■
|
||||||||||||||||
VERLOSTE
JERUZALEM,
VAN
TORQUATO TASSO:
Vertaald door
J. DULLAART. |
||||||||||||||||
^5!f?3; 5^^3
|
||||||||||||||||
Tot ROTTERDAM:
ii , i i i.M .
Bij Joannes N^sranus, Boekverkooper
op'tSteiger, oYerdcKopmbssrs; 1,658, |
||||||||||||||||
"" .....■ ■ "■.'■'^sfMV'TTfli
|
|||||||
........ " ^T?"7"
|
|||||||
Denhoogedele, 7velgebooren,ge-
jbrengen Heery h e e %^
Daniel vanWYNGAARDEN,
Heere van Moermond, vjlmba&tf*
heer van FFerkendam, Heer in %Lncjft > ZS(oordteelle, Zuid- land, 0*c. $aljuenT)ijf(graaf over de Stede, Louden, en Cfroot- Water/chap van Woerden, &*c. >OOGEDELE HEER,
Hierbrengik,ten
iallerlaatften_>, do
(a) 3 groot-
|
|||||||
grootftePoeet van het geze-
gendItalic^, voor Uw Ed. oogen_j- maarzoo van zijn eerftenaardontaard,en jam- ! merli j k mishandeld, dat U w Ed. hem mogelijk nietken- nenzult; evenwel, mijn_-» Heer, is het die doorluchti- geMan, die van Pauzen_>, | Konmgen5Hartogen, Prin- cen, Graven en Kardinalen, is om ftrijd verzocht en aan- gebeden geweeftY Dien__, Man,die denKardinaalHyp- politusAldobrandini (tor" \ de waardigheid van Paus, [ onder.de naam vanKIemens de
|
|||
de VIII. gekomen zij ndo)
in een openbaren Triumf, metdeLauwerkroon, op't hooge Kapitool, als Hoofd- poeet van die gelukkige ge- weften-;, wilde doen kroo- j nen, en daar de Zegeftacij al toe bereid wierd, indien-* d'onmedogende Doodhem van die glorij niet beroofd had-, Dat gelukkig Vernuft, 'tgeenechter, als een twee- de Nazo, ellendigfchip- breuk, in de gevaarlijke Zee der liefden, geleden heefH r—w • . O
ZijnGoddelijk ]eruzalem,
datTurken, Arabiers,Span-
(a) 4 jaarden
|
||||
jaarden enFranffen in haro
Taal lezen, heeft de geheele Wereld met verwondering geflagen 5 en is, buiten alio reik van opfpraak, door do Faam, zoo hoog in top ge- dragen,dat alle gehate lafte- raars, die hem zelfs in zijn leven zoo benijden, nooit^ een weinig de edele luifter^ daar van hebben kunnen bezwalken. Deberoemfto Geeften van de voorlede en deze tegenwoordigeeeuw, noemen't het volmaakfto Werk dat ooit in Italien uit- ging. Enzeker, diewelop |
||||
............ -........ — • ........'
alles acht flaat,zal be vinden,
dat hij nooit tegens de rege^ len, died'Aalouwde Waar- fchijnelike noemen, gegaan heeft. Zijnvergelijkingder Dichtkunft., tegens d'inwer- pende verzierfelen, toonen genoegfaam de wonderen van dat heerlijk Vernuff, en op hoe veel wijze hij zijn geeftige verdichtfelem, aan alles weet toe tepaflen. In dit uitftekende ftuk, is hij o- ver al zijn zelve gelijk,en als een bruifende Zeeboezem, die nimmer verflaaud, nriaar altijd toeneeemr', en zijn (a) 5 fchui- |
||||
fchuimende ftroom in d'o-
pen Zee uitfchiet. Alles is na de rechte maat, en regel- kunftig aan een gefchakeld 5 en ijder Perfoon, die hij irt- voerd, 't zijChriften of Hei- den, wreed of barmhertig, foddeloos of vroom , zijn_^
leed en gedaante zoo wel aangetrokkcn^datzij zelfin wezen, het niet beter zou- den konnen uitbeelden. Ik wil geen getuigeniffe van_» vermaarde Schrijvers, oiib des Poeets achtbaarheid een glanste geven,ophalen; Uw Ed. wakker en deurzichtig oordeel
|
||||
-----,------ ---------■■■ - -^!,^
oordeel, dat ijder ding nade
rechte maat keurd, en zon-
der eenig vooroordeel, zelf
de zakenzijner part ij en, al-
ajdnadewaardefehaf., zal
ongetwijfFeld, in't overwe-
gen van de ftoffe, wel zien»
in hoe veel verfcheide we-
tenfchappen en kunften dat
geleerde Verftand is ervaren
geweenV. ZijnwijzeZede-
werken, zijn vernuftigo
t'Sanlenfpraken, en aartige
befchnivins; van den Edel-
aom_,, zijn daar onweder-
fprekelijke proeven genoeg
af. VoormijJikbeken,dar'
door't
|
||||
door't vermaak, 't welk ik
in 't lezen van zijn bravcn ftijl , en onnavolgelijko gedachten, gehadheb, een gedeelte van mijn moeiten verzoet is. Het aaloud en deurluchtig Geilacht, daar hij uitgefproten is, heeftmij Jbewogen , om dit adelijk Werk, aan niemand, als aan een van de oudfte Huizen in onsLandoptedragen; daar onderhetuwe, mijnHeer, geenfints het minfte is, heb- bende de aanzienelijkfto Ampten van onzen Staatbe- kleed • en een lange rij van jaren
|
||||
jaren herwaards een Lid der
Ridderfchap geweefl; ; en wij hopen dat deze over* ouwde Statu, in Uw Ed. zijn Takken breeder zaluitbrei- den, om die zelve dienften, aan dezen vereenigdenStaat te doen, die Uw Ed. Voor- zaten bij der Graven tijden, tot koften van haar bloed en leven gedaan hebben. Waar van wij alreede merkkelij- keproeven in u, mijnHeer, beipeuren 5 die den ver- ^oekende gedienftig, den geringen beleefd,den armen milddadig, den rechtvaar- digcn
|
||||
digen een Handhaver > en-j
den Verdrukten een Voor- ftander zijt. En zoo het ooit gebeurde, datdeChriften* heid, die nu t'ellendig ver- deeld is.die felfdegeruftheid envredo, dieGoDiFRooy* en andere Chrifteprincea_> beleefd hebben, quam to {make n,dan mogten UwEd. Nazaten, met andere edele Spruiten, op het voprbeeld van de doorluchtige Stam^ mender Egmonden en Ar- ke ls, mede onder denChrr ftelijkenSanderdoptrekken, om onzen gezworen Erfvij- ■■'*> and, . _______.-J
|
|||
and, op nieuw, dat verisaai'-
de Jeruzalem uitdeklaau- wen te rukken, en't geperfte Chrifiendom, van zijn drei- gende fabel en flavernij to verloflcn; waar toe ons d'al- lerdoorluchtigften Staat van Venetie, zoo kloekmoedig, het fpoor baand. Ondertuf- fchen wil ik hier van den-» voortgang verhopen, en ai- tijdblijven_», HoogedeleHcer,
TJwEd. ootmoedigilenen
,to vcrplichtftcn Dienaar W>iri<tm, 1657.
'^XXXVtnWith J. DULLAAKT. |
|||||||
^f Aan
|
|||||||
oooooooooooooooooooooo
|
|||||||
Aan den_>
L E Z E R. |
|||||||
•ESCHEIDE LEZER, J'jfj
I Ji aw/ «to Werk van dez>en beroem*
I den Dichter nlet aanprtjz,en, noch geen ^ /<*«£« Vomreden maken opt fto over mtjne mljjlagen fontfchuldigcn'} alleen wilik * dat venvittigen, datik voor dex,en, z>p» nuen dan, fomtijds een Vershgngerijmdheb, na yet verfianddat mij gegevenu, enJatikineenledigentijd, ophetLandivo- nende,ditVERLOSTE JERUZALEM met vertalen voleindigd heb; na dat ik over vier ofvijfja- ren, eens een proefvan het veertiende Gez,ang, daar opgedaanhad, ,tgene mijz-oo beviel, datik, totmt/n eigen vermaak, hwwende Diane aan Apol, voor mij nam het te voleindigen, doch met geen voornemen van hetooit in't licbtte brengen. tjfyfaar, gelijkhetge- meenelijk
|
|||||||
L E Z E 1
tneenelijk met defchriften ah met de menfchengaat, «*
fomtijds voor haar nemen dit of dat te doen, ofte Z,ulk een perfoon te gaan begroeten, daar van iveerhouden Ivor den; 't z,ij dat haar op iveg eenige goede bekende be- pgenen, die haar elders lei den; of't z,ij dat eenige ivee'i*' Jftoed haar in hlur voornemen verhinderd. Altijd is't mij, efomveelbetertezcggen, mijnVertalingzOoge* gaan, die van eenige vrienden ben verxocht engeperff genteel} (mogeltjk om haar eigen z,inUjkheid te voldoen) dez,c Oversetting in d'ongcfiuime Zee der lafleraren te zenden, en mijn geovaande Nachtuil in heldre %onni- (Irakn te doen komen. Vertaalders zip veelti]ds ah hoo- ge boomen en fpitfe bergtoppen, die van form en onivetr gebeuki en bevochten worden; want indien maar een ivoord ivat duijler vertaald, en nahet vtrfandvan- eenige niet wel uitgeleid is, dan willen tertlondfommige, neufivijze Letterziftcrs denOverzetter villen en bradnt en fchelden hem voor een graven Plomperd, die noch de taal niet en verfiaat, noch veel minder bequaamheid heeft, om onzeNederlanders iets gee figs in te boezemen^ enwanneerhet, gelijk'tfyreekwoordzeid, eensopeen toegrijpen kgmt, en datfe het verbeteren zsmden, dan fiaanze enzien aheenEzeldie Wijwatergezopen, of een die de k.aart vergeven heeft. Doch dezen aard van lieden zip zoo onbefchaamd, datfe zelfs dtgaauwfte Vernuften van ons land derven aanvliegen, en den be- rotmden Vond'kl, die Virgilius, na'etoordeel van veel geleerde Ulfannen, zoo heerlijk vertaald, (b) eft
|
||||
'I Aan den
en z,ijngeefiige zwier zoo deftig uitgedrakt heeft, is 'er
Z,elfniet vrij afgeweesl, en heeft moeten lijden dat z,ijn hunjlige Vertalinge meenigmaal gehekeldengerofkamd is. TOeze onbefchaamde maken nieteens het onderfcheid dat*er tujjentwee verfcheide talents, enivanneermen de aartigheid der lettergreep wil uitdrukkgn t dat men dan zomtijds heel van woorden veranderen moet, om den z,ineengeefiigen zwier tegeven. Dochdeze lafterziekg <verbijgaande, wiliku befiheiden L E Z E, R z,eggen, eerdatjemij, ofdooreenvooroordeel, ofuit eenen aangeboren haat -van geringe dingen te verach- ten, "Van verwaandheid maogt befchuldlgen, dat ik z,ulk een heerlijk proefjluk der Poezj heb damn aan- tarnen, zoo ivil ik u maar z.eggen, dat het mijge- gaan ts als haar, die aan een heerlijk opgedifchte ta- fel zitten, en lekkgr Vfildbraad, voor mager zenmv- achtigojfenvleefch, keuren; en hoevtelze met een boerjje bandongewoonzijn die edele leden, nadeneifch, font- leden, en hier en daarjlechts eenftuk uitfcheuren enpluk; ken, 'tgene haar echter x,oo welfmaakt, als of het met de afgerechte hand van een kunfiig voorfeiifder ontleed •was; alz-oo heeft mi} T A S S O, onder veelberoemde Dichters en Poeten » de bejle aangejlaan, dies ik hent uitgekiptheb, om mijn honger, ofiveleerlust, tever- zadigen; en fchoon ikjhent in onz,e Nedtrduitfche taal jttiiiniet na behooren gehandeld heb, echter heeft dat nietbeletmtjinmijnvermaaktevergenoegen. OordeeU dan hem van hem, die noch van Poezij, nochvanver- taling
|
||||
L E 1 E R.
taling, zijngetvobntemaakt, endiedooranderebeUt?
felen belet is, om de vobrbegange mijjlagm ttfcha<ven en te iiijlen. Keerd ondertujj'chen de Drukmifflagen ten bejien, en vergenoegdu met de heerlijke gedachten 'Vaji den beroemjlen Toeet z,ijner Eemv. |
||||||||||
'
|
||||||||||
KsM
|
||||||||||
(4
|
||||||||||
....
|
||||||||
-----
|
||||||||
Kpn Ferhad uz/p ; "
TORQUATO.TASSOOS Leven_>» ND1EN de brave boedanigheden
vandegeboorteendeziel, Zeldenop den trap van volmaektheid t'famen- gevoegdzijn, dan zalmen wcl wei- nig menfchen vinden die, die zoo vol- komen bezeten hebben als Torqua- to Tasso, Zijn Vader Bernard genaamd, zoo wel door zijn wetenfehap als deugd beroemd, was van her. geflacht van Torre, 't welk een vande deurluchtigfte Huizen van Iralien is. Zijn Voorou- derswareneengeruimentijd Heerenvan verfcheide Sreden vanLombardijen, en zelf vafihet Hartog- dom van Milanen. Maar eindelijk, ri4 datfe verdre- ven waren door de genen, die feder Markgravenge- weeftzijn, vertrokkenze in den berg T asso, tuflen K-omes en Bergamo gelegen, daar van zij die beerlij- ke naam, die haar door alde wereld bekend heefrge- (b) 5 maakr,
|
||||||||
..... . ... -,..■ HetLevewvan
maakt, ontleenden. Het vervallen van het Huis
v&n Ferrant Sanfeverijn, Prins van Salerhe, verr fcpndenBernard, diezijngeheimfchrijverwas, hem tot Napels te bfegeven, daar bij eenigen tijd daar na, met PoRciAdeJlossi, eenJuffrouw vandoor- luchtigen Ho^e,- en die de Moeder van Torquato was, troqwden. Hij wierd van haar gebpren in't Jaar hUDXUlV, den clfden van Lentemaand., ontrent den middag, ^elijk hij zelf getuigd in een brief, die hij aanAskaan Mori gefchreven had. Surr rento was zijn geboorteplaats, daar hij denheiligen doo,p antfing t en den beroemden naam van Tor? Quaat heefthij meer achting door zijn gefchriftenge- gevcn, als d'aalpudheid aan die van Manlius, die hij tot vprgelding van zijn dapperheid voerde. Een weinig hier na, droegen zijn Vader en Moeder zorg pm hem tot Napels tedoenveryoeren, daar hij, ge- duureridezijnjcindsheid, opgevoed wierd. In'tber . gin van zijn ja,ren zag men hem zoo ongemeene din- gen doen, dat zoo Veel als voorteikenen van zijn ede? legeeft waren. Wanthebbende naauwelijkxdenou- derdom van zeven maanden bereikt, begpn hij ver- icheide woorden zpnder ftamelen, gelijk als andere kinderpn gewppn zijn, uit tefpreken : jazoo ver, dat mpn gezeid zouw hebben dat hij wel ter fhee" ant- wporden op't gene hem ge vraagd was, en't gene hij Wilde uitdrukken. Men zag nem n'et a's zelden fachen, offchreijpnj en het fcheen ajreede dat hij in
|
||||
ToRQJJATO TASSO.
in die teere jeugd, van zijn zelve deed, al'tgeiie
zijn Vader en Voefter van hem zouden kunnen bege- ren. Hij had zoo grooten en fchrandere geeft, dat zijngenegendheid hem van zijn derdejaar, natuur- lijk met de andere kinderen nade fchole dreef. Hij had Jan d'Angeluzzo tot Meefter, een man van rmd- delbare geleerdheid maar van uitftekende vromig- heid ; dien zijn Vader dezorgbeval, hebbendeeen reizein't Hof van KeizerKarel de vijfde te doen, met den Prins van Salerne. Wederom van Napels gekomen zijnde, bevond hij dat zijn Zoon in de let- terkunft genoeg ervaren was, om hem in de openba- re fcholen te oeftenen; 't welk hem bewocg, om hemindevergaderingderJezuijten te zenden, daar hij zoo wel toenam, dathij inweinigtijds, volko- men de Latijnie taal leer den, en een goed gedeelte van de Griekfche; zulkx dathij op zijn zevende jaar, verkheide maal in't openbaar, redenen en gedich- tenopzijnwijze uitfprak, totgrooteverwondering van diehetaanhoorden. Maarhetongeluk wilde dat zijn Vader gedwongen wierd uit Napels te trekken , omden Prins van Salerne in zijn quadefortuin tever- gezelfchappen, en dat T orquato in zijn eerfte jaren, in deze ballingfchap hem vergczeirchapten; daar Bernard en hij toe veroordeeld, en voor wederlpan- nige, door openbaargebod , yerklaard waren. Hij gmg dan na Roome met zijn Vader, die hem te jong acnte, om de moelijkheid van zoo langen reis te (b) 4 ver-
|
||||
Hit Leven van
verdragen, die hij na Vrankrijk met den Piins ging
doen, beramende hem in deze beroemde Stad te la- ten , onder het opzicht van Maurits Kataneus, Edel- man van Bergamo, op dat hij door zijn middel de ge- fchiktheid der goede zeden, bii die van de menfche- lijkebrieven mogt voegen. Gelijk hij in der daad hem y.oobeqaaammaakte, datboven dien hij volkomen dezeden doorhet voorbeeld van Kataneus leerden , hij hem bevond op zijn twalefde jaar alreede te kun- nen, d'aanlokkehjkfle tuchten, alsdekunftvanie- mandietsinteboezemen, van vaarzen te maken, en van te redenkavelen; daar hij de kennifle van verkre- gen had, door het lezenvan verfcheide Griekfche enLatijnfe Schrijvers. OndertufTen vernam zijn Va- der, die in zijn wederkomft uit Vrankrijk in Italien, hem in het Hof van Wilhelmus Gonzagues, Hartog van Mantua <, begeven had , de dood van Porcia de Rofli, zijnHuifvrouw; diebemuitnemendegevoel- lelijkwas. Eindelijk verzafte deze bitterheid, door het wonderlijk vergenoegen dathij had in't zien, dat zijnZoon meerenmeerindeloopbaandereer, kunft endeugd, toenam. Om hem noch meerderaan te prikkeien, beraamde hij hem na Padua te zenden, cm inde Rechtente ftuderen, in't gezelfchap v<m ScipioGonzages, diefederKardinaalwierd, eneen van de bezonderfte vrienden van Taflb; van wiens vriendfchaphij verzekerde proevenontfing, in ver- fcheide khnkdichten, die tot zijnlofgemaakt wareru Gelijk
|
||||
ToRQUATO TaSSO.
Gelijk hi] van een vierige nacuur was tot degeleerd-
hei3, ■ vorderden hij zoo wel, dat hij op zijn zeven- tiendejaar, dewaardigheidindeRechten, Filozo- fije en Godgeleerdheid nam, en openbaar werk vatt dezekunften maakten, totgrooteverwonderingvan deGeleerde derhooge Schole van Padua. Maar he« laardaarna was geheel Italien nochveel meer ver- wonderd , zijn heerlijke Poezij, REINOUT genaatnd, tc zien , 't gene hij bij na tegeU zijn dank Ml't licht gaf, om dat zijn Vader niet wel vergenoegd was; en niet endeeals omden Kardinaal van Eft te believen, diehij'ttoeeigende. Doorditwonderlijk proefftuk van zijn geeft, 't gene hem in de algemee- ne achting van de geleerdfte mannen, van zijn tijd , bragt, endoordegeduungebrievendiehijontfing, maar veef meer door de nacuurlijke genegendheid die hij had om vaarzen te maken, liet hij zich geheel tot degeleerdheid derPoe'zijeen derFilozofijevervoe- ren, ophetvoorbeeld vanPetrarchaenBokatius. En om berertijd te hebben , verliet hij het gebruikvan de Rechten, en ging na Boulonje; daar de voornaam- fte Heeren van deftad , en degeleerde van dehooge Scheie, middel hadden gevonden omhem daar te irekken, ophet verzoek van den Onderlegaat, Pe- ter DonatoCefi, die fqder Kardinaal wierd. Daar pragt hij eenigen tijd door in hem t'oeffenen in alder- nande wetenfchappen, der hoogc en openbare Schb- jenj Zulkxdat'ergeenftof, hoe moejelijk datfe was, (b) ? of
|
||||
Het Liven van
of hij ovejrleize vicriglijk, om daar in verlicht te worden, voomamentlijk her geen de Poezij raakten, gelijk hij zelf getuigd in zijn eerftcBoek der Helden- dichten. Maardezewonderlijkeaangenaamheidvan geeft, diemeninzijnommegangbefpeurden, ver- oorzaakten dat Scipio Gonzages, de waardfte van zijn vrienden, omzijn afwezen verdrietig zijnde, hemuitalzijnzielbezwoer, dat hij zichuithet ge- raas van Boulonje zouw begevenen wedcrte Padua komen, om met hem geruft te leven in de zoetigheid der geleerdheid: 't welk hem Taffo zeer gaarne toe- ftond, ditnieteerlijkkunnendeweigeren, nochaan' haar gemeene vriendfchap,noch aan zijn eigen geeft, die hem natuurlijk een ftil leven deed beminnen. Hier was't daar hij zijn t'famenfpraak begon te fchrijven, met zoo een zuiverenftijl, en vermen- ging van zoo zoete en aangename gedachten, dat het niet mogelijk is die te lezen zonder te roemen. Zoo fchrander was hij om den Filozoof met den Poe'et te doen evenaaren. Hier maakte hij't ont- werp van zijn Jeruzalem, en ftelde de grond- veft, van den lof die hij voor hem nam aan den Hui- ze van Eft, indiegoddelijkeen onnavolgelijke Poe- zij tegeven. Daar hij hem zeker toe verplicht vond, door de grootmoedige genegendheid, die hem den Kardinaal Louijs en Alfonfus den tweeden, laafte Hartog van Ferraren, toedroeg, en die beide om ftrijdhaar beft fchenen te doen, om hem blijkclijke kenteikenen
|
||||
T0RQ3ATO TaSSO.
kenteikenenvanbeleefdheid, achting en goede willc
te geven. Ondertuflen befnoeide hij fcherpzinnig zijn genegendheid tot deze twee broeders, die hem eindelijk baden dathij 7.ich te Ferrare wouw komen neerflaan j zulkx dat hij 'er na toe ging om haar te ver- genoegen, hebbende noch maar den ouderdom van tweeeotwintigjarenbereikt. Hij vvierd van den Harr tog met zooveel eeren zoo veel blijkelijkeproeven van zijn vriendfchapontfangen, dat'er geen twijf- fel aan is, dat de grootfmoedigheid van dezen Prins, de ongemeene verdienften van dezen grooten man niet zouw beloond hebben, zjoodequadeftar, die hem feder op een vreemde wijze vervolgden, nu door fciek-ten van't lichaam, danweder door die van de £eeft, haar niet wreedelijk tegen zijn ruft en zijn goed geluk, gefteld had. In het Paleis van dezen Prins, het gene een befchermplaats en een Parnas voor zijn Zanggodin was, vorderdehij zeerzijn Je- ruzalem> en maakten het eerfte deel van zijn Mengelwerken in Vaarzen en in Froze > die men wel naaftdaar nadrukten, tot groot vergenoegen van de gaauwftegeeftendiein Italienwaren. 'tGebeurden hier na dat de gelegendheid zich aanbood om een reis in Vrankrijk te doen , daar hij den Kardinaal Louijs, dievandenPaus GregoriusdeXWgezondenwierd , inde hoedanigheid van Edelman in vergezelfchap- ten. Geduurende de tijd dat hij in't Hofwas, ont- nnghij baarblijkelijke teikenen van de grootshartig- heid
|
||||
..... ----
Het Leven van
held vanKarel de negende, en van de bijzondere
achting die hij van goede brieven maakten. Want boven dicn dat hij de wonderlijke lichtigheid roem- de die hij in't maken van de Vaarzen had, en het ver- ftandig fpreken vanalle dingen, zoo oordeeldehij I itch verbonden te zijn die groote lof t'erkennen, die
hijaan zijnLandaard gegevenhadind'overwinnin-
ge van Godefrooy. Na dat hij tenigen tijd in Vrank- rijk geweeft had, vertrok hij in't gevolg van den Kardinaal, die hem weder rechtnaFerraren brogt, daar den Hartog uitermaten verheugd was in hem weder te zien, en op nieuw proeve van zijn goede genegendheid gaf. Te zijner aankomfte verbond hem de eerbare ledigheid, diehijzoobemindo zich weder tot de geleerdheid tebegeven, zulkxdathij den vollegende winter zijn AM I NT AS, of zijn Veldvercierfel maakte, 't gene vertoond wierd, en met algemeene lof en handgeklap toegejuicht. En zeker het was niet zonder red en, dat zoo een vol- maakten werk, de ooren en de geeft, van die het aanhoorden, betooverden. Wanthetwel overwe- gende, zal men bevinden, dat het een Poezij is, die in al zijn deelen is volmaakt; dat zijn Mak«r d'onder- vinding niemand als aan zijn zclven fchuldig , en ' dat de itofte Zoo heerli jk is, dat hij in die zwier van fchrijven roemen mag, d'aalouden en de tegenwoor- dige te boven gegaanhebben. Dit toondzich klaat* genoeg in de werken van Theokritus, Virgilius, Sannazarius
|
||||
ToRQJIATO TASSO.
Sannazafius en andere Poeten die Harderskouten ge-
maakt hebben j men zalder niet een volmaakt ver- zierfel in vinden, dat'ste zeggen daar dedaadge- heel is geweeft, detijd opgemerkt, den band t'za- ; mengevoegd en ontknoopt gelijk 't behoord, en het geheele werkftuk in meenigte vervuld, 't welk de noodwendige partijen zij n, en zonder de welke men niet zeggen kandat eenPoezij inzijn paleniS. Hij maakte dit Proeffluk op zijn negenen twintigfte jaar, 'twelk een rampzalig jaarvoor hem was, in het welke hem de fchoonbeid van een groote Juf- frouwheimelijk ontfonkten, met het fchoonftevan al het lijden. Uit deze hevige licfde, die hij in't ,. diepft van zijn hart zocht verburgen, enindeftilte begraven te houden> vermits dat het voorwerpfel 't gene hij beminde boven zijnen ftaat was, groeiden in hem j gelijk als in een tweeden Ovidius, zijneer- fte ongelukken die zijn andere onheilen mede rukten, Evenwel wat moeiten dat hij dee, orn het geheim van zijn liefde alleen bij hem te behouden, echter kon hij't zoo Wei niet doen, dat m'er niet eenige giC- finge door Zijn vaarzen uit trekken kon 5 daar hij dik- maals de naam van Eleonpor verhaalden, dat men't daarvoorhield> datdeJufFer die hij diende zooge- naamd was. 'tIs waar, om'dat'er in't Hof drieEleo- noraas van uitnemeride fchoonheid waren; daar vah deeerftedezufter vandenHartogAlfonfuswas, de tweede, dochtervandenGraafvanSala, endedar- de
|
||||
------------
|
|||||
Het LeVtH van
deeen Staatjuffer vandePrincefleEleonofavan Eft,
Zoo Icon men nietwelte rechtoordeelenwiedatvan dc drie hct bezonderfte van hem bemind was. De Ho- velingen niet te min, die door een gedreven haat en afgunft, zijn daden verfpieden, hidden't onder el- kanderen, dathij de Princes Eleonobr van Eft bemin- de, die nimmermeer de grootheid van haar moed onder de wetten van iemand had willen buigen, eri altijd het trouwen geweigerd had > en geruft in het gezelfchap van Princes Lucrees, haar oudfte zufter , leefde. Maarwat gevoelen dat men van zijn verbur- ge lijden had, het is Zeker dat hij eenige jarengenoeg- laam vergenoegd, en in zijn liefde te vreden w as. In dezentijd, diedegerufte enhetbeftevanzijnleven was, voleindigden hijzijnJERUZALEM, 'tge* ne men hem uit de handen rukten om het geheel in dendrukte brengen. Want naauWeli jkx had hij ee- nige Gezangen gemaakt, of de Boekverkoopers lie- ten die terftond tegen zijn wil drukken, en zonder hem de tijd te geven van die te overzien. Om Wei van de verdienften van zoo heerlijken Werk te oordee- len, zal het genoeg zijn maar te zeggen, dat zoo haaft als het gedrukt was, de faam de wonderen daar Van door de geheele Wereld verbreide. Daaronwe- derfprekelijke proevea af zijn de Vertalingen, die daar van in verfcheide talen gedaan zijn, gelijk als in'tSpaans, in'tFrans., in'tTurkx» en zelf in't Arabilch. |
|||||
W --------------------—------—---------
Torq^tato Tasso.
Maar gelijk een groote (liltegemeenelijk vaneeil
grootonweder gevolgd word, zoo gebeurden'tdat hetgoedgelukvanTaflb, door dedood van zijn va- der Bernard verftoord wierd, die hij op zijn dartig- |te jaar verloor. Bij dit ongeluk wierd twee jaar daar na, eenandergevoegd, 'tgeneveelgrooterwas, en hern toe quam door de trouwloosheid van een Edel- manvanFerraren. Dezenongetrouwenvriend, die hij zijnverburgenfte gedachten pleeg te openbaren, hem een eerlijk man en zijn eer waardig achtende, was zoo qualijk beraden, dat hij eenige bezonderhe- dcn van zijn liefde, die hij hem in't vertrouwen ge- zeid had, aan den dag brogt. Het welk TafTo be- richtz'tjnde, hem hier over uitfchol; enziendedat hij tot zijn onfchuld nieteen waarfchijnelijke reden bijbrogtj jazoover, dat hij door zijn gelaat betuig- den hem daar weinig mede te bekommeren, zoo verr ftoorden hem deze lichtvaardigheid zoo zeer, dat hij zjch niet weerhouden kon van hem een klap te ge- ven, Zelf indezaalvandenPrins. Dengehoonden Edelman wilde de hand niet aan't zwaard flaan, om dat hij in't huis van den Hartog was; maar giag daar terftond uit en lietTaflb uitdagen. Dit lijfgevecht begon door een bedrog, dat hem zijn vijand dee, die zoo haaft niet in't veld gekomen was, of drievan zijn broeders vlogen toe omhemte helpen. Taflb haarziendeaankomen, verloor, nochhetoordeel, noch de moed niet, maar in tegendeel vcrdubbelden zijn
|
|||||
- - --- ---— ---——
|
|||||
• Het Lttim van
fcijndapperheid in't gevaar ; en hoe wel hij met v*ier
tedoenhad, echterliethij niet na zich wel te verwe-
ren en twee te quetfen j en mogelijk zoude hij de an-
dere mede zoo gehandeld hebben, zoo daar geen
volk was aangekomen diehaar gefchciden had. De-
ze daad eindigden met de vlucht van de vier ge-
broeders, die feder gebannen wierden, enalheur
goederenverbeurdverklaard. Aangaande Tailo, hij
was van deze daad niet eens onfteld, die hij als een
man met eeren gedaan had, en vertrok zichinzijn
gewone Herberge, daar den Hartog zijn Meeftcr
hem wachten beftelden, om hem het uitgaan te be-
letten, enhem voorzijnevijandentebevrijden, die
hij will dat machtigwaren. Maarhij, diede mei-
ning vandenPrins geheel andersuitley, ging hem
inbeelden dat hij hem veel eer gevangen hiel, om
hem van de verwaandheid van zijn lierde te ftraffen,
als om de reden dat hij gevochten had. Dit dan in zijn
geeft gedrukt hebbende , joeg hij zijn zelve een
fchrik aan, en nam voor hem om heimelijk zijn
wachten teontfluipen. 'tWelk hem zoo wel geluk-
ten, dat hij middel vond om onder de gtinfl: van de
nacht, uit Ferraren te vluchten; hij ging recht na
Turin, daar hij voor hem nam een andere naam als
dezijnetevoeren, die hem door al de wereld bekend
maakten. Evenwel konhij niet Iang verburgen blij-
ven, om dat hem eenige vaarzen ontllipten die hem
ontdekten. 't Welk d'oorzaak was dat den Hartog
hem
|
||||
TORQJIATO TaSSO.
heni terftond deS zoeken, en dat hij hem eerwaardig
in zijn Paleis ontfing, daar hij hem huifveften. Maar wat onthaal dat hem de voornaamfte van hetLand deden, die doorhaaraanbiedingenenbezoekingen* hem alle becoonden in wat achtinge dat zij hem had- den, evenwelwashijaltijdineenongeruftheid, en wreedelijkgepijnigd van twee onbewegelijke Than- nen, dat de Droef heid en het Wantrouwen tfas. Ook lietenze hem niet lang toe van deze gunften van dien edelmoedigenPrinstegenieten > en hem uit net Hot van den Hartog dedeii vertrekken, om te Roome te komen. Hij begaf zichdan alleen op denweg, en le£ veel in deze reize, ter oorzake van zijn ongezond- heid, envandeverburgeongenuchteridiehij in de iielhad. Eindelijknadathij'ergekomenwas, wil* de zijn goed geluk, dat hij daar gehouden wierd in het Paleis van den Kardinaal Albano, om daar te wo- nenmetMauritsKaraneus, zijnoudevriend* ihhet Zelfde huisdaar hij zijn kindfheid in deurgebfacht had. Hij wierd van d'eenen d'ander, metallebe* tuigenifTe van genegendheid ontfangenj en het is niet tegeloovenhoe aangenaam dat zijn komft te Roome aan al het volk was. Geduurende den tijd dat hij daar •Verbleef, ontfing hij ongemeene eertekenen, van al het volk van ftaat, en daar was niemand, zelffot <3e geringfte lieden toe, die niet toeliepen omzijn angezicht t'aanlchouwen, zoo veel macht heeft eeri f roote deugd, om zich van al de Wereld te doen prij- (c) Zen,
|
||||
. .-----------_ -----
ToRQjJATO TASSO.
Zen, en van de gene zelf die die maar in fchjj n beken*
nen. Eindelijk hebbende eenigen tijd te Roomen in den openbaren lof en toejuichingen doorgebrogt, namhij voorte vertrekken, enna Surento zijn ge- boorteplaats te gaan, om eenige van zijn vrienden te bezoeken, en voornamelijk zijn zufter Kornelia. Hij vertrok dan terftond, onder dekfel van een fpeel- reisna Frefcatite doen, daar hij op eenavond uit- ging, en gedwongen wasde nachtindehuttenvan eenige harders door tebrengen. Zijn droevigen aard, die van oogenbliktot oogenblik hem eenige nieuwe argwaan verbeelden, dee hem beramen van kleede- rente veranderen, zulkx dathijdes anderen daags 'smorgens, hemvermomden metde kleederen van een van zijn waarden. In deze toerufting, die hem voor een Apollo zouw hebben kunnen doen door- gaan, toenhijdefchapenvanAdmetushoedenj ver- volgden hij zijn weg te voet, en ging al flepende voord, met groote moeiten tot Gajette, omdathij deze moeihjkheid nietgewoon was. Hierbij geluk een fchip vindende datna Surento toewilde, begaf hij zich t'fcheep, en na dat hij al de nacht gezeild had, quam hij des anderen daag 's morgens in de Scad. 'tEerfte dat hijte zijner aankomfte dee, was na'et huis van zijn Zufter te gaan, en hem aan haar bekend makende, veroorzaakte, het onverwacht gezicht van zoo goeden Broeder, die zij met al haar hart be- minde, de grootfte vreugden die zij ooit van haar le-> ven
|
||||
,___-----------—
ToRQTJATO TASSO.
yen ontfangen had. Nu hoewel de ichoonheid van't
leifoen en het vennaak van de plaats, machtige aan- lokfelen gerioeg waren om Taflb daar te houden, Zod namhij voorhem, daareenigentijdinhetgezehchap van zijn Zufter teblijven. Maarhet gebeurden dat bphet einde vandriemaanden* PrincesElebnoorvan Eft, die door de zonderlinge zorg, diezij voorde dingen die hem raakten droeg, alle zijngangen en komften wetende, hem ichreef dathij wederbm te Ferraren zouw keeren. Het welk de oorzaak was, om het gebodvanhaarnate komen, dat hij'ervoorde driede reis ging, met zijn gewone verlaagdheid. Het ^_ onthaal dat hem die van het Hof deden, was veel prachtiger als voordeelig voorhem. Zulkxdat zijn ongezondheid en ongenuchten meer als ooit te voren tt>enamen; enomfeden, daar men nooitdt waar- heid af heeft kunnen weten, hem weer nieuwe on- gunftenveroorzaakten. Want het gebeurden einde- lijk, door de liftigheid van zijne vijanden, dat den Hartogzijn oorenleenden aandequade indrukfelen die men van hem gaf; dathij hemliet wijs maken; dat in zijn wijze Van lcven valfcheid en zotheid ver- xnengd was; en om hem niet in het vergenoegen van dienftbaregeeftentezien, fchreefhijzijn ftatigheid aan d'opgeblazendheid toe, en dat hij lee' dat zijn Urerken van zijn haters veracht wierden, die de Mad- de namen, en het onvolmaakten vol mifflagen lieten rukken. Alle deze dingen t'lamengevoegd, waren (c) % de
|
|||||
____....._. ..... _____________:___-___ — -V '■&-------
|
|||||
f
|
||||
Het Lmm <van
de oorzaak, dat hij na een geduurige dienftbaarheid
van dertien jaren, zijn boeken en zijn gefchriften verliet, om als een anderen Bias te gaan daar het ge- val hem geleiden. In defce reize trok hij van Mantua naPadua, en van Padua naVenetie; daar hij geen meer vertrooftinge als elders vindende, in het zefen- dartigfte jaar zijns ouderdoms in het Hof van den Hartog van Urbin was. Gelijk als dezenPrins hem zeerachten, ontfonghijhemdeftiginzijnPaleis, en hield hem daar eenigen tijd; daar in hij hem einde- lijkried, hem niet nioedwillig te verfteken vande vergeldinge die men aan zijn verdienften fchuldig was, enwederom naFerraren tekeeren. Eninder daadnamditTaflbaan; die zoo haaft daar niet geko- menwas, ofmenmaakten den Hartog wijs, dathij meer als ooit te voren aan lichaam en geeft ziek was , endatzijnqnaalvandagtotdagyermeerderden; dies hij met kracht van hulpmiddelen verzoeken wilde, of hetniet mogelijkzoude zijn om hem tegenezen. Hij beraamden hier op om hem in het Gafthuis van fint Anna tebrengen; op dat'erde Geneefmeefters meer zorg voor zouden dragen, en hem een bequa- me vertrekplaats met wachtcrs geven, om te beletten dat hij niet uitging ; om dat hij van een natuur was, diezich niet gaarnede hulpmiddelen, noch dege- boden der Geneefmeefters, onderwurp. Verfcheide dingen hulpen tot de oorzaak van zijn
«juaal, daardevoornaamftezijndroevigenaard, zijn balling-
|
||||
------------—------------------------■ ----------- -------------------- -----------------—■ " ■--------------------------■-----------— ""*"" ' ■ ll.WI.lll.. ■"'!)" I
ToRQJJATO TASSO.
ballingfchap, het verlies van zijn goederen en vrien-
den , en de trouwloosheid van zijn gewaanden vriend, afwaren; ook het geheim van zijn ontdek- te liefde, zijn gevangenis, de lagen van zijn vijan den, zijnongunft bijzijnMeefter, zijn geduurigc ongenuchten, zijn hardnekkigheid tot de geleerd- heid, en hetbedrog van zijn haters, inzijnfchriften aan den dag te brengen. Zijn treurigheid was een zwaarmoedige ziekten, veroorzaakt door een quade hoedanigheid van geeften, of door de dampen van die zwarte vochtigheid, die in 't brein opftijgen, zonder de zelfftandigheid te bederven. Men moet het dan mijmeringe en geen razernij heten, gelijk hij 't zelf in eenige plaatfen van zijn Werken noemd, daar hij zeid; Dataldecjualen van de Wereldhem ver- drukken, dat hij z,ijngeheugenis■verloren had^ en dat z,ijn raz,enden aardfomtijds op het uiterfie is <van in z,ot- heid te -verkeeren. Maar daar zijnder diezeggen dat het, noch'teene, nochhetanderewas, maarveel eereen betoovering, geen fchijn hebbende dat een ^ menfche die zich door zijn gefchriften bcroemd maakten, een verkeerd gevoelen en verwerde ge- heugenishebbenzouw. Hoe'tookzij, hij bekende zelf betooverd te wezen, en zoo veel geen Geneefc meefter als een Priefter vandoen tehebben omhem t'ontooveren. Ik voeg hier ook bij, dat hij in ver- lcheide van zijn brievenaan zijn vrienden gefchre- ven, hem zeer beklaagd over een mallen of een quel- (c) 3 geeft,
|
|||||
_______________-■—
|
|||||
Het Levm -van
geeft, die zijn koffers openende, het geld daaruit nam, enal7.ijnboekenomwierp, enhemdesnachts beletten teflapen. Gelijk hij in tegendeel had, of lichinbeeldentehebben, eenanderen geeft, die hij ffljnen goeden geeft noemden, zoo gelijk als hij hem inde t'Samenfpraak der Bode befchrijft, die dikmaals yoor hem vericheen, zoo als hij zeid ; hem in zijn Vefdrukking vertrooftende, en gemeenzaam onder- houdende inde grootfte en verburge"nfte wonderen der natuur. Dit waren dan de voornaarnfte oorzakea Van Taffoos ziekten , die om de waarheid te zeggen yoor zwaarmoedigheid, en niet zotheid mogten. deurgaan, zoo hij geen fchijn gemaakt had om eeni- ge bijzondere redenen. Hi) ondertuften moede zijn- de van zoo lange in't Gafthuis van de heilige Anna te wezen, bad hij den Hartog van Ferrarenrriedelijden met hem te willen hebben, en uit deze (lavernij te verloflen. Maav ziende dat hij hem, noch doorzin bneven , noch door zijn vaarzen bewegen konde , begon hij hem opendlijk te beklagen van het ongelijk dathijliemaandeed, jazoover, dat hij aan den Paus Gregorius den denienden , aan den Keiz,er Rudol- fus, aan den Hartog van Florencen, aan den Kar- dinaal van Eft, en aan verfcheide andere Princen van. Italien fchreef. Eindelijk nadat hij wonderlijk van eenheete koorts genezenwas, gefcbieden't geluk- Jcigvoorhem, dat den jongenPrins van Mantua, te Fcrrare ter Bruiloft zijnde, van den edelmoedigen Prins
|
||||
TeRQJTATO TaSSO.
Prihs Cefar van Eft, en Virginia de Medicis, na
veel gebeden zijn verlofling bemiddelden. Men haalden hem dan uit het Gafthuis van fint Anna, om hem in't Pafeis te leiden, daarhij den herreflt door- brogt, en federna Mantua vertrok, daar hij na de dood van den Hartog Wilhelm,van den jongen Prins, die hem uitnemende beminden, in zijn Paleis gehuif- veft wigrd , en toonden hem alle bedenkelijke gun- ften, om hem te verplichten niet uit zijn Hof te ver- trekken. Maarzijnongezondheid, die hem niet een oogenblik ruftgaf, bedwonghem van lucht te ver- anderen enna bergamo tegaan, in het drieenveer- tigfte jaar van zijn ouderdom. En door dien dat hij hem inbeelden overal gevangen te zijn, behalven te Roome, vertrok hij daar weder heen, en was daar zoo wel niet vergenoegd als op andere tijden j om dat hij 7,ijn gedachtennergensopzetten, alsopdereize die hij naNapels, met verlof van den Onderkoning waande te doen. Hij dat door middel van zijn vrien- den verkregen hebbende,begaf zich terftond op weg, en quam daar met zijn gewone zwaarmoedigheid, zonder datdc zuiverheid des luchts van'tland, noch de verburge krachten der badftoven, machtig waren om hemte genezen. Maar terwijldathij bezigwas om zijn werken t'overzien> eneen rechtzaak, die hij te Napels had, te vorderen, rakende een ver- fterffenis, diehijoordeelden hem toetekomen, gc bcurdcn't datdenGraaf vanPalene, door de won- (c) 4 dere
|
||||
-----------------,----------------,-------------------------------. ,m
Het Leven van
dere wetenfchappen van zijn verftand verrukt, hem de£ beloven eenige raaandenlang met hem dcur te brengen, enhemeenhuisdichtbij'txijnegaf, onx hem met meergemak tebezoeken. Maardoordien hi) federwift, datden Prins van Confa zijn Vader, dat niet goed en vond, uit vrees dat men niet zeggen Zouw, dat zich den jongen Prins verongelijkten hem van Taffo te dienen, wiens Vader de voernaam- fte vercrouwling van den Prins van Saleme geweeft had; was dit de oorzaak, pm den Vader en Zoonniet rweedrachtig te maken, dat hij voor hem nam door zijn afwezendaar inte verzien, hemhierinmet de gelegendheid behelpende, die zich aanboodomna de Stad Bifaccio, in het gezelfchap van Jan Babtifte Manfo, diedaarHeerafwas, tegaan. Hierbragthij eenigen tijd door in het gezelfchap van zijn vriend, rnetdewelkehij wederteNapelsquam, om achting opzijnzaken te geven. Zoo haaft als hij dieinftand gefteld had keerden hij wederom na Roome, 't welk 2.ijnvierdereizewas, omdoor middel van Kataneus, eenige van zijn goederen weder fie verkrijgen , die te Bergamo inhanden van twee of drie van zijn vrien- den waren. De gunften die hij van Paus Sixtus ont- fing, hidden hem daav eenen geruimen tijd, die hij yoornam te gebruiken in't maken van eenige t'Sa- menfprekingen, en verfcheide Vaarzen tot lof van zijnHeiligheid. Gcd uu-
|
|||||
|^H^BL_. . ..._______.__.__. ______
|
|||||
— — ' ■ " - "------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- ■ - -
ToRQJTATO TASSO.
Geduurende deze dingen liet Ferdinant, groot
Hartog van Tofcaneh, komende in zijn Broedcrs Francois plaats , een groot getal van uitnemende manneninzijn Hof komen, zijndezeer begerigom dengenen ook te trekken, die hij voordezcn teRoo- me gekend had , toen hijnochKardinaalwas. Hij gebruikten hiertoevele middelen, en zelfook het gezagvvanden Paus, aan den welken Taflb beloof- den daar voor eenigen tijd te gaan woncn. Daar ge- komen zijnde^ wierd hij grootelijkx van den Hartog en van al den adel verwellekomt. Maar wat goed ont- haal dat men hem doen mogt, het was al niet magtig om hem te vergenoegen, om dat hij altijd den geeft teNapelshad , daar hij zich beloofden t'eeniger tijd van zijn goederen te leven, en het overige van zijne jareninvreugdendoortebrengen. Dezehoopenbe- geerten die hij had van zijn zaken eens ten eiride te zien, deden hem den Herfft daar navan Florence vertrekken. Maar eerft nam hij oorlof van den groo- ten Hartog, die hem met gunften en rijke gifren op- hoopten, daar hij evenwel maar een kleingedeelte van nam, gelijkdatzijngewoonte was. Alzooging hij in'tzelenveertigftejaarzijnsouderdoms, voorde vijfdemaal na Roome, daar hij dikmaals raad kreeg vanden ftand zijnerzaken, en daar hij niet als een flotvonnis van verwachten. Maar het aanhouden van den Graafvan Palene, wiens Vader gefturven was, -en hem het ampt van groot Admiraal na liet; riepen (c; y Taflb
|
|||
Het Leven van
Taffb wedertotNapels, inhetPaleisvandeZenjon- genPrhns. Hier begonhij het Gewonnen JERU- Z A L E M, en het voleindigd hebbende in het huis van zijn vriend Manfb, dee hij't feder te Roomen drukken, hier toe verzocht zijnde van den Kardi- naalAldobrandini. Hier begon hij zelf zijn goddelij- ke Poe'zij der Zeve Dagen , dat hij onvolmaakt liet, en delgelijkx zijn t'Samenfpraak der Vriend- ichap. i >■>«•; Maar terwijldatde aangenaamheid der geleerd-
heid, en de ommegang van zijn vriend, veel van zijn qualenverzachtcn; zoovecwekten'hemde rortuin, die hem altijd tegen geweeft was, de gelegendheid om uit die haven te gaan om hem in nieuwe ftormen tebegeven. Wanthetgebeurdendatindietijd, als den Kardinaal Hippolij tus Aldobrandini, tot oppe r- ften Paus verkoren wierd , en gebijnaamd Klement deachtfte, zijn neef Cinthio, tot Taflb zond, en hem liet bidden dat hij te Roome zouw kpmen, om in zijn gezelfchap te leven, met de zelve vrijheid van geeft die hij elders hebben mogt. 't Welk hem Taflb niet eerlijk kon weigeren, om dat hij wel verzekerd Was, watdiePrins verdiende, en dat hij hem altijd een goede genegendheid had toegedragen, volgden hij hier in zijn genegendheid en den raad van zijn vrienden. Ziet hier de& hij dan een zefdereisnaRoo- me , daar hij met groot handgeklap van het geheele Hofontfangen wierd, voornamentlijk van Peter en van
|
||||
ToRQJjATO TASSO.
vanCwhioAldobrandini, nevenvandenPaus, die
hem terftond aan zijn Heiligheid vertoonden, doen- «- deallebey.om ftrijd baarbeftj om hem de braaffte proeven Van gunft, van mildadigheid, van beleefd- beid en genegendheid te toonen. Ondertuflln weet hij niet boe bij zich bij,haar dragen zal,en zijn vriend» ichap z.pe> wel niet kunnende befnoejen, of hij gaf .veel groote.rproevep.aaACinthio. alsaanzijnneef, die hij. even wel zijn geleerd gefprekvande Helden- dithten., 'tgene bijna.de. regel ende maatvan zijn VERLQSTE JERUSALEM is, opdroeg. Echfer &aghii weld^t deeene en d'andere niet even te vrede n waren; 't welk hem in een grooter zwaat- moedigheid alste vprendompelden, dqorde onge- nucbter^ ,die,hij; qntfing, som dathij deoorzaak vati d.e twiftty0end,e"zet.w.ee Ka^dinalen was, , Onde^'deze ongen^bten van zijn geeftvvertoorf-.;
de zicb d.e groote ftjlte daar hij zkh te Napek pleeg in te Verh-.eugen, die*nam hij voor hem daar wediir na toe te ke'eren, met he* verlqf van den Paus en m twee Kard matan zijn vrienden, die niet als metgroot leedwezen(;dit toeftonden. Hij trok 'er dan ha tr*e voor d$ vi jfde reis, in he? vijftigfte jaarzijns ouder- doms, en herbergden inbetKlooftervan ftnt Se\ro- rijn, ora in vqlkome vrjjheid te zijnj, en zijn geeft geheel te 'bezitten. Hij had in derdaad. eenigentijd in zoovecjl vermaak deurgebrocht, dac hij alreede yaft geftt.:ld had njrnmermeer daar uit te trekken; wunnee er
|
||||
Het Levin van
■wanneer den KardinaalCinthio, die niet zoo zeer begeerden, als op het fpoedigfte een man van die verdienften wederom te zien, om hem te betoonen hoe zeer hij hem beminden, den Paus en den Raad bad, hem in het voile Kapitool, in triumf, met de Lauwrierkroon tewillen verheerlijken; 'tWelkden Paus goed vindende, liet uitroepen, welk gebod terftond door de onderhouders daar van, wierd ver- kondigd en Taffo verwittigd, dat hy fpdedig zich na Roome zouw begeven, omdieeer, diehijwaar- digwas, t'ontfangen, en van (tip tot (tip doen't ge- ne noodzakelijk voordeze prachtzijn mogt. Maar hy, die zich nooit met de eergierigheid prikkelden, verklaarden grootmoedig aan alle zijne vrienden, dat hij zoo moede was van't rerzen, en aan het Hof te wezen, dat alle de eeren prachtigheidvanRoome, by de waardy van de eenzaamheid > hem droomen, of onverdragelijke laften fchenen te zijn. Evenwel koe hardnekkig dat hy zich geliet in met van Napels te willen vertrekken, zoobrogten hem eiiidelijk den raad van zijne vrienden, en bijzonder die van Man- fa, daar toe, tegen zijn voornemen. Hij vertrok dan een weinig daar na; en om het lichaam van den h«erlijken fan£t Benoift te zien, bragt hij-del^eeft van't nieuwe Jaar in't Kloofter van den berg Kaflin over; daar na nam hij dewechna Roome, en wierd zeer wel van den Paus en de Kardinalen ontfangen, voornamendlijk van Peter en Cinthio Aldobfandini, zijn.
|
||||||||
ToRQJIATO TASSO.
zi/n bezonderfte vrienden. Te zijner aankomfte
maaktemen heerlijke vborbereidingen, niet alleen in het Paleis van den Paus, daar Taflb t'huis was, en in't Kapitool daar dtze Krooning gefchiedenzouw * maar ook in alle de ftraten van de Stad, daar dc7.e heerlijkheid en pracht van dees triumf moft door- gaaii; en gelijk als of hij in het toekomende had door- gedrongen, zoo gaf hy altijd door zijn gelaat en woorden te kennen, dat alle deze voorbereidingen maar te vergeefs zouden zijn. Deze voorzegging van Taflb wierd niet als al te
vail beveftigd, doorde toevaldie daareenigen tijd opvolgden. Wanthetgebeurdeneindelijk, dateen ongezondheid, die men veel langer als gevaarlijker achtentezijn, hem ongevoellijk, deweinigkracht van leven die hem noch overig was, verminderden, Enzoode quelling en d'ongenuchten machtigzijn, gelijk'ernietaantetwijrlelenenis, omonzejarenaf tefnijden, zoois'tte gelooven dat den loop vande zijne, zeerverkort zijn door een geduurigenvloed en hervloed Van verdrukkingen, en moeilijkheid , /" die hem zijn tegenrpoeden, zijn lange reizen, en *ijn leerzaamheid veroorzaakten. Maar over al was ty eenigentijd tevoren, eerdathy fturf, machtig a*n een buikloop tot aan den bloetgang toe vaft; 't ge- ne hem zoo verzwakten, dat hy eindelijk , ziende dat hetgeweld van zijn quaal de zwakheid van dena- *uur te boven ging, voorhemnam de reft van zijn dagenj
|
|||||||
■ ■•■•' ■■
|
|||||||
Het Leven i)an
dagen, in het Kloofter van den heiligen Ounfres doortebrengen. Daar wierd hy terftond in een be- quame plaats gelegt> en van de voornaamfte van't Kloofter bezocht. Maar hoewel dac hem de geefte* lijlce met veel zdrg onthaalden, en dat de voornaam« fte.Geneefmeefters van Roorae haarbeft deden, om hem weder tot gezondheid te brengen ; evertwel koft dat niet beletten dat zijnquaal niet verdubbel- dendoor het geweld van een koortfe; zulkx datfe op den zevenden dag van zijn leven begonden tewan- trouwen. 'tWelkRinaldini, zijnoude vriend, we- zende toen ter tijd Geneefmeefter van dert Paus, hem verwittigden, die hy hartelijk bedankten , ontfan- gende het Sakrament, en ont rok zich geheel van de genegendheidderaardfchedingen, omzijjigedach- ten ten Hemel te heffen door het mifvertrouwen van iijn zelve. Een weinig hier na door den Opperfte van't Kloofter gevraagd zijnde, of hyzijnuiterfte Wille wilde maken; antwoorden hy: CJJ///W Vader^ ikbehoor daar niet op tedenken, enterwrjldatik allede rijkdommen,geduurendemijnleven, verachtheb, z,o6 ben ik welverzek^rd dat ik ,ergeen na mijn doodz,al na- lattn. Ziet daar evenweldegreotfieScbat, dieikooit gtvenkan, endaarikuerfgenaamafmaakz Ditzeg- gendegaf hyhemeen Kruisjefix vankopei'j 'tgene een proefftuk van de Tombe was, die den Paus Kle- menthem gegevenhad, en'tgene men nochtot op dezen dag in dat Kloofter, met een groote eerWaar- digheid
|
||||
TofcQjJATO TASSO.
digheid bewaard. Doordat zelve middel bad hy dfc
geeftelijke, dat zy 't iiiet qualijk wilde nemen dat zijn lichaani inhaar Kerk begraven wierd; 'twelk zy vooreen bijzondefegiinftachten. Daarnazien-i de dat zy hem baden dat hy zijn eigen Graffchrift zelf wilde maken, omop zijnTombe gehouden t£ worden, antwoorde hy aan zijn Biechtvader, Schri jf 'er geenandere dingenop, als; Dat ik de ziel weer aan God freefdie&e gegcven heeft, en het lichaam aan d'aarde daar het uitgtkomen ts. Maar eindelijk op den veertienden dag van zijn ziekten, die de laafte op een na voor zijn dood was, gevoelende hem al langfaam verzwakken, ontfing hy wederom het gewijde li- chaam , daar na we£r 't uitnejtnend olijffel; en daar na weder denzegenvan wegen denPaus, die hem den Kardinaal Cinthio gaf; die hem bijzonderlijk beminde. Ook belaften hyaan niemand anders als aan hem zijne Kinderen, dat's te zeggen de Werken vanzijngeeft, enbijzonderzijn JERUZALEM, 't gene hy zeide het alderonvolmaakfte van zijne Werken te wezen; ja zoo ver, dathy hemftand- vaiHg bad , dat men de nadrukken die m'er af vinden mogt, in't vier zoude werpen indien het mogelijk was. Hier by voegende, dat een man van zijn hoe- danigheid magt genoeg had om dat uit te voeren, in- dien hy 'them onderftond. Den Kardinaal beloofden hem dat te doen; uit vrees van hem te verftoren in- dien hy 'er tegen had gezeid. En als doen bad hem Taffo,
|
||||
Het Leven van
|
|||||
Taffo, dat men hem tot des anderen daags's mor*
gens in zijn kamer alleen zouw laten, om hem geruft in zijn Zaligmaker t'onderhouwen; en dit zeggende hiel by het Kruisjefix ftijfin zijn armen omhelfd.Het gezellchap vertrok terftond , en den Kardinaal zey hemde laafteVaarwelmetdeoogenvoltranen. Se- der liet menniemand in zijn kamer als zijn Biechtva- der komen, en eenige andere vrome geeftelijke , die hem van heiligedingen onderhielen. Hebbendeal- zoo een gedeeltevande nachtendenvolgendendag deurgebrogt, voeldenhy eindelijkdathetlaafteoo- genblik van zijn dagen vaft naderden, en begon Godfdienftig deze woorden te lpreken; Heer in mve banden&c. En die niet kunnende uitbrengen, gafhy zijn ziel aan God, in't Jaar M D iTXXXV, in't eenenvijftigfte jaar zijns ouderdoms, den vijfentwin- tigften vanGrafmaand , ontrent den middag. Zijn lichaam wierd in de Kerk van den heiligen Onufres begraven, gelijkhy in zijn leven begeerd had, en dit Opfchrift wierd op zijn Tombe gezet; Hie Jacet TORQOJATUS TASSUS. Maar het gefchiede dat den Kardinaal Bonifatius
Bevilaqua, hem met een deftige Tombe vereerden, die dikmaals van de vremdelingen, die in die gewe- ften reizen, bezocht word. Hy was langvanper- fbon, had een groot hoofd, kaftanjebruin hair, een breed voorhoofd, blaauwe oogen , gelijk Homerus Pallas toefchrijft, middelmatige ooren, bleeke en magere
|
|||||
^^
|
■luuipiiwuj i ■ .l)Ji».li.ii»i|.iillijiBi----------------------------------------------------------------------—
ToRQJTATO TASSO.
magere kaken, een groote neus, blceke lippen, wit-
re tanden en welgefchikt, een argerichte tong, groo- ten baard, breede fchouderen, zenuwachcige ar- men, langehanden, welgemaaktebeenen, enniet te vollijvig van hchaam : ook is het niet te gelooven hoegezwind vanlichaam, enhoeafgerichrdarhyin alle oefFeningen die een goed Ridder maken, was. > Maar hoe groot dat zijn hoedanigheden waren, ech- ter moeftenze voor her groor geral zijner deugden, die zijn ziel deurluchtig maakren, neerbuigen. Want zijn brave daden gaven onwederfprekelijke pioeven, darhyeen iriponderhouderderrechtvaaadigheid en een gerrouw vriend der waarheid was; geboren om eenijder te verplichren, onbevvcgelijk in zijn rrouw, vijand van quaad fpreken, ftandvaitig in zijn ver- drukkinge, gcdienfrigin'tmogelijke, genegenom, de rijkdommen re verachten , voorzichtig in zija woorden, oormoedigindien hetooiteen m&nfchege- weeit is, vaardig in 'r vergeven, vol van moed , fterk, groorsharng, voorzichrig, matig, goeder- rieren, en om her mer een woord te zeggen, mer al- le uirftekende volmaakrheden begaaft, die noodwen- dig zijn omeen eerlijk Man re maken. Aangaande zijn geeft, om daar waardig van re oordeelen , moet men nierals zijn Gefchrifren lezen; daar in hy in - rijkdom van ondervindingen , in de edelheid van " ftijl, en in de zuiverheid van fpraak, alrijd zijn zel- ve in gelijk is, en boven andere Schrijvers uitlteekt. (d) Ge-
- - ...... . ,■„, f-vrfa^.^jiii,
|
|||||||
Het Ltixen 'van
Crelijk alshy het diepfte der wetenfchappen bezat zoo heeithy in alle wijzen van fchmjven, in vaarzes en onva irzen uitgefchenen: dat getuigen zijn onna yqlgelijke t'Samenfpraken, daar in hy handeld gelijl- het bthoord ■> van de zeden, van de regeringen, vat t dehuishoudingo hy heeft hem tot een voorbeelc voorgefchreven, deRedenkavelingvandengodde hjken Filozoof Plato; getuigen zegik; die aange name Mengeldichten, die ge'ijk als de vaarzen vai den grooten Virgilius, den genen dieze lezen nim nietmeer vevvelen, en aan al den genen doen beken nen? dathyin'toyerwegenvanzijn JERUZALLIv en zijn Amintas, bijzondere aangenaamheden c fchoonheden ill de Heldenpoezij en in de klucl tige heeft. Men moet het zelve ook van zijn Lierg zangen zeggen, waar in men op ijder blad de maj iteit van Pindarus, de vloejendheid vanHoratiu en de geeftigheid van Martiaal ziet. Daar in hy zek meer rcemens waardig is, om dat hy ftandvaftig a1 debeletfelen , diehybekendr inzijnnatuur, inz .fortuin en in zijn eige deugd gehad tehebben, te I yenisgekomen. Om dat hy zijn werkenniet als n groote moeiten, en voornamelijk zijn vaarzen ma {en. In zijn fortuin , in'tgenedatfehemdikmaal noodwendige dingente fchrijven weigerden, ge alszijn boeken, inkt, papier, enzelf hetlicht duurende denacht j en in zijn deugd, teroorz dat vele die zeiden zijn vrienden te wezen , : trouwl
|
||||
- __„------,------
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ToRQJJATO TaSSO.
trouwloos waren, dat zy hem zrjn gelchriftcn ont-
ftalen en die drukken lieten, zonder dathijze eens overzien of verbeterd had. Maar hoegroot dat het quaad zijnerbenijders geweeft is, zoo heeft het niet kunnen beletten, dat de faam Zelf zorg gedragen heeft, door aide wereldde groote verdienften van zijneWerken te verkondigen. Zulkx dathettege- loovenis, gelijkal/zebyaldeWereld Worden aan- genomen, dat zy die in de geheugenis van al de We- reldzal behoeden, tegcn't geweldderonwetende, en tegensde latter der jaren. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ver-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-....._
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■«r~
|
||||||||||
Vergelijkinge van de
PICHTKUNST.
E Heldendicbten, g^ehjkahecndierdaar
, twee natuwen in t'famengevoegd zijn, \ Warden van twee vcrfcheide dingen ge+ > maakt, ah denabootfing en devergelij- "kjng. Door bet eene trekt z,ij de geefien en ooren der menfcben, die z,ij op een wonder lijke wijz,e be- tooverd, en door 7t andere onderwijftz,e haar in deugdeny ofkUnjtcn, of' in'allc beide ttffens. Eldersgelijk.ah de nabootfing derPoeztj, ahijd een oprecbte gelijkenis en een beeld van bet menfchelijke leven is, alzoo is de ver- gelij^ing ook ah een voorbeeld. Hetgebeel onderfcbeid dat rer in Z,if, is dat de nabootfing de daden der mcnfcben, dit het uitwendig gcvockn onderworpen z>ijn, te voren field; daar awjihaar voornaamfle werkaf maakt, en tracbt bet voor de oogen in bequame woorden te vertoo', new j waar van de verklaring machtig en natuurlijk is, z,onderzicbteverbinden, nqchaandez,eden, nocbaan degenegendbeden, noch aan de redenkaveting van de pee ft j behahen ah in 'tgene datfe uitterlijk voortbren- |
||||||||||
________. _.. .
|
||||||||||
_______~
|
||||||||||
I
|
||||||
—
D I C H T K U N S f.
gen , en H geenze in V openbaar door woorden getmeri
makgn, en door dewerken diezc aan de daden verknocfa ten en doen vergezelfchappen. De vergelykingin tegen^ deel over-weegt de drift en, Let gevoeltn en de zeden in haar uitwendige maar veel meer in haar inwendige fchtjn , en die meteeri kleed, dateenveinig duifterts t bedekkcnde, geeftfe die door zekjsre tekenen, die men verburgen mag noemen , te kennen,- en die niet gelijh ah het behoord kmnen begrepen worden, ah door die alleenelijk, die met eengoede iv'uze de eigenfchappen en de -verburge natuur van die dmgen konnen bekennen. (JMaar iioor tegenwoordtg de nabootftng achterlatende, zal ik mij aan de 'vcrgelijking houden, terwijl dat het •voorwerpfelis daartkvan -voorgenomenhebtejpreken^ Gij meet dan weten^ datgehjk alsmenhetmenfchenle- <ven op twee wijzen moet aanfchouwen, ons de <verge~ Iff king het eexe en't andere afbeeld. Wantwij'verflaan gemeeneltjkdoor den menfch, aen ffanmfvoegfel van li- chaam, zielengeeB, ennoemenhet menfchehjkle'vert Vgene hem het beijuaamsl eneigeniiis, tot uUwerking 'vanhetwelke ijder ijanzijn partijen arbeid, en deze wuzevan 'verkrege volmaaktkeid'voortlrengt, daar zij *uan natuur toe beyuaam is. Men moet fomtijds niet te min door den menfch <verftaan, niet het tfanienvoegfeli maar zyn edelftegedeelte, 'tivelkdegeeflis. Dochna deze leflebeteikening, magmenzeggen dat hetmenfche* lijk le-ven beftaat in V overdenken en in dejlechte uitv/er- king, doormiddelvanhetverftand. Welzekerzipde (d) 3 dat
|
||||||
Verge! ijkinge van de
dot op deze wijze, het menfchelijk leven van Y godt
lijke mede deeld, en dat bet bemelfch word. Van t
aandachtig liven der menfchen, is het bltjjpel van Da
tes en d' AdM'een ook een ander votrbeeld, in elk van z
ne deelen: daar bij ik noch voege, dat door d'lliaden
d'Eneas het burgerlijk leven omfchaduwd worden. I
weldeze lejle, in't behoorlijk overwegen, een bey
mer ffxmenvoeging van daden en tverdenkkinger
fJHaar gelijk den overpeinzende menfcb de eenigl
hemind, gehjk. ah de bczige zich gemeenelijk ingex.
fchappenverheugd, zoo komt her daar van daan, <
Dantes, enUliJJes, inzijnvertrek, vanCalipfo,
leen verzierd worden, en nietvan een groat get air
logfvolk vergezelfcbapt, in plaats dat men Agam
non en Achilles op een andere ivijze in Homerm befc
ven vind, die den eenen Veldbeer van V griekfche
ger, en d'andere bet Hoofd van verfcheide <JMir
doonfeTroeppenmaaht. Bier in beveftigende; dat
Eneas in het oorlogfveldivas, en dat hij andere bur
lijke daden dee, hem Virgilius nooit alleen vertoo
rnaar ivanneer hij hem in de helle en in deElizeefche
den doet dalen, dan gee ft hij hem niemand omtevt
vcelfchappen, zelfnietzijngetrouwen Achates, bo
hijgewoon was hem wtinig met hetgezicht te verl
Alz.00 is *t niet bonder reden, dat den Poeet hem
Z,ierd alleen te zijn, aangczien dat ons door zip reiz
gebeeld is, een overdenkinge van moeiten en verge
ge'dievoor dezielen in het ander e leven bewaard
*' f' 'V:
|
||||
DICHTKUNST.
den. Elders udeuitwerking van een aanmerkenfwaat^ dig v erf:and, dat in eeneenigemacht befaat, vetlbe- efuamer door de daadvan een vertoond, die in plaats datde regerende uitwerkingen, dieuit andre machtett van de zielvoortkomen, die ah de inwoonders van een eendrachtige flaat tfamengevoegdzjjn, zoowel door een daad adeen niet kan uitgeleid worden, daar ver- , fcheiden niet ffzmen bezich z-tjn tot een z-elfeinde.Gelijk ah ik mij dan aan deze reden en<voorbeelden verbonden heb, z,oo heb ik noodig geoordeeldde vergelijking -van mijnPoezij te ftellen, naden x,indie ik uhier nazeg- gen z.al. Door bet Leger dat men bier Van verfheide PrinJJen
enChrifienSoldaten tfamengevoegd ziet, verfaanik. den ivaren menfch, die osk van een Uchaam en een ziel ffamengevoegdis; daar in aan te merken is, dat deze nieteenvoudigmaarin verfcheide machtenverdeeld is. Doorjferuz-alem, dat een flarkeStadis, omdatfelegi op eenen hoogen berg, en V gene bet doelwit en het einde van aide moeiten en aanflagen van het Leger der geloo- vigeis, word ons aangevJeztn, de burgerlijke geluk- tzaligheid die een Chriften menfch voegd, gehjk wy bier rut toonen sullen, 'twelkeengoedis, daarmtjdever- krijging ivel bezwaarlijk affchijnt, om dat men het met vmdah op de hoogfieen moeilijkfte bergtop van dt deugd, daaralle heerfchende z.aken ah na heur roof op toeleggen. Godefrooy die Veldheer vanal dezeBenden &, ffekleedhierde plaats van het verjland, enbez,onaer (d) 4, van
|
||||
Vergelijkinge van de
van degene die alleen de noodwendige dingen met over- •
iveegd, ntaar ookdegene die de verandering onderwor- ■penz.yn, enopverfcheidewijzenkpnnengebeuren. Dat bn zelve, door de wiUe Gods en het algemeen beftemmen der Chriflen PrinJJen, tot Hoofdvan dezen aanjlag ver- korenis, omons tedoenzien dat God ende natuuraan het vcrftandeen opperheerfchappij, over het lichaam en de deugden van de zielgegeven het ft, deivelke zij vol- komenbeheerfcht. Aangaande Reinout, Tankredo, en de Princen haar Jpitfbroeders, zij betekenen deaniere machten van de zielenhet lichaam der foldaten, die met van het alderedelfie zijn. ituom dat de mijjlagen van de menfchehjke natuur en de bedriegermn van die haar vijand is, beletten dat. den menfch na zulk een groote gelukzaligheid niet kan vertoeven, zonder in- ivendig verfcheide tegenflrevende driften te gevoelen, noch zonder van buiten veel beletfelen in zijnen iveg te vinden; alle deze dingen worden teffens door degemtene kunft aan de Poeten bedied. De doodvan Suenes en zijn medegezeUen, vervan'tLegergebeurd, vertoondons het verlies dat den menfche aan zijn vrienden en uit- ivendigegoederen Ujd, het welk hctjftoor tot de deugd is, en diendom haar op eenigewtjzc gelukk'g te maksn. De Legers van Affrijhe en Azien» daar de verivoejling der eorlogen uitvolgen, ztjngeen andere dingen ah vijanden van het menfchelijKhven, en de toevallen van de tegen- deelige fortuin. Enzoo,tvereifcht omtot dHnwendige heletfekn voord te gaan, dan word ons door de divaze liefde
|
||||
DICHTKUNST.
liefdtvanTankredo -en deandert Ridders, diedezigt-
vaarltjke drift van Godefrooy vervoerden, en dejgelykx door de Jpijt die Reinout vanzijnen aanflagweerhield t geleerd degevaarhjke voorwaarden, die twee moejelijke driften, te iVeten de weUufiigheiden degramfchap, die tegen haar opjfaan, fmeden. De Duivelen, dieonder elkandeten raadfagenom d* overivinnivgvanjeruza- lem te beletten, vertoonen baareigenzelve. "Looveel te meer om dat het haar gewoonte js , haar bier bencdett tegen ons geluk teftellen, tp dat bet ons voor geen ladder zowwdienen om ten Hemel te kjimmen. DetweeToove- naars, Ifmenes en Armijde, vervloekte dienaars des Duivels, die tot een hinderpaalaan de Chrijletien wape- nen trachten te zijn, vertoonen de verzoekjngen, die voor de twee macbten der zielen, daar de zonden uit voortkomen, gedmrig lagen leggen. Ifmtr.es word voor die aardvan verzoeking egenomen, die door tialfcbe in- drukkingen, het ware gevtelen dat men van de deugd hecft i zoekt te bedriegen. Armijdt is een ander, die het lokaas voor demacht toond die men luftbeet, zulkxdat door haar middel,de dwalingen van bet gevoelen en van deze laatfte, van de luff ■> voortkomen de bezweringen die Ifmenes in't Bofcb doet, daar hij het gevoelen door ijdelefyoken hedriegt, is een voorbeeldvandcvalfcheid der redenen d'overflemmiwg, die in dat bofcb geteeld worden, dat's te zeggen in de verwerde verfchetdenbeid der berichten der overredding, en der menfchelijke re~ denkaveling. Nu alzoo hetdegewoonteder menfchenis% (d) 5 /a»-
|
||||
f------------—------i
Vergelijkinge vail d<S
dondengden te volgen en van de deugd te vluchten; ,t zjf
dathemde arbeidende gevaren onverdragelijke laften fchtjnen, ofdatbij, of bet voorbeeld van Epikuur en die van z>ijn fchole, het opperfie gcluk in de weUuftig- beidfield, dit is d'oorx-aak daar van dat de betoovenng dubbelis. Hetvier, de draaiwinden, de duifiernijje, de wanfchepfels en anderediergelijkejpoken, leer en ons, datdeeerbaremoeilijkbeden en de terlijkftegevaren, niet ponder wolkgn TJjn die ont trachten te verleiden, bedek? kende het quade met een bedriegelijkenfchijn van ,tgoe- ie. (JMenkanhetz,elvez,eggen, vandebloemen,fon- teinen, flroomen, fyecltuig, endefchoonenimfen, waar door men de Jluitreden verjlaat, die onder valfche ver- ven trachten om voor waar te doen gaan, het vermaak van hetgevoelen en der wellujlen, die niet dan een oogen- hlik duuren. Dit zalgenoegzijn, z,oomij dunki, aangaandede
leletfelen die den menfche in het uitwendige en buiten Z,i\n z,elve vind. Want hoewel dathier dingen zijn daar de vergelijking niet in't langgenoeg uitgedrukt is, even- welzaVtniet moeilijk z,ijn tevinden, vtor den genen diehetzal 7i>iUenz,oeken, indenwegvan z,ijnbeginfi- len. Laatom nuz>ooweltot d'inwendige alsmterlijke hulpmiddelen voortgaan, waar door dtn menfche de be- Ictfelen die z,ich tegens z,ija voornemensfieUen, te boven komt en gelukkig tot die begeerde gelukzaligheid ge- raakt. Het diamante Schild, 'tgene Reinout voor de verdading vanGodefrooy bedekte, daar bijmoetmen verjlaan
|
||||
D I C HTKU N S T.
kjerfiaan de bij&ondere bijftand die God den genen doet,
die hijm z,ijn befcherming beliefdtenemen. Aangaan* dedeEngelen, zijverbeelden nudehulpvan boven eft dan weder degoddelijke inblazingen-, afgebeelddoor den goeden raaddes Kluiz>enaars en door den droom van Ge- defrooy. Deze&elve Kluiz-enaar^ die totReinoutsbe- vrijding tv>eeboden tot den Konfienaar afvaardigd, is ten kentekenvande boven natuurlijke kunfi, die men door een bijz,ondere genade van de dingen heeft, gelijk ah den Konfienaar ookeen anderevande menfchelijkt •jtrijsheidis, vande welkg, envande kennijje derna'- tuurljfke werken, en van haar onnavolgelijke hoofd- (lukken, in onz,e hart en Voortteekn en wortelen de recht- vaardigheid, dematigheid, degrootheidvan demoed, de verachtingc des doods, en alle andere deugdfame z,e- den; daar zekerlijk. de overdenkingen den menfch uit- nemende in dienen kan, om veel waardiger te arbeiden alsbijtotdeuitwerkingenkgmt. ]Sla de verz,iering, die na al dez,e dingen vo!gd, word
gez,eid dat den Konfienaar, die een Heiden vangeboor- tenrs, tot hetChrifien geloove door den vr omen Kluiz,e- naar bekeerd was, en dat hij Z-ijn eerfie hoogmoedigheid neerleggende, z,oo quaden gevoelen van isijn weten- fchaphad, dat hijz,ich aanbetoordeelvanz,i/n(JWee* fiergedraagt. Otnte toenen dat vanyoudetijden, deFi- loz,ofije der Heidenen in Egiptcn en Griekenjproot, van daar z,ij tot ons oversjuam, met een grooten laatdun- kgndheidvanhaarz-elve, vergezelfcbaptmetongeloo-"' vigheid,
|
|||||
_______ -■•■"■ ;;.«*■:..'..—;.^~
|
|||||
Vergelijkinge van def
'tngheid, eergierigheid, en een onbepaaldeopgeblatend-
ieid; maarfeder dat font Tomas en andere geleerden der Kerke, haar vernietigden, en leer ling en dienflmaagd der Godgeleerdheid maakten, wierdfi geeflelijk en z,e- dig» tot op het uiterjle punt "van niets onbewufl te dur- venbevefligen, tegen'tgenedat van bovenaan haar tJMeeftresgeopenbaard is. Het is ook niet z,onder reden dat 'ergez^eidis, dat dezex Konflenaar niet k$ngevon- den warden, noch veel meer iveergebrocht, ah door den eenigen raad iian den Kluiz,enaar; om onste leer en, datde genade van Gadniet altijd z.onder middelen in den menfche , ef door ongemeene dingen; maar dat z,ij meenigtnaal door natuurlijke middelen werkt. Volgens dit is het welredelijk dat Godefi-ooy, die wijge^- %,eid hebben eenvoorbeeld van't verjlandte zijn, om dat hij in ,t fluk vangodfdienH en medelijden^ atie de an- dere te boven ging, byz,ondere gunflen en genaden ont- fangt, die aan niemand ah aan hem geopenbaardwor- den. Wanneer het gefchied dat de menfcheliike wijsheid, door de hracht van boven geleid z,ijnde, de gevoeUijke %,ielvan het cjuade verloff, en die de deugdder Zjeden in" boez,emt. UMaar om dat dit niet genoeg was, is'tom die reden dat den Kluiz,enaar Peter, Godefhooy en Rei- nout biecht, hebbende van te voren Tankredo bekeerd. En zoo veelte meer, om dat die z,elve Reimut en Gode- frooy de voornaamfle Helden der Poezij zijn, z>al het mogelijk den Lez.er niet onaangenaam wezen, dat ik etnige dingen, dieikgezeidheb, weer van flip totflip herhak,
|
||||
DICHTKUNST.
berhale, om haar den z,in van de uitlegging, die onder
"tdekfel van hare daden verburgen if, te antdekkgn.. ejMen moet danweten dat Godefrooy, die ik de eerfie plaats in mijn werk geef, in verfcheide plaatfen daar ikz,e>r, dat hit den Scepter zwaaid, en dat hij de z,itl enhetlevenvan'tLegeris, heiverjlandbetekend, ge~ lijk ik daarftraxgetoond heb. En z,oo tk bet levew n<iem, u uit oor&aak dat onder de edele macht en van de' z,ie!r eok d'allermmfte begrepen z,tjn. Na Godefrooy fielih Reinout, die de tweede in waardigheidis, en die volt e-ensdien inde vergelijkingineen plaats- behoordgefieli teworden, di'ebemeigen enbe^uaamts. Enzoo'erver- fchilts om te wet en we Ik dat dez,e macht van de z>ielis ; die de tweede plaats heeft, dat zalniet mvriltjkvallen, indien men aandachtig overweegt 'tgmeik z,eggen.z,aL KjMen noemd het gramfchap, deze macht van dezjfl* die haar V minfte van de tdelheidvan 't verfand afbe- geeft. LMogelijk heeft hierom ook Plato fchtjneti te twijffelen, of zijvanderedenverfcheiden, ofwelem %clve zaak met haar was. CMaer d'ondtrvinding doet Z>kn dat Z,ij behoord, ofdat&ij behoord te wez,en aan de z,tel,'tgene dat de Hoof den aan't oorlogfvolk z,ijn. Want geltjkhetdephchtder.foldatents, aandengenendiede kunff van heerfchenkgri, tegehoorzamen en tegens de Vijandentejlrijden, alz,oovoegdhetdetoornigemacht, als tenfirijd afgerecht z,ijnde, haar tot voordeelvan de reden tegen de begeerltjkheidtewapenen, en dez,egewel- dige en razende drift, die haar aangeboren is, tegebrui. |
||||
Vergclijkinge van da
kgh, om alhet gene dat hoar geluk krenkgn kan, uit te roejen. En zoo't gebeurd dat z,ij de reden met gehoor- zaamis, en dat haar eigentocht haarvervcerd, alfdan wederftaatzijde wellufligbeidniet, maarzij wapend haar veeleer tot heur voordeel: bier in een quade wacht- kondgelijkzijnde, diedefchapenverbijt, inplaatsvan ep de die-ven toe te -vallen. (JHaar hoewel dat deze deugd, die -van zich zehegeweldig en bnwrwinneltjk u, niet gebeel door een eenigen Ridder betekend kan worden, niet te min is '«• Reinout bet voornaamfle voor- }>eeldaf. Ookgeeftbij'erproeven'van, wanneerhijin het lijfgevecbt tegen Sohman, depalen van de tvraak te biuten gaat, en datde liefde hem in een uitfyorigheid ■werpt ten dienfie 'van Armijde. Gelijk. ah men in tegen- Jeel bemerh&n kan, op wat wijze zijn gramfchap door de reden beftierdword, tvanneer men hem de betoovering van V Bofch ziet te niet doen, de St ad van Jerusalem bepormen, en bet Leger derVijandenverftroojen. 7aijn wederkomften z,ijn verzoening met Godefrooy, betekgf tien dan eigendlijk d'onderdanigheid, die hetgramftorig deelaan het redelijkgedeeltefihuldie; is: daar in voorna- tnelijk twee dingen aanmerhenfrtvaardig zijn; het eene dat Godefrooy zicb tegen Reinout met een beleefde en eer- lifke Kedigheidi ah Overbeer betoond; 'tgene om leerd, dat de reden »w de gramfchap, niet <vblkomendlijk maar beleefdeli/k, gebied. Gelijk ah in tegendeel, wan- neerdie zehe Godefrooy hem hoogmoedig betoond m het vangenvanArgiljan, doorwdk middelhy bet oproer |
||||
■
|
|||||
DICHTKUNST.
intoomd; waar door ons bev/ezen word, datdemachi
van dezielover hetlichaam iskontnglijk envolkfiwen, De andere zaak die ons ondekj is, en die ik een greote e- verwegingeivaardigaehte, isgtlijkalshetredebjkge- deelte, dat van het verjloorde, de daden nie't moet ttiti Jluiten (daar in deStoifche grootehjkx gemiH hebben) noch haar ampt ontnemen,om dat zulk. een onrechtvaar* dige beneming,. recht tegen.de natuurlijke rechtvaarr digheid firijden zouw; • maar haarveeleer in dehoeda- mghiid van medegezel daar van dienen; alzoomosl; Godefrooy zelfniet de wonder en van't Bofch beproeven, ncch hem de andere ampt en, die Reinoutbehoorden, toe^ eigenen. Daar door men zien kan, dat de kttnlivan denPoeet niet zoo groatzouwgeweeH'hebben-,. en dat. het onder de regertnge x,ijnde, hij zich zelve minder Ztorgvuldig, ahhij wezenmaet; zouw getoond heb* ben, hem het noodwendigetofeen doelwit voorjiellende, i indien hij Godefrooy alleen, ,tgene noodwendig in de be- legering van Jerusalem was, hadlaten doen. Tegcns de reden die ik daargegeven heb, firijd geen-
fints ''tgene dat Hugo zeid, wanneer hij Reinout en Go- defrooy voor tweegelijkenifr'e, van het redelijkg en ver- grimmende deelfield, vergelijkende deeene bij if Hiofd, en d'andere bij de rechte Hand. Want zoo wijgelooven U geen 'er Plato afzeid; het hoofd is de zetel van de re- den , en zoo de rechte handde gene niet van de gram- fchap is y dan kan men ten minften niet hochenen dat het haar voornaamfte werktuignietis. rj^faarom tot het fafluit
|
|||||
r^
|
|||||||
t!
|
|||||||
Verge!.' van de D I C H T Kl
befluit tekomen,dat Reinout en alle de andreRidders we-
der in'tLeger keeren^door een bijz>onderegenadevanGod en eenmenfcbelijkg voorz,ienigheid, die haar heur Veld- been■ doetgehoorz&men, wiluondertwijffelbeteikenen, dat z,oo dtkrnaah ah betgebeurd dat den menfcb injlaat van de natuurlijke recbtvaardigbeidgebrogt ts;ofdat de opperjlemachtengebiedengelijk z,ij behooren, en de mln~ dere aan die van bovengehoorz>amen, ah dan ift z>eker- lijk dat'ergeen meer betooveringen in hetBofch z.ijn,dat deStadgewonncnJt leger der Vijanden vernield is^en dat aide voorgaande moeiltjkheden^die van buiten verfchem geen meerplaats konnengrijpenft welk ook veroorfaakt dat aide beletfelen eenmaalivech genomen z,ijnde , den menfche geheel de geluk%,alige regeringegeniet. UMaar door dien't nietwez,en moet datz,ij het laajle doelwit der ChriflenenzJtjn z,oud#v, vner gedachten en voornemen vcelhooger moetengaan,bierom is't dat den deugdelijken Godefrooy, z,oo z,eer niet begerig is om het aardfcbe Jeru- salem te verbrifgen, em alleenclijk het aardfcbegebied te hebben, ah om den Godfdienft teverkondigen, en aan de Godvruchtige Pellegrims den weg tot het heilige Graf veilig te maken.d''Aanbidding vanGodefrooy maaktdan het befluit der PoeZ,ij,om ons alle in 'tgemeen te leeren,dat felken maalals het verfiandz,ich vermoeid vindvanie moeilijkheidder wereldfche z,aken,bet eindelifk. z,ijn rust ingebeden en in d'overdenkingen der goederen van d'an- dereWereld, die onfierffelijkis, moetflellen, endiemende volheid -van alle onverganglifk& geluk&aligheden mag noemen. O P |
|||||||
Op de vertaaldo
G O F F R E D- O, VAN
Torq.uato Tasso.
E«»r J<?» wy» -weUuft eens begin?
En is het deinzend uur geboren, 'jftftfr cp1 il T a s s o o s "Langheldin In,t Nederlands z,al z,ingen boor en t Debrave Godefrooy, weleer In't veld, i/oor ztjn gekruiften Het? ? Gevoel ikjrteds het heilig z>oet, Waar mee die gadelooz^e Schrijver EenZiel, die hem kfin vatfen, voed, En fwclt mijn opgeperfien ij'ver Jtfoch driftig niet tot een geluid Vanvreugdy en Zegevaarz,en} uit? O ja. Indien ik.ooit mijn pen t Bezwangerd van gtnegendheden, Tot hfvan grotte Dichters, en Vergode -vriendfchap heb verfneden; *Ly votg Vr nu gedienftig na "ft Bekende hf van mijn T o r <iu a a T, loro^uaat) v/iens penne, metbetz,waardt En G«dtfrides Lauwerbladen (e) TJck
|
||||
%iehwondtrlijTtvitrevtnaard\y
En maakt hit mteijelijk^te raden,
Wie van dien Krijg meer lofverzeld»
Diez,e eertijds voerde, ofnu verteld.
yll is die groote Vbrfl bij gem
Ook grooteVorflenffaam te noemen't
Toropuaat is ook.z>oo ongemeen
In z,oo een groote Vortt te roemen\
Dat even z.ijn wclfprekendheid
Zoo groot u ah zijnfier beleid.
Hij houd ons aan geen fuffcrij,
Ofongetooflijkheid gebonden.
Van lamme cf&otte Poez,ij.
Hij paart de waarheid aan *t dotrgrondett
Der welluft, die eoit hooge T^tel
Tot onderhouding best geviel.
Wie z,oekt, door ivijx,e dapperheidt
Vow al godvruchtig te regeeren,
Een volk., niet min door onderfcheid,
Van aarten ongeIij\als klceren ?
Hij mag xich hier gedragen an
Een Veldheer, die,t hem leer eh kan.
Wie drijft een luH tot glorij aan,
Door V bloedig amp der Ridderfchappen;
Rinaldo z,al hem vooren gaan:
Of volgd hij liever maagdeftappen,
Klorinde is hier, dietJWaagd enLftfan,
En fpowen, en vervaren kan.
Wie eifcht een les van ware Trouw,
|
||||
tttj zatzSin Odoardo*//We»,"
En in zip trouwe en dappreVrotiWi Ookin Sophronij eaOlinde \ Dat edel paar zoo troww ah fier Onfcheydeiijk^tot in het vier. Wie hetft vermaak in tragi gunft Van minz,ame herten foverwinnen j Hier kerdme vrijen na de kunfi. 'Lie hier, door y>at voorjlach van minneH Erminiz'tvolherden vind Daar z,ij Ta'nkredi iriee verwind. Wat bug kgeri%, om een beeld t''Aanfchomncn, daar van alle zijdert 't Volmaakfel der natuur injpeeld, Hetga zichweidcninArm'ljde, Enjchemereaandie fchoonheid, geett Gebore mens, ah haar gemeen. WenB iemandbuittti z,i)n gevaar Ervarendheid in oorlogjlagen; Hij kan mijn Heldedichter naar Het oordeelvan Raimonde vragen 1 Daartseenrijpvernuft, gejpittt Opalle flachvan oorhgfliit. Is ergens taay verftandbeluB Teweten, ■watinaardfedingeni Dehelfe boosheid opgeruB Tot bijfiand van 'er gunfielingen, En't at ontzettendegezag ■ Tot hulpe van sjijn keur vtrmag \ (e) %
|
||||
Hgzie'er Htjdraotcs macbtt
sirgante, Soliman, Ifmtne^Ji
En't woedig op de been gebragt
Gants Oojien onder Emircn£_j,
Door duivelfe ijver, voor deWet
En haar beminden UMahomet :
Hij z,ie '«■, tot verwijt der Helf
tJMet duizend benden aangefyannen,
Cods Heirgeleider Gabriel
De boosheid in ,er afgrond bannen:
En door Goffredo, Chriftits Held,
Egiptens Standert neergeveld:
Hie z>ie 'er eindeltjk, alivat
De ii>tjz,e God, z>oolangtevorent
Tot vrijdom van z,ijn hedge Stadt
Door Chriftevorften hadbefchoren:
En ■wijte geen geluk, maar hem^j
'/Veroverde JeruZalem.
Zoo vloeid mijn T a s s o o s tvervloed.
Door wenfch en keur des meeftbeminden
P'ermaakx van ijdereensgemoed.
Zookannihetalin Tasso vinden:
Enaly te "wonder boven dien,
Volmaakt bij hem verhandeld x,ien.
*JMen reyiVtr, blyft'er, denkten heft:
En ftuyft van onder ofna boven,
UMet d'overalverrufrt gee ft t
Door hemelfi, helfe, en Forften Hove»t
Door Aardt, Water* Locht en vmtr,
|
||||
Iu't meefl verhorgender natuur.
Mengruwt, 'voor'tgeen hi] grtwzaatn noetnt. UMendoemtde&onde, opz,ijn'verfoejen. *JMen licft de fchoonheid die hijroemt. Zijn aandacht doet d'eerbieding groejen, Daar ijder kenbaar eert, en vreejf DeGodheid, dieme bijhem leefi. Dan is zijn Boek, reeds meergeen Biek; UMaar, in zijn wezendlijk bekooren, Veeleer een levendig bezoek Vandoen, bewegem zicn, tnhooren, En aide tocht, begrepen in tGevoelig waarvan zielen zin. Gij, o gelukkig Vaderland, Van zoo een wonder aller tijden, Is twonder, zoov/ijdatVerfiand, Gcbonden aan een Taal, benijden, Jsi/uwel, waar mijjchien nietwel Verflaan bij'sWerelds beftedeel? Jojuane, noch geheel alleen Italiekantoch Tasso vatten. £'jn fchoone GeeH moet, algemeen <-Met ongemener glorij pratten. 1■" Tassoos glorij niet, waarvan t Gemeen zijn iet %>er mind ten kan. Hoevjeldefchaarsheiddikwilsdoet De prijs van Kktnoodien •verfwaren. 't Vitfiekcnde blijft altijdroed. <~Men kan dejtralenniit bewaren (e) 5 Der
|
||||
-■!»>+>j"ip*"j -I'l'"," nil .IJ1JHHIM..III iinji i »».ii»jgi« imij,i.|i..,iiiijiij»n)j|iip
J)er Zon, die ijder isgtmttn *
En mchtans v/fiard bij ijder een. *JMifgnn ons dan nut een vermaak., Dat hemgeen mocite doet -vervelen, Die aanzijn Landjluy, in ''erfyraakjt Torquatoos "vruchten mee komt deelm: Bedank <veel eer den arrebeid, Dii drssmv Dichters cer verbreit. ejMaar, grotfeTjiel, gij, zoo't u luff, <J?4et nochiet werelds tebemoeijeny Zie eens van boz/en, daar gij ruH, Viv eemvige eer hier under grotjen : * Enveft, indatoneindigfchoon, lS!och deze pare', aan uivKroon.
't Is nietgenoeg in 'j moeders Taal Den py ijs zjjn Borgers af te halen. Een Dichters eer bangt feenemaal Aan't oordeel'van vtrfcheide Talen: Daar Dullaards tjver, aangtmaand Doorguntt, u reeds den vcg toebaant. Zoo dan de Tjielvan Gods SJdaat *Lich aan 'er Heldendadezinger Ooitplichtig dankbaar hooren laat; Zoodankhemmee, die nietgeringer Aan z,tjn iiertalen u verplicht, „ Ah gij Goffredo aanmvDicbt. L. JoRDAAN.
|
||||||
Op
|
||||||
.. ... ... _ ...... _
|
||||||
Op *
TORQjLlATO TASSOOS
Verlofto
E R U Z A L E M: Vertaald door
DULLAART. |
||||||||
J
|
||||||||
E dubble Zwaan, die Griekfe en Roomfe
Dicbters kroonen, Homeer en tjMaro wierd ten kernel toe geacht, Om dat haar Luit, met meer dan aangename toonen, Voor eeuv/ig heeft bez-ieldd'aaloude wapenkracbt,
Daar V Az^iaanfe blocd, enVbloedvan'tfcboonEurope Tien faren heeft ge-vloeidvoor't Slot van eene Stad.' « D us koff datfchoone Kind den muil des Nijds ontflopen, Onfierflijk&ijn, z,oo langmeniet onfterfiijks had;
De Xanth en TJmo'is haar Troje nocb omringen,
De hooge Scee'fche Poort nocb overende ftaan.
Hier komtnu mwTorqo a a t wat ongemeender z>ingen^
Enin^tnieuwLatiiimd'EoolfcheCijter Jlaan;. -
;.'•/: r* (e) 4 Net
|
||||||||
Wet hoe let HeidenJom heeft lijfom lyfgepre&e*,
BnRijk omRjjkgewaagd, vooreenontfchaakteBoel.
t)eWonte GodefrooV *»'tharnat ttegereden, Verio ft de heilge St ad van d'Aladijnfe Stoel,
En kaptop d'lndiaan , en Pers, en fnoo Bar bar en, Ten dienftvan d'Oppergod, en 'Lijngekruiflen 'Loon.
Hijjlormdverwoedop haar vcrivoede Heijerfcharen, Op dat geen booze Draak meer heerfche op Latent*
Troon. Hoeprachtigweet Torquaat zijn Godefrooy tt malen, *t Gelooftn 't<!)nge!oofte (lellen in een perk,
En fchotnder dan de Zon op Libanon doenpralen, HetHtir, daar'talvoorzwicht, wyVt dingtom
Chriflus Kerk. Hijmengdde zoete liefde in d'edle fieldezangen, Hijvoegddegroote Mars btj Anadiomeen.
Tankredo blaakt op 't bloos van Maagd Klorindes wangen, TerwyPer voor de Stad zoo bloedig werdgejireen.
Die dappre Krtjgsheldin komt haar in 'tharnas toonen, En fart Tankredo uit ; geltjkVenthezile_j
Voor Lion, en haar gemaanfchilde Arnazonen iJHet bijl en beukelaar, de trotfe Achilles dee_j.
Tankredodrukt het zwaard in^t hcrt van t,ij» Klo- rinde_^>> Htj zuigt defere Lid uit haar bebloede wond>
Enleufty endrukf, enweendop'tLijkvandiebijmindt Ah ook Achilles op 'tfchoon Amazoontjes mond.
Gelylt
|
||||||
i
• |
||||||
Gelijk de Griekfe *Lon, nooit zat van heetejlagen,
Den grooten Hector, naveelJlagen, beeftgeveld\
Zoo </otf Tankredo, wien Argant vaak tut quam dage, En meefrerdAladijn zijn beften Oorlogsheld.
XJfrCaar Reinout hangt meeaan Armides roozelippen, Als etn verwonne Slaafderfchoone Tooveres j
Hij z,it baarfladig of den tabberden dejlippen, En bluftzijn oorlogfgloedin dees Krijgjmeefieres.
"Loo raakt defelle Leeuw welvoor een wijlaan^tjlapen, "Loo word A hides vacbt een dekfel'van demin,
Enfcbeft nu luftvoor helm, en knods, en [peer, en wapi~t In zijn Lardaanfnhe Nimf, der Ltjdcn Koningin.
Tjon tmrdUlyjJes tian zijn Hof en Folk gehotrwen, Terwijlbijz,orgloos fpeeldin Circes lajfefchoot,
Zoo duikt den Pijand voor den Held, den Held voor Vrouiven, En't vilkts klein datjlaal, bij'tgeen dat liefde bood.
Nti Reinout blijft niet meer,gelijk hijplag, verwonnen, Hy wraakt degeile Kol, en [pant iveer moedig aan.
Hi] wilntet Godefrooy zijn draadzien afgefponnen. En, als een kopre zuiljvoor't heiligKruiJjcbildJiaan.
De TVrcedaard fnenveldmet x,ijn belfche Legerbenden, ejlfet z'tjnen Zoliman, Adrafies en Argant,
Tot d"orverige <van ,t hertnekkifr volk erkenden, De booge Maj/fieit -verkracbt in'? heilig Land.
Zoo duet de Dondtrgod, die bcm wdtegenkanten, En met de verjjenen aan z,ijnen prikkelfioot,
Vtrnielen met z.ijn Heir, enfnoode Lijftrawanten. tjMaar Chrifteprincen was uw ijver nu zoo groot,
(e) f Daar
|
|||||
•
|
|||||
Daarzougeen Ottoman, met blaawwe Hemelmanen,
Getulband en gefchildi op uwegrenz,en ftaan,
Te water en te lande uw edle Legervanen, Tjoojlecht doen firijken voor den mrjjen Traciaan:
Het uwe was het uwe, en V z,ijn niet meer bet zijnc_jy, Haar bloed was uwe roof, uw bloed niet meer haar
roof, GijheerfchteinEdom, eninjude, enTalefiijnt^j, Ter eeren van 'tgeloof, in fpijt van V ongekof.
Kjfrlen z>ouw het heilig lofin T^alems Tempelz,ingen, Daar z,ou geen Mahometh meer Overpriejtcr z,ijn.
*Loo ver de zwarte Zee haar golf en barenfpringen, Tot aan degroote St ad van Keiz.er Konflantijn.
|
|||||
J. CaBELJ AU, J. C.
|
|||||
Ophef
VERLOSTE
JERUZALEM,
VAN
Tor q_u a t o Tasso:
Vertaald door
JOAN DULLAART.; | Nkuttdige oogen, wend ter zijden,
Gijmogt, metuwverminktgex,icbt, Op minder lichten afgericht, 'Dit wijZje Heiligdom ontwijden. Hertshet niemand toegejiaav, Ali tubusgrootJleVoejlerlingen, Die in V geheim der 'Langkunft dringen, Dengrooten TASSO nategaan.
Daar htj voor *Lalems hooge vj alien, Ontheiligddoor den *Laraz>ijn, Den Tulbandvan Vorit Aladijn, Vow Godefrooy terneer doetvalien. Die
|
|||||
— ....
|
|||||
■ i-UM.uu.,ipW3Pa
|
||||||
Die by, ah Hoofd van't Heldtnionu* »
Dat d'oude Knits banterverdadigd, Enonverz&agd, maar ook.bez,adigdt Volvuur van beiligeijverglom-j,
Verbeftop Klioos Oorlogfnaren. Enmengeld cdelbloedmetfiof,
En lafverwift met Heldenlof,
De Ltjkcijpres met Lautverbldren; En dulbeidmet voorzichtigbeid,
Gtluk. en ongelukkjg ftrijden, Op d'aard te gaan , te paard te rijden, Enwat in wapenbandel kid,
Dan is 'er z,oo veelkjacht gelegen In zijnverbeve ftijl en z/wier.
