SCHILimll
^r- ^oeree. |
|||||
........~ "~ "
Ft
Jlnleydingh Tot de Pra«5tijck
Der <iAl-gemeene
Schilder - Konft,
W A E R IN,
Neffens de Heerlijckheyt en Nuttigheydt
der felve, korteliick wen aengewefen: wat dingen tot grondige verftaeningh der Schilder-Kontt be- hoorde gewetente zijn; en opwatwijfemenfijn OefFeningh, om daer in een volkomen Meefter te werden, behoorlijck aenleggenfal. Dienende tot een Voorlooper van een andcr
Werckj daer in de PraBijcl^Hegelen der Schilder-
Kpnfl , beftaende in Teycken-kunde, Bouw-
kunde, Doorficht-kunde, Menich-kun-
devOrdineringh en Coloreeringh,
'■volkpmen fal geleert werden.
Door W. C; O E R E E,
|
||||||||||
Tot MIDDEL BURGH,
|
||||||||||
By Wilhelmus Goeree, Boeck - verkooper
in Cicero. Anno 1670. |
||||||||||
KUN&THISTObi >>I INSfli'TUUT
|
||||||||||
1
|
||||||||||
Op-dracht,
zAen den ErntfeBen> Hoogh-Achtbaren, Wel-wijfen Heere
DenHEERE M1. DAVID van
REYGERSBERGEN;
Heer van Gapinge, &c. Schepen der Stadt
Middelburgh , ende Bewinthebber der Geoftroyeerde Oofi-lndifihe Compagnie, ter Kramer van Zeelandt, &c. |
|||||||||
YN HEEll,
|
|||||||||
M
|
Gelijck de Konften geen groo-
ter Vyanden en ontmoeten dan Menfchen die defelve niet en verftaen, loo werdenie in tegendeel van niemandt Heerlijcker op den Troon gefet, als van. die gene, vvelcke een Ervaren begrip van- de felve hebben • gemerckt die niet alleerj de Konft inden Konftenaers , maer oock (a) 3 voor»
|
||||||||
O P -DRAC HT.
voornamentlijck de Konftenaers io haere
Konft, in groote achtingh houden. Ge- looft het, Waerde Heer, dat by aldien U. Ed. Achtbaerheydt my eenighe reden af- perfte, waerom ick dit geringe Papie- re-Bundelken, onder Op-fchrift van uwen geachten naem ter Weereldt brenge, ick , my nergers mede fbude weten te verant- woorden, als met het gene ick alreede gefeydt heb. Het waere te ftout van my beftaen , een fbo ilechten Werck, als dele volgende Bladen, die hun in-gekrompen- heydt met d'Onkunde van hunnen Mee- fter deur-gaens uyt-krijten, aen een Ver- ftandigh Man op te dragen, by aldien ick I my niet verfeeckert en hieldt datje uyt Liefde tot fbodanigen Konft als de Schil- der-Kjmft is , een befeheyden oordeel fult vellen. Dit is van Outs • her den Konft- Kenners eyghen geweeft) dat de Deugh- deu der Konft -Wercken , altijdt fwaerder in hun oordeel, dan de Ondeughden qua- men te wegen • invoegen, fy meer Wercks maeckten ora het goede verftandelijck te prijfen, dan de Fael-grepen onvoorfichte- lijck
|
||||
p OP-DRACHT.
lijck te verachten. Wetende dan dat
s mijn Heer , de ftudie die de Teycken- kande belaught, niet geheel onkundigh en *zijt, hebbe uyt onderlinge Plicht U. Ed. dele lnleydingh tot de PraBijck^ der alge- meene Schilder-Kjmft willen Op-offeren; op dat, gelijck als de Konft-Tafereelen, veeltijdts hun Deught van een beqnaem dagh-licht ontleenen konnen, dit Boeck onder d'Op-Dracht en Tijtel van uwen Nacm , meerder aenfien cntrent andere louden mogen erlangen. Believet U. Ed. t'ontfanghen , ontfanght het met gheen minder Op -- rechtigbeydt als het U. Ed. opgedragen wort: Iflet niet loo Konftigh tTamen geftelt als het wel loude konnen welen , gedenckt dat het door een ledi- ge neerftigheyt in geftolen uren, die van onfe Beroepingh ter zijden af-geknepen zijn, is voortgebracht. Verdient het hier- om geen plaets, om onder de menighte van U. Ed. Papiere Raets-Mannen te ftaen, my fal overloon gefchieden by al- dient 't Werck van uwen Dienaer, maer op de rye van geringe faken in een flecht (a) 4 hoeckjc
|
||||
OP-DRACHT.
hoeckje mach vernachten. Gebruyck ick
echter in defen, ontrent U. Ed. beleeft- heyt meerder vryheydt, als my, om on- berifpelijck te blijven , vryftaet , 'k lal U. Ed. beftraffingh ghehoorfaem dragen j, ende tot danck van een heufche verbete- ringh, bidden datje langh en gheluckigh mooght leven, en dat ick geduerende den omloop uwer Iaren noyt vergeten wercje, onder 't Getal van uwe Dienaren -3 ghe- raerckt mijn Heer ick ben V. Ed. Acbthaerheydts onder-
danigbjien Jiienaer. ,
GOEREE.
|
|||||
Aenden
|
|||||
<*Aenden
Konft-lievenden Lefer.
ALfbo wy over twee Jaren een In-
leydinge tot de algemeene Teycken- Kpnft hebben in 't licht gegeven» inwelckers Voor-reden wy beiofte deden van een ander Werck , aengaende de ganfche Schilder - Konft uyt te geven> welcke beiofte wy feer geerne ibuden ge- houden hebben, by aldien de menighvul- dige verhinderingh ons fulcks niet en had belet. Daer-en-boven fal den Lief-bebber ghelieven te weten, dat de uytvoeringh van ons voorgenomen Werck een weynigh breeden om-flag bevat; en datwe, hoewel wy daer aen tot noch toe hebben gear- beyt, 't felve noch niet volkomen hebben konnen af-veerdigen ; invoegen het noch wel eenighe tijt foude mogen aenloopen. Hierom zijn wy te raede gheworden, om den Lief hebbers die verlangen het toeko- mende Werck in 't Licht te fien , dele Inleydingh tot de Praflijcj^der algbemecne (a) y Schilder-
|
||||
Aenden LESER.
Schilder-Kmft, by voorraet te laten ghe-
nieten, om hun daermede watop tehou- den; gemerckt dit feer bequamelijck kan dienen tot een voorloopervan't gene vol- gben fal , by aldien ons God in 't leven en voorfpoet bewaert. Wy wierden hier toe noch te meer aengheiet, om dieswil datwa onfe Teycken - Konft wederom ter Druck - Pers moeften doen , vermits het tegen ons verwachten eenige Lief-hebbers heeft gevonden; om welcke reden wy het felve, tot Danckbaerheyt van die Liefde , by na de helft vermeerdert hebben , ten eynde het oock namaels voor een deel van onfe geheele Schilder-Konft foude konnen dienen. Aengaende dit Tra&aet, wy behoeven
gheen groote Voor - Reden daer voor te doen , vermits het niet anders dan een Voor-bereydingh, ofte Voor-fpel van Ons gheheele voornemen is ; om den Konft- Oeffenaers te doen weten wat fy te ver- wachten hebben ; want alle die dinghen, welcke hier kortelijck verhaelt en als noo- digh te weten voor-geftelt werden, ver- hopen.
|
||||
Aenden LESE R.
hopen wy alle in Jt volgende Werck door
gewiiTe Pra&ijck - Kegels te leeren uyt- wercken ; invoegen alleen noodigh is den Liefhebbers bekent te maken, hoedanigen verwachtingh fy daer van mogen hebben: 't welck , inder yemandt fich aengelegen laet, aldus daer mede geftelt is; nament- lijck de ganfche Schilder-kuude in verfchey- de Boecken af te deelen, en in yeder Boeck een byfonder Voornaem Gedeelte defer Konft te verhandelen. Des foo fullen wy op bet Boeck vande Alghemeene Teyc- ken-kunde het Boeck vande Architecture laten volgen , en tra£teeren daer in d'al- gemeene Bouw-kunde, volgens d'ael-oude en hedendaeghfe rnanier: daer in aenwij- fende de nuttigheydt defer Konft ontrent de Schilder-kunde, 't felve met Exempe- len van brave Meefters betuygende.Dan den oorfpronck vande Bouw-kunde hoe die uyt de natuer geleert is, betoonen: haer ver- fcheyde gebruycken, en d'hoedanigheydt van die uyt d'outheydt bewijfen: haer on- derfcheyden orders en befchrijvingh vande vercierfelen, als de voetftucken, Capitee- len,
|
||||
"""" ~~................." ■•"
|
|||||
Aenden LESER.
len, Architraven , Friefen, Croonlijften,
en wat defelve aengaet, beneffens den aert \'an yeder Colom, vertoonen. Oock hoedanigh d'Antiquen hare Tem-
pelen, Thorens en iware wercken hebben gemaeckt; als mede vande Maten en Mo- dullen diemen inde Bouw-kunde gebruykt, en op wat wijfe men die in alle ghegeven voorvallen vinden, en maken kan. Soo mede een verklaringh doen van alle
de Konft-Namen derdeelen inde vijf or- ders , die veele Meeflers inde Italiaenfche en andere Onduytfe woorden gelaten heb- ben. En eyndelingh fullenwe een befchrij- vinge van yder Colom in't byfbnder doen, en vervatten in el eke Plaet een ganfche Colom, of order, met alle hare leden en toe-behooren, van Piedeftalen, fchaghten, Bafimenten, Capiteelen, Architraven, Frie- fen, Corniflen, Stijl-koppen, Bogen, Poor- .ten, Deuren , Frontifpitfen, boven Ciera- den , en fbo voorts : waer tegen over wy een Tafel fallen voegen om alle de deelen fbo groote, als kleene, van onderen op te Jeeren Bouwen , en na de Konft te vol- trecken, j-jet |
|||||
- ' -..... ' -■—■■»«?«-%-■ ■■■'• " "'. '~~~^
Aenden LESE R.
Het Boeck daer aen volgende fal hande-
ilen vande Perfpe&ijf ofte Doorficht-kunde,
en dat volgens den regel vande kleyne Meet- kundige gelijcke, en Doorficht-kundigbe ongelijcke, gelijcke voetmaet j foo als die op de vafte fondamenten vanden Heer De- [argues geveft ftaen. Betoogende daer in de nootiakelijckheyt defer wetenfehap tot d'algemeene Schilder-Konft behoorende > dan de fekerheyt van hare regulen, door verfcheyden proeven aenwijfen , daer by fullenwe tot recht verftant der perfpe&ijve, de natuer van 't geficht,'tgeftelderooge , lioedanigh de fieningh en 't begrijp daer van gefchiet, door voorbeelden betoogen, I en eyndelijck tot de practijck-regelen felfs
komen , en die dan eerlt grondigh door op-lichtende Figuren , tot een fondament doen befeffen; tot welcken eynde wy een af-beeldingb hebben uyt - gevonden, door welckmen een verftandigh Menfche de gan- jfche natuer der Doorficht - kunde foude konnen betoogen, en dan vorder gaen, met Exempelen ora de refteerende dingen die wetenfehap rakende? te Ieere^ en dat op alter-
|
||||
Aenden LESER.
allerhande Tafereelen, fbo van onderen,
als anders j met weghnemingh van eenige qneftien, die fomtijts onder de OefFenaers en Schilders voorvallen, en van Onkundi- ge dickwils hardt gedreven worden. Het vierde Boeck dat na het voorgaen-
de fal komen, daer in fullenwe fpreecken vande Anatomie of Menfch - kunde, voor foo veel fy tot de kennis vande geftalte, mufculen , proportie, fchoonheyt, welftant, bewegingh , en werckelijcke AcTrien der Beelden , inde Schilder-konft noodigh te verftaen zijn. Waer in wy dan kortelijck fullen verhandelen de Eygenfchappen van fchoonheydt: Ten tweeden de proportie , natuerlijck gewicht, en maet-redige wel- ftant leeren verftaen. Ten derden een be- ichrijvingh der voornaemfte Ieden doen , en haer geftel en gebruyek aenwijfen. Ten vierden de a<Stien , in verfcheyde doenin- gen, met menigerhande paftlen, en Ziel- vermogende krachten aenwijfen. Ten vijf- den de leeft , of inwendigh geftel van alle de gebeenten des Menfchen leeren kennen, en daer by eyndelingh de Mufculen en r Spieren
|
|||||
I
|
|||||
Aenden LESER.
Spieren vertoonen; en daer ^an , neffens
eenighe figueren, van yede£ Mufcul aen- wijfingh doen, weghen fijn plaets, form, begin en eynde, en voornamentlijck, be- tooghen war, werckingh yeder uytwendigh Mufcul, in 't beroeren van fijn toebehoo- righ lit komt te hebben, om die na't be- geeren vanden Menfche te bewegen, Hier op fullenwe het Boeck vande Or-
dineeringh en Inventeeringh, of t'famen- letten der Hiftoryen laten volgen j daer in de verkiefinghe der Beelden, kleedingen , vercieriels, zeden, gebruyckenti .bedienin- ghen , en wat voorts tot grootlfieydt, en verrijekingh van alle Ordinantien moet be- dacht werden> na de antique maniere ge- leert, en uyt d'outheyt bewefen falwerden. Eyndelingh fal het Iaetfte Boeck dienen,
om de kracht en Eygenfchap den fchadu- wen, dagen, reflexien, houdinghe, en wat verder in 't Coloreeren waer te nemen ftaet, door Wis-kundighe figueren te be- toogen; met noch een Toe-gift van eeni- ge fpeculative queftien, tot nader verftant vande Scb.Uder-K.onft dienende, opgeloft, Welcke
|
||||
Aenden LE SER.
|
|||||||
Welcke alles te breet ibude zijn lifer te
verhalen, den Lefer ghelieve defe forte inleydingh by provifie in Danck aen tc nemen , en fich daer mede foo lange op- houden , tot wy onfe belofte , met der tijt geheel volbracht fullen hebben; ach- tende dat onfen plicht dan eenighfins fa! volbracht worden, foo wanneer het kleene Talent van wetenfchap, dat ons is.toebe- trouwt, onfen Naeften mach te nutte ko- men: Waerom wy hier, (om met de woor- den van Cicero te befluyten ) wel derven bekennen , datrve de Wetenfchappen liever fiuden rveygeren t'ontfangen, dan datwefi, finder die aen andere mede te deelen, voor ms filvm alleen fiuden behouden* 5 Vaert wel.
|
|||||||
-. i ' (....... " ■'«
IN-
/■ - .
|
|||||||
Fol.t
INLEYDIMGH Tot de PraUijcl^ der Mgemeene
ScHILDER-KONST.
|
|||||||||
Eerfle Capittel.
Y Menfchen, zijnde
het grootfte Meeiter- ftuck vande Godde- lijcke Schepping, zi jri daerom geen redelijc- ke Zid ingeboefemt, ,dat wy met onfen vernufcigen Geeft al- tijt in Aertfche noot- druftigheden, en welluften desVlees foiideii omvroeten , want die geluckzaligheytheb- ben oock de onredelijcke Dieren in dit le- ven met ons gemeen : Maer op dat vvy oock een groot gedeelte van onfen korten doch Koftelijcken tijdt fouden aenleggen, om heerlijcke Konften en vvetenfchappen, tot nut van het ganfche Menfchdom uyttevin- den, die teOeffenen, en oockaenandere, na het Talent van bequaemheyt dat yeder is toebetrouwt, door maniere van onderwij- fingh mede te deelen; gemercktdit alleen voor den Menfche een eygen en van God ontfangen goet is, dat by door de Deught en Reden alle ongetemde harts-toghten be- dwingen, en met een goede Order fijnen Geeft. beneffens het foecken van \ eeuwige A goet |
|||||||||
Inkyding.
|
|||||||||
't Soecken
Van Konft ende We- tenfchap is den Mcnfcli onder alle Schepfelen alleen g«» geven. |
|||||||||
2 Inhydingh tot de PraBijc^
goet, befticren kan, cot aenleydingh allcr vryc Konften ,- fonder welcke gave te bent- ten, het onmogelijckware , feeckerlijck te weten hoe verre ons den Maecker van alles boven deonredelijckeBeeftengeftelthadt. Wanneer vvy de fchriften der Oude met
op-merckingh door-wandelen en de naerftig- heyt befchouwen die voorhenen tot voort- Neerfiig- fettingh van doorluchtige Konften wiert aen- o2de " gewcnt; wy moeten bekennen datfe als tot een eeuwigh verwijt vande hedendaeghfe traegheydt, in die gedruckte Bladen af-gc- fchildert itaen. My gedenckt, onder vecl andere ftaeltjes
van Solon, een der [even Wyfen in Griecken- Landt, gelefen te hebben , dat hy ( fiende Excmpel de ledigheyt der Inwootideren van Athenen, vande die doemaels in Vrede zaten) het Volck tot. Athene", de Oeffeningh aller Konften aenleyde, ge- vendehaer een Wet, dat foodanigen Sone niet en foude gehouden wefenfijnen Vader te onderhouden , die hem in een Konfteloo- fe onwereiuheyrhadopgevoec. Soomoeften DerEgyp- oock volgens d ael-oude Wetren der Egyp- tenacrs en tenaren, alle Jongelingen bekent maken met ne°i".1C>" welck eene Konft -oetteninge, of hant-werk fy haer geneerden ; ]a die van Athenen en Roomen onderhieiden een Wet, datyeder 'tzy wie hy oock was, een teycken langhs de ftraten moefte dragendaermede hy bekent maeckte met wat Konfte dat hy hem befich hieldt. Hcden- Gewiifelijck, indicn in onfedagen, daer daeghfe jn ^e meefte [onckheyt na een vvulpfe Ledig-
heytder nevt:Jaeght, ioodamge Wettenvande Raet- huyicn
|
||||
deralgcmeenc Schilder-l\onjl. 3
huyfenvvierdenaf-gekondigbt, icktwijffele jonck- niet of fy louden menighe van die, voor een hevtin 't laftige Pijn banck konnen verftrecken; ende Oeffenen miflchien oock grootelijcks ten fpijte van die ft"nKo"~ Menfchen, vvelcke de harfenen van foo on- menfchelijcken geback fijn famen gefet, dat her haer onverdraeghlijck vale tefien, datrer Dattct onderal de ledighenochyemandt gevonden oock be- wore, die uytLiefde yets voortbrengbt, dat U1)d"s tot opweckinghe en nader onderibeck van yoorfct- Konlten dienen kan : Van wclcke Menfchen teis det feer licht is af tenemen, hoeverrehetnyt Konftcn hunne ghedachten moet wefen, felfs een Z1in- Konftighe vont ten nutte van haren naeften, Watvan-. uyt tc viffen , en in 't licht te brengen. Men de *odanl- kan defulcke bequaemelijck ftellenonder de |*n g^d. Onkundighe , die den Rijckdom van een brave Konit te bezitten, noyt genoten heb- ben. 't Moet defweghen niemandt vremt dunckendatter veele vvetenfehappen het on- geltick hebben , datfe vanden meeften hoop kleyn geacht, Ja veele uytncmende Konften veracht ende deftige Werck-Meeftcrs met kleyne eerbiedigheyt aengefien werden. Het De Kon_ fchijnt (feght Sidonius Atollinaris feer welj ftenheb- nis door een natuerlijck_ghebreck_in de herten bengeen der 'Menfchen ingeprent te %ijn , dat die gene ¥,°°^ . ifelcke de Kgnften niet en •vcrfiaen, oock. van- j]s ,jjefe de Konftenaers tveynigh werckj maccken- Ten ni:t en kan oock nietwel wefen, datyemandtdie verftacn,. geen fmaeck inde Vrught hebbende, den Boom foude in eerenhouden, ofdeSooge- linghen befchermen foude, die haereBaer- inoeder ende Voedtfter de Keel af-fteeckt. Maer om een woordt uyt de Borft te fpre- A 2 ken: |
||||
4 Inhydingh tot de PraBijcJ^
Dieceni- ken: wiefalalseenverftandighJVIan, ecni- kc Konft g)le Konft bcminnen, die niet met de alder- noyTde* groo:fte eerbiedigheyt de Schilder-kotift, als schildcr- een opperfte Voogdeffe , Voordt-brengfter, Konft ver- ende Beltierfter aller Konften, en fal Eeren ? achten. een J^onft uytaenleydingh der Natuer voort komende, en de volmaecktheyt der felve tot een Meelterfe bezit. Doch op dat wy het lichtveerdigh oordeel
der gener die de felve verachten, ofte de
hooghfte volmaecktheden en vermoghen der
Scbitder-kpnjl, gantfch light ende los ftellen,
even of die londer eenighen Arbeytfame
Study, konde begrepen, of bekomen wer-
den.als een geringh en flaefachtigh handt-
Dat wy werck; foo llebben wy voorgenomen in defe
achtinge onle Inhydingh te toonen, wat tot een ge-
der Schil- leert en volkomen Meefter noodtwendigh
dcr-Konft moet verftaen vverden, op dat een yeder
^llllr"eT" ^ fiencie war tot defe Konft behoort) leere,
ken'door een grootachtinghe van de felve te hebben,
aenwij- en niet te meenen datfe omBroodt loopt,
fmgh wat (alftnen tot verachtinghe wel is gewoon tc
totdefel- feggen :) ofte datfe in net Voet-fantleyt,om
hoort" ^at °P defe or~ $enc piaets dufdanigen fmaet-
heyt, foo aen defe als aenveel andereKon-
ften uyt de Schilder en Teycken-konfthcr-
wacr komende, vvordt acngedaen. Danhier on-
dc klcyn- trent moetmenbemercken, dat defe mifilagh
achtingh niet foo feer voort en komt vande Konfte, als
eenct wcl van fommige Overheden, en 't gemeene
fo?nt?jts Volckdie hundaerin na-volgen; gelijcker-
vafidacj wijs -dlbertusDurer dat eens aerdigh aen ee-
komt. nighe MagiltraetsPerfoonenonder deNeus
vreef, ten tyde als fy hem een deftigh Tafe-
reel
|
||||
det ahemeene Schilder-Konfl. <
reel vertoonden, ('tgeen/>/«w vveghen dc Aetdigh konftdie'er in {tack met groote verwonde- Antwoott ringe aenfagh, en dapper prees, ) daerop fy J^ef.' leer verachtelijck fey den, de Meejler die dat Stuc\gejchildert heefe, is hicr van Armoede iti't Gaft-lhijs geflorven. Meenende Durcr daer mede een lteeck te geven : en hem daer door ftil-iwijgeade te vermanen, dat al was hy een groot meefter, fig op fijn konit niet veel hoef- de te verlatcn, wantl'e hem daer niet te mcer om achten wouden. Maer hy antwoorde flux daer leer wel op , feggende : Ghy mooght u des fikcr wel beroemen, het is u kleyne Eer, dat ghyfoodanigen Man, door meleken uwe Stadt een eeuwigen Naem hadhgnnen hj'ijgcn,foo weynigh geacht hebt. Dan eer \yy komen om te toonen wat
nootfakelijcke Wetenfchappen tot dePrac- tijek der algemeeneSchilder-konftbehooren veritaen te zijn, (oo willen vvy eerlt eens kortelijck den oorfpronck , outheyt, heer- lijckheyt en nuttigheyt der felver op-halen, om alfoo beter tot het ovcrige aengeleydt te vverden. Even alfler niets en is dat te gelijckfljnbe-
gin en fijn volmaecktheyt t'effens en bckomt, De Kon. loo zijn oock de Konften (feytAmobius) niet ften zijn te famen met ons eemoet uy t den Hemel ee- in ^aet. vallen , maer (y zijn hier op Aerden uyt-ge- jj™jj on_ vonden, en inden voort-ganck des tijtsoy Volmackt. weynigh en weynigh op-gemaeckt : Even fo rauw en onvolmaeckt is oock de Schilder- Naeckt- Kontt in haer eerfte beginfelen geweeft; Ja heytder foodanigh, dat deoutfteSchilders (volgens schiidsr. 't geene Francijcus Iunius uyt Mlianus aen- £.°be'j^. A 3 wijft)nc. |
||||
6 Inleydinfrh tot de PraBijc^
wijft) genootfae'ckt vvarcn, by elcke af-beel- dinge , de benaminghe mec Letteren daer by refchrijven, opdatmenmogtebekennen, welck een Os, E^cl, Paert, of Boom was. Oor- De geringhey t van haer kleyn begin , kan fptonck oock af-eenornen werdcn, uythet eencdc
dcr-Konft. ""ecken voorgeven , namenthjck dat een Schaep-Herder na de fchaduwe die eenfij- ner Schapen , op de, grondt vlackte vandcn Zant-Oever maeckte, met fijnenStaf, ee- nen om-treck fchreef; ( al-hoe-wel andere feggen dat het na de fchaduwe van een Men- fche was,) en dat die wetenfchap federt aen de Corinrheren is overgebleven, en yorder op-gequeeckt. Doch wie feeckerlijck den ftenschil- eer"en Schilder isgheweeit, oftedeTeyc- der onfc- ken-kunde inde Werek gebracht heeft, ende kcr. wanneerdie is gevonden, isganfchordeec- ker: Plimns feghc dat het eenen Gygcs Lydius
is geweeft, diefe eerft inEgiptenibudege- bracht hebben. Wanneer nu de Konftop den eerftenTrap
'tBeha- is geweeft, foo islicht tegelooven , dat de
fvlifff Menichen daer in terftont een behasren heb-
Kor)ft ben gekregen, gemerckt vvy als van naturen
heeftdie gheneghen zijn om allcs te beminnen wat
doen toe- 5j fchoon en fraey is. Qmntilianus feght, dat
ncnven. ^ ^ Q0ddelijcke voorhenigheydt den Men-
„ fchedefe gave gegeven heeft, dat hun de
,, hecrlijckfte dinglien beft fouden behaghen.
En Amobius wiliende ons van den oorfpronck
ende voortganck der Konften een befchrij-
Hoedanig „ vinge geven: Seght, Ons arm en gebrec-
bcvordcrt. ^ ki^fi leven , fiende dat vele dingen by ge-
„ vallc wel floegen, dewijl het na-volght,
„Ar.
|
||||
der aljremeene Schilder-I\onfl. 7
,, Arbeyt, ende beproeft, dewijlhetnu en ,, dan eenen mis-ilagh begaet, verbetert en ,, verandert, heeft uy t dit berifpen fijnes be- ,,drijfs, eenige kleynebeginfelenderKon- ,, fte voortgcbracht, welcke het daer na meer ,,be-arbeyt ende verciert heeft. Infonder- Konften heyc heeft die feer fterck fijnen vponganck woidcn beginnen ce nemen, foo wanneer als het gelt, voo.rna" eer, enderijeke belooninghiijn kracht om- door'be- trent de Konftenaers heeft beginnen te Oef- looningh tenen , want de Gout-fucht heeft al van outs °p ge- her den toom van Deught en Ondeughtin 1ueeckt- fijn geweltgehad ;gelijck die vanPhenicien, 'tGelt, is nyt dat inlitht daerotn haere Goden met °°^een Gelt-talTen op de zijden plachten te maken , fter on- om de grooteMacht der felver door't Gout trcntde datfe in hunneTaffen droegen, daermede Konften te beduyden. Maer niet teghenftaende de Konften inden
beginne dickwils feer naeuw binnen de palen van eenigh Landtfchap ofKoninckrijck, en onder een byfonder Volck gehuyfveft wier- De Kon- den , foo zijnfe evenwel menighmael door ftenzijn d'Oorlogen , endeverftroyingen der Volken, o°ot-verj! by andere overgegaen , gelijck de Oude Hi- de° voU- ftoryen doorgaens daer af vol zijn. Een ken ge- merckelijck Exempel geeft onsdenGriex- meenge- fen Atbeneus , op 't eynde van fijn vierde wortien- „ Boeck, daer hy aldus fpreeckt: Alderhande Een vooi- ,, Konften ende weten ich appen ( fey t Hy ) beelt uyt „zijn herboren geworden , ten tijden als Atnencas- ,, den fevenftenKoninckPft>/<wje/tf, (diemet „ recht vande Alexandrynfche Invvoonders, ,, Carcervetes ghenaemdt wiert) het opperfte „gebiedt in Egyptcn voerde. Want als defen A 4 „Koninck |
||||
$ Inleydingb tot de PrattIjck^
„ Koninck vele lngefetene door deganfehe ,, Stadt ombracht, een menighte van aenfien- „lijckeManncn die met fijnBroederopge- 3, queeckt vvaren in Ballinckfchap font, Too „ iit dat ganfche Steden, ende Eylandenmet ;, Letter-Konftenaers , Philofophen, Lant- „ Meter en , Muficanten, Schilders, Scbool- „ Meefters , Medicijnen ende andereKon- „ ftenaers meer zijn vervukgeworden : defe „ Bandij ten hebben naderhandt een menigte „ van brave Mannen voortgebracht, vermits „fy om haren Koftte winnen ghedwongeu „ waren andere te ondervvijfenin'tgene fy a, geleert hadden. Men heeft Qock doorgaens gemercktdat
die Natien welcke geen ghemeene omme- ganck met andere Volcken en hebben willen houden, noch hare wetenfchappen aen de Werelt bekent maken , oock veele konften hebben moeten derven, daer in fy anderfins lichtelijck hadden konnen uytmunten. Defe rriis-flach is oock t'allen tijdenonderdeSVwe- Jen oorfaeck geweeft datfe tot op defen dag, de voornaemfte gronden vandeTeycken en Schilder-Konft niet en verftaen : niet tegen- ftaende fy in'tgemeyn een feer groote luft ende genegentheyt daer toe hebben , gelijck die oock fterck onder hen geoeffent wert, maer en konnen (hoe gaeuwe Geeften fy 7,ijn ) teghen die van Eurofa niet op ; d'oor- faeck daer van is eenfdeels , om datfe haer niet en verftaen op de fchaduwen en daghen , noch oock en hebbenfe geen kennis /om uy t de fimpeleverwenallernande Jevendige Co- Joriten te temperen, "toaergrri hare Schilde- ryen
|
||||||
Allcen
wooningh
vethindcit
dat de
Konften
gcmcen
vyordcn.
