LOUIS DE BILS EN
DE ANATOMIE VAN
- - ZUN TIJD - -
V\' •
..
J. R. JANSMA
-ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5- -ocr page 6- -ocr page 7-LOUIS DE BILS EN DE ANATOMIE VAN ZIJN TIJD.
-ocr page 8- -ocr page 9-^ , /f/f
LOUIS DE BILS EN DE ANATOMIE
VAN ZIJN TIJD
TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
DOCTOR «IN DE GENEESKUNDE AAN DE RIJKS-
UNIVERSITEIT TE UTRECHT, OP GEZAG VAN
DEN RECTOR MAGNIFICUS DR. H. VISSCHER,
HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER GOD-
GELEERDHEID, VOLGENS BESLUIT VAN DEN
SENAAT DER UNIVERSITEIT TEGEN DE BEDEN-
KINGEN VAN DE FACULTEIT DER GENEESKUN-
DE TE VERDEDIGEN OP DINSDAG 9 DECEMBER
1919, DES NAMIDDAGS TE 4 URE, DOOR —
geboren te amsterdam
-ocr page 10-• . .
■ " j :
■ .
Aan mijne Ouders en mijne Vrouw,
-ocr page 12- -ocr page 13-Bij het eindigen mijner studie in de geneeskunde, dank ik de
hoogleeraren in de natuurphilosophische en geneeskundige faculteiten
der Amsterdamsche Hoogeschool voor het genoten onderwijs.
Met weemoed herdenk ik mijn te vroeg gestorven leermeesters
STRAUB en PEL.
U, Hooggeleerde BOEKE, dank ik voor den steun, bij het bewerken
van dit proefschrift ondervonden.
U, Zeergeleerde SCHOUTE, die mijn aandacht vestigde op de te
Middelburg aanwezige testamenten van DE BILS en mij de eerste
cianwijzigingen gaaft voor mijn onderzoek, ben ik zeer dankbaar.
U, Zeergeleerde ROOBOL, dank ik voor de hulp, mij verleend bij
het bewerken van de Latijnsche literatuur.
Daarnaast dank ik het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen,
dat mij toestond het testament te publiceeren, en de velen, die
mij bij het verzamelen van gegevens in bibliotheken en archieven
behulpzaam waren.
Hoewel zulks slechts zijdelings met mijn onderwerp in verband
staat, acht ik me verplicht op deze plaats Zijne Doorluchtige Hoog-
waardigheid Monseigneur VAN DE VEN, Bisschop van \'s Hertogen-
bosch, te danken voor de, door bemiddeling van den Vicaris Oeneraal,
den Hoogeerwaarden Monseigneur POMPEN, verleende toestemming,
de olie, in 1658 gevloeid uit het lijk van MARIA MAROARETHA
VAN VALCKENISSE, te onderzoeken. De zoo uiterst welwillende
medewerking van Z. D. H. wordt door mij op bijzonder hoogen
Prijs gesteld.
Blz.
INLEIDING..................................1
deel I. DE WERKEN VAN LOUIS DE B\'LS .... 2
Hoofdstuk I. Het balsemen................2
„ . IL De ontleding zonder bloedverlies 12
„ lil. Het chyl- en lymphvaatstelsel 17
IV. Verschillende onderwerpen . . 37
Deel II. HET LEVEN VAN LOUIS DE BILS .... 42
Bijlage I. Testament, inhoudende de balsemmethode 96
„ II. Testament, inhoudende de methode der
ontleding zonder bloedverlies ... 100
„ III. Etymologie van Constantijn Huygens . 114
-ocr page 16-,t
■
Daar De BlLS\' leven nagenoeg geheel bepaald is geworden door
de hem meest desillusies brengende wetenschappelijke neigingen, leek
het ons gewenscht toe, eerst De BlLS\' lettervruchten en den door hem
veroorzaakten wetenschappelijken strijd te beschrijven en daarna
zijn leven te schetsen.
Jonkheer LOUIS DE BlLS, Heer van Coppensdamme en Bonem, is
een zeer interessante, bijna romantische figuur uit de geschiedenis
der geneeskunde in de 17de eeuw.1)
Hoewel niet wetenschappelijk ontwikkeld, wist De Bils tusschen
1650 en 1670 door eenige ontdekkingen een geweldige beroering in
de geheele wetenschappelijke wereld te verwekken.
Hij deelde namelijk mede in staat te zijn lijken te balsemen en deze
zonder bloedverlies te ontleden.
Als men bedenkt, hoe de dissecties in dien tijd binnen enkele
dagen gestaakt moesten worden wegens het in ontbinding overgaan
der cadavers, en er daardoor gedurende den zomer zelfs in het geheel
geen sprake kon zijn van een ontleding, dan begrijpt men van hoe-
veel belang De BlLS\' kunst voor de anatomische wetenschap moest
zijn. Een veel nauwkeuriger onderzoek der lijken was nu toch
mogelijk.2)
De Bils meende nu al dadelijk te kunnen aantoonen, dat aan de
anatomische kennis veel ontbrak. In zijn publicaties beperkte hij zich
tot het chyl- en lymphvatstelsel, en zijn beweringen over de anatomie
en physioiogie dier systemen verwekten groote opschudding, onge-
motiveerd enthousiasme of te sterke tegenkanting.
De blls trachtte zijn methodes, die streng geheim gehouden wer-
den, te verkoopen. Zijn Rotterdamsche onderneming in 1659 mislukte
echter, terwijl hij later in Leuven weinig gelukkiger was.
Zoo kwam het, dat toen anderen er eindelijk ook in slaagden
lichamen te balsemen en nauwkeurig te ontleden, men De blls voor
een bedrieger bleef houden.
Hoofddoel van onze studie was, na te gaan of men hierin niet
onrechtvaardig is geweest.
\') Het is ons niet mogen gelukken een portret van De Bils te ontdekken.
2) W. Worm vertelt van Van Home, dat deze begon bij de rugspieren, vervolgens
de ledematen en ten slotte zeer vluchtig de buik ontleedde. (Th. Bartholini. Epist.
niedicin. cent. II Ep. 36 p. 514, 2 Februari 1654.)
HOOFDSTUK I.
Het balsemen.
Over de balsemingskunst lezen we reeds in de eerste publicatie,
welke De Bils in \'t licht zond, nl. het „Vertooch van verscheyde
eyghene anatomische stucken".1) In den brief aan zijn neef pleter
Buysse (in dit werkje afgedrukt), spreekt hij over de vijf verschillende
manieren om een lijk op te stellen: „te weten, eerst op de maniere
als de Momien, sonder openinghe aen het hooft, ende teenemael
sijn forme ende ghedaente te behouden, sonder te balsemen; ten
tweeden, met sijn Spieren ende Senuwen omhangende; ten derden,
in sijn Ingewant; ten vierden, in sijn gebeente; ende ten vijfden, in
sijn Huyt."
Van de laatste twee bereidingswijzen had De Bils in 1651 voor-
beelden geschonken aan de Academie te Leiden. Professor J. van
horne gaf hem een vleiende attestatie, welke ook in het „Vertooch"
staat afgedrukt.
In latere geschriften is herhaaldelijk sprake van DE Bils\' methode
en veelal vindt men aanduidingen, hoe de balseming in zijn werk ging.
In het reeds genoemde „Vertooch" zegt laurens jordaens P.M.D.
in een lofdicht: „hij (De Bils) kan het gantsche Lyf opdroogen in
syn Spieren en Senuwen".
In de „Declaration" van burchardus wittenberg2) vindt men
vermeld, dat alle ingewanden op hun plaats gelaten worden, „il
n\'oste intestins, excrements, cervelle, ni yeux".
1 Vertooch van verscheyde eyghene anatomische Stucken door Jonckheer Louis
de Bils, Heere van Coppensdamme, Boonem, etc. t\' Amsterdam Anno 1655.
Dat de methode zeer kostbaar is, deelen zoowel Abr. PARENT\') als
De Bils2) zelf mede.
zas3) vertelt, dat De bils de cadavers ontleedde, alvorens ze tebalsemen.
Barbette4) meent te weten, dat hij zout en aluin gebruikte.
De in zijn tijd zoo beroemde thomas bartholinus5) was zeer
nieuwsgierig naar DE blls\' methode. Hij schreef er over naar bor-
richius,6) welke antwoordde, dat hij uit het aanschouwen der cadavers
en uit De blls\' woorden begrepen meende te hebben, dat De Bils
het cadaver, na het ontleed te hebben, in een grooten koperen ketel
kookte, de overmaat van vocht en olie verwijderde en het cadaver
nogmaals kookte in pisasphalt en andere balsamica. In de mummies
was geen zout aanwezig, ze hadden een aangename geur.
Eenige maanden later was borrichius7) echter anders ingelicht. De
cadavers werden niet gekookt, zooals De blls ieder wijsmaakte, olie
en balsems werden alleen ter misleiding gebruikt. Hoe het dan wel
geschiedde, deelt hij echter niet mede, hoewel bartholinus8) er
later op aandrong. m
De Leuvensche hoogleeraar gerard van gutschoven9), die een
vijftal gebalsemde lijken van De blls onderzocht, deelt mede, dat bij
het balsemen geen enkel ingewand is verwijderd, zelfs excrementen,
bloed, hersenen en omentum zijn aanwezig, nergens ziet men balsem
>,a cause qu\' il est tres subtil et penetrant par tout". Ook bevestigt
hij de vroegere bewering van zas, dat het cadaver geheel ontleed
wordt, alvorens te worden gebalsemd.
, \') Anatomische Beschiïjvinge van een Wanschepsel, geboren op de Elderschans
buyten Aerdenbure, ontleet door Jonck-Hr. Louis de Bils, Heere van Coppensdamme,
Bonem, etc., Bailliu der Stede en Schependomme van Aerdenburg; bnefs-gewyse
gesonden door d\'Heer Doctor/7, de Raet aen A. Parent, Phil. Med. Doet. Tot Middel-
b"rgh, 1659. p. 4 en 5.
, s) Kopye van zekere ampele Acte van Jr. Louys de Bils, Heere van Koppens-
damme, Bonem, etc. Rakende de Wetenschap van de oprechte Anatomye des Men-
selykën lichaams. Tot Rotterdam, 1659. Hiervan verscheen de volgende vertaling:
Exemplar fusioris Codicilli, Authore Viro nobili Ludovico De Bils, Domino in Koppens-
damme, Bonem, etc. In qno agitur de vera Humani Corporis Anatomia. Roterodami los>y.
, 3) Brief aen Den Grooten Th. Bartholinus, Koninglijken Professor en Phoenix
der Ontleders in de Hooge Schole, Tot Coppenhagen. Rakende de mishandel nge
van Jonkheer Lowys de Bils, Heere van Koppensdamme Bonem, etc. Behendigen
Navorsscher der Nature en Ongemeen Schei-Meester der levendige en der dooden
T«t Rotterdam Anno 1661. p. 15. Hiervan verscheen de volgende vertaling. tpistola
apologetica, ad magnum Th. Bartholinum, Regium in Regia Hafniens, \' rofessorem
Anatomicorum Corynhaeum. De Caliunniis Nobihss. Ludovico Bilsio a Coppens-
damme, Bonem etc. Arcanorum Naturalium Scrutatori Subtiliss nec non J«
niortuorum Anatomico Incomparabili, perperam impactis. Romana veste donata, per
1 h\'Ialethium. Roteradami, 1661.
4) Thomae Bartholini, Epistolarum medicinalium a Doctis vel ad Doctos scr.pta-
rum Centuriae. Hag. Comit. 1740. Cent. III Ep. 47 p. 195, 30 Juli 1661.
5) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. III Ep. 86. p. 370. 9 Maart 1661.
6) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. III Ep. 89. p. 385, 386. 31 Maart 1661.
7) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. III Ep. 95. p. 410, 411. 24 November 1661.
8) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. III Ep. 96. p. 414. 30 November 1661.
P Description de cinq Corps Embaümez et Anatomisez par le Sr.Um deBOs.
Ecuver Seingr. de Coppensdamme, Bonem, etc. fa.te par Gerard de Ontschoven,
Professeur Roial de 1\'Anatomie et Mathematiques dans 1\'Umvers.te de Louvain.
Bruxelles 1662.
-ocr page 20-clauder1) vertelt in zijn geschrift over het balsemen, dat hij in
1660 de lijken van De bils te Rotterdam bezichtigde.
De Bils was ziek en zijn amanuensis leidde hem rond. Er was
geen balsemgeur, deze werd waarschijnlijk niet noodig geacht, daar
clauder zich niet als medicus bekend maakte. Met een natten vinger
raakte hij een cadaver aan en proefde een zoute smaak. De bediende
vertelde hem, dat drie maanden voor de bereiding noodig waren,
(p. 135-137, 151).
clauder beweert verder, dat De Bils de ingewanden eerst uit het
lichaam verwijderde, ze afzonderlijk balsemde en later weer op hun
plaats terugbracht, (p. 4, 129, 136.)
cornelis van Dijk,2) „Apotheker en Natuurdoorsnuffelaar tot Me-
denblik", meent, dat DE blls\' balseming als volgt geschiedde. De
gemakkelijk bedervende ingewanden werden uit hoofd, borst en
buik verwijderd, terwijl de huid van de spieren werd Iosgeprae-
pareerd. Gedurende acht dagen goot hij eenige malen per dag
brandewijn en pekel op het cadaver. Vervolgens werden de spieren
voorzichtig gescheiden en een zeer gecompliceerd „t\'samentrekkend"
poeder er tusschen gestrooid. Ten slotte werden alle deelen met een
mengsel van oliën ingesmeerd.
De ingewanden werden eerst eenige dagen in pekel bewaard, ver-
volgens gedroogd en met was behandeld.
tobias andre^e, die in 1669 assisteerde bij het balsemen van
één van de bils\' cadavers, verdedigde diens balsemkunst tegen
clauder3). Andre./?: maakt verschillende aanmerkingen op clau-
ders methode (p. 12-77). Hierbij treedt vaak rotting op, de buik
zwelt steeds (p. 37), terwijl lijkenlucht waarneembaar is (p. 34, 35),
hetgeen bij De bils nooit geschiedde, zelfs niet bij cadavers, die
reeds in staat van ontbinding zijn of waarin etterprocessen hebben
bestaan. Het in 1669 te \'s Hertogenbosch gebalsemde cadaver had
een geheel veretterde linkerlong (p. 33). Een koud vertrek, zooals
clauder dat wenscht, is geen vereischte bij De bils\' methode (p. 62).
1 Gabriel Clauderus. Methodus Balsamandi Corpora humana aliaque majora sine
evisceratione et sectione hucusque solita. Altenburgi. 1679.
2 ) Coliectanea medico-physica oft Hollants Jaar-Register door Steph. Blankaart,
Amsterdam. 1680 I p. 3.
Het stukje is overgenomen in het Receptenboek van den Rotterdamschen chirur-
gijn Barend Hovius, berustende in het Archief der gemeente Rotterdam (zie Dr. /:.
Wiersum in Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde 1918, II p. 1300).
3 8) Tobiae Andreac Phil. et Med. D. Bilanx exacta Bilsianae et Clauderianae Bal-
samationis. Qua ostenditur D. Clauderi etc. inventam Balsamationem non minus ac
Veterum longe a Bilsiana differre, efficacia, effectu et praestantia. Eademque occasione
non pauca particularia et notabilia quae Negotium Balsamationis Bilsianae spectant
recensentur.
Addita sunt: I Breve Extractum in Cadaveribus Bilsiana Methodo ab Authore
Praeparatis II Anatomiae Balsamicae Descriptio ab Authore in Infantulo exlnventione
Bilsiana institutae III Attestatio Generalior de hoe Subjecto IV Gntsclwvii Quinque
Cadaverum conditorum et dissectorum a Bilsio etc. descriptio.
Oninia per modum amicae Epistolae communicatae Samueli Andreae S. S. Th. D.
Ejusdemque et Histor. Professori Celeber. Amstelodami. 1682.
Zie ook: Acta eruditorum Anno 1683. Lipsiae. 1683. p. 270-273.
-ocr page 21-Hierbij geschiedt geen exenteratie, zelfs geen enkele insnijding1) zooals
bij clauder (p. 38). Ook bij de cadavers te Rotterdam was geen
exenteratie geschied, zooals De bils hem mededeelde en zooals wel
blijkt uit de beschrijving van van oütschoven. De balseming
heeft vóór de dissectie plaats. Het schedeldak werd bij volwassenen
afgezaagd (p. 25, 26). De bils\' hoofddoel was de cadavers geschikt
te maken voor langdurige dissectie. clauders verschrompelde cada-
vers zijn daar absoluut ongeschikt voor (p. 43). De Bils\' methode
eischt twee maanden, die van clauder drie of meer (p. 55, 56).
In CLAUDERS cadavers werden wormen en kakkerlakken gevonden,
bij De BiLS\' nooit (p. 71).
Andre^e is zeker, dat clauder nooit een menschelijk cadaver
balsemde doch slechts dieren (p. 56, 57).
clauders methode is dus in alle opzichten inferieur aan die van
De Bils (p. 77).
Andre/e vermeldt een groot aantal balsemproeven op een mol
(p. 118), vogels (p. 120), visschen (p. 124), een hondenuterus (p. 127),
een kippenei (p. 128), een schapenuterus (p. 129), een pasgeboren
k\'nd (p. 131) en geeft eenige attestaties van getuigen.
In dit geschrift komt nog de opmerking voor, dat De BiLS\' balsem-
stof misschien wel therapeutisch toe te passen was bij gangraen (p. 102).
Andre^e vertelt, dat De BiLS de transfusio sanguinis kende en die
°P dieren had toegepast; voor zoover andreic kon nagaan, was
DE Bils daarvan de ontdekker (p. 80, 81).2)
Gelukkig heeft De bils zijn balsemingsgeheim in een wetenschap-
pelijk testament,3) gedateerd 15 Februari 1669, neergelegd. Anders
zouden we slechts kunnen raden, welke zijn methode geweest zou
zijn, zooals uit bovenstaande literatuuropgaven wel blijkt.
Als balsemingsvloeistof gebruikte De bils een mengsel van bran-
dewijn en wijnazijn, waaraan run, aluin, peper en zout werden toe-
gevoegd, verder soms myrrhe en aloë.
Het lijk, waarvan het schedeldak was afgezaagd en borst- en buik-
holte geopend waren,4) werd eenige maanden in dit mengsel bewaard.
Het cadaver werd vervolgens gedroogd, met een balsemmengsel
bestreken en bewaard in een luchtdicht gesloten kist.
Moest het lijk dienen tot anatomisch object, dan bleef de droging
achterwege en hield DE bils het cadaver vochtig.
Hoe De Bils zijn methode, die vrij rationeel is, gevonden heeft,
valt niet gemakkelijk op te lossen.
\') Bij het cadaver te \'s Hertogenbosch werd de buikholte geopend, daar er zoo
Vee\' vocht in was.
2) Omstreeks 1680 vindt men een enorme literatuur over dit onderwerp. Daar
ons niets verders over De Bils\' kennis in dit opzicht bekend is, gaan we hierop niet in.
8) Zie bijlage I.
4) De Bils misleidde dus Andreae,
-ocr page 22-Het meest waarschijnlijk achten wij het, dat hij de methode van
ambroise paré, den grooten Franschen chirurg, als zooveel anderen,
tot uitgangspunt van zijn proeven heeft genomen.
paré publiceerde zijn balsemingswijze in het geschrift: „Discours
de la Mumie, des venins, de Ia licorne et de Ia peste, Paris 1582".
Zij komt ook voor in de „Oeuvres complètes d\' ambroise Paré,
Paris 1585", waarvan later nog een tiental herdrukken verscheen
en o.a. een Hollandsche vertaling in 1649.\')
PARÉ\'s methode was de volgende: van het cadaver werden de
ingewanden verwijderd en lange diepe incisies in alle vleezige deelen
gemaakt, vooral in de nabijheid van bloedvaten, teneinde het zoo
gemakkelijk in rotting overgaande bloed te verwijderen.
Het cadaver werd dan 20—70 dagen in een vat met wijnazijn
geplaatst, waarin allerlei aromatische stoffen, o.a. aloë en colloquint
afgetrokken waren, terwijl er bovendien zout, aluin en 3 of 4 stoop
brandewijn aan waren toegevoegd.
Vervolgens werd het cadaver gedroogd, de lichaamsholten en in-
cisies met een zeer samengesteld aromatisch poeder gevuld en dicht-
genaaid, de huid met terpentijn en aromatische oliën bestreken.
Het lichaam werd dan in een laken en wassen doek gepakt en
met welriekende kruiden in een goed gesloten looden kist geplaatst.
PARÉ vertelt, dat hij een cadaver al 25 jaar in goeden toestand be-
waarde en zoo nu en dan de nagels knipte, daar deze nog steeds
groeiden.1)
Vergelijking met De Bils\' handelwijze geeft vele punten van over-
eenkomst. De Bils\' methode was echter veel volmaakter!
Naast vele opgeblazen lofredenen in gedichten over De Bils\'
balsemen zijn er verscheidene meer nuchtere beschrijvingen van De
Bils\' werkstukken tot ons gekomen.
johan van horne roemde in zijn Attestatie (1651) de skeletten
en de gepraepareerde huid zeer.
Over de gebalsemde lichamen is hij ook vol lof; in de voor De
bils toch heusch niet vriendschappelijke „Waerschouwinge" (1660)2)
schrijft hij op p. 13: „Want sooveel alsser die toebereyde Lichaemen
bij zijn Ed. hebben ghesien, moeten rondt uyt bekennen, tot noch
toe geen raet te weeten, om sulx naer te volgen, veel min te verbeeteren."
In de cadavers te Rotterdam noemde Van horne als iets bijzon-
ders: eenige Aderen, Slachaderen ende Senuen, tusschen de Spieren
1 Dr. Jul. Magnus. Das Einbalsaniiren der Leichen in alter und neuer Zeit. Ein
Beitrag zur Geschichte der Medicin. Braunschweig. 1839.
2 ) Johannis van Home, Anatomiae et Chirurg. Profess. Waerschouwinge, Aen alle
Lieffhebbers der Anatomie. Teegens de gepretendeerde Weetenschap derselver, van
Jonch. Louys de Bils, enz. onlangs uitgegeven. Tot Leyden, 1660.
doorloopende; sommighe Vaeten in de Borst ende Buyck gesepareert; de
Herssens tot een consistentie van Korck gebracht; het neederdaelende
Ruggemergh, met eenige Senuen van \'tsesde paer1) aen \'tselvehangende;
de Scheyl-aderen ende Slach-aderen naer \'t ghedarmpte loopende;
\'t gebalsemde Omentum; \'t welck alle ons docht aenmerckens weer-
dich te wesen, ten aensien van haere toe bereydinge ende balseminghe,
waer van ick de weetenschap wel voor my begeerde, om grooter ende
curieuser dingen te doen als deese zijn, daer ick my sterck voor
maecke (p. 27 en 28).
Samuel sorbière1) zag te Rotterdam de vier gepraepareerde
cadavers. De gezichten waren ongeveer niets veranderd en de bal-
seming was ongetwijfeld veel beter dan die der Egyptenaren, oogen,
haren en hersenen waren niet verwijderd. De inwendige organen
waren, volgens hem, echter verschrompeld.
Paulus Barbette2) roemde De BiLS\' „schone wetenschap van
balsemen"; aarr BARTHOLINUS3) berichtte hij echter, dat sommige
cadavers van De BiLS zeer vochtig werden, andere tot stof vervielen.
N. stephanus4) sloot zich hierbij aan.
De Monconys0) bezocht in Augustus 1663 het Anatomisch theater
te Leiden, hij vond de gedroogde menschenhuid (door De BiLS in
1651 geschonken) geen zeldzaam stuk. „II est vrai que c\' est de ses
premiers ouvrages", voegt hij er echter bij.
Ook swammerdam5) bewonderde De Bils\' kunst, al schatte hij
die van stalpert van der wiel en ruysch hooger.
Aan gerard van gutschoven6) danken we de beschrijving
der vijf cadavers, welke De BiLS aan de Staten van Brabant verkocht.
Het eerste lichaam is van een man, zes jaar geleden ontleed. De huid
is geheel los gepraepareerd, er onder zijn de spieren, bloedvaten en
zenuwen, nog bevestigd aan hun eindpunten, te zien. Het verloop
der groote bloedvaten in borst en buik is te volgen. Verder ziet men
hart, longen, lever, ingewanden, blaas, testikels gehuld in hun om-
hulsels, periost om de beenderen. Onder het schedeldak de dura
mater, daaronder de hersenen, cerebellum met zeven paar zenuwen
en het rete mirabile. Het gezicht is geheel intact, de haren nog aanwezig.
Het tweede lichaam is ook van een man, borst en onderbuik zijn
geopend, alle edele deelen zijn te zien. In het hoofd weer de herse-
nen en hersenvliezen.
2 ) P. /. Blok. Drie brieven van Samuel Sorbière over den toestand van Holland
in 1660. Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap, deel 22.1901. p. 59.
3 3) Aenmerckingen van Paulus Barbette, der Medicynen Doctor, op d\' Anatomi-
sche Schriften van Jonkheer Lodowyk de Bils. t\' Amsterdam 1660.
4 \') Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 47. p. 195. 30 Juli 1661.
5 •) Johannis Swammerdami M. D. Miraculum naturae sive Uteri muliebris fabrica
Lugduni Batavorum 1679. p. 35, 36.
Het derde lichaam is weer mannelijk, de huid is los gepraepareerd
behalve aan hals, handen en voeten. Pericard en hart zijn in natuur-
lijke positie gelaten. Vena arteriosa, arteria venosa, aorta en vena cava
zijn geopend, teneinde de kleppen te laten zien. Diaphragma, lever,
galblaas, ductus cysticus en choledochus, de vena portae met zijn
meer dan duizend venen in het mesenterium, de arteria mesenterica
met zijn takken, de maag met arteriën en venen, de milt met zijn
vaten, de testikels met vasae spermaticae, de nieren met vasae emul-
gentes, uretheren en schaamdeel zijn waarneembaar.
Het vierde lichaam is evenzoo dat van een man, de huid is weer
los gepraepareerd, longen, hart, trachea, oesophagus, de vena azygos
met haar takken, de arteriae subclavia, axillaris, carotis zijn gepraepa-
reerd, de zenuwen in de oksel zijn alle gescheiden en bevestigd aan
haar inserties. Ten slotte ziet men den ductus chyliferus langs de
wervelkolom naast de aorta descendens. Diaphragma, maag, lever,
de galblaas met haar uitvoergang en kleppen, de ingewanden met
arteriae en venae, de nieren nog bevestigd aan haar vaten, uretheren,
blaas, testikels, prostaat zijn te aanschouwen.
Het vijfde lichaam is van het vrouwelijk geslacht. Hoofd, borst,
buik en bovenbeenen zijn ontleed. Hersenen, oogen, hart, longen,
lever, milt, nieren, maag, venen en arteriën zijn te zien. De zenuwen
van de wervelgaten tot haar einde in verschillende lichaamsdeelen zijn
alle tot in takken, fijner dan haren, gepraepareerd. De uterus is ge-
opend. De ovariën met de spermatieke vaten, de clitoris en het ori-
ficium urethrae kan men opmerken.
Het oordeel van van gutschoven over den toestand der cada-
vers luidde zoo gunstig, dat inderdaad later de koop doorging.
1 Mei 1664 werden ze aan de Leuvensche Academie overgegeven.
Binnen korten tijd waren eenige in slechte condifie, het is echter wel.
aannemelijk,, dat dit door kwaadwillige verwaarloozing veroorzaakt
werd.1)
Het beste bewijs voor de uitnemendheid van De Bils\' balseming
is de moeite van alle illustere tegenstanders, als Van horne, bor-
richius, bartholinus, Clauder, om achter het geheim te komen.
TOB. andreae vertelt zelfs, dat eens een medicus zich de opoffering
van 240 rijksdaalders wilde getroosten om in de werkplaats van De
Bils binnen te dringen.2)
Daarnaast echter legden zich velen op de balsemingskunst toe en
weldra met succes.
Ol. Borrichius1) meldde, dat van horne met vrij gunstig resul-
taat er in geslaagd was een arm te balsemen, zonder balsamica te
gebruiken en nu zou trachten een geheel lichaam op een dergelijke
wijze te conserveeren. Dit is hem echter nooit gelukt.
Van Horne2) berichtte later, dat de gebalsemde arm reeds 14 maan-
den in ongeschonden staat was gebleven.
N. Stephani2) prees dit object zeer.
Ook paulli3) gewaagt met lof van dit proefstuk van van horne, al
stelt hij De bils\' arbeid hooger.
Ruysch4) vertelt, dat dit eenige specimen bij nat weer droop van
de pekel.
Tegen 1670 gelukte het aan swammerdam, De Graaf, Stalpart
van der wiel en Ruysch behoorlijke resultaten te verkrijgen; hun
methodes zijn echter geheim gebleven.
Ook Steno legde zich volgens clauder0) met, volgens andrere5)
zonder succes toe op het balsemen. Ook zijn methode vonden we
nergens vermeld.
Clauder6) gebruikte een mengsel van 2 deelen potasch, 12 deelen
water en 1 deel salmiak, waarmede de maagdarmtractus en de lichaams-
holten werden ingespoten en waarin het lichaam geheel ondergedom-
peld werd.
Nadat het cadaver zich hierin eenige maanden had bevonden, deed hij
het 3 dagen in een oplossing van aluin en salpeter, waarna de droging
Plaats had (p. 156-167).
Een koele plaats was een vereischte voor deze methode (p. 15S),
een zwelling der buik trad steeds op (p. 157), terwijl een lijkenlucht
zich ontwikkelde (p. 164).
De kritiek van Andre/e op deze methode vermeldden we reeds.
STEPHAN BLANCART7) kende een natte en een droge methode. Als
vloeistof gebruikte hij öf een oplossing van aluin en zout, of terpen-
tijnolie, öf brandewijn, de eerste voornamelijk voor het vervoer van
cadavers en voor het conserveeren van cadavers, welke als sectiemateriaal
moesten dienen.
Maagdarmtractus en aderen werden ook met de conserveerende
vloeistof ingespoten.
1 \') Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. III. Ep. 91. p. 393. 21 April 1661.
2 s) N. Stephani. I. c. p. 32.
3 ) Jac. Hcnr. Paulli. Anatomiae Bilsianae Anatome occupata inprimis circa vasa
4 neseraica et labyrinthum in ductu rorifero. Argentorati, 1665. p. 14.
5 ) T. Andreae 1. c. p. 45, 47, 105.
7 ) Stephani Blancardi. Anatomia reformata. Accedit ejusdem Authoris de Balsa-
\'iiatione Nova Methodus Lugd. Bat. 1688 II. p. 281.
stephani Blancardi. Neue und besondere Manier alle verstorbene Cörper mit
We»ig Unkosten dergestalt zu balsamiren das solche in etlichen hundert Jahren nicht
yerwesen, noch Farbe und Gestalt verlieren können. Hannover und Wolffenbiittel
1690 en 1705.
De andere methode bestond uit het voorzichtig drogen van het
cadaver en daarna bestrijken met vernis. Wegname der ingewanden
was hierbij gewenscht. De aderen werden gewoonlijk ook opgespoten.
De door SCHRADER1) gepubliceerde methode van SWAMMERDAM,
door middel van terpentijn, is waarschijnlijk niet de werkelijke geweest.
Van De Bils\' praeparaten is niets tot ons gekomen.
Volgens de attestatie van Professor Johannes van H orne schonk
de Bils in 1G51 aan de Universiteit van Leiden het volgende:
Eene uitgedroogde Huit van een mensch, wederom tot de men-
schelijke gestaltenisse opgeset, aanzienelijk met het hair van \'t Hoofd,
Baard ende Oogen. II. Drij Geraampten van menschen, zeer konste-
lijk uitgewrocht. III. De Geraamten van een Os, van een Paard, van
een Ezel, van een Jachthond, van een Zwijn, van een Ram, van een
Simme, van een jong Kind. IV. Een misvallen Kind tot zijn Geraamte
gebracht. V. Het Hoofd van een Zeepaard, van een Leeuw, van een
Wolf. VI. Het Bekkeneel van een Mensch waarin aanzienlijk is een
dobbel Tafel ofte Panne, ende noch een ander Bekkeneel gemaakt
op de forma van een Pot.
In 1655 werd er nog bijgevoegd : het beenig instrument des Gehoors,
in vier deelen.
Veel bijzonders op anatomisch gebied was verder te Leiden niet
aanwezig.2)
In den in 1669 uitgegeven catalogus3) van het Leidsche Cabinet
vindt men nog alle gegeven voorwerpen, echter staat de naam van
DE Bils er niet bij vermeld. In dien van 1671 wordt De Bils eenige
malen als schenker genoemd.
In de verdere uitgaven, die mij bekend zijn: 1697, 1698, 1700,
1710, 1724, 1725, 1728, 1730, 1732 treft men De bils steeds minder
aan, hoewel het meerendeel der geschenken nog wel aan de omschrij-
ving te herkennen is.
Die omschrijving was veelal zeer typisch. In den catalogus4) van
1700 treft men o.a. aan: op p. 4 La squelete d\' un asne, portant sur
le dos une femme, qui a tué I\' Enfant de sa Fille; present de Mons.
DE BILS; op p. 12 Un Baron Français, qui a forcé, et tué sa~soeur,
décapité a Paris; Present de Mons. DE BlLS; en La Squelette du
Capitaine des Larrons nommé Kooy d\' Amsterdam, assis sur un
cheval; Present de Mons. DE BlLS.
Als curiosum vermelden we nog, dat in den Catalogus5) van 1728
1 J) Observationes et Historiae Ornnes et singulae è Guiljelmi Harvei libello. De
Generatione Anirnalium excerptae etc. Ut et Observatiorum Anatomico-Med. Decades
quatuor; denique Cadavera Balsamo condiendi modus. Studio Justi Schradcri M. D.
Amstelodami. Anno 1674. p. 236-240.
2 ) M. Siegenbcek. Geschiedenis der Leidsche Hoogeschool. Leiden. 1832. Deel 11 p. 99.
3 ) Catalogus van alle de principaalste Rariteyten die op de Anatomiekamer binnen
de stad Leyden vertoont werden. Leiden 1G69.
4 ) X Catalogue de ce qu \'on voit de plus remarquable dans la Chambre de 1\' Ana-
tomie Publique de 1\' Université de la Ville de Leide par Gerard Manchen. Leide 1700.
5 ) Catalogus van alle de principaalste Rariteiten die op de Anatomie-kamer, binnen
de stadt Leiden vertoond werden door François Schuyl. Leyden, 1728. p. 14.
Op naam van De Bils\' tegenstander johan van horne alleert geboekt
staat: Een Herders Fluit van \'t Eyland Maltha.
Volgens Eduard Sandifort\') waren er in 1771 geen stukken van
De Bils meer aanwezig.
Van de gebalsemde lijken is ook^niets tot ons gekomen, hetgeen
echter niet tegen DE Bils\' methode behoeft te pleiten, wanneer men
bedenkt dat bijv. van ruysch\' kunstige praeparaten ook niets be-
waard is gebleven. De vijf Leuvensche cadavers werden in 1739
overgebracht naar het nieuwe anatomisch cabinet van prof. Rega.
Ze hebben het dus in ieder geval 80 jaar uitgehouden.2)
De Bils\' weduwe schijnt getracht te hebben het geheim te ver-
koopen aan de Regeering van Amsterdam. Door het optreden van
frederik ruysch, die de verzekering gaf beter te kunnen balsemen,
ging de koop niet door.3)
Töply4) vertelt, dat het testament later in handen kwam van Doctor
Corradi in Leiden en daarna in bezit van een zekeren pallas.
Deze laatste publiceerde het in 1776 in het Peterburgisches Journal
(uitgegeven te Riga).5) Het is ons niet mogen gelukken dit in handen
te krijgen, doch de inhoud door magnus overgenomen, is geheel juist.
Of het testament werkelijk een reis naar Rusland maakte, blijft een
geheim, een feit is het echter, dat het in 1788 (26 Februari) door den
,yeer VOSM/ER te \'s Gravenhage aan het Zeeuwsch Genootschap der
wetenschappen werd geschonken.
In de Verhandelingen6) staat vermeld: Deze stukken evenwel, na
onderzoek, van dien aard bevonden zijnde, dat dezelven onder de
Verhandelingen des Genootschaps niet welvoeglijk konden geplaatst
worden, zijn dezelven onder de zeldsaamheden, ter bewaring, weggelegd.
Dr. Wilh. greve7) kwam hier in 1813 tegen op. Hij wees op het
belang van het conserveeren van zeldzame dieren en praeparaten en
wilde nu De blls\' geheim gepubliceerd zien.
Nogmaals werden de testamenten toen 3 November 1813 aan een
achttal medici en anatomici ter onderzoek gegeven. Een verslag ver-
scheen echter niet. Wel zijn de copieën, toen gemaakt, nog aanwezig.
fokker heeft bij zijn studie in 1865 inzage er van gehad.
\') Museum Anatomicum Academiae Lugduno Batavae descriptum ab Edvardo
Sandifort. Lugduni Batavorum. 1793. I Introductio p. XIII, XIV.
) P- F. X. de Ram. Hagiographie nationale. Louvain. 1867. T. II p. 181.
) Leer orn leer, voor Petrus van den Bosch, Med. Stud., nevens een geluck-
wensching aen syn Vader Mr. Gcrard van den Bosch, over het horribel mirakel,
syne Soon geschiet, dat hy van stom sprekende is geworden, gedaen door Gilles
sjacher, Pharm. Stud. Tot Utrecht, 1678. p. 6.
Uit geschriftje is te Amsterdam aanwezig in den bundel: Verschil tusschen Dr.
• van Dortmont en Mr. A. Boeckclman II. No. 41.
.. 4) Prager medicinische Wochenschrift 1887. p. 43. Ludivig de Bils. Ein geschicht-
lcher Abriss von Robert Töply.
6) Dr. Jul Magmis 1. c. p. 96.
.. \') Verhandelingen Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Deel XIV. 1790.
voorbericht p. XLI.
, \') Konst- en Letterbode. 1813. II p. 183. Dr. Wilh. Greve. Iets voor de Liefheb-
üers van Anatomie en Natuurlijke Historie.
De ontleding zonder bloedverlies.
Voor het eerst leest men van het bestaan van de methode van
De BiLS, om doode dieren geheel zonder en levende met slechts
weinig bloedverlies te kunnen ontleden, in de „Declaration" etc. van
BURCHARDUS WlTTENBERG (1657).
Waarin deze methode precies bestaat, wordt men natuurlijk evenmin
als bij het balsemen gewaar, al vindt men in de literatuur wel meer
juiste aanwijzingen.
Volgens De BILS was het alleen met deze methode mogelijk, den
fijnen bouw van het menschelijk lichaam na te gaan,1) in een later
geschrift2) spreekt hij over het doen opzwellen der aders.
JOHAN VAN horne3) uit het vermoeden, dat De BiLS\' geheim in
het afbinden van aderen bestaat, zelf had hij er echter niet veel succes
mede, vooral niet bij het separeeren van spieren. Verder vertelt hij
dat DE Bils beweert het bloed te kunnen dun maken en drijven in
welke ader hij begeert. DE BiLS gebruikt een bijzondere tafel voor
zijn dissecties. VAN Horne weigert echter aan de mogelijkheid
eener bloedelooze ontleding te gelooven.
Later sprak van horne4) nogmaals zijn twijfel uit.
samuel sorbière5) schreef 13 Juli 1660 aan Monsieur de Bautru,
dat De bils beweerde de vochten te kunnen laten gaan, waar hij wilde
en dat hij ze kon laten stollen. sorbière geloofde er echter niets van.
ZAS vertelt in zijn „Dauw der Dieren"6) p. 4: „Dit voorrechtheeft
Zijne Ed. (De BILS) boven anderen, dat hij alle het bloed, hetwelke
1 \') Waarachtig gebruik der tot noch toe gemeende Gylbuis beneffens de verrijzenis
der Lever, voorheen zoo lichtvaardig in \'tgraf gestooten door Louis de Bils, Heer
van Koppensdamme, Boonem etc. Brieffgewijze bekent gemaakt aan d\' Heer L. Jordaan,
P. M. Doctor. Tot Rotterdam. 1658.
Hiervan verscheen de volgende vertaling : D. Ludovici de Bils, Toparchae in Kop-
pensdam, Bonem, etc. Epistolica Dissertätio, qua verus Hepatis circa chylum et pa-
riter ductus chyliferi hactenus dicti usus. Roteradami. 1659.
2 ) Kopye van zekere ampele acte, etc. 1659. p. 4.
3 ) Johannis van Horne. Waerschouwinge etc. 1660. p. 21, 22, 16, 30, 21.
4 ) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. III. Ep. 81. p. 346. 2/12 April 1662.
5 ) P. J. Blok. 1. c. p. 58, 60.
6 ) Den Dauw der Dieren ende de Welle des Waters. In \'t rouwe ontworpen,
bijeen gebracht, en in bedenkinge gegeven door N. Zas. Tot bevestiginge der Onge-
meene Ontledinge van Jonkheer Lowys de Bils, Heere van Koppensdamme, Bonem, etc.
Tot Rotterdam. 1660.
hem ergens in hinderlijk zoude mogen zijn, zonder eenige bloed-
stortinge van de eene aan de andere zijde weet over te stieren: dezen
bloedsprang doet vliezen die voor het gesichte enkel schenen, in drien
splissen, ende brengt verscheide vaten, voor desen onsichtbaar, te
voorschijn".
In het in de „Dauw der Dieren" afgedrukte lofschrift van J. oudaan
leest men:
„En, tot een wonder aller volken,
Het bloed te jagen, of te stolken".
In zijn „Brief aan BARTHOLINUS" (1661) p. 9 geeft ZAS hierop de
volgende variant:
„Hij zal tot wonder aller Volken
Het bloed doen vlieten en doen stolken".
Door de „bloedsprangs" vindt De Bils voortdurend tot nu toe
onbekende vliezen en vaten.
thomas bartholinus1) vroeg in denzelfden, aan Ol. borrichius
gerichten brief, waarin hij naar de balsemmethode informeerde, ook
naar de bloedelooze ontleding.
Borrichius2) wist het weer precies te vertellen. De Bils dreef in
het te ontleden lichaamsdeel het drievoudige quantum bloed en be-
lette door ligaturen het terugstroomen; de scheiding van de verschil-
lende deelen kon nu voorzichtig, deels door de vingers, deels door
een beenen mes, zonder bloedverlies geschieden.
Eenige weken later, nl. 21 April 16613), meldde borrichius aan
zijn meester, dat hij uit De Bils\' woorden meende begrepen te hebben,
dat deze bij een nog levenden hond de aorta of een andere arterie
afbond, door de circulatie hoopte het bloed zich in de aderen op en
\'n het bloedelooze deel kon de sectie nu zonder bloedverlies
geschieden.
Nic. Steno4) vertelt ongeveer hetzelfde. Door ligaturen aan aorta
en vena cava werd het onderste gedeelte van het lichaam bloedeloos
gemaakt. Zelf had hij het echter niet geprobeerd.
N. Stephani5) beweert, dat De Bils ontkende klemmen te gebrui-
ken, hetgeen hij echter weigert te gelooven.
paulus barbette6) meent, dat door het bloedstuwen van De Bils
de fijne bouw der deelen verstoord wordt, vandaar De Bils\' vreemde
anatomische beschrijvingen.
In 1664 verkocht de bils zijn geheim aan de Staten van Brabant.
Volgens het contract moest een anatoom ingewijd worden en daartoe
werd Professor Gerardus van gutschoven te Leuven aangewezen ;
16 April 1664 ontving deze het beschreven geheim en verklaarde, dat
Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 86. p. 370. 9 Maart 1661.
5) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 89. p. 384, 385. 31 Maart 1661.
s) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 91. p. 392.
4) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 24. p. 94. 22 April 1661.
\') N. Stephani. Castigatio etc. 1661. p. 31.
6) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 47. p. 195. 30 Juli 1661.
-ocr page 30-met deze methode inderdaad de fijnste deelen des lichaams konden
worden nagegaan en dat zij door iemand met eenige anatomische
ervaring gemakkelijk geleerd kon worden.1)
Paulli2) meende ook al, dat De Bils\' geheim wel op ligaturen zou
berusten. Voor het openen van de borstholte spleet De Bils het
borstbeen overlangs doormidden, teneinde zoo weinig mogelijk bloed-
vaten te treffen. paulli deed dit na en bond toen aorta en v. cava
af, de hond stierf toen echter plotseling.
