-ocr page 1-
-ocr page 2-

brohheh bouw^fir n.hedbplarho:- haa k pl aai

\\

•k

erven mr. ch. enschedé
a. d. hu ij sm an

-ocr page 3-
-ocr page 4-

VERKLAARING

VAN DE

TITELPLAAT.

Graveer kunft brengt haar gaven op X papier ,
Terwyl het oog zich kan met luft verzaaden

In dit Taf reel 3 vol pracht en eedlen zwier ^
Daar t veldgezicht zich mengelt met cieraaden.

De Vecht-stroom duikt in t lommer met haar lis
En kruik, terwyl het zwaantje zonder zorgen

Zich zelf vermaakt daar ieder vrolyk is.
De
Jacht-godin houd niets in t hert verborgen
Voor
Landbouw, en belooft zyn akkervrucht
En weiden hier in
X jaagen te verfchoonen.

Apollo komt met een gezwinde vlugt
Zich aan de
Graan- en Vrucht-godin vertoonen

En Wetenschap, die hy met ernft; gebied
Deez Stroom op hun banketten fteeds te onthaalen

Naardien hy haar voor rampen en verdriet
Befchermen wil, door zyn verkwikfrre ftraalen.

In \'t midden ftaat een Eer.zuil opgerecht
Met een gefchrift, om d inhoud klaar te ontdekken

Tot roem en eer der nooitvolpreezen\' Vecht,
En wapens van nabygeleegen Vlekken

En Steden, daar de vreugd elk lieflyk ftreelt
In \'t Lentfaizoen 5 na vorft; en ftormgevaaren.
De
Myter.stad is in \'t verfchiet verbeeld,

k

Met Muiden, daa-r deez\' Vliet ftort in de baaren
Der Zuiderzee 5 waar op ze zich vertrouwt.
Ziet daar de zin van deeze plaat ontvouwt.

CLAAS BRUIN.

-ocr page 5-
-ocr page 6-
-ocr page 7-

DE ZEGEPRAALENDE

Vertoonende verfcheidene GE SICHTEN van

LUSTPLAATSEN, HEEREN HUYSEN

en DORPEN*

Beginnende van UITRECHT en met MUYDEN

befiuytende.

LA TRIOMPHANTE

Remonftrant diverfes Veües des

Lieux de T/aiJances & Maijons Seignorales

Villages *

Commençant de Vitrecht & finiflànt avec zMnydcn,

M. D. C C XIX»

-ocr page 8-
-ocr page 9-

AAN DE

HEEREN LIEFHEBBEREN

VAN HET

VECHT-LE VE

MYNE HEEREN,

E Schilderkonfi is een keurige uitvoering van een aange-
naam denkbeeld aan den Sterveling te geven , van faa-
ken, die hy nooit heeft gefien , of niet altijd heeft kon-
nen befchouwen.

Soodaanige fijn de verbeeldingen van enkele Tronien 5 geheele
!
"Beelden van Menfchen of Beeften, vermaakelijke Landgefahten 3 be-
ftaande in een konftige zaamenlchakeling van
Bergen en Bojfchen%
Hoogtens
en Vlahens , Zeeftranden en Rievieren , Lufthuyfen en Buit en-
plaat fin,
ernftige of boertige Gefefchappen 3 oude of nieuwe Gefihie-
denijfen
? raakende Staat o£ Oorlog, geweldige Belegeringen , verwoe-
de
Veldflagen, fchrikkeiijke Scheepsgevechten, prachtige Inhaalingen y
en eindlijk het Kroonen, Trouwen 3 gravewaart draagen van uitmun-
tende Hoofd-Perfonaagien.

Maar, naademaal nu foodaanig een uitwerkfel van de gemelde
Schilderkonfi alleenlijk möeft blyven by eene befitter, en aan andere,
ook den naaftgelegenen , niet konde medegedeeld worden , foo
heeft de geeftrijke
Plaatfnyery , met de Naald of het Graveeryfer^
konftelijk dat gebrek önderfteund
j feeker uitgevoerd voorwerp op
papier afdrukkende „
en alom den geheelen Aardkloot over ver-
icndende.

Nu is alleenlijk ons oogwit , uit dè bovengenoemde Voorwer-
pen 3 de
Landgejichten uit te kippen, en wel byfonderlijk de Lufthuy-
fen en Buiten-Plaatfen; van welke die van den Ouden tyd, en onder
deefe de vermaarde Romeinen , gantflijk niet afkeerigh fijn ge-
weeft.

Immers fijn hier af volflaage getuygen de ruyme Lufthoven van
Lucullus en Salluftius , de nette
Landhoeven van Cicero, Vatia,
Caefar, &c. ontrent de fteden ïibur, Tufculurn ,
Cumx, Mife-
fiurn, &c.

Doch, dit ter fyden af: laat ons flechts keeren tot de heden-
daagfche
Lufthuyfen en Buitenplaat fin 5 foo wel Vorjlelyke, gelijk daar
reeds door fijne
iConftplaat en fijn gemeen gemaakt; Fontaine-Beleau,
Yerfaljes, &c. van Vrankrijk 5 Windfor, Hamptoncourt, &c.van
Engeland5 het Loo, Hondslaardijk, Dieren, &c. van het Vrye
Nederland.

A 2 Soo

-ocr page 10-

4 het ve cht-le ven.

Soo wel Vorftelijke , feg ik , als mede van mindere , doch ver-
moogende
Standperfoonen; teweeten, het Huys te Voorft , Roofen-
daal, Seyft , Heemftede , Gunterftein , S. Anneland 3 Duinrell,
Sorgvliet.&c. alle meeft uit de Konftwinkel van den Hr
.Nic.Vffiher
te voorfchijn gebracht.

Sie daar, MYNE HEEREN, de redenen die ons hebben
aangemoedigd ? op het fpoor van foodaanige deftige voorbeelden
van opmerking , dit volgende Werk te verfamelen 5 te bewerken
en uittegeven onder den titel van

DE ZEGENPRAALENDE VECHTSTROOM:

Yertoonende de aanfienlijkfte Landgeflchten 5 "Dorpen en Luftplaatfen,
van Uitrecht tot aan Muyden5 op de boord van deefe vermaake-
lijke
Rievier geleegen.

■ Ondertuffchen ftaat my tóe5 Myne Heer en , dat ik u , ontrent de
rang en order van deefe
KonJlpUaten y met weinige woorden rnagh
onderrechten.

Ten eerften gaat voor af een kleen Landkaartje 5 alleenlijk u aan-
wijfende den gekromden loop van de
Vecht, nevens de naamen van
alle de
jBuitenptaatjen, welke UE. in dit Werk y volgens haare gele-
genheid , fullen worden vertoond.

I. Hier naa komt, in het kleen 5 het Diftritfvan Vitrecht ^ rondom
des ftads platte grond; alleenlijk om het waare begin van de
Vecht
te toonen; fijnde feekerlijk alleen een toegedamde tak of fprankel
van de
Lek of Rhyn: hoewel ons van eenige 3 uit eenen anderen fy
verkeerdelijk een andere oorfprong is aan de hand gegeven.

Doch ik hou my hertnekkig aan heteerfte gevoelens om dat ook
den Ysfelfteinfchen
Tsfei, de Leerdamfche Linge , de Goudfche
Gouwe diergelijken beginfel als met den vinger aantoonen.

II. Dan volgt een Geficht van de gemelde Stad 3 aan de zyde van de
Leydfche
Vaart en de Katryne poort.

Die nu van UITRECHTS Oudheid en andere byfonderhe-
den begeeren iet te weeten 3 fullen fich van
<Êeka9 Heda 5 Hortenfius
en Andere 5 wel konnen bedienen.

III. Hier op verfchijnt nu aandel^^ het eerfteLandhuys,nevens
haaren
Lufthof, de Z Y-B AAL EN geheetens fijnde daar af de
ontwerper 5 de befitter en bewooner ? de Hr. DAVID VAN
MOLLEM.

Sie dus haar Geficht van buyten 5 foo als het fich in het verby-
vaaren vertoond.

IV. De Konftwerken op deefe Plaats , ontrent het liggen van
de groote Kom, met een cierlijk Terras omringd , naar het Huys

te

-ocr page 11-

te fien: aanmerkelijk door een ruyme Zaal, vanbinnen door Gerard
Hoedt
befchilderd 5 nevens een uitmuntende Orangerye.

V. Defelve Kom , met haare fchermen omvangen, ftuytende
het geficht op het achterfte Kabinet.

VI. Buiten-geficht van ROSE ND AAL aan de Vecht y het
Landhuys van den Hr. JOSEPH ARENDONDO: nevens een
tweede plaats geheet en R AV E N S B E R G.

VIL Het Landhuys van Juffr. DU PON? nevens het dorp
ZUYLEN: volgens den Hr. Burgerm.
Atting, (Notit. German.
Inferior.
2 part. 173 bi.) geheeten Thüle, in een Vonatiebrief van den
jaare, 838.

VIII. Het Huys te Z U Y L E N, ook door RoelandRochman afge-
teekend, en door
Geertruyd Rochman y fijnfufter, op het koper ge-
bracht : waar af niet veel is te feggen ontrent haare Oudheden , van
welke
de Befiheyden my nooit fijn ter handgekoomen. Was wel eer-
tijds in erfpacht gehouden van de Abdije van
Oofibroek, en is nu
leenroerigh aan den Gefliehte van
Vitrecht 5 waar mede, den 2g
fanuar. A. 1695. de Hr. REYNAUD VAN TUYL VAN SE-
ROOSKERKEN is beleend.

IX. Buiten-gefichtvan VECHTENSTEINjdeLuft-plaats
van den Hr. FREDRIK d\'ORVILLE.

X. Het Speelhuys van het Huys TER MEER; anders Zuy-
lenburg
; mede leenroerigh aan den Gefliehte van Vitrecht 5 waar mede
den 23 Mey, A. 1702, de Hr. VINCENT. MAXIMILIAAN
VAN LOKHORST, Heere van
Maarjfen is beleend.

Hier fijn nevens gevoegd een Geficht van de plaats VECH-
TENDAAL, en een gedeelte van het dorp MAARSSENj
wiens benaaminge de
Oudheidminnaars gaarne (ouden trekken, met
Hortenfms, van de o^Marfi of Marfaci 3 oude Duitfihe volkeren : hoe-
wel ik my
liever aan de zyde van die geene fou begeeven, die de-
felve van de
maaren, moeren en broekken , laage en natte velden,
af haaien.

XI. Het andere Gedeelte van MAARSSEN; nevens BOE-
LESTEIN (een aadelijk fticht der Heeren GODYNEN) en het
tegenovergelegene VECHTLEVEN.

XII. DOORNBURG wel eer de Plaats van Mejuffr.de Weduwe
van
Witt. VanSon, Domheer van oud Munften van binnen te fien.

Een Landhuys, vereeuwigd door het aangenaam Gedicht van
Juffr.
Catrjna Lefiaille , onnodig om hier in te laffchen; fijnde het
felve te vinden by
Jac. van Roy en, in fijn Landleven, 116 bi doch is
heden, by aankoop , het Landhuys van den Heer ABRAHAM
ROMSWINKEL 5 Refident des
IConings van Pruysfen.

B XIII

-ocr page 12-

XIIL HARTE VELD 5 dc plaats van den Hr. DE SIL VAs
van buiten, aan de
Vecht.

