-ocr page 1-

DE WERKING VAN

DE MAAG BIJ
GALSTEEN LIJ DEN

EEN PROEFONDERVINDELIJK
EN KLINISCH ONDERZOEK

MI

Ii

P. M. DE PLANQÜE

ARTS

-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
-ocr page 6-
-ocr page 7-

DE WERKING VAN DE MAAG
BIJ GALSTEENLIJDEN

EEN PROEFONDERVINDELIJK
EN KLINISCH ONDERZOEK

-ocr page 8-
-ocr page 9-

DE WERKING VAX DE MAAG
BIJ GALSTEEMJJDEN

EEN PROEFONDERVINDELIJK
EN KLINISCH ONDERZOEK

PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD
VAN DOCTOR IN DE GENEESKUNDE AAN DE RIJKS-
UNIVERSITEIT. TE UTRECHT, OP GEZAG VAN DEN
RECTOR-MAGNIFICUS Dr. G. W. KERNKAMP, HOOG-
LEERAAR IN DE . FACULTEIT DER LETTEREN EN
WIJSBEGEERTE, VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT
DER UNIVERSITEIT TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE
FACULTEIT DER GENEESKUNDE TE VERDEDIGEN OP
DINSDAG 4 MAART 1919, DES NAMIDDAGS TE 4 UUR

DOOR

PAULUS MARIUS DE PLANQUE, ARTS
GEBOREN TE GENDRINGEN

C. PET - BOEKDRUKKERIJ — HOOGEVEEN

-ocr page 10-
-ocr page 11-

AAN MIJNE VROUW

AAN MIJN OOM M. J. EIGEMAN

-ocr page 12-
-ocr page 13-

Aan het einde van mijn Academischen loopbaan gekomen, is
het mij een aangename taak, U Hoogleeraren en Docenten der
Medische en Philosophische faculteiten, mijn oprechten dank te
betuigen voor het vele, dat Gij hebt bijgedragen tot mijn vor-
ming als geneesheer.

u, Hooggeleerde laméris, Hooggeachte Promotor, ben ik
veel dank verschuldigd voor de gelegenheid, welke Gij mij hebt
geboden, eenige jaren als Uw assistent in de Chirurgische Kli-
niek te mogen arbeiden, alsook voor het voorrecht, dat Gij mij
geschonken hebt, onder Uwe leiding een proefschrift te mogen
bewerken.

De ervaring, welke ik in Uwe Kliniek mocht verwerven, zal
mij in mijn later leven zeer ten goede komen.

Met dankbaarheid gedenk ik het onderwijs van mijn overleden
leermeesters, de Hoogleeraren
heilbronner en talma.

Moge de jaren, die U, Professor pekelharing, als oud-
Hoogleeraar, gegeven zijn, U steeds meer de voldoening schen-
ken voor het vele, dat de Utrechtsche Hoogeschool aan U
verplicht is.

Tenslotte een woord van dank aan U, mijne mede-assistenten,
voor de vriendschap, die Gij mij gegeven hebt. Weest weder-
keerig van mijne hartelijke vriendschap overtuigd.

-ocr page 14-

.1 . v. \' \' ■;

t ">

■ \' , I ; - O . \' \' . Ü-:

1  , \'

-ocr page 15-

INHOUD.

Blz.

Inleiding. 1

HOOFDSTUK I.

Beredeneerd overzicht van vroegere onder-
zoekingen ................. 3

HOOFDSTUK II.
Klinische gegevens............. 18

HOOFDSTUK III.
Gegevens van eigen onderzoek........ 34

HOOFDSTUK IV.
Besluit.................. 57

-ocr page 16-
-ocr page 17-

INLEIDING.

Ofschoon het sinds lang bekend is, dat de mensch zonder
galblaas kan Wijven leven, bestaat er allerminst eenstemmigheid
over de vraag, of, na verwijdering van dit orgaan, bizondere
veranderingen optreden in de lever en de galbuizen en of deze
veranderingen niet beschouwd kunnen worden als een bewijs, dat
het lichaam door het verlies van de galblaas geschaad wordt. Over
het algemeen (zie
DE VOOGT]>, CLAIRMONT en VON HABERER2\\
V. HENGEL3)
e.a.) moet deze vraag ontkennend worden beant-
woord, ofschoon na cholecystectomie vaak een verwijding der
groote galbuizen ontstaat en ook onder bepaalde omstandigheden
opnieuw een galblaas gevormd wordt.

Vooral uit het laatste feit zou men kunnen besluiten, dat de
galblaas in het lichaam een niet te onderschatten functie te ver-
richten heeft.

Daarbij zijn in de laatste jaren mededeelingen in de literatuur
verschenen, waarin werd vastgesteld, dat bij lijders aan cholelithiasis
stoornissen in de secretie van het maagslijmvlies met opmerkelijke
veelvuldigheid voorkomen, terwijl anderzijds op grond van
proeven bij dieren, werd aangenomen, dat verlies van de galblaas
stoornis in de secretie van zoutzuur door het slijmvlies van de
maag doet ontstaan. Deze stoornissen bij lijders aan galsteenen

Ned. Tljdsclir. v. Gcnccsk. 1898. Dl. II p. 23G.

\') Verhandl. d. Deiitscli. Gesellsch. fiir Chirurgie. 1904.

s) Dissertatie. Utrecht 1912.

-ocr page 18-

en die bij dieren, bij welke de galblaas verwijderd is, zouden
van dezelfden aard zijn. Verwondering behoeft dat aanvankelijk
niet te wekken. Bij cholelithiasis wordt herhaaldelijk een toe-
stand aangetroffen, waarbij de galblaas buiten functie gesteld is
en welke dus in beginsel met verlies van dat orgaan kan wor-
den gelijk gesteld.

Mochten de gegevens, welke in de literatuur verzameld zijn
en de daarop steunende opvattingen juist zijn, dan zou eenerzijds
een juister inzicht in het verband tusschen secretie van gal en
maagsap verkregen kunnen worden, terwijl anderzijds de diag-
nostiek der cholelithiasis zou kunnen worden verrijkt.

Ik heb mij daarom ten doel gesteld de literatuur te bestudeeren,
de ziektegeschiedenissen, die mij ten dienste staan, te toetsen
aan de gegevens der literatuur en langs proefondervindelijken
weg omtrent het vermoedelijke verband tusschen de functie van
de galblaas en van het slijmvlies van de maag meer zekerheid
te verkrijgen.

-ocr page 19-

HOOFDSTUK I.

Beredeneerd overzicht van vroegere onderzoekingen.

In hoeverre de meeningen omtrent de waarde der galblaas
uiteenloopen, bemerkt men, wanneer men het oordeel van ver-
schillende schrijvers over de functie der galblaas met elkaar
vergelijkt.

Harvey zegt, dat de galblaas bij de cultuurvolkeren, met het
oog op de vele maaltijden als reservoir voor overtollige gal
overbodig is. De galblaas kan daarom zonder nadeelen worden
verwijderd.

BROWLEE beschouwt op grond van klinische ervaring de
galblaas als een zeer gewichtige drukregulateur voor de lever.
Hij gelooft, dat de kans op infectie van de lever na het ver-
wijderen van de galblaas, grooter is. Hij meent, dat de chole-
cystectoniie gelijk staat met een verkorting van den levensduur
van den patiënt.

HUTSCHINSON hecht zeer weinig waarde aan de galblaas en
komt tot het besluit, dat de galblaas zoo goed als geen functie
heeft. Hij steunt zijn meening op de wetenschap, dat bij planten-
eters de galblaas al of niet voorkomt, eveneens bij vleeschetende
dieren, bij vogels, aniphibieën en visschen. Uit klinisch oogpunt
beschouwd, k<>nt hij aan de galblaas dezelfde waarde toe als
aan den processus vermiformis.

-ocr page 20-

Kehr1) spreekt zich omtrent de waarde van de galblaas niet
zoo sterk uit als
hutschinson, doch hij is er van overtuigd,
dat de verwijdering van de galblaas noch op den algemeenen
toestand van den mensch, noch op zijn spijsverteringsorganen,

eenigen invloed uitoefent.

Het was hohlweq en schmidt2) reeds lang opgevallen,
dat na de cholecystectomie bij de patiënten een achylie van den
maaginhoud optrad. Deze stoornis vonden ze tevens in die ge-
vallen, waar de ductus cysticus door een steen werd afgesloten.

hohlweg3) heeft, op grond van de ervaring, dat vele patiënten,
bij wie eertijds cholecystectomie is verricht en den arts raad-
plegen wegens klachten over maag en darmen, bijzondere aan-
dacht geschonken aan de functie van de maag. Na onderzoe-
kingen bij patiënten, waarbij de galblaas was verwijderd, werd
in de grootste meerderheid der . gevallen na het gebruik van een
proefontbijt van
ewald—boas een laag gehalte aan of een
geheel ontbreken van vrij zoutzuur gevonden en een vermin-
derde waarde van de totale aciditeit van den maaginhoud. Bij
42 patiënten, waarvan de maaginhoud werd onderzocht, vond
hohlweg 29 x een ontbreken van vrij HCl, 6 X een waarde
van vrij HCl beneden de normale, 7 X een normale waarde
van vrij HCl. Van deze laatste 7 patiënten leed één patiënt,
vóór en na de operatie, aan een ulcus ventriculi. Dus zeer waar-
schijnlijk is hieraan de positieve waarde van het vrije HCl te
danken. Vier jaar na de operatie trad bij dezen patiënt een
waarde van vrij HCl beneden de normale en eveneens een ver-
mindering van de totale aciditeit op. Bij een anderen patiënt
van dit zevental ontstond na de cholecystectomie een ulcus
ventriculi, terwijl bij een derde patiënt, 3 jaar post oper., icterus
optrad, gepaard gaande met hevige pijnen in de maagstreek en

!) Kehr, Chirurgie der Gallenwege 1913.

\') Hohlweg und Schmidt, Deutsche Med. Wochenschrift 1910. Pag. 2220.

3) Hohlweg. Deutsch Archiv, f. Klin. Medizin Bd. 108.

-ocr page 21-

last van het zuur. Bij deze 42 patiënten bedroeg de tijd, welke
verliep tusschen de operatie en het bepalen van de functie van
de maag 20 dagen tot 14 jaar. Het resultaat van dit onderzoek
was, dat in 4 gevallen een normale zoutzuurwaarde werd ge-
vonden en in de overige gevallen, een waarde van vrij zoutzuur,
beneden de normale.

Daar nu uit het bovenstaande blijkt, dat bij het ontbreken
van de galblaas de sekretorische functie van de maag vermin-
derd is, ligt de vraag voor de hand, of bij ziek zijn van de
galblaas (sterke schrompeling, verettering, steenvorming, verdik-
king van den wand door bindweefselvorming enz.) eveneens een
vermindering van het zoutzuurgehalte het gevolg is.

Ook deze vraag beantwoordde HOHLWEO bevestigend. Van
43 patienten, waarbij de ductus cysticus was afgesloten of de
galblaas geschrompeld was, werd in 1 geval een normale waarde
voor vrij zoutzuur gevonden; bij 36 patienten ontbrak vrij zout-
zuur. Van 10 patienten met cholecystitis, deels met steenvorming,
werd 13 maal een ontbreken van vrij HCI gevonden en 3 maal
een waarde beneden de normale.

HOHLWEG toetste zijne bevindingen aan dierproeven. Bij
honden werd de maagfunclie eenige malen vóór de operatie
bepaald, om tot een gemiddelde waarde te geraken. Als proef-
ontbijt werd gegeven 300 c.c. water, waarin een broodje werd
samengewreven, daarna gezeefd tot 400 cc.

Bij 3 van de 4 proefdieren werd, na de verwijdering van de
galblaas, in den maaginhoud een vermindering van vrij zoutzuur
gevonden.

Riedel\') vond in vele gevallen van galsteenlijden ontbreken
van vrij H.CI.

Steinthal2) kon bij 4 patienten, die toevallig\' gelijktijdig op
zijne afdeeling lagen en waarbij de galblaas was verwijderd, het

l) Riedel. Münch. Med. Wocliensclirift 1912. No. 1.

3) Steinthal. Ergebnisse der Chirurgie und Orthopadie. I3d. 3 1911.

-ocr page 22-

volgende vaststellen: in alle vier gevallen was de reactie van
het proefontbijt zuur; vrij HCI niet aanwezig; melkzuur niet
aanwezig; pepsine aanwezig; totale aciditeit respectievelijk 58.58.21
en 26. Hij vond dus een ontbreken van vrij HCI, echter geen
achylie.

HOHLWEG en SCHMIDT1) namen aan als oorzaak van dit
ontbreken van, of afnemen van het gehalte aan vrij HCI, het uit-
vallen van de functie van de galblaas. Volgens hun meening
heeft de galblaas ten doel:

le. een voortdurenden afvoer van gal in den darm te ver-
hinderen, en 2e. om de levergal in te dikken, waardoor de
concentratie grooter en de werking in den darm grooter wordt.

MlYAKE2) trachtte de verhouding, die er waarschijnlijk be-
staat tusschen de galblaas en de maag, langs reflectorischen
weg te verklaren.

Hij bepaalde de secretorische functie van de maag bij 12
patienten. In 6 gevallen, waarbij de galblaas geschrompeld was,
tengevolge van een sluitsteen in den ductus cysticus, vond hij
1 X achylie en ontbreken van vrij HCI, evenwel aanwezig zijn
van pepsine en 3 X duidelijk aantoonbaar vrij HCI.

In tegenstelling tot HOHLWEG kon hij dus niet aannemen,
dat achylie en ontbreken van vrij HCI een constant verschijnsel
is bij een geschrompelde galblaas of bij een cysticus sluitsteen.
In 4 gevallen van chronische afsluiting van den ductus chole-
dochus door een steen, vond hij 3 X achylia g^strica. Ook
dit gevondene pleitte tegen de meening van
HOHLWEG. Bij een
patiënt, bij wien 60 dagen vóór het onderzoek van den maag-
inhoud, cholecystectomie werd verricht, kon
MlYAKE de aanwe-
zigheid van vrij zoutzuur aantoonen. Op grond van deze bevin-
dingen kan
MlYAKE de meening van HOHLWEG en SCHMIDT
niet geheel bevestigen. Evenwel erkent hij het feit dat bij lang-

») Deutsch. Mediz. Wochensdir. 1910.

") Miyake. Archiv. f. Klin. Chirurgie. Bd. 108 1012.

-ocr page 23-

durige cholelithiasis, zoowel bij steenen in de galblaas, bij een
sluitsteen in den d. cysticus, steenen in den d. choledochus, als
bij cholecystitis sine concremento, een ontbreken van, of een
afname van het gehalte aan vrij HC1 kan optreden. Dit laatste
blijkt uit zijn gepubliceerde ziektegeschiedenissen.

G. MAGNUS1) was een van de eersten, die de bevindingen
van
HOHLWEG trachtte te weerleggen. Dit deed hij op grond
van de bevindingen van vele chirurgen, die in 90 % der ge-
vallen na cholecystectomie volkomen genezing zagen optreden,
en op grond van eigen onderzoek.

MAGNUS onderzocht 14 patienten. In 4 gevallen vond hij
hypo-resp. anaciditeit voor vrij HC1 bij sluiting van den d. cysticus
of na de cholecystectomie.

In 6 gevallen vond hij, zoowel bij goed- als bij niet-functio-
neerende galblaas, normale getallen en getallen boven \'t normale,
na cholecystectomie. Verder vond hij bij 2 patienten, bij wie
duidelijk galretentie aanwezig was, géén hyperaciditeit. In één
geval vond hij, 2}/2 jaar na de ectomie, afwezig zijn van vrij HCl.
In een ander geval vond hij zoowel vóór de operatie als na
het verwijderen van een zeer grooten steen uit de galblaas
dezelfde waarden voor vrij HCl. In dit laatste geval behoeft
de galblaasfunctie niet verloren gegaan te zijn. De bevindingen
bij deze 2 laatste patienten pleiten dus niet tegen de bevindingen
van
hohlweg.

