-ocr page 1-
///}■£+'■ ,<f
P
ONDERWYS
IN D E
TOONEEL-POEZY,
VAN *T
KUNSTGENOOTSCHAP
NIL VOLENTIBUS JRDUUM.
BIBL10THEEK DER
RIJKSUNIVERStTEIT
UTRECHT
-ocr page 2-
RT&tlfeq* inf
-ocr page 3-
Ufa
N A A U W K E U R 1 G
ONDERWYS
IN D E
TOONEEL-POEZY,
EN EENIGE ANDERE
DEELEN der KUNST,
Zo wel van ds Oude als Hedendaagfche Dichters.
JVetnt te vooren gsdrukt.
Te L £ I D £ ,V, •
By C. van HOOGEVEEN, Junior
-ocr page 4-
VOORBERICHt
VAN DEN
UITGEEVER
A A N D E
BEMINNAARS
D E R
NEDERLANDSCHE
TOONEEL-POEZY.
et tvelke behvadmbeden en
goed oordeel bet
Kunftge-
hootfehap, de Zinfpreuk
Nil volentibus arduum gevoerd beb~
bende, begaafd -was
, is te welbekend,
om
V bier veel gewag van te maaken.
Be tveherdiende lof
, tvelken deszelfs
geleerde en vlytige Leden by de Neder~
landfche Wacreld bebaald bebben , is
%o algemeen geiveeft, dat bet wrgeef-
*                fibs
0
-ocr page 5-
VOORBERICHT.
fcbe moeite zoude zyn 3 dien te ivilkn
vergrooten.
Als men zyn oog in hunne naagelaa-
\ tene Werken laat weiden , moet men
mrbaasd Jlaan over der Leden fcherp
verftand en bcktvaamheid, en voor a I
I in cencn tyd, in we/ken een diepe on-
kunde in ons Fader land by de meejle
Dichtcrs noch hecrfchte.
Waarlyk is Vr in ons Genveft ooit
een
Genootfchap geiveejl, dat, in zyne
ceuw
, dien/i deedt, bet was dit; en ivy
twyfehn niet
, of ieder welgeaard Lief-
bebber der Weetenfchappen zal bier
zyn zegel ivel aanhangen, en dit gaar-
ne toejlemmen ivilkn.
De Heer Ysbrand Vincent , een
der laatjle overgcbleevene Leden van
dit vermaarde
Genootfchap heeft de
reeds te vooren gedrukte Tooneelftukken
en andere fVerkjes, naauivkeurig naa-
gezien en verbeterd>zcer net opScbryf-
pa-
-ocr page 6-
V O O R B E R I C H T.
papier laalen berdrukken , en Vr ver-
fcheidene onuitgegeevene Spelen by ge-
voegd, alien verfierd met fraaye Ty-
telplaatjes
, door voornaame Mcefters
getekcnd en in
V koper gebragt; by be-
loofde
Vr nocb meir ter Drukpers over
te geeven, docb by bee ft naa 'tjaar
1719.
niets meir te voorfchyn doen koomen.
In V Jaar 1728. zyn te Amjlcldam
by de Weduive van
Gerard Onder de
Linden in 8°. eedrukt, en door iemand
wtgcgeeven
Drie Verhandelingen van
der Letceren Affinitas of Verwant-
fchap: van hes Gebruik der Accentus
ofToonen in de Nederduitfche Vaer-
zen : en van de Metaplafmns of Woord-
vervorming ; zynde Drie Hoofdjlukken
van't Gebouwder
Nederduitfche Spraak-
kimll, die dceze Uitgeever, in zyne
Voorrcde
, zegt, op aanraading der Ed.
Groot Agtb. Heeren Burgemeejleren
KotNRAAD VAN BeUNINGEN en JOAN-
* 2                   NES
-ocr page 7-
VOORBERICHT.
nes Hudde , ondernoomen en gemaakt
te zyn, om in de Openbaare Schookn
der Stad Amjleldam gebruikt te wer-
den; docb ivelke
Spraakkunft , by ver-
der zegt
, dat niet geheel voltooid en
dus onopgemaakt was blyven leggen.
By Adrianus Hupkes, in de voor-
noemde Stad, is in
V veorkden Jaar
j 763. gedrukt een Blyfpel in Brie Be-
dryven, genaamd
De Schaakingen; en
dit is
V alles wat men tot nu van onze
Kunftgenooten voor den dag heeft ge-
bragt.
Onder de beloofde TVerken was 00k '
dit
NaauwkeurigOnderwys in de Too-
neel-Poe'zy en eenige andere Deelen
der Kunft, zo wel van Oude als He-
dendaagfche Dickers. De Oorzaakt
waarom dit Werk ontworpen wierdt,
wasvoornaamentlyk deezet. Onze
Kunll>
genooten hadden de Treurfpelen van
de weergadrtooze Franfcbe Dickers
P.
Cor-
-ocr page 8-
VOORBERICHT.
Corneille, J. Racine en anderen, ah
mede deBlyfpelen van den geejiigen
Mo-
liere met opmerklng geleezen, en zaa-
gen in Holland geflaadig Treurfpclen
te voorfchyn brengen van eenengeheel
anderen aard, waar ult bleek, dat de
Maakers volkoomen oniveetend ivaaren
in eenige de minjle regels van de Kunfi;
Vondel, in zyne laatjle Stukken, uitge-
zonderdy die nocbtans de fcbikkinge van
bet Oude Toonecl der Grieken en Ro-
me'men volgde. De meejle Blyfpelen,
oflieverKlucbten,van dien tydivaaren
ook zo ongefcbikt en ontugtig van Taal,
dat gcene cerlyke Frouw ofjonge Docb-
ter dezclvcn Icon zien vertoonen
, zonder
vanfcbaamte te bloozen, en dit maakte
bet Tooneel by veele ordentelyke tier
den baatelyk
, en gafflof, om tegen
7 zelve te fcbryven. De Aran en
Titus van Jan Vos , een Dicbter
van eenen weelderigen geefl 3badt
, eeni*
* 3
                      &eJt
-ocr page 9-
VOORBERICHT.
gen tyd geleden, zo veel gerucht ge*
maakt-i en was zo wel ontfangen, dat
de meejle jonge Licfbebbers een model
naamen a an dit Stub, hoe wired, bar-
baarfch, woe ft
, onnatuurlyk, onkuis,
wild van ft h: liking, zander waarnee-
minge van Tyd en P/aats, en brom-
mende van Styl en Taal bet was; en
Iragten nocb grooter Monfters ter wae-
reld. Hy zelf gaf hrt daar naa zyne
Medea uit, nocb ongejcbikter en dwaa-
zer dan zyn voorig Spel, voorzien met
eerie miffdyke Vborrede ,waar in by alle
kennis van Taalen, en kundigbeid in
Weetenftbappen veracblede ; en die zo
wonderlyk te zaamen gefteld was, dat
de vermaarde Dichter
Broekhuizen,
ah by lufl kreeg om zyn lever eens
braaf door
V lacbeben te doen ftbud-
den , dezelve ging leezen.
Jan Vos
toonde dus , dat de nieuwe manier der
Franfcbenvan Tooneelfpelm teftbikken,
zo
-ocr page 10-
VOORBERICHT.
to we/ ah die der Ouden, hem zeer
tcgen de borjl was.
Twee voornaame Heeren, die beiden
naaderhand gewicbtige Ampten in oris
Vaderland bekieed hebben, vertaalden
,
in hunnejeugd, ieder cen Sink van den
grooten
P.Corneille, naamentlykllo-
race en Curace en den Cid, we/ken dan
alle lieden van geboorte, fatjben en
goede opvoedinge byzonder behaagden;
en van toen af Jcbeen
Vr een beter
fmaak in ons land de overhand te sullen
neemen. De Droffaard
Pi bier. Cor-
nelisz. Hooft had ook reeds geleerd
door zynen
Warenar met de Pot, ge-
volgd naar de
Auluhria van Plautus,
hoe men een Blyfpel uit eene andere Taal
in de onze-, op onze Tyden en Ztdenge-
pa/1, ovcrbrengen moejl.
Docb , fchoon Vr nu al een beter
fmaak began te koomen , daar deeden
zicb wederom Barbaaren op, die, hoe
* 4.                    on-
-ocr page 11-
VOORBERICHT.
mkundig zy in bet Franfcbe ivaaren, en
noch Taal nocb Dicbtkunde ver/Ionden
,
ccbter de banden aan Franfcbe Stukken
dorftenjlaan; dezelve elendige Vertaalin-
gen met alkcn dorjlcn uitgee-ven, maar
zelf ten Schouivburge aanbieden , daar
ze ook greetig door de Beftierders
, alzo
ohkundig ah de Maakers
, wierden
aangenoomen
, en , Jcboon de Tooneel-
fpelers klaagden
} dat zy de rollen met
leeren konden, om dat ze byna niets
van de verwrongcne en Jlootende Vacr-
zen en onverflaanlyke Rcdenen verjlon-
den
3 ecbicr fpoedig vertoond wierden
voor Aanfcbouwers , die dezelven zo
min ah de Spelers begreepen.
Deeze ongejebikte Rymers ivaaren
Joan Blafius 3 Ilendrik de Graaf, Pie-
I ter Dubbels en andere weetnicten, die,
I reeds ie voor'en, cenige prullen te voor-
jcbyn gebragt badden, en die. daar naa
cenen vinnigen en geduurigen haat aan
ons,
-ocr page 12-
•V O O R B E R I C H T.
ens Genootfchap hebben toegedraagen.
In V Jaar 1670. gaaven de Leden
van ons Kunftgenootfchap 3 door him
niet alleen vertaalde, rnaar in veel be-
ter orde verfcbikte Treurfpel Het Hu-
welyk van Orondates en Statira, een
goed denkbceld van hunne kennis in de
Tooneelkunie, en verfchafteden cene
groote vcrivachtinge van hunne ver-
dere vorderingen, die vervolgens, door
het uitgeeven vanfchoone Tooneelfpekn,
volkoomen beantivoord is. Jgter dit
Stuk plaatsteden zy bun Dichtkundig
Onderzoek en Oordeel over het Treur-
Ipel van Orondates en Statira («),
door
(a) Onder de Werken , die Y. Vincent
heeft doen herdrukken, is die Onderzoek, bene-
vens een Antwoord aan hunne Tegenpartyen ,
een Verdediging van L. Meyers Ferloofde Ko-
ningsbruid , nevens een Dicbtkunftig Onderzoek
op het Toneelfpel zonder Tooneelfpel, enz.
te vin-
den agter Dicbtkunft en Scbowwburg, Foor/pel%
in 't Jaar 1719. voor 't Genootfchap, in-8°.
wederom ter Drukperflc gebragt.
-ocr page 13-
VOORBERICHT,
door Joan Blafius elendig vertaald.
Jan V einde van dit Onderzoek be-
loofden zy aan de waare Liefhebbcrs
te zyner tyd aan te bieden een
Onder-
wys in de Tooneel - Poezy , zo wel
van de Oude als Hedend'tagfche Dich-
ters, om hen daar mede hunne gene-
genheid te betoonen
, en dienjl te doen.
Docb dit a lies was nocb nlet genoeg,
om de driftige Faerzenmaakers, die in
die eewjo menigvuldig waarm
, beter
JVerken te doen voortbrengen: de Oude
ivilde manier zat
Vr nocb te diep in ge-
ve/ligd; ookwaaren ucelen gcene vrecm-
de Taale kundig
, en dus in de Weticn
van bet Tooneel, zo derOuden alsFran-
fchen
, te onervaaren.
Om hen dan een Voorfcbrift te doen
hebben, ivaar naar zy zich in het toe-
koomende zouden kunnen fchikken , be -
Jloot ons Kunftgenootfchap een Onder-
wys m de Tooneel-Poezy, zo wel van
de
-ocr page 14-
VOORBERICHT.
de Oude als Hedendaagfche Dichters,
op tejlel/en, en dit is de oorzattk, aan
welke dit Werk, dat nu in druk uitge-
geeven werdt
, zyne geboorte verfcbul-
digd is. Folgens de Dagelykfche Note-
len
5 in ons Genootfcbap gehoudcn ,„
thans by een voornaam Kenner en Be-
minnaar der Dichtkunft en andere Wee-
tenfchappen berujlende, die ons de Uit-
trekzels
, dit Onderwys betreffende ,
ivel goedgunjlig heeft willen mededee~
Jen, is dit Werk op den
17. van Win-
termaand des Jaars 1669. in Hoofd-
T
Jlukken gefchikt, die onder de Leden
vcrdeeld wierden. Binnen den tyd van
twee Jaaren is bet voltooid, en, door
Dr. Lodewyk Meyer en Dr. Mots-
man Dop naagezkn en in Unen Jlyl I
gebragt.
                                                  ,
Aan dit Werk hebben gearbeid de j
naavolgende Leden;
Mr. Andries Pels,
De
-ocr page 15-
VOORBERICHT.
De Schepen Mr. W[llem Blaeu,
Dr. Lodewtk. Meyer,
David Lingelbach,
Joannes Antonides,
Ysbrand Vincent,
Dr. Joannes Bouwmeester,
Dr. Anthonius van Coppenol,
Dr. Moesman Dop
en Dr. Reinier van Diephout.
Welke Hoofddeelen icder deezer Hee~
ren opgefteld en uitgeiverkt beeft
, kan
men zien in bet Regi/ler
, bier agter
gevoegd, ivaar na ivy den Leezer ivy
zen.
Ons is vreemd voorgekoomen, dat
eenige neus - ivy zen
, die iveinig van de
Wftorie der Lettereniveeten, der ivae-
reld hebben ivillen doen gelooven
, dat
dit JVerk in
'/ GenootfcJiap niet zou
zyn voltooid geworden ; docb de on~
waarbeid bier van blykt volkoomen uit
bet voornoemde Regjjler
, mede uit de
-ocr page 16-
VOORBERICHT.
gemelde Notelen getrokken. Ook kan
men aantoonen
, dat bet geheel gereed
gelegen hcefi 3 om ter DrukperJJe over
te geeven
, door het laatjle affchrift,
in een boek in folio
, gebonden in een
vergulde hoorne band
3 op welks plat
met goude letters ftaat:
Nut Ver-
maak , met de band van Ysbrand Vin-
cent zeer naauivkeurig in V netgefchree-
ven. Boven Men beeftRouEW
deHoo-
ge , uit laft van V Gezelfchap 3 een Te-
kening tot den Tytel gemaakt
, die noch
beruft by den voorzeiden Heere, die ons
de Notelen medegedeeld heeft
3 en zvaar
war de tegenivoordige
, bier vooren ge~
plaatjl
, door den kundigen Plaatfnyder
Abraham Delfos gegraveerd is.
Welte de rede is, dat dit Onderzoek,
daar V reeds om te drukken gereed ge-
maakt was, nu.zo lang, naa de ge-
daane belofte
, te voorfebyn komt, de-
ceive is eerder te giffen
, dan vajl tt
Jlel-
-ocr page 17-
I
VOORBERICHT.
fielkn ; de waarfcbynelykfte is, dat de
dood den Heere
Ysbiiand Vincent ,
den laatjl overgebleevenen dcr Kunftge-
nooten , belct hceft bet zelve uit te
geevcn
, zvaar door dit Stuk met nicer
andere voltooide Spelen en JVerkjes is
blyven leggen.
Dit Onderwys onderzogt hebbende,
oordeelden ivy
5 dat bet jammer zoude
zyn
, V zelve aan de vergete/heid over
te laaten; -ivy vonden in tegendeel raad-
zaam, bet in de waereld te doen ver-
fcbynen
, met byvoeginge van eenigeAan-
tekmingen
, die ons daeht den Leezer
niet onaangenaam te zullen zyn, om tot
verdere vcrlicbtiginge te kunnen dienen.
In de uitgaaf zyn ook geene koflen nocb
moeite ontzien
, om Y, zofraai, ah
moogclyk was
, te voorfcbyn te doen koo-
men.
V Verlangen na dit Boek^ dat men
SO veele Jaaren gewenfcbt beeft in V
licbt
-ocr page 18-
VOORBERICHT.
licht te zien, is zo groot geweeft, dat
zeer veele recbtgeaarde Liefbebbers
,
zo b'mnen ah buiten onze St ad, reeds
een meenige Afdrukken (b) aan dm
Drukker bcfteld hebben ; en geen won-
der
, want bet is eenjluk, zo wel uitge-
voerd, ah men> tot nu toe, ooit iets in
'/ Nederduitfcb gezien heeft; en indien
men
An dries Pels Horatius Flac-
cus Dichtkunft, zo geejlig op onze Ty-
den en Zeden gepaft, en deszelfs door-
wrocht
Gebruik en Misbruik des Too-
neels, ( c) dienende tot een verwlg van
bet voorige,benevens zeker (d)
Onder-
zoek over de Nederduitfche Toneel-
poezy,
(6) Exemplaaren zeggen deBoekverkoopers.
( c ) Beiden ten tweedemaale, het eene in '£
Jaar 1705. en 't andere 1718. in-8°. voor het
Kmftgenootfchap gedrukt , overgezien, verbe-
terd, en met een Tydbefchryving, Kantteke-
ningen, enz. vermeerderd.
(d) In 't Jaar 1724. te Amfteldam, byAN-
THONr Schuonenburg in-8©. gedrukt.
-ocr page 19-
V O O R B E R I C H T.
poezy, bevattende Drie Redevoerin-
gen van den grooten Pieter Corneil-
le, en bet Zedig en Dichtlievend On-
derzoek op Aran en Titus, of Wraak
en Weerwraak , Treurfpel, gerymd
door Jan Vos (e)iook de bejle Tooneel-
fpeJen, voornaamentlyk die uit bet
Franfcb overgebragt zyn, ah mede
eenige Voorredenen der Franfcbe Poee-
ten
, voor bunne verduitfcbte Spekn ge-
plaatft
, aandagtig doorblaierdt, zal
iemand
, die gem vrectnde Taalen ver-
Jlaat, doc'b de Hiflorien in onze Va-
derlandfcbe fpraake ge/eezen bee ft
, bet
to err e brengen, om een Tooneel-Jluk op
te Jlaan; ten minjle zal by in Jlaat ge-
jleld zyn, om
Vr een juiji oordeel over
te kunnen vellen.
Die luft mogt krygen, om dit Werk
door eenige witter yen te beknibbelen
, ge-
lieve
(e) Te Amfteldam gedrukt by Johannes
Oosterwyk, 1718. in-8°.
-ocr page 20-
VOORBERICHT.
Heve voor of te bedenken, in ivat tyd
bet opgejleld is; ecu tyd, die nocb dui-
Jler ivas, en ivaar in men nocb zo wel
niet over de Tooneelfpekn ivift te oor-
dee/en, ah in we/ken ivy nu leeven.
Indien dit Onderwys gunflig ontfcrn-
gen iverdt, ivaar aan ivy niet tivyfe/en
,
hebben ivy hoop, dat de meergemeldc
Kunjibeminnaar
, die, benevens de ge-
tnelde Notelen
, zedert ecnige Maan-
den
3 bezitter gcivorden is van de ove-
rige Ongedrukte Tooneelfpelen en andere
Stukjes van ons
Genootfchap, dezelvcn
zal mededeelen; ivanneer ivy ze mede,
met fraaye kopere Tytels voorzien
, en
zinnelyk gedrukt
, in V Hcht zulkn gee-
ven
, en tot befluit daar byvoegen eene
Befchryvinge van dat loffelyk en noojt
volprezcn
Kunftgenootfchap.
Eer ivy eindigen, verzoeken ivy den
Bezitter van V Affcbrift der Spraak-
kunft, V welk by laatjlleden in 's Graa-
* *                 ven-
-ocr page 21-
VOORBERICHT.
venhaage, door openbaare koop, in zy-
'ne macht gckrcegcn beeft, zo vriende-
Jyk en edelmoedig te vj'dlen zyn
, van dit
Werk,dmr de ivaereld zo lang na ver-
langd bee ft
, bet licbt te laaten zien, om
dus alles, ivat ons
Genootfchap, datt
in bunne eewiv
, zo veel tot opbouwing
van Taalen Dicbtkunfl toegebragt heeft,
m druk te kunnen bebben.
Eindelyk hoopen wy, dat de Leezer,
tn bet doorbladeren van dit Onderwys,
zo veel genoegen zal vinden, a Is wy ge-
nooten bebben in
V uit te geeven, en
yvenfcben denzelven wel te vaaren.
#AAUW-
-ocr page 22-
NAAUWKEURIG
ONDERWYS
IN D E
TOONEEL-POEZY,
EN EENIGE ANDERE
DEELEN der KUNST,
ZO WEL VAN DE
OUDE als HEDENDAAGSCHE
D I C H T E R S.
I N L E I DING.
vera], en van alleffltyden, zyn de
Kunflen en Weetenfchappen al-
lerraeefl door de onweetenden
gehaaten vervolgd; zulks, indien
,men ooit een fpreekwoord bepraarheid vind,
'iisdit:
A                        Mrs
\
■■■
-ocr page 23-
2           INLEIDING.
Ars nan hahet inimicum nifi ignorant em..
dat is:
De onvieetende is alleen een vyand van de
Kunfl.
Dit ongeluk treft alle Kunflen in het ge-
meen, en doorgaans de uitfteekende op het
hevigfl, vefrflits veelen eene geringe Kunfl>
die zy begrypen , hoog achten, en in te-
gendeel eene verhevener verachten, omdat
zy die niet kunnen bevatten.
Geen wonder dan , dat de Dichtkunffc
diergeljk lot te beurt valt, en zo veel te
feller van haare vyanden wordt aangevoch-
ten, als dezelve, wanneertnen die in haare
volkoomenheid aanmerkt, boven het meer-
dere gedeeke van alle andere Kunflen uit-
munt.
De onweetenden zyn echterde eenigften,
noch de voornaamften, die de Dichtkunfl
getracht hebben te onderdrukken, zulks is
dengeldzuchtigen,gewoon de Kunflen alleen
om eigen voordeel te koefleren, meer te
wyten. Deeze ziende, dat de Dichtkunfl
geene vruchten van hunnen fmaak voort-
bragt*
-ocr page 24-
I N L £ I D I N G.
3
bragt, hebben eenen onverzoenelyken haat
daartegeri opgevat, fchoon haare edelheid
20 klaar in ieders oogen fchittert, dat zy
den geldzuchtigen zelf dikwyls verrukt,en in
verwondering optrekt. Om welke rederi
de Vader van Ovmius Naso zynen Zoon,
die hy al van der jeugd af geheel tot de
Dichtkunfl geneigd en overgegeven zag,
met deeze woorden berifpte:
Studium quid inutile tentas?
Meonides nullas ipfe reliquit opes.
dat is:
Wat Jlooft ge u zelven af in yd'le begig-
heden ?
Die de alderwyfte zelf nooit winft, nocb voor-
deel deeden.
Moogelyk omdat hy niet durfde hoopen,
dat die groote Dichter zo ongemeen eenen
lof en onfterfelyken naara zou nalaaten, of
oradat hy eene koffer met geld boven ee-
ne waereld vol roem fchattede.
Evenwel hebben de onweetenden, noch
de geldzuehtigen geenfins kunnen beletten ,
A 2                  dat
-ocr page 25-
4           I N L E I D I N 6.
dat de Dichtkunft akyd met yver en ver"-
maak, zelfs in de allerwoeftfte landen en
ondankbaarfte eeuvven is geoeffend, niet al-
]een omdat zy zo onaffcheidelyk is van alle
braave verftanden, als net lichaam van des-
zelfs fchaduwe , maar ook , omdat groote
Vorften en beroemde Helden die fleeds be-
gunftigt en aangekweekt hebben , als net
bekwaamfte middel om hunnen roem door
de geheele waereld te verbreiden.
Veel minder konden de weelige ranken
van die edele Kunft befnoeid worden in
Janden, daar de burgerlyke ommegang meer
plaats had; doch allerminft, in die gelukki-
ge tyden, wanneer Opperheerfchappyen en
Gemeenebeften haar aanmerkten , niet al-
]een zeer dienflig om hunne daaden onfler-
felyk te maaken; maar zelve als een nood-
zaakelyk werktuig, om buiten wegen van
macht en geweld, eene achtinge in hunne
nagebuuren, een ontzag en gehoorzaamheid
in hunne onderdaanen voor hen,en eene vrees
voor hunne vyanden, in te boezemen, en
by gevolge hunne moogenheden te helpen
beveftigen. Daar van zyn de meefte en
voor-
-ocr page 26-
I N L E I D I N G.          s
voortreffelykfte werken der nook volpreeze>
neGriekfche enLatynfcheDichteren totons
gekoomen. Door die middel, (want wie
kan ontkennen, of die geeft de luifter aan
de fpraaken, en de kracht en klem aan de
redens en welfpreekenheid ?) weet Vrank-j
ryk tegenwoordig haare achtinge, te gelyk !
met haare boeken, doorde geheele waereld [
beroemd te maaken, en in de gemoederen ' -t
haarer onderdaanen, een dieper eerbiedig-
heid voor hunnen Koning in te prenten, >
a!s ooit eenig Vorfl in Chriftenryk kon ver-
krygen. In tegendeel, door de kleenach-
tinge dier oefFening hier te Jande, maaken
wy onze taale niet alleen by andere Volke-
ren verachtelyk; maar ook aan onze lands-
genooten zo afkeerig, dat de meeflen en
aanzienelykften. hen byna fchaamen meer-
der in hunne moedertaale, als in de Fran-
fche ervaaren te zyn; alhoewel de eerfte in
fierelykheid, in overvloed van woorden en
fpreekwyzen, geenfins de laatfte behoefc te
wyken, gelyk uit haare gebrekkelykheid van
rymwoorden af te neemen is.
Die wederhoudt den geeft van veele braa-
A 3
                     ve
-ocr page 27-
I N L E I D I N O.
6
ve Schryv^ren, en veroorzaakt dat oneindig
verfchil tuffchen het gropt getal der boe-
ken, die ait andere taalen in de onze, en
die weinigen, welke uit de onze in andere
worden overgebragt.
Doch hetheeft veelen verwonderd, en na
den oorfprong verfcheidenlyk doen giflen ,
hoe het bykomt, dat de Tooneeldichtkun-
de, een voornaam deel der Dichtkunft, hier
te Lande, zelfs by veelen, anderfins Lief-
hebbers, zo zeer gehaat wordt, dat men
vergeeffelyker acht, zyn geld en tyd in on-
nut en fchaadelyk tydverdryf door te bren-
gen, als in het befteeden aan zo edele oef-
fening.
Eenigen meenen,dat de kleenachtingdier
Kunfl: fpruit uit de onwaardigheid der Per-
foonen, die dezelve uitvoeuen ; doch wa?
waarfchynelykhcid en reden, dat men een
ambacht pryzen zou of laaken naaf de
deugdzaamheid van den handwerker ? Het
raakt aan den lof noch latter van een wak-
ker Veldoverfte, of hy zyne onderneemin-
gen met welgefchikte of ongebondene men-
fchen gelukkig uitvoert. Behalvendac,leert
on?
-ocr page 28-
INLEIDIN-G.
7
ons de ervaarenheid , dat veele Tooneel-
fpeelers, die zelfs' een burgerlyk en zedig
leven leiden, alleen om hunne oeffening
derTooneelfpelen gehaat worden, zulks dat
deeze ongegronde verachting onmoogelyk
uic dc vertooners der kunftkan voortkoomen.
Anderen meenen, dat het tegens de betaa-
roelykheid van een Chriften aanflrydt, zich
met diergelyke zaaken te bemoeijen. Die
gevoelen is in hen beveftigd door den haat en
afkeer, die de eerfte Chriftenen en Oud-
vaders tegens de Tooneelfpelen hebben be-
tuigd. Maar zo men eens aandachtelyk wil
onderzoeken na den oorfprong van deeze
vooroordeelinge , zal men haafl; de reden
daar van uitvinden, wanneer men let op de
uitgelaatene ongebondenheid, die de Ou-
de in hunne Tooneelfpelen toelieten ; dat
openbaar ten toon ftellen en omleiden van
zo veel lichtvaerdig vrouwvolk, die alleen-
lyk ter fchouwplaatze wierden ingevoerd,
om aldaar, naa het eindigen derfpelen, van
ieder, die het geliefde, te kunnen bezochc
worden , gelyk af te neemen is uit de voor-
reden van de Cafina van Plautus, alvvaap
gezegt wordt:
                  A 4               Ea,
-ocr page 29-
8            I N L E I D I N G,
Ea invenietur {§ pudica £p libera,
Ingenua Athenienfis: neque quicquam fiupri
Faciet profefto in bac quidem commmdia
,
Mox hercle vera pofl, transaftafabula,
Argentum fi quis dederit
, ut ego fufpicor ,
Ultro ibit nuptum, non manebit aufpices.
dat wy aldus vertaald hebben:
Men zal bevinden, dat zy eerlyk, vrygeboa-
ren,
En van Athenen is , ook zal men geenfms
booren ,
Dat zy in al dit /pel lets fchand'lyfa zal be-
Jlaan;
Maar ah bet uit is, en daar iemand by mil
gaan,
Hy fcbiet Jlecbts ryVlyk geld, zy zal dan,
zoude ik acbten,
Van zelfs tael trowwen, en niet eens denPrie-
Jler inachten.
Om deeze redenen hebben de eerfte Oud-
vaders, en die naafl aan de cyden derHei-
denen, en onder dezelven Jeefden, het ge-
bruik der Tooneelfpelen met recht veroor-
deeldj,
-ocr page 30-
I N L E I D I N G.
deeld, en zich op het ernftigfl: met mond
en pen daar tegen aangekant; dewyl niets
ftrydiger tegen de Chriftelyke zeden en
zuiverheid kon bedacht worden; te meer,
dewyle alle Tooneel- en andere fpelen
gemeenelyk ter eere van deeze of d' ande-
re Goden ofte Godinnen wierden aange-
fleld; en om die reden ook inzonderheid
van de Kerken-Leeraaren verboden, gelyk
zulks doorgaans uit hunne Schriften, van
deeze ftoffe handelende, overvloediglyk te
zien is.
Maar dewyl onze Toonee]fpelen heden-
daagfch geheel anders gefleld zyn, en dat 'er
diergelyke onbetaamelykheden niet ge-
pleegd , noch dezelve aan geen Goden of
Godinnen toegeweid worden, blykt het klaar-
]yk, dat deezen met zo veel onrecht ver-
doemd, als de anderen met recht veroordeeld
zyn: en by gevolge geene van deeze voor-
gewende redenen krachtig genoeg, om zo-
daanig een algemeenen haat te verwekken,
als onze landaard by uitneemenheid te-
gen de Tooneel-Poe'zy heeft opgenoomen.
Derhalven fpruit, naar ons oordeel, dit
.
               A 5                   mis-
-ocr page 31-
I N L E I D I N G.
misverfland alleen uit onkunde, het geene
wy, in dceze zaaken wat dieper uit te haalen,
meenen aan te wyzen.
Het is kennelyk, dat de Geldzucht hier te
lande meerder op de gemoederen der men-
fchen heerfcht als elders, en by gevolge
alles, wat geen taftelyke winfl verfchaft,
fchynt gunft noch achting te verdienen.
Hier door worden veele fchrandere geeften,
welker neiging tot de Dichtkunft heldt, in
|iunne jonkheid, door deOaders uitgebluft,
die geen kans ziende, om de Kinderen hun-
ne zinlykheden te doen opvolgen,nochtans
de uitwerkingen dier genegenheid trachten
te ftuiten, en zo veel hen moogelyk is, hun-
ne tedere zinnen te buigen naar de gemee-
ne achtinge. Hier uit komt het, dat zeer
weinigen, nu ouder geworden, hunne inge-
boorene neigingen gevolgd hebben j want
Quo femel efl imbuta recens Jervabit odor em
Tejla diu.
dat is:
Een vat baudt lang denfmaak van't eerjl ont-
fangen nat.
Doch
-ocr page 32-
1 N L E I D I N G.         it
Doch die hunne drift onmoogelyk konden
wederftaan, vonden alrede veel van hun-
nen beften tyd verloopen, en daar door zich
zelven onbekwaam om hun oogmerk te be-
reiken, zulks dat de vruchten van die he-
melfch zaad der Dichtkunft, hoewel in zeer
goede aarde geflrooid , door de voorige
verhinderingen veeltyds zo fchaars opkoo-
men , dat zomrriige eeuwen, geenen, en
veelen flechts zeer wejnigen of naauwlyks
ecnen uitfteekendenTooneeldichter, in on-
ze taale hebben uitgeleverd: want deeze,zo
wel als andere voornaame Kunften, op re-
denen , regels en ervarenheid gegrond ,
en niet ten toppunt van volmaaktheid kun-
nende fleigeren, tenzy door het vermeiden
der gebreken, waar in men zyne voorgan-
geren van tyd tot tyd had zien vervallen,
is zo ongelukkig gewecft, dat haare bemin-
naars voor eenige jaaren, eer zy zo wel by
de Franfche gekoefterd is, geen andere re-
gels, langs welken te gaan, noch voorbeelden
om na te volgen , widen te verfchaffen,
dan die de Ouden , zo Grieken ais Romej-
pen hadden naagelaaten ,• maar vermits de
uiu
-ocr page 33-
12 I N L E I D I N G.
uitvoering dier oeffeningen van ons zelf
niet gezien was,en veele woorden,naar ge-
legenheid van zaaken, verfcheidenlyk be-
tekend, en die zich gemoeid hebben met
dezelve te verklaaren, zelve in de zaak dik-
wyls onbedrevenen waaren, hebben die,om
die naar hun verftand te voegen, menig-
maal woorden geknot, gerekt, veranderd ,
uitgelaaten, bygedaan, of wel, die zonder
uitlegging en oeffening miflchien onver-
ftaanlyk waaren, in een gantfch anderen zin
genoomen, of op iets anders toegepaft, als
die oude Meeflers ons ten doelwit voorge-
fteld hadden.
Voeg hier by, dat de voorbeelden niet
altyd ongelchonden, noch van de uitftce-
kenfte naagebleeven, ook haare gebreken
konden hebben; behalven, dat zelfs de al-
lerbeften alleen aanweezen , wat de Qu-
den deeden, en niet wat zy behoorden te
doen. Ook kan een Tooneeldichter zonder
de grondregelen wel te verflaan, bezvvaarlyk
recht oordeelen, welke men voor de heften
keuren moet.
De lof evenwel, die de Ouden daar me-
de
-ocr page 34-
I N L E I D I N G.         13
de ingelegd hebben, en de luifter hunner
fpelen, die ons door een dikken nevel toe-
fchynt, heeft veele Dichteren hier te Jan-
den den luft ontvonkt, om hun fpoor in te
flaan, en insgelyks te beproeven, hoe ver-
re zy het in de Toneeldichtkunde konden
brengen > niaar by gebrek van de regels en
voorbeelden te verflaan, hebben zy daar in
de deftigheden , noch die flerelykheden ,
veel mindie volmaaktheid kunnenzien, wel-
ke zy zich verbeeld hadden. Echter wiften
zy, dat het oogmerk en het einde van een
Tooneelftuk is, te behaagen. Derhalven
hebben het zommigen niet in de Kunft,
maar in de Stof gezocht, eniederdaar in
naar zyne goede of kwraade drifcen, ver-
fcheidenlyk gekeurd.
Die hier in het befte hebben aangetrof-
fen, zyn , naar ons oordeel, welker keure •,
gevallen is op de oude^^fchiedeniflen, I 4
of op de gelukken en on^eluXksn hunner j
Vaderland of Voorouderen. Want fchoon
zodaanige Tooneelfpelen te eenemaal in de
flellinge tegen alle voeglykheid en mooglyk-
heid ftryden, zyn ze echter altyd by het volk
aan-
-ocr page 35-
14          iNt-EIJblNG*
aangenaam geweeft. En deeze kan men
ftellen voor net eerfte flag der Tooneeldich-
teren.
Het tweede en derde flag, in wien meer
kwaadaardige drift als weeteofchap heerfcht,
hebben zich gewikkeld jnJbjdangen vanJStaac
of Kerk, flaande op hunnen tegenwoordigen
tyd , en dewyl het nergens en nooit ont-
breekc aan menfchen , die, misnoegd op
hunne Overheden, niets Jiever hooren als
de regeeringe lafteren, en ook de Dichter,
gelyk meefl: ieder een , in Staatsgefchil
zydkiezende, onmoogelyk kan vermeiden om
in die verhandelingen, met eenen byzonderen
nadruk, eigen aan de Dichtkunfl;, den ee-
nen voor, en den anderen tegen te fpree-
ken; zo is die flag van fpelen met groo-
ten toeloop van wederzyden befehouwdt,
van deezen,uit vreugde van hunne meenin-
ge zo openbaar te zien bevefligen, en van
den anderen ,orn uit de minfte omflandighe-
den voordeel te trekken, en zich,op hunne
beurte, daar van te bedienen.
Insgelyks zyn met groot genoegen der
aanfehouwers venoond de Tooneelfpelen,
wel<-
-ocr page 36-
1 N L E I D I N G. is
welker inhoud Godlike of Kerjcejyke ftof-
fe verhanctelehT' Waar van de reden is ,
dat 'er altyd veelen gevonden worden, wel-
ken geen Godsdienft vaftftellen , noch ook
geene van alien, die alreede bekend zyn,
willen aanneemen ,meenende dat de Leeraa-
ren van ieder gezindheid nun eigen belang
in de zaak maaken , en alzo de waarheid
aan hunne toehoorderen meerder trachten
te verduifteren , dan op te helderen; die
doet hen verkeerde wegen inflaan: en door
veelerleiomleidingen en veranderingen ver-
voerdjverbeelden zy zich, de waarheid eerder
op het Tooneel dan in de Kerk te vinden.
Hier by voegen zich, doch uit eenvoudiger
inzicht, veele onnozele zielen , die van
verftand zyn, dat het altyd godsdienfligheid
en heilige yver is, overal, waar het ook zy,
re gaan, daar men van God hoordt fpreeken.
Zo het nu gebeurt, dat die ftoffe , welke
uitgewerkt wordt, eene verbodene Gods-
dienft beweerdt of verheft, zo vloeijen ook
voornaamelyk daar toe alien, die zo eene
gezindheid aanhangen, zich inbeeldende o-
penbaar ter preek tegaan, en daar door
veel
-ocr page 37-
i& I N L E I D I N G.
veel op hunne gewaande vervolgers te wiri-
nen.
Het vierde flag van Tooneeldichters, door
noch kwaadaardiger geeft gedreeven , ver-
koos ftoffen, die byzonderen raakten,zom-
tyds we] onder verfierde naameh; doch ver-
mits de ongemeene en onlangs gebeurde
voorvallen ,zo onbedekteiyk,dat ze den weg
als met den vinger aanweezen. Deeze be-
haagden ook niet weinig aan het gemeene
volk, gelyk lichtelyk af te meeten is uithet
geene ons de ervaarenheid leerdt, dat de
meefle Menfchen liever een halven dag las-
terens, dan een half uur pryzens van een
derden hooren, even of eens anders misflag
de hunnen goed maakte.
Het vyfde flag, niet machtig genoeg tot
de drie eerflen, en tot het vierde niet altyd
ftofs of moeds genoeg hebbende, poogde
echter mede eenigen te behaagen , en
nam derhalven toevlucht tot de ongefchikt-
heid van daaden en woordeft ,~ die daarom
jets ongemeens fchynen , omdat ze onge-
oorloofd zyn. Hierom worden die fpelen by
't fchuimvan 't volk en l'ichtverleide aankoo-i
?
                                                     mej
-ocr page 38-
I N L E I D I N G.        ij
rnelingen begeerd , van hen met lufl be-
fchouwd, en greetig aangehoord, volgens
het fpreekwoord:
Nitimur in vetitum femper, cupimusque tie-
gat a.
dat is:
't Geen ongeoorkofd is behaagt ons allermeejl,
En na
verbodene neigt doorgaans ieders
geefi.
Het eerfte flag van deeze vyfderlei Tooneel-
dichteren heeft zeer weinige vyanden , ja
zelf byna geene gefpeurd, zo Jang die af-
gezonderd, geeh gemeenfchap hadden met
eenigen van de vier laatften: zo dat die wei-
nige Tooneelfpelen altyd met behaagen van
Regeerders.Kerkelyken en de gantfcheGe-
riieente wierden aangehoord: maar de vier
anderen hebben zich de geheele Waereld
ten vyand gemaakt,en geen wonder: want
de eerfte, te eenemaal ilrydende tegens het
ontzag en de gehoorzaamheid , die alJe on-
derdaanen in 't byzonder overal, veel meer
fioch op openbaare toegelaatene verto'on-
B                  plaat-
-ocr page 39-
i'g         I N L E I D I N G.
plaatzen aan hunneOverheden zyn verfehui-
digd , heefc niet kunnen ontgaan, derzel-
ver haat en toorn ophunnen hals te laaden;
fchoon hachchelyke tyden zomtyds de ver-
diende ftraf deedc achterblyven ; dewyl ze
by hen met recht aangezien wierden als
Trompetten om verandering te blaazen ,
Fakkelsom twill en tweedracht te ftooken,
en KJokken om moord en brand te klep-
pen.
Het tweede, of liever derde in rang ,
heeft altyd den Leeraaren aller gezindheden,
mitsgaders alien , die eenigzins Kerkelyke
wetten en voorrechten achtten, tegens de
borft geweefl; dierhalven zy ampts- en
plichtsvvegen genoodzaakt wierden , niet al-
leen de misbniiken op het hevigft te keer
te gaan ; maar ook, om het groot geta] der
zelven, alleTooneel/pelen te berifpen, op-
dat, indien zy door ftiizwygen, ofaanpry-
zen het goed gebruik begunfligden, de eea-
voudigen en licht te verleidenen,onder den
dekmantel van dat weinige goede te zoe-
ken, door den toeftel, en alle aanlokzelen
van de Tooneelfpelen niet zouden verrukt
wor-
-ocr page 40-
1 N L E I D I N G.         19
worden, en het tegendeel vinden van het
geene zy zochten.
Asm het derde en vierde flag hebben zich
ffUe redelyke lieden ten hoogften geergerd:
want wie Ieefc 'er zo onbefprooken , die
gaarne het onwaardigfte zyner bedryven in
het openbaar op het fchandelykfte zag ver-
toonen ? en fchoon , daar was in ons zel-
ven niets byzonders te berifpen, wie heefc
geen vrienden en bloedverwanten, in wel-
kers lof en Jaftef men deel neemt? by ge-
volge heefc men voor zich en de zynen gc-
duurig te vreezen dat geene i 't welk ande-
ren flraffeloos Wordt aangedaan.
Met recht dan zodaanige Tooneelfpeleri
verworpen, dieiemand, of deszeifs inisfta-
gen, ten fpot van aJ de waereld, als op een
fchavot ten toon flellen.
Met geen minder reden, hebben alle eer-
Jyke en welopgebragte zielen eenen afkeer
van het laatfte flag der Tooneelfpelen, wel-
ker ongefchiktheid zo weinig met de zeden
en goede manieren overeenkoornen, dat ze
by hen aangezien worden als zaad van on-
kruid, *t geen in de tedere gemoedeten der
B 2
                   Kin-
-ocr page 41-
2o INLEIDING.
Kinderen van zelfs genoeg waft, en zo het
gezaaid wordc, zeer licht alle andere plan-
ten van goede leeringen verftikc en onvrucht-
baar maakt; inzonderheid hier te lande, al-
waardevryheid van te moogendoen en zeg-
gen van veelen op het allerhoogfte wordt
misbruikt; daar zy in tegendeel die lofFely-
ke Kunft, niet alleen tot eerlyk vermaak,
maar ook tot groot voordeel van het ge-
meen hadden behooren aan te leggen, het
geene dan gefchied zou zyn j indien zy de
Overigheid het beftier van Staat en Stad
gelaaten, en niet als door duidelyken laft,
zaaken van het Gemeenebefl verhandeld
hadden; indien zy de Leeraars ieder in zyn
gezindheid met hun opgelegd werk, dat is,
het Geloove in te planten, en den weg des
Hernels aan te wyzen , hadden laaten be-
gaan;en indien zy,in plaats van het flechte
volk en de aankoomelingen met fleekfchrif-
ten op byzonderen, of met ongefchikte der-
telheden te kutelen, zich hadden bemoeid,
om de eerlykften en beften te noodigen,en
die voorbeelden van zedelyke en burgerlyke
deugden en geftrafte ondeugden voor te
ftel-
-ocr page 42-
I N L E I D I N G.
ftellen , 'c welk zekerlyk gefchieden zou,
indien zy door de Treurfpelen de grootfte
en edele gemoederen door fchrik en mede-
Jyden zochten te zuiveren ; dat is, de ver-
foeijelyke daaden zo afkeerig voor te ftel-
len, dat men deernis krygende met den on-
fchuldigen lyder, daar door aangeprikkeld
vvordt om hunne deugden, al waare het ten
pryze van zulke verkeerde belooningen, ge-
williglyk en met hift na te volgen; en in-
dien zy door de Blyfpelen trachtten, niet
iemands misflag in het byzonder, maar de
algemeene burgerlyke gebreken met leven-
dige verwen zo befpottelyk af te maalen,
dat ieder als in een fpiegel zien kon, wat
hem misftaat, zonder dat hy zich daar van
op het allerminfl: gekwetil of beledigd von-
de, en dat de ondeugd geftraft wordt enz.
Dit alles wel waargenoomen zynde, wie
ziet dan niet, dat de Tooneelfpelen aan alle
menfchen niet alleen vreugd , maar ook
vrucht verfchaffen zouden? '
Om dan zulk een vermaakelyk nut uic te
vinden , en daarenboven de achtinge van
de verflandigflen, ja de gunft der haaters
J3 3                      van
-ocr page 43-
22         I N L E I D I N G.
van de Tooneeldichtkunde te verkrygen ,
hebben zich de Franfchcn een tyd herwaards
bevlytigd , en zederc eenige jaaren , niet
a!!een door uitmuntende voorbeelden van
deugd en ondeugd geduurig in hunneTreur-
fpeien voor te ftellen , en, door net zuivaren
van veele misbruiken en groove ongefchikt-
heden, door kwaade gewoonrens in de B'y-
fpelen ingefloopen, maar ook door aardige
vindingen, vreemde voorvallen, vafle re-
deneeringen en roereude hartstochten, alles
met zulk een overleg op den voet der Ou-
den te zaamengevoegd , en door een ge-
maatigd, dat door die goede ftellingen de
oogen en ooren de zaak zelve, als of die
waarlyk gebeurde, meenden te zien en te
hooren, en daar by zulk een indruk in de
ziel gaaven , dat die , denkende alleenlyk
vermaak te genieten , ook zonder opmer-
king door de deugd ingenoomen wierden.
Doch hier te lande meenen wy, dat nie-
niand, immers zeer weinigen, eenige eigene
vindingen, anders als op het voorheeld van
anderen, zonder tot de bron der zaake zelve
in te dringen, aan den dag gebragt heeft;
yeel
-ocr page 44-
I N L E I D I N G.
veel min , dat ons zommige regelen, ge-
toetft en vergeleeken aan de ervaarenheid
der Ouden, langs welken men veilig gaan
kan, voorgefchreeven zyn.
Ook is ons onbekend, dat de Franfchen,
hoewel zy veel omtrend die zaak met op-
merking , verfland en Iof onderneemen ,
nochtans nooit, die uit den grond volkoo-
melyk verhandeld hebben. Dit gebrek trach-
ten wy te vervullen; tot dat einde is ons
oogmerk alle de oorzaaken aan te haalen,
die de Tooneelfpelen luifter kunnen byzet-
ten. Niemand denke echter, dat wy ons
inbeelden, of ujtgeeven voor Meeflers en
eenigfle Uitvinders van die edele Weeten-
fchap.
De Ouden hebben voor de nakoome-
lingen een zeer vermaakelyk Lufthuis ge-
bouwd ; maar de weg daar na toe is duifter
en onzeker: vermics de meenigte der omleg-
gende doohvegen en ompaden, verzochten
wy vooraf 6*e bedreevenen tot leidslieden,
om door hunne hulpe het rechte fpoor te
volgen , dat van ons ingeflagen zynde,
hebben wy het naderhand tot ons eigen
B 4
                    ver-
-ocr page 45-
24          I N L E I D I N G.
vermaak afgeteekend,en ,opdac hetanderen
met minder moeice mochten vinden, nu
gaarne willen gemeen maaken. Het eenig-
fte, van ons hier bygebragt, is , hier en
daar een gemakkelyker wegje , of korter
toepaadje aan te wyzen, het geene wy in
het doorreizen ontdektcn; of, om klaarer
te fpreeken , het zyn de voetftappen der
Ouden , die vvy trachten op te volgen ,
welker ommetrek door den tyd bypa uitge-
fleeten en naauwlyks kenbaar gevvorden is,
deeze is ons klaarer opgehelderd door ver-
fcheidene Geleerden, die deeze ftoffe met
ryp overleg verhandeld hebben; gelyk als
Scaliger, Vossius, enz. en voornaamelyk
door de Franfche Tooneeldichtfchryvers,
als Hedelin , Corneille, Racine en an-
deren (a).
Wat de onderyiRding ons geleerd heeft,
heb-
(a) Het Franfche Werk van den Abt d'Aubignac,
beftaande in drie deelen, en genanmc^La Pratique dii
Theatre,
is naar gedachten, in den tyd, waarin dit
Onderwys gefchreeven is , noch niet bekend geweelh'
Het waare te vvenfehen , dat bet door een bekwaame
band in 't Nederduitfeh veitaaki wierdt.
-ocr page 46-
I N L E I D I N G.         25
hebben wy daarby gevoegd, opdat het werk
zo gefchikc wierde, als het met onze zeden
en landaard beft overeenkwam, even gejyk
de Franfchen het met de hunnen overeen-
gebragt hebben.
Hier door hoopen wy den Leergierigen
en Aankoomelingen in de Kunft, geene on-
aangenaame dienfl te doen; den Verftandi-
gen zullen wy even zo zeer verplicht zyn,
indien zy ons oogmerk, of netter verklaa-
ringen of nieuwer verfierzelen weeten by
te zetten.
                                               J
Wy zullen , eer wy volkoomen tot de
Tooneeipoezy overgaan , den Aankoome-
lingen, in eenige navolgende Hoofddeelen,
eene befchryving der Dichtkunfl in 't alge-
meen, als 00k in haare byzondere deelen
vooraf geeven, omdat zy vooral in dezel-
ven, eer zy tot het zaamenllellen van fpelen
hunne gedachten laaten gaan , behoorcn
onderrecht te zyn.
B S                   EER-
-ocr page 47-
ONDERWYS' ins!
26
EERSTE HOOFDSTUK.
Van bet Einde en de Natuur der
Poezye.
nder die,welke van deDichtkunfl:
gefchreeven hebben, is door-
gaans gefchil geweefl, of het
oogwit derzelve was, alleenlyk
te vermaaken , ofce met vermaak nut te
doen.
Wei is waar, dat het vermaak, als ver-
maak aangemerkt, nut is; en dat alzo, de
Poezy vermaak aanbrengende, ook met ee-
nen nut zal doen ; maar boven die nut, dat
alleen in't vermaak geleegen is, kan 'er noch
een ander zyn, daar 't vermaak aangehecht
zal weezen : en dat alzo, dat het daar uit
zal fpruiten , als de vrucht aan ecnen boom;
gelyk alle nut noodzaakelyk , in die 'c ge-
niet, vreugd en vermaak verwekt, of zo,
dat het daar flechts by zal gevoegd zyn,
als
-ocr page 48-
DICHTKUNST. 27
als een lekkere £ms by voedzaame fpyze.
Welke laatfte wys, alzo daar in het nut zelf
vermaak, en't vermaak noch daarenboven
nut veroorzaakt, wy voor de belle keuren,
en oordeelen het einde van de Poezy te
zyn.
Want ieder is van natuure gehouden zyn
eige befte te zoeken; en alzo hoe bekwaa-
mer myn naafte is, om myn befl te bevor-
deren ; hoe meer ik dat van hem te ver-
wachten zal hebben , ben ik 00k gehouden,
zyn befte te zoeken, waar in die voorfchree-
vene bekwaamheid geleegen is.
Die is de grond , waar op fleunen alle
Leeringen en Onderwyzingen, en wat men
anders voor zyn evennaaften zoude kunnen
doen: en niemand, die al zyn doen en Jaa-
ten naar de rechte reden regeldt, zich zal
afflooven, met voor een ander te arbeiden,
zonder inzicht, van dat daar van eenige
vrucht vveder tot hem zal keeren.
De Menfchen nu konden elkanderen met
leeren, nochte onderwyzen, dan door *t be-
kend maaken van hunne gedacluen en be.
grippen; waar toad' allergereedlte de Spraak
uit-
-ocr page 49-
*3 ONDERWYS in de
tiitgevonden is, en daarna her. verbeelden
derzelven door Gefchrifte.
Maar alzo de waardigheid dcr zaaken ,
die gefprooken of gefchreeven wierden, by
hec meefte deel der Menfchen krachteloos
was, om door haare eige fchoonheid, de-
zelve behoorlyk toe hooren , en ieezen te
bekooren, hebben de Wyzen , omdac uic
te werken, by het eene en andere, fieraa-
den en aanlokzeien verdicht en gevoegd.