XIV. ELSENBURG, de plaats van den Hr. THEOD. DE
LEEUW, Heere van Abkoude en Baambragge.

XV. SOETENDAAL > van buiten , aan de Vecht $ de plaats
van den Hr. ISAAC SIMONS.

XVI. GOUDESTEINj (lende op Soetendaal, Leeuwenvecht en

Harteveld.

Deefe plaats ter eeren heeft de Hr. Conflantyn Huygens wel eer drie
Puntdichten op het papier gefteld > van welke het eerfte hier nevens

gaat :

Ik doe recht, Maarjfeveen, als ftoute kind ren plechten,
Die me aan de leffe in\'tfchool rnoet houden met een wenk?
Ik fit
op Hofwyk ftaag aan Goudeflein en denk,
En vliede van mijn vliet, om voor de
Vecht te vechten.
Het Voorburg komt in roer, om tegens my te rechten
Voor de eere van de Plaats, die \'tvolk fegt dat ik krenk,
Als ik uw
oMaarfieveen te langer lofdicht fchenk
En voor de
Vecht alleen te veel laurier wil vlechten.
Maar ik heb haaft gedaan met pleiten5 fy fijn \'t quyt
Eerfe omfien 5 goed of quaad, fy moeten \'t my w7el geven s
Paar ikfe met geweld van redenen verbyt
En
roeme Maarjfe-veens paleis en keurigh leven,
De lieffelijke locht, in allerhande weer
5
De klaarheid van de ftroom en \'t blank hert van den Heer.

xvii. Het Rechthuys van MAARSSEVEEN, hebbende op zy
DAALWYK, VECHTHOVEN en DEN OEVER.

Wat ondertufïchen de Heerlijkheid van Maarffeveen aangaat,
verfuymenis en
krygsorkaanen hebben veel papieren verdonkerd
en vernield5 alleenlijk is het feeker, dat Maarfsen eertijds onder
de Heer van
Arkel, nevens Abcoude en Maarfseveen isgeweeft; gelijk
hy mede was heere van
Putten en Geervliet $ alwaar hy nevens fijn
gemaalin is begraven , en haare beelden op de graffark uitgehou-
wen noch heden lijn te fien.

XViil. HOOGEVECHT, van buiten; deLuftplaats van FR AN-
COIS SWEERTS.
xix. Het generaale Geficht van binnen, naar achteren.

XX. De achterfte Terraffen en het Kabinet.

XXI. De groote Kom, met haar Terrafïen 5 fiende naar vooren,
op het Huys,

xxiL OTTERSPOOR, van buiten 5 de Luftplaats van TA-
COB VAN LENNEP.

-ocr page 13-

XXIII. Geficht van de Dwars-vyver, op eene der Kabinetten.

XXIV- Gelicht, uit het achterfte Kabinet, naar de Vecht.

xxv. GAMSEN HOEF; het Landhuys van den Hr. JAN
HUIDEKOPER, Heere van Maarffeveen , fiende naar het
Rechthuys van Maarflfe-veen.

XXVI. Geficht, over de groote Dwars-vyver, naar achteren.

XXVII. HetHuys OU DAAN; heden eenHuirhofftede by de
Vecht, boven Breukelen, aan de Trekwegh of het Sandpad, rond-
fom in het water , van vooren aan een hangend Torentje tuffchen
twee gevels kennelijk.

Voortisde eigenaar de Hr, VAN BONENGE, een Gentenaar,
wegens fijnHuysvrouw, de fufter van de drie Heeren van
Oudaas
van welke Heer Jacob van der Burg de laatfte is geweeft.

XXVIII. HetHuys te NIENRODE, by Breukelen, aan de
Wagenwegh; meer
als eenmaalvyandlijkvernield; gelijk A. 148i.
door die van Utrecht, hetfelve hebbende belegerd en ingenoomen:
en weder, naa de herbouwing en verbetering, A. 1074. door de
Franfche brandftichters.

Is tegenwoordig eigen aan Heer JAN DORT; het oude,
ontrent de timmeragie feer ongelijk.

XXIX. VREDEN-OORT, tuffchen de Wagenweghen de Vecht-, in
eygendom aan Mevr. ANNA PERGENS, Vrouw van Nienrode.

" XXX. Het Landhuys van den Heer THEODOOR BOEN-
DERMAKER , aan Breukelen tegen over Gunterftein , tot noch
toe met geen andere Naam als van den Befitter bekend.

Het Geficht is van achteren en op de zy voor die van Maarffen
of Uitrecht koomen nederfakken.

XXXI. Vertooning van het gemelde Huys aan de Vecht y tuffchen
twee fitplaatfen door
lf**c Moucheron meefterlijk befchilderd, inge-
flooten 5 en hebbende het oogh op een Fontein, van twee groote
Tritons onderichraagd.

xxxil. Geficht van de groote Kom en alle het Fonteinwerk inde-
felve, en op den Terras tuffchen de twee Kabinetten , en voor het
Beeld van de geichaakte Proferpyn.

XXXIII. Het Huys GUNTERSTEIN, ook affonderlijk in
xv. Gefichten, nevens de Voortitel, door
Nie. ViJJcher wel eer in het
licht gebracht; van achteren.

Heden is van dit Heerenhuys de befitter de Hr. FERDINAND
VAN COLLEN, Hoofdofficier der ftede Amfteldam , Heere
van Gunterftein en Thienhoven : maar wel eer is het by aankoop
geweeft een eigendom van den Hr. Penfionaris
jan <van Oldenbame-
veld
5 wel een Hollandfch leen, doch, volgens een gefegeld Schrift
van A. 1611 > altijd blyvende een gedeelte van het Sticht.

B 2 A.

-ocr page 14-

A. 1672. deeden het de moedwillige Franfche fpringen : naa
\\ verbranden der huyien Ru wiel en Nienrode 5 foo dat het heden
is een nieuw gebouw, en niet foo fwaar als voor het verbranden.

XXXIV. Het vermaaklijk dorp BREUKELEN, aan de fyde
van de
Vecht5 van een hoogen ouderdom; fijnde Anno 838, door
graaf Rotgar , aan de Kerk van Uitrecht gefchonken; als wanneer
men het noemde
"Bracola, Tïróklede en \'Broekenlandia , gelijk in de oud-
fte
Scbryvers kan worden naagefien.

XXXV. Het Huys QUEEKHOVEN 5 het Koftfchool van den
Hr PIERRE MANNOURIE; feer bequaam om de toegefon-
dene jongelingen aldaar te onderwijfen, en met de fchoone planta-
gie te verluftigen.

XXXVI. Geficht van binnen, met tweefraaije haagen afgeflooten.

XXXVII. GROENE VECHT, de buitenplaats van den Heer
ADRI AAN RUTGERS, van het Sandpad aftefien, over de
fteene jagthaven.

XXXVIII. Een Geficht dwers verby het Huys, naar de brug ende •
lange Laan te fien.

XXXIX. VECHTVLIET, aan de fyde van de wagenwegh; de
plaats van den Heer WILLEM VAN DEN BROEK.

XL. H O F W E R K, aan de felve fyde 5 de Plaats van MejuflEr.
Weduwe van den Hr. PIETER VAN VEEN.

XLI. VY VERHOF, aan defelve fyde ; wel eer de Buiten-
plaats van Mejuffr. AGNES BLOK, huysvrouw van den Hr.^-
hrand de Flines; wegens het aanqueeken van feldfaame bloemen en
uitheemfche planten, met recht geheeten
Flora Tatava$ den 20. van
April A.
170 . overleden.

Heden, naa het vertimmeren en vergrooten het Landhuys van
den Heer BEN
] AMIN TEIXERA.

XLII. OVERHOLLAND5 ook al aan defelve fyde- dePlaats
van den Heer THEODOR. HUYGENS, Schepen der ftede
Amfteldam, en Heere van HONSKOOP.

XLI 11. De STE RR ES CHANS 5 in den gruwfaamen oorlogh
van het jaar
1672, een fraaye vefting fijnde geweeft; gelijk noch el-
ders in Print by de
Schrjvers kan gefien werden : heden de Buiten-
plaats van den Heer DAVID RUTGERS.

XLIV. Geficht, door deefe plaats, van de Kley wegh naar de Vecht,
nevens dfen ingang aan defelve,

XLV. RUPELMONDE; de Luftplaats van den Heer J E AN
DE WOLF: met haar fchoone Barceau, gevende een feer aange-
naam Vecht-geficht.

XLVI. NIEUWERSLUISi een vefting met 2 punten aan weer-

fyden

-ocr page 15-

fyden de Vecht, in gemelden oorlog, ookby de Schryvers in Print te
iïen : fijnde hetKerkjen ineen Staatekamer van Amfteldam en Ui-
trecht verwiffeld. Dit is de pleifterplaats voor die met de Jaagfchuit
naar Uitrecht of Amfteldam fich begeven.

XLVll. OUDERHOEKs ouder als men eigentlijk heden met
vergunbrieven kan bewyfen $ ten minften men weet by overleve-
ring, dat het TEN WIELE plag genaamd te fijn; dat het een
jngthuys der oude BifTchoppen is geweeft 5 dat het veele uitmun-
tende voorrechten, door de befitters verworpen, heeft gehad; en
dat het, ontrent A. 1619, is gekoomen aan de voorouderen van den
tegenwoordigen befitter, den Heer ANTONI VAN HOEK.

Voorts is deefe Hofftede 5 voor de nieuwe verandering , van
Antoni JanJfena vader van den verhevenen Dichter, fohannes Antoni-
des
*y met een Lofdicht vereeuwigd.

XL vin. Geflcht, verby het Speelhuys, naar de Nieuwerfluys.
xLix. Gelicht , uit het Speelhuys, aardig van binnen beichil-
derd door
Philip Tideman, naar het Laboratorium of het Tuyghuys
van de Vuirwerken , en den Eetkamer.

Doch, terwyl wyby dit roemenswaardige Speelhuys fijn, kan ik
niet wel naalaaten, met dit volgend Lierdicht van Dr.
Lud. Smids s
een weynig UE. op te houden :

Maar, OUDER HOEK, myn vreugd, myn luft,
By wien ik nam een foete ruft,
Een ruft van acht of negen dagen,
Wat quelt gy my toch met uw vraagen:

Of nu myn oogluft is voldaan,
En of ik graag van hier wil gaan,
En \'t vrolijk
Vechtje moe, my morgen

Weer werpen in een zee van forgen?

Gy tergt me ook OUDE RHOEK. en fart
De teerfte tochten van myn hart 3
En doet my fcheiden van uw Laanen
Niet fonder troofteloofe traanen.

Soo joeg men kykers uit de Bak,
Als
Benjamin of Koning fprak,
Omheind met prachtige foneelen,
En ons dêe luyftren naar het fpeelen.

Met my maakt gy het ruim foo erg,
Gy formt een cierelijke Berg,
Daar ik, langs twintigh breede trappen3
Door groene Taxis, op kan flappen >

C En

-ocr page 16-

En daar, van haaren vlakken kruin,
Sien over velden, bofch en duin,
(Dit fcu wel Koningen bekooren)
Naar
Vitrechis bifchoplijke Tooren.