Een ander bezwaar, mijns inziens zeer juist, dat hohlweg
heeft tegen de meening van MAGNUS is, dat deze 14 patiënten
onderzocht tegen
hohlweg 100. Bij den eersten onderzoeker
zijn toevalligheden niet uitgesloten. Ook is de tijd, welken
MAGNUS
liet verloopen tusschen de operatie en de bepaling der maag-
functie te kort, n.1. 25 dagen- We zagen, dat deze tijd bij
Hohlweg\'S onderzoekingen veel ruimer werd genomen, soms
zelfs jaren bedroeg.

G. Magnus.Gallenblase undMagcnclicmismus. Mediz.Klin. 1914. Pag.1078-1079

-ocr page 24-

Hohlweg wijst op onderzoekingen uit de kliniek te Giessen,
van anderen, die hetzelfde resultaat verkregen als
magnus. Deze
onderzoekers werkten ook onder dezelfde omstandigheden en
begingen dus dezelfde fout.

Evenmin behoeft de waarneming, door magnus gedaan bij
een patiënt, bij wien de galblaas niet werd verwijderd, maar
cholecystostomie werd verricht en waarbij 21/, jaar post operat.
vrij HCl ontbrak en de totale aciditeit 14 was, de bevindingen
van
Hohlweg niet te weerspreken, aangezien de galblaas post
operationem geschrompeld kan zijn.

Wat betreft de grief, welke magnus heeft tegen de bevin-
dingen van
hohlweg, als zou door de verandering in het
maagchemisme het aantal cholecystectomieën beperkt worden,
merkt de laatste op, dat van een beperking van de indicatie tot
de ectomie geen sprake behoeft te zijn, aangezien reeds een
groot aantal galsteenlijders ook reeds vóór de operatie een ge-
brek aan HCl hebben. Alleen beschouwt hij het HCl gebrek
als een symptoom van galblaaslijden, mits andere symptomen
ook aanwezig zijn.

boss2) toonde aan, dat de meening van hohlweg: hyper-
aciditeit bij retentie van gal, b.v. door calculi in den d. choledochus,
en hypo- resp. anaciditeit bij voortdurende afvoer van gal in het
duodenum, niet zonder eenig bezwaar aannemelijk is.

Twintig patiënten, die boss raadpleegden wegens geringe
klachten van de zijde van de maag en het verdere spijsverterings-
kanaal, eenigen tijd na decholecystectomie, werden door hem
onderzocht.

Uit het operatie-verslag van deze 20 patiënten blijkt, dat in
18 gevallen de galblaas niet of minimaal functioneerde wegens
calculi in de galblaas, cysticus-sluitsteen, sterke schrompeling,
verettering enz.

1  Mediz. Klinik. No. 35 Jlirg. 9. Pag. 1420.

-ocr page 25-

Bij deze 18 patiënten vond BOSS 4 X een ontbreken van vrij
HC1 en een geringe waarde voor de totale aciditeit;
4 X een
waarde voor vrij HC1 en voor de totale aciditeit, beneden de
normale,waarde;
10 X een normale of verhoogde waarde voor
de aciditeit.

Hieruit blijkt duidelijk het verschil der bevindingen van BOSS
en HOHLWEG.

Bijna gelijktijdig met deze publicatie van BOSS, verscheen een
mededeeling aangaande dit onderwerp van OHLY.1)

Het was ohly reeds lang opgevallen, dat vele patiënten met
galblaaslijden, die hem in de aanvalsvrije tijden raadpleegden
wegens maagklachten, na het gebruik van het proefontbijt vol-
gens
ewald—Boas in den uitgehevelden maaginhoud een lage
waarde of een volkomen ontbreken van vrij HCI vertoonden.
Deze bevinding was in strijd met de bewering van C. A.
ewald2),
die meende, dat bij galsteenlijden gedurende de aanvalsvrije
perioden geen verandering in het maagchcmisme optreedt. Gedu-
rende of kort na den aanval zou
Ewald bij zijn patiënten een
reflectorische stijging van het vrije HCI hebben waargenomen.
Deze stijging zou na afloop van den aanval weder verdwijnen«
Een eventueele vermindering van of een ontbreken van vrij HCI
moet volgens hem worden beschouwd als het gevolg van een
primair maaglijden.

OHLY heeft in 43 gevallen, waarbij hij \'uit therapeutisch oog-
punt de maagfunctie bepaalde, eene opvallende bevestiging ge-
vonden van HOHLWEG\'S bevindingen.

Het resultaat van deze vóór de operatie onderzochte patiënten
was, dat
24 X optrad anaciditeit met ontbreken van vrij zout-
zuur, 12 X subaciditeit, met een lage waarde voor vrij zoutzuur
en
7 X hyperaciditeit, wat betreft het vrije zoutzuur en de totale
aciditeit.

-ocr page 26-

Als normale waarde voor vrij zoutzuur vond hij 30—40, en
voor de totale aciditeit 50—60.

Wat is nu \'t primaire, de an- resp. sub-aciditeit van den maag-
inhoud of het galblaaslijden? Om deze vraag te beantwoorden
onderzocht
OHLY patiënten in het initiaalstadium van het gal-
blaaslijden, dus in dat stadium, waarin van een wegvallen van
de galblaasfunctie geen sprake kan zijn. Gebruik makende van
de ervaring, dat in aansluiting aan de zwangerschap galsteen-
kolieken kunnen opïreden, onderzocht hij 4 zwangeren, kort na
het uitbreken van een koliekaanval. Van een destructie van de
galblaas kon hier dus nog geen sprake zijn. Bij deze 4 patiënten
vond hij hyperaciditeit.

Hij kon in tegenstelling met de waarnemingen van EWALD,
kort vóór of na een aanval van galsteenkoliek géén hyperchloor-
hydrie vinden.

Hij vond in die gevallen, waarin gedurende de aanvalsvrije
perioden
anaciditeit van het maagsap werd gevonden, ook deze
anaciditeit vóór, gedurende en onmiddellijk na den aanval.

Van de 43 onderzochte patiënten hadden de meesten al jaren-
lang bezwaren en in de meeste gevallen waren pathologisch-
anatomische veranderingen door betasting waar te nemen.

OHLY besluit zijn waarnemingen met de conclusie, dat in het
beginstadium van het galblaaslijden, waarin de functiestoornis
van de galblaas in elk geval zeer gering genoemd mag worden,
hyperaciditeit optreedt, dat evenwel in de chronische gevallen
(afsluiting van den d. cysticus door een steen, destructie van
den wand, schrompeling enz.) anaciditeit resp. subaciditeit optreedt.

Hij neemt de galblaasziekte dus aan als het primaire lijden,
en de verandering van de maagsecretie als het secundaire.

In een proefondervindelijk toegelichte uiteenzetting omtrent de
functioneele beteekenis der galblaas, haalt
ROST1) terloops zijn

-ocr page 27-

bevindingen aan bij honden, die een cholecystectomie ondergaan
hebben, over het zuurgehalte van den maaginhoud. Niettegen-
staande hij bij zijn honden vóór de operatie geen maagbepalingen
heeft verricht en honden dikwijls onder normale omstandigheden,
na proefontbijt geen vrij hlCl vertoonen, viel \'t hem op, dat bij
alle honden, waarbij de galblaas was verwijderd, een belangrijke
vermindering van vrij HC1 was te constateeren.

v. aldor1) schetste in het kort zijne bevindingen omtent de
secretorische functie van de maag bij 82 galsteenlijders. In 18 %
van de gevallen vond hij een normale waarde voor het vrije
HCI en eveneens voor de totale aciditeit. In 39 °/o vond hij
hyperaciditeit, in 42.6 % an_ resP- subaciditeit. Tot deze
laatste groep behooren uitsluitend die gevallen, waarin het.
lijden reeds langen tijd heeft bestaan. In overeenstemming met
hohlweg en Ohly blijkt uit deze resultaten van v. Aldor,
dat bij een deel der galsteenlijders de sub- resp. anaciditeit
het gevolg is van ziek zijn en stoornis in de functie van de
galblaas.

Eenige jaren na de eerste publicatie van OHLY-) werden
door hem opnieuw 87 patiënten onderzocht. Op grond van
dit onderzoek mag als vaststaand worden aangenomen, dat
het meerendeel der chronisch verloopende gevallen van chole-
lithiasis gepaard gaat met een sub- resp. anaciditeit van het
maagsap.

Uit het bovenstaande is ons gebleken, dat volgens verschillende
onderzoekers het ontbreken van of een vermindering aan vrij
zoutzuur in den maaginhoud een gevolg is van het wegvallen
van de galblaasfunctie, \'t zij doordat de galblaas door ziekelijke
processen in den wand buiten werking is getreden of doordat
de galblaas verwijderd is.

-ocr page 28-

Hoe is het nu gesteld met de secretorische functie van de
maag, indien de galblaas ten deele of niet door pathologische
processen is aangetast, maar wanneer elders in het galbuizen-
systeem veranderingen zijn opgetreden?

Van Noorden, Johnson, Behm, Schiff, Kirikow, Mal-
kow
e. a. vonden bij galretentie (icterus catarrhalis, cholelithiasis,
compressio d. choledochi) hyperaciditeit.

Leva, Schneyder, v. jaksch vonden in deze gevallen
hypaciditeit.

Ook volgens de ervaringen van RiEGEL1) e. a. vindt men in
gevallen van icterus catarrhalis dikwijls, hoewel niet constant
hyperaciditeit.

Ankindinow, hanot, Boix, e. a. meenen, dat de maag-
secretie zou worden beïnvloed door intoxicaties.

Ook SlMINTZKY2) onderzocht den invloed van galretentie op
de maagfunctie. Hij onderzocht 7 gevallen van icterus catarrhalis,
een geval van morbus weili cum colica hepatica, 3 gevallen van
hypertrophische levercirrhose en een geval van icterus tengevolge
van compressie van den d.choledochus tengevolge van pancreas-
carcinoom.

Het eindresultaat van slmlntzky\'s bevindingen was, dat bij
galretentie hyperchloorhydrie van den maaginhoud optrad.

Ter staving zijner bevindingen nam SlMINTZKY proeven op
honden. Bij 3 honden werd eene gastro-oesophagotomie ver-
richt, zoodat door middel van schijnvoeding de psychische
secretie van maagsap kon worden bepaald. Daarna werd de
d. choledochus onderbonden en andermaal het maagsap onder-
zocht. Daarbij zag hij hypersecretie optreden, dus nït de gal-
retentie.

Bij deze proeven werd dus het maagslijmvlies reflectorisch
van uit den mond geprikkeld.

1  Riegel. Die ErkrankiingendesMagens,bearb*itetvonTabora,1908II.Pag.20

2 a) Simintzky. Berlin. Klin. Wochenschr. 1901. Pag. 1077.

-ocr page 29-

Daarna werden proeven genomen om de secretie te bepalen
bij verschillende voeding. Hierbij werd gebruik gemaakt van
de geïsoleerde maag volgens de methode van
Heidenhain-
pawlow.1)

De uitkomsten hierbij door slmlntzsky verkregen, geven
een aanmerkelijke verhooging van de secretie.

LiCHTY 2) vond bij ziekten der galblaas hyperaciditeit in 54 o/0
der gevallen, hypaciditeit in 20 % en normale maagfunctie in
26 % der gevallen. Tot dezelfde resultaten kwam hij op grond
van proeven op dieren (hiervoor werden zes honden gebruikt).
Bracht men dodr het innaaien van geinfecteerde kooldeeltjes in
de galblaas deze tot ontsteking, dan vond hij bijna altijd ver-
meerdering der totale aciditeit en vermindering van de maag-
motiliteit.

Wat betreft de oorzaak van het optreden van de veranderde
maagfunctie, tasten we nog steeds in \'t duister.

Om voor zijne bevindingen eene verklaring te vinden, stelde
mohlweg1) zich de volgende vragen: Wat is bekend omtrent
de normale functie van de galblaas en op welke wijze bestaat
er causale samenhang tusschen de uitschakeling der galblaas en
de maagstoornis?

Wat de eerste vraag betreft, is bekend, dat in normale gevallen
de gal in de galblaas water en oplosbare zouten verliest, dus
sterk indikt. Buiten de spijsvertering wordt deze ingedikte gal
opgehoopt, om, wanneer de digestie begint, verbruikt te kunnen
worden. In \'t begin van de digestie loopt deze dikke gal in
het duodenum, wordt evenwel langzamerhand meer vloeibaar
door bijmenging van de dunne levergal
(tigerstedt4). Daar nu

1 ) Liclity. Tlic American Journal of the Med. Sciences. Januar 1911. S. 72.

s) I. c.

-ocr page 30-

het gehalte aan vaste bestanddeelen van de gal in de blaas 6 tot
10 maal zoo groot is als de gal, welke direct van de lever stroomt,
komt
4U cc uit de blaas overeen met 240—400 c c. levergal.

De vraag, waardoor het wegvallen van de galblaasfunctie
aanleiding kan geven tot stoornissen in de maagsecretie, staat
in nauw verband met de vraag, hoe het gesteld is met de gal-
secretie na de cholecystectomie.

HOHLWEG kon proefondervindelijk aantoonen, dat de gal,
na het wegnemen van de galblaas, aanhoudend druppelt op
het darmslijmvlies.

Bij 2 honden, waarbij de galblaas was verwijderd, vond hij,
bij de obductie, welke plaats vond, nadat de dieren 50 uur ge-
vast hadden, dat het slijmvlies van den geheelen dunnen darm
bedekt was met een rijkelijke hoeveelheid bruingele gal. Bij 2
controle honden, die eveneens 50 uur gevast hadden, vond hij
bij de obductie een zeer geringe hoeveelheid gal in den dunnen
darm. Tusschen de operaties en obducties der beide eerste hon-
den lag een tijdperk van 2 en 3 jaar.

Deze bevindingen werden later door V. HENGEL1) en ROST2)
bevestigd.

Is nu, tengevolge van dit ononderbroken afvloeien van gal in
den darm de maagstoornis te verklaren?

Dat van het darmslijmvlies reflectorisch een prikkel kan uit-
gaan op het maagslijmvlies, toonden
PAWLOW en BlCKEL3) aan.
Zij vonden, dat vet en alkali in het duodenum een vermindering
van de maagklierfunctie tengevolge had.

POPIELSKYtoonde aan, dat invoering van bouillon in het
onderste gedeelte van het ileum bij een hond secretie van maag-
sap opwekte.

») v. Hengel. Diss. Utrecht. 1911.

\') Mitteil a. d. Grenzgeb. 1913. Bd. 26. H. 5,

») Mediz. Klin. 1911. p. 2022.

<) Zentralblatt f. Phys. 1902.

-ocr page 31-

Cohnheim en dreyfus1) zagen na inspuiting van een 4 %\'s
NaCl oplossing in het afvoerende stuk van het duodenum een
sterke verlangzaming van de ontlediging der maag optreden,
benevens een hyposecretie resp. hypoaciditeit, terwijl een 4%\'s
MgSO4 oplossing in den dunnen darm eveneens een verminde-
ring van de motorische functie, evenwel een hypersecretie resp.
hyperaciditeit veroorzaakt.

UMBER2) zag na het toedienen in het rectum van voedings-
clysmata een maagsecretie optreden.

Het resultaat van al deze onderzoekingen is dus, dat vanuit
den geheelen darm een maagsecretie kan worden opgewekt en
stoornissen in deze secretie kunnen optreden.

Langs dezen weg is het misschien te verklaren, dat de voort-
durende aanwezigheid van gal in den darm bij een niet-functio-
neerende galblaas aanleiding kan geven tot een stoornis in de
zoutzuur-afscheiding van de maag.

Ohly\') neemt aan, dat in het initiaalstadium der galblaasziekte
zonder sterke stoornis van de galblaasfunctie waarschijnlijk een
hyperaciditeit in de maag optreedt; in de chronische gevallen
treedt op anaciditeit resp. subaciditeit. Daarom neemt hij aan,
dat de galblaasziekte het primaire is, de maagstoornis het secundaire.

