelf verbeterd zijn, (en waarvan ons toevallig
een onder de oogen gekotnen is ), daar ze , gelijk wij reeds boven hebben aangemerkt, van drukf'outen we- inelen, en wij zouden daarom den beer h xvtf aan- raden , om die vcrbeteringen pnbliek te maken, bij voorbeeld, in dit tijdfchrift, waartoe hem de redac- tie, onzes inziens, op zijn verzoek wel eene plaat* in het aankondigingsblad, zal willen vergunnen. Ten Ilotte moeten wij nog den heer havff aan-.
moedigen, om eens aan grootere werken zijue krach- ten te beproeven. Wij houden hem daartoe zeer wel bekwaam en gelooven , dat hij door grootere werken zijnen roera aanmerkelijk zal kunnen vermeerderen, en dat hij aan de muzijkale werelcl tevens een zeer aangenaam gefchenk zal kunnen maken. Jtanprijzing xan geestelijie muzijkwerken.
n
I, Alle beminnaars van het koraalgezang zullen
met belangftelling vernemen, dat er in Dnitschland een werk zal worden uitgegeven, hetwelk al de tot nog toe vervaardigde koraalboeken zal overtreffen, zoowel wat de wijze van bewerking aangaat, als wat de vollcdigheid van den omvang betreft. De eerwaardige veteraan, J.g. schicht, cantor
aan de beroemde Thomasfchule te Leipzig, en ma- zijkdirekteur aan de beide hoofdkerken aldaar, zal op prenumeratit doen drukken een allgemeines, deut- fchet Choialbuch fur Singchort und Qrganisten. |
|||||||
( 230 }
Offchoon dit koraalboek wel voornamelijk voor de
duilfc'ue kerken is ingerigt , acht ik mij evenwel verpligt, om de oplettendheid van hollandfche kun- ftenaars en kunstvrienden daarop te vestigen, eens- deels, dewijl iedere onderneming van algemeen of meer bijzonder nut in hem, die de kunst waarlijk vereert, altijd eene aangename gewaarwording moet verwekken , en ten anderen ook, omdat; niijns in- ziens, het bier bedoeldo werk inderdaad ook in ons vaderland ten hoogflen nuttig kan worden voor d« verbetering van bet zingen in de kerk; terwijl hot eindelijk, als middel tot oefening, hoogst belangrijk zal zijn voor den organist, zoo voor aankomenden , als voor reeds gevormden. Ten einde dit een en ander nader te ftaven , zal
ik hier uit de aankondiging van den eerwaardigen s c h i c n t het een en ander overnemen , namelijk ,' waar hi] over den inhoud en de wijzc van bewcr- king van zijn koraalboek fpreekt, en waaruit men tevens zal kunnen nagaan , waarin dit werk zich van alle andere koraalboeken onderfcheidt. Hij zegt dan: mijn werk is in de eerfte plaats een algemeen ko- £, raalboek , dat is een zoodanig, dat overal in evan^ ;, gelifche kerken, waarduitsch gezongen wordt(42), n niet flechts kan gcbruikt worden, maar hetwelk ook
-. (42) En hi) gtvolg ook in onse lutherjchs kerken.
S.
|
||||||
(a30
,, ook toereikend en volledig meet bevonden worden.
Een koraalboek van dezen aard was , gelijk men ,, weet, tot nog toe niet aanwezig. Tot de bewer- t) king van hetzelre, heb ik alle duitfche gezangboe- ken, die ik konde meester worden, en daarenbo* ven alle oude en nieuwe koraalbocken naauwkeurig vergeleken. Wanneer ik voor een lied geene me- ,, lodie vond, of ook geene zoodanige, welke het zij voor de vcrsmaat, het zij voor den inhoud ,, van het lied, of ook voor den geest, die daarin heerscht , niet paste (waarop in nieuwe koraaiboe- ken zoo- zelden gelet is) daar heb ik zelf eens nieuwe melodie vervaardigd, en zoo is daardoor een aantal van 3o6 nieuwe melodieen onlllaau. Mijn koraalboek is voorts voor zanggezelfikapZ
tt pen bollemd (43) , gevolgelijk niet uitiluitend en ook niet bij voorkenr voor organisten, ten dienlle van welke tot nog toe alle koraaiboeken, met uitzon- dering van dat van imtin, wanneer ook al niet ',, uitiluitend, dan toch bij voorkeur ingerigt waren, ,, Evenwel heb ik de vier Itemmen op twee lijncn »> geplaatst, den Soprafln en den Alt op de bovenft* , H den Tenoor en den Ba* op de ondei fte lijn, en daaruit volgt dus, dat mijn work ook door orga-> » n**s
(43) En soodanigtn vindt men immers oak in oris
vaderland. s.