Dezen hebben zy geplaatft.of in de ftof,
fe, waar van zy handeJden, ofte in de be-
woording, daar zy hunne gedachten mede
uitdrukten. Deftoffe, of de zaaken zelven,
hebben zy opgetooit met zinryke verdicht-
zelen , geeftige vindingen , aardige ftree-
ken, enz. De bewoording hebben zy ge-
vuld met alle de bloemen en looveren
daar de Redenrykkunfl; (Riietofuca) van
handeld, by dezelven Tropi en Schemata, ge-
noemt.
Waar by eindelyk, alzo de ftem, op ze-
kere wyze geboogen, groote kracht heeft
op de menfchelyke gemoederen, by gekoo-
men zyn de tranc en maat der fyllaben of
let-
-ocr page 50-
DICHf KUNST. 22
lettergreepen, en in de hedendaagfche taa-
le , 'c rym : uit welke dingen de vaerzen
beftaan , en waar van eigenlyk deRymkunfl
handeldc,by deLatynen Rhytmica genoernd.
En die alles oordeelen wy, dac onder den
naam van Poezy hedendaagfeh begreepen
wordt. Zo dat de Dichtkunft in 't korc kan
befchreeven worden, dat zy eene Kunfi is, I
om de Zaaken met alls fieraad, dat de ftof of ju
beivoordinge toelaat, aardigevindingenenfier-
lyke tedenen, in vaerzen te befchryven.
Een Dichter dan mag allerleye flag van
zaaken verhandelen, en behoordc zich niet
alleen met verdichtzelen op te houden, ge-
]yk Aristoteles , zo zommige Geleerden
zeggen, en eenigen andere gemeend heb-
ben: die daaromLucANUs,en anderen zyns
gelyken , die waare gefchiedeniffen, in Hel-
dendicht opgezongen hebberr, uit het getal
der Dichteren hebben willen uitfehrabben.
Maar hy moet dezelve fieren, en in de
ftoffe , en in de bewoording, met alie de
bevallighedcn en optooifelen, die en 't ee-
ne en 't andere kunnen verfchafFen. Zo dac
by ook dien heerlyken naam niet voeren.
mag
-ocr page 51-
ONDERWYS in D£
3-
mag, indien 'er een van alien in zyn vaer«
zen gebreekt: wane het is geen Poeet, die
alleen in vaerzen iets befchryft, fchoon hy
alle het andere waarneemt, gelyk in de Ro-
mans gefchied, die daarom geen Poezyzyn.
Dewylnu alles, wat eenig fieraad kan aan-
brengen , in de Poezy moet waargenomen
worden, zo blykt, dat zy de kunftigfte, en
moeijelykfte van alle wyzen van fchryven
is; en dewyl haar oogmerk is met vermaak
te leeren, met eenen ook de treffelykfte en
uitfleekenfte van alle anderen.
TWEE-
-ocr page 52-
DICHTKUNST. 31
TWEEDE HOOFDSTUK.
Of de Natuur , dan ofde Kun/i, een
Dichter maakt.
1 eer men, onzes oordeels, naar
behooren op deeze vraage kan
antwoorden, moet vooral onder-
zocht worden, wat men met het
woord JDichter verftaan moet. By het wel-
ke derhalven wy niet verftaan zo een, die
alleen eenige woorden , volgens den trant
en maat van vaerzen, weet by den anderen
te fchikken, en op rym te ftellen; dewy!
dat niet genoeg is, volgens de bepaaling,
die van de Dichtkunft is gegeeven: wane
de Dichter, aan wien onze befchryving der
Dichtkunft zal voegen, moet een kunfte*
naar zyn in het befchryven van zaaken, met
verfieringen van vindingen en redenen; even
gejyk Cicero zynen Redenaar befchryft,
die , fchoon nooit zo volmaakt in de Na-
tuur
-ocr page 53-
32 ONDERW YS in be
tuur gevonden , echter , als in ieder eer!
voorbeeldt verftrekt aan alien, die zich in
deeze Kunfl: willen oeffenen.
Van deezen wordt gevraagd , of hem de
Natuur, dan of hem de Ktihft tot die vbl-
maaktheid gebragt heeft.
By de Natuur verftaan wy alleeniyk die
byzondere bekwaamheid , en gefteltenis des
Geeftes, die men in alle uitfteekende Dich-
teren bevindt geweeft te zyn; beftaande:
I.   In die ongemeene flerke kracht en
■vlugheid van verbeelding, waardoor zy de
zaaken zeer levendig en als tegenwoordig
weeten uit te beelden ; nevens alle gelyke-
niffen, tegenftellingen, veranderingen, en
eigenfchappen derzelven, voor zo verre die
met de woorden, bekwaam om dezelven uit
te beelden, begreepen worden.
II.  In een lufl en genegenheid, om de
drift des geefls te voigen, die dikwyls af.
gefcheiden van die eerlle en noodiger be-
kwaamheid, wordt gevonden.
By de Kunfl: moeten verftaan worden al-
le kunften en weetenfchappen, door oeffe-
hing met den tyd verkreegeri, die gemeen-
-ocr page 54-
DICriTKUNSf. B3
]yk onder den naam van Geleerdheid wor-
den begreepen , en die alle anderen met
den Dichter gemeen kunnen hebben: gelyk
daar zyn naauwkeurige kennifle der Taale,
waarin men dichten wil, Redenrykkunft,
kennifle van de gemeene bekende Hiftorien
en Poetifche verfieringen , Zedenkunde ,
Staatkunde, Oudheid, en vooral een gron-
dige kennis dier zaaken, waarvan men voor-
heeft te fchryven; volgens het zeggen van
Hokatius :
Cut leBa pot enter erit res,
Necfacundia deferet hunc, nee lucidus ordo.
dat is:
JViens keur een Jlof, die in zyn macht is,
heeft verkreegen,
Zal om Welfpreekenhe'ul, noch. or ire zyn
verlegen.
Dit aldus aangemerkt hebbende, blykt
ldaarlyk, dat, nochte de Natuur zonder de
Kunft, nochte de Kunft zonder de Natuur,
een Dichtef maakt.
Want de Natuur zonder oeffening van
                    Kunft,-
-ocr page 55-
34 ONDERWYS in de
Kunfl;, kan.volgens onze bepaaling, met
voortbrengen als een hoop ruwe en onbe-
fchaafde loffe begrippen, zonder fieraad
van vindingen en redenen, die vooral in
een Dichter vereifeht worden.
De Kunft daaremegen zonder dc Na-
tuur, niet anders als een deel flyve, onaar-
dige en drooge ftellingen, als aan dewelken
die losheid , Ieevenheid en aardigheid van
vindingen ontbreeken.
Zo dat die beiden te zaamen koomenden,
fl een volmaakt Dichter kunnen uitmaaken ,
die evenwel aan de Natuur het meeften en
't voornaamften fchuldig blyft, als door de
welke hy van alle Schryveren word onder-
fcheiden: naamelyk, die alle rym en vaer-
zen, nevens het fieraad van vindingen en
redenen voorbygaande, de zaaken alleenlyk
bloot en eenvoudig, zo als die in het ver-
ftand vallen , befchryven.
EER-
-ocr page 56-
t> I C H t K U N S T. 35
EERSTE AANHANGSEL,
Uit Petronius Arbiter vertaald.
Weinigen hebben tot in den aard van
een gedicht doorgedrongen: want zo
dra een van hen een vaers zyn maat heeft
gegeeven, en een vloeijenden zin met een
grooten zwiervanwoordenuitgedrukt,durfc
hy zich inbeelden, dat hy airee ten top van
Helikon is opgeftee'gen. Zo hebben veelen,
vermoeid van hooffche twiftredenen , ge-
meenlyk hun geraak gezocht in 't fchryven
van Gedichten, als nu een gerufter haven
genaakende, en geloovende, dat veel lich-
ter een Gedicht, als een Pleidooi, met een
deel verwaande fpreukjes opgefinukt, zyn
vollen zwier was te geeven. Maar een edele
ziel veracht deopgeblaazenheid,en net ver-
fland kan geen heerlyk werk voortbren-
gen , ten zy het met eene ryke zee van
geleerdheid overftroomd is.
Men moet alle flraatwoorden vermeiden,
en die ygrkiezen, die boven het gemeene
G 2                  graau
-ocr page 57-
36 ONDERW YS in ue
graau verheven zyn, om dit in zyn kracht
te zetcen :
*
Ik haat het breiihos graau, en dryf bet
van my af.
Men moet vooral mee toezien , dat de
fpreuken niet buicen bet lichaam der reden
uitfteeken; maar dat ze beiden zo onder mal-
icander gedommdd zyn, gelyk de gloeijenfte
fcouleuren in een kleed onder een worden
geweeven.
Dit fpoor heeft Homerus gevolgd en de
Lierdichters, met den Roomfchen Virgi-
iius en Horatius , verivonderlyk om zyn
gelukkige fieraademwant de reft hebbenden
beirbaan derPoeten gemift, of gefchroomd
diewederom te rug te keeren en bun eigene
vaerzen te fchaaven.
Zie eens hoe ze alien , die onderftaan
hebben bet doorkiehtig vverk der Inlandfche
Oorlogen te befchryven , onder dien Jail
bezwyken zullen , 'c en zy ze doordronken
zyn in de ftroomen der geleerdheid: want
waarachtige gefchiedeniflen moet men in
geen
-ocr page 58-
DICHTKUNST. 37
geen vaerzen verhaalen, 'c geen beter van
Hiftoriefchryverswordt uitgevoerd;maar de
vrye geeffc en drift der Poecen moet zyn
zwier hebben, en uitbarften met omwegen,
en invoeringe van Goden, en een verfierde
mengeling van dreunende fpreuken , dac
het beter een voorfpellinge en orakel van
een opgetoogen gcmoed, als een naauwkeu-
rig bewys gelyke.
TWEEDE AANHANGSEL,
Uit de Rag. xxvn. Part. 1. van Traj.
Eokkalini, vertaald.
Apollo beftraft de Doorluchtigfle
Zang-godinncn zeer fcberp
, otndnt
zy den Poetijchen Gecfl veele onivce-
tende verftanden inblaazen; en zy
verantwoorden haar docn zeer dcftig.
Apollo, ziende de werken der heden-
daagfche Italiaartfche Dichteren in
Gelykeniffen, Overdrachten, Allegories of
C3
                    By-
-ocr page 59-
38 ONDERWYSinde
Byfprenken, Hiperboks of Stoffeering, en
andere braave vindingen, waar rnede men
de geleerde Dichten anders gewoon is te fie-
ren en te verryken, meerendeels vol groote
onvolmaaktheden; deed nu twee dagen ver-
leeden de Doorluchtigfle Zang—godinnen
voor zich roepen, dewelke hy zeer fcherpe-
]yk beflrafte , dat zy den alleredelflen Poe'ti-
fchen Geefl een hoop onweetenden inblie-
zen, die, omdat zy niet volharden in den
arbeid, om, door zweet van geduurige oef-
feningen, de volmaaktheid der Dichtkunfl
te bekooroen, een hoop elendige Dichten
in 't licht bragten, door dewelke de Dicht-
kunfl zeer veel aanziens kwam te verliezen,
die anders de weUuffc der goede letteren ?
het eenigfle vermaak der letteiiieden in
hunne bezigheden, de vvaare verkwikking
der Geleerden en de paerel van alle vrye
kunften is; en, dat niet zonder groote op-
fpraak der Zang-godinnen zelf; van dewel-
ken de uitgeleezenften onder de geleerden
begeerden, dat zy die gaave des Poetifchen
Geefl,alleenzouden mededeelen aanarbeid-
zaame, en op geleerdheid zo verliefde ver-
ftan-
-ocr page 60-
DICHTKUNST. 3^
fhnden, die zich waardig deeden keuren,
van zo uitfteekend een genade van haar te
ontfangen. Hier op, zegtmen, beeft Poly*
Hymnia, uic den naam van de andere Zang-
godinnen zyneMajefteit geantwoord: dat zy
in het aanblaazen van een Poecifehen Geeft,
en overvloeijende fpringader van fraaije
vaerzen altyd gewoon waaren te zien op
de vruchtbaarheid, en natuurlyke leeven-
heid van iemands verftand; dat 00k aan
zyne Majefteit bekend was, dat de gaaf des
Poecifehen Geeftes voor de kenniiTe der
Kunfl en Weetenfchap der onderwyzing
ging, en dat het daarna een byzondere
plicht was der geenen , die witter), dat zy
van de Zang-godinnen zo zonderling eett
gaave hadden ontfangen , het talent aan
hen gegeeven,door geduurigeoeJFening der
goede letteren , te verfieren en verryken :
en dat, wanneer zyne Majefteit dat deftige
verftand van zyn beminden Pindarus met
dien Poetifchen Geeft aanblies, hy t'eene-
maal ontbloot was van afie die pryswaardige
weetenfehappen , waar medehyzich nader-
hand zo rvUelvk bekleedde. Polyhymnia
C 4
                        hade
-ocr page 61-
4o ONDERWYS in Dfi
hade zo haafl haar reden niet geeindigd, of
de doorluchtigfte Erato voegde daar by ,
dat de oorzaak der kwaade hoedanigheid
der Gedichten van eenige hedendaagfebe
Italiaanfche Geleerden niet moeft toege-
fchreeven worderi aan de traagheid der
Dichteren, maar aan de elende der tegen-
woordige tyden, waarin die zeer mildeMe-
cenaten t' eenemaal oncbreekende , welke
weleer de waare ftut en fleun der zeer ede-
!e Dichtkunft waaren, men by de menfehen
van dezen cyd niet als die weetenfehappen
in hooge achting zag , welke iemand toe
een zeker en tegenwoordig voordeel ftrek-
ken: en niet die geenen, vvelken alleen ver-
maak en lof aanbrengen. Een ongeluk,
'c welk oorzaak was, dat men in deeze te-
genwoordige eeuw alleen trachtede die wee-
tenfehappen te leeren, die bet lichaam on-
derhouden,en in geringe achtinggekoomen
waaren,die,welken de ziele voeden. Waar
door gebeurde, dat die zelve Zang-godin-
nen alle dagen gencodzaakt wierden met
droefheid te zien , dat.de verhevenfle en
pddtle geeften, die zy aJiervier/gftbemin-
den,
-ocr page 62-
DICHTKUNST. 41
den, en die zy den uitfteekenftenPoetifchen
geeft, naar haar uitterfte vermoogen, had-
den ingeblaazen, veel eer, met groot ge-
weld de gaaf der Dichtkunfl en de drift
des verftands, van vaerzen zwanger gaan-
de, wederflonden, als zochten in te volgen.
En dat derhalven de verhevenfte Italiaan-
fche verflanden uit enkele nooddruft van
brood gedwongen zynde, die edele oeffe-
ning der Dichtkunfl, daar zy hunnen geeft
toe genegen kenden, te verlaaten, zich met
zo groot eene gretigheid gingen drenken
invoordeehgeweetenfchappen, dat onlangs
een zeer edel Italiaanfch verfland, wanneer
het juift op het vuurigffc bezig was met
het maaken van een zeer aardig vaersje,
genoodzaakt wierdt die deftige arbeid aim
een kant te leggen, om twee dukaaten te
verdienen met het maaken van een Itifor-
matie
in Rechten voor zeker pleidooi, en,
dat zyn beminde Virgilius, de eer der
Dichtkunfl, door zyne geeflige vaerzen
zo hoog heeft doen groeijen , omdat hy ge-
duurig door de ongemeene mildaadigheid
van Augustus wierdt onderhouden.
C 5                    Dat
-ocr page 63-
ONDERWYS in de
42
Dat het ook onmoogelyk was voor de he-
dendaagfche Dichcers, met geftadige oeffe-
ning, de Akkeren derDichtkunft te kunnen.
bouwen, die niet anders als onvruchtbaare
doornen voortbragten, en, dat haar en de
andere Zanggodinnen, haare medegezellin-
nen, het harte barftede, omdat zy zyne Maje-
fteitingedachten moeflen brengen, datGio-
van Andrea van An^uilaua, vanenkelonge-
mak,binnen Rome, in de ftraat van Torre di no-
va
op een huurkamer is geftorven; en dat
de zeer vermaakelyke Giacomo Sannazariq,
in die zelve Stadt, tot de uitterfte behoef-
felykheid van alle dingen, die een menfch
meeft van nooden heeft, gebragt zynde,
van enkele dolheid zyne dagen eindigde j
en, dat Lodovico Ariosto, en Torquato
Tasso , de heiderfte lichten der Italiaanfche
Dichtkunft, van de gierigheid en ondank-
baarheid der tegemvoordige tyden zo bees.-
telyk gehandeld zyn geweeft, dat aite de
Geleerden hen zonder mantels en met t'ee-
nemaal gefcheurde wambuizen op Parnas-
hebben zien koomen.
DER-
-ocr page 64-
PICHTKUNST.         43
DERDE HOOFDSTUK. %
Van de Natuur en Eigenfchappen van
ccn Gedicht.
en Gedicht is een befchryving van
een zaak , met fierlykheid van
gedachten en woorden, op vaer-
zen.
In alie de Gedichten zyn aan te merken, \
dc
Stof, de Vorrn, en de Eigenfchappen.
In de Scof zyn aan te merken de zaaken
en de orde, op welke de zaaken gefchikt
behooren te zyn.
Dezaak moet e'en en volkoomen zyn: want
meer als eene zaak zynde , zyn het zo veel
verfcheidene Dicbten , als'er zaaken zyn ,
ofvoorwerpen verhandeld worden, en voor
zo veel de volkoomenheid betreft, is het
onvolmaakt, als 'er iets byzonders ont-
breekt, en iets overtolligs zynde , is dat
overtollige een gedeelts van een ander
Gedicht.
-ocr page 65-
44 ONDERWYS in de
De orde moet in een Gedicht heel ad-
ders zyn als in andere befchryvingen , vol-
gens het zeggen van Horatius , in zyn
Boek overde Dichtkunft:
Ordints hcec virtus erit, 6? Venus, aut ego
fallor,
Ut jam nunc dicat jam nunc debentia dici;
Pleraque differat, & prafcns in tcmpus
omittat.
dat is:
De welftand en de deugd van d' orde in een
gedicht
Is, dat men aanvang van 't geen laater is
verricht,
En dikwyls 't geen dat. eerfl gebeurd is.,
achter plaatze.
En verder, daar hy Homerus pryft, van
wien hy zegt:
Nee reditum Diomedis ah interitu Meleagri,
Nee gemino helium Trajanutn orditur a\ ova.
Semper ad eventum fefiinat,
£f in medias res%
Nonfecus ac not as, audit or em rapit.
dat
-ocr page 66-
DICHTKUNST. 4$
dat is:
By Mekagers doodbegint hy 't wederkoomen
Van Diomedes niet, noch Troijens endergmng
By 't dubbel Ey: hy fpoeidt na 't ende, en
zonder lang
Zich op te houden, voerdt zyn leezer in bet
midden
Der zaake, ah of zy hem bekend ivaare.
De Vorm van 't Gedicht zyn de Vaerzem
In de Vaerzen zyn aan te merken, de
Tram, deMaat, en het Uym.
De Trant moet vloeijend zyn, volgens
Horatius in zyn gemelde Boek:
Non fat is eft pulchra effe Vo'e'mata, diilcm
funto.
^
                   dat is:
Een Dichter moet
Alleen niet draavende
, maar vloeijend zynt
m zoct.
In 't Rym moet een overeenftemming
van geluid, met verfcheidenheid, en zan-
der gedwongenheid gevonden zyn.
De
-ocr page 67-
ONDERWYS in de
4<5
De Maat is verfcheide, naar de verFchei-
denheid der lengte van de regels, waar van
de langfte dertien fillaben zyn, en de kort-
fle zes, om goec te zyn.
DeEigenfchappen zyn fierlykheid van ge-
dachten en \voorden.
Van gedachten, zyn aardige vindingen,
kwinkflagen , Joopjes, neepen, gelykenis-
fen en byverdichtzels, welke laatfte waar-
fchynlyk moeten zyn, volgens het megrge-
melde Boek van Horatius:
Fitta, iioluptatis caufa, fint proxima vsris.
dat is:
Cy moogt uw dicht wel wet verfierlngen
verjieren:
Maar 't zy waarfcbynelyk, al
V geen gy
wilt verfieren.
En niet wanfchikkelyk volgens dat van den-
zelven:
Qui variare cupit rem prodigialiter unam:
Delphinum /this adpingit flttttibus aprum.
d*
-ocr page 68-
DICHTKUNST. 47
dat is:
Die hunne merken
tFanfcbiklyk tooijen, zyn gewoen een Dolte-
fyn
In 't lefcb te plaatzen, en in zee een
Everztvyn.
In de fierlykheid van woorden zyn aan te
merken de enkele woorden, en de zaamen-
ftelling der zelven.
De woorden moeten goed Neerduitfch^
beduidelyk en gebruiklyk zyn , en wegens
de letteren, naar de natuur der zaaken,hart
ofzacht gekoozen zyn.
In de zaamenftelling der woorden is aani
te merken de Styl van zeggen, en Letters
kunflige orde.
^ c .                  • j«- f Hoogfle,
De Styl van zeggen is dfie.VMidd6lbaart
derlei                                  / T a
C en Laagfte.
In dezelve is 00k aan te merken, dat die
overal gelyk zy, en getemperd riaar deStof,
die verhandeld wordt.
De Grammatifche orde moet,in deNeer-
duitfche Taale, naauwer in acht genoo-
raen
-ocr page 69-
48 ONDERWYS in de
men worden, als in de Griekfche en La-
tynfche.
Tot de fierlykheid van woorden, en tot
de zaamenftelling derzelven, als mede tot-
de verfcheidenheid des Styls, behooren de
Tropi en Schemata, die men in het Duitfch
mag noemen Woordwaalingen en fVoerdge-
jlalten.
VIER-
-ocr page 70-
DICHTKUNST.
43
VIERDE HOOFDSTUK.
VerdeeUng der Gedkhten.
lie Gedichten worden verdeeld,
en krygen gevolglyk hunnen
naam, ten eerften, uit de Stof,
ten tweeden, uit de Trant, ten
derden, uit de Manier van Verhandeling.
I. De Stof is, of pryzende, als de Hel-
dendicbten
, Bruiloftsdichten , Verjaardkhteri \
enz.
Of laakende, als de HekeIdicbten,Scbimp-
dicbten, Vloeken
, Paskixillen, enz.
Of klaagende, als de Elegien, volgens dat
van Ovidius :
Elege'ia Flebik Carmen.
dat is:
Llegie is een Treurgedicht.
En op de dood van Tibullus;
D                        Fie-
-ocr page 71-
5o ONDERWYS in HE
Flebilis indignos Elege'ta folve capilbs,
Ah minis ex vero jam tibi nomen incjl!
dat is:
Och droevige Elegie entknoop de zwarte hat-
ren I
Nu voerdt gy al tc taaar den naam van
Treurgedicht.
Of eenvoudig de zaak befchryvende , als
Lucretius, van de natuur der Dingen. Bu-
chanaan, van de Spheeren. Vondel, van
de Godbefpiegelingen, enz.
II.  Uit deTrant, als die maar den naam
hebben uit de manier van Rym, als Lier-
dichten, Klinkdichten, Kondeelen
en andere
verouderde foorten enz.
III.   Uit de wyze van verhandelingen ,
die, of is bcdryvende , of vertellende, of
gemengd uit beideri-
Bedryvende zyn, die door fpreekende per-
fonazien worden ingevoerd, als Tooneeldich-
ten, Zinncfpeelen t Zaamenfprcekende Herders
en andere Gedicbten.
Vertellende zyn alle, daar dePoeet alleeti
fpreeku
-ocr page 72-
D I C H T K U N S T.
5t
fpreekt; en hebben, of hunnen naam uit
het geheele Gedicht, gelyk als ecn Helden-
dicht,
in 'c begin, midden en einde door-
gaans niet als den Held of zyn daad be-
fchryvtnde.
Of uit haar einde, gelyk de Puntdicbten i
die alleen fchynen gemaakt te zyn om haar
befluit, daar alle de voorige leeden van hec
Gedicht alleen worden uitgerekt, om te
krachtiger het einde te dienen.
Gemengde, daar de Poeet en perfooneri
fpreeken , als verfcheide Eclogen, of Her-
derszangen
van Virgilius , en eenige Vis-
fchersklachten
van Sannazarius , enz.
Da                    V YF-
-ocr page 73-
52 OND-ERWYS in de
VYFDE HOOFDSTUK.
Fan de Natuur en Eigenfchap van
hct Hsldendicht.
eldendicht is een Gedicht, een
Heldendaad befcliryvende met
meer uitfteekenheid als eenige
andere Gedichten.
Eer wy tot de verdeeling en verklaaring
van deze bepaaling des Heldendichts voort-
gaan, zu!len wy vooraf aanmerken , dat
wy maar alleen en eenvoudig van een
Heldendkht , en geenzins van de weide
aitbreiding , die het Epos by Grieken en
Latynen heefc, hier zullen fpreeken.
In een Heldendkht dan zyn voor eerft
drie dingen waar'te neemen, de Stof, des-
zelfs Verhandeling en de Trant.
In de Stof worden wederom drie hoeda-
nigheden vereifcht, dat zy naamelyk Enkel
zy, zicb zelfs gelykende, en waar of waar-
* fchyit"
-ocr page 74-
DICHTKUNST. 3$
fcbynlyk. De Enkelheid en waarfchynlyk-
heid, als'ceenemaal klaar, zullen wy voor-
bygaan , en alleen zeggen , dat zy zich.
zelf moet gelyk zyn ; en omtrent de Inge-
voerde Perzonaazie,
dat hyoveral, of door
de reden, of Godsdienft, of andere Edel-
moedigheid, ftantvaftig zy, en doorluchcig
door daaden en af komfl, of een van bei-
denj omdat die in den Toehoorder of Lee-
zer de meefte aehting en geloof veroorzaakt;
en inzonderheid mede omtrent de Daad zelfs,
dat die op de eene plaatze niet anders als
elders verhaald worde ; dat zy verhaalens
waardig zy, ('tgeen Claubunus niet over-
al waarneemt, ) en geen verkeerde daad,
dat is, een fchelmftuk, of diergelyke on-
daaden als Heldenflukken worden gepree*
zen.
De Verbandeling van de Stof moet hoog-
draavenderzyn.omdehoogdraavendeftoffe,
omdat hier, anders als in Spelen, de Poffet
overal zelf fpreekt, en omtrent hec rym al-
leen zyn eig'en kara&er heck waar te ne-
men.
£y moet verfierd zyn met Rhetorifche fie-
c 3               m>
-ocr page 75-
54 ONDERWY S in de
raaden van Schemata, Gelykenijfen, Verfie*
ringen
, Spreuken cnz. al te zaamen door-
luchtiger om voorige redeneru Doet hier
by de Invoeringen van Goden enz. En ten
laatften de order; in 't begin een aanroe-
ping van Goden en andere waarneemingen
by de belle Poe'cen in gebruik. Zo fpreekt
Horatius:
Nee gemma helium Tyojanum orditur ab
ovo,
&c.
DeTrant zy hoogdraarende, eveawel ze-
dig, niet opgcblaazen, gelyk de windige
Vaerzen van Bara (i) , Koenerding (2),
p£ Gkaaf (3 ), en diergelyken. Ook niec
wild,
( 1) Jan Bara , Dichter van Hemel en Hel, of Zt-
Z-nenVloek,
in het Laatfte Oordeel; ook van cWee
Treurfpelen, de Her/lelde Vorft , enCWttwen JUmene,
als mede van twee wat lterL-J^belzinnige of eerdw
vuile Kiuchten.                                    ,         , _ „
(2)  Wegens Jan Ko«neBI>tng fcliynt het Kunft-
rcnootrchap zyn MUdaadigen Mi'maar, of Kuifcbe Sla-
•yin,
BlyeindendTremfpei, lO 'c oog te hebbeft.
(3)  Mr. Hesom de Gsaaf, erbarme.yk Vertaa-
-ocr page 76-
DICHTKUNST, 55
wild, zonder flot, gelyk Sibyixe van Guiet-
huizen (4), Cornelia, van der Veer (5)
en anderen. Ook pryzen wy, in deeze foorC
van Dichcen , de Alexandrynfchs iruat,
van twaalf en dertien lectergreepen, als de
befle en gebruikelykfte, en vooral zy ner-
gens
ler van Agrippa of Palfche Tiberinus, heeft noch in 't
licht gebragt vitr Tooneelfpeien, lAsJobanna, Konin
ginne van Napeis, Alcinea
, Aurora en Stella, en Duller*
Ammiraal,
welken, fchoon zy zeer winderig en op-
geblaazen van ftyl, duiller en (lecht van taal zyn,
echter meeft alien op den Amfteldainfchen Schouw-
burg, toen ze eerll uitltwaamen, vertoond zyn, maar
geen (land gehouden hebbsn. Zie van deezen de
Uraaf en zyne Viienden Joan Blasics, P. Duebels,
en diergelyke wotfte en onkundigeKymers, desKunft-
genootfehaps onderzoelf epz. bencvens andere Werk-
jes, die geplaatfl: zyn acbter Dicbthmfl en Schouta-
burg, Voorfpel,
in 't Jaar 1719, voor "t Kunitgenoot-
fchap in Octavo herdrukt.
(4) Berymfter van zeker Boek in 4to, genaamd
Hemelfcbe Trooftborne, in 't Jaar 1651. te Leeuwaarden
by Claude Fonteyne gedrukt.
( 5 ) Van haar kan men eenige Vaerzen leezen in
den Lauwerjtryd tuflchen Catharina Questiers en
Cornelia van der Veer, in *t Jaar 1665. by Adriaan
Veenendaal in 121110 gedrukt.
D4
-ocr page 77-
$<5 ONDERWYS in de DICHTKUNST.
gens bezwykende, gelyk Jan Vos (6).
Zy zy ryk en ivaardig aan zoo doorluchtigen
werk ; vloeijende zonder lafheid , gelyk
Kats, Krul en diergelyken; en ten laat-
llen Eenpaarig naar den aard van de Scof;
want in een befchryvinge van Liefde voe-
gen geen woorden, die een Orkaan en Oor-
log patten.
(,6) Zie van hem het Zedig en Dichtlievend On-
derzoek op Aran en Titus, in 'c Jaar 1718. te Amfter-
<dain, by Johannes Oofterwyk in 8vo gedrukt.
ZES-
-ocr page 78-
57- J
ONDERWYS
IN. DE
TOONEEL-POEZY.
ZESDE HOOFDSTUK.
Fan de Nuttigheid^ en V vermaak
der Tooneelfpelen.
aardien niet alleen het recht ge-
bruik der Tooneelfpelen , maar
zelfs de geheele Dicfukunfl van
veelen , hoe wel t'onrecht, ver-
acht wordt , zal het niet ongeraaden zyn,
onder de byzondere nuttigheden der Dicht-
kunfl ook eenige byzonderen, in de Too-
neelfpelen te vinden, te berde te brengen.
De Nuttigheden der Tooneelfpelen zyn
tweezins aan te merken j in 't byzonder,
of in 'tgemeen.
Die in 't byzonder aan te merken zyn,
D s
                   Tii-
-ocr page 79-
VAN D E
NATUUR en EIGENSCHAP
D E S
TOOIEEL
PELS.
Tconeelfpel is een Gedicht, alleen, door fpreekende Perfoonazien, eene Gefchiedenis
befchryven.de, bekwaam om vertoond te kunnen worden.
Be Eigenjchappen deszelfs zyn
(i. De Nuttigheid,
•2. De Vermaakelykheid,
fBuiten 't Werk,^ g. De Oudheid,
                                   . , .
a!s                    [4. De Wacrdigheid, ten opzichte der|^nefykhdd
van 't maaken.
"i. De Naam van *t Tooneelfpel.
jt. De Eenheid,
J 2. De Ongewoonheid,
3. De Volkoomenheid,
2. De Gefchiedenis, ■ 4, De verfiering doorByverdichtzels,
waar in weder 1 5. De Verfcheidenheid t Kenvoudig,
j teweeten, dat zy is ^Ingewikkeld.
j 6. De Verhandeling naar de Waar-
t fchynlykheid en Noodzaaklykheid.
Naamen *
Tweederlei,
zommigen
een Gedicht is,
en dan is *er in
aan te merken
<
In'tWefk zelfs,
en dat weder
voor zoo veel yt
J 2. Rang,
3. bePerfoonenJ;- ''%™]> A
hiinnn
             W Zeden > Karacter.
5.  Redeneering, Sen ten tie.
6.  Styl van zeggen,
j. Trant van Kym.
fx. De Plaats, waar>                ,
fde Gefchie- I 2. Dc Tyd, waarin;^ V00rva1t"
'het Gedicht j deniffe 1 3. De Deelen , i.Protafts, 2.Epi-
zelfs ten aan- |
                   [ tajis, 3. Catastrophe.
zien van <{ de Daaden der Perfoonazien.
Vertoond zal
worden, en dan
zyn 'er dingen
in aan te mer-
ken, of in
lh«
ten opzicht van
i, de veelheid der Vaerzen.
n . fTooneel,
r, ToeftelvanjK]ederen>
<
de Vertooning,
I en deeze zyn
1 Kunftwerken,
(.Andere Noodwendigheden.
1
fTuflchen de Bedryven,
2. Muzyk.<j In 't gaan van zommige Kunfl>
{ werken.
-ocr page 80-
58 ONDERWYS in de
raaken of den Maaker, of den Speeler, of
den Aanfchouwer.
Die den Maaker raaken , beftaan in de
kennis van de Weetenfchappen , Scherpin-
gen des Oordeels, en Eer en Glorie.
Dae in den Maaker zyn moet kennis van
alle Weetenfchappen , blykt; dewy] hec
zeker is, dat demand een voortreffelyk
Dichter kan zyn , tenzy hy grondig ver-
ftand hebbe van alle die dingen, dewelke
tot verfieringen van zyne werken noodig
zyn, en deeze, zynde veelen en veelderhan-
den, gehaald moetende worden uit aller-
hande kunflen en weetenfchappen. Dit is
een Nut , dat wel niet regelrecht uit het
maaken der Toneelfpelen , of andere Dich-
ten voortkomt, rnaar by gevolg, en daar-
om ook bygebragt wordt , om te toonen
hoe vee! 'er van noden is , eer men zich
zoude moogen begeeven tot iets van ge-
wiclite te maaken ; en daaruit te befkiiten,
dat het geen flechte noch gemeene zaak
is, een goet Dichter te zyn.
De geduurigefchcrping des Oordeels komt
in den Maaker, alzo het Diehten voor een
flyp.
-ocr page 81-
TOONEELPOEZY. 59
flypfteen des verftands ftrekt, dewyl alles zo
net en naauwkeurig moet gefteld wcrden.
Eer en Glorie volgen eindelyk den Maa-
ker, niet alleen by Geleerden, maar zelfs
by Ongdeerden ; ja, dat meer is, by die
geenen, dewelken de Dichtkunft met den
inonde verachcen , dewyl zy by hen zelven
verwonderd zyn , dat 'er van natuur zo be-
gaafde en door kunft geoeffende verftan-
den gevonden worden , die alle dingen zo
net en aardig weeten voor te ftellen, en
uit te werken. De redenen , die deze lie-
den tot het verdoemen der Dichtkunft be-
weegen, zyn alleen,dat men 'er geen geld,
daar 't doch alles op gemunt is, mede win-
nen kan ; en zeker , had men geen Pree-
kers, Rechtsgeleerden of Artzen ran noo-
den , zy zouden 't zelve lot onderworpen
zyn : maar dewyl het gemeen deezen niet
ontbeeren kan, maar hen de kunft in voor-
vallende gelegenheden moet afkoopen,bly-
ven zy noch in hunne achtinge. 't Is 00k zo
groot wonder niet, dat de Dichtkunft dit lot
befchooren is; 't gaat even ceas met do
deugdj want
Quce~
-ocr page 82-
<5o ONDERWYS in de
Queer enda pecunia primum eft,
Virtus p$jl nummos.
dat is:
Voor eerft na 't goud met hart en zielejaagt,
Daarna zie om,efu de Deugd behaagt.
Waarby noch tot d'eere van een Tooneel-
dichter komt, dat, dewyl tot het maaken
van een Tooneelfpel meer kunft, oordeel
en verftand vereifcht wordt, als tot eeni-
ge andere Gedichten, zyn glorie zo vee)
te heerJyker en uitfteekender is. De on-
flerfFelykheid des Dichters naam heeft wej
tlitgebeeld, die gezegd heeft:
Mie perennius
Regalique Jitu piramidmn altius
,
Quod non imber edax, non Aquilo pot ens
PoJJit diruere, aut innumerabilis
Annorum feries
fcf fuga temporum.
dat is:
Der Dicbt'ren Roem verduurt het flaal,
Zy wykt geen Piramide in praal .
Noch heerlykheidt. Geen Noordewind
,
Geen harde haagelbuy verflindt
Haar
xsjU
-ocr page 83-
TOONEELPOEZY. Ci
Haar lof, of mindert haar waardy.
Een tallelooze Jaarenrei
En d'ongena des vluggen tyd
Vergeefs haar tanden daarop Jlyt.
De Speler heeft uit het Tooneelfpel nut,
dewyl hy door de oeffening dag op dag
bekwaamer geroaakt wordt, ora elk een
met beleefdheid te bejegenen, en zich in
alle gelegenheden heufch en burgerlyk te
draagen: want
Emollit mores, ntc finlt effe feros.
dat is:
'/ Verzacht de 'woefte zeden,
Door kracbi van goede reden.
Ilierby komt, dat de uitfpraak en bewee-
ging des lichaams , in welke twee de
voornaamfte kunfteensSpelers beftaat.hem
bekwaam ma-aken , om in alle voorvallen
van iecs te fpreken , zelfs voor Koningen
en Prinffen zich deftig te kwyten, en 'c
opgenoomene met groote eere en Jof te
krachdger uit te voeren.
De
-ocr page 84-
62 ONDERWYS in de
De Toehoorder en Lcezer hebben hier
niets boven de voorfchreevene byzonders ,
dewy] 't geen de Toehoorder en Leezer
door de ooren en oogen heefc, de Maa-
ker en Speeler noodzaakelyk mede genie-
ten moeten: want hy met kan maaken of
deeze fpeelen, tenzy ze 't zelve verftaan en
daarvan geraakc zyn.
De nuctigheden , die in 't gemeen aan
te merken zyn , raaken denMaaker, den
Speeler, den Toehoorder en Leezer gezaa-
menlyk, en zyn de navolgende.
I. Verbetering der zeden, 't welk zyn-
de 'c eenige wit der Tooneelfpelen, 'tvoor-
naamfte nut ook is, dat hier aan te mer-
ken ftaat. De Tooneelfpelen vermaanen
ons,door leevendige voorbeeldenenkrach-
tige fpreuken, tot het omheJzen derDeugd
en vlieden van de Ondeugd.
Alle aanmaaning tot Deugd is wel goed ;
maar niet even krachtig, om tot het voor-
geflelde wit, dat is de overtuiging en ver-
betering van een ondeugend monfche te
geraaken. Deze kracht beltaat niet alleen
in de gewichtigheid van bondige en waare
re-
-ocr page 85-
TOONEELPOEZY. C3
redenen, maar wel voornaamelyk in dema-
hier, hoe dezelve worden voortgebragt ;
waar wederom de ftelling en orde zo veel
niet vermag, als een bekwaame welfpree-
kenheid, en leevendige uitbeelding: Daar-
van is 't, dat men den eenen Redenaar
liever als den anderen hoordt, en 00k in
der daad meer nut uit den eenen dan den
anderen trekt.en 't geen de Redenaar door
zyne redeneering op zyn Toehoorder zoekt
uic te werken, tracht de Dichter door de
Zedefpreuken, en dagelykfche voorvallen-
de voorbeelden te doen , toonende, wac
eerlyk , wat fchandelyk is ; leevendig af-
fchilderende de hartftochten, de deugden
en ondeugden enz.
Zo leerdc men uit Vondels Hypolytus de \
krachc van 'tgeweeten en ftrafie van oneer-
baare verzoekingen;in JosEFmede,gelyk de
zes volgende Treurfpelen , door Vondel
wordtgetoond, hoe de Vroomen na veeJ iy-
dens in't einde noch alles te boven koomen.
Uit de Gebroeders ziet men , hoe de wraak,
hoewel langzaameiyk, noch ten Jaatften de
voorheen bedreevene misdaaden hunne Giraf-
fe
-ocr page 86-
64 ONDERWYS in de
fe doet gevoelen. Salomon Ieertons degrii-"
welen van Afgoderye verfoeijen. In Sal-
moneus en Lucifer wordt de ftraffe van
Gods majefteit-fchendery klaarlyk voor oo-
gen gefteld. In Adonias ziet men de ram-
pen , die de Kroonzucht naar zich fleept,
en zo vooft.
Men trekt dit nut niet alleen uic Treur-
fpelen , maar zelf en dikmaals veel me6r
uit BIy- en Kluchtfpelen : want dewyl in
deezende fouten enondeugden aande gant-
fche waereld tot een fpot worden voorge-
field, en de ondeugende gemeenlyk 't be-
rifpen veel beter verdraagen wil, als 't be-
lagcheh en befpotten , is 't geen wonder,
dat hem dit doet omzien.
II.  Aanbrenging Van wysheid en Voor-
zichtigheid. Zo fpiegelt men zich zachc
aan eens anders ongeluk, en doet ons het
onze ontwyken : men vindt 'er regelen en
exempelen ,die, in beflieringe van Staaten,
ons leeren , waar men den toom wat vie-
ren, waar wat inhaalen moet.
III.  OefFening van de Taal, beflaande
in de kennis van goede woorden, naauW-
keii-
-ocr page 87-
TOONEELPOEZY. 6s
keurige fpellingen , fraaije en krachtige ma-
nieren van fpreeken, zeer wel paffende
en net uitbeeldende Bywoorden van Naarn-
woorden en Werkwoorden. Wat nut het
aanbrengt de Taalen zo grondig te ver-
flaan , mag van de Liefhebbers derzelven ge-
haald worden.
IV. Kennis van Hiftorien , dat is niet I
alleen verhaalingcn van GefchiedenifTen, die
de Poeet naar zyn voorneemen altemet wac
verandert; maar ook befchryvingen van
Landen , Steden , Zeden der Inwooners
enz. Van natuurlyke Zaaken, alsHemel,
Blixem, Storm enz. Van GelykenifTen enz.
Het vermaak der Tooneelfpelen beftaat
in twee dingen. Het eerfle is verlangen
en deszelfs voldoeninge. 't Verlangen komc S
voort uit de verwarring, die gemeenlyk in
de eerfle deelen van een Tooneelfpel voor-
koome. De Dichter volgt hier de Metho-
dus Cryptica,
dat is een manier van fchry-
ven door omwegen , en daar 't gemoed
van den Toehoorder of Leezer eenigen tyd
opgehouden vvordt, eer hy den uitflag van
de zaak, of 'c geen de Schryver voor heeft,
-ocr page 88-
66 ONDERWYS in de
en bedoeldt, begrypen kan. Zo heeft men
meer vermaak in een Raadzel of Kwink-
flag, daar iets verborgens in fteekt, dan in
iets dat daadelyk en als ter eerfler aanzien
fclaar bekend wordt.
Het Tweede is de beweeging tot harts-
tochten , verwekt door twee middelen ,
waar van het eerfte is, het krachtig en Jee-
vendig uitbeelden van alierhande hartstoch-
ten, alshaat, liefde, jaloezy, droefheid
enz. want
Ut ridentlbus arrident, itaflentibus adfunt
Humani vultus; ft vis me flere dolendum eft
Primum ipfi tibi
,• tunc tua me infortunia
lecdent,
Telcpbefeu Peleu, male fi mandata loqueris,
ylut dormitabo, aut ridebo.
dat is:
Het menfchlykaanzicbt volgt gelyk het wordt
geleid:
Het lacbt met hem, die lacht, en fchreidt
met bem, die fchreidt.
Eerft moet gy droevig zyn
, mlt gy my
droevig maaketii
Dan
-ocr page 89-
TOONEELPOEZY. 07
Dan zal ydPekus! my uw ramp aan 't barte
raaken ,
Of d'wwe, Telepbus: maar zo gy kwaalyk
fpeelt
Zult gy my Jlaapen doen of lachcbcn.
Het andere is het affchilderen v3n allerhan- ! j
de Scaacen van menfchen, Koning, Onder- I
zaat, Heer, Knecht, Boer, Edelman, Oud,
Jong, Man, Vrouw, Dronken enz.
Dat hier uit groot vermaak ontftaat,komt
alleen door de Kunft: want het bloote ge-
hoor of gezicht van dingen, daar geen kunft
in is, geeft geene inprentinge in onze zin-
nen. Zo beziet men met grooter genoege*
een Beeld of Schildery, dat een menfch,
beeft of iets anders, natuurlyk en als lee-
vendig voor onze oogen vercoont en uic-
beeldc, dan de menfchen zelven. Wy lach-
chen, als iemand met zyn ftem het knorren
van een varken, het kraaijen van een haan,
het kryten van een kind enz. aardig vveec
naar te bootzen.
De Tooncelfpelen dan brengen te gelyk
E 3
                    nut
-ocr page 90-
ONDERWYS in de
c$
nut en vermaak aan door verkwikkinge
van onze geeften , wanneer die bezig ge-
vveeft zyn , om die dingen te bevorderen,
die tot ons natuurlyk en burgeriyk leeven
van nooden zyn.
Z E-
-ocr page 91-
TOONEELPOEZY. 69
ZEVENDE HOOFDSTUK.
Van de Oudheid > Oorfprong en Waar-
digheid der Tooneelfpelen.
nder de uitwendige eigenfchap-
pen der Tooneelfpelen zyn voor
deezen nevens anderen geield
de Oudheid , Oorfprong en
Waardigheid derzelven, waar van wy in 'c
korteonderverbetering ziillen zeggen. Voor
eerft, wat aangaat
De Oudheid: dat dezelve met het begin
der Griekfehe geleerdheid haaren aanvang
hebbe genoomen , en dat men voor dien
tyd met vindt, dar eer/ige geleerde volken,
als voor dien tyd geweeil zyn de Egypte-
naaren en Chaldeen, Tooneelfpelen gehad
hebben, ten minften zo veel ons bekend is;
ten waare , dat men voor een ruuw Too-
neelftuk het Hooge-Lled van Salomon, en
het Boek van Job wiide neemen , dewyl
E 3
                         die
-ocr page 92-
7o O NDERWYS in de
die zo gefchreeven zyn , dat ze op eenige
pfaatzen door fpreekende perfoonazien op-
gezegd zouden kunnen worden: maarge-
]yk die zeer weinig gelyken naar het geen
wy hedendaagfch een Tooneelfpel noemen,
zo hebben ook die allereerfte Spelen of Ge-
zangen, die den naam van Trngxdia * en
Commdia ] by de Grieken eerft voerden, a!zo
weinig naar hec zelve geleeken; nidemaal
die niet anders waaren als dankzeggingen,
die ter eere van hunne Goden en byzonder-
Jyk van Bacchus opgezegd wierden: Enge-
Jyk die hunnen eerften aanvang genoomen
hebben, wanneer de Grieken noch byna in
alle Dorpen en Gehuchten by den Landtbouw
leefden, en op het naajaar de vruchten, en
inzonderheid den wyn van het gebergte en
het veld ingezaameld hebbende , als dan
eenige vicrdagen hielden , die nevens de
Offerhanden en andere plechtigheden be-
gaan wierden met eenige Gezangen en
Gedichten , zo is het zeker , dat die zeer
ruuw en onbefchaafd geweefl zyn, als ge-
rnaakt zynde van Boeren , die geene of
wei-
* Treurfpe!.         f Blyfpel.
-ocr page 93-
TOONEELPOKZY. 7t
weinige oeffeningen van geleerdheid had-
den, en voor het maaken ofzingen derzei-
ven met een Bok of Geit vereerd wierden
welk beeft, gelyk mede de Tooneelfpelen,
aan Bacchus van de Ouden was geheiligd ,
aan wien, als vinder van den Wyn , byzon-
dere feeften en vierdagen, nevens de Vreug-
de-fpelen waaren toegeweid. Van deezen
Bok is hec woord Tragcedia gekoomen ,
hoewel dat eenigen het brengen van een
woord , betekenende hef, of moil , of
nieuwen Wyn, en willen, dat men in plaacs
van den rechten naam Trygoidia , met den
tyd gezegd heeft Tragcedia.
Deeze ruuwe wyze van zingen, met den
tyd befchaafd wordende, heeft Euterpe,
die onder de Zanggodinnen wordtgeteld,
eenige Reijen , die zingen, met malkande-
ren fpraaken en antwoordeden , 'uitgevon-
den. Waarby zekere Thespis van Athe-
nen een Speeler gevoegd heeft, om de
Reijen altemets te verpoozen ; welk gezel-
fchap hy met wagens ten platten lande om-
voerde , en daar mede eenige fpeien ver-
toonde , gelyk Horatius in zyne Dkbtkunfi
E 4                  zegt.
-ocr page 94-
72 ONDERWYSinbe
zegt. Hy leefde omtrent den tyd van So-
ion en de Babilonifche gevangenis.
Na Thespis is gevolgd ./Eschilus , die
leefde omtrent den tyd van Pindartjs en
Hypockates , honderd of vveinige Jaaren
min naa Thespis , te vveeten , in 't Jaar
der Waereld 3460.
De Comoedien zyn byna van dezelveoud-
heid en oorfprong, doch verfchillen alleen
hierin, dat zy eerftingefteld zynbydeLand-
lieden,die vanheteene Dorp tothetandere,
in den tyd dier vierdagen , malkanderen
gingen bezoeken , en alzo boertende en
gekkende , malkanders gebreken in zekere
Gezangen, den een den anderen verweeten:
want Comoedia is zo veel als Dorpzang ge-
zegd; en deeze fpelen met den tyd beter
befchaafd wordende , hebben net onder-
feheid gekreegen van de Comoedia Vet us
& Nova *, of van de nieuwe en oude Co-
.medien, zeer bekend by de Ouden. Zyn-
de de Comadla Fetus niet anders dan een
fcherp en fcharaper verwyt van des eeneu
of anderen gebreken , waarin met groote
uit-
* Het Oude en Nieuwe Blyfpel.
-ocr page 95-
TOONEELPOEZY. 73
uitgelaatenheid zelfs de vuilfte dingen
naaktelyk worden verhaald, gelyk invoori-
ge tyden de Kamerfpeelers hier te lande
00k omtrent die gewoonte pleegen te heb-
ben. De Nova daar en tegen was en is ge-
bleeven , tot nu, een leerzaam voorbeeld
van 't dagelyks gcmeene menfchen leeven.
De Oorfprong der Comedien zou men ee-
nigzins kunnen afneemen by net gewoone
gebruik van onze hedendaagfche Boere Re-
derykers , die, op de KermiUen , hunne
naaflgelegene Dorpen en Earners gaan ver-
zoeken, en aldaar de een of ander uitdaa-
gen , om iets, by hun gemaakt , op te
zeggen ofte te vertoonen.
P>y de Grieken wordt eenen Eficiiarnius
van Sicilien de eer gegeeven van de Come-
dien gevonden te hebben,doch zommigen
fteilen vvederom anderen:
By de Romeinen is Livius Androniccs
de eerfte Comedie-maaker geweeil; maar
in beide deeze deelen, gelyk 00k in ande-
re weetenfchappen, zyn de Grieken veel
uitmuntender dan de Romeinen geweeft,
en onder de Grieken die van Athenen
E 5                  uic-
-ocr page 96-
74 ONDERWYS in de
uitfteekender dan anderen: by weiken de
Comoedien en Comedianten f altyd in zon-
derlinge eere zyn gehouden , zoo ook, dac
de Comedianten zelf in afgezantfchappen
gebruikt zyn,gclyk zy verhaalen vaneenen
Aristodemcs , die als afgezant aan Koning
Philippus van Macedonien wierdt gezonden.
De Romeinen hebben wel veel van de
Tooneelfpelen gehouden , maar echcer de
Spelers akyd voor infaame perfoonen
geacht; 'c welk lichtelyk daardoor is toege-
koomen , dat zy zich in het vertoonen van
hunnen Toneelfpelen van flaaven en flaa-
vinnen bedienden, welke laatften met ee-
nen,na het vertoonen,voor openbaare hoe-
ren gebruikt wierden.
De Waardigheid der Tooneelfpelen blykt
klaarlyk uic het geene hier voore van de
nuttigheid en het vermaak derzelven in 'c
breede gefprooken is, en daar en boven uic
de gunfl: en liefde, die veele Koningen en
Vorflen, nevens veele Geleerden,den Maa-
keren en Spelers hebben toegedraagen,
gelyk by verfcheidene Schryvers breeder
kan blyken.
                                  ACHT-
f Tooneclfpclcrs.
-ocr page 97-
TOONEELPOEZY. 75
ACHTSTE HOOFDSTUK.
Van den Naam clcr Tooneelfpelcn.
e befte Naam is , welke, op het
volmaaktft, de zaak, die te be-
noemen ftaat , aan den Leezer
of Toehoorder vertoont.
