HT
î
i
*
\\
-ocr page 7- -ocr page 8- -ocr page 9- -ocr page 10- -ocr page 11-Vertoonende verfcheidene
Vaa
LUSTPLAATSEN, HEEREN
HUYSEN en DORPEN;
Beginnende van UITRECHT en met
MUYDEN befluytende.
M. D, CCXIX.
O")
A A N D E
VAN HET
MYN E HEEREN,
E Schiiderkonjl is een keurige uitvoering vatl
een aangenaam denkbeeld aan den Sterveling
te geven, van faaken , die hy nooit heeft ge-
fien, of niet altyd heeft kor.nen befchouwen,;
Soodaanige fyn de verbeeldingen van en-
kele Tron \'ten, geheele Heelden van Menfchetl
of Beeften, vermaakelyke Landgefichten, beftaande in een
konftige ïaamenfchakeling vm Bergen en Boffchen, Hoog-
tens en Vlaktens, Zeebranden en Rievieren, Lufihuyfen en
Bühenplaatfen, ernftige of boertige Gefeljchappen, oude of
nieuwe GejchiedeniJJen, raakende Staat of Oorlog, gewel-
dige Belegeringen , verwoede Veldjlagett , fchrikkclyke
Scheepsgevechten , prachtige Inhaaltngen , en eindlyk het
Kroonen, Trouwen, gravewaart Draagen van uitmuntende
Hoofd-Perfonaagien.
Maar , naademaal nu foodaanig een uitwerkfel van dé
gemelde Schiiderkonjl alleenlyk moeft blyvenbyeene befit-
ter, en aan andere, ook den naaftgelegenen, niet konde
medegedeeld worden, foo heeft de geeftryke Plaatfnydery,
met de Naald of het Graveer-yfer) konftelyk dat gebrek
onderfteund; feeker uitgevoerd voorwerp op papier afdruk-
kende, en alom den geheelen Aardkloot over vcrfendende.
Nu is alleenlyk ons oogwit, uit de bovengenoemde
Voorwerpen, de Landgefiehten uit te kippen, en wel by-
fonderlyk de Lujlbnyfen en Buiten-Plaatfen; van welke die
van den Ouden tyd,\'ai onder deefe de vermaarde Romei-
nen, gantllyk niet afkeerig fyn geweeft.
Immers fyn hier af volflaage getuygen de ruymeLuJtbo^
•ven van Lucullus en SalluÜius, de nette Landhoeven van
Cicero, Vatia, Cjefar, &c. ontrent de üedenTibur, Tuf-
cnlum, Cnms, Mifenum, &c.
Doch, dit ter fyden at: laat onsflechtskeerentotdehe®
A a den»
-ocr page 14-dendaagfche Lußhuyfe» en Buitenplaatfen, foowel Vorfle-
lyke, gelyk daar reeds door fyne Konftplaaten fyn gemeen
gemaakt; Fontaine-Beleau, Verfailjes,&c.vanVrankryk ;
Windfor, Hamptoncourt, &c. van Engeland; het Loo,
Hondslaardyk, Dieren, &c. van het Vrye Nederland,
Soo wel Vorfielyke, feg,ik, als méde van mindere, doch
vermoogendeStandperfoonen; te weeten, het Huys te Voorft,
Roofendaal, Seyft, Heemftede, Gunter(tein,S. Anneland,
Duinrell, Sorgvliet, &c.alle meeft uit de Konftwinkel van
den Hr. Nie. ViJJcher te voorfchyn gebracht.
Sie daar; MYNE HEEREN , de redenen die ons heb-
ben aangemoedigd , op het fpoor van foodaanige deftige
voorbeelden van opmerking, dit volgende Werk te veria-
melen , te bewerken en uittegeven onder den titel van
DE ZEGENPRAALENDE VECHTSTROOM:
Vertoonende de aaniienlykfte Landgefichten , Dorpen en
Luftplaatfen, van Uitrecht tot aan Muyden, op de boord
van deefe vermaakelyke Rieuier geleegen.
OndertufTchen ftaatmy toe, Myne Heeren, dat ik u, on-
trent de rang en order van deefe Konftplaaten, met weini-
ge woorden magh onderrechten.
T?n eerften gaat voor af een kleen Landkaartje, alleen-
lyk uaanwyfende den gekromden loop van de Vecht, ne-
vens de naamen van alle de Buitenplaatfen, welke UE. in dit
Werk, volgens haare gelegenheid, füllen worden vertoond.
I. Hier naa komt , in "het kleen, het Difiriä van Ui\'
irecht, rondom des ftads platte grond; alleenlyk om het
waare begin van de Vechtittoonen; fyndefeekerlyk alleen
een toegedamde tak of fpranke! van de Le^ of Rhyn: hoe-
wel ons van eenige, uit eencn anderen fy verkeerdelyk een
andere oorfprong is aan de hand gegeven.
Doch ik hou my hertnekkigaan heteerfte gevoelen ; om
dat ook den Ysfelfteinfchen Tsfel, de Leerdamfche Linge,
de Goudfche Gouwe diergelyken beginfd als met den vin-
ger aantoonen.
II. Dan volgt een Geficht van de gemelde Stad, aan de
2yde van de Vaart en de Katryne poort.
Die nu van UITRECHTS Oudheid en andere byfon-
derheden begeeren iet te weeten . füllen fich van Beka, He-
da, Hortenfius en Andere, wel können bedienen.
III. Hier op verfchynt nu aan de Vecht het eerfte Landhuysy
nevens haaren Lnfthof, de ZY-BAALEN geheeten; fijn-
de daar af de ontwerper, de befitter en bewooner, deHr,
DAVID VAN MOLLEM.
Sie
-ocr page 15-. Sie dus haar Geficht van bfcyten; foo als het fich in het
Verbyvaaren vertoond.
IV. De Konftwerken opdeefe Plaats, ontrent het liggeil
van de groote Kom, met een cierlyk Terras omringd, naar
het Huys te fien: aanmerkelijk door een ruymeZra/, van
binnen door Gerard Hoedt befchilderd; nevens een uitmun-
tende Orangerye.
V. Defelve Kom, met haare fchermen omvangen, ftuy-
tende-het geficht op het achterfte Kabinet.
VI. Buiten-geficht van ROSEND A A L aan de Vecht, het
Landhuys van den Hr. JOSEPH AREDONDO : ne-
vens een tweede plaats geheeten RAVENSBERG.
VII. Het Landhuys van Juffr. DU PON ; nevens het
dorp ZUYLEN : volgens den Hr. Burgerm. Atting,
( Notit. German. Inferior. 2, part. 173 bl.) geheeten Thüle t
in een Donatiebrief van den jaare, 838.
VIII. Het Huys te ZUYLEN, ook door Roeland Roch-
man afgeteekend, en door Geertruyd Roch-man, fijn fufter
op het koper gebracht : waar af niet veel is te feggen on-
trent haare Oudheden, van welke de Befcheyden my nooit
fijn ter hand gekoomen. Was wel eertijds in erfpacht ge-
houden van de Abdije van Ooftbroek, en is nu leenroerigh
aan den Gedichte van Uitrecht ; waar mede , den 2.8
Januar. A. 169*. de Hr. REYNAUD GERARD VAN
TUY\'L VAN SEROOSKERKEN is beleend.
IX. Buiten-gelicht van VECHTENSTEIN ; de Luft-
plaats van den Hr. FREDRIK PHILIPPE d\'ORVILLE.
X. Het Speelhuis van het Huys TER MEER; anders
Zuylenburg ; mede leenroerigh aan den Gedichte van Ui-
trecht ; waar mede den 23 Mev, A.. 1702, de Hr. VIN-
CENT. MAXIMILIAAN VAN LOKHORST, Heere
van Maarffen is beleend.
Hier fijn nevens gevoegd een Geficht van de plaats VF.CH-
TENDAAL , en een gedeelte van het dorp MAARS-
SEN ; wiens benaaminge de Oudheidminnaars gaarne fou-
den trekken, met Hortenfius, van de Marfi of Marfaci,
oude Duitfche volkeren : hoewel ik my liever aan dezyde
van die geene fou begeeven, die defelve van de maar en,
moeren en broekken, laage en natte velden , afhaalen.
XI. Het andere Gedeelte van MAARSSEN : nevens
BOELESTEIN ( een aadelijk flicht der Heeren GQDY-
NEN) en het tegenoverselegene VECHELEVEN,
„ XII. DOORNBURG wel eerde Plaats van Mejuffr. de
Weduwe van de Hr. IV\'dl. Van Sun, Domheer van oud
Munüer; van binnen te ficn. . A 3 Een
Een Landhuys, vereeuwigd door het aangenaem Gedicht
van Juffr. CatrynaLeJcaille, onnodig om hier in te lafTchenj
lijnde het felvete vinden by Jac. van Royen, in fijn Laxd-
ieven, i i 6 bl, doch is heden , by aankoop, her Landhuys
van den Heer ABRAHAM ROMSWINKEL ; Refident
des Kon\'mgs van Pruyjfen.
XIII. HARTEVELD; de plaats van den Hr. DAVID
MENDES DE SILVA; van buiten, aan de Vecht.
XIV. ELSENBURG; de plaats van den Hr. THEOD.
DE LEEUW, Heer van Abkoude en Baambritgge.
XV. SOETENDAAL; van buiten, aan de Vecht; de
plaats van den Hr. ISAAC SIMONS.
XVI. GOUDESTEIN; lïende op Soetendaal, Leeu-
ivenvecht en Hartefeld.
Deefe plaats ter eeren heeft de Hr. Qonftantyn Huygens wel
eer drie Puntdichten op het papier gefield; van welke het
eerfte hier nevens gaat ;
Ik doe recht, Maarßeveen, als ftoutekind\'ren plechten,
Die me aan de lefTe in \'t fchool moet houden met een wenk j
Ik fit op Hofwyk ftaag aan Goudefiein en denk ,
En vliede van myn vliet, om voor deVccht te vechten.
Het Voorburg komt in roer, om tegens my te rechten
Voor de eere van de Plaats, die \'t volk fegt dat ik krenk,
Als ik u\\\\ Maarßeveen te langer lofdicht fchenk
En voor de Vecht alleen te veel laurier wil vlechten.
Maar ik heb haaft gedaan met pleiten ; fy fyn \'t quyt
Éerfe omfien; goed of quaad, fy moeten \'t my wel geven,
Daar ikfe met geweld van redenen verby t
En roeme Maarjfeveens paleis en keurigh leven ,
De lieffelyke locht, in allerhande weer;
De klaarheid van de (troom en \'t blank hert van den Heer.
XVII. Het Rechthuysvan MAARSSEVEEN, hebben-
de op zy DA AL WYK, VECHTHOVEN en DEN OE-
VER.
Wat ondertuffchen de Heerlykheid van Maarßeveen aan-
gaat, verfuymenis en krygsorkaanen hebben veel papieren
verdonkerd en vernield; alleenlyk ishetfeeker, datMaars-
fen eertyds onder de Heer van Arkel, nevens Abcoude en
Maarßeveen ,is geweeft; gelyk hy mede was Heere van
Putten en Geervliet • al waar hy nevens fyn Gemaaiin is
begraven, en haare beelden op de graffark uitgehouwen
noch heden fyn te fien.
XVIII. HOOGEVECHT, van buiten; de Luflplaats
van de Hr. FRANCOIS SWEERTS.
XIX. Het generaale Geficht van binnen, naar achtereb
XX. De achterfte TerralTen en het Kabinet»
XXI. DegrooteKom, met haar Terraffen; fiendenaar
vooren, op het Huys,
XXII. OTTERSPOOR, van buiten; de Luftplaats van
de Hr. JACOB VAN LENNEP.
XXIII. Geficht van de Dwars-vyver, op eene der Kabi-
netten.
