. .
|
||||||||
...................... .....-.......-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------■--
|
||||||||
,'-''■,.
|
||||||||
WILLEM de IV.
HELDENDICHT
IN VI BOEKEN,
DOOR
MARGARETA GEERTRUID
VANDER WERKEN.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T £ LEIDEN,
ByCORNELIS van HOOGEVEEN, Junior. MDCCUU
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Z^JJC^A
|
|||||||||
<^ZC^<Jcu/f>.
|
|||||||||
TOEWYIN G
|
|||||||||
AAN HAARE
|
|||||||||
!
|
|||||||||
KONINGLYKE HOOGHEID
|
|||||||||
ANNA
KROONPRINSESSE'van GROOTBRITTANJE
PRINSESSE DOUARIERE
VAN
ORANJEenNASSAU
GOUVERNANTE der VEREENIGDE
NEDERLANDEN.
|
|||||||
enz. enz. enz.
|
|||||||
u is myn Clio 't krygsgeweld ,
En Mavors dreunend oorlogsveld ,
Ontkomen ; z' is een' drom van dond'rende gevaaren,
Met Neerlands Helden, doorgeftreen ;
En hceft, door 't fmookend zwavel heen,
's Lands vlooten zclfs verzclt op t midden van de baaren.
Zy
|
|||||||
T O E W Y I N G.
Zy heeft, in 't woeden van den ftryd,
Met een onwankelbaare vlyt,
De dappre zy bekleed van NafTaus groote Hclden; Berugte Helden! welkers naam
De mond der nooit vermoeide Faam,
Door'sWerrelds mime rond, altoos met lof zal melden. Schoon vreefde zy haar trots gezigt
Aan 't all' vei-baazend blixemligt Van 't bulderend metaal op 't yfelykft' tc zengen;
Zy nam de Heldenveder op , En ftreefde fier naar Pindus top : De Digtluft kon in haar geen laffe vrees gehengen.
* 2 Dus
|
||||
T O E W Y I N G.
Dus heeft zy haar' Oranje Held
Naar 't blaakend Egtaltaar verzelt,
En is vermetel zelfs ter Trouwzaal ingedrongen;. Daar elk hem, en zyn Britfche Braid,
Het oor vervmlde met geluit
Van zegengalmen, aan zyn' Heildag toegezongen. Nooit zag haar oog een pragt en praal^
Zoo groots als in die Bruiloftszaal: JDe Min zat op een koets van louter goud verheven;
Zy tilde een' Scepter in de hand, Doorwrogt met flonkrend diamant, Waar op Vorft Willems Feeft voor eeuwig was gedreveni
|
|||||
Ter
|
|||||
T O E W Y I N G
Ter linke zyde zat de Jengt,
Gekoeftert door een kuifchc vreugt;
Op 't heerelykft' getooit met gloejende Safieren. Men zag een' fleep van Minnego6n,
Geleid door Cithereas Zoon,
Door't midden van de zaal, op dart'le voetjes zwiercn. De Deugt, de Rede, en het Verftand,
Omringden vrolyk , hand , aan hand ,*
De vriendelyke zy der Vorft'lyke Egtelingen: Hier zag men 't keurig Bruidsbanket
In gouden fchaalen opgezet;
Daar zag men Ne&ar in kriftalle bckers fpringen. |
|||||
*3 Nu
|
|||||
T O E W Y I N G.
Nu ftoft myn Zangnimph wcer op de cer,
Dat zy de Rykstelg, met haar' Heef, Naar't juichend Leeuwaarden mogtvolgen, engeleiden;
Dan hoe zy vloog ter vlugt voor uit, Om Willem Karel, en zyn Bruid, In Holland met ontzag en eerbied te verbeiden.
Nu meld zy weer hoe zy haar' Held
Op zy bleef hangen, toen 'tgeweld
Des oorlogs hem'tbeftiervanNeerland ftelde in handen;
En hoe men hem ten Schutsheer koor,
Als Hollands Maagt den moed verloor,
Om Bato 's veege kiel.te hoeden voor het ftranden.
|
|||||
Toen
|
|||||
T O E W Y I N G.
Toen hy met wysheid en beleid,
Gepaart met moed en waakzaamheid,
Vorfl: Janus Tempel heeft gegrendelt en gefloten, En Mavors, brullende van fpyt,
In 't allerhevigft' van den ftryd,
Met lof voor eeuwig heeft van zynen troon geftoten, Myn Clio volgde, wyd , en zyd,
Haar' Veldheer na , met Iiefde, en vlyt, En is, zoo lang zy Icon, hem moedig bygebleVen;
Maar, ach! de dood, daar 't all' voor bukt, Heeft hem nu van haar afgerukt! Helaas! hoe kon zy zulk een uur dog overleeven!
Nog
|
||||||
T O E W Y I N G.
Nogthans waart g' al uw zwarigheen,
Myn Nimph, nu eind'lyk doorgeftreen,
Had gy niet weer op nieuw gevaaren te beftryden; Maar wie, wic zal u voor den Nyd,
Die fleets op yders glory byt,
Door zyn geneege gunft befchermen en bevryden ? Hoor toe, vermeet*le Zanggodin!
Volg nog eenmaal uw trotsheid in;
Verftout u, met ontzag, den byftand af te fmeeken, Van Haar, wier vorftelyke Naam,
Met lof vereeuwigt door de Faam,
Het reed'loos wangedrogt de tanden kan verbreeken.( Ding,
|
||||
T O E W Y I N G.
Ding , ding naar een onfterflyke eer >
En werp u voor de voeten neer
Van Eng'lands Erfprinfes, om haar uw Heldenzangen Te wyden: hoop van Haare gunft,
Dat Zy uw ongeveinsde kunft,
Uit mededogen, in genade zal ontfangen. *
Want mogt gy, myne Digteres!
De gunft van deze Landsvoogdes'
Voor uwe opregte vlyt, en Heldenyver, hoopen ! Die gunft, zoo vol ontzaglykheid,
Vernielde Momus onbefcheid,
En zette u ftraks de deur tot yders loffpraak open. * * Zoo
®
|
||||
T O E W Y I N G.
Zoo voer 'k u onbevreeft tervlugt,
Met wasfche vleug'len, naar de lugt,
En verge u 't Starrenlicht geheel naarby te komen. Gy tilt, gelyk een' Phaeton,
De tintelglanfen van de Zon;
Terwyl der digt'ren rei zelfs voor uw' val moet fchroomen. *
Dat nu , doorlugte Koningstelg I
U myn vermetelheid niet belg':
U, die door Pallas zyt beftraalt met hemelvonken, Die Uwen geeft (door haaren glans
Geftiert tot aan den Starrentrans)
Met een aanbiddelyk vermogen heeft befchonken. Zagt
|
||||
T O E W Y I N G.
Zagtaardige toegeevenheid,
Een gloed van de Oppermajefteit ;
Meeft dierbaar daar zy *t hart der Grooten mag regeercn,
Zoo hoog aan UW gemoed verpand , Belooft m', 6 Zon van Nederland !. Een Straaltje van UW gunft, dat 'k eeuwig zal waardecren.
Nu ftapt myn trotfche Zangheldin
Vol moeds ter mime werreld in;
Befcherm,befcherm haar, doorUWvricndelyk vcrmogen : O Zegenfter van Nederland!
Reik haar door UWE gunft dc hand;
Hier door alleen word zy de fterflykheid onttcgen. * * 2 Ver-
|
||||
T O E W Y I N G.
Vergun my dan, 6 Ryksjuweel!
Dat ik U, met myn digttafreet,
Uit liefde en agting, nog een' heilwenfch toe mag wyden: Leg voor een wyl de Staatszorg neer,
En wil, ei gun my zulk eene Eer!
Myn vlyt door eenen wenk vanUWgezigt verblyden! O vriendelyke Zegenzon I
Die, opgedaagt in Albion r
Thans Neerland koeftert door uw vriendelyke ftraalen: Laat de invloet van uw glansryk licht,
Waar voor de Tweedragt beeft en zwigt,
SteetS op den Batavier een' gloed van heil doen daaleni! Dat
|
||||
T O E W Y I N G.
Dat FRISOOS zegenfpellend Krooft,
't Welk fteeds door liefde uw zorg verpcoft,
Lang guide leffen van UW wyzen mond mag leezen: Zoo zal 'sLands Vryheid aan den Stam,
Waar uit zy haar beginfel nam,
Tot in alle eeuwen haar behoud verfchuldigt weezen. M. G. VANDER WERKEN.
Te Leiden
den xvi van Sprokkelmaand me?gclvi. |
||||
OP
WILLEM den VIERDEN,
HELDENDIGT,
DOOR
MEJUFFROUW
MARGARETA GEERTRUID vander WERKEN.
JDebaagt het dan aan uwe groene jeugt,
O fchrandre Maagd! der Zanggodinnen vreugd!
Befchonken met bevalligheid en deugd,
Uw voet te zetten:
Niet op een weg met rozen overfpreid,
Daar Silvia haar' Koridon verbeidt, En daar de liefde op 't geeftigft ftreelt en vlelt, En fpreit haar netten ;
Daar
|
|||||
|
|||||
Daar Zefyrus , van geen orkaan ontruft ,
Door 't lommer ruifcht, en boet zyn' graagcn lull: f En zuchtjens looft, als hy zyn Flora kuft, Die geurig rieken:
Of daar Diaan , verzeld van haaren ftoet,
Wordt door den zang van Filomeel begroet, Wanneer de kim vertoont den fchoonflen gloed Na 't uchtentkrieken.
Begeeft gy u naar 't bloedig oorlogsveld Daar Mavors heerfcht ? Belloon de wetten ftelt t Verdraagt uw oog dat menig dapper Held Daar ligt verflagen ?
En kan het u, zo minnelyk van aart: Dat de oorlogstoorts zo veel verwoefting baart, Dat hier en gins de heiren ftaan gefchaart, Zo zeer behaagen .?
Ei keer , fchoon u die graage luft verwon ,
Een fchbone Nimf ontwykt de heete zon In't ftille woud , by 't ruisfchen eener bron,. En fchept genuchteny
|
||||
Als zy, in 't groen gezeten zonder fchuld,
Een oorlogskreet, die al de lucht vervult, Een zwaveldamp, dien haare reuk niet duldt, Daar mag ontvluchten.
O Margareet/ gun dat ik u belet Dat gy dus graag de fchelle krygstrompet Aan uwen mond en zachte lippen zet; Laat u bekoren
De zoete fluit of 't zevenmondig riet, Speel Galathe, daar zy haar liefde biedt, Verfchrik ons niet door een ontzachlyk lied, Maar ftreel onze ooren.
Doch welk een toon, wat zang verrukt ons hart! Die heldenwyz' baart geenszins fchrik of fmart, Maar wekt een moed, die fier en onbenart Naar de eer durft ftreeven.
Is dit de Zwaan die ons verwellekoomt,
Die eertyds zich by Kromwyks dicht geboomt', Alwaar de Vccht met kruiden is bezoomd, Zo heeft verheven?
Neen
|
|||||
*
|
|||||
Neen, *t is een Maagd, die Jt hart ten oorlog preft,
Die moedig flapt langs de omgewroete veft, Daar menig valt, zieltogende en gekweft, By rook en vonken.
Zy maalt de kragt der Bondgenooten vuift, Die wegfleept, velt, en doordringt onbezuifl, Als of een zee door dam en dyken bruifcht, Van moordlufl: dronken;
Het zy hun moed der Gaulen wapens terg' By Hochfled, of verfchtfkten Schellenberg, Of Ramellies, daar bloed, en brein, en merg Bevlekt de landen;
Daar Friso, als de Macedoonfche held,
De flerkte breekt zyn 's vyands met geweld, Aan 't hooft zyn 's volks, dat alles nedervelt, Of flaat aan banden.
Triomfen, ach ! met bloed te wreed geverfd,
Daar menig held wel eeuwige eer verwerft, Maar tefFens al te deerlyk 't leven derft, Van een gehouwen.
# # #
|
||||
Het levenslicht dat 20 veel heils belooft,
Wordt, bittre (mart! het vaderland ontroofd, Niet in den kryg, maar in den vloed gedoofd, Met 's volks vertrouwen.
De Zangheldin verpooft door vreugd die rouw , Als uit den fchoot der hooggeboore Vrouw Een fpruit ontftaat, de vrucht van 's Prinfen trouw, Die fchoon zal bloeien.
Dit 's 't voorwerp van dees braave heldenluit%
Dat vroeg al muntte in alle deugden uit, Wiens hoofd eerlang veel wetenfchaps befluit , Wiens tong zal boeien.
Zy zingt die Prins, zo wel, zo teer bemind, Die, toen zyn jeugd tot huwen werdt gezind, Omhelsde als bruid een 's groten Koningskind, Naar zyn waardye.
Zy viert dees Trouw vol uitgeleeze praal,
En zet haar voet in 's Vorften bruiloftszaal, Daar fpringt de wyn, zich fpieglende in den fchaal, Daar 's iekkernye.
|
||||
Daar na voelt zy noch meer haar' luft verwekt,
Wanneer die Vorfl al 't land tot Schutsheer ftrekt, Daar hy van 't volk de harten tot zich trekt, Die hem aanbidden.
Zyn edle moed, begaan met's lands elend,
Stygt fier te paarde, en voert den kling, en rent. Wyl hy alom der Staaten benden zendt, En waakt in 't midden
Die heldre zon verfpreit zyn vredelicht,
Waar voor 't gefpook des oorlogs beeft en zwicht, Het Vaderland is aan zyn deugd verpligt Het ademhaalen.
De Schelde ziet haar Bergenopdenzoom,
Dat in 't beleg zich hield zo braaf, zo vroom, Doch fnel verraft als in een veegen droom, Op nieuw beftraalen.
Maar welk een klacht, wat akelig gefchreeuw,
Bedwelmt op nieuw des Hollands fieren Leeuw, Daar hy veel heils zich fpelde? een fchooner eeuw, En gouden' tyden ?
* * * 2 Dees
|
|||||
-
|
|||||
i
Dees Clio treurt, 6 al te bittren ramp !
Zy ziet, helaas ! des Prinfen levenslamp Vergaan, gedoofd in eenen rook en damp , O fmertlyk lyden!
Daar ligt van 't land de wellufl en de hoop,
Wiens wyze mond van enkel honig droop, Wiens zuiver hart noit wrevlen moed bekroop, Maar mededoogen.
Gewis deez' galm bleef klaagende, als verftikt,
Zo niet een flraal des hemels hadt geblikt, En 't vorfllyk huis niet gunftig hadt verkwikt De treurende oogen.
Hoort, hoe verbreit dees wakkre Zangheldin Met luft den lof van de edele Vorflin, Die 't land bezorgt met moederlyke min, En ftelpt zyn wonden.
Het droevig oog zet weer een' zoeten lonk,
Als zy de Spruit des flams die heerlyk blonk, Een gift zo fchoon als oit de hemel fchonk! Ziet toegezonden,
Wier
|
||||
Wier bloesfem fpelt het rypfle en duumamile ooft,
Dat door het vuur der wysheid wordt geftoofd , Omheint van glans die noit worde uitgedoofd: De vreugd der fleden.
Myn Dichteres zingt op een blyden trant Die zoete hoop van 't vrye Nederland, Voor wien elks hart in zuivre liefde brandt, En flort gebeden.
Wie is 'er toch die in haar vreugd niet deelt,
Als haar dees Prins, daar 's Vaders aart in fpeelt, En Karolyn' , die 't hart der Vorften flreelt, Houdt opgetogen ?
O Zangeres, die als een jonge bruid
Zo lieflyk zingt, wat dank verdient uw luit ? Gy die gelyk een bie op 't geurigft kruid , Zyt uitgevloogen.
Philip Zweerts.
# # # 3 |
||||
OP DE UITGAAVE
VAN
WILLEM den VIERDEN,
IN HELDENDICHT.
DOOR
MEJUFFROUW MARGARETA GEERTRUID vander WERKEN.
V olgde eertyds de * Vechtfche Zwaan,
Toen Hy Wilhems lof trompetten, En in heldren dag mogt zetten, rt Spoor op van den Mantuaan;
Thans mag 't eene Maagd gelukken, Loof op Pindus kruin te plukken! 't Beige
* De Heer L. Rotgans.
|
||||
't Beige u niet, gemyterd Sticht,
Dat de blyde Ryn-Najaaden, Vrolyk dartlen, fpartlen, waaden ; Daar ze in fierlyk Heldendicht,
Langs de Leidfche klavervelden, Frisoos deugden hooren melden. Frisoos deugd! hoe, zangeres
Wekt die naam uw oog tot weenen ? Is uw blozend rood verdweenen ? Zoektge voor Lauwrier, Cypres ?
Brengt dit uw bedaarde zinnen Het voorleedne weer te binnen ? Denktge noch hoe zyne min,
Op het noemen van Oranje, Trof de Kroontelg van Brittanje, 's Lands aanminnige Vorflin ?
Of doet u 't herdenken beeven Datge Hem den geeft zaagt geeven? |
||||
Billyk zuchtge, doch fchep moed;
Zweeft zyn ziel, al 't aardfch onttogen, Boven lucht en ftarrenboogen: Hy herleeft in edel bloed!
In een bloed 't welk aan de vryheid, Dierbaar heil voorfpelt en blyheid. Droog uw' traanen, ban uw' fmart;
Van der Werkens Dichtgedachten, Zweeven, als op Feniksfchachten, Streelen de ooren, treffen 't hart:
Daar ze poogt op Heldetoonen, Vierden Wilhems Deugd te kroonen. 't Luft my dan een Letterkrans
Op dit breinryk hoofd te zetten; Spyt de Nyd, die 't wil beletten, Schrander brein, 20 ryk van glans !
Wie uw' yver 00k moog' wraaken , Ons kan uw gezang vermaaken. |
||||
Schaft Ge 20 veel lekkerny
In de Lente van uw lecven, Wat zal ons de Herfft niet geeven, Vruchten, grooter van waardy;
Wen Ge door uw puikgedichten Neerlands zangkoor btyft verplichten. «
Volg dus na het loflyk Spoor
Van drie fchrandere Katrtnen, Die als flonkerftarren fchynen In Apolloos Tempelkoor.
Tragt, in 't zingen wel bedreeven, Deeze in vlugt voorby te ftreeven. . Laat die zucht tot edle kunfl:
Niet verkoelen nooit verfterven, Maar u altoos doen verwerven Yders achting, liefde en gunft.
Schenk meer keur van Dichttafreelen, Waar in geefl en vinding fpeelen. |
|||||||||
Zo
|
|||||||||
P XT flr
|
|||||||||
.
|
|||||
Zo beklimt Ge door den tyd,
Langs de fleile wenteltrappen, De Eerkapel der weetenfchappen; Daar tot loon voor moeite en vlyt>
Gy uw hoofd zult zien verfieren, Met een krans van lauwerieren. Ja, 20 lang de gryze Ryn
Komt langs Leidens muuren ftroomeft,1 En zich , fchaduwryke boomen Spieglen in het kriftalyn;
Zo lang zal men kunft waardeeren; En uw Naam in Wilhem eeren, G. M u r s e a.
Utrecht',
Tempore &P Studio.
den 28. January 1756. |
|||||
Of
WILLEM den VIERDEN,
In Heldendicht befchreeven
DOOR
MEJUFFROUW
MARGARETA GEERTRUJD van der WERKEN. |
||||||||
W*
|
||||||||
e is verliefd op onnavolgbre klanken ?
|
||||||||
Die tree gerust dit fchoone dichtperk in;
En wil met my deez tiende Zanggodin , Voor 't heerlyk ftuk , zoo luifterryk, bedanken : Zy zet der kunst een' fchat van vinding by, Gekast in 't goud van zuivre Poezy. Nu fpant de vreugd , de dankbre vreugd , myn fnaaren;
Ik ga ten rei op van der Werkens lier ;
En volg Haar na, daar Zy met grootfchen zwier
En fpeelt en kweelt en dobbert op de baaren Der Poezy: wyl niets Haar drift belet,
Nu Zy die kunst in 't voile daglicht zet.
* * # # 2 Zy
|
||||||||
Zy was belust Vorst FRilb's* deugd te roemenj
Dus, afgerecht in keur van toon en maat, Vergast Ze 't oog op heldendichtfieraad, En ftrooit voor ons deeze uitgekipte bloemen:
Met eige hand in Clio's tuin vergaard, En tot een krans voor 't heldenhoofd gefpaard. Zy kan, Zy wil, zyrf grooten roem verheffen,
Haar Fenixveer vereeuwigt zynen naam: Hoe ! is hier toe een maagdehand bekwaam i Weet Ze in Haar jeugd die kleuren reeds te treffen I
Wat zien we dan, als eens die morgenzon In vollen dag praalt op den Helicon ? Haar wakker brein, door eedel vuur aan 't branden,
Heeft Willems beeld zoo geeftig afgemaald ;
Dat zelfs Apoll', wiens gunst Zy heeft behaald»
Dit kunstjuweel, verheugd met eigen handen , In 't heiligdom der dichtren hangt te pryk ;
En flelt Haar lier aan Rotgans lier gelyk.
|
||||
Hoe dreunt Haar ftem by 't klaatren def miisketten;
Als Zy den Vorft ten oorelog verzelt;
Zyn' heldenaart en kloeke deugd vermelt,
By 't flaan der trom en fteeken der trompetten: Dan ryst Haar toon by 't ryzen van zyn' moed,
En kroont in 't eind hem met een* lauwerhoed.
Maar ook hoe zacht en lieflyk kan Ze fpeelen,
Wen Ze ons verhaalt het Akenfche verbond; Dan vloeit een dauw van blydfchap ult Haar' mond, Dan weet Ze een lied, een rollend lied te kweelen:
En voert, gehuld met een' olyvenkrans, Gantfch Leeuwendaal op 't vreedeveld ten dans. Vlecht dan Haar'naam, 6 Febus lievelingen!
Vlecht dan Haar1 naam, het wordt u toebetrouwd,
Op paerlemoer met eeuwig blinkend goud, Meldt, hoe Zy wist in 't dichttrezoor te dringen:
Hoe Ze, opgewiegd door 't vriendlyk Negental, De vingers huuwt aan vloeyend' hemelval, |
||||
Zy ftreelt de aid door ftreeleftde gedachtefij
Zy rukt ons weg door vinding, maat en taal,
En fchaft voor 't oot een keurelyk onthaal; Zy leeft en zweeft op Agrippynfche fchachten;
En fticht zich zelve een' zuil, die nooit vergaat, Een eerebeeld, dat nyd en tyd weerftaat. K
Dit Hoofdfche ftuk, zoo Vondryk, zoo verheven,
Maakt haar bekend, vereeuwigt haaren lof, En geeft de pen van duizend ruime ftof: Ja Kunstmeestreffe I uw Naam zal altyd leeven,
Zoo lang het volk, dat Bato's erf bewoont, Nog lust en fmaak in taal en dichtkunst toont. Jan Willem Rose am.
Tempore & Studio, |
||||
Aan
|
||||||
W E J U F F R O U W
M. ' G. VANDER WERKENj
By 't uitgeeven van haar Heldendicht, WILLEMden VIERDEN.
drift of u bezielde, is 't my yergund te vraagen ?
Wat gaf u moeds genoeg, roemwaarde Kunftheldin! Wat Godheid voerde u op tot 200 verheven zin, Om vierden Willems roem der wereld rond te draagen ? Gy hebt aan mannenwerk uw teedre hand geflagen!
Doch, daar Gy Friso voert ten derden Hemel in , Pkatft Ge 00k uw Naam om hoog aan Febus Tempeltinn*, Dies Gy 200 groot een keuze u nimmer zult beklaagen. Men eere u billyk als Apollo's Priefterin!
Zyn Geeft blies u gewis die eedle ftoutheid in, Waar door Ge aan't Dichterdom van Neerland kunt behaagen. Is dit, roept elk , de bloem van kunft en lettermin ,
Die ons uw Lente geeft ? 6 loffelyk begin! Wat vruchten wacht men dan van uwe Zomerdagen! W. K R O' O N.
|
||||||
Tempore 6? Studio.
|
||||||
ZEGEKRANS
Voor MEJUFFROUW
M. G. VAN DER WERKEN.
By 't uitgeeven van haar Heldendicht
WILLEM den VIERDEN.
|
|||||||||
z
|
|||||||||
OO een der oude wereld wyzen,
|
|||||||||
Altoos bezorgd voor de eer van't minnenswaard geflacht,
Te recht by hen op't hoogft geacht, Nu 't hoofd verhief om u te pryzen, 6 Duitfche Saffo! die uw tyd, Uw Levensmorgenftond, die pas ter kimm' koomt ryzen, Der Dichtkunft hebt gewydt. Zoo bleef ik, voorwerp van myn zangen!
Niet angftig in de keus , of ik uw minzaamheen, Of wel uw juiftgevormde Leen, Waar door Gy harten houdt gevangen, Den voorrang gaf,- die fchrandre geefl, Prees uwe kundigheid, waar van wy blyk ontfangen, Gewis het allermceft.
Zwyg
|
|||||||||
ZwVg Lesbos! zwyg gy Griekfche Steden!
(Dus fprak dat wyze Hoofd, lag niet zyn tong in 't ftof) Dit Pronkjuweel verdiend meer lof, Dan Saffo, by u aangebeden: Die, daar ze aan de oevers van den Ryn;
Den Vechtfchen Maro zoo manhaftig na durft treden, Elk doet verwondert zyn. Ja heur vernuft, zoo fyn geflepen,
Verkieft geen laage ftof, haar meefterlyke hand Schetft cms den Held, die 't Vaderland
Verloft heeft, toenhet was benepen, Door binnentwift en boos geweld; Zy zingt hoe Friso 't ftaal heeft moedig aangegrepen, En Neerlands ruft herfteld. Haar Clio, niet dan frisfche bloemen
Gewoon te ftrengelen, vertoond ons hoe die Vorft,
Het laftig ftaatsjuk heeft getorft;
Hoe hy, die wel te recht mogt roemen
Op minzaamheid en taai geduld,
Toen 't lafterlyk vergif beflond zyn deugd te doemen,
Wierd onverwagts gehuld.
* # * * « Met
|
||||
Met hoe veel onvermoeide zorgen,
Dat wonder onzer eeuw, en haardfteede en altaar, Gered heeft uit het grootft gevaar; Hoe hy tot d' avond van den morgen, Geleertheid, krygskunft, koopmanfchap,
Behartigt heeft, hoe niets zyn doorzicht bleef verborgen. Op dien verheven trap. Maar hoogheid is niet vry van daalen.
Wat baat het dat men zy een luflvan 't Vaderland? Wat voordeel geeft een fneeg verftand? Daar eens de Dood moet zegepraalen: Niets is 'er fchootvry voor heur fchicht;
Dit toont myn Kunflvriendin, als ze ons de droeve zaalen, Affchildert in haar Dicht. Die Lykzaal gantfch met floers omtoogen,
Een akelig gezicht! een fchaduw van de Dood!
Daar Neerlands Heil zyn dagen floot,
('t Herdenken parfl: my 't vogt uit de oogen)
Word echter door een Zon beflraald;
Een jongen Willem is 't, in wien het groot vermOgen
Des beften Vaders praalt.
Die
|
||||
Die heldre Zon btyve altoos fchynen,
En volg met mannenmoed den nooit ontaarden Stam, Waar uit Hy 's levensoorfprong nam: Geen druk doe ooit zyn welftand kwynen! Maar opgekweekt door Anna's zorg, Strekk* Hy voor Nederland, met de eer der Carolynen, Altoos een vafte Borg. Wien paften 't beft , die tafereelen
Te fchilderen , dan U, 6 fieraad van uw tyd! Vergeefs poogt de afgunft, haat en nyd ,
U den verkreegen roem te ontfteelen. 't Is waar Gy hebt iets groots beflaan, Dan wie zou nu niet graag in Uw verdienften deelen, Nu 't werk is afgedaan! Mogt wakkre Rotgans lof behaalen,
By al wie kunft bemind, toen hy met juiften zwier,
Door 't ftreelen van zyn gouden Lier,
Den derden Willem af kwam maalen:
En ziet bekranfte Feitama
Aan 't blaauwe dak zynNaam met's grooten Henriks praalen,
Gy volgt hun voetfpoor na.
# # # $ # 2 Vaar
|
||||
Vaar voort dan in die nutte WERKENt
Zoo blyve UwNaam, met die van CJwen Held vermaajrd, Van daar het Zonlicht word gebaardf Tot daar het ziet zyn loop beperken. Zoo noemt u elk, 6 Dichtvriendin! Terwyl uw Lofgalm zweeft op onvermoeide vlerkea: De tiende Zanggodin. Ik voel door vreugd en fpyt me omringen,
(Verfchoon dit zwak) terwyl 't een tedre Maagd gelukt, Dat zy het kraakend Dichtloof plukt, Dat ze in het heiligdom mag dringen Der kunft, die door haar glansryk fchoon
My in haar dienft verbind; 'k zoek echter voormyn zingen Uw vriendfchap flechts tot loon. Joan Stouw.
Utrecht 22. February
1756, Tempore &? Studio*
|
||||
O P
WILLEM den VIERDEN,
HELDENDICHT
DOOR
MARGARET A GEERTRUID vander WERKEN.
K
on Orfeus, door zyn Lier, het wreed gediert hun ooren<
Zoo flreelen, dat al 't woeft hun't eenemaal ontviel>, Dan zal myn Dichtvriendin, Nog meer door vlyt en geeft een reedlyk menfch bekooren, Dit heeft een waarheid in. Zing op dan Margareet, dat uw vernuft niet zwicht Voor uw bekoorlykheden,
Zoo fteltge wv gaaven (onnavolglyk) in het licht,. Die waardt zyn aangebeeden, En fireelt dus'toog door't fchoon, 't hart door uw edle ziel. F. D. V.
* # # * *. * WIL* |
||||
WILLEM DE IV.
EERSTE BOEK,
I N H O U D.
|
|||||||||
D
|
|||||||||
e Faam, wier woelend hof op zuilen is gebouwt^
|
|||||||||
In d' ed'len lof des Status van Najfauw opgetoogcn,
Ferhaalt, dewyl haar '* geen gebeurt is aanbetrowwt,
Hoe gantfch Europa blaakte in bloedige oorelogen, Na dat zy eerjl de vrede, iri^t kort, he eft afgemaalt,
En met <wat zugt voor 't volk vorjl Willem van Oranje, Wiens groote Naam al-om met guide lett'ren praalt;
7s Lands hulp , en toeverlaat, de luifter van Brittanje, Zyn Ryk en Troon verlaat, en trekt naar Ncdcrland,
Om9 door zyn' ivyzen raadt den Staat tot hulp tejlrekken: Hoe by te veld fir eeft, daar het krygs ■ vuur deerlyk brandy
Om f door zyn dapperheid, elks dapperheid te wekken: En hoe zyn levens-ligt op *t wreed/l' iverd uitgedooft,
Wanneer men van zyn hand zig niet dan heil beloofk
«
iet verr1 van daar de son zig uit de golven
tilt, Heeft, naar men zegt, de konft alhaaremagt
gefpilt., Om een voortreffelyk en fraai gebouw te fligten: #w
Een keurig o0g word daar geftreelt met puikgezigten, dtr '
A Die
|
|||||||||
2 WILLEMDEIV.
m>%- Qje jJqqj. 'tverw0nd'ren, elk om ftryd, zyn aangebeen.
'««'/« Men ziet aldaar terflond door gantfch de werreld heen,
En kan een yder, wat hy zegt, of doet, begluuren. Dir groots Geftigt is niet omheint met marm're muuren; Maar met een hoog gewelf van koper, dat al-om WetTgalmt, van'tgeendathier opaard'gelchiet: 'tgebrom Van all' wat lofPlyk word genaamt, klinkt daar in de ooren Der geener, die belli ft mogt zyn iet nieuws te hooren: Daar 's een geftaag gewoel; dog met een zagt gedruys, Net of men hoorde gantfch van verr' het ftil geruyfch Van een vermpeide zee, wier tuimelende baaren , Op 't hoog beveelen van Neptuin zyn aan 't bedaaren. Aiwaar Jjier fpek er een den lof van een volmaakte trouw;
a He
niettvjs Een ander weer verkond een onuitfpreekb're rouw,
■verkon. Die land, en kerk, en ftaat, in zwaarigheden dompelt, En 't angftig algemeen met droeiheit overrompelt. De een heft een' eergalm op, ten dienfle van Belloon: En de andre zingt tot lof van Cithereas Zoon; Die wederom vermeld de dappre helden daaden, Van hun, wier kruinen met lauw'rieren zyn beladen. En welker jeugt wert aan Gradivus toegewydt, Die wederkeeren als verwinnaars uit den ftryd. Hier
|
||||
EERSTEBOEK. 3
Hier woonteen Maagt, die 'tall'doorfnuffeltmet haaroo-*w'/w
0 perfoaH.
Ik wierd onlangs als in verwond'ring opgetoogen, (gen,
Wanneer 'k haar aanfchyn zag, waar op de majefteit, Gepaart met zedig fchoon, vol luifter lag verfpreit: Ik dagt, 2011 dit 00k wel een Godheid mogen weezen;/w,». Men kon deopregtheid uit haar vriend'lyke oogen leezen :&». Zy droeg om ;t blanke lyf een' gordel van fatyn: j/d De waarheid moeft al-om haar begeleidfter zyn: En't geen nog ftrekte, om haar te meerder te verfieren, Was't Iang gekrulde hair, dat m' om haar' hals zag zwieren: In de eene hand had zy een trotfe lugt trompet, »*«*,>. Die, op een' fchellen en verheeven toon gezet,
Door haar beftuurt wiert,om ons 't beftenieuwstemelden. Nu fcheen zy 00k den roem van de allerbraavfte helden I Te willen blaazen in 't geheugen van den tyd: ?Zy fprak, ei oeffen nu een onvermoeide vlyt, <k««». Laat u den luifter van een ed'Je ftoff bekooren;
Een ftof bekwaam elks' vlyt en digtluft aan te fpooren: Maar 't fchynt gy zyt benieuwt te weeten mynen Naam, Hoor toe (dus voer zy voort) ik ben de vlugge Faam, f En'kzal u, door myn'komft,iet grootste kennen geeven. De-aloudheidheeftvoorheen met gulden inkt gefchreeven, A 2 In
|
|||||
0
|
|||||
4 WILLEM DE IV.
Zv Uah in 's lands hiftoryblaan, hoe Naflauws vorftcn lof,
den lof
van ke Door dapperheid en moed, klom tot aan 't ftarrenhof:
Brink* rr , .
van o- Die vorflen(die, ten fchrik van's vyands oorlogsplaagen,
' Hun dierbaar helden bloed voor Neerland dorften waagen,.