In zijn tweede verhandeling zegt OHLY3): iedere galsteenkoliek
gaat gepaard met gastrische stoornissen; misschien voeren deze
telkens optredende acute gastritis langzamerhand tot een chronische
gastritis, gepaard gaande met een sub- resp. anaciditeit.

Volgens jaworsky, boas en Hayem gaat het eerste stadium
van de chronische gastritis gepaard met een stijging der klier-
functie van de maag, zoodat eerst een gastritis acida ontstaan
zou, welke langzamerhand zou veranderen in een gastritis sub-
resp. anacida.

\') Zeitschr. f. Pliys. Chemie. 1908. 58. 50.

\') Berlin, Klin. Wochenschr. 1905. 3. 5G.

\') 1. c.

-ocr page 32-

Dit komt overeen met de bevindingen van OHLY, die zag,
dat de acute gevallen van cholelithiasis gepaard gaan met hyper-
aciditeit, de chronische gevallen met sub- resp. anaciditeit.

Zooals bekend is, en ook uit de operatieverslagen in de door
mij aan te halen ziektegeschiedenissen blijkt, gaat ziekzijn van
de galblaas dikwijls gepaard met ziekzijn van het pancreas.

GROSZ1) heeft, door onderzoekingen van de ontlasting op
trypsine met de caseïne-methode aangetoond, dat de bij achylia
gastrica optredende diarrheeën dikwijls hun oorzaak vinden in
achylia pancreatica.

De verklaring, welke hohlweg geeft voor het ontstaan der
lage aciditeit, wordt door
rost niet aanvaard. De laatste gelooft,
dat het lang vertoeven van zoutzuur-bevattenden maaginhoud in
het duodenum, waarbij komt een geringe toevoer van gal en
pancreassap, de lage aciditeit in de maag veroorzaakt, hiervoor
pleiten proeven van
cohnheim en marchand, waaruit blijkt,
dat
hci-inspuiting in het duodenum een lage aciditeit van den
maaginhoud veroorzaakt.

Wanneer ik thans, samenvattende, mijzelf een oordeel zou
moeten vormen op grond van de rijke literatuur, waarin zonder
twijfel hier en daar tegenspraak te vinden is dan meen ik het
volgende te kunnen vaststellen. In de gevallen, waarin de functie
van de galblaas is opgeheven, hetzij dat de galblaas is verwij-
derd of doordat deze tengevolge van langdurig \'ziekzijn, verettering,
afsluiting van den d. cysticus enz., buiten werking is gesteld,
wordt de secretorische functie van het ma?gslijmvlies in dien zin
geschaad, dat minder zoutzuur wordt afgescheiden en de
totale
zuurgraad afneemt.

Tot deze conclusies zijn de verschillende onderzoekers, op
grond van hun onderzoek bij galsteenlijders en op grond van
dierproeven, gekomen.

-ocr page 33-

boss1) is eigenlijk de eenige tegenstander van deze meening.
Ook zijn de bezwaren, die
magnus heeft tegen deze uitspraak
weinig gegrond, aangezien, zooals
hohlweg ook terecht
opmerkt, te weinig patiënten zijn onderzocht, en de tijd tusschen
operatie en onderzoek te kort is geweest. Wat betreft de be-
antwoording der vraag, welke de oorzaak is van de stoornis in
de maagsecretie, blijkt uit de literatuur, dat door de verschillende
schrijvers, allerminst eenstemmigheid is verkregen.

-ocr page 34-

HOOFDSTUK II.

Klinische gegevens.

Terwijl in vroeger jaren bij patiënten, die wegens cholelitheasis
ter behandeling kwamen, slechts in zeldzame gevallen een onder-
zoek naar de motorische en secretorische functie van de maag
werd ingesteld, teneinde bij aanvankelijken twijfel, of een lijden
van lever en galbuizen, dan wel van de maag bestond, meer
zekerheid te verkrijgen, is in de laatste jaren, onder invloed van
de mededeeling van
HOHLWEG en SCHMIDT (I.c.) meer regel-
matig een onderzoek naar de afscheiding van zoutzuur door het
maagslijmvlies, ingesteld.

Daardoor kan ik beschikken over de gegevens van 85 ge-
vallen. Daarbij ben ik in staat, naast de inlichtingen omtrent den
aard en den duur van het lijden, de gegevens van het onderzoek
van het maagsap te stellen, terwijl tevens de toestand, waarin
galblaas en galbuizen zich bevonden, kon worden opgeteekend.

In het bizonder zal het van belang zijn, na te gaan, of in de
gevallen, waarin een stoornis in de secretie van de maag bestond,
een langdurig lijden was vooraf gegaan en of in de gevallen,
waarbij die stoornissen niet konden worden aangetoond, uit den
anatomischen toestand der galbuizen met eenige waarschijnlijk-
heid kan worden opgemaakt, dat bij normaal functioneerenden
sphincter van Oddi, de uitgezette galbuizen de functie van de
buiten werking gestelde galblaas hebben kunnen overnemen.

-ocr page 35-

TABELLEN.

P.N.

Ouderdom |

Geslacht |

Anamnese

Maagfuuctie

Kort operatievorslag

14.309

27

9

Vóór 1 Vs jaar eer-
ste aanval van gal-
steenkoliek.
Nooit geel gezien.

Retentie: 150 cc
vrij HC1—
Tot.acid.—

Galblaas vergroeid met
maag en duodenum,
bevat steenen.

Groote gal wegen niets
bijzonders.

14.324

37

$

Klachten begon-
nen vóór 14 dagen.
Niet geel gezien.

160 cc
vrij HCI—
T.a. 1,1 »/„„

Galblaas vertoont ad-
haesies met omgeving,
bevat steenen. Groote
galwegen verwijd.

D. choled. bevat stee-
nen.

14.332

47

9

Sinds vele jaren
pijn-aanvallen.

295 cc
vrij HCI
T.a. 0,91 %

Galblaas bevat enkele
kleine calculi.

Adhaesies van gal-
blaas met duodenum,
colon en maag.

D. hepatlcus verwijd.

D. choled. normaal.

14.349

37

9

9 maand geleden
le pljnaanval.
Nooit geel gezien.

100 cc
vrij HCI
T.a. 0,7 °/oo

Galblaas vergroeid
met maag, colon cn
duodenum. In den d.
cysticus bevindt zich
een vastzittendeTsteen.

D. choled. sterk ver-
wijd. In de pap. Vateri
zit een steen. In de
galblaas een steen.

14.403

52

$

Voor 2 jaar eerste
klachten.

50 cc
vrij HCI —
T.a. —

Galblaas bevat groote
steenen.

Pancreas verhard.

Groote galwegen ver-
wijd. In pap. Vateri een
groote steen.

14.404

48

$

1 Va jaar geleden
begonnen,
lcterus.

400 cc
vrij HCI —
T.a. 0.

Galblaas sterk ver-
groeid met omgeving,
is geschrompeld.

D. choled. bevat een
groote steen.

D. cysticus geheel af-
gesloten.

-ocr page 36-

Kort operatieverslag

Maagfunctie

Anamnese

p.N.

2 maanden gele-
den eerste klachten.

39 $

44 $

15.380

8 jaar geleden eer-
ste aanval. Wel eens
geel gezien.

Vóór 3 jaar le
aanval. Nooit geel
gezien.

Sedert Va jaar aan\'
vallen. Wel eens geel
gezien.

Sedert 4 maand
kolieken. Wel eens
geel gezien.

Sedert l\'/a jaar
pijnaanvallen.

Sedert l/s jaar
klachten.

De klachten be-
gonnen V, jaar ge-
leden.

Sedert >/» jaar
klachten. Wel eens
geel gezien.

50 cc
vrij HCl
T.a. 0.7 o/oo

120 cc
vrij HCl —
T.a. 0,146 °/„0

20 cc
vrij HCl —
T.a. 0,036 o/00

400 cc
vrij HCI —
Tot. a. 0,07 °/oo

300 cc
vrij HCl
T.a. 0,62 %„

150 cc
vrij HCl
T.a. 0,98 •ƒ„„

75 cc
vrij HCI
T.a. 1,97 <7„„

150 cc ,
vrij HCI
T.a. 0,566 «/„„

100 cc
vrij HCl —
T.a. 0,146 <7oo

Galblaas vergroeid
met omgeving, bevat
steenen.

D. cysticus bevat sluit-
steen.

D. choled. normaal.

Galblaas vergroot, be-
vat calcuii.

D. choled. niet ver-
wijd, bevat géén stee-
nen.

Galblaas bevat kleine
steentjes.

D. choled. vertoont
niets bijzonders.

Pancreas een weinig
verhard.

Galblaas sterk ver-
groeid met omgeving,
bevat geen steenen,
maar dikke pus.
Pancreas verhard.

Galblaas geschrom-
peld en gevuld met
steenen.

D. choled verwijd.
Pancreas normaal.

In top v./d. galblaas
kleine steentjes.

D. choled. verwijd,
bevatgalpigmentkorrels

Galblaas met omge-
ving vergroeid, bevat
etter.

Galblaas bevat kleine
calcuii.

D. choled. verwijd,
bevat niets bizonders.

Galblaaswand verdikt.
Galblaas geschrompeld,
vol calcuii.

-ocr page 37-

Kort operatiovorslcg

Maagfunctie

Anamnese

P.M.

Sedert Va Jaar
aanvallen.

Lichte icterus door-
gemaakt.

Sedert jeugd klach-
ten. Wel eens geel
gezien.

15.437

47

15.459

49

15.466

51

Sinds 8 jaar gal-
steenkolieken. Na
iederen aanval geel
gezien.

Voor 5 jaar begin
der klachten.

15.388

25

Icterus.

15.478

24

15.524

28

15.528

42

15.027

36

15.633

55

Sedert 2 jaar klach-
ten. Wel eens geel
gezien.

Sedert 2 jaar gal-
steenkolieken Wel
eens geel gezien.

Vóór 5 jaar eerste
pljnaanval. Wel eens
geel gezien.

Sedert korten tijd
ziek.

95 cc
vrij HC1
T.a. 2,2 O/«,

200 cc
vrij HCI —
T.a. 0,19 <>/00

140 cc
vrij H Cl
T.a. 0,73 »/co

25 cc
vrij HCI
T.a.0,893 %„

275 cc
vrljHCI zw.
T.a. 0,55 %o

100 cc
vrij HCI —
T.a. 0,3 %0

240 cc
vrij HCI
T.a. 0,8 %o

75 cc
vrij HCI
T.a. 1,6 %

350 cc
vrij HCI —
T.a. 0,4 »/„O

Galblaas geschrom-
peld.

D. choled. verwijd.

Pancreas hard.

Galblaas vergroeid
met duodenum, gevuld
met steenen.

D. choled. verwijd.

Pancreas normaal.

Galblaas normaal van
wand, bevat steenen.
D. choled. verwijd, be-
vat 3 steenen.

Galblaas vergroeid
met duodenum.

D. choled. sterk ver-
wijd, bevat één groote
steen.

Galblaas bevat kleine
steentjes.

Galblaas klein, bevat
vele steenen.

D. choled. wijd.

Pancreas verhard.

Galblaas dunwandig,
bevat vele kleine stee-
nen. Adhaesies met
omenten en duodenum.
D. cysticus bevat steen-
tjes. D. choled. verwijd,
bevat kleine steentjes.

Galblaas geschrom-
peld, bevat 1 groote
steen.

Adhaesies met maag
en duodenum.

D. hepaticus verwijd.

Galblaas vergroeid
met maag en duodenum,
bevat 1 groote steen.

Galblaas bevat 3
groote steenen.

D. choled. verwijd.

Pancreas verhard.

-ocr page 38-

P.N.

Ouderdom 1

Geslacht 1

Anamnese

Maagfunctie

Kort operatioverslag

15.616

40

(f

Sedert Sjaarpijn-
aanvallen.

450 cc
vrij HCI —
T.a. 0,1 °/oo

Galblaas vergroeid
met colon transversum,
bevat vele steentjes.
Pancreas verhard.

15.723

53

Cf

Va maand geleden
le aanval.

125 cc
vrij HCI —
T.a. 0,26 »/co

Galblaas vergroeid met
duodenum, is gevuld
met calculi.

D. choled. en d. hep.
bevatten kleine steen-
tjes.

15.1003

41

-fi
V

4 a 5 jaar geleden
le aanval.

Zag geel na iede-
ren aanval.

85 cc
vrij HCI -
T.a. 0,22 %o

Galblaas geschrom-
peld, gevuld met\'stee-
nen. D. choled. verwijd,
bevat 17 steentjes.

Pap.Vateri door steen
afgesloten.

16.57

33

$

Sedert 9 maand

pijn-aanvallen.

«

26 cc
vrij HCI
T.a. 0,94 %o

Galblaaswand dun;
galblaas bevat vele klei-
ne calculi.
D. choled. verwijd.
Pancreas verhard.

16.84

47

9

Reeds jaren ge-
sukkeld metgalstee-
nen. Wel eens geel
gezien.

330 cc
vrij HCI. —
T.a. 0,1 o/00

Galblaas vergroeid
met omgeving, dik van
wand.

D. cysticus verwijd.

D. choled. verwijd,
bevat 6 steentjes.

D. Iiepat. bevat 2
steenen.

16.101

28

$

Sedert korten tijd
hevige kolieken.
Nooit geel gezien.

125 cc
vrij HCI
T.a. 0,8 °/00

Galblaas bevat kleine
steenen.
D. choled. verwijd.

16.120

28

$

5 jaar geleden le
pijn-aanval.
Na aanval geel.

300 cc
vrij HCI
T.a. 0,76 o/00

Galblaas klein, bevat
kleine calculi, is ver-
groeid met duodenum.
D. choled. verwijd.
Pancreas verhard.

16.178

32

$

5 jaar geleden le
aanval.
Nooit geel gezien.

160 cc
vrij HCI -
T.a. 0,4 °/00

Galblaas bevat 3 groote
steenen.

D. choled. niet verwijd.

-ocr page 39-

P.N.

Ouderdom ||

Geslacht 1

Anamnese

Maagfunctie

Kort operatieve rslttg

16.190

42

$

4 jaar ziek. Geel
gezien.

200 CC
vrij HCI —
T.a. 0,4 °/„0.

Galblaas sterk uitge-
zet, vergroeid niet dikke
darm en duodenum, is
dik van wand, bevat
steenen.

16.194

34

$

Sedert 3 jaar aan-
vallen van pijn. Wel
eens geel gezien.

80 cc
vrij HCI
T.a. 1,6 «/„o

Galblaas vergroeid
met omgeving, bevat
1 groote steen.

D. chol. niet verwijd.

16.205

39

$

Voor enkele niaan-
dengalsteenkolieken

100 cc
vrij HCI
T.a. 0,5 °/00

Galblaas bevat 1 klei-
ne calculus.
D. choled. normaal.

16.251

50

$

Begin der ziekte
7 jaar geleden.
Nooit geel gezien.

120 cc •
vrij HCI
T.a. 0,8 % o

Galblaas vergroeid
met omgeving, bevat
vele kleine steenen.

Wand dik.

D. choled. bevat 2
steentjes.

16.276

43

$

Sedert 7 weken
ziek. Nooit geel ge-
zien.

325 cc
vrij HCI —
T.a. 0,147 "/„o

Galblaas vergroeid
met duodonum, bevat
geen steenen. Wand
sterk verdikt.

D. choled. verwijd,
dik van wand, bevat
geen calculi.

16.280

41

9

14 jaar geleden le
pijnaanval.

125 cc
vrij HCI -f
(zwak)
T.a. 0,365 %0

Galblaas groot, bevat
vele groote en kleine
steenen, is vergroeid
met omgeving.

D. choled. sterk ver-
wijd. In pap. Vateri een
steen.

16.330

41

$

Sedert jaren pijn-
aanvallen.

125 cc
vrij HCI
T.a. 0,365 °/00
(Juni 1916)

360 cc
vrij HCI -
T.a. 0,3 °/oo
(Nov. 191(5)

Galblaas vergroeid
met duodenum, bevat
grooten sluitsteen.
D. choled. verwijd.
Pancreas verhard.

