-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

MICROCHEMISCHE REACTIES DER METALEN
MET RUBIDIUM- EN CAESIUM CHLORIDE

-ocr page 6-
-ocr page 7-

MICROCHEMISCHE REACTIES DER
METALEN MET RUBIDIUM- EN
CAESIUMCHLORIDE

PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
DOCTOR IN DE ARTSENIJBEREIDKUNDE AAN DE RIJKS-
UNIVERSITEIT TE UTRECHT, OP GEZAG VAN DEN RECTOR
MAGNIFICUS D
r. P. VAN ROMBURGH, HOOGLEERAAR IN DE
FACULTEIT DER WIS- EN NATUURKUNDE, VOLGENS BE-
SLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT TEGEN DE
BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT DER WIS- EN NATUUR-
KUNDE TE VERDEDIGEN OP DONDERDAG DEN H
en JULI
1918, DES NAMIDDAGS TE 3 UUR DOOR

JAN VERMANDE,

MILITAIREN APOTHEKER DER Ie KLASSE BIJ HET LEGER
IN NED.-INDIË, GEBOREN TE WAGENINGEN.

A. H. KRUYT — UITGEVER — AMSTERDAM.

-ocr page 8-
-ocr page 9-

AAN MIJNE VROUW EN AAN DE
NAGEDACHTENIS VAN MIJN VADER

-ocr page 10-
-ocr page 11-

Kenners van onze schoone en interessante Oost-Indische be-
zittingen zouden wellicht verwachten, dat de militaire apotheker,
die daar ruim tien jaar doorbracht, in zijn verloftijd niets liever
zou doen, dan een Indisch onderwerp van studie tot een proef-
schrift uit te werken. Bij mij was er echter een sterker ver-
langen. Lang voor dat de mogelijkheid in uitzicht werd gesteld,
door de „wet Limburg", om te kunnen promoveeren, had ik de
illusie bij
U, Hooggeléerde Schoorl, de wetenschap weer van
nabij te leeren kennen. Vijftien jaren nadat ik het voorrecht
had, door U te worden ingeleid in de analytische scheikunde,
zou dat gebeuren. Mijn verwachtingen werden verre overtroffen.
De groote gastvrijheid in uw laboratorium, uwe belangstelling
en leiding brachten mij als ongemerkt tot het werk, waarvan
de resultaten hier volgen. Voor dit alles en niet het minst ook
voor uwe welwillendheid om mij tot promotor te willen zijn,
ben ik U grooten dank verschuldigd.

Ook U, Hooggeleerden Van der Wielen en Wefers Bettink
en andere professoren, die mij gedurende de jaren 1900—1906
te Amsterdam en later te Utrecht tot leiders en leeraren waren,
en
U, Hooggeleerde de Graaff in wiens vriendelijken rand ik
mij dikwijls kon verheugen, zij nog een woord van dankbaar-
heid gewijd.

Ten slotte Hooggeleerde Cohen rest mij, U mijn erkentelijk-
heid te betuigen voor het gastvrij ingeruimde plaatsje in uw
laboratorium tijdens de kerstvacantie, toen het bij Uwe pharma-
ceutische buren koud werd.

-ocr page 12-

AFKORTINGEN EN TOELICHTINGEN.

Am. ehem. Journal = American chemical Journal.

Am. J. Sc. = American Journal of Sciences (Silliman).

Ann. d. Chem. = Annalen der Chemie und Pharmazie.

Ber. d. deutsch, chem. Ges. = Berichte der deutschen chemi-
schen Gesellschaft.

Chem.. Krist. = Groth, Chemische Kristallografie.

Chem. Weekbl. = Chemisch Weekblad.

Friedheim Peters = Gmelin-Krauts Handbuch der anorganischen
Chemie, 2e Aufl.

Litt. = literatuur.

Mikrochem. An. = Behrens, Anleitung zur mikrochemischen

Pharm. Weekbl. = Pharmaceutisch Weekblad.

pp = praeeipitaat.

r. = recht.

sch. = scheef.

uitd. = uitdoovend.

verdunde opl. reagens = eene oplossing van 1 % van het
reagens (RbCl of CsCl) in water.

Z. = zout; deze letter, gevolgd door twee of drie cijfers, dient
ter aanduiding van de dubbelchloriden, het eerste cijfer geeft
het aantal moleculen Rb- of Cs-chloride aan, het tweede het
aantal moleculen van het behandelde metaal en het derde,
het aantal kristalwatermoleculen.

Zeitschr. f. anal. Chem. = Zeitschrift für analytische Chemie.

Zeitschr. f. anorg. Chem. = Zeitschrift für anorganische Chemie.

Zeitschr. f. Kryst. = Zeitschrift für Krystallographie und Mineralogie.

-ocr page 13-

INLEIDING.

De geschiktheid van de alkalimetalen om dubbelzouten \') of
complexe zouten te vormen, stijgt met de grootte van het
atoomgewicht. Caesium staat hierbij dus bovenaan; daarop volgt
Rubidium, daarna Kalium en Natrium.

Godeffroy1) heeft in 1875 van deze geschiktheid gebruik
willen maken om Caesium en Rubidium macroscopisch aan te
toonen, door de chloriden ervan met de chloriden van verschil-
lende andere metalen in aanraking te brengen; hij analyseerde
ook de ontstane dubbelzouten.

Hoewel G. in 1876:i) betrekkelijk goed uitkomende atoom-
gewichtsbepalingen verrichtte van Rb (85.476) en Cs (131.557),
zijn de resultaten van de analyses der dubbelzouten minder
goed betrouwbaar. Uit de vorming van een „rood koperrubidium-
zout" blijkt, dat hij toen (in 1875) een met caesiumchloride ver-
ontreinigd rubidiumchloride heeft gebruikt.

Saunders 2) maakte er in 1892 op attent, dat Godeffroy eerst
in
1874 voor het verkregen caesium-antimoonchloride als formule
Z1—1 gaf en een jaar later Z6— 1. G. gaf hiervoor geeu
opheldering.
S. kwam tot de formule Z 3—2 (volgens Behrens,
1899: Z2—1—2,5).

Brigham •\'), die in hetzelfde jaar (1892) de bismuthdubbel-

1 In liet vervolg zullen ook complexe, of mogelijk complexe zouten
eenvoudig dubbelzouten worden genoemd, aldus afgaande op hunne
moleculaire samenstelling, zonder rekening te houden met hunne wijze
van ionisatie.

-) Ber. d. deutsch, ehem. Ges. 8, 9.

2 ) Am. ehem. Journal 14, 152.

Am. chem. Journal 14, 172.

V. 1 -

-ocr page 14-

chloriden van rubidium en caesium onderzocht, veronderstelde
dat
Godeffroy, waar deze voor het caesiumdubbelchloride de
formule Z6—1 gaf, een mengsel van Z 3—1 en Z 3—2 in handen
zou hebben gehad, zijnde deze laatste de door hem,
Brigham,
gevonden formules. Brigham twijfelt echter aan de zuiverheid
van de door hemzelf gebruikte Rb- en Cs-zouten (I.e. pag. 176).
Zooals mij bij het nagaan van de reacties met RbCl en CsCl
op antimoon en bismuth is gebleken, verdienen de boven aan-
gehaalde onderzoekingen van
Saunders en van Brigham bijzonder
de aandacht, doch hierover later.

In 1885 beschreef Haushofer de toen reeds door H. Behrens1)
gegeven reactie met caesiumchloride op aluminiumsulfaat: de
vorming van caesiumaluin. Later, in 1899 kwam het bekende
werk van laatstgenoemden schrijver2) uit, waarin deze het cae-
siumchloride aanbeveelt als reagens op de elementen Pb, Cu,
Pt, Rh, Ru, Os, Sn. Si, Al, Bi, Sb, S en Te en het rubidium-
chloride op Pt, Ir, Ti, Zr, Si en Bi.

A. C. Huysse (1900)3) gaf afbeeldingen van de door Behrens be-
schreven kristallen en bovendien van rubidium-en caesium-bismuth
thiosulfaat en van caesium-indiumsulfaat (vermoedelijk aluin).

C. G. Hinrich noemde in 19044), behalve de reeds door
anderen gegeven reacties, eene met RbBr en zoutzuur op Cu,
waarbij hij een geel(?) zout verkreeg en eene met CsBr en
en zoutzuur op Cu, gevende granaatroode kristallen als reactie-
product. Hij gaf ook het CsCl met zoutzuur aan als reagens op
kwikchloride; de door hem gegeven afbeelding van de verkregen
kristallen vergoedt echter niet de afwezigheid van eene be-
hoorlijke kristalbeschrijving.

Filippo en Meerburg leverden in 1905°) eene betere beschrij-

1 ) Kon. Acad. v. IV. 1881, 2e reeks Natuurkunde, 17e deel.

2 3) Behrens, Mikrochemische Analyse waarvan de eerste druk in 1894
verscheen, na in 1890 reeds te zijn opgenomen in de Annales de l\'Ecole
polytechnique de Delft
VI, 82-17G.

3 4) A. C. Huysse, Atlas zum Gebrauche bei der mikrochem. Analyse.

4 ) C. G. Hinrich, First Course in Microchemical Analysis.

G) Chemisch Weekbl. 2, 641.

-ocr page 15-

ving van de dubbelchloriden van Rb en van Cs met Cu; het
2 CsCl. CuCl2 kristalliseert echter niet in het rhombische stelsel,
zooals ook door
Wells en Dupee in 1894 was aangegeven,
doch, zooals mij bleek, in het tetragonale.

Door N. Schoorl (1907—1908)2) zijn uitvoerig, kritisch be-
handeld eenige reacties van rubidium- en caesiumchloride op
de zware metalen.

Van de vroeger niet door anderen voor dat doel gebruikte
dubbelzouten, van belang voor de microchemie, komt men in
dit werk tegen, de dubbelchloriden van caesium met lood en
met cadmium.

Eindelijk vestigde Wagenaar in 19133) nogmaals de aan-
dacht op de bruikbaarheid van Rb- en Cs-chloride voor de
microchemie. Het zij voldoende te vermelden, dat hij (behalve
de reeds bekende), kristallijne reactieproducten verkreeg van
caesiumchloride met Co-, Fe-, Zn- en Mn-zouten. Reeds bij de
lezing van
Wagenaar\'s verhandeling lijkt het de moeite waard,
zijn proeven nauwkeuriger, meer systematisch en uitvoeriger te
herhalen.

Tot nu toe zijn rubidium- en caesiumzouten in de microchemie
slechts fragmentarisch bestudeerd. De mogelijkheid, dat nog meer
Rb- en Cs-dubbelzouten, ook voor andere metalen dan de door
bovengenoemde schrijvers behandelde, voor de identificatie ge-
schikte reactieproducten zouden kunnen zijn en wellicht het
rubidium- en het caesiumchloride zelfs tot algemeene reagentia
waren te maken, deed het wenschelijk en interessant schijnen,
het gedrag van de chloriden dezer beide merkwaardige alkali-
metalen meer systematisch na te gaan ten opzichte van de voor-
naamste metaalzouten, en wel van de chloriden, nitraten en
sulfaten. De zouten werden onder verschillende reactieverhou-
dingen samengebracht en wel zoo, dat

J) Zeltschr. f. anorg. Chem. 5, 300.

-) Chem. Weekbl. 4 en 5 en Zeilschr. f. Anal. Chem. 16, 17 en 18.
8) Pliarm. Weekbl. 5, 273.

-ocr page 16-

1°. aan de oplossing van het te identifieeren zout in water
het vaste reagens werd toegevoegd;

2°. aan de oplossing van het zout in 4 N zoutzuur, het vaste
reagens;

3°. aan het vaste zout een verzadigde oplossing van het
reagens en

4°. aan het vaste zout een verdunde oplossing (1 %) van het
reagens werd toegevoegd.

Voor de oplossingen van het zout in water of in 4 N zoutzuur
werden ook de meer geconcentreerde (zoo mogelijk met 10%
van het metaal) onderzocht.

Met het „vaste zout" is steeds bedoeld het uit de oplossing
door uitdampen verkregene, zooals het ook bij de analyse zal
worden afgescheiden.

Bij de reactie op het vaste zout met de verzadigde oplossing
van het reagens werd steeds gebruik gemaakt van een dekglas,
waardoor verdamping wordt voorkomen en verwarmen mogelijk
is. Het gebruik van kleine dekglaasjes is te verkiezen, niet alleen
omdat dan weinig reagens noodig is, maar ook, omdat het object
niet over een groot oppervlak kan worden weggespoeld. Aan-
beveling verdient het, kleine hoeveelheden der te onderzoeken
stof te nemen, daar anders de zoutmassa zich niet gemakkelijk
geheel laat bevochtigen.

Om de beschrijving van de verschillende reacties overzichtelijk
te maken, zijn de formules van de gekristalliseerde reactiepro-
ducten vooraangezet; ook elders is overigens uitgegaan van de
gedachte, dat kortheid en overzichtelijkheid in dit geval van
meer belang zijn dan linguistische sierlijkheden.

De bepalingen der gevoeligheidsgrens zijn verricht van de
voornaamste reacties en wel de relatieve bij de reacties in de
oplossingen sub 1° en 2° (zie boven) en de absolute bij de
reacties op de vaste stof sub 3° en 4°. Met de relatieve gevoelig-

1) Zie: N. Schoorl 1907, Chem. Weekbl. 4, 307 of Zeltschr. f. anal. Chem.
46, 663 en ook F. Emich 1911, Lehrbuch d. Mikrochemie, 2 en 45.

-ocr page 17-

heidsgrens wordt bedoeld laagste de concentratie in procenten van
de te identifieeren opgeloste stof, waarbij de typische reactie nog
duidelijk optreedt. De absolute gevoeligheidsgrens is de kleinste
hoeveelheid stof, waarmee het gewenschte reactieproduct, micros-
copisch goed waarneembaar, ontstaat. Wanneer men aanneemt
met een druppel van 1 m.M.3 in \'t algemeen te kunnen volstaan,
dan zou een relatieve gevoeligheidsgrens van 1 % overeenkomen
met een absolute van 10 Mg. Van enkele dubbelzouten zou het
wenschelijk zijn geweest, analyses te maken, om de formules
te kunnen vaststellen. Door de abnormale tijdsomstandigheden
waren echter niet de voor quantitatieve bepalingen noodige
hoeveelheden rubidiuin- en caesiumchloride te verkrijgen.

De literatuur over de uitgekristalliseerde zouten (reactiepro-
ducten) is genoemd onder de beschrijving van den eersten vorm
van reactie, waarbij het betreffende reactieproduct optreedt.

De meest voorkomende metalen werden behandeld bijv. niet
de edele metalen en de zeldzame aarden; ze werden gerang-
schikt naar de volgorde van de electrocheinische spanningsreeks,
ontleend aan „Abhandlung der deutschen Bunsen Gesellschaft,
Messungen elektromotorischer Kräfte galvanischer Ketten von
Abegg, Auerbach und Luther, 1911 und 1915" d.i. Hg, Ag, Cu,
As, Bi, Sb, Sn, Pb, Ni, Co, Cd, Fe, Cr, Zn, Mn, AI, Mg, Ca, Sr,
Na, Ba, K en Li.

Als algemeene regel is aangenomen, dat waar bij eene reactie
meer dan één product ontstaat, de volgorde van het ontstaan
overeenkomt met de volgorde in de beschrijving.

Van de voornaamste dubbelzouten zijn afbeeldingen gemaakt,
voor zoover ze niet reeds door anderen zijn gegeven.

Men zie hiervoor het boek van Behrens en den atlas van
Huysse (zie noot 3 en 4 op pag. 2).