Ple.dt En Batoswettig erf verdedigden door 't zwaart)
mertvanPA'Qm in glory, en kloekmoedigheid, vermaart.
lands By groot en kleen gemint, gevreeft, en aangebeden,
*>»?<?- Om hun volmaakte deugt, en vorftelyke zeden:
Beveelende hunn' Naam dus aan de onflerf'lykheid.
Watheb ik menigwerv' hun dood met druk befchreid/
'k Vergeet niet ligt den lof van hunne krygsbedryven,.
Die nooit de tyd uit myn geheugenis zal wryven.
Zoo lang Latona's Zoon de dagkaros beftiert:
Zoo langzyn glansryk ligt door bofch' en dalen zwiert:
Zoo lang hy zyn gefpan uit de oofler kim zal menneji:
Zweeft Naflauws lof en roem op adelaare pennen,
En Neerland blyv' bekent, wie 't uit het flaafs gewelt,
Der Spaanfche dwing'landy, in vryheid heeft geftelt:
Dog omnaareifeh den roem dier Heldenafte maalen,.
En hier de glory van hun daaden te bepaalen,
Waar veel te lang, en 'k heb dit meer dan eens beftaant
/ it-,,r 't GeluftnY opheden van Prins Friso's helden daan
|
||||
EERSTEBOEK. 5
Te fpreeken , die (uit dit doorlugtig bloed gefprooten)0"* ■*»
Door elk wiert gewaardeert; een voorbeelt aller grooten: ?'»' ° VViium
EenSchutsheervoordenStaat,die door zyn dapperheid,^ **'«>
Met 200 veel blyken van een waakend krygsbeleit,. 'sLandsvolk heeftvrygekogt van't woen des oorlogsplaagen, Om de afgematte ruft der vryheid te onderfchraagen. Zyn onvolpreeze deugd was yder wel bekent: 7e'u"je O ia! van daar de zon zelf uit het ooften rend, ***nt-
lyk be-
Tot daar zy zinkt in'tweft',heeft elk voor zyne gaaven, kentzya.
Den vorflelyken lof in 't gunflig hart begraaven: EenPrins, met regt genaamt de luifter van Euroop, Des oorlogs geeflelzweep, der Batavieren hoop. zyhe- weenf
Nog ftort ik traanen (en met fchrik) op't kout gebeente,«)»'^»*
nag met
Daar 'tlegt gekerkert in een treurig zerkgefteente: <*»<?/.
En zal den eergalm, die zyn afch geheiligt is, Geftaag verbreiden, met een diepe ecrbiedenis. M aar fchoon't herdenken aan de ontelbaare oorlogs ramp en,. Daar 't vrye Nederland fleets tegen had te kampen, My nog de ziel ontroert; en 't binnenuY van myn hart ©phetgevoeligfTgrieft; fchoon my 't verhaalen fmart; Ik weet het zoude u thans geen kleen genoegen geeven, Dat ik.door een verhaal's Lands heirbaan op wou ftreeven; A 3 Wel
|
||||
6 W1LLEMDEIV.
2 "£' Wei aan (dus voer zyvoort) het ftrekt my tot vermask,
rtidL"»\Jv? weetlufi: te voldoen, in zulk een groote zaak. verhaal 7 °
u Joe», Dederde Willem, uit de helden van Oranje,
van de '
oortogen Betrad als Koning reets den troon van Grootbrittanie:
ftaar het a
flniun Wanneer de vrede, met een vriendelyk gelaat,
■van de
Vreede Weer onder 't oog verfcheen van Neerlands vryen flaat.
tc Rys-
mi, /»Deruft herleefde weer, na 't woeden der gevaaren;
liuropa
■voorge. Dog, als een donderbui eerfl komt aan het bedaaren,
valleyi t
begin. Volgt dikwyls harde wint, en guure hageljagt:
ncnde
metee»,De elende was nu ook nog nietten eind' gebragt,
bcfchiy ■
tingvtn's Lands vrugtbaarheid verfmolt in flrenge watervloeden:
die [Sre-
de. De winter duurde lang, en fcheen nu uit te woeden:
Hy wou niet wyken voor de lente, die voorheen, Op zulk een' tyd van 'tjaar, lang voor ons oog' verfcheen. envrugt- De bloemen floegen zelf, om hun gelaat, aan 't treuren;
baarkeid
c!?r Un- En't veldgewas dorft naauwhet hooft uit de aarde beuren.
deryeti.
De milde Ceres flond verbaafl op dat gezigt :
De landman had zyn werk nu onbeloont verrigt,
En fchuilde in zyne ftulp, voor felle regen vlaagen;
Dewyl hy dog geen vrugt mogt van zyn akkers draagen.
De nooddruft perfte 't volk met duurte en hongersnood:
De kinders fchreiden uit gebrek op's moeders fchoot,
Maar
|
||||
EERSTEBOEK. 7
Maar naauw'Iyks had het jaar tweemaal zyn' rond gebogen, *"*£*
Wanneer de Alzeegenaar door't zugten werd bewoogen;wtr* Men zag de landen weer met vrugtbaarheid bekleen: do"r""' De Mildheid daalde, met haar' Horen, naarbeneen, namer tyd.
En fchonk weer d' oude kragt aan beemden en landsdouwen:
Nu mogt men weer Gods gunft, gelyk voorheen, aanfchou- Het veld wierd over-al met goudgeel koorn belaan: (wen. ' De fchuuren zwollen van den oogft, elks winft groeide aan: De nyvre bouwman deed zyn' arbeid met genoegen : En liet zyn offen, metmeerluft:, voor't kouter zwoegen. Maar, ag / 'tgenot dier vreugt, hoe zoet, was maar geleent; De velden rookten nog van't bloed;Het kout gebeent* Der braave helden, die met moed het dierbaar leeven, Ten beft der Vryheid, aan rt gevaar ten prooi gegeeven, En geoffert hadden, leialom door't land verftrooit, Mars had naar 't fcheen al zyn bedryv' nogniet voltooit:""0"^ van di»
De woedende Belloon, van roof en moordluft dronken,00'-^'
Deed weer't onedel vuur des oorelogs ontvonken:
Een yfelyke kreet vervulde flraks de lugt:
Men wiert op nieuw voor kryg en lyfsgevaar bedugt.
De Twiftgodes verfcheen uit 's afgronts duifl're kolken,
En ftrooideeen helfch venyn in 'tmidden van de volken.
De
|
|||||
o
|
|||||
8 WILLEMDEIV.
hm$im& Koning Lodewyk, door glory zugt verdwaalt,
wltde Vond in te naauw een7 perk zyn trots gezag bepaalt: (ken *ff%* Hydagthet gantfch heel-almoeftvoor zyn grootheid buk- Vrmk- (Maar 't was Gods hand, die zynen aanflag deed mislukken) Pas hoorde men de maar van Koning Karels dood, Wanneer by het bederf van heel Euroop befloot. *Jde By brak eerlang de nieuw geftaafde vreeverbonden: (htene gn ee<j, en pligt, werd dus bedriegelyk gefchonden. tondtn 't Bloeddorftige geweer tot moord en kryg gewet; *'S*. En 't vreedzaam Nederland de voet weer dwars gezet. Men was verpligt het vuur des oorlogs aan te fleeken;
hZf'Oi moeft., helaas! zyn regt, en vryheid zien verbreeken, Jjjf^JJDus trad de Koning van het magtig Engeland, nrhg jy]et de an^re vorflen, in een onderling verband, te i>er- °
iisaren. Om Neerland, als voorheen, zyn' byftand aan te bieden.
Het ftrydbaar helden bloed geraakte ftraks aan't zieden, Elk gaf een ed'le blyk van raoed en dapperheid: En toonde ten gevegt zig vaardig en bereid. Mars opende 't gordyn des oorlogs treurtoneelen^ Waar op de legerknaap de krygsrol moeft volfpeelen. VtAkatm Vulcanus fmeede, tot in 't holfte van den nagt,
de wan-
De waapens voor denftryd, tot flerking van's lands magt.
Men
|
|||||
o
|
|||||
EERSTE BOEK, 0
Men hoorde wyd, en zyd, de krygstrompetten fleeken;
En niet dan van gevegt, en bloed vergieten fpreeken. Deherfftmaand kwam ter baan,enbragt ons het gerugt^^
Van Jacobs dood; Louis, voor geen gevaar bedugt, JJJLf* cob, La'i
|
||||||||||||||||
Erkende in weerwil, en ten fpyte van Oranje,
|
||||||||||||||||
StrakseengewaandePrins voorKoningvanBrittanje.kUardde
° ° gewaan-
De groote Willem, denbezitter van dientroon, *£/"
° Vandal-
Befchouwde (en wel te regt.) 't bewyzen van dien hoon, i" *°°r
zuettig
Ook als een' vrede breuk: hy wet zyn' ftrydb're degen Kom»g
Waardoor hy menigwerf den zegen had verkregen. geUnd.
Hy gefpt het oorlogs zwaart kloekmoedig aan de zy :
Enzegt zyn'ryken, en getrouwe burgery,
Voor korten tyd vaar wel:het fchip klieft door de baaren,
En't kryt gebergte is zwart van al de Londenaaren,
Die hem al wenfchende verzelien aan de flrand.
Zoo ftreeft de Britfe vorft naar 't zugtend Nederland. Waar 0p
|
||||||||||||||||
K
|
||||||||||||||||
oning
|
||||||||||||||||
De franfche koning flyft zyn woedende oorlogs magten w>u
|
||||||||||||||||
Crit
|
||||||||||||||||
En tragt door krygs beleid 's lands flerktens te verkragten, zi/Ztr
Terwyl myn Willem op de baaren herwaarts fpoeit: J^'_
Men was niet lang op zee, de wint blies onvermoeit,^*/'"
En deed het fchip gezwint door't vogtig pekel fnuiven:
En over 't zagt gewoel, der dart'le golven, ftuiven.
B D' Oran^
|
||||||||||||||||
io WILLEM DE IV.
«/aw«- D'Or ante helt genaakt in veiligheid deez' kuft:
hy vetlig °
aanUnk jrfa fcnept in hern te zien een aangenaamen luft.
De hoofden van den fhat, zyn bezig in te haalen Den vorft, daar elkde vreugt ziet uit hunne oogen ftraalen. <»/W<?»Duskomthy in denHaag, met talrykheid van floet,
J J' ige
*>°r* Daar elk hem (met ontzag,) als zyn befchermer groet
Vermel-
komt. jvjen pleegt zyn' wysheid raad in'tgroot heftier der zaaken,
Dewyl men voor bet heil der vryheid tragt te waaken.
Treh te^y Uc^ vo* dapperheid te velt, en geeft zyn' laft: ■vcie »*, Aan \ moedig oorlogs volk, dat op zyn' wenken pad: Z.yne be
«■*/« , Zoekt op het Lauwerfpoor (dus roept hy uit o helden,
touJer, Uw' glory of uw dood, zoo zal men eeuwig melden en Velt-
beervuaYan uwe dapperheid: wees vaardig in den flryd,
h»j, Op dat g1 uw' Naam' beftelt in handen van den tyd.
kr}V. Volgt,volgt myn voorbeelt na,zoo zult gyzegen praalen:
u he- En d' overwinning op den Lelyvorfl behaalen:
Verfchrikt door uwe kling des vyands trotfe moedt:
En waagt voor Nederland uw leeven, en uw bloet.
Dus fpreekt de Koning als een veltheer tot de knegten,
En fpoort hun moedig aan, om zonder fchroom te vegten.
Elk kwyt zig in zyn' pligt, en dingt naar eer en lof:
Der Britten troonzuil keert weer naar het Hollands hof,
Daar
|
|||||
\
|
|||||
EERSTEBOEK. n
Daar hem 's lands grooten, met een innerlyk verlangen, *""
En toegenegen hart, begroeten en ontfangen. naar de* Ha?e te
Maar ach! de wreede dood, die niets op sard' ontziet,^.
Verfchoont de moed, de deugt, de magt, de wysheid niet :
Een Koninglyk gezag moet buigen voor haar wetten:
Geen Arts, (hoe verin konft.) kan 't geen zy wil beletten.
Dit wiert wel haaft, helaas 't herdenken trefc my 't hart!
Gantfch nederland gewaar: 6 al te bittre fmart/ (den,
VoRSTWiLLEM,(die'tgevaar zoo dikwerv 't hooft dorfl bie-
Die's vyands dapperheid kon voor zyn oog'doen vlieden:
De Zuil van't Staats gebouw, de roem van Eng'lands
DerBatavierenluft,destweedenWiLLEMsZoon. (Kroon:
De ftigter van de vree, de flaaver van 's lands regten:
Die altoos d'oorlogs twift, en tweedragt wilt te flegten.
De fleunpilaar der deugt, des wysheids voedfter heer:
Der Britten toeverlaat, bekroont met lof en eer:) en jietft
Wiert op het onverwagft, naar 't duifter graf gezonden.J^JJ'£
Der ftervelingen wil is aan Gods will' verbonden; <t<*ft*<*
Men moefi geduldiglyk, den flag van zyne hant
Eenzwaare flag voor flaat, en kerk, en Vaderland,
Verdraagen; maar dit woortklonk ras door gantfch Europe
Daar leid nu Eng'lands luft, daar leid nu Nccrlands hope.
B 2 Thans
|
||||
12 WILLEM DE IV.
Thans rufldie groote Vorftom hoog int'zielen choor,
En 's hemels eng'Ien tal flreelt met hunn* zang' zyn oor, Daar hy iMaria mag door't zalig oog aanfchouwen, Van hem wel eer bemint als't puik juweel derVrouwen, Wyl hy met haar, 't genot van een volmaakte vreugt, Geduurig fmaaken zal, als 't loon van zyne deugt. (ven: Dog fchoon zyn ligchaam flierf, zynNaam zal eeuwig lee- En blyft ecuw in, eeuw uit, fleets in myn hart gefchreeven. maar tot De franfche Koning, op het hooren van die maar, ZlngLo Was in zyn' ziel verheugt, en dagt nu al 't gevaar :M) ' Dat hembedreigde, zou met Willems leeven enden. Nu zogt hy alle vlyt, en moeiten aan te wenden,
dh '* Om 't bondgenoodfchap te verdeelen, (daar den flaat mod- In was getreeden, op Prins Willem Henriks raad;) uagt te Nu eens door zagt gevlei* dan weer door dreigementen: ?«/" En zogt vergeefs de vreez' in hun gemoed te prenten; Dog hy betaalde eerlang zyn woedende aanflag duur: maar te De dappreBatavier, nooit afgefchrikt door't vuur, '" 'Wou liever voor 't behoud van zyne vryheid fneeven, Dan onder het gebied van vrank'ryks wetten leeven: den oar-
tog tufr/Dus wiert den kryg terflont op 't hevigfV voortgezet, bevi%
v**r'tge-Jjji Mars voerde overal een' onbepaalde wet;
Maar
|
||||
EERSTEBOEK. 13
Maar 'k zag den Batavier in't eind' bekroont met zegen;
De vyand fchaarde zig voor 't flerk geftigt Nymegen, Nyme- Om door gewelt die ftad te krygen in zyn' hand. g7rt LZ En zag zyn' vaanen op de hooge muur geplant fcbe*'
Had zulks geen hooger magt belet: 'k flaa nog verflaagen,
Den moed ontzinkt my't hart nu ik daar van moet wagen. Een yfelyk gefchrei, klonk my op 't wreedft' in't oor, D' een' fneuvelde door 't lood, en ging den ander voor.' De lugt wiert als doorzaait met felle blixem vonken. Hier knerft het bloedig ftaal door merg, en vleefch, en fchon- Daar zag m'er weder een' verdrinken in zynbloet, (ken: Die tot op't eind' zig kweet, in dapperheid en moed. En had de hemel onder 't woeden der gevaaren, De veege veiling door zyn hulp, niet willen fpaaren, Men had zig zelf eerlang in's vyands magt gezien, bond dJ Niet afgerigt om hem behoorlyk't hooft te bien:
'T gefchut waar mee men in dennood zig moeftverwee-E^" Was in geen vaardigheid om zyn gewelt te keeren; (ren:££,*" Dog een getrouwe fchaar van burgers, vol van vlyt, ftb£fem ** Betoonde een ed'le moed, in't midden van den ftryd. fy!bde? Elkvogt nu voor'slands regt, enzogtja'kmoethetmel-^^ Zig 00k te ftellen in den rang der braaffte Helden: (den li'tY/*' B 3 Dus '
|
||||
*4 W I L L E M D E IV.
Dus vond wel haafl: de drom der franfche legermagt,
Zig buiten alle hoop van krygs geluk gebragt; ("yai" Athlone vol van moed deed hun al vlugtend' wyken:
^///"J^En zaaide al-om den fchrik by d'oogflvan duizend' lyken.
^fZien ^0e blonk hier d' almagt uyt van Gods gedugte hant,
In dit gewenfcht geluk, voorKerk, en Vaderland: Ja fchoon ook alles door den tyd wiert uyt gefleeten, Ik zal dien blyden dag voor Neerland, nook vergeeten, Maar naauw'lyks had men hier des vyands magt belet, Of hy begeeft zig voort, door moordzugt aangezet, Beluft op menfchen bloet, naar 's Konings wil en laften die ^rNaar Cleve: om door gewelt die plaats nu aan te taften.
c/"eve Men werpt de ftad in 't zand, en rooft all' wat men ziet:
pCJte en Men moort,men brant,men fchend,en vreefl den hemel niet.
^^"'Dewreedheid tergtGodswraak,enwektzyn fellen tooren:
Elk moet nu vlugten, of zyn leeven gaat verlooren. De vader derft zyn krooft, en is gelyk ontzint: De moeder treurt en zugt, om't miffen van haar kint. *?//*« Maar Groveflins wiens Naam ik eeuwig zal vermelden
drove-
I1"" Den fchrik van't oorloqs zwaart, den roem van Neerlands
dry ft °
hem op Valt met een ftaale mocd op's vyandbenden aan: (heldcn
' En dryft hun op de vlugt; of dood hun onder 't flaan.
Helt
|
||||
EERSTEBOEK. 15
Helt Marlebourg, als hooft van Eng'lands oorlogs magten,fTar/e-
Wiens dappre heldendeugt elk moefl: roemwsardig agten:«'«" Beveelt terftond Opdam, om met een ftrydb're moedt, «wo/>- dam be-
'T beleg van Venlo te verhaaften: 't krygs vuur woedt Ugntn.
Nu feller dan voorheen; men ziet aan alle kanten , (ten Waar datmen keert, of wend, nu d'oorlogs ftandaartplan- 'Tland fchynt een moord toneel, en zwelgt in overvloet,yfetyt- 1111111 htid da
als met een tegen zin, 't geplengde helden bloet: gevegtt.
Hier wort'er een, (helaas,) van't doodlyk ftaal getroffen;
Daarziet m'er een door't lood,al vegtend, nederploffen; Gints tilt'er een 't geweer nog in de vcege vuift: Terwyl zyn bange ziel reets uit het lyf verhuift: Daar fpreekt het bars kanon, met zyn metaale kaaken, Weer 't wreede vonnis uit om benden af te maaken. Zoo ftryd men voor het regt> en overwint in 't eind, mm » Wyl elk een dankb're galm ten hoogen hemel zend: »»'* En d' Albeftierder looft voor d' onverwagten Zegen, z?o Z'$ Nu d' overwinning 200 gelukkig wert verkregen. ^ £# En onderwyl befteet den vyand all' zyn' kragt, °ZIT"
Om, 't fel beftormde, Hulft te krygen in zyn magt; tw*ik
den i>y~
Maar Dedum, die zyn' moedt, en dapperheid liet blyken, w op
rjttffi
Dwong hem met groot verlies van knegten af te wyken. Zoekt te
t>. ivreeken.
|
|||||
<■
|
|||||
i6 WILLEMDEIV.
t°mje ^e Batavier berent Roermond', en Stevenswaart,
tZn* ^n krygt door ys'^yk vuur, dat Lyf nog leeven fpaart, e»Luiij3\Q fteden, Nevens Luik,in weinig tyds in handen. (den, mat in Maar'tftrekteaanmynen Naam(alom beroemt) totfchan- banden
derbond-Zoo ik de droeve dood van d' allerbraaffte Held,
genoo-
t. Wiens naam ik niet dan met ontzag en eerbied, meld',
Aan U verzwygen wou; hy die door zyne degen> (gen:
Het Ampt van VeltMaarfchalk had van den ftaat verkree-
Een Dood die ik nog lang met droefheid heb befchreid:
D»od De Prins van Nassauw . voor wiens braave dapperheid
Pum Door yder hoog geagt, men's vyands arm zag beeven;
|
||||||||||
van
|
||||||||||
Nat. Moefl in het midden van die oorlogs woede fneeven:
sIZ- 'T geheugen fmert my, ja 'k gedenk nog met een fchrik, Aan 't wreed verfchynen, van dat deerlyk oogenblik.
De Staat door dit verlies, met druk, in't hart geflagen:
zyn Vont goed Athlone nu dit eerampt op te dragen: ampt
van veh Een Helt vol ed'le moed, in 't krygs vuur onverfaagt:
jeblik Die dikwerf 't leeven voor's lands vryheid heeft gewaagt.
"hum op Maar zag men't oorlogs vuurte land nu fel ontftooken,
g'**4' DeZee,met bloedbeverwt,was medeal-omaan 'trooken
Van d'opgereeze vlam; Neptuin fteeg op zyn' fchulp,
fiJi'hijfa fmeekte te vergeefs al 't Godendom om hulp,
Het
|
||||||||||
o
|
||||||||||
EERSTEBOEK. 17
Het krooft vanNereus zwom in heete traanen vloeden;0/' Zee
Het ZeeGodinnendom beklaagde zig in 't woeden:
En Triton barfte, met een fchor en naar geluit,
Dat yder 't hooren kon, dikwerf dus treurig uit,
O Mingodes/ gy wiert uit dezen plas gebooren, (ooren
Maar 'k weet als, 't geen hier thans gefchiet, u komt ter
Datgy verzugten zult, om zulk een droeve maar;
Dog 'k wenfch' den zegen toe aanNeerlands waterfchaar:
De hoop voorfpelt m' iets goeds, en brengt my buiten fchroo-
Zoo blaaflhy elk in 'toor,al dobb'rend door de flroo- (men.
De golven ftuiven, met een yfelyk geklos; (men.
De zeilen krimpen in elkaar; 't geweer breekt los : De Zeehelt poogt nu roem te vinden op de baaren, En tart, vol moeds, den dood, in duizende gevaaren. Elk is nu onbevreeft, hoe dul het krygsvuur woed, Niet uit te dooven, dan door flrydbaar helden bloed. Men ziet een gantfche vloot van rykbemande kielen, Door 't blixement kanon, in weinig tyds, vernielen Het pekel fchuimt uit angft voor 't yfelyk gevegt; f' ?« le belden
Dat, door der helden dood, moet werden bygelegt. "'* de*
Gradivus, gantfch vervreemt van menfch'lyk medelyden, JJJ1V Spoort all' de braaven aan, en noopt hen tot het ftryden. C Helt
|
||||
iS WILLEM DE IV.
de A J. jjelt Rooke (als Admiraal) beftiert 's lands oorlogs vloot.*
H»»h En dreigt, door fiere moed; zyn vyandmetden dood: beftiert
dt vloot Dog 'k zoek geenfints hier al zyn* daaden op te noemen:
lkheb, al lang voorheen, zyn krygsmoed waart te roemen Aan elk bekent gemaakt. de ftryd groeit feller aan, En doet de fcheepen op het derelykfV vergaan. Men ziet de maften, door een yPJyk vuur, verzengem En't roode helden bloed door 't blaauwe pekel mengen. De zwarte zwavel damp klimt tot de wolken op: De donder van 't kortouw kwetft d? opgeheeve topp* Der zeekafteelen, en verbryzelt z' in de ftroomen: Terwyl men, 't watervolk, al flrydend' om ziet komen, In 't ongemeeten zout, de een bid, en kermt en fmeekt, En roept den hemel aan; maar (lerft, terwyl hy fpreekt: En d'ander, aan een wrak uit angil en fchrik geklonken, Legt, in een weinig tyds, in't grond'loos diep verzonken. d*Bsta- Dog d' overwinning komt u toe, o Nederland!
vier o- " °
wrwint De Batavier, door moed, en dapper krygsverftand,
Bevryd u door zyn arm van 's vyands oorlogs plaagen;
En mag op zyne kruin de glory palmen draagen.
Zoo ziet men het befluit van Vrankryks wreede magt,
Ten nutt* van kerk, en ftaat, wel haafl te niet gebragt.
Maar
|
||||
EERSTE BOEK, 19
Maar 't guure winterweer begon nu te genaaken, * *«*/«
Dus moeft men voor een' tyd de krygsbedryven flaaken: fiM*
En d' uitvoer ftooren van Bellona 's woeft gewelt.
Het blanke fneeuw bekleede al reets het bloedig velt,
'Twelk als bezaait was met de lyken van de helden; (den.
Wier naam ik met ontzag, door't gantfch heel al zal mel-
Het blaakend' oorlogs vuur wiert door de kou gebluft:
En 't woedende gevegt tot nader kans gefuft.
Men zag den ftrydb're kling reets in de vuift bevriezen r
Dit noopt den krygs foldaat de winterrufl: te kiezen. it win-
ter Dus neemt 't gevegt een eind', bet moedig leger fcheid:wr*;,.
Elk draagt de glory weg van zyne dapperheid. f
Einde van het ecrfte Boek.
|
|||||
C 2 WIL-
|
|||||
20
|
||||||||||
WILLEM DE IV.
TWEEDE BOEK.
I N H O U D.
Xj e faam vcrvolgt 7 verbaal der dondrende oorlogs rampen,
Hoe Mars in 7 yzer bruit met een gedugt gewelt:
En hoe gantfch Neerland moet met zwarigheden kampen, Door 't woedend krygsgefchil; hoe dat d Oranje Helt,
jan Willem Friso , met den glory praalt in 7 Jlryden , Dewy I by in zynjeugt door't moedig oorlogs zwaart,
'3 lands dkrb're vrybeid zoekt van onheil te bevryden: En hoe by tot elks vreugt,aan 't puik der vrouwcn paart.
Hoe dat by in een Jlorm die yder zou doen beevcn Naar 's Graven Haage fpoeit: (d deerelyk bejluit',)
Hoe 7 water, (ivyI bet Fuur hem nimmer kofl doen fneeven,) Zyn leevensfakkel' blufl, tot droefbeid van zynbruid,
Die ons naar zvne dood beeft met een telg befchonken , Naar dat Bellona eerjl was aan den bant geklonken.
|
||||||||||
de Jente
krengt
de iegers tueder te velt. |
aauw kwam de blyde lent zig aan ons oog
ontdekken, Of de foldaat kreeg lad om weer te velt te
|
|||||||||
trekken,
(Zoo voer de faam nu voort) men gort het harnas aan,
Elk toont zig vaardig om naar eer en lof te ftaan.
Belloon
|
||||||||||
TWEEDEBOEK. 21
|
|||||
Belloon ontwaakt nu weer, en fpoort haar' gunftelingen
Met alien yver aan, tot dood'lyke oeffeningen. Slands vloot raakt wederom, ten flryd geruft, in zee: ''J*
En voert een ys'lyk tal van donder klooten mee. /«* '** Zoo waagt men weer op nieuw > het pas bevogten Ieeven: Met een ververfte moed, als tot den flryd gedreeven. En nu wert Marlebourg, de dapperfte oorJogs helt, fg*rrle' Door Eng'lands Koningin, tot Hertog aangeftelt: *"' *f Hv neemt het groots befluit metNeerlands opperhoofden, *«*«
(Die zigvan zyne hulp niet weinig heils beloofden.) f Orn met zyn' legermagt zig neer te flaan voor Bon, g«ftz!g ' mtt zyne
'T welk hy, in korten tyd, door krygsbeleid verwon. krygi
Waar na hem wert gelaft op Tong'ren aan te trekken, *««r Dog als de vyand daar zyn' aantogt komt t' ontdekken, Neemt hy een keer, verbaafl: voor zulk een oorlogs held, JJ'e? En laat hem onbeflreen, al vlugtende, het veld. ren **"' De Britfe Hertog, trots op d'eer van zulk een zegen, JJ,3j.
Plant voort de glory vaan op d' einden van de wegen: Jfi/JJ,. Wyl elk het Helden hooft met Lauwerblaan bekroont: En met onmeetb'ren lof zyn* braave daaden loont Dezomermaant verfchynt, men eindigt niet met flryden,
Het oorlogs vuur blaakt nog, met magt, aan alle zyden; C 3 ^ Vul-
|
|||||
22 WILLEM DE IV.
Vulcaan fmeed onvermoeit in Lemnos duifler hoL
Gradivus fpeelt op nieuw zyn' bloedige oorlogsrol: Hy vliegt door gantfch Euroop in felle woede ontflooken, En dagvaartvoor zyntroon,all'd'onderaardfche fpooken, Om twift te zaajen in het menfch'lyk ingewand. D'ongodd'lyke oorlogsvlam verzengt het gantfche landt. Cnthom Coehorn, benefFens Spar, beide eeven kloek in't veeten, en Spar ' *- ° *
YTnT Begeeven zig te velt met all' hunn' ftrydbre knegten,
alrhe' ^m 's vYanc^s fterktens te verydelen by Waas: ^'Wm/. Men zegepraaltin 'teind, maar als'k bedenk, helaas/ Hoe veele braaven ik daar 't leeven zag verliezen, Opdam Schvnt my het bloed uit angft in d' ad'ren te bevriezen. Vint zig J J
antbhot Opdam, die met zyn heir by Ek'ren lag gefchaart,
van kneg .
ten heb Voor Vrankryks legermagt en krygsmoed onvervaart
btttde de
*'!** Had, ag/ de meeflen van zyn* benden afdoen trekken,
raar
vum- OmVlaand'rendoor zyn" hulp,in tyds te kunnen dekken
deren af *
die* De Bedmar, en Bouflers, verzuimden 't gunftig uur,
t/ekhn.
Dat zig nu opdeed niet: hunn' aanflag ftond uw duur
omfi.w- Bevogte Nederland; men zag hun al hunn' benden,
den. het Gewaapent tot den ftryd, naar zyne tenten zenden.
tyk *Uger% riep Mars toendikmaals toe, bewaar uw' gunfteling,
*»/'7&En dult niet dat de moed van zyn gevreelde kling,
Voor
|
||||
TWEEDEBOEK. 23
Voor d'al te fterke magt zyn's vyands, moet bezwyken:
Behoed hem, door wiens vuift, en fpeer, ontelb're ly- Geftaapelt zyn op een; begeeft zyn' zyde niet, (ken, Verlaatniet met uw' hulp, wiens hulp u nooit verliet. Maar ag/ wat zag ik nietj de held ftont zelf verflagen, Zoo ras ik hem die maar had in het oor gedraagen : En hy, die nimmermeer voor onheil was bedugt, %*°£r Zogt nu het dierbaar lyf te bergen door de vlugt, t^"-* Wyl 't geenfints moog'Jyk was zig zelven te verweeren ,&en En d' al te groote hoop met weinig volks te keeren; Dog te vergeefs men greep hem aan van alle kant' En kreeg, door fterker tal van knegten d' overhant. ******* a' ° rergcefs^
Hier kon, nog dapperheid, nog krygsgeleertheid gelden;'* wert
Maar nu wiert hy geflyft met hulp van meerder helden. »M De ftryd gaat hevig aan, hier vine er een zyn' dood, En braakt, de dappre ziel, in 't midden van den nood; Naar dat hy pal ftond, om voor flaat, en land, te ftry-^tf- he'd van
En't vrygekogt geloof voor ziePdwang te bevryden. (den. '*#**&
Daar zietm' er weder een y doorboort met wond, op wond ,
Zigwent'len in zyn bloed, gantfeh weer'loos op den grond
Maar ditfehynt feller nog het helden bloed t' ontfteeken
Elk wilnuflerven, of zyn's vrienden fterven wreeken
Ginta
|
||||
24 WILLEMDEIV.
fu7ge"'»Gintsziet men Slangenburg, als hooft van'tleger flaan,
fpirim ^aar fp°ort Helt Fagel zelf zyn' oorlogs knegten aan.
'Zl7en Stryd, ftryd, o mannen! iaat de moed u niet ontwyken;
aan' Laat nooit uw' ftrydb'ren arm voor 's vyands magt bezwy-
Bevryd u door het zwaart, of fneeft voor't vaderland, (ken, De nood gebied het u, in deez' bedroefden fland. (gen: Vliegt, onbevreeft,den drom van vrankryks krygsmagt tee- 'Keifch' d' overwinning, (kan het zyn,) van uwen degen. Vegt, vegt zoo 't lauwer loof u immer heeft bekoort. Zoofpreekthy, elkfchept moed, enluiftertnaarzynwoort. z/,J/ 'HeltHompefch,diezyn'naam doordapprekrygsbedryven,
?ef<* Qp v]eUg'ien van den tyd, onflerfelyk liet fchryven:
Stygt,als een tweede Mars, op'tbriefchend'oorlogs paard:
En flagt het lely volk door 't nooit verwonne zwaart. Waagt, (fchreeuwt hy tot zyn heir,) met my bet veege lee- Gy kont, indien gy fterft, nooit loffelyker fneeven: (ven Gy waagt het niet, dan voor't behouden van's lands regt, Waar aan de vryheid en de voorfpoed is gehegt. (den Naauwhoort men uit zyn mond het eindevan deesree- zig dap- Of elk kwyt zig met lof naar tyds omftandigheden.
'Tgevegtgroeitdeerlykaan, men blaakt, men brant, men
Totdat de nagt de lugt met al'tgeftarnt borduurt. (vuurt,
'Theel-
|
||||
TWEED! BOE K. 25
9t Heel-al fchynt te vergaan: Apol, die't moet aanfchouwen,
Durft zig nu langer op zyn' dagkoets niet betrouwen %uhim
Hy zinkt al zugtend' in het zout op dat gezigt: beM'tft.
En dooft den fakkel van zyn all* verkwikkend ligt
In't bloedig pekel uit; geen drang van duiflerniflen,
En fchaduw van den nagt kan deepen twift befliffen. **&*?'&
° houd eg-
Men ftryd nu zonder orde, en teiftert by den taft, *££S,n
Onzeker wie men treft, en door zyn kling verraft. %lv**
De dappre batavier, in't oorlog nooit bezweeken, *«?*.