Gy graaft een groote en wyde Kom 9
Befoomd met heygras, om en t orn,
En ftort daar in, met facht geklater,
Die lieve
Vecht, haar filver water :

Een oog-betovrend Waterbad,
Als ooit
Diana heeft gehad,
Wanneerfe, warm en moe van jaagen,
Het ftof van \'t blanke lijf wou vaagen.

Hier moeft Narciflfus fijn geweeft >
Hier kon hy fijn
volmaakte leeft,
Als in een fpiegelglas, befchouwen,
En \'t leven moogelijk behouwen.

O luftplaats, wie fou van u gaan?
Op jeder voetftap blijf ik ftaan ,
Moet ik 3 gedwongen heene ftrijken,
Vergun me dan ook om te kijken.

Vaak om te fien naar al het geen
U opheft, boven het gemeen5

Vzv Speelhuys 3 Vyvers, FVandeldreeven ,
Myn dofïe geeft weer doende leven.

ó OUDERHOEK, neem jaarlijks toe!
Ik gaa 5 gy kond wel denken, hoe!
Dus val, voor my, te voet uw
Heeren,
En vraag : magh Smids wel wederkeeren!

Onderhoek, den i6 Mey, 1709,

L- Geficht over de laatfte Kom, naar den berg Parnas, van voo~
ren
met 22 hardfteene trappen , en rondfom met grotwerk ver-
cierd.

li. Gelicht van Parnas , over de 3 Kommen, naar het Huys,
gefiooten «met den
Vecht en de Kleywegh.

LH Geficht , over de Karpervyver , naar Parnas , met een
fchoone Barceau omringd. Hier worden dagelijks de Karpers met
wittebrood gelokt en gefpijft

LIIL Het Landhuys van den Heer ANDRIES PELS 5 tot
noch toe met geen andere Naam als van den Befitter bekend; fijn-
de dit de dwersfnede van de plaats > hebbende ook een voorland

of

-ocr page 17-

of Bogaard, tuffchen het Sandpad en de Wagenwegh.

LIY. MIDDEL HOEK 5 de Luftplaats van den Heer AN-
THONI BIERENS; van het Speelhuys tot aan het Woonhuys
op fy naar Loenen te fien.

LV. Geficht van de Wagenwegh , op het Woonhuys en de Vechtm

LV_Ï- Geficht van het andere Gedeelte van de Plaats , over de
Wagenwegh gelegen.

LViï. NiEUWERHOEK ; de Luftplaats van den Heer JAN
VAN TARELINK; op fy, naar Loenen te fien.

LYHI. Geficht van het Huys, met fijne Parteres aan weer fy den 5
van vooren.

LiX. Geficht van het andere gedeelte van de Plaats, over de Wa-
genwegh gelegen.

LX. CROONEN BURG, te fien van de Wagenwegh, koo-
mende
van Loenen. De befitter is heden de Heer DOMINICUS
FRANCISGUS VAN CAMMINGA, getrouwd met Me-
vrouw,
de Weduwe van den Heer WITTER VAN TER AA.

Voorts een oud en fvvaar gebouw, van den Heer Jan <van Kr 00-
nenlmrg, Ridder onder graaf Diderik den Vi, de laatfte der eerfte
flamme van
Croonenburg, ontrent A. 1122. geflieht.

Hier heeft ook Gerrit van Velfen , de neef van den gemelden Heer,
als eigenaar gewoond ; en hier is ook , A. 1296. de gevangene
graaf Flons de V door de vvraakfuchtige faamengefpannene ver-
voerd.

A. 1672, is het 3 deneerften Auguft. door deFranfchen ingenoo-
men; doch die het , den 5 deefes weder, hebben verlaaten; naadat
fy den fwaarften tooren hadden doen fpringen , en dus dit groote
Heerenhuys van alle fijn
cieraaden ontmanteld.

Echter is het als noch waardigh om naukeurigh van binnen be-
llen te worden; niet alleenlijk wegens de twee met fwaare gewelven
onderfteunde Kelders
, als wegens de ruyme en koftclijke Saai,
waar
aan, foo boven als rondfom, het witte Plakwerk der ltaliaanen
een overkonftich meefterftuk vertoond.

LXI. Geficht van beide vleugels, of Orangerye en Stallinge > aan
het Sandpad en
de Vecht.

LXli. LOENEN; anders Lonen of Lona, eene der oudfte dor-
pen in het Sticht van Uitrecht; A. 95
3, al door Keifer Otto de Groot
aan de Kerk van Uitrecht vveghgefchonken.

Ligt ook niet verre van Loenerfloot of Lonoralaca, onder dit dorp
behoorende,
A. 866. endoorden graafRotgarius, aan St. Marten,
te Loenen vereerd.

Ik feg, het is een feer oud dorp; maar dat hier weleer de Maan
of
Luna iou aangebeeden fijn, en datfe deswegen de naam van Lu-

C 2 nen

-ocr page 18-

nen ontfangen fou hebben , dat fet ik op de lange ley der dichtlie-
vende monikken.

LXIII. LOENEN; het Landhuys van den Heer CHRIS-
TIAAN PERSYN, Heere van
Loenen „ aan de andere fyde van
het dorp, aan de
Vecht gelegen : van vooren , uit de Rywegh aan
te fien.

LXIV. Geficht van het felve Huys van achteren, aan fijne twee
vleugels verknocht.

LxV. Geficht, van het Dorp * verby het woonhuys, door de
groote Laan.

LXVI. Geficht, verby de Stalling, naar het groote Kabinet.

LXVII. Geficht, verby het Landhuys 5 in het koomenvan Vree-
land naar bovengemeld aorp.

LX vin. WALLESTEIN eertyds Kickenftein 5 de Luftplaatsvan
den Heer JACOB BALDE, Agent van fijn Koninglijke Maje-

fteit van Veenmarken, van de Rywegh te fien.

LXIX, Geficht van binnen 5 uit het Woonhuys naar het achterfte
Kabinet.

LXX. Geficht, over de groote Kom, naar het Woonhuys.

LXXI. OOSTERVECHT 5 de Luftplaatsvan den Heer ISAAC
SIMKENSON
5 aan de overfyde van de wagenwegh.

LXXil. Geficht van binnen, langs beide Vyvers, naar de Praal-
poort.

LXXIIL VREDELAND of VREELAND 5 een Dorp in het
fticht van Uitrecht, aan de
Vecht , tuffchen Loenen en den:Bergh y
hebbende landwaard achter fich leggen den opflagh van een ver«
iiieuwd Kafteel, op de gronden van het oude, A.
1260, door den
krijghtievenden biffchop
Henrik van Viande gefticht.

Merk ondertuffchen aan uit een oud Segel, dat ook al van ouds
Vreeland onder de fteden is gereekend.

Eindelijk diend ook niet overgefiagen te worden , dat het Speel-
huys,
hier op de voorgrond geplaatft, voor eenige jaaren , op On-
derhoek
, boven de Karpervyver heeft geftaan: te meer, dewijl van
het felve in het bovengemeld
Lofdicht van Antonijanffen wordgewagh
gemaakt

LxxiV. DE NES of RE AALEN EILAND; het Landhuys
van den Heer REAAL, Heere van
Vreeland en Ni cht ev echt, in het
geboomte gedooken.

LXXV. Het Huys te NEDERHORST; van den Heer GO-
DAR D VAN THUYL VAN SEROOSKERKEN, Heere
van
Welland, den Berg, $cc. te fien van de Rywegh , tuffchen den
\'Bergh en Nichtevecht.

Lxxvi. Het oude Dorp DEN BERG 5 aan de Vecht in het fticht

van

-ocr page 19-

van Uitrecht> ftaande haar Kerk , geheel van moppen , op een hoogen
heuvel, hier met 18, en daar met 20 trappen op te klimmen.

Voorts is deefen heuvel, tuffchen kley en darry , gelegen op een
fandplaat, loopende, foo men voorgeeft, felf binnen Amfteldam,
tot in de Warmoesftraat.

Eindlijk is het voor de Liefhebbers van de Neerlandfche Aloudheid
aanmerkelijk , dat rondfom het portaal van gemeld Kerkje, ten
Noorden, met feer oude letteren, van
S. Elburgis word gewagh ge-
maakt.

LXXVII. PETERSBURG; hetLandhuys van den Wel-Ed. Geftr.
Heer CHRISTOFFEL VAN BRANDS, Rijks Edelman,
Hofraad en Refident, &c. van
fijn TZ AARSCHE MAJE-
STEIT, &c. &c. &c. refideerende tot Amfteldam. Anno 1717-
meermaalen door haare ZA
ARS CHE MAJESTEITEN be-
focht
en ook naar fijn Voornaam benoemd.

Lxxviii. Geficht, op den achtergevel van het Huys , over den
grooten Vyver.

Lxxix. Geficht, verby het Huys, langs de Fontein , naar het
Zykabinet.

lxxx. Geficht van het Huys, over de groote Vyver, naar ach-
teren.

LXXXI. Geficht van de Orangery, en de Badftoof.

LXXXII. Geficht van de Groote Laan 5 alwTaarhaar Majefleit, CA-
THARINA ALEXIEWNA, met een keurig mufijk van gefang
en fnaarenfpel is vereerd.

Lxxxill. Geficht van achteren , door de groote Laan, met een
kleenere Laan, aan weerzyden.

LXXXiV. Geficht van de VoJjeere, foo men het noemt, op aller-
hande foo
watervogelen, als andere.

lxxxv. Geficht van de achterfteKom, met de wederzydfche
Kabinetten.

lxxxVi. Geficht door de Barceau, met een Vyver omringd.

L\'xxxvii. Geficht van het groote Kabinet, op het Bergje , met
eenige trappen toeganglijk
5 het dagelijks verblijf van hunne Keifer-

lijke Majefteitert.

LXXXVlii. Geficht van den Berg over de Voliere; fluitende het
verfchiet op de dorpen ïJtchtevecht en Den "Berg.

Lxxxix. VECHT-GE SICHT; waar in, aan deRywegh,de
Naamloofe Plaats van den Hr. } AN BRANTJES; en ROO-
SENDAAL, het Landhuys van Mevrouw BRIGITTA GEEL-
VINK, weduwe van den Heer
Hillebrand Benfes, Schepen der fte-
de Amfteldam.

d xc.

-ocr page 20-

xc. O VERDAM; de Hofftede van den Hr. PIETER MELK-
POT > fiende op de fchans HINDERDAM , in de treurige Hi-
ftorie van den Franfchen oorlogh des jaars
1672, bekend.

>:ci. De UITERMEERSCHE SLUIS, een welgelegene
fchans op de
Vecht 5 mede in bovengenoemde Hiftorie berucht.

xciL VECHT WYK 3 de Hofftede vanden Hr. DIRK BOSCH,
ontrent Weefp 5 aan de Rywegh.

xciii. DRIEMOND; de Luftplaats van den Hr. COPvNELIO
VAN LA All; op. drie wateren het uitficht hebbende, het Geyn,
Smalwefop
en de Gaafp.

XCiV. Geficht van het Huys van Achteren,aan de grooteKom.
xcv. Geficht, uit het Huys, over de groote Komofvyver,
naar achteren.

