-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

KENMERKENDE GETALLEN

VOOR EEN VIERVOUDIG ONEINDIG LINEAIR STELSEL
VAN ALOEBRAÏSCHE VLAKKE KROMMEN.

-ocr page 6- -ocr page 7-

KENMERKENDE GETALLEN

VOOR EEN VIERVOUDIG ONEINDIG LINEAIR STELSEL
VAN ALGEBRAÏSCHE VLAKKE KROMMEN.

PROEFSCHRIFT

ter verkrijging van den graad van

Doctor in. de Wis- en Natuurkunde

aan de Rijks-Universiteit te Utrecht

OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS

Dr. G. W. KERNKAMP,

Hooglbekaar in db Faculteit der Lettbrbn bn Wijsbegeerte
volgens besluit van den senaat der universiteit

tegen dk bedenkingen van de

Faculteit der Wis- en Natuurkunde

TE VERDEDIGEN

op Maandag 5 Mei 1919, des namiddags te 4 uur,

dook

V

-ocr page 8-
-ocr page 9-

AAN MIJNE OUDERS.

-ocr page 10-
-ocr page 11-

Gaarne maak ik van deze gelegenheid gebruik om U,
Hoogleeraren en Oud-Hoogleeraren der Wis- en Natuur-
kundige Faculteit mijn welgemeenden dank te betuigen
voor het onderwijs, dat ik van U mocht ontvangen.

De tijd, Hooggeleerde Julius, dien ik als assistent in
het Physisch Laboratorium heb doorgebracht, zal mij
steeds in aangename herinnering blijven.

Niet minder gevoel ik mij aan U verplicht, Hoog-
geleerde
De Vhies. Hooggeachte Promotor. Uw duidelijke
en boeiende colleges zal ik als docent voortdurend blijven
beschouwen als een practisch ideaal. Uw voorlichting
en belangstelling bij het vervaardigen van dit proefschrift
ondervonden, zullen mij steeds met warme dankbaarheid
vervullen.

-ocr page 12-
-ocr page 13-

INHOUD.

Blz.

Inleiding . ...................1

Geschiedenis..............2

Litteratuur-Overzicht...........5

Overzicht van de werkwijze ter bepaling van ken-
merkende getallen voor een k-voudig oneindig
lineair stelsel van vlakke algebraïsche krommen. 7

Overzicht van kenmerkende getallen voor Bundels,
Netten en Complexen..........12

HOOFDSTUK I.

Afleiding van de aantallen krommen c", voorkomende
in een stelsel Sj$, die in het bezit zijn van een
bizondere \'raaklijn, waarvan een der raakpunten
in B is gelegen............17

HOOFDSTUK II.

Afleiding van de aantallen van bizondere raaklijnen,
die uit een willekeurig punt P aan krommen van
een algemeen stelsel S4 kunnen worden getrokken. 31

HOOFDSTUK III.

Afleiding van de aantallen van bizondere raaklijnen,
die in een S^ uit het basispunt B kunnen worden

getrokken..............41

HOOFDSTUK IV.

Afleiding van de aantallen van krommen, die een
bizondere raaklijn bezitten........52

Overzicht van kenmerkende getallen voor een \'vier-
voudig oneindig lineair stelsel van algebraïsche
vlakke krommen...........77

Stellingen. ..............81

-ocr page 14- -ocr page 15-

INLEIDING.

Onder een k-voiidig oneindig lineair stelsel van vlakke
algebraïsche krommen
van den «den graad verstaat men
een verzameling van ock vlakke algebraïsche krommen
van den «den graad, die de eigenschap heeft, dat er door
k willekeurig gekozen punten slechts één kromme gaat.

Indien men\'als grondexemplaren de {k -f- 1) krommen
neemt, die tot symbolische vergelijkingen hebben
f, = 0, f2 = 0 .... fk i = 0
(deze vergelijkingen moeten onafhankelijk zijn), dan is
de vergelijking van het meest algemeene stelsel Sk

Ai fi A2 f2.... Ak 1 fk 1 = 0,
waarin
Ai, A2.... Ak 1 veranderlijke parameters voor-
stellen.

Voor k — 0 heeft men een enkele vlakke algebraïsche
kromme van den «den graad, c"; waar in het volgende
over „een kromme" zonder meer wordt gesproken, wordt
steeds een cn bedoeld.

Voor k = 1 heeft men een bundel van cn, symbolisch
door (cn) voorgesteld; voor
k — 2 een net van c", [c"j,
voor
k — 3 een complex van c", |c"|.

Een viervoudig oneindig lineair stelsel van c" (S1) zullen
wij door || cn |[ voorstellen.

Met uitzondering van een bundel zijn er in een lineair
stelsel in \'t algemeen geen punten
(basispunten), welker
coördinaten aan de vergelijkingen van alle grondexem-
plaren van het beschouwde stelsel voldoen.

Een lineair stelsel, dat een basispunt bezit, moet als
bizonder stelsel worden aangemerkt.

Een p-voudig punt van alle grondexemplaren van Sk
noemt men een p-voudig punt van Sk.

-ocr page 16-

Alle krommen van het stelsel Sk, die door eenzelfde
punt P gaan, vormen een stelsel Sk ~~1 met P als
basispunt.

Geschiedenis.

Tot het midden der 19de eeuw zijn geen kenmerkende
getallen voor lineaire stelsels bepaald.

Het oudste kenmerkend getal komt voor in een ver-
handeling van
Steiner, getiteld „Allgemeine Eigen-
schaften der algebraischen Curven" (Journal für Math.,
47, 1854, p. 1).

Zonder bewijs vindt men daar vermeld het aantal
krommen met een dubbelpunt
(nodale krommen) in een
algemeenen bundel van cn, n. I. 3(n— Ij2.

Het bewijs dezer stelling treft men voor het eerst aan
bij
Cremona, die, onder verschillende bizondere gevallen,
ook den invloed van een p-voudig basispunt onderzoekt.
(Ann. di Mat. (1), 6, 18G4, p. 153; zie ook Cremona—
Curtze, Einleitung in eine geometrische Theorie der ebenen
Curven 18G5, p. 122 en 261).

Verder is door Steiner de kromme van den graad (2 n — 1)
onderzocht, die de meetkundige plaats is van de aan-
rakingspunten der uit een willekeurig punt P aan de
krommen van een bundel getrokken raaklijnen („äussere
Panpolare"; Journal für Math.,
47, 1854). Zij wordt door
Prof.
Jan de Vries poolkromme van den bundel genoemd.

(Archives Teyler, sér. II, 11, p. 99).

Door Weyr (Sitzungsberichte der Akademie in Wien, Gl,
1870, p. 82) is zij toegepast bij het afleiden van de klasse
der kromme, welke door de buigraaklijnen wordt omhuld.

Prof. Jan de Vries (Versl. K. A. v. Wetensch. 13,
1905, p. 749) bepaalde ook den .graad der kromme
(satellietkrommé), die de meetkundige plaats .is der
punten, welke elke uit een punt P getrokken raaklijn
nog met haar cn gemeen heeft, en leidde vervolgens het
aantal dubbelraaklijnen af, die uit P kunnen worden ge-

-ocr page 17-

getrokken. Een systematisch onderzoek der poolkromme
treft men aan bij
Guccia (Rend. di Palermo, 7, 1893 en
9, 1895), die haar o.a. toepaste bij de constructie en het
onderzoek van de kromme van
Jacobi, die de meet-
kundige plaats is van de dubbelpunten en van debuig-
punten der krommen van een net.

De poolkrommen van alle punten in het vlak t.o.v. 1
de exemplaren van een bundel vormen een net.

Guccia onderzocht ook de kromme van Jacobi van dit
net, die zoowel de meetkundige plaats is der aanrakings-
punten van de uit de punten van het vlak naar de
overeenkomstfge poolkrommen getrokken raaklijnen, als
de meetkundige plaats der buigpunten der krommen van
den bundel. Deze kromme is van den graad 6 (n — 1)
(Rend. di Palermo,
9, 1895, p. 30). Haar klasse is be-
paald door
Bobek (Gasopis, 11, 1882, p. 283.)

Prof. Jan de Vries bepaalde (Versl. K. A. v. Wetensch.,
14, 190G, p. 844) met behulp van den graad der kromme
van
Jacobi het aantal vierpuntige raaklijnen (ti) en met
behulp van den graad der
bitangentiaalkromme (P. H.
Schoute, Wiskundige opgaven, 2, 188G, p. 307) de aan-
tallen raaklijnen t3,2 en 12,2,2.

Een bundel met een veelvoudig basispunt wordt be-
schouwd door
Ghizzoni.

In een net komen voor
3

-g- (n — 1) (n — 2) (3 n2 — 3 n — 11) krommen, die

in het bezit zijn van twee dubbelpunten (binodale krommen)
en 12 (n — 1) (n — 2) krommen met een keerpunt.

(cnspidale krommen).

Steiner (Journal für Matli., 47, 1854, p. 4) gaf deze
getallen reeds voor het bizonder net, dat gevormd wordt
door de eerste poolkrommen van alle punten van een
plat vlak t.o.v. een aangenomen kromme cn.

De Jonquières (Math. Ann., 1, 1869, p. 424) en Jan
de Vries
(Versl. K. A. v. Wetensch., 13, 1905, p. 708)

-ocr page 18-

leidden deze aantallen af voor een algemeen net.

De kromme van Jacobi, als meetkundige plaats der
buigpunten van netkrommen, is van den graad 3 (n — 1)
(Guccia, Rend. di Palermo, 9, 1895, p. 21). Zij is ook
de meetkundige plaats der punten, waarvan de pool-
rechten met betrekking tot de netkrommen elkaar in
eenzelfde punt
S snijden (Steiner).

De meetkundige plaats van S is de kromme van
Steiner; haar graad is 3 (n — l)2. Tusschen de punten J
der kromme van
Jacobi en de punten S der kromme
van
Steiner bestaat een overeenkomst één aan één. De
rechte, die twee overeenkomstige punten
J en S verbindt,
raakt in de punten J aan alle er doorheengaande net-
krommen. De omhulde dezer rechten is de kromme van
Cayley; zij is van de klasse 3 n (n — 1).

De kromme van Jacobi, als meetkundige plaats van
liet punt,\' waarin twee en daarmee oneindig vele krommen
van het net elkaar aanraken, is behandeld door
Kotter
(Math. Ann., 34, 1888, p. 123).

Andere kenmerkende getallen vindt men in een ver-
handeling van Prof.
Jan de Vries getiteld „Kenmerkende
getallen van netten van vlakke algebraïsche krommen"
(Versl. K. A. v. Wetensch., 23, 1914, p. 862).

Een onderzoek naar de kenmerkende getallen van een
complex van c" is
verricht door den Italiaansclien mathe-
maticus C
aporali (Collectanea Math. in mem. D. Chelini,
Mediol. 1879) en door Prof.
Jan de Vries (Versl. K. A.
v. Wetensch., 23, 1914, p. 907).

Voor zoover mij bekend is, werd het viervoudig on-
eindig lineaire stelsel
S4 van cn tot dus verre niet aan
een onderzoek onderworpen.

Algemeene eigenschappen van een /r-voudig oneindig
lineair stelsel van c", waarbij tevens de invloed van

-ocr page 19-

een meervoudig basispunt wordt nagegaan, treft men
aan bij
Guccia en Doehlemann.

Tenslotte vermelden wij hier, dat lineaire systemen
optreden bij onderzoekingen over puntengroepen, die een
rationaal-invariant karakter dragen, d.w.z. bij rationale
transformatie onveranderd blijven.

In het bijzonder hebben Italiaansche mathematici
(Castelnuovo) zich in deze richting met lineaire systemen
van krommen beziggehouden.

Litteratuur-Overzicht.

J. Steiner:

L. Cremona:

F. de Jonquiéres:
E. CAroRAu:

E. Weyr:

K. Bobek:
F. Chizzoni:

P. II. Sciioute:
E. Kotter:

Allgemeine Eigenschaften der alge-
braischen Curven (Journal für Math.,
47, 1854).

Gesammelte Werke, herausgeg. von
K.
Weierstrass, Berlin, 1882, 2.
Questioni nella teoria d. curve piane
(Ann. di. inat. (1), G, 18G4).
Einleitung in eine geometrische The-
orie der ebenen Curven. Übers v.
M. Curtze, Greifswald, 1865.
Sur les réseaux de courbes. (Math.
Ann., 1, 18G9).

Sopra i sistemi lineari triplamente
infiniti di curve algebriche piane.
(Collectanea math.in mem. U.
Ciielini,
Medio1. 1879).

Ueber Curvenbüschel. (Sitzungsbe-
richte der Akademie in Wien, Gl,
1870).

(Casopis, Prag, 11, 1882).
Sopra le involuzioni nel piano.
(Mem. Acc. dei Lincei (3), 19, 1883).
Wisk. opgaven, 2, 188G.
Die Ilesse\'schc Curve in rein geo-

-ocr page 20-

metrischer Behandlung. (Math. Ann.,
34, 1888).

Ueber lineare Systeme in der Ebene
und über deren Jacobi\'sche Curve.
(Math. Ann., 41, 1892).
Ricerche generali sopra sistemi line-
ari di curve piane. (Mem. d. R. A.
di Torino (2), 42, 1892).
Ricerche sui sistemi lineari di curve
algebriche piane, dotati di singo-
laritä ordinarie. (Rend. d. Circolo
matematico di Palermo, 7, 1893 en
9, 1895).

Una definizione sintetica delle curve
polari. (Rend. di Palermo, 7, 1893).

Charlotte A. Scott: Note on linear systems of curves.

(Nieuw Archief voor Wiskunde (2),
3, 1898).

W. Bouwman: Ueber den Ort der Berührungspunkte

von Strahlenbüscheln und Curven-
büscheln. (Nieuw Archief voor Wis-
kunde (2), 4, 1900).

Jan de Vries: Faisceaux de courbes planes. (Ar-

chives Teyler, sér. III, 11).

_- : Over netten van algebraïsche vlakke

krommen. (Versl. K. A. v. Wetensch.,
13, bl. 708).

_: Kenmerkende getallen voor netten

van algebraïsche vlakke krommen.
(Versl. K. A. v. Wetensch., 23,
bi. 8G2).

__: Kenmerkende getallen voor een drie-
voudig oneindig stelsel van alge-
braïsche vlakke krommen. (Versl.
K. A. v. Wetensch., 23, bl. 907).

K. Doehlemann:

G. Castelnuovo:

G. B. Guccia:

-ocr page 21-

OVERZICHT VAN DE WERKWIJZE TER BEPALING

VAN KENMERKENDE GETALLEN VOOR EEN

K-VOUDÏG ONEINDIG LINEAIR STELSEL VAN
VLAKKE ALGEBRAÏSCHE KROMMEN.

Snijdt men de krommen van een stelsel Sk met een
willekeurige rechte, dan verkrijgt men een involutie
van de nde orde en den &den rang.

Daar in het volgende van eenige algemeene formules
der involulies een veelvuldig gebruik zal worden gemaakt,
volge hier een overzicht dier formules:

Een involutie (d. i. een elementenstelsel op een
rechte of een rationalen drager, waarbij de elementen
in groepen van n gerangschikt zijn, terwijl van zulk een
groep k elementen, volkomen willekeurig gekozen, noodig
en voldoende zijn om de overige (n — k) elementen te
bepalen) bezit:1)

a. (k 1) (n — k) groepen met een (k l)-voudig
element.

b. 2! ~ (ï\'i 1) (r2 -f 1) groepen, die een

(n l)-voudig en een (r2 l)-voudig element be-
vatten [ri ra = k].

c. ~ p! II (ri 1) groepen, die p veelvoudige

elementen bezitten, respectievelijk van de orde
n 1, r2 1,....»> L [2n = k].

Wij zullen thans een overzicht geven van de methode,
die door Prof. Dr.
J. de Vries 2) is aangegeven en toe-
gepast bij het bepalen van kenmerkende getallen van
bundels, netten en complexen en die in dit proefschrift

\') Zie b.v. Fr. Deiiuyts. Mémoircsur la théorie do 1\'inrolution.
(Mém. soc. royale de Liège, 2« série 17 (1892), p. 58. 60, 03).
5) Zio litteratuur.

-ocr page 22-

op het stelsel |j cn j wordt toegepast. (Hoofdstukken I—IV).

Wij beschouwen een />>voudig oneindig lineair stelsel
van vlakke algebraïsche krommen van den ?iden graad,
dat in \'t bezit is van een enkelvoudig basispunt B. Een
rechte, door B getrokken, zal door
b worden aangeduid.

Elke rechte b is (k l)-puntige raaklijn tk i, waar-
van het raakpunt Rk i in B ligt voor één kromme
uit S*.

Verder is zij voor eindige aantallen van krommen een
der volgende veelvoudige raaklijnen:

tk,2 (rkpt Rk = B)

tk-1,3; tk-1,2,2 (rkpt Rk-i=B)

tk — 2,4; tk — 2,3,2; tk — 2,2,2,2. (rkpt Rk-2 = B)

enz.

Wij kunnen de bovengenoemde raaklijnen algemeen

door t...... aanduiden, waarbij het raakpunt

R;, = B is. (A < k 2).

Daarbij moet men aan A, p, v, cc,.... de waarden geven,
die in onderstaand schema vermeld zijn:

A = k 1 [x = v = u----=0

A = k [j, = 2; de overige = 0

A = k — 1 (jl = 3; de overige = 0

óf[i = 2; y = 2; de overige = 0
A = k — 2 (jt = 4; de overige = 0

öf/ot = 3; y = 2; de overige = 0

öf^ = 2; y = 2; o = 2; de overige = 0

enz.

Elke raaklijn t;,^ v.. snijdt de cn, waartoe zij behoort
in [n —
(A p v...)] punten V.

Voegt men nu aan iedere door B getrokken rechte b
de krommen toe, die haar tot raaklijn t^ /x> v = B)

hebben, dan ontstaan twee stelsels van figuren | cn | en

lU/w.. I. die °P een rechte 1 een venvantschap_ be-
palen tusschen de punten C en T van twee punten-
reeksen.

Zij Ic de index [index = het aantal figuren, door een

-ocr page 23-

willekeurig punt P] van het stelsel | cn |, Ib die van het
stelsel ! b |, dan komen met één punt C van l overeen
Ic punten T, met één punt T evenwel Ib.
n punten C.

Dus zijn er (Ic Ib n) punten G = T.

De stelsels | c" | en [ lx,/x,v,... I brengen derhalve een
figuur voort van den graad (Ic Ib n).

Tot het voortbrengsel van de aan elkaar toegevoegde
stelsels |cn| en 1^ „t f. J behooren de krommen

(r/jb;, r/jt, r,„ ..(r^b;, r^uj r,,..----

[die de meetkundige plaatsen zijn der op t^ fli v>m., gelegen
raakpunten R^, Rv,...] respectievelijk /x, v,..maal.

Door dit in aanmerking te nemen, komt men gemak-
kelijk tot den graad, der kromme (
V)b^, r/x, r^, ..., die de
meetkundige plaats is der punten
V, welke elke raaklijn
tx,n,v y buiten de raakpunten R; = B, R^, R,„... nog
met haar cn gemeen lieett.

Men kan verder verwantschappen in stralenbundels
beschouwen, die verkregen worcjen, door een willekeurig
punt M te verbinden met twee der raakpunten R/x en
R,. (buiten B op eenzelfde cn gelegen), of met een dezer
raakpunten en de punten
V, die de beschouwde raak-
lijn txtfilV met haar c" gemeen heeft, of met de
punten
V onderling.

Daarmee kan men dan de aantallen van krommen uil
Sy afleiden, die een raaklijn t^ ^ /i( v<, § t bezitten, waarvan >
het raakpunt Ex \\ in D ligt.

(Hoofdstuk I).

Tot een afleiding van de aantallen van bizonderc raak-
lijnen t^ j V ) die uit een willekeurig punt P aan
krommen van een algemeen stelsel
<Sk kunnen worden ge-
trokken
, komt men door Sk te doorsnijden met een wille-
keurige rechte l. Sk bepaalt dan op l een involutie Ik,
die (zie blz. 7) in \'t bezit is van

(n7k)\'!IJ(n 1)

-ocr page 24-

groepen met p veelvoudige elementen respectievelijk van
de orde

ri .l, r, .l.....r, l [2 n = k]. .