Behoud het veld, tot weer de nagt is weg geweeken. De morgen zon verryft nieuwsgierig uit de zee; tot da*
de mar-
En'tzwaart,door kryg vermoeit,keert weder in de fchee.^« *»
weder
De Helden trekken af, met all' hunn' legerbenden, wnyfi
En vinden raadzaam zig naar Lillo toe te wenden: wen etH'
De vyand keert te rug, en telt een groot getal ftfydZ*.
Van Lyken in het zant; de beend'ren overal
Verftrooit, doen hem met fpyt een groot verlies bekla- * hr Terwyl de batavier de zege weg mag draagen. (gen> *^- D'een torft een vaandel weg, met Lelyen bezaait, fn Wyld'andere als in triumph een Standaart omme zwaait:
Die gort een glinfl'rend ftaal, bevogten onder 't ftryden, Ten blyk van zegepraal, kloekmoedig aan de zyde.
D Elk
|
||||
*
|
|||||
26 WILLEM DE IV.
Elk toont zig eeven trots op zyn behaalden buit:
Gints heft 'er een een Schilt ver^ boven yder uit: Daar ziet m'er een met een metaale Harnas pronken, Waar op de waapens van den vyand zyn geklonken. En een onmeetb're lof wert yder toegewyd. De hoog gereeze vlam, der fellen oorlogsftryd ,
Die elknu blonkin'toog,ontvonkte't bloed der Helden: ^f de Print De vader van den Prins, wiens daaden gy zult melden lT»Je,' (Zoo voer de nieuws bodin nu voort) gaf in zyn'jeugt, mutm Reets ed'le blyken, dat de kloeke helden deugt tleHte Van zyne vad'ren, in zyn' ad'ren zou herleeven; vMt' En wou zig, hoe men zulks weer hielt, te veld begeeven, Zoo ras hem kwam ter oor hoe't zagtend Nederland Geftooft wiert in den gloet der blaakende oorlogs brand. Wie zag ooit beter moed in zulke tedre jaaren, Nog ongewoon aan 't woen der ftrenge krygsgevaaren. Hy gort aan zyne zy het onbeproefde zwaart: En klimt vol ed'le moed, ten ftryd geruft, te paard. Maarach myn Frifo,d'eer van Naflauws dierb're helden, Bereikte ( wie zou zulks niet met ontroering melden) f'aitt.y Nog naauw't Oranje woud, of'tros, uit dartelheid, ww2* Had haafl den braaven Vorfl een deerlyk lot bereid: 't Sprong
|
|||||
TWEEDEBOEK. 27
>t Sprong tripp'lend zydwaarts uit,en plofte door het rukken
Den jongen Prins ter aard': 't gareel brak voort aan ftukkcn. Het ongebreideltdier vliegt, zelf verbaaft, 200 vlug, V^rT'i Gelyk de! wind, en treed den Veltheer in den rug, feti. Elk toont zyn vaardigheid, om hem te hulp te komen, dsn T*x En fchynt voor het behoud dierHelden Spruit te fchroo- ieerl)'k J kwtjt,
Maar wyl op't yvrigft zyn' herflelling wert betragt, (men.
Ziet hy in 't kort zig weer in voor'gen ftaat gebragt. d*g h Nu fpoeit hy voort om te voldoen aan zyn verlangen, Zl'i</' Kornt in het Leger aan, en wert met vreugt ontfangen: klrfltit Elk groet hem met ontzag, en roemt zyn flout beftaan, JJJJ" Ja men belooft zyn kruin eerlang de Lauwerblaan. ₯igm*t- Hy flelt zig moedig, aan de zyden van de Helden, JK*""
Die zig aan \ fpits van't heir als oorlogs Goden ftelden: JJ jj'" En fpoort hun alien aan door zyn volmaakten moed, j*J Jj* In 't hevigfl van 't gevegt, dat all' de ftrydb're ftoet, »f* Op dat gezigt wert in verwond'ring opgetoogen. de»Gra. Nojelles afgerigt op flrydbaar krygs vermogen, Nujeiu,
Verkrygt in weinig tyds op Hoey de Zegepraal: *«**
Zoo krygt de Bondgenood, ookLimburg door het ftaal.^'**-
In zyne magt; de flreng gedrukte burgerfchaaren, »«»< tnede
Herdenken nu niet meer hun deerlyk wedervaaren. *«**
2 De
|
||||
28 WILLEM DE IV.
Si«fcr^e vro^y^^e^ berleeft in't uitgeteert gelaat
**i'*" Der Ingezetenen, elk wagt nu beter ftaat: daar. En gaat den batavier (met traanen op de wangen, Uit zuivre vreugt gefchreit ) in zyne ftad onttangen. De galm gaat tot de lugt, men juicht, en is verblyd, 't Gefchutroemt,fchelvan toon,devreugdevandientyd. *tfgrl Coehorn behaalt op't fort ten Doele mee den zegen: %" rZ ' Rynberk en Gelder, wert door Pruyfchen nog verkregen, GrJ&'"^er ^at ^e guure kou delegers fcheidcn deed; wmmvh ^aar fcnoon iknimmer lets van't geen gebeurt vergeet, 't Vereifchte een ruimen tyd om alles te verhaalen, Dies dien ik hier myn reen ecn weinig te bepaalen. De winter dryft naar 't noord, men fpoeit zig weer te velt,
Daar Mars nog woedt, met een vcrvaarelyk gewelt: Belloon bleef op de rufl der vreede nog gebeeten: De vyand dol van fpyt, die 't mee niet was vergeeten, Hoe dat Nojelies,met zyn' flrydbaare oorlogs magt, In 't uitgefcbreeven jaar, hem had in't naauw gebragt. Fiiimy Belaft aan Villeroy met groot getal van knegten, 'nuuwp Om andermaal het fort ten Doele te bevegten; *#' A>'.Maar te vergeefs, het loot vliegt deerlyk in het wilt: tlZ'tEn hoe men vuurt, en brant,'t is nood'loos tyd verfpilt.
Maar
|
||||||||
A
|
||||||||
TWEEDE BOEK. 29
Maar ach hier zag men weer (ik moet het nog betreuren)
Tot druk van Nederland, iets zugtens waart gebeurcn: *«*** Coehorn, de fchrik van 't all verdelgend oorlogs zwaart, »«■«/ Aii. -i 1.11 Cotborn
Als d'ecr van zynen tyd door't gantfch'heel-al vermaart,
En van wien d' oudheid in haar naamrol zal gewagen, Wiert door de wreede dood te deerlyk weggedraagen. Dog deze grooteflag wiert wederom verzagt: Prins Friso om zyn' deugt by yder hooggeagt; %*&. Werd, door het wys befluit der algemeene Staaten, ""-""J
J ° Van V
Verhoogt tot Generaal van Neerlands voetfoldaaten. »««****
aan ge-
De Jonge veltheer trekt, met zyn voltallig rot, /w*.-
Met moed bezielt, te veld, gelyk een oorlogs God: trthtr Helt Ouwerkerk begeeft zig aan zyn' dappre zyde, En bied zig zelven tot zyn' byftand aan ten ftryde. <t'j>y"J De vyand valt met magt, op hunne benden aan; hem aan- Maar 's Princen ed'le moed vermeerdert onder 't flaan. Hy dryft hun flout te rug, geflyft door d' andre helden, Die met een flrydbren arm hem in't gevegt verzelden; btitGn- leftms
Wanneer helt Groveftins, met een ontelbre fchaar, komt
Hun verder by fpringt, in het dreigende gevaar, buip ; Een ed'le gramfehap doet zyn bloed in d' ad'ren kooken:
Hy vliegt, gelyk een leeuw in felle woede omftooken, D 3 Het
|
||||
30 WILLEMDEIV.
'iJry^et *"ety vo*k °P >c ^' en ve*c met zYn 2eweer>
owr- Terftond den gantfchen floet voor zynevoeten neer. (ten, wtitntff a .
£' Men ziet het franfche bloed met magt langs d' aarde vlie-
En het gebeente, aan gruis gemorzelt onder 't fchieten, W ert door het veld verftrooit elk keert op't hoogft verblyd Met duur verkregen lof, als winnaar uit den ftryd. (den Es/e'i"', In *tKeizerryk was nu het krygsvuur mede aan*tbran- ia»B*-De Prins Eugenius, beroemt door alle landen, ddeUlr- ®m zvnc dapperheid, en loff'lyk oorlogs zwaart: 'Utru". ^e P"ns van Baaden, om zyn daaden wyd vermaard, hu**kh» ^aan» met ne^ Marlebourg, den Beier Keurvorft tcgen, ***?'-Die, aan den Schellenberg, zyn' tenten op de wegen, ervor/t a - .
**&<*> Had neergeflaagen, om de franfche legermagt,
(Korts door den batavier diep in het naauw gebragt)
Te ftyven door zyn hulp. de benden, t' zaam gekomen, wed* Bereiden zig ten ftryd, de woede niet te toomen
ge-jegt. Verheft zig meer en meer: het doodlyk loot, gebraakt
Door 't bulderend metaal, vliegt indelugt, en kraakt. De dondei bus breekt Jos; men werpt de handgranaaten Je fr**~ Den vyand in 'tgezigt, endoedhem't leevenlaaten. (vloet
jche hen- .
D' een neemt voor'tvuur de vlugt, en werpt zig in den
En zinkt tot op den gront, wyl d' ander landwaarts fpoed
De
|
||||
TWEEDE BOEK. 31
De Donauw legt verdroogt, van all' de doode lyken, de»
° [moeren
Der geenen die men in het zwemmen zag bezwyken. >» *»
Zoo wert de zege door de bondgenoot behaalt; »<mv: Schoon door veel helden bloed gekogt, en duur betaalt. en dt
'K zag Goor, in't midden van \ gevegt, al winnend' fneeven noot be-
En Beinhem, vol van moed, liet mede aldaar het leeven;^^ *
Wyl Heffenkaflel, in de zyde zwaar gewond, %*£'/
Geftaag den dood verwagte, al krimpend' op den grond. £%.*£"
Dog 'k zie hem weer herflelt. Eugeen flaat zyn foldaaten *'*
By Hogfted neer, naar wenfch der zeeven vrye ftaaten: Eugeen
Een beekje fcheide, de vyandelyke fchaar, z>g»aar
En 's Princen leger, met zyn golfjes van elkaar.
Hy, nimmer uit gedagt in helden oeffeningen,
En altoosonbevreeft, in krygs veranderingen,
Liet over 't zwalpend nat een reeks van bruggen flaan,
Daar elk in veiligheid zou mogen overgaan.
Tallard, te trots in moed, koft dit geenszints beletten,
Maar hoopt die floutheid hem in't kort betaalt te zetten: f^fjf'"
Ja fpelt zig groote kans van dit zoo groots bedryf. dMr'
Men valt elkanderen als Leeuwen op het lyf:
Dan fchynt de vyand eens de glory te behaalen;
Dan fchynt de bondgenoot weer eens te zegepraalen;
Dog
|
||||
32 W I L L E M D E IV.
£f^r/'*wDog geenfmts blyft men Iang in die onzekerheid:
£*£"»,Helt Marlebourg, en Prins Eugeen, door krygs beleid, Doen ras denfranfchen hoop voor hunnemagt bezwyken. Tallard, die in 't gevegt fleets mogt met glory pryken, Moeft bukken voor hunn' kling\men voert hem uit den ftryd Als krygs gevangen mee; hy zwelt van ed'le fpyt, Wylhy, die fleets verwon, nuzelfweri overwonnen: Maar wie, wie zou de magt, en moed, weerftreeven kon- mtt Der helden ftraks gemelt? die een onfterf'lyke eer (nen £■/£» Verkregen, door den glans van hun gevreeft geweer. kafd^ en Zoo zegepraalt men weer ,* en buiten elks gedagten. pefibo- prins HefTenkaffel, weer herflelt in all' zyn' kragten, *e». En Hompefch, draaven als twee Cefars trots, en fier, Op hunn' behaalde lof, bekranft met heil lauw'rier. Men zwaait de vaanen, van vorft Lodewyk verkregen, Ontrolt om zyne kruin en tilt ze langs de wegen: Dryft de gevangenen, als flaaven, voor zig heen; Ja elk draagt roem op zyn veroverde tropheen. veeU Zoo eindigt deeze ftryd, men zag nog veele fteden Veld!" En veftingen, door vuur, en waapenen, beftreden *"* ?"" En overwonnen; maar de kortheid van den tyd |
|||||||||
vvert.
|
|||||||||
Vereifcht, dat ik 't verhaal, der onbetoomb're ftryd,
ver-
|
|||||||||
TWEEDE BOEK. 33
Verkleen, dus ftaa my toe dat ik u all' de naamen,
Der plaatfen, die toen nog in onze handen kwamen, Nietnoeme; d'oorlogs kreet klom hooger nog in topj En d'opgereeze vlam fleeg langs hoe feller op. De vyandhad nu Hoey,en Luyk,naauw weer bekoo-^^v"*
Of die twee fteden zien zig wederom hernoomen, (men,de *>*»- den der
Met een gedugt verlies van Franfche Iegermagt, v^nden
gekomert
Zantvliet, en Zoutleeuw, zag men beiden onverwagt, zy*d*,
En onbeftreden, zig aan Dedum overgeeven * door de ILoo fpaart men kruid, en loot, en menig helt het Ieeven,K7J»'
De derde Karel won, in Spanje, flag op flag; m"*TaU Gantfch Catalonie boog ondcr zyn gezag: 5li-
Daar zogt men wederom dien Vorft, naar regt en redcn, |Jj£» '*
Als heerfcher van het ryk,, den Throon te doen betve-leeuw' Maar in Italien wiert alles door 't geweld (den. Van d'oorlogs vlam verwoeft, vernielt, en neergeveld
Men zag de Hertog van Savoyen zyne ftaaten, Ten prooi des vyands, op het derelykft verlaaten: En Karel hielt zyn hoop mee voor een korten tyd: Philips fpoeit wederom met al zyn volk ten ftryd', En weet ftraks alles, door geweld, weer te herkrygen. Dog'kzal hier weder niet teneenemaal verzwygcn, E Hoe
|
||||
34 WILLEM DE IV.
Hoe hoog de glory klom van myn Oranje held.-
Ik zag hem overal aan 't fpits van 't heir te veld, Gelyk eenHercules; hy was nu reets verheven, Op d' eere trap, die door zyn Vad'ren in hun leeven Zoo lofPlyk wiert bekleed: 'k zag *t Erfftadhouderfchap ytSt«d- Van Vriefland, met gejuich', en vrolyk handgeklap, ^chaf Tot elks genoegen, aandienVelthecropgedragen: J£iW. D°g 'k zal in 't breede hier niet van zyn' lof gewagen. SijTI Naar dat de yyand by verrafling de Stad Gent, opgeara* jyfet een onnoem'lyk tal van knegten, had berent; En Brugge door gewelt had in zyn magt gekregen, Trekt Neerlands oorlogs magt zyn legerbenden tegen. het De dappere Ouwerkerk, in moed al-om vermaard, ( zwaard, fchfu- ^e Graav' van Oxenflern, beroemt door't blinkend* fw/"*'^aan ^ra^s de Schelde met hunn' knegten overtrekken, Stbtidt. Qm WiUem Frifo, door hunn' hulp te konnen dekken. teiim De Jonge Veltheer fchaart zyn volk aan d' eene kant: Ttl'gge-Men fteekthet barsmetaal, metlood gevult, in brandt. vegt' De kogels vliegen door elkander driftig heenen Gelyk een' bui, door wint verflrooide hagelfteenen,
't Gevegt neemt een begin; zyt moedig onverfaagt, O helden zoo u een onftervb're roem behaagt.
Stryd
|
||||
TWEEDEBOEK. 35
Stryd V06r de vryheid en 't belang der zeeven ftaaten;
Zoo fpreekt d'Oranje held, aan 't hooft van zyn' Soldaaten ,de Prins
Jpoort
In't midden van het vuur, vertoonde zig de vorft, *?»»
Die thans de Britfe Kroon op zyne hairen torft: aan .- Een vorft om zyne deugd' van yder aangebeden,
Een vorft van elk geroemt om zyn hoedanigheden: In yt ftryden onbevreeft, vol dapperheid, en moed, In Mavors oeffenfchool gekweekc en opgevoed. Prins Willem Frifo jaagt zyn' kogels door de helden,
Die zig, als hoofden, aan de franfche benden ftelden: En dryft het glimmend ftaal door't lillend' ingewand, (hand, Wyl 't bloed langs d'aarde ftroomt,en krygt zoo d'over-^.?* duoT dan
En die niet fterft,moet voor zyn klingal vkigtend wyken fperkeid
de ozer-
Or als gevang'ne voor zyn dapperheid bezwyken. «>;»-
En d'overwinnaar werd begroet, van Necrlands ftaat,
Met een onkweflb'ren lof voor zulk een groote daadt. Maar all' de glory palm, in deezen ftryd verkregen, Verzaad zynkrygsluft niet, by vlamt op grooter zegen. ?t Beleg van Ryffel werd beftemt en vaftgeftelt, Hier was weer glory te behaalen voor myn Helt Hy voert zyn'benden aan.de moed zwelt in zyn aderen/^'w 3 ₯ ' * zynltgcr
Zoo ras hy maar de ftad, van digte by koomt naderen. k*»
E2 Menw'*
|
||||
3<5 WILLEM DE TV.
Men ziet aan zyne zy d'al-om beroemde Eiige&i: :
De vyand is met magt van binnen op de been. Men plant het grof Gefchut in menigt* voor kk walleri, Waar mee men't franfcheheir zoekt op het lyfte vallen-: yfelyk De vlammen barften uit, men ftooki een ys'lyk vuor, £tvegt J '
voor de \ Welk elk verfchrikken moeft, en donderd op de munr,
Ktuurea
<r/y/?y,Dat zig de flerke vefl eerlang moet overgeeven.
die zig
hy ver- Het opgeftelt verdrag, door's vyands hand gefchreeven,
drag
mtt Werd toegeftemt, zoo wert de zege weer behaalt,
tvergec-
■vtn. Schoon met veel helden bloed, gekogt, en duur betaalt.
Bouflers moeft buigen voor myn ;s Veltheers dapp're de- Die, met Eugeen , nu weer de glory had verkregen. (gen, Men plant, hoogmoedig op dieeer, de vreugde vaan, Daar eer.fl het leger had van Lodewyk geflaan. e»t Gent wert, eer 't loopend jaar zyn ronde had geflooten,
wert mt>
de iero- Ook weer verovert in de magt der bondgenooten.
Tert.
dewin- Maar.eind'lyk dooft de kou dien fellen oorlogs brand,
Xnji'ydDe zee belt zoekt de kuft en ftapt vermoeit aan land: «"»».'D'Oranje Veltheer thans mede afgeflooft door't ftryden> Legt zyn bebloede kling ook voor een wyl ter zyden.
Maar als de min, die nimmer kans verzuimt, dit ziet,
Daalt zy van haaren troon, van waar z'al-om gebied.
Aan
|
||||
TWEEDE BOEK.
|
||||||
Aan's Princen zyde neer, om hem een ftrik te fpreien, *',*'*>
goats
En met een zagt gevlei zyn kuifch gemoed te vleien. d^a[f »'-
't !s tyd myn Vorft, (dus fpreekt zy hem al lachend aan) Dat g' aan myn' wil, die gy niet lang zult wederftaan, En die geen fterveling op aarde kan ontvlieden, Gehoorzaamt, op dit pas, 'kzalumyn hulpebiedcn; Veil, veft uwe oogen op Maria, veil uw' zinn' e»mopt den
Op Heflenkaffcls Krooft: Louiza, een Vorftin P»»»,
Princes
Gefprooten uit het bloed van onwaardeerb're helden,^**,
Louiza
Die, by hunn'dapperheid, ontelb're deugden telden , *«»/&/.
jenkajjel
ZaX voor uw' ed'len lof, door't gantlch' heel-al verfpreid, te be-
Niet onverwinn'lyk zyn; uw' moed, uw' dapperheid,
Uw wysheid, uw vernuft,zal haar op't hoogfl bekooren:
Zy zal iiw' liefdes bee met gunftige ooren hooren:
Zulks weete ik braave Prins. Zy had dit naauw ge-uit,
OfWiHemFrifo neemt het Ioffelyk beftuit,
Om aan die Vorften telg zyn minnedrift t'ontdekken, h*»aafo
Zig
Hy maakt zig vaardig om naar Kaflel te vertrekken: **»r%
om naar
Band nu de krygs zorg uit zyn pas verliefde zinn': Katftit*
iiertrtk-
En volgt de wetten van de Goddelyke min. *«».
ter-
Hy meld aan de Princes, met uitgekeurde woorden, u*m* J*
Princes
Hoe haar' bekoorlykheen zyn groote ziel bekoorden; *y«*
E 3 Tee-**"*
|
||||||
-
|
||||||
3$ WILLEMDEIV.
Terwyl zy, die nooit minde, in't vorftelyk gemoed, \
De vlammen koeftert van een ted're minnegloed. De deugd' des jongen hclds ondooide haare zinneh, Me ear- En kon in wetnig tyds haar fierheid overwinnen: tang in
z.yn oog Ja't was alieen zyn deugt, gepaart met kloek verfhnd,
fltmt. Die haar deed ftemmen in d'onkweftb're huuVIyksband.
de De groote trouwdag wert, tot yders vreugt, beflooten;
'lagZirtDe zaalen, opgepropt methoogefeeftgenooten,'
"jieit'x Weergalmen van 't gejuich; het aangenaam gehoor
Van deeze orakel flem klinkt yder zagt in 't oor:
Uit deezen egt werd' elk een duurzaam heil befchooren;
En Nederlands geluk op't heugchelykft gebooren:
*» ge. Uit deezen egt zal, tot befcherming van den flaat,
Een tweede Cato weer herleeven voor den raad; (wen,
En uit deez' egt zal m' een beminn'lyk krooft aanfchou-
Waar op de Godsdienft haar onwrikbaarheid zal bouwen.
O zegenryke trouw, o dierb're huw'lyksbrand/
Geftigt, ten nutt'van kerk, enregt, en vaderland:
Gy fpelt niet dan geluk aan Bato's onderzaaten: (ten.
Zo fchreeuwt het vrolyk volk al-om langs markt en ftraa-
Maar naauw'lyks is dit feeft vol-eind, of onze held,
Gedenkt weer hoe Euroop gedrukt wiert door 't geweld
Des
|
|||||
©
|
|||||
TWEEDE BOEK. 29
Des feUen oorlogs dwang; deliefile prangt zyn' zinnen,»'** *>
txioede
Dogkan,hoefterk gegrond, zyn krygs luft niet verwin- j"«or-
kg*
De zorg voor Nederland legt hem te diep in \ hart, (nen: "*p* hem wt'
Om niet de vryheid, in een grooten flrik verwart, *»**
veld.
Door't ftryden by teftaan, en door zyn arm te fchraagen:
'K moet ( fpreekt hy tot zig zelf) al zoude ik 't my beklagen,
Het zagte huw'lyks bed, en myn volmaakte bruidt,
Verlaaten voor een tyd (o al te wreed befluit /)
Hy dreigt, totdriemaal toe, Mariaaan te fpreeken, hy
Maar driemaal fchynt de druk zyn' woorden af te bree- %eaerfa
'K moet, barft hy eind'lyk uit, o onwaardeerb're vrouw!(ken: JJJj '"
Hoe duur verbonden aan de liefde, en aan de trow, i'ZSZ
Gepreft door hoogen nood, my weer te veld begeeven ;"'*
Dog gy zult waar ik gaa in myn' gedagten leeven.
Hy valt "haar om den hals, en kuft den reinen mond; dezelvt
Maria ftaat verbaaft, dog op den zelfden ftond (zenL"1
Grypt zy hem by de hand, verbergt haar angftig vree-JjJ
En zegt, myn tweede ziel kan zulks niet anders wee- e
Welaan voldoe uw'wenfch, de hemel ftaa u by; (zen,
Gods gunft begeeve nook in nood uw' ftrydb're zy.
D'al -om beroemde deugt van uw' gevreesde degen>
Belooft aan Nederland een aangenaamen zegen.
Gaa
|
||||
40 WILLEMDEIV.
Gaa,Gaa,doorlugte heer, maar denk fleets aan den band
Waar aan uw leeven, en myn leeven, is verpand; Een band die ons verbond voor Gods gewyde Altaa* Lu Begeef u niet te diep in 't woeden der gevaaren. (ren: JvSw/jDe traanen rollen langs haar' kaaken, op dat woordt; Terwyl de vcltheer zugt op alles wat hy hoort. Onzaalige oorlogs twift, hoe ftoortgy dooruwwroegen, I'p'S/.Myn' pas verkreegne vreugd', en heuchlyk vergenoegen, fcteSe* (Dus fpreekt hy by zig zelf) en gespt het harnas aan, Om Neerlands Leger fchaar klockmoecHg by te ftaan. Met zyn' getrouwe hulp. Maria knielt ter zyden, (den; En fmeekt om's hemels gunft voor haar gemaal in't flry- Zy fluurt haarbeden, op 't eerbiedigft') naarom hoog Met een bedrukt gelaat, voor Koning Jezus oog; (leeven: Vaar wel myn' vroomen Prins d'AIzeeg'naar fpaar uw En wil door zyn genade u d' overwinning geeven; (Zoo fpreekt zy tot haar Heer) en leid hem treurig uit, Dog met een Mannen moed. vaar wel o ed'le fpruit! Zegt Naffauws helt tot zyn' Maria in het fcheien; hy oier-
wmt En ftreeft te veld, met all' zyn' ftrydbaare oorlogs reien.
n* en St. Hy, overwint terftond Mortagne en St. Amant:
De vyand neemt de vlugt, wyl hy zyn (landaart plant
In
|
||||
TWEEDE BOEK, 41
In't midden van de flad; dog om u op te haalen
AH' wat zyn' roem betreft, en hoe veel zegepraalen
Hy wel verkregen heeft, door moed, en dapperheid,
En door 't vermogen van zyn Vorft'iyk krygsbeleid,
Is myn trompet te flaauw; maar d'overwonne fteden de/ie,hn
Getuigen van zyn roem, en oorlogskundigheden. ra*j*
over'
Bouchain,en Doornik,'t fort de Scharp,en St.Venant
En meerder plaatfen, zag men florremender handt tiigt* t^ 1 , van zy»
Door onze braaven nog verwonnen, en verkregen: ^f. '
In 't kort, het oorlogslot viel Vrankryks Koning tegen. Men dagt het naauw'lyks dus te krygen naar zyn zin; Of hy befloot de vree met Eng'lands Koningin, frank. Op't onverwagfte, en wel ten fpyt der bondgenooten, 2 £*'.'
Die dit gehaat verding wel poogde om ver te flooten; % fc*" Maar te vergeefs men wiert gedwarsboomt in zyn wil. I'^'es. Belloon verzagte nu 't vernielend krygsgefchil, ffSfd Waar in den vryen flaat van Neerland was gewikkelt, * bond'
Naaryders wenfch nog niet; door moordluft aangeprikkek/r^ Blies zy het oorlogs-vuur, nog meer en meerder aan; uum*«r vdgecfs.
Haar bloeddorfl was nog niet ten eenemaal voldaan: hn o»r-
logstunr
Men moeil de vrede met meer Helden bloed betaalen: «***/*/-
Een donk're nevelwolk bedekte nog de ftraalen that**.
F Der
|
||||
4» WILLEMDEIV:
Der Iieve vrede zon, die reets van verre blonk,.
Neir. Maar weder in een zee van oorlogs ramp verzonk. land
vce.ih- Beef, beef,o Nederland! voor 't lot dat u zal treffen;,
dreigt
net tea Koft gy het onheil, dat u dreigt, te regt bezeffen,
eitUi 'K.zag u verfmelten door een yfelyk gefehrei/
Zoo blies ik toen dikwerf op myne lugtfchalmei,
Waar mede ik in 't gemeen all' wat men my voorfpelde, y Naar eifchder waarheid, aan een ygelyk vermelde. 'K vloog op myn wolke-koets, met traanen in myn oogV Zoo ras ik 't had gezegt, al zugtend' naar om hoog: En ach ik zag eerlang, het deerlyk voorbedieden, Tot droef heid van den flaat, in kryg verwart, gefchieden: Ik zal't verhaalen, maar de druk zwelt in myn' borfl, Als 'k aan dien tyd gedenk! d'al-om beroemdc Vorft Jan Willem Frifo, d'eer van NafTauws ed'lebraaven Ontzagchlyk door zyn moed ,beminn'lyk door zyn gaaven,, Een tweede Hercules, in 't buld'ren van den ftryd; In wysheid, en vernuft, den luifter van zyn tyd. zy»Je Zag m',.o verfchrikk'lyk lot/ in d'ugtend van zyn' dagen,,
Door cTonweerftreefh're dood., naar 't ys'lyk graf toe jaa^ j'a'Z Een dood die Nederland op't fmart'lykfl heugenzal, (gen.
&il'm Zoo. lang de zon zyn' glans zal fchenken aan't heel-al.
De-
|
||||
s
|
|||||
TWEEDE BOE K 43
De Jonge Oranje Held, die, in zyn' tedre jaaren,
Zoo menigmaal den nood, der oorelogs gevaaren, Jezehe In't woedend' aanzigt vloog, toog 't glimmerit harnas uit,"» **
Om naar den Hooffchen Haas: te fpoeien; een btfluit **** <*«* Tot NeerJands ongeluk gefmeed, en laas voltrokken. vtnrtk- Dewintfcheen'tgantfch'heel-alnu uitzyneas teichokken: Maria beeft van fchrik; en fmeekt aan haaren Hee'r Om uitftel voor zyn reis: bezie 't onftuimig weer, MynPrinsjdus fpreektzy, metde traanen opdewangen,^""/* De lugt is met een kleed van bujen als-omhangen. ZJS ( Net of zy gillen kan dat haaren Mingenoot $°mde*J?
a ra bevreeft
Deez' togt bekoopen zal met een' gewiffe doodt) *09r '*
Ei 'k bid/ ftel voor een tyd uw opzet nog ter zyden/ v>*der:
Wil dog'tgevaar, myn ziel,zoo veelgy kuntvermyden/
Zulks kan niet zyn,Princes, beantwoord haar de Held, JJjyj,
Hoe ik, die nimmer vreesde in't flrydbaar oorlogs veld,
Zou voor een enk'le wolk van onweers vlaagen fchroomen?
Neen,myn gerekt beiluit,voorlang reets voorgenoomen,
Dient eindelyk voldaan; bet fcheiden valt my hart,
En uwe afwezigheid baart my een bitt're fmart;
Maar na deeze eene keer zal't my, zoo 'k hoop, gelukken
Dat ik u zonder zorg zal in myne armen drukken:
F 2 Wan-
|
|||||
44 WILLEM DE IV.
Wanneer de vree, dieonsvan verre reets beflraalt,
Met haar triumph karos, op 't aardryk nederdaalt. Streel u, doorlugte Vrouw, terwyl met die gedagteru En kort, met zulk eenhoop, de flaapelooze nagten: ?K zie u eerlang weerom; het pand van onze min Blyftu op'thoogft'vertrouwt: maarach mynziels vriendin 'Kzie dat gy traanen flort, helaas/ waaromditfchreie'n? 'T is flegts een kleene wyl, dat ik van u moet fcheien. Toen 'k met het blinkent ftaal den vyand tegen gong; En tot in 't allerdiepft' der krygsgevaaren drong, Kiet weetend' wat my door de Hemel was befchooren, Will gy met mannen moed my zelf als aan te fpooren: En nu is 't of de zorg uw' tedre ziel benart: Wat is, o fchoone vrouw/ dog d' oorzaak van uw' fmart? irnef Maria zugt vol druk, en weet niet om wat reden, beid Vr.ft
de t>rw-ue traanen given uit haar' oogen naarbeneden:
Maar eind'lyk barft zy uit; beminnelyke Helt,
Helaas/ 't is of die fmart my weinig goeds voorfpelt:
Ach mogt ik u hier weer op deeze plaats ontmoeten!
En, met een welkom kus, omhelzen, en begroeten,
'K waar beter vergenoegt. de veltheer op dit woort,
Dat hy met deerenis uit haare lippen hoort,
Staat
|
||||
<
|
||||||||||||
TWEEDE BOEK.
Staat zelf vol angft, benaauwt, bekommert, en verflagen,
Als waar zyn grooten moed hem nu geheel ontdraagen. Hy grypt haar in zyn arm, en drukt den lieven mond. & Vrmt Nu hoorde ik eene ftem weergalmen door het rond: zi» Ge- . . . A , maal'tn ;
Omhels M ana t zal u nimmer weer gebeuren, e ge,f$
O neen, zy zal eerlang uw flerfgeval betreuren: JjttiS
Het is voor 't laaft? dat gy haar zult uw' liefde bien: *e**/iem
Gv zult uw kroofl, nog haar, o vorft/ nook wederzien. °rfP*M ('Kvoel, als ik dit herdenk',myn hart van droefheid bree- d(">d- De kleene vorflen telg, nog ongeleert te fpreeken, (ken; Zag met een ted're lagch den veegen vader aan, Als of het met den nood, hem naakend, was begaan. Hy kuft het menig werf, met duizend tederheden, En drukt het in zyn' arm, in't uiten van dees reden.* Bewaar Princes, bewaar, dees telg zoo teerbemint; Maar zorg ook niet te min voor 't ongcbooren kindt. 'tGevreeft vertrek genaakt, de tyd gebied te fcheien; *fvfr.
Men mag zig onderwyl met zyn te rugkomft vleien. J^f." Vaar wel doorlugte ziel/ vaar wel volmaakte bruidt! bynetmt Zoo fpreekt; de Prins, en treed ter ruime hofpoorte uit. £*ifc! |
||||||||||||
na:
|
||||||||||||
Maria oogt hem na, wyl 't einde van haar' reden
In droefheid als verfmelt, door zugt op zugt beflreden. F 3 De
|
||||||||||||
46 W I L L E M D E I V.
*h fpoeit De Veltheer fpoeit zig voort: o al te deerlyk lot/
Met welkeen rampbedreigt gy Neerlands oorlogsgod! (zen,
Zoo klaagde ik door de lugt,geprangtdoor duizend vree- Wyl'tgeenmy wasvoorzegtnaarwaarheidfcheen te wee- Detreurgalm klom eerlangdoorlugt en wolkenheen; (zen. Men hoordewyd, en zyd, een yfelyk geween: Elk riep, al fchreiend', uit o hemel heb medoogen! Wees met de reine trouw, en huw'lyksband, bewogenf Een trouw korts door uw' wil geflooten voor ?t altaar: Befcherm PrinsFrifo dog, oopperheer! bewaar Hem, die de Godsdienfl op haar' zetel kan bewaaren, En fleets beveiligen voor kerk geweldenaaren. Bewaar de ted're fpruit, die reetshet ligt aanfchouwt; En't ongebooren kroofl, Maria aanbetrouwt: Ei laaten ze in hunn' jeugt geen braaven vader derven; Stuit door uw gunfl, o God! de rampen van zyn ilerven- ee» E»- jf ier daalde een Engel op «yn vlugge veder neer:
Pel be* ' *
■vejiigt Hy fprak men weet' dat fleets Gods willen, en begeer'^
jpe:i,»g Op aard'voldaan moet zyn: dit is niet te weerfpreken;
fltrvt*. De banden die hy bind kan hy ook weer verbreken.