Sinefen
d« rcchtc Schilder- Konft on. kundigh, |
||||||
_ .. . ._ ... . -■■■-
der algcmeene Schilder-Kj>nfl. p
ryenfeerbleeck, plat endedoots koinente venoonen, niet teghenftaende by haer de fchoonite Verwen vande Wereldt gevonden \vordcn. En alhoewel fy hunne aenfienlijc- ke Zalen, Gevvelven en Tempelcn meeft over al met Beelden ende anders ver^ieren, foo zijnfe noch feer onwetende indeSny- Konfte en Giet-kunde, d'oorfaeck is datfe de ware Teyeken-Kunft niet en kennen, noch en willen geen ghemeenfchap omtrent baer doen metanderehebben ; Ja iy houden bare Konft van 't Porfeleyn te befchilderen Too verborghen, (welcke fy met Indigo ofte Weede doen ) datfe heyten niemant als aen. hare Kinderen of na Vnenden en willen lee- ren, endehoudentlelveopeenePlaets; die daerom een byfonder voor-recht heeft, afge- fcheyden. Nugelijck de Schilder-Konft heeft toe-
genomen foo langh de mildtheyt ende rijcke belooningh der Grooten , de neerftigheydt der eergierge aenqueeckte om eenen onfterf- felijcken naem te verkrijgen, wetende dat indien ly die konden bereycken het haer aen geen vvinfte ontbreecken foade; foo heeft fy soo langh in tegendeel wederom beginnen af te nemen de rijcke foo dra de Gelt-Liefde, de Liefdetot de belooning Konft, uy t de herten der mogende Coningen ^s dc en Vorften begonde te weeren, waer door sduider- aenftqnts, de groote Meefters verminderden, konft aen't en daer was by na niemanjdie de Konften de bloeyea- handt boven 't hooft hieldt; foo dat Petronius hier over occafie heeft genomen om infijne Satyren ons dit, onder een aerdige Vrage te befchrijyen, als hy fegt een verftandigh Mart A J te |
||||
i o lnleydin<rb tot de PraffiijcJ^
n r , te vrapen nad'oorfaeck van die tegenwoor-
va'idcti dige moedeloolheyt, ende hoe net bykomt o.ider- dat de Schilder-konft , onder 't Getal van ganck dei verfcheyde Geeltighe Konften , die teene- sduidn,- maej vervaJien zijn niet f00 veel als de Petronias min'te lchaduwe van haer vonge uy tnement-
aetdigliaf-heyt behielt. Sijn antwoort was (feght Pe- gefchetft. ,, tronius) dat de Gelt-gierigheyt defe veran- ,, deringh hade ingebracht. De vrye Konften ,,bloeyden eertijts, foo lange als devvare ,, Deught in waerdy ghehouden wiert; dies „foghten oock de Menfchen alderhande „ Konften om ftrijdtaendendagh tebrengen; „niet willende dat yets 'twelck denna-ko- ,, melingen voordeeligh wei'en mogt verho- „ !en foude blijven. Soo iffet om van de Giet- ,, Konftenaers een weynigh te fpreken , dat „LyJtpjius van enckele armoede onder de voec ,,geraecktis,dewijlhyomtrent denomtreck „ van een ftatue bleef hangen ; dazMyron, „ die de levende Ziel van Menfchen ende „ wilde Beeften by na in't koper fchijnt ver- ,, vat te hebben , geenen Eerfghenaem en „ vondt. Wy daer.en tegen inWijn ende al- „ lerleyonkuyfi'eluften verfoopenleggende, „ hebb'en't herteniet om na kennis van vol- „ trocke Konften te ftaen; en overmits het ,,ons lichter valt de Outheydt teberifpen , ,, dan na te volgen, foo ift dat wy d'ondeug- ,, den maeralleen foecken te leeren , en die ,, andere in te planten. Laet hetudanniet 3,vremt voor-komen dat wy de Schilder- „Konft quijt gheworden zijn ; aengefien ,,thanseen klompe Gouts in'toogh vanal- i, le de Goden en Menfchen veel fchoonder fchijnt
|
||||||
der algemeene Scbilder-I(onJi. i r
„ fchijnt te zijn dan't gene Apelles en Phidias „ oytgemaeckthebben. 't Wort oock vande geheughfchrijvers met
vervvonderingh aengemerckt, dat loo lange De Schil- de geleertheyt ende welipreeckentheydt de der-konft overhandt hadde , dat oock de Schilder- heeftahijt Konft i het hooft heeft boven gehouden , en Geieerct_ datfe in tegedeel verfmolten ende t'onder ge- heyt gc- gaenis , foo haeft als het met de Geleertheyt bloeyt. gedaen was , gelijck de tijden van Demosthe- nes , ende Cicero getuygen konnen. 't Kan oock afghenomen vvorden uyt de bewyfen vande welcke haer op de kennis der Antique Penningen verftaen, want daer een groot on- d'oude derfcheyt te mercken is mflchen de Meda- Pennin- lien welcke inden Konft bloeyende tijt ge- gen bc- flaghenziin, en d'ander welcke ehemaeckt wl'cn zijn als wanneer de Conlt door verluym, in deKOnft verachtingh is gekomen, foo datmen uyt het op den na-fpeuren der oude Penningen kan uytvorf- hooghften fen, waer endewanneerde Giet, Sny ende "*£ff?" Teycken-konftmeeftgebloeyt heeft. Soo konnen wy oock de outhey t derTeyc- outheyt
ken-konft eenighfins vaft-ftellen , wanrreer derTeyc- datwy hare nootfaeckelijckheytwillenaen- ken-konft, mercken , want alhoewel fy inden aenvangh ^firfKett feer onvolkomen ende naeckt is geweeft, foo bewefcu. heeft fy evenwel inden beginne bequame- lijck konnen dienen om de Gefchiedeniflen der eerfte Vaderen door Caradteren, of Beelt-LetterenopteTeyckenen ende tebe- waren het gene noodigh was den na-kome- lingenover te laten; foodanige ghebruycken op fteenen heeftmenin Egypten endeandere Landen gevonden , als C. Tacitus fegt. F. Io- • ' fephus |
||||
/ 2 Jnleydingh tot de PraHijcJ^
fephus getuyght van twee op - gerighte Co- lommen in't Heyligh Lands, die voor de Zunt-vloer, of miffchien niet veele Jaren na de Scheppingh zijn gemaeckt, daer in de dinghen der eerfteScheppingh en bedrijf der Vaderen in-gefneden was ; welcke eenigh- lints noodigh fcheen, foude de Werelt niet t'eenemael vande vorige gefchiedenhTenont- bloot geweeftzijn. Cicero Doot-verftons die kortelijck onder defe woorden , als hy fegt: V gene gevonden is om onfe gebrec\luc\^heyt te ge- moete te komen, is veel Ouder, dari'tgene dat maer gevonden is om onfen L ujl te verfadighen. Daer mede te kennen gevende dat de Konften welcke tot beftant van'tMenfchdomdienen- de waren, noodtfakelijck ten tijde vande Noodtdruftighe gevonden zijn, ende dat de andere dinghen die tot vermaeck der Ooge , Pracht en Prael dienden, nu en dan gevonden enop-gekoeftertzijn , ten tijde als "t gefagh enStaet-bekleedingh der Grootmachtighe den Zetel heefc beklommen, en met de Kon- ften en vinders vande felve hebben begonnen veel op te hebben. Des is 'et in die tijden ge- Soo hacft beurt; en',- jcanoock Uyt de Oude Schrijvers Konftis ger>oeghfaem af-genomenwerden, hoe on- bemindt der alle Konften de Schider-konft is in groot- geworden achtinghe geweeft, welck hier niet fwaer "i,".y foude vallen om dat met ontelbare voorbeel- pecn v"r- den uvt de ael-outheydt te bewijlen. Men degering- leeft vande Lacedemoniers datfe door een fte g'ie- , goet rontfche rouwigheyt niet veel wercks *""■ vande Konften en maekten, maer datfe noch- tans de Schilder- konft en beelden Forme- ringh, in feer groote waerde hebben gehou- den.
|
||||
der algemeeneScbilder-Kjinfl. 13
den. Onder de Egiptenaers vvasdefeKonft in foodanighen aeniien, dat felfs de Magh- tighfte hare Kinderen die geduerigh lieten Oeffenen. Van gelijcke deden oock de ^ PPJj" Griecken; en volghens hunne Wet mochte njghdie niemandt fich tot het Schilderen begheven byd'Oudc dan die een Vry-geboor'ne en van een eerlijck Volcken Geilachte was. Soo en mochten oock onder "'" 8eaSt- de Romeynen fuy t d'aenfienelijckheyt diefe inde Conft fagen) geen Slaven die komen te leeren. Binnen de Stadt Theben wierdtop de Schilders foo naeuw achtgenomen, datter niemant en mochte binnen de Mueren banc- Thebcfi ken, dan die uyt-ftekendeGeeften waren, jaghende en een Roem - ruchtigen Naem hadden: Ja Biodders die gene, welcke eenige Botte of onverttan- de Stadc digne Tafereelen maeckte, vervielen in een uyt' ivvare Boete, of moeften de Stadt ruymen: wantde Overigheyt en wilde niet gedoogen dat den eenen Ezel voor den anderen fouvv fitten Kladden, en een Edelegeachte Conft met hun befmeerde Doecken in't Voet - fane helpen : tot welcken eynde fy een Verbodt lieten uyt-gaen, dat hem niemandt (die de Loffelijcke Schilder-konftals een rechtfcha- pen Meefter oeffende,) fich en mochte ver- mengen met de Luyden van geringhe handt- vvercken, ofte die maer van eenen ilaefachti- gen geeit waren. 'tSchijnt dat Pliniusnjt. defe aenmerckingh, occafie genomen heefc om daer overfijn voorftelligne reden aldus te befluyten, gelijck als hy dan ergens feyt: De Schilder-kpnjl moejie certyts tvel een gantfeh Edele Kgnft tpcfen, gemerckt de Kgninghen en Vorffen der Aerden daer medefoo veel of hadden , en
|
||||
/ 4 Inleydivjrh tot de PraSlijci^
en met een fonderiinge begeerte daerna verlang-.
den. Gewiflelijck heeftdittot voorifettingh van die Conftniet weynigh konnen te weegh brengen : want degunft der Grootevermach hier omtrent feer veele, gelijck wy in een van groo- Exempel van Plutarchus dat i'eerlevend af- tevorften gefchildert fien, daer hy ons feght, datde maccktde Coniten ten tijde van den gcooitn Alexander Gceftcn tapper hebben toe-ghenomen , vermidts om diep * ^e gaeuwe Verftanden der groote Meefters tot de voorlagen , dat hun 't gunftighe Oordeel van Konftcn foodanighen Vorft niet en foude ontbreken, in te boo- indien iy fleghts yets konden uyt-wercken, 't welk d'eere van iijn gefigt alleen verdienen moght. Gelijck vvy dan oock verfcheyden Exempelen vinden, dat felfs Coningen dick- wils met een gantfche ttoet van hunne be- gunftighfte Hovelinghcn, de Winckels der Conftenaren met hare tegen-woordigheyt vereerden. Men fouw hierjiiet te onrecht mogen by voegeneen menigte van Exempe* Degroo- len , die Francifcus Iunius in fijn tvveede ten riys Boeck op't Negende Capittel op-haelt, daer f LGCh ln hy toont den overgrootenPrys die voor de tingh'deV" Wercken van deftige Meefters betaelt wiertj oude, tot 'tgene de groot-achtinghe vande Schilder- de Konft konit niet duyfterlijck te kennen geeft. Wy tekennen. mogne)1 niet vvej voorby gaen hier te verha- len, dat wanneer als de Stadt RJiodis vanden Coninck Demetrius Belegert was, die van Demc- binnen hem quamen verfoecken, dat hy doch musvei- de Stadt wildeverfchoonen,onihetdeftigh Rhodfs ftuck Schilderye wide dat op de Mueren om een ftondt, en van Protogenes gefchildert was: schiidciie. Waer op den Conft-beminnenden Demetrius fijn
|
||||
......."■■" ........
|
|||||
der algemeene Schilder-lQmfi. is
fijn Volckdede op-breecken ende aftrecken, feggeride tck_ voere geen Oorlogh tegen de Kpn- Jien. Veele onder de aenfienlijcke Steden plegen oock fcer geerne telaten blijcken dat ly dapper deoeftening van allegeachte Con- ften voorftonden , en fochten re koefteren, waerom fy hare Stads Poorten met de Beelt- Wat Mais niifen van Minerva en Mars niet te vergeefts enMlne!- en Lieten befchilderen, als pen teycken dat jfa°\^c de Conften en Wetenfchappen daer ghe- Poorten queeckt, ende gehuyfveit wierden, endstfe vetbeelt gefint vvaren die met de Wapenen van Mars 'e bedty- D i r i ■"• den hcerc.
te beichermen.
Heel anders is doen de Schilder-konft, als
een vrye Conft in eeren ghehouden, als nu onder veele in onfe dagen , want (niet tegen- itaende fy in eenige ri jcken, ende brave Ste- den noch bloey t ende by na tot den hoogften trap van volmaecktheydt gekomen is) fop wert defelve by veele groote veracluinge Be sdi-i- aengedaen ende metanderegemeeneHant- j"TKob® wercken of Ambacbten gelijck gettelt. Sy a"htineh heeft by veelen moeten lijden datcer door de onder cen kleene kennis diemen vanden aert der Con- Hsndt- ften heeft, ende de kleyne eerbiedigheyt die werfk °J , ' .. .. b ' . Ambacht
men haer toedraegt van tijt tot tijt onredehj- gcickent.
ke Wetten tegen haer iijn ingeflopen , die onder fchijn van een eyghen Burger-Rechr, veel breecke-beenen de bandt bovent hoott hour, of liever in hare onwetendeleuy hey t ftijven : doende de roem-ruchtige Schilder- konit die anderfins vry in haer nature, en fbo vol van hooghe ftudien ende wetenfehap- Een fteeckt, datfe alle wijfheyt als in een
undel komtfamen tevatten; alshetHamv vverck'
|
|||||
/ <f hileydingh tot de TraBijch^
werck van Snyers endeSchoenmakefs, on- SchUdei- der dwangh van een Glide ftaen; endemen Konften wil dat aen yeder ende een yeghelijck toe* d'Oeffe- paflen felfs oock aen Tonene Difcipulen, vant'on- °'ce "Ie nu eer" willen beproeven orle op recht on- haer eygen beenen konnen beftaen , en inden der een eerften op-ganck van bare ftudien zijn, die GiWe gc- door jiec rt.yfen eiK\e befichtigen van vef- fchey de aenfienlijcke Steden wat foecken te leeren; onder vvelcke her. fommige gebeurt darfeergens voorweynigevveeckenofmaen- den hun verblijf nemen, en voor d'een of d'ander vooritander der Conlt eenTafereel op hun verfoeck aenfmeeren, dat oock fom- tijts gefchiet ora dat delnwoonderengeeh vernoeghen met hun wercken en gheven , 't welck (indien niet mach gefchieden, maer aenftonrs door de Op-fienders van foodani- genGildeverbodenwort) doetvolgen, dat uan een yeder fichmoet vernoegen met die krepels diebinnen fijne vvallen wonen, uyt oorfaeck datfer daer gheen beter en hebben: dat felfs teghen de reden ende alghemeene Vryheyt van een wel-geftelde Staets-beftie- ringe fchijntte itrijden. Wywetenwel darter in velefraye Steden
verfchcyde Gilden zijn, by welcke de In- woonderen een byfonder voor-recht genie- Gildcn ten : Maer dat heeft by alleverftandige Re- onder-wie geerders altijt fijnopficht meeftgehadtom- nootfaec- trent de vafte ende neergefetene Burgeren , ,c ' die onder hare foort een menighte van eener- ley Hant-vverck ofte Coophandel deden, op dat dei'elve alioo yeder in't fijne fonder on- der den smitten te verwarren, in vryheydt moghten
|
||||
der algemeene Schilder-Kjmft. 17
moghten bewaert vvorden ; ende niet foo feer op de vrye Conlt oeffeningh als de Schil- der-konft is, die felfs uyt Liefdeendeluft tot verpofinge van een ander Ampt aen y eder vryftaex te Oetfenen. Macr niet tegenftaende dit loo wel dewaerheyt is , Too lijn doch de Gilden en Broederfchappen, infonderheydc ontrent de Schilder-konit ganfch onnoodjgh, foo wanneer (gelijck bet meeft alio gebeurt) dat foodanige Penningen daer voor mende Tot wat Vrijheyt van fulckenGildeofBroederfchap ejmde «o Coopt, ende Jaerlicx moetop-brengen,niet £„Jje t~" en vvorden aengheleydt totdien eynde, tot wefen. vvelcke die van outs her zijnin geftelt: na- mentlijck om in een Schat-kift opgeleyt te werden, ten eynde men des noor. zijnde, deverarmde, fiecke, ende ellendige Gilde- I Broeders hun w eecklijck onderhout daer van
foude konnen uytreycken , ofte hunne na- felatene Weefen op-queecken, een Gilde-
amer op te rechten ; ofte foomen die door de mildadige voorforge der achtbare Magi- E" hoeda- ftraet quame teverknjgen, diemetallerley J}egs°]™j|" Conft-itucken, foo van 1 afereelen, Beelden, dcr-Konft, Teyckeningen ende Conft-Boecken te ver- vullen, Oeffen-Scholen op te rechten en wat meer tot voortfettinghe en Luy Iter der algemeene Teycken-kunde kon bedagt wer- den : Alfdan foude fulcke Steden toe-loop krijgen, den yver fou ontvoncken ende de Conlt tot op den hooghften top gebracht en ftaende gehouden vvorden. Doch men brengt of d'ln- hier tegen in, dat fonder de Gilden, en bevva- woondcrs ringe van haer voorrechten, de In-geboorne 5'.^1 ofte vrye niet aen den koft en fouden komen, konnen B noch beftaen. |
||||
IS InleydinghtotdePraUijcl^ .
noch beftaen konnen; daer op men tot ant-> woorde moet vveten, dat die fchult niet en moet geleyt worden , op de gene die van buy ten komen , maer veel eer op deleuyheyt ofte onkunde vande Ingefetene felf, welcke: dickvvils niets van hare hant voor een kundi- ge ooge en konnen aenden dagh brenghen, ofte het wordt veelmael van een ghemee- nen uytlandcr befchaemt. Maer indien aen alle Geeften vryheydtgegeven wiert, daer ware in 't algemeen groote kans om fraye Bafen aen te queecken , en alfoo noch ande- re van gemeene Steden in te locken; want dat fchijnen immers onnatuerlijcke vvetten, datmen knoeyers enbroddelaersmetbyfon- der voor-rechten vvil befchermen, op datfe niet t'eeniger tijt van Gaeuwer of neerftiger overtroffen en louden worden. Voorwaer heel anders als d'Oude tijden getuygen, in welckmenPrijfen ende gefchencken plaght op te hangen, omdie, welcke een anderin Conften endewetenfehappen tebovenginck daermede tevereeren. Metwelck doende grootite Conftenaersin aenfien qiiameh, en de Leuye wierdefl op- geweckt, of moeften dc Conft de fack geven. d'Overigheden lie- ten haeroock weynigh gelegenwefen of'er eenige Knoeyers minder de Conft banteer- den; ende fchoon fy bleven martelen, foo quamen de groote Meefters des temeerin heerlijckheyt uyt te blijneken. Hetfchijnc oock dat de Ingefetenen traegh ende yver- loos worden, om door neeritigheyt ende ftudy tot inde verborgentheyt der Conften in te booren, wanneerfe verfekert zijn dar- ter |
|||||||||
Vryheyt
geeft oc-
cafie om Konftcn op te queecken en in de Stedente locken. |
|||||||||
d'Oudc
plagten
Prijfen
vooiycder
een op te
hangen.
Watvoor-
d«el daer
van inde
Koft-oef-
fenaerver-
oorfaeck-
te.
|
|||||||||
Voofrech-
ten maken d'ln- woonders ttacrh. |
|||||||||
~—ts*r-
|
|||||||
'der algemeene Schilder-Kjmft. ip
ter geen van buy ten mogen in komen om hun licht te betimmeren. De Landen ( feght den fchrijver van het Hollants Intrcfi,) en kon- nen met wel varen dan met die gene wclcke beft roeyt. Wy weten wel datmen de Wetten moet vinden ende niet felfs maecken; ende < dac wy flaven vande Wetten moeten worden op dat wy fouden vry zijn, gelijck Cicero dat wel heeft gefeyt: Maer men moet oock Befchey- weten dat dewijl de Wetten aen niemant als dentfaeyt aen de Menfchen en worden gegeven, datfe Jj°£ 'wet" dan oock by ghevolgh Menichelijck, nade ten. ware redelijckheyt, en Bouwingh der We- tenfehappen en Conlten, waer door de Meii- fchelijeke ghemeenfehap bevordert wort, ghericht moet wefen ; een Voor-beeldt ne- mende van andere Volcken, Steden, ende ervarene Overheden, ende aenmercken hoe het hen geluckt is; Maer en blijven niet foci ftip hangen aen gevvoonten, Prcvilegien ert anders die door de dnwetentheyt derTijden (als de Conften begonden te vervallen,) zijn ingevoert, om die als een ftrenge beul ende Conft-moorder te doen heerfchen. |
|||||||
Het tiveede CapitteL
OP dat wy tot het gene alreede gefeyt is,
noeh yets mogten toevoegen dat tot eeri verftandelijcke grootachtingh van de Schil-» der-Conft konde dienen, foo moetmen aen- mercken datfe een volftreckte navolghfter is Schifder-. vande volmaeckte natuer, aen welcke fy foo Ko"? ■ vaftgefchakeltis, datfe vanden anderen niet nature. B 2 en |
|||||||
........'---------------' ~ .....""■. .......'..... ' ' IP'
2 o Inleydingh tot de PraElijcit^
en mach gefcheyden vvorden. En gelijck als
God in alle degefchapene dingen Wis-kun-
ftige Wetten heeft geleyt, volgens welcke
de nature als na feeckere regulen, hare werc-
ken voortbrenght, onderhout, ende weder-
om doet vergaenj foo heeft de goetheydt
van dien felven Scbepper, den Menfche met
een foodanigen vernuft begaeft, dat hy fich
Uyt de felven onfeylbare regulen heeft gevonden
regelen om de nature in veelen na te botlen j want
vande na- men bemerckt dat het geene niet nagewiffe
tuerzijn or(ieri gedaen en wort, feer ydel voorden
dereeeien , , , ° , i r
indeKon- dagn komt, endegeen vermogen heert, om
tien ge- een ge-oeffende ooge als yets natuerlijcks te vonden. behagen. De natuer is onnafpeurlijck rijck Rijckheyt in menigerley van yederioort voort te bren- dematuer gen, waer van wy een Exempelhebben aen loo veel duyfent Menfchen, Dieren, ende Gewaflen , die , al-hoe-wel fy van een ge- flachte zijn, echtermalkanderniet juyftge- lijckftaltigh en zijn; hier in kan de Conft gefeyt vvorden delelve volmaecktheyt te be- |
|||||||||||
Daer de
Konft in
navolglit. Oock
buyten de gemeene loop der natuer.
|
litten, voor foo veel fy in 't navolgen foo
menigerley form alfe wil voortbrenght. Ja fy kan dingen voortbrengen die de natuere onmogelijck fchijnen, ten opficbt van din- gen die vvy noyt foodanigh vande natuere en hebben lien ter Wereltbrengen. Doch de wijle de Conft fijn oorfpronck heeft geno- |
||||||||||
men uyt de natuere ende de natuere niet uyt
de Conft, maer alleenvan Godtopeenon- verftanelijcke wijfe, alfooin eengeduerige order gheftelt is , en onderhouden wort , foo moetmen aenmercken, dat alle't gene de Conft boven de natuere komt te doen, geen rrifcht
|
|||||||||||
I
|
|||||||||||
dcr algemeene Schilder-Konft. 21
macht maer een onvermogenis; omdatde natuere niet onnatuerlicx natuerlijck, dat is Wat buy- ftrijdigh met haer lelven voortbrenght; °f Juerlickis 'twert oock voor een Wangeftalte gehou- isWan- den : Derhalven moet men vveten, dat alles ftalligh. wat boven den algemeenen loop der natuere door de Conft gemaeckt kan worden, niets nieuw van gheflachte en is, maer dat het Monfters zijn die de natuer niet als haer ey- invCntien gen en erbent; ende alles metftuckenende buytende brocken van haer is ontleent ende t'famen natuer, eevoeght. Wiiftons een fodanigen vremden a'1",™" o t> . {,..,, , n o. ltuckenen
gru, door de ochilder-konit ge-inventeert, brocken
als ghy wilt , men fal 11 leer haeft konnen van haer toonen , waer de deelen uyt welck het is geleent. t'faemgefet, geftolen zijn. Wieenfou niet konnen lien , uyt wat deelen het vliegent Paert van Pegus, des Phinxfen en diergelijcke eevormtzijn? Uyt dit gene dan gefeyt is,
lijckt dat het fpreeck-woort (wanneer wy yets aerdighs in't natuerlijck leven befchou- wen ) dat ts Schilderachtigh , qualijck ge-'tWoort bruyckt wort, ende op - genomen wert, als Schildei- of de Schepfelen maer ten naeften by foo Acu^c^ Geeftigh , Cierlijck ende Playfant en waren, gebmyckt als de Gefchilderde dingen, dat eenen groo- ten millagh is, ten ware men hetfoowilde nemen, dat is Schilderachtigh, (te weten) waerdigh om fijn playfanne, aerdige verr kiefinghe, ende grootlheyt Gefchildert te werden. Want anderfins gelijckhet gemeen- lijck genomen wort, foo foude de Schilde- rye het Principael, ende de volmaeckte na- tuer flechts een Copy wefen. Gelijck dat- vandenGeeftigen Heer ConftantijnHuygens, B 3 in |
||||
22 Inleydiwh tot de PraSljjck^
in fijn Oogen-Tkoost met defe
Verffen aerdigh wederleyt is.
van Huy- Watwilm' onsmeenen leer-en ?
genswe- Twee droppen %ijn niet eens, tweeeyren-, twee
ociie/t. Peeren, \ Twee aenaefichten min. Detrotffemogentheyt
Van cfeerfte Schepper blijckt in V eeuwigh onder- fiheyt
Vanaldat was en is, en werden fal na dejin; Enis't laet-ditncken van een Menfchfoo hoogh gerefen,
Dal Menfchen kgnnen, daer toe God, in alien fchijn
Niet Konfienaers genoegh, niet Scheppers wilde Z!Jn ■
Siet hoe verr,,t foete-Volcl^indefe blintheydt dwalen -.
Gaet met haer wandelen, door Boomen Bergh en Da I en,
Dat's, feggens\ een geficht dat Schilderachtigh ftaet.
\ I\tn 't niet ontfcbuldigen, V is derteltjes ge- praet:
My dunckt fy feggen , God maeclit kunflighe Copyen
Van ons oorjproncjiflijck^-, enmach fich welver- blycn
In V Mcejlerlsjcl^ Patroon, alwaert van onfe handt,
Ten kon nietfchoonder^ijn, in Zee en Loch ten handt-, &c.
Ten is oock nietonwaerfchijnlijck afde
J5eelt-houwerye en.de Giec-kunite ,heefc pfcafi?
|
||||
der algemeene Schilder-Konft. 23
occafie vanjalours over de Schilder-konft schilder- zijn, ghenomen , fiende datle door haer Koriftvei- eroot vermoehen alles dede, ende dacr- Yeckca"- b b 1 • t. j r acre Kon-
om in groot achtmgh ende aeniien quam , ften tot
ghemerckt fy hare wercken met eygenende jaioerf- natueriijcke Vervven leer levendigh tevoor- heyt. ichijn brachte. Niet te min foo hebben de Beelde-formers dickwilsgetrachthun boven de Schilder-Konft te verneffen, v/aer toe onder de Voorftanders van beyde dickwils is getwift-redent vviens haen in defen be- hoorde boven tekrayen, de Beelt-houwers Wat de gaven voor dat de Schilder-KonftmaerSo- Bcelt" phiftifch, waerfchijnigh of toonfchijnigh en bybrcn- was , overmits fy aenmerckten dat de dingen gen om in een Tafereel alleen fcheenen te wefen, oovende maer datfer in waerheyt niet en waren , en i„„ft ^ dat in tegendeel de dingen indeBeelt-hou- yli^gen. werye, waerlijck, uytvvendigh verheven , bevattelijck ende taftelijck vvaren, foo in harelenghde als breete ende dickte. Doch om defe queftie effen te maecken en in't ge- lijck te fpreecken, foo moetmen onderfcheyt Beeit- maecken tuffchen 't gene denatuereontrent houwm een faecke verfchaft, ende tuffchen 't geen 7"^** ■ alleen ende enckel door deKonftmoetvoort pl° ea' gebrachtwerden, dies foo falmcn lichtelijck Bevatten, dat alles vvat deBeelt-houwerye in't voort-bringhen van haer Konft in Li- chaemelijck omvattinge ende taftelijckheyt, boven de Schilder-konft befit , fy dat niet en verkrijght door yets dat inde Konft ley t, maer door de natuere vandeftoffeopwelc- ke den Werck-meefter 7,ijn Konft oeffent, aengefien een Boom, Block of een Steen, B 4 defe |
||||||
24 lnleydingh tot de PraBijc\
defe taftelijcke uytwendighe lichamelijck- heyt, foo vvel heeft eer den Conftenaer daer ecn Beytel heeft aengeleyt als wanneer hy fich, daer op al dapper heeft uytgeflooft. Hoedani" Twee van defe Konften hier over eens in dit gc- ° geduerige twift zijnde, vonden eyndelingh fchildooi geraden, om in 't bywefen vangoedeMan- f?ne,n . nen yeder een ftuck wercks voorden dagh neergeieyt te brenghen , ende fouden 't Oordeel van vvelcke het Conftigftewas, aeneenenBlin- deman ftellen , op dat hy immers onpartydig mochte zijn, 't geen den Beelt-houwer wel geviel, meenende den Schilder hier door een voordeel af te lien : De wercken voor den dagh gebracht zijnde, fteldenyeder'tfijne ten toon ; den Blinden vviert voor eerft aen 't Beek vanden Beelt-houwer gebracht betaitende het felveoveral, van't hooft tot de voeten, noemende t'elckens dat deel welck hygevoelde, feggende, diehandtis waerlijck natuerlijck als een hantgemaeckt, ick voele niet datter eenigh lit of gedeelte aen manqucert , ende bemercke waer ick lafteeen volkomenBeelt. Doeji leyde men hem aen het Tafereel op't welck een dierge- lijckBeelt gefchildert was, den Blindeman dat betaftende leyde watis dit ? ick voel hier niets dan een platte gront, waer ben ick met mijn handt ? d'Omftaenders feyden daerzijt ghy aen het hooft, daer voelt ghy nu tie neus , nu de ooghen , dat is de borft, ende diergelijcke, waer op den blinden met ver- wonderingh aldus uytvoer , kunt ghy een ront hooft, een verheven neus , hoile oog- kuylen , lofle handen fien ter plaetfe daer - - - ickfe |
||||
der algemeene Scbilder-Kjinft. 2s
ickfenietvoelen kan, foomoetdit vvel een verwonderens waerdigh Konft-ftuck bovent andere wefen. Met welck oprecht oordeel des blinden, hec verfchil ge-effent was, ende de Schilder-konft zijn eygen lof bebielr. Men foude hier oock tot voordeel vande
Schilder-konft konnen bydoen, datfe fich veel algemeener tot het navolgen van alle natuerlijcke dingen uytftreckt dandeBeel- den vorming , infonderhey t door de Vervven ende eyge Colorijten ; foo datmen feggen H)ach datfe alles verrichten kan: Ja datie le- schiMer- vende Tafereelen foude konnen te voor- Konft fou fchijn brenghen, by aldien de Zielen tTSxIj, oock fienelijcke voorwerpfclen voor de oo- maken in- gen waren. Maer dan foumen het Scbilde- dien de ren een fcheppende natuere konnen noemen, zielen diehaer numet den naem van een uytnemen- iiencllc s de Kunit en algemeene Moeder van veel feienWa- andere, moet te Vreden houden. ren. Wy noemenfe algemeen om datfe waer- Waerom
lijck algemeen is, en dat foo wel ten op-figte men de van haer vermogen, als tenaenfien van haer Sch|U«- , g , ' , r , Konft al-
algemeene nuttigheyt omtrent hetgantlche gemec„
Menfcbdom. Ick en kan geen Denck-beeldt nbemt, van foodanigen krijghen, welcke de Noodt- faek vande Teycken-kunde ontkennen fouw; gemerckt fonder haer de Inwoonderen der schilder- Aerde in een dickeNevelvanomvetentheyt Konft fouden gebleven zijn. Laet de Tegen-fpre- """'g'1 kers defe Konft foo verwerpen als fy willen , j^enfdom. wy b'emercken felfs terwyl wy dit ichry ven, dat de Letter-makingh vande Schilder-konft ontleent is. By d' Oude Volcken en pleegt- men de Woorden met door Syllaben van Let- B C teren |
||||
26 Inleydingb tot de TraUijch^
terenalsnu tertijt temaken, maer doorfe- kere Af-beeldtfels, vvelckers beduydinghe door 'r gebruyck verftaen ende onderhouden wierde. Onder defe fchynen de Egiptena- ren vvel deEerftegevveefttezijn, die door de Beeldniffen van verfcheyde Dieren en Snaeckfe Grillen, haere meeninghe hebbea uyt-gedruckt; gelijcker oock van haer veel groote en hoogh op-gereghte Steenen van Pyramiden en Spitfen met dus danighe Hie- rogliphice Beeldt-Letteren zijn gemaeckt, daer van by Athanafius Kjrcberus in fijn, Boeck genaemt Oedipus Egiptiacus, ( dat is foo veel als Egiptijchen Raetfel-beduyder,) verfcheydene ar-geteeckent en uyt-geleyr, te vinden zijn. Ja 't gene te vervvonderen is de Iaponcfers, Chine fen, ende die van Corea, al-hoe-wel onderfcheyden in fpraecke die d'een den anderen niet en kan verftaen, vvan- neer fy tot elkander fpreken, nochtans foo weren fy in hare Brieven foodanigen Schrifr van Mannekens, Beeftjens, ende Krullet. jes temaken, datfe elkander daer in volko- men konnen verftaen. In Sina verfcheelt felfs deTael van d'eene Provency veel van den anderen, nochtans lefenfe alle een en de felve Boecken en Caradters. En om de Bewyfen niet van vremde Volcken te ontlee- nen, foo laet ons maer acht geven op de Boere enSchaep-wachiers Almanacken. Hier op hebben oock ongetvyijfFekde Re-
geerders van't Roomfche gebiedt gefien , fo wanneer fy goetvonden dat Q^ Peduis (die ftom geboren was) de Schilder-kunde foude leeren, ten eynde hy hem (als't noodc fou- de |
|||||||||||
S«hrijf-
Konft
vande
Schilder-
Konftaf-
komftigh.
|
|||||||||||
Exempel
Jioedanig. |
|||||||||||
Sctiaep-
waghters Almanac- ken wor- sen door Beeldt Letters verftaen. |
|||||||||||
Schoon
Exempcl, |
|||||||||||
._
|
|||||
der algemeene Schilder-l\pnft. 2j
ck doen) door de Teycken-kunft, aen andere foude doen verltaen. Soo ftaet oock aen te mercken dat fich scliiMer-.
de Schilder - Konft tor veele dinghen uyt- Konft ftreckt; en felfs de alder - naeuwkeurigh- noodigh fte Natuyr - befchryvers noodigh werdt. En ^^^ wy lien hoe dickwils de Leer-Meeiters fchnjvers. diemoeten tehulperoepen, en hoefeomde Natuer der dinghen te befchryven , fijn ghe. dvvonghen tot de af- teyckeningh van Men- fchen, Vogelena VnTchen, ende kruypende Gedierten tekomen: Want als haer geleer- de Pen alles heeft uyt-gefeyt, Too beroepen iy fich eyndelingh op de Schilderyen. Plwius getuyght al van fijnen tijt, dat de Medicyns gewoon vvaren, Too ontrent het Lede-Sny- aen als in het Kmydt-kennen , de gedeelten "der Lichamen ende d'af-beeldinghen der Kruyden in hare Boecken af-te-malen. Aende De Bouvv -Meeiters kghiVitruvins moe- ^a^~
ten feer wel inde Teycken-kunde ervaren welen, op dat fy de hoedanigheyt van haer voorgenomen Werk, met alle nju omflagh en Ornamenten , tegemackelijckerin een Ver- Voogh-Schets, fouden konnen voor-ftellen. De Landt-Meters, Wereldt-Befchry vers .