UI Stvk, Q
|
||||
( *3a)
|
|||||
ni«ten kan gebruikt worden, en sulks zoo veel to
eerder, daar zij allijd best zullen doen, "de koralen voortedragen in eenc gcdeelde harmonic, we Ike ■ zich regelmatig voortbeweegt. ,, Ik heb voorts die koralen , welke, hoezeer oop-
~t) fpronkelijk in de effect\olle oude kerken-toonwi}-* zen gcfchreven, (die ook deze foort van reli* ,, gieufe muzijk en wel de edeltte van alien zoo ,, nitftekend van de profane muzijk afzonderen), ech^ ter naderhand, hier uit onkunde, daar uit ligt- zinnigheid , gemakkelijkheid enz. veranderd zijn, deze koralen heb ik tot hunne oor/pronkelijke ge- daante terug gebragt en dien overeenkomftig be« handeld. Wat de harmonie in het algemeen betreft: ik
heb met de ftiptfte naauwkeurigheid er op gelet, ,, dat dezelve niet llechts zuiver zij , en dat iedero ,, ftem natuurlijk vloeije, maar ook dat de harmonie ,, zelve veel beteekenend en waardig zij , zonder even- ,, wel'ergens al te kunllig te fchijnen, en ik heb op deze wijze getracht evenzeer verwijderd te blijveii van het gemeene en alledaagfche , als van het go- zochte en zeldzame, Men zal zien , dat ik mij aan den ftrengeu ftijl, welke voor de kerkelijke gezan- gen past, overal in zoo verre heb vastgehonden, ,, als mogelijk was, zonder tot het kleine en tot het ,, pcdante te vervallen. ,, Als toegift lieb ik bij de koralen nog bijgevoegflr
eene prej'utie met J'anetus, en eenc nieuwe melodia V©«*
|
|||||
(*»*)
|
||||||||||||
',, voor bet orez# Fader, alarnede Toor de inttt~
i, wo^rden ,- daarbij fngeilotcn de tusfchen respvh- i, J'orieen." Zoo verre de componist. Ik lieb Let geluk
gehad dit uilgeilrekte werk in ms bij den ach- tingswaardigen man zelve te zien , en bij die ge- legenheid kunnen nagaan do onlaaggtlijke moei- te, wclke schicht heeft gehad, om dit werk, Waaraan hij, volgens zijne eigene aan mij gegeven* verklaring, zeveniien jaren heeft gearbeid, te vol- tooijen. Hetzelve zal in dri'e deelon bij bbeitkopf und
Bait tei,, te Leipzig, worden gedrukt. Het bevat 1285 rnelodien , waarvan 3o6" door schicht zelven Dieuw gccomponeerd ziju. Wie zijne overige werken ■voor het kcrkgezang kent, die zal met mij inftem- xnen, dat hij volkomen bernkend is voor de taak, ■Welke hij zich voorfchreef, en ik kan het hier be- doelde koraalboek dan ook niet genoeg aanbevelen aan organisten om het te beftuderen, aan zangge- nootfchappen tot dagelijksch gebruik, en in het alge- meen aan alle zoodanige menfchen, welke in het ko- raalgegang eenig belang llellen; hartclijk wen- fchende, dat het ook in ons lund vcelvuldig en met zrat moge gcbruikt worden. De nitgever Bhiii. heeft aangekondigd, dat het
op het einde der maand Januarij J 819 zal worden uit- gegeven; dat het ongeveer 3oo a 400 bladzijden druks *al (eflaan , en dat men, tot aan den tijd der uitgave , Q 3 op
|
||||||||||||
■
|
||||||||||||
( 234 )
|
|||||
op hetzelve bij wijze van prenumtratie f ten berliage
van vijf fakiifch* rijksdaaldera, kan inteekenen, met de gunllig* ■voorwaarde , dat zij, die vijf exemplarea vooruit betalen , het vijfde exemplaar kosteloos ont- vangen. II. Bij deze gclegenheid kan ik niet voorbij, on
den kunstvriend opiettend te maken op een ander kunstwerk, dat door den beroemden bans siok» k a g j: l i, te Zurich, zal wordeu uitgegeven. Ik be- doel bier de vermaarde vijfftemmige misfe, van den onfterfelijken J. s, bach, met vol orchest. De nit- gave gefchiedt in partitie, naar het autographum van bach, zoo als het uit de nalatenfchap van deszelfs xoon, o. vb. m, bach, is aangekocht. Na&E:Li zegt over dit werk in zijne nankondiging:
