WILLEM de IV.
|
|||||||||||
DOOR
|
|||||||||||
MARGARETA GEERTRUID
|
|||||||||||
VANDER WERKEN.
|
|||||||||||
.
|
|||||||||||
G E D R UKT te LEIDEN,
En word aldaar uitgegeeven
By CORNELIS de PECKER, i75&
|
|||||||||||
*.'
|
||||||||
xl
|
||||||||
r -i -:rr. ) . ;;> «.
|
||||||||
»-T*I
|
||||||||
■v/mod
|
||||||||
'77r..J'{. Iteiiii
|
||||||
TOE W Y I.N G
|
||||||
AAN HAARE
|
||||||
KONINGLYKE HOOGHEID
|
||||||
N N
|
|||||
KROONPR1NSESSE van GROOTBRITTANJE
PRINSESSE DC)UARIERE
VAN
ORAKJEenNASSAU
GOUVERNANTE de* VEREENIGDE
M %P E RL A,N- D E..3Sl; .:
enz.. enz. enz.' ^
■■. < ■ . '' ■-■' ' "' *. . ' ^*r"N .
u is myn Clio 't krygsgeweld ,
En Mavors dreunend oorlogsveld, Ontkomen ;z' iseen' dfom van dond'rende gevaaren,
Met Neerlands Helden, doorgeftreen ; En heeft, door>t fmookend zwavel Keen, '5 Lands vlooten zelfs verzelt op 'tanidden van de baaren.
J 9 r-.
|
|||||
T 0 TE'VW Y I N a
Zy heeft, in 't woeden van den ftryd,
Met een onwankelbaare vlyt,
De dappre zy bekleed van Naflaus groote Helden ; Berugte Helden! welkers naam
De mond der nook vermoeide Faam,
Door'sWerrelds ruime rond, altoos met lof zal melden. Schoon vreefde zy haar trots gezigt
Aan 't all* verbaazend blixemligt Van 't bulderend metaal op 't yfelykfi' te zengen;
Zy nam de Heldenveder op , En ftreefde fier naar Pindus top: De Digtluft kon in haar geen laffe vrees gehengen.
|
|||||
* 2 DllS
|
|||||
T O E W Y I N G.
Dus heeft zy haar' Oranje Held
. Naar '{ blaakend Egtaltaar verzeitr, En isvermetel zelfs ter Trouwzaal ingedrongen; Daar elk hem, en zyn Britfche Bruid,
Het oor vervulde met geluit
Van zcgengalmen, aan zyn' Heildag toegezongen^ ", Nooit zag haar oog een pragt en praal,
Zoo groots als in die Bruiloftszaal: De Min zat op een koets van louter goud verheven *
Zy tilde eetf Scepter in de hand, Doorwrogt met flonkrend diamant, Wa-ar op Vorft Willems Feeft voor eeuwig was gedreven.
Ter
|
||||
T O E W Y I N G.
Ter linke zydc zat de Jeugt,
Gekoeftert door een kuifche vreugt;
Op 't heerelykft' getooit met gloejendc Safieren. Men zag eenT fleep van Minnego&n,
Geleid door Cithereas Zoon,
Door't midden van de zaal, op dart'le voetjes zwicren. De Deugt, de Rede, en het Verftand,
Omringden vrolyk , hand , aan hand,
De vriendelyke zy der Vorft'lyke Egtelingen: Hier zag men 't keurig Bruidsbanket
In gouden fchaalen opgezet;
Daar zag men Neftar in kriflalle bekers fpringen. |
|||||||
Nu
|
|||||||
* 3
|
|||||||
T O E W ₯ I N G.
Nu ftoft myn Zangnimph weer op de eer,
Dat zy de Rykstelg, met haar' Heer, Naar't juichend Leeuwaarden mogtvolgen, engeleiden;
Dan hoe zy vloog ter vlugt voor uit, OmWiLLEM Karel, en zyn Bruid, Ei Holland met ontzag en eerbied te verbeidea
Nu meld zy weer hoe zy haar' Held
Op zy bleef hangen, toen 't geweld Desoorlogs hem'tbeftiervanNeerlandftelde in handen;
En hoe men hem ten Schutsheer koor, AIs Hollands Maagt den moed verloor, Om Bato 's veege kiel te hoeden voor het ftranden.
Toen
|
||||
T O E W Y I N G.
Toen hy met wysheid en beleid,
Gepaart met moed en waakzaamheid, Vorft Janus Tempel heeft gegrendelt en gefloten,
En Mavors, brullende van fpyt, In 't allerhevigft' van den ftryd, Met lof voor ecuwig "heeft van zynen troon geftoten.
i- Myn Clio volgde., wyd , en zyd,
Haar1 Veldheer na , met liefde, en vlyt, En' is, zoo lang zy kon, hem moedig bygebleven;
Maar, ach! de dood, daar 't all' voor bukt, Heeft hem nu van haar afgeruktt Helaas! hoe kon zy zulk een uur dog overleeven!
|
|||||
Nog
|
|||||
TOE W;LY I N G.
Nogthans waart g' al uw zwarigheeri,
Myn Nimph, mi eind'lyk doorgeftreen,
Had gy niet weer op nieuw gevaaren te beftryden; Maar wie, wie zal u voor den Nyd,
Die fleets op yders glory byt,
Door zyn geneege gunit befchermen en bevryden ? Hoor toe , vermeet'le Zanggodin!
Volg nog eenmaal uw trotsheid in;
Yerftout u, met ontzag, den byftand af te frneeken, Van Haar, wier vorftelyke Naam,
Met lof vereeuwigt door de Faam,
Het reed'loos wangedrogt de tanden kan verbreeken Ding,
|
||||
1
■
|
|||||||||
T O E W Y I N G.
Ding, ding naar eert onftcrflyke eer,
En werp u voor de voeten neer Van Eng'lands Erfprinfes, om haar uw Heldenzangen
Te wyden : hoop van Haare gunft, Dat Zy uw ongeveinsde kunft, Uit mededogen, in genade zal ontfangen.
Want mogt gy, myne Digteres!
De gunft van deze Landsvoogdes
Voor uwe opregte vlyt, en Heldenyver, hoopen ! Die gunft, zoo vol ontzaglykheid,
Vernielde Momus onbefcheid ,
En zette u ftraks de deur tot yders loffpraak open. |
|||||||||
* *
|
|||||||||
Zoo
|
|||||||||
T O E W Y I N G.
Zoo voer 'k u onbevreeft tervlugt,
Met wasfche vleug'len, naar de lugt,
En verge u 't Starrenlicht geheel naarby te komen. Gy tilt, gelyk een' Phaeton,
De tintelglanfen van de Zon;
Terwyl der digt'ren rei zelfs voor uw' val moet fehroomerr. Dat nu , doorlugte Koningstelg !
U myn vermetelheid niet belg':
U, die door Pallas zyt beflraalt met hemelvonken,. Die Uwen geeft (door Haaren glans
Geftiert tot aan den Starrentrans)
Met een aanbiddelyk vermogen heeft befchonken. |
||||
Zagt
|
||||
T O E W Y I N G.
Zagtaardige toegeevenheid,
Een gloed van de Oppermajefteit ;
Meeft dierbaar daar zy 't hart der Grooten mag regeeren,
Zoo hoog aan UW gemoed verpand , Belooft nV, 6 Zon van Nedcrland t EenStraaltje van UW gttnft, dat'k eeuwig zal waardeeren.
Nu ftapt myn trotfche Zangheldin
Vol moeds ter mime werreld in;
Befcherm, befcherm haar, doorUWvriendelyk vermogem O Zegenfter van Nederland!
ReiR haar door UWE gunfl: de band;
Hier door alleen word zy de fterflykheid onttogen. |
|||||||
Ver-
|
|||||||
ft flr
|
|||||||
T O E W Y I N G.
Vergun my dan, 6 Ryksjuweel!
Dat ik U, met myn digttafreel,
Uit liefde en agting, nog een' heilwenfch toe mag wyden: Leg voor een wyl de Staatszorg neer,
En wil, ei gun my zulk eene Eer!
Myn vlyt door eenen wenk vanUWgezigt verblyden! O vriendelyke Zegenzon [
Die, opgedaagt in Albion ,
Thans Neerland koeftert door uw vriendelyke ftraalen: Laat de invloet van uw glansryk licht,
Waar voor de Tweedragt bee ft en zwigt,
Steets op denBatavier een' gloed van heil doen daalenl Dat
|
||||
T O E W Y I N G.
|
|||||
Dat FRISOOS zcgenfpcllend Krooft,
'tWelk fleeds door liefde uw zorg verpooft, -
Lang guide leiTen van UW wyzen mond mag leezen: Zoo zal 'sLands Vryheid aan den Stam,
Waar uit zy haar beginfcl nam,
Tot in alle eeuwen haar behoud verfchuldigt weezen. M. G. VANDER WERKEN.
Te Leiden
den xvi van Sprokkelmaand MDCCLVI.
|
|||||
O P
WILLEM den VIERDEN,
HELDENDIGT,
DOOR
MEJUFFROUW
MARGARETA GEERTRUID vander WERKEN.
XJehaagt het dan aan uwe groene jeugt,
O fchrandre Maagd ! der Zanggodinnen vreugd!
Befchonken met bevalligheid en deugd,
Uw voet te zetten:
Niet op een weg met rozen overfpreid,
Daar Silvia haar' Koridon verbeidt, En daar de liefde op 't geefligft ftreelt en vleit, En fpreit haar netten ;
Daar
|
||||
Daar Zefyrus , van geen orkaan ontrufl:,
Door 't lommer ruifcht, en boet zyn' graagen luft , En zuchtjens looft, als hy zyn Flora kuft, Die geurig rieken :
Of daar Diaan , verzeld van haaren ftoet,
Wordt door den zang van Filomeel begroet, Wanneer de kim vertoont den fchoonflen gloed Na 't uchtentkrieken.
Begeeft gy u naar 't bloedig oorlogsveld Daar Mavors heerfcht ? Belloon de wetten ftelt ? Verdraagt uw oog dat menig dapper Held Daar Hgt verflagen ?
En kan het u, zo minnelyk van aart: Dat de oorlogstoorts zo veel verwoefting baart, Dat hier en gins de heiren ftaan gefehaart, Zo zeer behaagen ?
Ei keer , fchoon u die graage lull verwon,
Een fchoone Nimf ontwykt de heete zon In 't ftille woud , by 't ruisfehen eener bron, En fchept genuchten,.
|
||||
AIs zy, in 't groen gezeten zonder fchuld ,
Een oorlogskreet, die al de lucht vervult, Een zwaveldamp, dien haare reuk niet duldt, Daar mag ontvluchten.
O Margareet/ gun dat ik u belet Dat gy dus graag de fchelle krygstrorapet Aan uwen mond en zachte lippen zet; Laat u bekoren
De zoete fluit of 't zevenmondig net, Speel Galathe, daar zy haar liefde biedt, Verfchrik ons niet door een ontzachlyk lied, Maar ftreel onze ooren.
Doch welk een toon, wat zang verrukt ons hart! Die heldenwyz' baart geenszins fchrik of fmart, Maar wekt een moed, die fier en onbenart Naar de eer durft ftreeven.
Is dit de Zwaan die ons verwellekoomt,
Die eertyds zich by Kromwyks dicht geboomt', Alwaar de Vecht met kruiden is bezoomd, Zo heeft verheven?
|
||||
Neen, 't is een Maagd, die 't hart ten oorlog preft,
Die moedig ftapt langs de omgewroete veft, Daar menig valt, zieltogende en gekwefl, By rook en vonken.
Zy maalt de kragt der Bondgenooten vuift, Die wegfleept, velt, en doordringt onbezuift, Als of een zee door dam en dyken bruifcht, Van moordluil dronken;
Het zy hun moed der Gaulen wapens terg' By Hochfted, of verfchrikten Schellenberg, Of Ramellies, daar bloed, en brein, en merg Bevlekt de landen;
Daar Friso, als de Macedoonfcheheld,
De fterkte breekt zyn 's vyands met geweld , Aan 't hooft zyn 's volks, dat alles nedervelt, Of fiaat aan banden.
Triomfen, ach ! met bloed te wreed geverfd,
Daar menig held wel eeuwige eer verwerft, Maar tefFens al te deerlyk 't leven derft, Van een gehouwen.
# # #
|
||||
Het Ievenslicht dat zo veel heils belooft,
Wordt, bittre fmart! het vaderland ontroofd, Niet in den kryg, maar in den vloed gedoofd, Met 's volks vertrouwen.
De Zangheldin verpooft door vreugd die rouw , Als uit den fchoot der hooggeboore Vrouw Een fpruit ontflaat, de vrucht van *s Prinfen trouw, Die fchoon zal bloeien.
Dit 's 't voorwerp van dees braave heldenluit',
Dat vroeg al muntte in alle deugden uit, Wiens hoofd eerlang veel wetenfchaps befluit, Wiens tong zal T>beien.
Zy zingt die Prins, zo wel, zo teer bemind, Die, toen zyn jeugd tot huwen werdt gezind, Omhelsde als bruid een 's groten Koningskind, Naar zyn waardye.
Zy'viert dees Trouw vol uitgeleeze praal,
En zet haar voet in 's Vorften bruiloftszaal, Daar fpringt de wyn, zich fpieglende in den fcliaal, Daar 's lekkemye.
Daar
|
||||
Daar na voelt zy noch meer haar' lufl: vewekt,
Wanneer die Vorft al 't land tot Schutsheer ftrekt, Daar hy van 't voik de harten tot zich trekt, Die hem aanbidden.
Zyn edle moed, begaan met's lands elend,
Stygt fier te paarde, en voert den kling, en rent) Wyl hy alom der Staaten bender* zendt> En waakt in 't midden
Die heldre zon verfpreit zyn vredelicht,
Waar voor 't gefpook des oorlogs beeft en zwicht, Het Vaderland is aan zyn deugd verpligt Het adcmhaalen.
De Schelde ziet haar Bergenopdenzoom,
Dat in 't beleg zich hield zo braaf, zo vroom, Doch fnel verraft als in een veegen droom, Op nieuw beftraalen.
Maar welk een klacht, wat akelig gefchreeuw,
Bedwelmt op nieuw des Hollands fieren Leeuw, Daar hy veel heils zich fpelde? een fchooner eeuw, En gouden' tyden ?
* * * 2 Dees
|
||||
Dees Clio treurt, 6 al te bittren ramp!
Zy ziet, helaas ! des Prinfen levenslamp Vergaan,gedoofd in eenen rook en damp, O fmertlyk lyden!
Daar ligt van 7t land de welluft en de hoop,
Wiens wyze mond van enkel honig droop, Wiens zuiver hart noit wrevlen moed bekroop-, Maar mededoogen.
Gewis deez' galm bleef klaagende, als verftikt,
Zo niet een flraal des hemels hadt geblikt, En 't vorftlyk huis niet gunftig hadt verkwikt De treurende oogen.
Hoort, hoe verbreit dees wakkre Zangheldin Met lufl: den lof van de edele Vorftin, Die 't land bezorgt met moederlyke min?, En flelpt zyn wonden.
Hct droevig oog zet weer een' zoeten lonk,.
Als zy de Spruit des flams die heerlyk blonk, Een gift zo fchoon als oit de hemel fchonk! Ziet toegezonden,
|
||||
Wier bloesfem fpelt het rypfte en duumamfte ooft,
Dat door het vuur der wysheid wordt geftoofd, Omheint van glans die noit worde uitgedoofd: De vreugd der fteden.
Myn Dichteres zingt op een blyden trant Die zoete hoop van 't vrye Nederland, Voor wien elks hart in zuivre liefde brandt, En flort gebeden.
Wie is 'er toch die in haar vreugd niet deelt, Als haar dees Prins, daar 's Vaders aart in fpeelt, En Karolyn' , die 't hart der Vorften flreelt, Houdt opgetogen ?
O Zangeres, die als een jonge bruid
Zo lieflyk zingt, wat dank verdient uw luit ? Gy die gelyk een bie op 't geurigfl: kruid , Zyt uitgevloogen.
Philip Zweerts.
|
|||||
* * # 3,
|
|||||
OP DE UITGAAVE
|
|||||
VAN
WILLEM den VIERDEN,
IN HELDENDICHT.
DOOR
MEJUFFROUW
MARGARETA GEERTRUID vander WERKEN. V olgde eertyds de * Vechtfche Zwaan,
Toen Hy Wilhems lof trompetten,
En in heldren dag mogt zetten,
't Spoor op van den Mantuaan;
Thans mag 't eene Maagd gelukken,
Loof op Pindus kruin te plukken!
't Beige
* De Heer L. Rotgans.
|
|||||
't Beige u niet, gemyterd Sticht,
Dat de blyde Ryn-Najaaden, Vrolyk dartlen, fpartlen, waaden ; Daar ze in fierlyk Heldendicht,
Langs de Leidfche klavervelden, Frisoos deugden booren melden. Frisoos deugd! hoe, zangeres
Wekt die naam uw oog tot weenen ? Is uw blozend rood verdweenen? Zoektge voor Lauwrier, Cypres ?
Brengt dit uw bedaarde zinnen Het voorleedne weer te binnen ? Denktge noch hoe zyne min,
Op het noemen van Oranje, Trof de Kroontelg van Brittanje, 's Lands aanminnige Vorftin?
Of doet u 't herdenken beeven Datge Hem den geefl zaagt geeven? |
||||
Billyk zuchtge, doch fchep moed;
Zweeft zyn ziel, al 't aardfch onttogen, Boven lucht en ftarrenboogen: Hy herleeft in edel bloed!
In een bloed 't welk aan de vryheid, Dierbaar heil voorfpelt en blyheid. Droog uw' traanen, ban uw' fmart;
Van der Werkens Dichtgedachten, Zweeven, als op Feniksfchachten , Streelen de ooren, treffen 't hart:
Daar ze poogt op Heldetoonen, Vierden Wilhems Deugd te kroonen, 't Luft my dan een Letterkrans
Op dit breinryk hoofd te zetten; Spyt de Nyd, die 't wil beletten, Schrander brein, zo ryk van glans !
Wie uw' yver ook moog' wraaken, Ons kan uw gezang vermaaken. |
||||
Schaft Ge zo veel lekkenty
In de Lente van uw leeven, Wat zal ons de Herffi niet geeven, Vruchten, grooter van waardy;
Wen Ge door uw puikgedichten Neerlands zangkoor blyft verplichten, Volg dus na het loflyk Spoor
Van drie fchrandere Katrynen, Die als flonkerftarren fchynen In Apolloos Tempelkoor.
Tragt, in 't zingen wel bedreeven, Deeze in vlugt voorby te ftreeven. Laat die zucht tot edle kunft
Niet verkoelen nooit verfterven, Maar u altoos doen verwerven Yders achting, liefde en gunft.
Schenk meer keur van Dichttafreelen> Waar in geeft en vinding fpeelen. |
|||||
3f* If!
|
|||||
Zo beklimt Ge doot den tyd,
Langs de fleile wenteltrappen,, De Eerkapel der weetenfcbappen; Daar tot loon voor moeite en vlyt,,
Gy uw hoofd zult zien veriierea, Met een krans van lauwerieren.. Ja , 20 lang de gryze Ryn
Komt Jangs Leidens muuren ftroomenj. En zich , fchaduwryke boomen Spieglen in het krifialyn;
Zo lang zal men kunft waardeeren, En uw Naam in Wilhem eerea G. M u r s e r;
Utrecht ,
Tempore & Studio.
den 2g. January 1756*
|
||||
O P
|
|||||
WILLEM den VIERDEN,
In Heldendicht befchrceven
door MEJUFFROUW
MARGARITA GEERTRUJD van der WERKEN. W
ie is verliefd op onnavolgbre klanken.?
Die tree gerust dit fchoone dichtperk in; En wil met my deez tiende Zanggodin, Voor 't heerlyk fluk , zoo luifterryk, bedanken : Zy zet der kunst een' fchat van vinding by, Gekast in 't goud van zuivre Poezy. Nu fpant de vreugd, de dankbre vreugd , myn fnaaren,
Ik ga ten rei op van der Werkens lier , En volg Haar na, daar Zy met grootfchen zwier En fpeelt en kweelt en dobbert op de baaren
Der Poezy: wyl niets Haar drift belet, Nu Zy die kunst in 't voile daglicht zet. # m * # 2 Zy
|
|||||
Zy was belust Vorst Fris o's deugd te roemen j
Dus, afgerecht in keur van toon en maat, Vergast Ze 't oog op heldendichtfieraad, En ftrooit voor ons deeze uitgekipte bloemen:
Met eige hand in Clio's turn vergaard^, En tot een krans voor *t heldenhoofd gefpaardi Zy kan, Zy wil, zyn' grooten roem verheffen,
Haar Fenixveer vereeuwigt zynen naam: Hoe ! is hier toe een maagdehand bekwaam ! Weet Ze in Haar jeugd. die kleuren reeds te treffen !:
Wat zien we dan, als- eens die morgenzon In vollen dag praalt op den Helicon ? Haar wakker brein, door eedel vuur aan 't branden,
Heeft Willems beeld zoo geeftig afgemaald ;
Dat zelfs Apoll', wiens gunst Zy heeft behaald «
Dit kunstjuweel, verheugd met eigen handen , In 't heiligdom der dichtren hangt te pryk ;
En ftelt Haar lier aan Rotgans lier gelyk.
|
||||
Hoe dreunt Haar ftem by 't klaatren der musketten,
Als Zy den Vorft ten oorelog verzelt ; Zyn' heldenaart en kloeke deugd vermelt r By 't flaan der trom en fteeken der trompetten:
Dan ryst Haar toon by 't ryzen van zyn' moed, En kroont in 't eind hem met een' lauwerhoed. Maar ook hoe zacht en lieflyk kan Ze fpeelen,
Wen Ze ons verhaalt het Akenfche verbond; Dan vloeit een dauw van blydfchap uit Haar' mond, ©an weet Ze een lied, een rollendlied te kweelen:
En voert, gehuld met een' olyvenkrans, Gantfch Leeuwendaal op 't vreedeveld ten dans, yiecht dan Haar' naam, 6 Febus lievelingenf
Vleeht dan Haar' naam, het wordt u toebetrouwd,
Op paerlemoer met eeuwig blinkend goud, Meldt, hoe Zy wist in 't dichttrezoor te dringen:
Hoe Ze, opgewiegd door 't vriendlyk Negental, De vingers huuwt aan vloeyend' hemelval. |
||||
Zy ftreelt de ziel door ftreelende gedachten,
Zy rukt ons weg door vinding, maat en taal,
En fchaft voor 't oor een keurelyk onthaal; Zy leeft en zweeft op Agrippynfche fchachten;
En fticht zich zelve een' zuil, die nooit vergaat,
Een eerebeeld, dat nyd en tyd weerftaat. Dit Hoofdfche ftuk, zoo Vondryk, zoo verheven,
Maakt haar bekend, vereeuwigt haaren lof, En geeft de pen- van duizend ruime ftof: Ja Kunstmeestreffe! uw Naam zal altyd leeven,
Zoo lang het volk, dat Batons erf bewoont, Nog lust en finaak in taal en dichtkunst toont. Jan Wilms m Roscam.
Ttmpore &P Studio^
|
||||
AaiT
|
||||||
MEJUFFROUW
M. G. V A N D E R WERKEN-
By 't uitgeeven van haar Heldendicht, WI LLEM den VIERDENo
Vr at drift of u bezielde, is '£ my vergund te vraagen /
Wat gaf u moeds genoeg, roemwaarde KunilheJdin ! Wat Godheid voerde u op tot 200 verheven zin, Om vierden Willems roem der wereld rond te draagen ? Gy hebt aan mannenwerk w teedre hand geilagen!
Doch, daar Gy Friso voert ten derden Hemel in , Plaatft Ge 00k uw Naam om hoog aan Febus Tempeltinn', Dies Gy zoo groot een keuze u nimmer zult beklaagen. Men eere u billyk als Apollo's Priefterin!
Zyn Geeft blies u gewis die eedle ftoutheid in, Waar door Ge aan't Dichterdom van Neerland kunt behaagen, Is dit, roept elk , de bloem van kunft en lettermin ,
Die ons uw Lente geeft ? 6 loffelyk begin ! Wat vruchten wacht men dan van uwe Zomerdagen! w. k r o 0 N.
|
||||||
tfemfore &?" Studio.
|
||||||
ZEGEKRANS
Voor MEJUFFROUW
M. G. VAN DER WERKEN.
By 't uitgeeven van haar Heldendicht
WILLEM den VIERDEN.
/^oo een der oude wereld wyzen,
Altoos bezorgd voor de eer van't minnenswaard gefiacht, Te recht by hen op't hoogfl: geacht, Nu \ hoofd verhief om u te pryzen, 6 Duitfche Saffo! die uw tyd, Uw Levensmorgenftond, die pas ter kimm' koomt ryzen, Der Diehtkunfl hebt gewydt. Zoo bleef ik, voorwerp van myn zangen!
Niet angftig in de keus, of ik uw minzaamheen, Of wel uw juiftgevormde Leen, Waar door Gy harten houdt gevangen, Den voorrang gaf; die fchrandre geeft,' Prees uwe kundigheid, waar van wy blyk ontfapgen," Gewis het allermeeft. Zwyg
|
||||
Zwyg Lesbos! zwyg gy Griekfche Steden! -
(Dus fprak dat wyze Hoofd, lag niet zyn tong m- 't flof) Dit Pronkjuweel verdiend meer lof, Dan Saffo, by u aangebeden: Die, daar ze aan de oevers van den Ryn,
Den Vechtfehen Maro zoo manhaftig na durft treden,. Elk doet verwondert zyn.. Ja heur vernuft, zoo fyn geflepen,
Verkieft geen laage flof, haar meefterlyke hand- Schetfl: ons den Held, die 't Vaderland
Verloft heeft, toen het was benepen, Door binnentwifl: en boos geweld; Zy zingt hoe Friso 't ftaal heeft moedig aangegrepen,, En Neerlands ruft herfteld* Haar Clio, niet dan frisfehe bloemen
Gewoon te ftrengelen, vertoond ons hoe die Vorft,
Het laftig flaatsjuk heeft getorft;
Hoe hy', die wel te recht mogt roemen
Op minzaamheid en taai geduld,
Toen't lafterlyk vergif beftond zyn deugd te doemen>
Wierd onverwagts gehuld.
# # *' * * Met
|
||||
Met hoe veel onvermoeide zorgen,
Dat wonder onzer eeuw, en haardfteede en altaar, Gered heeft uit het grootfl: gevaar; Hoe hy tot d' avond van den morgen, Geleertheid, krygskunft, koopmanfchap,
Behartigt heeft, hoe niets zyn doorzicht bleef verborgen, Op dien verheven trap. Maar hoogheid is niet vry van daalen. - [
Wat baat het dat men zy een luflvan 't Vaderland? Wat voordeel geeft een fneeg verftand? Daar eens de Dood moet zegepraalen: Niets is 'er fchootvry voor heur fchicht;
Dit toont myn Kunftvriendin, als ze ons de droeve zaalen, Affchildert in haar Dicht. Die Lykzaal gantfch met floers omtoogen,
Een akelig gezicht! een fchaduw van de Dood! Daar Neerlands Heil zyn dagen floot,
('t Herdenken parft my 't vogt uit de oogen) Word echter door een Zon beftraald;- Een jongen Willem is 't, in wien het groot vermogen Des beften Vaders praalt. |
||||
Die heldre Zon blyve altoos fchynen;
En volg met mannenmoed den nooit ontaarden Stam, Waar uit Hy ?s levensoorfprong nam : Geen druk doe ooit zyn welftand kwynen! Maar opgekweekt door Anna's zorg, Strekk' Hy voor Nederland, met de eer der Carolynen, Altoos een vafte Borg. Wien paflen 't beft , die tafereelen
Te fchilderen , dan U, 6 fieraad van uw tyd! Vergeefs poogt de afgunft, haat en nyd,
U den verkreegen roem te ontfleelen. 't Is waar Gy hebt iets groots beftaan, Dan wie sou nu niet graag in Uw verdienften deelen, Nu 't werk is afgedaan! Mogt wakkre Rotgam lof behaalen ,
By al wie kunft bemind, toen hy met juiften zwier,
Door 't ftreelen van zyn gouden Lier,
Den derden Will em af kwam maalen:
En ziet bekranfte Feitama
Aan 't blaauwe dak zynNaam met's grooten Henriks praalen,
Gy volgt hun voetfpoor na.
# % % # # 2 Vaar
|
||||
Vaar voort dan in die nutte JVERKEM,
Zoo blyve UwNaam,, met die van Uwen Held vermaardj. Van daar het Zonlicht word gebaard* Tot daar het ziet zyn loop beperken. Zoo noemt u elk, 6 Dichtvriendin! Terwyl uw Lofgalm zweefc op onvermoeide vlerken r De tiende. Zanggodin. Ik voel door vreugd en fpyt me omringen,
(Verfchoon dit zwak.) terwyl't een tedre Maagd gelukt, Dat zy het kraakend Dichtloof plukt, Dat ze in. het heiligdom mag dringen Der kunft, die door haar glansryk fchoon
My in,haar dienft verbind;.'k zoek echter voor myn zingea Uw vriendfchap flechts tot loon. Joan Stouw.
Utrecht 22. February
1.756. Tempore 6? Studio..
|
|||||
■ J
|
|||||
O P
|
|||||
WILLEM den VIERDEN,
HELDENDICHT
DOOR
MARGARETA GEERTRUID vander WERKEN.
K
on Orfeus, door zyn Lier, het wreed gediert hun ooren
Zoo flreelen, dat al \ woeft hun't eenemaal ontviel, Dan zal myn Dichtvriendin, Nog meer door vlyt en geeft een reedlyk menfch bekooren, Dit heeft een waarheid in. Zing op dan Margareet, dat uw vernuft niet zwicht . Voor uw bekoorlykheden,
Zoo fleltge uw gaaven (onnavolglyk) in het licht, Die waardt zyn aangebeeden, En flreelt dus'toog door't fchoon, 't hart door uw edle ziel. F. D. V.
# # * * * # WIL- |
|||||
WILLEM DE IVo
EERSTE BOEK.
I N H O U D.
D e Faam, wier ivoeknd bof op zuilen is gebouivt,
In dy edlen lof des Stams van NaJJauw opgetoogen,
Vcrhaalt, deivyl baar 't geen gebeurt is actnbetroimt,
Hoe gantfch Europa blaakte in bloedige oorelogen, Ma dat zy eerfl de uredef in V kort, beejt afgemaalt,
En met ivat zugt voor 't volk vorjl Will em van Oranje, Wiens groote Naam al-om met guide lett'ren praalt;
fs Lands hulp , en toeverlaat, de luifter van JBrittanje, Zyn Ryk en Troon verlaat, en trekt naar Ncderland,
Om, door zyn' ivyzen raad, den Staat tot hulp tcjlrekken: Hoe by te veld'Jlreeft, daar bet krygs - vuur deerlyk brand,
Om f door zyn dapperbeid, elks dapperheid te ivekken: En hoe zyn levens-ligt op't wreed/l' iverd uitgedooft,
Wanneer men van zyn band zig niet dan heil belooft.
let verr' van daar de zon zig uit de golven
tilt, Heeft, naar men zegt, de konft al haare magt
gefpilt, Om een voortreffelyk en fraai gebouw te fligten: Woo*-
Een keurig 0oS word daar geftreelt met puikgezigten, £ A V\QFaam'
|
||||
2 WILLEMDEIV.
J^-Die door't verwond'ren, elk om flryd, zyn aangebeen.
ttzeive j^jen 2iet aldaar terftond door gantfchde werreld heen}
En kan een yder, wat hy zegt, of doet, begluuren. Dit groots Geltigt is niet omheint met marm're muuren; Maar met een hoog gewelf van koper, dat al-om Wcergalmt, van't geen dathier op aard' gefchiet: 't gebrom Van all' wat loff'lyk word genaamt, klinkt daar in deooren Der geener, die beluft mogt zyn iet nieuws te hooren: Daar 's een geftaag gewoel; dog met een zagt gedruys, Net of men hoorde gantfch van verr' het ftil geruyfch Van een vermoeide zee, wier tuimelende baaren, Op 't hoog beveelen van Neptuin zyn aan 't bedaaren. Aiwaar Hier fpelt er een den lof van een volmaakte trouw;
a lie _,
nieuws Een ander weer verkond een onuitfpreekb're rouw,
-ucrhn Die land, en kerk, en ftaat, in zwaarigheden dompelt, En 't angftig algemeen met droeflieit overrompelt. De een heft een' eergalm op, ten dienfle van Belloonr En de andre zingt tot lof van Cithereas Zoon; Die wederom vermeld de dappre helden daaden, Van nun, wier kruinen met lauw'rieren zyn beladen^ En welker jeugt wert aan Gradivus toegewydt, Die wederkeeren als verwinnaars uit den ftryd. Hier
|
||||
EERSTEBOEK. 3
Hier woonteen Maagt, die 'tall'doorfnuffeltmethaaroo-*''1*^
perfoort,
Ik wierd onlangs als in verwond'ring opgetoogen, (gen,
Wanneer 'k haar aanfchyn zag, waar op de majefteit, Gepaart met zedig fchoon, vol luifter lag verfpreit: Ik dagt, zou dit 00k wel een Godheid mogen weezen;,w*. Men kon deopregtheid uit haar vriend'lyke oogen leezen:^.' Zy droeg om 't blanke lyf een' gordel van fatyn: kUdi is*
De waarheid moefl al-om haar begeleidfter zyn:
En't geen nog ftrekte, om haar te meerder te verfieren, Was't Iang gekrulde hair, dat m' om haar' hals zag zwieren: In de eene hand had zy een trotfe lugt trompet, «*>»*». Die, op een' fchellen en verheeven toon gezet,
Door haar beftuurtwiert,om ons 't beftenieuwstemelden. Nu fcheen zy 00k den roem van de allerbraavfte helden Te wilJen blaazen in 't geheugen van den tyd: Zyfprak, ei oeffen nu een onvermoeide vlyt, «*» Laat u den luifter van een ed'le ftoff bekdoren;
Een ftof bekwaam elks' vlyt en digtluft aan te fpooren: Maar 't fchynt gy zyt benieuwt te weeten mynen Naam, Hoor toe (dus voer zy voort) ik ben de vlugge Faam, En'kzal u,door myn'komft,iet grootste kennen geeven. Dealoudheidheeftvoorheen met gulden inkt gefchreeven, A 2 In
|
||||
4 WILLEMDEIV.
Zy btait ]n »s iancjs hiftoryblaan, hoe Naflauws vorilen lof,
den lof * *
**» de Door dapperheid en moed, klom tot aan 't ftarrenhof:
Prtafen L *■
van o- Die vorften ( die, ten fchrik van's vyands oorlogsplaagen,
ranje op.