De Prins zal fterven, eer de dagtoorts zynen gloet
Zal bluffchen in de zee: het uur genaakt met fpoed, ' -
Dat
|
||||
TWEEDE BOEK. 47
Dat zyn' volmaakte ziel zal uit haar' kerker vlugten ;
?T is waar gantfch Neerland zal die maar nog lang bezug- Maar zyne deugden door een elk al-om geviert, (ten; Zyn 00k te hoog bemint door hem die *t all' beftiert, Dan dat hy langer, in de wiffelvalligheden, Van's werrelds wuften ftand, zou blyven hier beneden: Daar is een' plaats voor hem bereid, naaft Godes troon, Daar hy een eeuw'ge vreugt zal fmaaken , als het loon VanzynGodvrugtigheid;de trouw,korts eerftgeklonken,. Heeft reets zyn vorfl'lyk huis een dierbaar pand gefchon- En 'shemels gunft voorfpelt een tweeden zegening, (ken O ja/ eer dat het jaar nogzynen ronden kring Zal fluiten, zal men uit Maria, 't puik der vrouwen, "'*'£* Een vorftelyke telg, eenHelden fpruit aanfchouwcn; fjjjjj- Die als een phenix uit zyn' afch' herleeven zal; Umdea En die, als Nederland gedreigt werd met den val;
De vryheid door zyn hulp van onheil zal bevryden; En 's Vaders dapperheid" na ftreeven zal in 't flryden. Nu dreef de Godstolk op de wolken weder heen, En 't was of al myn. hoop temeenemaal verdween. DePrinsvervoIgt zyn reis;help nu myn toon beftieren*^^*- "Befchreide. Melpomeen; help my de loflauwrieren,
Km
|
||||
43 WILLEM DE IV.
En pas ontlooke mirth, op Frifo 's hooft gelaan,
M?» Door mengen met kamill', en lykcipreffe blaan. (men, ktt stry De tyd gaat vliegent voort, men naakt eerlang de ftroo- tut Sai,
vja«>■ »*Waar in de jonge vorft zoo deerlyk om zal koomen.
zai om- Beef, Nederlanders, beef, voor \ yfelyk geval ' Dat u, eer dat gy't weet, onzaalig treffen zal, (aderen,
*«n?« Zoo bromde ik door de lugt:de fchrik vloogdoor myn A«»w*Xerwyl men 't fterfuur van myn Frifo aan zag naderen. Eool vloekt als verwoed op 't vloeibaar element; Men r
ontzjet Een doodfe fchrik is op elks aangezigt geprent;
ivcer nog
w/»/,*»Men fpoeit zig egter in het vaartuig, onder 't woeden
goat in
hetvaar Van zulk een felle Orkaan, die d' opgeblaaze vloeden
nag. Doed barften tegen een: o God bewaar den Held/
ttrNim-Dit, om uw kerkregt te bewaaren, trok te veld,
ftre!ren, Zoo fchreeuwt een yder uit. de waternimphen treuren,
TJdfOm 't ongeval dat in haar' plalTen zal gebeuren;
t/fhoo"-''& weet zy beleefden nooit een ftond die harder viel:
JJJ/jJ Hoe bromt d' ontroerde wint, hoe fuifebolt de kiel!
itZ] O Goon ' daar rukt een viaag het vaartuig't opperfV onder
vLrtuif ^aar ^u^c myn vroome Helt, myn dapper oorlogs wonder,
JJJJjHy tilt het veege hooft, al flervende, uit het nat;
**»- Tot dat hy eind'lyk, door het worft'len afgemat,
Het
|
||||||
TWEEDE BGEK. 49
Bet jeugdig bloed voelt in zyn aderen verftyven.
Hier moefl de Faam als in haar' woorden fteken blyven,
Geknaagt door felle druk; ten leften vaart zy voort,
De Prins zinkt naar den grond, op *t uiten van dit woordt: fyytr.
GSchepper bergmyn' ziel/ enmeer kondeik niethooren,-^/ //>v-
Wyl d' afgebrooke taal in't water moefl: verfmooren.
Het jonge leeven fmelt in 't midden van den vloet:
De ziel klimt hooger op, en fmaakt een heuchlyk zoet.
Daar Iegt de dapperheid nu in het diep verzonken;
Daar legt de deugt, helaas! mi deerelyk verdronken.
Men vergelyk mi vry het onmedogent Sas
By d' ongemeete Zee, die in zyn' zilte plas De guide zon ontfangt, naar dat zy door haar' ftraalen All' 'taardryk heeft verligt: O al te ontydig daalen Van Neerlands heil zon, achy wat fchept g' een duiftre |
|||||||||
uitroc
|
|||||||||
Dogftuit, oBatavier/ uw'doodfe jammer klagt, (nagt/J^
Daar zal een andre zon door's Hemels gunft' ontwaaken, Die met den zelfden glans voor uw behoud zal blaaken; Zoo wiert een elk gevleit met hoop in dit verdriet, Maar ach! Maria wift van't wreede lot nog niet,
Twelk haaV beminden Heer zoo deerlyk had doen fneeven;
Enwie, wiedurfde,6Goon! haar dit te kennen gee ven:
G Dog
|
|||||||||
WILLEM DE IV.
|
|||||||||||||||||||
5»
|
|||||||||||||||||||
meaver-D0n wyl die droeve maar al-om ftraks werd verfpreid*
|
|||||||||||||||||||
Ugt
|
|||||||||||||||||||
Wiert zy haar mede eerlang verkondigt, en gezeid.
Wat is de kuifche band der Huw'lyks liefde teder! zy be. Maria zwymt vanrfbhrik, en vale in onmagt neder; e^T'e-Haar Maagden,fchreiend, met de vlegten los om't hooft, Van alle lyfcieraad door droefheid gantfeh berooft, Bcfteden alle vlyt om haar te doen bekoomen; iveier De fpraak was door den druk haar t' eenemaal benomen; Dog eind'lyk barft zy uit, naar dat zy meer bedaart: *yjr%l O dood / waarom hebt gy myn leeven dog gefpaart t tett o- Waarom hebt gy my niet met mynen Held verflonden, Ji7rvS" ^n °P ^en 2^Wen tyd naar 't duifter graf gezonden! Waarom verbreekt g' een' band, die ons zoo duur ver- En waarom blufte gy niet mee, ter zelver ftond, (bond; Myn' leevens fakkel uit! dog 't is Gods wel behaagen, Te buigen voor zyn' wily hyzal my onderfchraagen, Zoo'k hoop, in mynen ramp: hetVaderlooze krooft (troofl Dat'k reetsaanfchouw,enhoop te aanfchouwen,ftrekttot Aan myn' bedroefde ziel. Zoo fpreekt zy, wyl de rede Haar' tong, en hart, beftiert in't midden van haar bede. Maar uit dien donkre wolk verrees, voor elks gezigt, |
|||||||||||||||||||
I
z
|
|||||||||||||||||||
Eca aangenaamen dag, een fchier aanbidd'lyk licht.
|
|||||||||||||||||||
Men
|
|||||||||||||||||||
.. ....
|
.... . .. ._. ....
|
||||||||||||||||||
TWEEDEBOEK. 5c
Men zag eerlahg een Prins, een Helden Spruit gebooren,
Door's hemek gunft, tot's landsbefcherming uitverkoor en, Waar in vorft Frifo's beelt, naar't leeven, was gemaalt: Waar door elks hoop op't hoogft voldaan wierd, en betaalt: Dit is de braave Prins met wiens beroemde daaden UV Clio pronken zal, op haar Heldinne bladen. Wyl nu d' Alzegenaar wel flaat, maar weder heelt,
Zag m' inhetkort devree, die 't vergenoegen teelt, Verryzen uit een poel van buld'rende gevaaren: De woedende oorlogsftorm raakt eind'lyk aan'tbedaaren: De harten fmelten in een lieve eendragtigheidt: De blyde vredegalm werd wyd> en zyd, verfpreit. Grat;. "bus
Gradivus zwol vanfpy t, en fchuilde in's afgronds kolken: viHt -.
De vrede zon verdryft de dond'rende oorlogs wolken; en je En't ftigtfche Atheene werd verkoozen, om 't verbond Zlrdge- Der vree te fluiten uit der afgezanten mond. {ven, '*" Wel aan, tragt nu met vlyt de Heirbaan op te flree- ftF**tm
En melt, op helden trant, den roem van Willems leeven.haar. , Hier (loot de Nieuws bodin het einde van haar reen; En vloog op haar karos door lugt en wolken heen: Zy ftorte my in diep, dog aangenaam, gepeinzen; 'K dagt'k wil voor Phebus numyn yver niet ontveinzcn; G 2 Maar
|
||||
5^ WILLEM DE IV.
tA*r«e. ]yjaar ^alhem fmeeken om zyn' hulp, in deezezaak.1
ping aan
khtbn. O Groote heerfcher, ftrek myn Clio tot een' baak!
Wil my, geen kleene flraal van uwen byftand weigeren> Op dat ik onbevreeft: naar Pindus Choor mag fleigeren. Ste?k myn vermogen, door't vermogen van uw* gunft; En (telt myn' vedel, op myn' bede, naar de kunft. Leer, leer, nV, a Groote Zoon van Jupiter, de daadfcn Van Neerlands vrede Vorft afmaalen op deez' bladen* Helpt my den braaven Prins verzellen, daar de min, Met een volmaakte drift, gaat heerfehen in zyn' zinn'; En daar een Godd'iykvuur zyn' boezem komt ontftekem Leer, leer my, naar den eifch, van zyne deugden fpreeken. Verkwik my door een' flraal van uw aanbidd'lyk ligt: Beflier, ten aanzien van deftof, mynHeldendigt. (lonken, \t 'T gaat wer, uw' gunfl fchynt my van verr* reets toe te En doet myn ad'ren door een ed'le drift ontvonken. Wei aanmyn1 digtGodes, volg nu denminnebrand;
En meld hoe Cithere', met een fluweele hand, 'S Helds zinnen kluiftert aan haar Goddelyk vermogen: De glans dier minne vlam verligt al reets uwe oogen: Geen vlam, door dartelheid, of welluft, voortgeteelt, Maar die de Godsvrugt zelf den kuifchen boezem ftreelt:
En;
|
||||
TWEEDE BOEK. 53
En die* door *t hemels vuur der wysheid zelf oratfleken,
Mag roemen vry te zyn van fmetten, en gebreken. |
||||||||
Mnde van bet tweeds B&ek.
|
||||||||
G 3
|
||||||||
WIL-
|
||||||||
WILLEM DE IV,
DERDE BOEK.
1 N H O U D.
Jje vierdeWiLLBM, uithet dierbaar helden Moed
Van Najfauw voort geteelt, door 's kernels gunft befchonken, Met wyshcid, en vernuft, kwcekt in zyn fier gemoed,
Schoon hem Bellona Jlreelt, de kuifche minne vonken: En veftigt *t minnend' oog op England* Kroonvorjlin:
Hy fpoeit naar Londen, om zyn liefde aan haar te ondekkcn. Der Britten Koningin begunjligt zyne min;
En tragt zyn bee by haar' gemaal tot hulp te Jirekken. Haar ivysheid, en beleid, gevoegt by Willems deugt,
Doen Englands Koning ras voldoen aan 's helds verJangen. De vorjTlyke Anna , fleets zyn Krooncieraad en vreugt, Ziet zig eerlang in 't net der kuifche min gevangcn: En flemt in Willems ivenfcb, tot Neerlands eeuwig beil,
Terwyl elks vrolykbeid vajljleigert boven *t peil.
inhu ^^^^1 sen drift, zoo als wel-eer een griekfche digter
&ra||§§ Die cen on ed'Ie borfl van Priams zoon ont- O neen een drift, gevefl op goddelyke gronden;
Door geen onzaal'ge vlek van vals bedrog gefchonden,
Zal
|
||||
DERDE BOEK. 55
Zal thans myn Clio *s toon beftieren 3 en haar' lier
Doen klinken op den lof van Willems minbanier. St
De Vorft die nimmer dagt dan om naar roem te dingen, Print
Verlufle nu zig zelf met Mavors gunflelingen, de \v. In't veld by Oofterhoud, daar dappre Prins Eugeen, *»««i«
En meerder Helden, naar de glory palmen flreen: vftl% Wanneer de Mingodes, met minnegoon omtogen, bLZ" Op't aardryk daalde, om haar al-om gedugt vermogen &e mm Weer te beproeven r een roosverwig inkarnaat jj"/' *"" Verfpreide zig op haar bekoorelyk gelaac:
T fcheen of zy poogde, voor haar allerbefte fchigten, Den moed, en dapperheid, en krygsluft,te doen zwigtenr Zy fprak Belioon dus aan, gy die fleets zegeviert, En If) KPPkS
Hebt, als my is bekent, lang Willems hart beftiert: beium*
|
|||||||||||||
aan.
|
|||||||||||||
Nu voegt het eens aan my uw'driften te weerftreven:
En weet de wysheid zelfheeft my tot raad gegeeven> Dat ik de deugt, die fleets myn Helt van jongs af aan r> Geleide, fmeeken zoude om dit myn groots beftaan Te ftyven door haar hulp. Waar op zy,zonderdraalen, %'*aitri |
|||||||||||||
orts,
|
|||||||||||||
Weer op haar fehulpkaros, naar Cypris ruime zaalen,. (
Door lueht, en wolken is getogen, am haar' zoon Haar' wil te melden, in het byzyn van de goon* |
|||||||||||||
5<5 WILLEMDEIV.
f*ald» Ik heb(dus fprakzy)niets kanthans myn vlytbetoomen,
til" » ^en ^oe* van ons S623^lels treff'lyks ondernoomen:
voome- ^ Kom flreef met my ter vkigt in Bate's daalen neer; Dog fmeek de godsvrugt eerfl, 't is tot ons beider eer,
Dat z' u haar'fakkel leenjmen zaluwdbennietwraaken;
Dan kont gy'tkilfl'gemoed in minne vuurdoenblaaken.
DoorboorVorflWiLLEMS hart met d'allerfelfle fchigt;
My* Hier mee vliegt Cithere Cupido uit 't gezigt, wader a o
nh zyn En klieft de dunne lucht met haar gezwinde vleugelen.
Oug'. a a
y wiik Hy roept hou ftand! dog kan haar vlugt geenzins beteuge-
bem ver-
foaft. De Schutter flaat verbaafl, maar op den zelfdcn tyd (len.
Grypthy weermoed,en denkt,'kheb immers indenflryd HygryptTLdi menigmaal het hart een's dappren helds verovert, motd:
en her- En door een enk'le lonk van myn gezicht betovert.*
denkt
zyngroo'K heb immers meerdaneens iets loffelyks gewaagt;
te bedry-
ven. Ja zelf de goden door myn' Men wel belaagt.
Myn Moeder, die zoo trots op haar gezag durft floffen,
Heb ik wel eer door't oog van een Adoon getroffen;
En d'opperfle Jupyn kon, door myn flout beflaan,
Zelf het vermogen van myn1 flrikken niet ontgaan:
Diana, die fleets fchuw gebleeven was voor't minnen,
Moeft mee die tedre drift gedoogen in haar' zinnen,
Wan-
|
||||
DERDE BOEK. 57
Wannecr Endimeon, door zyn beminn'lyk fchoon,
Haar kluifterde in den band dien zy fleets was ontvloon,' Daar hem in Latmus (door een' diepen flaap bevangen) Die blaakende Godin kwam in haar armen prangen. Geen Dido, hoe vermaard in flrafheid, kon myn' magt Weerftreeven, op 't gehoor van Held Eneas klagt. Alleen op mynen wil werd Troje s' val beflooten: Alleen door myn gezag, en kunft, deed ik den grooten Achilles blaaken. 'k volg dan 't geen de min gebiedt, En vreez' den tegenftand van Willem Friso niet. Nu fpoeit de Jongen voort, op ongeboeide fchagten, Om vaardig 't hoog bevel der moeder te betragten Hy volgt (zoo als zy had gelaft) metvlyt den raadt Der wysheid, en verkiefl 't gelei der deugt te baat. Nu fcheen het of hy weer, door Dejanira's minnen, De knots van Hercules zou dwingen en verwinnen. Hy krygt den Vorft in't oog, 6 Cypris/ flerk uw' Zoon; Schenkd'overwinninghem (dusbarfthy uit) tot loon: Laat my op Nasfauws Vorft de glory thans behaalen; Verzeng zyn' fierheid, door den gloet van uwe ftraalen. Zy heeft terflond den eifch goedwillig toegeflaan. c»pu* Hy loft een fchigt, en zegt, het is met u gedaan, fitigt^m
u o
|
||||
50 WILL EM DE IV.
jm/' O Prins! gy zult niet lang myn' wetten wederftreevenl:,
Frim; De Vorft gevoelt iet vreemts in zynen boezem leevcn: 'tWigt fnelt weer Hemelwaarts, maarop den zelfden ftond Verneemt de ontroerde Helt de diepe minnewond: Hy roept dus uit, o Min/ woud gy myn hart regeeren? Neen eer zal Pafhos zelf nog 't onderfl' boven keeren;, Eer zal de goude Zon in 't ooften ondergaan; die de Eer zal de dag zyn' glans ontleenen van de Maan: wit /cEerzal men op uw; koets met guide lett'ren fchryven, Dees zal nooit als voorheen weer op de wolken dry ven. Ik wrong u liever nog de fcepter uit de vuifl .... Maar zagt, herhaalt hy ftraks, ik fpreeke al t' onbezuift; d'j% ver-
geeft. Een onuitblusb're vlam doet reets myn ad'ren rooken:
En heeft in myn gemocd een hevig vuur ontftooken.
Waar heen nu heldenmoed! waar heen nu dapperheidt/
Die my zoo dikwerf met uw heusheid hebt gevleit,
Koft: gy het flout beftaan der Mingodes niet ftaakenf
O Hemel! wie zal dan haar Godd'lyk opzet wraaken
Help my, indien gykunt,.uit deeze,ontroerenis4
Dus zoekt hy hulp daar gantkh geen hulp te vinden is,
De min krygt meerder kragt,en zonder veel te fpreeken
Poogt zy het Jeugdig hart.nog meer en meert' ontfteeken.
Dus-,
|
||||
DERDE BOEK. #
Dusvind de JongeHeld zig eind'lyk buiten raadt,
Terwyl hy ftaam'lend zig deez' taal ontglippen laat: 2ult gy f o fiere min / tot liefde my verpiigten! (Hy noemt haar fier die zelf zyrffierheid heeft doen zwigten) ie ?"'*' Welaan ik wederftreef uw' wil nu langer niet: *<*" bevtlen X
<K volg, o gebiedfter van ^t heel-al7 't geen gy gebielt.
Nu ftreelt zy, door gevlei, zyn pas verliefde zinnen; En brengt ten zelven tyd, met yver, hem te binnen, DatEng'lands vreugt>enroemHeldGeorges dierbaar krooS Alleen zyn minne druk verftrekken lean tot troofh EenKroonprinfes die, om haar deugd en brave zeden, Door veele Vorften word gemint, en aangebeden: Oefprooten uit beroemt en edelmoedig bloed; *» ** een mid'
Door wysheid in het choor der Godsvrugt opgeVoed. *' «»*
ter vtr-
De Vorftvleitzigmet hoop,hypeinft by dag ennagten,^'",?
van zy»
En kweekt een middel in zyn minnende gedagten, «**/<*■;
Dat tot voltoojing van zyn' wenfeh hem 't befte fcheen.
Hy dringt als door een drom van zwarigheden heen-,. m
En openbaart zyn' wil aan een der Edellieden> *?£'***
Die flraks metdiepontzag^yn vlyt hem aankomt bieden, JJJ^f
Om te agtervolgen 't geen zyn oogmerk ftaaven kon. JJjJJT
\ Was op een morgenftond, de lagchende ugtend Zon
H 2 Deed
|
|||||
..... ... ___
|
|||||
6o WILLEM DE IV.
Deed door haar flraalen naauw 'talvoedend aardryk gloejen,
7emlaJ1 ^ onze £*e^ beveelt hem vaardig heen te fpoejen wr Naar't overzeefche ryk, daar 't Koninglyke pand, Und te Dat hy eens, als zyn' bruid, hoopt van het Britfche flrand Jpoejeu; J
Tevoeren, zig bevind, ora haar bekentte maaken
Hoe zig d' Oranje Vorfl: in kuifche min voelt blaaken. '*■?$■ Men maakt zig voort gereed, en volgt zyn' lafl: gezwint, ■werd Als of men heenen dreefop vleug'len van den wint. 'T beg-unftigt altemaal het Godd'lyk minverlangen:
it afgt.T)e Vorft'lyke afgezant werd gunftiglyk ontfangen. ££i Hy fpoeit zig inderyl naar 't Koninglyk paleis, *"*"£" ^m aan ^en Britfchen Vorfl: het oogmerk van zyn' reis, fa»geri: j£n wat ■j3em voeren m0gt in Engelandte ontleden: WeJfprekende Mercuur werd door hem aangebeden:
Een diep ontzag geleid hem in des Konings zaal, Daar aan-zyn woorden, door een vriendelyk onthaal, De weg gebaant werd tot vrymoedigheid in't fpreken: Nu mogt 'er aan zyn taal geen konft nogkragt ontbreken. *f» wr- Ik weet, o Groote Vorfl/ dus fpreekt hy, dat de deugt, tan *wDoor haar bekoorlykheid, altoos uw'ziel verheugt; trout en
■Kemiug, Dat u de wysheid door haar luifter kan bekooren;(fchooren.
Dit heeft., zoo 'k hoop myn'Prins't heil van uw' gunfl: be- Een
|
||||
DERDEBOEK. <5i
Een Prins die fleets de deugt naar haar gelang waardeert, **rJ*;
En de ed'Je wysheid als zyn trouwe voedfter eert: ^^ne * ■ * komjtX
Een Prins wiens braave deugt elks deugden op kan wekken.;
Een Prins die Neerland tot befchermer zal verflrekken, Wanneer 't zal zyn gedrukt door'twoedendkrygsgeweldt, Zoo als 't orakel heeft in 't Godendom voorfpelt: Maar gy, 6 Koning! weet hoe Naflauws braave Helden, In krygsbeleid, en deugt, fleets hunne glory flelden. De vierde Willem, uit dit zegeryk geflagt, Byyder een gemint, geroemt, en hooggeagt, Heeft aan my d' eer van zyn' bevelen opgedragen: Naauwhoort deBritfcheVorfl dien braavenNaam gewaagen Of zegt, vaar voort, vaar voort, ik kenn' d' Oranje Held, Men .heeft. my meer dan eens veel van zyn lof vermeld. Dit noopte de afgezant zig verder te verklaaren En'sPrincen bede, en wenlch, met eerbied te openbaaren. pri»(eM fa £ £t£
Hy doet het groots verzoek; deTroonzuil luiftert naar
Zyn'fiere woorden, met flilzwygende aandagt; maar Zoo ras hy hoort wat hem te kennen word gegeeven, g Ko- Staat hy verbaafl, en denkt, zal ik dit wederflreeven,/^' |
|||||||||
ver-
|
|||||||||
O neen / ik agt deez' Prins myn'gantfchen Rykstroon waart: b?*&i
.Zyn deugt is't die de deugt van Anna evenaart; ■«.?* H 3 -Dog
|
|||||||||
-T__--------r^r-r-
|
||||||||||||||
6z W I L L E H D E I V.
|
||||||||||||||
voorfl
|
||||||||||||||
met a
|
Dog 'k dien in deeze zaak de Godheid raad te pleegen:
|
|||||||||||||
Hier mee befluit hy 't all', ik ben den eifch niet tegen.
J"* Men fpoeit zig wederom naar Holland, om den Vorft, wtder EMe >£ kuifche minnevuur nu koeftert in zyn' borft,
naar
HuiUnd. Te melden hoe men by den Koning was ontfangen;
Men flreelt met zoete hoop zyn keurig minverlangen. Maar wyl de zorg hem als doorknaagt, by dag en nagt, Werd d' uitgediende vreez wel haaft ten eind gebragt: WantEng'landsRyksmonarch kweekte, in zynwyze zin- Een opzet om dees' Prins te trooften in het minnen: (nea, ln't kort, hy was op't hoogil' zyn liefde toegedaan, it Mm- En bood eerlang hem zyn genegenheden aan.
godes
vUitzigNu fcheen de Mingodes zig reets met hoop te vleien,
met t ,
hoop. U3X zy hem eenmaal zou naar 't Egtaltaar geleie'n.
De Britfe Koning zend terftond naar Nederland Denbraaven Anflis, om, het dierbaar onderpand Van zyne liefde en gunft; Prins Will em op te dragen; j!Ko'f'Men ziet, al-om in 's landshiftoryblaan, gewagen, Jwf ^«Met W* en $QrYr van de Ridder-ordening Rr/"Je?'®es Koufebands, een band, die onze Helt ontfing "jfrKou- ^m Georges vriendfchap, aan zyn vriendfchap, te verbin- l'b*** Dog hier zal myne Nimph zig zelf niet onderwinden, (den: den: _
lets
|
||||||||||||||
DERDEBOEK. 6%
let af te maalcn daar haar oog zig in verdwaalt.
Wyl nu *t geluk 200 heufch d' Oranje vorfl beftraalt,
Geraakt zyn minnend hart, nog meer en meer, aan't blaaken:X?J/v!T Hy laat tot zyn vcrtrek de fchepen vaardig maaken; XLrUg Elk volgt met vlyt terftond het geen hem is gelafl: ST£lr Men bind de wimpels aan het hoogfle van de mail. fe°"fr* Het vergenoegen ftreelt de harten veeler menfchen; ******** Die deez' verliefden Prins geleiden met hunn' wenfchen. Men hoort al-om deez' taal weergalmen langs de ree: De HemeLvoer' met fpoed hem veilig over Zee/ Daar moet hem Anna met haar' wedermin bekroonen,. En met haar dier'bre hand, tot yders vreugt, beloonen. Ja d' Echo, als bekoort door 't juichende geluit, Galmt hem dus na, verkryg de Ryksprinces tot bruid/? Terftond gebied de Prins de zeilen op te haaleni %#x3*
Om op het hoog gewelf van Thetis ruime zaalen feh"p' Tedryven naar de geen die zyne ziel gebied* Neptunus wederftreeft nu zyne. driften niet> Xnru* Maar doct het pekelnat al golvend' heenen vloejen ,
Opdat de Oranje vorfl zig vaardiger kan fpoejen. De kiel, die onzen Held op veil'ge fchoud'ren draagt, Bruift vliegent door het nat,. als door demin gejaagt: Wyl
|
||||
64 WILLEM-DE1V.
Vel'Zi. Wyl Triton hem met vreugt verwelkomtop deflroomen,
{"' En zynen aftogt blaafl. Apol borduurt de zoomen 2"« Der dart'le golfjes, met een vloeibaar diamant; Als waar 't een wederglans van's princen minnebrandt;
Ja 't was zelf of nu weer een onweerftaanb're liefde Zyn gloejend ingewant door haare pylen griefde: En of hy Dafne 's koel en onbevlekt gemoed, Weer zogt te ontfteeken aan zyn Goddelyken gloedr En als de Nagt verfchynt, om op zyn beurt te waaken, TragtWiLLEM, doorderuft, van zorgenzigteontflaaken: Maar al vergeefs Diaan joeg, door haar vriend'lyk ligt, Hem fleets den zoeten flaap uit zyn verlieft gezigr. ie, Naauw kwam ten tweedemaal Apol Auroor begroeten, Items- *■ ° '
vwgdes \yanneer de Teemsvoogdes verfcheen, om hem t' ontmoe-
bem. 2y floeg haar blanken arm flraks om de kromme kiel; (ten: 't Welk aan Neptuin, en zyn Godinnendom, beviel. Prins Willem lagt haar toe,de vreugt is op zyn weezen, Naar 't leeven afgebeelt, en in zyn oog te leezen. it Frins jjv ziet eerlang van verr', al nad'rend, in 't verfchiet, vxtdekt J °
van ver-DQ witte kruinen van het Britfche Ryksgebied:
yg faff
Brufe Daar hy zyn Ann e als bruid wenfcht in zyn arm't'ontfangen:
*«#. Een vriendelyke hoop begunfligt zyn verlangen. Wat
|
||||
DERDE BOEK. 65
Wat fpel ikmy veel heils van een volmaakteTrouw!
Waar door ik reets den top van myn geluk befchouw! Dusbarfthy uit. Men naaktdeBrittenlandfcheftranden, tnkon* bmnea
Alwaar hem groot en kleen met blydfchap ziet belanden: l«m«:
Elk roept met vreugt, o Vorft/ zyt welkom in *dit Ryk j En geeft van zyn ontzag een ongeveinsde blyk. DesKoningsEd'Ien,omzynaankomftdaarteontmoeten,
Gaan met eerbiedigheid dien braaven Prins begroeten: Elk pryft de voorfpoed en de vlugheid van zyn' reis. Men begeleid hem naar het Sommerfeths Paleis, wrds Hetwelkvervaardigtwas, naar eifch vanzynbelangen, p*i*»
vaniont-
Op't hoff'Iykft' geftoffeert, om zulk een Vorft te ontfangen; «*«/«/*
geleidi
Depragt en praal isdaar voltooit, op 'sKonings laft;
In 't kort, 't is een verblyf dat zulk een Minnaar pad. |
||||||||||
alvaaay
het mid* dagmaai vouriern bertidis. |
||||||||||
Het middagmaal, bereid met keur van lekkernyen,
Verwagt den Held, die, nu omringt van alle zye'n, |
||||||||||
Door's Konings grooten, op het edelft' werd onthaalt,
Terwyl de blydfchap elk vol glans uit de oogen ftraalt. by laat
Een uitgekeurde hoop van hoofTche fpeeltrawanten, «** */
Verluftigt zyngehoor, door konft, aan alle kanten. h»<h
Hy vaardigt ftraks een van zyn Edellieden af van zynt
Om kondfchap van zyn komft te geeven aan het Hof /,*«.
1 De
|
||||||||||
66 W1LLEM DE IV.
JeBrit- DeBritfcheVorft had lang gewenfcht om hem te ontfangen,
yo'ft Nu ziet hy eens zig zelf voldaan in zyn verlangen.- hem «*Hy zend denBraavenPrins een heufchen welkom groet; vJelkum J °
gr«et. Dit kweekt weer nieuwe vreugtinzyn verlleft gemoed.
VorflWiLLEM fpoeit naar'tHof,'t gejuich klinkt hem in d'oo- taaar *p Lang leev' de Oranje Held, dus iaat zig yder hooren. (ren, ^Tp^HynadtrthetPaleis daarzigzynheilonthoud, (fchouwt; 'L*asT ^n Eng'lands Throon - Monarch, die hem met vreugt aan- £*!%* ■. £ty werPt z'g met ontzag ter neder voor zyn voeten; En zegt, o Koning! die 'k als Vader wenfch te groeten, Wat eifcht de gunft, die gy aan myne liefde bied, d,Z/e Van myn verpligting en hcx>gfchuldige eerbied niet: piKg Zoo is nu de aanvang van zyn welgepafte reden, *$** Die door den Ryksvorft, met gewoone vriend'Iykheden^ Z'kan- Beantwoord wierden, 'k wenfch u welkom in myn Ryk, &u,x 0 Prins! dus is zyn woord, maar om nog hooger blyk Van zyne vriendfchap by dit mond gefprek te voegen, Drukt hy hem in zyn' arm, vol teder vergenoegen. Hy werd, op Georges wil, flraks naar een zaal geleid
Daar Eng'lands Koningin (van wier genegentheid Zyn onbevlekte deugt al reets ~mogt zegepraalen, Voor dat de Britfche Vorft zyn liefde wou beftraaleit Met
|
||||
DERDE BOEK. *?
Met zyn geneege gunft) hem met een bly gelaat,
Waar op't geheim van haar gemoed gefchreeven ftaat, "]^e/s
|
||||||||||
Terflond begunftigt met een bly verwellekoomen j
|
onin-
g<»> |
|||||||||
Als konnende haar vreugt en blydfchap nict betoomen.
Maar naauw had by naar eifch dit vriendelyk onthaal
Beantwoord, of zyn oog ftreeft verder in de zaal;
Hy ziec de Ryksprinfes, 46 Faam had lang gefproken ^ *'«
Van haar volmaaktheid,'twelk zyn liefde had ontftoken:/>"'«/«:
Na wierd hy overtuigt, dat haar bekoorlykheid
Ver overtrof het geen men daar af had gezeid.
Hy ziet een godd'lykfchoon, een fchier aanbidd'lyk weezen,
Waar op de wysheid en de Godsvrugt is te leezen:
Hy ftaat verftomt; een diep verwond'ren bind zyn tong,/* *#<
wonder t
Wyl eerbied, en ontzag, tot in zyn' boezem drong. ztg over
Zyn woorden fmelten in betov'rende gedagten, horiy/k- Die zyn verlieft .gemoed flraks in verwarring bragten.