Dewyl nu in alle Tooneelfpeien de zaak
een Gefchiedenis ofteDaad is, zal dezelve
met den naam des Tooneelfpels uitgedrukc
moeten worden ; En zullen dienvolgens,
die naamen , welke dat niet doen, gebrek-
kig zyn.
De Aclien nu der ToneeJfpelen verkeeren
omtrent perfoonen aileen, ofce omtrent per-
foonen en zaaken te zaamen , zo verkeert
in het TooneeJfpel van Lucifer, van Salmo-
neus (a),
enz. de Adlie of Gefchiedenis om-
trent Lucifer en Salmoneus aileen , zonder
by-
(a) Trturfpelen van den grootenJoosT vanVondel.
-ocr page 98-
16 ONDERWYS in de
bykomfl van eenige zaak ; maar in hec
Treurfpel van 't Guide Flies (b), vcrkeert de
A&ie omtrent den perfoon van Jafon , en
daar by omtrent bet Guide Flies, dat hy
wint.
De perfoonen (zo wel als de A6He om-
trent hun bezig is, met dezaak, als zon-
der de zaak) zyn altemets een , altemets
twee, en zelden drie Hoofdperfoonen: zo
worden in Horace en Curace, in Granida en
Daifilo
(c) , in Diana en Endimion, twee
Hoofdperfoonen uitgedrukt.
Drie dingen dan kunnen 'er in een Too-
neelfpel zyn, van dewelken de naam kan
genoomen worden , en dat wel van alien ce
zaamen , ofte zommigen, ofte een alleen:
zodat 'er in alles zeven wyzen van een Too-
neelfpel te benoemen zyn: want men drukt
ze
(£) Een goed Treurfpel in zyne foort metKuiift-
en Vliegwerken door Dr. Lodewyk Meijer , een
der kundigfte eh arbeidzaamfte Leden van dit Kunll-
genootfchap, in 't Jaar 1667 en 1668. in 8vo te Am-
iterdam by Jacob Lescailje gedrukt.
(c) Aangenaam Treurfpel van den Ridder Pietee
COKNELISZOON IIOOFT.
-ocr page 99-
TOONEELPOEZY. ?7
ze of alle drie uit, of twee, een achter
laatende , of ecn, de twee overigen voor-
by gaande.
De Eerfte benaaming dan is, wanneer,
ia den naam des Tooneelfpels, de A£He , *
Hoofdperfoon en zaak uitgedrukt worden,
als de fVapenftrydt van Ajax en UUJJes, jfa-
Jons ixinfl van 't Guide Flies
, enz.
De Tweede is , als de Adtie met den
Hoofdperfoon ofte perfoonen uitgedrukt
wordt, wanneer 'er geen zaak in 't /pel be-
oogd wordt, als Didoos doodt, Davids Balling-
fchap
(J), de Liefde van Diana en Endi-
raion (e)t
enz.
De Derde is, als de Adh'e met de zaak
uitgedrukt wordt, wanneer de perfoonen
van weinig nadrtik zyn; als 't Beleg van Lei-
den (f), Jerufakm Venvioefi (g), de Brandt
van Trooijen
enz.
                                  Dc
(d) Treurfpei door J. van Vondel.
(*) Een, in zyne foort,goedTreurfpei metKunft-
.en Vliegwerken door David Lingelbach, Lid van
die KurUtgenootfchap, te Amfterdam in 't Jaar 1669.
by Jacob Lescailje in 8vo gedrukt.
(/) Oud en Wild Spe! van Reinier Bontius.
(g) Ecn Treurfpei van Vondels vroegep tyd.
o
-ocr page 100-
ONDERWYS in be
78
De Vierde is als de Hoofdperfoon met de
zaak uitgedrukt wordc, als fFarenar met de
Pot (h),
enz.
De Vyfde is, wanneer alleen de ARie
uitgedrukt word, als de Malic -wedding (i),
de Foorzkhtige dolbeidt (k), Reukeloeze Stoudt-
heidt
enz.
De zesde is , wanneer alieen de Hoofd-
perfoon ofce perfoonen uitgedrukt worden ,
en dat gefchiedt.
I.  Door een eigen naam alleen, als Salo-
mon
(/) , Genoveva (m), Horace en Curace enz.
II.  Door een eigen naam met byvoeging,
als Jofef in DotbanJnEgipten, in 't Hof(n),
Hercules Oeteus
enz.
III.
(b) Een Geeftig BIyfpel, in naavolging van de Au-
Maria
van Plautus, kunitig op onze tyden en zeden
overgebragt door den Ridder P. C. Hooft,
(i) Of Gierige Geeraard , een der befte BIyfpelen
van ons Kunftgeoootfchap, voor 't zelve met verbe-
tering in 't Jaar 1713. in 8vo herdrukt.
(*) Een Spaanfch Spel , door zekeren Joris de
Wyze vertaald.
(J) Treurfpel door Vondel.
(w) Brabandfch Stuk, door Woutiif.rs.
(«) Drie Treurfpclen van Vondel.
-ocr page 101-
TOONEELPOEZY. 79
Iir. Door een gemeenen naam, gehaald
van 'c Vaderland, als Andria (o) , Troas,
Per/a
enz.
IV. Door een gemeenen naam , ziende
op de voomaame AStis, en.dat alleen, als
de Logenaar (p)y enz.
Of mec byvoeging van omflandigheden,
als de Gedwonge Vriendt (q) , de Spookende
Minnaar
(r), de Gelyke Tweelingen, enz.
De Zevende is , wanneer de zaak uirge-
drukt wordt , als bet Guide Flies, Aulula-
ria, Cijiellaria
enz.
Tegen alle deeze regelen zal gezondigd
vvorden.
I. Als een min voornaame Aclie uitge-
drukt wordt, als Ajax-Orarius, Offerbelof-
te
enz.
II.
(a) Bly-fpel van Terentius, door Jacob Wester-
baan in Nederduitfche vaerzeil vertaald.
Q>) £tn Geeftig Blyfpel, uic het Franfche van Cor-
T7eilje , in ons Land verflandig overgebragc door Dr.
Lodewyk Meijer, waar van de befte druk is by dc
Erf,,', van J. Lescailje 1699. in 8vo.
(q) Door Izaak Vos uit hec Spaanfch berymd.
(r) BIyeindend Treurfpel door David Linger
*ach, in 't Jaar 1661- by Jacob Lescailje in 8vo.
-ocr page 102-
So ONDERWYSinde
II.   Als een andere als de Hoofdperfoon
uitgedrukt wordt, als Gerrit vanVelfen (J)t
Jepbta
(f)> Phtenijfie.
III.   Als een andere als de Hoofdzaak
uitgedrukt wordt.
De naam , die alle drie deeze dinger],
de A6tie , Hoofdperfoon en Zaak , of de
twee eerften, als 'er geen zaak in 't Spel is
uitgedrukt , oordeeien wy de befte, en
daar behoorde niet afgegaan te worden als
om goede redenen, welke verfcheiden kun-
nen zyn; als ■------•
I. Indien in een Tooneelftuk is de Ac-
tie , Hoofdperfoonazie, en een Hoofdzaak,
en omtrent de Hoofdzaak is niets aanziene-
lyks gefchied, als in het Tooneelft.uk ver-
beeld wordt, zal het genoeg zyn , dat mec
den naam van de Hoofdzaak te benoemen.
By voorbeeldt, in het Tooneelfpel van
't Guide Flies, is de voornaamfte Aclie des-
zelfs winft, -de Hooftperfoonazie Jafon,
en de zaak , waaromtrent de Actie .ver-
keert
(j) Treurfpe! van den Ridder P. C. Hooft,
(t) Treurfpel door J. van Yondel.
-ocr page 103-
T O O N E E L P O ! Z Y. Si
keen:, bet Guide Flies: dewyl nu omtrenc
deeze zaak niets aanmerkenswaardigs ge-
fchied is, als de tocht der Grieken na
Kolchis, om het zelve te winnen, is 'c gc-
noeg, dac fpel bet Guide Flies te noemen,
tfullende de Leezer en deszelfs Aanfchou-
wers niet anders als deszelfs winft verwach-
ten.
II.  Indien in het Tooneelfpel de voor-
naame A6lie en de Zaak uitfteeken, en de
Perfoonazien van weinig belang in de Actls
zyn, of dat zy hen byzonderlyk niet aan-
gaat, zal men dezelve mogen achterlaaten,
en in den naam alleen de A6tie en zaak
uitdrukken, als 't Beleg van Leiden, Jeru-
falem vervioefi
enz.
III.  Indien 'er maar in het TooneeHluk
een voornaame Aclie, met een Hoofdper-
foonazie, zonder Zaak is, en deeze Perfoo-
nazie is niets byzonders in zyn leeven voor-
gevallen, dan 't geene in het Spel verhan-
deld wordt, zal 't genoeg zyn, om de voor-
verhaalde feden, aan het Stflk den naam
van de Hoofdperfoonazie te geeven, indien
zyn naam in de Hiflorien bekend is, kry-
F                  gende
• »
-ocr page 104-
82 ONDERWY'S in be
gende door denzelven het Stuk meer luis-
ter;maar, zo hem meer aanmerkelyke din-
gen bejeegend zyn, zal noch by zyn naam
de Adtie dienen gevoegd te zyn, als Didoos
Dood, Davids Balling/chap
enz. onaangezien
of 'er meer of geen meer Tooneelftukken
van die Perfoonazie zyn.
IV. Maar indien de Hoofdperfoonazie in
de Hiffcorien niec of zeer weinig bekend is,
of indien de Aclien of Perfoonazien van 'c
Spel geheel verdicht zyn, zal 't gevoeglykft
zyn, het werk met een gemeenen naam te
benoemen , welke , of de Aciie uitdrukt,
als De BeklaagJyke Dwang (v) enz. Of de
Hoofdperfoonazie met zyn Adlie, als De Loo-
genaar, De Gedwongen Friend
enz, gelyk de
Spanjaards dat hedendaagfch waarneemen,
en deFranfchen, in hunne Blyfpelen.
(v) BIyeindend Treurfpel van Izaak Vos.
V" %&
NE-
~-"......... in...... i ""I'Winfiniiiiiir iTiiain'i
-ocr page 105-
TOONEELPOEZY. g3
NEGENDE HOOFDSTUK*
Fan de Eenheid der GefchiedeniJJen.
nder de Eigenfchappen van alle
Gedichten, en dienvolgens m^-
de van het Tooneelgedicht, is
geenzins van de minfte aan te
merken de Eenheid of Enkelbeid van de Ge-
fchiedenifle (Unitas Jctionis). Hier in zyn
alle Kenners der Dichtkunft met elkander
eens, dat het voorwerp van een Gedichc
(Subjeffium Poematis,) moetEen en Enkel zyn,
(Simplex duntaxat &p Unum,) gelyk Hoiu-
tius de Arte Poetica zegc:
Denique fit quodvis , fimplex duntaxat &
unum.
dat is:
Vooral moet ieder zaak maar Enkel zyn en
Een.
F 2                  Ari-
-ocr page 106-
g4 ONDERWYSindb
Aristoteles was mede daar t'huis, in zyn
Boek van de Dichtkunft:
Neceffe enim eft egregie fe babentem fabu-
laniy ejje tnagis Jimplicem quam duplicem.
dac is:
Want het is noodzaakelyk, dat een welge-
field Tooneelftuk maar een
, en niet veele
gefchiedenijjen most begrypen.
Om dan wel te verflaan, wat eigentlyk dee-
ze Eenheid of Enkelheid in een Tooneelfpel
zy, moet men weeten, dat deDichter voor
het fubjeSb moet neemen van zyn werk een
Gefchiedenifle, en daar naa, na het einde
van 't Gedicht, niets overig blyft, 't geen
liet gemoed of van den Leezer of Aanfchou-
wer in eenige de minfle bekommerniffe of
nieuwsgierigheid houdt van 't geen om-
trent dezelve GefchiedeniiTe op dezelve
zoude mogen volgen.
Deeze Gefchiedenis moet Een en Enkel
zyn, te weeten zodaanig, dat aile het geen
omcrent dezelve verhandeld wordt, in dier-
voegen aan malkanderen hangc, dat 'er
niet*
-ocr page 107-
TOONEELPOEZY. $5
niets afgedaan kan worden, of de heele Ge-
fchiedenis verandert merkelyk : want het
geene zonder diemerkelyke verandering by
of afgedaan kan worden, kan men voor
geen deel van de Gefchiedenifle reekenen.
Daar uit kan men ook met zeggen, dat de
Gefchiedenis Een zy, omdat zy omtrent
een en dezelvePerfoon is: want daar kun-
nen veel Gefchiedeniflen zyn van een Per-
foon , die alien te zaamen geen eene en en-
kele Gefchiedenis uitmaaken ; maar veele
verfcheidene. Gelyk by voorbeeld de Ge-
fchiedenis van Jason omtrent zyn liefde
metHypsiPHiLE, daar naa het winnen van
't Guide Flies, en noch daar naa zyn trotiwen
met Creitza, en Medea's wraak, daar op
gevolgd, zyn drie verfcheidene Gefchiede-
niflen omtrent denzelven Perfoon; waarorn
Jan Vos, in zjne Medea (a), zeer grof
tegen
(«) Een gedrochtelyk Treurfpel, zo vol van op-
geblaazene en dwaaze uitdrukkingen, dat een recht
kpnner, by 'C rertoonen of leezen van dat ftuk, zich
zomtyds naauwiyks kan ontbouden van luidkeels tc
lachchen.
r 3
-ocr page 108-
86 ONDERWYS in de
tegen deeze voornaame regel gezondigd
heeft, brengende de Gefchiedenifle van Hyf-
siphile by die van de wraak van Medea o-
ver Jason's ontrouw in een ftuk.
Zy zondigen ook alien tegen deezen re-
gel:
Qui Herculeidem , ant Thefcidem & talia
poemata conficiunt, putant enim, quoniam
units erat Hercules, unam etiam fabulam
convenire.
dat is:
Die een Gedicht van Hercules of Thefeus en.
diergelyke madken: want zy meenen, dat
bet maar een en enhele Gefchiedenis is,
al het geene hy bedreeven heeft, omdat
'er maar een Hercules en een Tbefeus ge-
weeji is.

Die 't inneemen van geheele Steden, ja
geheele leevens van hunneHelden tot voor-
werpen van hunne Gedichten neemen, on-
der wellce de Ariane van Jan JanssenSchip-
Per, en de Lyzander en Calijle van den Ad-
vokaat Blasius , zo grof zyn, dac het zeJfs
die
-ocr page 109-
TOONEELPOEZY. 87
die geenen tegens de borft geftooten heeft,
die de Dichtkunft maar van verre begonnen
te begroeten.
In de Tooneelfpelen, die bly-eindende
zyn, of Comoedia genaamt worden, beftaat
deeze Eenhtid en Enkelheid hier in, dat 'er
maar eene enkele vvarringe, of verhinde-
ringe tegens het voorneemen van de voor-
naamfte Perfoonazien zy.
In de TreurfpeJen, dac 'er een enkel pry-
kel zy, dac de Hoofdperfoonazie van 'c
Treurfpel te boven geraake of daar onder
blyve. Ate deeze ten einde zyn , is de
ganfche Gefchiedenis uit, en laat aan de
nieuwsgierigheid der Aanfchomveren niets
overig.
Hier mede beneemen wy aan den Dich-
ter de vryheid niet, van in de Blyfpelen
meer als eene warringe of verhinderinge,
ofte in de Treurfpelen meer gevaaren te bren-
gen : want de ervaarenheid leert ons, dat
dezelve in beide de foorten zeer groot fie-
raad bybrengen; maar wy rneenen met den
Heer Corneille, dat hy zich wel zorgvul-
dig zal moeten wachten van zodaanige meer
F 4
                    war-
-ocr page 110-
g3 ONDERWYS in n
warringen, verhindernilTen, ofce gevaaren in
te brengen, die niec noodzaakelyk uic mal?
kanderen voortkoomen, en als een keten
aan malkander gehecht zyn; dewyl anders
de Toehoorders op de eerfte ontwarringe,
ofteontgaan van 't gevaar, geruft zyn, niet
kunnende denken op andere warringen ofte
gevaaren , die buiten deeze voornaamen ,
die zy hebben zien eindigen , omcrent de
Hoofdperfoonazien kunnen voorvallen, in
andere gelegenheden.
Daar in tegcndeel, wanneer dezelve nood-
zaakelyk en natuurlyk op den anderen vol-
gen, deToehoorder ongerufl; is, tot zo lan-
ge,dat hy alle de warringen ontknoopt,ofte
de gevaaren ten einde, 't zy in het goede
of in het kwaade, gezien heeft.
Alle deeze bygevoegde Aclien zyn alleen
aanleidingen tot het eindigen van die ee-
ne enkelde voornaame A6b"e, die de Dich-
ter voor het Voorwerp of Sujet van zyn
Tooneeldicht neemt. Deeze voornaame
Afilie rnoet in het Spel een begin , midden
en einde hebben. Elk van deeze is een by-
zondere Adtie, en kan 'er noch meer onder
zich
-ocr page 111-
TOONEELPOEZY. 89
gich begrypen; maar eene moet 'er volmaakt
zyn , dewelke met kunfl: niec toe die vol-
maaktheid kan gebragt worden, als door
hulp van deeze minvolmaakte.
De Heer Corneille brengt twee voor-
beelden uit zyn eige Werken voor, daar de
Gefchiedenis dubbel,niet enkel is, te wee-
ten in zyn Horace (b) , daar Camilla's
dood niet noodzaakelyk op de dood haars
Minnaars volgt, of veroorzaakt wordt door
de rouw, die zy over hem bedreef. Hier
ziet men klaar het tweede prykel daar Ho-
race zichbuiten eenige noodzaakelykheid in
werpt. Hy wederom koomende met zee-
ge behoefde zyne Zufter niet te dooden,
zelfs niet eens aan te fpreeken, indien hy
den plicht van een Broeder of ten minften
van een eerlyk man hadt willen voldoen.
Het tweede voorbeeld is in zyne Theo-
do-
(b) Onlangs door den Heere Jacobus Stamhokst
«?p nieuws in 't Nederduitfch overgebragt onder den
naam van Heratius, in 't Jaar 1755. te Amfterdain by
Izaak Duim in 8vo gedrukt,ten dienfte van denSchouw-
hurg aldaar.
F 5
1
I
j
-ocr page 112-
$o ONDERWYS in be
Dora (c): daarzy evenontgaan zynde het
gevaar van in een hoerekot gefchonden te
worden , zich in een tvveede werpc, willens
en weetens, om noch eens 't zelve gevaar
ofte de doodftraffe voorgeworpen te worden.
Dat de Gefchiedenis waarlyk in diervoegcn
gefchied zy,verfchoont deezen misflag niet;
want het Tooneelfpel behoeft juift niet de
geheele Hiflorie of 'c meerendeel derzelve
van de Hoofdperfoonazie te vertoonen, ter-
wyl men dan niet alleen tegens de eenheid
der GefchiedenifTe, maar ook tegen de een-
heid van tyd en plaats, ontwyffelyk zal en
moet zondigen.
De Heer Corneille brengt deeze ver-
fchooning welby, te weeten, dat deAftie
niet volvoerd zoude zyn geweeft, indien hy
den Aanfchouwer in de bekommernis ge-
laaten had, wat Theodora naa 'c ontgian
van dit gevaar overgekoomen was; maar
ziende hoe weinig hem zyne verfchooning
kan helpen, onderwerpt hy zich 't gevoekn
en oordeel van de Kunftkenners, met be-
lofte
(c) Treurfpel.door JonAN vanDoesburg vertaald,
en in 't Jaar 1715. te Rotterdam in 8vo gedrukc.
-ocr page 113-
TOONEELPOEZY. ot
lofte van zich op geen hooger Rechtbank
te beroepen, zo hy van henlieden veroor-
deeld wierdt.
In de Troas van Seneca (d), is de dood
van Astianax en die van Polyxena niet
eene,maar twee byzondere Gefchiedeniffen,
tegens deezen regel,en alJe ontallyke meer,
die ora kortheidshalve voorby gegaan wor-
den.
( d) Door Joost vak Vondel , onder den Tytel
van de Amjlerdamfcbe Hecuba, en door Jacob IVester-
baan, onder dicn van Seneca's Troas, gezeid de Ka-
ninginne der Treurfpelen,
in onze taal uitgegeeven.
TIEN*
-ocr page 114-
f2 ONDERWYS in de
TIENDE HOOFDSTUK.
Van de Ongeivoonheid der Gejcbie-
dcnijje in een Tooneelfpel.
oorheen is gezegd, dac het einde
en oogmerk van de Dichtkunft in
't gemeen, en van de Tooneel-
fpelen in 't byzonder, is de nut-
tigheid en het vermaak: doch, om dat ein-
de wel te bereiken, zyn verfcheidene zaa-
ken, zo in de Gefchiedenis zelf, als in de
Verhandelinge derzelve, van nooden.
Ons is voor deezen tyd opgelegd te fpree-
ken van de Ongewoonheid der Gefchiede-
niffe. Hoe zeer die tot het nut vermaak,
dat men uitdeTooneelfpelen trekke, noodig
is, meen ik, dat nieroand van ons onbe-
kend kan zyn; dewyl het klaar is, dat men
meerder van iet ongewoons, dan van 't gee-
ne men dagelyks ziet, bevveegd wordt, en
datde nuttigheid en het vermaak meeften-
deels,
-ocr page 115-
TOONEELPOEZY. n
deels, of wel t'eenemaal, uk de beweegin-
ge voortkomt.
Door eene ongewoone Gefchiedeniffe ver-
ftaan wy eenGefchiedenis,die zelden voor-
vak , en nooic of zelden is vertoond ge-
weeft.
Deeze Ongewoonheid nu is, of in den
grond van de Gefchiedeniffe zelve, of in de
omftandigheden.
In den grond zelve, gelyk in Jepta (a),
welke Gefchiedenis zonder ongewoone om-
ftandigheden uic zich zelven ongewoon is.-
Maar byaldien de grond der Gefchiede-
niffe uit zich zelven niet ongewoon is,worde
die door eenige omftandigheden ongewoon
gemaakt, in welke omftandigheden dan waar
te neemen is, dac die zelve ongewoon moe-
ten zyn , indien zy een gewoone Gefchie-
denis ongewoon zullen maaken. Onder dee-
zen vinden wy:
I. De Plaats, gelyk in Lucifer (b), al-
waarde grond der Gefchiedeniffe, te weeten
de
(a) DoerJoosT van Vondel.
(*) Insgelyks door den grooten Vondei,.
-ocr page 116-
94 ONDERWYS in de
de Oproerigheid, gewoon is; maar de plaats
daar die Gefchiedenis is voorgevallen , na-
rnelyk de Hemel, maakt deOngewoonheidj
die 'er in de Gefchiedenis is.
II, De Hoofdperfoon of perfoonen; zo is
de liefde zeer gemeen; maar byaldien een
Moeder op haaren Zoon, een Vader op zy-
neDochter, een Koning op eene Harderin
enz. verliefd is, wordc de liefde, die in
zich zelve gewoon is, door een of meer
Hoofdperfoonen ongewoon gemaakc.
' De tyd fchynt mede iets tot de Onge-
woonheid toe te kunnen brengen: want de
dingen , die voor veele eeuwen zyn ge-
fchied , gelyken ongewooner, als die on-
langs zyn voorgevallen. Maar als men 't
wel bedenkt, doet de tyd weinig, of t'ee-
nemaal niet tot de Ongewoonheid : wane
laat net zyn, dat een zaak voor veele jaa-
ren gebeurd is, indien men die zelve zaak>
of in dien tyd of naderhand meermaals ge-
zien heeft,is zyevenwel niet ongewoon. Zo
dat het blykt, dat de Ongewoonheid, die
in de oude Gefchiedeniflen is, niet zo zeer
den tyd als wel den grond der Gefchiedenifle
zelve,
-ocr page 117-
TOONEELPOEZY. 95
zelve, of andere omftandigheden is toe te
rekenen.
Deeze voorgenoemde omftandigheden
kunnen gelyk gezegd is, een Gefchiedenis
wel ongewoon maaken; maar indien by een
gewoone Gefchiedenis niets anders komt als
een ongewoone plaats, of perfoonen, of
tyd, of 00k deeze drie te zaamen, gelyk in
Lucifer, is evenwel de Gefchiedenis noch
zo ongewoon noch zo vermaakelyk, als of
'er een ongewoone knoop en ontknooping
bykwaamen.
In deeze twee hebben wy in 't gemeen
aan te merken:
I.  Dae zy moeten zyn onder- en in de
voornaamfte perfoon of perfoonen.
II. Dat zy ten minften waarfchynlyk moe-
ten zyn, alvvaar naa deezen van gefprooken
zal worden.
Wy vinden dan onder de omftandighe-
den, die een Gefchiedenis ongewoon kun-
nen maaken,
III.   De Knoop of Verwarring, dat is
naar 't zeggen van Akistotei.es , al hee
geen van 't begin van de Gefchiedenis af,
toe
-ocr page 118-
■ - - - -1 ,n m,m,m,.,mwmm~m>" ■*■— .U....I if. n n.'""« i—^.. i.'. ,'■ ■ -i*. ■ Y n i. .1.. in ij".m im ril:i>HMI rif [iir an wi: h I«;. will 1 ,1»,—., ,»,»„. ,,.,
95 ONDERWYS in be
tot aan die plaats, daar de voornaamfte per-
Toon of perfoonen, of van ongelukkig ge-
lukkig , of van gelukkig ongelukkig wor-
den.
In deeze Knoop of Verwarringe is aan
tc merken:
I. Dat 'er niets in koome, dattot de ont-
knooping niet dienftig is, of anderzins zal
dat buiten de GefchiedenifFe zyn , en een
gedeelte van een andere GefchiedenifTe
maakeri.
IJ. Dat de grootfle Verwarring de onge-
•froonfte en aangenaamfte is. Zo is de Knoop
in de Gelyke Tweelingen (c) zeer aangenaam,
omdat zy zeer verward is. Hier in dient
evenwel, gelyk gezegd is, de waarfchynlyk-
heid en ook de verftaanlykheid waargenoo-
men te worden.
III. Dat de Verwarring zodaanig niet zy,
of
(e) Dit Blyfpel is uit de Menecbem van Plautus
door ons Kunftgenootfchap zeer verftanriig in eeii
Hollandfch kleed geftooken, alles , byzonder gees-
tig, op onze tyden en zed^n gepaft zynde. De belle
druk is die van 't Jaar 1715. vooi 't Kunftgepoot-
fchap in 8vo.
-ocr page 119-
TOONEELPOEZY. 97
of zy kan op een gcvoeglyke manier ont-
ward worden.
In deeze omftandigheden hebben wy, ten
IV. en ten laatfben deOntwarring, zynde
naar de getuigenifle van .Aristoteles (d)y
al het geen van het einde der knoop af tot aaa
het einde des Tooneelfpelsgefchied; gelyk
in Agrippa (<?) behoort het altemaal aan de
knoop, tot daar Tyrrhenus , naa net gerugc
van Agrippa's dood, aan Lavinia den ftaac
van zynen Zoon ontdekt, het andere be-
hoort altemaal tot de Ontknooping.
Oni deeze Ontknooping gevoeglyk te
maaken, dient men te letten:
I. Dat
(d)  Diogenes LaSrtius verhaalt dat Aristoteles
drie Boeken de Arte Poi'tica, dat is, over de Dkbtkwifl,
gefcbreeven heeft,waar van 'er maar een,seheel on-
gefchonden , overgebleeven is, nieSrmaak'n in de
Griekfcbe oorfpronkelyke taale met een Latynfche o-
verzetting in druk uitgegeeven. Dit Botk heeft tot
een grondflag gediend aan meeft alien, die over de
Tooneel-poezy en andere Dichtwerken gefchreevea
hebben.
                        ,-,
(e)  Of dtGewaandeTiberinus, Treurfpel, doorons
Kunftgenootfchap, nit hetFranfch van Quinault, in
'tNederduitfch vertolkt, waar van de befte druk is te
Amfterdam voor het Kunftgenootfchap 1714. in 8va,
G
-ocr page 120-
98 ONDERWYS in de
I.  Datzyuit deGefchiedeniffbzelvevoort-
koome , of naar de Waarfchynlykheid , of
naar de Noodzaakelykheid. Als in de Cely-
ke Tweelingen
is 't Waarfchynlyker , dat
de Ontknoopingdoor Anthomo, dan door
den Dokter gemaakt wordc. Naar de Nood-
zaakelykheid , gelyk inLAODiCE, daarARU-
eathes ten laatften , door de aankomfl van
Aquilius, gedrongen wordt zieh zelven te
openbaaren, en zo een einde te maaken.
llier tegen flrydc deOntknooping, die door
een God, Engel of diergelyke gefchiedt,
gelyk in Gysbkegt van Aemstel, Amphi-
truo (/) vanPLAUxus, Zunchin (g) en
anderen.
II.  Dat zy volkoomen zy: dat is, dat 'er
niets van de geheele GefehiedeniiTe ach-
ter blyve , dat noch eenige begeerce in den
Toehoorder kan verwekken. Zo zoude de
Ont-
(/) Of de GdykeSnJia's, Blyfpel, door den beruch*
ten Moliere , in navolging van Plautus , ten Fran-
fchtnTooneele ovwgebragt^" en naar hem , door den
Hrere Diderik Buizero, ais ook door AdkuanPek
in 't NeJerduitfth yertaald.
(g) Treurfptl door J. v. Vohdel.
-ocr page 121-
TOONEELPOfiZY. 29
Ontwarring onvolkoomen fchynen geweefl
te hebben in de Gelyke Tiveelingen, indien
naa de herkenning van Ojjiryn , van de
andere perfoonen, die in de Gefchiedenis
mede ingewikkeld zyn,geen gewag gemaakt
wierdt.
III. De befte Ontwarring wordt geoor-
deeld te zyn , die gefchiedc, of door een
Verandering van ftaat, of door erkenning
gelyk in EdiPus (h) en de Tiveelingen.
In de StaatsverwiiTeling ftaat te letten :
I.  Dat die groot zy. Het zoude niet ge-
noeg weezen , dat, om de Ontwarring door
StaatsverwiiTeling te maaken, iemand , die te
vooren ongelukkig was geweefl:, in de Ont-
knooping een weinig ongelukkiger wierdt.
II.  Dat zy onverwacht kornt, om zo de
gcmoederen heviger te bevveegen.
III.  Dat zyniet t' eenemaal by gevalkoo*
me , maar nit kracht van de voorgaande
zaaken. Zo zoude de Ontknooping door
StaatsverwiiTeling niet gocdzyn, indien een
Min-
(5) Treurfpel van den grooten P. Coknmh.b,
dosr den kuudigen Heere ISalthasak liuynscoPER-
in onze taale overgfbrngt.
G a •
0
-ocr page 122-
ioo ONDERWYS in de
Minnaar, die te vooren van zyne Meeftres-
fe doodelyk gehaat was, in 't einde zonder
eenige redenen haare genegenheid ver-
kreeg, en de voorige haat uitgebluft wierdt.
In de Hericenning van een perfoon of
perfoonen , die te vooren onbekend waa-
ren , ftaat te merken , dat de befte is ,
daar de verandering van ftaat daadtlyk op
volgt, gelyk in Agrippa.
De Herkenning gefehied:
I.  Door belydenifle, of van den perfoon,
dien het aangaat zelf, gelyk in Laodice,
daar Ariarathes zich zelven aan zyneMoe-
der bekend maakt; of door anderen , die
daar mede kennifle van hebben, gelyk in
Agrippa , daar Tyrrhenes den rechten ftaat
van Agrippa aan Lavinia ontdekt.
II.  Door tekenen, gelyk in Iphigenia (z)
en anderen. Deeze te"kenen zyn veelerley,
maar,van weinig belang zynde, niet noodig
voor den dag te haalen.
(j) Ipbigenia in Aulis. Dit heerlyk Treurfpel van
den grootcn Racine is mede zeer wel door onsKunft-
genootfchap in 't Nederduitfch overgebragt, en ten
koften van 'c zelve in 'c Jaar 1715. met verbetering
in 8vo herdrukt.
ELF-
o
-ocr page 123-
TOONEELPOEZY. 101
ELFDE HOOFDSTUK.
Fan de Volkoomenheid der Gefchiedenijje
in een Tooneelfpel.
et de Volkoomenheid der Ge-
fchiedenifle in een Tooneelfpel,
verftaan wy zodanig eene, waar
aan t'eenemaal niets, dat tot de
behoorlyke kennifle van dezelve noodig is,
ontbreekt noch overfchiet.
Om hier in niet te doolen moeten wy in
de Gefchiedeniffe, die men mede gevoeg-
lyk inhoud noemen kan , aanmerken, een
Begin, Midden en Einde.
Want het behoorlyk Begin ontbreeken-
de, zal deAanfchouwer, 't gevolg niet be-
grypende, 't zelve met verdriet aanhooren.
Het Einde ontbreekende, zal hy onver-
genoegd heen gaan, als niet weetende ten
welken einde men zo veel werk over hoop
gehaald heeft.
G 3             Maar
-ocr page 124-
102 ONDERWYS in de
Maar het Midden ontbreekende, (dat ik
niet geloove te kunnen gefchieden, als van
iemand, die kraakzinnig is,) zal zulk een
Tooneelfpel nooit zonder verfoeijing be-
fchouwd worden.
Tot voorbeeld zullen wy den Edifus van
Sophocles, door den Heere van den Von-
del overgezet, voorneemen.
Indienden Aanfchouwer niet bericht was,*
datEdipus, uit vrees voor 't Orakel, gebo-
den was om te brengen; dat hy door roe-
delyden gered en onbekend opgevoed was;
dat hy daar naa zynen Vader op een drie-
fprong ter neer gemaakt hadt,'traadzel uit-
gevonden, en daar door zyne eigene Moe-
der getrouwd had ; zo zoude daar een be-
hoorlyk begin ontbreeken, en de Aanfchou-
wer al 't geene daar uit fpruit met verdriet
aanhooren. 't Is wel waar, dat zomtyds in
bekende GefchiedeniiTen dit kan overgefla-
gen worden , zonder dat het veel Aan-
fchouwers gewaar worden ; maar 't blyft
even wel een gebrek voor zo veel denMaa-
ker aanbelangt, ten zy hy het ten dien in-
zichte gemaakt heeft, om voor niemand te
doen
-ocr page 125-
TOONEELPOEZY. 103
doen vertoonen , als voor die, die de ge-
fchiedenis weeten: want het zal voor die
geenen , die die niet weeten altyd gebrek-
lyk zyn, al wilde de Maaker voorftaan, dac
zy 'c behoorden te weeten. Zo van gely-
ken geweeten wierdt al 'tgeene hier vooren
aangeroerd is; als mede, dat hy voor dien
bekend wierdt, die zynen Vader verflagen en
zyne Moeder beilaapen had, en ora wien
de plaagen van pefl over die Stad niet op-
bie!den> en men zag noch will niet, dat hy
zich zelven bande en zyne oogen uitgroef,
often minften, dat hy zich ftrafte, zo zou-
de daar een behoorlyk einde ontbreeken,
en de Aanfchouwer zoude onvergenoegd
hcen gaan ; maar indien men mi al wift,
dat 'er een man was, die zynen Vader ver-
moord en zyne Moeder beflaapen hadt,
waarom de pefl in Tbeben zo in zwang ging,
en men zag daar na , dat Edipus zich ftraf-
te, zonder dat men bericht was, dat hy die
zelve Man was, zo zoude men Begin noch
Eind kennen, en zulk een Tooneelfluk zon-
der hoofd of ftaart oordeelen, om dat Be-
gin en Einde maar genoemd word:, ten
G 4                 aan-
-ocr page 126-
104 ONDERWYS in de
aanzien van dat Mid Jen, dac die twee aan
malkander hecht , ja daar zou geen Ge-
fchiedenis in zo een Toneelftuk zyn; ook
is 't niet te gelooven,dat 'erzulke Gefchie-
denilTen zyn, daar't Midden in ontbreekt:
daar 't Begin ontbreekt zyn wel eenigen ,
als Didoods Dood (a); maar den Dichter,
hoewel kwaalyk, beeldde zich in, dat de Aan-
fchouwer de Gefchiedenis te vooren wift,
en ik twyfel niet of men vindt die misflagen
by groote Meefters.
Daar 'tEinde ontbreekt zyn 'ermede wei-
nig, voornaamlyk by lieden van maar zeer
weinig oordeel. Eene fchiet my in, van
de Jvffer in de Heathen. Een klucht, daar
men vraagt of het al begint als 't gcdaan
is; want men meent te znlle'n zien, wat dat
uitwerken zal, dat die Juffer nu weg ge-
voert is , en den Maaker wil niet anders
doen zien, als dat zy maar weggevoerd is.
Van 't overvloedige , dat in het Begin,
Mid-
(o) Treurfpel, in vroeger tyd van den Heere Mr.
Ajjdmes Pels, een der voornaamfte Ltdtn van dit
Kimftgenootfchap , gedicht.
-ocr page 127-
TOONEELPOEZY. 105
Midden of Einde zomtyds een mifllag is,
zyn zeer veele voorbeelden.
Van 't eerfte , dat 'er in 't Begin over-
fchiet, hebben wy een voorbeeld in de Ge-
dwongen Vriendt
( b ) , daar Astolfo veel
van 't voorige gefchiede verhaaldt, dat om
de GefchiedenuTe, die vertoond wordt, te
weeten niet noodig is.
Van 'c overvloedige in 't Midden , is
een voorbeeJdc in de Medea van Jan Vos,
daar Hifsyphile t'eenemaal overtolJig is,
en niets doet om 'c Begin aan 't Einde te
brengen, en buiten dat de Gefchiedenis
volkoomen zoude zyn.
Van 't laatfte zyn veele voorbeelden,
zelf by groote Meeflers. In de Medea
van Jan Vos onder anderen is overvJoe-
dig het ganfche Vyfde Bedryf, dat maar
in klaagen en rouwmaaken over de ongeluk-
ken in de GefchiedenilTe beftaat.
Deeze volkooraenheid in de Gefchiede-
jnifTe, moet niet alleen waargenomen wor-
den
(b) Door Izaak Vos, ui'c het Spaanfch berymd.
G S
: ^fgtg^fjta, I fci
-ocr page 128-
tmmmmmmmmmtKamm JTiTiTr»TT ■■........
10(5 ONDERWYS in de
den in de Hoofdgefchiedenifle of Hoofd-
perfoonazien , maar ook in alle dingen en
perfoonazien, die eenig voornaam werk in
dezelve voornaame GefchiedenifTe doen :
want een geheele inhoud van een mindere
GefchiedenifTe is dikwils maar een gedeeke
van de voornaame GefchiedenifTe.
TWAALF-
-ocr page 129-
TOONEELPOEZY. iof
TWAALFDE HOOFDSTUK.
Fan de Epifodia, of Verfieringe door
Byverdichtzekn.
nder den naam van Epifodia) of-
te Byverdichtzels , worden ver-
ftaan alle die Daaden , Zaaken
en GefchiedenifTen , die den
Dichter dienen om tot het einde van zyn
voornaamfle Gefchiedenifle te geraaken.
By de Epifodia moeten mede genoomen
worden debefchryvingen van allerhande zaa-
ken, maar te pas koomende en van nooden
zynde,als in Vondel's Lucifer de heerlyke
ftand van Adam, om de andere Engelen toe
afgunft en afval te verwekken. In de Her-
cules Furens (a) van Seneca verhaaldt
Juno alle de overfpelen van Jupiter , haar
zelve daar mede ophitzende tot wraak, die
zy
(a) Dit Treurfpc! is Diet vertaald.
-ocr page 130-
108 ONDERWYS in de
zy in 't werk wil ftellen met Hercules te
plaagen.
Deeze Epifodia zyn in de Hiflorien zelve,
doch zeer zelden of volkoomen, te vinden.
Zy blyven derhalven meeft in de macht van
den Dichter, om ze te moogen bedenken.
Hy bedenkt 'er dan eenigen van nieuws,
of verandert 'er eenigen, die in deHiftorie
geraeld zyn. Welk veranderen toegelaaten
is:
I.  AIs de Hiftorien zelve of haare om-
flandigheden onbekend zyn voor den ge-
meenen man,of vergeeten van Geletterden.
II.  AIs de omftandigheden aanftootelyk
ten aanzien van onbetaamlykheid of verfoei-
jelykheid enz. zyn; maar hier moet wel ge-
let worden,dat met dit veranderen devoor-
naamfte Gefchiedenis in zyn geheel blyve,
en niet vervalfcht worde; want een Aan-
fchouwer anders zyn geloof aan deeze Epi-
fodia
onttrekken zoude. In de Rodogu-
ne (Z>) van Corneille blykt dat klaar; de
Hi-
(b) Door 't Kunftgenootfchap In Magnis voluijji
fat eft
in onze Nederiandiche taal overgtbragc.
-ocr page 131-
TOONEELPOEZY. 109
Hiftorie verhaaldt.dat Anthiochus, naa dat
Cleopatra Seuleucus hade omgebragt, en
hem een beker mec vergif aanbood, haar
dwong dezelve in te drinken. Corneille,
om zynen Heros of Held in achting en goeden
naam te laaten blyven, fteldt, dat Cleo-
patra Antiochus den beker aanbiedt,
maar dat Rodogune het weerdt, en haar
verdacht maakt, verzoekende , dat eerffc e
een proef by den een of ander van de huis-
genooten genoomen worde, waarop Cleo-
patra , ziende, dat haare fchelmflukkea
geopenbaard zouden worden, de proef zel-
ve aannam te doen, en zo haar zelve om-
bragt. Hier blyft de voornaamfle Hifto- '
rie in zyn weezen en Antiochus buiten
Ichuld.
De Dichter lette dan wel op de waarheid
der Hiftorie, 't gemeen gevoelen en de
waarfchynlykheid, en niet minder op de na-
volgende regels, te weeten, dat de Epifa-
fodia
Voor eerfr. wel over een komen met de
natuur van het fpel, 't welk of uic een waa-
re
-ocr page 132-
no ONDERWYS in de
re Hiflorie of Fabel of eige Verfieringe be-
ftaat. Zo is het zeer aanftootelyk, dat men
om den een of ander van de Vertooners iets
te laaten weeten of te doen doen , invoert
Geeften der Verftorvenen, Engelen enz.
'c welk in de Hiflorie niec gemeld wordt;
welke fout by veel voornaame Schryvers te
vinden is. Zo en zoude ook niet paflen ,
8 dat men Goden en Godinnen of diergelyke
perfoonazien inbragt, om een waare of
verdichte Hiflorie uit te voeren, ten zy de
oude Schryvers en het gemeen gevoelen de-
zelve onderfteunen ; want zy zouden geen
overeenkomft hebben met de voornaamfle
Aflie.
Ten tweeden, dat de Epifodia alien op
t>en einde uitloopen, en maikander niet te-
genflrydig zyn, om 't wit van den Dichter
te bereiken.
Ten derden, dat zy op dat wit en einde flerk
en niet flaauwelyk dryven, wordt derhalven
vereifcht, dat 'er niet te weinig zyn, of eeni-
gen, die tot de zaak ganfch niet dienen ,
of zonder welken het einde nochtans zeer
wel
-ocr page 133-
TOONEELPOEZY. in
iye! te bereiken was, 't welk een overtollig-
heid zoudc zyn, en zomtyds wel een dub-
bele A6lie inwikkelen.
Ten vierden, met ver gehaald of gezocht,
maar fchyncnde als van zeive uit de Hifto-
rie voor te komen, en natuurlyk.
Ten vyfden ,dat ze altemaal aan de voor-
naamfte Gefchiedenis, of de een aan den
ander vafl: gehecht zyn, en uit maikander
volgen. De Zaamenknooping gefchiedt,
of door noodzaakelykheid , zoo ze waar-
fchynlyk zyn. In de Batavifche Gebroeders (c)
verzoeken Heldewyn en de Vrouwen hulp
aan Julius en Burgerhart, die het afflaan.
1 Iier zyn twee waare of waarfchynelyke daa-
den; maar de zaamenhechting is noodzaa-
kelyk; want Julius en Burgerhart waaren
by de Romeinfcbe Overften verdacht, en
zouden by de minfte oorzaak vafl: gehouden
en geftraft worden , en hadden daar en
boven geen macht om hen te wederftaan
enz. In den Cid wordt de twyfeimoe-
digheid en ongeruftheid van Don Ro-
DRl"
(c) Treurfpel van J. van Vowwut.
-ocr page 134-
ii2 ONDERWYS in be
drigo noodzaakelyk voortgebragt door den
hoon, dien Don Diego van den Graaf
van Gormas, door een kinbakflag te ont-
fangen, hadt verkreegen: want ftraffende
Don Gormas heeft hy den haat van Chime-
ne, en, dat achter laatende, de fchande
van zynen Vader onteerd te zien te ver-
wachten.
DER-
-ocr page 135-
TOONEELPOEZtf. ii3
DERTIENDE HOOFDSTUK.
Van de Eenvoudige en Ingewikkelde
GejcbiedemJJe.
n de Gefchiedeniffe van een Too-
neelftuk is aan temerken deVer-
fcheidenheid , te weeten , dat
die zy of Eenvoudig of Ingewik-
keld.
De Eenvoudige is, wanneer het gevolg
en einde fpruic uit een begin , dat men ge-
heel in het Spel ziet, zonder dat men iec
noodzaakelyks voor het zelve behoeve te
weeten. Ik zegge let noodzaakelyks; want
alhoewel, dat men in alleSpelen, om de-
zelven wel te verflaan, behoorde te weeten
in wat plaats en tyd dezelve fpeelden, hoe
de naamen, ftaat en karafter der perfoonen
'zyn , zo blyft het echter een eenvoudige
Gefchiedenis, wanneer die kennis zo nood-
zaakelyk niet is, dac men zonder dezelve
H
                      hec
-ocr page 136-
ii4 ONDERWYS in dj
het gevolg lichtelyk verftaan kan ; als by
voorbeeld,in denCiD (a) behoeft men maar
tezien, dat Don Diego een flag in 't aan-
zkht krygt van den Graaf, wiens Dochter
door zyn Zoon gevreid wierdt, om de ge-
heele Gefchiedenis te verftaan, en dat net
in Spanjen fpeelck; dat deeze beide Heeren
na 't Voedfterheerfchap des jongen Prins
flonden ; ea wat daar meer omtrend is, is
niet geheel noodzaakelyk , omdat in alle
Landen, en by alle perfoonen van hoogen>
ftan-
(a) Treurfpei isuit hetFranfch van del) uitmunten-
den P. Corneille, veele jaaren geleeden door den
Raadsheer Mr. Johan van Heemskerk, fchryver van
de bekende Batavifche Arcadia, in onze Vaderland-
fche taale overgebragt. WelkSpel, een der eerften
van die foort op 't Nederdukfch Tooneel gekoomen
zynde, de oogen der bezadigfte en verftandigfte Lief-
hebbers geopend, en vanden kwaaden en verkeerden
ftnaak, die men toen in Aranen Titus en diergelyke
barbaarfche en ongefchikte ftukken hadt , geneezen
hetfc. Men zie van den Cm breeder &e26jle en vol-
gende Bladzyden van Mr.ANDRiEsPELs, in zyn Gebruik
enMisbruik des Tooneels,
waar vande befte druk die by
't Kunfrgenootfchap nu en dan aangehaald wordt,- is
ran 't Ja^r 1718. in 8vo.
-ocr page 137-
TOONEELFOEZY. ir<y
ftande, en om wat oorzaakede kinnebakflag
mogt gegeeven zyn , zulk een vervolg en
einde gemakkeJyk kan vermoed worden ,
zonder dat men iet rneerder behoeve te
weeten. En indien 'er iec voor Ingewikkeld
zou moogen genoomen worden indenCio,
dat Zou de liefde van Rodrigo en Chimene
zyn, en dat Don Diego Rodrigos en de
Graaf Chimenes Vader was; dock dit is zo
weinig en wordt zo licht en zo haaft ge wee-
ten, dat het eene Eenvoudige en geen In-
geivikkelde Gefchiedenis is.
Van dezelve natuur zyn Don Louis de
Vargas (b), Mas Anjello (c), de Be-
kxaaglyke Dwang , enz. maar zo onor-
dentlyk gefteld, dat 'er, ten opzicht van
de Eenvoudigheid der Gefchiedenifle alleen,
geen kunft ter waereld in uitbJinkr. Want,
daar
(b) Tremfpel.uit hef Spannfch, door Dirk Heinic.
{c) Of Napelfcbe Beroertu, een onbefchoft ftulc van
Thomas Asseltw, waarin alle de vratcn van hetToo-
neel verzuiind zyn, vol van oproerige en god/ooze
redtnvot'i'iiigen. Zie A. Pels Gebruik en Misbruik ciss.
Twnesls,-
Watte 39.
It 3
-ocr page 138-
ji-6 ONDERWYS rn di
daar in een welgefteld Spel met groote
moeice en zeer zelden de Eenvoudigheid
der Gefchiedeniffe gevonden wordt, is die
zeer licht in de genoemde Tooneelfpelen
te vinden; doordien zy aan geen behoorly-
ken tyd noch plaats zyn gebonden, en zeer
ilordig overhoop gehaald , zommigen in
een, twee, ja zes en raeer jaaren fpelen ,
in welken tyd de Dichter zeer licht het be-
gin en einde van een wydloopige Gefchie-
denilTe vervatten kan , en alles vertooneB,
't geen tot den Knoop en Ontknooping
dient, dat in een welgefchikt Spel behoort
verhaald te worden , 't welk den Dichter
grooter moeite geeft om alles ordentelyk
en verflaanlyk in een behoorlyken tyd en
plaatze uit te voeren ; en dan zouden deeze
Spelen,.als zy ordentelyk gefteld waaren,
uit geene Eenvoudige, maar Ingewikkelde
Gefchiedeniffe beftaan.
De Ingewikkelde Gefehiedenis van een
Tooneelfpel is uit het voorverhaalde zeer
lichtelyk te kennenv, alzo die in tegendeel
van de Eenvoudige beflaat, te weeten» dat
'er veel voorgegaan is, 1 geen men nood-
zaa-
-ocr page 139-
TOONEELPOEZY. 117.
zaakelyk weeten moet, oro dat geene, dat
vertoond wordt, gemakkelyk en behoorlyk
teverftaan, zo ten opzicht van den Knoop
als van de Ontknooping, als, by voorbeeld;
in de Agrippa moet men weeten, ten op-
zicht van den Knoop;
Dat Tiberinus Koning van Alba en on-
vroom was;
Dat Agrippa, hem byzonder wel geleek;
Dat Tiberinus Albinaas Minnaar geweeft
was;
Dat Agrippa niet wiftLAViNiAAsweermin te
hebben , alhoewel hy die had;
Dat Mezentius we] eer na de Kroon en na
Tiberinus leeven geftaan had;
Dat Lavinia Mezentius haattede, en Ti-
berinus beminde;
Dat Tirrhenus flaatzuchtig was, en geen
ander als dat edei gebrek had ;
Dat 'ex Oorlog tuffchen de Aebaanen en de
Kotulezen was;
Dat Tiberinus, met Agrippa en Tirrhe-
nus met noch maartwee of drie anderen
naar 't leger gaande, in 't doorwaaden
van de Albula verdronk;
H 3                   Dat
-ocr page 140-
*
n8 ONDERWYS in n
Dat dit verdrinken en de gelykenis van A-
grippa en Tiberinus aan de ftaatzucht
vanTiRRHEhUs gelegenheid gaf, om door
Agrippa, in den fchyn van Tiberinus,
den Ooriog voort te zetten, die na een
jaar uitblyvens triumpheerende in Alba
aankomt, nevens noch andere kleene
omftandigheden.
Deeze alien moeten geweeten worden,
als dienende tot de Ontknoopiag der Ge-
fchiedeniffe.
Van de zelve natunr zyn Astrate (d),
De Tweelingen
en veele anderen, van wel-
ke twee verfcheidenheden van Gefchiede-
niffe de Eenvoudige moeijelyker en minder
te vinden is in een welgefteld Spel; maar
de "Ingewikkelde zyn kunfliger om te maa-
ken* dat het den Aanfchouweren duidelyk
en gemakkelyk verflaan kunnen.
(d) Koning van Tyrus, uit deFranfche in onz'e taa-
le ovirgebragt door den Het re Didf.rik Buizero,
waar van de bette druk is by Jacob Lefcailje, 1678.
in 8vo.
VEER-
-ocr page 141-
TOONEELPOiJZY. 119
VEERTIENDE HOOFDSTUK.
Van de Verhandeling der GefchiedemJJe,
naar de Waarjcbynhkheid en
Noodzaakeljkheid.
n een Tooneelfpel is de voornaa-
me Gefchiedenis ofce AEtie, ge-
lyk hier voor gezegd is, eene:
maar hebbende nochtans veele
omftandigheden en bygefchiedeniffen ,• want
in alle voorvallen is aan te merken,
Quid, quid, ubi, cur, quomodo, quando.
dat is:
Wis, wai, maar, ix>aarom,hoe en wanneer.