Als origineel bij De Bils\' secties noemt paulli nog de wijze van
openen van het mediastinum, nl. van uit den rug. (p. 18.)
Het behoeft geen verwondering te baren, dat slechts weinigen De
Bils hebben zien snijden; hij hechtte te veel aan het bewaren van
zijn geheim.
Toch zijn er eenige mededeelingen van ooggetuigen tot ons gekomen.
De Leidsche student HENDRIK MEIBOOM3) bezocht in het voorjaar
1660 met een vriend De Bils. Doordat zij zich als hovelingen uitgaven
wantrouwde De bils ze niet en toonde in een levenden hond de nie-
ren en den ductus thoracicus. Hij opereerde zeer handig en met
buitengewoon weinig bloedverlies.
Ol. Borrichius4) woonde een jaar later een vivisectie bij. De blls
toonde groote anatomische vaardigheid, maar de hond verloor meer
dan een pond bloed, volgens De blls door een toevallige beleediging
van de lever. Weer werd de ductus thoracicus getoond.
Ze vermelden echter niets over De BlLS\' methode, er was bij deze
operaties dan ook waarschijnlijk niets bijzonders te zien geweest.
Bij andere publieke secties placht het object (meest een hond) reeds
geheel ontleed klaar te liggen, wanneer de bezoekers verschenen.
Ook dit geheim is in een wetenschappelijk testament5), door De Bils
15 Februari 1669 eigenhandig geschreven, tot ons gekomen.
Door een mengsel van Nantische brandewijn en wijnazijn, waaraan
run, aluin, peper en zout werden toegevoegd, wist hij in nog levende
dieren de lichaamsvochten te doen stollen, waarna een dissectie zonder
bloedverlies mogelijk was. Bij de voorbereidende operatics, het
openen der lichaamsholten, vermeed hij bloedverlies door consequent
dubbel afbinden van alle te doorsnijden vaten.
De beschreven vivisecties zijn zeer barbaarsch. DE BlLS beschrijft
uitvoerig de bijzondere sectietafel en de wijze, waarop de proefdieren
1 Responsio L. de Bils etc. p. 30, 31.
2 ) Jac. Henr. Paulli. Anatomiae Bilsianae Anatome. Argentorati 1665. p. 20-22.
3 ) Fr. de le Boe Sylvius. Opera medica ed altera. Amstelodamensi 1680. Praefatio
ad Lectorem p. 6. § 22.
Antonii Deusingii. Appendix exercitationnm: In qua de admiranda Anatome No-
biliss. Viri D. Ludoviei de Bils, Ad Nobilissimum et Excellentissimum Virum D.
Joannem Casparum Fausiuin. Roterodami 1661. p. 50.
4 ) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. III. Ep. 85. p. 367. 3 Maart 1661.
-ocr page 31-er op bevestigd worden. De strot werd gewoonlijk afgesneden, ten-
einde het blaffen te beletten en met alle middelen werd getracht, de
slachtoffers zoo lang als noodig in leven te houden.
Het kwijlen der honden trachtte hij tegen te gaan, daar ze anders
te veel vocht verloren en de Iymphvaten daardoor weinig gevuld waren.
Door verstikking bracht De Bils ten slotte de dieren uit hun lijden.
De Bils beschrijft een negental experimenten op honden, met het doel
de juistheid van zijn physiologische theoriën en van zijn bloedelooze
operatiekunst aan te toonen.
Door een hond langzaam te laten sterven of de vena cava af te
binden, wist hij een stuwing in het aderlijke stelsel te verkrijgen,
waardoor de bouw hiervan prachtig was na te gaan.
Door afbinding van slagaderen bewerkte hij een groote mate van
bloedeloosheid in de door deze verzorgde gebieden, zoodat hij nu
zonder zijn stremmende vloeistof nagenoeg bloedeloos kon ontleden.
Deze methode achtte hij bij uitstek geschikt bij publieke demonstraties,
waarbij dan het afbinden ongemerkt moest geschieden.
Het ontleden van levende menschen vond De BILS niet geoorloofd,
echter zou hij het wel gewenscht achten misdadigers door verstikking
ter dood te brengen; ophangen en onthoofden gaven immers allerlei
beschadigingen van vaten.1)
Hoe De Bils gekomen is tot zijn .methode, is niet zeker uit te
maken, daar hiertoe alle gegevens ontbreken. Waarschijnlijk lijkt het
ons echter, dat De Bils door het gebruik van zijn balsemings-
vloeistof op het idee is geraakt. Deze vloeistof toch bracht het
bloed tot stolling. "
Misschien komt hier nog bij de bekendheid met het skeurige ont-
leden door den Parijschen hoogleeraar j. rlolanus Jr.2)
Ook op het gebied der bloedelooze ontleding heeft de blls veel
navolgers gehad.
Algemeen streefden de anatomen er naar zoo nauwkeurig mogelijk
te werken.
swammerdam en regnerus de graaf3) slaagden er op ver-
schillende wijzen in een dissectio incruenta te verrichten : lu. door
opspuiting der vaten met een stollend vocht,4) 2°. door met water
Het is veel voorgekomen, dat aan anatomen ter dood veroordeelde misdadi-
gers werden afgestaan, teneinde ze op de voor de eerstgenoemden gunstigste wijze
af te maken, meestal door verdrinking of vergiftoedienjng. Men leze o.a het geval
van Fallopia in Ad. Burggraevc. Précis de 1\' histoire de 1\' anatomie. Gand. 1840. p. 194.
") Jac. Henri Paulli. 1. c. p. £0.
3) Regn de Graaf. Alle de werken. Amsterdam. 1686. p. 666. (Korte beschrij-
ving van"\'t Gebruyck der Spuyt in d\' Ontleedkunst.)
R. de Graaf. De Virorum organis generatiom ïnservientibus, de Clystenbus et de
«su Siphonis in Anatomia. Lugd. Bat. et Roterod. 1668. p. 228, 229.
4) De eerste opspuiting van vaten met was had plaats 21 Januari 1667 in het huis
van Van Home. Johannis Swammerdam. Bijbel der Natuur. 1737. inleiding.
het bloedvatstelsel door te spuiten en vervolgens dit water uit het te
ontleden lichaamsdeel weg te drukken. De door De GRAAF in 1G68
uitgevonden injectiespuit werd hierbij natuurlijk gebruikt.
DE GRAAF vermeldt, dat hij verdere methodes geheim houdt.
Inderdaad gebruikten hij en swammerdam hier dezelfde principes
als De Bils.
Zelfs vinden we nog een publicatie van 1784, waarin DE BlLS\' methode
gevolgd wordt; SHELDON1) dompelde, na stuwing in het chylvatstelsel
opgewekt te hebben, de darmlis in wijngeest, waarna onmiddellijk
stolling optrad.
The History of the Absorbent System. Part the first. Containing the Chylography
by John Sheldon. London. 1784. p. 8.
HOOFDSTUK III.
Het Chyl- en Lymphvaatstelsel.
In de 17e eeuw had een groote wijziging in verschillende physio-
logische begrippen plaats door vele hoogstbelangrijke ontdekkingen.
William Harvey1) publiceerde in 1g28 zijn geschrift over den
bloedsomloop, caspar aselli2) zag 23 Juli 1622 de chylvaten (eenige
eeuwen voor het begin onzer jaartelling waren deze in een geit
reeds opgemerkt door Herophilus en erasistratus, doch voor
bloedvaten gehouden), Moritz Hofmann en johann georg
wirsung ontdekten in resp. 1641 en 1642 den afvoergang van het
pancreas.
De oude opvatting, dat alle chylus door de bloedvaten werd op-
genomen en naar de lever gevoerd, aan welk orgaan men sedert
galenus een bloedvormende functie toekende, werd nu onhoudbaar.
De chylusvaten werden vooral bij honden geobserveerd, waar ze
uitloopen in een complex van mesenteriale lymphklieren, het pancreas
ASELLI; doordat men nu ook vaatjes zag Ioopen van de lever naar
deze lymphklieren, hield men nog vast aan de oude leverfunctie en
meende, dat de chylus van het pancreas ASELLI naar de lever liep.
Het ontdekken van den ductus thoracicus maakte deze opvatting
onwaarschijnlijk.
De borstbuis, die eustachius3) in 1-563 had gevonden, doch als
ader had beschouwd, werd na hem voor liet eerst weer gezien in
3647 door joh. pecquet4), hoogleeraar te Montpellier, die haar echter
als chylusweg herkende. In 1651 volgde de publicatie.
johannes van Hörne5) vond in 1651 dezen ductus bij den
mensch, naar men meent zonder iets van pecquets vondst te weten.
Verder toonde hij aan, dat alle chylus door de venae lacteae naar de
borstbuis stroomt, alleen op zenuwen gelijkende vezeltjes loopen naar
de porta hepalis.
1 \') Exercitatio Anatomica de Motu Cordis et Sanguinis in Animalibus Ouilielmi
Harvei Angli, Medici Regii et Professoris Anatomiae in Collegii Medicorum Lon-
dinensi. Francofurti. 1628.
2 ) Casparis Asellius. De lactibus, sive lacteis venis, quarto vasorum mesaraicorum
genere, novo invento. Milan. 1627.
3 ) Bart. Eustachii. Opuscula Anatomica. Venetiis. 1564. p. 301.
4 ) J. Pccqucti. Experimenta nova anatomica, quibus incognitum chyli receptacu-
|um et ab eo per thoraceni in ramos usque subclavios vasa lactea deteguntur. Ejusdem
Dissertatio anatomica de circulatione sanguinis et chyli motu. Parisiis. 1651.
5 . 5) Novus Ductus chyliferus nunc primura delineatus et eruditorum examini expo-
situs \'a Johanne van Home, M. D. et Anatomes Professore in Acad. Lugd. Batav.
Anno 1652.
Alleen het hart is in staat chylus in bloed om te zetten.
In hetzelfde jaar nam bartholinus1) nog aan, dat de chylvaten ten
deele naar de lever, ten deele naar de borstbuis loopen. Aan F. Arnisae
schreef hij ook, dat er voor het bloed twee koks waren, de lever
en het hart.2)
In 1653 ontdekte bartholinus met zijn prosector michael lljser
de vasa lymphatica, hij herkende de lacteae asellianae als lymphvaten
(de lacteae asellianae zijn de lymphvaten, welke van de lever naar de
mesenteriale lymphklieren loopen en welke men tot nu toe voor
chylusvaten had aangezien, die de chylus naar de lever brachten).3)
Behalve over de prioriteitsquaestie met olaus rudbeck4) (deze
was bartholinus vóór in de ontdekking der nieuwe vaten5), had
bartholinus een heftigen strijd met den Parijschen hoogleeraar
joh. Riolanus Jun., die evenmin als van den bloedsomloop en den
ductus thoracicus, iets van de lymphvaten wilde weten en de oude
opvatting der chylusopname in de bloedvaten en de verwerking in
de lever bleef huldigen.
In een geschrift, tegen Riolanus gericht, verklaarde bartholinus
de lever voor dood en schreef er zelfs een geestig bedoeld graf-
schrift voor.6)
Het is wel belangwekkend, dat ook HARVEY7) vasthield aan de
oude GALENISCHE opvatting, dat alle chylus door de bloedvaten naar
de lever gevoerd wordt.
In het „Waarachtig gebruik der tot noch toe gemeende Gijlbuis"
verkondigde De BILS in 1658 voor het eerst zijn theorie over den
loop der vochten.
In de darmen wordt de chylus in drie deelen gesplitst, nl. de
faecaliën en een „drabber en dunder vochticheid".
„De drabbachtigste vocht der spijse, eigentlijk gijl genoemt", gaat
door de mesenteriale aderen naar de vena porta. „De oorzaak, van
de voortgang die zij uyt de darmen in deze aderen heeft, is de na-
tuurelijke perssinge der omgelegen deelen, en de gestaltenisse die
haar zelve eigen is, waardoor de klapvliezen van de monden dezer
aderen noodzaekelijk geopend worden om \'er (nergens bequamer
heene koomen vindende) te ontfangen, en volgens de Stellinge van \'er
gedaante het wederkeeren naar de dermen te beletten"*
1 1) Th. Bartholini. De lacteis thoracicis in homine brutisque nuperrime obser-
vatis, historia anatomica. Hafniae. 1652.
2 ) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. ii. Epist. 19. p. 465. 1 Mei 1652.
3 ) Th. Bartholini. Vasa lymphatica nuper Hafniae in animantibus inventa et in
homine, et hepatis exequiae. Hafniae. 1653.
4 ) Volgens verschillende Engelsche schrijvers zou George Jolyff reeds in 1650 de
6 ) Zie o.a. Kurt Sprengel. Versuch einer pragmatischen Geschichte der Arzney-
kunde. Vierter Theil. Halle 1827. p. 159-170.
6) Th. Bartholini. Defensio lacteorum et lymphaticorum contra Rjolanum.
Hafniae 1655.
7 "\') Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. ii. Ep. 62. p. 604. 17 Juni 1655.
-ocr page 35-De chylus wordt dan in de lever „wat ten ruigsten verkookt en
van wezen verandert", om in het hart ten slotte tot bloed te worden, (p. 7.)
Een „waassem van de gijl" gaat uit de darmen naar de venae
lacteae en condenseert daar tot de „dauw", die na door eenige
kliertjes „gekleinst" te zijn, zich gedeeltelijk via de klier op de poort-
ader door watervaten naar de lever, gedeeltelijk naar de cisterna chyli
begeeft, waaruit de „Dauwvoerder" zijn oorsprong neemt. (p. 8.)
De bils beschrijft dan den loop van den ductus thoracicus naar
boven. Vanaf ,,d\' opperste ribbe, met eenige omkringen verwijderd,
zwierd den Dauwdrager ontrent de uytspruitselen der Oxel en Krop-
aderen, op de Holader, aldaar doolhoffgewijze ineengewrongen. Van
onder deze wrong vloeit hij met een opening door de Holader in
\'t hert", (p. 9.)
Vanuit de wrong spruiten allerlei takken: 1°. langs klieren in de
borst naar het pericard, en langs longklieren naar de longen, 2°. nog
een tak naar de borstklieren, 3°. twee takken naar boven, waarvan
de rechter zich in drieën, de linker zich in tweeën splitst en welke
uitloopen in twee klieren, links aan den hals gelegen, terwijl zijtakken
naar de rechter halsklieren loopen. Vandaar gaan de watervaten
verder naar twee spongieuse kliertjes onder de tong, waar de dauw
tot speeksel wordt. (p. 9 en 10.)
De door De bils gegeven figuur wijst er op, dat we hier met een
hondenanatomie te doen hebben, welke is toegepast op den mensch.
De BiLS beweert te kunnen aantoonen, dat deze dauw, die niet kan
stollen, volgens de watervaten door het geheele lichaam gevoerd wordt.
In het geschrift wordt nog een experiment beschreven, dat De BiLS\'
beweringen moet bewijzen.
Bij een levenden hond werden van een gedeelte van het mesenterium
arteriën en venen gescheiden en de eersten afgebonden. Na vier of
vijf uur vond men dan, wanneer de hond kort voor de operatie had
gegeten, dat de afgebonden arteriën leeg waren, de aderen daaren-
tegen „vol van een drabbe vochtigheid, die donkergrau van kleur en
glasachtig is". Dit was de chylus, welke volgens DE BiLS in de
lever „bij manier van kokinge of opwellinge" verandert, hetgeen be-
wezen werd door „dat men de Poortader onder de lever openende,
daarin een veel geklonterder en doover vocht vint, als dat is, dat
reets de lever behoorelijken doorvloejende in de Holader helder en
lucht en gants ongelijk het ander bespeurt word", (p. 8.)
De dauw is heel iets anders dan de chylus, dit blijkt al hieruit, dat
de eerste niet, het vocht uit de mesenteriale aderen daarentegen wel
stolt. (p. io.)
De Bils beweert den centrifugalen loop der dauw door het geheele
lichaam te kunnen aantoonen (p. 10); vooral van uit de cisterna chyli
loopt een groot aantal watervaten, (p. 9.)
Deze dauw dient tot de bevochtiging van het lichaam en voor de uit-
scheidingen, het bloed heeft deze functies niet; een bewijs hiervoor ziet
h\'j hierin, dat iemand, na 4 of 5 dagen overvloedig kwijlen, niet
aanmerkelijk verzwakt, hetgeen toch zou moeten geschieden, wanneer
er constant bloed verbruikt werd. (p. 11.)
De dauw is veel meer onmisbaar dan de chylus; iemand kan best
-ocr page 36-leven zonder eenige dagen te eten, terwijl een paar uur staken van
dauwtoevoer naar het pericard onvermijdelijk den dood tengevolge
heeft. (p. 10.)
Dat De Bils niet alleen stond in zijn reactionnaire denkbeelden,
bleek uit de ontvangst, die aan zijn geschrift ten deel viel.
johannes van horne vertaalde het epistel in het Latijn, teneinde
ook het buitenland er mede in kennis te stellen.1)
Een jaar later schreef De blls2), dat zijn uitvinding een geheele
wijziging in de therapie der ziekten zou geven, daar hij de verande-
ringen der vochten van klier tot klier kon vervolgen.
van Horne3) bleek in 1660 het niet meer eens te zijn met De Bils.
De vochtbeweging in de watervaten en het bestaan der wrong houdt
hij voor praatjes. Hij vertelt, dat een leerling van Rudbeck, petrus
Houffwenius geneigd was den centripetalen loop der vochten te be-
wijzen. De Bils ging er echter niet op in.
BARBETTE komt in zijn „Aenmerckingen" tegen DE BlLS op. Dat
de chylus onmogelijk uit de darmen in de mesenteriale venen kan
komen, meent hij te bewijzen door een darmlis af te binden en te
trachten lucht door een vene in het darmlumen te blazen, hetgeen
niet gelukt. De overeenkomstige proef bij een chylusvat Iaat hij echter
achterwege, (p. 9 en 10.)
BARBETTE ontkent het bestaan van kleppen in de monden der
mesenteriale aderen, (p. 11.)
Hij beweert, dat de vloeistof, in de mesenteriale aderen gevonden,
na de afbinding der arteriën, alleen bloed is. Door drogen blijkt, dat
het heel iets anders is dan gedroogde chylus uit maag of darm; de
massa is niet grauw doch zwart. (p. 13.)
Volgens Barbette wordt het bloed in de lever gezuiverd en van
de gal gescheiden, (p. 13.)
Verder wijst hij er op, dat in melk- en watervaten niet hetzelfde
vocht voorkomt, in de eerste is het wit en drabbig, in de laatste helder.
De wand der melkvaten is driemaal zoo dik als die der lymphvaten.
De centripetale lymphstroom is door onderbinding gemakkelijk te
bewijzen, (p. 14.)
De ontdekking der watervaten zal geen verandering brengen in de
therapie, daar deze te diep in het lichaam liggen (p. 8), zoodat de
geneesmiddelen, alvorens ze te bereiken, met het bloed het geheele
lichaam passeeren moeten.
Als antwoord op deze aanvallen verscheen in 1660 nog DE BlLS\'4)
1 J. van Horne. Waerschouwinge. p. 16. Van Horne beweert, dat er wijzigingen
in zijn vertaling werden aangebracht.
2 ) Louis de Bils van Koppensdamme, Aan alle ware Liefhebbers der Anatomie.
Tot Rotterdam. 1659.
Hiervan verscheen de volgende vertaling: Ludovicus de Bils, a Coppensdamme.
Omnibus verae Anatomes Studiosi\'s. Roterodami. 1.660.
3 ) J. van Horne. Waerschouwinge etc. p. 22.
4 ) Kort bericht over de Waarschouwinge van De Heer Joan van Horne, Professor
der Anatomie in de Academie tot Leiden. Aan alle Liefhebbers, etc. Alsmede een
Antwoord op de Aanmerkingen van De Heer Paulus Barbette, der Medicinen Doctor
tot Amsterdam. Op d\' Anatomische Schriften van Jonkheer Lodewijk de Bils, Heer
van Koppensdamme, etc. Tot Rotterdam. Anno 1660.
„Kort bericht over de Waarschouwinge" etc. Hij geeft hierin een
fraaie afbeelding1) van ductus thoracicus, wrong en watervaten ineen
hond en vergelijkt die met de door hem ook afgedrukte figuur
van Van horne, uit diens geschrift over den „Novus ductus chyli-
ferus" etc.
Hij vergeet echter mede te deelen, dat Van Horne de menschelijke
borstbuis afbeeldde en niet, zooals de drukker johannes Ni\'eranus
in een voorbericht mededeelt, die van een hond.
Er aan toegevoegd is een attestatie, gedateerd 16 Februari 1660,
van negen Rotterdamsche doctoren, welke verklaren, dat de afbeelding
van De Bils juist is en dat de melkachtige kleur van het vocht in
de meikaderen, bornput, dauwvoerder en wrong na den dood in een
waterachtige veranderde. Bedoelde medici zijn: dlrk zysmus,
I- Rijkewaard, Gerard van Nydek, N. Zas, P. Zwaardekroon,
Adrianus de Bacq, Lambertus Bolle, Chr. Edmesston en
laurens jordaan. (p. 14.)
Aan BarbettE antwoordt De Bils, dat de geneesmiddelen in de
eerste plaats op de watervaten en klieren kunnen werken, omdat ze
daar eerder in komen dan in het bloed. (p. 28.)
Dat lucht niet uit dé mesenteriale aderen in den darm kan worden
geblazen, verklaart DE bils met de door hem gevonden kleppen.
In gebalsemde darmen, door hem bewaard, kan hij toonen, dat inde
binnenste rok daarvan bloedvaten voorkomen, (p. 30.)
De bils geeft dan een nadere omschrijving van de kracht, die de
chylus in de aderen en den dauw in de meikaderen drijft; in de
ademhalingsbewegingen van buikspieren en middelrif ziet hij de voor-
naamste factoren, terwijl de sappen door hare gestaltenis gemakkelijk
overgaan; een niet onaardige kijk op een quaestie, welke nu nog niet
is opgelost, (p. 32.)
De Bils wijst Barbette op de dwaling, dat deze uit de darmen
zuivere chylus wilde halen. (p. 37.)
De melkachtige kleur van het vocht in de meikaderen verklaart hij,
doordat het schuimend is, en hij vergelijkt het met bier; het vocht
der watervaten is nog iets helderder, daar het door de klieren meer
»gekleinst" is. (p. 39 en 40.)
Dat de wanden der meikaderen dikker zijn dan die der watervaten,
verklaart hij door te wijzen op het verschil in wanddikte der groote
en kleine aderen, (p. 40.)
Door onderbinding kan men bij de watervaten niets bewijzen, daar
ze zoo kronkelen en dooreen loopen. (p. 41.)
3 April 1660 schreef barbette2) aan rljkewaart, dat De Bils\'
antwoord diens Amsterdamschen vrienden zeer was tegengevallen en
dat hij een weerlegging niet noodig achtte.
Dat De Bils zijn tegenstanders niet overtuigd had, bleek uit de
Juni 1660 te Leiden door Archibaldus Stephanides verdedigde
Vervaardigd door R. a Persijn-, zie figuur I.
2) Paulus Barbette der Medicynen Doctor, aen de Heer J. Ryhewaert, hooghver-
{naerde Geneesheer tot Rotterdam, tegens de Verdediging van Jr. Louys de Bils,
"eer van Koppensdamme, etc. Amsterdam. 3 April 1660.
Aanwijzinge der letters van de Plaat des Douwdragers.1)
A. Den Douwvoerder van den Bornput tot aan zyn krinkels.
B. De scheidinge of spleet die ontrent des Borsts 5 a 6 wervel den
Douwvoerder geeft.
CC. Den bornput.
1.1. de klieren beneffens den bornput (Igl. lumbalis aortica medialis).
D. de buize van den bornput naar de lieszen met alle zijn uitschie-
tende spranken, die de watervaten maken (truncus lumbalis).
•2. Twee klieren naar de lieszen daar de water-vaten door gekleinst
worden (Igl. iliaca medialis).
E. de wrong die den Douwvoerder op het uitspruitzel van de Krop-
ader uit de hol-ader maakt.
3. een gedeelte van de hol-ader onder de wrong.
F. de krinkelen die den Douwvoerder ontrent de wrong maakt.
G. een tak des-Douwvoerders die uit de wrong na de borst-klieren sakt.
-i. de borst klier (Igl. mediastinalis caudalis).
een tak die onder de krinkels des Douwvoerders uit dezelve
mede in de borst-klieren schiet.
I. opgaande tak des Douwvoerders na de hoogste halsklier (ductus
trachealis sinistra, Igl. retropharyngea medialis).
K. een uitspruitzel der tak I die voort na boven gaat.
L. opgaande tak deszelfs naar de laagste hals-klier (vasa efferentia
van Igl. cervicales superficiales).
M. verdeelinge der tak L.
5. benedenste hals-klier (Igl. cervicales superficiales).
N. den spijs-drager.
O. de Krop-ader.
P> een uitspruitzel van de Krop-ader.
Q. des oxeltaks.
R\' de groote slag-aders stam.
5. de nederdalende stam van de groote slag-ader dewelke in de
heup-takken verdeeld zijn.
T. de hol-aders stam insgelijks verdeeld zijnde.
V. het gedarmte omgeslingert.
W. de scheil-takken des poort-aders alsmede van de buikslagader.
X. de dau-aders, voor dezen de melk-aders genoemd.
YYY. de groote, klier in \'t begin des scheils dewelke ASELLiUS het
klierbedde noemt met de andere klieren (complex mesenteriale
klieren-pancreas ASELLI).
Z. buisen uit de klieren van \'t scheil naar den bornput,
het twaalfvingerig gedarmte afgesneden,
den endeldarm afgesneden.
de nieren de eene op zijn rechte plaats de ander neffens geleid,
het holle deel van de lever met zijn sneden.
10. de galle blaas.
II. een gedeelte van de longe.
13. de wervelbeenderen met de ribben.
J) De namen tusschen haakjes zijn door ons toegevoegd.
-ocr page 40-stellingen, waarbij het bestaan der wrong ontkend en de attestatie der
Rotterdamsche doctoren als op een dwaling berustend verklaard
wordt.
N. zas kwam 22 Juli d.a.v. hiertegen op.1) De Bils\' theorie
wordt uitvoerig uiteengezet. Van uit den dauwvoerder wordt de dauw,
door zas welwater genoemd, door het geheele lichaam gevoerd,
zonder of met inschakeling van klieren, waarin het welwater specifieke
veranderingen ondergaat, tot de voeding van „alle de vliezen en
rokken, zoo des maags zelve, der darmen, der nieren, als der aderen
en slagaderen en zenuen. Dezen dauw maakt en voed het vet, geeft
en sterkt de beenderen, pezen en banden, ende alles wat in de ge-
neeskonste spermatijke of zadige deelen genoemt wert, uit deses
wazem wert het gantsche lichaam bevochtigt, bedauwt ende door-
wazemt.
Doch het bloed inde dieren wert voornamentlijkst aangeleid tot de
voedinge der bloedige deelen, namentlijken des vleis en der spieren,
ende tot de smeedinge des geestes".
Het welwater is verder het beste oplosmiddel van het zout en het
smout van het bloed. (Inhoud des Boekx, p. 4 en 5.)
Zeer uitvoerig worden in dit merkwaardige boekje de functies van
het welwater in het gezonde en zieke organisme uiteengezet. Melk,
zaad, speeksel, tranen, lidwater, de wazem in de uitgeademde lucht,
zweet zijn er producten van. (p. 10.)
Het bloedserum is welwater, (p 11.)
Pathologische producten zijn „quijl, rachebellen, snot, zucht-
water". (p. 20.)
Het welwater is opgehoopt in het „algemeene vlies" onder de huid
en in de „moschachtige rokken", (p. 26.)
Uitvoerig schetst ZAS den gang der spijsvertering. Hij onderscheidt
zes digesties: 1°. in de maag, waarin een zuur sap uit de milt wordt
aangevoerd, 2°. in het duodenum, waar de zure reactie door de gal
in een zoute verandert, het zoute sap wordt in het duodenum door
het „ruige mosch (door De Bils aangewezen) van de rokken der
darmen gekleinst" en overgevoerd in de mesenteriale aderen en slag-
aderen, 3°. in de mesenteriale aderen, het voedsel wordt nu eerst tot
gijl, 4°. in de lever, 5°. in het hart en de slagaderen, 6°. in de lede-
maten, waar door een zeer gecompliceerd proces bloedige lichaams-
deelen gevormd worden, (p. 33-38.)
Uitvoerig wordt het begrip fermentatie uiteengezet (p. 39-57.)
Het welwater en het bloed zijn eerst buiten het lichaam aan de
zwaartekracht onderworpen, (p. 58.)
Een zure reactie van het welwater heeft als gevolgen: „pleuris, jicht
(podagra), kouwe pisse en droppelpisse, sweeringen, schurf, enz."
(p. 80.)
ZAS wijst op het belang der proeven van De BlLS, welke nagaan,
na hoeveel tijd, bij verschillende voeding, vulling der melkvaten op-
treedt, daar zij Ieeren welke spijzen licht en welke zwaar verteerbaar
zijn. (p. 83.)
*) N. Zas, Den dauw der Dieren, ende de Welle des Waters, etc.
-ocr page 41-Vruchtwater is welwater; als pathologische gevallen vermeldt hij
een ovariaalcyste en een hydronephrose. (p. 86.)
. In een Postscriptum bestrijdt zas de Leidsche stellingen. De wrong
is ook gezien door de doctoren langtij (Dordrecht), VAN dalen en
Stormius (Delft), Rhomph, Vroezen, Stalpaard, Sena, Den
Hertog (\'s Gravenhage). (p. 106.)
Dat de dauw van het centrum naar de peripherie gaat, acht hij ook
bewezen door de kleppen in den ductus thoracicus. (p. 110.)
antony deusing gaf een, aan Bartholinus opgedragen, verhan-
deling over de leverfunctie1), waarin De Bils\' opvattingen gehuldigd
worden. Hij wijst er op, dat het lumen van den ductus thoracicus
te klein is, om alle chylus door te laten. Bij afbinding van den
ductus thoracicus heeft toch ontlediging der melkvaten plaats (naar
de lever).
Ook in zijn geschrift aan den Heidelbergschen hoogleeraar caspar
Fausius, gedateerd 14 September 16602), verdedigt deusing het
optreden van de Bils, hoewel hij van den centrifugalen loop der
lymphe niet veel begrijpt, (p. 41, 43.)
De Leidsche hoogleeraar frans de le Boe Sylvius3) verdedigde
de opvatting, dat alle chylus door den ductus thoracicus stroomt.
Ook hield hij vast aan den centripetalen lymphstroom.
Thomas Bartholinus mengde zich in 1660 ook in den strijd.4)
In het 7e hoofdstuk van zijn „Specilegium secundum" bespreekt hij
de experimenten van De Bils en de aanvallen daarop van van
Horne en barbette. Uitvoerig wordt De Bils\' proef over het
afbinden der mesenteriale slagaderen nagegaan. Met barbette ont-
kent hij, dat het aschachtige vocht in de aderen chylus zou zijn. (p. 106).
Bovendien twijfelt hij aan de waarde der proef, daar bij afbinding
de duidelijke beweging der vochten verloren gaat. (p. 105.)
Alleen de melkvaten nemen het voedende vocht op. (p. 108.)
De Bils verwisselt lymph- en melkvaten. De stroom in de lever-
\'ymphvaten is juist omgekeerd, hetgeen door een ligatuur is vast te
bellen, (p. 109.)
Dit laatste argument klinkt vreemd na zijn bewering op p. 105.
Den 30 Januari 1661 reageerde zas5) hierop met een brief aan
bartholinus. Zas vertelt, dat De Bils gaarne aan Bartholinus
den overgang van chylus in de venen en den centrifugalen loop der
\'ymphe zal toonen. (p. 19.)
\') Antonii Bcusingii. Dissertatio epistolica de hepatis officio. Groningae. 1660.
»,2). Antonii Dmsingii. Appendix exercitationum: In qua de admiranda Anatome
jObiliss. Viri D. Ludovici de Bils ad D. Joannem Caspnnun Fausiuni, opgenomen in
•en bundel: Generosissimi Nobilissimi Èxpertissimique D. D. Ludovici de BilsaCop-
nensdamme, Bonem, etc.; D. Responsio ad admonitiones; D. Joannis ab Horne, in
. ademia Bat. Anatomes ac Chirurgiae Profess.; Ordinarii, ut et ad animadver-
\'ones; D. Paulli Barbettc, Medici Ainstelodamensis in Anatomica Bilsiatia. Interprete
• Buenio. Roterodami. 1661. p. 40.
. ) Francisci de le Boe Svlvii. Disputationum medicarum III, VIII. Lugduni Ba-
lavorum. 1660.
n Thomae Bartholini. Specilegium secundum ex vasis \\ Iymphaticis, ubi Cl. vir
Jichii, Cattierii, Le Noble, Bardii, Whartoni, Charleton, Bilsii, etc. sententiae oxa-
""nantur. Hafniae. 1660.
N. Zas. Brief aan den grooten Bartholinus etc.
-ocr page 42-Nieuwe wetenschappelijke argumenten worden echter niet genoemd.
bartholinus1) antwoordde zas 18/28 Februari 1661. De Holland-
sche vertaling van J. L. Blasius, advocaat te Amsterdam2), welke
uitgegeven zou zijn, hebben we niet kunnen ontdekken. Wel werd
het Latijnsche werkje in 1661 ook te Leiden uitgegeven. bartho-
linus wijst hierin, behalve op de afbindingsproeven, ook op de valvulae
in de lymphvaten, welke de richting der vochtbeweging duidelijk
maken. De Bils weigerde in September 1660 aan henricus a
MoïNICHEN te toonen, hoe de chylus in de lever kwam. (p. 10-12.)
De bils zou aan moïnichen geschreven hebben, dat, wanneer
men hem kleppen in de lymphvaten kon toonen, hij alles zou herroepen.
Ook in een brief aan BORRICHlUS, gedateerd 19 Maart 1661, geeft
BARTHOLINUS3) de kleppen en de ligaturen als voornaamste bewijzen
van den centripetalen loop der Iymphe.
Den 10 April 1661 antwoordde De Bils4) op bartholinus\'
geschrift, echter zonder wetenschappelijk op de zaak in te gaan.
BORRICHlUS en STENO5) zagen bij een hond ter plaatse van De
Bils\' labyrinth 3 of 4 vertakkingen van den ductus thoracicus. Den
centripetalen loop der Iymphe namen ze ook waar bij een juist ont-
hoofd cadaver(!)
De Bils deelde aan BORRICHlUS6) mede, dat hij niet hechtte aan
afbindingsproeven, daar door een ligatuur de vochtstroom gestoord
en verward werd.
BORRICHlUS vertelt in dezen brief ook, dat door Anton EVERARDUS,
in alle lichaamsdeelen van jonge konijnen, alleen met melk gevoed,
bij sectie een uur na den maaltijd, melk wordt aangetroffen, langs den
ductus chyliferus daarheen geleid. Zaad, melk en de vrucht dankten
hun oorsprong en voeding niet aan het bloed.
BORRICHlUS is hierdoor eenigszins in twijfel geraakt, hij is echter
overtuigd van den centripetalen loop der Iymphe.
STENO7) zag, bij een sectie van een te voren gevoederden hond, de
chylus in melkvaten en ductus thoracicus, doch ook tot in de lies-
klieren, hetgeen hij meent daardoor te moeten verklaren, dat na den
dood de kleppen niet goed meer sluiten.
Steno8) kon geen verschil aantoonen tusschen het bloed van vena portae
en dat van vena cava, wat De BiLS wel had gevonden. Hij zou het
experiment nogmaals doen, ofschoon het hondengemartel hem tegenstond.
1 Thomae Bartholini. Responsio de Experimentis Anatomicis Bilsianis et difficili
hepatis resurrectione, ad Clarissimum virum Nicolaam Zas. Hafniae. 1661.
2 ) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 19. p. 75.25 Maart Gregor. 1661.
3 ) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 88. p. 378.
4 ) Brief van Louys de Bils, Heere van Koppensdanune, etc. aan Th. Bartholyn,
Professor Tot Koppenhaven. Rotterdam. Anno 1661. Hiervan verscheen de volgende
vertaling: Ludovici de Bils. Ad Th. Bartholinum, regium Hafniae professorem epistola.
Roterodami. 1661.
5 ) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 87. p. 375. 20 Maart 1661.
6 r\') Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 89. p. 383 en 384. 31 Maart 1661.
7 •) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 24. p. 93 en 94. 22 April 1661.
8 ) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 57. p. 228. 12 September 1661.
-ocr page 43-Anton Everaerts1) publiceerde in 1661 zijn reeds genoemde
experimenten over de melkvaten van jonge konijnen, welke De BlLS\'
opvattingen steunden, (p. 17)
bartholinus, die eerst te kennen had gegeven zich niet meer
met deze quaestie te willen bemoeien2), ging er in 1661 toch weer
toe over.3) fr. de le Boe Sylvius4) had hem 18 Mei 1661 ge-
vraagd, welke functie hij nu eigenlijk aan de lever toekende; de be-
grafenis van dat orgaan in het geschrift tegen rlolanus in 1655 had
Sylvius als een eenigszins misplaatste grap beschouwd.
BARTHOLINUS5) antwoordde, dat hij aan delever een filtreerwerking
toekende, waardoor het bloed gezuiverd werd.
In het nieuwe geschrift, dat aan deusing gericht is als antwoord
op diens publicatie over de leverfunctie, worden De blls\' opvattingen
tamelijk grondig weerlegd.
Alle chylus gaat door den ductus thoracicus; tegen de disproportie
tusschen de aan- en afvoervaten (resp. de chylusvaten in het mesenterium
en de nauwe borstbuis) weegt de snelheid op, waarmede de chylus
zich door den ductus thoracicus beweegt, (p. 560-568.) BARTHOLINUS
nam nooit waar, dat bij afbinding van den ductus de chylusvaten
zich toch ledigden, evenmin zag hij de chylusopname in de mesen-
teriale aderen bij afbinding der arteriae. (p. 569-571, 583-58s, 593-595.)
Velen hebben chylus- en Iymphvaten niet onderscheiden.
De lever heeft een bloedzuiverende, galafscheidende functie, (p. 602-
618.) Het feit, dat het bloed in de v. cava helderder is dan dat in
de v. portae, bewijst dus niet, dat in deze laatste chylus aanwezig is.
borrichius6) deelde 9 Januari 1662 aan bartholinus mede, dat
Sylvius bij een sectie een dubbele uitmonding van den ductus tho-
racicus waargenomen had. Zelf zag hij bij een levenden hond, dat
de ductus thoracicus en de halslymphvaten afzonderlijk uitmondden.
Zeer vreemd doet het aan, als wij in een brief van Van Horne
(2/12 April 1662) aan bartholinus7) eerst lezen, hoe hij diens laatste
geschrift tegen de BlLS bewonderd heeft, maar dan vernemen van
zijn veranderde meening, dat nl. de chylus wel degelijk ten deele
door de mesenteriale aderen naar de lever gaat. Hij is hiertoe echter
n\'et gekomen door de bilsiaansche argumenten; wat hem er toe
bracht, hoopt hij later mede te deelen.
1 \') Novus et genuinus hominis brutique animalis exortus. Atithore Anthonio Evcrardi,
Medioburgensi, Doctore medico-practico. Medioburgi. 1661.
2 ) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 32. p. 112. 13/23 Mei 1661.
Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep.\'23. p. 84. 11 Juni 1661.
Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 92. p. 396. 6 Juli 1661.
3 J) Th. Bartholini. Dissertatie» anatomica de \' hepate defuncto, novis Bilsianoruni
observationibus opposita. Hafniae 1660. Opgenomen in: Th. Bartholini. Opuscula
\'lova Anatomica de Lacteis Thoracicis et Lymphaticis Vasis. Hafniae. 1670. p. 549.
4 ) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 33. p. 119. 18 Mei. 1661.
5 6) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 34. p. 120-125, 12 Aug. 1661.
6 ") Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 97. p. 420 en 423.
7 ) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 81. p. 347.
-ocr page 44-Het fijnste deel van de chylus gaat naar den ductus thoracicus, het
grover gedeelte naar de poortader.1)
Steno2) verwierp de door De Bils uitgesproken meening, dat
het speeksel een product van de centrifugaal stroomende lymphe zou
zijn (p. 24.) Hij wijst weer eens op de waarde der ligaturen, welke
de richting van den lymphstroom bewijzen, (p. 41-43.) verder op de
kleppen der lymphvaten, wier aanwezigheid daaruit blijkt, dat het
lastig is in de eene en makkelijk in de andere richting op te spuiten,
(p. 45-47.)
Bij afbinding van den ductus thoracicus treedt chylusstuwing op,
welke chylus men nu tot in de liesklieren kan vinden.
Door ÉVERHARD zijn slechts watervaten gezien, (p. 49-51.)
Het experiment van De bils over de afbinding der mesenteriale
slagaderen beproefde hij en hij slaagde er niet in chylus in de aderen
te vinden. Hij ontkent niet, dat de chylus door de bloedvaten zou
kunnen worden opgenomen, doch heeft nog geen overtuigend experi-
ment gezien, (p. GO-63.)
Nogmaals wordt de speekselsecretie besproken, (p. G9-71.)
deusing3) antwoordde eindelijk in het najaar van 1662 op het
geschrift van Bartholinus, echter zonder nieuwe wetenschappelijke
argumenten aan te voeren.
EVERAERTS4) kwam in 1662 met een nieuw argument ten bewijze
van de voornaamheid der leverfunctie. In een te Middelburg in
Februari geboren monstrum ontbraken hersenen en borstingewanden,
een groote lever was aanwezig met aan weerszijden holtes, waaruit
bloedvaten hun oorsprong namen. De lever had hier dus een bloed-
vormende functie.
Bartholinus schreef aan Deusing5) en Martin Bogdan0), dat
in het Middelburgsche monstrum de holtes der lever van het hart af-
komstig waren.
STENO7) berichtte 26 Augustus 1662, dat bij zijn proeven op konijnen
niets was te vinden van den chylusstroom naar de peripherie.
Bartholinus deelde aan J. Th. Schencks) te Jena, Borrichius9)
en Martin bogdan10) mede, dat jac. Henri Paulli had gevonden,
Ep. 12. p. 45. 22 Augustus 1662.
Ep. 26. p. 105
»
j>
n
»
»
Ep. 29. p. 121. 4 Maart 1663.
Ep. 52. p. 283. 7 April 1663.
Ep. 57. p. 312. 6 Maart 1663.
1 \') Kort begrijp der Ontleed- eil Heelkonst van Johannes van Home, vertaald door
Q. van Vissendiep. Leyden. 1669. p. 23, 29.
Johannes van Home. Microcosmus sen Brevis Mamiductio ad Historiam Corporis
Humani in gratiam discipulorum, etc. Lugduni Batavoruni. 1663. p. 30, 39.
2 ) Nicolai Stenonis. Observationes anatomicae qnibus varia oris, oculoruin et
narium vasa describuntur, noviqne salivae, lacrymarum et muci fontes deteguntur,
et Novum Nobilissimi Bilsii. De lympliae motu et usu commentum, examinatur et
rejicitur. Lugduni Batavorum. 1662.
3 ) Antonii Deusingii. Disquisitio ulterior de chyli motu et officio liepatis.
Groningae. 1662.
4 ) Lux e tenebris affulsa, ex viscerum monstrosi Partus enucleatione; propositaq.
5 ab Anthonio Everardi, Medioburgensi. Doctore Medico-Practico. Medioburgi. 1662.
-ocr page 45-dat het BiLSlAANSCHE Iabyrinth er heel anders uitzag dan De Bils
meende. Het werd gevormd door een vaak wisselende splitsing van
den ductus thoracicus en de samenkomst met de halslymphvaten.
SWAMMERDAM1) bewaarde een dergelijk praeparaat.
DEUSINGS collega eyssonius2) blijkt ook tegen de BiLSlAANSCHE
opvattingen te zijn geweest, hij spreekt over de bedriegelijke experi-
menten van De Bils.
De Leuvensche hoogleeraar Plemp3) beschrijft uitvoerig den door
De bils verwekten strijd (p. 156-162), en is van meening, dat het
grootste deel van de chylus door de venae meseraicae gaat, daar de
ductus thoracicus te nauw is.
Dat de openingen der aderen in het darmlumen niet te zien zijn,
zegt niets, die der chylusvaten zijn immers ook niet te vinden.
Aan den centrifugalen loop der lymphe gelooft hij voorloopig nog
niet. (p. 162.)