Wij bepalen vooreerst de graden van de krommen, die
de meetkundige plaatsen zijn van ieder der raakpunten
der uit P aan krommen van Sk getrokken raaklijnen

v, fl.....•

Verder kan men den graad bepalen der kromme, die
de meetkundige plaats is der punten V, die iedere uit
P getrokken raaklijn t;.t/l>1/) 1# nog met haar cn gemeen
heeft. Deze kromme is de kromme (
Vr^ ^,,.....)p

(satellietkromme).

Zijn eenmaal de graden dezer krommen bekend, dan
komt men door verwantschapsbeschouwingen in stralen-
bundels, verkregen door een willekeurig punt M te ver-
binden met twee der raakpunten R, of een raakpunt R
en een punt V, of twee punten V onmiddellijk tot
de
lclasse der kromme door de raaklijnen tx \\tfli v( omhuld.

(Floofdstuk II).

Als een Sk in \'t bezit is van een basispunt B, kan men
door B een rechte
b trekken en gebruik maken van de
eigenschappen der involutie Ik_t, die buiten B op
b
wordt bepaald.

\' Bepaalt men de graden der krommen, die de meet-
kundige plaatsen zijn van ieder der raakpunten der uit B
aan krommen van getrokken raaklijnen tx,M,v.....be-
nevens den graad der kromme, die de meetkundige plaats
is der punten V, die iedere uit B getrokken raaklijn
knog met haar cn gemeen heeft, dan komt men
door \'verwantschapsbeschouwingen (als in \'t vorige hoofd-
stuk) gemakkelijk tot
de aantallen van raaklijnen tx 1/i(^
die door B aan krommen van Sfj kunnen worden getrokken.

(Hoofdstuk III).

Wij kunnen door tusschenkomst van een willekeurige
rechte
a aan elkaar toevoegen de krommen cn van Sk,
die het raakpunt
Ra eener raaklijn ..... 0p a

-ocr page 25-

hebben eenerzijds en de beschouwde raaklijn t/i)/j[)i/)____

anderzijds. Nu brengen twee projectieve stelsels | cr | en
| c91 met indices
jj en j een kromme voort van den
graad r
<r p s (theorema van de Jonquières).

Neemt men in aanmerking, dat tot de door boven-
genoemde stelsels voortgebrachte figuur de rechte a
(een bepaald aantal keeren geteld) en de krommen, die
de meetkundige plaatsen zijn van de aan het op
a ge-
legen raakpunt R^ toegevoegde raakpunten R/j(, Rj,,...
(resp. (Ot-maal, v-maal,... geteld) behooren, dan vindt men
gemakkelijk den graad der meetkundige plaats van de
punten V, welke elke raaklijn t^n,v,..,. nog met de over-
eenkomstige cn gemeen heeft [de kromme (VR^|/ti„.....),].

Uit verwantschapsbeschouwingen in stralenbundels,
die verkregen worden door een willekeurig punt M te
verbinden met twee der raakpunten op een veelvoudigeraak-
lijn, of met een der raakpunten en de snijpunten V, of met
de punten V onderling, wordt nu afgeleid het aantal raak-
lijnen
tx 1 n, v,____i die het raakpunt R;. i op a hebben,

dus tevens de graad der kromme (R,i i)U \\)fltV.....,

die de meetkundige plaats is van het raakpunt R,i i
van de raaklijn U ilAt|die in het lineaire stelsel
Sk voorkomt.

Wij voegen nu aan elke kromme, die een raaklijn

U ____bezit, die raaklijn toe; zij heeft met haar

kromme buiten de raakpunten R/*, Ry,... nog
een aantal punten V gemeen.

Wij bepalen den graad der kromme, die het voortbrengsel
is van de projectieve stelsels | cn | en |U i|/[t Vf____|.

Wordt deze graad verminderd met de graden der
krommen, die de meetkundige plaatsen zijn der raak-
punten R^ h R/1I ... (resp. (A l)-maal, /x-maal,
v-maal,... geteld), dan verkrijgt men den graad der
kromme (V
ra Wf/. J.

Ten slotte worden de stralen-verwantschappen be-
schouwd, die verkregen worden door een willekeurig
punt M te verbinden met twee der op eenzelfde

-ocr page 26-

U i, /Jt) v>____gelegen raakpunten R, of met een der

raakpunten R en de punten V, of met de punten V
onderling.

Daaruit worden de aantallen van bizondere raaklijnen
h 2,n,v..... afgeleid
, of, wat hetzelfde is, de aan-
tallen van krommen uit Sk, die een bizondere raaklijn

h 2, ii, v..... bezitten.

(Hoofdstuk IV).

OVERZICHT VAN KENMERKENDE GETALLEN VOOR
BUNDELS, NETTEN EN COMPLEXEN. »)

Kenmerkende getallen voor bundels.
Tabel I.

Een enkelvoudig basispunt B is:
Raakpunt R3 van 3 raaklijnen t3

R2 „ (n-3)(n 4) „ t2,2

Tabel II.
Graad van (
R2)p 2 n — 1

Tabel III.

Aantal t3 door P 3 n (n — 2)

„ t2)2 B j, 2 n (n 2) (n — 3)

Tabel IV.
Graad van (
R2)b 2 n — 1

Tabel V.

Aantal t3 door B 3 (n 1) (n — 3)

„ t2,2 » , 2 (n 1) (n — 3) (n — 4;

\') Voor de afleiding verwijzen we naar de geschriften van Prof.
Dr. J.
de Vries. (Zie blz. 6).

-ocr page 27-

Graad (R3)t3 6 (n — 1)

„ (r2)«2,2 (n — 3) (2 n2 5 n — 6)

Ta^el VII.

Aantal t4 G (n — 3) (3 n — 2)

„ t3)2 3 (n — 3) (n - 4) (n2 6 n - 4)
, t2,2
,2 (n - 3) (n - 4)-(n — 5) (n2 -f 3 n - 2)

Kenmerkende getallen voor netten.
Tabel I.

Een enkelvoudig basispunt B is:
Raakpunt R4 van G • raaklijnen t4

R3 , (n-4)(n 9) „\' t8)2

R2 „ 3 (n — 4) (n 3) „ t3,2

R2 „ 2 (n — 4) (n — 5) (n -f- 3) n t2)2,2

Tabel II.

Graad van (R3)p 3 (n — 1)

, (R2/2,2)p (n — 3) (5 n — 4)

Tabel III.

Aantal t4 door P G n (n — 3)

t3)2 jj „ 9 n (n — 3) (n— 4)
„ t
2)2,2 „ , 2 n (n — 3) (n — 4) (n — 5)

Tabel IV l).
Graad van (R3)B 3 (n — 1)

, (R2/2,2)u (n — 4) (5 n — 3)

Tabel V1).
Aantal U door B G (n -f 1) (n — 4)

- t3)2 „ , 9(n l)(n--4)(n-5)
» t2,2,2 B 2 (n 1) (n — 4) (n — 5) (n — G)

\') Deze getallen komen niet in de verhandeling van Prof. de
Vkies voor.

-ocr page 28-

Tabel VI.

Graad van (R4)t4 3 (6 n — 11)

jj (R8)t8,a 3 (n — 4) (n2 6 n — 13)
„ (R2)«3,2 3 (n — 4) (n 4 4) (2 n — 3)

» (R2)«2,2,2 |(n-4)(n-5)(3n2 5n-14)

Tabel VII.

Aantal tö 15 (n — 4) (4 n — 5)

n té,2 6 (n - 4) (n - 5) (n2 4 11 n - 14)

ji t3,3 |(n-4)(n-5)(n24l7n-9)

„ t3l2,2 | (n - 4) (n — 5) (n - 6) (5 n2 4 23 n - 30)
„ t2,2
,2,2 (n - 4) (n - 5) (n - 6) (n - 7) (n2 4 3 n - 4)

Kenmerkende getallen voor complexen.
Tabel I.

Een enkelvoudig basispunt B is:
Raakpunt Rs van 10 raaklijnen tö

R4 „ (n - 5) (n 4 10) „ t4)2

Ra „ 3 (n — 5) (n 4 6) „ t3,3

Rs „ 2(n — 5)(n-6)(n4ü) „ t3,2,2

R2 „ 2 (n — 5) (3 n 4 8) . t2,4

R2 „ 3(n-5)(n-G)(3n 8) „ t2,3,s

R2 „ |(n-5)(n-G)(n-7)

(3 n 4 8) „ t2,2,2,2

Tabel II.

Graad van (R4)p 2 (2 n - 3)

„ (R3/s,2)p (n — 4) (7. n — 9)
, (R2/3,2)p 9 (n — 4) (n — 1)
„ (R2/2,2,2)p 6 (n — 4) (n — 5) (n — 1)

-ocr page 29-

Aantal t5 door P 10 n (n — 4)

t4,2 , „ 16 n (n — 4) (n — 5)
• tg,3 jf „ 9 n (n — 4) (n - 5)
„ t
3,2,2 jj » 12 n (n — 4) (n — 5) (n — 6)
4

f2,2,2,2 „ „ ^ n (n — 4) (n — 5) (n — 6) (n -- 7)

Tabel IV. l)

Graad van (R4)b 2 (2 n — 3)

„ (R.s/s,2)b (n — 5) (7 n — 8)

, (R«/s,«)b . 3 (n — 5) (3 n — 2)

» (R2/2,2,2)b 2 (n — 5) (n — 6) (3 n — 2)

Tabel V. \')

Aantal t5 door B 10 (n 1) (n — 5)

, t4,2 „ „ 16 (n 1) (n — 5) (n — 6)
„ tM „ „ 9 (n 1) (n — 5) (n — 6)
„ tg,2,2
jj „ 12(n l)ln-~5)(n-6)(n-7)

. t2,2,2,2 „ n |(n l)(n—5)(n-6)(n-7)(n-8)
Tabel VI.

Graad (R5)t5 5(8n-21)

■ (R4)«4,8 2 (n — 5) (2 n2 23 n — 69)
* (Rato,8 3 (n —
5) (3 n2 13 n — 45)

» (R«)»s,2,2 - (n — 5) (n — 6) (13 n2 4-5 n — 168)

» (Rï)i»h 4 (n — 5) (3 n2 10 n — 33)

■ (Rï)«2,8,2 3 (n - 5) (n — 6) (7 n2 4- 13 n — 54)

» (Rs)i2,2,2,s |(n —5)(n-6)(n — 7)(15n2 19n-96)

\') Dczo getallen komen niet in de verhandeling van Prof. de
Vries voor.

-ocr page 30-

Aantal t6 30 (n — 5) (5 n — 9)

„ t5j2 10 (n — 5) (n — 6) (n2 18 n - 33)
■ t4,3 6 (n — 5) (n — 6) (3 n2 29 n — 54)
„ t4,2,2 2 (n — 5) (n — 6) (n — 7)(7n2 51 n— 96)
„ t3l3,2 9 (n — 5) (n — 6) (n — 7)(2n2-f-11 n — 21)
„ ts
,2,2,2 (n — 5) (n — 6) (n — 7) (n — 8)

(9 n2 37 n — 72)

2

„ »2,2,2,2,2 g (n — 5) (n — 6) (n — 7) (n — 8) (n — 9)

(n2 3n —6)

-ocr page 31-

- HOOFDSTUK I.

Afleiding van (le aantallen krommen cn, voorkomende

in een stelsel Sb, die in liet bezit zijn van een
bizondere raaklijn, waarvan een der raak-
punten in B is gelegen.

§ 1. Elke. rechte b, die in een stelsel S^ door het
basispunt B kan worden getrokken, is vijfpuntige raak-
lijn t5, waarvan het raakpunt B5 in B is gelegen.

Voegt men nu aan iedere rechte b de kromme toe,
die haar tot raaklijn ts heeft, met \'t raakpunt R5 in B,
dan ontstaan twee stelsels | cn | en | tr> (, die op een rechte
l een verwantschap vastleggen tusschen de punten G
en T van twee puntenreeksen. Als Ic en Ib de indices
der genoemde stelsels voorstellen, dan heeft de bedoelde
verwantschap (Ic Ib n) coïncidenties C = T.

De index van het stelsel | cn | is gelijk aan het aantal
cn door een willekeurig punt P, die B tot raakpunt B5
eener t5 hebben.

Daar door P, als basispunt van een in Sj\\ begrepen
complex, 10 cn gaan, die het raakpunt Rr> eener tB in
B hebben (complexen Tabel I), is de index van | cn |
gelijk aan 10.

Daar door P slechts één raaklijn t5 kan worden ge-
trokken, die het raakpunt Bö in B heeft, is de index
van het stelsel 1151 gelijk aan 1.

De stelsels | c" | en | tö | brengen dientengevolge een
meetkundige plaats (V)n5 voort, die tot graad (n 10) heeft.

Elke rechte t5 snijdt (V), buiten B, in (n — 5) punten V.

De kromme (V)b5 heeft derhalve B tot (n 10) —
(n — 5) of 15-voudig punt.

Er zijn dus in een Sjj 15 krommen, die het basispunt
B tot raakpunt H6 eener tG hebben.

-ocr page 32-

§ 2. Wij beschouwen de symmetrische verwantschap
tusschen de stralen ® = MV en
v\' = M V\', die twee tot
dezelfde cn behoorende punten V en V\' met het punt
M verbinden.

Elke straal v bevat (n — 6) punten V, bepaalt dus
even zoo vele stralen
v\'; evenzoo bepaalt elke straal
v\' (n — 6) stralen v.

Daar de kromme (V)bs tot graad (n -f 10) heeft, vindt
men voor het kenmerkend getal der verwantschap
(n 10) (n — 6).

De straal M B vervangt (n — 5) (n — 6) coïncidenties;
voor het aantal coïncidenties v = v\' vindt men:

(n - 6) [2 (n 10) - (n - 5)] = (n - G) (n 25).

Er zijn in een -Sjg (n — 6) (n 25) krommen, die een
raaklijn tw bezitten, waarvan het raakpunt in B is
gelegen.

§ 3. De krommen cn uit Sjb, die met een door B
getrokken rechte
b vier punten gemeen hebben, vormen
een bundel, bepalen dus op
b een involutie In-4 van
de (n — 4)de orde en den lsten rang.

Daar deze 2 (n — 5) groepen met een tweevoudig
element bezit, zijn er 2 (n — 5) krommen cn, die
b tot
t4,2 hebben, waarvan B het raakpunt R4 is.

Het raakpunt R2 valt met B samen, als b zespuntige
raaklijn wordt.

Dit geschiedt 15 maal (§ 1).

Daaruit volgt, dat de meetkundige plaats (R2)b4, r2 der
raakpunten Iiz, die niet in B liggen, een kromme van den
graad 2 (n —
5) 15 of {2 n 5) is. Zij heeft B tot
15-voudig punt.

§ 4. Als men aan elke rechte b door B de 2 (n — 5)
krommen toevoegt, die
b tot t.i,2 hebben met het raak-
punt R4 in B, ontstaan twee stelsels | cn | en 114,21.

In den complex, dien een punt P uit Sy afzondert,
komen (n — 5) (n 16) krommen voor, die het raak-

-ocr page 33-

punt R4 eener t4,2 in B hebben (complexen Tabel I)
Daaruit volgt, dat de index van het stelsel | cn | gelijk
is aan (n — 5) (n 16).

De graad van de voortgebrachte figuur bedraagt nu
(n — 5) (n 16) 2 (n - 5) n of (n - 5) (3 n 16).

Hiertoe behoort de kromme (R2)b4,R2 tweemaal.

Voor den graad van (V)b4,r2 vindt men dus (n — 5)
(3 n 16) — 2 (2 n 5) of 3 (n 5) (n - 6).
. Daar elke rechte
b 2 (n — 5) (n — 6) builen B gelegen
punten V bevat, zal (
V)b4,r2 in B een veelvoudig punt
hebben van de.orde

(n - 6) [3 (n 5) — 2 (n - 5)] of (n - 6) (n 25).

Hiermee is teruggevonden het reeds in § 2 genoemde
feit, dat er in een
Sr (n — 6) (n 25) krommen zijn,
die een tö,2 bezitten, waarvan het raakpunt R5 in B is
gelegen.

§ 5. Wij beschouwen de verwantschap (M R2, M V),
die in een stralenbundel met top M wordt bepaald door
de aan elkaar toegevoegde punten R2 en V.

Elke straal M R2 bevat (n — 6) punten V, bepaalt dus
even zoo vele stralen M V; elke straal MV bevat 1 punt
R2, bepaalt dus 1 straal M Ra.

Daar de graden der krommen (R2)b4,r2 en (V)b4,r2
zijn (2 n 5) en 3 (n 4- 5) (n — 6), heeft de verwant-
schap tot kenmerkende getallen (2 n -f 5) (n — 6) en

3 (n 5) (ti - 6).

De straal M B bevat 2 (n — 5) punten R2, vertegen-
woordigt derhalve

2 (n — 5) (n — 6) coïncidenties.

De overige, ten getale van

(n — 6) [(2 n 5) 3 (n 5)—2 (n -5)] of 3 (n-6)
(n 10) gaan door punten R2 = V.

In een komen dus 3 (n — 5) (n 10) krommen voor,
die een ti)S bezitten, waarvan het raakpunt 1\\\\ in B is
gelegen.

Verder beschouwen wij de symmetrische verwantschap

-ocr page 34-

der stralen, welke twee tot dezelfde cn behoorende
punten V met M verbinden.

Daar bij 1 punt V (n — 7) punten V\' behooren en
omgekeerd, heeft de verwantschap, mede in verband
met den graad der kromme (
V)b4,R2 tot kenmerkend
getal 3 (n 5) (n — 6) (n — 7).

De straal M B vervangt 2 (n — 5) (n — G) (n — 7) coïn-
cidenties.

De overige, ten getale van

(n - G) (n - 7) [6 (n 5) — 2 (n - 5)] of 4 (n - 6)
(n — 7) (n 10) liggen in paren op t4,2,2, die het raak-
punt R4 in B hebben.

Hieruit volgt, dat er in een Sb 2 (n — 6) (« — 7) (n -f 10)
krommen zijn, die een f4,2,2 bezitten, ivaarvan het raak-
punt lïi in B is gelegen.

§ G. De krommen cn uit Sb, die een door B getrokken
rechte
b als buigraaklijn hebben, terwijl haar buigpunt
in B ligt, vormen een net, bepalen dus op
b een invo-
lutie 11 _ 3 van de (n — 3)de orde en den 2den rang.

Daar deze 3 (n — 5) groepen met een drievoudig ele-
ment bezit, zijn er evenveel krommen cn, die
b tot t3,3
hebben, waarvan B een der raakpunten Ra is.

Het tweede raakpunt R\'3 valt met B samen, als b
een te is, waarvan het raakpunt R6 in B ligt.

Nu zijn er 15 krommen, die het raakpunt Rc eener
tc in B hebben (§
1), bijgevolg is de kromme (R3)b3,r3
van den graad 3 (n — 5) 15 of 3 n; zij heeft B tot
15-voudig punt.

§ 7. Elke rechte b snijdt de cn, welke zij in B en in
een tweede punt R\'3 osculeert nog in (n — G) punten V.

Om den graad der meetkundige plaats (V)b3,r3 dezer
punten
V te bepalen, voegen wij eiken straal b toe aan de
3 (n — 5) krommen cn, waarbij hij behoort en beschouwen
de figuur, die door de aldus bepaalde stelsels | cn | en 113)31
wordt voortgebracht.

In den complex, dien een punt P uit Sb afzondert,

-ocr page 35-

komen 3 (n—5) (n G) krommen voor, die een der
raakpunten R3 eener t3,3 in B hebben.

(Complexen Tabel I).

Daaruit volgt, dat de index van het stelsel | cn | gelijk
is aan 3 (n — 5) (n 6).

De figuur, die de stelsels | c" | en 113,31 voortbrengen,
heeft nu tot graad
3 (n — 5) (n 6) 3 (n - 5) n of 6 (n - 5) (n 3).

Hiertoe behoort de kromme (R3)b3,r3 driemaal.

De graad van (V)bs,r3 is dus

6 (n - 5) (n 3) — 9 n of 3 (n — G) (2 n 5).