Revisie 5 maand
post operat.

-ocr page 40-

P.N.

Ouderdom 1

Geslacht 1

Anamnese

Maagfcmctie

Kort operatieverslag

16.382

43

$

15 maand geleden
ziek geworden.
Nooit geel gezien.

vrij HCI —
T.a. 0,152 °/oo

Galblaas groot, wand
ontstoken, vergroeid
met \'omentum. De gal-
blaas bevat calculi.

16.383

60

$

Sedert 5jaarpijn-
aanvallen. Ziet vaak
geel.

125 cc
vrij HCI -f
T.a. 0,9 «/00

Galblaas klein, dik
van wand, sterk ver-
groeid met lever, bevat
vele calculi.

16.405

60

$

2V, jaar geleden
le pijn-aanval. Na
dezen aanval werd
pat. geel

425 cc
vrij HCI —
T.a. 0,036 °/00

Galblaas bevat steenen.

16.446

37

9

Sedert 7 jaar ziek.
Nooit geel gezien.

250 cc
vrij HCI -f
T.a. 0,9 °/00

Galblaas zit vol stee-
hen. D. chol. niet ver-
wijd, bevat 3 steenen.

16.508

/

51

$

Sedert 5 jaar pijn-
aanvallen. Heeft wel
eens geel gezien.

400 cc
vrij HCI -
T.a. 0,2 «/00

Galblaas gevuld met
steenen. Tusschen gal-
blaas en omentum een
absces, waarin een steen.

Sterke vergroeiing
van galblaas met lever,
duodenum en omentum.

16.569

42

$

Sedert jaren ziek.

175 cc
vrij HCI —
T.a. 0,5 °/00

Galblaas bevat cal-
culi, is vergroeid met
het duodenum. D. chol.
verwijd.

17.43
17.54

59
39

?
$

Sedert vele jaren
kolieken. Ziet na
iederen aanval geel.

Sedert Vs jaar
klachten.

125 cc
vrij HCI -
T.a. 0,28 °/00

125 cc
vrij HCI -
T.a. 0,1 °/00

Galblaas bevat stee-
nen, is vergroot.

D. cysticus bevat
eenige steenen, ter
grootte van een erwt.

17.62

24

$

5 jaar geleden be-
gin. Vóór 8 maand
geel gezien.

325 cc
vrij HCI —
T.a. 0,2 °/00

Galblaas groot, bevat
steenen.

17.66

46

$

Sedert 14 dagen
pijn-aanvallen. Wel
eens geel gezien.

150 cc
vrij HCI
T.a. 0,8 °/00

Galblaas bevat 2groo-
te sluitsteenen, is sterk
vergroot en vergroeid
met net en duodenum.

-ocr page 41-

P.N.

Ouderdom

Geslacht

Anamnese

Maagfunctie

Kort oporatioTorïlag

*

17.166

43

9

3 dagen geleden
le aanval van gal-
steen koliek. Niet
geel gezien.

300 CC
vrij HC1
T.a. 1,2 %0

Galblaas bevat 1 groo-
ten sluitsteen, en meer-
dere kleine steentjes.
D. choled. verwijd.

17.199

31

$

1 jaar geleden le
aanval. Sedert dien
tijd meerdere aan-
vallen.

75 cc
vrij HCI 4-
T.a. 0,9
»/„O

Galblaas bevat vele
stcenen, de wand is dun,
geringe vergroeiing met
omgeving.

17.209

23

9

Vóór 6 weken
hevige pljn-aanval.
Wel eens geel gezien.
Vóór 4 jaar galstee-
nen met ontlasting
geloosd. .

150 cc
vrij HCL
T.a. 1,4 °/00

Breede adhaesies van
galblaas met duodenum.
Galblaas bevat
yele cal-
culi. Groote galwegen
niet verwijd. Pancreas
verhard.

17.« ••

53

9

Sedert 1 Va jaar
klachten. Nooit geel
gezien.

45 cc
vrij HCI —
T.a. 0,9 °/00

Galblaas gtoot; door
een sluitsteen in den hals
van den galblaas geobli-
tereerd. Vergroeiingen
met net en duodenum.

17.219

V

30

9

Sedert 8 maand
ziek.

Niet geel gezien.

175 cc
vrij HCI
T.a. 0,1 <7„n

Galblaas vergroeid
met coccum, appendix,
colon, maag en net, ge-
vuld met calculi.

L). choled. verwijd.

17.239

48

9

Voor 5 jaar ziek
geworden.

Heeft toen geel
gezien.

Revisie 6 maand
post. operat.

Patiënt is na ope-
ratie 4 maand zon-
der bezwaren.

Laatste 5 weken
weer bezwaren en
geel gezien.

125 cc
vrij HCI —
T.a. 0,2 o/00
(Mei 1917.)

150 cc
vrij HCI —
T.a. 0,00 <•/flü
(Nov. 1917.)

140 cc
vrij HCI -

T.a. —
(Juni 1918)

Galblaas gevuld niet
stecnen, vergroeid met
maag, duodenum en
colon, is dik van wand.

D. choled. verwijd.

Bij\'Je operatie geringe
uitzetting van den cysti-
cusstomp.

D. choled. verwijd.

Adh.xsies in omgeving

-ocr page 42-

Kort operatieverslag

-O

p.N. g

Maagfunctie

Anamnese

I O

Sedert eenige ja-
ren bezwaren. Vóór
Vs jaar hevige koliek.
Nooit geel gezien.

Vóór 8 maand le
pijnaanval.
Nooit geel gezien.

Sederteenigejaren
galsteenkolieken.
Wel eens geel gezien.

8 jaar geleden le
koliek. Daarna tel-
kens aanvallen.

Nooit geel gezien.

Sedert .4 jaar ziek.
Nooit geel gezien.

Sedert 6 maand
le aanval. Wel eens
geel gezien.

$
$
$

Sedert 5 jaar gal-
steenen.

Niet geel gezien.

Vóór 7 jaar le
aanval.

P. ziet wat geel.

Sedert 2 jaar aan-
vallen.

52
51

35

25

37
23

31
57
31

26

Wel eens geel
gezien.

10 jaar geleden 1
aanval gehad. 2e
aanval vóór 1 maand.
Geel gezien.

20 cc
vrij HCl -
T.a. 0,4 %0

50 cc
vrij HCl
T.a. 0,9 °,\'00

60 cc
vrij HCl -
T.a. 0,3°/

375 cc
vrij HCl -
T.a. 0,07 O/.,

vrij HCI —
T.a. 0,15 °/00

275 cc
vrij HCI -f
T.a. 0,4 %o

500 cc
vrij HCI —
T.a. 0,17 %o

100 cc
vrij HCI —
T.a. 0,26 "/„o

100 cc
vrij HCI —
T.a. 0,4 o/«,

300 cc
vrij HCl
T.a. 0,51 °/o„

Galblaas vergroeid
met omentum, leveren
duodenum.

Galblaas sterk uitge-
zet, vergroeid met colon,
bevat in den hals stee-
nen. D. choled. sterk
verwijd.

Galblaas geschrom-
peld, bevat vele calculi,
vergroeid met omge-
ving.

Galblaaswand bevat
veel bindweefsel.

Galblaas bevat vele
calculi.

Galblaas bevat vele
calculi. D. choled. niet
verwijd, bevat kleine
calculi.

Galblaas gevuld met
calculi.

Galblaas bevat enkele
groote calculi. Pancreas
verhard.

Galblaas sterk ge-
schrompeld. D. choled.
verwijd. In d. cysti
steentje. Pancreas
hard.

Galblaas bevat kleine
steentjes.

-ocr page 43-

N.P.

Ouderdom

Geslacht 1

Anamnese

Maagfunctie

Kort operatieverslag

17.517

43

$

Sedert 11 jaar aan-
vallen van galsteen-
koliek. Geel gezien.

400 CC
vrij HC1 —
T.a.0,32 °/00.

Galblaas geschrom-
peld. D. choled. en d.
hepat. bevatten veel
gruis en kleine steentjes.

17.523

31

$

Vóór 5 jaar le
aanval.

Wel eens geel
gezien.

200 cc
vrij HCI
T.a. 0,51 %0.

Galblaas bevat calculi,
is met omgeving ver-
groeid. D. choled. ver-
wijd.

17.537

47

$

-

Sedert 10
klachten.

jaar

300 cc
vrij HCI —
T.a.0,12%0.

Galblaas geschrom-
peld. D. choled. bevat
een grooten steen, d.
liep. kleine steentjes.

17.534

2G

$

Sedert zeer korten
tijd klachten.

100 cc
vrij HCI
T.a. 0,55°/„o

Galblaas met omge-
ving vergroeid, bevat
vele calculi. D. choled.
verwijd. Pancreas ver-
hard.

18.24

38

$

Duur van het lij-
den enkele dagen,
lcterus.

110 cc
vrij HCI -
T.a. 0,18 %o

Vergroeiing van gal-
blaas met colon. Galbl.
bevat grooten steen.

18.90
18.585

Itovisio

37

$

Sedert 1G jaar vele
aanvallen.

Wel eens geel ge-
zien.

20 cc
vrij HCI
T.a. 0,4 «/„„
(Febr. 1918)

30 cc
vrij HCI -f- (45)
T.a. (49)

Galblaas bevat stee-
nen, is vergroeid met
colon . en duodenum.
D. choled. wijd, bevat
steenen. Pancreas hard.
Galblaas is groot.
(Operatie Febr. 1918/

50 cc
vrij HCI(38)
T.a. 4G.
(April \'18.)

50 cc
vrij HCI-f (5)
T.a. 10.
(Dec. 18.)

18.254

58

<f

Sedert 2»/,
klachten.

jaar

35 cc
vrij HCI -f
T.a. 0,9 °/00.

Galblaas groot.
Carcinoom van de
pap. Vateri.

-ocr page 44-

P.N.

Ouderdom 1

Geslacht I

Anemnese

Maagfunctie

Kort operatioverslag

18.716 j

" I
63

d*

3 jaar ziek.
Icterus.

50 CC
vrij HCI
T.a. 0,35 °/00

Solitairsteen in den d.
choled., die verwijd is.

18.199

58

$

Sedert 4 weken
ziek.

155 cc
vrij HC1 —
T.a. 0,1 °/„O
(April \'18.)

50 cc
vrij HC1 —
T.a. —
(Mei \'18.)

Galblaas vergroeid
met buikwand, colon,
maag en duodenum.

D. choledochus niet
verwijd.

Pancreas-schro m pe-
ling.

(Operatie April \'18.)

18.220

39

$

Sedert 4 jaar ziek.
Nooit geel gezien.

125 cc
vrij HCI
T.a. 0,62 °/00

Galblaas groot, bevat
steenen, gelegen bij den
d. cysticus.
Adhaesies met duod.
Pancreas hard.
D. choled. zeer wijd.
D. cysticus nauw.

18.223

28

$

Sedert 4 jaar ziek.
Zag dikwijls geel.

60 cc
Vrij HCI -
T.a. 5.

Galblaas bevat vele
steentjes. Vergroeid met
duodenum.
D. cysticus nauw.
D. choled. wijd.
Pancreas hard.

18.263

52

$

Sedert jaren ziek.
Nooit geel gezien.

50 cc
vrij HCI 5

T.a. 7.
(Mei \'18.)

90 cc
vrij HCI 8
T.a. 15.
(Juni \'18.)

Galblaas vergroeid
met duodenum, bevat
vele steenen.

D. choled. niet ver-
wijd. Pancreas verhard.

(Operatie Mei 1918.)

18.319

65

$

Sedert ongeveer
10 maanden ziek.
Icterus.

115 cc
vrij HCI —
T.a. 0,03 o/op

Galblaaswand verdikt;
vergroeid met duode-
num en colon.

D. choled. wijd, be-
vat 1 grooten steen.

18.344

34

1

6 weken ziek.
Geen icterus.

60 cc
vrij HCI
T.a. 1,17 «,\'oo

Galblaas gevuld met
steenen; vergroeid met
duod. en colon.
Pancreas verhard.
D. choled. verwijd.

-ocr page 45-

P,N.

Ouderdom 1

Geslacht 1

Anamnese

Maagfunctie

Kort operatioverslag

18.458

49

$

Sedert 2 jaar ziek.
Geen icterus.

40 cc
vrij HCI —
T.a. 0,2 7c

Galblaas vergroeid
met colon.

In den galblaashals
bevindt zich 1 groote
solitairsteen.

D. chol. niet verwijd.

18.470

52

9.

3 jaar ziek.
Icterus.

100 cc
vrij HCI
T.a. 0,47 <>/00

Galblaas vergroeid
met colon; bevat kleine
calculi.

D. choled niet verwijd.
Pancreas hard.

18.475

38

Sedert jaren ziek.
Geen icterus.

590 cc
vrij HCI —
T.a. 0,03 °/00

Galblaas geschrom-
peld. D.choled. bevat
3 steenen.

Vergroeiing met maag
en duodenum.

18.516

48

9

Sedert 4 a 5 jaar
ziek. Icterus.

vrij HCI -f
T.a. 0,87 7oo

Galblaas vergroeid
met colon en duod.;
bevat kleine steentjes.
D. choled. verwijd.
Pancreas verhard.

18.552

48

9

Sedert jaren ziek.

*

225 cc
vrij HCI —
T.a. 0,6 7„„

Hydrops vesicae fel-
leae. In galblaashals een
solitairsteen.

18.218

56

<f

Sedert 23 jaar ziek.
Icterus.

190 cc
vrij HCI —
T.a. 0,03 7oo

Galblaas geschrom-
peld ; vergroeid met
maag, duod. en colon.

D. choled. verwijd,
bevat steenen.

Wanneer we deze labellen overzien, dan kunnen we de pa-
tienten in de eerste plaats indeelen in twee groepen, en wel in
een, bij wie het lijden gedurende 1 jaar of korter duidelijke
verschijnselen gaf en een, bij wie het lijden langer duurde.

Van beide groepen zal dan de gemiddelde zuurgraad van het
maagsap bepaald worden, terwijl eveneens zal worden uitge-
rekend, in hoeveel procent der gevallen het vrije zoutzuur aan-
wezig was.

-ocr page 46-

Aantal

Gemiddelde
tot. aciditeit

Vrij zoutzuur
aanwezig

Duur van het lijden

hoogstens 1 jaar

28

0,70 o/oo .

19 = 680/0

Duur van het lijden

meer dan 1 jaar

57

0,42 o/oo

22 = 38,8 o/o

Uit deze laatste tabel volgt, dat in de gevallen, waarin het
lijden sedert korten tijd bestaan heeft, meestal vrij zoutzuur aan-
wezig is en voor de totale aciditeit een hooge waarde wordt
gevonden, terwijl in die gevallen, waarin het lijden langer dan
1 jaar bestaan heeft, de secretorische functie van het maagslijm-
vlies verminderd is.

Verder zal in de volgende tabel uitgerekend worden de ge-
middelde zuurgraad voor de gevallen, waarin mag worden aan-
genomen, dat de galblaasfunctie zoo goed als verdwenen is, en
voor die gevallen, waarin mag worden verondersteld, dat nog
een behoorlijke functie van de galblaas is overgebleven.

Galblaas functie verdwenen

Aantal

Gemiddelde

Vrij zoutzuur

tengevolge van

aciditeit

aanwezig

a. cysticus afgesloten

15

0,53 o/oo

7 = 46,6 o/o

b. schrompeling galblaas

10

0,4 o/oo

3 = 30%

c. galblaas vol steenen

17

0,45 o/oo

6 = 35,3 o/0

d. ontsteking galblaas

8

0,37 o/oo

1 = 12,5%

Gevallen, waarin nog gal-

blaasfunctie aanwezig is

(normale galblaas of gal-

blaas, waarin enkele kleine

steentjes enz.)