De Harlinger medicus Bernhard Swalve4) was het oneens met
De BILS over. de chylusopname, nooit had hij chylus in de mesen-
teriale aderen gezien en het experiment van de BILS was niet be-
wijzend, daar door de heftige kwelling van den hond diens natuur
veranderde.
Nicolaas Steno5) verzekerde nogmaals in 1664, dat De Bils\' wrong
niets anders was dan een samenstel van lymphvaten, zoo gevormd
door de doortreding van bloedvaten en zenuwen.
jac. henri paulli6) publiceerde eveneens het reeds door bartho-
linus medegedeelde; ook in de quaestie der chylusopname is hij een
tegenstander van De bils. Deze toch had de kleppen der lymphvaten
over het hoofd gezien, doordat hij deze vaten te sterk opspoot,
waardoor kleppen geforceerd werden, (p. 82.)
Jo. JAC. WEPFER, medicus te Schaffhausen, aarzelde nog eenigszins
de leer der overgang van alle chylus in de chylusvaten te aanvaarden,
daar de ductus thoracicus zoo nauw is. (p. 95.) Een argument er
voor echter zag hij in door hem waargenomen haemorrhoïden, welke
niet bloedden, hetgeen toch zeker wel geschied zou zijn, als de aderen
open monden naar den darm hadden, (p. 94.)
Deusing7) reageerde op het geschrift van paulli met veel
woorden en weinig argumenten.
RiCHARD LOWER8) kwam in hetzelfde jaar de opvatting steunen,
welke aan de lever de bloedvormende functie ontnam. Bij dichtdrukken
der borstbuis trad geen ontlediging der chylusvaten op.
1 \') Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. IV. Ep. 76. p. 393. 12 Mei 1663.
2 ) „ „ „ „ „ „ Ep. 83. p. 421. 4 Juli 1663.
3 ) Vopisci Fortunati Pletnpii. Fundamenta medicinae. Editio quarta. Lovanii 1664.
4 "\') Bernhardi Swalve. Querelae et Opprobia Ventriculi. Amstelodami. 1664. p. 67, 68.
5 ) Nicolai Stenonis. De Musculis et Glandulis observationum specimen. Hafniae.
Anno 1664. p. 38 en 39.
6 ) Jac. Henri Paulli. 1. c. Caput. VI. p. 58. Caput. V. p. 40.
7 Ant. Deusingii. Examen anatomiae Bilsianae. Groning. 1665.
8 ) Diatribae Thomae Willisii. Med. Doet. et Prof. Oxon. De Febribus Vindicatio,
Authore Richardo Lower. Amst. 1660. p. 44, 52.
Thomas CORNELIS Consentinus1) kwam in 1666 evenals De Bils
en van Horne tot de conclusie, dat een groot deel van de chylus via
de mesenteriale venen de lever bereikt.
De sanguinificatie is niet aan een bepaald orgaan gebonden. De
voeding der weefsels geschiedt door het niet gekleurde bestanddeel
van het bloed.
BARTHOLINUS2) kwam in 1666 nogmaals op de leverquaestie terug
in een antwoord op DEUSINGS Disquisitio ulterior.
De wetenschappelijke argumenten, hierin voorkomend, zijn dezelfde
als in zijn geschrift van 166L. Natuurlijk worden de vondsten van
Everhard, Steno, Paulli enz. ook besproken, (p. 676-687.)
Ook de argumenten van thomas cornelius consentinus wor-
den weerlegd. De chylusvaten bij vogels zijn zoo klein, dat we ze
niet kunnen zien; bij vette menschen zijn ze verborgen tusschen het
vet, evenals de nieren, (p. 688.)
bartholinus gelooft echter wel, dat er chylusvaten naar den uterus
en de mammae loopen, zooals pecquet, De blls, deusing en
schenck dit gevonden hadden, (p. 714, 715.)
SWAMMERDAM3) ontdekte 19 Juni 1664 te Saumur in Frankrijk de
klepvliezen der Iymphvaten.
Onafhankelijk van swammerdam vond ruysch4) omstreeks den-
zelfden tijd deze kleppen en hij haastte zich deze aan De Bils te
toonen, die het bestaan er van ontkend had.
De blls beweerde toen, dat de kleppen hem reeds lang bekend
waren, doch dat hij dit geheim had gehouden als meer dingen. Zoo
was hij het niet eens met zijn eigen bewering, dat de dauw, uit den
ductus thoracicus, niet kon stollen, (p. 6.)
RUYSCH ontkende verder de chylusopname in de mesenteriale
aderen, (p. 23.)
De Engelsche medicus needham5) kwam in 1667 tegen de uit-
komsten van everhard op. De door hem beschreven vaten zijn,
zooals uit afbinding blijkt, Iymphvaten met centripetale vochtbeweging.
1 ]) Thomne Cornelii Consentini. Progymnasmata physica. 1666.
2 ) Thomae BürtholinL Concertatio de hepatis exautorati desperata causa.
Hafniae 1666.
Opgenomen in Thomae Bartholini. Opuscula nova Anatomica etc. p. 615. Op
p. 654 wijdt Bartholinus eenige woorden aan den juist overleden Deusing.
3 ) Johan Swammerdami. Tractatus physico-anatomicus medicus de Respiratione
Usuque pulmonum. Lugduni Batavorum. 1679. p. 90.
Reeds Rudbeck en Bartholinus waren in 1652-\'53 overtuigd van het bestaan dezer
kleppen; de regelmatige insnoeringen en de weerstand bij het in de verkeerde rich-
ting opspuiten wezen er op. H. van Moinichen bood in 1660 De Bils aan dit te
toonen. Deze ging er niet op in.
4 ) F. Ruyschii. Dilucidatio Valvularum in vasis lymphaticis Hagae Comit. 1665.
Nederlandsche vertaling in: Alle de ontleed-, genees- en heelkundige Werken van
Fredrih Ruysch. Amsterdam. 1744. Deel I. p. 3.
Een vertaling van dit werkje door G. Bidloo, zooals o.a. Fokker aangeeft, hebben wij
niet kunnen ontdekken.
5 ) Disquisitio anatomica de formato foetu. Authore Gualtero Needham. m. D.
Londini. 1667. caput I.
Needham vermeldt reeds het later genoemde experiment van
Lower, hetwelk moest bewijzen, dat alle chylus door de chylvaten
wordt opgenomen, (p. 12.)
Alle voedsel voor den foetus wordt er door het bloed heenge-
bracht. (p. 13.)
De le Boe Sylvius1) sprak zich in 1G67 nogmaals uit voor de
opvatting, dat alle chylus den ductus thoracicus passeert,
De Bils2) bleef toch vasthouden aan zijn theorie over den centrifu-
galen loop der vochten. Hij beweerde nu, dat de lymphvaten een
.dubbele wand bezitten, waartusschen ontelbare vaatjes loopen, op
boommos gelijkend. Deze laatste zijn de eigenlijke watervaten, be-
zitten geen kleppen en voeren de ros of lymphe van het centrum
naar de peripherie. De binnenste buis, fermentvat genoemd, bevat
kleppen en voert het fermentum, dat door klieren wordt gezuiverd,
naar het bloed, tot welks voeding en fermentatie het dient. De ductus
roriferi komen ook voor in de wanden der bloedvaten en in de
vliezen, (p. 6-9.),
De Bils meent, dat de anatomen veel moeite zullen hebben den
waren bouw der lymphvaten te ontdekken, ze hebben ook al negen
jaar gezweet om het geloochende receptaculum tortuosum (de wrong) te
v»nden. (p. 15.)
Dat De Bils werkelijk de kleppen in de lymphvaten kende, voor
Röysch ze hem toonde, is zeer twijfelachtig. Wel beweert hij, dat
Van Gutschoven, na op 10 April 1664 kennis te hebben genomen
van zijn 19 October 1661 te Rotterdam verzegeld geheim, verklaarde,
gemakkelijk te kunnen nagaan, hoe de vochten van binnen naar
buiten en van buiten naar binnen stroomen. (p. 31.)
In de Responsio vindt men de briefwisseling tusschen De Bils en
Tobias andre/«e over deze dupliciteit der vaten.3)
Richard Lower4) kwam in 1669 met een experiment voor den
dat moest bewijzen, dat alle chylus door den ductus thoracicus
stroomt. Kneep hij namelijk bij een hond de borstbuis stuk, zoodat
alle chylus in de pleuraholte stroomde, dan verhongerde (!) het beest,
ondanks overvloedig voedsel binnen enkele dagen; in de rechter-
P\'euraholte vond hij twee pond chylus. (p. 234.) Dus werd geen
voedsel door de mesenteriale aderen opgenomen. De controleproef,
of een hond ook sterft, wanneer hij geen septische operatie onder-
gaat, doch drie dagen geen voedsel krijgt, bleef achterwege.
Dit
is wel weer een fraai voorbeeld van een wetenschappelijken
gedachtengang.
R \') Fraticisei de le Boe Sylvii. Praxeos medicae Idea nova. Liber primus. Lugduni
"atavorum. 1667. caput 17.
2) Responsio Ludovici de Bils etc. 1668.
f3) Zie ook Philosophical Transactions Vol. III. 1668. p. 791 en 792. An Extract
r \' a Letter, Iately written bij Monsieur Lowys de Bils to D. Tobias Andreae, Pro-
essor of Physick and Philosophy at Duysborgh on the Rhyn; touching the true
use of te Lyniphatick-Vessels, etc.
.4) Richardi Lower, M. D. Tractatus de corde item de Motu, Colore et Transfu-
i?ne Sanguinis, et de Chyli in eum transitu: ut et de Venae Sectione. His accedit
,,ssertatio de Origine Catarrhi. Londini. 1669. caput. V. p. 217-246. (editio sexta
Ll\'gduni Batavorum. 1728.)
Bij een andere proef drukte hij den ductus thoracicus, na den
maaltijd, gedurende een uur dicht. Een stuwing trad nu in het ge-
heele chylvatstelsel op en zelfs drong er chylus in vele lymphvaten
door. Hierdoor wordt het begrijpelijk, vertelt LOWER, hoe DE BlLS
en zijn aanhangers tot hun opvatting van den centrifugalen loop der
dauw kwamen, (p. 238.)
Bij luchtopblazing van een darmlis trad geen lucht in de chylvaten.
(p. 226.) De giststof in de maag komt uit het bloed, niet uit de milt.
(p. 222.)
De proef van De blls, welke chylusopname in de bloedvaten zou
bewijzen, lukte lower nooit. (p. 237.)
De melk wordt in de borsten uitgescheiden door het bloed.
swammerdam1) kwam in 1670 op voor de bloedmakende functie
der lever; dit hoopte hij later te bewijzen.
In het jaarverslag der Duitsche Academia Naturae Curiosorum
16702) komt een stuk voor van HERTODI, waarin de opvatting ver-
dedigd wordt, dat bij zwangere vrouwen, van den ductus thoracicus
uit een chylusstroom naar uterus en borsten aanwezig is.
KERCKRING3) acht de weerlegging van De BlLS\' theorieën onnoodig.
REINIER DE Graaf4) liet alle chylus naar den ductus thoracicus
gaan.
Ook de Utrechtsche hoogleeraar ijsbrand van dlemerbroeck5)
ontkende de opname van chylus door de bloedvaten; tusschen het
bloed in de mesenteriale aderen en dat van andere venen was het
hem en Steno onmogelijk verschil te vinden; het vocht, dat De blls
vindt bij de afbinding der mesenteriale slagaderen, is zuiver bloed. (p. 53.)
Het labyrinth van De BlLS heeft VAN DlEMERBROECK verschillende
malen gezien ; het bestaat echter uit lymphvaten met een centripetalen
lymphstroom. Wel neemt hij aan, dat zelden chylus naar de blaas
stroomt en normaliter naar den uterus bij zwangeren en naar de borst
bij zoogenden.6) (p. 51, 53.)
De theorie van den centrifugalen loop der lymphe wordt vernietigd
door het aantoonen der kleppen in de lymphvaten en door de on-
derbindingsproeven. Hij vertelt hier, dat zijn collega regjus het
wel met De blls eens was. (p. 52, 58, 61.)
Dat swammerdam chylus waarnam in de mesenteriale vaten en
in de vena cava, acht hij onmogelijk.
1 !) Johannis Swammerdami, M. D. Miraculum Naturae Sive Uteri Muliebris Fabrica
2 notis in D. Joh. van Home prodomum illustrata, et tabulis. Lugd. Batav. 1670. p. 40
(Edit. 1679.)
3 ) Miscellanea Curiosa medico-physica Academiae Naturae Curiosorum. Lipsiae
1670. Observatio VI D. Johan Ferdinandi Herlodi à Totenfeld. De Lactis in Mammis
Generatione, et Ulcere mammarum.
3) Theodori Kerckringii. Spicilegium Anatomicum. Amstelodami. 1679. p. 71,173.
4 ) Tractatus anatomico-medicus de succi pancreatici natura et usu. Authore Regnero
5 de Graaf. Lugd. Batav. 1671. p. 124.
-ocr page 49-De door De Bils gevonden digesliefijden van verschillende voed-
selsoorlen acht hij zeer onzeker en wisselend en daarom van geen
practische beteekenis. (p. 28.)
De Engelsche anatoom Glisson1) sprak zich in 1676 ook uit voor
de opvatting, dat alle chylus door de chylusvaten wordt opgenomen.
Caspar bartholinus2), de zoon van thomas, kwam in hetzelfde
jaar op tegen de opvatting van swammerdam over de lever. Hij
was het eens met de begrafenis van de lever door zijn vader.
Martin Lister3) bewees den overgang van chylus in de chylvaten,
doordat hij kleuring der melkvaten zag optreden na injectie van een
indigo-tinctuur in den darm van een hond.
swammerdam4) beklaagde zich over het optreden van caspar
bartholinus, die woedend was, daar swammerdam hem zijn ge-
heimen niet mededeelde. swammerdam had nog geen voldoende
experimenten gedaan om de bloedmakende functie der lever te be-
wijzen (p. 675.); het ontbreken der chylusvaten bij kikkers wees er
wel op. (p. 830.)
Cornelis van de voorde5), die zich in 1658 zoo enthusiast over
De Bils uitgelaten had, schijnt later bekeerd te zijn. Alle chylus gaat door
den ductus thoracicus, (p. 93-101) de duplicatuur der vaten wordt niet
aangenomen, (p. 95) de speekselbuizen onder de tong zijn waarschijn-
lijk echter wel takken van De Bils\' dauwvoerder, (p. 181.)
Frans van den Zijpe6) is het over de chylusopname met De Bils
oneens (p. 42, 43); takjes van den ductus thoracicus loopen naar de
niammae, (p. 50) echter niet naar de nieren en uterus (p. 83, 194.)
^e lymphstroom is centripetaal, (p. 76, 77.)
Ook drelincourt7), hoogleeraar te Leiden, liet alle chylus door
den ductus thoracicus stroomen.
Evenzoo stephanus blancardus8).
De Leidsche hoogleeraar craanen\'\') gaat De Bils\' experimenten
til ^ ïractatlIS Ventriculo et Intestinis, cui praemittitur alius de partibus continen-
ous in genere et in specie de iis Abdominis. Auth. Francisco Glissonio M. D. etc.
Londini. 1676. cap. 21 p. 344-353.
tl \\ Gaspari Bartholini, Thomae fiIii. Diapliragmatis structura nova, una cum nie-
uiodo praeparandi Viscera etc. Parish\'s 1676.
s) Philosophical Transactions 1683. p. 6.
P Johannis Swammerdam. Bijbel der Natuur. 1737.
") Cornelis van de Voorde. Nieuw Lichtende Fakkel der Chirurgie, uitgegeven
"oor A. de Heyde. Middelburg. 1680.
hal P 145 ^eelt v- d- Voorde mede, dat volgens De Bils bij iederen hartslag een
j,Ve scrupel bloed wordt voortgedreven,
tai? ^ranc- Zypaei in alma Universit. Lovaniensi Medicinae licent. Et Anatomiae
Va s!ne> quam cum Sanguinis effusione ad normam magni Bilsii Professons Regii
cantiariun ordinarii. Fundamenta medicinae physico-anatomica. Bruxellis. 1683.
ori ! Cnroli Drelincnrtii. Expérimenta anatomica ab Vivorum Sectionibus petita,
sec. Lugd. Batav. 1684. p. 47-50.
p Steph Blancardi. Anatomia reformata. Lugd. Batav. 1688. I p. 46, II p. 36.
o ) Theodori Craanen. Tractatus physico-medicus de Homine, edente Theodora
schoon. M. D. Lugd. Batav. 1689.
na, doch het is in niets met hem eens. (p. 119-125, 252.) Alleen bij
voedingsclysmata acht hij opneming van voedingsstoffen in de bloed-
vaten mogelijk, (p. 95.)
ANTON NUCK1) schreef in 1691, dat de wand der lymphvaten uit
twee lagen bestaat, vvaarlusschen echter geen ruimte aanwezig is. (p. 43.)
Door opspuitingsproeven bewees NUCK, dat er geen communicatie
bestaat tusschen den ductus thoracicus en de uitvoergangen der
melkklieren ; opspuiting der de klieren verzorgende arterien deed vocht
uit de tepels stroomen, weshalve hij concludeerde, dat er directe
samenhang tusschen arteriën en melkgangen bestaat, (p. 39.)
verdue2) laat nog alle chylus naar den ductus thoracicus gaan,
al geeft hij uit den aard der zaak geen enkel steekhoudend bewijs.
De proef van De bies, die den chylusovergang in het bloed moest
bewijzen, wordt afgewezen.
RUYSCH3), die aanvankelijk den overgang van chylus in de bloed-
vaten ontkende, veranderde later van meening. Bij oude menschen
schrompelden de klieren van het mesenterium, zoodat geen chylus
meer door de chylusvaten kon passeeren.
boerhaave4) roemt De bils\' beschrijving der borstlymphvaten doch
kan zich natuurlijk niet met zijn physiologische denkbeelden vereenigen.
Uit De BILS\' testament blijkt, dat hij tot zijn dood overtuigd is
geweest van de juistheid zijner theorie. Hij beschrijft hierin, op welke
wijze de wrong, de dauw- en fermentvoerders het beste kunnen wor-
den gezien door de vochten in de gevulde vaten te doen stollen.
Typisch is het experiment met den zevenden hond, waar hij den
korteren weg5) van het gedronken water naar de nieren, dien velen
vermoed en gezocht hadden, gevonden meent te hebben, n.I. in de
„mostelicke deelen van de emulgent aders en arterien".
De proef, welke opname van chylus in de mesenteriale aderen
moest bewijzen, n.1. afbinding der mesenteriale slagaderen, vindt men
nu, aangevuld met afbinding der vena portae, terug. Toch vond hij
nu de aderen gevuld. De bils houdt hier geen rekening met de
verbindingen met het veneuse gebied der vena cava en met het afsterven
1 \') Adenographia curiosa et uteri foeminei anatome nova, cum epistola deinventis
novis. Authore Antonio Nuck. M. D. Lugd. Bat. 1691.
2 ) J. B. Verdue. De Pusage des parties, traité physiologique. Tome premier.
Seconde édition. Paris. 1711.
3 ) Fredrik Ruysch. Alle de werken enz. Tweede tiental van Aantekeningen
No. 7 p. 1012, Derde . Tiental No. 7 p. 1073.
4 ) Hermanni Bocrhaavi. Methodus discendi Medicinam. Venetii. 1727. p. 300, 301.
6) O.a. Bartholinus en Pecquet. De laatste . meende in 1667 een communicatie
5 met de linker niervene, in 1672 met beide niervenen en lumbaalvenen te ontdekken.
(Journal des Savants 1667. p. 107, 1672.) Walter Needharn kwam hier tegen op;
bij afbinding van den ductus thoracicus bij den hals, eenige uren na den maaltijd,
vond geen ontlediging van de cisterna chyli plaats. (Philosophical Transactions 1672.
p. 5007.) Zie verder de proef in de Philosophical Transactions 1670. p. 2083 en
1671. p. 2149, waarbij na afbinding der ureteren toch weer vulling der blaas optrad,
zoodat hier aan een verbinding tusschen ductus thoracicus en blaas gedacht werd.
van den darmwand, zoodat deze proef ook geen bewijskracht heeft voor
zijn wel juiste onderstelling, dat een deel der voedselbestanddeelen
in de^mesenteriale aderen wordt opgenomen.
We zouden de literatuur-opgaven over de quaestie der voedsel-
absorptie1) nog lang kunnen voortzetten, doch zullen ons beperken
tot een zeer kort overzicht.
In de 18e en 19e eeuw werd de opvatting, dat alle chylus in de
chylusvaten wordt opgenomen, het meest gehuldigd. Slechts weinigen
deelen De Bils\' opvattingen, hun argumenten zijn dan ook zwak.
Die van den grooten VON HALLER2) zijn: 1°. bij opspuiten van de
mesenteriale aderen in een cadaver treedt vocht in het darmlumen;
2°. bij oude lieden zijn de chylusvaten verstopt (RUYSCH)3); 3°. vogels
bezitten geen chylusvaten; 4°. snelle urineloozing na vochtopname;
5°. de chylusvaten zijn te nauw om alle chylus te laten passeeren;
6°. chylus is te zien in de aderen.
SöMMERLlNG4), die een Duitsche uitgave van VON HALLER be-
werkte, had natuurlijk weinig moeite deze argumenten te weerleggen.
Hunter5) en andere, meest Engelsche, onderzoekers toch hadden
gezien, dat bij inbrenging van een indigoblauw-oplossing in het darm-
lumen, de melkvaten wel, de bloedvaten niet zich blauw kleurden.
Bij het experiment van De BILS zagen ze geen chylusopname in de
aderen, terwijl bij lagere dieren wel chylusvaten aanwezig waren.
Eerst na 1870 werd door de school van LUDWIO6) op indirecte
wijze aangetoond, dat het grootste deel der voedingstoffen door het
veneuze systeem naar de lever gevoerd wordt. Qualitatief en quanti-
tatief onderzoek van, uit een ductus thoracicus fistel loopende, chylus
bewees dit. Onderzoek van het veneuze bloed gaf veel minder
resultaat.
De Bils\' experiment heeft voor ons geen bewijzende kracht, daar
de, door de uitschakeling van den bloedsomloop, beginnende afsterving
van den darmwand, het trekken van physiologische conclusies gewaagd
maakt. Echter is het voor zijn tijd zeker ingenieus.
De witte strepen, door SWAMMERDAM gezien in het bloed van
het poortadersysteem, zijn ook niet bewijzend, daar deze gedurende
de digestie in al het bloed voorkomen.
De langzame chylusstroom in den ductus thoracicus maakt het echter
onbegrijpelijk, dat hierover niet eerder quantitatieve onderzoekingen
gedaan zijn.
\') Geheel volledig zijn ze niet, hun weinig boeiende opsomming geeft, dunkt ons,
genoeg bewijzen voor den grooten invloed van De Bils op de medische wereld.
2) Elementa Physiologiae Corporis Humani. Auctore Alberto v. Hallcr. Tomus
Septimus. Lugduni Batavorum. 1765. p. 63.
3) Wel komt er nog chylus in den ductus thoracicus, maar langs een anderen weg.
4) Alberto von Haller. Grundrisz der Physiologie für Vorlesungen durch Herm
Hofrath Söinmerling. Berlin. 1788.
5) J. Hunter. Med. Comment. 1.
L. Lueiani. Physiologie des Menschen. ii. Jena. 1906.
-ocr page 52-De Bils\' leer van den centrifugalen vochtstroom leefde niet lang, al vindt
men zelfs soortgelijke ideeën nog gehuldigd in een in 1825 bekroond
antwoord op een prijsvraag der Académie des Sciences te Parijs
(de groote Cuvier was lid der jury).1)
Deze theorie moeten we De Bils niet te zeer kwalijk nemen; door
zijn, voor dien tijd, goed onderzoek der lymphvaten2) kwam hij, de
niet gestudeerde, met zijn tweede rangs aanhangers tot deze dwaalleer.
Als men nagaat, welke onzinnigheden door de grootste geleerden
uit die dagen werden verkondigd, dan wordt men wel wat zachter
in zijn oordeel.
De Bils\' theorie is niet veel dwazer dan die van het voedende
zenuwsap, vooral door Engelsche onderzoekers op den voorgrond
gebracht.
Het feit, dat bij stuwing in het chylvatstelsel ook chylus in de
lymphvaten treedt, maakt De Bils\'vergissing verklaarbaar. VON haller
wees hier ook nog eens op. (A. VON haller Elementa etc. p. 230.)
Ook de gemakkelijke verklaring van groote melk- en speeksel-
secretie maakte deze theorie aanlokkelijk.
Bartholinus\' begrafenis der lever vinden we een grooter fout dan
De bils\' dauwstroom, maar ook daarover moet men niet te streng
oordeelen.
„Denn wo gibt es etwas noch so Haarsträubendes das nicht irgend
ein Mann der Wissenschaft in vollem Glauben für wahr erachtet
und verfochten hätte", schrijft Töply3) terecht.
1 !) Précis de l\'histoire de I\'anatomie par Ad. Burggraeve Oand. 1840. p. 454.
2 ) De Bils wordt nog inet lof vermeld door M. Portal. Remarques sur la structure
du canal thoracique et sur celle du reservoir du chyle. Histoire de l\'Academie royale
des sciences. 1770. Paris 1773. p. 399.
De door De Bils gegeven afbeelding van het einde van den ductus thoracicus
gelijkt werkelijk op een van de vele varianten.
Zie de uitvoerige studie: Das Lymphgefäszsystem des Hundes, von Hermann
Baum. Archiv für wissenschaftliche und praktische Tierheilkunde. Band 64 Supplement.
Berlin. 1918. p. 521.
3 ) Robert Töply. Prager medicinische Wochenschrift 1887. p. 43.
-ocr page 53-I. Gehoorapparaat.
In het voorjaar van 1655 hield De Bils te Sluis een demonstratie
van het gehoorapparaat. Het os petrosum werd door hem, volgens de
naden, in vier deelen gesplitst, waarna de gehoorbeentjes en zenuwen
getoond werden.
Abraham Parent en Laurens Jordaen gaven hiervan een
verslag,1) gedateerd 12 Maart 1655, voorzien van eenige vrij juiste
afbeeldingen.
In hetzelfde jaar schonk De BILS dit praeparaat aan de Leidsche
Academie. van horne gaf hier weer een attestatie voor af.2)
Later schreef hij nog, dat deze splitsing van het os petrosum zeer
bewonderenswaardig en origineel was, maar alleen mogelijk bij kalveren
en andere jonggeboren schepselen,3) hetgeen zeer begrijpelijk is.
Welke De Bils\' methode geweest is, blijkt nergens.
Het geschrift werd opgenomen in den Latijnschen bundel van G.
Buenio4), Diemerbroeck5) nam de illustraties over.
//. Monstrum.
In 1659 publiceerde abraham parent6) de beschrijving van een,
27 November 1657 buiten Aardenburg geboren, wanschepsel, door
De Bils ontleed.7)
Een Latijnsche vertaling verscheen in de Specimina Anatomica van
G. Buenio. (p. 7.)
) Anatomisch Vertoon van het Ghehoor, by den Wel-Edelen Heere, Joncker Louys
F H \'S\' ^eere van Coppensdamme, Boonem, etc. Aen ons onderschreven gedaen,
i o » ^ese by-gaende plaetjens den Liefiiebbers ghemeyn ghemaeckt. Te Brugghe,
18 Martij 1655.
2) Afgedrukt in L. de Bils. Vertoocli van verscheyde eyghene Anatomische Stucken.
3> J. van Home. Waerschouwinge etc. p. 13.
4) Generosissimi, Nobilissimi, Expertissimique, Di. Di. Ludovici de Bils a Copens-
«amme, Bonem, etc. Di. Urbis atque Territorii Ardenburgici Praetoris, Specimina
pnatomica, Cum Clariss. Doctissimorumque Virorum Epistolis aliquot et Testimoniis.
•nterprete G. Buenio. Schiedam. Roterodami. 1661. p. 17.
T\') Isb. de Diemerbroeck. Opera Omnia Medica et Anatomica. Ultrajecti. 1685.
rabula XV p. 416.
Anatomische Beschrijvinge van een Wanschepsel etc.
\'). B\'i het vermelden van ziektegevallen was men in die tijden gewoon naam en
Positie der patienten mede te deelen; ook hier worden vader en moeder van het mon-
trum met naam en toenaam genoemd, (p. 9.)
fortunius llcetus1) nam twee der drie platen over en gaf de
geheele beschrijving.
Blankaart2) deed dit evenzoo. De Lint3) gaf één der afbeeldingen
van den dicephalus tetrabrachyus (door ons overgenomen).
Daar deze beschrijving van een sectie van De Bils de eenige is,
die we bezitten4) en daar ze ons eenig idee geeft van de BlLS\' anatomisch
kunnen, laten we ze geheel volgen, (p. 9—12).
Dese Figure vertoont het Wanschepsel, geopent ende van alle de
inwendige deelen, tot de Ruggraeten toe, gesuyvert. De Letteren ende
strepen aen-wijsende de plaetsen van de inwendige deelen die in de
bovenste holligheden, en in den Buyck bevonden zijn : als-mede het
af-gesneden Borst-been ende de dobbele sleutel-beenderen.
Ao. het Hooft van het Meysken.
AA. het Hooft van het Knechtjen.
NN. de Wijn-braeuwen.
Xo. het Mannelijck Lidt.
X. de Oogen.
1 \') Fortunius Licetus. De monstris, ex recensione Gerardi Blasii. Amstelodami.
1665. Appendix, p. 294-299.
2 ) Steph. Blankaart. Collectanea medico physica etc. 1680. i. p. 71.
3 ) Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde. 1917. II. p. 1607.
4 ) Behalve het sectieverslag van het lichaam van Maria Margaretha van Valckcnisse.
-ocr page 55-R. het Fundament.
M. den Endel-darm af-gesneden.
6. de Dobbel-sleutel-beenderen.
4. het af-gesneden Borst-been.
Nota: De deelen, welcke hier volgen, met twee gelijcke Letters,
zijn dobbel bevonden, ende werden haer plaetsen in de Figure, aen
weder-zijden, met eenderley Letter aen-gewesen.
D.D. de twee Spysdragers ende de twee Longer-pijpen.
A.A. de twee Wervel-beenderen.
H.H. de twee Middel-schot-vliesen.
Eo. de scheydinge van de twee Rugh-graeten.
B.B. de twee-mael ses Ribben boven.
C.C. de twee-mael twaelf Ribben aen weer-zijden.
E E. de twee Longen.
FF. de twee Herten.
No.No. de twee groote Slagh-aders.
L.L. de\'twee Hol-aders.
G.ü. de twee Herte-sacxkens.
Y. het Middel-rift.
De deelen welcke volgen, zijn bevonden in den Buyck, ende
waren enckel; uyt-genomen datter twee Magen ende dobbel gedarmten
bevonden zijn.
Zo. de Lever.
Z. de Galle-blaes.
L. de Hol ader.
\\V. de Poort-ader.
No. de groote Slagh-ader.
O.O. de twee Magen.
Q.Q. het gedarmte dobbel.
P. de Milt.
K het Maegh en Darm verwarmende Net.
5.S. de Nieren.
I.1. de Water-peesen.
T. de Blaes.
2.2. de Zaet-vaten
3.3. de Clooten.
V. de Lijf Moeder.
M. den Endel-darm.
ö. de Huyt.
7. het Darm-been.
8. het Heyligh-been.
9. de Vrouwe Schamelheyt.
Welck wanschepsel wy, met den Heer LOUIS DE BlLS bevonden
hebben, van dese navolghende ghestaltenisse:
Namentlijck met twee Hoofden en hare Halsen, ontrent een half
vierendeel van malkanderen: waer van het eene Aenghesicht schoon
van ghedaente was, in alles behoorlijck ghestelt; doch het tweede
Aenghesicht was geheel mismaeckt, hebbende twee Ooghen dicht
byeen, in eene ende de selve openinghe daer de Mondt most staen,
sonder Ooghleden, doch twee hairighe Wijnbraeuwen, boven de plaets
daer de Ooghen behoorden te staen. Tusschen de Ooghen en de
Wijnbraeuwen, was een Mannelijck Lidt, van behoorelijcke proportie,
vervolghens de groote des Lichaems.1) Daer was noch Neuse noch
Mondt, maer onder de Kinne een kleyne openinge. De Hoofden
waren beyde tamelijck ruygh en langh van hair. Voorts hebben wy
bevonden, vier Armen met vier Handen, twee langhst elcke zijde
neder-legghende, twee cruyswijs over malkanderen achter om den
Hals, het eene Handtje rechts, het andere averechts om-ghekeert zijnde.
Het Lichaem was boven van dobbele breete, naer beneden vermin-
derende, tot ontrent de Navel, van waer wy een behoorlijcke breete
bespeurden. Voorts hebben wy ghevonden dry Mammekens, aen
elcke zijde een op de ghewoonelijcke plaetse, en het derde boven
tusschen beyde de Hoofden. Wy bevonden mede een Navel, met een
Navel-strenghe: met Beenen met twee Voetjes, waer van het slincker
Voetje heel krom was; onder was het een Vrouws-persoon; de
lenghte van het Wanschepsel een half elle.
Wat aengaet de innerlijcke ghestaltenisse, den Buyck gheopent
zijnde, hebben wy daerin bevonden een Darm verwarment Net, vast
zijnde aen twee Maghen, met twee Darmen : Een Iegghende aen de
rechter zijde, en was van het Meysken, en een aen de slincker zijde,
en was van het Knechtjen ; den Endel-darm van het Meysken, nam
syn behoorelijcke wegh, naer het Fundament toe: maer den Endel-
darm van het Knechtjen, liep tusschen de Rugh-graet, en deur-boorende
het Middel-rif, liep voorts neffens de Wervel-beenen van de Rugh,
naer het gat dat onder de Kinne stondt. De Spijs-dragers, zoo van
het Knechtjen als van het Meysken, liepen door een en het selve gat
van het Middel-rif, de eene naer de Mondt van het Meysken, de andere
naer het gat dat onder de Kin van het Knechtjen was; al waer den
Spijs-dragher en den Endel-darm, met een dick Vlies, van malkanderen
ghescheyden wierden; soo dat de natuer het selve gat tot twee
diensten gheschapen heeft: te weten om door den Spijs-dragher de
spijs naer de Maghe te senden, en van daer door de Maegh ghepas-
seert zijnde, sijn selven van de vuyligheydt, door het selve gat te
ontlasten. Wy bevonden oock een groote Lever, met haer Poort-ader,
Galle-blaes, en vijf loben ofte sneden : een Milt: twee Nieren, ende
voorts alle de andere deelen van een Vrouws-persoon. In de Borst
bevonden wy twee Herten met hare Herte-sacxkens : en aen weersijden
een Longh, met twee sneden, ende haer Longerpijpen. Uyt de slincker
holligheyt van \'t hart, liep een Tack, van de groote Slagh-ader: soo
van het Meysken als van het Knechtjen, naer beneden ; en soo haest
sy het Middel-rif raeckten, om het selve te deur-booren, menghelden
sy haer in eenen struyck, gaende voort naer beneden.
De Hol-ader, soo van het Knechtjen, als van het Meysken, Ioopende
uyt de rechter holligheydt van \'t Hert, vereenighden haer mede, in
\'t deurbooren van \'t Middel-rif, en gingen voorts met een struyck naer
de Lever. De andere Tacken die naer boven gingen, met de andere
deelen, hadden de ghestalte van een natuerlijck Lichaam. Het Hooft
van het Knechtjen geopent zijnde, saghen wy een dwarsse scheydinge ;
x) Wel een leuke beschrijving van de cebocephalie.
-ocr page 57-aen weder-zijden waren weynich Hersenen: in het midden, recht
boven de Zenuwen van de twee Ooghen, vondt men een groote
menighte van Water, doch gheen Water-peesen noch Clooten, noch
Zaet-vaten: maer alleen een Buys in het Mannelijcke Lidt, gaende tot
in de Hersenen, met een Clap-vlies van het Water af-gescheyden, het
welcke, een priemken in \'t Mannelijck Lidt gesteken zijnde; door de
gemelde Buys men dede uyt-vloeyen.
Wat belanght den ydelen Romp, daer in bevonden wy vier Sleutel-
beenderen, ses-en-dertigh Ribben, twee Rugh-graeten, een Hey!igh-been.
De eenige opmerking, die we over dit geschrift vonden is er een
van G. Segerus,1) dat in de 3e figuur wel de ingewanden hadden
mogen worden geteekend.
\') Th, Bartholini. Epist. Medicin..Cent. III. Ep. 35. p. 127. 4 Juni 1661.
-ocr page 58-LOUIS DE Bils werd, zooals herhaaldelijk door hem zelf is medege-
deeld,1) te Amsterdam geboren.
Wanneer dit echter geschied is, hebben we niet kunnen uitmaken.
In de uit dien tijd te Amsterdam aanwezige doopregisters was De Bils
niet te vinden.
Zijn geboortejaar kunnen we echter wel ongeveer bepalen. De Bils2)
deelde in zijn eerste publicatie namelijk mede, dat hij van zijn der-
tiende jaar af de anatomie beoefende en LUDOVICUS DE BOURGOGNE3)
schreef in 1657, dat hij dit reeds twintig jaar deed. De combinatie
van deze beide gegevens levert ons 1624 als geboortejaar.
Bij zijn ondertrouw in 1646 gaf DE BILS als leeftijd 25 jaar op,
waarschijnlijk smokkelde hij hier echter eenige jaren.
Daar 28 Maart 1624 te Rouen4) een waarschijnlijk jongere broer
van De bils gedoopt werd, lijkt het ons het meest waarschijnlijk,
dat 1623 het geboortejaar is.
Zooals het ons onmogelijk is te bewijzen, dat De Bils te Am-
sterdam geboren (gedoopt) werd, even onmogelijk is het voor zeker te
zeggen, dat dit niet te Rouen geschiedde.
Vast staat, dat in 1624 te Rouen in het Quartier St. Vincent louis\'
vader charles de bils woonde, gehuwd met suzanne elezine
folet (of noblets?). De doopregisters der Hervormde kerk zijn
echter slechts aanwezig over de jaren 1594—1609,1619—1624, 1631—
1661 enz. Nu bestaat natuurlijk de mogelijkheid, dat louis jonger was
dan zijn in 1624 geboren broeder plerre en dat zijn doopdatum
tusschen 1624 en 1631 valt, waarschijnlijk achten wij dit echter niet.
De Bils was van adel en noemde zich steeds Heer van Coppens-
damme en Bonem. Hoewel door zijn tijdgenooten hieraan nooit is
Ondertrouwacte deel 463 fol. 79 Amsterdam. 13 April 1(>46.
Poorterboek Middelburg. 3 Maart 1654.
L. de Bils. Vertooch van verscheyde eyghene Anatomische Stucken. 1655. (brief
van J. Moerman).
L. de Bils. Kort bericht over de Waarschouwinge etc. 1660. p. 11.
N. Zas. Brief aan den Grooten Th. Bartholinus. 1661. p. 21.
-) L. de Bils. Vertooch etc. (\'brief aan Pie ter Biiysse en brief aan J. Moerman).
s) L. de Bils. Specimina anatomica etc. p. 24.
4) Deze en volgende opgaven uit Rouen danken we aan den Heer N. Weiss,
secretaris van de „Société de l\'histoire du protestantisme français".
getwijfeld, hebben fokker\') en krul2) dit wel gedaan; de laatste
vertelt zelfs, dat deze heerlijkheden op de maan liggen. _
Met weinig moeite konden we constateeren, dat Coppensdarnme )
en Bonem4) werkelijk bestaan, ze liggen resp onder Gent eri Brugge,
Coppensdamme in de parochie van Everghem, ressorteerend onde
het leenhof van St. Baefs (St. Bavon) en Bonem in het ambacht
Oostkercke, parochie van St. Cathalina, bu.ten Damme, ressorteerend
onder het leenhof van Brugge.
Over Louis dE Bils\' jeugd konden we weinig\'ontdekken ; hij bracht
ze waarschijnlijk te Rouen door. Behalve in 1624 werd daar in 1630
een broer ANTOINE gedoopt, die 1 October 1638 begraven werd,
12 Januari 1631 is de doopdatum van Marie en 24 Augustus 1633
dïe van Catherine de Bils. De laatste werd 13 December 1651
begraven. Tusschen 1624 en 1630 zijn zeker nog wel enkele kinderen
geboren, waaronder waarschijnlijk juste.
Verdere bewijzen voor De Bils\' verblijf te\' Rouen vindt men bij
van Horne5); deze noemt De bils een Fransche Vlaming, dieniet in
staat is een stuk Hollandsch te schrijven.
Sorbière6) vertelt in één zijner brieven aan Monsieur de bautru,
gedateerd Parijs 13 Juli 1660: „Monsieur de bils est un gentilhomme
flamand qu\' un certain instinct a porté dès l\'âge de treize ans à la
dissection, et qui s\'y est exercé en son particulier à Rouen, en Fian-
tes et à Rotterdam, où il s\' est retiré."
De opvoeding van LOUIS was niet wetenschappelijk: het Latijn
was hij zelfs niet machtig.7) Vermoedelijk was zijn vader koopman en
werd De Bils evenals zijn broeders PIERRE en JUSTE ook voor koopman
opgeleid.
Wat kan De Bils er toe gebracht hebben reeds op dertienjarigen
\'eeftijd de anatomie te beoefenen? De beroemdheden jean riolanjr.
en Thomas Bartholinus deden dit weliswaar ook reeds als kind,
maar zij waren zonen van geneeskundigen.
r \') Dr. A. A. Fokker. Louis de Bils en zijn tijd. Nederlandsch Tijdschrift voor
Geneeskunde. 1865.
j) Dr. R. Krul. Louis de Bils. Een negende singulier. De Tijdspiegel. 1898. II. p. 383.
1885 Cor nel is Solingen. Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde.
p\') Protocol van den notaris Léonard van Zijl. Rotterdam, deel 8. acte 543.16 Juni 1660
«-»acte 549. 21 October 1660.
n coutumes des Pays et Comté de Flandre. Quartier de Oand. Tome VII par D.
enen Bruxelles. 1904. p. 89-90.
] Protocol van den notaris Léonard van Zijl. Rotterdam, deel 8. acte 531. 12 Juli 1659.
K i rotocol van den notaris W. Guldemont. \'s Gravenhage. No. 609. fol. 81. 25 Maart 1668.
«vaart No. 1340. Rijksarchiefdepót, Middelburg.
Bot\' llllodts van Severen. Coutumes des Pays et Comté de Flandre. Coutume du
achterl ^ Bruges\' Bn,xelIes- 1885- T- P- 74- Bonem is ee» hoofdleen met vijf
S\\ f
\' J- van Horne. VVaerschouwinge. p. 15.
) P. J. Blok. I c. p. 57.
\' de Bils. Vertooch etc. brief aan Pieter Buysse.
-ocr page 60-Misschien geschiedde dit door den invloed van een familielid en we
denken hier aan zijn oom JOOS de BlLS, wonende te Gent,1) de
plaats, waar de familie De BlLS waarschijnlijk thuis hoorde.
In 1607 werden namelijk te Genève als student ingeschreven JODO-
CUS en LUDOVICUS DE BlLS, Gandavenses Flandri.
Deze JODOCUS of JOOS heeft zich het lot van LOUIS DE BlLS zeer
aangetrokken, in 1632 schonk hij hem het leengoed Bonem, „simulaet
belast met 4000 guldens."2) Is deze JOOS medicus geweest, dan is
het geheim opgelost. Tot onzen spijt hebben we dit niet kunnen
uitmaken.
In een pamflet3) vonden wij vermeld, dat De BlLS te Rouen lichaams-
deelen van geëxecuteerden roofde, teneinde aan zijn anatomische nei-
gingen te kunnen gevolg geven. Tweemaal werd hij betrapt en „als
een Toovenaar of galgroover aangetast, hetwelk zijn vader wel ses
of zevenduisend gulden gekost heeft".
Op zijn zestiende jaar zou De BlLS van den Koning van Frankrijk
consent hebben verkregen tot het bekomen van lichamen van ter dood
gebrachten.
Wanneer De BlLS voor het eerst naar Holland ging, is ons onbekend.
In het voorjaar van 1646 vestigde hij zich te Amsterdam. In het
Iidmatenregister der Waalsche Gemeente van die stad staat aangegeven:
„louis de Bilz a produict sur tesmoignage de Rouen du 15 janvier
1646, approuvé le 1 juin suivant".