Ah in bet Loreinooifch Rapier,
Qf 's woeften Argants fieren Degen, Wiens trots Tankredoos arm bejlecbt, ',
Tankrcdo, z,oo ver liefd van z,innent Ocb ivas bij minder in bet minnen \ Ofmin op't vecbten afgerecht!
Htj hadK\or'm&es Jlrtjdbaar Icven 7j>o licbteltjkenniet gewaagd,
Of haar verbaafie dood beklaagd,
l>Jock zich den rouw ten protygegeven. Wie bier zijn minz,iek fnikken boordt 'Liet van Apollos ivyzx lippen
Een klagt om,t Lauwermeijjeglippcn,
Op Peneus vaderlijken boord. |
||||||
De
|
||||||
DtM'mdie /Ir^dook.onder^tflryden,'
En *t Mufie nefteld in't helmet ;
eJMaar wie of Reinoucs minnen let,
Die leerdde tjMin z,ijn kracht belijden, En z,iet x,ijn bceldop V aangeucht:
En Reinouts fchild met mirth befiooken, Diein Armi')desfchootgedooktnt Vergeet z,ijn ridderlijkeflicht:
Terwijlz,ijmet Klimop het lemmer, Dat nimmer geengewelden letl^j,
Bewoeld in aopgepronkte fchee_j,
En temd den fieren Heldentemmer. Jeruzalem datwachtual,
OHeld, die met bebloede handen , Den trot fen Koning aan moet randen, En plant en't Kruismerk of dewal.
"Loo word het heilig Land ■verkregen. 'Loo word een Oorlog afgedaan,
Om weereen Oorlog aan tegaan,
"tot dat den tijd, en St ad, en degen, En Helden, in hetftofbedekt :
LMaar T a s s o, boven St ad, en Helden, Die Oorlog, Min, en Zegen melden, Een andre muur om Zalem trekt,
Befaald van's Werelds wijdfie palen; Daar nooitvermakdijdehand
Des TLarazijns, zich tegen leant,
Endaarden tijditi'tgrafmoetdalen. |
|||||
O grifc4
|
|||||
O grijze Tfhiten! bettoverd vr'j,
fcttgrond, enbofch, enkruid, enl<rvrtn% Hijkan de wijfteKeifs beteovren, Heezoet isdeze toovefij)
Tot noch todvasonsTaalfrenooten BeJekt dit kgflehjke pand$
Gelijkjen bellen Diamant,
Die in zjjn bolder kid bejl.. eten. Nu kpmt een Pen , in Taaldoonveekt,
Getrokken uit de Famefchachten^ Die Tasso omdenAardklootbragten, Waar door hijzui'ver jNeerlandsfyreekt.
Hier derfik nu den Lezer noden : UMaar iveeH eerbiedig in'tonthaal,
Wtjjpreken enkle menfchen Taal,
Doch dtfs een Taalman van de Goden. H. DULLAART.
|
|||||
TOR-
|
|||||
!
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DR-UKFEILEN,
aid us re verbeteren. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ccc7 Blad,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Blad.Regel, Voor
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lceft.
Magre
verkregen wlerden
vemoegde
die de 'Lonne
Pans
een tak der boomen
eenjongen weet niet wat Tankred' ftond <vertreedfe was om hem |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
tJMegere
verkrcgen wierd iiemoeg die 'Lenne Pontifus een tak den jongen weet wat Tankredo pud verteerdze was hem |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DeLetterfeilen gelieve denLezerten
beften te keerert |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■ ■ -■ ■-:■•- ..,..„.,.,..::..,.".'
|
|||||||
Pag. I
|
|||||||
TORQJTASSOOS
Verlofto
JERUSALEM-
Het eerjle Cje^ang.
I N H O U D.
God zend eenen Engel teTortouze, eenStad inSu-
; rien gelegen, tot Godefroy, die hern yermaand, dat hij de voomaamfte KriftenPrinccn zouveigaderen, enhaar
i tot den togt aanmoedigen, alzoo de Lente aanftaande j was. Hi; word tot Veldheer over't geheele Leger ver- |koren; Algemeene monftering van'c volk> en optogt naar Jeruzalem.
GO D Zendeen Engelup den Hoogen, nude Stad
Tortouze, in't Landfchap van oudSttriengelegen: Die Godefroy verfchij nd, terwijl hi] nedrig bad, Om heilge Hemellmlp en overdierbre Zegpt. A Uij
|
|||||||
L
|
|||||||
2, - ToRQJJATO TaSSOOS
Hij openhaard zij» lafl: dies Godefroy terjiond
De Krifien Vrincen htj elkgndren doet rverx,amen, E», door&tjnwijzenraad, ook^fluiten ewverbond,
Daar hi] tot Hoofd gefleld word uyt him alter namen. tjMen monfterd Folk bij Volkjn hetgezjcht van hem,
Daar op &oo tnktmen been na 'thoog 'Jeru&alem-J. K zing de Zeeghaftige wapendaden
| van een grooten Held, die vol van Godvruchtigen ij ver het heilige Graf van Jezus Cristus ging verloflen. Maar eer hij zoo braven aanflag ten einde brocht, is het nict te gelooven, hoe veel tegenrpoed hij in deze heerlijke overwin- ning leed. Echter w as het te vergeefs dat de Hel haar daar tegen ftelden, en dat het volk van Azie en Li- bien, onder een vermengd, zich tegens hem haar wapenden. Want alles kan niet hinderen als men de Hemel te hulpheeft. Ook ftelden hijze niet alleon- der zijn Baniereri die hem in deze Reis navolgden: 6 Zanggodin, die de verwelkbre laurieren van Heli- kon veracht, vercierd uw hoofd met een onfterffelij- ke Kroon Van Starren, u roep ik nu aan, deeld mij van uw heilige vierigheid mede , verfterkt mijn ftem en weeft mijnegezangengunftig. Ik bid u ook, dat gij 't mij vergeeft, indien ik eenige verven bij de waarheid vermenge, enzooik, om mijne fchriften op te pronken, die zomtijds met eenige andere ver- cierfelen,
|
|||||
hm^Mdm^-t^M
|
|||||
P'ertojie "firuzahnt-J. £
cierfelen, als de uwe, vercier. Gij weet dat het volfc
garen loopt daarde vleiende Parnaflus zijn zoetfte zoetigheid uytftort; en dat dikmaal degene, die het quaafte te vernoegen zijn, liever de ware dingen fmaken, wanneerze door de geeftigheid dervaar^ zendaar toe gedrongenworden. Alzoo is men ge- woon, om een kind* datziekis, een drank in te ge- ven, den rand van den beker met eenige zoetigheid te bevrij Vfen. OndertufTen neemt het de bittre nattig- heid in, en verkrijgtdoordeze bedriegerij zijn ge- zondheid. Welaandan, kloekmoedige Alfcnfus ^ die de beletfelen Van mij n geluk gebroken enmijin behouden havegebrochthebt, toen ik in't midden der klippen en barea, die mij beukten, op het aiter- fte was om van de Zee ingezwolgen te werden, doct mij de eer, ik bid u, deze fchrirten, die ik u op een wijze van beloften toewijde, gunftig t'ontfangen. Mogelijk zal 'er eenen dag komen dat mijn penne, als een voorteiken van hettoekomendezijnde, het Wagen zal om een langer werk haar t'onderwinden > " daaruw uitftekende deugden haar alreede ftof toe leverert. En zoo het ooit de geloovige Volkeren, van Jezus Chriftus,gebeurd, datfe haar in zoo gerui- ten Hand bevinden, en wederom ter Zee en te lan- deri mogen gaan, om te verkrijgen dat Landfchap» rgeen den wreeden Griekfchen Tiran onrechtvaar- dig van haar bezit; dan zal't wel reden zijn, om hem zoo grooten roof uyt de handen t' ontrukken, datze A % uVeld*
|
||||
4 Torqjtato Tassoos
u Veldheer, opheteemeen'tandereElement, ma-
kcn, na het voorbeeld van dien Zeeghafcigea Gode- froy, daar gij de heerlijke daden van navolgd. Maar verwachtende tot datgefchiede, hoord mijne vaar- zen, en bereyd u tot den flag. DeKriftenen hadden, federt zes jaren, de Zee
doorkruift met een machtig Leger, van voornemen zijndein't ©often tegaan, omhetheilige Landwe- der te verkrijgen. Alreede mochten zij roemen,datfe ftormender hand de ftad Niceen veroverd hadden en door verafling Antiochien gewonnen, daarze haar federt kloekmoedig hebben verweerd, tegen een on- tallijk getal vijanden, die van Perfen afquamen om die wcderte verkrijgen. En boven al dez-e overwin- ningen; het veroveren van de befaamde Stad Tor- touze. Wanneerze,door het ftrenge faizoen des win- ters,gedwongenwierden in heure winterlegeringen te vertrekken, totde aanftaandeLente. Den eeu- wigenVader, ondertuflen, die tot zijnen Troon het . uitftekenfte deel des Kernels heeft, zoo hoog vexhe- ven boven den Starrekloot, als die is boven de diep- fre afgronden, floeg zijn hemelfche oogen naar bene- den, die, met een eenig opflag, terftond ondekken •„ al wat de wereld begrijpt, en't geen'er gefchied. i, Na dat hij alle dingen wel bezien had, vefte hij cin- delijk zijn gezicht op de Kriften Princen, en met die zelve oogen, die tot in de alderheimelijkfte gedach- tendoordringen,bcmerktenhij , dat den moedigen Godefroy,
|
|||||
^^!. •-■KM],; ____ ----------—....... -r-
|
|||||
-_^_----------rm _ —.—,----------
|
-------------------■------.....-
|
||||
it
|
|||||
Verlofte Jerufakm^j. $
Godefroy, vol van vierig geloof, meer achten, dan
de begeerlijkheden der ijdle cer en de fchatten en rij- ken dezer wereld, zijn vierige begeerten, die hij had, omd'ongeloovige uitdeheilige Had teverja- gen. Maar inBoudewijn befpeurden hijeen geeft, die driftignagrootsheyd haakten, daar bij volkomen ophoopte. Hierbij zag hij dat het leven Tankredo tegen't hartewas, zoo veel fmarten jongenuchten veroorzaakte hem een dwazeliefde, diefedertwei- nig tijd hem bezeten heefr. Maar in Boehemond beipeurd hij, dat die zijn gedachtea nergens toe aan- wend, als om hem in zijn nieuw Koningrijk van An- tiochien te beveftigen, waar toe hij goede wetten zoekt in te voeren, en t'effens goede kunftcn en tucht in gebruik te brengen , en boven al om dit ongeloo- vig volkhet ware Kriftelijke geloof in te fcherpen. Reinout is de lefte die zich voor zijne oogen ver- toond, met zulken krijgfluit, dat hij van ledigheid onverduldig is. En zoo hem yets qucld, het is nodi deliefdetotrijkdommen, noch d'eergierigheid tot fcepters, maar d'cenige begeerten die hij hccft, om eer door de wapenen te verkrijgen, daar hem den kloekmoedigen Guelfus vienglijktoe aanprikkeld , wiens ondenvijzinge hij altijd navolgd , en ondcr- Wint zich met te beftaan buiten 't voorbeeld Van zijn brave daden. ■Den eenigen Monarch der Wereld, hebbcndc al-
dusin'tbinnenftevan 't voornemen dezer Ridderen
A 3 ingedrongen,
|
|||||
.---------------__-------------ptppn^w wg!1.™.in"
|
||||||||
____.........- .____ ■:.--^-VH-<^---^----^ii---^'-^^^*»ii
|
||||||||
(j ToRQ_UATO TASSOOS
ingedrongen, rieptotzich, uit het midden van de
reien der blinkende Engelen, Gabriel, de tweede
vandeeerfteordenderSerafijnen , want hrj den ge-
trouwen bediender tuflen God en zijn uitverkoren
Zielen, welke hij een aangename bode is, om dat hij
hier beneden de wetten veikondigd, die daarboven
gemaaktzijn. Wei op, fprak hij tot hem, gaat ter-
ftond rjaar Godefroy, en vraagt hem, van mijnent
wegen, hoe Hat het komt dat hij de volvoering van
zijnen aanflag dus lang uitfteld, en waarom hij voor-
taan den oorlog met vernieuwd, om mijnJeruzalem
van de tierannijen der ongeloovige te verloflen?
Zegt hem, dat hij al de hopmannen in den raad doet
vergaderen en dat hij de flapften onder baar, tot zoo
grooten aanflag, aanmoedig; dat ik hem hier boven
tot haar Opperhoofd verkorenheb, daar hij daarber
neden voor zal erkend worden, en dat ik verfta, dat
hij in dezen oorlog zal gebieden over de gene die
noch korts zijne Spitsbroeders waren. .
Ditgezeyd hebbende, bereiden Gabriel zieh, om
teverrichten hetgeenhem geboden was. tjierom bedekten hij zijn onzichtbare gedaante met een wolk en onderwierp het een fterfFelijk gevoelen. Hij vertoonden zich met zulk een wezen en lichaam, als d' andere fterflfelijke Menfchen hebben , uitgeno- men dat zijn glans, waarhjk door een hemelfche Ma- jefteituytblonk, en dat hij in een ouderdpm, tuflen fdejongehngfchapenkindsheid fcheente zijn. Zijn blonde
|
||||
|
||||||
.■.ana*. ..
|
||||||
...
|
||||||
• • Vtrhfle Jerusalem-). "-• 7
blonde lokken warenmeteenheldre ftarrekrans be-
kroond; zijn vleugelen, van witte pennen, aan d'ein-
den verguld, en zoo gezwinddatfe door'tvliegen
nooit vermoeid wierden. Hij gebruiktfe, hangen-
de in de lucht boven Aarde en Zeen, om de winden
en de dikfte wolkcn te breken.In deze toerufting,nam
dien hemelfche Bode zijn vlucht, van boven uit den
Hemel, na de laagfte geweften der Aarden; ruften-
deeerft op den Berg Libanon, en daalden daar nain
de vlakten van Tortouze: De Zonne rees eerft op
uit de oevers van't Ooften, en het grootfte deel van
zijnKloot was noch in de baren gedompeld. Deze
fchoone ftar begon zoo haaft op Godefroy niet tc
fchijnen, pf den Engel vertoonden zich voor hem,
aan dezijde tegendenopgang, met veel meerder
glans als die van de Zon.Hij hem in gebeden vinden-
de, gelijk hij alle morgen gewoon was, fprak hem
met deze woorden aan^ Godefroy, waarom ver-
toefdgijlangerommijnjeruzalem teverlofTen van
deflavernij daar het nuinis? Ziet gijniet dathet
faizoenomte oorlogen nooit bequamer was als het
nu voortaan wezen zal? Hebtdan moed engaat ter-
ftond de voprnaamfte hoofden in den raad vergade-
ren. Drijft ftqutmoedigde zwakfteaan, en ver-
maand haar om het einde van zoo braven aanflag tc
Zien. Godheeft akeedeutot haarVelrheer verko-
ren» gijhoefd niet te vreezen datziju nietgewillig
Eullen gehoprzamen. ^indejijk 't geen ik u zegge is
A 4. niet
|
||||
8 ToRQ^lATO TASSOOS
nietuitmijnzelve, God zelfzendmijhieromu van
Zijn willete verwittigen, oordeeld nuofgijgeea groote hoop van d'overwinning behoord te hebben cnofgijnietverplichtzijt, om in toekomende, zor- ge te dragen voor het Leger dat onder uw beleid ge- fteld is. Zoofprekende verdween den Engel,die zoo haafl:
zijn vhicht niet naar het helderite enhoogftevan denHemelgenomenhad, of Godefroys dapperheid was niet minder verwonderd over die woorden, als zijn oogen door die glans verblind waren. Echter na dat hij zich een weinig herfteld had , overwoog hij neerftig wit den genen was, die daarvan hemge- fcheyden, en van wiens wegenhij gekomen was, ook 't gene hij hem gezeyd had. En zoo hij noch kort tevoren, dezenoorlogwenfchtent'eyridigen, zop brand hij nu, dat hij tot Veldheer van't heele Leger verkoren is, van ongeduld om die ten eynde te bren- gen. Evenwel word zijn hart niet opgeblazen door ecrgierige ijdelheid, dat hij zichdaarbovengevor- derd ziet,bpven zo veel kloekmoedige Hopmannen; maarhetisveel eer een driftige begeerten, omzijn wille, diemeerenmeerinhemontfteekt, gelijkde hettevan eenkooldoor hetgeweld van't vieront- vonkt, die van zijn eenigen Opperheer gelijk te ma- ken. Hijdraagt danzorgom volkomenal deRid- ders, zijn medegezellen, die hier en daar verftrooyd warai , zonder datfe ver afgefcheiden zijn , te yer-
|
||||
---------------------—— —---------■---------—--------:~-—----------■-------"
|
|||
■".....—-——-- .■■--....
|
|||||
Ferlojie ^eruzahmS. r 9
vergaderen. En om haar te verplichten wathaafti-
ger te komen, zond hij haar bode op boden en brief opbrieven, daarinhij zich zoo zorgvuldig queet ,■ en wift zoo bequaam het bidden bij den raad te voe- gen, dat het fcheen dat hij in zijn geeft had t'zamen vergaderd, al het gene dat bequaam is om een edele dapperheyd aan te prikkelen en te lokken, en dat een quijnendeenflaperigemoed opkanwekken. Daar- enboven voegden hij bij zijn reden zooveel vercie- ringen en aangenaamheid, dat zijn aandrijvmgen hun bedwongen, zich na zijn wille te voegen, of uit heureigen vrijheyddietevolgen. DeHopmannen quamen d'eerfte, uitgenomen een eenige Bohemond die zich daar niet wilde vertoonen, en al de Soldaten volgdendaarna. Eenige floegenhaar onderde hut- ten ter neder, andere legerden haar in Tortouze en de voorfteden. Een weinig hierna, verkozen de groofte van het Leger (een gedenlcwaardige en heer- hjke vergadering) een bijzondereia dag omopzoo zwaarwichtigen zaak te beraadflagen, en toen was't dat Godefroy, met een ftem, die niet minder klin- kende, alszijnaangezichtvolMajefteitwas, aldus begon te fpreken. ^ StrijdbareRiddersvan JezusChristus, die
den Monarch des Hemelstot bevordering van het Geloove, enom de ichaden te vergoeden, uhver- korenheeft, ikbidu, verbeeld u eens, hoe na zoo veel lagen en gevaar, dat gij te water en te lande ge- ■ A jr loopen |
|||||
1 ■
|
|||
to ToRQJlATO TaSSOOS
loopen hebt, h ij u alleen hier geleid heeft, daar gij
tegenwoordig inzekerheid zijt. Gij weet dat wij door zijn gunftige hulpe, tot zijn 'er eer, verlchei- de ongehoorzame landfchappen hebben t'onder- bracht en. zelf het overwinnend tekenvan hetkruis uytgefteken onder hetvolkdatuw dapperheid ver- delgd heeft. Dit'snietgeweeft, indienik mij niet bedriege , de begeerte om voor een weinig tijd van ons te doen ipreken, noeh veel minder om het Land derongeloovige te verkrijgen, datonsonze Vrou- wen, Kinderen en onze geboorteplaats heeft doen verlaten, of zelfs ons leven indegenadederbaren, en in het gevaar van een Oorlog, die wij van zoo ver komendoen, teftellen? Indien dat dit zoo was, wij Zouden ons zelven wel een kleine vergeldinge be- looft, enonsbloed mettegrooten gevaar en nadeel van ons leven uitgeftort hebben. In deze Reize heeft ons voornemen altijd geweeft om Jeruzalem te bele- geren, de Kriftenen van een onverdragelijke laft van flavernij te verloflen, en in het beloofde Land een. nieuw Rijk te beveftigen, daar het KriftenGeloof een verzekerde Stoel mag hebben. Door deze mid- del hopen wij't zoodanig te maken, dat hier namaals de Pellegrinis, niet beletten Zal om haar belofte voor het heilige Graf van Jesus Christus te komen doen. Nualzoomen waarlijkbekennenmoet, dat de dingen, van oris tot noch toe uitgefteld, van geen 13em gewigte, en datfe wel waardig zijn om over- wogen
|
||||
----------------
|
||||||
Verkfte Jeru&aknz-j. it
wogen te worden, zoo wei om het gevaar daar wij
ons inbegeven, als ter oorzake van den grooten ar- beid die wij geleden hebben. Zoo zijnze,in'tgene de eer raakt, niet veel roemens waardig; te meer, al- zooze naauwlijx te vergelijken zijn bij 't gene ons in dezen aanflag,noch overfchiet tedoen, Als dit zoo is, 't lij dat wij hier de macht van onze wapenen ophou- den , of dat wij die elders voeren, wat voordeel zal der ons arkomen dat wij zoo groote Machten nit Eu- rope geleid, en het vuur in Azie gebrogt hebben, zooeindelijk, aldatgewoel, meerna denonder- gang, als naar de bevelling der Rijken held ? Waar-« lijk die heerfchappijen op zoo zwakke grondveften, als die van de Wereld, daar niet vaft noch beftandig is, meend te bouwen, en ziet niet dat hij afbreekt in plaats van optimmerd. Zulx na dat hij de verwoe- ftingen wel heeft omgevroet, onder dewelke hij ver- pletblijft, bevindhij, tot loon van al zijn arbeid, dat hij zich zelve een Graf geroaakt heeft om in be- graven te worden. En zeker wij behoorden hier acht op te nemen, te meer, alzoo wij ons onder een Heidens volk bevindende, niet veel hoop van de zij- de der Grieken hebben, noch veel volk dat van onze landslieden engeloove zijn. Hier bij, dat wij verge- fcheiden zijn van de hulpe die ons van de Wefterfcbe Landfchappen mochten toekomen. Ik weet dat die woorden, vanTurkijen, Perlen, Antiochien een Wonderlijke fchijn bebben,en dat dc tijtel heeJgroot > " -.i ■ is 4 |
|||||
I* ToRQJJ.ATO TASSOOS
is; maar het is de Hemel, en niet ons, die wij d'o-
verwinning fchuldig zijn. Want het is zeker dat on- ze winften in den rey der wonderwerken behoorden gefteld te worden. En zoo het gebeurd dat wij aan 't einde afbreken, tegen het voornemen van hem die hetonsgegevenheeft, dan ben ik zeer bevreeft, dat hij 'er ons hcht van berooven mocht, en dat wij, na zoo veel brave daden,die zoo door de wereld gebrald hebben, den fpotvan al de volkeren zullen worden. Wei aan dan, dat 'er niemand onder ons zij die on- dankbaaris, omophet uiterftelafhartigdiegenaden te verwaarloozen, die wij bijzonder van den Hemel ontfangen hebben, ik bezwere u in de name Gods. Laat ons zoo veel merkelijke gunften niet verzui- men, maar laat ons veel eer trachten om wel t'eindi- gen, hetgeen wij zoo gelukkig bcgonnen hebben. Alle dingen noodigd ons, nu de wegen voor ons o- penzijn, enhetfaizoenonsgunftigis. Is'erdanee- nige verhindering die ons beletten kan, met met kleyne treden, maar met vollen loop nade heilige Stadtegaan? Is dat niet de voornaamllen roof daar alle onze overwinninge op hopen ? Kriften Princen, weeft verzekerd dat de vruchten van onzen aanflag beginnen rijp te worden , dat 'er niet overfchict als diete plukken. Het geenik zegisgeen rerzierfelj maar in tegendeel, de betuigingen die ik 'er u af doe, zijn zoo waarachtig dat, boven dien de eeuw, daar 5vij nu in zijn, u de uitkomft daar van leeren zal, ik hoop
|
||||
%
Verlofie Jeruzakftt^. if
hoop de toekomende daar t'eeniger dag van Zal fpre-
ken. Ikzeg noch nicer, dat de Zielen der welgeluk- kige het daar boven in den Hemel aanhooren. Laat ons, ons dan ijverig in dit goed voornemen dragen. Want hoc dat wij knger wachten, hoe minder dat de gelegendheid bequaarn zal zijn. Zulks dat het geen ons nu zeker is, hiernaar onzekerzal worden. Ook vrees ik alreede, indien wij langer vertoeven, datE- gipten, hulp aan het beloofde land mocht toezenden, Naauwlijks had Godefroy zijne reden geeindigd,
oftotteikenvanhandgeklap, ontftond'er eenkort gerucht onder de vergadering, 't geen zoo haaft niet geftild was, of Peter, den vromen Kluizenaar, ftond op, met voornemen om te fpreken; Want hoe- wel hij maar een gemeen perzoon was, die noch be- vel , noch laft had, echter was hem toegelaten in denRaad en onder de Princen te zitten, om dat hij den eerften inftelder van die groote Reize geweeft was. Hierom nam hij 't woord, en bedocht zich om dus tot haar te fpreken : Het voornemen daar u den HartoogGodefroy toe
brengt, zeeghaftige en doorluchtige Princen, is niet te weerfpreken, indien men de waarachtige za- ken voor zeker moet houden, gelijk ik u hoop klaar tevertoonen. Daar is geen verfchil meer alstoete ftaan't gene hij u gezeid heeft.Maar eer ik verder ga, bid ik u, datge mij toelaatdit daar bijte voegen. Ik zal mij njmmermeer de partijfchappcn en verdee- ling
|
||||
Taf ToRQJUATO TaSSOOS
ling verbeelden die onder u, om ftrijd» fchande-
lijk ontftaan zijn. Na dat ik die wel overwogen heb, met het hardnekkig gevoelen, ende verfchei- den liftige ondervindingen, alleen om de gelukkige uitkomft, die wij van onze Reize verhopen , te verlengen. Terftond zienikdanwel Waar uitdit dralen en deze tweedragt ontftaat. Geloof mij , mijn Heeren,de oorzaak is afgekomen uyt den voor- naamften oorfprong, dat de eergierigheid, om tege- bieden^haar tefFens verlpreid heeft,in zogrooten ge- talvan verfcbeide ftemmen ; datijder in't bijzon- «ier gewild beeft dat zijn gevoelen boven een an- ders gevolgd zou worden. Zie dit is noch mag- tig om onsalle inverwerring tebrengen. Want in fluk Van heerfchappij, zoo d'Oppermagt niet alleen aan een gegeven is, die de macht heeft om vergel- dingenen ftraffen teberamen, of zelfs den genen, die het haar deugden waardig maakt, tot ftaat te ver- heffen, zoo moeten noodwendig alle dingen in on- orden en verwerringen geraken. Maakt dan een Li- chaam van verfcheide leden, door een volmaakte liefde t'lamen gevoegd. Verkieft een Opperhoofd die d'anderen gebied en heur begeerten matigd .Met een woord, fteld den Scepter een perzoon in handen die bequaamis, ende die gij vooruwenOpperheer erkend. Zie ditis het gene dat dien eerwaardigen Grijzerd,
inweinigwoordenlprak, en het was waarlijkeen van
|
||||
1*^ .in Uliiiib ii ii----------------
|
||||||
■ ■■■ -~-..........................'-"..........-----------------------------------------------------------
|
||||||
fc''~*p~ "
|
||||||
Verlofte Jeruz,alent->. tf
van uw uitwerkingen , 6 Hemelfcheijver, terwiji
hetdanwaaris, dathetvoornemen endealderge- heimfte gedachten voor u niet kunnen verburgen zijn, zoobidiku, blaaft in de herten van onze Rid- ders, den raad van dien vromen Kluizenaar. Brengt haartotheurplicht, en verband wel ver vanhaar die drift, die haar als aangeboren is, oirt onderling te twiften wie de voorzitting ende waai'digheid der Amptenbekledenzal. Wilhem en Guelfus, diede eerfte van de vergadering waren, verkozen ook de eerfte Godefroy totharen Veldbeer. Deanderen keurden terftond hare verkiezing voor goed, en ble- ven eenftemmig daar bij, dat van nu voortaan, nie- mand als hij , het Oppergebied over haar hebbea zou. Dat hij alleen na zij n welgevallen van haar ge- meene zaken mogt oordelen; de verWonneh zulke wettenvoorfchrijven als hem dienftig docht, den Oorlog brengen in wat plaats dat het ook was, en die verklaren aan den genen die't hem goed zou dun- ken. Eindelijk , dat alle de gene, die voor dezen , hem in gezag gelijk waren geweeft, in toekomendc Wel te vreden waren om hem de plechtigheyd van getrouwe dienaarste bewijzen. Deze dingen aldus- befloten zijnde, vloog het gerucht terftond in ijders ooren, en hare monden verlpreiden het aan alle zij- den.Ondertuffen vertoond zichGodefroy aan deSol- daten, die alle met een gemeene overeenftemming, bekenden, datmen, tot zoo bravenAmpt, nooie een
|
||||
'
|
||||
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------,----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------■
|
||||
ft) ToRQU,ATO TaSSOOS
een bequamer perfoon 7.011 kunnen verkiezen. Hie?
ep ontfinghij van d'een en d'ander verfcheiden toe- juiching, en, door hetgoedonthaal't gene hij haar deed', betuigden hij haar genoeg zijn goedewille. Na dat hij op haar ootmoedigheid, onderdanigheid en getrou wigheid, die men hem aan alle kanten be- wees, voldaanhad, geboodhijdatijderSoldaatdes morgens zich onder zijn Vendel zou begeven, in een braar veld, dat daar niet verre van lag. De Zonne keerden in't Ooften alreede 'wederom,
daar hij zijn licht klaarder alsnaar gewoonte ver- toonden, wanneermen, opzijneerfteftralen, al- le de Troeppen van't Oorlogrvolk in hex plein zag verfchijnen. In deze monftering vertoonden zich de Soldaten aan haren nieuwen Veldheer, zoo braar toegeruft als haar mogelijk was, endeden deronde van den geheelen Beemd, daar Godefroy gczeten Was, omtroep, voortroep, van de Ruiterij cn't Voetvolk te zien verbij trekketi. Waarde geheuge- nis, die niet minder vijandinne van de vergetelheid, als van oude Jaren zijt, en zorge draagt om getrou- welijk tebehouden, alhetgene datinde Wereld gefchied, omhet te verkondigen, ikbidu, ftaat mij met uwe gunft bij, maaktdat ik al de voornaam- fte Hopmannen van het Leger indachtig worde, en watvoor Troeppen en Vend els zij gehadhebben. Verhaaldmij, wat haar dapperheid en faam gc- weeft is, die de Jaren verduifterd of in de ftilten be- graven
|
||||
Verlofie Jeruzalem^. if
graven hebben.Neemt van uw rijke feb/atten tot ver-
deringe van mijn penne, dingen i die de gene, die na ons zullert komeh, aandachtig rhogen aarihooren, zonder dat de toekomende Jaren ooit machtig mo- gen zijn dieilyttedooven. De eerileridie op denrij verfchenen, waren de Franfen, ftrijdbare Soldaten, dieonder'tbeleid van Hugo, Broeder des Kohirigs, voor dezen waren gelicht en tiytgekozen in't Franfe Eiland, een plaats van vier fchoohe Re vieren beflo- ten, zooaangenaam ind'oogen, als breed in zijri ■ uitbreiding. Maar na de dood Van dienPrihs, be- ; gavenze haaronder den Standard derLelibloemen j gevoerd door den grootmoedigcn Klotarus, die niet als denaarh van Koningontbrak. Na deze vertoon- den zich twee Vendels, heteenevan duizendge- wapende Mannen, en het andere van zoo veel lichte Paarden,alle Noormanhen vart gebobrtcdieonder 't beleid van Hartog Robbrecht, haren nattiurlijken Prins, optrekken; zij wijken de Franfen niet, nocli in tucht, rtoch in Oorlogfrufting, rioch irt dapperheid, rtochin braafgelaat. Nadezevervolgden, detwec eerwaardige Prelaten, Wilhem en Aymart, die van langentijd aandeKerkverbonden waren geweeft, en nil de wapenen tot haren dienft hadden aadgeno- men. Het is niet tegelooven, watvooreenaange- naamheid haar gaf, heurwitteengrijzehairen, die in-een verfpreid, onder haar hoofddekfels heeit' Hwaaiden. Den eerftcri had van de Stad Oranje, en B d'oaileg-
|
||||
F
|
|||
I 8 TORQ.UATO T AS SO OS
d'omlcggende plaatlen, vierhonderd paardenwel,
verzien en gewapend afgcbrocht. De tweede die BhTchop van Puts was, had'erookzooveel, diede befte, nochinkloekmoedigheid, noch in toemfting weken. Boudewijnquam na haar met zijn Boulon- jcrs, enhetvolkvanzijnBroeder vergezelfchapt, die hem het geleiddaar vangafzoo haaft als hij tot Veldheer van'tLeger verkozen wierd. Hij wierd door den Grave van Cartres gevolgd, een Hopman vangoeden raad en bequaam tot d'uitwerking. Die met hem voerde vier honderd uitgeleze mannen., maar Boudewij n had drievoudig, d'een en d'ande- ren, wel opgezeten en op voordeel gewapend. In een gedeelte van't veld, na de alderlefte, verfcheen terftond den Zeeghaftigen Guelfus, wiens verdien- ften en deugden het opperfte geluk, daar hij toe ge- ftegen, gelijkwas. Dezezelve Guelfus, wasuyt Latinus gefproten en door een lange rij van Voorza- ten, zekerlijk uit het doorluchtige bloed van Eft ge- teeld. Hier bij mag hij roemen, een Hoogduitfer van toenaam, en door d'oppermacht, van het mach- tigeliuis der Guelfen, Heer van Carinthien te zijn, en van al het geen d'aaloude volkeren van Sueven en Retien eertijds plegen te bezitten, langs den Danu- besen denRijn. Het was van zijn Moeders zijde, dat hij deze fchoone landfchappen erfden, daar hij federt tchoone overwinningen bij voegden. Van de- ze plaatlen had hij zoo vrome en ftoutmoedige Sol- daten I
|
||||
-.■■■'■ ' J_ , '
|
|||
Verhfie Jeruzatem^ • J9
daten gebrocht, datfe onder zijn beleid» waarhij
haar 00k gevoerd had,hcc maar voor (pel zouden ge« rekend hebben, de dood aan te tatnen. Wsarlijk een volk dat braaf in den oorlog ervaren, en onder een koudhemeltekengeborenis. Hetiswaar, datdPln* woonders daar goede hulpmiddelen tegen gebrui* ken. Want zij hebben kachels daar zij hare Kamers zoo mede verwarmen, daffe, door deze middel, de ftrengheid van den Winter verzachten, en brengen dentijd geneuchelijkdeur, met elkanderen toete drinken. Zij waren on trent vijfduizend in getal toen hij haar uyt hun land bracht, maar nu was 'er niet meer als hetderden deel over gefchoten, die in den ondergangderPerfianengeburgen waren. Nadeze volgdeneen troep braveSoldaten, wier blankheid van verf enlchoonegeftalte, een Wonderlijkeaange* naamheidgaf in't voeren van de wapenen. Zij qua* men van een oord, dat tuflen Vrankrijk en Duitftand leid, in die zelve plaats, daar den Maas en-Rijn, door haar overvloeyinge, groote en breede moeraflen ma* ken, lndezelandfchappen, begvijpiknochdenaaft gelegen Eilanden, die door middel van hare dijfcen, haar, het befte dat mogehjkis, verfterken tegen't geweld van den Oceaan. Ook is hij grootehjks te duchten, terwijl hij door zijn razernij, niet al- leen de fdhepen en koopmanichappen inzwelgd, maar ook heele Steden en Koningrijken. Deze laafte waren ontrent diiizend. fterk, die t'2amen B z • onder
|
||||
JU.__-*____L
|
|||
io Torc£JUato Tassoos
onder't geleid van eenen anderen Robbrecht op-
trokken. Achter deze verfchenen detroeppcn derEngel-
fche wiens getal veel grooter was als dat van al d'an- dcren, zij hadden tot haarOverfte Wilhem den jong- ften Zoon des Konings, en voerden alle bogen voor hare vvapenen. Zij brochten nochandere volkeren met haar, die om datfe dicht onder de Noorderpool gelegen waren, fchenen van de uiterfte palen der aarde gekomentezijn; zij zijn Iren geheten, een Zeevolk, dat een Land, dicht met wilderniffe be- woffen, be woond. Den genen die haar volgd j is den zeeghafngen Tankredo , van wien men waarlijk zeggen kan, dat van al die onverwinnelijke Helden, hij deeenigfte, uitgenomenReinout, diezichhet befte met een zwaard en een fpeer kan behelpen, en hetbraafft vangeftalten is; daarde wonderen van zijndapperheit en edelen aard noch zijn bijgevoegd. En zoo daar iets in hem is, dat, zoo veel als't zij, de luifter van zijn glansmogtverduifteren, datis, zon* dertwijffel,-eendwazemin, die,zeder weinigtijd hem gequeld heeft. Waarlijk een blinde liefde, die onderdewapenen, in't hart van dien Ridder zijn oirlprongk genomen heeft, en zich voed en verfterkt in't midden derongenuchten en droefheid. Men zeid dat indiegedenkwaardigendag, daarde Fran- fen, van de verdelging der Pariianen, de eer hadden, Tankredo zoo heerlijk het voordeel van d'overwin- ning
|
||||
r~-
|
|||
Verhfte Jeruzalem-J. -41
ning gebruikten, dat hij, eindelijk rnoede wierd van
de Vijanden, die geheel verftrooid waren, te vervol- gen, envoorhemnameenplaats tezoeken, omzich van de vermoeidheid der wapenen wat te verva'rflfen. Met die voornemen ging hijaande kantvan eeii Springbron * van kleine heuveltjes, die tot ftoelen verftrekten, omringd. En zoo als hij zich onder deze aangename fchaduwen verquikten, quam, omdie zel ve reden, daar ook een Ridder, van brave geftak te, met alle ftukken gewapend. Hij, niet twijffelende dat hij van iemand konde befpied worden, ontgelp? ten zijn helmet, en ondekten terftond zijn langevcr? guide lokken. 't Welk Tankredo rerftond deed oorv delen, dat'erdegrootftefchijn ter wereld was, dat dezePerzoon,die hij in de ged.aante van eenKrijfman vermomd zach, een Maagdmoefte zijn. Ondertuk fchen ftaat hij opgetogen, zoo veel fehoonheid in haar te befpeuren, dat hij haar naauwlijks gezien heeft, en haar na zijn welgevallen bevindende, of terftond in liefde brand . O wonder, de liefdeis naauwlijksgeboren, of zij heeft haar voile wafdom. Alrede vliegtfe aan alle zijden, en zegepraald gewa- pend. Maar die Schone, in wien de milpvijzing zich bij d'opgeblazen aard voegd , is zoo vcrftoord ont- dekt te zijn, datfe terftond haar helm vatte, en waar- lijk, indien zeven of acht Paarden van Tankrcdoos $tandaard, die hemzochten omaantedoen, daar op niet gekomen waren, zij zou niet nagelaten heb- B 3 ben
|
||||
%% Torq.uato Tassoos
ben hem te befpringen. Maar de wetten der nood-
wendigheid, en het groot getal der Vijanden, tegen dewelke zij haar met ftellen kon, als met eeii te brut ken dapperheid, dwongen haar de plaats te verlaten. Zij heeft goedtevluchten van een Perzoon die zij alreede tot haar Slaaf gemaakt heeft. Echter is dat geen beletfel, dat hij bet Beeld van haar febb'oriheid niet altijd voor zijn oogen heeft. De ftrijdbare moe- digheid, die hij in haar bemerkt heeft, hbjftinhet diepfte van zijn hart; het indrukfel is te diep om zoo licht uit zijn gedachten te wiflen, en boven dien, dat haar braafgelaat, en de plaats daarhij haar eerftmaal gezien heeft, dingen zijn, die hij niet vergeten kan, Sjoozijnze ooknochhet voedlel, die geduurigzijn vlamme onderhouden. Zooiemand, indezegroote drift, de moeitcn gedaan had om lieerftig ophemte letten, voorzeker zou hij deze woorden op zij n aan- gezicht hebben kunnen lezen : Deze LMenfch brand "Van liefde, en heeft ookjtkt veel hoof om %ijn begem en -vergenoegd te z/ien. Want het was een fmert te zren, hoe hij zuchten, en wat voor getuigen van zijn Kj- den zijn oogen gaven, die hij , op een auijnende wijze, ter aarde hield geftrekt. Door zijn onge- neugten gequeld, verliethij dit fchoone veld, en de "wonderen van fijn oogen, dit proefftuk Vande na- tuur. Ook fchenen hem de vruchtbare heuvelen, die het omringden, tot liefde te Verwekken, zoo aange- naam en welluftig was die plaats. Twee
|
|||||
. ... ■
|
|||||
Verlofte JeruZale/ttS. 2,3'
TVee honderd geboorenGrieken volgden,na den
moedigen Tankredo, metalle ftukkengewapend , dragende kromme zwaarden, halvemaanswijs, op zijde , en rammelende pijlkokers en bogen op dfc fchoudercn.Zij waren op lichtePaarden gezeten, die bij naar altijd te viervoet rennen, zijn onvermoeid in den arbeid, zober in heur leven, afgericht in't be- ipringen en aarzelen, en gewoon, al vluchtende, in verlcneide troeppen, zonder onorden, teftrijden. Den genen die haar geleide, heet Latinus, den eeni- gen Griek, die de machten der Latijnen vergezel- ichapt. Waarlijkeengrootefchande, eneenbaar- blijkelijk teiken van uwlafhartigheid, 6 f ampzalig Rijk der Grieken, die tegenwoordig den Ooi-log zoo ■ nabiju niet behoorden tehebben. Maargijzijthet Welwaard, terwijl uw ledigheid geleden heeft, dat gij'teinde van dezen braven aanflag aanzaagt,gelijk als eenig werk, datmen in't openbaar, op een groot Tooneel vertoond. iEn zoo gij tegenwoordig, onder een fchandige dienftbaarheid gebrogt zij't, daarom moet gij nu niet bedroefd zijri, want het veel eereen rechtvaardige ftraffe is, als een lafter u aangedaan'. naalle deanderen volgdenvoorhet lefte gedeelte, rriaar die door haar groote eervarendheid, en door de brave proeven van hare dapperheid, wel verdienden in den eerften rij gefteld te worden, d'onverwinne- hjke vrij wiilige, die men met recht denblixem van Mars, en de fehrik van Azien, noemen mag. Voor B 4. haar
|
||||
a.4, ToRCLgATO Tassoos
haarmoet hetberoernde S.chip van Argos zich ver*
bergen, en den Koning Anus z wijgen met zijn ver- fierde ronde Tafel en doolende Ridders, die ontallij- ke boekenmet ijdele dromen vervuld hebben. d'Aal- pudheid heeft nooit wat zoo gedenkwaardigs ge- daan, noch iets geen zich bij de dapperheid van deze Helden mag vergelijken. Wie is dan de gene die waardigis haar Overfte te zijn ? Het is den zeeg- haftigen Hugo van Koufe', maar om dat de anderen wiften, dat hij haar ver in edelheid en deugd te boven gjng, beftemdenze, zich met elkander, tegenzijn verkiezing te ftellen. Hoewelhijinderdaad, hem veel beroemder gemaakt heeft, als iemand onder haar , door een groot getal van brave daden , en een lange eervarendheid. Enwaarlijk, hy was in een ouderdom, daardegoede zeden en d'achtbaarheid gemeenlijk elkanderen ontmoeten. En vertoonden een groote wakkerheid, van geeft en lichaam in een grijze bejaardheid. Boven dien dat de gevaarlijke wonden, die hy in verfcheide flagen ontfangen had, hem in plaatsvanzoo veel certeikenen verftrekten, die zijn dapperheid genoeg betuigden. Euftaas ver- icheen een van de cerfte, onder zoo veel beroemde Ridders. Hy was niet alleen doorluchtig door zijn geboorte en brave daden, maar de faam van denHar- toog van Bouillon, zijnBroeder, maakte noch een gedeeltevandezijne. Ookzagm'er Gernand, die ^an de Koninge n van Ncorwegen afgedaald zijnde, roemeii
|
||||
„ „ Verhfie ■ Jerusalem-), -f $■%.
roemcn mocht op de Scepters en Krooneo, en heer-
lijke eeitijtels, die zijn Voorzaten gevoerd hadden. Rogier van Elftat was ook aanmerkens waardig door d'aaloudheid van zijn Hiris, omdat hijvanEnger- rand af komftig was. En onder de edelfte en afgerieh- fte, fteken een Anthoni, een Rembout, ende de twee Geerradsuit. Inheurgezelfchaptrokken, Hubout en Roflemond, Erfgenamen van het groot Hartoog- dom van Lankafter. Ik moet Obbizes vanToskanen nietvergeten , noch zijnen naam in den ftroombe- graven laten,die de geheugenis van de fchoonfte din- gen doet vergeten, noch zelf die van de drie Lorn; bardyfche Breeders, Achilles, Sforfe en PalameT des. Wiensfaamverdiende, vanalle volkercnder Aarde, bekendtezijn. Wy ftellen ook noch in den rij, den fterken Ottho, die het Schild won daar mea een kind op gefchilderd zag, 't gene uit de keel vail een Slang gebraaktwierd. Wij moeten noch , Ga- fton, noch Endolf, noch d'een, noch d'ander Gtijus, alle bei Mannen van aanzien, achterlaten, noch E- verard, noch Garmer, wiens verdienften zoodanig zij n, datmen die niet als ondankbaar erkennen, nocK van Ipreken kan. Maarna datik alrede vermoeid ben van hierhet getal der Ridders te befchryven", kanik minderdoen dan my t'uwaards telateritrek- ken, 6Gildippe en Odoart, getrouwe minnaars , die onlangs getrouwd zijt met zoo grooten liefde tot elkanderen? Zeker uw onderlinge minne,heeft u zoo B 5 ' vaft
|
||||
ifi TOR^TTATO TASSOOS
vaft in dezen Oorlog t'fameh gevoegd, dat het te
geloovenis, datgy, zelfsnauwdood, zult onfchei- delij k zijn. Maar waar toe is de fchole der lieIHe niet bequaam, en wat is 'er dat diar in hiet geleerd word! Hieris'tdaar die fchoone Krijgsheldin ZoO kloek- moedig geworden is, datze haar nooit van de zyde haars Minnaars begeeft, zulkx dat haar algerheen le- ven aancenzelve nootlotfchijnt tehangen. Ookis de vereeniging van haar harte, zoo vaft, dat cFeen niet kan gewond worden, Zonder dat'er den anderen de finert afgevoeld. Gelijlc zy beide van een en zel- ve wonde quij nen, zoo deze maar, een weinig bloed Verlieft, terftond kah den anderen niet nieer leven, tti ftort ook het befte van het zyne flit. Maar't is nu wel reden, dat wy van denjongen
Ridder Reinout fpreken, om het groot voordecl, dat hij heeft boven al die gene, die in deze mqnftering verfchenen. In *t aanzien van zijn braafgelaat, zou daar niemand geweeft zijn, die niet opgetogen zou geftaan hebbeh, zulkeea aangenaamheid en Maje- fteit heeft hy op dat 'koriingklijk voorhoofd, daar een iederzichinlpiegeldl Zijnouderdoraiszoorijp, in een groene Jeugd, datde daden, de hoop die men vanhemheeft, te vorenkomen, endatdeyruchten t'effens met den bloezem opwafTen. Maar zoo gy Zaagt-, met wat vo'or een brave dapperheid, hy zich in die wapenenbeweegd, gy zoud hem zonder twijf- felvooreenOorlogsbbxem oft weede Mars houden, en
|
||||
Verlofte Jeru&al&K-;'. i.f
m voor eenKupido achtcn, indienhfj zijnnel-
met, daar het fchoone aangezicht fnede befiekt Word, opfloeg. Het was op den Oever, van den Stroom Athefis, daar hij van Sofije geboren Wierd. Men houd bet daar voor, dat zij hem van Barthdldos ontfangen heeft, die met minder door zijn dapper- hcid gevreeft wierd, als zij aanminnig door haaf fchoonheid was. Hij bad naauwlijks de borften ver- laten, toen Matilde, de zorgop haar nam, van hem op te voeden. 't Geen zij met groote voorzotg de£, Zonder iets te vergeten van't gene zijneft geeft tot groothartige daden rnogt porren, en hem de waardi- ge bequaamheid van een Prins, aan tedoen nemen, Sederishij niet van haargeweken, tot dat zijn jofl- gemoedigbeid, eindelijk wierd opgewekt, door't geluid der Trompetten en de groote dingen, die de faam verkondigdtn van deze OofterfcbenOorlog, Hij toen den ouderdom van vijftien Jaar bereikende, Ontfloophetalleen, daarnad'Egeefe Zee, door we- gen die hem onbekend waren, doorkruift hebben.. de, lande hij aan de zijde van Grieken, ende <jnam eindelijk in 'tLeger, in deze VergelegengewefteQ. Waarlijk een groothartigevlucht, endatwelver- diend tot een voorbeeld teflrekken, om nagevolgd te worden, door de Helden die uit zijn Stronk zul'len Ipruiten.Maar zoo eenigding dit voorbeeld gedenk- waardig maakt,is dat hij driejaar de wapenen droeg, zonder dat het minfte hair op zijn kaken ui'tbrak. Na
|
||||
$,8 ToRQJJATO TASSOOS
Na de Ruyterij , verfcheen terftond het Voet-
volk, omhaar monfteringtedoen. Hier trat, voor ^Ueandere, de Grave Reimont van Toulouze. Hy had tuflchen de Pireneen, de Gavone, en de groote Zee, zijnSoldatengelicht. Zij waren vier duizcnd in getal, al t'lamen wel toegeruft, en onvermoeyelijk in den arbeid. En zulke brave Krijsknechtenkonnen niet beter, als door zoo een braven Hopman geleid worden. Maar de vijf duizend Mannen, die Steven van Amboize, van Blois en Touraine, had mee ge- voerd, waren van geen heel fterken aard, nochar-r beidzaam, hoe grooc dat de glans van hare wapenen ookwas. Ook zietmen zeer zelden, dat d'aangena- me, ledige en welluftige Landfchappen , andere lie- den voortbrengen die haar niet gelykem Want hoe- welze, in het begin, fel en vinnig aanvallen, zoo duurd het niet lang, zulks dat al haar kracht verflapt zoo ras de eerfte drift over is. Alkalies vertoonde zichdederde opdenrij, metzulk een onverfaacht gelaat, als dat van Kapaneus inde belegering van Theben. Hy had van de Kantons en d'Alpen ontrent Zes duyzend Zwitfers gebrogt, een Volk veel be-1 roemder door haarmoed, alsgeboorte. Wantge- lijkfe nooit in den ftrijd aarzelen, zoo fcheppenzc Zulk een vermaak daar in, datfe van het ijzer, daar- zekouters tot haar bouwerij, vanplegen temaken* wapenen hadden gefmeed. Een wonder zoo veel te grooter, om dat zij het in een gebruik verkeeren, onvei'-.
|
|||||||
.■■■.A.--'.:.;,^..^.!,..._____........_.......... ....-
|
|||||||
Verhfie Jerufahnt-J. " i«J
onvergelijkelijk veel deftiger als tevoren. Enhet
gebruiken om haarVijanden mede te beftrijden. Daar inze zulk een ftoutmoedigheid betoonen, dat die zelve hand $ die voor dezen het Vee gewoon was op't veld tehoeden , nu tegenwoordig welKonin- gen dard ontfeggen, en haar in heur Land belprin- gen. Achter deze was de groote Standerd der Kerke ontvouwen, met het Hoofdcieraad en de Sleutels van Sant Peter. Onder haar trokken zeven duizend Mannen, alle op voordeel gewape"nd ; zij wierden, door den deugdfamen Kamillus geleid, die zich de gelukkigfte Menfch ter Wereld achten, om dat hij van den Hemel tot zoo grooten aanflag verkoren ! was. En waarlijk hier vernieuwden hy de eer van zijn doorluchtige Voorzaten, doende, door zijn voorbeeld, blijken, dat zoaeenig dingontbrakaan die groote moed der Romeinen, die eertijds de hele Wereld t'onderbragten, dat het maaralleend'aal- oude Krijchftuchtwas. Deze Bende was de lefte van alle d'anderen, en had zich naauwlijks met een goe- de orde vertoond, ofGodefroy riep devoornaam- : fte Hopmannen bij zich, om haar zijn voornemen t'openbaren. Ik wil, fprak hij, dat rnorgen het Le- ger van hier vertrekt, en dat het, met alle naarftig- heid, naar de heilige Stad fpoeid, zoo ras als den da- geraad begint te lichten, op dat wy daar mogen aan- komen, wanneer zijons't minftverwachten. Be- reid u dan ftoutmoedig tot den tocht, totdenftrijd en
|
|||||
TTfl' 1 "1 'TTTW--1-. ■
|
|||||
£Q> T0RQ3ATO 1*ASSOOS
cn tot d'overwinning. Deze woorden van 200 een
voqmchtigen Veldheer ,. maakten dat ij der een ter- ftondmoedgrijpt, en zijn plicht betracht. Zulkx datfc dcs anderendaags allevaardigzijn, omvoor den dag te vectrekken , zoo onverduldig zijnzeom | dewaflendeklaarheidvan den Morgenftond te ver-' wachren. Ondertuflchen kan Godefroys voorzich- tighcid, hoe groot datfeis, hemniet buitenvrees houden. Wanthy heeftzekere tijdingen, dat den Soudaan van Egipten op den wegvan Gaza is, ge- volgd van een machtige Oorlogftoer lifting, die langs de zijde van Surien heen vaard. Ook kan hij zich niet inbeelden dat een Man van zulken flag, en die nooit zonder eenigen aanflag is, nu tegen woordig zou ftil zitten. Door deze ongenuchten gequeld, verwacht hij niet goeds van die zijde, en beeld zich daaf op in, binnen weinig dagen, een machtigen Vyand op den hakte hebben. Hebbende dan bij zich doen komen degetrouwfte vanzijnBoden, {prakbemaan, Mijn vaarde Henrik; gaatterftond u in een Befpiefchip fchepen , en wend alle naarftighcid aan die gy kund 6m in Grieken te komen. Men heeft my van goeder hand bericht, dat, deze dagen, daar een onverwinne- lijk Ridder moet aankomen, die zijne wapenen by d'onze komt t'faamvoegen. Maar ik heb groote vrees, datdenKeizer van Konftantinopolen, zijn gewone liftigheid gebruiken zal, om hem weder te rug te doen kcren, en zijn Wapenen in andere Go weftcn,
|
||||
Verlojie 'Jeruz.alem^} * J,i
Weften, vervandezeafgefcheiden, tedoenbren-
gea. Zie daarom zende ik u alleen, gydiemyvoor eenGezant en waren Rjaadlmanverftrekt, omdat gymetuw gewone behendigheid, bemzult raden tot het gene dat ons en hem het befte is. Gy zult hem van mijnen't wegen zeggen , dat hij ophet fpoedig- ftekome, en dathierverfchilvaneenzaakis, daar in het vertoeven,voor zoo een Prins, als hi] is., tot on- eer verftrekt. Ik vinde ook goed,dat gij in zijn gezel- fchap niet zult terugkeren, maardatgijbijden Keizer blijft,; om hem tedringendathij onsde hulp Zend, die hij ons verlcheiden malen beloofd heeft, en die hij verplicht is ons tegeven, door'tverdrag datwij met elkandercn gemaakthebben. Dit was 't geen Godefroy zijn Bode belafte, die naauwlijks zijn bevel en goede geheugenis had van't gene hem te doenftond, of hij namterftond van zijnMeefteroor- lof, diezichondertuflchenwatherftelden, omdat dit vertrek machtig was, d'ongenuchten van zijn Geeft wat te verquikken. Zoo ras de Zonne, des anderen daags, zich in't
Ooften vertoonden , hoordemen in 't Leger een vreemd geluid van Trompetten, Fluiten en Trom- mels. Dit tekennoodigdendefbldaten te vertrekken tgeenze met zoogrooten bequaamheid dedcn, dati' haar ondwingbare dapperheid betuigde datle niet minder vermaak in't geluid van dit Oorlogftuig lcheppen, als het algemeenVolkheeft, zoozebij |
|||||
W*
|
|||||
^2." ToR.QU.ATO TASSOOS
ge'val» in hetheetfte van den Zomer, het gerucht
van den Donder hooren, die haar hoop van water geeft. Daar is niemand onder haar die alreede niet in't Veld wenfchtoptetrekken. Wantdebegeertendie zij daar toe hebben, is zoo groot, dat het een won- dertezienis, metwatvoor een vierigheid zij hare Wap'enen Spvatten. Na dat zij in een kleinentijd Vaardig waren,begavenze haar onder heurHopman- lfen, enalrede washetLegerinorden, enelkVen- delontwonden. MaarbovenaideStanderts, fcheen de groote keizerlijke Banieruit, daar het zegepra- lendKruis in gefchilderd was. DeZonne, dieon- dertuffchen geduurig den Hemel naderden, en op- Waafds fteeg, verdiibbelden den glans van't gladde ftaal, daar hij met zijn ftralen op ne&rfcheen, en weer afblonk, als blixemftralen. De Lucht zelf fcheen in vlam te ftaan, ende van boven te ont- fteken . Hierbij maakte het gebries der Paarden, en het gerammel der Wapenen, die tegens elkande- I ren aanhorten, zoo grooten gerucht, dat geduuren- [ dedeSoldatenin't Veld voorttrokken, hechaaron- j ntogelijk is elkander te verftaan. Maar alzoo den Veldheer niet van meininge is zijn Troeppen vorder te leiden, voor dat hij haar verzekerd heeft tegen de lagen en verraffingen, daarde Vijanden haar op den weg mogtcn nice befpringen, zond hij eeri goed ge- tal Voorloopers voor uit, om de wegen t'ondekken. Na haar volgden de Gravers, wier laft was om op't verbeteren I
t
|
||||
Ferhfi-e Jem&aknLj. ''- 33
verbeteren der1 qUade wegen te letten, de lloten te
vulleii, d'oneiTenheden t'effenen en d'engten te ope- hen die men mogt toegeftopt hebben. Daar in den een en d'ander zich zoomanhaf tig queet, dat noch de troeppen der Ongelopvige t'famen gevoegd, noch de fterkfte muuren , noch de fnelfte Be- ken, nochde diepfte graften, nochde hoogfteber- gen, noch' de dichfte wildernilTen, niet machtig zijn orn te beletten dat het Leger niet voort trekt. Even alzoo is'er geen zoo grooten tegenftand mach- tig om't geweld te beletten van d' Eiidaan, die moe<- digenKoning derVloeden, diezoodanigopzweld, ziende, dat de anderen hem voor haar Opperhoofd erkennen, dat hij met geweld over de velden heen vloeyende, niet op zijne oevers laat vaft blijven, ende hetgeheele land iri'trondebevochtigd. Den Koningk van Tripoli is de eenigfle die in den omring der muuren , daar hij goede vvachten op gefteld heeft , zijnvolk , zijn vvapenen en zijn fchatten befloten houd. En mogelijk zou hij machtiggenoeg zijn, om deFrariffetroeppen op te houden, zoo de vrees hem daar niet affchrikren. Want hij dartfe niet aanvallen en ontfangtfe gewillig in zijn.land. Maar tevoren heeft hij haar gunft gewonnen door gezanten en giften, die hij haar gezonden heeft, zonder dat hij de voorwaarden van vrede weygerd t'aanvaarden, zoo als Godefroy hem die beliefd voor te fchrijven. Hierdaalde van den hoogen berg ■ ■'. Q~ Scir, |
||||||
34. Torqjjatq Tassoos
Scir, die[vandezijde derZonnen opgang deStad
gebood, een groot getal geloovige, van alle oud- heid en kunne. En om de zegepralende Kriftenen te verquikken, brogtenze haar vcrfcheide ververfin- gen, met minder verbeugd in haar t'aanfchouwen, ahTe verwonderd waren haar met vremde wapenen, die heur onbekend zijn, bedekttezien. Uit deze nam Godefroy een vroom en getrouw Leydfman, die zijn leger, langsdenabuurigexijden, geleiden. Opdatde fcheepfvloot, vandeReenietverlteken- de, de Soldaten mocht gemakkelijker haar behoef- tigheid toefchikken. Ook ontbrak haar geen koren, *tgene van de naaftgelegenfte eilanden quam, of deftige vvijn van Kandie, of van't fteenachtig Scio. Ondertuffchen fchenende Zeeoeversondcr'tzwaar gewigtder fchepentezuchten. Overal, waarmen zijn oogen op't water flaat, ziet men zoo veel fche- pen van allerhande flag, dat, zoo van nu af, de ! vloot der Heidenen aanquam, het niet goed voor haar wezen zou. Want boven de fchepen ende ga- leyen, die Santjoris, en SantMarkus op zee ge- brogt hebben, aan de zijde van Genua en Venetien, I ZooheeftEngeland, Vrankrijk, Nederland, en't\ vruchtbaar Sicilie, zoo grooten getal gezonden, dat men die naauwlijxzou kunnen tellen, noch nimmer- meeronthoudenkunnendegene, die uit hun vrijc wille haar t'zamen hebben gevoegd. Om zooheer- lijkenreizetedoen, hebben haar de benden, dietc lande
|
||||
Verlofte JeruzalentS. J*
landen moften gaan, van alles wel voorzjen yan 't
geenze noodig achten, zoo dat zij" niet meer vjji" dende, terwijlalde wegenveiligzijn, 'tgenezicli tegen haar aanflag kanten, verdubbelden zij haar treden, engingenrechtnadeplaats, daar Jesus Christus de dood voor zijne fchepfelen heeft willenlijden. Maar de Faarn die gewoon is,zonder onderfcheidj
dewaarheidenlogen te verkondigen, had haar al- reede voorgekornen, en over al vcrteld j hoc dat die zeeghaftig leger zich alreede op weg hegevenhad, zonder dar'eriets machtig was om haar tegen te hou- den : hier bij hadfe niet vergetente zeggen, hoe groot dat haar macht was , wat de namen van hare voornaamfte hoofden, wat haar dapperheid, ende welke proeven zij alreede gegeven hadden; zulkx dat zi; door deze reden, die zij met een aangezif ht vol van vrees vergezelfchapten , d'ongeloovjge* diehetheiligland onrechtvaardig bezaten,- dreig* den met een aanftaande ondergang, gelijk de vregs voor eenig quaad, datmen verwacht, flimmer is als het quaad zelve; zoo waren 'er geen ooren die niet luifterden, noch geen zoo kloekmoedige, die op 'C geruchr, van deze quade tijdingen, niet verzet ftop- den. Een ftil en verwerd gemompeI vliegt van d'een tot den ander, en verfpreid zich niet alleen door de bedrukte Stad$ maar door d'omleggende plaatfen. Ondertuffen bedroefd zich den Koning het meefte. C % Invoe
|
||||
$6 ToRQJTATO TaSSOOS
InVoegen dat hij zich dphetuiterffe van eengroot
gevaar ziende , hij niet Weet wat hi; doenzal, eri bverdenkt vfeemde dingen in zi;n gemoed. Dezen Tiran was Atadi;ngeheeten, levende in een geduu- Hge ongenetigte , en nu zoo veel te grootet, om dat ni', feder weirtig tijd, totdeKroonveiheven was. Voor dezen had men altijdin hem bemerkt een na*- tuur, zeertot wreedheid genegen, daar zijnhooge Jaren nu een zekere gematigheid in brogten : hij dan ziende, door een tebaafblijkeli ken fchin, dat deKriftenen van meertinge warenom deStadtebe- legeren, voegden hij bij zijn oude achterdocht de hieuWe ontfegging die hij Van zijnvijanden enon- defzatenhad. Ook verbeelden hij zich, hoe hij in. eenStadis, daartweederleivolk van bijzonderge- loovewonen, daarvandseenein Jezus Chri- st us gelooven, en d'andere de Wet van Maho- met volgen. Het is waar dat hij ook overweegt dat dezelaUtftede fterkfte, en dat deKriftenen zwak- ker als te voren zijn; wanttoenhij in Jeruzalem trat, en zijnen Stoel wou beveftigen, wasdeeer- fte zaak die hij deed, haar met laften te verzwaren, en opde zelve tijd de Heidenen, zijn nieuwe on- 1 derzaren, daar van t'ontlichten. Echter kon dit zijn gedachten niet wech nemen, die' meer, als te voren, de wreedheid, die zijn ouderdom flaprig maakten 3 en Ineenkoudeenquijnende natuur beflotenhield , inhemopwekten. Deze dingen t'famen gevoegd, - --' onder |
||||||
Ferloftejem&alem-j. 37
onderhielden zijn felheid, en maakten dat hij nooit
dorftiger na't menfchelijke bloed , als tegenwoor- digwas. Alzoozietmen, geduurende dehettevan denzomer, hetveninijgeferpent, dat in den win- ter niet dorlt voor den dag komen, en't geen de ftrengheid van dekoudeverftijfthield, we£r. tot zijn. eerfte quaad keeren. En alzoo herneemt de Leeuw, hoegetemd dathij 00k is, zijnaangeboren wreed- heid, als men hem zard. Ik zie niet als te veel, Iprak hij , in't aangezicht van die trouwlooze, dat zij meer, als naar gewoonte, verheugd zijn , deteeke- nen vertoonen zich zoo openbaar; dat zij die niet kunnenverbergen, zij zijn d'eenige die het gemeen verHes tot-haren voordeel trekken, en die fchijnen te lachen wanneer onze algemeene verwoefting ons tot Ichreijen noodigd. Dit doet mij gelooven datfe na mijn leven ftaan : want in de ftaat, daar ik haar tegenwoordig in zie, is 'er al de fchi^n ter wereld, dat zij haar geeft niet als op lagen en verraad fcher- pen; zij zijn in eeneedgefpan tegen mij , zonder twijffel, of ten minfteo denken zij op geen andere middelen, alsomdeStad heimeli kaandegrootfte Vijanden, die wijhebben, over te leveren , en die van haar verbond in te doen komen: maar ik zal wel beletten dat dit niet geJelliede, en mij zal.geen mid- del ontbreken om haar fchelmfen aanllag voor te ko- men. Ik moet mij geheel verlichten wat van de Zaak is. Ik zal de landen zuiveren, op datie .anderen tos C 3 een
|
||||
j8 TORQ^IJATO TASSOOS
een voorbeeld verftrckken. Ik zal de kinderen
vandeborften dermoedtrs rukkcn. Ik zal hetvier in hareTempelen en huizen fteken, Nieteen van haar zal mi ne handen ontkomen. Zie die is den houtftapel die zij verdienen dat men haar oprecht. Endit zullen hare graven zijn, daar ik hare Prie- fters zal doen flagten, en haar, inplaatsvanflacht* offer, doen opofFeren. DenTiran overdacht deze wreed heid, en ftelde die zich alreede voor om uit te voeren : maar echter onderwind hij hem niets, en Zoo hy deze onnoozele vergeeft, dat is nittdooreen drift van medeli;den, maar by gebrek van moed . En zoo de vrees hem voor een prikkel van wreed- heid verftrekt, een andere ontfegging, die veel ftar- ker is, belet hem voort te varen. Want boven dien dat hy vreeft de weg tot het vredeverbond af te fni,- den, zoo zorgd hi) noch zijn vy anden te mifhoegen, en hare overwinnendevvapenen teverftooren; dit doet dat hy zi n uitfinnige gramfchap wat matigd en andere middelen zoekt om die gevoegeli.ker tegen andere onderdanen teplegen. Hierom verwoeft hy van't onderfte boven, alle de gebouwen die op het land ftaan,ewfteekt'er'tvier in aan alle zijden. Zulx I dat'er niet overbli ft dat dezen onmenfcheliiken niet verwoeft of verdelgd. Hy laat niet een verbiijfplaats voor de FranfTen, en bqneemd haar alle gelegend- heid daar zy haar van zouden hebben kunnen ver-, zien: bier hy beroerde hy de lpringbronnen en de Revierea,
|
||||
Verlofte Jeruz,alem.j, g 9
Revieren, daar van hy de klaarfte oir Jpronk met een
doodelijkvenijnvergaf. Dien onbeweegelijken} als hy is, gebruikten deZe liftigheid, zonder dat hy 011- dertuffen vergat deStadteverfterken ; want hoe- welzc van drie zijden zeer fterk is, zoo was {e echter een weinig zwakachtig aan de noordzijde. Maar hy had die, in de eerfte beroernis, met goede bol- werken, en in der haaft met een goed getal oorlogt volk, door hem onderhouden, verzien, zonder de Inwoonders daarin te begrijpen. |
|||||
C 4 TO R.
|
|||||
%o
|
|||||
T ORQU A T D; T A S S O O S
Verlofto
JERUZALEM.
'fflet fweede Cje^ang*
I N H O V D,
DEn Toovenaarlfmenes bie'd den Koning Aladijnaan,
door zijn tooverijen tebeletten, dat Jerusalem, door de Franfen, niet zou gewonnen wordert : Maarzijn bezweringen niet kunnende gelukken , fchrijft de Ko- ning de KrHlenendesoorzaaktoe, enbefiuit haarallete dooden.Beklagelijke t will van Sofronie en 01indus.Heur liefde en verlofling door Klorindes hulp. Argant zeid de Franfen d'Oorlog aan, Jfineen Ben 7'oovenaar ~bie.il Koningh^Aladijn
Ann, omyeruzalem door kynflen te he[chermen\
Uln dat bet Franfe Heir nooit z,al %oo machtig z,ijn
Om hem die Jierke Stadfintrukken uit %ijn armen. |
|||||
Verlofie Jerusalem—). 4,1
i Z*j» htnjien z>tyt vergeefs, dies Aladtjn, den VersT^
Dit wi)t de Kriflenen, haar daaromsilverdelgett. Bekjagel'jke t-wi'sl -van twee oprechtvan borH, Dte,door Klorindes hulp, de bittre drank met z^welgctt
Diehunbejchorenivas, om'wreedhe'idte'ver^adn: En Argant Zjeidbet Hetr der Franffen d'Qorlog aan. -
Erwijldat denTiran zkb cot den flag
bereide, zie zoo quam Ifmenes op een
onverwachre dag, zich alfeen voor
hern vertoonen. Ifmenes, die uit dc
vaftgeflotenegraven, wanneer't hem
I beliefd,delangbegraven licharnen kan doen opftaan,
en haar een adem en gevoelen inblazen; Ifmenes die
alleen, door geruisvan zijn zwerte bezweringen,
Pluto zelve, in het allerdiepfte, daar hy zi jn Rijk be-
\ heerfeht, doetverfchrikken, enuirdeverfehrikke«-
■lijke holen de duivelen, die hi) bind en ontbind,
naar zi|n begeerten, als oft zijne flaven waren, doet
; uitkomen, t'elkensalshyzijnveibuKgekunftenwil
plegen. Dezen fchelm was onlangs noch een K-ri-
! lien, maar volgden nu de wet van Mahomet: even-
| wel waren hem noch eenige vervenvan zijneerfte
I gelooveovergebleven> zulkx dat hy dikmaal voor
| nam deze twee gelooven onder een te fmelten, haar
1 zeer quaad achtende, terwijl hy daar een ongod-
Vruchtig en gruwelijk gebruifc by voegden. Hy ver-
lietdan, voordezemaat> zijn duiftere holen, daar
C s hy,
|
||
4% ToRQJCTATO TASSOOS
hy, vef van't gezelfchap dermenfchen afgefchei-
den,gewoon was zijn bezweringen te doen, en bied zich aan om zijn Meefter, in deze gelegendheid, te helpen, wat fchade het gemeen daar by ook mag hebben. Maar alzoo den Koning alreede niet als te valfchwas, dezen raadfman, dienochergeris, na- derd tot hem : Vorft, zeid hy, het is zeker dat dit zeeghaftig leger , daar wy zoo vpor beducht zijn, hierkomtomons tebelegeren: maar om dat tebeletten, zullen wyaanonzezijde allemogelijke middelenaanwenden. Laatonsmet hetoverige de Hcmellaten begaan^ want ik benverzekerd datfe onsgunftig zim zal, en dat eerlijke lieden ons zullen helpen. Ook kan men niet loochenen, dat gij. alle de voornaamfte hoedanigheden hebt, die een voornaam Piinsendeftig Hopman kunnen maken. Hier by, datgy niet verzuimd hebt alle ding te verzien , die wy in toekomende van nooden hebben, noch op al- fes goede orde te ftellen, zulkx dat, zoo een ijder u navolgd, enzijnplichtbetracht, niet tetwijffelen is, of uwe vyanden zullen heur graven vinden in uw land, daar zy omgekomen zijn, en wanen te winnen. Voormy, ikkoom hier niet, alsomdeel- genoot in al uw gevaar te zijn. Mija hulp is uw in dit werk noodig. Gebruikt my alleen, en gy zult zien of gy van my niet ontfangen zult, alle hulpe die gy te verwachten hebt van een grijzerc, gelijk als ik ben, inde welke den raad door den ouderdom rijper word-
|
||||
Verlofib Jtruzalem^j. 43
word. Ditis'tgeen iku belove, en datnietalleen,
maar al hetgene mijnverburge kunft mij zalinbla-i zen, om een gedeelten die xelve Engelen te belaften, dievoorhunhoogmoed, voordezen, uithethoog- flevandenHemelin'et diepfte van den afgrondzijn neergeftorr.: maar ik ben niet van zin om verder te treden, voor dat ik u eerft verhaald heb, hoe dat ik mijne bezweringen wil beginnen, en door vvat mid- delen die vervolgen. In den Tempel der Kriftenen , is onder d'aarde een outaar verborgen, en op diert outaar een beeld van hem, daar dit volk de Zoon vanaanbid. Die, nadathij dedood geleden had, begraven vvierd en weder opftond, zoo als zij zeg- gen. Hieris een ontfteke lamp, die, zonder op- houden, voor zijn grafftede brand, daar in order* gefchiktzijnalled'offerhanden, dievanheurlicht- gelovige Pelgrims,van alle kanten hier komende,om hun aandachtte plegen, daargebrogt vverden. Na dat dit beeld haar van den outaar genomen zalzyn, moet gij het zelf in onzen Tempel brengen. Daar na zal ik zoo machtige bezweringen doen, die, zondef tvvijrTel, zooveelalstvoorvvachten aande poorten zullenverftrekken, zonderdat'erde vijanden ooit zullen ingeraken. Alzoo zult gij, en uvvenftaat, door een nieuvve verburgendheid, in zekerheidin den omring van deze muuren, u zelve kunnenver- dedigen. Dea
|
||||
44 ToRQJtTA'TO TASSOOS
Den Toovenaar zijne redenen voleindigd heb-
bende, ging den Heidenfchen Koning , van ra- Ztrnij en ongeduld vervoerd, recht na den Tem- pe! der Kriftenen, daar hij, alle heusheid vergeten- de, de Priefters bedwongombem te vvijzen vvaar dat Beeld was j 't geen hij zoo ras niet beeft vvech- genomen, of brogt hetin zijn Turkxfe Tempel, een onheilige plaats, daar den Hemel, dikmaal door het valfche en ongodvruchtig bijgeloof dezer Heidenen, Vergramd word. Toen naderden dezengoddeloo- zen Toovenaar het eerwaardige Beeld, en mom- pelden 'er tegen, ik en weet niet wat voor fchnkke* lijkewoordenvanlafteringen t'famen gevoegd, en vertrok daar na: maar des morgens, zoo dra als den dageraad verfcheen, quamen de genen, diedelaft hadden om dezen ongelukkigen Tempel te bewa- ren, ter gezetter uuren vvederom, en waren wel Verwonderd het beeld nietmeerte zren daar men't gezet bad, ende noch veel meer, toenzij hetnergens kondenvinden, nadatzijt aan allekanten gezocht hadden. Al 't geen zij toen doen konden, was, het den Koning te verwittigen, die deze nieuvvigheid fcoomishaagden, dathijzich, door een overdadige gramfchap liet vervoeren. Want hij beelden zich terftond in, dat het iemand van de Kriftenen was, diehetgeftolenhadenverburgenhield. Nu, ofdat waarachtig was, of dat den Hemel daar door zija ftiadht wilde betoonen, niet Hjdende dat het beeld van
|
||||
Verkfte Jerusalem-)'. 4<f
vanzijn Lijkop deze wijze wierd ontheiligd, zoo
veel is.'er af, dat 'et onzeker onder haar was, of men't
dckunft der menfchen, of eeaig ongemeen middel
mofttoefchrijven. Maarwij, dieKriftenenzijn,be-
hoorden godvruchtig tegelooven, dat het den He-
mel aldus fchikten, en het voor een wonder rekenen.
Den Koning laat ondertuflchen een fcherp onder-
zoekinaldeKriftenenhuizenen kerkendoen. Ook
beloofd hij groote vergeldinge aan den genen, die
hem eenige zekerheid daar af kan berichten, en ge-
ftrenge ftrafFen aan ben die zich overtuigd vinden
Van het Beeld geftoolen of verfteken te hebben. Den
Toovenaar gebruikte aan zijn zijde ookalle verbur-
gevondenom ietsvandezaakt'ontdekken, maaral
tevergeefs) terwijl denHemel zorge draagt hette
behoeden, tot groote fchande van dezen bedrieger,
envanzijn ijdele tooverijen. NadatdenTiranein-
I delijk bemerkte, hoe dat hij verder in deze zaak trad,
hoe datfe meer voor hem verholen wierd, weet hij de
geheelezaakdeKriftenen, envanhaatengramfchap
tegen haar ontfteken, wierd hij wreeder als ooit te
voorentegenhaar. Zijnrazemij deed hem alle eer-
I biedigheidvergeten. Hij brande vanongeduld om
I zich te wreken, en nam voor hem het uit tevoeren»
* hoe'tookgaanmogt. Neen, neen, fprak hij, deze
; verraders zullen nimmermeer ftoffen datfe mijnen
toorn te vergeefs getergd hebben. De zaak zal zich
heel anders toedragenals zijweldenken. Laat den
Roover
|
|||
4»<? ToUQlJAfO TASSOOS
Roover zich vrij verbergen,hij zalomkomen, in wat
plaats hij ook mag wezen,en oirzaak zijn vande dood van alle d'anderen: daar is niet aan gelegen of d'onno- zele voor de fchuldige betalen,aangefien hij door de- ze middel geftraft word. Maar6 dwaas verkeerde, als ikben, ik heet die gene onfchuldig, die alle mif- dadigerszijn. Onderdit vervloektgebroedfel is'er nook een gevonden die onsde minfte genegendheid toedroeg. Men mag dan vvel zekerlijk zeggen, dat zij alle met deze mifdaad befmet zijn j en genomen dit waaralzoo niet, hebbenze voor deze geen ande- regenoegbegaan, diegenoeg zijn om haar aan de ■uitterfte ftraffen over te geven? Wei aandanmijn getrouvve onderdanen, fpaard noch het vier, noch het zvvaard niet, om dezen trouvvloozen hoop te fcranden en te moorden. Zoo fprak Aladijn in de voile vergadering, en ter-
ftond verkondigden de Faam deze tijding aan de Kriftenen. Daar op vertoonden haav de fchrik van de dood voor haar oogen, want niemand 01 derhaarf dorft, noch of vluchten, uitvreesvoorfchuldigver- klaard re vverden, noch minder om zijn zaak te ver- dadigen, noch zelf tot gebeden en verontfchulde- i ging komen. De rampzalige Kriftenen vvaren in de-1 zetwijffelmoedigheid, die haar in een geduurigeR vreezehield, ter tijddat haarhulpe quam van een plaats daar zij die het minfte van vervvachten. Daaf Was onder haar een jonge dochrer, niet minder roenv
|
||||
,___:__,.——muB^H
|
||||
roemvvaardig door de vvonderen van hare dapper*,
heid, als door die van hare fchoonheid. Evenwel vei'achte zij die, en haakte niet als na groote dingen. O wonder ■> de zorg die zij draagd om haar eer re be* hoeden, geeft haardezelveglans diemenindeZoa ziet. En deze gl ans blonk zoo veel te meer, om datfe haar van alle aanlonkingen en moeyelijke verzoe- ken, der genen die zij tot minnaais mogt verkrij- gen, geheelontrok: weinig gingzij uit den huis, «n't was wat ongemeens als zij haaropftraatver- toonde. Ook bekommerde %\] haar het minfte tef wereld,metijdeleloftuiterij en haar in gezelfchap- pen te vertoonen : maar (choon dat zij haar ver- bergd, zoo is dat echter al niet mogelijk om te belec- ten, datzulk een fchoonheid, als de hare is, einde- lijk niet deurftraald, en ijder doet vervvonderen. En gij, 6 liefde, zoud het anders niet wenfchen. Want gij zijt de gene die haar aande jeugdigebe- geerten van een jonge minnnaar overgeeft. Gij die nu onlangs noch blind vvaard, hebt tegenwoordig xoo goede en klaarziende oogen, als de gene van den. verzierdenArgusooitwaren. Zij zijnmetgeendoek meerbewonden, gij opentfeen gij keerdfe WStar*t ubeliefd. Gijbedriegtdevvachten, die u verliezen en voerd de lonken vananderein d'allerkuifchtege- dachten van een gadelcoze fchoonheid. Haar naara was Sofronie, en die van haren Mmnaar Olindus. beide van een Stad en een geloove, d'een zoo ge- icbikt
|
||||
48 . ToRQJtTATO TaSSOOS
Ichikt als d'ander fchoori is.Zie rampzalige Olindus;
Vvelk de geboorte van uvv liefcle was. Gij begeerd yele dingen, en verhoopt heel vveinig. De achtbaar- heid belet u uvv qualen t'ondekken, aan de gene die daard'oirzaak af is. En evengelijk gij de ftoutmoe- digheid niet hebt daar van te fpreken, zoo veracht zij hetdoordeonkunde, ofdaargeen acht opte ilaan. Ongelukkige als gij zijt, die tot noch toe een bemin* degediehd hebt, zonder een middeltevinden, noch van haar gezien te zijn, noch om haar uvv liefde t'o- penbaren, of de minfte gunft te genieten. . Ondertuffen verlpreid zich 't gerucht van deze
beklagehjke moord door de heele Stad, en Soffronie hoord, tot heurleedvvezen, dezedroevigetijding verhalen. Zij, zoo gelukkig zijnde van een Kriften, en zoo kloek als fchoon te zijn, denkt alreede in haar geeft op middeleh om dit ongeluk af te keeren. Het ftaat niet aan haar dat het zoo zij, ende begeerten die zij hier toe heeft, vermeerderd meer en meer doorzulke brave gedachten. En zoo haar eenige din- gen tegenftaat, 'tis alleen raaar haarzedigen aard, die de Maagden niet minder aangeboren als vvelvoe- gende is, Evenvvel, na dat zij lange getwift heeft, fteigerd haar moed eindelijk de tvvijffelmoedigheid teboven, zoo dat deftoutigheid en zedigheid in haar gelijkzijn. Zijgaatdanalleenuit* enbreektdvvers door't gedrang van'tvolk, zonder iets van haar fchoonheid te verbergen, of die zonder cieraad te ver-
|
||||
%,, .VerUfte Jerusalem-;. ^
Vertoonen. Haar zedig gelaat zijn de teekenen van
hare moedigheid > haar vvezen is zoo groots , dat men, haar ziende > zou geoordeeld hebben, met ik en Weet niet vvat voor opgeblazendheid ver-- mengdtezijn. 'tis uiteen oprechteverachting dat hetvoorkomt. Ja men zou niet kunnenzeggen, dat het doorkunft of natuurvvas, die haar onachtfame fchoonheid zoo zeer verheftc. Want in dit loflvvie- rend gelaat, zietmen aanlokfelen die van den Hemel, Van de natuur, en van de liefde begunftigd vverden. AhTevoortgaat, is'ernieteendie haar methet oog niet vervolgd, maar zij gevvaardigd haar niemand aan te zien, zoo hoogmoedig is zij van aard. Haar voornemen is den Koning aan te fpreken . Zij gaat recht voor hem ftaan, zonder dat de hevige gram- fchap, diehemvervoerdbeeft, machtigisomhaar een tree te doen aarfelen. Maar houd in tegendeel ftand, zonder voor het verfchrikkelijk blixemen zij- ner oogen te verfchrikken. Vorft, fpreektfe tot hem,; Ik bid vertoornd u niet langer, en laat af van uvv volk mcer in vreeze te houden. Datikhiernuver- ichijn, is om u t'ontdckkeji en terhand te ftellen, den perzoon die gij zoekt, om de mifdaad die hij tegen u begaan heeft. In't aankomen ftond den Koning ver- zet, ziende de groote kloekmoedigheid van deze maagd. Hier bij vvierd zijn hert half overrompeld door de glans van haar fchoonheid, die hem't ge- Zichtverblinde, gelijk onverziens eenblixemfhaaL ' D " Dit
|
||||
JO' ToRQJtTATO TaSSOO»
Dit was d'oorzaak dat hij zijn onrerhtvaardige
gramfchap en zijn vergritnd gelaat een weinig ma»
tigJe. Zulkx dat het te gelooven is, dat zoo hij een
vveiuig minder onmenl< helijker gevveefthad, als
hij was, en zij war za< htmoed'ger, zoo een Ichoon
Voorvverp zou hem, zonder twijffel, tot liefde
bewogen hebhen Maar 't is Wei ongemeen dat een
Verachte fchoonheid een opgehlaze hoogmoedig-
heid veraft, om datde aanlokkelijkeftxelingenhet
lokaas van Cupido zijn. Dir was het vermaak dan
datdezentirm fchepte , met Verwonderingaante
zien zoo fchoon en betooverlijk beeld , dat zijn
bloodaardig hert beweegde , en niet de liefde,
wier fchichteri hem geenfins wonden. Sofronie
hier op lettende, nam heur tijd waar om de redenen
die zij hem te zeggen had, t'eindigen. Heer Ko-
ningk, riepfe, Hier is de gene die zich fchuldig
kend, aan demifdaad daar van gefproken is.verdelgd
haar alleen, en niet deze rampzalige Kriftenen, uvv
onderdanen: zij veinft niet voor u t'ondekken, dat
de rooverij, die u zoo zeer ontfteld, een werktuig
van deze hand is, tervvijl niemand anders, alsik,
het beeld, dat gij zoekt, geftolen heeft. En lijd niet
dat zoo veel onnozelen de ftraf daar van gevoelen. '
Zie hoe zij haar zelve ter dood, zonder die verdiend
rehebben, aanbood, omanderetebehoeden. kloek- I
moedige logen, diezoodanigzijt, dat degrootfte
waarheiddienietgelijkis. enhoevveldezcverkla-
ring
|
||||
Verlofle JeruzalerHs.' f t
ringAladijn, in't eerft grootclijkx beducht maak-
tert, zoo fprak hij evcnwel, zonder zich te bewe- gen, tothaar. Welaan, veins niet om voor mij te ontdekkenwie uditgeraden, en zich medemakkef van uw mi(Haad gemaakt heeft ? Waar op Sofronie, niet meerder als te vooren,verfchrikten. Denkt niet, antwoorden zij hem, dat ik deze eer heb willen dee* len, of eeriander deelachtig maken. ik alleen heb deze daad onderftaan, enfederuitgevoerd, zonder iemandraadtevragen. Terwijldatditzoois, ant» woordenhaarden tiran, zoo zult gij de eenige we- Zen daar op ik mij wreken zal, u doende de fmerten gevoelen die gij verdiend hebt. Ik zoek niet hever, _ voegdezer bij, en ben wel te vreden bet geheele deel in de eer^n de ftraffe te hebben. Aladijn begon hier op te vergrimfnen, daar na vraagdenhij haar, wat zij met dat beeld gedaan, en of zij't nietver- burgenhad. Gantsniet, antwoorde zij, 'tisveiv brand , en ben wel blijde dat ik't gedaan heb. want ten allerminfte zal het in toekomende, door de han» den van deZe ongeloovige , niet meer ontheiligd werden. WaarlijkHeerK.oningk, gij herzoekt, of 4e diefftal, of de perloon dieze begaan heeft, het ccnezultgij nimmerwe&rzien, maar 'tgezicht van d'andre hebt gij hier voor u, en evenwel vertrouw ik, dat mijn daad geen dieverij behoord genoemd te werden. Daar is niet zoo rechtvaardig als't gene dat men onrechtvaardig genomen heeft, weder te geveh. P x Deze
|
||||
yx Torojjato Tassoos
Deze woorden vervoerden den tiran tot een c-
vermatige gramfchap, hij blaaft niet als dreigemen- ten uit, en tracht nu voortaan niet als de beweging van zijn drift te volgen. en hoopt dan niet meer, o fchoonheid, die ouder de gedaante van een engel, eengoddelijke gtell en onverwinnelijke moed ver- bergd, derninitegenadevanhemt'ontfangen. De liefde zou te vergeefs, als een fterken beukelaar, die aangename fchoonheid, daar u den Hemel mede be- gaaftheeft, trachten tezetten tegende wreedheid va n dezen Barbaar. OndertufTen word deze fchoone biJ 't lijf gevat, en veroordeeld om levende verbrand te worden. hiertoewierdiedoor d'onbeweegelijke ' razernijvan den tiran gefchikt. alreede ruktemen de fluyer van haar hoofd en de kleederen van haar kuifch lichaam,haar fchoone armen worden met dik- ke touwen gebonden, en door het vaft toeknellcn heel verpletterd. Zij fpreekt niet een woord y en al het quaad onthaal, dat men haar doet, is niet mach- tig om haar de minfte vrees aan te jagen. en zoo haar roofverwig aangezicht een weinig veranderd is, men verneemt'er daarom geen bleekheidop, maarzoo natuurlijken blankheid, dat zij veel fchoonder als tevoorenfcheen. Geduurende deze dingen, trok bet gerucht van zoo vreemden zaak, dat, nu over al verfpreid was, al het volk tot zoo droevigen fchou- j fpei. Men hep naar het gedrang van alle plaatfen der Stad. Olindus zelf begeeft'er zich met anderen na | toe,
|
||||
Verhfie yeruzaJemiS. f%
toe, met voornemen noch nader tijdinge te hooren-
maarals hij zag dat deze fchoone gevangene, zeker- lijk zijn beminde meeftrefle was , dat zij 't zelve was , die men zoo gebonden had , zij die voor fchuldiggehouden wierd, zij die nu alreede veroor- deeld was, en eindelijk, zij die door een tiran in handen van de beulen was overgegeven, die alreede bereid ftonden om't vonnis uitte voeren, zoo begon hij door'tgedrang te breken, en zijn Item verheften- de,aan de zijde daar den Koningftond,aldus tot hem te roepen; Zij is de gene met die aan de diefte, daar zij door een dwaze onbedachtfaamheid op roemd, fchuldigis, zij heeft daar nooit op gedacht: ook is't niet tegelooven, dat een jonge dochter, van een vreefachtigen aard, zoo flout zou geweeft zijn, haar zoo een gevaarlijke zaak t'onderftaan, en noch veel minder die uit te voeren : want hoe zou zijde wach- tersvanden tempelhebbenkunnenbedriegen? en- door wat middelen dat heilig becld wechnemen? laat zij u doen gelooven Wat zij wil, ik wect echter welbeter. Ik ben de gene, Heer Koning, ikbende geen die het geftolen heeft; en ik beken vrijelijk, dat, na ik het fluk gedaan had, ik door een venfter, onder't voordeel vandenacht, hetzooontfnapten: daar na vond ik gelegendheid om door de groote plaats heen te gaan, daar ik het door d'afgelegenfte wegen ontcjuam. Ik ben dan de eenige die rechtvaar- dig verdiend heeft, en de cer van deze daad, en de D 5 eer
|
||||||
-■:■.-■
|
|||||
y4 To.ft.-oj; a to T as so os
dood daar nevens : dat deze dan mij het een oftc
het ander niet en kome t' ontnemen , deze kete - lien en banden behooren mij toe ; dezen houtfta- pel is voor niemand, als mij, opgerecht, en deze vlamme is niet ontfteken als om mij tot aflche te ver- delgen, Sofronie hem op deze wijze hoorende Ipreken, en
met meewaardige oogen aanziende , antwoorde hem; Arme onnoozele, wie leid u hier zoo roeke- loos ? met watvoornemen komt gij hier ? of wat ra- fcendeuitzinnigheidgeleid uwen loop ? hoe, ben ik dan niet ftafk genoeg om te wederftaan, al wat de gramfchap Van een menfch het Wreedfte kan voort- brengen? Neen, neen, ik geloof noch moed genoeg te hebben omde doodalleen teverduuren, zonder dat hetnoodigis dat men mij komt gezehchap hou- den. Deze woorden fprak zij tothaarMinnaai*, en evenwel kan zij bem niet meerdertot hetherroepen brengen, als om zijn voornemen tedoen veranderen. 6 wonder, zo veel te grooter, om dat het ons een vol- inaakte kamp der liefde, met d'onverwinnelijke deugd vertoond. Heerlijk verfchil, daar de dood Zich tot een prijs aan den Overv vinnaar opofferd, en daar d'arbeid zelf de fchuilplaats is daar den over- winttaar zich kan bergen; hoe den eenen in dezen twift hafdnekkiger als d'ander, zich fchuldigzoekt te verklaren, hoe meer datAladijns gramfchap tegen haarontlteekt; want hij geloofd vvaarlijk,datdeze twee
|
|||||
Verhfte JeruJalevtS. J f
twee minnaars hem befpotten, endatfe, omhera
noch met rte verarhten, de llraf bela< hen die zich voor hair oogen vertoond. Het verfcheeld mi]gans niet, Ipreekthij, ofmenziet datzij Ichuldig zijn, aangezien dat ik h tar alle bcide een zelve palmtak na heur verdienften geven zal; dit zeg^ende, gaf hij eea teeken aan de onmedoogende uitvoerders van, Zijn tirannij, die haur akijd gereed hidden om te volbrengcn het gene haar geboden was, invoegen dat men haar beide, in minder als een oogenblik, zag itijf aan een paal gebonden, des eenen rug tegen desanders. MaarOlindus, ziende den houdflapel rondomopgerecht,endatmenalrtedehetvuurdaar begon in te fteken, konzijn klagtenniet vve£rhou- den, noch hem bed wingen deze woorden tc fpreken, tot haar, die men met hem gebonden had : Wei zijn dit dan de ketenen daar ik verhoopte, dat wij mede zouden geboeid worden, om t'famen de reft van ons leven over te brengen ? ziet hier dan het vuur van't welke ik het zelve wezen tuflen u en mij verwach- ten: odeliefde heeft ons wel andere vlammen en banden beloofd, als deze, die ons nu door het quaad geval bereid zijn.' 6 hoe onmcnfchelijk ifle, dat zij ons niet vereenigd, als om de dood te doen lijden, na dat zij ons akijd zoo wreed gefcheiden heeft! c- venvvel nuhet moet wezen, datgij, helaas! zoo onwaardigfterftj zoo fchiet mij ten minften deze vertrooftinge over, nu ik, van het geluk van u w bed- D 4 genoot
|
|||||
,
|
|||||
ifS Torquato Tassoos
genoot te worden beroofd ben, dat ik u zal in den
houtftapel gezelfchap houdemmaar waarlijk u eenig ongeval dat fmert mij,en niet het mijne,terwijl ik zo gelukkig zal zijn van aanuw zijdc te fterven: helaas, ikzounoch veelblijderzijn, en geen vermaak vin- den dat bij mijn lijden te vergelijken was, indien ik deze gunft mogt ver werven, dat ik mijn geeft gaf op d'oever van uw lippen,en op de zelve tijd onze laatfte ZiichtenonderonzekuuTe kusjensmogtvermengen. Sofronie wierd door deze klachten vanOlindus be- wogen, enom hem te vertrooften,fprakfe, Mijn ziel, de weinige tijd die ons noch overfchiet te leven, roept ons tot andere klachten, en tot veel hooger be- denkingen; inplaatsvanuzootebedroeven, waar- om denkt gij niet eerom u van uwe zonden te bekee- ren ? waaromhebt gij u niet altijd voor uweoogen deze waarhcid vertoond; dat 'er geen vergeldinge te vergelijken is bij de gene die God de rechtvaar* dige mcnfchen beloofd heeft? Lijdftandvaftigvoor de eer van zijn naam, en tvvijffel niet of gij zult de ftraffe zacht vinden: hoopt niet als op de dingen van daar boven, daar men de ware gelukzaligheid vind, de Hemel roept u nu op deze maal j ziet ecns hoe fchoondathij is, enhoehij ons fchijnt te vertrooften, pnsnoodigendeom teproevende ware lekkernijen der vvelgelukkige. Terwijl dat d'een en d'ander deze klagten doet, prij zen d'ongeloovige haarftant- vaftigU?id; en het groot raeedoogen dat 'er de Kri- |
||||
- Verlojte Jeruzalem-i. 57
ftenenmede hebben, vertoond genoeghaargevoelen
daar van. Het is vvaar, dat zij niet als onder elkan- deren daar van fpraken, want zij haar niet overluid durven beklagen. Den tiranis zelf, tegen zijnge- vvoontebevvogen, enhoeverhard datzijngemoed is, zoo treft hem het medelijden aan om hem te ver- zachten; maar zoo onverbiddelijk alshij is, is zij- nennaam mede; 00k is hij van zoo een barbarifchen aard, dat deze voorvverpfels van medelijden hem zoovergrimmen, dathij terftondzijn oogen elders na toe wend, en van daar vertrekt, om door zoo een droevig fchouvvfpel niet bevvogen te Werden. Daar is niemand als gij, fchoone Sofronie, die u niet ge- voellelijk aan deze druk vertoond, en die u niet eens gewaardigd om teklagen. Geduurende deze twiftredenen , zie zoo ver-
icheen in't midden van de voile vergadering, een Ridder, of men zoud' er hem ten minften voor aan- gezien hebben, van zoo fchoonen wezenals braar" van geftalte. na 'et aanzien van zijn wapenen en de reft van zijn roeruftingzou men geoordeeld hebben, dat het een vremdeling was, van verre gekomen om zijnfortuintezoeken. dentijger, die hij boven op den helm voerde, en de oogen van een ij der tot haar trok, was een kenbaar teken genoeg, dat het den ge- ne was die Klorinde gemeenelijk in den oarlog voer- de : 't geen d'oorzaak is, dat zij haar alle 00k daar voor houden. gelijkze in der daad in dat geloof geen- V 5 fias
|
|||||
<
|
|||||
ft ToRQJTATO TaSSSOS
fins bedrogen zijn. Van haar kindsheid af, heefc
haar altijd tegen 't hart gc weeft,die laffe onledigheid en deffeningen daar haar de vrouwen toe begeven: ditdoet datzij tegenwoordig verachtbeur handc-n peer te buigen, om een fpinrok ofde naald te hande- len, en diergelijke werken te maken, diegemeene- lijk ftrekken tot het tijdverdrijf der maagden. hicr bij heeft zij een grouwel van het prachtige gewaad, ea de plaatfen die met muuren beflotenzijn. want zij is welverzekerd, dat de eer van een dochter, nietbe- terbewaard is in de fteden als opbet veldj zij wapend methoogmoedigheid haar aangezicht en vermaakt haar met, ik en weet niet Wat voor ifcrafheid en opge- blazendheid , in de aangeboorne zoetigheid van haaroogente mengen, evenwel misftaat het haar niet, en hoe groot dat haar verachtinge zijn, zij ge- ven haar evenwel een brave zwier. zoo haaft als ha- renouderdomheurbequaam maakten, tot deeerlijk- fte tijdkortingen, zag men haar de paarden berijden, die zij nu wel weet te bedwingen, met een fpeer gee- ftig om te gaan, de piek te handelen, het rapier te jiwayen en haar leden te wringen in't worftelperk, omdat zij niet vadzigin't loopenzoude zijn : daar na gevoelende haar krachten allengskens met hare jaren toenemen, ging zij in't diepfte vanhetwout, en op de hardfte klippen,daar zij haar niet bemoey Je" om een haas,of das,of rhee,of andre diergelijkevreet achtige beeften na te jagcn,maar wel om deleeuv ve» b*eren
|
||||
JTertop Jeru&dlemS. t* f§
beeren en tijgers te vervolgen, daar zijhaav zoo aan-.