Hun dierbaar helden bloed voor Neerland dorften waagen,
P'r'.Je En Batoswettig erf verdedigden door 't zwaart) belcher- ° ° *.,,,
»«7t"»*Al6m in glory, en kloekmoedigheid, vermaart.
lands By groot en kleen gemint, gevreeft, en aangebeden,
vryheid
*y» ge- Om hun volmaakte deugt, en vorftelyke zeden:
Beveelende hunn' Naam dus aan de onflerf'lykheid. Wat heb ik menigwerv' hun dood met druk befchreid/ 'k Vergeet niet ligt den lof van hunne krygsbedry ven, Die nooit de tyd uit myn geheugenis zal wryven. Zoo lang Latona's Zoon de dagkaros befliert: Zoo lang zyn glansryk ligt door bofch5 en dalen zwiert: Zoo lang hy zyn gefpan uit d'e oofter kim zal menneni Zweeft Naflauws lof en roem op adelaare pennen, En Neerland blyv' bekent, wie 't uit het flaafs gewelt, Der Spaanfche dwing'landy, in vryheid heeft geftelt: Dog om naar eifch den roem dier Helden af te maalen, En hier de glory van hun daaden te bepaalen, Waar veel te lang, en 'k heb dit meer dan eens beftaan; Waar 't Geluft m' op heden van Prins Fiuso's helden daan
T.e
|
||||
EERSTE BOEK. 5
Te fpreeken , die (uit dit doorlugtig bloed gefprooten)0^ ■*'-
Door elk wiert gewaardeert; een voorbeelt aller grooteh: p"*» EenSchutsheer voordenStaat,die doorzyn dapperheid,^ v,e'r- de.
Met zoo veel blyken van een waakend krygsbeleit,
'sLandsvolkheeftvrygekogtvan'twoendesoorlogsplaagen,
Om de afgematte rufl der vryheid te onderfchraagen.
Zyn onvolpreeze deugd was yder wel bekent: J/o"
O ja! van daar de zon zelf uit het ooften rend, ff«,^<-
Tot daar zy zinkt in'tweft',heeft elk voor zyne gaaven^ke»tZyn.
Den vorftelykeri lof in ?t gunftig hart begraaven:
EenPrins, met regt genaamt de luifter van Euroop,
Des oorlogs geeflelzweep, der Batavieren hoop. zvh*-
wtent
Nog ftort ik traanen (en met fchrik) op 't kout gebeente,s>'»^«*
nng met
Daar 't legt gekerkert in een treurig zerkgefteente: droef-
v. held,
En zal den eergalm, die zyn afch geheiligt is,
Geftaag verbreiden, met een diepe eerbiedenis. Maar fchoon't herdenken aan de ontelbaare oorlogs rampen, Daar 't vrye Nederland fleets tegen had te kampen, My nog de ziel ontroert; en 't binnenfl' van myn hart Ophetgevoeligft'grieft: fchoon my't verhaalen fmart; Ik weet het zoude u thans geen kleen genoegen geeven, Dat ikdoor een verhaal's Lands heirbaan op wou flreeven; A 3 Wel
|
||||
6 WILLEMDEIV.
en turn ^yej aan (dus voer zy voort) het ftrekt my tot vermaak,
^^Uw' weetluft te voldoen, in zulk een groote zaak. u doe*, Dederde Will em, uit de helden van Oranje, van de ' '
oorhgen Betrad alsKoning reets den troon van Grootbrittanje:
naar het ° *
jiuiten Wanneer de vrede, met een vriendelyk gelaat 3
van de
Vreede Weer onder 't 002 verfcheen van Neerlands vryen flaat.
te Rys- J
wyk, /»De ruft herleefde weer, na 't woeden der gevaaren;
Mftropa
voorge. Dog, als een donderbui eerft komt aan het bedaaren,
vail en ;
begin. Volgt dikwyls harde wint, en guure hageljagt:
nende
met^n,De elende was nu 00k nog nietten eind' gebragt,
befchry ■
ving van 's Lands vrugtbaarheid verfmolt in ftrenge watervloeden:
die Vre-
de. De winter duurde lang, en fcheen nu uit te woeden:
Hy wou niet wyken voor de lente, die voorheen, Op zulk een' tyd van 'tjaar, lang voor ons oog' verfcheen. onvmguDe bloemen floegen zelf, om hun gelaat, aan 't treuren:
baavheid
der ian- En't veldgewas dorft naauwhet hooft uit de aarde beuren.
deryen.
De milde Ceres flond verbaafl op dat gezigt ;
De landman had zyn werk nu onbeloont verrigt,
En fchuilde in zyne ftulp, voor felle regen vlaagen;
Dewyl hy dog geen vrugt mogt van zyn akkers draagen.
De nooddruft perfte 't volk met duurte en hongersnood:
De kinders fchreiden uit gebrek op's moeders fchoot,
Maar
|
||||
EERSTE BOEK. f
Maar naauw'lyks had het jaar tweemaal zyn' rond gebogen,dewelke
Wanneer de Alzeegenaar door't zugten werd bewoogen:WfrJ ° ° 6 7 verzagfy.
Men zag de landen weer met vrugtbaarheid bekleen: <*°»r-'*»y
aangc-
De Mildheid daalde, met haar' Horen, naar beneen« namer
tyd.
En fchonk weer d' oude kragt aan beemden en landsdouwen.*
Nu mogt men weer Gods gunfl:, gelyk voorheen, aanfchou- Het veld wierd over-al met goudgeel koorn belaan : (wen. De fchuuren zwollen van den oogft, elks winft: groeide aan: De nyvre bouwman deed zyn' arbeid met genoegen r Enlietzyn oflen, metmeerluft, voor't kouterzwoegen^ Maar, ag / 't genot dier vreugt, hoe zoet, was maar geleent; De velden rookten nog van't bloed;Het kout gebeent' Der braave helden, die met moed het dierbaar leeven, Ten beft der Vryheid, aan 't gevaar ten prooi gegeeven* En geoffert hadden, leialom door't land verftrooit* Mars had naar ;t fcheen al zyn bedryv' nog niet voltooit t'^Mv. ' a van den
De woedende Belloon, van roof en moordluft dronken foori»gt
twtJK
Deed weer't onedel vuur des oorelogs ontvonken:
Een yfelyke kreet vervulde ftraks de lugt:
Men wiert op nieuw voor kryg en lyfsgevaar bedugt
De Twiftgodes verfcheen uit 's afgronts duift're kolken,.
En ftrooideeen helfch venyn in Xmidden van de volken.
De
|
||||
8 WILLEMDEIV.
£^ew.De Koning Lodewyk, door glory zugt verdwaalt,
i/'t'jt Vond m te naauw een'perk zyn trots gezag bepaalt: (ken xiviu-Hy dagthet gantfch heel-almoeft voor zyn grootheid buk- ntug van J ° ° J °
£w- (Maar 't was Gods hand, die zynen aanflag deed mislukken)
Pas hoorde men de maar van Koning Karels dood, Wanneer hy het bederf van heel Euroop befloot. d,e iea w Hy brak eerlang de nieuw geftaafde vreeverbonden: fount En eed, en pligt, werd dus bedriegelyk gefchonden. l/rte ver * ° ° * °
hondtn 't Bloeddorftige geweer tot moord en kryg gewet;
*'i*. En 't vreedzaam Nederland de voet weer dwars gezet. Men was verpligt het vuur des oorlogs aan te fteeken;
%7kcndeza"Of moeft, helaas! zyn regt, en vryheid zien verbreeken, £jf'JJI Dus trad de Koning van het magtig Engeland, wing Met ^ andre vorften, in een onderling verband, te ver- ' a *
kiaaren. Qm Neerland, als voorheen, zyn' byftand aan te bieden.
Het ftrydbaar helden bloed geraakte ftraks aan't zieden, Elk gaf een ed'le blyk van moed en dapperheid: En toonde ten gevegt zig vaardig en bereid. Mars opende 't gordyn des oorlogs treurtoneelen, Waar op de legerknaap de krygsrol moeft volfpeelen. VuVimh Vulcanus fmeede, tot in 't holfte van den nagt,
fmeed
de wm. De waapens voor den ftryd, tot fterking Van's lands magt.
I'fKJ.
Men
|
||||
EERSTE BOEK, 9
Men hoorde wyd, en 2yd, de krygstrompetten fleeken:
En niet dan van gevegt, en bloed vergieten fpreeken. Deherfftmaand kwam ter baan,enbragt ons het gerugt^^
Van Jacobs dood; Louis, voor geen gevaar bedugt, *f" 5V S -J
Erkende in weerwil, en ten fpyte van Or ante, cob,uje
StrakseengewaandePrins voorKoningvanBRiTTANjE.klaardd*
° gewaan-
De groote Willem, den bezitter van dien troon, de ?"»*
VanWal'
Befchouwde (en wel te regf.) 't bewyzen van dien hoon, i*> °r
■wtttig
Ook als een' vrede breuk: hy wet zyn' ftrydb're degen Ko»i»g
Waardoor hy menigwerf den zegen had verkregen. geU*d.
Hy gefpt het oorlogs zwaart kloekmoedig aan de zy :
En zegt zyn' ryken, en getrouwe burgery,
Voor korten tyd vaar wel;het fchip klieft door de baaren,
En 't kryt gebergte is zwart van al de Londenaaren,
Die hem al wenfchende verzellen aan de ftrand.
Zoo flxeeft de Britfe vorfl: naar 't zugtend Nederland. #w»?
|
|||||||||||
Kon,
|
|||||||||||
»g
|
|||||||||||
De franfche koning flyft zyn woedende oorlogs magten w"ut
En tragt door krygs beleid 's lands fterktens te verkragten, %g ejf'r
Tefwyl myn Willem op de baaren herwaarts fpoeit:dJerfae'_
Men was niet lang op zee, de wint blies onvermoeit,^^'"
En deed het fchip gezwint door't vogtig pekel fnuiven:
En over 't zagt gewoel, der dartle golven, ftuiven.
B D'Oran-
|
|||||||||||
WILLEM DE IV.
|
|||||||
IO
|
|||||||
*iwaar D' Oranje helt genaakt in veiligheid deez' kuft'
hy vtilig
tmUmd. £1^ fchept in hem te zien een aangenaamen luft.
De hoofden van den ftaat, zyn bezig in te haalen Den vorft, daar elkde vreugt ziet uit hunne oogen ftraalen» #»«</«Dus komt hy in den Haag, met talrykheid van floet,
Hage
won Daar elk hem (met ontzag,) als zyn befchermer groet
hmt. Men plcegt zyn' wysheid raad in'tgroot beflier der zaaken, Dewyl men voor. het heil der vryheid tragt te waaken.
, Hy trekt vol dapperheid te velt, en geeft zyn' lad veil um Aan 't moedig oorlogs volk, dat op zyn' wenken pafh veien , Zoekt op het Lauwerfpoor (dus roept hy uit o helden* bottler, Uw' glory of uw dood, zoo zal men eeuwig melden heer van Van uwe dapperheid: wees vaardig in den ftryd, k»d, Op dat g' uw' Naam' beftelt in handen van den tyd. Zygi-' Volgt,volgt myn voorbeelt na,zoo zult gyzegen praalent "Z Je"'.f En d' overwinning op den Lely voril behaalen: Un* Verfchrikt door uwe kling des vyands trotfe moedtt En waagt voor Nederland uw leeven, en uw bloet.
Dus fpreekt de Koning als een veltheer tot de knegten?.
En fpoort hun moedig aan, om zonder fchroom te vegten.
Elk kwyt zig in zyn' pligt, en dingt naar eer en lof:
Der Britten troonzuii keert weer naar het Hollands hof,
Daar
|
|||||||
EER S T E B O E R. it
Daar hem 's lands grooten, met een innerlyk verlangen, A'««
vjtder
En toegenegen hart, begroeten en ontfangen. »<*<"- dm
Ha^e te
Maar ach! de wreede dood, die niets op aaro? ontziet, mS.
Verfchoont de moed, dedeugt, de magt,de wysheid niet:
Een Koninglyk gezag moet buigen voor haar wetten:
Geen Arts, (hoe verin konft.) kan 't geen zy wil beletten,
Dit wiert wel haaft, helaas 't herdenken treft my 't hart!
Gantfch nederland gewaar: 6 al te bittre fmart/ (den,
VoRSTWiLLEM,(di 't ge vaar zoo dikwerv 't hooft dorft bie-
Die 's vyands dapperheid kon voor zyn oog' doen vlieden:
De Zuil van't Staats gebouw, de roem van Eng'lands
Der Batavieren lull, des tweedenWillems Zoon. (Kroon >
De ftigter van de vree, de flaaver van 's lands regten:
Die altoos d'oorlogs twift, en tweedragt wift te flegten.
De fleunpilaar der deugt, des wysheids voedfter heer:
Der Britten toeverlaat, bekroont met lof en eer:) tH jjerp
\yicrt op het onverwagflynaar 't duifler graf gezonden//^
Der ftervelingen wil is aan Gods will' verbonden.- **/*«*
Men moeft geduldiglyk, den flag van zyne hant
Eenzwaare flag voor flaat, en kerk, en Vaderland,
Verdraagen; maar dit woortklonk ras door gantfch Europe
Daar leid nu Eng'lands luft, daar leid nu Neerlands hope.
B 2 Thans
|
||||
12 WILLEM DE IV.
|
|||||
Thans ruftdie groote Vorflom hoog int'zielen choor,
En 's hemels eng'Jen tal flreelt met hunn' zang' zyn oor, Daar hy Maria mag door't zalig oog aanfchouwen, Van hem wel eer bemint als 't puik juweel der Vrouwen, Wyl hy met haar, 't genot van een volmaakte vreugt, Geduurig fmaaken zal, als't loon van zyne deugt. (ven: Dog fchoon zyn ligchaam flierf, zynNaam zal eeuwig lee- En blyfteeuwin, eeuw uit, fleets in myn hart gefchreeveru «,i3r tot De franfche Koning, op het hooren van die maar, 1Z"gLo Was in zyn' ziel verheugt, en dagt nu al 't gevaar "M)" Dat hembedreigde, zoti met Willems leeven enden. Nu zogt hy alle vlyt, en moeiten aan te wenden, He'< Om 't bondgenoodfchap te verdeelen, ( daar den fhat Kood. In was getreeden, op Prins Willem Henriks raad;) tr«gtte Nu eens door zagt gevlei, dan weer door dreigementen: &»/'" En zogt vergeefs de vreez'in hun gemoed te prenten; Dog hy betaalde eerlang zyn woedende aanflag duur: maar te De dappreBatavier, nooit afgefchrikt door 't vuur, ' Wou liever voor.'t behoud van zyne vryheid fneeven, Dan onder het gebied van vrank'ryks wetten leeven: den tor- J
log wertQus wiert den kryg terflont op 't hevigu? voortgezet,
hevig
voortge- gn Mars voerde overal een' onbepaalde wet i
Maae
|
|||||
E E R S T E B O E K. 13
Maar 'k zag den Batavier in't eind' bekroont met zegen;
De vyand fchaarde zig voor 't flerk geftigt Nymegen, aw- Om door gewelt die flad te krygen in zyn' hand. gen door En zag zyn' vaanen op de hooge muur geplant jcbe*"."
Had zulks geen hooger magt belet: 'k ftaa nog verflaagen,
Den moed ontzinkt my 7t hart nu ik daar van moet wagen. Een yfelyk gefchrei, klonk my op 't wreedft' in 't oor, D' een' fneuvelde door 't lood, en ging den ander voor ; De lugt wiert als doorzaait met felle blixem vonken. Hier knerfl het bloedig flaal door merg, en vleefch, en fchon- Daar zag m'er weder een* verdrinken in zyn bloet, (ken: Die tot op't eind' zig kweet, in dapperheid en moed. En had de hemel onder 7t woeden der gevaaren, De veege veiling door zyn hulp, niet willen fpaaren, Men he-
Men had zig zelf eerlang in 's vyands magt gezien,. baud de
Niet afgerigt om hem behoorlyk't hooft te bien: fcboort
;T gefchut waar mee men in den nood zig moeft verwee-J«!L»
Was in geen vaardigheid om zyn gewelt te keeren y (ren;^,*" Dog een getrouwe fchaar van burgers, vol van vlyt T %?£ **< Betoonde een ed'le moed, in't midden van den flryd. w!l? Elkvogtnu voor'slands regt, enzogt Ja'kmoethetmel-^^J Zig 00k teftellen in den rang der braaffte Helden: (den :&""■ B 3 &u&
|
||||
i4 W I L L E M D E IV.
Dus vond wel haaft de drom der franfche Iegermagt,
Zig buiten alle hoop van krygs geluk gebragt; i?v*Z' Athlone vol van moed deed hun al vlugtend' wyken: jo£!'j!n^n Zaa^e a^-°m den fchrik by d'oogflvan duizend' lyken. VJfwLn ^0e k^nk hier d' alniagt uyt van Gods gedugte hant, In dit gewenfcht geluk, voorKerk, en Vaderland: Ja fchoon ook alles door den tyd wiert uyt gefleeten, Ik zal dien blyden dag voor Neerland, nooit vergeeten, Maar naauw'lyks had men hier des vyands magt belet, Of hy begeeft zig voort, door moordzugt aangezet, Beluft op menfchen bloet, naar 's Konings wil en laften die ^arNaar Cleve: om door gewelt die plaats nu aan te taften, cieeve Men werpt de ftad in 't zand, en rooft all' wat men ziet: 'gn'tt'" Men moort,men brant,men fchend,en vreeft den hemel niet. ^;^'7Dewreedheid tergtGodswraak,enwektzyn fellen tooren: Elk moet nu vlugten, of zyn leeven gaat verlooren. De vader derft zyn kroofl, en is gelyk ontzint: De moeder treurt en zugt, om t miflen van haar kint. <fc?/fc«Maar Groveftins wiens Naam ik eeuwig zal vermelden Aw Den fchrik van't oorlogs zwaart, den roem van Neerlands hem op Valt meteenflaale moed op'svyandbenden aan: (helden 4evlup'En dry ft hun op de vlugt; of dood hun onder 'c flaan.
Helt
|
||||
EERSTE BOEK. 15
|
||||||||
Helt Marlebourg, als hooft van Eng'lands oorlogs magten^f'"'
|
f
s
|
|||||||
Wiens dappre heldendeugt elk moeft roemwaafdig agten:^"
Beveelt terftond Opdam, om met een ftrydb're moedt, 4w Op- dam be-
'T beleg van Venlo te verhaalten: 1 krygs vuur woedt Ugtm.
Nu feller dan voorheen ; men ziet aan alle kanten , (ten Waar datmen keert, of wend, nu d'oorlogs ftandaart plan- 'Tland fchynt een moord toneel, en zwelgt in overvloet,^M- als met een tegen zin, 't geplengde helden bloet: 'ttvtgt*. Hier wort'er een, (helaas,) van\ doodlyk ilaal getroffen;
Daarziet m'er een door't lood,al vegtend, nederploffen; Gints tilt'er een 't geweer nog in de veege vuifl: Terwyl zyn bange ziel reets nit het lyf verhuift: Daar fpreekt het bars kanon, met zyn raetaale kaaken, Weer 't wreede vonnis uit om benden af te maaken. Zoo flryd men voor het regt, en overwint in \ eind, *« 0- iseriutn}
Wyl elk een dankb're galm ten hoogen hemel zend r /»'/
En d' Albeflierder looft voor d' onverwagten Zegen, «» dit
Nu d' overwinning zoo gelukkig wert verkregen. 4? »*<«*
En onderwyl befteet den vyand all' zyn' kragt, £!?'*!
Om, 't fel beftormde, Huift te krygen in zyn magt; tweih
den ty*
Maar Dedum, die zyn' moedt, en dapperheid liet blyken, w 0?
Dwong hem met groot veriies van knegten af te wyken.w* te t-. ix/reckta*.
|
||||||||
16 WILLEMDEIV.
Rotr. dq Batavier berent Roermond', en Stevenswaart,
m <j tide
Stevens £n krygt door ys'lyk vuur, dat Lyf nog leeven fpaart,
m LudYjic fleden, Nevens Luik,in weinig tyds in handen. (den, i'all en
n.tde in Maar't flrekte aan mynen Naam (alom beroemt) totfchan-
h.iitden
der bond- Zoo ik de droeve dood van d' allerbraaffte Held,
ten. Wiens naam ik niet dan met ontzag en eerbied, meld',
Aan U verzwygen wou ; hy die door zyne degen> (gen:
Het Ampt van VeltMaarfchalk had van den ftaat verkree-
Een Dood die ik nog lang met droefheid heb befchreid:
Dood De Prins van Nassauw. voor wiens braave dapperheid
vpriMt e* Door yder hoog geagt, men's vyands arm zag beeven;
|
|||||||
j\Ta{. Moeft in het midden van die oorlogs woede fneeven:
fauw^ ,-p ge]ieUgen fmert my, ja 'k gedenk nog met een fchrik, bruk' Aan 't wreed verfchynen, van dat deerlyk oogenblik. De Staat door dit verlies, met druk, in't hart geflagen:
Zyn Vont goed Athlone nu dit eerampt op te dragen : mw/i Een Helt vol ed'le moed, in 't krygs vuur onverfaagt: Jctaik Die dikwerf 't leeven voor's lands vryheid heeft gewaagt. Vo«e I'p Maar zag men't oorlogs vuurte land nu fel ontftooken, J!**"" DeZee, met bloedbeverwt,was medeal-om aan 'trooken Van d' opgereeze vlam; Neptuin fteeg op zyn' fchulp,
fiiiekrygjfa fmeekte te vergeefs al \ Godendom om hulp.
Het
|
|||||||
EERSTE BOEK. 17
Het kroofl van Nereus zwom in heete traanen vloeden;9/' Zee
Het ZeeGodinnendom beklaagde zig in 't woeden:
En Triton barfle, met een fchor en naar geluit,
Dat yder 't hooren kon, dikwerf dus treurig uit,
O Mingodes/ gy wiert uit dezen plas gebooren, (ooren
Maar 5k weet als, 't geen hier thans gefchiet, u komt ter
Dat gy verzugten zult, om zulk een droeve maar;
Dog 'k wenfch' den zegen toe aanNeerlands waterfchaar:
De hoop voorfpelt m' iets goeds, en brengt my buiten fchroo-
Zoo blaaflhy elk in'toor,al dobb'renddoordeftroo- (men.
De golven fluiven, met een yfelyk geklos; (men.
De zeilen krimpen in elkaar; 't geweer breekt los ; De Zeehelt poogt nu roem te vinden op de baaren, En tart, volmoeds, den dood, in duizende gevaaren. Elk is nu onbevreeft, hoe dul het krygsvuur woed, Niet uit te dooven, dan door ftrydbaar helden bloed. Men ziet een gantfche vloot van rykbemande kielen, Door 't blixement kanon, in weinig tyds, vernielen Het pekel fchuimt uit angft voor 't yfelyk gevegt; *' ?** * Q a k helden
Dat, door der helden dood, moet werden bygelegt. J^ dt*
Gradivus, gantfch vervreemt van menfch'lyk medelyden, JJJJJ^ Spoort all' de braaven aan, en noopt hen tot het ftryden. C Helt
|
||||
i8 WILLE S3 DE IV.
ie Ad- Helt Rooke (als Admiraal) beftiert 's lands oorlogs vloot:
mhaal
Rooke En dreigt, door fiere moed; zyn vyandmetden dood;
bejliirt .
dt vloot Dog 'k zoek geenfints hier al zyn' daaden op te noemen:
Ikheb, al Jang voorheen, zyn krygsmoed waart te roemen Aan elk bekent gemaakt. de ftryd groeit feller aan, En doet de fcheepcn op het derelykfl' vergaan. Men ziet de maflen, door een yPlyk vuur, verzengen: En't roode helden bloed door 't blaauwe pekel mengen. De zwarte zwavel damp klimt tot de wolken op: De donder van 't kortouw kwetft d' opgeheeve topp' Der zeekafleelen, en verbryzelt z' in de ftroomen: Terwyl men, 't watervolk, al ftrydend' om ziet komen; In 't ongemeeten zout, de een bid, en kermt en fmeekt, En roept den hemel aan; maar fterft, terwyl hy fpreekt: En d'ander, aan een wrak uit angfl: en fchrik, geklonken, Legt, in een weinig tyds, in't grond'loos diep verzonken. dtBua- j)0g <}' overwinning komt u toe, o Nederland!
vcrwint De Batavier, door moed, -en dapper krygsverftand,
Beyryd u door zyn arm van /s vyands oorlogs plaagen;
En mag op zyne kruin de glory palmen draagen.
Zoo ziet men het befluit van Vrankryks wreede magt,
Ten mitt' van kerk, en flaat, wel haaft te niet gebragt.
Maar
|
||||
EERSTEBOEK. ^
Maar *t guure winterweer begon nu te genaaken, <fc '»«*
doet dett
Dus moefl men voor een' tyd de krygsbedryven flaaken: fiid***
En d' uitvoer flooren van Bellona 's woefl: gewelt.
Het blanke fneeuw bekleede al reets het bloedig velt,
?T welk als bezaait was met de lyken van de helden; (den.
Wier naamik met ontzag, door't gantfch heelal zal mel-
Het blaakend^oorlogs vuur wiert door de kougebluft:
En 't woedende gevegt tot nader kans gefuft.
Men zag den ftrydb're kling reets in de vuift bevriezen :
Dit noopt den krvgs foldaat de winterruft te kiezen. ie win*
tet
Dus neemt 't gevegt een eind', het moedig leger fcheid: kwanie.
Elk draagt de glory weg van zyne dapperheid. ^mZ |
||||||
Einde van het ecrjle Boek.
|
||||||
C2 WIL?
|
||||||
20
|
|||||
W I L L E M DE IV.
TWEEDE BOEK.
I N H O U D.
JDe faam vervolgt V verhaal der donirende oorlogs rampen,
Hoe Mars in H yzer bruit met een gedugt gewelt:
En hoe gantfch Neerland moet met zwarigheden kampen, Door 't woedend krygsgefchil; hoe dat <f Oranje HeJt,
jan Willem Friso, met den glory praalt in 'tjlryden , Dewyl by in zynjeugt door't moedig oorlogs zivaart,
'-S lands dierb're vryheid zoekt van onheil te bevryden: En hoe hy tot elks vreugtyaan 't puik der vromven paart.
Hoe dat hy in een Jlorm die yder zou doen beeven Naar ?s Graven Haage fpoeit: (6 deerelyk bejluit',)
Hoe't water, {ivyI het Vuur hem nimmer kofl doen fneeven,) Zyn leevens fakkel blufl, tot droefbeid van zyn bruid,
Die ons naar zvne dood heeft met een telg befchonken , Naar dat Bellona eerjl was aan den bant geklonken.
aauw kwam de blyde lent zig aan ons oog
ontdekken, Of de foldaat kreeg laft om weer te velt te
trekken, (Zoo voer de faam nu voort) men gort het harnas aan,
Elk toont zig vaardig om naar eer en lof te ftaan.
t / Belloon |
|||||
TWEEDE BOEK. 2£
Belloon ontwaakt nu weer, en fpoort haar' gunftelingen
Met alien yver aan, tot dood'lyke oeffeningen. Slands vloot raakt wederom, ten ftryd geruft, in zee: 'J*'
En voert een ys'lyk tal van donder klooten mee. *£»■ Zoo waagt men weer op nieuw, het pas bevogten leeven: Met een ververfle moed, als tot den ftryd gedreeven. En nu wert Marlebourg, de dapperfle oorlogs helt, %«£ Door Englands Koningin, tot Hertog aangeflelt: '(£' Hy neemt het groots befluit metNeerlands opperhoofden, «£«■
(Die zig van zyne hulp niet weinig heils beloofden.) nhtm Orn met zyn' legermagt zig neer te flaan voor Bon, £**ar Twdkhy, in kortentyd, door krygsbeleid verwon. Jwj- Waar na hem wert gelaft op Tong'ren aan te trekken, ««■ Dog als de vyand daar zyn' aantogt komt t' ontdekken, ^ Neemt hy een keer, verbaaft voor zulk een oorlogs held, rongt. , . i i ten aan.
En laat hem onbeftreen, al vlugtende, het veld. ^
DeBritfe Hertog, trots opd'eer van zulk een zegen, denvv.
Plant voort de glory vaan op d' einden van de wegen: dtthgu Wyl elk het Helden hooft met Lauwerblaanbekroont: En met onmeetb'ren lof zyn' braave daaden loont. De zomermaant verfchynt, men eindigt niet met ftryden,
Het oorlogs vuur blaakt nog, met magt, aan alle zyden: C 3 , Vul'
|
||||
22 WILLEM DE IV.
Vulcaan fmeed onverraoeit in Lemnos duifler hoi.
Gradivus fpeelt op nieuwc zyn' bloedige oorlogsrol: Hy vliegt door gantfchEuroop in felle woede ontftooken, En dagvaart voor- zyn troon, all' d' onderaardfche fpooken, Om twifl: te zaajen in het menfch'Iyk ingewand. D'ongodd'lyke oorlogs vlamverzengt het gantfche landt. C*» 5 Tr Coehorn) beneffens Spar, beide eeven kloek in't vegten, yer»/e. Begeeven zig te velt met all' hunn' flrydbre knegten, franfehe Qm >s Vyands flerktens te verydelen by Waas: jterMenS J J J
fyWaaj.Men zegepraalt in 't eind, maar als 'k bedenk, helaas/
Hoe veele braaven ik daar 't leeven zag verliezen, Opdam Schynt my het bloed uit angft in d' ad'ren te bevriezen. vint zig /
vntbkut Opdam, die met zyn heir by Ek'ren lag gefchaart,
"van kneg
ten ^ VoorVrankryks legermagt en krygsmoed onvervaart
bende de
zehe Had, ag/ de meeflen van zyn' benden afdoen trekken,
naar
Via- Om Vlaand'ren door zyn' hulp, in tyds te kunnen dekken;
deren af
doen De Bedmar, en Bouflers, verzuimden 't gunftig uur,
tTchhcH
' Dat zig nti opdeed niet: hunn' aanflag flond uw duur
Bevogte Nederland; men .zag hun al hunn' benden,
</'i/toGewaapent tot den ftryd, naar zyne tenten zenden.
iyi"*ge/K riep Mars toendikmaals toe, bewaar uw' gunfteling,'
2*i'S/En dult niet dat de moed van zyn gevreefde kling,
Voor
|
|||
TWEEDE BOEK. 23
Voor d'al te fterke magt zyn's vyands, moet bezwyken:
Behoed hem, door wiens vuift, en fpeer, ontelb're ly- Geftaapelt zyn op een; begeeft zyn' zyde niet, (ken, Verlaatniet met uw' hulp, wiens hulp u nooit verliet. Maar ag/ wat zag ik niet, de held flont zelf verflagen, Zoo ras ik hem die maar had in hefoor gedraagen: En hy, die nimmermeer voor onheil was bedugt, %z°/ot Zogt nu het dierbaar lyf te bergen door de vlugt, 'Jj^j?' Wyl 't geenfints moog'lyk was zig zelven te verweeren,£e* En d' al te groote hoop met weinig volks te keeren; Dog te vergeefs men greep hem aan van alle kant' En kreeg, door fterker tal van knegten d' overhant. mnar *' ° ° tergeeft,
Hier kon, nog dapperheid, nog krygsgeleer'theid gelden;'"^^*
Maar nu wiert hy geftyft met hulp van meerder helden. rompeh De ftryd gaat hevig aan, hier vine er een zyn' dood, En braakt, de dappre ziel, in 't midden van den nood; Naar dat hy pal flond, om voor flaat, en land, te ftry- hfVMm heid van
En't vrygekogt geloof voor ziel'dwang te bevryden. (den. 'tgevtgt
Daar zietm' er weder een, doorboort met wond, op wond,
Zigwent'len in zynbloed, gantfeh weer'loos op den grond
Maar dit fchynt feller nog het helden bloed t' ontfteeken
Elk wii nu fterven, of zyn's vrienden fterven wreeken
Gints
|
||||
24 WILLEMDEIV.
sungen- Gints ziet men Slangenburg, als hooft van't Ieger ftaan,
twg en o o a
f'g'i Daar fpoort Helt Fagel zelf zyn' oorlogs knegten aan.
fp/itrcn
bun Stryd, ftryd, o mannen! laat de moed u niet ontwyken ;
beaden
aan. Laat nooit uV ftrydb'ren arm voor 's vyands magt bezwy-
Be vryd u door het zwaart, of fneeft voor't vaderland, (ken, De riood gebied het u, in deez' bedroefden ftand. (gen: Vliegt, onbevreeft,den drom van vrankryks krygsmagt tee- 'Keifch' d' overwinning,(kan het zyn,) van uwen degen. Vegt, vegt zoo 't lauwer loof u immer heeft bekoort. Zoo fpreekt hy, elk fchept moed, en luifter t naar zyn woort. ais w^HekHompefchjdiezyn'naam doordapprekrygsbedryven,
pfcb. Op vleug'len van den tyd, onfterfelyk liet fchryven:
Stygt, als een tweedeMars,op't briefchend'oorlogs paard: En flagt het lely volk door 't nooit verwonne zwaart. Waagt, (fchreeuwt hy tot zyn heir,) met my het veege lee- Gy kont, indien gy fterft, nooit loffelyker fneeven: (ven Gy waagt het niet, dan voor't behouden van's lands regt, Waar aan de vryheid en de voorfpoed is gehegt. (den Naauwhoort men uit zyn mond het eindevan dees ree- «* 5?". Of elk kwyt zig met lof naar tyds omftandigheden.
fer' 'Tgevegtgroeitdeerlykaan, men blaakt, men brant, men
Totdat de nagt de lugt met al'tgeftarnt borduurt. (vuurt,
'Theei-
|
||||
T W E E D E B O E K. 25
'tHeel-al fchynt te vergaan: Apol, die't moet aanfchouwen,
Durft zig nu langer op zyn' dagkoets niet betrouwen J«£*«
Hy zinkt al zugtend' in het zout op dat gezigt; buWtfl.