-ocr page 18-

KWIK.

Reagens: RbCl.

Methode 1°. Oplossing HgCl2 in water vast reagens.

Hier onstaat geen kristallijn reactieproduct, zelfs
niet uit eene bijna verzadigde oplossing van
het kwikchloride (3% Hg), tenzij de oplos-
sing indroogt, in welk geval ontstaat:

Z 3—4—1 dunne naalden, als een netwerk rechthoekig
over elkaar liggend; r. en ook wel sch. uitd.
Later ontstaat met niet te veel reagens

Z 1—5 prisma\'s, recht of schuin afgesneden, deels recht,
deels scheef uitd. De kristallen worden niet
zoo lang als met de verdunde opl. van het
reagens op het vaste sublimaat.

Zie overigens afbeelding I, 1.

Lift. Z3—4—1 en Z1—5, Foote en Leuy, 1906,
Amer. chem. Journal
35, 240.

Oplossing Hg(NO;>)2 in water vast reagens.

Z 3—4—1 dunne naalden, als boven beschreven, als eene
breede band om het reagens voortschrijdende,
aan den kant van het RbCl weer oplossend.

HgS04 is in water niet voldoende oplosbaar.

Methode2°. Oplossing HgCl2 in 4 N zoutzuur vast reag.

Z 1—5 prisma\'s, recht en schuin afgesneden, geheel
als bij vast HgCl2 verdunde opl. reagens.

. Ontstaan slechts uit zeer geconc. opl.
(10% Hg); uit meer verdunde geenerlei
kristallisatie. Zie afbeelding I, 1.

Oplossing Hg(NO,5)2 of HgS04 in 4 N zoutzuur
vast reagens

Z 1—5 prisma\'s als met HgCl2 ondër dezelfde condities.

-ocr page 19-

Methode3°. Vast HgClo verzadigde opl. reagens.

Hier ontstaat door al te snelle reactie eene
onbruikbaar fijne kristallisatie.

Vast Hg(N03)2 verzadigde opl. raegens.

Geelkleuring van de kristallen wijzende op de
vorming van geel basisch zout resp. oxyde.
RbN03
lange naalden, schuin afgesneden, r. uitd., zeer
zwak anisotroop, tot bossen aaneengegroeid en
Z 1—5
prisma\'s, schuin afgesneden, sterk anisotroop,
r. uitd.

Vast HgS04 verzadigde opl. reagens.

Basisch zout, amorph, onbruikbaar en ook
fijne
naalden met niet nader vast te stellen
samenstelling.

Methode4°. Vast HgCl2 verdunde opl. reagens.

Z 1—5 prisma\'s, recht of schuin afgesneden, deels r.,
deels sch. uitd. Ontstaan slechts te midden
van de sublimaatkristallen.
Gevoeligheidsgrens: 60 ng Hg.

Vast Hg(NO;j)2 of HgSOi verdunde opl. reagens,
geen kristallijn reactieproduct.

Reagens: CsCl.

Methode 1°. Oplossing HgClo in water vast reagens.

Z 1—5 dunne, platte naalden, schuin afgesneden, die
enkel in geconc. opl. (3 % Hg) voorbijgaand
optreden, r. uitd. Volgens
Wells monoklien,
prismatisch. Zie afbeelding I, 2, f.

Z 1—2 dikke prisma\'s, schuin afgesneden, zeer zwak
anisotroop, volgens
Wells monoklien, pris-
matisch. Ze ontstaan langzaam.

Zie afbeelding I, 2, e.
Indien te veel reagens is gebruikt ontstaan
ze niet of maken spoedig plaats voor
Z 1—1
a. kuben, hoofdproduct van de reactie, bij meer
(dimorph) verdunde opl. en vanaf 1 % Hg uitsluitend
product. Zie afbeelding I, 2, d.

Gevoeligheidsgrens 0.1 % Hg.

-ocr page 20-

b. platte ruiten, r. uitd., rhombisch volgens
Wells, ontstaan enkel uit meer geconcen-
treerde opl. (3% Hg) met veel reagens.

Zie afbeelding I, 2, c.

Z 2—1 prisma\'s, schuin afgesneden, plat, sterk aniso-
troop, r. uitd.; enkel uit gecontreerde opl.
(3% Hg) optredend en met veel reagens.

Zie afbeelding I, 2, b.

Z 3—1 dubbelpiramiden, verbonden door korter of
langer prisma, r. uitd., op den top gezien iso-
troop, tetragonaal en niet rhombisch, zooals
volgens
Wells („rhombisch bipyramidaal").
Overmaat reagens is noodzakelijk.

Zie afbeelding I, 3, a.

Litt. Z 1—5, Z 1—2, Z 1—1 (regulair en rhom-
bisch), Z 2—1 en Z3—1, Wells, 1892, Zeitschr.
f. anorg. Chem.
2, 403-408. Z 2—1 Godeffroij.
1875, Ber. d. deutsch, chem. Ges.
8, 9.

Oplossing Hg(N03)2 in water reagens.

Z 1—1 kuben, in de niet te geconcentreerde opl., bijv.

met niet meer dan 1 % Hg, daar anders
caesiumnitraat kan uitkristalliseeren. Hier is
weinig reagens te gebruiken,

Z 3—1 dubbelpyramiden, tetragonaal, ontstaan alleen
met veel reagens in de oplossing met ± 1 %
Hg, bij indrogen aan den rand van den druppel,
zeer fraai, tot 100 p groot.
De andere dubbelchloriden werden hier niet
waargenomen.

HgS04 niet voldoende in water oplosbaar.

Methode2°. Oplossing HgCl2 in 4 N zoutzuur vast reag.

Z 1—1 a. kuben, hoofdproduct dezer reactie, wanneer
weinig reagens wordt gebruikt,
Gevoeligheidsgrens 0,5% Hg.
b. platte ruiten, r. uitd. Deze vorm treedt enkel
in bepaalde concentratie (bijv. 1 % Hg) op,
naast de kuben.

Z 2—1 prisma\'s als uit de waterige opl.; in dit geval
ook als
lange naalden.

-ocr page 21-

Z 3—1 dubbelpyramiden met prisma\'s, als uit de wate-
rige opl., met nog meer reagens dan voor
Z2—1 noodig was. Enkel in oplossingen met
0,5-0,25 o/o Hg.

Oplossing Hg(N03)2 in 4 N zoutzuur vast
reagens.

Z 1—5 fijne, r. uitd. naaldjes, schuin afgesneden, alleen
met de verzadigde opl.

Zie afbeelding 1, 3, f.

Z 1—1 kuben als met de opl. van het chloride in 4 N zout-
zuur, ook hier het hoofdproduct van de reactie.

CsN03 prisma\'s, schuin afgesneden, zeer zwak aniso-
troop, ontstaan alleen in de meer geconcen-
treerde opl., bijv. met meer nitraat dan over-
eenkomt met 10% Hg.

Oplossing HgS04 in 4 N zoutzuur vastreag.

(Het sulfaat is niet gemakkelijk geheel helder
op te lossen).

Z 1—1 kuben als met de oplossing van het chloride.

Z 2—1 dunne naalden, r. uitd., ontstaan pas later.

Methode3°. Vast HgCl2 verzadigde opl. reagens.

Z 3—1 dubbelpyramiden met prisma\'s als met de op-
lossing in water. Op eenigen afstand van het
sublimaat; ontstaan niet altijd.

Z 2—1 prisma\'s als uit de waterige oplossing; hier te
midden van de sublimaatkristallen.

Zonder dekglas ontstaat hier onbruikbaar fijne
kristallisatie.

Vast Hg(N03)2 -verzadigde opl. reagens.

Z 1—5 (?) naaldjes, zeer fijn, anisotroop, voorbijgaand.

Z 3—1 dubbelpyramiden met prisma\'s als in de waterige
oplossing met vast reagens,

Vast HgS04 4- verzadigde opl. reagens.

Z 1—5 (?) naaldjes, zeer fijn, anisotroop, r. uitd.

Z 1—1 kuben, verder verwijderd van het kwiksulfaat.

Z 3—1 dubbelpyramiden met prisma\'s, als in de waterige
oplossing met vast reagens.

\\

-ocr page 22-

Deze kristallisaties werden verkregen, wanneer
het kwiksulfaat uit zoutzure oplossing was
uitgedampt. Het uit de oplossing in verdund
zwavelzuur door uitdampen verkregen zout
leverde geen kuben, doch wel het rhombische
Z 1—1 en ook langzaam naalden van Z 2—1;
overigens als boven.

Methode4°. Vast HgCl2 verdunde opl. reagens.

Z 1—5 platte naalden, schuin afgesneden, sterk aniso-
troop, r. uitd.; treden voorbijgaand op, met
niet te weinig Hg en wel direct.

Z 1—2 dikke prisma\'s, als beschreven bij de reactie
van vast reagens op de waterige oplossing
van HgCl2, ontstaan onmiddellijk na Z 1—5.
Wanneer niet te veel vloeistof (CsCl opl.) is
gebruikt, blijven deze kristallen en groeien
nog, terwijl Z 1—5 reeds verdwenen is.
Gevoeligheidsgrens 12 ng Hg.

Vast Hg(N03)2 verdunde opl. reagens.

behalve een onbruikbaar fijn reactieproduct
ook nog

Z 1—5 fijne, anisotrope naaldjes op eenigen afstand
als een band rondom het kwiknitraat.

Z 1—1 kuben buiten bovengenoemde zóne van naaldjes.

Vast HgS04 verdunde opl. reagens,
geeft geenerlei kristallijn reactieproduct.

Het kubische Z 1—1 is een goed reactieproduct ter identifi-
catie van kwik. De beste wijze van reageeren is het chloride
op te lossen in zoutzuur en aan den druppel daarna eene kleine
hoeveelheid reagens toe te Voegen.

-ocr page 23-

ZILVER.

Reagens: RbCl.

Methode3°. Vast AgCl verzadigde opl. reagens.

Z 2—1 prisma\'s en lange naalden, recht of schuin af-
gesneden, r. uitd., 50—600
p, doch ook zeer
dun en klein, bij verwarming zeer lang. De-
zelfde vormen als van 2 CsCl. AgCl.

(Zie afbeelding I, 3, a).
Gevoeligheidsgrens 1 pg Ag.

Vast AgBr verzadigde opl. reagens.

Z 2—1 prisma\'s en lange naalden ontstaan wat lang-
zamer dan met AgCl, doch beter bij ver-
warming en dan dezelfde kristallen.
Gevoeligheidsgrens 5 /*g Ag.

Vast AgI verzadigde opl. reagens,
geeft geen kristallisatie.

Vast AgCN verzadigde opl. reagens.

Z 2—1 prisma\'s en lange naalden ontstaan ongeveer
even snel als met AgCl.
Gevoeligheidsgrens 0,5 Fg Ag.

Vast AgSCN verzadigde opl. reagens.

Z 2—1 prisma\'s en lange naalden als met AgCl, doch
eerst na verwarmen; zij groeien ten koste
van het tegelijkertijd ontstane

2 RbSCN.AgSCN prisma\'s, schuin, ook wel recht afge-
sneden, geheel gelijk aan het onder dezelfde
omstandigheden gevormde caesiumdubbel-
chloride.

Lift. RbSCN.AgSCN, Wells 1906, Am. chcm.
Journal,
28, 285.

-ocr page 24-

Over het dubbelchloride geen literatuur gevonden.
De formule is gegeven naar analogie van het
caesiumdubbelzout.

Vast AgN03 verzadigde opl. reagens.
Z 2—1
prisma\'s en lange naalden als met AgCl.
Gevoeligheidsgrens 0,6 Mg Ag.

Vast Ag2S04 verzadigde opl. reagens.
Z 2—1
prisma\'s en lange naalden als met AgCl.
Gevoeligheidsgrens 1 Mg Ag.

Reagens: CsCl.

Methode3°. Vast AgCl verzadigde opl. reagens.

Z 2—1 prisma\'s en lange naalden, recht of schuin af-
gesneden, r. uitd., 50—600
m, doch ook zeer
dun en klein. Volgens
Penfield rhombisch.
Deze heeft eene nauwkeurige kristalbeschrij-
ving gegeven. De kristallen vallen bij toe-
voeging van water uiteen onder afscheiding
van AgCl. Zie afbeelding I, 3, a.

Gevoeligheidsgrens 1 Mg Ag.

Z 1—1 rechthoekige plaatjes, zeer dun, dikwijls irisee-
rend bij opvallend licht; veelal door snellen
groei onregelmatig van vorm. Van boven
gezien geen anisotropie waarneembaar, op
zij gezien r. uitd.; 150—500 M- Ontstaan door
verwarming, waarbij Z2—1 verdwijnt, dat
echter in de koude weer langzaam terug-
komt ten koste van Z 1—1.
Z 1—1 valt eveneens bij toevoeging van
water uiteen onder afscheiding van AgCl.

Zie afbeelding I, 3, b.

Lltt. Z 2—1 en Z 1—1 Wells en Wheeler (in
medewerking met den kristallograaf Penfield)
1892, Zeitschr. f. anorg. Chem.
2, 30.

Vast AgBr verzadigde opl. reagens.

Z 2—1 prisma\'s en lange naalden ontstaan wat lang-
zamer dan met AgCl., beter na verwarming
en dan krijgt men dezelfde kristallen.
Gevoeligheidsgrens 5 Mg Ag.

-ocr page 25-

Z 1—1 dunne rechth. plaatjes als met AgCl.

Vast AgI verzadigde opl. reagens.
Z 2—1
prisma\'s en lange naalden in de koude zeer

langzaam, in de warmte iets beter.
Z 1—1 ontstaat hier niet.

Vast AgCN verzadigde opl. reagens.
Z 2—1
prisma\'s en lange naalden ontstaan en zien er
uit als die met AgCl.
Gevoeligheidsgrens 0,5 pg Ag.
Z 1—1
dunne, rechth. plaatjes als met AgCl.

Vast AgSCN verzadigde opl. reagens.
Z 1—1
dunne, rechth. plaatjes treden hier direct op in
de koude.

2 CsSCN.AgSCN, prisma\'s, schuin, ook wel recht afge-
sneden, r. uitd., sterk anisotroop, ontstaan
eerst na verwarmen tegelijk met sterk licht-
brekende druppels.

Van de drie door Wells l.c. beschreven
dubbelrhodaniden CsSCN.AgSCN, 2CsSCN.
AgSCN en 3CsSCN.AgSCN is het tweede
waarschijnlijk het hier optredende, gezien de
door
W. opgegeven ontstaansvoorwaarden en
kristalvormen.

Z 2—1 prisma\'s en lange naalden ontstaan ten koste
van de vorige vormen na verwarming en
bekoelen langzaam en fraai.

Litt. 2CsSCN.AgSCN: Wells 1906, Am. chem.
J.
28, 263.

Vast AgNO;} verzadigde opl. reagens.
Z 2—1
prisma\'s en lange naalden als met het chloride.

Gevoeligheidsgrens 0,6 y-g Ag.
Z 1—1
plaatjes als met het chloride.

Vast AgoSO.( verzadigde opl. reagens.
Z 2—1
prisma\'s en lange naalden als met het chloride,
doch niet zoo spoedig, soms kristallen met
korte verticaalas.
Gevoeligheidsgrens 1 /*g Ag.
Z 1—1
plaatjes als met het chloride (na verwarming).

-ocr page 26-

Het caesiumchloride in verzadigde oplossing bleek voor alle
bovengenoemde zilverzouten een bruikbaar reagens te zijn.
Rubidiumchloride is enkel voor het zilverjodide niet geschikt.