't Ontroerde hart zoekt lugt; hy fpreekt dees reden uit, Al ftaam'lend, by zig zelfs, en met een zagt geluit: Aanbiddelyke miniuw overgroot vermogen Houd thans myn zinnen in uw' hemel opgetogen; Maar 'k bid help op dees ftbnd myn clriften wederflaan * Op dat de liefde zelf 't ontzag nict mag verraan. I 2 Het
|
||||||||||
8 WILLEMDEIV.
Het vergenoegen fchynt hem op die plaats te boejen %
Dog de welvoeg'lykheid gebied hem Weer te fpoejen Naar zyn verblyf: hy groet de Groote Koningin, Die hem begunftigde in zyn loffelyke min, Met een ontzag dat haar op't allermeefl: behaagde, En een genegentheid, die d'eerbied onderfchraagde. Maar welk een tederheid beheerfeht zyn kuifch gemoed; Met welk een vreugt word niet zynliefde drift gevoed, Wanneer hy nadert om de Kroonprinfes te groeten: Hy werpt zig neder, met veel yver, voor haar voeteo; Gelyk een minnaar die om wederliefde fmeekt, En op 't voordeeligft' van 2yn harts geheimen fpreekt; Dog't waaren de oogen die voor zyn belangen fpraaken: Door't oniiitblusbaar vuurderminop 'tfelfl'aan'tblaaken. Hy neemt, vol edele vrymoedigheid, haar' hand, Daar hy, ten blyk, en als een waardig onderpand Van zyn opregte trouw, een kus op heen laat glippen, Die lang gekerkert was gebleven aan zyn lippen. by be- Nu fpoeithy voort, dog hoopt eerlanghaar weer tezien, wA^.Om haar als dan zyn hart, en hand, en trouw, te bien. VStk* Men doct hem pragtig weer naar Sommerfeth geleiden, «"t!Terwyl hy by zig zelfsdus fpreekt, 6 aak'lig fcheiden! Wat
|
||||
DERDE BOEK. <Sp
Wat baart gy aan myn ziel een overgroot verdriet/
Gy weigert my 'tgezigt van haar die my gebied/ De Mingodes volbrengt, in oefPning nimmer ledig,
En in 't bedenken van haar vonden wonder fnedig, i'0/f"*m ©
Haar taak nu aan het Hof en teelt in 't fier gemoed tf"J,
Van Anna onverwagt een' onuitblusbren gloet. * "jjf
Zy die geen liefde kende, en nimmer dagt te minnen, *****rflt
Voelt thans eentedre drift ontwaaken in haar zinnen:
Zy overpeinft al wat Prins Will em had gezeid;
En hoe hy haar, met een volmaakte eerbiedigheid,
Zyn ongeveinsde min te kennen had gegeeven.
Nu dagt z' op zyn gelaat en oog, vol geeft en leeven,
Op zyn bekoorlykheid, en hoffelyken zwier;
Dan op zyn deugd die haar in een aanbidd'lyk vuur
Deed blaaken; de eenzaamheid, geliefkooft door die minnen
Ontdekt dikwerf't geheim van ymants hart, en zinnen;
De Ryksprinfes doorzogt nu't binnenft' van haar borft>
En vond een liefde vlam ontftooken voor den Vorfh «■» w-
pHgt
De min hielt, ten geval van Willems heilverlangen, w to*
wedtr-
Haar aangenaam geboeit, en voor altoos gevangen, mm.
Maar wyl de Ryksprinfes den Slaaperigen nagt
Door 't zoet gedenken aan haar' minnaar overbragt,
1 3 Viiegjk
|
||||
70 W I L L E M D E I V.
Vliegt vaft deTyd al voort;fchoonhyom haar te plaagen
De drift en vlugheid, van zyn loop fcheen te vertraagen. De morgenflond breekt aan, en fpelt een' lievendag, Begroetende haar met een' vriendelyken lach. Nu dagt zy (naauwelyks ter flaapkoets uit getreden) Dees dag zal my myn' Prins, zoo vol bekoorlykheden, Weer brengen onder 't oog. Apol zonk in de Zee; En de avont bragt het uur van Willems vreugde mee: De pragt geleid hem naar des Konings ryke zaalen ; Vr]ns De Blydfchap ftaat gereed hem vrolyk in te haalen:
Ycnl* En '£ vergenoegen leeft by Georges Hofgezin.
TJu ^e braave Minnaar treed verheugt ter Hofpoorte in;
■H'f' En word, gelyk voor heen, op't minnelykft' ontfangen:
De gallery en zyn met lichten ryk behangen,
Die 't flonkerent geftarnt' naar bootfen, aan deli wandt
Van 't Koninglyk geftigt. 't geflepen diamant,
Doormengelt met fafier, en gloejende robynen,
Ziet m'aan den hoogen trans derhooffchezaalenfchynen.
Het groen, doorkonft geteelt,en 'twelk natuur braveert,
Is tot vermaak van 't oog feftoenswys gefchakeert:
Terwyl een ed'le ftoet van kunftryke gefpeelen,
Zig zelf bevlytigen om oor en hart te ftreelen;
Maar
|
||||
DERDEBOEK. 71
Maar al de pragt, en praal, hoe zeer z' 00k elks gezigt
Verluftigt, en tot diep verwonderen verpligt,
Kan Willem Karel, door haar luifter niet bekooren;
Die heeft zyn hart, en oog, reets in de min verlooren:
Hy fchept nu geen vermaaky dan in't verrukk'lyk zien
Van haar, die voor altoos zyn driften zal gebien.
Hy nadert ftraks de zaal ('t ontzag flraalt hem uitd' oogen,
En geeft aan zyne min een goddelyk vermogen)
Daar hem de Ryksprinfes in eenzaamheid verbeid: ?» *"«<*
|
|||||||||
tn een
|
|||||||||
En treed haar te gemoed, vol heufche hoff'lykheid. ***i
dsar An-
Nu is het tyd, myn Prins I uwe ongeveinsde liefde, hem
%'trbsid.
En de ongeneesb're wond, die uwe borfl doorgriefde,
Te ontdekken; daar is niets dat uw geheimen floor.t, En daar is niemant die uw redenen thans hoort. Het was er ftil; alleen de kleene minnekweeker, Vrouw cypris dart'le Zoon, die looze hart ontfteker, Verfchool zig flout in een der hoeken van de zaal; En luifterde met ernft naar 7s Prinfen minne taal: Wyl hy de kragt van zyn vermogens fcheen te wetten, Qm Anna 's tegenftand in 't minnen te beletten. £,,?'"" De braave Helden fpruit begint aldus zyn reen: JS/JT Gedugte Ryksprinfes / wier ziels bekoorlykheen My
|
|||||||||
1% WILLEM DE IV.
My lang verwonnen, door hun overgroot vermogen;
Wil dog de ontdekking van myn tedre drift gedoogen:
Begunftig de ed'le keur die myne liefde doet;
En dult dat'k met ontzag uw Hoogheid val te voet,
Om, met eerbiedigheid, uw weermin af te fmeeken:
(De Vorfl'Jyke Anna zugt; dePrins vervolgt met fpreken)
Ik had uw wyze deugd', door't gantfch heel-al geroemt,
En uw bekoorlyk fchoon, dat elk aanbidd'lyk noemt,
Lang hooTen melden;'twelk my n jeugt,(leets wars van't min-
'tGeheimderkuifche min opeenmaalbragttebinnen. (nen,
^k Ben flraks gekomen aan dit koninglyke ftrand,
Om u myn liefde en trouw te bieden, met myn' hand.
Een Jiefde vaft gegrond op wysheid, en op reden,
Een liefde die niet doelt op fnoo welluftigheden;
Een liefde die de deugt tot haar geleidfler kieft;
En nooit de opregtheid uit het zuiver oog verlieft:
Die door haar billykheid, zoo'k hoop, uzal behaagen:
En door een kuifche trouw de zege weg zal draagen.
Nu leende de Prinfes alreets een gunftig oor:
zy ke»tX)c fierheid nam terflond de vlugt op dit gehoor,
/i7g£0 EnEng'lands Erfvorflin kon langerniet weerflreeven,
Z"v/ De vorftelyke deugt die z' in den Prins zag leeven
Zy
|
||||||
DERDEBOEK. 73
Zy had nu reets te lang de driften, die haar hart enjiem
Vermeefterden, ontveinft, en trotfelyk gefart. u3!?<l*
Zy fprak, volmaakte Held/ (in yver opgetogen)
Uw deugt heeft op myn ziel een alte groot vermogen,
Dan dat ik d' ed'le drift, die door uwe ad'ren zweeft,
En niet dan door Gods wil in uwen boezem leeft,
zou konnenwederftaan;het bloed vanNaffauwsHelden,
Van welker lof de Faam al-om fleets zal vermelden,
Zoo duur vermaagfchapt aan myn Koninglyk geflagt,
Is om zyn grootheid al te veel by my geagt,
Om aan uw'bede,en wenfch,meer tegenftand te bieden;
En 't geen d' Almagtige begeert moet hier gefchieden:
Ik volg dan 't hoog bevel van d'Opper-Majefteit;
'k Hoop zyne gunft heeft ons een duurzaam heil bereidt.
let, dat metzynen wil en zin word ondernoomen,
Heeft nimmer voor gevaar nog ongeval te fchroomen:
Ja 't is, doorlugte Prins! alleen op zynen raadt,
1 DeJe/fg-
Dat ik door uwe min myn hart verwmnen laat. den zer-
De Deugden, die met ernfl: naar deze reden hoorden, '#/'
Verjongden, op't gehoor van Anna 's taal en woorden;
En juichten in de hoop der haaft aannad'rende Egt,
Waar aan den grontflag in hun byzyn was gelegt.
De
|
||||
74 WILLEMDEIV.
Z/'^jDe wysheid , die fleets Iette op Anna's handelingen,
fiJ£*dl En die myn Willems' zy geftadig mogt omringen, betbT"h\s oorzaak van't volmaakt en loffelyk befluit, 7><s» had'
rertdt. Blonk $ ongeveinsde vreugt vol glans ten oogen uit.
De vriend'lyke eendragt fmolt in tien verliefde zinnen, En fchiep een zoet vermaak in hun flandvaftig minnen: De Brit- De wakkre blydfchap zweefde, al danfend', door de zaal;
y^^En flreelde zig op 't zoetfte in de uitgefproqke taal.
ZT*'» Nu heeft d> Oranje Vorft zyn' grooten wenfeh verkregen.
ftt'iit" O heugchelyke dag! wat fpelt g' een' dierb'ren zegen
*g v*ft- Aan Neerlands vryen Staat, door zulk een trouwverbond,
En wat belooft men zig veel heil door deezen flond. Het vergenoegen zwelt in 't hart der Edellieden. De Koning ftemt wanneer 't vereenen zal gefchieden, En kieft, tot yders vreugt, den grooten heildag uit,, Die Willem Karel zal verbinden met zyn bruid. Einde van bet derde Boek.
|
|||||
WlL-
|
|||||
75
WILLEM DE IVo
VIERDE BOEK.
i n h o u a XJe zegenryke dag van Wiixems egt verbinden
Word door der Britten For ft beflemt, envaftgeflelt:
De blydfcbap laat zig in betmagtig Londen vinden: Men juicht, en is verbeugt, in 't beil'twelk onzen Held
Beftraalt; maar naauvflyks zag men, blaakende in verlangeny Het mr genaaken van bet Vorfilyk trouwverbond,
Of ziekte, die dejeugt fleets vlied, komt Willem prangen; Dusflelt men t egtfeefl uit tot een geiuenfcbter Jlond.
Hy is eerlang berjlelt; *t vereenen word bejloten; Men viert den hoogen dag, met zwier, en boff'lykbcid;
De zaalen, opgepropt met Kidders, en met Grooten, Weirgalmm 'van de vreugt, die zig al-om verfpreid.
Maar acbl de dood, die 't all' voor zyn geiveld daed bcevcn9 Kort onverhoeds den draad van Carolina's leeven. |
||||||
aanrat-
|
||||||
elp my, 6 Digtkunft 1 mi eetf grooten
heildag vieren/ p,Mg Help my het dierbaar hoofd van Nas-
fauws Held vercieren: En leer m', 6 Erato lop een' verheeven trant,
Den lof befchryven van een' kuisfchen huw'lyksband j
K 2 En
|
||||||
7<S WILLEMDEIV.
En hoe de fakkel blaakt, die Willems egtvereenen,,
TotEng'lands vreugt,met 2:00 veel luifter heeft befcheenen: Geef myn vermogen kragt, op dat ik deeze trouw Met een*volmaakten zwier, en naar den eifch, ontvouw': Een trouw, die door de Faam al lang wiert uitgekreten,. Wier roem nooit door den tyd zal worden uitgefleten:. Waar aan God Hymen zyn volmaakfte glory fchonk, En die gantfch Nederland met vreugt in d' ooren klonk. Een trouw, niet als wel-eer 't Ciconifch egtverbinden, Daar zig de Huw'lyksgod in't bruilofts feeft liet vinden, Niet om zyn' zegen uit te deelen aan het Paar; Maar om de huw'lyksvlam, ontftoken op 't Altaar, Te bluflchen, als een kwaad, en onheil fpellend, teeken> Van nooit iet gunftigs voor dit huw'lyk uit te fpreken: O neen de trouwtoorts, aan het on-uitblusbaar vuur Van een opregte min ontftooken, fpelde 7t uur, Het welk d' Oranje Vorft met Anna heeft verbonden, Een heugchelyk geluk, geveft op vafte gronden.. Help my, o Phebus/ nu in dit myn flout beftaan:
Kweek door uw onderftand myn tedre kennis aan. annro$- Vaar voort, myn zangheldin! volvoer uw vlytig poogen, De luifter van de ftof geeft u een heufcb vermogen. |
||||
VIERDE BOEK. 77
Nu zweeft de vrolykheid door Londens burgerfchaar,.
Op 'c aangenaam gedreun der blyde Huw'lyks maar. Het Jufferlyk getooi, vol hoffelyke zwieren, hetjuf. Werd konflig toegerigt, om 't hooge feed te vieren: miftl
1X)td PC*
De heil'ge vreugde galm dringt door de mime lugt; md &e-
Elk is verheugt, en voor geen ongeval bedugt. »m den
Me* telt met ongedult de traag verwylende uuren; fi!ftdag
En denkt naauwkeurig uit hoe lang het nog zal duuren, r'clT
Dat Willem Karel, met zyn Koninglyke Bruid, Den wil volbrengen zal van 't Goddelyk befluit. ?*J"*"
't Orakel klinkt aldus door 's H'emels wyde chooren, Hf«j*
|
|||||||||
Maar t
|
|||||||||
(Uit dees volzaal'gen tyd word Neerlands heil gebooren)'"^-
Men wenfcht nu in in het kort de trouw volbragt te zien. "«*«» De vreugt is algemeen, by groote en kleene lien: Maar ,ach! nietskan op aardnaar'tfchynt beftendigblyvenj Een donderwolk kan ras den Zonnefchyn verdryven: Naauw nam de guile vreugt dus plaats in yders hart, *^*w word
Of zy verkeerde in een onlydelyke fmart. ^or «»
Zwaarc
De Minnaar, door de min geilreelfe in zyn verlangen, wht «-
nerval-
Dagt nu de Ryksprinfes in zynen arm te ontfangen, /<»-
Eer Phebus driemaal zyn Karos in't weflen bragt;
En driemaar zig verfchuilde in fchaduw van den nacht:
K3 Wan-
|
|||||||||
78 WiLLEM DE IV.
Wanneer de ziekte wreed, en nors, met yz're handen,
Hoe fterk de jongheid zy,op't fnoodft'hem aan kwam randen. De kwaal nam hevig toe, men ftuurde bee, op bee, Naar hem die 't all' beftuurt: het deed elks harte wee. Men riep den Hemel aan, om 't onheil af te wenden. e*h Hoe ras kan niet de vreugt verand'ren in elenden i Jem He- j}erBrittenRyksvorft knielt eerbiedig voor Gods Tro^n; ?>'**, En fmeekt mee tot herflel van zyn' aanftaanden Zoon, berfteh
ti*g' Zoo teer van hem bemint: wanneer nu eene bede
^rSr//.Geboorenword door deugt, door godsvrugt,en door rede, m"*g '"Weerftaat d' Almagtige, die elk in 't harte ziet, 6r^»^Door zyn goedgunftigheid, 't ootmoedig fmeeken niet. cL?"" En 'twas dieKoning, die, door't overgroot vermogen, 2rooa Van zyne deugden, op Gods zegeningmogt boogen: Dus leed het geenzins lang of Nasfauws braave Held iewMe Zag zig, tot yders vreugt, in voor'gen ftaat geftelt; "ZVd" Een frisfche Jongheid kan de ziekte ligt vergeeten. Trinf Men deed aan's Konings Hof zyn1 bet'ren toeftand weeten, %f'?tr.'t Is ligt te raaden hoe zulks daar in d' ooren klonk. /Hf££.Nu waar 'c of we^r de zon met fchooner glanfen blonk. Dog omvoor'thoog behoudvan zulk eendierbaarleeven Nog meer te waaken,werd door hun die,wel bedreeven In
|
||||
VIERDEBOEK. 79
In artfeny kunft, voor den Prins all* hunne vlyt
Reets hadden aangewend, geraaden, voor een' tyd De ryke Koningsftad, en 't pragtig Hof te ontwyken, (Ach laat zyn tedre ziel in 't fcheiden niet bezwyken!) Om in de Baden een ververfchte ligchaams kragt Te zoeken; alles word in vaardigheid gebragt, Om't geen men aanprees op het fpoedigft' uit te voerem De Prins neemt affcheid, met een innerlyk ontroeren,^Pr/*J
Van zyn volmaakte Bruid: 'k ga, zegt hy, uit uw oog *ff*&*j* ' ° ° van «e
(Terwyl vaft zugt, op zugt, uitzynen boezem vloog;) Ry.k~
Maar gy, o fchoone! houd myn minnent hart in handen y» **i nuar
Dat blyft gekluiftert aan de brittenlandfche ftranden: BatHe
En wyl het blyven mag aan deez geroemde kuft, »«». ■
En in uw gunft, Prinfes/ houd zig myn ziel geruft:
'Kwenfchflegts't genoegen van een fpoedigwederkeeren,
Dit is myn waardealleen myn innerlyk begeeren/
Deez' taal vloeide uit zyn' mond, met tederheid, waar in
De kragt verfchuilde van een regtgeaarde min.
Ga, ga, myn Prins I ik volge u naa met myn gedagten;
En zal uw wederkomft verlangende verwagten/
Zoo antwoord Anna hem, Gods gunft beftiere uw reis -
En voere u veilig, weer herftelt, in dit Paleis.
Hy
|
||||
go W IL L E M D E I V.
'» g*tft Hy kuft zyn bruid vaar wel; de tyd noopt hem te fcheien:
haar een
offsbddi De ltemmen paaren zig van Londens burger-reien,
kits
En dragen zyn vertrek de zegen wenfchen o'p:
Herkeerin't kort, 6 Prins! Zoo reis ons heil in top, Dus fchreeuwt een yder uit, en geeft een lofFlyk teken Van liefde en agting voor den Vorft; 't was reets gebleeken, Zoo ras zyn min hem had in Engeland gebragt, Hoe hoog hy om zyn deugt wierd by den Brit geagt. JSTJjf Nu ging d' afwezigheid van An n a hem verdrieten;
£;«*"*Ach/denkt hy, mogt ik thans haar byzyn weer genieten!
hem. fjy grypt haar beeltenis, en kufthet duizentmaal;
Waar op hy zyne drift, door 't uiten deezer taal, hy bc-
Den ruimen teugel viert; 6 fchoonheid nooit volprezen/
bTchenh-O oog vol ed'le zwier! 6 ziel verrukkent weezen/ Gy fchaft aan myn gemoed een teer genoegen, en Gy kweekt in my 't ontzag dat ik u fchuldig ben: Dog deugt en wysheid kan 't penfeel geenzins bezeffen, Die kan geen fchilder,hoevermaard,naar'tleeven trefFen! Dus was het dat de Held de treurige uuren fleet, Zoo lang tot alles weer tot zyn vertrek gereed Gemaakt was, om met fpoed naar Londen weer tekeeren Elk volgde zynen wil, en wat hy mogt begeeren. Men
|
|||||
r
|
|||||
VIERDEBOEK. 8*
Men komt in korten tyd weer in de Hofftad aan. Me**»-
* VtKt Zlg
Naauwhad de Britfche Vorft des Prinfen komft verflaan, ** k,urte»
ty-iwe-
Of hy gelaft terftont aan een der Edellieden, ierof" *
Linden.
Om zyn begroeting aan dien Heldcn telg te bieden,
Tot teken van zyn gunft: de braave Vorflen Spruit Spoeit zig op 't vaardigfl: naar zyn Koninglyke Bruid, ft ^jj Om haar met tederheid, enyver, te begroeten. f'^f (Hoe zal dit byzyn nu het afzyn weer verzoeten/)
Desminnaarsdiep ontzag, en vreugt, kent perk nog paal, Zoo ras hy Anna ziet, in't intreen van de zaal: En in de ontmoeting werd geen plegtigheid vergeeten. Naauw was een yder in het ronde neergezeten,
Wanneer de groote dag der trouw werd vafl: geftelt: De Britfche troonzuil fpreekt aldus, volmaakte Held/ e» k*. Die zoo veel gaaven van d'Alzeeg'naar hebt verkregen, SP Verkryg door uwen egt des Hemels milden zegen. t'oiw-" Ik heb uw bee voldaan, wyl hy, die 't all' beftiert, da&va^ Begeert dat gy, myn Prins! dit hooge trouwfeeft viert; Op dat de deugt, die elk ziet door uwe ad'ren zweeven, Nog in uw nakrooft, met den zelfden roem, zou leeven. Men hoortmetaandagthemdeez woordenuit den mond; En leegt een' beker, volgefchonken, in het rond. L De
|
||||
82 WILLEMDEIV.
de Door.
iifmfje ®e Br uigom dankt den Vorft, voor zoo veel gunft bewyzen^
gJ2kt'' ^n e^ Pry^ nu 'c befluit des Konings, waart te pryzen. btmwv f£et k00g ge2eifchap fcheid; men keert verheugt van daar, /«4f*fJ£ii deck in 't zoet vermaak van 't vorflelyke Paar. De guure winter was naar 't noorden pas geweken ;
De ny vre landman zag zyn verfch ontdooide ftreeken, A, , Ten loon van zyne zorg, naauw in het nieuw gekleed: vir Men zag een jeugdig groen, dat oog en lull voldeed, om oog. Door Chloris zelf voltooit, op beemd'en hoeven fpreien: v*n de \ Verkleumt gemoed konde in die wellufl zig verfreien. truuVO te °
*>'»« De Lente fcheen nu mee nieuwsgierig om den ilond
Teaanfchouwen, vanhetlanggewenfchte trouw verbond;
Want zy begon met al haar' luifter te herleeven,
Aurora Om bloem en kruidenhun vermogens weer te geeven*
f'fajr" Wanneer 't voltrekken van dien gloryryken egt,
*m de T0t elks aenoegen, wierd beftemt, en toegezegt.
Toen nu de blonde Auroor, met aangenaamerglanfen,
Dan naar gewoont',de kimm' borduurde,en'sHemels tranfen
*Zluyd. Beverwde met een' gloed, die alles overtrof,
JhaVr?t Klom ook de vrolykheid in top aan 's Konings Hof.
J'J\ipuf Men z'-et 'er r^ets de palm en Mirthtapyten fpreien.
ktmu Een ryk getooide floet van hooffche Bruiloftsreien
Zweeft
|
||||
VIERDE BOEK. 83
Zweeft in en uit de zaal, voor 't hooge feeft bereid;
En yder volgt zyn' lad, vol van dpmerkenheid. Hetheuglyk uurgenaakt ,'t welk WiLLEMzalverbinden: bet brut-
Elk laat in praal gewaadzig in het trouwchoor vinden. genaakt; De Jonge Bruigom, met zyn Koninglyke Bruid, Prim Treed, onder't groots muzyk vankon/lig fnaar geluit, Z't Zy
Ter hooge Kerkpoorte in; men knoopt dehuwlyksband en, ninilyke En fmeekt d' Alzeeg'naar, door eerbiedige ofFerhanden, t'nkak Dat hy zyn' zegen wil doen daalen op deez' egt ; Zoo werd de grontflag hier aan Neerlands heil gelegt! De huw'lyksfakkel gloeit, en ftookt de liefde vonken; De kuifche trouw word aan de duurzaamheid geklonken. Dus werd de plegtigheid, door Godes afgezant, Verrigt, terwyl de vlam der huw'lyksliefde brand; d pk En Willem KARELheeft, door'sHemelsmilden zegen, "Jr*'a ■ ° ' word
Tot loon van zyne deugd', zyn' fieren wenfch verkregen.'t'frr^*
De Poftbodin blaaft elk de blyde maar in 't oor, En brengt den vreugdegalm de gantfche werreld door. HeelLondenjuicht en zingt: men wenfcht aan deEgtelin- Een ongeftoort genot van Hemelzegeningen. (gen Elk is op 't hoogft' verheugt: de hoffelyke fchaar ££*
|
|||||||
juicbt
itreugt. |
|||||||
Stort haare wenfchen uit op 't vorftelyke Paar.
L 2 Hoc
|
|||||||
84 WILLEMDEIV.
Hoe leeft de vrolykheid by Georges onderdaanen?
Hoe dondert het gefbhut langs de uitgerolde vaanen? Op 't vieren van een feed, dat niet dan heil voorfpelt. |
|||||||||
wen
|
|||||||||
viert ht ]sju treed de Kroonprinfes, met haar' volmaakten Held,
bmvrlykt
f«Ji- Gevolgt door de ed'le ftoet, in een der rykfte zaalen:
De fpys werd opgedift in goude of zilvre fchaalen: Het vorftelyk banket is voor den fmaak bereid: De Hofknaap grypt een kruik, met braave vaardigheid, En fchenkt den Nektar in den kelk, tot aan de boorden; Elk leegt hem tot den grond, terwyl hy deeze woorden, Leef lang , o Willem / met uw Koninglyke Bruid! . t Met diepe eerbiedigheid, en guile opregtheid, uit. h°ff.pk" De keur verdwaalt zig in het kiezen van de fpyzen,
*a» '* Dewylmenaan den fmaak zoo veel verfchiet kan wyzen.
gtbteu. Men tapt het bruiloftsvogt, in bekers van robyn,
Of vult z' op Konings laft met uitgekeurden wyn. De marm're wand, gefiert met pas ontlooke bloemen, Schynt op denieuwe gunft vanVrouwNatuurteroemen. De fiere jufferrei, getooit in ryk gewaad, Vertoont een ed'le vreugt in *t ongeveinft gelaat; \ Gekrulde hair, bezaait met keur van diamanten, Het praalkleed, geborduurt met goude of zilvre kanten, Be-
|
|||||||||
VIERDE BOEK. 85
Begunftigen het fchoon , dat, vol bekoorlykheid,
Met 200 veel luifter op het aanfchyn is verfpreit. . Het hofmuzyk vermaakt het oor van alle zyden: '/timid. dernagt
Elk vierthetHuw'lykfeefl, met een gewenfcht verblyden: Jpoiih
zdf in
Maar 't is nu middernagt, Apollo flaapt nu zelf; ruft,
Een donker floers bekleed het Hemelfche gewelf:
De ftarren blinken van de hoog verheeven tranfen,
En tarten 't zonneligt door hun volmaakte glanfen.
't Legt all' bedolven in een aangenaame ruft,
En elk is door de vreugt in zagten flaap gefuft.
't Word tyd, myn Prins / uw Bruid naar 't Ledikant te leien,
Daar reets de Godsvrugt toeft om'tBruiloftsbedtefpreien:
Daar de Eendragt, zagt van aard, u met verlangen wagt,
Verhoopende al hun heil uit deez' gewenfchten nagt. p****
Wtllem
Nu treed deBraavePrins,met zynPrinfes,naar binnen ;*'/«'«*
zyne
Gevolgt van al de ftoet der hooffche fpeelnotinnen. "«v
naar *t
De Wysheid, de oorzaak van dit heilryk trouw verbond, w;/;*/
L edi-
Omfingelt met haar' fleep de blyde Huw'lyks fpond; ka»u
Terwyl de trouwzaal krielt vanRidders, en van Grooten, *?* * wyl de
En een ontelb're hoop van hooge feeft-genooten, *««*■
Die zig nog flreelen door de zoete vrolykheid, krielt
van hoo*
Zoo lang tot weer de zon haar' glans op't aardryk fpreit,**/«/*
genoten,
L 3 En
|
||||||
86 WILLEMDEIV.
i'ij^'r ^n Dl°em >en veldgewas, den morgendauw doet zweeten:
|
||||||||||||||
vermaa-
ken tut den mur gem |
Zoo word die groote Nagt in vrolykheid verfleeten.
't Doorlugt gezelfchap fcheidjmenfluit de Bruiloftszaal; |
|||||||||||||
/i^d. £n gjj^ js wej yoidaan door't Koninglyk onthaal.
Nu fchuift Latona's zoon de donkere gordynen
Weervanhet bruinezwerk, en doedden nagt verdwynen: |
||||||||||||||
Aurora
Jpelt een
|
||||||||||||||
,De blonde Auroor fpelt ons, met eenenjiugt'ren mond,
|
||||||||||||||
VaaLl'n ^en fcnoonen dag uit een bekoorlyke ugtent flond.
d** De Oranje dagtoorts fchynt met meerder gloed teglimmen, En fchenkt een' held'ren glans en luifter aan de kimmen: De blyde Apol, getorfl opde inkarnaate koets, Belooft doorzyn gelaat den flerveling ietgoeds; Geen wonder / hy ontwaakt om Willem te begroeten; En met een morgenwenfch de Ryksprinfes te ontmoeten. dringt Hy dringt nieuwsgierig in het pragtig flaapfalet, vertnk En wenkt het Vorft'lyk Paar van't kuifche Huw'Iyksbed. /-'orjriykStraks doet zyn gloe]entoog,dooryverals aan'tblaaken, doa lun Vorft Willem Karel,en zyn fchooneBruid, ontwaaken: ken. " Zy treden hand, aan hand, ter hooffche flaapkoets uit; de £*w-Wyl 't oor genodigt word op konftig fnaar-geluit. lud'm Men ziet een ryk getal eerbiedige Edellieden Mcrgll Gereed om't Vorft'lyk Paar den morgengroet te bieden: groct. £Ik
|
||||||||||||||
V I E R D E B O E K. 87
Elk toont nu, met ontzag, en groote vaardigheid,
Tot wel volbrengen van zyn' pligt zig zelf bereid: En Georges Hof weergalmt van al de zegen wenfchen, Diem'uithoort fpreekendoorveel meerdan duizent men- DeBritfche Koning treed, met zyneGemaalin, (fchen.£//££
De vreugt blinkt uit hun oog, ter grootfche Hofzaal in: K'nysptty. Hy grypt desPrinfen hand, als hem op't hGogfl'genegen,!"^* d'Almagtige bekroon met zynen dierb'ren zegen wlittS (Dus fpreekt hy) uwen egt, beminde, en braave Zoon ! *"■
En gy, 6 pronkjuweel/ 6 paerel van myn Kroon! meis «#- gen.
Behoud des Hemels gunft, op dat g' uw heilverlangen
Altoos voldaan moogt zien, en van zyn' hand ontfangen* Een vaft gegrond geluk, tot vreugt van dit gewefh En gy, Myn Willem! leef voor Neerlands vrye bell; Zoo kunt gy, als wel eer uwe onvolpreeze Vaderen, Wier vorftelyke moed u leeft en zweeft door de aderen, Als Willem Henrik, uit uw zegeryk geflagt, Die hier als Koning wiert bemint en hoog geagt, Wiens deugd'men weerinUop'tloff'lykft' magontdekken,^^ Aan NeerlandsVryheid tot een trouw befchermer flrekken. JJJJ^ Hicr fluit de Groote Vorfl; het einde van zyn reen; £pjj£ Die door Prins Willem, met ontelb'rehofflykheen, %',£, En-
|
||||
88 WILLEMDEIV.
|
|||||
Vl?, E° 2u^e erkent'nis, met ontzag, beantwoord wierden.
vj»ord. Maar wyl de Britten nog den grooten trouwdag vierden, En d'edle vreugt nog duurt, werd door d'Oranje Heid
trekr' 't Vertrek, met zyne Bruid, naar Vriesland vaftgeftelt: Vrls- D'lt °Pzet overlaad den onderdaan met fmarten; t"rd ^e vrolykheid verkeert in droefheid, in de harten; oaflgt- >t J3e(]ujt f|;aat nogthans pal; 't volvoeren werd gefmeed; Men maakt het alles tot des Prinfen reis gereed.
'tUur wordgebooren dat men Londen zal verlaaten; III1* Het volk vergadert by elkander op de ftraaten, fj/irL ^P dat men naar den eifcn Vorft Willem , met zyn Bruid, £* J£r_Al wenfchende gelei ter groote Ryksftad uit. jieiyk o digtkonfl! leer my hier een tedre ontroering maalen/ geieide Men neemt flraks affcheid, aan het Hof, in 'sKonings zaalen; te doen.
De Britfche Rykstelg grypt haaf Vader by de Hand,
En kufl dien menigwerf: 'k ga, zegt zy, uit uw Land, »><» Gedugte Vorfl.' maar houde altoos 't ontzag in waarde, tieemt
afjcbeid Dat myn opregte liefde en pligt fleets evenaarde.
aan 't
bof: 'k Verlaat dit Ryk, Vorflin! die, door uw wyze deugt,
De dierbaare oorzaak zyt, dat ik in myne jeugt Zoo veeledeugden tell'; 'k wifch'nooijt uit myn gedagten, Hoe hoog ik u daar voor in myne ziel moet agten. De
|
|||||
■ ■-■■ ....... - -
|
||||||||||
VIERDE BOEK. g9
De Prins, haar 'tvoorbeelt van zyn vorftelyke Vrouw,
Barfl; uit, O Koning! die 'k door een gewenfchte trouw . p . Als Vader eere, 'k zal nooit mynen pligt vergeeten; en /J"'«- fesbewy-
De dankbaarheid word nooit uit myne borft gefleten. '*****»
lis d$%h*
Grootmagtige Voritin! die ik als Moeder groet, **«-
Ik val met dankbaarheid uw Majefleit te voet! iiunne
U, die de zon myn 's heils zoo vriendelyk deed ryzen, /yh'oi'
BIyf ik altoos verpligt, voor zoo veel gunftbewyzen. Elk werd bewogen op het uiten deezer taal,- De zugten vliegen heen en weder door de zaal: De Ryksprinfes blyft in haar Moeders armenhangen; Men kuft elkaar vaarwel, met traanen op de wangen. 7t Paleis zwelt van 't geween, en bitter oog-gefchrei, En door de klagten van de hooffche jufferrei. Elk knielt met eerbiedneer, om't vorfl'lyk Paar te groeten,^,^ En flort een' zegenwenfch al weenend' voor hun voeten. *'v^wr De ftond genaakt, die voor 't vertrek is vaft geftelt,- JJ|£ '' De galm lang leef de Bruid! met haar' volmaakten Held! ^J * Vervult de groote Stad: vaarwel getrouwe fchaarenJ *"/««*, Zoo fpreekthetjeugdig Paar, God hoede u voorgevaaren! Terwyl de ftaatfie koets uit yders oogen toog. ptyk' Elk ftuurt zyn bede vol opregtheid naar omhoog, g"ft Ki'g
|
||||||||||
op rets i
|
||||||||||
M En
|
||||||||||
9o WILLEM DE I\T.