Elke lijn b snijdt deze meetkundige plaats in 3 (n — 5)
(n — G) buiten B gelegen punten V.

Zij heeft dus B tot veelvoudig punt van de orde
(n - G) [3 (2 n 5) - 3 (n - 5)] of 3 (n - G) (n 10).

Hiermee is teruggevonden hel in § 5 afgeleide aantal
krommen, die een t4,3 bezitten, waarvan het raakpunt
R< in B ligt.

§ 8. Wij beschouwen de verwantschap (M B3, M V)
als R3 en V op denzelfden straal door B liggen.

Daar bij 1 punt R3 behooren (n — G) punten V en
bij 1 punt V behoort 1 punt
R3, vindt men in verband
met de graden der krommen (
R3)b3,h3 en (V)b3,r<3 voor
haar kenmerkende getallen 3 n (n — G) en 3 (n — G)
(2 n 5).

De straal M B bevat 3 (n — 5) punten R3, vertegen-
woordigt derhalve 3 (n — 5) (n — G) coïncidenties.

Dus vinden we voor het aantal coïncidenties
M R3 == M V (n - G) [3 n 3 (2 n 5) - 3 (n - 5)] =
G (n — G) (n 5).

Een Sb bezit dus 6 (n — 6) (n 5) krommen, die een
t3yi hebben, waarvan het raakpunt Iia in B is gelegen.

Beschouwen wij nu de symmetrische verwantschap der
stralen, welke twee tot dezelfde c" behoorende punten
V met M verbinden.

-ocr page 36-

Zij heeft tot kenmerkend getal

3 (n — 6) (2 n 5) (n — 7).
De straal M B vervangt

3 (n — 5) (n — 6) (n — 7) coïncidenties.
Dus wordt voor het aantal coïncidenties M V = M V\'
gevonden

(n - 6) (n - 7) [6 (2 n 5) - 3 (n - 5)] =
9 (n — 6) (n — 7) (n 5).
Er zijn dus in een Sg 9 (n — 6\') (n — 7) (n 5) krom-
men, die een ^3,3,2 bezitten, waarvan een der raakpunten
B3 in B is gelegen.

• 2

§ 9. De involutie In 3, die door de krommen cn uit
S
b, welke B tot raakpunt R3 eener t3 {b) hebben, op b
wordt bepaald, bezit 2 (n — 5) (n — 6) groepen met twee
tweevoudige elementen.

Evenveel krommen cn hebben b tot t3,2,2, waarvan B
het raakpunt R3 is.

Een der raakpunten R2 valt met B samen als b een
t5)2 is, waarvan het raakpunt
r5 in B is gelegen.

Daar (n — 6) (n 25) krommen een t5,2 bezitten, waar-
van het raakpunt
R5 in B ligt (§ 2), is de kromme
(R2)b3, 2 r2 van den graad

•2 (n - 5) (n - 6) (n - 6) (n 25) of 5 (n - 0) (n 1).
Zij gaat met (n — 6) (n 25) takken door B.

§ 10. Als men aan elke rechte b door B de 2 (n — 5)
(n — 6) krommen toevoegt, die
b tot t3,2,2 hebben, waarvan
het raakpunt R3 in R is gelegen, ontstaan twee stelsels

1 cn | en | f3,2,21.

De complex, dien een punt P uit Sb afzondert, bezit

2 (n — 5) (n — G) (n 6) krommen, die het raakpunt R3
eener t3,2,2 in B hebben.

(Complexen Tabel I).

Daaruit volgt, dat de index van liet stelsel | cn |
2 (n - 5) (n — 6) (n 6) is.

-ocr page 37-

De figuur, die door de stelsels | cn | en 113,2,21 wordt
voortgebracht, heeft nu tot graad

2 (n — 5) (n — 6) (n -f 6) 2 (n — 5) (n - 6) n of
4 (n — 5) (n- 6) (n 3).

Hiertoe behoort de kromme (R2)b3,2R2 tweemaal.

De graad van (V)b3,2R2 is dus
4 (n — 5) (n — 6) (n 3) — 10 (n — G) (n -f 1) of
2 (n — 6) (n - 7) (2 n 5).

Elke rechte b snijdt deze kromme in 2 (n — 5) (n — G)
(n — 7) punten V, die buiten B liggen.

Zij heeft dus in B een veelvoudig punt van de orde
(n - 6) (n — 7) [2 (2 n 5) - 2 (n - 5)] of
2 (n — G) (n — 7) (n 10).

Hiermee is teruggevonden het in § 5 afgeleide aantal
krommen uit een Sg, die een t4,2,2 bezitten, waarvan
het raakpunt R* in B is gelegen.

§ 11. De beschouwing van de symmetrische verwant-
schap (M R2, M R2\') tusschen de stralen van een stralen-
bundel, die verkregen wordt, door een willekeurig punt
M met de punten R2 en R2\' te verbinden, levert opnieuw
het aantal krommen, die een t3,4 bezitten, waarvan
R3 = B is. (§ 8).

Uit de verwantschap (M R2, M V) kan men opnieuw
afleiden het aantal exemplaren, die een t3,3,2 bezitten,
waarvan een der raakpunten R3 = B is. (§ 8).

Een nieuw resultaat levert do beschouwing van de
symmetrische verwantschap der stralen, welke twee tot
dezelfde cn behoorende punten V met M verbinden.

Bij 1 punt V behooren (n — 8) punten V\' en om-
gekeerd.

In verband met den graad der kromme (V)b;,2R2
heeft de verwantschap tot kenmerkend getal
2 (n - G) (n - 7) (2 n 5) (n - 8).

De straal M B vervangt (n — 7) (n — 8) coïncidenties.

-ocr page 38-

Dus wordt voor het aantal coïncidenties MV = MV\'
gevonden:

(n - 7) (n - 8) [4 (n -6) (2 n 5) —2 (n —5) (n — 6)] =
6 (n — 6) (n —7} (n - 8) (n 5).

Neemt men in aanmerking, dat deze drie aan drie op
rechten f3,2,2,2 zijn gelegen, dan vindt men voor
het
aantal krommen in een
sb, die een 13,2,2,2 bezitten, waar-
van het raakpunt B3 in B is gelegen

2 (n — 6) (n - 7) (» — 8) (n 5).

§ 12. De krommen cn van een Sb, die aan een door
het basispunt getrokken rechte
b in B raken, vormen
een complex, bepalen dus op
b een involutie van
de (n — 2)de orde en den 3den rang.

Daar deze 4 (n — 5) groepen met een viervoudig element
bezit, zijn er evenveel krommen c", die b tot t2,4 hebben,
waarvan het raakpunt R2 in B is gelegen.

Het raakpunt R4 valt met B samen, als b een t« is,
waarvan het raakpunt Rfi in B ligf.

Nu bezit een Sj3 15 rechten tg, waarvan RC = B is
(§ 1), bijgevolg is de kromme (
Ri)b2,Ri van den graad
4(n —5) 15 of 4n —5.

Zij heeft B tot 15-voudig punt.

§ 13. Elke rechte b snijdt de c", welke zij in B twee-
puntig en in R* vierpuntig raakt, in (n — 6) punten V.

Om den graad der meetkundige plaats (V)n2,R4 dezer
punten V te Éepalen, voegen wij eiken straal b toe aan de
4 (n — 5) krommen cn, waarbij hij behoort en beschouwen
de figuur, die door de aldus bepaalde stelsels | cn | en
112,41 wordt voortgebracht.

De index van het stelsel | cn | is gelijk aan het aantal
en, die een t2,4 bezitten, waarvan R2 = B is, voor-
komende in den complex, dien een punt P uit
Sb af-
zondert, dus = 2 (n — 5) (3 n 8}

(Complexen Tabel I).

-ocr page 39-

De figuur, door de stelsels j cn ; en ] t2,41 voortgebracht
heeft nu tot graad

2 (n — 5) (3 n 8) 4 (n — 5) n =
2 (n - 5) (5 n 8).

Hiertoe behoort de kromme (R4)b2,r4 blijkbaar viermaal.

Dus is de graad van (V)b2, r4 gelijk aan

2 (n - 5) (5 n 8) - 4 (4 n - 5) of
10 (n - 6) (n 1).

Elke rechte b snijdt (V)b2,r4 in 4 (n — 5) (n — 6)
buiten B gelegen punten V.

Zij heeft dus in B een veelvoudig punt van de orde
(n - G) [10 (n 1) - 4 (n - 5)] of G (n — 6) (n 5).

Hiermee is teruggevonden het in § 8 gevonden resultaat,
dat er in een S^ G (n —6) (n 5) krommen zijn, die
een t3,4 bezitten, waarvan het raakpunt R3 in B ligt.

§ 14. Wij beschouwen de verwantschap (MR4, MV),
welke in een stralenbundel met M als top wordt be-
paald door de aan elkaar toegevoegde punten R4 en V.

Voor haar kenmerkende getallen vindt men
(4 n — 5) (n — G) en 10 (n —G) (n -f 1).

De straal M B bevat 4 (n — 5) punten R4, vertegen-
woordigt dus 4 (n — 5) (n — G) coïncidenties.

Voor \'t overige aantal coïncidenties MR4 = MV wordt
gevonden

(n _ G) [(4 n — 5) 10 (n 1) - 4 (n - 5)] =
5 (n - G) (2 n 5).

Dus zijn er in een Sg 5 (n — 6\') (2 n -f- 5) krommen
c", die een bezitten, waarvan het raakpunt li» in B
is gelegen.

Beschouwen wij nu de symmetrische verwantschap
der stralen, welke twee tot dezelfde c" behoorende
punten V met M verbinden.

Zij heeft tot kenmerkend getal

10 (n -G) (n 1).

-ocr page 40-

Daar M B 4 (n — 5) (n — 6) (n — 7) coïncidenties ver-
vangt, vindt men voor het aantal coïncidenties
M V = M V\'
(n - 6) n - 7) [20 (n 1) - 4 (n - 5)] =
8 (n - 6) (n - 7) (2 n 5).

Dus zijn er in een Sq 8 {n — 6\') {n — 7) (2 n 5)
krommen cn, die een t2,4,2 bezitten, waarvan een der raak-
punten i?2 in B ligt.

§ 15. De involutie welke door de krommen cn,

die in een basispunt B aan een rechte b raken, op b
wordt bepaald, bezit 6 (n — 5) (n — 6) groepen met een
drievoudig element, waarnaast een tweevoudig element
voorkomt.

Er zijn dus evenveel krommen cn, die b tot t2,3,2
hebben, waarvan B een der raakpunten R2 is.

Het raakpunt R3 valt met R2 (= B) samen, als b een
tö,2 is met
Rö in B gelegen.

Daar er in een Sb (n — 6) (n 25) krommen zijn, die
een t5,2 bezitten, waarvan R5 = B is (§ 2), heeft de
kromme (
R3)b2,r3,R2 tot graad 6 (n — 5) (n — 6) -f
(n — 6) (n 25) of (n — 6) (7 n - 5).

Zij heeft B tot (n — 6) (n 25)-voudig punt.

Het raakpunt B2\' valt met R2 (= B) samen, als b een
ti,3 is, met Ri in B gelegen.

\' Nu bedraagt het aantal krommen, die een t4,3 bezitten,
waarvan R* =
B is, 3 (n - 6) (n 10) (§ 7). Daaruit
volgt dat de kromme (
B2)b2,r3,r2 van den graad
6 (n - 5) (n - 6) 3 (n - 6) (n 10) of 9 (n — 6) n is.

Zij heeft B tot 3 (n — 6) (n 10)-voudig punt.

§ 16. Als men aan elke rechte b de 6 (n — 5) (n — 6)
krommen toevoegt, die haar tot t2)3,2 hebben, waarvan
een der raakpunten R2 in B is gelegen, ontstaan twee
stelsels. | cn | en 112,3,2 \\.

De index van het stelsel | cn | is gelijk aan het aantal
cn met een t
2)3)2 (waarvan een der raakpunten R2 in B
ligt) voorkomende in den complex, dien een punt P

-ocr page 41-

uit Sb afzondert, dus 3 (n — 5) (n — 6) (3 n 8). (Com-
plexen Tabel I).

Voor den graad der figuur, die door de stelsels | cn |
en 112,3,21 wordt voortgebracht, vindt men nu

3 (n - 5) (n - 6) (3 n 8) G (n - 5) (n — 6) n of
3 (n — 5) (n — 6) (5 n 8).

Hiertoe behoort de kromme (R3)b2,R3,R2 driemaal en
de
kromme (R2)b2,r3,R2 tweemaal.

Voor den graad der kromme (V)b2,b3,r2 wordt dus
gevonden

(n - 6) [3 (n — 5) (5 n 8) - 3 (7 n - 5) - 18 n] of
15 (n — 6) (n — 7) (n 1).

Elke rechte b snijdt (V)b2,r8,R2 in G (n — 5) (n — G)
(n — 7) buiten B\'gelegen punten
V.

Zij heeft derhalve B tot veelvoudig punt van de orde
(n - 6) (n - 7) [15 (n t) — 6 (n - 5)] of
9 (n — 6) (n — 7) (n 5).

Hiermee is teruggevonden liet reeds in § S afgeleide
aantal krommen van een Sj}, die een 13,3,2 bezitten,
waarvan een der raakpunten R3 in B is gelegen.

§ 17. De beschouwing van de verwantschap (M R3,
M R2), waarbij R3 en R2 op denzelfden straal door B
liggen, levert opnieuw het aantal exemplaren die een
t2,5 bezitten, waarvoor R2 = B is. (§ 14).

Uit de verwantschap (M R3, M V) volgt opnieuw het
aantal krommen, die een t2,4,2 bezitten, waarvan een der
raakpunten R2 = B is. (§ 14).

Wij beschouwen nu de verwantschap (M R2, M V), als
R2 en V op denzelfden straal door B liggen.

Bij 1 punt R2 behooren (11 — 7) punten V en bij 1
punt V behoort 1 punt R2.

In verband met de graden van (R2)b2,Rs,R2 en
(
V)b2,R3,R2 vinden we voor haar kenmerkende getallen
• 9 (n - G) n (n - 7) en 15 (n — G) (n — 7) (n 1).

De straal M B vervangt (n — 7) coïncidenties.

-ocr page 42-

Dus bedraagt het aantal coïncidenties M R2 = M V
(n - 6) (n - 7) [9 n 15 (n 4- 1) — 6 (n — 5)] =

9 (n — 6) (n — 7) (2 n 5).

f)

Hiervan de helft, dus {n 6) (« — 7) (2 n 5), stelt

IV

voor het aantal krommen in een Sp„ die een t2,3,3 bezitten,
waarvan het raakpunt i?2 in B ligt.

De symmetrische verwantschap der stralen, welke
twee tot dezelfde cn behoorende punten V met M ver-
binden, heeft tot kenmerkend getal

15 (n - 6) (n — 7) (n 1) (n —. 8).
Voor het aantal coïncidenties MV = MV\' vindt men,
daar M B hier (n — 7) (n — 8) coïncidenties vervangt,
(n - 6) (n - 7) (n - 8) [30 (n 1) - 6 (n - 5)] =

12 (n — 6) (n - 7) (n - 8) (2 n 4" 5).
Hiervan de helft, dus 6 (» — 6\') (« — 7) (n — «9) (2n 4- 5)
stelt voor het aantal krommen in een die een ^2,3,2,2
bezitten, waarvan een der raakpunten B2 in B ligt.

§ 18. De die door de krommen cn, die in een
punt B aan een rechte
b raken, op b wordt bepaald,

bezit ^ (n — 5) (n — G) (n — 7) groepen met drie twee-

voudige elementen.

Er zijn dus evenveel krommen c", die b tot t2,2,2,2
hebben, waarvan B een der raakpunten R2 is.

Een der raakpunten Ra valt met het raakpunt R2 (= B)
samen, als
b een f4,2,2 is, waarvan R4 in B ligt.

Dit geschiedt 2 (n - G) (n - 7) (n 4- 10) maal. (§ 5).
Daaruit volgt, dat de meetkundige plaats (
R2)b2,3R2
der raakpunten R2 (verschillend van B) een kromme is,
die tot graad heeft

y (n - 5) (n - G) (n - 7) 2 (n - 6) (n - 7) (n 10)
of G (n - 6) (n - 7) n.
Zij heeft B tot 2 (n - 6) (n — 7) (n 10)-voudig punt.

-ocr page 43-

§ 19. Als men aan elke rechte b de — (n — 5)

(n — 6) (n — 7) krommen toevoegt, die b tot f2,2,2,2 hebben
met een der punten R2 in B gelegen, ontstaan twee
stelsels | c" | en f2,2,2,2 !•

De index van het stelsel | cn j is gelijk aan het aantal
cn, die een f2,2,2,2 bezitten, waarvan een der punten R2
in B ligt, voorkomende in den complex, dien een punt P

uit Sb afzondert, dus J-(n — 5) (n — 6) (n—7) (3 n-f 8)

(Complexen Tabel I).

De figuur, die door de stelsels |cn| en jb| wordt voortge-
bracht, heeft nu tot graad y (n — 5) (n — G) (n — 7) (3 n 8)

-|(n-5) (n — G) (n — 7) n =

l (n ~ 5) (n — 6) (n - 7) (5 n 8)

Hiertoe behoort de kromme (R2)r2,3R2 tweemaal.
Voor den graad van (
V)b2,:>R2 wordt dus gevonden

(n _ G) (n — 7) (n - 5) (5 n S) — 12 nj of

O

^(n_G)(n-7)(n-S)(n l).
Elke rechte
b snijdt (V)b2,3R2 in

A (n _ 5) (11 - G) (n - 7) (n - 8)

buiten B gelegen punten V.

Derhalve is B een veelvoudig punt der kromme (V)b2,3R2
van de orde

(n-G)(n-7)(n-8)[y(n l)-|-(n-5)] of

2 (n - G) (n - 7) (n - 8) (n 5).
Hiermee is teruggevonden het reeds in § 11 gevonden
resultaat, dat er in een S
b 2 ( n— G) (n — 7) (11 — 8) (n 5)
krommen zijn, die een ts,2,2,2 bezitten, waarvan het raak-
punt Rs in B is gelegen.

-ocr page 44-

§ 20. De beschouwing van de verwantschap (M R2,
MR\'2), waarbij de punten R2 en R\'2 op denzelfden straal
door B liggen, levert opnieuw het aantal exemplaren,
die een t2,4,2 bezitten, waarvan een der raakpunten
R2 = B is. (§ 14).

Verder volgt uit een beschouwing van de verwant-
schap (M R2, M V), waarbij de punten R2 en V op den-
zelfden straal door B liggen, opnieuw het aantal exem-
plaren, die een t2,s,2,2 bezitten, waarvan een der raakpunten
R2 = B is. (§ 17).

Een nieuw resultaat wordt verkregen uit de sym-
metrische verwantschap der stralen, welke twee tot
dezelfde cn behoorende punten V met M verbinden.

Voor het kenmerkend getal dezer verwantschap
vindt men

^ (n - 6) (n - 7) (n - 8) (n - 9) (2 n 5).

Neemt men in aanmerking, dat de straal MB(n—8)
(n — 9) coïncidenties vervangt, dan vindt men voor liet
aantal coïncidenties MV = M V\'

J- (n - G) (n - 7) (n - 8) (n - 9) (2 n 5).

Hieruit volgt, dat er in een >Sj$

■j(n-6) (n - 7) (n - 8) (n - 9) (2 n -f 5)

krommen zijn, die een /2,2,2>2,2 bezitten, waarvan een der
raakpunten lh in B ligt.

-ocr page 45-

HOOFDSTUK II.

Afleiding van de aantallen van bizondere raaklijnen,

die uit een willekeurig punt P aan krommen
van een algemeen stelsel
S4 kunnen
worden getrokken.

§ 21. Een algemeen stelsel S4 bepaalt op een wille-
keurige rechte l een involutie I„. Daar deze in \'t bezit
is van 5 (n — 4) groepen, ieder met een vijfvoudig
element, is l vijfpuntige raaklijn ts voor evenveel krom-
men uit S4.

Bij wenteling van l om een van haar punten P wordt
door de raakpunten
Rs een kromme (Rö)p doorloopen,
waarvan wij den graad zullen bepalen.