en Sterre-Konftenaers, hebben van outs her Landt-be- doorde Teycken-kunde alles geeftigh we- fclvtijveis ten Af-te-beelden. LaBantius getuyght van cn Sreire- Archimedes, dat hy de heele Wereldt in't ,fa°"fe" holle Koper hadde af-gebeeldt, ende de Gefternten daer in gefchildert hadt. Dus iietmen oock dat de Landt -Befchry vers de Werelt niet als in een af-geteyckende Kaert en kormen, vertoonen: Ja het fchyntdeBe- reyfde
|
|||||
2 8 . Inleydingb tot de PraBijci^
reyfde een fonderlingh vermaeck, wanneer- . fein hareVertellinge, felfs voor d'ooghen vande Toe-hoorders, eenighe Schetfen van hare Voyagie mogen maken. EenKrijghs- Overfte en kan hem in het Af-trecken van Bolwercken, Batterien, Veftinghen, ende andere Leger - metinghe, niet als door de Teycken-konft behelpen, fijn Legher in be- quame Qiiarcieren, Benden, en Slagh-or- dens Af-te-lchetfen, enalfoo aenwyfen hoe- danigh hy 't felve vvil geformeert hebben ; dat al van Outs onder de Helden is in oeffe- ninghgeweeft, gelijck ons Virgiliw dat ook teveritatngeeft, als hyfeght, dat Eneas de gantfche Belegeringh van Troyen met een Ryfken in'tZant Af-teyckende. De Hiitory - befchryvers, wanneerfe de
Daden der groote Mannen befchreven, plag- ten al van Outs , even als men ten huydigen dage doet, deBeeldniflen der felve daer by te voeghen, op dat de gedachteniffe vande braeffle Mannen, door den Arbeydt der Konftenaren in het befchouwep van hare Gedaente , fbude verlenght worden. Hier in hebben de Rpmeynen feer vlytigh
geweeft, datie de Voorname Perfonagien lieten Conterfeyten, ten eynde fy namaels de Na-komelingen altijt fouden konnen too- nenwiehare Voor-Ouderen ende Vrienden waren geweeft, op datfe uy t aenfien van de felve, en goet gherughte van haer Leven, moghten aengezet worden, om de felve Voetftappen na te volgen : Welcke gebruyc- ken der Af-beeldingen der Verftorvene, men oock by verfcheyden andere Volcken fchijnt ge-
|
||||||||||||
Aende
Klijgh-
Oveifte. |
||||||||||||
Aende
Hiftory-
fchryvers.
|
||||||||||||
Waerom
de Ro- mcynen
voornaine Mannen lieten uyf- fchildcren |
||||||||||||
Dat oock
by veel anderc gc mcen is wecft. |
||||||||||||
defalgemeene Schilder-Konjl. 2?
gehadt te hebben, en is feer vvel te vermoe- . den, datmen daer door toe den Afgoden- Afgoden- dienft is gekomen, en de Beeldniflen der dienfthier Overledene inde Tempelen ghebracht, ge- ij°°r [necl eert, endeFeeft-daghen toe-gewyt heeft; komen: Gelijck wy daer van in't Boeck der Wijiheyt aen her, 14. Capittel een aerdigb Exempel lefen, als hy aen't if. veers aldus feght : „ Want eenen Vader, doorontijdig.eR.ouwe „ over fijnen Sone die hem haeftelijck was „af-gehaelt, uyt-geteertzijnde; maeckte „ een Beeldt: ende de Menlche die doe „Doodt was, Eert hy nu als een God; en ,, ordineerden den genen die onder lijn Ge- ,, biet waren , Gods-dienftigheden en Offe- „ randen te plegen, &c. Enaenhet 18. vers wyft hy ons aen, dat de voortfettinge vande Af-goderie door de Konftenaers groot deele is te weghe gebracht, in defe woorden : „ Ende cle Eergierigheyt des Konftenaers Hoedanig „ heeft oock de onwetende aengedreven,tot vooitge- „ voortfettingh van defen Dienft der Beel- fct- „ den : Want defe milfchien willende den „Prinfe behaghen, heeft fijn befte gedaen „ om door fijne Konft de gelijckheyt op't „ fchoonft uy t te drucken. Ende het gemee- „ne Volck door de aengenaemheydt des „ Wercks aen-gelockt zijnde, hieldt dien „ voor God, welcke een weynigh tijts te „ voren als een Menfche was ge-eert »ewor-,„ . 1 b s Wat dc
»««>• . , Schildc-
Soo verciertmen ooek noch, als voor he- iycnon-
nen, de Gefchiedenis - Boecken, met de trenthet Af-beeldinghen der voornaemfte Hiftoryen, bevatten om dat de Schilderyen een groote verlich- gefchiede- tinghe nisdoen.
|
||||
i o trtlejdiftgh tot de PraBijcl^
tinghe aen net bcgryp des Verftandts , orrt
den Inhoudt van cen Hiitorye beter te be-
vatten , konnen verfchaffen. In foodanigticn
h.. finverheft St- Bajihuf deMoghenrheydt der
iconftvan Schild'er-konft beven de kracht fijner \$el-
Eafilius fprekeruheyt, f'oo wanneer hy haertehulpe
toven de rocpt, om de Martelifatie van Baarlam, op
iw,e'!j"c~ net volmaeckfte Af-te-beelden, als hydaer
gcftclt°.yt »"> tocaldusuyt-barit: 6 Gy doorluchtighe
,,Schilders, die de voortreffelijcke Daden
,, der Onwinb're Campioenen Af-beeldet!
,, tSa, fta nu op, Verheerlijckt nu dooruvve
,, Konft 't verminckte Beeldf des Opper-
,, Heers ! verlicht door de geleerde Coleu-
i, ren uwer Wijfheyt, devrome Daden des
i, gekroonden Heldts, die ick al te duyfter-
„ lijck met mijne Reden Af-gemaelt hebbe;
,, iek ga mijnes weeghs ; en ben van u Over-
,, wonnen inde kloecke Daden des Mane*
,,laers, en ick verheugbe mydaerin: want
„ ick (ie de Handen omtrent net Vyer, ende
,, den gantfehen Strydt, met tTamen den
j, grooten Worftelaer, in u Beeldt veel Net-
„ ter en bequamer, dan't mijne Af-geichilr'
„ dert, &c.
schikie- Hierom plegen oock felfsdePhilofophen
ryen fie- hare Difcipulen door af-beeldingen , ende
i"ft} Schilderyen van Deughden ende Ondeugh-
den, inde Zede-kunft te onderwijfen, ghe-
lijckmen dat by D.Laertius in 't leven van
Menedemm ende andere kan nalefen.
d'Uytleg- De Uytleggers vande Heylighe Bijbel-
gersder fchriften lelfs, nemen de Teycken-kunft te
fdrifan bate' f°°.
wanneer iy tot verftant der Oude:
nemen "dc■ Ceremonien, denTabernakel, denTempel Che-
|
||||
der aigemecne Sch ilder-Konft. 31
Cherubinen,priefterlijckeKleedinghen an- j^})^,. dere ornamenten vanden Gods-dienft, duy- Konftte delijck willen vooroogcnftellen. Wr.eruyt bate, by gevolgh blijckt hoe noodighdat depro- feflboren , cnde Geleerde Mannen, oock dienden indeTeycken-kunde, Bouvv-kundc, endeperfpecStijf ervaren te wefen, ten eyn- de fy in'tbefchrij ven eeniger, foo fchriftuer- . lijcke, als Mathematifche, ende Philofo- phifche dingen, niet door den Bril van een ander Man, maer door haer eygen Oogcn y/aerom fiende, hunne wercken door een eygen ge- deGelcev-> oeft'ent veritantuytvoeren fouden. Ende loo dcMan- doende fouden fy hare bedenckingen en nieu jj^jifiL, gevonde dingen nader konnenuyt-drucken, xonft ende verhoeden datter niec foo veel on- moeften ' kundige af-beeltfels ter Werelt quamen. vciftacn. Men bevint oock dagelijcks dat door defe
Konft met gheheele Print-Boecken alle de* Hittoryen vanden gantfehen Bijbel , felfs aende jonge Kinderen veritanelijck werden gemaeckt. Ja wy fouden oock noch vorder konnen toonen, dat haere hulpe tot de aldergeringhfte Hant-wercken van nooden zijn, londer nochtans van de Beelt-houwers, Giet-kundigers, Silverfmeden, Glas-fchrij- vers ende diergelijcke, die buyten alle be- dencken de Teycken-konit als hare rechter hant befitten moeten , eenigh ghewagh te rnaecken, Maer laet ons eens fien v/at nuttigheyt de
Schilder-konft, door hare Wercken, op de De Schii- gedachten, endegemoederen der Menfch.en deryen konnen te vveghebrengen. Hiervanhebben ^^j} wy een aerdigh proof ken by VirgUm, daer WeKkJB# hy
|
||||
$ 2 Inleydingh tot ds PrattijcJ^
|
||||||||||||||||
op dc ge-
moeder.-n derMen- fchen. |
hy Eneas { als hy na veel omfuckelens, >de
ganfche Troyaenfen Oorlogh inden Tempel binne'n Carthago af-ghelchildert fagh ) iich |
|||||||||||||||
felfts overdenckende , aldus fijn Gemoet
„ doetuytitorten. O! Achates , watplaets, ,, war Landtfchap is daer op den ganfchen „ Aenbodem niet vervult met de Fame van ,, ons verdriet. Siehieris Priamut j aenfchou ,, hier de belooningh van 't gene prijfelick is, „ d'ellendigheyt der iterftelijeke Menfchen „ wert hier met ware klachten befchreyt. j, Vreeft niet, de Faem is onfebehoudenif- „ fe, &c. Soo fpreeckende bevcchtighde ,,hy fijn aenghefichte met overvloeyende „ Tranen. Soodanigen kracht had oock de Schildery
van den Grooten Alexander op het gemoet
van Iuliw C<efar, wanneer hy die te Gades in
den Tempel van Hercules aenfagh, dat hy
aldus met eenZuchtende Stemme uyt-bar-
fte : Wat is Vf dock dat ic'^gedaen hebbe in ver-
gelijckingh van de Daden Alexanders ? &c. Van
gelijcken fach Cajjander oock eensdeBcel-
tenis van den Grooten Alcxanderhianen Del-
fhes, van vvelck hem noch in geheugen was ,
feer mifhandelt te zijn, 't geen Cajptnder foo
dapperen Schrick door al de Leden joegh,
dat hy als voor Doodt ter Aerden yi«J.
|
||||||||||||||||
Oock op
|
De Schilderyen hebben oock kracht op de
|
|||||||||||||||
de inbeel- Inbeeldinghen der Menfchen, die door het
dinghtta Aenfien, hare Werckinghons feer diepekan
menfchen. j^drucken. De Oude hebben met een fbn-
derlingheop-tBerckingh, hare Zin-fpelingh
hier omtrent dickwils ge-oeftent, infonder-
heyt,om doorSchoone en juyft gevormde
Beelden,
|
||||||||||||||||
der algemeene Schilder-Kjinfl. 3 3
Beelden, ende welgemaeckteSchilderyen ,
de natuere inde generatie der Menfchen te hulpe tekomen; dac oock ontrent de Die- ren welgeoefFent wiert. Waer van \vy een Excmpel hebben in 't Boeck der Schepping , aen hec 30. Capittel, daer Jacob, roeden van Populieren hout, Hafelaer ende Cafta- niennam, ende fchelde dat met witte (trie- pen, leggende 't felve inden drinck-back daer de Lammer-kudde haren dorft quam leffen, ter tijde als fy toghtigh was, waer door het is gefchiet dat de Kudde door't tuf- fen komendt middel van de geftriepte Roe- den in hare backen te lien, gefprenckelde , ende gepleckte Lammeren heeft voort ge- bracht. Men leeft van die van Lacedemonien, datfe
feer groote vlijdt hebben aengewendt om Door fchoone Kinderen voort te brengen, ende mu,^e{.. . datfeonderalle middelen geen bequamer en ^"yen konden uytvinden, dan eenighe fchoone fchoone Beelteniffen van Apollo, Caftor ende Pollux , kinderen Nigeus, Hyacintus endenfchoonenN^ra/Tltf, Bcteelt- hare fwangere Vrouvven van 't begin harer ontfanckenifle geduerigh voor oogen te ftel- len. Camerarius verhaeldt dat Perfma een Swarte, ende Coninginnevan Moorenlandt door middel van een blanck ghefchilderde Vrouw die by haerLeger-ftedehinck, een fchoon wit Kintbaerde. In 't tegendeel foo hadt feeckef Vrouw, een Schildery van een Moor in haer llaep-kamer hangen, die door *t aenfien vande felve een Jonck Moortje ter Wereldt bracht. Soo moefte Hippocrates, oock eens een be-
C fchul- |
||||
? 4 lnleydingh tot de Praclijc\
fchuldighde Vrouw vry pleyten, die van
haren jaloerflen Man verdacht wiert gehou-
den, om datfe een Kint hadde voort gebracht
dat den Vader niet en geleeck: Vertoonen-
de een SchilderyeomtrenthaerBeddeleger,
na welcke het Kint op 't alderjuyfte quam te
gelijcken.
r>at do Men kan de Schilderyen oock toefchrijven
schilde- datfe veele goede Leeringhen , oock lelfs
ryen goe- aencie Chriftenen konnen geven , gelijck her
rinse T~ oock al van over lange onder de verfchillende
geven. Kercken Leerraers in difpuyt is geweeft ,
of die indeChriften Tempelen niec en fou-
den mogen gebruyckr werden ais Boecken der
of men leccken. Ten anderen, of niet en volght, foo
die iude wanneer als men itelt dat quade Schilderyen
chriiten konnen onftighten , dat als dan de goede ,
machPfteT ftichrige , Chriftelijcke en zedelijcke Lee-
len. ringen geven konnen. Ten derden, of de
goede gedachten die ons door het befchou-
vven van een Gefchilderde fchriftuerlijcke
Hiftorye, of Heylighe Vertooningh wort
ingeworpen , van een goet Chriften, met
ftightelijcke Meditatien niet en mach opge-
volght vvorden, en profijt daer mede doen ;
dan of men die loo vvel als erghelijcke en
quaet-verlockende denck-beelden moeten
Bcdcnc- tegen gaen , ende uyt onfe gedachten ban-
kingen nen. len vierden , of 'er vvel foogrooten
daer over, onderfcheyt is , ( als fommige meenen) tuf-
fchen de denck-beelden die wy in het Lefen
van een (aeck felfs bevatten, endemaecken
konnen , ende tuflchen de af-gefchilderdc
Beeltniflen die wy in een Tafereel befchou-
wen, dan of het felve alleens is hoe die tpt
ons
|
||||
der algememe Schilder-Xonfl. '$$
-cms inkomen; wel te verftaen fiilcke dingen van welcke men geen fpeciael verbodt en heeft. En veel lliicke fin-ipeelige queftien meer, die \vy met voordacht voorby gaen , ende onnoodigh achren ons gevoelen daer van te openbaren , op dat wy d'een noch d'ander party en mochten tcgcnvallen, maer Nietop, yeder fijn vryheydt liever daer van behou- gcloft om den laten. Iedcn- Maeralfoovvy hier vooreti ( alhoewel niet
fonder reden ) ghefeyt hebben, dat het ver- cf mcn mogen derSchilder-Konftalgemeenis , om dingen die alles, behalven levende Zielen inde Beelden in bewe- voort te brengen, foo hebben fommige even- Slngh welintwijffelgetrocken, of men oockwel Sj° levenloofe dingen die in haer beweginghzijn kanver- kan uytbeelden : 't geen wy (Tchoon by wey- beelden. nighe geobferveert) hier rondt uyt van Ja vvillen ftaende houden; wantniemantenfal konnen tegen-fpreecken, dat de Konft de natuere in alien navolght, voornamentlijck in het gene welcke in een verblijfvantijdt met na-dencken kan gefien vverden: 't welck foozijnde, foo kan niemant tegen fpreken, „. , __ dat het fnel omloopendt Rat van een Spinne- wcftn. wjel, ofte yets gelijckx, van ons gefien zijn- djt, eenandere ghedaente aenneemt alshet heeft wanneer't itil ftaet, in-voeghen dat het draeyende ganfeh onfeecker, ende twijffel- achtigh van Teyckeningh in alle fijn leden fchijne, ende dat alle de gedraeyde rande- kens van de fport-houten in flaeuwe ende ronr-gaende cirkels veranderen : 't welck, foo wanneer 't van een goet Schilder foo jnyit wert nagevolght, oocknatuerlijck fal C 2 fchijnen |
||||
3 6 Jnleydingh tot de PraSiijcJ^
fchijnen re draeyen, waer door dan den mifllagh vanveele openbaer wert, foowan- neer iy een loopent ende een ftilftaende wiel op een en de lelve wijfe vertoonen. Dae oock in veele voorvallen moet waergenomen worden ; Ja felfs oock in Beelden moeten de bevveginghen van loopen , fpringen, gaen , torffenendealles war een Beeldt doenkan, duydelijck gefien worden, waer van wy in ons Grbot Werck, onder de handelingh der Menfch-kunde breedelijck fullenTpreecken. Uoch eer wy hier af-fcheyden, moetenwe noch yets tot Exempel by brengen , hoeda- nigh de Schilderyen konnen itichten, of ont- ftichten. Ccdrcnus een out Kercklijck Hifto- ry-fchrijver , verhaelt ons onder andere fraeye voor-beelden, dat Bogarts eenVorft der Buharen, eens aen een Schilder belaft hadde, de Wandel-fale van fijn Paleys, ront- fom met allerley yflelijckegedroghten, ende wreede Monfters te vertoonen ; den Schil- der , die een Chriften was, fijn kans hier fchoon fiende , om de Conft als een Chriften Leeraer te doen dienen , fchilderde voor eerlt en al, het laetfte Oordeel, vertoonende de Zalighe inden Hemel , maer onder aen hadde hy een brandenden Gloet van een Helle gemacckt, vol van affchuwelijcke Duyvelen, die de verdoemde op menigerley wijfe , onbarmhertigh , ende jammerlijck mifhandelden : Bovark, dit Tafereel fiende wilde flucx den Uytlegh daer van hebben , en als den Schilder hem alles verftandelijck hadde beduyt, foo is den Heydenfchen Vorft daer over foo verfchrickt geworden, dat hy door
|
|||||||||
Miflagen
vanvcele ontdeckt, |
|||||||||
Exempel
van ftich- tinge die eertijts dc Schilde- ryen heb- ben gege- ven. |
|||||||||
Bogaris
doot een Schilderye tot een Chriften geworden. |
|||||||||
der algemeene Schilder-Kjnft. 37
dooryets meer als krachtige reden beweegt, en aengeiet wiert het Heydendom te verla- ten, doende hem Doopen en nam vorders het ganfche Chrilten Geloove aen. Uyt defe ende diergelijcke Exempelen kan danoock lichtelijck afgenomen vvorden, hoe ganfch verach- ongeoorlooft en fchandelijck dat het is, de tingh van Achtbaerheyt van foodanighen heerlijcken J101 nJl(- Conft, aendedienftbaerheydt van allerley d™ysehil- fchandelijckheden te verhangen, endealfoo der-konft. de Conit tot aenftoockingh van ondeughden te ftellen ; even als eertijts de ontuchtige Heydenen deden , die de Conftenaers daerom alleen in aenfien hielden, om datfe hunne Drinck-vaten, en Bachus Kroefen, ( daerfe doch wonder veel mede op hadden ) met allerley geyle en onkuyffche Beelden Mifbroyk vviften te graveren ende te befchilderen. defer Gelijck. als of ( feght Plinius) denDrancl^niet ^°a^ on" fmaeckj genocgb hebben fiu, ten teaere dat- Heydenen menfe mall{ander in Bordeel-Belters toedronck. gcmeen. Soo fietmenoockdattedier tijt, veel Con- ftenaers de toomeloofe vviilpflieytder Hey- denen hebben ingevolght, ende foo verre zijn vervallen dat eenen Dedalus ten believe vande rafende Pafiphe, een houte Koe befton te fnijden, op dat fy hare Beeftelijckeluften daer door foude konnen op-volgen. • Maer gemerckt dit vande befcheydenfte Schande- Heydenen, felfs inde Heydenen is berifpe- i;icke din- lijck geweeft, foo betaemt het veel min een j^e"n™°"~ vvijsen Chriften Conftenaer, dathy eenige m;jden" fondige feyten, enfchandaleufe Vertoonin- of feer ;enalt'ebot, naeckt, en ergelijck voorftel- befchejr- e, ofte affchrickelijcke dingen te vervaer- teenv^"en |
|||||||
lijck
|
|||||||
tooacn.
|
|||||||
3 8 Inleydingh tot de Pra$ijc\
lijck afbeelt. Hier op fiec den Poet Horatius,
als hy in fijn Boeck vande Dicht-Kunft de
Tooneel-fpeelders defe lefle geeft, ende aen
de Schilder-Konft oock feer wel kan toe-ge-
paftwerden. Daerhyfeyt, het is ganjch on-
hetamelycl^ dat Medea in bet bywejen van al
het omfiaende Volcl^haerKinderen den hah af
foude fnijden, &c. Voeght hier by dat het
oock onder de Chriftenen niet en behoorde
te gefchieden , dat door haer eenige Godde-
lijcke dingen te naeu bepaelt ende afgebeelt
wierden, infonderheyt van welck men geen
gedaente fien noch recht bevattenkan, noch
Geerl veel min eenige fchriftuerlijcke dingen met
iieylige voordacht, befpottelijck voorftellen; ver-
dingen mengende Heylige Hiftoryen met Heyden-
raet pro- fcjie Grouwelen : invoegenhet den Chrifte-
tane vet- . o
meix^en. nen nlet genoeg en moet welen yets geeitigs
en Conftigs te konnen uytvoeren, maer ydere Konlt moet oock na de Deught en betame- lijckheyt afgemeten worden : Op dat het niemandt en ga gelijck het Theopompw een Recht- Schilder van Conftantmopelen eens rechtvaer- vaenjige delijck yerginck , doe hy als een profaen Theo- Menfch , onfen Heere Chriftw inde gedaente porapus van eenen afgodifchen Jupiter hadde afge- uytge- beelt; want fijn handt (leghr Sigonius) met vom. welck hy het lafterlijck Pinceel gevoert had- de , die verdorde in weynigh dagen daer na. Meer en fullen vvy tot defe ftoffe niet op- halen, maer befluyten dit Capittel met de woorden vanden Geleerden lunius, daer hy Befchtij- een veritandigh Conftenaer onder defe vol- V'"S irk gendewoordenaldusbefchrijft. EenEerlyc!^ Conftc-' Werck-meejter (feyt hy) behoorde altijdt goede naer. achtingh |
||||
dcr algemeene Schilder-Konfl. 3 9
achtingh daer of te nemen, dathy dWnJiene'yli?
heyt vanjijnen naem door het op-volgen van der- telmoedige boeveryen in fijn Schilderyente ver- toonen , met en l{ome te verliefen. Voeghter by, dac hy noyt fich en verftoute als ecn onredelijcken hour in fpot van Heylige din- gen tegen den Hemel te blaft'en. Ofte (feght den felven Iuniiis) dat hy door fijn vuyle K»nft- JiuckendcL odderfiecktc van gey le Ven w-Ianciigrs met als een onbeteugelt Paert aen V Holien en helpe, £jV. |
||||||
Het dcrdc Capittel,
TOt hier toe gefproocken hebbende vanv
den oorfpronck , achtbaerheydt, ende nuttigheyt d^er Scbilder-Konft, foo komea wy nu tot de eerite aenleydingh defer Konft, diefe foo uyt de aengheboorne natuere als door de Konft Werten felver verkrijghen moet, ten eynde fy in het betrachten van foodanigen oeffeningh een wel-bereyt natu- rel ontmoete. Want gelijck het van outflier onder de wijfen is aenghemerckt, dat die dingen doorgaens wel gelucken, tot welck ons de nature felfs aenleydt, ende dat in tegendeel die dingen gemeenlijck qualijck en van welckmeneen natuerlijcken af- Eenwel-
keer heeft; Soo machmen oock met rechc geftclde ieggen, ddt het onmogelijck is tot de Schil- natu«e der-Konft te komen ten fy faecke datmen jeercn van door een welgefteltheyt der natuer daer toe een Konft gebooren is. Het k hetgeraetfaemfie (feght hetgroot- den vvelfpreeckenden Romeyn Cicero) dat **e v00tm C 4 my dec1. |
||||||
4 o Inleydingh tot de PraHijck^
ivy de leydmge onfer eygcne natuere volgen > en
dat wy de bctrachtingh der Kgnftent'eenemacl na den regel der natuere richten .- Verftaende foodanigen natuere , die na het voor-fchrift der Konlt - regulen luyftert, ten eynde de Konft figh na de aendryvingen onfer natuere behoorlijcke fchicke : Want dan kpnnen de Kynften (feght F. lunius ) eerjl volkpmen wor- den uytgevroght, wanneerje met alle hare re- gulen cen beauame natuere ontmoeten. Onge- twijffelt hebben de Wet gevers vanAthenen hier op gefien , foo wanneer alffewilden, Wat die batmen de Iongers van thien of twaelf Jaren van Athe- out (als vvanneermenfe tot de Konften ley- ncndeden de ) haer de Werck-tuygen van verfcheyde «lfe de Konften ende Hantvvercken voorleggen fou, tot de Cyt °P batmen alfdan fiende nawelck inftrument Konften fy eerft grepen , ofte met vvelck fy in het aen- aenleyden vatten, yets knaphandigh met een noefte be- foudcn. figheyt quam uyt te voeren, de fodanige, tot die Konft affonderen mochte. 't Is dan een Gift der natuere, die als een
Zaet der Konfte, de eerfte beginfelen in- ftort, en den Conftenaers bequaem maeckt: Waeroin vele onder de Oude wijfentwijf- felden , of de Konft grooter baet vande na- tuere , dan vande leeringh hadt. Maer ge- merckt datfe geen van beyden miffchen en kan, foo is light tegelooven dat de natuere veele vermagh , ende datfe haere levende kracht daer in duydelijck kan doen uytblino ken, felfs tot de neyginghvandeesof ge/ie byfondereverkiefingevanftudy; gelijck dat by Francijcus lunius , in 't vierde Capitte- vanfijn eerfte Boeck; feergeleerdelijckge toont wert. Soo |
||||
der algemeene Schilder-Kpnft. 41
• Soo kan men oock uyt het gene alreede ge- feyt is, fich verfekeren, hoedanigh de leer- d'onder- fame onderwijfingen , de natueren moetea wijfingh re bate komen, om daer door, met alles wat moet de tot eenvolkotnen Konftenaer vereyft wert, ^^"en deNatuerlijcke toe-genegentheydt te vol- ftieien. toyen ; 't gene feer vroegh, en in het eerfte zaeyfoen der Iaren moet aengeyangen wor- den , als wanneer de gemoederen der Jeught noch teer zijnde, tot de ondeughden ende mifbruyck van hare eygeneVryheyt onge- fatfoeneertzijn : Want alfdanlatenfy haer Wanneer beter leyden vande gene die haer langhs de dejonck- befte leerweghen foecken te onderwijfen. ^'aemft" Infghelijcks moetenoockde Jonghelinghen ;s. (van welckmen fich yets goets beloven mag) van een feer neerftigen ende arbeytfamen Geeft zijn , opmerckende ende finfpeligh van gedachten, vol van fraye inbeeldingen ende fantafien. Sy moeten arbeytfaem ende neerftigh we- Hoedam'g
fen, omdiefwilledatfoodanigeKonft noch cen.T°n- om Gout noch Silver kan verkregen werden, faninnatu_ maer alleen door een vverckfame oeffeninge; rel moet voorwelcke d'Oude plegen te feggen datde wefen. Goden alle dingh verkoopen. Opmerck- faemheyt van gedachten inoetenfe hebben, om door ghewoonte van die daghelijcks te oerlenen , fterck van inbeeldinge te werden ; ren eynde fy die allengskens tot het uytvoe- ren van hare hooghverhevene fantafien fou- watmen den.leeren in 't werck ftellen. Hierom vvil doen L. Davincy , dat een Jongh Schilder gheen moet om dingen en mach verfuymen, foo in het be- ftfsj? fchouwen der natuerlijcke voorwerpfelen, £%«& C ? ende beteren. |
||||
4- 2 Inleydingb tot de VraUijck^
ende byfondere voorvallen, als in her onder- foecken en overleggenvan fraye Hiftoryen, Po'etifche verdichtlelen, ende outheden, als anders; daer uyt hy nietyets enibude vin- den, dat tot fijne ftudy dienftig mogte zijn, om daer aen te gedencken : Gemerckt de in- beeldingen ende fantafien in ons geftelt zijn, als een Regifter, ofteaenwijfer van 'tgeen wy oy t met onle oogen gelien, ende met ons verftant begrepen hebben. Men kan oock neffens her fpeculeeren op
Middel de natuerlijcke dingen, geen beter middel
omrijck ^en Jonghelinghen aenwijfen, vvaerdoorfe
van in- fterck van inbeeldingh en groots van gedach-
beeldingh ten mochten vverden , dan het veele ende
tewotdcn. verftandigh doorlefen van fraye Boecken,
verfcheyden in Hiftoryen , Konften en Leer-
ftoffen : Want gelijck het de weelige Ackers
niet en verergert, datmenfe nu met eene ,
ende danwederom met hetandereZaetbe-
zaeye, foo wort oock ons gemoet fomtijdts
doord'eene, lomtijtsdoord'anderebedenc-
kingh vernieuwt.