XXIV. Geficht, uit het achterfte Kabinet, naar de Vecht.
XXV. GANSENHOEF ; het Landhuys van den Hr.
JOAN ELIAS HUYDEKOPER, Heere van Maarfle-
veen, fiende naar het Rechthuys van Maarfièveen.
XXVI. Geligt,over de groote Dwars-vyver,naar achteren.
XXVII. Het Huys OUDAAN; heden een Huirhoffle-
de by de Vecht, boven Breukelen, aan deTrekwegh of het
Sandpad, rondfom in het water, van vooren aan een han-
gend Torentje tuffchen twee gevels kennelyk.
Voorts is de eigenaar de Hr.PHILEBERT DE CLER-
QUE, Hr. VANBONENGE, een Gentenaar, wegens
fyn Huysvr-ouw, de fufter van de drie Heeren van Oudaa-
van welke Heer Jacob van der Burg de hatfte is ge wee ft!
XX VIIL Het Huys te^N YEN RODE, by Breukelen,
aan de Wagenwegh; meer als eenmaalvyandlykvernield;
gelyk , A. 1481. door die van Uitrecht, het felve hebbende
belegerd en ingenoomen: en weder, naa de herbouwing en
verbetering, A. 1674, door de Franfche brandftichters.
Befeeten door Mevr. ANNA PERGENS ,Wed. van den
Heer JAN ORT, Heere van Nienrode: doch het leen, A.
1702. verheft op den Hr. JAN ORT, broeders foon,aIs n aa-
lten leenvolgenhet oude, ontrent de timmeragie feer ongelyk.
XXIX. VREDEN-ÜQRT , tuffchen de Wagenwegh
en de Vecht; in eygendom aan Mevr. ANNA PERGENS,
Vrouw van Nienrode.
XXX. Het Landhuys van den Heer THEODOOR
BOENDERM.AKER, aan Breukelen tegen over Gunter-
ftein, tot noch toe met geen andere Naam als van den Be-
fitter bekend.
Het geücht is van achteren en op de ty voor die van
Maarffen of Uitrecht koomen nederfakken.
XXXI. Vertooning van het gemelde Huys aan de Vechty
tuffchen twee fitplaatfen door ïjaac Moucheron meefterlyk
befchilderd, ingeflooten, en hebbende het oogh op een Fon-
tein, van twee groote Tritons onderfchraagd.
XXXII. Geficht van de groote Kom en alle het Fon-
A 4 tein
-ocr page 18-tórtwerk in defelve } en op den Terras tufïcben de twee
Kabinetten, en voor het beeld van degefchaakte Proferpyn.
XXXIII. Het Huys GUNTERSTEIN, ookaffonder-
lyk in XV. Gefichten, nevens de Voortitel , door Nic.
Vtjfcher wel eer in het licht gebracht; van achteren.
Heden is van dit Heerenhuys de befitter deHr. FERDI-
NAND VAN COLLEN, Hoofdofficier der ftede Am-
fteldam, Heere van Gunterftein enThienhoven : maar wel
eer is het by aankoop geweeft een eigendom van den Hr.
Penfionaris Jan van Oldenbameveld\\ wel een Hollandfch
leen , doch , volgens een gefegeld Schrift van A. iói 1 ,
altya blvvende een gedeelte van het Sticht.
A. JÓ7Z. deeden het de moedwillige Fjanfche fpringen :
naa \'t verbranden der huyfen Ruwiel en Nienrode; foodat
het heden is een nieuw gebouw, en niet foofwaar als voor
het verbranden.
XXXIV. Het vermaaklyk Dorp BREUKELEN, aan
de fyde van de Pecht\\ van een hoogen ouderdom ; fynde
Anno 838 , door graaf Rotgar, aan de Kerk van Uitrecht
gefchonken; als wanneer men het noemde Bracola, Brok~
lede en Broekenlandia , gelyk in de oudite Schryvers kan
worden naagefien.
XXXV. Het Huys QUEEKHÜVEN; het Koftfchool
van den Hr. PIER RE MANNOURIE ; feer bequaam
om de toegefondene jongelingen aldaar te onderwyfen, en
met de fchoone plantagie te verlulligen.
XXXVI. Gcficht van binnen, met twee fraaije haagen
afgeflooten.
XXXVII. GROENEVECHT , de boitenplaats van
den Heer ADRIAAN RUTGERS , y*n her Sandpad at
te fien, over de fteene jagthaven.
XXXVIII. Een Gelicht dwers verby het Huys, naar de
brug en de lange Laan te fien.
XXXIX. VECHT VLIET, aan dexydevandewagen-
wegh; de plaats van den Heer WILLEM VAN DEN
BROEK.
XL. HOFWERK , aan de felve zyde ; de Plaats van
Mevr. Weduwe van den Hr. PIETER VAN VEEN.
XLL VY VERHOF, aan defelve xyde; wel eer de Bui-
tenplaats van Mejuffr. AGNES BLOK, Huysvrouwvan
den Hr. Sybrand de Flines ; wegens het aanqueeken vau
feldfaame bloemen en uitheemfche planten, met recht ge-
heeten Flora Batava • den 20 van April A. 1704. overle-
den,
He-
-ocr page 19-( 9 )
Heden, naahet vertimmeren en vergrooten, hetgehuirde
Landhuys van den Heer DAVID RUTGERS, de Jongere.
XLII. O VERHOLLAND; ook al aan defelve fyde;
de Plaats van den HeerTHEODOR. HUYGENS, Sche-
pen der ftede Amfteldam, en Heere van HONKOOP.
XL1II. De STERRESCHANS ; in den gruwfaamen
oorlogh van het jaar 1672 , een fraaye vefting fynde ge-
weeft ; gelyk noch elders in Print by de Schryvers kan ge-
fien werden: heden de Buitenplaats vanden Heer DAVID
RUTGERS.
XLIV. Gelicht , door deefe plaats, van de Kleywegh
naar de Vecht, nevens den ingang aan defelve.
XLV. RÜPELMONDEj de Luftplaats van den Heer
JEAN DE WOLF: met haar fchoone Barceau , geven-
de een feer aangenaam Vecht gelicht.
XLVI. NlEU WERSLUIS; een vefting met 2punten
aan weêrfyden de Vecht, in gemelden oorlog, ook by de
Schryvers in Print te fien : fynde het Kerkjen in een Gemeen-
Landshuys van Amfteldam en U itrecht verwifleld. Dit is de
pleifter plaats voor die met de Jaagfchuit naar Uitrecht of
Amfteldam fich begeven.
XLVil. OUDERHOEK; ouder als meneigentlykhe-
den metvergunbrievenkan bewyfen; ten minden men weet
by overlevering, dat het TEN W1ELE plag genaamd te
fyn; dat het een jagthuys der oude Biffchoppenisgeweeft;
dat het veele uitmuntende voorrechten , door de befitters
verworpen, heeft gehad ; en dat het ontrent A. 1619, is
gekoomen aan de voorouderen van den tegenwoordigenbe-
fitter, den Heer ANTONI VAN HOEK.
Voorts is deefe Hofftede, voor de nieuwe verandering,
van Anton\'i JanjJen, vader van den verhevenen Dichter,
Johannes Antonides, met een Lofdicht vereeuwigd.
XLVIII. Gelicht, verby het Speelhuys, naar de Nieu-
werfluys.
XLlX. Gelicht, uit het Speelhuys, aardig van binnen
befchildcrd door Philip Ttdeman , naar het Laboratorium
of het Tuyghuys van de Vuirwerken, en den Eetkamer.
^ Doch, terwy 1 wy by dit roemens waardige Speelhuys fyn,
kan ik niet wel naalaaten , met dit volgend Lierdicht van
Dr. Lud. Smids, een weynig UE, op te houden:
Maar, OUDERHOEK, myn vreugd, mynluft,
By wien ik nam een foete ruit,
Een ruft van acht of negen dagen,
Wat quelt gy my toch met uw vraagen;
Ar . Of
-ocr page 20-Of nu myn oogluft is voldaan,
En of ik graag van hier wil gaan,
En \'t vrolyk Vechtje moe, my morgen
Weër werpen in een zee van zorgen?
Gy tergt me ook OUDERHOEK. en far£
De teerfte tochten van myn hart,
En doet my fcheiden van uw Laanen
Niet fonder troofteloofe traanen.
Soo joeg men kykers uit de Bak,
Als Benjamin of Koning fprak,
Omheind met prachtige Toneelen,
En ons deê luyftren naar het fpeelen.
Met my maakt gy het ruim foo erg,
Gy formt een cierelyke Berg,
Daar ik, langs twintig breede"trappen,
Door groene Taxis, op kan flappen;
En daar, van haaren vlakken kruin,
Sien over velden , bofch en duin,
(Dit fou wel Koningen bekooren)
Naar Uitrecbts biflchoplyke Tooren.
Gy graaft een groote en wyde Kom,
Beloomd met heygras, om en t\'om, s
En ftort daar in, met facht geklater,
Die lieve Vecht, haar filver water:
Een oog-betovrend Waterbad,
Als ooit Diana heeft gehad ,
Wanneerfe, warm en moe van jaagen ,
Het ftof van \'f blanke lyf wou vaagem
Hier moeft Narcïffiis zyn geweeft;
Hier kon hy fyn volmaakte leeft,
Als in een fpiegelglas, befchouwen,
En \'t leven moogelyk behouwen.
O Luftplaats, wie fou van u gaan?
Op ieder voetftap blyf ik ftaan,
Moet ik gedwongen heene ftryken»
Vergun me dan ook om te kyken.
Vaak
-ocr page 21-Vaak om te fien naar al het geen
Uw opheft, boven het gemeen;
Uw Speelfmys, Vyvers, Wandeldreeveti,
Myn doffe geeft weer doende leven.
6 OUDERHOEK, neem jaarlyks toe!
Ik gaa ; gy kond wel denken, hoe !
Dus val, voor my, te voet uw Heerea,
En vraag; mag Smids wel wederkeeren!
Ouderheek, den 26 Mcy, 1709.
L. Geficht over de laatfte Kom, naar den berg Parnas,
van vooren met 22, harditeene trappen , en rondfom met
grotwerk vercierd.
LI. Geficht van Parnas, over de 3 Kommen, naar het\'
Huys, geflooten met den Vecht en de Kleywegh.
Lil. Geficht, over de Karpervyver, naar Parnas, met
een fchoone Barceau omringd Hier worden dagelyks de
Karpers met wittebrood gelokt en gefpyft.
LlII. Het Land huys van den Heer ANDRIES PELS;
tot noch toe met geen andere Naam als van den Befitter
bekend: fytide dit de dwersfnede van de plaats; hebben-
de ook een voorland of Bogaard, tullchen het Sandpad
en de Wagen wegh.
LIV. M1DDELHOEK; de Luftplaats van den Heer
ANTHONI B1ERENS; van het Speelhuys tot aan het
Woonhuys op fy naar Loenen te fien-
LV. Geficht van deWagenwegh, op het Woonhuys
en de Vecht.
LVI. Gelicht van het andere Gedeelte van de Plaats,
over de Wagenwegh gelegen.
LV1I. NlÊU WERHOEK; de Luftplaats van den Heer
JAN VAN TARELINK; op fy, naar Loenen te fien.
LVIII, Geficht van het Huys, niet fyne Parteres aan
weerfyden; van vooren.
LIX. Geficht van het andere gedeelte van de Plaats,
over de Wagenwegh gelegen.
LX. CROONENBURG, te fien van deWagenwegh,
koomende van Loenen. De befitter is heden de Heer
DOM1N1CUS FRANCISCUS VAN CAMMINGA,
getrouwd met Mevrouw, de Weduwe van den Heer
WITTERT VAN TER AA.