hing, dat zij voor de menfchen zo wild fcheen ah d<? beeften zelf. maar zo als zij nu van Perffen quam, om haar te ftellen met al heur macht tegen 't geweld dcr Kriftenen, hoewel alreede menigmaal heur lichaam met wonde bedekt en de revieren met heur bloed ge* verft waren, was dit fchouwfpel van d'aanftaande dood , het aldereerfte dat zich voor hare oogen ver* toonden. d'uitnemende begeerten die zij in't begin had, omtewetenwat'erafwas,enwatmi9daaddat i de perfonen, die men voor fchuldig houd, mochten begaan hebben, deed haar het paard nopen om te na- deren. hetvolkvertrokterftond enlicthaarmetge* makdoor, zoo dat zij, den houdftapel genaderd zijn- de, de twee getrouw e minnaars aan een paal geboeid zag. zij verwonderd haar te hooren, hoe dat den ee- nen zich gants, in tegendeel van de andere beklaagd, die niet een eenig woord fpreekt,betuigende dat haar ftantvaftigheid boven het gemeen van hare kunne gaat. echter weet zij wel dat de zuchten die den ee* nenontfnappen, veel eer een eigenfchap van me* delijdenisalsvaneenige fmertediehij gevoeld, en dat de ftantvaftigheid van d' andre een teeken is van hetvoornemendatzij alreede genomenheeft. want in't aanzien met wat voor een bezadigde geeft zij den Hemelaandachtigbefchouden, fcheen het, dathaaf fchoone ziel, haar lichaam verlaten eer dat de dood hun gelcheiden had. Ondertuffen trof het onge. |
||||
46 ToR.QU.ATO TaS SOOS
luk, van d'een en d'aneer zop diep in het herte van
Klorinde, dat zij haar niet onthouden kon van tranen te ftorten. niet te min de perfbon die zich het minfte beklaagd, isdiehaarhetmeerftefmart. zij dan niet langer kunnende wachten om hier opening van te hebben,brande van ongeduld om de waarheid vande iaakteweten. hierora trad zij tot eengrijzerd, die daar dicht bij ftond, mijn vriend, fprak zij tot hem, Wat is datvoorvolk datikop deze wijze gebonden zie ? is het heur misdaad of quaad geval die haar tot deze ftraffe gebrocht heeft? na dat zij de daad onder- vraagd en het verhaal in weinig woorden gehoord had, bleef zij geheel verwonderd , en beelden haar Zelven terftond in datze onnoozel waren. Hier op neemtfe voor haar hun het leven te behoeden, 't zij door kracht van gebeden,of die van de wapenen.met dit voomemen trad zij tot den houdftapel, daar zij't vier van afwenden, 'tgene alreede deze rampzalige niinnaars begon te genaken; daar na haar tot de beu- len keerende, fprakfe tot hun; houd u ftil, en dat niemand van u zoo (lout is voort te varen, voor al eer dat ik den Koning gezien en geiproken heb : doet alleen 't geen ik u zeg, en vreeft niet dat hij op u ver- toornd zal zijn,om datgij dit vonnishebt uytgefteld. Op deze woorden ftelden zij haar aan om heur te ge- hoorzamen,niet kunnende geloove dat de plicht haar daar toe verbond, zoo veel macht had de brave ge- daante vande perfbon die haar gebood, op hun: zij ging>
J
___^_.f- - - ■ "trl |
||||
Verhfie Jeruzalem-j. 6i
ging dan van daar na den'Koning, en gemoeten hem
| ineenweg daarhij voorbij haarquam. alsdoen offl haar voornemen niet langer uit te ftellen, fprakze tot hem: Heer Koning, ik ben die zelfde Klorinde daar van uw Majefteit mogelljk wel af heeft hooren fpre- kenj hetgenedatmij tegenwoordighiergeleid, is niet als een uitnemende begeerte, die ik heb om ons geloovc en uw Koningrijk voor te ltaan,zie ik benbe- reid om u te dienen, gebied maar alleen en gij zult zien, hoe dat ik in noodzakelijke dingen, dealder- kleinfte zakennietzal verachten, noch voor de ge« vaarlijkfte aanflagcn verzet zijn j 't zij dat gij mij op de bolwerken zet, ofin't binnenfte der fteden, ofin't open veld, ik zal nimmermeeriets zolief hebben het genete vergelijken zal zijn bij d'eerdiegij mijdoen zult in mij te gebruiken. De Koning haar met groo- ten aandacht gehoord hebbende, antwoorde haar; Kloekmoedige Heldinne, watlandfchap is zoo ver van Azie ender Zonnen opgang gelegen, daar dc faam dc wonderen van uwe heerlijkheid niet ver- breid heeft? weetmen niet wel dat het geruchtvan uwen naam tot aan d'uiterfte palen derwereld be- kend is ? dit zoo zijnde, heb ik dan geen reden mij van alle vrees t'ontlaften, en de zorgen die ik noch kort had ver van mij te verbannen, nu dat uw onver- winnelijk zwaard bij't mijne gevoegd is ?ja waarlijk, en gij moogt het ook wel geloove, dat ik meer hope heb in u eenige dapperheid, als ik zou hebben in ver- fcheide
|
||||
$1 ToRQJJATO TaSSOOS
fcheide benden van oorlogsvolk die ik in'een krijgs-
lichaara t'zamen gevoegd zag. mij dunkt alreede dat dien Godefroy, die men zoo zeer vreeft, telang Vertoefd om te komen;aangaande de begeerte diegij betuigd om gebruikt te werden, door de vraag die gij mij gedaan hebt,datis welredelijkdat hetzooge- i fchiede, terwijl'ergeenzoozwarenaahflagis, daar gij niet bequaam toe zijt om uk te voeren: zie daar- 6m ftel ik van nu af aan de laft van dezenooflog in uw bandeh, en geef u een volkomen bevel om over't ge- beele leger te gebieden; met een woord, ik verfta, fiat gij de foldaten wettenzult geven, diezij voor bnvefanderlijk fzullen houden. Al 't gene Klorinde feon doen, was denKoning te bedanken Voor den lof, die hij haar gegeven bid, tot dat het tijd was om op't gene tekomen datzij vanhembegeerde. Vorft,ver- volgdenze, mogelijkzult gij 't in't eerft vreemd ach- feft, dat de vergelding voor de dienlten rnoet gaan ; "maarde gene die ikin toekomende u hoop te bewij~ Zen, gevoegd zijnde bij't vertrouwen dat ik in uw j»oedheid h'eb, doen mij hopen dat gij mij deze twee rnisdadigers niet weigeren zult. De weinige fchijn die'er van is, datmen hundaar voor hoordtehou- Hen, isde oorzaak datik dieernftig vanubegeer; want, om de waarheid te zeggeu, mij dunkt dat men haar met al te veel wreedheid veroordeeld heeft: e- venwelbenikwel tevreden opde zaakniet eenste Icomen, noch d'omliandigheden voor te brerigen, die --'■ toe |
|||
VerUfteJcruzakm-J. 6%
tot zekere proeven van hare onnoozelheid zoude
mogen verftrekken. 't is mij genoeg dat gij weetdat 'er niet is als 't gemcen gerucht 't gene u doet geloo- ven datde Kriftenen hetbeeld hebbenwech geno- men, voor't gene dat van de reft is, vergeefhetmij, , 200 't u belietd, zoo ik door de reden gedwongen beft te zeggeh,dat uwe Mnjefteit, zonder twijfFe},de ach- ting die wij onsgeloof fchuldig zijn,overtreden heeft toen hij volbracht het gene, daar den toovenaar hem toe drong; gij weet, Heer Koning dat het ons niet geoorlofd is,noch geen beelden in onze Tempelen te hebben,noch de zelve aan te bidden, en noch minder dan die vananderen ; het is dan onze Profeet dieik dit dan wil toe eigenen, en t'effens het wonder dat'er op gevolgd is, geloofd mij hij alleen heeft dat won- derteeken gedaan, om ons te letren, dat het ons ver- boden.is onZe h.ilige tempelen t'ontheiligen dooi" een nieuwe bijgeloovigheid ; laatons Ilmenes met Zijn bezweringen en tooverijen laten begaan, ter- wijl hij geen andre wapenen als die heeft j maar wij I die (bldaten zijn, laten wij ons behelpen met de fpeer I en't z waard, en onze hoop ncrgens in ftelleu dan in de dingen die ons ampt raken. Hoewel'thart van den tiran fcheen ongevoelle-
Hjk tot medelijden te zijn, en dat het hem qualijk met groote moeitc liet bewegen, evenwel zoo was hij emdehjk tevreden, en liet af door degebeden van Klorin de j om dat de reden hem daar toe verplichte. wel
|
|||||
Tr
|
|||||
€if ToRQJIATO TaSSOOS
Wei aan dan, zeide hij, dat men haar het leven en de.
vrijheid geef, ikben Welte vreden* terwijlgijhet zoo begcerd, kloekmoedige maagd; Want uw per- fbon is mij van zoo grooten waarde, dat ik u nimmer- nieer een zaak zoude konnen weigeren, 't zij datze de dood verdiend hebben, of dat zij vrij behoorden tezijn door haar onnoozclheid, zooveelis'eraf, ik geef haar genade en u zeer garen over. Zie daar hoe de verloffing van deze minnaars toeging; in het welk de getrou we Olindus, zoo grooten geluk had, als hij aan zijn meeftres, de daad van een genegend- heid, zonder voorbeeld die de liefde zelf opwekten, in zijn kloekmoedige dapperheid kon bevvijzen. Want van den houdftapel, daar hij noch kort te vo- ren dacht totaflche verbrand te worden, ginghij recht na den Tempel om te trouwen; en van een ter dood veroordeeldmenlch, werd hij de man van een perfbon die een onderlinge genegentheid hem toe» draagtj endegeendiehij boven alle dingen ter we- reldbemind; ookis'twelredelijk, dat hij met haar willende fterven, indien dit niet gebeurd was, zij ook nu zoekt om met hem te leven, maar om dat het ver- bod van dien tiran hem nietmocht toelaten, in zijn land zoo braven voorbeeld van deugd te hebben, uit vreeze dat in't toekomende hemzulkx niet mogtin eeniggevaar brengenjbandenhijze beiden uit Judea, met noch veel andre Krillenen, die hij in verfcheiden plaatfen in ballingfchap verzond, naar dat hem de ■ ' ■ ■ ' drift |
||||
drift van zijn wreed voomemen rervoerden. 6 met
v/at droefheid verlaten dejonge lieden heurouders inharen hoogen ouderdom! Wat is'teengevoelle* Hjke zaak voor de mahnen datle heur vrouwen eii kinderen verlaten moeteri. Waarlijk een wrede fcheiding, en daarom te meer onverdraagelijker, brri datdezen Barbaar niet en verjaagd als den genen daarhij eehgoeden geeft en onyermbeilijk iichaam» inbemerkt, houdende alleenbij hem, totzOoVeel panden,de gene die hem niet hinderlijk konnen zijn$ 't zij datfe door den aard van heure kunne j of door de zwakheid van haren ouderdom, totdevredege- negen zijn: Zoo fcheiden deze arme verdruktenj tot heur groot leedwezen, hier en daar; maarhet fneerendeel , daar in het mifnoegen grooter als de vreezewas, v/ierdeii tot afvalligheid verwekt, en begaven haaf in dienft van de Kriftenert, die zij ont- moeten zoo als zij quamen tot Emaus; alzoO heet men eenklein ftedeken, nietverder Van Jeruzalem afgelegen, dandateenmeniche, des morgens ver- trekkende, gemakkelijk in vieruuren daar komen kon j Svanrieer hij zelf fnaar voet^oor Vnet ging. O hoe aangenaamis dezetijding deFranffen! en hoe groot is de begeertendiezijhebben om heurehaan- flagtevervolgen, zonder die langer uit te ftellen! Evenwel , om dat de zon alreede meer als de helft van zi.nenloop gedaanhad, deed den Veldheerde laftenontladen, en dehutten opfechten. e rm
: )
|
||||
■ ■
|
|||||
<?<» TOR.OU.ATO TASS0OS
Yder eenhad zich alreede nedergeflagen, en dc
zon was al op het punt om zijn vlammige en vergul- de ftralen in den Ocraante dompelen, wanneer men vewonderd was twee onbekende Ridders na'etlc- gertezien komen; zij warenheerlijk van gedaante en rijkclijkgekleed,'t gene baar vreemdelingen deed fchijnen ; en zoo zedig van gelaat, dat men, haar ziende, terftpnd zou geoordeeld hebben, dat zij niet fcls vi anden quamen : ookbekende men haar einde- Jijk voor de twee Gezanten, van wegen den Sou- daan van Egipten geZonden, met een groot getal Schildknapen en Edehonkers tot haar gevolg: den eenenwas genaamd Alcth, een man van niet opge- Jcomen, en die niets vorderlijkx en heeft door zijn geboorten : maar boven dien dat hij heel welfpre- kendeis, vlugvangeeft, zich over al na weet te fchikken, zijn natuur om ijder te believen , zoo heb- ben zijn kunften hem tot de hoogfte ampten van't Rijk verheven: hier bij mag men ftellen, dat hij geen gelijk heeft om een leugen te verdichten, geeftig in alleloosheid, en zoo doortrapt, om zijn fnoodheid [ optepronken, dat, wanneerals'thembeliefd, hij ' dietotzijnlofdoetgedien. DenanderenisdenCir- kaffer Argant, die van een vergelegen geweft ge- komen zijnde in't Hof v an Egipten , door den groo- tenSoudaan, tot Landvoogd gemaakt, en met de . eerfte ampten van den oorloog begiftigd wierd: ook moet men bekennen, dat het een man is die door geen moeje-
|
|||||
Verlojfe JeruzaletH-J 1 6/
inoejelijkneidisteverwinnen,enzeerkIoekrnoedig:
maar voor de reft, onverduldig, onbewegelijk, op- geblazen, en zoo goddeloos^ dat zonder vreeze, noch voor God, noch voor eeniggeloof, hijallere- delijkheid, die men van hem te vei-wachten heefr, indepuntvanzijn zwaard Held. t'Hareraankomfte Verzochtenze beide om verhoord te worden, en wierden terftond geleid in de rente van den beroem- den Godefroy: hij was zediggekleed, en zat in een leegen zetel, midden onder de Hopmannen Van zijn leger j en waarlijk, de ware deugd heefr altijd van zijn zelve zoo veel vercierfel en glants,dat fchoon hij die verwaarlooft p echrer noch altijd deurftraald. Argants plichtplegingen waren niet zeer groot, want hij was zoo vervvaand, dat hij alie menfchen onver- fcheiden ftelden. Aleth deed zoo niet, maar betoon* den zich beleefder dan hij : iri zijn aankomen lei hij zij hand voor de borft ^en hield zijn gezicht teraar- den geveft, hem al de eeraandoende, die degene van zijn volk gevvoon zijntedoen aan de perfonen die zij inachtinge hebben. Na deze beleerdheid begon hij zijngefprek metzoodanigen gefchiktheid, dat uit zijnen t"mond vvelfprekendeftroomen vlqeiden, veel zoeter en aangenamer dan hoonig: Hij Iprak in de Sirifcbe taal, die de Franflen vvel verftaan konden, om dat zij alfeede daar de kennifle af had- den. O ware Zon van deugd, en onvergelijkelijke kracht, riephij, dien zoo veel heroemde Helden, E * die
|
||||
68 ToRQJJATO TaSSOOS
die hicr vergaderd zi; n, onderdanigheid bewyzen*
na dar zij bekend hebben, dat zij hare zege en over- vvinmngen aan uvv vvijs beleid fchuldig zijn: ziet eeris tot hoe ver 'tgerucht uvve dapperheid verkon- digd ? de pilaren die den zeeghaftigen Herkles eertijds geplant heeft, tot zoo veel tekenen van zijn bverwinning, zijn niet machtig om de grootheid van uvv onfterffeli ken naam te bepalen : men fpreekt oftder ons van geen andre dingen ; en naauvvlijx zal men in geheel Egipten een menfch vinden die uwen lof, metzoogrootenaandacht, nietaanhoord alsof hij vvonderen hoorde verhalen die het gemeen ge- voelen der menfchen te boven gaan; ook hebben vvij een'Vorft, die, die fmaakt met Zoo veel vermaafcals yervvondering. ik zal noch meer zeggen, dat is dat hij zelvedaardikmaalsbehageninfchept die aan an- derente verhalen j inuvvperfbonbeminnende, het geen in anderen, zoo veel (chrik, als nijdigheid brengenzou, zooalshijubemind en uwe heldenda-* den prijft, zoo begeerd hiiook onderlingeenver- bond met u te maken, is't niet in den Godsdienft en hetgeloof, tenminften, inoprechtevriendfchapdie vavft en onverbrekelijk is. hierom moet gi' 't niet vreemd achten, dat hij, onderdegunft vanzoogoe-* den gelegentheid, van u vrede verzoekt en met u be- geerd verbonden te zi<n: uvv deugd moet dan deze vereeniging tuflchen u beide maken, tervvi;ldathet geloof, daargijvan elkanderen invericheeld, dat |
||||
Verlofte JeritzaIem->~. 6y
niet doen kan: maar voor zoo veel als men hem be-
vvuftgemaakt heeft, datgi) vanzinzi'teenvanzi n oude vrinden uit zijnRijk te verdnjven, zoo heeft hij mij belaft, eer dat noch grooter ongeval gefchie- de, vvat zijn voornemen daar op is, u aan te zeggen, Waarlij k het is dit, dat zoo gij u wild vergenoegen, met het landfdat gij in dezen oorlog verkregen hebt, zondermeer, nochjudea, noch hare grenfpalente verwoeften, zoo dat dit Rijk zich we&r in zim eer- ften ftand mag herftellen; dan beloofd hij u, tot ver- gelding, eengeruftbezitter van het uwe temaken, daar gij noch niet vaftingezeten zijt: wanneergij beidemet goedverftand dus t'famen gevoegdzijti zullen deTurken enPerfianen welooit weder yer- krijgen 't gene uwe dapperheid op haargewonnen heeft? neen zonder twijffel, en ikben verzekerd, datfe daar proeven, t'harerfchade, af zien zouden. Gedenkt, ikbidu, 6 zeeghaftige Vorft, dat gij in weinig tijd zulke groote dingen hebt uitgerecht, dat de toekomende eeuwen, hoe hmg datfe ook zijn, die nimmermeer uit de geheugenis zullen kunnen uitwiffen; deflagting enverwoefting van geheele legers, het overrompelen derfteden, hetverduu- ren der moei elijkheden, geduurende zoo langen reis, de ongemakken der wegen, dieuonbekend waren, gelukkclijk af te leggen, zijn brave teekenen genoeg van uwe dapperheid en macht: zulkx dat al d'omleggende plaatfen, enzelfde vergelegendfte E i tand-
|
||||
j6 ToRQJJATO TASSOOS
Jandfchappen, verfchrikt zijn door 't gerucht van
zoo veelovtrwinningen. Qi\ moogt dan wel nieuwe Rijken, maargeennieuwenlofverkrijgcn, terwijl m'er niet kan bij voegenop het top daar de uwege^ ftegen is. Alsditzoois, behoorde gij in't toejco- mende den oorlog, daar den uitgang altijd twijffek achtigafis, tefchuwen; opwatplaatfedatgijuvv Zegepralende wapenen voerd, moogt gij uw land wel doen aanwaflen, maar niet uwe Faarn. Ter ander zijde, zo>'tgebeurd dat hetwapenloteenmaal ver* anderd, hetverliesvan uwe overwinningen zaldie van uwe achting dan met zich fleipen. Geloofd mij, mijn Heer, daar is geen hachelijker fpel als van't ge- val; en ik achtfe wel beroofd vanzinnen, dieeen groote meenigte ftelien, datalreecie haarverzekerd is, tegen eenig goed, dat noch groot, noch niet ze- ker is .Evenwel die geweldige drift die u tot de wape- nen vervoerd, ismogelijkde raadv^n eenig afgun- ftigmenfch, die u benijd dat gij langen tijdbehou? den zoud, 't gene gij van ander-en gewonnen hebt. De gelukkige voortgang van uwe aanflagen, daar in gij altijd de zege gehad hebt, en die vierige drift om onderdanen te maken, die van naturen meer in froote gemoederen, als in laffe en flappe herten ont-
eekt, mogen u met ineer hardnekkigheid van den Vredewe&rhoudcn, alswij begeerten hebben omu den oorlog aan te zeggen: jnij dunkt alreede dat zij iyt inbjazen, dat gij in, z@o braven voortgang niet rooet
|
||||
Verhfte yeruzalems., yi
moet blijven ftil ftaan, dat het noodlot u genoeg-;
Zaam eenvolkomenwegtotdeoverwinningen geo- pend heeft: dat gij groot ongelijk hebben zoud uw zwaard in de fchede te fteken; dat 'er geen macht groot genoeg is om d'overwinningen te ftutten, en datalzoo den eerwaardigen tijtel van Overwinnaar, u verplicht, de vvapenen niet af te leggen, tot dat gij t'eenemaal deWet van Mahomet zult uitgeroeid, en geheel Azien verdelgd hebben. Maar vvat zijn alledeze dingen anders, dan aangename'ver- tellingen , die d' ooren ftreelen , ende aanlokke- lokkelijke ftrikken, daar van het bedrog veeltijds toe fchadelijke dingen uitvalt ? Indien uw moedigheid Zoo driftig niet is, datfg u de oogen verbind,noch zoo met wolken beneveld, dat het licht van de reden ver- duifterd word, ik ben verzekerd dat gij lichtelijk zien zult, dat in dezen aanflag, die gij beginnen wild, gij veel meer reden hebtte vreezen daneen goede uitkomfte te verhopen; u is niet onbekend dat d'ommekeeren van't geval onzeker zijn, en dat 'er geen verzekerheid in haar verwiffelingen is, die na goed en dan quaad zijn. hier bij datfe geen andere I vlucht doen kan, dan die te fnel, of te hoog, en aan't neerftortenvaftis. zegmij,ik*biddeu, zooEgipten, datzoomachtiginraad, inzilverenwapenenis, te- genuquam op te ftaan, zelfzoo't ook gebeurdedat de Turken Perfianen en den zoon van Kaflan op u af* quamen en den oorlog vernieuwden, wat machten E 4 zoud
|
|||||
M TOROJXATO TASSQOS
jtuudgij tegenzulk eengeweld kunnen ftellen? en
wair zoud gij bijftand bekomeu die u van dat gropte gevaar zou verloflen ? evenwel tteld gij rnogelijk uw hoop op den Keizer van Griekcn, met den welke gij waand een heilig en onyerbrekelijk verbond ge-r maakttehebben, maarhoe? weetgij niethoegroot dat zijn trouwloosheid is, ende weinige zekerheid die gij in de trouw. der Grieken ftellen moogt ? uit een eenig verraad kund gij van de reft cordeelen,, of veel eer uw voordeel met duizendderley bedriegerijen doen j die dat trouwlooze en gierige volk wrcedelijk tegen uendenuwengepleegd hebben. Hoe, zalden genendienoch oulangsuden wegwilde toefluiten, nu voor u zijn ftaat en zijn ieyen ga,an in gevaar ftel- len? is'er eenige fchijn dat hij die u den weg verloo- chende, dieaan ijdereen behoord gemeen tezijn, t'uwaarts mildadig zal ziin met zijn eigen bloed? Her. mag ook wezen dat uw groofte hope fteund, op de troeppen die u in dezen oorlog noch navolgen. gij gelooft dan dat hetu hier na zoo gemakkelijk zijn zal, verfcheide volkeren, in een oorlogflichaam t'za- men gevoegd, t'oyerheeren als hetu, voor dezen, de verftrooyden en afgezonderde geweeft is; en over- weegt gij on,dertuflen niet dat uwe machten ver- zwakken, zoo wel door de moeylijkheden die zij yaor dezen hebben geleden, als voor het gevaar dat u in toekomende dreigd; yoornamentlijk zoo d'E- giptenaars haar een,ma.ajbeginnen te yervoegen met, *i ^ * de 1 |
||||
Verhjbe Jeruzakttt-}. -.«• jrj^
de Turken enPerfianen; maar ik wil dathetu Iotis,
onmogelijk ooit door de wapenen verwonnen te worden,en dat het hemelfche voorbefchik u zoogun-- ftigzij, alsgijooitzoudkunnenwenfchen; zoudgij, dan met alle deze dingen fterk genoeg wezen om den j honger t'overwinnen ? vveet gij eenig middel tegen ditquaad, zeghet mijikbidu; ik kan het niet den- ken; want, nadatgijmetde lperenenzvvaarden- wel zult gevochten hebben, zoo zult gij bevinden. dat d'overvvinning umaarin (chijnzal blijven. gij, ziet metvvat voorzichtigheid » die van deze land- fchappen haar behulpen hebben, men ziet niet als, vervvoeftingen, op het veld, daar het vuur het alles verteerd heeft; en alle deze dingen is hetvverkvan haar handen.ook is'tal lang geleden dat zij in befloten plaatlen en vafte fteden gevveken zijn, Want zij ge- leerd hebben hoe gij haar komt bezoeken. O gij, die utot noch toe, met geen minder dapperheid, als voorzichtigheid beholpen hebt, vvaar meend gij. nu voortaan tekrijgen het gene daar gijuvv ruiterijen, voetvolk mede fpijzen zult? mogelijk zultgij mij , hier op antvvoorden; dat uvy fcheepsvloot, die aan de naafte oevers lecht, ugeen gebrekzal kten lijden. maar hoe,? hangtuvve lijftocht aan de vvinden die nietalsinveranderingenonzekerheidbeftaan? heeft Uvvgoed geluk over haar eenige macht ? kan zij die in hare holen fluiten en weder na haar begeerten ont- ketenen ? zoud gij de eenige zijn, die een hooftlfrofv. |
||||||
y4 Torq^ato Tassoos
fc,dat van zich zelven voor klachten en gebedcn doof
is, zoudkunnenbevvegen? meendgijdatonsvolk, met de Turken en Perflen t'zamen verknocht zijnde, geen raiddel hebben, om op Zee te brengen een vloot die machtig genoeg is om de uvve te wederftaan? ze- kerlijk indiengij uitdezen aanflagtotuvv eervvild Weder keeren, zoo zie ik dat gij t weemaal moet o- verwinnen, eenste water en eenste land: eenzaalc die daarom zoo veelte gevaarlijkeris, terwijl een verlies machtig is u zoo veel fchanden als (chaden toe te brengen: raaar als dat niet zijn zal, waar toe zal u uw fcheepsmacht dienen fchoonze Zegepraalden, indien gij te lande verftrooid word ? laatmij toe dan tezeggen, dat, in'denftaatdaarikuingebrachtzie, Zoo gij den peis en de vrede met den grooten Soudaan vanEgipten weigerd, ikniet gelooven kan dat gij wel beraden zijt, noch dat dit voornemen, bij d'an- dredeugden, diemeninubefpeurd, niet kan verge- leken worden; maar dat den Hemel wilde dat gij van zin veranderden, en dat, zoo uwen raad tot d'oorloghelden, hetanders gebeurden'tgeenikal- Ieen wenfehten, om dat Azie voortaan, een weinig, nade rampfpoet diehet geleden heeft, verquikken Zou,en gij een gerufte vreugd hebben van uwe over- winninge: evenwel 'tgeen ik zeg, is nier om uvve arbeidzaamheid bij die van mijnen Koning te verge- lijken , noch om uwe heerlijkheid in een zelve Weegfchaaltegendeziine teftellen i maariktracht ° p " alleen |
||||
alleenomu te toonen, dat hetniet isals gunftdaar
het geval utotnoch toemedeopgehooptheeft, eft die u hier in bedriegen , ongevoelijk van den ee- nen in den anderen oorlog invvikkelen. Hier in ftaat het u den vvijzen ftierman na te volgen, die zich ein> delijktotruftbegeeft, en zijn fchip in de gewenfte haven lcid, na dat hij d'ongeftadigheid der zee be- | proefdheeft: alzoo bevinde ik datgijveel tot uvvc verzekerdheiddoenzult, zoo gij tegenvvoordig u- vve zeilen oprold, zonder u vveder te betrouvven in degevallen van den oorlog, die niet minder onzekej? zijn als die van de zee. Op deze vvije eindigden Aleth zijngeiprek, 't ge-
ne terftond gevolgd vvierd meteenzoet gemompel van deze moedigePrinflen, die genoegzaam, door haarveracht vvezen betoonden, hoe onaangenaara dat haar deze opening was. Eindelijk, nadatheur Hoofd zijn oogen drie of viermaal rondom op de ver- gaderinggeflagenhad, om ten naaften bij aan't ge- laatteoordeelen, vvat ijder op het herte lag, zag hij dien Weemdeling llrak aan , en gaf hem deze yvoordentotantvvoord. Waarlijk, HeerGezant, lkben vvel verheugd dat ik den inhoud van uvvge- zantfchap verftaan heb, en vervvonder mij niet te min zeer , dat gij beleefde plichtplegingen , met vvoorden, die vol dreigementen zijn, vermengd hebt. Zoo'tvvaaris, dat uvven Koning mij eenig goed toevvenfcht, en zoo Veel acht, gehjk gij zegt, of
|
||||
j6 ToRQJTATO TASSOOS
of zelf de dingen prijft die wij tot hier toe gedaan
hebben, daarvan zijn wij alien aan die beleefdheid verplicht: maar aangaande dat deel van uw geiprek, daar gi< geloofd ons te verilhrikken, metons te zeg, gen, dat zoo wij geen vrede met hem aangaan, alle <ie Vorften van Azie zich met hem vervoegen zullea om ons den oorlog aan te doen: ik ben te vreden om u opentlijk t'antwoorden, geli jk ik gewoon ben, zon^ dereenige opgepronkte redenen: weet dan dat wij tot hier toe Zoo veel gevaar te water of te landen niet geloopen, noch gewillig, nudeongemakkenvande Zon, en dan weder die van hetqyaad weer, gelederj hebben, als met voornemen, om ons een weg te ope- nen tot dez'e eerwaardige muuren daar de teekenen van onze zaligheid in beQoten zijn: want wij verho- pen ons zelven te verkrijgen, een genade en bijzon- der verdienft bij onzen God, zoo wij totdit punt zoo gelukkig zijn, dat wij de geloovige mogen trek^ kenuitde wreede flavernij, daar zijnu ingebracht zijn: daar toe wij met zoo grooten vierigheid aan- geprikkeld worden, dat wij nimmermeer zullen aarzelen, om tot zoo waardigen aanflagde fcepters en de kroonen, het leven en alvvat men eer inde vvereld noemd te gebruiken. zekerlijk wij zijn niet aangefart gevveeft om hier te komen, noch door ee- nige laffe gierigheid, noch door een eergierige be- geerten, omnieuvveoveryvinningetebekomen. in tegendeel bidden wij den hemelfchen Vader,dat het |
||||
Verhfte JemzalentJ.. jf
hembeliefdzoo befmettehjkenquaad vervanonsaf
tejagen, enniettoetelaten, zooiemandbezoedeld. is, datditzoetvergifindezielevloey, uitvreesdat het hem niet doode, betooverende het lichaam met vermaakvan zoovveinig duurzaamheid: ziedatfs onze begeerte, en datzijn hand die tot in de hardfte herten doordringt, dengenen, daar dit quaad zijn vvortelertgefchotenheeft, zoetjensvermurvve: zij is de gene die ons alleen in deze plaatfengeleid heeft, afkeerende alle beletfelen en gevaren; zij die de al- derhoogfte bergen effend, en die de ftroomen en ri- vieren doet uitdfoogen, hoe groot datze ookzijn^ zij die verzacht de hettevan dezomerende koude van den vVinter; zij die het onvveeYder vergram Je Zee ftild, en eindelijk zij die als't haar beliefd deri toom dervvinden kan breidelen, of vieren, uit Vrees dat zij niet zouden gevveld plegen: door zijn htilp is 'ergeen Zoo fterken rriuurdaar mengeen ftormgat iti Zou kunnen maken; noch geen zoo verfchrikkelijkeii leger'tgene niet verdelgd, ofopde vlucht Zouge- drevert kunnen vverden: ook is't van haar afreen datl onze moed komt afdalen; aan haar hangt onze hoop, nietaanenze machten die alreede vermoeid en ver- zvvaktzijn, nietaanons leger'tgeen wijhebben, niet aan al het Gfiekfche oorlogs vblk, noch zelf aan aide vvapenen van de Franfen t'effens: vvanneer dat zij alleen erhs bijftaat, dan behoeven vvij niet veel bezorgdtezijn datde andere dingenons zullenge- breken:
|
||||
jf8 Tor^ato Tassoos
Breken: den genen die vveet, hoe zij verdadigd die
ophaarbetrouwen, en hoe ftraf dat zij den vveder- jfpannigen, dietegenhaaropftaan, ter ne£r flaat, die Tioefdzonder tvvijffel elders geenhulpete Zoeken, hoe groot dat de gevaren zijn die hem ook dreigen: ter ander zijde, vvanneer het zelf gefchieden dat vvij van zijn Goddelijke hulpe beroofd vvierden, of door een Verburgenoordeel, ofdooronze zonden; xneend gij dat vvij zouden vveigeren onze dagen te eindigen* daarze den genen geeindigd heeft, door vyiens rniddel dat wij verloren gaan? konnen vvij rneer eer verkrijgen als begraven te worden daar het onzen Zaligmaker heeft geweeft ? Maar gij zultdaar opzeggen, dat wij alle zullen fneuvelen, en niet een van ons het ontgaan $ zooveeltebetef, indien dat gefchiede, zullen wij ten minften geen haat toe-* dragen den genen, die ons zullen overleven. Wij zullen fterven, maar het zal niet zijn, zonder wel dier ons leven aan onze vijanden te verkoopen. En ikbenverzekert, dat, boven dien heelAzien niet {potten zal met ons ongeluk, hetbekennenzal, dat wij geen droefheid in de dood zullen hebben« Even* wel moet dit voornemen niet zoo machtig zijn, ora U te doen gelooven, dat wij den vrede zullen fchu- wen gehjk als een bloedigen en doodelijkenoprlog: in tegendeel is ons d'aanbieding van uwVorftzoo aangenaam niet, of wij zouden wel vergenoegd xijn, om ons met hem te verbinden, indien het recht der
|
||||
Verlojte ^emzdtntJ. ^ ff
der wapenen zulkx vereiften: maar gij vreet alreede
wel, zonder dat het van noode is het u te zeggea, datjudeahemin geenerwijzetoebehoord. Waar- om bekommerd hij zich zoo zeer met een zaak , die hem geenfios rakt ? laat het hem genoegzijn dat hij zijnRijkin vrede bezit, en eindclijk, dat hijniet dwersin onze overwinningen en val, roornament* lijk, nu hij 'er geen khaden bij lij t. Met deze antwoord zond Godefroy de Gezanten
wederom, die zoo gevoehjk was voor den fieren Argant, dat hij nietlanger kon veinzen» noch de razernij verburgen houden die hij inzijn ziel had. Wel aan dan, iprak hij, laat ons dan den oorlog hebben, terwijl het zoo wezen moet: alzoo heeix het niemand aan Ichijn ontbroken, wanneermen verfchil gezocht heeft: het wcigeren dat gij op on- ze aanbieding doet, is een baarblijkelijkegetuigenis dat gij geen vrede begeerd. Ditzeggende, vatten hij een flip van zijn mantel, en rolden die tezamen met een vergrimdgelaat, en veel onwaardiger als te vooren, vervolgden hij, Nudan, terwijl gij de hachelijkfte aanflagen Veracht, zoo moet gij uw drift volgen. Ziet hier den vrede, of den oorlog, die ik u toebreng j kieft, qf't eenof'tander, e» beraad u daar op, zonder een langer uitftel te zoe* ken. Terftond wierdenze alle, door de moetwil* "gheid van deze daad en reden bewogen, hem, met gelijke ftemmen f den oqrlog aan te zeggen, zonder
|
||||
1
|
|||||
8* TbR(itrATO TaSSOOS
'bonder te vvachten dat haar Opperhoofd fprak.
1 Waar op den onvertfaagden, het hervouvven van zijn mantel uitftekende, al fchuddende vervolgdert; Pkis't geneikbegeer, en dat ditontfeg doodelijk zij : vergezelfchappende die vvoorden met een aan- gezichtzoo vol dreigemfenten, datmfen gezeidzou nebben, dat hij zoo terftond, den teropel van Janus voor eeuvvig ging openen, om daa» uit te halen het allerwreedfte en verfchnkkelijkfte, datbij de tvvee- dfacht en razernij te vinden is. Want zijn oogen ftbndenzooafgrijffelijk, dat defakkelsvan Alekto *en Megere daar fchenenihte branden. Zoo Was mo- gelijk, voordezen, dienvvederfpanriigen, diete- ^en den Hemel dien onmatigen klomp op een ftapel- den: enzoo hethoovaardig Babel > toenmen heur iioofd in dc vvolken zag verbergen, ertde fterreh dreigen. Ondertuflen, dni dat hij zonder antvvoord niet vve&rvvech gaan zou, antvvoorde hem Gode- Froy, Laat niet na om uvv Meefter te boodfchappen, dat hij zich verhaaft om te komen, zoo'them be- liefds enin'toverige, datvvijzeer garert den dor- log aanvaarden, daar gij ons zoo mede dreigd, zon- der dat vvij daar voor bevreeft zijn. Eri zodhij de Sioeiten nietvvil doenom onste komen bezoeken, dat hij ons dan vervvacht aande rrionden Van zijn Nijl. Dit gezeid hebbende, gaf hij de twee Ge- zanten zeer beleefd oorlof, en daar bij rijke gefchen- ken. Aleth een helm, vercierd met geftecnten van * van |
|||||
,!•
|
|||||
Verlofte Jeruz,akm.j. 81
grootc waarden, die hi] noch behouden had, uit,
den roof, in't veroveren van Niceen; en aan den, onvertfaagdenArgant een zwaard, van fijneftoffe ,- daar van'tgeveft van fiju goudwas, en zoodeftig gewerkt, datmen de uitnemendheid van de kunft,- natuurlijk verknocht zag, aan de glans van verfchei- den dierbare gefteenten, die de waarde onwaardeer- lijkmaakten. Maarhoerijkelijkdathetwas, echter liet Argant niet naar zijn onwaardigheid, in het onrfangen, tetooneu: daar na, hebbende depunt en het fcherp beproefd, fprak hij tot Godefroy, dat gaat Wei, ik hoop dat gij wel haaft zien znlt, hoe, ik mij weet te behelpen met de gift die gij mij gedaan hebt. Daar op zijn medemaat nadercnde, ver- volgden hij; laat ons gaan, want wij hebben niet meerte doendat onshierkan houden : voormij ik; ben van meining najeruzalem te gaan, daar de noodT zakelijkheid mij roept, en dat gij naar Egipten keerd j gij met het licht van de Zon, en ik onder dat van de Maan: daar gij gaat, heeft men noch mijn tegenwoordigheid , noch mijn bnevetv van doen, omdat gij zelf kond zeggen defchooneant- woord diedir.volkons gegeven heeft; hier bij is't geen reden dat ik mij uit deze plaatzen begeven zou, nu men hand gemeen worden zal. Alzoo wiefd hij van Gezant, gelijk hij was, een vijand ; het zij of een geweldige heete drift hem hier toe ver» voerden, of dat hij't onverfcheiden achten d'aal- F o'udc
|
|||||
%% ToRQJJATO TASSOOS
oude gaftvrijheid der volken en de wetten Gods*
dienftig van haar opgericht, te verbreken. Eveo-t welWas dit het gene daarhij 't mmft op dacht, want Zonder andere antwoord van zijn gezantfchap te verwachten, g'nghij, geduurendede ftiltevande. nacht en de kiaarheid der ltarren, recht pa de muu« renvande heiligeftad: alreede wenfcbten hij daar te wezen> en zijn ongeduld is zop groot, dat hij niet, alsmetgrooteongenuchten, deweinigeweg die hij npch te gaan heeft, door brengt j ondertui- fen bewimpeld de nacht het geheele aardrijk met duifternifle; de wind en de baren zijn bevangen met een diepe flaap, en al de wereld ichijnt ftpm te we- Zen j want dit's de tijd in de welke al het gedierten, Zpo wel de genen die haar verfchuilen in't diepfte derZeen, der poelen en der revieren, als d'andre die haar in heur woefte holen verburgen houden > of dp genen die, onder een vermengd, in de ftallen zijn opgefloten, pok de vogelen, die van de na- tuur met duizend verven gefchakeerd zijn, blijvea als in een diep vergeten begraven, die haar ver- moeidheid betooverd. Maarhoewel, geduurende de ftilte en de duifterniffen, het ongemak der men- fchenflaaptendoqr deze middel haar verdrietzaam- heid verlicht word, zoo liet evenwelhet legerder Kriftencn haar niet dpor den flaap overwinnen, noch yeel minder den zeeghaftigen Godefroy: niet een onder haarkan d'oogen toefluiten, zoo groot is de begeerte
|
||||
Verlojle Jerusalem-:. fp
begeerte diezij alle hebben, datde morgenftond,
daar van zij 't licht met ongeduld verwachtc n, baar aan den Hemel vertoond, en hen den weg ondekt en geleid tot de heilige Stad, die het doelwit van zoo grooten reis is: zulx dat zij ijder oogenblik niet doen als befpieden, ofee niet zullen zien te voorfchijn ko» men eenige ftralen diede duifterniffenvandenacht verdrijven, en haar den dag toebrengt, |
|||||||
F i
|
TOR.
|
||||||
TORQUATO TASSOOS
Verlofto
JERUZALEM. Hei derde (je%ang.
IN H PUD.
J^E Knftenen komen voor Jeruzalem, enIegeren haar
terneSr,- eenige troepen ,,van d'een end'anderzij^ de, raken in 'c gevecht, daar Klorinde veel wonderen wtrecht. Hermine word op Tankredo verliefd, en hi) op Klorinde. Dood van den HopmanHugo, ende zijn uitvaard. Befchrijving van een oud bofch, dat Gode- iroy deedafhakken. Het Krifienheir dat kqmt voorZalem d'oude fiad,
En legerdzicb ter neer random de hooge iv alien: Dies eenige, aan weerz,iids, toen hebben,t z,waardge<vat,
En &ij» verwoed op een% in ten gevecht gev alien \ Daar
|
||||
VerUfleJeruicalemS. 8f
Daar in Klorinde baar z.oo fier als dapper draagt\
Hermineivordverliefdop Print Tatikredoos deugdett»'
liij ivederom met minne ontfteekt tot d'odrhgfmaagd. DenHopmanHugo imrdgerukt uifs werelds vreugde,
Zijn uit vaard: en't verhaal van een dichtflengig wout, "t Geen Godefroy verwoeff om bet gebraik. "van 'tboift. iLrede wierd de wederkomft der
morgenftond, door een frifTe wind, 1 diehaar eenweg inde luchtbaande,
§? aangevoerd, terwijlzemet een krans ivan bloemen haar vergulde lpkken
kroonden, als de Soldaten der Krifte-
nennergensmeernahaakten, danom te gaan daar heur dapperheid haar riep. Want heur ongeduld, om op te trekken, is zoo groot, dat zij voor het teeken, der trompetten en trommelen, haar in't veld bege- ven met een vrolijk gejuich. Qndertuflen gebruikt haar Veldheer zijn gewoonlijkevoorzichtigheid,om deze vierigheid te verzachten, en tracht heur ge- weldige drift wat te matigen: maar het is zoo wei- nig mogelijk haar te weerhouden, als om hoog te doen fteigeren de vergrimde baren, die op het punt zijn om in den afgrond van Charibdis ne£r te ftorten, of te ftutten het geweldig onweder des noorden- winds, 't zij dat hij de hooge toppen van den Apenijn beukt, of dat hij de Ichepen te gronde rukt op den onmedoogenden Oceasuu daaroro fteld hijze in or- F 3 de,
|
||||
86 ToRQ^ATO TASSOOl
den, dieze in't veorttrekken moeten houden, in
zulker voegen dat, zoo het van nooden is om hare treden te verdubbelen, zij zulkx niet derven onder- winden, zonder uitgedrukt bevel van haren Veld- heer. Op deze wijze is'erniemand onder haar, die zoo wel geen vleugels in't hart, als aan de voeten, heeft: enevenwel, hoe gez wind dat zij zij n, Zoo beeldenzehaarin, door uitnemende begeerten die- zehebben, ora daar al te wezen, dat haar voeten gebonden zijn, en niet voortgaan van de plaatfen. De Zon had naauwlijx met haar eerfte ftralen»
klimmende op den Horizon, het aardrijk verWarmd, ofjeruzalem vertoonden zich, 't geen zij malkan- deren aanwezen, en met duizend ftemmen onder een vermengd, hoorde men haar de heilige Stad be- \ groeten ; even gelijk kloekmoedige gemoederen» die de begeerten om nieuwe landen t'ontdekken, doet op een onzekere zee, en onder een onbekende pool zeilen, haar eindelijk verblijden, indien zij, nadatzijmenigmaalde ongeftadigheid der winden en baren beproefd, zoogelukkig zijn den oever te zien, daar zij zoo dikmaal naar gewenfcht hebben. want dan doenze de zee met een vrolijk gejuich weergalmen en Vergeten, in een oogenblik, al het ongemak dat zij, geduurende haar reize, geleden hebben. Bij deze onvergelijkelijke vreugd, diedit eerfte gezicht zoo zoet in heur herten blaaft, is een waarachtige bekeering gevoegd, met achtbaarheid en
|
||||
Verhfte JerufaktiLJ. t}
feh godvruchtigheid otider een geffietigd :zulx dat zij,
Jerusalem aanlchouwende, £tls opgetogen Ichijnen, terwijlze haar Voor oogfcrt ftellen, dat ditde plaats is, daar hcur Verloffer de dddd geleden he'eft, daar hij begrairen geweeft,en eindelijk is opgeftaaii.De gebe- den, diezijzoetjensuitfpreken, en door zuch ten en tf anefl gebroken Wet den, fpruiteride uit een gedeelte VanblijdfcHapenmedelijden, tferwekken* aartwat Xijde datmeri zich keerd, een geriicht dat zich in de Iiichr uitftrekt. Zoo is bij na het gertiis dat zich in de boffchen laat booren, wartneer het geweld der win- den de boorfleri komt beftoken, of als het gene dat in de holiigheid der fpelonken gehoord word, langs de ■zee, daar de baren fchijnen te vetzuchte'n, warineer- tefnalkandereri dntmoetende, totniet verbtijzelen. De godvruchtige foldateh trekken alle bldotfvoet vootti ophet voorbeeld vahharenHopman. zon- 'defdat'er e'en onder haar is, die, Omzichrrteerder te vernederen , met groOte vetnoeging, £ijn ve- 1 derbos, heimcieraat, geborduiiffel eri het alder- prachtigfte niet afleid. want boven dien datze ha- re herten van alle OpgeblaZendheid veinigVn, zo6r Ivloeyen Uit hare oogen een rtieenigte van Godvrm h- tige traneft; daar nagelijk als of haar den weg na voortaaft op het ZUchte'h en klagen gefloten was, befchuldigenze haar geweten, eii ijder fpreekt de- 2e woordert in zich zelv'e; een zeker teeken Van een waarachtige bekeering. O mijrt Verloffer, zal ill F 4. dan |
||||
gg ToRQJTATO TASSOOS
dan zoo ondankbaar zijn, dat ikgeen twee beken
vantranen ftortop deze geheiligde plaats, daar gij de aarde met duizend ftralen van uwen bloede be- vochtigd hebt ? Het herdenken van zoo bitter lij- den, alshetuwe, behoord bet niet mijn hart te vermurruwen entotmedelijden tebewegen? Yzig hert, hoe komt het dat gij niet verbrijzeld word ? 7>eker gij hebt nooit meer reden gehad om u te be- drocven alsnu. Indusdanige heilige gedachtenon- derhieldenze haar, wanneer een fbldaat, die men in dc ftad, te wacht gefteld had op eenen hoogen toom, vande welke men verrein't rondde heuve- len en dalen kon ondekken, bij geval bemerkten ee- nige groote ftofwolken die in de lucht oprezen, aan de zelfde zijde daar het Kriften leger in aantocht was: zulx dat men in't begin dat ziende, ge2eid zouhebben, dat deze dikkewolk daar de lucht zich medebcdekteni als groote blixemftralen en levende vlammen was. Maar na dat deze mift een weinig ver- dween, en dat bij befcheidelijker onderfcheiden Icon, mannen, peerden, en de fchrikkelijke giants der wapenen, die zich in de ftralen der zonne ver- dubbelden, riep hij; ach wat bemerk ik van verre ? Wat voor een ftof zien ik in de lucht! 6 hoe dik ifle, en wat voor een glans zietmen daar door heen! op ingezetenen, numoetgiju verweren, neemt dan uwwapenen, manddemuuren: haaftu. Ziethier den vijand dievaft naderd: hij is't zonder twijffel. Daar
|
||||
«■««', jUPJMjs ■"<"-; swW"
|
|||||
r Vtrhfte JeruzMlentS^ %$
Daar na zijn gefchreeuw op het einde van dsze
woorden verdubbelende, vervolgden hij; datijder eenzichhaaft: loopt tot de wapenen, zietgij niet jhoe dat hi) naderd, en dat oader deze duiftere wolk, 'zoo verfchrikkelijk om zien, haar het krijglvolk vcr- bergd datons befpringen komt? Door deze woor- den word ljdereen vertfaagd. Dekinderen beven al- reede van vreezen , de grijzerds verwachten niet meer als de dood, de vrouwen die door haar zwak- ken aard onbequaam zijn tot den oorlog, zuch- ten van vertfaagdheid, eindelijk den genen die niet vechten konnen, nochhaar vervveren indienmen haar bevecht, nemen haar toevlucht tot de gebeden en hierom begevenze haar in hare Tempelen. In tegendeel loopen de kloekfte van lichaam en van moed eerft tot de wapenen; daar na begeven haar de eenen bij de poorten en de anderen op de muuren. denKoning zelf toond haar den vveg, en rondom gaande, geeft een ijder laft om zorg te dragen voor 't gene dat hem tot haar befcherming goed dunkt. Hier nabegaf hij zich op eenen hoogen t®ren, ftaan- de tuflfen twee fterke poorten, om dat hij in't nood- Zakelijke te beter verzien zou, want hem deze plaats bequamer als d'andrc dacht, om alle de toegangen t'ondekken. Hier hield hem de fchoone Hermine gezelfchap, die hij in zijn Hof lietkomen zoo haaft als de Kriftenen de fterke ftad Antiochien al ftor- oiende overrompelden, daar heur vaderhet leven F S liet.
|
|||||
Iiet. Ondertuflen doet Kk> inde een uitval op de
Franlen, gevolgd zijhde van een bende goede fol- daten, voor de vvclke zij voor uit rijd met de fpeef in de vuift; Argant doet zijn beft om haar bij te ftaan, en begafZich hierorh aan een looze poort, om den genen die uitvieleit te helpen indien het bij gcval van Abode Was. In dczen aanflag moedigde Klorinde de haren aan en dreefee ten ftrijdj zoo Wei door haar ftandvaftig gelaat, alsdodr hatewdor- dcrt. Spitsbrbeders, riepze, Iaat het ons tegen- Vvoordig zoo maken, dat Wij op oris goed begin de geheele hope Van Azie veften. Zboipfekendezag- Zeniet ver van haar een bende Voorloopers die We- der na ret legcr vveken, een meertigte van vee Voor haar dfijveride, gelijkhaar geWOontettis* alleste rooven Wat haar ontmoet: terftond ftreeftz'er recht na toe om haar t'achterhalen ; H. vvelk hen Hoprtian, die Wachter genaamd Was , bemerkende , zich terftond tot tegenvveer bereid y rtiaar hoe groflijvig en fterk dat hij is, echter is hij de man niet dm haar te vvederftaan: ook Word hij met de eerfte ont- moeting ter aarden gevvurperii in't gezicht der Frariffert en Heidenen , die terftond begirifien te fchreeuvvpn, en dat voor een goed voorteiken van dezen oorlog aannemen. EvenWel Vervolgden de Za-^k zoo rtiet gelijk als zij hoopten. Ondertuflen gal" zij haar zetven meer moed als ooit te voren en haar peerd metloflen toomde Iporen, begaf haar ofider |
||||
Verlofie J«ruzak»LJ~. ft
de overige. Al 't geenze in't aankomen ontfnoeten
vverptfeter aarden. Haren arm geld meer dan hon- derd andere, en door middel van haar zvvare fla- gen, opendfe aan de gene die haar volgen den vveg. Zij de voorloopers aldus haren roof hebbende doert verlaten, vVeken deFranffen al langfeam te rug» en vervoegden zich eindelijkvveerbijeen, op net hoogfte Van een heuvel, niet ver van daar gelegen, om haar met het voordeel Van de plaats te dienen. Als doen, gelijk als door een onvve£r in de lucht be- vvogen, vanboven eenblixemende donderichiet', dat uit de vvolken fchijnt te ftorten, zoo vvierd deri Prins Tankredo door ongeduld naar den ftrijd ge- drevcn, zulx dat op het eerfte teiken dat den Veld* heervan'tlegergaf, hijmet geVeldefpeerzijnben- devoortdreef": hijfcheent'effens, zoo edel en ver- fchrikkelijk, datdenKoninghem van verre ziendc zich terftond inbeelden , dat dezen Ridder nood- Zakelijk iets uitftekender boven d'andre hecft. Hier- om vervoegden hij zich totHermine die betlevens hem zat, en door't aanfchouwen Van dit voonverp met zoodanigen vrees bevangen wierd , dat haar hart en pols van angft begon te jagen. O maagd, iprak hij tot haar, ik bid u, verplicht rnij te zeggen, wie dat dien Ridder is die ik zoo ftoutmoedig zie aanvallen? Want ik ben Verzekerd, hocwel hij ge- V/apend is, en dat gij hem, en d'andre Kriftenen ook, Wel kennenzult, om dat gijze niet als re veel tot
|
|||||
v
|
|||||
9* ToRQU,ATO TaSSOOS
tot uwe fchaden gezien hebt: ik heb groote begeer-
ten zijn naam te weten, om dat hij eenrechtfchapen ljrijgfman gelijkt, diezich'nietzallatenverblunen. Zoo Hermine ooit verzet was, zoo is zij't tegen- Voordig: want zoo als zij meenden te antwoorden, wierd haar ipraak afgebroken door een dicpe zucbt, die den zoom van haarlippen winnende, al bereid was om uitte flippen. Hier bijbereiden zich hare oogen, zo om tranen te ftorten,dat zij die te vergeefs tracht op te houden: terwijlze haar genoeg, door een kleine roodigheid, die haar omringd, en tot rneer vercieriei ftrekt, ontdekken. Ik vergeet dat de zuchten, t'elkensalsfehaarontflippen, halfwegen door de hikken gebroken werden j evenwel om datfe haar niet eerlijk van deze vrage ontflaan kan, be- dektfe met een valfirhen fchijn van haat, de liefde die zij tot Tankredo draagt. Daar na den Koning aanziende , antwoordfehem. Helaas ! Heer Ko- ning, gijgeloofd nietzonder reden dat door eenig blijk dezen mij niet onbekend is: ik behoorden hem waarlijk wel te kennen en onder duizend t'onder- lcheiden: terwijl ik hom zoo dikniaal de graften heb. zien vullenen hetveld methet bloedmijner ramp- zalige onderzaten beverven : 6 hoe fchrikkelijk flaathijtoc, enhoezijnzijneflagentevreezen! de wonden die hij wond zijn zoo gevaarlijk, dat noch dekruiden en de wortelen, noch zelfde bezwerin-; gen der T©ovenaars j- machtig zijnomdie tegene- zen j |
|
||||
Verlofle Jeruzalem-j. 93
Zen; 't is zekerlijk den PrinsTankredo die ik zoo
quaden hert toedraag; ik wilde weldathij levendig in mijn handen mbgt vallen, om dat ik middel mogt hebben, ommij een weinig tevertrooften doordc wraak die ik tracht op hem te plegen. Deze woorden die zij tegen haar gemoed uirdrukten , eindigden met een zucht, die haar ontflipten w at moeiten dat zij ook deed om die te weerhouden. Ondertuflen bereiden haar Klorinde, om met gevelde {peer Tan- kredotegaanbegroeten. In deze ontmoeting, ftiet den een den anderzoo vinnig, op het doorzicht van den helm, toe, dat heur fperen aan fpaandren vlo- gen. Het is waar dat de fchoone Klorinde het mee- fte verftoordis, om datfehaar helmet, door'tge- weld van den ftoot, los gelprongen en haar bloods hoofd ziet. Waarlijk eenvreemd gevveld dat haar den helm van't hoofd vverpt, waar door op haar fchouderen , lange vergulde lokken, die door de wind verlpreid vverden , ne^rvallen : gelukkige toevai voor haar, Vvaarom .heur dapperheid be- roemd vverd, tervvijl zij zelf, die men noch kort te voren voor een man oordeelden, nu tegenvvoor- dig voor een fchoone maagd bekend is, die in't oor- logfveldinde toerufting vaneenRidder verfchijnt. Van al de gene die haar aanfchouvven is 'er niet een, die de oogen van deze fchoonheid, als blixemftralen en haar lonken als vveerlicht niet ichijnt te zijn; e- venwel zijnze zeer lieftallig en men moet bekennen , datfe
|
||||
ToR<£U,ATO TASSOOS
datfe wonderlijke aanlokfelen zoudenhebben, vvan-
neer haar aangezicht gematigd zoude zij n, terwij 1- Zeinde overdadige gramfchapmet zulk een aange- naamheid glinfteren. Rampzalige Prins waar op denkt gij ? wat ziet gij ? Hoe kan't wezen dat gij dat hoogmoedig wezen niet bekennen kond ? Ziet gij niet dat dit de zelfde fehoonheid is ora wie gij uit liefde blaaktefl, d'eerfte maal doen het gefchiede dat gij baar bij de fpringbron ontmoete , daar zij gekomenwas om haar watte ververffen? 'tis waar dat gij mij mogelijk hier op antwoorden zult, dat gij haar federt niet geziea hebt, z,oo is'tdandatdege- heugenis u alleen daar zo diep van in't bert gebleven is, dat zij alleen udaar maaraf kan zeggen'tgene haarbewuftis. 2>ie dit was't gene Tankredo gebeurden, die in't
begin detijd niet gehadhad omdeze fchoonete be- kennen , noch aan haar helmcieraat noch aan haar wapenfchild, maar zoo onbewegelijk als marmor wierdtoenhij haar begon aan te fchouwen. Onder- tuffen bedekt zij haar hoofd, het beft dat zij kan, en vliegt den Ridder toe om hem met ernft aan te ta- ften: maar hij die geen meer begeerren tot den (trijd heeft, fteld zijngrootfte tegenweer, in'taarzelen en wend eindelijk elders zijn macht na toe: maar evenwel kan dit niet beletten dat zij hem niet altijd vervolgd, en hem port om den teugel te wenden, door dreigende woorden, hem yiteiffende in een lijfgevecht,
|
|||||
i.
|
|||||
Verhfte Jtru&alem. 95,
lijfgevecht, 't gene niet als door de dood van d'een of
d'ander zpu kunnen eiqdtgen. Evenw«l wat vpot flagen dat zij denRidder toebrengt, zoo verwaar-. digdhij hem nice pm die tewreken, en tracht zoe zeer niet op zijn hoede te zijn als orn haar {chopne 06- gen t'aanfehouwen, diedeliefde gebruiktomhem met zijn onvcrrpjjdelijke fchichten te quetfen. Zij heeft mijlkht teflaan, fpreekthij, inzich zelve» de flagen die zij op mij doet hebben geen kracht, maar de gene die van haar fchpon aangezicht ko-. men, ikbekenhet, datik die niet kan afkeeren en datfe mijn tot in't hart tr^ffen- Eindelijk, hoewel hij niet en hoopt pm haar tot medeHjden te bewegen, neemt hij evenwel vopr j, niet te fteryen, zonder, haar zijn liefde t'ondekken : hij wjl dat zij weet dat hethaar gevangen is die zij flaat, en dat hij welte yreden is haar de wapenen qvertegeve. Om ditt* doen neemt hij zijn toevlucht tot de gebeden en met een ootmpedige en bevende ftero roept hij i men mag welzeggen dat gij op niemand als mij gebeten zijt, tenvijl dat onder zoo veel vijanden als hier zijn, ik de eenige ben die gij ten ftrijd daagd: evenwel ter- wijl gij het zoo begeerd, laat ons ons uit het gedrang begeven, eneldersineenafgezonderdeplaatsgaan, om elkanderen tc beproeven en ons verfchil te eindi- gen. Daarzullcnvvij kunnen zien wien de kloekfte van ons beiden is. Terftond aanvaarden Klovinde deze vooorvvaarden • en reed vooruit met een on- yervvinnelijke
|
|||||
' "^*—.........
|
|||||
$6 ToRQ.UA TO TASSOOS
Verwinnelijke ftoutmoedigheid, zonder haar te be-
kommeren datfe zon der helm was. Tankredo volgd haar en is meer vervvonderd als hij ooit was. Alrefi-) de had haar de jonge Krijsheldin in den ftaat gefteld 6m te ftrijdeft, en alreede had zij hem den eerften flag gegeven, wanneer den Ridder , hem gefla- gen voelende, aldus fprak; ik bid u toefd vvat; vvij zijndevoorvvaarden vanonsgevecht noch nieteens: de reden vvil, eer dat men voort vaart dat vvij el- kander Ipreken; op deze vvoorden hield zij op, en hij greep moed, zulx dat zijn overgroote liefde, die' hopeloos was, terftoftd haarvrees in ftoutmoedig- heid verwiffelden. Wei aan dan, fprak hij, ter- wijlgij geenvrede metmij begeerd, zoo benikte vreden metute ftrijden, op voorwaarden dat gij mij dit hart uit den boezem zult rukken , terwijl hetmij nietmeer toebehoord. Zoohetu mishaagd hetin't leven te zien, twijffel dan niet of het zal de dood gewillig verdragen, aangezien dat zij die van uvv hand dan ontfangd. Het is van hedenniet dat hetu toebehoord, 'tis nu vOortaan tijd dat gij het in irw macht hebt: voor mij ik behoor het niet te beletten dat het niet gefchiede : weigerd het dan niet aante nemen. Zie daarmijn armen dieiktot uuit- ftrek, enziet daarhet zelve hart datiku aanbiede. Het ftaat aan mij niet dat gij het niet oprukt: gij ziet datik mij niet verweer: en zoo gij belet vind ik zal jnij ontwapenen op dat gij het te lichter kund uitvoe- ren.
|
|||||
Vtrhfit Jerux,alem~>. 0
ten. Den verliefdeo Tankredo zou mogelijk zijn
klachten noch verder uitgezucht hebben , zoo hij nict door ecnbende Kriftenen enHeidenen, helec wierd, die hem in't gedrang, onder een vernlengd, verrolgden. Maar terwijl dc Palleftijners , haar ziendedoordeFranfTenin devluchtgedreven, voor haar roachten neeYbogen, was 'er een onder de Kri- ftenen , waarlijk al t'onmenfchelijk , ziende die fchoone Jokken daar mede dewefte winden zoetjes /peelden, die van achrer quam, 'tzij dat hij't uit vrees, of bedrog deed, en zijn arm ophief om in'c veibij gaande maagd, daarzij onrwapend was te trefFen ; doch Tankredo, die het gewaar wierd, ftelde zich daar voor en wende den flag af: even- wel kon hij't zoo behendig niet doen datzij nietge- quetfl: bleef, doch hoewel dat de wondeniet zeer grootwas, zagmen'erechrerdetekenenaf. want haar blonde lokken wierden terftond met eenige druppelen bloeds beverfd, wier glans zoo fchooa fcheen als die van robijnen, of pilrperrood, dat dc hand van een deftig werkman op'r goud geleid heeft, om zijn werk tedoen uitfteken. Deze khennis trof Tankredo zoo levendig j dat hij, omzichtewre- ken, dehandaan'tzwaardflaat, enmetloflentoom dezen onbeleefden Ridder vervolgd : zulx dat zij beide met zulk een gezwindheid rennen, als een pijl die door den arm van een machtig khutter gekho^ ten word. Klorindeftaatzelf verwond«dt,- en laat 0 nies
|
||||
£8 Torqjjato Tassoos
met afvanhraar nil tezien^ tot dat zij huh uit het
gezicht verlieft. Eihdelrjkiri plaats vMhaarte ver-
volgen, voegdfe haar&aft dezijde Van heuf volk,
't gene de vlucht genomerthad j, en haar bmkeeren-
de valtfeop de Frahffen in, danveflaatfe die^elr,
om verder door te boren: zij doet met dan i'nvalleft
eh aarzelen. Daar na zijride fbmtijds in de vlucht ge-
dreven, zietmen dat Zij haaf vijahdehrtiet gelijke
munt betaald. Na ver&heide aanvailehre" vvedef-
zijde, vvyktfe alftrijdehde te rugge: op deze vvij-
ze neemt den ftier, op fvie men dfe jachthondcm
gehift heeft, op het gfoote plein van Agbne* zijri
toievlucht tot zij n hoorhen, om haat- te Wederftaah,
terwijlzijvol vanloosheid haar tijd waarnemett orii
het t'ontkomen als hij haar vervolgd: eh zobzezieri
dathij begintte wijkeft, dan begifit haar moed te
verdubbeien en vail en wedef aan dm hem fnetrrieer-
der macht als te voren aan te grijpen. Kloririd'e in
dezen aftocht, haar hoofd met heuf 'fcliild bedek-
kende, toohde niet minder voorzichtigheid te ge-
bruiken als de Moren in haar vierkan'te beukelaars
. hebben , wanneer zij al wijkende, die be'hertdig
ftellentegendeflagen die haar gegeven woi'den. De
een en d'anderen waren alreede, dbof 't geweldig
vluchtenofVervolgen, dieht oridfefBe tnuiiren ge-
raakry wanneer de Heidenen eenTchrikkelijk ge-
ichreeaw^riaakten erirerugkeefende, een grooten
-Omiveg nafl&en om de Krifteh te bmringeh, die haaf
Mis terftond
|
||||
terftbnd Van te* zijde fen Van athterch bdpfOngen
zageh. Hrtffopftijgd 'Al^an'd met fei^n vblk fan den berg^ b'mhaaVvan yofreti te beftbken: hijrijdvoox zijnvolk hepn, omdat hijnitet lijden toa'gdat tiein iemand in den aah'val v-ebrkomt. Met den eefften #eek Wetpt hij den gtenen die hem ontmbet, met paard en al ter aafden,th na dat hij hem ttiet fcij n lpeer tegeh verfcheidfe andei'ten, dia dezen gez<elfchap hidden, *wel behulpCii had, wifeiphij hetftuk weg, enfloeg dehand aaiftzwaard: den genendie een* maal gVvbelen op >wat votit ten wijze dat hij't ger bruifct, feebben geen middel meerbm haSrte Wft* ken: hij ferflaat, hij kloofd, hij weYp't ter neer, of ten miii fteh hij wefrd al degeht-n diehfefn 'ohtmbe- ten: zijn dapperheMis een voorbeeld om nagevblga tewbrdeflVanKldrinde, diehemditMerdoen, en haar zobver brengt, dat zij den kloekm'dedigen AjS delioh Verilaat. Dezenviomen grijzerd die 5'osrMe jareh,hoeh de moed,noch dekiachteh bfcflbrten was, had zijn twee zonefthij zich,,wel afgericht tit wape'n en fterlt van lichaam, edhter konbemdit rtietbeVf ij - en: want den dttdften Alkarider kbnhemn'iettehtilp komendoor een wonde, diehij noehItortte vbrea. oritfangenhad, endealdatPolifetttes, diedejbnglte was, dbenkon, was om Zich zelve te bevrijden. Na dat Tankredo, gedutirende dezedingen 'zijn
man lahg vervolgd had, ZOhder hemtfoit te kuhnen achterhalen, om dat irij op e'engcftdeltt looper gezie* G x ten '
|
||||
IO© ToRQU,AT0 TaSSOOS
ten was, floeg hij zijn oogen te rugge, en zag zija
volk aan alle zijden omringd, door dienze wat te
veel genaderd waren, en dat heur ftoutmoedigheid
haarmogelijlc weldierzoukomen teftaan, zoogaf
hij zijnpaarddelporen, om haar met loffen toom
t'achterhalen. 't Gene hem tot dit werk noch meer
aanmoedigd, is dat hij zich niet alleen bevind om
haar te helpen, want hij ziet terftond het vendel der
vrijwilligen, die haar te hulp komen, gelijkzijge-
woonzijn haaraltijd tegen'tgevaargereed te hou-
den. Zij trekken op onder 't beleid van den zeeghaf-
tigen Hugo, de bloem der Helden, de ienuw der
Waredapperheid, endekracht van het Kriften le-
ger: 'tis waar dat zij zijn voorgekomen door Rei-
nout, die de eer heeft de moedigfte en de fchoonfte
van al de Helden te zijn. Herroine,diehemvanver,
Zoo ras ziet rennen, dat een blixem niet vlugger kan
vliegen, bekende hem echter terftond. Zijn brave
geftalte, zijn heerlijk wezen, en de zilvren Arend
die hij op een blaauw veld , in zijne wapenen voerd,
geven haar noch gewiffer teikenen, na dat hij ftil
itaat. Ziende dan dat den Koning hem ftijf aanzag,
lprakze tot hem : Vorft, dezen Ridder, die uvv
ogen dus ftil houden, is den eenigften man ter wereld
die de grootfte, krijgskundigfte, endapperftekan
bedwingen ; ook ifler niemand zijn gelijk om een
rapier te handelen, of ten minften wijkt hij voor
niemand; en noch zoo veel te vrcemder, om dat hij
* * noch
|
|||||
X
|
|||||
VcrhfteJeruzalatLJ). iot
noch in ecu teere jeugd is. Dit doet mij geloo-
Ven , dat, indien 'er onder onze vijanden noch zes mannen, zoo vroom als hij, gevonden wier- den , geheel Surien raogt zich voor verwonnen achten : Ja zelf de Koningnjken van't Ooftenen den Middag, hoe ver datfe ook afgelegen zijn, zouden haar overheerfcht zien : en mogelijk zou den Nijl zich vergeers tegens zijn zegepralende o- verwinningen ftellen. Z.ijn naam is Reinout, die de Hemel zoo veel kracht verleend heeft, dat 'er geen zoo fterke inuuren , noch vafte ende hech- te bolwerken zijn, die zij n macht niet meerder vree- zen, als die van eenig oorlogfwerktuig. Enzoogij beluft zijtteweten wied'anderezijn, ikgeloofdat ikleu wel wijzenzal,indien gij geliefd op te merken.. Den gcnen, die gij daar beneden, met groenge- fthilderde vergulde vvapenen ziet,is den wijzenHu- go, Hopmanderbendevrijvvilligen. Hij is niet al- leen aanzienlijk door zijn adelijke ftam, maarook om de vvonderen van zijn moed en groote ervarend- heid ,in de vvapenen : hier boven, fchoon dat 'er heel weinig perzonen in't leger, die alle nietjonger van jaren zijh,als hij is; zoo vvijkt hij haar echter niet in dapperheid: dien anderen, die daar bij hem ftaat van zoo grooten geftalte, met bruine vvapenen, heet Gernand, broeder v an den Hartoog van Noorvve- grn J ik geloof niet dat; de aarde een trotfer en opge- blazener menfch draagt, en dit's d'eenige vlck die Gj de
|
|||||
164 To.ft^JATO YasS66s
de luifter van zijn brave daden verduifterd. Die
twee , die gi> daar zoo dicht bij elkaaderen ziet gaan met wi tte rij rok ken en vederboffen van deZelf- de we§, zijn de getrouwe minnaars, Odoart e» Cxildippe, die den knoop des- houweiijk-x t'famen verknoch.theeft, en die niet minder, dotwbaaron* derlinge liefde, als door baar vvapendaden $ ver« maard zijn. Op deze wijze onder-hieJd Hermine den Koningj
tirvvdjldenftwjdj hoelangerhoemeer, verhetten, en de nederlagen alreede graot vvaren. Want hoe dik dat de flagordea de# Heidenen was, zoo Vvel ten aanzien va# de mannen, als de vvapenen daar zij haaf medebedekten; echter hadTankredo enRei- iiout die in vvanorden gebrogt: elders had de bende die Hugo geJeiden, t' barer aankomfte de moed der dar Heidenen heel Verzvvakt, fnet haar zoo fel aan tetaften. Argant,hoeveffchrikkelijkdathijis, had Jsich metgroote nioeiten Weder opgerechtj nadat liij j door den Zeeghaftigen Reinout, was teraar- den gefmesen $ en mogelijk zou hij zoo licht riietopgeraakthebben, indien den zoon van Barthol* dus met zijn een beenonder zijnpaard niet gevallen Wa9, zulkx dat hij door hulp Van anderen hem we£r Ittoft oprichten: den genen die men op de vlucht ge-> drevenhad, namenhierop beurtijd waar, en wo- ken naar delbd. Argarit enKlorinde waren de ee* fli|e die't ftaande hieldefl» a&adei? dat de Vrees voor 'tge*
|
||||
rm^^sm^^fsmm.
|
|||||
Verkfte JeruzJentS. 103'
\ gevaar heur beletten pal te ftaan, gelijk twee ftar*
ke dijken daareen vloed van achteren op aflbuit. Zij dan de lefte terug keerende, viel haar eindelijkd.e geweldige macht, die haar opdehielen volgden, zoo op't lijf dat zij gedwongen wierden ftand tc houden; 'twelkd'oorzaakwasdat d'andere middel hadden om met minder gevaar als voor dezen het t'ontko^nen. Den kloekmoedigen Hugo, hakende b a d'overwinning, begon de vluchtelingen als doen te vervolgen, en zij n paard ftiet zoo hard op Tigra- nes toe, dat hij op het punt was om de ftegelreepen te laten flippen, maar hij komt zijn val met een flag te voren, die hij zoo fel op hem ne£rkad dat bet, hoofd van zijn fehouderen "aftuimeld; en hoe wel Algazar een borftharnas op trouw gemaakt aan had, en dengroflijvigen Korbaneen helm vannjneftoffe, echter quamen haar deze wapenen nier. te ftade, want hijkloofdea den een de fehouderen tot in 5t h,artetoe en priemden den anderen van achter dooj- den hals tot in de ftrot: noeh wierden door de ftarkte van zijn- nenarm, dezielen vanMehemet, Amuratii en den wreeden Almanzor, gedwopgen heur aangename woonplaat(en te verlaten: Argant zelfdie zich zoo gevreefHmaakt, heeftgrootc moeitenom zijnhan- den t'ontkomen, dies bruldhijvan razernij : maar alzoo hij ziet dat zijn lift hem niet veel voordeel geeft, 't zij dat hij kort ftand houd, of dat hij tracht om hem we&rftanjj tebieden, of dat hij zelf hem wif- G 4 kende
|
|||||
SOQ, To*QUATO TASSOOS
Jcende de plaats Iaat: eindelijk gebruikt hij de lift tot
vpordeel, valt op hem aan en drijft hem, met een pverrechtfen flag, den degen zoo diep in de zijde dat den flag doodelijk is. Den vromen Ridder zijgt teiv jtondnederj zuikx dat zijn oogen, die zich naauw* lijkx openen kunnen, door een moeyelijken ruft worden toegedrukt en met een ijzeren flaap ver* Zwaard blijven; driewerf tracht hij die t'openen, driwerf zoekr hij het aangename licht des Hemels te gebruiken, ftekende zijnen arm op qra zich op te Jjeffen, en driewerf is hij gedwongen wedernelrte fcijgen: een zwarte wolk dekt hem voor eeuwig zijn ftcrvende oogen, een koud z weet kruiptdooral zijn Jeden, die vanhaar gewone krachten verzwakken en ongevoelijk verftijvende, met een doodelijk ijs bedekt worden. Argant dezen flag gedaan hebben- <Je, bleef niet ftaxn ftaren op het lichaam dat hij van 5fleven beroofd had, maar denkt alleen maarop weg te korten: en hoewel hij in't aarzelen nergens ftand houd, zoo wend hij zich echter dikmaals na de Franflpn en roept haar met verwaande pn moedwilli- ge woorden toe: brave Riddprs, ditzwaard, datgij alzoo in het bloed van den uwen geverfd ziet, is het zelve dat uwen Veldheer mij gifteren vereerden j bqodfehapt hem dan, hoe ik 'er mij tegenwoordig van gediend heb, want ik ben verzekerd dat hem het verhaal daar van wel zal behagen j ook heb ik degif- f§» die hij mij gedaan heeft, njetqualijk gebruifcfj en
|
||||
'
|
|||||
Verlofie Jerazaletft-j. tof
en zoo hij 'er niet mede vergenoegd is, laat het hem
dangenoeg zijn, datik hemwelhaaft zulkegoede prfleven daar van geven zal, datle hem in'r binnen- irevan zijningewand zullen treffen: eindelijk laat hij niet langer dralen om ons te komen bezoeken, of ik zal zelfveel eerder komen als hij denkt, en mij bij hem voegen als hij't minfte peinft. Door deze fchan- delijke woorden wierden deFranffenzoo getergd, datzij op heruiterfte waren om hem van alien kan- ten te belpringen j en mogelijk zouden zij 't gedaan hebben, indienhijhaarnietwasvoorgekomen, hem met deanderen bij de muuren bergende daar hij roen behouden was. De gene die als doen de vvallen verdadigden, deden van boven zoo gfooten mee- nigten van fchichten en fteenen ne£rhagelen, dat de Kriftenen gedvvongen vvaren zich te vertrekken; 'tvvelk de Heidenen middel gaf om met minder moeiten in de Had te geraken. Tervvijl dat dit ge- fchiede, vloog den zeeghaftigenReinoud toe, na dat hij zijn beenonder het paard had vvechgetrok- ken , om een vvreede vvraak over de dood van den kloekmoedigen Hugotenemen. Toen hij bij zinvolkgekomenvvas riephij; rampzalige, vvat vertoefd gij in deze plaats, tegenvvoordig nu uvven, Hopman gefiieuveld is ? Waarom verhaaft gij u niet veel eerder omzijn doodte vvreken? Hpe is'tge- zeiddateenzvvakke muurzoomachtig zal zijn om de loop van zoo rcchtvaardigen grarnjchap als de on* Q | ze
|
|||||
■ : '
|
|||||
%o6 Torqjjato Tassoos
zeteftutten? GeenjintSj alvvaar't datzijzelfvaa
cendubbel ftaal of harder als een diamant vv^s: de« zen Barbaar zal nooit uvv handen pntkomefl .5 by ihoet noodvvendig beproeven hoe vexfchfikJeelijk <3at uvye mgchtis: trekt dan alleen maar veprt en doetandersnietalsmij maar te helpen. Qitzeggen-; de ging hij vppr haar alien lleen, zqnder 4*t > ttftefci het werpen der fteenen, npch de pijlen dip men van alle zijden op hem Ichoot, maehtig waren om hem af te keerdn: iii tegendeel gaat hij met ppgeheven hoofde naar den vijand» verichijnende met zoo een onverfaagd en verfchrikkelijk gejaat, dat zelfin den omring der mutiren, den, gene.n dieze verdadigen, van fchrik fid.deren,boe Verhitdatfe 00k in't gevgcht zijn. Terwiji, hi)pndertuffen deneenen febyikaatt" jaagdendenandefenmpedhijzet, ziezppkpait den voorzichtigen Sager , een eervveerdig man , die Godefrooygebruiktenon} de zwaarwichtigfte bood- fchappen uit je vperen : te zijner aanJJEpmfte be- dvvong hij de gramfchap van deze krijger? ? en vtrr toonden haar van vvegen den, Veldheer, dat zij al teveel vvaagderj: trgkt vveder te rvsggg, fprakhij tot haar, tervvijl Godefrooy het zelve u belt ft; noeh de tijd, noeh de pleats en laat pns noch nie| fgeom uvve grarn(chap te voldoen. Qp deze woprden hield Reinoud ftand, en hij, die gevvoon v^as aapan- deren tot fporeti te, Verftrekken, breicjeldffi fcijne driften: evenvvel beefd<?n hij van fpij t j$j de $«?i» ea toon-
93 € v |
|||||
-■-'■"'™-'~'-r*^:
|
|||||
dti tooftden ttaeer aJs eenmaal, door't uiterlijk gel^
de verburgen ongenuchten die hem deze tij ding ver-t oorzaakten.Terftond venrokkende feenden terugge. ?q^derdat de vijanden baar 4aar tegenftelden, Nadese dmgen was't noodigom delaafte plicht
aanhetliehaamvanHugo tebewijzen» d.aarin zijn getr0kuvv« vriend^n baar niet bedrogen vonden: want zpader Langer. te vertoeven, rumen zij die licbte laft,met een me£v vaardigen arm op,en beting- den hem aazijn depd, hoe zeer dat zij bein in zijn leven gee'erd hadden. OndertufTen ftond Qodefrooy opeenhoogten, vanWaarhjjd,eheihgeStad, met zijn gebouw enal vvatdekunft hetbeziens vvaar-, digfte, omhaarte verfterken, bad uitgevondeo., belchouden. Jeruzalem is op twee heuvelen over elkander leggende, van ongehjke hoogte en door eendal van elkanderen gefcheiden, gefticht: z,ij heeft drie zijden tot vVelken. den toegang geheel moeylijk valt j en de yierde zoo gemakkelijk dat ra'e* Zonder moeiten kan opkomen: het is vvaar » om drt gebrek te helpen, dat aan de zijde die tegen't noqr* denleid* devvallen,zee?hoqg verhevenzijn: inde Stad. zijn verfcbeiden regenbakken , daar het water, dat van den Heme! valt, in, biebouden blijft totbet gebruik der invvoonder$, met noch eeruge tijvers en fpringbronoen. > maay huit$ais al het aardrijk in't tonde fteegachtig en dor, ter oorzak^ dat m'er geen bekenof ferrteiaenw4; <«i*ietm'er mxm\ boom i daar |
|||||
lOf ToRQUATO TASSOOS
daar men ?ichkan ondcrfchuilen voorde hetfc der
zonnen, als eenige vijf of zes duizend treden van daar, zich een hoogftengig bofch verheft zoo dik en duifter, datdefchaduvvenverfchrikkelijkzijn: aan de zijde van der zonnen opgang is den Jordaan- ftroom, aan den ondergang de middelandfche zee, tegen 't noorden Samarien en Bethel, daar de Alta- ren voor het gulden Kalf vvierden opgericht, en te- gen 't ooften Bethlehem, een plaats die door de ge- lukzalige verloffing van de Maagd eeuvvig aanzien- lijk zalblijven. Terwijl den Veldheer van't Leger, aan alle zij-
den den omring van Jeruzalem befchouvvden, en datzyngeeft aandachtigbezigwasin't overwegen van de bequaamfte middelen om haar te belegeren en te beftormen: zie zoo vvierd Hermine hem ge vvaar, die hem den Koning wees. Vorft, lprakle tot hem, den genen die, die fcharlaken mantel om heeft, is den Prins Godefroy, vviens wezen vvaarlijk Ko- ninglijk en heerlijk is: ook is hij zonder tvvij ffel ge- boren, om z:dh zelven tot eenig Keizer- of groot Koningrijk te verheffen , zoo vvel verftaat hij de kunft van heerflchen en gebieden: vvantbovendien dat hij voorzichtig en kloekmoedig is, beheerfcht hij op den hoogften trap, alle de eervvaardigfte hoe- danigheden die de dapperheid en den goeden raad vergezelichappen, om een beroemd Hopman te ma- ken: envvarlijkonderdiegrootenhoopvolkx, die |
||||
.
|
|||||
Ferlofiejeruzatefftj: ioj1
gij daar ziet, geloof ik niet d at 'er meer als drie* zou-
den gevonden worden, die hem in wijsheid eft moed louden gelijk zijn.' Den eerften is den Grave Rei* mond, deftig om zijn krijgfraad; den tweeden Rei- nour, en Tankredo den derden, daar in men een onvergelijkelijke bequaamheid fpeurdomietsuitte werken. Aladijn, hem heel aandachtig getoond hebbende in't gene hem Hermine vanGodefroy ver- haalden, antwoorden haar ; Zeker hct is van nu niet dat ik van hem heb hooren lpreken, boven dieft dat ik hem voor dezen in het Franfe Hof gezien hebj want het gedenkt mij heel wel, dat ten tijde toenik van wegen den Soudaan van Egipten voor Gezant gezonden was, ik hem wonderen zag doen in een fteekfpel j en hoewel dat hij noch zoojong was, dat het eerfte hair op zijn kaken naauvvlijkx uitbrak,zoo beloofden zijn vvoorden en zijngedaante, alreede iets groots en verheven. Helaas een voorteiken dat niet dan al te vvaar is. Op deze vvoorden liet hij zijn hoofd met een droevig gelaat neeVhangen: daarna hetterftondvvederopheffende, vcrvolgden hij; Ik biduzegtmij, Wat is dat voor eenHopman, die daar bij hem is, met die fchoone en blinkende pur- perverfde vvapenrok ? 6 hoe gelijkenze elkande- ren, indien den eenen niet vvat grooter dan den an- deren was ! Het is den Grave Boudewijn, ant- woorden Hermine, die hem natuurlijk in de rrekken van't wezen en kloeknieedigheid gelijk is. Iba
|
|||||
310 TOR^JTAT© YaSS&OS
neft dfeaafi d'andei- zijde z«6 dicht bij hefli ftaat, als
offe ietsmet elkandereft te beiramen hadden, isdfcft <5*aVeRekboftd, daarik flu's zob vfcel wonderen van gezeid'heb j 6diektaekaafdige»alshijjis, zoo oud m kml als gij hemdaitfziet, mag zich befoemen, 4at '«r geeft Franftnah >6f feiljaatt beqaaam genbeg is &&h&t& te vvijzen iets betgeiie de «>rlogfliftehaan- gMt,ik4aatifeichftaah^at^ba«tidefdym, nochaan life kfteli&ft vanzijnlic^aam, hoci aim die Van zijtt geeft:, boedahighedeh die hem zijh aa'ngebareh j ie*she#tvterfmfiderd. DtoandeWn, die een Xvei* #ig ttf "zijdeh ftaat, en met Zijh teifgaldeh belrtt M&iittkty is deft, goeden Ridder Wilhete, zooft <0andenK&hingvanEngdand. Dichtb'ij hem ziet- aSseh deft wifZeh Cruelfus, batblgei-vafi zijhdeugr Ass's v&h doorlnchtigehbtoede., e'ndie teen groot fend beheei-fcht: zijn uitftekend bbtfVhttffiajs en bree- de fcbbuderen doen hem mi] bij aa kefifien. Maar belaas! •iianwatzijdeda'cik'mijnoogenkeei-, hdtis iSijofimogelijk onderdeZebettdeti dfcftWitetedehBo- femcitft te *ien, die ikmet veel redgtfeft-, toijnen doodelijfceft vijahd mag'hoemen; wijl hij degenen is diedbbrdedood vaftmijh'vaderbns gebebl Koning* bjk geflacfrt verdelgd heeft: metdeze redenenon- dgfhieJdenZe elkanderen. Eindelijk ha dat Gode*- frobyzijn gezicht aanalle zijden ge^end had, bin deStadtebezichtigen, ham hij vobrhem (ziende datiheMiaat Vergeeffchfe mfreiten ge#ecft zouheb- •* ben |
||||
forltfo jMtzJemJ. ill
t aari de hloeiiijkfte toegahg te beftormen, om
:h aJtijd rhoft o'pw'aaiks kliliimen) zich Voor dfe Nobf de'i'pedft te legefert, in die vlakte die nevens \ den hfeuvel ftbrht eh daar van d'ahdef zijde bepaald ! word : hi'ef deed hij achter zijri hut alk d'andrea oprich'ten en ftrekt zijn legefplaats uit tot aan de plaats die men den lioekkigen to'ren nSemd : in al def- ied omring begrijpt hij Ontfent het defde dcelvan deStad, kunnende die filet heel befluiteh, teroor- zake vah zijn breeden bepaiing def nitiuren. Ditge- daan hebbende fteM by op al de tbegahgen, goede warhten, 6m te beletteh aat'er geen bbrlogsgereed- fchap no'cb Ipijze in de Stad geraakt: bier by doet bij alle wljge'n en paden, daar door then gaan en ko* men kan, ibrgvuldigto'eftopp'eh, eh zijn leger met gbede lbbpgraven toefluiteh, wo wel'omhem, te* gen den uftVal der ihwoondefs, alsbetftroopeneri beipringe'n van die van buiten te befchermen. Na dathij op deze wij'ze voorzichfig ihde verzekerd- heid van z'tjn lege'r vefzien had , wilde hij het li- chaam van Hugo aahfchouwen ehde he'mde laatfte plich't bewijzen: te aijner aahkomfte vond hij het omrihgd Van al de behdeh der foldateh, die omhaat f ouw fe bletoohen riiet ophieldeh van hfeur'tranen om de dobdkift tefrbrteh, die zijhbefte vriendenhem hadden dbeh mak'e'n, "met een heerlijfce toeberei- dihg, orhte deftiger zijn lijkftacij te vieren: heuy droefheM vtf&ib"bel&n zoo ro atszi) hafen Vel3- |
||||
til ToRQJATO TaSSOOS
heer gewaar wierden: maar hij met een bezadigd
gelaat, en een aangezicht, dar noch te droevig, hoch te blijde was, toonden genoeg dat hij Zijn leed- wezen verburgen hield, en ftottd eenigen tijd zon- der een woord te fpreken: eindelijk het lichaam wel bezien hebbende fprak hij j waarlijk wij hebben on- gelijk u te beklagen, 6 welgelukkige Ridder, want dat gij beneden op aarden gefturvenzijt, isnietge- weeft als om daar boven herboren te worden : gij hebt ons zoo heerlijke dingen van uwe dapperheid nagelaten, opdeplaatsdaaruwzuivreziel, defterf- Felijke fchorfe verlaten heeft, dat de toekomende eeuwen nimmermeer daar van de geheugenis zullen llitwiflen: gij hebt zonder twijffel altijd als een Kri- ftelijk Ridder geleefd en die zijtgij ook zeeghaftig geftorven: verheugd u dan in de gelukzaligheid die gij verkregen hebt, o wel gelukkige ziel, en onder- houd uw oogen met de eeuwige gedaante van God, het eenige oogmerk van uw heilige begeerten: te- genwoordig nu gij leefd in het gezelfchap der Enge- len, ontfangen uw heerlijke daden de palmen en de Kroonen die haar rechtvaardig toekomen: onze af- Icheid van u, die het befte deel van ons zelven zijt, heeft ons verplichtomte fchreien, en zoode dood Ons van een groote bijftand beroofd heeft, wanneer- Ze u het leven deed Verliezen, 't is een kleine zaak, te vergelijken bij de hulp die gij daar boven in den Hemel voor ons moogt verkrijgen, daar gy eeuwig onder
|
||||
Vertofte Jiruzalem. li|
fender de verkorenen en begenadigde Gods leefd: efi
gelijk wij jtot onze onderrichtinge gezien hebben dat gij, ftei-ffelijkzijndej onfterffelijkewapeflenpleegd te gebruiken, alzoo hopen wij dat gij de hemelfche* ftu tot onze befcherming iult aanvaarden: bereid u dan voortaan om de belofteri en gebedeft die wij u doenzullen, t'ohtfangenj opdatuwhulp, inhe£ noodzakelijkeonsgunftigzij: daarVanwijubezori* derelofen dankzeggingen geven zullen inonzehei- lige tempelen, gelijk als aan den genen, door wien dat onze overwinningen behooren verkondigd te vvordert. Godefrooy fprak deze Woorderi uif. , Over het li-
ehaam van Hugo ^ zonder dat ooit de tranen en de klachten der foldateh ophielden, tot dat de duifter- heidvande nachr, de helderheid van den dag uit- doofden, dompelende in een vergetelheid de onge- nuchtenenbekommeririgenderfterffelijken: even- wel is de ftilte, noch de duifterniffen * niet machtig om de zorg van zoo voortichtigen en Wakende Veld- heer te verleiden: want wel befpeurende dat men. zoo fterke endikke muuren zonder eenige oOrlogs- werktuigen en beukerijert, niet zoude kunnen ver- breken, zoo brehgt bij de geheele nacht deur, in *t overdenken, van waar hij het hout zoude bekomeii om die daar van te maken en op Wat wijze hij die ft el- len zal. Des morgens was de zonne noch naauwlijkx opgeftaan, of hij traduit zijntente om met zijn te- H , gen-
|
||||
114 ToRQJJATO TaSSOOS
genwoordigheid de uitvaart van den overledenen
te vereeren: men had hem alreede een grafvan wel- riekende Cipreffen bereid, dicht by de loopgraven, aan de Voet van een kleinen heuvel,die eenen hoogen palmboom met zijn breede takken belchaduvvden: llier was't dat men hem begroef en daar de Priefters de gevvone dienfl: tot de zaligheid van de ziel deden: aan de takken van dezen boom, vvierden verfcheide vendels gehechtenden oorlogsroof, by hem, ge- duurende zijnleven, inverfcheiden voorvallen ver- kregen, daarhij ftrijdbaartegendeSiriersenPeru- anengeflrreden had: hier bij ftelde men in't midden van den ftam des palmbooms, voor een zegeteiken, alle de ftukken van zijne vvapenen, van het hoofd tot de voeten, en op zij n graf hield men deze vaarzen. Difs Hugoos Graf,die, 'Vol van Godsvrucht,gloed
En heilighcid, vroor Sion liet z,ijn kloed; tVaar door wtj nu dim women Held ontberen t O Krijfenen, wild zijn geheugn/s eeren. Na dat men metdegemeene rouw van't geheele
leger,_ deze me£vvaardige plicht aan Hugo bevve- zenhad, liet Godefrooy alle de timmerlieden van't leger vergaderen, enhaaf een goed getal loldaten bij zettende, zond heur na dat bofch toe, daar vvij te voren van gefproken hebben, het vvelk de FranfTen met groote moeiten- zouden gevonden hebben, om dat
|
||||
Vsrlofte Jerux,dtwLJ: tif
dat bet in't diepft van eenige vergelegen Valeyert
lag, zoo bij geval een zeker Sirier het niet ondekt had. Hier begonden zij de' boomeftomte hakken^ 6m oorlogsvverken af tt maken, bequaam om de be« legerde iriuuren der ftad te vermof felen: al de ftark- te ende macht die zij hebben gcbruikenze om dit vvoutte verdelgen: hieroffl arbeidenze bmftrijd s d'een tegen den anderen, en flaan de hand, met eert ongelooffelijkeneerftigheidaan'tvverk: zijhakken met de bijl de gevvijde Palmboomen, de vvilde ef- fen en de doodehjke Cipfeffentef aarden: de Pijn, Populier en Ype $ zijnniet minderalsdehoogeDen- ne- en Beukeboomen van hun razenden arm bevrijd : dit's het noch niet al: zij (paren zelf den 01m niet die getrouVve minnaars der vvijrigaarden, die haar om- helzehvahdenvOettOtdentop : gij zelf, 6 geheilig- de Eikeboom , vvien uvv takken, datuw hairlolc- ken fchijnen te zijn, alle jaren verhieuwd, kond dit geweld niet ontvliedeh, hoewel gij duizend maal die van de wind wederftaan hebt : zommige hakken 't al af tot aan de Cederen toe; anderen laden deze zwaren laft op wagens, waar Van de wielen 6n- derdezwaartekraken. alreede verlatende vogelen en de wilde beeften, op het gerucht dat de werklie- den, en de foldaten, die haar in hare wapenenbe- Wegen > maken heur neften en diiiftcre holen van
vreeze 3 |
|||||
H % fO&
|
|||||
TORQUATO TASSOOS
Verlofto
JERUZALEM. . Het Vicrde Cjfe%ang.
i n h o u d. PLutOj deOTerfte derDuivelen, doet de zelve ver-
gaderen in de helfche zaal; zij beraadflagen onder el- kanderen om de Kriftcnen te krenken, zij verkiezen Hij- draoth daar toe > die zich van de minnelijke aahlokfelen van zijn nichtArtnijde diend; hij voegd'erzijn tooverijen bij : Armijde verzoekt tien Ridders van Godefroy cot heur bijftant, diehaar, bijloting, dezelve toeftaat. Den Vorft der Duivelen daagd in z,ijn helfche z-aal,
Al ivat afgriijlijkjs, om't Krifienheir te krenken; En doet, op z.ijnen Troon, een fchrik^elijk verhaal,
Waar doorz-ijweer op heur gelede tUtndea dsnkkj*- Zij
i ■ '■(.
|
||||
Verlofie Jeruzalem~>~. I iy
Zij kiez,en tot heur werk den valfcben Hydroath.
Hij dicnd zich van zijn. nichts Armifdes looze lijlen.
Die Godefroy verzoekt om hulp, dies hi] door't lot, Tien Riddersfcheiden, die om heur te volgen twijien.