35

0,60 o/oo

24 = 68,6 o/0

-ocr page 47-

Uit deze getallen blijkt ten duidelijkste, dat in de gevallen,
waar de galblaasfunctie sterk geleden heeft, stoornis in de secre-
torische functie van het maagslijmvlies is opgetreden, terwijl van
een dergelijke stoornis zoo goed als niet sprake is daar, waar
een behoorlijke galblaasfunctie aanwezig geacht kan worden.

Wanneer we de korte gegevens uit de ziektegeschiedenissen
doorzien, valt ons direct in het oog, dat vaak tijdens de operatie
een verwijding der groote galbuizen werd gevonden. Uit het
laatste hoofdstuk van dit proefschrift zal blijken, dat het lichaam
bij het ontbreken van een galreservoir in de bestaande behoefte
tracht te voorzien door verwijding der groote galwegen en zelfs
door nieuwvorming van een galblaas uit den cysticusstomp.

Ik heb me daarom afgevraagd, of in die gevallen, waarin het
lichaam in de bestaande behoefte aan een galreservoir voorziet,
tevens niet de gestoorde maagfunctie weer normaal kan worden.
Daarom heb ik bij elkaar gezocht de gevallen, waarbij bleek,
dat de groote galbuizen verwijd waren en die gevallen, waarbij
van geen verwijding melding wordt gemaakt. Ook hier heb ik
den gemiddelden zuurgraad van beide groepen berekend.

Gevallen, waarbij gedurende
de operatie

Aantal

Gemiddelde
aciditeit

Vrij zoutzuur
aanwezig

a. groote galbuizen verwijd,

40

0,60 O/u,

2G = 65 %

b. groote galbuizen niet

verwijd zijn

45

0,45 °/oo

14 = 31,1 %

Uit deze cijfers zou men mogen concludeeren, dat daar, waar
de groote galwegen door verwijding voorzien in een behoefte
aan een behoorlijk galreservoir, tevens de secretorische functie
van het maagslijmvlies in gunstigen zin wordt beïnvloed.

-ocr page 48-

Een andere vraag is het, of de veelvuldig voorkomende ver-
groeiing van galblaas met omgeving (maag, duodenum enz.)
invloed kan uitoefenen op de secretorische functie van de
maag. Ook met het oog op de beantwoording dezer vraag heb
ik de patiënten ingedeeld in 2 groepen en wel in een, bij welke
werd waargenomen tijdens de operatie een vergroeiing van gal-
blaas met de omgeving, en een, waarbij geen vergroeiing met
de omgeving is opgevallen. Eveneens berekende ik den gemidd.
zuurgraad in beide groepen.

Gevallen, waarbij tijdens operatie

Aantal

Gemiddelde
aciditeit

Vrij zoutzuur
aanwezig

a. galblaas met omgeving

. vergroeid,

51

0,54 o/oo

25 = 49%

b. galblaas niet met omge-

ving vergroeid is

34

0,48 O/«,

15 = 44,1 o/o

We zien uit deze tabel, dat van een merkbaren invloed op de
secretorische maagfunctie, tengevolge van vergroeiingen van
galblaas met maag of duodenum geen sprake is.

Ten slotte heb ik nog bijeen gezocht de gevallen, waarbij
tijdens de operatie steenen in den d. choledochus werden ge-
vonden, en de gevallen, waarbij de d. choled. geen steenen
bevatte. Van beide groepen is weer de gemiddelde zuurgraad
van het maagsap bepaald.

Gevallen, waarbij

Aantal

Gemiddelde
aciditeit

Vrij zoutzuur
aanwezig

a. steenen in den d. choled.

22

0,41 o/oo

10 = 45,5 °4

b. geen steenen in den d.

choled., tijdens operatie

63

0,56 o/oo

29 = 46 °/0

-ocr page 49-

De getallen, in deze tabel vermeld, bevestigen geenszins de
meening van SlMINTZKY1) e.a., als zou bij geheele of gedeeltelijke
afsluiting van den d. choled. een hoogere waarde worden gevon-
den voor het gehalte van vrij zoutzuur en de totale aciditeit.

-ocr page 50-

/

HOOFDSTUK III.
Gegevens van eigen onderzoek.

Teneinde na te gaan, welke de invloed van de galblaas op de
secretorische en motorische functie van de maag is, deed ik bij
honden de volgende proefnemingen:

A. De galblaas werd verwijderd.

Gedurende eenigen tijd vóór iedere operatie werden verschil-
lende onderzoekingen omtrent de maagfunctie verricht..

Behalve de secretorische functie (aantoonen van vrij zoutzuur,
totale aciditeit) werd bepaald de hoeveelheid van het ingebrachte
proefontbijt, dat zich na ± 60 minuten nog in de maag bevond.

De keuze van proefontbijt stuitte op verschillende bezwaren.
Den eersten tijd bestond dit proefontbijt, dat met de maagsonde
werd toegediend, uit 1 gram Liebig\'s vleeschextract, opgelost
in 300 cc water. Hierbij werd echter dikwijls braken der honden
opgewekt, zoodat dit een foutieve waarde veroorzaakte bij de
bepalingen.

Spontaan werd deze bouillon niet genomen.

Daarna gebruikte ik een proefontbijt, bestaande uit 50 gram
wittebrood, gemengd in 300 cc water.

Dit werd meestal gretig gegeten.

Vóór het tosdienen van het proefontbijt vastten de honden
24 uur.

-ocr page 51-

Met het oog op de wisselende samenstelling van het brood,
werd getracht een ander proefontbijt van meer constante samen-
stelling te gebruiken. Dit proefontbijt bestond uit 50 gr. aard-
appelen -f- 300 cc water. Dit werd door eenige honden enkele
malen gegeten, andere dieren lieten het onaangeroerd.

Een ander proefontbijt bestond uit een papje van 100 gr.
maizena en 200 cc water. Hiermee had ik evenmin resultaat;
het werd niet gegeten.

Om zekerheid te hebben, dat het proefontbijt een constante
samenstelling zou verkrijgen, wist ik 3 kilogram bloem van meel
en 3 kilogram boekweitmeel in voorraad te krijgen.

Hiervan werd een trommelkoek bereid, bestaande uit 0.25 K.G.
bloem, 0.25 K G. boekweitmeel, 10 gram gist. Van deze trom-
melkoek werd telkens 50 gram in 300 cc water als proefontbijt
aan de honden toegediend. Ook dit werd zelden gegeten.

Ten slotte nam ik weer mijn toevlucht tot 50 gr. wittebrood
in 300 cc water; echter voegde ik hierbij V4 Sram Lieb\'g\'s
vleeschextract. Dit voedsel werd gretig genomen.

Van den uitgehevelden maaginhoud werd bepaald de totale
aciditeit door middel van de titreermethode; het onderzoek op
vrij zoutzuur met congopapier of met de methode van Gürzburg.

Wanneer uit de reactie met congo papier bleek, dat er in den
maaginhoud vrij zoutzuur aanwezig was, werd dit in de volgende
tabellen aangegeven door het teeken -f. Gaf het congo-papier
géén duidelijke aanwijzing omtrent het al of niet voorkomen
van vrij zoutzuur, maar viel de proef van Gürzburg positie! uit,
zoo werd dit aangegeven met „zwak
-f".

Na eenige bepalingen werd de operatie uitgevoerd. Vóór de
operatie vastten de honden 24 uur. Bij de laparotomie werd
een snede gemaakt vanaf den processus xyphoideus, langs den
ribbenboog, naar beneden. Na openen van het peritoneum
werd de lever zichtbaar. De galblaas werd opgezocht. Deze
bleek steeds sterk gevuld te zijn. De galblaas werd gedeeltelijk

-ocr page 52-

scherp, gedeeltelijk stomp uit het leverbed vrijgemaakt en de
ductus cysticus zoo dicht mogelijk bij de inmonding in den d.
choled. afgebonden en doorgesneden. De art. cystica werd
hierbij al of niet afzonderlijk onderbonden. De bloeding uit
het leverbed was meestal van weinig beteekenis.

Nadat de galblaas weggenomen was, werd de buikwand
nauwkeurig laagsgewijze gesloten.

Verslagen der proeven.

I. Fox-Terrier.

Datum.

Ingevoerd.

Uit-
gehaald.

Tijd.

Vrij HC1.

Totale aciditeit.

20.9.17

300 cc
bouillon

300 CC

40m.

0,09

22.9

250

170

55

0,146

26.9

300

50

50

3,16

28.9

300

80

60

0,47

1.10

300

50

45

1,02

4.10

300

55

50

0,56

9.10

300

115

50

0,25

11.10

50 gr. brood
-f 300 cc water

65

50

1,13

15.10

»

55

50

1,1

19.10

»

100

50

1,3

23.10

n

100

50

1,8

5.11

»

100

50

0,8

8.11

V

140

50

0,876

12.11

n

120

50

0,6205

15.11

n

220

50

0,6935

19.11

n

215

50

0,7665

22.11

n

200

50

0,730

24.11

n

130

50

0,9490

30.11

n

180

50

0,8760

4.12

V

130

60

0,6570

7.12

50 gr. aard.
-f- 300 cc water

125

55 \'

0,7665

17.12

50 gr. brood
300 cc water

130

50

0,5475

20.12

»

160

50

0,8095

-ocr page 53-

23.12\'17. Cholecystectomie. De d. cysticus wordt op 2 m.M.
afstand van den d. choledochus geligeerd. De ductus cysticus en
a. cystica worden afzonderlijk onderbonden.
7.1.\'18. Eerste maaginhoud-onderzoek na de operatie.

Datum.

Ingevoerd.

Uit-
gehaald.

Tijd.

Vrij HCl.

Totale aciditeit.

7.1.\'18

50 gr. brood
300 cc water
50 gr. brood

130 CC

60 m.

0,8030

14.1

-f- 300 cc water
eenig bouillon

150

55

0,8030

17.1

*jj

140

55

0,6570

21.1

ft

180

50

0,3285

24.1

ft

220

50

—•

0,3285

28.1

tt

200

50

zw. -f

0,6205

31.1

ii

210

50

ZW. -j-

0,4110

4.2

tt

150

50

0,7665

7.2

tt

190

50

leer t«. -{-

0,4745

11.2

ti

160

50

0,730(20)

14.2

tt

190

50

(13)

0,803(22)

26.2

ii

170

50

(12)

0,6935(19)

5.3

tt

180

50

(5)

0,4745(13)

11.3

ii

160

50

(2)

0,3650(10)

18.3

ii

150

60

(7)

0,8395(23)

25.3

tt

160

60

(13)

0,8395(23)

10.4

>i

180

50

(10)

0,6205(17)

16.4

tt

190

55

(3)

0,3285(9)

20.4

tt

180

50

(3)

0,365(10)

26.4

tt

160

50

(1)

0,438(12)

6.5

tt

190

50

(4)

0,365(10)

13.5

n

100

50

(8)

0,511(1-1)

25.5

tt

160

50

(2)

0,3285(9)

31.5

n

220

50

-(0)

0,365(10)

6.6

tt

130

50

J-(4)

0,4745(13)

12.6

tt

160

50

(7)

0,6205(17)

19.7

tt

140

50

(1)

0,5175(15)

25.7

n

100

50

0)

0,1825(6)

29.7

ii

100

50

(4)

0,511(14)

31.7

tt

180

50

-(0)

0,2920(8)
0,438(12)

10.8

ii

60

50

(5)

5.9

tt

60

60

(4)

0,3285(9)

17.9

it

150

50

"(0)

0,2190(6)

11.10

ii

100

50

-(0)

0,1825(5)

-ocr page 54-

Op grond van het feit, dat het onderzoek op vrij zoutzuur
door middel van congo-papier zeer onnauwkeurig is, heb ik
sedert 14 Februari 1918 bij de bepaling van het gehalte aan
vrij zoutzuur, dimethylaminoazobenzol als indicator gebruikt.
Hierdoor was ik tevens in de gelegenheid het gehalte aan vrij
zoutzuur en de totale aciditeit in ronde cijfers uit te drukken.

Hierbij kon vastgesteld worden, dat in de gevallen waarbij
met congo-papier geen vrij HC1 kon worden aangetoond, met
behulp van dimethylaminoazobenzol voor het zoutzuur een
waarde van 5 tot 8 werd gevonden.

We moeten dus aannemen, dat in die gevallen, waarin met
congo-papier géén zoutzuur kon worden aangetoond, dit toch
wel aanwezig zal geweest kunnen zijn.

Met het oog hierop heb ik in de volgende labellen als grens-
waarde voor vrij zoutzuur 8 aangenomen.

Om het resultaat der proefnemingen duidelijk te doen uitko-
men, heb ik de gemiddelde waarden voor vrij zoutzuur, totale
aciditeit en den uitgehevelden maaginhoud in tabellen gerangschikt.

Aantal
waarne-
mingen.

Vrij
zoutzuur
> 8

Gemidd.
acidit.

Gemidd. deruit-
geheveldc vloeistof.

Vóór de operatie
Na de operatie

23
34

20 =: 87 0/o
8 = 23,5%

0,92 °/(o
0,52 0 oo

130 cc
158
CC

De waarnemingen, bij dit proefdier gedaan, bevestigen de
meening van
HOHLWEG. We zien, na de operatie, een duide-
lijke afname van vrij zoutzuur en een vermindering der totale
aciditeit, optreden.

Tevens valt hier op te merken, dat na de operatie de gemid-
delde waarde voor de hoeveelheid van den uitgehevelden maag-
inhoud grooter is dan vóór de operatie.

-ocr page 55-

II. Kleine, jonge straathond.

Datum.

Ingevoerd.

Uit-
gehaald.

Tijd.

Vrij HCl.

Totale aciditeit.

8.11.T7

50 gr. brood
300 cc water

160 CC

60m.

4-

1,35

12.11

125

60

zw.

0,730

15.11

tl

230

60

0,6935

19.11

f)

155

60

zw.

0,803

22.11

»

150

60

0,949

27.11

220

60

1,1315

30.11

))

160

60

1,168

4.12

150

65

0,730

7.12

100

65

0,985

10 12

120

65

0,9025

17.12

230

60

0,5475

20.12

290

60

0,730

23.12

))

120

60

1,168

9 Januari 1918. Cholecystectomie. De d. cysticus en de a.
cystica worden bij de operatie tegelijk onderbonden. De d. cys-
ticus wordt vlak aan den d. choledochus geligeerd en door-
gesneden.

17.1.18

50 gr. brood
300 cc water

90 cc

60m.

1,2045

24.1

»

150

50

0,949

21.1

V

200

55

zw. -f

0,657

28.1

n

190

55

0,8760

31.1

n

150

50

0,9125
0,7665

4.2

»

170

50

7.2

220

50

0,8395

11.2

»»

220

50

1,058.\' (29)

14.2

M

170

50

1,1315(31)

26.2

1)

190

50

(25)

1,6425(15)

5.3

»

200

50

(13)

0,949(1(26)

J 1.3

}}

160

50

(17)

0,9190(26)

18.3

n

110

60

(22)

1,2775(35)

25.3

»

200

60

(10)

0,6935(19)

10.4

n

180

55

(H)

0,6205(17)

16.4

n

170

60

(10)

0,6935(19)

20.4

»

200

50

0,584(16)

-ocr page 56-

Datum.

Ingevoerd.

Uit-
gehaald.

Tijd.

Vrij HC1.

Totale acid.

26.4.\'18

50 gr. brood
300 cc water

yy

120 CC

50m.

(15)

0,876(24)

6.5

190

50

(10)

0,6205(17)

13.5

yy

100

50

0,9-19(26)

25.5

yy

180

50

0,876(2 4)

31.5

yy

170

50

(\' 2)

0,803(22)

6.6

yy

160

50

(14)

0 4745(23)

12.6

7)

160

50

(21)

l,1315(:;i)

26.7

yy

120

50

(10)

0,9125(25)
0,2555(7)

30.7

jj

180

50

-(0)

1.8

yy

100

50

(4)

0,2920(s)

12.8

yy

80

50

(11)

0,7665(21)

20.8

yy

150

80

(12)

0,9125(25)

2.9

ty

120

70

(26)

1,460(41\')

5.9

yy

100

60

0,5*4(16)

9.9

yy

180

60

(>)

0,365(l(i)

17.9

yy

150

60

(12)

0,730(20)

28.9

yy

130

60

(«)

0,584(16) ,

9.10

}}

70

60

(20)

1.0585(29)

De volgende tabel maakt het vergelijken der gemiddelde
waarden, verkregen vóór en na de operatie, gemakkelijk.