En dooft den fakkel van zyn all' verkwikkend ligt
In't bloedig pekel uitj geen drang van duifterniflen,
En fchaduw van den nagt kan deezen twift befliffen. '*g*w£t
bond tg-
|
||||||||||
Men ftryd nu zonder orde, en teiftertby den taft,
Onzeker wie men treft, en door zyn kling verraft. |
ter aun
in wccr- vj'ttvatt dm |
|||||||||
De dappre batavier, in 't oorlog nooit bezweeken, nagt,
Behoud het veld, tot weer de nagt is weg geweeken. De morgen zon verryft nieuwsgierig uit de zee; tot d*t En'tzwaart,door kryg vermoeit,keert weder in de fchee*;'» «T»
De Helden trekken af, met all- hunn' legerbenden, verryfi
En vinden raadzaam zig naar Lillo toe te wenden: ZZ*e7».
De vyand keert te rug, en telt een groot getal ftfyZ».
Van Lyken in het zant; de beend'ren overal
Verftrooit, doen hem met fpyt een groot verlies bekla- * *«- Terwyl de batavier de zege weg mag draagen. ( gen»£g£ D'een torft een vaandel weg, met Lelyen bezaait, praae* Wyld'andere als in triumph een Standaart omme zwaait: Die gort een glinflfrend ftaal, bevogten onder 't ftryden, Ten blyk van fcegepraal, kloekmoedig aan de zyde.
D Elk
|
||||||||||
at, WILLEM DE IV,
Elk toont zig eeven trots op zyn behaalden buit:
Gints heft 'er een een Schilt verr' boven yder uit: Daar ziet m'er een met een metaale Harnas pronken, Waar op de waapens van den vyand zyn geklonken. En een onmeetb're lof wert yder toegewyd. De hoog gereeze vlam, der fellen oorlogsftryd ,
Die elk nu blonk in't oog, ontvonkte 't bloed der Helden: dePrht De vader van den Prins, wiens daaden gy zult melden rZie, (Zoo voer de nieuws bodin nu voort) gaf in zyn'jeugt, ivlium Reets ed'le blyken, dat de kloeke helden deugt E* ' C
tlektte Van zyne vad'ren, in zyn'ad'ren zou herleeven;
veldt. £n wou 2jg ^ j10e men 2ujjcs we^r jjjejt ^ te vey begeeven,
Zoo ras hem kwam ter oor hoe 't zugtend Nederland
Geilooft wiert in den gloet der blaakende oorlogs brand,
Wie zag ooit beter moed in zulke tedre jaaren,
Nog ongewoon aan 't woen der ftrenge krygsgevaaren.
Hy gort aan zyne 'zy het onbeproefde zwaart:
En klimt vol ed'le moed, ten ftryd geruft, te paard. *
Maarach myn"Frifo,d'eer van Naflauws dierb're helden,
Bereikte (wie zou zulks niet met ontroering melden)
v nit hy Nog naauw 't Oranje woud, oft ros, uit dartelheid,
«w Had haaft den braaven Vorfl; een deerlyk lot bereid: v
't Sprong
|
|||
TWEEDE BOEK. 27
'tSprong tripp'lend zydwaarts uit,en plofte door het rukken
Den jongen Prins ter aard': 't gareel brak voort aan ftukken. Het ongebreideltdier vliegt, zelf verbaaft:, zoo vlug, v*n *v* Gelyk de wind, en treed den Vekheer in den rug. fe!k be>n in
Elk toont zyn vaardigheid, om hem te hulp te komen, de* *»z
treed, ch
En fchynt voor het behoud dierHelden Spruit te fchroo-?«'(>*
kmtft.
Maar wyl op't yvrigft zyn' herflelling wert betragt} (men.
Ziet hy in 't kort zig weer in voor'gen flaat gebragt. dog by Nu fpoeit hy voort om te voldoen aan zyn verlangen, Zwf" Komt in het Leger aan, en wert met vreugt ontfangen: Z^jhit |
||||||||||
Elkgroet hem met ontzag, enroemtzyn flout beflaan
Ja men belooft zyn kruin eerlang de Lauwerblaan. Hy ftelt zig moedig, aan de zyden van de Helden,Die zig aan't fpits van't heir als oorlogs Goden flelden En fpoort hun alien aan door zyn volmaakten moed, |
> viert
zynmoe. digvoor- neemen. Wart , met ont- ' Zag «n het Le- ger otli- |
|||||||||
In 't hevigftvan'tgevegt, dat all' de flrydb're ftoet,
Op dat gezigt wert in verwond'ring opgetoogen. &»&* Nojelles afgerigt op ftrydbaar krygs vermogen, Atyw/«
, J , over-
Verkrygt in weinig tyds op Hoey de Zegepraal: «"'»*
Zoo krygt de Bondgenood, ookLimburg door het ftaal. Lim-'
burg
In zyne magt; de flreng gedrukte burgerfchaaren, »«-i
Herdenken nu niet meer hun deerlyk wedervaaren. wt-
D 2 De*'"-
|
||||||||||
28 WILLEM DE I V:
"ihapitP* vroIykheid herleeft in 5t uitgeteert gelaat
i"ietTaiPeT Ingezetenen, elk wagt nu beter ftaat:
<L>ar. En gaat den batavier (met traanen op de wangen,
Uit zuivre vreugt gefchreit ) in zyne flad onttangen.
De galm gaat tot de lugt, men juicht, en is verblyd,
't Gefchut roemt,fchel van toon,devreugdevandientyd.
*t fon Coehorn behaalt op't fort ten Doele mee den zegen: Rynberk en Gelder, wert door Pruyfchen nog verkregen a
|
||||||||||
t
|
||||||||||
Gciler"&er dat de guurekou de legers fcheiden deed.
ever'
wunhm |
||||||||||
t vergeet,
|
||||||||||
*t Vereifchte een ruimen tyd om alles te verhaalen,
Dies dien ik hier myn reen een weinig te bepaalen. De winter dryft naar't noord,, menfpoeit zig weer te velt>
Daar Mars nog woedt, met. een vervaarelyk gewelt: Belloon bleef op de ruft der vreede nog gebeeten: De vyand dol van fpyt, die 't mee niet was vergeeten, Hoe dat NoielJes, met zyn' ftrydbaare. oorlogs magt, In't uitgefchreeven jaar, hem had in't naauw gebragL FiUeroy Belaft aan Villeroy met groot getal van knegten,
Om andermaal het fort ten Doele te bevegten; tiifiu-Maar te vergeefs, het loot vliegt deerlyk in het wilt:
tJSlEn boe men vuurt, en brant,'t is nood'loos tyd verfpilt.
Maar
|
||||||||||
TWEEDE BO E K. 29
Maar ach hier zag men weer (ik moet het nog betreuren)
Tot druk van Nederland, iets zugtens waart gebeurcn: <*w*>*»r Coehorn, de fchrik van 't all verdelgend oorlogs zwaart,»«w Als d'eer van zynen tyd door't gantfeh'heel-al vermaart,. ' En van wien cf oudheid in haar naamrol zal gewagen, Wierc door de wreede dood te deerlyk weggedraagen. Dog deze groote flag wiert wederom verzagt: Prins Friso om zyn' deugt by yder hooggeagt; 0ra»Je Werd, door het wys befluit der algemeene Staaten, «er«*t
° Van V
Yerhoogt tot Generaal van Neerlands voetfoldaaten. »«*wi
aan ge-
De Jonge veltheer trekt, met zyn voltallig rot, ft«tt:
Met moed bezielt, te veld, gelyk een oorlogs God: trthtt Helt Ouwerkerk begeeft zig aan zyn' dapprc zyde, En bied zig zelven tot zyn' byftand aan ten ftryde. J*vymd %alt op
De vyand valt met magt, op hunne benden aan> hem aan.
Maar 's Princen ed'le moed vermeerdert onder 't flaan. Hy dryft hun flout te rug, geflyft door d' andre helden, Die met een ftrydbren arm hem in't gevegt verzelden; btUGr*. iitftins
Wanneer helt Groveftins, met een ontelbre fchaar, hmt
Hun verder by fpringt, in het dreigende gevaar. kuip - Een ed'le gramfehap doetzyn bloed in d'ad'ren kooken:
Hy vliegt,, gelyk een leeuw in felle woede entftooken, D a Het
|
||||
3o WILLEMDEIV.
JJ,f/BJJ"Het Lely volk op 't lyf, en velt met zyn geweer,
over- Xerflond den gantfchen floet voor zyne voeten neer. Cten, ivtnmn-
ge> Men ziet het franfche bloed met magt langs d' aarde vlie-
En het gebeente, aan gruis gemorzelt onder 't fchieten, Wert door het veld verftrooit elkkeert op't hoogft verblyd Met duur verkregen lof, als winnaar uit den ftryd. (den Ew.gin\ In'tKeizerryk was nu het krygsvuur mede aan't bran-* tLil-De Prins Eugenius, beroemt door alle landen, lieklr. ®m zYne dapperheid, en lofFlyk oorlogs zwaart: 'Siari' ^e Prins van Baaden, om zyn daaden wyd vermaard, '* trek!/ Gaan, met helt Marlebourg, den Beier Keurvorft tegen, **.*"' Die, aan den Schellenberg, zyn' tenten op de wegen, - tegen. Had neergeflaagen, om de franfche legermagt, (Korts door den batavier diep in het naauw gebragt)
Te flyven door zyn hulp. de benden, t' zaam gekomen, woede Bergen Zw ten ftryd, de woede niet te toomen van t a j '
gevegt. Verheft zig meer en meer: het doodlyk loot, gebraakt
Door 't bulderend metaal, vliegt indelugt, en kraakt. De donderbus breekt los; men werpt de handgranaaten f'tthm- ^envyandin'tgezigt, en doedhem't leevenlaaten. (vloet
D' een neemt voor'tvuur de vlugt, en werpt zig in den
En zinkt tot op den gront, wyl d; ander landwaarts fpoed
De
|
||||
T.W EEDE BOEK. 3r
De Donauw legt verdroogt, van all' de doodelyken, *
Der geenen die men in net zwemmen zag bezwyken. »« dm Do-
Zoo wert de zege door de bondgenoot behaalt; »auw.
Schoon door veel helden bloed gekogt, en duur betaalt. f de
?K zag Goor, in't midden van't gevegt, al winnend' fneeven; t"*£.
En Beinhem, vol van moed, liet mede aldaar het leeven;" de
Wyl Heffenkaffel, in de zyde zwaar gewond, Uriit!
Geftaag den dood verwagte, al krimpend' op den grond. J*J *""
Dog 'k zie hem weer herftelt. Eugeen ilaat zyn foldaaten *'*
By Hogfted neef, naar wenfch der zee ven vrye llaaten: Eugeen
Een beekje fcheide, de vyandelyke fchaar, vgiu*
En 's Princen leger, met zyn golfjes van elkaar.
Hy, nimmer uit gedagt in helden oeffeningen,
En altoos onbevreeft, in krygs veranderingen,
Liet over 't zwalpend nat een reeks van bruggen flaan,
Daar elk in veiligheid zou mogen overgaan.
Tallard, te trots in moed, koft dit geenszints beletten,
Maar hoopt die floutheid hem in't kort betaalt te zetten: tvjf'
Ja fpelt zig groote kans van dit zoo groots bedryf. daar-
Men valt elkanderen als Leeuwen op het lyf:
Dan fchynt de vyand eens de glory te behaalen;
Dan fchynt de bondgenoot weer eens te zegepraalen;
Dog
|
||||
32 WILLEM DE IV.
Mark. Dos geenfints blyft men lang in die onzekerheid r
bourgjti
Eugeen,Helt Marlebourg, en Prins Eugeen, door krygs beleid,'
Doen ras denfranfchen hoop voor hunnemagt bezwyken. Tallard, die in 't gevegt fleets mogt met glory pryken, Moeft bukken voor hunn'kling^men voert hem urt den ftryd Als krygs gevangen mee; hy zwelt van ed'le fpyt, Wyl hy, die fleets verwon, nu zelf wert overwonnen: Maar wie, wie zou de magt, en moed, weerflreeven kon- Der helden ftraks gemelt? die een onflerf lyke eer (nen wet ° J %
Prims Verkregen, door den glans van hun gevreeft geweer.
ka£ei, en Zoo zegepraalt men weer; en buiten elks gedagten. Horn-
pefcho- Prins HefTenkaffel, weer herflelt in all' zyn' kragten,
verwm- _
h(». En Hompefch, draaven als twee Cefars trots, en tier,
Op hunn' behaalde lof, bekranft met heil lauw'rier. Men zwaait de vaanen, van vorfl Lodewyk verkregen, Ontrolt om zyne kruin en tilt ze langs de wegen: Dryft de gevangenen, als flaaven, voor zig heenj Ja elk draagt roem op zyn veroverde tropheen. veeU Zoo eindigt deeze ftryd, men zag nog veele fteden wife E° veflingen, door vuur, en waapenen, beftreden no/ ver- £n overwonnen; maar de kortheid van den tyd overt. ' J
Vereifcht, dat ik 't verhaal, der onbetoomb're ftryd,
ver-
|
||||
TWEEDE BOEK. 33
Verkleen, dus ftaa my toe dat ik u all' de naamen,
Dcr plaatfen, die toen nog in onze handen kwamen, Niet noeme; d'oorlogs kreet klom hooger nog in top; En d'opgereeze vlam fleeg langs hoe feller op. De vyandhad nu Hoey.en Luyk,naauw weer bekoo ^m;>.'» Luyk in
Of die twee fleden zien zig wederom hernoomen, (men, ** *«*-
den der
Met een gedugt verlies van Franfche legermagt, vy**de»
1 i gekotntn
Zantvliet, enZoutleeuw, zag men beiden onverwagt, *>w*,
En onbeftreden, zig aan Dedum overgeeven; door *< Zoo fpaart men kruid, en loot, en menig helt hetleeven.7JZ'
De derde Karel won, in Spanje, flag op flag; tZ7lis Gantfch Catalonie boog onder zyn gezag: 5^.
Daar zogt men wederom dien Vorft, naar regt en reden ,^>'"
Als heerfcher van het ryk, den Throon te doen betre-'"*"'- Maar in Italien wiert alles door 't geweld ( den. Van d'oorlogs vlam verwoeft, vernielt, en neergeveld.
Men zag de Hertog van Savoyen zyne ftaaten, Ten prooi des vyands, op het derclykft verlaaten: En Karel hielt zyn hoop mee voor een korten tyd: Philips fpoeit wederom met al zyn volk ten ftryd', En weet ftraks alles, door geweld, weer te herkrygen. Dog 'k zal hier weder niet teneenemaal verzwygen, E Hoe
|
||||
34 WILLEMDEIV.
Hoe hoog de glory klom van myn Oranje held: .
Ik zag'hem overal aan 't fpits van 't heir te veld, Gelyk een Hercules; hy was nu reets verheven, Op d' eere trap, die door zyn Vad'ren in hun leeven Zoo lofPiyk wiert bekleed: 'k zag 't Erfftadhouderfchap '/Stad. Van Vriefland, met gejuich, en vrolyk handgeklap, fcbap' Tot elksgenoegen, aan dien Veltheer opgedragen: pf*ei. Dog 'k zal in 't breede hier niet van zyn' lof gewagen. OrLje" Naar dat de vyand by verraffing de Stad Gent, ohgedra- jyjet een onnoem'iyk tal van knegten, had berent; En Brugge door gewelt had in zyn magt gekregen,
Trekt Neerlands oorlogs magt zyn legerbenden tegen. het De dappere Ou werkerk, in moed al-om vermaard, ( zwaard, fc/Tie- ®e Graav' van Oxenftern, beroemt door't blinkend' goveTde Gaan ftraks de Schelde met hunn' knegten overtrekken, Scheldt. Qm winerrt Frifo, door hunn' hulp te konnen dekken. \>tgin De Jonge Veltheer fchaart zyn volk aan d' eene kant: |
||||||||||
I
|
van een
11
■aegt.
|
|||||||||
. Men fteekt het bars metaal, met lood gevult, in brandt.
|
||||||||||
De kogels vliegen door elkander driftig heenen
Gelyk een' bui, door wint verflrooide hagelfteenen. 't Gevegt neemt een begin; zyt moedig onverfaagt, O helden zoo u een onftervb're roem behaagt.
Stryd
|
||||||||||
TWEEDE BOEK. 35
Stryd voor de vryheid en 't belang der zeeven ftaaten:
Zoofpreekt d'Oranje held, aan't hooftvanzyn'Soldaaten.^ Prims n fpoort
In ?t midden van het vuur, vertoonde zig de vorit, zyne
betide*
Die thans de Britfe Kroon op zyne hairen torft: ««*.-
Een vorft om zyne deugd' van yder aangebeden,
Een vorft van elk geroemt om zyn hocdanigheden: In 't ftryden onbevreeft, voldapperheid, enmoed,' In Mavors oeffenfchool gekweekt en opgevoed. Prins Willem Frifo jaagt zyn' kogels door de helden,
Die zig, als hoofden, aan de franfche benden flelden: En dryft het glimmend ftaal door't lillend' inge wand, (hand, Wyl 't bloed langs d'aarde ftroomt,en krygt zoo d'over-enhygt dunr dap.
En die niet fterft,moetvoorzynklingal vlugtendwyken,;^^
de oi,er-
Of als gevang'ne voor zyn dapperheid bezwyken. win-
nine.
En d'overwinnaar werd begroet, van Neerlands flaat,
Met een onkweftb'ren lof voor zulk een groote daadt.
Maar all' de glory palm, in deezen ftryd verkregen,
Verzaad zyn krygslufl niet, hy vlamt op grooter zegen.
't Beleg van RyfTel werd beftemt en vaftgeftelt,
Hier was weer glory te behaalen voor myn Helt.
Hy voert zyn'benden aan.de moed zwelt in zyn aderen,*,'*'««
* zynleger
Zoo ras hy maar de Had, van digte by koomt naderen. »«r
E2 Men"*'-
|
||||
36 W I L L E M D E I V.
Men ziet aan zyne zy d'al-om beroemde Eugeen:
De vyand is met magt van binnen op de been. Men plant het grof Gefchut in menigt' voor de wallen, Waar mec men't franfcheheir zoekt op het lyf te vallen: yf'ty* De vlammen barften utt, men ftookt een ys'lyk vuur, gevegt
voor de 't Welk elk verfchrikken moeft, en donderd op de muur,
muuren
forfl.,jtDat zig de flerke veft eerlang moet overgeeven.
die zh
tyver- Het opgeflelt verdrag, door'svyands hand gefchreeven,
drag
m,et Werd toegeftemt, zoo wert de zege weer behaalt,
fvergee-
f«K. Schoon met veel helden bloed, gekogt, en duur betaalt.
Bouflers moeft buigen voor myn ss Veltheers dapp're de- Die, met Eugeen, nu weer de glory had verkregen. (gen, Men plant, hoogmoedig op die eer, de vreugde vaan, Daar eerfl het leger had van Lodewyk geftaan. Gent Gent wert, eer't loopend jaar zyn ronde had geflooten>
wert me-
de vera- Ook weer verovert in de magt der bondgenooten.
vert.
jew;». Maar eind'lyk dooft de kou dien fellen oorlogs brand,
JemjSydDe zee helt zoekt de kuft en flapt vermoeit aan land: «*»«.'D'Oranje Veltheer thans mede afgeflooft door't ftryden, Legt zyn bebloede kling ook voor een wyl ter zyden. Maar als de min, die nimmer kans verzuimt, dit ziet, DaaJt zy van haaren troon, van waar z'al-om gebied. |
||||
TWEEDE BOEK.
|
||||||||||||||||||
37
|
||||||||||||||||||
Aan's Princen zyde neer, om hem een flrik te fpreie'n, de, »'*-
go it j
En met een zaat gevlei zyn kuifch gemoed te vleien. daait **
° den
'tis tyd myn Vorft, (dus fpreekt zy hem al lachend aan)
Dat g' aan myn' wil, die gy niet lang zult wederflaan, En die geen fterveling op aarde kan ontvlieden, Gehoorzaamt, op dit pas, 'kzalumyn hulpebieden; Veft, veft uwe oogen op Maria, veft uw' zinn1 enmopt den
Op HeiTenkaffels Krooft: Louiza, een Vorftin Print,
Princes
Gefprooten uit het bloed van onwaardeerb're helden,^,*,
Loutza
Die, by hunn'dapperheid, ontelb're deugden telden , vantief.
(enkaffel
Zz\ voor uw'ed'len lof, door't gantlch' heel-al verfpreid, "te be-
Niet onverwinn'lyk zyn; uw' moed, uw' dapperheid,
Uw wysheid,uw vernuft,zal haar op't hoogfl bekooren:
Zy zal uw' liefdes bee met gunltige ooren hooren:
Zulks weete ik braave Prins. Zy had dit naauw ge-uit,
OfWillemFrifo neemt het Ioffelyk befluit,
|
||||||||||||||||||
Om aan die Vorften telg zyn minnedrift t'ontdekken,
Hy maakt zig vaardig om naar Kaflel te vertrekken:
Band nu de krygs zorg uit zyn pas verliefde zinn':
En volgt de wetten van de Goddelyke min.
Hy meld aan de Princes, met uitgekeurde woorden,
Hoe haar' bekoorlykheen zyn groote ziel bekoorden : |
hy maakt
vaardig
em naar Kajfelu vertrek- ken. tier- klaart de
Princes zyne iiefde i |
|||||||||||||||||
E3
|
||||||||||||||||||
Ter-
|
||||||||||||||||||
«:-.-jt$ _
|
||||||||||||||||||
rt..;-::j.-,.. J.J..-1
|
||||||||||||||||||
38 WILLEMDEIV.
Terwyl zy, die nooit minde, in't vorflelyk gemoed,
De vlammen koeflcrt van een ted're minnegloed. De deugd' des jongen helds ondooide haare zinneh, Jie eer- En kon in weinig tyds haar fierheid overwinnen: lung in
zyn oog Ja 'c was alleen zyn deugt, gepaart met kloek vcrftand,
merk
fiemt. Die haar deed ftemmen in d'onkweftb're huuw'Iyksband.
de De groote trouwdag wert, tot yders vreugt, beflooten;
d!gwtrt De zaalen, opgepropt met hooge feeftgenooten,'
fit£\ Weergalmen van't gejuich; hetaangenaam gehoor
Van deeze orakel Hem klinkt yder zagt in 't oor: Uit deezen egt werd' elk een duurzaam heil befchooren; En Nederlands geluk op 't heugchelykfl: gebooren: en ge- Uit deezen egt zal, tot befcherming van den ftaat,
Een tweede Cato weer herleeven voor den raad; (wen,
En uit deez' egt zal m' een beminn'lyk kroofl aanfchou-
Waar op de Godsdienft haar onwrikbaarheid zal bouwen.
O zegenryke trouw, o dierb're huw'lyksbrand/
Geftigt, ten nutt'van kerk, enregt, en vaderland:
Gy fpelt niet dan geluk aan Bato's onderzaaten: (ten.
Zo fchreeuwt het vrolyk volk al-om langs markt en ftraa-
Maar naauw'lyks is dit feeft vol-eind, of onze held,
Gedenkt weer hoe Euroop gedrukt wiert door 't geweld
Des
|
||||
TWEEDEBOEK. 39
Des fellen oorlogs dwang; deliefde prangt zyn' zmnm,""""4 *
woede
Dog kan, hoe Clerk gegrond, zyn krygs luft niet verwin- <*« «w-
De zorg voor Nederland legt hem te diep in't hart, (nen: roept hem w-
Om niet de vryheid, in een grooten flrik verwart, dene
veld.
Door't ftryden by teftaan, en door zyn arm Je fchraagert:
?K moet (fpreekt hy tot zig zelf ) al zoude ik 't my beklagen,
Het zagte huw'lyks bed, en myn vblmaakte bruidt,
Verlaaten voor een tyd (o al te wreed befluit/)
Hy dreigt, tot driemaal toe, Maria aan te fpreeken, V,
|
|||||||||
Maar driemaal fchynt de druk zyn' woorden af te bree- {jjj
|
aria
en
|
||||||||
'K moet, barfl hy eind'lyk uit, o onwaardeerb're vrou w!(ken: JJJJj
Hoe duur verbonden aan de liefde , en aan de trouw, haar*-y»
Gepreft door hoogen nood, my weer te veld begeeven;men-
Dog gy zult waar ik gaa in myn' gedagten leeven.
Hy valt haar om den hals, en kuft den reinen mond; dez*h*
Maria ftaat verbaaft, dog op den zelfden flond ( Zen haar
Grypt zyhem by de hand, verbergt haar angftig vree-ij
En zegt, myn tweede ziel kan zulks niet anders wee-
Welaan voldoe uw'wenfch, de hemel flaa u by; (zen,
Gods gunfl begeeve nooit in nood uw' flrydb're zy.
D'al -om beroemde deugt van uw' gevreesde degen,
Belooft aan Nederland een aangenaamen zegen.
Gaa
|
|||||||||
40 WILLEM DE IV.
Gaa,Gaa,doorIugte heer,maardenk fleets aan den band
Waar aan uw Ieeven, en myn leeven, is verpand; Een band die ons verbond voor Gods gewyde Altaa- Zfl Begeef u niet te diep in 't woeden der gevaaren. (ren;
pTw^-Ete traanen rollen langs haar' kaaken, op dat woordt;
Terwyl de veltheer zugt op alles wat hy hoort. Onzaalige oorlogs twift, hoe ftoortgy dooruwwroegen, Zfrilit Myn' pas verkreegne vreugd', en heuchlyk vergenoegen,
jibe!** (Dus fpreekt hy by zig zelf) en gespt het harnas aan,
Om Neerlands Leger- fchaar kloekmoedig by te ftaan. Met zyn' getrouwe hulp. Maria knielt ter zyden, (den; En fmeekt om's hemels gunft voor haar gemaal in 't flry- Zy ftuurt haarbeden, op 't eerbiedigfl', naar om hoog Met een bedrukt gelaat, voor Koning Jezus oog; (leeven: Vaar wel myn' vroomen Prins d'Alzeeg'naar fpaar uw En wil door zyn genade u d' overwinning geeven; (Zoo fpreekt zy tot haar Heer) en leid hem treurig uit, Dog met een Mannen moed. vaar wel o ed'le fpruit! Zegt NafTauws helt tot zyn' Maria in het fcheien; ■mint En ftreeft te veld, met all' zyn' ftrydbaare oorlogs reicn.
mSemSt. Hy overwint terftond Mortagne en St. Amant:
Amaut £e Vyan^ neemt fa vlugt, wyl hy zyn flandaart plant
In
|
||||
TWEEDE BOEK, 41
In't midden van dc flad; dog om u op te haalen
Air wat zyn' roem betreft, en hoe veel zegepraalen
Hy wel verkregen heeft, door moed, en dapperheid,
En door 't vermogen van zyn Vorft'lyk krygsbeleid,
Is myn trompet te flaauw; maar d'overwonne fteden */w«
Getuigen van zyn roem, en oorlogskundigheden. ranje
Bouchain,en Doornik,'t fort de Scharp,en St.Venant
En meerder plaatfen, zag men ftorremender handt tuigtti t> 1 ,1 van z\«
Door onze braaven nog verwonnen, en verkregen: /b/; -
In't kort, het oorlogslot viel Vrankryks Koning tegen. Men dagt het naauw'lyks dus te krygen naar zyn zin; Of hy befloot de vree met En glands Koningin, Frank. Op't onverwagfte, en wel ten fpyt der bondgenooten, 2 ^-"
Die dit gehaat verding wel poogde om ver te ftooten; d't *&et Maar te vergeefs men wiert gedwarsboomt in zyn wil. X1nEn- Belloon verzagte nu 't vernielend krygsgefchil, %lZti tVaar in den vryen ftaat van Neerland was gewikkelt, de bmd~
Naar yders wenfch nog niet; door moordluftaangeprikkelV^* Blies zy het oorlogs-vuur, nog meer en meerder aan; »«»«wf __ ■ -vergeefs.
Haar bloeddorft was nog niet ten eenemaal voldaan: het »or-
lotrsvuur
Men moeft de vrede met meer Helden bloed betaalen: raahfei-
Een donk'renevelwolk bedekte nog de ftraalen blaaken,
F Der
|
||||
42 WILLEM DE IV.
Der lievcvrede zon, die reets van verre blonk,.
Neir- Maar weder in een zee van oorlogs ramp verzonk. wic Beef, beef,o Nederland! voor 't lot dat u zal treffen» drttgt
met een Kofi gy het onheil, dat u dreigt, te regt bezeffen,
\'iel\h
enheill 'K zag u verfmelten door een yfelyk gefchrei/
Zoo blies ik toen dikwerf op myne lugtfchalmei >
Waar mede ik in 't gemeen all' wat men my voorfpelde,
Naar eifch der waarheid, aan eenygelyk vermelde.
*K vloog op myn wolke-koets, met traanen in myn oogY
Zoo ras ik 't had gezegt, al zugtend' naar om hoog:
En ach ik zag eerlang, het deerlyk voorbedieden,
Tot droefheid van den ftaat, in kryg verwart, gefchieden:
Ik zal't verhaalen, maar de druk zwelt in myn' borft,
Als 'k aan dien tyd gedenk! d'al-om beroemde Vorfl
Jan Willem Frifo, d'eer van Naflauws edle braaven
Ontzagchlyk door zyn moed, berainn'lyk door zyn gaaven,
Een tweede Herculesy in 't buld'ren van den ftryd;
In wysheid, en vernuft, den luifter van zyn tyd.
zynJt Zag m', o verfchrikk'lyk lot/ ind'ugtend van zyn'dagen,
van den Door d'onweerftreefb're dood, naar 't ys'lyk graf toe jaa-
j2t Een dood die Nederland op't fmartlykft heugen zal, (gen.
iri^r Zoo lang de zon zyn' glans zal fchenken aan't heel -al
De
|
||||
TWEEDEBOEK. 43
De Jonge Oranje Held, die, in zyn' tedre jaaren,
|
|||||||||||||||
Zoo menigmaal den nood, der oorelogs gevaaren,
0 °
|
e
neemt |
||||||||||||||
In't woedend' aanzigt vloog, toog 't glimment harnas rot,"*.*'
Om naar den Hooffchen Haag te fpoejen; een befluit *aarde* |
|||||||||||||||
Tot Neerlands ongeluk gefmeed, en laas voltrokken,
|
vertrek-
|
||||||||||||||
Dewintfcheen'tgantfch'heel-alnu uitzyneas te fchokken;
Maria beeft van fchrik; en fmeekt aan haaren Heer Om uitftel voor zyn reis: bezie 't onftuimig weer, MynPrins,dus fpreekt zy, metde traanen opde wangen,^^ De lugt is met een kleed van buje'n als omhangen. hemt ie (Net of zy giflen kan dat haaren Mingenoot houden ,
bevreejt
Deez' togt bekoopen zal met een' gewifle doodt) *«»r 7
yfelyk
Ei 'k bid/ ftel voor een tyd uw opzet nog ter zyden? weden
Wil dog 'tgevaar, myn ziel,zoo veelgy kuntvermyden?
Zulks kan niet zyn, Princes, beantwoord haar de Held, Z»L%
Hoe ik, die nimmer vreesde in't ftrydbaar oorlogs veld,
Zou voor een enk'le wolk van onweers vlaagen fchroomen?
Neen,myn gerekt befluit, voor lang reets voorgenoomen,
Dient eindelyk voldaan; het fcheiden valt my hart,
En uwe afwezigheid baart my een bitt're fmart;
Maar na deeze eene keer zal't my, zoo'k hoop, gelukken
Dat ik u zonder zorg zal in myne armen drukken:
F 2 Wan*
|
|||||||||||||||
r~~
|
||||||||
* *y
|
||||||||
44 WILLEM DE IV.
Wanneer de vree, die oris van verre reets beftraalt"J
Met haar triumph karos, op 't aardryk nederdaalt. Streelu, doorlugte Vrouw, terwyl met die gedagtenj En kort, metzulk een hoop, de flaapelooze nagten: ') 'K zie u eerlang weerom; het pand van onze min Blyft u op't hoogft' vertrouwt: maar ach myn ziels vriendin 'K zie dat gy traanen flort, helaas/ waaromdit fchreien? 'T is flegts een kleene wyl, dat ik van u moet fcheien. ■ Toen 'k met het blinkent ftaal den vyand tegen gong; En tot in 't allerdiepft' der krygsgevaaren drong, Niet weetend' watmy door deHemel was befchooren, Wift gy met mannen moed my zelf als aan te fpoorem En nu is 't of de zorg uw' tedre ziel benart: Wat is,o fchoone vrouw/ dog d' oorzaak van uw' fmart? «W Maria zugt vol druk, en weet niet om Wat reden, btid Van ,
tie Prim-De traanen glyen uit haar' oogen naarbeneden:
Maar eind'lyk barflzy uit; beminnelyke Helt,
Helaas/ *t is of die fmart my weinig goeds voorfpelt:
Ach mogt ik u hier weer op deeze plaats ontmoeten!
En, met een welkom kus, omhelzen, en begroeten,
'K waar beter vergenoegt. de veltheer op dit woort, [
Dat hy met deerenis uit haare Jippen hoort, t
t ' Staat
|
||||||||
feJiMnf. ■'"■>■■-^<-- ....
|
||||||||
TWEEDE BOEK. 45
Staat zelf vol angft,benaauwt,bekommert, enverflagen,
Als waar zyn grooten moed hem rm geheel ontdraagen. Hv grypt haar in zyn arm, en drukt den lieven mond, * P"*» Nu hoorde ik eene flem weergalmen door het rond: zr* Ge- _ ... . a 1 maalin \
Omhels Maria t zal u nimmer weer gebeuren, en geeft
O neen, zy zal eerlang uw flerfgeval betreuren: Jffltlus
Het is voor 't laaft' dat gy haar zult uw' liefde bien: t'Zftem
Gy zult uw krooft, nog haar, o vorft/ nooit wederzien. $eld ('KvoeI,aIs ik dit herdenk', myn hart van droefheid bree- d(">d- De kleene vorflen telg, nog ongeleert te fpreeken, (ken; Zag met een ted're lagch den veegen vader aan, Als of het met den nood, hem naakend, was begaan. Hy kuft het menig werf, met duizend tederheden, En drukt het in zyn' arm, in't uiten van dees reden: Bewaar Princes, bewaar, dees telg zoo teerbemintj Maar zorg 00k niet te min voor ?t ongcbooren kindt. 'tGevreeft vertrek genaakt, de tyd gebied te fcheien; *$w*
Men mag zig onderwyl met zyn te rugkomft vleien. trneakJ£ Yaar wel doorlugte ziel / vaar wel volmaakte bruidt! fy n*mt Zoo fpreekt dc Prins, en treed ter ruime hofpoorte uit. Sfl* |
|||||||||
ria:
|
|||||||||
Maria oogt hem na, wyl 't einde van haar' reden
In droefheid als verfmelt, door zugt op zugt beftreden, F 3 , De |
|||||||||
4<5 WILLEM DE IV.
enfpoekDe Veltheer fpoeit zig voort: o al tedeerlyk lot'
Vaort.