In alle deeze dingen heeft de verhandeling
plaats, en is veo!gens de Waarheid, Waar-
fchyrilykheid en Noodzaakelykheid.
De Waarheid is de overeenkomft, van 'c
geen in het Tooneelfpel voorgefteld wordr,
H 4                   met
-ocr page 142-
I2o ONDERWYSinde
met hetgeen daar van in de Hiftorien ofce
Fabelen verhaald wordc. Wy voegen de
Fabelen by de Hiftorien, omdat, fchoon
de Fabelen wel in zich zelfs aangemerkc
valfch zyn, ncchtans dezelve overeenkomft
plaats heeft, en zy daar by noch eenige ge-
loofwaardigheid hebben door't gemeene ge-
voelen, en die oude overlevering, die ons
gewend heeft daar van te hooren fpreeken.
De Waarfchynlykheid is een blykelyke
moogelykheid, ten opzicht der betaamlyk-
heid en gevoeglykheid, en welke niet
•openbaarlyk waar,noch openbaarlyk valfch
is. Het geene onmooglyk is, of niet blykt
mooglyk te zyn, is niet Waarfchynlyk. En
dk moet niet alleen ten opzicht der natuur-
lyke oorzaaken, maar ook der zeden aange-
merkt worden , alzo die voornaamelyk in
de Tooneelfpelen aangemerkt worden. Zo
de mooglykheid openbaarlyk waar is , be-
hoord, zy tot de waarheid en zo zy open-
baarlyk valfch is, tot de Noodzaakelykheid,
gelyk hier naa zal blyken.
Deeze Waarfchynlykheid kan tweezins
gedeeld worden.
I. In
-ocr page 143-
TOONEELPOKZY. m
I.  In een Algemeene en Byzondere.
II.  In een Gewoone en Ongewoone.
De Algemeene Waarfchynlykheid is, 't
geen een algemeen doen kan, en behoordt
te doen , als by voorbeeld , een Koning,
Veldoverfte , Minnaar, Wraakgierige en
zo voort.
De Byzondere is, 't geen doen kan, en
behoort te doen een Byzonder, als Alexan-
der, Cesar, Alcibudes, Augustus enz.
overeenkomftig met het geene de Hifbrie
van hem getuigt; zo dat, al wat tegen de
Hiftorie aanhort, buiten deeze waarfchyn-
Jykheid gaat, omdac het openbaarlyk valfch
is, en 't is niet waarfcbynlyk, dat Cesar
en Pompejus , naa den flag van Farfalien,
goede vrienden geworden zyn ; fchoon in
't algemeen gefprooken het niet onwaar-
fchynlyk is, dat in een Burgerkryg, naa een
bloedigenVeldflag, deHoofden der partyen
zich weder vereenigen, voornaamelyk, in-
dien zy beiden edelmoedig zyn.
De Gewoone Waarfchynlykheid is, wan-
neer de Aclie meeftendeels gebeurt, often
jninflen zo dikwiis, als haar tegengeflelde,
H 5                     De
-ocr page 144-
122 ONDERWYSinde
De Ongewoone is,wanneer de Aftie zelden
gebeurt, of minder dan haar tegengeftelde;
maar, die evenwel een zeer lichter moog-
lykheid heeft, om niet te klimmen tot een
mirakel; noch tot die zeldzaame voorval-
len, die tot ftof dienen voor de bloedige
Treurfpelen, door den grondfteun, die zy
hebben in de Hiftorie ofte Fabelen, zonder
welken zy niet gelooflyk zouden zyn. Een
voorbeeldt van een Gewoone Waarfchyn-
lykheid is, wanneer een fterker tegen een
zwakken vechtende hem overwint, of wan-
neer twee even fterk vechtende de eene
den anderen overwint. Van een Ongewoo-
ne is, wanneer de zwakfle den fterkften
overwint, ofte een doortrapte en looze be-
droogen wordt van een flechten en eenvou-
digen. Zo zoude in den Cm de overwinning
van Rodrigo tegen den Graaf hebben een
Ongewoone Waarfchynlykheid , indien zy
niet waar was.
De Noodzaakelykheid is 't behoef van
den Dichter , om tot zyn oogmerk te ge-
raaken , of daar toe zyne Tooneeliften te
brengen. Het oogwit van den Dichter is
met
-ocr page 145-
TOONEELPOEZY. 123
met vermaak te leeren ; om dit te doen
moet hy nu en dan eenige heerlyke daaden
fterk doen affteeken , en eenige lelyke
doen verfiaauiven ; en alzo is hy genood-
zaakt zyn werk op te pronken. Hy moet
00k zyne Gefchiedenis befluiten in een dag
en in eene plaats, en hier door is hy dikwils
genoodzaakt de byzondere voorvaJlen dich-
ter op elkander te doen voJgen dan de
waarfchynlykheid toelaat.
Het oogmerk der Tooneeliften is ver-
fcheiden , naar de verfcheidene voornee-
mens, die de verfcheidenheid der Gefchie-
deniffen hen geeft. De Minnaar tracht zy-
ne Minnaarefle te verkrygen, een Wraak-
gierige zich te wreeken, een Staatzuchtige
op den throon te klimmen enz. De din-
gen die zy van doen hebben,om hun doel-
wit te befchieten, behooren totde nood-
zaakelykheid.
Het Behoef van den Dichter en van de
Tooneeliften verfcheeldt zeer van elkan-
der; dat van den Dichter loopt zomtyds re-
gens de Waarfchynlykheid aan, en dat van
de Tooneeliften wordtbyde Waarfchynlyk-
heid'
-ocr page 146-
124 ONDERWYSinde
heid gevoegd. Zo loopt de Dichter daar
tegen aan als hy, om zyn A6He in 't beftek
van een dag en plaats te dringen, de voor-
vallende omftandigheden verhaaldt, als hy
zommige daaden verflaauwdt, zommigen
verhoogt, wiffelc hy de waarheid in waar-
fchynlykheid : maar als een Minnaar iets be-
ftaat, om zyneBeminde te verkrygen, nood-
zaakt zyne liefde hem tot die waarfchynely-
ke daad.
Zo dat 'er tweederley Noodzaakelykheid
is, de eene van den Dichter, de andere
van den Tooneelift.
De Noodzaakelykheid van den Dichter
doet hem, in 't oppronken der Aclien, van
de waarheid in 't befluiten derzelve, in een
dag en plaats, van de Waarfchynlykheid af-
wyken: die van den Tooneelift voegt by
de Waarfchynlykheid derAclien noch een
band van Noodzaakelykheid.
Naa deeze verfcheidene Waarfchynlyk-
heden en Noodzaakelykheden , wordt in
het Tooneelfpel de Gefchiedenis verhan-
deld, en dat zo wel de waare als verdich-
te.
In
-ocr page 147-
TOONEELP0E2Y. i25
In een Tooneelfpel, dat een waare Ge-
fchiedenis, dat is, welke uit de Hiftorien
ofreFabelen gehaald is,behelft,kan drieder-
hande flag van Aftien zyn: zommigen vof-
gen deHiftorien, zommigen voegen iets by
de Hiftorie , en zommigen vervalfchen de
Hiftorie.
De voornaame A&ie moet niet veranderd
worden; want dan waare net die Gefchie-
denis niet: zo moet Ceytemnestra van
niemand dan Orestes, Agamemnon van nie-
mant dan Clytemnestra en ^Egistus ver-
moord worden ; maar de omftandigheden
derzelve, als ook de minvoornaame A&ien
moogen niet alleen veranderd, maar geheele
nieuwe daar by verdicht worden: want zy
zyn dikwils van den Hiftoriefchryver niet
aangetekend, of hy verhaaldt 'er zo weinige,
dat de Dichter 'er by moet voegen , om
zyn werk te vul.'en. Daarby heeft men oofc
te vertrouwen, dat de geheugenis van den
Aanfchouwer, die ze voorheen geleezen
heeft, zo ver niet toe zal iangen, dat hy
de verandering , die wy daar in gemaakc
hebben, zal merken, 't geen hy zonder twy-
fel
-ocr page 148-
i2<5 O N D E R W Y S in i)£
fgl doen zou, indien hy zag , dat wy de
voornaame Gefchiedenis veranderd hadden.
Deeze vervalfching zoude oorzaak zyn, dat
hy al 'c overige niet zoude gelooven ; daar
hy nu in tegendeel al dat overige zeer Jiche
gelooft, als hy het ziet ftrekken tot aanlei-
ding van de voornaame daad, die hy waar
weet te zyn , en waar van hy uit de Hifto-
rie noch een Jeevendig indrukzel behouden
heeft.
Doch in die bydichten en veranderen
moet eenig onderfcheid gemaakt worden,
na dat de Hiflorien of min of meer bekend
zyn: zo mag men zo veel niet veranderen
in de Gefchiedenis van Lucretia, van Au-
gustus, van Julius Cesau enz. wier Hifto-
rien ieder bekend zyn,als in den Cid en an-
dere diergelyken, wier naamen den Toe-
hoorder niet ter ooren gekoomen waaren,
voor dat de Dichter die ten Tooneele
voerde. De eenige maat, die hier in waar
te neemen is, is, dat, al waar men by de
Hiftorie doet en al de verandering die
men daar in maakt , niet ongelopffelyker
fchynt, dan 't geen men daar van in zyn
werk behoudt.
                                      In-
-ocr page 149-
fOONEELPOEZY. 127
Indien zelfs 00k de voornaame-Aclie ver-
dieht is, moet men die naar de waarfchyn-
Jykheid verdichten: zy mag dan niet verder
gaan dan de ongewoone waarfchynlykheid :
alzo die voorvallen, die vreemder zyn, niet
gelooflyk zyn, ten zy dezelve onderfteund
worden van de Hiftorien of Fabelen: dus-
daanigen zyn, als 'er van verwanten toe-
gelegd wordt andere verwanten om 't Jee-
ven te brengen, het zy het volbragt wordt
of niet: a!s Medea, die haare kinderen te
pletteren werpt; Atkeus, die zyn broeders
zoonen flacht, en gebraaden den vader
voorzet; Oedipus zoonen, die elkander in
een tweeftrydt om 't leeven brengen , en
diergelyke; want deeze voorvallen hebben
altyd zo iets fchrikkelyks by zich , en zo
iets tegenflrydigs met de menfchelyke na-
tuur,dat zy zonder den vcorgemelden fteun
ongelooflyk zyn.
Dezelve reden heefcookplaatsin deFabe-
'Jen, wier gelyken de Dichter niet verfieren
moet om de onwaarfchynlykheid. Hy mag
maar die ten Tooneele voeren, die by de oude
Poecen bekend zyn, omdat de Aanfchou-
wer
-ocr page 150-
lag ONDERWYS in ds'
wer die zo dikwils gehoord heeft en gelee-
zen, dat het hem niet fluit die op het Too-
neel te zien, en geloof te geeven, als zich
in de plaats fleilende van die geenen, die
ze voor waarheid aangenoomen hebben.
Al wan den Dichter toegelaaten is, is in
de Byverdichtzelen bepaald, die hy daarby
van den zelven flag mag voegen, alzo dee-
ze hunne waarfchynlykheid hebben met de
voornaame Aftie, en dat zodanig, dat ftel-
lende, die te kunnen gefchieden, zy heeft
kunnen gefchieden gelyk de Poeet die be-
fchryft.
In dusdaanige verdichte A&ien kan ook
openbaare valfchheid begaan worden , en
dat wel op driederhande wyze.
I. Wanneer de A6tien in "t zelve fluk niet
overeenkomftig, maar tegenfirydig met el-
kanderen zyn ; maar 't is niet gelooflyk,
dat een Dichter zo dom zal zyn en in zul-
ken grooven misflag vervallen.
II.  In de omftandigheden van tyd ; by
voorbeeld, indien een Dichter invoerdt een
Koning van Engeland of van Vrankryk on-
der een verfierden naara, en voor den tyd
va»
-ocr page 151-
T O O N E E L P O E Z Y; tz$
Van zyneGefchiedenifle verkiefl eene eeuw,
in dewejke de Hiftorie de waare Koningen
van die Koningryken aangetekend heefc,
zal hy van een openlyke valfchheid be-
fchuidigd kunnen worden. Insgelyks zoude
hy een misflag begaan , indien hy Alexan-
der deede leeven ten tyde van Augustus,
enz.
III. In de omftandigheden van de plaats:
want hy zoude zondigen , die Amflerdam
plaatfle twee mylen van Romen te zyn,
opdat men , in eenen dag , van de eene
plaats in de andere zou kunnen reizen ; of,
die ftelde.dat, ten tyde van Abraham, Pa-
rys onder aan den voet van de Alpes Jag,
of, dat de Maas door Parys vloeide, of
diergelyke zotternyen in een werk bragt.
Uit al die voorgezeide blykt, dat de ver-
handeling naar de Waarfchynlykheid of
Noodzaakelykheid geenwet,maar eenevry-
heid voor den Dichteris; wantwilhy, hy
kan zich flip aan de waarheid hotiden, en
hy zal niet zondigen; maar of hy zyne Toe-
hoorders kracluig zal beweegen , mag hy
I                       be-
-ocr page 152-
i3o ONDERWYS in de
bezien ; doch wil hy daar van afwyken, hy
mag tot de Waarfchynlykheid overgaan ,
en, kan hy daar medenoch zyn doelwit niet
befchieten , mag hy voor 't laatft tot de
Noodzaakelykhcid zyn toevluchc neemen.
yyr-
-ocr page 153-
TOONEELPOEZY. 131
VYFTIENDE HOOFDSTUK.
i/^zs der Perfoonen 3 Naamen en Rang.
n het opftellen van de Naamen
der Perfoonazien van een Too-
neelftuk is voor eerfl te Jetcen,
af de Gefchiedenis waar of ver-
dicht is; onder de waaren niet aileen begry-
pende, die, weaken inderdaad gefchied zyn,
maar ook zelvedie geenen, die door de oude
Poe'cen verdicht,en by ons,door hunne naage-
teatene fchriften bekend, voorFabeien aan*
genoomen worden. In deezen raoet men de
eigene naamen , die men in de Gefchiede-
niflen of Fabelen vindt, maar ailen in hee
Tooneelftuk overbrengen, of, die 'er aaa
mogten ontbreeken , byvoegen j doch zy
moeten van eene en dezelve natuur als de
anderen weezen , doordien het zeer wan-
fchikkelyk zoude zyn, dat in eeneRomein-
fche Hjftorie eenige Perfoonen met Spaan-
I 2
                     fees
-ocr page 154-
il2 ONDERWYS iw ire
fche of andere vreemde naamen genoemd
wierden , ten zy , dat ze ook inderdaad
Spar.jaarden of Vreemdelingen in dat Land-
fahap, daar het Spel fpeeldt, waaren ; afs,
by voorbeeldt, Aqvilius in Laodice, Bal-
des in V Ontzet van Leiden, daar men wel
zict, dat de een als een Romeinfch Gezanc
in Capaclocicn, en de ander als een Spaanfch
Overlie in Neerland wordt ingevoerd.
Zo de Gefchiedenis door den Dichter ver-
dichc en gemaakt wordt op de wyze als de
Romans verdicht worden, heeft hy wel te
Jetten , zulke naamen aan zyne bedryvers
toe te fchikken , die met de bena-amingen,
gewoontens en zeden van dat Land, daar
hy zyne Gefchiedenis fleldt gebeurd te zyn,
over een koomen,en ook,zo veei moogelyk
is, de Karaclers der Perfoonen en voornaa-
inelyk der Hoofdperfoonazien betekenen,
gelyk Reinoud in de Onfcbuld (a) , Ware-
nar in de verduitfte Aulularia van Plau-
Tus enz. Maar by aldien het een Spel van
zin-
(a) Bljrrpel van den Heere Joan Six, in 't Jaar
J 654. te Amfleidam by Jacob Lcfcailje in 4to gedru!«.
-ocr page 155-
^mtmmmmt mmmmMMM
TQONEELPO£ZY. 133
zinnen is,ge!yk by voorbeeld de Tong (b),
waar door eenige eigenfcbappen in den
menfch, gelyk als Zaaken door Perfoonen
worden uitgebeeld, moeten dezelven , 'c zy
dat men die in 't Latyn, Grieks of Dunfch.
fteidc, altyd met de beteken^de eigenfchap
van 'tgeene, dat zy verbeelden, over een
koomen.
Jn de Toon eelftuk ken, die uit de eene
in de andere taal overgebragt en vertaald
worden, flaat te Jecten, of her. een Treur-
of Blyfpel is,- zo het een Treurfpel is, dat
gemeenlyk om te grooter luifter te hebben,
in uitheemfche Koningryken onder groote
Perfoonazien fpeeJt, en maar fimpelyk over-
gezet, en naar den rechten zin gerymd
wordt, moet men dezelve naamen behou-
den, en niet veranderen , omdat men de
Gefchiedenis, die aan een ieder, of door
de bekendheid van de Hiftorie zelve, of,
omdat het Treurfpel in zyne grondtaal be-
kend
(6) Een Zinnefpel , in de eerfte tyden van ons
Kunflgenootfchap gedicht, niet gedrukt, maar noch
in weezen zynde.
I 2
-ocr page 156-
i34 ONDERWYS in de
kend is, daar door onkenbaar en onaange-
naam aan den Toehoorder zou maaken.
Daar in tegendeel in de Blyfpelen, die
meefl altyd of onder fraaije burgers, of on-
der her. gemcen volk fpelende, van gerin-
ger ftoffe wordende gehandeld, omdezelve
aangenaam en verflaanlyker te maaken, in
't vertaalen, van plaats en zeden moetende
veranderen , ook de naamen naar de ge-
woonte en 't gebruik van de plaats, daar
die fpelen gefteld moeten worden, gelyk de
Warenar na d'Euclio enz. zeer eigenlyk en
natuurlyk de benaaming aan de Perfoonazie,
nevens 'c veranderen van plaats , tyd en
zeden, is gegeeven ; hec welk niet alleen
een groot fieraad aan die ftuk heeft byge-
bragt, maar nevens de andere fraaiheden,
een goeden uitflag heeft doen bekoomen,
daar in tegendeel veele andere ftukken, on-
der anderen bet Dubbel en Enkel Spel (c),
na de Menechem van Plautxjs, I'E/prit Fol-
let,
(c) Blyfpcl, elendig vertaald door Mr. Joan Bla-
sius, in 't Jaar 167.0. by Jacob Lefcailje in Svo ge-
drukt.
-ocr page 157-
TOONEEPLOEZY. 135
let, ofNachtfpookende Juffer (</), TAveugle
Clairvoyant
(e) enz. in dewelken het zelve
zo wel niet is aangemerkt,en,tegens 'tver-
ftand en *t gebruik ftrydende, eenen kwaa-
den uitflag hebben verkreegen.
Door den Rang verftaan wy alleenlyk het
intreft of beJang , dac de Perfoonen , die
ten Tooneele worden gevoerd, in de Ge-
fchiedenifle of Hiftorie hebben, en niet hoe
groot of gering zy ten aanzien van de re-
geering zyn; wantzo kan een perfoon van
minderen ftaat dan een ander in de Polieie,
in de GefchiedenhTe, of inhetSpel, van hoo-
ger rang zyn; als,by voorbeeld, Rodrigo
enCHiMENE in denCiD, Horace in hetSpel
van dien naam, aan welke Perfoonen, alhoe-
wel de Koningen groote aangelegenheid in
hun bedryf wegens hun gebied hebben,echter
in
(d)  Alzoflecht, als't voornoemde,door denToo-
neelfpeelder AdkiaanP£ys verduifcht, by J. Lefcailjc
gtdrukt, 1670. in 8vo.
(e)  Onder den naam van den Blinden Gaauwoog,
door Jan Lemmers ovexgezct, en te Rotterdam by
Joh. Neraaus in 'c Jaar 1663. in 4to gedrukt.
1 +
-ocr page 158-
ONDERWYS in de
*3<5
in den draad van de Hiftorie de hoogfte
rang wordt toegefchreeven.
De Rang wordt dan gemeenlyk in drien
verdeeld, waar van de eerfte als gezegt is
zyn diePerfoonen, dien deGefchiedenis op
't hoogfte raakt, gelyk als Rodrigo , Horace
enz. om wier wil alles woeidc en in bezig-
heid is, wat 'er vertoond wordt: waar in
onder anderen aan te merkcn is, dat, wan-
neer een Dichter het in zyne macht heeft
eene bekwaame ftof te vinden, waar in hy
de voornaamften van een Land., Koningryk
enz. gelyk Salomon , Karel Stuart enz.
tot zyn Hoofdperfoonazie van den eerften
rang in de GefcliiedeniiTe kan maaken, die
hy dan, van *t begin af aan, in de gunft of
ongunft van de Aanfchouwers, na dat men
voorheeft hen te flrafFen of gelukkig te
maaken, moet brengen: wyzeggen,zo hy
deezen tot zyne Perfoonen van den eerflen
rang in deGefchiedenilTe en in de regeering
kan krygen, dat zyn Spel dan niet als te
grootfer en te fierlyker zal zyn.
Onder de Perfoonen van den tweeden
rang worden die geenen gefteid, die niec
zo
-ocr page 159-
TOONEELPOEZY. 137
zo groote aangelegenheid, maar echter een
gedeelte in de voornaamfte AEtie of werk
van :'t Spel hebben , gelyk de Koning in
den Cid, de Koning en Valerius in Ho-
race.
Die van den derden rang zyn die geenen,
die weinig of geen belang in de Gefchie-
deniffe hebben, en 00k niet veel tot het werk
doen, en derhalven, gelyk Julia in Hora-
ce, Elvire , Alonzo en Arias in den Cid,
maar voor byperfoonazien moeten gere*
kend worden.
Is
ZES-
-ocr page 160-
338 ONDERWYS in be
............................iwifiw»iniiw—Maat»
ZESTIENDE HOOFDSTUK.
Van het Getal der Perfoonen.
e Perfoonen die of het Treur-
of Blyfpel uitbeelden of vertoo-
nen , zyn onzes weetens by nie-
mand in zeker Getal bepaald ;
doch dewy]'in het zelve Getal, buiten twy-
fel, mede kan gezondigd worden, en wel
meefl in de veelheid, dunkt my, dat men
gevoeglyk een Getal zoude kunnen ftellen,
*t geen men ten minflen niet veel of verre
behoorde te buiten te gaan.
In de Treurfpelen moet men vooral acht
daar op neemen, opdat de deftighcid van
de ftoffe , perfoonaziea en redenvoeringen
door te veel Perfoonen niet en worde ver-
duifterd, en eenige warringe ontfla, uit die
veelheid, in de inbeeldinge van den Toe-
hoorder; gelyk in i\RAN en Titus van Jan
Vos,
-ocr page 161-
«
TOONEELPOEZY. 139
Vos («) , d-aar alie de Zooaen van Titus
en de verdere menigte van Perfoonen eea
byftere vetwarringe veroorzaaken-. Onzes
bedunkens behoorde mien boven ache of ne-
gen Perfoonen in bet Treurfpel niec in- ce
voeren; wy fpreekea van zodanige PerfoG-
nen, die ietwes tot de uitvoeringe vaade Ca-
tajlrophe (b)
doen of bybrengea: zulks, dat
wy een Dienaar, een Staatjongen, of Trau-
want,die een woord of twee fpreekt, bood-
fchapt, dat iemand komt, of diergelyke,
voor geen Perfoonazie rekenen.
Jn de Blyfpelen is men zo naauw aan
het getal met gehouden, maar in het alge-
meen, zo in het eerfle afe laatfle fobrt van
Tooneelgedichten, kan kwaalyk wet gefleld
worden,en de Dichter moet,naar de ftoffe
of Gefchiedeniffe^hef Getal reguleeren,a]s
hy
(a)  Zie van dit wreede en woefteTreurfpel Mr. A.
Pels Gebruik en Misbruik des Toonetls, bladz. 2<5,28, 29
en 30 enz. waarin van die Treurfpel, dat in vroege
tyden veel gerucht gemaakt heeft, wydloopig geuan-
deld wordt.
(b)  Ontknooping of Einde.
-ocr page 162-
140 ONDERWYS in de
hy zich zelvenwacht onnoodigen of overtol-
ligen in te brengen, en de veelheid zo vcel
fchuuwt als mooglyk is. Te weinig kunnen
'er mede zyn, omdat de Gefchiedenis als
dan wat naakt en zonder fieraad noodzaa-
kelyk raoet uitgevoerd worden, en dat een
gefchikt Getal van Perfoonen het Tooneel-
fpel aanzienlyker maakt.
ZEVEN-
-ocr page 163-
TOONEELPOEZY. i4r
■mini iwmtmimimsxxsmmommmKmmmeiiaatmtmtmmtmmmKmMBmmm
ZEVENTIENDE HOOFD-
STUK.
Van het Kara&er of de Zeden der
Ferfoonazkn.
n de Perfoonazien is nevens an-
deren aan te merken het Ka-
racter, anders gezegd de Zeden.
(Het woord Karafter betekent in
't Grieks zo veel als een gehouwen of ge-
fneeden beeldt of allerley uitbeelding.)
Waarby alhier in 't gemeen verflaan
moet worden de hoedanigheid, met welke
ieder Perfoonazie ingevoerd wordt, en werkt,
om het Tooneeifpel ten einde te brengen;
want, gelyk alJe Perfoonazien deel behooren
te hebben in de Hiftorie of Gefchiedenifle,
zo moeten zy ook, ieder voor zich, dat °deel
of byzondere werklykheid op zekere wyze
bekleeden , om tot de Catojlropbe of het
Einde te koomen. Die byzondere wyze van
ieder Perfoonazie wordt het Karafter ge-
noerad, omdat dePerfoon daar door bete-
kend
-ocr page 164-
142 ONDERWYS in de
kend en uitgebeefd wordc, en dceze werk-
fykheid wordc Zede genoemd , emdat hee
een gewrogt is, 't weJk urc de paflien of be-
weegingen des gemoeds voorckomc.
Be Zeden zyn byzonderlyk in de Per/bo-
nazien van den eerften en scweeden rang aan
te merken en te onderfcheiden , omdat
dat flag van Perfoonazien byzonderJyk deel
heefc aan de Gefchiedenifle ; en moeten,
volgens het zeggen van Aristotei.es, zyn
Goed, Gevoeglyk , Gelykende en Eenpaarig.
By de Goedheid verftaan eenjgen , dae
men, zo veel mooglyk is,deugdzaamePer-
foonen op hec Toeneel moec brengen, in-
dien men hec zonder ondeugenden kan ftel-
Jen. Anderen willen, dac deeze Goedheid
,te verftaan zy ten opzichc van de Perfoo-
nen van den eerften rang, te weeten, dat
die altyd behoorden deugdzaam te weezenj
maar volgens hec oordeel van den Heer Cor-
neille, en de waarfchynlykheid, is het ai
te bepaald uicgelegd , 'c geen Aristoteles
in -c algemeen, ten opzicht van de Zeden,
gezegd heeft, waarom, by de Goedheid der
Zeden niec gevoeglyker verftaan kan wor-
dea
-ocr page 165-
TOONEELPOEZY.
143
den dan de uitfleekenheid of ongemeen-
heid; willende Aristoteles daar mede te
kennen geeven, dat, wanneer een ftaat-
zuchtige, by voorbeeid, op het Tooneel
gebragt wordt als ftaatzuchtig, dat dan alle
zyne andere genegenheden en begeertens
voor zyne ftaatzucht moeten wyken, welke
alleen op hec uicfleekendfl: moet uirgedrukc
worden; zo 00k een Verliefde, Grootmoe-
pige, Jaloerfche,Bevreesde enz. ieder in zyn
geflacht op het uitneemenfte.
De Gevoeglykheid der Zeden vereifcht,
dat men niemand iets doe zeggen of doen,
dan h geen met zyn ftaat, ouderdom, af-
komfl:, tyden, plaatzen, landen, bedienin-
gen enz. over een komc en gevoeglyk paft.
Zo is het een fout, dat men een oud man
dingen doet fpreeken en doen, die alleen
de jonglieid eigen zyn; dat men Indiaanen
dede fpreeken als de Nooren, of Julius Ce-
sar invoerde gewapend met hedendaagfch
fcliietgeweer enz.
Gelykende zyn de Zeden, wanneer ze 0-
ver een koomen met de Hiftorien ofFabeJen
der Ouden, indien de Gefchiedenis uit een
van
-ocr page 166-
144 ONDERWYS in ce
van beiden is genoomen, buiten dewelken
deeze voorwaarde geen plaats heeft.
Eenpaarigheid der Zeden is, dat de Per-
foonazien, van 't begin tot het einde,dezel-
ven moeten blyven, en, met welke harts-
tochten zy in 't begin ingevoerd worden,
met dezelven moeten zy ten einde toe vol-
harden, dewyl het eene merkelyke misftal
zoude geeven, dat eene der Perfoonazien bui-
ten de Cataftrophe fchielyk van Zeden kwam
te veranderen, wordende van goed kwaad, of
van kwaad goedj waarom Horatius zegt:
Servetur ad imum,
Qiialis ab incepto procejjerit £f Jibi conjlet.
dat is:
Hy blyf dezelve tot aan 't ende in ieder dee],
Gelyk hy in 't begin gevoerd is op 't Tooneel.
Zodanig als de Zeden van het begin des
Tooneelfpels zyn begreepen, zo moet ook
ieder Perfoonazie volgens die Zeden werken
of ageeren, en ook volgens dezelven fpree-
ken; want een eerlyk man doet en fpreekt
als een eerlyk man, en een fchelm als een
fchelm, zo dat de Zeden het beginfel zyn
der Allien en der redeneeringen.
ACH-
-ocr page 167-
tOONEELPOEziT. 145
«i 1— ————i|| '.■'.-.- t—1 —Tip——-Wl————^^~
ACHTIENDE HOOFDSTUK.
Van de Redeneeringen.
*.
e redeneeringen der Perfoonazien
zyn , al 't geene zy met hunne
woorden uitdrukken jniet de vvys
van uitdrukken, noch de woor-
den, waarmee zy uitdrukken, maar de flof,
die uitgedrukt wordt, naamelyk de gedach-
ten en begrippen, die ieder Tooneelift ge-
fleld wordt te hebben over zaaken, die ver-
handeld warden.
De Dichter moet in een Tooneelfpel door
woorden en werken van zyn Perfoonazie aan
zyne Toehoorders de opgeftelde Gefehie-
denis bekend maaken. Dies heeft hy te let-
ten op tweederley flag van menfchen, naa-
melyk de Tooneeliften en Toehoorders, ten
opzicht van welken hy zyne redeneeringen
rnoet fchikken.
Ten opzieht der Toehoorders moet hy
K
                       da
-ocr page 168-
j4<5 ONDERWYS in be
de Redeneeringen der Tooneeliften" fchik-
ben met inzicht, dat 'er Toehoorders zyn;
maar niet zodanig, dat hy fteldt als of de
Tooneeliften dat weeten ; want dewyl hy
door de redenvoeringe aan zyne Toehoor-
ders deGefchiedenis, die door de Tooneel-
iften verbetld zal worden , bekend wil maa-
ken , moet hy die zo fchikken, dat zy door
dezelve hen bekend wordt. Maar dewyl
ook hy de Gefchiedenis moet doen vertoo-
nen , gelyk zy in de Natuur geweefl is, en
dewyl dezelve de Toekykers, daar voor hy
ze vertoondt, niet gehad heeft, kan hy zy-
•ne Tooneeliften niet invoeren, dat zy wee-
ten Aanfchouwers te hebben.
Hy moet dan door de woorden en wer-
ken van zyne Perfoonazien zien deGefchie-
denis aftebeelden; en dewyl deeze volkoo-
raen moet zyn, dient hy zyn Tooneeliften
alies te doen zeggen, en niets over te laa-
ten fiaan, dat tot de volkoomene kennjs
•derzelve vereifcht wordt: aan dtn anderen
kant moeten hunne redeneeringen niets be-
vatten , dat daar toe niet dient; wantgelykhy
in niet genocg te zeggen gebrekkig zoude
zyn,
-ocr page 169-
TOONEELPOEZY. 147
zyn, zo zoude hy met te veel, en dat on-
noodig is, te zeggen, overtollig weezen.
Deeze volkoomene Gefchiedenis beftaat
uit veele byzonderen , welken alien gelyk
als deelen zyn van de algemeene, en itrek-
ken om dat geheel uit te maaken. En dee-
ze byzondere daaden zyn tuflchen byzonde-
re Perfoonazien, wier redenvoeringen der-
halven 00k byzonderlyk moeten gefchikt
zyn ten opzicht van hunnen ftaat,ouderdom
en omftandigbeden, die zy in de Gefchie-
denifle hebben.
Ten opzicht der Tooneeliften dan moe-
ten de Redeneeringen gefchikt zyn:
I. Naar het Karacter, 't welk deDichter
hen gegeeven heeft; zo moet men een Ko-
ning van zyn Ryk , en van de Republyk
een,die daar lang gewoond heeft,en ervaa-
ren is,doen fpreeken. Een eerlyk man moec
redeneeren als een eerlyk man, en een guic
als zodanig,en niet in tegendeel: men moet
geen Boer doen redeneeren als eenen Koning,
noch geen Trompetter (a) als een kunftig
Poeet,
(a) Dit ziet^op de rederieering van den Trompetter
K 2                       ia
-ocr page 170-
143 ONDERVVYSiNDfi
Poeet;een wulps Jongeling moet niet fpree-
ken van de veranderlykheid des menfchely-
ken leevens, maar een bedaagd en ftaatig
man enz.
II. Naar de Kennis, en dat zo wel van
den Spreekenden als Toehoorenden Too-
neelift , zo moet men eene Gefchiedenis
doen vercelien van een Tooneelift, die ze
weet, aan iemand, die ze niet weet; wane
het is onmooglyk,dat iemand iets verteldt,
dat hy niet weet, zelfs fchoon het gefchie-
den mogt, om den toehoorenden Tooneel-
Ifl daar door ergens toe te beweegen , zo
is het ook wanvoeglyk, dat men iets ver-
haaldt
in 't Vierde Bedryf van P. C. Hoofts Treurfpei Gerard
van Veizcn, die aldaar in den .dlerhoogften flyl van
"t Heldendiche, fchoon etn Trompetter juifl van de
,gtoot(ie geboorte en opvoeding niet is.dus fpreeken-
de ingevoerd wordc:
De hlanke ucbtend enz.
De Zonne vclgt bet [poor vim 's ouden Tbitans braid,
En Jleekt dm bemel al zyn mindert oogen tiif.
*t Geen dien weergadt loozen Dichter, naar gedach-
ten, door de ryklieid en we£ligheid van zynen geeft
ontfnapt is.
-ocr page 171-
TOONEELPOEZY. 149
baaldt aan iemand, dat by weet, gelyk Mi-
chal aan David doet in het Treurfpel van
de Gebrocders (Z>).
Hier ftaat aan te nverken,dat,fchoon dee-
ze regel waargenoomen wordt, de Diehter
evenwel noch zomcyds kan zondigen , en
dat ten opzicht van de Toehoarders; naa-
melyk, als hy eenige daad doet verielten ,
die de Aanfchoawer op het Tooneel gezien
heeft, dat hem niet dan verdriet kan baa-
ren, daar de Diehter zich op 't hoogfl voor
te wachten heeft.
III. Naar de Natnurlykheid, waar tegen
gezondigd kan worden oin de Alleenfpraa-
ken , die de Kunftenaars S&liloquia, en in
de Terzydefpraaken, die zy jipwtes noe-
men.
Alleenfpraaken zyn , wanneer een Too
neelift,alleen op hetTooneelzyndejfpreefct.
Die is toegelaaten in de drift van een he-
vigen hartstoeht,indronkenfchap en groote
vrees; want wy ondervinden, dat die dron-
ken of in groote vrees zyn, by zico zelven
ipree-
(b) Door Toost van Vondeu
K 3
rTWr'lIW^ihirffC.
-ocr page 172-
150 ONDERtVYS in si
fpreeken, en die door heftigheid van hun-
ne hartstochten gedreeveti worden, fchoon
zy alleen zyn , in woorden zomtyds uitbar-
ften. Men zou hier onder ook kunnen tel-
]en die bidden; maar wy achten hetpngods-
dienftig zodanigen ten Tooneele te voeren.
Alle andere Alieenfpraakeh zyn verwerpe-
lyk, a!zo geen Perfoonen, die by hunne zin-
nen zyn , by zich zelven praacen.
Terzydefpraaken zyn, wanneer 'er veel
Perfoonazien op het Tooneei zyn, van wel-
ken zommigen ter zyde affpreeken. Dit
gefchiedt op veelerlei wyzen, tuflchen twee
en twee, van welk&n deezeii aan den eenen,
o en die aan den anderen kant van het Too-
neei fpreeken; tuflchen twee of meer, van
welken.de eene altemets wat ter zyde af
tegen een ander, of tegen 't volk, lets zcgt.
Alle welke Terzydefpraaken verwerpelyk
zyn ; de eerfte, omdat het niet natuurlyk
is, dat, terwyl de eerfte twee fpreeken, de
anderen zullen zwygen, en terwyl deezen
weer fpreeken, de eerften zullen ophouden.
De tweede, ten deele om de voorverhaal-
de reden, ten deele, omdat, gelyk voor
ge-
-ocr page 173-
T O O N E E L P O K Z T. 151
gezegd is, de Tooneeliften niet moeten
weeten, dat 'er Toehoorders zyn, en ein-
delyk zyn zy beiden verwerpelyk , omdat
zy zo luid moeten fpreeken, dat de Kykers
het hooren, en zo zullen 't 00k die hooren,
datr 2y 't voor wiilen verbergen, te wee-
ten hunne Medetooneeliften , en dus zul-
len 't geen Alleenfpraaken zyn.
Boven deezen zyn *er mhTchien noch mt^r
waarneemingen ,daar de Redeneeringen, ten
opzicht der Tooneeliften, moeten naar ge-
fchikt worden ; doch deezen zal een fnee-
dig Tooneeldichter uit zich zelfs aanmef-
ken.
In zich zelfs aangemerkt, kunnen de. re-
deneeringen op twee wyzen gefleld zyn; in
de Stelling of Thesis, en in de Onderftel-
ling of Hypothesis s gelyk de Kunftenaars
fpreeken.
Een Toeneelift redeneert in deSteHing,
wanneer hy in 't algemeen iets zegt, en ge-
lyk als een Stelling maakt; maar in de On-
derftelling, wanneer hy in 't byzonder
fpreekt, en de algemeene fuelling, als on-
derllellende, die in 't byzonder aan iemand
K 4.                 toe-
-ocr page 174-
152 ONDERWYS in be
toepafl, zo redeneert hy in de ftelling, die
zegt:
De Min baart wel verdriet in 't hart, dat
hy hezit.
en
Een Koning heeft veel zorg, die 't.Ryk wel
zal regeeren.
Maar in de onderflelling, als hy tegen een
Minnaar zegt:
De Min baart u verdriet.
en tegen een Koning:
Uw Ryk geeft u veel zorg.
9
De eerfte flag van redeneeringen worden
Sententien of Spreuken genoemd. Deeze
geeven een groot fieraad en nuttigheid;
want zy zyn als menfchelyke Orakelen, en
zy vermoogen zo veel te meer, als by, dien
wy ze voortbrengende invoeren, van groo-
ter aanzien is.
Maar zy moeten met groot oordeel ge-
bruikt worden.
Voor eerfl: moeten zy zeer dun gezaaid
zyn;
-ocr page 175-
TOONEELPOEZY. 133
zyn; want zy vefdrieten den Aanfchouwer
te hooren, alzo zy de A6t\e verflaauwen en
flap tnaaken.
Ten tweeden moeten zy voorvallen onder
bezadigde Perfoonen , en niet gefprooken
worden van noch tegen zodanigen , die in
dfe drift van eenen hevigen hartstocht ftaan;
want zy zyn het werk van een, die met
overleg redeneerdt, en uit een algemeene
ftelling iets byzonders wil trekken. De Re-
den nu en de drift der hartstochten gaan
niet wel zaamen, en die daar van verrukc
wordt, heeft geen meer geduld om dusda-
nige fpreuken aan te hooren, als bezadigd-
heid van gemoed om ze te bedenken en
voort te brengen. Eindelyk voegen zy aller-
befl in den mond van een Raadsheer, of
een Man van Staat, die met bezadigde zin-
nen tegen zyn Koning redeneerdt aangaan-
de de wichtigfte zaaken des Ryks, als kun-
nende,met een zeer groote gevoeglykheid,
op zulke algemeene flellingen, zyn zeggen
en voorgeeven grondveflen en bekrachti-
gen.
In alle andere gelegenheden is het beft
K j
                     die
-ocr page 176-
154 ONDERWYSinde
die te meiden , of tot de byzondere voor-
vallen en Perfoonen toe te palTen. Hier te-
gen hebben merkelyk gezondigd Euripi-
des en Seneca ; welken in 't Nederdukfch
Jan Vos noch overtreft.
Ten laatften zyn deeze Redenvoeringen
tehaalen uit deGefchiedenifTe.die de Dich-
ter ten Tooneele brengt. en uit den ftand
en gelegenheid , daar hy zyne byzondere
Tooneehften in fteldt. Hier toe verfchaffen
hem groote hulp alle de onderwyzingen en
weetenfchappen, en wel voornaamelyk de
Etbica en Politka , dat is , Zedenkunde en
Staatkunde, in welken gehandeld wordt van
de Hartstochten, Deugden en Ondeugden
en Plichten van de Overheden en Onder-
daanen enz. En om alle deeze floffen in
een behonrlyke orde te fchikken , dient
de Rhetorica, dacis, Redenrykkunft.
I
NE-
-ocr page 177-
TOONEELPOEZY. 155
NEGENTIENDE HOOFD-
STUK.
Van den Styl van zeggen.
oor den Styl van zeggen verftaan
wy de manier , waar door wy
onze gedachcen met woorderi
uitdrukken.
HIer in zyn verfcheidene regels aan te
merken.
Ten I. moet zy klaar en duidelyk zyn,
Deeze wet verbiedt dan al het geen een
reden eenigzins of duifter of onverftaanlyk
kanmaaken, als zyn: Voor eerft, dubbel-
zinnigheid in de woorden en zaamenftellin-
gen derzelven. Ten tweeden , verouderde
en verfleetene woorden, gelyk by voor-
teeldt: te heira voor te huis, vermaazen
voor bevlekken, winden voorwaaijen, en
veel diergelyken meSr. Tenderden, al te
lange of 00k al te korte perioden. Ten
vier-
-ocr page 178-
I5<S ONDERWYSinde
vierden , de onordentelyke plaatzinge der
woorden , wanneer het voorfte achter en
het achterfte voor gefteld wordt.
II.  Wordc in den Scyl van zeggcn ver-
eifcht, dat hy zuiver zy, niet vermengd met
eenige uitheemfche of onduitfche woorden,
gelyk hedendaagfch by veelen gedaan
wordt, even als of onze Moedertaal niet
ryk genoeg was om door eigene woorden
onze vindingen krachtig en duidelyk uit te
drdcken.
III.  Moet deeze gefchikt zyn naar den
ftaat van den geenen ,dien men fpreekenden
invoerdt. Het zoude belachlyk zyn , in-
dien men een Boer op het Tooneel als eera
Koning , en wederom eeo Koning getyk
een Boer hoorde fpreeken.
IV.  Moet dezelve ook over een koomera
met de zaak, daar van gefprooken wordt.
Hooge zaaken dienen met een verhevenen,
Jaage met eenen flechten, en middelbaaye
met een middelbaaren ftyl verhandeld te
worden,
Uit deeze twee laatfte regels ziet men
ilaarlyk, waarom ,onder alle Tooneelfpelen*
het
-ocr page 179-
TOONEELPOEZY. i5>
het Treurfpel de hoogverhevenfte, hec
Biyfpel demiddelmaatigejen hetKluchtfpel
de allerlaagfte Styl van zeggen toekomt.
V.  Moet die eenpaarig zyn, zich zelven
ovefal gelykende. Dit is niet te verftaan,
dac de manier van zeggen in een Tooneel-
fpel altyd of even hoog of even laag zoa
mdeten zyn, dewyl zy , gelyk reeds gezegd
is, en naar de zaaken,die men verhandeldt,
en naar den Perfoon , dien men invoerdt,
gefchikt moet weezen : maar dat men een
zelven of gelyken Perfoon , in een zelve
of ge!yke zaak, niet zal invoeren , dan eens
hoogdraavende, en dan eens verachtelyk
zonder reden te fpreeken : noch ook, dat
men in een fiechte ftof, of onder veel flech-
te en lompe vaerzen , (gelyk de Heer Bla-
sius (a) meermaalendezelven van anderen
ontleenende, gewoon is te doen,) eenigen,
die niet te verachten zyn , onbedachtelyk
inlapt, zo ook in 't tegendeeJ.
VI.  Meet zy kort zyn, niet overcollig,
en
(a) Van ikezen flechten Rymer is voorheen reeds
Sefprooken.
o
-ocr page 180-
j58 ONDERWYS in de
en ook niet minder, als tot de duidelyk*
heid vereifcht wordt, in zich begrypen-
de.
VII. Moet zy eenvoudig zyn. Hier door
verllaan wy, dat, in de Tooneelfpelen, de
Rhetorifche figuuren Tropi en Schemata (b)
mcerder moeten gemeid worden, dan in al-
le andere zoorcen van Gedichten, daar de
Poeet zelve fpreekt.
(b) Een kleen Werkje van den Heere David van
Hoogstraaten, onder den Tytel van Beginfelen of
Kon Begnp der Rederykkwijl
, in 't Jaar 1725, by Ge-
rard Onder de Linden in 8vo uitgekoomen, za! den
Dichter, geene vrcemde taalen vcrftaande, genoeg-
zaame onderrichting, wegens alle de Rhetorifche fi-
guuren , doen verkrygen.
TWIN-
-ocr page 181-
T O ON EELPOEZY. 159
TWIN 1JGSTE HOOFDSTUK.
Fan de Plaats en van den Tyd.
*
at de Plaats in een Tooneelfpel
aangaat, die behoorde akyd \ aft:
en op ecne plaats te zyn, 't zy
in een Paleis, Kamer, '1'uin enz.
maar dewyl veele of de meefte Aanfchou-
wers behaagen fcheppen in verfcheidene
Tooneelen , en dat zomtyds de ftof, die
men verhandelen wil, vereifcht, dat men
in ieder bedryf een byzonder Tooneel ver-
toondt, zo behoorde men te letten, dat de
verfcheidene plaatzen , die men in ieder
bedryf verkieft , niet al te wy.d van mal-
kanderen geleegen zyn, en dat niet net ee-
ne bedryf Londen , het ander Parys , net
derde Amfterdam enz. verbeeldt; maar dat
de plaats zo beknopt by malkander is ge-
vat, dat, als de Tooneelift van 't eene be-
dryf in 't tweede , dat een andere plaats
verbeeldt, te voorfchyn korat, de Aan-
fchoa-
-ocr page 182-
Nto ONDERvVYS^nde
fchouwer zich gemakkelyk inbeelden kan,
dat hy in den tyd, die tufTchen de bedry-
•tfen verloopt, daar kan koomen , als by
voorbeeld : indien men zich verbeeldt in
eene zelve ftad een Koningiyk paleis, voor-
zien van een heerJyk iufthof, zo zou men
rnoogen neeraen het eerfle bedryf voor het
paleis, hen tweede in een byzondere zaa],
hec derde in den luflhof, het vierde in 'c
hof,hec vyfdevoor desKonings throon enz.
vooral toeziende , dat men in een bedryf
geen verandering van plaats brengt. Hier
tegen zondigen de Maakers van de Spaan-
fche Spelen , gelyk ook in onze taal de Aa-
theuren van Lizander en Camste (a), A-
riane (b) en diergelyken.
In den Tyd, in welken een Tooneelfpel
vertoond moet worden, is aan te merken:
I.  De Tyd, voor zo veel die het geheele
Spel aangaat.
II.  De Tyd in de byzondere deelen .of
bedryven.
in.
(a) Een ftuk, tegen alle de regels, door J. Bl,v*
sius berymd.
(&) Door J. ,J. ScutPMR.
-ocr page 183-
TOONEELt>OEZY. i<S£
III. De Tyd, die tuffchen de bedryven
Verloopt.
Voor eefft, wat den Tyd van'tTooneel-*
fpel in 'c gemeen aangaat, is de kortfte,
die tpt deszelfs uitvoeringe genoomen
wordt, de befle , en de langfte, die daat
toe behoorde genoomen te worden, 24. uu-
fen of een weinig langef; omdat men zich
gemakkelyk kan verbeelden > dat 'er tus-
fchen ieder bedryf eefder dfie of vier uuren,
als wel zo veel jaaren verloopen, gelyk zeer
wanvoeglyk in Genoveva en andere dier-
gelyken gefchiedt. Ja zo een Dichter zyn
Spel deede fpeelen in dien tyd waarin het
vertoond wordt, zulks zou het befte en het
waarfchynlykfte weezen.
Ten tvveeden hebben wy aan te merken
den Tyd in de bedryven; want indien de
algemeene tyd van 24. uuren of minder ge-
noomen is tot het volvoeren van een Too*
neelfpel, zo ftrydt het tegens de gevoeglyk-
heid , dat men in een bedryf zo veel om-
ftandigheden verhandeldt, daar alleen wel
24. uuren of meer toe van nooden waaren,
gelyk wy een voorbeeldt in Titus Andro-
id
                     mcvs
-ocr page 184-
i6a ONDERWYS in Ub
nicus zien, daar in ieder bedryf meer vef-
toond wordt, dan in eenen geheelen dag ge-
fchieden kan; dies raoet men niet meer tyd
verbeelden in een bedryf dan 'er verloopt,
tenvyl den Aanfchouwer daar zit.
Van gelyke moet men in de Tooneelen
van een bedryf letten, dat den Tooneeliffc
geen tyd te kort fchiet, om het geen hem
opgelegd is,tevertoonen ; als by voorbeeldt:
indien iemand van 'c Tooneel weg gaat om
een brief te fchryven, of om iets gewich-
tigs te verrichten, en hy komt, naa dat de
andere Tooneeliften pas acht of tien regelen
gefprooken hebben, wederom , en heeft of
een brief gefchreeven, of een zaak verncht,
die in der daad veel langer tyd zou ver-
eifchen, dat zelve zou zeer wanfchikkelyk
zyn; dierhalven moeten diergelyke dingen
tuffehen de verpoozingen gefchikt of zo-
danig gefleld worden, dat de Aanfchouwer
niets aanftootelyks daar in ontmoete.
Ten derden hebben wy aan te merken
den Tyd tuffehen de bedryven, en te let-
ten, dat tuflchen ieder bedryf oratrent even
veel tyd voorby gaat j maar vermits zom-
tyds
-ocr page 185-
TOONEELPOEZY. 163
tyds zulks, door de ftof, die men verhan-
delt, onmooglyk is, zo mag elk dat zo ge- *
voeglyk fchikken als hy kan, en liever met
noemen, hoe veel t;yd dat 'er tuflehen net
eene en 't ander bedryf verloopen is.
La               EEN-
-ocr page 186-
ay-WWfHW^WJiWHWIi
164 ONDERWYS in Dfe
EENENTWINTIGSTE
HOOFDSTUK.
Fan de Protafis, Epitafis en Ca'taftropbe.
v deelen het Tooneeirpel in Pro*
tafis
of Voorfpel, Epitafis of Mid-
delfpel, en Catafirophe of Ach-
terfpel. Aristoteles deelt het
1
n Prologm of Voorreden , Epifodium of Tus-
fchenfpel, Exodus of Einde van 'tSpel, en
Chorus of Rey. De Rey Iaaten wy achter,
omdat ons hec gebrtrik van de Reijen der
Ouden nu onbekend is, en daarom onge-
bruiklyk; 00k zyn zy zelfs daarin niet een-
drachtig; want by SofocleS zyn ze in Elec-
tra en andere fpelen mede als perfoo-
nen , die tot het uitvoeren helpen , rechc
anders als by Eokipides , die ze ten meeften-
deele in voert gely k Senega by de Latynen, en
Vondel onder de Nederduitfchen, als ftok-
beelden, die alleen (om met Aristoteles
te
-ocr page 187-
-
TOONEELPOfiZY. i6$
tefpreeken) ledige toekykers zyn, van de
a£lie, die gefpeeld wordt.
Protafis is een Verhandeling van die din-
gen, die gefchied zyn voor het Spel, eigent-
]yk een Voorreden of Opening van 't Spel.
Hoe deeze korter is hoe beter, gelyk in
Salomon , daar zy eindigc met de eerfte
Sana, Batavifche Gebroeders en diergelyken.
I.  Wordt veeltyds allereerfl gebruikt, als
in Salomon.
II.  Zomtyds, naa dat een Sana (Tooneel)
of twee voorgegaan is, als in 't Spookend
Weewwtje
(a)» enz.
III.  Zomtyds wordt ze verdeeld, als in
de Gelyke Tweelingen, daar het eerfte deel
van de Protafis ftaat Afte (Bedryf) t.Scena 2.
en 't ander deel Acte 2. Sana 1.
Zy mag niet langer zyn dan eene A£te,
dat dan 00k zeer flaauw is, als in Gysbrlgt
van Amstel (b).