Merkwaardig is, dat de zoo weinig in water oplosbare zilver-
halogeniden reageeren onder vorming van de veel meer oplos-
bare en veel grover kristallijne dubbelzouten met RbCl en
CsCl. De grootere oplosbaarheid van 2CsCl.AgCl werd aan-
getoond door AgCl te schudden met verzadigde CsCl oplossing
en de vloeistof met zwavelwaterstofgas te behandelen, waar-
door een flink pp. van Ag.2S ontstond. Het ontstaan dezer
dubbelzouten moet dus worden verklaard door hun sterk com-
plex karakter, zoodat de Ag-ionen in waterige oplossing eene
geringere concentratie hebben, dan met het ionenproduct der
zilverhalogeniden overeenkomt.

-ocr page 27-

KOPER.

Reagens: RbCl.

Methode 1°. Oplossing CuCl; in water vast reagens.

Z 2—1—2 prisma\'s, schuin afgesneden, dichroïetisch: groen-
blauw (bijna kleurloos); sterk anisotroop, r.
uitd. Bij omkristalliseeren isotrope, pinakoïdale
plaatjes. Volgens
Wirouboff (zie Groth l.c.)
ditetragonaal, bipyramidaal.

Zie afbeelding I, 4.
Gevoeligheidsgrens 2% Cu.

Oplossing Cu(N03)2 in water vast reagens
Z 2—1—2
prisma\'s als met het chloride.

Oplossing CuSO.t in water vast reagens.
Z 2—1—2
prisma\'s als met het chloride.
Rb2SO.i. CuSO.j 6HoO
ruitvormige prisma\'s, kleurloos, sterk
anisotroop, r. of sch. uitd., monoklien. Mohr\'s
zout-type. Alleen met veel reagens in dege-
conc. opl. (bijv. 10 % Cu). Gelijkt veel op
het isomorphe, overeenkomstige Ni-zout.

Zie afbeelding II, 3.

Litt. Z 2—1: R. Godcffroy, 1875, Ber, d. dcutscli.
chem. Ges
. 8, 10—11.

Rb.,S0i.CuS0.l.6H,0: Groth, Chem. Krist. 2,
531, naar Tutton, 1896.

Methode2°. Oplossing CuClo in 4 N zoutzuur vast reag.

Z 2—1—2 prisma\'s als in de waterige oplossing.
Gevoeligheidsgrens 0,1%.

Oplossing Cu(N0;!)2 in 4 N z o u t z u u r vast reag.

Z 2—1—2 prisma\'s als met het chloride.

Gevoeligheidsgrens 1 % Cu.

-ocr page 28-

Oplossing CuS04 in 4 N zoutzuur vast reag.

Z 2—1—2 prisma\'s als met het chloride.

het dubbelsulfaat verschijnt hier niet.

Methode3°. Vast CuCl2 verzadigde opl. reagens.

Z 2—1—2 prisma\'s als met de oplossing.

Gevoeligheidsgrens 0,6 pg Cu.

Vast Cu(N03)2 verzadigde opl. reagens.

Z 2—1—2 prisma\'s als met het chloride.

RbNOs prisma\'s, kleurloos, schuin afgesneden, zwak
anisotroop. Ontstaan alleen met veel koper-
nitraat naast het Z 2—1—2.

Vast CuS04 verzadigde opl. reagens.

Rb2S04.CuS04.6H20 prisma\'s als met de opl. in water en
vast reagens, zeer fraai, vooral na verwarmen.
Gevoeligheidsgrens 0,3 pg Cu.

Methode 4°. Vast CuCl2 of Cu(N03)2 verdunde opl. reagens,
geen kristallijn reactieproduct.

Vast CuS04 verdunde opl. reagens.

de kristalmassa wijzigt zich; ongeschikt voor
herkenning.

Reagens: CsCl.

Methode 1°. Oplossing CuClo in water vast reagens.

Z 1—1 dubbelpijramiden, zeer spits, granaatrood, r. uitd.,
veelai in bundels gegroepeerd, volgens
Wells
hexagonaal.

Gevoeligheidsgrens 5 % Cu. In meer verdunde
opl. verschijnt Z 1—1 ook nog, met niet te
veel reagens bij indrogen, aan den rand van
den druppel. Zie afbeelding II, 1, b.

Z 2—1 prisma\'s met dubbelpijramiden, geel, r. uitd. en
plaatjes, ook geel, vierkant, isotroop (pinakoïdaal).
Dit zout is dus tetragonaal en niet ortho-
rhombisch, zooals volgens
Wells en Dupee
l.c. De kristallen ontstaan vlak bij (met een
overmaat van —) het reagens.
Gevoeligheidsgrens 2% Cu.

Zie afbeelding II, 1, a.

-ocr page 29-

Oplossing Cu(N03)2 in water vast reagens.
CsN03 prisma\'s schuin afgesneden en

vierkante plaatjes, evenals de prisma\'s kleur-
loos en zwak anisotroop, r. uitd. Ontstaan
alleen in geconcentreerde oplossing, bijv. met
een nitraatgehalte als overeenkomt metlO%Cu.

Z 1—1 dubbelpijramiden, spits, granaatrood, als met de
oplossing van het chloride.

Z 2—1 prisma\'s met dubbelpijramiden. geel, als met
de oplossing van het chloride.
Gevoeligheidsgrens 5% Cu.

Oplossing CuS04 in water vast reagens.
Z 1—1 ontstaat hier niet.

Z 2—1 prisma\'s, geel, r. uitd., als met de oplossing
van het chloride.

CsjSO4.CuSO4.6HoO prisma\'s, schuin afgesneden,
kleurloos, sch. en r. uitd., dus monoklien,
Mohr\'s zout-type. Ontstaan niet gemakkelijk en
alleen in geconc. opl., bijv. met 10% Cu en
weinig reagens. Zie voor den kristalvorm, die
van het overeenkomstige Ni-zout.

Afbeelding II, 4.

Litt. Z 1—1 en Z 2—1; H. L. Wells en L. C.
Dupee 1894, Zeitschr. f. anorg. Chem.5,300.
Filippo en Meerburg 1905, Chern. Weekbl.
2, 642.

Cs.2SO\\. C11SO4.6H0O: Groth 1908, Cliem.
Krist.
2, 531, naar Tutton 1896, Zeitschr. f.
Krist.
27, 123.

Methode2°. Oplossing CuCL in 4 N zoutzuur -f vastreag.
Z 1—1
dubbelpijramiden, roode, als met de oplossing
in water, doch hier in de geconcentreerde
opl., bijv. met 10% Cu, met niet te veel
reagens, uitsluitend optredend reactieproduct.
Gevoeligheidsgrens 5% Cu.
Z 2—1
prisma\'s en plaatjes, gele, als met de oplossing
in water, doch hier met veel meer reagens.
Gevoeligheidsgrens 0,25 % Cu.
V. 2

-ocr page 30-

Oplossing Cu(N03)2 of C11SO4 in 4 Nzoutzuur
vast reagens.
Z 1—1
dubbelpyramiden, roode, en
Z 2—1
prisma\'s en plaatjes, gele, als met het chloride.

Methode3°. Vast CuCl2 verzadigde opl. reagens.

Z 1—1 dubbelpyramiden, roode, als met de opl. in

water. Ze maken plaats voor
Z 2—1
prisma\'s, gele, als met de opl. in water.
Gevoeligheidsgrens 0,3 ^g Cu.

Vast Cu(N03)2 verzadigde opl. reagens.
CsN03
prisma\'s, schuin afgesneden en vierkante plaatjes,
alle zwak anisotroop en r. uitd. als met de
geconc. opl. van het nitraat in water.
Z 1—1
dubbelpyramiden, roode, als bij het chloride,

plaats makende voor
Z 2—1
prisma\'s, gele.

Vast CuSO.t verzadigde opl. reagens.
Z 2—1
prisma\'s, gele, als met het chloride.
Z 1—1 treedt hier niet op.

Vast CuCl2, Cu(N03)2 of CuS04 verdunde opl. reag.

Geen kristallijn reactieproduct.

Filippo en Meerburg l.c. geven voor de reactie met CsCl bij
de oplossing van het koperzout in water met een weinig zout-
zuur aan, dat hoeveelheden van 0,0001 mg Cu nog gemakkelijk
kunnen worden aangetoond. Het reactieproduct zal in zoo
\'11
geval het gele Z 2—1 zijn, want allicht wordt dan naar ver-
houding tot de geringere hoeveelheid koperzout een groote over-
maat reagens toegevoegd. De caesium-koperchloriden zijn door
hunne kleur gemakkelijk te herkennen, maar de reactie met
vast RbCl op de zoutzure oplossing is gevoeliger, terwijl toch
ook de sterk anisotrope, schuin afgesneden prisma\'s van dit
rubidiumdubbelchloride Z 2—1—2 zeer kenmerkend zijn.

-ocr page 31-

ARSENICUM.

Reagens: RbCI.

Volgens de tot nu toe gevolgde methoden kon geen kristal-
lijn reactieproduct worden verkregen, echter wel op de vol-
gende wijze:

Eene verzadigde, oplossing van As203 in 4 N zout-
zuur werd door voorzichtig verwarmen geconcentreerd, hieraan
een weinig vast RbCI toegevoegd en afgekoeld, waardoor
ontstond: ,

Z 3—2 gele, anisotrope kristalmassa, waarin geen vor-
men waren te herkennen.

Litt. Z 3—2: H. L. Wheeler 1893, Zcitsclir. f.
anorg. Chem.
4, 453.

Reagens: CsCl.

Ook hier werd, alleen volgens de methode als bij RbCI be-
schreven, een dubbelzout verkregen.

Eene verzadigde opl. van AsoO.i in 4 N zoutzuur voorzichtig
door verwarmen geconcentreerd, daarna vast CsCl toegevoegd
en afgekoeld. Waargenomen werd

Z 3—2 (nagenoeg —) vierkante- of rechthoekig afge-
sneden kristallen, de hoeken schuin afgesne-
den, geel, r. uitd. volgens diagonaal.
Wheeler
l.c. geeft van deze „rhomboüdrisch, hemiëdri-
sche kristallen eene nauwkeurige beschrijving.

Litt. Z 3—2: 11. L. Wheeler 1S93, Zeitschr. f.
anorg. Chemie.
4, 453.

-ocr page 32-

Voor de practische herkenning van Arseen lijken mij deze
kristallisaties niet geschikt. Daar zij slechts bij hooge Arseen-
concentratie optreden, zal men in het algemeen ook geen hinder
daarvan ondervinden bij de reacties met RbCl en CsCl op andere
metalen.

-ocr page 33-

BISMUTH.

Reagens: RbCl.

Methode 2°. Oplossing BiCl3, Bi(N03)3 of Bi2(S04)3 in 4 N
zoutzuur vast reagens.
Z 3—1
ruiten, kleurloos, zeer dun, soms iriseerend, r.

uitd. volgens diagonaal. De hoeken bedragen
115°. Rhombisch volgens Behrens I.e.
Gevoeligheidsgrens 0,5% Bi.
Z 23—10
plaatjes, zeshoekig, kleurloos, isotroop,
(Z 3—2 ?) op zij gezien (scheef liggend) anisotroop, r. uitd.

De hoeken bedragen 120°, de kristallen zijn
dus hexagonaal. Ontstaan enkel uit de geconc.
opl., bijv. met 10% Bi en met weinig rea-
gens. De formule Z 3—2 is waarschijnlijker,
omdat de analytici
Remsen en Brigham van
de door hen gegeven formule Z 23—10, zelf
niet zeker zijn en naar analogie van de door
mij eveneens als hexagonale plaatjes her-
kende zouten : 3 CsCl.2 BiCl j, 3 RbCl.2 SbCl j
en 3 CsCl.2 SbCl3.

Litt. Z 3—1: Remsen en Brigham, 1892, Am.
chem. Journal
14, 172;
Godeffroi/ IS 75, Ber. d. deutsch, ehem. Ges.
8, 9, gaf de formule Z 6—1; /

Behrens 1899, Mikrochem. An. 108, gaf de
formule Z 2—l—2*/o.

Z 23—10: Remsen en Brigham I.e. onder Z 3—1.

Methode 3°. Vast BiCl;!, Bi(NO;!)3 of Bi2(SO.,)3 verzadigde opl.
* reagens.

Z 3—1 ruiten als met de oplossing in 4 N zoutzuur.

Bij verwarmen dikker en blijken dan sterk
anisotroop.

-ocr page 34-

Z 23—10 plaatjes, zeshoekig, ontstaan met veel bismuth-
(Z 3—2 ?) zout, vooral bij verwarmen mooi. Zie bij de
reactie in 4 N zoutzuur. ,

Methode 4°. VastBiCI3.Bi(N03)3ofBi2(S04)3 verd.opl.reagens.
Geen kristallijn reactieproduct.

Reagens: CsCl.

Methode 2°. Oplossing BiCl3, Bi(N03)3 of Bi2(S04)3 in 4 N
zoutzuur vast reagens.
Z 3—1
ruiten als met rubidiumchloride; minder goed
bruikbaar, te fijne kristallen met geconc. opl.,
wel met meer verdunde, bijv. met 5% Bi.
De hoek bedraagt 115°. Rhombisch. Gevoe-
ligheidsgrens 0,05% Bi.
Z 3—2
plaatjes, zeshoekig, hexagonaal, als met rubi-
diumchloride, ook hier alleen uit de geconc.
opl. met weinig reagens. De hoek bedraagt 120°.

Litt. Z 3—1: Remsen en Brigham 1892, Am.
chem. Journal 14, 192;
Godeffroy 1875; Ber. d. deutsch. chem. Ges.
8, 9;

Behrens 1899, Mikrochem. An., 108.
Z 3—2: Remsen en Brigham l.c. onder Z 3—1.

Methode 3°. Vast BiCl3 en BiN03 verzadigde opl. reagens.
Z 3—1
ruiten als met de opl. in 4 N zoutzuur, ver-
warmen is noodig.
Z 3—2 .
plaatjes, zeshoekig, als met de opl. in 4 N zout-
zuur, enkel bij verwarmen; als met rubidium-
chloride alleen wanneer veel bismuthzout aan-
wezig is.

Vast Bi2(S04)3 verzadigde opl. reagens.
Z 3—1
ruiten, eerst na verwarming.
Z 3—2 werd hier niet opgemerkt.

Methode 4°. Vast BiCl3, Bi(N03)3 of Bi2(S04)3 verdunde opl.
reagens.

Geen kristallijn reactieproduct.

Bismuthnitraat en -sulfaat in 4 N zoutzuur zijn, evenals het

-ocr page 35-

chloride goed bruikbare vormen om bismuth aan te toonen. Bij
gebruik van het nitraat wordt het daarvan afkomstige salpeter-
zuur door 4 N zoutzuur voldoende onschadelijk gemaakt. Zie
Schoorl 1907, Chem. Weekbl. 4, 686.

Het meest opvallende reactieproduct is steeds het dubbel-
chloride Z
3—1, terwijl het hexagonale dubbelchloride Z 3—2,
dat slechts uit meer geconcentreerde bismuthoplossingen ont-
staat, isomorph is met het dubbeljodide, dat terecht door
Behrens
als de beste reactie op Bi (en Sb) wordt aanbevolen. Dit dub-
beljodide is dus ook waarschijnlijk een Z 3—2 en is veel min-
der oplosbaar, zoodat ook het rhombische dubbelchloride Z
3—1
bij toevoeging van kaliumjodide daarin omslaat.

-ocr page 36-

ANTIMONIUM.