Met welk een ramp bedreigt gy Neerlands oorlogsgod! (zen,
Zoo klaagde ik door de lugt,geprangtdoor duizend vree- Wyl'tgeenmy wasvoorzegtnaarwaarheidfcheen te wee« Detreurgalm klom eerlangdoorlugt en wolkenheen; (zen. Men hoorde wyd, en zyd, een yfelyk geween: Elk riep, al fchreiend', uit ohemel heb medoogen! Wees met de reine trouw, en huw'Iyksband, bewogen/ Een trouw korts door uw' wil geflooten voor 't altaar: Befcherm PrinsFrifo dog, oopperheer! bewaar Hem, die de Godsdienft op haar' zetel kan bewaaren, En fleets beveiligen voor kerk geweldenaaren. Bewaar de ted're fpruit, die reetshet ligt aanfchouwt; En't ongebooren kroofl, Maria aanbetrouwt: Ei laaten ze in hunn' jeugt geen braaven vader derven; Stuit door uw gunfl, o God! de rampen van zyn flervem |
|||||||||
ten
i |
J"" Hier daalde een Engel op zyn vlugge veder neer:
|
||||||||
*efl*g* Hy fprak men weet' dat fleets Gods willen, en begeer\
St*'-ii*g Op aard'voldaan moet zyn: dit is niet te weerfpreken; "van zyn
fttrvtn. De banden die hy bind kan hy ook weer verbreken.
De Prins zal flerven, eer de dagtoorts zynen gloet
Zal bluffchen in de zee; h«t uur genaakt met fpoed,
Dat
|
|||||||||
TWEEDE BOEL 47
Dat zyn' volmaakte ziel zal uit haar' kerker vlugten;
?T is waar gantfch Neerland zal die maar nog lang bezug- Maar zyne deugden door een elk al-om geviert, (ten; Zyn 00k te hoog bemint door hem die 't all1 beftiert, Dan dat hy langer, in de wifle.lvalligheden, Van's werrelds wuften ftand, zou blyven hier beneden: Daar is een'plaats voorhembereid, naaft Godes troon, Daar hy een eeuw'ge vreugt zal fmaaken , als het loon VanzynGodvrugtigheid;de trouw,korts eerftgeklonken, Heeft reets zyn vorfllyk huis een dierbaar pand gefchon- En 'shemels gunft voorfpelt een tweeden zegening, (ken O ja / eer dat het jaar nog zynen ronden kring. Zal fluiten, zal men uit Maria, 't puik der vrouwen, e"7Z~ Een vorflelyke telg, eenHelden fpruit aanfchouwen; ^°^_ Die als een phenix uit zyn' afch' herleeven zal; l'%dt* En die, als Nederland gedreigt werd met den vaU
De vryheid door zyn hulp van onheil zal bevryden; Eft 's Vaders dapperheid na ftreeven zal in 't flryden* Nu dreef de Godstolk op de wolken weder heen, En 't was of al myn hoop ten eenemaal verdween. De Prinsvervolgt zyn reis;help nn myn toon beflieren«fv r«- Befchreide Melpomeen y help my de loflauwrieren ,,
Ea
|
||||
43 W1LLEM DE I V.
En pas ontlooke mirth, op Frifo 's hooft gelaan,
Me» Door mengen met kamill', en lykciprefle blaan. (men, het stry De tyd gaat vliegent voort, men naakt eerlang de ftroo* ett Sas, , iii
w«*r /»Waar in de jonge vorlt 200 deerlyk om zal koomen.
Beef, Nederlanders, beef, voor 't yfelyk geval
'"' Dat u, eer dat gy 't weet, onzaalig treffen zal, (aderett, zet"je ^oo Dr<>mde ik door de lugt:de fchrik vloog door myn ■^'""'"Terwyl men 't fterfuur van myn Frifo aan zag naderen» E60I vloekt als verwoed op 't vloeibaar element;
Men v r "
ontzitt Een doodfe fchrik is op elks aangezigt geprent;
iveer nog
wim,enMen fpoeit zig egter in het vaartuig, onder 't woeden
gaat in
Art»«r-Van zulk een felle Orkaan, die d'opgeblaaze vloeden
Doed barften tegen een: o God bewaar den Held/
tJiSZDk, om uw kerkregt te bewaaren, trok te veld,
fr«r?»,Zoo fchreeuwt een yder uit. de waternimphen treuren,
TJeii'Om 't ongeval dat in haar' plaflen zal gebeuren;
il/cC'K weet zy beleefden nooit een flond die harder viel:
SJJ^J: Hoe bromt d' ontroerde wint, hoe fuifebolt de kiel!
Twht ° Goon* daar rukt eenvlaag het vaartuig't opperfV onder
i^ar'tu! Daarduikt myn vroomeHelt, myn dapper oorlogs wonder,-
^"JJJjHy tilt het veege hooft, al ftervende, uit hetnat;
ken- Tot dat hy eind'lyk, door het worftlen afgemat,
Het
|
||||
TWEEDE BOEK. 49
Het jeugdig bloed voelt in zyn aderen verftyven.
Hier moeft de Faam als in haar' woorden fteken blyven,
Geknaagt door felle druk; ten leften vaart zy voort,
De Prins zinkt naar den grond, op't uiten van dit woordt; by *«*.
OSchepper bergmyn' ziel/ enmeer kondeik niethooren, kit /hy.
Wyl d' afgebrooke taal in't water moeft verfmooren.
Het jonge leeven fmelt in 't midden van den vloet:
De del klimt hooger op, en fmaakt een heuchlyk zoet.
Daar legt de dapperheid nu in het diep verzonken;
Daar legt de deugt, helaas! nu deerelyk verdronken.
Men vergelyk nu vry het onmedogent Sas
By d'ongemeete Zee, die in zyn' zilte plas De guide zon ontfangt, naar dat zy door haar' flraalen AH' 't aardryk heeft verligt: O al te ontydig daalen Van Neerlands heil zon, ach/ wat fchept g' een duiflre Dogftuit, oBatavier/ uw'doodfe jammer klagt, (nagt/^/* Daar zal een andre zon door's Hemels gunft' ontwaaken, Die met den zelfden glans voor uw behoud zal blaaken; Zoo wiert een elk gevleit met hoop in dit verdriet; Maar ach! Maria wift van't wreede lot nog niet,
Twelk haar' beminden Heer zoo deerlyk had doen fnee ven;
En wie, wie durfde, 6 Goon! haar dit te kennen geeven:
G Dog
|
||||
5o WILLEM DE IV.:
menver-Y)ov wyl die droeve maar al-om" ftraks werd verfpreid;
kondigt ° ' *
Mar,a Wiert zy haar mede eerlang verkondigt, en gezeid.
dvod: Wat is de kuifche band der Huw'lyks liefde teder!
zy be. Maria zwymt van fchrik, en vale in onmagt neder:
^JJ^.Haaf Maagden, fchreiend, met de vlegten los ora 't hooft,
Van alle lyfcieraad door droefheid gantfeh berooft, Befteden alle vlyt om haar te doen bekoomen; nueder De fpraak was door den druk haar t' eenemaal benomen,*1
by
Dog eind'lyk barft zy uit, naar dat zy meer bedaart i
I"J'/ O dood / waarom hebt gy myn leeven dog gefpaart! felt 0 Waarom hebt gy my niet met mynen Held verflondeo> 2',2["En op den zelfden tyd naar ;t duifter graf gezondenl Waarom verbreekt g' een' band, die ons zoo duur'ver- En waarom blufte gy niet mee, ter zelver flond, (bond; Myn' leevens fakkel uit! dog 't is Gods wel behaagen> Te buigen voor zyn' wil; hy zal my anderfchraagen, Zoo'k hoop, in mynen ramp: het Vaderlooze krooft (troofl Dat'k reetsaanfchouw,enhoop te aanfchouwen,ftrekttot Aan myn' hedroefde ziel Zoo fpreekt zy, wyl de rede , Haar' tong, en hart, belli er tin't midden van haar bede. Maar uit dien donkre wolk verrees, voor elks gezigt* Een aangenaarnen dag, een fchier aanbidd'lyk lieht.
Men
|
|||
;T WEEDE BOEK. .51
Menzag eerlang eenPrins,een Helden Spruit gebooren,
Door's hemels gunft, tot's lands befcherming uitverkooren, Waar in vorll Frifo's beelt, naar 't leeyen., was gemaalt: , Waar door elks hoop op't hoogft yoldaan wierd> en betaalt: Dit is 4e braave Prins met wiens beroemde daaden Uw' Clio pronken zal, op haar Heldinne biaden. Wyl nu 4' Alzegenaar wel flaat, maar weder heelt,
Zag m' in het korf de vree > die 't vergenoegen teelt, Verryzen uit een poel van buld'rende geyaaren: De woedende oorlogsflorm raakt eind'lyk aan'tbedaaren: De harten fmelten in een lieve, eendragtigheidt: De blyde vredegalm werd wyd, en zyd, verfpreit. Gran. Gradivus zwol van fpy t, en fchuilde in's afgronds kolken: viugt . De vrede zon verdryft de ,dond'rende oorlogs wolken: en je En't ftigtfche Atheene werd verkoozen, omj 't verbond Ztrdge- Der Vree te fluiten uit der afgezanten mond. (yen/0""' , Wei aan, tragt nu met vlyt de Heirbaan op te ftree-**JJw En melt, op helden trant, den roem van Willems .leeven.J'jj^ Hier iloot de-Nieuws bodin bet einde van haar reen; En vloog op haar karosdoor lugt en wolken heen: Zy florte my in diepi dog aangenaam, gepeinzen; ,'K dagt'k wilyoor Phebus numyn yyer niet ontveinzen; G 2 Maar
|
|||||
"T^'iir'tftHHiiiiifcjp in
|
|||||
52 WILLEM DE IV,
aanroe- Maar zal hem fmeeken otn zyn' hub, in deeze zaak.
ping aan *"
.pm. O Groote heerfcher, ftrek myn Clio tot cen' baak!
Wil my, geen kleeneftraal van uwen byftand weigeren, Op dat ik onbevreeft naar Pindus Choor mag fteigeren. Sterk myn vermogen, door\ vermogen van uw' gunft: En ftelt myn' vedel, op myn' bede, naar de kunft. Leer, leer, m% 6 Groote Zoon van Jupiter, de daaderi Van Neerlands vrede Vorfl afmaalen op deez' bladen. Helpt my den braaven Prins verzellen, daar de min, Met een volmaakte drift, gaat heerfchen in zyn' zinn'.* En daar een Godd'lyk vuur zyn' boezem komt ontftcken: Leer, leer my, naar den eifch, van zyne deugden fpreeken. Verkwik my door een' ftraal van uw aanbidd'lyk ligt: Beftier, ten aanzien van deftof, myn Heldendigt. (lonken* 7T gaat wel, uw' gunft fchynt my van ver^ reets toe tQ En doet myn ad'ren door een ed'le drift ontvonken. Wel aan myn' digt Godes, volg nu den minnebrandj
En meld hoe Cithere', met een fluweele hand, 'S Helds zinnen kluiftert aan haar Goddelyk vermogen: De glans dier minne vlam verligt al reets uwe oogen: Geen vlam, door dartelheid, of welluft, voortgeteelt, Maar die de Godsvrugt zelf den kuifchen boezem ftreelt: En
|
||||
TWEEDEBOEK. 53
En die> door *t hemels vuur der wysheid zelf ontfleken,
Mag roemen vry te zyn van fmetten, en gebreken. Einde van het tiveede BeeL
|
||||||||||||
G3
|
||||||||||||
W1L-
|
||||||||||||
i*m£-,<eildll!lmm?X
|
||||||||||||
■ - ■
|
||||||||||||
w m-\
|
||||||||||||
54
W I L L E M D E I Vc
DERDEBOEK.
I N H O U D.
\je vierde Willem, nit het dierbaar helden bloed
Van Najfauzv voort geteelt, door 's kernels gunjl belchonken > Met wyshcid, en vernuft, kzveekt in zyn fer gemoed,
Schoon hem Bellona fir celt, de kuifche minne vonken: En veftigt 't minnend' oog op Eng''lands Kroonvorjlinz
Hy fpoeit naar Londen, om zyn liefde aan haar te ondekken, Der Britten Koningin begunfligt zyne min;
En tragi zyn bee by haar' gemaal tct hulp te firekken. Haar ivysheid, en beleid, geuoegt &yWiLLEMS deugt,
JDoen Eng'lands Koning ras voldoen aan 's belds verlangen, De vorfilyke Anna, fleets zyn Krooneieraad en vreugt, Ziet zig eerlang in 't net der kuifche min gevangen: En flemt in Willems wenfch, tot Neerlands eeuwig heily
Terwyl elks vrolykheid vafifieigert boven 't peil.
een drift, zoo als wel-eer een griekfche digter
fprak, Die een on-ed'Ie borfl van Priams soon ont-
ftak; O neen een drift, geveft op goddelyke gronden;
Door geen onzaal'ge vlek van vals bedrog gefchonden,
ZaI
|
||||
DERDEBOEK. 55
ZaI thans myn Clio's toon beftieren , en haar' lier
Doen klinken op den lof van Willems minbanier.
De Vorft die nimmer dagt dan om naar roem te dingen, Prht
Verlufle nu zig zelf met Mavors gunflelingen, J ip.
In 't veld by Ooflerhoud, daar dappre Prins Eugeen, ^b
En meerder Helden, naar de glory pal men flreen: *£fil%
Wanneer de Mingodes, met minnegoon omtogen, wtr"
Op 't aardryk daalde, om haar al-om gedugt vermogen De mi
Weer te beproeven : een roosverwig inkarnaat j^f ***
Verfpreide zig op haar bekoorelyk gelaac*
*T fcheen of zy poogde, voor haar allerbefle fchigten,
Den moed, en dapperheid, enkrygsluft, te doen zwigten:
Zy fprak Belloon dus aan, gy die fleets zegeviert > e»
Hebt, als my is bekent, lang Willems hart beftiert:
,y Nu voegt het eens aan my uw'driften te weerflreven:""^
Enweetde wysheid zelf heeft my tot raad gegeeven^
Dat ik de deugt, die fleets myn Helt van jongs af aan
Geleide, fmeeken zoude om dit myn groots beflaan
Te flyven door haar hulp. Waar op zy, zonder draalen,-sp"'^
Weer op haar fehulpkaros, naar Cypris ruime zaalen,. Off"'*-
Door lueht, en wolken is getogem, om haar' zoon
Haaf wil te melden, in het byzyn van de goon.
Ik
|
||||
5<S W I L L E M D E I V.
f * TW" ^ nek^us fprakzy) niets kanthans myn vlytbetoomeri,
I00* »Ten doel van ons gezag,.iets treff'lyks ondernoomen: ««w Kom flreef met my ter vlugt in Bato's daalen neer; Dog fmeek de godsvrugt eerfl, 't is tot ons beider eer,
Dat z' u haar'fakkel leen;men zaluw doennietwraalcen;
Dan kont gy't kilfl'gemoed in minne vuurdoenblaaken.
DoorboorVorflWiLLEMshart met d'allerfelfle fchigt;
viitgt Hier mee vliegt Cithere Cupido uit 't gezigt, weder
an zyn En klieft de dunne lucht met haar gezwinde vleugelen.
't weit Hy roept houftand! dog kan haar vlugt geenzins beteuge- hem ver-
baaji. DeSchutter flaat verbaafl, maar op den zelfden tyd (len.
Grypt hy weer moed, en denkt,'k heb immers indenflryd
HygryptZdf menigmaal het hart een's dappren helds verovert,
en her. En door een enk'le lonk van myn gezicht betovert:
Zyn groo 'Kheb immers meerdan eens iets loffelyks gewaagt;
venlry Ja zelf de goden door myn' Men wel belaagt.
Myn Moeder, die zoo trots op haar gezag durft flbffen,
Heb ik wel eer door't oog van een Adoon getroffen;
En d'opperfle Jupyn kon, door myn flout beftaan, ,.
Zelf het vermogen van myn'flrikken niet ontgaan:
Diana, die fleets fchuw gebleeven was voor't minnen,
Moeft mee die tedre drift gedoogen in haar' zinnen,
Wan-
|
||||
DERDE BOEK. 57
Wanneer Endimeon, door zyn beminn'lyk fchoon,
Haar kluiflerde in den band dien zy fleets was ontvloon, Daar hem in Latmus (door een' diepen flaap bevangen) Die blaakende Godin kwam in haar armen prangen. Geen Dido, hoe vermaard in flrafheid, kon myn' magt Weerftreeven, op 't gehoor van Held Eneas klagt. Alleen op mynen wil werd Troje s; val beflooten: Alleen door myn gezag, en kunft, deed ik den grooten Achilles blaaken, 'k volg dan 't geen de min gebiedt, En vreez' den tegenftand van Will em Fiusoniet. Nu fpoeit de Jongen voort, op ongeboeide fchagten, Om vaardig 't hoog bevel der nioeder te betragten Hy volgt (zoo als zy had gelaft) met vlyt den raadt Der wysheid, en verkiefl 't gelei der deugt te baat. . Nu fcheen het of hy weer, door Dejanira's minnen, De knots van Hercules zou dwingen en verwinnen. Hy krygt den Vorft in't oog, 6 Cypris/ fterk uw' Zoon; Schenk d'overwinning hem (dus barft hy uit) tot loon: Laat my op Nasfauws Vorft: de glory thans behaalen; Verzeng zyn' fierheid, door den gloet van uwe ftraalen. Zy heeft terftond den eifch goedwillig toegeftaan. c*pn» Hy loft een fchigt, en zegt, het is met u gedaan, fi$%.*>*»
H O
|
||||
5» W I L L E M D E I V.
jr'f* O Prins! gy zult niet lang myn' wetten wederflreeven f r
8H*ss J)q Vorfl; gevoelt iet vreemts in zynen boezem leeven: 'tWigt fneltweerHemelwaarts,maarop den zelfden flondi Verneemt de ontroerde Helt de diepe minnewond: Hy roept dusuit, o Min/ woud gy myn hart regeeren?' Neen eer zal Pafhos zelf nog 'tonderfl' boven keeren; Eer zal de goude Zon in 't ooflen ondergaan; die de Eer zal de dag zyn* glans ontleenen van de Maan: wit te Eer zal men op uw koets met guide lett'ren fchryven,. Dees zal nooit als voorheen weer op de wolken dryven. Ik wrong u liever nog de fcepter uit de vuifl .... Maar zagt, herhaalt hy flraks, ik fpreeke al t' onbezuifl; dag ver-
geeft. Een onuitblusb're vlam doet reets myn ad'ren rooken:
En heeft in myn gemocd een hevig vuur ontftooken.
Waar heen nu heldenmoed! waar heen nu dapperheidt/
Die my zoo dikwerf met uw heusheid hebt gevleit,
Kofi gy het flout beflaan der Mingodes hiet flaaken?
O Hemel! wie zal dan haar Godd'lyk opzet wraaken/.'
Help my, indien gy kunt, uit deeze ontroerenis*
Dus zoekt hy hulp daar gantfch geen hulp te vinden is.
De min krygt meerder kragt,en zonder veel te fpreeken '
Poogtzy bet leugdig hart nog meer en meert' ontfteeken.*
Dus>
|
||||
. ..... -,.. ..-- - ..- . T
|
||||||
DERDEBOEI 59
Dusvind de JongeHeld zig eind'lyk buiten raadt,
Terwyl hy flaam'lend zig deez' taal ontglippen laat: Zult gy, o fiere min / tot liefde my verpligten! {Hy noemt haar fier die zelf zyn'fierheid heeft doen zwigten) fr-Prim Welaan ik wederflreef uw' wil nu langer niet: w« bevelen I
'K volg, o gebiedfter van 't heel-al/ 't geen gy gebiedt.
Nu ftreelt zy, door gevlei, zyn pas verliefde zinnen; En brengt ten zelven tyd, met yver, hem tebinnen, DatEng'lands vreugt,enroemHeldGeorges dlerbaar kroofl Alleen zyn minne druk verflrekken kan tot troofl: Een Kroonprrnfes die, om haar deugd en brave zeden, Door veele Vorften word gemint, en aangebeden: Gefprooten uit beroemt en edelmoedig bloed; en de'Af *■ - ten mtd-
Door wysheid in het choor der Godsvrugt cpgevoed. ^ ***
De Vorft vleitzig met hoop, hy peinfl by dag en nagten, krys'*z van zyi*
En kweekt een middel in zyn minnende gedagten^ ««/<*»
Dat tot voltoojing van zyn' wenfch hem 't befte fcheen. Hy dringt als door een drom van zwarigheden heen,^ openm En openbaart zyn' wil aan een der Edellieden, !!*<*■ Die ftraks metdiep ontzag zyn vlyt hem aankomt bieden,v *■?*
Om te agtervolgen 't geen zyn oogmerk ftaaven kon. den w* oogmerfc
7t Was op een morgenftond, de lagchende ugtend Zon
H 2 Deed
|
||||||
"-ti«te#K .-- *~ ^j^t^Mi^mf^^ki^it^^ \k.j<mt-■
|
||||||
60 WILLEMDEIV.
Deed door haar ftraalen naauw 't alvoedendaardryk gloejerr,
"Jf^Oi onze Held beveelt hem vaardig heen te fpoejen >mar Naar't overzeefche ryk, daar 't Koninglyke pand, i»nd- te £)at hy eens q\s Zyn> bruid, hoopt van het Britfche ftrand fpoejen;
Te voeren, zig bevind, om haar bekent te maaken
Hoe zig d' Oranje Vorft in kuifehe min voelt blaaken. 'vaZ% ^en maa^c z,'g voort gereed, en volgt zyn' laft gezwint, |
|||||||
■rd AIs of men heenen dreef op vleug'len van den wink
|
|||||||
vohocrt
|
|||||||
'T begunftigt altemaal het Godd'lyk minverlangen:
it afge.De Vorft'lyke afgezant werd gunftiglyk ontfangen. J**J Hy fpoeit zig inderyl naar 't Koninglyk paleis, 1yko«f- ®m aan den Britfchen Vorft het oogmerk van zyn' reis., fungtn-. £n wat ^em voeren mogt in Engeland te ontleden: Welfprekende Mercuur werd door hem aangebeden: Een diep ontzag geleid hem in des Konings zaal, Daar aan zyn woorden, door een vriendelyk onthaal,, De weg gebaant werd tot vrymoedigheid in 't fpreken: Nu mogt 'er aan zyn taal geen konft nogkragt ontbreken. tnvjr- Ik weet, o Groote Vorft/ dusfpreekthy, datdedeugt, aan dm Door haar bekoorlykheid, altoos uw' ziel verheugt;, Konmg, Dat u de wysheid door haar luifter kan bekooren; (fchooren. Dlt he.eft,, zoo *k hoop mynTrins't heil vanuw*gunft be- Een
|
|||||||
DERDEBOEK. 61
Een Prins die fleets de deugt naar haar gelang waardeert, *"rJ^
En de ed'Ie wysheid als zyn trouwe voedfler eert: YolW Een Prins wiens braave deugt elks deugden op kan wekken ; Een Prins die Neerland tot befchermer zal verflrekken, Wanneer 't zalzyn gedruktdoor'twoedend krygs geweldt,, Zoo als 't orakei heeft in't Godendom voorfpelt: Maar gy» 6 Koning! weet hoe Naffauws braave Helden* In krygsbeleid, en deugt, fleets hunne glory flelden. De vierde Willem, uit dit zegeryk geflagt, Byyder een gemint, geroemt, en hooggeagt, Heeft flan my d' eer van zyn' bevelen opgedragen: Naauwhoort deBritfche Vorfl dien braavenNaam gewaagen Of zegt, vaar voort, vaar voort, ik kenn' d'Oranje Held, Men heeft my meer dan eens veel van zyn lof vermeld. Dit noopte de afgezant zig verder te verklaaren En's Princen bede, en wenich, met eerbied te openbaaren. Prince!* Hy doet het groots verzoek; de Troonzuil luiftert naar Zyn'fiere woorden, met flilzwygende aandagt; maar Zoo ras hy hoort wat hem te kennen word gegeeven, ^K°- Staat hy vcrbaaft, en denkt, zal ik dit wederflreeven,^ G neen! ik agt deez' Prins my n' gantfchen Rykstroon waart * jg^^ Zyn deugt is't die de deugt van Anna evenaartj *$* H 3. Dog,
|
||||
62 WILLE M D E I V.
1?//$ ^°S *k dien indeezezaak de Godheid raad te pleegen:
Hier mee befluit hy 7t all', ik ben den eifch niet tegen. T'a Men fpoeit zig wederom naar Holland, om den Vorft, ■weder d\q \ kuifche minnevuur nu koeflert in zyn' borft, naar J
#0/w.rfe melden hoe men by den Koning was ontfangen:
Men ftreelt met zoete hoop zyn keurig minverlangen. Maar wyl de zorg hem als doorknaagt, by dag en nagt, Werd d' uitgediende vreez wel haaft ten eind gebragt: WantEng'landsRyksmonarch kweekte, in zynwyze zin- Een opzet om dees' Prins te trooften in het minnen: (nen, In't kort, hy was op 't hoogft' zyn liefde toegedaan, de Min- En bood eerlang hem zyn genegenheden aan.
godet
viettzigNu fcheen de Mingodes zig reets met hoop te vleiert,
772 t
hoop. Dat zy hem eenmaal zou naar 't Egtaltaar geleien,
De Britfe Koning zend terflond naar Nederland Den braaven Anflis, om, het dierbaar onderpand Van zyne liefde en gunft Prins Willem op te dragenj je kT"Men ziet, al-om in 's landshiftoryblaan, gewagen, *3 den Met lo^» en gIoi7 * van de Ridder - ordening 532,^'Doi Koufebands, een band, die onze Helt^ontfing "di'kuu. ®mGeorges vriendfchap,aanzyn vriendfchap, te verbin- 'wiv. ^°^ *lier za* m^m ^im^ £'£ ze^niet onderwinden, (den: den:
lets
|
||||
►8£T
|
|||||||
DERDEBOEK. 63;
let af te maalen daar haar oog zig in verdwaalt
Wyl nu 't geluk 200 heufch d' Oranje vorfl beflraalt,
Geraakt zyn minnend hart, nog meer en meer, aan't blaakcnrSS/*? Hy laat tot zyn vertrek de fchepen vaardig maaken r XLriig Elk volgt met vlyt terflond het geen hem is gelafl: ^JMr |
|||||||
Men bind de wimpels aan het hoogfle van de mafl. J'JjJ*
Het vergenoegen ftreelt de harten veeler menfchen;.. trekktn* Die deez' verliefden Prins geleiden met hunn' wenfchen. Men hoort al-om deez'taal weergalmen langs de ree:: De Hemel voer' met fpoed hem veilig over Zee/5 Daar moet hem Anna met haar' wedermin bekroonen,. En met haar dier'bre hand, tot yders vreugt, beloonem. Jad'Echo, als bekoort door 't juichende geluit,. Gaimt hem dus na, verkryg de Ryksprinces tot bruid/* Terflond gebied de Prins de zeilen op te haalen; Jeeftzi? Om op het hoog gewelf van Thetis ruime zaalen fi***p*~ Te dryven jiaar de geen die zyne ziel gebied; Neptunus wederflreeft nu zyne driften niet, '* ^oeh Maar doet het pekelnat al golvend' heenen vloejen^ j
Opdat de Oranje vorfl zig vaardiger kan fpoejen. De kiel, die onzen Held op veil'ge fchoud'ren draagt, Bruifl vliegent door het nat, als door de min gejaagt: Wyl
|
|||||||
64 WILLEMDEIV.
le'rTd- Wyl Triton hem met vreugt verwelkomtop deftroomen,
k!Z!f ^n zynen aft°gt blaafl Apol borduurt de zoomen z«> Der dart'le golfjes, met een vloeibaar diaroant; Als waar 't een wederglans van's princen minnebrandt:
Ja 't was zelf of nu weer een onweerftaanb're liefde Zyn gloejend ingewant door haare pylen griefde : En of hy Dafne 's koel en onbevlekt gemoed, Weer zogt te ontfteeken aan zyn Goddelyken gloedr En als de Nagt verfchynt, om op zyn beurt te waaken, TragtWiLLEM, doorderuft, van zorgenzigteontflaaken: Maar al vergeefs Diaan joeg, door haar vriend'lyk ligt, Hem fleets den zoeten flaap uit zyn verlieft gezigt. i' Naauw kwam ten tweedemaalApol Auroor begroeten, leems- c or
wogdet Wanneer de Teemsvoogdes verfcheen, om hem t' ontmoe-
btm. Zy floeg haar blanken arm ftraks om de kromme kiel; (ten: 't Welk aan Neptuin, en zyn Godinnendom, beviel. Prins Willem lagt haar toe,de vreugt is op zyn weezen, Naar 't leeven afgebeelt, en in zyn oog te Jeezen. dc Prj»sfiy jrifit eerlang van verr', al nad'rend, in 't verfchieti ontdckt *
van ver- £)e witte kruinen van het Britfche Ryksgebied:
re htt
Brhfe Daar hy zyn ANNEals bruid wenfcht in zyn arm't'ontfangen:
b,,4*. Een vriendelyke hoop begunftigt zyn veriangen. Wat
|
|||
DERDEBOEK. 6%
Wat fpel ik my veel heils van een volmaakteTrouw!
Waar door ik reets den top van myn geluk befchouw! Dusbarfthy uit. Men naakt deBrittenlandfcheftranden, enkomi Alwaar hem groot en kleen met blydfchap ziet belanden: £.»**#*; Elk roept met vreugt, o Vorfl/ zyt welkom in dit Ryk; En geeft van zyn ontzag een ongeveinsde -blyk. Des Konings Ed'len, om zyn aankomft: daar te ontmoeten,
Gaan met eerbiedigheid dien braaven Prins begroeten: Elk pryft de voorfpoed en de vlugheid van zyn' reis. Men begeleid hem naar het Sommerfeths Paleis, vurd Hefwelk vervaardigtwas,, naar eifch van zyn belangen, />«/«/
VanSuni-
Op't hoff'lykfV geftoffeert, om zulk een Vorfl te ontfangen; «*«>-/*/*
Depragt en praal is daar voltooit, op 's Konings lad; In 't kort, ;t is een verblyf dat zulk een Minnaar paft. Het middagmaal, bereid met keur van lekkernyen, a^"ari,
Verwagt den Held, die, nu omrinst van alle zyen, **P**4 Door's Konings grooten , op het edehT werd onthaalt, *<"«<''■ Terwyl de blydfchap elk vol glans uit de oogen ftraalt. Een uitgekeurde hoop van hooffche fpeeltrawanten, $&,& |
||||||||||
Hof
|
||||||||||
Verluftigt zyngehoor, door konft, aan alle kanten. *
|
||||||||||
Hy vaardigt ftraks een van zyn Edellieden af va»%»e
Om kondfchap van zyn komft te geeven aan het Hof. gvtWm
1 De
|
||||||||||
66 W I L L E M D E I V.
it Brit. DeBritfcheVorfl had lang gewenfcht ora hem te ontfangen*
i/orj} nu zjet hy eens z\g zeif voldaan in zyn verlangen.* hem eevHy 2encj ^n BraavenPrins een heufchen welkom groet; Vteikam
groet. Dk kweekt weer nieuwe vreugt in zyn verlieft gemoed.
VorftWiLLEM fpoeitnaar'tHof,'t gejuichklinkthem in d'oo-
War op Lang leev' deOranje Held, dus laat zig yder hooren. (ren,
%gnZ Hy nadtrt het Paleis daar zigzyn heil onthoud, (fchouwt>
|
|||||||||||
w»
|
a!£' En Eng'landsThroon- Monarch, die hem met vreugt aan-
|
||||||||||
legeljf. Hy werpt zig met ontzag ter neder voor zyn voeten^
En zegt, o Koning!- die 'k als Vader wenfch te groeten, Wat eifcht de gunft, die gy aan myne liefde bied, iimrit Van myn verpligting en hoogfchuldige eerbied niet: t/"t Zoo is nu de aanvang van zyn welgepafte reden, lykfte * Die door den Ryksvorft, met gewoone vriend'lykheden, Z'tfan- Beantwoord wierden, 'k wenfch u welkom in myn Ryk, O Prins! dus is zyn woord, maar om nog hooger blyk Van zyne vriendfchap by dit mond gefprek te voegen, Drukt hy hem in zyn' arm, vol teder vergenoegen. Hy werd, op Georges wil, flraks naar een zaal geleid
Daar Eng'lands Koningin (van wier genegentheid Zyn onbevlekte deugt al reets mogt zegepraalen, Voor dat de Britfche Vorft zyn liefde wou beftraalen Met
|
|||||||||||
DERDEBOEK. 67
Met zyn geneege gunft) hem met een bly gelaat,
Waar op 't geheim van haar gemoed gefchreeven ftaat, J* "j*
Terftond begunftigt met een bly verwellekoomen; ^9»'«-.
Als konnende haar vreugt en blydfchap niet betoomen.
Maar naauw had hy naar eifch dit vriendelyk onthaal
Beantwoord, of zyn oog ftreeft verder in de zaal;
Hy ziet de Ryksprinfes, de Faam had lang gefprokenty ««*
de Rykr-
Van haar volmaaktheid,'t welk zyn liefde had ontftokentfri*j***
Nu wierd hy overtuigt, dat haar bekoorlykheid
Ver overtrof het geen men daar af had gezeid.
Hy ziet een godd'lyk fchoon, een fchier aanbidd'lyk weezen,
Waar op de wysheid en de Godsvrugt is t leezen:
Hy ftaat verftomt; een diep verwond'ren bind zyn tong, »«-
Wyl eerbied, en ontzag, tot in zyn' boezem drong. tig over
Zyn woorden fmelten in betov'rende gedagten, totri^
Die zyn verlieft gemoed ftraks in verwarring bragten.