Met betrekking tot de ttchnifche bewerkingj, bevat deze misfe in zeven- sn-twintig nitvoerige ftukken, j. alle foorten der kontrapuntifche en kanonifche kunst in die volkomenheid, welke men bij bach altijd bewonderd heeft. Ook beeft hij het bier in deinfi.ru- mentatie, en zelfs in de kunst van het tusfchen- fpel, ontzaggelijk ver gebragt. Wat de aestetifch* bewctking aangaat ,' zal het voldoende zijn , het n Credo aatitehalen , belwelk reeds door ebelino- in zijn Lobge/ang auf die Harmonic (zie uiN n tiussoiij Anthologie, 4' doel bladz. 269 en df nool bladz. a65) dicbterlijk geprezen is, als het mceslcilluk van den grootften aller harmoinsten. ,,Dit
|
|||||
( a35)
Dit Credo (en zelfs reeds het eerfte nitvoerige ftak,
alleenlijk op de woorden: credo in unum Deum) is wel het wonderbaarjle muzijkale kunstwerk , dat er beftaat. De moeijelijke vraag, welke door dea kunslregter van ncni tijtl, en ook van den on- zen, zoo dikwijls geopperd en waarover zoo veel get wist is, hoe, namelijk, het credo door den componist moet' beliandeld worden, is hier opge^ lost tot een eeuwig model, als de or.middelijkfi.8 opwekking der kracht van het geloof door de won* _ derhrachten der £uns£." Ook dit kostelijke weik, dat voor den denkendea
en voor den ftuderenden kuuficnaar ecne onuitput* telijke bron van kennis en geleerdheid in zich be« Tat , -wordt bij inteekening uitgegeven tegen den, inderdaad zeer matigen, prijs van acht fakfifche rijk»- daalders , en zal in de paaachmis 1819 het licht zien. III. Eindelijk moet ik nog van eene onderneming
gewag maken, -welke in ons land in het algcmeen meer bijval zal vinden , dan die van naocii, Onder den titel, die heilige cicuu, namelijk, wordt door den bekwanien j. n. ulxuei, te Berlijn, met beraadflaging van den proost en konlistoriaal-raad Dr. o. a. t. iusjteij, van den koninklijk-prui»- fifchen kamermnzijkus o. a. Schneider, van den koninklijk-pruisfifchen kapelmeester b. a. viiks, en van denhoogleeraar der toonkunst fi, zeiier, aitgegeven esn» veraameling van gee»telijke liederen, Q 3 oden,
|
||||
( 236 )
oden, motetten, pfalmen, koren en andere gezan-*
gen van de uilmuntendfle componisten van oaderen *n nietiweren tijd. I)e flrckking dezer verzameling is bevordering en verbreiding van het edele en hei- lige gezang in het algemcen» en vercdeling van de godsdienstoefening, waartoe, gclijk men algemeen erkent , het gezang een der vruchtbaarRe midde- len is. Dit werk zal drie afdeelingen bevatten en bij fhik*
ken het lioht zien. De eer/le afdeeling is befleind Voor geestelijke liederen, oden en hijmnen, waar- Tan de ondejTcheidene vftvfen op dezelfde tnelodie worden gezo*ngen. De compolitieen zullen genomrn ■wordon van iacu , van b e r. t ho v e n , n 1 1.1. e r , KivMASN, noiir,, s e ii v i. z , zEiitii, en an- dere niet minder beroemde mannen. Zij zijn drie- of vicrltemmig gefchreven, met accompagnement van orgel of piano-forte. De tweede afdeeling bevat motetten, pfalmen, ge-
heel doorgecomponeerde oden en liederen en doorge- eompdneerde koralen, van ghattn, h sin del, no- Minus, KAISEll, KIANBERGER, RE ICEAllSI, hoi, i,i:, sc HUT/8, tag, woiFf en anderen onder
de Duitfchers, en van cai.ua.ra, dvhante, Le- onardo iiEO, loiti en anderen onder de Itar liaanen. De derde afdeeling eindelijk bevat koren en ander*
kerkelljke muzijkftukken , hijmnen , canlaten van IJ1IDU, BASSE, C. »H. I. BACH, O. BENDA,
GRAB N,
|
||||
■
|
||||||
(43?)