Weynige wordender (met eenigh Oordeel
begaeft zijndej ghevonden, die vande in- beeldinghs kracht foodanigh zijn mifgedeelt, offe fullen in bet lefen der Verhael-fchriften en Vertellingen, d'eene of d'andere goede Denck-bcelden by haerfelven gewaer wor- den. Laet een aendachtigh Jongelingh de Troyaenfe Oorlogen inde Boecken Mnem, door den vermaerden Maro Gedicht, eens met opmerckingh door-lefen, ick houde my verfeeckert, dat hy fijn gedachten met vvon- derlijcke bedenckingen vervult, iijn fantafie |
||||
der alvemeene Schilder-I^pnjl. 43.
vol groote invention afgefchetft, ende fijn gemoet totde uytdruckingh vanmenigerlcy hartstoghten aengeprickelt vindcnfal ; ghe- lijck wy dat in het volgende Capittelbreeder fullen aenwijfen. De Boecken nu aengaende welcke een Wat
Weet-gierigh Konftenaer behoorde te door- Boecken fnuffelen, beftaen voornatnentliick in vier ™c" , e" , r . , r {■ ■ 1 • hoorde te
ondericheydeneioorten : nainenthjck in ver- jcl-en_
hael ende geheugh fchriften , ibo van Hey- lighe, als Heydenfe ende Weereltfe Hifto- ryen, der Griecken, Romeynen ende andere machtige Vokken. Ten tweeden in verdich- te en opgepronkre vertellingen, fo vanPoeten als Philofophen en diergelijcke. Ten der- den in die vande Antique zeden, gebruyken en Konften der oude Volcken fpreecken. En ten vierden, in alle goede Autheuren die van eenighe noodige Konft, of geachte weten- ichap gefchreven hebben. Waerom het oock feer voordeeligh is,
in eenige vremde Tael; als Latijn, Frans en Italiaens ervaren te wefen, om beter eenige fchtijvers , die noch niet in onfe Moeder- fpraeck overgefet zijn, te konnen verftaen. Dan hierin z'ljn onfetijden vry geluckiger, nu dagelijcx veel fraye dinghen uytkomen, danfe vvel eertijts hebben geweeft. Wat belanght de Hiftoryen, der aeloude ^at de
fchryvers; daer van ondervintmen , datfe Hiftoryen ons veel heerlijckegefchichten in hare Boec- doen> ken, als op eenTooneel vertoonen; invoegen het niet wel anders wefen kan, of de ghe- dachten van een opmerckent ende Leeriaem Menfche , rnoeten met veelderley Denck- fchetfen
|
|||
44 Inleydingh tot de PraUijcJ^
fchetfen vervult vverden , want den Geeft kan door d'inbeeldingen van verheve ftoffen, levendige ende ftatelijcke Vertooningen in ons gemoet verwecken. Daerom Cicero de nuttigheyt en 'tgebruyck der Hiftoryen, ons onder deie gedaente niec onvvaerachrig heeft afgefchildert, als hydaer vanfijnebefchet- iingh aldusmaeckt. De Hiftoryen (feyt hy ) %_ijti de getuygen der tijden,het licht der.waerheyt, het levenvandeMemorye, en de meefterjfevan alle onfen handel en wandel, &c. Aengaende de Poeten, foo is feecker, dar
men door het lefen der felve veelcierlijcke inventeringen komt te begrijpen, gelijck dat oock al van overlangh in menigh Conftenaer is gebleecken, datfe demeefte magnificentie van haere vvercken uyt haere Verdighfelen gehaelt hebben. Soo vertelt ons Valerius Maximus, dat Phidias feer geerne bekende dar hy het Model van fijnen Eliaenfchen Iupiter by den Poet Moments gevonden had- de: varigelijcke betuygeneenigefchrijvers dat Thimantes en Praxiteles veeie van haere aerdigheden uyt den Poet Euripides ontleenc hadden. Indien felven fin konnenwe oock niet
loochenen, dat de ftudy derOuthedenden Schilder op eenuytnemendewijfevannoo- denis; welcke, niet teghenftaende fy inde Oude Hiftoryen ende Poeten eenighfins ge- vonden wort, nochtans uyt de Antiquary, ofte die alleen haer vverck vande outheden op te halen , komen te maecken, moetea Eevonden werden : fy en konnen nerghens
eter door betracht noch bewefen worden, f. dan |
||||||||
Wat de
l'octcn. |
||||||||
Wat nut
het onder- foeck dct antique dirgen geet'r. |
||||||||
der algemeene $cbilder-I\pnfl. 4s
dan uyt de afbeeldingenendebefcbrijvingh deroverblijffelen, foo van gebouwen , ge- fnede Colommen ,Triumph-bogen, Fricfen, AltarenendeoudePenningen felfs : Inwel- ke men klacrlijck kan fien hoedanigh de Go- den , Godinnen, en Sratue-beelden waren. Hoedanigh de Tempels, de Altaren , de Priefters , de Vaten , de Offeranden, en Feeft-dagen waren. Hoedanigh de Antique Gebouwen, van Amphiteatren , Panden , Renbanen, Scheeps-havens, Bruggen, Gra- ven , Spitfen en Zuylen waren. Hoedanigh de toeftelfels van Kleedingen, en Vercieri'els der Volcken waren. Hoedanigh deTrouw- leydingen, de Gaft-malen , de Triumph- rijdingen, de Vecht-fpelen , deReygangen, de Vergodingen, de Begravinghen, de Ju- ftirien en diergelijcke in ghebruyck waren. Hoedanigh de Wapen-ruitingh, deKrijghs- teeckenen, de Wagen-zetels, deKrijghs- knechten, de gefchencken, Kroonen ende Lauren waren. 'tGene allcs feer fraey tot byfondere nuttigheyt met vermaeck daer in kan onderfocht werden. De Boecken die van de verfcheydenc Kon- Nooj-1,
ften ende Handt-grepen handelen , konnen gebruyck oock alfooweynigh alseenighevande voor- derKontt- gaende, by een Weet-gierigh Konft-Oefte- Eocckcn. naerontbeertworden, want daer in moeren de Fondamenten van de Wetenfchappen ge- focht werden, gelijcker veel neeritige ende gaeuwe verftanden hun hebben afgeflooft, om vandeBouw-kunde, Meet-kunde, Re- ken-kunde, Doorficht-kunde, fterckten Bou, Water-wercken , Fonteynericn , Hemels- loop,
|
||||
4 6 Inleydingh tot de PraBijc]^
loop, ende andere fooWis-kundige alsNa- tuer-kundigedinghenmecrtefchrijven, die met fchaers , maer overvloedigh in onder- icheydene Talen te bekomen zijn. Hier by fouden \vy noch bequamelijck
konnen toe voegen , het itudeeren na het j
Natuerlijck leven , ende het befchouwen
Nrt -an van fraevc Print-Konft, foo van Oude als
hetleven hedendaeghfe vermaerde Meefters : maer
en Print- aifoo wy de nuttigheyt vandieftudy, nef-
Kunft. fens alle andere Oeffeningen inde volgende
Capittelen fullen verhandelcn , foo willcn
wy hier alleen tot aenleydinge der Study,
den Lecrlinghen aenwijfen, vvat goedeAu-
theuren voorhandenendedienftighzijn, om
metvoordeel tot verfcheyde Kuntfchappen
gelcfen endeonderfocht te werden. Gelijck
als daer voor ecrft tot de kennis der algemee-
ne gefchiedeniffen, dienen , de Hiftorifche
Bybel - fchriften. Iofetihi Joodtfche Hifto-
ryen ; Titus Livitis , Tacitus , Seutonius,
Quintus Curtius , Plutarchus, Valerius Maxi-
mus, Coffeteau, de Griexfen enI{gmcynfchenAde~
Hiflory- laer-, Camerary Hiftorifche Betrachtinghen ,
fcbiijras. Herodotus, Godtfriets Hiftorycn vande vier
Monarchien, Acerra Philologica , ofte 600.
Hiftoryen. Diogenes Laertius van 't leven
der Philofophen. Palefatus vande ongeloof-
lijcke Hiftoryen. Ende andere meer.
Soo heeftmen onder de Potiten, Homcrus,
Pocten. Virgilius, Ovidius, Horatius , ende vele die van dien aenhangh zijn , als Prudentius , Lucretius , Statins Papinus, ende den Sa- tijrifchen Petronius, ghelijck oock daer by den Goden-befpotter Lncianus , mach toe- |
||||
der algemeene Schilder-Kjinfl. 47
ghevoeghc werden ; als oock Philojirate. Tot de Outheden kan menfichlatendie- outhcden
nen van dcfe verfcheyde Autheuren , als met namen J{qfinus. Vegettus. Bayfius. Hiftoire de la Religion des ancicns Remains par du Chotd. Trevor des antiquite^ domains par du Boullaye. -AuguRinus vande Stadt Gods, Ferrarius en Heubenius de re Vefiiaria. Schef- ferus de Militia Navali. Lipfius. Oudaens Upomfche Mogentheyt. Befchryvingh van out ende nieuw Upomen. Boyffardi Topographia Hp- mana. De fchriften van Onuphrius Panuvinus. 's tyerelts verfcheyde Gods-aicnslen door Epjf Endenoch veel anderediewy voorby gaen, om datter niets van in onfe Tael is overgefet, gelijck daer zijn Stuckji antiquitates Convi- vales , Saubertus de Sacrificys veterum , Kjrck- mannus de funeribus Rpmanorum, Quenftett de Sepultura Veterum. Ciaconius. Ftihtus Vrpmts. En foo voorts. Belangendedealgemeene kennis van ver- Algcmec-
fcheyde dingen, die als nutte wetenfebap- nedingen. pen in ende ontrent de Konften dienen kon- nen, daer toe vintmen mede eenige brave fchriften : Namentlijck Polydorus Vtrgilius , Vande eerfte vinders der Konften de Iconologta of uytbeeldingh des verftants door Cafar I{ipa. Pic'ry Hierogliphica. Heydtfcidi Sphinx of wet- fieendes Deughs. luhius vande Schildcr-Konji der Ouden- C. Vermander van V /even der doorluchte Schdders. Charailcres des Paffons, ■ & Part de. Connoiftre les Hommes, par Mr. de la Chamhre. Agrippa vande ydelheydi der we* tenfehappen. En loodanige meer. Nu tot de byfondere Konft-werckingen %
als
|
||||
4 $ Inleydingh tot de VraBijch^
als Architecture, PerfpecT:ijve, en diergelijc-
Wiskun- ke vviskundige grepen , daer van foo vindt-
digefcluif-men (om voor eerft vande Bouvv-kunft te
tca- fpreeckenj verfcheyde foo oudealsnieuwe
Autheuren , ghelijck daer is Vitruvius. Se-
baftiaen Serlius. Vincent Schammo^ius. Pal'
ladio. Vignola. Hans Bloem. Marolois. Mar-
tmus van Anhalt. Bofboom. Vinckeboons en
Vermaes. Welckewel de voornaemfte zijn
die hier re Lande gebruyckt werden.
IndePerfpeclive, daer van vintmen Vrede*
tnan deVries-, Maroloys, Hondius, en die van Des Argues door A. Bojfe uy tgegeven, benef- fens noch eenige in i Frans en Latijn, als jierffetlive fpeculative en Perfpefiiva horaria, Gaido Baldi. Ende diergelijcke. Tot onderwijfinge inden Sterckten-bouw
ofteFortificatien, hebben gefchreven, Ma* roloys, Freytagh ,Dogen, Goldman , Cellarius, Fmimier, Melder, Rjtfe, Ferret, en r.och meer andere die daer by eenighfins konnen ge- trocken worden , tradterende van Wapen- handelinge, Boffchietery , Vyer - wercken en foo voorts. Wilmen oock eenige hebben tot de aen-
Jeydinghe der Mathematifche Studien, als Meten, Cijfteren, Hemels-loop en Werelt- befchrijvinge, &c. Men gebruycke de Boec- ken van Euclides , de Aritme.tifche Fonda- menten van Sy brant Banff en en andere. De Wis-kundige VVercken van Symon Stevijn, en her Philojoophs bcdrijf\zn fijnenSoon. De Pradtijck des Landt-metens door Doute. Ludolf van Keulcn. Mathematifche vermaec- jglijckj.ieyt. De din gen van Stampoen, Kinckr huyfen.
|
||||
der algemeene Schilder-Kjmft. 49
huyfin. Lansbergen. Blauw. Membrane -van
Nieroj). Schooten. fitters. Schottus ende an- dere. Later oris eenigetotdeNatuer-kunde Natuer- der dingen by-vogen, als P limit*, I on ft on , Kundige. ende andere vande Natuere der Beeften; de Philofophifche ichriften, van !{. Defcartes, Hobbes, Regius, Berlicom, en diergeJijcke, als oock verfcheyde die vande Menlch-kun- de of Anatomie ghefchreven hebben , als Vejkliw, Sfiegelius , Veflingius, vander Gracht, en Thomdi bartholmus , welcke wy alle de gemeenfte ende noodighfte achten te wefen , orn fich beeriijck ende braef te konnen oef- fenen : Waer van de ttoffe die fy verhandelen, veel te lang foude zijnalle te verhalen. Maer wy lullen evenwel daer yets van tentoone ftellen, op dat wy de Leefgierigheyt der gene die na geleertheyt dingen, eenighfins mochten opwecken. Weynighe zijnder offe weten lichtelijck
dat den ganfchen Bybel vol fchoone, rijc- kelijcke, grootfe , modelteof zedighe, en Heylige Hiltoryen vervult is > foo van den handel ende wandel der eerfteVaderen, als vande uyt-toghten der Ifraeliten s haere ftammen , tellingen, plagen, wonderdaden, Gods - dienften en Ioodfche Ceremonien, Bybei- Priefterdommen, tabernakulen, offeranden, fchriften ampten der Richteren, Koningen ende ha- ^dle re groote daden, Velt-overften, Reufen , ienr_ Batallien , verwoeftingen van Steden ende Volcken; uytdeelingen derLantfchappen, Gevanckenilfen., \ leven der Koningen van Ifrael, verloflinghen, herbouwinghen, en andere feer vvonderliicke ghefchiedeniffen, D als |
||||
$ o Inhydingh tot de PraBycl^
als oock het ganfche wonderlijcke leven Chrifti ende fijn Apofteien , in welcke on- relbare ftoffen van inventien , en fraye ver- tooningen re vinden zijn. Onder de Wereltfe Hiftory-fchrijvers is
Lof van Herodotus van Hahcarnajjen, eenvande ver- Herodoot. maerfte Authenren, gelijck veel Geleerde Mannen als Longtnus, Cicero, Auhis Gellius, Camerarius, Stej?hanus, Schaliger en Voffuis , van hem ghetuygen, dathy denOiuiten en beften Heydenfchen Griexfen fchrijver is, die noyt van Geleerde behoordeuyt de hant geleyt te worden. Waerom David Cytreus in fijn Tijt-reeckeningh over lierodoot, al- „ dus gewaeght: Het lchijnt (feythy) door ,, de oneyndige goetheyt Gods gefchiet te „ zijn , dat lierodoot den Halicarnajfer die „ omtrent 420 Jaren voor Chrifti geboorte ,, bloeyde, byna indefelfdeoogenblickdes „ tijts fijneHiftorie begint, daer deProphe- ,, ten hunne Hiftoryen tot aenhet rijck van „ Cyrus eyndigen. Hy heeft niet alleen de 3, daden van Cyrus, ende de Perfiaenfche heer- 3, fchappye ( van welckers begintfelen inden „ Bybel gefproocken wort) tot aenden Oor- „ logh van Xerxes, maer oock vvijt-loopigh, „ de Lydifche ende Medilche ghefchiede- ,, niffen , en infonderheyt die van Egypten, ,, Ionien , Athenen, en de Lakonifche en ,j Korintifche Koninghen in 't Griecx be- ,,fchreven, &c. welckoocknuinNederlants is overgefet. Watty in Hy noemt deBoecken van fijneHiftorye BoecT^11 )'e^er na cen vande negenMuyfen; in Clio verhan-" befchrijft hy de geboorte, wonderlijcke be- dclt. houdenis, |
||||
der algemeene Schilder-K^onji. s I
houdenis , opvoedinge, cnde droeve doodt van Cyrus. In Euterp, de zeden, gewoon- ten, 'tLandt, cnde alle de Koninghen van Egypten. In Thalia, 't bedrijf van K&mbyfes, hoe Smerdts feven Maenden op Cijn Naem regeerde , Sec. en oock de veroveringh van Babel. In Melpomene de befehrijvingh der Schyten, en Velt-toght tegen Darius, Item de befehrijvingh vande Cyreners en Lybijche Volcken. In Terjficbore , de Perfiaeniche befendinge aen den Koningh van Macedomen, wraecken ende muyterien , en oock den Staet van Athcnen, Lacedemonen Korinthen. In Erato verhaelt by de itraffe vanden muy t- maecker Hifteus : Darius Oorlogh tegen de Griecken, en een dappereBatalje, daer inde Perfianen verflaegen worden. In Polij'nmie, de raetfplegingh vanXerxcs, de Velt-toght tegen de Griecken, en den flagh by Ther- mopijlen. In Vranie, het machtige gevechr, dat onder het Eylandt Salami; gheichiede. En in Kglliope, zijnde het negende ende laet- fte, befchrijft hy de ftraffe van Lycidis, ver- fcheyde gevechten , den onderganck vande Perfianen , en eyndelijck de fchandelijcke vlucht van Xerxes uyt Grieckelant, &c. Camerarius in fijn Boeck ghenaemt Hifto- Watca-
rifche betrachtingen,handehbeneliens eenige nieratiui Gedenckwaerdige Exempelen ende Leerin- e° J"*jrt( gen, van verlcheydenegelchiedeniiien, ze- gen be- den en voorvallen, als vande fchoonheydt fchryven. des Menfchen, vvonderlijckeBegravingen, vande Inventien, aenleydingen vande jonck- heyt tot goede Oeffeningen, vande Batito- ven der Heydenen, vande Romeynfe Deug- «__, Da den |
||||
$2 Inleydingh tot de PraSiijcl^
den ende Ondeughden, Mannelijcke dap- perheyc, kracht der Inbeeldingh; vande of- ferande der Heydenen en verfcheyde Reli- gi.en, vande Huyfgoden , Beelden en Schil- deryen, vande Konincklijcke vercierfelen, vande Satyren ende Sphyngen, vande Reu- fen, vande kracht der Oogen, vande vol- maecktheyt der Nacuere, vande Wapenen ende Krijghs-inftrumenten, vande Kleedin- gen en't Hair-fcheeren , ende hoedanigh de Konften door eere gevoet konnen wor- den, &c. Laurenbergh in fijn Acerra Philologica , ofte
600. verfcheyde, Too Heydenfe, VVerekfe, als Fabeleufe vertellingen , befchrijfc mede veel frayedingen, als onder andere , vande feven Wonderen des Wereks, van Troy ens Palladium, t'Samen-fpreeckingen van Her- cules met de Deught ; vande Sybillen, gefchiedenis van Mutius Scevola , Marcus Curtius, Horatius Codes, 't Leven en Doot van Nero en van Diogenes; van Coftelijcke Maeltijden , d'Hiftorye van Thejeus ende Ariandne, Solon en Croefus; van eenige Ty- rannen, opendeonderganckvan Cyrus ende andere groote Mannen : Overwinningenvan verfcheyde Volcken ; vande Monarchien, van ongemeene Liefde en Vrientfchap, van- de Romeynfche en Egiptifche Gaft-malen, Begravingen , Kamp-vechten der Griecken ; van beroemde antique Schilders , Raetfels > vande Goden en Godinnen, vande trium- phen, vande Troyaenfche Helden, Konft- ftucken der Oude, van Croonen enKranf- fen, Romeynfche Juftitien, envangrootfe gebpuwen, Sec. Tref-. |
||||
der algemeene Scbilder-I^onfl. jj
Treffelijcke dinghen befchrijft oock Au- guftinus, in fijn Boeck de Stadt Godsgenaemt; vande dwaefheydt der Romeynen ontrcnc haren Gods-dienft, vande Begravinghe der Heyligen, van't Maeghde fchenden , vande inftellingen def Tooneel-Spelen, vande Vry- heyt der Poeten, vande roof der Sabijniche Vrouwen , vande Spelen die de Goden wa- ren toe-gehey light; van Troy ens Verwoe- ftingh, vande Burgemeefterlijckeregeeringe der Romeynen , vande Deughden vvelcke de Hey denen met Tempelen ge-eert hebben, vande eerfte Houwelijcken der Romeynen, vande bedieningen der Goden, vande Na- men ende By-namen eeniger Goden ende Godinnen , van verfcheyde Philofophen , vande Geeften, Engelen, Duyvelen, ende Toveryen, beneffens veel andere aerdighe dingenmeer; die oock hier endedaeronder heerlijcke Hiftoryen by Liviws, Suetonius , Curtius, Plutarchus, &c. gevonden werden. Vtrgilius (als een vande deftighfte Poeten) virgilhis
verhaelt ons vvonderlijcke, dingen, en finght ^cn Sc^\ met hooghdravende en fchilderachte veerf- p^ tlg fen den onderganck van Troyen ; wil men grootfe Kleedingen , Batallien, OrTranden, Wapenen, Kamp-vechtingen, Gebouwen, Tournoyen , Maeltijden, wreede Moorden, ende treurige Schou-fpelen van ghevallen, ghy vintfe by defen Dichternietmager,maer rijckelijck , ende ganfch levendigh afghe- fchildert. Soo vintmen by Ovidius ende an- dere aerdighe herfcheppingen , zin-fpelige gevallen, en een overvloedige fonteyne van Verdichtfelen ende Poetifche aerdighederi, D 3 uyt |
||||
$4 InleydingJ) tot de Pra&ijcJ^
uyt vvclckers verftant wy aenleydinge kon- nenkrijghen , om geeftighe gelijckeniffen , ende Zinne-beelden ter Leeringhe af te beeiden. De Ael-outheyt befchrijvers, als Boitlaye,
fyfinus, du Choul, befchrijvenons Roomen en ha er voornaemfte Gebouwen, haer ma- nieren ende zeden, Goden ende Tempelen, Coloffen ende Pyramijden, hare Autaren, Ofleranden, Priefters ende Veftaelfe Maeg- den; hare Kleedingen, Feeft-dagen, Bachi- nalen, Reygangen, ende andere antiquitey- ten meer. . . Hier loe is oockde Upomfche Mogentheydt
■van Oitdaens een byfonderaerdigBoeck voor ten Schildcr ende Lief hebber der Oudedin- gen ; defelve verhandelr daer in de daden der iioomfche Keyferen, foo in hareScaets-be- kleedingh , Oorloghen, bemachtighen van Rijcken en Hant-navingh van Godendom- men, &c. Item verbeeldingh van Zede- deughden , Vertooningen van Schou-Spelen, Triumphen, Boijw-praleti, ende veel andere feer aerdige gebruycken en mannieren, die daer in feer Schilderachcigh, uyt de Autho- riteyt vande Oude Penningen, enoverblijf- felen beveftight zijn : Tot welcken eynde men oock de befchrijvingh van Out ende Nieuw Roomen, Rofmin en andere hier vooren genoemt, met nuttigheydt kan ge- bruycken. In het Boeck van Polidorm VirgiUm fpreec-
kende vande eertte vinders der Koniten, VVetenfchappen , Handtwercken ende ghe- brnycken; daer in vvert ons getoont, dea oor-
|
||||
der algemeene Schilder-Kjnfi. $$
oorfpronck der Goden , Houwelijcken , en verfcheydc manieren daer van; vande Poezy, Comedien ende Tragedien , 't gcbruyck der Trompetren, Trommelen , en andere Oor- loghs-tuygen ; vande Camp-vechten ende Olympien, Crans-vleghtingen, Oorfprongh der Pronck-beelden, Schilderyen en Ver- wen, Kleedingen, Gebouwen, Obelifcen, Pyramyden, Amphiteatren, Dool-hooven , Badt-ftooven , ende oude Graven. War belanght het Werck van CefarHjpa.,
welck in het Italiaenfch van hem gei'chre- ven, ende naderhandt door D. P. Pen in Duyts is overghefec, 'tmach voorwatr een deftigh Boeck genaemt werden : Seer dien- ftigh zijnde, (gelijck fijnTijrel-bladc uyt- wijtt) voor alle Liefhebbers der Weten- fchappen , als Redenaers , Poeten , Schil- ders , Beeldt-houwers, Teyckenaers, ende andere Zinlpelge-geeften meer; Dienende om door Sinne-beelden, allerley verftandi- ge invallen, ende inventien uyt te beelden: gelijck by dan daer in de Deughden, On- deaghden, Konften ,genegentheden, herts- toghten ende andere zinnelijckheden, met kennis leert uyr - drucken ; als daer is ( op dat wy eenighe noemen) de Gods - dienft, Kuyftieyt, Zedigheyr, Wijllieyt, Geloove, Liefde , Hoope , Stantvaftigheyt , Barm- hertigheyr, Befcheydcntheyt, Beleeftheyt, Matigheydt, Afgoderye, Wanhoop, Ghe- veynftheyt, Gulfigheyt, Leuyheyt, Dieve- rye, Dronckenfchap , Doot-flagh , Boeve- rye, Banckeroetier, Achrer-klap, Geylheyt, Gramfchap, Grootfheydr, Hovaerdye, ja- D 4 loerlheyc, |
||||
{ 6 Inleydingh tot de PraEiijcJ^
loeriheyt, Ketterye, Rafernie; De Letter- konft, Dicht-kunft,Wis-kunft, Sterre-kunft, Teycken-kunft, Schilder - kunft, Natuer- kunft , Meet-kunft , Bouw-kunft, Genees- kunft, Boeck - Druckery e, Bet-k-houvvery e, Comedye, Philofophiae, Wereldt - befchri j- vinge , Landt-bouw ; ende voorts alles dat eenighfins in de ghedachien der Menfchen vallen kan , wen daer in zinrijck , met goe- dereden, vanden oorfpronck ende out ge- bruyck der Beeltniflen, in verghelijckingh vandeBeelden diemen te pas wfl brenghen, feer geleerdelijck aengewefen ; ghehjcker oockeenigeby naopdufdanige wijfe uyt de Sphinx van Heydfeldtis , Pterins Valerianic, en andere konnen opgevift werden. Junius Doch wat aengaet Francifcm lunius, fijn vande Schilder-Kpnft der Ouden, 't felve behoorde
Konft'dei van a^e Voor-ftanders der algemeene Kon- Oude een ften dickwils doorlefen te werden ; Ja ( om deftigh de overgroote nuttigheden die'er in fteeo Boeck. j<en ) nimmer uyt de handen van een braef Schilder geleyt te werden. 'i Soude vry te langh vallen , alle de aenmerckingen, Hifto- ryen en leerfame onderwijfingen diehy uyt de outheden wegen d'algemeene Schilder- konft bybrenght, te verhalen ; als nament- lijck, het Conft-gebruyck der oude Volcken, wat de antique Meefters tot deSchilder-konft gevonden hebben, het leven , zeden ende fraye Wercken der oude Meefters , hoefe ftudeerden, wat in haer te prijfen ende te mifprijfenis geweeft, waer inde oudever- ftandige, de Deugt van een Tafereel ftelden, verhael van eenige Conft-ftucken met leerfa- me |
||||
der algemeene Schilder-I(onfl. $7
me aenmerckingen daer op; wat geleerthey t onder de antique Schilders is geweeft, ende. menighte van andere feer aerdige dingen, die hy doorgaens met feer heerlijeke Sententien, uyt de aenfienelijckfte Autheuren doorfpecl ende aengenaem te paffe ghebracht heeft: waerom wy hem meer dan vijfmael met aen- daclit doorlefen, en t'elckens een byfonder vermaeck daer in gevonden hebben. Belangende Caret Vermandcr, daer van is
by velen bekent, datmen daer in het leven. ende doen, foo der antique , als moderne Schilders feer naeukeurigh befchreven vint: Hy heeft daer in de op-komfte, ftudy , vverc- ken ende Fortuyne van veele der vermaerfte Schilders aerdigh by een geftelt, endewijft van eenige , verfcheyde ftucken aen , vvaer fy als noch te fien zijn. Daer-en-boven ver- haelthy de Ordinantien, de goedeTeycke- ningen ende maniere van Schilderen , de Deughden ende Ondeughden van verfchey- de Meefters hare ftucken j welcke alle on- trent de Leerlingen ( Ja oock aen ervaerne Meefters ) groote nuttigheydt ende narich- tinge in hare ftudy gheven kan. Oock heeft den felven Vermander, een uytleggingh op de Metamorphofis of herfcheppingh van Ovi- dius gemaeckt, die mede tot het verftant der Poetifche fabulen dienen konnen , ten eynde men fich daer na in het ordineeren van fijneinventien , niet onverftandigh aenftelle, maer diefchicke naer de algemeene uytleg- gers van dufdanige inventien ; ende oock om die bydefe of gene voorvallen geeftigh ende geleerdelijck toe te paffen. D j Wy
|
||||
S S Inleydingh tot de PraBijcl^
Wy hebben oock verfcheyde Autheuren
opgeitelt, die Too vande Bouw-Kpnji , Pcr- Jfedijf als Anatomie fchrijven ; welcke den Conftenaer niet vremt moet duncken , dat wy die aenprijien te doorfoecken , gemerckt wy voor hebben in't derde, vierde , ende vijfde Boeck van ons Groot Wercktotge- noeghfame kennis, na de beft-gevondene ende hedendaeghs geoeffende regulen, on- derwijfingh te geven; en daer in noch ver- fcheyde greepen ende nieuwe op-merckin- gen, tot nader betoogingh vande Konften j,atons aen te wijfen: Doch daeruyt fal de Lefer voome- gelieven te weten, dat het onfe meeninge menniet ganfch niet en is, dat alle andere Autheuren is d'andet tng0Cde Boecken fouden uytdehanden ge- loecken fceten v/orden : Maer dat wy in tegendeel tc verwer- aenraden, geen koften noch moeyten te fpa- P°n. ren, om alles te doorfoecken wat onderfocht kan worden , op datmen door de onderfchey-
denfchrijvers, de ganicheverborgentheydt van een Wetenfchap, volkomen leere uytvin- den 5 Want ycder doet t'elkens yets nieuws daer by, dat te vooren van een ander niet be- dacht noch verftaen en was : Waer uytmen dan oock kan bcmercken, wat verbeteringh daghelijcks aende Conften worden toe-ge- bracht. Niet temin, foo is geraden datmen de gronden van defe of gene Meefter, all een eerit moet leeren verltaen , eermen veel wercks van andere over hoop haelt. Nu, gelijcktnen hem ontrent defe moet dragen, ioo moetmen oock ontrent de andere voor- noemde Mathematifche ende Natuer-kun- dige Boecken doen ; invoeghen daer alfoo geen
|
||||
der algemeene Schilder-Kgnft. $ 9
zeen wetenfchap en fy , daer in den Schil- ler onwetende bevonden werde. |
||||||||||
Het vierde Capittel.