?t Ontroerde hart zoekt lugt; hy fpreekt dees reden uit,
Al flaam'lend, by zig zelfs, en met een zagt geluit:
Aanbiddelyke mini uw overgroot vermogen
Houd thans myn zinnen in uw' hemel opgetogen;
Maar 'k bid help op dees flond myn driften wederftaan,
Gp dat de Hefde self't ontzag niet mag verraaa
I 2 Het
|
||||
6"8 WILLEMDEIV.
Het vergenoegen fchynt hem op die plaats te boejen;
Dog de welvoeg'lykheid gebied hem Weer te fpoejen Naar zyn verblyf: hy groet de Groote Koningin, Die hem begunftigde in zyn loffelyke min, Met een ontzag dat haar op 't allermeefl: behaagde, En een genegentheid, die d'eerbied onderfchraagde. Maar welk een tederheid beheerfcht zyn kuifch gemoed ; Met welk een vreugt word niet zyn liefde drift gevoed, Wanneer hy nadert om de Kroonprinfes te groeten: Hy werpt zig neder, met veel yver, voor haar voeten; Gelyk een minnaar die om wederliefde fmeekt, En op 't voordeeligfP van zyn harts geheimen fpreekt; Dog't waaren de oogen die voor zyn belangen fpraaken: Door 't ontiitblusbaar vuurderminop 'tfelft'aan'tblaaken. Hy neemt, vol edele vrymoedigheid, haar' hand, Daar hy, ten blyk, en als een waardig onderpand Van zyn opregte trouw, een kus op heen laat glippen, Die lang gekerkert was geblcven aan zyn lippen. hy be- Nu fpoeit hy voort, dog hoopt eerlang haar weer te zien, wejer Om haar als dan zyn hart, en hand, en trouw, te bien. Jlto, Men doet hem pragtig weer naar Sommerfeth geleiden, i"/«XTerwyl hy by zig zelfs dus fpreekt, 6 aak'lig fcheiden! Wat
|
||||
DERDE BOEK. 69
Wat baart gy aan myn ziel een overgroot verdriet/
Gy weigert my 'tgezigt van haar die my gebied/ De Mingodes volbrengt, in oeff'ning nimmer ledig,
En in 't bedenken van haar vonden wonder fnedig, fjf'*' Haar taak nu aan het Hof en teelt in 't fier gemoed fr'/H o het lief-
Van Anna onverwagt een' onuitblusbren gloet. fn v[
Zy die geen liefde kende, en nimmer dagt te minnen, »*fl">rP'
Voelt thans een tedre drift ontwaaken in haar zinnen:
Zy overpeinft al wat Prins Willem had gezeid;
En hoe hy haar, met een volmaakte eerbiedigheid,
Zyn ongeveinsde min te kennen had gegeeven.
Nu dagt z' op zyn gelaat en oog, vol geeft en leeven,
Op zyn bekoorlykheid, en hoffelyken zwier;
Dan op zyn deugd die haar in een aanbidd'lyk vuur
Deed blaaken;deeenzaamheid>geliefkoofl door die minnen
Ontdekt dikwerf 't geheim van ymants hart, en zinnen;
De Ryksprinfes doorzogt nu't binnenft' van haar borft;
En vond een liefde vlam ontftooken voor den Vorft. <« wr-
De min hielt, ten geval van Willems heilverlangen, haar m
weder*
Haar aangenaam geboejt, en voor altoos gevangen. »»/».
Maar wyl de Ryksprinfes den Slaaperigen nagt
Door 't zoet gedenken aan haar' minnaar overbragt,
I 3 VHest
|
||||
70 W I L L E M D E I V.
Vliegt vaft deTyd al voort;fchoonhyom haar te plaageri
De drift en vlugheid, van zyn loop fcheen te vertraagen. De morgenflond breekt aan, en fpelt een' lieven dag, Begroetende haar met een' vriendelyken lach. Nu dagt zy (naauwelyks ter (laapkoets uit getreden ) Dees dag zal my myn' Prins, zoo vol bekoorlykhcden, Weer brengen onder 't oog. Apol zonk in de Zee; En de avont bragt het uur van Willems vreugde mee; De pragt geleid hem naar des Konings ryke zaalen; Prim De Blydfchap ftaat gereed hem vrolyk in te haalen: 22J"- En 't vergenoegen leeft by Georges Hofgezin. wede,r De braave Minnaar treed verheugt ter Hofpoorte in: aan y ,
H°f- En word, gelyk voor heen, op ?t minnelykft' ontfangen:
De galleryen zyn met lichten ryk behangen,
Die 't fionkerent geftarnt' naar bootfen, aan den wandt
Van 't Koninglyk geftigt. 't geflepen diamant,
Doormerigelt met fafier, en gloejende robynen,
Ziet m'aan den hoogen trans derhooffche zaalen fchynen.
Het groen, doorkonfl; geteelt,en 'twelk natuur braveertj
Is tot vermaak van 't oog fefloenswys gefchakeert:
Terwyl een ed'le ftoet van kunftryke gefpeelen,
Zig zelf bevlytigen om oor en hart te ftreelen;
Maar
|
||||
DERDE BOEK, 71
Maar al de pragt, en praal, hoe zeer z' 00k elks gezigt
Verlufligt, en tot diep verwonderen verpligt,
Kan Willem Karel, door haar luifter niet bekooren;
Die heeft zyn hart, en oog, reets in de min verlooren:
Hy fchept nu geen vermaak, dan in ?t verrukk'lyk zien
Van haar, die voor altoos zyn driften zal gebien.
Hy nadert ftraks de zaal ('t ontzag ftraalt hem uitd' oogen,
En geeft aan zync min een goddelyk vermogen)
Daar hem de Ryksprinfes in eenzaamheid verbeid: *» treed
■ in een
En treed haar te gemoed, vol heufche hoff'lykheid. zaai
Nu is het tyd, mynPrinsI uwe ongeveinsde liefde, tta hem
En de ongeneesb're wond, die uwe borfl: doorgriefde, Te ontdekken; daar is niets dat uw geheimen floort, En daar is niemant die uw redenen thans hoort. Het was erftil; alleen de kleene minnekweeker, Vrouw eypris dartle Zoon, die looze hart ontfteker, Verfchool zig ftout in een der hoeken van de zaaU En luifterde met ernfl: naar 's Prinfen minne taal: Wyl hy de kragt van zyn vermogens fcheen te. wetten> Om Anna 's tegenftand in 't minnen te beletten. fZj£em De braave Helden fpruit begint aldus zyn reen i tTiLS" Gedugte Ryksprinfes / wie.r zicls bekoorlykheen |
||||
72 WILL EM DE IV.
My lang verwonnen, door hun overgroot vermogen;
Wil dog de ontdekking van myn tedre drift gedoogen:
Begunftig de ed'le keur die myne liefde doet;
En dult dat 'k met ontzag uw Hoogheid val te voet,
Om, met eerbiedigheid, uw weermin af te fmeeken:
(De Vorfl'lyke Anna zugt; dePrinsvervolgt met fpreken)
Jk had uw wyze deugd', door't gantfch heel-al geroemt,
En uw bekoorlyk fchoon, dat elk aanbidd'lyk noemt,
Lang hooren melden;'twelk my n jeugt,fteets wars van't min-
7t Geheim der kuifche min op eenmaal bragt te binnen. (nen,
5k Ben ftraks gekomen aan dit koninglyke flrand,
Om u myn liefde en trouw te bieden, met myn' hand.
Een liefde vaft gegrond op wysheid, en op reden,
Een liefde die niet doelt op fnoo welluftigheden;
Een liefde die de deugt tot haar geleidfter kieft;
En nooit de opregtheid uit het zuivef oog verliefl:
Die door haar billykheid, zoo'k hoop, u zal behaagen:
En door een kuifche trouw de zege weg zal draagen.
Nu leende de Prinfes alreets een gunflig oor:
zy UentlDe fierheid nam terftond de vlugt op dit gehoor,
jiTg g En Eng'lands Erfvorflin Icon langerniet weerflreeven,
Xekt De vorflelyke deugt die z' in den Prins zag leeven
Zy
|
|||
DERDEBOEK. 73
Zy had nu reets te lang de driften, die haar hart tnfltmt
Vermeeflerden, ontveinft, en trotfelyk gefart. vjenfcb.
Zy fprak, volmaakte Held/ (in yver opgetogen)
Uw deugt heeft op myn ziel een alte groot vermogen,
Dan dat ik d' ed'le drift, die door uwe ad'ren zweeft,
En niet dan door Gods wil in uwen boezem leeft,
zou konnenwederftaan;het bloed vanNaffauwsHelden,
Van welker lof de Kaam al-om fleets zal vermelden,
Zoo "duur vermaagfchapt aan myn Koninglyk geflagt,
Is om zyn grootheid al te veel by my geagt,
Om aan uw'bede,en wenfch,meer tegenftand te bieden;
En 't geen d' Almagtige begeert moet hier gefchieden:
Ik volg dan 't hoog bevel van d'Opper-Majefteit;
'kJJoop zyne gunft heeft ons een duurzaam heil bereidt.
let, dat met zynen wil en zin word ondernoomen,
Heeft nimmer voor gevaar nog ongeval te fchroomen:
Ja 't is, doorlugte Prins! alleen op zynen raadt,
Dedeug-
Dat ik door uwe min myn hart verwinnen laat. den ver-
De Deugden, die meternft naar deze reden hoorden, £</'
Verjongden, op't gehoor van Anna 's taal en woorden;
En juichten in de hoop der haaft aannad'rende Egt,
Waar aan den grontflag in hun byzyn was gelegt.
De
|
||||
74 WILLEM DE IV.
iS*i? De -wysheid , die fleets lette op Anna's handelingen*
flel% En die myn Willems' zy geftadig mogt omringen, j£*£"Als oorzaak van't volmaakt en loffelyk befluit, »r»!^f BJonk d' ongeveinsde vreugt vol glans ten oogen uit, De vriend'lyke eendragt fmolt in tien verliefde zinnen, En fehiep een zoet vermaak in hun flandvaftig minnen: D;B>it De wakkre blydfchap zweefde,aldanfend\doordezaalf fttmtL En ftreelde zig op 't zoetfte in de uitgefprooke taal. Ken , en Nu heeft d' Oranje Vorft zyn' grooten wenfch verkregen* 'tlouw- O heugchelyke dag! wat fpelt g' een' dierb'ren zegen <x v'fi- ^an Neerlands vryen Staat, door zulk een trouwverbond, En wat belooft men zig veel heil door deezen ftond. Het vergenoegen zwelt in 't hart der Edellieden. De Koning ftemt wanneer 't vereenen zal gefchieden, En kieft, tot yders vreugt, den grooten heildag uit, Die Wiixem Karel zal verbinden met zyn bruid,. Einde van het derde Boek.
|
||||||||||
Wn>
|
||||||||||
J
|
||||||||||
"*»w*₯^'niiwur n w
|
||||||||||
i ......inB^ail'iiir j i iiimii
|
||||||||||
75
WILLEM DE IV,
VIERDE BOEK.
I N H O U D.
±je zegenryke dag van Wiixems egt verbinden
Word door der. Britten Forft beflemt, en vaftgeflelt:
De blydfcbap laat zig in bet magtig Louden vinden: Men juicht, en is verheugt, in 'theiVfwelH onzen Held
Bejlraalt; maar naauvflyks zag men, blaakende in verlangen^ Met uur genaaken van bet Vorft'lyk trouwverbond,
Of ziekie, die dejeugt fleets vlied, komt Willem prangen■■; Dus Jlett men i egtfee/l uit tot een gewenfcbtcr flond.
Hy is eerlang berflelt; 't vereenen word be/lot en; Men viert den hoogen dag, met zwier, en hoff'lykheid;
De zaalen, opgepropt met Ridders, en met Grooten, Weergalmen van de vreugt, die zigal-om verfpreid.
Maar acbl de dood, die 't all' voor zyn geiveld doed beeven, Kort onvcrhoeds den draad van Carolina's leeven, elp my, 6 Digtkunft ? nu eeri' grooten «*»»^
heildag vieren/ - *'** Help my het dietbaar hoofd van Nas-
fauws Held vercieren: En leer m*,. 6 Erato I op een' verheeven trant,
Den lof belchryvcn van een' kuisfchen hww'lyksband;
K2 En
|
|||||
^^■i
|
|||||
76 WILLEM DE IV.
Eft hoe, de fakkel blaakt, die Willems egtvereenen,
TotEng'lands vreugt>met 200 veel luifter heeft befcheenen:
Geef myn vermogen.kragt, op,dat ik deeze trouw
Met een' volmaakten zwier, en naar den eifch, ontvouw':
Een trouw, die door de Faam al Jang wiert uitgekreten,
Wier roem nooit door den tyd zal worden uitgefleten:
Waar aan God Hymen zyn volmaakfte glory fchonkj.
En die gantfbh Nederland"met vreugt in dx ooren klonk..
Een trouw, metals wel-eer 't Ciconifch egtverbinden,
Daar zjg de Huw?lyksgod in't bruilofts feeft liet vinden,
Nietom zyn' zegen uit te deelen aan het Paar;_
Maar om de huw'lyksvlam, ontitoken'op 'e Altaar,.
Te bluflehen,als een kwaad, en onheil fpeltend, teeken,'
Van nooit ret gunftigs voor dit huw'lyk uit te fpreken:
O neen de trouwtoorts, aan heton^uitblusbaar vuun
Van een.. opregte min ontflooken, fpelde 't uur *,
Het welk d' Oranje Vorfl met Anna heeft verbonden>
l|en heugchelyk geluk, geveftop vafte- gronden.
Help my,, o Phebus/ nu in dit myn flout beftaani:
Kweek door uw onderftand myn tedre kennis aan.
«##*h Vaar voort> myn zangheldint volvoer uw vlytig poogeny
I?e luifter van de ftof geeft u een heufcb vermogem
: ... N,u.
|
|||
VI ERDE B O E K. 77
Nu zweeft de vrolykheid door Londens burgerfchaar,.
Op 't aangenaam gedreun der blyde Huw'lyks maar..
Het Jufferlyk getooi, voLhoffelyke zwieren, betj*f£
Werd konflig toegerigt, om 't hooge. feeft te vieren: uoi/ci
De heil'ge vreugde galm dringt door de ruime lugt: »w %-
Elk is verheugt, en voor geen ongeval bedugt.-
Men telt met ongedult de traag verwylende uuren> fl°$"d*p
En denkt naauwkeurig uithoe lang het nog zalduureny. r'e»T
Bat Willem Karel, met zyn Koninglyke Bruid,-
Den wil volbrengen zal van 't Goddelyk befluits ?&*■
0 J ts ver-
't Orakel klmkt aldus door 's Hemels wyde chooren, ^»g^fr
J naar t'
(Uit dees volzaal'gen tyd word Neerlands heil eebooren)'"''*-
Men wenfcht nu in in het kort de trouw volbragt te zien, "'«»«* De vreugtis algemeen, by groote en~kleene lienr Maar, ach! niets kan op aard naar't fchynt beftendig blyvenj Een dondervYolk kan ras den Zonnefchyn verdryvenr Naauw nam de guile vreugt dus plaats in yders hart,- ^Prim word
OF zy, verkeerde in een onlydelyke fmart. '$* «*
Zwaare--
De Minnaar, door de min geftreelf in zyn verlangen-, *Mt* «-
verval'.
Dagt nu de Ryksprinfes in zynen arm te ontfangen^ tew»
Eer Phebus driemaalzyn Karos in't weften bragt;-
En driemaal zig verfchuilde in fchaduw van den naehc:-
K.;l Wan*,
|
||||
r
|
||||
78 W ILLEM D E I V.
Wanneer de ziekte wreed, en nors,met yz're handen,
Hoe fberk de jongheid zy>op'tfnoodft' hem aan kwam randen. De kwaal nam hevig toe, men ftuurde bee, op bee, Naar hem die 't all' befluurt: het deed elks harte wee. Men riep den Hemel aan, om 't onheil af te wenden. 'rLekt ^oe ras ^an n'et ^e vreuSt verand'ren in elenden!
Jem ^-Der Britten Ryksvorftknielteerbiedigvoor Gods Troon.; *r*j En fmeekt mee tot herftel van zyn' aanftaanden Zoon, %' Zoo teer van hem bemint: wanneer nu eene bede derBrit- Gebooren word door deugt, door godsvrugt, en door rede, ting ^'Weerftaat d' Almagtige, die elk in 't harte ziet, 4T'^ Door zyn goedgunftigheid,'t ootmoecfig fmeeken niet. bGodvtQQr En 'twas dieKoning, die, door't overgroot vermogen, 'iroott yan zvne deugden, op Gods zegening mogt boogen: Dus leed het geenzins lang of Nasfauws braave Held dtweih Zag zig, tot yders vreugt, in voor'gen ftaat geflelt; ZlrT," Een frisfche Jongheid kan de ziekte ligt vergeeten. JJJjJS Men deed aan's Konings Hof zyn' bet'ren toeftand weeten, SSS^ Is ^gt I? raaden hoe zulks daar in d' ooren klonk. J/jJ^Nu waar 't of weer de zon met fchooner glanfen blonk. Dog om voor'thoog behoudvan zulk eendierbaar leeven Nog meer te waaken,werd door nun die,wel bedreeven In
|
||||
VIERDEBOEK. 79
In arfcfeny kunfl,. voor den Prins all' hunne vlyt
Reets hadden aangewend, geraaden, voor een' tyd De ryke Koningsftad, en 't pragtig Hof te ontwyken, (Ach laat zyn tedre ziel in ;t fcheiden niet bezwyken!) Om in de Baden een ververfchte ligchaams kragc Te zoeken; alles word in vaardigheid gebragt,, Om't geen men aanprees op het fpoedigft' uit te voeren. De Prins neemt affcheid, met een innerlyk ontroeren,^Pr'Vx
Van zyn volmaakte Bruid: 'k ga, zegt hy, uit uw oog,atich"d van de
(Terwyl vaft zugt, op zugt, uit zynen boezem vloog;) Ryi'-
prinfesy
Maar gy, o fchoone! houd myn minnent hart in handenp>*» *ft
Dat blyft gekluiftert aan de brittenlandfche ftranden: Bathu En wyl het blyven mag aandeez geroemde kuft, vH! En in uw gunfl:, Prinfes/ houd zig myn ziel gerufl: 'K wenfch flegts't genoegen van een fpoedig wederkeeren, Dit is myn waarde alleen myn innerlyk begeeren/ Deez' taal vloeide uit zynJ mond,met tederheid,waar in De kragt verfehuilde van een regtgeaarde min. Ga, ,ga, myn Prins! ik volge u naa met myn gedagten; En zal uw wederkomft verlangende verwagten/ Zoo antwoord Anna hem, Gods gunfl: beftiere uw reis En voereu veilig, weer herflelt, in die Palejs, Hy
|
||||
go WI1LEM DE IV.
m g'tft Hy kuft zyn bruid vaar wel; de tyd noopt hem re fcheie'm
afjcheidtUQ ftemmen paaren zig van Londens burger-reien,
En dragen zyn vertrek de zegen wenfchen op: Herkeer in 't kort, 6 Prins! Zoo reis ons heil in top, Dus fchreeuwt een yder uit, en geeft een lofFlyk teken Van liefde en agting voor den Vorfl; 't was reets gebleeken, Zoo ras zyn min hem had in Engeland gebragt, Hoe hoog hy om zyn deugt wierd by den Brit geagt. %!Ztijf' ^u gingd'afwezigheid van Anna hem verdrieten;
bJridJer"Ach/denkt hy, mogt ik thans haar byzyn weer genieten!
htm. fjy grypt haar beeltenis, en kuft het duizentmaal;
Waar op hy zyne drift, door 't uiten deezer taal, fcbouvjt, Den ruimen teugel viert; 6 fchoonheid nooit volprezen/
O oog vol ed'Ie zwier! 6 ziel verrukkent weezen/ Gy ichaft aan myn gemoed een teer genoegen, en Gy kweekt in my 't ontzag dat ik u fchuldig ben: Dog deugt en wysheid kan 't penfeel geenzins bezeffen, Diekan geenfehilder,hoevermaard,naar'tleeven treffen! Dus was het dat de Held de treurige uuren fleet, Zoo Jang tot alles weer tot zyn vertrek gereed Gemaakt was, om met fpoed near Londen weer te keeren Elk volgde zynen wil, en wat hy mogt begeeren. Men
|
||||
VIERDE BOEK. Si
Men komt in korten tyd weer in de Hofftad aan. Me* *»*
VlHt Z>g
Naauwhad deBritfche Vorft des Prinfen komfl verftaan, '**«*«
tydvje-
Of hy gelaft terflont aan een der Edellieden, derom >*
Louden.
Om zyn begroeting aan dien Helden telg te bieden,
Tot teken van zyn gunft: de braave Vorften Spruit Spoeit zig op 't vaardigft naar zyn Koninglyke Bruid, * £j>*< Om haar met tederheid, enyver, te begroeten. f'^fff' (Hoe zal dit by zyn nu het afzyn weer verzoeten/)
Desminnaarsdiep ontzag, en vreugt, kent perk nog paal, Zoo ras hy Anna ziet, in't intreen van de zaal: En in de ontmoeting werd geen plegtigheid vergeeten. Naauw was een yder in het ronde neergezeten,
Wanneer de groote dag der trouw werd vaftgeftek: De Britfche troonzuil fpreekt aldus, volmaakte Held / e» av Die zoo veel gaaven van d'Alzeeg'naar hebt verkregen, aSrgt Verkryg door uwen egt des Hemels milden zegen. &«■£* Ik heb uw bee voldaan, wyl hy, die % all' befliert, **?*& Begeert dat gy, myn Prins! dit hooge trouwfeefl viert: Op dat de deugt, die elk ziet door uwe ad'ren zweeven, Nog in uw nakrooft, met den zelfden roem, zou leeven. Men hoortmetaandagthemdeez woordenuit den mond; En leegt een' beker, volgefchonken, in het rond. L De
|
||||
82 WILLEMDEIV.
de Door-
nf!J?Je ^e Braigom danktden Vorft, voorzoo veel gunft bewyzeft\
'£Jjf'' En elk pryft nu ;t befluit des Konings, waart te pryzen. ^ww^Hethooggezelfchapfcheid; men keertverheugtvandaar, gunft be~ £n cJeelt in ?t zoet vermaak van \ vorftelyke Paar. wyi, *
De guure winter was naaf 't noorden pas geweken;
De nyvre landman zag zyn verfch ontdooide ftreeken,
^^ Ten loon van zyne zorg, naauw in het nieuw gekleed:
»«^ Men zag een jeugdig groen, dat oog en luft voldeed,
0m oog. Door Chloris zelf voltooit, *op beemd'en hoeven fpreien:
gttmgen .:
i,m de "t Verkleumt gemoed konde in die wellufl zig verfreien.
tronW te a
«;* De Lente fcheen nu mee nieuwsgierig om den ftond
Teaanfchouwen, vanhetlanggewenfchte trouwverbond; Want zy begon met al haar' luifter te herleeven, Aurora Qm bioem en kruiden hun vermogens weer tegeeven,, fchnoner Wanneer 't voltrekken van dien gloryryken egt, glanfen ° J :J °
a de fot elks genoegen, wierd beftemt, en toegezegt.
bmmen; ° a . °
Toen nu de blonde Auroor, met aangenaarnerglanfen^
Dan naar gewoont',de kimm' borduurde, en'sHemels tranfen
d"HIyd< Beverwde met een' gloed, die alles overtrof,
fhetPBrZ Klom ook de vrolykheid in top aan ,'s Konings Hof.
^JffM&n ziet 'er reets de palm en Mirthtapyten fpreien.
kmt' Een ryk getooide ftoet van hooffche Bruiloftsreien
Zweeft
|
||||
V I E R D E D O E K. 83
Zweeft in en uit de zaal, voor 't hooge feeft bereid;
En yder volgt zyn' lafl: , vol van opmerkenheid. Hetheuglyk nurgenaakt ,'t welk WiiXEMzalverbinden:^ w-
Elk laat in praal gewaadzig in het trouwchoor vinden. /,»*,*; De Jonge Bruigom, met zyn Koninglyke Bruid, iw" Treed, onder 't groots muzyk van konftig fnaar geluit, »S Zy
Ter hooge Kerkpoorte in; men knoopt dehuwlyksbanden,*^///,. En fmeekt d' Alzeeg'naar, door eerbiedige offerhanden, urtah |
||||||||
tn.
|
||||||||
Dat hy zyn' zegen wil doen daalen op deez' egt;
Zoo werd de grcntflag hier aan Neerlands heil gelegt! De huw'lyksfakkel gloeit, en ftookt de liefde vonken; De kuifche trouw word aan de duurzaamheid geklonken. Dus werd de plegtigheid, door Godes afgezant, Verrigt, terwyl de vlam der huw'lyksliefde brand; . J, En Willem KARELbeeft, door'sHemelsmilden zegen, *&*'/<*
° ward
Tot loon van zyne deugd', zyn' fieren wenfch verkregen. verrigt
De Poftbodin blaaft elk de blyde maar in 't oor, En brengt den vreugdegalm de gantfche werreld door. HeelLonden juicht en zingt: men wenfcht aan deEgtelin- Een ongeftoort genot van Hemelzegeningen. (gen Elk is op 't hoogfl' verheugt: de hoffelyke fchaar gjgj
Stort haare wenfchen uit op 't vorflelyke Paar. jcnht
L 2 Hoe vreugt.
|
||||||||
84 WILLEMDEIV.
Hoe leeft de vrolykheid by Georges onderdaanen?
Hoe dondert het gefchut langs de uitgerolde vaanen? Op ;t vieren van een feeft, dat niet dan heil voorfpelt. f'w'Hb. ^u tree<^ ^e Kroonprinfes j met naar' volmaakten Held,
f**ft*: Gevolgt door de ed'Ie ftoet, in een der rykfte zaalen:
De fpys werd opgedifl in goude of zilvre fchaalen; Het vorftelyk banket is voor den fmaak bereid: De Hojfknaap grypt een kruik, met braave vaardigheid, En fchenkt den Nektar in den kelk, tot aan de boorden; Elk leegt hem tot den grond, terwyl hy deeze woorden, Leef lang , o Willem /■ met uw Kohinglyke Bruid! . e Met diepe eerbiedigheid, en guile opregtheid, uit. ^₯'Dq keur verdwaalt zig in het kiezen van de fpyzen,.
van u Dewylmenaan den fmaak zoo veel verfchiet kan wyzen.
gtkttii* Men tapt het bruiloftsvogt, in bekers van robyn,
. Of vult z' op Konings laft met uitgekeurden wyn. De marm're wand, gefiert met pas ontlooke bloemen, Schynt op denieuwe gunft vanVrouwNatuurteroemen. De Here jufferrei, getooit in ryk gewaad* Vertoont een ed'le vreugt in 't ongeveinft gelaat; 't Gekrulde hair, bezaait met keur van diamanten, Het praajkleed, geborduurt met goude of zilvre kanten, Be-
|
||||
V I E R D E B O E K. 85
Begunfligen het fchoon , dat, vol bekoorlykheid,
Met 200 veel luifter op, het aanfchyn is verfpreit.
Het hofmuzy k vermaakt het oor van alle zyden: ,f >* «**&
dentagt
Elk vierthetHuw'lykfeeft, met een gewenfcht verblydem'W'/'
zeif in
Maar 't is nu middernagt, Apollo flaapt nu zelf ; ru/t.
Een*donker floers bekleed het Heraelfche gewelf;
De flarren blinken van de hoog verheeven tranfenr En tarten 't zonneligt door hun volmaakte glanfen. 't Legt all' bedolven in een aangenaame ruft, En elk is door de vreugt in zagten flaap gefufh 't Word tyd, myn Prins/uw Bruidnaar'tLedikantte leien, Daar reets de Godsvrugt toeft om'tBruiioftsbedtefpreien: Daar de Eendragt, zagt van aard, u met verlangen wagt? Verhoopende al hun heil uit deez' gewenfchten nagt. *>»*> Nu treed deBraavePrins, met zynPrinfes,naar binnen;,?'/^ Zyne
Gevolgt van al de ftoet der hooffche fpeelnotinnen. **'td
Haar 't
De Wysheid, deoorzaak van dit heilryk trouw verbond,w/y&
Ledi-
Omfingelt met haar' fleep de blyde Huw'lyks. fpond; ka»t.
Tervvyl de trouwzaal krielt vanRidders, en van Grooten> *«- ' ivy I de>
En een ontelb're hoop van hooge feeft- genooten, *r»«a.
Die zig nog ftreelen door de zoete vrolykheid, h"l\
0 ■ '. van boo*
Zoo lang tot weer de. zon haar1 glans op't aardryk fpreit,^/«y»
L 3 En
|
||||
86 WILLEM DE IV.
*%zi* En bloem, en veldgewas, den morgendauw doet zweeten:
\lrmtl*' Zoo word die groote Nagt in vrolykheid verfleeten. 4i»mw \ Doorlugt gezelfchap fcheid;men fluit de Briiiloftszaal; /land, £n ejjc js wej Voldaan door't Koninglyk onthaal. Nu fchuift Latona's zoon de donkere gordynen Weervanhet bruinezwerk, en doed den nagt verdwynen: **:ora ,De blonde Auroor fpelt ons, met eenen nugt'ren mond, *«* ff £en fchoonen dag uit een bekoorlyke ugtent ftond. ** De Oranje dagtoorts fchynt met meerder gloed teglimmen, En fchenkt een' held'ren glans en luifler aan dekimmen: De blyde Apol, getorfl: op de inkarnaate koets, Belooft doorzyn gelaat den fterveling iet goeds; Geen wonder / hy ontwaakt om Wjllp.m te begroeten; En met een morgenwenfch de Ryksprinfes te ontmoeten. dringt Hydringt nieuwsgierig in hetpragtig flaapfalet, vertrek En wenkt het Vorft'lyk Paar van't kuifche Huw']yksbed. Vorji'iyk Straks doet zyn gloejent oog,door yver als aan't blaaken, dZr),Z Vorft Willem Karel , en zyn fchooneBruid, ontwaaken: Tewaa"Zy treden hand, aan hand, ter hooffche flaapkoets uit; de Edei- Wyl 't oor genodigt word op konftig fnaar-geluit. tlden Men ziet een fyk getal eerbiedige Edellieden Motrin Gereed om't Voril'Jyk Paar den morgengroet te bieden: gro<*. £Ik
|
||||
VIERDE BOEt fy
Elk toont nu, met ontzag, en groote vaardigheid,
Tot wel volbrengen van zyn' pligt zig zelf bereid : En Georges Hof weergalmt van al de zegen wenfchen, Die m'uithoort fpreekendoorveel meerdan duizent men- De Brkfche Koning treed, met zyne Gemaalin, (fchen.^J/^;
De vreugt blinkt uit hun oog, ter grootfche Hofzaal in: m"gtz,. Hy grypt desPrinfen hand, ais hem op't hoogfi'genegen,J^6C* d'Almagtige bekroon met zynen dierb'ren zegen *«^*«* (Dus fpreekt hy) uwen egt, beminde, en braaveZoon \fem
En gy, 6 pronkjuweel/ 6 paerel van myn KroonL , m\ tat* gen.
Behoud des Hemels gunft, op dat g' uw heilverlangen
Altoos voldaan moogt zien, en van zyn1 hand ontfangen, Een vafl gegrond geluk, tot vreugt van dit geweft: En gy, Myn Willem! leef voor Neer lands vryebefl; Zoo kunt gy, als wel eer uwe onvolpreeze Vaderen, Wier vorftelyke moed u leeft en zweeft door de aderen; Als Willem Henrik, uit uw zegeryk geflagt, Die hier als Koning wiert bemint en hoog geagt, Wiens deugd' men we£r in U op't lofFlykfl' mag ontdekken, -^ Aan NeerlandsVryheid tot eentrouwbefchermerflrekken.g^^t Hier fluit de Groote Vorft het einde van zyn reen; dijfe Die door Prins Willem., met tfntelb'rehofflykheen, ****** En-
|
||||
83 WILLEMDEIV.
Z°Int" En guile erkent'nis, met ontzag, beantwoord wierden.
wvord. Maar wyl de Britten nog den grooten trouwdag vierden, En d'edle vreugt nog duurt, werd door d'Oranje Held
tlT' 't Vertrek, met zyne»Bruid, naar Vriesland vaftgeftelt: PrZs- Bit opzet overlaad den onderdaan met fmarten; lanfrd De vrolykheid verkeert in droefheid, in de harten; Jgflf'- ;t Befluit ftaat nogthans pal; 't volvoeren werd gefmeed; Men maakt het alles tot des Prinfen reis gereed.
't Uur word gebooren dat men Londen zal verlaaten; |
||||||||||
het volk
verga- dert op de ftraa- |
||||||||||
Het volk vergadert by elkander op de flraaten,
Op dat men naar den eifeh Vorft Willem , met zyn Bruid,
|
||||||||||
'itt Tor ^ wenfchende gelei ter groote Ryksftad .uit.
jidyk q digtkonft! leer my hier een tedre ontroering maalen/ Jfaaruit
geidde Men neemt flraks affcheid, aan het Hof, in 'sKonings zaalen,-
te doen.
De Britfche Rykstelg grypt haar'Vader by de Hand,
Enkuftdien menigwerf: 'k ga, zegtzy, uit uw Land, *"» Gedugte Vorft/ maar houde altoos 't ontzag in waarde, neemt
offcbetd Dat myn opregte liefde en pligt fleets evenaarde.
aan 't
hof: 'k Verlaat dit Ryk, Vorftin! die, door uw wyze deugt,
De dierbaare oorzaak zyt, dat ik in myne jeugt Zoo veeledeugden tell'; 'k wifch'nooit uit myn gedagten, Hoe hoog- ik u daar voor in myne ziel moet agten. De
|
||||||||||
/
|
||||||||||
VIERDE BOEK.