Armyde, ivel vernoegd, bedankt den LegervorB, Dat hij dees hulp haar fchonk^zoo ruftig uit de horff. Erwijl dat ijder een vaft bezig was,
om voorbereiding tot de belegering vanjeruzalem te maken, met voor- nemen om bet wel haaft in'twerkte ftellen; begon den doqdelij ken vij and van het menfchelijke geflacbt , zijn gloejende en ontfteken oogen op de Kriftenen te flaan, en ont- dekten in haar de teikenen van een overgroote vreugden, dies bij van zoodanigen razemij aange- voerd wierd, dat hij vanfpijt op zijn afgrijflelijke lippen beet; gelijk alsden ftier, die zich hard ge- flagenvoelende, vervaarlijkbulkt, trachtendedoor hetfchrikkelijk brullenzijn pijnte verzachten. Als doenvefte hij zijn gedachten, opde middclen om heur lagen te leggen daar uit heur geheele onder- gang magvolgen. Hierom gebied bij dat al die van £ijn gevolg (waarlijk een fchrikkelijke vergadering) haar in de groote zaal van zijn afgrijflelijk palcis, 2,oudevervoegen: ontzinnige als hij is, dat hij zich inbeeld, dat het zoo een lichtezaakis, zich tegen de wille Gods te ftellen: moedwillige, diezichby H jj God
|
||||
ti8 ToRqtrATo Tassoos
God wil vergelijken, zonder te gedenkenhoe ver-
ichrikkelijk dat dendonderis, dienderechterhand yan den Almachtigen neerfchiet , wanneer onze misdaden hem vertoornen. Hi) roept dan door zijn fthorre helfche Klaroen al die ongelukkigegeeften, die haar woonplaatzen in de eeuwige duiftevnis heb- ben, bij elkanderen. Op dit geluid beven al deze Tuime enduiftere holen van d'eenzijdetot deandc- ren, en de Iucht, met duiftre wolken benevejd, weer- galmdoveral. Nooitliet dendonder zichmet zulk een geweld hooren; wanneer hij tegen de fterffer lijke vergrimd is , van boven blixemftralen neer- fchiet, bet aardrijk zelf kan dan geen harder ftoot krijgen, hoe dik dat de dampen opk zijn die in haar ingewand zijnbefloten. Terftond begeven haaral de-godheden van deze duiftre afgronden , in ver- fcheiden troepenverdeeld, aan de gfoote poort van J?lutoosduifterpaleis. Maar, 6 God, hoeverfchrik- kelijk en tegert de natuur is heur gedaanten! hoe afgrijflelijk is haar aankomft om aan te zien! en watal dpodelijx en vrees voeren deze vervaarlijke Ipppkzelsin hareoogen! fommigelatenin'tgaande yoetftappen van de wildfte beeften, en andere,in een rnenfchelijke gedaanten verfchijnende, hebben fer* penten,adders en flangenin plaats van hair, ook heb- benze niet menfchelijx op wat wijze dat men haar aanzier. En boyen dien dat heqr bederffenis, uitne- |nend wreed en grouzaam is, ha,ar wangeftalte maakt |
||||
VerhfieJeru%,altmS, \\y
'er noch v?r(chrikkelijker: want men lean van achte-
renzien> hoezeeenlangenftaartnaheurflepen, die, op de wijze van een zweep, haar verfcheidemaal ontvoud en ontknoopt. Daar ziet men ook duyzend vuile Harpijen, duizend Centauren, duizend Sphin- xen, enzooveelblekeGorgonshoofden. Hierkan men ook aanalle zijden, de veffcheurende Scilles hooren baffen, de Hijdraas fchuifelen, de Pitons brullen ende Chimeren, die uit heur vtrfehrikke- lijke kelen, zwarte dampen, daarde zwavelzich onderdevlamvermengd, braken, hooren huilen. Ikvergeetde onbefuifde Polifemen, met de Geri- ons,' en ontelbare diergeiijke monfters, die men nooitgezien, of van hooren fpreken heeft, alvan verfcheiden gedaanten gemaakt en onder elkande- renvermengd : defbmmige namenheur plaats aan Plutoos rechtezijde enanderenaanzijn flinxe. Hij ondertuflen is op een vierige troonin't middenge- zeten, en voerd een fcepter diezoo zw/aarvvichtig al'sberoeftis: daariszoovaftenklipindezee, noch Zoo hoogen rotfteen op het aardrij k niet, die bij hem te vergelijken geen kleinenheuvel fchijnt: zelfKal- pe, Abijla,noch den grooten Atlas zijn bij hemgants niet, zoo fteekt hij zijn hoovaardig hoofd en onma- telijkehoornenop: zijnvervaarlijkgezichtvermeer- derd zijn gruwehjketrotsheid , zijnoogen veelroo- der, als een gloeyende kool, en met een doodelijk venijn befmet, glinfteren als twee dwaaifterren, H 4. wier
|
||||
ixo Tqr.qji,ato Tassoos
wier quaad aanfchouwen niet als ongeluk beteikend:
een morffige baard bedekt zijn kaken en kin, van waarzij op zijn ruige borfthangt, wiens hairver* ward opftaat: zijn mondis verfchrikkelijk omaan tezienengebeel metzwertgalachtig bloedbefmet: (enz,oohij bijgevaldieopend, dan zou men zeggen datbet een diepen afgrond is, waar uitdat zwarte dampen voortkomen, alzoo gevaarlijk als die van den berg £tna, wanneer bij, op't gerucht van zijn donderflagen , een dikken rook uitwerpt, wiens ^waarteqnverdragelijkis. Geduurendedathij fprak, liet Cerberus zijn baffen: Hijdra frond ftom: Ko^ cijtus ftutte zijn loop: en de holfte afgronden dFeur>- den van't pnderfte boven. Want zijn ftem, die te dpnderen fcheen, maakten hem verfchrikkelijk aan alle die hem hporqen ; voornamelijk toen hij in deze woorden uitborft: Hellene Goden, die veel waar- digerzijtdaarpmhoog, boven dezonne» deware plaats van uwen oorfprong, te wonen, dan vooi' eeuwiggehannen te zijn in deze duiftere /pelonken, daar wij eerrijds al t'zamen in neerftorten, u, is al te wel hewuft hoe de hemelfche Geeflen ons altiid voor yerdacht hebben gehouden, federt dat wij dien hoo- gen. aaxiflag, 'tgeqe de reden is vande haatdiezij ox\% npch dragpn, aanvingen : den genen die ons ^Opqualijk gejiandeld heeft, is heur Opperhoofd, PW heheerfcht zijn Rijk daar boven in den Hemel, djar hij dg ftarrei; r»a zijn welgevallen gebied. Om |
||||
VerUfie Jeru'aaletftS. txi
dertuffen, na dat hij ons voor wederfpannigen ver-
klaard heeft, is hij d'oorzaak, dat in plaats dat wij daar boven in de heldre klaarheid van de Zon ons be- hoorden te verheugen, en onder onze voeten die fchoonen kloot met ftarren bezaaid te zien drajen, wij bier indeze fchrikkelijke duiftere plaats geftort zijn, daar hij ons zelf in heeft gebannen; een zaak die ons zoo onverdragelijk niet zoude zijn, indien hij ons wilde toelaten op onzen eerften ftaat te denken | en zoo ons eenigen hoop overfchoot. Maar het erg- fte dat ik hier noch in zie, en daar van het eenig her- denken ons finart, tot op het punt van onze llraf* fen we£r te verdubbelen, is dat hij den menfch aan- genomen heeft om onzen ftoel te vervullen, den menfch die niet als een rampzalig icheplel van flijk gemaakt is; en evenwel hier noch met mee1 verge- noegd wezende, zoo heeft hij zijn eenigen Zoon, pm ons meer fchade te doen, ten roof aan de docd gegeven, die tot voor onzepoorten quam, en dczelve verbrijzelden. Dit was't noch niet al, hijdorftzijn voeten in ons koningrijk wel zetten, en dezielen, die ons te beurd gevallen waren, daar uitrukken . Zie dit was den rijken roof die hij daar boven in den Hemel voerden, daar hij, eeuwig tot onze groote fchandezegepralende, de trofeen plan ten, die hij op da he! verkregen had. Maar wat is't van nooden dat ik door deze reden mijn rmert en de uwe ver~ nieuw; is'er iemand onder U die niet dikmaaisge- H Jf noeg
|
||||
'XXX T0R(JUAT0 TASSOOS
noeg van de fmaad, ons aangedaan, heeft hooren
ipreken ? Dezen gemeinen vijand, heefrhij zich er- gens in eenplaats gevonden daar hij ons nietgetxacht hceft om te vervolgen ? Is hij nict gewoon op ons rijk ietsvoortenemen ? evenwel omdat hij zich nooit vooroogen field het ongelijkdat onsvoor dezen is aangedean, zoo is 'er niet overig dan orate denken op net gene dat ons hetnaafte raakt: wantzietgij niet hoe dat hij tracht om hem van allegeflachten der siarden te doen aanbidden ? moeten wij dat dan verdragen zonderdaargevoelen af te hebben ? zou- den wij zootraag zijn, en onnuttehjk de dagen en uuren toebrengen? zal zo z waarwichtigen werk niet machtig zijn om ons daar op te doen denken, en on- ze moed t'ontfonken ? wie zoukunnen lijden, dat haarvolk, 'tgenehemgetrouwis, van dag tot dag zijnmachtinAzienverfterkt? zulien wij lijden dat hijjudeaook hemonderwerp? dat de heerlijkheid van zijnen naam aan alien zijde aanwas? datmen den lof in verfcheiden talen verkondig? dat de lof- en ze- gezangendeheelewerelddoorklinkt ? datmen niet anders op't marmor ofkoper ziet ? dat onze beelden zijn afgefmeten ? dat'tvolk,totzijn dienft, d'autaren verzet, daar op wij plegen aangebeden te werden ? datmen hem alleen beloften en gebeden doct ? dat' men voor hem alleen balfem en ander reukwerk rookt ? datmen hem alleen goud en mirre offerd ? dat in de plaats, daar ons eertijds niet een tempel ' . was
|
||||
Verlofte yeruzalent-j. 112
wasgefloten, mi tegenwoordig niet een totonzen
dienitoveris? dat de gewpone fchatting, diemea pns van zoo veelzielengaf, ons geheel geweigerd is? en om her met een woord te zeggen, dat het ko- ningrijk van Pluto ledig blijft, en onverzien van on-, derdanen ? 6 liet zal zoo niet toegaan: en wij kun- nen'er wel goede zorgect voordragen; Neen, neen, ik geloof niet dat ik in u uitgedoofd zal vinden de heldre vonken van die dapperheid, die wij eertijds betoonden, wanneer wi) met ijzeren vlamgewa- pend, zoo ftoutmoedig het hemelfche Koningrijk befprongen; hoewel wij moeten bekennen, dat wij't in dezen ftrijd niet beft hadden, echter ontbrak ons [ in dezen ftouten aanflag den moed niet: want zoo d'overwinning gebleven is aan de zijde der genen die het geluk begunftigden, evenwelhebben wij op die tijd de eer verkregen van een onnavolgbre ftputmoe- digheid beftaan te hebben. Maar waar toe zijn al de- ze vertellingen goed , en watis hetnoodig datiku zoolangophoude ? Gaat dan heen, 6 mijngetrou- we medegezellen, die al mijn macht en ilerkte zi:t, gaat terltond been, en roeid mij al deze rampzali- gen uit: haaft u om haar te verdelgen eer datfe meer tijd hebbtn om, haar te verfterken. Eer dat het Ko- ningrijk vanjudeain aflchen leid,zoo dcofd het vuur- uit't gene zich door't heele land ontfteekt. Werpt u onder haar in't gedrang, en vergeet noch kragt, noch bedrpg omhaar geheel te verdelgen: dat mijnwil , u een |
||||
ji4- Torqu,aTo Tassoos
U een'onfchcndelijk voorbefchik verftrek: vergeet
nietden eenen te verftroyen , end'andre ora hals te brengen; hier bij den genen die gy tot liefden gene- gen vind, dompeldfe daar zoo diep in, datfehaar daar nict konnen uittrekken: maakt haar afgoden- dienaars van een fchoon aangezicht en zoet wezen, en een aangenaam lachje. Datfe haar eigen wapenen tegen haar Veldheer gebruiken, en dat 'er zoo groo- ten partijfchap tuffchen haar beiden zij, dat heur leger eindelijk verftuif, zonder dat 'er het minfte tci- ken van overblijf. Deze vervloekte en wederfpanni- geGeeften tegen haren Schepper, vertoefden niet tot dat den helfchenPrinszijnredengeeindigdhad, zooonverduldig warenzeom het gene dat haar belall was uit te voeren; zij borften dan uitorn de ftarren vveder t'aanfchouvven, en verlieten met gedrang die diepe afgronden daar 't eeuvvig nacht is. zoo dringen de gevveldige draaivvinden uit heur eigen fpelonken, om de lucht te verduifteren, en het wa- ter en het aardri jk onder een vermengt om te roeren. met diergelijken gevveld ontvouvven deze ver- vloekte Duyvelen hare afgrijflelijke vleugelen, en verfpreyen haar als ,ftof door alle geweften der aar- den, daar zij, haargewoonlijkquaadgebruyken- de, allerhande bedrog en fchelrnftukken vaft fme- den. Maar,6mijnwaardeKalliope, ikbidu, ver- haalmy vvatliften datzy gebruikten omeen begin te maken met de Kriftenen te krenken, en vvaar dat
|
||||
Vertafte'Jerusalem-}. Uf
dat haar de eerfte fchade van daan quam, vvantgy
vveet, zonder twijffel, het gene, daarnaauwe- lijkx van zoo zv vaarv vichtigen vverk,ons het minfte gerucht van verre is ter ooren gekomen. DievanDamasko, end'omleggendefteden, er-
kenden in die tijd voor haren Opperheer Hydraoth, zoogrootentoovenaar, als'erooitvvas, en die van zijn eerfte jaren hem tot de konften begeven had, die de toefcomende dingenleeren Voorzeggen j invvel- ke dvvaze nieuvvfgierigheid hy altijd volhard heeft: evenvvel quam het hem niet veel te ftade, terwijl dathy, hoegeleerdhyookinzijnkunftwas, nooit voorzien kon den uitgang van zoo onzekeren oor- log: want noch het aanfchouvven der dvvalende en vafte ftarren, noch het antvvoord der helle, ont- dekten hem ooit de vvaarheid. Hy geloofden dan (blinde geeftdermenfchen, 6 hoe dvvaas en twijf- felachtig zijn uvve oordeelen!) dat den Hemelalree- de met een zekere dood en gevvifle ondergang dit onvervvinnelijk leger, 't gene uit de deelen van't Ooften gekomen was, dreigden. En alzoo hy voor Zekerhield, dathet Egiptiievolkeindelijkdepalm van zoo grooten aanflag zou Vvinnen, groeiden (e- dertaltijdeen vierigebegeerteninhem, omtcma- ken dat zijn onderdanen deel mogten hebben indc cer van deze overvvinnig. Maarhoevvelhy, bo- Ven alle andere machten, die vandeFranffen, die by grootelij be vreefden, veel achten, de fchrik die hy
|
||||
izf> ToRQ_UATO TaSSOOS
hij had van de fchade, die 'cr af mogt komeri, ifi-
dien 't gebeurden dat zij overwinnaars bleven, maakten dat hij demiddelen ging zoeken omtebe- lettendat zulkxniet gefchiede, en om eengedeel- te van de macht der Kriftenen te Verzwakken; om dat de reft zoo veel te lichter mogt verdelgd worden, zoo w el door de zij nert als van Egipten, in" een oor- logflichaam t'famen gevoegd. Terwijlhij daar op dacht j zie zoo komt dert Engel der duifternifle, die hem noch vieriger verhit, en een raad mblaaft, out zijn aanflag gemakkelijkefr uit te vOeren. Hydraot had een nicht, voor wie alle de maag-
den van't Ooften in fchoonheid wekeri: hier bij was 'er niet een kunft of vefburge fchalkheid, daar de beroemfte toovereflen haar mee gewoon zijn te be- helpen , haar onbekerfd. Hij dan vobrgenOmere hebbend e die te gebruiken tot volvoeriftg van' zij nen aanflag,deed haar voor hem komen,en na dat hij haar geopenbaardhad, waar mededat hij begeerdendat zij den aanflag zou aaiivangen, fprak hij tot hair i Mijn waarde dochter, die onder uw goude lokken, enonder een aangeztcht vol van betooverende ftrik- ken, verbergd al de goede en hooghartige zeden die de vermaarfte menfeh hebben kan; en die mij te bo- ten gaat in't gene mijn kunft raakt, daar ik alleen geloofdeninuit te fteken. ik heb een voornemendat Van groot gewigt is, en zoo gij mij wild helpen, ik ben verzekerd dat de hoop wel haaft van de daad ge- |
||||
Vertojie fjeruz,alefiLJ. t%y
volgd zal zij n. Daar is nu niet meer te doen, dan dat
gij het laken weefd 't gene ik gefponnen heb, in net
ftoutmoedig uit te voeren \ gene ik zoo wel heb be-*
igonnen. Gaat'daninhetlegerdervijanden,entracht
»daaralle aanlokfelen derliefden, en alleaantrekke-
lijkheid die de doortrapfte vrouw ter wereld kan ver-
zinnen, te gebruiken; maakt dat de tranen altijd
juvv klagten vergezelfchappen, en datbij uvv ge-
iveinfde gebeden akijd een onvergelijkelijke zoet-
heid gevoegd is : neemt ook acht u niet te beklagen,
ten zij dat gij terftond uw woorden met uitgewor-
pen zuchten en hikken af breekt. Indien gy mijn raad
volgd, zoo twijffel niet, ofdeze droeve gedaanten,
op zoo grooten fchoonheid, als de uWe, uitgelpreid,
zal magtig zijn om onder uvv rijk de vvederfpannig-
fte gemoederen te lokken. Maar boven al gedenkt
met een eerbare zedigheid, die ftoutmoedigheid ,
die voor uvve kunne ongemeen is, te bedekken, en
uw leugenen met een vvaren Ichijn te bevvimpelen.
I Vervvind, door middel van deze kunften, zoo't
■rmogelijkis, den Hartoog Godefroy: enomditte'
I doen , vergeet niet d'aanminnigfte lonkeh, noch
I de aangenaamfte redenen te gebruiken, op dat hy,
I op u verliefd zij ride, gelijk ik voorzie dat hy vveZert
fzal, hem dezen oorlog tegen't hart keere, en dat
I hij aflaat van daar in te volharden. En zoo gij bij ge--
Ivaldit niet kund uitvverken, Ipaardan uvveftrik-
I ken niet, om eenige der voornaamften van't leger
aan
|
|||
1x8 ToRQJTATO TaSSOOS
aan te lokken, enbrentie tot het uitterfte, dat zy
haar zelf nietmeer konnenvvederftaan. Dit zeggen- de, verhaalden hy haar bijzonderlijker vvat zij doen moft.Daar na om haar veel in vveinig vvoorden tezeggen, befloot hy kort: Weeft nietvertfaagd voor eenig ding, en verbeeld u dat 'er niet zij of't is geoorloofd, aangszien datonder fchijn vanGods- dienft, en zijn land te dienen, men doen mag dat* menbegeerd. De geelHge Armydei, alzoo hieten ditbedrog,
die de fchoonheid, jongheid , en andere gaven der natuur, opgeblazen maakten, had zoo ras dit bevel niet ontfangen, of, om het uit te voeren, begaf haar, onder gunft'vande nacht, opvvegj enom geen beletfel te htbben, ging zij door buitenvvegfe vvegen, daar demand verkeerden. Alreede, 700 ongehuld, en in 'er nachtrok, als zy is, verze kerd zy haar deze onverwinnelijke Helden te vervvin- nen, zonder eenige andere, als vrouvvelijke vva* penen te gebruiken. Zoo ras als zy vcrtrokken was, ftrooiden men verfcheiden geruchten uit, om het vverk voortgang tegeven; enondertuffenvertoef- den zy niet lang om in't Franffe leger te zijn. t' Ha- rer aankomfte was 'er niemand van de foldaten, die met verwondering, zoo deftigen fchoonheid zien- de, niet vervuld vvierd: ijder lprak by zijn ztlven, en ijder vvenden zijn oogennahaar, gelijkalsop een Komeet, of een nieuvve ftarre diemea aan den Hemel
|
||||||
Vertojie jetuz>dUm~>2 J* 12,9
Hemel tag" glinfteren op den volleri, rniddag, Zij
vergaderen alle rondorn haar, pm te weten wat de- zeichobne vreemde zeggenwil, en van wienswe- Igendatzijkamt. Nbojt 2ag Argos, Ciprus, of Pe- s' los iets zoo verwonderlijkx, 't zij 6m heur fchoon- *heid, of de wijze van heur kleding. Haarlokken » zijn oprecht gouddraad*, die met lone krullen neer- zwajen, onderwelk zfj zomtijds uitgUnfterd, eri S dan weer haai" zelven bloot toond i op de zelfde wij- Zewanneer den Hemel ppnclderden weer betrekt, wanneer de Zon door een kleine'wolk ziet heeh blin~ ken, daar na verder doordringende, zijnfchppne ftralen aanalle zijden uitfchiet, en haar opzooda- nigen wijze uitfpreidende , dat bet licht van den Herael verdubbeld is. De wefte winden die met haar lokken fpelen, drijven die luchtig inde luchtop, en doenze in go'lven kronkkelen, hoewelze van 'er zelven alreedegekruld zijn. Haaroogen, pm zedig te fchijnen, zijn gierig op heur lonken, en Zonder op ;veelvoorwerpentefpelen, verbergen, met voor- nemeh', haar eige'n fchatten, en die Van de kleine Inefden. Een rpozeverfis onachtfaam op haarkaken, [veel witter als elpenbeen, gezaaid ; haar lippert iynalstweeroozeknoppen, daar een welriekende lucht afkomt, die niet als liefd e uitwafemd. De na- tuUrlijke.wJtheid van haar blanken hals, mag bij her. fneeuw, vergeleken wprden. En Kupido zelf, 6 igroot,wonder, ontfteekt'er en onderhoud'er zijn I toorts ,
|
|||
1?° ToKO^UATO f ASS60S:
toortsaan. Haarrondeborsjeskomenmaarhalfive*
gen te voorfchijn, om dat het fchoonfte dcel van het
kleed bedektword ;6altenijdigkleed,datuzoote-
gen 't gezicht field, het berovende van zoo fchoonen
voorvverp; gij hebt evenvvel de zelve kracht op de
gedachten der minnaars niet, die deze fchoonheid
aanfchouvven; en gij kund nict beletten datfe tot in
de heimelijkfte plaatfen dooruringen, om het belet-
fel deroogen te bevredigcn: want gelijk d'eerva-
rendheid ons doet zien, dat de Zonneftralen door
het water, of door een glas, zonder het te fereken,
of van een te fcheiden , heefi fchijnt, akoo derven
de gedachten d er genen die zien, vvel verder als de
rok, gaan, en onder de zelve, dedeelenzoeken,
die de tirannife gevvoonten niet toelaat om te be-
zichtigen. Hiergaatfehaar,- naheurwelgevallen,
verluftigen, en hiefbezietfe alle deze wonderen
d'een nad'ander: bier niet me vergenoegd zijnde j
Verhaaldfe heur wedervaren aan de begeerten, daaf
van de vlarnraen , door deze middel, vermeer-
deren. ..:„•■
Armijde aldus geprezen en begeerd, ging dwers
deur deze troepen heen, diealrede niet als na haar fchoonheid haakten. En hoevvel zij 't alreede, niet als te veel bemerkt, zoo toondz'er geen fchijn af, en ondertuffen laatfe niet van in haar hert te lachen, haar zelven beloovende vvel een anderen roof * die veel rijker en heerlijkerals deze zijnzal. Door deze |
||||
Verlufie JeruzalemS. i^t
hoop, aan d'eene zijde verzekerd zijnde , en aan:
d'ander zijde heel in tvvijfel ftaande vvatfe doeti Zal, zoo alfle nergens mecr na wachten als na ie-» rnand die haar voor Godefroy brogt; zie,' zoo komt Euftaas ,• dat zijnen breeder was, aangaan. Gelij k een zomerrnug haar zelve in't licht van een toorts verbrand, zoo ziet hij in't aankomen naauvv- lijkxdiegrootefchoonheid; ehhaar van dichterbrj bezien vvillende ; neemt niet eens acht dat devon- ken, die daar uyt fchieteri, zijn hart Zoo levendig ontvlammen, gehjk het lont ontfteken vverd door de vonkken die'ervan boven opvallen., Eindelijk, I nadathijftoutergevvordenis," door de lent zijnsja- I ten, en door het tegenwoordig voorvverp, dat zijn jonge begeerten verhit, fpreekt hij tot haar; Uit- nemendcmaagd, die ik veel eer Gaddin behoorden tenoemen, tervvijldathet uitterlijke mij daet oor- deelen, datgijnietaardsof fterffelijkxenhebtj en dat in al Adams nakomelingen geen menfch gevon- den is; die den Hemel mildadiger met zijne gunften verzien heeft: doet mi) de eer aan, de reden te zeg- gen , vvat u hier geleid heeft, en vvaar gij nu van daankomt ? is het eenig nieuvv geval, of veel eer ons goedgeluk dat u hier gebragt heeft ? • verbergd hetmijniet, ikbidu,' opdatheteerimiddelis,ora u de eer te geven die ik u fchuldig ben, wanheer mij 2elf depligtgebood vooruvv voeten ne&rtevallen. Beleefde Ridder, amvvoordese hem j gij doet'de I % lof,
|
||||
tja TorqjJato Tassoos
lof, die gij mij beliefd te gevcn, wat te hopg ftei-
gerenj tegcnmij moetgeopzulkeenwijzenietipre* ken, terwijl inijn kleine verdienften nooit op het punt zullen komen daar gij die Held: al 't geen dat ik uzeggenkan, is, om de waarheid te zeggen, dat gij hier voor u ziet een, die niet alleen levend fterft, maar daar al de vreugd en vermaakalingefturven is , aangezien zij haar nietmeer als in droeve en doo-> delijke voorwerpfels onderhoud: het geval, dat mij veel quader handeld als het behoorden, heeft mij hier gevoerd:; Mij rampzalige, vremde en vluch- tigemaagd, die van alle hulp ontbloot ben: het is waar, dat al de trooft die mij overfchiet, beftaat in de gunftige antwoord die ik van den kloekmoedigen Godefroy Verwacht: hij alleen is mijn laatfte toe- vlucht ,.. eti-al de vertrooftingen, die ik heb, hangt alleen aan hem. Devoornaamftezaak, die mij hier toe veivoerd , is het waarachtig verhaal van zijn Godvruchtigheid , diezoogroot is, datde Faam, de wonderen daar van aan alle zij den gezaajd heeft. Zoo het dan waar is, dat gij zoo beleefd , en tot me- lijden genegen zijt, gelijk als het uvv vvezenuit- wijft, verphcht mij dan, dat gij mij dezendienlt doet, omnemtemogenlpreken. Schoone maagd, [ antwoorde Enftaashaar, hetis WeLreden datikuin | dezegelegendheid help, en Godefroys broederzijn- de, ik ubij hem den toeganggeve die gij begeerd." gij kund u aan niemand beter wei-voegen als aan mij, |
||||
VerJofie JeruzakfttS. 153
die geen Wein deel in zijne lieide heb, 'tgeenmij
doet hopen dat gij het niet te vergeefs gebruiken zult; en zoo hij van d'een zijde u met zijngeloof bij- ftaat, aan d'andre zal ik u met mijri zwaard dienen. Deze plichtpleging geeindigd hebbende, leiden hij haar in een pJaats, daar den Hartog, zijn breeder, vertrokken was, em met de voornaamfte Hopman- nen, van zijn leger, raad tehouden. In haaraan- komen toondeze hem een groote eerbiedigheid, en bleef eenigen tijd zonderiets tezeggen j want een zedige eerbiedigheid beletten haar te Ipreken, eh ontftak haar aangezicht. Niettemin, na dat den Hartog haar, door verfterkende en vertrpoftende redenen, verzekerd had, begonze haarvoorgezei- de kunften te doen fpelen, en deed het met zulk een bequaamheid , datmen haar , hooren fprekende , gezeidzouhebben, datalhetgevoelen aan haar be- •tooverende redenen vaftgehecht was, Qnverwinnelijke Prins, fprakfe tot hem, door
"wiendeFaam, dieopalleplaatfenvliegt, met zoo veel vercierfeJen van uw deugd verrijktis,datdeKo- ningen en Koningrijken, dooor u t'onderbrogt, ge- iooven veel gewonnen te hebben in het verlies van barenederlagen: Uwedapperheidiszoodaniginde I wereld bekend, datuwe vijandenzelf gedwongen
zijndietebeminnenenteachten. Zijisookdegerie I die haar noodigd, om u te zoeken, en om in de uood
totutekomen. Verwonderu danniet^ omdat*iks I 3 m
i .
|
||||
■ ■
|
|||||
i34< Torqjtat© Tassoos
in een gelqof geboren, dat gij alreede zeer verne-
derd hebt, en dat gij den pqrlog aan doet om het ge- heeluitteroejen, yermitshettegeii'tuweis; ech- ter, pm al deze dingen, niet nalaat mijn toeylucht tot u te nemen 5 op de hoop die ik heb, om door mid- del van u, dekoninglijkeScepte,rteverkrijgen, en mij in den troon te herftellen die mijn vooroiiders mij erffelijkhebbennagelaten. Jkdqe niet gelijkalsan- deren , die in de ongenaden yan heurongeluk, haar hulp bij de hare, tegen vreemde yijanden zoe- ken: tnaar mijn ongeyal is zoogroot, dat ik ge- dwongen ben om hulp te konien bidden , de ge- ne , die mij den oorlog aan doen , en die tegens mijn eigen bloed te gebruiken , terwijl bij mijn yrienden het mededoogen gantfeh geen plaats vind ; ep in dezen uitterften nood roep ik u aan> Q klqek- moedige Prins j u, inwienikhpop, en die mij al- leen in de lyaardigheid, daardemijnenmijondank- baar van beroofd h,ebben, kund herftellen. Uvv Zeeghaftigen arm, is niet minder om dp rampzalige te | yertrooften, en fyaar op te helpen, alsdengenen, die haar gewejd tegenftaarj, teraardentewerpen : ■ npch gij niet minder eerwaardig om iiw yierigeGod- yruchtigheid, als om d'overwinningen die gij op u- We vijanden behaald hebt. En zoo uw lof tegen- Koordig graot is, om dat gij yerfcheide Kqning- :: rijken verkregen hebt, zij zal niet minder zij n wan- aeergij rrtyin'trnijneweerherfteldhebt j terwijlgy |
|||||
Verlofle Jerttz,akm-j. 135*
het eene faebt kunnen doen, zult gij het andere 00k
welvermogen; zulkidat, zelf de verfcheidenheid van ons geloove, u noodigd om mijne gebeden, hoewelze redelijk en rechtvaardig zijn, geenacht te flaan; zoo dunkt mij dat het uw grootmoedigheid zou verkort zijn, daar van te berooven, ten aanzien van het vaft vertrouwen dat ik in uwen goeden aard hebbe. Waarlijk gy hebt niemand ooit geholpen die het meer van nooden had als ik: tvvijffeld niet, 'oF deze bijftand is rechtvaardig; ik fpreek niet alsde vvaarheid, en hier toe neem ik deu grootenJupiter, algemeen Vader aller menfchen, totgetuigen. Maar ©mdatgijvolkcmen onderrecht zoud vvezen van al dedingendieikutezeggen heb, zooaanhoord, ik bidde u, het verhaal van mijn ongelukken, en het quaad onthaal dat mij door d'onrechtvaardigheid van andere gedaan is. Ik ben een Dochter van die zelve Urbitan, dieeertijds Koning van Damafkus vvas; maar hoevvel hy niet van de voornaamfte der vvereld, door zijn geboorte, isgevveeft, echter geraakten hy tot de Kroon , door middel van de fchoone Chariklea, zijn huifvrouvve, die hem toe erfgenaam van't Rijkmaakte : En toenquamdeze deugdelijke Prinles t'overlijden, vveinig uuren voor die van mijn geboorte, om dat zij den geeft gaf op't "" zelve oogenblik als zij mij baarde : zulkx dat een zelve dag voor ons beiden rampzalig vvas, haar om dat zij de vvereld verliet, en mij die 'er in cjuam 5 ora I 4 93A
|
||||
l%6 ToiKltJATO TaSSOOS
aan d'ellenden ten roof gegeyen te worden, daar ik
mij nu ingeftort vind. Maar ik had naauwlijkx den ouderdorn vanvijf jaren. bereikt, wanneer nrijn VaT dergedwongen wierd, pmyoor'f: befehik derGo- den te 'buigen, en haar ging in den Hemel gezel- fchap houden.. Zijn aangeboreri genegendheid gaf mij tot voogd zijn broeder, van hem zoo volmaakt bemind, dat, indiendegemoederen dermenfchen maar een weinig oprechtigheid hadden, hij mogp zichzonder twijffelvan zijngroote getrouwigheid genqeg verzekerd houden. Hy dan met deze voog- dij belaft zijnde, toonden zich in't begin zoo zorg- vuldig, inal'tgeenmijnwelvai-enraakten, dat'er niemand was, die hem niet voor onbedriegli'k ach- ten, in de genegendheid en trouw die hij mij betuig- den. Een zaak die hymogelijk deed, 'tzij dat zijn boos voornemen haar toen met een ander dekfel be- wimpelden, of dat zijn natuurtoen nocb,niet ver- wifleldwas, gelijkhetdaarnagefchieden, omdat hij zich daar nain dehoqp bedrpgen zag van my met zijn zoon te doen trouwen. Otidertuffen begon ik pp te waflen, en dezen jongen Edelman ook, in wiens gegft men nooit iets adejijkx of groothartig* kon inftorten 5 nochhet minftevandeoeffeningen, dieeenRidder, die de ftam, daar hy uitgelproten is, niet wil loochenen, noodig is; hier bij, dat hij nooit eenige genegendheid had tqt edele en kloek- hartige dingen. Met een woord, het was een menfeh
■\.' " ■•,, -•■ die
|
||||
Verlofle'Jeru£alem-j. t^y
die onder een ongefchikt gelaat, een bloodaardig ge-
rnoed verburgen hield . Ik vergeet dat hy in zijn ge- meene zeden zich niet alleen verwaand betoonden, maarvierig in zijn gierigheid, en pnbeleefd in zijn ommegang; en om hem wel te roemen, in weinig woorden; zoo qualijk gemaakt, opwat wizemen hem nam, dat in ftuk van gebrek en onvoimaakt- heid, hij zicb by niemand kon vergelijken als by zichzelf. Ditwasdenbravenman, die mijn voogd mygevenwilde- Oprdegld, zoo't u gelkrd, of'er eenige billijkheid was datikhemzoutrouwen. Hij wilde het evenwel: en wpu, door deze middel, dat hy deel aan mijn bedde en aan mijn Koningrijk heb- ben zpu. Maar alzoo 't.aan hem met ftond dat dit zoo gefchieden, zoo was hij een langen tijd dat hij mij met geen andere redenen onderhield; daar hij aide liftigheid, die hy bcdenken kon, b'ijyocgden, om Zoo veel te lichter te bemiddelen, 't gene hij zoo vie- rig begeerden. Doch door al deze dingen kon hij nooit het minfte woord van mij knjgen dat hem ver- genoegden: maar in tegendeel, verontwaardigde ik hem zoo, dat, indienikhemzomrijdsantvvoor- deni, het maar alleen was om hem te vveigeren, it gene daar hij my zoo moeyelijkorp viel. Dit wag d'oorzaak, dat hij eindelijk van mij vertrok met zulk een gramfchap 3 datzekerlijk, hoe zijn aangezicht pok ontfteld was, men klaar genoeg de valfcheid van zijn hart ontdekken kon; zulkx dat mij docht, I J- feder.
|
||||
I38 ToRQjTATO TASSOOS
feder opmijn voorhoofd telezen, de treurige ge-
fchiedenis van mijn toekomend ongeluk. De ruft, die ik des nachts docht te hebben,begon door vreem- dedroomen, en fchrikkelijke gezichten, gefteurdte te worden: en ik weet zelf met wat doodfe fchrik, in het diepfte van mijn ziel ingedrukt, mij eenzeker voorteikenwasvanderampcndie mij dreigden. Als ik fliep, quam mijn moeders fchim voor mij, en haar beeld was zoodanig in mijngedachtengedrukt, dat, hoewelhetmaareendroom was, ikechterge- loofde haar zelf te zien, met een bleek aangezicht en befchreid gelaat, wel verfcheiden van die Ichoon- heid, diezichvertoondeninhetafbeeldfel, datik vanhaarhad. Vluchtwech, mijnwaardedochter, fprakfe tot mij, ontvlucht de wreede dood , die u dreigd; vertoefd niet langer om te vertrekken: ik ziealreededatdentiran, totuwenondergang, het vergif gereed houd , en dat de pook u op de keel hangt. Maarhelaasi waartoemogthetmijhelpen, dat mijn hart rade, hetgevaar, dat my opdehie- len volgden, daar mijn teere jeugdin mij deed groer jen de fchrik, die mij belette om een vaft voorne- men te nemen ? Zeker ik moet bekennen dat het my zeer bedroefde, mij vrijwillig te bannen uit mijn geboorteplaats en Koningri jk, zulkx datik niet zeer bekommerd was om d'oogen te fluiten, daar ikfe cerftemaal, geboren wordende, opende. Ik vreef- de de dood, en evenwel (wie zal het eelooven ?) had
|
||||
VerlofteJerw&alenLS. J39
had ik de ftoutigheid niet mij te verfteken, noch
mijn fchrik t'ondekken, uit vrees dat ik mijn rijd mogt yerhaaften. Door deze ongenuchten gequeld, j fleepten ik mijn leven in een geduurige quaal, gelijk \ als de gene die men de oogen verbonden heefc, en die j niet als den flag yerwacht die hem het hoofd van't li- ; chaam zal fcheiden. Zo als ik in dezen uitcrften nood Was, 't zij dat het geluk mij wilde gunftig zijn, pi dat het mij tot eengrooter ramp behoeden*, zooveelis'er af,hetyerwekten een bevelhebber,van den huize des Konings, dat mijn fchenker was, om mij te waar- \ fphouwen, dat den tiran maar zijn tijd waar nam, om mij om hals te brengen, endathij'erhemdikmaal hard toe verzocht had, tot dat hij gedwongen wierd hem te beloven, dat hij mij, te drinken gevende, zou I yergiftigen, eer dat dien dag omwas. Bij ditbe- richt voegden hij; dat hij geen andere middelen zag, 1 pm mij van deze lagente bevrij den, dan dat ik mij terftond verfchool en wechvluchte: dat hij einde- lijk zich zelven aanbood om mij in dit werk te hel- -. pen. Door deze woorden moedigden hij mij zooda- I nig, dat de vrees, niet machtig zijnde om te weer- I houden, ik voor mij nam, mij met hem te bergen, I zoo ras de nacht aangekomen was, en mijn land, ; mijn onderdanen, ^n mijn goeden Oom, die zich j zoo welin zijnvoogdampt queet, te verlaten. 't Ge- luk wilde dat deze nacht duifterder als naar gevvoon- ten, eu dat alzoo hare donkerheid ons vorderlijk was
|
||||
I40 ToRQJffATO TaSSOOS
wasinonzevlucht; doordezemiddel gingikinze*
kerheid uit mijn Raleis, niet meer bij mij hebbende
als twee maagden , in wie ik mij bet meeiten be-
trouvvde, daar toe ik voornaamlijk verplicbt vvierd
die te kiezen, om medegenooten ia mijn rampfpoed
te zijn. Zoo als ik mij op vveg begeven had, was
almijn toevlucht tot de traneu: en hoewel ik niet
ver van de muuren was, die ik eertijds zoo bemind
had, echterkon ik die niet bekennen , door de dui-
fterniflej hoewel ik ijder oogenblik mijn gezicht
daar na toe vvenden: want men zou gezeid hebben
dat in deze reis, mijn oogen en gedachten met als ee-
nen vveg gingen, zoo veel hartieer en leedvvezen
had ik, om een voet voor d'ander te v^rzetten: hier
ineen fchipgelijk zijnde, datvandenoever, daar
het in verzekerdlreid leidjdoor een ge weldige draai-
vvind word vveggerukt, omind'openZee geflin-
gerd te worden. Degeheele nacht, en noch den
volgenden dag, gingen wij door eenzame vvegen,
daar vvij niet een voetftap bemerkten; en deden zoo
veel, dat vvy eindelijk quamen aan een Kafteel, op
de grenzen van mijn Koningrijk gefticht , van't
welk dien zelven Arond, die ik mijn vrijheid fchul-
digben, Heervvas. Ondertuffcn, als den tiran be-
merkten, datik hem ontllipt was, befchuldigden hij '
ons met het zelve verraad (door razernij tegens ons
aangeprikkeld) dathygebro.uwenhad,enbelafteu
my met de miidaad, daar hij den eigen uitvinder van
vvas:
|
|||||
P
|
|||||
Verhfte JeruzalewLj. j^f
was: vvantzijn valsheid quam eindelijk hier toe,
dat hij 't gerucht deed loopen, dat ik Arond had om- gckocht, om hem te vergeven, als hy hem den beker gaf, dat ik eindelijk niet zocht, als mij van hem t'ont- laften, op dat 'er niemand meer op mijn dingen acht zou nemen als hij dood v vas, of die mijn ontuchtig- heid beletten Zou,ofmijnonkuifTebegeertenuitbluf- fen, in den arm van duizend minnaars die my ftreel- den. Maardathetveeleergefchiede, dathetvuur van den Hemel op my neerftorte, eer dat my vverd nagegeven, datikuvvheiligevvetten, 6eerwaar- digekuifcheid, ooit bezoedeld heb. Ikmoetvooru nietliegen, het zou mijn minder ongenuchten we- Zen, dezen verhongerden tiran, van een onverza- delijke begeerten, metmijn bloed gedrenkt te zien , als t'aanfchouvven hoe hy op mij n zuiverheid vvoed, en mijn eer track te bezoedelen-. Zie daar vvat fchelmftukken dezen vvreedaard gebruikten, om te beletten dat het volk ('t geen hy will: dat tot my ge- negenvvas) naar mijn vertrek, niet quam tegen hem op te ftaan. Maar zoo als hy in der daad zijn la- itenngen en logens zoo vvel vvift op te pronken, gevvaardigden mijn volk, dat de zekerheid noch onbekend was, sich nieteens te beroeren, of de vvapenen in de hand te nemen. Bovenal deze din- gen, kon den vvreedaard, in mijn Trdon gezeten Zljnde, endeKroon, die mij toequam, onrecht- vaardig inflokkende, niet aflaten van raij te vervol- |
||||
ityl ToRQJJATO TaSSO'OS
gen, noch tegen mij te verwekken, al't gene mij tt
ondergang verhaafteri kon , en niijri in fchanden brengen ; zoo vcel ftoutigbeid gaf hem zijn ohtaar- den en verbalterdeh aard, in de nooitgehoorfte fchelmftukken. Hierom zond hij, en dreigden A- rontes, dat hij hem, en zijn kafteel, zouverbran- dcn, zoo hij langer vertoefde mij inzijnharidente leveren , en zoo hij hem niet vrijwillig gevangen gaf. Hieropdeedhijeennieuweverklaring, bijde welke hij zwoer, mij een eeuwigen oorlog aan re doen, enaldievanmijnpartij, met betuigingen at die mij hulpen, te vier en tezwaarden te verdel- gen. Maar dat hij deze dreiging gebruikten, was tot geen ander oogwit, als om de fmetten af te wif- fen, die zijn verraderij en laf hartigheid, hem in't aangezicht gegeven hadden : hier bij * dat hij geen ander middel zag om hem te rechtvaardigen, en den laftertehcrftellen, diehetkoninglijkbloed, inmijn afwezen, loopen mogt. En't gene zijn ohgemrchten ter ander zijde noch verdubbelden, was d'uitnernen- de Vrees die hij had, datmen hem den Scepter mogt benemen, die hij mij zoo fchelmsontroofd had, «n die niet in zijn hand beveftigenkon',,dandoormiJB eenige ondergang. Dit zoo zijnde, moet men niet twijffelen, of zijn vervloekte begeerten zal het al volbrengen 't geenze begeerd , en dat de vierig- heid van zijn gramfchap haar niet zal komen in mijn bloed verkoelen, zonder dat mijn tranen machtig zullen
|
||||
Verhfte Jeruzalem->". 143
zlillen zijn omhem te vermurruwen; indienhetu
niet beliefd daar middel tegen te ftellen, 6 kloek- moedige Prins. Ik neem dan maar alleen tot u mijh toevlucht: helpt, ik bid u, een onnoozele Maagd, dat een Weeze is, en onfchuldig van de mifdaden, daar deze vallche haarmee befchuldigd. Laatniet toe dat ik te vergeefs tranen fchrei, maar maakt veel eer dat deze zejve tranen, beletten dat in toeko- ' mende mijnbloed nietgeftort word; ikbezweeru bydienkloekmoedigenarm, diedefteunderrecht- ; vaardigheidis; by die zeeghaftige voeten, daargy d'opgeblazendheid der fchelmen mee vertrappeld j by al uw onverwinnelijke overwinningen; by die gewijdeTempelen, die gy zoo wel verdadigd hebt, en die van niemand baar vrijheid, alsvanu, ver-r Wachten. Veroorlofd aan mijn begeerten, dever- noeging die gy alleen haar geven k-und : behoed mijn Kroon en mijn leven tefFens. Boven dien dat ik't my van uwe goedheid beloove, zoo noodigd u de reden en: de rechtvaardigheid om dat te doen. Ik weet dat deHemelu verkozen heeft, om nietals rechtvaar- dighei4te begeeren , en te vermogen al wat gy be- geerd: zulkx dat het in uw magt is, my het leven te beHoeden, eh een Rijk te verkrijgen, dat my met recht toekomt; maar het gene u zal behooren, in-1 dien ik zoo gelukkig ben, het door uw middel weder te bekomen., Van al dat groot getal Ridders, die u Hicr vergezclfchappen, neemt'er maar alleen tie* |
||||
144' "ToROJlATO 1* ASSOOS
iflt, om mywederom te Iciden. Ik verzoek van ti
met mcer y wel verzekerd zijnde, dat ik geen ande re macht van nooden zal hebben Om my weder in mijn Rijk te herftellen : want boven dien dat de voOr- aaamite van mijn onderdanen my genoeglaam be- minnenjZoo weet ik dat mijn tf olk,de getrouwigheid die het my fchuldig is, noch nietvergetch heeft . Ook heb ik op mijn zijde gekregen een der vbor- naamfte beftierders van't heele Rijk, den zelven die dc bewaring vande heimelijke poort heeft,' diehy my beloofH heeft de« nachts te openen, en my ingang in't Kafteel te geven. Hy heeft niet-meer ils een zaak van my begeerd, dat is, dat ik rtiddel zou zoe- ken om maar een weinig bijftand te bekomen, om den aanflagte verkorten: aangaandede reft, hy zeid datm'er hem mee* zou laten geworden, en verzekerd ons dat hy't lichtelijk Zal konnen volbrengen j hy brengt^fearopgeenandere redenenby, als dat hy meer hoop fteld in 't kleingetal van d'uwe, alshy in een leger, hoe groot dat het wezett mogt, fteilen1 zou, zooveelachthyuweneenigenn'aami erii-w zeeghaftigevendels. •'•'y': ■ ',, '_]'■■ Dit was't gene Armyde fprak, die verwachcende
wat art twbord men haar geven Zotfde, fcaafZelfa be- dwongtezwijgen, meteengelaatdattiffensfeheeti te fprekeri en te bidden. Godefroy haar^andacbtig! • gehoord hebbende, overdacht bij zijn zelve, op wat wijze hij hem in deze zaak dragen zou^ en vondi i* ■ Zich |
||||
■
|
||||
Vertofie feruzalem-3i t^y
iSfeh wel bezwaard. Hij Vreeft het bedrogdeteroni
geloovige, en de fchij n doet hem gelooven dat zij, hapen Schepper haar befoften niet hdudende, bet noch reel minder aan zijne fchepfels zilllen doen. Van een andcr zij de Vetwekt het mcdelij den, dat hij |ftet deze arme verdrukte heeft, in hem al de be- wegingen van een dpreehte genegendheid, die de*- ze cigertfchap heeft nooit flaperig tc zijn, wanneer- ze in een kloekmeedige dapperheid huifveft: ook is'talleenhetmedelijdett, ofzijngoedenaardniet, die hem noodigd deze vreemdetehelpen, maar'trs noch denuctigheid die'er 't gemeen af trefckenzou,, 't geen hem bijzonderverpheht: want hij acht het geenkleinezaak, dat een Koningrijk, als dat van Damasko, in handen komt van een die hij weder op* recht; ook fteld hi; zieh voor oogen, dat het hem een groote toegang wezenzal om zijn werk te ven- korten, uit deze plaats te kunnen trekken ooriogs- volk, wapenenengeld, om hem tegen die van E- gipten, enhaar bondgenooten, te verzien. In't midden van deze zwarigheden, als hij zijn gezicht ter aarden floeg, en zijn gedachten hier en daar ge« Wend had, tag hem Armijde ftijf aan, en zjn gelaat overwegende, trachten uit zijn wezen t'oprdeelen > Wat zyby na van hem had te verhopen '• maar be- nierkende dat hv langer bleef om haar t'antwoordep, alszijwelwenfehten, begonze te miftrouwen, en Vanvreestezuchten. Eiadelijk, na dat Godefroy K voor
|
||||
3$£ ToRtJJJATO TaSSOOS
voorgenomen had, om haar heur verzoekte weige»
ren, enzich regens haar met beleefde en eerbare .Woorden te ontfchuldigen; fprak hy tot haar: Waar- lijk, mdien onze plichtons niet verplichten om hier onze zwaarden, tot dienft van onzen God, dieons Jhiertoeroept, fgebruiken; gymogtweluwhoop op onze wapenen ftellen, en by ons bulp en verfter- king vinden: 'tgene gij zonder twijffel bevinden ioud, indien'er eenige gelegendheid was om onze macht te verdeelen, eri zoo veel tijd om de loop van onzen aaanflag uitftellen, eer dat wij dcze troepen in haar fchaapkooy leiden, en deze muuren ;bevrij- den van de flavernij die haar verdrukt. Al 't gene ik u beloven lean/, en daar ik u mijn trouw van tot pand geef, is dat, indien wy ooit zoo gelukkig zijn,- van de beilige Stad, die de welluft van den Hemel is, nit d'onverdraagelijke flavernij die haar verdrukt, te rukken, datwyudanzullen trachten weder in uvV Koningrijk te herftellen, daar ons de liefde toe noo- digd, die wijKriftenenbelijden. M#ardezeGod- vruchtigheid, zou ons tot minder Godvruchtigheid| gedijen, als wy moeten hebben totbefcherming van* ons geloof, indien wij, alle dingen nalatende, defl waren God niet eerft dezeplichtbewijzen. Op dc %e woorden bewees d'uitheemlche hem een diepc eerbiedigheid , enhaaroogenne£rflaande, ftond ee- nigentijdonbeweeghjkj totdaticdieeindelijk, heel rood, en met traaen befproeid > ophefte , verge* .. . x ' zelfchapt |
||||
, Verhfie Jerusalem^;] "•*» ity
jzelfchapt met een wezen vol klagten en zuchten.
Eljendigealsikbeii, riepfe, heeft den Hemel wel •■:©oit een menfch zienopwaffen,wiens leven metmeer tegenlpoed gequeld is als hetmijne? Alle de aardfe dingen zijn de verandering onderworptn, daaris niet, als mijn ongeluk, dat geduurzaam is, endatt geen verandering enli,d. Het is te vergeefs datik my beklaag, terwijl my gantfch geen hoop overfchiet. Men mag wel zeggen, dat de gebeden gantfch geen macht meer hebben op het herte der menfchen, en dat'erweinigkans is, datde mijneeentiran zoude, bewegen, indien hetvvaar isdateenPrins, gelijk als gyzijt, zooongevoelijk door mijn verdrukking. blijft. Evenwel zoo 'tgefchied datgij mij dczeklei- flebijftand weigerd, die ikvan u verzoek, geloof niet, dat ikfe d'onbeleefdheid zal toefchrijven j geenfins. Gy zijt het niet daar ik my van beklaag, maar yeel eer van den Hemel; van haar komt al mijn fampfpoed voort, aangezien zy u alleen onbeweeg- Jijk voor mijn klagten maakt, Neen, neen groote Prins, gij zijt al t'edelmoedig om my uwe huip rd VVeigeren: mijn noodlot vvil het zoo. Ik befchuldig fiiemand als haar. Maar, 6 onbevveeglljk noodlot! tervvijl gij zoo rampzahg zijt in't geenmyraakt, vyaarom toefd gij langer om mijn leven t'eindigen ? **et gy niet dat ik het met leedvvezen flepende hou, en dat het my verdrietig is ? Wreede is't u niet ge- noegdatgij mij vaarnijnvvaarde vnenden beroofcl K i hebt
|
||||
r4$ Torqjjato Tassoos
hebrin een bloeyende ouderdom, dat gii mij noch
Van mijn Koningrijk moft berooven, en datgij in de flavernij, daar ik nu ben, mVhetmes op deftrot zer, tot een rampzalig flagtoffer > Zeker ik wect dat de vvetten van d'eer en van de plicht niet kunnen lij- den dat ik hier langer vertoef": maar ondertuflen tot Wiehebiktoevlucht? waar Zalikmij kunnen ver- trekken, envvie zalmy tot eenfteunfel tegenden tiran Verftrekken ? is 'er eertige plaats onder den He* mel die machtig is om my tegen zijn valfcheid te be- fchutten ? ik geloof't niet. Het is dan vvel vergeefi dat ik iets doe na d eze uitftellingen. Op wat plaats dat ik ben, de dood vertoond zich voor mijn oogen. JDaarom, ziende dat het vluchten mij niet te ilade komt, benik wehe vreden die metdeze hand kloek- moedig voorte komen. Meer /prakfe met, en gafdoor haar gelaat genoeg-
zaam te kennen dat'er, iken vveetniet vvatvoor grootsheid en moed, in haar gramlchap ftak. Want hoe bedroefd datfe fcheen, echter was haar aange- zicht heel ontfteken. Aireede trok zij haarvoette rug, als of zij, heel vol van fpijt, wilde weggaan. Zulkx dat van aide gene, die haar aanzagen, nie- mand was die niet oordeelden, dat zij niet zoo zeer als haargevoelentrachten te betoonen.Zij gaPerook genoegfame proeven af door de klagtendie uit haar mond vloeiden , gelijk de gratnfchap gemeenhjk voortbrengtvvanneerzehaarindegevveldigedroef- heid
|
||||
. Verkfteyeru&alem*.). • 24.9
beid begint te vermengenj endede tranen dievaa
heur oogen afdropen , vvaren te gelijken bij kri- ftal en pcerlen, daar de Z.on op glinfterd ; haar kaken, die van deze klare beken, die tot in baat boezem ne&rdropen, berproeidwierden, warende rozenenlelien, ondereenvermengd,gelijk; wiens fchoonheid verdubbeld, w anneer zij, vochtig zijn- de, vankkinedruppelendesdaauws, opdeeerfte ftralen des dags ontluiken, door den zoetenadera Ider weftewinden, tervvijl dat den morgenftond, haar
meteenverliefdoogaanziende, wtntcbtmetheele handen te mogen plukken, om kranflen-te maken op haarfehoonetiiiten. Owonder, deze deurftralen- deenglinfterende vocbtigheid, die haar boezem en kaken zoo bedouwd, verwekt de krachten van een gevaarlijkvicr, 't gene in'thert van deze minnaars 1 ontfteektjdaar'tbedektelijkinglipr.Oongemeenbeit 1 zoo veeltegrooter, oaldat de liefdeuit dezevoch- 1 tige tranen vonken trekt, die'deherten in't water I doetbranden. Ditdoetmij gelooven dat hetgebied, 'theenhijaltijdopdenatuurgehadheeft, zoogroot | nietis', dat bet haar zelven nietzoutebuitengaan, I in de macht die hrj aan deze geeft: want haar ge- ! veinl/Hetranenhebbenzoogrootenkracht, datz'er Waarachtige uit verfcheiden oogen trekt,en de hard- I wegemoederenvermurruvvd. Ook is de macht zoo I €r°ot, dat 'er niemand onder de trouppen is, die zich j niet met haar bedroefd > en die niet in zijn zelven ,, K 3 zeid j |
|||
tfb ToRQJtTATO Ta$S(?OS
zeid 5 Zeker zoo onzen Veldheer, eindelijk de-
zeithoone uitheemfche niet haarverzoek toeflaat, dan magmen wel van hem zeggen, dat hy een razen- de tygerin gezogen heeft, or van een fchrikkelijke rots, in't midden der Alpen, is voortgebrogt, pf geteeld van onmedoogende baren, die het onweder tegendeklippenaanbeuktj datfeberften. Waarlijk dat's wel wreed wezen, zoo een groote ichoonhei^ te bedroeven , en haar eenige dingen te weigeren. ' Alle mordenze op deze wijze, wanneer Euftaas,
die, doorzijnliefde enjongejaren, noch vieriger, en meer tot medelijden, als de andere, genegen was, zich niet langer bed wingen kunnende, hem na Go- defroy keerden, en dus tot hem rprak; Mijn Heer en Broeder, vergeefmy mijne ftoutmoedigheid, in- dien ik u zeg, dat uwe dapperheid een weinig te vaft bij haareerite voomemenblijft, endatmen ulicht zal iafteren, indien gy op de gebeden van zoo veel eerlij ke lieden, haar niet toeftaat 't geenze eenitemr mig van u verzoeken. Echter en wil ik niet zeggen, dathetredenisdatdegene, die eenigbevel hierin't legerhebben, en over't volk heerfchen, datwyons hebben onderwurpen, de belegering zouden verlar ,ten,eninhaarplichtonachtfaamzijn: neen. Inte- gendecl wil ikdaarnieteens nadenken. Maarwij-, dieSoldatenvan'tgevalzijn, endienochlaft noch
, bevel hebben, het is geen reden dat wy zoo onder- danig zouden zijn, dat wyde toevallen, -diehaar
vertponden.
|
||||
vertoonden,. niet zouden durven volgen. Geloofd
my, onder zoo veel perfonen als gij hier ziet, kund gy 'er wel tien vefkiezen, en noch wel meer, zoo't ubeliefd, tot hetwerk daarik van fpreek. Als dit zijn zal, zoo geloof ik niet dat u lemand zal konnenf lafteren, dat gyhem van den dienft, die wy God fchuldig zijn, hebt afgefneden, om haar de belcher- ming van een onnoozele en onterfde Princes te doen aannemen. Voor mij, ik ben verzekerd datmen ons roemenzal, dat wij ons hebben laten brengen tot de- ze verdeding, tegen dien ongetrouwe, die haar Koningrijk onrechtvaardig bezit, en dat den Hemel den roof voor aangenaam wezeuzal. Ookwanneer zelf het voordeel, dat van dezen aanflag, naden fchijn , moet verwacht werden , mijn moed niet aanprikkelden, waarlijk ik zou mij verplicht gevoe- lendoord'ordend#Ridderfchap, en door de wet- ten van de plicht, die ons de maagden, in den nood, bevelen tc helpen. Ik bid u, laat ons niet lijden, dat, nochinVrankrijk, noch in andere plaatfen, daar- men de beleefdheid in achtinge heeft, ons verweten Verd, dat wij ons niet geVvaardigd hebben de vva- penen op te vatten, noch ons in't gevaar of den ar- beid te begeven, om zoo een rechtvaardige en heer- lijken tvvift. Ik bezvveer u in den naam van God; of -zoo mijngebeden niet machtiggenoeg zijn omu hier toe te bevvegen; dan verlaatik, voor mijn deel, den helm en't harnas, en ben wel vergenoegd nocit K 4 degen
|
||||
If* TqrqjSa«to Tass6os
degen m dragen, eerdat ikmijbloodadig, en van
mijnpaard, envanmijnwapenen, onrechtvaardig den naam van Ridder drageode,' zou dicnen. Eu- ftaas fprak deze redenen, die terftond met een vro. hikgejuig, door alle die van zijn ftanderd, gevolgd wierd : iiedeze raadzobgoeddocht, datfealle, met gelijke ftemmen, haren Veldheer, tot dringens toe, verzochtendittoeteftaan. Wei, antwoordeGo^ defray, terwijlgij'tbtgeerd, zoowUik'took, en laatmy doord'overeenftemming van zoo veelper- fonen vervvinnen : Evenvvel, indien gij mij ge* looven wild, zult gij we! doen indien gij uvve be- geertenwatmatigd. Meer fprak hij niet j en hij hocfden met meer te zeggen, dat ijder een zig gereed zou houden pm te volbrengen, 'tgeen hij haar daar op zou bekften. En waarlijk vvaar toe waren de klagten van zoofchoonen Princetfciietbcouaam! en vvat zouden haar betooverende redenen, onder haar minnelijke aanlokfelen vermengd, niet al vermo- gen J Zeker van haarfchoonelippen fchooteen gou- deketen, daarzij, na heur beliefte, de vveripan- nigfte Zielen aanfloot. Euftaas haar wederom roe- pende, enomhaarbetertemoedigen, fprak hy tot haar j Deftige Maagd, houd op van u te bedroeven; vvij zullen u vvel haaft bijftand geven, en gij zult Zelf, indienhetnoodigis, meervolkhebben, dan gij begeerd hebt. Op deze vvoorden helderden Ar- mydehaaroogeQcenvveinigop, diede droefheid met I
|
|||
met een wolk fcheen bedekt tc hebben, rpreideft
zoo veel fchoonheid op haar lachend aangezicht^ dat fe denHemel zoude tot lieftle hebben kunnem ver« vvekken. Daar op, haar oogcn afgedroogd hebben- de, bedankteze haar alien voor de gunft die zij ont* fangenhad, entrachten om haar tebetuigen, dat deze goede dienften niet zoudcn in dc wereld oobe* kend bli jven, maar dat zij dc gedachtenis daar van, in't binnenfte van haar ziel zou indrukken. Bij defcg beleefdheid voegden zij 'er veel andere bij, en *l geenze met hare vvoorden niet vvel kon te kennen geven, drukten zij met haar vvezenuit, dat haar in plaats van een ftomme vvelrprekendheid verftrek- ten. Hier in vergatfe niet, al 't gene dat onder een valfche fchijn haar voornemen kon verburgen hou- den, zonderiemand eenig achterdenken te geven. Maar tpen zij bemerkten dat haar*tgeluk toelacb- ten, en dat zij het begin van haar Men niet qualij k had uitge v oerd ; nam zij voor, om te beletten dat geen beletfel haar voornemen hinderiijk zouzijn, daar een eind af te maken, en door de zoetigheid van haar aanlokfelen, en aangezicht, meer te vveegte brengen dan Circe of Medea ooit door de kracht van hare tooverijen deden. Zij nam voor haar te zingen zoo lieflijk als de Meereminnen, om de vvakkerfte te doen flapen. Met deze lift trachten zij t'elkens een nieuw minnaar in haar netren re krijgen, en droeg zich op veelderlei wijze. Want, na dat degele-. K $ gendheid
|
||||
*54 To RKj.tr a To Tassoos
gendheid haar toeliet zich te veranderen, vcrwiflfel*
dezij vangedaanten en zeden zonder een zelf aan» gezicht aan alle te toonen. Nu booftenfe de kuisheid m, enfloegde oogenzedig teraarden; dan keer- denze die na alle zijden, uitfchietende ftralen van loosheidenliefde; d'eene dreef zij methetrijsken, en d'aodere met den toom, na dat zij die traagof vaardig tot heur liefde oordeelden. En zoo zij bij ge- valijmandziet, diedewijzemaaktvanhem, door eenig wangeloof van haar af te trekken, dan toondfe hem een vriendelij k gezicht, en be wimpeld zijn ge« voelen door d'aangename lonken, die zij op hem uit- fchiet. Op deze wijze is 'er geen zoo laffe en trage begeerten, noch zoo onzekeren hoop, die zijniet machtig is om te bewegen en te vcrzekeren. Zulkx dat door deze middel, die de verliefde ziel ontfteekr, zij hetijsdoer fmelten, dat de vreesin het hertder minnaars brengt. Maar indien zij eenige andere ziet, niet minder verblind als verwaand, die door haarVeldheergeleid, haareen weinig t'opgeblazen toonen, om die in de palen der achtbaarheid en vrees tehouden, ifle die (paarzaam van betooverende re- denen en gunftige lonken. Niettemin, wat voor onvvaardigheid dat op hair aangezicht fchijnt, zoo laat zij altijd eenigen ftraal van medelijden glinfte- ren, 'twelk d'oorzaak is, dat, hoe bevreelt datfe ook zijn, zij altijd noch hopen, en hoe datfe haar op-- geblazender toond, hoe datfe meer fotrten oritfonkt» Zomtijds
|
||||
Verhfte Jerttz,akm-J~. iff;
Zomtijds haar een vveinig ter zijden begcven.de,.
vermomtfehaar wezen en gelaatzoodanig, datmen,,
haar eerft ziende, gezeid zou hebben, datfe heel be-:
droefd was. En hier fcheenze zoo geleerd in, datfe'
haar tranen, als 't haar beliefde, op d'oever van haar
oogen kondoenkomen, dan wederdie terughou-
den. Qndertuffen, die vernuftige, alszijis, fpeeld-
metontallijkeherten, die, door haar eenvoudigheid*
met haar fchreien en zuchten. Zulkx, dat door deze
middel, onderfchijn, om door medelijden te mati*
gen het vievigfte dat de liefde in hare aanlokfelen
heeft, gecft zij haar zoo goeden ftoffe, dat het niet
mogelijkisofhethart, door deze fterke vvapenen,
is op trouvv. Daar na met een flag, gelijk als offe
haar voor heur gedachten verfchool, en dat in haar
een nieuwen hoop ontvvaakten, fteldfe haar tredert
en woorden naheur minnaars, met een helderaan-
gezicht, vol van vreugden, als dan is'tal't gene
dat zij lachend op haar hemels aangezicht, en
aangenaam in hare oogen heeft , als een dubbe-
le Zon, wiens-helderheid de duiftere wolkenver-
drijfd, die, noch onlangs, hare herten beneveld
had. 't Zij datfe lpreekt of lacht, heur gevoelen zijn
met zoo veel zoetigheid betooverd, dat het vveinig
verfcheeld, of de zielverlaathetlichaam, omdat
het deze welluften noch niet gefmaakt en heeft.
Helaas! al te vvreede liefde, die ons zoo vvel door
uvven honig, als alffem vergiftigd; het is van heden
niet
|
||||
tf6 ToRQWATO TAS%dfes
Met data we naiddelen minder fchadelijk zijnalsde
ziekten die uit u voortkomt. Ondertuffen midden in 200 veel verfcheidemengfelen van ijsen vier,lachen, fthreieH, hoop en vrees, ftrekt gij de palen van u vv rijkuk, en verfterkt uw gezag: waar mede deze aighftigehaarvaordeeldoet, en fpeeld met defla- vemij van deze ratnpzalige minnaars, die na heur zuchten. Enzoodaftr eenonder haaris, diemeteen zwakfce en bevende ftem hem derfd onderwinden Jiaarzijn fmert te Verklaren, alfclan veinft zij haar het woord van liefde niet te verftaan , noch te weten Watmen haar zeggen wilj of de befchaamdeverbeel- dende, word rood, en houd zich in een zedigen ftaat. Zulkx da* zij die donkre koelheid onder de rozen Verbergd, die haar fchoon aangezicht beverven. Alzoo zien wij zomtijds op d'eerfte frifligheid des wchtens, de glans van de rozeverf des dageraads toenemen , wanneerze op den Horizon begint te verfchijnen. Het is waar dat deze roodigheid van Armyde, niet als uit haar onwaardigheid, die zich onordentelrjk met de fchaamte vermengd, voort- komt. En zoo't gebeurd dat eenig ander minnaar haar zijn liefde ontdekt, danvluchtfevanhem , om haar oor aan zijn onnutteklachten niet te leenen; dan geeftfe hemwe£fgehoor, enterftond we&rophou- dende van hem te hooren, belet hem, wanneer hij 'er *t minft op denkt. Zulkx dat door deze liftigen om- weg den rampzaligen minnaar den heJen dagbezigis zonder
|
||||
Verhfte Jeruzakȣj. ftfft
Zondcr dat hijzijn d waling kan bemerken, eindelijk
moede werd, en zich buiten hoop bevind. Gelijfc als den Jager, die v van den morgen af, een hert heeft nagejaagd, nadathij't, metverfcheideliften, lang heeft achtervolgd% zonder iets te yorderen, gedwonr gen word weder te fceeren, zoo denacht hemover- valt. Zie daar met .watUften Anxryde zich Jbehulp omhertenterboveh, ofveeteefwa^wapeflen^atzij gebruikten om die t'ove^wianen, eatot flaven te ma- ken, die zij door ge-weld dwingd haarte beminnen. Zie eenshoe machtig deze was, oraalleen tedoen, het gene de ervarenfte Hoofdmajmen naauvvlijkl zouden hebben konnen ten einde brengen : Zie wat kracht heur fchoonheidhad, om ondeJiSupidoos tij- rannij teftellen dengenen, die noch kort te voren haar geeft op d'oefeningen van Mars gefteld haddenj en eindelijk, ziet daar wat haar loosheid al op deze brave gemoedercn yermogt. Het gene evenvvel maar eeningang was tot d'ongelukken, die zeder gebeurden. Menmoet zich danniet verwondereit, dat den ftrijdbaren Achilles, d'onverwinnelijkeHer- kules, den ftouten Thezetts, haar ten roof vati de hefde gaven, terwijLhij zelf macht genoeg had deze kloekmoedige Ridders te ketenen, na dat zij't zwaard, tendi*nftevanjE4US GsIUstus, had- deoaangevat. T O R-
|
||||
*5$
|
||||
I N H O U D. .
EO#aas bied Reinoud aan, indie'n hij diet van't getal
der tien Ridders, die Armyde volgen zullen , Wezen wil > dat hij hem de plaats van Hugo zal laten; Gernand, diedaarooknaftaat, en Reinouc lafteid > vrordvanhem ocn'tlevengebragt. Hij wil zichzelvenliever bannen, dan gevangen te worden. Armyde trekt Wei vergenoegd weg. Godefrooy hiiord droevige tijdinge. lujlaas bied ReMdudaan-^ indi&i hij van,t getal — I
Der Ridden met wil zijn, die Godefrooy z,algev&.i I Arm'qd\ de fchocne tJMaagd, dat hij niet twiften zal • Met hem omHttgoosplaati&Qo welbedienditi't leven Van I
|
||||
- • Vetlofe- JirUzalerk-j". ^jf^b
Vtmhtm: DochGernand, die>tgeluk,ahandrei vlijd,
Spreekt flout van Reinoud quaad, en wil hem ner- gens wijkjen,
Waardoorz,tjmetelkaArgerakenineenftH]d, . Daar Gernand nedervak, maet <voor zijn vijand ftrijkgn.
EnReinoud band zich zelf, ttrwijlArmijd'vertrtkt. Den Vtldheer word -verbaald V geen hem tot druk. •verfirekt. ,, mad -
|
||||||
► Erwijl de liftigeArmijde,6p deze wyze
1 den een en den anderen door hare lief- de betooverden, en dat in de plaats van tien Ridders, die zij VerZocht had, zij baar Verzekerden een veel grooter getal met haar te leidenj dochtden voor- zichtigenGodefroy bij zkh zelven,aan Wat voor e'eh van zijn Hopmannen , hij het allerzekerfte deZen grooten aanflag betrouwen mag, daar zij deleids* vrouw van zijn zal. In \ begin vond hij zich hier d- ver heel bezwaard, en wift niet op wat wijze hij zich gedragen zou; hij overdacht aan d'een zijde dat hetgetaider vrijwillige, niet minder als haar dap- perheid was : en aan d'ander zijde verfoondeti hij hem, d'uitmuntende;begeerten die zij altemaal be- toondenomvan'tgetaltezijn. Eindelijk, omnie- laand mifgunfl: tegeven, beraamde hij, met feet joorzichtlgh«d, de keur van deze tien in handen te ftellea
|
||||||
i6p Tpm^trATo Ta&soos
ftelko van hem, die onder haar dc plaars van den
.vromenHugo, onlangsoverleden, bekleeden zou, en en te maken dat niemand als bij die zal verlciezen3 waar toe hem voornamentlijk twee groote zaken be- "wegen, 200 welom tebeletten darin toekomende nieteenonderhaar, reden heeft van zichte bekla- gen,» noch tegen hem te morren J als om te kennen te geven, hoe veel hij deze kloekmoedige bende acbf. Hij lietfe dan bij hem komen, en iprak tot haar deze woorden ; Gij weet, mijn vrienden , dat deze Maagd mi) om hulp Verzocht heeft; en gelij k mij n eerften raad niet geweeft is, om haar geheel den bij" ftandy die zij verzoekt te hebben, t'onrzeggen; maar die tot een anderen tijd, om de verzekering Tan onze dingen uit te ftellen. Zoo ftel ik tegen- vvoordiguditzelvevoor; enmogelijk zult gij het goed vinden : terwijl datde dingen dezer Wereld 200 onzeker zijn, dat het zomtijds een vvijze van ftandvaftigheid is van voornemen te veranderen j e- venwel, indiengijgeloofd,geengelegendheid, hoe gevaarlijkdatzijis, te kunnen vveigeren, zondef dat hetde achting, die gij al lange verkregen hebt, Zoutekortdoeni en zoode kloekmoedigheid, die in u glinfterd, al'tgene Veracht dat in een raad al te tang onderzocht is, zoo moet het nooit gelchieden, dat ik u, tegen uvv wil, houdcn vvil, noch vve- dernemen, 'tgeneikualreedegegevenheb. Wanfi tnijn begcerten is nictanders dan volgens mijn plicht,
|
||||
Vertofte Jeruz,ahm-2n i6i
plicht, hetgezagte gcbruiken datikovei'uhebbef
Enomuden teugelwatftrak tehouden, en dan we*, derom die te vieren, na dat het noodig zijn zah Ik ben dan te vreden, uof te zien gaan?of blijven,en dae bet niet dan aan uw vrije wil hangt. Maar eer dat ik verder ga, verfta ik, dat gij in de plaats van uW overledenHopman,u een anderen kiezen zult in zijn ftede, die u onder zijn vendel geleide. Boven dat, begeer ik, dat hi), uit al dit getal j tien , na zijn wel- gevallen, zondermeer, zalkiezen. Zie dit's alleen hetrechtdatikvoormijbehoude, voor het overige wil iku niet meer voorfchrijven of gebieden. Godefrooy had naauvvelijkx zijn redenen vol-
eind, of Euftaas, die de jongfte van drie broeders
was, nam het woord, vooralledeandere: Waar-
i lijk, fprak hij tothem, gelijkals deze deftige deugd,
die gij gebruikt, om de dingen niet te verhaaiten, en
I haar van ver te gemoed te zien, grootelijkx u w ampt
van Veldheer vvel voegd j alzoo is het grootfte ter
Wereld, dat gij van ons kond begeren, een vierigen
I moet tot den aanflag , en een afgerichte hand tot
I d'uitvoering. 't Een en't ander is onze plicht: want
I een te grooten voorzorge in de dingen t'overvvegen,
I hoevvel't in andere prijffelijk is, zoudeons echter
I tot bloohartigheid en verwijt ftrekken.Wel aan dan,
I tervvijl al het gevaar, datmen in dezen aanflag kan.
I loopen, vveinig te vergelijkenis bij hetvoordeel, dat
I'er afkomenzal, nadatdefchijn hetons beloofd, *
L zod
|
|||
i€% Torqjtato Tassoos
aoo zie ikvoor mijniet, iets, datdetienRidders;
dieverkoorenzullenworden, metuwverlof, om dezeMaagdtegeleiden, behrord re belettcn, en darze zoo een hcerlijk voorval niet zduden verzoe- ken. Meerfprak hij niet, trachtende onder deze fchijn de liefdc, diealreedeeen vonk in zijn zielge- nomen had, te verbergen, en die methet dekfel Van ijver voor *t gemeene belt te bedekken. Alle d'ande- « volgden hem hier in na: maar het ftond aan haar met datmen geloofden datfe deze reis niet deden, als om eer re verkrijgen, hoewel her vvaarli jk een drift van liefde was die heur daar toe brogt. Terwijl dat dit gefthieden , zag Euftaas den kloekmoedigen Reinoud aan, en kon hem ook niet, als met een nijdig oogaanfchouvven, nochzich over zijn deugd ver- wonderen, zonder die te benijdcn, zoo was hij op- getogen door dat fchoone lichaam, datnoch fchoon- ' der zielherbergden. Alreede vreefde hij dat hij hem tot medevnjer mzijn voornemen had, en alreede, om te belettcn dat het niet gefchiede, blaaft hem de arghftigeminnemjtloozeftrekcniri. Hi,neemddan voor hem aan te fpreken, en al de kunften re gebrui- ken die de vleijers gemeen z,jn . Brave Reinout, ipre: kt hij, Zoon van een Vader, die zoo groot niet geyveefhs, ofgi zijtno hveelgrooter, tervvilin dejeugd, daargein zijt,gij uvvedadenover al, doof uvvervapenen hebt bekend gemaakt. Wiemeend gij datmen voor Hopman, over deze bendc vrij wil- bge
|
|||
Verhfte Jerusalem. 163
ligfc behoord te kiezen, daar vvij beiden 00k in be
grepen zijn ? voor mij , die mij qualijk begeven kon om den beroemden Hugo, geduurende zijn leven, tegehoorzamen, endiemij niet onder hem begaf, als dcorzijnen ouderdom, die ikin achting had ; ik 2ie niemand voor wicnik behoef te wijken, zoo't voor u niet is, als d'eer hebbende van den breeder te zijn van den Veldheer over dit leger. Ik laat u dan de plaats, en door de wetten Van de plicht * en door die vandereden.Wantbovendiendatuwgeboortemet de doorluchtigfte Princen ten rey gaat, zoo weet ik Wei dat al 't gene de eer der wapenen belangt, ik heel qualijk met u betwiften zou, aangezien dat de oud- fte van drie breeders, diewij nochzijn, bet voor eer achten zou voor u te wijken, indien 'tzaak waar dat hij een groote zaak had met u te betwilten. Dit Zbo zijnde, biede ik mij gewillig aan u voor Hop- man t'erkennen, indien gij wild afftand doen van't getal der genen niet te zijn , die tot hulp vandeze Maagd gaan zullen. Ookgeloofik, omudewaar- heid te zeggen, dat gij u weinig bekommerd met een eer, die niet als des nachts zal brallen, indien't zoo is dat in dezevoorval eenige eer te winnen is; gelijk als in tegendeel u hier niet gebreken, noch toneel, noch voorwerp, om uw gewone dapperheid te gebruiken, en die met een veel befaamder kloek- moedigheid, in't gezicht van al de Wereld, voort tebrengen. Daar is nu anders niet te doen, dan dat L z gij
|
||||
164 ToRQU,ATO TasSoOS
gijhie~een voornemen opneemt: hierom, indieti
gijmij hierin nietwild tegenfpreken, zoo hope ik het zobdanig te maktn,dat al d'anderen u deze beer- Jijkeplaats zullen inruimen. Niettemin, alzooik noch nietverzekerd ben, of ikgaan, of blijvert 7al, zoo bid u, laat mij toe dat hetin mijn beleefdheid fta, ofteblijven, ofArmijdetevolgen. Opdezewoor- den wierdEuftaas een weinig befchaatnd, zoodat zijn aangezicht roodwierd. Waar doorReinoud, die het tetftond bemerkten, zich niet onthouden kon Van te glimplachen. Maar alzo de fchichten der lief- de hem maar zwak getreft hadden, zonder in het <hepfte doorgedrongen, of meer als de fchors ge- raakt te hebben, bekommerden hij zich niet veel een medevrijer te hebben, of veel op een Vrouvv te denken. Hijheeftwel andere gedachten, die hem onderhouden, en dedood van Hugo iszood'epin zijnzielgegrifht, dat hij't voor een groote oneer acht, dat den onver/aagden Argant hem zoo lan- gen tiidoverleefdheefd. Hierom mishaagd hem de- ze reden niet, om datfe hem zijn plicht vermaand, en hierbij verheugd zich zijn kloekmoedig hertal- dusgeprezenteworden. Waarlijk, antwoord hij, ik heb meer begeerten om mij die eerfte ampten waardig te maken, alsluftom daartoe geroepen te worden . Geloofd mij, mijn eergierigheid ftrekt nietom Kroonen en Scepters te verkrijgen: niet dat jk daarom wil loochenen, dat ik mij nietalzoobe- geerig
|
||||
VerloJIe Jemzakm~>. l6f
geerig metde dingen, die d'eerraken, prikkelals
andere. Zoo bet dan waar is, dat gij mij dit waar- digacht, niet dat ikmij traag wil betoonen, daar ikin tegendeel veel reden heb mij te verblijden, dat gijdekleineverdienften, die in mij zijn, zoo veel acht, en gelijk alsik niet najage, hetgenegij mij uit uwgoede genegendheid overlaat, ilc ben dan niet vanzinomhetteweigeren. Twijffeld dan niet, of gij zult van de tien verkooren Ridderszijn, indien gij mij voor Hopman aanneemt. Dit was't gene dat Reinoud tot Eullaas fprak, die
grootelijx, doordezeantwoord, vergenoegd zijn-
de, terftond na zijn fpifebroeders toe ging, om haar
te bewegen tot deze voorftel.Maart'zijner aankomft
was hij heel verwonderd dat den Priris Gemand vie-
! rig na dit amptfrond. Want hoewel dat Armyde,
; hem zoovvel alsd'andere, eenige minnefchichten,
had toegefchooten, zoohaddenze in zijn eergien'g,
enopgeblazenhert, zoodiep niet doorgedrongen,
! als de begeerten tot eer, hem aan d'andere zijde quel-
. den, Dezen Gernand was af komftig van de Konin-
j gen van Noorwegen, zoomachtiggeacht omdatfe
I Veel landfchappen hadaen overbeerd, zulkxdatde
Scepters en Kroonen van zijn voorzaten, bet voed-
zel was dat zijn opgelazen aard onderhield. Reinout
; deed zoo niet; want ziin eigen verdienften zijn hem
een veel volmaaktervoorbeeld van eer, dan aide
daden van zijn voorzaten 5 hoewel dat 'er, geduu*
L 3 rende
|
||||
\66 ToRQ.tTATO TASSOOS
Xende van de rijd, van vijf honderd en meer jaren,
veelbcroemde, inporlog envrede, gevveeftzijn. Pezen eergierigen, verhongerd op rijkdommen, en die alle deugden voor duifter houd, zoo het Ko- ninglijke bloed deglansen luifterniet verhoogd, kan met lijden datReinout zou tvviiren om deze ver- dienften; waar door hij zoo t'onvredenis, dat hij zich dooreen overdadige gramfchap laat vervoeren, en gantfth geen redt n wil verttaan. Ondertuffen een van de booze belfche geeften, zich ziende op zoo goeden pad om hem te quellen, glipt heimelijk in zijn hert, en vlgid het op zoodanige wijze, dat hij het na zijn welgevallen beheerlcbt. Door deze mid- del vermeerderd hij in hem degramfchapen de haats die hem bezitten, veel meerals ooitte vooren, en maakt dat hij ijder oogenblik fchijnt een ftem te hoo- ren, die hern in de ziel deze vervvaande vvoorden inblaaft: Hoe! derfd Reinout zich wel bij u verge- lijken? WaarisdatidelgetalderpudeHelden,daar hij zich inbeeld uitgeiproten te zijn ? dat hij eens zeid waar zijn pnderdanen zijn? waar't volk dat hij fchat- baar gemaakt heeft? dat hij u de Kropnen en Scepters van zijn huis toon. Hij zal bevinden, dat zoo 'er in voortijdengeweell zijn,de tijtdie eindehjk verdelgt, heeft, daar de uwe noch beftaan. Waarlijk hij is wel verwaand * dat hij zich bij u dart vergelijken. Hij, ■ diemaareenkleineen arme Heer is van, ikenweec met wat, voorftaat:. Hij, die door antieren ver* |
||||
hcven word, en die in de flavernij van Italie gebo-
ren is: 't zij dat hij over wonnen of verwinnaar bijjft, gelijk hij altijd, totnoch toe, geweeft is, wat zal- menkonneninbrengen, dat hij u heeft dervenaan- grijpen ? Ondertuffen zalmen zeggen; Deze (en dat is de grootfte eer die bij ooit genieten kan) twif- ten ecrtijds met Gernand, om het eerwaardig ampt dat den zeeghaftigen Hugo, in den oorlog van't hei- lige Land, bekleeden, En mogelijk zou deze plaats u waardig geweeft hebben, indien dien moedwilli- gen de waarde niet verkleind had, in het zoo opend- lijk te bejagen, dat men van geen andere zaak, door het gehcele leger fpreekt. Maar zoo het waar is, dat na de dood, aan den vromen Hugo noch eenige ken- nis van de wereldfche dingen overfchiet, metwat voor rechtvaardige gramfchap, meend gij niet, dat hij, daarbovenindenHemel, zalontfteken, zoo hetgebeurd, dat hij zijn oogen op deze moedwillige flaat? zal hij niet bedroefd zijn te zien, dat deze jonge verwaande, die noch verdienften, noch eer- varendheid heeft, zoo ftout is zich bij een man, van uw hocdanigheid te vergelijken? niet te min, hij onderwind het zich zelven, zoo trots is hij; en on- derwind het op zulk een wijze, dat, in de plaats Van ftraffe, die hij daar over behoord te genieten, hij niet als eer, daar bij inleit. Het gene aliesnoch maar weinig dingen zijn zou, zoo daar bovenal (olaf- hartigheid, ditualletoticbandeftrekkenzal) geen L 4. vevfeheide
|
||||
t6$ ToRQJjATO TaSSOOS
verfcheiden loftuiters gevonden wierden, die hem
dezeraadgeven., endiehemzelf, doorhaargewo^ jifijuiching, dzar toe brengen; En zoo uvvonge- geluk rot dit piterfte komt, dat Godefrooy, dit al- Jes ziende, zich niet eens gewaardigd hem te bewe- gen, dat hij lijddatmen u onrechtvaardig beneemt cending datti roekomt; dan moetgij het nietver- <dragen, maarveeleerdoen blijkenwkgij zijt, en watgijvermoogd, Op de beroering van deze en diergelijke woor-
den, die hem heimelijk in de ziel troffen, ontvonk- ten zijn gramf( hap door de krachtige be weging; hier in de toorts gehjk zijnde, die men f< hut om rontfte- ken. Zijn hart is alre.ede niet meer bequaam om zich tematigen, zulkxdatzijnoogenen tongooknoodv wendigte kennen gevende teikeuen van't geenze van binnen verbergen. Zijn eergierige tong, die geen mac b top haarzelven meer had , braaktente^ gen Reinoud uit alle lafteringen en laf hertigheid,die zijn eer konden krenken. Hoe deugdelijk datdezen Ridderis, zoo laat hij niet af van hem tefchenden, : en hem yoor den dwaaften , en opgeblazenften j menfchter Werelduittebeelden. Zijndapperheid | geld bij hem voor verwaandheid, en al zijn brave j doorluchtigheid duid hij tot gebrek en lafter; veiv | mommende alzoo fchandelijkde waarheid met valr | /che fchijn van logens. Eindelijk fpreekt hij zo fhooi van Reinoud, datb.etgerucht, 't gene zich over al J verfpreicj, I
|
||||
Verlofie JeruzaleTtz^. 189
verfpreid, hem ter ooren komt. Evenwelhoudde-
zen laatdunkenden niet op van hemte mifzeggen, en zijn onvoorzichtigheid iszoogroot, dat hij zija gramfchap, wiens blind geweld hem moet ter dood brengen. niet kan beteugelen. Want den quaden Geeft,dienembezit, beweegdzijntong, en hem de woorden ingevende, die hij uitfpreekt, doet dat hij ijderoogenblikhervatzijn onrechtvaardige ver- vvijting, die voor zooveel alsvonken, aanzijnver- gramde moed verftrekken.. Daat was in't leger een ruime plaats,daar de Hop-
mannen plegen te vergaderen, ojn den tijd door te brengen met den ring te Iteken, ipeergevecht, wor~ ftelen, en andere oorloglbeffeningen, bequaam om deledenzwakenfterkteniaken. Hierwas 't dat op een dag, de vergadering grooter als naargevvoon- tezi,nde. Gernand, die door zijn rampzalig nood- lot, hier toe vvierd aangevoerd, voor zich nam ova. Reinond met woorden te beledigen,en tegen hem de fchichten van zijn gevaarlijke tong, met een doode- lijkheiichvenijnbefmet, uittefchieten. Maarde- ze laftering had naauvvelijk5c tot in d'ooren van Rei- noud doorgedrongen, of zij daalden tot in't diepfte vanzijnhert; zulkxdarhij niet machtig zijnde om 2iJn rechtvaardige gramfchap langer te weerhouden, dusuitborfr; Gij bebt gelogen: en dit Zeggende, Wierp hij zich ophem, met het zvvaard in de vuift. Pif hem in deze geftaltegezienhad, zou zijnftem voor
|
||||
»7° Torquato Tassoos
voor een donderflag genomen hebben , en zijn
zwaard, datin de ftralen der Zonne zoo glinfterden, voor eenverfchrikkehjke biixem, die met den don- der ne&rviel. EendroevigIchouwfpel voorGernandj die van vreeze beefd, en die alreede alle hoop vcr- lieft, om de doddelijke ilagen, die zk h voor zijn oogenvertoonen,tekonnenafkeeren. Evenvvel, om dat hij zich in'tgezicht van 'tgeheeleleger ziet, dat getuigenis van dcze daad moet gtven, toond hij de fchijn van eenkloekmoedigMin, die door devrees nietreverwinnenis.l Daarnaftandhoudende, ver- .vvacht hij zoo gevreefden vijand, en fteldzichin gedaante om hem te verweeren. Terftond zietmen teffens duizend andere zwaarden glinlreren, ijder liep na de hoop om luar te fcheiden, ijder Icheurden met geweld door't gedrang, aide luchtin'trond wee'rgalmd van onordentelijke en onzekere ftem- men, dieniet beter konnen vergeleken worden, ills bij 't gerucht datm en langs de Zee hoord, wan- neer't geweld dervvinden zich vermengd met de Joopende baren, die tegen den oever te berften ftoo- ten. Echterhelpt dit niet omde geweldige gram- Ichap van den Ridder, die onrechtvaardig veronge- lijktis, re bedwingen; d'uitnemendebegeertendie hij heeft, om reden te hebben van het ongelijk, dat hij ontfangen heeft, doet hem al 't gefchreeuw ver* achten, der gener,die zich voor hem meenden te ftel- len: zulx dat hij zich lijveloos, in'tiiuddenvande- ze
|
||||
PerJofte femc*tem->1 Iff
tebendewerpt, enzoOalleen, alshijis, zijnde-;
gen zoo wel handeld , dat hij d'een en d'ander ver- ftrooid, en baar dwingd plaats temaken, zonder heurmachtof w*penentevrexen. Haar dan op de- tewijze, tot baar groote fchande, dus verdreven hebbende , begint hij Gernand aan te treffen, en met een arm, die de gramfchap beheerfcht, geeft hij hem verlcbeide flagen, d'eenop d'ander: nu brengt hij hem 'ereenop'thoofd , dan wedereen in't mid- den van't lichaam. Nu tracht hij hem in de rechte zijde te quetfen, dan weder in de flinxe: en al deze dingen doet hij zoo behendig, dat, hoe groot Gerr nands tegenftand is, hij hem echter verblind , en buitenzijnhoedebrengt. Wantdaarhij het minfte waand geflagen te werden, brengt hij hem den flag, zonder ooit op te houden, tot dat hi' hem zijn Swaard, ecns oftweemaal, dwers door't lichaanj geftooten heeft. Den rampzaligen ftort terftond ter aarden, en braakt zijn ellendige Ziel door twee ver- fcheide plaatfen. Na dat Rpinoud zijn zwaard in het bloed van zijn vijand geverfd had, fteekt hij't inde fchede: dugedaanzijnde, vertoefden hij niet ian- I geromhetlichaamtebezien,inaarvertrokzich. tei I ftond, zijn hert ontlaft hebbende Van de gramfchaj * \ die't verdrukten. Ondertuflen trok dit fchrikkelijk I gerucht den VOorzichtigen Godefrooy op deze plaats, die, naauvvlijkxdaargekomenzijnde (ner- | gens min op denkende) ftil bleef ftaan door dit droe- vig
|
||||
\y% Torqjjat-o Tassoos
vig {chouvvfpel. Hij beefde in'tbegin, ziende den
Prins Gernand teraarden uitgeftrtkt leggen, zijn hair geheel bebloed, zijn wapenrok bezoedeld , en zijn aangezicht zoo ontverft, dat hij nietbeterals het beeld van de dood vertoonden. Hij hoord de zuchten, klachten en't fchreijen dat verfcheiden op zijnlijchaam doen; engebeel verfchrikt van deze toeval, vraagdhijaaneeuRidder (enmogehjkhad hij zich tot niemand fnooder konnen keren) Wie zooftoutgeweeft was van in't legerzoo fchelmien daad te beilaan ? Aifdoen verhaalden hem Aarnoud, een van de grootfte vrienden der overledenen, de daad; en om hem noch meer te vergrimmen, voeg- den veel meer daar bij, dan daar aan was; gevende hem te verftaan, datReinoud, door een razende gramfchap vervoerd; omeenreden, vankleinge- volg, zich zoo verre vergeten had, dat hij het zel* ve zwaard, 't gene hij tot dienft van Jesus Chri* stus hadopgevat, tegeneen vandevoornaamfte verdadigers van 'tKriften geloof, gewend had. Dat dezedaad deeervan haren Veldheeren zijnverbod raakten, dat hij gedaan had: dat geen Soldaatde hand aandewapenenzouhebbea te llaan in den du- ring van't leger; en dat dienvolgende dezen den dood verdienden, om dat hij de kri'gfvvetten over- rredenhad; zulkx dat hij niet voorde ftraffen be- hoorden vrij tezijn , diede wetrendaar toegefteld hebben. Eindelijk, indien hetgebeurde, datmen ' ■ hem |
||||
Verlofit Jeraz,ak»&uil * 'ryi
{icm vandeze mifdaad vergiffenis gaf, dezeonge-
ftraftheid zou veroorzaken i dat de andere, opzijn voorbceld, diergelijke, ofgrooter, zouden begaan; dat alzoo den genen, die zirh verongelijktachten, haar zelvenvan heurevijanden zouden willen wre- ken, inplaatsvan hetin handen der Reenters over tegeven. Hiernietmedevergenoegdzijnde, fteld hij al de dienften van den overledenen te voren, en verhaald, tot voordeel van hem, al het gene dat het gevoelen en de gramfchap aan ijmand kunnen doen zeggen, diehet verliesvan zijn vriend zoekt te wreken. Maar Tankredo, die niet lijden mag , datmen quaad van Reinoud fpreekt, neemt zijn zaak bij de hand, en houdfe voor rechtvaardig ftaande , hem kloekmoedig ftellende tegen de laftering van den befchuldiger. Daarna, zooalshijzietdatGo- defrooy hem gehoor geert, hoewel hij 't met een on- Waardig gelaat doet, datmen uit zijn wezen meer te vreezen als te hopen heeft,zoo fpreekt hij tot hem j rechtvaardige Prins, vertoond u, ik bid u, war voor een man dat Reinoud is, ook hoedanig zijn " moeten watachting datmen hem behoorttedragen, zoo wel om zijn geboorten, als om de liefde van zij- nen oom Guelfus: 't gene ik even wel met bijbreng,. om den genen, die de macht heeft als Oppefvoogd, te gebieden, te beletten dat hijze alle geen gelijk recht zou doen, endefchuldigenietftraffen. Maar dit is't gene ik zeggen wil, dat de mifdaden van ver- fcheiden
|
||||
Iz8 ToRQtTATd Tassoos \
fcheiden gewigt zijn, na dc hoedanigheid der genef
dieze bcgaan hebben , wel verftaande, dat de ge- rechtigheid niet verzocht word als voor de gene die van de zelve achtingen zijn. Godefrooy hem dus hoorenfprekende, antwoorde, HeerTankre* do, dit is de plkht van d'aldergrootfte, haar minde- re onderdanig te leeren zijn. En waarlijk hec zou wel een fchoonen raad zijn die gij mij geeft, zoo gij mij door u reden kond bewegen, de voornaamfte in een voile vrijheid te laren, om andere te mogen bele» digen. Wat zou dan mijn macht hdpen, zoo ik maardeminftefbldatenhadtegebieden? Waarlijk, Zoo dat behoorden te zijn , gelijk gij zegt, mijn Scepter zou dan wel zwak zijn, en ik zoujweinig eer up mijn ampt hebben. Indienze mij, op deze Voor- waarde, gegevenis, zoo laatikfe u terftond over. Het is waar dat gij wel het tegendeel weet, en dat ik die ontfangen heb omeerlijk tegebmiken, zondef mij in dvvang te houden. Hierom ben ik niet van zin, aan de gene, die ik gebiede, hoe verheven dat-1 ie ookzijn mogen, toe telaten datle mijn macht mif- I bruiken door haar quade daden. Want het is van hedennietdafikweet, hoe een Hoofdman zich be- hoord te dragen in't gene de ftraffen en de vergeldin- | gebelangt; diehijnumoetverdeelen, en dan we- rf der een zelvegelijke gedaanten in achtnemen, zon- § der ondericheid vanperfbnen. Godefrooy I
J i
|
|||
Verhfte JerttzalemCj. ffM"
Godefiooy fprak dezc vvoordenmetzoodanitrcn
ijver, dat Tankredo, door de achtbaarbeid, ge- dwongen ftil te zwijgen, nooit daar iets dorft tegen *eggcn> bet wclke den Grave Reimond, eengroot onderhouder der aaloude wetten, bemerkten • Door dezemiddelen, fprak hij, brengen de gene, die wel konnen heerfchen, haar in achting, bij de gene die haar gehoorzaamheid fchuldig zijn. Want de krijgftucht gaat nimmermeer zoo alfle behoord, wanneeralsdefbldaten, die mifdaan hebben, veel eer genaden als ftraf verwachten. De barmhertig- beid fleept altijd met zich de ondergang vanKoning- rijken en Sraten, zooze de vrees niet tot grondveft heeft. Met dufdanige reden onderhieldenzehaar, bet welk Tankredo wel deed oordcelen, dat het met Reinoud niet al te wel ftond. Op dit geloof nam hij voorzich om hem te waarfchouvven, en vertrokter- ftond met vollen ren, zulkx datmen gezeid zou heb- ben, dat zijn paard vleugels had. Nuna dat Rei- noud, Gernand, en van't leven, en van zijn hoo- vaardij beroofd had, ging hij terftond na zijn hutte, daar Tankredo niet miften hem te vinden, en van punt tot punt te verhalen, 't gene daar flus gefchied is: Zeker, fprak hij , hoewel men aan 't gelaatniet kan oordeelen, vvat het voornemen van een menfch is, om dat de gedachten der menfchen haar een wei- nig te diep in de Ziel verbergen; evenwel zoude ik uweldcrvenverzekeren, datGodefrooygeengoe- de
|
||||
rlj6 ToRQUATO TasIoOS
de genegendheid t'uvvaarts heeft, door't gene ife
aan zij n reden heb kunnen bemerken. Zulkx dat h et goed te zien is, dar hij tegen u zijn voikomen macht vvil gebruiken, en u hier in niet meerder fparen, als de minfte foldaat van het leger. Op deze woorden begon Reinout te glimplachen, met een aangezicht daarop, als met zoo veel blixemen de teikenen van Zijngramfchap verfcheen. Wei aan, antvvoorden hii, dat de flaven, en de gene die baar plaatfen v'er- diend hebben, haar zaken in de ijzers en ketenen, Zoo veel als zij willen, bepleiten. Voor mij , ik ben vrij gebooren, en heb voor mij genomen, in de vrij- heid, daarik altijd ingeleefdheb, te fterven. Ook ben ik verzekerd, dat deze hand, diegewooniseen degen te handelen, en zich met palmen tebedekken, bezvvaarlijk de zwaarte derkluifters zal kunnen ver- dragen. En zoo Godefrooy zich zelven inbeeld, mijn dienftenmet degevangenistevergelden, enmijal- 200, met ijzers beladen, in het diepft van een gat te zetten, gelijkals of ik een laftdrager waar, dat hi) [ zelf de moeiten dan neemt, ommijtekomenbezoe- j ken, of van zijnent wegen te zenden, die hem goed- dunkenzal, ik zalze hier verwachten; daar mag , daar naop vo!p;en wat het wil, de wapenen zullen de fcheidflieden zijn Waarlijk een beklaaglijk fcbou- Ipel, 't gene tot groot vergenoegen der vij anden zich I vertoonden. Ditzeggende, vraagden hij na zijne § wapenen, vatten zijnhelm, fchoot de wapenrok jf aan, I
|
||||
li
|
||||
Verlojle Jeru&afonJl tjf
aan, bedektenzichmeteenfterkfchild, engordett
i het zwaard op zij } 't gene niet als doodelijk kon zijti
| voor den genen, die het beproeven zal. In dezd
! toerufting, die hij vergezelfchaptea niet een, niet
! minder kloekmoedig, als, verfchrikkelijk ge*
I laat, vertoond hij zich , met ftaal bedektT, zoo
; gliniterende , als een blixem , ofte zoo als God
1 Mars zeu konnen verfchijnen , indien 't gebeur*
I den * dat hij , om de Wereld te verfchrikken ,
| metijzerenvreesgewapend* uitdenvijfdenHemel
; neerdaalden. Tankredo hem aldus toornig ziende»
trachten om deze jonge oploopendheid, die hem
ontfteekt, en door een overmatige gramfchap op-*
• weld, wat te matigen: Onverwinnelijke Ridder*
ipreekt hij tot hem, ik weet dat 'er geen zoo grootert,
noch gevaarlijken aanflagis, die uWj'dapperheid
niet licht valt; ook hebik goedekenniffe, datde*-
zelvedeugd, dieubpvendemenfchenzooverheft,
nooitzoofterk, noch verzekerd is, dan in't midden
van de Krijglgevaren. Het is genoeg dat wij het we-
ten, enWildeGoddatwijnooitverder,alsnu,qua-
men dat gij 'er proeven, tot onze fchaden, van ge-
{ venzoud. Maar, ik bidde u, zegt mij l watmeend
! gij nu te onderftaan ? wild gij uw handen in't bloed
vanuvvlandlgenootenbezoedelen? Wild gij Jezus
Christ us nieuwewondengeven, endenheili-
gendienft, die deKriftenen, datzijnLidmatenzijn,
overtrcden? Hoe, zalhetdan waarzijnj dateen
M weinig
|
|||
I78 ToRQJJATO TaSSOOS
vveinigijdeleeer, diezijnvloedenebbeheeft, stJt
de baren derZee,zoo veel roacht op u zal hebben,d« gij den vierigen ijver vergerenzult, door dewelke wij op den Heme! behoorden te hopen , om in een eeuwige gelukzaligheid ons teverheugen? in Gods naam verwint u zelven, terwyl gij anderen zoo wel Verwinnenkond. Weeft niet befchaamd omdezen opgeblazen aard, en ondwingbare moed, tcr neder te leggen. Buigt voor 't gene rechrvaardig is; twij£ feld niet, dat in de plaats voor iaf hartigheid te reke» nen, of men zal het u voor een heilige en trice waar* dige genegendheid toefchrijven, voor dewelkegij ontallijke palmen zult ontfansen -9 indien het, in den ouderdom, daar ik nu in ben, mij geoorloofd ' was, om my tot een voorbeeld van anderen te ftel- len ; ik zou niet liegen, indien ik zeidc, dat bet eenigen tijd geleden is, datmen mij, niet zh te veel, | redenen gafom miirioegd te zijn, enommijngevoe- len daar van te toonen: En evenwel brogt mij dat daar niet toe, omdewapenen, tegen die Van mijn ! eigen geloofaan te nemen. Maarin legended we£r- hield ik mij zelven; bet bed dat ik kon, om met haar te twiften.Toen ik hetKoningrijk vanCilvieverkre-, gen, endaard'overwinnendeteekenenvanJezus Christus geplant had , quam Boudewijn* die bet door liftigheid, onrechtvaardig, voor mij» verkregen heeft. En, om dat ik hem altijd voor mijn : vriend gehouden had, hield ik hem geenzins van begeer-f:
|
||||
Verlofie Jerusalem-** > "fy*
begeerhjkheid verdacht. Echter heb ik mij hier
gantfch niet van willen wreeken , noch de vvape- nen in de hand nemen, om een Land, hetgene ffiij tocbehoorden, wederteverkrijgen; hoewelik hct mogelijk wel ten eindezoude gebrogt hebben, indien ik't had willen onderftaan. En zoo het waar is, dat gii een fchrik voor de gevangenis hebt, en de kerenen ertdeijzers ontvlucht, die een grootedap- perheid onvvaardigzijn, en niet volgen wild als de dingen, die de Wereld gemeenlijk tot een fchijn van eer voorfteld, laat mij dan toe, dat ik hier mag blij- ven om uw peis te maken, met den genen, die wij tot Veldheer rerkozen hebben. Ondertuflen, om te beletten dat hij, in deze eerfte drift Tan gramfchap, geen ftrafvonnis tegen u veld, zoo rade ik u, dat gij naAntiochien, bij Bohemond Vertrekt ? enik ben verzekerd, dat gij daar in een veilige plaats zijn zulr. Verder weetik wel, dat gij daar niet lang zult vve- Zen, of wij zullen uw dapperheid wel van noden heb- ben , 't zij dat wij door die van Egipten worden aan- gctaft, ofdatdemachtder ongeloovigen, van een anderzijde, ons komt op't lijfte valien. Dezeredennaauvvlijkxgeeindigd zijnde, quam
Guelfus daar op aan, die de reden van Tankredo goed vindende, wilde dat Reinout vertrok, zonder langer uitftel te gebruiken. Eindelijkd'aandrijvin- gcn van d'een en d'ander, bevvegen d'eergierige. dapperheid van des&erijongen Ridder, die, omin M x haar
|
||||
l8© ToRQVATO TASSOOS
haar ongunft niet te vallen, door het verfmaden van
haar r aad, terftont voorhem neemt om te ver trekken. Op dezelve tijd quamen daar een groot getal van ha- re vrienden aan, die Reinoud ernftig baden, en heuraanboden,om hem te vergezelfchappen. Maar hij bedankteze, en neemd niet meer als twee Schild- knapen, met de welk hij te paard ftijgd. Het is niet te gelooven, wat voor een begeerten dat hij in deze Jcheiding heeft, om zich, door de wapenen, be- roemd te maken, en eer te winnen; een machtigen prikkel voor edele gemoederen , om haar tot de deugd op te wekken. Dit doet hem ook onderwinden om voorvallen ten einden te brengen, die de gemee- ne te boven gaan; gelijk als zich midden onder 'tge- drang der vijanden te begeven,en zich zo heldhaftig tegen haar te dragen, dat hij daar door den Palmtak verkrijgt, of zich met Cipreffenzoekttebedekken; ! ftrijdende voor't Geloove, daar hij zich een befcher- ' mer van gemaakt heeft. Hierom neemt hij voor zich heel Egipten door te reizen,en tot den oorlprong der [ Nijltegaan, died'aaloudenonbekend was. Nadat j den kloekmOedigen Ridder aflcheid van zijne vrien- f den genomen had, vertrok zich Guelfus, en ging | naar Godcfrooy, die hem van verre zag aankomen. Heer Guelfus , riephij, gy komt zeerwel tepas, ik wachte na niemand, als naar u, enikhebzelf in \ verfcheidenplaatfenualdoenzoeken. Daar op hem | naderende, ©a dat hijgebodcn bad dat ailed 'and e- t |
|||
Verhfie Jeruzalem.j.' ' 111
ren haar aan d'ecn zijde wat vertrekken zouden,
fprak hij zoetjestot hem; Wildgij datikopenher- hertig tot u fpreek ? Uw neef is al te voortvafende, eniszichzelvenietmeefter, als hemdegramfchap vervoerd. Voormij, ik kan niet gclooven, dat hij zich lichtelijk zal rechtvaardigen van de mifHaad die hijbegaanheeft. Ikwildehet echterwel, endathij mij hier toe eenig onfchuld deed > 't gene wat fchijn had. Eindelijkweetgij, datde plicht mij gebied, om ijder een recht te doen: ook wil ik trachten het na te komen, en mij volkomen toonenom te verdedigen hetgenewettigvanzijnzelvenis, en dat mij n hart altijd vande tijrannifle driften, die het zoude mo- gen bewegen tegen de billijkheid, bevrijd is. En zoo het waar is, d at uw neef is gedvvongen ge wecft om ons verbod niet t'onderhouden, en de achting die- men aan de Krijgftucht fchuldig is, te ichenden, ge- lijk als eenige hebben vvillen zeggen , dat hij ons daar proeveafgeeft, en zonder uitftel daar onder- ftellingaftoond , die het gerecht vereifcht. Voor mij, ikverzekeru, dat hij inalle vnjheid komen mag, zondervreesvangevangen te worden, 'tge- ne al de gunft is die ik hem nu, ter oorzake van zijn verdienften, doen kan. Maar indien hij zich niet gervaardigd om tegehoorzamen, gelijk hij van een moejelijken en onbuiglamen aard is, en dat hij hard- nekkigin zijn quade wil blijft,maakt 'et zodanig,dat gij Hemzachtmoedig tot mij leid, uit vrees dat zija M 3 weder-
|
||||
wederfpannig dingeo, mij met uit de pakn der goed-
heid verrukken, en ik ged wongen word mij met de zekerheid der wetten tegetihem tebehelpen, zoo veel als het de reden en de rechtmatigheid zal toela- ten. G odefrooy fprak deze woorden tot Guelfos,die, nadat hijzewel aangehoord had, dus antwoorde. Waarlijk ik vveet niet, hoe het voor mijn neef, dat een man van moed en eer is, mogelijk gevveeft zou hebben die lafter aan te hooren, die zijnen vijand te- gen hem uitgelpogen heeft, zonder zijn gevoelen van die overlaft te toonen ? En zoo men de zaak wel oiiderzcekt, menzal bevindendat hijhem, door de daod, van die hem verongelijkten, gevvroken heeft. Oitis'tgenetebetvviftenis. Ikvvounuwel vveten, of een kloekmoedige machtig is zijn grarn- i fchap te tmtigen, waneermenhem onrechtvaardig met veel fcheldwoorden vertoornd ? Hoe? zalmen dan bezich zi; n om de flagen te tellen, en ora te zien waarmen die brengt, wanneermen in't gevecht ver- hit is ? Geenfins, en hier is niet minder raad toe, als om d'ontfangen hoon enfmaat te vvegen. Aangaan* de't gene dat gii van Reinout begeerd, dat hij zich zou komen ontlchuldigen, en zich uvv oordeel on* dervverpen, dat is een zaak die ik, tot mijn groot leed wezen, niet docn kan: want terftond, als hij den flag gegeven had, vertrok hij van hier, en mo- gelijk is hij nu wel verre. Evenvvel zal dat niet be- Ietten, dat ik mij niet aanbiede om met het punt van den
*
|
||||
Verhfie JeruzalmLJ. 183
den degen te beproeven tegen dien man, die u zoo
qualijk van hem , hoewel valfchelijk , gefproken heeft, of tegen wie het wezen mogt j of die anders j zeggeri wil dat mijn neef niet gedaan heeft daar hem
I d'eerniet toe verpligten, en dat hij met Vee 1 reden
hem van dehoongewroken heeft, diemenhem on- rechtvaardig na gaf. Zulx dat het heel weinig reden is, datmen hem iafterd, om dat hij de verwaandheid, en te groote moedwilligheid van Gernand aldus Vernederdheeft. Alhctquaaddathij begaanheeft, 1 is dat hij uwe wetten niet heeft onderhouden. Ook
is dat deecnigemifikad, diemijhet meefte in hem bedroefd, en daar ik hem niet wil van ontfchuldi- gen. OpdezewijzeverdedigdenGuelfusReinout, J en tragten hem, zoo veel mogelijk, te verontfchul-
digen. Waar mede Godefrooy niet te vreden zijnde, antvvoorden : Wei aan, dat hij gaat dolen zoo veel door deWereld, alshijvvtl; bet gaat mij niet aan, mits dat hij elders, dan in ditleger,zijnoplod-' ! pendheid en mufterij te vverk ftel. Maar ondertuf-
. fen begeer ik niet,dat gij hiernieuvvigheden van uit-
ftrojenzult. Dochintegendeelbiddeiku, iaGods naam, dat vvij voortaan allerhande driften en oude vijandfehappen uitdooven. Terwijl deze dingen dus gebeurden liet de bedrie-
gelijkeArmyde niet af, oal de hulp te vervolgen die menhaarbeloofdhad. Van-den avond tot den mor- ! Scngingfeaanallezijden, omden eenen denande-
M 4. ren
|
||||
J$4 ToRQJl. ATO TaSSOOS
ren te verzoeken. En om haar voornemen ten elude
te brengen, gebruikteze al de bekoorlijkheid die een fchoone, vol van loosheid en geeft, hebben lean. D?arna» alsdendag tegen't ooften na zijn onder- gangheld, endatdenachtzijnzvvartedekfels, op bet aangezicht deraarden uitfpreid, dan vertrektfe alleen met twee van heur Ridders, en zoo veel Maagden in haar tent. Maar hoe geeftig datfe ook in haar Joosheid is, zoo kan, noch haar aartigheid, noch haar braafgelaat, noch de aangenaamheid van haar raal, noch de aanlokfelen van haar fchoonheid, die haar vvederggde niet onder den Hemel heeft, en die teffens zoo veel vermaak en liefde in de voor- naamfle Hoofden van't leger verrvekt, dat het haar onmogelijk is daar van t'ontrekken, al niet te vvege brengen, om den deugdfamen Godefrooy te veri Jokken> of hem door deze dartele en vvelluftige ftrikken te verraflfen. Het is alomniet dat zij hem tragtt'overvvinnen, en doorfterffelijkezoetigheden tot een onkuifch leven te trekken. Hij gevvaardigd zich niet eens, om hem door al deze dingen te be- vvegen; even gelijk een verzaden vogel, die den valkenier, door het bevvegen van deleur, niet kan doen opvliegen. Ziet daar hoe zich dezenkloekmoe- digen Prins droeg, die vvel andere, als vvereldle gedachten hadjdaar van hij de finaak verloren heeft. pit maakt dat hij, zich niet meer aan de verganke- Jjjke vvciluft der aarden vergapende, al zijn hoop op den
|
||||
Verhfie Jerusalem-}. iSj
den Heme! ftcld; zulkx dat zoo veel lagen als de
liefde hem in de aanlokfelen van dit ichoon aange- zicht leid, zoo veel ontfnapt hij 'er zonder dat eemg beletfel, hoe groot het zijn mag , hem van den vvaren weg kan afleiden, die hij ten dienfte van Godgenomenheeft. Dit is'tnoch met al; Armyde beKintvan nieuvvs; en daar is geen ondervindtg die zifnietbeproefd, om haar van't ovenge te verheu- gen, en te zien wat'er af komen zal. Hier toe neemt zij zoo veel gedaa^ten, als Proteus, aan, en vervormd'er zoo als't haar beliefd. En evenwel die aangename lonken , die de flaperigfte gedachten zoude opwekken, en de koudfte herten ontfteken, hebben geen kracht aan die zijde, zoo wonderhjk is de hulpdie Godefrooy, dooreen bijzondere gena- de, van den Hemel ontfangt. Maar als zij nuziet datfe niet vorderd om weder te keeren; 6 hoe groot zijn haar ongenuchten! hoe verwonderd haar dezen quadenuitgang, en hoe is zy'er over bedrukt! zij,die nochkortte vooren geloofde, zoo veel machts op de kuifchte herten te hebben, datfe dievermogt, met de minfte lonk van hare oogen, t'ontvonkenv Eindelijk beraadflaagdfe haar krachten te wenden, daar zij minder tegenftand zullen vinden; hier in ecu voorzichtig Hopman gelijk wezende , die moede zijnde van een plaats langebelegerd te hebben, zon- der die te konnen winnen, eindelijk voorhem neemt dieteveriaten, en elders te gaan oorloogen. Onder-
2v4 5 tuflen
|
||||
i8<> Torq.uato Tassoos
tuflen toofld zich Tankrcdo, niet minder als God*-
frooy, onVerwinnelijk tegen de vvapcnen van deze; vraar toe zijn aard, alteveel door liefde vervoerd, lichqualijkkan begeven, hebbende alreede totmin- nares aangenomen, die verontvvaardige fchoonheid die hij onlangs ontmoeten; daar van federd de ge* dachten hem zoo diep in de ziel gebleven zijn, dat hij 'er geen andere zou konnen inbrengen. Gelijk alfmen het vergif door vergif verdrijfd, alzoo ver- nietigd de liefde, de liefde zelf, en belet dat een minnaar, die alreede een fchoone bemind , een an- dere zoodanig niet kan beminnen, fchoon datfe veel waardigeris. Deze twee Hoofden waren de eenige die Armijde nooit kon overvvinnen. De andere iie- ten haar, ofmin, ofmeer door haar aanminn ige Ion- ken ontfteken. Nua hoewelzenietvvel vergenoegd was, na datfe zoo braven roofvan zoo veel deftige Hopmannen verkregen had, om dat haar mishaag- den te zien, dat haren aanllag niet beter, naheur begeerten , gelukt was , echter kreeg zij even- vvel eenige verlinchting daar door. Daar na be- floot zij, eerdat haar bedrogontdekt wicrd, haar in eenplaatstelokken, daar zij hun met meerder Ze- kerheid, en met fterker ketenen, als daar zy haar nu mee gebonden heeft, magboeyen. Ziendedanden tijd verftreken,in de vvelkeGodefrooy haar de hulp, die zy begeerden, geven zou, ging zy haar voor hem vertoonen} en met een eerbiedige ennederige ftem,
|
||||
Verlofte Jerusalem-), rfy
ftcm, fprakfe tot hem ; Den tijd die gij my hebt
believen voor te fchrijven , is voorbij} en ik mag wel ieggen , dat ik nooit meervrees> alsnu, ge- had heb. Want zoo 't gebeurd dat den Tiran de minfte lucht heefi , van dat ik hier gekomen ben om u tot hulp te veizoeken, dan zullen wy moe- jelijk den aanflag, die wij voorgenomen hebben, ten eiiide te brtngen, om dat hij tijd 7.al hebben ge- reedlchap te maken, en zich tot tegenftand te ftelten. Daarom, eer dat hij hier van vervvittigd word, of door het gemetn gerucht, ofdooreenigefpie'n, die hy hier in't ltger hebben mag, verpiigt mij, ik bid- de u, uit dit groot getal Ridders, den genen te kie- zen, die gij het bequaamfte tot dezen aanflag oor- deeld, en die nu terftond met my te zenden: en zoo den Hemel met geen quaad oog de menfchelijke dingen aanfchoud, of't zij hij niet geheel d'onnoo- zele vergeten heeft, weeft verzekerd dat ik dan weir in mijnKoningrijkzalkomen, enzoodatgefchied, zalik u altijd, in tijd van vredeen oorlog, fchat- baar zijn. Armyde dusgefproken hebbende, ftond haar den
Veldheer toe, 'tgene hij haar niet eerlijk weigfc- ren kon. Na dat hij haar zijn w oord gegeven had, was al dat hem bedroefde, dat hy voorzag, indienze haar vertrek verhaaften, hij niet zou konnen belet- ten dat deze verkiezing veel milgenoeging zou ver- oorzakcn, omdat ijdereen van't getal zou vvillen zijn,
|
||||
l88 ToRQJtTAT© TasSOOS
zijn, omhet voordeel op zijn fpitsbroeders teheb-
ben. Zulkx dat door deze middel d'afgunft, haar hertnekkiger in haarmoejelijke verzoeking zou ma- ken. Daarop, als zi) ziet, hoedatfe met een open hertdingen, vat zi) haar van een ander zijde.aan, en om haar meer t'ontfonken, druktzy haar een nieu- we belgziekt in de ziel, die zygebruikt om haarte pijnnigen. Want zy is in haar valsheid zoo vveinig niet ervaren, datfe niet wel weet, dat by gebrek van loosheid tegebruiken, de liefde veroud, en eindelijk wederlpannig word: Even gelijkalseen Paard dat traag word in een braven loop te doen, als het niet ziet datandere hem de voorloop af winnen , of dicht op de hielen volgen. Op zulken wijze kan zij haar zo wel deelgenooten van haar woorden, lonken en van haar glimplachjes, vol van bekooringen, maken, dat'er niemandis, die zich nietverwonnenvoeld, enzijne fpitsbroeders benijd. O wonder, deze d wa- 2e bende verliefden, van de hoop en vrees bevoch- ten, en door een fchoon gelaat van geveinfde lonk- ken, die haar tot fpooren verftrekken, bedrogen, latenhaar metvollcnrenvervoeren, zonderdatde fchaamte, noch eerbiedigheid, machtig is haar te weerhouden. Waar toe ook niet de vermaningen wan haar Veldheer helpen, die haar alle geerne zou vergenoegen, zonder aan d'een zijde meer te hellen als aan d'andre. Hy dan,om van fchaamte,nog gram- fchap niet meer t'ontfteken, ziende dat hy haar met in
|
||||
in plichtkan houden, zoo hartnekkig zijnZe inhaar
ongeregelde begeerten: bedenkt een nicuwe vond; Welaan, zeid hij, laatons liever ljderzijnnaam laten fchrij ven, en datle alle bij brief kens in een bek- ken geleit worden, op dat vvy door deze middel bij de gene blijven die't geval verkiezen zal. Zy alle hier mede vernoegd zijnde, wierden de bfiefkens onder een vermengd, en terftond hetlotgetrokken. Het eerfte dat in handenquam, was Artemidores, Grave van Premboize; Gerard volgden terftond, ennahemdiezelveVencelaus, die, nadathijnooit aan de zedigheid, daar zijn hairen hem. toe verpkch- ten, had te kortgedaan, tegenvvoordig een jong- man en minnaar wil wezen. O hoe vergenoegd maakthaardezekans, enhoeverheugd is haar aan- gezicht! en wat voor vreugden ontfangenze in heur 7,iel, die zich zoo klaar in haar oogen vertoond! De- ze drie waren de eerfte, en het was't geval dat haar liefde gunftig was. Ondertuflen al de andere die haar brief kens noch in't bekken gebleven waren, toonden billijke teekenen van minnenijt en haat. Want al den uitgang, of goed, of quaad, hangt aan den genen, die de briefkens ontvoud, en den inhoud opleeft; gelijkals of het een onderfcheidcn befluit van lcven offterven was. Gafton quam de vierde, na hem volgden Ulrich, Willem van Roucillon, Evc- rard van Beauviers, en den kloekmoedigen Henrik. De lefte, die na al dcze volgden, was die zelve Ram- bouti,
|
||||
190 Tor<^uato Tassoos
bout, diefederdzgngelooi; afzwoer, zoogrooten
macht heeft de tirannifc liefden. Inhemeindigden danhetgetalvandetien, zulxdatald'andereii haar buiten hoop zagen om van de partij te zijn. Een droe- ve toevalvoor baar, die veroorzaakt dat zy door belgziekt, ennijtvervoerd zijnde, d'onrechtvaar- digheid van't lot vervloekm, en dat zy u van een groote laf hartigheid , oLiefde, betichten , dat gy het totfcheidfman in uvv njkverkozenhebt. Nu alxoo de menfchen met deze quade genegendheid geboren zijn, datfe met meerder vierigheid als te vooren, na de dingen, die haar verbcden zij r) zullen haken . Zie zoo waren daar terftond verfcheiden onderhaar, die, in fpijt van't geval, Voornamen Armyde te volgen, zoo dra als de naeht gekomen was.By dit befluit voegdenz'er noch een veel vreem- der by; dat was, haar nimmermeer te verlaten, Wat gevaardatfe loopen zoude, en bun leven voor haar dienft te wagen. Zij zelve raakt 'er alreede iets van aan, en noodigd haar met woorden , die door zoete zuchtjens worden afgebroken. En, om haar noch meerder aan te lokken, beklaagd zy haar aan d'een en d'ander, dat zy grootelijkx bedroefd is hun te moeten verlaten, en dat zij zonder haar moet heen gaan. En weinig hier navertoonden zich de tien Bid-
ders, waar op het lot gevallen was, geheel gevva- pend, voor Godefrooy, en namen haar aflcheid van. hem.