XCVI. Geficht van de halve Kom, in het achterfte deel van de
Luftplaats,

xcvii. WE ESP 5 ïVefepe en TVifpe van ouds ;een ftad al genoemd
in een biffchoplyke
Vergunbnef van den jaare 1131. en door verfchei-
dene krygsgevallen, der jaaren 1356, 150$ ,&c. genoegfaam be-
kend.

xcviii. Eindlyk, vertoond fich hier de ftad MUYDEN, met
haar
overoud cafteel, wel eer, ontrent A. 1290. door Ftoris de V,
graaf van Holland , geboud en naderhand de wooning der Droften
van Muyden en Baljuwen van het Goyland. Ondertuffchen is ook
deefe ftad, A. 3 5 3, door keifer Otto den Eerften, aan de kerk van
Uitrecht weghgefchonken; van welke wel eer een gevangene meer-
minne, volgens
Wilhelm Hermanni, by Mattheus , Analeäor. 1. Tom.
523. pag.

Muden fal Muden blïven,
Muden en fal noit hecliven,
Dit is, Myn Heeren , al het geene in dit werk, door DAN.
STOPENDAAL verkoofen, geteekend en uitgevoerd, word
begreepen. Dit is het, dat niet alleenlyk voor die de VECHT-
STROOM , op de gemelde
Landhoeven^ bewoonen, maar ook voor
de naagebuiren en vreemdelingen, die 5
by fomerzaifoen, hier een
plaifierigh oogvermaak willen genieten 5
foo nut als aangenaam: en
dat wel3eer
fy de Vecht geilen hebben, bequaam 0111 hen herwaarts
aan te lokken , en naderhand mede dienftigh om noch langen tyd
de geheugnis van het genootene geficht in hunne binnenkameren
te bewaaren. Dit is het ook, dat als tot een modell en voorbeeld
kan verftrekken , aan foodaanige
Heerfihappen als fouden fyn gene-
gen hunne Plantagien te veranderen, of liever een nieuwe ftand te
verkiefen; fynde hier te vinden de cierlykfte, en vermaaklykfte con-
cepten of uitvindingen van
Jan en Samuel van Staden, Steven Venakool, Sim.

-ocr page 21-

Schynvoet, en Jac. Marot : alle ervarene en alombefaamde Archi-
tecten
en meefters van plantagien konftigh aan te leggen. Dit is
het eindlyk,
Myne Heeren, dat UE, met alle genegenheid en eer-
biedigheid, gulhertigh word opgedraagen van die geene, die fich
de eer geeft van genoemd te worden,

toÜb. • UES. ootmoedigen dienaar,

des jaars 1718. _,

ANDRIES DE LETH.

DE VECHTZANG,

VAN

JAN DE REGT.

OVechtftroom, met uw blanke zwaanen ,
Uw vogels, viffen en geboomt,
Uw hoffteên en uw fchoone laanen,
Alom met welig gras bezoomd!

Als ik de luftige landsdouwen,

Door uw kriftal van een gedeeld,
En al uw trotfe veldgebouwen
Bezie, hoe word myn oog geftreeldi

Als gy my, onder \'t fpeelevaaren,

Vertoond uw akkers, op een ry,
Bezaaid met goude korenaaren,
Wat zet gy my vernoegen by!

Gezeten aan uw oever neder,

Verkwikt gy my, door \\ helder nat,
En dus hervat ik \'t leven weder,
By na verlooren in de ftad.

Ik voel myn geeften door de gorgel

Van uwen nachtegaal gewekt:
Een klank veel zoeter als een orgel,
Die myne ziel na boven trekt.

Ik hoor een lieffelyk gefchater

Van duizend vogels onder een >
De galmen rollen over \'t water,
En langs uw groene paden heen,

D 2 . Zy

-ocr page 22-

Zy vliegen over bloem en kruiden,

Van Nieuzverode na den Dom,
Van
Goudeftein na \'t flot van Muiden,
Gekaatft al heen en wederom.

Ik zie de fpartelviflen fpringen,

En danffen op uw kriftalyn s
Wie kan zyn vreugden noch bedwingen \\
Daar zelfs de viffen vrolyk zyn?

Het vee, met opgefteekene ooren,

Schept ook behaagen in \\ gefluit *
Als of Arion was herbooren ,
En Orfeus met zyn blyde luit.

Ik hoor uw vloeijend zilver bruilTen >

Gelyk een zachte waterval,
Uw eik en populier, aan \'t ruiffen,
Voltooijend
\'t aangenaam gefchaL

Het wefte windje blaaft violen,

En ftrooid my roozen in de mond.
O Vecht! gy hebt myn hart geftoolen >
Ik rys niet weder van uw grond?

Uw grond, die fteeds van milde honing.

Van melk en malfïe boter vloeid :
Dus leef ik ryker als een koning,

Vernoegd en van geen zorg gemoeid.

naamwysertje

der Luftplaatfen aan de

VECHT,

door verfcheidene DICHTEREN vereeuwigd.

. De VECHT felve 5 door bovenftaande fan de Regt.»\'

. Het MAARSEVEENSCHE Tempe ; door den Heer Baltba^ar Buide*
er>
&c. Scc.

. GOUDESTEIN; door den Heer Conjlantyn Hujgem, en Lucas Rotgans.
. DOORNBURG; door bovengemelde JufFr. Katryne Leftailje.
. VOORTWYK; door f. B. IVellekens.
. VYVERHOF; door Gualtberm Blok.

. OUDER HOEK; door Antoni fanffen, boven ook gemeld; buiten Ande-
niet in het licht gegeven.

-ocr page 23-

EEL

I

LANGS DE

VECHTSTR

OP DE UITGEGEEVENE

VAN DE

ZEEGEPRAALENDE

Y

-ocr page 24-
-ocr page 25-

S P E E L R E I

LANGS DE

VECHTSTROO

Een ander zing5 van minnetochten,
Of doop\' zyn pen in gal en roet3
of, daar een zeege word bevogten

In inkt gemengt met menfchenbloed.
Het luffc my van een Stroom te dichten ^
Daar ieder voor verflomt moet ftaan.
Het luft my Stopendaals gezichten ^

Ge-etft naar \'tleeven^ naar te gaan5
Waar door
de Vecht, zo lang vcrfchooven
Haar hoofd met luifter fteekt naar
boven.

Doorlachte Stroomen, belgt u niet
Dat ik een Spruit zo laag gebooren,

Ten top verheffe , en in 5t verfehiet
Een\' fchat die menig kan bekooren
Vertoon in eenen kleenen kring,,
Vol Landpaleizen en Kafteelen:
Gy kent dien koftelyken ring>
Omzet met dierbare Hofjuweelen.
Men taft nooit mis in \'t ryk genot 5
Van Utrecht tot aan \'t Muiderjflot.

A 2

-ocr page 26-

O Vechtstroom ! die uw vrucht\'bre randen

Belproeit met levendig kriftal >
Wat heb ik niet al ftof voorhanden,

Om \'t onuitfpreekelyk getal
Van Keutgezichten te verhaalen ^
En al uw fchoonheid op een ry

met een doodverf af te maaien!
Meer kan ik niet. Hoe kiftte t my,
Indien \'t my heden mogt gebeuren,
Uw\' waareo oorfprong naar te (peuren!

En vraagt men waar \'t belet uit fpruit ?

De vlugge tyd 5 ó roem der Vlieten!

T^i;. _ mynen loop geftuit

n

\'t rechte doelwit te befchieten :
ik my verpligt om maar
iets van uw cieraad te geeven

, dat in geen enkel jaar
an overdacht zyn en befchreeven,
"t Geen echter noch te volgen itaat,
Zo d\'Oppermacht my leeven laat.

Myn Reisgenooten, maakt u vaardig >

De Speeliloep wagt en legt gereed
Tot deezen korten togt ^
\\ is waardig

Dat men een dag of zes bedeed
In deeze lommerryke ftreeken.

Verfchoon mc, ó Biflchop\'lyke Stad!
Dat ik ii nu niet aan kan fpreeken

\\ Bewaar voor u een\' Letterfchat
Die ii
, mag maar myn Zangfter leeven >
Genoegen en vermaak zal geeven,

-ocr page 27-

(!)

Wel aan: maar hoe! wat zacht geruis
Komt fchielyk in myne ooren daalen ?

Ik hoor een aangenaam gedruis:
Wy zyn hier aan de
Zyde-Ba alen,

Daar\'twater, door de kunft geleid,
Een groot gevaart\' kan doen beweegen,

Tot algemeene nuttigheid,
Wyl duizenden, door sHemels zeegen,
Beftaan van \'t pragtig wormgefpin.
Wat brengt de zyde al voordeel in!

Wie kan hier zyn gezicht verzaaden

Door al \\ geraas, \'t gewoel, \'t gezwier ?
Wat teelt gy niet al goude draaden,

O wormpje! kleen, doch edel dier:
Arachne zwyg5 vry van haar weeven ^

Gy kunt de fchoonfte glans en pracht
Aan Koninglyke Hoven geeven.

Dus word de menfch niet veel geacht,

Zo lang zyn deugd, verflarid en gaven,

Zyn in vergeetenheid begraven.

Nu eens dit hoffelyk geftigt,
Door Heer
vanMolle ms geeft voltcogen,

Befchouwt: ó welk een fchoon gezicht
Vertoont zich heuglyk voor onze oogen!

Hier paart de Schikkonft met natuur,
De Kom met zyne waterftraalen ,

De Kabinetten als een muur
Gefchooren, daar men in kan dwaalen h
t Juicht al, hoe Hom, tot lof en eer,
En roem van hunnen braaven Heer.

B Maar

-ocr page 28-

Maar wie, wie moet zich niet verwond\'ren>

Die deez^ beroemde Hofzaal ziet,
Vol pracht van boven en van ond\'ren?

Verdwyn , verdwyn vry in \'t verfchiet 5
Al wat den naam van fchoon mag draagen.

O zielbetooverend gefticht!
Uw glans kan Koningen behaagen.

De Myterftad is fteeds verpligt
Uw\' Eigenaar , met blyde klanken 5
Voor zulk een keurjuweel te danken.

Nu weder voort, het Jaag-paard zal
Ons voorgaan , en den weg lteeds wyzen.

Ik hoor een lieffelyk gefchal,
Terwyl de Lentezon aan t ryzeiit

De paerlen van den morgenftond
Naar boven trekt: verkwikbre ftraalen !

Gy maakt het kwynend hert gezond;
Natuur kan in u
adem haaien,
Zy teelt uit u 5 door Gods beleid,
Wat ftrekt tot nut en vrolykheid.

O aangenaam en veilig reizen!

Wat kan de zinnen meer voldoen
Dan kciirelyke veldpaleizen,

In \'t midden van \'t bekoorlyk groen
Met diep verwonderen te befchouwen ?

Daar gulle en onbefprooken vreugd
Myn-Vrienden, zonder misvertrouwen

En wrok, elks ziel op \'t hoogft\' verheugt.
Laat and re dertle lullen looven,
Deez Welluft gaat het al te boven.

Wy

-ocr page 29-

Wy ftreeven Roozendaal voorby
En
Ravensburg, twee fchoone Hoven.

Zacht Stuurman, leg het roer in ly.
\'t Gaat wel, wy zyn \'t gevaar te boven,

De lyn is los, 11a weder voort5
Men moet zich hier voorzichtig myden,

Om in dit zielverruk\'lyk oord
Geen fchipbreuk met deez\' Sloep te lydcn.
Dus word wel \'t allergrootft\' vermaak
Betaalt met eenen bitt\'ren fmaak.