De gebruikte methoden van reageeren zijn voor beide rea-
gentia minder goed dan die met caesiumchloride, uitgevoerd
volgens
Schoorl I.e. De optredende dubbelchloriden (ook de
jodiden) zijn steeds van de samenstelling Z 3—2 en hexagonaal,
als de overeenkomstige bismuthdubbelzouten; een Z 3—1 werd
nooit aangetroffen. De reactie met RbCI op de oplossing van
SbCl3 in 4 N zoutzuur heeft eene gevoeligheidsgrens van 2% Sb;
die met CsCl van 0,05%. Met caesiumchloride worden hier
echter zeer fijne en ook onregelmatig vergroeide kristallen
verkregen. De toevoeging van KI, waarbij de roodbruine dubbel-
jodiden ontstaan brengt hierin niet veel verbetering.

De reacties met verzadigde of verdunde oplossing der reagentia
op het vaste zout zijn onbruikbaar door de vorming van amorph
basisch zout.

Litt. Reinsen en Saunders 1892, Am. Chem.
Journal
14,152, geven als formule voor beide
dubbelchloriden Z3—2.
Wheeler 1893, Am. J. Sc. (Sill.) 46, 279.
Behrens 1899, Mikrochem. An. 110
geeft de
formule Z 2—1—21/.,.
Schoorl 1907, Chem\' Weekbl. 4, 564.
Wagenaar 1913. Pharm. Weekbl.
50, 274.

-ocr page 37-

TIN.

Er treedt hier nooit een ander dubbelzout op dan het zeer
weinig oplosbare Z 2—1, dat zelfs in geconc. zoutzuur (25%)
nog zoo weinig oplosbaar is, dat bij voorkeur in deze omgeving
de reactie wordt uitgevoerd (zie
Schoorl I.e.) om beter ont-
wikkelde kristallen te krijgen.

Behalve de reactie in 4 N zoutzuur gaven de gevolgde me-
thoden van reageeren m.n. die op het vaste tinchloride onbruik-
baar fijne of geen kristallisaties.

De oplossing inet 0,5% Sn gaf met RbCl 40—90 ^ groote
octaëders van Z 2—1 en met CsCl van hoogstens 50
De gevoeligheidsgrens is in beide gevallen 0,005% Sn.

Litt. Friedheim-Peters, 4, 1, 357.

Behrens, Mikrochem. An. 89.

Schoorl 1907, Chem. Weekbl. 4, 568 en 569

-ocr page 38-

LOOD.

Reagens: RbCI.

Methode 1°. Oplossing PbCl2 in water vast reagens.

PbCl2 ruiten en prisma\'s, r. uitd., kleurloos, uit gecon-
centreerde opl., bijv. met 0,5% Pb.

Z 1—2 (?) prisma\'s, schuin afgesneden (ruitvormig), ook
kleurloos en recht uitd., dikker en sterk aniso-
troop. Gevoeligheidsgrens 0,25% Pb.

Z 1—1 (?) plaatjes, vierkant, kleurloos, isotroop, dus pina-
koidaal, schuin gezien anisotroop, dus tetra-
gonaal.

De formules Z 1—2 en Z 1—1 naar analogie
van de Cs-dubbelchloriden.

Oplossing Pb(N03)2 in water vast reagens.

PbCl2 ruiten en prisma\'s als met PbCl2 opl.

Z 1—1 (?) plaatjes vierkant, als met de oplossing van het
chloride.

Litt. Pb CU Behrens 1899, Mikrochem. Anal., 72.

Methode 2°. Oplossing PbCl2 in 4 N zoutzuur vast reagens.

PbCl2 ruiten en prisma\'s als met de oplossing in water.

Oplossing Pb(N03)2 in4Nzoutzuur vast reag.

PbCl2 ruiten en prisma\'s als met de opl. van PbCl2.

Methode3°. Vast PbCl2, PbSO., of Pb(N03)2 verz. opl. reag.

PbCl2 prisma\'s, schuin afgesneden, slechts na verwarmen
onder het dekglas.

Methode4°. Vast PbCL, PbS04 of (PbN03)2 verd. opl. reag.
Geen kristallijn reactieproduct.

-ocr page 39-

Reagens: CsCl.

Methode 1°. Oplossing PbCl2 in water vast reagens.

PbCl2 ruiten, r. uitd., kleurloos, in geconcentreerde opl.,
bijv. met 0,5 % Pb, skeletachtig uitgroeiend,
zeer dun, beter in meer verdunde oplossing,
bijv. met 0,25% Pb, waarin ook

Z 1—2 prisma\'s, schuin (ruitvormig) afgesneden, r. uitd.,
dik, sterk anisotroop en sterk lichtbrekend,
rhombisch volgens Campbell l.c.

Z 1—1 plaatjes en prisma\'s, rechthoekig, kleurloos, r.

uitd. en isotrope, tot 100 F groote, vierkante
pinakoïdale plaatjes, dus tetragonaal.
Gevoeligheidsgrens 0,05% Pb.

Oplossing Pb(N03)2 in water vast reagens.

PbCl2 ruiten ajs met de opl. van het chloride.

Z 1—2 prisma\'s als met de opl. van het chloride.

Z 1—1 plaatjes en prisma\'s als met de opl. van het
chloride.

Litt. Pb CU: Behrens 1899, Mikrochem. An.172,
Z 1—2 \'en Z 1—1, Campbell 1893, Am. J. Sc.
(Sill.)
45, 126.

Methode3°. Vast PbCl2 of Pb(NO;i)2 verzadigde opl. reagens.

Z 4—1 rhomboëders, r. uitd., soms tot zeshoekig kristal-
len uitgegroeid en dan isotroop. Hexagonaal.
Kleurloos. De kristallen zijn onder het dek-
glas om te kristalliseeren, wat echter in den
regel niet noodig is.
Gevoeligheidsgrens 0,2 Fg.

Zie afbeelding I, 4.

Vast PbSOj verzadigde opl. reagens.

Z 4—1 rhomboëders als met het chloride of nitraat,
doch hier is verwarmen als regel wel noodig.

Litt. Z 4—1: Campbell 1893. Amer. J. Sc. Sill
45, 126.

Het dubbelchloride 4 CsCl.PbCl2 bleek een zeer goed bruik-

-ocr page 40-

baar reactieproduct te zijn ter herkenning van lood, ook voor
het weinig oplosbare loodsulfaat.

Z 1—1 is een in zoutzure oplossing uitsluitend en constant
optredend reactieproduct, maar de kristallen zijn klein, hoogstens
20
p- en de gevoeligheid gering, *nl. tot 0,1 % Pb.

-ocr page 41-

NIKKEL.

Het chloride en het nitraat geven geen kistallijn reactieproduct;
behalve dat de geconcentreerde oplossing, bijv. met 10% Ni
van het nitraat met vast RbCl of CsCl en ook het vaste nitraat
met de geconc. opl. van die reagentia, RbN03 of CsN03, als
kleurlooze, zwak anistrope, schuin afgesneden kristallen opleveren.
Anders is het met het nikkelsulfaat:

Reagens: RbCl.
Methode lo. Oplossing NiS04 in water vast reagens.

Rb2S04. NiSOj. 6H20 prisma\'s, schuin afgesneden, meestal
ruitvormig, r. of sch. uitd., dus monoklien, ook
met Rb2S04 als reagens. Grootte van 20 tot
900 n en grooter. Mohr\'s zout-type.
Gevoeligheidsgrens 2% Ni.

Zie afbeelding II, 3.
Litt. Rb,SO.{. NiSo4. 6 H,0: Groth, Chem. Krist. 2,
524, naar Tutton, 1896.

Methode 2°. O p 10 s s i 11 g NiS02, in 4 N z 0 u t z u u r vast reagens.

Rb2S04. NiSO j. 6 H.0 prisma\'s als in waterige opl., doch
alleen in geconc. opl., bijv. met een nitraat-
gehalte als overeenkomt met 10% Ni.

Methode 3°. Vast NiS04 verzadigde opl. reagens.

Rb2S04. NiSO,. 6H20 prisma\'s als in waterige opl.
Gevoeligheidsgrens 2 ng Ni.

Methode 4°. Vast NiSOj verdunde opl. reagens. \'
Geen kristallijn reactieproduct.

Reagens: CsCl.
Methode 1°. Oplossing NiSOj in water vast reagens1).

\') Het gebruikte nikkelsulfaat en ook liet chloride, bleek te zijn veront-
reinigd met kobalt, zoodat bij de reacties met CsCl het blauwe 3 CsCl.
CoCl2 nu en dan in geringe hoeveelheid optrad.

-ocr page 42-

Cs2S04. NiS04. 6H20, prisma\'s, schuin afgesneden, sch.,
ook wel r. uitd., tot 260 groot, zeer mooi;
ook met Cs2S04 als reagens. Mohr\'s zout-type.
Gevoeligheidsgrens 2 % Ni.

Zie afbeelding II, 4.

Litt. Cs2S04. NiSO.i- 6H,0: Groth, Chem. Krist 2,
524 naar Tutton, 1896.

Methode 2°. Oplossing NiS04 in 4 N zoutzuur vast reagens.
Cs2S04. NiSOj. 6 H20,
prisma\'s als bij de reactie in water,
doch hier alleen in geconc. opl., bijv. met
10% Ni.

Methode 3°. Vast NiS04 verzadigde opl. reagens.
Cs2S04. NiS04. 6H20
prisma\'s als in waterige opl.
Gevoeligheidsgrens 2 pg Ni.

Methode 4°. Vast NiS04 verdunde opl. reagens.

Geen kristallijn reactieproduct.

De reactie op nikkelsulfaat is zeer fraai, doch niet specifiek;
ook andere metalen geven isomorphe zouten van het Mohr\'s
zout-type, gelijkende op de hier verkregen kristallen en wel de
metalen Cu, Cd (verschijnt niet wanneer chloride aanwezig is),
Co, Fe, Zn, Mn en Mg.

/

-ocr page 43-

KOBALT.

Raegens: RbCl.

Methode 1°. Oplossing CoCL in water vast reagens.
Geen kristallijn reactieproduct.

Oplossing Co(N03)2 in water vast reagens.
RbNO.j
prisma\'s, schuin afgesneden, kleurloos, weinig
anisotroop, r. en sch. uitd., met veel reagens,
enkel in geconc. opl., bijv. met een nitraat-
gehalte als overeenkomt met 10% Co.

Oplossing CoSO.j in water vast reagens.
? plaatjes, vierkant en rechthoekig, kleurloos, r.

uitd.; maken plaats voor
RboS04.
C0SO4. 6H0O ruiten, r. of sch. uitd., langzaam
groeiend tot 500 p, rose, onstaan ook met
Rb2S04. Mohr\'s zout-type.

Zie afbeelding II, 3.
Z 3— 1 (?)
prisma\'s, blauw, tetragonaal, als het overeen-
komstige 3 CsCl. CoCl», naar analogie waar-
van de formule Z 3—1. Deze kristallen groeien
ten kosten van bovengenoemd dubbelsulfaat,
ze ontstaan alleen in geconc. opl. met bijv.
10% Co met veel reagens (niet met caesium-
sulfaat).

Lift. Rb,SO{. C0SO1. 6H>0 Groth. Chem. Krist.
2, 527, naar Tutton 1896.

Methode 2°. Oplossing CoCl2, of Co(NO;!)2 in 4N zoutzuur
vast reagens.
Z 3— 1 (?)
prisma\'s, blauw, tetragonaal, als met de oplos-
sing van het sulfaat in water.
? prisma\'s, violet, schuin afgesneden, sch. uitd.,

bijna altijd als onregelmatige kristalklompen
met geen volmaakte uitdoovingsrichting (ver-
groeiing), ze ontstaan langzamer dan het blauwe
zout en daarnaast. Niet te weinig reagens!

(

-ocr page 44-

Oplossing C0SO4 in 4N zoutzuur vast reag.

? plaatjes, vierkant en rechthoekig, ook wel schuin

afgesneden, kleurloos, r. uitd., ongeveer als
bij de oplossing in water; verdwijnen weer.

Rb2S04. C0SO4. 6H0O ruiten, r. of sch. uitd., tot 200 f, als
met de oplossing water, doch niet altijd ont-
staande.

Z 3—1 (?) prisma\'s blauw, als in waterige opl., ter plaatse
van veel reagens. Later ontstaan ook

? prisma\'s, violette, meest tot onregelmatige klom-

pen vergroeid als in de zoutzure oplossing
van het chloride.

Methode3°. Vast CoCl2 verzadigde opl. reagens.

Geen kristallijn reactieproduct.

Vast Co(N03)2 verzadigde opl. reagens.

RbN03 prisma\'s, schuin afgesneden, zwak anisotroop, r. uitd.,
kleurloos.

Vast C0SO4 verzadigde opl. reagens.

Rb2S04. C0SO4. 6H20 ruiten als met de waterige opl.,
doch niet mooi, vergroeid.

Vast CoCI2, Co(N03)2 of C0SO4 verdunde opl. reag.
geen kristallijn reactieproduct.

Reagens CsCI.

Methode 1°. Oplossing CoCl2 in water vast reagens.

Z 3—1 prisma\'s, recht of schuin afgesneden (= zonder
of met dubbelpyramiden), en pinakoïdale
plaatjes, blauw, tetragonaal en niet zooals
Campbell l.c. vermoedde, eene combinatie van
kubus met octaëder. Alleen in geconc. opl.,
bijv. met 10 % Co en als 80 /* groote kristallen.

Zie afbeelding III, 1.

Oplossing Co(NO,()2 in water vast reagens.

CsN03 prisma\'s en lange naalden, schuin afgesneden.

kleurloos, r. uitd., ook wel als korte veelvlakkige
prisma\'s, sch. uitd. Ontstaan met veel reagens
alleen in geconc. opl. bijv. met een nitraat-
gehalte als overeenkomt met 10 tot 2% Co.

-ocr page 45-

\\

Z 3—1 prisma\'s, blauw, als met het chloride,

Oplossing C0SO4 in water vast reagens.

Z 3—1 prisma\'s, blauw, als met het chloride, met veel
reagens.

CS2SO4. C0SO4. 6H20 prisma\'s, schuin afgesneden, r. of sch.

uitd., tot 240 [j. groot, rose, alleen in geconc.
opl., bijv. met 10 % Co en langzaam ontstaande.
Mohr\'s zout-type, als het overeenkomstige nik-
kelzout gevormd.

Zie afbeelding II, 4.

Lift Z 3—1: Campbell 1895, Zeitsclir. f. anorg.

Chem. 8, 126.
Cs,S04. c0so4. 6H.O: Groth, Chem. Krist. 2,
527 naar Tutton \'1896.

Methode2°. Oplossing CoCI2 of Co(N03)2in4Nzoutzuur
vast\'reagens.
Z 3—1
prisma\'s, blauw, als met de opl. in water.

Oplossing C0SO.1 in 4 N zoutzuur vastreag.
Z 3—1
prisma\'s, blauw, als met de opl. in water.
Cs2S04. C0SO4. 6 H20
prisma\'s,, als met de opl. in water.

Methode 3o. Vast CoCl2 of Co(NO;5)2 verzadigde opl. reagens.
Z 3—1
prisma\'s, blauw, als met de opl. van de ko-
baltzouten.

Gevoeligheidsgrens voor het chloride 0,5 /xg Co.

Vast C0SO4 -f verzadigde opl. reagens.
Z 3—1
prisma\'s, blauw, als met het chloride.
Cs2SO|.
C0SO4. 6H0O prisma\'s, als met de oplossing van
het kobaltzout in water. Met veel kobalt en
weinig reagens,

Het blauwe, tetragonale caesium-kobaltchloride Z3—1 is een
fraai reactieproduct en voor de identificatie van kobalt geschikt.
De reactie is het gevoeligst, wanneer het caesiumchloride in ver-
zadigde opl. in water wordt toegevoegd aan het vaste kobalt-
zout, liefst het chloride.