Eenige maanden later trad hij in het huwelijk met elisabeth van
Peene. De ondertrouw had te Amsterdam plaats, de acte4) vermeldt:
„13 April 1646. lowys de biels van A oud 25 jaar wonende op de
fluweelen burgwal5) vertoonende een brief van consent en lysbet van
peen van A oud 26 jaar de moeder siekelijk, wonende in de Nes.
(get.) louis de Bils. elisabeth van peenen." Terzijde staat: „De
geboden zijn in de Walsche Kerke gegaan sonder verhindering W.K.
Deze personen zijn den 2 Mei 1646 tot \'s Gravesande getrout door
jacobus Swalmius, predicant aldaar."
Te \'s Gravesande konden we het huwelijk niet nagaan, aangezien
het huwelijksregister aldaar eerst met 1653 begint. jacobus swal-
mius was er predikant van 1634 tot zijn emeritaat in 1687.
Bij dit huwelijk gaf De BlLS zich waarschijnlijk te oud en zijn bruid
te jong op, hetgeen toen usance was, wanneer de vrouw ouder was
dan de man. In 1669 berichtte elisabeth van peene namelijk, dat
ze bijna zestig jaar oud was.0)
1 ) Het mocht ons niet gelukken uit Gent inlichtingen te krijgen over de familie
De Bils.
2 ) Inventariale memorie van alle de stucken ende documenten, proces te Aar-
denburg 1654-55. Rijksarchief-depót Middelburg.
3 ) De tweede Amsterdamsche Buuren-Kout, Handelende van verscheide aanmer-
kens-weerdige Zaken door H. van V. In Middelburg bi] Jan Effenddenweg. Anno 1661. p. 40.
4 ) Deel 463 fol. 79. Gemeente-archief Amsterdam.
5 ) De tegenwoordige Oudezijdsvoorburgwal.
-ocr page 61-Nog in hetzelfde jaar trok het echtpaar naar Frankrijk. In het
Registre des Sortants van de Waalsche gemeente te Amsterdam vindt
men: „13 octobre 1646, louis de blls pour retourner en france."
Den 22 Octobre d.a.v. passeerde De Bils te \'s-Gravenhage een
testament voor notaris P. VAN groenevelt, waarin hij zijn vrouw
benoemde tot eenige en universeele erfgename en tot voogdes over
de kinderen, zoo die geboren mochten worden.1)
Als woonplaats gaf De Bils bij deze gelegenheid Engeland op,
wat vermoedelijk er op wijst, dat hij via Engeland naar Frankrijk ging,
daar de passage door de Zuidelijke Nederlanden wegens den heer-
schenden oorlogstoestand wel bezwaarlijk zal zijn geweest en buiten-
dien de zeereis wel prettiger was.
Lang bleven zij niet in Frankrijk: 31 Maart 1647 werd hun zoon
pleter karel te Amsterdam gedoopt.2)
Te Amsterdam maakte De Bils kennis met De le Boe sylvius
en barbette; - hun anatomische besprekingen vlotten niet bijzonder,
daar De Bils de officiëele benamingen niet kende, doch er een eigen
nomenclatuur op na hield.3)
Spoedig hierop vestigde De blls zich te sluis.4) Dit blijkt wel
uit de geboorte en het overlijden van een aantal kinderen. In het
doopboek te Sluis komen voor: 25 November 1648 cornelïa, 27
Augustus 1651 johanna, 5 Augustus 1654 Jean Anthoine, 23
Januari 1656 isabella lucretia. Als begraven in de kerk te Sluis
worden genoemd: 13 December 1648 cornelia, 17 September 1652
een ongedoopt kind, 19 Augustus 1654 jean anthoine, 20 Augustus
1656 isabella lucretia.
Ook De bils\' schoonmoeder ging waarschijnlijk te Sluis wonen:
16 December 1652 werd daar begraven Jonckvrouwe helena tack,
weduwe van Jonckheer jean van peene.
Dat De bils, toen hij besloot in de Republiek te blijven, zich in
Sluis vestigde, behoeft ons niet te verwonderen. Het Vrije van Sluis
toch was de hervormde rest van het Vrije van Brugge, waar bezittin-
gen van de familie De blls lagen. Hier had de blls dus waarschijn-
h\'jk vele relaties, terwijl zijn vrouw er familie had.
De BlLS legde zich te Sluis weer op de anatomie toe; hij zette
yooral veel geraamtes in elkaar en was volgens zijn zeggen meermalen
m de gelegenheid werkstukken voor flinke sommen of andere
«beneficien" aan „groote persoonen" te verkoopen5) o.a. aan
de „voorsaten" van VAN HORNE.6) Hij is hier echter nooit toe
overgegaan.
1 ) Protocol van den notaris Pieter van Grocncvclt, \'s üravenhage. No. 117 fol. 227.
. s) Doopboek Walekerk Amsterdam: 31 mars 1647 Pierrc Charles i\\\\s At Louis
de Bilz et Elisabeth van Peene, tesmoins Pieter van Peenen et Lucretia van Peenen.
2 8) De tweede Amsterdamsche Buurenkout etc. p. 44, 45.
. 4) Fokker 1. c. p. 6 vermeldt, dat De Bils tot 1656 te Amsterdam woonde. Dit
,s natuurlijk onjuist. , A ... , ,. CI .
3 , Tegen onze verwachtingen vonden we in de notarieele archieven van Sluis en
Aardenburg niets, wat betrekking heeft op De Bils.
4 ) L. de Bils. Vertooch etc., brief aan Pieter Buysse.
5 c) Otto van Heurne. 1577-1652, A. van Valckenburg. 1650, hoogleeraren te Leiden?
-ocr page 62-Toen van horne1) in 1651 van zijn buitenlandsche studiereis
terugkeerde en op zijn verzoek tot buitengewoon hoogleeraar in de
Anatomie te Leiden benoemd werd, schijnt hij de blls ontmoet te
hebben en deze kennismaking ging spoedig in vriendschap over.
De BlLS toch schonk in Mei lOol een groot aantal van zijn kostbare
praeparaten aan de Leidsche Academie.2) Van horne was opgetogen
over deze gift, al ontkende hij later, dat hij de geraamtes zou omhelsd
en gekust hebben, zooals De Bils beweerde.3)
DE Bils liet zijn wapenbord schilderen, waarop attestatie en gift
vermeld werden; dit werd opgehangen aan den ingang van het anato-
misch theater bij de trap en is nu nog te Leiden aanwezig. (Zie figuur III.)
VAN Horne schonk De Bils de genoemde attestatie, waarvan we
de Hollandsche vertaling, zooals die o.a. in het „Vertooch" etc. voor-
komt, hier laten volgen.
Attestatie van de Heer Joannes van Horne,
Professor der Anatomie.
Onder soo meenichvuldige uytnemende selsame Stucken gesogt door
de gantsche Werelt, met de welcke veel doorluchtige Persoonen van
Stamme, ende mannen door verre Reysingen ende studiën vermaert,
het Tooneel van de Anatomie hebben willen verderen, verdienen
wel een van de hoochste plaetsen, de giften nu laetst alhier gestelt
van den seer Edelen Heere, Jonckheer LOUIS DE BlLS, Heere van
Coppensdamme, Boonem etc, die soo veel meer zijn te achten, als
zijnde Eygen vruchten van syne wonderlijcke vernufticheyt aen ons
Tooneel mildelijck toeghe-eygent, want als andere, Vliegende visschen,
Viervoetige ende diergelijcke uytlantsche Dieren, aen de nakomelinghen
voor ecr.e gedachtenisse hebben achterghelaten, desen heeft die Ghe-
raempten konstelijck met sijn eygen handt opgherecht, uyt een liberale
jonste \'tot profyte van de Republicque der Medecinen op-geoffert.
In de welke waerachtelijk niemant genoech en kan verwonderen, soo
de vernuftheyt van den Edelen ende Genereusen Heer (wiens wapenen
hier boven vertoont staen) sijn onvermoedelijcke Studie ende sijne
begeerte om te kennen de gestaltenisse van \'t menschelijcke lichaem,
alderprofijtelickste anschoussel voor alle degene aen de welke haere
sterfelijcke nature bekent is; aen welcke menschen wat isser meer
eyghen, ende meer nootsaeckelicker aen dit Thooneel als de Geraem-
ten, principalijck soo wanneer degene die hier noch sijn, ofte door
Ouderdom vervallen, ofte door onachtsaeme handen gebroken zijn ;
maer dat al te bove gaet is een uytgedroogt Doot Menschen Lichaem,
\') Zie over Van Home: G. C. B. Suringar. Het geneeskundig onderwijs van
Albert Kijper en Johannes Antonides van der Linden. De Ontleedkundige school
van Johannis van Horne. Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde 1863 p. 193.
2) Volgens De Bils zouden de Prins van Oranje en eenige heeren uit Amsterdam
een som van ettelijke duizenden hebben geboden voor zijn skeletten. (Brief van Louys
de Bils aan Th. Bartholin, p. 6, 7.)
3) L. de Bils. Vertooch etc., brief aan Piet er Buysse.
J. van Horne. Waerschouwinge etc. p. 10.
-ocr page 63-dat me seggen sou maer vers doot te wesen, het vvaerdichste stuck
Werck voor sulck een Thooneel. Maer soo wie alle dese dinghen van
nae by wil insien ende aendachtelijck over peynsen, met wat koste
van geit ende tijdt, ja moeyte die gekrege sijn, ende hoe fraey sy alle
Ver?iert syn, sal niet alleenlijk met verwonderinge, maer oock met
verbaestheyt overwonnen worden.
Dan volgt de lijst der praeparaten, reeds in Deel I genoemd.
De Bils gaf als reden voor zijn gift op: de liefde voor de Repu-
bliek en het gebrek aan geraamtes te Leiden; hij gaf nu de zijne „om
aldaer ten toon te staen ende voor Patroonen te verstrecken om andere
nae te maken, ende tot de lessen te moghen dienen."1)
Dat De bils werkelijk zoo edelmoedig is geweest, zal men zoo
licht niet aannemen, wanneer men zijn latere handelingen kent. We
kunnen de bewering van van horne wel als juist beschouwen, dat
het in De bils\' bedoeling lag steun te krijgen in zijn dingen naar
het schependom van het Vrije van Sluis. van horne schrijft:
„Want syn Ed. aspireerende naer het Scheependom van \'t Vrije in
Vlaenderen, staende ter dispositie van haere Ho. Mo. vermeynde door
recommandatie van de Ed. Heeren Curateuren, ende Burgemeesteren
der Stadt Leyden, sittende in de Vergaederinge van de Ed. Gro. Mo.
Heeren Staeten van Hollant ende West-Vrieslant, tot syn ooghmerck
in \'t Collegie van haere Ho. Mo. te koomen." Als bewijzen hiervoor
bezat van horne eenige brieven en een request hem gezonden,
met het verzoek dit bij de Curatoren in te dienen.2)
De bils trachtte dus een bezoldigd ambt te krijgen, hetgeen wel
tijd werd, daar hij als edelman waarschijnlijk op grooten voet leefde,
zijn anatomische liefhebberij zeer kostbaar was en daartegenover
weinig inkomsten stonden. Vermoedelijk sprong zijn schoonmoeder
hem bij, terwijl eenige jaren later blijkt, dat hij ook groote sommen
van zijn vader geleend had.
Kort na 1651 zag van horne te \'s Gravenhage „een bereyt Lichaem
met sijn Senuen ende Spieren omvangen", door De bils gebalsemd.3)
Dit verblijf te Den Haag zal wel met De bils\' sollicitaties in verband
hebben gestaan.
Kort daarop, in 1653, overleed De Bils\' vader en dit maakte dat
De Bils spoedig zijn anatomische werkzaamheid staakte.4) Zijn broeders
weigerden hem namelijk het vaderlijk erfdeel, benevens dat van eenige
ooms, uit te betalen. Hij begon nu met den steun te vragen der
Staten-Generaal en werkelijk schreven deze 12 December 1653 brieven
aan den Koning van Frankrijk, het parlement van Rouen en den
Hollandschen Ambassadeur BOREEL te Parijs.5)
Succes had dit echter niet. De Bils zag zich gedwongen een eisch
tot arrest, betreffende de nalatenschap tegen zijn broeders plerre en
juste6), kooplieden te Rouen, in te dienen.
1 \') L. de Bils. Vertooch etc., brief aan Piet er Buysse.
\'\') J.van Home. Waerschouwinge etc., p. 10, 11.
2 In het archief der Staten-Generaal vonden we niets over deze quaestie. In de
Resoluties van 7 Maart 1653 wordt wel gesproken over sollicitanten naar een vacante
Schepenplaats in \'t Vrije, maar met name worden ze niet genoemd.
3 ) J. van Home. Waerschouwinge etc., p. 13.
4 *) Anatomische beschrijvinge van een Wanschepsel etc., p. 4.
5 6) Archief Staten-Generaal. Uitgaende brieven 1653 en Resoluties 12 December 1653.
6 ) Dit is misschien de Justo de Bils, van wien sprake is in de Resoluties der Staten-
Generaal van 9 Maart 1658: „ende dat denselven De Bils over al aen de havenen van
Vranckrijck soude swieren, gevolcht van twaalf kloecke matrosen, om ergens bij
overval ofte gewelt eenig Nederlants schip te verrassen, soo als hij driemael al voor
desen hadde gedaan."
De in de Resoluties van 8 Maart en 9 April 1659 genoemde „fameusen rover"
Charles de Bils is waarschijnlijk dezelfde.
Het merkwaardige van de zaak is, dat hij arrest legde op het geld,
door hem verschuldigd aan den boedel van zijn vader.
Het proces had plaats te Aardenburg1) en duurde zeer lang; op de
rol komt het voor op de volgende data: 1654 15 Januari, 19 Maart,
14 Mei, 10 Juli, 13 September, 13 October, 22 October, 29 October,
1655 11 Februari, 25 Maart, 8 April en 29 April. Burgemeesters en
Schepenen schoven het voortdurend op de lange baan, daar ze er
blijkbaar niet al te goed weg mee wisten; 24 September 1654 besloten
ze o.a. rechtskundig advies in te winnen, kostende £ 2, te betalen door
den eischer. Voor De BlLS trad als procureur een zekere De Rijcke op.2)
Gedurende dit proces veranderde De blls van domicilie; 3 Maart
1654 liet hij zich als poorter van Middelburg inschrijven en betaalde
2 £ poortergeld,3) waaruit blijkt, dat hij een vermogend persoon ge-
weest moet zijn.
Van De Bils\' verblijf te Middelburg hebben we verder geen spoor
kunnen ontdekken, terwijl 5 en 19 Augustus 1654 zijn zoon Jean
Anthoine resp. gedoopt en begraven werd te Sluis. In het vonnis,
dat eindelijk 29 April 1655 werd uitgesproken, wordt echter nog
Middelburg als woonplaats genoemd.
Als curiosum laten we dit vonnis in zijn geheel volgen.
„Burgemeesters ende Schepenen oversien hebbende het schriftelyk
proces voor hunluyden beleedt bij ende verwegen Jonkh. lowys de
blls, Heere van Coppensdamme, Bonem etc. inwoonende Borger der
stadt Middelburgh heesscher arrestant ten eenre, contra Jonkheers
Pierre ende juste de blls, Cooplieden en woonende tot Rouanen
\'n Vranckrijck, gearresteerden ende gecontumaceerden gedaeghdens
^r ander zijde, gesien heysch met verificative bewijsen ende depositien,
Personele insinuatien, acten van verstecq van contradictien, voordere
documenten ende \'t geene ter materie dienende, ende connen mo-
veeren, doende recht, verclaren het arrest soo ende inder maniere
dat is gedaen goedt ende van waarden condemneerende gedaeghdens
\'n de betalinge van de somme van drij duijsent zeven hondert ende
•achentig guldens geldt tot veertigh grooten \'t stuck over derthien
jaren pacht van den jare 1632 tot ende met den jare 1645 by
i°r\' charles de Bils \'s eyschers arrestants vader van \'t goedt Bonem
genoten, met den interest van dien jegens zes percento int jaar van
den jare 1632 tot ende met den jare 1653, gereserveert d\'jaren
quydscheld ende eenige water geschoten, alsmede by provisie in de
somme van vier duysent Caroliguldens wegens een vijfde part in de
paergelaten goederen van Jor- joos de blls \'s eijschers oom met den
■nterest van dien te rekenen \'t zedert de dood van den voornoemden
jor Charles de Bils met de costen latende \'s eijschers voorder
Pretentie diesaengaende onverleth om deselve t\'institueeren daer ende
soo hy te rade wert.
Aldus gepronuntieert in de Vierschare den 29 April 1655."
, \') Waarom De Bils te Aardenburg procedeerde en niet te Sluis, hebben we niet
kl|nnen ontdekken.
2) Archief van de Rechtbank van de stad Aardenburg, Rechtspraak van Crimineele
en Civiele zaken. Berustend in het Rijksarchiefdepöt in Zeeland te Middelburg.
, ) Poorterboek van Middelburg en Ontvang van de rekening van de stad Mid-
aelburg over 1654.
Tusschen de processtukken van Aardenburg vonden we de „Inven-
tariale memorie van alle de stucken ende doccumenten, die Jor- louies
de BlLS, heere van Coppendamme, Bonem etc.a heeft gefurniert in
soodanigen proces als hij voor de Eerwaerde heeren burgemeester
ende scheepenen der steede ende scheependomme van Ardemburch
in de qualiteyt als eysscher bij arreste heeft geintendeert gehadt op
ende jaegens srs. plerre ende juste de BlLS, sijne broeders, coop-
lieden tot Rouan in Vranckrijk, gedaechdens."
Jammer genoeg, dat De blls al die stukken „gene uijtgesondert,
alhier ter steede ende greffie van Ardemburgh heeft gelicht, om sijn
recht ende verdere pretentie tot laste van de voornoemde PlERRE ende
juste de blls te verhaelen daer ende soo hij in rade werden sal,
dan of deese dient tot recipisse," (gedateerd 24 Mei 1655 en onder-
teekend : louis de blls de Coppensdamme.)
Onder deze stukken worden o.a. genoemd het testament van zijn
oom JOOS DE BlLS, een lijst van de nagelaten goederen en middelen
van zijn ooms LOUWIES en JUSTE DE BlLS (hiervan eischt hij ook een
vijfde deel op), de origineele „letteren van donnatie inter vivos" van zijn
overleden oom JOOS, betreffende het leengoed van Bonem, bewijs-
stukken, dat zijn Vader Jhr. CHARLES DE BlLS gedurende de in het
vonnis genoemde jaren de inkomsten van het goed Bonem heeft
genoten, en dat hij na den dood van zijn broeder JOOS diens middelen
heeft beheerd.
Verder worden o.a. nog genoemd De blls\' moeder en Jo.rs JOOS
en franchoys de baenst, waarschijnlijk familieleden.
Aldus had DE BlLS ten deele bereikt, wat hij wenschte.
Een practisch resultaat verkreeg hij echter niet, daar zijn broers zich
niets aantrokken van het gerecht te Sluis.
De blls wendde zich nu weer tot de Staten-Generaal; evenals in
1653 schreven ze een drietal brieven, echter zonder gevolg.1)
Later schijnt DE BlLS verder over deze quaestie geprocedeerd te
hebben; 29 Juli 1659 machtigde hij zijn vrouw om voor hem op te
treden tegen zijn broeders voor den „Ed. Gerechte van Middelburch."2)
In het gemeentearchief te Middelburg is echter niets van dit proces
te vinden.
In Maart 1655 toonde De blls te Sluis aan een aantal vrienden,
onder wie de doctoren abraham parent en laurens jordaen,
de scheiding van het os petrosum volgens de naden.3) Dit praeparaat
werd ook weer aan de Leidsche Academie geschonken en zeer door
Van horne bewonderd.4)
Tevens ging De blls op aandrang van zijn hierboven genoemde
vrienden en zijn neef pleter buysse over tot zijn eerste publicatie,
het „Vertooch van verscheyde eyghene Anatomische Stucken", waar-
door hij zich algemeen bekend maakte.
1 Archief Staten Oeneraal. Uitgaende brieven 1655 en Resoluties 1655 29 Juni.
Hierin wordt bij vergissing gesproken van Charles de Bils.
2 ) Protocol van den notaris Leonard .van Zijl. Rotterdam. Reg. 8. acte 532.
3 ) Anatomisch Vertoon van het Ohehoor etc.
-ocr page 67-Het geschriftje bevat een tweetal brieven, de attestaties van VAN
HORNE en eenige lofdichten, doch niets wetenschappelijks.
Typisch is, wat De bils aan pleter buysse schrijft, namelijk,
dat hij aan van horne precies vertelde, hoe het os petrosum ge-
scheiden en de beenderen gepraepareerd werden. Toen van horne
echter aandrong op het openbaren van zijn balsemingsgeheim, gaf
De bils te kennen, daarmede nog wel wat te willen wachten.
Het wapen van De Bils staat ook afgebeeld. Het is als volgt:
De bils1): geschakeerd van goud en zwart in zeven verticale en
negen horizontale rijen. Helmteeken: een aanziend gestelde uitkomende
Moor met de rechterhand voor de borst en de linkerhand voor den
buik, om het hoofd een band van zilver en blauw.
De kwartieren zijn:
1°. Vaderszijde. De Bils
MORSLEDE: in goud twee roode schuinbalken.
2°. Moederszijde. NOBLETS: in hermelijn drie roode lelies (rechts,
links en beneden) en in een schildhoofd
een roode roos in zilver.
BAENST: in zwart een zilveren dwarsbalk, verge-
zeld boven van drie zilveren merletten
naast elkaar.
Voegen we bij deze gegevens nog den naam van LOUIS\' grootvader
PlETER, welke in een notarieele acte voorkomt,2) dan is ons dus van
de familie De BiLS het volgende bekend:
PlETER DE BiLS—MORSLEDE NOBLETS—BAENST
JOOS, LOUIS, JUSTE, CHARLES SUSANNE ELEZ1NE NOBLETS
LOUIS, PlERRE, JUSTE enz.
morslede, Noblets en Baenst zijn bekende Vlaamsche geslach-
ten, vooral het laatste.
Dat de familie De BiLS niet van de onaanzienlijkste was, blijkt
verder uit het huwelijk 19 September 1G48 gesloten tusschen LOUIS\'
broeder PlERRE en MADELEINE ROUSSEL, een meisje uit een voornaam
geslacht te Rouen.
In 1656 gelukte.het De Bils eindelijk een ambt te verwerven. Of-
schoon er nog verschillende andere sollicitanten waren, werd hij 2 Fe-
bruari van dat jaar benoemd tot baljuw van Aardenburg, als opvolger
van den overleden jacob d\' assignies1). Het inkomen werd echter
verminderd van 40 tot 30 £ (ƒ180) per jaar2). Den 10 Februari
legde De Bils den eed voor de Staten-Generaal af en den 21sten ver-
scheen hij voor het eerst in de vergadering van Burgemeesters en
Schepenen van Aardenburg.
De Bils woonde waarschijnlijk reeds weer te Sluis, want spoedig
deed hij opnieuw moeite tot Schepen benoemd te worden en één der
eischen voor de verkiesbaarheid tot Schepen was, dat men minstens
zes maanden vrijlaat of poorter in \'t Vrije van Sluis moest zijn.
Ongelukkig voor De Bils werd 19 Februari 1656 door de Staten-
Generaal aan de bovengenoemde eischen toegevoegd, dat men minstens
18 gemeten land in \'t Vrije van Sluis moest bezitten3). Dispensatie van
de bepalingen zou nooit te verkrijgen zijn.
DE Bils bezat geen gronden in het Vrije van Sluis en wendde zich
nu tot de Staten-Generaal4), om te vragen, of hij „eligibel" was tot
het „Schependom van de Landen van den Vrije, resideerende tot Sluys
in Vlaenderen als behoorlyck gegoet synde in de Landen van de
Vrye, ressorteerende onder Brugge".5)
Het request werd ter rapporteering in handen gesteld van de heeren
VAN raesvelt en andere H. Ho. Mo. Gedeputeerden tot de Zaken
van Vlaanderen.
Bij resolutie van 16 Augustus 1656 handhaafden de Staten-Generaal
echter den eisch van grondbezit in het Vrije van Sluis; dus zag DE
bils zich den weg naar hoogere staatsbetrekkingen afgesneden.6)
Aanvankelijk vervulde De BILS zijn functie als baljuw nog al be-
hoorlijk, zooals de archiefstukken getuigen.7)
Den 23 Maart 1656 werd hij overdeken van het „vette warniers
gilde".
De animo in zijn werk verminderde echter snel, terwijl zijn bewon-
deraars bleven aandringen op verdere anatomische openbaringen.
1 \') Resoluties Staten Generaal 21, 28 en 29 Januari, 1 en 2 Februari 1656.
2 "■) 16 Januari 1656 hadden Burgemeesters en Schepenen van Aardenburg een re-
quest ingediend bij de Staten-Generaal tot verlaging van het tractement van den
baljuw van 40 tot 25 of 30 De Staten-Generaal stelden dit request 21 Januari
d.a.v. in handen van den Raad van State ter adviseering, 1 Februari stelde de Raad
van State een verlaging tot 30 £ voor en 2 Februari gingen de Staten-Generaal
daarmede accoord.
3 ) Tenzij men 30 jaar vrijlaat was.
4 ) Resoluties Staten Generaal 7 Juli 1656.
5 ) Het leengoed Bonem was groot 45 gemeten, 2 lijnen, 22 roeden.
°) Bij de benoeming van Philips de Chautraine dit Broucqsault tot schepen in
\'t Vrije op 31 Mei 1659 werd hiervan echter afgeweken.
6 Den 4 Juni d.a.v. rieden de Staten-Generaal hem aan zich van grond te voorzien,
zooals de resolutie van 19 Februari 1656 eischte.
Waarschijnlijk waren er tegen De Bils wel andere bezwaren; deze had toch wel
in het bezit van den vereischten grond kunnen komen.
7 ) Resolutie of Notulboek der Stad en Schependomme van Aardenburg. 27 April
1644—18 October 1666 (aanwezig te Aardenburg).
Archief van de rechtbank van de Stad Aardenburg. Rechtspraak in crimineele en
civiele zaken (aanwezig in het Rijksarchiefdepöt in Zeeland te Middelburg).
Daarbij kwam nog, dat zijn medische vrienden PARENT en JORDAEN
Sluis verlieten en zich naar Middelburg en Rotterdam begaven, waar-
door zijn gehechtheid aan Sluis wellicht minder groot werd. Zijn kans
op anatomisch succes zou elders zeker grooter zijn.\')
In Augustus 1657 diende De Bils een request in bij de Staten-
Generaal, verzoekende zich te mogen doen substitueeren als baljuw.
Dit request werd 14 Augustus ter adviseering in handen gesteld van
de heeren VAN BARENDRECHT en andere Gedeputeerden tot de za-
ken van Vlaanderen.
Volgens resolutie van 21 Februari 1658 werd „den suppliant geau-
thoriseert, om een bequaem persoon te dispicieren, om hem te dienen
als substituijt, mits denselven bekent maeckende aen haere Ho. Mo.
ten fine van approbatie".
Burgemeesters en Schepenen van Aardenburg protesteerden in een
request, dato 23 Maart 1658, tegen DE BlLS\' verzoek en de Staten-
Generaal besloten de zaak nogmaals te onderzoeken en hun besluit
op te schorten.
Van een verder besluit der Staten-Generaal is niets te vinden vóór
1669.1) De Bils vertrok in 1659 naar Rotterdam en sedert dien komt
hij slechts zoo nu en dan in de verslagen der rechtdagen voor;
meestal is hij vervangen door den burgemeester „van de courpse."
De belangstelling in De Bils\' geheimen werd ondertusschen gaande
gehouden.
BURCHARDUS wittenberg2), medicus te Brugge, publiceerde een
verklaring vol lof over De Bils\' kundigheden. Hij wijst er op, dat
De Bils op den duur de kosten van zijn liefhebberij niet zal kunnen
dragen en tracht De Bils over te halen Sluis te verlaten en zich in
dienst te stellen van een prins of republiek, die dan finantiëel zou
moeten bijspringen.
De blls zelf trachtte, door bemiddeling van een Monsieur de la
rivière, luitenant van een te Sluis liggende compagnie, van horne
te bewegen met hem samen te gaan werken, doch deze ging er niet
op in, daar er sprake was van groote onkosten3).
Niet lang daarna schijnt De blls kans te hebben gehad op finan-
tiëelen steun van eenige medici uit Middelburg4) en DE Bils gaf nu
als voorlooper van de beschrijving van den „nieuwen mens", (door
zijn bloedeloos ontleden was hem namelijk gebleken, dat er niet veel
deugde van de anatomie dier dagen) zijn geschrift over den Gijlbuis uit.G)
VAN HORNE was zeer verrast door de uitgave van dit geschrift5),
1 ) Zie nog Resoluties Staten Generaal 8 Augustus 1658.
2 ) Burchardus Wittenberg. Déclaration eet. 1657.
3 ) /. van Hortte. Waerschouwinge etc. p. 14.
4 ) /. van Horne. Waerschouwinge etc. p. 17.
5 ) J. van Horne. Waerschouwinge etc. p. 14.
-ocr page 70-daar De Bils hem er nooit iets van had medegedeeld. Hij haastte
zich echter een Latijnsche vertaling te geven van dit werk1),
waarvan hij beweert, dat De Bils als Fransche Vlaming onmogelijk
de auteur kon zijn.2) Bij de uitgave der Latijnsche vertaling werd
volgens VAN HORNE van de door hem gegeven copie afgeweken3).
van horne\'s nieuwsgierigheid schijnt zeer geprikkeld te zijn ge-
weest ; hij bood De Bils tenminste een „treffelijck stuck Silver-werck"
aan, wanneer deze hem wilde toonen „op wat wijse de Gijl in de
Scheyladeren quam, ende niet in de geseyde Melck-aderen", waarop
deze echter niet inging.4)
De BILS ondervond, zooals ieder anatoom in dien tijd, groote moei-
lijkheden met het verkrijgen van menschenlijken voor zijne ontledingen.
Hij richtte daarom een „ootmoedige supplicatie" aan de Staten-Generaal,
waarin hij vertelt van zijn anatomische neigingen, zijn giften aan de
Leidsche Academie memoreert en voorgeeft met nog meer ijver dan
vroeger te werken, „ten eynde om een pertinente demonstratie van
de Constitutie van \'t Menschelyke Lichaam te doen, ende alle abusen
voor te komen, waar naar perfecte Platen Figuuren ende Beschryvin-
gen konnen gemaakt werden." Hij verzocht dan om octrooi „dat
alle Lichamen, door handen van de Justitie, soo Politicq, als Militair,
geëxecuteert werdende, of vreemde Personen, sonder nalatinge van
Vrunden in de Hospitalen komende te sterven, in Vlaenderen onder
het Ressort van desen Staat, hem Suppliant mogen overgelevert werden."
De Staten-Oeneraal besloten 9 Augustus 16585) „t\'authoriseeren,
gelyk Wy authoriseeren mits desen, den Burgemeester en Schepenen
\'s Lands van den Vrye resideerende tot Sluys, ende de respective
Magistraten, mitsgaders die van den Krygsraat in Vlaanderen, onder
\'t Gebied ende Ressort van desen Staat, omme naer gelegentheyd van
saeken, denselven Suppliant in \'t geene voorschreve is, behulpelyk te
syn, ten waare om goede redenen ter contrarie."0)
Verder begon De bils de anatomie grondig te bestudeeren uit de
Hollandsche vertalingen van de anatomieboeken van bartholinus
en Barbette.6) Barbette zelf had hem dit laatste werkje geschonken.7)
Van den finantieelen steun der Middelburgsche medici kwam echter
niets, ondanks de lofrede van cornelis van de voorde;8) dus
moest De Bils andere maatregelen beramen.
1 \'] J. van Home. Waerschouwinge etc., p. 16.
2 \'■*) /. van Home. Waerschouwinge etc., p. 15.
3 ) J. van Home. Waerschouwinge etc., p. 16.
\') J. van Home. Waerschouwinge etc., p. 14, 15.
4 6) Zie Resoluties Staten Generaal 9 Augustus 1658.
5 A. Velingius. Redenvoering over de Illustre Schole van \'s Hertogenbosch, \'s Her-
togenbosch 1760. p. 54.
6 r) J. van Home. Waerschouwinge etc., p. 13.
7 ) De tweede Amsterdamsche Buuren-Kout etc., p. 45.
8 ) Oratie ofte Eerste Inleydinghe, ghedaen in de Chirurgyns Anatomie-Kamer,
door den Hoogh-geleerden Heer Cornelis van de Voorde, Ordinaris Stadts-Doctor en
Medicyn der Anatomie en Chyrurgie der Stadt Middelburgh in Zeelandt, den 17
July 1658. p. 11. (29 Mei 1659 in druk uitgegeven door Ferdinandus Grniwardt, M. D.)
In het begin 1659 uitgekomen werkje over het door De Bils
ontlede monstrum1) wordt wederom, nu door parent, aangedrongen
op „belofte van ontlastinghe van kosten, die sijn Ed. vorder soude
ondergaen, in \'t Ontleden, Balsemen, Plaet-snyen, Drucken, etc.,
nootsaeckelijck tot het uyt-geven van een nieuw en konstlijck Ana-
tomisch Werck." Deze liefhebberij had aan De Bils reeds ettelijke dui-
zenden ponden gekost.
parent stelt nu voor „indien yeder Collegie van Doctoren en
Chirurgijns (oft ten minsten die haer daer toe sullen laten beweghen)
in \'t ghemeen, oock yeder Liefhebber der Snykonst in \'t bysonder,
yet van \'t hare gheliefden uyt te leggen, tot het by-een-brengen van
een hooft-somme van Penningen, waer door de Onkosten van dit
hooghnoodighe Werck souden konnen ghedraghen werden: soo soude
eyndelijck de wensch, van soo veel Geleerde en Konstlievende Mannen,
door \'t ontdecken van de Ontledinghe sonder bloedt-storten, (welcke
het eenighe Fondament is waerop dese Konst ghebouwt is) ende
bysondere maniere van Balsemen, voldaen, en het groote licht der
Medicijnen op den kandelaer gestelt werden."2)
De Bils is ten slotte bezweken voor den aandrang van zijn vrien-
den en volgde den weg door parent gewezen.
Tegen den zomer van 1659 vestigde hij zich te Rotterdam3), waar
hij van de Stedelijke Regeering „door intercessie van een goet Vriendt"4)
de beschikking over het Engelsche Courthuis5) had gekregen om er
een theatrum anatomicum op te richten.
Reeds 26 Mei 16596) werd voor notaris leonard van zijl te
Rotterdam een acte gepasseerd, waarin De bils mededeelt op aan-
dringen van vele vrienden zijn anatomische werkzaamheden weer
hervat te hebben7), hiertoe ook aangespoord door de toewijzing van
cadavers door de Staten-Generaal.
De bils memoreert dan de beschikbaarstelling van de Engelsche
Court door de Stedelijke Regeering van Rotterdam en weidt dan lang
uit over zijn geheime methoden van ontleden en balsemen en over
de groote onkosten door hem bij zijn dissecties reeds gemaakt.
1 \') Anatomische Beschrijvinge van een Wanschepsel etc.
2 ) Anatomische Beschrijvinge van een Wanschepsel etc. p. 5, 6.
3 ) Volgens Fokker 1. c. p. 9 geschiedde dit in het najaar van 1658; hiertegen
pleit, dat De Bils 30 December 1658, 6 en 27 Januari 1659 aanwezig was in de
vergadering van Burgemeesters en Schepenen te Aardenburg. In een notarieele acte
van 24 Juni 1659 wordt Sluis nog als woonplaats aangegeven, in een van 12 Juli d.a.v.
echter Rotterdam. Ook Parent spreekt nog in het 1659 verschenen stukje over het
monstrum van de praeparaten tegenwoordig bij De Bils te Sluis te zien (p. 5.)
4 ) J. van Home. Waerschouwinge etc. p. 18.
5 ) Door de verplaatsing van den Engelschen stapel in 1656 naar Dordrecht was dit
gebouw beschikbaar, in 1664 werd het in gebruik genomen voor een werk-of tucht-
huis (S. Lois, Cronycke ofte Korte waere beschrijvinge der Stad Rotterdam. 1744. op
de genoemde jaren). Tegenwoordig staat op de plaats, waar zich vroeger de Engelsche
Court bevond, het groote verkoophuis van Cohti. Bonnay.
6 c) Protocol van den notaris Leonard van Zijl. Rotterdam, deel 6.
7 f) Na zijn gift aan Leiden, „bij de veertien jaren gestaeckt"; dit zal vier jaar moeten zijn.
-ocr page 72-Ofschoon reeds verscheidene malen door een „andere Souveraine
Macht" aangezocht om zijn geheim te verkoopen, heeft hij daartoe niet
willen besluiten. „Soo Is \'t: Dat hij bij desen allen den geenen wien de
welvaert van het menschelycke geslacht ende de nutte wetenschappen
van dien sich laet aengelegen syn, syn voornemen bekent maeckt,
ende noodicht om \'t selve behulpsaem te syn, op voorwaarden daertoe
hem verscheyden voornaeme geleerde mannen selffs allangh gepersua-
deert hebben, ten fine om niet veel min als vyftich lichamen op te
stellen, ende balsemen daeruyt dan plaeten gesneden ende boecken
geschreven connen worden, ende dienvolgens voor \'t algemeene beste
om redenen boven verhaelt men kan besluyten syne sonderlinge maniere
van ontleden ende balsemen te openbaren, aen allen ende een yegelyck
die lust heeft om tot haer voordeel syn aengenomen werk te helpen
bevorderen met het contribueren van eenen geringen penningh, die
door veele handen aangroeyende, wel haest een capitaele somme van
twintich duysent pont Vlaems sal comen uyt te maecken, conside-
rende dat de geseyde lichamen eer die geanatomiseert ende naer den
eysch gebalsemt syn, ettelycke duysende guldens sullen comen te staen,
behalven andere oncosten die al bereyts dies aengaende gedaen syn,
ende noch te doen staen, derhalven alle wie tot de gemelte kennisse
lust heeft, ende tot de bevorderinge van dien, die brenge of sende
met syn naem de somme van twintich1) Carolyguldens eens; ofte die
gesint is meerder somme in te leggen tot meerder acceleratie ende
bevorderinge, kan het selve doen naer syn believen, om alsoo de
geseyde capitale somme gesamentlyck uyt te maecken aen dewelcke
den comparant by solemnele obligatie onder syn hant ende zegel,
hem sal verbinden van haer binnen den tijt van anderhalf jaer, ingaende
den eersten July 1659 volle openinge ende contentement te doen by
geschrifte van hem heer comparant selffs onderteyckent."
De aandeelhouders mochten aanwezig zijn bij de balseming en de
ontleding van een lijk. Tegen betaling van een rijksdaalder kon men,
alvorens een aandeel te nemen, vier gebalsemde en ontlede menschen-
cadavers komen bezien.
Mocht binnen anderhalf jaar de vereischte som niet bijeen zijn, dan
verbond De Bils zich tot terugbetaling van de gestorte gelden, zijn
persoon en zijne goederen stelde hij als borg. Bij mogelijk overlijden
van De Bils zou zijn vrouw zijn verplichtingen overnemen en öf
de gelden terug betalen öf DE BILS\' kennis openbaren. De BILS had
daartoe zijn geheimen op schrift gesteld, in een blikken doos geborgen
en deze doen verzegelen door den notaris Van Zijl.
De Rotterdamsche medici JUSTUS RYCKEWAERT en laurens
Jordaen traden als getuigen op.
De blikken doos werd 29 Mei 1659 in tegenwoordigheid van twee
klerken in een behoorlijk verzegeld couvert gesloten en in handen
van De bils gesteld.
Een copie van deze acte, gevolgd door een mededeeling, dat de
gelden ook in stadsbewaring konden gegeven worden, en door de
*) In de acte is „tliien" vervangen door „twintich."
-ocr page 73-attestaties van van horne, verscheen in brochurevorm.1) Deze copie
is niet geheel gelijk aan de oorspronkelijke acte. Zoo wordt in het
gedrukte stuk de grootte der inschrijvingen op 25 Caroliguldens bepaald.
van Horne stelde zijn knecht ter beschikking om deze actes te
helpen verspreiden.2)
Later werden de actes echter ook in plano gedrukt en opgehangen
in de „Voorhuysen van de voornaemste Herbergen, eevenals de
Loterije-kaerten, of Breuck snijders operatien,"2) waarover VAN horne
niet al te best te spreken was. Deze uitgave in plano is ons onbekend.
Ten einde aan zijn werk te kunnen beginnen had De bils geld
noodig. Hij machtigde zijn vrouw op zijn naam ƒ8000 te leenen
voor den tijd van twee jaar.3) In de betreffende notarieele acte vindt
men een nauwkeurige beschrijving van het leengoed Bonem.
Zijn schoonzuster lucretia van peenen machtigde hij om te
ontvangen „alle soodanige tractementen emolumenten mitsgaders
andere proffyten die ten regarde van syn heere comparants voorsegd
ampt tot Aerdenburch voorseyt als andersints aldaer in Vlaenderen
ende andere plaetsen."4)
De bils\' geldgebrek blijkt ook nog uit een acte van 29 Juli 16595),
waarbij hij zijn vrouw machtigde voor het gerecht te Middelburg in
zijn naam op te treden tegen zijn broeders plerre en juste, „ten
eynde hy heere comparant \'t effect van deselve vonnissen genieten
mach." (het Aardenburgsche vonnis van 29 April 1655.)
De te Rotterdam tentoongestelde, uit Sluis aangevoerde, gebalsemde
cadavers6) schijnen, ondanks de zeer hooge entreegelden, druk bezocht
te zijn.
van Horne ging er heen in gezelschap van Dr. Gerard van
nydeck uit Rotterdam en gerrit courten, dienaar van de anatomie-
kamer te Leiden. Hij beweert echter niet in de gelegenheid gesteld
te zijn de cadavers goed te bekijken ; men verweet hem, dat hij alleen
meer tijd noodig had dan 25 anderen. Toch animeerde hij doctoren
uit Delft en studenten uit Leiden de lijken te gaan bezichtigen.7)
Zoo nu en dan hield De bils publieke secties op honden : de geheel
gepraepareerde doode hond werd gedemonstreerd en van de ontleding
1 \') Kopije van zekere ampele Acte van Jr. Lowys de Bils, Heere van Koppens-
damme, Bonem, etc. Rakende de Wetenschap van de oprechte Anatomye des Men-
schelijken Lichaams. Rotterdam. 1659.
2 ) J. van Home. Waerschouwinge etc. p. 18.
3 ) Protocol van den notaris Leonard van Zijl. Deel 8 acte 531.
4 ) Protocol van den notaris Leonard van Zijl. Deel 8 acte 531.
5 ) Protocol van den notaris Leonard van Zijl. Rotterdam. Deel 8. acte 532.
6 ) Het waren vier ontlede cadavers en een niet ontleed foetus (Q. Clauderi 1. c.
P- 136). Één van deze cadavers zou De Bils voor ƒ 8000 aan eenige Amsterdammers
•\'ebben kunnen verkoopen. (Brief van Lowys de Bils aan Th. Bartholijn. p. 8.)
7 ) J. van Horne. Waerschouwinge etc. p. 24, 25.
-ocr page 74-zonder bloedverlies en den loop der vochten kreeg men niets te zien.
Zoo\'n demonstratie hield De bils o.a. voor een aantal doctoren uit
\'s Gravenhage.1)
De tentoonstelling werd ook door vele niet-medici bezocht; jegens
hen schijnt DE BiLS altijd zeer voorkomend en mededeelzaam te zijn
geweest, zoodat medici zich vaak als hovelingen of iets dergelijks
uitgaven om iets meer van De BiLS\' kunst te weten te komen.
zas2) schreef later aan bartholinus : „Hoedanige de stukken zijn,
die wij aireede hebben gesien, daar van kunnen verscheyde Princen,
Graven en Heeren, Koninglijke Ambassadeuren en hare Medicijns,
onder anderen ook hare Excellentien de twee laatste Gezanten, van
wegen zijne Majesteit van Denemarken, bij haare Hoogmogende
resideerende, getuigenisse geven."3)
Aandeelen in de onderneming werden niet of zeer weinig genomen.
Aanvankelijk schijnt de grootte der inschrijvingen op ƒ10 gesteld te
zijn geweest4), en van horne had De Bils met een aantal studenten
„solemneelick" willen bezoeken, maar toen het inleggeld van ƒ10
tot ƒ 25 verhoogd werd hadden de „Messieurs" er niet toe kunnen
besluiten.5) Hieruit blijkt wel duidelijk, dat van horne van den
beginne af op de hoogte was van DE BiLS\' optreden en er mede
accoord ging.