De Prins, haar 'tvoorbeelt van zyn vorftelyke Vrouw,
Barfl uit, O Koning! die 'k door een gewenfchte trouw , n de Print
Als Vader eere, 'k zal nooit mynen pligt vergeeten; *■!*«-
fes bewy~
De dankbaarheid word nooit uit myne borft gefleten. **»£*»
r~* tt< » i am ne dank-
Grootmagtige Vorlbn! die lk als Moeder groet, baar-
Ik val met dankbaarheid uw Majefleit te voet! bunne
U, die de zon myn 's heils zoo vriendelyk deed ryzen, iyL 0*-
Blyf ik altoos verpligt, voor zoo veel gunftbewyzen. Elk werd bewogen op het uiten deezer taal; De zugten vliegen heen en weder door de zaal: De Ryksprinfes blyft in haar Moeders armenhangen; Men kuft elkaar vaarwel, met traanen op de wangen. 't Paleis zwelt van 't geween, en bitter oog-gefchrei, En door de klagten van de hooffche jufferrei. Elk knielt met eerbied neer, om 't vorft'lyk Paar te groeten, ie floni En ftort een' zegenwenfch al weenend'voor hun voeten. **var De ftond genaakt, die voor 't vertrek is vaft geftelt: Jj| u De galm lang leef de Bruid! met haar' volmaakten Held! JJ It' Vervult "de groote Stad: vaarwel getrouwe fchaaren! »******> Zoo fpreekt het jeugdig Paar, God hoede u voor gevaaren! Terwyl de ftaatfie koets uit yders oogen toog. /riyi' Elk ftuurt zyn bede vol opregtheid naar omhoog, £# %tg
M ' En r
|
||||
go W I L L E M D E I V.
En fmeekt den Hemel, om zyn' zegen te doen daalen
Op hunne reis, en met zyn gunft hun te beftraalen. Het jaargety, dat nu elks luft verzaad en ftreelt, Schept een' volmaakten dag; de zon, die't voedfel teelt, Dat bloem, en kruiden, op hun ftruiken houd in weezen, Is fchooner dan voorheen ter kimmen uitgerezen: 't Verheugt gevogelt' heft een' eerzang in hun choor, En fchenkt een zoet vermaak aan 't vorftelyk gehoor. tn Vet'
itgbeid Des Konings Edelen verzellen 't Paar, uit agting,
En toonenelkhun vlyt, in deeze pligtbetragting. Men komtte Gravezand', naar weinig toeven, aan, alwaar
zy zig Daar \ jagt vervaardigt Iegt: menhegt een gloryvaarc,
aanbovrt
bcgtue*. Van agt'ren aan het fchip, tot eer van de Egtelingen;
En doed het grof gefchut door lugt en wolken dringen.
Dus fpoeit men zig aan boort('tgejuich klinkt langs de rei,)
En vliegt in veiPgen vaart al dobb'rende over zee.
Eer nu de zon driemaal haar toorts in'tzoutgingdooven
Hollands Stak Hollands water Nimph de natte vlegten booven;
Nimph, Gefiert om't jeugdig hooft met krink'lend watergroen,
fyk///lp'.Om aan haar gloryzugt en luifler te voldoen;
'' En met een' blaauwen rok, wiens opgeplooide kanterc
Onagtzaam zyn doorftikt met vloeib're diamanten,
Ge-
|
||||
- -w- - ■ ■
|
|||||
VIERDE BOEK, 91
Gegort om 't blanke lyf, fpoeit zy door 't ftroomgeraas
Der friffche golven van de dartelende Maas,
Om Willem Karel, met zyn Anna, op die flroomen,
Te gaan begroeten, met een bly verwellekomen.
Naauw komt die Vorft, met zyn volmaakte Ryksprinfes, p%L*
Op Hollands kuften aan , of deze Stroomvoogdes ?JiiEes~
Vloeit, vol ontzag, op haar' kriftallen waterwagen, JjjJrM-
Het vorfl'lyk Paar in't oog, met de armen uitgeflagen.
Zy fprak d' Oranje Vorft met deze woorden aan,
Door ed'len yver op zyn aankomfl aangedaan;
Weeswelkom,braavePrins! men wenfcht reets metverlan-
In Hollands Koopftad U, met uwe Bruid, te ontfangen / (gen
De vreugt is algemeen by myne Burgerfchaar/
Naauw heeft zy dit gezegt, of 't hoog doorlugtig Paar
Bevind zig voor de ftad: 't gefchut bromt van de muuren, ftgeftb»t
Verpooft door't grof metaal der fchepen, die fleets vuuren, kaomt
Ter eeren van den Held, en zyn volmaakte Bruid. dtftai
'tVolkfpoeit ter vlugtnaar boord, de gantfche Stadlooptuit: dim"'
De Burgerheeren treen, in hunne ftaatfie kleden, ie Bsr.
Om't vorft'lyk Paar, ten blyk van hun genegenheden, g'^eeb'it.
Te gaan begroeten; elk buigt neder tot den grond; p*iw
En wenfcht PrinsWillem, met zyn heilryk trouwverbond, ^''J*
M 2 Ge-
|
|||||
92 WILLEM DE IV.
Geluk en zegen toe: de Vorft bedankt de Vaderen,
|
|||||||||
hunne
|
|||||||||
zege»- ]V]et guile minzaamheid; en noopt hun om te naderen
jcbcn. Toe zyne Gemaalin, die hunnen welkoomft groet ( doer. Beloont met vriend'lykheid/t welk hun op't hoogfl: vol-
Nu was naar't fcheen reets,door de vorfl'lykeEgtgenooten^ De aannad'rende ugtentflont tot hun vertrek beflooten;
'tver- Men vint in weinig tyds zig zonder 't minfV belet, trek
xaar (Eool had aan de kiel meer vlugheid bygezet)
land Te Leeuwaarden gebragt; wie kan de vreugt bedryven,
voortge- OpdeaankomftvandenHeld,en zynPrinfes,befchryvenf
Naauw ftapthetPaar aan land, of elk fehreeuwt vrolyk uit,
komtop Zyt welkom braave Prins, met zulk een fchoone BruidA tiigfi e te Maria fpoeit zig, met een innerlyk verlangen, waar- Omhaar'bemindenZoon, metzynPrinfes, teontfangen. "'Men fpant de koetfen in; 't Paleis weergalmt van vreugt; En elk is door de komft van zynen Vorfl: verheugt..
De JufFerlyke ftoet, getooit in pronkgewaaden,
In welker ryken zwier zig 't oog naauw kan verzaaden,;
hetVor-
jttiyk Vermeerdert al den fleep. de trouwe Burgery,
Paar
word Met waapenen beftuwt, fchaart zig aan weder zy,
pragtig Langs d' opgepronkte ftraat, gefiert in nieuwe kleden;
um. En de oorlogs helden ftaan, in blinkende geleden,
Tot
|
|||||||||
VIERDE BOEK. 93
Tot aan het Hofpaleis: 'tkartouw, tot meerder praal,
Roemt op des Prinfen komft, met donderende taal / Zoo komt men in het Hof; de marm're gallery en, Verfiert met jeugdig groen rond-om aan alle zyen, Staan ryk beladen met Mariaas Hofgezin. DePrins treed,met zynBruid, ter vorft'lyke eerzaal in:
Maria ftaat verftomt, door de bekoorlykheden, Maris Loniza
Die z' in de Ryksprinfes ontdekt. met deeze reden, verwrn-
dert z'g
Ontfluit zy eind'lyk haaren mond; berninn'lyk paar/ wr*
Zyt welkom in dit Hof/ naauw was de blyde Maar, lykhedeu Van uw' voltrokken egt, my in het oor gekomen, &yi,. Of'kwenfchte om u tezien; 't verlangen, niet tetoomen,Cw! Wies langs hoe meerder aan; nu zie ;k myn' wenfch betaalt! JJ" i^,. Zoo fpreekt zy, wyl de vreugt, elk een uit de oogen ftraalt.Ungen'" Roem vry, beminde Zoon! roem vry op's hemels zegen, Gy hebt de fchoonfte vrouw van zyne hand verkregen/ Nu drukt zy Anna inhaar'arm, met tederheid; De vreugde traanen zyn op haar gelaat verfpreit. *£j% Zy doet het jeugdig Paar op 't vorftelykfte onthaalen: ]^rfe'
Men wenfeht elkaar geluk, met volgefchonke fchaalerv. ti^aa" Het keurlyk hofbanket bekoort den e$\m fmaak; En elk bemoeit zig niet dan met een heufch vermaak. M 3, Maar
|
||||
94 WILLEMDEIV.
*Zwe Maar naauw'lyks is de vreugt dus hoog in top geflegen;
lie " Of NafTauws Vorft, tot kryg, en oorlogs roemgenegen, 7*7f»' Beduit, op 't voorbeelt van den wydvermaarden Held 'f-^f Eugeen, met moed bezielt, te flreeven naar het veld; te/iHit" Wyl't hevig krygsvuur was in'tKeizerryk aan 't blaaken: am te Elk poogt hem door zyn' raad dit opzet te doen (taaken; tttuken. Maar al vergeefs, het nook volpreeze Heldenbloed Van zyne Vad'ren leeft op nieuw in zyn gemoed. men to
poogt Het godd'lyk vuur der min is naauwelyks aan 't branden:
hem van
dit opzet De vaftgeklonke knoop der kuifche huw'lyksbanden,
brenge»tZ,oo korts geftrengelt voor Gods oogen; hoe vol kragt, geifi.""OpWiLLEMshart; hoeduur, enhoog, byhemgeagt, Is niet bekwaam om zyn befluiten, af te keeren: Geen dreigent lyfs gevaar kan zyne krygslufl: weeren. *>*'?**Zyn dierb're gemaalin bemint de dapperheid; bewee. Maar egter fpreektzy, wylz' een beek van traanen fchreid, *J" Uw'moedbekoortm'.oPrins/dog'tmoetmydeerlykfmar- voornee-
*><*, Dat gy den dood dus zoekt in 't aangezigt te tarten! (ten
tragi
hem te Ik weet dat de oorlogs vlam in u die drift ontfteekt;
bewegen ...
»m zyne Maar dat de tedre band des huw'lyks die weer fpreekt.
drift tt De Veltheer aarzelt, op het uiten dezer reden, mm, Nooit wiert zyn ziel zoo fel als op deez' ftond beflreden; Dan
|
||||
VIERDEBOEK. 05
Dan zet de gloryzugt hem eens tot flryden aan;
Dan fchynt de liefde weer zyn drift te wederflaan. df l'fJe
J , ' daet hem
Een felle tweeftryd brant, en woelt, in zyne zinnen; frze-
Dog egter kan de trouw zyn' krygslufl: niet verwinnen.
]k fpeir my grooten lof, door 't moedig oorlogsfhal /
Dees woorden vloejen hem, met afgebrooke taal,
Alzugtenduit den mond; 'k moet, zonderteegen ftreeven,
Het zagte huw'lyksbed voor korten tyd begeeven;
Maar hoe! een huw'lyksbed, zoo jong verleen gefpreid,
En een volmaakte bruid, wier zoete tederheid
Myn ziel zoo zeer bekoort, verlaaten / neen, 't vermogen
Van myne min kan zulk een opzet niet gedoogen/
Zwigt, zwigt, Belloon! verlaat de zyde van uw'Held; jjjjj''**
En kluifter my niet meer in uw verwoed geweld: ?*'";
* <^ ° tern te-
Verlaat, verlaat my! op de treurige gedagten, .*#**
Van Anna's tegenzin voor't ftryden \ en haar klagten,
Ontvlie m', uit eerbied voor de min, die'k meer waardeer Dan alien oorlogsroem / de krygsvoogdes nog meer, d& Wr* En meer, beluft deez' Held in haare magt te krygen; Dwong zynen wil terftond voor haar belang te zwygen. 'tVolbrengen van 't befluit word eind'lyk opgeftemt: De Ryksprinfes, door druk en wreede zorg beklemt, derif^' Wenfcht
|
||||
96 WILLEMDEIV.
wtnfcbt Wenfcht nog de krygsdriftvanhaar'Heer te wederflreevent
nog zyne D J °
*W- Maar al vergeefs, hy werd tot flryden aangedreeven.
drift te jo
wcder Ten leften fpreekt zy hero met deeze woorden aan;
Jheven ,
dogkan \ XdS. uw geneigtheid, Prins/ niet langer wederflaan/
hem van %
zy» Uw wil is myne wil; dus zal ik flegts verlangen
|
||||||||||
veomte
|
||||||||||
mtn met Om u naar weinig tyds weer in myn' arm te ontfangen ;
aftren-
gen: Maar om de droefheid van uw afzyn, waarde Heer!
|
||||||||||
vt*ar op Te ontwyken, zal ik my bereiden om een' /keer
fejillt Te doen naar 't Britlche Hof. 6 welk een lieve vreugde n»lmtL Zweltnuin'sPrinfenborft: ditwoort,dathem verheugde, Oftt * lot
vtrzoi- Stelt zyne ziel geruft. men wenfcht, vol tederheid,
ttng van '.
zy» *f- Maria nu vaarwel, terwyl men van haarfcheid;
zyn , J
voor «»En komt in 's Graaven Haag, alwaar flraks alle grooten
tyd naar Hun wenfchen bieden aan de vorfllyke Egtgenooten. JLonden
te kee- \ Verblyf duurt daar nietlang; de Prins geleid zynBruid
well Tot Hell'voetfluis, eer dat hy ftreeft naar 'tleger, uit: men dt Men fcheid ontroert van een, en hoopt met zegen wenfchen hi'agt. Elkander op, verzelt van meer dan duizend menfchen. De fchepen dobb'ren voor de paalen op de ree:
prinfet De Ryksprinfes ftapt in, en 't jagt glyd in de zee. tidie- De zeilen zwellen aan de marten, op de baaren; foetjlfiit
in bet EnWiLLEM tragt het fchip in de oogen te bewaaren;
ivaar Maar |
||||||||||
VIERDEBOEK. 97
Maar, ach! het dryft ter vlugt uit zyn verlieft gezigt,
En fluift vaft over't zout, gelyk een' blixem fchigt. Nu fpoeit myn Held ten flryde,en byde dapprebenden;#w op
Hy gort de flaale kling kloekmoedig aan de lenden, veld bc~ En komt in't leger aan: Eugeen ontfangt den Held, in het
En wenfcht hem welkom, in het woelend oorlogs veld. Elk moet den braaven Vorft eerbieden , en hoogagten. Philipsburg, reetsberent, doorVrankryks oorlogsmagten, W*%-
bttrgdoor
Zag zig in korten tyd verwonnen door geweld; Vrank-
T\k be"'
Waar op de dappre Eugeen, en Naflauws edle Held, tent.
Met al hun benden, naar den kant van Bruchfal trekken, EuKefll
OmDuifland door hun magt, en krygsbehulp, te dekken.'*JJ"
Verfcheide keeren tart men Vrankryk tot den fhyd; SJiST
Maar al vergeefs; tot weer de guure winter tyd zw;».
Den fieren legerknaap het vegtperk deed ontwyken. X/slu
De Oranje Veltheer keert te rug, met hooge blyken d***t *%
Van lof, en zege door zyn' heldenmoed behaalt: g*f#*
Eugeen, wiens gryze kruin met groene lauw'ren praalt, %££**
Bedankthemvoorzynvlyt. Zoo keert de Held met glory, *<«***
En veft zyn daan in 's lands vereeuwigde hiftory; *£*
Terwyl de Poflbodin alom zyn' roem verbreid,
Tot eer van zyn geflagt. De Britfche Majefteit
N Hoort
|
||||
98 WILLEM DE IV.
Hoortvan zyn oorlogszugt,met een gewenfcht genoegen;
Dit dringtdienTroonzull hem zyn loffpraaktoe te voegen.
Zoo fleigert ANNas vreugt, met Willems roem, om hoog!
De Brit. Men meld haar 's Prinfen komft: 't was of zy heenen vloog, Ryks Op vleug'len van den wind, om,met een bly begroeten, Haar' duurbeminden Vorft te omhelzen, ente ontmoeten;
Een vloeibaar kriftalyn glyd langs haar kaaken neer,
Zoo ras zy zig bevind in de armen van haar' Heer :
fltiy[6r' Men ziet de kuifche min, hun beicPuit de oogen ftraalen; gteft zig D°g om nun wederzydfche ontroernis af te maalen Too- ' Voegt befl: een Phoenix fchagt: de vreugt zwelt in elks hart, Vergoedende op het hoogft' de korts geleede fmart.
e» ten Men fpoeit naar 'tLoo, en zoekt een aangenaam verblyven w' Op't Vorft'lyk lufl gefligt;wie durftzyn pragt befchryven/ "p%et. Dog't 1yd niet lang oft Paar begeeft, ten tweede maala Zig weer naar Vriesland, daar Maria, door't onthaal,
wofft7t^-et zoet genoegen van de Vorft'lyke Egtgenooten, ^an°Bre- Vol Van genegenheid, en gunfl, tragt te vergrooten. ieiS't ^U werc* eer^anS de Held verkoozen tot Baron, Van 't wydvermaard Breda; de vrolyke eergalm kon
Vreugde ^iet no°ger fteig'ren; vlag, en wimpel ziet men waajeri
hhfe?7.n^an t0P> en toorentrans: de oranje flandaarts zwaajen
■eer, Door |
|||
VIERDE BOER 99
Door 't midden van de Stad, alwaar de ruime ftraat Z^'egse".
Met eerepoorten pronkt: elk roept met een gelaat, tlee&t' Waar op de blydfchap heerfcht, de Hemel rekke uw leeven, En wil ons uit uw' Egt nog veele Telgen geeven, O wel gezegent Paar! terwyl de jonge Vorfl:, Met zyn Prinfes, in een karos vol pragt getorft, Zig naar het hof begeeft, dat, om hun wel t' ontfangen, Alom met praalfieraad, op 't keurigft' is omhangen. De flraalen klimmen naar om hoog, als waar *t robyn, Dat vloeibaar zig herfchept in keur van rooden wyn, Ten dienft van'tjuichend volk. de vreugde vuuren blaaken, Ent kaarsligt fchynt by nagt den dag te doen ontwaaken. De zwavel rook klimt tot de hooge wolken op. d* Faam met
Maar naauw'lyks rees die vreugtzoo vriendelyk in top,re««;
tiintogen
Wanneer de blonde Faarn, met donker rouw omtogen, daaii op
't tard-
Door een bedroefde maar, tot in de ziel bewogen, ryk ne.
mffi
Met een verbleekt gelaat op 't aardryk nederzonk,
Om, wyl haar ftem dikwerf in traanen als verdronk, en ver-
Te melden hoe de dood, die niemant kan weerftreeven j den dood
Den draad had afgefneen van Carolina's leeven, r»Una\
Van Carolina , de eer van 't magtig Engeland; 1 in van
Door't gantfchheel al geroemt, om haarvolmaakt verftand; tM%
N 2 Vorft
|
||||
WILLEM D E IV.
|
||||||||||||
iod
|
||||||||||||
Vorfl Georges luft, en vreugd, de luifler aller vrouwen,
Daar de ed'le Godsvrugt al haar glory op mogt bouweft. welker Hoe treftdie wreede flag Prins Will em, in het hart!
fid!!t$ ^at ^aart hy Anna niet een deerelyke fmart.
fiKirMft®°£ m ^un Krooft, zo° a^s 't orakel heeft gefchreeven,
«/Mfe»2al, methaar'grootenNaam, ook haare deugt herleeven.
herlee-
*<* Einde van het vierde Bock,
|
||||||||||||
WIL-
|
||||||||||||
101
|
||||||||||
WILLEM DE IV.
VYFDEBOEK. I N H O U D.
|
||||||||||
D
|
||||||||||
<wyze Koningin van 't magtig Engeland
|
||||||||||
Is Naauw'Iyks door den dood ter iverrelduitgedraagen',
Of NaJJomvs Vorfi geniet, door 's Hemels miJdc band,
Een telg ? ivaar van Euroop fleets zal met lof geivagen. Maar ach! de vree*, die fleets den Batavier verblyd,
Verdwynt; de tzviflgodes nooit moe de rufl te,ontrujlen, Jaagt de eendragt uit Euroop, enflookt een' fellenflryd.
Men denkt een' Scbutsheer uit, een' Temmer van/nod luflen; Een'Prins, een1 vreedeVor/l,een'Helt, een' Tocverlaat,
Die door zyn wys bele'id V lands regt helpe onderfcbraagen: En ncemt bet groots bejluit in Neer lands wyfen Staat,
Om hem 't Stadhouderfchap, met eerbied op te dragen. Dusflelt men 't hoog beflier van '/ zinkend Nederland,
Tot beil der vrybeid, in Vorft Willem Karels hand. erlang werd ydcrshoop en grooten wenfcb JgL*
vervult, . ■Word Aurora had de kirn met blinkentgoud gO?*f*** #
hult, Om aen eenVorften telg heteerfle Iichtte fchenken: (ken:
Gantfch Leeuwaardenontwaaktmet vreugt op haare wen-
N 3 Vorft
|
||||||||||
T'W
|
|||||
102 W I L L E M D E I V.
Vorfl Willem Karel, met zyn Koninglyke Bruid,
Geniet van 's Hemels gunft, een lieve helden fpruit; door it Een fpruit, in wier gelaat, en pas gebooren trekken,
Men Carolina's aard, en deugt reets konde ontdekken. roii»a.a Dus geeft men ook deez telg,dien wyd beroemden naam,
Een naam met lof verbreid, door 'tmelden van de Faam. De Hofflad juicht van vreugt3ontelb'revriefche fchaaren Gaan zig uit vrolykheid langs markt, en ftraat, vergaaren. Men wenfcht elkaar geluk met zulk een dierbaar heil, En d' eergalm klimt om hoog, ja fteigert booven 't peil; Elk roept nu heeftmen, door des Hemelsmilden zegen, gantfch
Lieu- Naar onzebeede, en wenfch, een Erfprinfes verkregen,
waarden
juicbt Die d' ed'len lof van haar geflagt voltoojen zal
van
vreugt ,Het blaakend krygsgefchut bromt van den hoogen wal,
over de
zeive. Om 't hoog geboortefeeft te vieren; de Edellieden,
Gekleed in praalgewaad, gaan hunne wenfchen bieden Aan 't Vorftelyke Paar : O zegenryke tyd! Wat is thans Nederland nog in uw heil verblyd. Maar ach! men fmaakt niet lang 't genot der lieve vrede, het oor~ En 7t woedende oorlogszwaart raakt weder uit de fcheede.
Iwaan Vorft Janus tempeldeur baril van de grendels los,
de'lJe'En fchokt uit haare kier, met een verwoed geklos.
de. De |
|||||
"nni ijjjiijijniri ■ jawj^-;Ti-^^ """■"^-S^Kbtf*^
|
|||||
V Y F D E B O E K. 103
De krygsgalm klimt in top, de moord trompetten fchreeu-
Niet dan van fellen ftryd,het oorlogsvolk, als leeuwen;(wen, Door 't woeden van Belloon , tot wraakluft aangezet, De Oor- Bereiden zig ten flryd; het moedig ftaal gewet, dt» bl. Om bloed te plengen, drukt's helds zy; godMavors dronken 7'g %M
Van moordzugt, doet alom het oorlogs vuur ontvonken/ry ' En fpoort de braavenaan met een gedugt geweld; De Legerknaap ftreeft, zoet op glory, weer te veld. **&*>$* 't Gevegt neemt een begin, de franfche benden vallen^* be- |
|||||||||
Op Gortryk hevig aan, en dond'ren op de wallen, De'fi
|
ran-
|
||||||||
r l )
Van't beevend Warneton; en in een'korten tyd, -dik vai-
ls Harlebeek mede in hun handen, wyd, en zyd, Cor°Lk Blaakt nu de felle vlam. de vyand trekt naar Meenen, gj;^ 'tGelukfchynt aan zyn'wenfch een gunllig oor teleenen.^j»_ De fterke vefling is eerlang in zyne magt, bttk *'* Terwyl de Burgery hun doodfche jammerklagt *« *"*" Langs markt, en flraat verfpreit, om de geweld'narye'n, fc« . . bevind
Die nu regeeren in de flad, aan alle zyen. tigmrd«
HetLelyvolk fpant t'zaam en ftort het menfchenbloed: m hm
Elkwenfcht nu om den dood, terwyl hy fterven moet. De wreetheid kent geen regt; men fchend's lands vrye wet- De Koning Lodewyk laat Yperen bezetten , (ten. gjjf* Met vjyk l"at
|
|||||||||
WILLEM D E IV.
|
||||||||||||||
io4
|
||||||||||||||
Mere* Met een gedugt getal van volk: de dappre Held
Prins Heffenphilipsthal, fleets winnaar in het Veld, |
||||||||||||||
Prins
H'Jff*- Verweert zoo lang hy kan, aan 't hooft van zyn foldaaten,
'thai ver-jJQ Stad, dog moet in 't eind dezelve winnen laten. iveert de
fiaddap-'B.Qt fort de Knokke word door Vrankryks magt berent,
per ; dog
moetein- En eer Apol driemaal zyn koets naar 't zuiden zent,
zdvt e Is 't in des Vyands hand. O Hemel/ ftort uw' zegen UatTn* Op Neerlants knegten uit, dus kermt men aller wegen. ter Toed ^e W^nternaakt, menfteekthetkrygszwaart in defchee, de»PryfE.n zoekt door kou verkleumt een veil'ge legerftee. eenemde ° °
ueemen. De fchepen dry ven op de baaren naar de kuflen;
Op dat de Zeeheld van zyn' arbeid uit zou ruften;
e%YJr- Dog flegts voor weinig tyds; de ftryd vangt weder aan, *'» tyd. £)e ftorm was flegts geflilt om feller op te ftaan. 'tfortst.'t Fort St. Ancony door de woedende banieren
|
||||||||||||||
geejt
overt |
z/^Des Vyands aangetaft, ten fpyt der Batavieren,
|
|||||||||||||
Geknevelt door gewelt, moeft mee tot de overgaaf
Befluiten, want hoe vol van dapperheid, en braaf, Zig Neerlands Helden, in die tyden, ook verweeren; Geen groote krygsmagt is met weinig volks te keeren. WJ*J" En Doornik word eerlang verwonnen door den ftryd;
w'wJ-'Schoon elk zig voor 't behoud van zyne vryheid kwyt.
*m . Zoo
|
||||||||||||||
V Y F D E B O E K. fttf
r Zoo fcheen de lely-Vorft te zullen zegepraalen; J* de
Wanneer des Heraels gunft, met goddelyke ftraalen, fft ° ' ° * ' jcbynt te
Door 't naare duifter van die . nevelwolken brak, '«»//«*
Z.egen~
En weer de heilvlam voor ons Nederland ontftak. >'*?**?
De Brit, by elk geroemt als dapper in het ftryden,i»a^-
Trof nu Vorfl Lodewyk, op 't zwaarfte van ter zyden; wofd En kreeg Loui'sburg, by dien Troonmonarch geagt £7htt* Als d' ingang van zyn ryk, met glory in zyn magt. lZ°t. Dees flag treft hem in't hart,en dwingt hem fpoed te maaken, Frak- Om 't zugtend Nederland in krygs-vuur te doen blaaken. 7kJefJ Zyn legermagt valt by verraffing ftraks in Gent; Y^Sfmn
Waar na hy Damme, als mee 't Fort Plasfendael, berent:**htrtnt Die door zyn over magt zig ras verwonnen geeven. e» wht 1 a a o Plajfen-
Men moord all' wat men ziet, door wreetheid aangedreeven.daai-
Veel Plaatfen worden ras verovert, en, helaas! Vtei Plaaifete
Men hoort door gantfch Euroop het woedent krygsgeraas: widen
t-» » i 1 i n -i ii door hem
De lugt word als beltormt door zwartte zwaveldampen: vero-
Maar, wyl men dobbert op die Zee van oorlogs rampen, De k»-
Sluit Pruiflens Koning de verbonden van de vree, %%$*"
Met Hungaryen, en KeurFaxe'n; ditvoldee (branden^^
Aan Vrankryks wenfchen niet; zyn haat reets fel aan 5t Jf*m
Stoof nu nog hooger op: hy dreigt de Nederlanden, JfJjJ"
O ' Met/,*/*
|
||||
toS WILLEM DE IV.
Met jzwaarder ramp, op ramp; 't ontrufte koopgenot;
Reets aan het zinken , fmelt in 't ys'lyk oorlogs lot: rfeMe j}e goudkantooren ftaan gegrendelt, en geflooten; fevolgea ° ° ° * °
m« dt» rje Koopgod word op't wreedft' van zynen troon geflooten,
(Terwyl hygantfch bezwymt)door vrankryksKoningshand: Men hoort een'naaren kreet weergalmen door hetLand: De burgers fchreien om hun flaapend handel dryven; De winkelier heeft nu geen zaaken aan tefchryven; En d'uitgeteerde winfl: verzwakt reets meer en meer: Elk dankt zyn' huurling af, en legt zyn voordeel neer. O aakelige tyd/ watkweekt g' alangft en zorgen/ De nyvere arbeids man, die fleeds van dat de morgen Hem't licht kwam bieden, zweette om zynen fobren koft, Vind nu, helaas! zig zelf verftooten uit zyn poll;. De kas word leeg getelt om laften aan te draagen, DeLely-
Forji Waar doormen is verpligt's lands nooden te onderfchraagen;.
brengt al n- " m *' % n
zyne De Burgertwift verrylt:. de Lely vorft gaat voort
water-
magt Met ftryden, en brengt al zyn watermagt aan boort.
bZrt -. Zyn rykbemande vloot verbaaft den moed derZeeuwen,n
"Ojen be- Die egter zig ten ftryd vervaardigen, als leeuwen,
g Tot Om dapper tegenftand aan 't magtig heir te bien,
J2S" Zoo ras het aan die kuft zig zelf zal laaten zien.
Vorft
|
|||
/
|
|||||
VYFDE BOEt 107
Vorft Lodewyk krygt nog veel veftingen in handen; ^y krygt
nog veele
En,ach / 't gevaar groeit aan, het krygs vuur, fel aan 't bran ■ J^/fr*-
gen in
Krygt meer en meerder kragt: een yfelyk getal ( den,**»&»:
Van knegten ziet men reets zig fchaaren voor den wal Ee» VYQQt
Van BergenopdenZoom, om/buiten elks verwagten, gilai
Die flerk bemuurde flad te deerlyk te verkragten; y*w«-» Maar 't krygsvolk keert te rug, en zonder te beftaan
Bergen
Om aan de vefling een moedwill'ge hand te flaan. item;
Graaf Lowenthal valt, met zyn onvertzaagde benden,r/f //"
In't ftaatfche Vlaand'ren; nu beginnen flraks de elenden, jJJ %*'r In top te klimmen: Sluis werd in een' korten tyd Zlu'e Door hem verwonnen, met een' onweerftaanb'ren flryd. n£^'ntm
Die donderende maar was naauw'lyks opgerezen, Jf//*
Of angft en droefheid is gemaalt op yders weezen. stStt'* GantfchZeeland word voor ramp en zwaarigheen bedugt;^***- En Wyd, en zyd, hoort m' een verfchrikkelyk gezugt. e» -MM* Nu fcheen het of een flem kwam daalen uit de wolken, <'»<" **»
over-
Die zig aldus verfpreide, in ?t midden van de volken, «»*»«.
Stilt, braave burgers/ flilt,uw' doodfchejammerklagt, Eenftem Daar is nog troofl voor u, fchoon gy u trooft'loos agt. der uitde ~ijz ih
Het is aan elk bekent hoe Naflauws braave Helden
Wei eer huri leeven voor u in de waagfchaal ftelden :
O2 De
|
|||||
io8 WILLEM D E IV. .
En pry ft jjg vierde Willem leeft! draag hem 't Stadhouderfchap
Vaderen q Burger Vad'ren! op; verhef hem op den trap, 14 litem
de iv. Die door zyn' voorzaat zoo roemrugtig wierd betreeden;
nan tot \
StaMw-Hy 2al u flaaken uit uw droeve zwarigheden:
der.
En 't is Gods wil dat gy dien vorflelyken Held
Tot een' befchermer kieft, voor 't yfelyk geweld Van Vrankryks wreede magt: hy zal uw' wenfch betaalem En door beleid en moed de franfche drift bepaalen : Hy zal de felle vlam, die 't vreedzaam Nederland Dreigt te verdelgen, zelf uitbluffchen met zyn Hand: Hy zal aan 't fchip van Staat ten Palinuur verflrekken, En weer de lieverufl in elks gemoed verwekken: Ja de eendragt zal weerom herleeven, als voorheen, Zoo ras dien Held den top van glory zal betreeiK Hy zal Bellona voor elks oog in kluifters binden; DeMaagt van Holland zal by hem haar toevlugt vinden: %elZ Hy £al den godsdienfl fleets befchermen, en 's lands regt;
tyeV* Door hem word eer men 't wagt het krygsgefchil beflegt-
|
||||||||||||
en over-
veegen ■wat tot 's lands |
De Goden van den Staat, tot zulk een zaak genegen,
Vergaderen by een,, om ernftig te overweegen, |
|||||||||||
iveizyn ^yat tot behoudenis van 't Land moet zyn gedaan.
dientge- J °
|
||||||||||||
aaan
warden |
Het. Raadhuis is omringt door burgers, die, belaan
|
|||||||||||
Met
|
||||||||||||
V Y F D E BOEK. joo
Met liefde voor den Prins, een' goeden uitkomft: hoopen;
Elk ziet nu reets de deur tot zyn' gelukftaat open.
De Catoos fpreeken dus met voile monden uit, e» vn-
Wel-aan men doe terflond den braaven Helden fpruit dL'tieh
Verheffen; door zyn deugt, die't all' fchynt te vermogen, ^" "
Word Vrankryks Koning ligt nog weltot vree bewogen.raJc*.
En't is wel billyk , dat men zyner vad'ren deugt g2L<k*/
Met zulk een'grooten blyk van dankbaarheid geheugt: J,»p!E
Zy, die den ftrengen band der Spaanfche dwing'landye j,'1*
Ontknoopten, en ons uit de onzaaPge flavernye
Verloften; wilden dat men aan hun nakrooft zou
Erkennen, hoe men bleef verbonden aan hun trouw ;.
't Is nu de regte tyd om tot 's Lands heil te toonen,
Op welk een wys men vlyt en groote daan moet loonen*.
Dees Held, voor ons behoud gefprooten uit dien flam,
Zal ons bevryden voor de blaakende oorlogs vlam.
't Woord is geklonken; en men meld deburgerfchaaren,
Die, om den uitflagraste ontdekken, zig vergaaren,
Voor 't hooge Staatenhuis, dat onze braave Held
Tot Neerlands veltheer is verhoogt, en aangeftelt:
Dat hem 't Stadhouderfchap, met algemeen behaagen,
Als 's lands befchermer is vrywillig opgedraagen:
O 3 En
|
||||
no WILLEM DE IV.
En Zeeland word eerlang gcvolgt in dit befluit;
Dusroeptmen wyd, en zyd, ftraks zyn verheffing uit. De vreugt is onbepaalt, men doet aan alle kanten Op hooge tranfen nud'Oranje ftandaart planten: Vreugit De klokken brommen met een vrolyk feeftgefchal: bedryven .
bier over £)e krygs toon klinkt van vreugt, en dondert van den wal.