Als basispunt van een in S\' gelegen complex ligt P
op 10 krommen cn (complexen Tabel I), die ieder in P
door een van haar raaklijnen tö vijfpuntig worden aan-
geraakt.

Daaruit volgt, dat de kromme (R&)p 10-maal door
P gaat.

(Rö)p is dus van den graad 5 (n — 4) 10 of 5 (n — 2).

§ 22. Elke kromme cn, die een rechte l in R5 vijf-
puntig aanraakt, snijdt haar nog in (n — 5) punten V.

Wij beschouwen de meetkundige plaats der punten
V, die op deze wijze bij (Rq)p behooren.

Ieder der 5 (n — 4) punten Rg, op / gelegen, geeft
(n —
5) punten V (verschillend van P).

°P l hggen dus 5 (n — 4) (n — 5) punten V buiten P.

Om te vinden met hoeveel takken de kromme (Vnö)p
door P gaat, merken we op, dat P als basispunt van
een in S4 begrepen complex kan worden beschouwd.

Nu geeft elke t5, die uit P in dezen complex kan

-ocr page 46-

worden getrokken, een punt V, dat met P samenvalt.

Daar verder het aanlal raaklijnen ts, die uit een
basispunt in een complex kunnen worden getrokken,
10(n l)(n —5) bedraagt (complexen Tabel
V), gaat
de kromme (
Vp.5)p evenveel malen door P.

Voor den graad van (Vbs)p vindt men dus:
(n — 5) [5 (n — 4) -f- 10 (n 1)] of 5 (n - 5) (3 n — 2).

§ 23. Wij beschouwen de verwantschap, welke in
een stralenbundel, met top M, wordt bepaald door de
paren aan elkaar toegevoegde punten R5 en V.

Elke straal M Ró bevat 5 (n — 2) punten R5. bepaalt
dus 5 (n — 2) (n — 5) punten V; elk straal MV bevat
5 (n — 5). (3 n — 2) punten V, levert dus even zooveel
stralen M
R5.

Tot de 5 (n — 2) (n - 5) 5 (n - 5) (3 n — 2) of
20 (n — 5) (n — 1) coïncidenties behoort de straal M P
5 (n — 4) (n — 5) maal; immers op M P liggen 5 (n — 4)
punten
, dus 5 (n — 4) (n — 5) punten V.

De overige coïncidenties ontstaan door samenvallen
van een punt Ra met een der overeenkomstige punten V.

Dit geschiedt in het raakpunt RG van een cn meteen
zespuntige raaklijnen tc.

Hieruit volgt, dat dooreen willekeurig punt P 20 (n — 5)
(n—1) — 5 (n — 4) (n — 5) of 15ri(n — 5) zespuntige
raaklijnen tc gaan, m.a.w.
de klasse der kromme door de
te omhuld is gelijk aan 15 n (« — 5).

Wij beschouwen nu de symmetrische verwantschap,
welke in een stralenbundel met M als top bepaald wordt
door de aan elkaar toegevoegde punten V op de raak-
lijnen door P.

Daar aan 1 punt V (n — 6) punten V\' zijn toegevoegd,
en omgekeerd, vindt men in verband met den graad der
kromme (
Vr5)p voor het kenmerkend getal van deze ver-
wantschap 5 (n — 5) (3 n — 2) (n — G).

Elk der lijnen t4, die langs MP vallen, vervangt
(n — 5) (n — 6) coïncidenties.

-ocr page 47-

Voor het overblijvende aantal coïncidenties MV = MV
wordt gevonden

10 (n — 5) (3 n — 2) (n - 6) - 5 (n - 4) (n — 5) (n —6) =
25 n (n - 5) (n — 6).

Dit getal stelt voor de klasse der kromme door de
raaklijnen f5,2 omhuld.

§ 24. Een rechte l is f.4,2 voor 8 (n — 4) (n — 5)
krommen c" van S4; immers de involutie I4, die door
de krommen van S4 op l wordt bepaald, bevat 8 (n — 4)
(n — 5) groepen, waarin naast een viervoudig ook een
tweevoudig element voorkomt.

Bij wenteling vanj om een van haar punten P wordt
door ieder der raakpunten R4 en R2 een kromme be-
schreven, waarvan wij den graad zullen bepalen.

Daar P, als basispunt van een in S4 begrepen com-
plex, raakpunt
R4 eener t4,2 is voor (n — 5)(n-f-16)
krommen (complexen Tabel I), gaat de kromme (
R4/4,2)p
(n — 5) (n lG)-maal door P.

Voor den graad van (R4/4)2)p vinden wij dus:
8 (n — 4) (n — 5) (n - 5) (n 1G) of (n - 5) (9 n -\\
g).

Als basispunt van een in S1 begrepen complex is P
raakpunt R2 eener t4,2 voor 2 (n — 5) (3 n 8) krommen.

(Complexen Tabel I.)

De kromme (R2/4,2)p gaat dus 2 (n — 5) (3 n -f- 8)-maal
door P.

Voor den graad van (112/4,2)? vindt men dus
8 (n - 4) (n — 5) 2 (n - 5) (3 n 8) of
2 (n - 5) (7 n — 8).

§ 25. Elke rechte /, die raaklijn t4,2 is, snijdt de
c", waartoe zij behoort nog in (n — 6) punten V.

Wij beschouwen de meetkundige plaats (Vn4,2)p der
punten V.

Daar P, als basispunt van een in S4 begrepen com-
plex, op 1G (n 1) (n — 5) (n — G) raaklijnen t4,2 ligt

-ocr page 48-

(complexen Tabel V) heeft de kromme (Vr4,2)p in P een
16 (n 1) (n — 5) (n — G)-voudig punt.

Verder bevat elke straal, buiten P om, 8 (n — 4)
(n — 5) (n — 6) punten V.

Derhalve is (Vr4,2)p een kromme van den graad
(n - 5) (n - 6) [8 (n - 4) 16 (n 1)] of
S (n — 5) (n - 6) (3 n — 2).

§ 26. Uit de verwantschap (M R4, M R2) kan men
opnieuw afleiden, dat de tG een kromme van de klasse
15n(n — 5) omhullen (§ 23); verder levert de verwant-
schap (M R4, M V) opnieuw, dat de ts,2 een kromme om-
hullen, waarvan de klasse 25 n (n — 5) (n — 6) is. (§ 23).

Voegen wij elk punt R2 toe aan elk der tot dezelfde
cn behoorende punten V, dan wordt in den stralen-
bundel met top M een verwantschap bepaald, welke tot
kenmerkende getallen heeft

2 (n — 5) (7 n — 8) (n — 6) en 8 (n — 5) (n-G)(3n-2).

Tot de (n - 5) (n — 6) [2 (7 n — 8) 8 (3 n - 2)] of
2 (n — 5) (n — 6) (19 n — 16) coïncidenties behoort de
straal MP 8 (n — 4) (n — 5) (n — 6)-maal; immers op
M P liggen 8 (n — 4) (n — 5) puntenparen Ri en R2,
dus 8 (n — 4) (n — 5) (n — 6) punten, V.

De overige coïncidenties ontstaan door samenvallen
van een punt R2 met een der overeenkomstige punten V.

Dit geschiedt in een raakpunt R3 van een c" met een l4,3.

Voor de klasse der door de <4,3 omhulde kromme vindt
men dus

(n — 5) (n - 6) [2 (19 n — 16) — 8 (n — 4)] of
30 n (n — 5) (n - 6).

Verder beschouwen wij de symmetrische verwantschap
tusschen de stralen van (M), die twee tot dezelfde c"
behoorende punten V en V\' bevatten.

Voor haar kenmerkend getal vindt men

8 (n — 5) (n — 6) (3 n — 2) (n - 7).

Op M P liggen 8 (n — 4) (n — 5) (n — 6) (n — 7) paren

-ocr page 49-

van punten V en V\'; evenveel coïncidenties zijn in MP
vereenigd.

De overige coïncidenties, in aantal

(n - 5) (n - 6) (n - 7) [1G (3 n - 2) - 8 (n - 4)] of
40 n (n — 5) (n — G) (n — 7),

ontstaan door samenvallen van een punt V met een
punt V\', zijn dus afkomstig van raaklijnen f4,2,2.

Men vindt hieruit dat de raaklijnen £4,2,2 een kromme
van de klasse 20 n (n — 5) (n
6) (n — 7) omhullen.

§ 27. De involutie I*, die door een S4 op een wille-

9

keurige rechte l wordt bepaald, bevat - (n — 4) (n — 5)

groepen met twee drievoudige elementen.

Daaruit volgt, dat l raaklijn t3,3 is, voor evenveel
krommen cn uit S4.

Laat men l om een punt P wentelen, dan beschrijven
de raakpunten
R3 en R3\' een kromme (R3/3,3)p, die
3 (n — 5) (n -f 0)-maal door P gaat; immers P ligt, als
basispunt van een in Sl begrepen complex, op 3 (n — 5)
(n G) krommen, die ieder in P een der raakpunten
R3 eener t3,3 hebben (complexen Tabel 1).
Hieruit volgt voor den graad van (R3/3,3)p

9 (n - 4) (n - 5) 3 (n - 5) (n 6) of 6 (n - 5) (2 n - 3).

§ 28. Bepalen wij nu den graad der meetkundige
plaats van de groepen van (n — G) punten V, welke l

Cl

gemeen heeft met de Jr (n — 4) (n — 5) krommen c",

é4

waarvoor l dubbel-osculeerende rechte is.

In den door P bepaalden complex komen 9(n l)
(n — 5) (n — G) krommen voor, die een t3,3 door P
zenden.
(Complexen Tabel V).

-ocr page 50-

Evenveel maal gaat nu de kromme (Vr3,3)p door P;
voor haar graad vinden wij dus

|(n-4) 9(n l)

(n — 5) (n — 6)

of

|(n-5)(n-6)(3n-2).

§ 29. Uit de verwantschap (M R3, M R3) kan men
opnieuw de klasse der kromme afleiden, die door de U
wordt omhuld (§ 23).

Verder levert de verwantschap (M R3, M V) opnieuw de
klasse der kromme, die door de t4,3 wordt omhuld. (§ 26).

Een nieuw resultaat wordt verkregen uit de beschou-
wing van de verwantschap tusschen twee punten V en
V\', die bij eenzelfde paar R3 en R3\' behooren.

De symmetrische verwantschap tusschen de stralen
M V, M V\' heeft tot kenmerkend getal

|(„_5)(n_6) (3 n — 2) (n - 7).

9

Daar op MP ^ (n — (n — 5) (n — 6) (n — 7) paren

V, V\' liggen, zijn evenveel coïncidenties in M P ver-
eenigd.

De overige, die ontstaan door samenvallen van een
punt V met een punt V\', zijn afkomstig van raaklijnen t3,3,2.
Dit aantal coïncidenties bedraagt

(n_5)(n_6)(n-7)[9(3n-2)-|(n -4)] of

f n(n-5)(n-6)(n-7).

Hieruit volgt, dat de raaklijnen /3,3,2 een kromme van
45

de klasse n (n — 5) (n — 6\') (n — 7) omhullen.

§ 30. De involutie I*, door een S4 op een wille-
keurige rechte l bepaald, bezit 6 (n — 4) (n — 5) (n — 6)
groepen, waarin naast één drievoudig twee tweevoudige
elementen voorkomen.

-ocr page 51-

Daaruit volgt dat l raaklijn t3,2,2 is, voor evenveel
krommen uit S4.

Bepalen wij de graden der krommen, die beschreven
worden door de raakpunten R3 en R2, als l om een
van haar punten wentelt.

De kromme (Rs/b.s.sJp gaat 2 (n — 5) (n — 6) (n 6)
maal door P, want in een complex is een basispunt B
raakpunt R3 voor 2 (n — 5) (n — 6) (n 6) krommen,
die in \'t bezit zijn van een t3,2,2. (Complexen Tabel I).

Dus is (R3/3,2,2)p van den graad
6 (n — 4) (n — 5) (n — 6) 2 (n - 5) (n — 6) (n G) of
4 (n - 5) (n — 6) (2 n - 3).

Daar in een complex een basispunt B raakpunt R2
is voor 3 (n — 5) (n — 6) (3 n 8) krommen, die een
f2,3,2 bezitten, gaat (R2/s,2,2)p 3 (n — 5) (n — 6) (3 n 8)
maal door P. (Complexen Tabel I).

Dus heeft (R2/3,2,2)p tot graad
12 (n -- 4) (n - 5) (n - G) 3 (n - 5) (n — G) (3 n 8) of
3 (n — 5) (n — G) (7 n — 8).

§ 31. De raaklijn t3,2,2 snijdt haar c" nog in (n — 7)
punten V.

De meetkundige plaats (Vn3,2,2)p heeft, buiten P om,
G (n — 4) (n — 5) (n — G) (n — 7) punten met l gemeen.

Daar verder P, als basispunt van een in S4 begrepen
complex, op 12 (n 1) (n — 5) (n — G) (n — 7) raaklijnen
f3,2,2 ligt (complexen Tabel V), is P een

12 (n 1) (n — 5) (n — G) (n — 7)-voudig punt
°P (VR3,2,2)
p.

Dus is de graad dezer kromme
6 (n - 5) (n - G)> - 7) [2 (n 1) n - 4] of
G (n - 5) (n - G) (n - 7) (3 n - 2).

§ 32. De verwantschappen (M R3, M R2), (M R2, M R,\')
(M R3, M V) en (M R2, M V) leveren opnieuw de klassqn
der krommen, resp. door de t5,2 (§ 23), de t.t,3 (§ 2G),
de f4,2,2 (§ 26) en de t3,3,2 (§ 29) omhuld.

-ocr page 52-

Een nieuw resultaat wordt verkregen door een be-
schouwing van de symmetrische verwantschap tusschen
de stralen van (M), die twee bij dezelfde cn behoorende
snijpunten V en V\' bevatten.

Voor haar kenmerkend getal vindt men

6 (n — 5) (n - 6) (n — 7) (3 n — 2) (n — 8).

Op M P liggen 6 (n — 4) (n — 5) (n — G) (n — 7) (n — 8)
paren V, V\'; evenveel coïncidenties zijn in P ver-
eenigd.

De overige coïncidenties ontstaan door samenvallen
van een punt V met een punt V\', zijn dus afkomstig
van raaklijnen t3,2,2,2.

Dit aantal coïncidenties bedraagt

6 (n — 5) (n — 6) (n — 7) (n — 8) [2 (3 n — 2) — (n — 4)] of
30 n (n — 5) (n - 6) (n — 7) (n — 8).

Daar deze drie aan drie opraaklijnen t3,2,2,2 liggen,
vindt men hieruit dat
de raaklijnen ^3,2,2,2 een kromme
van de klasse 10 n
(n — 5) (n — 6) (n — 7) (n — 8) omhullen.

§ 33. Daar de door S4 op een willekeurige rechte l

bepaalde I* ~ (n — 4) (n — 5) (n — G) (11 — 7) groepen

met vier tweevoudige elementen bevat, is l raaklijn
t»,2,2,2 voor evenveel krommen uit het stelsel S\'.

Als l om een harer punten P wentelt, dan beschrijft
het raakpunt R2 een kromme, die

| (n — 5) (n - 6) (n - 7) (3 n 8)-maal

door P gaat; want P ligt, als basispunt van een in S\'
begrepen complex, op

|(n_ 5)(n — G)(n — 7)(3n -f- 8) .

krommen, die ieder in P door een harer t2,2,2,2 worden
aangeraakt. (Complexen Tabel I).

Hieruit volgt, dat de kromme (1^2/2,2,2,2)? van den graad

-ocr page 53-

| (n _ 5) (n - 6) (n - 7) [4 (n - 4) | (3 n S)] of
(n — 5) (n — 6) (n — 7) (7 n — 8) is.

§ 34. Bepalen wij verder den graad der meetkundige
plaats van de groepen van (n — 8) punten V, welke l
nog gemeen heeft met de
cn, welke zij tot f2,2,2,2 heeft.
Als basispunt van een in S4 begrepen complex, ligt

P op | (n 1) (n — 5) (n — G) (n — 7) (n — 8) raaklijnen

4

f2,2,2,2. (Complexen Tabel V). • *

De kromme (VR2,2,2,2)r gaat dus met evenveel takken
door P.

Zij heeft verder met l, builen P om,

(n — 4) (n — 5) (n — G) (n — 7) (n — 8)

punten gemeen.

De graad van (Vr2)2,2,2)p bedraagt bijgevolg

| (n — 5) (ti — 0) (n -7)(n-8)[2(n l) n -4] of
I" (n — 5) (n — 6) (n — 7) (n-8)(3n-2).

§ 35. Uit de verwantschappen (M R2, M R2\') en
(M R2, M V) kan men opnieuw de klasse terugvinden der
krommen, resp. door de raaklijnen ti,2,2 (§ 2G) en t3,2,2,2
(§ 32) omhuld.

Verder beschouwen wij de symmetrische verwantschap
der stralen, welke twee tot eenzelfde c" behoorende
punten V en V\' met M verbinden.

Deze verwantschap heeft tot kenmerkend getal

| (n - 5) (n - G) (n - 7) (n - 8) (3 n - 2) (n - 9).

Daar op M P

| (n - 4) (n - 5) (n — G) (n — 7) (n - 8) (n — 9)

-ocr page 54-

paren V en V\' liggen, zijn evenveel coïncidenties in
M P vereenigd.
Er blijven over

|(n_5)(n-6)(n-7)(n-8)(n-9)[2(3n-2)-(n-4)]

10

of y n (n — 5) (n - G) (n - 7) (n - 8) (n — 9)
coïncidenties.

Deze coïncidenties zijn, vijf aan vijf genomen, raak-
punten van vijfvoudige raaklijnen 12,2,2,2,2 zoodat
de
raaklijnen t2,
2,2,2,2 een kromme omhullen van de klasse

| n (n — 5) (n — 6) (n — 7) (n - 8) (n — 9).

O

-ocr page 55-

HOOFDSTUK III.

Afleiding van de aantallen van bizondere raaklijnen,
die in een S^ uit het basispunt B kunnen
worden getrokken.

§ 36. Onderstellen wij, dat een Sl is \'t bezit is van
een basispunt B. Op een door B getrokken rechte
b
bepaalt S^ dan een involutie I* _ waarvan de groepen
buiten het basispunt liggen.

De I*_, bezit 5 (n — 5) groepen, die ieder een vijf-
voudig element bezitten.

De lijn b is dus vijfpuntige raaklijn voor 5 (n — 5)
krommen uit
Sjj.

Als b om B wentelt, beschrijft het raakpunt Rö een
meetkundige plaats, waarvan wij den graad zullen bepalen.

B ligt op 15 krommen met een ts, die het raakpunt
Bg in B hebben (zie § 1).

De kromme (Bb)u gaat dus 15-maal door B en zij is
van den graad 5 (n — 5) 15 = 5 (n — 2).

§ 37. Elke kromme cn, die b tot t& heeft met \'t
raakpunt R& niet in B gelegen, snijdt haar nog in
(n — G) punten V.

Elke uit B getrokken raaklijn t«, die bovendien in B
aan een exemplaar van
Sjj raakt, geeft een punt V in B.

Het aantal malen, dat de meetkundige plaats (Vhb)u
door B gaat, is dus gelijk aan het aantal raaklijnen tï,6,
waarvan het raakpunt R2 in B ligt.

Dit aantal raaklijnen bedraagt 5 (n — G) (2 n 5) (§ 14).

Verder behooren bij ieder der 5 (n — 5) raakpunten
Rs, buiten B, (n — G) punten V, eveneens buiten B
gelegen.

-ocr page 56-

Daaruit volgt voor den graad der kromme (Vr5)b
5 (n — 6) (2 n -f- 5) 5 (n — 5) (n — 6) of 15 n (n - 6).

A

§ 38. Wij beschouwen de verwantschap, welke in
een stralenbundel, die M als top heeft, wordt bepaald
door de paren aan elkaar toegevoegde punten Rs en V.

Daar bij 1 punt Rs (n — 6) punten V en bij 1 punt
V 1 punt Rs behooren, vindt men, in verband met de
graden der krommen (
Rs)b en (Vr5)b voor de kenmer-
kende getallen der verwantschap

5 (n — 2) (n — G) en 15 n (n — G).