Nog in het jaar 1659 echter schijnt de breuk tusschen De Bils en
van horne tot stand te zijn gekomen. Zooals te begrijpen is, ver-
dween nu bij zeer velen het vertrouwen in De Bils, de animo in de
inschrijvingen daalde tot nul en spoedig werd het duidelijk dat de on-
derneming op niets zou uitloopen.
De Bils deed nog een poging het gevaar te bezweren door, op
het eind van 1659, een open brief uit te geven, waarin hij op heftige
wijze zijn tegenstanders uitmaakt.6) Het begin luidt: „Ik had noit
konnen gelooven dat de huidendaagsche Wereld, geoeffend en zoo
doorzienig in alle wetenschappen, haer tot haar eigen nadeel van
quaataardige warre-geesten zoo onpasselijk kon laten ringel ooren,
dat zy, in zaken van groot gevolg, liever het nijdig en onverstandig
opgeven van eenige baatsuchtige Menschen, als haar eigen oogen
en oordeel vertrouwen zoude willen: maar d\'ervarentheid geeft mij
daar dagelix zekerheid af, die zoo wel \'t geheele Menschelijke geslagte
als mij ten hoogsten schadelijk is."
Hij vertelt dan, hoe hij op aandringen van velen besloten heeft,
zijn wetenschap te openbaren en daartoe nu reeds bijna acht maanden
1 •) J. van Home. Waerschouwinge etc. p. 20.
2 ) N. Zas. Brief aan Den Orooten Th. Bartholinus etc. p. 15. Zie over Zas: Histo-
risch Verslag over de geneeskundige school te Rotterdam door Dr. C. Ph. F. Groshans.
Rotterdam. 1853.
3 ) Als een bewijs van de belangstelling van leeken in De Bils\' optreden dienen
de uitgaven in \'t Latijn van twee bundels werken van De Bils in 1661 door Gideon
Bueniiis, den rector van het gymnasium te Schiedam,\' en de vele lofdichten op De
Bils gemaakt.
4 ) In de acte te Rotterdam is overal „thien" door „twintich" vervangen.
5 ) J. van Home. Waerschouwinge etc. p. 25.
6 fi) Louys de Bils van Koppensdamme. Aan alle ware Liefhebbers der Anatomie.
Rotterdam. 1659.
>
-ocr page 75-in het gewezen Engelsche Courthuis resideert. De animo van zijn
aandrijvers is nu echter sterk verminderd door kwaadsprekerij. Om
nu zijn goede trouw te doen blijken, rioodigt hij ieder liefhebber uit,
de demonstratie van de melk- en watervaten en klieren benevens van den
wrong in een hond bij te wonen. Hij herhaalt dan zijn afkeurend
oordeel over de tegenwoordige anatomie, reeds in de ampele acte
uitgesproken, maar gaat nu verder: „Ik zal hem ook met dezelve
lichtigheid doen begrijpen dat de hedendaagse practijk der Medicijnen
gants onredelijk, zorgelijk en voor een Edel gemoed (dat meer het
weldoen als het geld bemint) onverdragelijk en ten hoogsten beden-
kelijk is: en dat men door mijne uitvindinge en kennis der waarachtige
werkingen van alle Vochtigheden en Gistingen,1) die \'er in ons zijn,
zoude konnen geraken tot een vaste en wiskunstig gebruik van alle
hulpmiddelen, dewijl ik hare veranderingen van klier tot klier ver-
volgen kan."
Deze uitval van De blls is wel te begrijpen. De handelwijze van
Van Horne, die trem tot nu toe gesteund en bewonderd had, onder-
tusschen steeds pogende achter De Bils\' geheimen te komen, is niet
erg bewonderenswaardig ; onzens inziens is de afgunst hier. wel de
voornaamste drijfveer geweest naast invloed van bartholinus\'2) school.
sorbière3) schrijft hierover : „Le fond de l\'affaire est, à ce que nous
dit Monsieur Van Horne, que, comme il a estimé que le procédé
de Monsieur BlLS tenoit du visionnaire ou du charlatan, il n\'a plus
voulu en estre l\'approbateur, ny permettre qu \'il se servist de son
nom et de quelques bonnes paroles qu\'il luy avoit données pour
l\'encourager."
Hoe het ook zij, na de publicatie van DE BlLS\' open brief, trad
Van HORNE spoedig onomwonden als tegenstander op, door zijn
„Waerschouwinge" in het licht te geven.
Van Horne kan niet gelooven, dat De Bils „uyt syn eygen mou-
vement" zijn brief geschreven zou hebben, (p. 5.). Wanneer De Bils
werkelijk alles kon doen, wat hij beweert, zou van Horne verzekerd
zijn, „dat de Liefhebbers gesaementlijck souden contribueeren om een
Silveren Beeld den soodaenigen tot gedachtenisse op te offeren."
Maar „seggen en doen, segt den Hollander, syn twee. \'t Is niet genoech
te blaaskaecken, ende breet op te snijden." (p. 7.)
Na nog geopponeerd te hebben tegen de bewering, dat studenten
bij DE BlLS in een half uur meer zouden Ieeren, dan bij hem in een
paar jaar, (p. 8) acht VAN HORNE zich verplicht uitvoerig mede te
1 Wel een gewaagd gezegde van iemand, die niets van chemie en pharmacie
afwist. T. Andreae. Bilanx exacta etc. p. 96.
2 ) De Zweedsche student Petrus Houffwenius, oud-leerling van Rudbcck, bood
aan den centripetalen loop del vochten aan De Bils te toonen. Deze ging er niet
op in. Houffwenius was zeer bekend door het maken van een koperen skelet,
waarop de zenuwen en vaten als verschillend gekleurde draden gemonteerd waren.
Zie Van Home. Waerschouwinge. p. 22, 23. Blok. 1. c. p. 66, 67. Th. Bartliolini.
Epist. medicin. Cent. III. Ep. 91. p. 393. 21 April 1661.
deelen, wat hij met De Bils uit te staan heeft gehad, maar slaagt er
toch niet in duidelijk te maken, hoe zijn houding ten opzichte van
dezen nu plotseling is veranderd.
Als tegenhanger van zijn lof in de attestaties vertelt hij nu, dat de
door joannes hovius M. D. en hem zelf opgezette skeletten die
van De Bils verre overtreffen, (p. 12.)
In Londen zag van horne een Adam en Eva, „op de maniere
van jonckheer de Bils in haere Huyt bereyt, daar deesen Fransman,
die zijn Ed. aen d\' Anatomie alhier heeft vereert, niet by en komt." (p. 15.)
Het balsemen van De Bils bewondert hij echter nog steeds : „Want
soo veel alsser die toebereyde Lichaemen bij zijn Ed. hebben ghesien,
moeten rondt uyt bekennen, tot noch toe geen raet te weeten, om
sulx naer te volgen, veel min te verbeeteren." (p. 13.)
Wat De Bils verder beweert, is bedriegerij (p. 19), hij wordt
door geldzucht gedreven (p. 18), heeft hij werkelijk iets bijzon-
ders gevonden, dan is het onbehoorlijk dit niet te publiceeren. (p. 31.)
De bils wil zeker tot Professor Anatomiae benoemd worden, „om
voor de Duytse Clercquen in Duyts te Ieesen." (p. 30.)
DE Bils is iemand, „die daer en booven op syn affkomste ende
Adel pocht en snorckt, ende niet als van Heerlyckheeden en van
ettelijcke duysenden spreeckt." (p. 31.)
„Evenwel moet men looven ende extimeeren zynen yever in het
ondersoecken, ende zijne neersticheyt in het uytvinden van deese
saecken." (p. 32.)
Zooals men ziet, wisselen hatelijkheden met lof; men krijgt den indruk
van een aarzelend optreden.
Ook de Amsterdamsche geneesheer PAULUS BARBETTE voelde zich
geroepen tegen De Bils op te treden.1) Het stuk is meer weten-
schappelijk dan dat van VAN HORNE; in elf stellingen bestrijdt
hij De Bils. Verder ontkent, hij de baatzuchtigheid der heden-
daagsche geleerde wereld. BARBETTE zegt, dat de kennis der „Philo-
sophie, Chymie, Astronomie, Geneeskonst en dagelijkse practijk"
absoluut vereischt is voor het begrijpen der werkingen van de
lichaamsdeelen ; (p. 6) „nu sal een ongelettert gast, die my onlangs
selfs bekent heeft, dat hy voor twee jaeren noch de naemen van
onse lichaemelijcke deelen niet en wiste, den groten meester speelen,
en d\' aldergeleertste soo oude als nieuwe schrijvers van valsheit over-
tuygen. Ick vreese dat deesen nieuwen Oculist, die andere wil doen
sien, al sneeuw blind is geworden, en dat hy op sulck een brossen
ys wat gaende, lichtelyck in een wrack sal vallen." (p. 6, 7).
De Bils antwoordde zoo snel mogelijk; 12 Maart 1660 verscheen
het geschrift.2) Eerst wendt hij zich tot van horne. Naast het
wetenschappelijk betoog ontbreken natuurlijk de voor dien tijd zoo
typische scheldpartijen niet. ,,\'t Is wonderlijk tot verstommens toe,
dat een man, aan wien ik honderd en geen geringe verplichtingen
gegeven heb, en wien ik mijn meeste geheimen openhartig vertrouwende,
mijn groote vriend achte, mijn goede vriendschappen en diensten, zo
ondankbaarlijk en ongerijmt ontmoet met zijn vuile en onpasselijke
Waarschouwinge, dat zelf daar uit, tot zijn eige schande, alle onpar-
tijdige zijn slinxen handel met mij verfoeien en verdoemen." (p. 6).
VAN horne heeft alleen uit jalouzie gehandeld, daar De BlLS hem
in de anatomie de baas is (p. 7). Zijn handelwijze is meer „schurk-
achtig als Professoraal." (p. 8).
DE blls protesteert tegen de beschuldiging van bedriegerij, „want,
dewijle het de Ed. Achtbare Heeren Regeerders dezer Stad, door
hare zonderlinge gunst gelieft mijn hier te lijden en mijne voornemens
goed te keuren, die met wensselijke gelegentheden gunstelik voort-
zettende, hoe wil hij hier het gevaar voorbij, van haar Ed. Achtb.
niet te brandmerken als medecomplicen van Jonkheer De blls be-
driegerijen? vooral nu ik mij op haar beroep als mijne Rechters." (p. 9).
Hij geeft VAN HORNE in overweging „met een Edelmoedig berou
zijn vuile misslag te verbeteren." (p. 11).
In het daarop volgend antwoord aan barbette protesteert de blls
weer tegen de beschuldigingen van geldzucht (p. 20). Over de Philo-
sophie, Chymie enz., die barbette noodzakelijk acht voor een
anatoom, merkt hij op, dat „een redelijk mensch, wiens herssens van
geen vooroordeelen der schoolsche oeffeningen zijn ingenomen, door
onvermoeide besicheyd en eige naarstige opmerkingen, veel eer en
gevoegelijker zal geraken tot het begrijp van een ding, dat hem de
natuur eenigsins dwingt te zoeken, als de best geletterde muffert van
de heele Wereld." (p. 24).
De blls wederlegt dan de elf stellingen van barbette en eindigt
met de uitspraak: „dat de gemeene hedendaagsche practijk (wort zij
van geen dringender voorspraak met grooter reden in haar stoel
bevestigt) noch al op de zelve losse stelten rijd, daar mijn laatste
benooding haar op gezet heeft." (p. 41.)
Op p. 14 vindt men de reeds eerder medegedeelde attestatie der Rot-
terdamsche medici met de door R. a persijn geteekende plaat.
BARBETTE dankte in een brief, dd. 3 April 1660, Dr. J. RljKEWAERT1)
voor zijn gunstig oordeel over de Aanmerkingen „en hadde mede
wel gewenscht, dat den nieuwen ontleder by sijn honden gebleven,
ende niet, met ongewasschen handen, voor het bedde der siecken
was gekomen." De BlLS heeft hem niet voldaan, DE BlLS\' vrienden
evenmin. Een weerlegging van dit antwoord acht hij onnoodig. Hij
wenscht, „dat de Jonker de Geneeskonst, die suyvere Godin, al knielende
om vergiffenis bidde, over de rachebellen die hy, of quaedaerdigh of
onnoosel, in haer blinckertd aengesicht heeft gespogen, en te vrede
sy, als sy hem tot antwoort quam te geven, U hooge sprongen syn,
Heer Meester, al gedaen."
1 ) Paiilus Barbette der Medicynen Doctor, aen de heer J. Rijkewaert, hoogh-
vermaerde Geneesheer tot Rotterdam, tegens de Verdediging van Jr. Lowys de Bils,
Heer van Koppensdamme etc. 3 April 1660.
(Niet te vinden in de „Pestbeschrijving met historische aanmerkingen vermeerdert",
zooals Fokker I. c. p. 12 aangeeft).
Justus Rijkewaert was nog wel getuige geweest bij de acte van 26 Mei 1659, doch
bevond zich nu ook reeds in het kamp der tegenstanders.
Niet alleen De Bils\' tegenstanders, doch ook DEUSING was van
oordeel, dat De Bils te ver gegaan was in zijn aanval tegen de geheele
medische faculteit.1)
Op de 12 Juni 1660 door den Schot ArchibaldUS SïEPHANIDES
verdedigde stellingen, waarin het bestaan der wrong ontkend en De
BILS een bedrieger genoemd werd, reageerde De BlLS\' vriend Dr. N. ZAS2)
22 Juli met zijn boekje „Den Daaw der Dieren, ende de Welle des
Waters"; De BlLS wordt hierin geweldig opgehemeld, terwijl zijn
theorie over de vochtbeweging verder wordt uitgewerkt en het ont-
staan van „quyl, rachebellen" en meer dergelijke smakelijkheden duidelijk
wordt gemaakt. Merkwaardig is ZAS\' uitlating: „Ik hebbe meer van
dien Edelen Heere gesien, als ik durve schrijven en vrij meer als hij
zelve weet, dat hij te voorschijn brengt." (p. 4.)
Het postscriptum, waarin de te Leiden verdedigde stellingen aange-
vallen worden, eindigt met de volgende woorden, tot VAN HORNE
gericht: „Doch Heer JAN wat zullen de schapen denken, als sij de
Rammen dus tegen elk anderen zien rammen ? ik vergunne haar dat
zij zulx van mij Ieeren, al ramt en stormt men tegen de waarheid,
zij mach schudden; maar zal echter standvastig en onverwonnen blijven
staan. Deze mach gedrukt; maar zal niet onderdrukt werden: Uit
warren wachte ik de waarheid." (p. 112.)
In dienzelfden tijd verscheen er een anoniem schimpdicht3) op
johan van horne, ook naar aanleiding van de bovengenoemde
stellingen.
Omstreeks denzelfden tijd deed ook frans de le boe sylvius*)
zich als tegenstander van De blls kennen in een zuiver wetenschap-
pelijk betoog.
Tijdens dit begin van den steeds heftiger wordenden strijd tusschen
de beide vijandige groepen, bleef De blls te Rotterdam, waar hij
nog meermalen bezoek van anatomen ontving, die meestal met de
bedoeling kwamen, iets van zijn geheimen te vernemen. hen-
drik meiboom4) en een vriend, beiden student te Leiden, gaven
zich als hovelingen uit, ten einde De blls er toe te brengen, een
sectie te verrichten.
Ook Samuel SORBIÈRE6) bezichtigde in het voorjaar van 1660 de
1 J) Brief van Condors van Helpen aan den heer Van Peetien, een zwager van De
Bils, gedateerd Groningen 17/27 Mei 1660.
2 3) Zie over Zas: Dr. J. Ph. Elias. Overzicht van de geschiedenis der genees-
kunde in Rotterdam. Rotterdam 1912. p. 29.
3 ) Den laatsten uitslag Der hopen van d\' Heer Professor Joan van Home. Over
zijn Quaadwillige Thesen Tegen Jr. Louys de Bils. Rotterdam 1660. Het is onder-
teekend : Uit het gelukkig Eiland. Exemplaren zijn aanwezig in de Provinciale
Bibliotheek te Middelburg en in de bibliotheek der Maatschappij tot bevordering der
Geneeskunst. Fokker drukte het als bijlage af. Misschien is het een product van den
dichterlijk aangelegden Zas.
4 Het pamflet van Jan van Horne, ter verdediging van zijn gelijknamigen oom, den
Leidschen hoogleeraar, tegen Zas geschreven, is ons onbekend. De tweede Amster-
damsche Buuren-Kout etc. p. 39.
4) Fr. de le Boe Sylvius. Disputatio de vasis lymphaticis etc. 1660.
-ocr page 79-cadavers. Hij deelt mede, dat De Bils nog steeds geen 4800 nieuws-
gierigen à ƒ 25 had kunnen ontdekken. Ook kreeg De Bils geen
steun van de Staten-Generaal, de Staten van Holland of de Academies.
Het is wel merkwaardig, dat SORBIÈRE in één adem De BILS en
den grooten CHRISTIAAN HUYGENS noemt; verder constateert hij,
dat De BILS en DESCARTES juist omgekeerd werken: „II s\'y est pris
en quelque façon d\'une manière toute contraire à celle dont feu
Monsieur DESCARTES se prit au reste de la Physique, car il s\'est mis
à pratiquer la dissection des animaux sans théorie comme 1\' autre
s\'appliqua à Ia theorie sans avoir toutes les expériences qui luy
estoient nécessaires."
In den zomer van 1660 werden onderhandelingen1) gevoerd over
een samenkomst van De Bils met zijn tegenstanders VAN Horne
en Sylvius te Rotterdam,2) waarbij dan uitgemaakt zou worden, hoe
de lichaamsvochten zich nu werkelijk bewegen. De zaak ging echter
niet door, daar men het niet eens kon worden over het uur der
demonstratie; de Leidenaars wenschten, in verband met hun praktijk,
de samenkomst \'s morgens om 10 uur gesteld, doch De BILS wilde
de heeren alleen \'s middags ontvangen.
Belemmerend werkte verder de eisch van De BILS, dat van horne
een hond moest leveren en zich verbinden door zijn handteekening
te bekrachtigen, wanneer hem de wrong getoond werd.
Gabriel Clauder3) en de latere hoogleeraar te Jena friderici
noemden zich juristen, ten einde, slechts in gezelschap van een
amanuensis, tot de cadavers toegelaten te worden. De Bils klaagde
over zijn teringachtig gestel, hij hoestte en was asthmatisch, naar zijn
meening tengevolge van het inademen van giftige stoffen bij het ontleden.3)
SAMUEL MOERESIUS4) bezocht De Bils in Augustus 1660 en vond
hem ook ziek te bed tengevolge van den catarrh.
Henricus à moinichen6) was zeer onvoldaan, toen De Bils in
September 1660 weigerde hem alles in een hond te demonstreeren.
De Bils gaf zich voor ziek uit, zonder het te zijn. Na zijn vergeefsch
bezoek schijnt moinichen eenigen tijd met De Bils gecorrespondeerd
te hebben, zonder dat het echter tot een demonstratie kwam.
Ook steno5) bezocht in het najaar Rotterdam.
Ondanks het geringe succes te Rotterdam, schijnt DE BILS toch
nog eenige hoop te hebben gehad op een betere toekomst. Hij maakte
1 \') Fr. de le Boe Sylvius. Opera etc. Praefatio. § 26.
Stephanus las de brieven tusschen Sylvius, Van Home, De Bils en Rijkewart op
19, 20 en 21 Juni 1660 overdeze quaestie gewisseld. N. Stephani, Castigatio etc., p. 37.
2 ) Volgens Sorbiere was de Leidsche hoogleeraar J. A. van der Linden een aan-
hanger van De Bils. (P. J. Blok. 1. c. p. 63.)
3 ) Reeds vroeger sprak De Bils over het „peryckel van syn leven" aan zijn kunst
verbonden. L. de Bils. Vertooch etc., brief aan Piet er Buysse.
4 ) A. Deusingii. Appendix etc. p. 64.
5 ) Th. Bartholini. Responsio de Experimentis etc. p. 532.
-ocr page 80-ten minste nog in het geheel geen aanstalten om weer naar Sluis terug
te keeren. Den 16 Juni 16601) machtigde De bils zijn vrouw al
zijn geldvorderingen te innen, zijn landen te verpachten „ende specialyck
mede noch te vorderen uyt handen van JAN bouters, Baljuw2) der
heerlyckheden van Coppensdamme voornoemt den segele en seecker
renteboeck van deselve heerlyckheeden dienvolgende te innen ende
ontfangen de penninck renten marclgelden ende andere vervallen ende
incompsten van dien in synen name alsnoch oock copie autentycq
uyt seeckere charter in dato den Xllen Meert Xllllc ses ende dartich
copie uyt het dénombrement van hem heer comparant in dato den
5 Juny XVIc twee ende dartich ende noch eene in dato den XlIIen Mey
XVc een ende vyftich."
Den 15 Juli 16603) machtigde De Bils zijn vrouw nogmaals geld
op te nemen, ditmaal drie tot vijf duizend gulden, de het vorig jaar
door zijn vrouw geleende ƒ5000 schenen al weer uitgeput te zijn.
Den 21 October 16604) werd mr. François le febure gemach-
tigd 600 ponden Vlaamsch te leenen en zijn vorderingen in de heer-
lijkheid van Coppensdamme te innen.
Waarschijnlijk was De Bils\' vrouw, na in het voorjaar5) naar Sluis
te zijn vertrokken, weer teruggekeerd naar Rotterdam.
Aan de uitnoodiging den wrong te komen bezien, is door velen gevolg
gegeven (Zie p. 24 en De tweede Amsterdamsche Buuren-Kout etc. 47,48.)
Nog in 1660 trad de Groninger hoogleeraar deusing openlijk op als
aanhanger van De Bils in een aan BartholinüS opgedragen geschrift.0)
Ongeveer tegelijkertijd trad de groote thomas bartholinüs6) in
het strijdperk. Behalve op balsemingsgebied presteerde De bils niets.
Diens geldzucht en arrogantie werden sterk veroordeeld.
zas8) kwam spoedig hiertegen op in een brief vol hatelijkheden
aan het adres van bartholinüs. Hij daagt bartholinüs uit naar
Holland te komen, om zich daar te meten met De Bils, natuurlijk in
tegenwoordigheid van eenige „personen van State". Ook wil De
Bils, door den Koning genoodigd, wel naar Denemarken komen. (p. 7)
Wat De Bils\' geldzucht betreft, ook BARTHOLINÜS wordt beloond
voor zijn werk, „en ryd gij niet al reede op de rijke renten des Rijkx?
ende en hebt gij noch dagelijx niet te verwachten den Oliphant
of eenige andere waardigheden." (p. 8.)
1 \') Protocol van den Notaris Leonard van Zijl. Rotterdam. Deel 8 acte 543.
2 ) In de Coutumes des Pays et Comté de Flandre t. VII. vindt men Coppens-
damme genoemd onder de „Seigneuries, ayant toutes des hótes, bailli et greffier".
3 ) Protocol van den Notaris Leonard van Zijl. Rotterdam. Deel 8 acte 547.
4 ) Protocol van den Notaris Leonard van Zijl. Rotterdam. Deel 8. acte 549.
5 ) 23 Mei 1660 was ze te Sluis getuige bij den doop van de naar haar, Elysabeth,
genoemde dochter van Cornelia van Penen en den burgemeester Aernout Weyts.
6 r) Th. Bartholini. Specilegium secundum etc. 1660 cap. VII.
Over Bartholinns leze men: V. Maar. Thomas Bartholinns20 October 1616-4 De-
cember 1680. An appreciation. Janus. 1916. p. 273.
ZAS eindigt met dezen fraaien zin: „Weetet mijn Heere, dat
indien het mijne geringheid paste zoo groff met zoo grooten man
te scherssen, als u Ee. met De Bils en andere Grooten doet, dan
zoude ik durven zeggen, dat de Vasa Iymphatica, voor die tijd, den
Heer Professor BARTHOLIJN Lymphaticum gemaakt hebben, als hij
den grooten Amsterdamschen Konstenaar Jonkheer lowijs De Bils
den Koninglijken Edelman, zoo schoffierelijken aantaste, ende voorde
geheele Werelt zoo vijleiniglijken in aangezichfe spoog." (p. 21.)
charisius, de Deensche gezant te \'s-Gravenhage, zond dit geschrift
van zas aan BartholinüS1) en deze haastte zich een antwoord in
het licht te geven, gedateerd 18/28 Februari 1661.1) Hij weigert hierin
de uitnoodiging met De bils kennis te maken, aan te nemen, zoo-
lang de Leidsche professoren zoo ongunstig over hem oordeelen. Te
Rotterdam zal wel geen hondengeblaf meer klinken, schertst hij als
antwoord op Zas\' mededeeling, dat De Bils behalve 60 menschelijke
cadavers reeds meer dan 1000 honden ontleed zou hebben.2) Een meer
geleerd iemand zou met heel wat minder slachtoffers veel meer hebben
kunnen bereiken dan De bils. (p. 8.) Alleen het balsemen van De Bils
roemt hij. (p. 18)
olaus borrichius3) bezocht juist in deze dagen De bils, door
bemiddeling van diens vriend Dr. Anouilles uit Schiedam. De
Bils toonde zijn gebalsemde cadavers en verrichtte een sectie op een
hond. Hij verklaarde niet met alles accoord te gaan, wat zas in zijn
naam had geschreven. Al zou Bartholinus hem willen ontmoeten,
dan zou hij toch niets meer toonen, dan hij tot nu toe gedaan had,
tenzij men hem de ƒ 120,000 betaalde. Na een woordentwist van drie
uur, waarbij De Bils nu eens heftig, dan weer zacht als een lam was,
bracht hij zijn bezoeker op beleefde wijze naar de boot.
Nadat De Bils kennis genomen had van het voor hem vertaalde
antwoord van bartholinus, riep hij zijn vrienden zas, jordaen,
Anguilles en anderen bij zich en toonde hun in een vooraf gepraepa-
reerden hond nogmaals den wrong. Hij beweerde binnenkort van de
Staten-Generaal toestemming te zullen verkrijgen, een soortgelijke
demonstratie te Leiden te houden, teneinde de Leidsche hoogleeraren
tot stilzwijgen te brengen.4)
Eenige dagen later verscheen De Bils\' brief aan bartholinus,
volgens anguilles, van horne5) en blasius5) door jordaen
opgesteld.6)
In dit geschrift wijst De bils er op, dat de zeer groote kosten, aan
zijn kunst verbonden, hem dwingen op te treden, gelijk hij doet.
1 ») Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 85. p. 364. 3 Maart 1661.
2 ) „ „ Responsio de Experimentis Anatomicis Bilsianis etc. Dit ge-
schrift zou door J. L. Blasius, advocaat te Amsterdam, in het Nederlandsch vertaald
zijn. (Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 19. p. 75.25 Maart Gregor. 1661.)
3) G. Clauderi 1. c. p. 136 vermeldt het meer bescheiden getal van 200 honden,
die De Bils tot 1660 zou ontleed hebben.
3 ) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 85. p. 364-367. 3 Maart 1661.
4 6) „ „ „ „ „ „ EP- 91. p. 391-392. 21 April 1661.
5 ) „ „ „ „ „ „ Ep. 19. p. 75. 25 Maart 1661.
6 ) Brief van Louys de Bils aan Th. Bartholijn etc. 10 April 1661.
-ocr page 82-Hij beweert, dat zijn geschenken aan Leiden hem, behalve veel arbeid,
f 40,000 gekost hebben (p. 6). Nu is hij wijzer geworden en
wenscht niets meer te schenken, daar men „na den zwier van\'theden-
daagze leven zulken slag van edelmoedigheid voor malligheid houd:
ende dat men zulke goede Luiden eer belacht dan bedankt." Hij
ontkent zijn stukken op de markt rondgevoerd te hebben, (p. 6).
Het spijt DE Bils, dat hij zijn geheim niet verkocht heeft en met
zijn onderneming is begonnen, die hem al weer f 20,000 gekost heeft.
„Nu verflauwt den eenen, den anderen trekt \'er gantsch de hand af,
en dat verdoemlijk is, (ik spreek van luiden die te Leiden met u eenen
tittel voeren) die \'t hoogst hadden met mij opgenomen, onderkruipen
en benijden mij niet alleen, maar haten mij ook uit al haar hert, omdat
zij zien dat ik mijne middelen t\' haren gevalle langer niet verspillen,
noch haar mijne diergekochte kennis voor niet geven wil." (p. 10).
„De naam van Professor of Doctor heeft noit bij mij meer gegolden
als die van een Edelman: en uit kracht van de zelve heb ik tot noch
toe overal betuigt dat ik van niemand begeer gehoond te werden."
(p. 10, 11.)
Ten slotte wordt BARTHOLINUS nogmaals uitgedaagd zich persoon-
lijk te komen overtuigen of zich te laten vertegenwoordigen door de
„Heeren uit Leiden." De Bils zal hem anders aan de geheele wereld
bekend maken „voor een quaadaardigen, Blooden, Onbedachten Keke-
laar, die geerne grooter boosheid plegen zou als hij kan: en wiens
Bagatellen in \'t toekomende, al de gramschap van een eerlijk Man
onwaardig, geen antwoord verdienen moeten." (p. 13.)
bartholinus reageerde niet op dit geschrift, ofschoon joh. leon.
Blasius1) aanbood het antwoord onmiddellijk te vertalen entepubli-
ceeren. Ook van horne2) en G. rolfinck3) drongen op een antwoord
aan, hetgeen wel schijnt te bewijzen, dat ze zich tegenover De Bils
nog niet al te zeker voelden.4)
N. stephanus5) gaf kort hierop een Castigatio in het licht, waarin
De Bils weer van vuile winstzoekerij beschuldigd wordt. (p. 3.) Ware
philosophen en professoren verachten het geld, zegt hij (p. 26.)
Deze castigatio werd van vele zijden met gejuich begroet.
BARTHOLINUS6) schreef aan STEPHANUS, dat hij zich verder buiten
deze zaak zou houden.
In DEUSINGS oud-leerling EVERAARTS7), medicus te Middelburg,
1 >) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 19. p. 75. 25 Maart Gregor. 1661.
2 \') „ „ „ „ „ „ Ep. 22. p. 83. 19/29 April 1661.
3 *) „ „ „ „ „ „ Ep. 26. p. 99. 6 Mei 1661.
4 ) Toch verscheen in het najaar van 1661 nog een weerlegging van Dcusings
geschrift. Th. Bartholini. Dissertatio anatomica de hepafe defuncto, novis Bilsianoriim
observationibus opposita. Hafniae 1661. Hierin verweet hij o.a. Deusing zijn licht-
gelovigheid.
5 ) /V. Stephani. Castigatio etc. 7/37 Mei 1661. Olnus Borrichius berichtte 23
Juli 1661 aan Bartholinus, dat velen hem voor den schrijver der Castigatio aanzagen.
Dit geschrift ging echter ver boven zijn krachten. {Th. Bartholini. Epist. medicin.
Cent. 111. Ep. 93. p. 399.)
6 ) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 32. p. 114. 13/23 Mei 1661.
7 :) A. Everardi. Novus et genuinus hominis etc. 1661.
-ocr page 83-vond De Bils echter weer een aanhanger, terwijl in de laatste der
beide in 1661 door den Schiedamschen rector gldeon Buenius uit-
gegeven bundels een nieuw geschrift van Deusing1) verscheen.
Ook verscheen in 1661 het reeds eenige malen genoemde pamflet
„De tweede Amsterdamsche Buuren-Kout", waarin de bils verdedigd
wordt door den „Rotterdammer".
In het jaar 1661 schijnen herhaaldelijk geruchten te hebben bestaan
over een verkoopen van de BlLS\' geheim.
BORRICHIUS berichtte 20 Maart2), dat SYLVIUS en De RAAI hem
hadden medegedeeld, dat een zekere Dr. hubertus te Leiden ver-
schillende geheimen van De Bils ontdekt had, 23 Juli3) meldde hij,
dat DE BlLS twee cadavers verkocht had aan een zekeren hertog CHRIS-
tiaan voor ƒ16,000, 24 November4), dat De BlLS aan een vorst zijn
geheim had verkocht, deze vorst had het overgegeven aan BURRHUS
te Leiden en BORRICHIUS kende het nu ook. BARTHOLINUS5) was
hierover zeer verheugd, echter is nooit gebleken, dat het werkelijk
het geval is geweest.
4)
7)
Ten slotte heeft De Bils besloten Rotterdam te verlaten, de stad,
waarheen hij vol illusies getogen was en die hem slechts desillusies
en groote schulden had gebracht.
borrichius berichtte 3 Maart 1661,6) dat De Bils nog voor den
zomer zou vertrekken; van horne schreef 30 Juli2) d.a.v., dat De blls
spoedig naar Sluis zou terugkeeren.
henry oldenburg, de secretaris van de Engelsche Koninklijke
Academie, bezocht De Bils echter nog in den zomer. Hij schreef 3
Augustus 1661 van Rotterdam uit aan christiaan huygens3) :
„Monsieur De Bils me traite icy avec grande humanité, et semble
d\'entendre tres bien 1\' Anatomie, et estre résolu de maintenir et de
faire bon son party. 11 pretend de scavoir exactement le secret de la
nutrition, comme aussi de la génération de la semence et de la séparation
de 1\' urine et de son passage du foye dans les reins, le temps enseig-
nera tout."
In een notarieele acte3), gedateerd 22 September 1661, wordt de blls
nog als woonachtig te Rotterdam, genoemd.
1 A. Deusing. Appendix etc. 1661.
2 Oeuvres complètes de Christiaan Huygens, publiées par la société hollandaise
3 ) Protocol van den notaris Léonard van Zijl. Rotterdam. Deel 13. acte 566. In
deze acte worden arbiters aangesteld in het geschil tusschen De Bils en den boek-
verkooper Jan Ncranus over de door den laatste gedrukte anatomische geschriften
van De Bils.
borrichius1) deelde 24 November aan bartholinus mede, dat
De Bils naar Sluis was teruggekeerd, alleen door vreemd geld ver-
rijkt (door verkoop van het geheim aan een zeker vorst).
Toch wordt De BlLS eerst 11 Mei 1662 als te Aardenburg aanwezig
vermeld (o.a. 19 Januari 1662 werd zijn functie nog waargenomen
door françois de Coopman, burgemeester van de Courpse).
borrichius2) beweert, dat De Bils nu hoopte op een honorair
professoraat te Groningen, door bemiddeling van zijn medestander
deusing.
Nadat DE bils Rotterdam had verlaten, maakte hij, waarschijnlijk
in het voorjaar van 1662, een reis naar Frankrijk, misschien om einde-
lijk met zijn broeders tot overeenstemming te komen, hetgeen,\'beladen
met schulden als hij was, wel wenschelijk zal zijn geweest (vandaar
wellicht zijn eerst in Mei aanwezig zijn te Aardenburg).
Tijdens de reis, die hij met een voornaam heer uit Brussel volbracht,
maakte hij kennis met don luis de benavides carillo y tolede,
marqués de Caracena etc., den opvolger van don jan van oostenrijk
als stadhouder van de Zuidelijke Nederlanden.
De markies interesseerde zich zeer voor DE blls, hij woonde
eenige demonstraties bij en weldra werden onderhandelingen geopend
over aankoop van De blls\' anatomische collectie te Sluis, ten be-
hoeve van de Academie te Leuven.3)
In September 1662 was De blls te \'s-Gravenhage, misschien ter
verkrijging van een langdurig buitenlandsch verlof. Hij heeft er nog
een of meer publieke demonstraties gehouden.4) Den 21 September
schreef christiaan huygens5) aan zijn broeder lodewijk: „Je ne
scay pas si j\'auray du temps pour escrire a Mon Pere paree que
Monsieur De Wit6) m\'envoye dire si je veux voir anatomiser un
chien par le Sieur De blls, a quoy je ne dois pas manquer."
Van de vele hoogwaardigheidsbekleders, die verder aanwezig waren,
noemt borrichius7) ons nog den Deenschen gezant charisius.
De blls werd zeer bewonderd door de toeschouwers.
Spoedig hierna werd een vijftal gebalsemde cadavers naar Brussel
vervoerd, waar De blls waarschijnlijk ook reeds ging wonen, daar
er kans scheen te bestaan op een professoraat te Leuven.
1 \') Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 95. p. 411.
2 ) „ „ „ „ „ „ Ep. 37. p. 417. 6 Januari 1662.
3 ) Responsio Ludovici de Bils etc. p. 12.
4 ) Paiilli 1. c. p. 13 noemt als datum 10 September; twee honden werden gede-
monstreerd, de één dood en gepraepareerd, de andere nog levend en juist opengesneden.
5 \'-) Oeuvres complètes de Christiaan Huygens etc. iv. Correspondance 1662-63.
p. 324.
6 ) De raadpensionaris Jolicin de Wit.
7 "\') Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. iii. Ep. 38. p. 172. 22 October 1662.
-ocr page 85-Aan den Leuvenschen hoogleeraar Gerard van Gutschoven werd
opgedragen De Bils\' cadavers te onderzoeken. Onder dagteekening
van 4 November 1662 verscheen zijn zeer gunstig luidend verslag.1)
De Stadhouder stelde nu den Staten van Brabant voor, deze cadavers
en het geheim van De Bils aan te koopen voor de Universiteit van
Leuven. Den 12 Juni 1663 werd dit voorstel behandeld en aangenomen,
mits aan de voorwaarden van een contract, 18 artikelen tellende,
werd voldaan.2)
Bij dit contract3) werd bepaald, dat De Bils zijn vijf cadavers en
zijn geheele wetenschap zou overgeven. Zijn geheim moest hij open-
baren aan een door de Staten van Brabant aan te wijzen hoogleeraar
en beslist aan niemand anders.
Deze persoon moest in staat zijn, na den dood van De Bils, diens
kunst voort te zetten. De Bils werd belast met het openbaar onderricht,
in de anatomie; de kunst van bloedeloos opereeren moest echter
geheim blijven. Het geheim moest door den depositaris in Latijn in
duplo worden neergeschreven, voor De Bils een HoIIandsche vertaling.
Deze geschriften moesten verzegeld en op twee verschillende plaat-
sen bewaard worden, ieder afgesloten door twee sleutels, waarvan de
ééne bij de Staten, de andere bij de Medische faculteit moest berusten.
Bij den dood van één der beide deelgenooten moest een ander benoemd
worden. pleter karel de Bils, zoon van louis had, indien hij zich
op de anatomie toelegde, de voorkeur. De Bils moest zweren, dat
hij het geheim niemand had geopenbaard en ook niemand anders
zou openbaren dan dengene, die door de Staten daartoe zou worden
aangewezen. Ook de depositarissen moesten dezen eed afleggen. De
Staten zouden aan De bils 22,000 Rijnsche guldens uitbetalen, verder
zou hij een salaris genieten van 2000 gulden4), welk salaris na zijn
dood aan pleter karel zou worden uitbetaald.
De Bils moest verder het Anatomische Theater te Leuven zooveel
mogelijk van praeparaten voorzien, zonder daarvoor extra-inkomsten
te genieten, terwijl mogelijke giften van den Koning of van de Staten
in korting op zijn tractement gebracht zouden worden.
De bepalingen waren, gezien de groote sommen, waar het om ging,
en de verdachte reputatie van De BlLS, niet irrationeel en veel be-
zwaren zouden ze De Bils niet hebben opgeleverd.
Er kwam echter iets tusschenbeide, waardoor De Bils den haat der
Katholieken op zich laadde en ondanks den steun van markies de
Caracena te Leuven onmogelijk werd.
1 G. de Gutschoven. Description etc.
2 a) Responsio Ludovici de Bils etc. p. 17-20.
3 ) Den 10 Augustus 1663 deelde Borrichius van Londen uit hiervan iets mede
aan Bartholihus. (Th. Bartliolini. Epist. medicin. Cent. IV. Ep. 92. p. 460.)
4 ) Een geweldig bedrag: Van Home genoot 800 gulden jaarwedde.
Zie Dr. G. Ph. F. Groshans. Het onderwijs in de Geneeskunde te Leiden in 1663.
Tijdschrift voor Geneeskunde 1856. I. p. I,
Den 13 Juli 1663 namelijk, kreeg De Bils opdracht van de Staten-
Generaal het lijk van Maria Margaretha van Valckenisse1) te
onderzoeken.
Deze maria Marqaretha van Valckenisse, Mater van het door
de Staten-Generaal te Oirschot getolereerde, in 1642 door sylvester
lintermans gestichte Klooster, overleed 5 Februari 1658"2), nadat zij
tijdens haar langdurig geheimzinnig lijden den wensch had uit-
gesproken, dat haar lichaam na den dood tot olie zou vervloeien.
Reeds drie jaar voor haar dood droeg ze de wondteekenen in de voeten.
De in die dagen zeer bekende chirurgijn arnoldus Fey te Oir-
schot verrichtte kort na haar dood sectie en vond o.a. 3 nagelkoppen3)
in de galblaas.
Den 17 April 1658 begonnen uit het onbegraven lichaam een
bloedig vocht en een olieachtige welriekende substantie te vloeien;
van 15 Juni tot 24 Juli d.a.v. vloeide de olie zoodanig, dat zij op-
gevangen in lijnwaad een aantal fiolen vulde.3)
Aan deze olie werd een genezende werking toegeschreven, hetgeen
spoedig van Oirschot een bedeplaats maakte.
Op last van het Kerkelijk Gezag had 11 Juni 1658 een onderzoek
van het cadaver plaats door de Geneeskundige faculteit uit Leuven,
bestaande uit de Professoren Michiel van Ophem, Vopiscus For-
tunatus Plemp en Pieter Dorlix. Deze Hooggeleerden verklaar-
den, dat de toestand, waarin het lichaam verkeerde, aan de werking
eener Hoogere Macht moest worden toegeschreven.
In 1660 werd het cadaver, dat 24 Juli 1658 ter aarde was besteld,
op last van den Provinciaal definitor van België weer opgegraven: het
werd nog onbedorven gevonden.
1 *) Zie: La Divine Providence cachée et manifeste en la vie de Ia V. Mère Soeur
Marie Marguerite des Anges, réligieuse carmélite dechaussée, fondatrice et première
supérieure du couvent des Carmélites d\' Oirschot, par Messire Jeati Joseph de Loyac,
protonotaire du 5. Siège, conseiller du Roi en ses conseils, son aumónier et prédicateur
ordinaire, abbé de N. Dame de Gondon. Paris. 1661.
Mgr. de Ram. Notice sur la Véncrable Marie Marg. des Anges.
Vie de la mcre Mar ie-Marguerite des Anges, religieuse Carmélite et fondatrice du
couvent d\' Oirschot dans Ie Brabant hollandais. Paris 1870.
Historie of Verhaal van Saken van Staet en Oorlogh. L. van Aitzema. deel X.
\'s Gravenhage. 1665. p. 688.
Hollandtze Mercurius 1663.
Hedendaagsche Historie of tegenwoordige Staat van alle volkeren, deel XII. Am-
sterdam. 1751. p. 108.
J. F. Foppens. Historia episcopatus Silvaeducensis. Bruxellis. 1721. p. 315.
Volksalmanak voor Nederlandsche Katholieken 1864. p. 1.
J. C. A. Hezenmans. \'s Hertogenbosch van 1629 tot 1798. \'s Hertogenbosch. 1899.
p. 187-226.
Resoluties Staten Generaal: 13, 23, 24, 25, 26 Juli, 9 en 14 Augustus 1663.
Secreete Resoluties Staten Generaal: 20, 29 Juni, 2, 13, 23, 25, 26 Juli, 8, 9 en 14
Augustus 1663.
Archief Staten Generaal. Liassen loopende. 1663 fo. 330, 372, 392, 394, 397.
2 ) Niet 5 Februari 1656 zooals o.a. Fokker I. c. p. 39 opgeeft.
3 \') Van die gevulde fiolen zijn nog een viertal aanwezig in de pastorie te Oirschot
en een bij de Karmelitessen te \'s Hertogenbosch. Van den Zeer Eerwaarden Heer
ti. C. N. Freijssen, pastoor te Oirschot, ontvingen we een gedeelte van den inhoud
van één dezer fleschjes ter onderzoek.
Het lichaam werd niet weer begraven en de bedevaartgangers
stroomden weer toe.
Dit werd den Staten-Generaal ten slotte wel wat al te bar en 29
Juni 1663 besloten ze in \'t geheim tot opsporing van het lijk.