En fmeekt den Hemel, om zyn' zegen te doen daalen
Op hunne reis, en met zyn gunft hun te beftraalen. Het jaargety, dat nu elks lufl verzaad en ftreelty. Schept een' volmaakten dag; de zon, die't voedfel teelt^ Dat bloem, en kruiden, op hun ftruiken houd in weezen, Is fchooner dan voorheen ter kimmen uitgerezen: 't Verheugt gevogelt' heft een' eerzang in hun choor^ tn. komt En fchenkt een zoet vermaak aan 't vorftelyk gehoor. in vci' k
Hgbtid Des Konings Edelen verzellen 't Paar, uit agtmg,
vtzandi En toonen elk hun vlyt, in deeze pligtbetragting. Men komtte Gravezand', naar weinigtoeven, aan,.
alwanr. . A
zy zig Daar'tjagtvervaardigtlegt: menhegt een gloryvaan,
btitvt*. Van agt'ren aan het fchip, tot eer van de Egtehngen; En doed het grof gefchut door lugt en wolken dringen. Dus fpoeit men zig aan boortftgejuich klinkt langs de ree>) En vliegt in veil'gen vaart al dobb'rende over zee. Eer nu de zon driemaal haar toorts in'tzoutgingdooven iMUndsStak Hollands water Nimph de natte vlegten booven; H!!mp} .Gefiert om't jeugdig hooft met krink'lend watergroen,, "lyk/il'lp'. Om aan haar gloryzugt en luifter te voldoen; g<m,t, £n met een, blaauwen T0^^ wieRS opgeplooide kanten Oniigtzaam zyn doorftikt met vloeib're diamanten, '
Ge-
|
||||
".......' ' ■ ■ ' ■ ■ -......... .-......... . - ....
|
|||||||||||||
VIERDEBOEft. Vi
Gegort om 't blanke Iyf, fpoeit zy door 't ftroomgeraas
Der friflche golven van de dartelende Maas, Om Willem Karel, met zyn Anna, op die flroomen, Te gaan begroeten, met een bly verwellekomen. ' Naau w komt die Vorft, met zyn volmaakte Ryksprinfes, fe^f Op Hollands kuften aan , of deze Stroomvoogdes «/i^f Vloeit, vol ontzag, op haar' kriftallen waterwagen, ^ro"
Het vorft'lyk Paar in't oog, metde armen uitgeflagen. Zy fprak d' Oranje Vorft met deze woorden aan, Door ed'len yver op zyn aankomft aangedaan ; Wees welkom,braavePrins! men wenfcht reets metverlan- In Hollands Koopftad U,metuweBruid,teontfangen / (gen De vreugt is algemeen by myne Burgerfchaar/ Naauw heeft zy dit gezegt, of 't hoog doorlugtig Paar Bevind zig voor de ftad: 't gefchut bromt van de muuren, 'tgefchut Verpoofl door't grof metaal der fchepen, die fleets vuuren* koomt Ter eeren van den Held, en zyn volmaakte Bruid. </«yw \ Volk fpoeit ter vlugt naar boord, de gantfche Stad loopt uit: dim"' De Burgerheeren treen, in hunne ftaatfie kleden, de Bar. Om't vorft'lyk Paar, ten blyk van bun genegenheden, *'erJ"l'iem
Te gaan begroeten; elk buigt neder tot den grond; %nritis En wenfcht PrinsWiLLEM, met zyn heilryk trouwverbond, ^i/'" |
|||||||||||||
M 2 Ge-
|
|||||||||||||
____,_______________________________________________________________________________________________________._______...... . .,:..:>*.■ >'..f. .
|
|||||||||||||
92 WILLEMDEIV.
V>ru\A Qeluk en zegen toe: de Vorft bedankt de Vaderen*
zegen. JVIet guile minzaamheid; en noopt hun om te naderen jeben. Tot zyne Gemaalin, die hunnen welkoomfl groet (doet. Beloont met vriend'lykheid/t welk hun op 't hoogft vol-
Nu was naar't fcheen reets,door de vorft'lykeEgtgenooten, De aannad'rende ugtentftont tot hun vertrek beflooten*
Uver- Men vint in weinig tyds zig zonder 't minft' belet, trek
naar (Eool had aan de kiel meer vlugheid bygezet)
Unci Te Leeuwaarden gebragt; wie kan de vreugt bedryven,,
Tnrtit. Op de aankomft van den Held, en zynPrinfes,befchryveni
Naauw ftapthetPaar aan land, of elk fchreeuwt vrolyk uit,
hmtop Zyt welkom braave Prins, met zulk een fchoone Bruid/ Sgftetc Maria fpoeit zig, met een innerlyk verlangen, waar- Om haar' beminden Zoon, met zyn Prinfes,. te ontfangen. '" Men fpant de koetfen in; 't Paleis weergalmt van vreugt; En elk is door de komft van zynen Vorft verheugt.
De Jufferlyke ftoet, getooit in pronkgewaaden,
In welker ryken zwier zig 't oog naauw kan verzaaden,,
fteiyk Vermeerdert al den fleep. de trouwe Burgery,.
word Met waapenen beftuwt, fchaart zig aan weder zy,
pragtig Langs d' opgepronkte ftraat, gefiert in nieuwe kleden;
*gtnT En de oorlogs helden ftaan, in blinkende geleden,.
Tot.
|
|||||
Q
|
|||||
VIERDEBOEK. 93
Tot aan het Hofpaleis: 'tkartouw, tot meerder praal,
Roemt op des Prinfen komft, met donderende taal / Zoo komt men in het Hof; demarm're gallery en, Verfiert met jeugdig groen rond-om aan alle zyen, Staan ryk beladen met Mariaas Hofgezin. DePrins treed,met zynBruid, ter vorft'lyke eerzaal in:
Maria ftaat verflomt, doordebekoorlykheden, M*** Loniza
Die z' in de Ryksprinfes ontdekt. met deeze reden, verwo»r
dert ztg
Ontfluit zy eind'lyk haaren mond; beminn'lyk paar/ event,
Zyt welkom in dit Hof/ naauw was de blyde Maar, lykMt* Van uw' voltrokken egt, my in het oor gekomen, ilyks- Of 'kwenfchte om u tezien; 't verlangen, niet te toomen ,Cw7/l Wies langs hoe meerder aan; nu zie'k myn' wenfch betaalt! l?*Egt- Zoo fpreekt zy, wyl de vreugt, elk een uit de oogen ftraalt.l,Hgt*'" Roem vry, beminde Zoon! roem vry op's hemels zegen, Gy hebt de fchoonfte vrouw van zyne hand verkregen/ Nu drukt zy Anna inhaar'arm, met tederheidi De vreugde traanen zyn op haar gelaat verfpreit. 7J% Zy doet het jeugdig Paar op 't vorftelykfle onthaalen:^^" Men wenfcht elkaar geluk, met volgefchonke fchaalen: °»th**' Het keurlyk hofbanket bekoort den edlen fmaak; En elk bemoeit zig niet dan met een heufch vermaak. M a Maae
|
||||
94 W1LLEMDEIV.
naauwe Maar naauw'lyks is de vreugt dus hoog in top geftegen,
lit " Of Naflauws Vorfl, tot kryg, en oorlogs roem genegen, 7us%e Befluit, op 't voorbeelt van den wydvermaarden Held *gtil%"Eugeen, met moed bezielt, te ftreeven naar het veld; i'/u,?*' Wyl't hevigkrygsvuur was in 'tKeizerryk aan 't blaaken: *w" Elk poogt hem door zyn' raad dit opzet te doen (laaken; trtkken. Maar al vergeefs, het nooit volpreeze Heldenbloed Van zyne Vad'ren leeft op nieuw in zyn gemoed. men
poogt Het godd'lyk vuur dcr min is naauwelyks aan't branden:
hem van
dit De vaftgeklonke knoop der kuifche huw'lyksbanden,
i>rengen,Z,oo korts geftrengelt voor Gods oogen; hoe vol kragt, £'f/:r.J'r'OpWiLLEMshart; hoeduur, enhoog, byhemgeagt, Is niet bekwaam om zyn befluiten, af te keeren: Geen dreigent lyfs gevaar kan zyne krygsluft weer-en. ^JJ^Zyn dierb're gemaalin bemint de dapperheid; tewte- jyjaar egter fpreekt zy, wyl z' een beek van traanen fchreid, zy* Uw' moed bekoort m\ 6 Prins / dog't moetmy deerlyk fmar- vvornee-
*»<»» Dat gy den dood dus zoekt in ;t aangezigt te tarten! (ten
tragi
hem te Ik weet dat de oorlogs vlam in u die drift ontfteekt;
ben: eft en
**«>« Maar dat de tedre band des huw'lyks die weer fpreekt.
dn/tu De Veltheer aarzelt, op het uiten dezer reden, |
||||||||
over
vj'tmun |
||||||||
. Nooit wiert zyn ziel zoo fel als op deez' ftond beflreden;
|
||||||||
Dan
|
||||||||
VIERDEBOEK. 95
Dan zet de gloryzugt hem eens tot ftryden aan;
Dan fchynt de liefde weer zyn drift te wederftaan. J SJ*.
Een felletweeftryd brant, en woelt r in zyne zinnen; aarze'
Dog egter lean de trouw zyn' krygslufl niet verwinnen.
Ik fpell' my grooten lof, door 't moedig oorlogsflaal /
Dees woorden vloejen hem, met afgebrooke taal,
Al zugtend uit den mond; 'k moet, zonder teegen ftreeven r
Het zagte huw'lyksbed voor korten tyd begeeven;
Maar hoe I een huw'lyksbed, zoo jong verleen gefpreid,-
En een volmaakte bruid, wier zoete tederheid
Myn ziel zoo zeer bekoort, verlaaten/neen,'t vermogen
Van myne min kan zulk een opzet niet gedoogen/
Zwigt, zwigt, Belloon! verlaat de zyde van uw'Held; hJegke*def.'
En kluifter my niet meer in uw verwoed geweld.- J"v*r
' a tem te*
Verlaat, verlaat my! op de treurige gedagten, ""(«-
Van Anna's tegenzin voor'tftryden,en haar klagten,-
Ontvlie m',uit eerbied voorde min, die'k meer waardeer Dan alien oorlogsroem / de krygsvoogdes nog meer, dog »«*- En meer, beluft deez' Held, in haare magt te krygen; Dwong zynen wil terftond voor haar belang te zwygen. 'tVolbrengen van 't befluit word eindlyk opgeflemt: De Ryksprinfes, door druk en wreede zorg beklemt, iffj" Wenfchfe.
|
||||
9<5 WILLEMDEIV.
wevfcbt Wenfcht nog de kryesdriftvan haar'Heer tewederflree ven;
nog zyne 6 / e> '
kpy- Maar al vergeefs, hy werd tot ftryden aangedreeven.
■wtder- Ten leften fpreekt zy hem met deeze woorden aan; Jf> even ,
dagkan 'k Zal uw geneigtheid, Prins/ niet langer wederftaan/
hem van
*j» Uw wil is myne wil; dus zal ik flegts verlangen
■vuornee-
t*en ma Otii u naar weinig tyds weer in myn' arm te ontfangen;
gen: Maar om de droefheid van uw afzyn, waarde Heerl ^aar op Te ontwyken, zal ik my bereiden om een' keer 7cfil"t Te doen naar 't Britfche Hof. 6 welk een lieve vreugde VmTtlt Zweltnuin'sPrinfenborft; ditwoort,dathem verheugde, ■verzoe- Stelt zyne ziel geruft. men wenfcht, vol tederheid, ting van J &
*>■» «/- Maria nu vaarwel, terwyl men van haarfcheid;
■uoor ««En komt in 's Graaven Haag, alwaar ftraks alle grooten korten
tyd »wHun wenfchen bieden aan de vorfl'lyke Egtgenooten.
L.onden , _. ,
te kee- \ Verblyf duurt daar niet lang; de Prins geleid zyn Bruid
weik Tot Hell'voetfluis, eer dat hy flreeft naar 'tleger, uit: w°end\ Men fcheid ontroert van een, en hoopt met zegen wenfchen heTJagt. Elkander op, verzelt van meer dan duizend menfchen. , De fchepen dobb'ren voor de paalen op de ree: de R)kt. c *
p't»fi* De Ryksprinfes ftapt in, en 't jagt glyd in de zee.
/{apt te
Helu. De zeilen zwellen aan de maften, op de baaren;
in bet En W illem tragt het fchip in de oogen te bewaaren;
|
||||||||
j
|
vjaar
|
aU Maar
|
||||||
VIERDE BOEK. 97
Maar, ach! het dryft ter vlugt uit zyn verlieft gezigt,
En fluift vaft over't zout, gelyk een' blixem fchigt. Nu fpoeit mynHeld ten ftryde,en byde dappre benden; w*ar op ky zig te
Hy gort de ftaale kling kloekmoedig aan de lenden, met* be-
Pfft £71
En komt in't leger aan: Eugeen ontfangt den Held, »» bet
Leper
En wenfcht hem welkom, in het woelend oorlogs veld.
Elk moet den braaven Vorft eerbieden, en hoogagten. Philipsburg,reetsberent,doorVrankryks oorlogsmagten, Philips- burgdaor
Zag zig in korten tyd verwonnen door geweld; t^^t-
ryk /h-
Waar op de dappre Eugeen, en Naflauws edle Held, rent.
Met al hun benden, naar den kant van Bruchfal trekken, Eugttn
OmDuifland door hun magt, en krygsbehulp,te dekken.'*/r^!"
Verfcheide keeren tart men Vrankryk tot den ftryd; Bnut?
Maar al vergeefs; tot weer de guure winter tyd zw,.
Den fieren legetknaap het vegtperk deed ontwyken. X/sll
De Oranje Veltheer keert te rug, met hooge blyken Jjjjjj
Van lof, en zege door zyn' heldenmoed behaalt: £*w>"
Eugeen, wiens gryze kruin met groene lauw'ren praalt, ^Jjj*
Bedankthem voor zyn vlyt. Zoo keert deHeld met glory, k^rt"
En veft zyn daan in 's lands vereeuwigde hiftory; *y"%
Terwyl de Poftbodin alom zyn' roem verbreid,
lot eer van zyn geflagt. De Britfche Majefleit
N Hoort
|
||||
98 WILLEM DE IV.
Hoort van zyn oorlogszugt, met een gewenfcht genoegen;
DitdringtdienTroonzuil hemzyn lofTpraaktoe te voegen.
Zoo fleigert ANNas vreugt, met Willems roem, om hoog!
De Brit- Men meld haar's Prinfen komft: 't was of zy heenen vloog,
r it
Ryh Op vleug'len van den wind, om ,met een bly begroeten,
Haar' duurbeminden Vorft te omhelzen, ente ontmoeten: Een vloeibaar kriftalyn glyd langs haar kaaken neer, Zoo ras zy zig bevind in de armen van haar' Heer: &T"r" Men ziet de kuifche min, hun beid1 uit de oogen ftraalen; leVftzj'g Dog om hun wederzydfche ontroernis af te maalen Too- ' Voegt bed een Phoenix fchagt: de vreugt zwelt in elks hart, Vergoedende op het hoogft' de korts geleede fmart.
, ten Men fpoeit naar 'tLoo, en zoekt een aangenaam verblyven w/e Op't Vorfl'lyk luft geftigt;wiedurftzyn pragtbefchryven/ |
|||||||||
v* ir
|
|||||||||
yria. Dog't 1yd niet lang oft Paar begeeft, ten tweede maal,
Zig weer naar Vriesland, daar Maria, door't onthaal, iu^d'tot^et zoet genoegen van de Vorft'lyke Egtgenooten, vZ°Bre- Vol van genegenheid, en gunft, tragt te vergrooten. dAat\ Nu werd eerlang de Held verkoozen tot Baron, Van 't wydvermaard Breda; de vrolyke eergalm kon
Freuide ^'et no°ger fteig'ren; vlag, en wimpel ziet men waajen %i?T.n Van top, en toorentrans: de oranje ftandaarts zwaajen ver, Poof
|
|||||||||
VIERDEBOEK. 99
Door 't midden van de Stad, alwaar de ruime ftraat Z^'gc-
Met eerepoorten pronkt: elk roept met een gelaat, ?"**' Waar op de blydfchap heerfcht, de Hemel rekke uw leeven, En wil ons uifuw' Egt nog veele Telgen geeven, , O wel gezegent Paar / terwyl de jonge Vorft:, Met zyn Prinfes, in een karos vol pragt getor/l, Zig naar het hof begeeft, dat, om hun wel t' ontfangen, Alom met praalfieraad, op 't keurigft' is omhangen. De flraalen klimmen naar om hoog, als waar 't robyn, Dat vloeibaar zig herfchept in keur van rooden wyn, Ten dienft van't juichend volk. de vreugde vuuren blaaken, En't kaarsligt fchynt by nagt den dag te doen ontwaaken. De zwavel rook klimt tot de hooge wolken op. * Faam Kiel
Maar naauw'lyks rees die vreugtzoo vriendelyk in top,^»tv
mitogen
Wanneer de blonde Faam, met donker rouw omtogen,<W; op
't aard-
Door een bedroefde maar, tot in de ziel bewogen, ryk »*.
Met een verbleekt gelaat op 't aardryk nederzonk,
Om, wyl haar flem dikwerf in traanen als verdronk,<-» %er.
Te melden hoe de dood, die niemant kan weerflreeven, den dood
Den draad had afgefneen van Carolina's leeven, r<,im*%
Van Carolina , de eer van 't magtig Engeland; £'» van
Door'tgantfch heel al geroemt, om haarvolmaakt verftand; /w.
N 2 Vorft
|
||||
WILLEM DE IV.
|
||||||||
ioo
|
||||||||
Vorfl Georges luft, en vreugd, de luifler aller vrouwen,
Daar de ed'le Godsvrugt al haar glory op mogt bouwen.
Hoe treftdie wreede flag Prins Will em, in het hart!
Naam, Wat kaart w Anna niet een deerelyke fmart.
;*'iPr/ȣ)0gin hun Krooft, zoo als 't orakel heeft gefchreeven,
v>ederem2a\t methaar'grootenNaam, ook haaredeugt herleeven.
berlee-
*t*. Einde van het vierae BoeL
|
||||||||
WIL-
|
||||||||
101
|
||||||||||||
WILLEM DE IV,
VYFDE BOEK. I N H O U D.
|
||||||||||||
B
|
||||||||||||
wyze Koningin van 't magtig Engeland
|
||||||||||||
Is Naauw'lyks door den dood ter iverreld uitgedraagen',
Of Naffouws Vorjl geniet, door 's Hemeh mtldc hand,
Een telg, ivaar van Euroop fleets zal met lof gewagen. Maar ach! de vree", die fleets den Batavier verblyd,
Verdivynt; de tiviflgodes nooit moe de rufl te ontruflen, Jaagt de eendragt uit Euroop, enjiookt een' fellenflryd.
Men denkt een' Schutsheer uit, een' Temmer vanfnoo lu/len; Een' Prins, eeri vrcede Vorft, een' Helt, een' Toeverlaat,
Die door zyn wis beleid 'i lands regt helpe onderfchraagen : En neemt het groots bejluit in Neer lands wyfen Staat>
Om hem 't Stadbouderfchap, met eerbied op te dragen. Dusflelt men't hoog beftier van 't zinkend Nederland,
Tot heil der vryheid, in Vorfl Willem Karels band. erlang werd ydcrshoop en grooten wenfch J^j
vervult, tuvd Aurora had de kim met blinkent goud ge-
hult, Om aen eenVorften telg heteerfle licht te fchenken: (ken:
Gantfch Leeuwaarden ontwaakt met vreugt op haare wen-
N 3 Vorft
|
||||||||||||
102 WILLEMDEIV.
Vorft Willem Karel, met zyn Koninglyke Bruid,
Geniet van 's Hemels gunft, een lieve helden fpruit; door de Een fpruit, in wier gelaat, en pas gebooren trekken,
Men Carolina's aard, en deugt reets konde ontdekken. rltina."'Dus geeft men ook deez telg,dien wyd beroemden naam,
Een naam met lof verbreid, door 'tmelden van de Faam. De Hofftad juicht van vreugt,ontelb'revriefche fchaaren Gaan zig uit vrolykheid langs markt, en ftraat,vergaaren. Men wenfcht elkaar geluk met zulk een dierbaar heil, En d' eergalm klimt om hoog, ja fteigert boovcn 't peil; Elk roept nu heeftmen, door des Hemels milden zegen, gantfch
Leea- Naar onzebeede, en wenfch, een Erfprinfes verkregen,
VJ-iarden
juicht Die d' ed'Ien lof van naar geilagt voltoojen zal.
vreugt ,Het blaakend krygsgefchut bromt van den hoogen wal, over at
zeive. Om 't hoog geboortefeefl: te vieren; de Edellieden,
Gekleed in praalgewaad, gaan hunne wenfchen bieden Aan 't Vorftelyke Paar : O zegenryke tyd! Wat is thans Nederland nog in uw heil verblyd. Maar ach /men fmaakt niet lang 't genot der lieve vrede, het oor- En't woedende oorlogszwaart raakt weder uit de fcheede.
zwa*rt Vorft Janus tempeldeur barft van de grendels los,
rje"ube'En fchokt uit haare kier, met een verwoed geklos.
de. De |
||||
V Y F D E B O E K. 103
De krygsgalm klimt in top, de moord trompetten fchreeu-
Niet dan vanfellen flryd,het oorlogsvolk, als leeuwen;(wen, Door 't woeden van Belloon, tot wraakluft aangezet, De Oor- logs bel-
Bereiden zig ten flryd; het moedig llaal gewet, den be-
vet "isvi
OmbIoedteplengen,drukt'sheldszy; godMavorsdronken ~?<? tt»
Van moordzugt, doet alom het oorlogs vuur ontvonken, ;"' En fpoort de braaven aan met een gedugt geweld; De Legerknaap ftreeft, zoet op glory, weer te veld. **geveg$ t Gevegt neemt een begin, de franfche benden vallen ten be* Op Cortryk hevig aan, en dond'ren op de wallen, De fratf Van't beevend Warneton; en in een' korten tyd, den vai-
ls Harlebeek mede in hun handen, wyd, en zyd, cJuyk Blaakt nu de felle vlam. de vyand trekt naar Meenen, a^"arne. 'tGeluk fchynt aan zyn'wenfch een gunflig oor te leenen.^J*_ De fterke vetting is eerlang in zyne magt, ^ **" Terwyl de Burgery hun doodfche jammerklagt hun ban- Langs markt, en flraat verfpreit, om de geweld'naryen, Mtentu * ° bevixd
Die nu regeeren in de ftad, aan alle zyen. zigmede
1 eerlang
Het Lelyvolk fpant t'zaam en ftort het menfchen bloed: in bun
Elkwenfcht nu om den dood, terwyl hy flerven moet De wreetheid kent geen regt; men fchend's lands vrye wet- De Koning Lodewyk laat Yperen bezetten , (ten. fjjj* ~Mq* wyk laat
|
|||||
-..- .. .. .... ....... . ..... ... -.-.... .. .. .. . ..... .
|
|||||
io4 W I L L E M D E I V.
VeZ't* ^et een 8ec^uKt geta^ van volk: de dappre Held
J*.J> Prins Heflenphilipsthal, fleets winnaar in het Veld, Hefe*. Vcrweert zqo lang hy kan, aan 't hooft van zyn foldaaten, philips' J
thaiver-DQ Stad, dog moet in 't eind dezelve winnen laten.
tveert de
jiad dap-'Bsx. fort de Knokke word door Vrankryks magt berent,
per; dug
matt ein- En eer Apol driemaal zyn koets naar 't zuiden zent,
.zehe ' Is 't in des Vyands hand. O Hemel/ flort uw1 zegen YJatTJ! Op Neerlants knegten uit, dus kermt men aller wegen, t'r "Z ^e winternaakt, men fleekthetkrygszwaart in defchee, *<*ftrydj£n zoekt door kou verkleumt een veil'ee legerftee. eenetnde ° ° .
utemen. De fchepen dryven op de baaren naar de kuften;
Op dat de Zeeheld van zyn' arbeid uit zou ruflen;
elillZ Dog flegts voor weinig tyds; de ftryd vangt weder aan, "* *yd- De florm was flegts geflilt om feller op te flaan. 'tfortst.'t Fort St. Ancony door de woedende banieren SI tit bony _. _
getft iigUQS Vyands aangetaft, ten fpyt der Batavieren,
Geknevelt door gewelt, moefl mee tot de overgaat
Befluiten, want hoc vol van dapperheid, en braaf, Zig Keerlands Helden, in die tyden, ook verweeren; Geen groote krygsmagt is met weinig volks te keeren. wllrJ" En Doornik word eerlang verwonnen door den ftryd;
r/rww"-Schoon elk zig voor 't behoud van zyne vryheid kwyt.
nen. ZOO
|
||||
..........
|
|||||||
VYFDE BOEK. 105
Zoo fcheen de lely-Vorft te sullen zegepraalen; Jj,*
Wanneer des Hemels gunft, met goddelyke ftraalen, £jr£ u Door 't naare duifler van die nevelwolken brak, zullen Zegeft-
En weer de heilvlam voor ons Nederland ontftak. pr**u*;
De Brit, by elk geroemt als dapper in het ftryden, £»*«>» bttTff
Trof nu Vorft Lodewyk, op 't zwaarfte van ter zydenj^w
En kreeg Louisburg, by dien Troonmonarch geagt Brium Als d' ingang van zyn ryk, met glory in zyn magt. Z7t'. Dees flag treft hem in'thart,endwingt hem fpoed temaaken, FraKk. Om ?t zugtend Nederland in krygs-vuur te doen blaaken. Z\[e Zyn legermagt valt by verrafling flraks in Gent; Y/Sfnt- Waar na hy Damme, als mee 't Fort Plasfendael, berent: '»bertnt Die door zyn over magt zig ras verwonnen geeven. '£,*£*' Men moord all' vvat men ziet, door wreetheidaangcdreeven.***1- Veel Plaatfen worden ras verovert, en, helaas! Vit\ Piantlat
Men hoort door gantfch Euroop het woedent krygsgeraas: warden
De lugt word als beflormt door zwartte zwaveldampen; iw-"
Maar, wyl men dobbert op die Zee van oorlogs rampen, d< h-
Sluit Pruiffens Koning de verbonden van de vree, />?«>»
Met Hungaryen, en Keurfaxen; ditvoldee (branden^^/
Aan Vrankryks wenfchen niet; zyn haat reets fel aan 't J"
Stoof nu nog hooger op: hy dreigt de Nederlanden, JJJ/"
O ' Met>>.
|
|||||||
.
|
|||||||||||
lo6 WILLEM DE I V.
Met zwaarder ramp, op ramp; 't ontrufle koopgenot,
Reets aan het zinken , fmelt in 't ys'lyk oorlogs lot: Tfeiyh j)e goudkantooren ftaan gegrendelt, en geflooten; y.*" De Koopgod word op't wreedft? van zynen troon geftooten, (Terwyl hygantfch bezwymt)door vrankryksKoningshand: Men hoort een'naaren kreet weergalmen door het Land: De burgers fchreien om him flaapend handel dry ven; De winkelier heeft nu geen zaaken aan te fchryven ; En d'uitgeteerde wind verzwakt reets meer en meer: Elk dankt zyn' huurling af, enlegtzyn voordeel neer. O aakelige tyd/ wat kweekt g' al angft en zorgen/ De nyvere arbeids man, die fleeds van dat de morgen Hem't Jicht kwam bieden,zweette om zynen fobren koft, Vind nu, helaas! zig zelf verflooten uit zyn poft. De kas word leeg getelt om laden aan te draagen, Forft Waar doormen is verpligt's lands noodenteonderfchraagen. zs«e De Burger twi ft verryft: de Lelyvorft gaat voort magi Met ftryden, en brengt al zyn watermagt aan boort. hwrt ■ Zyn rykbemande vloot verbaaft den moed derZeeuwen, J-»X*-"Die egter zig ten flryd vervaardigen, als leeuwen, 'llg m Om dapper tegenftand aan 't magtig heir te bien, |
|||||||||||
Zoo ras het aan die kufl zig zelf zal laaten zien.
|
|||||||||||
Vorft
|
|||||||||||
. . . _
|
|||||||||||
....... ■■- ■ ■ ■-■ ...... ---- ... -.. ... .....
|
|||||||||||
V YF DE BOEK. 107
VorftLodewyk krygt nogveel veftingen in handen; tytryt*
' ' nog veele
En,ach / 't gevaar groeit aan, het krygsvuur, fel aan 't bran Veft'»'
gen in
Krygt meer en meerder kragt: een yfelyk getal (den,*«^».
Van knegten ziet men reets zig fchaaren voor den wal ten groot
Van BergenopdenZoom, om, buiten elks verwagten, gt*i
k?tVtH
Diefterk bemuurde ftad te deerlyk te verkragten;
Maar 't krygsvolk keert te rug, en zonder te beflaan Bergen Om aan de vefling een moedwill'ge hand te flaan. zJm\ Graaf Lowenthal valt, met zyn onvertzaagde benden,r*f //"
In't ftaatfche Vlaand'ren; nu beginnen flraks de elenden,2? zd°"'r In top te klimmen: Sluis werd in een' korten tyd Zld'e |
|||||||||
Do
|
owent-
Die donderende maar was naauw'lyks opgerezen, Jj^'*
Lt
Slants
Vlaar,-
|
||||||||
Of
|
|||||||||
GantfchZeeland word voor ramp en zwaarigheen bedugt;^
En wyd, en zyd, hoort m' een verfchrikkelyk gezugt. enJlu,s
Nu fcheen het of een ftem kwam daalen uit de wolken, «/"*«
over-
Die zig aldus verfpreide, in 't midden van de volken, »««»*.
Stilt, braave burgers/ flilt,uw' doodfchejammerklagt, Hen (lent
Daar is nog trooft voor u, fchoon gy u troofl'loos agt. der*udt
Het is aan elk bekent hoe Naflauws braave Helden
Wei eer hun leeven voor u in de waagfchaal ftelden :
O 2 De
|
|||||||||
tog WILLEM DEIV:
En pryfl De vierde Willem leeft! draag hem't Stadhouderfchap
Vadtrtn q Burger Vad'ren/ op; verhef hem op den trap, Willem *■
«/ iv. Die door zyn' voorzaat zoo roemrugtig wierd betreeden;
aan tot
Sudbw JJy zal u flaaken uit uw droeve zwarigheden:
En 't is Gods wil dat gy dien vorftelyken Held
Tot een' befchermer kieft:, voor 't yfelyk geweld VanVrankryks wreede magt: hy zal uw'wenfch betaalen;. En door beleid en moed de franfche drift bepaalen : Hy zal de felle vlam, die 't vreedzaam Nederland Dreigt te verdelgen, zelf uitbluffchen met zyn Hand: Hy zal aan 't fchip van Staat ten Palinuur verftrekken, En weer de lieveruft in elks gemoed verwekken: Ja de eendragt zal weerom herleeven, als voorheen, Zoo ras dien Held den top van glory zal betreen: Hy zal Bellona voor elks oog in kluifters binden; DeMaagt van Holland zal by hem haar toevlugt vindenr £rfjS/.Hy zal den godsdienfl fleets befchermen, en's landsregt;
|
||||||||||
Door hem word eer men't wagt het krygsgefchil beflegt.
De Goden van den Staat, tot zulk een zaak genegen, |
||||||||||
tn over-
|
||||||||||
luegen
^"L'Jls Vergaderen by een, om ernflig te overweegen,
mizyn \yat: tot behoudenis van't Land moet zyn gedaan. dientgi- * Q
daante jjet Raadhuis is omringt door burgers, die, belaan
W,»; & Me(.
|
||||||||||
VYFDE BOEK. 109
Met liefde voor den Prins, een' goeden uitkomft hoopen:
Elk ziet nu reets de deur tot zyn' gelukftaat open. De Catoos fpreeken dus met voile monden uit, E ver.
Wel-aan men doe terflond den braaven Helden fpruit bj£'fMt
Verheffen; door zyn deugt, die't all' fchynt te vermogen,^;^" Word Vrankryks Koning ligt nog wel tot vree bewogen.^Jc*. En't is wel billyk, dat men zyner vad'ren deugt PG^eraai Met zulk een' grooten blyk van dankbaarheid gcheugt: dv'e[f;Z. |
|||||||||
vmciin.
|
|||||||||
Zy, die den flrengen band der Spaanfche dwing'landye,
Ontknoopten, en ons uit de onzaal'ge flavernye Verloften; wilden dat men aan hun nakroofl zou Erkennen, hoe men bleef verbonden aan hun trouw - \ Is nu de regte tyd om tot's Lands heil te toonen Op welk een wys men vlyt en groote daan moet loonen. Dees Held, voor ons behoud gefprooten uit dien flam, Zal ons bevryden voor de blaakende oorlogs vlam. 't Woord is geklonken; en men meld deburgerfchaaren, Die, om den uitflag ras te ontdekken, zig vergaaren, Voor 't hooge Staatenhuis, dat onze braave Held Tot Neerlands veltheer is verhoogt, en aangeftelt: Dat hem 't Stadhouderfchap, met algemeen behaagen, Als 's lands befehermer is vrywillig opgedraagen: OS Ko
|
|||||||||
no WILLEM DE IV.
En Zeeland word eerlang gevolgt in dit befluit;
Dusroeptmen wyd, en zyd, ftraks zyn verheffinguit. De vreugt is onbepaalt, men doet aan alle kanten Op hooge tranfen nu d' Oranje ftandaart planten: fr;«*De klokken brommen met een vrolyk feeftgefchal: bedryven
hier Bver De krygs toon klinkt van vreugt, en dondert van den wal.
gepleegt. '° "
De veege vrolykheid herlceft weer in de harten :
d' Oranje zon verdryft de duiftre wolk der fmarten,
VanNeerlands fchreiend oog. lang leefd'Oranje Vorfl,
Die nu 's lands hoog bewint op zyne fchoud'ren torft:
Lang leef hy voor 't behoud, en heil, der zeeven Staaten!