Dus moeit wel eer door \'t overzeilen,
Bohemens Erfprins,
Vrederyk,
Den grond, helaas! van d\'Yftroom peilen,

Voor Amfteldam, daar \'t Vorft\'lyk lyk
Gevonden wierd na weinig dagen j

Wat ook tot hulp wierd onderftaan
t Was al vergeefs 5 ó droeve plaagen /
De Vader zag zyn\' Zoon vergaan;
Die morgenzon, te vroeg aan
\'t zinken >
Deed hem in traanen fchier verdrinken.

Wat Koning zou voor zulk een pand
Zyn wettig Kroonreeht niet verruilen?

Dus houd het aardsgeluk geen\' ftand.
Maar zacht, ik zie wy zyn te
Zuilen,

>t Geen, zo men wil, zyn\' oorfprong telt
Uit Eer-kolommen der Colonnen,

Een Roomfch geflagt, wanneer \'t geweld
Dit vry Ge welt heeft overwonnen}

Doch de Oudheid, fchoon m\'er veel uit leert,
Is meelt door douderdom verteert.

B 2 Zie

-ocr page 30-

Ziet hier* Kaftcel, met dikke muuren

En toorens naar de aloude pracht
Gebouwt , om eeuwen te verduuren ,

Daar \'t krygsrammeiwerk vaak haar kragt
Vergeefs op heeft gefpilt voor deezen^
Nu heeft het voor geen oorlogsvlaag
Van bitfe burgertwift te vreezen,

Die onverzaadelyke plaag,
Beluft, om tot haar wit te raaken,
Op rooven, fchenden, moorden , blaaken.

O Ve c H TI verrukkelyke Vliet /
Hier hebt ge u als een flang geboogen ^

Hier toont ge ons wond\'ren in \'t verfchiet,
Gewrogt door \'t eeuwig Alvermoogen^

Elk is op t fchoon gezicht beluft,
Terwyl wy
Vecht enstein genaaken >

Daar Heer d Orville zich geruft
Kan met zyn Lief en Krooft vermaaken,
Wanneer zyn brein is afgemat
Door koopzorg in een Waereldftad*

Uitfpanning kan de geeft verblyden^

Door onverpoofde laft bezwaart,
Waar door ook \'t lichaam heeft te lyden.

Maar \'k hoor aan 9t trappelen van paard
Dat wy te
Maarssen zyn gekoomen,

Een groot en neeringryk Gelingt
Geleegen aan de frifTe ftroomen,

Welks ft andplaats en gezonde lucht
Kan meenig uit de Steeden troonen>
Om hier in de eenzaamheid te woonen.

-ocr page 31-

Daar legt de grond van \'t Slot, gebouwt
Voor menig jaar door Meefter
Steven,

Die groot er zorg droeg voor zyn goud
En fehatten, dan voor \'t dierbaar leeven,

Toen \'t muitziek rot, door wraak verwoed *
Van Utrecht hem hier kwam befpringen,

En deed hem fmooren in zyn bloed.
Hy^ die zyn geldzucht niet kan dwingen,
Haalt j na veel leed en ongevals,
De doodftraf dikwils op zyn5 hals.

Nu kan Heer Lokhorst zich vermaaken

In t Landhuis op dat puin geftigt ,
Na \'t ftaatsbeftier en \'t nodig waaken.

O welk een heuggelyk gezicht
Doet zich hier op in alle deelen!

Hier ziet men Laanen, dicht beplant,
Daar fchaduwryke Luftpriëelen,

Ginds klaverveld en vruchtbaar land.

O Maarssen ƒ tgeen elk kan bekooren,
Ik heb my zelf in u verlooren.

Wy zien nu weder veldwaard in ,
Daar
Doorenburg ons blinkt inde oogen,

Waar van de Tiende * Zanggodin
Eens zong, en elk hield opgetoogen

Door weêrgalooze Poëzy,
Dat zout \\ geen \'t al bewaart voor fmetten.

Wy dry ven Harteveld voorby,
En
Elsenburg. ó keurbanketten

Voor \'t graag gezicht vol zwier en praal.

Ik zie wy zyn voor Zoetendaal.

C

* Kataryne Lescailje.

-ocr page 32-

O Zoetendaal! zo wel geleegen,

Zo net gebouwt, zo fchoon beplant.
O Zoetend aal! zo \'s Hemels zeegen,

Gelyk ik wenfch, u houd in ft and,
Zal \'t lommer van uw Laan de boorden

Van deeze Vliet met nieuwe pragt
Verderen. 6 gelukkige oorden!

Uw waardige Bezitter tragt
(Het welk aan veelen is gebleeken)
De waare vriendfchap aan te kweeken.

Hier kan ik den verdienden lof
Niet van Heer
Byleveld verzwygen5

Die menig Slot en fchoonen Hof,
(Zyn roem moet aan de ftarren ftygen,)

Door zyne voorfpraak heeft verfehoont,
En hen, naaftGod, den brand ontrukte:
Maar deeze dienft wierd flegt beloont:
Een fchynvriend, ja een onderdrukte
In dit geval, zocht hem in haat
Te brengen, door een fnood verraad.

Maar de eed\'le Ma gift raat, bewoogen

Door deeze daad, heeft hem bewaart.
Dus ziet men hoe het meededoogen

En trouw door een\' ondankb\'ren aart,
O braave Priefter! word vergeeten.

Geloofsgefchil, door wraak verleid,
Wat gruw\'len durft ge u niet vermeeten!

Maar \'s hemels Oppermajefteit
Vergeld de deugd, wie ze ook mag pleegen!
Ach wou dit ieder overweegen!

-ocr page 33-

Daar zien wy Goudestein, gefticht
Van de eedle telg der Maarfeveenen,
Dien Burgerheer-, die als een Licht
In Amftels Raadhuis heeft gefcheenen;

Die hier een Tempe op t groen tapyt
Van \\ veld voltooide, in die boiïchagie

Gepoot, geplant door wakk\'re vlyt.
Wiens hert word niet door deez\' piantagie 5
Welks wederga men weinig vind,
Verrukt, die \'t dichte lommer mint!

De kiel doorfnyd de zilvre vlieten

Voorby het Rechthuis met een vaart,
Terwyl we een fchoon gezicht genieten,
Onze oogbefchouwing dubbel waard.
Wie moet deez heerlykheid niet looven,

Die t elkens voor ons open legt!
Maar welk een trits van Vorften hoven

Streelt ons hier \'t hert ? \'t is Hoogbvhcht$
\'tls Otterspoor \'tgeen wy zien ryzen>
En
Ganzenhoef* met reen te pryzen.

Elk Hof verdient byzond ren lof:
O
Hoogevechti ik moet u roemen5

Wat vind ik niet al ryke ftof
Om u een Paradys te noemen,

Waar in Heer Sweerts zyn ruft; en vreugd
Steeds vind, na de afgefloofde pligten ^

Hier word de droefheid zelf verheugt.
O welk een reeks van keurgezichten!
k Zie Kom ^ Terras en Kabinet :
\'kZie wond ren , waar \'krnyn voeten zet.

C 2 Maar

-ocr page 34-

Maar hoe verrukt uw ft and myn zinnen,

O Otterspoor! ó Veehtjuweel!
Wie moet uw fchikking niet beminnen?

Indien ik hier van ieder deel
Een fchets wou toonen, \'kzou verdwaalen

In zulk een doolhof van vermaak:
Hier kan uw Heer zyn hert ophaalen $
Gewis, hy zou deez\' zuiv\'re Imaak
Van welluft, daar\'tal voor moet wyken^
Niet wiflelen voor Koningryken.

Nu eens het Luftpriëel befchouwt
Van een der deftigfte Regenten,

Dien Amftels Rechtbank word vertrouw^
Die elk zyiï pligt tracht in te prenten

Door wyze voorgang ? heus van aart^
Een echte Ipruit der Batavieren ^

Een flonkerfteen, fteeds roemens waard,
Daar 5t Y zyn Scheepskroon meê kan gieren.
De Hemel voer hem op den trap
Van eer , door \'t Burgermeefterfchap.

Heb ik, dus vry en onbedwongen ,

Heer Maarsseveen, vergeef het my 3
Een weinig tot uw lof gezongen,
\'t Is waarheid, en geen vleiery.
Maar, Reisgenooten, ziet deez dreeven

Die als gefchooren muuren ftaan,
Daaf \'tlieflyk groen kan fchaduw geeven ;

Hoe vrolyk lacht ons alles aan!
O Gansenhoef! \'k heb op uw gronden
Een keurlyk zielvermaak gevonden.

-ocr page 35-

Maar hoe, regeert hier Cerberus ?
Of braakt een Etna deeze vonken

OfHekla, of Vezuvius ?
Of word hier \'t wapentuig geklonken

Van Mulciber, daar \'t dierbaarft\' bloed
Door word geftort in oorlogs - ftormen ?

Neen, Reisgenooten, \\ is een gloed
Die fteenen kan uit klei hervormen
\'t Geen in een harde ftof verkeert,
Tot nut der Bouwkunft, nooit volleert.

O K otgans ƒ \'k voel myrï geeft gedreeven,

Nu K r o m w y k my in de oogen blinkt,
Om u behoorlyke eer te geeven,

Hoewel met flaauwe en glanflooze inkt.
O Dichter \\ die dcez\' kleenen tooren

Tot uw Parnas verkooren had,
Wat liet gy hier al klanken hooren i

De Vechtftroom was uw hengfte-nat.
Al moet gy t licht des leevens derven,
Uw Poëzy zal nimmer fterven.

Ziet hier Oud-Aa aan d\'eenen kant
Aan d\'and\'ren
Nyenrode praaien,

Voor ruim twee eeuwen afgebrand .

(De wraak van Levi kent geen paaien) i

Door eenen Mytervorft, gewoon
Deez Streek als een tiran te plaagen 5

Ook heeft het noch eens zulk een hoon,
Door Luxemburgs bevel, verdraagen,
In \'tNoodjaar,toen derFranfchenmacht
\'s Lands Vryhcid had bynaar verkragt.

D Doch

-ocr page 36-

Doch toen \'t verloft was van dien kluift er,

Is \'t weder heerlyk opgehaalt,
Gelyk men \'t nu befchouwt vol luifter.

Maar zacht, wat Lufthof of hier praalt ?
Waar zyn we, aan d\'Arno of te Romen ?

Wat Tivoli is hier geplant?
Wie kan zyn oogcnluft betoomen ?

Heer Boendermaakers vlug verftand
Kan hier, om dit gewcft te kroonen,
Italië aan de Vecht vertoonen.

Ja, ziet deez\' wond\'ren van naarby,
Maar wagt u voor de waterftraalen j

Men heeft het oog op u en my;
Nieuwsgierigheid kan ligt verdwaalen:

\'t Gaat wel, wy worden reeds befprocit
Door heimelyke hinderlaagen.

_ -J 1 J O

O V eldpaleis! \'t geen overvloeit
Van keurftof, \'t geen elk kan behaagen 5
Wat zyn wy niet aan u verpligt!
Duur lang bekoorlyk Vecht-gezicht.

De Middagzon genaakt het Zuiden,

En fchiet haar ftraalen , heet van gloed,
Op akkers, boomen , bloemen , kruiden,

De Bouwman hoopt op overvloed
Van vruchten, door dit groeizaam weder.