De agent HARTOG MOERKERCKEN werd 2 Juli met een groote vol-
macht uitgezonden en in den vroegen morgen van den 10 Juli werd
het klooster door ruiterij omsingeld; na lang zoeken vond men
eindelijk het lijk onder een bed verborgen. Het werd naar s\'-Hertogen-
bosch vervoerd en daar op het stadhuis in bewaring gegeven.
moerkercken berichtte den goeden uitslag van zijn onderneming
aan de Staten-Generaal en deze besloten 13 Juli: „Gelesen seeckere
memorie van den Agent hertoch moerkercken, houdende in effect
dat hij ingevolge van seeckere secrete resolutie van den 2den dezer
gevolgt op haere H. M. autorisatie vervat in derselver secrete notulen
van 29 Juni lestleden, den 9den deser uyt het clooster te Oirschot
het doode lichaem van wijlen Juffrouw valckenisse, daermede ver-
scheydene superstitiën gepleecht wierden, gelicht hadde ende den
lOden daeraenvolgende op het stadhuys van \'s Hertogenbosch aen de
schepen aldaer opgeleverd. Wordt gelast aan lodewijk de blls,
Heer van Coppendamme, baljuw van Aerdenburg, sich terstond
derwaerts te begeven om het zelve met andere geneeskundigen, waar-
onder eenigen van den Roomschen godsdienst, in tegenwoordigheid
van gemachtigden der stedelijke regeering te bezichtigen en zijne
gedachten daarover aen H. H. M. te doen kennen."
Aan dezen last gaf de blls gevolg en hij reisde in gezelschap van
zijn vriend Gerard van gutschoven naar \'s Hertogenbosch, waar
20 Juli het onderzoek plaats vond in tegenwoordigheid van leden der
magistraat en van 13 geneeskundigen, van wie 8 van de Hervormde en
5 van de Katholieke gezindte1).
Hieronder volgt het nog in het Rijksarchief te \'s Gravenhage aan-
wezige verslag2).
„Door ordonnantie van Haere Hoog:Mogd. Heeren Staeten generael
der vereenigde Nederlanden van date 13 Julij 1663, hebbe ick onder-
schreven op het Stadt Huijs van Schertogen-Bosche ter bijvvesen van de
Heeren gecommitterden, soo uijt de magistraet aldaer, als eenige
Doctoren ende experte Chijrurgijens der voorsz. Stadt, waeronder
eenige van de Roomsche ghesinden waren, ghevisiteert ende be-
sichgtigh het doot lichaem van wijlen Jonff wo valkenisse eertijdts
nonne ende moeder in het Clooster van Oirschot, ende \'t selven be-
vonden als volght:
1. In den Eersten hebbe het voorsz. lichaem gevonden in de
kamer der Heeren Schepenen der Stadt Sertogenbosch, in eene ge-
slote kiste liggende op een roode matras met lijne ende sijde doeckskens
in forme van een noneken gepaleert; aengezicht, handen ende voeten
bloot sijnde.
2. de geur van het selve lichaem was onliefelyck als gemeluet houdt,
oft wel als doots beenderen die men versch uijt de graeven worpt.
1 Eerst 6 Mei 1665 zonden de Staten-Generaal Dc Bils\' declaratie naar den Raad
van State „om te visiteeren examineeren ende liquideeren."
3. terwijlen men besig was om het lichaem ontrent de Borst ende
hals tontdecken, soo liepen uijt de doeckskens eenige klijne vliegskens
in forme van mier-vliegskens, als men gewoonelyck bevindt uijt de
vermeluede dootsbeenderen te loopen.
4. Het lichaem eerlyck ondeckt synde, hebbe gevonden de huyt
van de borst ende buijck in de lengde ende dwars opengesneden, ende
toegenaijet, het lichaem soo uijtgeteert, ende verdoort, dat over al de
huijt starck verrompelt anders niet en bedeckte als de beenderen
sijnde oock bevonden dat de vingeren aen handen en voeten slyff
sijn en onbeweggelijck.
5. Het Couleur, soo vant aengesicht, als andere pariyen was
bruijn, bleeck vael, ende swartachtig gepleckt.
6. Het lichaem ontnaet synde hebbe gevonden t\' selve ontroeft te
sijn van het geheel ingewant, allen de borstplaete daer in liggende,
ende over al bestroijet met een bruijn doncker poeder van alssem
knopkens ofte eenige andere, gemengt met vermeluet vlees van de
binneste bedorve partyen: seer onlifelijck van geur, als boven, ende
oock van de voorseyde vliegskens gevende.
7. hebbende het bekeneel af gesaeght, werden de herschene be-
vonden seer nae heel vermeluet ende vol klyne verdroogde maekens.
8. is mij getoont geweest een silver flesken hertsgewijs geformeert
de groote van een palm van voorens met een vinsterken open gaende,
ende in het selve niet vindende, hebbe t\' selve geroocken ende gaf
de geur van menschenvet.
Uijt allen het welcken anders niet te besluijten en is (myns oordeels)
als dat het Lichaem door practijcke van menschen tot nu "toe ten
deele van de volcome verotting bewaert is, ende soo der anders niet
toe gedaen en wort, dat het resterende, in den tijt van een jaer luttel
min ofte meer van gelycken heel vermeluen ende vergaen sal.
De vetticheyt ofte olie daer het flesken naer geurde is anders niet
als merg van de beenderen ende ander vet met de vergande
vogchtighijt van het voorseijde lichaem allengskens wt sypende, alsoo
bevonden binnen Schergtoghen-Boos den 20 Julij Anno 1663.
(get.) Louis de Bils de Coppensdamme.
Ondeschreve met occasie hebbende vergeseltschapt mijn heer De
Bils tot Schertogenbosch, ende van de heeren van de Magistraet
aldaer versoght synde om met de andere heeren voorensgemeldt het
bovengemeldt lichaem te visiteeren, ende daer over mijn oordeel te
geven, onderteekene het selven hier boven gesteldt behalve dat den
tydt van t\' voordere bedervinge soo nau niet en kan genomen worden,
(get.) G. van Gutschoven, Matheseos et Anatomiae
Professor Regius in Universitate Lovaniensi.
Verclaren wij ondergeschreven dat de getuygenisse van den heer
De Bils ende specialyck mede van den heer gutschoven waerachtich
is redenen van welweetenheyt gevende dat sulx ons claerlyck is ge-
bleken op date voorsz.
(get.) Florentius Schuyl. Professor philosophiae1)
-ocr page 89-G. de cock v. kerckwijckm.D. Prim., G. van lieberghen M.D.,
J. RansecremetM.D., Tudert D.M., G. Pauli, Cornelis Lemanns
M.D., Henricus Hamel M.D., Joh an van Driel Chirurgijn,
Jan Schotelmans Chirurgijn, Gerardus Schoneus Chyrurgijn,
Sibrand banga Chirurgijn.
Onder welcke voorsz. doctors en chirurgijns bij heeren Schepenen
geassumeert drie doctoren syn ende twee chirurgijns van de roomsche
gesinte, desen 21 July 1663.
(get.) Christiaen van Beresteijn."
De uitkomst van dit onderzoek was dus wel anders dan die van
1658 en 1660. De verklaring hiervan kan, dunkt ons, misschien ge-
vonden worden door aan te nemen, dat de chirurgijn Arnoldus
Fey1), te Oirschot, bij de sectie, drie dagen na den dood verricht,
wegens de sterke zwelling van het cadaver de ingewanden verwijderd
en enkele balsamica aangewend heeft.1) Dit zou zeer begrijpelijk zijn,
daar maria margaretha van valckenisse wenschte niet begra-
ven te worden, voor een van haar broeders uit Engeland teruggekeerd
zou zijn. Van een echte balseming kan geen sprake zijn: de uitvoerig
beschreven verschijnselen, aan het lijk waargenomen, pleiten sterk
daartegen doch wijzen meer op een overgang in adipocire. Is dit
laatste werkelijk het geval geweest, dan kunnen we ons geheel ver-
eenigen met de door De Bils gegeven verklaring van het ontstaan
der olie. De uitslag van het nog niet beeindigde onderzoek der olie
zal hier misschien de beslissing brengen; later hopen we uitvoeriger
hierop terug te kunnen komen.
Den 4 Augustus 1663 verklaarden de zusters van het klooster, dat
Fey de ingewanden weder op hun plaats gelegd, en de incisie geslo-
ten had met gewoon linnen garen en met een gewone naald. Dit
garen was gebroken, toen het lijk verdorde en de huid kromp,
waardoor een opening ontstond; niemand nam echter de ingewanden
er uit, ze waren nog aanwezig, toen het cadaver 10 Juli 1663 uit het
klooster verwijderd werd. In al die vijf jaar hadden de zusters geen
vliegjes uit lichaam en kleeren zien loopen.
Hoewel we aan deze verklaringen, door Ieeken gegeven, niet veel
waarde kunnen toekennen, willen we de mogelijkheid, dat Fey inder-
daad geen ingewanden verwijderde, niet buitensluiten, al lijkt het ons
in dat geval vreemd, dat De bils geen herkenbare resten er van vond.
De overgang in adipocire is ook dan echter mogelijk.
Aan het rapport van De bils c.s. kan, naar ons voorkomt, niet
getwijfeld worden.
1 ) Fey beweert de ingewanden er in gelaten en slechts een handvol alsem en
komijn gebruikt te hebben. (De Ram 1. c. p. 16, 17.)
De Katholieken waren, zooals te begrijpen is, hevig verbolgen over
deze „grafschennis".1)
Den 23 Juli ontvingen de Staten-Oeneraal een schrijven van de
schepenen van \'s Hertogenbosch, dato 21 Juli, waarbij het verslag van
DE Bils was gevoegd. Zij gelastten nu „het lichaam van Juffr. van
valckenisse bij nacht in alle stilte en secretesse te doen begraven,
in eene kerk, op eene eerlijke en verzekerde plaats".
Het „advis" van DE BlLS werd in de „secreete kasse" opgesloten
om bewaard te worden.
Den 25 Juli 1663 gewerd den Staten Oeneraal een door Graaf
d\'estrades, Ambassadeur van Frankrijk namens de Koningin-Moeder,
en door Don estevan de gamarra, Spaansch gezant, ondersteund
verzoek van philips van valckenisse, eersten secretaris van Ant-
werpen, om zijn zuster bij haar voorouders te doen begraven. Den
26 Juli 1663 besloten de Staten dit verzoek af te wijzen.
De doopskapel van de St. Janskerk werd uitgekozen, daar deze
door een stevig hek van het overige deel der kerk was afgesloten
en in den nacht van Zaterdag 4 op Zondag 5 Augustus 1663 had
de begrafenis met eenige plechtigheid plaats. De kist werd neerge-
laten, nadat het lijk aan de daarbij tegenwoordige schepenen was ver-
toond. Den 9 Augustus ontvingen de Staten-Generaal een op den
8 Augustus geschreven verslag van de schepenen. Dit werd ook in
de „secreete kasse" geborgen. 14 Augustus wezen de Staten aan
moerkercken 100 ducatons toe voor de door hem bewezen diensten.
In Augustus 1663 werd den Karmelitessen door de Staten-Generaal
gelast het land te verlaten.
In 1795 wilden eenige Katholieken het skelet van MARIA MARGA-
RETHA opgraven, doch vonden slechts de beide onderbeenen, welke
in het klooster te Leefdaal bij Leuven als reliquie werden gedeponeerd.
DE BlLS keerde waarschijnlijk dadelijk weer naar de Zuidelijke
Nederlanden terug, waar een zeer schoone toekomst hem scheen te
wachten. Met den heftigen wetenschappelijken strijd, door hem op-
gewekt, liet hij zich niet in. DEUSING2) en de Middelburgsche
medicus EVERARD verdedigden zijn beginselen tegen de vele aan-
vallers. Zooals uit de reeds in deel I door ons besproken werken
en de vele brieven uit de Centuria IV van BARTHOLINUS blijkt, was
nagenoeg de geheele wetenschappelijke wereld bezig uit te maken,
of De Bils\' physiologische theorieën juist waren of niet, terwijl vele
anatomen zich met ijver op het balsemen toelegden.
Al spoedig bleek, dat De Bils\' kansen te Leuven aanmerkelijk
gedaald waren. De markies De caracena steunde hem wel zoo-
veel mogelijk, maar het Katholieke Leuven, dat van den beginne al
geaarzeld had een geloovig orthodox protestant1) in zijn midden op te
nemen, was hem na de quaestie-valckenlsse geheel vijandig
gezind. Buitendien waren de hoogleeraren in de geneeskunde, wier
verklaring van 1658 hij belachelijk had gemaakt, natuurlijk ook niet
in een vriendelijke stemming.
De caracena bracht 18 Augustus 1668 eenige wijzigingen in het
contract, door de Staten van Brabant opgemaakt. De depositaris van het
geheim zou worden benoemd door den Koning of zijn plaatsvervanger
uit een voordracht van drie bekwame ontleedkundigen, door de
Staten in te dienen; verder moest De Bils den eed afleggen in han-
den van den landvoogd of van een daartoe gemachtigde, (p. 20.)2)
Den 13 September 1663 vereenigden de Staten en De Bils zich
met deze wijzigingen, (p. 20.) Blijkbaar deed de tegenwerking zich
reeds voelen, want eerst 24 October 1663 benoemde de stadhouder
uit de voordracht van drie anatomen, gerardus van gutschoven,
vopiscus Plemp en Petrus Dorlix, den eerstgenoemde tot depo-
sitaris van De Bils\' geheim, (p. 27, 28.)
Tevens ontving de thesaurier Van assche van de Staten bevel
de helft der ƒ22.000 uit te betalen, zoodra De blls aan de bepalingen
van het contract zou hebben voldaan.
De caracena had ondertusschen een Koninklijk diploma weten
te verkrijgen, gedateerd 23 November 1663. Hierin werd De BlLS
naast Van gutschoven als docent in de anatomie te Leuven aan-
gesteld, terwijl werd aangedrongen op het staken van de belemmerende
handelingen, die De Bils de nakoming van het contract onmogelijk
maakten. De jaarwedde werd bepaald op ƒ2000 en De Bils moest
in handen van philips willem van steenhuys, Kanselier van Bra-
bant, den eed afleggen, waarin hij belooft zijn in het contract genoemde
plichten trouw waar te nemen.3) (p. 28, 29, 30.)
Den 26 November 1663 reeds legde De Bils dezen eed af.
Den 2 December legde De Bils den eed, in art. 11 van het con-
tract geëischt, af in handen van den Abt lebert in tegenwoordigheid
van afgevaardigden der Staten van Brabant. (Deze eed hield in, dat
hij zijn geheim aan niemand had geopenbaard en aan niemand zou
openbaren, behalve aan den depositaris.) (p. 21.)
Den 4 December drong De caracena bij de Staten aan op uit-
voering van de contractsbepalingen; ook definantieelequaestie scheen
hij niet te vertrouwen: 22 Januari 1664 tenminste volgde zijn bevel
aan de Staten de 22,000 Rijnsche guldens bij den consularius Van
1 A. Deusingii. Appendix etc. p. 74.
2 ) Deze en volgende opgegeven pagina\'s hebben betrekking op de :Rcsponsio
Ludovici de Bils etc. Een onderzoek der Belgische archieven was ons onmogelijk.
gutschoven te deponeeren, opdat De bils zeker zou zijn van de
uitbetaling. Den 1 Februari brachten de Staten dit bevel aan den
thesaurier van assche over. (p. 22.)
De Bils werd echter nog steeds niet in de gelegenheid gesteld de
voorwaarden van het contract na te komen. In een smeekschrift aan
De carecena beklaagde hij er zich over, steeds ontwijkende ant-
woorden van de Staten te ontvangen. Hij bood nu aan, dat Van
gutschoven, na de geheimen op schrift te hebben ontvangen, aan
den Stadhouder en de doctoren l\' Espierre en overdaet, in een
hond alles zou demonstreeren, wat De bils vroeger had getoond, (p. 23.)
Legde van gutschoven dan den in art. 15 van het contract
geëischten eed1) af en verklaarde de Stadhouder alles gezien te hebben,
wat De Bils hem vroeger getoond had, dan meende De Bils ruimschoots
aan alle verplichtingen voldaan te hebben en recht te hebben op de
uitbetaling van de gecontracteerde som. (p. 23.)
Den 31 Maart werd het smeekschrift van De Bils aan den secre-
taris der Staten, BOUTON, gegeven en in de Statenvergadering be-
handeld. Bij de voorgestelde demonstratie wenschte deze echter nog
de aanwezigheid van gedeputeerden der Staten en van de hoogleeraren
Plemp en Dorlix.
Bevel tot uitbetaling zou worden gegeven, nadat de kunst gebleken
was te zijn, zooals De bils voorgaf, van gutschoven deze begrepen
had en opereerde als de bils, getuigenis hierover door de hoog-
leeraren was gegeven, de bils zijn cadaver had overgegeven aan
de Leuvensche Academie en aan de andere bepalingen van het con-
tract had voldaan, (p. 24.)
De zaak kreeg nu eindelijk voortgang: reeds was VAN GUTSCHO-
VEN, gedurende de wintermaanden, door De BILS onderricht. Den
2 Januari 1664 schreef De Bils uit Leuven aan BOUTON, dat
VAN GUTSCHOVEN en hij hard werkten en reeds verschillende operaties,
zoowel in \'t publiek als privatim, hadden gedaan. Zij waren nu
een menschelijk cadaver wachtende. Bij de sectie hoopte hij ook
BOUTON uit te noodigen2). Een en ander had echter De BiLS\' salaris
reeds verslonden en hij wendde zich nu tot BOUTON, daar de
thesaurier VAN ASSCHE hem niet welgezind was. (p. 35.) Blijkbaar
had De BILS toch reeds salaris genoten.
Gedurende zijn verblijf te Leuven moest De BILS vele onaange-
naamheden van zijn tegenstanders ondergaan. Hij vertrok dan ook
zoo snel mogelijk weer naar Brussel en alleen vele dreigementen
konden hem er in Maart toe brengen naar Leuven terug te keeren,
ten einde een onaangename opdracht te vervullen.
Een zekere Graaf Hautreppe was overleden en had in zijn testa-
ment van 23 November 1663 bepaald, dat hij na zijn dood door de bils,
volgens de dezen alleen bekende bijzondere methode, gebalsemd
wenschte te worden.
De Bils eischte voor deze balseming ƒ6000, de executeurs-testamentair
1 Deze eed hield in, dat de kennis verworven was en geheel op schrift gesteld.
2 ) De Bils deelt op een andere plaats mede, dat dit lijk, drie maanden na den
dood in Maart,\' gedurende 5 tot 6 weken als versch ontleed werd in tegenwoordig-
heid van den Markies de Caracena, afgevaardigden van de Staten van Brabant en
zeer geleerde geestelijken en politici, benevens een groot aantal buitenlanders, (p. 15,16,)
weigerden hierop in te gaan en de theologische en juridische
faculteit bepaalden, dat, na sectie tot opsporing van de doodsoorzaak,
het lijk op de gewone snelle wijze zou worden gebalsemd tegen
vergoeding van ƒ300.
Eerst nadat dit geschied was, vernam De Bils, dat de graaf de
bijzondere methode geëischt had en toen bovendien zijn tegenstanders
de mare verspreidden, dat de graaf voor eeuwig gebalsemd was volgens
De Bils\' methode, diende de Bils 14 Maart bij den Senaat een
verzoek in tot publicatie van het betreffende deel van het testament en tot
vergunning voor het opnieuw balsemen van het lijk. Dit verzoek werd
echter 3 Mei 1664 afgewezen, (p. 40, 41, 42, 44, 45.)
Den 16 April 1664 had ondertusschen de officieele overdracht van
het geheim plaats voor den notaris A. D. coster1) te Brussel. De
Bils overhandigde aan den notaris het eigenhandig geschreven en
onderteekende anatomisch geheim, voorzien van drie zegels van den
notaris Leonardus van Zijl te Rotterdam. Het pakje werd geopend
en het geschrift ter hand gesteld aan van gutschoven. De notaris ver-
wijderde zich en even later ook De Bils, Van gutschoven werd
11 minuten alleen gelaten, toen verklaarde hij, dat hij de scriptie
geheel had gelezen en begrepen en dat hierin de juiste methode van
opereeren met en zonder bloedverlies was beschreven en dat op die
wijze de fijnste deelen des lichaams konden worden nagegaan, (p. 31.)
van gutschoven kende den inhoud natuurlijk reeds, anders zou
de conclusie wel wat snel genomen zijn.
Den 28 April geschiedde te Brussel de geëischte proefsectie en
gaven P. dorlix en adr. Wolffs een getuigschrift, dat Van
gutschoven hen eenige honden-cadavers had getoond, volgens
de regelen der kunst ontleed, en daarin, op geheel nieuwe en onge-
hoorde wijze en zonder eenig bloedvergieten, verschillende tot nu toe
aan allen onbekende deelen had gedemonstreerd.
De doctoren I. de l\' espierre en L. overdaet verklaarden het-
zelfde en bovendien, dat deze demonstratie geheel gelijk was aan
die van De bils.
Dienzelfden dag legden De Bils en van gutschoven den eed volgens
art. 15 af, 5 Mei de laatste bovendien dien volgens art. 11 en 12. (p. 24 en 25.)
Reeds 1 Mei nam de Medische faculteit te Leuven de vijf cadavers
in ontvangst, den volgenden dag gelastte De caracena den Staten
de/22,000 te doen uitbetalen, hetgeen 5 Mei geschiedde, (p. 25, 26, 27.)
Den 3 Mei schreef van gutschoven aan de bils, die blijkbaar
weer snel uit Leuven verdwenen was2), dat voor zijn cadavers geen
plaats was in het Anatomisch Theater (wel weer een typeerend bewijs
1 Het protocol van dezen notaris is te Brussel niet meer aanwezig.
2 ) In De Ram 1. c. p. 24 komt een andere lezing voor. De Bils zou plotseling
uit Leuven verdwenen zijn met medeneming van het geld en een aantal praeparaten
van Van Gafschoven, zonder zijn geheimen aan den laatste te hebben medegedeeld.
Uit den beschreven loop der onderhandelingen, hoewel door De Bils zelf vermeld,
blijkt wel, dat deze voorstelling onjuist is; zoo onnoozel was de medische faculteit
te Leuven toch niet. De Ram\'s bewering steunt op een naamloos geschrift.
Ook deelt De Ram mede, dat er in \'t geheel geen sprake was van geloofshaat, al
lezen we in den, ook door De Ram afgedrukten, dankbrief, 7 Mei 1664 door de
medische faculteit aan De Caracena gezonden, dat De Bils, als protestant, niet te
Leuven kan getolereerd worden.
van de welwillende medewerking der faculteit, die de bewonderens-
waardige kostbare praeparaten achterstelde bij de aanwezige rariteiten.)
Van GüTSCHOVEN merkte verder op, dat de theologische bezwaren
slechts pro forma waren1), (p. 35.)
Tegen den zomer keerde De Bils waarschijnlijk naar Sluis terug.
Den 24 Juli 1664 schreef van gütschoven uit Brussel aan
De Bils, dat de medici hem met ongeduld verwachtten. Hij raadde
hem echter af te komen, daar de stadhouder afwezig was. Den 21
Augustus d.a.v. verzocht hij De Bils te komen: de theologische pro-
fessoren zouden wel moeten toegeven2), (p. 35.)
De Bils voldeed echter niet aan die uitnoodiging, daar hij voor
zijn veiligheid vreesde.
Omstreeks dezen tijd werden De bils\' meubelen en andere goederen
te Leuven in beslag genomen.
Toen de markies De caracena in November 1664 vervangen
werd door markies De castel rodrigo, verminderde de kans zeer voor
De Bils, om hersteld te worden in zijn rechten.
Met de cadavers te Leuven ging het niet voorspoedig. In Mei waren ze,
nadat men zich van den goeden toestand had overtuigd, weer in de
kisten gepakt en op den zolder der openbare bibliotheek geplaatst.
Nadat ze daar vier maanden in de hitte gebroeid hadden, werden ze
op tafels gelegd en zoo blootgesteld aan regen en sneeuw, die door
gaten in het dak en ruitlooze vensters binnenkwamen, waardoor ook
reeds een deel der boekerij bedorven was.1) (p. 39, 40.)
Het was dus niet te verwonderen, dat de lijken in slechte conditie geraak-
ten. Volgens de Ram2) verscheen 28 Augustus 1666 een rapport van
Dorlix, Plemp en Van Gutschoven over het in bederf gaan
van drie der vijf cadavers. De bils werd toen uitgenoodigd eens te
komen kijken, waarvoor hij wijselijk bedankte.
Van Gutschoven, die, door de quaestie-VALCKENissE, ook al
gecompromitteerd was, verklaarde volgens De Ram3), 30 Augustus 1666,
dat hij na rijpe overweging oordeelde, dat de handvol alsem en komijn,
in het lichaam der Non bevonden, dit niet zooveel jaren had kunnen
behouden zonder foetor en bederf en dat daarom dit behoud aan een
bovennatuurlijke kracht moest worden toegeschreven; ja, dat dit ook
het gevoelen van De Bils was, die gezegd had, dat het lichaam
binnenkort zou vergaan, „als daar niets anders toegedaan wert."4)
1 ) De extracten uit de genoemde brieven werden volgens De Bils 26 October
1665 door den notaris M. Beeckmans te \'sGravenhage als juist erkend. Echter hebben
we de bedoelde acte niet kunnen vinden.
3) Volgens een getuigenis van Franciscus van den Bogaerde en Johs. Baudens,
doctoren in de geneeskunde, gedateerd Brugge 6 October 1665 (p. 43.)
Zie ook T. Andreae Bilanx exacta etc. p. 76.
4 ) De Bils vermeldt, dat Van Gutschoven werd opgenomen in de orde van de
„Canonicken van St. Baefstius" (p. 9.)
Het in bederf overgaan der verkochte cadavers en van dat van Graaf
hautreppe was echter weer een geduchte troef in handen van De
Bils\' tegenstanders, (p. 13.)
Een geluk voor De Bils was, dat het, volgens art. 7 en 8 van het
contract geëischte, deponeeren van het geheim niet was geschied,
zoodat hij daarvoor tenminste niet behoefde te vreezen. (p. 10.)
Dat VAN Gutschoven, zoo hij al geheel ingewijd is geweest, het
geheim aan anderen openbaarde, is ons uit niets gebleken.1)
De bils was, zooals we reeds vermeldden, in den zomer van 1664
te Sluis teruggekeerd ; 6 September van dat jaar was hij aanwezig op
den rechtsdag te Aardenburg.2)
Den 15 December 1664 stonden de Staten-Generaal De Bils een
verlof van zes maanden toe voor een reis naar Livorno „tot verrich-
tinge van syne particuliere affairen." Of De Bils deze reis werkelijk
maakte, en, zoo ja,\'met welk doel, is ons uit niets gebleken.
Reeds den 6 Mei 1665 werd weer één van De Bils\' requesten en
zijn declaratie voor het onderzoek te \'s Hertogenbosch door de Staten-
Generaal behandeld.
Dat De Bils\' finantieele toestand niet al te schitterend was (de
ƒ22,000 waren waarschijnlijk verdwenen door oude schulden), blijkt
wel uit zijn request, 12 Augustus d.a.v. ingekomen, waarbij hij het-
zelfde baljuw-tractement verzocht als zijn voorgangers genoten hadden.
(£ 40.)3)
Den 16 November 1665 riep hij de hulp der Staten-Generaal4) in
voor zijn eisch tot schadevergoeding en teruggave van zijn te Leuven
in beslag genomen goederen. Inderdaad richtten de Staten-Generaal
dien dag een schrijven in dien geest aan den Markies De gastel
rodriqo.
Tevens schreven ze aan de Gedeputeerden te Brussel.5)
Succes had deze poging echter niet.
In het jaar 1665 ging De bils waarschijnlijk te \'s Gravenhage wonen,
1 Wel vonden wij François van den Zype vermeld als „dépositaire royal d\'un
certain secret de Bils." C. Brockx. Essai sur l\'histoire de la Médecine belge. Gand
1837. p. 159 en in N. F. J. Eloy. Dictionnaire historique de la Médecine. Mons. 1778.
François Zypaeus. Dépositaire Royal du secret de De Bils pour 1\' embaumement
des cadavres et la methode de disséquer sans effusion de sang.
In zijn werk „Fundamenta medicinae" beroemt Zypaeus er zich op de anatomie
als De Bils uit te oefenen ; ook Henricus Wille/nart spreekt in zijn lofdicht over De
Bils\' geheimen, aan Zypaeus door de Staten van Brabant geschonken.
2 ) Gedurende zijn verblijf in de Zuidelijke Nederlanden was hij ook eens, n.1. 7
Februari 1664, te Aardenburg.
3 ) In de „Lijsten van familien in Vlaanderen die boven en beneden de twee
duizend gulden gegoed zijn 1665" komt De Bils voor, onder Aardenburg, met een
vermogen van £. 20000-0—0. (dagteekening 23 April 1665). Deze schatting zal,
gelet op De Bils\' requesten, wel naast de waarheid zijn.
Deze lijst is te vinden in het Archief van den Raad van State No. 2181.
4 ) Na eerst zijn beklag bij den Spaanschen gezant te \'s Gravenhage ingediend
-ocr page 96-zeker is het, dat hij er eenigen tijd verblijf hield, zooals blijkt uit een
notariëele acte,1) waarin DE BlLS als „jegenwoordigh "alhier in den
Hage" genoemd wordt.
Toen heeft ook de gedenkwaardige ontmoeting met frederik RUYSCH
plaats gehad.1) RUYSCH2) toonde hem, in bijzijn van getuigen, de door
De BlLS steeds ontkende kleppen der lymphvaten. „Welke vertoont
zynde, repte hy niet een woort, maar merkende dat de andere zeer
ervarene Heeren eenstemmelyk dit bekenden, heeft hy gesegt, snyt
het vaatken van een, want ik zien de klapvliezen noch niet klaar,
dit gedaan zynde, heb ik hem de klapvliezen zeer blykelyk getoont,
en gevraagt of hy noch de klapvliezen niet en zag? Tot nochTtoe,
zegt hij, zeg ik niet."
De BlLS beweerde verder, dat daarmede de loop der lymphe nog
in \'t geheel niet vastgesteld was, en vervolgde toen : „Wat meent gy
dat my onbekent is wat in de Watervaten behouden wert ? voor wien
ook niet het kleynste deelken in het geheele lichaam, veel minder
de klapvliezen in de Watervaten verborgen zyn; ja schoon ik^toesta,
dat ik gezegt heb dat \'er in de Watervaten geen klapvliezen zyn, daar uyt
is geenzins te besluyten, dat de zelve my zyn onbekent geweest: ik
heb meer dingen gesegt alhoewel ik van een ander gevoelen ben, ik
heb ook geschreven dat den dau in de borstbuys behouden niet kon
stremmen, in welke zaak ik echter andersins geen mede-stemmer ben."3)
ruysch verweet hem zulk een optreden. Eenige dagen later be-
weerde DE Bils, dat zas\' woorden4): „ende dagelyx noch nieuwe
vaten, als aders, slagaderen, waterbuizen, nieuw mosch, klappen in
den dauwvoerder, die ik verklare gezien te hebben, nieuwe vliezen
ende der zelviger waterloopen en pijpen aan den dag brengt" ook
sloegen op de kleppen der watervaten. Duidelijk is het zeker niet.
Toen RUYSCH aan De BlLS vroeg aan te toonen, op welke wijze
de urine naar de blaas gevoerd wordt, weigerde De BlLS dit, daar hij
door zijn eed aan de Staten van Brabant gebonden was.
1 \') Protocol van den Notaris Alexander Enttis. \'s Gravenhage No. 516 fol. 281
Den 15 October 1665 was De Bils te Aardenburg.
2) Deze bijeenkomst had niet te Leiden plaats, zooals vermeld wordt in : Geschie-
denis der Ontdekkingen in de ontleedkunde van den mensch etc. door A. van der
Boon Cz. Utrecht 1851. p. 48.
R. Sinia. Johanncs Swarnrnerdani in de lijst van zijn tijd. Diss. Leiden 1878 p. 23.
3) Fr. Ruysch. Dilucidatio Valvularum in vasis lymphaticis. Hagae Coniit. 1665.
Alle de ontleed- genees- en heelkundige Werken van Fredrih Ruysch. Amsterdam.
1744. Deel I. p. 1.
3 ) Geheel onmogelijk, dat De Bils de kleppen der lymphvaten reeds kende, is
het, dunkt ons, niet. De Bils vertelde vaak onwaarheden, om zijn al te nieuwsgierige
tegenstanders op een dwaalspoor te brengen. Zoo deelde hij, volgens Andreae, aan
een Duitsch medicus mede, dat hij zijn balsemingsvloeistof in het aderstclsel spoot, aan
Borrichius, dat de cadavers gekookt werden, (dit is nog niet zoo ver van de waarheid,
voegt Andreae er leuk bij). T. Andreae. Bilanx exacta etc. p. 80-83.
Om zijn methode geheim te houden werd niemand, zelfs niet zijn zoon, in zijn werk-
kamer toegelaten; een medicus bood hiervoor tevergeefs 100 Vlaamsche ponden, (p.84,
85). De hoofdpijnvervvekkende balsemgeuren, door De Bils bij de demonstratie zijner
Rotterdamsche cadavers opgewekt, dienden ook ter misleiding. (G. Clauderi 1. c. p. 133.)
In 1665 kwam De Bils nog in conflict met een zekeren Paul le
conté, koopman te Amsterdam, die beweerde, dat De Bils hem
f 2850 schuldig was, hetgeen deze ontkende. In de reeds
genoemde acte machtigde De Bils een procureur jacob miereboom
in zijn naam op te treden.
Hoe lang het verblijf van De Bils te \'s Oravenhage duurde en
waarmee hij zich bezig hield, is ons niet gebleken.
In Februari 1667 woonde hij weer te Aardenburg eenige vergaderin-
gen van Burgemeesters en Schepenen bij.
Daarna reisde hij naar Brussel, waarschijnlijk om zijn Leuvensche
belangen nog eens te bepleiten. Zijn, in de Responsio ludovici
de Bils etc. opgenomen, stukje over zijn anatomische proeven
draagt de dagteekening: Brussel 2 Maart 1667.
Den 28 Maart d.a.v. was De Bils echter weer te Aardenburg, ver-
volgens vonden we hem nog eens genoemd op 20 Augustus, terwijl
hij in het najaar van 1667 en tijdens het begin van 1668 herhaaldelijk
voorkomt in het Gerechtelijk Archief van Aardenburg.
Dat De Bils in 1667 weer te Sluis woonde, blijkt uit de begrafenis
van zijn dochter Maria in die stad in den avond van 21 Maart.1)
In 1668 schijnt De Bils wederom zeer met finantieele moeilijkheden
te hebben moeten kampen.
H Den 17 Februari behandelden de Staten-Generaal een request, waarin
hij verzocht „brieven van repressalien op de geestelicke goederen
onder jurisdictie van desen staat" of andere hulp, „opdat syne totale
ruine, daermede hy gedrycht wert, voorgecomen werde". Natuurlijk
legde DE Bils den nadruk op de oorzaak van zijn misère, het, op
last van de Staten-Generaal, verrichte onderzoek van het lijk te
\'s Hertogenbosch.
Den 5 Maart werd hierover door Gedeputeerden naar de „meyerye"
rapport uitgebracht en werd besloten nogmaals bij den markies De
Castel Rodrigo te protesteeren tegen de behandeling van De Bils
„par ce que nous ne pourrions pas permettre qu \'un de nos sujets
fust mal traitté pour I\' atnour de nous et pour 1\' avoir executé nos
ordres". Tevens werd Gedeputeerden te Brussel opgedragen de eischen
tot schadevergoeding van De Bils te steunen.2)
Den 25 Maart machtigde De Bils zijn vrouw een hypotheek van
ƒ2000 te nemen op het landgoed Bonem.3)
Den 6 April verzocht De Bils ten derden male hetzelfde baljuw-
tractement te mogen ontvangen, als zijn voorgangers genoten hadden
(£ 40) en benoeming tot schepen, „supernumerair" of in de eerstko-
mende vacature van het Vrije van Sluis. Dit verzoek werd in handen
gesteld van Gedeputeerden tot de zaken van Vlaanderen.
Den 11 December ten slotte verzocht De Bils zijn zaak, betreffende
de te Leuven geleden schade, ook in handen van Gedeputeerden
naar Vlaanderen te doen stellen.
Omstreeks dezen tijd verscheen De BiLS zelfs persoonlijk in de
vergadering der Staten-Generaal, om zijn belangen te bepleiten, waarbij
„syne gehoorsaamheyt in sake het onderzoek van de Fourberie der
Pausgesinden tot Oirschot aan Hare Hoog Mog. gepresteert"1), weer
op den voorgrond geplaatst werd.
Ook in den zomer van 1668 vertoefde De Bils te \'s Gravenhage
en bewoog zich weer in medische kringen. cornelis solingen1)
demonstreerde 12 Augustus de afbinding van bloedvaten bij een hond;
als aanwezigen noemt hij: ,,d\' Heeren Doctoren cornelis stalpert
van der Wiel, Johan stalpert van der Wiel, mijn Meester
d\' Heer louis de bils, Heere van Coppensdamme en Bonem, mids-
gaders Koninglijke Professor van eeren in d\' Anatomie tot Loven,
en d\' Heer arnoldus bosch, ter dier tijd student in de faculteyt
der Medicine."
Den 23 Augustus d.a.v. had weer een bijeenkomst plaats.
Het was ook uit Den Haag, dat De bils onder dagteekening
van 20 Augustus 1668 het antwoord op een, den 17 Juli daaraan
voorafgaande, door den Duisburger hoogleeraar tobias andreae
geschreven brief in druk deed verschijnen3).
Deze andreae scheen door De Bils bezocht te zijn (waar en
wanneer wordt niet vermeld) en De BiLS had hem zijn\'inzichten
over den bouw der ware lymphvaten medegedeeld en daar andreae
deze en de daaruit voortvloeiende physiologische begrippen niet geheel
had begrepen, ook al doordat De Bils zich van vreemde Hollandsche
termen bediende, verzocht hij hem nu om nadere schriftelijke inlichtingen.
DE Bils voldeed gaarne aan dit verzoek en uitte zijn bekende be-
weringen; bewijzen kon hij niet aanvoeren, daar hij door zijn eed
aan de Staten van Brabant gebonden was.
Bij zijn antwoord aan Andreae voegde De Bils een verslag over
zijn anatomische proeven, sedert zijn vertrek uit Rotterdam verricht,
een afschrift van zijn contract met de Staten van Brabant en een
reeks van gegevens over zijn verblijf in de Zuidelijke Nederlanden.
Het geheel werd, in het Latijn vertaald, uitgegeven en had klaar-
blijkelijk tot doel zijn, door den aanval van ruysch en het bederf
der Leuvensche cadavers, zeer geschokt prestige te herstellen. De Bils
1 ) Responsio Ludovici de Bils etc. 1668. Zie ook Philosophical Transactions 1668.
p. 791. Dit referaat is niet door Andreae geplaatst (zooals Fokker I. c. p. 46 vermoedt).
T. Andreae. Bilanx exacta etc. p. 114.
maakte dankbaar gebruik van de gelegenheid weer met een hoogge-
leerden aanhanger te pronken ; zas, Deusing en Van gutschoven1)
waren hem door den dood ontvallen, (resp. 1663, 1666 en 1668.)
Den 3 Januari 1669 kwam er eindelijk uitkomst voor De Bils.
Na uitgebracht rapport van de heeren Van Braeckel en andere
Gedeputeerden naar Vlaanderen, werd De bils „gebeneficeert" fmet
de Canonisiën van \'s Hertogenbosch2) en Sint Oedenrode en benoemd
tot Professor Honorarius Anatomiae aan de Illustre School te Den
Bosch. Hem werd tevens gelast een lijk gereed te maken voor de
ontleding en bij de, dan te houden, publieke sectie alle liefhebbers
der anatomie in den lande op te roepen.3)
DE BILS achtte zich nu van zijn eed aan de Staten van Brabant
ontslagen; hij had zich waarschijnlijk tot nu toe nog niet als zoodanig
beschouwd, om met eenige kans op succes te protesteeren tegen de
contractbreuk, door de Staten van Brabant begaan.
Misschien door. zijn zwakken gezondheidstoestand daartoe aange-
maand, stelde hij zijn geheimen op schrift, onder dagteekening van \'s Gra-
venhage 15 Februari 1669, opdat, na zijn overlijden, zijn zoon PlETER
KAREL er zijn voordeel mee zou kunnen doen.
We geven een facsimile van de inleiding van het tweede geschrift over
de ontleding zonder bloedverlies, (fig. IV.)
Tot de regeering te Aardenburg was inmiddels iets doorgedrongen
van De BiLS\' succes. Den 9 Februari richtte ze een schrijven aan de
Staten-Generaal, waarin ze, „nu onderright sijnde, dat denselven
met een ander amploy ofte wel alreeds is gebeneficieert ofte apparent
staet omme gebeneficieert te werden", verzocht De BiLS\' jaar-
wedde te verminderen tot ƒ100 zonder meer, daar de stad niet bij
machte was meer te betalen.
Na de behandeling in de Staten-Generaal op 16 Februari en 14
Maart 1669 persisteerden dezen bij de Resolutie van 21 Februari
1658 en werd louis de bils nogmaals „geauthoriseert om een bekwaam
substituyt aan te stellen, mits denselven bekent maeckende aan H. H°. M°.
ende dat op het tractement tegenwoordig daertoe staende."
De bils trok in Februari naar Sluis, 27 Februari zette hij zijn hand-
teekening in het Stadsnotulenboek ; uit het gerechtelijk archief blijkt,
dat hij de rechtsdagen op 7, 14 en 21 Maart bijwoonde.
1 Volgens De Bils bleef de benoeming van den, volgens het contract vereischten,
depositaris van het geheim achterwege. Deze zou dan door De Bils moeten worden
geinstrueerd, hetgeen nooit geschiedde. (Zie de noot op p. 79.)
2 a) Nieolaas van Broekhoven, de Kanunnik der Bossche St. Jans-Kerkwas in het laatst
van 1668 overleden.
XK ifCr, </, - . ..
ïOlf.-.., . .
■ (\' 1 " \' • ~ y \\
cT rl
ff.,, (J. f / ^ -i ^
/-■ - t & ,1t Y /
: v \'^s^mdó^mtfttmf^daii-, /«t -a^\'^l < el-i* \'i
\'ér- \' jf\'// f ^/r^r/t-/-—& y e j j frj M*
-tatfe
1 \' yc^wL »L\'DO«^
Ar-
X\'
f t-J>_\' jcc-uhk \'W-i. <\\ffc&,n\'fi ia\'-\'—j ■\'wtuü f\'/c^C
ffPce/itA|
<jAy Pvl- ./Ui W & •
\\rv »
-ocr page 101-Tusschen 14 en 21 Maart bracht hij een kort bezoek aan \'s Her-
togenbosch, waar hij met veel eerbetoon werd ontvangen.1)
Dejmagistraat aldaar had 1 Februari bericht gekregen van De Bies\'
benoeming en haastte zich een lokaliteit te zoeken, die als anatomisch
theater kon dienen, zooals de Staten-Generaal haar gelast hadden.1)
Den 7 Februari verzocht ze aan den Raad van State het Zwarte
Zusterklooster op den Papenhulst er voor te mogen bestemmen; de
twee Zwarte Zusters, die het nog bewoonden, moesten dan van een
andere woning voorzien worden.3) De Raad van State keurde dit
goed, mits het voor den Raad geen finantieele gevolgen zou hebben.2)
De twee Zwarte Zusters kregen nu, als vergoeding voor het gemis van
haar woning, ieder f50 jaarlijks, terwijl besloten werd het klooster
voor De Bils op te knappen.5)
De kapel van het klooster werd in twee gedeelten gescheiden, het
achterste werd tot een vertrek van den hoogleeraar gemaakt.3)
Inmiddels verzocht De Bils aan de Staten-Generaal toestemming
om in het bezit gesteld te worden van de lijken van alle bur-
gerlijke of militaire geëxecuteerden of van vreemden, overleden in hos-
pitalen in het Hertogdom, behoorende tot de Generaliteit. Deze uit-
breiding en aanvulling van het besluit van 9 Augustus 1658, betreffende
Vlaanderen, werd 25 Maart 1669 toegestaan.