En
(«) Een fraai Blyfpel van ons Genoodfchap, op
koften van t zelve in 'C Jaar 1715. in 8»o met veele
verbcteringen herdrukc.
(6) Zeer bekend Trqurfpel van ]. van Vondel.
L3
-ocr page 188-
166 ONDERWYS in de
En met verder fpringen dan in 't begin
van de tweede Able, indien de Protafis ge-
fpleeten wordt.
Zy mag niet zyn als in de Miles Gloriafus
van Plautus (c), daar de Protafis eerft be-
gint in de tweede Abie, zonder dat 'er in de
eerfte iets van gerept is.
Vooral raoet ze zo ver nict uitfpatten,
dat ze de geheele Epitafis byna verdrukt, of
zo verward zyn, dat zenaauwlyks te onder-
fcheiden is, 't welk dan gefchiedc, als tel-
kens iets van de Protafis, ten einde toe, in
de Epitafis verhaald wordc, 'c zy dat 'er ge-
duurig nieuwe Perfoonazien en gevolglyk
nituwe verteliingen ingevoerd worden,'t zy
dat de Protafis geduurig gerekt wordt, ge-
]yk in Krul (d) enz.
Oolc
(c)  Blyfpe! , onder den naara van de Gefcbaakte
Cintbia,
in 't Nederduitfch ovtrgebragt door Dr. Lur
dolph Smid , en in 't Jaar 1680. by de Erfg, van
Lefcailje in 8vo gedrukt.
(d)  Jan Hermanus Kkul, in zynen tyd een zoet-
vloeijend Poeet, wiens Vaerzen veel overeenkomft
hcbbenmet die van denRaad-penfionaris Jacob Cats,
heeft veej Tooneelfpekn in 't licht gigecven, die ten
deele
-ocr page 189-
TOONEELPOEZY. 167
Ook moet de Protafis, gelyk we dat eens
vooral gefteld hebben, niet weezen zonder
tot de Gefchiedeniffe en A6lie van het Spel
te helpen , opdat men geen Protafis ftelle,
die niet te pas komt,of ze ook zo lang rekt,
dat men veel dingen naauwkeurig verhaalt,
die tot het Spel niet doen,
Epitafis, daar Scaliger ook de Cataflafis
byvoegt, is de verwarring van de Gefchie*
denifle.
Hy noernt het Epitafis als de Verwarring
of begint, of even begonnen heefc; Cata-
jiafis
noemt hy , als de geheele a£tie in
top ftaat, en rekt die uit tot de Catafirophe
of Ontknooping toe.
Maar wy fmelten beide die definkien in
een. Zo begint by ons de Epitafis met het
begin van de Hiftorie , die in 't Spel is, en
eindigt met de Ontwarring.
Zy behoort in het eerfte of ten uitterfte
in
deele in zyne Femaakehke uuren, Mimtefpiegel ter
Deugden
, Pampiere IVaereld, en ten deele afzonderlyk
gedrukc zyn. Zyrre Werken zyn in de eeuw, in wel-
ke hy leefde, zeer gewild geweeft.
L4
-ocr page 190-
168 ONDERWYS in de
in het tweede bedryf te beginnen, en byna
tot op het einde van het Spel gerekt te
worden. Hier in moet men waarneemen,
dat zy ordentelyk zy, en niet zo zottelyk
verward, dat de Toehoorder daar van niets
verftaan kan , en het eer een dollemans
werk gelykt, als een Spel, dat met reden
en overleg en op zyn regels en orde gemaakt
js, gelyk zulke ontydige Verwarringen in
veele Spaanfch&Spelen zyn.
Catafirophe is deOntwarring van 't gehee-
le Spel, die de Kunftenaars ftellen, dat op
het uitterfte behoort gerekt te worden, om-
dat de Toehoorder verflaauwc, en de aan-
dacht uit is, zo dra iemand het einde van
't Spel weet.
Zy moet klaar, volkoomen en kortzyn,
en niets overlaaten, dat noch in't duifter is.
Zy moet zich uit de kracht van de reden
en de zaamenftellingen van 't Spel ontwar-
ren, en niet door Goden, Engelen of dier-
gelyken.
TWEE-
-ocr page 191-
TOONEELPOEZY. 169
TWEEENTWINTIGSTE
HOOFDSTUK.
Van de Daaden der Perfoonazien op
bet TooneeL
e Daaden derPerfognazien op het
Tooneel zyn , al 't geene de
Dichter hen doet uitwerken en
vertoonen. Wy fpreeken dan
hier niet van al dat geene, 't welk van den
Speeler alleen afhangt, als de manier van
uitfpreeken, de zwier en veranderingen van
de gefteltenis des lichaams enz.
En, dewyl alle Daaden op het Tooneel
nietmoogen vertoond worden, zal de Dich-
ter wel dienen te letten op de volgende
wetten.
Voor eerfl:, dat het geene hy doet ver-
toonen mooglyk zy om vertoond te worden,
zo kan men op het Tooneel geen Veldflag
vertoonen, omdat daar rneer tyd toe ver-
L 5
                  eifcht
-ocr page 192-
i7o ONDERWYS in de
eifcht wordt, als op het Tooneel gegeeven
wordt, dat de plaats te kleen is, en in al-
ien gevalle 't zelvenietdanonvolkoome zou-
de kunnen vertoond worden. Zo het dan
gebeurt, dat het Spel noodzaakelyk door
de Hiftorie een Veldflag vereifchc, moet
dezelve flechts door den een of den ander,
die'er uitkorot, verhaald worden; of, kan
het eind van den flag op het begin van een
Bedryf vallen, zo dat een gedeelte op het
Tooneel kan vertoond worden, en 't meelle
binnen , tuflchen de bedryven , moet ge-
dacht worden gefchied te zyn«, zo moet een
gevegt, moetende vertoond worden, tus-
fchen twee perfoonen gevoeglyk gefchie-
den ; of, dat het eind valle op een begin
van een deel, of 't begin, (maar door den
een of ander flraks gefcheiden) 't geheele
deel door.
Wat de Machines (a) aangaat, devvyl dezel-
ven van een kunftige hand voortkoomen, en
niet dan in fpelen, uit de oude Fabelen
getrokken en van Goden en Godinnen han-
de-
(o) Kun(l~ en Vliegwerken.
-ocr page 193-
TOONEELPOEZY. i7t
delende, gebruikt worden, dunkt ons, die
alien toegelaaten te zyn, die net naalte met
de natuur over eea koomen , gelyk voor-
naamelyk is net vliegen , en wat daar aan
hoort, 't welk zo net kan uitgeverkc wor-
den, dat het des Aanfchouwers naauwkeu-
rig oog , op eene gevoeglyke wytte, be-
driegt; maar die zich zouden will.en bemoei-
jen met het vertoonen van verandering der
menfchen in beeften, boomen enz. of rechc
anders, zal zich van den Aanfchouwer jam-
merlyk befpot vinden.
Ten tweeden moet wel gelet worden, dat
men niet venoone 't geen den Aanfchouwer
aanftootelyk kan zyn, of van wegen eenige i _^
oneerlykheid, als 't Verkrachten , Byflaa- !
pen enz. of van eenige onbetaamlykheden, '
'tzy ingebeeldenof waaren.Wy zeggen inge-
beelden; want onzes oordeels zal een Dichter,
die den Aanfchouweren vermaak en nut wil
aanbrengen , en toejuiching beoogt, zelf
naauwkeurig moeten letten, op 't geen hen
door een ingebeelde gril tegenftaat; gelyk,
by voorbeeld, het bidden; want wat aan-
gaat het leeven der Speclers, moet daar
niet
-ocr page 194-
172 ONDERWYS in be
niet op gelet worden,maar flechts op 'tgeen
zy vertoonen ;derhalven, om dit te ontgaan,
zal men geen gebeden afs in hoogen nood,
en dan noch zeer kort, gebruiken.
Ten derden, moeten geen verfchrikkely-
ke dingen voor de oogen der Aanfchouwers
koomen, als branden van menfchen, han*
den af kappen , onthoofden , ophangen ,
moeder— of vadermoorden enz. want voor
eerft, door 't dikwils aanfchouwen van zul-
ke dingen wordt in ons eenige wreedheid
en onbarmhartigheid voortgebragt. Ten
tweeden, geeft het weinig of geen vermaak,
en ten derden valt het zwaar of onmooglyk
te vertoonen. Ook komc hier noch by,
dat het alteroaal meeft daaden van 't Ge-
recht zyn, die om de menigvoudige omflan-
digheden niet wel te vertoonen zyn. Wat
het vermoorden belangtv indien 't het Spel
vereifcht, mag 't wel vertoond worden, de-
wyl't ras gefchiedt en zonder veel omflag,
en fchielyk in't werk gefteld wordt.
Wat het vertoonen van Geeflen, Spoo.
ken, Duivels, Engelen enz. belangt, daar
ons de Hiftorie niet wys gemaakt heeft de-
.            zel-
-ocr page 195-
TOONEELPOEZY. 173
zelven eenige zaak ten voornaamfte uitge-
ritht te hebben, kan niet voor goed gekeurd
worden ; en, als men 'er wel op let, zal
men bevinden, dat die van den een of an-
der Dichter gebruikt zyn geweeft, niet en
zyn dan Dei if Machina.
't Zelve zeggen wy mede van 't invoeren
van Rivieren, Steeden enz. op het Too-
neel fpreekende.
Wy befluiten dan met te zeggen, dat een
verftandig Dichter alle ongemakken en aan-
flootelykheden wel zal kunnenvoorkoomen,
als hy zyne gedachten maar laat gaan ©p de
Mooglykheid, Waarfchynlykheid, Eerlyk-
heid enz. van de Daaden.
DRIE-
-ocr page 196-
iU ONDERWVS in Dfl
DRIEENTWINTIGSTE
HOOFDSTUK.
Van (k Bedryven.
^^^M,e TooneeJfpelen worden gedeelcj
* in Bedryven, die de Latynen ge-
noemd hebben Attus, ab agen-
tium imitations t
'c welk eigenlyk
dat deel is van hetTooneelgedicht, dat tus-
fchen de Muzyk is. HoRatius wordt ge-
loofd de eerfte geweeft te zyn, die de ver-
deelingen uitgevonden heeft, of ten min-
flen het getal bepaald tot vyf, als hy zegt:
Neve minor neu fit quinto produBior A&u
Fabula, qua pofci vult
, &fpetlata reponi.
dat is:
Wanneer ge een pryslyk Spel zult deelen in
Bedryven,
Doet dat in meerder nocb in minder dan in
vyven,
De
t,
-ocr page 197-
TOONEELPOEZY. 175
De Spanjaarden verdeelen hunne Tooneel-
fpelen in drie deelen, die zy Jordanas noe-
men, waar in zy meerendeels door de Ita-
Jiaanen gevolgd worden. De Franfchen vol-
gen de leffen van Horatius, behalve dat
Monfr. Moliere eenige Bly- en Kluchtfpe-
Jen meede in drie verdeeld heefc. De Grie-
ken fpeelden hunne Tooneelfpelen achtef
den anderen af,, zonder afdeelingen te maa-
ken van eenige Bedryven of Tooneelen, als
alleenig, dat zy de Reijen eenige reizen tus-
fchen beiden, veeliichtook wel meer alsvyf-
maal deeden opzingen, zulks dat men dik-
maals niet kan weeten , of de vertoondef.
vertrekt van 't Tooneel of by de zingende
Reijen blyft.
Deeze verdeeling in Bedryven is uitge-
vonden ora den Toehoorder te verpoozen,
dewyl zyne aandacbt ongetwyfFeld hem zou
vermoeijen , indien hy een Spel van feftien
of achtien hondert Vaerzen lang achter mal-
kander moefl hooren en zien. Onze verdee-
ling in vyf Bedryven, en manier van ver-
poozinge door Muzyk is verre de befle:
want, voor zoo vcel den Grieken aangaat,
hunne
-ocr page 198-
j?6" ONDERWVS in DB
hunneverpoozing, door't zingen der Reijetfi
is by den Heere Corneille zeer wel aange*
merkt, dat van geen belang is: want, in;-
dien de Toehoorder met opmerkinge die
aanhoordt, zo is het zeker, dat zyn geeft
geen ommezien rufl heeft; heeft hy geen
opmerkinge op haar zingen of fpreeken, zo
wordt zyn geeft al te zeer verftrooid door
de lengte of menigte der Vaerzen, die de
Reijen gewoonlyk zingen ; znlks , dat hy
op het beginnen van het volgende Bedryf
al zyn zinnen wederom by een dient te roe-
pen om te herdenken het geen hy te vooren
reeds gezien heeft» en in welken ftand de
Gefchiedenis gebleeVen was.
By de reden van Corneille voegen wy
eleeze, dat, terwyl deeze verdeeling is, om
de vermoeide aandacht te verpoozen , de
Griekfche wyze vooral niet aanneemlyk is,
omdat het tuflchen het fpreeken of zingen
der Reijen onbetaamlyk is, dat men met
zyn nevenftaande gezelfehap fpreekt, als
men al niet wilde toehooren , omdat men
andere aandachtige lieden alsdan onbeleefde-
lyk belet; daar in tegendeel by ons, tuffchen
de
-ocr page 199-
fOONEELPOEZY. iff
de Bedryven, onder het gefpeeJ der inflru-
menten, zonder hinder over en weder ge-
fprooken wordt, en gemeenlyk van geeri
andere ftoffen, als van het geene men even
te vooren gezien en gehoord heefc, 't welk
tevens de aandachc verfrifcht, en in de
Toehoorders leevend houdt de gedachtenis
van 't fgeen gepafleerd is, met verlangeii
Om het verdere te zien en te hooren; knoo-
pende op deeze wyze ongevoelyk in zyn ge-
moed het voorfte en achterfte aan rnalkari-
deren.
De Spaanfche verdeellng zou by bns ma-
de gtfen goeden uitflag neemen, omda: de
vefdeeling in drie Bedryven, als dezelve al
even groot waaren, dezelven noch te groot
zoude laaten, om den Toehoorder zonder
ongemak in aandacht te houden : om die
eenigzins voor te koomen, maaken zy hec
eerfle langer als het volgende, omdat als^-
dan de Toehoorder, eerft aankoomende,
langer aandachtig blyfc; maar gemeenlyk is
het ondraaglyk lang.
In het voorgaande is de Gefchiedenis ,
die in hetTooneelgedicht verhandeld wordt,
-ocr page 200-
i?8 ONDERWYSinde
verdeeld in Protafis, Epitafis en Cataftrophe}
van deezenwordt de Protafis vervat in 't eer-
fte deel, de Epitafis in de drie volgende*
en de Catafirophc in het laatfte. Het eerfte
deel beheld de eerfle voorftellinge van
de Gefchiedeniffe, en leidt de gronden van
al het geene , dat vertopnd zal worden,
zo aangaande de voornaame Gefchiedenis,
a!s mindere voornaamen, die helpen zullen
om de voornaame ten einde te brengen ; e-
venwel op zo eene wyze, dat hy, door het
zwygen van het voornaamfte, den Toehoor-
der ophoudende , graagheid en nieuwsgie-
righeid verwekke, en tot het uitterfte toe
altyd bekommerd houde:in dit Bedryf wordc
den Toehoorder ook bekend gemaakt al het
geen te vooren gepafleerd is, en 't welke
hy evenwel weeten moet, om de Gefchie-
denis , die gehandeld zal worden, Wei te be-
grypen. De Heer Corneille wil, dat in
de volgende Bedryven geen Perfoonazien te
voorfchyn koomen , die in dit eerfte niet
bekend zyn geworden, of ten minften ge-
roepen door een, die in het eerfte gebragt
is, zonder dat dq Toehoorder behoeve te
wee-
-ocr page 201-
TOONEELPOEZY. t&
weeten waarom die geroepen of ontboden
wordt, gelyk in zyn Cinna , dezelve Cin*(a
en Maximi/s ontbodden worden, zonder daC
de Toehoorder weet waarom , 'c welk zo
veel te aangenaamer is. Hyoordeeldt, al-
hoewel hy bekendt, het zelve juift altyds
niet waargenoomen te hebbcn, dat het zeer
dienftig is, om een waare eenheid van de
GefchiedenifTe te ftellen j 't fchynt anders
of die Perfoonazien uit den Hemel kwaa-
men vallem
Wy zyn met dien Heer in een gevoelen*
als raede, dat dit verftaan moet worden ten
aanzien van zodanige Perfoonazien alleen*
die in het Tooneelfpel ingevoerd worden ,
om eenig aanzienlyk intreft, nun eigen aan-
gaande, of die eenige groote nieuwe ty-
dinge of veranderinge voortbrengen. Eri
daarom flrekt zich deeze regel niet tot een
Huisgenoot, die ietwes door ordre van zy-
nenHeer doet, een Vertrouweling,die het
geheim van zyn Vriend verhaaldt, en hem
beklaagt,en,om het in een woord te bevatten,
tot zodanige Perfoonazien niet, die eigen-
lyk buiten de voornaame Gefchiedeni/Te zyn.
M 2
                  Vooe-
-ocr page 202-
i$o ONDERWYSinde
Voomaamelyk moet men daar op letten,
wanneer men twee byzondere Vryazien of
Gefchiedeniffen te zaamen doet koomen,
die zich eindelyk te zaamen fmelten.
De Heer Corneille geeft ons een voor-
beeld in zynen Don Sancbe SArragon (a),
daar de keur, die de Koningin moet doen
van een Bruidegom, en de herftelling van
die van Arragon, twee byzondere Gefchie-
deniffen zyn, die eindelyk in een fmelten;
maar zyn Ed. laat ook niet naa van beiden in
zyn eerfle Bedryf gewag te maaken.
De drie middelfte Bedryven bevatten de
Ep'itafis of de Epifodes, 't welk zyn die min
voornaame werkingen of byzondere Gefchie-
deniflln van de voornaame Vertooners, of
wel de tweede foorten van Minnaars, zon-
der dewelken de voornaame Gefchiedenis
zoude kunnen beflaan ; maar die even wel nun
fondament of grondflag in het eerfle Bedryf
hebben, en geketend zyn aan die voornaa-
me Gefchiedeniffe , en dezelve helpen ten
einde brengen. Hier moet zich alles war-
ren;
(a) DitSpel isnochnietin 't Nederduitfch vertaali
-ocr page 203-
TOONEELPOEZY. igr
ren; hier moeten degevaaren, toorn, haat,
liefde, naar de gelegenheid van deGefchie-
denifTe , waflchen en aangroeijen, en hec
kvvaad voorbereid worden. Deeze drie Be-
dry ven moeten vooral aan den anderen han-
gen, en het eene uit het andere vloeijen,
bereidende ongemerkt alles tot hetEinde of
deOntknoopinge, houdende hetgemoed van
den Toehoorder in een twyfelachtig verlan-
gen werwaarts zich eindelyk de Gefchiede-
nis wenden zal.
Het vyfde en laatfle Bedryf bevat de Ca-
taftrophe,
of de Ontknoopinge van de gan-
fctie Gefchiedenifle. Hier is 't juift niet
noodig, dat het bedryf beginne met de Ont-
knoopinge : want hoe langer men dezelve
kan uitflellen en in 't laatite brengen met
gevoeglykbeid, hoe kunftiger en aangenaa-
mer: want indien de Toehoorder, in 't be-
gin van dit laatfte Bedryf, bewufl: gemaakt
wordt van de ukkomfl der Gefchiedenifle,
zal hy in plaats van aandachtig en in een
aangenaam verlangen te blyven , flaauw
worden en verflappen in zyn vermaak, de-
wyl hem niets nieuws voorkomt.
M 3                   Hoe
-ocr page 204-
!8» O N D E RW Y S in de
Hoe gelyker men deeze Bedryven maakE
in grootte , hoe volmaakter; beftaande al
de kunfl evenwel daar in, dat men maakt,
dat 'er zo merkelyke ongelykheid niet in zy,
die den aandacht der Toehoorders verveele
of zoude kunnen mishaagen.
Donatus in zyne aanmerkingen op de An-
SiKik
van Terentius, meendc, dateen Be-
dryf eindigt, als het Tooneel ledig ftaat,
of dat niemand van deTooneliften zich daar
meer op vertoond; maar de Abe Hedelin,
meent zeer wel, dat het Bedryf eindigt,
niet, als het Tooneel ledig is, zonder dat
zich eenig Perfoon daar op vertoondt, maar
als het zo ledig blyft, dat 'er geen werking
op is, niet tegenflaande een van de Too-
neeliften op het zelve blyft ;'twelk tweezins
kan gefchieden: by de Ouden , te weeten, als
een Tooneelifl op 't Tooneel blyft, onbe-
kwaam om eenige werkinge te doen, als in
zwym, in flaap of anderzins , 't welk ook
by ons kan en mag gefchieden ; of dat die
zich voegde by de Reijen, die tullchen eta
£wee Bedryven in kwaamen.
Peeze Bedryven dienen ook taftelyk van
den
-ocr page 205-
T O O N E E L P O E Z Y. 183
den anderen gefcheiden te zyn; waarom het
kunftig is , dat die geene, die een Bedryf
fluit, zegt, wat hy gaat doen, en die een
Bedryf begint, waar hy van daan en waarorn
hy komt. En daarom meet een en dezelve
Perfoon het voohge Bedryf niet fluiten , en
in het volgende weder op het Tooneel koo-
men, of het Bedryf aanvangen; de waar-
fchynlykheid, die men op 't naafl moet vol-
gen, leerdt ons het zelve: want, die ietwes
te verrichten heeft, heeft daar tyd toe van
nooden, en niemand gaat van het Tooneel,
a!s om iets binnen te verrichten; als hy dan
zo fchielyk weder op 't Tooneel komt, is
het niet waarfchynlyk , dat hy het geene
verricht heeft, daar hy om binnen gegaan
was, en brengt de Toehoordefs in een ver-
wondering, daar zy in tegendeel van afge-
]eid worden , als zy daar tufichen iemand
anders op het Tooneel gezien hebben. Het
kan evenwel gefchieden , als hy weinig bin-
nen te doen gehad heeft, of dat hy niet
verre geweeit is, gelykMenedemtjs byTE-
rentius in zyn Heautontumerumenos (b), die
bet
(6) In 't Nederduitfch overjjebragc door Diderik
Buizejio, als niede door Jaco3 Westsrbaan.
-ocr page 206-
ig4- ONDERWYS in pe
het vierde Bedryf fluit, en het vyfde weder
aanvangt. Hy was maar heen en weder in
feuis geweefl, en komt weder korts daaraan
uit, naa dat hy gezien hadt, dat Clitiphq
zich met Bacchis in een achcerkamertje
floot, om het zelve aan Chremes bekend te
maaken. Maar evenwel is deeze wyze van
aanhechtinge der Bedryven niet lichtelyk ce
yolgen, en tegens de gemeene wetten.
VIEU-
-ocr page 207-
TOONEELPOEZY. 185
VIERENTWINTIGSTE
HOOFDSTUK.
Van de Tooncekn.
elyk een Bedryf is een, door ver-
poozing , afgefcheiden deel der
Gefchiedenifle, in het Spel be-
vat, zo is een Tooneel een aan-
eenhangend deel van de Gefchiedenifle in
het Bedryf vervat; wy zeggen een aaneen-
hangend ,omdat 'er alleen geen tyd mag ver-
loopen tuiTchen 't een en 'c ander Tooneei
an een Bedryf, maar dat 'er 00k een band
moet zyn , vvaar door die Tooneelen aan
malkander hangen , en zo haafl; die band
ophoudt, dat eerfle Tooneel daar naa het
begin van een nieuw Bedryf maakt, en die
band is daar in gelegen, dat de daad van
het eene Tooneel vail is aan de daad van
't volgende.
Deeze band nu gefchiedt alleen gevoeglyk
M 5
                    op
-ocr page 208-
i8<S ONDERWYS js u
op vier wyzen , door bykoomen, afgaan *
zien en hooren.
Door bykoomen, wanneer een of meer op
een Tooneel zyn, en een of meer daar by-
koomen.
Door afgaan, wanneer twee of meer op
een Tooneel zyn, en een of meer daar af-
gaan.
Door zien, wanneer men, een of meerder
ziende aankoomen, vertrekt, of ook, die
iemand een of meer op het Tooneel gezi'en
hebbende, of ziende, wacht tot zy weg zyn,
6n dan daar op treedt.
Door hooren, wanneer iemand , of een
gerucht hoorende, daar op treedt, en dat dan
de ander of anderen, die 't gerucht maak-
ten, of die men hoorde , daar op koomen;
of ook , zo iemand , op het Tooneel ge-
rucht hoorende, zo lang wacht, tot die weg
is, en dan daar op treedt.
De eerfte van deeze vier wyzen is wel
de belle ,omdat het Tooneel voller van Per-
foonazien en Veranderingen wordt.
Het tegendeel is van 't afgaan, en dat
wel voornaamelyk in de laatfte Bedryven,
, < -
                                                      en
-ocr page 209-
TOONEELPOEZY. i8f
en boven al in 't laatfte » omdat men de
Spelers gaerne ziet eindigen met volheid en
gewoel, en dac men gaerne de Catafirophe
of de Ontknooping ziet van alle de Perfoo-
nazien , zelf van den tweeden en derden
rang, die maar eenig belang in *t ftuk heb*
ben gehad, en dat dat veel aangenaamer
door 't gezicht als door vertelling gefchiedr,
als voorheen gezegd en aangeweezen is,
in de Voorreden van onze Gelyke Tweelin-
gen,
dat het Blyfpel Menwchmi van Plautus
daarom niec wel eindigde: dus is't beft, dat
allePerfoonazien zich byeenvinden, dieniet
dood of elders vertrokken zyn.
Hier ftaat aan te merken, dat niemand
op een Tooneel mag koomen zonder daar
geroepen te zyn , dat is zonder reden te
geeven, waarom hy daar komt, uitgezon-
derd in de eerfte Tooneelen van alle Be-
dryven ; en dat noch maar, wanneer hy op
een plaats is, daar hy naar zyn beroep be-
hoort te zyn, als een Koning in zyn Paleis,
de Tuinier in zyn Tuin , de Jager in 't
Bofch enz. maar een Tuinier of Jager zicfo
in 't Hof, of een Koning zich in een Tuin
of
-ocr page 210-
188 ONDERWYS in de
of in 't Bofch vindende, moet die waarom
bekend zyn.
Hoe vee] Tooneelen in een Bedryf be-
hooren tezyn, is wel geen regel af, even-
wel dunktons, dat, indien in een Bedryf
maar een of twee Tooneelen waaren , dat
de Aanfchouwer niet genoeg verandering ,
indien 'er vyfentwintig waaren, dat hy te
veel verwarring ontmoeten zou ; waarom
men zich eene maat behoorde te geeven.
DeTreurfpelen,omdat het daar aankomt
op deftige wyze van zeggen, behoorde niet
boven de acbt, de Blyfpelen niet boven de
twaalf, en de Kluchtfpelen niet boven de
vyftien te klimmen: onder welke Toonee-
len wy voornaamelyk in een Treurfpel niet
verftaaa gereekend te worden , dat men
een knecht of iemand van den laatflen rang
weg zendt om iets te doen of te haalen, en
dat die weder komt, om icts te zeggen, of
diergelyken , 't zy dat het met of zonder
fpreeken dier mindere "Perfoonazien ge-
fehiedt, gelyk in den Gewaanien TtBEiti-
nus, daar Agrippa in 't begin van 't vierde
Tooneel des eerften Bedry fs Lauzus en Atys>
doet
-ocr page 211-
TOONEELPOEZY. 189
doet vertrekken zonder een ander Tooneel
te maaken, zonder dat de mindere Perfoo-
nazien iets zeggen. In den Cm komt een
Pagie iet zeggen, dac echter geen Tooneel
maakt. De redcn is, omdat een Tooneel
moet zyn een gedeeke van de Gefchiede-
nifle, in 't Bedryf bevat; zulk flag van Too-
neelen dan, 't zy dat men die met den naam
van Tooneel tekent of niet, verflaan wy
buiten ds bepaaling van't getal derToonee-
len te zyn.
VYF-
-ocr page 212-
ipo QtfDERWYSiNB*
VYFENTWINTIGSTE
HOOFDSTUK.
Van de Grootbtid eens Tooneelfpels*
e Heer Hedelin , in zyn Boek, ge-
iiaamd La PraSlique du Theatre (a)*
verhaalc, dat, toen de Tooneel-
fpelen eerft in zwang kwaamen
in Vrankryk, hy de Diehters vroeg, waar
en hoe lang hunne Spelen fpeelden? en da£
zy hem antwoordeden op het Tooneel, en
omtrent drie uureB; en dat hy zich over dit
plompe antwoord zeer verwonderde, als
niet vraagende nade plaats, waarop, en den
tyd, waaria de Spelen vertoond wierden;
maar na de plaats en den tyd , die in de
Spelen vertoond tfierdc.
Die maar een weinig opmerking maakt
zal
(a) Dit Werk hebben fry in onswVackrlandfehe
taale niet.
-ocr page 213-
tooNeelPoezy. in
til merken , dat dusdanig een onderfcheid
van plaats en tyd in alle Spelen aan te mer-
ken is: want, dewyl 'er een waare of ver-
dichte Gefchiedenis vertoond wordt, is die
in eenig Land of Stad of eenig jaar of tyd
gefchied , of wordt verdicht gefchied te
zyn : en dewyl de Gefchiedenis niet kan
vertoond worden, zonder dat Land en dien
tyd, zullen die beiden me& vertoond moe-
ten worde,n. Voorders, wyl de Vertooning
niet kan gedaan worden dan op eenige plaats
en in eenigen tyd, die van de voorgaande
plaats en tyd verfchillen, blykt klaar, dat
'er tweederhande plaats en tyd in.een Too-
neelfpel in acht te neemen is, naamelyk een
plaats en tyd,die aan de Gefchiedenifle vaft
is, en een plaats en tyd, waarin de Ver-
tooning gefchiedt. By voorbeeldt, in hen
Tooneelfpel van den Cid is de plaats der
Gefchiedenifle Sevilje in Spanjen, en de tyd
vierentwintig uuren; rnaar, als het op hec
Amfterdamfch Tooneel vertoond wordt, is
dat de plaats der Vertooning, en de tyd
derzelve de drie uuren , waarin het af-
ipeeldt.
Baar
-ocr page 214-
-ocr page 215-
t b O N E E L P O £ Z Y. 193
Tooneelfpel niet te kort noeh te lang zyn.
In de eerfte opkomfl der Tooneelfpelen
by de Grieken waaren zy zeer kort en af-
gebrooken , en hadden hunne behoorlyke
grootte niet; naamaals heeft men eene vol-
koomene Gefchiedenis , welke een begin,
midden en einde hade, ten Tooneele ge-
voerd, dewelke zommigen in't vervolg zo
hebben doen uitdyen,dat zy de middelmaat
verre te buiten gingen ; en hierom heefc
men in hunne openbaare Spelen , daar de
Tooneelfpelen vertoond wierden , naar 'c
zeggen van Aristoteles, moeten by deri
zandlooper ftryden en fpelen ; even eens
gelyk de Romeinfche en Griekfche Rede-
naars en Orateurs hunne redenen by den
zandlooper opzeiden, opdat zy 't niet te lang
zouden maaken. Van dusdanige al te lange
Tooneelfpelen hebben wy in *c Duitfch Ka-
REL EN KaSSANDRA, Vatl RoDENBURG (c),
dac
(O Dit f reur-bly-einde-fpel, in 't jaar 1642. ta
Amlterdam voor Dirk Cornelisz. Houthaak in 410 ge-
drukt, genaamd Casandra Hertoginne van Bouit-
*okje, enKAREL Baldeus, is bfefym'd door den Rid.
N                           dtr
-ocr page 216-
i94 ONDERWYS in de
dat by de 4000. regels lang is, Paftorfido,
den Getrowwen Herder
, uit het lcaliaanfch
door De Potter vertaald,dat niet veel kor-
ter zal zyn, Louis de Vargas , den Ge-
dwongen Vriend en dievgelyken, die om-
trent van 2500. regels zullen zyn.
Een Tooneelfpel moet dan noch te kort,
noch te lang zyn: want, zo het te kort zy,
zal de Aanfchouwer den Dichter van on-
macht of onkunde befchuldigen, dat hy 't
niet grooterheeft kunnen maaken, of niet
geweeten heeft, dat hy 't grooter behoor-
de te maaken; daar by zal hy niet vermaakt
worden, als niet genoeg hebbende, en met
al te groote graagte uit moetende fcheiden.
Daar en tegen, zo het te lang zy, zullen
niet
der Theodore Rodeneurg. ZyneSpeelen, die, hoe
wild van fchikking, op de oude Nederlandfche wy-
ze, in zynen tyd noch al geacht wierden, zyn in zo
grooten geta!e,dat ze, by den ander verzasmeld zyn-
de , drie deelen in 410 btflaan. Zyne vlughdd in
't iymen blykt uit den Tytel van zynen Alexander,
te Amfterdam voor Jan Evemz. Cloppenburg in 'c
Jaar 1618. in 4to gediukt, waaj op ftaat: In viercn-
veertig uunn gerytml.
-ocr page 217-
V
tOONEELPOEZY. 105
niet alleen de Spelers met vertoonen, maar
de Aanfchouwers met hooren en toekyken,
zich afarbeiden, en van zitten en ftaan moe-
de worden, gelyk Plautus daar van zegt :
Lumbi fedendo, & oculi fpeStando dolent.
dac is:
De osgen doen van zien, de rug van zitten
zeer.
Deeze middelmaatige Grootheid eens Too-
heelfpels kan, onzes oordeels, op 't befl be-
paald worden door 't getal der Vaerzen f
want de bereiding van den vereifchten toe-
ftel, ende daaden der Perfoonazien op hec
Tooneel, fleepen gewoonlyk weinig tyds
weg.
Vossius lib. 2. In/lit. Poetic, cap. 3. zegt:
Magnitudo dramatis intra ternas &fenas boras
eoncludi videtuf.
dat is:
De Groetbeid des TooneelfpeU fcbynt tuflcben,
£e drie en zes uuren bejlooten te worden.
Corneille verhaaldt, dat 'er veelen ii$
N a
                Vrank
-ocr page 218-
ONDERWYS in nfi
t§>6.
Vrankryk zyn, die ze binnen de twee uurefi
bepaalen, en niet willen , dat de Vaerzen
het getal van 1500. zullen overftygeren, of
dat 'er een Verdriet of moeijelykheid in de
-Aanfchouweren verwekt zal worden , die
hem de fraaifte diftgen zal doen vergeeten.
Maar hy voegt daar by, dat hy zyne Bly-
fpelen tot het getal wan by de 2000, en zy-
ne Treurfpelen tot over de 1800. regels
heeft laaten opklimmen, zonder zich te be-
hoeven te beklaagen,dat zyne Toehoorders
verdriet in die lengte gehad hebben.
, Hoe Vossius den tyd der vertooning tot
de zes uuren vergroot kunnen wy niet af-
neemen, alzo 'er geen Griekfcbe noch La-
tynfche Toneelfpelen zyn , die wy getoo-
ven, dat boven de 2000. Vaerzen lang zyn ,
en deeze gemakkelyk binnen den tyd van
drie uuren opgezegd kunnen worden.
Maar om deezen tyd wel te bepaalen,
heeft de Tooneeldichter te letten, waar en
• van wie zyn Stuk vertoond zal worden; te
Antwerpen, in den Haag, en by de Too-
neelfpelers, die door 'c Land reizen , wir
me»
-ocr page 219-
TOONEELPOEZY. 197
men de Spden kort hebben; daar men zs
ep den Amfterdamfchen Schouwburg Jang
begeert, en het Graauw wat veel voor zyn
geld zien wil. Hier by is aan te mejken,
dat men, op dien Schouwburg ten vier uuren
beginnende te fpelen, by 't Spel een Klucht
moet vertoonen, en evenwel ten acht uu-
ren gedaan hebben j welk alles men in ache
te neemen heeft.
Wy oordeelen dan, dat, om in alien dee-
ze voorverhaalde gelegenheden noch te
kort noch te Jang te zyn , men niet onder
de 1500, noch boven de jooo. regels be-
hoorde te koomen ; alzo men in zulk een
ruimte van Vaerzen werkelykheid en han-
del genoeg bevatten en voor oogen kan
ftellen: en dat, die tufTchen deeze twee uit-
terften omtrent het midden treft, het alier-
beft doet.
Gelyk 'er nu een middeJmaat van Grootte
in een heel Tooneelfpel waar te neemen is,
zo behoorde daar in elk Bedryf op gelet te
worden: want het zoude"zeer wanfehikkelyk
zyn, dat van de vyf Bedryven 'er een was
N 3
                   Tan
-ocr page 220-
ip8 ONDERWYS in de
van zodanig een grootte als alle de vier an*
deren te zaamen; en, fchoon het verfchil
alzo groot niet is, valt het evenwel zeer ver-
drietig te zien, een onmaatig lang Bedryf
achter* een zeer kort gevoegd , gelyk het
eerfte en tweede in Genoveya zyn.
Insgelyks hebben veele Tooneelfpelen van
deOuden, als ook van J. van Vondel , die
de Ouden overal volgt, zeer korte eerfte
Bedryven, en die dikwils niet dan uit een
kleen Tooneel van 50. of 100. regels be-
ftaan; daar deezen , zoo *er eenigen lang
zouden moogen zyn, alzo de aandacht dec
Aanfchouwers in den aanvang verfch en
noch niets gevergd is, vooral niet de kort-
ften moeften zyn.
En de reden van dit verdriet en onge-
mak dunkt ons te zyn, dat, in de korte
Bedryven, de aandacht en verwachting der
Toehoorders niet genoeg vervuld, en in de
langfte dezelve nit haare kracht gerekt en
te veel gevergd vrorden; alzo de tufTchen-
bedryven dienen, om de herffenen, ooren
en oogen der Aanfcbouweren wac te verpoo-
zen.
                                                  Zee?
-ocr page 221-
TOONEELPOEZY. igg
Zeer gevoeglyk en voor ieder navolglyk
dunkt ons derhalveo te zyn, 't geene dehe-
dendaagfche Franfche Tooneeldichters ia
acht neemen, naamelyk, dac alJe de Bedry-
ven met elkander, in veelheid van Vaerzen
en den tyd van vertoonen, ten naaften by
over een ftemmen.
N4                 ZES-
-ocr page 222-
2oo ONDERWYS in be
ZESENTWINTIGSTE
HOQFDSTUK.
Van het Tooneel en deszelfs behoeftens.
Fan het Tooneel.
et Tooneel,daar wy hier van fpree-
ken, is een vafte plaats, waarop
doorPerfoonazien eenGefchiede-
denis vertoond vvordt, de natuur,,
zo veel doenlyk, gelyk , en is tweederlei.
I. Een Tooneel, dat veele plaatzen te ge-
lyk kan verbeelden.
'II. Een Tooneel, dat op eenen tyd maar
eene plaats verbeeldc.
Van het eerfte flag is 't niet dat wy hier
fpreeken; en het zelve fchynt maar gevpn-
den te zyn, om de gebreken van kwaalyk ge-
Jchikte Spelen te bedekken; maar het twee-
de flag van Tooneel, daar wy van hande-
kn, moet tweederlei aangezien worden.
I. Ten,
-ocr page 223-
TOONEELPOEZY, tsoi
I.  Ten aanzien der Spelers.
II.  Ten aanzien der Aanfchouwers.
Ten aanzien der Spelers: dat de uitgan-
gen tuffchen de Schermen wyd genoeg zyn,
om geen bekrompen poftuur ce maaken: dat
de vloer gemaklyk zy, om geen valfche tree-
den te maaken in de manier van gaan, ftryk-
voeten, enz.
Ten aanzien der Aanfchouwers: dac het
Tooneel voorzien zy van behoorlyk Jicht;
dat het zodanig gebouwd zy, dat ieder, *die
op gezette zjt of ftaanplaats, om te zien,
gekoomen is, ook met gemak en zonder ee-
nige verbinderingen zien kan; dat het ver-
maakelyk, kunftig en natuurlyk gefchiiderd
zy: dat de Perfpeftiven wel in acht genoo-
men worden , opdat, wanneer de Speler
achter op het Tooneel ftaat, by 't gebouw
niet een reus geJyke.'t weJk voor te koomen
is metde achterfle Schermen nun doorgang
te ftoppen.
ran.de like tier en.
De Kleederen van den Tooneelift moeten
altyd gefchikt worden naar den ftaat van
N 5                     die
-ocr page 224-
fios ONDERWYS in de
die geenen, die hy verbeeldt, en een Ro-
iling moet als een Koning, en een Herder
als een Herder te voorfchyn koomen; doch
dit belet niet, dat een Herder, aardig ge-
1 ftoffeerd en voor het oog behaaglyk, met
linten , ayde ftoffen en andere verfierfelen
uitgeruft, te voorfchyn koomen mag, als
maar het maakzel van 't kleed doet zien,
dat men een Herder verbeelden wil. Ook
moet men vooral leuen op de Kleederen van
Perfoonazien , die in een Tooneelfpel van
den derden of vierden rang zyn ; en of wcl
hunne Kleederen flechter moeten zyn dan
die van den eerften of tweeden, zo behoor-
den die nochtans fierlyk gemaakt te zyn,
doordien zy , flordig gekleed zynde , den
luifter van al de andere fchoone Kleederen
verdooven.
De Pagien of andere zwygende Perfoo-
nen, zomtyds in een Tooneelfpel noodzaa-
kelyk , behooren alien naar den eifch be-
hoorlyk uitgeruft te zyn, en niet voor den
dag te koomen, eer naar flruikroovers dan
dienaars gelykende.
Van
-ocr page 225-
TOONEELPOEZY. 203
Fan de Kunjlinerken.
De Kunftwerken ftrekken tot verfierfel
van het Toonee], en behoorden zodanig
gefchikt te zyn, dat zy gevoeglyk in de Be-
dryven kunnen uitgevoerd worden, en zo-
danig geplaatft, dat de Aanfchouwer de
touwen, daarzy mede gaan, niet bekennen
kunnen; doch om dit gevoeglyk te doen;
behoorde het Tooneel daar na gefteld te
zyn, met een behoorlyke plaats om alles be-
kwaam uittevoeren.
De Vliegwerken moeten zeer fnelgaan,
hoevvel hec zelve 00k vereifcht wordt in
meefl alle andere Kunftwerken , uitgenoo-
men, als een Hemel neerdaaldt en opklirnt,:
of als eenigeKunftwerken vertoond worden,
die men eigenlyk hebben wil, dat de Aan-
fchouwer lang bezien zal.
i
Fan andere Noodisendigheden.
De andere Noodwendigheden , die toe
den toeftel van een Tooneelfpel vereifcht
worden, zyn Kroon, Scepter, Goude en
Zii-
/
-ocr page 226-
£94- ONDERWYS in bt
Zilvere Vaaten, Aard- en Hemel-klooten,
Tafels, Fakkels, Stoelen, Afgoden, Wje-
raokvaaten enz. welken alien tot het gebruik
ophet ficrlykfte behoorden toegeruft te zyn.
Fan de Muzyh
DeMuzyk wordt geplaatfl: tuflchen deBe-
dryven, ora de gedachten te verfriffchen,
die zomtyds bezwaard zyn door eene droe-
vige GefchiedeniiTe aan te zien, en is ook
om de gaaping tuflchen de Bedryven meE
iets aangenaams te vullen.
ZF,-
-ocr page 227-
TOONEELPOiiZY. 205
ZEVENENTWINTIGSTE
HOOFDSTUK. •
Fan bet onderfcheid der Tooneeldkblen.
\
ot noch toe verhandeld zynde de
Natuur en Eigenfchappen der
Tooneeldichten in 't algemeen,
volgt nu te fpreeken van het On-
derfcheid der Tooneeldichten.
Om het welke te vinden moet aange-
inerkt worden de befchryving, die wy van
het Tooneeldicht in 't algemeen gegeeven
hebben, te weeten, dat het is een Gedicbt,
lefchryvende eene volkoomene Gefcbiedenis
, be~
kwaam om door fpreekende Perjoonazien ver~
toond te warden.
Waar uit blykt, dat hec
voornaamfte onderfcheid der Tooneeldich-
ten moet gehaald worden uit de verfchei-
denheid der Gefchiedenifle: dewyl alle Too-
neeldichten Gedichten zyn, en door fpree-
kende Perfoenazien vertoond kunnen wor-
den;
-ocr page 228-
266 ONDERWYS in at
den ; alhoewel een min voornaarn ondefV
fcheid ook van de Perfoonazien > ftyl en an-
dere eigenfchappen kan gehaald worden*
De Gefchiedenis dan, zonder eenige by-
zondere optnerking van den flaat der Per-
foonen ingezien zynde, is tweederlei: want*
of zy behelft zaaken van groote aangelegen-
heid , vergezelfchapt met gevaar, en ook
wel met verlies van ftaat of leeven der Per-
foonen; of ook wel gemeene of geringe zaa-
ken zonder eenig merkelyk gevaar der Per-
foonen: maar in tegendeel dikwyls boertige
en kluchtige voorvallen van 't menfchelyk
leeven.
Volgens welk onderfcheid der Gefchiede-
nifle de Tooneeldichten verdeeld worden in
Tragedien en Comedien (a). Zo dat hier in
alleen de Tragedien van de Comedien ver-
fcheelen , dat de Tragedien verhandelen
eene Gefchiedenis , waarin een of meer
Hoofdperfoonazien gevaar van 't leeven of
ftaat loopen , of ook wel beiden , of een
van beiden verliezen; daar in de Come-
dies
(a) Treurfpelen ea Slyrpelea,
-ocr page 229-
TOONEELPOEZY. 207
dien flechts gemeene en dagelykfche voor-
vallen van 't menfchelyk leeven verhandeld
worden.
Doch aangezien de Gefchiedeniflen van
het eerfte flag meeft voorvallen onder Ko*
ningen en Vorften, zo hebben 00k de Kun-
ftenaars en Dichters altyd diergelyke Per-
foonazien in hunneTragedien gebruikt,om-
dat zqdaanige voorbeelden uitfteekender
zyn, en de gemoederen der menfchen met
meer fchrik en medelyden aandoen , het
welk Aristoteles fteldt het einde te wee-
zen van de Tragedien , te weeten door
fchrik en medelyden de gemoederen van
diergelyke hartstochten te zuiveren.
Men zoude echter onder gemeene Per-
foonazien. een Tragedie kunnen doen fpee-
len , wanneer de Gefchiedenis flechts on-
gemeen was, en groot gevaar met zich
braat.
-Als mede onder Koningen en Vorften een
gemeen voowal van 't menfchlyk, leeverj
doen vertoonen; maar het een en 't ander
zou onzes bedunkens niet zeer kunnen be-
haagen, dewyl de geringheid des ftaats van
de
-ocr page 230-
*
feaS ONDERWVS is iiE
de eerften ftryden, of niet we] pafTen zou-
de aan de grootheid en ongemeenheid der
Gefchiedenifie , en een gemeen en gering
voorval van 't menfchelyk leeven onderKo*
ningen en Vorften te zien, niet wel over
een komt met de achting, die de menfchen
gemeenlyk met de grooten hebben.
Menvindt hedendaagfch eenigeDichters,
die, behalven deeze bovenftaande werdee-
ting, uit de natuur der GefchiedenifTe ge-
haald , een derde flag van 'I ooneeldichten
willen fmeeden, 't welk zy Tragi-Come-
dien (b) noemen, meenende,datdeTragedieri
enComedien alieen naar hunnen uitgang ge-
noemd zyn, en dat de Cataflropbe het on-
derfcheid maakt; maar zy zyn bedroogen:
want van de negentien Tragedien, die van
Euripides overig zyn, zyn 'erzeer weinigen,
die een droevig of fehrikkelyk eindehebben,
en dit woord is by geene van de Ouden in die
betekenis obit bekendgeweeft; alfeen heeft
Plautus dateens, en al boertende gebruikt
in
(£) Treur-bly-eindende Spelen, wierden deezei*
Tan onze oude Nedeilasdfche Dkht^jrs gcnoemd.
-ocr page 231-
TOONEELPOiiZY. 203
in de Prologus van Amphitruo, alwaar kf\ •+-
zegt niet te weeten, hoe hy dat ftuk zal noe-
men, dewyl 'er Goden en Slaaven in kwaa-
men, wel behoorende orn der Goden wit
een Tragedie genoemd te Worden, en ora
der Slaaven een Comedie, zo zegt hy'einde-
lyk, dat hy het liever een Tragi-Comedie
wil noemen, niet ten aanzien van de Cata-
firopbe,
maar alleen ten opzicht der Perfoo-
nen. Daar en boven kan deeze naam van
BJyeindend Treurfpel tot nadeel ftrekkett
van het Tooneelfpel, wanneer men dien op
het titelblad ziet, als waar door de verwach-
ting en nieuwsgierigheid der Aanfchouwers
naa den uitgang van 't Spel (waarin een van
de grootfte vermaaken beaaat) geheel wordc
weggenoomen, en die al de Verwarring eii
woeling der Tooneeliften voor zo veei te
meer gemaakt' werk doet aanzien , wan-
neer de Aanfchouwers te vooren weeten ,
hoe het uitvallen zal.
De Comedien zyn 00k niet altyd gelukkig
in hunnen uitgang, alhoewel AuisfoTELEJ
wil, dat het emde derzefven behoordt me-
tfe te brengen, dat, die vyanden waaren,
O                  vrien-
-ocr page 232-
tio O'NDERWYSinde
vrienden wierden. Het is we] gemeenlykzo,
maar evenwel zou het niet ftryden met de
gevoeglykheid , dat de twee vreijers , de
eene door den weg der deugd en verdien-
ften , en de ander door latter en logens,
een en dezelve vryfter trachtende te kry-
gen, de eene tot het gewenfchte einde
raakte, en de ander tot zyn fpot en fchan-
de daar van verfteeken bleeve.
Wat verders de verdeeling der Tooneel-
dichten, by de Ouden bekendt, aangaat:
te weeten in Tragedias, Satyras, Sillas, Co-
medias veteres & novas, in Palliatas & To-
gatas &c.
daarvan zou hier te lang zyn te
fpreeken.
Ook kan men by de Schryvers, als Scali-
Ger, Vossius, Hedelin enz. breeder be-
richt daarvan bekoomen, Wy zullen alleen
de verdeeling der Tooneeldichten hier by
voegen.
Het Tooneeldicht wordt gedeeld , vol-
gens de Gefchiedenifle in Tragedie en Come-
die,
dat is, Treurfpel en Blyfpel.
De Tragedie in Tragedien, waarin een
of meer Hoofdperfoonazien gevaar loopen
van
-ocr page 233-
TOONEELPOEZY. sir.
van flaat of Jeeven of beiden te verliezen.
En in Tragedien , waarin een of meer
Hoofdperfoonazien hunnen ftaat of leeven,
of die beiden, waarlyk verliezen.
Volgens de Perfoonazien worden de Tra-
gedien gedeeid in Vorftelyken of niet Vor-
ftelyken.
Volgens den Uitgang of Catajlrephe in
Treurigen of BIyden.
Volgens den Sty 1 in Hoogdraavenden en
Laagdraavenden.
Volgens den Tyd der Gefehiedeniffe in
Ouden of Hedendaagfchen of Middelflag.
Ouden zyn of Griekfche , Romeinfche,
Hebreeuwfche enz. van dien tyd.
Hedendaagfchen zyn, waarin Hedendaag-
fche zeden en wyzen van fpreeken en klee-
dingen gebruikt worden.
Middelflag zyn, welken, zedert het ver-
val der Roomfche Heerfchappye tot op eeri
honderd jaar of twee, van nu afverleeden>
te rekenen, gefchied, of gefteld worden
gefchied te weezen.
De Comedien zyn ten aanzien der Gefchie-
O 2
                      de-
-ocr page 234-
ftii ONDERWYS in de
denifle ook tweederlei, of Ernftigen of
Boertigen.
Ten aanzien van den Uitgang Gelukkig
of Ongelukkig.
Ten aanzien van de Perfoonen, Vorfte-
lyken, Burgerlyken, Harderlyken of Boer*
fchen.
Ten aanzien van den Styi, Hoogen of
Laagen, valgens den ftaat der Perfoonen ,
en Kluchtigen of Staatigen ten opzicht der
Gefchiedenifle enz.
3$fo #> W
ACHT-
-ocr page 235-
TOONEELPOEZY. 213
ACHTENTWINTIGSTE
HOOFDSTUK.
Fan de Natuur en Eigenfchappen van
bet Treurfpel
et Treurfpel is een Tooneelfpel,
waarin een doorluclitige en on-
gelukkige handel naargeboot-
zeerd wordt.
Door de Eigenfchappen van dit Treur-
fpel verftaan wy hier alle die dingen, die
in het zelve en in geen andere zoorten van
Tooneelfpelen gevonden worden, en waar
door het Treurfpel van alle andere Spelen
onderfcheiden wordt; want alhoewel de ge-
jneene eigenfchappen van het Tooneelfpel
aan de Treurfpelen mede eigen zyn, zo is
het echter onnoodig die hier weder op te
haalen , door dien ze voorheenen klaar en
duidelyk genoeg verhandeld zyn , en van
ieder een met weinig moeite hier aan kun-
O 3
                   nen
-ocr page 236-
si* ONDERWYSinde
nen toegepaft worden. Deeze Eigenfchap-
pen zullen wy haalen, of uit de Gefchie-
denifle zelve, of uit de manier van verhan-
deling deezer Gefchiedenifle.