Aanbiddelyke Majefteit,
O bron van heil en vreugd! hoe teder

Bemind ge\'t menfchdom? hoe bereid
Uw Voorzorg duizend dierb\'re gaven,
Om ons te voeden en te laaven!

-ocr page 37-

\'k Zie GüNTERSTEiNjdat praalgebouw,
Dat Luftpaleis van Heer
van Collen,

Die Hoofdfehout van beproefde trouw.
Die
pt duizendhoofdig beeft voor \'t hollen
Aan \'t Y betoomt, door \'t ryp verftand:
Een Cefar, in den kryg ervaaren:

Een Cato van ons Vaderland,
Die nimmer zal zyn ziel bezwaaren,
Om \'t recht te kreuken door verraad,
Uit onverzaad\'baare eigenbaat.

De flonkerftar der Barnevelden,

Die Martelaar van ftaat, wiens lof
Geen tong ooit kan naar waarde melden ,

Was eertyds Heer van deezen Hof
En \'t aadlyk huis, zo wel geleegen,

Welks ruime ftandplaats, in \'t verfchiet
Vol bofchcieraad en wandelweegen,

Een nieuwen luifter aan deez Vliet
Kan geeven, voor nieuwsgierige oogen.
Wat hert word hier niet opgetoogen!

Wy zyn te Breuk\'len, daar t geweld
Wel eer het Franfche flagzwaard zwaaide,

Met d\'onverzoenb\'ren Moord verzelt,
Die honderden van lyken maaide 5

Men hoorde niet dan kreet op kreet 5
Men zag, 6 droevige vertooning!

O gruweldaaden! al te wreed
Voor d\'allerchriftelykftcn Koning,

( Wat viel \'t den Landzaat hard en zuur)
Dit fchoon geweft in vlam en vuur.

D 2 Ziet

-ocr page 38-

Ziet daar \'t geen ons weêr kan bekooren 3

Wat al priëelen op een ry }
Hofwerk en Vechtvliet praalt van vooren,

Qüeekhoeve en Groenevecht op zy\' 5
Wie moet niet in al \'t fchoon verdwaalen ?

Ginds Weerenstein en Vyverhof :

Indien ik alles zou verhaalen

Wat ftrekken kon tot roem en lof
Van deeze lommerryke ftreeken,
Het zou my aan de tyd ontbreeken.

Maar welk een Veldpaleis vertoont
Zich hier, zo deftig in zyn deelen ?

\'t Is Overholland, ryk gekroont
Met cierelyke Hofjuweelen :

Heer H uigens, een voortref lykLid
Van Amftels Rechtbank, ryp van oordeel,

Heeft deeze Luftplaats in \\ bezit,
Daar \'t brein, vermoeit door laft, tot voordeel
Van \'t algemeen, zich op vermaakt,
En eene zuiv\'re welluft fmaakt.

De Taagfchuit, vol gepropt van menfehen,

Bruilt voor ons heen en: wat gemak
Kan Iemand meer in \'t reizen wenfehen ?

Om dus, als was hy onder dak,
Al llaapende zyn togt te fpoeden?

Dit voorrecht heeft ons Vaderland
Door \'it recht gebruik der watervloeden:

Hier bied de konlfc natuur de hand,
En dient die zufter naar vermoogen.
Dit hield een * Prins eens opgetoogen.

Deez

* Prins van Condé.

-ocr page 39-

Deez\' Plaats ruft op de Starre - schans 3
Gebouwt, toen \'t oorlog de ingewanden

Van ons Gemeenebeft bykans
Doorknaagt had, met bebloede tanden 3

Nu blinkt zy als een diamant,
Omringt van de allerfchoonfte Linden 3

Nu zien we een Vyver net beplant,
Zo fchoon ais ergens is te vinden.

Wat geeft de Vrede een vrugtbren oegft,
By \'t krygs-geweld , 3t geen
t al verwoeft.

Zo teelt het vroom en zacht geweeten

Een bron van vreugd, een fchatvan ruft!
Daar \'t hert , van wraak en haat bezeeten,

Het heuglyk licht van blydfchap bluft.
Wat ftort hy in een\' poel van plaagen,

Die eeuwig wrokt, en tergt, en byt! «d^ mM
Wat moet hy niet al ramp verdraagen >

Die met zyn boezem vys nel ibrydl

Byzonder als hy, tot zyn fchade,
De hulp verfmaad van Gods genade!

O Rupelmonde! ó Vecht-kleinood!
Hier wenft myn geeft te fpeelemeien 3

Gy zyt, hoe kleen, in luifter groot,
Door de overdekte wandelreien

Van keurig groen, daar t zonnelicht
Vergeefs door t lommer trast te boorea

11

O zielverrukkelyk gezicht \\
Uw ftand kan Koningen bekooren:
Uw Boomgaard is alom bezet
Met in - en uitheemfch hofbanket.

E Hier

-ocr page 40-

Hier word uw Heer, die t Buitenleeven

Bemint ;> bevryd van lalt en leed,
Steeds ftof tot nieuwe vreugd gegeeven

Met zyn geliefde Margareet;
Hier kan hy vrolyk fpeelevaaren,

t Zy hy laveert , of ruimfclioots zeilt ?
En klieft de kabbelende baaren,

Of achter \\ riet de diepte peilt,
Om \'t domme visje te bezetten
Met angelroe, of fchakelnetten.

Dit \'s Nieuwerslüys , een kleen gehugt>
Waar in men \'t Koftfchool kan befchouwen

Het geen de jonkheid houd in tucht j
Hier liet de nood een Sterkte bouwen,
Die t wreed geweld van * Lodewyk
Kon dwingen, door metaale monden.

De Moord, begruift van bloed en flyk>
Laat recht noch wetten ongefchonden,
Wanneer ze met haar flagzwaard zwaait ^
En duizenden van lyken maait.

Maar welk een Veehtzon met haar ftraalen

Vervult myn hert met vrolykheid ?
\'t Is
Ouderhoek, nooit af te maaien

Naar waarde! elk maak\' zich nu bereid,
In t aangenaame lenteweder,

t Gedicht te ftreelen langs deez\' Vliet h
Men zette zich op \'t Bergje neder h

Hier ziet gy wond ren in t verfchieth
Wie moet deez\'Plaats, fteeds hoog te roemen,
Geen aardfche Paradyskroon noemen.

# Lodewyk de xiv. Koning van VrankryV.

-ocr page 41-

( x9 )

Het luft me, wyl ge \'t oog voldoet,
Deez keurgezichten te befchryven;

Op dat deez\'fmaak van \'t lief\'lyk zoet
Steeds mag in uw gedachten blyven,

Tot lof van d\'eed\'len Eigenaar,
Wiens heusheid ieder kan behaagen j

De Hemel wil hem voor gevaar
Behoên, op dat hy nog veel\' dagen

Deez\' Lulthof naar zyn\' wenfch bewoon\'.
Wel aan, elk luiftïe naar myn toon.

AAN DEN HEERE

ANTONI VAN HOEK,

OP ZYN EDS: LUSTPLAATS,

OUDERHOE K.

Gy die op Ovderhoek met vreugd

Uw hertsbegeerte kunt bepaaien,

En u in °t vrolyk groen verheugt;
Wat weelde kan by de uwe haaien,
Beleefde Heer ! hoe ryk en wys
Bezit gy 7 Vechtfche Taradys !

V Zy in uw Speelhuis V lief lyk kweelen,

Fan Leeurik en van Nachtegaal >
T)e zinnen wegrukt onder
V fpeelen $

"Door hun beminnelyke taal,
Wanneer ze uw vedelklank laat hooren,

. y

Die zelf de droefheid kan bekoor en.

E 2 \'t Zy

-ocr page 42-

Zy ge in uw Boomgaard met "vermaak
Ziet , boom by boom, met vrucht belaaden%

Die , door haar keurelyke (maak,
Lukullus welluft zou verzanden,
Want hoofjche lekkerny is wind
By V geen men hier in volheid vind.

51 Zj kabinet of wandelreien.
Zo net en konftig overdekt y
De ziel verlokken tot vermeien %
Die uur op uur word opgewekt
Tot bly gejuich en vrolyk zingen $
In t doolhof van veranderingen.

Yy u de cierelyke haag
En Lindelaan houd
opgetoogen 7

Die , opgeflaagen van om laag ?
Tot in den top, aan ieders oogen
ëen\' fcbat van hertsgenoegen geeft y
Daar V dichtte loof jieeds fchaduw heeft.

9t "Zy 91 rotzig Berg je kan verbeelden >

Wanneer men naar bene eden ziet y
Ren nieuw Ar kadia^ vol weelden >
Een Tempe, daar u in V verfchiet
Een heerlyk konftfluk word gegeeven 3
Van dOppermajefleit geweeven.

\'t Zy de echo > zonder tong en mond y
3t -Geluid te rug kaatfi, lief en teder,
Wyl V floepje u in den avondflond
Den Vechtfiroom opvoert > heen en weder ?
Daar gy geruft uw adem haalt ,
Wyl 3t oog in \'t fchoon gezicht verdwaalt.

Waar

-ocr page 43-

(«)

IVaar langs men V aangenaarne lommer

Steeds dubbeld ziet> daar V zwaantje zacht
Op vlerken voort dry ft, zonder kommer 7

Hoogmoedig op zyn vederpracht,
Welks wit de melk en fneeuw durft tarten
ëen voorbeeld van oprechte harten !

V Zy ge aan de Kom, //z V fchoon verfchiet,

V ^/z Fred\'rik, ^wg verheeven,
Den tweed5 m derden Willem ziet,

Met zyn Maria, ^ ^^r V leeven :
Hoe fieekt
hier *t marmer elf by V groen !
Waar kan t gezicht u meer voldoen !

9t Zy in uw cierelyken Vyver

De Karperjïryd om V begint >
Daar elk zyn vlyt betoont en yver y
Gelyk men V waereld vind h

^^ V vloejen, ^ V ;

V Zr om V houden en om V hebben.

Het zygy u met vuur vermaakt,
Geen haart- w^r lucht-vuur, ^^ ^ randen

Der Vliet, wanneer de vuurpyl blaakt,
Zs/2 alles wat de konfi doet branden;

V Kanon gaat los 5 / geen ongejioort
Kan balderen, Utrecht hoort.

V Zy V Speeljacht u langs Vorjlenhoven
Voert naar de Bijjchoplijke ftad;

Hier kan de Vecht den roem verdooven

Van Se ine en Arno 5 ryk van fchat :
Deez Luflpaleizen konnen toonen
Wat Koningen aan tf Amjiel woonen.

F

-ocr page 44-

( «)

Het zy ge aan de eedle Toëzy
De hand leent 5 die u nooit verveelde;

Dus lacht gy met de ßaverny
Van flaatzucht > eigenbaat, en weelde >
ëurope blaake in oorlogsgloed;
Geeé fchrik verzet uw vry gemoed.

Het zy ge met onbreekbare banden

Van zuivre vriendfchap, ieder trekt
Naar uw beroemde Lußwaranden;

Van zuivre vriendfchap 3 nooit bevlekt
Van hoogmoed, veinzery 5 en ftreeken >
Gy hebt geen9 angel om te fieeken.