Den 19 April 1669 kwam De Bils met zijn huisgezin en meubels
te Den Bosch en nam zijn intrek in het Klooster3), den 6 Mei ver-
scheen hij in de vergadering van Burgemeesters en Schepenen, waar
hij zijn commissies toonde.4)
Den 9 Juni d.a.v. kwam hij in het bezit van een lijk.s) De Bils
meldde dit onmiddellijk aan de Staten-Generaal. 9 Augustus hoopte hij
met de balseming gereed te zijn en met de ontleding te kunnen be-
ginnen, waarbij dan tobias ANDREAELatijnsche uitleggingen zou geven.
De Bils vroeg nu, op welke wijze hij zijn plan aan alle liefhebbers
der anatomie moest bekend maken.
De Staten-Generaal gelastten hem 12 Juni voor dat doel advertenties
te plaatsen in de „weeckelijke courantes",Q) terwijl den afgevaardigden
der provinciën verzocht werd de aankondiging van De blls\' publieke
sectie in, hun gewesten bekend te maken.
1 ) Stadsnotulen 1 Februari 1669. Register Bercstijn.
2 ) Resoluties van den Raad van State van den 13 Februari 1669 in de Stadsnotulen
van den 18 Maart 1669. Register Copes.
3 f\') Stadsnotulen 24 April 1669. Register Bercstijn.
4 \' \') Stadsnotulen 6 Mei 1669. Register Copes.
-ocr page 102-In de „Oprechte Haerlemse Saterdaegse Courant" No. 24, 15Juny
1669, en in de „Oprechte Haerlemse Dingsdaegse Courant" No. 31,
30 July 1669 vonden we de volgende advertentie:
„Op den negenden Augusti naestkomende, Nieuwe Stijl, sal louys
de BlLS, Heere van Coppensdamme, Bonem, etc., Professor Hono-
rarius der Anatomie tot \'s Hertogenbosch, volgens ordre van de
Hoog Mog: Heeren de Staten Generael der Vereenigde Nederlanden,
vervat in derselver Resolutien van den 3 January lestleden, en den
12 der Maent Juny, binnen de voorsz. Stadt \'s Hertogenbosch, een
Menschen Lichaem (\'t welck hy den 9 der voorsz. Maent Juny be-
komen heeft, ende tot den 9 Augusty voorn: bewaren sal) publijcke-
lijck, met assistentie van den Professor Philosophiae ende Medicinae
tobias andrea, die, op sijne Demonstratie, d\'ExpIicatie ende Lessen
in de Latijnsche Tale sal doen, dissicqueeren den tijdt van 7 a 8
Weecken achter een volgende: dienende deze Waerschouwinge voor
de Liefhebbers der voorsz. Anatomie, om of deselve begeerigh waren
bij de voorsz. dissectie present te wesen."
In het klooster balsemde De Bils het cadaver, daarbij geassisteerd
door andreae, die zijn professoraat te Duisburg er aan gegeven had
en 13 Juni 1669 op verzoek van De Bils tot titulair Professor in de
Geneeskunde en Philosophie werd benoemd, „zonder tractement tot
laste van de stad te mogen pretendeeren ofte solliciteeren".1)
Typisch is weer, dat van de zaal, waarin de balseming geschiedde,
alle ivensters met luiken gesloten werden, teneinde het lijk tegen
kwaadwilligen te beschermen.2)
Maandag, den 22 Juli,2) verzocht DE Bils aan de Magistraat, dat
andreae en hij den aanstaanden Donderdag de „oratie inauguralis"
zouden mogen houden en verzocht hij de regeering de „solemniteyt"
bij te wonen.
En „alsoo de tijt der demonstratie van het bewuste lichaem was
naerhende", verzocht De Bils de inrichting van een amphitheatrum
in het Klooster en vaststelling van de entreeprijzen. Hij stelde voor,
dat de leden der Regeering, de hoogschout, de commandeur, de
professoren en predikanten van de stad vrijen toegang zouden hebben,
ieder ander moest voor de geheele demonstratie één pond Vlaamsch
of voor iedere zitting 12 stuivers betalen.
De Magistraat stelde de „oratie inauguralis" op 29 Juli vast, terwijl last
werd gegeven het amphitheatrum van de Cruyspoorte, toebehoorend
1 y Stadsnotulen 13 Juni 1669. Register Derestijn.
2 ) Tobias Andreae, Bilanx exacta etc. p. 62.
®) Stadsnotulen 22 Juli 1669. Register Berestijn.
-ocr page 103-aan het Chirurgijnsgilde, over te brengen naar het Klooster. Tevens
werd De BlLS, in plaats van wijn, ƒ 100 vereerd voor de te maken
onkosten bij de inrichting der sectiezaal.1)
Deze rede werd waarschijnlijk op den vastgestelden dag gehouden,
hoewel we het nergens vermeld vonden.
De balseming van het cadaver was in begin Augustus gereed2) en
inderdaad werd eenige malen sectie gehouden; toen belette ziekte
De BlLS verder te werken.3)
In de „Oprechte Haerlemse Dingsdaegse Courant" No. 34 20 Augusti
16691) vonden we de volgende advertentie:
„Volgens de Bekentmaeckinge, eenige reysen in de Courante gedaen,
heeft den Heer L. de blls, etc., met assistentie van den Professor
andreae, het beloofde Lichaem van den 9 Juny tot den 9 Augusti
sonder verrottinge bewaert, ende eenige achter een volgende Dagen
gesneden en vertoont; maar alsoo den voorsz. Heer, van voorgaende
Sieckte noch swack zynde, wederom swackelijck is ingestort: soo is
sijn Ed: genootsaeckt geweest, volgens Advijs van de volgende Heeren
Professoren en Doctoren De Raei, Cranen, Kerckwijck, Andreae,
Vallan, nyloë, deselve publijcke Actie uyt te stellen, ter tijdt sijner
gesondtheydt sal toe laten daer in voort te varen; \'t welck als dan
weder in de Courante bekent gemaeckt sal werden."
Dat de belangstelling in De blls\' kunst nog groot was, blijkt wel
uit de in de advertentie genoemden; De Raei en cranen waren
hoogleeraar te Amsterdam en Nijmegen, cock van Kerckwijck te
\'s Hertogenbosch, vallan is waarschijnlijk de latere Utrechtsche Pro-
fessor van dien naam, nyloë2) een aanhanger van De blls.
De BlLS\' ziekte, waarschijnlijk longtuberculose, was volgens andreae
bevorderd door den velen laster.3)
Den 19 Augustus 1669 liet hij de te Den Haag geschreven gehei-
men verzegelen door den notaris A. de Velle te \'s Hertogenbosch,
na er op zijn ziekbed nog een belangrijk onderdeel zijner balsem-
methode aan toegevoegd te hebben,4) dat hij gedeeltelijk voor andreae
geheim had gehouden.
Den 27 Augustus d. a. v. overleed De blls.5)
Hij werd begraven in de St. Janskerk.6) Het register van het
1 ) De genoemde couranten zijn aanwezig op het redactiebureau der „Oprechte
Haarlemsche Courant."
2 8) /. de Diemerbroeck. 1. c. II. p. 140.
3 ) T. Andreae. Bilanx exacta etc. p. 91, 92.
4 \') Het protocol van den notaris A. de Velle is niet meer aanwezig.
5 *) Resoluties Staten Generaal 25 Januari 1670.
6 ) De begrafenisregisters zijn te \'s Hertogenbosch slechts aanwezig van 1744 af.
-ocr page 104-„Kerckenrecht" vermeldt: „Den 2e Sept. 1669 de Hr. De Bils voor \'t Ker-
ckenrecht negen guld, van boeten bij avont twelf guld, van \'t cleet vier
guld, van Kerckenrecht vant wapen ses gul. end van vier uuren met
groot geluyt\'ses en dertig gul. is te samen 67—0."
Het hierin genoemde wapenbord hing tot de Fransche Revolutie in
den omloop van het Hoogkoor.1) De volgorde der kwartieren was
hierop: De Bils Morslede
Reeds 30 Augustus 1669 behandelden"_de Staten-Generaal een request
van elisabeth hvan peene, waarin "ze voor haar zoon pieter
charles het baljuwschap van Aardenburg en de inkomsten der beide
kanunniks-plaatsen verzocht. Het eerste werd toegestaan op hetzelfde
tractement en dezelfde condities, als voor zijn vader hadden gegolden,
maar, aangezien den 2 Mei 1669 besloten was alle kanunniks-plaatsen
te amortiseeren, werd het laatste afgewezen.
Voorloopig bleven moeder en zoon te \'s Hertogenbosch wonen2), van
waaruit de weduwe De Bils de Staten-Generaal met requesten over-
stelpte.
Den 120 September 1669 verzocht ze nogmaals om de inkomsten
der kanunniks-plaatsen, waarbij de schade te Leuven weer opgerakeld
werd, terwijl ze ook berichtte, dat het landgoed buiten Damme door
De Bils\' tegenstanders beschadigd was.
Den 11 Januari =1670 wezen de Staten-Generaal haar voor later
de eerste canonisie in de kerk van St. Servaes te Maastricht toe, den
25 Januari d.a.v. werden haar nog voor één jaar de inkomsten der
beide canonisien in de Meyerye toegewezen.
Ook deze toezegging baatte haar voorloopig niet veel, daar ze deze
inkomsten eerst na langen tijd kon bemachtigen3).
Later verhuisde de familie De bils waarschijnlijk -naar Sluis.4)
elisabeth van Peene werd daar 4 Augustus 1674 in de kerk be-
graven.5)
1 J) Dr. C. F.Xav. Smits en Jhr. Mr. A. F. O. van Sasse van Yssclt. De Grafzerken,
Wapens- en^Rouwborden der St. Janskerk van \'s Hertogenbosch. p. 368.
2 ) Den 11 Juli 1672 schreef Pietcr Carel een brief uit \'s Hertogenbosch aan
Burgemeesters en Schepenen van Aardenburg, waarin hij zijn voldoening uitspreekt
over het afslaan der Franschen en mededeelt niet naar Aardenburg te komen, aan-
gezien „myn moeder niet van myn wil gesepareert syn".
Zie G. A. Vorsterman van Oyen. De berenning van Aardenburg in 1672. Schoon-
hoven 1872. p. 32-33.
3 ) Resoluties Staten-Generaal 21 October, 29 O.ctober, 12;December 1670, 30
April, 26 Mei, 18 Juni, 8" Augustus, 15 Augustus, 23 September 1671, 6 Mei, 14 Sep-
tember 1672.
4 ) We zochten tevergeefs in\' de „Lijsten van Taxatie van huizen, erven, molens
enz. in Staatsvlaanderen". (Archief van den Raad van State No. 2181) naar een huis
op naam van De Bils te Aardenburg en Sluis. (Gedateerd 21 Augustus 1676.)
5 s) Dootboeck van Sluis. _ - --
-ocr page 105-plerre Charles de Bils heeft zich niet op anatomisch gebied
bewogen. In zijn jeugd was hij ziekelijk.1) Zooals wij reeds vermeld-
den, werd hij 30 Augustus 1669 benoemd tot baljuw van Aardenburg;
9 Juni 1670 verscheen hij voor het eerst in de vergadering van Bur-
gemeesters en Schepenen. Ook hij schitterde meest door afwezigheid.
Den 2 April 1678 werd hij ingeschreven als poorter van Tholen,
spoedig daarop werd hij Schepen en permanente Raad der Stad
Tholen. Den 5 Juni 1678 huwde hij daar Jonkvrouwe susanna van
vrijbergen van naamen, na 8 Mei in \'s-Gravenhage in ondertrouw
te zijn gegaan.2) Dit huwelijk verklaart zijn snelle promotie.
Zijn vrouw overleed reeds 22 November 1679 na de geboorte van
een levenloos kind en werd begtaven in de kerk te Tholen, waar nog
het grafschrift aanwezig is.3)
In 1679 werd De Bils burgemeester van Tholen; de beëediging
had 24 Mei plaats. Den 23 Mei was hij benoemd tot gecommitteerde
Raad ter Admiraliteit van Zeeland ter vervanging van wilhelm L.
van vrijbergen.4)\'
Den 1 Juni 1679 ten slotte nam hij zitting in de Staten-Generaal
als „extraordinaris gedeputeerde uyt de Provincie van Zeelandt."
In hetzelfde jaar 1679 kocht pleter carel een deel der heerlijk-
heid Oud- en Nieuw Vosmeer en werd later nog Heer van poort-
vliet;5) den 12 September 1679 bedankte hij als baljuw van Aardenburg.
In 1686 huwde hij ten derden male, nu met cornelia van dus-
seldorp, weduwe van jacob verburg, in zijn leven directeur op
Bengalen.6)
Den 14 Maart 1704 overleed pleter carel te Tholen; hij werd
begraven in de kerk, waar tot de Fransche Revolutie zijn wapenbord
prijkte met de volgende wapens: De Bils, De la rivière, morslede,
Baenst, Van Peene, Tak, Noblets en Zuytpeene.
cornelia van dusseldorp overleefde hem, in 1704 trad zij als
boedelhoudster op.
Het is ons niet mogen gelukken kinderen van PlETER CAREL te
ontdekken.
Van het geslacht De Bils vonden we nog vermeld een henricus,
die in 1679 schepen van Tholen was.
1 1) Resoluties Staten-Generaal 11 Januari 1670 (request Elisabeth van Peene).
2 ) In de trouwacte wordt hij weduwnaar genoemd, zijn eerste huwelijk hebben
we niet kunnen ontdekken.
3 \') Later liep het gerucht, dat Pie ter Carel bij één zijner schoonzusters een kind
had verwekt en vervolgens zijn vrouw, schoonzuster en kind om hals had gebracht ;
in 1689 wisten zijn zwagers Willem Levinus en Jacob van Vrijberghe een proces
over deze quaestie uit te lokken. Zie : Journaal van Const. Hnygcns den zoon (uit-
gave Historisch genootschap 1876). Deel I. p. 182 en De Navorscher 1899: p. 42.
4 ) Resoluties Staten Generaal 31 Mei 1679.
5 ) F. Nagtglas. Zelandia lllustrata. Middelburg. 1880. ii. p. 356.
M. Smallegange. Nieuwe Cronyk van Zeeland. Middelburg. 1696. p. 406, 747.
6 B) Ondertrouw 27 Januari 1686 te \'s Gravenhage, getrouwd Hervormde Gemeente
te Middelburg 10 Februari d.a.v.
Den 16 Januari 1686 huwde te Middelburg een Pierre de BlLS
met cornelia Fannius.1) Dit is waarschijnlijk de Pi eter de blls,
die 18 Februari 1719 overleed als „Heer van Koppendamme en Bonem,
Luytenand Cornel en Commandand der stad en forteresse Philippine."
Hij legateerde aan de Hervormde Kerk te Philippine behalve 100
ponden Vlaamsch het volgende avondmaalzilver: een groote schotel,
twee borden, vier bekers en twee kommen, alles voorzien van zijn
wapen en inscriptie. Het werd in ontvangst genomen door den predikant
jac. obreen; de schotel en beide borden zijn nog aanwezig.2)
Dezen pieter de blls werden 14 Juni 1677 en 24 Augustus 1680
commissiën als kapitein verleend, op 24 Januari 1685 was hij reeds
Commandeur van Philippine.3)
Waarschijnlijk was hij de, 13 Augustus 1651 te Rouen gedoopte,
oudste zoon van louis de blls\' broeder pierre.4) Na het kinderloos
overlijden van plerre charles werd hij dan Heer van Koppens-
damme en Bonem.
Ten slotte vonden we nog, dat 5 Juni 1686 CATHARINA de blls,
vrouw van Samuel de PEYSTER, ilid [der Waalsche gemeente te
Amsterdam werd, op attestatie van dej.Kerk te Rouen. Deze CATHARINA,
een dochter van PlERRE de blls, broeder van LOUIS, werd 13
April 1662 gedoopt en huwde 6 December 1682 te Rouen, waarbij
ze nog 2 jaar smokkelde door als leeftijd 18 jaar op te geven.
Voor tobias andreae was de dood van zijn vriend de blls
een groote slag.
Den 22 October 1669 werd hij benoemd tot hoogleeraar te Franeker
als opvolger van den in Maart 1669 overleden joachim frencelius.
Deze benoeming werd echter wegens gerezen bezwaren 1 April 1670
ingetrokken,
Andreae verleende zijn bemiddeling bij de poging tot verkoop
van De blls\' geheimen aan Amsterdam, waarbij hij in conflict kwam
met ruysch.5)
Den 27 Maart 16716) diende Andreae een verzoek om tractement
in bij den Raad van State, waarin hij er op wees, dat hij door het
overlijden van De blls „gefrustreerd" was „van de emolumenten,
1 >) Huwelijksregister Waalsche gemeente Middelburg.
2 ) F. Nagtglas. 1. c. II. p. 671. M. Smallegange. I. c. p. 766, 771.
Mededeeling van Ds. H. Akersloot van Houten Roos te Philippine.
3 ) Aanteekeningen en verbeteringen op het Register op de Journalen van Con-
stantijn Huygens den Zoon. Amsterdam. 1915.
4 ) In het huwelijksregister der Waalsche gemeente te Middelburg staat Pierre ver-
meld als „natif de Rouen".
5 ) Leer om leer voor Petrus van den Bosch etc. p. 6.
6 ) Stadsnotulen 27 Maart 1671. Register Copes.
-ocr page 107-die hem daar door souden hebben toegecomen". De stedelijke re-
geering van \'s-Hertogenbosch steunde het verzoek, doch het werd
afgewezen.
In 1674 werd Andreae hoogleeraar te Frankfort a.d. Oder, waar
hij De bils\', balsemmethode nog beoefende.
Den 17 Juli 1680 eindelijk volgde zijn benoeming tot hoogleeraar
in de Wijsbegeerte te Franeker, waar hij 5 Januari 1685 overleed.
In 1682 verscheen zijn verdediging van De Bils\' balsemkunst1)
tegen de aanvallen van clauder.
Bij het nagaan van de beteekenis van De Bils is het een vereischte
zich geheel te verplaatsen in den geest der 17e eeuw; voor ons mo-
dernen is dit zeer moeilijk: maar al te gemakkelijk laten we onze
critiek den vrijen loop en dan worden zelfs de grootsten uit dien tijd
belachelijk.
Gaan we na, wat De Bils gepraesteerd heeft, dan vinden we het
volgende:
1° De balseming. De Bils is hier, voor zoover ons bekend, de
eerste, die de beteekenis der lijkenconserveering voor de anatomische
studie aan het daglicht bracht en ook een inderdaad practische (zij
het ook kostbare) methode daarvoor vond en toepaste.
De bils\' opmerking, dat hierdoor een veel nauwkeuriger ontleden
werd mogelijk gemaakt, werd wel met hoongelach begroet, maar een
reeks van geleerden sloofde zich uit het geheim te ontdekken en de
groote frederik ruysch uitte zich later op dezelfde wijze als De blls.
In een brief aan johannes gaubius schreef hij: „Indien \'t de Groote en
Goede God behaagt, my leven, gezondheyd, en tyd te vergunnen,
hoope ik, dat ik door hulp van deze konst meer dingen, dewelke de
anatomisten nog onbekent zyn, aan den dag zal brengen."1)
2° Het ontleden zonder bloedverlies. Ook deze methode was origi-
neel; door gebruik te maken van onderbindingen van bloedvaten en door
de vochten te laten stollen, na door stuwing een maximale uitzetting
der vaten verkregen te hebben, was een bloedelooze ontleding mogelijk.
de bils is een directe voorlooper van swammerdam, De graaf
ruysch en anderen, die opspuitingen met stollende stoffen toepasten
en de kennis der anatomie zoo verrijkten. Naar ons voorkomt, zijn
ze door datgene, wat van De blls\' methode bekend was (zie hoofd-
stuk II, deel 1), tot de hunne gekomen.
3° Anatomie en physiologie van het chyl- en \'lymphvaatstelsel.
de Bils was, voor zoo ver ons bekend, de eerste, die het grootste
deel der voedingsstoffen naar de lever liet gaan en alleen de rest
naar den ductus thoracicus, en zeker de eerste, die dit met rationeele
bewijzen trachtte vast te stellen. Eerst meer dan 250 jaar later was
men het algemeen met hem eens. De blls was de eerste, die een
tamelijk nauwkeurige beschrijving gaf van voorname gedeelten van
het lymphvaatstelsel bij een hond. De Bils\'onjuiste opvattingen over
den bouw der lymphvaten en den loop der Iymphe, veroorzaakt door
verkeerde interpretatie van feiten, gevonden bij nauwkeurige ontleding
en bij vivisecties,1) werkten als heftige prikkels tot werken voor nage-
noeg alle anatomen en physiologen.
Toch^had men nog 30 jaar noodig om alles in het reine te brengen
(nuck).
4° Van minder belang zijn De Bils\' ons onbekende methode om het
os petrosum volgens de naden te splijten, de bij hondenvivisecties
toegepaste splijting van het borstbeen, de beschrijving van den dice-
phalus tetrabrachius met cebocephalie en de proeven over de verteer-
baarheid van voedsel.
Over de volgens andreae door De Bils toegepaste transfusio
sanguinis ontbreken ons de gegevens.
In De Bils\' geschriften vinden we een logischen gedachtengang,
wat slechts van weinig andere schrijvers getuigd kan worden.
Dat De Bils door zijn optreden indirect een geweldigen stoot vooruit
heeft gegeven in de anatomische wereld, is zeker en hierin is wellicht
zijn grootste verdienste gelegen ; echter mee te gaan met alle historici en
te verklaren dat De Bils\' beweringen bedriegelijk waren, is ons on-
mogelijk2). De Bils kon wel balsemen, hij kon wel ontleden zonder
bloedverlies en hij kon wel nauwkeuriger den bouw der lichaamsdeelen
nagaan dan zijn tijdgenooten.
Men heeft De Bils steeds verweten, dat hij zijn methodes geheim
hield, naar ons voorkomt ten onrechte. Het was in dien tijd alge-
meen gebruik zulks te doen.
Toen Van Horne1) er in geslaagd meende te zijn een arm te
balsemen, berichtte hij aan bartholinus, dat hij het procédé geheim
hield. PAULUS Barbette4) beweerde geheime middelen ter bevorde-
ring der baring te bezitten. swammerdam en ruysch namen hun
balsemmethodes mee in het graf. ruysch kende verder het beruchte
Roonhuysiaansche geheim. johan van Beverwijck2) en cor-
nelis van de voorde3) prezen geheime middelen aan tegen het
graveel, stephanus BLANCARDUS4) tegen podagra en vliegende jicht,
Hendrik van Deventer5) tegen Engelsche ziekte. J. J. RAU°) be-
zat het bekende steensnijdersgeheim.
1 ) Th. Bartholini. Epist. medicin. Cent. III. Ep. 81. p. 347 2/12 April 1662.
2 \') J. Banga. Geschiedenis etc. p. 303.
3 c) J. Banga. Geschiedenis etc. p. 508.
4 \') St. Blancardus. Verhandeling over de podagra en de vliegende jicht. Amsterdam.
1684. p. 294.
5 h) Hendrik van Deventer. Ziektens der beenderen. 1739. p. 45.
-ocr page 110-De groote HARVEY1) bedong bij zijn aanstelling als geneesheer
aan het St. Bartholomews Hospita!, dat de apotheker zijn voorschriften
geheim zou houden.
Dat DE Bils zijn tegenstanders, die op alle manieren achter zijn
geheim trachtten te komen, op een dwaalspoor bracht, kunnen we
hem niet kwalijk nemen. swammerdam en ruysch deden dit
evenzeer.
Met De Bils\' geldzucht is het al evenzoo gesteld. Het zoeken van
kunstbeschermers, het verkoopen van geheimen en anatomische ka-
binetten was toen zeer gewoon en het is onbillijk speciaal voor De
Bils een uitzondering te willen maken.
De Bils\' methodes verslonden schatten gelds en het is niet te ver-
wonderen, dat hij naar middelen uitzag om zijn finantieelen toestand te
verbeteren. De BILS\' Rotterdamsche onderneming kunnen we onmo-
Iijk zoo immoreel achten, als zijn tegenstanders dit deden: zij zou
toch eindigen met de publicatie van de zeker waardevolle geheimen,
waarbij de wetenschap zeer gebaat zou zijn geweest.2)
Van Horne bood De Bils een cadeau, indien hij hem iets van
zijn geheimen wilde mededeelen, maar daarmede was deze natuurlijk
niet tevreden.
Ruysch was later gelukkiger met den verkoop van zijn werkstukken ;
ook zijn anatomisch kabinet was tegen entree toegankelijk.2)
Dat de Bils oprecht was, blijkt wel uit zijn houding in de quaestie-
van valckenisse; hoe gemakkelijk was het voor hem geweest een
ander rapport uit te brengen, dat zijn toekomst te Leuven verzekerd
zou hebben ! Hoe ver staat hij hierin niet boven zijn Leuvenschen
tegenstander plemp, indien het waar is, wat Guy Patin3) schreef:
„Ce Monsieur plempius étoit un savant homme Hollandais de nation
et Huguenot, qui se fit Catholique pour être Professeur à Louvain.
Il dit un jour à Monsieur rlolan qui me le redit. Si Messieurs les
Etats me veulent donner une de leurs Charges de Professeur en
Medecine à Leyde, je me referai Huguenot et irai demeurer chex eux."
Ook uit zijn nagelaten testament blijkt wel, dat De Bils inderdaad
tot alles, wat hij beweerd had, in staat dacht te zijn.
1 Records of Harvey in Extracts from the Journals of the Royal Hospital of
St. Bartholomew. London. 1846. p. 16.
2 ) Fredrik Ruysch. Alle werken etc., inleiding p. 98—100.
-ocr page 111-Het is te betreuren, dat De Bils, die geen wetenschappelijke op-
leiding had genoten, niet heeft kunnen samenwerken met de beste
krachten der officieele wetenschap; zijn arbeid zou dan zeker meer
vruchten hebben opgeleverd, al had zijn medewerker zich waarschijn-
lijk wel de eer toegeeigend.1)
Nu heeft DE BlLS nagenoeg slechts laster geoogst. Voegen wij hierbij
zijn mislukte politieke carrière, zijn droevig familieleven, zijn finantieele
zorgen en zijn longlijden, dan lijkt het onbegrijpelijk, hoe het DE BlLS
mogelijk is geweest, steeds voort te gaan op den eenmaal ingeslagen weg.
En toen ten slotte in 1669 het geluk hem scheen toe te lachen,
stierf hij als Mozes, in het gezicht van het beloofde land.
We meenen te hebben aangetoond, dat LOUIS DE BlLS meer waar-
deering verdient, dan hem tot nu toe is ten deel gevallen. Hij heeft zeer zeker
belangrijk bijgedragen tot den bloei der anatomie in ons land, en het
feit, dat hij autodidact was, kan zijn roem slechts vergrooten.
De beschimpingen en verdachtmakingen der geschiedschrijvers zijn
misplaatst.
„Op iemands assche te pissen valt licht", zeggen wij met N. Zas.
-ocr page 112-Compareerde voor mijn Antoni de Velle openbaer Notaris, ende
de naergenoemde getuijgen Jo.r louis de bils, Heere van Coppens-
damme, Boonem etc. Professor honorarius der Anatomie binnen der
Stadt \'s Hertogenbossche, Kranck te bedde liggende doch zijn vol-
comen verstant nog genochsaem machtich dewelcke verclaert, mits
waerachtich te wesen, dat in dit tegenwoordige toegeslooten cochier,
toegeslooten met ses segelen die men van buijten siet, daer opgedruckt
het cachet van mij Notario, is ingeslooten zijn Ed: secrete kennisse
van het balsemen, bij zijn Ed: sonder mancquement geobserveert,
verclaerende, dit alsoo te hebben opgestelt op dat ingevale hem Godt
Almachtich mochte comen te haelen, deselve zijn Ed: Konst niet met
zijn Ed: mochte begraven werden, aen zijne Wed. gelaten, omme
daermede haer believen te doen. Aldus gedaen ende gepasseert bin-
nen der Stadt van \'s Hertogenbossche den XIX0 Augusti XVI0 negen
ent sestich inne presentie van den heer sebastiaen schellekens,
der Rechten Professor alhier ende petrus kreps, Student in de
Medicine als getuijgen neffens mij hiertoe versogt.
et me presente
(w.g.) Louis de Bils S. Schelkens, prof. ut testis. A. de Velle,
de Coppensdamme. petrus krebs, med. stud. ut testis. Nots. pub.
1669.
Dit is de secrete kennisse van mij louis de blls aengaende
het balsemen van Coningen Princen ende ander hooge stants personen
om deselve te preserveren van putrefactie naer haer overlijden voor
een groot getal van Jaeren in haer volcomen wesen ende gedaente
noch kenbaer toonende.
Voor eerst moet gemaeckt worden een tinne kiste 8 voeten lanck
ende 2\'/2 voeten breet ende 3 voeten hoogh, welcke tinne kiste in een
lioute kiste moet staen de houte kiste moet wel versien syn ende
gecalafatveert dat er geen lucht in kan, met isere banden, boven het
deksel van de houte kiste moet syn een schuyve die men open en
toe kan schuyven wel dicht, niet leghen staende dat de tinne kiste in
de houte kist staende, oock eerst wel moet toegedeckt weesen met
dobbel wolle dekens datter geen lucht in ofte wt kan komen, ende
dan moet de lade van de houte kist voor seijt boven de wolle dekens
tou geschoven worden.
Vooreerst moet in de tinne kiste gedaen worden
60 pont Run van de alderbeste, ende vers ghemalen
50 pont Roomschen aluijn heel clyn gestooten
50 pont peper heel clyn gestooten
1 sach sout clyn gestooten Hierop moet gegoten worden
200 stoop van de alderbeste Nantisschen Brandewyn
100 stoop van de alderbeste wynazijn,
ende dit alle te samen moet onder een vermengelt worden in de tinne
kiste ende wel door de selve naticheyt van de brandewijn ende azyn
omgeroert met eenen stock ofte schoppe, soo haestelick als het moge-
Iich is, opdat de kracht niet te veel en vervlighe van ditto substantie,
ende dadelick toedecken om te laten sinchen, dit nu stil gestaen heb-
bende en gesonchen synde sal men het doode Iichaem, dat in een
fyn witte linde slaeplaken gewonden is, daer inlegghen op een stellinghe
van hout gemaecht op soo een manire gemaecht dat het Iichaem
wijnich het hout raecht ende te beter van honder in de klare voch-
ticheijt lijdt, ende het Iichaem van boven moet 2 voeten onder de
vochticheyt staen en het selve Iichaem sal men met een seyde lindt
aen de stellinghe vast maken, omdat het onder de klare vochticheijt
blyven soude, waer in men het Iichaem 30 daghen laten sal, ende
drij daghen naerdat het ingeleghen heeft moet de substantie om geroert
worden ende in de selve tijt van dertich daghen noch twee mael
omgeroert op de manire als boven geseght ende telkens als men het
Iichaem wt sal moeten nemen om de substantie om te rouren, moet het
2. by het geseijt slaplaken dat boven aen het hooft ende onder aen de
Voeten tougebonden is wt en ingelicht worden, ende ter wijlent men
de substantie omroert ende laet sinken, soo sal men het Iichaem wt
syn slaeplaken doen ende met verse brandewijn afwassen ende afvagen
ende omkeren dat de vocht wt de mont loop, wel wachtende daer
het haer is te vrijven soo van het aensicht als anders, alsmede de
nagels van handen en voeten om se niet te beschadighen voor dat
het Iichaem droogh is, (ende soo het operhuydeken aen wilt laten,
sult het Iichaem niet afvrijven maar wel afspoulen totdat het wt de
leste substansie komt, dan kondt het afvrijven, soo sal het Iichaem
niet van couleur verandert weesen, als het operHuijdeken afvrijven
sult) dan kan men het vrijven en het haer kammen soo als men wilt,
ende wederom in leghen op den buyck daer het eerst op de reughe
geleghen heeft, als nu deese eerste kiste gemaeckt is sal men noch
een ander laten maken, op deselve maniere als boven ende daer in
doen Run peper aluijn soudt brandewyn azyn alles op de gelicke
manire als boven, als nu het Iichaem den tyt van 30 daghen in de
eerste kiste gelegen heeft sal men het wt nemen ende in de tweede
kiste voorseyt leghen, die dan al geprepareert is, maer vooraf de
substantsie omrouren gelick als boven, als men het Iichaem inlegghen
sal, ende van te vooren eer men het Iichaem wt deerste kiste in de
tweede bringht de substantie 2 raijsen in die tijt ondertussen het in
de eerste leijt omrouren en 60 daghen daer in laten ligghen in de
tweede substantie en maer 3 reysen omrouren, ende soodra het Iichaem
in de tweede kiste geleyt is sal men deerste schoon maken en wederom
als vooren tou maken de derde supstantie maer daer en mout geen
sout in gedaen worden, maer sonder sout het Iichaem in de derde
supstantie geleyt woorden om het soudt wederom wt te haelen, om
het iichaem tot opdroginghe te bringhen, als nu de 60 daghen van
de twee supstansie om syn, dat men dan het Iichaem in de derde
substantie leyt, men kan oock in deerste en tweede supstantie elcke
reijse met de run peper aluijn soudt brandewyn azyn noch daer by
doen 20 pont allouwe van de beeste clyn gemaecht ende 20 pont
mirhe van de beste clyn gemaecht maer als men het Iichaem wt de
tweede substantie neemt soo sal men dadelick deselve kiste schoon
p. 3. maken ende wt de kist daar de derde substansie in geprepareert is
mede 3 a 4 reijsen omgeroert is geweest sal men het wederom rouren,
en weer laeten sincken de clare substantie boven afscheppen ende in
de leghe kiste doen om alsdan de specerijen daer in te doen, en het
Iichaem voor de derde reijse daer in te leghen ende mede om rouren
als boven ghesecht, de voorseyde specerijen mouten zijn, het sal noch
beter weesen dat in de derde supstansie geen run noch aluijn noch
soudt daer in doet, maer wel peper ende de naervolghende Specerijen
in de brandewijn ende azijn gelick hier boven geseijt is, sonder die
substantie van deene kiste in dander over te giten, omdat de substantie
te veel verflaut en de geesten van de brandewyn ende azyn te veel
vervlighen, soo deesen Balsem gebruycht wiert voor een koninck, ofte
wie soude begeeren getoont te syn aen het gemente, kan men hem
voor die tyt dat hy getoont mout weesen aen het gemente voor eenighe
uren daechs wt de substansie nemen hem afdroghende maer niet vriven
ende dan voort wederom inleghen, en de substantie dadelick wederom
toudecken, soo men niet begeert achterhaelt te woorden van weeghen
de dilecsie, ende dat het balsemmen daer geen gementschap daer mede
heeft om de separasien te konnen doen in het gebalsemde Iichaem,
sult de Run ende Aluijn daer wt laten maer van den eersten af in den
brandewyn ende azyn de specerien daer in doen met het soudt ende
peper het soudt sult maer voor deerste reyse nemen ende dat noch
eens soo veel, en in de twee ander substansien, geen soudt daer in
doen omdat het soudt dan wederom wt het Iichaem getrochen wort
soo daer geen run nochte aluijn in doet sult allouwe van de beste
clyn gemaeckt nemen maer 44 pont Mirhe van de beste clyn gemaeckt
nemen maer 44 pont
20 foullie van de beste klyn gestoten
20 cruijnagels van de beste cleyn gemaecht
20 \'üJ kanneel van de beste cleyn gemaecht
p. 4. 20 nooten musschaet van de beste clyn gemaecht
Y4 pont amber gris ende ]/2 pont swarten balsem mout met
een \'/4 pont olije van kaneel gemingelt woorden om het Iichaem te
bestrijquen diferente reijsen ende elke reyse als bestrick het in het
Iichaem laten droghen, het mout maer bestreken woorden als besich seyt
met het op te droghen, het Iichaem dat in de derde substansie gedaen
wort sal men twee maenden laten ligghen ende moet altemet omge-
roert worden als voren ende daer wt genomen weesende sal de klare
substantie afgegoten woorden ende tlichaem daermede gewassen ende
gespoelt, ende van de speserijen moet een bedde afgemaeckt worden
waer op het Iichaem moet geleyt worden, als het Iichaem ende bedde
welgedroocht sijn, ofte dat het van syn selven drooght ende het vet
in het Iichaem te laten sonder met hete het vet te doen evaporeren,
het welcke goeden Balsem weesen sal dat van het lichaem vloijt het
welcke kondt vergaren, soo het lichaem droghen wilt, sult een kamertie
laten maken heel van steen heel dicht gemaecht daer twee kagelovens
in moeten gestelt worden welcke kagels wel gestoockt mouten worden
ende onder de kagels gestelt twee eysere vierwaghens met weijnich vier
daerin maer veel wierroch ende mastiek onder een, te weeten alle
daghe 2 pont ende dit moet alle daghe gedaen syn tot het lichaem
droogh is moet alle daghe 3 ä 4 mael het lichaem met linnen doecken
den wirock ende vochticheeden afvaghen op een doorluchtige Stellinge
ende het lichaem keereti ende wenden eenighe dagen lanck nu drogh
synde sal men het bestrichen met de bovenstaende substantie te\'weeten
ambergris swarten balsem en olye van kanneel t\'samen gemingelt kondt
oock arabiesse gomme nemen in de mingelinghe om het lichaem te
bestrichen met een fyne quast als droogh is ende dan al wederom
tot verschyde rysen toe ende daer mede laeten opdrogen, ende alsdan
op het voorseyde beddetie van specerijen het lichaem in een tinne
kiste legghen wel gesondeert datter geen locht in kan komen, als men
het lichaem in. een tombe legghen soude ja over de tinne kiste noch
een loode kiste, ofte anders in een kapelle daer het lichaem met syn
kostelich gewaet sout können lighen, ofte in syn palijs, ende het
aensicht bloodt met glas boven overheenen, ofte recht staende om
alsoo het lichaem perfect te können sien ende om te biwaren voor
stof ende spinnewebbe, soo sal het treffelich gepreserveert ende gesien
können worden.
Actoni in den Haghe den 15 februari 1669
(w.g.) Louis de Bils de Coppensdamme.
Om dit voorschreven lichaem te balsemen moet eerst het hooft
opgesneden worden beginnende boven het voorhooft tot achteren
aen den neck het vel soo veer opgelicht dat het beckeneel bequaem
kan afgesaecht worden alsdan de duri maetre rontom afgesneden dicht
aen het beckeneel daer het afgesaecht is behalven onder en boven
een wijnich vast gelaten en alsoo de duri matre aen weersijde opge-
licht, en over eijnt opgeset soo dat de herssenen bloot staen, ende de
substansie daer in en om ter dege kan vatten voorts oock den buijck
geopent alsmede tusschen de diafragma dicht tegen de borst geopent,
om mette hant daer in te comen, om de substansie daerin te brengen
bij de longen in de borst, en somen tot de voorsye costen wat minder
wil doen, so moet men de exezementen wt doen ende met een trechter
\' door een gadt daerinne gemaecht van substantie ingieten.
(w.g.) Louis de Bils de Coppensdamme.
Geschreven op mijn kranckbedde, binnen
shertogenbosch den 19e Augusto 1669.
et me presente
A. de velle
Nots publ.
Compareerde voor mijn antoni de velle openbaer Notaris ende
de ondergeschreven getuijgen Jo.r louis de blls, Heere van Cop-
pensdamme, Boonem etc. Professor Honorarius der Annatomie in
\'s-Hertogenbossche, tegenwoordich kranck te bedde liggende, doch
zijn volcomen verstant noch genochsaem machtich ende heeft opent-
lijck verclaert ende geseyht waerachtich te wesen, dat in dit tegen-
woordige toegeslooten cochier toegeslooten met seven segels die men siet,
van rooden Lacke, daer opgedruckt is het cachet van mij notario, is in-
geslooten de secrete kennisse van zijn Ed: dissectie, met zijn Ed:
eijgen handt geschreven ende onderteekent, verclarende wijders soo
als daerinne geschreven is te zijn sonder manquement ende bij zijn
Ed: geobserveert ende ingeval den Almachtige hem uijt dese werelt
mochte haelen, niet met zijn Ed: begraven te werden doen opstellen
waermede zijn Ed: Wed.0 naer zijn affiijvicheit haer believen sall
doen. Aldus gedaen ende gepasseert binnen der stadt van \'s Hertogen-
bossche den XIX Augusti XVIC negenent sestich inne presentie van
den Heer sebastiaen schellekens, der Rechten Professor alhier
ende johannes nlcolaesse esau, poorter als getuijgen.
(w.g.) louis de Bils S. Schelkens
de Coppensdamme. prof ut testis.
Den 15 februari 1669 alsoo haer Ho: Mo: my aengenomen hebben
tot Professor honorarius ende tot Sertoghenbosch gestelt, soo ben van
mynen Eet ontslaghen van weghen het contrackt aengegaen met den
Coninck van Spainien ende de heeren Staten van brabant, dewelcke mij
niet volgens het contrackt door haer autorityt hebben doen stellen in
duniversityt van Loven, daer ick nochtans voldaen adde, d\' Heere
Staten van Brabant hebben mij gedwonghen noch boven de condisien
daer geen mensie van en was myn kennisse aen d\' Heer gutschoven
over te geven, ende de gebalsemde lichamen te Loven te bringhen,
sonder vooraf de 24000 gs te ontfanghen voor myn gebalsemde licha-
men, ende daer noch niet te vreede daer mede synde hebben doen
de dissectie doen in presentie van zijn Extio d\' Heeren gedeputeerde
van de Staten van Brabant ende de Professoren plempius ende door-
linxs alsmede de doctoren LA plerre ende overdaet, ende dat
sy verklaren souden op haer eet ofte het in der daet soo was gelick
ick geseijt hadde ende tot soo groote nut voor de medesine tgeen
ick oock wel most consenteren, weesende mouijelick, dat ick geen
macht en adde, om daer niet in te treden, ja in tegenwoordicheyt
van de Professoren van Loven ende de doctoren van Brussel op haer
verklaringhe, waer in ick niet gehouden was volgens het contrackt soo
dat ick dit geschrift aen mijn soon pleter caroles overgeve, om
ofte het gebeurde dat Godt my quam van dese werrelt te haelen, dat
als dan Haer Ho: Mo: souden beliven myn soon te surogeren in
myn plaetse, ende hem te benefisieeren met myn Ballinage, ende
Canonisyen, die ick van Haer Ho: Mo: becomen hebbe, omdat de
schaden die ick geleden hebbe in dorder die Haer Ho: Mo: mij
belast volbrocht hebbe, dat myn soon ende myn huysvrouwe ten
deele moghen gesoulageert Weesen van eenighe duijsende die ick
hebbe mouten missen ende geconsumeert om mijn gerechtighe saecke
voor te draghen aen haer Ho: Mo: dat ick door haer geminteneert
mocht werden.
Actom als boven in den Haghe 1669
(w.g.) Louis de Bils de Coppensdamme.