V. , 3

-ocr page 46-

CADMIUM.

Reagens: RbCl.

Methode 1°. Oplossing CdCl3, Cd(N03)2 of CdS04 in water
vast reagens.

Z 1—1 plaatjes, vierkant, r. uitd., de grootere overlangs
gegroefd, ontstaan met weinig reagens, slechts
plaatselijk en alleen in geconc. opl., bijv. met
10% Cd. Volgens Rimbach l.c. prismatisch,
rhombisch. Zie afbeelding III, 2,
a.

Z 4—1 rhomboëders, hexagonaal, zwak anisotroop, sterk
lichtbrekend, ontstaan met een overmaat reag.
Gevoeligheidsgrens 0,1 % Cd.

Zie afbeelding III, 2 b.

Litt. Z 1—1: E. Rimbach 1902, Ber. d. deutsch.
chem. Ges.
35, 1306.
Z 4—1: idem en ook
N. Schoort 1907, Chem. Weekbl. 4, 689.

Methode 2°. Oplossing CdCl2, Cd(N03)2 of CdS04 in 4 N z o u t-
zuur vast reagens,

Z 1—1 plaatjes als met de oplossing in water, ze worden
na staan zeer groot. Tot de vorming van dit
zout bestaat hier meer neiging dan in waterige
oplossing, ook in de opl. met 10% Cd veel
reagens.

Z 4—1 rhomboëders als met de oplossing in water.
Veel reagens is noodig.
Gevoeligheidsgrens 0,05% Cd.

Methode 3°. Vast CdCl2 verzadigde opl. reagens.

Z 4—1 rhomboëders als met de opl. in water.

Gevoeligheidsgrens volgens Schoorl, l.c.
0,01 MgCd.

Vast Cd(NO.-)2 verzadigde opl. reagens.

Z 1—1 plaatjes, vierkante, als met de opl. in water.

-ocr page 47-

Z 4—1 rhomboëders als met het chloride.

RbN03 prisma\'s, schuin afgesneden, zwak anisotroop,
r. uitd., te midden van de plaatjes en de
rhomboëders.

Vast CdS04 verzadigde opl. reagens.

Z 4—1 rhomboëders als met het chloride.

Methode 4°. Vast CdClo, Cd(N03)2 of CdS04 verd. opl. reag.
Geen kristallijn reactieproduct.

Reagens: CsCI.

Methode 1°. Oplossing CdCl2 in water vast reagens.

Z 1—1 dubbelpijramiden, zeszijdig, hexagonaal, sterk
lichtbrekend.

Gevoeligheidsgrens 1 % Cd.

Zie afbeelding III, 3, b.

Z 2—1 plaatjes, vierkant, isotroop, pinakoïdaal, ontstaan
alleen met veel reagens, ook in de oplossing
met veel, bijv. 10% Cd. Uit meer verdunde
oplossing met veel reagens indrogende wor-
den de plaatjes grooter tot 100 /x en groeien
ook wel uit tot
prisma\'s, r. afgesneden, sterk anisotroop. De
kristallen zijn dus tetragonaal.
Gevoeligheidsgrens 0,04% Cd.

Zie afdeeling III, 3, a.

Oplossing Cd(N03)2 in water vast reagens.

Z 1—1 dubbelpijramiden, hexagonaal, als met het chloride

Z 2—1 plaatjes als met het chloride.

CsNO;1 prisma\'s, schuin afgesneden, zwak anisotroop,
r. uitd., alleen in de geconc. opl., bijv. met
een nitraatgehalte, overeenkomende met
10% Cd.

Oplossing CdSO, in water vast reagens.

Z 1—1 dubbelpijramiden, hexagonaal, veel fijner als met
het chloride.

Z 2—1 plaatjes als met het chloride.

Lltt. Z 1—1 en Z 2—1: H. L. Wells en P. T.
Walden 1894, Zeitschr. f. anorg. Cliem.
5,269.

-ocr page 48-

Methode2°. Oplossing CdCl2, Cd(N03)2 of CdS04 in 4 N
zoutzuur vast reag.
Z 1—1
dubbelpyramiden, hexagonaal, als in de waterige
oplossing, maar met spitser tophoek en neiging
tot stapelbouw, zoodat schijnzuilen ontstaan.
De kristallen zijn ook kleiner, behalve de
langer uitgegroeide schijnzuilen. In oplossingen
met minder dan 10 % Cd zijn ze onbruikbaar
fijn.

Z 2—1 verschijnt hier niet.

Methode3°. Vast CdCl2, Cd(N03)2 of CdS04 verzadigde opl.
reagens.

onbruikbaar fijne kristalmassa.
Methode4°. Vast CdCl2 verdunde opl. reagens.

Z 1—1 zeszijdige plaatjes, isotroop, pinakoïdaal en dub-
belpyramiden
als met de oplossing van het
chloride in water.
Gevoeligheidsgrens 0,5 fig Cd.

Vast Cd(N03)2 of CdS04 verdunde opl. reagens.
Geen kristallijn reactieproduct.

De reactie met rubidiumchloride onder vorming van het typische
hexagonale
Z 4—1, geschiedt het gevoeligst volgens Schoorl
l.c. met een verzadigde oplossing van dit zout op het vaste
cadmiumzout. Met caesiumchloride is het mooiste reactieproduct,
het hexagonale
Z 1—1. Men reageert het gevoeligst op cadmium-
chloride door het reagens in verdunde oplossing te doen inwerken
op het vaste cadmiumzout; het sulfaat is geheel onbruikbaar,
het nitraat eerst na uitdrogen van het reactiemengsel.

-ocr page 49-

IJZER.

Reagens: RbCl.

Methode 1°. Oplossing FeCls in water vast reagens.

geen kristallijn reactieproduct. De oplossing
met 10 % Fe geeft hier echter wel na uitdrogen

Z 2—1—1 plaatjes, ruitvormig, geel, r. uitd. (volgens diago-
naal), sterk lichtbrekend, (rhombisch volgens
Gossner l.c.) evenals bij de reactie met de
verzadigde oplossing van het reagens op het
vaste zout. Zie afbeelding III, 4.

Oplossing Fe(NO;5)2 in water vast reagens.

Z 2—1—1 plaatjes, ruitvormig als met het chloride, alleen
na indrogen.

RbN03 prisma\'s, kleurloos, schuin afgesneden zwak aniso-
troop; alleen met geconc. opl., bijv. met een
nitraatgehalte als overeenkomt met 10 % Fe.

Oplossing Fe2(SO.t);5 in water vast reagens,
geen kristallijn reactieproduct.

Oplossing FeSO., in water vast reagens.

Rb>S04. FeSO.(. 6 H20 prisma\'s, ruitvormig er uitziende als
rhomboëders, sch. en r. uitd., sterk aniso-
troop, Mohr\'s zouttype, tot 400 p groot, alleen
in geconc. opl. Gelijken op het overeenkom-
stige Ni-zout. Zie afbeelding II, 3.

Lift. Z. 2—1—1: B. Gossner 1905, Zeitschr. f.
Krist.
40, 73.

Rb,SOA. FeSOi. ö H,0, Groth, Chem. Krist. 2,
488, 518, naar Perrotl895 en naar Tiitton 1897.

Methode 2°. Oplossing FeCls in 4 N z o u t z u u r vast reagens.

Z 2—1—1 plaatjes, ruitvormig, geel, als met de oplossing
in water.

Gevoeligheidsgrens 2% Fe.

Zie afbeelding III, 4.

-ocr page 50-

Oplossing FeCl2 in 4 N zoutzuur vast reag.
Z 2—1—2
prisma\'s schuin afgesneden, sterk lichtbrekend,
sterk anisotroop, sch. uitd., volgens
Dörfurt,
en Heyne l.c. monoklien. Alleen in de opl.
met ongeveer 5 % Fe enkelvoudige kristallen
tot 150 ft groot; met meer verdunde opl.
geen kristallen, met meer geconc. opl. slechts
sphaerolieten.

Oplossing Fe(N03)3 in 4 N zoutzuur vast
reagens.

Z 2—1—1 ruitjes, klein doch fraai.

RbN03 prisma\'s, kleurloos, als met de (geconc.) opl.
in water.

Oplossing Fe2(S04)3 in 4 N zoutzuur vast
reagens.

Geen kristallijn reactieproduct.

Oplossing FeS04 in 4 N zou tzu ur vast reag.
Geen kristallijn reactieproduct.

Litt. Z 2—1—2 (= 2 RbCl. FeCL2. 2 H,0): Ernst,
Wilke Dörfurt u. Gerhard Heyne 1912, Ber.

d. deutsch. chem. Ges. 45, 1013.

i

Methode 3°. Vast FeCl3 verzadigde opl. reagens.

Z 2—1—1 prismas\'s met dubbelpyramideu en ruiten, geel,
r. uitd., sterk lichtbrekend. De ijzerchloride-op-
lossing werd met een spoor HC1 voorzichtig
uitgedampt.

Gevoeligheidsgrens 1 pg Fe.

Vast Fe2(N03)3 verzadigde opl. reagens.
Z 2—1—1
plaatjes, ruitvormig als met de opl. in water,

doch niet mooi.
RbN03
prisma\'s, kleurloos, zwak anisotroop, als met de
oplossing.

Vast Fe2(S04)3, ook FeS04 verzadigde opl. reag.
geen kristallijn reactieproduct.

Vast FeCl3, Fe(N03)3, Fe2(S04)3 of FeS04 verd.
opl. reag.

geen kristallijn reactieproduct.

-ocr page 51-

Aluin werd met RbCl niet verkregen ook niet met KHS04
volgens
Wagenaar.

Reagens: CsCl.

Methode 1°. Oplossing FeCl3 in water vast reagens.

Z 2—1—1 plaatjes en naaldjes, recht of schuin afgesneden
en
ruitjes, geel, r. uitd., niet zeer mooi, sterk
lichtbrekend. Ontstaan alleen in de geconc.
opl. bijv. met 10% Fe. Zie afbeelding IV, 1.
Cs2S04. Fe2(S04)3. 24HoO
octaëders, klein, lichtgeel of kleur-
loos werden na toevoegen van KHS04 volgens
Wagenaar verkregen.

Oplossing Fe(N03)3 in water vast reagens.
Z 2—1—1 (?) fijne gele anisotrope vergroeide kristalletjes.

Oplossing Fe2CS04)2 in water vast reagens.
Geen kristallijn reactieproduct.
Cs2S04. Fe2(S04)3. 24H20
octaëders, lichtgeel of kleurloos,
alleen na toevoegen vankaliumbisulfaat; grootte
± 50 F-

Oplossing FeS04 in water vast reagens.
Cs2S04. FeS04. GH20
prisma\'s, schuin afgesneden, r. of sch.

uitd. kleurloos, komen langzaam en alleen in
geconc. opl. Mohr\'s zout-type. De kristallen
worden tot 300
f groot en gelijken veel op
het isomorphe, overeenkomstige Ni-zout.

Zie afbeelding II, 4.
Litt. Z 2—1—1: B. Gossner, 1905, Zeitschr. f.
Krist.
40, 74.

Cs,SO.FeSOi. 6 H2Ö: Groth, Chern. Krist.
2, 488 en 518 naar Perrot 1895 en naar
Tutton 1897.

Methode 2°. Oplossing FeCl3 in 4 N zoutzuur vastreag.
Z 2—1—1
prisma\'s, schuin afgesneden en zeshoekige of ruit-
vormige plaatjes,
fraai en regelmatig gevormd.
Gevoeligheidsgrens 2% Fe.

Oplossing FeCl2 in 4 N zoutzuur vast reag.
Z 2—1—2
prisma\'s, schuin afgesneden, sterk lichtbrekend,
sterk anisotroop, sch. uitd., monoklien volgens

-ocr page 52-

Dörfurt en Heijne l.c., slechts in de opl. met
± 5 % Fe mooie kristallen, in meer verdunde
opl. geen kristallen en in sterkere sphaerolieten.

Z 1—1—2 prisma\'s, rechthoekig afgesneden en r. uitd,
evenals Z 2—1—2 sterk anisotroop, monoklien
volgens
Dörfurt en Heijne, tot 200 n groot;
ontstaan slechts in de opl. met ± 5% Fe.,
niet in die met
10% Fe.

Oplossing Fe(N03)3in4Nzoutzuur vastreag.

Z 2—1—1 ruitvormige plaatjes als met het chloride, doch
fraaier.

CsN03 prisma\'s en naalden, kleurloos, zwak anisotroop,
r. uitd., vrij spoedig optredend enkel uit ge-
conc. opl., bijv. met 10% Fe.

Oplossing Fe2(S04)3 in4Nzoutzuur vast reag.

Z 2—1—1 ruitvormige plaatjes als met het chloride, bij
indrogen zeer fraai.

Oplossing FeS04 in4Nzoutzuur vast reagens,
geen kristallijn reactieproduct.

Litt. Z 2—1—2 en Z1—1—2 (d.w.z. de caesium-
ferrochloride): Ernst Wilke Dörfurt en Gerhard
Heijne 1912, Ber. d. deutsch. chem. Ges.
45,1012.

Methode3°. Vast FeCl3 verzadigde opl. reagens.

Z 2—1—1 prisma\'s en ruiten als met de oplossing in 4N
zoutzuur.

15 /*g Fe geven nog slecht gevormde, gele
naaldjes.

Vast Fe(N03)3 verzadigde opl. reagens.
Onbruikbaar, fijne, gele kristallen.

Vast Fe2(SO.t)s verzadigde opl. reagens.

Z 2-1-1? naaldjes, heldergeel, r. uitd. slecht gevormd.

Vast FeS04 verzadigde opl. reagens.

Cs2S04. FeS04. 6 H20 prisma\'s, schuin afgesneden, als met
de oplossing in water en vast reagens.

Methode 4°. Vast FeCl3, Fe(N03)3, Fe2(S04)s of FeS04 ver-
dunde opl. reagens.
Geen kristallijn reactieproduct.

-ocr page 53-

Van de reacties op ijzer met behulp van rubidium- encae-
siumchloride zijn vooral bruikbaar, hoewel niet zeer gevoelig,
die met de vaste reagentia op de zoutzure oplossing van het
chloride of het nitraat (het sulfaat is niet bruikbaar voor de
reactie met RbCl.) De verzadigde oplossing van rubidiumchlo-
ride, leent zich beter nog dan die van caesiumchloride, tot het
aantoonen van ijzer in den vorm van vast chloride.

De Mohr\'s zout-reactie op FeS04 met de verzadigde oplos-
singen der reagentia is fraai maar niet specifiek, evenals de
aluinreactie met CsCl en KHS04.

De reacties met RbCl en CsCl op ferrozout (in zoutzure op-
lossing) zijn weinig gevoelig en niet geschikt om op ijzer te
reageeren. Onder omstandigheden kunnen de beschreven kris-
tallisaties bij eene analyse evenwel optreden.

-ocr page 54-

CHROMIUM.

Van de drie bestudeerde chroomzouten gaf alleen het nitraat
met CsCl en het sulfaat met RbCl en met CsCl volgens de ge-
bruikte methoden kristallijne reactieproducten.

Met Cr(N03)3 ontstaan in geconcentreerde oplossing met bijv.
10% Cr, in water of in 4N zoutzuur kristallen van caesium-
nitraat. Met Cr2(S04)3 werden alleen in geconcentreerde oplossing
(met bijv. 10% Cr) in water direct, in 4 N zoutzuur eerst
na indrogen violette
octaëders van rubidium- resp. caesiumaluin
verkregen.