ORiBK, HOMILITTS, KPN2EN, MOZART, N A tNi
MANN, KEICHAIIDT, EOLL1, J, A. P. S C H U L Z ,' WisiBSiioiz, woirf , en andere zoowel cluit.
fche , als italiaanfche en franfche componisten. Wat het geheel betreft, kan ikniet met iiilzwijgca
voorbijgaan, dat dc uitgever het zicli tot eene wet heeft gemaakt , om geen fluk in zijne verzamcliilg optenemen, waarvan de woorden aan de Christenea van de eene of andere gezindbeid aanlloolelijk kunnen zijn, zoodat de heilige c act LI A even nuttig zal zijn voor Roomsch- Katholijken , als voor Pioleslan-; ten, Mennoniten enz. De nitgave gefcbiedt bij den boekhandelaar san-,
b e II te Berliju, In ieder vieretjdeeJjaars ziet 66n ftuk van 18 vellen in folio het licht. De prijs is matig, namelijk, zes pruisfifche rijksdaalders bij pre-- numeratie en zonder deze negen rijksdaalders Of de tijd van prenumeratie verftreken is, kan ik niet met zekerhcid bepalen. Men zal met mij inftemmen, dat de drie onderne-
misigen , welke ik hier aan het nederlandach publiefc heb bekend gemaakt, alle aanprijzing verdienen, en wanneer ook al dc tweede bij ons van minder alge- ineen belang zoude kunnen wezen , zijn de twee an^ deren des te belangrijke'r, en ik vertrouw daafom,' dat de vereerer van bet gezang, in liet algemeen ,' en van het kerkelijke gezang, in het bijzonder, het mij zal dank weten, dat ik hem hier eenige werken heb
|
||||||
k>
|
||||||
(338)
heb opgenoemd , welke do veredeling van het
laalfte vooral bijzonder kunnen en raoeten bevor- deren , en die hem adders, daar zoodanige wer- ken zelden bij onze muzijkbandelaar* gevonden wor- den, welligt onbekeud waren gebleven. M. W. ICIUMOIB »TEINMETJt.
r
Korte berigten van de redaktie.
De 4e klasfe van het knniiiklijk nederlandscb Infti- tuut heeft den eereprijs , welke uilgeloofd was op d» compofitie van eene cantate, dr. toonhunst geliteld, toegekend aan den bjeer p. j. suremont, van Ant- werpcn. Wij hopen , dat dil lluk openlijk zal worden in het lieht gegeven, en zullen , wanneer die uitgave zal hebben plaats gehad, een omftandig veiflag van dat yrerk aan onze lezers mededeelen. Het heeft Z. M. den Koning behaagd te bevelen;
dat er bij iedere afdeeling infanterie een korps van 18 muzijkanten zal worden opgerigt. Het publiek zal zich over dit koninklijk bevel zondej twijfel verhea- gen, en 00k de eigenlijke vriend der kun-t kan, wan- neer de traklemenlen niet te gering zijn , om verdien* At'lijke mannen te engageren, zich veel gcnot daar* Tun belooven. fit plaatsgebrek kunnen wij in dit ftuk geene mel-
ding makcn van een zeer belangrijk werk, waarmede tiiosuiisi to Ka.sfel zich bezig koudt.
■1
|
||||