|
||||||||||
Ml
|
nleeftby TitusLivius, v&nPhilopo'e'men
enKrijghs-Overften , dat hyiich foo |
|||||||||
wel in Vrede dan in Oorloch geduerigh inde
Crijghs-oeffenineen befich hieldt, op dat hy door dele neerftigheyt , wijfheyt lbude in voorraer bekomen; invoeghen het hem als 'cnoot foude doen, aen geenWijfe Raets- mannen ontbreecken moght. Even foo moet eenenjongen Schilder vandenbeginneaen, doorgeduerige oeffeningen van Lelen,Teyc- Datmen kenen, Speculeeren, Copieren, ondervra-fic.hl[a" gen, practifeeren ende uytvorffen, fijn ge-^^e^ moet met wijflieyt foecken te vervullen , op fchapin dat hy namaels uyt dieopgeleyde fchatten voorract eens heerlijcke dingen aen de Wereldt foude moet J?en konnen ten tooneltellen. De middelen nu, ^J" 0I~ welcke ( om dit te bekomen ) voorhanden zijn, hebben wy in't voorgaende Capittel aenghewefen ; ftaet ons nu vorder aen te mercken, de nuttigheden ende gebruycken, diemen uyt het onderfoecken der gefchreve- ne Boecken , het befchouwen der Printen , het navorffen der Antiquiteyten, ende ltu- deeren na't leven ende diergelijcke meer, komt te genieten. Wanneeryemandt veele dingen metneer- Dat de
ftigheyt heeft doorfocht, ende wel belefen schilde- is, fookanhymet meerderverfeeckertheytr?enhe!: buyten de berifpingh der verftandighe , .Ja *0^e"n oock
|
||||||||||
6 o Inleydingh tot de Traftijch^
der Men- oock der onverftandige oordeelders, fijne fchen on- inventien aenden dagh brenghen. Wantde- derwor- wijle deTafereelen onder verlcheydene uy t- penzijn. ieggers dickwils dapper door de Pijcken danflen, ende lijden moeten datdegedach- ten , en 'tvoornemen vanden Schilder, d'uyt- legh ende vvaerheyt der Hiftorye, de reden vande plaets , d'Ordinantie der inventy , mogeiijckhey t der doeningen, ware propor- tioned Teyckeningh , Kleedingen ende toe- ftelfelen , ende andere behoorlijcke hoeda- niglieden meer , ge-cxamineert, en bedif- puteert wert; dat menighmael occafie ver- i'chaft, om de groote of kleyne ervarentheyt van een Meefter uytte vinden/tgeen dikwils in eenige kleynigheden ontdeckt wert, Ja in foodanighe daer een omfichtighen Meefter nimmer op ghedacht enheeft, veel mineen flecht hooft. Geefti h r^a' defwegen niet ondienftigh zijn , om £s«mpel. a^e andere bewyfen voor by te gaen , waer door wy 't gene gefeyt is mochten vaft-ma- ken , een Exempel hierby tevoeghen: Se- ker Schrander en wel geoeffent Schilder, had op eenen tijt (ten veribecke van een geleert Man) een Tafereel vande Cananeefche Bru- loft gemaeckt, in welcke hy hadde vertoont dat Chriftus het Water in Wijn veranderde ; en hadt met voordacht en byfonder oogh- merck (om de vvaerheyt vande Hiftorie en wonderdaet, nader als andere wel deden, uyt tedrucken, ) geen WittemaerRooden Wijn ghemaeckt: den Schrift-gheleerden Doctor dit Stuck befiende, viel juyft met fijn oogh en begrijp op den Rooden Wijn , en
|
||||
der algemeene Schilder-Kjinji. 61
en vroegh terftont aenden Scbilder, waer hy gelefen hadde datter Rooden Wijn inde Bruyloft van Canaa in Galilea geweeft was ? den Schilder vroegher met het andere woort wederomop, waer hetftondt datter Witte Wijn geweeft is ? Ondertuffenfochtmen den Text loannis aen't tweede Capittel eens op, om te fieri offer uyt d'omftandigheyt vande Hiftorie, niet eenighe giffingh tot voordeel dan d'een of d'andere kon gemaeckt werden : doch niets vindende, wilde den Doctor evenwel weten, waerom hy niet foo ligt den Witten als den Rooden Wijn en hadde ver- koren, en ofhy datmetStudy of by gevalle gedaen had ? Den Schilder merckende dat iijn Verftandt hier van een geleertManop den Toet - fteen gezet wierdt, antwoorde, dathy vele waerfchijnelijckeReden hadde, die hem om by de waerheyt te blij ven, daer toe genoodtfaeckten, en dat oock felfs de Schriftuere hem aenleydinggegeven hadde: Want voor eerft (feyde hy ) foo en is het niet onwaerfchijnelijck, of Chriftus heeft het Water in foodanighen Wijn herfchapen alfler in Galilea groey de , en vande In - woonders gedroncken wiert, vermidts Hem by de Jo- den alles wel geviel: Want haer Eten en Drincken en ftondt Hem niet qualijck aen , gelijckmen oock nerghens en vindt dat Hy voor Sijn eyghen Hooft eenigh byfonder Kocket of Dranck genuttigt, noch veel min aen Sijn Vrienden verfchaft heeft: Dierhal- ven foo befluyt ick, dat Hy het Water in Wijn verandert heeft, die men te dier tijdt, en te voren, en oock op Hoogh-tijden was |
||||
<f 2 Inleydingh tot de PraSlijc^
gewoon te drincken. Dat dit nu geen Witten maer Rooden Wijn is gevveeft, konnen wy hier uyt af-nemen: Ten eerften, om dat alles vvatin deSchrifcuere vanden Wijn is aenge- teeckent, van Rooden Wijn dient verftaen te vverden ; nu, foo en handelt de Schrift van anders geen Wijn dan die by de Toden in ge- bruyck is gevveeft. Sooftaetter by Iefaia 6$. aen 't 2. vers , Waeroni qijt ghy Hoot aen uge- ivaet ? en wve Kjeederen als ernes die de Wyn- Perjfetreet} En by Salomon in fijneSpreuc- ken, Capittel23- vers 31. Enjietden Wijn niet aen als hy hem Hpot vertoont, als by in den Beker Jijne Verwe geeft. Soo feght oock I ejus Syrach elders. Hy ftreckfe fijn handt uyt, en Offerdeden Rooden Wyn, Gfc. Doet 'er by dat den Wijn doorgaens indenBybel Druyven- Bloet van vvegen haer Coleur genaemt wert. Lefen wy niet Eerfte Boeck Mojis, Cap. 49. vers 11. Hy waft fijn I\leet in den Wijn, ends fijnen Mantel in Wjjn-druyven Bloet. Ende loannis in fijn Openbaringhe neemt een ghe- lijckenifte van den Rooden Wijn, als hy fegt Ende de Wijn-pers-bacl^ wierdt buyten de Stadt fetreden, ende daer is Bloet uyt den Wyn-pers-
ack gekpmen, &c. 't Welck alles noch ver- der foude konnen bewefen vverden, vvanneer men de Hiftorien der Oude, de Cruydt en Landt-befchrijvers daer oock by wilde op- halen : In welcke goede Redenen denGc- leerden Man, groor genoegen nam, hem ver- Wonderende over het wel-geoeffent verftant van denSchilder, hemdaer inpryfende, dat hy fijn doen met goede en gefondeReden konde beveftighen. Uyt alle welcke men klaer-
/
|
||||
der algemeene Schilder-Kj/nJl. 6j
klaerlijckkan af-nemen, datby aldien defen Conftenaer niet wel belefen en hadde ge- weeft, ende lijne Hiftorie met overdacht doorfien hadde, dat hy feerweynigh Reden van fijne Inventy foude hebben konnen ge- ven, maer dat hy als een ohwetenden Dom- me-kracht by fijn Werck foude ftaeri kijcken hebben. Soo fijn oock de Meditatien en Bedenc- 'tCe-
kingen diemen in he: befchouwen der Print- fcho"wcn konft heeft, eenbylbnder krachtigh Middel Kunft een om allcs ( de Konft betreffende) te leeren middel verftaen; niettegenftaendebevondenwordt omgeocf- datter fommige, een af-keer van hebben , „ vel" tneenende door eenopgeracptecschijn-deugt ktjjgen. van Meefterfchap, datfe terftont onder het .- getal van Copieiften en Brekebeenen fou- ftantVa„ den geteldt werden, om darter fommighe fommige Crampoenen gevonden worden , die anders Wet in. niet en doen danPrincen, Teyckeningen, Ja oock Schilderyen na Schilderen : Maer dele betoonen metter daet datfe noch het rechte gebruyck vandePrint-kunft niet en verftaen, veel mindie oyt befeten hebben; ghelijck daer oock weynige van die foort gevonden werden, die yets byfonders doen konnen , dan met lange blocken ende knoeyen,'t welk noch tenlaetften naeulijcks het ooge van een onkundige voldocn kan; maer het examen van een ervaren verftandt nice verdraghen mach. De Teyckeningen , Scherfen, ende Prin-
ten , moetmenin tfien met het verftant, ende Recht gf niet met handt ende ooge gebruycken om bruyck daer thicken ende bracken uvite Helen , veel dcr J1'1"- rmn Konft-
|
||||
(S 4 Inleydingh tot de PraBijci^
min om die geheel na te apen (al-hoe-wel dat
oock zijii nutcigheyt heeft vvanneer 't wel wort aengeleyt, gelijckw' in onfe Teyckeri- Konit leeren, ) ende blijven alfoo geduer- lijck door den Bril van een ander kijcken. Maer neen, men moet alleen de deugh- den , als fraye tnaniere van ordineeringhe , Teyckeningh, geeftige gedachten ende ver- itandighe opmerckingen , door het befien, heriien, bedencken , overleggen ende her- kauwen, trachteninfijngemoettedrucken, ende daerin, metdickwils daeraen te dene- ken , bewaren j invoegen fy door het toe- doen vanuwenGeeft, nieuneer eenesande- ren, maer in U eygen vindingen verandert worden : Ten eynde fy oock in het ordinee- ren , t'famen ftellen, ende vercieringen van uwe inventien als wijie Raets - mannen fou- den konnen dienen. Ende op defe maniere i'almen vol van gedachten, vlugge vanordi- nantie , rijp endeovervloedigh van Schilder- achtige ftoffe werden : Daermen anderfins nimmer een eygen Erf-goet en kan te boven vvinnen , maer fichaltijt metleenen,ftelen, tnderapenbehelpen,of befitten een eygen ftudy op fijn felven, en vroeten daer mede al- leen inde Wereltom, welcke menniet t'on- recht naeckte en arme Eremijten inde Konft foude mogen noetnen. Doet hier noch by, dat by aldien het befpeculeeren, ende ghe- ficht oeffeningh van Print-kunft, geenande- re nuttigheydt en hadde, dan dat het de luft van een yverigh Conftenaer geduerigh op- weckt, Aeft, onderhout en gaende maeckt, den tijt, ende koiten die daer aen verfpik wort,
|
||||
m t^funffn
|
|||||
der algemeene Schilder-Kjmft. 6$
wort, onnoodigh is te beklagen. Vele zijn- der dieganlche Cabinetten endegrooteleg- ger-Boecken vol fchoone Printen ende Teyckeningen hebben, die de felve in een Jaer naeulicks eens dooriicn ; of lbofe by geval daer al eens in komen , foo kijckenfe daer in als een Os inden Bijbel; wane die wederom uyt dehandengeleytziinde.we- ten foo veel als te vooren , en hebben niets meer ge-leert, als niet te weten", en hunnen ouden vvegh te volgen. DatdeKonftvry wat by fonder fraeys uyt Puttier
de antique ftudy kanhalen, daer aen mach heyt dec van nieraandt getwijffeltvverden. Wantde antique Exempelen konnen daer van getuygenis ge- Studyc- ven hoe ganfeh geacht die van Eeu tot Eeuw gevveett is, ende hoe neerftigh de Vermaer- de Meefters hebben geweeft, om de antique dinghen, foo van fchoone ftatue Beelden, Kleedingen, Zeden ende gebruycken , met een onvermoeylijcken y ver te onderfoecken, ende de nuttigheyt daer vantekennen. Die geeft ons onder alien den braven Teyckenaer Francifctts Perrier door een ftilfwijgent (in- nebeelt te kennen, foo wanneer hy op het Voorhooftvanfijn Bas relief, ofleeghver- heven Mavbre antique Konft-ftucken , (die hy na deSny-wercken vande Eerboogh Con- ftantini, Vejpafiani en andere gheteyckent ende uyt-ghegeven heeft,) de Roomfche Outheyt onder de Voet gevallen uytgebeelt, vvelcke van Pallas de handt geboden, ende vande Schilder ende Bouw-konft opghe- holpen wort: Befiet de Print felfs ende ghy fult veel beter invallen daer over in u gedach- E ten |
|||||
66 Inleydingh tot de VraUljcli^
ten vinden, dan of ick het u hier met veele vvootden in eenruyge fchets beftont aen te wijfen. Laet ons hier byoockaenmerckendatde
antique Beelden welcke inden bloyenden tijt, als wanneer de Konft onderde Oude dp het hooghfte was, gemaeCkt zijn, voor debefteModellen ende voorbeelden aende Jonge Schilders ende Teyckenaers verftrec- ken konnen : Gelijckden Heer I. de BiJJchoj> inde Voor-reden van fijne vijftigh nieuw Ge- Etfte itatue Beelden aen den Heer Conflan- tijn Hugens, dat niet onwaerachtig en toont, foo wanneer hy feght. Daer in is ons gevoe- „ len eenftemmigh , dat de oude overbiijffels ,, van Beelden ende halfronden zijn vande „grootfte volmaecktheyt inde Konft, ende „ voor de Leerlingen het befte voorbeeldt. ,, Welck gevoelen gelijck het by my out is > „ en door verloop vanden tijdt feer vaft ge- „ wortelt, alfoo oock van tijt tot tijt waer- „ achtiger ten feeckerder heeft toeghefche- „ nen : Het fy eens ander oordeel, ende „begrijp, of't mijnedien aengaende wer- „ de overwoghen. In dienmen anderehaer „ oordeel onderfoecke , foo komt te vooren ,, niet alleen den grooten Prijs endewaerde „ die defe dingen altijts by de kenders in „ oude tijden gehadt hebben , en oock nu „ ter tijt noch hebben ; als 't eerfte wert ge- ,, tuyght van Cicero , Plinius , ende andere ,, lchrijvers van geloof, door 't verhaelvan „ dinghen by na ongheloofflijck , ende het ,, tweede leert de dagelijckfe ervarentbeyt: „ Maer komt daer toe oock de eenparighe „ toe-
|
||||
der algemeene Sehilder-Kjjnfl. 6?
„ toeftemtningh van Haj>held''Vrbyn, Michiel ,, angelo Bonarotti , en al de treftelijcke ,, Meelters: die als bekent is, dit niet alleen „met vvoorden rondelijck verklaert , maer „ oock metter daet betoont hebben ; haer ,, heele werck ftellende na defen richr-ihoer: ,,Ja foo verre , datfe dickwils nietontfien- „de, heele ftucken in hun wercken in te ■>> voegen, by na Rooverszijngeworden in ,, plaets van navolgers. En van geen ander „ verftant zijn de Liefhebbers; als die ge- ,, meenlijck voor 't befte van hun wercken „ dat obrdeelen, hetwekk meeft heeft van „die oude Voor-beelden. Selfs die van „ Venetien, die nochtans altijdt meeft in't „ Coloreren ende meefterlijckheydt van't „ Pinceel als indeTeyckeningh hebben uyr- „ghemunt, konnen hier toe ftrecken voor ,, ghetuyghen ; aenghefien Mategna , Palma „hier uyt gefeyt werden, veefgeleert en „ gevordert te hebben. Maer foo men dalen „wil tot de later tijden; isditnietwelhet „ cenige, 't welck Vranckyijc]^ nu inder daet „ de kroon fpannende, foo verre inde Konft „ gebracht heeft, dat het tot i{pomen met ,, naeuw opmerck de oude Beelden wel „ doorfien, ende derfelver navolger Pouffyn, „ met veel eer ontfanghen, en leer hoogh „ geacht heeft ? Vorder mijn eygen oordeel ,,onderfoeckende , hoewel fwack zijnde, „ende naeuwelijcks machtigh een gedeelte „ van die Kontt te doorgronden, ende als „ door een nevel iiende, echter mijn fche- ,,merende ooghen omflaende , befpeuren » in't Beelt van Hercules degewrichten van E 2 „mee£ |
||||
68 Inleydinvh tot de PraSiijck^
„meer dan Menfchelijcke fterckte. Indc ,, WorflcUers ende Schermcrs de krachren daer ,,vereyft, in Laocooncea valten ouderdom, ,,in Antino'is een fwackefwier van Lichaem ,, by na Vrouwelijck ; in Apollo een vvel-ge- ,,maeckten Jongelinck, in Bachus ront ge- ,,draeyde leden , in Satyrs en Faunen Be- „ klonckenheyt van vlees, ende inde Vrou- „ wen nu eentenger, ende dan een wel-ge- ,,voet en poefel Lichaetn uytgebeelt; fwij- ,,ghende vande verfcheyden Ouderdom, „ ltant, gebaer, wefen , kleedingh en meer ,, fulcks, kan niet genoegh vervvonderen de „groote fchoonheytin yder en foo welon- „ derlcheydentheyt in alien, met de meefte „ eenvoudigheydt ende veel meer andere „ deughden vergefelichapt: De welcke hoe „groot ende hoe veel die zijn daer uyt te ,,giffen is , dat de grootite Meefters in 't ,,maken van'teenof tanderlit, totherftel- „ lingh van eenigh gebroocken Beelt , foo ,,felden , of iigh lelfs of anderen voldaen „ hebben, en feer befvvaedijck fich dit on- ,, derwonden. Echter en wert hier door niet ,, vervvorpen , 't gevoelen der gener die drij— „ ven, dat het levenfelfs is het befte voor- „ beelt ende noodighft na te volgen j als „ waer uyt die groote voltnaecktheydt der „ouden zijn oorfpronck heeft, ende oock ,, nu allbo ftaet daer uyt te lbecken: Maer ,, daer de oude feer keurlijck in foo veel ver- » fcheydentheyt van't leven , daer't fchoon „ met het onprijfelijck vennenght is, dick- ,, mael in een Lichaetn, het fchoonft hebben „uyt gefocht, mach dit met rechtde befte Leyts-
|
||||||
deralgemeeneSchilder-Konfl. 69
,,Leyrsman welgenoemrwerden: Nierrot „ dien eynde, om opgerrocken inde Deug- ,, den derOuden, in'r beveftigen van'c le- ,, ven blint re zijn, maer om door behulp van ,,defen wegh-vvijfer, na 'r voorbeelr vande ,, oude her ichoonfte re verkiefen, en rge- „ heele leven loffelijck ror lijn ghebruyck „ brengen ; dar anderfinsfeerlwacris ende „ onfeker. Dus verre de Voorreden vanden gemelden Heer Bijfchop. Hier roe itaer ons noch vorder aen re
meicken, de menighvuldigebehulp'midde- .len die voorhanden zijn, om fich na de fchoonheyr der anrique ftarue-Beelden , re oett'enen ; gemerckrdaervan verlcheyden at- reyckeninghen , door de neerftigheydr van brave Teyckenaers zijn inPrinr gekomen, als oock veele andere anrique roeitellen, of- feranden, gebruycken, kleedingen, gebou- vven en diergelijcke. Onder anderen foo vinrmen veel fraye
BeQldcn doorFrancijcm Perner, teRoomen Antique gereyckenr; die hy in honderr verfcheyde dingendie ftucken in'r Koper ge-Erft, ende uyrgege- inPnnt venheefr, die oock naderhandr uvee-mael "JngPer- zijn gecopieerr, een door van Da/e«gefne- tiei. den, dander is in Iralien merftarckWarer geberen, doch moermen vveren dar de eerfte door hem felfs re Parijs gemaeckr, principael zijn, ende vry meerder loffigheyr, geeltig- heydr en vafter omrreck dan d'ander rwee Copyen behouden hebben. Noch foo zijn vanden felven F. Perrier errelijcke ftucken uyrgege ven,*lien hy na de Triumph-boogh van Conjiaminus en andere Arcken ghereyc- E 3 kent |
||||
yo Inleydingh tot de ~PraUijc\
kent heeft, in 't gemeen Bos relief of half ront genaemt, om dacfe leegh verheven, en maer half uyt den gront zijn uytgehouwen : in welcke veel antique Beelden, Ordinan-' tien, Kleedinghen , Wapenen , Hulfels , Mantels ende dier foorte meer , feer los en welgeteyckent te fien zijn. van vet- Van gelijcken gaen oock verfcheyde fta- fcheyde. tuenuyt, welcke na eenige Beelden en Tro- nyengeteyckent zijn , diegevonden worden tot Amfterdam, in het Cabinet van de Heer Eoift B^ynft. Doch zijn meeit Tronyen enBorft- beeiden beelden, by na op defelve vvijfe als P.P. I{u- vanR-u- i,ens t fijn tvvaelt antiquen , nadeoudemar- bre fteenen geteeckent, ende uyt laten gaen heeft. Soo vintmen mede verfcheyde feer oude ftatuen, onder de antiquiteyten , die VanBoyf- Boyjfardus en Onuphrius Pannuvinm hebben farcins. beichreven, daer onder oock feer veel, Alta- ren, Sepulturen, Gedenck - fteenen , Op- fchriften ende diergelijckegetoont worden : Doch en zijn de Beelden aUefoowel als die van Perrier niet geteyckent, maer meeft be- mint om dat fommige by andere niet of wey- nigh gevonden worden. Veel antique Beel- den ende gefnede Wercken fietmenoock af- geteyckeht in het Boeck van 't onderaertfe Roomen, in welcke meeft alle de Sepultu- ren of Tomben der eerfte Chriftenen , in verfcheyde nolle Speloncken onder' de Aerde Gebouwt, met wonderlijcke Hiftoryen en Beelden , Potten , Larnpen , ende andere outheden meer te fien zijn. Te Roomen zijn oock (nffet langh gele-
den) twee vcrfcheydene Langhwerpighe Boeck-
|
||||
der algemeene Scbilder-IQmft. 7 /
Boeckjens uycgegeven van eenen de I{iil>eiis, vande
in welcke veel grootfe Beeldekens , ende Rubcus- antique toetakelingh zijn aengevvefen. Inf- • gelijcks gaen oock uyt alle de Sny-wercken der vennaerde Colommen van Trajanus, Anto- ninus ende andere. Men vim oock nocheen vanver- Boeck me: Beelden dat na de afdrucken van fcheyde eenige oude Ingefnedezegelen, iteenen Df *B,*CIe• Gemmegeteyckent, en in Italien uyrgege- venis, in defelve zijn veel fraye Beeldekens, foo verftandigh geteyckent.datmen genoegh- faem bekennen kan dat de oude Meefters oock wat geweten ende gedaen hebben, dat voor de nakomelingen vveerdigh isna-ge- volght te werden. Wy en willen oock niet vergeten defeer r
fraye en uytgelefene itatuen, ende aeloude rompen , die nu onlanghs door den Kunft- lievenden Heer Ian de Bijfchop in's Graven- van Jan hage uytgegeven zijn, in welcke hy na de de Bif- befte afteyckeningen, foo van hem, als dien fchoP- hy uyt handen van andere Liefhebbers der Teycken-kunde, bekomen, herteyckent en op't Koper ge-Etftheeft, vaii welcke fom- mige oock onder de antique van Perrier, en andere by Bo^r^w gevondenworden. Van eenige vertoont hy verfcheyde ftanden, ende verkiefingen om de fchoonheden der felver 1 Beelden niet verduyfter te laten. Menfiet vvatBeeU daer inde ftatue van Faunus met Speeltuygh den dat inde handt op dryderley Vertooningen , dat zl'n- by veelen voor een feer fraey ende adieus Beelt gebouden wert, gelijck het oock by Rubenitis de re Veftiaria. bedacht wort. Na de aiteyckeningh van Doudyns heefc hy oock E 4 twee |
||||
72 Inleydinvh tot de PraBijc!^
twee verkiefingen van Apollo Phytius, welcke te Roomen in Belvidere ftaet. Inde fevende ende achfte Piaer vertoont hy een vluchten- den en eenen doot-leggenden Soone van Niobe, die leer out ende Ichoon ziin, van welcke PUnim fcbrijvende, twijffelt, offe van Scopas ofte van Praxiteles gemaeckt zijn, uyt reden dat bekent is , dat Praxiteles fooda- nigen Ntobe met hare Sonen gemaeckt heeft. Soo zijnder oock vier gefichten van Hercules, die in t Huys Fernefe ltaet, ende by andere ftatue-belchrijvers gemeen is, als oock defta- tue van den lchoonen Jongelinck Milo, by de meefte voor Antinous gehouden, van welc- ke gefeght wort datfe by de Badt Itoven van Titus gevonden is. Van ghelijcken vertoont hy oock twee verfcheydene afteyckeningen vanden Laocoon', eniijneSoonen, een beelc van foodanige vaftigheyt dat Michiel Angela daer van dickwils feyde dat het inde Weerelt was overghebleven tot verwonderingh der aenfchouwers, om het vermoghen der oude Conftenaers, te itellen tot een Exemplaer om na te volgen. De romp van Hercules die daer onder oock worden gefien, ende van Apollonts, Soon van Neftor ghemaeckt zijn , daer van ghetuyght Boyjfaram, dat dit van Michiel Angelo voor het aldervolmaeckfte Werck-ftuck gehouden wiert. Soo vertoont hy oock in twee verfcheyde (ieninghen een Romp van' een gekleet Man , dat met een feerantycq endeaerdigopgefchortRomeyns Kleet omhangen is. Vorders hebt ghy de Beeltenis van Muja Vrania, d een van Wie+ Imgen d'ander vati/)o«^//wgeteyckent. Een |
||||
der algemeene Schilder-Kjnfl. 73
veftaelfche Maeght in grootfe Kleedinghe,
itaende om te Ofteren. Oock eenAmaione op tweederley itandt, de armen verbrooc- ken 7,ijnde, welck vanMicbielAngela, feer konftigh geacht vviert. De Beeltniffen van Flora zijn oock feer fraey, infonderheyt de verkiefinge die inde 4ofte- en 42fte- Plaet ge- fien wiert. Noch is 'er een fraey gekleede Beekenis van een Sybille, ende Agrippma die na de afteyckeningen van de longe Badger ko- men. Gelijck oockverfcheyde gefichten na diverfche Teyckeninghen van de Griecxfe Venus, welcke men meent dacfe van Cleo- menes den Soon van Afollodorw gemaeckt is, als uyt het Griecx Letter-fchrift bewefen wert. Het foude te langh vallenalledean- dere ftatuen en pronck-beelden , diem^n by terrier, Boyjfardm ende andere befchreven vint, hier te verhalen: Van welcke door het geduerigh na-maken, Teyckenen, Schilde- ren , Boetfeeren , Afgieten ende foo voorts, veele feer gemeen zijn geworden. Men vindtoock verlcheydeBoecken, die
footeRoomen als elders fijn uyt-gegeven, vol af-teyckeninghen van meeft alle de ver- Afteycke- maerde Gebouvven der onde Romeynen: ningen gelijck oock Sadelaer ettelijcke Ruynen en van,|P.' Antique Overblijffelen vanTempels, Am- f^seeJ. phiteaters, Boghen, ende andere Majeftu- gerbouw- eufe Gebouwen heeft laten maken. Maer pral-n. gelijckmen doorgaens in de Befchrijvinghe der Oude Paleyfen bevint, dat defelve met groote Coften, fvvaren Arbeydt, en veel in den Conft-bloeyen tijt zijn gebouwt, foo is licht af-te-nemen datter noch vele Antique E J Over- |
||||
7'4 Inleydingh tot de PraBijcJ^
Overblijffelen , ibo van Pronck-beelden, Gedenck - fteenen, ende andere Konftftuc- ken zijn overgebleven; die vele van Marber geiheden, andere van Koper gegoten, te- gen 'tknagen vanden tijt al vry veel Eeuwen konden uythouden; vvelcke nu noch beden ten dage binnen Roomen en elders in de Luft- hoven, Kontt-kamers en Cabinetten be- Gciijckcr waertworden. Want gelijckalffer vele van door for- aeleBeelden door d'Oorlogen en Gelt-gie- eeloos- . .... , , o b
h;yt vecle ngen tijt, inde welcke men geen forge meer
dingcn voor de Conftighe Wercken en heeftbegon- zijnver- nen te draghen, zijn verbroken, verftroyt, gacnfoo en tot niet gekomen; lbozijnderoock we- rierom an- deroin andere tot geluck der Na-komelingen dcre gc- inde Aerde, en onder de oude Puyn-hoopen, vondenen wonderlijck bewaert geworden, die na- mctvli t maeis gevonden ende met groote forghebe- voor de , I s •• ti b ^/-ij nakomc- houden zijn. Het ware ten grooten lchade
lingen be- geweelt, datter van alle die menichte fchoo-
warn. ne Beelen, daer mede de Schouwburgen, Bat-
Jloven, ende diergelijcke Gebouwen ver<^iert
waren geweeft, geen Zaet voor de Konft-
lievendeenfoudeovergebleverrzijn. Het is
wonderens v/aerdigh wanneer men leeft in
hoe menichten geral de Statuen gemaeckt
wierden. Daerwordt getuyght dataen het
Schonwburgh van Titus over de dry duyfent
Op wat Pronck-beelden tuffen de Colommen fton-
wi,fedc Jen. Miffchienwierdtoockomde menichte
^oi"eel- Copere Statuen die te Roomen op de Mardt
den is ftonden , gefey dt datter meer Doode als Le-
gekomen. vende waren.
In dienBeek-formerenden tijt wierden
oock ciickwils beloften gcdaen, die met het
• ■> ver-
|
||||
der algemeene Schilder-Kjmjl. ff
vereeren van een Statue voldaen wierdt. Soo Leeftmen vanLadtce, de Vrouw van Amafis, datfe eenBeeldt aen Venus beloofde, by al- dien dat haren Man haer konde Bekennen ; gelijck fy oock namaels een Beelt na Cyrenen l'ondt : VanvvelckBeeldtHfroio^/getuygt dat het in fijnen tijt (dat is 420. Jaervoor Chrilti Geboorte) noch ongefchonden buy- ten de Cyrenifche Poort geitaen heeft. Soo fondtoock Amafis volghens fijn Offer-Belof- te, een VerguldeMme^4«Beeldt na Cyre- nen , en fijn eyghen Af - beeldtfel naLindos; ende oock twee vande felve naSamos,a.en luno : Welcke ten tijde vanden voornoem- den Herodoot befyden de deur van den groo- ten Tempel geitaen hebben. Uy t alle welcke niet en is te verwonderen hoe de Werelt foo volBeelden isgekomen, infonderheyt wan- neermen op d'ontallijck Goden enGodinnen, die yeder Volck onder verauderde Namen gemaeckt en gedient hebben, wil by-voegen, maer wel datter niet meer van foo veel Con- ftighe Werckenbehoudenzijn. Dan'tis wel Ant; e te gelooven datter noch veleOutheden hier dingen en daer onder de Aerde verborghen legghen, bliiven die door de verhoopineh van d'af-gevalle veeleeeu- ■n j -n ii *mi° 1 wen on-.
l'uyn der Bouw-wercken, Vloeden, ende der dia
Overftolpingh van Steden, Landen en Duy- puyn vcr- nen, vooreenen tijt verduyftertblijven, die borgcn. miffchien foo nu als dan eens wederom fullen tevoorfchijn komen, als meer mael isghe- fchiet; gelijck wy daer van oock met onfe Exempil Kindtfche Oogen een Exempel hebben ghe- hoe die fien in 't Jaer 1647. aen den Oever van het weer" Eylandt van Walebmm , omtrent de Oude g™?1" Stadt komen.
|
||||
7 6 Inleydingh tot de PraffijcJ^
Stack Doniburgb, alwaer eenighe Antique
Steenen, met op - fchriften en verlcheyden BeeldtnifTen, beneftens eenighe Vafen en Penninghen, door het wellen van hetDuyn- zant zijn op-geworpen ; onder welcke (be- neftens eenighe andere Godenj oock 't Af- beeidtfel van een onbekende Af-godinne NfiHALENNIA genaemt, gevonden vvierdt; gelijck de Steenen daer van noch in die Plaets te lien zijn. Van welck Boxhorn een Tradtaetmet verfcheyde Af-beeldingen heeft in't Licht laten komen. Omtrent on- derhalf]aergeledenwiert opdelelve plaets noch een Boven-ftuck van een Colom op- geworpen ; welcke Witte Steen, even als de voornoemde Beloft-fteenen aen Nehalennia .zijn : het Capiceel wyftna mijnonthout een Tufcaenfe Order uyt, en is de Schaght by giilingh omtrent 12. voet hoogh geweeft; gelijck wy dickwils voorgenomen hebben on die eens Correct te meten, want dat ge- noeg kan gedaen worden , datvv' in nader oc- cafie evenwel meenen te doen, alfoo 't hier baytenonfe Intentiegaet. Laet ons hier by-voeghen de byfondere Wa«-e nut- Nuttighey t diemen uyt de algemeene kennis tighcyt tier Outheden heeft: want die in alien als hey°Ut" een Waerachtighe getuyghe van't gene wy daer na kpmen te bedencken, kan dienen om de Waerheyt daer van te bevvyfen; wilmeu oude ghebruycken , Gebouwen , Beelden, Kleedingen en andere vercieringen ( welcke vande oude g&naeckt zijn foo alfe doen in fewoonten waren , gelijck oock de Oude
chrijvers daer medeover een komen ) men vintfe
|
||||
der algemeem Schilder-^onji. -77
vintfe doorgaens in Pennir.gen, Statuen,Al-
taren, Colommen , Vafen ende antique ftee- nen afgebeelt, gelijck als alle die dingen in het feide Boeck van onsgroocWerck bree- der fullen verhandelt werden. Maer hier komt noch in bedencken of de
Konftige Wercken van Schilders ende Beel- ofte de devormers onderde Oude zijnin achting ge- $°'Jftfcl=r weeft, om de deught en ware konftdie'er v0'inJ!!,e°kt mochte infteecken , dan alleen om dat die fygeweefl: tijdennoch onvvetendeindeKonltenwaren, als'er van gelijck fommige dat willen drijven; en mee- Setuys!u nen lelfs dat indien Relies , ~Xeuxis, Proto- wm' genes ende andere, heden ten dage leefden en hare Conft Oeffenden , datmen h are Sommige ftucken niet eens en foude willen aenfien; mecnen Jadat Relies felfs de koft in onfe dagen met neen- Schilderen niet en foude verdienen. Maer gemerckt wy hettegendeeluyt de nettebe- lchrijvinge dieder de oude Autheuren van doen, konnen befluyten, foo en willen wy aen foodanigen Vonnis niet fchuldigh itaen. Wy bemercken doorgaens dat wanneer eeni- ge der Poeten of andere Schrijvers de ®e Waer- lchoonheyt van een Menfche befchrijven, ^J1^!" datfe delulke altijt by deftatue-beelden ende veftight. Schilderyen vergelijcken. Gelijck daer uyt pock het fpreeck-woordt, Ry, of Sj is foo fchoon alscenSeeldt, onder ons fchijntover- gebleven tezijn. By aldiennu in hare Schil- deryen enBeelden een groote onvolmaeckt- heyt, of mifmaecktheydt ware gheweeft, *t foude fottelijck van geleerde Mannen ghe- daen zijn geweeft, Menfchen die een na» tuerlijcke rechtfchapentheydt hadden , by mil-
|
||||
7 S Inleydingh tot de PraBijcJ^
miifchepfels van nagebootfte afbeeldingen te
vergelijcken, of hare fchoonheyt na die der Bewijs Beelden af te meten. Doch dewoordendie nytCaifio- litmus uyzCaJJiodorusbybrenght zijngenoeg- faem om de waerheyc van't gene wy feggen „te beveftighen. Het fchiint onmogelijck ,, (feyt hy ) dat yemandt fijn oogen op de », noch ovrige oude Beelden foude flaen , of „ hy fal veel beter dingen fien dan hem in 't j.lefen voorquamen; hy fal fchoonderdin- j, gen be-oogen dan hem oytinden fin fchoo- „ten; deitatuennamentlijck , diededeug- •„ den van haren Werck-tneefters tot op den „ huydighen dagh toe melden. Hy fal met ,,groote vervvonderingh befehouvven hoe >,d'Adereninhet Coperfpelen, hoedeHy- ,, fen door de ernftige gepoogh fwellen , hoe ,,deSenuenin hetgaen gefpannen ftaen, Ja „ den gegoten Menfche fal iich felven in foo ,, veele gelijkeniffen aen hem vertoonen, dat ,,hy den nageboetften Man, licht voor een „ natuerlijck Menfche houden fal, Defe ver- „ vvonderinge lal hem noch vorder tot d'aen- „merckingevandePaerdenaenleyden; yer- ,, mits hy niet en kan verfinnen hoe het by „ komt datmen in de moedige Beeften, fulc- „ ken levenden vierigheydt fpeurt, ja hy „ maeckt uyt hare ronde gefronite neufgaten, ,, uyt hare t'faem gedronge ledematen, ende „ uy t hare nedergedruckt e ooren een vaft be- ,, flayt , dat fy het geerne aen het loopen „ fouden ftellen , al is het hem genoegh- „ faemlijck bekent dat het Metael een on- „ roerlijcke ftijvigheyt heeft. Hier by fal , oock eyndelingh, een ver-
ftandigh
|
||||
der algemeene Schilder-lQmJl. 79
ftandigh Konft-oeffenaer moeten weten, dat Byalles hy hem boven de ftudy van alle de voorge- watmeu melde dingen, feer neerftigh befich houdtnavorft omtrent het befchouwen van her natuerlijck ^o"ai°hef leven, ende dat in alle voorvallen daer 't mo- ieven ge- gelijck is ghebruycken, want datmen (ich keatwot- loude vvillen laten voorftaen , foo rafmen den- eenige trappen vande Konft te boven is ge- klommen, datmen alle de formen, en doe- ningen van het leven in fijn memorye kan houden, ende te voorfchijn brenghen, foo wanneermen die aen zijninventienwil toe- paffen, die foude fich feer dickwils bedro- genvinden; alwaert faecke yemant in alle de voorige ftudien fich al heel wel geoeffent had: Want het natuerlijck leven is in alles foo rijck, overvloedigh, konftigh en geleert, dat onfe geheughnis op verr' naniet machtig is die geheel te bevatten veel min te behou- den : Invoegen men noch Wercks genoegh vint om de gedachten befich te houden on- trent de menighte der faecken, diemen in't leven nier altijdt en kan bekomen, ten fy llechts in een fchemerent oogenblick, ofan- derfins door een krachtighe verbeeldens kracht, die door het fienvan veele faecken ende verltandigh begrijp der dingen op-ge- koeftert ende onderfteunt wort: Welck on- trent het uytftorten van Geeftige fantafien , veele vermach; en defwegen niet t'onrecht aengeraden daer na te trachten , want door Wat A'm-- de inbeeldinge foo konnen wy d'afwefende becldinek dingen ons foo getneen maecken als oftnen vermasi" die tegenwoordich by fich hadde j invoegen daer niet anders dan de handt des Confte- |
|||||
naers
|
|||||
S o lnhydingh tot de Pra&ijck^
naers van nooden is om die op den Schilder- doeck te brenghen; vvaerom oock eenighe de In - beeldinghen by waeckende Droomen vergeleken hebben : Ja menibudemoghen legghen dat de In-beeldingh noch verder gaet, en dinghenleertmaeckendiemenniet gefien en heefc, gelijck uyt de woorden van Seneca wel kan afgenomen werden , die daer op lien, loo wanneer hy leyt Ah dan kan de Majejtej/t der Goden eerfl welgetroffen warden, fio wanneer V gemoet de wercken wel heeft over- fiagen. Te kenneri gevende dat het den Con- Itenaer onmogelijck is ten Hemel te klim- men, omdegedaenten der Goden na 'tleven te volgen, gelijckals Thejpefion by Philoftra* te van PhidiOi en Praxiteles dat alfoo komt te vragen. Men foude niet te onpaffe de LefTe van
Iunius hier konnen byvoeghen, namentlijck datmen fich daer toe moet ghewennen , Hocdanig dat onle Inbeeldjngen en Bedenckinghen foo i« LUni I fterck worden, datfe alderhande verhinde- vaavci-8 ringhen konnen overwinnen , en lijn gemoet mogen foo vaft op de bedachte dinghen zetten, moetca datter van alt gene datmen buy ten dat komt Z1'n- te hooren of te lien, niets daer van tot in het Gemoet en laet door-lluypen; maer dat- men in allerley gevvoel, lijn gedachten als in een heymelijcke Vertreck-plaets houde. Welcke mogelijck was, indien men hem van Jonghs aen daer na wilde voeghen ; want het gemoet der Menichen kan totallerweghen Aengeleyt en om - gevoert worden: gelijck *?°^l1 Ovidtui daer over den Hemel danckte. Soo ££ " ' dat alle de gene, welcke in dit ftuck niet na- latigh
|
||||
der algemeene Schilder-IQmJl. it
latigh en zijn, gevvaer worden hoe grooten voordeel her hun komt te verfchaften, foo wanneer een fchielijck voorval, haer de eeri of d'ander inventy of levende verbeeldingh af vordert: maer d'ander daer en,tegen vin- den haer feerontbloot, ende verlegen, ge- merckr ( feghr Iunius) fy geen voorraet van eygen Erfgoet en befitten, haer alfdan met ftelen en rooven, rapen ende fchrapen, feer armmelijck moeten behelpen. |
||||||||||
Het vijfde Capittel,
|
||||||||||
D
|
E woorden die Francifcus Iunius uyt Ful-
|
|||||||||
gentio by brenght , zijn waerdigh om sict fijn
hare foete toepaflingen nagelefen te werden; cerfte vergelijckende daer den geheelen yver van Boeck, een Leergierigh Konftenaer, (die hy in ne- \H\l„. gen dingen feght te beftaen,) by de negen fte Capit- Mufen of Sangh-Godinnen , die hy volgens tel. de eygenfchappen harer namen aerdigh toe- paft :'t geen ons, dat t'elckens lefende, by na inde Pen leyde, dathetnietongevoegelijck en foude wefen eens de ganfcne Schilder- konft, beftaende in algemeene kennis, en in Teycken-kunde, Bouw-kunde, Doorficht- kunde, Anatomie, Ordineringh, en Colo- reringh, in feven Boecken te verhandelen, en die in defe Inleydingh, aen de feven Vrye Dc schil- Konften, als Grammatica,Diale&ica,Re- der-konft thorica, Mufica, Arithmetica, Geometria, by de fe- en Aitronomia toe te pafTen; ghelijck alffe ^e"n^nc dat eenighfins lijden konnen, en \vy oock vergeiCeC. voor hebbcn 't felve alfoo in ons groot Werck ken". F te |
||||||||||
S 2 Inleydiwh tot de PraBijc^
te verhandelen, waer van dit alleen een voor-
looper is , alfwe in onfe voorreden hebben
bekent getriaeckt,
d'Alge- d'Algemeene kennis der Schilder - konft
meene gelijcken wy by de Grammatica , om dat
kermis by even als fy leert de aleemeene Letter-kunde,
matica. lender w el eke kennis men met tot net on-
derfoecken van eenige gefchreven dinghen
gaen en kan , loo fullen vvy oock ons eerlte
Boeck tot een noodige voor afgaende kennis
vande gheheele Schilder-konil ftellen ;
op datmen wete wat vooorraet tot de vol-
Teycken- gende van nooden is. De Teycken-kunde
konft by 5y- de Dialectica; om dat even als de Dialec-
UiUca "ca 'n c ipreecken alles leert onderfcheyden
ende 't valfe van't vvaerachtige in Diftincle
order ftellen; men door de Teycken-kunft
alle voorwerpen kennelijck in haer juyfte
Bouw- f°rm kan af beelden. De Bouw-kunft by de
Konft by Rethorica, om dat fy , even als de Poezy,
de Retho- door't gefagh der outheyt, grootfe en cier-
Ilca* lijcke ordineringen nagewilfeMaet-regels,
Dedoor- Werckt ende uytvoert. De Doorficht-kun-
(icht-kan- de by de Mufica, om dat even als de Maet-
debyde j(an^n door naer juyfte ftelfels van toonen,
Muiica. P ' ' 1/11
on!e ooren met een aengenaem geluy t ftreek
ende onfen Geeft gelijck als buyten ons fel-
yen wegh voert: Sy oock door haer gewiffe
ftel-regels de aengenaemheyt vanhetleven
vertoont, ende verruckt worden te geloo-
ven , dat wy in een fchoon Paleys, Landt-
fchap of Luft-hof wandelen , niet teghen-
ftaende vvy in een beiloten kamer zijn. De
Anatomie Anatomieby de Arithmetica , om dat gelijck
Arithnje- ^lfmen door de Cijffer-kunft den Inhout van
tica. VCt-
|
||||
*
|
||||
der algemeene Schilder-l^onfl. $3
verfcheyde getnllen kan vinden, ende die tot een Lichaem brengen, ende wederom in foo veel deelen onderfcheyden alfmen wil, be- neffens aenwijfinge doen hoe veel yederge- tal tot volmaeckingh'vanfoodanigenfomme toebrenght, men oock door de Menfch-kun- dige ontledinge leert, uyt wat deelen den Menfche komt te beltaen, en die volghens haer Maet , Plaets ende werckelijcke be- wegingh ontrenthetgeheeltoe-eygenen,om denganfchen inhout van een volkomen Men- fche, in allerley doeningen uyt te drucken. DeordineeringederinventienbydeGeome- ordene- trie, niet foo leer omdejuyfte over een ko- ringhby mingh van die beyde, als wel om dat de deGco- Wis-kundige meting fich na allevoorvallen, metne- fy zijn dan foo alfevvillen , moet fchicken en men uyt verwarde hoecken, of gegeven dee- len een behoorlijck klomp van een vierkanten inhout t'farnen brengen kan: Soo moetmen oock door de goede ordineeringen, de ver- warde fantafien , foo van ons eygen bedenc- kingen , als ten believen van andere hare on- ordentelijcke invallen, in een cierlijke groot- fe ende welgefchickte ordinantie t'lamen fetten. .'* Het Coloreeren by de Aftxonornie , om c .