Ieder der 5 (n — 5) raaklijnen ts langs MB vervangt,
(n — 6) coïncidenties.

De overige, ten getale van
5 (n — 2) (n - 6) 15 n (n - 6) — 5 (n — 5) (n — 6) of

15 (n -f-1) (n — 6),
gaan door punten Rs = V.

Voor het aantal raaklijnen U door B vindt men dus
15
(n 1) (» — ff).

Daar door een willekeurig punt P in een Sl 15 n (n — 5)
raaklijnen tG kunnen worden getrokken (§ 23), kan men
door een basispunt 15 n (n — 5) — 15 (n 1) (n — 6) of
90 raaklijnen tG minder trekken.

Nu zijn er in een Sb 15 cn, die een tc bezitten, waarvan
het raakpunt Rc met B samenvalt (§ 1). Ieder dezer 15 raak-
lijnen tg moet dus zesmaal in rekening worden gebracht.

Wij beschouwen nu de symmetrische verwantschap,
welke twee tot dezelfde cn behoorende punten VmetM
verbinden.

Aan 1 punt V zijn (n — 7) punten V\' toegevoegd en
omgekeerd.

Met behulp van den graad der kromme (Vr5)b vinden
we voor het kenmerkend getal der verwantschap
15 n (n — 6) (n — 7).

Ieder der 5 (n — 5) raaklijnen t5 langs M B vervangt
(n — 6) (n — 7) coïncidenties.

-ocr page 57-

Het overige aantal coïncidenties (MV = MV\') be-
draagt dus

(n — 6) (n — 7) [30 n - 5 (n — 5)] of
25 (n 1) (n — 6) (n — 7).

Het getal 25 (n -f- 1) (« — 6) (n — 7) stelt voor het aantal
raaklijnen /
ö,2 door B.

Voor het aantal f5,2, die men door een willekeurig
punt P in een S4 kan trekken is in § 23 afgeleid
25 n (n — 5) (n — G).

Door een basispunt kan men derhalve 25 (n — G) (n 7)
raaklijnen tö
,*2 minder trekken.

Verder is gevonden, dat er in een Sy (n — G) (n 25)
c" een ts,2 hebben, waarvan het raakpunt R5 = B is
(§ 2) en 5 (n — G) (2 n 5) cn een t2,B, waarvan het
raakpunt R2 = B is. (§ 14).

Men vindt hieruit, dat de raaklijnen (tG,2)115 = b vijfmaal
en de raaklijnen (t2,5)R5 5rB tweemaal in rekening moeten
worden gebracht.

§ 39. Een rechte b, in een Sjj door het basispunt
B getrokken, is t4,2 voor 8 (n — 5) (n — 6) cn. De ,
toch, die door Sj$ op
b wordt bepaald, bezit 8 (n — 5)
(n — G) groepen van puntenparen R4 en R2, buiten B
gelegen.

Laten we i om B wentelen, dan beschrijven de raak-
punten R4 en R2 krommen, wier graden wij zullen
bepalen.

De kromme (R4/4,2)b gaat door dö 8 (n — 5) (n — G)
raakpunten R4, die op l liggen.

Daar verder het basispunt B op (n — G) (n 25) cn
ligt, die een raaklijn t5,2 bezitten, waarvan het raakpunt
B
ö in B ligt (§ 2), is B (n — G) (n 25)-voudig punt
van de kromme (
R4/4,2)b.

De kromme (R4/4,2)u is dus van den graad
8 (n - 5) (n - G) -f- (n - G) (n 25) of 3 (n - G) (3 n - 5).

De kromme (R2/4,2)B gaat door de S (n - 5) (n — G)
raakpunten
r2) die op l liggen.

-ocr page 58-

Daar verder het basispunt B op 6 (n — 6) (n 5) cn
ligt, die een raaklijn t4)3 bezitten, waarvan het raakpunt
R3 in B ligt (§ 8), is B 6 (n — G) (n 5)-voudig punt
van de kromme (
R2/4,2)b.

De kromme (R2/4,2)b is dus van den graad
8 (n — 5) (n — 6) 6 (n - G) (n 5) of
2 (n — 6) (7 n — 5).

§ 40. Elke kromme, c", die b tot raaklijn t4,2 (raak-
punten R4 en R2 verschillend van B) heeft, snijdt
b in
(n — 7) punten V.

Elke uit B getrokken raaklijn t4,2, die bovendien aan
een exemplaar van het stelsel
Sb in B raakt, geeft een
punt V in B.

Het aantal malen, dat de meetkundige plaats (Vr4,2)b
door B gaat, is dus gelijk aan het aantal lijnen t2,4,2 in Sb,
waarvan een der raakpunten R2 in B is gelegen.

Dit aantal raaklijnen is gelijk aan

8 (n - 6) (n - 7) (2 n 5) (§ 14).

Verder behooren bij ieder der 8 (n — 5) (n — G) groepen
van paren van punten R4 en R2 (buiten B gelegen)
(n — 7) punten V, eveneens buiten B liggende.

Voor den graad der kromme (Vr4,2)b wordt dus ge-
vonden:

8 (n - 6) (n - 7) (2 n 5) 8 (n — 5) (n — 6) (n - 7)
of 24 n (n — G) (n - 7).

§ 41. Uit de verwantschap (M R4, M R2) kan opnieuw
worden afgeleid het aantal te, die door B kunnen worden
getrokken (§ 38).

Verder levert de verwantschap (M R4, M V) opnieuw
het aantal t5,2, die door B kunnen worden getrokken (§ 38).

Voegen wij elk punt R« toe aan elk der tot dezelfde
cn behoorende punten V, dan wordt in den stralenbundel
met top M een verwantschap bepaald, welke tot ken-
merkende getallen heeft

2 (n - G) (7 11 - 5) (n - 7) en 24 n (n - 6) (n - 7).

-ocr page 59-

Ieder der 8 (n — 5) (n — G) raaklijnen t4,2 langs M B
vervangt (n — 7) coïncidenties.

Voor het aantal coïncidenties M R2 = M V wordt dus
gevonden:

(n — 6) (n — 7) [2 (7 n - 5) 24 n - 8 (n - 5)] of
30 (n 1) (n — 6) (n — 7).

Het aantal £4,3 door B bedraagt 30 (n -f D (w — 6) (n — 7).

Dit aantal is 30 (n — 6) (n 7) minder dan het aantal
raaklijnen t4,3, die men uit een willekeurig punt P aan
krommen van een algemeen S4 kan trekken. (§ 2G).

Daar een \'Sjj 3 (n — G) (n 10) krommen bezit met
een raaklijn U,3, waarvan het raakpunt R4 = B is 5)
en 6 (n — G) (n 5) krommen met een raaklijn t8,4, waar-
van het raakpunt R3 = B is (§ 8), vindt men hieruit
dat de raaklijnen (t4,3)n4 = B viermaal en de raaklijnen
(t
3,4)ns = b driemaal in rekening moeten worden gebracht.

Verder beschouwen wij de symmetrische verwantschap
tusschen de stralen van (M), die twee tot dezelfde cn
behoorende punten V en V\' bevatten.

Voor haar kenmerkend getal vindt men
24 n (n — G) (n - 7) (n - 8).

Ieder der 8 (n — 5) (n — G) raaklijnen t4,2 langs M B
vervangt (n — 7) (n — 8) coïncidenties.

Hel overige aantal coïncidenties bedraagt dus
(n — 6) (n - 7) (n - 8) [48 n - 8 (n - 5)] of
40 (n 1) (n — 6) (n - 7) (n - 8).

Men vindt hieruit voor het aantal raaklijnen £4,2,2, die
door B kunnen worden getrokken

20 (n 1) (n - 6) (n - 7) (n - 8).

Dit aantal is 40 (n — G) (n — 7) (n 4-) minder dan
het aantal raaklijnen t4>2,2, die men uit een willekeurig
punt P aan krommen van een algemeen S4 kan trekken
(§ 26).

Daar het basispunt B van een Sj$ raakpunt R4 is van
2 (n — 6) (n — 7) (n -f 10) raaklijnen t
4>2,2 (§ 5) en raak-
punt B2 van 8 (n — 6) (n — 7) (2 n 5) raaklijnen t4,2,2
(§ 14), vindt men hieruit, dat de raaklijnen (t4,2,2)iu-B

-ocr page 60-

viermaal en de raaklijnen (t4,2,2)R2=B tweemaal moeten
worden geteld.

§ 42. De involutie die op een rechte b door

een Sb wordt bepaald, bezit ~ (n — 5) (n — 6) groepen

met twee drievoudige elementen, die buiten B liggen.

9

Daaruit volgt, dat b raaklijn t3,3 is voor — (n — 5) (11 — 6)

krommen uit S^.

Laat men b om B wentelen, dan beschrijven de raak-
punten
Rs en R3\' een kromme (R3/3,3)b, die met 3 (n — 6)
(n -f 10) takken door B gaat; immers B ligtop 3 (n — 6)
(n -f- 10) krommen, die het raakpunt
R4 eener t4,3 in B
hebben (§ 5).

Verder gaat (R3/3,3)b door de 9 (n — 5) (n — 6) raak-
punten R3, die op
b liggen.

Daaruit volgt, dat (R3/3,3)b tot graad heeft
9 (n — 5) (n - 6) 3 (n — 6) (n 10) of
3 (n — 6) (4 n — 5).

§ 43. Wij bepalen den graad van de meetkundige

plaats van de groepen van (n — 7) punten V, welke b

9

gemeen heeft met de — (n — 5) (n — 6) krommen cn,

Jt

waarvoor b dubbel-osculeerende rechte is, waarvan de
buigpunten buiten B liggen.

Elke uit B getrokken raaklijn t3,3, die bovendien aan
een cn uit Sp in B raakt, geeft een punt V in B.

Daar er in een Sb | (n — 6) (n — 7) (2 n 5) krom-

ju

men een l2,s,3 bezitten, waarvan het raakpunt R2 in B
ligt (§ 17), gaat (
Vr3,3)b evenveel maal door B.
De graad van (
Vr3,8)b is dus

|(n-6)(n-7)(2n 5) |(n-5)(n-6)(n-7) of
z t A

2Jn(n~6)(n-7).

-ocr page 61-

§ 44. Uit de verwantschap (M R3, M R3\') kan men
opnieuw het aantal der tc afleiden, die door B kunnen
worden getrokken (§ 38).

Uit de verwantschap (M R3, M V) komt men opnieuw
tot het aantal t4)3, die door B kunnen worden getrok-
ken (§ 41).

De symmetrische verwantschap tusschen de stralen
uit M naar de puntenparen (V, V\'), die tot eenzelfde cn
behooren, heeft tot kenmerkend getal

f (n-hl)(n-G)(n_7)(n-S).

9

Daar ieder der ^-(n — 5) (n — G) raaklijnen t3,3 langs
Ji

M B (n — 7) (n — 8) coïncidenties vervangt en de overige
afkomstig zijn van raaklijnen t3,3(2, vindt men voor
het
aantal raaklijnen £3)3,2, die door B kunnen worden ge-
trokken
(fi — 6) (n — 7) {n — 8) [27 n - | (ff - 5)] of

y (ff -f i) (ff - 6) (ff — 7) (ff — 8).

Door een willekeurig punt P kan men in een alge-
45

meen Sl — n (n — 5) (n — G) (n — 7) raaklijnen t3,3,2

trekken (§ 29); door een basispunt B kan men dus

45 (n - G) (n - 7) (11 4)
raaklijnen t3,3,2 minder trekken.

Daar het basispunt B van een Sj$ raakpunt R3 is

voor 9 (n — G) (n — 7) (n 5) raaklijnen t3,3,2 (§ 8) en
9

raakpunt R2 voor G) (n — G) (n — 7) (2 n -f 5) raaklijnen

t3,3,2 (§ 17), vindt men hieruit dat de raaklijnen (t3|2,2)n3-B
driemaal en de raaklijnen (t
3,2,2)n2 = b tweemaal moeten
worden gerekend.

§ 45. De involutie I* _ t, door een Sj\\ op een rechte
b bepaald, bezit G (n — 5) (11 — G) (n — 7) groepen, ieder
met een drievoudig en twee tweevoudige elementen;
b is

-ocr page 62-

dus raaklijn t3,2,2 voor 6 (n — 5) (n — 6) (n—7) \'krom-
men uit Sg.

Als b om 6 wentelt beschrijven ieder der raakpunten
R3 en R2 een meetkundige plaats, waarvan wij den graad
zullen bepalen.

De kromme (R3/3,2,2)b gaat door de 6 (n —>5) (n — 6)
(n — 7) raakpunten R3, die op
b liggen.

Daar verder het basispunt B op 2 (n — 6) (n — 7) (n 10)
krommen ligt, die een raaklijn f4,2,2 bezitten, waarvan
het raakpunt Ri in B is gelegen (§ 10), is B op de
kromme (
R3/3,2,2)b een veelvoudig punt van de orde

2 (n — 6) (n - 7) (n 10).

Daaruit volgt, dat de kromme (R3/3,2,2)b tot graad heeft
6 (n — 5) (n - 6) (n — 7) 2 (n — G) (n - 7) (n 10) of

2 (n — 6) (n — 7) (4 n — 5).

Dekromme (R2/3,2.2)0 gaat door de 12 (n — 5) (n — 6) (n — 7)
raakpunten R2, die op
b liggen.

Uit het feit, dat B op 9 (n — 6) (n — 7) (n 5) cn
ligt, die een raaklijn t3,3,2 bezitten, waarvan een der
raakpunten R3 met B samenvalt, volgt dat B
9 (n — 6) (n - 7) (n 5)-voudig punt
van
(R2 /3,2,2) 13 is.

(R2/3,2,2)13 heeft dus tot graad
12 (n — 5) (n - G) (n - 7) 9 (n - G) (n — 7) (n 5) of

3 (n — G) (n — 7) (7 n — 5).

§ 46. De raaklijn t3,2,2, uit B getrokken, snijdt haar
cn nog in (n — 8) buiten B gelegen punten V.

Daar b 6 (n — 5) (n — 6) (n — 7) groepen van, buiten
B gelegen, drietallen van punten R3, R2 en R2\' bezit,
snijdt de kromme (
Vh3,2,2)b de rechte b in

6 (n - 5) (n - 6) (n - 7) (n - 8),
buiten B gelegen, punten V.

Daar verder een Sf$ 6 (n — 6) (n — 7) (n - 8) (2 n 5)
krommen met een f2,3,2,2 bezit, waarvan een der
raakpunten
R2 in B ligt (§ 17), gaat (Vh3,2,2)b met
6 (n — 6) (n —
7) (n — 8) (2 n 5) takken door B.

-ocr page 63-

Voor den graad van (Vrd,2,2)b vindt men dus
G (n — G) (n — 7) (n - 8) [(2 n 5) (n — 0)] of
18 n (n — G) (n - 7) (n — 8).

§ 47. Uit de verwantschappen (M R3, M R2), (M R2,
M R2\'), (M R3, M V) en (M R2, M V) kunnen opnieuw de
aantallen van raaklijnen ts,2 (§ 38), t4,3 (§ 41), t4,2,2
(§ 41) en t3,3,2 (§ 44), die men uit B kan trekken,
worden afgeleid.

De symmetrische verwantschap (M V, M V\') heeft tot
kenmerkend getal

18 n (n - G) (n — 7) (n — 8) (n - 9).

Daar M B G (n — 5) (n - G) (n — 7) (n — 8) (n - 9)
coïncidenties vervangt en de overige drie aan drie op
uit B getrokken raaklijnen t3,2,2,2 liggen, vindt men voor
het aantal der vit B getrokken raaklijnen /3,2)2,2
10 (n 1) (n — 6) in - 7)
(n - 8) (n - 9).

Daar men in een algemeen Sl door een punt P
10 n (n — 5) (n — G) (n — 7) (n — 8) raaklijnen t
3,2)2,2 kan
trekken (§ 32), zijn er door het basispunt

30 (n — G) (n - 7) (n — 8) (n 3)
raaklijnen t3,2,2)2 verloren gegaan.

Nu is het basispunt B van een Sjj raakpunt Rs van
2 (n — G) (n — 7) (n — 8) (n 5) raaklijnen t3,2,2,2 (§11)
\' en raakpunt R2 van G (n — G) (n - 7) (n — S) (2 n -f- 5)
raaklijnen t3,2,2,2 (§ 17). Daaruit volgt dat de raaklijnen
(t3,2,2,2)n3 =
B driemaal en de raaklijnen (t3,2,2,2)a27^n twee-
maal moeten worden in rekening gebracht.

§ 48. Daar de door S^ op h bepaalde

|(n-5)(n-G)(n-7) (n - 8)

groepen met vier tweevoudige elementen bevat, zijn
er evenveel krommen, die de rechte
b tot viervoudige
raaklijn t2,2,2)2 hebben.

1 Wij bepalen weer den graad der kromme, die door
het raakpunt R2 wordt beschreven als
b om B wentelt.

-ocr page 64-

Daar B op 2 (n — 6) (n — 7) (n — 8) (n 5) krommen
ligt, die het raakpunt
R3 eener t3,2,2,2 in B hebben (§ 11),
gaat de kromme (R2,2,2,2)b 2 (n — 6) (n — 7) (n — 8) (n 5)
maal door B.

Zij is dus van den graad

r8

(n _ 6) (n - 7) (n - 8)

of

3(n-5) 2(n 5)

| (n — 6) (n — 7) (n — 8) (7 n - 5).

§ 49. Bepalen wij verder den graad der meetkundige
plaats van de groepen van (n — 9) punten
V, welke l
nog gemeen heeft met de cn, voor welke zij f2,2,2,2 is.
Buiten B om snijdt de kromme (
Vr2,2,2,2)b de rechte

b in | (n — 5) (n - 6) (n — 7) (n - 8) (n — 9) punten V.

Daar er verder in een Sg

| (n _ 6) Cn - 7) (n - 8) (n - 9) (2 n 5)

krommen een rechte f2,2,2,2,2 hebben, wqarvan een dei-
raakpunten
R2 in B ligt (§ 20), gaat (Vr2,2,2,2,2)b evenveel
maal door
B.

Voor haar graad vindt men dus

|(n_G) (n — 7) (n — 8) (n - 9) [(2 n 5) (n - 5)] of

2 n (n — 6) (n — 7) (n — 8) (n - 9).

§ 50. Uit de verwantschappen (M R2, M R2\') en
(M
R2, M V) komt men opnieuw tot de aantallen van
raaklijnen t4,2,2 (§ 41) en
f3,2,2,2 (§47), die door B kunnen
worden getrokken.

Verder beschouwen wij de symmetrische verwantschap
(M V, M V\'), die tot kenmerkend getal heeft

2 n (n - 6) (n - 7) (n - 8) (n - 9) (n — 10).
Daar M B (n — 9) (n — 10) coïncidenties vervangt, vindt
men voor
hel aantal raaklijnen ti,2,2,2,2, die uit B kunnen
worden getrokken

% (n 1) (« - G) (n - 7) (n - 8) (n - 9) {n - 10).

O

-ocr page 65-

Daar er in een algemeen S4 uit een willekeurig punt P

| n (n - 5) (n - 6) (n - 7) (n — 8) (n - 9)

raaklijnen t2,2,2,2,2 kunnen worden getrokken (§ 35), be-
draagt dit aantal voor een basispunt B dus

| (n _ 6) (n - 7) (n - 8) (n - 9) (2 n 5)

minder.

Verder hebben wij in § 20 afgeleid, dat het basispunt
B van een Sjj raakpunt R2 is voor

| (n - é) (n - 7) (n - 8) (n - 9) (2 n 5)

raaklijnen t2,2,2,2,2; deze laatsten moeten dus tweemaal
worden in rekening gebracht.

-ocr page 66-

HOOFDSTUK IV.

Afleiding van de aantallen van krommen, die een
bizondere raaklijn bezitten.

§ 51. Zij a een willekeurige rechte; elk van haar
punten is, als basispunt van een in het stelsel S4 be-
grepen complex, raakpunt Rs voor 10 krommen cn (com-
plexen Tabel I). De hierdoor aan a gekoppelde krommen
vormen een stelsel | cn |, waarvan de index gelijk is aan
5 (8 n — 21); immers de raakpunten Rs der krommen
c", welke door een punt P gaan, liggen op een kromme
(R5)t5 van den graad 5 (8 n — 21) (complexen Tabel VI)
en deze snijdt
a in evenveel punten Rs.