Aantal
waarne-
mingen.

Vrij
zoutzuur
> 8

Gemidd.
acidit.

Geniidd. der uit-
gehevelde vloeistof.

Vóór de operatie
Na de operatie

13

35

11 = 85°;
28 = 80 \\

0,91 °/oo
0,83 "/ol)

170 CC
155 cc

Van een geleidelijk afnemen van den zuurgraad is bij dit proef-
dier geen sprake. De schommeling der waarden verkregen na de
operatie, is te groot. In aanmerking genomen de sterke reactie
van het congo-papier vóór de operatie, mogen we wel aannemen,
dat een vermindering der aciditeit is opgetreden.

-ocr page 57-

Evenwel is, zooals tevens blijkt uit de laatste tabel, geen dui-
delijk verschil aantoonbaar tusschen de secretorische maagfunctie
vóór en na de operatie.

Wel treft ons in deze tabel een vermindering van het gemid-
delde van den uitgehevelden maaginhoud na de operatie.

III. Twee-jarige kleine straathond.

Datum.

Ingevoerd.

gehaald. Tijd.

Vrij HCl.

Totale aciditeit.

9.1.\'1S

14.1
17.1
21.1
24.1
28.1
31.1
42

50 gr. brood

f 300 cc water

»

»
»
»

n
»

n

190 CC

220
110
220
210
210
190
210

65 m.

65
70
50
50
50
50
50

ZW. 4"

4-


ZW.
4"

4
4

4-

0,4015

0,6570
1,2775
0,6935
0,5110
0,5470
0,5475
0,6935

7 Februari 1918. Cholecystectomie. De d. cysticus wordt ge-
lijk met de a. cystica onderbonden en bij den overgang van
d. cysticus in d. choled. afgesneden.

26.2/18

5.3
11.8
18.3

25.3

10.4
18.4
23.4

30.4

7.5

16.5
24.5

28.5

3.6

12.6
23.7

50 gr. brood

4- 300 cc water

»

n

)i

»

n
»

»

n
»

n
ii
ii
ii
ii
ii

90 cc

240
230
170
180
240
130
185
170
•220
150
150
170
190
160
120

50 m.

50
50
65
65
60
50
50
50
60
50
50
50
50
50
50

(11)
(i(i)
4(13)
4(12)
4(12)
4(20)
0)

(0
(*)
(\')

(3)
(\')

4(1")
4
(4)

1,2045(33)

0,6205(17)
0,657 (18)
0,6935(19)
0,803 (22)
0,803 (22)
0,912 (25)
0,511 (14)
0,949 (26)
0,404 (11)
0,474 (13)
0,912 (25)
0,403 (11)
0,438 (12)
0,657 (IS)
0,511 (14)

-ocr page 58-

Datum.

Ingevoerd.

Uit-
gehaald.

Tijd.

Vrij HCi.

Totale aciditeit.

■ 1

30.7.\'18 i

1.8
12.8
20.8
2.9

9.9
28.9

9.10

50 gr. brood
300 cc water

,,

n

,,

150 cc

100
100
150
20
2<>0
100
150

50 m.

50
50
50
80
50
50
50

-(0)
0)

-(0)
(ö)
(3)
(4)
(S)

0,292(8)

0,403(11)
0,365(10)
0,365(10)
0,657(18)
0,511(14)
0,365(10)
0,438(12)

Ook in dit geval worden de gemiddelden, om het overzicht
gemakkelijk te maken, in eene tabel geplaatst.

Aantal
waarne-
mingen.

Vrij
zoutzuur.
> 8

Gemiddelde
aciditeit.

Gemidd. deruitge-
hevelde vloeistof.

Vóór de operatie
Na de operatie

8

24

6=75 %
8=33 %

0,67 %0
0,60 %0

198 cc
153 cc

Zooals men ziet uit de getallen in de groote tabel, begint 2}/3
maand na de operatie het zuurgehalte van den maaginhoud te
verminderen. Gedurende de 5 laatste maanden van het onderzoek
blijft deze lage waarde bestaan.
HOHLWEG\'S resultaten worden,
zooals blijkt uit de kleine tabel, voornamelijk wat betreft de
getallen, voor vrij zoutzuur verkregen, bevestigd.

Ook in deze tabel valt een vermindering van de gemiddelde
waarde voor den uitgehevelden maaginhoud, na de operatie, te
constateeren.

-ocr page 59-

IV. Jonge kleine straathond.

Datum.

Ingevoerd.

Uit-
gehaald.

Tijd.

Vrij HCl.

Totale aciditeit.

14.2/18

50 gram brood
300 c.c. wa\'er

210 cc

50 m.

(20)

0.8395(23)

26.2

»

100

50

(H)

1,533 (42)

7.3

»

225

50

■t (13)

0,766 (21)

123

»

210

50

400)

0,6935(19)

14.3

»

230

50

(14)

0,803 (22)

19.3

160

50

4 (22)

1,168 (32)

22 Maart 1918. Cholecystectomie. Na het tezamen ligeeren
van d. cysticus en a. cystica, zoo dicht mogelijk aan den d.
choledochus, wordt de galblaas verwijderd.

12.4/18

50 gram brood
300 c.c. water

O

160 cc

50 m.

4 (8)

0,6205(17)

18.4

150

60

4(20)

1,095 (30)

23.4

»

110

50

4(15)

0,73 (20)

30.4

»

150

50

4(14)

0 876 (24)

7.5

»

130

50

4 (6)

0,474 (IX)

14.5

»

180

50

4 (8)

0.657 (is)

24.5

tt

170

50

- 0\')

0.2555 (7)

27.5

tt

160

50

4 (3)

0,403 (II)

3.6

)>

160

50

4(12)

0,766 (21)

7.6

tt

160

50

(13)

0,876 (24)

12.6

tt

160

50

4(10)

0.73 (20)

19.7

tt

120

50

4(12)

0,839 (•>:;)

25.7

li

150

50

4 (3)

0,255 (7)

29.7

tt

150

50

4 («)

0,547 (15)

31.7

tt

120

50

- 0»)

0/255 (7)

20.8

tf

140

50

4 (6)

0,438 (12)

27.8

tt

140

50

4 (?)

0,584 (16)

7.9

tt

120

50

4(10)

0,657 (18)

Om het overzicht gemakkelijk te maken, zullen de gemiddel-
den in de volgende tabel opgenomen worden.

-ocr page 60-

Aantal
waarne-
mingen.

Vrij
zoutzuur
> 8.

Gemiddelde
aciditeit.

Gemidd. der uitge-
hevelde vloeistof

Vóór de operatie

6

6=100 %

0,96 %0

189 C.C.

Na de operatie

18

8=44 %

0,60 %0

150 C.C.

Ook in dit geval zien we, dat post operationem een vermin-
dering van de waarde aan zoutzuur en de totale aciditeit is
opgetreden. Evenwel is een geleidelijk dalen van den zuurgraad
niet te constateeren. Wanneer we HOHLWEG\'s bevindingen, bij
zijne proefdieren opgedaan, vergelijken met het resultaat dezer
proefneming, zoo kunnen we zijne conclusies aanvaarden.

Tevens valt ons in de laatste tabel weder op een vermindering
van de gemiddelde waarde der uitgehevelde vloeistof, na de
operatie.

V. Fox-terrier.

Datum.

Ingevoerd.

Uit-
gehaald.

Tijd.

Vrij HC1.

Totale aciditeit.

9.1/18

26.2
7.3
12.3
14.3
19.3

50 gr. brood

. 300 cc water
»

M
»

»

130 CC

220
160
260
260
195

60 m.

50
50
50
50
50

(14)
(14)
(12)
(9)
(15)

0,766 (21)

0,8395(23)
0,766 (21)
0,766 (21)
0,6935(19)
0,766 (21)

22 Maart 1918. Cholecystectomie. De galblaas wordt op de
gewone wijze verwijderd. Na gelijktijdige onderbinding van d.
cysticus en a. cystica, blijft er een cysticusstomp van 3 m.M. staan.

-ocr page 61-

Datum.

Ingevoerd.

Uit-
gehaald.

Tijd.

Vrij HCI.

Totale aciditeit.

12.4.\'1S

50 gr. brood

300 cc water

»

220 CC

50 m.

(2)

0,328 (9)

18.4

160

60

-f (10)

0,620(12)

23.4

n

200

50

■ (10)

0,73 (20)

30.4

i,

150

50

(5)

0,511(14)

8.5

»

185

50

(6)

0,584(16)

14.5

»

210

50

0)

0,403(11)

23.5

»

100

50

(H>)

0,912(25)

27.5

»

170

50

(11)

0,912(25)

3.6

n

150

50

- (0)

0,255 (7)

7.6

»

150

50

-1- (3)

0,511(14)

12.6

160

50

- (0)

0,511(14)

19.7.

,,

180

50

- (<»)

0,328 (9)

25.7

n

150

50

- (0)

0,365(10)

29.7

n

180

50

- 0»)

0,365(10)

31.7

n

210

50

- (<>)•

0,292 (8)

10.8

100

50

- (0)

0,438(12)

20.8

n

160

50

- 0»)

0,438(12)

27.8

»

320

50

- (0)

0,1095(3)

7.9

»

220

50

- (1)

0,474(13)

11.9

»

250

50

- (0)

0,255 (7)

Evenals in de vorige gevallen zal de volgende tabel het over-
zicht gemakkelijk maken.

Aantal
waarne-
mingen.

Vrij
zoutzuur
>8

Gemiddelde
aciditeit.

Gemidd. der uitgc-
hevelde vloeistof.

Vóór de operatie

6

6=100 %

0,77 %o

204 CC

Na de operatie

20

4=20%

0,47 %0

171 cc

In de eerste tabel valt ons op, dat in de meeste gevallen, na
de operatie, vrij zoutzuur ontbreekt en de totale aciditeit ver-
minderd is.

-ocr page 62-

De cijfers in de tweede tabel bevestigen de gegevens in de
vorige gevallen.

Ook hier valt ons op, dat de gemiddelde waarde voor den
uitgehevelden maaginhoud na de operatie kleiner is dan vóór
de operatie.

VI. Kleine jonge straathond.

Datum.

Ingevoerd.

Uit-
gehaald.

Tijd.

Vrij HCl.

Totale aciditeit.

9.1.\'18

50 gr. brood
-f- 300 cc water.

170 CC

50m.

0,4745

14.1

180

65

0,8760

17.1

150

65

1

T

0,9125

21.1

130

60

0,8760

24.1

120

50

4-

0,8030

28.1

*

210

50

0,5110

31.1

150

50

0,8760

4.2

»

160

50

0,8030

-ocr page 63-

B. Hoewel mij uit de literatuur niets bekend is omtrent een
invloed van den wand van de galblaas op het maagslijmvlies,
heb ik bij één dier een proef genomen, om te zien, of een zoo-
danige invloed bestaat.

Wanneer een orgaan, waarvan een interne secretie uitgaat,
wordt weggenomen, zal het lichaam hierdoor in verschillenden
zin geschaad kunnen worden.

Ik heb mij nu afgevraagd, of het lichaam bij het wegnemen
van de galblaas zoude kunnen reageeren in dien zin, dat de
secretorische maagfunctie gestoord wordt. Om nu eenerzijds de
functie van de galblaas, met name het periodisch zich ontledigen
van gal in den darm, tijdens de digestie, weg te laten vallen,
en anderzijds de galblaas in het lichaam te laten, heb ik aange-
legd een cholecysto-colostomie.

Met voorbedachten rade heb ik een verbinding met het colon
tot stand gebracht, om later een verlaging der aciditeit, indien
deze mocht optreden, niet toe te moeten schrijven aan het z.g.
„inkontinent"1) worden van het proefdier, waarbij de geheele
dunne darm aanhoudend gal bevat.

Gaat van den galblaaswand een „interne secretie" uit op het
maagslijmvlies, zoo mogen we in dit geval verwachten, dat de
secretorische functie van de maag niet geschaad wordt.
VII. Kleine straathond.

Datum.

Ingebracht.

Uit-
gehaald.

Tijd.

Vrij HCI.

Totale aciditeit.

50 gr. brood -f-

18.1/18

300 cc water

220 CC

50 m.

0,9855

eenig bouillon.

21.1

»

220

50

0,8395.

24.1

ft

HO

50

0,0935

28.1

tt

170

50

0,5840

81.1

tt

180

50

0,0935

4.2

ff

190

50

0,G570

7.2.

Operatie: Cholecystocolostomie.

\') Zie later.

/

-ocr page 64-

Datum.

Ingevoerd.

Uit-
gehaald.

Tijd.

Vrij HCI.

Totale aciditeit.

50 gr. brood

26.2.\'18

300 cc water -f-

110 cc

50m.

(25)

2,0075(55)

eenig bouillon.

yy

5.3

180

50

0»)

0,9955(27)

11.3

yy

210

50

(15)

0,8395(23)

18.3

yj

160

65

(19)

0,949 (26)

25 3

yy

190

65

(9)

0,6205(17)

10.4

170

60

(13)

0,6985(19)

18.4

yy

170

50

(25)

1,241 (34)

23.4

yy

3(10

50

(4)

0,403 (11)

30.4

yy

250

50

(4)

0,511 (14)

7.5

yy

210

50

(9)

0,6205(17)

14.5

yy

220

50

(\')

0,438 (12)

24.5

yy

170

50

(5)

0,876 (24)

28.5

yy

100

50

(«)

0,474 (13)

3.6

yy

260

50

(8)

0,6935(19)

7.6

150

50

(«)

0,255 (7)

12.6

160

50

(13)

0,766 (21)

19.7

yy

70

50

(14)

0,803 (22)

25.7

yy

130

50

(3)

0,438 (12)

29.7

yy

150

50

(«)

0,547 (15)

31.7

yy

160

50

- (")

0,255 (7)

12.8

yy

140

50

(3)

0,438 (12)

20.8

ff

160

50

- (<>)

0,292 (8)

27.8

ff

100

50

(6)

0,511 (14)

7.9

yf

220

50

(ö)

0,547 (ln)

11.7

yy

250

50

- (<>)

0,365 (10)

In de volgende tabel zullen de resultaten van dit onderzoek
overzichtelijker worden neergelegd.

Aantal
waarne-
mingen.

Vrij
zoutzuur
> 8

Totale acid.
Gemiddelde.

Gemidd. deruitge-
hevelde vloeistof.

Voor de operatie

6

6=100 %

0,74 %0

191 cc

Na de operatie

*

25

10=40 %

0,65 °/00

176 CC

-ocr page 65-

Uit bovenstaande tabellen zien we, dat, niettegenstaande de
galblaas in het lichaam aanwezig is gebleven, de secretorische
functie van het maagslijmvlies geschaad is.

Van een werking van den galblaaswand op het maagslijmvlies,
kan geen sprake zijn. Wel valt ons op, dat in dit geval het
wegvallen van de voornaamste functie van de galblaas, eene ver-
mindering der secretorische maagfunctie ten gevolge heeft gehad.

Ook deze bevindingen bevestigen HOHLWEO\'S meening.

Tevens valt ons in de laatste tabel op de vermindering van het ge-
middelde der uitgehevdde hoeveelheid maaginhoud, na de operatie.

C Door de proefnemingen op de eerste 6 honden, heb ik ge-
tracht aan te toonen of na het wegnemen van de galblaas het
zuurgehalte van den maaginhoud daalt. Wanneer we het laatste
onderzoek (proefdier VI) buiten beschouwing laten, meen ik met
zekerheid te mogen aannemen, dat mijn bevindingen dat bevestigen.