diefvvil dat gelijck als men in die Konft vele ietingh by feeckere dingen door giflingen moet vaft ttel- d'Afltono- len, ende door ghefonde reden de Sonne, mi*. Mane ende Sterre-loop foo waerfchijnigh befchrijft als ofmen dat allesmetdeooghen gefienen met de handen getaft hadde; men in het Coloreeren, de natuerlijckeloop en werckingh van licht en duyfterniile5 by wijfe , F Z van
|
|||
$4 lnleydinghtot dePraBijcJ^
van giffingh door deVerwen feeckerlijck kan bepalen, alfoo datmen de ruymie door de wijckinge ende houdinge, in een Plaets of Landtfchap foodanigh bemercke, als of men fich felven daer midden in vont. Hoedanig Hierom zijn wy oock vanvoornemen ge- onfeon- vvorden in alleonfeonderwijfingen, fooda- faYwefer? n'Sn van traP tot craP voort te gaen > dat de
' gedachten der Leerlingen door een vervolgh van aen een hanghende regulen , niet teftens overvallen, maer allenghskensbemachtighr mochten vvorden , om alfoo langhsonfe aen- g'ewefene Konft-wegen, feeckerlijck op een effen en gemackelijck velt uy t te komen , op datmen daer de geheele Schilder-Konit in zijn volkomentheyt ontmoeten foude : Ge- lijckvv' oock om beterdat eyndetebereyc- ken, geoordeelt hebben nuttigh te vvefen eenige figuren ende vertoogh fchetfen hier ende daer by te voegen: Achtende ( gelijck Seneca dat aenmerckt) dat de Leerringen diemen door voorbeelden doet, korte ende krachtige onderwijfingen zijn. Vorder ftaet ons hier in dit hoofr - deel,
cerft de °ock te letten datmen fich tot de wercke- Theorie, lijcke oeffeningh van Schilderen niet licht en dan dc en moet begeven, voor al eer datmen een moet'ocf- S?et begrijp der Theoretifche kennis foo van fenen. Teyckenen, Bouwen , perfpe&ijf en dier- thelijcke , verftandelijck befirte. d'Oude
<leefters die na de volmaecktheyt ftonden, en plaghten haer voorgeenConftenaersuyc uyt te geven, ten ware dat fy haer leerfaem gemoet met een algemeene kennis van ver- fcheyde Konften en wetenfchappen die tot de
|
||||
der algcmeene Scbilder-lQmJl. 2$
de Schilder-konft aenhoorigh zijn , hadcien valfche voorbereyt. Veelezijnderintegendeelnoch meeoinga in dien verkeerden waen , datfe meenen, v . om~ dat alle andere wetenfcbappen, als de Archi- " tedture , de Doorficht-kunde, en dierge- lijcke Wis-kundige grepen , niet grondigh voor een Schilder behoeven verftaen te we- fen; latende hun genoegh zijn fleghts een kennis in 'c hondert daer van te hebben, om dat fy haer tniffchien op denarbeytvaneen ander konnen verlaten; die het haer beter hebben voor gedaen, als fy vreeien noy t te fallen na doen: Waerom fydie dingen foo veel in hare Wercken vermijdenals tdoen- lijck is. Dochdefezijn even als feecker Sil-vergclijc- ver-fmits Jongen, die geduerigh van fijnen kingh van Meefter aengeportwiert tot het Teyckenen; defe met ende verfach hem dickwils met eenige fraye onveiftan- Printen, van Bloem en Loof-werck, Kin- dige Jon- derkens ende diergelijcke, op dat hy hem gen- tot neerftighey t aenleyden mocht, maer den Jongen die geen fittende naers en hadt, en liever fpeelde en trijffelde, beelde fich in dat fijnen arbeyt die hy dedeontrenthetna Teyckenen van, die Printen vergeefs was , weynigh denckende dat het hem namaels tot de Drijf-en Sny-konft foo wonder wel te pafle foude komen ; Seyde eens met eenen korfeligen kop , ront uyt tegen fijnen Mee- fter , geli jck net hem op 't hart lagh , Wats Meefter hoe leghje my altijt aen de Ooren en kit met Teyckenen , Teyckenen ? Wat nut fal my het Teyckenen dock geven ? Ick_ kan om een halve ftuyver een Print Kjopen die foo fray it, dat ick. het mijn leven foo goet niet maecken F l fal; |
||||
S 6 Inleydingh tot de TraUijcJ^
Jkl; \ kan my ter naeuwer hoot daer alttjt
tnede behelfen, endefoo voorts : Waer door hy wel te vedlaengaf dat hy vanonverftan- digh deegh gebacken was. Bcfchrii- Heel anders befchrijft ons Iunius een vingh van waren Coitenaer , foo wanneer hy in defe cen waer volgende woorden hem volkomen aldus af- Koiiit- fcherft. Een Conftenaer moet een omfichtig, ee ;aacr. merckfaem; daetveerdigh enkloeck vernur- tigh Meflfehezijn, welcke door de kenniffe van verfcheyde Wetenfchappen een groot begrijp van alles is ingeftort; wanthetenis niet wel mogelick dat yemant een aenmerck waerdige inventy foude konnen te voorfchijn brengen , ren fy faecke dat hem de voor- naemlte gronden der rechtfinnige geleert- heyt van Kints beenen af zijn ingeprent: Soo datter geenerley itudien of wetenfchappen een goet Meefter behoorden vremt te vve- Waerin fen. Hy behoorde de ganfcheoutheyt, de een recht- Hiltorifche vertellingh, met alle de Poeti- Meefter al ^cne verdichtfelen alsopeenRy van buyten behoorde te weten , oock de formen en gedaenten al- gcoeftent ler fchepfelen , de veelvoudigeberoerlijck- « wclen. heden der leden en mufculen , de meniger- hande adtien, ende boven aide paflien des Menfchelijken gemoets moeten wel verftaen zijn, want inde levende uytdruckingh der felve, beftaet de grootite kracht der ganfche Schilder-kunde. Hy moet oock inde Geo- metrife en andereMathematife Conften er- varen wefen , want daer in plachten groote Meefters haer gheduerigh te oeffenen; en pickten den bequaemften tijt uyt , otn de Zede-kunft, natuerlijckePbilofophye ende wis-
|
||||||
der algemecne Schilder-Kjmfl, $7
wis-konftige wetenfchappen, Hiftoryen en
Poetifche verfierfelen te onderfoecken': want of fchoon defe dingen allenietmachtig en zijn eenen goeden Schilder temaecken, foo geven fy nochtans eenigh optoyfel tot de volmaeckdieyt der felve. Wy fallen derhal- ven niet verre vande vvegh afwijcken, foo wanneer wy hier eens in 't algemeen beftaen op te halen, vvat noodighe wetenfchappen een Schilder behoorde te verftaen, ende wat nuttigheyt hy uyt delelve door die wel aen te leggen, ontrent de Schilder-konft kan komen te genieten. Hetftaetdan vooreerftby alle verftandige EenSchii-
onfeylbaer van:, dat die een goet Schilder der moet wil wefen , trachten moet een feecker ende voor al volkomenTeyckenaer te zijn: Gelijckwy tw^- daer van in onfe Teycken-konft verfcheyden naer zijn. aenmerckingen, tot bewijs der nootfaeck- lijckheyt van die Conft doen. Soo is 'et oock ten anderen noodigh dac den Schilder de Architecture ofte Bouw-kunde verfta, vol- Moet il'At ghens d'Exempelen van veel fraye en ver- *jiP*J^ maerde Meefters die daer in hebben uytge- v aen' bloncken, als in ons derde Boeck fal aenge- ' wefen werden. Want alfdan kan een verftan- digh Man hem in alle voorval redden; en wat daer van gebouwen, als Tenipels, Pa- leyfen, Amphiteatren, Archen, Galleryen, Colommcn en diergelijcke, oock alle ver- cieringen van Statue-beelden , Vafen, Pe- deftalen, Balonfters, en't geen vorder aeri Gebouwen kan bedacht werden, nadean- tique ende hedendaeghfe mannier weten konftigh aenden dagh te brengen: ende dat F 4 alles |
||||
S <? Inl&ydinjrb tot de Pra£lijc\
alles nade vijf orders, onder deoudeBouw- Meefters alfoo in gebruyck geweeft, als met namen de Tufcaenfe , Dorifche, Jonicae, Romanife ofte Compofita , ende Korinti- iche , yder na fijnen eygenfchap, fterckte en cierlijckheyt, volgensdehoeaanigheyt der Gebouvven diemen maken wil, toe-gepaft : Tot net welcke mennootwendighdejuyfte mate en verdeelingen weten moet. Daer en boven oock verftaen vvat ontrent fulcken o£ foodanigen order mach geordineert werden, wat het rechte gebruyck of misbruyck is. Wat cieraet de Capiteelen, de Friezen ende Croon-lijften hebben moeten , op datfe groots, vaft ende cierlijck mochten fchij- nen. Waer Pedeitalen or geene mogen ko- men, wat hooghcen , van boogen, poorten, deuren, ftijl-koppen, lijften, tuffcnen vvijt- ten aen yeder werck behooren. J.adienef- fens een bequame kennis vande Bouw-kunft foo veel iy tot de Schilder-konft moet ver- ftaen zijn, een volkomen Architect foude willen wefen, moet oock wel indeMeet-en Reken- kunde ervaren zijn, hymoetdefi- tuatie des aertbodems, deGlimaten onder- welcke de Landen gelegen zijn, den He- mel-loop, en de nature der Winden verftaen. Ervaren wefen inde Coftumen en voorrech- ten van Steden ende Landen daermen Bou- wenfal. Goede kennis hebben vanden aert der GrondenendeWater-wellingen, fterckte wegingh ende wat meer de Fondament-leg- gingh aengaet. Vol goede overlegginge om de Tlaets en Erven wel te menageeren. Ri;ck ende veerdigh om ganlche Gebouwen van
|
||||||
der algemeene Scht/der-Kjmft. t?
vanThorens, Kercken, Paleyfen, Hallen, Landt ende Stede-Huyfen, en andere aen- fienlijcke Gebouwen met hare Keuckens , Cameren, Schoor-fteenen, Zalen, Gewel- ven, Galleryen, Coupels, Daken, Gebin- ten, Kappen , Gevels; alle met bequame lichten, ruyme Trappen en Portalen, mac- kelijcke opganghen, drooghe Kelders ende diergelijcke bequaemheden meer wel te or- dineeren, alfoo dat fy te gelijcke onkotte- lijck ende groots, Regulier ende playfant, gefont ende bequaem van hooghte, met ge- noeghfame Water-vangh, cieriijck komen te vertoonen, ende onverdrietigh met genoe- ghen der Timmer - Heers konnen bewoont werden. De Schilders nu daer-en-tegen , die de Mifflagh
Bouw-kunde nochgeheelnochtendeele en van d'On- verftaen, die fietmen datfe haer feer dick- kulldlSe' wils tegens hare regelen komen te vergrij- pen, makende hare ftucken vol tegen-redige ende onmogelijcke dingen, jamenightnael foo bot enbelachelijck, dat dePoorten en Deuren door welcke de Beelden van hun Ta- fereei moeten pafleeren, kleynder zijn dan de Beelden felfs. Ludovicus Davincy getuygt, Klachte ( als klaghende over defe onwetentheydt) van Da- Schilderyen gefien te hebben daer Galleryen vincY- met Colommen in quamen, die ten opficht vande Menfchen welcke bbven overdeBa- lonfters leunden, maer dunne ftocken en ge* leecken te zijn.^ Tenderdenfoo moet een Schilder volgens ookgton-
dealderfeeckerfte regelen, oock vaft ende dighde grondigh inde perfpedlijveervarenzijn, en p«<"peiaiif |
||||
$ o Inleydtngh tot de PraBijcJ^
die foo wis als fijn A. B. C. van buycen kon- ncn, ten eynde hy alles wat hem inde Schil- der-konft ontmoet , daer na richten moge. Hierom fal een Jongh Schilder, felfs vanden aenvangh dat hy de Schilder-konft ter handt neemt, groote vlijtaenwenden , omtewe- tenwat deperfpedtijfis, hoe die inde nature geficn wort, en hoe dat defelve inde Konft, volgens de regulen die ons geficht in 't fien vande natuerlijcke voorwerpen heeft, ge- grontis; geliick die oock infonderheyt inde nieuw gevonde maniere die met de Meet- kunde eens geitelt is , volkomentltjck kan uytgewerckt werden : Ende dat alies vol- gens een feer verftanelijcke maniere vande kleyne voet-maet, door den Heer Defirgues uyrgevorft ; ghelijck wy dat in ons vierde Boeck met vertoogh-fchetfen ende oplich- tende Figuren klaeriijck verhopen aen te wijfen. Dufdoende falmen altijt na een ge- wiffe regel arbeyden, ende fich verfeeckeren konnen dat alles watmen komt te maecken, een goeden uytflach hebbenfal; verftandigh voor de verltandige, ende natuerlijck voor 'tooge'der Geleerde ende Ongeleerde. Ja oock tot volkomen geraftheydt vanufelfs, om altijdt rceckenfchap te konnen gheven -vande hooghre, ruymte, lenghde, en groot- hey't van't eenfijoorwerp ten opficht van 't andere. Oock felfs te konnen feggen hoe ver- re datmen vande voorwerpen af ftaet; hoe veel voeten en duymen al het Bouw-Werck vanPalleyfen , Salen, Galleryen, Pylaren, Vloeringen en diergelijcke , langh, hoogh en dick is, foo wel als ofmen alles in een |
||||
der algcmeene Schilder-J^pnjl. pt
geometrifche gront vlackte fagh leggcn, om
't felve met een pafl'er na te meten; invoegen een Schilder hem voor een geduerige leffe moet voorttellen, dat by aldien hy iijn vverck niet aen en vanght op een goet fondament vandeDoorficht-kunde, dat fijnSchipfon- der roer zeylt, ende in een woelte zee vol onbekende klippen om dobbert. Ten vierden moet een Schilderoockfeer oockin
vvel de Anatomie, oftedeuyteninwendige deMenfch geftalte, ende verdeelinge van'sMenfchen kundeof run. u j Anatomie
beeldt verltaen : Hy moet daer van weten ervaicn
de juyfte proportioneeleNatuer-maet, en wefen. ontledinge van yder deel ten opficht van 't geheel, gevvicht en tegen-gewicht in ':be- wegen. Veranderlijckheydt van allefoo na- tuerlijke als gemaeckte A&ien, gelijck daer zijn gaende, ftaende, fprekende, wijfende, loopende, fpringende, werpende, torflen- de, treckende, flaende, buckendeende an- dere ontelbare doeninghen meer. Hoe die bewegingh door de Mufculen of Spieren Mufculen. worden uytgevoert, enhoedievangedaen- te en byfonder gebruyck zijn, waerfe in defe of gene Adtiehet meefte gewelt doen, ende fich fien laten. Oock moet verftaen wefen, de form , getal, coppelingh , plaets ende gebruyck van alle degebeenten, alszijnde deinwendige'fchets, of leef vanden Men- fchej op datmen feker wete waeryder fpier is vaft ghehecht; en hoe alfoo yeder lit door hulp van defe of gene Mufcul uytftrecken, schoon- buygen, aenhalen, om hoogh, om laegh en hcyc- elders heen gevoert kan worden. Hiertoe moet by oock weten watfchooneoftemif- maeckte
|
||||
$2 Inleydingh tot dePra&ijci^
maeckte ledenzijn, 'tgeen uyt d'aenmerc- kingh vande ichoonheden inde antique fta» tuen geobferveert , kan geichickt worden. Watdatbevalligheyt, grooriheytenwelftant aen een Beelt te wege brenght, ende voorts de mogelijcke buygingen, uyterfte vermo- gen ende gebruyck van aile deleden en ge- Herts- wrichtenmetgoede reden vetftaen. Voegh- toghten. ter by £zt jjy oocj^ kgnniffe behoorde te heb- ben door wattrecken, teyckens , ende op-
fichten men alle de paffien en tochtige gene- gentheden van 's Menfchen herte , na de byfondere ontmoetinghe ende voorval kan uytdrucken; als daer zijn de gemeene lij- dingen, vangramfchap, toorn, blijdtfchap, droefheydt, liefde , wanhoop, fchaemte , vreefe, edelmoedigheydt, trotfheydt, yer- wonderinghe , verichrickinghe, medogent- heydt, jaloerfheyt, geylheyt, zedigheydt, verfmadinge, ende diergelijcke hartstogten meer, foo alfl'e oock veel malen uyt het aengelicht, ende opflagh der oogenkonnen gefien werden, want dat is de perfpectijve van 't gemoet, door vvelckmen met de oogen tot indelijdingen van de ziel kan in -boo- ren, om van eenMenfche eeniglins te konnen bordeelen. Soo getuyght het eerfte Boeck Gap. i8.~ Samuels van David, dat fijn Vromighey them ten aengefichte uytblonck- Ende Mojls in't eerfte Boeck der Scbeppingh feght van Kgin dat fijn aengefichte verviel, doe hy toornigh op fijnen Broeder dbelwien, en veel andere Exempelen , die vvy oock weldagelicx ko- men te befchouwen. Op alle welcke den Schilder behoorde te letten, om die in fijn tnemorie
|
||||
der algemeene Schilder-Kjmft. 9$
memorieteprinten : ten eyndehy alfoo met een goede kennis , defe dinghen aen fijne Beelden foudejconnen toepaflen. Soo moetmen oock inde vijfde plaets,
door het neerftigh onderfoecken vande out- °en Schii- heden en Hiftoryen alle de,voornaemlte ge- j^™" fchiedeniflen weten; op datmen wel van- ft0Iyener- den inhout verfeeckert zijnde, foodanighe varen we, Beelden van Mannen, Vrouwen, Jongelin-f<;n> en gen, Maeghden, Knechjens , Meyskens , J^^,. ende Kinderkens, als tot foodanigen geval ftaea- betamelijck is, verkiefe: ende die dan voorts na hun gefagh of Staets-bekleedingh, van Keyfers , Coningen , Prinffen, Burgemee- fteren , Velt - Overften , Ridders, Raets- Hceren, Keurbendelingen, Dienaers, Sol- daten, Slaven; oock Geeftelijcke Ampten, als Priefters, Wichelaers, Veftaelfe Maegh- den, Sanghers, Trompetters ende andere meer, met hunne eygene Kleedingen, ver- cierfelen ende toe - ftellen uy t - ruften, en fchicken na de verfchey denthey t der Natien, foo als die aen Joodtfche , Babylonifche, Perfiaenfche, Egyptifche , Griecxfe , Ro- meynfche of andere vremde Volcken ( onder welck een Hiftorye diemen ordineeren wil gefchiet is) eygen zijn. Tot welck oock byfonderlijck noodigh is datmen wete allc hare oude Zeden ende Manieren, foo van Gods-dienften, Goden , Oftranden, Feeft- dagen , Vergoden, Inwyingen, 's Konings uy troepingh, Trouvven, Beat - ley dinghen, Maeghdoms bevveeningh , Gaft-malen, Oor- loghs aenfeggingh, Aenfpraecken , Trium- pheringen, Raetpleginghen, Soon aenne- mingh,
|
||||
f 4. Inleydingh tot de Pratlijcl^
tningh, Baert en Hayr - fcheringh, Vecht-
fteeien , Worftclingben , Renloopinghen, Scheep-ftrijden, Jacht-fpeelen, Eeuw-fpee- len , Bloem-ftroyingen, Bachanalen, Rey- gangen, Lijckftatien, Juftitien, Befnijdin- gen, Doopingen, ende menighte van andere ; Schilderachtighe ende antique gebruycken d'Antique ineer- Oock alle Mannelijcke ende Vrouwe Kleedin- toetakelinghen, van Top-fleuyels, Tulle- gen en or- banden, Gordels, Mutzen , Bonnetten, namemen Hooft- banden, Capfels, Hulfels, Broofen, vcr aen. gant_wenteis ,Voet-foolen, Rijg-fchoenen, Slotfen en Borlikijnen, Kovreiols ofSonne- fchermen, Kroonen, Voorhooft - Cierfels, Arm-ringhen, Peerel-fnoeren, Kettinghen, Oor-ringen endefoo voons. Item alle Oor- loghs gereetfchappen, als Storm-hoeden , Schilden, Svvaerden, Spieffen, Rondaffen , Pans-yfers, Kolders, Velt-rocken, Pyl- Koockers ,Scrijdt-hamers, Harnaffen,Pin- Knodlen, Bogen, Heyr-bijlen, Muer bre- kers , Rams-koppen , Vaendels, Standaerts, Trompetten, Bafuynen , Houwers , Dole- ken , Poocken , Zabels , Klingen , Ketel- trommen, Leger-trommen, Banieren, Bla- foenen, Velt - teyckens , Strij dt - Wagens, Wagen-zetels , Gefpen, Rietnen , Slingers, Plumadien, Leger-tenten, Pavilioenen , en vvat dies meer tot den krijgh van nooden is. Oock allerhande Antique Gebouwen, van Amphiteatren, Palleyfen, Raet-Huyfen , Vecht-percken , Ren-banen , Tempels, Bat-ftoven, Gewelven , Trappen, Colom- men, gefnedene Steenen , Pedeftalen, Bafe- menten, Pyramyden , Sepulturen , Vafen, Schou-
|
||||
der al<remeene Schilder-Konfl. $ f
Schou-potten, Statue-beelden, Fonreynen , Luft-gaerden, Galleryen,Rorzen, Grot- ten , Geboomten , Struycken , Stammen > Bies-boffen , Klimom, Want-loof, Lis, Bloemen, Looven , Krans- vlechtinghen, Kurfkens , Bennekens ende dierghelijcke dingen volgens d'outheydt te inventeeren. Soo mede de Offer-gereetfchappen, als Au- taren , Slacht-meflen, Bylen, Offer-ban- den , Deck - kleeden, Kranlfen, Stiercn, Koeyen, Bocken, 8cc. GefnedeneVaien, Kruycken en Kannen, Lampen, Kandelaers, Schalen, Gebeelde Beeckers, Croeien en Drinck-hoornen, Beckens, Schotels, Wie- roock-vaten, Vyer-potten, Koel-vaten, Toortfen , Flambeauwen, Dry-voeten en Nappen , als oock Schabellen, Bancken, Zit-ltoelen, Troonen, Ruft-bedden, Le- ger-fteden , Banck-kuflens, gefnede Tafels, Schat-kiften , Buffetten , Cabinetten, Gor- dijnen , Tapitferyen, Coorden, Quaften, Bonten, Leeuwe-huyden, enTygers-vellen. Vangelijckedientmen oock de gedaente en aert van verfcheyde Beeften te verftaen, als voornamentlijckdie veeltijts in de Konft van ordineeringh te paflekomen; alsdaerzijn, Olyphanten, Paerden , Kameelen, Leeu- wen, Beeren, Tygers, Luypaerts, Oflen, Stieren, Koeyen, Rammen, Geytcn, Scha- pen , Herten , Honden , Wolven , Apen, Arenden, Pauwen, Swancn , Papegayen , oock andere verdichte Dieren enMonfters , van Satyrs , Tritons , Water - "Nimphen , Meyr-Minnen, Zee-paerden, Hoornen en andere Zee-gevvaffen, Item alle andere tuygen
|
||||
$6 Inleydingh tot de PraBijcl^
tuygen van Mufijck inftrumenten, Boecken,
Ceedels, Rollen, Spheren , Globen, en
war meer tot vercieringe der inventien wort
by gebracht en te pafle korrien kan: Welcke
alles breeder in ons fefde Boeck verhandelt ,
ende aengewefen fal worden.
A«t der Eyndelmgh foo moetmen neffens alle 't ge-
vcrwen ne vborfeyt is , voornamentlijck tot het
moet vei- Schilderen, arbeyden om grondigh den aert,
flaenwor- , , ' , xp b /~n
<jei]> kracht en vermogen der Verwen, Olyen en
Verniffen, ontrent het Coloreeren te ken-
nen, dieoockwel endeveranderlijckte or-
dineeren, ende na vereys van faecken, aen-
genaem ende met modeftie op fijn juyfte
plaets wel te fchicken en natuerlijck aen ye-
der dingh toe te eygenen; ten eynde men niet
en late blijcken, datmenfichopdefchoone
Coleuren verlaten, of de ware Deugbt van
fijn Tafereel door een enckel Verwen ge-
pronck gefocht heeft. Vangelijckenmoet-
Handelin- menweten, hoemende Verwen , foo in het
vewen Doodt-Verwen, als in 't Op-Schilderen fal
moot vet- temperen, handelen enaenleggen, en hoe-
ftaenww- damgh defelve helder, gloyent, ende fchoon
<ien. op den ander komen te decken, ende fich
mackelijck Schilderen laten ; invoeghen fy
verftanciigh ghehandelt en playfant gecolo-
leert rhoghen fchijnen. Daer-en-boven foo
oock de moet de eygenfchap en kracht van dagh en
dagen en fchaduwe wel verftaen en geobferveert wor-
fchadu- den, op datmen die niet tegen-redigh van
|
|||||||||
■wen.
|
|||||||||
plaets, enfiguer, ofonnatuerlijck van Co-
letiren kracht kome te vertoonen, maerdat
de felve na de evengelijckheyt van't alge-
ineenelicht, hetzy Someredagen, Sonne-
fchijnen,
|
|||||||||
der algemeene Schilder-B\pnfi. p?
fchijnen, Morghen ende Avont-ftonden ,< Manefchijn , Keers-lichten ende andere voorvallen of getempertheden des Luchts , gefchickt zijn: Op darter uyt her eenedingh tenopficht van her andere eenbehoorlijcke uytheffingh en reddingh vvaergenomen zy. Uyt alle welcke volgnt de noorwendighe kenniife vande houdinge, welcke mer recht Houdinge de perfbeclive , ofte proportionele verflau- winge der Coleuren mach genoemr worden : En defe niet verftaen wordende , kan nimmer yers naruerlicks in een Schilderye gearbeyr werden , gemerckr de houdinge her felve gevoelen dar onfe oogen in 'r be- fchouwen van 'r leven komen re genieren ,- inde Schildery en kan verfchaften. Soo moer- men oock rot de Coloreeringe verftaen de narure der Reflexien of weerichijnen, waer Reflexien en hoe die vallen of niervallenkonnen, wat koleuren fy aennemen of verwiffelen, ende diergelijcke dingen meer, gelijck \vy in ons lefte Boeck fullen roonen. Maer eer wy dit Capirrel befluyren foo
moerenwe evenwel met een Woordt noch aenraken, hoe voordeeligh her den Schilder is, dathy een fixe handelinghhebbeom uyt Nnttig- Kley te boerfeeren, 'r vvelck hem dickwils heyt van feer noodigh kan re pas komen, om hem by Boetfee- eenigh voorval fray tekonnenbehelpen , in- r fonderheyr vvanneer by het leven moet mif- fen, het zy om vliegende Beelden, acStien van onderen aen re fien, ende ander verkorr- tende dingen re inventeeren, op dat hy die dan fetten, hangen ofte leggen magh, foo als hem tot fijn voornemen beft dienen kan. G Oock |
||||
p 8 Inleydingh tot de PraStijck^
Oock om fomtijts yets fraeys datmen ge- inventeert heeft, in 't wefen te behouden oock van ende als een Conft - ftuck na te laten: toe hetEtzcn. welckers eynde het Etzen ofte bijten in Koper, niet ondienftigh voor een fray Mee- fter verftaen en wort; want dat een nutte Oeffeningh is, om fomtijts een goedeOr- dinance in Print uyt te geven , gelijck daer van de nuttigheyt op't eynde van dit Boeck fal gefeyt werden. |
||||||
Het fefde Capittel.