Te werk gaande volgens Wagen aar met kaliumbisulfaat
als kristallisatieprikkel werd het volgende verkregen:

Oplossing CrCl3 in water (violet gekleurd) met
RbCl:
octaëders, gevoeligheidsgrens 0,2%Cr.
met CsCl:
octaëders, „ 0,05%Cr,

Oplossing CrCI3 in 4 N zoutzuur (violet ge-
kleurd) met RbCl en met CsCl beide violette
octaëders (minder gevoelig dan in water).

Oplossing Cr(N03)3 in water (groen)

Geen aluinkristallen.

Oplossing Cr(NO.(),{ in 4 N zoutzuur (blauw-
groen) met RbCl.

Geen kristallen.

met CsCl violette octaëders. Gevoeligheidsgrens
2% Cr. Werd de oplossing met 10% Cr in
4 N zoutzuur met water verdund, dan bleek
de gevoeligheidsgrens 0,08 % Cr, dat was dus
in 0,032 N zoutzuur, zoodat dan de gevoe-,
ligheid nadert tot die in waterige oplossing.

De reactie met CsCl en KHSOt is zeer goed bruikbaar om
chroom aan te toonen, indien dit als chloride in waterige op-
lossing aanwezig is.

i) Zie: Pharm. Weekbl. 50, 279, (1913).

-ocr page 55-

ZINK.

Reagens: RbCI.

Methode 1°: Oplossing ZnCl2 in water vast reagens.

Z 3—1 (?) prisma\'s en plaatjes, schuin en recht afgesneden,
r. uitd.. sterk anisotroop; met veel reagens.
Tetragonaal en naar analogie van het over-
eenkomstige caesiumdubbelchloride de formule
Z 3—1.

Oplossing Zn(NO,;)2 in water vast reagens.

Z31 (?) prima\'s met dubbclpijramiden, r. uitd.; veel
reagens noodig.

Oplossing ZnS04 in water vast reagens.

Rb2SOi. ZnSO t. 6H20 prisma\'s, ruituorming, r. of. sch. uitd.,
groot tot 200 F, alleen in geconc. opl. met
bijv. 10%, Zn-Mohr\'s zout-type, gevormd als
het overeenkomstige Ni-zout.

Zie afbeelding II, 3.

Z 3—1 (?) plaatjes, uierkant, isotroop, scheef liggend ani-
sotroop, pinakoïdaal; ontstaan met veel reagens
in oplossingen met 2% Zn en minder; grootte
tot 100 F.

Litt. Rb,SOi. ZnS04. 6H,0: Groth 2, 533 naar
Perrot 1890 en naar futton 1905.

Methode2°. Oplossing ZnCl2 in 4N zoutzuur vast reag.

Z 3—1 (?) prisma\'s en plaatjes als met de oplossing in
water, ook hier met veel reagens.
Gevoeligheidsgrens 0,25 % Zn.

Oplossing Zn(NO,;)2 in 4 N z o u t z u u r vast reag.

Z 3—1 (?) prisma\'s met dubbelpyramlden, r. uitd.

O p 1 o s s i n g ZnS04 in 4 N z o u t z u u r vast reagens,
geen kristallijn reactieproduct.

-ocr page 56-

Methode3°. Vast ZnCl2 verzadigde opl. reagens.

Z 3—1 (?) prisma\'s, recht en schuin afgesneden, als met de
oplossing in water.
Gevoeligheidsgrens 1 pg Zn.

Vast Zn(N03)2 verzadigde opl. reagens.

Z 3—1 (?) prisma\'s dubbelpyramiden als met de oplossing
in water.

Vast ZnS04 verzadigde opl. reagens.

Rb2S04. ZnS04. 6H20 prisma\'s, ruitvormig, r. en sch. uitd.,
als met de opl. in water, echter niet zeer mooi.
Ook met weinig Zn.

Methode 4°. Vast ZnCl2, Zn(N03)2 of ZnS04 verdunde opl. reag.
Geen kristallijn reactieproduct.

O

Reagens: Cl.

Methode 1°. Oplossing ZnCl2 in water vast reagens.

Z 2—1 prisma\'s, schuin afgesneden, r. en sch. uitd., dus
monoklien. In oplossing met 2 % en meer Zn,
dendrieten met bijna rechte hoeken.
Gevoeligheidsgrens 0,02% Zn.

Zie afbeelding IV, 3.

Z 3—1 prisma\'s met of zonder dubbelpyramiden (d.i.

schuin of recht afgesneden) en isotrope, pina-
koïdale
plaatjes tot 20 groot, dus tetrago-
naal en niet monoklien, zooals Wells en
Campbell I.c. vermoedden.
Gevoeligheidsgrens 0,25% Zn.

Zie afbeelding IV, 2.

Oplossing Zn(NO;i)2 in water vast reagens.

Z 2—1 prisma\'s schuin afgesneden als met het chloride.

Z 3—1 werd hier niet verkregen.

Oplossing ZnSO.j in water vast reagens.

Z 2—1 prisma\'s als met het chloride.

Z 3—1 prisma\'s als met het chloride.

Cs2S04. ZnSO.|. 6 H20 werd hier niet verkregen, wèl met
Cs2S04"als reagens.

Litt. Z 2—1 en Z3—1: H. L. Wells en G. F. Camp-
bell 1893, Zeitschr. f. anorg. Chcm.
5, 273.

-ocr page 57-

Methode 2°. Oplossing ZnCL of Zn(N03)2 in 4N zoutzuur
vast reagens.

Z 2—1 prisma\'s als "met de\'oplossing in water, doch
oplossingen met meer dan 2 % Zn geven on-
bruikbare kristalmassa\'s. Gevoeligheidsgrens
voor ZnClo 0,05%.

Z 3—1 prisma\'s als met de oplossing in water.

Oplossing ZnSOi in 4 N zoutzuur vastreag.

Z 2—1 prisma\'s als met de oplossing van het chloride,
doch enkel met geconc. opl., bijv. 10% Zn;
indien meer verdund, komen onbruikbaar fijne
kristallen.

Z 3—1 niet herkenbaar.

Methode3°. Vast ZnCl2 verzadigde opl. reagens.

Z 2—1 prisma\'s als met de oplossing, vooral na ver-
warmen duidelijk, ontstaan alleen bij veel
zinkchloride.

Z 3—1 prisma\'s, recht afgesneden, ook wel met dubbel-
pyramiden,
als met de oplossing in water,
ontstaan bij weinig zinkchloride; na verwar-
ming beter, grootte 20
Gevoeligheidsgrens 0,02 /*g Zn.

Vast Zn(NO;!)2 verzadigde opl. reagens.

Z 2—1 prisma\'s schuin afgesneden, voornamelijk in
dendrieten.

Vast ZnSO, verzadigde opl. reagens.

Cs2SO1.ZnSO4.6HoO prisma\'s, schuin afgesneden r. en sch.

uitd., Mohr\'s zout-type, eerst na verwarmen
duidelijk, gelijkende op het overeenkomstige
Ni-zout. Zie afbeelding II, 4.

Z 3—1 prisma\'s, als met het chloride; slechts met veel
reagens.

Gevoeligheidsgrens 0,2 /ig Zn.

Methode4°. Vast ZnCl2, Zn(N03)2 of ZnS04 verdunde opl.
reagens.

Geen kristallijn reactieproduct.

Lift. Cs,SO.,. ZnSO\\. 67/,O: Groth. Chem. Krist. 2,
534 naar Perrot 1893 en naar Tutton 1905.

-ocr page 58-

De beste herkenningsmethode voor zink is het vaste sulfaat,
(bij het nitraat, is Z 3—1 niet goed waarneembaar) of beter het
chloride, onder het dekglas met de verzadigde oplossing van
caesiumchloride te behandelen, waarbij het tetragonale Z 3—1
optreedt indien niet te veel zinkzout voorhanden is.

Voor het beschreven rubidiumdubbelchloride gaf Godeffroy
in 1875 de formule 2 RbCl. ZnCL, later is geen nauwkeuriger
bepaling gedaan.

Het door mij verkregen dubbelchloride is tetragonaal en de
formule Z 3—1 waarschijnlijker naar analogie van het overeen-
komstige caesiumzinkchloride en van het caesiumkobaltchloride.

-ocr page 59-

MANGAAN.

Reagens: RbCl.

Methode 1°. Oplossing MnCl2 in water vast reagens. ■

Z 2—1—2 pris?na\'s, schuin afgesneden, sterk anisotroop,
sch. of r. uitd., kleurloos, grootte tot 110 fi,
monoklien, ook volgens
Groth l.c. Ontstaan
alleen in geconc. opl. met bijv. 10% Mn.

Zie afbeelding IV, 4.

Oplossing Mn(NO;i)2 hi water vast reagens.

RbNOs prisma\'s, schuin afgesneden, zwak anisotroop,
r. uitd. alleen.in geconc. opl. met een nitraat-
gehalte als overeenkomt met bijv. 10% Mn,
aan het reagens uitgroeiende, niet mooi.

Z 2—1—2 verschijnt hier niet.

Oplossing MnSO,t in water vast reagens.

Rb^SO.j. MnS04. 6 H20 prisma\'s, ruitvormig, kleurloos (of
zeer licht violet?) sch. en r. uitd., zeer zwak
anisotroop, in geconc. opl., bijv. met 10 %
Mn. Mohr\'s zout-type. Gevormd als het over-
eenkomstige Ni-dubbelzout.

Zie afbeelding II, 3.

Z 2—1—2 verschijnt hier niet.

Litt. Z 2—1—2: Sounders 1892, Am. chem.
Journal
14, 139 en Groth, Chem. Krist. 1,353.
RboSOA. MnSO.,. 6 H,0: Groth, Chem. Krist.
2, 514 naar Perrot 1891 en naar Tutton 1896.

Methode 2°. Oplossing MnCl2 in 4 N zoutzuur vast reag.

Z 2—1—2 aggregaten, die eerst na omkristalliseeren (ver-
warmen) bruikbare, doch niet zulke fraaie
prisma\'s leveren als met de oplossing in water.

Oplossing Mn(N03)2 in 4 N zoutzuur vast
reagens.

-ocr page 60-

RbN03 prisma\'s als met de oplossing in water, wan-
neer niet minder nitraat voorhanden is dan
met 10% Mn overeenkomt.

Z 2—1—2 prisma\'s als met het chloride indien niet te
geconcentreerd (minder dan 10% Mn).

Oplossing MnS04 in 4Nzoutzuur vast reag.

Z 2—1—2 aggregaten, tot prisma\'s om te kristalliseeren
als met het chloride.

Methode 3°. Vast MnCl2 verzadigde opl. reagens.

Z 2—1—2 prisma\'s als met de oplossing in water, doch
eerst na omkristalliseeren door verwarmen
onder het dekglas. Veel minder gevoelig dan
de overeenkomstige reactie met CsCl.

Vast Mn(N03)2 of MnS04 verzadigde opl. reagens.
Geen kristallijn reactieproduct.

Methode 4°. Vast MnCl2, Mn(N03)2 of MnS04 verd. opl. reag.
Geen kristallijn reactieproduct.

Reagens: CsCl.

Methode 1°. Oplossing MnCl2 in water vast reagens.

Z 2—1—2 prisma\'s, schuin afgesneden, sterk anisotroop,
sch. uitd., tot 120 n groot, kleurloos, oogen-
schijnlijk gelijk aan het overeenkomstige rubi-
diumdubbelchoride, doch triklien volgens
Saun-
ders l.c.

Gevoeligheidsgrens 0,5% Mn.

Zie afbeelding IV, 4.

Oplossing Mn(N03)2 in water vast reagens.

CsN03 prisma\'s, schuin afgesneden, zwak anisotroop, r.

uitd., kleurloos, in oplossingen met niet minder
nitraat dan overeenkomt met 5% Mn en niet
mooi gevormd.

Oplossing MnSO., in water reagens.

Cs2S04. MnS04. 6 H20 prisma\'s, schuin afgesneden, ont-
staan eerst na eenigen tijd wachten; Mohr\'s
zout-type als hetovereenkomstigNi-dubbelzout.

Zie afbeelding II, 4.

-ocr page 61-

Litt. Z 2—1—2: Saunders 1892, Am. chem. Jour-
nal,
14, 147 en Groth, Chem. Krist. 1, 354.
CsoSOo. MnS04. 6 H,0: Groth, Chem. Krist,
2, 515 naar Tutton 1896.

Methode2°. Oplossing MnCl2 in 4N zoutzuur vastreag.
Z 2—1—2
prisma\'s als met de oplossing in water, doch
mooier.

Gevoeligheidsgrens 2% Mn.

Oplossing Mn(N03)2 in 4 N zoutzuur vast ,
reagens.

CsN03 prisma\'s schuin afgesneden, als in waterige opl.,
alleen in geconc. opl., bijv. met een nitraat-
gehalte overeenkomende met 10% Mn.
Z 2—1—2
prisma\'s, als bij de reactie op MnClo, indien
minder dan 10% Mn.

Oplossing MnS04 in 4Nzoutzuur vast reag.
Z 2—1—2
prisma\'s als met het chloride.

Methode 3°. Vast MnCl2 of Mn(N03)2 verzadigde opl. reagens.
Z 2—1—2
prisma\'s als met de oplossing in water, na ver-
warming zeer mooi; met hoeveelheden van
minder dan 5 pg Mn geen bruikbare kristallen.

Vast M11SO4 verzadigde opl. reagens.
Geen kristallijn reactieproduct.

Methode 4°. Vast MnCl2, Mn(N03)2 of MnS04 verdunde opl. reag.
Geen kristallijn reactieproduct.

Op mangaan is weer het CsCl het gevoeligste reagens, hel
beste toe te passen in verzadigde oplossing op het vaste man-
gaanchloride of op het nitraat; het sulfaat is niet te gebruiken.
De kristallen van het caesium dubbelchloride vertoonen tusschen
gekruiste nicols zeer fraaie kleuren, ze gelijken hierin en ook
naar den vorm op het overeenkomstige rubidiumdubbelchloride,
beide dubbelzouten werden door
Saunders l.c. voor triklien ge-
houden, doch
Groth l.c. besluit uit de metingen van eerstge-
noemden auteur, dat (alleen) het rubidium-dubbelzout waar-
schijnlijk inonoklien is.

4

V.

-ocr page 62-

!

ALUMINIUM.

Met A1C1S werd geen kristallijn reactieproduct verkregen.
Bij de reacties op de geconcentreerde oplossingen van Al(NOs)3
met de vaste reagentia en van het vaste zout met de verza-
digde oplossingen van RbCl en van CsCl kristalliseeren RbN03,
resp.
CsN03 uit, zooals reeds meermalen beschreven, bijv. bij
koper op pag. 16 en 18, bij de reactie op vast Cu(N03)2. Van
belang is echter het sulfaat.

Reagens: RbCl.

Methode0. Oplossing A12(S04)3 in water vast reagens.
Rb2S04.
A1o(S04)3. 24 H20 octaëders in niet te veel verdunde
opl., bijv." met meer dan 0,1 %
Al.

Methode2°. Oplossing A12(S04)3 in 4 N zoutzuur vastreag.
Rb2S04. A12(S04)3. 24 H20
octaëders als met de opl. in water,
niet te verdund, reeds met 1 % Al niet
meer.

Methode3°. Vast A12(S04)3 verzadigde opl. reagens.

Rb2S04. A13(S04)3. 24 H20 octaëders, het best met niet te
veel Al. Gevoeligheidsgrens 0,5 jugAl.
Met 0,5 ftgAl worden de kristallen ± 40 p
groot.

Methode4°. Vast A12(S04)3 verdunde opl. reagens.

Geen kristallijn reactieproduct.

v

Reagens: CsCl.