Voorts een oud en fwaar gebouw, van den Heer
Jan van Kroonenburg, Ridder onder Graaf Diderik deVly
de
-ocr page 22-()
de laatfte der eerfte (lamme van Croonenhurg, ontrent
A. 112,2. gefticht.
Hier heeft ook Gerrit van Velfen, de neef van den
gemelden Heer, als eigenaar gewoond; en hier is ook,
A. 1296. de gevangene Graa{ Floris de V. door de wraak -
fuchtige famengefpannene vervoerd.
A. 1672, is het, den eerften Auguft. doordeFranfchen
ingenoomen ; doch die het, den f deefes, weder hebben
verlaaten; naa dat fy den fwaarften tooren hadden doen
fpringen, en dus dit groote Heerenhuys van alle fyn cie-
raden ontmanteld.
Echter is het als noch waardigh om naukeurigh van
binnen befien te worden : niet alleenlyk wegens de twee
met fwaare gewelven onderfteunde Kelders, als wegens
de ruyme en koftelyke Saai , waar aan , foo boven als
rondfom, het witte Plakwerk der Italiaanen een overkon-
ftigh meeflerftuk vertoond.
LXI. Gelicht van beide vleugels , of Orangerye en
Stallinge; aan het Sandpad en de Vecht.
LXII. LOENEN; anders Lonen of Lom, eene der
oudfte Dorpen in het Sticht van Uitrecht ; A. 9^3, al
door Keiler Otto de Groot aan de Kerk van Uitrecht
weghgefchonken.
.Ligt ook niet verre van Loenerfloot of Lonoralaca, on-
der dit-Dorp behoorende, A. 866. en door den Graaf
Rotgarius aan St. Marten , te Loenen vereerd.
Ik feg, het is een feer oud Dorp; maar dat hier wel
eer de Maan of Lma fou aangebeeden fyn , en datfe
deswegen de naam van Lunen ontfangen fou hebben, dat
fet ik op de lange ley der dichtlievende monnikken.
LXIII. LOENEN; het Landhuys van den Heer
CHRISTIAAN VAN PERSïN , Heere van Loenen»
aan de andere fyde van het Dorp, aan de Vecht gelegen:
van vooren, uit de Rywegh aan te fien.
LXIV. Geficht van het felve Huys van achteren, aan
fyne twee vleugels verknocht.
LXV. Geficht, van het Dorp verby het Woonhuys,
door de groote Laan.
LXVI. Geficht, verby de Stalling, naar het groote
Kabinet.
LXX. Geficht, over de groote Kom, naar het groote
Woonhuys.
LXXl. OOSTERVECHT; de Luftplaats van den Heer
^S AAC SIMKINSON; aan de overfyde van de wagenwegh.
LXXII. Ge-
-ocr page 23-(IJ)
LXXII. Geficht van binnen, langs beide Vyvers, naar
de Praalpoort.
LXXIII. VREDEL AND of VREELAND; een Dorp
in het fticht van Uitrecht, aan de Vicht, tuffchen Loenen
en den Bergh, hebbende landwaard achter fich leggen den
den opflagh van een vernieuwd Kafteel, op de gronden
van het oude, A. 1260, door den kryglievenden BiC.
fchop Henrik van Viande geflieht.
Merk ondertuflehen aan uit een oud Segel, dat ook al
van ouds Freeland onder de fteden is gereekend.
Eindelyk diend ook niet overgeflagen te worden, dat
het Speelhuys, hier op de voorgrond geplaatft, vooreeni-
ge jaaren, op Onderhoek, boven de Karpervyver heeftge-
ltaan: te meer, dewyl van het felve in het bovengemeld
Lofdicht van Antoni JanJJ\'en word gewagh gemaakt.
LXXIV. DE NES of REA ALEN EILAND; het
Landhuys van MejufF*. SARA REAAL, in het geboom-
te gedooken.
LXXV. Het Huys te NEDERHORST; vandenHee-
WELLARD GODARD VAN THUYL VAN SE-
ROOSKERKEN, Heere van Welland, den Bergh, &c.
tefienvandeRywegh, tulïchenden Bergh enNichtevecht.
LXXVL Het oude Dorp DEN BERG; aandtVetbt
in het Sticht van Uitrecht; ftaande haar Kerk , geheel
van moppen, op een hoogen heuvel, hier met j8, en
daar met 20 trappen op te klimmen.
Voorts is deefen heuvel, tüfichen kley en darry, gele-
gen op een fandplaat, loopende, foo men voorgeeft, felf
binnen Amfteldam, tot ia deWarmoesftraat.
Eindelyk is het voor de Liefhebbers van de Nederiandjche
Aloudheid aanmerkelyk, dat rondfom het portaal van ge-
meld Kerkje, ten Noorden, met feer oude letteren, van
S.Elburgis word gewagh gemaakt.
LXXV II. PET\'ERSBU KG ; het Landhuys van den Wel
Ed.Geflr.Heer CHRISTOFFEL van BRANDS,
Ryks Edelman, Hofraad en Refident, &c. van fijn CZ AAR-
SC HE MAJESTEIT, &c.&c.&c. refideerende tot
Amfteldam, Anno 1717. meermaalendoor haare CZAAR-
SCHE MAJESTEITEN beiocht en ook naar fijn Voor-
naam benoemd.
LXXV1II. Geficht, op den achtergevel van het Huys over
den grooten Vyver.
LXXIX. Geficht, verby hetHuys, langs de Fontein,
naar het Zykabinet,
LXXX. Ge
-ocr page 24-$
LXXXI. Geficbt van de Ürangery, en de Badftoof.
LXXX1I. Geficht van de Groote Laan ; alwaar haaf
Majefteh CATHARINA ALEXIEWNA, met een
keurig mufijk van gefang en fnarenfpel is vereerd.
LXXXIII. Geficht van achteren, door de groote Laan*
met een kleenere Laan, aan weerïyden.
LXXXI V. Geficht van de Vol jeere, foo men het noemt,
op allerhande foo watervogelen, als andere.
LXXXV. Geficht van de achterfte Kom, met de we-
derfydfche Kabinetten.
LXXXVI. Geficht door de Barceau, met een Vyver
omringd.
LXXXVII. Geficht van het groote Kabinet, cp het
Bergje, met eenige trappen toeganglyk; het dagelyks ver-
blijf van hunne Keiferlyke Majefteiten.
LXXXVIlI. Geficht van den Berg over de Voliere: flui-
tende het verfchiet op de Dorpen Nichtevecht en Den Berg.
LXXXIX. VECHT-GESICHT; waar in, aan de
Rywegh, de Naamlooze Plaats van den Hr. QUIRYN
BRANDJES; en ROOSENDAAL, het Landhuys van
Mevrouw BRIGITTA GEELVINK, weduwe van den
Heer AlbertBentes, Schepen der Stede Amfteldam.
XC. OVERDAM; de HofftedeVan den Hr. PIETER
MELKPOT, fiende op de fchans HINDERDAM, in
de treurige Hiftorie van den Franfchen oorlogh des jaars
1672, bekend.
XCL De UITERMEERSCHE SLUIS ; een welge-
legene fchans op de Vecht; mede in bovengenoemde Hifto-
rie berucht.
XCII. VECHTWYK; de Hofftede van den Hr»
DIRK BOSCH , ontrent Weefp; aan de Rywegh.
XCIIl. DRIEMOND ; de Luftplaats van den Hr.
CORNELIO van LAAR; op drie wateren het uitlicht
hebbende, het Geyn, Smalvjeefop en de Gaajp,
XCIV. Geficht van het Huys van achteren, aande groo-
te Kom.
XCV. Geficht, uit het Huys, over de groote Kom of
vyver, naar achteren.
XCVI. Geficht van de halve Kom, in het achterfte deel
van de »Luftplaats.
XCVII. WEESP; Wefepe en Ififpe vanouds; eenftad
al genoemd in een biffchoplyke Vergunhrief van den jaare
Ïi3r. endoorverfcheidenekrygsgevallen, derjaaren 13^6,
3 ƒoy 5 &c. genoegfaam bekend.
XCV lil. Eind-
-ocr page 25-*
( «f )
XCVIII. Eindlyk , vertoond fich hier de Stad MUY-
X>EN, met haar overoud Cafteel, wel eer, ontrent A-
1290. door Floris de V, Graaf van Holland, geboud en
naderhand de wooning der Drollen van Muyden en Bal ju-
wen van het Goyland. QndertuffchenisookdeefeStad, a.
35-3, door keifer Otto den Eerjlen, aan de kerk van Uitrecht
weghgefchonken; van welke wel eer een gevangene meer-
minne, volgens Wilhelm Hermann\'t, by Mattbeus, Ana-
ledor. I. Ttm, 5-23. fich aldus uittede:
Mudenfal Muden bliven,
Muden en fal wit becliven,
Dit is , Myn Heeren\', al het geene in dit werk , door
DAR STOOPENDAAL verkoofen , geteekend en uit-
gevoerd , word begreepen. Dit is het, dat niet alleenlyk
voor die de VECHTSTROOM , op de gemelde Land-
boeven , bewoonen; maar ook voor de naagebuiren en
vreemdelingen, die, by fomerzaifoen, hier een plaifierigh
oogvermaak willen genieten, foo nut als aangenaam: en
dat wel, eer fy de Vecht gefien hebben, bequaam om\'hen
herwaarts aan te lokken, en naderhand mededienftighom
noch langen tyd de geheugnis van het genootene gelicht in
hunne binnenkameren te bewaaren. Dit is het ook , dat
als tot een modell en voorbeeld kan verftrekken, aan foo-
daanige Heerfchappen als fouden fyn genegen hunne Plan-
tagien te veranderen, of liever een nieuwe ftand te verkie-
fen: fynde hier te vinden de cierlykflte, en vermaaklykfle
concepten of uitvindingen van Jan en Samuel van Staden ,
Steven Vennekool, Sim. Schynvoet, en Dan, Marot: alle
ervarene en alombefaamde/frc^fo*» en meefters van plan-
tagien konltigh aan te leggen. Dit is het eindlyk , Myne
Heeren, dat UE, met alle genegenheid en eerbiedigheid,
gulhertig word opgedraagen van die geene, die fich de eer
geeft van genoemd te worden,
d™fti1mT» UEs. ootmoedigen dienaar,
des jaais 1719, ANDRIES DE JLETH.
-ocr page 26-der Luftplaatfen aan de
door vérfcheidene DICHTEREN
vereeuwigd.
langs DE
OP DE UITGEGEEVENE
VECHT,
DOOR
Te A M S T Ê 6 D A M,
By de Weduwe van Nicolaus Visschs^J
op den Dam, ia de Vifleher«,
LANGS DE
WORD AAN ALLE DE
H E É R E N
der
GE LEEGEN AAN
Al S tf
-ocr page 30-EN AAN ALLE
VAN HET
MET EERBIEDENIS OPGEDRAAGEN
©oor hunnen dienstwilligen
dienaar
-ocr page 31-LANGS DE
Een ander zing van minnetochten,
Of doop\' zyn pen in gal en roet,
Of daar een zeege word bevogten
In inkt gemengt met menfchenbloech
Het luft my van een\' Stroom te dichten.
Daar ieder voor verftomt moet ftaan.
Het luft my Stopendaals Gezichten,
Ge-etft naar \'t leeven, naar te gaan,
Waar door de Vecht, zo lang verfchooven ,
Haar hoofd met luifter fteekt naar boven.
Doorluchte Stroomen, belgt u niet
Dat ik een Spruit zo laag gebooren,
Ten top verheffe, en in \'t verfchiet
Een\' fchat, die menig kan bekooren ,
Vertoon in eenen kleenen kring,
Vol Landpaleizen en Kafteelen:
Gy kent dien koftelyken ring, ^
Omzet met dierb\'re hofjuwèelen.
Men taft nooit mis in \'t ryk genot,
Van Utrecht tot aan \'t Muiderflot.