|
||||
"»JI MUMPMM.i'. ~~ ~ —. .Ji iimpujiji.u *mj»i i ------------
Vtrlofitftrwuihm^i. % at
hem. Indit vertrek vertoonden hy haar, met een
voorzichtigheid , die zoo een Veldheer, als hy waardig is; dat het woord der ongeloovige een oa- zeker pand is j dat 'er niet onzekerder noch onftand- vaftiger dan haar geloof is, en datmen bij haar, al> tijd op zijn hoede moet zi;n. Hier op leerdcn hy haar, omhaarbedrogvoortekomen, endetoeval- lendiehun, door haar trouvvloosheid, mogteno- verkomen, te fchuwen. Maar al deze woorden ver- ftoven in de wind, om dat het de gewoonte der Uef- de niet is, haar den raad, vaneenvoorzichtigman, voor odgen te ftellen. Eindelij k zeide hy haar, Vaar wel, en Armyde begaf zich op weg, zonder tot den morgen te vertoeven. Deze fchoone vertrok dan, al zegepralende, en deed deze medevrijers, die zy intriomflVacij fcheen weg te voeren, voor haar gaan. Maar d'anderen, die zij gewond had, en die in't leger bkven, liet zij tot onderhouding ontallij- ke qualen en liefdens fmarten. OndertufTen, zooras als de nacht begint te vallen, en dat zy de ftilte on- der de duiiternis van hare vleugelen geleid, ontruft zij de gedachren met duizend dwalendeen onzekere droomen; verfcheiden die heur overdadige drift niet kanlatenruften, loopenheimelijkuit het leger, en volgen op de voetftappen van Armyde. Euftaas ver- trekt de eerfte, en kan naauwelijkx de nacht ver~ wachten, zulkeenbegeerten heefthyom wederte zien de gene, daar hem de fmart a£ komt, die hij lijd. Zinne-
*
|
||||
------------------------------
x9x Tor<iuato Tassoos
Zinnelooze, als hy is, die in de duifterniflegaat j"
onder't beleid van cen blind Wicht, dat hij voor zijn Hoofd erkend. Maar alzoo den Hemel toen met nevelen, en duiftere vochtigheid, bedekt was, ver- dwaalden hij van zijn weg. Evenwel wilde zijn goed geluk, dat hij op't rijzen vande fchoone morgen- ftond, Armyde, met haar gezelfchap ,datdehee* lenachtgereifthad, dicht bij een klein vlek * ont* dekten. Terftond ftak hij zijn paard met Ipooren, en ren den recht op haar aan: maar van zoo verre als hem den fieren Rambout zag » riep hij hem toe j Ridder wie komt gij hier onder ons zoeken, en wat leiduhier ? Dat is de begeerte om deze Maagd te dienen, antwoordenhemEuftaas, ik koom niet als met dat voornemen ; en mogelijk zal zij zoo veel hulp van mij ontfangen, als van iemand ter wereld , indien zij mij d'eer aandoet, van de ootmoedige en gerrouwedienft, die ik haar aanbiede, t'aanvaar- den. Hoe, antwoorde Rambout, wie roep u tot zoo hoogen eertijtel ? 'tlsdeliefde, antwoorde Eu- fraas, zy alleen fchikt mij daar toe, geheel in te- gendeel van u, die niet, als door't geval verkozen zijt; oordeeld welk van beiden hetrechtvaardigften is. Gij hebt dit licht te zeggen, hervatten Rambout, zoo het niet als liftigheid is die gij tragt te gebruiken, zoo zal dezen valfchen tijtel, die gij t'onrecht aan- neemd, u voortaan niet te ftade komen. Zoo gij wijszijt, hoududanftil, en moeidu niet met het ' gene
|
|||||
Ml*** ■________________......__________________
|
|||||
Verlofle Jeruzalettu,'; 193
gene, dat deze Princes raakt: Laat net u'genoeg
zijn, dat gij gantfchgecnrecht hebt om haar te die-. nen-, endatdeRidders,diegijhierziet, deeenige zijn, diemen daartoe verkozenheeft. Wieisdan de gene die het mij verbied ? rprak Euftaas, door de- ze redenvertoornd. Dat ben ik, antwooide Ram- bout , die, zoo fprekende, voor hem trat, en hem,, met gr.oote vijand fchappen, trachten te rug te ftoo- ten. Maar defchoone, die haar zielen pijnigden, trat toen tuflfen beiden, en om de driften van him gramfchap te ftillen, iprakle tot d'een; Ik bidu,. weeftniet verftoordom datuwgetal vermeerderd ,• noch dat dezen Ridder tot mij komt ommij tehel- pen ; zoo gij mijn welvaren zoo zeer bemind, gelijk gijzegt, waarom wild gij dan, totdit.werk, mij van nieuvve hulp ontblooten ? En tot d'andere voeg- denz'er dit bij; Ridder gij quaamt nimmermeer ooit bequamer als nu, om mijn eer en mijn leven te ver- dadigen. Ikzoudanweinigredenhebben, omuvv gezelfchap te weigeren, 't gene mij zoo aangenaam is, dat ik geen beter zou kunnen hebben. Zoo fpre- kende, gingfe voort, en ondertuffen quamen'er meer enmeeraan haarfhoer, die haar op verfchei- denplaatfenaantroffen, zulkxdatfe hun al t'famen bij elkander bevonden, zonder datz'er 't minft op dachten, en elkanderenmeteen nijdig oog aanzien- de, warenze over haar onderlinge pntmoeting ver- wonderd. Maar zij, die niet beter zocht, ontflug hen N met
1
|
||||
Ig4 TORQJJATO T AS SO OS
met een vrolijk ge'laat,' en betoonde grootelijk-
door haar komft, verblijd tezijn. Deduifterniflevandefiachtr, beletren Godefro
van het vertrek derRiddersbewuft te werden, m- zoo ras als't hem geboodfchapt wierd, bcdroefden zig in zij n ziel, en duiden dat voor een droevig vo teeken, 't gene wel haaft daarop volgen mogt; gel als in der daad gefchiede, want op't uiterfte dat z geeft zich door deze gedachten quelde ; zie, z quam een looper aangeftoven, geheel buiten aafle* en begruift van ftof; dien zijn bieek aangezicht, da hetbeeld vandedroefheid opgefchilderd was, g Zien had,: zou terftond geoordeeld hebben, dath eenige droeve tijding brogt: maar na dat hij eind- lijkeenweimgBekomenwas, begonhijte fprekei Mijn Heer', de groote Scheepfvloot, die d'Fgipt naars in zee hebberi, zal niet lang vertoeven zond teverfchijnen. Willem, diedefchepenvanGeni gebied, zend mij hier om udit aan te dienen. Hi bij voegden hij , datdepaarden, kameelen, en a derevrachtbeeften, dieuit de fchepen quamen, m eetwaren geladen, tot fpijzirigvan 't leger, langs cL weg eenquade ontmoetinggehad hadden, en dat c' gene, diezegeleiden, tragteride om haar te befche men, tegen een hoop roovende Arabiers, die in h diepft van een dal verburgen lagen, en haar van ac ter en voor belprongen, altemaal waren aan ftukk gehakt, en een gedeelte totflaven gemaakt, zon> |
||||
Verhjle <JeruzJalem^i. jo-
dat Jer een van haar het was ootkomen, dat eindelijk
de razend^ moedwilligheid van deze landloopers zoo verreging, datmen nu voortaan niet meer hopen mo^t, dat 'er iets zoo moejelijk zijn zou h gene haar Barbarife ftoutheid nier zou ondervvinden. Dat deze vrijheid, alseen woedende vvatervioed , diengeen beletfel vind, zich aan alle kanten iiitlpreid . Dat- men noodvvendig eenige troepen ruiters derwaards zendenmoft, zoowel om haar moedwilligheid te ftuiten, alsomindeveiligheidder wegen, die van de' zijde vanPaleftijnen na'tlegerloopen, tevoor- Zien. Denlooperhad naauvvlijkxgeeindigd, Gode- frooydeze droevetijdingt'openbaren, ofdeFaam verfpreiden het onder al de foldaten, die door groote fchrik bevangen wierde'n, datfe in weinig dagen uit- gehongerdzoudenzijn. Maar den Godvruchtigen Godefrooy , in haar niet meer de gewoone kloek- moedigheid bemerkende, trachten haar het beftte herftelien dat hij kon, zoo wel door het vrolijk aari- gezicht, ,"t gene hij- haartoonden, als door verfter' kende en vertrooftende woorden : Kloekmoedige Soldaten van J e z u s C H RI s t u s , die gebooren . zijt ora de fchaden te herftelien, die deze Barbarife en ongeloovige volkieren aan't geloove doen,fprak hij tot haar, wat wildezeveranderingzeggen, dieik, zeder zoo kleinen tijd, in u bemerkt heb ? Hoe \ is't gezeid datgijnu derrioedzultverlorehgeven? Gij die door duizend ZWarigheden en gevaren , met N z mij,
■
|
||||
I$6" ToRQJTATO TASSOOS
mij, in zoo vergelegen geweftcn gekomen zijt»
gij die door de wapenen der Perfianen , noch de bedriegerijenderGrieken, nooithebt kunnenbelet "worden om uw heilige begeerten niet ten einde tc brengen.Gij die met een onverwinnelijke kloedmoe- digheid over de bergen enZeen gekomen zijt, tot het ' uiterfte, om het onweder, de ftraf heid des winters, dehonger, dedorft, de moejelijkheid, enallean- dre ongemakken, die de menfchen in een lange rei- ze vergezelfchappen, t'overwinnen. Hoe? diezelf- de Heer, die u tot een Leidfman verftrekt, die u het gevoelen geeft, en datgij zoo dikmaal,in de zwaarfte toevallen, beproefd hebt, zouudietegenwoordig niet verzekeren konnen ? meend gij dat hij elders zijn meewaardig gezicht, en gemeine goedertie- rendheid gewend heeft ? Geenhns; verbeeld u maar alleen dat 'er een dag zal komen, in de welke gij wel blijde zult zijn aan uw geledeleed te denken, en aan God uw beloften te doen, dat hij u de genade gedaan, heeft van zoo gelukkig verloft tehebben. Weeft dan een weiniglijdfaam, ikbidu, en behoed u tot de goede uitkomften, die ons bewaard worden tot ver- gelding der ongemakken van dezen oorlog. Ziet daar met wat woorden dat Godefrooy zich behielp, om de zwakke moed der fbldaten te verfterken, die hy met een lachend en verzekerd gelaat aanzag. Maar al deze dingen is niet als een geveinfde (chijn, om beter d'ongenuchten, die zijn ziel quellen, te be-
|
||||
Verhjte yeruzahtft-f. 197
bedekken. Hieris 't datduizen moejelijke zorgen,
diep ingeworteld, niet aflatenhemtepijnigen, en zijn ongenuchten te doen aanwaflen. Wantzijn le- ger onvcrzien zijnde, gelijk het was, van allerhan- de lijfrogt,zoo dcnkt hij niet als op de middelen waar door men andere mag bekomen, om zoo veel volk te fpijzen, als hij op den hals heeft. Hier bij overleid hij , hoe dat hij't befl: maken zal dat zijn Scheepf- vloot, tegensdievanEgipten, zal kunnen beftaan , en ter ander zijde, op watwijze hijde roovende Arabierszalftutten, diedewegen alzoodoor krui- zen, en d'oorzaak van het ongemak zijn, dat het oorloglvolk lijden moet. |
|||||||||
N 3
|
|||||||||
TOR-
|
|||||||||
■wmgmm
|
|||||||
---------------------_-
|
|||||||
198
|
|||||||
TOR QJU ATO TASSOOS
Verlofto
jERUAZLEM,
Hot %efte Cfe^ang,
I N H O U D.
ARgant zcnd een krijgsbode in't Kriften leger, om
d'alderkloekmoedigtte > van zijnent wegen , ten ftrijd te roepen. Eindelijk bied zich Tankredo ten ftrijdaan j (laar zij beideri gequetft worden. Hermine vermomd zich met fUorindes tvapenen, en gaat, onder gunft van de nacht > recht na 't leger, om Tankredo, die zij vierig bemindj teverbinden. Maariij'moet, door een vreenv de toeyal, wederom kceren.', ■
pen tretfm Argant tend een bode in^t Kriften heir, En doet de moedigfie van al de Ridders dagen, pat die zich tegen hem komt graven met't geweer, Qm f in bet harrenas, een lijfgevecht te wagen. Tankredo
|
|||||||
Verkfte Jerusalem. 199
Tankredo ftrijdmet hem, docb bl'ijuen beid'gewoxd:
Hermyn' vermomd baar z,elfmet wapens rvanKlo-> rindei__>,
Gaat na bet leger toe, btj duifiren avondftond,,
Om baar beminden Prins Tankredo te •yerbinden. ,"
'/ Verlangen, en de min , die waken beid' baar vlug; fJMaar door een vreemd geval, z,oo kgerdje weer te rug . Aar van d'ander zijde, hadden de
belegerde nooit beter hoop van hare zaken, als tegenwoordig . Zij zijnnietmeer 2,00 bevreeft als kort te vooren, en beginnen haar te verzekeren, om dat 'er niet een nacht voorbij gaat, of heur wer- den nieuwe lijftochten toegevoerd, zonder de gene terekenen, diezevante vooren hadden opgedaan. Bovendien, hebbenze al zorg gedragen, ommet krijgftuig, en oorlogfgebouwen, de vvalte voor- zien aande noorderzijde, daarde ftadhet onfterk- ften is: want boven dien datle voorgenomen hebben dekantelingte doenrijzen, zoo hebbenze die met ftutfels en bolwerken verfterkt, diemenqualijkzou kunnen bewegen,watbeukerij datmen 00k maakten. OokvergeetdenKoninggeen ding dat hij bequaam oordeeld, om de beftormers mee aftekeeren; en hij laat alleen des daags niet arbeid.en, maarzelfdes N 4. nachts,
|
||||
ICO ToRQJJATO TaSSOOS
riachts, indemanefchijn. Ook worden de wapen-
fmids aan alle zijden gaande gehouwen, en vermoe- jen hare af men met nieuvve vvapens te fmeden. Den opgeblazen Argant, ondertuflen , ziende dat des Konings geeft, met deze arbeid, bezich was, gaat. na hem toe, en randll hem aan om zijn begeerten te vergenoegen. Tot hoe lang zult gij noch, Heer Koning, iprak hij tot hem, ons, als gevangenen, in den omring dezer muuren houden ? tot hoe lang zul- * len wij ledig blijven in de qualen van een verdrietlge belegering ? Ik hoor al teveel het gerucht der ha- mers, en weet genoeg datmen dag en nacht op d'aan- beelden flaat om helmen, fchilden en harnaflen te ; fmeden, maar ik zie niet dat door al deze dingen onswerkvervorderdwerd: maarintegendeel, zoo lang als wij dus onnuttelijk zullen arbeiden, zoo ne- men de roovers, die ons belegerd houden, zoowel haren tijd vvaar, datzij niet doen als onze velden verwoeften, en onze dorpen, na haar rvelgevallen, te plonderen, zonder dat'eriemand onder ons ge-" vondenvvord, die zijn beft doetomhaarteftutten, noch zonder dat wij de moet hebben, om haar op 't geluid der trompetten tedoen ontvvaken. Zeker, eoo als zij zij n, zij hebben geen reden om haar te be- klagen, dat vvij te voren haar vreugd het minfte verftoord , noch haar ruft ontruft hebben. Tot noch toe hebbenze de nachten in geruftheid door- gebragt, zonder datmen een. eenig krijgfgefchrey gemaakc
|
||||
Verlofle JernzaletfLj. tot
gemaakt heeft om haar tot dewapenen tedoen loo-
pen. Wij hebben in tegendeel zoo veel ongenuch- ten, dat ik voorzie, indienwijgeen acht nemen, dat wij door kracht, van honger gedrukt, en andere .oorlogfbngemakken, gedwongen zullen wezen ons, op haar beleefdheid, avertegeven, of als lafharti- ge menfcben rampzalig te fterven, zoo't gebeurd dat bet Egiptifch leger te lang vertoefd om ons te hel- • pen: de anderen zullen dan doen 't gene haar beliefH. Maar wat mij aangaat, ikwileerlijk fterven, en la- ten , zoo ik kan, een brave gedachtenis van mij na. En zoo daar nietanders voorvalt, zoo ben ik verze- kerd, datikmorgen, voorderZonnen opgang, bui- ten de poor ten van deze Stad zijn zal, 'rgeval mag metmijnlevenhandelen, zoo als't den Hemel haar zal believen tebevelen. Al dit zal mij niet beletten, dat ik niet eerlijk, met het zwaard in de vuift, fterve , en dat mijn levcn, den genen, die zich onderwinden zal het mij te berooven, wel dier zal komen te ftaan. ■ Maar zoo de vonken van uvv gewoone dapperbeid niet t'eenemaal in u zijn uitgedoofd, boven dien dat ik verzekerd ben nietongewrokentefterven; mo- gelijkzaldan, ftrijdende als een dapper Held , en hetleven, en d'overwinning, aan mijn zijde blij- ven. Waarlijk onsnoodlot begeerd dat wij vol van moedonzevijandenbefpringen, en het beloofd ons zelf een gelukkige uitkomft, mirs dat in onzen aan- flag geen blo6- noch lafhartigheid vermengd is. N y Want
|
||||
iox Torq_uato Tassoos
Want het gebeurd dikmzals, dathet ftoutile voor-
nemen den beften raad is diemen nemen kan. En zoo gij bij geval niet goed vmd, om al uw foldaten op zoo een wijs te wagen, laat ten minften dan toe, dat zoo grooten verlchil, door't gevecht van twee Rid- ders, gefcheiden word. En, omdat den Franfen Veldheer deze aanbieding t'eerder aanvaarden zou, geeft hem het voordeel om de wapens te verkiezen, en dat de voorwaarden van't lijfgevecht zijn zullen, zoo als hij 't goed zal vinden. Zoo den vijand, die zich voor mijn vertoonen zal, hoe kloekmoedig dat hij ook mag wezen , maar alleen twee han~ den, een eenigleven, eneenhertheeft; dan hebt gij niet te vreezen, dat 'er u ooit eenig quaad af ko- men zal, op wat wijze dat het zij; noch dat ik uvv recht verliezen zal, zoolange alsik hetverdadige. Geloofd mij, dit zwaard , dat gij ziet, en den arm, die'er zich afdienen zal, zullen uin plaats van een goed noodlot en gunftig geluk verftrekken; en zon- der dat het noodig is, dat gij elders hulp gaat zoe- ken, zullen zij u een volkomen overwinning op uwe vijanden geven. Zietdaar, zij komt zelf uit heur vrijewil, haartoteenpandaanuaanbieden. Twijf- feld niet dat zij geen zorg voor de behouding van uw Kroon draagt, mits dat gij daar op uw voornaamfte hoop bouwen zult. Nadat hij zoo gefproken had, fprak den Koning , die hem, zonder antwoord, niet wilde te rugge zenden, tot hem; Kloekmoedig Rid- |
||||
Verhfte yeruzakm-j. 102
der, hocwel ik u belijden moet, dat mijn oudejaren
mij koud en ftijf maken, echterzijndezehanden, r.och zoo belemmerd, noch mijn moed zoo klein niet,datfe nietliever beminnen zouden cerlijk,dan in fchande te fterven, wanneer ik zclf mij van den hon- ger, en andere ongemakken, daar gij van gefpro- kenhebt, gedreigdzag, DeGoden willen vanons dez,e groote ramplpoedigheden afwenden. Al 'tge- ne, ik u tegenwoordig te zeggenheb, endatikbe- geer dat anderen niet en weten,is, dat ons geluk veel beterisalsgij meend. Want Soliman vanNiceen, na dat hij langen tijd getracht heeft, om hem van de fchaden, die de Kriftenen hem hebben aangedaan, te wreken, heeft eindelijkde troeppen der Arabiers verzameld -, die van d'een tot d'andere plaats gaan dwalen, totinhetlandvanLibien. Hij, met deze macht gefterkt, is van voornerficn, geduurende de duifternis, den vijand te overvallen, enondertuf- len ons een bijftand van fpijzeen eetwaren toe te zen- den. Wei laat ons dan zijnkomft, die invveinig dagen ziinzal, verwachten : en zoo't gebeurd dat de Kriftenen ons land winnen, en haar in onze Kaf- teelen werpen, daar hoeven vvij ons niet eens in te bekommeren, als vvy maar teffens onze macht e« dezeStad, daar ik m'jnHof in houde, mogenbe- hoeden. Matigd dan een weinig deze ontembare ftoutmoedigheid, en deze vierige drift, diegijdoor oyerloop betoond te hebben, tot dat 'er een tijd komt, die
|
||||
104- ToRQJJATO TaSSOOS
die bequamer is om my te wreken, en voor u eer te
verkrijgen. Op dit verhaal ftond den onverzaagden Heiden verwonderd, en zag zich gedvvongen om derazende drift van zijngramlchap, die hem ver- voerden, te volgen. Want het was allangen tijd ge- leden, dat hij tegen Soliman aan vvilde, die hij nu niet meer lij den mag, noch datmen van hem fpreektj noch dat den Koning, die hij met genegendheid die- nen vvilde, zoo goeden gevoelen van een Man heef t, die hij nietbemind. Wei aan, Heer Koning, ant- woord hij, daar mag komen wat wil, of vrede of oor- log,ik en zal nooit meer fprekemlaat ons geduld heb- ben, tervvijlgij 't zoo begeerd; en laatonseens zien wat Soliman doen zal, of hij, nadathij zijnKo- ningrijk verlooren heeft, het uwe zal kunnen behoe.- den; laat hij tot u komen, zoo hy wil, gelijk als een Engel van den Hemel gezonden, tot verlofling der Heidenen. Ik acht my fterk genoeg om my te ver- vveeren, envvilnietals devrijheid vandezenarm gebruiken. Maar terwij 1 dat de anderen haarruften, laat het mij ten minften dan geoorloofd zijn , om daar beneden na de vlakten te gaan, om in de hoe- danigheid van een vrijvvilligRidder, die in uvv be- zoldingnietis, teftrijden. Ik heb voor my genomen mij met deFranfen te beproeven: enik moetmija begeerten vdldoen. Den Koning hem zoo h erdnek- kig ziende, antvvoorde hem j Waarlijk, hoevvel 't mij dunktdat gij veel beter doenzout, indien gij uvv dapperheid
|
||||
Verhfle Jeruzaletftlj. ioy
dapperheid tot een beter geiegendheid uitftelden ;
niet tc min, terwijl gij zoo grooten begeerte hebt ora iemand van uvv vijandentedocnuitdagen, en dat het u zoo aangenaamis, zoowil ik'er mij niet tegeii ftellen. Dit voornemen genomen zijnde, riep Argant een Krijgsbode, enom geentijd te verlie- zen, fprak hij tot hem; Mijnvriend, gaatinhet Franfeheir, daargij, in de tegenvvoordigheid van het heele leger, zeggenzult, dateenRidder, die het verdriet zoo lang in den omring der muuren be- floten te zijn, begeerigis om zijn wapenen met de hare te beproeven, en bekent te maken waar toe de grootheid van zijn.rnoed hem vervoerd, dat hij zich hier toe aanbied om in de vlakten, die tuffcn de Stad endehuttenvan'toorlogfrolkis, teftrijden, daar hij , tot teeken van zijn dapperheid, den genen, die zich den ftrijdbaarften onder de Franflen acht, uit- daagd; en dat hy niet alleen bereid is om tegens een, of twee te ftrijden, maar tot de vierde toe te komen* zonder ijmand te weigeren, van wat hoedanigbieid dat hy wezen mag.Datmeneindelijk bem maarvrij- gelei, nadezaakvereilchttegevenheeft, opvoor- waarden dat den overwinnaar zijn gevangen, die hy verwonnenheeft, zalmet hemleiden, ommet hem, nazijn welgevallen, tehandelen, volgens de wetten van den oorlog . Dit gezeid hebbcnde % nam den Krijgsbode zijn wapenrok, van rood flu- weel geborduurd, met zijn meefters wapenen. Daar
|
||||
1o6 ToRQJJATO TaSSOOS
Daarna als hy bij Godefrooy, en d'andere Ridders,
„-;ekoaien was, fprak hy tot haar; Mijn Heeren, geeft mij de vrijheid om u recht uit te zeggen, waar medemenmijbelaftheeft? Zeergaarn, antwoorde Godefrooy, fpreektvrijelijk, envreeftniet. Ter- wijlhetzoois, hernamdeKrijgsbode, zalmen nu wel zien of gij van vreugden of vreeze bevangen zult worden, hoorende deboodfchap die ik u te doen hcb; hy vervo'gden daar op, endeedhaarzijndnt- begging, met zulke trotfe en opgeblazen woorden, dat de geheele vergadering haar niet onthouden kort daar over te morren, MaarGodefroy befloot terftond om hemweder tezendenmefSSnaritwoord't genp hij verdienden. Krijgsbode rflfjn vriend, fprak hy tot hem, hoekloekmoedigdatuvvRidderis, ech- ter moet hij weten, dat hy zich een groote zaak on- derwonden heeft, daar hy zich, eer lange, van bekJagenzal. Want ik ben verzekerd , dat een ec- lageonder ons genoeg zal zijn, om hem heel anders tei&Sgldelen, alshymeend, zoiiderdathetvannoo- dewh om hem een tweede aan te bieden. Laat hij dan terftond komen: hij zal van ons alle de verxekerdheid hebben die hij begeerd , en hem zalgeen ongelijk aangedaan w orden , mawr, in tegewdfiel, geef ik u mijnwoord, datdegene, die varitonzeRidderste- gen hem ftrijden zal',' van.hem niet meer zal verzoe- ken. Zoo fprakGodefrooy tot-die ver.waande Krijgs- bode, die terftond, door dezelfde weg die hij geko- men
|
||||
Verlofte 'JtrwuHttns, I07
men was, vveeromkeerde, zonderooitftilteftaan*
tot dat hij in de tegenvvoordigheid van Argant geko* men was. Maar zoo als hij voor hem ftond, ricp hij; MijnHeer, vvapendu, zonder langer te vertoe- ven. De Kriftenenhebbenuvv ontzeggingzoo vvel aangenomen, dat den minften onder haar vanbe- geerte brand omzich tegensu tebeproeven. Oor-< deeld daar uit vvat de voornaamfte moeten doen. Ik hcbonderhaardliizendgezichteh, volvanrazende dreigementen, bemerkt; enzooveelarmen bereid ora u niet te fparen. Eindelijk haar Veldheer heeft u vrijvvillig de zekerheid, die gij verzoekt, toege- ftaan, en geeft u de vrijheid van't veld na de keur die gij doen zult. Op deze vvoorden vraagden Argant na zijn vvapenen, die hij naauvvlijks gekregen bad, - of hij trachtert omde vlakten te vvinnen, daar by nooit tijds genoegdacht te komeri, zoo groat is z,ijn ongeduld die hij om te vechten heeft. Maar toe»v:er> voegdenhaarde fchooneKlorinde tot den Koning., die daar tegenvvoordig was; MijnHeer ,-iprakfe tot hem, het is gantfch geen reden, datzooeen flrijdbaar man, als Argant is\ alleen gaat, en dat gij in den omring der muuren befloten zoud bl'iji ven. Geeft hem dan duizend Soldaten, die herii, tot meerder verzekerdheid van zijn perfoon, vergezeL- ichappen; en laat hem voor uit gaan, op dat h'y zijn aanflag te vverk fteld, tervvijl uw volk daar niet vvijd vandaan zijnZal om d'uitkomft te vexvvach* ten.
|
||||
108 Tor^jato Tassoos
ten. Terftond hieiden haar de Soldaten gereed, en
volgden Argant, die een vveinig voor haar heen
reed , met zijn gewoone wapenen en paardebe-
reidfel, zullcx datraen hem licht van verre beken-
nenkon.
Tuflen de Stad en't Leger, is een breeduitftrek-*
kend plein van een effen gelijkheid, en zoobe- quaam totde krijgfoeffening dat hetfchijnt bijzon- oer tot een ftrijdperk gemaakt te zijn. Hier fteeg Ar- gant af, en ftond ftil in de tegenvvoordigheid van al zijne vijanden. Zijn vvreed gelaat en groot lichaam, dat niet minder verfchrikkelijk door zijn moed, als fterkte was, deed een ijder vervvondcren. Zoo verfcheeneertijds den onbefchoften Encelades inde velden van Flegeren; en zoo vertoonden zich in de valejenvanTerebinten, dien Filiftein, wiens groo- te, als die van een Reus was. En evenwel onder de gene, die hem aanzagen, was'ereen grootgetal die hem niet veel vreefden, om datfe nooit beproef d hadden wat hij doen kon. Nu alzoo Godefrooy, ©ri- der de ftrijdbaarfte benden, noch niemand tot de- zenftrijduitgekozenhad, zookonmen echterlich- telijk afmeten, ziende dat alle d'oogen der Soldaten op Tankredo vielen, datfe niemand daar toe bequa- mer oordeelden als hem. Daar ook een ftil gemom- pel, 't gene onder haar ontftond, getuigenis af gaf. Godefrooy ftemden m/t haar hier welin overeen: en ziende dat 'er veel anderen ha,ar vertoonden om d'eer
|
||||
----------------------------------
|
||||
p
Verlojk Jemzalem-J* I09
d'eer te'hebben van voor tegaan, iprak hij tot Tan-
kredo ; Kloekmoedig Ridder, gaat ftoutmoedig
de demoedwilligheid van dien verwaandenftutten,
die ons zoo in ons leger komt trotferen. En terwijl
gij 'er zoogoeden genegendheid toehebt, zou het
mij welleedzijniidattebeletten. Tankredo, door
een ovetgroote blijdfchap vevvoerd, riep terftond
fcijn/childknaap, vanhembegeerendezijn paarden
helm; hebbendeheteenen'tander, begafhijzich
buiten de affnijdinge, van een goed getal Ridders
gevolgd. En naauwelijks is hij ter plaats gekomen;
daar den hoovaardigen Argant hern verwachte, of i
niet ver van daar, zaghij, op het hoofd van eert
heuvel, die onverwinnelijke Krijgsheldinne, die
hem beheerfchten. Zy was op een wit paard geze»
ten y en had haar wapentok aan, die van de zelfde
kleur als haar pluimert, eh de reft van haar toerufting
was. Dit alles t'famen geVoegd, geleek van ver als
een klortip fheeuw, die even, van den Hemel, op ee-
nigeri berg gevallen Was. En alzoo het deurzicht
van den helm was opgeflagen, verfcheen haar aan-
gezicht ontdekt, met zoo veel aangename fchoon-
heden vercierd , dat niet alleen Tankredo, maaf
zelf de God van Tracien, haarziende, zoudebe-
geerten tot flrijden verlorenhebben. Ookbekom-
merd zich den vei-liefden Ridder, en gewaardipd
fcich meer na Argant te zien, die, doOr een opge-
blazende aard, het hoofd in de luchtileckt, ajs of
O de
|
||||
.._ . . .. _
|
|||||||
XIO Tofi.QU.ATO 1*ASS00S
dc aarde hem onwaardig te dragen was. Zijn ge-
dachten en oogen keeren haar nu niet meer als na dc zijde van zijn bemindej hij gaatielf, metklcine treden, na haar toe, en verlaatfe nooit met het ge- zicht. Een verliefde begeerten blaakthem, van bin- nen en buiten is hij niet als ijs. Eindelijlc, hijbe- kommerd zich niet meer met den ftrijd, en zijn ge- dachten zijn op een ander, daar hij wel moeiten mee hebben zal om zich t'ontflaan. Den hoovaardigen Argant, ziende dat'er niemand hem ten ftrijd be- reiden, riep, van ongeduld en gramfchap ver- voerd; Hoe ? ik zie dan niemand komen om zich te- gen mij te beproeven ? MaarTankredo beweegden zich niet eens door deze reden, en fcheen hem niet eens te hooren, zoo veel verwondering gaf hem het voorwerp, dathijftijfaanzag. Terwijlditzooge- fchiede, ftakOttho zijn paard met fporen, enquam de eerfte in de renbaan: want hij was van't getal der genen,die door een begeerte tot eer haar zelven noch *ius ten ftrijd aanboden, en, die voor Tankredo wel willende wijken, hem met de andere nu ver- gezelfchapt had. Maar zoo als hij zach dat het voor- nemen van den Ridder elders ftrekten, en dat hi) traag tot den ftrijd was,deed zijn jeugdige moed, die d'onverduldigheid meefter was, hem vlerig deze fchoone gelegendheid aangrijpen. Den luiperd en den Tijger loopen met zoo grooten gezwindheid niet nahun roof, als dezen Ridder betuigden in het ontmoe-
|
|||||||
--- ---- --- -- --
|
||||||
ontmoeten van den Heiden, die van zijn zijde al-
reede zijn Ipeergeveld had. Tankredo begon daar op wakker te worden, en zijn gedachten af breken- de, was 'c of hij uit een diepen flaap ontvvaakt was. AlzoetRidder, riep hij, wat wild gij doen ? We«£ gij nietdatmen mij totdit gevecht verkoren heeft? maar het was nu geen tijd raeer om zicb daar Op re beramen, vermids Ottho al teveel genaderd \yas_. ^Tankredo ftond dan ftil , en zijn hart is van zbo i^ierigengramfchapontfteken, dat, door'tgeweld van deze lpijt, zijn aangezicht als een vuur blaakt. Ondertuffen zoo als zij elkanderen> in't midden Van <den loop, ontmoeten , treft Ottho een weiriig in 't ichildvan Argant, die, met een veel ftrengerge- weld, het Zijne deurboorde, en .het ter aardcn Wurp. Terftond ftoof deri Kriften Ridder daar heen. En men mag wel zeggen, datdezen fteekvaneea ieen fterker arm quatn, want hij hem beide itegelre- pen deed Verlaten, zonder dat den Heiden » minoi" meer, zichindenzadelbeweegden, zoofterk, eri afgericht is hij. Denval van zijn yijind, maakten hem toenzooopgeblazenen macdvyiftig ,• dat hij, iich na hem toevvendende, met een veoaicfet geteat, aldus fprak j Geeft u gevangen , fen laat.het u ge- noeg zijn» dat gij roemen meugd, tegeomij geftre- dentehebben. Gijzijtwelbedrogen, antwobrden hem Ottho, indiengij waand dat het onzegewoon- ten is» ons zoo over tegeven. Iemand.andersmag a O x mijti
|
||||||
.___
|
||||||
—-------*---------------------™-------- .J|l»!»:WPP»lM,J«iH'i!!|Jfl!pjP ----- ^
|
|||||
XII ToRQJJATO TASSOOS
mijnonfchulddoen, datikzoogevallenben; maar
voor mij, of iic moet my vaftelijk wreken, of hier ter frond roijn le vtn laten. Nooit wasAlekto of Meduze vcrwoeder, alsArgant, door't hooren van deze re- den . Den Barbaar knarften van razemij , en de vlammen van zijn gramfchap vlogenhemten neuf* gaten uit. Wei aan dan, vervolgden hij, terwijl gij de beleefdheid , die ik u heb wUlen doen, zoo zeer verachthebtjbekendan, totproef, wat mij n gram- fchap vermag, aifmen die tergd. Z.00 fprekende, vergat hij al 't gene de eerlijkheid van ecn oprechc Ridder raakt, en filet zijn paard tegen hem aan, 't welk Ottho ziende, en, om van zoo fellen ont- moeting niet getroffen te werden, week ter zijden, en gaf hem, in't verbijgaan, zoo grooten flag in de zijde, dat hij zijn zwaard, heelbebloeH, daaruit- trok. Maar waar toe kan hem helpen dat hij hem al- zoogequejftheeft, terwijl deze wonde nietdoetals de gramfchap van zijn vijand verdubbelen, endatfe zijnkracht, nochrtoed, gantfchnietverminderd? want terftond, zoo als hy zich geWond voeld, houd hij zijn paard op, en wendhet met zoodanigen ge- zwindheid, dathet Ottho naauwelijx gevvaar word. Daarna, zondertijd teverliezen, drijfc hij't 200 vinnig toe > dat, door't gevveld van den ftoot, den Ridders beenen bezwijken. In dezen uitterften nood begeeft hem den adem, zijn aangezicht ver- bleekt, en de kvacht van zijn moed verzwakj], aulloc dat
|
|||||
_-------------------------■■ ■ — :----------------------,------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------—--------------------......---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
i: *
Verlojk JeruzjiltttLS. a. 13
dat hij, van zvvakheid en vermoeidheld gedrufct
zijnde, wedergedvvongen is nee'r te zijgen. Den Heiden behulp zich toen met dat voordecl, en acijn razemij vermeerderde meer als ooit. Hij denkt niet meer alsom zich, in zijn beeftehjkedrift, te ver- zadigen. En eindelijk hem het paard op den huik doen trappende, roept hij ; Dit komt u toe; zoo gaathetmetaldeverwaanden, dieu vvillennavol- gen, en zoo. ik kan, zal ik haar zoo wel met voeten» als u, vertreden. Ondertuffen mishaagd dezc onmenichelijke daid
den kloekmoedigen Tankredo zoodanig, dathy niet langer vertoeven kan zijn gevoelen daar van te too- nen. Willende dan de mifilag verbeteren, die hij bekend begaan te hebben, door elders bezich te zijn, zoo riep hij hem toe; Galafhartige, die in de over- winning zelf u moedvvilhg, en vol fchandelijkheid toond; wat eerteken kund gij hier namaals verwach- ten van zoo een onbeleefde en fchandehjke daad. Men mag wel zeggen, dat gij onder d'Arabifche roovers zijt opgevoed , of dat gy gevvoonzijt onder d'alderbarbaarfte menfchen te verkeeren.Verbergu, ofchelm, en vertoond uniet alsinde duiftere boA fen, enachterdeonbegankelijkftebergen, omuw vvreedheid met de vvreedfte beeften te plegen. Zoo fprakTankredototdenvvreeden Argant; die> ora dat hij niet gevvoon was zulk een vervvijt te lijden v op ^ija lippen beet, en fcbuimbekten van razemij... O 3 Hij
|
||||
ii4 Tor<$.uato Tassoos
Hij wouwel antwoorden , maarhij kan niet, of zoe*
bij het begint tc doen, die hem verward had hoorcn bulderen, zou gezeid hebben, dathet eenigbeeft was "t gene brulden, of eenen dpnderflag, dieinde wolkengefloten'zijnde, e'.ndelijk, dporeengewel- dige krachtdat beletfel verbreekt, en met denbli- xemuitharft. Qpzulkecn wijze fcheen hij op elk woord, dat hijfprak, tedonderen, brakende uit zijn brandcnd hert geweldige lafteringen en.fcheld- woorden. Nadatzy, doorveel dreigementen, elk-- anders gramfchap verbitterd hadden , zwegenze cindelijk ftil, en ijder van beiden wenden den room, meteen gelijke fnelheid, om zich betcr in den loop te bevvegen, Hier bidde lk u, o Zanggoddin , mijn flrem te
yerfterken, en my zoo grooten razernij in te bla- zen , als die van de twee Strijders , op dat mijn gefchriften haardapperheid niet onwaardig zijn, en dat ik in dit gezang, 't gerucht dat hare wapenen, in de,ze ontmoeting maakten, tc beter uit mag druk- ken. Na dat deze twee ftrijdbare Helden haar fperen geveld hadden, vlogen zij elkanderen met zulken geweld toe, dat zoo wel van d'een, als van d'ander zijde, noch gezwindheid, noch loop, noch fprong, noch, geen 'razernij, hoe groot datze wezen mag , zich vergelijken kan bijde vierigheid , die zij in het; aantreffen elkander betoonden . In d'ontmoeting. trakynze beide haar Iperen , op hun helmen aan, fplinterenj
|
||||
Verlojle Jeruzalem^, nj-
fplinteren, dat'erdevonken, door den gevveldi-
genhort, uitftoven. Ookiflezoogroot, datd'on- beweegelijkeaarde, daarvan in't ronde, dreund, De bergen zelf weergalmen , en vermeerderen hot gerucht. Evenwel, fchoon deze ontmoeting zoo fel in't begin was, dat zelf depaarden, dieditge-. weld niet we&rftaan kunnen, daar van wierden ter aarden gewurpen; echter zijn ouze Ridders niet eens verzet. Maar m tegendeei, nadat zy hun voeten uit de ftegelreepen getrokken hadden, zettenze die ter aarden, en quamen elkander toe, met het z-waard in de vuift,met voornemen veel harder,als ooit te bc- ginnen. Alfdoen bereiden zich ijder een van hun toe te flaan, en ijder onderzocht eenig nienw voordeel, en ftelden zijn lichaam in verfcheidenwijze. Het oog, dehandendevoetwerken aanallezijde : zij vergeten niet van al't gene datfe bequaam achten, om toe te ftooten of zich te verweeren, 't zij datmen moet toefchieten of afwijken, of eenige lift gebrui- ken, zkhin'trondomkee'rendc, nude fchijn ma- kende van hier te flaan , brcngenzedieopecnan- der , daarze het minft verwacht word , en dan gevenze haar weder bloot op cenplaats, om den vijand aan te lokken, en hem op het onvoorzienft dan we£rte verraflen, trachtende door die middel dekunft met een nif uwe liftigheid te bedriegen. Ar* gant, ziende datTankredohemdezijdebood , zon* derdienochmet zijnfchild, noch metzijnzwaard O 4 tc
|
||||
%l$ ToRQ^lATO TaSSOOS
te bedekken, trat toe om hem te flaan, en liet alzoq
zijn flinxe zijde bloot. Maar Tankredp, die daar op zijn tij d waar nam, keerde terftond den (lag af, floeg eenandere, enfteldezich weeropzijnhoede. Den Heiden ondertuflen zicb nat van't biped voelende, fchudde, meer als naar gewoonten, en braakten ichrikkelijke zuchten uit, getuigen van de fmert die n7 geyoelden. Dit verporzaakten dat hij met zoo. grojten macht, als zijngramfchap grootis, teffens zijnzwaard enzijn ftem verhief, 't welkhem echter niet gelukterij gelijk hij gedacht had. Want zoo als Tankredo zag dat hij toetrat, p.m. hem te flaan, nam hij hem, op't onvoorzienf^, en bragt hem een. zware flag, op dezelve plaats, daar den arm aan de fchou- dergeyoegdis. Even gelijk als een beer, d'eineen verfchrikkelijk woud, met een zvvijnfpriet dvvers door'tlijf gefchotenis, zijn fmerr. in razernij ver- keerd,en fig Telf met de wapenen d,oorfteekt,daar hij mee getroffen is, zonder zicb met de dood te bekom- mercn, aangezien hij zich maar mag. wreken, eer hij fterft, opwatwjjze'tookzij. Zooverfcheenin deze toeva!, dien ondwingbaren Heiden. Tegenwoordig voegd hij wonde bij wonde, en fehennis op fchen- nis 5 en betoond zich zoo vierig tot de we&rwraak, dat hrj, om die te bekomen, alle geyaren, hoe verfchrikkeliik datdieopkmogenwezen, veracht. ^i^dan, b;jeenverwatenvpornemen, een groote Erachtcn, onvermaeiden adsmvpegende, behelpt zicb.
|
|||||
f
|
|||||
Vtrhfte Jeruzalettt-)'. 117
zich met zijn degen met zoodanig geWeld, dat de
aarde, onder zijn voeten beefd; endelucht, in't rond , vol vanblixemftralenis. Zulkxdat hijgeen tijd aan Tankredogeeft, noch om de flagen af te kee- ren, noch om hem een te brengen, noch om den minften adem te fcheppen; invoegen, dathyinde- zennoot, nietweet doorwat middelen hy zich te- gen'tge weld van dezen Ffeiden verzekeren, noch Waar mede hy zulk eenfellen kracht afkeerenzal. Het isvergeefs, dathy zich op de zekcrfte hoede houd,, wachtende dat die hagelbui van flagen voor- bij is, vergeefs, datbij zich met zijn fchild bedekt, of te rug aarzeld, of tragt met wijde (tapper! hem ter zijden te komen. Dit alles diend niet, alsomden gruwelijken Argant meer te vergrimmen. Einde- lijk , door ongeduld vervoerd zijnde, ziende dat den Heiden nietvermoeid wierd, noch hem eenigena- dem het fcheppen,, is hij gedwbngen hem van zija zijde te befpringen, en al zijn kracht en gramfchap, methardeflagen, ophenjt'ontlaften. Hierzijnde kunftenreden, doofdegramfchapverwonnen, en d'eenige razernij verziet haar van wapenen. Waar- lijk een onmedoogende razernij, die t'elkens meer vermeerderd als hetijzer nelrdaald, en dat/e met kervenenhoirwenopelkandertoeflaan, zonderdat het voornemen nook vande daad niet gevolgd word. De vechtplaats is geheel met ftukken van wapenen, bezaaid. De glans van haar zwaarden is ak een bltx- 0 5; fern-
|
||||
ai8 ToRQ^TATO TaSSOOS
fem : 't gerucht dat zij maakten , is den donder
gelijk, en heur flagen waren niet minder gevaarlijlc als een donderflag. Ondertuflen hield, zoo wreed en droevig fchouvvfpel, die van wederzijden he? aanzagen, ineengeduurigevrees, zonder te kpn-s nen zeggeq wat den uitgang van't gevecht wezen, zal. De hoop en de vrees» die haar gelijk beftreed » dee haar van de flagen oqrdeelen, na datfe voor-pf nadeelig waren. Jazelf onderzoogrooten meenigte vanvolk, die haar aanzien, isnaauyvlijkxeen, die niet ftil zwijgt, ofonbeweeglijkftaanblijft, hpewcl hijinzijnhertvanvreezebeefd. Alle beiden warenze nu zoo vermoeid van de*
ftrijt, datfe, zondertwijfFel, haar dagen zouden verhaaft hcbben, zoo bet niet gebeurd had, datde nach t zoo duifter op quam, d atmen de d ichtfte vodr-. werpfels naauwlijx onderkennen kpn; 't welk d'oor- zaakwas, dat tweeKrijgsboden, omhaar tefchei-f den, terftond toefchoten, daar van den eenen een Franfmanwas, Arikleusgeheeten, end'anderPin- dor, een fcherpfinnig man; en den zelfdendiehet ontfegvan Argants wegengedaanhad. t'Hareraan- komftenwierpenzehaartuflenbeidedeStrijders, en hidden tegen haar zvvaarden de ftayen, die zij tot teeken van vrede voeren, en die hun tot verzekerd- heid van d'aaloude vvetten, by alle volkeren onde r- houden, gegeven waren. Pindor, haardeeerftc aandoende, fprak tot haar j Brave Rudders, gij hebt |
||||
Vwhftejerw&ahnt-j. xrcj
nu lang genoeg gevochten, gij zijt gelijk in kracht
en eer, houddanop, enontruftdereden,nochde ruft van de nacht niet: d'arbeidfame uuren zijn lang genoeg, zoo lang de Zon fchijnt; na dat zij te rulfc is, moeten de menichen ook ruften, om geruft de flaap te genieten, wiens zoetigheid algemeen voor alLerhande dieren is.Ook zoeken groote gemoederen geen eer in de duilternifle, om dat de eer onder haar niet geacht word, zoo zij niet uitglinfterd, en den monddermenfchen die niet verkondigd. MaarAr- gant, die niet veel vermaak in deze reden had , ant- woordc j Voormy, hoe groot dat ook de duifter ruffe van de nacht is, zoo ben ik niet van zinuithet veldtegaan, hoeweldatik, omdevvaarheidttezeg- gen, lievei dit lijfgevecht op den vollen dag eindi- gen zou, indien dat dezen my belooven vvilde hicr weer te komen. Zoo't daarmaar aan hangt, fprak Tankredo, danbenik tevreden, op voorwaarden, dat gij my van uvv zijde belooven zult,opk met uvv gevangen vvcder te komen, want anders zoud e ik riiet toeftaan dat'erooyteeoweiniguitirelinonzen ftrijdwezenzou. Daarop, nadatzyelkanderbe- loofd en gezvvoren hadden , niet in gebreken te blijven, vvildenze datmen haar een tijd van vve- derkomfteftelden, en gedroegen zich hier over aan deKLrijgsboden, dievangevoclenvvaren, hettot aan den zeften dag uit te ftellen, op datfe de tijd had- den offl haar vvonden te doen verbinden Xerwijli dat
|
||||
i,
IfXQ TomjTATO TASSOOS dar ditgefchiede, liet zoo een verfchrikkelijk lijf,
gevechr, in't] hert der Kriftenen enongeloovigen, ten vreemde verwondering ingedrukt, 'tgenever- oorzaakt wierd, door dien zy zagen hoe dat die twee het geweld van den ftrijd, zoolang kondenweer-^ ftaan, zonder vermoeid te werden. Ook fprakmen, door hetgehcele leger, van geen ander ding, als van d'onverwinnelijke dapperheid dezer twee Rid- ders. Maar, om de waarheid te zeggen, wie dat het voordeel gehad zou hebben , dat konden zy niee 7.eggen ; zulxdatf'er verfcheidenaffpraken, en niet in oyer een ftemden. Hier by is't niet te gelooven , hoe groot haar ongeduld is om den dag te zien, waar- in dit verfchil zou eindigen; om uit de daad te zien, of de razernij d'overwinnig op de deugd zal verkrij-. gen, dan of de ware dapperheid de plaats zal ruimen voor een woeft geweld. Maar de fchoone Hermine Was de bedrukfte perfoon ter wereld, ziende dat aaa het onzeker oordeel van Mars, het befte deel van haar zelven hing. Deze rampzalige Princes, Doch- ter van Koning Kaffan van Antiochien , had het ge- luk, onderhaardroevige ongelukken (zijnde van de Kriftenen tot flave gemaakt, indietijd, toenzehaar- Koningrijk wonnen) inhandenvanTankredote val- len. DezenRidder, omiijngewoone bcleefdheid niet te verminderen, deed haar zoo goeden pnthaal, als zij van hem zou kunnen wenfchen; en, inden on-. dergang van haar Vaderlaud, eerden bybaaraltijd als,
|
||||||
i
|
||||||
___________
|
||||||
VerUJteyeruzjuenu-i. ' lit
als Kohiriginne. Hier noch niet mede vergenoegd
fcijnde t verplichten hij haar door ontallijke dienften, ja gaf heurzelf haarvrijdom, met al de fchatten en gelteenten die zy had . Zij ondertuffchen befpcu- rende in dezenjongen Ridder zoo veel brave gaven, zulk een befcheidenheid, en zulk een moed, die niet alsuit een oprecht koninglijk gemoed kunneri yoortkomen , wierd zoo geweldigmet zijn liefde bevangen, en bleef'er zoo naauw in verftrikt, dat 'er niet machtig was de knoop te breken. Zie daar door Wat middel haar ziel in de dienftbaarheid begon te treden, opdezelve dagtoen haarlichaam vnjheid Verkreeg, door handen van den braven Tankredo. Het was dan geen kleine ongeneugte die zij gevoel- den > federd dat zij haar beminde, en haar gevange- nis, die haar zoo aangenaam was, moftverlaten. Evenwcl verplichten de wetten der eerbaarheid, die alle groote Princeffen behoorden voor oogen te hou- den, haar om met 'er moeder te vertrekken, en in een land te gaan <, daar zij, onder die van haar keri- nis, een verblijfplaats vinden mag: Hierom quam zij te Jeruzalem, daar den Koning haar eerwaardig ontfing. Maareenigeotijddaarna, deKoninginne haar moeder verloren hebbende,moftfe|dezen rouw, bij alle hare andere ramplpoeden, t'lamcn voegen. Echter is de droef heid, die zij tegenwoordig heeft, van haar zonder Moeder en Koningrijk te zien, niet suchtig omde Hejfdedic zij tot Tankredo draagt, uit
|
||||
|
||||||||
ail Torquato Tassoos
uit haar gedachten te rukken, zoo diep ifle inhaai"
ziel ingeworteld, noch zelf uit te dooven de minfte vonk van dit vuur, 't gene alrede wel Verre Verlpreid is. Rampzalige, als zij is, zij bemindtenbrand al tefc fens ; zulkx dat ind'eliendigejltaat, daarzij haar zelf gebragt ziet, deweinigehoop, die haar noeh ©verfchiet, zich voed met het Vuur dat in het diepfl: van haar hert ontvonkt, en onderhoud het veel eer met het herdenken Van hem die zij bemind, als met eenige verzekerheid die zij heeft van vergenoeginge t'ohtfangen. En't gene hier het rigfle noch in is, is dat deze wonderlijke ontfteking terwijlmen die zoekt, te bedekken en befloten te houden, nochmeeruitbarft. Omde begeerteneri hoop in haar, meeralsooit teVoren danoptewek^ ken, is't genoeg datfe nu weet, datTahkredb in de belegering vanjeruzalem gekomenis.Datalle ande* re haar zoo zeer verwonderen als Zij willen,zulk een groote mecnigten Van dorlogfvolk te zien aantrek- ken, die van de gevreefte geflachtert der aarden ko- men, zij is de eenigfte die haar in heur ziel verblijd. Want de liefde heeft ziilk een macht op haar, datfe, feen gedeelte van haar ongenuchtert Verdrijvende, met een groote Vreugdeden vijand zich ziet legeren; en datfe, in't midden van zoo veel benden, haar begeerige oogen aan alle zijden wend om haar waar- den minnaar te bekennen. Helaas zij zoekt hem, en. beeld haar dikmaale in hem gevonden te hebben ; 7.iet
|
||||||||
...—.._____________i_____—^.. ......__kiiri^a
|
||||||||
WW - J-H»«l Jui.------------------
Ptflofie jemzaietkJl ii|'
Zietdaarishij, zeitze verfcheidemaal in haarzel*
ven, ik ken hem-, hij is't zelf, zonder twijfFel. In'tkoninglijk Paleis zietmeneentoornnietvervart dc muurenftaande, Van v/iens hoogte men hetge- heele Kriften leger, met de dalen en bergen in't ronde, gemakkelijk kan befchouwen. Hier ftaat Hermine, van dat dc zonzijn ftralenop hetaard- rijkuitfchiet, tot dat de nacht in zijn plaats komt, ora het aardrijk met duifternis te bedekken, geduu- rig op fchildwacht, met d'oogen na 't leger gewend, daar zy eenig vermttak zoekt, om haar gedachten t'ondcrhouden. Van deze zelve plaats bemerkten zij 't gevecht van twee Ridders, *t gene haar zooda- nig verfchnkten, dat zy van vreeze beefden, ge- lijk als ofle, in het diepft van haar ziel, een flrem hoorden, die tot haar zeide; Ongelukkige Hermi- ne , ziet daar beneden uw Minnaar in groot gevaav van zijn leven. Alfdoen vol van nadenken en onge- nuchten, zietfe, metaandacht, wat uitgang zoo een twijffelachtig enongeftadig lijfgevecht hebbert zal: zulkx dat elke reis, als den Heiden zijn zwaard oplicht om haar Ridder te flaan, het treffen van dc flagen en wonden, haar tot in de zielraken. Maar toen zij eindelijk de waarheid van dit gevechi ge- waarwierd, en datmen het in eenige dagen wcfir" zouhervatten, beving haar zoo grooten fchrik, dat heur bloed in de aderen bevroos. Nu kanzy haar " niet onthouden van tranen te ftorten, en dar iffe be - dwongeri
|
|||||
. ____.. ^ iti i TitfAiJMtttiHM
|
|||||
t
134 T0RQ.UATO TASS0OS v
dw-ongen om zuchtea en hikken te braken, als zy
diemeendinrehouden. Eindelijkiszy inderdaad
zooveranderdenzoobleek, dat haar pnrferfd aan-
gezicht het ware afbeeldfel vande fchnk en droef-
heid fchijnt tezijn; Van een ander zijde vertooneri
haar verfchrikkelijke gezichtenih heurgedachten j
en ontruften haar ijderoogenblik. Geduurendede
nachr, veroorzaakt haar de flaap veel meer fchrik,
als de dood zou kunnen doeri i om datfe haar in den
drooni vertoond heuren Ridder^die heel beblbed, en
met wonden bedekt,zich tot liaar vervoegd, en heur
hulp fchijnt aan te roepen .En zo zij by geval daar op
kom t t'ontwaken,bevind fij dat haar oogen in tranen
zwemmen, en dat zelf haar fchoone hals daar van
bevochtigd is. Ook is'talleen niet de vrees van haaf
verlies, 't gene zy haar verbeeld wel haaft te zullen
gefchieden, dat haar deze ongencugten en gevoelen
van medelij den veroorzaakt; ma'ar 't is noch daar bij
hetleedwezen datfe ontfangt van zijne quetfuuren $
die haar van alle ruft en verfterking berooven. Want
gelijk als de Faam die gewoonten heeft, die dingen,
die afgefcheiden enonbekendzijn, veelgrooter te
te doenfchijnen als zy zijn, zoogeloofd zyalreede
dat haren Ridder al ter aarden is geworpen, en dat
bij zijn laatfte fnakken geeft. Tcrftond wordfein-
dachtig, hoe zorgvuldig dat haar Moedergeweeft
* is,in haar voor defe de verburge eige«fchap der krui-
denteleeren, en de woorden, die de kracht heb-
bem
4,. — •
|
|||||
________________ ..____ --____.—tit------■■' —
|
|||||
Verlojle Jerusalem, %tf
ben, omdewondenvan'tlichaam, hoe gevaarlijic
datfie ook mogen zijn, te genczen, en de fmert te ver» zachten; een kunft die in haar land zeer in't gebruik was, 7.elfonder de allergrootfte Princeflen. Zij be- geerden zcer gaarn haar daar van nute mogen die* nen, totgenezingvanhem die haargewond had. Op die wijze als zij hem bemind, zou het haar een on» vergelijkelijke vergenoeging zijn, hem tekonnen bchulpraam zijn. Want hoewel hij in een tegende©» lige partij van de hare is, zoo vreeft zij niet om hem te verlichten, op wat wijze dat het ook zij, dwers door een ontallijk getal vijanden heen te gaan, noch haar in alle gevaren te begeven, wel verzekerd zijn' de, wanneerzedemintotleidfmanhad, datfezoo- der iets te vreezen, door de wreedfte Monfters van d'Afrikaanfe woeftijne, zou mogen heen gaan: en echterbehoordenzetenminfteneenigachterdochtte hebben, datin deze rcis haar achtbaarheid gecnge* vaar liep : gelijk het in der daad waarachtig is, dat 'er, in deze uiterften, een harden {rrijdontftaattuflen deeerbaarheidenliefde, daard'een van beiden tot haar diergelijke woorden ipreekt; Hoe ? fchoone Princes, die voor deze zoo kuyfch geleefd hebt, ■zonder mijn wctten t'ontreinigen, zalmen zeggen dat ikzorg gedragen heb om uw eer te behoeden, toen gij onder de dienftbaarheid van uw vijanden ge- weeft zijt, en dat tegenwoordig , nu gij we&r in vrijdomzijt, gijgcen zwarigheid maakt u in't get P vasf
|
|||||
- -
|
|||||
' "----------- ~ —
|
||||||
t%6 ToKQJtJ ATO TA5SOOS
vaarte begcven van die te verliezen, na datgijdiie
zoo wel inuwflavernij bewaard hebt ? Ach ! wat mag u deze gedachten in dc Zielbrengen ? Hclaas! waar op denier gij, en war meend gij te worden? Wild gij zoo weinig werk van uw eer maken, dat gij (des nachts in't midden van uwe vijanden wild gaan, om een perfbon te zoeken die gij zoo dwaas bemind ? Gij vreell dan niet dat dezen hoovaardigen Overwin- uaar u Zal verfmaden, en dat hij u zal verwijten dat gijhemonwaardigzijt, omdatgij uwKoningrijk, en die kloekmoedigheid , die de Princeffen ontfach- lijk maakt, verloren hebt. Vreeft gij niet dat hij zelf, in plaats van het u eenigen dank te weten, u ten roof aan andere perfonen, die zichuwerniet bekomme- ren zullen , zal overgeven ? Ziet daar het gene dat deeerhaarte vorcn hield. Maaraan d'anderzij* detrachten denTiran, die demacht over dereden heeft, en wiens raad altijd vol van bedrog is, haar tot zijn wil te trekken , door redenen die hij met vleijerijen vermengden ■ Waaclijk , fprak hij tot haar, gij zijtnietgeteeld , 6fchoonePrinces, van een verflindende beer, noch van een harde en be- vrozerots, omdeliefdealzoo teveraehten. Ikge- loofnietdatgij, indebloejende jeugd, daarikuin zie, zijn boog en toorts wild verachten, nochon- gefchikt het allerzoetfte en aanntinnigfte dat hij in zijn welluftenheeft, ontvluchten. Ik wcet dat gij geen hast van ijzer of diamant hebt,om door fchaam- te
|
||||||
__
|
||||||
,.lL«iil.!!!l"l...Juljyjl4UIIIII,!II., IIIJI l,l: in a. i II -------- -------- ----- ------
Verlojle Jerttz,akm-j. A at/
te rood te werden, datmen u in de rey der Minnaars
field : geioofd mij , vertoefd niet lange'r o'm te gaan daar uw begcerten unoodigd : uw OverWinnaar is nietwreed t'uwaards, verjaagtdie inbeeldinguitu- wengeeft. Maar in tegendeel, nadatikzie, Wect gij niet wat fmerten, uw klagten, hem vcroorzaken, en met watvoor eenlijden hij zijnzuchten deuwe gelijk maakt! zekergij zijt welonmenfchelijk, dat gij de genezing van een ellendig minnaar, die u ge^ trouwis, uytfteld. Ondankbare, kund gij lijden dat uwenTankredo dus quijnt, en dat gij Zoo wei- nigzorg voor zijnlevendraagt. Maarmogelijk be* geerd gij Argant tegenezen, opdathij hiernaom hals brenge, dengenen', die u uit de flavernij verloft heeft. Ziet eens op wat voor een wijze gij u zoekt te quijtentcgens de plicht die gij hem fchuldigzijt, en watvoor fchoonevergeldinge hij daar voor ontfan- gen zal. Evenwel, indjen bet zijn molt, dat deze dingen door uw toedoen gefchieden,ik ben verzekert dat eindelijk u deze quade daad zoo onaangenaaro fcijn zal, dat door de fchrik die gijf'er at hebbeii zult, gij ver vanhier zult vluchten. Maar in tegendeel, wat zoud gij al vernoeging en vreugd onrfangen, in- dien gij Zoo gelukkig waard , dat gij uwen minnaar aandeed, en met een behulpfame hand zijn wonden genas die hij ontfangen heeft: wat zoud gij hem een goeden dienft doen, indien gij, van zoo bleek en verveloos als hij tegenwoofdig is-, hem weer op zijn P z rechten
|
|||||
—
|
|||||
■2.18 ToroJJato Tassoos
rechtendreefhulpt! of nadatgij op zijn kaken weer
een verf van nagelbloemen en roozen doen komen hcbt, gij in hem moogt aanfchouwen die fchoonhe- den die nu uitgedoofd zijn, en die hij u fchuldig zijn zal, indien hij door uw hulp die weder bekomt: waar- lijk op deze wijze zult gij geen klein gedeelte in zijn heerlijke ea gedenkwaardige daden hebben, 't welk hem zonder twijffel verplichten zal om u te trouwen, op dat aan zoo een gelukkig houwelijk, de vervulling van uw begeerten gehecht zij. Dit gedaan zijnd e, zal hij, orn uw geluk op te hoopen, u vanRiddersen Vrouwen alle eerdoen genieten, die gij ooit zoud konnen begeren; en na dat hij uin uwKoningrijk herfteld heeft, zal hij u in Italic voeren, daarden zetel van't geloof en de ware dapperheid is. Hermine, door deze dwaze hoop gevleid, ver-
beelden zich alreede gelukzaligheden zonder voor- beeld ; hetiswaar,doordienzenietweetopwatwij- ze en hoczc met Zekerheid haar op weg zal begeven, datl'e haar met vcel zorg en twijffelachtigheid om- ringdvind. Wantbovendien datfeoverweegt, hoe door de heele Stad fchildwachten gefteld zijn, en datde fbldatengeduurig deronde om't paleis en op cle wallen doen, zoo vcrbeeldfe haar ook datmen niet gtwoonisde poortenin't midden van de nachtteo- penen, voornamelijk in een tijd daarhetgevaar altijd fegenwoordigis, indien't den Koningnict omeeni- gen grooten toeval gebied. Eindelijk, na dat zij het lang
|
||||
Vtrlofte Jeruzak*tt->. no,
!ang overleid had, blies haar de liefdc deze ondcrvin-
ding in: Zij had alrcede met de kloekmoedigeKlorin- de zoogrootengemeenfchap, dat zij haar,bij na noch des daags, noch des nachts verliet, want zij hadden beide de mccften tijd niet meer als een bedde, en hid- den voorelkanderennietalsheureliefdenverburgen. Hermine hield haar boven alhier zeer zorgvuldig in, en zoo haarbij geval eenige klagten ontflipten, zoo wierp zij het terftond op een anderen boeg, en bedek- ten die hftig met een wave fchijn van haar ongeval. Door de gunft van zoo grooten vrijheid had Hermi- ne hetverlof omzoodikmaal bij haar gezellinne te te gaan als zij wilde, zonder dat ooit de deur van heuv vertrek voor haar gefloten was, 't zij datfe haar vond, of datmen haar in den raad ophield, of d atfe er- gens in een oorlogstoeval bezig was. Zij daar op een dag, in't afwezen van Klorinde , gekomen zijnde , ftondeenlangentijdftil, en, volgedachten, begon t'overwegendoorwat neerltigheid zij haar vertrek, daar zij zoo naar haakten, en't geenze zoo zorgvul- vuldigbedekthield, zoukunnenbemiddelen. Zoo als haar geeft vol van twijffelmoedigheid vervuld was, en gequeld na de verfcheidenheid van haar ge- dachten, zie, zoozagfeKlorindeswapenrok,ende reft van haar joerufting. Wat zij t gij gelukkig, fprak- le al verzuchtende, 6 kloekmoedige Krijgsheldin, waarlijk ik benij uwgeluk, niet ter oorzakc vanuw fchoonheid, terwijlik van die zijde vergenoegd ben; P 3 maar
|
||||
■""ll.M-"W-------------------------------------------'-------—-----■---------
|
||||||||
^
|
||||||||
aJO TORQJJATQ TaSSOOS
maar om dac gij niet onderwurpen zijt uanders te
kleeden met die lange rokken der vrouweb j die ner- geus alstotbeletfels verftrekken,noch omdenheelen dag t'huis befloten te blijven : het is u geoorloofd, alsgijdeluftkrijgt* omumetalle ftukkcn te wape- nen; en als gij wild, moogt gijvrijelijk uitgaan;, zon- der dat noch de vrees, noch de fchaamte'het u belet- ten. O waarom heeft de natuur en den Hemel mij zoo veel kracht niet gegeven als ik wel wenfchten, op dat ik dit hulfel en deze tabbard in een helmet en har- nasmogt verwiffelen ! daar zou noch hette, noch koude, noch wind, nochfneeuw, noch onweder, noch regen zijn die mij zoudekonnen belettendatik niet inde heldre zonneftralen, of indeduifterfte duifterniflen, ofalleen, ofte vergeze! fchapt, daar beneden daalden in het legerder vijanden , 't ge- ne befloten houddatikhet meefte ter wereld bemin. Indiendit zoowas, danzoutgeumetberoemen, 6 wreden Argant, de eerftetegenmijnRiddergeftre- dentehebben, want ikben verzekerd datik u zou zijnvoorgekomen : enmogelijkdat ikhemhierge- vangen hebbende, onder de wetten van een aangena- me dienftbaarheid, zoo zou hij bevinden dat zijn minnares, die hij miflchien voor vijandin houd, heel licht met zijn lofgeld, methemverdragenzou : Ik zou hem zonder twijfFel cjuijt fchelden voor de minfb? verzachting die hij mijn fmert, door hem veroor- xaakt, gevcn zou j Zoo niet, ik zou dan maken, het zwaard
|
||||||||
-------- .-.....-.--------
|
||||||||
-^J»-p>W-*WM - - ------*---------------------'--------1-------1--------------
Veriofie "Jeruzaknt-J. z$t
zwaard dwers door mijn liehaam heen ftekende, due
hij, door middcl van deze wonde, mijn hart zou ge- nezen van een quetfiiur die veel gefroelijker was, dan die mijn ongelukkige liefde mij heeft veroorzaakt. Alzoo zoude ik mij voortaan verloflen van zoo veel droeve ongenuchten, die mij't leven veel hatelijker als de dood maken: en aldus zou mijn geeft en mijn liehaam eindelijkna deze ongemakkenruften : mo- gelijk zou mijn overwinnaar mijn aflche dan ver- waardigen om met eenige tranen, en zelf met een graf tevereeren, na dat hij mijntrouwigheid zou be- kend hebben. Maarhelaas! ik wenfeh een dingdat nietgefchiedenkan, ert't is vergeefs dat ik mij met dezedwazegedachtenontruft. Zalikhierdanaltijd zootroofteloosenvreefachtigblijven, gelijkalsofik was een arme en gerhige maagd vah de allerflechtfte hoedanigheid ? geenftns : gij moet een ander voor- neem nemen. Mijn hart, grijpt aiUen rtiaar moed: hoe, Zoude ik geen macht genoeg hebben om een- maal van mijn leven de wapenen op re vaftert ? hoe zwak en teeder dat ik ben,Zoude ik niet voor een klet- rrentijd delaftverdragenkonnen? jazekerik zalwel kunncn, en ik hoop dat dien machtigen tiran, die- men de Liefde fioemd, niet Zal nalaten om mij zoo veelkrachtbijte Zetten f als ik noodig Zal hebben. Want terwijl hij de gene is, wiens geweld de harten tot eeft prikkel verftrekt, en haar dikmaals, hoe bloo- de datfe zija, met moed Wapend , datfe fel op elkan- P 4. deren
|
|||||
- -------------
|
|||||
4J1 TOR^ATO TaSSOOS
deren toeftooten : waarorri Zal hij niet lijden, dat ik
2oo veel doen Zal ? Ook denk ik nergens minder om als te ftrijded. Ik wil mij alleen meteenloozen draai Dehelpen * en mij met al de toerufting van Klonnde Vefmommenj op datzijmij voof haar aanzien; en dat ik alzoo, door hulp van hare wapenen, uit de Scad mag geraken* daar ik Zekerlijk weet dat zich nie- fliand tegen zal ftellert : want ik ben verzekerd, dat floch depooftWakers,noch al de fchildwathtendie'er gefteld zijn, net hart niet zullen hebben om mij op te houden. Zieditkomtmij ingedachten: ik vindgeen beter middel als dit. Dat het gevaldit bedrog dan doetVoortgaah5 'tgeneaanmijn onnoozelheid niet te kort doet, en dat de liefde haargunftig zij, terwiji die d*eenigfte is die het haar ingeert. Ik zou geen be- quamer uur, die my om terftond te vertrekken noo- digd, alsdezekonneilvinden, terwiji Klorinde by dett Koning is. Dit voornemen genomen hebbende, daaf 't geweld van de liefde voor een fcherpen prikkel by verfhekt, vertoefdfenietlanger, enbrengtKlo- rindes Wapenen rechtna heur woonplaats, diedaar niet ver van daan Was; 't welk haar Zoo veel te lich- ter viel, om dat alle d'andere, teen Zy in haar kamer quam, vertr okken en haar alleen lieten: Ter ander ander zijde was haar deuure vandenacht, dievaft aanquam, heel voordeelig om heur dieverij verbuf- gen te houden: want die Zeer bequaam is om de aan- flagenderroovers en derminnaarste bed*kken. Zoo haaft
|
||||
. u...uuaujiipuuiM— i ------- i
|
||||||
Verjojle Jerusalem-}". 133
haaft als zy zag dat den Hemel alreede met eenige
ftarren bezaaid was, en datle haar met duifterniiFe be- dekten , zoo lietfe zonder eenig uitftel een (child-. knecht en een flaatdochter, dieze om heur groote ge- trouwigheid zeer beminde, bij haarkomen; daar naheur eengedeelte van haar voornemen verklaard hebbende, hieldfe hun de reden van haar vertrek ver- burgen; veinzende dat het een nieuwe gelegen'iheid was die haar daar toe verplichten. Terftond bereide haarde getrouwe fchildknecht al't genehytotdeze vlucht noodig oordeelden. Ondertuflen trok zy haar rijke tabbaard uit, die h*ar tot op de hielen fleept, en vertoond zulken volmaakten geftalte, alfmen zich Zou kunnen verbeelden, zonder dat iemand anders, als haar ftaatdochter, haarhielptoeruften. Haarver- gulde lokken en fchoone boezem wapenen haar met een hard en zwaarwigtig ftaal, 't gene haar aan alle zijden pijnlijk drukt,en haar tederen arm bedekt zich met een te laftigen fchild voor haar. Zij aldusmet glinfterend engepolijftijzeromringd, doetmcerals haar kunne toelaat, en tragt haar gelaat in dat van een Krijgsheldin tehervormen. Ondertuflchen lacht de Liefde, die daartegenwoordigis,van vreugdcn, ge- lijk hy eertijds deed doen den onverwinnelijkan Her- Icles, door hem, gedwongen wierd om een vrouwen kleed aan te trekken. O met wat moeiten draagtle tie laft, voor haar krachten veel te zwaar! Al 't gene Zy in deze toeruftinge doen kan, is al flepende voort P J te
|
||||||
|
||||||
2J4 ToR.QU.ATO TASSOOS
tegaantot daar heurpaard haar vertoefd, en echter
moetfe noch op heur ftaatdochter leunen. 't Is waar datde hoop enliefdehaar zwakkeleden, vaneenan- der zijde nieuwe krachten bijzetten.Eindelijk, na dac zy by haren fchildknaap gekomen is, ftijgenze te paard, en rijden met hun drijen,aldus vef momd, door de afgelegenfte wegen. Evenwel ontmoet haar veel volk, die haar wapenen bekenneninde duifternifle vandenacht, welkdeglansfchijnt revermeerderen, haar echter nict durven ophouden; maar in tegendeel is'er niemand die voor haar niet Wijkt en plaats maakt onder demeining diernen heeft dathetKlorindeis, wienswitterijrok-, haar in de duifternifle > bekend maakt. Ondertuflen beefd Hermirie, en word even als een roozelaar gefchut, wanneer het geweld der winden die beftookt, Zulk een fchrik heeftfe van ont- dekt te worden: Zoo datfe nu uit haar groote ftout- moedigheid een oorzaak van fchrik trelct. Maar de- ze vrees verdubbeld noch meer, wanneerze by de poort komt; en om den bewaarder beter te bedriegen, tot hem fpreekt; Doet open,ik ben Klorinde,die van's Konings wegen gadaar zijn Majefteit my tot zijn dienftgezondenheeft. Herminesftem,dieKlorindes gelijk was, deed hun terftond geloven dat zy 't zelf was;te meer,alzo'ergeen fchijn was dat op zo eenuur tenzwakkevrouw, chVriietgewobnwas de wapenen te voeren, die Van Klorinde zou genomen hebbenom ^faar te vermomtnent De portie'r gehoorzaamden > ^ haar |
||||
Verlofie JerMiaktJi-jt 135-
haarterftond, 200 dat zy daar op, met de twee die
haar vergezelfchapten, deur ging. Zy daalden toen tot haar vcrzekering na de valeyen, en reden die deur afgelegen wegen door.Maar zoo ras alsHermine haar in de vlakten bevond, en in een plaats daar zy gelooP- den datmen haar niet meer op kon houden, verzekerd zijnde datfe de eerfte prijkelen al vef by was,Zoo reed- Zezoo haaftigniet alste voren, en dachtnu op die dingen daarze te voren noch' niet op gedacht had. onderdezeongeneugtenvond Zy nooitzoomoejely- ke ongemakken als van haar verhaafte begeerten : dan verbeeldenze haar dat hetvoor heureen groote dwaasheid was, zoo als een krijgfman verrr.omd, on- der de vijanden te gaan : en dan wilze haarweder niet ontdekken , voor datfe in detegenwobrdigheid vanharen minnaaris. Want de grootfte begeerten dieze heeft, is om hem in't heifnelijk aan te (preken , zoo veel alsde vrymoedigheid ert de wetten der eer- baarheid haar konnen toelaten. Zy door deze tegen- woordige dingen voorzichtiger geworden zijnde, houdftal,enlpreektaldustotharen {ehildknaap; Ik heb een groote begeerte dat gy my tegenwoordig be- ruigdhoe bequaamengetroliwdatgyzijt: gijzult :er my proeven van geven, indiengij als een voorbo- de van mijn kornfr. by Tankredo in zijn hut gaat, om. hem het van mijnent wegen teverwittigen. Even als u geen volk zal gebreken, die u zullen aanbieden om dcrwaards te leiden, zult gy hem aandieften, zoo haaft
|
||||
T.%6 TOR.QJTATO TASSOOS
haaftals gybyhem gekomenzijt, dateenMaagd,
die gy niet noemen zulr, by hem zal komen omzijn wonden te verbinden. Eindelijk, datfe niet als vrede verzoekt,om dat de liefde de eenige vijand is,die haar den oorlog aandoet; en op dat door deze middel den eencnzijn gezondheid verkrijgjt, end'andere ver- zachting voor zijn quaal.Maar boven al verpligt zijn beleefdheid u te beloven dat hijze in zijn befchutting neemt, en belet dat haar geen ongemak aangedaan werd. Ditis al de vergelding die zy daar af verwacht. En zo hy by geval u naar mijn naam en hoedanigheid vraagd, zoo antwoord hem niet anders, als dat ik een vreemde maagd ben, die 'er werk maakt van wonden tegenezen : Haaftudan, enkomthierwederbymy, daar ik u verwachten zal. Dit was het gene dat Her- mine tot haar fchildknaap fprak, die terltond, te vier- voetvoordrenden, omtedoen'tgene hemgeboden was : waarinhyzkhzooeerlijk en naarflig quteet, datmen in weinig tijds hem in't leger zag aankomen, daar hy in de hutte van Tankredo geleyd wierd, die om verzachting van zijne wonden, te bedde lag. In't aankomen ontrhig hem den Ridder met een goed ge- laat, enverbeeldende terftond in zijn zinduizend twijffelachtige gedachten, trachtende t'ondekken van wie hem deze gezantfehapquam. Maar den fchildknecht hem daar op verlatende, keerdenwe- deromdenweg naarHermine, om haar te verzeke- rcn van het woord dat den Ridder haar gegeven had, en
|
||||
*
Verlofte 'Jeru&alem-j. i%j
endatzydaar zeer welkoom wezen zal, Zonderiets
tevreezen. Ondertuffen betuigdfe, in'tvertoeven, zoo grooten onverduldigheid, datijder oogenblik haar honderdjaarduurd, zooverdrietigen onver- draaglijk is haar dit uitblijven. Naaviwlijkxis hij niet vertrokken, ofzij teld al de treden die hy docn moet omdaartekomen. Nukomthij'eraan, fpreektfein haarzelven, nu treed hybinnen, ennubegeeft hy zichop wegom wedertekomen. Maaralzoodcn fchildknegt, in deze boodfchap gedwongenis wat langer te dralen als hij Wei wilde, hoewel hem datge- noeg mishaagden, zoo nam Hermine voorhaar al- tijdvoordtegaan, omtijdtewinnen, zulkxdatzij eindelijk vanhettop vaneen kleinen heuvel, de ten- ten dervijandenbegontezien. Bijgelukwas deze nacht zoo helder, dat de ftarren klaaraan den Hemel fchenen, zonderdat daar eenenwolkzich tegen ftel- den: hierby fchootdeMaan alhaar klaarheid naar beneden, envermengdenonderhaarftralen deklei- nedruppelen vandendaauw, diemen voor Oofter- fche peerlenzou aangezienhebben. De vcrliefde Princes fprcidentoenajhaarvlammenuk, d'eenna. d'ander, ophetvoorbeeld vandieze in den Hemel aanlcbouwden. Daarnaverteldezy, onderdegunft vandeduifternis, haaroudevrijaadje aandeplaat- fendaar zijdoortrok, die onvermurwelijk endoof voor hare klachtenwaren. Daar op haar oogenna betlegerkeeread«, fprakfe; SchooneTenten,.die mijn
|
|||||
__
|
|||||
—" ......"""'''"^^'wilW^^H"
Ij8 ToRQJATO TASSOOS
mijnoogenzooaangenaamzijn, ikmoetbekennen
dat vande zijdedaar gijftaat, eenwind van daar komt, die mij verzafting enverfterking toebrengr. Zietdaarom bid ikden Hemel, dat hij mijn leven ee- nige eerbare ruft toevoegd, gelijk het waaris, dat lk die niet als by u en zoeke, want ik niet geloof, dat ik die elders, als in't midden der wapenen, vinden zal. Ontfangt mij dan, ikbidu, enrnaakthetzoodanig dat ikzelf inu hetgevoelen van medelijden ont- moet, daar de liefde mij beloofdheeft deelgenoot van te maken, en die ik eertijds fmaakten toen ik van denbeleefdenRidder, die ikvoor mijn Heererken , gevangen was. Het is de begeerte niet die ik heb om mij wederom in mijn Koningrijk te beveftigen, 't ge- ne mij verplicht om u w gunft te verkrijgen; want als dit niet gefchieden zal, zoo zal ikechtermij altijd gclukkig achren, den genen maar te mogen dienen, die gijin uwbelchutting hebt. Met deze redenen onderhield haar Hermine , die ondertuffchen niet voorzag het gene haar het flinxgeval brouwden. Zoo als zij op een plaats ftond daar het fchijnfel van de maan, recht op haar glinfterende wapenen en zil- verlaken wapenrok ncerftraalden, zou ijder een haar voorKlorinde aangezien hebben;te meer,alzoze door den tijger, die op haar helmkam ftaat, noch meer uit- ileekt. Het was dan haar ongeluk, datTe door Alkan- derenPolifernus, alle bei gebroeders vanltaliaanfe landaard, ontdekt wfcrd, en dje toen de hoofdwacbJt geboden,
—.—^----------........---------------- _______
|
|||
Verlojle fJeruz,alem-7>. ajtj
geboden, diedaargefteld waren omtebeletten dat
'er gcen vee inde Stad geraken zou. En zoo den fchildknaap dit beletfel niet ontmoet heeft, is dat zijn voorzichtighcid hemdaarvan bevrijd had, door dien hij watverderomweggenomen heeft. Polifer- nus, dejongfte van de twee broeders, gedenkende hoe dat,federt weinig tijds, zijnoogen getuigen had- dengeweeft vande rampfalige toeval van zijn Va- der, dieKlorinde, ineenuitval, die'er gefchied was, geddodhad; van zoo verre als hij haar wapen- rokzagghnfteren, rende hij met loffentoomna haar toe, endooreen razendehongervan wraakaange- voerd, begon hij te roepen j Sladood, fladood; dit zeggende,trachten hij haar te treffen met een flag, vviens kracht verloren verbij ging. Even als een dor- frige hinde, die, doorgeweldigloopen, trachteen een fontein te vinden, of eenhelderebronader, die van een rotfteen afvloeid, of wel een fchoone revier, wiens kantenmet eenaangename groenten bedekr zijn, alle haardorft vergcet, zoo'tgebeurddatfe haar van een troep loopende honden nagejaagd ziet, diehet dwingendevlucht tenemen, wanneer her op't uitterfte is van zich te vervarflen, enonderde fchaduwen temften. Alzoo verliet nu de ellendige I^ermine, vol van fchrik, haarzelven en haarver- JiefiJe begeerten, toenzedenvijandontdekten, die zich daartegen ftelden, en hetgeruchtder wapenea daarzij waandenvangedi-eigdtezijn. Zijgafdan haar
|
||||
----------------------------------- , 11 .1 IIPH,..,,,,^
|
||||||||
1
|
||||||||
a.4.0 ToRQJTATO TaSSOOS
haar paard de Iporetij met een uitftekend leedwe2crt
datfe haar hoop zoo vernietigd zag, toenze een wei- nig verlichting verwachten vande liefdedieheur hert in een vlam ontfteekt, en dat het goed onthaal van haren Ridder de ongeneugten van harengeeft wat bevredigen zou. d'Ongelukkige Princes vlucht aan d'een zijde, en haar ftaardochter aan d'andere, terwijl dat Polifernus haar, met een bende krijgs- knechten vervolgd. Den fchildknaap komt 00k op de zelve tijd, en bevind dat hij al te lang vertoefd heeft om tijdinge te brengen, zulkx dat hij, als d'andere de vlucht neemt, makendeeen krijglgefchrei door hetgeheeleleger. Maarde voorzichtigfte vande twee broeders, die zoo wel gezien had als d'andere, de gene die hij Klorinde waande te zijn, wilde haar niet vervolgen, enhieldvoor dewachtftand, om te beletten dat 'er geen vee voorbij raakten. Daar op zond hij terftond in't Leger een van zij n fbldaten, om te verkondigen, hoe dat Klorinde daaf gekomen was om haar te verfpieden, en dat zijn broeder haar vervolgden : en dat 'er eindelijk weinig fchijn was om te gelooven, dat zij, die in de Stad de plaats van een Opperhoofd, en niet van een flecht Soldaat, be- kleeden, daar zoo laat en zoo qualijk vergezelfchapt, niet gekomen zou zijn zonder een grooten aanflag te hebben; dat hij't Godefrooys voorzichtigheid bevo- lenliet, omorder teftellennadathij hetzougoed- vindcn, en dat hijal doenzou wat hem geboden wierd.
|
||||||||
-----,---------.------------------------a,......._
|
||||||||
Verkfte Jeruzaletn-j. 14,1
wierd. Deze tijdingc eerft in de Italiaanfe legerplaatf
gekomen zijndc, kreeg'er Tankredo de lucht van ovcrwegende wat hem flus den fchildknaapgebood- fchapthad : dooreen nicuwe achterdocht gequeld, lpreekt hijin zichzelve; zekerhetis mogelijkKlo- rinde, die leedwezen hebbende van mij voor dezen zooqualijk gehandeld tehebben, haaromdeliefde van mij in gevaar begeven heeft. Op deze beroeping ftaat hij op , hoe gequetft dat hij is, en neemt ecn gedeelte vanzijn wapenen: daarna zonderiemand een woord te ipreken, ftijgt hij te paard, en door verfcheide vermoedingen, oordeeld hij ten naaften bij wat weg dat die voor uitzijn,genomen hebben en vervolgdhaaral rennendena. |
||||||||
Q_ TOR.
|
||||||||
•' ■
|
||||||||
- - — . -•■■^Mili
|
||||||||
Het %evende Qc^ang.
i n h o u d. HErmine vlucht en word van cen harder wel onthaald.