Naar aanleiding van het resultaat van dit onderzoek, heb ik
de vraag overwogen, wat de oorzaak van deze stoornis in de
secretorische maagfunctie kan zijn. In de eerste plaats heb ik
gedacht, aan een werking van den galblaaswand op het
maagsli>mvlies De oplossing van deze vraag heb ik getracht te ver-
krijgen, door bij Hond Vil een cholecysto colostomie aan te leggen.

Het resultaat van dit onderzoek was, dat we niet kunnen
spreken van een invloed van den galblaaswand op het maag-
slijmvlies. Veeleer zouden we kunnen denken, dat het aanhou-
dend zich ontledigen van gal in den dikken darm de oorzaak
kan zijn van het dalen der aciditeit. De functie*) van de galblaas is
in dit geval bijna
geheel verdwenen. Daar de invloed der gal op de
digestie in den dikken darm gering is, heb ik met voorbedachten
race, de galblaas in het colon doen uitmonden, om niet de vermin-
dering der secretorische maagfunctie toe te schrijven aan het
voort lurend aanwezig zijn van gal op de j laats, waar deze voor
de digestie van groot belang is, namelijk in den dunnen darm.

*| Hiermede wordt bedoeld het periodisch uitdrijven van gal in den darm

-ocr page 66-

HOHLWEG neemt aan, dat de stoornissen in de maagsecretie,
na het wegvallen der galblaasfunctie, in nauw verband staan
met de galsecretie na de cholecystectomie.

HOHLWEG1) en ROST2) konden proefondervindelijk aantoonen,
dat na het wegnemen van de galblaas, de gal aanhoudend op
het slijmvlies van den dunnen darm druppelt.

Voorloopig aannemende, dat dit onderbroken afvloeien van
gal in den dunnen darm de oorzaak is van de maagstoornis,
heb ik bij 2 honden aangelegd een cholecysto-duodenostomie.

|

VIII. Kleine jonge straathond.

Datum.

Ingevoerd.

Uit-
gehaald.

Tijd.

Vrij HCl.

Totale aciditeit.

19.4

50 gr. brood

-j- 300 cc water

}}

170 CC

50m.

(14)

0,730 (20)

26.4

220

50

(12)

0,693ö(10)

1.5

ii

110

50

(17)

0,8395(23)

8.5

ii

290

50

(12)

0,766 (21)

16.5

i,

155

c0

(15)

0,803 (22)

23.5

ii

100

50

(10)

1,022 (28)

27.5

ii

170

50

(10)

0,657 (18)

31.5

ii

200

50

(3)

0,365 (10)

46

ii

100

50

(15)

0,8395(23)

8.6

150

50

(5)

0,438 (12)

15 Juni.

Cholecysto-duodenostomie.

17.7

50 gr. broood
-f 300 cc water
))

100 cc

50 m.

(11)

0,766 (21)

23.7

100

50

(6)

0,365 (10)

26.7

jj

100

50

-(0)

0,073 (2 )

30.7

))

180

50

-(0)

0,126 (4)

1.8

ii

100

50\'

(5)

0,365 (10)

10.8

ii

80 •

50

0,365 (10)

20.8

ii

120

50

-(0)

0,1 "J6 ( 1)

27.8

140

50

(8)

0,474 (13)

4.9

ii

50

60

(5)

0,3285(«))

11.9

ii

150

60

(5)

0,5-17 (15)

8.10

ii

110

50

0,784 (IK)

11.10

ii

130

50

(10)

0,547 (15)

I. C.

s) 1. c.

-ocr page 67-

Om het overzicht gemakkelijk te maken, worden de gemid-
delden in de volgende tabel opgenomen.

Aantal
waarne-
mingen.

Vrij
zoutzuur
>8.

Gemiddelde
aciditeit.

Gemidd. der uitge-
hevelde vloeistof.

Voor de operatie

10

8=80 %

0,71 °/»o

167 cc

Na de operatie

12

3=25 "/o

0,40° 00

113 cc

Hier valt een duidelijke vermindering van het gehalte aan vrij
zoutzuur en de totale aciditeit, na de operatie, te constateeren.

Het blijft evenwel nog de vraag, of de daling der aciditeit
gesteld moet worden op rekening van het wegvallen van het
voornaamste gedeelte der galblaasfunctie, dan wel het gevolg is
van de voortdurende aanwezigheid van gal in den dunnen darm.

Ouk in deze laatste tabel valt weer een vermindering van het
gemiddelde van den uitgehevelden maaginhoud, na de operatie, op.

IX. Oud, klein straathondje.

Datum.

Ingevoerd.

" Uit-
gehaald.

Tijd.

Vrij HCI.

Totale aciditeit.

19.3.

10.4
16.4

20.4
26 4

1.5
.s.5

165

28.5
31.5

46

8.6

50 gr. brood

-f- 300 cc water
»

ii
ii
ii

• ii
ii
ii
ii
ii
ii
ii

120 CC

160
120
150
160
190
130
140
130
200
150
170

50 m.

50
50
50
50
50
50
50
50
50
50
50

(0)
(l<>)
(<)
0)

(1)
(0)
(7)
(2)
(2)
(S)
-(o)

0,511 (14)

0,6205(17)
0,474 (13)
0,292 (*)
0,3285( i»)
0,328n( 0)
0.547 (l">)
0,511 (14)
0,365 (10)
0,292 (8 )
0,403 (11)
0,365 (10)

15 Juni. Cholecy.sto duodenostomie.

-ocr page 68-

Datum.

Ingevoerd.

Uit-
gehaald.

Tijd.

Vrij HC1.

Totale aciditeit.

17.7

50 gr. brood
300 cc water

100 CC

50m.

(3)

0,6205(17)

23.7

180

50

(7)

0,547 (15)

26.7

130

50

-(0)

0,073 ( 2)

30.7

j,

130

50

0,292 (8)

3.8

110

50

(5)

0,403 (11)

12.8

110

50

(12)

0,803 (22)

24.8

150

50

(5)

0,547 (15)

2.9

100

50

(2)

0,1825(5)

5.9

180

50

(4)

0,365 (10)

17.9

150

50

0,2555( 7 )

Om het resultaat van dit onderzoek beter te doen uitkomen,
Iaat ik de volgende tabel volgen.

Aantal
waarne-
mingen.

Vrij
zoutzuur
>8.

Gemiddelde
aciditeit.

Gemidd. der uitge-
hevelde vloeistof.

Voor de operatie
Na de operatie

12
10

2=16,6%
1=10 %

0,42 ooo
0,41 »/co

151 CC
134 cc

Ik wil uit de resultaten van dit onderzoek geen conclusie
trekken. Het zuurgehalte van den maaginhoud was reeds vóór
de operatie laag. Bovendien liet de gezondheid van dit dier
tijdens het onderzoek dikwijls te wenschen over.

D. Reeds vroeger hebben we gezien, dat verschillende onder-
zoekers (
Simintzky1) e.a.) gevonden hebben, dat, tengevolge van

galretentie optreedt een stoornis in de secretorische functie van

-l-:— *

1. C.

-ocr page 69-

de maag, in den zin van hyperaciditeit. Proefondervindelijk zag
men deze hyperaciditeit optreden, door bij honden den d. cho-
ledochus te onderbinden.

Bij één mijner honden heb ik getracht door vernauwing van
den d. choledochus, de gal in het galsysteem te stuwen, terwijl
ik vóór en na de operatie den maaginhoud onderzocht. Ik heb
den d. choledochus op 2 plaatsen, 5 m.m. van elkaar verwijderd,
bijna volledig onderbonden, zoodat met eenige moeite gal door
de plaats van vernauwing kon worden gedrukt. Daarna werden
de einden der beide onderbindingsdradtn met elkaar ver-
bonden, zoodat tusschen de 2 plaatsen van vernauwing nog een
knik in den d. choledochus ontstond.

Na enkele dagen vertoonde de urine van dit dier galkleurstof,
gemakkelijk aantoonbaar. Mondslijmvlies en sclerae vertoonden
daarbij geen duidelijke verkleuring.

X. Groote strrathond.

Datum.

Ingevoerd.

Uit-
gehaald.

Tijd.

Vrij HCI.

Totale aciditeit.

7.3.\'18

50 gr. brood
-f 300 cc water

135 CC

50 m.

(3)

(15)0,547

12.3

ti

100

50

(10

(18)0,657

14.3

tt

50

50

(9)

(11)0,403

19.3

ii

140

50

(17)

(23)0,8395

30.3

ii

160

50

(16)0,584

12.4

ii

140

50

(15)

(27)0,985

19.4

ii

170

50

(10)

(17)0,0205

23.4.\'18.

Operatie. Vernauwing van den

d. cholec

ochus.

05

50 gr. brood
300 cc water

70 cc

50m.

(7)

(15)0,547

13.5

»

20

50

(19)

(29)1,0585

23.5

ii

100

50

(7)

(13)0,474

4.0

ii

80

50

(10)0,365

Van verder onderzoek wordt afgezien, omdat door een geringe
vernauwing van den oesophagus het inbrengen van de maagsonde
op bezwaren stootte.

-ocr page 70-

In de volgende tabel zijn weder de gemiddelden opgenomen.

Aantal
waarne-
mingen.

Vrij
zoutzuur
>8.

Gemiddelde
aciditeit.

Gemidd. der uitge-
hevelde vloeistof.

Voor de operatie

7

6=85,7 %

0,60 "/.O

139 CC

Na de operatie

4

] =25 7(,

0.61 "/.O

67,5 cc

Hoewel dit eene geval SlMINTZKY\'S bevindingen niet behoeft
te bestrijden, is mij opgevallen, dat van eene verhooging
der secretorische maagfunctie, niettegenstaande lang galkleurstof
in de urine kon worden aangetoond, geen sprake is.

E. HOHLWEG1) e. a. nemen aan, zooals reeds vroeger werd
opgemerkt, dat de oorzaak van de verminderde maagsecretie
zou gelegen zijn in de wijze, waarop de gal in den darm wordt
uitgestort.

ROST constateerde bij 2 honden, waarbij hij duodenumfistels
had aangelegd, eenige maanden post oper. een ononderbroken
galafvoer in het duodenum.

Op grond van deze bevindingen heb ik getracht mij proef-
ondervindelijk te overtuigen of van een veranderden galafvoer
in den darm sprake is, na het wegnemen van de galblaas.

I. Fox-terrier.

2e Operatie 14 Aug. 1918 ; ongeveer 8 maanden na de cholecys-
tectomie. Na de gewone voorbereidingen wordt in de mediaan-
lijn de laparotomie verricht, waarna het bovenste gedeelte van
het jejunum, dicht bij de plica duodeno jejunalis, wordt opgezocht.

1] I. c.

-ocr page 71-

Van hier uit wordt een gummibuisje in het duodenum gebracht
en in den darmwand bevestigd. Verdere wondverzorging niets
bijzonders.

15 Aug. v.m. 10 uur. Sedert 36 uur heeft het dier noch ge-
geten noch gedronken. Het verband in de omgeving van het
buisje is doordrenkt met gal. Uit het buisje vloeit dunne gal.
D.m.v. een injectiespuitje wordt V4 c.M.3 gallige vloeistof uit den
darm gezogen. Nieuw verband.

15 Aug. n.m. 1 uur. Het dier heeft nog steeds niets gebruikt.
Uit het buisje wordt 1/2 c.M.3 gallige vloeistof gezogen. In het
verband is veel gal.

15 Aug. n.m. 6 uur. Opnieuw wordt gal uit den darm ge-
zogen.

16 Aug. v.m. 12 uur. Verband doordrenkt met gal. Opnieuw
wordt vloeistof, waarin gal, gezogen.

\'s Avonds blijkt het dier het buisje uitgerukt te hebben.

V. Fox-terrier.

2e operatie 3 Sept. 1918; ± 5V2 maand na de cholecystectomie.

Na mediane laparotomie wordt aangelegd een gastro-jejunosto-
mia retrocolica posterior.

Daarna wordt het duodenum dicht bij de pylorus en ter plaatse
van de plica duodeno jejunalis doorgesneden. De pylorus en het
proximale stuk van het jejunum worden gesloten. De uiteinden
van het duodenum worden in den buikwand vastgemaakt. Het
doel is, om gal en pancreassap, zonder verontreiniging met maag-
inhoud te kunnen verzamelen.

Wanneer deze hond in leven gebleven ware, zou de voorste
wand van het duodenum ingeknipt worden, om gal uit de
pap. Vateri te zien vloeien. De hond overleed 5 Sept., voordat
tot de laatste operatie kon worden overgegaan.

Tusschen 3—5 Sept. druppelde veel gal uit het duodenum.
(De hond werd in staande houding gefixeerd.)

-ocr page 72-

\' Pa.fi VatitC t

O t-ntllolt,

3

IV. Jonge bruine straathond.

2e operatie 10 Sept. 1918 ± 6 maand na de le operatie Ook
hier werd dezelfde operatie uitgevoerd als bij No. V. Helaas
kon ook hier het laatste tempo niet worden uitgevoerd, daar het
dier 3 dagen post operat. stierf. Veel galafscheiding gedurende
deze 3 dagen.

Deze 2 honden hebben kleine hoeveelheden water gedronken
na de "2e operatie.

III. Kleine straathond.

2e operatie 15 Ókt 1918, ± 8 maand na de le operatie. Er
werd besloten in 2 tempo\'s te opereeren.

Aangelegd werd een gastro jejunostomia retroc ilica posterior,
met doorsnijding van het duodenum dicht bij den pylorus. Pylorus
en het proximale einde van het duodenum werden gesloten.
De hond stierf, ongeveer 3 weken post oper., vóórdat tot het
2e tempo kon worden overgegaan.

Gevolgtrekkingen zijn uit de, bij deze 4 honden verkregen
resultaten, niet te maken.

Schematische voorstelling der operatie.

-ocr page 73-

HOOFDSTUK IV.
Besluit.

Aan het eind van het onderzoek gekomen, wil ik in het
kort de resultaten beschrijven, die in de hoofdstukken II en III
werden verkregen, om aan de hand hiervan deze bevindingen
aan de gegevens der literatuur te toetsen.

Het is ons uit de, in hoofdstuk II beschreven ziektegeschie-
denissen gebleken, hoe in het meerendeel der gevallen van
cholelithiasis vrij zoutzuur in het maagsap ontbreekt en de
totale aciditeit laag is. Ter beantwoording van de vraag, welk
verband er bestaat tusschen galsteenlijden en deze maagstoor-
nissen heb ik de duur en de graad van het oorspronkelijk
lijden aansprakelijk gesteld.

Aangezien in de anamnese de duur van het galsteenlijden
is opgeteekend, heb ik getracht na te gaan, in hoeverre de
duur van het lijden invloed heeft op de maagsecretie. Daar-
toe heb ik de patiënten ingedeeld in 2 groepen, en wel in
een, bij wie het lijden hoogstens een jaar bestaan heeft, en
in een, bij wie het lijden langer dan een jaar bestaan heeft. Wij
mogen aannemen, dat in het algemeen, hoe korter de galblaas
ziek geweest is, de functiestoornis geringer zal zijn. Dit blijkt
ook uit de operatie-verslagen. Indien er dus eenige samenhang

-ocr page 74-

bestaat tusschen galsteenlijden en maagstoornissen, zullen deze
stoornissen grooter zijn, al naar mate het lijden langer geduurdheeft.

Het resultaat van dit onderzoek is, dat in die gevallen, waarin
het lijden hoogstens 1 jaar geduurd heeft, vrij zou*zuur in 68 %
voorkomt, en de totale aciditeit gemiddeld 0,70 %o bedraagt,
terwijl in de gevallen, waarin het lijden langer dan 1 jaar ge-
duurd heeft, vrij zoutzuur in 38.8 % aanwezig is en de totale
aciditeit gemiddeld 0,42 %o

Hieruit mogen we besluiten, dat de duur van het lijden invloed
heeft op de maagsecretie.

In het eerste hoofdstuk hebben we gezien, dat ook HOHLWEG
de stoornis in de maagsecretie in verband bracht met den duur
van het galsteenlijden.