De veege vrolykheid herleeft weer in de harten ;
d' Oranje zon verdryft de duiflre wolk der fmarten,
VanNeerlands fchreiend oog. lang leef d' OranjeVorft,
Die nu 's lands hoog bewint op zyne fchoud'ren torfl :
Lang leef hy voor 't behoud, en heii,der zeeven Sta-aten!
Zoofchreeuwthetblygemeen,aljuichend,langsdellraaten:
En, fchoon de nagt genaakt, de vaale fchaduw zwigt,
En ruimt de fteden, voor het gloejend fakkelJigt.
De pekton brant en blaakt op de einden van de wegen:
De vuurpyl vliegt om hoog, en daalt in eenen regen
Van goud, en diamant: de lugtbal, fel van gloed,
Braakt blaauwe vonken uit; terwyl de burgerfloet
Door alle wyken zwiert, met blinkende banieren,
Om Neerlands heildag naar den eifch te helpen vieren.
't Mnzyk ftreelt yders oor; men blaaft aan alien kant
Des vierden Willkms lof op een' verheeven trant.
Elk
|
|||
VYFDE BOEK.
|
||||||||
in
|
||||||||
Elk fiert zig nu met een gelieft Oranje teeken:
Ja de agting voor myn'Held is niet om uit te fpreeken:
En, fchoon men uiterlyk hem op het hoogft' bemint;
Het hart is nog veel meer deez' braaven Prins gezint.
Elkbied zig aan, met hem, voor't regt te willen flryden;
En wenfcht hem goed, en bloet, en leeven toe te wyden.
De burger twift bedaart; d' alftreelende eendragt zwelt,
In ieders hart, uit liefde en agting voor den Held.
Een hoog gezantfchap word op't vaardigft afgezonden,£<,
Om hem die groote maar met eerbied aan te konden: z°a%.se"
Gantfch Leeuwaarden is uitgelaaten van de vreugt; w5*/-
En in de glory van zyn' Erfprins hoog verheugt. 5JJ?S
Het BritfcheRyk weergalmt van all' de vreugt bedryven;^^
In 't kort de blydfchap is onmoog'lyk te befchryven. Jjj*^
Maar vrankryks Koning word getroffen in zyn ziel, kmden'
Als of een donderfteen op hem ter neder viel.
Hy fprak/t is nu gedaan! myn' aanflag dient verbroken;
En deOorlogs vlam,zoo korts inLeeuwendaal ontftoken,
Dient weder uitgeblufcht, de krygsdrift vreefl een' vorft
Die fleets devredeheeftgekoeftert inzynborft; (fnuiken
Maar neen/ herhaalt hy flraks ,'k moet Neerlands hoogmoed
?k Moet Hollands dappren Leeuw voor myn geweld doen
duiken; En |
||||||||
i^^'HHiiiiii ±/1%
|
||||||||
m WILLEM DE IV,
En 't vrygekogt geloof vernielen, door myn dwang,
Dlteifchtmyn trotfchemagt; dit eifcht myn flaats belang! 'k Moet gantfchEuropa aan myn kroon en fcepter hegten; 't Ontwaakte ftrydgefchil is nu niet te beflegten, Dan door een' grooten ftroom van dapper Helden bloed: Frank. jje Batavier tart my nog daag'lyks door zyn' moed. ryk vcr-
mcer* Hy laat zyn legermagt verfterken, en zyn benden
dert ty-
»'%£*-Vermeerd'ren in getal, om in ons land te zenden,
dewMt Zy vallen met geweld op 't Fort den Zandberg aan: Op '/ ' '
Fort den De Batavier moeft aan zyn magt, niet te weerftaan,
b»rg aan21\g onderwerpen ,Hulft komt mee, door 't ys'lyk branden Van kogel en kartouw, wel haaftin zyne handen:
Qmt * En SasvanGent, door hem op 't hevigfte berent, w»«r*Gceft met veel tegenweer zig over in het eind. Deprmi ^Yn Pr^ns fpoeit ]n der yl z'g naar de Nederlanden, w^.Om de oorlogs vonken, op het ylelykft' aan 't branden, gnlt Z'g T« bluffchen door zyn hulp, en vorftelyk beleid. Holland. £en -le^ev t00nt terftont, vol van eerbiedigheid, EtttB3»t En liefde tot den Vorft; een innerlyk verlangen, jkeufeb Om Neerlands Admiraal, en opper hooft te ontfangen M* t>m Aan Amftels blyde kuft: terwyl het fcheepryk Y beg*- Op hooge toonen dreunt, zoo ras hy van naarby
tin. _ De
|
||||
VYFDE BOEK.
|
|||||||||||
ii3
|
|||||||||||
De groote Koopflad naakt: de Burgerheeren treden
Hem vlytig onder 't oog, om hun genegenheden En wenfchen, vol ontzag, aan deezen Vorft te bien: Nooit heeft men hier de vreugt 200 hoog in top gezien. (gen, Hy fpoeit naar 's Graaven Haag, daar elk hem met verlan- WenfchtmetzynGemaalin envorfl'lykKrooft te ontfangen. JjJ*'■ ZoozwoegtenflooftmynHeldomNeerlands vryen ftaat,.^» Te helpen fleunen, door zyn wysheid, en zyn' raad. h door s lands
?s Lands grooten treden ,ryk met ftaatfie kleen omhangen, w
buofden
Terwyl de blydfchap is gefchildert op hun wangen, »«%<*
Met diepe eerbiedigheid, hunn' veldheer te gemoet, word Om hem te omhelzen met een heufchen welkom groet. k»mt. Men leid het Vorft'lyk Paar in een der rykfte zaalen try wort Yan 't Hof, en doet hen op het hoffelykfte onthaalen: le hoffe- De ftad weergalmt al- om van*t juichend vreugtgefchrei, ImLait. En van het handgeklap der haagfche burger-rei. Elk toont zig nu bereid om goed, en bloed, en leeven, m »h- reidgoed
In Willems krygsgezag vol moeds ten belt te geeven; *» tua
Ja elk ontfluit zyn kas, en bied blymoedig aan, »> u of. Om met zyn' laaften fchat nu Neerland by te ftaan.
De legermagt groeit aan, want yder is genegen dtiegr Om, onder 's Helds banier, den Lelykoning tegen _ ?*%
|
|||||||||||
Te
|
|||||||||||
aan.
|
|||||||||||
ii4 WILLEM DE IV.
Te trekken, en zig flout te waagen voor 's lands regt>'
En roem en glory te behaalen door 't gevegt. Een heilige yver doet nu d' ingewanden blaaken
Van onzen Veldheer ,om voor's Lands behoud te waaken. De Goden van den ftaat vergaderen by een, En bogen op zyn hulp in all' hun zwarigheen: Hy tilt de zorg gelyk een' Atlas op zyn fchouderen, Terwyl hy't voetfpoor volgt van zyn volzaalige ouderen: En deelt (tot opperhooft van 't krygsvolk aangeftelt) Zyn waakende orde mee aan 't bloedig oorlogsveld. J "*^.Hy ftiert de hulk van't Land naar wysheiden naar reden, tint we- dus zjet men ^e eendragt weer herleeven in de fteden: derom te »
herke- £)e burgertwift is ftraks ten eenemaal eeftilt;
■ven. °
Maar Neerlands Schutsheer, die nog tyd nog vlyt verfpilt,
Hoog- Begeeft zig inder-yl naar Zeelands veege kuflen; held bf n
geeftzig Zoo mogt men overal op zynen arm beruiten!
ft (I AT ' » r
Zteia^iHoQ hy door elk daar werd ontfangen, en ontmoet,
En met eerbiedigheid verwelkomt en begroet,
Is met geen pennen naar behooren te befchryven:
Menzag gantfch Middelburgmi nietdanvreugtbedryven»
Dees liefde tekenen verluftigen den Vorft,
Maar,wyl de zorg voor't land fteetswoeltin zyneborft,
Kan
|
||||||
VYFDE BOEK. n?
Kan hem eenonderzoek naar kryg, en oorlogs zaaken, *'«
een ott-
Veel meerder dan 't genot van vrolykheid vermaaken. *»**h
naar de
Hy gaat de Battery en fchanflen zelf bezien; krygs-
__ zaaie»i
Op dat men vaardig zy om Vrankryk 't hooft te bien;
En of het grof gefchut, geplant rond-om de wallen, Naar eifch gefchikt is om den vyand aan te vallen. Hy flaat naauwkeurig agt op 't kruidhuis, daar het loot, De donderbus, en't ftaal, bewaart werd voor den nood: En of men is voorzien van kogels, handgranaaten, En bomben, om geruft zig zelf op te verlaaten En op dat m' in den ftryd geen oorlogs tuig ontbeer% Indien men werd genoopt tot kryg en tegenweer. Zoo waakt myn Held voor't heil der zeeven vrye landen ; En elk wagt zyn geluk en zegen van zyn handen. Hy keert weer naar denHaag; zyn dierbare vorilin,^r5W
Gelyk een tedcre en getrouwe Gemaalin, ST/ Had naauw den wederkomft van haarenHeer vernomen, ru&-
Of vliegt hem te gemoet, met bly verwellekomen: De opregte min ftraalt haar ten vriend'lyke oogen uit; DtPrin. fes ter-
Verrukt op't zien van dees doorlugte Heldenfpruit.
Zy drukt hem in haar' arm ! o leeven van myn leeven! Wat hebbe ik lang verlangt om u deez' kus te geeven/ P 2 Dus
|
||||
n6 WILLEM DE IV.
|
|||||
Dus barft zy yv'rig uit. Nu ftreeft men zy, aan zy,
j^j Door dubble ryen van de haagfche Burgery, kmtvie- ^n komt weer in het Hof, daar alle de Edellieden fa Hof. Hunn' Prins den heufchen groet eerbiedig komen bieden, Maarkeer, myn Clio! weer naar 'tbloedigoorlogsveld, By 't buld'ren van 't kartouw, en woedent krygsgeweld; Doorzoek den woeften aart van Mavors heldenfpieren: Verzel de braaven, met hun dappre krygsbanteren: Zing, op een' wapentoon, hoe *t zugtent Ncderland Op 'twreetn? verzengtword door den fellen oorlogsbrand. Peh^' De Britfche Koning ruft het puik van zyne vlooten »>»grufirYQi onzen byftand uit, en doed het tal vergrooten vieyttti VanNeerlandsknegten, door een dappre legermagt: Mlt.
Zoo vond de vyand zig eerlang in 't naauw gebragt.
Men zag een' grooten hoop van zyne waterfloten,
ff*- Door't bulderent kartouw, in't grond'loos diep gefchoten ; ftormtm De Branders vloogen met hun zeilen in de lugt; En vrankryks zee volk, fneeft met deerelyk gezugt.
De maften dryven op het midden van de baaren,
Geflingert van het fchip, door 't woeden der gevaaren;
Dcrompen, door het loot doorboort metwond, opwond,
Verzinken fnel van vaart tot op den diepen grond:
Dog
|
|||||
V Y F D E B O E K. n7
Dog, washetpekel dus door't oorlogsvuur aan 't rooken,
't Veld zag die felle vlam ook niet te min ontftoken ; iMen deed een groot getal van kogels, groot, en kleen, Kardoezen, Bomben, en granaaten, ondereen, Weerkaatfen door de lugt; de krygsraad werd gefpannen;,* u De moed zweltinde borft van Neerlands ftrydb're mannen:aita 't Buigt alles naar den wil van 't vorfl'lyk Opperhooft, Van wiens beleit men zig niec weinig heil belooft. De franfche Vorft beveelt terflond zyn lelybenden ,f'^ra£0.
Om, met eengrootemagt, zig naarMaaflrigttewenden;J^ Dog Cumberland, de roem der Brittenlandfche kroon, *he*~ ° den naar
De Alcides van zyn' tyd, des grooten Georges Zoon,^"'"-
\Veet door zyn krygsverfland den vyand af te keeren. Men doed het ftaatfche heir by Herderen kampeeren,'* j£j
En had nu Wilre, en 't dorp Lavelden, flerk bezett' fZu." Met manfchap van den ftaat; en't krygszwaa rt ftreng ge wett, Om vrankryks Legermagt te konnen weerftand bieden: Een ed'le vlyt ontfteekt den moed der oorlogs lieden. De franfche Lodewyk trekt met zyn heir te veld;,
Om zyner Helden moed te fterken, by't gevveld Desnaderenden flryds; dus ziet men ftraks zyn knegten In aantogt, om ;t gefterkt Lavelden te bevegten, P 3 En
|
||||
itS W I L L E M D E I V.
En Wilre, en Vlittingen, te krygen in hun magt:
Debt- Men bood een' tegenweer, die niemant had verwagt: tavier
hied ten* Driewerven zegepraalt Vorfl: Lodewyk in 't flryden ;
tegen- Dnewerven mag zig weer de Batavier verblyden
In de overwinning; maar 't wangunftig oorlogslot Draaittot ons nadeel uit, en dryft op 't wreedft' den fpot Met onze braaven, die dog eind'lyk, naar veel blyken Van dapperheid, en moed,voor 's vyands magt bezwyken; Want, naar het bieden van een' grooten tegenftand, it plant- Geeft m' al die Plaatfen op, en ftelt z' in 's vyands hand:
Jen moc- * ' : ■
ten «/^Die dog een groot getal van ftrydbaare oorlogs knegten,
nogtham
over get- By deze zege, zag bezwyken onder 't vegten.
vet)'
De Veldheer van den Staat hoort nu het naar gerugt
Dier ys'lyke oorlogstwift; het deerelyk gezugt (deel, Klinkt hem op't wreedfte in't oor, daar hy met vly t, en oor- Het wyze hooft belaft met zorg, totNeerlands voordeel; Terwyl zyn boezem in een' heeten yver gloeit, Om 't zinkent Leeuwendaal, door kryg, helaas / vermoeit, > Te (laaken uit een' poel van buld'rende gevaaren. ht* Het binnenlandfch krakeel is riaauw'lyks aan 't bedaaren, krygs-
(rated Oft hevig krygsgewoel ryft langs hoe hooger op:
ryftmter D
enneer Dq woede van Belloon klimt in den hoogften top.
De
|
||||
VYFDE B O E K. n9
De firenge Moordzugt zwerft door al de Nedcrlanden ;
Men ziet nu wyd, en zyd,'t onzaaligkrygsvuur branden; Dit vaur onfteekt eerlang de vreegezinde borfl, En 't moedig ingewant van myn' beminden Vorft; Hy gort het harnas om, het krygszwaard aan de zyde; DePrins En maakt, door moed geperft, zlg zelf gereed ten ftryde. 3^- De Vryheid, nat befchreit om haaren veegen flaat, )hydl<n Beeft, als zy % opzet hoort van haaren Toeverlaat. heeid ry'
Bekommert, en benaauwt, geprangt door duizent vreezen, hve'£
Terwyl de doodverw is gefehildert op haar weezen; 0?ze; ' Vliegt zy, door drift gezweept, in de ar men van haar' Held: Nooit was haar ziel zoo fel als op deez' ftond beknelt. MynSchutsheer/ (barft zy uit) Maar, ach, de traanen beeken Verfmelten haare ftem en ftuiten haar in 't fpreeken; Dan eind'lykgaat zy voort, helaas/ wat vergtge my/ tHj-meekt Moet ik u bloot zien aan Be.llona's razerny! tlTzTi- Bedenk, bedenk, myn Vorft! dat Neerlands vrye ftaaten^^
Aan U 't beftier van't land alleen bevolen laaten: gjjj*£ De ruft en't heil van 't volk eifcht daaglyks uw gezag;
En, zoogyftreeft te veld, ik zie myn'laatftendag Gebooren; laat, oPrins/ myn fmeekenu beweegen / (Zoo fpreekt de Maagtde drift van haar befchermer tegen.) Nog
|
||||
W1LLEM D E IV.
|
|||||||
120
|
|||||||
Nog vergt van u te regt de onkwetsb're huwlyksband,
Waar aan g' uw leeven hebt voor 't egtaltaar verpand, En uw beminn'Iyk krooft, dat g' uit uw Here zinnen tueike Dieh dapp'ren oorlogs luft zult bannen, en verwinnen. redentn . "
h«ar De binnenlandfche ruft van ?t zinkent Nederland
aaar toe
bewee- Hangt van uw zorgen at: uw raad, uw wys verftand,
In 't wigtig flaatsbeftuur,belooft m' een' dierb'ren zegen: Dus ftaa mynbede, en klagt, o Vorft/ niet langer tegen! Hier eindigt de edle Maagt haar' treurtoon: en't geween Dringt door het binnenfl' van's Helds tedren boezem heen; DeHei^n> diep getroffen door haar droeve jammer klagten, 1"-^£'"Bant hy de krygsdrift voor een' tyd uit zyn gedagten. hj£rel' Hy geeft haar nieu wen moed, en bied haar vriend'lyk aan, weder. Qm tot $en iaatften nood haar altoos by te ftaan. fire eft x J
g» Zoo moeft de dapp're Vorft zyn krygsdrift wederftree ven,
*'&. Om dees bedrukte Maagt haar' luifter weer te geeven/ (hal
De Gantfch Neerland beeft van fchrik; de Graaf van Lowent-
va tM Trekt, met een' grooten hoop van krygsvolk, voor den wal
trlh " Van een vermaarde Stad, wier onverwinb're muuren
T^^Gegrondveft fcheenen om alle eeuwen te verduuren:
I'eHop"Een vefting, die'tgevaar kloekmoedig't hooftmogtbieo,
Zoom En die haar' vyand flout mogt onder de oogen zien :
Een
|
|||||||
/
|
|||||||
V Y F D E B O E K. 121
Een ftad, daar Nederland al zyne hoop op bouwde,
En die men voor 't gevaar onwinnelyk befchouwde
\ Was Bergen op den Zoom, een veiling, welkers naam
Door gantfch de werreld zweeft op wieken van de Faam.
Hier moeftg', 6 Krygs- Voogdes/ al uwe magt befteden,^'^
|
|||||||||||
een aan~
vang : en de |
|||||||||||
Om moed te ontfteken in de ftrydende geleden.
|
|||||||||||
De wapenftorm breekt los; men dondert op den muur^w
Van Neerlands wonderftad, met een vervaarlyk vuur. J^J1 De loopgraav' opcnt zig; de zwaveldampen rooken; muHT"' De lugt flaat als in vlam, door't oorlogsvuur ontftooken: jjjjjjj Dewal, rondsom beplant metzwanger krygsmetaal, g/ardgereit "Ontfangt den Vyand met een doodelyk onthaal: *$<» Menzengtzyn'grooten moed aan't vuurderhandgranaaten;
Of doet hem door 't kartouw het veege leeven laaten: pr;s Men fmyt de kogels hem in 't woedent aangezigt; *2L En't loot vliegt door de lugt, gelyk een' blixemfchigt. %ft"tm
Prins Hilbourghaufen, vol van ed'len moed in ?t ftryden,jj$*2 EnHeffenphilipsthal, deroem van hunne tyden, «2.»*i Ziet m' in het midden van die oorlogs zwarigheen, *ad%
Als Herculeffen, aan het hooft der benden treen. vuur'
Men flegt de loopgraav', door de franfche pas ontflooten.
Tooren
De hooge toorentrans, door glo6nde donder-klooten f»rw.
Q Ge-
|
|||||||||||
jr\
|
|||||||||||
m W I L L E M D E I V. T
Getroffen, raakt in brand; Gods Kerkgeftigt verzengt,
Terwyl men 't heldenbloed met ruime maaten plengt. £'5t«Hetgrof gefchut, geplant op hooge batteryen, fcl?" Schroeit borftweer en banket, en blaakt van alle zyen: fiorm. Dq Stad fchynt nu herfchept in Etnaas zwavelpoel, En ieder fchrikt, en beeft, voor 't hevig krygsgewoel. -
|
||||||||||
Be
JCruid
|
||||||||||
Men werpt de bomben in de pas gebouwde fchuuren,
|
||||||||||
%*£** Geladen met franfch kruid, en jaagt door't ys'lyk vuuren
jffi Het alles in de lugt: de fchrikkelyke flag ?"£* Klinkt gantfch Europa door, als wierd de groote dag, hgtge- £)ie eens $ onmeetbre kloot uithaaren as zal rukken, Jlaagen.
Gebooren; wyd, en zyd, verfpreiden zig de ftukken
jiukk'm Van't uitgebarften tuig: hier ziet m' een groot getal 7e»Pz'g Van blauwe kogels neer geworpen op den wal: JJJf,*e" Daar ziet men het Rondeel bezaait met handgranaaten, v milk Gefchikt om Neerlands volk het leeven te doen laaten: J3r'~ te s vyan^s heir zag zig, door't yfelyk geweld ■veriies j)es feuen yuurdreuns, in een' flegten flaat geftelt. - brengt. £yn tenten, om de ftad geplant, en neergeflaagen, Bevond m' in ftukken van de plaatfen afgedraagen.
Hier lag een romp, waar uit de ziel reets was verhuift;
Daar zag m' een menigte van beenderen vergruift.
En
|
||||||||||
^.JUUaM "■*
|
||||||||||
, VYFDE BOEK. 123
En't franfche heir moefl zulks met groot verlies bekoopen:
Die zet vorft Lodewyk de deur tot wraakzugt open.
Men ftormtnu feller op den fterk gebouwden muur; (vuur,
Maar Cronftrom, nooit vervaart voor 't blaakent oorlogs
Weet door zyn' grooten moed zyn knegten aan te fpooren, H*u
En laat in't hevigft van't gevegt aldus zig hooren; pL
Vegt, vegt, 6 Mannen! bied ftandvaftig tegenweer: $££
Houdmoed,verwtrftuw'Naam een eeuwigduurende eer.t*«'n
De gryze Generaal had naauw dit woord gefprooken,
Of yder voelt den moed in zyne borft ontftooken.
Men ftaat als leeuwen pal -, de franfche Lowenthal
Spreekt dus zyn benden toe, al ftormende op den wal:
Vaart voort, O Helden/ eer Apolzyn goude ftraalen
In 't fchuiment pekel van de zee zal onderhaalen,
En moede in Thetis arm verzinken in het weft,
Moet ik my meefter zien van dees vermaarde veil!
De wallen dreunen op dat woort aan alle zyden; m&A
Nooit zag men zoo verwoed en fel een ftad beftryden:- le»Jer
Het all' vernielent loot vliegt door den hoogen muur; JjJ*J"
En waar men de oogen wend men ziet een vreeflyk vuur, *?m ,.;
Gebraakt door't krygsmetaal: de droeve, burgers beeven,
Uit vrees dat zig de veft zal moeten overgeeven.
* 0.2 Een
|
||||
124 WILLEM D E TV.
en te» Een yfelyke kreet verfpreit zig door de lugt,
kreet En yder word op 't hoogft voor *t naakent lot bedugt.
■verfpreil J r a °
v> /W«De maagden zwerven bleek en treurig langs de ftraaten>
Door druk gepynigt, fchoon geen droefheid hun kan baaten: De vrouwen, vlugtend', met hunn' zuigeling op d' arm, Doen ftraks de ontroerde ftad weergalmen van't gekarm: De traanen glyden neer langs blaauw befturve wangen. De bruid biyft in den arm van haaren minnaarhangen, En kufl hem voor bet laatft'; terwyl men't uur verwagt, Waar in den levens loop zal zyn ten eind gebragt. De dappre tegenftandder ftad noopt vrankryks benden
Om, zonder oorlogskans,of hoop, in 'tftryden teenden. Defra»-i)Q franfche krygsraad komt te zaamen in het veld,
irygt- En raadpleegt wat 'er nu beft dient in t werk geftelt;
komt te Een fchreeuwt 'er uit den hoop, men moet hierlift gebrur-
Zaamen:
Zoo zal men beft den trots derNederland'ren fnuiken. (ken:
en raad. Welaan men talm' niet lang, dewy! men dog de veft «***» Niet anders winnen kan, zoo vfnd men zig gepreft i/'t "*'Tat krygsverradery; wy moeten alles waagen, £u 'Wat ons de zege nog zou kunnen weg doen draagen. worden. £££ fpant het lelyvolk te zaamen om den wal Der fterke vefting, die X vernident krygsgeval
Steets
|
||||
VYFDE BOEK. 125
Steets dorft braveeren, methun woede te overftromen,
Bet 1yd met lang of't woord word vlytig naar gekoomen. De franfche veldmaarf chalk ,omd'aanflag, pas gefmeed,
Met fchyn te zien bekleen, hielt wel zyn heir gereed Voor't nad'rent krygslot, maar gebied zyne oorlogs magten, Om alle loosheid in dit opzet te betragten, En niet, of weinig, nu te fchieten op de ftad, Op dat de Batavier zyn oogmerk niet bevatt', En minder zorgen voed. De vrees geraakt aan 't vlugten, En elk verband eerlang zyn' angft en treurig dugten;. Maar op dien dag volgtflraks een yfelyken nagt. Verheft, o burgers! vry uw' doodfchen jammerklagt. Naau w was Apol met zyn karos in 't weft gezonken; De Zo»
zinkt
Naauw had hy 't viertal aan den yz'ren band geklonken;*» v
tuefteifr
De zilvre maan blonk, met een' vriendelyken glans,
Met duizent ftarren, aan den hoog verheeven trans. en je Of Lowenthal deed zyn ontzagchelyke benden, «*J1> Begunfligt door den nagtr ftii naar de vefling wendcnt trey
Het ftaatfche leger, door den fchyn in flaap gefuft, S38J* Hielt op de fterkte van hun krygsmagt ziggeruft,. "Lfting En zonder zorg, wanneer 't gevaar begon te ontwaaken;"*^ ?t Alarm klinkt door de ftad; de dood beverwt dekaaken: Q.3 De:
|
|||||
m
|
|||||
126 WILLEM DE IV.
|
||||||||||
'f/l*rmDekrygsklaroen fleekt op; 'tgefchut braakt vlamop vlam,
klinkt
d^r de Waar op het franfche heir verwoed ter poorte in kwam,
terwyi Bera u, 6 Batavier / geef vry den moed verlooren / het {ran " . s a
fcb'e heirQ£\ z\e te dezer uur uw' laatflen flond gebooren;
ter poor-
te in Berg, berg u, zoo gy nog het zugtend Nederland, ende[iad\n het vervolg, tragt te bevryden met uw hand!
" VlugtjHeffenphilipsthal/ vlugt,Cronftrom/ berg uw leeven,
Men mag zig aan't gevaar niet nood'Ioos overgeeven, Indien men 't kan ontgaan; de gryze Held fpoeit voort; En vlugt, met tegenzin, door de Steenbergfe poort, En bergt zoo't moedig lyf, reets afgeflooft door't ftryden, De Hei- £n 2Wak van ouderdom; o droevigfte aller tyden /
den ver- ° J
vjeeren prins Heffenphilipsthal, en Evertfen, om ftryd,
per, en Betoonen, fchoon vergeefs, hun dapperheid envlyt: |
||||||||||
over-
|
||||||||||
tuinnen Deal-om beroemdeDeutz, aan'thooft vanzyn banieren,
veele
v*»Je Dringt fpeer en beukelaar door 's vyands woefle fpieren
franfche
bcnden. En ftort 'er veelen vol van moed, meteigen hand;
Gelyk een' Hercules, ter neder in het zand.
s'een. Menftaatvoor'svyands magtals leeuwen,zonder wyken,
firailh En de Steenbergfe ftraat word digt bezaait met lyken.
fript Prms Heffenphilipsthal, geftyft door woede, en kragt,
TenL)' Verwint een groot getal van franfche legermagt,
En
|
||||||||||
VYFDE B O E K. 127
En dryft hun menigwerf al ftrydend rugwaarts heenen:
De kogels vliegen door de lugt, als hagelfteenen:
O yfelyk toneel / de ftad zwemt in een zee
Van drabbig heldenbloet; een ziel verfchrikkent wee
Verfpreid zig wyd, en zyd; de burgerfchaaren zweeven
Al kermend langs de ftraat, en wagten aan hun leeven
Een deerlyk einde; moord, en wreede tiranny,.
Is nu 't onzaalig lot van Bergens burgery.
Men ziet eerlang de vefl herfchept in puin en fleenen; iefttrh
7t Gewrogt der bouw orde is op 't oogenblik verdweenen , word in
Men fleekt de wooningen in brand; of ramt ze neer, vlran-
Met een verwoed geweld, door beukelaar en fpeer.
Zoo zag men eene flad, die 't oorlog dorft braveeren,
Door't woedend vuur verraft,in rook en puin verteeren/
Hoe bly kldnk deeze maar vorft Lodewyk in 't oor!
Hoe heug'lyk kwam hem zulk eene overwinning voor!
Veel flerktens kwamen hem nu mede nog in handen: Vwfi
Men hoort een' naaren kreet dooral de Nederlanden, «***
Op 't wreed verbreiden van dit yfelyk gerugt;
En elk word meer en meer voor't krygskrakeel bedugt. hmdt*.
Gradivus bruit verwoed, en doet in de ingewanden
Van zyn begunftigers het twUtvuur feller branden.
De
|
||||
WILLEM D E IV.
|
||||||||||
128
|
||||||||||
De ftryd groeit vrees'lyk aan, en dreigt het gantfche Land
Te doen verzwelgen door dien wreeden oorlogsbrand. |
||||||||||
Einde van het vyfde Boek.
|
||||||||||
WILLEM DE IV.
ZESDE BOEK.
I N H O U D.
IT
X Aet boog Stadhouderfchap, PhVmWillem opgedragen,
Word erjelyk verklaart door Neer lands ivyzen Staat:
Men pry ft dit groots bejluit, met een gewenfcht bebaagen; Latona's zoon vcrryjl, met blydfcbap op 't gelaat,
En vol nieusgierigbeid, uit Thetis zilte baaren , Om Najjauws tiveede Telg bet eer/le licht te MSn.
De woede van Belloon raakt eind'lyk aan 't bedaaren: De Free daalt neder, om dien kleinen Prins te zien.
Men hoort nu nergens meer de krygskartouiven kraaken; DeJVelvaart leeft op nieuw, de heljche Tweedragt vlied:
Men ziet nu 't zwavelvuur nict dan van vreugde blaakcn; Maar, acb! de dood, die deugt, nog moed,nog magt, ontziet,
Doet Najfauws Ed'len Held voor zyne woede bukken, En [tort dus Neirland in een zee van ongelukken. aauw was het krygsallarm dus hoog in top
geftegen,
Of Neerlands wyze Staat, naar ernftig over- weegen,
Vond goed, de Vryheid, en haar duur verkregen erf, Tot in alle eeuwen te befchermen voor 't bederf: R Men
|
||||
i3o WILL EM DE IV.
Men heeft hiertoe een' Held, een' Opperhooft van nooden,
Dus roept men al den raad by een, en nood de Goden Van 't Land te zaamen, om, met wyzelyk beleid, Te zorgen voor elks nut, en heil, en zekerheid. SuSou'*" Stadhouderlyk gezag, 's lands veldheer opgedragen, dtrftbap Word door de Hoofden, met een algemeen behaagen, erfeiyk Voor eeuwig toegewyd aan 't vorftelyk geflagt, <oer*
Mmm Van dien beroemden Held, die maar,gantfch onverwagt,
Klonk ras door 't ruime rond; men zag aan alle kanten Nu weer d' oranje vlag op 't hoogfl: der toorens planten, De liefde en't heufch ontzag voor dien volmaakten Vorfl;, Op 't allerdiepfte reets gewortelt in elks borft, Kr eeg meer en meerder kragt; de muitzugt werd verdre ven: En de eendragt fchynt op nieuw door gantfch Euroop te Wernoegen groeit, door een'zoozegenry ken tyd, (leeven. En bant dezorgen, door den fellen oorlogsftryd Geteelt in elks gemoed, ter vlugt uit de gedagten: Men fchynt nu niet dan heil en voorfpoed te verwagteri. VHtf Juicb nu, 6 Nederland / want's hemels gunft ontwaalct;
Vreeft nu geen rampen, fchoon het krygsvuur brand en De grootfte dag word haaft tot uw geluk gebooren: (blaakt, De Alaeeg'naar zal ia't einduw, bede, en wenfcb verhooren. All'
|
|||||
m
|
|||||
1T"~
|
|||||
ZESDE BOEK.' 131
AH' wat op aard is lag in diepen flaap gefuft,
Apol> in Thetis arm gezonken, fliep geruft, gn was nog niet gereed om op zyn' gouden wagen ?t Alvoedend morgenligt den fterv'ling aan te draagen. Men hoorde geen gefchreeuw van trommel of trompet; Mars zag zyn wapentuig verworpen of verplet Maar niemant fcheen 't geluk nog zoo naby te wagten. O aangermame tyd! 6 zaligfte aller nagten! Gy, die een wondertelg aan ons hebt meegedeelt, Vergun dat zig myn Nimph nog. met uw glory ftreelt! Voordatde roorgenzon nu blonk aan'shemels transfen,
En met haar gloejent root, vol fchitterende glansfen,
ft Heel-al beftraalde, rees de lieve vreugde Zon
Van Nederlands geluk uit de oniiitputbre bron
Vans 'sHemels gunil:de galm blaaft ftraks elk een in de ooren
Nu is de heldenfpruit, nu is de Telg gebooren, Gehm*
Waarom d'Alzeeg'naar door 's lands zugtende algemeen,>Kg/»
Met zoo veel vuurigheid, reets lang wierd aangebeen.y?^*-
De blyde maar werd ras de werreld rond gedraagen;
Menhoort nu wyd,en zyd,niet dan van vreugtgewagen,
De zaalen dreunen van al 't volk, dat, met ontzag, Froiyke
Hun wenfchen komen bien aan 't Hof. de blyde dag Utrtmr
R 2 Kwam *'/***<■
|
|||||
132 W1LLEM DE IV.
|
||||||
Kwam, vol nieuwsgierigheid,'theel-al met glans beftraalen;
Men zag de vreugde vaan van top en tooren praalen. Prim 'sLandsSchutsheer krtielt ter zy,de deugt flraalt uit zyn oog; kn'teh en Hy fluurt zyn dankbaarheid met eerbied naar om hoog: dtn He- 'kZie, fpreekt hy, met de vreugt gefchildert op zyn wezen, zuik eenO groote Heerfcher! hoe myn fmeekingen, voor deezen zege* Zoo menigwerf geftort voor uw' gedugten troon, Verhoort zyn; gy verleent my,op myn bede, een'Zoon,
Die 'k wenfch dat fleets de deugt,gunt gy hem tyd van leven, Zal houden in het diepft' van zyne borft gefchreeven, En die, 6 Schepper! als een werktuig in uw hand, Als my de ziel ontglipt, tot heil van Nederland, Ten nut van kerk, en ftaat, en regt, zal blyven waaken: Ach/ laat de wysheid hem fleets ftrekken tot een baken. Elk pryfl: d' Almagtigen nu voor dien zegening:
Gantfch Neerland juigt van vreugt in die verandering. De klokken brommen van het hoogfte van den tooren; 5t Metaal laat zig uit vreugt aan alle zyden hooren ; ^'eu t En, waar men zig begeeft, de blydfchap van 't gemeen "m%i Is onbefchryfelyk op 't land, en in de fleen. Tct'yfe- ^e .^raaten 2Yn verfiert; menziet de zwaveldampen, ₯■ Nu niet door krygsgeweld, of dond'rende oorlogs rampen; Geteelt
|
||||||
ZE S D E BOEK. 133
Geteelt, maar door de vreugt, verfpreiden in de lugt:
Het blinkent handgeweer, met ftuivent kruid bevrugt, Gecft telkens flag,op flag;de vuurpylklimt naar booven, En daalt weer neder om zyn vonken uit te dooven. Naauw is die grooteMaar door Leeuwendaal verfpreid,
Of de edle Vree, bemint om haar zagtzinnigheid, Daalt op een koets, bepronkt met flonkerdiamanten, Decree- Op't lagchend aardryk neer; men hoort aan alle kanten ftty**, Dees aangenaame taal, die vloeide van haar tong, En tot in 't binnenft van elks hart en boezem drong. Pas was de heil'ge galm my in het oor geklonken, $ DatNeerlandmeteen telgvanNafTauwwerdbefchonken, Of 'k fleeg ter wolken uit, om 't vorfl'lyk Kint te zien, om den ■ vor/iely-
En hem myn eeuw'ge gunft en vriendfchap aan te bien:^ T*H
te aan-
,, LanghoordeikinEuroop,gefchoktdooroorlogswonderen,/^»a-
wen.