P- 1. Dit is de secrete kennisse van mij louis de BlLS aengaende de
dissectie soo sonder blout storinghe als met blout stortinghe soo in
de doot als in het leven van verschide beesten alsmede van menschen
in de doot naer myn gevoulen int leven de mensche te dissequeren,
soude een inpie saecke syn omdat men in de beesten genouch sien
kan dat het soo in de mens mout syn, de mens doot synde daer siet
men de Buijsen ende kanalen als douwvoerders, wel weetende dat
den loop van het voetsel in de mens is gelick in een beeste, ja
Bartolin Teulp ende ander hebben in de dissectie van doode men-
schen de Melck aderen gesien, dat gebeurt dat de mensch van te
vooren gegeten heeft, eenige tijt van te vooren eer hy gerecht wort,
ende als men dan een Mens soude mouten levendich dissequeren, soo
soude het mouten op de rechters vonnis door de scherprechter geschien
het geene daer tou nodich syn soude, ende als dan en soude den
pasient maer voor een gedeelte de pijne wt staen, om dan doot wesende
ende de justicie volbrocht dadelick de demonstrasie te doen, of te
wel versoucken van den rechter ( : als de kennisse noch gesekreteert
bleef:) persoonen die gecondemneert syn ter doot haer afvragende of
se liver versmacht door roock begeren te weesen in een kamer met
open deure van de scherprechter als in het openbaer wat wel een
sachter doot soude weesen met seulfer in brandt te steken waermede
sy dadelick versmacht syn als het hoof met een tinbrot dicht aen den
haels daer in gesteken is, ende het solfer in brandt gesteken, door de
roock die der niet wt kan syn dadelick doot, dan kan men dadelick
de dissecsie beginnen ende veel meer sien als anders, ja de justisie
conde publick geschien op de gewoennelycke plaets, op de voor
verhaelde manire, maer, als dan moste dadelick het Iichaem becomen,
soo het mogelick is als den pasient gegeten heeft 5 ä 6 uren mijn
ofte meer voor syn doot, doordien also gehanghen syn alle de vaten
van den haels geforseert syn, ende onthooft synde is alle de
vochticheyt en bloet wt de vaten geloopen, voor eerst moet gemaeckt
werden een loode kiste van ^ pont gewichte synde seven voeten \'/2
Rijnlanse mate langh twee ende een haelf voeten breet ende 3 voeten
diep welcke loode kiste in een houte kiste lang 71/2 voeten rynlanse
mate 2\'/2 voeten breet 3 voeten diep moet staen de houte kiste moet
wel versien syn ende gecalafatreert dater geen lucht in kan, met isere
banden, boven het decksel van de houte kiste moet syn een schuijve
die men open ende toe kan schuijven wel dicht, niet teghenstaende
dat die loode kiste in de houte kiste staende, oock eerst wel moet
toegedeckt weesen met dobbel wolle dekens, datter geen lucht in ofte
wt kan commen, ende dan moet de laede van de houte kiste voorsyt
boven de wolle dekens tou geschoven worden, vooreerst mout in de
loode kiste gedaen worden
p. 2. 70 pont run van de alderbeste ende vers gemalen
50 pont romschen aluijn heel clyn gestooten
50 pont peper heel clyn gestoten
y4 sack Sout clyn gestooten hier op mout gegoten woorden
200 Stop van de alderbeste nantisschen brandewyn
100 stoop van de alderbeste wynazyn
Ende dit alle te samen moet onder een vermingeit worden in de
loode kiste ende wel door deselve naticheyt van de brandewijn ende
azijn omgeroert >net eenen Stock ofte Schoppe, soo haestelick als het
mogelick is opdat de kracht niet te veel en vervlighe van ditto sub-
stantie ende dadelick toudecken om te laten sincken de tyt van een
ure min ofte meer, dit nu stil gestaen hebbende en gesoncken synde
sal men het doode lichaem dat in een fyn wijt linde slaeplaken ge-
wonden is daer in legghen op een Stellinge van hout, op soo een
maniere gemaeckt dat het lichaem weijnich het hout raeckt ende te
beter van onder in de klare vochticheijt lydt ende het lichaem van
boven moet een voet onder de vochticheyt staen, ende het selve lichaem
sal men met een seyde lindt aen de stellinghe vast maken, omdat het
onder de klare vochticheyt blyven soude, waerin men het lichaem 30
daghen laten sal ende drij daghen naer dat het in geleghen heeft,
moet de substantie om geroert worden, ende in de selve tijt van
dertich daghen noch twee mael omgeroert op de maniere als boven
geseght, ende telkens als men het lichaem wt sal moeten nemen om
de substantie om te rouren, moet het by het geseyt slaplaken dat
boven aen het hooft ende onder aen de voeten tougebonden is wt
en in gelicht worden, ende terwijlent men de substantie omroert ende
Iaet sinken, soo sal men het lichaem wt syn slaeplaken doen, ende
omkeeren dat de vocht wt de borst buyck ende mont wt loopt, ende
dan wederom verse brandeweijn ofte van deselve substantie soo
der genouch is, in de borst en buyck giten (: maer beter met
suyver brandewyn, om het couleur van dinerlicke partijen
te behouden:) ende met UE handt omspoulen wel voorsichtich
weesende eenighe partijen van binnen het lichaem niet te bescha-
dighen sonder het lichaem met eenighe doucken stif te vrijven
p. 3. ofte afvaghen om van buijten het operhuijdeken niet af te vrijven,
alsmede het haer vant hooft ende van het aensicht als ander
partijen mede de nagels van handen en voeten om die niet los te
maken voordat het lichaem in de tweede supstansie geleijt hebt, ende
geprepareert is om te gaen dissequeren, alsdan sult het lichaem
afvrijven met doucken, soo sal het operhuijdeken afgaen, ende dan
is het lichaem al ofte het noch was den eersten dach van syn sterven,
maer wederom ingeleijt soo verandert het lichaem van couleur siende
dat het van syn operhuijdeken ofte cuticula berooft is, oock om de
dissectien over dat lichaem te doen, als begeert kondt al syn haer
afvrijven alsoock de nagels, dat staet in u wille, om dat sij niet beter
weeten souden ofte daer wort kaelck daertou gebruijckt, nu daer in
kondt doen naer UE goet duyncken, ofte het lichaem te disequeren
met haer ende nagels, ofte anders naer de dissectie gedaen, soo UE
het lichaem wilt bewaren voor eenighe tijt kondt het doen, ende als
het lichaem drogh is kondt het haer kammen ende het aensich af-
vrijven soo sult het haer niet afvrijven, ende het lichaem gedesiquert,
sal maer voor eenighe maenden duren doordien de wormen der in-
komen dewelcke het vet tusschen de rocken seer aerdig suiveren
dat het konstick is\'ende ongeloofelick dat sulcks kan geschien, ende
daer nae vergaet het lichaem, ende consumeert syn selven door de woor-
rnen, nu voor de tweede mael itileghen op den buijck daer het
eerst op de reughe gelegen heeft ende daer in doen run, peper,
aluijn, soudt, brandeweyn, azyn, alles op de gelicke maniere
als boven, ende omrouren gelick hier vooren verhaelt is, maer
UE sult het lichaem eerst den Buijck opendoen ende de
spieren van malkanderen schijden ende daer het middenschot ofte
diaphragma aen het borstbeen ofte os sternum vast is afschyden, ende
de aders ende slach-aderen van de spiren van de buyck afbinden
als oock van het diaphragma als het afsnijt van onder het os stern om,
omdat de supstansie in de borst mach geraken, ende soo met U.E.
handt spoulen, soo in de borst als buijck sonder eenighe partijen te
quetsen, alsmede een snede boven op liet hooft begost tot achter het
hooft ende tot voor aen het voorhooft, tot op het Pan vlies ofte
pericranium dat UE gemakelick de panne van de huijt ontbloten
kondt om de panne af te saghen, ende dan rontom het dicke hersen-
vlies ofte Dura mater afsnyden, maer de sickel ofte falx in haer
situasie laten, ende wel tousien dat de hersenen niet gequest en
woorden, omdat de supstansie soo veel te beeter door de hersenen
kan dringhen, waer door te beter bereijt woorden om dan de separasien
te konnen doen tot de minste gedeelten (: sonder stortinghe van Bloet:)
soo van aders arterien senuwen douw voerders ende haer mostelicke
deelen, alsmede de masse van de hersenen, soo datter niet voor UE
ooghen verborghen sal blyven, alsmede van het geheel lichaem, soo
Rocken ofte Tunicae vliesen ofte membranae mos veselen ofte fibra
weesende de douw voerders, senuwen, aders, slachaderen tot haer
wteynden van de selve vaten, hou kleyn die oock souden moghen
weesen met de klap vliesen van de aderen, als oock de klapen van
de fermentvaten, ofte valvulae sigmoides, oock de filamenten van de
spieren ofle muskels — als nu het selve lichaem voor de tweede
reyse den tijt van de dertich daghen ofte langher alwaert 2 maenden
ingeleghen heeft, soo dat het blout gestremt is, sult het wintdroogh
laten woorden ende afvrijven gelick hier boven verhaelt is, ende dan
beginnen te ontkleeden, soo kondt den tyt van eenighe daghen
weecken offe manden daermede besieh weesen, soo langh als
begeert, maer en mout in geen plaetse gebracht worden daer
de sonne komt, maer in een koule plaetse ende als het lichaem
begindt te droghen prinsipalick de handen ende voeten sult
die altoos vochtich mouten houden met deselve supstantie, maer
met doucken bewonden, ende als het te droogh worden soude, in
de supstansie wederom inleghen, maer soo UE supstansie te flau
wort, noch een ander supstantie gemaeckt moet syn als hiervooren
verhaelt is met Run aluijn peper soudt brandeweyn ende wijnazijn van
de alderbeste, maer kondt van alles minder kantitijt nemen om tot
soo groote kosten niet te vervalen. Wat UE de experiensie leeren
sal, ende in die leste supstantie met de tweede substansie kondt een
magher azewindt hondt nemen ende hem wel voeden, ende doen
gelick hier naer verhaelt sal worden, ende doot weesende de huijt
afnemen ende openen soo buyck als borst, ende hem in de substantie
leghen, soo sulje in den fermentvoerder ende Borenput al het sap
geklontert vinden, ende sult de klappen van den ductus torasicus
pertinent können vertoonen mede de vasa Iymphatica ofte waetervaten
wesende de schorse ofte tunica sal men niet bevinden datter klappen
in de rocken van de vasa Iymphatica syn als men se open snyt, maer
wel in de binnenpijpe genaem de fermentvaten nu om de beesten te
dissequeren daer moet een tafel gemaeckt worden die niet boven de
hoochte is van den persoon die de dissectie doet, ofte moet een
bancktie onder syn voeten hebben dat hij met gemaeck dissequeren
kan, de tafel moet vol gaten syn twee ä drij duijmen van malkander
daer men gemakelick in ider gat den duijm door kan steken, ende
recht voor de Borst ende Buyck van den hondt die op de tafel ge-
bonden Ieydt moet wt geholt weesen in forme van hovale aen beede
syden om gemakelick te können dissequeren om dicht met UE lichaem
aen de Borst en de buyck te komen om soo verre niet te rijken,
recht onder den haels van den hondt ofte ander Beest, daer
p. 5. moet noch een gadt gemaeckt weesen van de groote van een handt
breedt in de ronde dat onder den haels van den hondt komt als den
hondt op de tafel gebonden leijt, ofte sult een plancktie gebruijeken
van twee voeten lanck, ende een handt breet ende dan dat plancktie
onder den haels van den hondt gebrocht, sal het selve efect doen
ende met meerder gemaeck, als van de tafel om den hondt den
haels tou te woulen, sult daer in doen als te raden wort, maer het
plancktie mout aen alle beede sijden met gaten ende klyne gaties
syn die nieuwers tou dienen dan om tabuseren die het plancktie
soude komen te sien maer int meden van het planckie in de lenckte
mouten 3 a 4 gaten gemaeckt woorden, om als den hondt aen alle
vier syn pooten gebonden leijdt, ende dat de muijlbanden die met
leerties ende peckdraet om wonden hebben de muijl ende de tauwen
die vast aen elck leertie syn (maer voor eerst mout den hondt met
peckdraden sonder leerties de muijl wel vast tou gebonden worden
ende dan de leerties daer aen ider een peckdraet is om van den
hondt niet beschadick te worden, de tauwe die vast aen een van de
leerties is die boven de snuijt van den hondt komt sal men door een
gadt dat het bequaemste is, dat boven het gadt van een handt breedt
is in de ronde, de muyl achter over vast gemaeckt worden, ende de
andere lauwe die aen het leertie vast gemaeckt is dat onder de kinne komt
sult door het groote gadt steken ofte een klyn dat bequaemst vinden
sult ende vast maken om sijn muijlbandt te versekeren dat de
leerties niet af konnen gaen, ende soo voor UE particulier sonder
bijweesen van imandt ofte UE most het haer leeren, soo sult den
hondt als soo vast gemaeckt is dit naer volghende dadelick doen,
sult met een eisen aen de bovenste lippe aen ider seyde van de neus
met een eisen een gat maken om gemakelick de peckdraet die in een
packnaelde is ende aen een tauwe vast gemaeckt door dat gadt steken
ende dan de tauwe met het peckdraet vast binden aen de lippe, soo
oock aen danderseyde ende die twee tauwen elck door een gadt van
de tafel steken, ende soo vast maken de lippe aen de tafel soo kan
den hondt syn hooft niet roeren, ende dadelick de muijlbandt afsnijden
om hem haessem te geven, ende dat hij soo veel langher in \'t Ieeven
blijft, soo kondt op diferente maniren sonder de stroote af te snijden
dissequeren, maer. den hondt sal machtick geluijt geven dat het schri-
kelick weesen sal, dat is maer om in den buyck te komen int leven
als oock in de Borst op twee derly manire, dat is van weeghen de
buyck de huijt openen, ende dan een weynick de spiren schyden ende
een openinghe maken in het buyckvlies daer indoende een treckter
(:ende die gemingelde supstansie daer men lichamen in leydt, om het
P- 6. bloet te doen stremelen) door den trechter in den buyck giten door
den trechter int leven van den hondt ende den buyck vol supstansie
weesende tou naijen alsmede de huyt soo sal de supstansie van de
melckaders als fermentvaten ende orenputen comen te stremelen als-
mede de aderen arterien van haer bloet maer naer dat den hondt
doot is 6 a 7 daghen laten in de supstansie leghen, ende als
dan den buyck openen, ende sult dan connen naer speuren
de weghen van de vocht van de melckaderen als [anders ende
sien dat het minste deel naer den Borenput gaet om door de
fermentpijp in bloet gebracht te werden ; sult dan het selfde doen
in een ander hondt den buyck niet openen maer de borst, ende daer
oock met een trechter ingiten de boven verhaelde supstansie ende de
huyt tounaijen als de borst, vol supstansie weesen sal, ende den hondt
doot weesende in de selve supstantie leghen gelick hier boven verhaelt
is van den hondt daer de substantie door een trechter in de buyck
gegoten was als mede den tyt van 6 a 7 daghen ofte langher laten
in de supstansie leghen, ende dan de borst ofte sternom openen sult
dan den fermentvoerder pertinent konnen nae volghen ende openen,
daer de supstantie in gestemelt sal weesen ende die openen dan sult
UE de klapen ofte valulesien pertinent haer forme mede de ferment-
vaten die in de borst bevonden werden als oock de douwvoerders
weesende de tunicke ofte schorse van de fermentvoerders als oock
die van de arterien ende aderen daer in begrepen de ongepaerde
ader, alle haer rocken ofte tunieken syn de douwvoerders met haer
mostelicke deelen, nu de ander manire om in de buyck ende borst
te comen int leven, maer alle de Ribben mouten afgebonden worden,
ende als sulcks geschiet soo moet voor die tyt de stroote tou gedaut
werden ofte anders de longher sal in de wech syn maer elcke reyse
den assem wederom geven, dat men den hondt syn hals tou woelt
is om de spijs dragher ofte oseofaghe te sluyten, als alle de douwvoerders
wesende de rocken van de fermentvaten ( : als oock van aders ende
7 arterien : ) ofte de binnenpijpen van de halsklieren ofte den hondt quijlt
P\' \' al het sap van de voorseyde dauwvoerders wt soo dat alle de vaten
ende borenputen als vrongh leegh syn bevonden, als alleene syt kondt
altoos aen de lippen van den hondt de tauwen binden op de maniere als
geseyt is, ende dan UE werck gedaen hebbende snijt de muijlbandt af
soo blyft den hondt vast aan de lippen soo sal den hals wtgereckt
ende vlack leggen, ende dan sult de huijt separeren van de strootepijp
ofte asper arterie, soo sullije tusschen de spieren ofte muschels komen
van den hals die boven de asper arterie leghen om de longher pijp
te onblooten ende die met UE vingher onder boorden ende naer
UE trecken om daer onder deur met gemack door het gadt dat
UE vingher doorboort heeft te comen (: maer sult het vlies dat UE
vinger tegen houdt dat geen gat kont bekomen, met UE pennemes,
op UE vingher safties doorsnijden, sult dan door dat selfde gadt
met gemaeck een tauwe van de dichte van een vingher door steken
ende alsdan door het gadt van de tafel ofte door twee van de gaten
van het plancktie door steken ende dan tou binden, ende soo met een
stocktien den haels tou woulen maer een stijf woelt sult de stroote
met een groote naelde daer een seghel draet aen is, een van ringhen
door steken, ende de segel draet vast maken (: oock die ader die ter
seyde de stroote afbinden aen twee seijden om als de stroote door-
snijdt dat die ader ende arterie geen bloet geeft, ende omdat het af-
gesnede deel van de stroote den hondt niet in en haelt, sult die
segeldraet vast maken aen de poodt, ende dan voort tou woulen dat
den hondt niet meer sleken kan noch syn speeksel ophalen, ende
dadelick de peckdraden van den muijlbandt snijden om den hondt
syn haessem te geven, ende hem verquiquen met een sponsie die
naet gemaeckt hebt in kout putwater ofte fonteynwater, ende met UE
handt wt persen op de muijl maer datter niet veel ofte wijnich in de
muijl komt, door vreese dat den hondt dadelick soude komen te ster-
ven, ende hem soo voor eenen tijt laten lighen als hieronder geseyt
sal woorden de uren die hy sal moeten lighen, naer de dissectie die
sult doen, ofte soo UE de stroote aen malkander wilt laten sult een
gadt daer insnijden de lenckte van twee duijmen ende een duijme
breedt om daer de tauwe in te leghen ende soo toe woulen, maer
het gadt van de stroote naest het keelgadt dat afgesneden is sult met
werck tou stopen omdat den hondt gheen geluij geven soude, soo
sal den hondt konnen den haessem in ende wt haelen.
p. 8. Soo de Borenput ende vrongh op de kropader sien wilt met de
douwvoerders ofte rocken, alsmede de fermentpyp sult op deze
manire den hondt doen voen, met blompap maer dat syn maghe
niet overladen is, dan en souder geen dissectie konnen geschiden,
naer dat hij gevoet is vyf a ses uren daernae sult den hondt op de
tafel binden als hier vooren verhaelt is ende de stroote afsnyden ofte
in de lenckte op de manire als verhaelt is, ende soo sal het bloet
wt de spiren en de arterien in de aders gedronghen worden hou
langher hou meer dat den hondt blijft ligghen, maer sult den vrongh
ende borrenput als den hondt dry uren light met minder sap vinden,
maer oock veel minder bloet in de muschels ofte spiren, nu om
veel sap al omme wit te hebben sult de hondt een halfure ofte ten
langhsten dry quartiere urs laten lighen ja minder als een half ure
ende soo UE bevindt dat het herte weijnich klopt ende seer flau
wort sult hem met een sponsie water op sijn muijl wt persen, maer
datter niet in syn muijl komt ofte weijnich, anders soude hij sterven,
ende soo den hondt te seer gewoelt is een weynich ontwoelen maer
altoos letten dat hy niet en quijlt ofte seer weynich, maer beter niet,
ende dan sult het afgesneden deel van de stroote vollen met nadt
werck ende met een peckdraet stijf tou binden dat de Iongher geen
asem meer in noch wt kan laten soo sal den hondt versticken, ende
doot wesende soo sult hem aen de slinckér seyde recht int midden
van het schouderbladt de huijt beginnen in de lenckte langhs de
ribben te separeren ende soo de eene helft de Borst ontblooten, ende
dander helft het schouderbladt ( : ende de aders ende arterien die
door de huijdt loopen afbinden, datter geen bloet gestort en wort : )
om tusschen het slincker schouder blaet te komen, altoos de aderen
ende arterien van den hals ende ander gedeelten wel meyden ende
afbinden, maer de\' huijt van den haels niet verder ontblooten als
by de kroptacken ofte jugulaire aders, oock de spiren van het schouder-
bladt te deghen afbinden met dun peckdraet, ende de spiren die breedt
syn twee è drij mael afbinden soo boven als onder, ende dan afsnijden
P\' 9. soo sal het schouderbladt vallen, daer sullie vooreerst al de senuwen
voorkomen die sulje een voor een oplickten met het hooft van een
naelde ende dan een draet onder deur steken ende dicht aen dinse-
rasien van het schouderbladt afsniden, maer wel wachten de vaten
die haer daer onder vertoonen sullen ende deselve senuwen afsnijden
dick aen de wtspruijselen van de wervelen van den haels maer wel
wachten de vleesselicke deelen van de spiren te quetsen ende eenighe
klyne aderties die haer vertoonen sullen moet met een fijne naelde
ende draet afbinden op twee plaetsen ende dan doorsnijden daer onder
die senuwen, als die ontbloet hebt sult de vrongh komen te sien met
sijn haelssprancken borstsprancken ende ocxselsprancken, ende soo
het niet te deghe siet soo licht den hondt wat hoghe op soo sal het
wit sap dat in den vrongh vloijen sal hem verheffen, maer sult dan
niet verder gaen voor en alheer dat de Borstplaet alf afgesneden hebt
alsmede al de slincker Ribben op drij vingheren naer van de wervel-
beenderen maar sult oock Ietten dat de struiken van darterie ende
aderen die in de Borstplaet insereren afbindt om het bloedt te mijen
met dat de Borstplaet afsnijdt alsmede elcke ribbe die afsaeght wel
vast bindt ende dicht aen de Bandt de ribbe afsaeghen, als nu komt
aen de leste ribbe^van den haels daer sult wel acht opnemen door dien
de ocxseltack daer vast aen light ende noch twee arterien ende een
ader die naer de wervelbeenderen van den haels loopt die sult met
groote voorsechlicheijt twee mael moeten afbinden ende dan door-
snijden wel vast bindende doordien den ductus torasicus ofte
fermentvoerder daaronder kruypt om syn vrongh te maken met den
sirquel, die ader ende arterien\'sult een voor een met het hooft van een
naelde onder boorden, wel wachtende de buysen van den ductus
torasicus ofte fermentvoerder te quetsen, ende met het hooft van een
naelde de vlissies oplichten.van die\'op de vrongh lighen weesende
dauwvoerders met haer mostelicke aeelen, als op syn ferment vaten
van de haelsklieren, als Borst en ocxsels te weeten de schorse ofte
tunicque van de fermentvaten, die den dauw naar boven voert, wel
voorsichtich weesen, ofte soo UE hem komt door te steken, soo is
UE gesicht benomen, ende het sap vloijt der wt ende al u moute
is voor niet, ghij sult hem somtijts van de vrongh tot de haelsklieren
wit vinden ( : dat is een strydighen loop ende de klapen of de Valuten
syn geforseert : ) te weeten de binnenpijpen genaemt de ferment
voerders, maer heel raar wit, maer verveult van het ferment dat van
de haels klieren komt om in de kropader ofte daer de separasie is
van den ocxseltack ende kropader, int bloet te storten, de vrongh
sult op die maniere als den hondt niet langhe laet lighen altoos wit
p. 10. vinden — Ten tweeden sult eenen hondt voen op de selve maniere
als hier boven verhaelt is ende de stroote afsniden oock op deselve
manire den haels tou wolen ende laten lighen tot dat hij sterft, ofte,
soo langhe tot dat de aders vol geset syn ende de spiren leegh sijn
van Bloet den hondt kan soo blyven lighen 12, 18 ä 24 uren maer sult
hem niet te straf woulen ende somtijts met een sponsie vol water boven
op sijn muijl deselve sponsie wt persen met UE handt, als dan den hondt
van selve doot is, ofte dat hem doot doet naer dat hij 12 ofte meer uren
geleghen heeft op de manier verhaelt met werck in de strote te doen
ende met peckdraet vast tou binden sult den hondt een weinick laten
lighen, ende dan beginnen te disequeren sult bevinden dat al de
aderen tot de minste tou machtich opgeswollen sijn ende de arterien
met de spiren ledich ende al de vlisen opgeswollen, waer door sult
pertinent können schyden de deelen met afbindinghen van de vaten als
UE se wilt afsnijden, soo UE de klapen ende vliesen ende rocken
van aderen ende slackaderen separeren wilt weesende de dauwvoer-
ders ende daderen openen om de klappen te sien, sult den hondt in
de supstansie leghen als hierboven verhaelt is ofte van de overschot
van de substansie daer een mens ingeleghen heeft soo het niet te
flau is, neemt sooveel kantitijt van supstansie naer de doot van den
hondt om volgens syn groote in een kissie te leghen, ofte soo
geen heele hondt in de supstansie wilt leghen sult een gedeelte nemen
van den hondt als UE al dander gedeelten wel afgebonden hebt
van aderen en arterien, om dan die gedeelte af te snijden die niet
begeert in te legghen in de supstantie, die daer tou sult geprepareert
hebben, om daer naer dat gedeelte van den hondt te gaan disequeren
als de rocken van de aderen als slachaderen ofte arterien met haer
mostelicke deelen synde de douwvoerders ende de aders openen
om de klapen te sien, ende al de veeselties tusschen de rocken hét
welcke ick mos noeme, ende soo van intentie syt sonder den hondt
in te leghen kont het mede doen, om de dauw verders te sien, ende
de fermentvaten tusschen de rocken, maer sult de aders noch de
fermentvaten niet können schayden, om de klappen, ofte valules te
connen sien door dien door het opensnijden van de vaten het
ferment salder wt loopen alsmede het bloet, ofte moet eerst
door het inleghen van den hondt gestremelt weesen het blout ende
het ferment, als dan sult pertinent de openinghe van de vaten
p. 11. doen, ende de supstansie vant ferment gestremelt vinden alsmede
dat vant bloet, voor het derde sult eenen hondt nemen ende hem
op de verhaelde manire binden, ende den hals tou woulen ende de
stroote afsnijden, ende soo ontrent de twee uren ofte minder laten
lighen, ende dan aen den rechterseijde boven het diafraghme ofte
middelschot tusschen de 5 a 6 ribbe inkomen met UE vinger als
eerst de huijt ontbloet hebt in de lenckte ende al de klyne aderties afbinden
met een klyne naelde gedraet met fijn draet ende ander met groote naelde,
ja sult oock kromme naelden soo groot als klijn mouten hebben van
plderande sorten om somtijts de vaten van onder op te nemen
alsmede de ribben die wilt afsaghen, dan de huijt in de lenghte ge-
separeert sult tusschen de rocken van de spiren komen die op de
ribbe lighen om de ribben tonbloten ende als dan tusschen de ribbe
snijden ende UE vingher daer deur steken om te vatten de opklim-
mende tack van de holader die de lever doorboort heeft om het bloet
naer het herte te voeren ende naer UE trecken om met een dobbel
draet vast tou te binden ende dan de draet afsnijden ende de ader
loslaten omdat se wederom in haer plaetse komt soo en salder geen
bloet door de lever konnen gebracht worden naer de rechte hollecheijt
vant hert, soo van de portader als holader van de onderste deelen,
ende het bloet vant hooft arremen sullen door de oxseltacken ende
kroptacken te reughe gevoert worden in de struijeke van de holader
die met een kromme ofte groote weijte gemeen met de rechte holle-
geijt van het herte.is, om in de rechte hollecheijt van het herte inge-
stort te worden, van onder en kander geen bloet naer het herte
gebrocht worden, om de bandt die aan de uijtspruijsel van de holader
van de lever is, komende, soo dat al de vaten van de lever soo aders
eIs de tacken van de poortader vol bloet sullen geset worden, mede
alle de tacken van de portader te weeten de schil slachaders de milt
tacken het vas breve alsmede alle de spiren, ende de aderen van
de honderste deelen om als dan, soo UE wilt sien hou de ver-
eenighen van de vaten syn van de wteijnden, kondt dan den hondt
als hy doot is opensnyden maer om minder kosten de huijt af-
nemen ende dan open snyden ende gelijck boven verhaelt is in de
supstantie leghen die daar tou geprepareert hebt, ende daer naer
als den hondt bereyt is sult sonder bloetstortinghe alle de deelen
separeren ende de spiren daar sulie de wt eijnden van aders
ende slachaders die met bloet gevolt syn klaer konnen sien, ende
daer tot groote nutticgheijt scheppen, door de konsteghe separatie,
alsmeede de melckaderen dauw-voerders ende fermentvaten.
Voor het vierde sult eenen hondt op de selve manire binden ende
voen, als dan den haels tou woulen ende de stroote afsniden als den
hondt een ure geleghen heeft ofte meer, sult aen de slincker seyde
tusschen de ribben boven het diaphragma U vingher door steken om
in de Borst te komen, voor eerst in de lenckte de huijt separeren,
• 12. ende alle aders afbinden, soo klyn als groot gelick voor desen geseijt
is in den derden hondt ende de spiren ontblot synde komende tusschen
de rocken om de ribben bloot te hebben alsdan tuschen de vijf a 6
ïibbe deur snijden, ofte G a 7 ribbe ende met U vinger in de Borst
komen om de groote arterie aorta los te maken met UE vingher, het
sal mouten een asewint hont weesen omdat een ander hondt de borst
te diepe is, ende soudt qualick met UE vinger aen darterie konnen
komen, als darterie hebt, sult eer dat UE in de borst komt met UE,
vingher de dobel draet tusschen UE naegel doen om als darterie van
onder doorboort hebt den draet met eenen van onder deur krijght,
ende soo veel als doendelick is de arterie niet nae het gadt van de
ribbe treckt omdat de tacken van darterie tuschen de ribben loopen
breken, ende daer stort dan veel Bloet, in de Borst soodat UE door
dexperiensie sult op het gevoel het beter ende beter können doen,
mede sult op de selve manire hier boven verhaelt in de Borst commen,
ende in plaetse van darterie af te binden met UE vinger se tou
dreucken datter geen bloet naer beneen vioijen khan, ende met eenen
den hondt laten worghen sonder dat, UE de vingher van darterie afneemt
als UE den hondt doet worghen, maer wel van te voren doordien UE niet
zoo langhe het wt harden soude om voor de tyt van een ure min ofte
meer UE vingher continuelick op darterie te houden, ende soo wat anders
kondt pracktiseren om darterie van honder door te boorden, ende de
arterie tou te binden sonder naer UE. te trecken, ofte tou te houden
met UE vingher, sal beter wesen, ofte anders gelick hier boven ver-
haalt hebbe UE vinger der opleghen om tou te duijnghen, dat ge-
daen synde sult den hals van den hondt soo styf niet tou woulen,
ende den hondt voor twee uren laten lighen ofte minder, alsdan sult
de dije van haer huijt ontbloten, ende de spieren schyden int leven
van den hondt, ja die doorsnijden soo in de lenckte als deurs af
maer daer en sal geen bloet gestort worden, soo wanneer dat de
arterie afgebonden is, ofte dat UE vingher op darterie bleef houden,
maer de aenschouwers, souden dan sien de manire waer door seulck
geschiet, alleenelick sult de draden van de spiren sien beweghen,
door de animale gesten, die in de spiren ende rocken syn, soo kondt
op dese maniere pracktiseeren om alle ander afbindinghen te doen
int leven, alsmede met UE vinger ofte twee om tou te nipen, soo
p. 13. in de borst en buyck deijen als anders, — voor het vijfde sult eenen
hondt sonder den hals tou te woulen soo haest als de stroote afge-
sneden is ofte in de lenckte gelick hier vooren verhaelt is ter
seyden onder het diaphragma komen op dese maniere tuschen de
spieren ende met UE vingher de selake arterie ofte de struijke die
wt de nederdalende stam van de arteria aorta spruijt onder het
diaphragma dewelcke maeckt de milt slachader onderscheijl slachader
(ende ander doorboorden die de arterien mesarika maeckt, ende
die doorboorden met UE vingher ende afbinden, soo en salder geen
arteriael Bloet meer in de schieladers overgegust können worden, soo
sult naer dat den hondt een ure geleghen heeft de spiren van den
Buijck int leven scheijden aen elcke spiere twee banden leghen met
dun peckdraet tou gebonden ende afsnijden soo sult de schieladers
doorsnijden ofte vaijne masarika, soo sult het bloet met het sap dat
daermede gemingelt is in een lepel ontfanghen als het in de sonne
geset wort ofte by het vier wort als gelas doncker grau van
kouleur, dat is de gijl die voort gestout wort in de portader ende
soo in de lever om bloet te worden, soo de pruve wilt doen op een
ander manire, sult den hondt niet touwoelen nochte de strote afsnijden,
maer soolanghe gemuijl bant laten ende de huijt van den buyck ont-
bloten ende in het ontbloten alle de vaten die te voorschijn komen
afbinden soo groot als klijn, maer continuelick met kout peut water
de sponsie daermede nat gemaeckt de spieren van de buijck vrijven
die van de huijt ontbloet syn om het bloet te doen vertrecken alsdan
sult de spiren schyden ende afbinden met twee banden heel stijf ende
tuschen de Banden afsnijden soo sult de ingewanten volkomentlick
sien leghen alsdan sult de seliake arterie tou binden ende een ogenblick
daernaer ofte meer naer dat goet vindt, ende siet dat de schiel slach-
aders schaers geen bloet meer in en is, de portader tou binden bij
de lever wel gade slaende van eenighe aderen te quetsen ende soo
haest sulcks gedaen is de muijibandt los maken ende den buijck van
den hondt met warrem doucken tou decken datter soo weijnick leucht
bijkomt als doendelick is dan sult bevinden dat de schijladers met
het drabbechste deel van de gijl gevolt syn ende seer weynich bloet
daermede geminghelt, soo sult op diergeliche maniere können alles sien.
Nu voor het seste sult eenen hondt nemen ende den haels tou
P- 14. woulen ende de stroote afsnijden op de maniere als voor desen geseyt
is ende den hondt laten leghen drij a vier uren ende dan dooden op de
maniere als geseijt is sult alle de linfaticke ofte fermentvaten vol sap
sien ja sooals begeert, aen deene partie meer sap als aen het ander
daer men die lideert, ende de buijsen vol sien, ja tusschen de rocken
ofte tunieken \'opgeheven van sap, sult de partije lideren daer het naer
tou begeert ofte soo UE wilt sien de mostelicke deelen doordronghen
naer doghe sult doghe van den hondt de kornea doorsnijden dat het
umeur der wt vloijt met het kristalin, dan naer dat den hondt doot is
sult alle de mostelicke deelen gaen vervolghen, soo kondt in een been
ofte ander gedeelte doen de senuwe afsnijden ofte prekelen, soo
sulie op sulcken voet, alle de ^mostelicke deelen tusschen de rocken
doordronghen syn van den douw, ende vertoonen hou dat het sap tuschen
de Rocken van het perikardiom ofte herte saecktien van de vronck
gebrocht (: als van ander dauwvoerders:) wort ende soo begeert dont
een gedeelte dat begeert van de ferment vaten in die supstantie,
soo langhe dat het gestremelt is ende snijt de fermentvaten open sult
daer klapen in vinden, maer geen klapen vinden sult in de dauw-
voerders, weesende de mostelicke deelen ende het ferment vat dat
langhs de reughegrate loopt van de binnenste borenput opwaert tot
aen de vrongh, ende naer boven, oock een klape aan een buijsie van
de kropader, maer oock aen alle de ander ferment vaten die wt-
spruijtselen syn van de vrongh, hebbende alle klapen ofte valulen,
dese klapties sin open om het sap wederom van de klieren int bloet
te laten komen, als de klieren het gefermenteert heeft. Daer syn twee
klapen in de kropader ofte separasie van de kropader ende ocxsel
tack om de fermenten van de vrongh in de ader te laten, ende dat
het bloet niet in de vrongh kan komen, nu voor de sevenste hondt
sult de hondt laten vasten ende dorst Ieyden dan hem soo veel drin-
cken geven als hy wilt, maer sult het lidt, daer hij door pist afbinden
dat hy niet kan pissen, soo sal de blase vollen ende als de vol is soo
sullen de weeghen van de pisse haer vertoonen door de mostelicke
deelen van demulgent aders (als anders) ende arterien van de nieren,
ende de voecht tusschen de vlisen van het mesenteriom die de renes
lÖ. sensuteriates bedecken, ende pisse door gesepert wesende de nieren
om van daer gebracht in de ureteres, die pisse en is niet geel maer
als klaer water, ende en is in het bloet niet gemingelt geweest gelick
de geele pisse dewelcke selfs het afwerpsel van het bloet is als het syn
werek gedaen heeft, wat door de vierkonst kan geprobeert worden, dat
in die geele pisse soo veel eertachticheyt ende vleughbaer sout is als in
het bloet dat mede door de vierkonst kondt proberen, ende van die
klare pisse die tusschen de rocken loopt van de arterien en aders
emulgente van de nieren geen vleughbaer soudt noch aerachticheyt
vinden sult, anders als de hondt gebonden is kondt ter seyden van
den buyck aen alle bede de seyden openinghen doen, ende de uriteres
tou binden soo van de slincker seyde als rechter, ende daernaer den
hondt drincken geven met een horentie allenskens soo veel dat hy
het noch al met gemak inneemt, door de groote dorst die de hondt
geleden heeft dan sult sien de borenputen, tusen de rocken dicht
aen de renes senseturiates vol water, ende de rocken van de nieren
als die ontbloot syn de nieren vol gaties als een sponsie, die het water
naer haer neemt soo doet de nieren de pisse, ofte die vocht van dranck
kondt oock als den hondt gebonden is de stroote afsniden sonder den
hals tou te woulen, omdat hy sulcken gewelt niet doen soude ende
geen geluij geven tot meerder bequamheijt nu voor den achsten, ende
neghenste hondt sult de twee honden dorst ende hongher laten leyden,
ende dan den eenen geven drincken sonder eeten ende den ander
eeten ende drincken, maer die mout eeten die mout vier a vijf uren
van te vooren gegeten hebben, ende den anderen maer een alf ure
van te vooren gedroncken soo sult die gedroncken heeft int leven
opensnijden om in den buyck te komen, ende sult bevinden datter
geen melckaderen wit sullen syn noch in den borenput ende de
groote pijp van de fermentvoerder, geen witachtick sap bevonden
sal werden, maer al waterachtich vocht, dat is om int bloet te storten
weesende het minder deel dat naer de borenput wt de melckaderen
gaet maer het meeste deel van dat waterachtich sap gaet tusschen
de rocken weesende de mostelicke deelen om de gedeelten te bedauwen
p. 16. ende in den ander hondt die gegeten heeft sult bevinden als de buijck
opengeleyt hebt, dat alle de melckaderen borenput alsmede de groote
fermentpijp vrongh met een wit sap geveult syn dat aen de lepel
blyft anghen ende klontert dat wert int bloet gestort ( : ende het
ander sap als den hondt maer gedroncken heeft gaet tot bedauwinghe
van alle de deelen: ) weesende het minste deel van dat wit sap,
ende het meeste deel gaet tot voetsel van alle de deelen daervandaen
komt melck saet speecksel tranen enz. het ferment dat door de ferment-
vaten van de onderste deelen soo beenen deyen lever milt testes als
anders int mesenteriom wort in de borenpeut gebrocht ende van den
borenpeut door de groote fermentpijp in de vrongh ende daer van-
daen stortende in de kropader ofte daer de separasie van de kropader
ende ocxseltack is, om met het bloet te minghelen, soo soo doet, soo
doet op het sap dat aen de lepel blyft kleven gelick hier boven verhaelt
is, ende mingelt hem mede met het bloet, dese twee honden te weeten
den 8 ende 9 die int leven disequeert, kondt oock op de selve maniere
alse op de tafel leghen den haeis tou woelen ende de stroote afsnyden,
ende een alf ure ofte ure daernae dooden op de voorgaende maniere,
ende soo de disectie doen om de vrongh spranken van de haelsklieren
ende de sprancken van de Borst ocxseltacken weesende fermentvoer-
ders te sien als den Borenput ende de groote fermentpijp ofteductus
toraciqus, ende alle de sapen in lepels ontfangen van den hondt die
maer gedroncken heeft, ende dan op deselve maniere die gegeten
heeft, ende dan sulje sien de diferentie van het sap soo wel wt de
fermentvaten, als vrongh porenput, als oock de fermentvafen van de
poortader ende die buijse die langhs de kliere loopt, die op de port-
ader lyt, soo sal ,~men mouten bekennen dat de dranck gaet om te
bedauwen ende het eeten om alle die gedeelten te voen soo wel als
te bedauwen.
Actom in den Haghe den 15 februari 1GG9.
de Coppensdamme.
-ocr page 130-ter eeren
van den Professor JAN VAN HOORN
begrijpende sijn hoovaerdije vijllaine
domme kracht ondanckbaerheyt
begaen tegen
Wat is dit voor een Hoorn, die vol van wetenschap
Wiert van het weet-gier volk beknijlt en aengebeden?
Of is het jemant van ons oude Ridderschap,
Die voor de vrijheit heft soo onverdient geleden:
Waer door dat den Tijran geraeckten, mettertijt,
Soo mennig stad, en bloed en moed van Ridders quijt.
Ja hij sou sich wel, denckt mij, derven werpen op,
Te wesen uijt dat adelijcke bloet gesproten,
Gelijck nu, wie \'t oock sij, braeckt uyt sijn vuijlen erop,
Die hier gelijck een stier koomt in den adel stooten.
Die daedlijck dan een oud en aedlijck schild begeert:
Daer hem geen schilt en past, dan dat de Beul vereert.
Wat is \'t dan voor een Hoorn? is het een olifant?
Neen dat en kan oock in mijn kleyn begrijp niet comen.
Dat dier is te beleeft en alte vol verstand,
Hoewel sijn hoornen sijn oneijgentlijck genomen,
Maer wat \'s daer aen gelegen, dat men s\' in sijn mond,
En dat men die bij desen aen sijn sterne vond?
Een eenhoorn is het niet die geen vergif en hijdt,
En desen is van gif gesvvollen als de padden:
Maer geen vergif gelijck een spanse handschoen lijdt,
En d\' Italianen vol subtile vonden hadden,
\'t Sijn plompe leugenen, die hij daerom niet spaert,
Om dat men hem die weer sou vrijven in den baert.
Soo lief heeft hij het geen, bij hem gevonden is,
Soo dat hij selfs oock van eens anders \'t sijn gaet maeken:
Dat mach hij practiseren in* het ongewis
Van \'t broetsel dat sijn meisies billetjes doet kraecken.
Soo \'t meesterstuck gedaen is bij een flux student,
Dat hij dat vrij voort sijn dat \'s horens werckje kendt.
Wat maken wij dan eijndlijck van dit horen beest,
Dat toch de naem van Hoorn gans niet en wil verlaten
Denckende dat \'t daerom van jeder werdt gevreest?
Hoewel het, denckt mij, stoot, weijnich tot sijnder baten,
Sal men hem nemen voor een Italiaens Castraet,
Of voor een bock die recht op sijne bene gaet ?
Of is sijn rechten naem noch niet terecht gecladt?
Ja, ja, mij denckt, ken sal der nu niet ver van rake,
\'k Sie dat hij \'t ongemeen des adels niet en vat,
En in sijn oog niet lijdt den glorij van \'t scharlaeken.
Soo salt dan wesen een gehoornden Italiaen,
Die men hier met de naem van Buffel heen laet gaan.
CONSTANTER.
-ocr page 132- -ocr page 133-Overtolligó incisieven in de menschelijke bovenkaak zijn atavistisch
of schizogeen ontstaan.
II.
De dwarsgestreepte spieren der vertebraten bezitten een innervatie
van het centrifugale sympathische systeem.
III.
De beteekenis der sympathische innervatie der dwarsgestreepte
spieren is nog niet bekend.
IV.
De lijkverstijving is geen vitaal proces.
V.
De beteekenis der kreatinevorming in de dwarsgestreepte spieren
is nog niet bekend.
VI.
De draadproef van ElNHORN is een onbruikbaar hulpmiddel bij de
ulcusdiagnose.
VII.
De metastasevorming bij kanker is niet uitsluitend mechanisch te
verklaren.
Het operatief ingrijpen bij cholelithiasis dient te bestaan uit
cholecystectomie, choledochotomie en hepaticusdrainage.
IX.
Bij begingevallen van paralues is anti-Iuetische behandeling aange-
wezen, in welk geval er kans bestaat op een gunstig resultaat.
X.
Ten plattelande is de conservatieve behandeling van den abortus
te verkiezen boven de operatieve.
XI.
Bij het essentieel habitueel sterven der vrucht is een zoutarm dieet
aangewezen als therapie.
XII.
De Spaansche griep wordt verwekt door een filtreerbaar virus.
XIII.
Het gewennen aan chinine is niet het gevolg van een snellere uit-
scheiding uit het lichaam.
XIV.
Bij de malariabestrijding in Nederland dient prophylactisch chinine-
gebruik op den voorgrond gesteld te worden.
XV.
De donkernystagmus bij jonge honden is niet van Iabyrinthairen
oorsprong.
XVI.
Verwijdering van acusticus-gezwel dient langs trans-Iabyrinthairen
weg te geschieden.
Bij de behandeling der gonorrhoe kan, naast de plaatselijke, soms
ook de warmtebehandeling met succes toegepast worden.
XVIII.
De tendovaginitis crepitans, tijdens en door den arbeid ontstaan,
dient als ongeval in den zin der wet te worden opgevat.
XIX.
Het is gewenscht, dat de operatieve chirurgie, behalve op het
menschelijk cadaver, ook op levende dieren wordt beoefend, gedurende
de studie voor het artsexamen.