Zoofchreeuwthetblygemeeiijaljuichendjlangsdeftraaten:
En, fchoonde nagtgenaakt, de vaale fchaduw zwigt,
En ruimt de ftcden, voor het gloejend fakkel ligt.
De pekton brant en blaakt op de einden van de wegen:
De vuurpyl vliegt om hoog, en daalt in eenen regen
Van goud, en diamant: de lugtbal, fel van glded,
Braakt blaauwe vonken uit; terwyl de burgerftoet
Door alle wyken zwiert, met blinkende banieren,
Om Neerlands heildag naar den eifch te helpen vieren.
't Muzyk flreelt yders oor; men blaaft aan alien kant
Des vierden Willems lof op een' verheeven trant.
Elk
|
||||
VYFDE BOEK.
|
|||||||
in
|
|||||||
Elk fiert zig nu met een gelieft Oranje teeken:
Ja de agting voor myn'Held is niet omuit te fpreeken:
En, fchoon men uiterlyk hem op het hoogft' bemint;
Het hart is nog veel meer deez' braaven Prins gezint.
Elkbied zig aan, met hem, voor't regt te willen ftryden -,
En wenfcht hem goed, en bloet, en leeven toe te wyden.
De burger twifl bedaart; d' alilreelende eendragt zwelt,
In ieders hart, uit liefde en agting voor den Held.
Een hoog gezantfchap word op 't vaardigft afgezonden, e
Om hem die groote maar met eerbied aan te konden: ££,.*
Gantfch Leeuwaarden is uitgelaaten van de vreugt; w5«/-
En in de glory van zyn' Erfprins hoog verheugt. 5/JHw
Het BritfcheRyk weergalmt van all' de vreugt bedryven;//-'^
In 'tkort de blydfchap is onmoog'lyk te befchryven. zt"n'te
Maar vrankryks Koning word getroffen in zyn ziel, ka"dc"'
Als of een donderfleen op hem ter neder viel.
Hy fprak,'t is nu gedaan! myn1 aanflag dient verbroken;
En deOorlogs vlam,zoo korts inLeeuwendaal ontftoken,
Dient weder uitgeblufcht, de krygsdrift vreeft een' vorft
Die fleets de vrede heeft gekoeflert in zyn borft; (fnuiken
Maar neen/ herhaalt hy (Iraks ,'k moet Neerlands hoogmoed
'k Moet Hollands dappren Leeuw voor myn geweld doen
duiken; En |
|||||||
|
||||||||
ii2 W I L L E M D E I V.
En 't vrygekogt geloof vernielen, door myn dwang,
Dit eifchtmyn trotfchemagt; dit eifcht myn flaats belang! 'k Moet gantfchEuropa aan myn kroon en fcepter hegten; 't Ontwaakte ftrydgefchil is nu niet te beflegten, Dan door een' grooten llroom van dapper Helden bloed: Frank. £)e Batavier tart my nog daag'lyks door zyn' moed. ryk ver- °
meer- Hy laat zyn legermagt verfterken, en zyn benden
dert zy-
*"%?'-Vermeerd'ren in getal, om in ons land te zenden.
magt'.
deweik* Zy vallen met geweld op 't Fort den Zandberg aan:
F.rtdcnUQ Batavier moeft aan zyn magt, niet te weerflaan, onderwerpen,Hulft komt mee, door'tys'lykbranden
Van kogel en kartouw, wel haaftin zyne handen: Gent"" En SasvanGent, door hem op 't hevigfte berent, wr»wr«Geeft met veel tegenweer zig over in het eind. Depr;M Myn Prins fpoeit in der yl zig naar de Nederlanden, 1\in O-
rany
|
||||||||
VJar Z'g Te bluffchen door zyn hulp, en vorflelyk beleid.
Muiij»d.j£en je(jer toont terdont, vol van eerbiedigheid, Elitowt En liefde tot den Vorfl; een innerlyk verlangen, ktufcb Om Neerlands Admiraal, en opper hooft te ontfangen ■vcrlan-
ge om Aan Amftels blyde kufh terwyl het fcheepryk Y
hint te
fgroe. Op hooge toonen dreunt, zoo ras hy van naarby
« De
|
||||||||
VYFDE BOEK. 113
De groote Koopftad naakt: de Burgerheeren treden
Hem vlytig onder 't oog, om hun genegenheden En wenfchen, vol ontzag, aan deezen Vorft te bien: Nooit heeft men hier de vreugt 200 hoog in top gezien. (gen, Hy fpoeit naar 's Graaven Haag, daar elk hem met verlan- WenfchtmetzynGemaalin envorft'lykKrooft te ontfangen.^ Zoozwoegten flooftmyn Held om Neerlands vryen ftaat,^^ Te helpen fleunen, door zyn wysheid, en zyn' raad. ^*j 's Lands grooten treden ,ryk met ftaatfie kleen omhangen, fp*r; a ■* hoofden-
Terwyl de blydfchap is gefchildert op hun wangen, metbiyd-
Met diepe eerbiedigheid, hunn' veldheer te gemoet, word
Om hem te omhelzen met een heufchen welkom groet. ksmt.
Men leid het VorfVlyk Paar in een der rykfte zaalen h wort
metal-
Van 't Hof, en doet hen op het hoffelykfte onthaalen: h boffe
, , . . 1 1 r 1 lykbeid
De flad weergalmt al-om van't juichend vreugtgelchrei, omhaait
En van het handgeklap der haagfche burger-rei.
Elk toont zig nu bereid om goed, en bloed, en leeven, */*«**.
0 retdgoed
In Willems krygsgezag vol moeds ten belt te geeven; the*
aan hem
Ja elk ontfluit zyn kas, en bied blymoedig aan, op te of.
Om met zyn' laaften fchat nu Neerland by te flaan.
De legermagt groeit aan, want yder is genegen */,/ir
Om, onder 's Helds banier, den Lelykoning tegen JJi
P A e aim.
|
||||
il| WILLEM DE IV.
Te trekken, en zig flout te waagen voor 's lands regt>
En roem en glory te behaalen door 't gevegt. Een heilige yver doet nu d' ingewanden blaaken
Van onzen Veldheer ,om voor's Lands behoud te waaken. De Goden van den flaat vergaderen by een, En bogen op zyn hulp in all' hun zwarigheen: Hy tilt de zorg gelyk een' Atlas op zyn fchouderen, Terwyl hy't voetfpoor volgt van zyn volzaalige ouderen: En deelt (tot opperhooft van't krygsvolk aangeftelt) Zyn waakende orde mee aan 't bloedig oorlogsveld. dragt be
|
|||||||
,
|
|||||||
^^eDus ziet men de eendragt weer herleeven indefleden;
kerkt- i~)e burgertwift is flraks ten eenemaal geftilt; MaarNeerlandsSchutsheer,dienogtydnogvlytverfpiIt^
H"og- Begeeft zig inder-yl naarZeelands veege kuften; he id be
vfrzig Zoo mogt men overal op zynen arm beruflen!
tiitar
ZttUnAtLot hy door elk daar werd ontfangen, en ontmoet,
En met eerbiedigheid verwelkomt en begroet,
Is met geen pennen naar behooren te befchryven:
Men zag gantfeh Middelburgnu nietdan vreugtbedryven.
Dees liefde tekenen verlufligen den Vorfl,
Maar,wyl de zorg voor \ land fleetswoeltin zyneborfl,
Kan
|
|||||||
V Y F D E B O E K. 115
|
|||||||||
Kan hem een onderzoek naar kryg, en oorlogs zaaken/
|
duet
een on- |
||||||||
Veel meerder dan't genot van vrolykheid vermaaken. ******
Hy gaat de Battery en fchanffen zelf bezien; *dk/- Op dat men vaardig zy om Vrankryk 't hoofc te bien;
En of het grof gefchut, geplant rond-om de wallen, Naar eifch gefchikt is om den vyand aan te vallen. Hy flaat naauwkeurig agt op 't kruidhuis, daar het loot, De donderbus, en't flaal, bewaart werd voor den nood: En of men is voorzien van kogels, handgranaaten, En bomben, om geruft zig zelf op te verlaaten En op dat m' in den ftryd geen oorlogs tuig ontbeer', Indien men werd genoopt tot kryg en tegenweer. Zoo waakt myn Held voor't heil der zeeven vrye landen ; En elk wagt zyn geluk en zegen van zyn handen. Hy keert weer naar denHaag; zyn dierbare vorRmt^'2r9m
Gelyk een tedere en getrouwe Gemaalin, *ijagtT* Had naauw den wederkomft van haarenHeer vernomen, ru&-
Of vliegt hem te gemoet, met bly verwellekomen: De opregte min ftraalt haar ten vriend'lyke oogen uit; DtVrin- fei ver-
Verrukt op't zien van dees doorlugte Heldenfpruit. w<ft«vi
hem.
Zy drukt hem in haar' arm / oleeven van myn leeven!
Wat hebbe ik lang verlangt om u deez' kus te geeven / P 2 Dus
|
|||||||||
:i« WILLEMDE IV;
Dus barft zy yv'rig uit. Nu flreeft men zy, aan zy,
|
||||||||
h
|
"Door dubble ryen van de haagfche Burgery,
hmtwt. ^n ^omt weerin hetHof, daar allede Edellieden i7t Hof^unn' ^rins ^en heufchen groet eerbiedig komen bieden. Maar keer, myn Clio! weer naar 't bloedig oorlogsveld, By 't buld'ren van 't kartouw, en woedent krygsgeweld; Doorzoek den woeften aart van Mavors heldenfpieren: Verzel de braaven, met hun dappre krygsbanieren: Zing, op een' wapentoon, hoe 't zugtent Nederland Op 'twreetft' verzengtword door den fellen oorlogsbrand. ?hBitm ^e Bfitfche Koning ruft het puik van zyne vlooten »'»*»*/* Tot onzen byftand uit, en doed het tal vergrooten viovten VanNeerlandsknegten, door een dappre legermagt: Uit.
Zoo vond de vyand zig eerlang in 't naauw gebragt.
Men zag een' grooten hoop van zyne waterfloten,
f£h f Door't bulderent kartouw, in't grond'loos diep gefchoten: jiormen De Branders vloogen met hun zeilen in de lugt; *p Zee ° °
En vrankryks zee volk, fneeft met deerclyk gezugt.
De maften dryven op het midden van de baaren,
Geflingert van het fchip, door 't woeden der gevaaren;
Derompen, door het loot doorboort metwond, opwond,
Verzinken fnel van vaart tot op den diepen grond:
Dog
|
|||||||
VYFDEBOEK, n7
Dog, washetpekel dus door't oorlogsvuur aan 't rooken,
't Veld zag die felle vlam ook niet te min ontfloken : Men deed een groot getal van kogels, groot, en kleen, Kardoezen, Bomben, en granaaten, onder een, Weerkaatfen door de lugt; de krygsraad werd gefpanncn;^ tt De moedzweltin deborft van Neerlands flrydb're mannen:iand' \ Buigt alles naar den wil van 't vorfl'lyk Opperhooft, Van wiens beleit men zig niec weinig heil belooft. De franfche Vorfl*beveelt terflond zyn lelybenden ifj**£9.
Om, met een groote magt, zig naar Maaftrigt te wenden; *jj D02 Cumberland, de roem der Brittenlandfche kroon, **ben- ° ' den naar
De Alcides van zyn' tyd, des grooten Georges Zoon,A/*«-
Weet door zyn krygsverftand den vyand af te keeren. Men doed het flaatfche heir by Herderen kampeeren,/*^'.'
En had nu Wilre, en 't dorp Lavelden, flerk bezett' {**/*." Met manfchap van den ftaat; en't krygszwaa rt (Ireng gewett, Om vrankryks Legermagt te konnen weerftand bieden: Een ed'le vlyt ontfteekt den moed der oorlogs lieden. De franfche Lodewyk trekt met zyn heir te veld;
Om zyner Helden moed te fterken, by 'tgevveld Desnaderendenflryds; dus ziet men flraks zyn knegten In aantogt, om \ geflerkt Lavelden te bevegten, P 3 En
|
||||
ii8 W I L L E M D E I V.
En Wilre, en Vlittingen, te krygen in hun magt;
DeBa- Men bood een' tegenweer, die niemant had verwagt: bud ten' Driewerven zegepraalt Vorft Lodewyk in 't ftryden; elappren
tegen. Driewerven mag zig weer de Batavier verblyden
weer s
In de overwinning; maar 't wangunftig oorlogslot
Draaittot ons nadeel uit, en dryft op 't wreedft' den fpot Met onze braaven, die dog eind'Iyk, naar veel blyken Van dapperheid, en moed,voor 's vyands magt bezwy ken; Want, naar het bieden van een' grdoten tegenftand, de pia*t- Geeft m' al die Plaatfen op, en ftelt z' in 's vyands hand; Jen moe- *■ * '
ten *'!?Die dog een groot getal van ftrydbaare oorlogs knegten,
overgtfjfy deze zege, zag bezwyken onder 't vegten. fen*
De Veldheer van den Staat hoort nu het naar gerugt
Dier ys'lyke oorlogstwift; het deerelyk gezugt (deel, Klinkt hem op't wreedfte in't oor, daar hy met vly t, en oor- Het wyze hooft belaft met zorg, tot Neerlands voordeel; Terwyl zyn boezem in een' heeten yver gloeit, Om 't zinkent Leeuwendaal, door kryg, helaas / vermoeit, Te flaaken uit een' poel van buld'rende gevaaren. hkerl\ Het binnenlandfch krakeel is naauw'Iyks aan 't bedaaren, frran%leerO£ *t hevig krygsgewoel ryfl langs hoe hooger op: en men Qe woede van Belloon klimt in den hoogften top. der op. «
De
|
||||
V Y F D E B O E K. n?
De flrenge Moordzugt zwerft door al de Nederlanden;
Men ziet nu wyd, en zyd,'t onzaalig krygsvuur branden; Dit vuur onfteekt eerlang de vreegezinde borft, En 't moedig ingewant van myn' beminden Vorft; Hy gort het harnas om, het krygszwaard aan de zyde; Deprht En maakt, door moed geperfl, zig zelf gereed ten ftryde. zigge- De Vryheid, nat befchreit om haaren veegen ftaat, aLde. Beeft, als zy 't opzet hoort van haaren Toeverlaat. ^u ry'
Bekommert, en benaauwt, geprangt door duizent vreezen, JjJ? zym
Terwyl de doodverw is gefchildert op haar weezen; °pzet"" Vliegt zy, door drift gezweept, in de armen van haar' Held: Nooit was haar ziel zoo fel als op deez' flond beknelt. MynSchutsheer/ (barfl zy uit) Maar, ach, de traanenbeeken Verfmelten haare ftem en ftuiten haar in t fpreeken; Dan eind'Iyk gaat zy voort, helaas/ wat vergtge my/ enfmeekt Moet ik u bloot zien aan Bellona's razerny 1 I'Z3- Bedenk, bedenk, myn Vorft! dat Neerlands vrye ftaaten^/^
Aan U 't beftier van 't land alleen bevolen laaten: 'fjj*■ De ruft en 't heil van 't volk eifcht daag'lyks uw gezag;
En, zoo gy ftreeft te veld, ik zie myn'laatflen dag Gebooren; laat, oPrins/ myn fmeeken u beweegen f (Zoofpreekt de Maagtde drift van haar befchermer tegen ) Nog
|
||||
i2o W I L L E M D E I V.
|
|||||
Nog vergt van u te regt de onkwetsb're huwlyksband,
Waar aan g1 uw leeven hebt voor 't egtaltaar verpand, En uw beminn'lyk kroofl, dat g' uit uw fiere 2innen ivtike Djen dapp'ren oorlogs lufl zult bannen, en verwinnen. rtder.en L L °
baar pe binnenlandfche ruft van't zinkent Nederland
daar tot
bewee- Hangt van uw zorgen af: uw raad, uw wys verfland,
In 't wigtig flaatsbeftuur,belooft m' een' dierb'ren zegen: Dus ftaa mynbede, enklagt, oVorfl/ niet langer tegen! Hier eindigt de ed'le Maagt haar' treurtoon: en't geween Dringt door het binnenft' van's Helds tedren boezem heen: D<^En, diep getroffen door haar droeve jammer klagten, lit' i* ^ant ^Y ^e krygsdrift voor een' tyd uit zyn gedagten. hreb'- Hy geeft haar nieu wen moed, en biedhaar vriend'lyk aan, ■weder. Qm tot fen iaatften nood haar altoos by te ftaan. lire eft J
*'ne Zoo moefl de dapp're Vorft zyn krygsdrift weder ftree ven,
*■#"'■ Om dees bedmkte Maagt haar'luiflerweertegeeven/ (hal
De Gantfch Neerland beeft van fchrik; de Graaf van Lowent-
vIVl L Trekt, met een' grooten hoop van krygsvolk, voor den wal
Yrlh * Van een vermaarde Stad, wier onverwinb're muuren
^/"Gegrondveft fcheenen om alle eeuwen te verduuren:
vg7nofr' Een vetting, die'tgevaar kloekmoedig 't hooft mogtbien,
d£"tm En die haar' vyand flout mogt onder de oogen zien :
Een
|
|||||
V Y F D E B O E K. 121
Een ftad, daar Nederland al zyne hoop op bouwde,
En die men voor 't gevaar onwinnelyk befchouwde : ft Was Bergen op den Zoom, een vefting, welkers naam Door gantfch de werreld zweeft op wieken van de Faarn. Hier moeftg', 6 Krygs-Voogdes/ al uwe magt befteden, ne'e£P' Om moed te ontfteken in de ftrydende geleden. i«/J*" De wapenftorm breekt los; men dondert op den muur £w/
Van Neerlands wonderftad, met een vervaarlyk vuur. JJ'jJJ* De loopgraav' opent zig; de zwaveldampen rooken; De lugt flaat als in vlam, door't oorlogsvuur ontftooken: vjettfjym Dewal, rondsom beplant met zwanger krygsmetaal, $"'' Ontfangt den Vyand met een doodelyk onthaal: *sjj' Menzengtzyn'grooten moed aan't vuurderhandgranaaten;
Of doet hem door 't kartouw het veege leeven laaten: p,;s Men fmyt de kogels hem in't woedent aangezigt; klurg- En't loot vliegt door de lugt, gelyk een' blixemfchigt. X^S
|
|||||||||
PrinsHilbourghaufen, vol van ed'len moed in 't ftryden,%&
En Heffenphilipsthal, de roem van hunne tyden, « S";f'« Ziet m' in het midden van die oorlogs zwarigheen, ZfJ't Als Herculeffen, aan het hooft der benden treen. VUttr' De
Men flegt de loopgraav', door de franfche pas ontflooten. yoor^
De hooge toorentrans, door gloende donder-klooten f»7w.
Ge-
|
|||||||||
.... ..... . .......
|
|||||||||
122 WILLEMDEIV.
|
|||||
Getroffen, raaktin brand; Gods Kerkgeftigt verzengt,
Terwyl men 't heldenbloed met mime maaten plengt. ^'^wHetgrof gefchut, geplant op hooge batterye'n, £-0tfr' Schroeit borflweer en banket, en blaakt van alle zyen: florm. £)e Stad fchynt nu herfchept in Etnaas zwavelpoel, En ieder fchrikt, en beeft, voor 't hevig krygsgewoeL
Kruii. ^en werpt de bomben in de pas gebouwde fchuuren, zvliV Geladen met franfch kruid, en jaagt door't ys'lyk vuuren fffl' Het alles in de lugt: de fchrikkelyke flag Y^ff* Klinkt gantfch Europa door, als wierd de groote dag, Uw ge- Die eens d' onmeetbre kloot uithaaren as zal rukken, Jlaigen. . .
Gebooren; wyd, en zyd, verfpreiden zig de ftukken
Van't uitgebarften tuig: hier ziet m' een groot getal
7/Jtlg' Van blauwe kogels neer geworpen op den wal: Xyi'en Daar ziet men het Rondeel bezaait met handgranaaten, ,, ,, Gefchikt om Neerlands volk het leeven te doen laaten: hem ten ja rg vvan(js heir zag zig, door't yfelyk geweld veriiet j)es fellen vuurdreuns, in een' flegten ftaat geftelt. **<»&' Zyntenten, omdeftad geplant, en neergeflaagen, Bevond m* in ftukken van de plaatfen afgedraagen.
Hier lag een romp, waar uit de ziel reets was verhuift;
Daar zag m' een menigte van beenderen vergruift.
En
|
|||||
V Y F D E B O E K. 123
En't franfche heir moeft zulks met groot verlies bekoopen:
Dit zet vorft Lodewyk de deur tot wraakzugt open.
Men ftormt nu feller op den fterk gebouwden muur; (vuur,
Maar Cronftrom, nooit vervaart voor 't blaakent oorlogs
Weetdoor zyn'grooten moed zyn knegten aan tefpooren, ihu
En laat in't hevigft van't gevegt aldus zig hooren; ji'L
Vegt, vegt, 6 Mannen! bied ftandvaftig tegenweer: £Z7
Houd moed, verwerftuw'Naam een eeuwigduurende eer. £Jm
De gryze Generaal had naauw dit wodrd gefprooken,
Of yder voelt den moed in zyne borft ontftooken.
Men ftaat als leeuwen pal; de franfche Lowenthal
Spreekt dus zyn benden toe, al ftormende op den wal:
Vaart voort, O Helden / eer Apol zyn goude ftraalen
In 't fchuiment pekel van de zee zal ondcrhaalen,
En moede in Thetis arm verzinken in het weft,
Moet ik my meefter zien van dees vermaarde veil!
De wallen dreunen op dat woort aan alle zyden; De waU
Nooit zag men zoo verwoed en fel een ftad beftryden; l£j'r
Het all' vernielent loot vliegt door den hoogen muur; ^Pt
En waar men de oogen wend men ziet een vreeflyk vuur, j^jf/tKt
Gebraakt door't krygsmetaal: de droeve burgers beeven,
Uit vrees dat zig de veflrzal moeten overgeeven.
Q.2 Een
|
||||
124 W I L L E M D E IV.
tjieen £en yfelyke kreet verfpreit zig door de lugt,
yfelyke
'heet i£n yder word op 't hoogft voor't naakent lot bedugt.
■verfpreit
zig indent maagden zwerven bleek en treurig langs de ftraaten,
Door druk gepynigt, fchoon geen droefheid hun kan baaten: De vrouwen, vlugtend', met hunn' zuigeling opd'arm, Doen ftraks de oniroerde Had weergalmen van't gekarm: De traanen glyden neer langs blaauw befturve wangen. De bruid blyft in den arm van haaren minnaarhangen, En kull hem voor het laatft'; terwyl men't uur verwagt, Waar in den levens loop zal zyn ten eind gebragt. De dappre tegenfland der ftad noopt vrankryks benden
Om,zonder oorlogskans,of hoop, in 'tftryden te enden. Dejran.\y^ franfche krygsraad komt te zaamen in het veld,
jche
irysrs. gn raadpleegt wat 'er nu befl dient in 't werk geflelt ;
h,mt te £en fchreeuwt'er uit den hoop, men moet hierlift gebrui- zaatnen:
Zoo zal men beft den trots derNederland'ren fnuiken. (kern
en r.aad. Welaan men talm' niet lang, dewyl men dog de veft |
|||||||||
pwS*er Niet anders winnen kan, zoo vind men zig geprefl:
|
|||||||||
be,;t dient
in 't
|
"Tot krygsverradery; wy moeten alles waagen,
|
||||||||
J^itiT Wat ons de zege nog zou kunnen weg doen draagen.
vmdtn. 2;0Q fpant foet jgiyyoik te zaamen om den wal Der flerke veiling, die 't vernielent krygsgeval
Steets
|
|||||||||
VYFDEBOEK. 125
Steets dorfl braveeren, met hun woede te overflromen,
Het 1yd niet lang of't woord word vlytig naar gekoomen. De franfche veldmaarfchalk ,t>md'aanflag,pas gefmeed,
Met fchyn te zien bekleen, hielt wel zyn heir gereed Voor't nad'rent krygslot, maar gebied zyne oorlogs magten, Om alle loosheid in dit opzet te betragten, En niet, of weinig , nu te fchieten op de flad, Op dat de Batavier zyn oogmerk niet bevatt', En minder zorgen voed. De vrees geraakt aan 't vlugtcn , En elk verband eerlang zyn' angfl en treurig dugten; Maar op dien dag volgt ftraks een yfelyken nagt. Verheft, o burgers! vry uw' doodfchen jammerklagt. Naauw was Apol met zyn karos in 't weft gezonken; DeZo»
zinkt
Naauw had hy 't viertal aan den yz'ren band geklonken;<» <
Dezilvre maanblonk, met een'vriendelyken glans, Met duizent flarren, aan den hoog verheeven trans. e je Of Lowenthal deed zyn ontzagchelyke benden, **» 1> Begunftigt door den nagt, flil naar de veiling wendem tre^t
Het ftaatfche leger, door den fchyn in flaap gefuft, J^J" Hielt op de fterkte van hun krygsmagt zig gerufl, ZjlLt En zonder zorg, wanneer ft gevaar begon te ontwaaken; *** 't Alarmklinkt door de flad; de dood beverwt dekaaken: O3 De
|
||||
i26* WILLEMDEIV.
|
||||||||
'iifnkt ^e ktygsklaroen fteekt op; 't gefchut braakt vlam op vlam,
door de waar 0p het franfche heir verwoed ter poorte inkwam, terwyi Bersu, 6 Batavier/ geef vry den moed verlooren/ hetfran- ft ' a J
fcbe heir of 'k zie te dezer uur uw' laatften ftond gebooren ;
ter poor-
te m Berg, berg u, zoo gy nog het zugtend Nederland, Jiitift,
e»deft*Jln het vervolg, tragt te bevryden met uw hand!
inneemt.
Vlugt,Heflenpnilipsthal/ vlugt,Cronllrom/ berguw leeven,
Men mag zig aan't gevaar niet nood'loos overgeeven, " Indien men't kan ontgaan; de gryze Held fpoeit voort; En vlugt, met tegenzin, door de Steenbergfe poort, En bergt zoo *t moediglyf,reets afgeflooftdoor 'tftryden, 2* ^';*En zwak van ouderdom; o droevigfte aller tyden/ weereh prjns Heflenphilipsthal, en Evertfen, om ftryd, per, en Betoonen, fchoon vergeefs, hun dapperheid en vlyt: wifinen De al-om beroemde Deutz, aan 't hooft van zyn banieren, veele
v«n de Dringt fpeer en beukelaar door's vyands woefte fpieren
bende». En flort 'er veelen vol van moed, meteigen hand; Gelyk een' Hercules, ter neder in het zand.
steem- Men ftaat voor 's vyands magt als leeuwen, zonder wy ken, jirfitis En de Steenbergfe ftraat word digt bezaait met lyken. JJf*J PrinsHeflenphilipsthal, geftyft door woede, en kragt, Z",L)' Verwint een groot getal van franfche legermagt, |
||||||||
En
|
||||||||
VYFDE BOEK. 127
En dryft hun menigwerf al ftrydend rugwaarts heenen:
De kogels vliegen door de lugt, als hagelfteenen:
O yfelyk toneel / de ftad zwemt in een zee
Van drabbig heldenbloet;. een ziel verjfchrikkent wee
Verfpreid zig wyd, en zyd; de burgerfchaaren zweeven
Al kermend langs de flraat, en wagten aan hun leeven
Een deerlyk einde; moord, en wreede tiranny,
Is nu 't onzaalig lot van Bergens burgery.
Men ziet eerlang de veft herfchept in puin en fleenen; Jejierh
vefting
'tGewrogtderbouw orde is op't oogenblik verdweenen. word in
puin
Men fleekt de wooningen in brand; of ramt ze neer, veran-
Met een verwoed geweld, door beukelaar en fpeer. Zoo zag men eerie flad, die/t oorlog dorft braveeren,
Door't woedend vuur verraft,in rook eri puin verteeren/ Hoe bly klonk deeze maar vorft Lodewyk in 't oor! Hoe heug'lyk kwam hem zulk eene overwinning voor J Veel fterktens kwamen hem nu mede nog in handen: Vurfi L Li-It'
Men hoort een' naaren kreet door al de Nederlanden, wyk
Op 't wreed verbreiden van dit ylelyk gerugt; »»/*«&
En elk word meer en meer voor't krygskrakeel bedugt. b*ndt*.
Gradivus bruit verwoed, en doet in de ingewanden
Van zyn begunfligers het twiftvuur feller branden.
De
|
||||
128 WILLEM DE IV.
De flryd groeit vrees'lyk aan, en dreigt het gantfche Land
Te doen verzwelgen door dien wreeden oorlogsbrand. Einde van het vyfde Boek.
|
||||
WILLEM DE IVo
ZESDE BOEK.
I N H O U D.
X JLei boog Stadhouderfchap, PrinsWiLVEM opgedragen,
Word erfelyk verJdaart door NeerJands wyzen Staat:
Men pry ft dit groots bejluit, met een gewenfcbt behaagen; Latona's zoon vcrryji, met blydfcbap op 't gelaat,
En vol nieusgierigheid, uit Thetis zilte baaren , Om Naffauws tiveede Telg het eerjle licht te Men.
Be woede van Bellodn raakt eind'lyk aan *t bedaaren: Be Free daalt neder, om dien kkinen Prim te zien.
Men hoort nu nergens meer de krygskartouwen kraaken; BeWeJvaart ke/t op nieuw, de helJcheTiveedragt vlied:
Men ziet nu't zwavelvuur nict dan van vreugde blaakcn; Maar, ach! de dood, die deugt, nog moed,nog magt, ontziet,
Boet Najfauivs Ed1 Jen Held voor zyne woede bukken, En Jlort dus NeMand in een z.ee van ongeJukken.
aairw was het krygsallarm dus hoog in top
geftegen,
Of Neerlands wyze Staat, naar ernfb'g over- weegen, Vond goed, de Vryheid, en haar duur verkregen erf,
Tot in aile eeuwen te befchermen voor 't bederf: R Men
|
||||
J3o W1LLEM DE IV.
Men heeft hiertoc een'Held, een'Opperhooft van nooden,
Dus roept men al den raad by een, en nood de Goden Van 't Land te zaamen, om, met wyzelyk beleid, Te zorgen voor elks nut, en heil, en zekerheid. st'jb**-'* Stadhouderlyk gezag, 's lands veldheer opgedragen, dtrfchap Word door de Hoofden, met een algemeen behaagen, VJurd ' a
ir/eiyk Voor eeuwig toegewyd aan *t vorftelyk geflagt,
ver-
kiaart- Van dien beroemden Held, die maar,gantfch onverwagt,
Klonk ras door 't ruime rond; men zag aan alle kanten Nu weer d' oranje vlag op 't hoogft der toorcns planten. De liefde en't heufch ontzag voor dien volmaakten Vorft, Op 't allerdiepfte reets gewortelt in elks borft, Kreeg meer en meerder kragt; de muitzugt werd verdreven: En de eendragt fchynt op nieuw door gantfch Euroop te Wernoegen groeit, door een'zoozegenry ken tyd, (Ieeven. En bant de zorgen, door den fellen oorlogsftryd Geteelt in elks gemoed, ter vlugt uit dc gedagten: Men fchynt nu niet dan heil en voorfpoed te verwagten. Vitrot- Tujch nu 0 Nederland / want's hemels gunfl: ontwaakt',
fing.
Vreeft nu geen rampen, fchoon het krygsvuur brand en
De grootfte dag word haaft tot uw geluk gebooren: (blaakt, De Alzeeg'naar zal in't eind uw bede, en wenfch verhooren. All'
|
||||
, ___, ..-___.....^.,._..__.......------_....,,.,_.---------........,...._..... ..... .. _... ...............-------...... ,-.,
|
|||||
Z E S D E B O E K. 131
All' wat op aard is lag in diepen flaap gefuft,
Apol, in Thetis arm gezonken, fliep geruft, En was nog niet gereed om op zyn' gouden wagen 't Alvoedend morgenligt den flerv'ling aan te draagen. Men hoorde geen gefchreeuw van trommel of trompet; Mars zag zyn wapentuig verworpen of verplet. Maar niemant fcheen 't geluk nog zoo naby te vvagten. O aangermame tyd 1 6 zaligfte aller nagten! Gy, die een wondertelg aan ons hebt meegedeelt, « Vergun dat zig myn Nimph nog met uw glory ftreelt! Voordatde morgenzon nu blonk aan'shemels transfer),
En met haar gloejent root, vol fchitterende glansfen, 't Heel-al beftraalde, rees de lieve vreugde Zon Van Nederlands geluk uit de oniiitputbre bron Vans'sHemels gunfbde galm blaaft flraks elk een in de ooren Nu is de heldenfpruit, nu is de Telg gebooren, Gehme van den
Waarom d'Alzeeg'naar door 's lands zugtende algemeen,>*-?«
Erf-
Met zoo veel vuurigheid, reets lang wierd aangebeen.y?^««-
der, .
De blyde maar werd ras de werreld rond gedraagen;
Menhoort nuwyd, en zyd,niet dan van vreugtgewagen,
De zaalen dreunen van al 't volk, dat, met ontzag, Phiyie
iedryveH
Hun wenfchen komen bien aan 't Hof. de blyde dag bier over
K 2 Kwam i'?1"!1-
|
|||||
iji W I L L E M D E I V.
Kwam,volnieuwsgierigheid,'theel-al met glans beflraalen;
Men zag de vreugde vaan van top en tooren praalen.
Prim 'sLandsSchutsheer knielt ter zy,de deu gt ftraalt uit zyn oog: knieit «Hy fluurt zyn dankbaarheid met eerbied naar ora hoog: ti*n He- 'kZie, fpreekt hy, met de vreugt gefchildert op zyn wezen, f/tel voor
z»ik ee*0 groote Heerfcher! hoe myn fmeekingen, voor deezen
|
|||||||||||||
Zoo menigwerf geftort voor uw' gedugten troon,
Verhoort zyn; gy verleent my,op myn bede, een'Zoon, Die 'k wenfch dat fleets de deugt,gunt gy hem tyd van leven, Zal houden in het diepuY van zyne borfl gefchreeven, En die, 6 Schepper! als een werktuig in uw hand, Als my de ziel ontglipt, tot heil van Nederland, Ten nut van kerk, en ftaat, en regt, zal blyven waaken:_ Ach/ Iaat de wysheid hem fleets ftrekken tot een baken. Elk pryfl d' Almagtigen nu voor dien zegening:
Gantfch Neerland juigt van vreugt in die verandering. De klokken brommen van het hoogfle van den tooren; 't Metaallaat zig uit vreugt aan alle zyden hooren: |
|||||||||||||
Dt
vreugt
is wyd
en zyd |
|||||||||||||
En> waar men zig begeeft, de blydfchap van't gemeen
Is onbefchryfelyk op 't land, en in de fleen. |
|||||||||||||
**". De ftraaten zvn verfiert; menziet de zwaveldampen,
Jchryfe- *
hk- N u niet door krygsgeweld, of dond'rende oorlogs rampen,
Geteelt
|
|||||||||||||
Z E S D E B O E K. 133
Geteelt, maar door de vreugt, verfpreiden in de lugtr
Het blinkent handgeweer, met fluivent kruid bevrugt, Geeft telkens flag,op flag;de vuurpylklimt naar booven, En daalt weer neder om zyn vonken uit te dooven. Naauw is die grooteMaar doorLeeuwendaal verfpreidy
Of de edle Vree, bemint om haar zagtzinnigheid, Daalt op een koets, bepronkt met flonkerdiamanten, zww * de ver-
Op 't lagchend aardryk neer; men hoort aan alle kanten-/<%«',
Dees aangenaame taal, die vloeide van haar tong,
En tot in 't binnenfl: van elks hart en boezem drong.