A 3
-ocr page 32-ó Ve chtstroom! die uw vruchtb\'re randen
Befproeit met levendig k riftal,
Wat heb ik niet al ftof voorhanden
Om \'t onuitfpreekelyk getal
Van keurgezichten te verhaalen,
En al uw fchoonheid op een ry
Slegts met een doodverf af te maaien!
Meer kan ik niet. Hoe luftte \'t my,
Indien \'t my heden mogt gebeuren,
Uw\' waaren oorfprong naar te fpeuren!
En vraagt men waar \'t belet uit fpruit ?
De vlugge tyd, ö roem der Vlieten !
Heeft my in mynen loop gefluit,
Om \'t rechte doelwit te befchieten:
Nu vind ik my verpligt, om maar
Een fchets van uw cieraad te geeven 5
Cieraad, dat in geen enkel jaar
Kan overdacht zyn en befchreeven,
\'t Geen echter noch te volgen ftaat,
Zo d\'Oppermacht my leeven laat.
Myn Reisgenooten, maakt u vaardig,
De Speeliloep wagt en legt gereed
Tot deezen korten togt, \'t is waardig
Dat men een dag of zes befteed
In deeze lommerryke ft reeken,
Verfcboon me, ö Biflchop\'lyke Stad!
Dat ik u nu niet aan kan fpreeken
\'k Bewaar voor u een\' letterfchat,
Die Uj" mag maar myn Zang ft er leeven,
Genoegen en vermaak zal geeven.
Wel aan: maar hoe! wat zacht geruis
Komt fchielyk in myne ooren daalen ?
Ik hoor een aangenaam gedruis:
Wy zyn hier aan de Zyde-Baalen,
Daar \'t water, door de kunfl geleid ,
Een groot gevaart\' kan doen beweegen 5
Tot algemeene nuttigheid,
Wyl duizenden, door \'s Hemels zeegen3
Beftaan van \'t pragtig wormgefpin.
Wat brengt de zyde al voordeel in!
Wie kan hier zyn gezicht verzaaden
Door al \'t geraas, \'t gewoel, \'t gezwïer?
Wat teelt gy niet al goude draaden ,
ó Wormpje! kleen 5 doch edel dier:
Arachne zwyg\' vry van haar weeven 5
Gy kunt de fchoonfte glans en pracht
Aan Koninglyke Hoven geeven.
Dus word de menfch niet veel geacht „\'
Zo lang zyn deugd, verftand en gavens
Zyn in vergeetenneid begraven»
Nu eens dit hoffelyk geftigt,
Door Heer van M ollems geeft voltoogen,
^ Befchouwt: ö welk een fchoon gezicht
Vertoont zich heug\'lyk voor onze oogen!
Hier paart de Schikkonft met natuur ,
De Kom met zyne waterftraalen,
De Kabinetten als een muur
Gefchooren, daar men in kan dwaaien:
\'t Juicht al, hoe ftorn, tot lof en eer,
En roem van hunnen braaven Heer.
\'7
Maar wie, wie moet 2ich niet verwond\'ren ,
Die deez\' beroemde Hofzaal ziet,
Vol pragt van boven en van ond\'ren.
Verdwyn, vefdwyn vry in \'t vcrfchiet,
Al wat den naam van fchoon mag draagen.
ó Zielbetooverend gefticht!
Uw glans kan Koningen behaagen.
De Myteritad is fteeds verpligt
Uw\' Eigenaar, met blyde klanken,
Voor zulk een Keurjuweel te danken.
Nu weder voort, het Jaag-paard zal
Ons voorgaan, en den weg iteeds wyzen,
Ik hoor een lieffelyk gefchal,
Terwyl de Lentezon aan \'t ryzen
De paerlen van den morgen ftond
Naar boven trekt: verkwik\'bre ftraalen,
Gy maakt het kwynend hert gezond >
Natuur kan in u adem haaien,
Zy teelt uit u, door Gods beleid,
Wat (trekt tot nut en vrolykheid.
6 Aangenaam en veilig reizen !
Wat kan de zinnen meer voldoen
Dan keurelyke Veldpaleizen,
In \'t midden van \'t bekoorlyk groen
Met diep verwond\'ren te befchouwen,
Daar gulle en onbefprooken vreugd
3Vïyn Vrienden, zonder misvertrouwen
En wrok, elks ziel op \'t hoogft\' verheugd
Laat and\'re dert\'le luiten looven,
Deez\' welluft gaat het al te boven.
Wy ftrceven Roozendaal voorby
EnRAVENSBURG, twee fchoone Hoven«
Zacht Huurman, leg het roer in ly.
?t Gaat wel, wy zyn \'t gevaar te boven,
De lyn is los, fla weder voort;
Men moet zich hier voorzichtig myden,
Om in dit zielverruk\'lyk oord
Geen fchipbreuk met deez\' floep te lyden.
Dus word wel \'t allergrootft\' vermaak
Betaalt met eenen bitt\'ren fmaak.
Dus moeft wel eer door \'t overzeilen,
Bohemens Erfprins, Vrederyk,
Den grond, helaas! van d\'Yftroom peilen,
Voor Amfteldam, daar \'t Vorft\'lyk lyk3
Gevonden wierd na weinig dagen;
Wat ook tot hulp wierd onderftaan
\'t Was al vergeefs j ó droeve plaagen!
De Vader zag zyn\' Zoon vergaan j
Die morgenzon, te vroeg aan \'t zinken,
Deed hem in traanen fchier verdrinken.
Wat Koning zou voor zulk een pand
Zyn wettig Kroonrecht niet verruilen ?
Dus houd het aardsgeluk geen\' ftand.
Maar zacht, ik zie wy zyn te Zuil en,
\'t Geen, zo men wil, zyn\' oorlprong telt
Uit Eerkolommen der Colonnen,
Een Roomfch geflagt, wanneer \'t geweld
Dit vry gewefl: heeft overwonnen j
Doch de Oudheid, fchoon m\'er veel uit leert,
Is meeft door d\'ouderdom verteert.
Ziet hier \'t Kafteel, met dikke muuren
En toorens naar de aloude pracht
Gebouwt, om eeuwen te verduuren,
Daar \'t krygsrammeiwerk vaak haar kragt
Vergeefs op heeft gefpilt voor deezenj
Nu heeft het voor geen oorlogsplaag
Van bitfe burgertwift te vreezen,
Die onverzaadelyke plaag,
Bel uit, om tot haar wit te raaken,
Op rooven, fchenden, moorden, blaaken.
ö Vecht! verrukkelykc Vliet!
Hier hebt ge u als een flang geboogen;
Hier toont ge ons wond\'ren in \'t verfchiet,
Gewrogt door \'t eeuwig Alvermoogen
Elk is op \'t fchoon gezicht beluft,
Terwyl wy Vechtenstein genaaken:
Daar Heer d\'Orville zich geruft
Kan met zyn Liefen Krooft vermaaken,
Wanneer zyn brein is afgemat
Door koopzorg in een Waereldftad.
Uitfpanning kan den geeft verblyden,
Door onverpoofde laft bezwaart,
Waar door ook \'t lichaam heeft te lyden.
Maar \'k hoor aan \'t trappelen van \'t paard
Dat wy te M A A R s s E N zyn gekoomen
Een groot en neeringryk Gehugt,
Geleegen aan de frifle ftroomen,
Welks ftandplaats en gezonde lucht
Kan meenig uit de Steeden troonen,
Om hier in de eenzaamheid te woonen.
Daar legt de grond van \'t Slot, gebouwt
Voor menig jaar door Meefter Steven,
Die grooter zorg droeg voor zyn goud
En fchatten, dan voor \'t dierbaar leeven,
Toen \'t muitziek rot, door wraak verwoed,
Van Utrecht hem hier kwam befpringen,
En deed hem fmooren in zyn bloed.
Hy, die zyn geldzucht niet kan dwingen,
Haalt, na veel leed en ongevals,
De doodftraf dikwils op zyn\' hals.
Nu kan Heer L\'okhorst zich vermaaken
In \'t Landhuis op dat puin geftigt,
Na \'t Staatsbeftier en \'t nodig waaken.
O welk een heuggelyk gezicht
Doet zich hier op in alle dcelen!
Hier ziet men laanen, dicht beplant,
Daar fchaduwryke Luftprieëlen,
Ginds klaverveld en vruchtbaar land.
ö Maarffen! \'t geen elk kan bekooren,
Ik heb my zelf in u verlooren.
Wy zien nu weder veldwaard in,
Daar Doorenburg ons blinkt in de oogen,
Waar van de tiende 1 Zanggodin
Eens zong, en elk hield opgetoogen
Door weêrgalooze poëzy,
Dat zout \'t geen \'t al bewaart voor fmetten.
Wy dry ven Harteveld voorby,
En E l s e n b u r g. ó Kxurbanketten
Voor \'t graag gezicht, vol zwier en praal.
Ik zie, wy zyn voor Zoetendaal.
ÓZOE"
SPELREIS LANGS
ö ZoETENDAAii! zo wel geleegen,
Zo net gebouwt, zo fchoon beplant,
ó Zoetendaal! zo \'sHemels zeegen,
Gelyk ik wenfch , u houd in ftand,
Zal \'t lommer van uw Laan de boorden
Van deeze Vliet met nieuwe pragt
Vereieren, ö Gelukkige oorden!
Uw waardige Bezitter tragt
Het welk aan veelen is gebleeken,
ï)c waare vriendfchap aan te kweeken.
Hier kan ik den verdienden lof
Niet van Heer Byleveld verzwygen,
Die menig Slot en fchoonen Hof,
(Zyn roem moet aan de ftarren ftygen,)
Door zyne voorfpraak heeft verfchoont 5
En hen, naaft God, den brand ontrukte:
Maar deeze dienft wierd flegt beloont:
Een fchynvriend, ja een onderdrukte
In dit geval, zocht hem in haat
Te brengen, door een fnood verraad.
Maar de eed\'le Magiftraat, bewoogen
Door deeze daad, heeft hem bewaart.
Dus ziet men hoe het meededoogen.
En trouw door een\' ondankb\'ren aart,
o Braave Priefter! word vergeeten.
Geloofsgcfchil, door wraak verleid,
Wat gruw\'len durft ge u niet vermeeten!
Maar \'s Hemels Oppermajefteit
Vergeld de deugd, wie ze ook mag pleegen
Ach wou dit ieder overweegen l
Daar zien wy Goudestein, geftigt
Van de eed\'le telg der Maarfeveenen,
Dien Burgerheer, die als een licht
In Amftels Raadhuis heeft gefcheenen5
Die hier een Tempé op \'t groen tapyt
Van \'t veld voltooide, in dieboffchagie,
Gepoot, geplant door wakk\'re vlyt.
Wiens hert wort niet door deez\' plantagie3
Welks wederga men weinig vind,
Verrukt, die \'t dichte lommer mint!
De kiel doorfnyd de zilv\'re vlieten
Voorby het Rechthuis met een vaart,
Terwyl we een fchoon gezicht genieten ,
Onze oogbefchouwing dubbel waard.
Wie moet deez\' heerlykheid niet looven.
Die t\'elkens voor ons open legt!
Maar welk een trits van Vorften-hoven
Streelt ons hier\'t hert ? \'t Is H o o g e-v echt:
\'tlsOxTERSPOoR \'t geen wy zien ryzen,
En Ganzenhoef, met reen te pryzen.
Elk Hof verdient byzond\'ren lof :
6 Hoog e-v echt! ik moet u roemen 5
Wat vind ik niet al ryke ftof,
Om u een Paradys te noemen,
Waar in Heer S w e e r t s zyn ruft en vreugd
Steeds vind, na de afgeiloofde pligten 5
Hier word de droefheid zelf verheugt»
ó Welk een reeks van keurgezichten!
\'k Zie Kom, Terras en Kabinet :
\'k Zie wond\'ren, waar \'k myn voeten zet„
Maar hoe verrukt uw ftand tnyn zinnen,
óOtterspoor! ö Vechtjuweel!