Hier zit de Vryheid op haaf troon ;
Hier woont geen dwang , om elk te parjjen

Tot overdaad; hier heerß geen hoon ;
Geen nyd mag op haar tanden knarjjen :
Dies roem ik dan deez Tlaats met recht
De Koninginne van de Vecht„

V Zy ge in de keur der fchoonße boeken

Uw lufl boet, aan den warmen haart >
Of konß in Rogman op wilt zoeken,

Een fchat by u op 51 Jchoonß bewaart:
Dus leeft gy in uw buitenwooning
Gerußer dan de groot fte Koning.

IVie zou> nayvrig onderzoek,
Die keur had om naar wenjch te woonen,

Uw fchoonen Lußhof Heer van Hoek,
Niet kiezen voor verheeven troonen 5
Of Jchat, daar menig op vertrouwt ?
Gewis o de ruß is meer dan goud.

-ocr page 45-

dAlzeegenaar ? die V aïï moet geeven >
T>ie elk Saifoenbeurt paaien fielt,

» />z V eenzaam Buitenleeven
Voor ramp, voor onraad, ^ geweld\\
T)oor zyn Almogenheid bewaar en ;
Leef noch een reeks van bljde jaar en.

Wend nu van Ouderhoek het oog
Naar Loenen 3 wie zou om Florenflen,

Deez koftelyken regenboog
Van Luftpaleizen 5 ooit verwenflen ?

Ja \'t prat Frafcati, daar voorheen
De groote Cicero op woonde,

Toen Fomens luifter elk befcheen,
Terwyl haar hoogmoed ieder hoonde >
Doet van haar3 hoogen heuveltop
Zich niet vermaakelyker op.

Hier kan Heer Pels zyn ruft fteeds vinden

In deeze Hoeve, met zyn krooft,
By \'t hofcieraad van Els en Linden *

Heer Pels, wiens naam in \'t Weil en Ooft
Geviert word, en gekroont met zeegen

Zo ver de Koopvaardyvloot zeilt,
En bruift door ongebaande weegen,

Daar nooit de diepte word gepeilt.
Wie winft of fchade krygt door \'t waagen,
Deez Zuil kan Amftels Koopüot fchraagen.

-ocr page 46-

Myn hert is om uw ftand vol vreugd,
O
Middelhoek! wien\'t ook mag belgen,

Alwaar Heer B i e r e n s zich verheugt
Met zyn Beminde en braave telgen.

Hier ziet men een gezonde lucht,
Daar t kabbelen van frifle ftroomen,

Daar akkervelden, ryk van vrucht^
Ginds \'t lommer van de lindeboomen.
O Vecht! hoe ftreelt ge myn gemoed >
Door al!\' uw zielbekoorlyk zoet!

Wat Hofpraal ryfl: hier voor onze oogen ?

t Is Nieuwerhoek, welks braave Heer
De deugd gevoegt heeft by t vermoogen ;

Dus blinkt zyne onverwelkbaare eer :
Geen vleizucht met haar looze ftreeken

Heeft my bewoogen tot dien lof,
Wyl Kerk en Beurs hier voor my ipreeken,

Zy hebben beide ryke ftof
Om Heer
van Tarelink te pryzen;
\'k Laat Amfteldam dat oordeel wyzen.

Hier kan zyn afgefloofde geeft,
By \'t zingen van de nachtegaaien,

In de open lucht, die \'t hert geneeft,
Geruft en vrolyk adem haaien

Met zyn Gezin, \'t geen jaar op jaar
Vermeerdert onder \'s Hemels zeegen:

Dusr kroont d\'Alwyze Zeegenaar
Uw\' welftand met een* milden reegen
Van zyne gunft, die \\ alï verblyd,
O Koopheer! vol verftand en vlyt.

-ocr page 47-

Befchouwt eens t Lufthof en de perken

Daar Floraas Bloemhof daag\'lyks groeit,
Waar aan den Vreemdeling kan merken

Hoe hier de Handel heeft gebloeit ;
Hoe blinkt dit Speelhuis, \'t geen verheeven

Op eenen dubb\'len vyver ruft!
O zielverrukkelyke dreeven!

Myn geeft, op landvermaak beluft ,
Zou hier een reeks van zomerdagen
Verflyten kunnen, met behaagen.

Ziet daar t aloude Kroonenborg,
Welks Stichter in zyn bloed moeft baden,

Daar Velzen zat vol angft en zorg,
Toen hy Graaf Floris had verraaden,

En door een wreeden wrok vermoort.
Wat baart de hoogmoed al elenden!

Wat brengt ze niet al gruwlen voort,
Wanneer ze een\' Vorft tot vrouwenfchenden
Weet aan te hicfcn, tot-zyii
draf,

Waar door hy eerloos daalt in \\ graf!

Wy zyn te Loenen, o myn Vrinden!

Wy zyn in \'t Stichtfe Paradys:
Kan iemand beter ftandplaats vinden,

Daar ieder oogvermaak om prys
Haar wond\'ren voor \'t gezicht doet praaien ?

O neen, elk reiz\' vry waar hy wil,
Hier moet men in all\' \'t fchoon verdwaalen:

Myn Zangfter zit verftomt en ftil,
t Ontbreekt haar\' Geeft aan kragt en woorden
In \'t net befchryven deezer oorden.

G Een

-ocr page 48-

Een fchrand\'re Teekenaar kan hier
Meer leeren, dan uit fehrift en boeken 3

Een Schildergeeft zyn trek en zwier
Affehetfen op panneel en doeken 3

Als hy Natuur op *t fchoonft\' befchouwt,
By t fehitteren der zonneftraaien;

\'t Zy hy een akkerveld, of woud,
Of heerlyk landfchap af wil maaien,
Of in \'t verfehiet een pragtig hof 3
t Ontbreekt de Kunft hier aan geen ftof.

Of Loenen Luna hier beteekent,

Als of men \'t licht der volle maan
Had aangebeên, is mis gereekent ,

Of heeft myn oordeel mis geraan,
Ik wil t wel om een beter geeven 5

Maar Naam-afleiding heeft er veel\'
Van \'t fpoor der reeden afgedreeven,

Die harfïenfchimmen voor t Juweel
Der waarheid hebben aangenoomen,
Om van een vlug verftand te droom en.

O! welk een aangenaam gezicht
Verheugt de ziel in deez* Plantagie!

Wie heeft deez\' Lufthof hier geftigt?
Omringt van Laanen en Boffchagie,

\'t Is Heer Persyn, die\'t heilig recht,
Als Leenheer van \\ vermaarde Loenen,

Naar billykheid en raad beliegt :
Wie wenfl; om fchoone kunftfeftoenen,
Die vrouw Natuur in volle kragt
Befchouwt, daar \'t alles lonkt en lacht.

-ocr page 49-

Geen minder blydfchap kunt ge geeven,

O Wallenstein! ó Vechtpaleis!
Door uw bekoorelyke dreeven

En Vyvers, daar men reis op reis
Verdoolt, door veel\' veranderingen,

In meenig kunftig kabinet;
Het lult my tot uw lof te zingen,

Want waar men hier zyn\' voeten zet,
Of d\'oogen Haat, o Reisgenooten!
t Is al met wellufl: overgooten.

Wat Luftplaats zien we aan de overzy ?
\'t Is
Oostervecht met zyn Prieel en;

Hier vind Heer Sinkenson zich vry
Van zorgen 3 die de ziel verveelen ;

Hier kan hy, van \'t gewoel bevryd,
In fehaduwryke wandeldreeven
De fnipperingen van zyn\' tyd

Befteên. Gelukkig Buitcnleeven,

Als \'t hert, niets kwaads bewuft, nooit wroegt,

En leeft, hoe \'t gaan mag, fteeds vernoegt.

O driemaal zalige Ingelanden!

Die hier uw wooning hebt gevelt,
Daar u geen kryger aan zal randen

Die zich door rooven voed en meft,
En \'t meededoogen nimmer kende 3

Hier ftoort geen wapenklank uw ruft,
Noch zet decz\' Landftreek overënde,

O neen! de lieve Vreede kuit,
De dierb\'re Vryheid met behaagen,
Nooit afgerecht op flinkfche laagen.

G % De

-ocr page 50-

( 28 )

De klaverwei geeft melk en room ,
En os en fchaap, het vet der aarde 3

Hier druipt een milde honigftroom *
Die \'t Bytje door zyn vlyt vergaarde

Uit boekweitbloem en roozeknop,
En toont den Luiaart zonder fpreeken

Zyn pligt, ja zegt hem lelTen op,
Om de allerfnoodfte der gebreeken
Te vlieden als de veege peft,
Wyl hy hem tot den arbeid preft.

O goude zee van Koren-aaren!

Daar t weftewindje over fpeelt,
Die haaft de fchoonfte vrucht zult baaren ^

Hoe zacht, hoe teêrgevoelig ftreelt
Gy ons gemoed, 3t geen opgetoogen

Door zulk eeiï fchat van vreugde-ftof,
De wondren van Gods Alvermoogen
Tragt uit te breiden, tot zyn\' lof.
Wel aan, myn Vrienden, laat ons zingen,
Ik kan myn zangluft niet bedwingen.

Zag iemand immer een Geweft
Of Koningryk zo heerlyk bloejen,

Dan ons benyd Gemeenebeft?
Daar duizend dierbïe vruchten groejen *

Daar alles fteeds word aangebragt
Voor lekkre tongen> van vier winden:

Kon Vader Jacobs nageflagt
In Canaan die welluft vinden,

Welks glans haar oog met vreugd befcheen,
Die hier genooten word? o neen!

Geluk-

-ocr page 51-

Gelukkig hy , die, zonder kommer.

Hier onder zynen wynftok leeft,
In fehaduw van t bekoorlyk lommer,

En niets meer wenfcht, dan \\ geen hy heeft
Die telkens door befpiegelingen

Een fchooner heerlykheid befehouwt,
En \'t hert van de ondermaanfche dingen
Ontlaft, en op geen drifzand bouwt;
Een ftaat , daar duizend Koningryken
Met al!\' hunn\' fchat voor moeten wyken*

\'t Gaat wel, wy zyn te Vredeland ;
O naam,hoe zoet klinkt ge in myne oorenS

Een neeringryke Plaats> welks ftand
Wel eer een\' Biflehop kon bekooren ,

Dat hy die tot een vafte Stad
Wou maaken 5 aan deez frifle ftroomen *
Die hy uit een\' geroofden fchat,

Den bergbewooners afgenoomen„

Door t oorlog daar airt kwaad uit fpruit,

Voltoojen wou, maar t wierd geftuit.

Vermaaklyk Vreland! leer my denken

Aan t Vredeland van hooger ftaat,
Daar
\'t oorlog nooit de ruft zal krenken 3

Een vafte Stad, die nooit vergaat,
Daar de Eng\'lenrei, met vredekroonen

Verciert>van twift noch wraakzucht weets
Een Stad , daar niemand in zal woonen

Dan zulken, die in vreugd en leed
Standvaftig 5 fteeds met hert en zinnen
De vrede en heiligheid beminnen»

TT
XI

-ocr page 52-

Wy ftreeven, daar ons niemand fluit,
Voorby het eiland der
Reaalen,

En zien reeds in \'t verlehiet vooruit,
Verlicht door de avondzonneftraalen,
Het aad\'lyk Huis te
Nederhorst,
Welks grond een reeks van vafte muuren

En tweepaar fterke toorens torft,
Gebouwt om eeuwen te verduuren;
Doch heden is men in \'t gemeen
Wat zuiniger op kalk en Heen.