In de tweede plaats heb ik den graad van het lijden aanspra-
kelijk gesteld voor het ontstaan van stoornissen in de maag-
secretie. Daartoe heb ik de patienten verdeeld in 2 groepen,
en wel in een, bij wie bij de operatie de galblaasfunctie vol-
komen uitgevallen was en in een groep, bij wie nog galblaas-
functie aanwezig was. In de eerste groep heb ik opgenomen
alle gevallen, waarbij tijdens de operatie werd gevonden, dat de
d. cysticus door een steen was afgesloten, de galblaas geschrom-
peld was, de galblaas gevuld was met steenen cf de wand der
galblaas tengevolge van ontsteking, voor de functie ongeschikt
was geworden. Wat betreft de tweede groep, heb ik die gevallen
uitgezocht, waarbij de galblaas normaal was, of waarbij zoo
weinig verandering werd aangetroffen, dat functioneeren van de
^galblaas nog mocht worden aangenomen. Voor beide groepen
heb ik uitgerekend den gemiddelden zuurgraad van het maagsap.
Het resultaat van dit onderzoek was, dat in die gevallen, waarbij
de galblaas geen functie meer verrichtte, vrij zoutzuur in de
meeste gevallen afwezig was, en de totale aciditeit sterk was
afgenomen. Hierdoor worden de bevindingen, door
HOHLWEG
bij zijne patienten verkregen, bevestigd.

-ocr page 75-

Waar nu gebleken is, dat door het wegvallen der galblaas-
functie, stoornis in de maagsecretie optreedt, heb ik bij 6 honden
de galblaas weggenomen. Vóór en na de cholecystectomie werd
de maaginhoud onderzccht. Een dezer honden stierf spoedig
na de operatie.

Het resultaat van dit onderzoek was, dat bij hond I, 111, IV
en V de secretorüche maaagfunctie, na de operatie, aanmerkelijk
gestoord was.

In aanmerking genomen de hooge waarde voor vrij zoutzuur
en de totale aciditeit bij hond II, vóór de operatie, was hier na
de operatie een geringe daling der zuurgraad waar te nemen.
Deze bevindingen bevestigen de resultaten, door
HOHLWEG bij
zijne proefnemingen op honden, verkregen.

Uit het bovenstaande ic ons gebleken, dat in die gevallen,
waarin de galblaasfui ctie is verdwenen, hetzij door ziekte van
dit orgaan, hetzij door de cholecystectomie, stoornis in de maag-
secretie optreedt.

Zijn deze maagstoornissen van blijvenden aard of zal het
lichaam, door vorming van een nieuw gaheservoir, trachten in
een bestaande behoefte te voorzien ? Om op deze vraag een
antwoord te geven, wil ik in het kort weergeven, wat in de
literatuur dienaangaande bekend is.

ODDI\') zag bij 3 honden, eenige maanden na het verwijderen
der galblaas, verwijding der groote galgangen optreden. Twee
van deze honden vertoonden tevens een nieuwe galblaas.
ODDI
meent dat door de werking van den spl.incter in de pap. Vateri,
de afvoer van gal naar het duodenum, welke in den eersten tijd
na de operatie ononderbroken plaats heeft, langzamerhand, ten-
gevolge van een voortschrijdende verwijding der galwegen, nor-
maal wordt, zoodat de spijsverterings-stoornissen worden op-
geheven.

>) Centralbl. f. Chirurgie. I3d. 1G. 1889.

-ocr page 76-

nasse\') zag, na zijne proefnemingen geen verwijding der
galwegen optreden. In een geval, waarbij hij een stukje van den
d. cysticus had laten staan, werd een geringe verwijding hiervan
waargenomen.

Op grond van de tegenstrijdige bevindingen van ODDI en
nasse, trachtte De vooqt helderheid in deze zaak te brengen.

De voogt1) verrichtte zijn proeven op honden onder dezelfde
omstandigheden als
nasse en kwam tot het besluit, dat na
verwijdering, van de galblaas een nieuw galreservoir wordt
gevormd.

V. . lABERER en CLAIRMONT3) vonden in alle gevallen, waarbij
alleen de galblaas zonder d. cysticus werd verwijderd, alsook
in een geval, waarbij de ductus cysticus tot op 12 c.M. was
gereduceerd, een blaasvormige verwijding van den cysticusstomp.
KEHR4) maakt melding van een patiënt, bij wie de galblaas ten-
gevolge van een acute etterige cholecystitis geheel geoblitereerd
was en in den d. cysticus een divertikel gevormd was.

v. Stubenrauch2) vermeldt eveneens zulk een geval van
nieuwvorming van de galblaas, welke in alle opzichten met een
normaal orgaan overeen kwam.

FlöRKEN3) zag bij een patiente, bij wie hij 3 jaar na de cho-
lecystectomie opnieuw laparotomie deed, steenvorming in een
nieuwgevormde galblaas.

In 4 gevallen vond kehr, na de ectomie een nieuwe galblaas.

Het resultaat van de onderzoekingen van V. HENGEL7) was,
dat na de cholecystectomie, met behoud van een grooter of
kleiner stuk van den d. cysticus, na eenigen tijd een nieuwe
galblaas met uitvoergang aanwezig kan zijn. Verder vond hij,

1  Ned. Tijdschr. v. Geneesk. 1898. Dl. II.

2  Archiv. f. klin. Chir. Bd. 82.

3 « DeutscJj. Zeitschr. f. Chirurg. 1912. Bd. 113.

-ocr page 77-

dat in die gevallen, waarbij de galblaas met den geheelen
d. cysticus verwijderd wordt, geen nieuwe galblaas wordt gevormd;
echter vindt men steeds eene verwijding van de groote galwegen.

Uit de bevindingen van deze onderzoekers blijkt, dat, zoo
noodig, het lichaam in de behoefte aan een nieuw galreservoir
tracht te voorzien.

Nog duidelijker blijkt deze aanpassing van het organisme uit
de resultaten, door
ROST1) verkregen. Deze zag bij honden,
eenige maanden na de. cholecystectoinie, een toestand van in-
kontinentie optreden, d.w.z. dat bij deze dieren de gal ononder-
broken in den darm werd uitgestort. Hierbij vond hij geen ver-
wijding der groole galwegen.

Evenwel zag hij, bij honden, die langen tijd na de operatie
kontinent waren geworden, waarbij de galafscheiding in den
darm normaal plaats had, dat de d. choledochus enorm verwijd
was. Belangwekkend zijn de bevindingen omtrent de verhou-
dingen der papilla Vateri. Bij mensch en dier is, na den dood,
de wand van het gedeelte der galbuizen, die gal bevatten, geel
gekleurd, tengevolge van de imbibitie met galkleurstof. Het vast
gesloten sphinctergedeelte blijft echter wit. Uit de grootte van
dit sphinctergedeelte kon
ROST besluiten, of een hond, waarbij
de galblaas verwijderd was, al of niet kontinent was geworden.
Hij zag, dat bij inkontinente honden het sphinctergedeelte kort
is en dat de grens tusschen het met galkleurstof geïmbibeerde
gedeelte niet zoo scherp is als bij kontinente dieren.

Om terug te komen op de bevindingen, door eigen onderzoek
verkregen, heb ik alle gevallen bijeen gezocht, waarbij tijdens
de operatie de groote galbuizen verwijd waren. Tevens heb ik
de gevallen uitgezocht, waarbij geen verwijding der groote gal-
buizen werd gevonden. Om na te gaan, of deze verwijding der
galbuizen de secretorische functie van het maagslijmvlies gunstig
beïnvloedt, heb ik voor beide groepen den gemiddelden zuur-

\'1 Mitteil. a.d. Grenzgeb. 1913. Bd. 20.

-ocr page 78-

graad berekend. Het resultaat van dit onderzoek is, dat in die
gevallen, waarbij de groote galbuizen verwijd bleken te zijn,
vrij zoutzuur in 65 \\ der gevallen aanwezig was en de gemid-
delde totale acciditeit 0,60 °/00 bedroeg, terwijl in de gevallen,
waarbij van geene verwijding der groote galbuizen sprake was,
vrij zoutzuur in 31,1 0\'o der gevallen aanwezig was en de ge-
middelde totale aciditeit 0,45 /00 bedroeg.

Hieruit blijkt, dat langzamerhand, tengevolge van het aanpas-
singsvermogen van het lichaam, de maagstoornissen worden
opgeheven.

In het eerste hoofdstuk hebben we gezien, dat SlMINTZKY1),
op grond van zijn onderzoek op patienten en proefnemingen
cp honden, vond, dat bij galretentie hyperchloorhydrie van het
maagsap zou ontstaan.

Wanneer we de ziektegeschiedenissen, in hoofdstuk II vermeld,
doorzien, valt ons op, dat slechts weinig patienten tijdens de
operatie icterus vertoonden. Van een veelvuldig samengaan
van icterus met hyperchloorhydrie van het maagsap is ook geen
sprake. Evenwel heb ik uit de ziektegeschiedenissen die gevallen
uitgezocht, waarbij tijdens de operatie gevonden werd, dat gal-
stuwing, tengevolge van steenen in den d. choledochus, veroor-
zaakt werd. Van deze gevallen heb ik den gemiddelden zuurgraad
van hét maagsap berekend en deze gemiddelde waarde verge-
leken bij den gemiddelden zuurgraad van de gevallen, waarin geen
steenen in den d. choledochus werden aangetroffen.

Het resultaat van dit onderzoek was, dat van een vermeerde-
ring van de secretorische maagfunctie geen sprake is.

Volledigheidshalve heb ik, zooals blijkt uit hoofdstuk III, bij
hond X kunstmatig galstuwing opgewekt door den d. chole-
dochus bijna geheel te onderbinden. Voor en na deze operatie
werd het maagsap onderzocht.

\') 1. c.

-ocr page 79-

Het resultaat van dit onderzoek is, dat hierdoor SlMINTZKY\'S
bevindingen niet worden bevestigd.

Hoofdstuk I laat ons zien dat de vraag, omtrent het ontstaan
der maagstoornissen bij galsteenlijders, niet is opgelost. Ik heb
in verschillende richting gezocht, om tot een oplossing te geraken.

Uit de operatieverslagen in de ziektegeschiedenissen vermeld,
valt ons op, dat in vele gevallen sprake is van vergroeiing van
de galblaas met de maag en omgeving. Om uit te maken, of
deze vergroeiing invloed zal kunnen hebben op de secretie van
het maagslijmvlies, heb ik de patienten weer ingedeeld in 2
groepen en wel \'in een, bij wie tijdens de operatie vergroeiïngen
van galblaas met maag en omgeving, voorkwamen, en in een
groep, bij wie geen vergroeiïngen werden waargenomen. Voor
beide groepen heb ik weer den gemiddelden zuurgraad van
den maaginhoud berekend.

Het resultaat van dit onderzoek was niet van dien aard, dat
de vergroeiïngen met maag en omgeving aansprakelijk mogen
gesteld worden voor het optreden van stoornis in de maag-
secretie. Wel hebben we vroeger gezien, dat in de gevallen,
waarin de galblaas verdwenen is, hetzij door ziekte, hetzij door
de operatie, stoornissen in de maagsecretie optreden. Een vraag
is het nu, wat is de oorzaak van deze maagstoornissen, het
wegvallen van de galblaas zelf, of het wegvallen van de gal-
blaasfunctie, waardoor aanhoudend gal in het duodenum wordt
uitgestort. Wat het eerste betreft, zou van den galblaaswand
een zekere werking moeten uitgaan op het maagslijmvlies. Ik
heb dit langs proefondervindelijken weg trachten aan te toonen
(Hond VII, Hoofdstuk III) en meen, op grond van dit onderzoek,
een dergelijk verband tusschen maagslijmvlies en galblaaswand
niet te mogen aannemen. Aannemelijker lijkt mij, dat het weg-
vallen van de functie van de galblaas de oorzaak is van het
optreden van maagstoornissen.

-ocr page 80-

HOHLWEG1) neemt aan, dat door het wegvallen van de galblaas,
de gal aanhoudend in het duodenum druppelt, waardoor van een
periodisch zich uitstorten van gal in den darm geen sprake is.

Rost2) en v. hengel3) bevestigden deze meening.

Op grond van dit feit heb ik proefondervindelijk getracht,
dit ononderbroken afvloeien van gal in het duodenum, na te
bootsen. Daarvoor heb ik bij 2 honden (VIII en IX, Hoofd-
stuk III) aangelegd een cholecystoduodenostomie. Voor en na
deze kunstbewerking heb ik het maagsap onderzocht.

Bij hond VIII viel een duidelijke vermindering van de
secretorische maagfunctie, na de operatie, waar te nemen. Aan-
gezien de gemiddelde zuurgraad van het maagsap van hond IX,
vóór de operatie zeer laag was, zijn uit dit onderzoek geen
gevolgtrekkingen te maken.

Tenslotte heb ilc getracht, langs proefondervindelijken weg
aan te toouen, dat bij honden, waarbij eertijds de galblaas ver-
wijderd is geworden, werkelijk van een onderbroken afvloeien
van gal in het duodenum sprake is. Bij hond I heb ik voor
dit doel aangelegd een duodenumfistel. Hoewel langs dezen
weg geen zuivere gal kon worden verkregen, vloeide toch aan-
houdend uit dezen fistel vloeistof met gal gemengd.

Als laatste proefneming heb ik getracht het duodenum geheel
uit te schakelen en in den buikwand te naaien. Hiervoor werd
eerst aangelegd een gastroenterostomia retrocolica posterior,
waarna de pylorus en het proximale stuk van het jejnnum door-
gesneden en gesloten werd. De uiteinden van het duodenum
werden in den buikwand genaaid. (Zie hiervoor het operatie-
verslag, in de laatste bladzijden van Hoofdstuk III opgeteekend).
Deze operatie werd uitgevoerd bij hond III, IV en V.

Het resultaat van dit onderzoek kan, zooals uit Hoofdstuk III
gebleken is, niet bevredigend genoemd worden, daar de dieren
dit ingrijpen niet konden doorstaan.

-ocr page 81-

STELLINGEN.

i.

Verminderde aciditeit van het maagsap heeft beteekenis voor
het herkennen van galsteenlijden.

II.

Het is onjuist, de aanwijzing tot „radicaal operatie" van gal-
steenlijden te beperken, op grond van een dreigende stoornis
in de secretie van de maag.

III.

Het vraagstuk der vitaminen is een probleem voor de studie
der interne secretie.

IV.

De onderstelling van JACOBY en SCHÜTZE, dat bij inactiveeren
van komplement door schudden, alcali, door het glas aan het
serum afgestaan, een werkzame rol zou spelen, is onjuist.

(Zeitschr. f. Immunitätsforschung 1910, pag. 730.)

-ocr page 82-

Onder de operatieve methoden ter behandeling van hydroph-
thalmus, verdient de trepanatie sclerae (volgens Elliot) de voorkeur.

VI.

De Ned. Pharmacopee, £d. IV, geeft niet voldoende waar-
borgen voor de deugdelijkheid van thyreoidine-preparaten.

VII.

Bij de behandeling van ulcus ventriculi met dieet, is voeding
met rauw kippeneiwit geoorloofd.

VIII.

De verkalking der le en 2e phalanx begint aan de dorsale
zijde der diaphyse.

IX.

In den Centralen Raad van Beroep en in de Raden van Beroep
(Ongevallenwet 1901) moeten artsen, als lid, zitting hebben.

X.

Bij de behandeling van ecclampsie verdient de conservatieve
behandeling de voorkeur.

XI.

Ter bepaling van de rest-stikstof in bloedserum is de ont-
eiwittings-methode door middel van liquor ferri dialysati, volgens
Rona en Michaelis, onnauwkeurig.

-ocr page 83-

Bij menigitis spinalis serosa circumscripta traumatica, verrichte
men laminektomie.

XIII.

De colica mucosa staat in verband met stoornissen in de
inwendige secretie van de kiemklieren.

XIV.

Venerische ziekten mogen slechts klinisch behandeld worden.

-ocr page 84-
-ocr page 85-
-ocr page 86-
-ocr page 87-

•■ - ... ...

ff;. &

■■ ■ -

-ocr page 88-