Wie moet uw fchikking niet beminnen?
Indien ik hier van ieder deel
Eert jfchets woutoonen, \'k zou verdwaalen
In zulk een doolhof van vermaak :
Hier kan uw\' Heer zyn hert op haaien
Gewis, hy zou deez\' zuiv\'re fmaak
Van welluft, daar \'t al voor moet wyken,
Niet wificlen voor Koningryken.
Nu eens het Luftpriëel befchouwt
Van een der deftigfte Regenten,
Dien Am (Iels Rechtbank word vertrouwt j
Die elk zyn\' pligt tracht in te prenten
Door wyze voorgang, heus van aalt>
Een echte telg der Batavieren 5
Een flonker fteen, {leeds roemens waard,
Daar \'t Y zyn Scheepskroon mee kan eieren.
De Hemel voer\' hem op den trap
Van eer, door \'t Burgermee iterfc hap.
Heb ik, dus vry en onbedwongen,
Heer M aarseveen, vergeef het my
Een weinig tot uw lof gezongen.
\'t Is waarheid, en geen vleiery.
Maar, Reisgenooten, ziet deez\' dreeven
Die als gefchooren muuren ftaan,
Daar \'t lief\'lyk groen kan fchaduw geeven 5
Hoe vrolyk lacht ons alles aan!
ó G a n z e n h o e F! \'k heb op uw gronden
Een keurlyk zielvermaak gevonden.
Maar hoe, regeert hier Cerberus ?
Of braakt een Etna deeze vonken.
Of Hekla, of Vezuvius?
Of word hier \'t wapentuig geklonken
Van Mulciber, daar \'t dierbaarft\' bloed
Door word geftort in oorlogs-ftormen,
Neen, Reisgenooten, \'t is een gloed
Die fteenen kan uit klei hervormen
\'t Geen in een harde ftof verkeert,
Tot nut der Bouwkunft, nooit volleert.
ó R o t g a n s ! \'k voel myn geeft gedreeven,
Nu Kromwyk my in de oogen blinkt ,
Om u behoorlylce eer te geeven ,
Hoewel met flaauwe en glanslooze inkt.
ó Dichter! die deez\' kleenen tooren
Tot uw Parnas verkooren had,
Wat liet gy hier al klanken hooren j
De Vechtftroom was u hengfte-nat.
Al moet gy \'t licht des leevens derven,
Uw Poëzy zal nimmer fterven.
Ziet hier O u d-A a aan d\'eenen kant,
Aan d\'and\'ren Nyenrode, praaien,
Voor ruim twee eeuwen afgebrand,
De wraak van Levi kent geen paaien,
Door eenen Mytervorft, gewoon
Deez\' ftreek als een tiran te plaagen;
Ook heeft het noch eens zulle een\' hoon,
Door Luxemburgs bevel verdraagen,
In \'t Noodjaar, toen der Franfien macht
Lands Vryhcid had bynaar verlaagt.
Doch
-ocr page 42-Doch toen \'t verloft was van dien kluifter ,
Is \'t weder heerlyk opgehaalt,
Gelyk men \'t nu befchouwt vol luifter.
Maar zacht, wat Lufthof of hier praalt ?
Waar zyn we, aan d\'Arno of te Romen ?
Wat Tivoli is hier geplant ?
Wie kan zyn\' oogenluft betoomen ?
Heer Boendermaakers vlug verftand
Kan hier, om dit geweft te kroonen7
Italië aan de Vecht vertoonen.
Ja, ziet deez\' wond\'ren van naarby,
Maar wagt u voor de waterftraalen 5
Men heeft het oog op u en my;
Nieuwsgierigheid kan ligt verdwaalen :
\'t Gaat wel, wy worden reeds beiproeit
Door heimelyke hinderlaagen.
ö Veldpaleis! \'t geen overvloeit
Van keurflef, \'t geen elk kan bebaagcn 5
Wat- zyn wy niet aan u verpligt!
Duur lang bekoorlyk Vechtgezicht.
De Middagzon genaakt het Zuiden,
En fchiet haar ftraalen, heet van gloed,
Op akkers, boomen, bloemen, kruiden5
De Bouwman hoopt op overvloed
Van vruchten, door dit groeizaam weder»
Aanbiddelyke Majefteit.
ó Bron van heil en vreugd! hoe teder
Bemint ge \'t menfchdom! hoe bereid
Uw voorzorg duizend dierb\'re gaven 3
Om ons te voeden en te laaven!
\'kZie Gunters tein, datpraalgebouw,
Dat Luftpaleis van Heer van C o l l e n,
Die Hoofdfchout van beproefde trouw,
Die \'t duizendhoofdig beeft voor \'t hollen
Aan \'t Y betoomt, door \'t ryp verftand:
Een Cefar, in. den kryg ervaaren:
Een Cato van ons Vaderland,
Die nimmer zal zyn ziel bez waaien,
Om \'t recht te kreuken door verraad ,
Uit onverzaad\'baare eigenbaat.
De flonkerftar der Barnevelden,
Die Martelaar van Staat, wiens lof
Geen tong ooit kan naar waarde melden,
Was eertyds Héér van deezen Hof
Erï \'t Aad\'lyk huis, zo wel geleegen,
Welks ruime ftandplaats, in \'t verfchiet
Vol bofchcieraad en wandelweegen,
Een\' nieuwen luifter aan deez\' Vliet
Kan geeven, voor nieuwsgierige oogen.
Wat hert word hier niet opgetoogen!
Wy zyn te B r e u k\'l en, daar \'t geweld
Wel eer het Franfche flagzwaard zwaaide,
Met d\'onverzoenb\'ren Moord verzelt,
Die honderden van lyken maaide;
Men hoorde niet dan kreet op kreet 5
Men zag, ö droevige vertooning!
o Gruweldaden! al te wreed
Voor d\'Allerchriftelykften Koning,\'
(Wat viel \'t den Landzaat hard en zuur)
Dit fchoon geweft in vlamen vuur»
Ziet daar, \'t geen ons weer kan bekooren 5
Wat al priëelen op een ry j
Hof werk en Vechtvliet praalt van vooren,
Queekhoeve en Groenevecht op zy;
Wie moet niet in al \'t fchoon verdwaalen ?
Ginds We erestein en Vy verhof;
Indien ik alles zou verhaalen
Wat ftrekken kan tot roem en lof
Van deeze lommerryke ftreeken,
Het zou my aan de tyd ontbreeken,
Maar welk een Veldpaleis vertoont
Zich hier, zo deftig in zyn deelen?
\'t Is Overholland, ryk gekroont
Met cierelyke hofjuweelen :
Heer Hüigens , een voortref\'lyk lid
Van Amflels Rechtbank, ryp van oordeel.
Heeft deeze Luilplaats in \'t bezit ,
Daar \'t brein vermoeit door laft, tot voordeel
Van \'t algemeen zich op vermaakt,
En eene zuiv\'re welluft fmaakt
De Jaagfchuit vol gepropt van menfchen ,
Bruill voor ons heenen .\' wat gemak
Kan iemand meer in \'t reizen wenfchen ?
Om dus, als was hy onder dak,
Al flaapende zyn\' togt te fpoeden ?
Dit voorrecht heeft ons Vaderland
Door \'t recht gebruik der watervloeden:
Hier bied de konft natuur de hand,
En dient die zufter naar vermoogen.
Dit hield een * Prins eens opgetoogen.
Deez\'
f De Prins van Coikü,
-ocr page 45-Deez\' plaats ruft op de S ta r r e-s c h a n s j
Gebouwt, toen \'t Oorlog de ingewanden
Van ons Gemeenebeft bykans
Doorknaagt had, met bebloede tanden!
Nu blinkt zy als een diamant
Omringt van dè allerfchoonfte Linden ;
Nu zien we een\' Vyver net beplant,
Zo fchoon als ergens is te vinden.
Wat geeft de Vrede een vrugtb\'ren oegft ,
By \'t krygsgeweld , \'t geen \'t all\' verwoeft»
Zo teek het vroom en zacht geweeten
Een bron van vreugd, een\' fchat van ruft!
Daar \'t hert, van wraak en haat bezeeten j
Het heug\'lyk licht van blydfchap bluft.
Wat ftort hy in een\' poel van plaagen,
Die eeuwig wrokt, en tergt, en byt!
Wat moet hy niet al ramp verdraagen ,
Die met zyn\' boezemvyand ftryd ?
Byzonder als hy, tot zyn fchade,
De hulp verfmaad van Gods gedade!
öRupelmonde! ö Vecht-kleinood?
Hier wen ft myn geeft te fpeelemeien ;
Gy zyt, hoe kleen, in luifter groot.
Door de overdekte wandelreien
Van keurig groen, daar \'t zonnelicht
Vergeefs door \'t lommer tragt te booren*
ö Zielverrukkelyk gezicht!
Uw ftand kan Koningen bekooren;
Uw Boomgaard is alom bezet
Met in- en uitheemfch Hofbanket.
B 2,
-ocr page 46-Hier word uw Heer, die \'t buitenleeven
Bemint, bevryd van laft en leed,
Steeds ftof tot nieuwe vreugd gegeeven
Met zyn geliefde Margareet:
Hier kan hy vrolyk fpeelevaären,
\'t Zy hy laveert, of ruimfchoots zeilt,
En klieft de kabbelende baaren,
Of achter \'t riet de diepte peilt,
Om \'t ftorame visje te bezetten
\'Met angelroe, of fchakelnetten.
Dit \'s Nieuwersluis , een kleen gehugt
Waar in men \'t Koftfchool kan befchouwen,
Het geen de jonkheid houd in tucht;
Hier liet de nood een fterkte bouwen,
Die \'t wreed geweld van 1 Lodewyk
Kon dwingen, door metaale monden,
De moord, begruift van bloed en flyk,
Laat recht noch wetten ongefchonden,
Wanneer ze met haar flagzwaard zwaait,
En duizenden van lyken maait.
Maar welk een Vechtzon met haar ftraalen
Vervult myn hert met vrolykheid ?
\'tls Ouderhoek, nooit af te maaien
Naar waarde; elk maak\' zich nu bereid ,
In \'t aangenaame Lenteweder,
\'t Gezicht te llreelen langs deez\' Vliet 5
Men zett\' zich op het Bergje neder;
Hier ziet gy wond\'ren in \'t verfchiet;
Wie moet deez\' plaats, fteeds hoog te roemen
Geen aardfche JParadyskroon noemen?
1 Lodewyk dc XlV* Koning van Vrankryk.
-ocr page 47-Het luft me, wyl ge \'t oog voldoet,
Deez\' keurgezichten te befchryven j
Op dat deez\' fmaak van \'t lief\'lyk zoet
Steeds mag in uw gedachten blyven ,
Tot lof van d\'eed\'len Eigenaar,
Wiens heusheid ieder kan behaagen,
De Hemel wil hem voor gevaar
Behoên, op dat hy noch veel\' dagen
Deez\' Lufthof naar zyn wenfch bewoon\',
Wel aan, elk luift\'re naar myn toon.
op zyn edts. lustplaats
OUDER HOE K.
Gy die op OUDERHOEK met vreugd
Uw hertsbegeerte kunt bepaalen,
En u in V vrolyk groen verheugt $
Wat weelde kan by de uwe haaien 9
Beleefde Heer ? hoe ryk en wys
Bezit gy V Vechtfche Paradys !
V Zy in uw Speelhuis V lief\'\'lyk kweelen s
Van Leeurik en van Nachtegaal,
De zinnen wegrukt onder V fpeelen,
Door hun beminnelyke taal,
Wanneer ge uw\' vedelklank laat hooren,
Die zelf de droefheid kan behoren.
V Zy ge in uw\' Boomgaard met vermaak
Ziet, boom by boom, met vrucht belaaden,
Die door haar keurelyke fmaak ,
Lukullus ivelluft zou verzaaden j
Want hooffche lekkemy is wind
By V geen men hier in volheid vind.