In de Gefchiedenifle zelve vinden wy
tvederom de Daad, die uitgewerkt wordt,
en de Perfoonen, dewelken die daad uic-
werken. De Daad in een Treurfpel heefc
byzonder van al!e Tooneelfpelen.
I.  Dat zy Doorluchtiger, Uitfteekender
en meer aanmerkenswaardig is.
II.  Dat zy Ongelukkig is. Maar dewyl
dat woord van de Kunftlievers verfcheide-
]yk uitgelegd wordt, zo zullen wy onze mee-
ning daar van in 't korte voorftellen.
Veelen hebben gemeend , dat met hec
woord Ongelukkig verftaan wierdt een on-
gelukkige uitflag van de voornaamfte daad
in de Gefchiedenifle ; en het meeftendeel
der oude Dichters, als ook de Heer Hooft
en de Heer Vondel fchynen van dat ge-
yoelen geweefl; te zyn , doordien hunne
'I'reurfpelen byna niets anders zyn als het/
vertoonen van een handel, die door een,
ongelukkigen uitflag aanmerkelyk gemaakq^
werdt.
                                             Even-
-ocr page 237-
TOONEELPOKZY. 2*5
Evenwel hebben deHedendaagfcheTreur-
fpeldichters, ora de Blyeindende Treurfpe-
len weg te bannen , die Tooneelfpelen
mede met den naam van Treurfpel gedoopt,
waar in de voornaamfle Perroon gevaar
loopt van ftaat of leeven te verliezen: de-
wyl zulks ongelukkig en treurig genoeg is,
ora de bepaaling, die Aristotei.es en an-
dere Kunftkenners van de Treurfpelen gee-
ven, te voldoen, wanneer zy zeggen, dac
het Treurfpel is een nabootzeering van een
doorluchtigen en ongelukkigen handel.
Hierom gelooven wy dat de Heer Hugo de
Groot in zynen Sophompaneas, en de Heer
Vondel in zynen Joseph in 't Hop , uit het
Latyn van den voornoemden Heere ver-
taald , het zelve Spel een Treurfpel ge-
noemd hebbe, fchoon dat het een geluk-
kigen uitflag heeft.
DePerfoonen in een Treurfpel zyn onder-
fcheiden vananderen, omdat zy doorluch-
ger en van hooger fiaat zyn, of ten min-
ften behoorden te zyn dan in de BIyfpelen
enz. De Ouden hebben hier toe meeften-
deel hunne Koningen gebraikt, en de He-
O 4                   de-a-
-ocr page 238-
2i<5 ONDERWYS in de
dendaagfche Kunftkenneren ., waar onder
de Franfchen niet weinig te achten zyn ,
neemen daar niet dan hooge Perfoonazien
toe. Hierora oordeelen wy, dat Stikus en
Ariame (a), de Graaf van Warfusee (b)
en diergelyken, hoewel uit de natuur treu-
rige Gefchiedeniflen , nooit zu!k een goe-
den uitflag zullen hebben, als of die zelve
daad, onder Doorluchtiger Perfoonen voor-
gevallen , ten Tooneele gevoerd wierdt.
.Aristoteles en meer anderen, die van de
Tooneelpoezy gefchreeven hebben, ver-
eifichen ook in den voornaarnften Perfoon,
dien het ongeluk in een Tooneelfpel trefc,
dat hy noch geheel deugdelyk, noch geheel
on-
(d) OuderwetsDroef-eindc-rpel van Jacob Strut?,
jn 't Jaar 1634. te Amuerdam voor Jan Evert fen Ciop-
penburch, voor de derde maa! in 4to gedrukt.
' (fc) DeMoord tot Luik door den Graaf van War-
FOSe'e aan den Burgermeeller De la Ruellk. Ecu
wild en woeft Treurfpel, zonder kunft of fchikking
van Thomas Asselyn, in 'tjaar 1671. te Amfterdarn
by Jacob Lefcaiije in 8vo gedrukt. Zie van dit Spel
Mr. Andries Pels Gebruik en Misbruik des Tooneels
bladz. 24. ran den derden druk des Jaars 1710. in §vo.
-ocr page 239-
TOONEELPOEZY. ai?
ondeugdelyk zy , maar tuflchen die twee
uitterften dc middelmaat houde ; omdat
dpor de ongelukken , die zodanig eenen
overkoomen,de beweegingen van fchrik en
medelyden krachtiger verwekt worden.
Want of men fchoon ziet, dat een groote
fchelm van eenig ongeluk getrofFen wordc,
zo kan men echter met zulk eenen geen
medelyden hebben , dewyl hy zulks door
zyne fchelmflukken zelve verdiend hadt.
En een deugdelyk Perfoon onfchuldig te
doen lyden, geefc meerder kleenachtinge
van de rechtvaerdigheid des Hemels , en
dienvolgens een opener weg tot de on-
deugd, dan affchrik voor dezelve.
In de manier van verhandelen zyn deeze
dingen eigen aan het Treurfpel.
I. Dat het verhandeld wordt met een ver-
hevener ftyl: want naar de getuigenifle van
Ovidius:
Omne Genus fcripti gravitate Tragcedia vincit.
Dat is, overgezet door den Heer Vondei,:
Hoe hoog men draave injlyl en toon,
Het Tfeurfpel /pant alleen de krooru
O 5                       em
-ocr page 240-
aig ONDERWYS,in de
en Horatius-:
Jndignatur item privatis, at prope Jocco
Dignis Carminibus narrari Cmna Tbyejlce.
dac is:
Het gruwlyk Gajlmaal van Tbyejies nsil
geen Vaerzen
Van laagen Jlyl
, maar treen in hoog ge-
Jchoeide laarzen.
Evenwel laat men in een Treurfpel den
toon zomtyds zakken , voornaamelyk in
Iclachten en droefheid, volgens Horatius
als hy zegc:
Et tragicus plerumque dolet fermone pedejlri
Telephus, aut Peleus: cum pauper, & exul
uterque,
Projicit ampullas
, £f fesquipedalia verba,
Si curat cor fpeftantis tetigijje querela.
Waar van dit de zin is:
Een ongelukkige doet voegelykjl zyn klacbt
Op laagen toone
, al is't een Koning. Een,
die tracht
Met medelyden 't hart der Kykeren te raaken
,
Zal 't donderend gedreun van trfcje woorden
Jiaahn.
                                            11. In
-ocr page 241-
TOONEELPOfiZY. 219
II.  In een Treurfpel zyn de Redeneerin-
gen krachtiger dan in andere Tooneelfpe-
len, dewyl de zaaken, daar van geredeneerd
wordt, hooger en ernftiger, en de Perfoo-
nen, die redeneeren, verhevener zyn.
De Sententien of Spreuken zyn hier, om
deeze redenen, mede zo ongevoeglyk niet,
al is 't, dat zy van 't geheel lichaam der
Redeneeringen afgefcheiden, en daar niet
kunftig in gevlochten zyn.
III.  Is de manier van verhandelen ernfti-
ger. Hier tegen zondigen die geenen gro-
velyk, die in het ukbeelden van hooge en
ongelukkige Gefchiedeniffen, hier en daar
een zot invoeren, om de Toehoorderen,
door die verfcheidenheid , meer vermaak
aan te doen, nademaal het onmooglyk is,
dat iemand, in het aandringen der ongeval-
len, met geduld kan aanhooren de zotte en
malle redenen van eenen, daar hy zelve ge-
hied over heeft.
Deeze drie voornoemde zaaken , en de
manier van verhandelingen, zyn het Treur-
fpel eigen , omdat het, zonder die, zyn
pogmerk niet wel bereiken kan , 't welk
• meeffc
-ocr page 242-
aio ONDERWYSinde
roeefl beftaat in de beweegingen der harts-
tochten, voornaametyk die van fchrik en
medelyden. Zo zegt Plutarchus :
Tragedia molitur imitationem return, animo
ingentes motus inferentium
, & mi/era-
tionem excitantium.
dat is:
Het Treurfpel heeft voor een naarbootfeerin-
ge van dingen, die ons gemoed krachte-
lyk beweegen en medelyden verwekken.
En de Heer Vondel in de Voorreuen
van aynen Salmoneus :
De Treurjlyl arbeidt om de menfchen week
in den boezem tt maaken.
NE-
-ocr page 243-
TOONEELPOEZY. sal
NEGENENTWINTIGSTE
HOOFDSTUK.
Fan de Hartstochten, die in een Treur-
fpel te beweegen zyn.
n deDefinitie ofteUitbeelding des
Treud^els iaaten veele Schry-
vers de Nuttigheid of het ein-
de van 't zelve invloeijen, vol-
gende daar in Aristoteles , die > in het
Zesde Hoofdftuk van zyne Dichtkunft, de
zyne befluit met deeze woorden:
Door medelyden en vrees te weeg brengen-
de de zuivering van diergelyke ontjlelte-
nijjen.
Plato hadt alle Tooneelfpelen uit zyne Re-
publyk gebannen , als niet zynde als op-
ftookfelen der hartstochten. Aristoteles ,
die zynen Meefter, naar \ zeggen der Ge-
leer-
-ocr page 244-
tzz QNJDERWYS in be
leerden, overal wilde tegenfpreeken, heeft
gefleld, dat het Treurfpel diende om de
hartstochten niet alleen niet te verwekken,
maar zelve te verdryven uit der menfchen
gemoederen, en heeft alzo dit voor een nut-
tigheid gefleld van de Treurfpelen.
Hec is wel waar, dat 'er wel anderen te
vinden zyn, naamelyk de flraf der kwaade
en het loon der goede daaden, en daar uit
de befpiegeling door voorbeelden, als ook
de zinfpreuken en leeringen, die hier en
daar in de Redeneeringen der Tooneeliflen
kunnen ingevleid worden; maar het eerfte
was in zynen tyd niet in gebruik, en van
't laatfte hadden zy gefleld , dat een Spel
goed konde zyn , al wierdt 'er dat niet irt
gevonden , zo dat hy derhalven op iets
anders heeft moeten vallen,dat hy voor ee-
ne nuttigheid heeft moeten flellen, naame-
lyk de zuivering der hartstochten , door me-
delyden en vrees te verwekken.
Zeer verfcheidenlyk worden de voorver-
haalde woorden van Aristoteles van die
geenen , die zich zyne Dichtkunft orfder-
wonden hebben te verklaaren, uitgelegd.
Zon-
-ocr page 245-
TOONEELPOEZY. 223
Zonder die alien op te tellen , oordeelen
wy dat Aristoteles .meening is, door 't
verwekken van medelyden en vrees de ge-
moederen der Aanfchouwers niet te zui-
veren van medelyden en vrees, roaar van
andere hartstochten , en wel zodanigen ,
die oorzaak geweeft zyn van de ongemak-
ken der Tooneeliften , waar door het me-
delyden en de vrees in den Toehoorder te
weege gebragt is. En dit is't gevoelen van
Paulus Benius , een der Ukleggers van
Aristoteles Dichtkunfl, en van Pieter
Corneille , uitfteekend Franfch Tooneel-
dichter, die deeze zyne meening afneemt
uit deeze woorden van Aristoteles :
Wy hebben medelyden met die geenen, wel.
ken wy een ongemak zien lyden, dat zy
niet verdiend hebben, en wy vreezen, dat
ons een diergelyke niet overkoome, als wy
't zien lyden van ons gelyken.
Het medelyden dan heeft zyn opzicht op
de Perfoonen , die wy zien lyden, en de
vrees, die daar op volgt, op ons zelven.
Het
-ocr page 246-
SH ONDERWYS in Efi
Het medelyden, dat wy met een ander
hebben over zyn ongeluk , doet ons voor
een diergelyk vreezen; deeze vrees verwekt
in ons een begeerte tot de middelen om dat
ongeluk te ontvlieden, en deeze begeerte
wil hebben, dat wy in ons maatigen , rege-
len, ja uitroeijen de hartstoehten, die wy
zien oorzaak geweeft te zyn, dat een ander
in 't ongeluk komt; en dit gefchiedt naar
den gewoonen regel, dat, om het uitwerk-
zel voor te koomen, men de oorzaak moec
weg neemen.
Op deeze wyze meent de Heer Corneil-
ta , dat het zuiveren der hartstoehten in
zyn werk moet gaan: maar hy twyfelt hard
of het ooit op die wys , als Aristoteles
wil, gefchiedt; en hy laat ieder een oor-
deelen, of door het vertoonen van denCiD,
in welk ftuk hy meent begreepen te zyn ,
'c geen Aristoteles tot dat werk vereifcht,
dat ooit in hem gewerkt is. Men kan niet
ontkennen of het ongeluk van Rodrigo en
Chimene verwekt medelyden, en dit me-
delyden behoorde vrees in de Aanfchouwe-
ren te verwekken van in een diergelyk
ons
■. ■
-ocr page 247-
TQONEELPOEZY. 22$
©ngeluk te vervalJen, en derhalven hun ge-
moed te zuiveren van zo fterk eene liefde,
die van haar ongeluk oorzaak is, en ons hen
doet beklaagen : maar het fchynt eer, dac
het in tegendeel werkt, en het doen van
Rodrigo en Chimene zo heerlyk vindt, dat
men 'c eer zoude navolgen dan daar voor
vreezen. Zo dat de nuttigheid, die Aristo*
teles beoogdt, daar niet in gevonden
wordt.
Maar evenvvel, fchoon zy hier niet uit-
fpruic, zal zy ergens anders door te weeg
gebragt worden in het zelve flak , gelyk
de CiD door den dood van den Graaf, wel-
ke in ons doeden zal dat flag van hovaar-
dy, waar door men eens anders eer beny-
de. En dit oordeelen zommigen genoeg te
zyn om de nuttigheid te bewerken , daar
Aristoteles van fpreekt.
Zo dat 'er dan niet noodzaakelyk ver*
eifcht zal worden, dat een Perfoonazie van
den eerften rang beidcn deeze hartstochten
vervvekke ; maar dat het genoeg zal zyn,
dat eene medelyden, en eene andere vrees
verwekke, of 00k wel alleen medelyden of
P                      al-
*
-ocr page 248-
226 ONDERWYS jk be
alleen vrees. "Welke flelling bekrachtigd
fchynt te worden van Akistoteies zelf,
als hy zodanige Perfoonazien uit de fpelen
bandt, die nocb medelyden noch vrees veroor-
zaaken}
daar mede te kennen gevende, dat
het is door gebrek van beiden, dat zy hem
niet aanflaan, en dat hy ze niet verwerpen
zoude, als zy maar een van beiden te weeg
bragten.
De volmaaktheid dan van een Treurfpel,
naar de meening van Aristoteles, beftaat
hier in, dat het door een Hoofdperfoonazie
medelyden en vrees verwekke in de gemoe-
deren der Aanfchouwers: maar dit is zo
•noodzaakelyk niet, dat, als het door twee
Perfoonazien gefehiedede , of ook door een
van beiden verwekt wierde , de Dichter
daarom geen lof zoude ingelegd hebben.
Het ftaat vaft, dat het grootfte fieraad
van een Treurfpel is, dat daar door in de
Aanfchouwers hartstochten verwekt wor-
den ; maar men moet ook nuttigheid be-
traehten, dewyl wy het einde der Dicht-
kunfl , en dienvolgens ook der Toneel-
dichtkunft, gefteld hebben te zyntmet tier-
maak te keren.
                                    Men
*
-ocr page 249-
TOONEELPOEZY. 227
Men zal dan in een Treurfpel, met in de
Toehoorders hartstoehten te verwekken j
dat hen het behaaglykft is, dezelven 00k te
gelyk moeten leeren, welke leeringen met
dis hartstoehten te krachtiger op hen zul-
len werken , en hoe levendiger dat zy zyn,
te dieper in hen ingedrukt worden, en te
langer hangen.
Het leeren nugerchiedt op tweederlywy-
ze; de eerfte is door Regelen , de andere
door Voorbeelden. Door Regelen kan men
in de Treurfpeleri leeren, wanneer hier
en daar, in de Redeneeringen derTooneel-
iften , kunftelyk en op zyn behoorlyke
plaats eenige Zederegelen, en Staatkundige
Zinfpreuken ingevleid worden. Door Voor-
beelden leefdt men, wanneer men eenige
deugdelyke of ondeugdelyke Perfoonazien
ten Toneele voerdtj en deeze laatfte ma-
nier van onderwyzen kan alleen met de
hartstoehten derKykers te 2aamen gevoegd
worden , alzo in dezelve verwekt kunnen
worden medelyden met de Perfoonazien ,
of haat, toorn enz. tegen dezelven.
Dit ondervvys door Voorbeelden is we-
P 2
                 der-
)
-ocr page 250-
a28 ONDERWYS in de
derom tweezins, of fimpelyk door het na-
tuurlyk en krachtiglyk affchilderen van de
deugden en ondeugden , of noch daar en
"boven door het gevolg van loon ten op-
zicht van de eerflen en ftraf ten opzichtvan
de anderen. De eerfte wys is by de Ou-
den maar in gebruik geweeft.de laatfte van de
Hedendaagfche Tooneeldichters ingevoerd.
De Heer Corneille, in zyn opdragt yoor
het Vervolg van den Logenaar (a), oor-
deeldt, dat de eerfle volftaan mag ; maar
wy achten dat zy te zaamen behooren te
gaan , en dat een Treurfpel, daar in de
deugd geloond of de ondeugd geftraft wordt,
niet alleen meer leeren, maar ook meer
behaagen zal ; want boven het leeven-
dig affchilderen der deugd en ondeugd ,
daar loon en ftraf bykomt, zal niet alleen
de deugd aangepreezen en de ondeugd af-
zich-
(«■) Dk Blyrpe!, door ons Kunftgenootfchap in 't
Nederduitfch overgebragt , is noch niet gedrukt,
maar is onlangs, btnevens andere Spelen van 't zel-
vc,in 'sGravenhaage in 'topenbaar verkocht, en be-
ruft jegenwoordig in de Vcrzaaaieling van een vooi-
iiaam Kunftbeminnaar.
-ocr page 251-
TOONEELPOEZY. 229
zichtig gemaakt worden ; maar noch daar
en boven de begeerte tot het loon na de
deugd trekken, en de vrees voor de flraf
voor de ondeugd fchuw maaken.
Insgelyks zal 'c 00k veel meer behaagen,
datde Aanfchouwers, by de vertooning van
de deugd of ondeugd, 00k loon en ftraf zien,
alzo het ieder een, die niet overgegeeven aan
de boosheid is, zeer behaagt, dat het goe-
de geloond en het kvvaade geftraft wordt.
Te gelyk nu, om noch meer te behaa-
gen, moet dan by dit vertoonen van deugd
en ondeugd, en loon en ftraf, koomen de
verwekking van hartstochten in de Aan-
fchouwers , en wel van de behaaglykften.
Om het welke uit te voeren, het zeer be-
hulpelyk zoude zyn voor den Toneeldich-
ter, de natuur en onderfcheiden hartstoch-
ten te deege te kennen, en 00k de midde-
len, door welken zy in de Aanfchouwers te
veroorzaaken zyn.
En fchoon de Dichter, die eene deugd
met haar loon, of eene ondeugd met haar
ftraf, ten Tooneele voerdt, en daar door
eene hartstocht, die behaaglyk is , in de
P 3                 Aan-
-ocr page 252-
s3o ONDERWYSinde
Aanfchouwers verwekt, niet te befchuldi-
gen is , de regelen der kunft niet waarge-
noomen te hebben, zo zal hy nochtans veel
meer lof verdienen, zo hy veele deugden
en ondeugden met haare loonen en flraffen
te voorfchyn brengt, en daar door verfchei-
dene hartstochten in de gemoederen derKy-
kers veroorzaakt.
Het is dan ieder Dichter te raaden, dat
hy in zyn Werk zo veele deugden en on-
deugden, en ook hartstochten, als 't voeg-
]yk lyden kan , inbrenge. Insgelyks, dat
hy uitkieze die deugden en ondeugden en
hartstochten , die hy weet zynen Aanfchou-
weren behaaglykfl te zyn ; en dat hy de
uitwerkfelen derzelver deugden of ondeug-
-den , hoe meer hoe liever , te voorfchyn
brenge , en dezelve hartstochten, zo *c
yoegt, dikwils verwekke.
DER-
-ocr page 253-
TOONEELPOEZY. 23!
DERTIGSTE HOOFDSTUK.
Van de Martstocbten.
e Hartstochten zyn ongewoone
beweegingen van't hart, doorde
begrippen van goed of kwaad
veroorzaakt en van de ziel ge-
waar geworden.
Dat de Hartstochten beweegingen van X
hart en wel ongewoone beweegingen zyn ,
kan ieder by zich zelven gevoelen. Hec
is bekend, dat alle de beweegingen des
lichaams door de invloeijinge van de dier-
Jyke of zieielyke geeflen in de fpieren ge-
fchieden ; en dewyl nu voor eenigejaaren
gevonden is,dat het hart een deel des lichaams
is , dat uit fpieren beftaat , zal het zel*
ve mede doorde invloeijinge der voornoem-
de geeflen bewoogen worden, en alzo de
ongewoone invloeijing derzelven , de naa-
fte oorzaaken der hartstochten zyn. Maar
nademaal die niet alleen van de ongewoone
P 4                  be-
-ocr page 254-
*ja ONDERWYS in it
beweegingen van 't hart, maar ook van al-
le ongewoone beweegingen in alle andere
deelen van 't lichaam oorzaak is, hebben
wy daar van in onze imbedding geen ge*
wag willen maaken.
Alle de beweegingen nu van 't menfche-
lyk lichaam koomen voorc of van uitwendige
of inwendige oorzaaken. Van uitwendige
oorzaaken koomen voort alle de beweegin-
gen der Zinnen, als zien , hooren, ruiken enz.
De inwendige oorzaaken zyn weder twee-
derlei, of van 't lichaam of van de ziel. De
beweegingen , die hunne oorzaaken in *t
lichaam hebben, zyn die, weiken uit de gan-
fche zaamenftel'.ing des lichaams voortfprui-
ten, als de gewoonlyke beweegingen van 't
hart, van de long en borft, in het in—en
uitademen , het op en toegaan van 't ge-
darmte enz. De oorzaaken, die in de ziel
zyn, zyn of de wil of "t verftand. De wil
is oorzaak van alle uitterlyke beweegingen
der leeden, die daarom vrywillig genoemd
wordcn enz. Het verfland is zo zeer wel
geen oorzaak van de beweeging zelfs, a!s
van de hoedanrgheid derzelve , naamelyk
der
t
aiilrtmggaMirwfnaMMiHi^igp
-ocr page 255-
TOONEELPOEZY. 233
der ongewoonheid , en deeze ongewoone
beweegingen hebben plaats in 't hart.
Dae deeze ongewoonheid van de bewee-
ging des harte haaren oorfprong van 'c ver-
ftand heeft, en wel van een begrip van 'c
goed of kwaad , blykt eerftelyk , omdac
ieder, die daarop wil letcen , dat in zich
zelven bevinden zal; ten tweeden, omdac
op de bloote kennis van eenige zaak die be-
weeging niet volgc, noch 00k op den wil;
wane dan zouden de menfehen nimmerdroe-
vig maar alcyd blyde zyn: zy zal dan moe-
ten voJgen op een begrip van dat de zaajc
goed of kwaad is.
En niet alleen is de ziel, begrypende
een zaak goed of kwaad te zyn , oorzaafc
van de harcftochten, of de ongevvoone be-
weegingen, die daarin voorvallen, maar zy
wordt ze daar naa 00k weder gewaar, en
ontfangt in zich het gevoelen van de onge-
woonheid van die beweegingen.
De menfchelyke ziel is vereend met alls
de deelen des lichaams, en deeze vereeni-
ging beftaat, onzes oordeels, daarin, dat
'er geenige verandering in dezeive deeleu
P 5                  voor
-ocr page 256-
ONDERWYS in de
«34
voor kan vallen, die de ziel niet terflond
gewaar wordt, en derhalven zal zy ook ter-
flond bewuft zyn, zo dra als 'er iets onge-
woons inde beweeging van 'chart voorvalt;
en deeze gewaarwording of bewuftheid zal
zy niet behoeven te ontfangen in eenig by-
zonder deel van 't lichaam, als, by voor'
beeld, in de herflenen, of het Pynappel-
klierken, by de Latynen Glandula Pinealis
genoemd, rnaar in dat deel, daar de veran-
dering in voorvalt, alzo zy daarmede zo wei
vereenigd is, als met eenigen van al!e de
anderen.
De ziel dan voelt in het hart de onge-
woone beweeging, die zy daarin te vooren
veroorzaakt hadde door een begrip van ee-
rie zaak met het opzicht, dat zy goed of
kwaad is. En by dit goed en kwaad ver-
ftaan wy alle de zoortenvan goed en kwaad,
daar van by de Philofophen gevvag gemaakc
wordt, als het eerlyk nut en vermaakelyk
goed, of het oneerlyk onnut en onvermaa-
kelyk kwaad, of liever maar een goed en
kwaad , naamelyk het nut of onnut, alzo
wy oordeelen,dat*er geen andergoed is dan
dat
-ocr page 257-
TOONEELPOEZY. 235
dat voordeelig, en gcen ander kwaad dan
dat nadeelig is, en dat niec in acht behoor-
de genoomen te worden, of het eerlyk of
oneerlyk, of vermaakelyk of onvermaake-
Jyk was; dewy] de waare deugd niet anders
is dan een volflandige wil ora zyn eigen
waar voordeel geduurig te betrachten.
Maar, als wy dus fpreeken van goed en
kwaad, verflaan wy niet, dat de zaak waar-
Jyk goed of kwaad nioet weezen, om een
hartstocht te verwekken , maar wy mee-
nen, dat het genoeg is , dat zy zodanig
fchyne, alzo niet de waarheid van de zaak,
maar het begrip van 't goed en kwaad de
ongewoone beweeging veroorzaakt, gelyk
wy in onze, uitbeelding gezegd hebben ; en
dit begrip behoeft niet van de waarheid ,
maar alieen van den fchyn te zyn.
En dit begrip hebben wy gezegd te zyn
van goed of van kwaad, welke twee ver-
fcheide opzichten, en wel elkanderen tegen-
flrydig, zyn, en derhalven 00k twee ver-
fcheidene zoorten va^n hartstochten zullen
maaken, naamelyk het goed BIydfchap, ea
het kwaad Droefheid,
Doch,
-ocr page 258-
23<5 ONDERWYS in de
Doch , om de hoofdzoorcen der Harts-
tochten volkoomen te vinden , moet het
onderfcheid van tyd ook in ache genoomen
warden, naamelyk dat men de zaak met
het opzicht van goed of kwaad moet aan-
merken in den voorledenen, tegenwoordi-
gen of toekomftigen tyd. In den voorleede-
nen en tegenwoordigen hebben de twee
gemelden plaats, maar in den toekomfli-
gen tyd komt een derde in acht te neemen,
naamelyk de begeerce : want niet alleen ,
wanneer men begeert te verkrygen een
goed, dat men niet heeft, of te meiden een
kwaad, dat ons over kan kooraen , maar
ook zelfs, wanneer men wenfcht te behou-
den het goed, dat men heeft, of ontflai-
gen te zyn van het kwaad , dat ons kwelt,
is het blykelyk,dat de begeerte op het Toe-,
komftige ziet.
Dit zyn dan de drie hoofdzoorten, onder
welken alle de andere hartstochten behoo-
ren , of ui't dewelken zy te zaamen gefteld
worden. Laat ons de voornaatnften eens op-
tellen, om daar naa daar uit te kunnen lue-
zen, die de Toneel-poeet heeft in acht te
neemen.
                                            Iltt
-ocr page 259-
TO'ONEELPOEZY. 237
Het voorledene goed baart in ons een
Droef heid, dat wy 't miflen , 't geen de
Franfchen regret noemen, en by ons, onzes
weetens, geen naam heefc: net kwaad ver-
wekt een Blydfchap van daar van verlofl te
zyn, dat men vreugd zoude moogen noe-
men.
Het tegenwoordig goed of kwaad is in
ons, of in anderen.
In ons kan het driezins aangemerkt wor-
den , of volftrektelyk , en in zich, of met
zyne oorzaak, of ten opzicht van de achting
van anderen.
Volftrektelyk , en in zich aangemerkt,
verwekc het goed Blydfchap en het kwaad
Droef heid, die eigenlyk zo genoemd wor-
den.
De Blydfchap dan is een Hartstocht,
fpruitende uit het genot van 't goed.
De Droefheid is een Hartstocht, fprui-
tende uit het gewaar worden van 'c kwaad,
dat in ons is.
Het goed en kwaad , met hun oorzaak
aangemerkt, is tweezins; want of wy zelf
zyn de oorzaak daarvan, of weJ anderen.
Wan-
-ocr page 260-
fe38 ONDERWYS in ci
Wanneer wy zelf de oorzaak zyn, baart het
goed vergenoeging en 't kwaad bcrouw of
leedweezen.
De Vergenoeging dan is een Blydfchap,
fpruitende uit hec bezic van 't goed, dat
wy ons zelf hebben doen bekoomen.
Het Leedweezen is eenDroefheid, fprui-
tende uit het kwaad, dat wy ons zelfs op
den hals gehaald hebben.
Wanneer anderen de oorzaak van ons
goed en kwaad zyn, is dat met de verzel-
ling van hun Idee of denkbeeld, of zonder
hetzclve, en, als het daar zonder is, ver-
oorzaakt het goed dankbaarheid of erkence-
nis , en 't kwaad toorn of gramfchap.
De Dankbaarheid is een Blydfchap over
't goed, dat wy oordeelen, dan iemand ons
gedaan heeft, met begeerte otn dat te ver-
gelden.
DeToorn of Gramfchap is eenDroefheid
over't kwaad, dat ons gedaan is, met be-
geerte om dat te wreeken.
Wanneer anderen oorzaak zyn van ons
goed en kwaad, en dat hun Uee dat ver-
aeldt, fpruit daar uk liefde of haat.
De
}
-ocr page 261-
TOONEELPOEZY. 239
De liefde dan is een Blydfchap en de haat
een Droefheid, verzeld met het denkbeeld
van deszelfs oorzaak; en deeze wordt men
gezegd lief te hebben of te haaten.
De liefde kan onderfcheiden worden
naar de de achting, die men heeft voor 't
geen men bemindt, in vergelyking van zich
zelf. Wanneer men het beminde minder
acht dan zich zelf, heeft men daar maar
toe eene enkele genegenheid.
Wanneer men hetzelve zo hoog acht, als
zich zelf, noemdt men het vriendfchap, en ,
wanneer men het meerder acht, zoude men
het devotie moogen noemen: maar de haac
kan zo niet onderfcheiden worden, omdac
men zo geen verfchil maakt tuflchen hen,
die ons eenig kwaad veroorzaakt hebben.
Evenwel is 'er een ander onderfcheid, dac
in beiden plaats heeft, naamelyk hierin, dat
het goed of kwaad, dat ons toegebragt is,
of geoordeeld wordt van 't verftand door
middel van de reden, of door de uitterlyker
Zinnen , en wel voornaamelyk door 't ge-
zicht: het eerfte noemdt men gewoonlyk
goed of kwaad j en het tvveede fchoon of
-ocr page 262-
Ho ONDERWYS in db
lelyk: en hieruit fpruiten twee zoortert
van liefde en van haat, naamelyk die
men heeft voor de goede of fchoone din-
gen , of voor de kwaade of lelyke zaaken.
De liefde voor de mooije dingen kan men
behaagen noemen , en den haat voor de
lelyke af keerigheid; en deezen, als door
de zinnen koomende, treffen veel dieper dan
de anderen.
Eindelyk,ten opzicht van de achting van
anderen , veroorzaakt hec goed glorie en
het kwaad fchaamte.
De glorie dan is eenBlydfchap, fpruiten-
de uit het genoegen ,<! dat men heeft van
door anderen gepreezen te worden.
En deezen zyn de voornaamfteHartstoch-,
ten, die uit het goed of kwaad voortkoo-
men, dat in ons is. Laat ons nu over-
gaan tot die, welken uit het goed of kwaad
fpruiten, dat in anderen is.
Ditnu kan tweezins aangemerkt worden,
. of volftrektelyk in zich, of met de oorzaak.
Het goed of kwaad, volftrektelyk of in
zich aangemerkt, zyn zy waardig of on waar-
dig. Als zy 't waardig zyn, het zy goed,
het
-ocr page 263-
TOONEELPOEZY. Hi
het zy kwaad, dat verwekt in ons Blyd-
fchap, ten opzicht, dat net voor ons eenig-
zins goed is, dat het gaat zo 't behoordtj
en deeze hartstocht heeft geenen byzonde-
fen naam.
Zo zy *c onwaardig zyn, en wel het goed;
ontftaat 'er Wangunft, en uic het kwaad
Medelyden.
By Wangunft vefflaan wy dan hier een
Droefheid, verwekt in ons uit het zienj
dat iemand goed overkomc, dat wy herri
niet waardig oordeelen.
Medelyden is een Droef heid , in ons ont-
ftaan uit het kwaad, dat iemand overkomt,
het welk wy hem oordeelen niet verdiend
te hebben.
De oorzaak van 't goed of kwaad in an-
deren, zyn of wy zelf, of anderen. Als Wy
zelf oorzaak van 't goed zyn in anderen,
ontftaat *er Vergenoeging , van 't kwaad
Moeijelykheid.
Deeze Vergenoeging is een Blydfchap in
Ons ontflaan uit hec goed, dat wy weeten
anderen aangedaan te hebben ; gelyk dfc
moeijelykheid in tegendeel van 't kwaad.
Q                       Als
-ocr page 264-
242 ONDERWYS in fit
Als anderen oorzaak zyn van 't goed of
kwaad in anderen, zyn zy dat of waardig,
en dan ontflaat 'er gunfl:; of onwaardig, en
dan ontflaat *er Verontwaardiging.
Gunfl dan is een Bfydfchap, met goed
te willen aan dien geenen , die goed of
kwaad doet, aan die geenen, die het waar-
dig zyn.
Verontwaardiging is een zoort van gram-
fchap tegen die geenen, die goed of kwaad
doen aan die, welken dac niet verdiend
hebben.
Dit zyn nu de voornaamfte Hartstochten,
die nun opzicht hebben op het tegenwoor-
dig goed of kwaad.
Laat ons nu overgaan tot die op het toe-
komftige zien , welke is de Begeerte met
haare zoorten.
De Begeerte is een Hartstocht om te
verkrygen 't geen ons goed is, en te vlie-
den 't geen ons kwaad is. En fchoon uit
deeze uitbeelding fchynt, dat 'er twee Be-
geertens zyn, zo is 't nochtans snaar van
eene, dewelke,zo veel zy na 't goed heldt,
van het daar tegen geftelde kwaad afwykt:
dewyl
-ocr page 265-
fddNEELPOEZY. 243
tlewyl 'er geenig goed is, wiens derving
niet kwaad is, en geenig kwaad , aange-
inerkt als iets ftelligs, diens derving met
goed is: by voorbeeld, die de rykdom zoekt
vliedc de armoede, die de ziekce vliedt zoekt
de gezondheid, enz.
Maar, zb men verfcheide zoorten vail
Begeerte wil hebben, nioet men die van de
voorwerpen haalen: want de nieuwsgierig-
heid, die niet anders is dan een Begeerte
om iets te weecen, verfcheeldt veel van de
roemzucht, wraakzucht, enz. zo dat de
voorwerpen de verfcheidenheid in de Be-
geerte maaken. De voornaamften en krach-
tigflen zyri die, welken fpruiten uit net Be-
haagen en de Afkeerigheid.
Die uit de Afkeerigheid fpruit is een Be-
geerte om met alle kracht te vlieden het
geene, daar men een afkeer van heefc.
Die uit het Behaagen fpruit is een Be-
geerte om met alle kracht te gerfieten het
geene, daar men behaagen in heeft; de
fchoonheid van de bloemen trekt ons alleen
om ze te zien, die van de vruclueu om ze
te eeten, enz.
Q »                     En
-ocr page 266-
24+ ONDERWYS IN Bg
En onder alien is de voornaamfte en he-
vigfte Begeerte van byflaapen, welke,
gelyk in alle de Dieren , de Natuur ook
den Menfchen ingeprent heeft. En gelyk
men behaagen heefc in de fchoonheid,en de
zinlykheden verfcheiden zyn , heeft men
meer begeerte om by de eefle dan by de
andefe te flaapen. En deeze Begeerte, die
dus nit bet Behaagen fpruit wordt meer
benoemd met den naam van Liefde, dan
Hartstocht, vvaarvan wy hier vooren
gefprooken hebben. Ook heeft zy veel
vreemder uitwerkzeien; en het is zy, die de
voornaamfte ftof verftrekt aan de Roman-
fchryvers en Dichters , en daar van de
I leer Corneille zegt, dat het is de ziel der
Treurfpelen.
In alle Begeerte kunnen aangemerktwor-
den de middelen van 't begeerde te verkry-
gen, en,wy zeifs als oorzaak , daar 't van
afhangt.
Wanneer de middelen zodanig zyn, dat
'er geen twyfFel is van het begeerde te be-
koomen , ontftaat daar het vertrouwen ;
wanneer de fchyn zeer groot is, Hoop j
wan-
-ocr page 267-
TOONEELPOEZY. 245
wanneer zy kleen is, Vrees; onder welke
de Jalouzy behoort; en wanneer 'er ganfclx
geen fchyn is, Wanhoop.
Hct Vertrouwen dan is een begeerlyke
Blydfchap, dat men het begeerde zekerlyk
zal verkrygen.
De Hoop is een Begeerte met kleene
Blydfchap van 't begeerde te zullen bekoo-
men.
Vrees is een Begeerte met droefheid van
't begeerde niet te zullen verkrygen.
            .
Wanhoop is eene begeerlyke Droefheid
van 't begeerde zekerlyk niet te zullen
verkrygen.
De Jalouzy is een Vrees met Begeerte van
eenig goed, dat men bezit, te behouden.
Wanneer wy als oorzaaken kunnen zyn,
waar van 't begeerde te kunnen verkrygen
af hangt, kan 'er zwaarigheid zyn in 't ver-
kiezen van de middelen of in de uitvoering
derzelven.
Uit de Zwaarigheid in 't verkiezen der
middelen fpruit Angfl, en zo men iets be-
ftaat, eer men verkooren heeft, Wroeging.
AugfX dan is een zoort van Vrees,
Q 3
                      die
-ocr page 268-
S4d ONDERWYSinde
die de ziel in de waagfchaal houdt om te
verkiezen onder veele middelen, die tot
het uitvoeren van eenige daad ftrekken.
De Wroeging is een Droei heid, fpruiten-
de uit deZorg, die men heeft, dat, het geen
men gedaan heefc, niet goed is.
Uitde zwaarigheid in de ukvoering fpruit
de Moed en Stoutheid, of de Blooheid en
Verczaagdheid.
Moed is een Begeerte of drift om krach-
tiglyk uit te voeren, 't geen men voorge-
noomen heeft, en Stoutheid of Onvertzaagd-
heid is een zoort van Moedigheid om zeer
gevaarlyke aanflagen te volbrengen.
Blooheid is een flaauwheid , die de Ziel
belet, om de ukvoering by der hand te
neemen van dingen , die zy anders doen
zoude. En Vertzaagdheid is een ontflelte-
nis, die de ziel de macht beneemt van die
kwaaden af te keeren, die zy gelooft aan-
ftaande te zyn.
En dit zyn, onzes oordeels, de voornaam-
fte van de Hartstochten : laat ons nu uit
deezen kiezen , die den-Toneelpoeet kun-
nen dienen.
Voor
-ocr page 269-
TOONEELPOEZY. 247
Voor deezen is gezegd , dat een Toneel-
poeet Hartstochten moet v^wekken in de
Aanfchouwers door zyn Treurfpel. Deezen
nu kan hy verwekken door de voorvallen
van zyne Gefchiedeniffe, of door de Harts-
tochten, die hy in zyne Tooneeliften plaatfb
en brengt: zo dat hem tweezins op de I larts-
tochten te letten ftaat; eensdeels, voor zo
veel hy die in zyne Tooneeliften moet heb-
ben, andersdeels, voor zo veel hy die in zy-
ne Aanfchouwers moet verwekken.
De Hartstochten, die hy in zyne Aan-
fchouwers kan verwekken , zyn alien, die
ten opzicht van anderen in ons verwekt
worden.alsBlydfchapover'tgoeden kwaad,
dat iemand.die 't verdiend heeft, overkomt;
Wangunft, Medelyden, Gunft, Verontwaar-
diging, Hoop, Vrees, en eenige anderen.
En van deezen moet hy uitkiezen, die
het krachtigften zyn. De Ouden hebben
genoomen het Medelyden over de onfchul-
digen, die ongemak leeden, en de Veront-
waardiging van die geenen,welken de ont-
fchuldigen dat ongemak aandeeden. En die
Hartstochten verwekt hebbende in de Aan-
Q 4
                fcho«-
-ocr page 270-
S48 ONDERWYS in be
fchouwers, hebben zy dezelven daar in lat-
ter) fteeken, en met dezelven vertrokken.
Maar de Hedendaagfclie Tooneeldichters,
invoerende hec loon voor het weldoen, en
de ftraf voor 'c kwaad doen , hebben het
Medelyden, dat zy eerft verwekt hadden,op
het eind van hunne flukken, met de deugd te
doen zegepraaien , veranderd in Blydfchap,
en insgelyks de Verontwaardiging, met de
kwaaddoeners te doen IlrafFen, verwiffeld
in dezelveHartstocht; en alzo de Aanfchotj-
wers me£r vermaak aangedaan.
En dewyl het in de menfchen de vermaa-
Icelykfte verandering is,over te gaan vande
Droefheid tot de Blydfchap, oordeelen \vy,
dat de Hedendaagfche Dichters de Ouden
daar in overtreffen; en dat de Toneelpoeec
moet toeleggen, wil hy den Lauwerkrans
waardig worden, zyne Aanfchouwers eerfl:
droevig en daarnaa blyde te maaken, en
wel met de Blydfchap te laaten vertrekken.
Om dit uit te vverken zal hy in hen eerft
moeten verwekken de Hartstochten , die
tot de droefheid behooren, als Wangunffc,
Medelyden , Verontwaardiging , Hoop,,
Vrees,
-ocr page 271-
TOONEELPOEZY. 249
Vrees, enz. en die daarnaa in blydfchap
doen veranderen.
DeDichters hebben tot noch roe gebrujkc
MedelyJen en Verontwaardiging,en wy be-
kennen wel, dat hec de krachtigfte Harts-
tochten zyn: maar wy twyffelen fterk, of
'er niet door anderen 00k wat fraais uit te
werken zoude zyn, en willen den Dichter
aanmoedigen ,om het met anderen 00k eens
te waagen: Overtreft hy zyne Voorgangers
niet, hy zal ten minften wat nieuws voor
den dag brengen , en zyn poogen zal lof
verdienen.
Tot befluit zullen wy hier by voegen.dat
hy vooral in acht moet neemen , dat hy
dien Taoneelift, daar hy den Aanfchouwer
Medelyden wil mede doen hebben, in zyne
Gunft brenge, en dien, waar tegen hy
zyn Verontwaardiging wil verwekken , in
Pngunft en Haat.
Q5
EEN-
-ocr page 272-
25© ONDERWYSindb
EENENDERTIGSTE
HOOFDSTUK.
Van het verwekken der Ilartstcchten
in een Treurfpel in
V Algemeen.
m klaarlyk te verftaan, door wel-
ke middelen, en op wat wyze de
Hartstochten in een Treurfpel
zyn op te wekken, moetbyzon-
derlyk, onzes oordeels, op deeze zes vol-
gende zaaken vooraf gelet worden.
I. Door wien. II. In wien. III. Wel-
ke Hartstochten. IV. Waar van daan de-.
zelven te haalen. V. Op welke plaats in
een Treurfpel te brengen. VI. Tot welk
een einde dezelven in een Treurfpel ver-
wekt en ingevoerd worden. En het fchynt
ons toe, dat, in deeze dingen wel begree-
pen te hebben , neevens het geene daar-
van afhangt, de geheeleRedetuykkunft van
een Treurfpeldichter beftaat.
Wat
-ocr page 273-
TOONEELPOEZY. 3ji
Wat het eerfte belan'gc, te weeten, doop
wien de Harcstochten verwekt worden: het
is buiten twyffel, dat de voornaamfte Oor-
zaaken , door wien ukfleekende Hartstoch-
ten in een'Treurfpel gevonden worden, is
de Dichter; dewy] aan zyne verkiezjng al-
Jeen ftaat, en van zyne vinding en behan-
deling alleen afhangt, zodanige Gefchie*
deniffen ten Tooneele te voeren, in welkeq
de Hartstochten op het uitfteekendfl en he-
vigfl: te vinden zyn.
De min voornaame oorzaaken , en als
werktuigen, zyn de TooneeSiften , aan wel-
kers kunfl en bekwaamheid zeer veel gele-
gen is, om op het beft naar 't leeven te.
vertoonen het geen de Poeet wel gedicht
en verhandeld heeft. Hier van fpreekt Ho-
Ratius , als hy zegt.
Si vis we fiere, dolendum efi.
Primum ipfi tibi, &c.
Dat is:
Gy mm eerjl Jchreijen.
Megeert gy, dat ik ween.
Want
-ocr page 274-
252 ONDERWYS in de
Want hoe de Tooneelift uic de natuur meer
genegen is tot deezen of geenen Hartstocht,
of dooreenig geval in denzelven ftaat, dien
hy moet vertoonen, hoe hy heviger denzel-
ven in anderen zal kunnen verwekken, ge-
]yk uic het voorbeeld van den Jtheenfcben
Polus blvkt by Aous Gellius , Lib. vn.
Cap. v.
Wat het tvveede belangt : in wien de
Hartstochten verwekt moeten worden : het
is zeker, dat dezelven voornaamelyk in den
Aanfchouwer behoorde verwekt te worden,
nademaal om derzelvtr wille het geheele
Treurfpel gemaakt en gedicht wordt, om
vertoond te kunnen worden; maar aange-
zisn de Tooneeliflen niet zyn doode of
leevenlooze werktuigen, maar gelyk zy in
der daad zyn, ook voor menfchen in het
Treurfpel, hoewel anders geperfooneerd
dan zy waarlyk zyn , hunnen rol fpeelen ,
en hun deel daar in hebben, zo volgt, dat
de Treurdichter in zyne Tooneeliflen ook
moet verwekken zodanige Hartstochten ,
als met de deelen der Gefchiedeniffe, die
vertoond wordt, overeenkoomen: want de
Too-
-ocr page 275-
TOONEELPOEZY. $53
Tooneeliften,onder elkander redeneerende
van Haat, Liefde, Deugd,Ondeugd, enz. of
elkander trachcende te overreden, verbid-
den, beftraffen, verwyten, befpotten, enz.
verwekken of behoorden in elkander te
vervvekken zulke Hartstochten, als de ge-
Jegenheid der zaake vereifchc.
Hoe dezelven verwekt worden is by alle
gemeene Rederyk—kunftenaaren in 'c bree-
deverhandeld, in dat deel van deRedenryk-
kunft, alwaar gefprooken wordovan de
Hartstochten in zyne Toehoorders te ver-
wekken , waar van zich ieder in die gele-
genheid kan dienen.
Ten derden flaat aan te merken, welke
Hartstochten in den Aanfchouwer kunnen
verwekt worden. (Welke behoorden zal in
de verhandeling van 'c einde blyken.) Het is
zeker, dat al het geene op het Tooneel on-
der de Spelers gezegd , gedaan en gelee-
den wordt, geenzins de Toekykers raakt,
voof zo veel het daar gefchiedt', maar dac
dezelven geen andere aangelegenheid of in-
treft hebben in het geen daar gefchiedt,
als voor zo veel het zeive uitterlyk en van
bui-
-ocr page 276-
&S4- ONDERWYS in i>£
buiten gezien wordt; waar uit volgt, Aii
in de Aanfchouwers verwekt kunnen wor-
den alle de Hartstochten , die ten opzicht
Van anderen in ons kunnen koomen; maar
dewyl deeze tweederlei zyn, naamelyk of
zulken , die diriBe door het eerfle gezichc 'I
der Gefchiedenifle in ons ontftaan , of zul-
ken , welkert uit deeze eerfte hunnen oor-
fprong hebben, en gebooren worden door
vergelyking en toepalling van anderen hun-
tien (taat en conditie op de onzey zo blykc
klaarlyk", dat in de Aanfchouwers van een
Treurfpel verwekt kunnen worden alle zoor-
ten vanBlydfchap en Droefheid over'tgoed
en kwaad, dat iemand.die het verdiend of
niet verdiend heeft, overkomt, gelyk daar
2yn Medelyden, Verontwaardiging, Gunfl;, :
Wangunft* Schrik, Vergenoeging, Hoop, j
Vrees; ook Begeerte , als Nieuwsgierig- j
heid, Verlangen , en eindelyk Verwonde-
fing, en dat uit deezen wyders kunnen ge-
booren worden Vrees, Afkeer, Haat, j
Liefde; van welken alien byzonderlyk en in
't breede gehandeld behoordt te worden ,als
mea fpreeken zal van de wyze , op welke |
d« I
-ocr page 277-
TOONEELPOEZY. 25$
de Hartstochten in 't byzonder opgewekt
worden.
Hec vierde, waarop voornaamelyk gelet
dient te worden , is, waar van daan de
Hartstochten gehaald moeten worden , het
welke onzes oordeels moet gefchieden uic
de aanmerking van den Hoofdperfoon of
Perfoonen, of uit den ftaat en conditie ,
in welken dezelve zich bevindt of bevin-
den.
Jn den Hoofdperfoon of Perfoonen zya
voornaamelyk aan te merken deeze naavol-
gende hoedanigheden, te weeten, dat de-
zelven kunnen zyn
J. Of zeer deugdzaam en goed , of zeef
ondeugend en kwaad, of rniddelmaatig.
II.  Of Vrienden of Vyanden , of onver-
fchilligen dat is geen van beiden. De
Vrienden zyn zulks weder of van wegen
het bloed, of door liefde of om byzondere
redenen, of om redenen van ftaat en 't ge-
meene beft, ofouden ofnieuwen, em.
III.   Of malkander kennende of onbe-
kenden,of in de GefchiedenifTe op de eene
ef andere wyze elkander bekend wordende.
IV,
-ocr page 278-
*55 ONDERWYSifrfi*
IV.  Of fchuldigen of onfchuldigen.
V.  Of ftandvafligen of onflandvaftigeri.
VI.   Of Koninglyken of Vorftelyke Per-
foonen, of Orlderdaanen.
Alle deeze hoedanigheden en aanmerkin-
gcn dienen wonderlyk om de Hartstochten
te verwekken , ofte dezeiven te doen ver-
fiaauwert, na dat ze op hunnen tyd en plaat-
ze van den Treurdichter te paffe, en met
den ftaat en condkie der Perfoonen, (waat
van terftond zal gefprooken worden,) over-
eengebragt worden: want hier in aileen be-
ftaat alle de kunft des Dichters.
De Staac, welke ook gevoeglyk de ftaat-
wiffeling zoude kunnen genoernd worden,is
tweederlei: want de Perfoonen worden in
den zelven of van Gelukkig Ongelukkig,
of in tegendeel van Ongelukkig Gelukkig.
Allen, die hun leeven of Ryk kodmen te
verliezen , of flechts een van beiden, wor-
den van Gelukkigen Ongelukkigen.
Allen die flechts gevaar loopen van bei-
den, of een van beiden, te verliezen, wor-
den van Ongelukkigen Gelukkigen.
Ten vyfde komt in aanmerkinge,op wef-
ke
-ocr page 279-
TOONEELPOKZY. 257
ke plaats voornaamelyk de Hartstochten in
hetTreurrpel zyn te verwekken, het welk,
onzes oordeeJs, bvzonderlvk nit den ftaat en
deconditiederPerfoonenmoet bepaald wor-
den; want de feden leerdt, dat, alwaar de
Perfoonen op het hoogfte van Gelukkigen
Ongelukkigen , of van Ongelukkigen Ge-
lukkigen worden , aldaar 00k de Harts-
todhten op het hevigfte bewoogen moetea
worden , en gemerkt het zelve akyd om-
trent of in de Cataflrophe gefcbiedt, en
dat dezelve zo verfe op 't einde van 't Spel
diendt verfchooven, als eenigzins gevoeg-
]yk kan gefchieden , zo voJgt 00k, dat de
hevigfle Hartstochten op het einde en om-
trent de Cataflrophe moeten koomen : wane
daar door zal de Aanfchouwer met grootef
indruk onthouden het geen hy gezien heeft,
en met meer beweeging na huis gaan.