» Pas was de heil'ge galm my in het oor geklonken,
DatNeerlandmet een telgvanNaffauwwerdbefchonkcn,
» Of 'k fteeg ter wolken uit, om 't vorfl'lyk Kint te zienr<"« <&«
vor/lely-
En hem myn eeuw'ge gunfl: en vriendfchap aan te bien-Je Teig
te aan-
LanghoordeikinEuroop,gefchoktdooroorlogswonderen,/^«-
VJCft,
Met een beklemtgemoed de krygskartouwen donderen;
w Maar nu dagt ik, 't is tyd om met myn eige hand Den gloet te bluffchen van dien yfelyken brand: (gen » Belloon heeft reets telang:geheerfcht,\haarkrygsvermo- » Heeft uit; 'k wil langer nu haar woede niet gedoogenl » Berg, berg, 6Krygsvoogdes/ uw wapentuig en fpeer, w En buig, met diep ontzag, voor Friso's voeten neer.r R 3 n Treed
|
|||||
.. ... ... . ....... ..___.
|
|||||
134 W I L L E M D E I V.
w Treed nu, 6 Helden / niet aan 't hooft van uw banieren;
Maarhelpt,opmyne komft/s lands grooten heildag vieren.
» Dingt, dingt nu langer nietnaar bloedige eere palm;
Blaaft op den krygsklaroen nu liefft den vreedegalm!
« Zwigt, norfe tweedragt/ met uwe fchrikkelykefpooken,
» Naar't binnenft'van de hel: het vrede vuur, ontftooken
» Door WillemFriso's hand, verzengt uw kout gemoed:
» Vlugt, vlugt, voor eeuwig, want dekrygheeft uitgewoed.
vuTmoet" Gradivus ziet zyn' helm gekneuft in duizent flukken, rlZetll," &n moet>noe dol van fpyt, voor myne voeten bukken. bukken. m Qp »t wenj{en van myn oog: de Maagt van Nederland Krygt een nieuw leven, door het bluflchen van dien brand.
» De landman zal zyn vee weer door de velden jaagen;
» En vrugt, met nieuwen luft, van welige akkers draagen,
» Door't buld'rent krygsgerugt niet meer tot vrees gepreft;
,., Zoo flreel' de voorfpoed weer ;t Batavifche gcweft!
De braaveRynhert, niet bezorgt voor krygsgevaaren, Verfiert zyn' groenen hoed met vette oly venblaaren;
En dreunt, terwyl Auroor de dagpoorc open fluit,
Den lieven vredezang op zyne herdersfluit.
Lucinde, en Digtlief, door de trouw te zaam verbonden,
Zyn door die vrolykheid mee veldewaarts gezonden,
Gevolgt
|
||||
Z E S D E B O E K. 135
Gevolgt van al de Jeugt van 't omgelegen Land,
En danfen op den toon der vrede hand aan hand. Men heft een vrolyk lied voor Willem van Oranje; En zingt ter eeren van de Rykstelg van Brittanje: Roept Carolina's lof met voile monden uit; Of blaaft een' eeregalm voor Willems jongfte Spruit. De vreefchyntboumansvlyt opnieuwals opte wekken,
Om aan 't getelde vee tot hoeder te verftrekken. De zorgen vlieden voor de vriendelyke rufl:; De voorfpoed fchept al-om een' aangenaamen lufb &, wef. De velden, nog zoo kortsbeftookt door de oorlogsvonken,^V< Zyn nu door vrouw Natuur met overvloed befchonken:'^Jr_ 't Smaakt all' de lieve gunft der zagt gc-aarde vree; l("3de"' En'tzwaart,nog hect van moord,raaktweder in de fchee. Men ziet het goudgeel graan, en de andre veldgewaflen, Nu niet verdrinken in een'ftroom van purpre plaffen; De fchuuren worden tot de toppen vol gelaan: De kas, reets leeg getelt, groeit van de winften aan: DeKoopgod word op nieuw weer op den troon verheven>//«£/y. En krygt bevryd van zorg terflond een ander leeven. gex van Zwaait ftraks als heerfcher weer zyn' opgeheeven' ftaf, '*"'' En wagt de hulde van vier werreld deelen af. De
|
||||
136 W I L L E M D E I V.
De god des oorlogs, moe van't ftooken van de vonken,
Legt nu in Venus arm geruft ter neer gezonken: Zyn wapentuig-en fpeer, met heldenbloed begruift, Heeft hy voor eeuwig nu geworpen uit de vuift. De Maar vliegt in hct rond, men laat de krygstrompetten,
Door 't oorlogskreet vermoeit, op blyde toonen zetten: De krygsgalm dondert nu tot een bewys van vreugt, Die nimmer hooger klom,zoo ver 'teen' menfchgeheugt. 't Is ras vergeetenhoe gantfch Neerland dreundeenkraakte, Toen'theillooskrygsvuurzoovol woedejbrande enblaakte: En hoe de blixem van't kartouwfloof door de lugt: De welvaart dry ft den ramp en 't onheil op de vlugt: Het krygsvuur is gebluft, en 't vredeligt ontflooken: De zee zal nu niet meer van heete vlammen rooken. y ]Men zal weer eenen trits zeefloten, flerk gebouwt, Van de een naarde andre kuft, zien fluiven over't zout, Om Nederland,door een'roemrugtig handeldryven, Met vremde fchatten in de koopmanfchap.te flyven.. De voorfpoed fpelt aan elk, met een verheugt gelaat, Een aangenamer tyd, en vergenoegder flaat. Amroe. Wys my, 6 Phebus! nu olyven en lauwrieren, ftr,g' Om 't wys flaatkurdig hooft van mynen held te fieren: Hy
|
||||
Z E S D E B O E K. 137
Hy, die de Vree heeft uit den doodflaap opgewekt,
Eifcht dat men zyne kruin met eenen lof krans dekt.
Nu ziet men overal de vreugdevuuren blaaken,
En 't buld'rend krygsgefchut een' drang van vlammen
braaken. Menzend den vuurpyl, ryk van glanfen, naarde lugt,
En oogt, zoo lang men kan, hem naa in zyne vlugt.
De zwermpot barft van een, en geeft ontelb're flagen; vrtugd.
Men ziet de lugtbal naar den hoogen hemel jaagcn; ^e»y0.
Het vuur vereent zig met het vloeibaar element; ]%e£
Het is thans Vrede , daar 's geen vyandfchap bekent: s'pleegU
De waterkaarfen ziet men branden op de flroomen,
Die zig uit grooter gunft in hunnen vaart betoomen:
De vonken vliegen uit de plafTen naar om hoog,
EnfchafFen door hunn' glans een zoet vermaak aan'toog.
Men ziet alom de flraat met eerepoorten praalen,
Omdc ed'le vreugt,die ons devree brengt, in te haalen;
Terwyl de Stad weergalmt van 't juichend feeftgeluit.
De pekton gloeit, en blaaft zyn heete vlammen uit:
De bruine duifternis moet voor de toortfen zwigten:
De huizen glimmen door een menigte van ligten.
's Lands Heilbezorger, door die blydfchap aangefpoort,
Terwyl by wyd, enzyd, zynMof verbreiden hoort,
S En
|
||||
WILLEM D E IV.
|
|||||||||||||
133
|
|||||||||||||
X>eSt4j E° hoc een yder hem bemint, en is genegen,
Jjjjj5 Begeeft zig door den Haag, langs de opgepropte Wegen,
*£,£'! Met zyne Gemaalin, om 't bly gewoel te zien.
2U/,£»Nu ftreeft de vreugt in top, by groote en kleene lien.
^j» Het Hof dreunt van't muzyk; de vrede toonen klinken.
7/a£ ^00 ras men S°d Apol ziet in het pekel zinken.
fcbau- ]yjen fchenkt de bekers in, en leegt ze tot den grond,
|
|||||||||||||
■u>eu.
|
|||||||||||||
Ter eeren van de Vree, gezeten in het rond;
Enwenfcht den wyzenVorft>waar doormen zulk een'zegen, Van's Hemels milde gunft, op't heuglykft heeft verkregen, Een langen leeftyd toe, op dat hy door zyn' raad Nog lang een'Schutsheerblyv'voorNeerlands vrye'n ftaat: En dat zyn dierb're Vrouw, die paerel der Vorftinnen, Zoo vriendeIyk,zoo heufch,zoorein,zootrouwin't minnen, Die door haar kuifch geftreel zyn zorgen fleets verpooft, .Nog lang, met hem, verflrekk' ten voorbeelt van haar kroofr, Zoo doet myn vroome Held alom de ruft ontwaaken;
De Godsdienft mag nu weer zyn heilige offers blaaken, En onbezorgt zig zelf herftellen in de ruft ; Myn Will em heeft het vuur des oorlogs uitgeblufr. Hy blyft altoos bevryd van't woen der krygsgevaaren: En dc yver leeft op nieuw by NeerlandsChrtftenfchaaren Elk
|
|||||||||||||
/
|
|||||||||||||
Z E S D E B O E K. 139
Elk toont nu liefde en trouw voor zynen Vorft en Heer:
Dus wint d'Oranje Held eene eeuwigduurende eer , Die eens den Nazaat zal met lof in de ooren klinken: 6Ja/ zyn Naam zal fleets met guide lett'ren blinken. Hy flaaft, en zwoegt, en ploegt, ten nut van't Vaderland;
't Boogt alles op de hulp van zyn volmaakt verfland. De vorfl'lyke Anna, om zyn' arbeid te verzagten, Bant door haar tedre min de zorg uit zyn gedagten; Of onderfchraagt hem in het wigtig Staatsbefluur, Terwyl haar boezem gloeit van loflyk yvervuur. Als nu god Phebus ligt in't weflen neergezonken,
Naardat hy'truimheel-alheeftmetzyn'glans befchonken, En zig in de armen vleit van Thetis, zyne bruid; Als hy, het waaken moe, de flaap'rige oogen fluit; Dan legtde Oranje Zon, naar dat hy door zyn flraalen Een' gloed van zegen deed op Neerland nederdaalen, Gedooken in den arm van't Britfche Ryksjuweel: Daar ftoort hem m zyn ruft geen bloedig krygskrakeel. De flaapkoets is beprenkt met flonk'rende fafieren; Terwyl de deugden langs de hooffchebedfpond'zwieren; Zy waaken voor het heil van Anna, en haar' Held; En houden 't vorfflyk Paar fleets in nun magt beknelt. S2 Nu
|
||||
Mo WILLEM DEIV.
Nu klimt de morgenzon, met nieuw gebooren glanfen f
Uit Nereus pekelplas, en gloeit aan de oollertranfen: De fchaduw krimt in een: de dagtoorts glimt en blaakt; En Willem , door't belang van't land gewekt, ontwaakt De Britfche Kroonprinfes ontfluk haar vriend'lyke oogen; Zy ziet haar' waarden Heer naauw aan den flaap onctoogen, Of z'opent met een' reeks van wenfchen haaren mond; Des bemels gunft verzell' deez' blyden morgenftond/ Zoofpreekt z', Een groote fleep dienfl-vaardigeEdellieden, Zyn nu bereid om hun den morgengroet te bieden. HetPaar, verryzende als de purpre dageraad, Spreid op hun komft een'gloed vanvreugtopelksgelaat Het vergenoegen heerfcht by al de ftaatjongvrouwen, Zooras 't hun geoorlooft is om haar Prinfes te aanfchouwen. hffehh Een vuur van goedheid blinktuit Anna's zagt gezigt, |
||||||
mitt? ^n e^ gevoelt een' ftraal van dat betov'rend ligt.
//Ir7*^en heilzaame artfeny vloeit van haar reine lippen,
fi"'**' Als zy flegts maar een woord daar af laat heenenglippen:
j?°°f" Ja yder, die haar taal en wyze red'nen hoort,
ivaar Word tot de min van deugt, en wysheid, aangefpoort.
ydtr tot Zoo kan z' een voorbeelt aan haar lieve telgen ftrekken,
d**gt . .. wordap-Uk daag'lyks meerder nut uit haar orakels trekken,
Vmb. Zic
|
||||||
ZESDE BOEK.- 141
Zie Carolina> daar z' in 't eelfte van haar jeugt
Door Anna's zorgen word gekoeftert van de deugt, hz***
der de
De guide leffen van haar wyze lippen leezen: (zen. Prh-
Zoo word verftand vereent,metfchoonheidnooit volpre- rotine. Terwyl de kleine Prins, Vorfl Willems jongfte fpruit, £c Prins
Om's Moeders lieven hals de tedere armpjes fluit.
6 Ziel verrukkend krooft/ 6 dierb're huw'Jyks panden! ££.
Wat fpelt g' een' zegen aan de vrye Nederlanden! Mm£*,
Maar, ach/ wyl nu de vreugt zoo heufch de harten ftreelt;
Terwyl de welvaart niet dan vergenoegen teclt, Barft de onverzaad'bre dood uit zyne nagtfpelonken; Hy fpoeit naar't Britfche Ryk,met de uitgeteerde fchonkerr, En dringt in's Konings Hof; nog deugt,nog moed,nog magt, Blyft voor zyn' haat bevryd; een doodfche jammerklagt Verfpreid zig door de lugt, en laat zig rondom hooren: De Faarn, met rouw bekleed, blaafl yder ftraks in de oorcn, Met een bedrukt gelaat, dat Georges oudfte Zoon , zw Een Prins vol ed'le deugt, de roem der BritfcheKroon, JC*»//* O yfelyk geval! in X midden van zyn dagen, WdUt. WylEng'landbeeftvanfchrik,werdnaarhetgrafgedraagen,
Maar achl die wreede ramp voorfpelt nog grooter druk/ Beef, beef, 6 Nederland / voor't nad'rend ongeluk.
S3 Dc
|
||||
i42 W I L L E M D E I V.
de zaa- De zaalen van het Hof zyn nu met rouw omtoogen:
leu zvh
ma ' De vreug^op'tzien van zulk een fchouwfpel, is vervloogen.
mum be-
kangtH. Dog naauw'lyk wifcht de tyd de droefheid uit het hart,
Oft wreede lot bereid nog vreefelyker fmart.
emdroe Een yslyk voorfpook zwerft door al de Nederlanden; jpook De dood woelt om, en om, en knarit op zyne tanden: dow de Zyn hongerige luft is nog niet gantfeh voldaan: huden. Hymoet,totNeerlandsfchrik,nogweer ietwreedsbeftaan. |
|||||
Kon, dagt hy, Georges krooftzyn magt niet wederftreeven,
Hy moeft nog eenen Prins berooven van het leeven. MynHeId,mynWiLLEM,die,tot voordeel van den Staat,
Nu dag, op dag, het hoofd met zorgen overlaad, Ziet naauw het bly gevolg van zyn beftier ontwaaken, En hoe zig yder in de welvaart mogt vermaaken; Of't wyze hooft, vermoeit door al te zwaaren laft, 'jLa»d Word door de zwakheid, ziekte, en pynen, aangetaft. bonder Een trits van Artfen, in geneeskonfl wel bedreven, zig"m Vind zig op't hoogft gelaft om voor dit dierbaar leeven "wak* Te zorgen zoo't behoort: een yder fchrikt, en beeft: '₯" <* ,t js nu Qf eik <jn rnoed geheel verlooren geeft. ;mt. 6 Rykftad Aaken (die, zoo lang de zon zal gloeijen,
img' De Faam door 't melden van w glory zult vermoeijen,
Om
|
|||||
ZESDE BOEK. 143
Om dat de vreede, voor ons Leeuwendaal zoo duiir
Gekogt, beveftigt wierd in uw' verheevcn muur: 't Voegt u, voor eeuwig, roem te draagen op dien zegen! Maar denk, 6 Stad/ door wien hebt gy dien roem verkregen/ Hetisd'OranjeHeld, die, door zyn groot verfland, De vree herleeven deed, tot heil van Nederland.) Bereid u, om dien vorft; in uwen wal te ontfangen! Het is voor \ laaft, deeze eer zult gy nooit weer erlangen! Hyzoekt geneezing, in uwbronnen, voorzyn kwaal; j,Heid Gun, gun, hem dan nog eens een vriendelyk onthaal. *''"■£,,. De vorft'lyke Anna kuft haar' Heer vaar wel, op't fchei- £*2' |
||||||||
baden te
|
||||||||
Dehemel,fpreektzy,wil u op uw'togt geleiden! (den, V*,-.
|
||||||||
En fpaare een leven, 6 beminnelyke Held/ «Si/"
Waar in gantfch Nederland zyn hoop en zegen flelt. j£*^i
Hy wil u wederom in voor'gen flaat herftellen/ »*««* Zy zugt, en, ach! haar hartfchynt haar niets goets te fpellen.
Nu fpoeit's lands Schutsheer voort ,maar ach! hy zalde
Der dood niet wederftaan ;hy word met alle pragt (kragc Ontfangen in de Stad : elk is als opgetoogen. De maan had naauw'lyks nog haar horens rondgebogen, <'«"*
Wider
Of Willem,voortgezweept door liefde, en kuifcjhe min,*«r *»
H*gt te
Spoeit vol verlangen weer naar zyne Gemaalift; s;
Zyn
|
||||||||
144 WILLEMDEIV.
c* woraZynaankomftfchepteen'gloed van blydfchapophaarwan-
7iyj. Zy blyft een'langen wyl hem in zyne armen hangen: (gen; Ltfan- Hy drukt een groot getal van kusjes op haar' mond. geH' Nu flaat hy 't vriend'lyk oog vol yver in het rond; Hy ziet,verrukt van vreugt,zyn lieve huw'lykspanden: De fchoone Carolyn kuft vol van drift zyn handen: 't Genoegen ftraalt haar ter bekoorlyke oogen uit. Vorft Willem Karel grypt nu ook zynjongflefpruit throe- In de armen, om hem aan zyn teder hart te drukken: i>mg. ^ Doo^ / zult g' aan dit Kint dien Vader dan ontrukken /) Vergun hem 't leven, die dees Telgen 7t leven gar"! De lag]es glyden van de ted're kaakjes af; De Vader vangt ze met verrukking in zyn oogen, Maar ach de dood, met trouw, nog reine min, bewogen,
Vliegt flraks al brullende de hofpoort in, en uit: En, als de zwarte nagt de daggordynen fluit, Ziet m' een vervaarlyk fpook door al de zaalen dringen: Het dorgeraamte jaagt een' fchrik in de Edelingen: yfdyke De ravens kraflen op de toppen van het Hof: K'»"*»De Nagtuil gilt, en vliegt de tranfen op en of: ■ Een naare kreet word door het hofgewelf gedreven;
Dat zelf de muuren flaan te fidd'ren en te beeven.
Stort
|
||||
Z E S D E B O E K. 145
Stort nu uwklagten uit, own Clio! ween, eiween: "'.""*
ra *■ ping*
En volg den treurtoon van de ontroerde Melpomeen!
UwHeldenveermoethier een deerlykfchouwfpel maalen!
En melden hoe's lands Zon met zyn vergoode flraalen
Verzinkt in 's werrelds nagt: zyn all' verkwikkend iicht
Heeft u, tot op deez' ilond, geflonkert in't gezigt:
Gy moet eerlang dien gloed, die hemelvonken miffchen;
Dog nooit zult gy zyn' roem uit uw gedagten wiffchen.
Wie waapent u met moed, om zulk een' zwaaren flag
Te konnen wederftaan; en hoe kunt gy den dag
Zien nad'ren, die u zal uw'braaven Held ontrukken!
Die ramp zal u,zoo 'k vrees, te zwaar op't harte drukken.
Maar gy verzelde alom zyn vorflelyke zy:
Welaan gryp moed, en blyf tot in den dood hem by,
De middagzon verfpreid haar bleek befturven' glanfen
Nu naauw op't aardryk neer; de ruime hemeltranfen
Zyn overtrokken met een donkere onweerswolk.
De buien klimmen uit hun aakeltgen kolkj
De Starren glimmen niet, maar fchynen zelf te treuren:
De zilvreMaan durft naauw het hooft terzee uit beuren;
't Is geen Endimeon die haar, in Latmus woud,
Nu in de ftrikken van de min gevangen houd:
T Geen
|
||||
146 W I L L E M D E I V.
Geen tedre liefdedrift ftuit nu haar' vluggen wagen;
O neen, de druk alleen kan haaren loop vertraagen. De braave Oranje Held, de fteun van Nederland, Beftryd nu reets den dood op 't vorft'lyk Ledikant. De ziekte knaagt, en dringt door al zyn leden heenen: En alle hoop is reets by't Hofgezin verdwenen. De Deugden zwieren om de bedfpondheen en weer, En wagten 't levens eind van hunnen Voedfterheer. Prim De Held gevoelt nu reets zyn zalig fterfuur naderen ; WlllEM J>
***«?« Dog't vuur der Godsvrugt houd het bloed nog warm in a a-
naderen-, Hy ziet met vrolykheid den dood in't aangezigt, (deren. En vreeft niet voor 't gevaar van zynen fellen fchigt.
Zyn trouwe Gemaalin vervult met haare zugten
De droeve jammerzaal: 6 deerlyke ongenugten '.
Zy beeft voor't miflchen van haar' duurbemindenHeer;
Wat is de kuifche min en huw'lyks liefde teer!
Myn Willem barft dus uit, met ftamelende woorden,
Die, eer hy ze uitede, in de zwakheid als verfmoorden.
Myn lieve Zielsvriendin / gy ziet myn fterfuur naakt;
Dog 'k bid dat gy uw' druk en jammerklagten ftaakt / %ZGe-De zielmoet yder eens, 't zy vroeg, of laat, ontglippen. Tat * Kom druk dan voor het laatft' myn bleek befturven' lippen. Buig
|
||||
ZESDE BOEK. 147
Buig onder 's Hemels wil, myn zegenfpellend Krooft
Zal u, in uwenramp, verflrekken tot een' troofl:
Bewaar in uwezorg, Vorftin/ die lievepanden,
'kStel hun en't hoog beftiervanNeerland, in uw handen,
De Dood verbreekt den bant, die ons zoo duur verbond;
Buig, buig voor eene magt, die gy niet wraaken kond;
En fchik u willig naar 't Almagtig welbehaagen;
*k Word door den dood flegts maar van my ne zorg ontflagen.
Ik zie reets door een* drang van heilige Eng'len heen;
Zy daalen op een koets van wolken naar beneen,
Om, op Gods wil, myn ziel naar't hoog gewelf te brengen:
De een heeft een fakkel,om myn'levensdraad tezengen,
Die weder fpreid een' geur van wierook door de zaal,
En zend dees woorden uit twee lippen van koraal.
De Vorft der Vorflen heeft aan ons den Jaft gegeeven,
Om u te voeren uit het zorgenvoedend leven,
Voor zyn'gedugten troon: de Telgen, uit uw bloed
?, Gefprooten, zien u daar reets vrolyk te gemoed.
Daar zult gy't zalig loon van alle uwdeugden fmaaken.
Zou nu myn ziel niet naar die Hemelwelluft haaken!
Ik zie de Dood flapt reets met ruime fchreden aan,
Troofl: u, myn waarde Lief! het is met my gedaan/
T 2 Maar
|
||||
143 W I L L E M D E 1 V.
Maar laat ik ook myn Krooft nog eens in de armen drukken,.
Eer my de Dood zal uit dit aardfche leven rukken! J?fw*Kom hier myn Carolyn/ roemwaardig onderpand,
f '***" ^an mYn volmaakte trouw, 6 vreugd van Nederland!
Kus voor den laatften keer uw 's Vaders veege lippen; Gy zult eerlang zyn ziel zien uit haar' kerker glippen. Volg, volg de leflen van uw wyze Moeder op ; Zoo reize Neerlands heil met uw geluk in top ' Laat fleets de Wysheid en de Godsvrugt uwe zeden Beftieren: voeg de deugt by uw bekoorlykheden ; Zoo klinke uw Naam, met lof, van't weflen tot aan'toofl: /» Jem Strek,ftrekuwMoeder,naar myn fterven, toteen'trooft.
*Pn"t. Myn teer beminde Zoon, oWelluft van myn leven-'
Laat ik u voor het laatft' ook mynen zegen geeven: 'k Had wel gewenfcht, dat ik 't geluk had mogen zien, Om uwe tedre jeugt myn leflen aan te bien; Dog't is Gods wil,en 't voegt ons niet dien te weerfpreeken; 'k Weet ook,.het zal u nooit aan goede zorg ontbreeken, Zoo langdeHemel mynVorftin het leven geeft: En 'k zie dat reets de deugt in uwen boezem leeft: Dit fchaft m'een zoete hoop. Leeflang,bemin de vrede3 En hou zoo lang gy kunt het krygszwaart in de fchede.
Erf
|
||||
ZESDE BOEK. 149
Erf, erfdedapperheid van uw beroemt geflagt;
Zoo blyve uw groote Naam, alle eeuwen door, geagt!
Maar 'k zie dit woord kan reets uw teder zieltje treffen:
Zoud gy ook dT invloed van myn reed'nen al bezeffen f
6 Ja/ uw jeugdig brein bevat reets veel veriland;
De wysheid heeft voorlang haar gunft aan u verpand.
Gy weent,myn tedreTelg! ei wil uw traantjes droogen/
Heeft ook de druk op u al zulk een groot vermogen /
Doorgrieftu mynetaal/ bedenk, myn vorfl'lyk Kint!
Uw Vader is door hem, die 't all' beftiert, bemint:
Hy zal om Hoog, al rukt hem 't graf in zyne kaaken,
By 't zalig Englen tal, zig onbezorgt vermaaken:
De hemel zegene uf hier zwygt myn vroome Vorft;
En drukt zyn TeJgen aan zyn Vaderlyke borfr.
De traantjes rollen langs vier kinderlyke wangen:
Zy bly ven beiden in zyn ftervende armen hangcn,
De fchoone Carolyn drukt's Vaders bleeke hand; TeJer-
En zwymt door droef heid neer, by't naare Ledikant. Je'ze ev
De Jonge Willem kuft zyn' Hoeder, menigwerven:hhtrlu
Ach/ zegt hy, moet ik nu myn' lieven Vader derven! fj£"r
Hy fpreid, hoe teer van Hem, zyn klagten in de lugt: f°Z'
Elk is met hem begaan. Myn Anna kermt, en zugt, JjjJSn
T a En
|
||||
150 W 1 L L E M D E I V.
En flaat haar oogen door de Treurzaal heen en weder :
Zy valt, al fchreie'nde, op het fter vend ligchaam neder:
De brakke traanen, als gefmolten diamant,
Bevogtigen de fpond van 't aak'lig Ledikant.
Dan eind'lyk barft zy uit; ik moet u dan verlaaten,
t,k va» Myn Prins/ en klagen, nog gekerm kan my niet baaten,
priBjet ,Gy fterft, en laat my in een'duldeloozen rouw:
kLgtTnO Heerfcher van't Heel-al/ befcherm de kuifche trouwi
%n*" '" 's Lands Vredevorfl zwygt ftil; de zwakheid ftuit zyn fpree-
Men ziet zyn friffche verw van uur tot uur verbleeken:(ken;
De vriendelyke glans van zyn gezigt verdooft:
Het hooft zinkt neder, door de pynen afgeflooft.
Zyn kragten krimpen in de doodelyke vlaagen
Der krankte, en al den moed is yder nu ontdraagen.
Het beevend Hofgezin zweeft kermende in het rond;
En wagt het laatfte woord van zynen wyzen mond.
Prim Bewaar, 6 Hemel / (fpreekt hy eind'lyk, onder 't fterven )
ipreekt, Haar, die my door uw gunft het leeven deed verwerven,
Va"t[ie Troofthaar, 6 Opperheer! in't nad'rendongeval
u Van mynen dood, 't welk haar veel ramps verfchaffen zal.
En gy, myn Gemaalin/ droog uw beminn'lyke oogen,
Myn flerfuur nu te ontgaan is niet in ons vermogen,
En
|
||||
Z E S D E B O E K. 151
En 'k zie reets met vermaak hoe d'Oppermajefleit,
Gezeten op zyn' troon, vol pragt en heerlykheid, My in zyn Hof verwagt; een ftoet van Cherubynen Zweeft door de Hemelzaal) de blaauwe flarren fchynen, En fcheppen door hunn' glans een eeuwigduurend ligt: Gods troon is enkel van Robynen toegerigt. Stuit dog, doorlugte Vrouw! uw bittre jammerklagten! d'Alzeeg'naar zal zoo'k hoop uw' droeven ramp verzagten/ Hier eindigt de ed'le Held zyn flamelende taal. &e
Een yfelyke kreet rolt door de doodfche zaal. h*u
De ligten, die men ziet ontftooken aan de wanden, j^'et
Verflaauwen op deez' flond, en fchynen naauw te branden^ De roode maan verbleekt: de ftarren, aan den trans Des Hemels, flikk'ren niet met hunn' gewoonen glans. Een duiftere onweerswolk verryft uit's afgronds kolken: Een yslyk fpook verfchynt de Nederlandfche volken,. In't midden van den nagt, en ftoort hun in de ruft: Waakt op, dusfpreekthet, wantuw heil word uitgeblufcht; Uw Zegenzon zinkt op haar' middag naar de kimmen; Een nagt van ramp fchynt uit het ooflen op te klimmeir. . Nu zwygt de wyze mond, die door zyn' trouwen raad Zoo dikwerf zegen fchafte aan Neerlands vryen ftaat. De
|
||||
15^ WILLEM DE IV.
De ontzagchelyke Dood, met opgefperde kaaken,
Breekt uit zyn1 kerker Jos, om mynen Held te flaaken. Hy blaafthet levend root van zyne lippen of, En velt met eenen flag al Neerlands hoop in 't ftof. Hy geeft Men vangt den laatften fnik: all' de Edellingen beeven, e»?"/ £n 2;jen ^ met fchrjk t het ejnci van zuijc een dierbaar Ieeven. De zaal'ge ziel vliegt nu in flilte naar om hoog.
De traanen vlieten elk met ftroomen uit het oog. Myn Anna zwymtvan fchrik;zy valt terneer in de armen Van haaren Hofftoet; en vervult dc zaal met kermen, Zym Zoo ras zy weer bedaart. Dit yfelyk geval, im"vah Dat Nederland noglang met druk geheugen zal, *»zwym. j^iin^t- rasdoor gantfch Euroop: men hoort nu niet dan klaa- De vergenoeging is weer uit het Land gedraagen. (gen: igtmn- Men ziet nu niet dan rouw, waar dat men de oogen wend: 6/tHtf.De droefheidflaat nu op elks aangezigt geprent. g't-t*- £)e iykcipres dektde tapyten, in de zaalen Van het bekommertHof. Men ziet, by flaauwe ftraalen,
Van 't bleek beflurven, en verdoofde fakkellicht, In 't aaklig Lykvertrek, de naarheid in't gezigt. Hier leid's Lands hulp en trooft, defligter vandeVrede, Die't krygszwaart door beleid kon jaagen in de fchede; Een
|
||||
Z E S D E B O E K. 153
Een Vorft, alom vermaart om zyn volmaakt verfland,
Het leven moe, gefpreid op 't zwarte Ledekant. De wanden zyn bezaait met beenderen, en fchonken, En hoofden, die door konft uit marmer zyn geklonken, Om 't ysflyk fterfgeval te fchild'ren voor elks oog. De droeve Melpomeen vertoont zig zelf om hoog, En doet, in 't heffen van een' treurtoon welbedreven, De hooge tranfen door haar naare galmen beeven. Men kan de treurigheid nu leezen in 't gelaat
Des jufferlyken ftoets; geen hoffelyk fieraad Verfiert nu't minn'lyk fchoon: de rouw omgord de Leden: Het pragtig tooifel word nu met den voet vertreden. DeFaam kleet zig in'tfloers, en vlieetdewerreldrond,de F.aam
En meld aan yder, met een bleek befturven mond, <Hj>t«i«m Hoe zy d' Oranje Held zag uit het leven voeren, dtvd. Een woord, dat Neerland moeft tot in de ziel ontroeren. 'k Heb, fprak zy, wyl haar hart door droefheid was beknek, Altoos de daaden van Prins Willem opgetelt, En zal, zoo lang de zon in 't ooften op zal daagen, Zyn' nooit volprefen lof door gantfch de werreld dragen, Ik weet hoe hoog hy wierd om zyne deugt geagt; Dat hyde glory was van zyn beroemt geflagt; V Nooit
|
||||
i54 WILLEM DE IV. ZESDE BOEK.
hjimt. Nooit zal de tyd zyn' Naam uit myn geheugen fly ten;
Zoo lang, totdeaardkloot zelfs zal van elkander fplyten. Einde van het zesde en laatfle boek.
|
||||
■ - -■ -■■ ■-----------------------------I--------------------------■----------------------------..... -....-
|
|||||||||||||
Drukfeilen aldus te verbetereiT.
Bladzyde p Kegel 6 ftaat gewaande lees gewaandenr
------ VJ I plofte plofce
■*-- 38 8 feeftgenooten feeftgenootea
49 1 a zyn haar
«- fo 21 dien die
■ 84 16 uitg&eurden uitgekeurdead
8f 7 van aan
8p 2 die dien
------ 119 6 geperfll geprefE
p~ *4<j 10 dcr van
|
|||||||||||||
De Dichtcres erkent geen Exemplaaren voor de Haare>
als die zy eigenhandig ondertekent heeft. |
|||||||||||||
/Jt/tr*
|
|||||||||||||
//.
|
|||||||||||||
yVl ffi.//
|
|||||||||||||
M Gedrukt ter Drukkerye M.
IWILLEMde GROOT.f
|
|||||||||||||