De raaklijnen ts, die het raakpunt Rs op a hebben,
vormen een stelsel | ts | met index 5 (n — 2), want door
een punt P gaan de raaklijnen
ts, welke P verbinden met
de snijpunten van a en de kromme (
Rs)p (§ 21).

De stelsels | cn | en | ts | bepalen op een rechte l een
verwantschap tusschen de punten G en T van twee
puntenreeksen.

Door een punt G van l gaat één c", die a in 5 (8 n — 21)
punten Rr, snijdt, dus 5 (8 n — 21) op ts gelegen punten
T op l bepaalt.

Door een punt T van l gaan 5 (n — 2) raaklijnen t6;
de bijbehoorende krommen cn snijden a gezamelijk in
5 n (n — 2) punten G.

De beschouwde verwantschap heeft dientengevolge tot
kenmerkende getallen 5 (8 n — 21) en 5 n (n — 2).

De projectief aan elkaar toegevoegde stelsels | c" | en
| ts | brengen dus een kromme voort van den graad
5 (8 n — 21) 5 n (n — 2).

Tot- deze meetkundige plaats behoort de rechte a

-ocr page 67-

50 maal, omdat ieder van haar punten als basispunt
van een complex raakpunt R5 is van 10 raaklijnen ts
(complexen Tabel I).

Voor den graad der meetkundige plaats (VR5/ö)a der
punten V, welke elke ts nog met de overeenkomstige
cn gemeen heeft, wordt dus gevonden
5 (8 n — 21) 5 n (n - 2) — 50 of 5 (n2 6 n — 31).

§ 52. Wij beschouwen de verwantschap tusschen de
stralen
r = M.R5 en » = MV in een stralenbundel met
M als top, die bepaald wordt door de aan elkaar toege-
voegde punten R5 en V.

Een straal r bevat 10 punten R5, bepaalt dus 10(n — 5)
stralen
v; aan een straal v zijn 5 (n2 -f 6 n — 31) stralen
r toegevoegd.

De 5 (n — 2) stralen ts door M, die het raakpunt
Rs op
a hebben, vervangen ieder (n — 5) coïncidenties.

De overige zijn afkomstig van raaklijnen t«, waarvan
het raakpunt Rs op a ligt.

Ilun aantal bedraagt derhalve
10 (n — 5) 5 (n2 G n - 31) — 5 (n - 2) (n - 5) of
15 (5 n — 17).

Hieruit volgt, dat de raakpunten liü der zespuntige
raaklijnen <c op een kromme (A\'cK van den graad 15 (5 n— 17)
gelegen zijn.

In de symmetrische verwantschap tusschen do stralen
i) = MV en
v\' = M V\' komen met een straal v

5 (n2 -f- 6 n — 31) (n — G)
stralen
v\' overeen en omgekeerd.

Elke der 5 (n — 2) stralen ts door M, die het raak-
punt Rs op
a hebben, vervangt (n — 5) (n — G) coïnci-
denties.

Voor het aantal coïncidenties t> = v\' wordt dus gevonden
10 (n2 G n — 31) (n - G) — 5 (n — 2) (n - 5) (n — G) =
5(n — 6) (n2 19 n — 72).

Deze zijn afkomstig van raaklijnen t5,2.

Wij vinden zoodoende, dat de raakpunten ii\'s der

-ocr page 68-

raaklijnen f5,2 op een kromme (-#5)15,2 van den graad
o (n — 6) (n2 19 n — 72) liggen.

§ 53. Elk punt van de willekeurige rechte a is, als
basispunt van een in S4 begrepen complex, raakpunt R4
van (n — 5) (n 1G) raaklijnen t4,2 (complexen Tabel I).

De meetkundige plaats (R2/4,2)a der raakpunten R2,
die aan het raakpunt R4 zijn toegevoegd, heeft met a
twee groepen van punten gemeen.

De eerste groep omvat de 15 (5 n— 17) snijpunten
met de kromme (RsK, de tweede bevat de 8 (n — 4) (n — 5)
raakpunten R2, waar
a wordt aangeraakt door de krommen
cn, die haar nog in een punt R4 vierpuntig aanraken.

Hieruit wordt voor den graad der kromme (R2/4,2)a
gevonden

15 (5 n — 17) 8 (n — 4) (n — 5) of 8 n2 3 n - 95.

§ 54. Wij leggen nu door middel van de rechte a
een verwantschap vast tusschen de groepen van (n — 5)
(n 16) krommen cn, die het raakpunt R4 eener t4,2
op
a hebben eenerzijds en de overeenkomstige raaklijnen
ti,2 anderzijds.

Om den graad der meetkundige plaats der punten V
te bepalen, die iedere t4,2 van het hier bedoelde stelsel
nog met haar cn gemeen heeft, voegen wij aan elk dier
krommen c" de raaklijn t4,2 toe, waarvan het raakpunt
R4 op
a ligt.

Aan den complex, dien een punt P uit het stelsel S4
afzondert, is een kromme van den graad
2 (n - 5) (2 n2 23 n - 69)
toegevoegd, die de raakpunten R4 bevat van de raak-
lijnen t4,2 in dien complex. (Complexen Tabel VI).

Hierdoor wordt het aantal raaklijnen tt,2 bekend, waar-
van het raakpunt Rt op
a ligt; het stelsel | cn | heeft
dus tot index 2 (n - 5) (2 n2 23 n - 69).

De index van het stelsel \\ t4,21 is (n — 5) (9 11 — 16);

-ocr page 69-

immers dit is (§ 24) het aantal snijpunten van a met
de kromme (R4/4
,2)p.

De projectieve stelsels | cn | en 114,21 brengen nu een
figuur voort van den graad

2 (n - 5) (2 n2 23 n — 69) n(n-5)(9n- 16).

Hiertoe behoort de rechte a 4 (n — 5) (n -f- 16) maal,
omdat ieder van haar punten, als basispunt van een
complex, raakpunt R4 is van (n — 5) (n -f- 16) raak-
lijnen t4,2 (complexen Tabel I).

Verder behoort tot de meetkundige plaats (VR4/4,2)a de
kromme
(R2/4,2)a (§ 53) tweemaal.

Voor den graad van (Vm/4,2)a wordt dus gevonden
2 (n - 5) (2 n2 23 n — 69) n (n — 5) (9 n — 16) —
4 (n — 5) (n -f 16) - 2 (8 n2 3 n - 95) of
(n — 6) (13n2-t-23n - 200).

§ 55. De puntenparen R4 en R2 bepalen in een
stralenbundel (M) een verwantschap, waaruit opnieuw de
graad der kromme (Ra)tc kan worden afgeleid (§ 52).

De verwantschap (M R4, M V) levert opnieuw den graad
der kromme (Rs)^,« (§ 52).

In de verwantschap tusschen de stralen r = M R2 en
v — M V, komen met een straal r overeen

(8 n2 3 n - 95) (n — 6)
stralen
v; met een straal v (n — 6) (13 n2 23 n — 200)
stralen
r.

Elke der (n — 5) (9 n — 16) stralen t4,2 door M, die het
raakpunt R4 op
a hebben, vertegenwoordigt (n — 6)
coïncidenties.

Uit

(8 n2 3 n — 95) (n — 6) (n - 6) (13 n2 23 n - 200)

— (n — 5) (9 n — 16) (n - 6)
vindt men nu, dat
de raakpunten der raaklijnen £4,3
gelegen zijn op een kromme (i?i)t4,s van den graad
3 (n - 6) (4 n2 29 n — 125).

-ocr page 70-

In de symmetrische verwantschap tusschen de stralen
® = MV en
v\' = MV\' komen met een straal v

(n — 6) (13 n2 -I- 23 n — 200) (n - 7)
stralen
v\' overeen en omgekeerd.

Elke der (n — 5) (9 n — 16) stralen t4,2 door M, ver-
vangt (n — 6) (n — 7) coïncidenties.

Het aantal coïncidenties v = v\' bedraagt dus
2 (n — 6) (13 n2 23 n — 200) (n — 7) —
(n - 5) (9 n — 16) (n - 6) (n - 7) of
(n - 6) (n — 7) (17 n2 107 n - 480).

Deze zijn in paren afkomstig van raaklijnen t,i)2,2.

Dus liggen de raakpunten IU der raaklijnen f4,2,2 op
een kromme (i?4)l4,2,2 van den graad

\\{n — 6) (n - 7) (17n2 107 n - 480).

§ 56. Elk punt van de willekeurige rechte a is, als
basispunt van een in S4 begrepen complex, raakpunt R8
eener t3)3 voor 3 (n — 5) (n -f- 6) krommen. (Complexen
Tabel I).

De meetkundige plaats (Rs\'/s^a van het tweede raakpunt
Ra\', dat aan het op
a gelegen raakpunt R3 is toege-
voegd, heeft met a twee groepen van punten gemeen.

De eerste groep omvat de 15 (5 n—17) snijpunten
met de kromme (Rc)tc (§ 52).

De tweede groep bestaat uit de 9 (n — 4) (n — 5)
punten R3\', waar
a wordt geosculeerd door de krommen
cn, die
a in nog een ander punt R3 osculeeren.

Hieruit volgt, dat de kromme (R3\'/3,3)a tot graad heeft
15 (5 n - 17) 9 (n — 4) (n - 5) of 3 (3 n2 - 2 n - 25).

§ 57. Wij leggen door tusschenkomst van de rechte
a een verwantschap vast tusschen de groepen van
3 (11 — 5 (n 6) krommen c", die een der raakpunten R3
eener t3,3 op a hebben eenerzijds en de raaklijnen t3)3
anderzijds.

-ocr page 71-

Om den graad van de meetkundige plaats der punten
V te vinden, welke elke t3,3 met haar c" gemeen heeft,
beschouwen wij de figuur voortgebracht door projectieve
toevoeging van de overeenkomstige stelsels | cn | en 1t3,31.

Het stelsel | cn | heeft tot index 3 (n — 5) (3 n2 13 n — 45);
immers dit getal stelt voor den graad der kromme
(Rs)ts,3, voorkomende in den complex, dien een punt
P uit S4 afzondert (complexen Tabel VI).

De index van 1t3,31 is gelijk aan G (n — 5) (2 n — 3),
welk getal den. graad der kromme (R3/3,3)p voorstelt (§ 27).

De verwantschap tusschen de puntenreeksen, die door
| cn | en | f3,31 op een rechte l bepaald wordt, heeft tot
kenmerkende getallen

3 (n - 5) (3 n2 13 n - 45) en 6 n (n — 5) (2 n — 3).

De figuur, die door de projectief gemaakte stelsels
| cn | en 113,31 wordt voortgebracht, heeft dus tot graad

3 (n - 5) (3 n2 13 n - 45) 6 n (n — 5) (2 n — 3).

Hiertoe behoort de rechte a 9 (n — 5) (n 6) maal,
omdat ieder van haar punten, als basispunt van een in
S4 begrepen complex, raakpunt R3 is van 3 (n — 5) (n G)
raaklijnen t3,3 (complexen Tabel I).

Verder behoort tot de meetkundige plaats (Vits/s^u
driemaal de kromme (Rs\'/s^)«, van graad
3 (3 n2 - 2 n - 25) (§ 5G).

De kromme (Vr3/3,3)a heeft dus tot graad

3 (n - 5) (3 n2 13 n — 45) G n (n — 5) (2 n — 3)
— 9 (n - 5) (n G) — 9 (3 n2 - 2 n — 25) of
3 (n - G)
(7 n2 2 n — G5).

§ 58. Uit een beschouwing van de verwantschappen
(M R3, M Rn\') en (MR8, M V) kan men opnieuw komen tot
de graden der krommen (
RgK (§ 52) en (R^Uts (§ 55)-

Nu beschouwen wij de verwantschap tusschen de
punten IV en V, benevens de verwantschap tusschen
de stralen
r\' = M IV en t) = MV.

-ocr page 72-

Met een straal r\' komen overeen

3 (3 n2 — 2 n — 25) (n - 6)
stralen
v; met een straal v

3 (n — 6) (7 n2 2 n — 65)

stralen r.

Elke der 6 (n — 5) (2 n — 3) raaklijnen t3,3 door M,
die een der raakpunten R3 op
a hebben, is een (n — 6)-
voudige coïncidentie.

Het aantal coïncidenties r\' = v bedraagt dus

(n - 6) [3 (3 n2 — 2 n — 25) 3 (7 n2 2 n — 65)
— 6 (n — 5) (2 n — 3)] =
6 (n — 6\') (.? n2 13 n — 60).

Dit getal is de graad der kromme (i?3)t3,4, die de meet-
kundige plaats is der raakpunten 11% der raaklijnen £3,4.

In de symmetrische verwantschap tusschen de stralen
!) = MV en
v\' = M V\' komen met een straal v overeen
3 (n — 6) (7 n2 2 n — 65) (n — 7) stralen
v\' en om-
gekeerd.

Elke der 6 (n — 5) (2 n — 3) raaklijnen t3,3 door M
vervangt (n — 6) (n — 7) coïncidenties.

Voor het aantal coïncidenties v = v\' wordt dus ge-
vonden

6 (n — 6) (7 n2 2 n — 65) (n — 7)
— 6 (n - 5) (2 n - 3) (n - 6) (n — 7) of
30 (n — 6) (n — 7) (n2 3 n — 16).

Dit getal stelt voor den graad van de meetkundige plaats
(-Z?3)t3,3,2 der raakpunten I{3 van de raaklijnen £3,3,2.

§ 59. Elk punt van de willekeurige rechte a is, als
basispunt van een in Sl begrepen complex, raakpunt R3
eener t3,2,2 voor 2 (n — 5) (n — 6) (n 6) raaklijnen t8,2,2.

(Complexen Tabel I).

De meetkundige plaats (R2/s,2,2)a der raakpunten R2,
die aan het op
a gelegen raakpunt R3 zijn toegevoegd,
heeft met
a twee groepen van punten gemeen.

De eerste groep omvat de 5 (n — 6) (n2 19 n — 72)
snijpunten met de kromme (Rs)t5,2 (§ 52), de tweeide
de 6 (n — 4) (n — 5) (n — 6) groepen van twee punten

-ocr page 73-

Ra, waar a wordt aangeraakt door de krommen c", die
haar tot
f3,2,2 hebben.

Bijgevolg is (R2/3,2,2)a van den graad

5 (n _ 6) (n2 19 n - 72) 12 (n - 4) (n — 5) (n — 6)
of (n — 6) (17 n2 — 13 n — 120).

§ 60. Thans leggen we door tusschenkomst van de
rechte
a een verwantschap vast tusschen de

2 (n — 5) (n — 6) (n 6)

groepen van krommen c", die het raakpunt R3 eener
t
3,2,2 op a hebben en de overeenkomstige raaklijnen t3,2,2.

Ter bepaling van den graad van de meetkundige plaats
der punten V, welke elke t3,2,2 met haar cn gemeen
heeft, beschouwen wij de figuur, voortgebracht door
projectieve toevoeging van de overeenkomstige stelsels
|cn| en |
f3,2,21.

De krommen cn van den door P bepaalden complex,
die een t3,2,2 bezitten, hebben haar raakpunten R3 op
een kromme (
R3)i3,2,2 van den graad

\\ (n - 5) (n — 6) (13 n2 45 n — 168).

(Complexen Tabel VI).

Dit getal stelt den index van het beschouwde stelsel
| cn | voor.

De index van 113,2,21 is gelijk aan

4 (n - 5) (n - 6) (2 n - 3),

welk getal den graad der kromme (R3/3,2,2)1\' voor-
stelt (§ 30).

Neemt men in aanmerking, dat de voortgebrachte figuur
is samengesteld uit 6 (n — 5) (n — 6) (ri 6) maal de
rechte a [ieder van haar punten is, als basispunt van
een in S\' begrepen complex, raakpunt R3 van

2 (n — 5) (n — 6) (11 6)
raaklijnen t3,2,2 (complexen Tabel I)] en tweemaal de

-ocr page 74-

kromme (R2/3,2,2)a (§ 59), dan vindt men voor den graad
der kromme (VR3/3,2,2)a

\\ (n — 5) (n - 6) (13 n2 45 n - 168)

4 n (n — 5) (n — 6) (2 n — 3)
— 6(n —5)(n —6)(n 6) —2(n—6)(17n2-13n—120) =

\\ (n — 6) (n — 7) (29 n2 — n - 240).

§ 61. De puntenparen R3 en R2 bepalen in een
stralenbundel (M) een verwantschap, waaruit opnieuw
de graad der kromme (
Rö)15,2 kan worden afgeleid (§ 52).

Evenzoo leveren de stralen verwantschappen (MR2,
MR2\') en (MR3, M V) de graden der krommen (R3)t3,4
(§ 58) en (R4)t4,2,2 (§ 55).

De symmetrische verwantschap (M V, M V\') heeft tot
kenmerkend getal

|(n - 6) (n - 7) (29 n2 - n - 240) (n - 8);

zij bezit (n — 7) (n — 8) coïncidenties in eiken der
4 (n — 5) (n — 6) (2 n — 3) stralen M R3.

.De overige zijn in drietallen afkomstig van raak-
lijnen
f3,2,2,2-

Hieruit wordt afgeleid, dat de raakpunten lh der
raaklijnen
f3,2,2,2 op een kromme (7^3)13,2,2,2 van den graad
{n
6) {n — 7) (u — 8) (7 n2 17 n — 100) zijn gelegen.

§ 62. Elk punt van de willekeurige rechte a is, als
basispunt van een in S4 begrepen complex, raakpunt R2
van 2 (n ■— 5) (3 n 8) raaklijnen t2,4 (complexen Tabel 1).

De meetkundige plaats (R4/2,4)a der raakpunten R4,
die aan het op
a gelegen raakpunt R2 zijn toegevoegd,
heeft met
a twee groepen van punten gemeen.

Tot de eerste groep behooren de 15 (5 n—17) snij-
punten van
a met de kromme (Ro)tG (§ 52); de tweede
groep omvat de 8 (n — 4) (n — 5) raakpunten R4, waar

-ocr page 75-

a een undulatie vertoont met de krommen cn, die haar
in een punt R2 aanraken.

Men vindt hieruit voor den graad der kromme (84/2,4)3

15 (5 n — 17) 8 (n — 4) (n — 5) of 8 n2 -f- 3 n - 95.

§ 63. Beschouwen wij thans het stelsel | cn | van
krommen c", die het raakpunt R2 van haar raaklijn t2,4
op de rechte a hebben.

Het stelsel | c" | heeft tot index

4 (n — 5) (3n2 10n- 33);
immers dit getal stelt voor den graad der kromme
(Ra)i2,4 in den door een punt P uit S4 afgezonderden
complex. (Complexen Tabel VI).

Voor het overeenkomstige stelsel | f2,41 is de index
2 (n — 5) (7 n — 8): immers dit getal stelt voor den graad
der kromme (R
2/4,2)p (§ 24).

De figuur, die door de projectieve stelsels | cn | en
112,41 wordt voortgebracht, bestaat uit 4 (n — 5) (3 n — 8)-
maal de rechte a, omdat ieder van haar punten, als
basispunt van een in S4 begrepen complex, raakpunt
R2 is van 2 (n — 5) (3 n 8) raaklijnen ta,4 (complexen
Tabel I) en de meetkundige plaats der punten V, welke
elke t2,i nog met haar c" gemeen heeft.

Voor den graad van de kromme (VR2/2,i)a wordt dus
gevonden

4 (n - 5) (3 n2 10 n -- 33) -f- 2 n (n - 5) (7 n — S)
— 4 (n — 5) (3 n 8) - 4 (8 n2 3 n - 95) of
2 (n — 6) (13 n2 3 n — 100).

§ 64. Uit de stralenverwantschappen (M R2, M R4)
en (M R2, M V) kan men opnieuw afleiden de graden
der krommen (Rö)tc (§ 52) en ^3)13,4 (§ 58).