7 Zy Kabinet of wandelreien,
Zo en konflig overdekt,
Jte ziel -verlokken tot vermeien >
Die uur op uur word opgewekt
Tot bly gejuich en vrolyk zingen,
Jn V doolhof vol veranderingen.
V Z>\' u de cierelyke Haag {■
En Lindelaan houd opgetoogen9
Die opgeflaagen van om laag,
Itot in den top , aan ieders oogen
Een\' fchat van hertsgenoegen geeft ?
Daar V loof fleeds fchaduw heeft.
H Zy V rotfig Bergje kan verbeelden 9 ,
Wanneer men naar beneeden ziet
Een nieuw Arkadïa , <vol weelden^
Een Tempe, rfWr « V verfchiet
Een heerlyk konfiftuk word gegeeven,
Z^/z d\' Opper majefteit geweeven.
V de echo, zonder tong en mond y
*t Geluid te rug kaatfl, lief en teder,
/F}\'/ V floepje u in den avondftond
Den Vechtfiroom opvoert heen en weder ,
Daar gy geruft uw\' ,
V öög V fchoongezicht verdwaalt:
Waar langs men V aangenaame lommer
Steeds dubbeld ziet, daar yt zwaantje zacht
Op vlerken voortdry \'ft, zonder kommer,
Hoogmoedig op zyr? vederpracht,
Welks wit de melk en fneeuw durft tartenj
Een voorbeeld van oprechte harten.
\'tZy
ft
\'/ Zy ge aan de Kom, in V fchoon verfchiet9
By V beeld van Fred\'rik, hoog verheeven 3
Den tweed\' en derden Willem ziet
Met zyn Maria, net mar V leeven:
Hoe fieekt hier H marmer af by groen ƒ
Waar kan V gezicht u meer voldoen 1
V Zy z/z ?i!<7u\' cierelyken Vyver
De Karperflrycl om V begint,
ZWr elk zyn vlyt betoont en yver,
w^w V de waereld vind 5
Deez? raakt aan\'tfüloejen, die aan V ebben %
V ii\' ^/Z1 om 7 houden en om hebben.
Het. zy gy u met vuur vermaakt,
G<?<?/2 haart- maar luchtvuur 5 de randen
Der Vliet ? wanneer de vuurpyl blaakt 3
jE/z alles wat de konfi doet branden 3
V Kanon gaat los, \'t geen ongeftoort
Kan baWren, het Utrecht hoort.
V Zy V Speeljacht u langs Vorfienhoven
Voert naar de BiJJchop\'lyke Stad
Hier kan de Vecht den roem verdooven
Van Seine en Arno 9 ryk :
Deez\' Lufipaleizen komen toonen
ïVat Koningen aan d\'Amfiel woonen.
zy ### ^ eed\'le Poëzy
De hand leent, & « verveelde ;
Dus lacht gy met de Jlaverny
Van ftaatzucht, eigenbaat, en weelde ^
Europe blaake in oorlogsgloed
Geen fchrik verzet uw rory gemoed.
I-Iet
Het zy ge met onbreekbare banden
Van zuiv\'re vriendfchap, ieder trekt
Naar uw beroemde Luflwaranden >
Van zuiv\'re vriendfchap , nooit bevlekt
Van hoogmoed, veinzery, en ftreeken,
Gy hebt ge erf angel om te Jl e eken.
Hier zit de Vryheid op haar\' troon 5
Hier woont geen dwang, om elk te perjfen
Tot overdaad-, hier heerfi geen hoon-,
Geen nyd mag op haar tanden knerjjen:
Dies noem ik dan deez\' Plaats met recht
De Koninginne van de Vecht.
V Zy ge in de keur der fchoonfte boeken
Uw\' hifi beet, aan den warmen haart,
Of konft in Rogman op wilt zoeken,
\'Eer? febat by u op V fchoonfty bewaart •
Dus leeft gy in uw buitenwooning
Gerufter dan de grootfte Koning.
Wie zou, na yv\'rig onderzoek,
Die keur had om naar wenfeh te woonen,
Uw fchoonenLufthof^Heer VAN HO EK,
- Niet kiezen voor verheeven troonen,
Of Jchat, daar menig op vertrouwt ?
Gewis, de ruft is meer dan goud.
d\'Jlzeegenaar, die V alP moet geeven 9
Die elk? Saizoenbeurt paaien fielt,
Wil u in V eenzaam buitenleeven
Voor ramp, wor onraad, en geweld,
Door zyn Almoogenheid bewaaren;
Leef noch. een reeks van blyde jaar en.
"Wend nu van Ouderhoek het oog
Naar Loenen j wie zou om Florenflen ,
Deez\' koftelyken regenboog
Van Luftpaleizen ooit verwenflen?
Ja \'t prat Frafcati, daar voorheen
De groote Cicero op woonde,
Toen Romens luifter elk befcheen,
Terwyl haar hoogiiioed ieder hoonde,
Doet van haar\' hbogen heuveltop
Zich niet vernWkelyker op.
Hier kan-Heer Pels zyn ruft fteeds vinden
In deeze Hoeve, met zyn krooft,
By \'t Hofcieraad van Els en Linden j
* Heer Pels, wiens naam in \'t Weft en Ooft
Geviert word, en gekroont met zeegen
Zo ver de Koopvaardyvloot zeilt,
En bruift door ongebaande weegen 5
Daar nooit de diepte word gepeilt.
Wie winft of fchade krygt door \'t waagen,
Deez\' Zuil kan Amftels Koopflot fchraagen.
. Myn hert is om uw\' ftand vol vreugd,
ó Middelhoe k ! wien \'t ook mag belgen,
Alwaar Heer Bierens zich verheugt
Met zyn Beminde en braave telgen:
Hier ziet men een gezonde lucht;
Daar \'t kabbelen van frifle ftroomen,
Daar akkervelden, ryk van vrucht 5
Ginds \'t lommer van de lindeboomen.
ó Vecht! hoe ftreelt ge myn gemoed,
Door al!\' uw zielbekoorlyk zoet ?
Wat Hofpraal ryft hier voor onze oogen ?
\'t Is Niéuwer hoek, welks braave Heer
De deugd gevoegt heeft by \'t vermoogen j
Dus blinkt zyne onverwelkbaare eer:
Geen vleizucht met haar looze ftreeken
Heeft my bewoogen tot dien lof,
Wyl Kerk en Beurs hier voor my fpreeken,
Zy hebben beide ryke ftof
Om Heer van Tarelink te pryzenj
\'k Laat Amfteldam dat oordeel wyzen.
Hier kan zyn afgefloofde geeft,
By \'t zingen van de Nachtegaaien,
In de open lucht, die \'t hert geneeft,
Geruft en vrolyk adem haaien
Met zyn gezin, \'t geen jaar op jaar
Vermeerdert onder \'s Hemels zeegen:
Dus kroont d\'Alwyzen zeegenaar
Uw\' welftand met een\' milden reegen
Van zyne gunft die \'t all\' verblyd,
ö Koopheer! vol verftand en vlyt.
Befchouwt eens \'t Lufthof en de perken.
Daar Floraas Bloemhof daag\'lyks groeit,
Waar aan de Vreemdeling kan merken
Hoe hier de handel heeft gebloeit 5
Hoe blinkt dit Speelhuis, \'t geen verheeven
Op eenen dubb\'lcn Vyver ruft!
o Zielverrukkelyke dreeven!
Myn geeft, op landvermaak beluft,
Zou hier een reeks van zomerdagen
Verflyten kunnen, met behaagen.
Ziet
-ocr page 53-Ziet daar \'t aloude Kroonenborc,
Welks Stichter in zyn bloed moeft baden ,
Daar Velzen zat vol angft en zorg,
Toen hy Graaf Floris had verraaden,
En door een\' wreeden wrok vermooit.
Wat baart de hoogmoed al elenden!
Wat brengt ze niet al gruw\'len voort,
Wanneer ze een\' Vorft tot vrouwenfchenden
Weet aan te hitfèn, tot zyn ftraf,
Waar door hy eerloos daalt in \'t graf!
Wy zyn te L o e n e n , ö myn Vrinden!
Wy zyn in \'t Stichtfe Paradys:
Kan iemand beter ftandplaats vinden ,
Daar ieder oogvermaak om prys
Haar wond\'ren voor \'t gezicht doet praaien ?
ó Neen, elk reiz\' vry waar hy wil,
Hier moet men in all\' \'t fchoon verdwaalen:
Myn Zangfter zit verftomt en ftil,
\'t Ontbreekt haar\' geeft aan kragt en woorden,
In \'t net befchryven deezer oorden.
Een fchrand\'re Teekenaar kan hier
Meer leeren, dan uit fchrift en boeken \'7
Een Schildergeeft zyn trek en zwier
Affchetfen op panneel en doeken,
Als hy Natuur op \'t fchoonft\' befchouwt,
By \'t fchitteren der zonneftraalen j
\'t Zy hy een Akkerveld, of Woud,
Of heerlyk Landfchap af wil maaien,
Of in \'t verfchiet een pragtig Hof;
5t Ontbreekt de kunft hier aan geen ftof.
Of Loenen Luna hier beteekent,
Als of men \'t licht der volle maan
Had aangebeên, is mis gereekent;
Of heeft myn oordeel mis geraan ,
Ik wil \'t wel om een beter geeven ;
Maar Naam-afleiding heeft jfr veel\'
Van \'t fpoor der reeden afgedreeven,
Die herflenfchimmen voor \'t juweel
Der waarheid hebben aangenoomen,
Om van een vlug verftand te droomen.
ó! Welk een aangenaam gezicht
Verheugt de ziel in deez\' plantagie!
Wie heeft deez\' Lufthof hier geftigt?
Omringt van laanen en boflchagie,
\'t Is Heer Persyn, die \'t heilig recht
Als Leenheer van \'t vermaarde Loenen,
Naar billykheid en raad beflegt:
Wie wen ft om fchoone kunftfeftoenen,
Die Vrouw Natuur in volle kragt
Befchouwt, daar \'t alles lonkt en lacht.
Geen minder blydfchap kunt ge geeven,
ó Wallenstein! ó Vechtpaleis!
Door uw bekoorelyke dreeven
En Vyvers, daar men reis op reis
Verdoolt door veel\' veranderingen ,
In menig kunftig kabinet;
Het luffc my tot uw lof te zingen,
Want waar men hier zyn\' voeten zet,
Of de oogen flaat, ö Reisgenooten!
. X Is all\' met welluft overgooten»
Wat Luftplaats zien we aan de overzy ?
\'tlsOosTERVECHT met zyn Prieëlen5
Hier vind Heer Sinkenson zich vry
Van zorgen, die de ziel verveelenj
Hier kan hy, van \'t gewoel bevryd,
In fchaduwryke wandeldreeven
De fnipperingen van zyn\' tyd
Befteên. Gelukkig buitenleeven,
Als \'t hert, niets kwaads bewuft, nooit wroegt,
En leeft, hoe\'t gaan mag, fteeds vernoegt,
ö Driemaal zalige Ingelanden!
Die hier uw wooning hebt geveft,
Daar u geen kryger aan zal randen
Die zich door rooven voed cn meft,
En \'t meededoogen nimmer kende j
Hier ftoort geen wapenklank uw ruft,
Noch zet deez\' Landftreek overënde,
ö Neen! de lieve Vrede kuft,
De dierb\'re Vryheid met behaagen,
Nooit afgerecht op flinkfche laagen.
De klaverwei geeft melk en room,
En os en fchaap, het vet der aarde;
Hier druipt een milde honigftroom,
Die \'t Bytje door zyn vlyt vergaarde
Uit boekweitbloem en roozeknop,
En toont den luiaart zonder fpreeken
Zyn\' pligt, ja zegt hem lellen op-.