Tankredo, wanende datfe Klorinde was, vervolgd haar en valt in Armijdes lagen. Argant ontzeid weder de Kiiftenen, en befchuldigd Tankredo van lafhartigheyd, dat hij haar verfchil niet komt eindigen. Den Grave Rei- mond biedaanin zijn plaats te treden,en door zijn goeden Engel geholpen, krijgt d'overhand op hem. Bloedige vermenging der Kriftenen en ongeloovige5door dc fnood- hcid van Belzebub aangevoerd* De -vluchtige Hermiri raakj eindltjk in een ivoiul',
Bij een Schaapherders rei, die haar weer vat ver- quikken ; Tankredo die haar volgd en voor Klorinde bond , Valt, door zijn lief den, in Armijdes loox.efirikh.tn. Dm
|
||||
Verlofie 'Jeruiudtnt-j. 145
Den trot fen Argant daagd de Franjfen -weer in ,t veld,
Befchrobt Tankredo van lafhartigheid in'tfirijden: Maar Reimond, d' eedle Craaf, die in z,ijn plaatt zicb field, Drijft hem , door ,s Engels hulp , te rugge aan alle z^tjden. Hier op ontfiaat in't veld een bloedig wreedgevecht, '* Gcen Belzebuk , dien geefi , zmo helfch had aan- gerecbt. Indclijk geraaktende vluchtige Hermine
in een oud bofch, daar zij in de duifternis derboomen bij gevalhet gevaar, 't ge- ne noch kort te voren haar dreigden , ontquam : want de vrees die haar van alle zijden ver- gezelfchapt en veel eer dood alslevcndmaakt, laat haar met een bevendehand den teugel van'tpaard ontflippen. Zij aldusdoor onbekende paden gevoerd zijnde, geraakt uithet gezichtvan harevijanden, die van ha.ar te vervolgen aflaten, ziende dat haar moeitenmaarvruchtelooswaren. Gelijkals dehon- den, na een langc%n moej elijken loop,heel vermoeid cnbuiten adem weder keeren, indien het gebeurd dat zij den weg verloren hebben van't beeft 't geenze met kracht nalpoorden, en dat in een dikke doorn- heg geraakt is , even alzoo zijn onze Ridders ge- dwongen weder te keeren, niet minder door ver- mceidheid verzwaktals vol van fpijt en fcuaamte, Q^i om
|
|||||
i.
|
|||||
144 T0R.Q.UATO TaSSOOS
om datfe Hcrmine niet hebben konnen aantreffen.
Ondertuffen houdfc niet op van voort te rcnnen, zoo van fchrik en vrees ontfteld datfe het hoofd niet darf omkeeren en zien offe noch vervolgd word: van dui- Zend ongenuchton gequeld, rijdze de geheele nacht en den anderendag, zonder noch raad noch leidf- man te hebben, noch zonder ontrent baar iets re hoo- ren of te zien als haar trancn en zuchten. Maar ein- delijk op die tijd als deZon haar paarden uit de wagen fpand om zich in de zee te dompelen, komtfe aan de Jordaanftroom en zet haar voet ter aardcn, van niei- ning zijnde op haar aangenamen oever te ruften. Hier onderhoudfe haar niet als met haar rampfpocd , ende tranen zijnalhaar welluftighe&n daarzij naar haakt:ondertuflen bevangt haar dc flaap,die de alder- zoetfre betoovering der fterfFelijke menlchenis om hun ongenuchten te doen vergeten,bedekkende haar en haar gevoelen f met zijn vreedzame en dui- fterevleugelen. Echterlaatdeliefde, omalledeze dingen,niet haar met verfcheide droomen en gezich- ten t'ontruften: hij is degene die te weeg brengt dat- fe, in haar inbeelding begraven^zijnde, niet eer • ontwaakt, voor zijhet zingendervogelen, diede fchoone morgenftond begrocten, en het geruis der v/ateren en't ritfelen der boomen hoord, die zoetjens door den ademder wefte winden, diemetdebloe- men fpeeld, bewogen worden: Toen opendezij haar quijncnde oogen, enzag indcze eenzaamheidniet als
|
|||||
j
|
|||||
^.
|
|||||
Verkjle JeruzalentJ. 1.4.5
als arme hutten van harders, daar vaa zij de Item
fcheen tehooren, die zichin't geruis der baren en fchuddende takken door de wind bewogen , ver- mengden om haar tot zuchten en nieuwe droef heyd te noodigen: maar inhet hevigfte van hare klachten worden dieafgebroken dooreen verwerd gerucht, 't gene zij in't begin nietkononderfcheiden, totdat- fe geluifterd hebbende,inder waarheid oordcelde dut het harders waren, die Ipclende, haar ftemmen voeg- den onder't bolgeluid van haar flcuiten en ruifpijpen. Zij opgeftaan zijnde ging zoetjens na haar toe,en zag nietverre van haar een ecrwaardige grijxerd on der dcfchaduwengezeten, vanwaarhijzijn kuddezag weiden, hoorendedrie jonge harders zingen, ter- wijl hij teene korfkens maakten : zoo ras alfle Hermine gewaar wierden, en dat de glans van heur wapenen haar verblinden, zoo wierdenze van vree- ze en verfchrikking bevangen, om datfe niet gewoon waren onder perfonen zoo toegeruft, te verkeeren: inaar om haar moed te geven groete zij haar beleefde- lijk, daar na heur blonde lokken en (choone oogen, daar demin en zijn Majefteit in blinkt, voor haar ontdekkende^lprakfe tot haar; gij harders, die men wel waarlijk gelukkig , en van den Hemel be- mind mag noemen , laat om mijnent wil uw eenvoudig vermaak niet achter : Want deze wa- penen daar gij mij mede bedekt ziet, begeren nit t als vrcde, en gij behoefd niet bevreefd te zijn Q_ 3 datfe
|
|||||
lift Tor.qju.ato Tassoos
datfe u het minfte ongemakaandoenzullen. Na dat-
fe dien goeden grijzerd met deze reden had bejegend vervolgdenze, maar zegt mij,m'i jn vader, hoe dat het mogelijkis dat gij hier zoo vreedlaam indezegewe- ftenzijt? vreefdgijde moedwilligheydderfbldaten niet, nu dat zoo een bloedigen oorlog aan alle zijden ontftekenis? Mijnzoon, antwoordcn den grijzerd, tot nochtoe hebben mijde Goden zoo veel genade gedaan, datfe mijn armekudde enklein huisgezin tegen alle overlaft behoed hebben. Deze argelege plaatfenzijn vanhetrazend krijlgefchrey van Mars altijd bevrijd geweeft. Hier heefthet ongerufl: ge- ruchtonze vreedzaamheid ndch nietverftoord, 't zij datons dat door een bijzdndere gunfr. van den He- mel toekomt, die zorg voor onze onnoozelheid draagt, oft zij dat het ge weld der uitheemfche wa- penen onder ons niet heeft te befpringen, als d'opge- blaze hoofden der grooteKoningen: gelijk wij zien dat den donderveel eerde hooge bergenals delage dalen treft. Ook is 'er weinig Ichijn dat de foldaten die gemeinelijk heetna roof zijn, die bij onze ar- moedczoudenzoeken: enechter hoe zeer datfe van ^nderen veracht word, zoo bernin iMe zoodanig dat ikdie niet wilde verwiffelen voor aide kroonenen fcepters en al de fchatten vanAzien. Sedert dat ik mij zelven heb leeren kennen, zoo hebben, noch de gierigheid, nochdeeerzucht, noch de moejelij- kezorgen nooitde geruftheid van mijn ziel ontruft. Zoo
|
||||
VerUfteJeruzaum-). t^y
2.oo ikdorft hcbdan verkoel ikdie metfris water,
Zonderdatik vreezedatmen daarfenijn indoenzal om rnij te vergeven; voort hoef ik van't ovcrige tot mijns levens onderhouding niet te koopen , want mijn kleinen hof enmijnvee verfchaffen mijn tafel overvloedig genoeg van't gene dat noodig is; en al- Xooik mijn begeerte met weinig dingen vergenoeg, zoo heb ik ook weinig dingen van nooden om verge- noegd te leven; die jonge harders die gij ziet zijn mij- ne kinderen die voor mijn vee zorge dragen, ziet daar ziet gij. al de dienaars die ik heb, en hoe ik mijn leven in deze eenzaamheid doorbreng, daar mijn oq- gen door vermaak betooverd worden, wanneer ik de kleine lammerkens rond om heur moeders zie huppe- len, dejongeuderhindenin'twoudopipringen, de vifTen in't water fpelen, en de vogelen haar verfchei- denverwige vleugelen in de lucht uitfpreiden. Het is waar dat ik bekennen moet, dat ik eertijds wcl hooger gedachten had als die der harderen, toen ik in een ouderdom was die den menfch door een frifle jeugd vcrwarmd en tot de dwaafheid dezer wereld vervoefd : ik kreeg een af kcer van't landleven, en 'begafmij heimelijk uitmijn geboorteplaats, om in groot Kairo te gaan woncn; hier zag ik het hof van den grooten Soudaan, en wierd gefteld in den ftaat van een zijnder hofdienaren : doch hoewel mijn hoe- danigheid van de minfte was en dat ik maar voor Tuinman dienden, echter befpeurden ik\ie fnood- 0^4- heid
|
||||
.j^S Toro^vato Tassoos
heid Wei die in de hoven der Vorften in zwang'gaat:
maar door een onzekerehope bedrogenzijnde, was ikgedwongen een geruimen tijdde dingen die mij het onaangenaamfte warente verdragen : maar als ik zag dat de hope, de jongheid en de moed mij be- gaven, als doen begon ik het gerufte leven ce bekla- gen en de vreedzaamheid te begeren, die ik in dc eenzaamheid gelaten had : ik (cheiden toen van ?t hof om weder in deze aangename verblijfpiaats te ko- men, daar ik federt zeer gelukkig geleefd heb. Terwijl dat dezen ouden harder op zoo een wijze
tot Hermine fprak, hoordezij hem aandachtig aan, zonder een woord van't gene hij tot haar fprak te vergeten,want deze wijze reden maken haar zoo op- getogen en dringen zoo diep in haar ziel, datfe mach- tig zijn om een gedeelte van hare ongenuchten te ftillen: zulkx na datfe een langen tijd overleid heeft watfe doen zal, zooneemtfe voor haar, daareenigen tijd te verblijven, wachtende tot dat een gunftige gelegentheid haar middel geeft weerom te keeren. Helaas fpreek tfe tot hem, wat zij tge gelukkig mijn vader, datgijdoorondervindinggeleerdhebt, hoe veel ongevallen het menfchen leven onderworpen is? dat den Hemel ons nooit zuik een geruften wijze van leven benijde I al 't gene ik van u te bidden heb is, dat gij medelijden met mijn rampzalig ongeval hebben wilt, en mij mctu in deze aangename woonplaats ontfangen: mogelijk zal hetgebcuren dat door deze middel >
|
||||
|
||||||
Verlofie Jeruzalem^j. i\ty
middel, in deze eenzame fchaduwen, mijn hart
haar ontlaften zal van de droevige ongenuchtcn die het vcrdrukken, en zoogij genegentgeid hebt tot rijkdommen, diede gemecne zooachten datfe die als beclden aanbiddcn, ik meen dat ik hicrgrootege- noeg heb om uw begeerte te voldoen. Op deze woor- den konzij haar tranen niet weerhoudenen begon hem een gedeelte van haar gefchiedenis te verhalen , waar door den armen harder zoobewogen wierd dat bij met haar begon te fchreien. Daar na trachtende om haar te vertrooften, en haar t'ontfangen met al het goedonthaal dat hij doenkan, leid hij haar bij zijn vrouwe, diealreede bejaard zijnde, met hem haardagen op zoo een wijzevan leven doorbracht. d'Ongelukkige Princes floeg toen een deel oude vod- denomhaar lichaam, enhulden haar met een hard en grof linnen hul tfel, 'tgeen echter de brave glans van haar oogen noch haar fchoon wezen en verheven gedaante niet verminderden: want men zou terftond geoordeeld hebben , dat zij iets heeft 't gene de hoe- danigheid der perfbnen, die maar gewoon zijn in de eenzaamheid en inde boflen te verkeeren,verre te bo- ven gaat. -Zij heeft haar licht met deze arme kleeren te vermommen; maar dat is niet machtig om de maje- lleitdieophaaraaogezichtftraalduitte whTen. Ech- ter om haar tijd door te brengen , zoo verachtfe niet ' t gene het bou wwerk aangaat, en flaat zelf de hand aande moeiljkfte dingen. In plaats van den fcepter Q 5 varfe
|
||||||
-....... -----------
|
||||||
I - — ------wp. .....i i' '' ''ipwiwit»»iyt.»uiii«iJ!m»iiw.'|..^!llwg^BWIH
ijo Torqjctat© Tassoos
vatfe den fchaapharders ftafin de hand, drijft het vee
roor haar heen en leid het weder in de flailing: hier bij doetfe de moeiten van 't melken en wringt die om kaas te maken; dikmaals graveerd zij, in't heetfte van den zomer wanneer de fchapen onder de fchadu- Wen te ruft leggen, op duizendderlei wijze in de tee- re fchorffen derbeukeenlauwrierende letterenvan haarminnaar, endoct de boomen de teikenen van haar liefde, wiens uitgang voor h aar droevig en on- gelukkig is, dragen: hier op alfle begint te herlezen 't gecnze gefchreven heeft, dan is 'thaaronmogelijk datle den loop van hare tranen ophoud. Welbeminde boomenfpreektfealfchreiende, ikbidu, behoedin uw Ichors dezebeklagelijkegefchiedenis, op dat, in- dict het t'eenigertijd gefchied, dateenig getrouw minnaar hier voorbij gaat, en zic h onder uw aangc- name fchaduwen wat ruft, hij zij nhart tot medelij- den voeld bewegen , wanneer hij den ftaat van mijn vericheiden toevallen zalverftaan ; en ik ben verze- kerdnadathijzeweloverwogenzalhebben, dat hij zeggen zal; waarlijk de fortuin er de liefde hebben zoo grooten getrouwigheid wel qu alijk erkend, maar Zoo den Hemel de gebeden van een fterffelijk menfch ooit gunftig geweeft is, zoo gelbof ik dat hij nu de mijne verhooren zal; endat'er eenigen dag komen zal dat den genen, diemij mogelijk nuveracht en mijners niet gedachtig is, komende zijn oogen op de vergangelijkeoverblijfielcn vandit lichaam te flaan» het
|
||||
wm0mmiifmmm9fKi
Verlojfe Jeruzalent-j. if i
het niet eenige trancn en zuchten weigcren Zal, tot
dc laafte vergeldingen van de gelcden fmarte: door die middelzal ik deze trooft hebben, datmijn geeft na mijndood veel gelukkiger zalzijn als mijn hart geduurendemijnleven geweeftis, endatmijnkoude affche bij haar vlam gevoegd, een ding bezittcn zal, daar het vermaak haar nu van verbodenis. Dit waren de klachten die de verliefdc Princes aan
de boomen deed, die tot medelijden onbeweechelijk waren, ende de tranen die het waardig herdenken van den vromenTankredohaar uitd'oogen trokken. Ondertuflen Wend hij zijn gedachten opeenander, en na dat hemde fortuin geleid, volgd hij een heel anderen wegals die Hermine genomen heeft. Zoo ais hij haar niet metvollen renvolgenkan, door de duiftcrnis van denacht, geraakt hij onverziens in een bofch, daar de boomen zoo dichtftaan, dat hij niet en weet waar hij door zal komen, noch op wat wijze omweder op den grootenwegte geraken. Als doen beraamden hij dat het belt waar, dat hij aanalle zij- den toeluifterden , op hoop dat hij mogelijk eenig ge- rucht of van wapenen, of van paarden hooren zal j waar op zijnen geeft zoodanig werkt dat, in't midden van deze vrees en twijffelachtigheid een eenig wind- j e, ofeenen vogel die maar een weinig de takken der boomen beweegd, machtigisoin hem te doen gaan daarhijhetminftegeruchtfchijntte hooren. Einde- ]ijk geraakt hij uit het bofch,en houd niet op van door onbekende
■
.....
|
|||
xfz ToRQjiATo Tassoos
onbekende wegen voort te gaan, tot dat hij onder
gunft van de nacht in een plaats komt, daar hem een zeker geruiich roept, 't gene hem van ver In de ooren raaft: hier ontdekten hi; een rotiteen daar een klare fpringbron uitfprong, die met groote golvenneer- ftortende een revier maakten, wiens kanten met een aangename groentc,' door de geipikkelde bloemen vercierd,bedektwarert: in'taankomenftondhijftil, cnbegon zoo hard te fchreeuwen als hem mogehjk was, om te zien of hij geen middel vinden zou om uit dit lijden te geraken; maar daar is niema"nd als de ee- nige echo die hem antwoord. Een weinig daar na zag htjde fchoone morgenftond verrijzen, die met een helder wezen verlcheen, ftrooiende op den Horizon haar lelien en rozen; echter is haar: klaarheid niet machtig om hem te vertrooften; maar in't tegendeel bedroefd hij hem meer als ooit tc voren, en vergrimd zich tegen den Hemel, om datfe hem de hope be- neemt om die grooten aanflag te verkorten die hij voorgenomen had te wagen. 't Is, waar indien hem iets vergenoegd, dat het den eed is, die hij gedaan heeft omzijn bemindete wreken, indien zij eenig ongelijk ontfangt. Hieropneemthij voorhem, hoe- wel hij niet wel verzekerd is om den weg na't leger te vinden, zichop wegte begeven en wedertekee- ren, opwat wijze dat het zij, hem indachtig ma- kende, datdendagnaaktenwaarin hetgevechttuf- fchen hem en Argant moet geeindigd worden: hij ver-
|
|||
Vtrlofte Jeruzalem-j. ijj
vcrvolgden dan zijn reis door cen onbekenden weg ,
daarhijecnlooper fcheentchooren die zijn beftdefe om voort te raken:eindclijkontdekten hij inder daad, uiteendal een man te paard gezeten, hebbcndeeen roede inde hand en een horen aan een fluyer hangen, op de wijze der boden: Tankredo hem deweg na'et' Knften leger gevraagd hebbende, antwoorde hij in ltaliaans, daargaik nunatoe, want ik ben van we- gen Bohemond afgevaardigd. d'Uitnemende bc- geerten die den Ridder in't eerlt heeft om nieuwe tij- dingen van zijn oom te hooren, maakt dathij ner- gens achterdocht op heeft, en den genen, die hij een van zijn loopers waand te wezen navolgd : op de- 2,e fchijnvervolgdhijhem, totontrentdietijd, wan- neer de Zon haar in die breeden en diepen afgrond fchijnt te ftorten, die tot verblijfplaats van de nacht befteld is : beiden quamenze in een moerraffige plaats, van het welke zij cen groot kafteel zagen, 't^ene door zijn natuurlijk gebouwonwinbaarwas, bovendien dat de kunft mets vergetenhadom hettc ,verfterken : terltond begonden looperzoo hard op z,ijn hoornteblazenals hem mogelijk was, invoegen dat men een brug van de fterkte zag ne£rdalen; dit gedaanzijnde, fpreekthij, om Tankredo nicer moed tegeven; Ridder, indicngijeenltaliaanzijt, dan moogt gijhierdenacht zonderietste vreezen, vrij doorbrengen ■, want het is geen drie dagen geleden dat den Grave van Kozenzen dezc plaats van de Hei- denea
|
||||
3,5*4. ToRQJJATO TASSOOS
denengcnomen heeft. Tankredohemdus hoorendc
Jpreken, kreegeenigquaadvertrouwen, niet kun- nende gelooven, of in zoo een fterk kafteel leggea eenige verburgen lagen: echter toond hij gcen ande-» ren fchijn, als hij in zulke gevaarlijke toevallen ge-; woon is; 00k begeerd hij, inwac plaatfe dat hem zijn fortuin, of zijn eigen drift geleid, dat zijn Zwaard hem den weg opend: en zoo hij nu niet kan befluiten om daar te blij ven, noch om hem in een nieuwen aan- flag te begeven, het eenige dat hem belet, is het verbond dat hij gemaakt heeft, om den ftrijd met Argant t'eindigcn,die hij alreede begonnen heeft.Hij bleef dan ftil bij 't kafteel ftaan, in een beemd daar de valbrug op neerdaalden: daar na ziende dat zijn leidfmanhem drongombinnen tegaan, weigerden hij het en toonden hem dat het gants zijn voornemen niet was: ondertuflenverfcheenopdebrugeengroot Ridder, met alle ftukken gewapend en een hoovaar- dig en wreed gelaat; hij had het 2waard in de vuift , en toonden door zijn wezen dat hij den ftrijd zocht: met dit voornemen wende hij zich na Tankredo, en fcheen hem met dreigende redenen toe te Ipreken ; wie gij 00k zij t, ft^rak hij tot hem, die door uw nood- lot, ofuwwilhier geleid zij t, weet dat deze doodle plaatfcn van Armijdcs rijk zijn, daarom denkt dat gij't niet zult konnen ontvluchten, en fchikt u toe dat gij hier uw wapenen en u w paard laten moet; gij zult beter doen het gcwillig te verlaten dan het te vcr-
|
||||
Verlofte Jerusalem-*. ±$f
erdadigen: welaandanfteektuwhandenuitenlijd
at men die vaft bind en u de perfoon die hier gebied jievangen leverd : gaat in dit Kafteel, op voorwaar- ■en, door haar ingefteld voor al de genen die hier Jankomen, van nooit de helderheid der Zonne weSr le zien, noch door langheid van tijden, noch door ee- |iige verwifleling van ouderdom die haar gebeurd; jiier van kond gij niet bevrijd zijn, indien gij u niet #oor eeden verplicht, dat gijuwe wapenenbij die Iran d'andre helden voegen zult, en die voeren tegen al die in Kriftus gelooven. Tankredo hem zoo moed- willig hoorende fpreken, beziet hem van dichter bij jtn bekend hem eindelijk, zoo wel door zijn reden, Slszijnewapenen, dathetdiezelveRamboutis, die piithet legermet d'andere, omArmijde tevolgen, p^ertrokken is, en feder ter liefde van haar hcidens wewordenzijnde, door haar gebod, deze vervloek- | te wetten onderhield, die men in dit kafteel bewaar- yicn. Hijhem met een aangezicht van een heiligen $ver ontfteken, aanziende, antwoorde hem; on- Hrouwe Godd'loos als gij zijt, ik ben Tankredo, die Bietzwaardnietopheb genomen danom d'ongcloo- ■fige te beftrijden, en het geloof van mijnen Schep- »er ftaande tc houden, dat gij zoo fchelms verlaten Biebt; door die goddelijke kracht heb ik zoo dikmaals Ide moedwilligheid van hen die gij navolgd, in tegen hem op te ftaan, geftraft: dezenarmdiegijziet, is de zclve die den Hemcl heeft believen te verkiezen , era
|
|||||
,»i..»~ • ■•■ *• - •"
|
|||||
i.f6 ToRQJJATO TaSSOOS
omop udewraaktc nemcn. Op de naam van Tan-
kredo, blcefden verraderRambout heel verZeten befchaamd, echterde vrees die hem beving ontvein- Zende, vervolgden hij ; rampzaligegijzijtwelftout datgij hier komt, daar gij niet kond als een treurig cinde van uw leven verhopen. in deze plaats zal ter nedergewurpen worden, die dapperheid die u voor dezenzoo machtigcn gevreefd gemaakt heeft: en Zoo ik bij ge val geen heel ander menfch ben als ik ge- woonben te wezen, echtermoogtgij verzekerd zijn dat ik terftond dat hoovaardige hoofd van uwe fchouderen flaan zal, om dat voor een gift aanuw medegezellen te fchenken; zoo fprak den verloo- chende, trachtende daar doer den kloekmoedigen Tankredo te verfchrikken. Maar terwijl de nacht Zoo genaderd was, dat den een den ander zich niet bekcnnen kon; zoo zag men terftond zoo grooten getal van tortfen verfchijnen, dat de lucht zoo ver-t licht was als op den vollendag, het kafteel glinfter- den van alle zij den als een prachtig tooneel, daar ge- duurendehetvercierfelvan de nacht, droevigege- fchiedeniffen vertoond worden. Op'thoogfteis Ar- mijde gezeten, die zonder gezien te zijn, alles zien en hooren kan 't gene beneden gefchied. Geduurendedezedingen, bereidendenzeeghaf-
tigen Prins zijne wapenen en zijn moed, om deze twift te beilechten, hoewel hij zoo wel van zijn won- dennict genezen was, als de tegenwoordige gele- gentheid
|
||||
Yerhfte Jeruzaleto. 457
g*ntheidvereiften: maar zoo als hij zietdatzijnvij-
and te voct is, en dat hij met den helm op't hoofd j het zwaard in de vuift, enwel met zijn fehild bedekt na hem toe komt, zoo ftijgt hij van't paard, om geen voordeel op hem te hebberf, hem tegen tredende met zoo dreigende gezicht, als zijn ftem fchrikkelijk is; denanderen treft hemdefgelijkx aan, ende fchijn makende als of hij hem in't gezicht wilde flaan, wend den flag afenbrengt die elders; maarTankre- do die van langer hand het ambacht der wapenen wel be wuft is, ontbreekt geen baquaamheid om hem tft rugte drijven; hetis waar dat hij zich een weinig zwakker als naargewoontcbevind, zoo wel teroor- zaak van zijne wonden als door de moeiten die hij al de nacht gedaan heeft om de fchoone Hermine te vervolgen: echterisdcze vermoeidheid nietbij zijn dapperheid, die hem ftoutmoedig tegen zijn vijand aanvcerd, enzoodichtbijhoud, datdenongeloo- vigeniet weetna watzijde hij hem keeren zal; hij houdhem het zwaard rechtvoorhet deurzicht, en beipringt hem met een wonderlijke behendigheid; nade gevaarlijklledeelen brengthij zijn vpornaam- fteflagen, envergezelfchapt diealtijd met verwij- tingen en dreigementen om hem noch meer te yer- ichrikken; ondertuflen wend zichRambout na d'een en d'ander zijde, engebruiktalzijnliftigheidenge- zwindheid, om zijn vijand met gelijke munt te be- talen; nu behelpt hij zich met zijn fehild, endan R weder
|
||||
1^8 , ToRQJJATO TASSOOS
weder met zijn zwaard, omzijngeweldonbruikbaar
te raaken: maar hij heefc dit goed te doen, want hoe
behendigdathij is om zich tedekken, Tankredois
noch veel meer afgerecht om hem te treffen; alreede
is zijn fchild aan ilukken , zijn helm op verfcheide
plaatfen geblutft , en zijn harnas geheel bebloed,
zonder dat een van de flagen die hij Tankredo ge-
brocht heeft, hem het minfte ongemak heeft veroor-
Zaakt, zoo behendig heeft hij hem getoond in die af
tekeeren. Menmoetdannietverwonderd zijnindien
Rambouts hart en gewifle, door rpijt en fchaamte en
vreeze ontroerden, nu hij zich zoo qualijk gehandeld
zietvanhaar, wiensliefde hem het Kriften geloove
heeft doen verlaten: hierorn voorgenomen hebben-
de zich als een wanhopend menfch aan te ftellen,
tracht hij tot de lefte proef van zijn fortuin te komen:
daarom grijpt hij in bei zijn handen het zwaard,
't geen hij noch gants niet in het bloed van zijn vij-
and befmet heeft 3 maar nu weet hij hem zoo te tref-
fon, dat hij hem een diepe wonde in de flinkxe heupe
geeft: nadezen flag, die om de waarheid te zeggen
zoo gevaarlijk is, dat het ftarkfte lchild niet machtig
zou zijn die te wederftaan, geeft hij hem'er noch een
in't midden van't voorhoofd , zonder dat hij hem
den helm bluft, omdatfevantelijnenftoffeis; ech-
teris de kracht-zoodanig dat hij, door't geweldig
dreunen op zijn hoofd, geheel verdoofd blijft, en
dat Zclf de gelpeo aanftukkenbreken: doordefpy1
die
|
|||
Vtrlojle Jerusalem-}". • i a £9
die denPrins hier van ontfangt, Word zijn aangcs
zicht als een vlam en zijn gezicht als een blixem; th bovcndiendat hijop zijntandenknarlt, fchijnthet dat'er vonken uithet deiarzicht van zijn helm ftuU vcn. Den trouwlooze die dit belpcurd, en die het gezichc van zijnen vijandniet verdragen kan, fid- d erd van vreeze; hij hoord het zwaard gonzen , dat van boven ne&rdaald, en beeld zich alreede in her be- bloed dwers door't Hchaam te hebben: zoo als hij tracht om die af te keeren, valt den flag op een mar- morrc pilaar, die dicht bij de brug ftond, zulkx dat de brokken tot aan den Hemel vliegen: als doen be- ving een koud zweet het hart vap dien verrader, die terftondde vluchtna die brug nam, daarhij alzijn hoop inftelden om zijn leven te bergen ; maar Tan- lyedo vervolgd hem zoo dicht, dat hij hem alreede het zwaard op zijn lendenenhoud,en zich verzekerd dat hij't niet ontkomen zal. Op het punt dat hij daar moed op fchept, zie, zoo word en zeer wel van pas, voor d'ongeloovigen,alle die toortfen uitgedoofd, al de ftarren verd wijnen,zonder dat 'er een aan denHe- mel overblijft, Tankredo blijft door deze middel van alhetlicht beroofd enzelf ookvandatvandemaan. Midden onder deze duifterniffen vandenacht en de- ze vcrfchrikkelijke tooverijen, kan hij den overwin- naar niet meer vervolgen, noch hem zien, noch geen ding rondom hem onderfcheiden; na wat zijde dat hij zich keerd, gevoeld hij zijn voet niet vail ftaan -, R z tot
|
||||
%6<S ToRQJ?ATO TASSOOS
tot dat hij eindelijkdoor'tveel ftruikelen tegen een
poort aanftiet, die terftond achter hem toefloot wan- neer hij 't minft daar op verdacht was: zie hoe dat denellendigen lankredo zichin eenplaats befloten vond daar hem de duifternis van de nacht van alle kennis beroofden: gelijkalsdevifch, dieom'tge- weld der baren te fchuwen, haar na een moerraffige poel begeeft, aangelokt zijnde door het ftille wa- ter, daarhetgemakkelijkerinalsuittekomenis: 'tzij dat zoo vreemden gevangenis uit tooverij of dierge- lijke kunft onftaat, zoo veelis'erafdat d'ongelukki- gePrins diezijn zelfaandoet, en zichineen plaats befloten vind daar het onmogelijk is om uit te ko- men : h ij heeft goed te trachten om daar uit te raken; wat geweld dat hij doet om de poort te bewegen, en i hoe fterk dat zijnen arm is, echter helpt het hem tot zijn verloffing niet. Eindelijk na dat hij vergeefsge- arbeid heeft, hoord hij een ftem die zich tot hem voegd, en om hem noch meer in bekommernis als te voren te brengen, fpreektfe tot hem; laat af, gij roept te vergecfs en zult niet vorderen, indien gij uit deze plaats meend te raken daar gij Armijdesge- vangen geworden zijt : hier moet gij niet vreezen vante fterven, indien gij u nietwel kund rerzeke- ren dat gij uw dagenen jareninhetgrafderlevende zult deurbrengen. Op deze woorden gaf dien onver- winnelijken held geen ander antwoord, dan dat hij in het diepft van zijn hart zija zuchtcuen klachten hield
|
||||
Verlojie Jerusalem-). %6t
hicld opgefloten. Hoc dathij mccr opzijnongeluk
denkt, hoe dat hij mecr verwonderd ftaat; enal'c gecn hij doen kan, is de liefde, de fortuin en zijn on- voorzichtigheid te befchuldigen, omdatfe haarop deze wijze hebben laten bedriegen: daar na hem bij zijnzelve vcrtroollende, zeidhijj ellendige als ik ben, dir zou mij een kleine zaak wezen alleen maar van het licht der zonnen beroofd te zijn, maar helaas ik verlies tegenwoordig het licht van een veel fchoonderftar; enik weetnietof ikmij immermeer vinden zal in een plaats daar haar verliefde ftralen de wolkenvanmijn droefheidzullenverdrijven. Van een ander zijde verdubbelden zijn ongenuchten, wanneer hij op den ftrijd met Argant begon te den- Jcen: zeker zeid hij in zich Zelve, ik heb een onverbe- terlijke rniflag begaan, en ik bevind dat mijn vijand, in toekomende, al de reden ter wereld zal hebben om mij telafteren: waarlijkik ben fcheldens waardig, en het is mij een eeuwige fchande den gezettendag verzuimdte hebben. Alzoo quelden hemde eeren liefde al t'effens door de vrees die hij hecft van d'eene te verliezen en d'andere niet te konnen aantreffen. Terwijl hij zich van zijn zijde bedroefde, arbeide
Argant vand'andre, en achtchetvoor fchande zoo gemakkelijk in't bedde te ruften: want zijn opge- blazen hart is zulken een vijand van de vrede, c n 7.00 bloeddorftig en op eer verliefd, dat hoewelhij van zijn wonden noch niet genezen was, echter met R 5 onge-
\
\
-
|
|||||
V
|
|||||
,^-^«y^»s.....
|
|||||||||
l6% ToRQJU.ATO TaSSOOS
ongeduld na den zeften dag verlangden ; daaroni
veroorzaakten die zelve nacht, die voor den dag vaa't gevecht quam, den eergierigen Heiden nieu- we ongenuchten. Hij is met zoo vierigen begeerten tot ftrijdenbezeten, dat hij geheel de flaap verlieft, zulkxdat hij hem van't beddewerpt omin'tveldte gaan, hoewel de Hemel noch zoo duifter is, dat hij bijna de alderboogfte tbppen der bergen noch niet verlicht: op, op; mijn wapenen, zeid hij tot zijn Ichildknaap; die hem andere toebereid had als die hem vandenKoningwaren gegeven, enveelrijke- lijker als d'eerfte waren: terftond fchoot hijze aan Zonder die te bezichtigen , en hoe zwaarwichtig datfe ookzijn, echter beletteZe hem niet; maar zijn Zwaard verwiffeld hij niet, begerende geen ander als hetgeWonelijke, om dat het een oud lemmer van fijn ftaal en wel opgemaaktisi Gelijk als in de lucht een onnatuilrlijke ftaartftarverfchijnt, wiens Ichrikke- lijke en bloedige ftaart de Koningrijken metnieuwe verwoeftingen en'befmettelijke ziekten dreigd,zulfo dat haar Ikht voor de grootfte Monarchen doodelij* is; zoo verfcheen die verfchrikkelijke krijsheld op de ftraten; de glans van zijne wapenen verblindeii al de genen die hem zagen, zijn oogen die hem in ' hoofd drevenj van bloed engramfchap verhitj a* demde niet als dreigementen uit, en op zijn aangc zicht heeft hij, ik weet niet Wat voor afgrijflehjkxi 'tgene als een voorteiken van de dood is, Daaris geef
zoc
|
|||||||||
. . . ._____.-^-.^ ■ ■ ■ ■■«■ --^-f&jfc^;.
|
|||||||||
g^ppBJPff^gWPPpppiPpwi
Verlofie Jeruz^tlernS. z6%
Zoo ftoutmoedigen dapperheid die van zijn gezicht
en van zijn zwaard niet verfchrikt j want boven dien dat hij hct bloot inde vuift houd, flingerd hij t'el- kens over zijn hoofd, en te vergeefs in de lucht fcher- mende geeft verfchrikkelijke fchreeuwen: dien Kri- ften roover, roept hij, die zooverwaand isdathij zich bij mij derf gelijken, zal wel haaft onder mijn handen neerftorten; ikzal't vermaak hebben hem op de buik te trappen, na dat ik hem verwonnen heb, en in het ftof zien neerleggen, daar zijn verwarde hairen van zijn eigen bloed zullen bezoedeld wor- den ; watbetrouwendathijopzijaGod heeft, het zal hem niet helpen , na dat ik hem indeze uiterfte nood gebrocht heb, want ik zal hem ontwapenen en hier toe deze verfchrikkelijke enoverwinnende hand ■gebruiken: denverraderzalftervien, enalfterven- de zal hij nimmermeer van mij verkrijgen, dat zijn lichaam aan zijn fpitsbroeders zal geleverd worden : eer dat zou gelchiede, zal ik het voor de honden werpenop datfe haar aan dat ftinkend aaszat eten. Gelijkmen fomtijds een frier, diedoordeliefdeen minnenijd geprikkeld word , op een vremde wijZe ziet bulken en zijn moed door fchrikkelijk brullenin hem opwekken, zijn hoomen tegen de flam van een boom fcherpende, geli)k als of hij, doordeijdele sjantreffing die hij inde luchtdoet, de winden wou beftoken, flaande met zijn voeten tegen d'aarde, en van verzijn vijand beroepen tot een bloedigecn R 4 doodelijken
|
|||||
MakMltittaifa^.- -----
|
|||||
x6^. Torq^ato Tassoos
doodelijken ftnjddiet zelve kanmen in dezenBarbaar
befpeuren, die door razcrnij vervoerd, den krijgs- bode bij hem riep, en met een ftem die door de bewe- gingen van zijn driften gebrokenwierden, fprakhij tot hem; gaat in het leger en verwittigd van mijnent wegen,dien dapperen krijgfman van Chriftus, dat ik hem zal komen bezoeken, om het verfchil dat wij t'famenhehbenrebeflechten. Ditgezeidhebbende, fteeg hij te paard zonder zijn antwoord te verwach- ten , en zijn gevangen buiten de poort voor hem hebbende doen brengen, daaldehij metvollen ren van den berg,; zoo razende is hij door een gewel- digeen wraakzieke begeerte; maar zoo ras als hij inde vlakte gekomen is, blaaft hij op zijn hoorn, wiens geluid als den donder aan alle zijden weer- galmd, verfchrikkende de ooren en de moed der ge- nen die het aanhooren. . Alreede waren de Kriften Prinftn in de hutte van
haren Veldheer vergaderd, wanneer de krijgsbode zijn ontzegging quam doen, daar in Tankredo de eerfte genoemd wierd, zonder evenwel niet een van de anderen uitte zondefen: hier opwende Gode- irooy, waarlijk met een koninglijke Majefteit, zijn oogen aan alle zijden, en lette naarftig op een ijders gelaat: maar hij heeft licht te zien en zijn geeft door verfcheide gedachtentequellen, om dat door al do- ze dingen zich niemand ten ftrijd aanbied; zulkx d^httgoed te zien. is dat denzeeghaftigen Reinout daar
|
||||
Verlofte JtruzaUm-y. 165
daar niet naeer is, en van Tankredo Weet men geen
meerder tijding als van Bohemond: hier bij heeft den Ridder die Gernand onlangs ter dood brocht, zich gewillig gebannen; enboven dethien diede voof- naamfte van't legerzijn, welkmen omArmijdc te geleiden verkoren heeft, zijn 'er noch verfcheide anderen, die niet minder kloekmoedig als dapper, haar onderde duifterniffe vande nacht hebben ge» volgd : zulkx dat onder al de Ridders die daar over- gebleven zijn, niet een gevonden werd, die zich gewaardigd om die eer t'aanvaarden, in een gele- gentheid daar het gevaar voor de deur ftaat: rnaar alzoo de vrees haar boven de fchaamte vervoerd , fprekenze niet een yoord, en haar bloodaardige moed derfd zoo ftouten aanflag niel onderwinden : waar op den groothartigen Godefrooy acht flajinde , terltond door haar ftilzwijgen, gezichi en gelaat, oordeeld datfe met vrees bevangen zijn; het mif- noegendathij hier doorontfangt, doet hem van zijn ftoel opftaan, en zich tot haar keerende van een rechtvaardige gramfchapvervoerd , fpreekt hij tot haar ; waarlijk men mogt mij in toekomende wel verwijten, dat ik het leven onwaardigben, indien ik mijn leven voor zoo een heerlijke zaak vreefde te wagen, of indien ik toeliet dat een ongeloovige al- dusde eer der Chriftenen metvoeten vertrappelde; wel aan dan, dat aide Ridders vandit leger met de armen overelkander geflagen, uit een vwzekerde R ? plaats
|
||||
%66 TORQUATO TASSOOS
plaats goeds moeds aanzien, waar ik mij ga begcvenj
lkheb^ voor mijgenomente ftrijden: dit zeggendc vraagden hij na zijne wapenen, die hem terftond gebrocht wierden; maar de Grave Reimond (die in eenen hoogen ouderdom, met rijpheid van de din- gen wift t'oordeelen, en die zoo weinig fterkte niet had j of hij kon zoo levendig de hand aan 't zwaard flaan alsiemand vande vergadering) beraamde om ■zelfdit verfchil te beflechten: hij zich dan tot Gode- frooy keerende, fprak; God laat het nimmer ge- fchiede, datikooitzoutoeftaandatonzen Veldheer zijn perfoon in het minfte gevaar zou begeven: ik weet zeerwel dateen ongeluk genoegis omdeon- dergang van dit geheele leger met zich te flepen; neen, neen, gij zijtonzen Veldheer en geenflecht foldaat, noch eengemeenHopman: indienwij zoo ongelukkig waren, datwijuquijtraaktenj derouw zou daarvan algemeen zijn> opu fteund al het be- wint van't leger, 't geen de wapenen tot verdading van het Kriften geloof heeft aangenomen; door uw wijs beleid, moet hetKoningrijk vanBabilon vcr- delgd worden; ftaat ons dan alleen maar met uw goeden raad bij, laat ons met de reft begaan, uw ge- zag zal genoeg zijn om onze moed te wetten, en ik benverzekerd datniet eenonder ons in gebreke zal blijven om het uit te voeren; hoewel ik alreede on- derde ouderdom begin tebukken, echter begeenk niet minder als mij daar op te verontfchuldigen; hij bevrijde
|
||||
VerhfteJeruzalenLJ. %Gj
bevrijde zichdie wilvandeze dappre daad, even-
welwil ik niet. dat mijn oudcrdom mijdaarvanont- laft: datbetGodmaaralleenbeliefde, ojongekrijf- lieden, dat mijn jareninde lent van deuwe waren, waarlijk ik zou zoo niet als gijlieden doen, die zoo weinig gevoelen van het ongelijk hebt, dat al de boon die u dezen trouwloozen Heiden aandoet, niet machtig is ora u\v gramfchap te bewegen, noch om u rood te doen worden: o waarom heb ik noch de kracht niet die ik eertijds, toen ik in't hof van Koen- raad de tweede, voor het gezicht van al het volk, het zwaard dwers door't lichaam van den gevreef- den Leopoldus boorden * en hem op die plaits dee iheuvelen : dat was zonder twijffel de daad van een grooter dapperheid, den roof van zoo machtigen vij- and zeeghaftig teftrijken, alshetnuzouzijn, in- dien een man alleen en t'eenemaal ontwapend, ge- beele troepen van die bloodaardige en onervaren lol- daten opde vlurht dreef. Indien mijn lichaam die eerfte kracht noch had, o hoe haaftzoude ik de moed- willigheid van dien verwaten ter neergeflagen heb- ben I Echter zoo als ik nu ben, heb ik zoo grooten rnoed dat zijn dreigementen mij geenfins verbazen : en zoo het wapenlot begeerd dat ik op de plaats fneu- Vel, mogelijk Zaldan denBarbaar zoo vergenoegd en blijde niet wederkeeren> als hij zich zelven in- beeld : ik ga mij dan terftond wapenen, en God geef dat dezen dag alle de andere dagen van mijnk- ven
|
||||
x68 Torqj/ato Tassoos
ven deurluchtig maakt. Denwijzen grijzerd rprak
dcze woorden kloekmoedig uit, die zoo veel voor- bcelden waren om in de dapperheid van anderen, de vlammen van een ware deugd, die in haar als flape- rig en uitgedoofd waren, weder te ontfteken: wane de gene die flus noch bloo en ftom fchenen, toonen nu een onverfaagd gelaat en fpreken veel ftoutmoe- diger: niet een van haar wil dezen ftrijd weigeren, en zoo veel als daar zijn bieden zij haar om ftrij d daar rocaan: Boudewijn, Rogier, Guclfus, detwec Gujus, Steven, Gamier en Pirrus, zijn de gene die het d'eerfte verzoeken: hier op bied zich om haar na te volgen den genen aan, die door een loffeLjk be- drog de Had Antiochien in de macht van Bohemond over leverden: in deze eer willen noch deel hebben, Everrard, Rudolf, en Roffemond , daar van dc eerfte uit Schotland, de tweede uit Irland, en de derde uit Engeland geboortig is; het weik landfchap- penzijn die de zee van onze vafte landen affebeid j in dit zelfde getal moet ik Gildippe en Odoart ftel- len, tweegelukkigeminnaars, wiens vlamraen on- bcfmettelijk gehouden worden , onder de wetten van een aangename trouw, die hare willen t'zamen vereenigd; maar den genen die boven al de voortocbt het vierigfte vervolgd, is den kloekmoedigen grij- zaard, die om te toonen dat hij vaardig is om uit te voeren 't gene hij gezeid heeft, alreede heel gewa* pend verlcheen, uitgenomen zijnenh«lmen hand- fchoenen.
|
||||
__!__________________ . ttfilJUSk
|
||||
Verlofte Jeruzalem~>. >2,^,j
fchoenen. Godcfrooy hem ziende, wend zich na
hem toe en fpreekt hem aan. Brave Ridder, op- rechte fpiegel van d'aaloiide franledapperheid, in wien volkomen al het heerlijkfte en deftigft: van de krijgskunft glinfterd, om tot onderwijzing van de on- zetedienenj dathetGodbeliefde, dat'er onder aj deze jongheid maar tien gevonden wierden, die u in grootheid van moed gclijk waren! O! indiendatdft was, ik zou vfrzekerd zijn wel haaft dat trotfe Babi- Ion verdelgdte hebben, ende overwinnende ftan- daard van het kruis te gaan planten, van de Baktren af tot aan de Tropobanen toe. Maar wijkt nu voor de tijd, ik bid u, en behoed u tot een beter gele- gentheid, daar in de voorzichtigheid van uv ouder* dom noodwendigergebruikt word. Hier op floeg hij voor dat men dcnamen van d'andefen op brief kens fchrijven zou, om die door't lot tetrekken, ftellen- de het alles in de wille van God, die zoo volkomen de fortuin en zijn voorbefchik beheerfcht, als alle de andere dingeli der wereld. Omaldeze dingen ver- aadcrd den Graafzijn voornemen niet, enhoudhar- der aan als te voren om van het getal te wezen: tcr- ftond neemt Godefrooy aide brief kens en werptfe in zijn helm, die na dat hijze wel omgefchut heeft, eindelijk daar een uit trekt, 't geen de naam is van die zelven Reimond Grave vanToulouze. In't begin is'eraiemand vande vergadering die dit voor geen goed voorteiken acht, en niet verheugd is dezen naam
|
||||
.. linrtiitfrrtiimiittii—
|
||||
ijo Torqjjato Tassoos
naarri te hooren noemen, terwijl zichdaarniemand
tegen fteld; ook verfchijnt het vergenoegen dat den Grave Reimond daar door ontfangt, zoo openbaaf op zijn aangezicht, dat het veel helderder alsnaar gewoonte en veel jeugdiger fchijnt te zijn ; alzoo verfchijnt de flang met een nieuwe frifligheid, wan- neer hij zij n oude huit uirgefchoten hebbende, met een andere voordendag komt, waar vande goude glans en vlammen in de ftralen der zonne verdubbel- den: maarhoegrootdatdeblijdfchapvan den Graaf is, Godefrooy is niet minder, die om zijn verge- noeginghiervantetoonen, hem een ongetwijffelde ovenvinning verzekerd, en hem alreede daar den lof van geeft, gelijk als of hij die al verkregen had: als doen zijn zwaard uittrekkende om hem't op zijde te gorden, fprak hij; ziet daar het gene •fraar mede zich dien braven wederfpannigen der Zaxen, in den ftrijd behielp: ik moet bekennen dat hij eertijds wonderen uitrichte met ditzelve zwaard, 'tgene ik hem ech- ter t'efFens met het leven benam; neemt het nu dan, en ik zal God bidden , dat het u zoo gunftig mag aijn, als het feder in mijne handcn altijd zeeghaftig geweeftis. Met dcze reden onderhielden haar deze twee Hel-
den, terwijl dat den hoovaardigen Argant, diedit vertoeven onverdragelijk valt, van gramfchap en ongeduldbrand; Waarlijk, fchreeuwd hij , nuzijt gij voor mij bevreefd, o brave fbldaten van Europe: hoe
|
||||
Vertojle Jerusalem. iyi
hoe men maaktu zoo kloekmoedig, en gij lijd dat
een man alleen u ontzeid ; men houd u voor het ftrijdbaarftevolkderwereld, en de moed ontbreekt u daar het noodig is: waar is Tankredo die onlangs zoo vol gramfchap fcheen ? waarom vertoond hij zich nietvoormij, hij, diezulkeen vertrouwen ift zijnkracht fteld? ik zie wel wat'er af is; hij flaapt zoogemakkelijlcdat hij zijnbed niet kan verlaten; en mogelijk doet hij't om zoo laat te komen, dat de nacht in't gevechthem overvalt, gelijkze hemde laaftemaal, toen wij met elkanderen te doen hadden, verraften; maar indien dat zoo is, <iat 'er dan een an- der in zijn plaats komt, ik ben bereid om haar tc fpre- ken: looptonder elkanderen gij paarde-en voetvolk, hicr is de man die gij hebben moet; hebt geen zorg d at ik u w ge weld niet wederftaan zal • terwijl dat 'er onder zoo reel volkx alsgijzijt, niet een gevonden word die, uit vrees van flagen , zicb derf roe- ren. Zie daar is't Graf daar den Zoon van uw Maris in begraven wierd } waarom komt gij 'er niet een weinig uwgebeden doen? ditis den weg daar door m'er na toe gaat; tot wat heerlijker aanflag als deze kond gij uw zwaarden bewaren ? Bij deze belchim- pingen voegden den moedwilligen noch andere, die alszooveel prikkelszijnomdedftpperheid van deze groothartige Ridders op te wekken: maar den vro- nien Reimond is de gene die deze woorden het mee- fte ter harten gaan, en alzoo hij een man is die geen boon
|
|||||
._
|
|||||
2JZ ToRQJJATO TasSOOS
hoon verdragen kan, word zijndapperheidaange-
moedigd, nu dat den Heiden die een vjder door1 de ge- weldige overlafl:, aandoen wil. Hij dan niet langer kunnende vertoeven om zich te wreken, ftijgt op het bcftevan zijne paarden 't geen hij Aquilijn heet, ter oorzaak vanzijn gezwindheid. Men houdhet daar voor dat dit brave Ros op den oever van den Tagus ter wereld quam, daarzijn moeder(heetzijndeom befprongen tewordsn, in dietijd dat de merrien, door een natuurlijke drift gedreven, gewoon zijn op't alderhitzigft te zijn) hctontfingdoor veel geeu- wen, wendendezijn open bektegen den adem der winden: en waarlijk het is niet zonderde grootfte fchijn, want daar zou niemand geweeft hebben die *t zien loopen had, of hij zou gezeid hebben dat het de lichtfte wind geteeld had: want het in't loopeu ioo afgerecht is, dat wanneer men't met vollen ren voort drijft, het nauwlijkx het minfte teiken van zijn voeten op't Zand laat ftaan, en zonder dat men't be- merkt raakt men't uit het gezicht quijt. Dit was het paard dat den Grave Reimond befchre&, om zijn vii- and te gaan bevethten: maar eerft wende hij zijn aangezicht na den Hemel, en bad; oHeer, diede onnoozele hand van een jongen harder beftierden te- gen den onmatelijken Goliat, een wreede roede der Ifraelitcn, die in het dal van Terebinte door een flingerwerp wierd ter aarden geworpen; ik bid u, maakt dat door diergelijken toeval, dien ongeloovi- |
|||||
■
|
|||||
Verlofie Jtruzahm-J-1 %J$
ge voor mijne voeten ncerftort: doet rriij zoo veel
genadcdatikhemflaan enoverwinnenmag, en dac eenzwakke grijzerd zijn opgeblazentheid vernede- re; gelijk als een te£r kind voor dezen macht genoeg gchad heeft om die anderen Reus ter neder te wer- pen. Op deze wijzc dee den Grave zijn gebeden, die, doorde vafte hoop dkhij in God had, in denHe- mel der Hemelen wierden opgevoerd, hier in het vier gelijk zijndedat deze eigenfehap heeft, geduu-, rig om hoog te rij zen, daar het zich natuurlijk in zijn middelpunt uir.ftrekt j ook wierdenze terftond door; den eeuwigenVader verhoord,die uit de rijen der En- gelen cen verkoos die hij de laft gar", om dezen ouden Ridder te befchermen en Zeeghaftig te rug te bren- gen, hem uit de handen verloffende van dezen god- loozen lafteraar. Den Engel die de Goddelijke voor-. zienigheid beliefd had den Grave van zijn geboortc* u jr toe te voegen, om hem tot eentroiiwe wacht in depellegrimmagiedezerwereldteverftrekken,zien- dedatdeKoningdesHemels hem wederom gebood eenbijzonderezorg voor hem tedragen, fteeg ter- ftond in die hooge fterkte, daar de Wapenen en dc hemelfche krijfi-uiting bewaard worden : hier is die fpeer opgefloten, daar het helfch ferpent mede gefla- gen en ter aarden geworpen, wierd; hier zijn de blixemende worpfchichterienpijlen,. difi.hoewelze onzichtbaar zijn voor de oogen der fterffelijke; haar cchter den oorlog, depeft, deohonger, endier-. S gelijke
|
||||
%y.\. Torqjjato Tassoos
gelijke ftraffen doen gevoelen j hier hangt die zelve
vork, die eertijds denfchrik van het rampzalig ge- flacht der menfchen was, en dieze noch tegenwoor- digis, wanneerhet gefchied datde diepfte grond- veften der wereld beven en de grootfte {led en het on- derfte boven geworpen worden: onder al die oorlogt tuig is aanmerkens waardig een vlarnmigen fchild, zoo wet door de heerlijkheid vanzijn ftoffe, dat van een glinfterende diamant enuit eenftukis, als om dat het Zoo groot en breed is, dat 'er, zoo veel vol- kerenenlandfchappen, als *er tuffen den bergKau- kaasenden Athlas leggen, onderbefchutzijn. Met dit zelve fchild verfterken haar de rechtvaardige Princen en de fteden daar d'ondeugden uit verban- nen zijn. Den Engel gewapend zijnde, genaakten heimelijk tot den Grave Reimond, en ftelden zich rondom hem, om de flagen van zijnen vijand af te keerenenhemtebefchermen. Onderttiffen warenal de bolwerken der muuren met volk vervuld, die met kracht daar na toe drongen, om van verrete zien wat 'er gebeurenzal. Alreede zond Aladijn de Krijf- heldin Klorinde met een troep oorloglvolk, die op het midden van den heuvel ftand hidden; de Krifte- nen deden delgelijkx van haar zijde, en hielden een goed getal vaardig om den Grave indennood bij te ftaan. Tuffen beide deze troeppen i$ het breede veld daar deze twift moet beflccht worden. Na dat den tiotfen Argant. in'tbegin aan alle zijdenwel gezien had,
|
||||
Verhfie feruzahm^)^. tjf
had, is hij verwonderd dat zich een nieuwen vijand
voor zijne oogen vertoond, en dat hij niet mecr met Tankredo te doen heeft; waar op den kloekmoedi* gen Graaftoetredende, fprak; 't Is vcrgeefs dat gij u aanfteld als verfteld te zijn, den genen die gij zoekt is elders belct, en't is uw goed geluk die dat zoo be- liefd : ik rade u echter niet dat gij u daarom met vcr- waandheid kitteld, want ik ben bereid om in zijn plaats te treden, en de leugenentegen te fprekcn die gij valfchelijk ftaandc houd; en die op het ergfte ne- rnende, behoord gij u niet te verftorcn, indien ik mij aanbiede om als een vierde tegen u te ftrijden, ge- lij k als u w ver waande ontZegging luid. Op deze woorden antwoordenden ongeloovigeri
Argant niet dan met befchimpende redenen en nieu- we dreigementen; Wat doet dan Tankredo, Jprak hy; waarisdiekloekenkrijfman? als men hem hoord fpreken zouw men meenen dathy denHemel zouw verfchrikken, en ondertuffen als 't'er op aan komt, fteld hyzijn verzekerdheid inde vlucht; maar'tis geen nood laat hy loopen zoo veel als hy wil, ik zal hem wel achterhalen; ik zal den Ichelm vindenal was hy in't diepfte der Zee, of in het middelpunt der aarden: hy zal geen ruftplaats hebben, hoe afge- zonderd datfe wezen mag , daar ik hem in ruft en verzekerdheid laten zal. Den Graaf hem aldus hoo- rendefpreken, antwoordenhem; oVerrader, laat af van zoo braven Ridder te befchuldigen, dat hy de S % vlucht
|
|||||
___ ...... - .,—nl^,. __._.. .
|
|||||
irjS Tor.qjjato Tassoos
vlucht zou genomen hebben, gelijk als gy zegt; gy
hebt valfchelijk gelogen - daar is gcen Zoo bloodaar- digen raenfch die zich voor u zou willen verbergen. Terwijl gij zoo ver komt; ancwoorden Argant, brullcnde van gramfchap ; neemt van't Veld zoo veel als gij hebben moet, want ik ben te vreden u ill zijn plaatfe te ontfangen : evenwel heb ik groote vreeze dat het tot uw fchade zijn zal, en dat gy u terflond welbeletzult vinden, om ftaande te houden het gene uw raoedwilligheid nochzoo korts voor- ftelden. Hieropfcheidenzevanelkanderen, envel- denterftond harefperen rechtopdede deurzichten van hunne helmen aan; waar in den kloekmoedigen Reimond zoogoedengelukhad, dathyhem recht* in het helmgezicht trefte, zoo dat zijn hout aan Ipaanderenvloog, zonder dat daarom den groflijvi- gen Argant een weinigin de zaal verfchudden, maar integendeel zathy zoovafttc paard, datde Graaf in de ontmoeting gevaar zou geloopen hebben, in- dien den Engel die hem befchermden, den fteek niet afgekeerd had ; maar Argant die weinig gewoon was temiffen, beet van razernij opzijnlippen enwierp al kfterende zijn fpeer wechj flaande zijn hand aan't zwaard: hy aldus voor hem genomen hebbcnde om den Grave re beledigen, met het grootfte geweld dat hy tegen hem gebruiken lean ; tracht zijn machtig oorlogfpaard recht in het hooFdharnas te ftooten; gelijk alsecn fchaap dat het hoofd neder- bukt
|
||||
Verlojle Jtruz.altftLj-1 ■ ijj
bukt en te rug aarzeld om met meer kracht toe te
horten : maar den Grave om deze aantrtffingen te fchuwen, buigtzichnadezijde, en geeft hem in't verbygaan eenfellen flag in het deurzicht vanzijn helm: hierophervathetdenHeidenwederom, en zijn vijanddie hetwederafkeerd, laat hem aande reenter hand, en treft hem op de zelve tijd boven op zijnen helm; maar de kracht is te vergeefs terwjjl hy van zoo goeden ftoffe is dat'er niet machtig is om hem te blutfen: den onbeveechelijken Heiden on- dertuiTen , die niet anders zoekt als hem aan te doen om handgemeen te worden, werpt hem in lijfgevaar op hem , en houd hem van na by ftaande; het welk veroorzaakt dat den ouden Ridder hem van die zijde plaats maakt en van d'andere belpringt, uitvreeze dat zoo een zwaarwichtige klomp vleefch hem en zijn paard niet verpletterd: en waarlijk die gezien had met wat voor een vaardigheid hy Zich tegen Ar- gant droeg, zou gezeid hebben dathy vloog j want zijn paard is zoo gezwind en zoo wel afgericht, dat het op de minfte draay die men met den teugel doet, terflond luifterdennooiteenvalfcheftapdoet. Even geiijk eengroot Hopman, wanneer hij van zin is om een hoogen toren te beftormen, die in een moerraffi- ge plaats, of op dc top van eenen berg gebouwd is, de bequaamfte toegangen zoekt om die te beftoken, enniets vergeetvanal'tgeen hem voordeelkan ge- ren, zoo toonden zich den Grave hier om zijn en vij- S 3 and
|
||||
2.78 ToRQJJATO TASSOOS
and t'onderte brengen; want ziende dat hij geen-,
fins zijn helm, noch borftharnas blutfen kon, be- proefd hij't op de zwakfte plaatfen, en zoekt de ope- ningen om met zijn zwaard daar tuflen te raken j al- reedeheefthij'er op twee of drie plaatfen al deurge- boord, enalreede zijn de wapenen vanzoogrouza- men vijand geheel bebloed, zonder dat de zijne een weinigbefchadigd zijn, of zonder dat hij het min- fte vercierfel van zijn helmkam heeft afgeflagen : 'twelkden ongeloovige bemerkende, doet op zijn tanden knarffen en van razernij fchudden: hetiste vergeefs wat moeiten hij doet, en dat hij door een overdadigegramfchapvervoerd feltoeflaat; echter word hij niet moede, maar in tegendeel verdubbeld zijnmacht, kervende en ftekende, fchijnende t'el-r kens zijn krachten te vernieuwen wannneerhij mif- flaat: eindelijk onderzoo veelflagen alsArgant op Reimond toeflaat, geeft hij hem zoo flrengen ave- rechtfen flag, dat hoe gezwind zijn Aquilijn is, het bezwaarlijk zoupntwijlcen daar niet onder verdrukt te blijvenj Zonder hulp van den befchutter die hij niet en ziet; hij alleen keerd den flag af en ontfangtfe op zijn diamante fchild;daar verbreizelde het zwaard, van den Heiden a}s of het van glas ge weeft had; om dat'er geen gefmij fterk genoegis, 'tgene d'onbe- derffelijke wapenen van den eeuwigen Vader, die geen t'famenmenging van vergangelijke ftoffe kun- $ien lijden, we&rftaan kan. Argant die de ftukken |
||||
Verhfle JemzauttLj. %y 9
heeft zien vallen, kan hetin't cerftnietgeIooven»
tot dathcm ccngroote vreeze beving, ziendezich
Zelf van wapenen ontbloot, en zijnen vijand met zoo
gocde verzien, dat het niet mogclijk is die te befcha>-
digen: terftond doet hem de fchijn oordeelen dat het
opdes Graven fchildis daarhij zijn zwaard op ge-
broken heeft; en Reimond geloofd het 00k, niet
wetende dat het door kracht van de hulp gelchied die
hem denEngel doet: hijzijn vijands hand ontbloot
ziende van al het gene dat hem beledigen kon, ftaat
heelverzet, niet wetende war hydoenzal, terwijl
hy 't voor fchanden acht, al de palmenen den roof die
hy met zoogrooten voordeel op hem mogt verkrij-
genj maar alzoo hy by navan voornemen was, om
hem te zeggen dat hy zich van een ander zwaai'd
verzienzou, ziezoobedachthyzich, alszijndeeeii
voorftander van het gemeen, dat het hem een groote
fchande zijn zou indien hy't in dezen ftrijd het flech-
ftehad ; en dat deze overwegingen geen plaatsbe-
iioorden tegrijpen, 't en zij zake dat het hem alleeri
betrof. Met deze gedachten onderhield hy zich, toen
Argant, die het gevefl: van zijn zwaard in dehand
geblevenWas, hem het tegen zijn wangwierp, en
terftond zijn paard de fporen gaf, trachtende om
daar door handgemeen met hemte worden; maai
hoewel door't geweld van de werp het aangezicht
jrehecl gekneuft was, echter vcrweerde hy zich en
•ntwrong hem ui't zijn armeri; bier by wonde hy
$ 4. hem
|
|||||
.....
|
|||||
a8* TorQJTato Tassoos
hem in zijn rechter hand, daar hy hem mede docht
te beknelllen , en nietmeer latenflippen alseen A* rent eenen anderen vogel die hy in zijn klaauwen ge- floten houd : hy fpringt aan alle zijden random hem heen, en'tzy dat hy terug wijkt of aanvalt, zoo pail hy hem altijdeenige harde begroetingen te ge- ven : al de kracht en bequaamheid die hij heeft, en al her geen dateen oude haat bij een nieuwe gram- fchap gevoegd, vermag, gebruikt hy tegen dezen ongeloovigen, ziende dat hy door een bijzondere genade van den Hemel gehulpen word, die hem het wapenlot gunftig maakt. Hy ondertuffenmet ijzer bedekt en vol van hoop, weerftaat de flagen die hem gegeven worden, en verfchrikt nergens voor; ge- lijk als een fchip dat door het geweld der winden ge- ilingerd word, de hoop niet verloren geeft om de ichipbreuk t'ontgaan, fchoon dat allc dezeilen en ylaggen aan flarzen gefcheurdzijn, om dat het aan allezijden metdikke balken engoede planken ver- fterkt is , die het geweld der baren konnen weer-r ftaan. Dir lijfgevecht dusop het uiterfte gebrocht zijn-
de, liep den trouwloozen Argantgevaar aan't leven, wanneer Be'lzebub voor zich nam hem bijftand te doen: hierom fchiep hy uit een wolk een ijdel li- chaam » of ik en weet niet wat voor een valfche en lichte fchaduwe van een menfchelijke gedaante, dat hyfcaowelKlorindedce gelijken» datmenwaarlijk gezeid
|
||||
—"^"" — —
Verhfts 'Jerux.akm-j. a8i
gezeid zouhebben datzij't was; want bovendien
dathij'tmet glinfterendeen rijkewapenen, gelijk dehare, bedekten, zoogaf hij 't dezelvefpraaken wezenen gedaante. Dit vermomd fpookfels ging bij Oradijn denberoemden fchutter, en fprak hemal- dus aan; Gij die nimmermeer een pijl te vergeefs fc hiet, hoe kond gy lijden dat rirgant indezen nood is z jnder hem te wreken ? zeker dit zou ons een on- verbeterlijke fchade en al te groote fchanden zijn, zoo rarnpzalig;, zonder hulp, een Ridder te laten fterven, die zich beroemen mag een van de voor- naamfte verdadigers van Judea tezijn; overweegt eens wat men van ons zeggenzal, indien het gebeurd dat tot onze groote ichande, den vijand zegepralend en met den roof van zoo grooten Hopman verrijkt, te rug keerd ; toond ons dan nu hier wat gy doen kond, en gaat uw pijlen beverven in het bloed van dezen verfchrikkelijken Franfinan; tw:jffeld nietof uwen Konii g, boven deeer diegy hier door veikrijgen zidr, zal u zoo een gedenk waardige daad milddadig beloonen. Zoo fprak het fpookfel tot den fchutter Oradijn, die zoo haaft niet overwogen had dat al zijn geluk aan deze fchoot hing, of hy trok, met voornemenom die te doen, uitzijn zwaarwichtigen koker, een pijl die hem het aldergevaarlijkfle dacht, en die op zijnboog leggende, fchoot hydie met al zijn kracht opdenGraveReimond : de uitgerekte peesfnordterftondlos, endefchicht met kracht af- S 5- gefchotcn,
- • /
|
||||
l8x ToRQJTArO TASSOOS
gefchoten, doorfnijd de dampen van de lucht met
zoo grooren gezwindheid, dat hij zich eer laat hoo
ren dan zien: den vromen Ridder word recht in het
middelrif getroffen, door d'opening van her. borft-
harnas; het is waardatde pijlmaar alleenig door't
vel boord, om dat de hemelfche Geeft die hem bij-
fraat, niettoelaatdat defcheutdieperindringt, en
die verzwakr, terftond rukt den Grave de fchicht
uit de wonde, en ziende het bloed daaruitrpringen,
achte hy in't begin 5 de cjuetfuure gevaarlijker als zy
was, en befprong Argant met dreigende woorden,
hem door zijn rechtvaardig gevoelen verwijtende,
dathydebeloofdetrouwgefchondenhad. MaarGo-
defrooydiegezienheefthoedit toegegaan was, on-
ftak in een hevige gramfchap, en nam voov hem niet
te lijden dat men alzoo de voorwaai den die men met
elkanderen befloten heeft, zou verbreken: waar toe
hy hem te gewiliiger betoond, om dat hy alreede
waand dat deze wonde doodelijk is i dit doet hem in
zijn ziel verzuchten , dies hy door zijn hard ge-
fchrceuw, als doordeteikenen die hy met zijn hand
maakt, zijn volk aanmoedigd om deze trouwloosheid
te wreken : alledegenen diedaartegenwoordigwa-
ren, floten haarhelmen, opdatgebod, inminder
dan een oogenblikvelden haarfperenen gavenheur
peerden denloffentoom. Hier beweegden zicheen
troep, endaarbegoneenanderezichteroeren; het
veld word met ftofwolken omringd, die met grootp
drajingen
/
.......__________^......... ......-iJmmL.
|
|||
Verhfie Jeruz.ahm->. ag*
drajingen indelucht oprijzen: indeeerfteontmoe-
tingis denaanvalzoofel, datald'omleggendeplaar- len van het gerucht weergalmen, dat de afgeworpen helmen, de geflage fchilden, ende fplinteren der gebroke fperen maken; hier vertoond zich een paard datniet opkanftaan doorde wondendiehet ontfan- gen heeft, en daar xiet men een anderdat denteugel na zich flepende, dwers door't veld heen vliegt, na dat het zijn meefter verloren heeft: hier hoord men nietals zuchten en klachten vande Soldaten, daar van de eenige ftijf dood tev aarden leggen uitgeftrekt, endeandereademennoch, of werpenzwakde laat-. fte zuchten uit: hierbij, hoedatdenftrijd bloedi- ger is, hoe het oorlogfvolk zich meer onder een ver- mengd, enhoederazernijmeeronfteekt: maarAr- gantdiegeen loosheid ontbrak, fpeelden eenftreek Van zijn ambacht, en wierp zich dwers in het ge- drang, rukkendc uit de hand van den genen die hem eerft ontmoeten, eenheirbijl, daarhij, federdat hy die eenmaal in zijn vuiftvaftgehouden heeft, an- ders met me£ doet als van zich flaan, en het gedrang brekende, zoekt hem een veiligen weg te banen, daar hem de begeerten om Reimond te vinden, alleen, toe aanpord } wanttegenhem wil hy alleenaangaan, en dc razende driften van zijn gramfchap aanwen- den, gelijk als eenafgevaftewolf: zijngrootftebe- geertenis omzich met het ingewand van zijnen vij. and te verzadigen, en zich met zijn bloed te laven : maac
|
|||||
------------- .
|
|||||
x84> Torquato Tassoos
*naar zoo als hy waande hem alrecde ftand re doea
touden,quamen deze, als beletfelen hem in de weeg, detweeGeraards, enmethaarGujus, Orman, en Rogier van Balneftad: maar wat tegenftand dat de- ze (trijdbre manncn deden, echter kondeze hem niet itutten, maar in tegendeel vergrimde hem dit meer als ooit te voren : want zijn getergde dapperheid, heeft diezelve eigenfchapmethetvier, dat hetbe- derf doet aangroeyen door zijn geweld , wanneer men het in een engte befloten houd : in de eerfte ont- moetingverfloeg hij Orman, wonde wreedelijk een ran de. twee Gujus, en wierp den rampzaligen Ro- gier ter aarden, die onder de dooden uitgeftrekt, zich op het punt zag om haar gezelfchap te houden : ondertuffen groeidhet gedrang vaft aan, en word meer op hem verfterktj alreede vind hij zich van een groot gctal ioldaten omringd, die op hem van alle zijden toedringen • hetwelk Godefrooy befpeuren- de, endat deze wanhopigebijna deeenigeis, die den ftrijd met gelijke kans tuffen deeen en andere partijftaandehoud, riephijBoudewijntothem, en diemeteenlevendeftemaanmoedigende, fprak tot hem ; Gaat daar het bederf in de vermenging het grootft is, en vale met uw ftanderd kloekmoedig in de flinxe vleugel: Boudewijn gehoorzaamden ter- flond, en ftiet zoo geftreng op het Aziaanfe volk toe, datfe te zwak fchenen om het geweld derFranflente ■wederftaan; over al waar hij door rend brengt hij |
||||
I------------- - ——-------------------- ---------------------------------------- ii.piu..iii»,,jim„!(.
|
|||||||
I ■
|
|||||||
Verlofle Jeruza!em-j. iSy
den vijand in wanorden, flaandemanen paardter
aarden , zulkx dat deze gedwongen zijn haar rijen tc verliezen, en andere haar vendels te verlaten; door die zelve geweld word de rechtepunt ook verftrooid, zonder dat 'er niet meer als een eenigen Argant is die we&rftand bied ; alle d'anderen nemen de vlucht, en daar is niemand als hij die zichte we£r field, te- gen haar die hunverjagen; zulkx dat demoed, die hij toond te hebben, zoo tegen de natuur is, dat men niet meer zou kunnen doen als hij doet, wanneer men zelf, metzooveel handenals eertijdsBriareus had, honderd (childen enhonderd zwaarden voer* ■ den : het is een wonder om zien hoe hij de dwers, rechte, enknodflagen, metdeftrenge ontmoeting der fperen en zwaarden, we&rftaat; hij alleen fchijnt machtig genoeg te zijn, om al de gene te wederftaan die zich voor hem vertoonen; en daar is geen geweld hoe razend dat het is, daar hij niet doorbreekt; nu werpt hij hem op d'eene, en dan weder op d'andere; zulkx dat, door de hardnekkigheid in hem tebe- fchermen, al zijn leden verdoofd zijn, en zijn wa- penen gebluft of gebroken aan alle zijden; hier bij is hij heel nat van bloed en zweet, zonder dat hij't e- veawel gevoelden, omdat debegeerte vanzich te wreken, hem alle kennis fcheen ontnomen te hebben. Eindelijk nadathij zich wel verdadigd had, word hij zoo naauw bezet van een bende vijanden, die dringendeophemtoezetten, dat hij ondankxalzijn tegenweer,
|
|||||||
------
|
|||||||
|
|||||
a86* ToRQ.ilATo "Tassoos
tegenweer, gedwongenis voorhaarde plaatsopeti
te laten; evenwel fchoon hem de noodwendigheid dwingt om de rug te keeren, en om hem aan 't geweld van deze watervloed, die hem wegvoerd, over te geven, zoo toond hij daarom niet het gelaat van een die de vlucht kieft, indien het zoo is dat men door het werktuig der handen van de moed, moet oordeelen: eindelijk hebben zijn oogen niet van haar gewone vrees verloren, en zijn onbedwingelijke gramfchap blijft altijd in een ftaat. Want al de macht die hem o;- verfchiet, gebruikt hij om de zijne bij te ftaan, en te beletten datfe het oorlogfveld niet verlaten ; het welk deze onverwinnehjke dapperheid echter niet te weeg kan brengen, nochhaarverzamelen, zonder dat de vrees end'onordentelijkheid zichnietin haar vlucht vermengden; maar alzoo 'er geen teugel fterk genoeg is om de vrees in toom te houden, de gene die haar nubevangenheeftiszoogroot, datfe, noch gebo6n noch gebeden konnen hooren. Godefroojr als doen ziende , dat het geval zijn rechtvaardig voememen begunftigden, vervolgden d'overwin- ningmetvreugden, die haar vertoonden, enzond zijnvolk eennieuwe hulp. Enwaarlijk hetistege- looven, dat het Kriften leger, op deze reis, moge- lijkhet eind van zoo heiligenen heerlijken aanflag zou gezien hebben, zoodegoddelijke voorzienig- heidd'overwinningniet toteenenanderen dag hadde uitgefteld. Maar
__ __ ._______.---------------. —
|
|||||
Vertofie yeruzakm~J. \&j
Maar den Prince der duifternifle, ziende dat in
dczen gedenkwaardigen ftrijd, zijn, dwinglandij in gevaar wasom een einde tenemen, beraamden (God liet het zoo toe) om eenige wanorden aan tc rechten: hieromverduifterdenhijdeluchtineenoo- genblikmetdonkre wolken, en bereidendewinden tot een onweer j terftond bedekte een groot zwart dekfelde helderheid van den dag, en ontruktende Zon uithet gezichtder fterffelijke oogen: fbmtijds icheenhet, onderdeZc duifternifle, datdenHemeJ zichopende, van een vier onfteken, datvanallezij- den blixemftraten en donderflagen uitfchoot. Dit fchrikkelijke weerlicht doet niet als maar blikkeren en terftond we£r wegfrijken, voorde duifternifle, wiens zwarte en verfchrikkelijke damp die van de heile uitbeelden; grooteplafregensflaan enlpoelen hetalles wech, dat men op het veld vind; want het geweld ig zoo groot, dat het dc boomen van een fplijt, daar de grootfte haar van , aan het ongeftuimig ge- weld der draay winden overgeven, die haar ontwor- telen en het onderfte bovenwerpen. Tcgen dit on- weer, het welk fchijnt de bergen te moeten doen be- ven, konnenhaarde aldervafte dingen nietftellen; al wat het ontmoet rukt het tcr neer, en voerd het in minder als een oogenblik met zich; alzoo valt den hagel en den regen neer, die terftond in de oogen der Franflenflaande, al haar geweld ftuiten; enboven dien dat het haar aeer hinderlijk is, veroorzaakt het haar'
|
|||||
_......_..... ......-
|
|||||
...in u .) •»•< -------------------------------
a88 ToR<iu.ATo Tassoos
haar zoodanigen vrees, datfc bij na alle gedwongen
worden om heur vendels te verlaten, doordiendat het ongeftuimige weder haar belet die te kennen. Klorinde, onderturTendiedaarnietvervanis, diend zich vandeze gelegentheid, en met dehaarte vier voet rcnnende, roeptfehun toe; Schep moed fpitf- broeders, het is voor ons dat den Hemel tegenwoor- digftrijd; zietgijniethoedathijonsbijftaatj ornde rechtvaardigheid vanonze wapenente verdadigen. Maar hoe groot dat haar moed ook is, en hoe ge wel- digdatde driften van hare gramfchap ook fchenen, Zoo warenze niet machtig orn de onze te doen wij- ken, noch haar het ftrij den te beletten; eninplaats datfe waand de hare moedte geven, en door haar voorbeeld ltand te doen houden, zoo ftrekt het ner- gens toe als om haar met nieuwe fchrik te verviilJen; want de gramfchap daar haar aangezicht van ontfte- kenis, jaagd hunvreeze aan, en fchitterd in haar oogenalseenblixemftraal, diehetgezichtkomtver- blinden: zulkx dat men van haarwel zeggenmag, dat de glans van hare wapencn hun verfchrikt, wan- neerze haar door heur vermaning trachten aan te moedigen. Mijn vrienden fpreektfe tot haar, laat ons kloekmoedig aanvallen , terwijl het geval ons aanleid. Door deze woorden tracht zij de zwakke moed der Soldaten te verfterken, en haar tot den ftrijd te trekken; en den ftrengen aanvai der belprin- gers opbaren hals ontfangende, valtfe verwocd op dc
/ ■ . .
|
|||
------- --------------■ "*wm
Verlofle 'Jerusalem-). aSt>
dc Franflen in, en belacht d e flagen die zij te vergeefs
van alle kanten op haar doen nederdalen : Argarit doethaar vaneen adder zij debijftand, enzijn aani gezirht omwendende, handeld op een vreemde wij;- ze den genen, die noch flus hem al zegepralende na -de Stad vervolgden: want hij dwingt haar de rug te keeren, door den hagel die van boven neervalt, eji de flagen die hij haar geeft; ookis'erden uitgang zoodanig af, dat 'er het heele veld rood van is, 't gene haar bevochtigd enzich met den regen vermengd. Hierleggen onder anderendiedelaaftezuchtenge- ven , of dieze zullen gaan geven , wreedelijk t^r neergeflagen, PirrusendenvromenRudolfus, daar vun d'eenen door Argants hand Iheuveld, en den anderen valt door Klorindes : alzoo word en de FranfTen gcdwongen om de vlucht te nemen , door de Siriers te rug gedreven, of veel eer door de Duivelen, dicvoorhaarverdadingftrijden. Daaris niemand als Godefrooy die kloekmoedig het geweld van de lucht en de fchrikkelijke dreigementen van dendonder, hagelendraaywindenwederftaat: hij houd voor de voornaamfte poort van het leger Hand, daar hij al de genen, die onder een vermengd, vol van fchrik wijken, trachtte verzamelen. Tweewerf ftoot hij zijn paard tegeh Argant aan , en tweewerf drijft hij hem in't dikfte der vijanden, daar het ge- drang het grootfteis. Eindelijk deinft hij in zijn be- ^yianfingen, waar door het vervolgen van d'een en T d'andere
|
|||||
........
|
|||||
I---------------------------------------—I—I— ■ ■
zoo Torqj/ato Tassoos
d'anderezijdeophield. Omaldezedingen, haddcn
de Chriftenen evenwel het geWeld van dit onweer, hetgeen vcelharderals te voren bcgoft , nietverla- ten: het regende , het donderde, het blixemde , nu van d'eene en dan van d'andere zijde : het water wierd aan alle kanten in de hutten weer uitgebraakt, en de ftaken door de grooce nattigheid loigerukt; het " geweld van den wind maakt het touwerk los, fcheurd het doek aan flarfen, ontworteldde palen, enver- voerd heele hutten ver van daar. Bij deze wanorden is het gefchreeuw deribldaten gevoegd, die onder het geraas van dit fchrikkelijk onweder vermengd zijnde, devrees in hetleger zajen, en verdooven de ooren van al dc wereld. I
|
|||
zyx
|
|||||
TORQJJATO TASSOOS
Verlofto
JERUZAL EM.
Het acbfle (je^ang.
I N H O U D.
GOdefrooy ontfangt quade tijdingen van dc dood dee
Prinfc van Denemerken, en hetomkomeri vanzijn volk't gene hem tehulpquam. Daarloopceenvalfchge- mcht dat Reinout gefneuveld is. Hier op onfteekt Alek- to een gevaarlijke beroerce onder dc Chriftenen, 't gene op het left door de vertooningen van harcn Veldheer noch geflift word. Den Veldheer -word verbaald qua tijAing' <van dt
dood, Des Denemarkfen Prins tot zjjne bulp verbonden j ' En hoe dat alzijn folk, door valfche ArabersJhoodj
Uit dtzt wertldzi/n na d'andere toegezonden. T x Daar
|
|||||
--------------------- . ■]■.! wy
|
i^iiLju.mw..^. ,Vi.,.« <,i<i«>fm->iwwmviv''imwmm,mi'mm '■ ■
|
||||||||
1
|
|||||||||
13-t ToRQJJ.ATO T AS SO OS
D^rfr fco^f eenvalfcbgerucbt,in't legervoor defiad,
Dat Reinout is teveld (foor fnoo bedriegerijen. Dieshelfche Atekto> diedit tot haar v oordeel vat,
Qm hit gtduchte heir met rampen te befirijen, Onjteekt eepfcbadlyk vier van ortgerufie ruft;
'tWelk door dts Veldbeersdeugdword eindlijkuitgeblujl. *
Lreedewasdendondergeftild,enden
ad em dei? Wjnden zooluchtig,dat men geenen miftmeer aandenHemel be- merktefn; de toorgenftond verfcheefl zelf veel ichoonder alsnaar gewoon- te , en begon zkh alreede op den Ho- rizon te laten zien; haar hoofd was geheel vanro- zen, enuit haarvoetehfchotenglinfterende ftralen, die van goud en vlarrirhetv fcbenen re zijn. Terwijl dat den dag haar dus tot het fchoonc weer bereiden, vergen'oegdeh haar de Dijuyelen niet, datfe deze ftor- menenonwederverwekt hadden, indienzehierver- volgensgeen nieuwevonden bijvoegen, en andere lagenvinden. Hierombeginteenonderhaar, Afta- roth genoemd, aldus tot de razende Alekto te fpre- ken; Ziet gij wel mijn waarde zufter, dat wij niet konnen, beletten , datdeze bode, die het uit de ge- vreelde handen van onzcn eenigen verdadigcr van ons rijk.ontfnapt is, hier niet aanka'ait? .deze zat zonder twijffel gaanverhalen hetdroeyigpngeval, dat haar vromen Hoprnan en de genendie by tot haar hulp
|
|||||||||
ii'iiiitfii____________1___________________________________.................______.____
|
|||||||||
----------------------------------------------------!--------------------------- --
Verhjle Jeruza!em->. 1,93
hulp brocht, overgekomen is: zulkx dat het te vree-
zen is, dat hij daarop den kloekmoedigen zoonvan Bartholdus zal wedenoepen; gij weet dat dit nict vanklein gcwichteis, en datmen tegen groote be- ginfelen bedrogen krachtmoet ftellen. Gaat dan 11a de FranfTen, en verdraaid alles tot haar nadeel 'tgeenden bode haar tot voordeel radenmogt: zaaid hetvergifenhet viennhct ingewand der Italianen, ZwitfersenEngelfen: verwekt haar tot oproer, en jaagt defchrik zoom bet leger, dat alle dingenin verwerringgeraken, en het onderfteboven keeren. Dezenaanflagzijtgij waardig, enikbenverzekerd, wanneer gijftoffenzult dat gij ditwerk gebrouwen hebt, dat gij daar veel eer voor van onzen Koning afhebbenzult. Zoo fprak Aftaroth , enhij behoef- den niet meer re zeggen om deze razernij aan te prik- kelen, tot het verwekken van een bloedigen oproer. Ondertuflen quam deze niemven bode in het leger. t'Zijneraankomfte fprak hij de wachten vande toe- gangen, dusaanj Mijnvrieiidenzeidehij tot haar, ik bidde u, datmij iemand den Veldheer doet fpre- ken: terftond vergezelfchaptenhemverfcheiden,die begerig warenom nieuwe tijdingtehooren. Hijzich dichtbij Godefrooy ziende, betoonde hem een ne- derige eerbiedigheid, en bood zich aan om die ge- Vreefde hand te kuflcn, dieBabilon had doen beven. Groote Prins, fprak hij tot hem, wiens faam ftijgt van het licht des Oceaaras, tot boven aan't geftarntei T 3 ik
|
|||
l.C)+ ToROJ/ATO TASSOOS
ikwenfchteuwelaangcnamer tijdingen tebrengen,
alsdeze zijn. Hier opeen zucht latende dieuit het diepfle van zijn hartvoort quam, vervolgden hij ; mijn Hcer de braven Suenes, cenigen zoon des Ko- nings van Denemerken, en den eenigen fteun van zijn zwakke jaren,hebbende hooren vcrkondigen de wonderenvanuweonvergelijkedapperheid,begeer- denterltond van het getal te wezen, der gencndie doorecnheiligedriftgedrevenzijn, omhetzwaard ten dienfre van Jezus Chriftus te voeren. Seder dat hijzooprijffelijken voornemen genomen had, kon- den hem nooit, noch de fchrik van't gevaar en de jnoeite, noch de begeerten van in vrede te heerfchen, noch het leedwezen dat hij hebben mogt , zijn Vader, in't midden der ongemakken van een hoo- gen ouderdom te verlaten, van zoo kloekmoedigen aanflag af keeren ; waar toe hem ook aanporden, d'uitnemende begeerten die hij hadomdekunft van oorlogte leeren, en hemonderuwbeleid te oeffe- nen: ook wierd hij geprikkeld, van ik en weet niet wat voor een prikkel, die hem in de ziel knaagden, ziende dat hij noch niet met al had uitgericht, daar door men van hem iets zou konnen zeggen; in plaats dat den moedigen Reinout, in een teedere jongheid, zoo vcel roem en eer verkregen had . dat zijn faam aanalle geweftcnbekend was. Maar\etvoornaam- fte oogmerk dat hem hier toe aanvoerden, fteunden opdeeer vandenHemel, en nietopde ijdelheden dezer
|
||||
—TW
Verhfie ycruzalent-*. 2,9 f
dezeraarden: alzoodathij, Zonderde zaaklanger
flepende tehouden, uitgelezen volk dedevergade- ren; enden wegnaTraciennemende, trekt rechc op de voornaamite Stad vanhetOoften aan; daar ging hij den Keizer bcgrocten, die hem ontfing met al de eer en hct goed onthaal, dat een man van zijn ■Waardigheid zou hebben kunnen begeren van eeo groot Vorft : hier op quam daar een looper van u- went wegen aan, die hem de zaken van Antiochien verhaalden, en hoe dat men't, alreede veroverd zijndc, feder klockmoedig tegen de Perfianen vet- dedigd heeft, die met zoo grooten hoop volk, om hetwe£rtehernemen, aanquamen, dathetfeheen dat(e dat machtig Koningrijk van inwoonders ont- bloot hadden: in't cinde van deze maren, verhaal- den hij 'er noch andere, daar gij hem mede belaft had; waarophijnaverlcheidereden,eindelijkquam te valien op Reinout, en begon hem in't lange te ver- halenalhet gene dat hij 'tgedenkwaardigftegedaan had, en hoe dat door zijnwonderlijke dapperheid, d'andere op de vlucht zijn gedreven geweeft: op't einde van dit verhaal, voegden hij 'er bij; dat het Chriflen leger, dezeStad, zijndede voornaamfte ran al de andere in hct heilige land, was komtfn bele- geren, en noodigden hemomzijne wapenen bijde uwe tevervoegen, omzoo hecrlijken overwinning tedoen. GelijkalsdezenjongenPrinsmijnMeefter, alreede raeer als te kloekmoedig was, zoo moedig- T 4 de»
|
|||||
.....
|
|||||
u)6 Torojjato Tassoos
den hem dezeredenen zoodanig, dat deuuren van
zijn vertrek hem jaren fchenen te zijn, zoo grooten begeerten had hij onder de Heidenen vermengd te zijn, omzijnzwaard tegenhaartegebruifcen, enhet inheur bloed tebezoedelen. Opwat plaatfe dat hij was fcheen hetof men hem altijd zijnkleine moed verweet, en dat men van zijn bloodaardigheid, door dedapperheidvananderenoordeelde, deze dingen bedroefden hem zoo zeer, dat hij dag en nacht in zijn ziel gepijnigd wierd : wat raad dat men hem ook gaf, en wat gebeden datmen hem ook deed om te blijven; 'tzijdathem dezen raad niet en behaagde, of dat hij het gelaatwilde makenvandie niettehoo- ren: al de vrees die hij had was, dat hij geen deel- genootinuwgevaaren overwinningzijn kon: dital- leen verftrekte hem voor het grootfte ongeluk dat hemnimmermeer zoukonnentrefFen: enhetoven- geachthij, ofonverfcheiden, ofhij neemt'ergeen achtop, of hijenvreeft het nietv.ee!: hieropver- haafte hij zelf zijn noodlot en zijn quaad geval; geval helaas, dat ons te veel aanhangt, en'tgenehem.na zijn wilgeleid ; want naauwelijkx had hij des ande- rendaagshetgeduld omdeeerfte ftralenvandenda- geraad te verwachten, en om zijn reis te verkorten, nam hij de kortfte weg voor de alderveilligfte. d'Uitnemende begeerten die hij had van bij u te wezen, doet hem een gedeelte van zijn vergenoe- ging in de naarftigheid ftellen , zonder de moejelijk- |
||||
Verlofle Jcru&alem-j. 4.QJ
heid der wegen en geweften, noch de lagen die hem
zijne vijandenin een onbekend land leggen mogten , tevreezen. Hetzou nimmermeergedaan zijn, in- dien ikvan punt tot punt wilde verhalen, d'onge- makken die wij in deze reize geleden hcbben; nu ont- broken ons cetwaren, en dan ontmoeten wij quade wegen, en dan gebruiktenze weder tegen ons alle geweld en liftigheid: maar God heeft ons die genadc gedaan, dat Wij al die beletfelen zijn te boven geko- men j en zoo daar eenige warendie zichdaar tegen ftelden, die wierdenof aan ftukken gehouwen, of opde vluchtgedrevea. Wij door zoo veel overwin- ningen moedwillig geworden zijnde, dachten al- reede voor alle gevaren bevrijd te zijn. Wanneer wij na zoo veel tegenlpoeden aan de grenfpalen van Paleftijnegeiaakten, hierhaddenwijons naauwlijkx ter neergeflagen, of een van onze voorloopers quanx ons verzekeren, dathij eengrootgeruchtvanwape- nen gehoord, en door baarblijkelijke teikenen be- fpeuid had, dat 'er noodzakelijk niet ver van daar, een goed getal van oorlogflieden zijn molten. Op deze tijding verfchrikten onzen Prins niet, en vol rnoed zijnde als hij was, veranderden niet van voor- nemen, woorden, noch gelaat: hier in veel ftout- moediger zijnde als vele anderen, die nooit zoo droe-r vige tijdingen gehoord hadden zonderte ben-erven. Eindelijk zich na ons keerende, fprak hij j Mijn vrienden, O! die fchoonekroon die zich nu voor onze T 51 oogen
|
||||||
I98 ToR^UATO TaSSOOS
oogen vertoond, is zonder twijffel, of van lijdcn ,
of van overwinning: indien ik eenige hoop tot d'ee- neheb, totd'andre ftrektniet minder mijnbegeer- ten, om dat 'er meer verdienften en eer aan valt is; dat ditveld daarwij ons tegenwoordigop zien, mijn waarde breeders, een fchoone Tempel verflxek, die aanonzeonfterfFelijke gedachtenis toegewijdis, en daar de toekomendegeflachten voor eeuwig op onze graven de zegeteikenen vertoonen, tot teiken van onzeheerlijkheid. Ditgezeidhebbende, ftelden hij de foldaten in orden, zettc wachten uit, en bela- ften 't gene men doen moeft; en opzijn voorbeeld ge- bood hij dat ijder een gewapend ruften zou. Het was ontrent middernacht, 't welk den tijd is die het meer- fte van de flaap en ftilte bemind werd, wanneer wij op 't fchichtigfte zulk een afgrijflelijken gekrijs hoorden, die van verfcheide Barbarifche en verwer- de ftemmen t'famen gevoegd, tot aan den Hemel op- klom, en weder tot in de afgronden ncerdaalden. Als doen begon het krijfgefchrey, en ijder bereiden zich tot den flag. Den kloekmoedigen Suenes ver- toondezich deeerfte, met een onfteken aangezicht en oogen vol von een groothartige ftoutmoedigheid; Spitsbroeders, fprak hij, wij zien ons hier befpron- gen van een groote troep vijanden, dieoponsvan alle zijden toedringen. Want boven dien dat het fcheen dat wij in een dicht bofqh waren, daar de pie- ken, fpeven, en zwaarden, in plaats van boomen verftrekten.
|
||||
Verlofte Jeruz,alem.j. %yg
verftrekten, zie zoo quam terftond een wolk van
ichichten op ons neer te ftorten : terftond geraakt men hierop handgemeen; en hoewel dat in deze on- gelijke vermenging, de befpringers twintig tegens eenwaren, zoo wierden'er echter door de flagendie men gar, zonder te wetenwaar teroorzake van de duifternifle, verfcheidengewond, ennoch veelmeer gedood : maar alzoo men in deze duifternifle Zich niet bemoeid, om het getal de/genen die op deze plaatfe iheuvclen te tellen, of van die daar de won- den niet doodelijk vanzijn, zoo bedekt de nacht, die ons verlies bedekt, met eenen de daden van onze dapperheid : Suenes is de gene wiens dapperheid bo- ven alien uitfteekt; terwijlze inde duifternis zelf, haar zichtbaar maakt, voorde genendie daaracht op wil flaan. Rond om hem heen, lagen hoopen van doodelichamenuitgeftrekr,diehij met zijn hand had omgebracht, en daar hij zich bolwerken van gemaakt had, die van bloedbeken omringd wier- den : aanwat zijde dat hij zich wende, fcheen hij defchrikinzijnoogentevoeren, eninzijnhand het allervervaarlijkftedatdedoodheeft. Opdezewijze ging de nacht door. Zoo dra alsmen des anderen daags de blonde dageraad zag verfchijnen, en dat uit onze harten de (chrik derduifternis, welk in haar die van de dood bedekt, verjaagd was; zoo vernieuwde die zel ve klaarheid daar wij zoo zeer na haakten, ons verwondering door het droevigfte en me&waardigfte fchouwipel
|
|||||
.....____________________________
|
|||||
—~——^^^spw^HpwuffP
|
||||||
300 TORQJJATO TaSSOOS
fchouwfpel dat 'er ooitgeweeft was; want wij zagen
helaas, het oorlogfveld met de lichamen van ons volkbezaaid, diehaarJeven, kloekmoedigftrijden- de, verloren hadden. Daarwaren weltwinsigdui- zend in't getal gefueuveld, en ontrent honderd over- gefchoten. Ik weet niet hoe diejonge dapperheid , hoe grootdat die is, ziende zoowreeden flachting en zoo veel bloeds geftort, ftand kon houd en zonder te bezwijken: en cchter toonden hij daar nimmer- meerde minfte fchijnaf; maavzijnftem verheffen- de, riep hij; Mijn vrienden laat ons tot het einde volharden, enlaatonsnietingebrekenblijven, van onze manhaftige fpitsbroeders te volgen, die tot ko- ften van haar bloed ons den weg gebaand hebben, die wij moeten houden, ver van de reviere Stijx en A ver- mis afgelegen,om ten Hemel te klimmen. Zoo fpre- kende, gehjk als of hij zich in de toekomende dood, verheugd had (zijn verzekertheidengelaatbetuig- den 't dus ten minften) fteldehij zich klockhartig te- gen'tgeweld vandeze Barbaren. Daar isgeen zot> faarde ftofFe, al wafle van het fijnfte Chalijbefe ftaal, of zelf van diamant, die de flagen wederftaan kon , daar het heele veld van weergalmde.Onme£dogerrde flagen die op hem neervallen, dat van nu af zijn li- chaam niet meer als ecne wonde is: ook word hij niet meer van het leven, maar van de dapperheid onder- fteund: zoo men hem cen flag geeft, terlloncLbe- taald hij met gelijke raunt, en houd ftand zonder zich
|
||||||
.
|
||||||
Verlofte Jeruz,ale*fL->. 3<5r
zich te yermoejen : hoe meer dat men hem wond,
hoe meer dat hij zijn gevoelen daar af toond. Einde- lijkmdsthijwel weerftandgebodenheeft, ziezoo komt tot hem een man van de groote als een Reus , met een verfchnkkelijk gelaat; in'taankoraen werpt zich dezen Barbaar in lijfigevaar op dezen armen Prins, enhatnietafvantoeteflaan, totdathijhem* van verfcheide anderen geholpen, den laatften flag geeft, nadathijlanggeltredenhad: terftondword dien onverwinnelijken Held ter aarde geworpen : helaas een droeve en rampzalige val, om dat 'er nie- mantonder onsgevondenwierd, die zijn dood wre- ken kon. Waardeoverblijffels van mijn Meefter, en gij, o bloed, dat hij zoo heerlijk uitgettort heeft, -weeft getuige van 't gene ik zegge, en be'fchuU digd mij indien het niet waar is, dat ik toen mijn le- ven niet zocht te verlengen, noch traag was om mij onder de flagen te vermengen; waar in ik mij zoo ij- verig droeg, dat fchoon ik't ontkomen ben, het echter de voorzienigheid van den Hemel toegefchre- ven moet werden, die het zoo beliefde om een groo- ter zaak : want mijngeluk wilde dat ik, noch in°t leven zijnde, onder mijn doode fpitsbroeders van 7,wakheid buiten mij zelve ne£rzeeg; enzelfgeloof ik dat ik toen een van haargetal fcheentezijn, om dat mijn gevoelen mij zoodanig begaf, datikfeder niet kon oordeelen wat onzc vijanden deden ; >naa* na dat mijn zwakkeoogen, die.tot noch toe met wolken
|
|||
gO» ToRQ^TATO TASSOO*
wolken waren bedekt geweeft, haar gewonelijk
licht weer bckomen haddcn , beelden ikmij in dat hct nacht was; maar cen weinig hier na, vertoon- den zichvan heclvcrre een vweinig licht voor mijn zwakke oogen. Het is waar dat ik het nict als be- zwaarlijk gewaar wierd; gelijk als een menfchedie uiteen diepcn flaap ontwaakt, zijn oogen niet als half op doct, om dat hij noch flaaprig is; hier bij fchoot mij zoo weinig kracht overig, dat ik geen ding onderftheidelijk kon bekennen : aan d'ander zijde begonnen de fmerten van mijn wonden mij zecr te drukken en te verergeren, uit oorzaak van de lucht en door dien ik ellendigop de vochtige aarde uitge- ftrekt lag. Maar terwijl dat dit licht geduurig, al zoetjens mij naderden, zoo Icheen ik ook te hooren, ik enweet niet watvoor een gemompel van eenige lieden, diete zamen Ipraken eneindelijk ftil zwe- gen: ik als doen mijn oogen met groote finertegeo- pend hadde, bemerktenik twee mannen die na mij toe quamen : zij waren beidemeteen langebruinc mantel bekleed, en haddenijder een toons in haar handj Mijnzoon, zeidenze tot mij, field uwver- trouwen op dien grooten God, die nooitin gebreken blijftom devrome tehelpen, noch met zijn heilige genadc de gebeden van die hemaanroepen voor te komen. Hier op ftrektenze hare armen over mij uit, en gaven mij haven zegen, fprekende met een nedri- ge en aandachtige ftcm; ik en wcet niet Wat voor woorden,
|
||||
|
||||||||||
*
|
||||||||||
Verlofie JeruzMettt-i. go 3
Woorden; die ik niet wel verftaan konde: dit ge-
daan zijride, zeidenze tot mij datikopftaanzoudein Godsnaam; o wonder, terftond w as ik opgerecht, en het uitwerkfel van dit wonderwerk was zoodanig, datikmijnc wondenniet meer gevoelden, maar ia tegendeel dacht mij, dat al mijri leden een nieuwe kracht verkregen hadden. Ik door zulk een vreem- de en ongemeene zaak verwonderd , zagfe beide ftrakaan, enmijn ziel aldus verblind Zijnde, was niet machtig dit te begrijpen, noch zelf om deze Waarheid te gelooven; bet welk een van beide be- merkende, dustotmijfprak; Menfcbvankleinge- loove, van waar komen deze dwaze twijffclingen ? houd op van te vreezen en rerzekerd uw gedachten 9 wij zijn geen (pookfels maar ware lichamen, die om •• Jezus Chriftus beterte dienen, devergangelijkeij- '-delheden , en al het aanlokkelijkfte dat de wereld heeft, vcrlaten hebben, om in deze woefte plaatfcn te leven, en bezig te zijn in het overdenken van dehemellchedingen: dienopperftenKoning,wiens Rij k zich over al liitftrekt, heeft ons verkoren om u 1 wederom op de been te brengen: dittoond onsdat j jbij zich niet verontwaardigd hem van de minfte din- gen te dienen, om dealderwonderlijkftedingen voort te brengen. Dit is het noch niet al: hij wil 00k niet dat men hier beneden veronachtfame , dat deftige H- i chaam, 't gene de woonplaats van zoo fchoonen ziel .gewceft is, bet welk op ecntn dag wecr moct reree- nlgi
|
||||||||||
504 ToR'QJJATO TASSOOS
nigdworden, wanneer hij daar mede, verheerlijkt
en onverderffelijkgeworden zijnde, de eeu wige ge- lukzaligheden genieten zal. Den kloekmoedigen Suenes zal ecn grafftede hebben die hem waardig zijn zal (ditzeggende, toondehij dieaanmij) endieal- tijd gee'erd zal worden, van haardie naons zullen komen. Daarfchietnunietoverte doen, alsdatgij uwe oogen ten Hemel opflaat, daar gij onder al die jglinfterende ftarren, die haarvercieren, een zult bemerken, alzooftraalrijkalseenfchooneZon: de- ze zal met haar heldre ftralen, uw ter plaats geleiden daarhetlichaamvanuwPrinsis. Naauwlijkxhad hij Zoo gefproken, of ik zag uit die fchoone ftar een flraal komen, dieopdewijzevaneengoudefchicht, die de hand van een fchilder getrokken heeft, op dit eer- waardiglichaam neerfchoot: als doen Icheen mij het licht, dat zichin't ronde uitftrekren, zoo groot, datikhem, helaas, heel met wonden bedekt zien kon: want hoewel hij in een verfchrikkelijke yer- menging van bloed en flijk als begraven fcheen, ech- ter kon ik hem wel bekennen. Even gelijk als geduu- rendein zijn leven, zijnbegeerten altijd daar boven verheven waren, zoo wasook nu hij dood was, zijn aangezicht niettegens de aardc gekeerd, gelijk als vele andcre, maar na den Hemel gewend , daar al zijn hoop na ftrekten: hij had zijn zwaard in de rech- te hand gevat, gelijk als of hij noch had willen ftrij- dcn, en de flinxe lag op zij n borfl:, op de wijze van een
|
|||
Verhftt jertizahm^j. joy
ecn boetvaardige, die op cen nederige en aandach.