Ziet daar, nu kan men \\ klaar beöogenj

d Aloudheid toont in dit gefticht
Haar\' eed\'len zwier en groot vermoogen.

Wat Dorp komt zich voor ons gezicht
Zo hoog vertoon en aan deez\' vlieten?

Het is den Berg: ó die hier ftil
Mag leeven zonder zielsverdrieten,
Bevryd van Staat- en Kerkgefchil,
En \'t geen de ruft verftoort wil myden ,
Behoeft geen Vorften te benyden!

Hoe veilig is hy die \'t gewoel,
Zo veel als moog\'lyk is, wil derven,

Om met een levendig gevoel,
Wyl hy in deez\' woeltyn moet zwerven,
\\ Gemoed, ver boven zon en maan,
Uit llyk en aarde te verheifen;

Dan fchrikt hy voor geen Staats-orkaan;
Dan zal geen kille vrees hem treffen

Voor doodsgevaar j dan Imaakt zyn geeft
Een fchets van
\'t eeuwig Bruiloftsfeeft.

-ocr page 53-

Maar zacht, wat komt onze aandacht fluiten

Pas op, dien \'t floeproer is vertrouwt,
Het is een reeks van waterfchuiten,

Daar Amfteldam zyn bier uit brouwt 3
Wat fchatten zou het niet betaalen,
Indien deez* verfche waterftroom
Steeds vloejen mogt door zyn kanaalen?

Nu moet men fteeds aan uwen zoom,
O Vecht! verfchynen , en gebruiken
Het vocht uit uw kriftalle kruiken.

Wy zyn dan eindelyk geland
Voor
Petersburg, myn Reisgenooten,

Voor Petersburg ? zo fchoon van ftand,
Welks roem ik nimmer kan vergrooten

Naar waarde 3 ik zie, gy ftaat bedeeft
Voor zo veel\' wonderen, myn vrinden,

Deez Luftplaats, door Heer Schynvoets
Ontworpen, kan naau weêrga vinden.
O Vecht! hoe heerlyk fluit ge uw5 kring
Met zulk een onwaardeerb ren ring ï

O fchrand re Schik-konft! hoog te looven,

Hoe net hebt ge alles hier verdeelt!
O Petersburg! ó roem der Hoven!

Uw Koninglyke pracht verbeelt,
Ja tart zelf de Italjaanfche kuffcen

Met hun paleizen, ryk van fchat^
Hier kon Czaar Peter veilig ruften,
Als hy, door ftaatzorg afgemat,
Zich zelf had door \'t gewoel verlooren:
Dit Landjuweel kon hem bekooren*

H z

-ocr page 54-

Betoov\'rend Hof! myn oog verdwaalt
InLaanen, Kabinetten, Dreeven,
Fonteinen, heerlyk opgehaalt,
Die duizend waterftraalen geeven:

In t Lufthuis, naar de kunit gebouwt^
En alles t geen elk kan beliaagen,

Wanneer men \'t eens met ernft befchouwt
O Tempe! is t mooglyk, mag ik vraagen?
Hoe komt deez pracht in dit moeras ?
Noch korts een ruime waterplas?

Dus VorMyk kan een Koopheer leeven

Door \'s Hemels zeegen , zorg en vlyt:
Dit alles kan den handel geeven,

In weerwil van de bitfe nyd.
Gy kleene Prinflen, die uw zaaien

Ten roof aan de armoê geeven moet,
Laat af van al uw ydel praaien;

De Waereldftad aan d\'Amftelvloed,
Hoe wonderlyk \'t u klinkt in de ooren ,
Teelt Koningen op Schryfkantooren.

Dus kan t vereenigt Nederland,
Door \'s Koopheers muntmetaal gefteeven,

Als \'t word behandelt met verftand 3
De wet aan Koningryken geeven,
De weegfchaal in den Evenaar
Behouden , en zich zelf behoeden
Voor zeeharpyën, vol gevaar,
Om in een ftorm van tegenfpoeden,
Wanneer eene oorlogsvlaag het preft s
Te waaken voor \'t Gemeenebeft*

-ocr page 55-

( 33 )

Wy moeten voort; elk zett\' zich neder.

O Petersburg! blyf lang in ftand,
Wy zien u moog\'lyk nimmer weder.

Die Plaats, gekogt of aangeplant
Door
Brandjes, is hier wel gelegen

Tot allerhande viflchery,
Welks handel hy, door vlyt en zeegen ,
Met winft geclreeven heeft aan \'t Y:
Dit Landhuis kan u klaar ontdekken,
Hoe hy uit Baars wift goud te trekken.

Door welk een zoete tovertaal
Beweegt gy ons tot bly gefchater,

O wydberoemde Nachtegaal!
Terwyl de Vechtzwaan bruift in \'t water,

En kromt zyn\' hals gelyk een boog
Welks pluim de fneeuwvlok durft braveeren;

Nu fteekt hy trots het hoofd om hoog:
O edel dier! gy kunt ons leeren
Dat wellufb,
ftaat en overvloed,
Moet zwichten voor een blank gemoed.

Maar gy, begraafde klaverweiden,

Ach ! mogt de Landman ^ als wel eer
Zyn rondren op uws grond geleiden!

Wat zou hy s Hemels Opperheer
Al dankbaare offers op gaan draagen!

Maar nu de Veepefl: zich verheft,
Dwingt hem de nood tot droevig klaagen:
Doch deeze plaag , die Neerland treft,
Word door Gods hand beftuurt ten goede:
Men kuil" die Vaderlyke roede,

I Ziet

-ocr page 56-

Ziet daar den Hinderdam, gelegt
In \'t Noodjaar, om den ramp te fluiten,

Toen \'t onmeedoogend krygsgevegt
Ons dreigde, en t ongereegelt muiten;

Toen wierd ook de Uittermeerfche Sluis
Gedicht, die wy voor uit befchouwen.

Wie meld het fchrikkelyk gedruis,
t Geen zich verhief uit misvertrouwen!
Het oorlog valt den Landzaat zwaar,
Doch Burgertwifl: baart meer gevaar.

Hier ziet men Vechtwyk met haar dreeven,
Ginds
Driemond, doch aan de overzy\',
\\ Geen ons geen oogvermaak kan geeven,

In deeze Vecht-tocht, van naby 5
Doch, konden wy den tyd wat rekken ,

k Zou in dat heerlyk Gainjuweel
Een fchat van wonderen ontdekken,
Daar menig Vorftlyk Vechtpriëel,
Door Vyvers 5 Kommen, Keurgezichten,
En Kabinetten, voor moet zwigten.

Hoe blinkt deez avondftond in t oog,
Die\'t heit verkwikt door\'t lieflyk bloozem
Maar welk een reuk fiygt naar om hoog ?
Geen reuk van leliën en roozen 5

Maar van \\ onedel nageflagt
Der Ithakoifche bootsgezellen 5

Hervormt door Circes tovermagt,
Die in . . . doch k laat Homeer vertellen
Van \\ wonder, klaar geftelt ten toon
In \'t dooien van Laërtes Zoon.

-ocr page 57-

Wy zyn te Weesp , nu kunt gy raaden
Dat ik van zwynen fprak , die hier
Zich fteeds by duizenden verzaaden:

Decz Stad draagt roem op fmaaklyk bier
En eene Schei-kunft die de kragten

Behendig uit het kooren haalt 5
Een morgendrank daar veeF naar trachten >

Die door het misbruik, afgedwaalt
Van t redenipoor, naar Java vlugten,
Daar vrouw en kinderen om zuchten.

Verfchooven, kleene en arme Stad,
Moet gy den mond der Vecht bewaaren!

Die, van de Zuiderzee beipat,
Steeds bloot ftaat voor haar woefte baaren!

Doch, fchoon de Dichter van het Y
Dus zingt: „Een ander mag beklyven,

(Door een Meerminne profecy)
„Maar
Muiden zal wel Muiden blyven,
Zinfpeelende op uw nedrigheid,
Een deugd die zelden word verbreid:

\'k Heb echter reeden om te boegen

I

2

\'t Is

Op uw aloud en aadlyk Slot,
Gebouwt door Floris groot vermoogen,

\\ Geen namaals zyn gevangenkot
Verftrekte, om Velfens haat te koelen,

Niet blusbaar dan door zyne dood.
O Vorften! dien t hoogmoedig woelen

-ocr page 58-

t Is waar, uw held\'re glans verdooft,
Wanneer men
3t oog Haat op uw muuren;

Maar, om uw nooitvolpreezen\' Hoofd,
.Züal uw vermaardheid eeuwig duuren:

Dat dierbaar Hoofcl, Geleerdheids Licht,
Doet Ooften, Wellen, Noorden, Zuiden,
Door kracht van taal en maatgedicht,
Reikhalzen naar \'t Kafteel van Muiden,
Daar s Droffaarts Letterfchat, geacht
Van \'t ryp vernuft, is voortgebragt*

Zo zien we in Jt einde, ó Reisgenooten!

Deez\' korten Speeltogt afgelegd
\'k Heb u veele adelyke Slooten,
En Luftpriëelen aan de Vecht
Vertoont, die veeier glans verdooven.

Wien luft het noch met lyfsgevaar
Te reizen naar uitheemfche Hoven ?

Naardien men hier, zo wel als daar.
De kunft kan met natuur vereenen.
Wie wenfeht om Romen of Athenen!

Wie wenfeht otn buitenlandfche praal,
Ten zy de waan hem heeft bedroogen,

Dien hier het keurigft\' veld-onthaal
Word aangeboón, en fteeds zyne oogen,

Verluftigt met gemak in \'t groen!
Dwaas is hy, die in vreemde hoeken,

Als hy zich kan by huis voldoen,
Een ingebeeld vermaak gaat zoeken;
Terwyl hy, hoe
t hem ook behaagt,
Den beften fchat, gezondheid, waagt.

-ocr page 59-

Gelukkig is hy, die zyn togten

Bepaalt, en nooit door flinkfche luft
In \'t vry gemoed word aangevogten ^
Maar mift hy die verkwikb\'re ruft
Door eigen fchuld^ geen marm\'re zaaien.

Geen Luftpaleis, geen lekkerny,
Geen kroonengoud, noch Vorftlyk praaien,

Kan^ door de wreede dwinglandy
Van \\ dood\'lyk wroegcn > hem vertrooften*
Al reift hy van het Weit naar Ooften.

Ikwenfch* dat dOpper majefteit
Aan U, en my, en elk wil geeven,
Dat wy zyn magt en heerlykheid,
Aan ons vertoont in \'t Buitenleeven,

Steeds roemen, uit een dankbaar hert 3
Ja, dat hy deez\' vermaaklyke oorden
Bewaar voor ramp en oorlogsfmert,
En t overvloejen van deez5 boorden.
O Vliet! uw roem duur jaaren lang.
Hier eindig ik myn Vecht-gezang.

CLAAS BRUI

K

-ocr page 60-

t

..---- vJï---M. i Jt

■ \' / \'

.

« I

f

\\

- «

■ J i

i

-

ê

{

-

-ocr page 61-
-ocr page 62-