De puntenparen R4, V bepalen in een stralenbundel
een verwantschap met kenmerkende getallen
(8n2-f 3n —95)(n —6) en 2 (n - 6)(13 n2 3 n — 100).

De 2 (n — 5) (7 n — 8) stralen ta,4 door M, die hun

-ocr page 76-

raakpunt R2 op a hebben, vervangen ieder (n —6)
coïncidenties.

Uit

(8 n2 3 n - 95) (n — 6) 2 (n - 6) (13 n2 3 n — 100)

- 2 (n - 5) (7 n — 8) (n - 6)
vindt men nu, dat
de raakpunten h\'2 der raaklijnen 72,5
op een kromme (7?2)\'2,5 Hg gen, waarvan de graad
5 (« — 6) (4 n2 19 n — 75) is.

De symmetrische verwantschap (M V, M V\') heeft tot
kenmerkend getal

2 (n — 6) (13 n2 3 n — 100) (n - 7).

Zij bezit (n — 6) (n — 7) coïncidenties in eiken der
2 (11 — 5) (7 n — 8) stralen M R2.

De overige zijn afkomstig van raaklijnen t2,4,2.

Men vindt zoodoende, dat de raakpunten der raak-
lijnen
£2,4,2 op een kromme (li2)12,4,2 van den graad
2 (n — 6)
(n — 7) (19 n2 49 n — 240) liggen.

§ 65. Elk punt van de willekeurige rechte a is, als
basispunt van een in S4 begrepen complex, raakpunt
R2 van 3 (n — 5) (n-G)(3n 8) raaklijnen t2,3,2.

(Complexen Tabel I).
• De meetkundige plaats (R3Is,3,2)1 der raakpunten R3
heeft met
a twee groepen van punten gemeen.

De eerste groep omvat de 5 (n — 6) (n2 19 n — 72)
snijpunten met de kromme (R5)t&,2 (§ 52); de tweede
groep omvat de 6 (n — 4) (n — 5) (n — 6) raakpunten R3,
ieder tweemaal geteld, omdat R3\' bij 2 raakpunten R2
van
a behoort.

Voor den graad van de kromme (R3/2,3,2)a wordt dus
gevonden

5 (n — 6) (n2 19 n - 72) 12 (n — 4) (n - 5) (n - 6)
of (n — 6) (17 n2 — 13 n — 120).

De meetkundige plaats (R272,3,2)3 van het raakpunt
R2\', dat aan R2 (op
a gelegen) en R3 is toegevoegd,
heelt met
a eveneens twee groepen van punten gemeen.

De eerste groep omvat de 3 (11 - 6) (4 n2 29 n — 125)

-ocr page 77-

snijpunten met de kromme (R4)u,8 (§ 55); de tweede
groep de 12 (n — 4) (n — 5)(n —G) raakpunten R2 der
cn, waarvoor
a is 12,3,2-

Voor den graad van (R272,3,2)» wordt dus gevonden
3 (n — G) (4n2 29n- 125) 12(n — 4) (n —5)(n —6)
of 3 (n — 6) (8 n2 — 7 n - 45).

§ GG. Wij beschouwen nu het stelsel | cn | van krom-
men cn, die een der raakpunten R2 van haar raaklijn t2,3,2
op de rechte
a hebben.

De index van het stelsel | cn | is gelijk aan
3 (n — 5) (n G) (7 n2 13 n - 54),
welk getal den graad der kromme (R2)t2,3,2 voorstelt,
voorkomende in den door een punt P uit S4 afgezon-
derden complex. (Complexen Tabel VI).

De index van het overeenkomstige stelsel | f2,3,21 is
gelijk aan den graad der kromme (R2/2,3,2)r (§ 30), dus
= 3 (n — 5) (n — G) (7 n - 8).

De figuur, die bepaald wordt door de projectieviteit
tusschen de krommen c", die een t2,3,2 bezitten en die
raaklijnen t2,3,2 bestaat uit G (n — 5) (n — G) (3 n 8) maal
de rechte
a, omdat ieder van haar punten, als basispunt
van een in S4 begrepen complex, raakpunt R2 is van
3 (n — 5) (n — 6) (3 11 8) raaklijnen t2,3,2 (complexen
Tabel I).

Verder behooren er toe de kromme ^3/2,3,2)* driemaal
geteld en de kromme (R->\'/2,3,2)a, tweemaal geteld.

Voor den graad van (Vn2/2,3,2)a vinden wij nu
3 (n - 5) (n - G) (7 n8 -f- 13 n — 54)
3 n (n — 5) (n - G) (7 n — 8) — G (n - 5) (n — G) (3 n 8)

— 3 (n — G) (17 n2- 13 n- 120)

- G (n - G) (8 n2 — 7 n — 45) of
G (n - G) (n - 7) (7 n2 — 3 n — 40).

§ G7. De verwantschap tusschen de stralen M R2, M Rs
levert opnieuw den graad der kromme (
R5)1b,2, behoorende
bij de raaklijnen tö,2 (§ 52).

-ocr page 78-

Evenzoo kan men uit een beschouwing der verwant-
schappen (MR2, MR
o\'), (MR3, MRo\'), (MR2, MV) en
(M R3, M V) opnieuw komen tot de graden der krommen
(R
4)«4;3 (§ 55), (R2) 2,5 (§ 64), (R3)i3,3,2 (§ 58) en (R2)i2,4,2 § (64).

De verwantschap (R2\', V) bepaalt in den stralenbundel
(M) een verwantschap met kenmerkende getallen
3 (n - 6) (8 n2 — 7 n — 45) (n — 7) en
6 (n - 6) (n - 7) (7 n2 — 3 n - 40).
Daar de raaklijnen t2,3l2 door M ieder (n — 7) coïn-
cidenties vervangen, bedraagt het aantal coïncidenlies
M R2\' = M V

3 (n - 6) (8 n2 — 7 n - 45) (n — 7)
6 (n - 6) (n — 7) (7 n2 - 3 n — 40)
- 12 (n — 7) (n — 5) (n — 6) (7 n — 8) =
45 (n - 6) (n - 7) (n2 -f 2 n - 11).
Daar deze twee aan twee op rechten t2)3,3 moeten
liggen, vindt men dat
de raakpunten lh der raaklijnen
/2,3,3 op een kromme (#2)2,3,3 van den graad

^ (n _ o) (» - 7) {n- -f 2 n - 11)

«v

liggen.

De symmetrische verwantschap (M V, M V\') heeft tot
• kenmerkend getal 6 (n - 6) (n — 7) (7 n2 — 3 n — 40) (n - 8).

Elke t2,3,2 door M vervangt (n -- 7) (n — 8) coïncidenties.
" Voor het aantal coïncidenties M V=M V\' vindt men dus
12 (n — 6) (n — 7) (7 n2 — 3 n — 40) (n — 8)
- 3 (n - 5)(n - 6) (7 n - 8) (n - 7) (n - 8) =
3 (n — 6) (n — 7) (n — 8) (21 n2 31 n - 200).
De helft hiervan, dus

| (n - 6) (n - 7) (n 8) {21 «2 31 n - 200)

stelt voor den graad der kromme (i?2)t2,3,2,2, die de meet-
kundige plaats is van de raakpunten li» der raaklijnen
<2,3,2,2.

§ 68. Elk punt van de willekeurige rechte a is, als

-ocr page 79-

basispunt van een in S4 begrepen complex, raakpunt R2
eener viervoudige raaklijn t2,2,2,2 voor

|(n-5)(n-6) (n - 7) (3 n 8)

krommen (complexen Tabel I).

De meetkundige plaats (R2\'/2,2,2,2)» der raakpunten R2\',
die aan het op
a gelegen vaakpunt R2 zijn toegevoegd,
heeft met de rechte
a twee groepen van punten gemeen.
De eerste groep omvat de

l (n -.- 6) (n - 7) (17 n2 107 n - 480)
£

raakpunten R4 van raaklijnen t4,2,2 (§ 55), de tweede de
groepen van vier raakpunten
R2\', gelegen op de krommen
cn, waarvoor a viervoudige raaklijn is; deze punten
moeten driemaal in rekening worden gebracht.

Hieruit wordt voor den graad der kromme (R2/2,2,2,2)®
afgeleid

1 (n - 6) (n - 7) (17 n2 107 n - 480)
8 (n - 4) (n - 5) (n -6) (n -7) =
1 (n _ 6 ) (n - 7) (33 n2 - 37 n - 160).

§ 69. Wij beschouwen nu weer het voortbrengsel
van de projectieve stelsels | cn | en 112,2,2,21.
Het eerste heeft tot index

| (n - 5) (n - 6) (n - 7) (15 n2 19 n - 96),

immers dit getal stelt voor den graad der kromme (R2)t2,2,2,2,
voorkomend in den complex, die door een punt P uit
S4 wordt afgezonderd (complexen Tabel VI); het tweede

heeft tot index f (n — 5) (n — 6) (n — 7) (7 n — 8), welk

getal den graad der kromme (R2/2,2,2,2)p voorstelt (§ 33).
Daar de voortgebrachte figuur bestaat uit

|(n —5) (n — 6) (n-7)(3n 8)

-ocr page 80-

maal de rechte a [omdat ieder van haar punten, als basis-
punt van een in S4 begrepen complex, raakpunt R2 is van

~ (n — 5) (n — 6) (n — 7) (3 n 8)

raaklijnen t2,2,2,2 (complexen Tabel I)], tweemaal de
kromme (R272,2,2,2)a (§ 68) en de meetkundige plaats der
punten V, welke elke cn nog met haar t2,2)2)2 gemeen
heeft, vindt men voor den graad van (Vn2/2,2,2,2)a

| (n - 5) (n - 6) (n — 7) (15 n2 19 n — 96)

|n(n-5)(n-6)(n - 7)(7n-8)

-f.(n- 5)(n-6)(n-7)(3n 8)
— (n — 6) (n — 7) (33 n2 — 37 n — 160) of
1 (n - 6) (n - 7) (n - 8) (29 n2 - 21 n - 140).

§ 70. De kromme (Vr2/2,2,2,2)3 wordt door «gesneden in

|(n-4)(n-5)(n-6)(n-7)

groepen van (n — 8) raakpunten R2, die ieder viermaal
in rekening moeten worden gebracht en in een aantal
punten R8, waar een cn wordt geosculeerd door een
raaklijn t3,2,2,2.

Voor den graad der kromme (#3)13,2,2,2 wordt dus ge-
vonden

| (n — 6) (n - 7) (n — 8) (29 n2 - 21 n - 140)

-|(n-4)(n-5)(n-6)(n —7)(n-8) of

(W _ 6) (n - 7) (n — 8) (7 n2 17 n — 100).
Dit resultaat is niet nieuw (§ 61).
De verwantschap tusschen de punten R2\', die buiten
a
liggen, levert opnieuw den graad der kromme (R2)t2,i,2 (§ 64).

Uit de verwantschap (M R2\', M V) kan men opnieuw
den graad der kromme ^2)12,3,2,2 afleiden (§ 67).

-ocr page 81-

De symmetrische verwantschap (M V, M V\') heeft tot
kenmerkend getal

| (n - 6) (n - 7) (n - 8) (29 n2 - 21 n - 140) (n - 9).

Elke der | (n — 5) (n — 6) (n — 7) (7 n — 8) raaklijnen

t2,2,2,2 door M vervangt (n — 8) (n — 9) coïncidenties.
Het aantal coïncidenties M V = M V\' bedraagt derhalve

| (n — 6) (n — 7) (n — 8) (29 n2 - 21 n — 140) (n — 9)
-1 (n - 5) (n - 6) (n — 7) (7 n - 8) (n - 8) (n - 9) of

| (n - 6) (n - 7) (n - 8) (n - 9) (11 n2 11 n - 90).

Hieruit volgt nu, dat de meetkundige plaats der raak-
punten van de vijfpuntige raaklijnen
£2,2,2,2,2 een kromme
van den graad

~ (n —6) (n - 7) (n - 8) (n — 9) {11 n2 H n —90) is.

§ 71. Aan elke kromme cn, die een raaklijn tc bezit,
voegen wij die raaklijn toe; deze snijdt haar in (n — 6)
punten V.

Ter bepaling van den graad der meetkundige plaats
der punten V zoeken wij eerst den graad van de figuur,
die door de prqjectieve stelsels [ cn | en | te | wordt voort-
gebracht.

De krommen cn door een punt P vormen een com-
plex; daarin komen 30 (n — 5) (5 n — 9) krommen voor,
die een tö bezitten (complexen Tabel VII); dit getal is
de index van | cn |.

De index van het stelsel 1161 is gelijk aan het aantal
tü, die men uit een punt P kan trekken, dus = 15 n
(n - 5) (§ 23).

De projectieve stelsels | cn | en | tc | brengen dus een
kromme voort van den graad

30 (n - 5) (5 n — 9) 15 n2 (n - 5).

-ocr page 82-

Hiertoe, behoort de kromme (Rg)\'g (§ 52) zesmaal.

Voor den graad van de kromme (Vrg) wordt dus
gevonden

30 (n — 5) (5 n — 9) 15 n2 (n — 5) — 90 (5 n — 17) —
15 (n — 6) (n2 11 n —32).

§ 72. In den stralenbundel (M) bepalen de punten-
paren (Re, V) een verwantschap met kenmerkende getallen
15 (5 n — 17) (n — 6) en 15 (n — 6) (n2 11 n - 32).

Elke der 15n(n — 5) in M samenkomende lijnen tG
vertegenwoordigt (n — 6) coïncidenties.

Hiermede rekening houdende, vinden wij voor het aan-
tal coïncidenties R
g = V, dus voor het aantal raaklijneiï t-i
(n — 6)[15(5n— 17) 15 (n2 11 n— 32)-15n(n — 5)]
of
105 (n - 6) (3 n - 7).

De verwantschap tusschen twee tot dezelfde cn be-
hoorende punten V bepaalt in den stralenbundel (M) een
symmetrische verwantschap met kenmerkend getal
15 (n - 6) (n2 11 n — 32) (n — 7).

Hiertoe behoort elke der 15n(n — 5) in M samen-
komende raaklijnen tG (n — 6) (n — 7) maal.

Dus is het aantal coïncidenties v = v\'
(n — 6) (n — 7) [30 (n2 -f 11 n - 32) — 15 n (n — 5)] of
15 (n — 6) (n — 7) (n2 27 n — 04).

DU getal geeft het aantal raaklijnen k,2.

§ 73. Aan elke cn, die een raaklijn tö,2 bezit, zullen
wij die lijn toevoegen; deze snijdt haar nog in (n — 7)
punten V.

De meetkundige plaats der punten V vormt met de
vijfmaal getelde kromme (
Rö)\'5,2 (§ 52) en de tweemaal
getelde kromme (1*2)15,2 (§ 64) het voortbrengsel dei-
projectieve stelsels | cn | en | te,21.

In den complex, dien een punt P uit S1 afzondert,
komen 10(n — 5) (n — 6) (n2 18 n — 33) krommen voor,
die een raaklijn ts,2 bezitten (complexen Tabel VII); dit
getal is dus de index van ! c" |.

-ocr page 83-

Het stelsel 115,21 heeft, blijkens § 23, den index
25 n (n - 5) (n — 6).

De projectieve stelsels | cn | en | f5,21 brengen derhalve
een kromme voort van den graad
10 (n-5) (n —6) (n2 18n-33) 25n2(n —
5) (n-6).

Voor den graad der kromme (Vr5)2) wordt dus gevonden
10 (n - 5) (n - 6) (n2 18 n - 33) 25 n2 (n - 5) (n - 6)
-25(n — 6)(n2 19n — 72) — 10(n — 6)(4n2 19n-75)
of 5 (n - 6) (n — 7) (7 n2 37 n — 120).

§ 74. Een beschouwing van de verwantschap (M R5,
M R2) levert opnieuw het aantal t7 (§ 72).

Evenzoo levert (M Rö) M V) het aantal tc,2 (§ 72).

Nu voegen wij op elke rechte f5,2 het punt R2 aan
elk der (n — 7) punten V toe.

Daardoor worden de stralen van een bundel (M) ge-
rangschikt in een verwantschap met kenmerkende getallen
5 (n — 6) (4 n2 19 n - 75) (n — 7) en
5 (n - 6) (n - 7) (7 n2 37 n - 120).

Merken we op, dat de 25 n (n — 5) (n — 6) raaklijnen
ts,2, die in M samen komen, elk (n — 7) coïncidenties
vertegenwoordigen, dan vindt men voor de coïncidenties
M R2 = M V het aantal

(n-6) (n — 7)[5(4n2 19n — 75) 5(7 n8 37n— 120)
— 25 n (n — 5)] =
15 (n — 6) (» — 7) (2 n2 -f 27 n — 65).

Dit getal stelt voor het aantal krommen, die een raaklijn
f5,3 bezitten.

De symmetrische verwantschap (M V, M V\') levert een
nieuw kenmerkend getal. Zij heeft tot kenmerkend getal
5 (n - 6) (n - 7) (7 n2 37 n - 120) (n — 8).

De 25 11 (n — 6) (11 — 6) rechten tö,2 door M vervan-
gen ieder (n — 7) (n — 8) coïncidenties.

Het aantal coïncidenties M V = M V\' bedraagt derhalve
(n
- 6) (11 - 7) (n—8) [10(7 n2 37 n — 120) - 25 n (n - 5)]
of 15 (n — 6) (n — 7) (n — 8) (3 n2 33 n - 80).

-ocr page 84-

Hieruit volgt, dat een S4

^-(n — 6) (n — 7) (n - 8) (3 w2 33 n — 80)

tC

krommen bezit met een raaklijn £5,2,2.

§ 75. Bepalen wij den graad der meetkundige plaats
(Vr4,3) van de groepen van (n — 7) punten V, welke de
rechte t4,3 met haar cn gemeen heeft.

De krommen cn, die een t4,3 bezitten, vormen een
stelsel met index 6 (n — 5) (n — 6) (3 n2 29 n — 54)
(complexen Tabel VII); haar raaklijnen t4,3 een stelsel
met index 30 n (n — 5) (n — G) (§ 26).

Het voortbrengsel van deze projectieve stelsels bestaat
uit viermaal de kromme (R4)t4,3 (§ 55) en driemaal de
kromme (R3)t4,3 (§ 58), die de raakpunten bevatten en
de meetkundige plaats der punten V.

Voor den graad van (Vr4,3) vinden wij dus:
6 (n — 5) (n - 6) (3 n2 29 n - 54) 30 n2 (n - 5) (n — 6)
._ 12 (n - 6) (4 n2 29 n — 125)
— 18 (n — 6) (3 n2 13 n - 60) =
24 (n - 6) (n — 7) (2 n2 7 n - 25).

§ 76. Met behulp van de verwantschap tusschen de
punten R4 en R3 der raaklijnen t4,3 kan men het reeds
in § 72 gevonden aantal raaklijnen t7 terugvinden.

Analoog verkrijgt men door middel van de verwant-
schap tusschen twee punten R4 en V, op eenzelfde t4,3
gelegen, opnieuw het in § 74 afgeleide aantal ts,3.

De verwantschap (M R3, M V) heeft tot kenmerkende
getallen

6 (n — 6) (3 n2 13 n — 60) (n — 7) en
24 (n — 6) (n - 7) (2 n2 7 n — 25);
terwijl elke der 30 n (n — 5) (n — 6) stralen t4,3 door
M (n — 7) coïncidenties vertegenwoordigt.

Het aantal coïncidenties M R3 = M V bedraagt dus:
(n - 6) (n - 7) [6 (3 n2 13 n — 60)
-4- 24 (2 n2 7 n — 25) - 30 n (n — 5)] of
12 (n - 6) (n - 7) (3 n2 33 n — 80).

-ocr page 85-

Daaruit volgt, dat er in een Sl

6 (n — 6) (» — 7) (3 n2 33 tl — 80)
krommen voorkomen, die in \'t bezit zijn van een raaklijn £4,4.

De symmetrische verwantschap (M V, M V\') heeft tot
kenmerkend getal

24 (n - 6) (n - 7) (2 n2 7 n — 25) (n — 8);
elke raaklijn t4,3 door M vervangt (n — 7) (n — 8) coïn-
cidenties.