Methode 1°. Oplossing Al2(S04)g in water vast reagens.
Cs2S04. A12(S04)2. 24 HoO
octaëders, 30—40 pg groot.

Gevoeligheidsgrens 0,1 % Al. (proeven met
niet geënt reagens werden niet genomen).

-ocr page 63-

Liti. Cs2S04. AU(SOa)z. 24 H20: Behrens 1899,
Mikrochem. An. 99,
Groth, Chem, Krist. 2, 554,
Schoorl 1907, Chem. Weekbl. 4, 819 en
Wagenaar 1913, Pharm. Weekbl. 50, 278.

Methode 2°. Oplossing A12(SO.j)3 in 4 N zoutzuur vast
. reagens.

Cs2S04. A12(S04)3. 24 H20 pentagoondodecaëders uit niet te
zeer verdunde opl. tot 2,5 % Al. De oplossing
met 2,5 % Al in 2 N zoutzuur geeft combi-
naties van octaëder met pentagoondodecaëder.
De oplossing met 1 % Al in 4 N zoutzuur
levert geen aluinkristallen, doch wèl na toe-
voegen van KHS04 (octaëders).

Methode3°. Vast A12(S04)3 verzadigde opl. reagens.

Cs>S04. AL,(S04)3. 24 HoO octaëders. Gevoeligheidsgrens
0,5 HgAl. "

Methode 4°. Vast A12(S04)3\' verdunde opl. reagens.

Geen kristallijn reactieproduct.

Aluminiumnitraat en -sulfaat zijn evenals het chloride geschikt
voor de reactie volgens
Wagenaar l.c. met CsCl en KHSO.(.
Dit laatste, tot kristallisatieprikkel aangewende zout, kan" met
voordeel gebruikt worden bij de reactie op het vaste aluminium-
sulfaat met de verzadigde oplossing van caesiumchloride, door
hierin eerst wat
KHSOj op te lossen, en het aluminiumzout
onder het dekglas met deze oplossing te bevochtigen; 0,25 ^gAl
zijn zoo gemakkelijk aan te toonen.

-ocr page 64-

MAGNESIUM

Reagens: RbCl.

Methode 1°. Oplossing MgCl2 in water vast reagens.

Z 1—1—6 prisma\'s, vierzijdig, recht en schuin afgesneden,
sterk anisotroop, r. uitd., niet mooi gevormd,
meestal slechts vormloos, of vierkante
plaatjes,
volgens diagonaal uitd., rhombisch (zie Feith
enKubierschkyl.c.).Gevoeligheidsgrens5%Mg.

Oplossing Mg(N03)2 in water vast reagens.

Z 1—1—6 prisma\'s als met de oplossing van MgCl2, doch
met 5 % Mg eerst na indrogen met veel reagens.

Oplossing MgS04 in water vast reagens.

Rb2S04. MgS04. 6 H20 ruitvormige prisma\'s, sterk aniso-
troop, r" en sch. uitd., tot 400 groot. Gevoe-
ligheidsgrens 1 % Mg. Mohr\'s zout-type, ge-
vormd als het overeenkomstige Ni-dubbelzout,

zie afbeeling II, 3.

Litt. 2—1—6 : Feith en Kubierschkg 1892, Chem.
Z.
1892, 335.

Rb.,S04. MgS04, 6H,0: Groth, Chem. Krist.
2, 511 naar Perrot 1890 en naar Tutton 1905.

Methode 2°. Oplossing MgCl2 in 4 N zoutzuur vast reag.

Z 1—1—6 prisma\'s, vierzijdig, recht afgesneden, beter ge-
vormd dan in water.

Oplossing Mg(NOs)2 en MgSO, in 4 N zout-
zuur vast reagens.
Geen kristallijn reactieproduct.

Methode 3°. Vast MgCl2 verzadigde opl. reagens.

Z 1—1—6 prisma\'s en vooral rechthoekige (vierkante)
platen. Gevoeligheidsgrens 6 /*g Mg. Gevormd
als het caesiumdubbelzout.

Zie afbeelding IV, 5.

-ocr page 65-

Vast Mg(N03)2 verzadigde opl. reagens.
RbN03
dendrieten bij verwarming nog fijner. Zwak
anisotroop.

Methode 4°. Vast MgCl2, Mg(N03)2 of MgS04 verdunde opl.
reagens.

Geen kristallijn reactieproduct.

Reagens: CsCl.

Methode 1°. Oplossing MgCl2 in water vast reagens.

Z 1—1—6 prisma\'s, vierzijdig, recht en schuin afgesneden,
sterk anisotroop, r. uitd. (hoek-middendoor-
deelend), mooi! Rhombisch.
Gevoeligheidsgrens 5% Mg.

Oplossing Mg(N03)2 in water vast reagens.
CsN03 prisma\'s, schuin afgesneden, zwak anisotroop, r.

(en sch.?) uitd. met niet minder nitraat dan
overeenkomt met 1 % Mg.

Oplossing MgSO* inwater vast reagens.
Cs2S04. MgSO|. 6 HoO
prisma\'s, schuin afgesneden, sterk
anisotroop, r. en sch. uitd., Mohr\'s zout-type,
gevormd alshetovereenkomstigeNi-dubbelzout.

Zie afbeelding II, 4.

Litt. Z 1—1—6: Feith en Kiibierschkij 1892,
Chem. Z.
\'1892, 335 en
Wells en Campbell 1894, Zeitschr. f. anorg.
Chem.
5, 276.

Methode2°. Oplossing MgCL» in 4N zoutzuur vastreag.
Z 1—1—6
prisma\'s, als in waterige opl. doch alleen in die,
met meer dan 1 u/o Mg.

Oplossing Mg(N03)2 of MgS04 in 4 N z o u t z u u r
vast reagens.
Geen kristallijn reactieproduct.

Methode3°. Vast MgCl2 verzadigde opl. reagens.

Z 1—1—6 prisma\'s, als met de oplossing in water, vooral
mooi na verwarmen.
Gevoeligheidgrens 6 /xg Mg.

-ocr page 66-

Vast Mg (N03)2 verzadigde opl. reagens.

CsNOg fijne, zwak anisotrope dendrieten.

Z 1—1—6 prisma\'s als met de opl. in water doch slechts
na verwarmen en dan zeer fraai.

Vast MgS04 verzadigde opl. reagens.

Cs2S04. MgS04. 6H0O prisma\'s als in de opl. in water,
doch niet mooi, vergroeid, skeletten en sphae-
rolieten.

Methode 4°. Vast MgCl2, MgN03 of MgS04 verdunde opl. reag.
Geen kristallijn reactieproduct.

Van de genoemde reactieproducten is het caesiumkarnalliet,
Z 1—1—6 een fraai kristalliseerend zout, dat het gevoeligst wordt
verkregen door de verzadigde oplossing van CsCl op het vaste
zout te doen inwerken onder verwarmen, maar overigens even
fraai door toevoeging van vast CsCl bij de oplossing van het
magnesiumzout.

-ocr page 67-

CALCIUM.

Met RbCl werd geenerlei kristallijn reactieproduct verkregen.
Met CsCl slechts het volgende:

Reagens: CsCl.

Methode2°. Oplossing CaCl2 in 4 N zoutzuur vastreag.
? prisma\'s, schuin afgesneden, sterk anisotroop,

sch. uitd., 40—60 ^ groot, ontstaan slechts
in geconc. opl. bijv. met 10% Ca en met
veel reagens. De kristallen worden spoedig
leelijk,

Methode3°. Vast CaCl2 verzadigde opl. reagens.

? prisma\'s, schuin afgesneden, r. en sch. uitd. ge-

lijkend op die in zoutzuur ontstaan.
Gevoeligheidsgrens 10 FgCa.
? combinatie kubus-octaëder, klein, (isotroop) zwak

lichtbrekend.

Met de geconcentreerde oplossing van calciumnitraat of met
dit zout in vasten toestand kunnen weer de nitraten van rubi-
dium of caesium uitkristalliseeren (methode 1° en methode 3o).

-ocr page 68-

STRONTIUM.

Behalve de kristallen van rubidium- en caesiumnitraat, zooals
bij calcium, werd geen kristallijn reactieproduct verkregen.

-ocr page 69-

BARIUM.

Ook het bariumnitraat leverde, evenals calcium- en strontium-
nitraat, met RbCl en CsCl de nitraten van Rb en Cs.

De geconc. opl. van BaClo, met bijv. 10% Ba in water of
in4N zoutzuur gaf met veel vast RbCl, beter nog met CsCl,
sterk anisotrope, ruitvormige, r. uitd. kristallen van
BaClo. 2 H20,
(sterk zoutzuur doet hetzelfde). Deze kristallen zijn monoklien,
prismatisch.

Lit. BaClo. 2 H,0: Groth, Chem Krist. 1, 236.

-ocr page 70-

KALIUM, NATRIUM EN LITHIUM.

Het onderzoek van de kalium-, natrium- en lithiumzouten leverde
geen kristallijne dubbelzouten. Enkel bij vrij geconcentreerde
oplossingen van het nitraat verschijnen de meermalen reeds be-
schreven kristallen van RbN03 en CsNOs.

-ocr page 71-

MENGSELS.

Ik heb mij ten doel gesteld om na te gaan in hoeverre de
reacties met RbCI en CsCl ook bruikbaar zijn om verschillende
metalen in mengsels aan te toonen. Daarbij heb ik eenige com-
binaties van metalen als chloriden gekozen, zooals deze, als
groepen van meest verwante metalen, bij de practische analyse
kunnen voorkomen. In den regel heb ik mij daarbij bepaald tot
het onderzoek van gelijke deelen dier metalen naast elkaar.
Het laat zich verwachten, dat ook bij iets minder gunstige ver-
houding de beschreven reacties nog zullen slagen, doch het op-
zoeken van de meest ongunstige grensverhouding scheen in den
regel van geen belang, omdat andere methoden dan beter bruikbaar
zijn dan het enkel reageeren met de genoemde reagentia. Deze
bleken evenwel voor een oriënteerend onderzoek van groot nut.

Ie mengsel.

Gelijke deelen AgCl, HgCl en PbCk

Een zeer kleine hoeveelheid met een druppel water op het
voorwerpglas verwarmd en afgesleept, bleek voldoende om het
lood aan te toonen. Met behulp van de verzadigde CsCl-oplos-
sing ontstonden in de verdampingsrest van den druppel fraaie
rhomboëders van het looddubbelchloride, 4 CsCl. PbClo. Na oxy-
datie met koningswater werd weder afgesleept, de druppel een
weinig ingedampt en een kristalletje CsCl toegevoegd, waarbij
zeer mooi de kuben van het CsCl. HgCI2 optraden. De achter-
gebleven onoplosbare rest, gedroogd, werd met de verzadigde
oplossing van RbCI bevochtigd, waarbij mooie rhombische zui-
len van 2 RbCI. AgCl ontstonden; het caesiumzout is hier ver-
meden om storende kristallisaties van het mogelijk achtergebleven
kwik te ontgaan.

-ocr page 72-

2e mengsel.

PbCl2, BiCl3, CuClo en CdCL opgelost in 0,1 N zoutzuur
van elk der metalen 0,25%.

Bij een oriënteerende proef met het verdampingsresidu van
een zeer kleinen druppel, kwamen na bevloeiing met een
verzadigde oplossing van CsCl en verwarmen, naast elkaar
zeer mooi te voorschijn: groote (tot 120 p) gele, recht afge-
sneden prisma\'s van 2 CsCl. CuCl2, tot 30 groote zeshoekige
en driehoekige plaatjes van 3 CsCl, 2 BiCl3 en langzamer doch
ook overvloedig de (40 p groote) rhomboëders van het lood-
dubbelchloride.

In een anderen druppel werd Cadmium aangetoond. Het ver-
dampingsresidu, met een verzadigde oplossing van RbCI bevochtigd,
vertoonde direct ± 40 ^ groote rhomboëders van 4 RbCI. CdCl2,
daarnaast tot 50 n groote, sterk anisotrope, groene kristallen van
2 RbCI. CuCl2- 2 H20 en tot 100 p groote, ruiten van 3 RbCI. BiCl3.

Een eisch is, dat het uitdampen voorzichtig gebeurt zonder te
hoog verhitten!

Meer systematisch werkende volgens Schoorl, Chem. Weekbl.
4, 639), kwamen bovengenoemde reacties nog meer tot hun recht.
Het uit een druppel van bovengenoemd mengsel bevattende
1,2 mg. metaal, afgescheiden loodsulfaat, was direct geschikt
voor de reactie met verzadigde CsCl-oplossing op lood. Het uit
den afgesleepten druppel verkregen basisch bismuthsulfaat werd
bevochtigd met weinig zoutzuur, voorzichtig tot nauwelijks droog
afgedampt en in de rest het bismuth aangetoond met CsCl. als
boven. De uitlrekvloeistof, die de sulfaten van koper en cadmium
bevatte, werd in tweeën verdeeld en uitgedampt; in het eene
gedeelte het cadmium met verzadigde RbCl-oplossing en in het
andere het koper met verzadigde CsCl-oplossing aangetoond. De
reactie met RbCI was evenwel ook voldoende om het koper
aan te toonen.

-ocr page 73-

3e mengsel.

CdCl2 en CuCI2 in water opgelost met 1% Cd en 0,02% Cu.

In een druppel, bevattende 600 pg Cd en 12 /*g\'Cu, was het
laatste metaal met behulp van bovenbeschreven reactie met CsCl
zeer goed aan te toonen, het Cadmium slaat neer als onherken-
baar fijn dubbelzout, waartusschen de gele, recht afgesneden,
sterk anisotrope prisma\'s van 2 CsCl. CuCU.

Het Cadmium is aan te toonen als 4 RbCl. CdCl2 door be-
vloeiing van de verdampingrest met verzadigde RbCI-oplossing.

4e mengsel.

A1C1,, CrCl3 en FeCls in water opgelost van elk der me-
talen 0,5%.

Een druppeltje met een weinig zoutzuur en RbCl geconcen-
treerd gaf mooie ruitjes van 2 RbCl. FeCl3, H20.

De aluinreactie met CsCl en KHS04 voldoet hier niet, daar alle
drie metalen (en met RbCl en KHS04 Al en Cr) dezelfde kristal-
lisatie geven, scheiding is dus noodig.

5e mengsel.

CdCl2. ZnCI2. NiClj en CoCl» in zeer zwak zoutzure oplossing
van elk der metalen 0,5%.

Verzadigde caesiumchloride-oplossing veroorzaakt in de ver-
dampingsrest van een klein druppeltje van de vloeistof zeer
mooie kristallen van 3 CsCl. CoCl2, vooral na verwarming nog
mooier, meest recht afgesneden, blauwe prisma\'s, duidelijk zicht-
baar tusschen de andere, alle zeer fijn kristalliseerende dubbel-
zouten.

Aan een anderen druppel werd vast CsCl toegevoegd, Eerst
ontstonden, zeer mooi, de kristallen van 2CsCl. ZnCl2, daarna,
aan den rand, de zeszijdige dubbelpyramiden van CsCl. CdCk
Met vast RbCl kon het cadmium ook nog afzonderlijk worden
aangetoond, waarbij men geen last heeft van de dubbelzouten
der andere metalen. Het nikkel is noch als chloride, noch als

-ocr page 74-

sulfaat hier aan te toonen, zoodat men goed doet, eene andere
reactie toe te passen.

6e mengsel.

MgClo en CaCl£.