tige wijze, God om vergiffenis van zijne mifladen vtrzoekt. Terwijl dat ik zijne wonden met mijn tra- nen bevogtigden, zonder dat ik daar door defmcrt die ik in't diepfte van mijn hart verburgen hiel, kori verzachten; zooopende dieneerWaardigengrijzerd fcijnvuift, en trok het rapier daar uit; Ditzwaart, Iprak hij tot mij, dat gij noch met bloed van zoo veel ongeloovige die het ter dood gebragt heeft, be* verfd ziet» is gelijk gij weet van zoo goeden ftoffe datmen moogelijkwel groote moeiten hebben zou eenbetef tebekomen.Hiefom,terv/ijldat zoo ramp* zaligendood het vanzijneerfte meefter heeft afge* (cheiden* vfil den Hemel dat het nietonnutindeze g;eweften blijf, endathetinhandcnvan eenftrijtd* baar enkloekmoedigkfijgsheld valjmaardie't geluk gunftigerzij alshet uw meefter geweeft is. DoOrdeze middel zalzijndood gewioken worden; de recht- vaardigheid vereilcht dit zoo. Soliman moet door 'r. zwaardfterven, van den Ridder die hij gedood heeft. Aanvaardhetdan, engaatdichtbijjeruzalem, daar het heir dcr Chriftenen gelegerd is; Y/at moeilijkhe* den dat u 00k ontmoeten, zoo weeft niet verfaagd : hoe ongelijk dat 00k den weg van dit gev/eft is, God die u zend zal lorg dragen om diete effenen, met een hand die niets onmogelijk valt; hij wildat gij * met die zelve ftem, die hij bewaard heeft in u het le- ven te bchoudcn, over al verkondigdde wonderlij- V &
|
|||||
_____________________ ■_... ._ .
|
|||||
J06 ToRQJiATO TasSOOS^;.'
kedaden van Godvruchtigheid endapperheid, die
gij in uw waarden Hecr befpeurd hebt, op dat zoo braven voorbecld de anderen aanmoedigd, om onder de zeeghaftige vendels van het kruis op te trekken, en door een iange rij vanjaren, zelf ter oorert van onze neven te koraen. Nu fchiet 'er niet over als om te we- ten wie den Ridder is die dit Zwaard erven moet: dit is den braven Reinout, die in een teere jeugd zijn wedergade, noch in kracht, noch in dapperheid heeft: field het hem dan ter hand enzegthem, dat deHemelen Aarde vanhemallcen zoo rechtvaardi- gen wraak verwachten. Zoo als ik aandachtig nadewoorden vandievro-
men grijzerd luifterden, ziezoo vond ik mij terftond door een nieuwwonderverrukt: wantik wasgeheel verwonderd tezien, datdaarhet lichaam van Sue- neslag, een heerlijkgrafitond , 'tgeen uitdeaar- de oprijzende, hem alreede befloten had. Om u nu tezeggen hoe dat gefchieden kan, is een zaak die mij niet magelijk is: hoe dat het ook zij, ik zagin weinig woorden uitgehouden, de verdienften en de naam van den overledenen , met zijn uitftekende" deugden; en waarlijk dit voorwerp was mij zoo lief en aangenaam , dat ik 'er miju oogen niet kon aftrek- ken, 'tzijdatikfeophetopichrift, ofopdefchoon- heid van't marmor vefte : waar op den Kluizenaar atlit flaande , tot mij lprak, hier zal het lichaam van den kloekmoedigen Suenes, bij zijn getrouwe mede-
|
||||
---- — ---- _
♦ Verlofle'Jerusalem-). 307.
medege-zellenruften, terwijl dat heur welgelukki-
ge zielen, van een vierige liefde tot dehemelfche dingenontftekenzijnde, daar bovendeeeuwigege- lukzaligheden gemeten, maar gij hcbt haarnuge- noegfaamdelefteplicht door uwzuchtenentraanen bewezen, hetistijddatgij denktomueenweinigte gaan ruften: volcht ons dan, want gij zult onzcn gaftvoor dezen nacht zijn, verbeidende zoo lang totdatdenieuwe helderheid van den dag u roept,1 om uw reize te vervolgen. Hier op zweeg hij ftil, en leiden mij, nu over hooge heuvelen met iteile diep- ten omringt, dan wederdoor lage dalen daar ik nau- lijkxkon uit klauteren. Eindelijk geraakten wijiii een verfchikkelijk hoi 't geen uit de natuur in eeri' rotfteen gefneden was; dit was de gettr'enge woon- plaats, daar die godvrugtige Kluizenaars, midden onder de fchuilplaatfen van beren enwolven , haar vertrokkcn : • en ej^iter dee haar onnozelheid haar met meerder verzekering leven, als ofle tot haar befcherming al de fchilden en wapenen vande wereld gehad hadden: hier wierd ik met een wilde koftge- geipijft, en bragt het overige van de nacht op de hardigheit door: maar des anderen daags, zq6 ras als dezon zijn eerfteftralenaande zijde van?t Ooften begonneerte fchieten > deden d'ecnend'anderhaar ge woone gebeden en ik met haar: daar na,-oorlof van haar genomen hebbende > nam ik dcri weg die zij mij gewezen hadden. V x Den
|
|||||
__
|
|||||
joS Torq^jato Tassoos
. Den Hoogduitrfche dee dit beklaachclijk verhaal,
meteengrooteonfteltenis in zijn ziel, voor.Gode- froy, die hem autwoorde; Ridder gij brengt hier in i Leger droevige en beklaagelijke tijdingen , zulkx dat wij de groofte reden ter wereld hebben om ons te bedroeven, dat zoo veel brave mannen, die van zoo verre ons te hulp quamen, haar dagen in zoo weinigtijt geeindigt hebben. Vremdezaak, moft het dan wezen dat zoo een weinig aarde haar dus wre- delijk verzwolg, en dat zoo een kloekmoedige Prins als de uwe zoo fchichtig verbij ging als een blixem: die zoo ras niet inde lucht glinfterd, of terftond is hij uitgedoofd. Maar hoe ? zulk een dood, diemen waarlij k gelukkig mach noemen, behoort voor allc fchatten en winften der aarde geacht teworden, 't aaloudeKapitoolzouvoor onze oogen geen heerlij- kereerteken, nochgeenzegenboog, diedepalmcn en lauwren meer waardig was , als deze, kunnen vertoonen: want tot vergeldinge van hare overwin - ning, ontiangenfe daar boven in den hemel, gelijk als in een deftigen Tempel, een onfterffelijke kroon; hier vertoonenze zelf, door vreuchde en blijtfchap verrukt, de wonden dieze in den dienft van haren Zaligmaker ontfangen hebben.Maar het is wel reden dat gij, die overgefclioten zijt, om deelge- noottezijninden arbeit en het gevaar vandenoor- log,dic wij hier benedcn voeren,ook deel hebt in haar zcgepraal en algemeneblijdfchap. Aangaande dene zoon
|
|||
VerlofieJeruMiemJ'. 309
fcoon vanBartholdus die gij bcgecrt te fpreken,is voor
de tegenwoordige tijd niet in het legcr, en zoo gij mij wiltgeloven, eerdat gijdemoeitedoetomhem te gaanzoeken, gij zult zoo lang vertoeven tot dat wij xekerder tijdingen van hem hebben: deze woor- dan van d' een en d'anderen vernieuwden inden geeft van eenige de genegentheit die zij Reinout alredc toedroegen, en de droefheit die zij gevoelden van hem verlooren te hebben: ?ulkx dat'er onderhaar eenige waren die van droefheit door zijn vertrek £retroffen,dus uitborftemhelaas moet het dan zijn dat ■wij , in dezen uiterften nood , van zoo ftrijtbaren Ridderberoofrzijn? dat hij in lijffgevaargelijkeen landlooperin't midden van dat barbarilth enonge- loovig volk gaat doolen ? hier op verteldenze om ft rij t aan den Denemerkfen Ridder zijn brave wapen- daden , die hem verwonderden over't verhaal van zooveeloverwinningen. Maar zoo als zij haarmet deze reden onderhijelden, en dat de geheugenis van Reinout haar wel diep inde ziel trof, zie zoo quamen in'tlegereengrootgetal Soldaten, die met haar een grootgetalvan beeften, koren en voeder voor haar paardenbrochten: daarwas niemandin'taankomea die hem nietontfetten als hij haarhoorde zepgen, hbe d at Reinout gefneuvelt was en dat zij niet als tebaar- blijkelijke tekenen van zijn dood mede brachten, tc weten,zijn wapenenoveralgebiutft,zijn en bloedige rijrok. Terftont wie'rd ditonzeker en twiffelachtig V 3 gcrucht
|
||||
g.IO ToRQJUATO lASSOOS
gerugt door't gehele leger verlpreit,want wie zou zo*
beklaeglijken zaak verburgen kunnen houden? De Soldaten die van droefheit en gramfchap bezeten wierdenliepenvan alle plaatfen toe, ombijzonder- lijkdaarvan onderricht te worden , zij konnen ter- ftont zijn fterk en zwaarwigtig borftharnas aan de glans met al de reft van zijn rufting: bier bij gaf haar hetblazoen van zijn wapenen, daarmen eenarent, die zijn j on gen aan de Zon beproeft ( niet vergenoegt zijnde datze hem van vederen gelijken indienzeop zijnvoorbeeld die fchoone ftar nietftijf aanftarren ) opziet,noch een veelzekerder bewijs: Gij mogt den- ken hoe gevoelelijken zaak dit aan't uorlogfVolk was, die overwinnende wapenen, onderwiens gunfthaar kloekmoedigen meeftcr zich alleen de meeften tijd tegen't geweld dervijandeninde gevaarlijkfte ont- moetingen ftelden, te ziengeheel met bloed befmet j zeker de tranen quamen haar in d' oogen, als zij die aanfchouwden,en door de droefheit die zij gevoelen, waren zij geen meer meefter van heur gramfcfeap, maar alzo het hele leger in roer was, en dat de folda- ten op't voorwerp van zijn dood haar verfcheide din- gen verbeelden, zoo liet Godefroy den Hopman van deze loopers, Aliprant genaamd, tot zich halen; die den roof vanReinout mede gebragt had,en die de naam voerden van als een zedig man, die zijn woor« dengeloofverdienden , leefden: nadathij hemge- bodenhad, hemopentlijk te verklaren waardathij zijne
>
|
||||
._------------ ----
|
||||||
Verhfte JeruZalenLJ. ■ vTt
zijne wapenen gevonden, en hoe de zaak zich toege-
dragen had , zonder hem iets vande waarheid te verbergen, zooantwoordenhijhem; GrootePrins, gij moetweten dat twee dagreizens nadelandpalen van Gaza een kleine vlakten is, met heuvelen om- ringd, een weinig van den grooten weg afgelegen, daar van boven een beek traag afflroomd, die door de boomen hcenvloeit. Door de grootc meenie;- te die daar zijn, en door de dichte takken diedeze plaats omringen , is hij meerendeel bedekt en zeer bequaam om een hinderlage in te leggen. Hier waren wij bezich om eenig vee te zoeken, 't geen wij hier waanden eerder als in eenige andere plaatfen, om bet goede voeder dat wij daar zagen , te vinden, wanneer wij betpeurden dat het gras heel hebloed was, endaardicht bij een lichaam dood teraarden uitgeftxekt -' in't bezichtigen van zijn wapenen , en lievreien, droevig en veHchrikkelijkfcnoufpel, zoo was'erniemandonder ons diezeterftondnietbeken- den, hoe bezoedeld datze waren, en vanlchriken verwondering verzet bleef. Heteerlte dat ik toen dedewashcm te naderen om zijn aatigezichtteon- dekken , maarik bevont datmen zijn hooft had weg- ^enomen en dat zijn rcchte hand hemook ontbrak . Zijn lichaam van fchoone geftalte , was met ver- fcheidefteken van achter en van vorendeurboord, nietver van daar zag ik zijn helm teraardeleggen, daarmen voorcieraad een arent op zag , die.zijne* V 4 vleugelen
|
||||||
. ---------------------------------------------- ------------------------------------- .__..... .... _....._______________________ ......... . -,. ■ ■■-.
|
||||||
%1% ToR<iUATO TXSSOOS
vleugelen aan twee zijden uitfprieden': 'tnaar 2.0Q
ats ik mij aanalle zijden keerden, omtezien, ofik niet op docn zou die mij de waarheid van deze z.aak mocht onderrichten: zie zoo quam ecn armen boer alleen tc voorfchijn , die terftond trachte weder wegtevlieden, zoorasalshijonsondekten: einde-* lijk na dat wij hem achterhaald hadden en dat hij zich gedwongen vond door de vragen die wij hem vraagden, antwoorden hij ons, dat hij den voorle- den dag , uit het naaft gelegene bos , een groote troep fbldaren had zien uitkomen , voor wien hij zich uit vrees van een quaad onthaal, verburgen had i 00k dat hij gezien had, dat een van den hoop , een hooft dat noch bloeden, en't geen fcheen te wezen van een Jongelingk daarmen noch geen eenig hair van den baart aanbeJpeurden, bij 't hair vaft hiel: dathij'teindelijkdaarnain eenfluijer gewondenen aanzijnzadelboom gehangen heeft ; bij deze reden voegden hij dat noodwendig dat van ons volk moft geWeeft zijn, na de fchijn die haar kleederen hem gaven. Ikliettoen dat lichaamontkleeden, enbe- dvoefden mij zoodanig dat ik een langen tijd ftond zonder dat het mij mogelijk was de minfte traan te la- ten. Terftond na dat ik orde gefteldhad om hem eer- eerlijk tebegraven , nam ik zijne wapenen met mij j maar helaas, indien dit het lichaam van den Ridder is, die ik mij door zijn toerufting verbeeld , owat $ou die wel een beter graf en andere lijkftaci verdie-? cent
|
|||
Verlofie feru&alem-}'. %if
nen! Aliprand nict meer te zeggen hebbende, wierd,
vanden voorzichtigen Godefroy , die zich onderv> tuflcn op een vrcemde wijze over deze droevigetij* ding bedroefden, verlofgegeven om te vertrekkeri * maar alzoo hij ten eeriten de waarheit van deze zaak niet geloven kon, begeerde hij door baarblijkelijker tekenen daar van onderrecht te zijn, en te weten wic dat den moofdenaar geweeft is. Terwijldatditzoogefchieden , zie zoo quam de
nacht op, die met haar bfede en zwarte vleugelen de Hemelenaarde befchaduwt, enmetzichvoertden flaap , die aangename ruft der zielen en zafte ver- zaftingder qualen, door wien dat al 't gevoelen en de bekommemifTen fluiraeren , daar was niemanddan een eenigen Argiljan, die door ontelbare ongenuch- gequclt , bij zijn zelven zoo groote dingen over- denkt, dat. nochzijnongenuchtenkunnenruften, nochzijnoogenhaar fluiten, ter tijddatdeanderen flapen.DeZen Krijgfman, gaau ter hand, welfpreken- de» vierig in zijn aanflagen,en driftig van geeft,wierd op de revier vanTrontes geboren daar hij in'tmidden der burgerlijke oorlogen, en in de tweedracht der partijfehappen wierd opgevped: bij eenigen tijd hier nagebannenzijnde, vervulde met merkelijkmoor- den en rooven de rpntomleggende bergen en oevers, e'indeli k na dat hij door geheel kalabnen en Poullien, geroofdhad, begafhij zich in 'tgefelfchapvanan- dre KruilgeZellen^ en trok in Azien, daar hij eer be-* V $ haald.
|
||||
ToRQU^ATO TASSOOS.
haald hebbende , ecn gedeelte van zijn voorleden
quade ftuklccn door gedenkwaardige wapendaden
uitwifchten. Deze hebbende de hecle nacht niet kon-
nen ruften , raekten eindelijk op 't rijzen van den
morgeftond inflaap: het is waar dat zijn flaap zoo
wel geen betooverende ruft van de ongenuchten
zijns geefts was, als een gevaerlijke fluimering, daar
de razende Alekto haer van diende,om hem door een
ontelbaar getal van gezichten, die niet min, ver-
fchrikkelijkeralsdedood zelveis,tequellen. Zij ver-
roonde hem een groot lichaam, dat men de rechte
hand afgehouwen had , en die met de flinxe het
hoofd dat men hem afgefneden hecft, gevat houd,
het welk noch verfch bebloed en vochtig Icheen:
maar fchoon't van zijn lichaam geicheiden was, zoo
liet het echrer niet na te ademen en te fpreken, bra-
kcndeuitzijnmondgeronnenbloed, 'tWelkhetmet
een gebroke ftem en verfchrikkelijke hikken uit-
wierp. Vluchtwech, fprak het tot hem, oramp-
Zalige Argiljan, ziet gijniet dat het dag is ? vlied
vandeze fchandelijke hutten en dien fchelmlen Go-
defrooy : Mijn waarde fpitsbroeders, kund gij u
voortaan nu wel bevrijd rekenen, van de lagen en
ftrikken van dezen Tiran, na dat hij mij zooonmen-
fchelijk heeft laten ombrengen ? onbewegelijke
als hij is, hij knaagt zelf zijn herte van haat en nijd
die hij u toedraagt, ook denkt hij op geen andre mid-
delen als om u te verdelgen, gelijk als gij ziet dat hij
mij
|
||||
------------ - _ - -.....
|
|||||||
Verloflt Jeruz,atetK_j. - ,- 3.'*5"
mij verdelgd heeft. Evenwel indicn u'w hand op een
vermaarde lof hoopt, en zoo zij maar een weinig ver- trouwen in haargewone dapperheid fteld, zoo maakt, in de plaats van hier te vluchten, dat den Tiran, door het plengen van 7.ijn bloed mijnfchim bevredi- ge : ondervvint ukloekmoedig'tgeen lkzegge, en ■\veeft verzekerd dat mijn fchaduw altijd bij u zal blij- ven, die u tot een (child, borftharnasenzwaardzal dienen , omute befchermen. Zoofprakhet fpook- fel, enhem verlatende, blies hem veel meer als te voren nieuwe driftige bewegingen van razernij en •wraak in. Hier op fpringt hij (chicbtiguitdenflaap, <-n begint heel afgrijflelijk zijn oogen, van een ver- giftige razernij gezwollen, heenen weer tcdrajen. Daar na zoo ras als hij zijne wapenen genomen had, ging hij na dc legerplaats der Italianen, daar hij haar. deed vergaderenopde zelveplaats, daar ondereen vermengd , de wapenen van den vromen Reinout lagen uitgeftrekt: hier (prcekt hij tot haar met een hoogrnoedig gelaet, omzijn hertvaneen gedeelte van d'ongenuchten die hem quelden, t'ontlaften, deze woorden. Hoe mijn waarde Spitfbreeders, zullen wijdan
lijden dateen Barbarifch Volk, of een Tiran, die nochnareden, noch na billikheid vraagt, die geen belcftenhoud, en die nimmermeer van bloed , zoo weinig als van goud en zilver, verzadigd is; ons altijd zoode voetop dekeel, den toom in den mond, en het
|
|||||||
<M •..... ._. ._.. __.. _____ - ■
|
|||||||
|
|||||||
-$l6 ToRQUATO TASSOOS
hetjukaandenhalshou? Zijn wijnunochnietmoe-
de, dat wij federzeven jarcn, zoo veel overlaft en vcrvolgingen geledcn hebben, dat van nu af tot ve-> leeeuwen, geheelltalienmeerais teveel redenom liaar te bedroeven, en gevoelen hier af te toonen heeft; ikvergeetdatCilicien, doordemachtende naarftigheid van Tankredo gedwongen zijnde, nu door ecn Franfman beheerlcht word, na dat hij 'p door een merkelijke ongetrouwheid had ingeflokt. En ziet daar hoe fchelmachtig dat het bedrog, de vergeldingen die aan de deugd toegefchikt zij n, af- ftroopt. lkftelnochterzijden, dat in wat gelegent- heid die voorvalt, daar detijd ende noodwendig-^ heid der zaken, een haaftige hulp, een brave geeft, en een ftandvaftige moed vereifcht, daar altijd een van onsgebruiktword, wanneermenzelf hetgevaar van duizend dooden, dwers door 't ijzer enrt vier heen Hep: maar 't zij dat men in tijd van vrede de eer en de vergeldinge moet uitreiken; of geduurende den oorlog den roof onder de Soldaten verdeelen; de pnze hebben alleenelijk nietals de fchaduwe;' daar d'overwinningen, de fchoonfte laftcn, de rijkdom- men, en de verkrege landfchappen voor die anderen zijn; zoo zijnze van eergicrigheid en verwaandheid bezeten: mogelijk zouden wij eertijds zoo quaden onthaal, voor een overlaft en onverdraacheli jk gere- kendhebben; envoormijikbenweltevreden ditin ftilte, als lichte dingen voorbij te gaan , in't verge- lijken
|
|||||||
Verlojle Jeruzakm-j. jiy
lijken bij de dingen die wij tegenwoordig lijden:
want in der daadzijnhetkleinezaken, bij defchrik* kelijke en vcrvloekelijke daad die haar tegenwoordig nu vertoond ; bet is helaas, die wreede moord die deze fchelmen aan den onverwinnelijken Reinout begaanhebben. Hoemijnvrienden? Reinout is dan gedood tegen alle Goddelijke en menfchebjke wet- ten , en den Hemel zou die dood niet wreken ? Zal hij van boven zijn donderen blixemniet neerfchie* ten ? Zal het Aardrijk in de eeuwige nacht van haar eeuwige duifterniflen hunniet inzwelgen? Zijheb* ben fchelmachtig die braven Reinout vermoord, die geduurendezijnleven, denbeukelaarenhetzwaard van het Chriftc n geloove was: en het zal ons verwe- ten worden dat wij hem op de plaats hebben laten doodleggen, zonder daar wraak over te doen, en aan zij n hchaam de laafte plicbt te be wij zen. Gij zult mij hier op zeggen, dat gij wel wenfehte tewcten, wie denBarbaar is die hem zonder redenheeft doen dooden. Helaas mijn waarde fpitfbroeders, voo* wiemagdeze moordonbekend zijn? weetmen nief wel, datnochGodefrooy> noch Boudewijn, nim- mermeer de Italianen bemind, en datfe altijd haar dapperheid benijd hebben: maarwaar toe zijnzocr veel reden noodig? ik roep den Hemel totgetuigen, die alle dingen zoo wel weeten ziet, dat het niet mogelijk is om die te bedriegen. Op het punt dat den tjagdeurbrak, hebikzijndwalendeen ongelukkige geeft
|
||||
^ iS ToRQJUATO TasSOOS
geeft gezien: O God wat was her een doodelijk en be-
weechelijk fchouwlpel ? Wat wreedheden ehvalfcb-
heid voorzei hij ons niet van den Tiran, die wij tot
opperhoofd verkoren hebben! Ik zag hem waarlij k;
ik zag hem, enhetwas geendroomof eenig Ipook-
fel: hiervanheb ik hetbeeld zoo vaft noch voor mijn
oogen, datnawatzijdeikdiekeere, hetmij dunkt
hij zichdaarvoorverroond. Wat zullen wij nu dan
doen ? Zullen wij ons dan altijd laten beheerfchen
van die hand die noch van zoo vervloekten moord
bezoedeld is ? Of zullen wij niet eer trachten aan den
oever van den Eufraat tegaan, om te beletten dat,
een volk zoo weinig in den oorlog ervaren, niet lan-
ger zoo een vruchtbaar geweft, met zoo veel fchoo-
ne Dorpenen bloejende Steden bewone ? Zijt verze-
kerd mijn vrienden dat, indien wij dit kunnen doen,
zij zullen. daargeen meefter meeraf zijn, en dat de
Franffen nu voortaan niet meer hebben zullen dat
met ons tedeelen zalzijn. Laat ons danter goeder
tijd gaan,: indien gij het goed vind, eh laat ons hier
datonnoozel en doorluchtig bloed ongewroken blij-
ven j evenwel indien uwaaloude deugd, die ikte-
genwoordigzoo verkoudenxjuijnendezie, in u zoo
vierig was als.zij behoorden te wezen, dezenbefmet-
telijken Draak, die den bloem van al de Italiaanie
landaard, dus heeft ingedokt, zou op zoodanigen
wijze gehandeld worden, dat zijn dood voor eeuwig
tot een voorbeeld aan zulke andere nionfters ver-»
ftrekken
|
||||
---- _ — ------ ---- _ - —
Verhfie Jerusalem-}. • 31a
flrekken zou. Indicn datuwe onverwinnelijke dap-
perheid zoo veel ftoutmoedigheid als macht had, weeft verzekerd datdeze hand haar wreken zou van dat trouwloos hart, 't geen d'oprechte vertrekplaats van valfcheid en venaad is. Dus fprak Argiljan, met een gelaat van razernij
en gramfchap zoo vervoerd, dat het machtig was al devergadering doorzijn geweldige driftentot hem te trekken. Terwapen, terwapen, riep hij - en deze moedwillige ftem wierd van al de jeugd, die het zelve riep, vergezelfchapt. OndertufTen wierp haarde razende Alekto met gewapender hand mid- den onderhaarj enbovendiendatiedewreedheidin haar dapperheid inbloes, zeo queldenze haar noch met een befmettelijke dorft na het menfchelijk bloed, diegrooter wierd, enmeer en meer ontftak. Deze pert fpringt uit de legerplaats der Italianen, om,haac onderde Zwitfers (diezij hardaantaft) uit'tefpreien j en van haar gaatfe na de Engelfchen: maar boveu dicn dat deze droevige toeval aan de driften der vreemdelingen een fchijnenvoedfelgeeft, zoover- oorzaaktfe 00k dat veel oude twiften, die voor eeni- gen tijd in flaap waren geraakt, terftond ontwaakten en weder vermeuden. Zij noemden de Franflfen Ti- rannen, wreedaarts en onverdraachelijke : zulkx dat de haat die zij tegen haar voortaan vcrkregen, met meer konnende verborgen blij ven, te voorfchijn komt en met dreigementen uitbarft, daarde. moed- willigheid
|
||||
JlO ToRQJJATO T*ASSOOS
willigheid enhooverdij zich onder een vermengen j
even gelijk als het water dat men in een ketel om heet te worden gegoten heeft, zijn bobbels over den rant uitwerpt, en eindclijk overloopt, indien men het vier daar te fterk onderftookt. Den genen die onder haar de meelre Zedigheid hebben, en die beter als d'anderende waarheid kunnen bekennen» zijnniet machtig om hetgeweld van deze muitmakers te ftut- ten: hierbijhelptdatTankredo, Kamillus, Wil- helm, en eenige andeten die't gebied over haar heb- ben, afweZig zijn. Alle deze dirtgtn t'famen ge- voegd, moedigen veelmeeralsooitheur hoogmoe- dige en grouwzame dapperheidaan. De razernij die^ haar alreede bezit, brengt haar tot dewapenen, daar zij onder een vermengd haaftig na vatten: en alreede kan men het geluid der trompetten hooren, die haar tot den flag roepen. Ondcrtuflen loopen velc in naar- ftigheid toe , om Godefrooy, die Zich gereed houd, daarvan te verwittigen: Boudewijn Vertoond zich deeerfte voorhemmet alleftukken gewapend, en fteld zich aan zijnzijde j maar Godefrooy ziende dat hem de lafter niet verfchoonden, hief zijn oogen ten Hemel, en zijn hoop op God ftellende, gelijk hij gewoon was, fprak hij; Heere, te'fwijl dat gij weet met hoe veel vierigheid en ijver ik mij altijd tegen de partijfehappen en verdeelingen gedragen heb, zoo rukt het dekfel, *t geen de eogtn van dit Volk geblind houd, aanftukken, betoomd heyrgeweldige razer- |
||||
VerUfte Jerui,aUm->~. 321
hij, enmaaktdat mijnonnoozelhcid, b!i,egijvanbo=
ven bekend, voor dit Volk, die door haar driften hier beneden vcrblind zijn, geopenbaard word. Meef fprak hij niet, en gevoelden terftond dat zijne ade- renmeteeh ongemecne warmtedie vanden Hemel quam, bntforikt wicrden: zulks: dat hij itiet deze hemelfi:hekrachteneenvaftgeloove,datopzijuaan- ge7,icht verfcheen, vervultzijnde, veel kloekharti- ger als te voren wierd , in vbegen datniets machtig wa.somzijnvoorfiemen tegen teftaan. Hijalsdoen van de zijne ornringd zijnde, ging klbekmbedig te- gen de genen die haar alreede beloofden dedoodvan Reinout te wreken, zonder dat, noch hare wapenen, nochhaardreigementen, hemeen ftapkohden ver- letten: boveo het bbrftharnas dat hij aangefchoten bad hij een wapenrok veel rijkelijker als naar ge- Woonte; hij had geen handfehoenen aan zijne han- den* enopzijn aangezicht, dat zjch ongedekt ver- toonden, zag men waarlijk een hemelfche Majefteit door een'nieuwe glauts verheven: met zulk een ge- laat, zooeenPrinsalshijiswaardig, ging hij, fchud- dende zijn guide Scepter, welverzekerd zijnde, dat wonder eenige wapenen als die tehebben, hij deze bewegingen ftillen zal. Ziet daar in wat voor een toerufting hij hem voor deze oproerige vertoonden: hier noch niet mede vergenoegd zijnde, trachten hij haar door reden te herftellen, die van geen fterffelijk menlch fchenen voort tekornen; Hoe mijn Vrieti- X den,
1
|
||||
i»i..^!IM>l«^U»J)»|limilWPJl,,l).i|ll)|.U!JR^»S(|pp -
l%i ToRQJJATO TASSOOS
den, fprak hij tot haar, wat meend gij te doen u
dus oproerig te vertoonen ? Waar uit fpruit dit moed- williggerucht, en wie is 'er den aanvoerder van ? Is ditde achtbaarhsid die gijmij toedraagt? Hebt gij geen goede proeven genoeg om mij te kennen, zon- derdat mijn wijze vanleven ubehoord verdacht te zijn ? Om wat oorzaak vind m'er dan eenige onder ti, die mij moedwillig durven befchuldigen, en zelf die laftergeloof geven? En fchaamt uniet teantwoor- dcn op't geen ik u vrage, indien gij mogelijk noch niet van mij verwacht, dat ik onder mij n reden oot- moedigheid engebedenvermenge: maar God beha- ge nimmermeer dat zoo groote onwaardigheden mij ooit verweten wordcn, endatik alzoo de goede acht- baarheid, die ik in de wereld verkregen hebbe, zoudc te kortdoen! Deze Scepter die ik in mijn hand hou- de,met mijn gedenkwaardige daden, en de ware proe- ven die veel ftarkerals al het overige is, zullen mij befchermen, zoo ik hoop, tegendegevaarlijkeuit- werkingen van uwe verdeeldheid: maar op dat de middelen van de geftrcngheid, voor die van de barm- hartigheid wijken, en dat een rechtvaardige ftraf zich niet over al de fchuldige uitftrek, zoo ben ik te vrcde u dezen mifllag te vergeven, in overwegingen van het goed dat gij voor dezen gedaan hebt, en van uwenReirfoutzelve: maarhetiswaardatikdaarom nictverfta, dat Argiljanongeftraftzalblijven; doch iategendeel wilikdat zijnbloed deze gemeene rait daad
|
||||
Vtrlnfie Jtruzjalem-ji'. "i ji^
daa.d uitwifch, terwijl hij daar denaapvahger af is i,
en dat hij zoo vermeten geweeft is d'andcre hier toe aan teporren, gedreven zijnde rot deze wanorden 4 door een fchijn van achterdocht , , die Zoo weinig waarli jk jfcbijnt als het vcrmoeden daar van zwak is. Gcduurende dat Godefrooy dusfprakj fchenen
van zijn aangezicht blixemftralen va,necr en maje- fteitte Jchieten, zulkx dat zijne redenen, als zoo veel donderflagen waren, om heur moedwilligheid tetemmen: Argiljanzelf, hoeOproerigdathijzicli ook vertoonde, was op deze maal gedwongen hem o» ver te geven, en voor de rechtvaardige gramfchap van den Veldheer te zwichten : op zijn voorbeeld durven de andere foldaten, die men no'ch kprt te vo- ren moedwillige reden vol van verachting, ■ verwijt en laftering zag uitlpiiwen, en die haar zod vaardig roondenom de wapenen , die de wraak haarter hand ffcelde, aantegrijpen, haarhoofd vol van fchaam- teen vreesnietopbeurqn; 'twelkdeoorzaakis, dat- ft, Zonder een woord t'antwOordenop 't geen men haar Zeyd, lijden dat Argiljan, door d'uitvoerders van't gerecht gevat en gebonden word. Zoo lijd de JLeeuw, die noch kort te voren zijn haovaardig hair opftak eii hem z.elf met zijn ftaart floeg, brulleilde argrijffelijk , om zich zelve beter tevergrimmen, dat hij weder aan de keten gefloten word, indien hij zijn beheer£cher,die hem eerft gedwongen heeft,ziet aankonien ; want als dan zijn dreigementen vreezen- X x de,
|
||||
jz4 Torqjjato Tass6os
de, vergeet hij al de wreedhcid die hem de natitu
gegevenheeft j zonderdat, nochzijntanden, nocl zijn nagelen, noch het lange hair» dat hem tot'c aarden nafleept, zijn hoovaardige moed in gram fchap tegen hem kunnen onfteken. Men Zeid da daarookgezien wierd een gevleugeld krijgfman me een gelaat vol van fchriken dreigementen: dezet oorlogfmanhield voor Godefrooy een breed fchild gelijk als of hij hem had willen bedekken, en ver toondende bebloede punt van een lang zwaardj e» toogeiijk quamhet zoo van daar't rechtvaardig be zoedeld is geworden in het bloed van een S tad, o eenig Koningrijk, daardenHemel, hoev/eltetraaj om zich te verroeren, eindelijk is op vergramd ge worden. Ziet daar op wat wijze dat dezen oproe eeneindenam, die zoo ra3 niet bevredigd was, o zij leiden alle haar Wapenen ter neder, en met de wa penen de haat; die zij zonder reden tegens haar op perhoofd genomen hadden. Godefrooy keerder hier op recht nazijn hutte, daar zijn geelr. aandach tig op verfcheide dingen, nieuwe aanflagen begot te maken : en hij nam zelf voor niet langer als twe of driedagen te vertoeven, om de Stad te beftormei Hierom ging hij al het krijgftuig en de ftukke van de beukerijen en ander oorlogfgereedfchap, dat hij zich van hoopte te dienen, bezichtigen. TOR
|
|||||||
__.__ ___
|
|||||||
|
|||||||||||
TORQJJATO TASSOOS
V^rlofto
J E R U Z A L E M. Het negendeCjezang.
I N H O U D.
|
|||||||||||
SOIiman, vande razeride Alekto bezeten, en door die
van de Stad gchulpen, doet een ftreiigeil aanval op hec I_egerderFrancen; maarGod wend het c|uaadfteafj en zend haar den Aarcsengel Sane Michael > door wiens gunftigc hulpe zijalde machtder ongelooYige te rugge drijven: hier bij komeii die genen , die met Armijde ge- gaanwaren, zeer wel te pas, te rugge. silekto boos-van aardberijdVortt Soliman ;
Die doer de Stad gefttjft, ,valt met z-§n Raoven
benden, ■ ••.-.■ - iA- ; '.' . Op V Franfe L eger z,oo -verwoed en bkedtg an,
pat God, uitztjnen Troon, haar hoed voor droeve
ellenden: X 3 Hij |
|||||||||||
..,- ■■■a mir iiai- -ftr! i i aiiiyfe^^m,...-.......... ___. ........ __
|
|||||||||||
- 'mimmmMimmmimimmmm
|
|||||||
girv TqRQuato Tassoos
Hif&elfdhaarMten Hulf d'AardfengelLMkkael*
Door wiensget/reefde hanJiZ-ij al degreofivftachtcit D^ongdoomge verjagen fel enfttel,
pat niemand vanheur hiirhaar langcr darf-vet
uraclftm. Hier op r-oo komen ook,op 'tjlag nu Weder aan,
DietKetJfr>*tijdez,t!}n, >v(wr dtz,en, he«n gegaat
Oewel bet' onbeweechelijkc wai
Ifchepfel der helle, eindeUjk al dc7 rizcnde onruftcn geltild xag, en d: f^tlS^ P> devlammenderhaatentoornigheic • 4. die he"t .aj.lee.n.ontfteken had, gehe 'warenuitgebluitht; ZOO was 't d hct evenwel, door aide niiddie'tingezogen hac om dat het zich niet koti zetten regen de wetten van Hjoodlot.,. noch bet onveranderlijk befluit der Goc delijke vooraiemgheid, nier aflietom fteclcerals vorsn in zijn fchadelijlc toornemen te XS&iharde Jriet gaat dan om elders zijnfckgen teleggen; ov al Waar/hettreedTerdorrende veiden en ait Zbn ve bleekt Hier niet mede vernoegd zijnde , fdooFd h de lucht, en verbaaft zich om noch grooter quaad rokkenen door, nieuwe aahflagen. Dit veryloekt verdeemd{pooklel, 'rgene.nietonbekendwas,. h door middel van zijnmedegenooten, denzoon v Bartholdus enTankredo vanhet Frafljfe leger afg Wndctd *<sre« » met deweike d'ervatenfte ran 'tg bee
|
|||||||
__- -
|
|||||||
—
|
|||||||
Verhjle JewzalemS. %%y
heele heirwech zijn, lprak toen; Waarom wach-
ten wij nu langer ? dat Soliman kome en haar beftor- me , terwijlze'er het minfte op denken; dit is de verzekerite middel om op haar de overwinning te krijgen, om dat in dit leger het meercndeel der O ver- ften , door heur dapperheid beroemd , zijn afgezon- derd ; dit gezeid hebbende, vloog het recht daar Soliman zijnvliegend leger weder vergaderd had, t'zamen gevoegd van een groot getal Arabiers, al t'zamen landloopers en roovers. Dezen tiranhaten de Cbriftenen meer dan eenig menfch ter wereld, zulkx dat onder al de ongehoorzamen , die tegen God opfrpnden, menniet eenvond dieze wreeder handelde als deze deed: ja hij was zoo afgrijffelijk, dat de aarde geen grooter fchelm zou hebben kunnen voortbrengen j wanneerze zclf, om eenige nieuwe onheilen, het zaad der verwoede reuzen weder te been bracht: deze was eertijds KoningderTurken, en hield zijn Hof te Niceen , de voprnaamltc ftad van zijnKoningrijk; dat door vervolg van tijden, hem ajpaaldcn van de oevers der Grieken, ftrekken- de van over tot den ftropmSangar en Meander, door d'overwinningdiehij kreegopde Mifienen, en die van Frigien en Lidien, met de Koningrijken van Pont en Bithinien: maar na dat het Chriften leger was over de zee gekomen, wierden al zijn landen gewonnen, en hij in twee veldflagen verftrooid: hij willende daar na weder het geval van't oorlog be- X 4 proeven
|
||||
§x8 ToRQTTATO TaSSOOS
proeven, entfachtenomwedertot zijnvorigeftaae
tc komen, wierd eindelijkmet opcnbare krachtuit
Zijn land verdreven, zulkx dathem de noodwendig-
heid bedwong zich m't Hof van den Zoudaan van
Egipten te begeven, daar hij zeerwelkoom was, en
eerhjknazijnenftaatontfangeawierd: wanthijwas
wel blijde, dat zoo dapperen en befaamden man zich
bij hem begeven had,om hem in zijn aanflagen te hel-
pen , die geen ander doelwit hadden, als met de
(phriftenen te twiften om d'overwinning van 't be-
loofde-Land; om dat hij niet meer vreefden als tot na-
buurigevijandentehebbenden genen, die* omde
voortplanting vaneen geloove tegen het zijne, ge-
kruift waren. Maar eerdathij zich tegen haarwilde
Verklaren en openbaren oorlog aan doen, was hij
vanrade, dat Soliman de Atabiers, die over al ver-
ftroojd waren, t'zamen zou vergaderen, hem hier
top gevende een groote fomme goud en zilver om
haar in befolding te houden. Deze dingen alzoo be-
ginnende , terwijl dat den Zqudaan menigte van
krijgsknechten op ontbood, die tot hem quamen van
al de deelen van Azie en Affrijke, begaf hem Soliman
op weg; in't aankomen had hij niet veel moeite die
?qt hem te trekken, om datze van alien tijden groote
dieven waren geweeft, en zeer tot het geld genegen :
hij dan overfte van dezen moedwilligen hoop gc"
maaktzijnde, doorliep gehecl Judca, daar hij gi'00^
$£$ roof ei} machtige fchatten uitvoerde; zoo dat men
van,
|
|||
'Wft^'wwmsffliiM^wwww mm'.........
|
|||||
Verhfle Jerusalem-*. 319
vanhetlegerderChriftenen nietmeerzekergaan of
komen kon tot de Zeeplaatfen: hier opquam hem ijder oogenblikvooroogen, defmaad die men hem aangedaan had, hem van zijn Koningrijk berooven-. de, datdoorvremde vcrwoeftingen verdrukt was; zoo dat hij nu in zijnen geeft hooge aanflagen over- dacht: terwijl dat hij noch in twijffel ftond, door wat middel dat hij die in't werk zoudeftellen,zie,zoo quam Aiekto zich voor hem vertoonen om hem noch meer aan te prikkelen; zij had de gedaante van een zwakke grijzerd, in wien men naauwlijkx eeneeni- ge dropgel bloeds zou gevonden hebben , aange- fchoten ; heur vel fcheen verdord aan 't been ge- droogd tezijn, metgroote knevels, dekin zonder hair, en het hoofd met een groote tulbant, van ver- icheide verfvan linnen, onder een vermengd, t'fa- men gevlochten; zijn kleed was op de wijze Van een rokgemaakt, vanvoren met knoopen die haar over de hielen ne£rhing, zij had een groot krbm zweerd opdezijdegegord, eenpijlkoker in een ftuierhan-. gen, en de boog in de vuift; Ontzinnige als wij zij n, fprak zij tot hem, laat ons zoo veel als wij wit- len, de vlakte en de woeflrijne van het onvruchtbre Libien deurioopen, waartoekanhetons dochhel- pen, terwiji dat 'er geen roof te halen is, noch eenig« overwinning te verkrijgen die icts waardig is; boven dat, terwijl wij ons hier mede bemoey en, befprin- gen de Chriftenen met ernft de voornaamfte ftad van X f dez*
|
|||||
3JO T0R.QUAT0 TaSSOOS
deze geweften, met zulk een geweld, dat zij al-
reedezulkegatenindemuurgemaakthebben, dat* fe op't punt zijn van den ftorm aan te vqeren; alzoo dat wij zekerlijk zijnen brand en verwoefting wel haaft zien zullen, indien wij een weinig langer ver- toevenomhaarbijftandtedpen: hoe! zaldenzeeg- haftigen Zoliman, die al de wereld zoo zeer ducht, dan glorie ftellen inhet verbranden van arme her- ders hutten j en in't rpoven van heele troepen fchorf- te fchapep, en magere often , die naauwlijkx voort kunnen ? zeker beziet eens die brave overwinningen: meendgijdoordezenweg weder in uwen ftaat tege- raken, rnute wreken vanalhet jammer en verlies dat gij van de Chriftenen ontfangen hebt? O hoe ver zijt gij van uwe rekaiing ! Op dan, vatmoed* valtinde itarkten vandez,en onmenfchelijkentiran j gebruikt liftige lagen tegen hem, en valt hem zoo geftrengophet lijfdatbij nimmermeer weder op fta. Zoo gij wijs zijt, zoo zult gij den raad van uwen vriend Arafpes volgen , wiens getrouwigheid gij lange beproefd hebt: gij weet dat hij u nimmermeer verlaten heeft, noch zoo lange als'tgeluk uin uw Koningrijk verdadigd.cn, nog federtdat 'et u zelf ver- jaagd heeFt: vertoefd dan niet langer, .enhoenaakt enbloot datde Arabiers ookzijn, laat daaromnief naar u yan haar in dezen aanflag te dienen : ik weet wel dat het z waarlijk te gelooven is, dat lieden, die niet gewoon zijn anders als landloopers te leven, en de
: ..r — »
|
||||
de reizende man te berooven, genoeg moed.zouden
hebbcn om zoo fterke en fchrikkelijke vijandeh we£r- ftand te bieden , maar bovert datfe haar flapende zullen vinden,, zaluw dapperheid hcur moed be- veftigen. Zoo fprak deze Razernij tot Zolimari , en blies'
hem in de zielehaar gewonelijke uitzinnigheid; daar naverdweenze enverftoof onderde wind. Onder- tuflen bleef hij heel verfchrikt, en zrjnhanden tea H emel hefiende, fprak; Wie gij 00k zij t,. d ie rriij n hert zoo aannioedigd en on tvonkt met een overgroo- tehette, gij zijt, zonder twijfFel geen fterrTelijk menfch, hoe dat gij 'er 00k na gelij kt, zie daar ik ben bereidom ute volgen, door aldewegen waar gij niij 00k Zoud willen leiden: van de vkk'ten zaf ikbergenvamdoodeofgequeftelichamenmaken, en> van heur bloed geheele rcroomen: daargebreekt niet anders, .al^dat gij mij behulpfaam zijt, en mijne Wapcnen duel's door de duifternifle geteid. Hier op, Zonder, kngerte vertoeven, vergadefden hij alzijn foldaten, '.djehij aanmoedigende totde alderblood-, ftetoe,, door hoogmoedige woorden. Nadat hijze alaoo door.een kloekmoedige vierigheid totftrijder| ontvonkt had, zie zoo gaf Alekto zelfhet teiken van den aanvai, in de eene hand hieldie een trompet, en in d'andere een groot Iaken dat in de wind uitwoeyr Zij verdubbelde al gaandeheuretreden,, enhaaften) aaaromde ondekkingvan heurekomfte voorte ko- men,
|
||||
J^ ToRQJtfATO TASSOOS
men. Alektohaaralzoogeleidhebbende, verlietfe
terftond; en, ineenbode veranderdzijnde, quam biunen Jerusalem, ontrent die tijd, wanneer den dag voor de nacht plaats begint te maken : Daar drongfe ftoutmoedig door't gedrang, en trat mid- den door'tvolk, da*vandefchrikendroefheidaan alle zijdenomringd wierd. Daar na verwittigdeze de Koning van de macht, die tot hulp van de Stad ge- kornen wis, en van het voornemen dat de foldatcn genomen hadden hetleger der Franfen te berpringen op het teken datzij hem aanwees. Alle dingenbe- gondennu bedcktte wordenmet het duiftefe dekfel van de nacht, die nooit zoo fchrikkelijk als nu ver- ichcen ; want inde plaats van de mill en dampen, zwom het Aardrijk in eenbloedigen daauw, ende Hemelwas met wanfchepfels, en fchrikkelijke din-* gen vervuld: men hoorde niet als het verzuchtja van quade geeften, die over al heen vlogen. Pluto verhet zijn afgronden, en al wat duifternis is in zijne holen, om deze nacht noch dompiger en grouwelij- ker te maken. Geduurende deze duyfternifle, na- derde den hoovaardigen Soliman tot de tenten zijner vijanden, en een weinig na fnidderrtacht, washij een vierendeeluurs vanheur leger: ahvaarhij,geen gerucht hoorende, om dat de Franfen in ruft waren, niet zorgende voor deze verraffing, zijn volk ge- bood flil te ftaan, omdat deze weinigeruft heurfrif- ftr tot der* flag zou maken. Toen klom hij op het |
||||
Verlofie Jerusalem-;. 333J
hoogft van een klein heuveltjen, beginnende tot
haar tc fpreken, en tojdien geftrengen aanvalaan te
moedigen. Ziedaar, fprakhij, dit fchoon leger,
daar men zoo veel van gezeid heeft * hoewel dat het
maareenfchijn heeft. Ziehierdediepenftroom,die
de rijkdommen Van Azie mgezwolgen heeft. Het
ftaat maar aan u, dat al dezen roof u niet in de han-
denvallc, zonderveelgevaarteloopen. Diefchoo-
newapenen, en die rijkgeharnafte paarden, wor-
denutegenwoordig aangeboden door de eigcnhand
van'tgeluk. Daar is niet datu belettenzal meefter
te wezen, zoo gij u van deze gelegendheid wild dic-
nen : Want* 001 het welte over wegen, dit is het
leger niet, door het welke de PerlTen verdreven wier-
den, endemachtenvanNiceenverdelgd. Gijweet
dat het niet anderszijnkan > ofverfcheidenvanhaar
zijn omgekomen in dezen oorlog * zoo wel om zijn
langdurigheid, als oorzake van verfcheide toevallen.
En alwaar 't fchoon dat heur leger zoo groot, als toen
was. Het is voor u een groot voordeel dat gij te doea
Zulthebben metmannen dieineendiepenflaapver-
Zonken, en niet van wapenenvoorzien zijn. Waar-
lijk, daar is zoo weinig onderlcheid tufTchen den
flaap en de dood, dar'er niet zoo licht is als zijnen.
vijand t'overwinnen. Volgd mij dan ftoutmoedig,
lkwil deeerftezijn dieueenweg openen zal dwers
door deze flaperige lichamen, die in heure bolwer-
ken omwentelen. Dit zwaard zalu wijzenhoe dat
men
|
|||
214- ToRQJTATO. TaSSOOS
men flaan, en niemand Iparen moet. Nu zal hetRijk
van Christus eindigen. Nu zal uw naam doorluchtig, enhetverdrukteAzie vanvanflaver- nijen verloft worden. Haar alzoo aangemoedigd hebbende, gebood hij hen met weinig geraas voort tetrekken. Maar zij konden zoo bedekt niet voort- gaan, offe wierden vande uitgefette wachten, door't rchijnfel van een weinig licht, ontdekt. Terftond ■was het geheele leger in roer, zulkx dat de voor- wacht terftond op was, en zich bereiden om den vijand t'omfangen. d'Arabiersgeftoordzijnde, orn datie alfbo ontdekt waren, lietenheur paardeneen weinig adem fcheppen, wiens gebriefch zich ver- mengden bnder 't gekrijfeh der ibldaten, en t'famen- horting derwapenen, dat zoogrooten getier baar- den, dat 'er de bergen endalen van weergamlden: de Echo zelf, die in de rotfen woond, verfchrikte van'tafgrijffelijk gerucht, en vermenigvuldigde de Vrees door de wee" rklank. Alekto gafhet eerfte teken van den ftrijd, ert Van de oevers van Flegeton ftakfe ten brandende toorts op, dat die van de ftad tot een teeken diende, om haar bereid te houden. Soliman tradvoorin hethoofdvanzijnvolk, en te viervoet rennende,, met loffen toom , viel zoo kloekmoedig in't midden der wachten, die noch niet wel in ordeti Waren. Zijnongeftuimigheid is niet minder als van eenen ftroom, die van't hobgfte eens bergs afftorten- de, grooteboomen met zich fieeptj ontwortelende de
|
|||||
Vertofie Jerusalem-* ■ 3 35?
de huizen,daar hij de groiidvefting van ondergraafd.
Bij de razernij van dezen Bar baar, zijn niet tc ge» lijkende krachten van den blbcem, wamieerze tef- fens ter ne£rwerpt en ontfteekt de hooge toorens; noch de aardbevingen die de wereld beroeren, en met fchrik vervullen. Yder flag, dat hij metzijn zwaardflaat, maakt hij een wonde, en deze won- de beroofd van't leven den genen die getroffen is. Hier bij zou ik wel grooter wonderen van hem kun- nen zeggen, zoo het geloove niet boven de reden ging. Ter ander Zijde, in deze ziedende gramfchap, fchijnt hij zich te veinzen, of niet te gevoelen de fla- gen die men hem geeft, hoewel dat ijder reis, als hij getroffen word, zijnen helm als een klokklinkt, en dat het fchrikkehjk te zien is, hoede vonkendaar uitftuiven. Zoohaaftals hij bij na alleen deze eerfte benden der Franflen verftroOid had, zie zoo quamen d'Arabiers aan, die'tgedrangfcheurende, ellendi» ge verwoeft'ing deden, in het dikfte der vijanden. £ij vloeidenoveropde wijzevan eenvloed vanver- fcheide ftroomen t'fameri geloopen. Alfdoen namen de Franflen met gerekten halze de vlucht, en men tag onder een verftrooid de verwinnaarsende ver* woanen, de vervolgers en de vluehtelingen, die t'fa- tnen binnen de bcfchanfling van't legef indringen, daar't over al van gekrijfch , verwoefting , ver- ferzuchting en vreeze vol is,. Soliman voerd, tot :ieraad, op zijnen helm, een vcrfchrikkelijke Draak, die
|
||||
$%6 ToRQJgATO TaSSOOS
die de hervouwing van zij n hals ontkruld, die hij op
de zelve tijd uittrekt ; met dat hij zich op zijn voeten recht, fpreid hij zijne vleugels uit, enkfomt, als een boog, zijn verichrikkelijke ftaart. Die hem eerft gezien had, zou gezeid hebben, dat hij drie tongen drillende uitftak, daar onder zich een venijnige fchuim vermengden, die hij met een fchuiffeling, die men van ver zou gehoord hebben, uitbraakten. Over alwaar den ftrijd het hevigfte ontftak, daar prikkelde dit befmettelijke wanfehepfel zijn zelvcn ook tot wreedheid aan., en zkh zelven flaande* braakten het geheele vlammen van zwavel uit, d aar onder een duiftere rook vermengd was. Hoe ver- fchrikkelijk dat'et dier was, dit licht maakte her noch vervaarlijker voor de gene die het aanZagen, en ver- toonde zich voor haar als een blixem, aan den gencn diezeilen, wanneer, geduurende eenen ftorm, die haar beukt, en zich onder de duifterniflc van de riacht vermengd , zy de baren zien, die door'tge- weld der winden, tot aan de wolken gedreven wor- den. Sommigedie, door vrees van de dood, ver- voerdworden, ftellenheurheilindevlucht, enan- dere behelpen haar kloekmoedig met hture wape- nen, om h aar te vervreeren. Heur moed waft in de duifternifle , die het aanftaande gevaar verburgen houdende, deze wanordendoetaanwafTen. Onder de gene, die zich in deze nood, met zoo veel kloek- moedigheid, als hij vrijwilligheid betoond, draagt, mwnJ
|
||||
Frrlofte Jertizafwzs. %%J
rhunt Latinus deeerfteuit, Dezen kloekmoedigen
Ridder was op dekant van den Tiber geboren* en hoe oud dat hij was, zoo had evenwel de laft der Wa* penen, nochdenhoogenouderdom, demoedigheid vanzijngeeft, nochde krachtvan zijnlichaamniet verzwakt. Vijfjonge foldaten, zijne kinderenjj volg* den hem over al in de hachelijkheid der oorlogen t die tegen den arbeid der wapencn aangroeiden, hoe* Welfenoch naauwhjkxdejaren en kracht hadden om die te dragen. Deze wetten teffens heur gramfchap en zwaarden, op het voorbeeld van haren vader* die om haar, noch meer aan te moedigen * tot haar fpreekt; Laatonsgaan, mijn kinderen, daarons dezen vervaarlijken Duivel, die op de vrees van die voor hem vluchten ftoft, ons roept: al het voorbeeld dat hij waand te hebben j is goddeJoos, en hoe veel te meer te verachten, om dat hij zich, door geen ge* vaar, geduchtmaakt. Zoo is de Leeuwin gewoon haar jongen tot den prooy, die zij vervolgd, te ge- leiden j om haar in't gevaar te brengen, eer dat heur hals borftelig word van een lang hair, en den ouder- dom haar tanden en nagelen doet waffen : bovert diert datfe 'er door deze middel ftout maakt, zoo gewend- z'erook wreedaardig te worden tegen de jagers t die haarinheureholenbeledigen, en and re vreefachti- ger beeften doen vlieden. Op deze wijze beftond die meewaardigen vader, vergezelfchapt met zijne kin- deren, Soliman aan te Vallen, en met haar hem t'orrt- Y ringenj
|
||||
338 ToRQjTATO TASSOOS
ringen : Zulkx dat, in een oogenblik, xes fperen
tegen hemgeveld warcn, met een gelijke begeerte en dapperheid. In dezedaad wasde jongfte watte flout, want na dat hij zijn {peer verlaten had, tragte hij, tot zijn nadeel, met Soliman handgemeen te worden, en hem, met een zwaren flag, uitdenza- deltedoenftorten: maargehjkalseenrotfteen, die in't midden der zee, of aanden oever gegrondveft is, onbewegelijk en vaft ftaat tegen het geweld der draaiwinden en baren , zonder dat den blixem en donder, of diergelijke geweld des Hemels, machtig is om hem te doen fchudden; alzoo wederftond de- zen ontembaren Heiden, nietwijkende deflagen, die men hem van alle zijden gaf. Daar na zijn gram- fchap in razerny veranderende, ziende zijn paard met bloed befmet, raakten hij de gene, die hem ge- quetft had, zoo geweldig, dat hij hem het hoofd, tuffchen de twee winkbraauwen enkaken, tct de tanden toe, opfpleet : Maar Aramand dit ziende, fteundezijnbroeder, om dat hij nietter aarden val- lenzou, met zijn helpende arm; dochhet bateniet, want hij 'erzelfdelmertevangevoelde, om dat hij, door zijn breeders val, zelfter aarden ftorten; want Soliman hem ziende den arm uitftrekken, gaf hem een averechten flag, dat hi), met den geoea die hij ©nderftutte, tejr aarden neerploften, deureenver- mengende, en heur bloed, enheurioatftezychten. Pit gedaan zijn.de , zieade dat Sabija* van verre,
hem
|
||||
-....."
Verlofte Jerttz,ak»t->. 339
hem met zij n werpfchicht zocht te beledigen, hieuw'
hijze aan ftukken ; toen het paard de fporengevenT de, trappelde hij hem op den buik> en liet niet af yart hem zoo lange onder de voeten te verplptten, tot dat deziei, metleedwezen, datjeugdige enbloejende ljchaam verliet. Zoo dat van vijf gebroeders, nu niet meer als rwee overig bleven, Pikus en Laurens: en gelijkfe tweelingen waren, gelekenze elkanderen zoodanig, datmennaauwlijkshenuitden anderon- derfcheiden kon, endikmaals daarinbedrogen was. Maar evenwel, of de natuur heur beide lichamen ge- lijk gemaakt bad , de dood maakt hier wei een bij^ Zondere fcheiding: want den onbarnihertigen Spli- man hieuw den eenen zijn hpofd af, en flak den an- deren zijn zwaard dwers door 'r lichaam. Ondertuf fenzag den rampfaligen vader, helaas diegeenva- der meer is, terwijl hem de dood, in een oogenblik, Van zulke klaekmoedige kinderen heropfden, haar op de aarde leggen uitgeftrekt, en in't zelve gezichr, in heur droevig einde, den ondcrgang van zijn hujs. Enwaarlijk, ikweet niet hoe het mogehjk was, dat nij) in zoo drpevigen toeval, en Zoo zwakken ou- derdom, zoo veel ftandvaftigheid betoonden. Hij liet schter hierom niet te vechten, enmogelijk zaghij nietdatzijn kinderen gefneuyeld zijn, daardedui- Iterheid vande nachthem opkinbelet; die, om hem gunftig te zijn, zijneoogen verbijfterdevoor iit eerbarmlyk fchoq wipel. Hoe't 00k zij, even als Y % hij
|
||||
|
||||||||
34-© ToRQJJATO TASSOOS
hij deze overwinnig onWaardig acht, zoo hij, me*
haar niet omkomt, toond hi) zich zoo ontaard van aijn bloed, als hij begeerig is dat van zijnen viand te ftorten, zulkx dat het wel bezwaarlijk om t'oordee- len zou zijn waar hij van beiden het meerfte na trach- ten, oftedooden, of zelf gedood te werden. Ook betuigde hij't wel door de woorden, die hij tot den razenden Soliman fprak ; Barbaar, riep hij, is deze hand dan zoo zwak, enmifprijft gijhemzoo Zeer, dat hij uwen onmenfchelijken aard tot mij niet kan trekken ? dit zeggende, gaf hij hem 700 harden flag, dat 'er noch gefp, noch plaat, op zijne wape* nenwas, die hij niet aan ftukken floeg. Hetzwaard drong, rechtindezijde, enmaaktedaarzoogroo- ten wonde, dat het bloed, met groote ftralen, daar uitfprong. Op deze fchreeuw, en flag, keerdezich denHeidenom, blakendevangramfchap, houden- de het borftharnas midden door; daar na zijn fchiW deurborende, hoewel't van gekookt leer, wel hard en zeven dubbeld was, drukte hij hem't zwaard tot in't ingewand : door deze Meek viel Latinus ter aar« den, daarhij, door een dubbel overgeven, alhet bloed en het leven, dat hij noch overig had, en door zijn wonde, en door zijn mond uitbraakten. Gelijk- men zomtijds zict, op het hoogfte van den Apemjn, een grooteneikenboom, al de boomen, die rondom hemftaan, ter nee"rftorten, zoo't gebeurd, nadat hijcen langewijl hetgeweld der winden wet*rftaan heertj
|
||||||||
\
|
||||||||
i_-&Aiuiji~^<--.--'-
|
||||||||
VerlofteJeruz,aie»t~j. 34.1
heeft, dat'er een ftormkomt die hem ontworteld-
Alzo was dezen ongelukkigen held gedwongen nee? te ftorten : zijn val was zoo geweldig, datfe eenige > daarhij aan vaft raakt, mee fleipten; daar hij, zonder twijffel, genoegfeam betoond, dat zijn eindenieE als klo.ekmoedig zijn kon, terwijl hij zelfs, aliter- vende, zoovreemdenverwotftingmaakten. . Terwijl dat Soliman zijn ingenomen haataldus, tegen de-Chriiteoicn verkoelden, zonder dat hij zijn brandende dorft, diehijnahaarbloedhad, konlefc ien; ontitaken de Arabiers, meer als ooit te vooren, tegens haar , en handelen haar wreedelijk binnen in 'tleger. W antboven dien dat den onbarmherti- genDragudus, denEngellchen Henrik, enOlifer- nes de Baviers om hals bragt, zoo beroofd, Ariade- nes Gilbert en f ilips, geboortig van den Rijn, van't leven. Al bazar floeg Emeftus,met ecn knods, ter aar- den, En Algazel vermoarde Ottho. Maar is het wel mogelijkdiedoodelijketoevallen, die daar verfchei- den gefchieden, teverhalen; en hoe ve.el fbldaten daar, vanwederzijdcn, daarfneuvelden? Zooras als het krijgfgefchrey begon , fteeg Godefrooy ten bedde uit, betrachtcnde de plicht van een wakker Veldheer, zoo dat hij, ongeruft, ijderoogenblik, na nieuwe tijdinge vraagde, en aandachtig toezag Wat d'andere al deden. Alreede was hij gewapend en gevolgd van een groote troep brave Soldaten, die hij Vergaderd had, en bereide zich om dat geweld te Y 3 ftuiten:
|
||||
34-i ToAd^Afb TAssbos
ftuiten: want 2,00 haaft als hij naauwlijkx hetgerucht
der vijanden hoorden, begon deze oplodp, hand over hand, te vermeerderen, zoo dkc hij zich in- beelden, dathetroovendeArabierswaren, dieee- rten aanflag ^ilderi roakefljalzob hij wel wift datmeh. atl langen tijd te vooren> niet anders fprak als Van de Verwoeftmg» die zij door't geheel omleggende land deden. Evenwel had hij nooit gedacht dat zulk een gebroedfel Zoo flout geWeeft Zou hebben, hem in zijn leger te befpringeh. Mdar zoo als hij zich berei- deosn tot haar onderftand te gaan, zie zoo begon het g'ekrijfch van een ander zijde weir op nieuw, dat deil Hernel; vanhetfchrikkelijkgetier, wefe'rgalmderi. Terftond bemetkten hij dat het Klorinde enArgatit Waren, die de befprirtgers Van't leger tehulpecjua- rnenj, met hun Voerende de grootfte macht die in de ftadwas. Alfdoen keerde hij zich naGuelfus^ die zijri plaats 00k verdadigderij en fprak tot hem; HoOrd gij niet het gerucht dat het krijgfvolk na de- Zen heuvel maakt ? zekcr ikgeloof datfe uitgevalfen zijnomharewapenen, metdie van deze Barbaren, te vervoegen: zoo dat het hoognoodig is dat gij der- waardstrekt, ornhaarfelheidintetoomen. Begeeft kd^nopWeg, eh neemd een gedeelte, Van deze die gij hier ziet, met u. Ik zal den aanval Van een andef zijde, metmijn overige fbldaten, gaan -weerftaan. D€ze dihgen aldus onder elkaijderen befloten, fchfei* Sffize terft odd van een j hief en daar gaahde, geleid zijnde
|
||||
Verlujle Jeruzalem-J. 54.5
zijndevaneen zelvegeval, hoewelzebijzondre we-
gen infloegen. Guelfus trok recht op den henvel aan, en Godefrooy na de zwakfte plaats van't leger, daar de Arabiers alreedegeen weerftand meer en vonden. In't trekken nam zijn macht meer en meer toe, en van tijd tot tijdvergaderde hij we£r nieuw volk; zoo dat hij zich fterk genoeg bevindende, ter plaatfe quam daar den Barbaar een afgrijffelijke vloed van bet bloed der geloovige ftortcn. Zoo fchiet de Po nit zijnen oirfprong, wanneer hij zijn deurtogt, tot aan dekanten, noch riiet vervuld heeft, hoe .verder hij raakt, hoe meer dat zijnkracht, door't and re wa- ter dat hem gemOet, toeneemd^ tot dat hij zich in twee takken verdeelende, op zijn dijkken en dam- men toedringt» enheelhoogmoedig zegeprale'nde, zijn hoornenopfteekts vloejendeoveral denabuuri- ge landfchappen heen: al bet welke noch weinig zou zijn, zoo hij «indelijk de groote Adriatifche arm niefc te rug ftiet, en door verfcheide plaatfen, daar in fchoot; Zoo dat in plaats van fchatting, die hij de Zee fchuldig is, haar met als den oorlog Ichrjnt aan te doen. Ondertuflen waar Godefrooy zag dat de zij- nen de vlucht namen, vol van Ichrik en vrees, daar vloog hij heen, entrachtefe, door'tdreigen, ftaan. detehouder. Qntfinnige» alsgijzijt, graanwden hijze toe, waar ffieend gij alzoo te vluchren ? Waar uit fpruit deze overmatige fchrik en flaphartigheid ? Waar waand gij een toevlugt te vinden, die machtig y 4 zd
|
||||
^ifif ToRQ_gATo Tassoos
sal zijn u te befchutten? ziet gij niet dat de gene die u
vervolgen, landloopers en roovers zijn; die niet ge-
typon zijn van vooren iemand aan te taften , veel
minder aangetaftte warden. Deze Barbaren, dieal-
tijd verradiich toeflaan, en nooit voor de vuiit vech-
%en, zullen haar zelven, zondertwijffel, verfaagd
jnaken, indienze zien dat gij haar kloekmoedig we-
(derftaat. Zoo fprekende, gaf hij 't paard de fporen,
fn rendenade plaats, daatSolimandegrootftever-
waeftinge maakten, dwers door een moerafch van
flik en bloed; daar over al waar men d'oogen floeg,
men niet adders zag, in rt midden vandeltukkender
iperen en z waarden, dan het verfcbrikkelijke bederf
van'tgevaar, endedoodzelve. Daar was geenge-
drang hoe dik, noch geen weghoe dicht gefloten, of
hij opende zfch een deurgang met zijn zwaard;al wat
hemgemoere, wierp hij teraarden, zonderdatzijn
fgweld , noch van de paarden, noch van de mannen,
oe fterk dat hare wapenen mogten zijn, kon we£r- ftaanworden. Het was een wonder te zien, hoe dat hij, zonderzicht'ontfetten, over hele hoopen licha- men, die het noodlot der wapenen van't leven be- rpofd, en onder elkander vermengd, opeengefta- peld had, heenvloog. Maar den Heiden v^richrikte voor alle deze dingen niet : enhbeweleengrootge- ^eld op hem aanviel, gewaardigd hij ziehnieteens pxy r.e keeren, maar recht op Godefrooy toe tredeu- $je, verhiefzijqztyaardom hemteflaan. Q.God» feoe
|
||||
>
Vet;lofte Jeruz,aIew->. 345?
hoe groot is't vermogen vandcze twee Ridders, die
'tgevalhiert'famen gevoegd had, vande tweeuit- terfteeinden van'tAardrijk! Hierwas,ineenenklei- nen omring, befloten de Razermj tegen de Deugd, die t'famen, door de wapeiien, beflechten 't verfchil om het Keizerrijk overgeheel Azie. Zeker, 't is niet mogelijk om uit te drukken, hoe fchrikkelijk dat dit lijffrevechc was, en de groote menigte van flagen, die zij elkander-en gaven. Al dat ik kan voortbrengen, is, dat het jammer was, dat de duifterheid van de nacht dezewonderenbedekthoud, die, om datzeonge- meen zijn, wel waardig waren dat de Zonne haar verlichte, om dat al de wereld die, indenheldren dag, metvergenoegenzienmogt. DeChriftenen, ondertuflen veelftouter geworden, door het voor- beeld van haren Veldheer, volgdenhem nu na, ge- nakendeftoutelijkde plaats, daarzij flus noch uitwe- ken. Debeftgewapendeonderhaaryvervoegden zich rondomSoliman. Engelijkalsdepartijengelijkwa- ren, zo gelijk was het getal der overwonnen dooden, die van de overwinnaars wierdengedood: zoo dat'er nietmeerbloedvand'een, alsvand'anderzijde, ge- ftort wierd. Gelijk men zomtijds ziet twee verfchei- den winden elkanderen den oorlog aan doen, zonder dat noch delucht, noch de zee, haarineenigerwij- zefcheid, ftellende wolk tegen wolk, en baar te- gen baar: zoo kan men in deze verfchrikkelijke ver- menging befpeuren , hoe de fold aten , om ftrijd» X f" keu*.
|
|||||||
; -i.
|
|||||||
.
|
|||||||
34-6 I'oR.QjgATO TASSO'OS
heur algemeene kracht ftaande hidden ; hortende'
heurfchilden, hslmen en zwaarden tegen een. Maarzoo deftrijd, aandezezijde, geftrengis,
zij was, aand'anderzijde, niet minder; daardevij- anden, Van alle kanten, weer bij een vergaderden : Daarenboven hangen de Duivelen, in de plaats der wolken, door de wijde lucht, en verfterktende on- geloovige met nieuwe krachteti ; zulkx dat niet een vanhaar eenvoetftap Week? daarinZij, omftrijd, den wreeden Argant havolgden, diezijnhart, door defakkel, vaneenderRazemijen-, wierd aangelte- ken; hoewel 't alreede, niet als te Veel, door zijn eigen bloed ontfonkt was.DeZen wreedaard,de voor4 Uitgezettewacht,vandehoofdwachten, verftrooid hebbende , wierp zich , met een fprong , in de bolwerken* daar hij d'aflhijdinge, metlichamen* die zijn onbarmhertige hand, vol doodelijke won* den, op de plaats uitgeftrekt, leggen lret, Vervul* den. En om een gemakkelijker toegang tot den ftorm te hebben, had hij al de tocpaden van den berg ga- flecht, zoo dat de andere niet veel moeiten hadden om hem te volgen. Alzoo beverfden zij de eerfte hut- %en, die zij aandeden, met het bloed derGhrifte- taen. Na Argant volgden de Krijgsheldinne Klorin- de; die , geftoord zijnde dat den weg, door hem:, ;gebaand was, zoo fchrikkelijke flagtinge, in de plaats derFranfendede, dat zij op't uiterfte waren om de vlucht tc nemen, $n verftrooid te worden. •Maar
|
||||
Perhftt Jerit£ah»L*>i 34,7
Maar deri klockrtoedigen Guelfus quart daar 200
wel te pas met zijn bende, dat hij al de vluchtelingeft wederdeedkeeren, en d'ongeloovige terugdreefj hoe wreed dat haren aanval otik Was. Den ftrijd Was zoo vierigdoor aide plaatfen vaft't leger, dat van d'een, aan d'andet zijde, hetbloed, gelijk grodte' ftroomen, rte&rvlbeiden. Wanneer de Vorft des Kernels, die door zijn rechtvaardigheid en goed- beid , voortbrengt, en behoed , al bet gene dat wij , in den omring der Wereld, zien, daarwei- nig dingen, door de reden beleid wOfden, zijn barm* hertige oogen quart te flaan op deze bloedige vef-» menging : Hij was gezeten in den heerlijken Trobri der eeuwigheid * daar bij met drie ftralen, irietfitf lichtglinfterde. Onder zijn vbeteri had hij bet nood- Ibt endenatuurleggen, brt hert te dienen, enge- hoor2aamheid te bewijzen; 00k de beweginge des Heme'hj detijddie demaatfteld, en de plaats die* haaropfluit. Daar zagmen 00k het blind geluk, dat zonder zicb te bekommeren, met ons te verplich * ten of mishagen, werpt te gronde en verwoeft, na haarwelgevalleh, de aanzienlijkheid, de rijkdom=* tnen endeKoningrijken dezer Wereld ; die zij niel meeracht, alsofhetft&fen rook was. InditHemels paleis, was deneenigen Monarch van 'tHeelal, om-s ringd met zoo grobten glahs van ftralen, dat di firhranderfte Vernuften, in *t overdenken verblind blijveh. Rondom hem hcen waren bij benden gefteld ■ C de |
||||
34-8 Tohqjctato Tassoos
deorde van d'onfterffelijken, ongelijk in haarver-
heerlijkinge en gelukialigheid. Den Hemel we&r- galmde, vanalle zijden, opde heerlijkeloffangen, die zij voor haren Koning oplbngen. Ondertuffchen riephij tot zich d'Aardsengel Michael, die, inzijn glinfterende wapanen, gewrogt van fijn diamant, uitblonk : Zietgijniet, fprak hij tot hem, hoede vervloekte bende der hellen, haar nu tegen mijn ge- trouwen hoop wapenen, en hoeze, om de Wereld t'ontruften, uithet diepfte der afgronden voonko- men? GaatdanbiideZeongelukkige, enzegthaar, van mijnent wegen, datzij voortaandezorgvanden oorlog aan de fterfielijke menfehen bevolen laten, en dat zij niet meer de Rijken der levendigen zoo komen befmetten , nodi de klare geweften. des Hemels, met heur fehadelijke wolken verduifteren : dat zij veel eer wederkeeren in de duiftere lpelonken van Acheron, woonfteden, en itraffen, die zij recht- vaardig verdiend hebben, voor zulkegaften waar- dig; latenzedaar, indeafgrij{elijkepijnenenellen-< lenden, met elkanderen ftrijden,: Dits't gene dat ikgebie, enikwil datdit befluit pnwederroepelijk zij. Ditzeggende, viel den Aardsengel voor zijne voetenneer; daarna, zijneyei'guldevleugelenuit- Ipreidcnde, zoo gezwind, dat hij in devlucht de vlugftegedachten zou voorgekomen bebben; vloog hij voorbij de vuurkloot, en het lich t, daar de welge^ lukkige Zielen haar woonplaats eeuwig hebben be* veftigd.
|
||||
Verhfie Jerusalem-}: ^4.9
Veftigd : Van daar dronghij doorhet helderkriftal
Van den elfdenHemel, endiegrootenring, dieal-» tijd draaid, vercierd met ontelbare goude ftarren, gelijk als zoo veel blakende gefteenten; terflinker zijdezag hij Jupiter en Saturnus, dietefFens, metde andre dwaalfterren, in't ronde omgaan, endiee- venwel ran haar zelven zich niet bewegen konnen, zoo eenig grooter vernuft haar niet aanftoud enbc- Weegd. Alzoo daalden hij, van de aangename woon- plaatfc des Hemels, in dit lage geweft der Aarde, daar de regenendonder, en andre indrukfelen van de lucht, geteeld worden. Ik verfta het gedeelte der hoofdftoffe, dat zonder ophouden vemietigd en vernieuwd, zoo dat het fterft en herboren word in zijn eigen verdeeling. Overal waar hij, met zijn blinkende vederen deur vloog, deed hij de dikfte mift, endevervaarlijkfteduifteruifle, verdwijnen; zulkx dat door deftralen van zijn goddelijk licht, ea vandevonken die zijn fchoon aangezicht uitfchoot, de lucht, hoe duifter dat zij was, verlicht wierd. ZooisdeZon gewoon, na datfe een duiftere wolk in water veranderd heeft, haar fchoone verven, op verfcheide wijze gefchilderd, uit te fchieten: en Zoo zietmen zomtijds een damp, die men vooreen ftar zou aanzien, de open lucht breken, en in den fchoot der aarden, dieonze algemeene moederi*, ncerftorten. Zoo dra als hij in de plaats gekomen was daarde vervloekte bendenderhelle, d'ongeloovigc aanprik-
|
||||
IfO fTqRQJJATO TaS50O$
aanprikkelde, en haar van razernij qntfonkten; hield
hij ftilindelucht, enbleef, als ppgefchort, op de fcracht van zijne yleugelen hangen :daar na zijn fpeer die heel van yupr fchieen , aangrijpende, fprak hij tot haar j Vervlpekte, ellendige Duivelen, kan't mogelijkjzijn d%t gij, onder de ftraffe en verachr tinge die gij, zonderophoudenlijd, nochzoohoor vaardig zijt, dat gij niet wild bekennen hoe vervaar? lijk de blixemen dedonderis, dievandenfypning der wereld word uitgelchoten. 't Is in den Heniel ber floten, dat de muuren van deze ftad» voordeheir ligevendels van'tkruis bukkenzullen, endatSion harepoortenzalopenen. Ditzoozijndff, watkrlpt het u, dat gij tegen 't yporbefchik opftaat, en de gramlchap des tjemel? op uw hals haald ? Ramp&li- ge Geeften, aU gij zijt, gaathenen in uw Koriing- rijk, dat vol yerwoeftig en ftraffen is, en daarde dood nimmermeer eindigd j pleegd daar, zoo yeel a!s gij wild, y we vcrdeetingen , beoorloogd daar .elkanderen, en datuwe fchoonezegetekenenincier %e. verfchrikkelijkeplaatfen bepaald blijven, daar ur me ftraffen eeuwig zij n. Gebruikt daar al uw geweld fin wreedheid tegen uws gelijken, in't midden van't gefchrey, knarflinge der tanden, en 't fcbrikke- lijk gerucht der ijzers en ketenen, die gij na u* fleept. Aldus gefproken hebbende, bevond hij haar noch
<e«n weinig traag orn te verhuizenj maar haar met |
|||
|
||||||
VerlofteJ'eruzuktK-*- 1 3 ft
zijn krachtige fpeer flaande, deed haar wel haaftig
vertrekken. Zie, terftond warenzc, tot haar groot leedwexen , gedwongen dit aangename licht , en die fchoone kloot met ilarren hezaaid, te verlaten, om haar te werpen in die duiftere afgronden, en daar metdc yervloekte, heurtoegeftelde flxaf te lijden. Peze verfchrikkelijke Duivelen verfchenen in de lucht met meer getal als de aankomende vogelen, wanneerze, in't begin van delente, haarwederbe-? ginnen te vergaderen, en van geweft veranderen 5 Zoodatmen van haar wel zeggen mag, datzijveel dichterne^rftortenalsdebladeren, die, geduuren- dede eerftekoude van den herfft, vandeboomen, heel verdroogd en verwelkt, arVallcn. Ondertufc fchen verheugd zich de \jVereld, datfe niet meer met zoo neveligen en verdrietigen kleed, dat nocb korttevoorenhaarverduifterde, bedektis. Doch, om al deze dingen, hoewel Alekto afljet van Argan^ haar bloedige vlammen in te ade.men, en dat een helfche prikkel hem niet meer in de zijde ftak, zoo, verminderde evenwel, nochzijnwreedheid, noch. zijn moed willigheid niet: maar, integendeel, floeg hij veel fchrikkelijker als 00k te vopren, waar hij 't gedrang het diebft zag, ende Franffen op eenge- F^j gevaarlijke flagen. Hijwierp, zonderon- derfcheid, en de zwakfte, en de fterkfte, dekloek- nioedige , en de verfaagde; ter aarden : vereffe- nendede hoogfte hoofden, met diehetminllever- bevea
|
||||||
«
|
||||||
55"! ToRQ^UATO TASSdOS.
hevenzijn.i Klorindeis hietver vanhemaf, enop
zijn voorbeeld, bezaaidfe het heele leger, of met heelelichamen, of met airmen, ofmetbeenen, of zelfs met hoofden, die zij, met een flag, van de fchouders, dergenendiezijaantreft, aflicht; door een begeerte van wraak en gramfchap vervoerd, fteektfe breangief dwers door't hert heen, en rukt'er teffens zijnleven, enhdarbloedig ZWaafd, Weder uit: daarna flaatfe den kloekmoedigen Albijn recht in zijn navel, en houd een anderen, met een ave- rechtfenflag, denkopop: zij hakt Gamier devuift af, die terftond, met het zelve zwaard, daar hi) haareerftmede geflagenhad, teraardenvicl; 'twas een droevige zaak te zien, hoe de vingers vande hand, die het nochgevat hidden, allillende, het eindelijk, deur z wakheid der zenmVen, die opkrom- pen, verlieten. Zoo tracht het hoofd van een flan- ge , wanneer het van't lichaam gefcheiden is, we-> der tot een tegeraken, en wenteld zich zelven te vergeefs in krullen: ondertuflen laat d'onvertfaagde Heldin aldus den verminkten ftaan; Daar na zich tot Achilles keerende, flaatle hem, met een aVerecht- fen flag, van achteren in de nek, datde kopaftui- melde, en heel van bloed en ftof bemorft was, eer dat het lichaam de ftegelrepen noch verlareo had: in- voegen dat hetpaard, nu het open veld hebbende5 begon te fteigeren en achter uit te flaan, dat het hem eindelijk ter aarden wierp. Maareven als d'onver- wiflnelijk6
|
|||
■ - .
Verlofte JertiZjaknt-j'. 35*5
winnelijkeKlorinde van hare zijde een fchrikkelijke
flachtinge onder de Chriftenen veroorzaakte j zoo deed de kloekmoedige Gildippe niet minder aan, d'ander zijde , en hakre een groote meenigte van Heidenenaanihrkken. Evenwel, fchoondezetwee Maagden gelijk in oudcrdom en in kracht zijn, zoo is't haar nict geoorloofd om een zelve proef op elkan- deren te doen, om dat het noodlot haar voor eenen anderen vijand bewaard : het ftaat haar niet toe om de vijanden aan alle zijde te ruggete drijven; maar dit alles is niet genoeg om door't gedrang heen te breken, zoodikenfterkishet. Terwijldatditzoo gefchiede, quam den moedigen Guelfus, met het zwaard in de vuift, op Klorinde aanvallen, en haar ftaande houdende, floeghij haarzoo wreedenflag in de zijde, die veel witter als albaft was, dat hij het zwaard, heel bebloed, daar weder uitrukte. Maar zij haargewond voelende, betaaldehem metgelijke munt, en dak hem't zwaard tuffchen de twee zijden in: daar op Guelfus terftond zijn flag verdubbelden; maar in plaatfe van haar te raken, ontmoeten hij den Paleftijner Ofmides, door zijn quade forruih in deze doodelijke plaats geleid,die hij zo fellen flaggafj dat hij hem 't hoofd aan twee ftukken kloofde.' Op de zelve tijd vergaderde wederom een groote meenigte van de gene, die hij aangevoerd had, random hem nenen; en'de Heidenen wierden aanhare zijdeook wederverftcrkt, zoodatzij, ondereenyermengd, 2, evea
|
||||
3?4 *f orciuato Tassoos
even vierig weer aanvielen. Ondertuflen begon den
dageraad haar oranje aangezicht uit de lucht te ver- toonen , terwijl Argiljan, geduurende den oproer, zijn ketenen gebroken hebbende, de eerfte wapenen, die'rgevalhemvoorde handtoonde, giog aantrek- ken, zondcr zich te bemoejen offe goed of quaad wa- ren: in deze toerufting bereide hij zich ten ftrijd, met een vaft voornemen zijn eerfte mifdaad weder goedtemaken doornieuwe proevenvan dappgrheid indenftrijd tedoen blijken, enloftebekomcnj op wat wijze dat het ook waar. Gelijk zich een moedig oorlogipaard vertoond, 't gene men bewaard, tor het gebruik in den ftrijd, in eeu Princen ftal, wanneer het zomtijds zijn halftou aan ftukken brekende, de deur open vind, dwers deur 't veld vliegt, om een troep merrijen bij eenige beken te zocken, terwijl zijn manen, door de wind opgeheven, over hals en fchoft heen zwieren, zijnhoovaardig hoofd fchud- dende, zonder dathem ietskan we£rhouden, ter- wijl het fchijnt, door de kracht van't rennen, dat uitde keizelfteenen blixemftralen vhegen, doeude door zijn gebriefch het nabuurige veld wedergal- men. Zoo Ichecn nudenverwoedenArgiljan tezijn, wijl hij zich tot den ftrijd bereiden. Diegezienhad fnet Wat eengezwindheid hij voordrukte , zou ge* zeid hebben, dat hij zoo vaardig was geweeft als een luipaard, die zich op haar roof werpende, naauW* lijkx he t nainfte ipoor van iijn pooten in het Zand ge-
drukt
|
||||
irukt laat. Zoo dr& tk hy wh in '| gedrang dcr vy-
anden begeven had, yerherW hij zijn ftcm pp de wy- Bc van een die aUes is, en niernand Weeft: Slaafaejj- tiggebroedfelder^ereldj riepbijj veraehfephqop vanArabien, dienietals,een dreken (lijkzijt, y$n Waairkbmtdieopgehlazendheid, dieufedert wejnjg tijds dewapsnen heeftdoen aanyattfcn ? gij die nocji de rooejelijkhcid van't harna? kopdyelen, npchdp awaarte dcrhelmen en fchdden yerdragen., h«bf gy Wcl het hert oro dns in ops Jeger te. befpringen? Weet gy tireldat hetisdeoprechte ftoutsnoedigbeid ? gij die vol Tan fchrik , tea beel naakt uw flagen in de vindflaat, en uw hoop in de vlueht fteld: uwdap> perfte daden fchijaen riiet als in de dpiftere nacb$> dip u tot eeq dekkleed ftrekt, om uwe blooheid tie b^dek- ken, 7Ae daarom gaat nu de duifterheid voftr bet licht wijken: gij moet de plaats ©ok NJtfnen voof die gene die onvergelijkehjker braver marmen zijn dan gjj zijt. JDit zeggeade, floeg hij Algazel zoo wreed door de ftrot, dat hij hem tejiens den ademende ipraak affneed, 2500 als hij was op't uiterfteomtp fpreken. De fehrikkelijke dood beroofden deze el- lendige terftond van bet licht, en een ijzigekouw kroopdoorzijngehpelhchaamj hijvielterne§r, ea betuigde al ftcrvende , zoo grooten leedwezen te hebben, dat hij van fpijt en razgrnijin d'aardebeet. Dit gedaan zijnde, bragt hij door verfcheide ont- moctingcn, Saladijn, Agrikarf en Mulkaffan, ora Z z hals.
|
|||||
.... 1
|
|||||
|
||||||
^fO* ToRQUATO TaSSOOS . ; .._
hals.Daarnafloeghij meteen flag denongelukkigen
Tagus midden deur, enwierp Ariadijn,opdieZelve tijd, ter aarden, ftekende hemdwers door't lichaam, en graauwden hem noch met lafterlijke woorden toe: waaropdezenfampfaligen zijnquijnende oogenop- flaande, dieallangfaam, doordezware wolkendes doodsgefloten wierden, deze laafte woorden, eerhij den geeft noch gaf,tot hem fprak jWie gij ook zijt, die mij met zoo veel moetwilligheit braveert, en u in mijn doot verheugd, weetdat gij 'er niet lang op ftoflfen zult; eenzelf geval dreigtu, enikbenver- zekerd dat gij wel haaft bij mij zult neerleggen door eenhanddie krachtiger isalsde uwe. Argiljanhem dushoorenfprekende, fpottemetzijnwoorden; en gaf hem voor *t left tot antwoord; Zeker gij verhaalt mij vreemde dingen; maar terwijl ik vertoeve, dat het denHemel met mij fchik zoo als'them gevalt, zult gij hier onder de andren blijven leggen, om de honden tot voedfel ende vogelen totaaste dienen: daarop traptehij hem met de voetop denbuik, en rijkten de ziel en zijn zwaard alt'effens daar voort uit. Onder ditgedrangderkrijgflieden enfehutters, was bij geval vermengt een Staatjongen van Soli- man, op wiens kaken men naulijkx een eenig hair be- merkten : die zijn braaf gelaat aanzag ftond opgeto- gen; de druppelen zweet die op zijn wangen hingen, fchenen Oofterfe peerlen te zijn,of van die deurluch- tigeen vochtige aartdiem'topltaan van de fchoone Auroor
|
||||||
iiiiL..,!. . ....... ...'..
|
||||||
Vtrhfie yeruzalettt-j. J 35-7
Auroor op het bios derrozenvalt; zijnwufte hair-
lokken ontfingen ik en weet niet wat voor aange- naamheid door het poederdaarzcme& beftrooit wa- res , en de ftraffe verachting die men op zijn aange- zicht befpeurde, fchiep het veel zoeter en aangena- mer: hij zat op een ros wiens aangeboren witheid, hetfneeuw, onlangs opdenApenijn gevallen, ge- lijk was j zonder dat noch draaywinden , noch geweldige vlammen , het in fnelheid gelijk zijn. Hij was toegeruft met een rijke purpre rijrok, met goudgeboord, een werpfchicht inde vuift, ende kromme label op zij. TerwijldatdezenjongenRid- der, door een begeerte tot eer aangeprikkeld, van d'een aand'ander zijdede bendenderChriftenenin wanorden bracht, zonder dat 'er iemand was die zijn hevigheid tracht te ftutten, zag hem Argiljanaan- dachtig aan, met wat voor behendigheid hij te werk ging, en nam zijn flag zoowel waar, dat hij zijn paard onder hem ter neer ley; en terftond eer hij zich weder op konrechten, tracht hij hem een groo- ten flag te gevert in dat lieffelijke aangezicht, 't geen hem tot de minfte trek van medelijden niet kon bewe- gen, noch door zijn zwakke wederftand, noch door het gene hij 't aanvalligfte heeft; maarin tegendeel, in plaatle van dat fchobne proefftuk der natuur te be- noeden, was hij zoo wreet, dat hij tegen hem zijn fel- len en onbarmhartigen arm ophcfte,maar hctzwaard tgeen mcergevoelen als hij fcheentehebben, draai- Zj den
|
||||
558 ToRQJ^ato TaMoOs
denbij gevalin zijn hand otn, zoo dat hij hem tiiiX
als met het plat en raaktert: evenwel kott dit niet be- letten dat bijze rtie we£r verdubbelden, aulk* dat depunt volbracht'tgeen het feherp niet had ktmncft uitwerken. Ondertuflen floOp Solim&n, die Gode* frooy ftaande hielt ^ zoetjes uitden ftrijden verliet hem, wantziende inWateen uiterftezijnS'taatjon- gen gebracht was, wende hij zijn tbom V&ardig om, en deed hem door zijn wreede flagen Zoo Wei plaats maken* dat hij tijds genoeg quant om zijn dood te wteken, maarnietomhem'tleventebehoeden, 91ft dat hij hem tot zijh groot leedwezeft op de plaats vond uitgeftfekt. Hij Zag Lesbijn zijh waarde ktaat- jongen, gelijk een fchoone blbem die men Veffch sougeplukthebbertj middenopde plaits, met be- vende oogen en egn vervebbs aangfezicht, leggen quijnen. Zijn ftervend wezen Was machtigom Soli- mans heft» dat noeh fills zoo hard ali niaf mof was, te verzachteh: zulfof dat het hem, in de hardfte hartftocht van zij n verWdetheid, de tfafteft uit d'oo- genperft. O wonder, Soiimanfchmdhief, ha dat hij de vetWoefting Van zijrt Koningfijk aangefcien heeft met een oog daar wen de minfte droppel ran yochtigheid niet in bemerkten! Maar alzoo hij bc- jfpeurden dat Argiljahs zwaard noeh food VaA fcijn ktaatjoiigensbloedwas, weekterftbnd hetmedehj* ^Ifen voor degramfchap j en £00 het medelijden heift, 4ftO d'eenaijde trefte, degfamfchap dtttftakb%in*ah |
||||
Verhfie Jerusalem-}. if9
d'ander xiide noch veel meer. Aldus door razernij
en gramfchap vervoerd zijnde, wierp hij zich op Ar- giljan, enfloegophemzoofchrikkelijkenflag, dat hij zijn helm en fchild aan ftukken kloofde, en hem dekopop, rotdetandentoe. Waarlijkeenvreemde flag, en waardig van Solimans geflagen te zijn : maar ^ich niet vergenoegende, hem zoo qualijk geduu- rende zijnleven gehandeld tehebben, zoodoethij bem den oorlog noch na de dood aan : gelijk als een wachthond die zich vergrimmende tegen de fteenen die men op hem werpt, haar tuflen zijn tanden bijt enzijngramkhap tegen heurverkoeld. Oonbequa- me verzachting Voor zoo grooten pij n, hoe doet gij uw wreetheid aanwaflen tegen icts dat met meer als pnbewegelijke aarde is J Deze dingen gebeurden aldus, terwijl dat den
Franfen Veldbeer niet te vergeefs gebruikten, nocb het geWekl van zijne flagen, noch die van zijn recht- vaardige gramfchap. Hij had tegen hem duizend Turken, alle met helmen, boftharnaflen en rond- daflen gewapend, daar zij haar met een onvergelij- kelijke dapperheid mede beholpen: want zij waren tegen alleiieigevaar gehard, en onvermoeid tegen alle toevallen des oorlogs Deze hadden eertijds ge- Weeft van Solimans oudebenden, en hem altijd inde "woeftijnenran Arabienvergezelfchapt, zonderhem °Qit, in de ongunft van't geluk, teverlaten. Zij nu bij elkanderen vergadert zijnde, wilden niet voor de Z 4- dapper?
|
||||
jfib Tqrqjtato Tassoos
dapperheid der Fraaflen zwichten; 't geen Gode-
frooy evenwel niet belette zich midden onder haar te tewerpen: in'taanvallenfioeghij den hoovaardigen Korkut recht in't aangezicht, en Roltenes in de zij- de; hier niet mee' vernoegd zijnde, hieuwhij Selura hethoofdaf, en Roffanes beide de armen: dezcwa- ren 't niet alleen die de kracht van zijnen arm gevoel- den, maar noch veel meer andere die hij quetften of pm hals bracht. Terwij 1 hij op deze wijze de Heide- nen handelden, en op de zelve tijd , met een onver- winnelijke dapperheid, haar kracht ftaande hield, zonder datnoch hetgeluk, noch dehoop vandeze Barbaren eenigfints waggelden, Zie zoo verfcheen van verre een groote ftofwolk, die in de lucht oprees, door dewelke men als blixemen zag glinfteren, blin- kendewapenen, diem't gezicht van deze ongeloo- vige fchitterde, en haar met verwondering vervul- den. HetwarenvijftigChriftenRidders, dieinheur banier vanzilver lakencen fchoon rood kruis voer- den. t'Harer aankomfte wierpenze zoo grooten ge tai Heidenen om veer, dat het mij niet mogelijk is u te verhalen, al had ik zelf honderd monden en zoo veel tongen,eenen ijzeren adem en eeh ftale ftem.Met de- Zen aanval wierden de zwakkeArabiers end'onbt' tembare Turken bed wongen,hoe groot dat ook haar tegenweer was, voor deze macht te wijken: over al waarmen zij n oogen floeg, Zag men niet als fcbnK en wreedheid; zuchten en klachten hoord men aafl |
||||
*"^^^^w^-"f •'-''.......>>m
|
||||||||
|
||||||||
* Verlofle "Jerusalem-) ■ 361
allezijdeendezegepralendedood, dergenendiezij
onder haar ter neerwierpen, vertoondezichinver- fcheide gedaanten , enbevochtigdehetheele leger met bloed. Alrcede was den Koning van Jeruzalem zelve met
een goeden hoopvolk uitdeStad gctrokken, als of hijvoorzien had het ongeluk dathaar moitoverko- men. En van de hoogte eens heurels zag hij beneden inde vlakte, d'onzekere ftrijdvan d'een en d'ander zijde: maar zooals hij zag dat het meefte deel van zijn volkderug keerden, deed hij terftond 00k den aftocht blazen, en liet Argant en Klorinde ernftig bidden datle 00k wilden aftrekken; daar zij evenwel haar nieteensgewaardigdenomnateluyiteren, zoo dronken warenzevan't menlchelijk bloed, enver- blind door de gramfchap: 'tis waar dat zij eindelijk gedwongen wierdenvoor'tgeweld te wijken, maar omtebeletten dat men haar niet verftrooide, voeg- denzij haardichtbij denanderen, enalzootrachten- zeten minfteneen eerlijke aftocht temaken. Even- wel gelijk het niet mogelijk is, gemeenc zielen ftaan- detehouden, ofheur wettenvoortefchrijven, niet meer als een lafhartig gemoed, federt dat het de vrees °evangenheeft, aan te moedigen: zoowas'ergeen Riddel om deze te beletten datfe uit 't oorlogfvelt Riet vloden, om dat het over al met fchrik, moord en gevangens vervuld was; alzoo dat het ijzer haar roeer ftrekte tot een beletfel als weerftand, en den een Z 5 wierp
|
||||||||
.. _
|
||||||||
3<>Z ToRQJJAT© TASSOOS
Wierpfcijn fchildendenandrezijn handfchoenenter
aarden* TidTen het leger en de Stad zietmen een woeft
dal, 't geen zich van den raiddag uitftrekt nader zon- nen ondergang; hier door namenze de vlucht zoo fthichtig, datzijnadeStad rennendede luchtmet €eti dichte ftorVolk yerduifterde: maar watnaarftig- heid dat zij ook deden ., zoo kondenze nietbeletten, datdeChriftenen, die haar kortopde hielen vervolg- den, het meerendeel van haar niet in ftukken hieu- Wen: doch ahoo den Koning haar t'erftond met een groote verfterking van oorlogfvolk te hulpe quatn, koo liet Guelfus af van haar te vetvolgen, zoo wel ftm de ongelegentheid van den weg *, als uit oorzaak oca datde partijen ongehjk waren: Hijdeed dandt foldaten van zijn zijde ftil ftaan, en van d'andre deed denKoningdefijnevertrekken,daar niet meer als ten klein getalvan overgefchoten was. Maar Soliman,
n&dat hij zoo veel proeven van zijn dapperheid gege" yen had, ais den kloekmoedigften menfch ter we- ttld zou konnen doen, was zoo afgefloofd, dat hij jtwuwiijkx op zijnbeenen ftaan kon; hierbijhadhem dezwaarteder wapenentcn cinden adem gebracht, fcoo dat hij in het bloed en z weet bade: zij n verftau- Wenden arm kon, noch het gewicht van zijn fchild verdrageft, noch zijn rechte hand het zwaard vatren dat zijn eerfte gedaante verforen had, hoewel het geferuik daarvan onnutwas, «nhet fcheYpe p'o^P |
|||||||
reworded'
|
|||||||
ge
|
|||||||
•
|
|||||
Verhfte Jeruz,akm->. 3<£j
Ejeworden. Indezenuiterftennoodgebrachtzijnde ,
bleef hi} vol gedachten en in tWijiFel ftaaft ; Want hij niet wilt of hij hern Wilde laten orflbrengen, of door een gedenkWaardige daad Van deze eel- een ander be- rooveii, ehiijnlevenin gevaarlbellen opwatwijze dathet ookzij, na een verwpefting die in't diepftc van de ziele zou treffen. In't midden van d eze onge- nuchten zijns geelh, nadat hijiange befaadflaagd had, fprakhij; Wela,an, dathetongelukzoodani- gen macht op mij win als het wil, en laatihijn vlucht de zegetekenen vanmijn overwinningdan zijn, 't is geennood datikde rugvoor hemWende, endathij mij befpot in mijn vlqcht, aangezien hij mij weder- omzal zienkomen met nieuwe machten, om zijn ftilte en dit Koningrijk te ontfuften, *t geen hij nim- mermeer verzekerd zal hebben. Schoon dat ik het nu doe, ik en buig daarom niet Voor hem en geef de moedooknietverloren, maarwilveeleermijnhaat, door het herdetikeh van de fmaad die ik geleden heb, eeuwig tegens haar innemen: zij mogen gelooVen datzij nimmermeef zoo Wreeden vijand als mij heb1- ben zullen; self wnnneer mijn licnaam in het graf tot alfthfe Verhietigd, en mijn geeft van deze ver- gangelijke TchorSe, die haar oravangt, ontbloo^ *al zijn. !