» Met een beklemtgemoed de krygskartouwen donderen;
>, Maar nu dagt ik, 't is tyd om met myn eige hand
« Den gloet te bluflchen van dien yfelyken brand: (gen
» Belloon heeft reets telang geheerfcht;haarkrygsvermo-
» Heeft uit; 'k wil langer nu haar woede niet gedoogen!
Berg, berg, 6Krygsvoogdes/ uw wapentuig enfpeer,
»En buig, met diep ontzag, voor Friso's voeten neer/
R 3 v Treed
|
||||
i34 W I L L E M D E I V.
Treed nu, 6 Helden / niet aan *t hoofc van uw banieren;
Maar helpt,op myne komft/s lands grooten heildag vieren. Dingt, dingt nu langer niet naar bloedige eere palm; Blaaft op den k'rygsklaroen nu liefft den vreedegalm! Zwigt, norfe tweedragt/ met uwe fchrikkelykefpooken, Naar'tbinnenft'van de hel: het vrede vuur,ontftooken » DoorWiLLEMFmso's hand, verzengfuw koutgemoed: ,, Vlugt,vlugt,vooreeuwig,wantdekrygHeeft uitgewoed. Grsdi- Gradivus ziet zyn' helm gekneufl in duizent ftukken, vus moet
voor ha- En moet, hoe dol van fpyt, voor myne voeten bukken.
revoeten
huifou. Op't wenken van myn oog: de Maagt van Nederland
» Krygt een nieuw leven, door het bluflchen van dien brand.
» De landman zal zyn vee weer door de velden jaagen;
En vrugt,met nieuwen luft, van weligeakkers draagen,
Door't buld'rent krygsgerugt niet meer tot vreesgeprefl;
» Zoo ftreeP de voorfpoed weer 't Batavifche geweft!
De braaveRynhert, niet bezorgt voor krygsgevaaren,
Verfiert zyn' groenen hoed met vette oly venblaaren;
En dreunt, terwyl Auroor de dagpoore open fluit,
Den lieven vredezang op zyne herdersfluit.
Lucinde, en Digtlief, door de trouw te zaam verbonden,
Zyn door die vrolykheid mee veldewaarts gezonden,
' Gevolgt
|
||||
Z E S D E B O E K. , 135
Gevolgt van al de Jeugt van 't omgelegen Land,
En danfen op den toon der vrede hand aan hand. Men heft een vrolyk lied voor Willem van Oranje; En zingt ter eeren van de Rykstelg van Brittanje: Roept Carolina's lof met voile monden uit; Of blaaft een' eeregalm voor Willems jongfte Spruit. De vree fchyntboumans vlyt op nieuw als op te wekkefi,
Om aan 't getelde vee tot hoeder te verftrekken. De zorgen vlieden voor de vfiendelyke ruft y De voorfpoed fchept al-om een' aangenaamen luft:# Dt Wt{_ De velden,nog200korts beftooktdoor de oorlogsvonken,^"// Zyn nu door vrouw Natuur met overvloed befchonken :jj jj 't Smaakt all' de lievegunft der zagt ge-aarde vrel; w'*- En'czwaart,nog heet van moord,raaktweder in de fchee. Men ziet het goudgeel graan, en de andre veldgewaflen, Nu niet verdrinken in een'ftroom van purpre plaflen: De fchuuren worden tot de toppen vol gelaan: De kas, reets leeg getelt, groeit van de winften aan.* DeKoopgod word op nieuw weer op den troon verheven, Htugly En krygt bevryd van zorg terflond een ander leeven. /ei7Jm' Zwaait ftraks als heerfcher weer zyn' opgeheeven' ftaf ,**"*' En wagt de hulde van vier werreld deelen a£ De
|
||||
i36 W I L L E M D E I V.
De god des oorlogs, moe van't ftooken van de vonken,
Legt nil in Venus arm geruft ter neer gezonken: Zyn wapentuig en fpeer, met heldenbloed begruift, Heeft hy voor eeuwig nu geworpen uit de vuift. De Maar vliegt in het rond, men laat de krygstf ompetten,
Door 't oorlogskreet vermoeit, op blyde toonen zetten: De krygsgalm dondert nu tot een bewys van vreugt, Die nimmer hooger klom ,zoo ver 'teen' menfch geheugt 't Is ras vergeeten hoe gantfch Neerland dreunde en kraakte, Toen't heillooskrygsvuurzoovol woedejbrande enblaakte: En hoe de blixem van't kartouw ftoof door de lugt: De welvaart dryft den ramp en 't onheil op de vlugt: Het krygsvuur is gebluft, en 't vredeligt ontftooken: De zee zal nu niet meer van heete vlammen rooken. Men zal weer eenen trits zeefloten, flerk gebouwt>, Van de een naarde andre kuft, zien fluiven over't zout,■ Om Nederland,door een'roemrugtig handeldryven, Met vremde fchatten in de koopmanfchap te ftyven., De voorfpoed fpelt aan elk, met een verheugt gelaat, Een aangenamer tyd, en vergenoegder ftaat. Aamoe- Wys my, 6 Phebus! nu olyven en lauwrieren, '** Om 't wys ftaatkundig hooft van mynen held te fieren: Hy
|
||||
ZESDEBOEK. 137
Hy, die de Vree heeft uit den doodflaap opgewekt,
Eifcht dat men zyne kruin met eenen lof krans dekt.
Nu ziet men overal de vreugdevuuren blaaken,
En 't buld'rend krygsgefchut een' drang van vlammen
braaken.
Men zend den vuurpyl, ryk van glanfen, naarde lugt, En oogt, zoo lang men kan, hem naa in zyne vlugt. De zwermpot barft van een, en geeft ontelb're flagen; Vrtugie Men ziet de lugtbal naar den hoogen hemel jaagcn: *,*,. Het vuur vereent zig met het vloeibaar element.; ^/ Het is thans Vrede , daar 's geen vyandfchap bekent: g₯"gt' De waterkaarfen ziet men branden op de ftroomen, Die zig uit grooter gunft in hunnen vaart betoomen: De vonken vliegen uit de plaflen naar om hoog, Enfchaffen door hunn' glans een zoet vermaak aan'toog. Men ziet alom de flraat met eerepoorten praalen, Omde ed'le vreugt,die ons de vree brengt, in te haalen; Terwyl de Stad weergalmt van 't juichend feeftgeluit. De pekton gloeit, en blaaft zyn heete vlammen uit: De bruine duifternis moet voor de toortfen zwigten: De huizen glimmen door een menigte van ligten. 's Lands Heilbezorger, door die blydfchap aangefpoort,
Terwyl by wyd, enzyd, zyn1 lof verbreiden hoort, |
||||
133 W I L L E M D E I V.
DiStad.En hoe een yder hem bemint, en is genegen,
bZelft Begeeft zig door den Haag, langs de opgepropte wegen,
ZyncGi'e-Met zyne Gemaalin, otn 't bly gewoel te zien.
ZfLNu ftreeft de vreugt in top, by groote en kleene lien.
"m'dl Het Hof dreunt van't muzyk; de vrede toonen klinken.
Tellt Zo° ras men S°d APo1 z}et in het pekel zinken.
Jwen. ^*en khenkt de bekers in, en leegt ze tot den grond,
Ter eeren van de Vree, gezeten in het rond; Enwenfchtden wyzenVorfWaar doormen zulk een'zegen, Van's Hemels milde gunft, op't heuglykft heeft verkregen, Een langen leeftyd toe, op dat hy door zyn' raad Nog langeen'Schutsheerblyv'voorNeerlands vryenftaat: En dat zyn dierb're Vrouw, die paerel der Vorftinnen, Zoo vriendelyk,zoo heufch,zoo rein,zoo trouw in't minnen, Die door haar kuifch geftreel zyn zorgen fleets verpooft, Nog lang, met hem,verftrekk' ten voorbeelt van haar krooft, Zoo doet myn vroomeHeld alom de ruft ontwaaken;
De Godsdienft mag nu weer zyn heilige offers blaaken, En onbezorgt zig zelf herftellen in de ruft; Myn Will em heeft het vuur des oorlogs uitgebluft. Hy blyft altoos bevryd van 't woen der krygsgevaarcn: En de yverleeft op nieuw by NeerlandsChriftenfchaaren Elk
|
||||
Z E S D E B O E K. 130
Elk toont nu liefde en trouw voor zynen Vorfl en Heer:
DuS wint d'Oranje Held eene eeuwigduurende eer , Die eens den Nazaat zal met lof in de ooren klinken: 6 Ja/ zyn Naam zal fleets met guide lett'ren blinken. Hyflaaft,enzwoegt, enploegt,tennutvan't Vaderland;
'tBoogtalles op de hulp van zyn volmaakt verfland. De vorfl'lyke Anna, ora zyn' arbeid te verzagten, Bant door haar tedre min de zorg uit zyn gedagten; Of onderfchraagt hem in het wigtig Staatsbeftuur, Terwyl haar boezem gloeit van loflyk yvervuur. Als nu godPhebus ligt in't weflen neergezonken,
Naar dat hy 't ruim heel-al heeft met zyn' glans befchonken, En zig in de armen vleit van Thetis, zyne bruid; Alshy, het waaken moe, de flaap'rige oogen fluit; Dan legt de Oranje Zon, naar dat hy door zyn ftraalen Een' gloed van zegen deed op Neerland nederdaalen, Gedooken in den arm van't Britfche Ryksjuweel: Daar ftoort hem in zyn ruft geen bloedig krygskrakeel. De flaapkoets is bepronkt met flonk'rende fafieren; Terwyl de deugden langs de hooffchebedfpond'zwieren; Zy waaken voor het heil van Anna, en haar' Held; En houden 't vorft'lyk Paar fleets in hun magt beknelt. S 2 Nu
|
||||
140 WILLEM DE IV.
Nu klimt de morgenzon, met nieuw gebooren glanfen,
Uit Nereus pekelplas, en gloeit aan de ooflertranfen: De fchaduw krimtin een: de dagtoorts glimt en blaakt; En Willem , door't belang van't land gewekt, ontwaakt. De BritfcheKroonprinfes ontfluit haar vriend'lyke oogen; Zy ziet haar' waarden Heer naauw aan den flaap onttoogen, Of z'opent met een' reeks van wenfchen haaren mond; Des hemels gunft verzell' deez' blyden morgenftond / Zoo fpreekt z\ Een groote deep dienft-vaardigeEdellieden, Zyn nu bereid om hun den morgengroet te bieden. HetPaar, verryzende als de purpre dageraad, Spreid op hun komft een'gloed vanvreugtopelksgelaat. Het vergenoegen heerfcht by al de ftaatjongvrouwen, Zoo ras 't hun geoorlooft is om haar Prinfes te aanfchouwen. /^yyk'Een vuur van goedheid blinktuit Anna's zagt gezigt, iZi**' En elk gevoelt een' ftraal van dat betov'rend ligt. tj v** Een heilzaame artfeny vloeit van haar reine lippen, fff*? Als zy flegts maar een woord daar af laat heenenglippen: Ho<>g- Ja yder, die haar taal en wyze red'nen hoort, beta:
v>a«r Word tot de min van deugt, en wysheid, aangefpoort.
dour
ydcr tot Zoo kan z' een voorbeelt aan haar lieve telgen ftrekken,
dcttPt
word a//-Die daag'lyks meerder nut uit haar orakels trekken.
Vmk. Zie |
||||
Z E S D E B O E K. 141
Zie Carolina, daar z' in 't eelfle van haar jeugt
Door Anna's zorgen word gekoeftert van de deugt, hz°»
tier de
De guide leffen van haar wyze lippen leezen: (zen. **»**-
Zoo word verftand vereent, met fchoonheid nooit volpre- Mima. Terwyl de kleine Prins, Vorfl Willems jongfte fpruit, De Jen- CJ P / >' f W f
Om's Moeders lieven hals de tedere armpjes iluit. n*fk*fl
6 Ziel verrukkend krooft/ 6 dierb're huw'lyks panden! J£.
Wat fpelt g' een' zegen aan de vrye Nederlanden! Mol'fr. Maar, ach/ wyl nu de vreugt zoo heufch de harten flreelt ;
Terwyl de welvaart niet dan vergenoegen teelt, Barfl de onverzaad'bre dood uit zyne nagtfpelonken; Hy fpoeit naar 't Britfche Ryk,met de uitgeteerde fchonken, En dringt in'sKonings Hof; nog deugt,nog moed,nogmagt, Blyft voor zyn' haat bevryd; een doodfche jammerklagt Verfpreid zig door de lugt, en laat zig rond-om hooren: De Faam, met rouw bekleed, blaaft yder ftraks in de oorcn, Met een bedrukt gelaat, dat Georges oudfte Zoon, z><w Een Prins vol ed'le deugt, de roem der BritfcheKroon,p**w/**
O yfelyk geval! in 't midden van zyn dagen, , Wallet. WylEng'landbeeft van fchrik,werdnaar het grafgedraagen,
Maar ach! die wreede ramp voorfpelt nog grooter druk / Beef, beef, 6 Nederland/ voor't nad'rend ongeluk. S 3 De
|
|||
142 WILLEM DE IV.
it ZM- De zaalen van het Hof zyn nu met rouw omtoogen:
mu Devreugt,op'tzienvan zulkeenfchouwfpel, is vervloogen. hangen. Dog naauw'lyk wifcht de tyd de droefheid uit het hart, Of'twreede lot bereidnog vreefelyker fmart.
«»ir»f-Een ys'lyk voorfpook zwerft door al de Nederlanden; - fp%k De dood woelt om, en om, en knarft op zyne tanden: door de Zyn hongerige kift is nog niet gantfch voidaan: Unit*. Hy moet ,tot Neerlands fchrik, nog weer iet wreeds beftaan. Kon, dagt hy, Georges kroofl zyn magt niet wederflreeven, Hy moeft nog eenen Prins berooven van het leeven. MynHeld,mynWiLLEM,die,tot voordeel van denStaat*
Nu dag, op dag, het hoofd met zorgen overlaad,- Ziet naauw het bly gevolg van zyn beflier ontwaaken, En hoe zig yder in de welvaart mogt vermaaken; Oft wyze hooft, vermoeit door al te zwaaren laft, 'sLand Word door de zwakheid, ziekte, en pynen, aangetaft. h'uier Een trits van Artfen, in geneeskonfl wel bedreven, zig*i» Vind zig op't hoogft gelaft om voor dit dierbaar leeven "wsk- Te zorgen zoo 't behoort: een yder fchrikt, en beeft: tetjiaat ,f jg nu o£ ^ ^en moe(j g^^i verlooren geeft. mimt. 6 Rykftad Aaken (die, zoo lang de zon zal gloeijen,
png' De Faam door 't melden van uw glory znlt vermoeijen,
Om
|
||||
Z E S D E B O E K. 143
Om dat de vreede, voor ons Leeuwendaal zoo duur
Gekogt, beveftigt wierd in uw' verheeven muur: 't Voegt u, voor eeuwig, roem te draagen op dicn zegen! Maar denk, 6 Stad/ door wien hebt gy dien roem verkregen/ Het is d'Oranje Held, die, door zyn groot verfland, De vree herleeven deed, tot heil van Nederland.) Bereid u, om dien vorfl: in uwen wal te ontfangen! Het is voor't laaft, deeze eer zultgy nooit weer erlangen! Hyzoekt geneezing, in uw bronnen, voor zyn kwaal: deWid Gun, gun, hem dan nog eens een vriendelyk onthaal. ^'iLr De vorfl'lyke Anna kuft haar' Heer vaar wel, op't fchei- f*eje * De hemel, fpreekt zy, wil u op uw' togt geleiden! (den ,^tfrl/.e En fpaare een leven, 6 beminnelyke Held/ " »^L/* |
||||||||||
Waar in gantfch Nederland zyn hoop en zegen flelt. f
|
van zy-
|
|||||||||
Hy wil u wederom in voor'gen ftaat herftellcn /
|
tie Ge-
|
|||||||||
maalin.
Zy zugt, en, ach! haar hart fchynt haar niets goets te fpellen.
Nu fpoeit's lands Schutsheer voort,maar ach! hy zalde
Der dood niet wederftaan; hy word met alle pragt ( kragt Ontfangen in de Stad : elk is als opgetoogen. De maan had naauw'lyks nog haar horens rond gebogen,keert
Of Willem , voortgezweept door liefde, en kuifche min, *?«■ *» ° * Hage te
Spoeit vol verlangen weer naar zyne Gemaalin: **g;
Zyn
|
||||||||||
i44 WILLEM DE IV.
en wordZyn aankomft fchept een'gloed van blydfchap op haar wan-
Sy. Zy blyft een'langen wyl hem in zyne armen hangen: (gen;
{>*$» Hy drukt een groot getal van kusjes op haar' mond.
*" Nu flaat hy 't vriend'lyk oog vol yver in het rond;
Hy ziet,verrukt van vreugt,zyn lieve huw'lykspanden: De fchoone Carolyn kuft vol van drift zyn handen: 't Genoegen ftraalt haar ter bekoorlyke oogen uit. VorflWiLLEM Karel gryptnu ook zynjongftefpruit ttitree. In de armen, om hem aan zyn teder hart te drukken:
(6'Dood/ zult g' aan dit Kint dien Vader dan ontrukken/) Vergun hem 't Ieven, die dees Telgen 't leven gaf! De lagjes glyden van de ted're kaakjes af; De Vader vangt ze met verrukking in zyn oogen. Maarach dedood,mettrouw,nog reinemin,bewogen,
Viiegt ftraks al brullende de hofpoort in, en uit: En, als de zwarte nagt de daggordynen fluit, Ziet m' een vervaarlyk fpook door al de zaalen dringen: Het dorgeraamte jaagt een' fchrik in de Edelingen: tfeiyh De ravens kraffen op de toppen van het Hof:
w»"/»De Nagtuilgilt, en viiegt de tranfen op en of:
Een naare kreet word door het hofgewelf gedreven;
Dat zelf de muuren flaan te fidd'ren en te beeven.
Stort
|
|||
I
|
|||||
ZESDE B OE K. 147
Buig onder 's Hemels wil, myn zegenfpellend Krooft
Zal u, in uwen ramp, verflrekken tot een' trooft:
Bewaar in uwezorg, Vorftin/ die lieve panden,
'kStel hun en't hoog beftiervanNeerland, in uw handen,
De Dood verbreektden bant, die ons 200 duur verbond;
Buig, buig voor eene magt, die gy niet wraaken kqnd;
En fchik u willig naar 't Almagtig welbehaagen;
"k Word door den dood flegts maar van myne zorg ontflagen.
Ik zie reets door een' drang van heilige Eng'len heen;
Zy daalen op een koets van wolken naar beneen,
Om, op Gods wil, myn ziel naar't hoog gewelf te brengen:
De een heeft een fakkel,om myn'levensdraad tezengen,
Die weder fpreid een' geur van wierook door de zaal,
En zend dees woorden uit twee Jippen van koraal.
i, De Vorft der Vorften heeft aan ons den laft gegeeven,
» Omu te voeren uit het zorgenvoedend leven,
Voor zyn'gedugten troon: de Telgen, uit uw bloed
» Gefprooten, zien u daar reets vrolyk te gemoed.
n Daar zult gy't zalig loon van alle uw deugden fmaaken,
Zou nu myn ziel niet naar die Hemelwelluft haaken!
Ik zie de Dood ftapt reets met ruime fchreden aan,
Trooft m , myn waarde Lief! het is met my gedaan /
T 2 Maar
|
|||||
Z E S D E B O E K. I45
Stort hu uw klagten uit, myn Clio! ween, ei ween; *?*«'J
En volg den treurtoon van de ontroerde Melpomeen!
UwHeldenveermoethier een deerlykfchouwfpel maalen!
En melden hoe's lands Zon met zyn vergoode flxaalen '
Verzinkt in 's werrelds nagt: zyn all' verkwikkend licht
Heeft u, tot op deez' florid, geflonkert in 't gezigt:
Gy moet eerlang dien gloed, die hemelvonken mrflchen;
Dog nooit zult gy zyn' roem uit uw gedagten wiffchen.
Wie waapent u met moed, om zulk een' zwaaren flag
Te konnen wederftaan ; en hoe kunt gy den dag *
Zien nad'ren, die u zal uw'braaven Held ontrukken!
Die ramp zal u,zoo'k vrees, te zwaar op't harte drukken.
Maar gy verzelde alom zyn vorflelyke zy:
Welaari gryp moed, en blyf tot in den dood hem by.
De middagzon verfpreid haar bleek befturven'glanfen
Nu naauw op't aardryk neer; de ruime hemeltranfen
Zyn overtrokken met een donkere onweerswolk.
De buien klimmen uit hun aakeligen kolk;
De Starren glimmen niet, maar Tchynen zelf te treuren:
De zilvreMaan durft naauw het hooft terzee uit beuren;
'tisgeen Endimeon die haar, in Latmus woud,
Nu in de ftrikken van de min gevangen ^oud:
T Geen
|
||||
148 W I L L E M D E I V.
Maar laat ik ook myn Krooft nog eens in de armen drukkefy
Eer my de Dood zal uit dit aardfche leven rukken! JePrh ^om ^GT myn Carolyn / roemwaardig onderpand,
Jl'£aro~ Van myn volmaakte trouw, 6 vreugd van Nederland!
Kus voor den laatften keer uw's Vaders veege lippen; Gy zult eerlang zyn ziel zien uit haar' kerker glippen.. Volg, volg de leffen van uw wyze Moeder op; Zoo reize Neerlands heil met uw geluk in top i Laat fleets de Wysheid en de Godsvrugt uwe zeden Beftieren; vocg de deugt by uw bekoorlykheden ; Zoo klinke uw Naam, met lof, van't weften tot aan'toofh en ten Strek, flrek uw Moeder, naar myn fterven, tot een'trooft.
JP%Z Mynteer beminde Zoon, oWellutt van myn leven.'
Laat ik u voor het laatft' ook mynen zegen geeven: 'k Had wel gewenfcht, dat ik 't geluk had mogen zien; Cm uwe tedre jeugt myn leffen aan te bien; Dog't is Gods wil,en 't voegt ons niet dien te weerfpreeken; 'k Weet ook, het zal u nooit aan goede zorg ontbreeken, Zoo langdeHemel mynVorflin het leven geeft: En 'k zie dat reets de deugt in uwen boezem leeft; Dit fchaft m'een zoete hoop. Leef lang,bemin de vrede, En hou zoo lang gy kunt het krygszwaart in de fchede.
Erf
|
|||||
0tHfb
|
|||||
146 WILLEM DE I V.
Geen tedre liefdedrift ftuit nu haar' vluggen wagen;
O neen, de druk alleen kan haaren loop vertraagen. De braave Oranje Held, de fleun van Nederland, Beftryd nu reets den dood op >t vorft'lyk Ledikant. De ziekte knaagt, en dringt door al zyn leden heenen: En alle hoop is reets by'tHofgezin verdwenen. De Deugden zwieren om de bedfpond heen en weer, En wagten 't levens eind van hunnen Voedfterheer. Prim De Held gevoelt nu reets zyn zalig flerfuur naderen; WILLEM "
voehzy* Dog t vuur der Godsvrugt houd het bloed nog warm in d'a-
»w«,Hy ziet met vrolykheid den dood in't aangezigt, (deren. En vreeft niet voor 't gevaar van zynen fellen fchigt.
Zyn trouwe Gemaalin vervult met haare zugten
De droeve jammerzaal.- 6 deerlyke ongenugten \
Zy beeft voor \ miflchen van haar'duurbeminden Heer;
Wat is de kuifche min en huw'lyks liefde teer!
Myn Willem barft dus uit, met ftamelende woorden;
Die, eer hy ze uitede, in de zwakheid als verfmoorden.
Myn lieveZielsvriendin/ gyzietmyn fterfuur naakfcj
ibrZh D°g k bid dat gy uw'druk en Jammerklagten ftaakt /
zy»eGe- De ziel moet yder eens, 't zy vroeg, of laat, ontglippen; <«»} Kom druk dan voor het laatft' myn jtfeek befturven' lippen.
Buig
|
|||
ZESDE BOEK. i49
Erf, erf de dapperheid van uw beroemt geflagt:
Zoo blyve uwgroote Naam, alle eeuwen door, geagti
Maar 'k zie dit woord kan reets uw teder zieltje treffen:
Zoud gy ook d' invloed van myn reed'nen al bezeffen/
6Ja/ uw jeugdig brein bevat reets veel verftand;
De wysheid heeft voorlang haar gunft aan u verpand.
Gy weent,myn tedreTelg! ei wil uw traantjes droogen/
Heeft ook de druk op u al zulk een groot verraogen /
Doorgrieftu mynetaal/ bedenk, myn vorft'lyk Kint!
Uw Vader is door hem, die 't all' beftiert, bemint:
Hy zal om Hoog, al rukt hem 't graf in zyne kaaken,
By 't zalig Eng'len tal, zig onbezorgt vermaaken:
De hemel zegene u! hier zwygt myn vroome Vorft;
En drukt zyn Telgen aan zyn Vaderlyke borft.
De traantjes rollen langs vier kinderlyke wangen:
Zy blyven beiden in zyn ftervende armen hangen.
De fchoone Carolyn drukt's Vaders bleeke hand; Tg^r.
En zwymt door droefheid neer, by't naare Ledikant. /e'zf<""'
De Jonge Willem kuft zyn' Hoeder, menigwerven:f/^,"/.
Ach/ zegt hy, moet ik nu myn' lie ven Vader derven! £^°*r
Hy fpreid, hoe teer van ftem, zyn klagten in de lugt: fu00tYe
Elk is met hem begaan. Myn Anna kermt, en zugt, £j^J"
T 3 En 'teH '
|
|||||
/
|
|||||
f
|
|||||||||
150 WILLEM DE IV.
En flaat haar oogen door de Treurzaal heen en weder:
Zy valt, al fchreiende, op het fter vend ligchaam neder: De brakke traanen, als gefmolten diamant, Bevogtigen de fpond van 't aak'lig Ledikant. Dan eind'lyk barfl: zy uit; ik moet u dan verlaaten, ,ok van Myn Prins/ en klagen, nog gekerm kan my niet baaten, plwjes ,Gy fterft, en laat my in een'duldeloozen rouw: //^/*t.r'6Heerfcher van't Heel-al/ befcherm de kuifche trouw/ uujhrt. ,g jLancjs VredevorftzwygtfliI;dezwakheid fluit zyn fpree* Men ziet zyn friffche verw van uur tot uur verbleeken:(ken; De vriendelyke glans van zyn gezigt verdooft: Het hooft zinkt neder, door de pynen afgeflooft. Zyn kragten krimpen in de doodelyke vlaagen Der krankte, en al den moed is yder nu ontdraagen. Het beevend Hofgezin zweeft kermende in het rond; En wagt het Iaatfle woord van zynen wyzen mond. prhs Bewaar, 6Hemel/ (fpreekt hy eind'lyk, onder't flerven) fpreekt. Haar, die my door uwgunfl het Ieeven deed verwerven, tlatfte Trooft haar, 6 Opperheer! in't nad'rend ongeval r« tntn. yan mynn ^ood f 't wej^ fatf vee] ranips verfchaffen zaL En gy, myn Gemaalin/ drooguw beminn'lyke oogen,
Myn fterfuur nu te ontgaan is niet in ons vermogen,
/ En
|
|||||||||
ZESDE BOEK. 151
En Tc zie reets met vermaak hoe d'Oppermajefteit,
Gezeten op zyn' troon, vol pragt en heerlykheid, My in zyn Hof verwagt; een floet van Cherubynen Zweeft door de Hemelzaal; de blaauwe flarren fchynen, En fcheppen door hunn' glans een eeuwigduurend ligt: Gods troon is enkel van Robynen toegerigt. Stuitdog, doorlugte Vrouw! uw bittre jammerklagten / d'Alzeeg'naar zal zoo'k hoop uw' droeven ramp verzagten/ Hier eindigt de ed'le Held zyn flamelende taal. De
Een yfelyke kreet rolt door de doodfche zaal. S
De ligten, die men ziet ontftooken aan de wanden, fpfltlt*.
Verflaauwen opdeez'flond,en fchynen naauw tebranden, De roode maan verbleekt: de ftarren, aan den trans Des Hemels, flikk'ren niet met hunn' gewoonen glans. Een duiftere onweerswolk verryft uit's afgronds kolken: Een yslyk fpook verfchynt de Nederlandfche volken, In 7t midden van den nagt, en floort hun in de ruft: Waakt op, dusfpreekthet, wantuw heil word uitgeblufcht: Uw Zegenzon zinkt op haar' middag naar de kimmen; Een nagt van ramp fchynt uit het ooften op te klimmen. Nu zwygt de wyze mond, die door zyn' trouwen raad
Zoo dikwerf zegen fchafte aan Neerlands vryen flaat. De
|
|||||
,
|
|||||
|
|||||
152 WILLEM DE IV.
De ontzagchelyke Dood, met opgefperde kaaken,
Breekt uit zyn' kerker los, om mynen Held te flaaken. Hy blaaft het levend root van zyne lippen of, En velt met eenen flag al NeerJands hoop in't ftof. ^^Mcn vangt den laatften Inik: all' de Edellingen beeven, tngee En zien, met fchrik, het eind van zulk een dierbaar leeven. De zaal'ge ziel vliegt nu in (like naar om hoog. De traanen vlieten elk met ftroomen uit het oog. Myn Anna zwymtvan fchrik ;zy valt terneerin de armen Van haaren Hofftoet; en vervult de zaal met kermen, Zyne Zoo ras zy weer bedaart. Dit yfelyk geval, ihvJt Dat Nederland nog lang met druk geheugen zal, iwym. jr jjnjct rasc}oorgantfch Euroop: men hoort nu niet dan klaa- De vergenoeging is weer uit het Land gedraagen. (gen:
tigemte. Men ziet nu niet dan rouw, waar dat men de oogen wend: iftfiaf. De droefheid ftaat nu op elks aangezigt geprent. *'*"'*' De lykcipres dekt de tapyten, in de zaalen Van het bekommertHof. Men ziet, by flaauwe ftraalen,
Van 't bleek beilurven, en verdoofde fakkellicht, In 't aaklig Lykvertrek, de naarheid in't gezigt. Hier leid's Lands hulp en trooft, deftigter van de Vrede, Die't krygszwaart door beleid kon jaagen in de fchede; Een
|
|||||
ZESDE BOEK. 153
Een Vorft, alorn vermaart om zyn volmaakt vetftand,
Het leven moe, gefpreid op 't zwarte Ledekant. De wanden zyn bezaait met beenderen, en fchonken, En hoofden, die door konft uit marmer zyn geklonken, Om 't ysflyk fterfgeval te fchild'ren voor elks oog. De droeve Melpomeen vertoont zig zelf om hoog, En doet, in 't heffen van een' treurtoon welbedreven, De hooge tranfen door haar naare galmen beeven. Men kan de trcurigheid nu leezen in 't gelaat
Des jufFerlyken ftoets; geen hofFelyk fieraad Verfiert nu't minn'lyk fchoon: de rouw omgord de Leden: Het pragtig tooifel word nu met den voet vertreden. DeFaam kleet zig in't floers. en vliegtde werreldrond,de F,aam
: verkun
En meld aan yder, met een bleek befturven mond, digtaim
zyite
Hoe zy d' Oranje Held zag uit het leven voeren, , <w.
Een woord, dat Neerland moeft tot in de ziel ontroeren. 'k Heb, fprak zy, wyl haar hart door droefheid was beknelt, Altoos de daaden van Prins Willkm opgetelt, En zal, zoo lang de zon in 't ooften op zal daagen, Zyn' nooit volprefen lof door gantfch de werreld dragen. Ik weet hoe hoog hy wierd om zyne deugt geagt-; Dat hy de glory was van zyn beroemt geflagt; V Nooit
|
||||
i54 WILLEM DE IV. ZESDE BOEK.
htjinit. Nooit sal de tyd zyn' Naam uit myn geheugen flyten;
Zoo lang, totdeaardkloot zelfs zal van elkander fplyten. Etude van bet zesde en laatfte boek.
|
||||
Drukfeilen aldus te verbeteren.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bladzyde
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Dichteres erkent geen Exemplaaren voor de Haare,
als die zy eieenhandig onderteMnt heeft. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gedrukt ter Drukkerye
van
IWILLEMde GROOT|
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
\
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||