De reacties met RbCl en CsCl zijn niet bruikbaar tot het aantoonen
van magnesium naast calcium, strontium en barium, ook niet
in mengsels van gelijke deelen dezer vier metalen als chloriden.
Naast calcium alleen is magnesium echter wèl aan te toonen.
Zelfs in een mengsel van de chloriden, bevattende één deel
magnesium en honderd deelen calcium, gelukt het gemakkelijk,
het eerstgenoemde metaal als rubidiumkarnalliet zichtbaar te
maken. Het beste geschiedt de reactie, door de oplossing zoo
noodig te concentreeren en daarna een kristalletje RbCl aan de
vloeistof toe te voegen.

7e mengsel.

MgCljj, NaCl en KC1 in water opgelost, van elk der
metalen 2%.

Een kleine druppel werd geconcentreerd, aan de vloeistof
een kristalletje CsCl toegevoegd en omgeroerd, waarna het
caesiumkarnalliet, CsCl. MgCU. 6 H20, zeer mooi uitkristalliseert,
duidelijk van de kuben der drie alkalichloriden te onderscheiden,
desnoods door middel van de gekruiste nicols.

-ocr page 75-

INHOUD.

Bladz.

Inleiding....................1

Kwik....................6

Zilver....................11

Koper....................

Arsenicum..................19

Bismuth...................21

Antimonium.................24

Tin . . . ................25

Lood....................26

Nikkel...................29

Kobalt.................. . . 31

Cadmium..................34

IJzer....................37

Chromium..................42

Zink....................43

Mangaan...................

Aluminium..................

Magnesium..................

Calcium...................

Strontium..................56

Barium...................57

Kalium, Natrium en Lithium...........58

Mengsels..................

-ocr page 76-
-ocr page 77-

Vergr. 1 :83.

a. 2CsCI. CuCk

b. CsCl. CuCl2.
Vergr. 1 : ICO.

-ocr page 78-

2 CsCl. MnCk 2H,0.
Vergr. 1 :200.

-ocr page 79-

STELLINGEN

i

Behrens heeft het door hem waargenomen caesiumchlorobis-
muthiet ten onrechte voor een analogon gehouden van het
caesiumchloroantimoniet (zie
Behrens 1899, Anleitung zur
Mikrochemischen Analyse,
110.)

II

Godeffroy verkreeg bij de inwerking van koperchloride op
rubidiuinchloride in zoutzuur een rood dubbelzout; dit zout moet
zijn ontstaan te danken hebben aan caesiumchloride als veront-
reiniging van het rubidiuinchloride.

Godeffroy 1875, Ber. d. deutsch, ehem. Ges. 8, 9.

III

Bij de reactie van caesiumchloride en kaliumhydrosulfaat op
chroomnitraat in zoutzure oplossing blijkt het caesiumchroom-
aluin een grooter kristallisatievermogen te hebben dan bij de
reactie in waterige oplossing. Dit verschijnsel is te verklaren
door aan te nemen, dat door de inwerking van het zoutzuur de
groene „modificatie" van het chroomzout wordt omgezet in de
violette.

IV

Wagenaar merkt op, dat bij het indrogen van eene ferrichlo-
rideoplossing, waaraan rubidiumchloride is toegevoegd, FeCI3

-ocr page 80-

naast RbCl uitkristalliseert; hij moet hierbij het dubbelchloride
2RbCl. FeCl3. H20 voor FeCl3 hebben aangezien.

(zie: Wagenaar 1913, Pharm. Weekbl. 50, 278.)

V

Bij de analyses ter bepaling van de samenstelling van kristal-
water bevattende zouten, complexe zouten of dubbelzouten,
dient optisch-kristallografisch de homogeniteit te worden vast-
gesteld voordat het chemisch onderzoek plaats heeft.

VI

De bewering van Witthaus (Manual of Toxicology, 50,
[1911]), dat het onderscheid tusschen de giftige en de genees-
krachtige werking van eene chemische stof zou bestaan in de
„schadelijke werking van de eerste en de nuttige (weldadige)
hoedanigheid" van de tweede is, voor vele gevallen althans,
onjuist.

VII

Kleurreacties op alcaloïden hebben in den regel slechts waarde
voor een oriënteerend onderzoek; het aantoonen door herken-
ning van kristallijne reactieproducten, indien dit mogelijk is,
mag nooit achterwege blijven.

VIII

De microscopie van de doorsneden van plantendeelen is voor
de toxiologie in Indië van overwegend meer belang dan de
microscopie van het plantenpoeder.

IX

De aleuronlaag van het zaad van Brassica nigra behoort niet,
zooals in verschillende pharmacognostische boeken wordt ver-
meld, tot de zaadhuid, maar tot het endosperm.

(Dr. J. Moeller 1892, Pharmakognostischer Atlas, 266, Tschirch

-ocr page 81-

u. Oesterle 1900, Anatomischer Atlas der Pharmacognosie u.
Nahrungsmittelkunde,
e. a.)

X

Kennis van de grondslagen van de bacteriologie is noodig
voor de beoefening van de receptuur en wel bepaaldelijk voor
het maken van steriele oplossingen.

XI

Bij het openbaar toezicht op de levens- en genotmiddelen
dient men zich niet alleen toe te leggen op chemisch, doch ook
op hygiënisch onderzoek.

XII

Het niet benutten van de militaire apothekers in Indië tot het
doen van onderzoekingen en het geven van adviezen ten behoeve
van de „legerverpleging", leidt tot grove misstanden.

XIII

De artsenijbereidkunde is niet een onderdeel van de genees-
kunde, (zie:
van der Wielen 1918, Pharm. Wcekbl. 55, 324.)

-ocr page 82-
-ocr page 83-

OVERZICHTSTABEL.

Samenstelling.

Reagens.

«

Object.

Kristalvorm.

Afge-
sneden.

UlT-
dooving.

Stelsel.

Kleur.

Afbeelding.

Verklaringen.

3 RbCl. 4 HgClo. H,0

verz.

vast

netwerk van n.

sch.

_

Cursiveering duidt den reactievorm, de

RbCl. 5 HgCl2

vast

HC1

pr., dik

sch.,

r.

sch., r.

5

I,

1.

concentratie e.d. aan, die

2 RbCl. AgCl

verz.

vast

pr., n.

sch.,

r.

r.

4

I,

3, a X

bepaald noodig zijn voor \'t

2 RbCl. CuCU. 2 H20

vast

HC1, H20

pr., dubbelpyr., pin. pl.

sch.

r., is.

2

lichtgroen, dichroïetisch

I,

4.

gelukken van de reactie.

Rb,S04. CuS04.6 H20

vast

. H>0, sulfaat

pr., ruitv.

sch.

sch., r.

5

II, 3 X

diag. in de kolom onder uitdoo-

3 RbCl. 2 AsCl3

vast

HCl, veel As

onherkenbaar

anisotroop

3

geel

ving beteekent, dat de uit-

3 RbCl. BiCl3

vast

verd. HCl

pr., ruitv.

sch.

r. (diag.)

4

doovingsrichting een hoek

3 RbCl. 2 BiClj ? (Z23—10)

vast (weinig)

verd. HCl

pl., zeshoekig

sch.

is., r.

3

middendoor deelt.

3 RbCl. 2 SbCl3

vast

verd. HCl

pl., zeshoekig

sch.

is., r.

3

HCl = oplossing in 4 N zoutzuur.

2 RbCl. SnCl4

vast

HCl

octaëders

is.

1

H20 — h „ water.

RbCl. 2 PbClj

vast

h2o

pl., ruitv.

sch.

r. (diag.)

4?

n. = naalden.

RbCl.PbCL,

vast

HCl, H20

pr., pin. pl.

r.

r., is.

2

object; hieronder wordt de toestand

Rb2S04. NiSO f 6 H20

vast

H20, sulfaat

pr., ruitv.

sch.

sch., r.

5

blauwgroen

II,

3.

aangeduid, waarin het te

3 RbCl. CoCl2 ?

vast

HCl

pr., dubbelpyr., pin. pl.

sch.

r., is.

2

blauw

III,

1 X

onderzoeken zout zich be-

RbCl—CoCl2

vast

HCl

pr.

sch.

sch.

violet

vindt; zijn twee oplosmid-

RbCl—CoSÓ,

vast

i

HCl, H20

pl., rechthoekig

r.

r.

2?

delen genoemd, dan is het

Rb2S04. CoS04. 6 H20

vast

HoO, sulfaat

pr., ruitv.

sch.

sch., r.

5

rose

II, 3 X

eerste het beste. Is het sul-

RbCl. CclCU

vast

HCl, H20

pl., rechthoekig

r.

r.

4

III, 2, b.

faat niet opgegeven, dan is

4RbCl.XdCl2

verz.

vast

rhomboëders

sch.

r., is.

3

III, 2, a.

het chloride aanwezig.

2 RbCl. FeCl3. H20

vast

HCl

pr., ruitv.

sch.

r. (diag.)

4

geel

III, 4

pin. = pinakoïdaal.

Rb2S04.FeS04.6H20

vast

H20, ferrosulfaat

pr., ruitv.

sch.

sch., r.

5

II, 3 X

pl. = plaatjes.

2 RbCl. FeCl2. 2 H20

vast

HCl, ferrochloride

pr.

sch.

sch.

5

pr. = prisma\'s.

Rb2S04. Cr2 (S0,)3.24H20

vast

verd. HCl, sulfaat

octaëders

is.

1

violet

pyr. = pyramiden.

3 RbCl. ZnCÏ2 ?

verz.

vast

pr., pin. pl.

sch.,

r.

r., is.

2

r. = recht.

Rb2S04.ZnS04.6H,0

verz.

vast, sulfaat

pr., ruitv.

sch.

sch., r.

5

II,

3.

ruitv. = ruitvormig.

2 RbCl. MnCl». 2 HsO

verz.

vast, verwarmen

pr.,

sch.

sch.

5

IV,

4 X

sch. = scheef of schuin.

Rb2S04. MnS04. 6 H20

vast

HoO, sulfaat

pr., ruitv.

sch.

sch., r.

5

II,

3. X

stelsel = kristalstelsel, waaronder:

Rb2S04. A1»(S04)3. 24 H20

verz.( KHS04)

vast

octaëders

is.

1

1 = regulair.

RbCl. MgCl2.6H,0

verz.

vast

pr., vierk. pl.

sch.,

r

r. (diag.)

4

IV, 5 X

2 = tetragonaal.

Rb2S04. MgS04. 2 H20

vast

H,0, sulfaat

pr., ruitv.

sch.

sch., r.

5

II, 3 X

3 = hexagonaal.

4 = rhombisch.

5 = monoklien.

3 CsCl. HgCl2

vast

H20

pr.. dubbelpyr. pin. pl.

sch.

r., is.

2

I,

2, a.

6 = triklien.

2 CsCl. HgCl2

vast

h2o

pr., n.

sch.

r.

?

I,

2, b.

verd. = verdund, verdunde oplossing.

CsCl. HgCla

vast

HCl, H20

kuben

is.

1

I,

2, d.

verz. = verzadigde oplossing.

CsCl. HgCl,

vast

H.,0, HCl

ruiten, plat

sch.

r. (diag.)

4

I,

2, c.

X duidt aan, dat de afbeelding

CsCl. 2 HgCl2

verd.

vast

pr., dik

sch.

sch.,. r.

5

I,

2, e.

eigenlijk is van een ander

CsCl. 5 HgCl2

vast

H20

pr., n., dun., plat.

sch.

r.

5

I,

2, f.

dubbelzout, isomorph, in

2 CsCl. AgCl

verz.

vast

pr., n.

sch.,

r.

r.

4

I,

3, a.

ieder geval volkomen ge-

CsCl. AgCl

verz.

vast, verwarmen

pl., dun

r.

r.

4?

I,

3, b.

lijkende in vorm op het ge-

CsCl. CuCl 2

vast

HCl, H20

dubbelpyr., zeszijdig

r.

3

granaatrood

II.

1, b.

noemde dubbelzout.

2 CsCl. CuCl2

vast

h2o

pr., dubbelpyr., pin. pl.

r., sch.

r., is.

2

geel

II

1, a.

Cs2S04. CuS04. 6 H20

vast

h20, sulfaat

pr.

sch.

sch., r.

5

IV,

4. X

3 CsCl. 2 AsCl3

vast

HCl, veel As

schijnkuben

sch.

r. (diag.)

3

geel

3 CsCl. BiCl3

vast

verd. HCl

ruiten

sch.

r. (diag.)

4

3 CsCl. 2 BiCl3

vast (weinig)

verd. HCl

pl., zeshoekig

sch.

is., r.

3

3 CsCl. 2 SbCl3

vast

verd. HCl

pl., zeshoekig

sch.

is., r.

3

2 CsCl. SnCl4

vast

HCl

octaëders

is.

1

CsCl. 2 PbCl2

vast

h20

pr., ruitv.

sch.

r. (diag.)

4?

CsCl. PbCl2

vast

HCl, H20

pr., pin. pl.

r.

r., is.

2

4 CsCl. PbCl2

verz.

vast

rhomboëders

r., is.

3

II,

2.

Cs2S04. NiS04. 6 H20

vast

HoO, sulfaat

pr.

sch.

sch., r.

5

II,

4.

3 CsCl. CoClj

vast

H~0, HCl

pr., dubbelpyr., pin. pl.

r., sch.

r., is.

2

blauw

III,

1.

Cs2S04. CoS04. 6 H20

vast

H,0, sulfaat

pr.

- sch.

sch., r.

5

rose

II,

4. X

2 CsCl. CdCl2

vast

H20

pin. pl., pr.

r.

is, r.

2

III,

3, a.

CsCl. CdCl2

verd.

vast

zeszijdige dubbelpyr., pin. pl.

r., is

3

III,

3, b,

2 CsCl. FeCl3. H20

vast

HCl

pr., ruiten

sch.

r. (diag.)

4

geel

IV, 1.

Cs2S04. Fe2(S04)s. 24H20

verz.( KHS04)

vast

octaëders

sch.

is.

1

Cs2S0,.FeS04.6H20

vast

H20 (ferrosulfaat)

pr.

sch. r.

5

II,

4. X

2 CsCl. FeCU. 2 H20

vast

HCl (ferrochloride)

pr.

sch.

sch.

5

CsCl. FeCl2

vast

HCl (ferrochloride)

pr.

r.

r.

5

Cs2S04.Cr2(S04)s.24H20

vast

verd. HCl, sulfaat

octaëders

sch.

is.

1

violet

2 CsCl. ZnCl2

vast

H20, HCl

ruiten

sch., r.

5

IV,

3.

3 CsCl. ZnCl2

verz.

-

vast

pr„ pin. pl.

r-., sch.

r., is.

2

IV,

2.

Cs2S04. ZnS04. 6 H20

verz.

vast, sulfaat, verwarmen

pr.

sch.

sch., r.

5

II,

4. X

2 CsCl. MnCl2. 2 H20

verz.

vast, verwarmen

pr.

sch.

sch.

6

IV,

4.

Cs2S04.MnS04.6H20

vast

H20, sulfaat

pr.

sch.

sch., r.

5

II,

4. X

Cs2S04. A12(S04)2. 24 HaO

verz.

vast, sulfaat

octaëders

is.

1

idem

vast

HCl, sulfaat

pentagoondodecaëders

is.

1

CsCl. MgCl2. 6 H20

verz.

vast

pr., vierk. pl.

r., sch.

r. (diag.)

4

IV,

5.

Cs2S04. MgSO,. 6 H20

vast

H20, sulfaat

pr.

sch.

sch., r.

5

II,

4. X

CsCl—CaCl2

vast

HCl

pr.

sch.

sch.

?

CsCl—CaCl,

verz.

vast

kubus-octaëder

is.

1

/

Deze tabel dient ook eventueel om onbekende kristallisaties uit te kunnen zoeken.

-ocr page 84-
-ocr page 85-