VErftaen hebbende alle de noodige ken-
niifen ende wetenfehappen die een ver- ftandigh Schilder moet trachten te befitten, ende fich eygen te maecken, fookannuwel eenighfins gegiit werden , hoehetbykomt Waerom datter foo weynige tot de Volmaecktheyt fo weyni- van een Univerfeel Meefter konnen geraec- ge groote ^m . gemerckt menige naveelarbeytseerft worden. beginnen te fienwattertotdeGeleertheydt van een groot Meefter in deSchilder-Konft vereyft wert; haer een oneyndigh getal van fwarigheden omtrent de Konft-regelen prac- tifeerende, die haer onmogelijck fchrjnen oyt te fullen befeffen , invoegen fy al fuch- tende onder dienlaft, van vreefe wederom te rugge loopen , of veranderen door't be- fchouwen van dit in-ghebeelde Medufaes hooft, in eenfteen van wanhoopendeleuy- heyt, alfoo datfe blijven diefe zijn en wa- ren, dervende uyt fchrick voor de kennis, die de volmaecktheyt vereyft niet een voet ver-
|
||||||
dcr algemeene Schilder-I\pnfl. p p
verfetten , om een ander voorby tc ftappen. Doch dit alles en behoorde een verftandigh Conftenaer niet af te weeren, of fchoon ve- Wat dit le de rechce Meefterfchap niet enkomente ontrenr treffen, maer veel eeraen temanen: want *?•»..!£«• hoe de wetenfchap eener Konft minder ge- 5e"oet meen is, hoefe heerlijckerinde oogenaller behoorde Menfchen uytmunt; en ofvve fchoon de tedoen. volmaecktheyt van een Konft niet en konnen bekomen , foo ilfet niet te min loffelijck, een Trap of twee hooger geftegen te zijn dan een ander: Ja al wetenwe dat andere groote Reufen in Meefterfchap zijn geweeft ten opficht dat wy maerkleyneMannekens en zijn, en dat iy veele en verre dingen hebben konnen fien, foo moetmen evenwel door neerftigheytop hare fchouderen fien te klaveren, op datmen, ware het mogelijck , noch een weynigh verdermoghte fien dan fy gefien hebben. De geduerige forge moet meer waecken , om door een gheftadighe voortgangh niet alleen andere te achterhalen, maer oock voorby te ftappen, dan fich aen de volmaecktheyt op eenen boffte vergapen: want dat is de rechte wegh , om de vol- maecktheyt naeft by te komen, foo wanneer men met de alderuytftekenfte om prijs ge- duerigh daer naertrachtet.'t Blijckthieruyt klaerlick, dat deluft ende geduerige naerftig- ooorleer- heydt onmogelijcke dingen mogelijck kan iuft kan maken; want, daer en is niets, feght Maxi- mengtoo- mus Tjrits, dat het Menfchehjcl^ gemoet niet *e dingen en meet uyt te vinden , foo wanneer het Jlechts bekomCH' daer Iuft toe heeft , gemerckf het verftanl der Menfchen een groote kj-acht beqit, om alles mat G 2 herteliick. |
||||
io o Inleydingh tst de PraUijc\
hertelijc!^ bcmint wort, te achterhdlen. Soo
Hoe fom- fietmen oock dickwils met verwonderingh
j™§e .ln dat eenigeSchilders inhareneerftenyvereen
komen- te ftercken voortganck inde konft doen, ende
fteuyten. fteecken foo't fchijnt na deKroonvanvol-
maecktheydt , welcke dan eens wedetom
gelijcklijck komen te fteuyten , daervande
befte op eenen Boft" blijven ftaen , d'andere
gaen van dieure aen, wederom al foetjens
te rugge. Het fchijnt (feght Vellejm Pater-
„ cuius) dat het fwaer valt, by de volmaeckt-
„ heyt diemen bekomen heeft te blijven ,
3, 't gaet met de dingen der nattier foodanigh,
,,datfe in haer loop te rugge deynfenwan-
„ neer datfe niet meer voort en komen. Even
,,gelijck alsvvy ons felven daerom in 'teer-
,, fte yverigh aengefet vinden , om de gene
„ t'achterhalen die ons den vvegh leyden ;
„ Too begint defen ernft te gelijck met de
„hope allenghskens te verdwijnen, fooras
„ wy mercken dat het ons te fwaer valt defe
„ fchichtige voorgangers voor by te ftappen,
„ of ten minften voet te houden. 't Dunckt
3, ons danlauterdwaefheyt tezijn, lange te
„ volgen 't gene men niet en meent te kunnen
„ achterhalen. Verlatende daerom wat al-
„ reede by andere gheluckelijck begonnen
„ is, foecken wy yets nieuws, daer inwe
„ ons befte willen doen , welcke wifpeltu-
„ rige veranderingh hindert, datmen tot de
, J3 volmaecktheyt niet komen en kan.
't Is oock wel te gelooven datde oorfaeck
Batter van defe te rughdeyfinghhanghtaenhet wel veelaen 't 0f qualijck beginnen der ftudien , ende dat welbegm-meer ten 0p.fjC[lc van net: wel_o-eftelt ende h ■. . . . . . .. leerfaem
|
|||
, der algcmeene Schilder-K^pnfl. 101
leerfaem gemoet des Leerlinghs als vvcl on- trent de getrouvveonderwijfinge des onder- wijfers. Want dat is dePreuve van em over- ■ deftigh verftant (feyt Seneca) foo wanneer Jijn uytnementheyt gheen verleydmge geeft, om het qualijck^aen te leggen. Dus hebben veele haer te vreden gehouden
met het gene fy alreede hadden aengenotnen, daer nochtans de ware voortganck endeop- toyingh van een Konft beftaet, in het ver- beteren van 't gene andcre noch onvoltnaeckt gelaten hebben : door welcken Leer-yver men t'allen tijden heeft bevonden dat de Konften hebben toegenomen, ende de Boti- wers daer van, grooteMeefters gheworden zijn. Hier in fietmen oock by vele een groote MiiHaih miilagh, om hunne itudy wel aen te vangen, van ve'e- datfe die juyftaltijtop eenendedefelvema- . niere na 't Exempel van dees of gene willen uytvoeren : Want dewijle het dickwils ge- beurt dat het hunne gelegentheyt niettoeen laet, om alles iijfje op zijn rijfjete doen, fbo geven fy de moet verloren , ende blij ven (gehjckmen feyt) in haer Leerjaren fteec- ken, klagende datharen ftaetnietfoo veele koften, als tot deOefteningh om een goet Schilder te vvorden van nooden is , en ver- mach , ende diergelijcke, welcke van Ludo- VanDa vicus Davincy , aldus werden tegen gefpro- vincy wi ,, ken. De Schilders (feyt hy) welcke haer detfpto- ,, altijt verontfchuldigen, dat hunarmoede kcn- „niet toe en laet te ftudeeren, ende dat fy „ daer doorbelet worden eenen volmaeckten „ Schilder te worden, die dwalen groote- „ licks, gemerckt fy die fchuldt niet op hare G 3 „armoede |
||||
j02 Inleydingh totdePraclijcJ^
„armoede maer op haer moedeloofheydt „ moeften leggen. Want de Deughdelijcke „ Oeffeningen zijn altijt genoegh, niet al- ,,leen om den geeft, maeroock omhetLi- ,, chaem fijn voetfel te verfchaffen. Hoe veel ,, Philofophen heeftmen wel gefien in 't mid- „ den vande Rijckdommen gebooren , die ,,defelve hebben verlaten, op datfe haer in ,, de vvijsbegeerte, ende oefteningh van de 3, Deught en vvetenfchappen, niet hinder- „ lijckenfoudenzijn. Maer gelijckhet wel geraetfaem , ja oock
feer noodigh is, datmen indenbeginne van fijne Studien andere Brave Meelters na- volgt, en tracht in datgene,.in welcke fyge- dvvaelt hebben, haer te overtreffen, foo moet gevveten worden datmen daer ontrent niet alleen yver ende neerftigheyt moet aenwen- den, maer oock voor al fich feer wijflijck dragen : "Want het geleerdelijck navolgen van een groot Meefter, vereyft vry wat an- ders , als het (impel Na-Copieeren , dat voor dejongelingen wel een bequaem mid- del is, om voor eerft de Pinceel te leeren handelen , een maniere van Schilderen te krijgen, de Verwen ende Colorijten te lee- ren vinden, ende foo voorts: Maer in het Meefterlijck ftudeeren, ende navolgen, daer moet alleen het oordeel fich ontrent de Deughden vande alderbeite dingen oeffenen: ende dat met een forghvuldige Naerftigheyt, om alles uyt te vorflen, 'tgeen daervanden rechten aert der Konften in is. Want inde" befte Tafereelen, fitten de Deughden fom- tijts foo diepe verborgen, ende foo konfte- liick
|
||||||||
Watter
in 't vol-
gen van
andere
Meefters
moet
waerge-
nomea
wordcn.
|
||||||||
Wat Mee-
ftcrlijck Copieren is. |
||||||||
der algemeene Schilder-Kjmft. 103
lijck door het geheele Werck ingewickelt, ende door - vlochten , dat den alderfcherp- finnighften Meefter de lelve niet als na een lange opmerckingh enbeftaertevatten. Soo dat van een onkundige dickwils de fauten die Onkundi- daer noch in ge'oleven zijn , beft van alles fefV°,fnn vvorden opgevolght en ingezogen ; daerom jn't Copi- datmen met een verftandigh en rechtiinnigh ceren beft oordeel foodanige dingen beftudeeren fal, m- ende en etent niet al voor Suycker op wat van defe of gene groote Meefters voort komt, invoegen men de gebreecken Too wei als de volmaecktheden tot een wet van navolgingh komt te ftellen , even offe uyt refpect van hare Meefterlchap niet en hadden konnen dwalen : Maer dan kan het navolgen eerft prijswaerdigh en voordeeligh zijn, ioo wan- neer fy de voile kracht der Konft inde voor- naemftc dingen heeft getroffen. Aengaende nudemeefte nuttigheyt diemen uyt het na- volgen ende beftudeeren van oudeendege- leerde ftucken moet halen, is , datmen de Konft ende kracht van foodanige Schildery, aen fijne eygen Wercken leert toepaflen , en daerin als lijn eygen Werck vertoont, dat is datmen de Deught van een beroemt Mee- fters Wercken, ontrentendein eenNieuwe Inventygeleerdelijckoeffent. Hieromis'et Gebruyck datmen de Konft - ftucken met geen loffe , *?' hec of loopendeoogeenmachbefichtigen; maer fn°ec™1" defelve wel nadencken , ende die bedenc- ceren ge- kingen andermael hervatten, de ftucken in le«t heeft de handt nemen , en befpeculeeren die wel naeuwe door en door, op datmen alfoo na een veelvoudighe op-merckingh , de ware G 4 Deught |
||||
\04 Inleydinv})totdePraBijc^
Deught der Konfte ende den geeit door wel- ke ioodanigen Meefter is geley t geworden, verftaende , die ons felfs eygen kome te ma- ken. Doet 'er by dat daerom eenen Jonge- lingh ontrenc de Kontt van foodanigen na- volgingh , lich moelte verfien, met de hulpe ende onderwijfinge van een getrouw Leer- Meefter, op dat hy ontrent net ghefeyde, fijne onervaerne finnen ende hand en g«leer- delijckbeftieren naocht. ,, Ten is oock niet geraden, feght Fran-
„ cifcus Iunius , dat wy ons felven tot eenen „ Meefter alleen overgeven, om die in alle ,,dingen te vol gen : Apelles wasongetwijf- ;,felt den aldervermaerften, nochtans heb- ,,ben hem wel eenige in.'t een of't ander ,,deel te boven gegaen : Hy wiert wel van „ d OudeMeeftersgeprefen , maer niet dat „ hy alleen behoorde na-gevolght te worden. ,, 't Soude wel goet zijn als Apelles te wer- „ den , maer wat kan 't fchaden datmen tot ,, de bevalligheyt van Apelles toevoeght de „ Geluck-ftoutigheyt van Zguxis , d'onver- „moeyde neerftigheydt van Protogenes, de „ kloecke diepzinnigheydt van Nicopbanis ; „ ende andere hare deughden meer aen te ,, nemen. Soo feggen wy nuoock , wat kan het hinderen loo wy Haphel Vrbun als een lichtende Fackel in fraye ordineeringhe, zedige befigheyt der Beeldeh, ende grootfe gedachten willen navolgen, datwydaerby Foecken tekrijgen de wifleTeyckeningh en vafte omtrecken van Carats, Tefia ende ande- re; de foevallighcydt, cieriijckeplayfantie, ende rijcke Majefteyt yanPietrodeCortone, de
|
||||||
Hoemen
vanver- fcheyde Meeitcrs hct befte moet kic fen ende t'famcn voegcn. |
||||||
der algemeene Schilder-Kjmft. io<;
de verltandige waernemingh der vlacke fcha- duwen en dagen, Crokeringh ende natuer- lijcke Coloreeringh van Pouffijn, Barotitis, Symon Vou'e't, ende watmen meerna fijnhu- meur en gave oordeelt, in andere Meefters , navolgens waerdigh tezijn. Want gelijck wy gefeyt hebben dat de dingen belt gelucken welcke met ons oordeel ende gefonde reden over een komen, foo vintmen oock felden alles dat oris behaeght in eendingh alleen : Daerom dat eenWijs Man behoorde van ye- der het befte te ontleenen; ende dat foude dan om met een woort te ieggen, een vol- maeckt Konftenaer zijn , die alle het gene in andere gebreeckt , optnaeckt, ende be- fnoeyt dat in andere Wercken overtolligh is; Die daer na traditen hebben 't rechte wit in't oogh , ende die't bekoinen, fullen feec- kerlijck den naem van een groot Meefter be-Erven, ende den roem van alle de voorige Eeuwen met de Deught van hare Wercken verdooven. Die gene aaer-en-tegen, die an- dere navolgen ende blijven navolgen , zijn even als die, welcke langhs de grondt blijven kruypen, ende uyt vreefe van te vallen niet op haer eyghen beenen derven ftaen, veel min haer fel ven aenporren om het gene, daer andere nalatigh in zijn geweeft, te verbete- ren, ofte yets toe te voegen. Vande fulcke Wat Da- feght Davincy datfe geen Echte Soonen, maer nncJ ~j&" alleen Neven vande Konft en mogen genoemt „l^le werden. Waerom oock Iunius feght dat fulc- nalaiigh ke navolgingh een flaeffe Imitatie is , den indever- aenkomelingen meer fchadelijck dan profij- *%£$£' telijckj gelijck hy het quaetgebruyckdaer docnwV G f vanrea. |
||||
/ o 6 Inleydingh tot de PraBijcJ^
van uyt Qutntiliano aenwijit , daer hy dan j, aldus fey c. Veele die in defe on-ontbinde- „ lijckeftrickengevallen zijn, verliefen oock „ met eenen den ernft der vrymoedighebe- ,, trachtinge , daerfy van natueten toegene- »,gen waren; jafy verlaten de natuerelelfs , ,,den alderbeiten Leytsman , dewijl fy na „ ick en weet niet war voor een Leer-Mee- „ iter omiien. Want (feght hy op een andere „ plaets ) daer en is niets 't welck door de ,, enckele Imitatie toeneemt: Ende indien »,het ongeoprloft waere gheweeft, tot het ,,gene gevonden was, yets toe te voegen, ,,wy fouden als noch anders geen Schilder- „ Konit hebben, dan die d'uyterfte Lynien „van de ichaduwen der Lichamen na- „ treckt. Vorder ftaet nu oock aen te merckcn, dat-
men neftens de verftandige navolgingefich Datmen wijflelijck drage in het aenhooren van alle uyt 'tal- Mans oordeel, felfs oock vande onkundige, oo'rdeei want daer met op-merckingh op te letten, oockwat kan men veeltijts watgoets daer uyt leeren : kanleeren Menleeft vanlecckerSchilder, diegevraegt wiert wie hem foo wel bad leeren Schilde- ren? dathy niemantennoemde, maerwees met fijn vingcr op het omitaende Volck; te kennen willende geven, dat het oordeel van- den gemeenen Man, hem voorfichtigh hadde gemaeckt, om fijn Konltwelaenteleggen. Soo plegen oock in't gemeen de Konftenaers in Grieckenlandt, welcke om prijs ftreden, hare Wercken, van die geen Conttenaers en Gecrtigh vvaren, te laten oordeelen. My is verhaelt roorval. van feecker ceval , in welcke verfcheyde Lief-
i |
||||
........ ~~~~ ~ -.-—.....-....._- .... ... ..... ........
dcr algcmeene SchilcUr-Kjtnft. 107
Liefhebbers by eeni waren , otn van een Tafcreel, in welck de Offerande van Abra- ham gefchildert was, te oordeelen; terwijl de Konft-kundige dat felve befagen , ende yeder fijn Lof ende goetduncken daer van feyde, quam een gheringh onkundigh Man daer by ftaen , ende hoorende dat clien Meefter foo dappergeprefen vviert, voer hy aldus uyt: Prijrt ghy-lieden dien Meefter foo, my dunckt dat hy wel een grooteon- wetentheyt, of een kleyne forghvuldigheyt ontrent het maecken van die Hiftorye ge- bruyckt heeft; d'Omftaenders hier overge- belght, ftietenhemaeneenzijde, feggende fchimpender wijs, vvat wilt defen Lompert vande Konft oordeelen, maer hy drongh'er andermael wederom op in, feggende, kom ick fal 't u toonen waer de bottighey t vanden Schilder leyt, alleen met defe vrage te doen; vvijft my eens ( feyde hy ) hoe Abraham , als hy fijn Soon falgeofferthebben, dat fwaert wederom in die fcheede fal konnen fteec- ken ? De Konftenaers daer op aenftonts ache nemende, fagen dat den Schilder Abraham met een krommen houwer inde eene, en een rechte fcheede in d'ander hant vertoont had- de, waer op den eenen den anderen aen- keeck, befchaemt wierden, ende al mees- muylende gingen doordruypen , voelende dat den eenvoudigen man beter de mifllagen danfy, ontdeckt nadde. Hierom foo moet een verftandigh Schil-
der niemants oordeel verachten, maer met gedult over fijn Werck aenhooren en ver- dragen; want jdat leert de ondervindinghe datter
|
|||
i o t Ihleydingh tot de PraSlijc\
datter feer weynighe buyten de Schiider- Wat het konftzijn, of iy konnen de juyft-vormige g:meen gedaente van een Menfch of bekent Dier °erilaen (*n c a'gemeen aengemerckt ) feer wel on- kan. ' derfcheyden, endelichtelijckaenwijfen ,of een Menfch gebult of gebogen is, of een dick been heeft, of fijnhanttegroot is , of dat hy eenige diergelijcke gebreecken inde natuerlijcke geftake heefc: Waer uyt men dan feer licht kan befluycen ; dat de gene welcke de fauten inde nature weette onder- fcheyden oock bequaemheyt heeft om van- , de rnifllagen der Konft-vvercken te oordee- fchapen len- Het is den rechten aert (feght Cicero in conile- fijn Boeck vande Gificien ) van goede Schil- naer ftelt ders } Beelt-fnijders endePoeten, datfe hun geeme cjaer jn verbijjden foo wanneer als degan- ken in't fcne menighte van 't Volck hare Wercken op oordeel het naeuwfte onderfoecken, ten eynde dan vande fy yerbeteren mogen't geen by veelen berifpt w sh wort: Ta fy plachten daerom foo by haer fel- ven, als met andere te overflaen , watter oock ergens in hare Wercken mifprijfelijck mochte wefen. Aenmerckt vorder datmen wel naeuwe moet onderfoecken , ofdeoor- deelen van andere, ontrent u Werck op ge- B.cPr°e" fonde reden ftaen ; op datmen haer noyt re- enter lay- 8en en fpreecke voor dat het wonder wel te denoor- pas komt, ende dat ghy met overtuygingh ded. haer ongefont oordeel op een welgeboren uur ontdecken kunt, Soo wifte Apelles hem als een veritandigh Man vandentiidt te die- nen , doen Alexander't Paert dat hygefchil- dert hadde niet veelen achte, want fijn le- vendt Paert eens by de Schilderie komende, * . be- |
||||
der algemeeneSchilder-Kjinfl. lap
begonde te brieffen , Affiles daer op fijn kans waernemende, feyde tegen Alexander U Paert heeft beter oordeet'vande Kgnfl, alsghy. Inde Konften en moetmen uyt aenfien van Perfoonen , het oordeel der Grooten niec meerder dan van den geringen betrouwen, want het gebeurt veel malen dat de machiige kleyne kennis vande Kontt hebben. L. Mummius toonde in defen wel te Groote
rechte fijn onnoofelheyt, foo vvanneer hy •?ebbc.:l Corinten ingenomen hadde, endemeeft alle jj1^"1" de Schilderyen ende Pronck-beelden na kennis I{pomen liet brengen , belaftende de Schip- vande pers ende Overfte, dat by aldienfyeenige Konften. van die quamen te verliefen of tebreecken, Exempe- dat fy daer voor wederom nieuwe foude leri daer moeten laten maecken. Gewiffelijck heeft van- defe gemeent dat het maer met hermaecken genoegh was, ende dat alle Meefters elkan- deren in Konft ghelijck waeren. Even loo wiert feecker aenfienlijck Duytfer (die te Roomen een deftigeSchilderye van een oude Tronye fagh) gevraeght wa't hy foodanigen - Stuck wel foude Extimeeren? Waerophy uyt goeder meeninge antwoorden, al mas die Vent levendigh, Jbo wilde ick_ hem te vetfts niet hebben. Sich inbeeldendedateen gerimpelde Tronye, geenKonftige Schilde- rye konde wefen. Daer en is oock niets dat eer en meerder
bedrieght dan het eyghen oordeel van een Laetdimc- Menfche, die een groote achtinge van fijn kenthcyt eygen wercken heeft : Selfs oock buytcn bedcK*£bt- dele laetdunckentheyt; want het gene wy door onfen arbeyt befuer,t hebben, fchijnt |
|||||
ons
|
|||||
i to Inleydingh tot de PraBijcl^
ons altijt feer fray, ende 'tfchijnt dooreen
aengeboorne Liefde tot ons felven natuer-
lijck, datmen in fijn eyghen wercken het
grootfte behagen heeft , ende dat op foo
een wonderlijcke ende verborgene wijfe ,
dat Cicero felfs bekeht, dat hy niet en kan be-
grijpen, hoe onfe Wercken ons altijt fchoon
duncken; en nochtans is'et foo, (feght hy )
mant ick. en kan tinders niet dencken ofanijne
Wercken %ijn de befle, ende ghy daer en tegen
laet u felven voorftaen dat de uwe de befle tun.
Even foo is oock het oordeel van onfe Vrien-
't Oordeel den dickwils fchadelijck en verleydende,
vanvtien- want door dien fy veeltijts met ons van ee-
<Je".n^' nen fin zijn, foo gebeurt het dat fy ons te
c <s ' gevalle pluym-ftrijcken; invoeghen dat het
mifprijiende oordeel van onfen vyantmeer-
der voordeel kan verfchaffen , dan het goet
vinden van onfen toegenegen Vrient.
Hier uyt volgt klaerlijck, dat deSchilders,
Datmen die hare Wercken niet altijdt in twijffel trec-
Werckcn 'cen' kleyne voortganck in hare ftudy doen;
vceitwi)f- om dat fy het alles voor goet keuren vvatfe
felingen maecken, en duncken altijt dat hun voorne-
moetop- men vvonderlijck wel gelucktis, in't gene
nemen. fy hebben voortgebracbt: Maerdietwijftelt
foeckt altijt met fijn verftantboven fijn Wer-
ken te vliegen, de mifflagen uyt te vorflen,
te onderfoecken, waer en hoe hy dat verbe-
teren kan, op dat hy foo van trap tot trap
H OM(|(.ei wijfer wordende, inde Konft mocht opklim-
vanden men. 't Gaet gemeenlijck feecker, dat wan-
schiidcr neer als het oordeel vandenSchildergeheel
moet bo- acCor^eert met den Uytflach van fijne Werc-
Werck ^en, dat die dingen niet wel en komen uyt
gacn. . te
|
||||
deralgemeeneSchilder-Kjinjl, ixt
te vallen ; en noch hebbenfe een veel flimmereynde, foo wanneerals hetWerck het oordeel vanden Schilder te boven gaet: Doch vvanneer het verftandigh oordeel ver- der voor uyt loopt dan de Wercken, ende 'tgeen men daer in komt te fien, fooftaet vande fulcke noch een grootMeeltertever- i wachten. Sod*plegen verftandige Schilders haer in
defen, van eenige behuip-middelen te ver- Behulp- fien, die haer in het oordeelen van hunne middckn wercken eenighfins te bate mochten komen : °m™n Hier toe gebruyckten fommige den Spiegel, genweite in welcke ly hare dingen als in een tegen- oordeckn ftrijdige ende omgekeerdenftandtbelagen; invoegen fy haer oordeel door het befchou- wen van tweeonderfcheyde Vertooningen, op den Toetfteen brachten. 't Is niet fonder reden datmen door dat middel defautenzij- ner wercken kan na fpeuren ; want door dien de omkeeringh van ltant, veroorfaeckt dac de eyge LieMe omtrent onfe Wercken niet in haer voile kracht en kan heerfchen, foo komen wy die aen te fien als het Werck van eenen anderen Werck-Meefter , in welck- men (gelijckd'ondervindinge leert) altijdr. veel gebreeckenvindenkan : gelijck wy dat noch verder in ons tweede Boeck fullen aen- raecken. Andere keeren hare ftucken fom- tijts om, en lien die t'onderfte boven, om alibo uyt te vorifen of hunne dingen haer behoorlijcke Teyckeningh ende kracht heb- ben , ende behouwen : Gelijck dat mede doorde Lijften aende ftucken te doen dick- wils ontdeckt wortj want dat is door erva- renthevt
|
||||
^T^»rTr^?rf:! 'r-^
|
||||||||||
it 3 Inleydin^htotdePraBijck^
rentheyt bekent geworden, dat deLijften, een Schilderye beter of flechter konnen doen fchijnen : en om te verhoeden dat de Tafereelen niet en mochten komen af te yallen, offlecht en krachteloos inde felve te worden , plegen fommige hare ftucken in fwarteLijften tefchilderen , vvelcke op foo- danige wijfe gemaeckt waren datfe konden grooter en kleynder ingeichoven worden, invoeghen fy tot verfcheydene formen van Doecken ende 1'anneelen dienen konden : ende dat alles tot dien eynde , op datfe van- den beginne af, hare dingen daer na houden ende (chicken mochten , ende verfeeckert blijven , dat hare Tafereelen nimmer door de Lijften, voor de tweede mael ibudege- doot-verft worden. Infgelijcks kan hier toegemeenlijckveel
helpen, dat men aen fijne dingen, niet als aen een onverfettelijck pack en tilt, ofte te lange daer op fit enblockt, endefich t'enden adem ftudeert, maer datmen die met een verflche oogh en ontlafte finnen befiet, ende met een wet gepofeert gemoet doorwandek en na-dencktj want dat vermach ontrenr. een Konft-oeffeningh wonder veel ; foo moetmen oock fomtijdts om de verftroyde ende afgefloofde finnen wederom by den an- deren te vergaderen, eenige vermaeckelijcke rufte tot verpoiingeop foecken, gelijckdie van een Menfch, die de leuyheyt ende ledig- heyt haet, genoegh tot nuttigheyt te vinden zijn : alles ten eynde dat hy met meerder Vryheydt, als een vers en onbekommert Werck-man, den arbeydt wederom mochte aen-
|
||||||||||
Liiftcn
doen aen- dc Tafe- teelen dcught of onueught. |
||||||||||
Eenon-
vermoey- de ooga ontdeekt de fauten biter. |
||||||||||
Be verpo-
lineh nut- tigh. |
||||||||||
deralgemeene Schilder-I\onfi. 113
aenvaerden. 'c Is foet, ende aenmerckens weerdigh van Cicero ghefproocken , als hy feer wel hier ten prdpoofte aldus komt te feggen ; Hy fchijnt de Vryheydt -van fijn fel- ven te derven , die fijn Wercken met al te mets enftaeckt: Want de ware Vr ought -van en/en onbekpmmerdeu ledigen tijt, beflaet niet foo Jeer in het Jpannen , als in het ontfmnnen van ons gemoet, &c. Hier-en-tegen ftaet noch vorder aen te
mercken, datter oock weynigh beteringhs te hopenis, foe* wanneeralfweonfe gebree-i ken alleenlijck niet fien en konnen nochon- derfoecken willen; maer dan, alfie ons als war frays behaeghlijck beginnen te werden. De foodanige en konnen met wel verdragen dat hunne wercken onder 't oordeel vande Menfchen komen , en by aldien fy dat niet en konnen ontvlieden , foo bedecken fy die veel liever, indienfe maer en konnen, dan dat fy die fouden trachten te verbeteren. Dwafe luyden (feght Horatius )flaghten ha-> re verfeerde gefwellen door een quade fchaemte te verheclen. Soo verbergen oock lbmmige MiflUgh Schilders alles watfevooreenkundigeooge vanfom- van kant konnen maecken, dat maer eeni- mige die fe aenleydinge tot berifpinge van hare were- te"evear"~
en geven kan ; alwarent maer Schetfen, bergcn. Teyckeningen, Printen, Playfter-beelden, Kleedingen, Leede-mannen , ofdierghe- lijckeModel-werck, datfe tot hare dingen S;ebeficht hebben: Doende even als ick van
eecker Schilder ghelefen heb , die al fijn Snakigh Hoenders buytenfijnHuyslietbrengen,op exeropel, datmen de gebreecken van de Hoenders die H hy |
||||
114 Jnleydingh tot de PraSlijci^
hy daer na Gefchildert hadde, niet bekennea foil. %euxu was een groot Meefter , maer konde iija eygen fautendoor opmerckingh wel fien , en woude die oock geern heken- nen, want hy hadde eens eenenjongen met Druyven inde handt gemaeckt, welcke foo natuerlijck gefchildert waren, dat deVoge- len daer op vlogen om die te eten; waer uy t y^euxis oordeelde dat den Jongen niet vvel en moefte ghefchildert wefen , door dien de Vogelen die anderfins voor de Menfchen fchuw zijn , op de Druyven dorften ko- men , fonder voor den Jongen vervaert te wefen. Eenige verfchoonen oock dickwils hare
Wercken , met te feggen datfe daer niet lan- ge aen gefchildert hebben (niet tegenftaen- de fy haer daer over na hun uyterfte vermo- gen hebben af-geflooft,) op datmen alles daer in foo naeuw niet onderfoecken, noch examineeren en foude: Of gelijck feecker Schilder eens deed*, foo wanneer hy aen een verftandigh Meefter een Tafereel liet fien, by welcke hy feyde , dat hebbe ick foo maer ter vlucht in een dagh of ander-half aen ge- veeght ; meenende over fijn Kloeckheydt geprefen te worden ; maer dien Baes ant- woorde heel buyten den anderen fijn ver- wachtinge , feggende ick kan't oock heel wel fien datje niet veel tijdtdaer toeghe- bruyckt en hebt. Refteert nu noch, om dit Capittel te be-
fluyten, dat men were hoemen fich in het oordeelen en befchouwen van andere Luy- den Wercken moet dragen : en daer toe fal- men
|
||||||||||
Hoe Xeu-
xis fijn misflagen uytvont en beken- de. |
||||||||||
Wat fom-
mige tot verfchoo- ningh van hare werc- ken by- brengen. |
||||||||||
Hoemen
hemin't befien van andere JUiyden
|
||||||||||
der algemeene Schilder-K^pnft. n y
men kortelijck in't algemcen aenmercken , Konftfal datmen de kleynegebreecken en pickediljes draSen niec al re naeuw examineeren, noch te leer owdetk-'a berifpen en moet; noch de groote mifflagen niec te licht door de Vingeren fien : Want foo een Schilder hemhierinonvoorfichtigh komt te dragen , foo loopt hy gevaer om by alle andere veracht, en feer gehaet te vverden. |
||||||
Het fevende Capittel,
GElijck \vy inde voorgaende Capittelen
hehben verltaen , de byfonderite noodt- wendigheyt die tot den algemeenen Schil- der behoort, foo laet ons nu aenmercken, hoe een verftandigh Schilder hem in bet be- gin , midden en eynde van fijn itudieus leven lal draghen, op dat alles wat tot hier toe gefeyt is, in dit Capittel mochte beflooten worden. De ganfche Pogingh van een Schilder die 'tGanfche
na een geluckigh eynde traght, kan bequa- leven van melijckindry onderfcheydetijdenvanDoe- "n X""' ningh afgedeek worden. d'Eerfte is deftu- schilder die diemen moet aenwenden om te leeren; injtijden Detweede, geleertzijnde, te yverennaee- ?"der- nengrootennaem: Dederde, tearbeyden jJen' om een eerlijcken Rijckdom te verkrijgen. Aengaende voor eerft de Leeringh , die t De
moetmen vroegh beginnen, voorfichtigh aen- Lecr-tijt, leggen , ende van alles dat de algemeene Teycken-Konft, Bouw-konft, Perfpedtijf, Menfch-kunde, Ordineeringh ende Colo- H 2 reeringh |
||||||
1x6 Inleydingh tot de Trailjjct^
reeringh aengaet , neerftigh doorfoecken-,
ende arbeyden om van jonghs aen, lulcken
fixen ende vaerdigen maniere aen te nemen ,
dacmen in geene dingenveilegen enblijve ;
noch oyt een arbeytfame pijnlijckheyt in fij-
neKonlt-Werckenenlaetblijcken, maerde
rechte eenvoudigheyt der nature kome te
vertoonen ; welcke alleen ende oock niet
anders verkregen wort, dan, na datmen van
alles goede fondamenten geleyt heeft, want
Datmen die Jongelingen welcke vande voornaemfte
de fonda- gronc|en der Konftenweynigh wercksmaec-
gtootach- ^en, geven vveynign hope van leer geleert
ting moet daer in te werden. Veele raeckende tonda-
houden. menten der Konlten vvel eens aen ; maer loo
haeft fy die begonnen hebben, Happen fy daer
overheen, ende maeeken daer nadingen die
fonder gront-veft zijn, en dus komtbetna
de lefle van Seneca tegefGhieden, als hy feyt,
Wat gesnfondament en heeft, moet inder haeji
Tiouw-valligh worden. Maer niet tegenftaen-
de de gront-leflen ons inden beginne wat on-
Suttig- ^oec Ja onnoodigh fehijnen , loo moetmen
heyt tier weten dat de nuttigheyt en vermaeckelijck-
Leer-ftuc- heyt van veele Leer -ftucken alleen in hare
kenlslnt uyt-eynden gelegen is. Hierom Too falmen
legend trachten de noodige Kuntfehappen door de
ware maniere te bekomen, want het geen
, men geluckigh vinden wil, moetmen infij-
nen eygen vvegh foecken , ende Too doende
looptmen 't gelochte recht inde mondt. Alf-
dan machmen hem begeven , om met een
verlicht verftaqdt , brave dingen te dorven
aenvangen, cnde die regeeren na goede en
welverltane gront-regulen , fonder iich met
defe
|
||||
der algemecne Schilder-lQmfl. trf
defe of gene Krueken te behelpen. De „ rechtfinnighe Konft (feght Q^intilianus) Schoone j, were dan eerft voor goec gekeurt, wan- ^"5T^ „ neerfe hare meelte kracht op een feeckere ^j" ' „wijfe, omtrenr de aenfienlijckfte dinghen ,, beltaet aen te leggen; de by-weghen en ,, kromme fprongen daer-en-tegen die buy- „ ten deware regulenloopen, zijnenckele „ fchuyl-wijnckels , ende fluyp-holen , „tot welcke die gene haren toe-vlucht ne- „ men, die inde Konft niet feer vaft en gaen; „ even als de gene die niet wel tebeen zijn , „ fidi in het loopen, met keeren en wenden, „ foecken te ontiluypen. Soo moet oock een jongh Scbilder in 't
midden van fijnen voortgangh dickwilsbe- proeven, en aen dees en gene dingenonder- Hoemcn lbecken, boeveelfijnefchouderenbeginneu fij»voort- te konnen dragen , ende verfcheyde Iaren f^fn be- en Maenden van fijneftudieteghen elkander proeven overwegen, en opnemen hoe veel hy is ge» fil. vordert, wat krachteu hy nu rneer dan in die tijt heeft bekomen; metwatgrondigeken- nis hy nu dit of dat beter als te vooren ver- (taet, en diergelijcke; op dat hyt'elckens fijn kracht overweghende , geenJwaerdet matery uyt en lefe , als 't uyterfte van fijn vermogen dragen kan. Want gelijek alfvve de proef-ftucken van onfen eerften ftoutmoe- digen Arbeydt, niet tot op het laetfte van al onfe doeni'nghe moeten uytftellen , foo moetmen de bloodigheyt der fchaem-fchoe- nen, oock niet tevroegh uyt trecken: Maer alfdan machmen fich eerft op fijne Konft be- ginnen te vertrouwen, foo wanneer datmen H 3 hem |
||||
71 $ Inleydingh tot de PraStijcJ^
hemna lange ervarentheytverfeeckert vint,
Wanneer- vande onfeylbare regulen , na welcke dat-
™en °P men zijn dingenweet terichten. Danis'et
regulen' " datmen fich mach vertaten, opdeDeughden
vertrou- diemen feecker weet dac in fijne Taferee-
wenmach len zijn ; dewijl men bekent, hoedanigh ,
ende door wat wegh men die daer heeft we-
ten in cebrengen. Dan behoeftmen weynigh
te vragen na de authoritey t van die gene,
welcke uwe Wercken fiften fullen , want
ghy zijcalreede verfeeckert, dathetalder-
gheleerfte oordeel u voordeel aen u eere
toe-brenghen kan : Daer zijn weynigh
„ fulcke fchamige Menfchen te vinden (fegnt
„ Qnintilianus,) die fich niet en verftoiuen
3, op de kennis van haer eygen vermogen, foo
,, wanneer hun ghemoet ghevviffelijck ver-
,, feeckert, dat het haer aen geen Kunft en
„ ontbreeckt: Invoegen de fchaemte alder-
,, bell verbetert wort , door't vrymoedigh
,, vertrouwen dat wy op ons felven heb-
Toever- >> Den- Staet oock wel aen temercken dat
ficht in defe ftoutmoedigheyt niet uyt ibrgeloofheyt
deft be- noch lofligheyt en moet voortkomen, want
proevmg. men ftaet geduerigh in perijckelvan te val-
len , waerom datmen oock met een geftadige
iorge feer omfichtigh moet wefen ; doch
meer uyt een redelijck befeften van deon-
heyllen tot welckmen fou konnen vervallen,
als wel uyt een ilaefachrige vreefe voor de
felve : Want het fchroomachtigh ■vermijden
der gebreecken ( feght Horatius in fijn Boeck
vande Dicht - Konft ) wort het grootfle ghe-
brecl^, fin wanneer alfmen onaerdighluch^ daer
mode te Werck^gaet.