Om de allerfnoodfte der gebreeken
Te vlieden als de veege peft,
Wyl zy hem tot den arbeid preft
ö Goude Zee van Koren-aaren!
Daar \'t weftewindje over fpeelt,
Die haaft de fchoonfte vrucht zult baaren i
Hoe zacht, hoe teergevoelig ftreelt
Gy ons gemoed, \'t geen opgetoogen
Door zulk een\' fchat van vreugde-Hof,
De wond\'ren van Gods Alvermoogen
Tragt uit te breiden, tot zyn\' lof.
Wel aan, myn vrienden, laat ons zingen,
Ik kan myn zangluft niet bedwingen.
Zag iemand immer een Geweft
Of Koningryk zo heerlyk bloeien,
Dan ons benyd Gemeenebeft ?
Daar duizend\' dierb\'re vrugten groejen j
Daar alles fleeds word aangebragt
Voor lekk\'re tongen, vaa vier winden:
Kon Vader Jacobs nageflagt
In Canaan die welluft vinden,
Welks glans haar oog met vreugd befcheen ,
Die hier genooten word ? ó neen !
Gelukkig hy, die zonder kommer,
Hier onder zynen wynltok leeft,
In fchaduw van \'tbekoorlyk lommer,
En niets meer wenfcht, dan \'t geen hy heeft j
Die t\'elkens door befpiegelingen,
Een fchooner heerlykheid befchouwt,
En \'t hert van de ondermaanfche dingen
Ontlaft, en op geen drifzand bouwt 5
Een ftaat, daar duizend Koningryken
Met alP hunn\' fchat voor moeten wyken.
\\ Gaat
-ocr page 57-\'tGaatwel, wy zynte Vreedel andi
o Naam, hoe zoet klinkt ge in myne ooren!
Een neeringryke Plaats, welks fband
Wel eer een\' Biflchop kon bekooren.
Dat hy die tot een vafte Stad
Wou maaken , aan deez\' friffe ftroomen,
Die hy uit een\' geroofden fchat,
Den bergbewooners afgenoomen,
, Door \'t oorlog, daar all\' \'t kwaad uit fpruit,
Voltoojen wou, maar \'t wierd geftuit,
Vermaak\'lyk Vreeland! leermydenken
Aan \'t Vredeland van hooger ftaat,
Daar \'t oorlog nooit de ruft zal krenken 3,
Een vafte Stad die nooit vergaat,
Daar de Eng\'lenrei, met Vredekroonen
Verciert, van twift noch wraakzucht weet %
Een Stad, daar niemand in zal woonen
Dan zulken, die in vreugd en leed
Standvaftig, fteeds met hert en zinnen
De vrede en heiligheid beminnen.
Wy ftrecven, daar ons niemand ftuit,
Voorby het eiland der R e a a l e n,
En zien reeds in \'t verfchiet vooruit,
Verlicht door de avondzonneftraalen,
Het Aad\'lyk Huis te Nederhorst,
Welks grond een reeks van vafte muuren
En twee paar fterke toorens torll 5
Gebouwt om eeuwen te verduuren ; .
Dodh heden is men in \'t gemeen
Wat zuiniger op kalk en fteen.
Ziet
-ocr page 58-Ziet daar, nu kan men \'t klaar beoogen •
d\'Aloudheid toont in dit gefticht
Haar\' eed\'len zwier en groot vermoogen.
Wat Dorp komt zich voor ons gezicht
Zo hoog vertoonen aan deez\' Vlieten?
Het is den Berg : ó die hier ftil
Mag leeven zonder zielsverdrieten,
Bevryd van Staat- en Kerkgefchil,
En \'t geen de ruft verftoort wil myden,
Behoeft geen Vorften te benyden!
Hoe veilig is hy die \'t gewoel,
Zo veel als moog\'lyk is, wil derven,
Om met een levendig gevoel ,
Wyl hy in deez\' woeftyn moet zwerven,
\'t Gemoed, ver boven zon en maan,
Uit flyk en aarde te verheffen ;
Dan fchrikthy voor geen S taatsorkaan:
Dan zal geen kille vrees hem treffan
Voor doodsgevaar j dan fmaakt zyn geeft
Een fchets van\' t eeuwig Bruiloftsfeeft.
Maar zacht, wat komt onze aandacht ftuiten ?
Pas op, dien \'t üoeproer is vertrouwt >
Het is een reeks van Waterfchuiten,
Daar Amfteldam zyn bier uit brouwt;
Wat fchatten zou het niet betaalen,
Indien deez\' verfche waterftroom
Steeds vloejen mogt door zyn kanaalen ?
Nu moet men iteeds aan uwen zoom ,
u Vecht! verfchynen, en gebruiken
Het vocht uit uw kriitalle kruiken.
Wy zyn dan eindelyk geland
Voor Petersburg, myn Reisgenooten,
Voor Petersburg , zo fchoon van ftand,
Welks roem ik nimmer kan vergrooten
Naar waarde5 ik zie, gy ftaat bedeeft
Voor zo veel\' wonderen, myn Vrinden,
Deez\' Luftplaats,door Heer Schynvoets geeft
Ontworpen, kan naau weerga vinden,
ó Vecht! hoe heerlyk fluit ge uw\' kring
Met zulk een\' onwaardeerb\'ren ring!
ö Schrand\'re Schikkonft! hoog te loeven,
Hoe net hebt ge alles hier verdeelt!
ö Petersburg! 6 roem der Hoven!
Uw Koninglyke pracht verbeeld,
Ja tart zelf de Italjaanfche kuften,
Met hun Paleizen, ryk van fchat;
Hier kon Czaar Peter veilig ruften ,
Als hy, door ftaatzorg afgemat,
Zich zelf had door \'t gewoel verlooren:
Dit Landjuweel kon hem bekooren.
Betoov\'rend Hof! myn oog verdwaalt
InLaanen, Kabinetten, Dreeven,
Fonteinerf, heerlyk opgehaalt,
Die duizend waterftraalen geeven:
In \'t Lufthuis, naar de kunft gebouwt.
En alles \'t geen elk kan behaagen,
Wanneer men \'t eens met ernft befchouwt»
6 Tempé ! is \'t mooglyk, mag ik vraagen
Hoe komt deez\' pracht in dit moeras^
Noch korts een ruime waterplas»
C
Om
-ocr page 60-Dus Vorft\'lyk kan een Koopheer leeven,
Door \'s Hemels zeegen, zorg en vlyt:
Dit alles kan den handel geeven,
In weerwil van de bitië nyd.
Gy kleene PriniTen, die uw zaaien
Ten roof aan de armoê geeven moet,
Laat af van al uw ydel praaien j
De Waereldftad aan d\'Amftelvloed,
Hoe wonderlyk \'t u klinkt in de ooren,
Teelt Koningen op Schryfkantooren.
Dus kan \'t vereenigt Nederland,
Door \'s Koopheers muntmetaal geiteeven,
Als \'t word behandelt met verltand,
De Wet aan Koningryken geeven.
De Weegfchaal in den evenaar
Behouden , en zich zelf behoeden
Voor zeeharpyen, vol gevaar,
Om in een\' ftorm van tegenfpoeden,
Wanneer eene oorlogs-vlaag het preil,
Te waaken voor \'t Gemeenebeft.
Wy moeten voort; elk zett\' zich neder.
ö Petersburg ? blyf lang in ftand,
Wv zien u moog\'lyk nimmer weder.
£>ie plaats, gekogt of aangeplant
Poor Brandjes, is hier wel geleegen
Tot allerhande Viffchery,
Welks handel hy, door vlyt en zeegen,
Met winft gedreeven heeft aan \'t Y :
Dit Landhuis kan u klaar ontdekken,
Hoe hy uit Baars wilt goud te trekken.
Door welk een zoete tovertaal
Beweegt gy ons tot bly gefchater, ,
o Wydberoemde Nachtegaal S
Terwyl de Vechtzwaan bruiit in \'t water.
En kromt zyn\' hals gelyk een boog
Welks pluim de fneeuwvlok durft braveeren j
Nu fteekt hy trots het hooft orn hoog:
ó Edel dier! gy kunt ons leeren
Dat wellufl, Haat en overvloed.
Moet zwichten voor een blank gemoel
Maar gy, begraasde Klaverweiden,
Ach! mogt de Landman , als wel eer,
Zyn rund\'ren op uw\' grond geleiden!
"Wat zou hy \'s Hemels Opperheer
Al dankbaare-offers op gaan draagen!
Maar nu de Veepeli zich verheft,
Dwingt hem de nood tot droevig klaagen:
Doch deeze plaag die Neerland treft ,
Word door Gods hand beftuurt ten goede;
Men kufP die Vaderlyke roede,
Ziet daar den Hinderdam, gelegt
In \'t Noodjaar, om den ramp te fluiten.
Toen \'t onmeedoogend krygs-gevegt
Ons dreigde, en \'t ongereegelt muiten ;
Toen wierd ook de Uittermeersche sluis,
Gefticht, die wy voor uit befchouwen.
Wie meld het fchrikkelyk gedruis,
\'t Geen zich verhief uit misvertrouwen!
Het Oorlog valt den Landzaat zwaar,
Doch Burgertwift baart meer gevaar.
Hier
-ocr page 62-Hier ziet men Ve chtwyk met haar dreeven.
Ginds Driemond, doch aan de overzy\',
\'t Geen ons geen oogvermaak kan geeven,
In deeze Vecht-togt, van naarby;
Doch, konden wy den tyd wat rekken ,
\'k Zou in dat heerlyk Gainjuweel
Een\' fchat van wonderen ontdekken,
Daar menig Vorit\'iyk Vechtpriëel,
Door Vyvers, Kommen, Keurgezichten ,
En Kabinetten, voor moet zwigten.
Hoe blinkt deez\' Avondftond in \'t oog,
Die \'t hert verkwikt door\'t lief\'lyk bloozenj
Maar welk een reuk ftygt naar om hoog?
Geen reuk van lelien en roozen,
Maar van \'t onedel nageflagt,
Der Ithakoifche bootsgezellen,
Hervormt door Cii ces tovermagt,
Die in ... doch \'k laat Homeer vertellen
Van \'t wonder, klaar gelielt ten toon
In \'t dooien van Laërtes zoon.
Wy zyn te Weesp, nu kunt gy raaden
Dat ik van Zwynen fprak, die hier
Zich fteeds by duizenden verzaaden:
Deez\' Stad draagt roem op fmaak\'lyk bier,
En eene Schei-kunft die de kragten
Behendig uit het kooren haalt!
Een morgendrank daar veel\' naar trachten,
Die door het misbruik, afgedwaalt
Van \'t redenfpoor, naar Java vlugten,
Daar vrouw, en kind\'ren om zuchten.
Ver-
-ocr page 63-Verfchooven, kleene en arme Stad,
Moeffc gy den mond, der Vecht bewaaren\'.
Die, van de Zuiderzee beipat,
Steeds bloot ftaat, voor haar woefte baaren \\
Doch fchoon de Dichter van het Y
Dus zingt „ Een ander mag beklyven,
(Door een Meerminneprofecy)
„ Maar Muiden zal wel Muiden blyven ,
Zinfpeelende op uw nedrigheid.
Een deugd die zelden word verbreid,
\'k Heb echter reeden om te boogen
Op uw aloud en Aad\'lyk Slot,
Geboiiwt door Floris groot vermoogcn,
\'t Geen namaals zyn gevangenkot
Verilrekte, om Velfens haat te koelen,
Niet blusbaar dan door zyne dood.
ö Vorften! dien \'t hoogmoedig woelen
Behaagt, die eer en deugd verftoot
Door eedbreuk, moord, en vrouwenfchenden ,
Leert hier, hoe \'t rad van ftaat kan wenden.