Ten zesden moet gel^t worden op het
einde van "t Treurfpel, het welk gefteld is
te zyn door de Hartstochten te leeren,
waar uit de Dichter die byzonderlyk moec
in acht neemen, dat hy zulke Hartstochten
K.                    nies
-ocr page 280-
ajg ONDERWYS in bz
uiet verwekke, die met de gemeene ge«
yoelens of vooroordeelen zelfs van de Aan-
fchouwers niet overeenkoomen : hy moec
ook acht geeven op de tyden, waarin hy
zyne Spelen laat vertoonen: want dit niet
doende , zoude lichtelyk hy zelve en zyn
geheele werk niet alleen in verachting en
ongunft by de Toekykers raaken , maar
zelfs in gevaar koomen van den haat van
Jdeen en groot zich op den hals te haalen.
Hy moet derhalven voornaamelyk acht gee-
ven op den flaat en forme van Regeering,
waar onder hy leeft: die onder een Koning
flaat zal kwaalyk zodanige Spelen kunnen
doen vertoonen en wel uitvoeren, die flrek-
•ken om de lieden de liefde tot de vryheid
in te boezemen , zonder zich zelven en zyn
werk in groot gevaar te ftellen: die in een
vrye Regeering fchryft moet zich vooral
wachten de gebreeken derzelve op te haa-
Jen , om de Koninglyke daar door te ver-
heffen: hy moet ook zich naar de algemee-
ne genegenheid van zyne Toekykers voe-
gen, wel verftaande, dat hy zich naar de
besten
-ocr page 281-
tOONEELPOfiZY. ns$
besten en verftandigften voege en fchikke;
want de roem en lof van de beste en ver*
flandigfte menfchen bewoogen , \rermaakc
en voldaan te hebben, moet veel grootec
en heerjyker geacht worden dan alle ver-
tvondering en toejuiching van het graamf
en bet fehuira van 't volk.
K *            TWEE*
-ocr page 282-
,aCo O N D E RW Y S rN d»e
TWEEENDERTIGSTE
HOOFDSTUK,
JVelke cle wornaamfte Hartstochten zyn,
die men in den Toehoorder moet
zoeken te verwekken.
er wy de voornaamfte Hartstoch-
ten bepaalen , zullen wy eerft
een weinig onderfcheid in 't ge-
meen van alle Hartstochten, die
in den Toekyker verwekt kunnen worden,
aanmcrken , ten opzichte vvaar dezelven in
een Treurfpel en welke meeft verwekt wor-
den 5 dewyl wy meenen dac het zelve tot
eenig klaarder begrip der Hartstochten die-
nen zal.
Zo zyn 'er dan voor eerft eenige Harts-
tochten , die alleenig verwekt worden en in
wsezen blyven, zo lang het Spel vertoond
wordt; als daar zyn Nieuvvsgierigheid ,
Verlangen, Hoop en Vrees; want dewyl
deeze
-ocr page 283-
TOONEELPOEZY. srfr
deezen met zien als op het toekoomende,
en 't geen noch in een fluk te vercoonen
overig is, moeten dezelven noodzaakelyk
ophouden , wanneer 't Spel geeindigd is,
dewyl die niet eindigen mag, of de Toeky-
ker moet in alle die zaaken, daar hy eeni-
ge Nieuwsgierigheid , Verlangen , Hoop
en Vrees over hade ontfangen, ten volten
voldaan zyn.
Ten tweeden zyn *er, die wel het meeft
en krachtigfle verwekt worden , zo lang
het Spel gefpeeld wordt, rnaar die noch
een weinig naa 't zien deszelfs in ons over-
blyven ; zynde dit weinige raeer of min,
na dat de Toekyker zyn Hartstocht meer of
min voldaan vindt, gelyk Verontwaardi-
ging , Wangunfl:, Gunft : want men zal
zien, dat de Verontwaardiging, die men
over eenen gehad heeft, die iemand, die
't niet verdiende , goed of kwaad gedaan
hadt, of de Wangunfl, ontftaan, omdat
men iemand, des onwaardig met goed zag
aangedaan , meeft verdwynen zullen, wan-
neer hy, die eenen onnozelen verdrukt
hadt, daar over geftraft wordt, of die ee-
K 3
                    nen
-ocr page 284-
fe*« ONDERWYS in i>e
nen onwaardigen goed gedaan hadt, die
macht van dat meer te kunnen doen hem
ontnoomen wordc, en den ontfanger van,
*t onverdiende goed daar van ontroofd
wordt: en in dit laatfle geval van Veront-
waardiging, te weeten over eenen, die ie-
mand des onverdiend goed gedaan heeft,
jsal dezelve ganfch geen kracht meer op
ons over hebben , als wy zullen zien, dat
het goed den onwaardigen afgenoomen en
den waardigen gegeeven wordc, 't welk
ons ten vollen vergenoegt; maar daar zal
mee"r van deeze Hartstocht over blyven,
als wy iemand zien een ander kwaad doen,
die 't ganfch niet verdiend hadt , hoewel
hy daar over geftrafc wordt, dewyl 't in
ons meer indruk gehad heefc, dat een on-
nozele vertreeden en onderdrukt wordt, als
dat een onwaardige eenig goed ontfangt,
ten zy te gelyk dit goed eenen waardigen
ontroofd wordt, in welk geval deeze twee
yedenen van Verontwaardiging zamen koo-
mende zo veel te fterker op ons gemoed
werkep, en dies te meer laaten overbly*
Ten*
Zo
-ocr page 285-
TOONEELPOEZV. atfj
Zo zal de Wangunfl ook meefl: geheel te
niet gaan , wanneer den onwaardigen het
goedontnoomen en eenen vvaardigen gegee-
ven wordt, of de onwaardigen daar en bo-
ven noch eenig kwaad komc te ontmoeten;
want ieder, die redelyk is, en niet al te
wreed, zal achten, dat de zodanige zyn
loon op die manier wel zal ontfangen heb-
ben, en hem het eerfte genoote goed geen
nut doen kan ,• waarom deeze Hartstochc
dan moet verfterven, en niet als een weinig
kan overlaaten, te weeten, wanneer men
zyne gedachten eens weer over 't geheele
Spel laat gaan: en daar zal noch veel min-
der in ons overblyven, als iemand onwaar-
dig eenig goed ontfangt, 't geen niemand
onttrokken is.
De Gunft, die 't flerkfte werkt, wanneer
zy naa 't Medelyden komt, verliefl: ook
meefl haar voile weezen naa 't zien vertoo-
nen,doordienkrachtiger Hartstochten haar
doen vergaan , als Medelyden, Verwonde*-
ring enz. dewyl die ons gemoed zo beheer-
fchen, dat men bykans op die dingen niet .
of weinig letten kan, die, en voor zo veei
R 4                  zy
-ocr page 286-
12*4 ONDERWYS in de
zy in ons Gunft verwekt hebben, in elke
fryzondere handeling van 'c Tooneelftuk
voorkoomen.
Ten derden zyn 'er, die bykans zo veel
naa 't Spel, als terwyl men 't ziet vertoo-
jien, overblyven. Wy zeggen bykans, om-
dat altyd de Hartstochten flerker zyn, als
zy eerfl bewoogen worden, dewyl de re-
den, daarnaa daar by koomende, dezelve
■vvat maatigt. Deezen zyn Medelyden en
Verwondering. Wy flellen hier de Ver-
wondering by, omdat zy, hoewel ze geen
Hartsfocht is, dewyl het hart geene onge-
woone beweeging door haar ontfangt, zeer
dienftig is om ons gemoed van ondeugden
te zuiveren , waar van hier naa breeder zal
gefprooken worden.
Medelyden verdwynt niet als de Wan-
gunft, omdat, hoewel eenen onnozelen zyn
geleede kwaad door eenig goed betaald ge-
zet wordt, zyne onnozelheid en 'c ontfange
©nverdiende kwaad veel grooter indruk op
pns gemoed gemaakc heeft, als 't goed,
datiemand onwaardig ontfangen heeft, en
$ry daarom altyd in onze gedachten deq
-ocr page 287-
T00NEELP0E2Y. z6s
jammerlyken Hand, verdrieten en ongemak-
ken houden , die hy geleeden heefc, en
wy niet denken door een groot genoeg
goed te kunnen vergolden vvorden.
Ten vierden is 'er een Hartstocht, die
meeft vervvekt wordt, als 't Spel gedaan is,
te weecen Vergenoeging. Wy zeggen
meeft, omdat, hoewel hier en daar eenige
Vergenoeging in den Toekyker verwekt
wordt, dezelve niet volkoomen is, maaF
altyd noch met vrees enz. vergezelfchapt
gaat; daar de Vergenoeging , die naa 't
eind van 't Sel komt, nergens eenige hin-
nerniflen vindt, zo 't flak wel gemaakt is.
Uit deeze Vergenoeginge fpruit de Gunfl
tot den Maaker van 't werk, en de Ver-
wondering over zyne Kunft, 't welk altyd
van den Dichter beoogd wordende, diendc
hy zeer vlytig op te paffen om deeze Ver-
genoeging in zyne Toehoorders te verwek-
ken, waar van hier naa.
Ten vyfden zyn 'er eenigen , die niet
fcpgewekt worden,als naa 't Spel, en voort-
kopmen of uit andere Hartstochten, die te
R 5                   voo-
-ocr page 288-
Z66 ONDERWYS in de
vooren verwekt zyn, of uit de overdenkin-''
ge der dingen, die men heeft zien vertoo-
nen, en die, op dien tyd, geen overden-
king toeftaan , als Vrees of Schrik, Haat
tot de Ondeugd, Liefde tot de Deugd.
Om nu voorts te bepaalen , welke de
voornaamfte, dat is de nutfle en vermaa-
kelykfle Hartstochten zyn, en eerft van
de nutfle fpreekende , zulien wy dit voor
afzeggen, dat ons die de allernutflen fchy-
nen te zyn , die ons't flerkfle van de On-
deugd aftrekken, en daar naa die ons on-
middelyk tot de Deugd aanmaanen. Die
zyn twee weegen, die alle beiden, hoewel
de eene rechter toe gaat dan de andere, op
eeneinde, te weeten Deugd, doelen; maar
gelyk bet kwaad ons mefir ontroerdt dan rC
goed, zobevindt men, dat alle die dingen,
die ons de afgryflelykheden , ongemakkert
en gevaaren, door de Ondeugden veroor-
zaakt, voor oogen ftellen, veel meer op
ons hart zulien uitwerken, om de Ondeugd
te vlieden, en de Deugd te volgen.dan. die
de ukfteekenheid, voordeelen enz. der
Deugd
-ocr page 289-
TOONEELPOKZY. 26>
Deugd ons vertoonen.
Hier uit zullen wy befluiten dat de Vrees
ofSchrik, waar uit de Haat ontfhat, de
nutfte is ; waarnaa volgen Medelyden en
Verwondering, waaruit de Liefde.
De vermaakelykfte dunkt ons te zyn de
Nieuwsgierigheid en Verlangen mec de
Vergenoeging , daar op volgende.
Te gelyk de nutfte en vermaakelykfte zyn
Verwondering en Medelyden , van welken
alleen in 't byzonder dient gehandeld te
worden,
De overige Hartstochten , als Veront-
waardiging, Gunft, Wangunft, Hoop en
Vrees, zyn niet van de voornaamften, of
omdat ze naa 't vertooneri niet overblyven,
ef omdat ze meefl: maar dienen om de voor-
naamften op te wekken , te bekrachtigen
en rneer indruk op onze ziel te doen heb-
ben. Zo gaan gemeenlyk Nieuwsgierigheid
of Verlangen , Medelyden en Verwonde-
ring met eenigen van deezen of alien ver-
gezelfchapt; en flaat hier aan te merken,
dat, hoe meer van deeze vyf, en hoe krach-
tiger
-ocr page 290-
268 ONDERWYS in de
tiger in top gevoerd, zy by de voornaam-
flen gevoegd worden , net Toneelftuk zo
veel temeer luifter zal hebben,en denAan-
fchouwer te meer vermaaken , zo 'er maar
een bekwaame Vergenoeging achter aan
gehecht en verwekt wordt.
DRIE-
-ocr page 291-
TOONEELPOEZY. 26>
DRIEENDERTIGSTE
HOOFDSTUK.
Hoe men de Meuwsgierigbeid* en bet
Verlangen verwekken zaJ.
ieuwsgierigheid en Verlangen, ge-
lyk het de vermaakelykften zyn,
zo zyn het ook de eerften, die in
den Toekyker behooren verwekc
te warden, dewyl men, door deezen gedree-
ven, meefl tot het zien vertoonen, wan-
neer men 't fluk noch nooit gezien heeft,
zich begeeft, en dat, zonder deezen, nooic
bykans de andere Hartstochten in den Toe-
hoorder zullen ontftaan, dewyl hy, deezen
niet ontfangen hebbende, niet naarflig zal
toeluifteren, zonder weike aandacht geen
Hartstocht kan verwekt worden,of zo ilerk
niet als 't wel behoordt. Hier uit voJgt,
dat de Nieuwsgierigheid eg, 5c Verlangen *c
ge-
-ocr page 292-
270 ONDERWYS in tit
geheele ftuk door verwekt moeten worden*
geduurig opklirnmen , en nooit verflaau-
wen. Hoewel de Nieuwsgierigheid en Ver-
langen meeft, dezelve Hartstocht zyn , zo
heeft de Nieuwsgierigheid dit noeh byzon-
der, dat zy mede op net voorgaande flaat;
en dewy], ahvaar iets voorgaat, Pieces im-
■pikes
of ingtwikkelde Stukken zyn, zal zy
meefl: in dezelven plaats hebben. Deeze
Nieuwsgierigheid is tweederhande, of die
geene (welke ook in Pieces fimpiices of
eenvoudige Stukken plaats heeft) die men
heeft orn te weeten wie die Perfoonazien
zyn , die op het Tooneel koomen, welke
hun flaat is, al$ Koning, Veldheer, Va-
der, Broeder, Verliefd enz. en deeze moec
Araks voldaan worden , omdat ze anders
niet alleen 't wel begrypen van 't geheele
Siuk, maar van elk deel deszelfs hinderdt:
of die (welke alleen in Pieces implices
plaats heeft) die men heeft om tc weeten
al het geen de een of andere Perfoonazie
in dien ftaat van verliefdheid, ongeluk enz*.
gebragt heeft, oft geen'er korts te voo-
ien gebeurd is, zonder welk het volgende-
»
-ocr page 293-
TOONEELPOfiZY. 271
in 't fluk niet zoude kunnen verftaan wor-
den.
DeezeHartstocht moet noodzaakelykver-
wekt worden van te vooren, omdat dever-
telling en herliaaling dier dingen, ('c welk
ten eerften 00k behoordc te gefchieden)
met meer aandacht aangehoord wordc, en
xtiec onverwachc koome.
De eerfte flag van Nieuwsgierigheidheefe
geen opwekken van den Dichter noodig,
dewyl de onkundigheid van den Toekyker
dat genoeg uitwerkt.
De tweede zal en moet verwekt worden,
(behalven door het voorgaande middel) mec
cenig gewag te maaken, en iets aan te roe-
ren van die dingen, die voorgegaan zyn,
zonder dezelven nochtans klaar en openbaar
uit te leggen.
't Verlangen kan tweezins aangemerkc
worden, of ten aanzien van de geheele Hi-
florie, of van den uitflag van elke byzon-
dere Handeling , die gezaamenlyk op de
voornaamfte hun wit hebben, en hoe meer
van deeze byzondere Handelingen zulkcn
verlangen verwekken , hoe 't geheele fluk
.des
-ocr page 294-
*72 ONDERWYS in tt
des re aangenaamer zal zyn.
Die Verlangen is een vuurige begeerte>
om te weeten welk, en op welk een ma-
nier , het einde zal zyn dier Verhandeliii-
gen, die noch onvolkoomen zyn.
Om die Verlangen te verwekken, moet
men voor eerft zich zorgvuldig wachten van
zo veel opening te doen, door iets te doen.
zeggen, of te doen doen, waar uit deToe-
kyker het einde zekerlyk kan befluiten; en,
zo den Dichter dit mocht gedaan hebben,
of dat hy het uit de Hiftorie, die hem be-
kendis, weete, dat hy dan van de manier,
op welke het einde zal uitvallen, niet rep-
pe, en dat deeze manier dan iets fraais in
zich hebbe.
De reden is, omdat, indien den Toeky-
ker in het Spel zelve iets bekend gemaakc
ivordt, al zyn aandacht noodzaakelyk ver-
flaauwen moet: wy zeggen in het Spel zei-
ve, omdat men het einde van een ftiik, op
eenige andere manier weetende, den yver
om toe te hooren daarorn zo heel veel niec
verflaauwt, dewyl de andere Hartstochten,
die hem ia 'c Spel vertoond worden, hem
daar
-ocr page 295-
TQONEELPOEZY. 273
daar zo veel niet laaten op denken; daar hy
in tegendeel zyne gedachten 'er zou van
vol hebben, indien hem in 't fluk zelve iets
geopenbaard wierdt. De Toekyker mag
wel wat fpelens hebben, dat is, hem mag
wel zo veel gezegd worden, dat hy eenig-
zins, doch gantfch niet zeker , het einde
befluiten kan, doch twee of drie gebeurly-
ke eindens zich verbeelde.
Maar de Dichter zal zich wel te wachteri
hebben, dat hy zo een eind aan zyn Spel
maake,dat hy uit alle omftandigheden wee-
ten fcan, dat den Toehoorder onverwachc
zal voorkoomen en onaangenaam zyn, in-
dien dezelve zich dat niet alleen vaftelyk
had ingebeeld, maar niet hart en zin ge-
wenfcht, dat het zo mogt uitvallen, alshy
zich ingebeeld hadt. Indien in den Cid,
Rodrigo Chimene niet gekreegen hadt^
maar van Don SancHe verflaageri waar ge-
Iveeft, en deeze haar getrouwd hadt, 'c
zouw ieder een zeer ongemakkelyk geweeft*
*yn.
Ten tvteeden zal ditVeflangen aeer groot
S
                    zyn ,•
-ocr page 296-
274 ONDERWYS in be
zyn, indien de Toekyker gantfch geen ein-
de zich verbeelden kan.
Ten derden, hoe raeer Hoop en Vrees,
en hoe deezen fterker zyn, hoe grooter net
Verlangen zal weezen.
yiER-
r
-ocr page 297-
fOONEELPOEZY. i7S
-........iimwi.........i......................-.....
VIERENDERTIGSTE
HOOFDSTUK.
Hoe de Nut fie en Vermaakelykfte Harts-
tochten in een Treurjpel in V by-
zonder zyn op te wekken.
ullende fpreeken v'm 't opwekkeri
der Nutfte en Vermaakelykfte
Hartsrochten, client aangemerktj
dat deeze voorftelling, ten aan*
zien van de Nutften en Vermaakelykften ,
tweezins kan verftaan worden, tevireeten,
of dat men alleen de Nutfte of alleea de
Vermaakelykfte Harcstochten trachte te
verwekken, ofook dat mert door eene ert
zelve Gefehiedenifle die beiden in de Aan-
fchouwers veroorzaake.
Maar aangezien voor deezen reets vaft
gefteld is, dac de Dichtkunft niet alleen
vermaaken moet, maar daar en boven ook
leereft, zo zullen vry tegcnwoordig ook
S 2                   traeh-
-ocr page 298-
iy6 ONDERWYS in »*
trachten te toonen, hoe de Nutfte en Ver-
maakelykfte Hartstochten in een Treurfpel
kunnen verwekt worden door een en de-
zelve Gefchiedenis gezaamentlyk.
De Vermaakelykheid dan der Hartstoch-
ten door de nuttigheid en 't voordeel, dat
dezetven ons kunnen aanbrengen, bepaald
hebbende, zullen wy alle min-voornaame
ontroeringen, die, geduurende het vertoo-
nen van het Spel ontftaan, alsGunft.Wan-
gunft, Hoop, Vrees, Verlangen enz. voor-
by gegaan hebbende , alleen fpreeken van
de voornaamften, te weeten, die, welken
in of omtrenc de Catajlrophe, door het zien
derzelvert, in de Aanfchouweren ontftaan.
Enom dezelven aan te wyzen, zullen wy
ons dienen van die Aanmerkingen, welken
wy voor deezen in 't algemeen over het
verwekken der Hartstochten geraaakt heb-
ben , welken wy zeiden, onzes oordeels, te
zyn als algerneene pkatzen, uit dewelken
de voornaamfte redenen der Hartstochten
gehaald kunnen worden.
Wy hebben gezegd, dat in deAanfchou-
wers verwekt kunnen worden alle deHarts-
toch-
-ocr page 299-
TOONEELPOlZY. 277
tochten , die, ten opzicht van anderen ,
in ons kunnen koomen; en dat dezelven in
hen ofdirefte door het eerfte gezicht derGe-
fchiedenifle ontftaan, of dat 'er eenigen uic
die eerften hunnen oorfprong hebben.
Maar, dewyl deeze Hartstochter> ont-
ftaan en bepaald worden door de aanmer-
king des Hoofdperfoons of Hoofdperfoo-
nen, en den ftaat of de conditie, daar zy
zich in bevinden; en dat de ftaat of condi-
tie is, dat zy, of van Gelukkigen Ongeluk-
kigen worden, of in tegendeel van Onge-
lukkigen Gelukkigen , zo voJgt , dat uit
de aanmerking van 't goed of kwaad, dat
iemand, die het verdiend of niet verdiend
heeft, overkomt, en uit de wyze, op wel^
ke hy dat verdraagt, in de Toekykers ont-
ftaan kunnen voor eerft Medelyden, Ver-
ontwaardiging,Schrik, Vergenoeging, Ver-
wondering, en weder uit deeze voorgaan-
de Vrees, Afkeer, Haat, en Liefde, van
welken alien wy tegenwoordig iets zullen
zeggen, en
Eerftelyk van 't Medelyden, het welk of
alleen verwekt wordt, zonder dat daar ee-
S 3                   nige.
-ocr page 300-
278 ONDERWYS in de
rtige Hartstocht uit voortkomt,of deVrees,
die uit het zelve in den Aanfehouwer ont-
ftaat.
Wanneer het Medelyden zonder Vreeze
• \rerwekt wordc, zo moet dat gefchieden
door het invoeren van zeer deugdelyke
Perfoonen, die buiten reden en onfchuldig
Van Gelukkig Ongelukkig worden, het welk
gefchiedt, wanneer dezelven in gevaar koo-
men van hun leeven en ftaat te verliezen,
of het zelve waarlyk verliezen. Dewyl wy
uit de Natuur deernis hebben met die gee-
nen, welken wy zien in eenig ongeval koo-
men , het welk zy niet verdiend hebben.
Maar deeze deernis zal des te grooter zyn,
wanneer de Gefchiedenis zodanig legt, dac
die Deugdelyke Perfoonen in dat gevaar raa-
ken door die geenen, wien zulks het minft
betaamde, en dat zy vervolgd worden van
hunne Vrienden of Bloedverwanten, wel-
ken , indien daar toe gedwongen worden
door eenige hooger redenen of gebod, (ge-
lyk als om reden van ftaat of gebod van
eenen Koning) daar zy anders het tegen-
deel zouden doen, zo zal de deernis daar
door
-ocr page 301-
TOONEELPOEZY. 279
door noch grooter worden, byzonderlyk in-
dien zy elkander van 't begin van 't Spel
gekend hebben. Maar aangezien net invoe-
ren van zeer Deugdelyke Perfoonen op dee-
ze wyze ftrydt met het algemeen gevoelen
der menfchen , volgens het welk zy oordee-
len , en keuren voor groote onrechtvaer-
digheid en onbillikheid, dat zeer Deugde-
lyke Perfoonen zouden Ongelukkig zyn , en
den goeden kwaad wedervaaren , en daar
door een afkeer krygen van zulks te zien
gebeuren, dewyl daar door groote Veront-
waardiging tegen dien geenen, welke de oor-
zaak van dat kwaad is, in hen ontftaat,
ais Medelyden met den Lyder, zo wii Ari-
stoteles niet, dat zulks in een Treurfpel
gefchiede. Doch de Heer Corneille oor-
deeldt dat echter iets diergelyks zeer ge-
voeglyk in een Treurfpel kan koomen, te
weecen, dat , wanneer de Deugdige door
den Ondeugenden vervolgd wordende, de
Catafiropbe zo uitvalt, dat de Ondeugende
in de (Irikken en laagen zal omkoomen ,
die hy voor de goeden had gefpannen, en
alzo het loon van zyne godloosheid ver-
S 4
                   krygt,
-ocr page 302-
ago ONDERWYSinde
krygt, het welk onzes oordeels niet is ta
verwerpen.
Jnsgelyks wil Aristoteles niet, dat een
boos menfch vanOngelukkig Gelukkig wor-
de, waar in hy groote reden heeft, want
dat kan geenzins in ons eenig Medelyden
veroorzaaken, en noch veel min eenig ver-
maak en vergenoeging, 't welk ons ander-
zins altyd eigen is en byblyft, wanneer wy
het geluk en de voorfpoed zien van eenig
voomaam Perfoon, die aireets onze Gunft
heefc.
Het Medelyden kan ook verwekt wor-
den , (gelyk het Aristoteles voor befr,
keurdt, en wv ook met hem dat reecs vaft
gefteld hebben) dat het daar en boven
ook in de gemoederen der Aanfchomvers
veroorzaakt een Vrees. Het welk gefchiedt,
wanneer een Perfoon ingevoerd wordc van
een middelmaatige Deugd, dat is, dac hy
niet t' eenemaal Deugdig, noch ook niet
t'eenemaal Ondeugdig is, en alzo het mee-
fte gros der menfehen gelykende, en aldaar
mede overeenkomende; (het welk byzon-
derlyk diendc tot vergrooting der Deernis
en
-ocr page 303-
TOONEELPOEZY. 281
en veroorzaaking der Vreeze,) dat hy ia,
ongeluk en gevaar komt genoegzaam on-
fchuldig, dat is, zonder eenig moedwillig
en boosaardig opzet, maar door een fout of
zwakheid, die een ieder der Toekykers 00k
Hchtelyk zotide kunnen overkoomen door
groote hevigheid en oploopenheid van ge-
moed, 't welk in een eerlyk man plaats kan
hebben ; gelyk als iemand, uic Jiefde toe
zyne Minnares, met eenen Medevryer in
woorden en verwyt raakende , daar door
komt te vervallen tot vechten en dooden
van zynen Vyand ; of uic al te grooten
heerfchzucht eenige laflerlyke daad begaat.
Hy moet daarom in gevaar koomen en ver-
volgd worden van zyne naafte Vrienden;
maar aangezien hy tweezins in dat gevaar
kan aangemerkt worden , zo kunnen zyne
Vrienden hem 00k op verfcheide wyze ver-
volgen; want indien gefteld wordc dat hy
in het gevaar fneuveldt en omkomc.zo zal,
onzes oordeels, het grootelyks Medelyden
bevorderen, dat zyne Vrienden hem niec
kennen als naa de daad, wanneer hy, door
't een of ander teken bekend wordende,
S 5               hunne
-ocr page 304-
282 ONDERWYSinde
hunne klachten en droef heid de gemoede*
ren der Toezienders des te meer tot Deer-
nis beweegen. Doch wanneer hy niet
komt te blyven in het gevaar, maar uit het
zelve gered wordt , zo is het zeer eigen
voor het Treurfpel en aangenaam voor de
Aanfchouwers, dat zyne Vrienden, op 't
punt zynde om hem te dooden , hem fchie-
]yk kennen, en dat deeze kenning de oor-
zaak is van zyne redding. En deeze twee
gevallen kunnen, onzes oordeels , in een
goed Treurfpel aileen maar plaats hebben
om de hedendaagfche Liefhebbers te vol-
doen: want ingevalle hy, van zyne Vrien-
den van 't begin aan bekend, vervolgd
wordt, en van dezelven wordt omgebragt,
zo moet hy niet van die middelmaatige
goedheid zyn, of anders baardt het een groo-
te Verontwaerdiging in de Aanfchouwers,
dat de eene Vriend den anderen om men-
fchelyke zwakheid ter dood toe vervolgt;
ten zy in den vervolger worde aaogemerkt,
dat hy, door een byzondere plicht, genood-
zaakt en gedrongen is , niet tegenftaande
zyne liefde of bloedverwantfchap, zynen
Vriend
i.
-ocr page 305-
TOONEELPOEZY. 283
Vriend of Beminde tot der dood toe te ver-
volgen, en eehter fchrikt zyn eind te be-
kooraen; te meer indien zy beiden in die
ongeval geraaken door de becrachcing van
eenige Deugd, die zy niet kunnen nalaaten
te pleegen: als dan zal het Medelyden in de
Toekykers wel verwekt worden, raaar uic
het Medelyden zal zo zeer geen Vrees ont-
ftaan, waar door de Aanfchouwer zal kun-
nen leeren zyne driften te breidelen ; en
daar en boven hebben alle diergelyke Ge-
fchiedeniflen dit eigen, dat zy door een
toeval van buiten, en ni^t aan de Gefchie-
nifle toebehoorende, of uit dezelve eenig-
zins vloeijende, moeten gee'indigd worden,
*t zy door een gebod van een Koning of
God , of eenig wonderwerk enz. gelyk in
den Cm , alwaar Chimene in eeuwigheid
Robrigo moet vervolgen , indien de Ko-
ning haar niet gebiedc daar van af te flaan
enz. Het welk voor zo veel een gebrek in
de GefchiedenifTe is: want de Peripeteia of
StaatverwifTeiing moet op het befle , uic
kracht van voorgaande oorzaaken, voJgen.
Maar is hy zeer Ondeugend en GodJoos, zo,
kari
-ocr page 306-
sU ONDERWYSinde
ban hy geen Medelyden noch Vrees ver-
wekken, wane hy geen Deernis waerdig is,
alzo hy de ftraf verdiend heeft, en de Aan-
fchouwers kunnen daar geen Vrees door
krygen, dewyl zy niet zo boos zyn als hy;
ten waare dac zyne groote en uitfteekende
Ondeugden eenige gelykenis en overeen-
komft mogten hebben met zoramige ge-
breken , daar veelen der Aanfchouweren
aan deelachtig konden zyn, die uit eene en
dezelve Hartstocht hunnen oorfprong kon-
den hebben, gelyk de Heer Corneille
Cleopatra in zyne Rodogune cot een voor-
beeld daar van brengt, als dan kan de
rechtvaerdige ftraffe,die zo eenOndeugend
menfeh overkomt, in de Kykers een Vrees
verwekken van in een gelykraaatig Onge-
luk naar de grootheid van de gebreken ,
daar zy zich aan fchuldig kennen , te ge.
raaken.
Dit Medelyden en deeze Vrees kan in
een Treurfpel verwekt worden door een en
denzelvenSpeler, ofdoorverfcheidenen. Het
is bell, dat het door een alleen gefchiede:
doch als 'er meer dan een toe gebruikt wor-
den.
-ocr page 307-
TOONEELPOfiZY. 285
den, zo moet de eene, die het Medelyden
zal veroorzaaken, zeer Deugdlyk zyn, en
de ander Ondeugend, en blyven in de laa-
gen, die hy voor den Deugdelyken gelegd
hadt, gelyk wy reeds gezegd hebben.
Verontwaerdiging ontflaat uit het zien,
dat de boozen den kwaaden goed , en den
goeden kwaad aandoen, waar uit een Af-
keer volgt van de kwaadheid der Perfoonen
en Daaden.
Schrik wordt verwekt, wanneer men bui-
ten verwachting eenige gruweldaaden, als
moorden , branden , enz. ziet vertoonen.
Deeze Hartstocht is zeer onaangenaam, en
dierhalven hedendaagfch niet alleen veroor-
deeld by de Liefhebbers , te weeten dac
deeze dingen voor de oogen der Aanfchou-
wers gefchieden: maar zelf by Horatius ia
zyne Ars Poetica, als hy zegt:
Ne pueros coram populo Medea trucidet:
Jut humana palam coquat exta nefarius
At reus:
Jut &e.
Aldus
-ocr page 308-
S86 ONDERWYS in j*e
Aldus door Mr. A.Pels, in zyne Horatks
Flaccus Dkhtkmji, m 't
Nederdin'tfch ovef-
gebragt:
Dus mag Medea voor bet volk haar krooft
met dooden;
Nech Atreus, em op 't vleefch der k'wderen
te nooden
Hunn eigen' Fader, die den hah affnyen,
bradn,
En kooken voor hct oog. enz.
Verwondering kan in de Aanfchouwers
verwrekt worden, wanneer deHoofdperfoon
of Perfoonen zo uitftekend deugdlyk, groot-
moedig en ftandvaftig ingevoerd worden,
dat zy zich over het Ongeluk niec alleen
niet ontzetten noch beklaagen , maar net
zelve verachten en uittarten, akyd op de
goedheid van hunne zaak gerufl blyvende,
en op de deugd zich verlaatende.
De Verwondering , in de Eykers over
deeze zo groote en ongemeene Deugd en
heldhaftige Kloekmoedigheld ontftaaade,
is oorzaak van eene Liefde tot dezelve, die
nood-
-ocr page 309-
TOONEELPOEZY. s8?
noodwendig op de Verwondering in de
Aanfchouwers volgt j waar in de Heer
Corneille een vryzekerer wyze vindt van
't gemoed te zuiveren, dan in 'tMedelyden
en de Vreeze van Aristoteles.
Eindelyk is noch overig van de Verge-
noeging te fpreeken, welke byzonderlyk
het oogwit des Treurdichters behoofdt te
weezen, en waar toe hy alles moet aanwen-
den om in zyne Aanfchouwers dezelve te
doen ontflaan. Deeze wordt veroorzaakt,
wanneer in het Treurfpel niet alleen niets
gefchiedt, dat tegen de natuur en waar-
fchynlykheid flrydt, maar byzonderlyk ,
wanneer de Catafirophe met de verwachting
en het gemeen gevoelen der Toekykers
komt uit te vallen, of dat dezelve daar niet
geheel tegen loopc. Hierom moeten alle
Godloozen en Ondeugenden op het einde van
Gelukkigen Ongelukkigen worden,en in te-
gendeel alleDeugdzaamen enVroomen van
Ongelukkigen Gelukkigen, de Deugd haar
loon en de Ondeugd haare ftraffe ontfan-
gen , en, wanneer'de Hoofdperfoon van
ee^ middelmaatige Vroomheid is, zo inoec
-ocr page 310-
m ONDE RWYS in i>s
hy in zyn ongeluk niet omkoomen als be-
klaagd, byzonderlyk wanneer het noodlot
of zyne Vrienden daar iets toe gedaan heb-
ben, dat hy zo Ongelukkig is geworden;
want door deeze klachten vvordt eenigzin*
verzacht dat gevoel van ongenoechte en
moeijelykheid, 'c welk in ons ontftaat, wan-
neer wy iemand, ons gelyk, buiten groote
rederi, in eenig ongeval zien vervallen, 't
Welk ons zo wel als hem hadde kunnea oyer-
kooraen.
VYF-
-ocr page 311-
TOONEELPOEZY. 289
*
■■■■..........——g^—w ■■!■■■ n«ag»^
VYFENDERTIGSTB
HOOFDSTUK.
Of door de Verwondcring de gemoederen
der Aanfchouwers alzo ivel gezuiverd
kunnen worden van Hartstochten
,
ah door het Medelyden en de Free-
ze van Aristoteles.
• y hebben vobr deezen met Ari-
stoteles vaft gefteld , dat het
Medelyden en de Vrees de nut*
fie en vermaakelykfte Hatts-
tochten waaren, die in een Treurfpel be-
hoorden vefwekt te warden; maar aange-
zien de Heer Corneille in bet onderzoek
over zynen Nicomedes (a) zegc, dat hy in
de
(a) Dit deftig Treurfpel, door deDichterefie KA-
tharyne Lescailje vertaald, en in 't jaar 1692. uic-
gegeeven, is 00k verbeterd te vinden in haare Too-
T                               seel-
-ocr page 312-
290 ONDERWYSinbe
de Verwondering, die men over zyne Deugd
heeft, eene wyze van het zuiveren der Harts-
tochten vindc, daar Aristoteles niec van
heeft gefchreeven , en die mogelyk zeker-
der is dan die , welke hy het Treurfpel
voorfchryft door middel van Medelyden en
Vreeze, zo zullen wy eens kortelyk optel-
len de redenen voor het eene gevoelen, zo
wel als voor hetandere, en eindelyk daar
uit befluiten , aan welk van beiden men
zich met rede behoorde te houden.
En voor eerfl van de Verwondering zeg-
gen , dat dezelve is een fchielyke bevan-
ging des gemoeds, waar door de ziel be-
woogen wordt tot een aandachtige over-
denking der voorwerpen, die haar vreemd
of ongewoon voorkoomen.
En dit kan gefchieden zonder dat men
eenigzins weet, of da zaak, daar over wy
verwonderd zyn , ons goed of kwaad is,
wanneer wy alleen bewoogen worden, om
de
neelpoSzy, of Derde Deel van haare Gedichten, te
Amfteldam by de Erfgenaamen van J. Lefcailje en
D. Rank is 't Jaar 1731. in Quarto gedrukt.
-ocr page 313-
TOONEELPOEZY. zgi
de zaak flechts te befchouwen zonder eeni-
ge andere Hartstocht of drift des gemoeds.
Doch dewyl men byzonderlyk over dd
kleinheid of grootheid van eenige zaak zich
kan verwonderen , zo is deeze verwonde-
dering ook oorzaak van achting of verach-
ting , voornaamelyk als zy gaat omtrend
fnenfchen van groote of kleine Deugden,
enz.
Verdef diendt de Verwondering byzon-
der tot het leeren en onthouden der din-
gen, die wy te vooren niet wisten, door-
dien de ongewoonheid en vreemdheid oor-
zaak is, dac het verftand het beeld dier
voorwerpen naauwkeuriger befpiegeldt ,
waar door het ook Janger en vafter in het
geheugen ingedrukt blyft.
Maar dewy! de Hoofdperfoon of Perfoo-
nen in een Treurfpel, die de Verwondering
zullen veroorzaaken, mo«ten van Gelukki-
gen Ongelukkigen worden , en dat buiten
bun fchuld, en daar en boven uitfteeken in
Deugden, om door die ongemeenheid de
Aanfehouwers toe Verwondering, #n door
T 2                     de
-ocr page 314-
*oz ONDERWYS in be
de Verwondering tot Achting, en zo 't mo-
gelyk is daar door tot Liefde van de Deugd
te brengen, zo ftrydt echter dit in 't alge-
meen tegen de vervvachting en meening
van alle de Toekykers, dat een onfchuJdig
en ongemeen Deugdelyk menfch, buiten re-
den, van Gelukkig Ongelukkig wordt; ja,
fchoon hy 'er niet tot heteindetoe in blyft,
het zal evenwel eenig ongenoegen in de
gernoederen der Toekykeren baaren ; en
daar en boven zullen de minften der Aan-
fchouweren geraakt worden door die uitftee-
kenheid en ongewoonheid der Deugd, als
welkers gernoederen geenzins bekwaam zyn
zo een ongerneene en heidhaftige trap van
Deugd te bevatten.
In tegendeel, de meefte hoop der men-
fchen, zynde uit de natuur zeer genegen tot
Medelyden , byzonderlyk met die geenen,
die uit zulke oorzaaken in Ongelukken ver-
vallen, van welken zy zich zeiven niet zeer
vry kennen, of welken h.en zo wel als an-
deren kunnen overkoomen , zo mjrec dit°
Medelyden noodwendig in de Toekykers
baa-
-ocr page 315-
TOONEELPOEZY. 293
baaren eene Vrees, ontftaande uit vergely-
kiog van den ftaat van die geenen, die
men op het Tooneel ziet Ongelukkig zyn,
met den onzen ; en deeze Vrees zal den
menfchdoenvoorzichtig zyn en bekommerd
om alle gelegenheden en Hartstochten te
fchuwen , die oorzaak kunnen zyn van dier-
gelykeOngelukken; zy zal het gemoed doen
wapenen met tegengeftelde aandoeningen,
en de Deugd doen beminnen, meet uit re-
den van groote aangelegenheid en eigen-
belang dan uit eene bloote verwondering, de-
wyl 00k de Vrees geduurig aan het gemoed
vertoondt de Idee of het Denkbeeld van 'c
kwaad, zo zal daar door immer zo zeer in
het geheugen ingedrukt warden, het geen
tot zuivering der Hartstochten diendt, als
door Verwondering over de ongewoonheid
en vreemdheid van 't voorwerp kan ge-
fchieden: dewyl men ziet dat men langer
onthoudt het geen iemand ooit heeft doen
vreezen dan dat geen, daar men flechts is
over verwonderd geweeft. Daar en boven
kan de fiaat der Perfoonen van Akistote-
»
T 3                       LES
-ocr page 316-
S94 ONDERWYS in de
tES lyden, dat dezelven niet alleen Onge*
]ukkig worden , maar ook tot den einde toe
zodanig zyn , en in het Ongeluk omkoo-
men; daar in tegendeel de Perfoonen, die
alleen Verwondering verwekken , niet als
met tegenzin in het Ongeluk gezien wor-
den, en in het zelve niet moogen omkoo-
men, ten zy het Martelaars waaren , die
ook alleen de bekwaamften tot zodanige
Treurfpelen fchynen te zyn , en om die
zehre reden in 'c algemeen onbekwaam moe-
ten geoordeeld worden tot eenig Treurfpel,
als dewelken , om hun groote Heiligheid en
Eerwaardigheid , niet wel betaamelyk op
het Tooneel kunnen gebragt worden. Uit
welke redenen , onzes oordeels , fchynt,
dat de Perfoonen van Aristoteles en hun
flaat allerbefl: voegen om een Treurfpel te
maaken , het welk in *t algemeen op de
gemoederen van alle zoorten van Aanfchou-
wers het krachtigfr. zal werken ; doch wy
willen niet ontkennen, dat de Verwonde-
ring rnede niet een der voornaamfle en nut-
#e Hartstochten kan zyn , waar op een
Treux-
-ocr page 317-
TOONEELPOEZY. soj
Treurdicht-fchryver teletten heeft, indieft
hy juifl zulk eene Gefchiedenis eer heefc
verkooren dan eene andere; gelyk men in
de Ouden ook ziec, die, in veelen van hun-
ne Treurfpelen, alleen maar gelet hebben
om een Schrik en Af keer van eenige Per-
foonen en Daaden in de gemoederen der
Aanfchouweren te doen ontftaan , door
groote gruwelen en fchelmftukken van de-
zelven le vertoonen.
T 4                 ZES-
-ocr page 318-
£?5 ONDERWYSinde
ZESENDERTIGSTE
HOOFDSTUK.
Be Natuur en Eigenfcbappen van het
Bljfpel.
lyfpel is een Tooneelfpel, ver-
beeldende de Daaden van ge-
meenePerfoonen op eene belach-
chelyke wyze.
De Eigenfchappen zyn die , waar door
het BIyfpel van alle andere zoorten van Spe-
len wordt onderfcheiden.
Die beftaan en worden gehaald uic de
Stof of de Verhandeling derzelve.
In de Stof ftaat aan te merken de Daad
en de Perfoonen, die die Daad uitvoeren.
Qmtrend de Daad moet vooral waargei-
noomen worden, dat men geene verhande-
]e, die zo mager of onbekwaam zy , dat
ze geen vermaak aan den Toeziender kan
bybrengen.
Oak moet zy iets belachlyks in zicb,
heb,-
,.■-,-»-'-*-..;...
-ocr page 319-
TOONEELPOEZY. 297
hebben, dat den Kyker kittelt en byzonder
vermaak geefc, zonder nochtans eerbaare
ooren te kwetzen.
Zy moet geen gevaar van ftaat ofleven
aan de Boofdperfoonazien toebrengen.
De Perfoonen moeten zyn van geringer
ftaat dan in hetTreurfpel, omdat hooge en
doorluchtige Perfoonazien fchynen ver-
kleend te worden, wanneer men hen an-
4ers dan ingewichtigeftaatszaakcn invoerdt,
die in een Blyfpel niet te pas koomen.
Daar moet iets zyn , dat het voornee-
men van de Hoofdperfoonazie belet, die
dat echter moet ontworftelen en te boven
koomen, of het moet van zo vreemden en
kleenen belong zyn, dat het vermaakt, in-
dien hy 'er verftrikt in blyft hangen.
Dewyl 'er dan Verwarring en Tegen-
ftribbeling omtrent den Hoofdperfoon ver-
eifcht wordt, zo volgt 00k, dat die te ge-
vaarlyker en groocer is , hoe dat dezelve
van hooger ftaat ingevoerd wordt, en de
voeglykheid wil, dat hem die van groote
Perfoonen mede moet bejegenen, welken
dan niet anders dan zwaarengevaarlykkun-
T 5                  nen
-ocr page 320-
soS ONDERWYS in dz
nen zyn, en de maat van een Blyfpel te
boven gaan. Zo kan een Koning niets toe
belediging van eer voorkoomen , dat hy
niet met gevaar van 't leeven behoordt te-
wreeken.
In de Verhandeling van de Stof kemt de
Styl van Redeneering en Zeggen te pas.
De Styl van Zeggen moet Jaager zyn dan
in het Treurfpel, omdat de Perfoonen zelf
laager zyn, en derhalven hen geen verheven
Treurftyl voegt.
Om dezelve rede moet de Redeneering,
hoewel niet laf en flaauw, echter merkelyk
min verheven zyn dan in het Treurfpel.
De Sententien, die van het lichaam der
rede afgefcheiden zyn, koomen hier zeer
wanfchikkelyk, dewyl het Blyfpel eenigzins
een fchets verllrekt van de Burgerlyke ma-
nier van fpreeken, en niemand van gezond
verftand op zo eene wyze redeneerdt, en
noch meSr dan in het Treurfpel, omdat de
grootsheidvangedachten iemand zomwylen
met meer gevoeglykheid fchynt toe te laa-
ten met afgebrookene fpreuken zyne zaak
te verdedigen en voor te ItelJen, en om-
dat
-ocr page 321-
TOONEELPOEZY. -299
dat daar in hooger en ftaatiger zaaken ver-
handeld worden; hoewel nochtans de Re-
deneering en Styl van Zeggen hier laager is
dan in het Treurfpel, is zy evenwel inge-
toogener en krachtiger dan in het Kluchcig-
Blyfpel, dat eene andere trant van rym en
fpreeken heeft, en minder deftigheid dan in
het Blyfpel. Hoewel het evenwel dakroon
fpandt in deftigheid boven het Kluchtfpel,
dat van korter VerdeeJing is, en niet be-
hoeft uit vyf Bedryven te bWlaan. Dit
heeft eene belachchelyker Daad en vreemder
of kluchtigereinde, en, fchoon het de al-
gemeene gevoeglykheden van de Tooneel-
werken onderworpen is, is het echter aan
zo naauwe bepaaling en orde als het Blyfpel
en KIuchtig-Blyfpel niet gebonden.
ZE-
-ocr page 322-
3oo ONDERWYS in oe
ZEVENENDERTIGSTE
HOOFDSTUK.
Welke Hartstochten in een Blyjpel zyn,
en hoedanig die verwekt moeten
worden.,
e Hartstochten,die in eenBlyfpel
verwekt moeten worden, zyn of
.Algemeen of Byzonder.
De Algemeenen zyn, welken
in alle Tooneelfpden verwekt worden, ge-
]yk als zyn Verwondering, Nieuwsgierig-
heid, Verlangen en Vergenoeging.
Van deeze Algemeene Hartstochten is
genoeg gefprooken in de Verhandeling van
de Hartstochten des Treurfpels.
De Byzonderen, die eigentiyk en alleen
tot een Blyfpel behooren, zyn maar een in
getal; naamelyk de Verheuging.
Verheuging is een blyde Hartstocht,ver-
oorzaakt door iets Belachchelyks.
Be-
-ocr page 323-
TOONEELPOEZY. 301
Bemerkende de oorzaak der Verheu-
ginge kan men lichtelyk oordeelen , dat
deeze Verheuging uiet verwekt kan worden
dan door iets, het welk belachchelyk is,
en, om te toonen op wat manier de Ver-
heuging verwekt wordt, hebben vvy maar
alleen te verhandelen alle de zoorten van het
geene Belachchelyk is.
Het Belachchelyke is een onpynlyke en
©nfchadelyke Dwaaling , of een Misftal,
en deeze Dwaaling of Misftal wederom in
den Perfoon, of in deRede of in de Zeden
of in de Daad.
Een Dwaaling in den Perfoon is, als de
eene voor de andere genoomen wordt, ge-
lyk gefchiedt in den Amphitruo van Plau-
tus, de Menechmen van den zelven , en
in den Eunuchus van Terentius, zo 00k
in de overgezette Gelyke Tweeungen ,
't Moortje (a) enz.
Een
(a) Blyfpel van Gerbhand Adriaanz. Bredero,
Waar in hy den Eunuchus van Terentius hceft naa-
gevolgd, en op de Tyden en Zeden van zyne EetiW
gepaft. Het is in zyne Werken, te Amiteldam, by
J»n Klaasz. ten Hoorn, in 't Jaat 1678. in groot
Svo
-ocr page 324-
S©2 ONDERWYS in be
Een Misflal in den Perfoon is of in de
Gedaante des Lichaams of in de Kleeding*
In de Gedaante des Lichaams is het, wan-
neer een Perfoon geheel of aan eenig lid
„ mismaakt is, gelyk een Reus, Dwerg,
iemand met een been, een bult, of anders
verminkt vertoond wordc; hier onder be-
hoordc ook de Pantalonnade, omdat het ver-
toondt een zeer groot Menfch met twee
hoofden, item de Dubbele Juifrouw enz.
In de Kleeding , als die is gelyk een
Hanfop, Gek,of als een Bedelaar, als eerj
Indiaan, Spanjaard of andere Dragt, 8ie
vreemd of uitheemfch is.
Een Dwaaling in de Rede is, als men
iets noemdt anders dan 'tbehoordt genoemd
te worden , of als men van eene zaak iets
zegt, dat die zaake oneigen is; het welk*
gefchieden kan of door Verwiffeling, door
Afneeming of door Byvoeging der letterem
Of door Dubbelzinnigheid der woorden,
ge-
8vo gedrukt, te vinden. Ook, ten dienfle van dert
Amfteldamfchen Schouwburg, afzonderlyk, by Jacob
Lefeailje uitgegeeven in 8Vo 1663.
-ocr page 325-
TOONEELPOEZY. 303
gelyk in Gerrit van Veizen (b): 'tit
txel van hem verzind, dat hy 't zicb onder~
windt.
Of door Tegenftrydigheid der Woorden,
gelyk een witte Moriaan, of als iemand zegc
van des Zomers op fchaatzen te ryden.
Of door Onmoogelykheid , welke ge-
fchiedt of voorweetens, gelyk zyn alle Ro-
domontades en Zwetzeryen , ^elk zoort
veel gevonden wordt in 't Moortje en in
den Spaanschen Brabander (c).
Of door Onkunde, gelyk in de Mal-
le Wedding, daar Heintje fpreekt van
paerlen zo groot als vuiflen, en diamanten
als ftuitknikkers enz. Hier kan 00k onder
begreepen worden de Ironia , dat is , als
men iets fehempens wyze zegt, daar men
't recht anders meendc.
Of
(6) Treuifpel van den Riu'der P. C Hooft, in
zyne Werken in folio te vinden , zynde ook verfcheir
dene maalen op zich zelven gedrukt.
(c) Blyfpel van G. A. Bredeko, in zyne Werlien
geplaatft; ook afzonderlyk, zo als het op den Am-
fteldamfchen Schouwburg vertoond wordt, in 't Jaar
1725. by David Ruaius in 8vo in 'C licht gtbragc
-ocr page 326-
304 ONDERWYS in bt
Of als men Syllaben van 't eene Woord
fcheidt,en voegt ze aan een anderWoord,
als, 6 Zondergerechtigheid , voor 6 Zon
der Gerechtigheid.
Een Misftal in de Zeden is > wanneer
men fchadelyke of onzediglyke Woorden
fpreekt, of als men van diergelyke zaaken
zegc. Van deezen zullen wy niets tot voor-
beeld bybrengen , aangezien dat ze zeef
weinig in een goed en welgefchikt Blyfpel
te pas koomen * dewyl men niets op net
Tooneel behoordt te brengen , het welk
ftrekt tot nadeel van de Kerk, van de Re-
geering, van de goede Zeden, of tot be-
leediging van iemand in 't byzonder.
Een Dwaaling in de Daad is, als men
iets verkeerdelyk doet, gelyk wanneer men
valdt of ftruikeldt.
Een Misftal in de Daad is, als men iets
fchandelyks of onhebbelyks ,of iets op eene
onhebbelyke manier doet.
I
ACHT-
-ocr page 327-
tOONEELPOEzY. 305
ACHTENDERTIGSTE
HOOFDSTUIC
Fan het Tooneelfpel met Kunflwerkem
y hebben hief voor aengeroerd,
dat de Tooneelfpelen hun fieraad
van drie kantea kunnen krygen*
of van de vreemde en aangenaa-
me Voorvallen, die 'er in de Gefchiedenifle
kunnen zyn , of van de krachtige Harcs-
tochten , die in 't Spel uitgewerkt worden,
of van de Kunftwerken, daar het mede op-
gepronkt wordt.
Van het eerfte flag odrdeeleh wy te zyrt
het Verwarde Hof (a) , de Gelyke
TwEEUNGEN , LoUIS DE VARGAS , SlGIS-
MUN-
(a) FIofTpel, uit het Spaanfch van den beruchtefl
LorE de Vega , in 't Nederduitfch door Leonard as.