i Nu
|
||||
der algemeene Scbilder-lQmft. up
Nu fooftaet indetweedetijttelettenop
de middelen diemen moet aenwenden, om 2 Tijt eenen heerlijcken ende grooten naem te be- °™0"j| komen: Door de Eere ( feght Iunius ) wert |a„m te de Schilder-Konft als door'c rechte Lock-aes bekomen. aengefet. Soo is oock de hope van een on- ftertfelijcken naemte bekomen, heteenigh oogh-inerck der oude Vermaerde Konite- naers gevveeft; wetende dac indien fy dien konden bereycken, het haer aen geen winfte ontbreecken foude. Men kan geen vvegh, Datmen die daer op uytloopt nader praclifeeren, moet foe- dan te arbeyden om fich Univerfeel in de mec" * f*~ Kon,ft te maecken, en gelijckmen feyt over <je Konft al t'huystezijn j invoegen men alle ende een tezijn. yegelijck kome te voldoen. Hoe menigh- mael fietmen door gebreck van defe alge- meenheyt dat fraye MeeftershareTaferee- len bederven met yets daer by te maecken, op vvelcke fy haer niet en verftaen; als by Exempel een Beeldt-Schilder, dat hy Lant- fchappen by fijn Hiftoryen maeckt die niet en Deugen, of Gebouwen en anders tegen de order-maten ende perfpe&ijf regels daer byordineert, ende diergelijcke, alsdever- ftandigegenoeghfalvatten: In alle welcke mifllagen een ischilder .niet en fal vervallen, by aldien hy fich op dealghemeenevveten- fchappen verftaet. Men foude hier tegen konnen inbrengen, Tegea-
datter Remedien zijn omin defen geholpen werpingfa te werden, ende datmen, gelijck het veel vanfom- gefchiet, fijne ftucken door andere kan laren m,8e- op maecken, als by voorbeelt, dat een Beel- de-Schilder fijne verfchieten van een Landt- H 4 fchap- |
||||
-~'™*vi r^
|
|||||||
120 InleydinjrhtotdePraBijc\
fchap-Schilder laermaecken, ofdeGebou- vven van een die de Architecture endeper* fpedtijf verftaet, ende foo voort: Waerom een Landtfchap - Schilder fijn ftuckendoor een Beeldenaer kan laten ftoffeeren , ge- lijckmen dar loo noemt: Invoegen darter dickvvils twee, dry, a vier Meefters aen een Tafereel gefchildert hebben. Hier om* trent heeftde Ervarentheytgeleert, datde Beelden in foodanige ftucken dickwils wor- den ingelapt even offer .uyt deLucht inge- Haer mis- vallen waren , of immers daer in niet en flagl^ out- hoorden. Want menighmael en wert van de Sioffeerders het voornemen vanden Meefter, noch de verkiefinghe van het Dagh-iicht, noch de behoorljjcke wijckinge der gronden, de Perfpe&ijf, Ja den ganichen aert van *i Landtfchap niet verftaen; veel min dan datfe het in het toe-paflen harer Beelden in acht fouden nemen : invoegen dar fy gantfch on- ge-aerde Beelden van eenen fchaonen dag in een fomtner Landrfchapkomen remaecken, en dicrgelijcke mifflagen meer, die regen de waerheyt der nature, en regelen vande Konft ftrijden. 'k Hebbe veelmael geobferveerr, dat de Beeleen ende Beeften, die vanden Door er- l,antfchap.Schilder felfs daer in gemaeckr. varent- ,f . n.7 , rr . o
heyt van waren, die (hoe llecht ly oock mogten getey-
veei voor- kent wefen) nochtans beter uyr eenen aerc vallen we- na het Landtfchap geplaetft, en Gefchildert dedeyt. waren t dan andere die al van een goer Mee- fter daer waren by-geflanft. Soo datter, (fonder dat nochtans yemants doen in 't by- fonder vvorde beriiprj dit in 'r korte kan toe- ghefeyt, vverdenj datter weynighe van die welcke
|
|||||||
der algemeene Sc!nlder-J(onJl. 121
welcke andere in haer Werck moeten te hulpe roepen, gefien worden, die de naem Geiijcke- van een groot Univerfeel Meefter dragen, nis waer- nochoock. dat hareftuckenin eenongemee- ™L°Men ne hoogh-achtingh zijn; en't isnietvremt, gtoot want wat onghelijck foude men doen , Meefter datmen yemandt die van dry a vier Vaders konnen was voorr geteelc, den naem van een Hoere- ^den Kint gaf. Soo weten wy oock vvel, dat het niet mo«
gelijck en is, alles door regulenvanbuyten te leeren, en dacmen derhalven het leven in velen diende te gebruycken : maeralfoohec veelmalen gebeurt datmen het leven op die 1 tijtals'cons yannooden is, nietenkanbe-
komen, foo behoordemen neerftigh te we- f en om in fij nen opgaenden tij t alle dingen te modellen, infonderheyt foo wanneer d'oc- Hoemen cafie prefenteert, om wat ongemeens van meet f°e- fraye Lochten, Verfchieten, Geboomten , k?n veel Kruyden, Offen, Koeyen, Schapen, Boc- mJ|j2en> ken, Honden, Swijnen, Paerden , Ezels, Gevogelte, Wapenen, Goude , Silvere en Kopere Gefchirren, Vruchten, Bloemen, Aerd'-en Boom-gewaflen; oock eenighe fchoone Tronyen, ende Handen van Oude enJongeMannen enVrouwen, Mooren en naeckte Kinderkens.Vooraamentlijck moet- men fijn kans waernemen ontrent devrem- digheden, als van Leeuwen, Tygers, Bee- En welcke ren, Olyphanten, Kameelen ende dierge- vooma- lijcke wilde Dieren, diemen felden oncier men^i*« oogenkrijght , en fomtijts evenwel hebben moet om in fijn Inventien toe te paffen; daer- om datmen die in verfcheyde opfichten en Hf ver- |
||||
|
||||||||||||
12 2 Inleydingh tot de PraBijcJ^
verkiefingen moec fien te bekomen. Staet alleen hier in goede toeverficht te nemen, om die Meefterlijck endeniet Kinderachtigh te paffe te brengen. |
||||||||||||
Men moet
llch fien bemint te in ak.cn.
|
lnfeelijcks moetmen fich oock by Groote
ende Kleyne in allerley voorval foecken be- mint temaecken , maerniet trachtenomde |
|||||||||||
domme menighte alleen te behagen, want
dan foumen feeckerlijck de aldervvijfte mis- hagen. Ludovicus Davincy vvillende fijnDefcipu-
len leeren hoe fy hun wegen hare Schilder- Kontt by y eder ten aengenaem fouden maec- ken, niet teghenitaende fy van byfondere fmaecken mochten wefen , gaf haerdefe Lefle: Namentlijck dat fy in een en de fel- ve Ordinantie, fommighe dinghen fouden brengen die tterck gefchaduwt, endeande- re wederom die veel fachter aengetaft wa- ren, doch in fulcker voegen datmen de re- den en oorfaeck van waer de ftercke ende flaeuwe fchaduwen voortquamen, klaerlijck kon bekennen. Soo zijnder noch verfcheyden andere
voorvallen, daer inden Schilder hem voor- fichtigh moet draghen, wil hy inde gunfte der Menfchen komen. In't gemeen willen- de Menfchen altijt fchoonder zijndanfy in- der daet ben ; ghemerckt elck fich felven Seerne behaeght: Hierom moet den Schil-
er in het Conterfeyten een betamelijke fla- teringh, die meer natuerlijck dan op-ghe- pronckt is, fich aenwennen; de Poftueren wel in een goeden ftant verkiefen, fchoon en fonder onaenghename fchaduwen inde -v.: Tronyen |
||||||||||||
Gemeene
opmerc- kingen om fich bemint te maken. |
||||||||||||
der algemeene Schilder-Kjmft. 123
Tronyen wefentlijck doen gelijcken: want indien yemandt fchoonheydt heeft, hy fiec het geerne in fijn Schilderye. Diogenis Laertius verhaelc van feecker Jon-
gelinck die hem binnen Athenen heel fchoon, endeganfchcierlijckgekleetliet uytfchilde- ren, na welck model hy hem dan dickwils fpnck op-proncken, om hem waert'tmoge-
ijck foo fchoon als fijne Schilderye te ver- toonen. Her tegendeel lier Agefilaus blijcken ;
Want om dat hy leelijck en kleen vanPer- lbon was en wilde hy niet ghefchildert wefen. Om defe reden, foo moet de abelheydt Exempe-
vanden Schilder, de mifmaecktheden door len van d'een of d'ander aerdige verkiefinge weten "V6?!"01 te bedecken. Alexander liet fich met de eene \*n ^ Handt om hoogh Schilderen, van welck mint,wc- een Vinger voor een gedeelte van fijn Aen- gen hun gefichrequam, om door dat middel een Lit- Werck teycken , van fijne Tronye aerdigh ende on- m ec geacht te bedecken. Atelles Beelden den Koningh Antigonus op fijden uyt, op datmen de mifmaecktheyt van fijne een Oogh, niec fien en foude. Voor alle dingen moet oock een Meefter-
lijck Schilder wil hy eenen goeden naem be- houden, feer na-denckende en omfichtigh in alfijn doen wefen, infonderheyt ontrent EenSchil- fijn Inventien, en by-een ordineeringe der p"£!£" Hiftoryen, op dat hy niet alleen geen onmo- en(je na_ felijcke of Konft-ftrijdige dingen voort en denkende
renge; maer dat hy doch in geenen deele wefen. dingen,maeckt, vanwelcke, ofdeLuyden diefe
|
||||
H4 Inleydingh tot de PraSlijck^
diefe toehooren , of andere diefe belchou- wen fallen , eenen quaden uytlegh daer van doen konnen, of oock buyten de Intenty vanden Schildcr, oorfaeck vgn befchimpingh verleenen. Hierom is 'et datmenfich altijdt vvel vanden fin en waerheydt vanfijnvoor- nemen moet verfeeckeren , datfe op een goede meeninge, en in reden beftaende uyt- legh gegrontveft is. Wil dan evenwel het quaetwilligh onverftant der Spotters , buy- ten de gelonde meeninge vanden Schilder, cenen valfchen uytlegh daer over doen, foo moetmenaltijtveerdighwefen, omdat met een abel-aerdigen quinck-flagh wederom ix el goettemaecken. EenExempelhiervan ver- om dl haelt ons Ihonidi Upe, Engels Ambaffadeur, <juadeuyt-in fijne Voyagie, dat doe hy aendenGroo- leggenvan ten Mogol gefonden wiert, neffens andere Schifdcrve ghefchencken twee Kunftige gefchilderde met een Tafereelen aenden Mogel op-otferde ; inde ijmnk-flag eene was een llapende Venus, die van een goet te Satyr by de Neus gevat wiert, in d'ander mace en. ^Qnt een paerc en(^e een Stier: den Mogol defe ftucken befieiide, vraeghde feer naeu- keurigh watfe tebeduydfin hadden, ende ge- liet nch met een verbelghtgeficht, dathy defe Schilderyen tot befchimpingh over fijn Volck opnam, even of fy Hooren-dragers waren gelijck defen Satyr; den Ambaffadeur de fnofinde Neus krijgende vreefde voor ongenoegen , feyde feer beleefdelijck dat hy niet en wift wat den Schilder daer mede gemeent hadde; den Mogol voer al wederom voort met vragen over't ander ftuck, feg- gende, meent ghy dan dat ick geen Paerden ! %J Of
|
||||
"■ ■ -..........•■ - —■ ....................... .....
|
|||||||
;
|
|||||||
deralgemeeneScbilder-Kjnfi. 12$
of Stieren en kenne. Flucx antwoorde Thomas I{pe, vvy hebben dat \vcl geweten, maer mijn Meefters hebben met defe twee Schilderyen vvillen toonen vvat Schepfels en Dieren hunLandtvoortbrenght, om u daer mede tckonnendienen; by aldien ghy maer gebieden wilt. Door welcke welbedachte uytvlvcht den Mogol hem liet paeyen, ende den Af-gefandt een groot ghevaer ont- quam. Daer is oock noch een ander middel, waer natmen
door den Schilder hem lelven een Vermaer-fich door den Naem kan maecken: Namentlijck dat rrmten hyfomtijts , tijtendevlijt daer toe aenwent, "cve^kan om eenige van fijn befte ordinantien en teyc- fn naem keningen in print uyt tegeven : Want ver- btcngen, mits die de geheele Werelt door-vvandelen , en^in alle Liefhebbers handen komen, en dat de Schilderyen meeftakijt maer in eene plaets blijven, foois licht af tenemendat- men door eenige Print-Konft inde Wereldt te brengen , meerder bekent kan worden. Hier toe kanmen lichtelijck , als tot een buytens-tijdige oeffeninge , en fijn eyghen felfs vermaeckingh, de handen aen het werck flaen ; niet datmen dat door een langhwijli- gen arbeydt van in 'tKopertefnijden , (dat veel moeyten in heeft, om het Graef-yfer wel te leeren handelen,) fou halen ; maer door een lichte maniere, van met fterck wa- ter te Etzen of in Koper in te bijten, welc- ke veel korter en gemackelijcker gaet dan het fnyen met de Graveer-yfers, gelijck die nu oock in Vranckrijck en in Hollandt foo gemeen, enfraeygeoeffentwert, datmenfe naeu-
|
|||||||
126 Inleydingh tot de PraSiijcl^
naeulicx van 't Snyen onderfcheyden kan.
Weynigh Jaren geleden, heeft A.BojJe,
binnen Parijs, hier van eenganfch Boeck ge- fchreven, dat oock naderhandt in't Hoogh- duyts en Neder-duyts is over ghefet j In welck hy aenvvijft de gronden te maec- ken, hoemen dat op de Platen fal ftrijcken, droogen , hart ende fwart maecken fal, hoe- men de Teycken-naelden fal flijpen, vaft- fetten, ende op hetKoperregeerenfal, op war wijfe het Starck-water gemaeckt ende op het Koper gegoten wort, ende alle ande- re noodige handt-grepen die daer toe ver- eyft werden, dien hy op twee verfcheyden wijfen, d'een met eenen harden d'ander met eenen weecken grondt leert : Soo dat hy alles klaerlijck tot het maecken der Druck- Parffetoe, volgensfijn eygen ondervinding, als een nuttigheWetenfchap voor de Lier- hebbers der Teycken - en Schilder - Konft, daerinkomt aente wijfen. Gelijckhy felfs oock wegen het voordeel datter de Konft- Oeffeningh door kan verkrijgen, in de Voor- reden van't gemelde Boeck komt te feggen, dat het te wenfchen waer, dat alle Schilders ende Teyckenaers fich tot defe Wetenfchap van 't Etzen begaven, op dat wy door dat middel meerder fraye Printen mochten be- komen, die wy nu miffen tnoeten. Oock foumen hier by konnen aenmercken, datmen door Platen na eenige van fijn befte ftucken, door andere te laten fnijden , tot het felve ooghmerck foude konnen komen. Dient oock noch vorder aengemerckt te
werden, dat het- Reyfen en befichtigen van andere
|
||||
deralgemeeneSchilder-Xjmfl;. iiy
andere Landen , en aenfienlijck Rijcken, den Jonge Schilders nuttigh kan wefen, ende mede tot een middel dient om fich eenighfins vermaert te maecken; hoewel datmen om eenen naem alleen fonder eenige Meeiter- lijcke geleertheyt mede te brengen, geen reyfe en behoeft, na Roomen of elders Seen te doen: Wantmen , op fulcken wijs we- derom in fijn Vaderlandt komende, occafie verfchaft, om van de Verftandige die u te vooren hebben gekent, uytgelachen te wer- den; die u dickwilsfouden nageven datter ee- nen Ezel inLijf-Lantisgeweeft, endathy noch Gygaegt als hy t'Huys komt, en dierge- lijcke fmaet-redenen, diefe dan met recht komen uyt te braecken; invoegen men dan alleen uyt infigt van wat byfonders te leeren, het reyfen moet beginnen. Dit moetmen oock niet ter loops doen, als de Honden te Kerck gaen, die eens blaffen en wederom te rugh loopen , meenende 'k hebber ghe- weefti maer neen , men moet ergens een wijle tijts zijn verblijf nemen, opdatmer watfoukonnenfien; Wat leeren', endewat van daer brengen. Soo plachten eertijts fraye Borften, Ita-
lien te gaen befoecken , en verbleven een wijle te Roomen , om onder 't Schilderen aldaer de Teycken-fchool te oeffenen, die veele dan namacls naVenetiengingen , om hetwel Schilderen en Coloreeren te leeren, gelijck d'exempelen van veel Meefters ge- tuygen konnen. Veele befoecken heden Vranckrijck, daer
thans oock wel wat te leeren is, allmen kan af-
|
||||
12$ Inleydingh tot de TraUijcl^
afnemcn uyt de veelvoudige fraye dingen die 'er dagelicks werden van daen gebraeht. Het is medebekent datmen vanden Konfte- naers die een wijle vremde Konft-Schoolen befocbt hebben , een groote verwachtingh heeft, ende dar dienvolgende het gene men dan van daer mede brenghr, aengenaem by de Lief-hebbers is, by aldient foo veel is, dat het hare ooge behagen kan ; invoegen daer nochaltijtgrooterroepvanuyt gaetals het inder daet is; ontrent welck geval her ghefchapen ftaet , om fich voorfichtigh te dragen, op datmen die mare niet wederom en komt te verliefen; datmen dickwilsfiec febeuren, en dat meeft altijdt, wanneerfe
,euy en yverloos worden , en fteunen op den naem die van hem begint uyt te gaen; ende en dencken niet dat lhet fwaerder valt het verkregene wel te bewaren, dan yets van nieuws te gewinnen; op welck voorna- mentlijck te letten itaet. Datmen Soo ftaet hier voor een Konftenaer oock fich op noch teNoteeren , datbyaldienheteeluck tennaem" hem foodanigh in fijneneerftigeftudy Doveti niet en alle gefeyde fwarigheden te hulpe quam , moet vet- dat hy den naem van een groot Univerfeel he„aerd'" Meefter verkrege, dathy aifdanv/eltoefie, scn' dat hy hem felven op de Wiecken vande Faem, tot trotftieyt en opeeblafentheyt niet en laet vervoeren: Want dat by alle ver ftan- dige dapper mifprefen wort. Xeuxis wiert, Vetwaent- om dat hy Helena eens foo verwonderens heyt van waerdigh wel getroffen had , foo hovaer- Xcuxis, digh, dat hyfe niet dan voor een groot ftuck Gelts en wilde laten kijeken: Ja hy wiert op
|
||||
dcr algemeene Schilder-Kjmft. 129
op 't laetfte over fijn Konft foo moedigh ea verwaent, dat hy fijnen Naem Xewj«s met groote Goude Letter en op fijnen Mantel net fetten, om over ftraet gaende, van yeder een bekent te wefen. Indien yemandt vvaerlijck den naem van
een groot Meefter verdient , en dat fijne Wercken vol vande ware deught der Konfte konnen ge-oordelt vvorden , en dat fy alle nootwendigheden, foo van goedeTeycke- ningh en proportie, behoorlijcke reddinge en houdinge in haer hebben, die over een komen met de Plaets en'tlicht, inwelcke de voorwerpfelen zijn ; en dat de fchadu- wen en dagen gefchickt zijn, na de occafie van welcke fy vverden voort gebracht; en dat voorts alle de Beelden gedifponeert en gecololeert zijn, na den inhout vande Hi- itorye dierneft wil vertoonen ; daer-en-bo- ven datfe aendachtigh ende werckelijck hun doeningen en herts-toghten voort-bren- gen, die met haer ganfche ftandt over een komen ; foo machmen wel op fijn Konft vertrouwen, nochtans nedrigh van herten, Watd'ho* en ghemeetifaern van ommegangh wefen : vaerdy "Want de hovaerdy maeckt onfe Vyanden 4"w*ge liftigh, om met Leugenen en quade parten, brcnght. o'nfengoeden naern en faem teondermijnen ; die niet als door fich wel ende loffelijck omtrent mindere Meefters te dragen , en , 7-ijt konnen overwonnen worden. Indien ftaet van een zijnde, is hettijtom na eerlijck Gewin en gI00t Rijckdom om te ,fien. Soo ras men fich kan Mee^"k verfeeckeren datmen door fijn gedane Neer-do"n te "
ftigheydt een vbikomen Meefter geworden krijgen, 1 .is, |
||||
i ;o Inleydingh tot de PraBijc^
is, die fonder alle hulp van andere onderwij* fers alleen kan voort ftudeeren, en dat fijneri Naem daer by begint vermaert tewerden, foo moetmen trachten fich felven over al inde gunfte der Menfchen in te dringhen j Gunfte infonderheyt meeft omtrent de groote, als en'lcmft6 ^°Pingen > Princen , Vorften en Heeren , fcenners." en^e wel voornamentlijck by die , welcke door Liefde for de Konft, de Konftenaer beminnen, elide defelve door rijckelijck te beloonen de handt boven 't hooft houden: Oock omtrent verftandighe en.Geleerde Heeren, die goede Kunft - kenders zijn, ende u hier en daer konnen voor-draghen, en Recommanderen daer wat Meefter- lijcks te maecken valt. 't Gaet gemeene- lijck feecker , dat foo den Coningh is , foo zijn de Onderdanen ; hierom is yeder genegen om fich van der Overheden Werck- Luyden geern te laten dienen : Wie en \yeet niet hoe menighe hier door tot een Man geworden is; leeft het leven vande ver- maerde Schilders, en ghy fult meer dan • ■ .. - overvloedige Exempelen vinden; of by al- dien het u te verr' is om uyt de Boecken te halen , foo aen-merckt de geachtheydt die wy daghelijcks van verfcheyde Mee- fters in Vranckrijck en elders komen te fiooren : Ja hoe groote Sommen Gelts aen fommighe gheboden worden , om hunne Woon-plaets te willen veranderen , en liaer daer door inde Hoven der Princen te Iocken, en foo voorts. Edoch ftaet voor een Verftandigh Man
omtrent defe dineen wel te letten ,• datmen ficb
|
||||
.........
der algemeene Schilder-J^onfi. 13 *
fich op de gunfte der groote niet ce ved, veel min alleene fal vertronvven , noch Menmoet hem geheel op hare mildadige belooningh ^„ft°^e verlaten , otn niet ten dienlte vande Ge- Groote meene Onderdanen yets uyt te rechten. niet ver- d'Ervarentheyt heeft geleert dat de beloo- l«en. ningh onfeecker gaet, infonderheyt ontrent den arbeytdiemen dickwils uyt infichtvan eenigh boven gemeen voordeel, of gunlti- ge inclinatie der Gezagh-hebberen te ver- krijgen, aenleyt : Want het komt menigh- mael buyten onfe yervvachtinge fee'r fober uyt te vallen , ende dan en ftaet 'er niet dan miftrooft en wanhoop voor de deur des Conftenaers jinvoegen het beter is,op een feeckere en ghewifle winfte, die met Beter op de gelijcke waerde onfer Konft-Wercken feeckere over een komt, fich te verlaten , dan te ^°ft s^n hopen op een in-gebeelden Gouden Bergh, iicn 'op van groote beloften, waer van 't volbren- een inge- gen hanght aende Wifpeltuerige Forruyn, beelden of onbefeefde quaet-aerdigheyt des beloo- ^jfen. vers. Al kreegh Apelks voor 't Conterfeyt- fel van Aleximder twintigh Talenten Gout, Exempe- foo en lucktend' Andreai Mdtineas op verr' ien hoe na foo wel niet : Dien goeden Meefter onfeecker Schilderde op hope van een Kercklijcke n-n ^ * bedieninge voor fijn Soonen te verkrijgen, _aett een Gallerye voor den Paus Innocentim de VII. Maer hy kreegh niets daer voor, dan dat den Paus hem weyriigh tijt daer na, de feven Ondeugdert belafte daer noch by te maecken, 't welck Matineas dede, maer hy Schilderde op fijn, eyghen goet- vinden de aehfte Ondeught, namentlijck la d* |
||||
13 2 Inleydingh tot de Praflijcl^
de Ondanckbaerneyt daer by , meenende door een heymelijck verwijten by denPaus \vat op te doen , en fijn mildadigheyt gaen- de te maecken : Innocentius de uyt-beel- dingen fiende , vraeghde Andreas met ver- wonderingh , waer hy meer dan van fe- ven Ondeughden gehoort hadde; Matineas antwoorde en feyde, de Ondanckbaerneyt is thans foo groot en ghemeen onder alle foort van Menfchen, datfe mijns Oordeels wel voor de achtfte mach Gerchildert wor- den : Pans Innocentius defen duw in fijn Wambays voelende, hieldt fich echter in- nocent, en feyde Schildert nudaer teghen over de feven Deughden , en voeghter de Lijtfaemheydt voor de achtfte by : Invoe- gen Matineas, verfwaringh van Arbeyt, en ichimp tot fijnen loon bequam. Meerder Exempelen , achten wy niet
noodigh op te halen , maer vermeenen 't gene foo hier in , als in alle de voorge- rnelde dingen, die tot een generale inley- ninge vande algemeene Schilder-Konft die- den konnen, genoegh gefeydt te hebben ; des wy , oro den Konft-oeffenenden Lefer niet lange met woorden fonder faecken op te houden, willen eyndigen,en denKonft- oeffenaer uytftellen , tot op onfe pra&ijck Regelen-, die wy verhopen in een ander Werck te laten yalgen, gemerckt die mee- rendeel zijn afrgeyaerdight; verhopen dat het goede daer in ghevonden. wordende, fondament fal geven , om de ware Konft- oeffeningh op te Bouvven, en dat de mis- grepen by ons buyten weten begaen, niet |
||||
...............------....."......... ........ -
|
||||||
der algemeene Schilder-Kjmfl. 133
foo feer en fallen dienen, om de nijdighe oorfaeck van berifpingh te verleenen , als vvel tot aenleydingh der gauwer Geeften, om de Heerlijcke en algemeene Schilder- Konft, van tijt tot tijt op te toyen, ende te verbeteren. |
||||||
E Y N D E.
|
||||||