\'t Is waar, uw held\'re glans verdooft,
Wanneer men \'t oog flaat op uw muuren :
Maar, om uw\' nooitvolpreezen Hoofd,
Zal uw vermaardheid eeuwig duuren:
Dat dierbaar Hoofd, Geleerdheids licht,
Doet Ooilen, Wellen, Noorden, Zuiden,
Door kracht van taal en maatgedicht,
Reikhalzen naar \'t Kaileel van Muiden,
Daar \'s Droilaarts lcrterfchat, geacht
Van \'t ryp vernuft, is voortgebragt.
C 3 Z
-ocr page 64-Zo zien we in \'t einde, ó Reisgenooten!
Deez\' korten Speeltogt afgelegt.
\'k Heb u veele Adelyke Slooten,
En Luftpriëelen aan de Vecht
Vertoont, die veeier glans verdooven.
Wien luft het noch met lyfsgevaar
Te reizen naar uitheemfche Hoven ?
Naardien men hier, zo wel als daar,
De kunft kan met natuur vereenen.
Wie wenfcht om Romen of Athenen!
Wie wenfcht om buitenlandfche praal,
Ten zy de waan hem heeft bedroogen,
Dien hier het keurigft\' veld-onthaal
Word aangeboón, en fteeds zyne oogen
Verluftigt met gemak in \'t groen!
Dwaas is hy , die in vreemde hoeken ,
Als hy zich kan by huis voldoen,
Een ingebeeld vermaak gaat zoeken;
Terwyl hy, hoe \'t hem ook behaagt,
Zyn\'bellenfchat, gezondheid, waagt.
Gelukkig is hy, die zyn togten
Bepaalt, en nooit door flinkfche luft
In \'t vry gemoed word aangevogten:
Maar mift hy die verkwikb\'re ruft
Door eigen fchuld 5 geen marm\'re zaaien,
Geen Luftpaleis , geen lekkerny,
Geen kroonengoud, noch Vorft\'lyk praaien,
Kan, door de wreede dwing\'landy
Van \'t dood\'lyk wroegen, hem vertrooften,
Al reift hy van het Weft naar \'t Ooften.
Ik wenfeh, dat d\'Qppermajefteit
Aan ti, en my, en elk wil geeven,
Dat wy Zyn magt en heerlykheid,
Aan ons vertoont in \'t Buitenleeven,
Steeds roemen, uit een dankhaar herti
Ja, dat hy deez,\' vermaak\'lyke oorden
Bewaar\' voor ramp en oorlogs-fmert,
En \'t overvloejen van deez\' boorden,
ö Vliet! uw roem duur\' jaaren lang.
Hier eindig ik myn Vecht-gezang,
^ tCXy N ■
-ocr page 66- -ocr page 67-Gezichten langs de Vecht
plaat
ne,
plaat
Balde, Hr Ja cel»
Beates, Alkert
Berg, den
Berg, de*
Bierens Hr Antheny
Beelestein.
Beendermaker.Hr,
Beendermaker, Hr.Theodorus
Bee*dermaker, Hr, (het huis van
Boendermakers
Benenge Heer van
Besch, H. Dirk.
Brand, Hr, Christ«ffel. van
Brandjes, Hr. Qutr n
Breukelen.
Breukelen,
Breek, Hr. Wm van den.
Camminga, Hr, Deminicus.
Franciscus va»,
de Clerguè, Hr. Philibert.
Celle», Hr. Ferdiand.
Creenenkurg.
Creenenkurg.
Croonenburg.
Creenenburg.
Deelwi jk.
Dee*»T»urg,
Driemend.
Driemend.
Drieme*d.
Driemend.
Driemend.
Driemend.
Driemond
Iriemend,
Elsenburg.
Ganse*heef.
Gansenheef,
Geedestein.
Greenevecht.
Greenevecht,
Gunterstein,
Gunterstei*. (Huis)
Harteveld.
Harteveld.
Hinderdam.
Heek, Hr. Anthony, van.
Hefwerk.
Hofwerk,
Hoegenvecht.
Heegenvecht.
Heegenvecht.
Heegenvecht.
Huidekoeper, Hr. Jean. Elias.
Huigens, Hr. Tkeod.
Laer, Hr, Cernelis. van.
Leeuw, Hr. Tked. de,
Leeuwearegt,
Leanep, Hr. Jaceb, van,
Loene*.
68
85
76
88
5k
11
29
3*
31
32
27
92
77
89
30
3k
39
60
27
33
57
60
él
62
17
12
93
9k
94b
9 4c
95
96
Ik
25
26
16
37
38
29
33
13
16
9®
k7
39
ko
II
19
2i
21
25
k2
93
14
16
22
57
Leene*.
Lee»e»,
Leene*»
Lee*e*.
Leene*.
Loene*.
Lekherst, Vi*ce*t. Maximilia*.
Maarsen.
Maarsen,
Maarsevee*. (Regthuis)
Maersseveen, Hr. van. den,
Maerssereen, (Regthuis)
Melkpet, Pieter,
Mendes du Silva, Hr. David,
Middelhoek .
Middelheek,
Middelheek.
Meilern, David, van,
Ma*neuri, Pierre.
Muyde*
Nederhorst. (Het Huis)
De Nes of het Reaalen eiland.
Nieuwerhoe ck.
Nieuwenhoek.
Nieuwenheek,
Niewerheek.
Niewersluis.
Niewersluij s
Nigtevecht,
Nigtevegt.
Ni jenroede.
Oever, den.
Oesterreeht.
Oestervegt.
Ort, Mevr, Wed, ran.de*. Hr. Ja»,
Orville, Philippe d\'
Otterspeer.
Otterspoer.
Otterspoer,
Oudaan.
Oudenheek.
Ouderheek«
Oudenheek,
Ouderheek.
Ouderhoek.
Ouderhoek.
Ouderhoek.
Overdam.
Overholland.
Pels, Hr.Andries.
Persi i*,Sr,Hr.Chri s tiaan.va*,
Petersburg.
Petersburg.
Petersburg.
Petersburg,
Petersburg.
Petersburg.
Petersburg,
Petersburg,
Petersburg.
Petersburg.
Petersburg,
6l
6!
61
6\\
II
K
i;
I\'
li
2!
9\'
X
5)
5:
5\'
4
9,
7.
?
5
5
*
kt
f.
8
2\\
1
I
l
18
4
i
%
43
77
?!
80
82
83
8k
85
Si
87
Gezichten langs de
plaat
Petersburg.
P«n, Juffr. du.
Queekh«ven.
S„ueekh»ven.
Raveasberg.
Reaalea - eilaad. De Nes.
Reael, Juffr. Sara.
Het Regthuis.
Ramswinkel, Hr. Abraham, van.
R««sendaal.
Roosendaal.
Rupelmonde.
Rutgers, Hr. Adriaan.
Rutgers, Hr. Darid.
£>e Sckans.
Simkias«n, Hr. Isaac.
Sim«as, Hr. Isaac.
Soeteadael.
S«etendael.
M«j. Weduwe, van de Hr. Willem,
^•mheer va* Oud - Muaster.
^e Sterreschans.
^e Sterreschans.
Sweerts, Hr. Francois.
sij - Baaien .
Sid - Baaien.
- Baaien.
ïareli*k, Hr. Jan. van.
^eiXerai jjr< Beajamia.
fineer, huis.
van Sero»skerken, Hr. R»ijnand,
^erard. van.
-\'uiil van Sero»skerken, Hr. Wellard.
\'^odard. -ran.
L\'itermeerse - Sluis.
;Jtrecht - Plattegrond.
t^echt (omtrent de Leidsche Vaart.)
/echtestein.
Vechth«ven.
Vechtler-en.
Vechtviiet.
Vechtwijk.
Veea, Mevrouw, de Wed. van de Hr.
Pieter van,
Vegtendael.
Vredenoord.
Vre ederust.
Vreeland.
Vijverhof.
Wallestein.
Wallestein.
Wallestein.
Weerestein.
We esp.
Wolf, Hr. Jean. de.
Zuijlen (Huis)
Zuiilea.
JlTRECHS V /at\'ôe : met een, \' ve-rteenenc^e \'J-en
________ , ,1 \'r\' UTRECHT, avec Une V ^ep-rejenfiifren ru
C^ÏJ\'lfr % Vecht. | fernmencemen é de éa. vVw /e VECHT.
1. den. 2)om.. 2. dediuei\'dCerl. S? G-eer^rvXerl.-^. S^CLzesJCerl. 5. Stlaeols JCerl. â. JeJVeu. f. Vree&urj . 8. Tiet Tmts Jfoff-. ±
-ocr page 69- -ocr page 70- -ocr page 71- -ocr page 72- -ocr page 73- -ocr page 74- -ocr page 75- -ocr page 76- -ocr page 77- -ocr page 78- -ocr page 79- -ocr page 80- -ocr page 81- -ocr page 82- -ocr page 83- -ocr page 84- -ocr page 85- -ocr page 86- -ocr page 87- -ocr page 88-Ho O GEVECHT raw var^eèans dessus d QaS-
jtn etcJc!\'/tussc, 7\'ers /a. ^Juitsen,
(^XSEKJÏOEF; drtdûis raw "een, J^VtdUs Miuü:
-cooper- oJlAe^wvawyinzsterd^m^ddere ran^aeii
\'V<V\'V s t end« naèr /ij âtty&yt-WlS VŒU
aers/ô\'
n.
GA3VSJSNH0ÜFJee on f \'fbóMl/ Sdas dduydej
cope/- &cAe7\'in d^nsùerdam/, dei a near de jW^m/1
rrçarxlufii; rers fij /a maison de fusäce de yfiaaiseTeen, . 15
wm
-ocr page 102- -ocr page 103- -ocr page 104- -ocr page 105- -ocr page 106- -ocr page 107- -ocr page 108- -ocr page 109- -ocr page 110- -ocr page 111- -ocr page 112- -ocr page 113- -ocr page 114- -ocr page 115- -ocr page 116-RHOEKS óesiaü >Ä /iet jp€flr,fuUs\\ 7
QUDERHOEKS
Aoi \'tëosoei ran syn (.zad/VC/lC » .
"cord-
orte mùti J\'or
Omettey." OTJTŒRHOEK*,
tia/.cjâé /zàrie-tirie- ctv don oré trois.fais
i i//on o u, sa
JL.
ui/cjfc\' (zaruîim
° presence dans /n-nce \'7\'7
l/o
ihm im.....IIB.....
-ocr page 118- -ocr page 119- -ocr page 120- -ocr page 121- -ocr page 122- -ocr page 123- -ocr page 124- -ocr page 125- -ocr page 126- -ocr page 127- -ocr page 128- -ocr page 129- -ocr page 130- -ocr page 131- -ocr page 132- -ocr page 133- -ocr page 134- -ocr page 135- -ocr page 136-II.....................■■■■■Ill.....II I III» III« IUI«
-ocr page 137- -ocr page 138- -ocr page 139- -ocr page 140- -ocr page 141- -ocr page 142-// i
-ocr page 143- -ocr page 144-J?JiTERSHirJlG de M<j/-puie£j vaiv^e liel\'id^fjJi\'^n^
tc/Tè/mn.ïJ/MHÜ i iHs ó/^mun,. uyrat\'U cy
Je/ie- - tfrf/ij/cv/\'.v.\' óesccfó
PETE&SSOTirg i/n \'iftüzucvnce du Cfire.f. "YcéYc
(jh/7 \'Lrlol/e/ va;i £&rancü Cfenti&icmvmt- ^ £%tu-j-ïe-n,
CoruMzitte/r de & (^ewr, .y/fcy\'e^-té (^\'za/Heji/u- Sec. frc.
ére. ^Ae^idan f- a terè<i.rn /7{on 07ve j?ti/.ricur.jfc!.r de
ffmpertaées ct~ (jZadiennes . " 77
-ocr page 145- -ocr page 146- -ocr page 147-O7 ^ \' cy .