Uit

48 (n —\'6) (n - 7) (2 n2 7 n — 25) (n — 8)
— 30 n (n - 5) (n — 6) (n - 7) (n — 8)
volgt, dat
6 (« — 6) (n — 7) (n — 8) {11 n2 8111 — 200)
krommen van Sl een raaklijn
£4,3,2 bezitten.

§ 77. Wij beschouwen nu het stelsel | cn | der krom-
men, dié een raaklijn t4,2,2 bezitten en bepalen den graad
van de meetkundige plaats (Viu,2,2) der punten V, welke
elke cn nog met haar
f4,2,2 gemeen heeft.

Het stelsel | cn j heeft tot index

2 (n - 5) (n — 6) (n - 7) (7 n2 51 n - 9G);
dit is immers het aantal cn van den complex, dien een
punt P uit S\' afzondert, welke een
f4,2,2 bezitten.

(Complexen Tabel VII).

De index van het stelsel 114,2,21 is

20 n (n — 5) (n — 6) (n — 7) (§ 26).

Tot de figuur, die door de projectieve stelsels | c" |
en | f4,2,21 wordt voortgebracht, behooren ook de krom-
men (Ri)t4,2,2 (§ 55) en (R2)u,2,2 (§ 64), de eerste vier-
maal, de tweede tweemaal.

Voor den graad van (Vn4,2,s) vindt men dus
2 (n — 5) (n — 6) (n — 7) (7 n2 -f 51 n — 96)

20 n2 (n — 5) (n - 6) (n — 7)
— 2 (n - 6) (n - 7) (17 n2 107 n — 480)
— 4 (n — 6) (n — 7) (19 n2 -1- 49 n — 240) of
2 (n - 6) (n - 7) (n - 8) (17 n2 47 n — 180).

-ocr page 86-

§ 78. De verwantschappen (M R4, M R2), (M R2, M R2\'),
(MR4, M V) en (MR2, M V) leveren opnieuw de aan-
tallen raaklijnen t«,« (§ 72), t4,4 (§ 76), t
5,2,2 (§ 74) en
t4,M (§ 76).

De verwantschap tusschen twee tot dezelfde cn be-
hoorende punten V bepaalt in een stralenbundel (M)
een symmetrische verwantschap, waarvan het kenmer-
kend getal

2 (n — 6) (n — 7) (n — 8) (17 n2 47 n — 180) (n — 7) is.

Tot deze verwantschap behoort elke der
20 n (n — 5) (n - 6) (n — 7)
in M samenkomende raaklijnen t4,2,2 (n — 8) (n — 9) maal.

Voor het aantal coïncidenties M V = M V\' wordt dus
gevonden

(n - 6) (n — 7) (n — 8) (n - 9) [4 (17 n2 47 n - 180)
— 20 n (n — 5)] of

48 (n - 6) (n — 7) (n — 8) (n — 9) (n2 6 n — 15).

Er zijn dus

16 (n — 6) (n — 7) (n — 8) {n — 9) (n2 6 n— 15)
krommen, die in \'t bezit zijn van een raaklijn
(\'4,2,2,2.

§ 79. Wij gaan nu het stelsel der krommen cn be-
schouwen, die een raaklijn t
3,3,2 bezitten. Ter bepaling
van den graad der kromme (
Vr3,3,2), die de meetkundige
plaats is van de punten
V, welke cn nog met ts,3,2
gemeen heeft, bepalen wij den graad van de figuur,
voortgebracht door de projectief gemaakte stelsel | cn |
en 114,2,2,21.

Het eerste heeft tot index

9 (n - 5) (n - 6) (n - 7) (2 n2 11 n — 21),
welk getal het aantal cn met een t
3,3,2 voorstelt, voor-
komende in een tot S4 behoorenden complex. (Com-
plexen Tabel VII).

De index van 113,3,21 is (§ 29)

Y n (n — 5) (n — 6) (n — 7).

-ocr page 87-

t
!

De voortgebrachte figuur bevat de kromme (Rs)is,3.2
(§ 58) driemaal en de kromme (R2)t3,3,2 (§ 67) tweemaal.
Daaruit wordt voor den graad van (
vr3,3,2) afgeleid:
9 (n — 5) (n - 6) (n — 7) (2 n2 11 n — 21)

4|n2(n-5)(n-6)(n-7)

— 90 (n - 6) (n - 7) (n2 3 n - 16)
— 90 (n — 6) (n — 7) (n2 2 n — 11) of

| (n _ G) (n - 7) (n — 8) (9 n2 19 n -- 80).

§ 80. De verwantschappen (M Ra, M R8\'), (M Ra, M R2),
(M R3, M V) leveren . opnieuw do aantallen te,2 (§ 72),
te,3 (§ 74) en t4,3,2 (§ 76).

De verwantschap (M R», M V) heeft in verband met
de graden der krommen (R2)»a,3,2 en (Vii3,a,2) tot ken-
merkende getallen

^ (n - 6) (n - 7) (n2 2 n - 11) (n - 8) en
| (n - 6) (n - 7) (n - 8) (9 n2 19 n - 80).

Ar.

Elke der ~ n (n - 5) (n - 6) (n - 7) tot (M) bchoo-

rende t3,3,2 is (n — 8)-voudige coïncidentie, dus is het
aantal der coïncidenties MR« = MV

(n — 6) (n — 7) (n — 8)

f (n2 2n-ll)

|(9n2 19 n — 80) — yn(n — 5)J of

Y(n - 6)(n - 7) (n - 8)(n2 6n- 15).

Nu bedraagt het aantal driemaal osculeerende rechten /3,3,3
97

tL (n _ 0) (n _ 7) (n _ 8) (u2 6\' 11 - 15).

De symmetrische verwantschap (M V, M V\') heeft tot
kenmerkend getal

| (n _ 6) (n - 7) (11 - 8) (9 n2 19 11 - 80) (n - 9).

-ocr page 88-

Iedere tot (M) behoorende t3,3,2 vervangt nu (n — 8) (n — 9)
coïncidenties.

Dus vindt men voor het aantal coïncidenties M V=M V\'
(n — 6) (n — 7) (n — 8) (n — 9) [9 (9 n2 19 n - 80)

-fn(n-5)] =

| (n — 6) (« — 7) (n — 8) {n — 9) {13 n2 63 n - 160).
Dit getal stelt het aantal raaklijnen
£3,3,2,2 voor.

§ 81. Voegen wij aan elke t3,2,2,2 haar c" toe en be-
palen wij den graad van de meetkundige plaats der
punten V, welke elke c" nog met haar ts
,2,2,2 gemeen heeft.

In den door een punt P uit S4 afgezonderden com-
plex, komen er

(n - 5) (n - G) (n — 7) (n — 8) (9 n2 37 n - 72)
krommen voor, die een raaklijn
f3,2,2,2 bezitten (com-
plexen Tabel VII).

Daarmee is de index van het stelsel | c" | bekend.
De index van het stelsel | f3
,2,2,21 is

10 n (n — 5) (n — 6) (n — 7) (n - 8) (§ 32).
•Neemt men in aanmerking dat tot de door de pro-
jectieve stelsels | cn j en | {3,2,2,21 voortgebrachte figuur
de kromme (1*3)13,2,2,2 (§ 61) driemaal en de kromme
(R2)\'3,2,2,2 (§ G7) tweemaal behoort, dan vindt men voor
den graad van (Vn3,2,2,2)

(n — 5) (n - 6) (n — 7) (n - 8) (9 n2 37 n - 72)
10 n2 (n — 5) (n — G) (n — 7) (n — 8)
— 3 (n - G) (n - 7) (n - 8) (7 n2 17 - 100)
- 3 (n — 6) (n — 7) (n - 8) (21 n2 31 n — 200) of
(n - 6) (n — 7) (n — 8) (n - 9) (19 n2 29 n — 140).

§ 82. De verwantschappen (M R3, MR2), (M R2, M R2\'),
(M R3, M V) en (M R2, M V) leveren opnieuw de aantallen
tf.,2,2 (§ 74),
f3,4,2 (§ 7G), t4,2,2,2 (§ 78) en f3,3,2,2 (S 80).

-ocr page 89-

Met behulp van de kromme (Vr3,3,2,2) kunnen wij het
in S4 voorkomende aantal raaklijnen f3,2,2,2,2 vinden.

Daartoe voegen wij de rechten M V, M V\' aan elkaar
toe, waardoor een symmetrische verwantschap met ken-
merkend getal

(n —G) (n—7) (11-8) (n — 9)(19n3-f 29n— 140) (n — 10)
ontstaat.

De 10 n (n — 5) (n — 6) (n — 7) (n — 8) in M samen-
komende raaklijnen zijn (n — 9) (n — 10)-voudige coïn-
cidenties.

Op de overige valt telkens V met V\' samen.
Het aantal coïncidenties M V = M V\' bedraagt dus

(n - G) (n - 7) (n - 8) (n - 9) (n — 10) [2 (19n2 29n -140)

— 10 n (n — 5)] =
4 (n - G) (n - 7) (n —8) (n -9) (n-10) (7n2 27 n — 70).

Hieruit volgt dat er in een S1(n — G) (n — 7) (n - 8) (n — 9) (n—10) (7n2 27 n — 70)
raaklijnen £312,2,2,2 voorkomen.

§ 83. Wij beschouwen nu het stelsel | cn | der krommen,
die een raaklijn
12,2,2,2,2 bezitten en bepalen den graad
van de meetkundige plaats der punten V, welke elke
cn nog met haar
f2,2,2,2,2 gemeen heeft.
■ De index van het stelsel | cn | is gelijk aan

| (n - 5) (n — G) (n - 7) (n - 8) (n - 9) (n2 3 n - G)

d.i. het aantal c" van den door een punt P uit S4 afge-
zonderden complex, die een
f2,2,2,2.2 bezitten (com-
plexen VII).

De index van het stelsel | f2,2,2,2,21 is gelijk aan
|n(n-5)(n-G)(n-7)(n-8)(n-9) (§ 35).
Tot de door | c" \\ en |
f2,2,2,2,21 voortgebrachte figuur

-ocr page 90-

behoort de kromme (R2)»2.2,2,2,2 (§ 70) tweemaal; derhalve
vindt men voor den graad van (
Vr2,2,2,2,2)

| (n — 5) (n - 6) (n - 7) (n — 8) (n — 9) (n2 3 n — 6)
o

1 n2 (n - 5) (n - 6) (n - 7) (n - 8) (n - 9)
— | (n — 6) (n - 7) (n - 8) (n - 9) (11 n2 11 n - 90)
of | (n — 6) (n - 7) (n - 8) (n- 9) (n- 10)(n2 n -6).

§ 84. Uit de verwantschappen (MR2, MR2\') en (M R2,
M V) kan men opnieuw komen tot de aantallen
f4,2,2,2
(§ 78) en 13,2,2,2,2 (§ 82).

De verwantschap tusschen twee tot dezelfde cn be-
hoorende punten V bepaalt in den stralenbundel (M)
een symmetrische verwantschap met kenmerkend getal

|(h-6)(n—7)(n-8)(n-9)(n-10)(n» n—6)(n-ll).

Elke der f n (n — 5) (n - 6) (n — 7) (n — 8) (n — 9) raak-

lijnen f2,2,2.2,2 is (n—10) (n—1 l)-voudige coïncidentie.

Hierop lettende vindt men voor het aantal coïnci-
denties \'MV^M V\'

|(n2 n-6)

(n —6)(n — 7)(n-8)(n-9)(n-10)(n —11)

— | n (n — 5)

2 (n — 6) (n - 7) (n — 8) (n — 9) (n - 10) (n — 11)
(n2 3 n - 8).

Er zijn dus

-ocr page 91-

TABELLARISCH OVERZICHT DER KENMERKENDE
GETALLEN VOOR EEN STELSEL S4.

\' \' \'■ \'•.■ V

Tabel I.

Een enkelvoudig basispunt is
Raakpunt R
g van 15 raaklijnen tc

»

n

(n-

-6)(n 25)

ts,2

»

r4

9

3(n

- 6) (n 10)

t4,8

r4

n

2 (n

-6)(n-7)(n 10)„

t4,2,2

n

Rs

V

6 (n

— 6) (n -h 5)

t3,4

n

ra

»

9 (n

-6)(n-7)(n 5) „

ta,a,2

n

Ra

n

2 (n

-6)(n-7)(n-8)

(n 5) „

t3,2,2.2

»

r2

V

5 (n

— 6) (2 n 5)

t2,B

»

r2

n

8(n-

-6)(n-7)(2n 5)„

t2.4)2

n

Ra

n

9r
2(n

-6)(n-7)(2n 5),

t2,3)3

»

Ra

V

6 (n

-6) (n — 7) (n — 8)

2r

ö(n

(2 n 5) .

t2,3,2,2

n

r2

»

-6) (n — 7) (n — 8)

ü

(n-9)(2n 5) ,

12)2,2,2,

Tabel II.

Graad van (R&)r 5 (n — 2)

, (R4Mp (n — 5) (9n — 16)

 (Ra/4,«)p 2 (n — 5) (7 n — 8)

■ (R»/«,3)p 6 (n — 5) (2 n — 3)

, (Rs/.,.,.)p 4 (n — 5) (n — 6) (2 n — 3)

» (R2/3,2,2)p 3 (n — 5) (n - 6) (7 n - 8)

„ (Ri/a,s,s,i)p |(n — 5) (n — 6) (n — 7)(7n-8)

-ocr page 92-

Tabel III.

Aantal

U

door P 15 n (n

-5)

»

tö,2

„ 25 n (n

— 5) (n

— 6)

»

t4,3

p

„ 30 n (n

— 5) (n

-6)

»

t4,2,2

V

„ 20 n (n

— 5) (n

— 6) (n

-7)

n

t3,3,2

1

45- ,

Ju

— 5) (n

— G) (n

-7)

n

t3,2,2,2

n

y, 10n(n-

~5)(n-

- 6) (n —

■ 7) (n —

8)

t2,2,2,2,2

V

2 (
\' 3 n

" 5) (n —

G)(n-

7) (n —

8)

(n-9)

Tabel IV.

Graad van (R5)b 5 (n — 2)

„ (R,/4i8)b 3 (n — 6) (3 n — 5)

v (R2/4,2)b 2 (n — 6) (7 n — 5)

„ , (R3/»,8)b 3 (n — 6) (4 n — 5)

, , (R3/3,2,2)b 2 (n — 6) (n — 7) (4 n — 5)

, (R2/3,2,2)b 3 (n — 6) (n — 7) (7 n — 5)

„ (R2/2,2,2,2)b I (n - G) (n - 7) (n - 8) (7 n - 5)

Tabel V.

Aantal te

n ^5,2

» t-»,3

» tl,2,2

» t3,3,2

, t3,2,2,2

*

t) t2,2,2,2,2

door B 15 (n 1) (n — G)
„ , 25 (n 1) (n — G) (n — 7)
, , 30 (n 1) (n — 6) (n — 7)
„ , 20 (n 4-1) (n — 6) (n — 7) (n — 8)
45

„ „ l)(n-G)(n--7)(n-8)

Jt

n , 10 (n -f- 1) (n — G) (n — 7) (n — 8)

(n-9)

„ , |(n l)(n-G)(n-7)(n-8)
(n —9)(n —10)

-ocr page 93-

Tabel VI.
Graad van (Rö)tc 15 (5 n — 17)

„ (R5)t5,2 5 (n — 6) (n2 19 n — 72)
„ (R4)t4,3 3 (n — 6) (4 n2 -j- 29 n — 125)

„ (R4)t4,2,2 ^(n —6)(n— 7)(17n2 107n —480)

„ (R3)t3l4 6(n — 6)(3n2 13 n — GO)
» (R3)\'3,8)2 30 (n — G) (n — 7) (n2 3 n - 1G)
„ (R3)t3,2,2,2 (n—6)(n —7)(n— 8)(7n24-17n—240)
* (R2)tt>,4,2 2 (n —G) (n —7) (19n2 49n—240)
45

. » (R2)t2,3,3 y (n - 6) (n - 7) (n2 2 n - 11)

» (Ra)«2,3,2,2 |(n — 6) (n — 7) (n — 8)

(21 n2 31 n —200)

„ (R2)t2,2,2,2,2 ~ (n - 6) (n — 7) (n - 8) (n - 9)

(11 n2-Min-90)

Tabel VII.
Aantal
t7 105 (n — G) (3 n — 7)

„ tö,2 15 (n — G) (n — 7) (n2 27 n — G4)
„ t6,8 15 (n — G) (n — 7) (2 n2 27 n — G5)

„ t5,2,2 y (n —6)(n —7)(n-8)(3n2 33n-SO)

„ t»,4 G (n — 6) (n — 7) (3 n2 33 n — 80)
, t4|S(2 G(n — G)(n —7)(n — 8)(lln2 81n —200)
, t4,2,2,2 1G (n - G) (n - 7) (n - 8) (n - 9)

(n2 6 n — 15)

„ ts,8,s y(n-6)(n-7)(n-8)(n2 6n-15)

„ W, |(n-G) (n — 7) (n — 8) (n — 9)

(13 n2 63 n - 160)
„ ts.2,2,2,2 (n — 6) (n — 7) (n — 8) (n — 9) (n — 10)

(7 n2 27 n — 70)

„ t2,2,2,2,2,2 ö(n — 6)(n — 7)(n — 8)(n — 9)(n — 10)

(n —ll)(n2 3n —8)

-ocr page 94- -ocr page 95-

STELLINGEN.

!

-ocr page 96-

*

-ocr page 97-

Stellingen.

ï.

Bij de bepaling van kenmerkende getallen voor een
lineair stelsel va^ vlakke algebraïsche krommen wordt
met vrucht van de eigenschappen der involuties gebruik
gemaakt.

Het onderzoek van den invloed van een meervoudig
basispunt geeft tot geen nieuwe gezichtspunten aanleiding.

3.

Het bewijs, dat Wieleitner geeft van de stelling „de
raaklijn in een punt aan de kromme van
Steiner is de
poollijri van het overeenkomstige punt op de kromme
van
Hesse t. o. v. de oorspronkelijke kromme" is onjuist.

H. Wieleitner, Theorie der ebenen algebraischen Kurven
höherer Ordnung, 1905, blz. 58.

4.

-ocr page 98-

5.

Ten onrechte zegt J. G. Kapteijn, dat een frequentie-
wet tot stand komt door een eindig aantal oorzaken.

J. C. Kaptkijn and M. J. van Uven, Skew Frequcncy
Curves in Biology and Statistics, 2nd Paper, 191(5 (blz. 8—13).

6.

Het is noodzakelijk te definieeren, wat men verstaat
onder de plaats van een asymmetrische spectraallijn van
eindige breedte.

7.

Het is niet wenschelijk besluiten te trekken omtrent
de intensiteitsverdeeling van het licht in een spectraal-
lijn, door in een photographische plaat op het oog de
zwarting te beoordeelen.

8.

De strenge definitie, die Klein en Sommerfeld geven
van stabiliteit van beweging heeft voor de natuurkunde
weinig beteekenis.

F. Klein und A. Sommerfeld, Übcr die Theorie des
Kreisels, 2, 1908 (blz. 350).

\'i

9.

De onderstelling, waarop Weiss zijn theorie van het
ferromagnetisme grondt, leidt tot een resultaat, dat in
tegenspraak is met de waarneming.

P. Weiss, Les idéés niodernes sur la constitution do la
matifcre (blz. 332).

-ocr page 99-

10.

Het heeft geen zin te spreken van een voortplantings-
snelheid der diffusie.

P. Fkank, Über die Fortpflanzungsgeschwindigkeit der Dif-
fusion. Physik. Zeitschrift 19, 1918 (blz. 510).

11.

Het zou aanboveling verdienen, dat bij het onderwijs
in natuurkunde op de H. B. S. meer rekening kon
worden gehouden met de vorderingen der wetenschap.

12.

Het ware wenschelijk, dat in de wet op het Hooger
Onderwijs de eischen voor het doctoraal-examen in de
Wis- en Natuurkunde zoodanig werden gewijzigd, dat
den candidaat de vrije keuze werd gelaten zich öf in
meetkundige öf in analytische richting te bekwamen.

-ocr page 100-
-ocr page 101-
-ocr page 102-
-ocr page 103-
-ocr page 104-

v-v:

:

-ocr page 105-
-ocr page 106-

. V