Fuxter overgebragt, en te Amfteldam by Jacob Lei-
eailje gedrukt 1671. in 8vo.
V
-ocr page 328-
go6 ONDERWYS in de
mundus, Prins van Poolen (b) enz. en wy
vermeenen, dat de KluchtigeBlyfpelen hier
toe behooren.
Van net tweede flag zyn de Cid , Ge-
noveva„ Orondates en Statira (c), Ho-
race en Curace enz. En van dit flag moe-
ten de Treurfpelen zyn.
Van net derde flag zyn Andromeda van
Corneille (kd)) zyne Medea (f), als ook
die
(fc) Bly-eindi^-Treurfpe!, door zekeren Braban-
der, Schouwenderg genaamd ; gedrukc voor de eer-
Jle maal, teBrufTel by Jan Mommaart In *t Jaar 1647.
in 1*. Naderhand is bet verfeheidene reizen in 8vo
herdrukt, en noch laatllelyk , ten dienfte van den
Amfteldamfchen Schou\vburg, by Izaak Duirn, met
eene verfchikking van Drie in Vyf Bedryven en eeni-
ge verandering, 1738. in 8vo.
(«) Treurfpel , door ons Kunftgenootfchap, en
voor 'Pzelve, in 't Jaar 1715. met verbeterlng in 8vo
herdrukt.
(d)  In 't Nederduitfch overgebragt door F«ANS
Ryk, ten dienfte van den Schouwburg gedrukt, en
aldaar nu en dan met voordeel vertoond wordende.
(e)  'tWas te wenfchen dat dit Treurfpel vertaald
wierdt, op dat de Kenners deeze Hiftorie eens wel
behandeld ten Tooneele mogten zien.
-ocr page 329-
tOONEELPOEZY. 30/
die van Jan Vos , het Guide Vlies (/) *
de Liefde van Diana en Endimion , da
Lief|e van Jupiter en Semele (g) enz.
En fchoon 'er geene anderen , dan di
Treurfpelen , onzes weetens, met Kuntt-
werken verfierd , ten Tooneele gevoerd
zyn, zo oordeelen wy, dat ze in deKluch-
tigeBlyfpelen 00k gevoeglyk gevleid zouden
kunnen worden : doch het moeften geene
ernftige maaf kluchrige Kunfhverken zyn.
Wy hebben eenige ftaaltjes in zommige
Proos-kluchten (A) op onsTooneel gezien.
Van de Tooneelfpelen met Hartstochtea
is reeds wydloopig gefprooken. Van die,
met
(/) Treurfpel van Dr. Lodewyk Meter, voor-
naam Lid van oris Kunftgenootfcbap.
(#) Wy hebben van cteeze Hiftorie in onze taale
fiiet dan een zetr kortTreurfpel, zo men zegt, door
ADRiAANP£?s,'tgeendoor reizende Tooneeli'peelers,"
Oip op eenen dag verfcheidenc imalen geld te kunnen
ontfangcn, in een uur afgefpeeld wierdt. Het is in 'c
]aar 1691. by Otto BarendiZ. Smknt in 8vo gedrukt.
(b) Kluchten in Onrytn, die in dien tyd, niet in j
fchrifc opgefteld, maar, zo men zegt, uit het hoofd
gefpeeld wierden, geiyk men hedendaagfch nocb 0|l \
de Kwakzalvers Th.er.ters zkt vertoonen.
V 2
-ocr page 330-
3o8 ONDERWYSiUdk
met vreemde en aardige Voorvallen , zai
hier naa gehandeld worden. Die , met
Kunftwerken zullen wy tegenwoor^ig in
overweeging neemen.
Dat dusdanige Kunftwerken in de Treur-
fpelen der Ouden in gebruik zyn geweeft,
isopenbaar; want Deus e Macbina, als een
God ten Tooneele te voeren was, hebben
zy dat met een Kunftwerk gedaan , die of uit
het Kunftwerk zeide, dat hy te zeggen had-
de, (gelyk men nu noch op dezelve wyze
eenige Engelen , met wolken van den He-
tnel doet daalen en weder opklimmen;) of
uit het Kunftwerk uit het Tooneel gevoerd
wierdt; en dit hebben zy meer gedaan in
het begin, om de opening des HandeJs te
doen , of op 't eitlde, om de Ontknooping
te maaken, waarom Horatius zegt:
Nee Deus inter/it, nlfi digitus vindke nodus
Incidwit.
Dat is:
Daar koom geen God in 't Spel om'zynen
knoop t' ontbinden,
Tsn zy 1 de waerdigbeid vereifcht.
-ocr page 331-
TOONEELPOEZY. ' 3°9
Zy hebben ook Kunftwerken in andere ge.
legenheden gebruikt: want in de Medea
van Seneca (£) vliegt zy op haaren waa-
gen , van gevleugelde Draaken voortge-
trokken , door de lucht weg. Maar wy
weeten niet, dat zy in hunne Spelen zo
veele Kunftwerken ingevleid hebben, als
nu by de Italiaanen gefchiedt, die de
Franfchen en daar naa wy hier in naage-
volgd hebben. Echter zien wy geene re-
de, waarom dat niet toegelaaten zoude zyn:
waar van in de Voorreden van 't Guide
Vlies wydloopiger gefprooken is. •
De Italiaanen dan zyn de eerflen , die
hunneTooneelfpelen doorgaans met Kunft-
werken gefierd hebben , waar by zy de
Tooneeliften, 't geen zy behoorden te zeg-
gen , hebben doen zingen, daar in volgende
de Reijen der Ouden , die niet gefprooken
maar gezongen wierden, alzo eenigzins de
eerfte wyze der Tooneelfpelen wederom
invoerende.
De
CO Dit Treurrpel, door Jacob Kemp vertolkt, is
in 't Jaar 1665. te Gorinchem gedrukt by Alexander
Haansberg in 4^0.
V3
-ocr page 332-
3ro ONDERWYS in be
De Franfchen hebben de Italiaanen wel
naagevolgd met de Kunftwerken doorgaans
in zommigen van hunne Spelen in te wee-
ven , maar niet met hunne Tooneeliften
zingende in te voeren , houdende hunne
voorige wyze met hen te doen fpreeken ;
en deeze wys hebben wy naagevolgd , en
dat eerft voor vveinige Jaaren, alzohet eer-
fle Tooneelfpel met Kunftwerken in 't be-
gin van het Jaar i66j. op den Schouwburg
voor de eerfte maal vercoond is.
Daar is niet aan te twyfelen, (indien in
een Tooneelfpel aardige en vreemde Voor-
vallen, krachtige Hartstochten en fierlyke
Kunflwerken gevleid wierden ) of het zou-
de uitfteekend zyn, als alie die fieraaden te
zaamen begrypende ; maar, dat dit byna
onmoogelyk is , zullen met ons getuigen,
die daar mede bezig geweeft zyn. Waarom
de Heer Corneille in zyne Voorrede van
Andromeda zegt , dat dusdanig flag van
Tqoneelfpelen roeer voor de oogen dan
voor de ooren zyn ; en hierom oordee-
len wy ook , dat hy, die met dusdanig
fen Tooneelfpel te maaken lof wii inleg-
Sen»
-ocr page 333-
TOONEELPOEZY. |*f
gen, voornaamelyk moet toeleggea , om
daar veele, verfcheidene , heerlyke en
noch met geziene Kunftwerken in te voe-
gen , het voor een toemaac rekenende,
zo 'er iets van de andere fieraaden zich by-
voegdt.
In de Kunftwerken moet de Dichter dan
letten op de heerlykheid , alzo hy door
prachtige Vertooningen zyne Aanfchouwers
wil behaagen en vermaaken, dac flechte
en geringe vodderyen niet zullen kunnen
doen.
Hy moet ook acht geven, dac zy noch
niet gezien zyn, alzo die nieuwigheid en
ongewoonheid hier in 'c vermaak geeven,
dat 'er in de Aanfchouwers niet zyn zal,
wanneer zy die meer gezien hebben.
En om dezelve rede heeft men te letten
op de verfcheidenheid, alzo een en 't zelve
Kunftwerk , ten tweedemaal verfchynende,
reeds eens gezien is, en hier moet men aan-
merken, dat deeze verfcheidenheid van ee-
nig belang moet zyn, alzo die, onzes oor-
deels,niec groot genoeg is,als 'er vierMin-
negoodjens ofvier Winden op dezelve wyze
V 4                vlie-
-ocr page 334-
Si* ONDERWYS in be
vliegen, zynde de verfcheidenheid maar in
de Perfoonen, daar zy ook in de wyze van
vliegen moefl zyn.
Eindelyk moet de Diehter daar zo veelen
in voegen als het moogelyk is en gevoeglyk
gefchieden kan , welke gevoeglykheid te
meeten is naar de waardigheid en hec be-
Jang van zyne GefchiedenifTe of Subjcftum:
want indien het Voorwerpzel van zyne Aftit
van weinig waardy is, moet men Hemel
en Hel niet beweegen, om het door Kunfl:-
werken uit te voeren. De Kunftwerken
zyn Sieraaden, en die moeten het geheele
werk niet verdooven. Tegen deeze Ge-
voeglykheid wordt gezondigd in Les Amours
dt Jupiter
&f de Semele, en of dat mede niet
gefchiedt in de Medea van Jan Vos, moo-
gen de Kunftkenners oordeelen. Gelyk dit
nu plaats heeft in 't geheele werk, zo moet
men daar ook op letten in elke byzondere
Daad: want daar in kan ook tegen deeze
Gevoeglykheid aangeloopen worden.
Dit Subjeftum of'deeze Gefchiedenis is
niet over al van daan te haalen: want alle
Gefchiedeniflen, die bekwaam zyn, om op
-ocr page 335-
TOONEELPOfiZY. 313
het Tooneel te brengen, zyn niet bekwaam
om met Kunflwerken geftoffeerd te wor-
den. Zo kunnen zy in geene waare Hifto-
rien of 00k in die de Poeet verdicht inge«
voegd worden , a!s tegen de Waarfchyn-
lykheid aanloopende ; maar zy zyn alleen
bekwaam tot de GefchiedenifTen , welken
gehaald worden uit de Fabelen der Ouden.
De rede hier van is, dat, fchoon al, war.
daar in is van hunne Goden en Geftaltver-
anderingen, onmoogelyk en onwaarfchyn-
lyk is, het evenwel door het gemeen ge-
voelen en die oude overlevering, die ons
gewend heeft, om op die wyze daar van te
hooren fpreeken, het zo tot de kennis der
Aanfchouweren gekoomen is, dat het hen
niet tegen den borft is, als zy dat op het
Tooneel veel zien vertoonen.
En deeze onkunde in de Fabelen der Ou-
den is oorzaak geweeft, dat veelen geen
fmaak in de Tooneelitukken met Kunflwer-
ken gehad hebben , als dien de onwaar-
fchynlykheid en onmoogelykheid van hec
vliegen der Goden en Menfchen , het ne-
derdaalen derWolken, opkoomen der Spoo-
V 5
                     ken
••
-ocr page 336-
31+ ONDERWYSinde
ken en Schimmen van onder de aarde en
diergelyke dingen, geftuit heeft. En fchoon
dat die ieder, die maar gezond van harfie-
nen is, behoorde te gebeuren, zo ilipt dat
den geenen , dien die Fabelen bekend zyn,
door , of hy laat het doorflippen , zonder
dat daar zulk eene naauwkeurige opmerking
over te laaten gaan; en dat noch te meer,
wyl men zdks verwacht, als door den Ty-
tel van hetTooneelfpel verwittigd en voor-
bereid, niet dan onmoogelyke dingen te
zullen zien : en deeze onderftelling, naa-
melyk, dat'er Goden by de Heidenen ge-
fteld wierden te zyn, dat zy belang in de
dingen der Menfchen naamen, en met de-
zelven onderhandeling hadden, vooraf ge-
maakt zynde, vindt hy geene zwaarigheid
cm het overige mede door te laaten gaan.
De Inkoud dan van een Tooneelfpel met
Kunftwerken moet gehaald worden uit de
Fabelen der Ouden, welken byna alien, als
in een bondel, in de Herfchepping van Ovi-
dius (£) vergaderd zyn. En by deezen
zou-
(k) Door den vcrmaarden Joost van Vondel ia
Ne-
-ocr page 337-
TOONEELPOEZY. 315
den wy den Dichter raaden te blyven, alzo
hier keurs genoeg is , en hem daar uit raa-
den de bekendften te kiezcn,om devoorveiv
haalde rede, en niet te koomen toe de ver-
dichtzelen der nieuwe Italiaanfche Dichtcrs,
als Tasso, Ariosto enanderen, alzo die
noch zo in de kennis niet doorgedrongen
hebben, als die van de Ouden, en derhal-
ven met die vooringenomenheid niet ge-
zien worden, maar, als een waare of onver-
dichte Gefchiedenis van de Aanfchouwers
aangemerkt wordende, als onwaarfchynlyk
en onmooglyk, geenen ingang vinden.
In 't kiezen van zyne GefchiedenifTe heeft
de Dichter te letten, dat hy zulk eene nee-
me, daar de Perfoonazien hem Kunftwer-
ken zullen kunnen verfchafFen: zo geeven
de Godeo me6r aanleiding daar toe dan de
Menfchen, en een Toyerefle of Toveraar
mefir dan een ander. Hy heeft dan te rnaa •
ken dat hy dusdanigen in zyn werk hebbe.
En
NederduitfcheVaerzen overgebragt.en in'tjnar i6ti.
te Amfteldam voor de Weduwe van Abraham de Wees
io 4to gedrukt.
-ocr page 338-
3i6 O N D E RW Y S in de
Eh niet alleen kan hy, door middel van
zyne Perfoonazien,Kunfrwerken in zyn Stuk
jnvleijen , maar hy mag, gelyk in andere
Tooneelftukken, zyne ftoffe ook handslen
naar de waarfchynlykheid en noodzaakelyk-
heid, als mede die verryken met by verdicht-
zelen, om die te vinden en in zyn werk te
voegemwant, fchoonmengeene geheele Ge-
fchiedenis met dusdanige onwaarfchynlyk-
heden van Goden en Godinnen , naar 'c
voorbeeld der oucie Fabelen, mag verdicb-
ten en ten Tooneele voeren, men mag dat
evenwel in de Byverdichtzelen doen. De
rede is, omdat die te verdichcen niet zo
zeer verdiehten is , als iets te voegen by
't geene reeds verdicht is: en deeze By-
verdichtzelen vinden eenige foorten van
waarfchynlykheid in de overeenkomft, die
zy hebben met den voornaamen Handel, zo-
danig, dat men zeggen kan, dat, onder-
fteld zynde, dat dat heeft kunnen gefchie-
den , net heeft kunnen gefchieden, gelyk
het de Tooneeldichter befchryfc.
Maar evenwel , dunkt ons , behoordt
men in deeze Byverdichtzelen eenige maat
te
-ocr page 339-
TOONEELPOfczY. 317
te houden , en ze niet al te gedrongen te
maaken, en de Kunftwerken als by 't hair
daar in te trekkeji. Zo komt al te gemaakt
en te gedrongen in La Toifon d'Or van Cor-
neille (/) het aan land zetten van Hypsi-
phile uit de Zee te Colchis, dat hy niet:
fchynt verdicht te hebben , dan om eene
Zee in zyn Tooneelfpel te vertoonen. Zo
komt 00k in de Medea van Jan Vos te on-
pas de Hel en Heme!.
En gelyk de Byverdichtzelen om Kunft-
werken te hebben, zo moeten 00k de
Kunftwerken zelf niet by 't hair getrokken
in 'c werk gevoegd worden: maar gelyk als
door den draad van de Gefchiedenifle en
van zelfs daar in vleijen. Opdat de Dich-
ter dit uitwerke, heeft hy op drie dingen
te letten.
Eerftelyk , dat de Kunftwerken in hec
Tooneelfpel niet gelyk als gegooid, maar
daar in gevlochcen en aangehecht zyn. Die
zal
(/) Het Guldb Vlies van P. Corneiile it niet
in onze taal overgebragt, ayude dat van L. Msyer
cene eigen vinding.
-ocr page 340-
318 O N DE RVV YS im »e
zal de Dichter naakoomen, 9]$ hy maakt j
dat zy dienen, of om den Knoop te leggen^
of om dien te ontbinden ; waar door zy 'er
zo noodzaakelyk worden, "dat zy 'er niet uit
te neemen zyn , zonder het geheele werk
te verminken* Zo zyn overtollig de Her-
fcheppingen van de Tuinwachters in 't be-
gin van de Medea van Jan Vos; en in het
derde Bedryf het vertoonen van alle de
Helfche Gedrochten , het daalen Van den
Hemelkloot met de Danflers , ep alle de
Kunftwerken van het laatfte Bedryf. Het
opkoamen van Proserpina in het Gulde
Vues gelykt mede van dien aard te zyn;
maar het fchynt noch eenigzins tot den
Knoop te doen. En hier is aan te merken,
dat, daar in het ander flag van Tooneelfpe-
len de Ontknooping door een Kunflwerk
wanfchikkelyk is, zy hier niet alleen toe-
gelaaten, maar zeer eigen geoordeeld wordt.-
Zo dat, fchoon de Ontknooping, die Eu-
ripides in zyne Medea maakt, door haar
wegvliegen op den Draaken-wagen , van
Aristotejles veroordeeld wordt, als zon-
der eenige voorbereiding gefchiedende,
-ocr page 341-
TOONEELPOEZY. 319
dezelve nochtans in die van Seneca, Cor.
Neille en Jan Vosniet te verwerpen is, als in
dewelke Medea openlyk genoeg ingevoerd
wordt als een Tovereffe, en in zuJke
vreemde Kunften ervaaren.
Ten tweeden, dat zy vertoond kunnen
worden, en dat wel gevoeglyk om de oogen
der Aanfchouweren te begoochelen ; hec
welk, indien het niet gefchied, zullen de
.Aanfchouwers in plaats van verrnaakt te
worden , daarom lachchen of verdrietig
worden. Zo wil Horatius niet hebben,
dat men op het Tooneel zal vertoonen de
Ilerfchepping van Progne in een Vogei,
noch die van Cadmus in een Serpent, ora-
dat de Vertooning, byna onmoogelyk, on-
geloof in de ifonfchouwers verwekt. Dus
zegt Horatius:
Jut in avem Progne vertatur, Cadmus in
anguem.
Quodcunque ostendis mihi fie,incredulus odi.
Dat is naar de Vertaaling van Mr. A. Pels:
--------------Feel minder mag 't bejlaan,
Dat Progni worde tot een' Fogel, en kryg'
veeren;
                                         Of
-ocr page 342-
$20 ONDERWYS in i»t
Of dat men Cadmus zie zich in een' Slang
verkeeren.
Al
, ivat vertoond wordt op die ixyze, in
in dien fchyn,
Zal ongelooffelyk
, en itialglyk by my zyn.
Van die flag oordeelen wy de Herfchep-
ping te zyn van de twee Tuinwachters in
de Medea van Jan Vos, eerft in een Pilaar
en Boom , en daar naa in een Tyger en
Beer; en hier toe behoof en ook veele Hef-
fcheppingen van Circe (?«) , inzonderheid
die van den Aap.
Ten derden en laatften , dat zy met de
Natuur en 2eden over een komen. Tegefl
de Natuur zondigt Jan Vos, als hy, in zyn
eerfte Bedryf, een Nachtgeeft Medea door
de lucht doet weg voeren na de Hel, daat
zy
(m) De Toveres Circe , Treurfpel* uit hetSpaanfch
Van Don Pbdbo m Colder.on, door Adriaan Bas-
Tiaansz. Lekuw in *t Nederduitfch vertaald, voor
de eerfte maal in 't Jaar 1670. gedrukt ce Amfteldafn
by Jacob Lefcailje, in 8vo, en met eenige verande-
dering by de Erfgcnaamen van den voornoemden
Lefcailje in 't Jaar 169S. wederom uitgegeeven.
-ocr page 343-
fOONEELPOEZY. 32*
zy maar behoefde te verzinken. Tegen de
Zeden zondigt dezelve , als hy Medea zo
veele wondefen voor de Tuinwachters eri
Charon Jaac doeft.
Om dit nii alles te kunneh naakoomen,
zal *t niet buiten reden zyn, dat de Dichter
eenige kennis van de Mechanica , of de
Kunft, waar door alle de Kunftwerken ge-
inaakt worden, als 00k van het Tooneel,
waar op zyn Spel Zal vertoond wofden ,
hebbe: omdat hy anders dikwils zodanige
Kunftwerken in zyn Spel zal invleijen, die
niet uit te voeren zyn; en die hy derhalveri
de moeite zal hebben van te moeten ver-
maaken: of, indien hy dit gevaarniet wil
loopen, zal hy telkens moeten te raade gaan
met den Kunft werk-meefter,om te weeten,
of zodanig eenKunftwefk vertoond kan wor-
den of niet.
Boven alle de Kunftwerken , wyl men
toelegt om de oogen te vermaaken, heeft
men 00k andere Tooneelveffierihg inge-
voerd, en daar het in de andere Tooneel-
fpelen een deugd is, dat zy op e'en Tooneel
affpelen, en maar eene enkele plaats ver-
X                  too-
-ocr page 344-
S22 ONDERWYS in ȣ
toonen, poogt men hierom vyf verfcheide*
ne Tooneelverfieringen te hebben , en in
elkBedryf eeneandere plaats teverbeelden.
Men mag hierom de ruimte der plaats,
die men anders heeft , wel wat uitzetten.
*t Begrip van een Stad is daar niet groot
genoeg toe, men fpringt daar buiten, tot
opde bygelegeneStranden, Bergen ofBos-
fchen. Deeze vryheid heefc de Heer Cor-
NEitLE zich aangemaatigd in zyne Andro-
meda en 't Gulde Vlies, die wy in 'c onze
naagevolgd hebben ; maar men mag die
evenwel zo groot niet maaken, dat een
Bedryf op de Aarde, een ander in de Hel,
en een ander we£r in den Hemel zal fpelen,
gelyk Jan Vos in zyne Medea gedaan
heeft.
Om deeze verfcheidenheid van plaats in
elk Bedryf te kunnen hebben , is net den
Dichter toegelaaten zyne Actie te plaatzen
daar hy wil, als 'er maar geen noodwendi-
ge reden is, waarom zy op eene andere
plaats moet voorvallen , als daar hy dat
fteldt; en dat zy alzo gevoeglyk daar ge-
fchiedt, als zy elders zoude kunnen gefchie-
den.
-ocr page 345-
TOONEELPOiiZY. 323
den. By voorbeeld, het eerfte Bedryf Vari
het Gui.de Vlies («) fpeelt in den Tuin, eri
het tweede in eene Gallery;en daar is geea
noodwendige feden t waarom zy niet op
eene plaacs fpelen, of het eerfte in de Gal-
lery, en het tweede in den Tuin: en hier-
bra heeft het" in des Dichters keur geftaan,
als het maar niet ftrydt tegen de natuur
van de A&ie : maar als die eenige plaats
noodzaakelyk vereifcht, houdt de keur op,
gelyk in het defde Bedryf, daar het Strand
met de Zee noodzaakelyk was ora Neptu-
nus, iEoius en het Zee-fchip Argo te ver-
toonen, als 00k in de twee volgende Be-
dryven.
Maar fcho'on de A6h'e dikwils den Dich-
ter de keur Jaat van de plaats, zo dOen het
de Kunftwerken niet, Waarop hy derhalven
00k acht heeft te geeven. Zo zoude het
tweede Bedryf van het Gulde Vlies wel
kunnen fpelen in een be2olderde Zaal, of
het Vertrek van Medea ; maar hoe zouderi
de Cupidoos Jason en Medea kunnen weg-
voe-
(n) Van Dr. L. Meyer.
X 2
-ocr page 346-
324 ONDERWYS in tot
voeren, ten zy men ze de fchoorfteen wif*
de doen uitvliegen. Ora deeze oorzaak heeft
men eene opene Gallery of Nederhof moe-
ten neemen.
Gelyk het nu voegelyk is , dat elk Be-
dryf eene verfcheidene Tooneelverfiering
hebbe, zo behoorde het ook ten minffce
eenig voornaam vliegend Kunftwerk te heb-
ben , om de Aanfchouwers in elk Bedryf
wat te vermaaken, en eene eenpaarigheid
te houden. Hier tegen zondigt het tweede
Bedryf van Medea, daar niet in is, als hec
onnozel heen en weder vliegen van Iris op
de Paauw.
En die diendt ook waargenoomen te wor-
den in 't Voorfpel (Prologus) ; hoedanige
Voorfpelen, in dit flag van Tooneelfpelen,
niet alleen by de Italiaanen, maar ook by
de Franfchen weder ingevoerd zyn: maar
nochtans van een geheel ander flag, als die
van de Ouden ; want daar de Ouden, in hunne
Voorfpelen, iets zeiden, dat, ofhunneSpe-
len, of hun zelven raakte, gelyk die van
Plautus vertellen wat deKykers tot opening
van de Gefchiedeniffe dienden te weeten, en
dfe
-ocr page 347-
TOONEELPOEZY. 325
die van Terentius hem verdedigen tegen zy-
ne tegenpartyen, begrypen deezen, dies aan-
gaande, niets dan eene Jofcuiting van den
Prins of groote Perfoonazie, voor wien de
Spelen vertoond zullen worden, of iets an-
ders ten voorneemen desDichters dienende.
In 't Voorfpel van de Andromeda vanCoR-
neille (0) ontleent Melpomene deZon haar
ftraalen , om haar Tooneel te verlichcen
tergunft van denKoning,dien zy een heer-
]yk Schouwfpel toebereid heefc; in dat van
zyn Gulde Vlies is het Huwelyk van den
Koning en de Vrede tuflchen Vrankryk
en Spanje. In dat van Les Amours de Ju-
piter & de Setnele
is een verfchil tuflchen
Melpomene , de Godin der Treurfpelen ,
Thalia, de Godin der B!yfpe!en, en Eu-
terpe , de Godin der Hardersfpeien, wie
van drie'a de krcon fpandt, dat Apollo zul-
lende afdoen aan den fpyker laat hangen.
Zy moeten dan geene Perfoonazien invoe-
ren, die in het Spel zelf koomen, en die
din-
Co) Dit Voorfpel is door Feans Ryk niet by zy-
re Vertaaling van Akdromeda gevoegd, als ons nice
raakende.
-ocr page 348-
ONDERWYS in de
32(5
dingen zeggen, die de Gefchiedenis van 'c
Spel en deszelfs opening raaken : alzo het
Voorfpel dan een deel van het Tooneelfpel
zal worden, en dat zelve alzo zes Bedryven
krygen.
Deeze Voorfpelen moeten met eenen
geeftigen zwier en aardigheid verdieht zyn,
zegt de Heer Corneiile , en hy meendt,
dac men daar niet gevoeglyk in magbren-
gen dan deverdichte Goden der aloudheid,
die evenwel dingen moeten fpreeken van
onzen tyd, en dat door eene Poerifche ver-
fiering, die een groot gemak aan 't werk
gee ft.
•Maar vooral moet de Dichter letten , dat
hy zyne Kunftwerken, zo wel in het Voor-
fpel als in de Bedryven, zodanig maake,
dat het wegfchikken of gereed maaken van
de Werktuigen, vvaar door zy te weege ge-
bragt worden, niet al te lang een tyd weg^
(kept, opdat het verdriet van wachten in
de Aanfchomvers het vermaak, dat hen ge-
geeven wordt, niet overweege , gelyk in
het Guide Vlies gebeurd is, daar byna
zo veel tyd doorloopt met de Kunftwerken
tUS-
-ocr page 349-
TOONEELPOEZY. 327
tufTchen de Bedryven gereed te maaken, als
in de Bedryven te vertoonen.
Eindelyk, dewyl in deeze Tooneelfpelen
tweederlei flag van Perfoonazien ingcvoerd
worden , Goden en Menfchen , en ieder
Perfoonazie naar zyne natuur en eigenfchap
moet fpreeken, gelyk Horatius dat in zyu
Dichtkunft gebiedt:
Intererit multum , Davusne loquatur , an
heros ;
Maturusne fenex
, an adhuc florentejuventa
Fervidus ; an matrona potens
, an fedula
nutrix; &c.
Pat is naar de Vertaaling van Mr. A. Pels:
Veel zal 't verfcheelen , of een< meefter
fpr&ekt, ofknecht;
Of 00k een fiaatig man
, die wet bet geert
hyzegt,
Of darteljongling; eenvorftin, of minttt-
meedeff enz.
zullen de Goden 00k een andere taal moe-
ten voeren dan de Menfchen. In net Gut-
PE Vlies heeft men die gepoogd te be-
X 4
                 trach-
-ocr page 350-
328 OMDERWYSinde
trachten, en daar toe gebruikt den ftyl en
tranc van Rym, laatende de Goden Vaer-
zen fpreeken van tien en elf lectergreepen,
en de Menfchen van twaalfen dertien, die
men in alie Tooneelfpelen gewoon is te ge-
bruiken. lndien iemand raad weec om dee-
ze verfcheidenheid op eene andere wyze uic
te drukken, die kan dezelve eens in 't werk,
ftellen, en, zo zyne wyze de onze overtreft,
zullen wy ons zegel daar gewjllig en zeer
gaarne aan hangen.
NE-
-ocr page 351-
TOONEELPOEZY. 329
NEGENENDERTIGSTE
HOOFDSTUK.
Van de Prologus.
ristoteles, in zyn twaalfde
Hoofdftuk van de Dichtkunft,
fteldt de deelen van een Too.
neelfpel, ten opzicht der hoe-
grootheid , te zyn de Prologus , Epifodus,
Exodus
en Chorus, dat is de Inleiding, hec
Lichaam, hec Befluit en de Rei. De nieu-
wer Dichtkunftenaars deelen het eerft in Di-
verbium
en Chorus, in Gefprek en Rei; en
het Gefprek weder in Prolq/is,, Epitafis en
Catafirophe , dac is , het Voorfpei, Byfpel
enNaafpel, daarScALiGER ,in het negendc
Hoofdftuk van zyn eerfte Boek der Dicht-
kunfl; , noch een deej, dat hy Catajlajis
noemt, byvoegc.
De Prologus, zegt Aristoteees , is
het geheele deel van het Treurfpel voor de
X 5                    in-
-ocr page 352-
33© ONDERWYS in re
intreede der Rei, welke bepaaling den gee-
nen,die, of geen Griekfche Tooneelfpelen
gezien, of met geen groote opmerking ge«
Jeezen heeft, ten eerflen opflag zal verge-
noegen ; maar anderen, die daar me£r op
gelet hebben, niet, omdat in veele Griek-
fche Tooneelftukken de Rei niet alleen ten
eerflen op net Tooneel treedt, maar ook
allereerft fpreekt; zo dat, naar de bepaaling
van Aristoteles, dusdanige Spelen in dit
deel gebrekkig zouden zyn.
Om deeze zwaarigheid weg te neemen,
heeft men aan te merken, dat, in de Too"
neelfpelen derGriekeri, de Reijen tweezins
gezegd worden hunne intreds te doen> eer-
Jle!ykfpreekende,'en ten tweeden zingende.
Spreekende doedt de Rei haare intrede,
wanneer zy fpreekt voor de eerlle maai. Die
fpreeken gefchiedde tweezins, of wanneer
een van 'c getal der Perfoonen, die de Rei
maakten , welke van vier en twintig tot
vyftig opklimmen , fprak tegen eene Per-
foonazie van het Spel, of wanneer de Rei,
alleen op het Tooneel zynde, zich in twee
halve Reijen fcheidde, uit welke twee hal-
ve
-ocr page 353-
TOONEELPOEZY. 33$
ve Reijen dan een Perfoon van wederzyde
fprak. Op deeze twee wyzen volvoerde de
Rei den plicht der Bedryvers zelf, en -c
geen zy fprak diende tot bevordering van
den Handel,die vertoond wierdt, en moefl
derhalven van den Aanfchouwer verflaan
worden.
Zingende doedt de Rei haare intrede,
wanneer zy voor de eerfle maal zingt, die
gefchiedde, wanneer het ganfche lichaam
der Rei, alleen op het Tooneel blyvende,
aanhief te zingen , het welk eigenlyk hec
ampt en de plicht der Rei is.
Aristotei.es dan, fpreekende van de in-
trede der Rei, verftaat deeze laatfle, het
welk hy te kennen geeft een weinig laager,
als hy zegt, dat de intrede der Rei is de
eerfle zaak, die de ganfche Rei gezaamen-
Jyk zeidt. Wanneer nu de Rei iets gezaa-
menlyk zeide, zong zy. En hierom heeft
00k de Heer Corneille de woorden van
Aristoteles overgezet, dat de Prologus is,
dat opgezegd wordt voor het eerfle Gezang
der Rei. Zo dat de Prologus over een komc
niet de eerfle Handeling der Latynfche
Treur-
-ocr page 354-
j52 O N D ERW Y S in de
Treurfpelen, en ook met die, welken by
ons met Reijen voorzien zyn.
Maar in deeze bepaaling van Aristote-
ies is meer aangeweezen de plaats van de
Prologus, dan haar ampt en plicht, en vvat
zy van den Handel des Tooneelfpels moet
begrypen : haar plicht dan is opening te
doen van eenHandel, en den Aanfchouwer
bekend te maaken alles, wat gefchied is
voor het geene hem in het Spel op hetToo-
neel vercoond zal worden, en wat hy wee-
ten moet, om te kunnen verftaan het gee-
ne hy zoude zien ; waar uic blykt, dat zy
meer plaats heeft in de ingewikkelde dan
enkelde Gefchiedeniffen, in fabulis implexis
quam Jimplicibus.
De wys van deeze opening te doen is
van tyd tot tyd veranderd. Sophocles heeft
dat zeer aardigiyk gedaan door de Perfoo-
nazien van het Spel zelfs, doende dezelven
te zaamen redeneeren , daar door zyne
Aanfchouweren bekend maakende,het gee-
ne hen te weeten flondt tot opening van
*c Spel, gelyk gezien kan worden in de twee
Stukken , die de Heer Vondel van hem
ver-
-ocr page 355-
TOONEELPOEZY. 333
vertaald heeft, naamelyk Electra (a) en
Edipus (Z>).
Eukipides heefc zomtyds zyne wyze naa-
gevolgd , en zomtyds daar van afgeweeken,
en veel kunftiger dat uitgevoerd, doende*
of een God met een Kunftwerk ten Too-
neele verfchynen , die den Aanfchouweren
die opening deedt, het welke in den Dollen
Hercules, onder SENECAAsTooneelwerken
geteld wordende, naagevolgt is in Juno,
die allereerfl ten Tooneele verfchynt: of
een van zyne voornaarafte Bedryvers de
voorgaande Gefchiedenis laatende vertel-
]en, gelyk dat gefchiedt in zyn Ifigenie 1M
Tauken, en zyne Feniciaansche Gebroe-
ders van Thebe ,, beiden door den Heer
Vondel overgezet (c), en in zyne Hele-
na
(a) In 't Jaar 1658. tc Amfteldam, voor de We-
dinve van Abraham de Wees, in 410 gedrukt*
(6) In 't Jaar 1660. by de voornoeinde Weduwc
in 4to in 't licht gegeeven , en in 't Jaar 1705. by de
Erfg. van J. Lefcailje in Svo herdrukt met tenige
verandering, in vyf Bedry'ven gefchikc, ten dienfte
van het Amfteldamfche Tooneel.
(f) Gcdtukt, het eerfte in 't Jaar 1666. en h«t
uvecde
-ocr page 356-
33+ ONDERWYS in »*
*ja (d) , daar die Princes vooraf haar ge-
heele leeven verhaaldt.
Plautus heefc ook zomtyds de wyze van
Sofeioci.es gevolgd , zomtyds eenen nieu-
wen weg ingeflaagen, invoerende een Pro-
hgus
, heel van 'c werk afgefcheiden, dee-
ze ging zomtyds voor het ganfche Spel,
en zomtyds kwam zy , naa een deel van
't Spel, als in zynen Miles gloriojus (e) ,
daar een Knecht, in 't begin van de tweede
Handeling, de Aanfchouvvers komt vertel-
len wat *er voor het Spel gefchied was.
Wanneer de Prologus voor het Spei gaat,
komt daar of een Perfoon in of twee, wel-
ken
tweede i6<53, by de Weduwe van Abr. de Wees, in
4to.
(d)  Helena in Egipte, door Gerard Kempher
in 't Nederduitfch vertaald, en te Alkmaar by S. van
IIoolwerf gedrukt, 1737. in 8vo.
(e)  Ludolph Smids freeft een Spel, genaamd de
Geschaakte Cinthia, getrokken (gelyk 'er op den
Tytel ftaat) uic den Verwaanden Krygsman van
Plautus, uitgcgeeven, waarin hy den Miles Gloriofut
van verre gevolgd heeft. Het is te Amfteldam in
't Jaar 1688. by de Erfg. van J. Lefcailje in Svo ge-
drukt.
-ocr page 357-
TOONEELPOEZY. 335
ken te zaamen fpreeken, gelyk hy dat doet
in zynen Trinummus, daar hy, om de on-
deugenheid van den jongeling Lesbonicus,
de Overdaad met haare Dochcer Gebrek
fpreekende invoerdt; gelyk dat 00k gedaan
is in den Nederduitfchen Warnar met de
Pot
, daar de Lar Familiaris, dac is de Huis-
god, dien Plautus alleen ingevoerd hade,
in de Mildheid en Gierigheid veranderd is.
Wanneer hy een Perfoon de Prologus doec
fpreeken, is dat of een Perfoonazie van 'c
Spel, als Merctjur in Amphitruo,- ofbui-
ten 'c Spel, en dat is dan of een God, ge-
lyk in de Aulularia de Lar Familiaris ; in de
Bacchides Silenus; in de Rudens de Star Ar-
fturus;
of een Menfch, als de Poe'et in de
Menecbmei (f); of een verdichc Perfoon,
dien hyden naam van een Prologusgeeft, ge-
lyk in zyrje meefte Tooneelftukken. En dee-
ze Perfoon fpreekc de Aanfchouwers aan,
hen onderrkhcende van het geen hen te
weeten ftaat.
(f) Door ons Kunflgenootfchap, gelyk hier voore
aangeteekend is, in onze taale overgebragt oniier dea
naam van de Gjslyke Tweeunoew.
-ocr page 358-
$$6 ONDERWtSlfcsa
Terentius , naa Plautus koomende j
heefc mede in alle zvne Stukken wel een
Prologus gehecht > doch die niet gebruikc
om de Aanfchouwers te onderrichten van 't
geene zy weeten moeften; maar meeft otri
zich teverweefen tegen zynewederpartyen*
en eens om zyn Stuk den Kykeren aan te
pryzen, gelyk in zyne Hecyra (g).
En om opening van zynen Handel en de
Gefchiedenis , welke voorgegaan was , te
doen, heeft hy de wyze van Sophocles ge-
houden* behalven in twee van zyne Stuk-
ken, als zyneANDRiA en Phormio (h), in
dewelken hy een nieuw flag van Perfoona-
zien ingevoerd heeft,tegen dewelken een van
de voofnaamften, alles wat 'er van te voo-
ren
(g) of deMans-moer, dit en slle de andereB'y-
fpeltn van Terentius zyn door Jacob Westerbaan
in Nederduitfche Vaerzen vertaald, en in hetTweede
t)eel zyner Gedichten , in 's Gravenhaage in 't Jaar
1672. by Johannes Tongeilo in 8vo gedrukt, te vin-
. den.
(£) Deeze Phormio heeft Moliere aanleiding ge-
geeven tot het opiteikn van zynen Scapin, die ooM
in *t Nederduitfch veriolkt is.
-ocr page 359-
T OONEELPOEZY 337
ren gefchied was, verhaalde, en het alzo
mec eenen den Aanfchouweren bekend
maakte. Dusdanige Perfoonazien hebben
de Kunftenaars Perfona Protatica genoemd,
pmdat zy tot de Protafis behoorden. Van
dit flag is de Sosia in de Jndria, en Davus
in den Phormio. By Plautus vindt men
geen diergelyken; maar in den Salomon (*")
van den Heere Vondel zyn de Mooren van
die flag, wien in *t begin die groote vertel-
ling gedaan wordt.
Deeze vvyze van Perfoncs Protatica in te
voeren oordeeldt de Heer Corneille zeer
kunftig, maar hy wilde, om die volkoomen
te maaken, dat dezelve Perfoonazien 00k
tot iets anders in 'c werk dienden , en om
ecne andere rede als flechts toe te luifteren
ingcyoerd wierden. Van deeze natuur,
zegt hy, is de Pollux in zyne Medea. Hy
rail door Korinten om by te woonen hec
Huwelyk van zyne Zufter, en verwonderc
zich*
(i) Grdrukt te Amtkldam , voor Abraham de
YVt ts, lfiiS. in Ato.
Y
-ocr page 360-
338 ON-DERWYSinbe
zich vac Jason daar te vinden , die hy -
jneendc in Theffalien te zyn; hy hoordt van
hem zyne fcheiding van Medea om Kreu-
sa, des Konings Dochter, te trouwen enz.
En dit heeft de Heer Six in zyne Neder-
duitfche Medea naagevolgd en Pollux in
Hercules veranderd. Doch men heefc niec
altyd dusdanige Perfoonazien van doen, en
men kan meermaals op andere wyze de
yoorgebeurde Hittorien bekend maakcn.
Terentius heeft dit maar tweemaal gedaan
in de zes Blyfpelen, die wy van hem heb-
ben.
Van dit flag van Perfoonazien , zegt de
Heer Corneille , dat zy gemeenlyk zeer
moeijelyk te vinden en in te beelden zyn
in de Treurfpelen , omdat de openbaare en
aan al de Waereld bekende Gefchiedenis-
fen , die liun flof verftrekken , van ieder
een geweeten worden ; en dat, indien 'c
gemakkelyk is iemand te vinden , dien zy
bekend zyn om te vertellen , het ni?t ge-
makkclyk is iemand te vinden , dien zy on-
bekend zyn om pn te hoorep. Het tegen-
dcel
-ocr page 361-
TOONEELPOJiZY. 339
deel gefchiedt in deBIyTpeIen,die nietalsin
voorvallen onder byzonderen beftaan,dusis
'er niec lichcer als volk te vinden ,die 't niet
weeten; maar daar is dikwils niet dan een
eenige Perfoon , die ze kan bekend maa-
ken; zo dat men, in dezelven, nimmer ge-
brek heeft van Hoorers, als men ffcof heefc
tot vertellen.
DeGeleerden zeggen,dat onder deGrie-
ken alleen Callus van Atbenen een Prologus
aan net Treurfpel gehechc heefc; doch of
zy op de wyze van die van Plautus of die
van Terentius geweeffc is, is onbekend.
Uit al het voorgezegde blykc genoeg-
zaam, dat de Prologus by de LacynfcheBly-
fpeldichters geheel wat anders is dan by de
Griekfche Treurdichteri volgens de bepaa-
liing van Akistoteles.
Donathus of Evanthius in Prokgom. Te-
rent,
heefc deeze bepaaling van dezelve gc-
geven : Antecedent veram Fabulce compojitiv-
turn locutio;
dac is, een Redeneering, die
voor het rechte zaamenftel van het Too-
neelfpel gaat; en Vossius InJlitut.Poe't. Lib,,
Y a
                         2,
-ocr page 362-
S4o ONDERWYSinde
z. cap 26. § 2. deeze, Oratio, quce ad Spe-
filatures ante Legitimam Fabulam habetur
,
dat is, een reden, welke tegen de Aan-
fchouwers voor hec vvettige Tooneelfpel
gevoerd wordt.
En deeze Prologus der Latynen fleldt Do-
nathus vierderlei, Aaripryzende, Veranc-
woordende, Voorftellende en Gernengde.
De Aanpryzende is, waarin de Tooneel-
dichter of bet Spel ztlf den Aanfchouwe-
ren aangepreezen wordc, als in die van de
Hecyra van Tbrentius; doch die voegt bell
aan een ander dan den Poeec.
De Verantwoordende is, waar in deLas-
teringen der Tegenfpreekers gebrooken ,
of het Volk bedankc wordc voor zyne toe-
juiching, als in die van de Andria en de
meeften van Terentius*.
DeVoorfleiler.de is , die den Inhoud van
de GefchiedenifTe voor oogen fieldt, hoe-
danig de rneefte Prologi van Plavjvs zyn.
De Vermengde is, daar eenigen of al-
ien de voorgaanden in gemengd zyn, als in
die van de Cafina van Plavws, die wy van
Pi. ALT-
-ocr page 363-
TOONEELPOEZY. 34*
Plautus niet gemaakt oordee'en.
Boven deeze vier zoorten van Prologi
heeft onze eeuw noch een vyfde flag, in de
Spelen met Kunfhverken , van de Onduic-
fchen Machines genoernd, ingevoerd, wel-
ken noch verder dan de voorgaanden van het
Tooneelfpel afgefcheiden zy n, en niet anders
begrypen als een lofcuiting van den Vorft,
of groote Perfoonazie, waarvoor de flukken
vertoondzullen worden. Van deezen heb-
ben wy breedelyk gefprooken, toen wy van
de Tooneelfpelen met Kunflwerken gehan-
deld hebben.
Einde van hct Kegcnendertigfle en
laatfic HoojdJluL
V 3                    & &
-ocr page 364-
REGISTER
DER
HOOFDSTUKKEN.
Inleiding.                Opgefteld door
Zynde een Onderzoek en
verge ly king van deToo-
neeljpcelen der Ouden
by die der Hedendaag-
f> Dr- Joannes Bouw-
fcbeDichteren,enVer- meester.
dediging der Tooneel- j
fpelen. Bladz. i - 25 J
I. HOOFDSTUK.
Van bet Einde en de Na-"} „ T               »
tuur der Poezy. 26-30 J Dr.LoDEwYK Meyer.
II. HOOFDSTUK.
maakt.                        J
It Aanhangsel, zynde )
een vertaaling uit Pe- i> Joannes Antonides.
tronius Arbiter. J
2. Aanhangsel, «i£ de )
Rag. xxvii. Part. 1. ! DeSchcpen,Mr.Wn>
•uan Traj. Bokkali- [ lem Blaeu. •
mt vertaald. 31-42 J
-ocr page 365-
REGISTER dek HOOFDSTUKKEN.
III.  Hoofdstuk.                 Opgefteld door
Van de Natuur en Eigen- "j
fcbappm van eon Ge- L Mr< AndriEs Pels.
dicut.
               43 - 48 J
IV.   Hoofdstuk.
Verdeeling der Gedlch- \
ten.
                  49- j 1 j Joannes AntonIdes.
V.  Hoofdstuk.
Van de Natuur en Eigen- "]
/chap van bet Helden- > Joannes Antonides.
dicbt. ■            52-56 J
Tafel , waar in gejteld )
TTdtJhe n^rLJ > Dr.LooEwYKMeyer.
Eigenjchap des 1 oneel- ;
jpels.                           j
VI.  Hoofdstuk.
Van de Nuttigbeid, en't >
Vermauk der Toonesl- <
Dr. Anthonius van
fpelen.
               57 - 63 J Koppenol.
VII.  Hoofdstuk.
Van de Oudbeid , Oor-")
fprong en Waardigheid L Dr. Joannes Bouw-
der Toneeljpelen. 69-74 J meester.
VIII.  Hoofdstuk.
VZet^m %Tt }D^odewYkMeYeR.
Y 4                       IX.
-ocr page 366-
'
REGISTER
IX.  Hoofdstuk.                 Opgefceld door
Van de Eenbeid der Ge- 1 DeSchepen,Mr.WiL-
J'chiedeniJJ'e. 83-91 * lem Blaeu.
X.  Hoofdstuk.
Vande Ongewoonheidder 1
Gefcbieaenije in een > Dr. Moesman Dop.
Tooneelfpel. 92 -100 J
XT. Hoofdstuk.
Van de Volkoomeribeid der "1
GeJ'cbiedeniJJe in 'een J> Mr. Andries Pels.
Tmeelfpel. 101 - 106 J
XII.  Hoofdstuk.
Van de Epifodia, of Ver-1 Dr Anthon1us vjm
■fef. door B?™r- \ Koppenol.
dicbtzelen. 107 -112 J
XIII.  Hoofdstuk.
/^an & Eenvoudige en In- *]
gewikkelde Gejchiede- 1> David Lingelbach.
sj0e.
             113-118 J
XIV.  Hoofdstuk.
Fizw rfe Verbandeling der
Gefcbiedenijfe, naarde
I
Waurfcbynlykbeid en r Di-.Lodewyk Meyer.
Noodzaakelykbeid.
119-130 J
XV.
-ocr page 367-
der HOOFDSTUKKEN.
XV.   Hoofdstuk.                Opgefteld door
Van der Perfoonen, Naa- 7 xr . ._ tr,«„«.„».
men en Rang. 131 -137 / YsBRAND Vincent.
XVI.  Hoofdstuk.
Fas fcef GetaZ der Perfoo- 1 DeSchepen, Mr.WiL-
7Z672.               I38 - 140 J LEM BlAEU.
XVII.  Hoofdstuk.
Van bet Karafter of de ~]
Zeden der Perfoona- >>
Dr. Joannes Bouvr-
zws.
              141 -144 J meester.
XVIII. Hoofdstuk.
/^are de Redeneerinsen. \ _ _
14T-1J4 / Dr.LojDEwYK Meyer.
XIX.  Hoofdstuk.
XX.  Hoofdstuk.
Vande Plaats en van den \ r>A»rr> r ,«^*.t„.~«,
2>*.
             ijp -163 / Datid Lingelbach.
XXI. Hoofdstuk.
Van de Piocafis, Epita- ")
fis en Cata'rophe. f> Joannes Antonides.
164-168 J
Y 5                  XXII.
-ocr page 368-
REGISTER
XXII. Hoofdstuk.               Opgefteld door
VandeBaadenderPer-^^ Anthonius vax
foonazien op bet Too- > Koppenol.
neel.
              169-173 J
XXIII.   Hoofdstuk.
VandeBedryven.m-iH } ^£^l£??MlL'
XXIV.   Hoofdstuk.
FandeTooneelen.Ws-m } Mr. Andries Pels.
XXV. ^Hoofdstuk.
Van de Grootteid eens
Toaneelfpeh.
190-199
XXVI.   Hoofdstuk.
Van ket Tooneel en des-
zelfs Beboeftens, als \ DrXoDEwTK Meyer,
Van bet Tooneel.
Van de Kleederen.
Van de Kunjbwerken.
Van andere Naodwendig-
beden.                           J
Van de Muzyk. 200-204 J
XXVII.   Hoofdstuk.
Van bet Onderfcbeid der , Dr. Joannes Bouw-
Tomeeldic'foen.205-212 f meester.
XXVIII.
-ocr page 369-
per HOOFDSTUKKEN.
XXVIH, Hoofdstuk.             Opgefteld door
Van de Natuur en Eigen- ]
Jbhappen van bet Treur- > Dr. Mobsman Dop.
/pel.
             213-220 J
XXIX.  Hoofdstuk.
Van de Hartstocbten, die "
in een Treurfpel te be-
vueegen zyn. 221-230
L DrXoDEwYK Meyer.
XXX.  Hoofdstuk.
Van de Hartstocbten.
231-249
XXXI.  Hoofdstuk.
Van bet verwekken der ~]
Hartstocbten in een
! Dr. Joannes Bouw-
Treurfpel in 't alge- f meester. •
meen.
            250-259 j
XXXII.  Hoofdstuk.
Welke de voornaamfle
Hartstocbten zyn} die r^.
«
men in den Toeboorder > Dr. Anthoniits van
moet zoeken te verwek- j KoppEN01"
ken.
              260-268 J
XXXIII.  Hoofdstuk.
Hoe men de Nieuwsgie- "j
rigbeid en bet Verlan- ir^-T^^- _**
gen verwekken ml. f DrXoDEwYK Meyer.
269-274 J
XXXIV.
-ocr page 370-
REGISTER ber HOOFDSTCJKKKN.
XXXIV.  Hoofdstuk.
Opgefccld door
Hoe de Nut/le en Ver-
maakelykjte Hartstocb-
ten in een Treurfpel in
't byzonder zyn op te
•wekken.
275 - 288
XXXV.  Hoofdstuk.
Of door de Veruoondering
de gemoederen der Aan-
fcbowwers alzo <wel ge-
r Dr.LoDEwYK Meyer.
zuiverd kunnen voorden
van Hartstochten
, ah
door bet Medelyden en
de Freeze van
Aristo-
TELES.         289 - 295
XXXVI.  Hoofdstuk.
De Natuur en Eigen-
fcbappen van bet Bly-
fpel.
              296 - 299
XXXVII.  Hoofdstuk.
. Welkt Hartstochten in een
en boeda-
Blyfpel zyn
die vtrwekt moeten
nit
•VAN
■den. 300-304
Dtephout.
j
XXXVIII. Hoofdstuk.
Van bet Toneelfpel nut • 1
Kunjiwerken. 305-328 J
XXXIX.   Hoofdstuk.
• J7a»M'roIogus.329-34i / Dr.LoDEwrK Meyer.
*dt. 3 ^£<f
cr