*■
\
|
|||||
TORQJLJATO T AS SO OS
Verlofto
J E R U Z A L EM. Hettiende (Je^ang.
i n h o u d. SOIimans voornemen, door den Tovenaar Ifmenes»
veranderd, die hem heimelijk binnn Jeruzalem voerd, daar hi; den Koning moec geeft. De gene die van ArmiMe weeromgekomenzijn, verzekeren Godefrooy datRei- nout noch in't leven is, en dat hij alleen haar verloft heeft. Daar op Peter den Kluizenaar hem prijft, eti vvonderlijke dingen, vanzijngelukkigenakomelingen, voorzeid. Ifmeen den Tovenaar, floot Soli mam bejluit
Owver, enweethetzoodoorzijnekun}itetnak$f>i
Dat hij hem brengt, inftilte ofzondergrootgeluid,
In'toud Jeruzalem, methaarverhevedaki»-
Hij
|
||||
.-----------------------^
|
||||||||
Verhfie Jerusalem^/.. 36?
\ Hijgeeft den Koningmoet: terivyl<verhaaldhet <volk t
Dat met Armijde was, op haawer&oek, gereden t
Aan Godefrooy, dat z,ijverloi~i zjjn door de dolk, VanReinout, dienochleefde, eenkgrten tijdgtledm-
Waar op den Klui&enaar hem loofd, enookverteld Veelwondren -van bet luiadvan die doorluchte Held. E T deze woorden onderhield So-
Soliman zich zelven, wanneer hij, nergens op denkende, een paard voorbij hem, zag heen loopen , "t geen bij geval in't gcdrang ver- ftrooid was; terftond, zonder tijd te verliezen , vatte hij't bij den tcugel, en hoe vermoeid dat hij 00k was, fprong hij indenzadel. Hijbemerktenalfdoen datzijnveder- bos, en diergelijke vercierfelen, van zijn helmet Weg waren, door de groote flagen die hij ontfangen hadde j daar bij was zijn wapenrok heel aan flarzen gefcheurd, zonder dat m'er het rainfte teeken van grootheid ofkoninglijke pracht aan zien kon. Even gelijk als zich een razendc wolf vertoond , wanneer hij door wachthonden van een fchaapskooy gedre- vcn word, langs hagen en boffchen ftil wederom Uuipt, zonder dat zijnhongerigebuikverzadigdis, ?oewel hijze tot hrakens toe heeft opgevuld ; zulkx wthijheeldorftignabloed, zijntonguitfteekt, om Jet gene op tc lekken daar hij alreede mee befmet is: zoo
|
||||||||
&
|
||||||||
jl$6* ToRQJTAtfP TaSSOOJ
zoo fcheen nu dezen Barbaar te z\jn, wiens honger
Zooonverzadelijk was, dathij noch niet vergenoegd was, na dat hij een bloedige flachting gedaaa had : enhoewel dat een vlucht vanpijlen. vanalle kanten om hem heen fhorde n, als zoo veel winden uit het hoi van een wolk geborften, Zoo ging hij evenwel deur, enzijn goed geluk wilde het alzoo, dat hij het geweld der fchichten en zwaarden ontfhapten Na dat hij de flagen aldus ontkomen was, zonderdat hem iemand kenden, nam hij zijn weg dporafgele- gen wegen die het minfte bewandelt wierden, van ongenuchten en droevige gedachtep gequejd, bij zijn zelve vaft overleggendewat hij doen zaj. Einde- lijk beflopt hij zich-te begeven, daar den Soudaan van Egipten een machtig heir verzaraelde, en bera met haar te vervoegen, om de hachelijkheid van een tweede flagte beproeven. Dit befluit inzyn geeft genomen hebbende, begaf hij zieh op weg zondei uitftel: want vermits dat hem de weg na de oud« ftad Gaza zeerwel bekendwas, zoo was't niet van nooden dat hij iemand had die hem door het Zand da) langs de zee leeht, geleide: en hoewel dat de fnierti van zijn, wonden dikmaals vernieuden, en de moef lijkheid vande wapenen envandewegzijnliehaaff heel vadzig maakten, zoo liet hij zich evenwel vai de flaapniet overwinnen, enaehte hetniet eensdi inoeite waard om zich t'ontwapenen, maar in tege" dcel bleef hii tc paard van den uchtend tot den avond 1 Doct /
|
|||
..._.. .......
|
|||||
Vtrlofte JeruzdietK^:. 3^7
Doch toen de duifterheid van de nacht de wereld be^
roofden van zoo veel verfcheiden voorwerpfelen die menziet, enaldeverwenzwertgemaakthad, fteeg hij van't peerd, en verbond zijn wonde het befte dat, hij kon; dit gedaan zijnde trachte hij eenigc dadels van een palmboom te fchudden, om zich mc£ te ver-» Zadigen; en zoo hijbijgeval zijnleden zoektteru- lien, dan diende hem de harde aarde voor een bed- de, enzijnfchildtoteenoorkuflen: evenwel mag hi] weltrachten om d'ongeruftigheid van zijn gedach- ten te ftillen, maar 't is al verlaren, vermits duizend, weede ravens hem het herte komen knagen, door het leedwezen dat hij gevoeld, dat zijnen aanflag loo aualijk gelukt was.Maar eindelijk, als alle dingen m ruft en in de ftilte van de nacht begraven was, gaf hij zich aan de vermoeitheid over, en dompelde zijn sogen door de flaap bezwaard, in de vergetelvliet ^anLethis, daar zijwelhaaft weder uit getrokken ivierden. Terwijl hij op deze wijze fliep, zie zoo |uam een harde en geftrenge ftem hem op deze wijze in d'ooren klinken. Ongelukkige Soliman, iprakfe ■ot hem, wat meend gij nu voortaan te doen ? de "ufl die gij neemt is een teken van laf haitigheid, en wj zou wel doen die te iparen tot op eenen anderert yd die bequauaer als deze is: qualijk beraden *U gij H)t» het land, daar gij onlangs heerichten, Z;ucb.t Jader de dienitbaarheid van vreemdelingen., en on- krtuflea legt gij enilaapt als een landlooper: kond |
|||||
368 Torciuato Tassoos
gij wel op d'aarde flapen daar de beendren variuw
volk gezaaid leggen, vermits zij de laafte lijkplicht niet hebben genoten ? zijtgij zoo laf hartigdat gij de nacht overbrengt, op de plaats daar de fmaad, die gij van u we vijanden ontfangen hebt, noch verfch is ? Op deze woorden ontwaakten hij heel verfchnkt, en zijn oogen opflaande, zag hij een man van een fta- tige gedaante, enzooverzwaktvanouderdom, dat hij nauwlijkxmeergaankon, fteunendeopeenftok. Moeylijk fpookfel, fprak hij tot hem, belijd mij wie gijzijt, en waarom datgijde ruftdermenfchenal- dus verftoord? Hebt gij eenigefchadenindefchan- den eninde wraak vande lafter die men mijaange- daan heeft? Wie ik ook ben,- antwoordeden grij- zerd, ik heb een bijzondere kennifle van uw voorne- men, ienkom alleen omutetoonen, datikvooru- we dingen zorge draag, en mij daarmede bekom- meremeeralsgij weldenkt: verwonderd u dan niet dat ik u tegen {preek, terwijl het waaris, dat de kloekmoedigften, wanneer men haar berifpt, tot deugd worden aangemoedigd: lijddan, terwijl dat zoo is, dat mijne reden u tot een prikkel van dapper- heiddienen : ikweet dat gij voorgenomen hebtna den Soudaan vanEgipten t e trekken, en vrees groo- telijkx dat zoo modyelijken reize , zoo gijze ver- volgd, te vergeefs zijn zal: geloofd mij, fchoon gij van dit voornemen aflaat, zoo zullen de HeiQe" nen e venwel groote oplichtingen van volk doen, *» |
||||
Verlofte Jerusalem-*, jg'rt
welhaaftin'tveldkomen: ookgeloofik, datfchoOfi
gij daar zelve waart, dat daar geen plaats voor u zijrt Zal j i'ade welkegij treffelijkeproeven vanuwedap* perheid, tegen de vijanden van ons geloof, zoud konnen geven: maar zoo gij in de plaats Van voort te trekken, doen wild't gene ik u zeggen zal} en ittij voor uwen leidfman nemen, ik beloof u dat ik u bin* nenkorten.tijd, in verzekerdheid, binnen den om* ring.van deze muuren, fchoon dat de Chriftenen die vanallezijdenbeflotenhouden, brengenzal: Want ikzalmaken dat gij op den lichtentdagveilig nade StadtgaanZult, zonderdathetnoodigzalzijn, uw hand aan het zwaard te flaan: daar zult gij groot .vermaak inde laft der wapenen fcheppen , en zorg dragen om de moedwilligheid der vijanden af te we- ren, tot dat debenden vanEgiptentothulpevande Stad aankomen. Terwij'l dat den Grijzerd zoo fprak, ley Soliman,
die hem met aandacht bezag, dien hoogmoedigen aard,, dien hij noch ftrakx in zfjngelaat betoonden, ter neer; en zonder meerop zijn woorden te deiikert, %ak hij tot hem; MijnVader, feid mij waar, het u beliefdj zie ik bea eereed om u te volgen: wantal net gene daar ik mijn belt in doen kan, is te gaan daar de meefte moeiten is., en dienvolgende de meefte eer. Den Grijzerd verheugde zich hem zoo bereid te iien; enom dat de lueht zijne wonden grootelijks verargerdhadden, wreef hijze met een zekere zal- ■-..j A a vc |
|||||||
.
|
|||||||
370 ToRQTTATO TaSSOOS
ve, die zoodanig het bloed ftelpten, endepijnver-
zachten , datfe hem nieuwe krachten bijzetten. Daar na, ziende dat de fchoone zonneftralen, de pur- pre roozen, die Auroor onder den Horizon ontloken had, begonden te vergulden, zooiprakhij; 'tis nu tijd, terwijl het licht van den dag onsdenweg aanwijft die wij volgen moeten , en de fterffelijke tot haar gewoone arbeid roept, om te vertrekken. Hij had daar recht tegen overeen wagen met twee brave paarden ftaan, daar hij Soliman deed opklim- men ; daar na nam hij den room in zijn hand, en dreeffe met zijn roede voord: terftond vlogenze met zulken fnelheid , datmen naauwelijkx in het zand hetfpoordcrraders, veelmin dat van harevoeten, ftaan zag. 't Was een wonder te zien, hoe de rook haar ten ronkendeneufgatenuitvloog, en hoezehet mondfluk vanIchuim wit maakten. Vreemde zaak, delucht wierd rondom duifter, en zich bij een voe- gende, opde wijzevan eenwolk, bewimpeldeoe wagen zoodanig, datzij voor't oog der fterffelijke niet meer zichtbaar was. Ja datdekoegels vannet grootfte gefchut daar niet zoude deurdringen; 't ge- ne evenwel niet belette, dat de gene die daarin w ren , al|het gene zagen dat'er rondom gefchiedej om dat van buiten den Hemel ftil en helder was. Dcfl Ridder door zoo vreemden zaak verwonderd zijridc> fchorte de winkbraauwen op, en rimpelden het voo ■ hoofd, meteenfchijnalsoffoij nooitzoo ontfet wa |
|||||
S
|
|||||
PerloJIe Jtruhm^j. 371
geweeftalstoen, HijzagdeWolkftijfaan, enftond
als opgetogen te zien dat 'er geen beletfel was die de- ze wagen ophield, cndatfe waarlijk fcbeen tevlie- gen, zoogrootwasdegezwindheid. DenGrijzerd bndertuffchen, die hem tot leidiman verftrekte, zoo Wei uit zijn aangezicht, alsuitzijn oogen, diehij onbeweeglijkhield, oordeelende dat hemeengroo- te fchrik bevangen bad , zonder dat hij een eenig woord fprak, trachte deze ftilheid, daar hij zoo diep ingedompeld was, tebreken: hierom riep hij hem bijzijnnaam; zoo dat den Ridder daar op opfprong gelijk als of hij uit eendiepe flaap ontwaakten. Wie gijookzijt, lprak hij toen, die denatuur waarlijk vreerade dingen doetdoen; zelftotdegedachten der menfchen te ontdekken, en openbaar te zien watfe in't diepfte van heur hart verborgen hebben; zoo gij, door middel van deze Wonderiijke kunft, dieu van boven is ingeblazen, kund t e weten komen de veerftetoevalleridievanonsafgefcheidenzijn; ver- plicht mij te zeggen, wat het einde van de onruften in Azie wezen zal, en of den Hemel over haar eeni- ge ruft, of een algempene ondergang befloten heeft? Maar eer wij verder gaan, zegt mij uwen naam, en door wat middel gij zoo groote en ongemeene zaken kunt weten? doch zoo de fchrik, die zy my aanjaagd, met eerft weg wijkt, hoe is't mogelijk dat ik hetove- nge zal begrijpen ? Op deze woorden begon den Grijzerd te glimplacchen > daar na, omhem noch A a 7. meerder
|
||||
g71 ToRQJUATO TASSOOS
meerderinangfttehoudenj fprakhijtothem; Ze«
ker ik zal wel haaft een gedeelte van uw vragen vol- daan hebben; Ik ben den Konftenaar Ifmenes van de Siriers geheeten > omdat ik altijd nieuwlgierigben geweeft na verburge wetenfcbappen: maar zoo gij geloofd datik daarom ude toekomendedingen, en het onveranderlijk befluit van het noodlot, kanont- dekken, daarzijtgijgrootelijkx inbedrogen, enu begeerte is al wat te eergierig. 't Gene gij mij vraagd, gaat de menfchehjke kennis te boven: men moet hier beneden trachten om de rampen enongelukken, die ons-dreigen, t'ontwijken: om dat hetdikmaalsge- beurd dat een wijs voorzichtig man denooriprong van zijn eigen geluk is . Beieid alleenig tegen de Franffe mogendheid dienonverwinnelijken arm, die ■teffens haar wederftaan kan, en de plaats befcher- •men, diezijzoonaauwbezethouden. Steldii tegen het geweld van hare wapenen en hevigheid. Durfd, lijd en vertrouwd u: voor 't overige kan ik anders met als een goede uitkomft hopen. Nu heb ik u met meer als een eehig ding te zeggen,! dat voor mijnoo-- gen als door eenwolk ver&hijntj daarikwelblijde om ben u te verhalen, om dat ik weet dat het u aan- genaamzijnzal. Ikzie, oftenminftenfchijnikhet te zien; na dat de Zon verfcheidenmaal zijnenorn- . loop zal gedaan hebben, dat 'er een heel grootVorit op aarden zal geboren worden, die gebeel Azien> met zijn gedenkwaardige wapendaden zal vervulle°» |
||||
Verlofle Jerusalem-}. 373
enhet gebied overEgipten zal hebben. Ikvergeet
dat de zoete vruchten van de vrede, en de konften en wetenfchappen onder zijn Rijk zullen bloejen, en durzend andere deugden , die lk noch niet welon- derfcheiden kan, zullen hem onder al hetvolkder wereld eerwaardig maken. Laat bet u dan genoeg zijnteweten, datin delefteonruftenaldemagtder Chriftenen voor hem zal fidderen ; haar onrecht- vaardige heerfchappij het onderfte bovengekeerd, en'tellendieoverfchotvan haremacht inecnkleine omring verdreven worde, die voor al heur tegenweer niet meer als de Zee zullen hebben: in het welke gij het meefte meugt verheugd zijn, om^iat dezen Pnns uituwen bloedezalfpruiten. Den Toovenaar daar op ftilzwijgende, antwoorde Soliman ; Zeker de- zen magzichwaarlijkgelukkigachten,. diedenHe-, tnel de gunft zal doen van hem op zoo hoogen eertrap teverheffen. Daaropverheugdebij zich vaneen zij- de, en van d'ander droeg hij hem haat. Daar na door een nieuwe begeerte tot eer ontvonkt, vervqlgden hij j Welaandan, dathetgeluk zich wende zoo als het wil, en datfe haar of goed, of quaad vertoon, na dat het den Hemel zal belie ven te voegeri; hoe ge- ftreng dat zijn Rijk 00k zijn mag, hij zal nooitde macht hebben mij.vanden tijtelvanOnverwinnelij- ke3 te berooven; want ik ben verzekerd > dat hij mij met meer van mijn plicht zal kunnen trekken,dan den loop van't geftamte of van de Maan teftutcen, A a 3 Die
|
||||
374. ToRQjTATO TaSSOOJ
Ditzeggende, betoonde hij zoo veel ftoutmoedig*
held, dat zijn aangezicht ontvonkten. Soliman en Ifmenes fpraken op deze wijze tot el-
kanderen, wanneer zij hetChriften legerbegonden
in't gezicht re krijgen. Daar zagen zij niet verre van
de hurten, het fchrikkelijke bceld des doods zich ver-
tbnen in verfcheide gedaanten: waarlijk een dodelijk
fchouwfpel, 't welk Soliman trof, met zoo veel
gramfchap als leedwezen, wanneer hij begon t'over-
denken dat zijn banieren, diemenopanderetijden
zoozeergevreefHhad, nulagenterneergeworpen,
en dat de Franflen, wier aangezicht niet als blijd-
fchap vertoonden, haar niet vergenoegden, met die
voor dezenzijn getrouwfte vrienden geweeft waren,
onder haar voeten te vertreden, maar met een on-
verdragelijke hoogmoedigheid die t'ontwapenen;
aan d'ander zijde zgg hij hoe zijaande haren heur
laafteplichtbetrachten, en die met veel omftandig-
h'een enpracht begroeven, inplaats datzijdeTurr
kenenArabiers op een grooten ftapel geleid hebben-
de, alle verbranden, endeafTchenindewindwierT
pen: daar over hij zoo vergrimd wierd, datflaande
zij n hand aan't zwaard, hij op't punt was om van de
wagen te fpringen, en haar toe te loopen om dat te
wreken; dat hij zonder twijffel gedaan zou hebben,
indien den ouden Toovenaar hem niet weSrhoudeii
had} want hem toegraauWende verweethij hem zijn
enbedachtfaamheid, wendende hem van dat voor-?
nemen
|
||||||
tP
Verhfle Jeruzaletft-J. 37$
nemenaf, engingzijn gang door dehoogftewegen*
alzoodatzij, het Jegerachter hunruggelaten heb~ bende, cindelijk van dewagen klommen, die ter- ftond verdwcen ; 200 dat zij, noch in de wolkbe- wimpeld zijnde, in hetdiep van eendal ne£rdaald«n? en van daar in de zelfde plaats, daar den heiiigen berg Sion zich keerd tegen der zonnen opgang: hier frond den Toovenaar ftil, daar na trad hij na den heu- vel, die zeer fteenachtig enmoejelijkwasomopte gaan, als of hij 'er iets in gezien had't gene hem be- lette om over te kliramen: bier was onder de aarde een grooten weg in den rots gefh.ed.en, daar van men den ingang niet zien icon, ter oorzaken van de door- nen en flruiken die het van aile zijden bedekten,want het door langheid van rijden zoo bewaflen was.. Den Toovenaar maakte een ruimte, en boog zicb om in te kruipen; zoo als hij de eene hand voor uk ftak, om van hem te voelen, reikten hij Soliman den anderea toe, om hem in't volgen voor leidfman te verftrek- ken: ondertufIenfprakhij,volverwondering; Hoe wild gij mij door zoo moejelijken weg leiden ? zeker ikzou mij weleen gemakkelijker, alsdezeis, met defcherptevanmijnzwaard, gebaand hebben, zoo gij het mij daar toe had willen laten gebruiken. Ver- ftoorduniet, antwoordendengrijzerd, maar treed ftoutelijktoe, aldaar iku leide, zonderu voorde duifterheid van d e plaats t'ontzetten: door deze weg heeft zoo dikmaal gegaan die zelfde Hetodes, wiens A a 4 raam
|
||||||||
..
|
||||||||
jta$ ToROJJATO TASSOOS
faamnoch tot deze tijdinons land verfpreid is / .hij
was de gene dieze alleen liet maken, om zijn onder- danen in toom te houden, en haar moedwilligheid te bedwingen : want hij had ditvoordeel op haar, dat hij, zondervaniemandondektteworden, hierdoor Icon konien van den toom, die men Antonius nocm- de, nade naam vanzijnen grootenvriend Antoni, tot in denTempel Salomons, en van daarindeStad met alle verzekerheid uitgaan, om daar zoodanig oorlogfvolk als hij wilde, inreleggen, ofdiedante doen uittrekken zonder dat'er iemand eenige ken- nifleaf had. Maar fchoon ikde eeniglte menfchter Wereld ben daar deze wegaanbekend is, Zootwijf- felniet, ofikzaludoorde duifternifteheimelijklei- den, daar den Koning nu raad houd: gij zult 'er ter foeder tijd komen, en zuk met mij bevinden, dat
ij en de andere mogelijk meer verwonderd zullen zijn , als zij niet behoorden te wezen , over het rnoeihjk dreigen vanhetgeval; daarom als gij daar gekomen zult zijn, gedenkt dan alleen maartehoo- ren en te zwijgen, tot dat de gelegentheid om te fpre- ken voortkomt: geeft dan uwen raad na dat het u noo- dig zal dunken. Deze woorden fprak hij in deze dui- ftpre weg tot Soliman, dieondertuflen, om dat hij heel lang was, gedwongen was den rug te hakken in deze duiftre en naauwe weg, hem altijd zoo dichtj als het mogelijk was, bij zijnen leidfman hqudende. f enige tijd geduurende, moeftenz.e door deze moey- ' 9 lijlce |
||||
Verlofte Jeruz.akm~>. 377
lijke weg al kruipende van haar taften, maar hoeze
verderraakten,.. hoe deze fpelonk hoogerenwijdef wierd; zoo datfc eindelijk zoo veel beletfelen niet vonden als in't begin : maar als zij ten halver wege waren, opendelfmeneseenkleinwinket, daardoor men ineen trap quam, daarmenal langentijdhad op gegaan, eermen 't v/einige lichtontfing, dat men bemerkten, door een luchtgajt, dat in derotsgehou- wenwas: deze trapleiden haarineenkleinenomring onder d'aarde, op de wijze van een galerij, van waar zij eindelijk in een fchoone zaal klommen, daar den Komng in den raad gezeten, genoegfaam aan zijn gelaat betoonde, dat hij grootelijkx bedroefd was. EnhoewelSolimanhetalleszienkon, zonder van iemand gezien te zijn, om dat hij noch in de wolk befloten was, zoo volgden hij den raad van den Too- venaar, en aandachtig toeluifterende, hoorde hij terftond den Koning op deze wijze fpreken. Mijn goede en getrouwe vrienden, iprakhij, de waar- heid dwingt mij omute belijden, dat bovendien, ons den dag van gifteren grootelijk fchadelijk was,zi) onsook ongelukkig heeftdoen ontvallen de grootfte hope die wij nimmermeer mogen verkrijgen; dit dus zijnde, zoo fchietons nuvoortaan nietmeer over, als de bijftand die wij van Egipten verwachten; 00k kond gij wel zien dat die hope ver van ons af is, inde nooddieonszoodichtbijblijft: daar is niemand on- der u of hij mag vrijmoedig zeggen wat hem van de- A a 5- ze
\
"fcSiu.^, _ . _ ____
|
||||||
...---------1 .-... ppumgppjj-------1
|
||||||
378 ToRQ^UATO TaSSOOS
zedingen dunkt. Meeriprakhijniet: maarterflond
rees 'er een zachtgeruis van alle zijden, gelijk de ge- newanneer een zoete wind door de boomen blaaft, daar van de takken en de bladdercn even bewogen worden: doch dit gerucht wierd terftond door de te- genwoordigheid van Argand geftild, die verfchij* nendemet zoo een moedig als vrolijk gelaat, deze woorden fprak; Grootmachtig Koning, wat is't noodig dat gii ons onderzoekt, "vragende na een zaak die niemand bewuft is, derhalven 00k niet noodig in geenderlei wijze, onze meining daar over te hooren; evenwel wijl het u zoo beliefd, ik zal u de mijne zeg- gen, zonder u iets van de waarheid te verbloemen: laatons voortaan de zelve hope hebben die wij altijd hebben gehad; enzoohetwaaris, datgeendingde deugd kan krenken, laten wij ons dan met die onver- winnelijke wapenen bedekken, zonder het leven tc beminnen tot op het uiterfte, als zijonszal willen toelaten dat lief te hebben: 't gene dat ik zeg, is niet omdatikaandebijftandi dievan'Egipten moetko- men, wanhoop; maarin tegendeel houik het wel verzekerd, want hetzou een mifdaad zijn daaraan te twijffelen, terwij 1 men gelooven moet dat de belor- ten van den Soudaan, mijn Meefter, en eenigen Opperheer, onwederroepelijkzijn; en zoo iets mi) verplicht om dus te fpreken, 't is dat ik wel wenfehte dat 'er onder ons wat waren, die wat meer ftoutmoe- digheidbetoondenals zijhebben, enhaarbereiden ova
|
||||||
,
/
VerIofle_ Jerusalem-). 5 fy
om gelijk, de gunft en ongunft van't geluk t'ontfan-
gen, op wat wijze ons diemogttoekomen. Einde- lijk, zoo de overwinning haar het zoetfte dingter wereld fchijnt, datfe haar inbeelden die te verkrij- gen, en daar bij haar zelven onverwinnelijk toonen tegen de fchichten der dood, in plaats van die te vree- zen. Dit was het gevoelen van Argant, die deze woorden , met zoodanigen vrijmoedigheid , uit- Iprak, als een man zoy kunnen doen, dieopendlijk een zaak verhaalden, daar hij wel van bewuft was. Na hem verfcheen Orkan, een man die grootelijkx geacht was, zoo wel oni zijn aalouden Adeldom , als door zijn eigen wapendaden. Het is waar,alzo hij, feeler een jaar drie of vier, een jonge vrou w getrouwd en daar bij fchoone kinderen geteeld had, dat hij deze vierigt- drift al een weinig Jiet verkouwen, door debijzonderegenegendhedenvanvaderenman; dit maakte dat hij, tot den Koning naderende, aldus lprakj Grootmbgend Heer, hoewel mijti voorne- men niet is deze iloutmoedige dapperheid, dieuit een overmatige onverfoagtheid voordkomt, en in de palen van't hert niet befloten kan blijven, te verach. ten; evenwel zoo durf ik, met u\v believcn, wel 2eggen; datdien bravenArgant een weinig teveel haaftige en fchandelijke woorden tegen uwe Maje- fteit gebruikt: 't gene hem echter wel geoorloofd mag zijn, aangezien hij in zijn dadenzich zelf niet Rlindcr vierig noch klockmOedigbetoond beeft, als hij
|
||||
380 TorqjjatoTassoos
hij is in zijn red en. Maar over al waar dezen den
breidel tuffchen zijntandenneemd, laat hi j zich een weinig te vrijwillig vervoeren : U komttoe deze mifllagen te verbeteren, en de middelmatigheid te gebruiken, died'ervarendheid inde Zaken, enuw hooge jaren u hebben doen verkrijgen. Dit'snoch niet genoeg; gij moet overwegen de hoop van bij- ftand die ons van verre moet toekomen, met het ge- Vaar dat ons van na bij dreigd; ,en door de zelfde mid- del zien, ofdeoude verflerking van deze flad, met de gene die gij laaftmaal hebt laten maken, machtig genoegzijnom't gewelddervijanden tegentehou- den en haar te wederftaan. En zoo't mij geoorloofd is ora noch vrijer te ipreken;mogelijk zult gij bevinden dat mijn gevoelen niet ver verfcheiden is van 't gene dat ons de tekenen daar van behoorden te doen geloo- ven. Ik weet dat wij in een plaats zijn, die om zijn ge- • legendheid niet minder fterk is, als door de marling* heid die wij gebruiken om haar dagelijx te verfterke. Maar wij en behoeven ook niet te twijffelen, dat die van buiten geen groote toeruftinge van oorlogfwerk, en diergelijke andere krijgfruftingen bij haar hebben. U nu te zeggen wat de uitkomit zijn zal, is mij een onmogelijke zaak; om dat dc voorvallen in den oor- log zoo twijffelachtig zijn, dat ik nootfakelijk tuffen de hoop en vrees zweven moet. EvenWel, zoode fchijn dingen doet oordeelen, zoo ben ik bevreeit dat wij eindelijk gebrek vaniijftocht zullen hebben; |
|||
Verlofie JeruZ»km-r. 1 381
Zoo men vervolgd ons zoo benaaud te houden gelijk
men begonnen heefc: want dat weinig voorraad ,
van beeften en koorn't geengij gifteren bij gevai-,
terwijl men buiten niet anders dacht als op de bloedi-
geflachtingvaddenoorlog, indeStad lietkomen,
kan nooit genoeg zijn tot het onderhoud van zoo
grooten getal van volk, die den honger alreede be>-
gint te perffen; zoo dat zij eindelijk gedwongen zill-
leii zijn haar overte geven, indien men het beleg
langflependehoud ■:• gijzultmij hieropahtwoordenj
datvnj lijftocht genoeg hebben tot dat hetEgiptift
kger tot onze hulpe komt; Maar zoo dat niet isj Wat
zal 't dan wefen ? ik wil datfe nocheer aankomen dan
men ons beloofd heeft en wij die verwacht hebben';
kan dit alles ons van d'overwirtning verzekeren ?
Neen zonder twijffel, en vodr mijik kan niet zien ,
dat dat legermachtigisomde belegering terftond op
tedoen breken: want boven dien dat wij eerftelijk
wederftaan moeten het geweld van dien verfchrikke-
lijken Godefrooy en van die andere Princen, wieris
dapperheid ons genoeg bekend zijn; dan moetenwij
noch verflaan, die zelfde machten, die zoo dik-
maals de Arabiers, de Turken, deSiriers en de Pei'-
nanen hebben verbroken, vernield eninde vlucht
gedreven: niemand weet het beter dan gij, zeeg-
hartigen Argant, diemeer als eenmaal gedwongen
zijt voor hem het oorlogfreld te ruimen j en nWe ze'-
kerheid inde fnelheid van uw paard te zetten; Kio-
rinde ,
|
||||||
38% ToRQjrATO TaSSOOS
yinde kan'er zoowel eenige nieuwigheid alsgij van
Vcrhalcn, ennochbeter, zoodat gij van diezijdc elkanderniet teverwijten hebt; 'tgene ik evenwel jiiet zeg om uw dapperheid te lafteren ■> terwijl 'er niemand is dieze met bekendzijn; maarhoewclde- Zcmij met zooquaden oogaanziet, dat hetlchijnt hij mij alreedemct dedood zoekt^e dreigen, zoo jnishaagd het hem dat ik de waarheid fpreek, even* welzalik daaromniet veinzentc zeggenj dat'eral de blijken ter wereld zijndathet noodlot onzen vij- smd begunftigd, enons meteen onvermijdelijk on- geluk dreigd: zeker daar is noch dapperheid , noch fterkte, noch omring der muuren, noch vijanden, hoe fterk datfe ook zijn, die beletten konnen dat hi) onzen ftaat niet overheerfche. h Gene ik z.eg is tot mijn groot leedwezen, en fpruit niet als uit een over- matigegenegenthcid, dieik mijn Opperheer en mijn vaderlandtoedraag; daaropikdcnHemel, diewel bewuft is dat ik na de waarheid fpreke, tot getuige roep. O hoe wel beraden heeft den Koning van Tri- poli ge weeft, dat hyvrede met deFranflengemaakt heeft, en door dc zelve middel zijn Koningrijk en haar vriendfchap behouden! Soliman is zoo goed koop nietquijt gefcholden, want om dathy tegen haarwildeopftaanis hy uit zijn ftaat verdrevenj en mogelijk leid hy nu al ter aarden uitgeftrekt, or ge* Ivangen, of aan ketenen gefloten, ofvluchtig, oi:
cen landlooper , of verbannen , zoo lang hy leerd, tea |
||||
--■■ — -
Perhjfe Jerux,me»tJ. 385
ten roof van een groote armoede te zien : Zie
daar waar hem't geval nu heen gewenteld heeft j daarin tegendeel, zoo hij een weinig zichhad wil- len vernederen, en voor de vijanden een gedeelte van zijnKoningrijkinruimen, zouhyzondertwijf- fel het andere konnen behouden hebben, door mid- del van eenige fchatting. Orkan dorft zijn zelve nietmeer openbaren, noch
opendlijk gevoelen, dat men de vrede had te zoeken, en zich onderdanen van andre tc maken, zich daar mede vergenoegende dit door tekenen en dubbelzin- nigewoordentelatengefchieden. Soliman, die zich ondertuffen altijd inde wolkhad verburgengehou- den, hem dus hooren fprekende, wierd zoo ver- toornd, dat hi) op het uiterfte was om zich te ver- toonen: wanneer den Toovenaar, om hem meer aan te moedigen, fprak; Hoe wild gij noch toelaten dat men umeer lafterd? zekerik weetniet waar gij opdenkt, maarikhoumijhier met leedwezeninbe- floten, enwouder alreedewel uitwezen, zoofpijt het mij, en zoo befchaamd ben ik hem aldus te hoo- en Ipreken. Naaulijkx had hij deze woorden geein- digd, of dewolk verftoof, zoodat deluchthelder bleef gelijkop den vollen middag. Soliman (prong toen, met een kloeke moed en ftandvaftig gelaat mid- den onderhaar, enlprak; Zie hier ben ik, tegen- woordig; zie hier ben ik daar men daar ftrak af Iprakj ikben noch vlugtigKoning, noch fchelm, noch
|
||||
384- ~ToRQUATO TASSQOS
noch landlooper, ik heb altij-d gcleefd met cen acht*
baarheid ver van die afgefcheiden; en ik ben niet vernoegd met dit zeggen, zoo ik de proef met de punt van mijn degeii hier niet af te werkftel, tegen dezen blooden redenaar* die my Jafterd en valfcbelijk gelpgenheeft; hoe Zouik dan vluehtig zijn* ik, die noch kort heele beken van bloed beneden door de vlakten heb docn vloejen ? ik die van de ftukken der lichamen van onze vijanden, bergeni heb opgehoopt, in haar bolwerken befloten zijnde;j .cq'yanaileandre hulp, als dat van mijn ZWaard Verkten: en zoo?t gebeurd d at ooit dezen, of andere bioodaarts, ver-. raders van heur Vorft, vaderlafjd. <jri gploof, zoo. {tout zijn, datzij het minfte woordi, datdeze vxedfe raakt, uiten; vergeef het mij, oKpning, zooik zegdat ik haar terftond dooden zal. Maarveeieer zullen wijde lammeren metde wolven in een zelve fchaapskooy geruft ziett leven, en de duiven haar ncft by de flangen maken, eer dat tt?y -ooit het minfte verdrag tuflen ons en de Frahffen befloten zullen zien: dit zeggende, hield hij zijn hand op het hand- vat van zijn zwaard met een lafterend en dreigend gebaar. In't begin was 'er nieman4 van de vergade^ ring die zich niet verwonderden, in'taanziehvatl zij n verwoed gelaat en in't aanhooren van zij n woor- den, die niet alswraak uitbliezen: maarnadatdie eerfte driften wat verkoeld waren,' naderde hij den Koning, metmeerbezadigheid; Machtige.Vorft> ■X
|
||||
|
|
||||||
Perlofie jertizateth-j'. 385*
fpfak hy tot hem, hebt alleen maar goede hoop 3 ik
breng u hier een byftand die niet te Verachten is: laat hetugenoegzijn datSolimanmet u is. Den Koningj die alreede opgeftaan wasomhemt'ontfangen, ant- woorden; O Goden j hoe verheugd en vergenoegd ben iku hiertezien, mijn welbeminde Broedereri volmaakte vriend ! Nu voortaan bekorfimer ik my niet meer met de gene die ik verlooren heb, en vrees 00k niet dat diergelijke arger my mogt toekotnen, Zoo den Hemel nietgeheel onzebegeerte tegen is, kundgyin weinigtijdmijnzwakKoningrijk verze- keren, en door dezelfde middel u wederom in het u- Ve beveftigen. Ditzeggende, floeghy zijnarmen om zijnen hals, en deed hem het befte onthaal dat hem mogelijk was; zettende hem aan zijne hooge hand in zijnen Troon, om hem beter te eeren. Dicht by haar zat Ifmenes neder , die giinftig van ijder V/ierd ontfangen. Metals denKoning op't uiterfte Was om hem na zijnekomft tevragen, hoe hy zoo neimelijki Zonder van iemand gezien tezijn, had kunnen inkonien; zie Zoo quam Klorinde, en de an- drehembegroeten. Ormuffes,dieonlangsdelafthad °m de ftad met eetwaren te verZorgen,was mee van't gevolg: hy had een groote meenigte van koorrt, en een goed getal beeften binnen gebragt, gebruikendc de duiftere nachttot zijn voordeel, en een goederi hoop Arabiers, die hy heimelijk, door afgelegen We- gen geleid had. Argant alleen week van zijn plaars B b rtiee
|
||||||
■ ■ ■*
|
||||||
|
||||||||
■
|
||||||||
386 ToRQJJATO TaSSOOS
niet, en gaf, door zijn veracht gelaat, genoeg-
iaam aan ijder zijn hoogmoedigen aard te kennen. Gelijk alsden Leeuw, die zijn winkbraauwen al fla- pendevertrekt, zonder dat ondertuffchen iets van zijn ander lijf bewogen word. Maar zoo hy van d'een zijdevoorgeendingverfaagdwas, was Orkan van d'andre zoo be vreeft, dat hy zijn oogen na Soliman nietdardewenden, maarhieldfe, vol van gedach- ten, ftrak ter aarden geflagen, zoo verfchrikt maakte hem deverbolgendheidvandezenthan. Opzooda- -danige wijze was den Koning van 'tbeloofde Land, en die van Turkij en, met heur voornaamfte Ridders, in den Raad vergaderd. Maar den Hartog Godefrooy, hebbende van zijn
zijde d'overwinning vervolgd tegen deze vluchte- lingen, endewegen, endetoegangenna'tlegerge- veiligd; deed zoo deftig, als hem mogelijk was, de gene die in de ftrijd gefneuveld waren, begraven. En gebood aan d'andere zich gereed te houden, om den tweeden dag daar na den ftorm aan te voeren, om bet uiterfte geweld daar op te|doen. Maar om dat hij wift dat die troep miters, die hem zoo wel te pas, in't hertfte van't gevecht onderftand gedaan hadden, beftonden van zijn getrouwftevrienden, en van de gene, die d'ongetrouwe Armijde gevolgd hadden, zonder dat den moedigen Tankredo, die zij in haar kafteel gevangen hield, haar bedriegerijen hadkun-. nen ontfnappen, deed hijze alle in de tegenwoordig- heid
|
||||||||
....
|
||||||||
■M»j|^
P'erhfte Jentzalemj. 38
heid van den goeden Peter, en van d'allerverftan-
digfte, voor hem komen. Mijn vrienden, fprakhy tothaar, verhaald my watuindezekleinereizegc- fchied, enwatdenloopvanuwwedervarenis, dac gy 200 wel te pas, in dien grooten nood, daarwyu- we hulpe zoo wel van nooden hadden , geko- men zijt. Door de mifflag , die onze Ridders nu kort begaan hadden , warenze zoo befchaamd , datfe hare oogen neergeflagen hidden, ennieteen woord konden antwoorden, om dat haar gewiffe hun befchuldigden enknaagden van hun plicht nietwel betracht te hebben; hoewel deze mifflag niet zeer groot was,. Eindelijk, den zoon van den Koning van Engeland , zijn aangezicht opbeurende , iprak op deze wijze; zoo als wy zagen, zeide hy, dat wy niet van't getal waren dergenen daar het lot opge-> vallen was om Armijde te verzeifchappen, zoto ver- trokijder bijzonder hier ftil van daan (ik moet voor unietliegen) want de liefde, om ons te bedrie- gen, had zich van dat fchoone aangezicht van deze verraderes gediend. En boven dien datde natuur haar mildadiggenoeg met hare gunften verzien had , bonder dat het noodig was om ons beter te bedrie- gen, dat zij eenige andere fchalkheid gebruikten, kon zy't zoo wel door haar aanlokfelen uitwerken, datzy, om ons nochmeer tot liefde en nijdigheidte Verwekken, geduurende den weg, niet afliet, nu °ns met vleyendewoorden te troetelen, dan we£r B b z het
|
||||
388 ToRQJiATO TaSSOOS.
het lokaas van lieffelijke lonken te hulp te nemen. Na
dat wij een langen tijd waren voord gereen, qua- men wij in die zelfde plaats, daar eertijds her. vuur vandenHemelviel, omopeengruwelijkvolk, die zondentegen natuurbegaan, doorde vuilfteenaf- grij felij kfte mifdaad, die ooit gefchiet was, tewre- ken. Dezegeweften waren eertijds zeer vruchtbaar in alle dingen, maar tegenwoordig niet als heete wa- teren vol pile, en een poel daar niet eenen vifch in is. Daar bij is het in zijn omring heel nevelachtig van eenen dikken mift, daar een onverdraagelijke flank uit voortkomt. Hoe zwaarwigtig dat de dingen zijn diem'erinwerpt, evenwelzinkenzeniet, maardrij- ven altijd boven op't water, gelijk als het kork, het dennen, endiergelijklichthout: de raenlchen zelf gaan niet meer te gronde, als de groorfte ftukken ij- zer, en de allerzwaarfte fteenen. Dicht bij dezen poel was een kafteel gebouwd, daarmen niet na toe kan gaan als langs een naauwe zomerdijk,aan't einde vandewelkeeen ophalende brugwas, daarzijons, ikweet niet door watkonften, onthaalden. Hetge- bouw was zoo fchoon, datmen in'taanziendeoo- gennietgenoegkonverzadigen. Want boven dien dat delucht rondomheellieffelijk was, endenHe- nrel helder, zoo waren de boomen en velden gewel- digaangenaam. Men zag daar in een plaats, met Mirteboomen beplant, een fchoone lpringbron> daar een kleine rcvier van voort quam, die met zijn geruis,
|
|||
Verhjie 'Jertvscalem-J. 3 89
geruis, op hetgeluid flaande, dat de vogelen en de
bomen, zoetjes door den adem der wefte winden be- waaid, maakten; datden flaap fcheen neerteval- len, op hetblos derbloemen, daar het aardrijko- ver al mee bedekt was, om den verbijgaanden tot ruft tenoodigen. Ikvergeet de prachtigheid van't marmorfteen, daar 't goud aan alle zijden aan blonk, endaarde wondrenvandekunft volmaaktin uitge- beeld waren. Op de kant van deze fchoone vliet, daar het kruid het dikfte, en de fchaduw het koelfte, was, liet Armijde ons een tafel dekken; rechttegen over frond een kas, verzien met guide vaten, die rijkelijkgegraveerd waren. Defpijzen, diezijons oplietdiffen, waren zoowel bereid en aangenaam, dat ik geloof diergelijke nook gezien te hebben. In dit banket zagmenal watijder feizoenonshetonge- meenfte voortbrengt: al wat het Aardrijk en de Zee bet aangenamfte heeft, en al wat de menfchelijke kunft kan bedenken, om de fmaak het befte te ver- genoegen. Maar het gene dat hetgedenkwaardigfte is, was dat zij ons door honderd fchoonemaagden, die, in alles wat zij deden, elkanderen gelijk wa- ren, lietdienen. Midden onder deze pracht (ter- wij 1 ijder van ons Zoo ontvonkten, door haar aange- name woorden cnlonken, dat hi) het gedenken van fcijn zelven vcrloor) rees Armijdehaaftig op, en zon- der dat iemand ergens aan twijffelden, fprakfe tot onsj Ikkom terftond wederom: gelijk deze trouw- B b 3 looze
|
||||
39° Tor^ato Tassoos
loozc ook niet naliet terftond wederom te ko m en
maarhaar aangezicht waszooaangenaam enhelder niet als te vooren. In d'eene hand had zij een klein roedeken, en in d'andre eenboek, daaruitzij, in haar zelven, ik en weet niet wat voor woorden pre- velden : na dat zij daar in gelezen had, zie, zoo voelden ik mij terftond van gedachten, vanwille, van leven, van gedaante, ja zelfs van hoofdftofFe veranderd. DeZe tooverij, wienskracht wonderlijk was, kittelden al mijn gevoelen met een nieuw ver- maak: want terftond {prong ik in't water, endook tot op de grond toe. Orn u nu te verhalen hoe dat ge- fchieden kon, is een zaak die mij niet mogelijkis: Zoo veel is 'er van, dat beide mijn bcenen zich te za- men voegden , mijn armen ingetrokken , mijn li- chaam geflooten, en mijn vel met fchubben bedekt wierd; alzoo dat ik, die noch kort te vooren een menfchwas, nuheel ineenvifch veranderd wierd. Hetzelfdegebeurdeaanallemijnmakkers, die, ge- lijk ik , veranderd zijnde , in't water {prongen: daarmij anders nietvan gedenkt, als van een ij dele en verwarde droom. Eindelijk beraamde zijweder om ons in onze eerfte gedaante weder te herftellen. Evenwel benam dat niet, dat wijnoch eenlangen tijd als ftom bleven, zoo waren wij door de fchnk en verwondering bcvangen. Maar -wij wierden noch meerbevreeft, wanneerze, met een ontroerd aange- zicht, totonsnaderende, fprakj Kundgijnuwel aan
|
||||
|
|||||
Vtrlojle JeruzaleffL-). ' 39l
aan mijn groote macht twijffelen? bekend gijnict
wat mogendheid ik over u hebbe ? Dit is noch niet genoeg ; ik wil datgij weet, dat het maaraanmij ftaat te maken, dat den eerftenvan ualien, dieik daar toe uitzalpikken, voor altijd van dat lchoone daglicht zal beroofd zijn. Ik kan den eenen in een vo- gel herfcheppen, d'anderineen boomwortel of uit- fpruitfel , of hem als marmor verharden , of zoo vochtig alseeh Jpringbronmaken, of eindelijkmet bet vel van zoodanigen beeft bedekken als ik wil. Maar zoo gij wild, het is in uw macht wel, u van de- Ze fchrikkelijke ftraffe te bevrijden, zoogi< alleHei- denen wild worden, en u tegen de Chriftenen wape- nen, totbefchermingvanons geloofen Koningrijk. Daarwas niemand va*n alden hoop, die nietweiger- den deze vervloekte voorwaarden aan te vaarden, daar tegen zij het gebaar maakten om hem daar toe te dwingen. Zij gebood datmen ons andere altemaal Zou ketenen, en ley ons in een gevangenis, daar nooit de minfte ftraal van den dag inviel. Eenige dagen daarna, quam denPrinsTankredo, bij geval, in ditkafteel, die niet beter koop, alswij, wierdquijt gefcholden, en ook gevangen bleef. Het is waar, dat wijniet langein deze flavernij vaitbleven, om dat 'er een bode van den Koning van Damaf ko verbij quam, die ons van de Tooveres verzocht, omons, Van harent wegen, aan den Soudaan van Egipten te Perecrenj het welkzijhemtoeftond. Enbovenhet B b 4 getal
|
|||||
2$% ToRQJTATO TASSOOS
getal dat wij uitmaakten, wierd 'er noch honderd
andre, alle ongewapend, metketenen gebonden, bijgevoegd. In deZe to.eruftinge wierden wijgeleid alstoteenrampzaligflachtoffer, wanneerwij, door de voorzienigheid uit den hoogen, van den zeeg- haftigen Reinoud ontmoet wierden; wiens faam van dag tot dag meer door zijn gedenkwaardige wapen- dacien verbreid word. Zooras als hij ons wierd ken- nende, vielhijopderooversaan, die ons aldus weg- voerden. En volgenszijn gewoone dapperheid, haiir delde hij haar zoo geftreng, dat hij een gedeelte aan ftukken hakten, drij vende de reft op de vlucht. Daar na deed hij ons met de zelve wapenen, die ons voor dezen hadden toebehoord, en nu over al ter aarden lagen, weder uitruften. Bovendiendatikhemzeer welaan zijn ftemkende, hebbenmijn oogendege- tuigen daar van geweeft, dat het niemand anders als Reinout zijn kon j want de blijken van zijn dappere moed, waren daar genoegfaam de zienelijke proeven af: Het welk gcnoeg betoond, hoe valfch dat het gerucht is, 't welk men van zijn dood geftrooid heeft: want het is maar drie dagen geleden, dat wij hem zij- np -\yapenen, die heel rood van't bloed d er gener wa- re?}, uit wiens handen hij ohs verloft heeft, zagen afleggen, en den weg naar Antiochien, onder'tge- Jeid van een Pelgrim, inflaan. Geduurende dat den Engelfchen Prins dit aanGo-
^efrpoy verhaalden, yeranderde denvromenKlui- zenaar
|
|||||
BWIMBBBftiH" i in ■ -_.-—../———
|
|||||
zenaar dikmaalvanverwen, flaande zijn oogen ten
Hemel. Maar hoe veel held erder, en hoe veel eer- waardiger, als naar gewoonte, fcheen dat aange- zicht, nu het van God irigeblazen, van god vruch- tigheid vervoerd en ppgetogen was tot de hoogfte Verbuigendheid , daar hem het toekomende, 't gene in't vervolg van de eeuwige eeuwen verburgen blijft, geopenbaard was ? Dit deed dat hij zijn ftem met een ongemeene kracht verhefte ; enondekte wiedena- volgers van zoo doorluchtigen Ridder, en hoe groot dedadenvanheur dapperheid zijnzouden, daarde zelve vergadering naarluifterden. Reinout, Iprak hij, leefdnoch, endedingen, die men u met ge- weld heeft willen wijs maken, zijn niet als bedriege- rijen van deze fchadelijketooverefle. Zijngrootda- digedaden, die in een teere jongheid glinfteren, zijn noch niet tot heur hoogften top gefteigerd. Dat hij Zoo bekend en befaamd door geheel Azien word, is maar alleen een voorteeken en proefftuk van d e won- deren die hij in toekomende doen zal. Ik zie hem al- reede tegen 't geweld van een Tiran gekant, die hy, door vervolg van tijden, zal bedwingen ; ik zie de Roomfche kerk, in de zonnefchijn van den zilveren Arend, door zijn hulpevan alle aanvechtingen be- vrijd; en van de klaauwen van het alderwoefte beeft, dat'er ooit was, verloft. VanhemzullenKinderen ipruiten , die zoo een Vader waardig zullen zijn , Paar na zullen uit die noch and ere voortkomen j B b 5- wiens
|
||||
wiens neven tot een gedenkwaardig voorbeeld zul-
len verftrekken • zij zelf zullen de Mijtters en de ge- heiligde lempelen, tegenhetgeweld deronrecht- vaardige en oproerige Keizeren, verdadigen. Heur warehandhavingzal zijndeopgeblazen metvoeten te trappen, de verdrukten op te heffen, d'onnooze- le te verdadigen, en de dwazen te ftraffen. Overal zal den Arend van Eft zijn vlugt naar de Zon nemen. Ook is't wel redelijk dat hij deze Star, ftijf aanzien- de, de navolgers van Sartt Peter den blixem ver- fchaft, die hij den grooten Jupiter toevoerd: En dat zij zelf, ook daarmen omde eer van Christus J E z v s ftrijd, haaroverwinnende, en zeeghaf- tige vleugelen uitfpreid. Den Hemel beliefd het zoo, enwil, door een onveranderlijk befluit, datdezen kloekmoedigenKrijger wederom word geroepen tot dezen heerlijken aanflag, daar hij onlangs van ver- trokken is. Dit waren de voorzeggingen van den wijzen Kluizenaar, die de gefchiedeniflen van den vromen Reinout betroffen. En mogelijk had hy noch grooter dingen van zijn dapperheid gezeid, zoode wonderen van't voorwerp hem niet zelf bed wongen hadden te zwijgen. OndertufTchen quam de nacht aan, die zijn zwartkleedontrolden, daarhyhetge- heele aangezieht der aarden mee' bedekte. Yder ver- trok zich dan met meining om te ruften, zonder dat den wakenden Godefrooy de flaap genieten kon, zoo veel bekommernis veroorzaakten hem zijn grootq aanflagenendiepegedachten. TOR- |
||||||
'■'^-^fefi
|
||||||
■■
|
||||||
395-
|
||||||||
TORQUATO TASSOOS
Verlofto
JERUZALEM. Het elfde Cje%ang.
I N H O U D.
f2 Odefrooy leid het Chriften Leger, in een ommegang,
**■* op den Olijf berg, daar den Biflchop van Oranje de Miszingc. ©esanderen daags beftormd hi; Jeruzalem, en word van Klorinde, door een fchicht, gewondj en door den Engel genezen. Daar op , zoo als hij meenden weder na den ftrijd te keeren, word hij doorde nacht belet. Het Chriften leger wordy door G odefrooy, geleid,
In eenen omgang, op den berrig der Olijven; Vaar't Bijfchoplijkgwoord, voorelk, de Mis uitbreid',
Om't bfusk en nietig vleefib hnnf lichen voor te |
||||||||
fcbrijvea.
|
||||||||
Des
|
||||||||
39*> TORQUATO TASSOOS
Des andren daags zoo word Jerusalem bejiookt,
En Godefrooy gequetft, door d'edktjlfaagd Klo~ ri»dc__> •
DenEngel, zijnsbehoeds, diehemmetgunBberoohf,
Doet, door een heilzaam kruid, zijn finert ver-> zach ting z/inden. Daar op , zoo als hijwaand te toonen weer zijn kracht In 'tjlrijden, word bij opgehouden van de nacht, EN Veldheer van'tChriftenLeger,
zijn gedachten gefteld hebbende op den ftorm van Jeruzalem, had alree- de alle zijn oorlogfgebouwen daar toe vaardig, wanneer Peter, den vromen Kluizenaar, hemterzijdentrekkende, dezewoor- den, met een ftatig en eerwaardig gelaat, voorhield; Zeeghaftigen Veldheer, gij moogt al uw toerufting, om deze Stad te befpringen, wel vaardig maken; maar dit is den weg niet daar door gij beginnen moet. Zoo gij begeerd datuwen aanflag een gelukkige uit- komit heeft, Zoo moet gij het van den Hemel ver- Zoeken: Laatons dan zijn hulp aanroepen, eneer wijverdergaan, openbare gebeden totde Engelen enHeiligenuitftorten, op datdoor haar ttiflenmid* deling, dien grooten God, die alleoverwinningen in zijn hand heeft, onsdie deelachtig maakt. Laat een ommegang gefchieden , daar de Priefters met heur prachtigfte vercierfelen bekleed , in voor uit ' tredea
i
|
||||
Verlofte Jeruzalent-j.
treden, endaargij, enaluwen Adelinperfoonzelfs,
haarindeordevergezelfchapt; opdatde zoldaten, door uw voorbeeld, tot een vieriger aandacht van Godvruchtigheid aangeprikkeld worden. Op deze wijzefprakden heiligen Kluizenaar tot dengrootea Godefrooy , die terftond zijn zcggen goed vond . Ootmoedigen Dienaar van Jezus Christus, antwoorden hij hem, wij kunnen nietbeterdoen, als den raad die gij geeft, te volgen; draagt gij van uwe zijde zorg, om bij de geeftelijke Heeren, ende hetander volkvandeKerk te gaanj ondertuffchen Zal.ik de voornaamfte van't leger vergaderen, en neemd gij de laft van den ommegang en openbare ge- beden op u. Deze dingenzoobereid zijnde, deed den Grijzerd, des andren daags's morgens, de twee Biflchoppen, Wilhem en Aimard, metalledean- dere Priefters, inhetzelvedal, daarmendenGods- dienftgewoon te doen was, vergaderen. Terftond bekleedenze haar met deftige kleederen; de Biflchop- pen namen twee goude kappen , en bedekten hare hoofden met rijke mijters. Den Kluizenaar ftapten voor uit, dragende in zijn hand de banier van hem, die de Engelen in den Hemel aanbidden. Naar hem volgdendeKerkelijke, die, vanelkanderenintwef njengefcheiden zijnde, fchoone lofzangenzongen, antwoordende d'een na d'ander bij beurten, met een godvruchtig gelaat, vol van ootmoedige nederig- heid. Achter deze twee rijen zagmende twee eer- '-■-:. waardige |
||||
598 TORQJTATO TaSSOOS
waardige Biffchoppen, en nahaar denHartogGo-
defrooy, diealleenging, tot een teeken van eer en Waardigheid. Al de andere Princen enRidders volg- denhem, twee aan twee, ijdernazijnhoedanighcid. Daar na quamen dc andere Soldatengewapend, om vaardigtezijn, zoobij gevaldevijanden eenuitval deden. Daarwierdengeenfchalmeijen, nochtrom- petten noch trommelen gehoord, m aar alleenig aan- gename gezangen, die een vierigen ijver haar inblies. Gijzijthet, 6 eeuwige Vader; gij, 6ZoondenVa- der gelijk; gij, die door een volmaakte eendracht en liefde deze twee vereenigde inblaaft; en gij 00k, 6 heiiige Maagd, MoederGods, diewij aanroepen. Weeft ons, tot dezen heiligen aanflag alle gunftig en 'genadig. Hierombidden wij u 00k, 6 welgelukkige Engelen, die vande hemelfche troepen, van den almachtigen God der heirfcharen, dehoofdenzijt: Enuook, 6grootenHeilig, diedeeer had methet zuivere water des Doops de heiiige menfcheid van onzen Zaligmaker te waffchen. Zieop watwijzede- Ze aandachtige Krijgers begonnen. Daarna, ophet einde van deze, riepenzeuookaandachtigaan, gij die den eenigen fteenzijt daar de grondvefting "er Serke op gebouwd is; en op de welke uwen navol- ger, de fchatten van zijne goddelijke barmhertig- heid opend. Zij riepen noch tot haar bijftand, die grootebodenvanhetKoningrijk Jezus Chrktus, die door al de wereld trokken, om zynzegepralende dood,
|
|||||
-——i^-.-..........
|
|||||
WWW"""
|
|||||
dood, die over de Dood zelf triumfeerden, te ver-
kondigen, en die daarna volgden; endeteekenen der waarheid , door de getuigenis van hun lijden be- veftigden , met het ftorten van haar eigen bloed. Defgelijkx 00k de gene, wiens heilige fchriften en geleerde vermaningen den menfchen de weg desHe- mels openen, daar zij afgedwaald waren. Metde waarde en getrouwe Dienftmaagd Jezu Christi , die het edelfte en gelukkigfte leven verkoos: noch de Maagden die haar vrij willig in kloofters befluiten, daarze haar werk van de kuisheid makende, den Za- ligmaker der wereld voor haren Bruidegom vekroren hebben. EneindelijkdieandereHeiligen, nietmin- der godvruchtig als kloekmoedig, die om den dienft van haren Schepper, alle dreigementen enpijnen, van de wreedfte Tirannen der aarden , veracht hebben. In deze ordentrokkendegodvruchtigeKrijgflie-
dcnvan Jezus Christus, rondomhetLegeri van daar zij na den Olijf berg gingen, alzoo genoemd teroorzake van eenen kleinen heuvel, die men met een ontelbare meenigte van Olijfboomen beplant Zxet. Deze plaats daar van de naam genoegfaam door de wereld bekend is, rijft na de ftad van der zonnen opgang, opdezelfdeplaats, door hetdaljozafat, dat tuffchen beiden legt, van een afgelcheiden. De- Zewegtrokhetlegcrin, zingende, metluiderftem- men, lofzangen, dat de heuvelen en dalen, van alle
|
|||||
•^rasfiwppps
|
|||||
4,0© ToRQJJATO TASSOOS
alle zij den random weeYgalmden. d'Echo antwoof*
den haar, uitalleplaatfen, omftrijd; zoo datmen gezeid zou hebben, dat in het hoi der boomen en rotfteenen, menfchen verburgen waren, om uit- drukkelijk te herzeggen 't gene zij hielden, Zoo vol- komen deed hy de heilige namen van Jezus Christ us en Marie wedergalmen. DeHei- denen, hier en daar ontrent de veftingen gelegen, Zagen ondertuffchen, vanboven, dezenommegang aan; heelverwonderdzijnde dathetlegerzoolang* Zaamvoorttradopzoodanige wijzen, die haart'ee- nemaal vreemd fcheen , om datfe haar onbekend zijn. Maar zoo haaft alsdeze goddeloozen aflieten van haar over dezeftacy teverwonderen, begonnen zij zoo hart, als 't haar mogelijk was, te fchreeuwen, en gruwelijke lafteringen uit te braken; zulkxdat hetdal en den berg, van haar fchrikkelijk gehuyl* daverde. Evenwelliet diraandachtigvolk, omalle deze dingen, van hare gebeden, noch aandachtige lofzangen, nietaf; maar, in tegendeel, verdubbel- den zij haar heilige lofzangen veel harder als te voo- *en , en verachten het moejelijk gerucht van deze Barbaren, daar zij haar met meer mede bekommer-» den, als ofle een vlucht exters en Ipreeuwen , <n diergelijke vogels, hoorden fnateren. Ook warert Zij wel verzekerd, dat devijanden vandebolwer- ken geen fteenen noch fchichten werpen konden, die haar, vanzooverre, konnen beledigen * en hare pracht
-
' ■ ■■ 'lirf- ■■ ■ ' - - ■'" -■■"■*---------------■- •**■■■•■ "
|
|||||
--*
|
|||||
Verlofie. JeruzaietK-t. 4.01
pracht verftoren; zulkx dat zij zonderaf te breken,
in haar begonnen gebedcn volharden , geftadig voortgaande, tot dat zij op den top van den berg quamen : hier rechtenze eenaltaaxop, envercier- dendie metveel njkevercierfelenomd,e miste zin- gen: aan elke zijde fteldenze twee fchoone goude kandelaren, met twee groote kaarfen van wit was, en twee rijke larnpen van zilver, in de welke een dierbare en welruikende vochtigheid brande; daar wierden 00k verfcheyde juweelen, engedenkteke- nenvan groote waarden, met gefteenten verrijkt, ten toongeleid. DenBiffchopvanOranje, gekleed zijnde met den witten koo'rrok en den priefterlijken kaffuyfFel, hebbende een weinig in gedachten ge- weeft, veahiefzijnftem, en bad en dankten God; terwijldatdegenen, diebijdenaltaarftonden, de- Zen heiligendienft konden aanhooren, en deande- ren die verder af ftonden, de oogen aandachtig daar na toe wenden om alle 't gebruik te zien : die zoo haaft niet geeindigd was, of al hetgeloovige volk, van den Biffchop gezegend zijnde, keerden in den ommegang, met die zelve orden als zij gekomen wa- ten, Wederom:,ditgedaanzijnde, geleidenhijden kloekmoedigen Godefroy, eerhij vertrok, in zijn hutte, diehem, :bejeefdelijkbedankende, metde voornaamfte van't leger bij hem ten eten hield; daar nij Reimont, om te betooneri hoedanig hij hem eer- Qea, recht over hem deed neerzitten; onderhou- C c dend«
|
|||||
4*M Toa.QJTATO TASSOOS
dende elkanderen met deftige en ftatige dingen: na
het avondmaal wende hij hem total die daar tegen
woOrdig waren, fprekende tot haar; Mijnheeren,
houdugereedoramorgen uchtendde Stad tebeftor-
raen, gaat ondertuffen goede achting op uw dingen
ftellen en geeft u tot ruft. Daar op namenze hun af-
fcbeid van hem, en terftond gingen de trompettets
door het heeleleger denftorm verkondigen. Alzoo
beftedeze het overige van den dag om haar toe te ru-
ften, verwachtendedeaankomftdernacht, die den
arbeid ruft geeft, ertde Hike der menfchen gun-
ftig is.
Auroqr begon naulijkx in't ooften te verfchijnen,
cnde peerden tot den arbeid waren noch niet in de wagen gefpannen, noch de hardershaddenhare bee- ften om te laten weiden niet uit den flat gedreven; de vogelenzelf zatennoch geruft opde takken en flit- pen , en in het bos hoorde men geen gebas del" hon- den, noch hetgetoetder hoornen; wanneer het lege door't geluid der trbmmelen en trompetten begon te wedergalmen, daar onder zich het vrolijk gejuig enhandgeklapderibldaten, diefoet vermeerdwden en niet aflieten van wapen te roepen, vermengden. Godefrooy recs terftond op, en deed zijn volk bij eefl komen, maar hij trok toen zijn krijgskolder, necn zijn borftharnas, dat hij gewootiwastepeerdtevoe- fen, niet aanj maar vergenoegden zieh met het licnte wapen van ecn voetknecht. Zoo alshij evengeW'
peno
|
||||
■ Verlojle Jeritica!em-J. '" 403
pe'ndwas, lie zoo cjuamden Grave Reimond, van
Touiouze, die hem zoo toegeruft ziende, terftond befpeurde wat hij doen wilde. Hoe,fprak hij tot hem, gij zijt maarbalf gcwapend ; waar isuw fchootvrij harnas ? wat zal die wezen dat gij uw goede wapenen voor flechte verwififeld bebt ? zefcer ik kan 't niet goed vinden dat gij in zoo zwakken toerufHng ten ftormgaati waaflijkvergeefthetinij, zooikuzeg, dat gij tegenwoordig op wel kleinedingenhetvoor- nemen gixmdveft, dat gij hebt omzege te verkrij- gen: wild gij de muur dan het aldereerfte beklim- men? God verhoede dat gij zoo weinigzorg voor uw perfoon zoud dragen; Jaat andere zoo veel als zij willenzulkegevaarlijke verzoekingen doen, terwijl het heur plicht is die haar hier toe verbind : draagt gijzorg vooruwkven; neemtuwgewonelijke wa- pen^ enfpaaru voorhet gemeenwelvaren, derge- nen die e«n heiligen ij ver tot dezen aanflag aanvoe- ren: gedenkt dat aan u v/ ieven, dat van het heele legerhangt; dat, nodi leidfman, noch dapperheid hebben zou zoo gij haar nu ontroofd wierd : draagt dan zorge hette fparen totde behouding vanal uw volk, dat u in den naam van God dit afbid. Zoo lprak Reimond tot denHartog, die omhemte be- tuigen watzijn voornemen was, dus antwoorden ; Moedige Graaf, zeide hij tot hem, gtjweet, dat toen het den heiligen Vader Urbaan, tot Klaarmond beliefdea , inij dezen degen op zijde te garden, en C c % met
|
||||
404- ToRQJIATO TASSOOS
met zijn eige handen deRidderlijke orden van den
heiligen oorlog te geven, dat ik toen een belofte aan God deed , nietalleendelaft van een Hopman in de- Zen heiligen aanflag te oeffenen, maar mij over al tedragen indehoedanigheid vanflecht foldaatj na datde gelegentheid en noodwendigheid van de za- kenhet zouvereiflen: ditzoo zijnde, na dat ikons krijgfvolk in orden zal gefteld hebben, op dat zij weten zullen op wat wijze datzij tot den ftorm gaan moeten, en dat ik mij op die plaatfe in alle dingen heb gequeten, als de laft van een Veldheer betaamd, zal 't wel reden zijn dat ik haar deelgenoot in den ftrijdzij; endit'shetgenedaarikvanverzekerd ben dat gij niet zult tegenirreven: ik heb dan voorgeno- men, gelijk als d'anderen, de rnuur te genaken, ommijn beloften, die ik aan God gedaan heb, te quijten; ik hoop dat hij mij zal behoedcn, zoo'c hem beliefd, indien ik zoo gelukkig ben eenigfints tot zijn dienft bequaam tewezen, enal'tgeenver- der mag gebeuren; ik weet datmijngelukinzijne handen ftaat. Godefrooy dit voornemen genomen hebbende,
zoo beraamden 00k zijn tweeBroeders, en deandre Overften van't Leger, omhemte volgen,: ophet lpoor dat hij haar baanden. Terftond vcrwiffelden zij haar ridders rufting, en wapenden haar als voet- knechten. Maardebelegerdenwaren, van hare zij- de, opde bolwerken geklommen,: en alle> inhet ged^dte
|
||||
........- .......... - " '
|
|||||||||||
m
|
|||||||||||
Verlojfe Jeru&alerM-j. 4.05*
gedceltedatzich van't weften, tegen derzonnenon-
dergang uitllrekte, in ordcn gefteld; welk het zwakftedeelvandeStadzijnde, bezwaarltjk, zon- dercengoedewacht, zoukunnenbeftaan. Ookhad den Koning hier nict alleen het weerbare volk ge- fteld , maarook de zwakkegrijzerds en de kinderen zelf, om zoo wel deel in't gevaar als in den arbcid te hebben, endenfterkftenkalk, zwavel, olij, pik, heetwater, fchichtenenftcenenaantebrengen, om de vijanden af te drijven. Hij hadook zorggedragen, het bolwerk aan die zijde metgoede oorlofgebouwen te verfterken, en de borftweringen, dieepdieaan- komftelagen, met goeJe ibldaten te vervullen. Soli- man vertoondczicbgelijkeeiiverfchrikkelijkeReus, op deze plaatfe, enftak boven alle anderen, van den middel tot het hoofd toe, uit. Daar verlcheen 00k m't midden vande kante'lingen, den hoovaardigen Argant ; diezich, door zijn onmetelijke groote, van verre deed uitkennen. Dicht daarbij , op een hooge tinne, zagmen de kloekmoedige Klorinde; Zij voerde een boogin de vuift, endenpijlkokerin een fluijer, uitdewelkezijeen vanhaarbefte pijlen fok, die zij vaardig hicld om opdien vijand te fchie- ten, die zij hetzekerftetreffenkon: zoodat'ernie- mand geweeft zou hebben, haar in deze geftalte-dus Ziende, die niet zeggenzou. dathetwasdezelfde Maagd van Delos, daarmenvan vcrzierd, datfe ha- re fchichten, uit de hooge wolken , hier beneden • C c 3 fchiet.
|
|||||||||||
J
406 ToRQJJATO 1* AS SO OS fchiet. Geduurendedezedingen, ging Aladijn ge«
ftadig aan alle oorden van dc bolwerken , om te zien
of'er niet te veranderen was inde laft, die hi] zijn
volk gegevenhad. Hij vermaandede eencend'an-
dere om haar wel te verweeren; en liet noch nieuwe
verfterking, vanbeledigendewapens, aanbrengen.
Ondertuffchenfloegendevrouwen, vanfchrik, hare
borften, engingeninhareTempelen, omheurge-
beden, voor haren valfchen God, uit te ftorten .
Grooten Profeet en Wetgever, zeidenze, verbreekt
defpeerenvan dezeroovende vreemdelingen, die,
Zonder eenige fchijn van billijkheid of reden, ons in
ons eigen land aldus komenbefpringen. Toond aan
den fchelm, die uwen naam veracht,en uwe eerwaar-
dige Majefteit hoond, de werlcen van uwe mogend-
heid totzijnenondergang. Verdelgdfe, enwerptfe
voor onze poorten ter aarden, die dezelve trachten te
vernietigen. Ditwarende fchoonegebeden, diezij
in hare tempelen gingen doen; welke verftaan, noch
verhoord wierden, dan in de duiftere wooningen,
daar eeuwiglijk de klachten en verfchrikkingendes
doodsheerffchen. Terwijldat de Stad aan d'eene Z'J-
de haar tot tegenweer bereide, ende men aan d'ande-
re de bijftandvan een valfch Profeet tothulperiep;
deed Godefrooy zijn vendels ontwinden, en zijn
volk tot den ftorm aantrekken. Hij deildenzijn leger
intweedeelen, buiten de befchanfingen, metveel
behendigheid en overlegs: en voerden haar recht te-
gen
|
||||
|
|||||
Verlofte Jeruznkm-j. 4C7
gcndatdeeldermuuraan, dat hij voor zich natntc
beftormen. In't midden van haar waren de boog- fchutters, en andere fchichteniers, gevoegd; die tegendekantelingen zoo meenigten van fteenen nit- wierpen, datmen in't eerft gezeid zou hebben, dat het een treffen van hagel en donderileenen, die op haar neervielen, geweeft had. Ook had hij, in de achtertoght van het voetvolk, een gedeeite van de f uiterij gevoegd, en d'anderen gezonden om 't veld aan alle zijden te doorrennen; ora te beletten datmen van achteren haar niet quame te betpringen, en alzo te verhinderen , terwijl zij bezich waren met den ftorm, daar hij het teeken en woord daar na af gaf. Terftond, aan wat zijde datmen zijn oogen floeg, zagmen zoo veel keizelfteenen en fchichten vliegen , dat veel van de gene, die totbefcherming vande wallen en bolwerken gefteld waren , bedwongert wierden die re verlaten j zoo dat'er weinig volk bleef, want d'een was gefneuveld, dyandere zoo gewond , datle haurleden niet meergebruikenkonden: en ein- delijk de reft al t'farnen de plaats verlieten. Ondef dit voordeel, vielen de gene, die gefteld waren om het eerfte {pits afte bijten, verwoed aan: voegende haar t'femen met hunfchilden bedekt, opdewijze van een fchildpad ; daar zij haarmee befchuttcn te- gen't geweld dat van boven op haar neerhagelden : d'anderen hidden, 't beft dat zij konden , achter , hun fchanskorven en borftzweringen, die zij voor ' Cc 4 haar |
|||||
408 TORQJJATO TaSSOOS
haarrolden, verborgen; allengskensde halve maan
naderende, omde graft met rijfwerk, zeden,ftee- nen en diergelijk tuig, dat zij bij hun hadden, te vullen : 't welk haar lichtom doen was, vermits de plaits, hoewel diep van zij zelven, niet moeraffig, noch vol water was. Den kloekmoedigen Adraftes vertoondenzichhet eerft van alien om een ladder te- tegen de muur te planten, zonder dat noch den hagef van fteenen, noch het heet pik, nochdeziedende olij, diemenhemvanboven deed gevoelen, mach- tig wasomhemtewederhouden. Dezen moedigen Zwitfer had alreede verfcheiden trappen opgeklom- men, en ten doel van duizend fchichten gcftaan, zonder dat hem noch een geraak t had; wanneer den groflijvigen Argant een zwaren fteen in de vuift greep, die bij met zulken ge weld, als een musket* fchoot zou kunnen doen, opzijnenhelm ne£rgonf- den, dathij, metdebeenenindelocht, ter aardcn ftorten. Van deze flag viel Adraftes op zij, enbleef heel verdoofd van zijn zelven ne&rleggen. En hoe- wel hij niet ter dood gewond was, zoo bleef hij even- wel een geruimen tijd leggen, zonder armen, of bee- nen te verroeren. 't Welk Argant bemerkende, deed roepen; Ziet daar leit 'er een ter aarden, wie zal d'ander zijn die zoo flout is om hem te hulpteko- men ? Waarom komt gij niet ten ftorm brave Krijgf- helden van Europe ? gij ziet dat ik mij voor u niet verberg , maar voor de vuift verwacht. Naderd 4 maar, |
||||
|
|||||
Verlofte Jeruzahm^). 4°9
niaar, terwijl dat, ofvroeg, oflaat, deze over-
winnende hand uwen algemeenen ondergang zijn zal j zouderdathetu eenigfins te ftade zal korncn dat gijuzoobedekthoud, gelijkalswildebeeften, die haar in heure Ipelonken verbergen. Zulke laftcrin- gen en hoogmoedige woorden gebruikten Argant, zonder dat deChriftenen daarom aflieten te naderen, en onder befchutting van hunnebeukelaars, diedc fchichten en fteenen afkeerden ■> die men vanboven ophaarne&rwurp, demuurtebeklimmen. Alreede begonnenze met groote ftormbokken, van dikke bal- ken gemaakt, en aan d'einden opde wijzevaneen fchaapshoofd, metijzerbeflagen, tegendemuuren aan te horten, dat de poorten van de Stad aan alle zij- dendaverden. Maar men kon haar van bovenrnet gelijke munt wel betalen; want zij rolden groote vierkante fleenen op hetvolken het weiktuig, dat naauwlijkx honderd mannen Zoukunnen bewegen, van boven neer, dat den fthildpad op zijn allerdik- fte verbroken wierd : en het fcheendat het waarlijk een rotfteen was, die eendraaiwind had afgerukt, om al 't geen 'er onder was te vernietigen. Door't ge- weld van dezen val zagmen al derijenderfbldaten verftrooid, de helmen geblutft, de fchilden ver- morzeld, en de aarde met bloed beverfd; onder wel- kedoodelijke zegeteekenen der wapenen, zagmen bekkeneelenen verpletterde beenderen gezaaid leg- gen. Debeftormers, ziende dat zijzoo qualijkge- handckl
|
|||||
4IO TOR.QJTATO TASSOOS
handeld wierden, bekommerdenhaar nietmeerom
met hcur oorlogftuig haar te bedekken ; maar zij wierpen zoo ftark als het mogelijk was, met voor- nemen in't openbaar de vruchten van heur dapper- heidvoordtebrengen. Terwijlezij, opwatmanier datz'er ook verfterken, altijd groot gevaar liepen. Zommige gingen de ladders tegen de muur rechten, en anderen ondergroeven degrondleggingen zo vcr, datfe alreede begon te beven, en na heurondergang te hellen; en op eenige plaatfen, <ioor het geftadig beuken van de ftormbokken, alreede ne&r te ftorten. 'tlswelwaar, dat de gene, die opde muuren wa- i«n, de middelen, om d eZe fchade voor te komen, wel bewuft waren, often minften de uitwerking daar van, door verfcheide ftreken, die men in den oor- log gebruikt, onnut te maken: want op de zelfde plaats, daar zij ten naaften bij zagen dat dit werktuig toefchieten zou , hingenze groote wolbalen , die doorde zaftigheid'tgeweld van den flagverltomp- ten en verfmoorden. Terwijle zich denftorm aan d'een end'ander zijdeverhefte, en datmen man te- gen man vocht; had Klorinde al zevenmaal haren boog afgefchoten , zonder dat zij ooit gemift had haar pijlen in het bloed, der voornaamfte Hoofden van1 leger, te befmetten : ook was zij Zoo hoogmoe- dig van aard, dat zij haar niet gewaardigde als zulke te treffen : deesrfte, van de vermaarfte, die zij queften, was den Prins van Engeland, dienaulijkx |
||||
|
|||||||
Verlofte Jerulem^i. ° 411
bet hoofd buiten de bolwerken gefteken had , of
wierd bij geval van ecn pijl geraakt, die hem de rechte hand deurboorde, zonder dat den handfchoen die kon af keeren ; zoo dathij gedwongen was, zich zeiven onbequaam ten ftrijd voelende, weder te kee- ren , niet minder bedrukt om het leedwezen dat hij had van indie gelegentheid niettekunnen uitrech- ten, alsomdegrootefmertvanzijnwonde: nahem wierden gewond, den Graaf van Amboize en den franfenKlotaris; waarvandeneenenopde kant van de graft ftijfdood viel, door eenfchoot die hem de maagd tot in't ruggebeen doorpriemden; en d'an- dere, in't beklimmen van de muur, kreeg 'er een dwers door beide zijden heen, tuflchen 't borftharnas in: na dezen wierd den vromen Graaf van Vlaande- ren in zijn flinxe arm gewond, zoo als hij bij't ftoo- ten van den ftormbok ftond; zulkx dat hij gedwon- gen was diete laten glippen; enhetzelfdeongeluk was zoo groot voor hem, dat zoo als hij trachten om de fchichtuit tetrekken, omeenige verlichtingte hebben, hetijzerin'tvleefchftekenbleef. Opdeze toeyal volgden die van den vromen Arimar, die den ftrijd vanver aanziende, van een fchicht getroffen wierd, die hemrecht in't voorhoofd vloog; daar riazoo als hij zijn armuiftak omhem uitterukken, komt een' anderen hem de hand aan 't aangezicht vaft hechten, zoo dat hij gedwongen was neer te zij- gen, en zijn bloed met groote ftralen uit te ftorten: Palamedes
|
|||||||
I
|
|||||||
.. . .. - . . _
|
|||||||
41a ToRQjgATp Tassooj
Palamedcswasde zevendedievanKlorindegequefr.
wierd; want zoo als hij met zijn gewone ftoutmoe- digheid, daar door hij alle gevaren verachten, al ftormende op klom, tot dicht bij de kante'lingen , fchootfe hem een pijl in een winkbraauw, die dwers door'thoofduitvloog, dathij teraardenvielenzijn geeft aan de voet van de muur gaf. Maar den inan- haftigen Godefrooy, docht van zijnder zijde nie'c als om den ftormte verfterken j hier toe liethij na een van de poorten eenenhouten toren voeren, die zoo hoog verheven was, dat zij tot aan de borftzwe- ringen toereikten; en fchoonze vol oorlogrVolk was, zoo konmenfe met rollen voortrollen waar men be- geerden. Uitdit gebouw wierd een ontelbaargetal van pijlen, werpfchichten en fteenen geworpen; hoe wel het voornemen der gener dieze roortftuw- den, nietanders was als de muur allangfeamte nade- ren, om eindelijk handgemeen met elkander te wor- den ; gelijk als men tweeoorlogfchepenziettrach- tendc wind tewinnen, om elkanderen aanteklam- pen: op het welk de belegerde acht nemende, die met werppijlen en fchichten, het bell dat zij konden te rugge dreven; en om de zolderingen enhetver- dektebreken, namenzegroote fteenen tehulp, die z'ervan boven neder oprolden, opdatfedoor'tge- weld de benedenfte raderen, dieze voortzetten, zou- den vermorzelen. Geduurende ditgeweld, wierd 'erzoogrootc meenigten van fteeneu en pijlen, ter wederzijde
|
||||
Verlojle Jeruzakm^t. 4JJ
wederzijde gefchoten, dat'er den Hemel vanver-
duifterd was. Gelijkmen fbmtijds twee Wolken tc- gen elkander ziet aanhorten datfe we&rom ftuiven, ondcr elkander vermengd , 200 vjogendoendepij- len en werpfchichten, tuffen hun beidcn te rug ftui- tende, van daar menze geworpen had : gelijk als de vruchtenvaneenboom, die noch niet rijp zijn, be- dwongen worden ter aarden te vallen, zoo't ge- beurd dat een hagelbui op de takken flaat, zoo ftor- ten deHeidenen aanalle zijden terne£r j en alzoo zij niet wel gewapend waren zoo viel de groofte fchade aan heur zijde: alreed e namen de genen, die noch in't leven waren gebleven, devlucht, enverlieten de wallen, bevreefd zijnde voor degevaarlijke fcho- ten, dieuithethoogftevandenToren, alsblixem- ftralen, ophaarne£rfchoten. Maar om al deze din- gen, week den genen, die zich voor dezenKoning vanNiceen gezienheeft, van zijne plaats niet, ea deed eenige van de kloekhartigfte met hem ftand houden ; den verfchrikkelijken Argant ftond daar Zelf 00k met een groote balk verzien, die hij tegen dit gebouw zocht te zetten en het naderen te belct- ten, zoo langhet houtkan reiken ende krachtvan zijn armen uitfteken : de kloekmoedige Klorinde ging voor hem ftaan, om hem te helpen, en in wat gevaar dat hij 00k was, zij was welte vreden zij a dcelgenoot te zijn: terwijldit zoo toeging behulpen haar de Franflen metianggefteelde hkkels, om de ton wen
|
||||
-**rvy - - .>p»ii„;ii-,u."u.ij,i..*,i, . .i,ipi|pinii,„i.|uw.i-
|
||||||||||
4.14. Tqrquato Tassoos
touwendaar de wolZakken aanhingen, aan ftukken
te fnijden; zoo dat, die ter aarde vallende, de muur ontbloot bieef: zulkx dat men nu zonder ce- nig beletfel, zoo wel met groote horten van den ftormbok, als van de zijde des tooras, zoo boven alsbeneden, koa toeftooten. Alreede baddenze een ftormgat in de muiir gemaakt, daar door men zien koa Wat van binnen gefchiede; nadezeplaats trok Godefrooy, met een goeden beukelaar, diehijbe- hendiggebruiktcn, bedektnatoej enalzoo'erni?ts was daar hij geea acbt op floeg, ogn ordre te ftellen, zag hi) Soliman, zoo als hij zijn oogen over al heen wenden, tot befcherming in het ftormgat ne£rda- len» enKlorinde die met Argant boven bleef, om hetftaande te houdea, tegen degeen die met ladders trachten op te klimmen : op het uiterfte zoo als hij ftj] ftond, voelden hij zijn hart ontvonkt door een klpelcmoedige vicrighejd, daar na hem totSeguier, die hem eenen anderen boog en fchild na droeg, kee- rende, iprak hij tot hem; Mijn getrouwe iihild- knaap, ontlaft mij van die zwaren laft, op datik met minder moeiteri» door de verwoefting van dit ftormgat mag opklimmcn, want het nu tijdis om proeven van onze dapperheidtegeven: ditzeggen* de verwiffelde hij van fchild; naulijkx had hij 200 gelproken, of hij wierd meteenpijl, die hem in't zenuwachtigft en't pijnelijkft van't been quam fnor- ren, gewond. Men meend dat het eenlchoot was van
|
||||||||||
■■"'■'■•
|
-"-•:' ■■ ■--•-■■!-■■
|
|||||||||
r-'.j.i,^, ii», *y.»-.»->j!M*^
|
|||||||
Verlofte Jeruza!e»tji ^iy
van uw hand, oKIorinde, en afeoo mag men die
eerwelanders niemand alsu toefchrijven, vcrrnita de genendie vanuw eigen geloof zijn, haar verge- liotgen met u die toe te eigenen: 't gene evenwel maar eenuicftel voorde verwoefting was, die daar naop heur ne&rftorten: maar echter liet den moe-* digen Prins van zijnaanflag niet af, en als of hy geen fmerte a&nde wonde gevoelden die hij terftond 6m> fangen had, zoo klom hij kloekhartig in't ftormgat^ en moedigde de anderen aan ora hem te volgen: even wel Wat tegenweer dat hij ook deed , zoo was hij eindelijk gedwongen voor de vinnigheid van de fchoot te buigen, en den ftorm te verlaten, geen kracht meer hebbende om zich op zijn been ftaande tehouden, zooverergerd dewonde meer als tevo- ren: hij wenkte dan Guelfus met de hand, ennoo*- digdehem nader tekomen; Ikvoel pijn, zeid hij tot hem j en tot mijn groot leed wezen moet ik vertrek- ken: neemt mijn plaats dan, envervultfebijgebrek vap mijn tegenwoordigheit; maar ik hoop dat God mij diegenade doen zal, datik niet langzal vertoe- ven omweder tekomen; dit zeggendeklomhijop fcijn lijfpaard, en waszoo haaft niet vertrokken om in \ Ieger we£r te komcn, of men bemerkren \ niet als te veel aan den ftorm i want het geluk dat tot hoch toede FranfTen gunftig was geweeft, veran- derden terftond van gedaante om haar tot d'ander zij- «€tekeeren, daar dchoop en dapperheid meer als ooit
|
|||||||
I\>l6 ToRQJIATO TASSOOS
ooit toenamen om haar nieuwe krachten bij tc zet-
ten; gelijk als in tegendeel het hart der Chriltenen verzwakten, en heur vinnig geweld wech fmolt: zij vielen nu zoo moedigniet meeraan als flus noch; en het fcheen dathet geluid der trommelen en trom- petten verflaauden j de genen die zelf noch kort de wal yerlaten hadden, en die niet meer dorften yer- (chijnen, hernameneenenmoeden vertoonden zich bloot op de bolwerken: d'onverwinnelijkeKlorinde, door een ware genegentheid tot het welvaren van hour land vervoerd, deed alle de maagden van de Stadwapenen, omhaartegenden vijandtebefcher^ men. Zulkx dat men haar hier en daar met het han- gende hairzag loopen, om haarop dewachtlangs de bolwerken te begeven, van daar zij fchichten wierpen en niet ontzagen haar leven in gevaar te ftel- len, voorde befcherming van haar waarde muuren, zonder dat men in haar befpeurdenhetminfteteken van die groote vrees, die haar kunne is aangeboren. Onderdeze we&rftand, diedeChriftenennochmeer verfchrikte, en de belegerde noch meer aanmoedig- de, wierd den zeeghaftigen Guelfus men een fteen, diezijnongelukhemvanverre, onder zooveeldui- zanden van belpringers, toezond, ter aarden ge- worpehj en den Grave Reimond van diergelijken flagook getroffen, dathij terftonddaar heenviel: Euftaas wierd op de halve maan oolc onder devoet geworpen; zulkx dat onder zoo grooten getal van fcheuten,
|
||||
Verhfte JertiZ*Jerri-J. 417
T{eheut«A, diede vfjanden onder deChriJtenen de-
den, nauiijkx een onnut was, en niet ftrekten als - dm te dooden, of ten minften te quetfen. Argant, in dit toelachend gckfk, veel trotftr en moedwilliger aktevoren gewarden zijnde, riep haartoe; Hier isAntiochien niet, nochde nachtdie zoo bequaam en gunftig tot uwe fnoodheid was; hier ziet gij de tonfchvjnenenaWeweFeMopgewekt, hoeweldeze wijze van oorlogen we) verfcheiden is van die flag van vechtcn; wat wild gij zeggen, & manhaftige FranflTcn, den ftormalzooteverlatennadatgijbeia z6t»vinnig;bregQnnen htfbt ? waarlijk gij zijt wel ver-* moeid gewftrd^ in weiriigtyds?hoe fchiet u de minfte vonk oififoof en eer te bekomen nirniet meer over ? Deze woordeflipfak dienonverfaagden tat haar, die iii iijn moedwil'ligen aa?d zoo aangeftookt wierd , dat sfeze groote Stad, die hij voorgenomen had te verdadigen, hem niet macbtig fcbeen voortaan te weerhouden: hij trad dan recht in't flormgat, en hem totSoliman wendende die hi} daar djchc bi j zag, iprakhvj; Soliman, deze mur em wjd moeten--de fchtidfeoannen van onze dapperheid zijn; wat draald gij nodvlangef, i en wat fchrik magm we^rhouden ? 200^ijeer wild<ve?krijgen, hier .bu«en,moerg)jze Zoefcen. Hier op fprongen deze twee manhaftige Ridders,; elk onarftrijdhet ftormgat uir, d'eenvan verwcedheidaangedreven ^ en d'anderen ran eenen "Zekeka eeiprikkel aangeftookt, die in hero door Ar» 'r'v D d ganrs |
||||
418 Torqjiato Tassoos.
gants woorden gefcherpt wierd : zij wierpen haar
dan in lijffgevaar, dwers door't gedrangder vijan- den, terwijlz,er't minftop dachten; en't is nict tc felooven hoe groot bet getal der gener was die zij om
als brochten : over al waar zij doorftreefden , en waar heur armen ne&rdaalden, zag men niet als ge- kloofdebeukelaars, geblutfte helmen, doOrgehak- te ladders, en gebroke oorlogsfterkten, daar zij rondom een berg van opftapelden; en in de plaats daar de muur ter ne£rgeftort was, hooptenze een nieuwbolwerk van haar verwoefting op : den genen die noch fliis zoo float was, in't hoogfte van h ftorm- gat op te klaveren, om den beloofden prijs, aan de genen die eerft opklom, tewinnen^ verlorendoen denmoed ; en'in plaats datzij nadeze eer zouden haken, of datfe eenige begeerten tot den roofzouden betuigen, begavenze, integendeeldenftorm, en lieten heur oorlogfgebouwen, daar zij noch kortde muuren mee hoopten ter neder te werpen, onbe- cruaam en verbroken in de macht van die twee ver- woede Krijgsheldcn. Deze twee vervaarlijke Heide> nen, liepen envlogen vand'een tot d'anderzijdie» waarderazernij en wraakgierigheid haarvervoerde: enom meer verwoefting temaken* lchreeuwdenze die van deStad toe om vierwerk, die haar terftena twee bamende toortfen gaven,: can daar mede den houten toorn aan te fteken •, zij vlogen terftond-met die zelve vierigheid toe, daar de twee razendege- Zttfters
|
||||
Vertofle Jeruz,akm.j>. / 4.19
zuftersmee worden aangeftookt, wanneerzij, door
't gebod van Pluto , uit heur duiftere holen, ora tweedracht en verwerringinde wereld'te-ftrojen, al fchuddende heur vervaarlijk flangehair en onftoke Yakkels, voortkomen. Maarden onverwinneli,ken Tankredo, die zonder ergens voor te vreezen, zija Italiaanft benden tor denftorm noch aanmoedigden, ziendeher. groot bederf datdeze twee ftokebranden veroorzaakten, enhoeze den toren trachten aante fteken, fbrak zijn volk niet meer toe, maarvielter- ftond aan-on haar vaart te beletten; 00k deed hij haar zijn kracht met zoo goede tekenen gtvoelen, aat door hem yerwonnen en verjaagd wierden, de genen die noch fl-us overd'anderenzegepraalden. Ondertuflen dat dit in den florm zoo toeging, en
dat het geval van wezenveranderden, vertrokGo- defrooy, met zijn breeder Boudewijn, en Seguier inzijnhutte, omhem tedoenverbinden, terftond vlogen haar vnenden in ecn gedrang t'famen toe, be- droefd zijnde om het ongeluk dat haren Veldheer wedervaren was : maar de rampfpoed wilde, dat doorde haaftigheid die den wondheelderhadomde pijl uit de wonde te trekken, daar zij was in blij ven fteJcen, datzijbij gevalaanftukkenbrak; waarop denHartooghem aandrong, een opening te maken, om zijn genezing te verhaaften, en de pijf gemakke- lijker uit te trekken, zonder eenige yrees voor de imert te hebben die Jnigevoelenzou. Dit gedaan ~D d a, zijnde,
|
||||||
'-I«W1;I««1J1I« - -
|
|||||||
4/10 Touquato Tassoos
zijnde, zeidehij, brengt niij dan weder daarbns
volk noch vecht, op dat rk Wederdm ben eer den ftorm met den dag geeindigd is: dit gezeid hebben- de, greep hij'een groote Jpeer in de vuift, en ftak zijn been in de Vaftigheidliit. Arreede deed ErQtimes zijnbefr/ofnhette verbiriden': dezen vrotnen grij- zerd, op de,kantvandelJ6?gebbren, waren de k'rach- ten der kttiideh, waterttr, eriolien, mfctde drikle geneefmiddelen, in de heefkonft gebrtfikelijk', door zijn lange ervarendheid, grondig'weTbe'kend';', daar- enboven munte hij in 'it Dichtkonft, hoeWel hij dienietveelpleegden, Zoouit, dat hij door zijnge- Ichriften de geheugenis der midnfthen kbn orifterffe- lij k make'n, zoo wel als hij door zijn raad die kon be- hoeden, en van alledoodelijke toevallen gerieZen: ondertufleri bleef den Hartog onbeweedielijk zon- der eert woord te {preken, leunende, rhefeen ftatig gelaat ,6p"een groot ftukvan een fpeer: EVotimei heb- bende de armen tot den elleboogtoe opgeftroopt, trachten dooralle middekii den pijl uit'te trbltken j 60 gebr Cifkte hij hier fap van ;eenig'kriiid tpe, daar hem de krachrwe'l vanbekehd was, dan weder.be- 'ijuame'rjzers die hy mpt een.ervaren en luchtige hand hande'lde, maar, nochzijlYkunft, n^dhzijiilange erVai'ehdhfiid , cpam hemhieTmniettebaaT:, e.n wat moe/tenhij ook aanwende hij kan tot zyW.Wii rii'ei gerakenj; zoo dat het fcheen,' dathet go,eid^geluk, dat hij hi ai zijhanderj^a^hgen gehatf hid, 'hem ■'•-"'.- hier |
|||||||
Verhp Jtrt<z,ale»z*i. 4.11
hier in begaf,; en dat hij bij na den moordenaar van,
dezen rampzaligen Prins was, zoo Held die zij n ge-
duld, defmert enpijnen, die hij hem deed gevoe-
len, ten.doel. Maar terwijl hij vergeefs arbeid x
vliegcGodefrpoysBeichermengel (door mcdelijdea
bewogen , hem zulke pijnen te fcjen lijden die hij
niet verdiend had ) na Kandieopden berg Ida, on*
wilde Poeiie, een hairachtig kruidmet roode bloe-i
men,» dateen gropte kracht heeftals hetzijnblade-
ren vernieuwd,. te plukken. Ditzelfdekruid, daar
de natuur degeiten kennis af gegeven heeft, wan-
neer:?ij met pijkn gefchoten zijn, dat het ijzer in de
wondeisblijvenfteken; gebruikteden Engelnu tot
Godefrooys genezing j .hcbbende dit van zoo vqrre,
in,minder dan een ooge'nblik, gdrjaald, mengden
hij het met w-elruikende P^nnaci, en heilig water uit
de ipringbron van Lidie , in de ftoyiog. Den ouden
heelmeefter , ondertuffcn nergens op denkkende,
ftoofden enwafchten dewonde bier mee, zoo dat,
door een verbyrge kracht, defchicht, zonderee-
njg geweld, uitviel, he* bloedftempten., depijnr
verzachten, eh het been zijn gewoneltracht kreeg^i
Erocimes zich over zoodafi'gen genezing v«rwpnde-
rende, fiep ; OGpdt^ wat js dit eon wonderhjk.
^erjkl Br^ve Pring, het is., noc'h aaiimijn kunft,
^fh^HrtcBijn.wretenfchap- nochaahd*"zehand, bo?
a%erk'ht;datzc,pokiitfifl^gfl diegijuwegcnczinge
^ttl(jigzi}tj maar welaaneen liooget-kracht: zc~
Dd 3 ker '
|
|||||
- ■■ -'■<
|
|||||
4-1X ToRQJJATO TASSOOS
ker 't is een Engel geweeft, die uit den hoogen op
deraarden nederdalende, udeze wonderlijkehulp- micldelen heeft toegebracht; wapend u dan en fam- meld niet langer, want gij zijt volkomen genezen dm tot den ftorm te keeren : terftond blaakte den moedigen Godefrooy van ongeduld, om den ftrijd weerharder als ooit te beginnen, fchootzijn purpre brozen aan, greep een fterke werpfchicht in de vuift, nam zijn fcheutvrijen beukelaar, en liet zijn helm opgefpen; in deze toenailing trad hij uit de bolwer- ken, gevolgd van duizend kloekmoedige foldaten, met welkehij recht na'etftormgattrok, enhetbok- ftormen deed vernieuwen : op feet geluid datdeze werktuigen maakten, beerde de aarde in't ronden, en de lucht wierd met een dikke ftofwolk bedekt: de belegerden ziende weer zoo veel dappere mannen tegenhaaraankomen, wierden zoo verfchrikt, dat liet koude zweetlangs heurleden Iiep, enheur bloed vanfchrik koud wierd. Ondertuflen gafGodefrooy een grooten fchreeuw, die hij tot drie maal toe her- haalde;waar op zijn volk terftond oordeelende dat dit het teken van den ftorm was, met een groot geweld aanvieleh: maar detwee Heidenen, veel verwoe- der als ooit te voren, vertoonden zich in de bres, om die tegen't geweld vanTankredo, en die van zijn bende te verdadigen: den Veldheer van't leger, door het herdenken van zijn wonde, die hij noch kort ontrangen had, getergd zijnde, fchoot in't aanvallen
|
||||
Verlofie Jerusalem-?. 4xj
aanvallen zijn werplpeer op den hoogmoedigen Ar-
gant , met zulk een ge weld, dat geln werktuig een lchicht met meer kracht zou kunnen uitwerpen; waar hijdoorlhorde, gonfdedeluchtvan'tgeluid, dat den donder fcheen na te volgen : Argant was echter niet verzet, en om de fcheut af te keeren trach- tenhij zijnfchild daarvoorte houden, dat midden deurrpleet, invoegen datde {peer hem door't har- de borftharnas in het levend vleefch boorden, en net bloed in groote menigte daar uit deed vloejen: Ar- gant die het quetfenvande fpeereerder alsdefmert Van zijn wonde gevoelden, rukteze met beidezijn handen uit het lijf, en die hem weertoewerpende, iprak; Ziet daar zijn uw wapenen, terwijl hetde uwezijn, is het welredelijk datikfe uwedergeve; ondertuflen vloog de fpeer door de wijde lucht, daar hij de wraak, van de wonde die hij even gemaakt had, wederom ging brengen; evenwel troffe den genen niet dieze den wreeden Argant toegefchikt had; want den voorzichtigenGodefrooyontweek- le, bukkendezijnhoofdneder, zoo datfe over hem heen vliegende, dwers in den halsvanden ellendi- genSeguier trof, en deurboorden; die'terftond, zonderleedwezen van zijn leven, terwijl hij datvan zi n Meefter behoed had, aan de voeten van den grooten Godefrooy neerviel : Soliman wierp, bij naop die zelve tijd, met groot geweld een fteen op dta moedigen RidderNoormandt, dat hij rondom D d 4. rollende
|
||||
4*4 Tor<jj1,ato Tassoos
rollendeter aardefl ftorte, en op fcheen te ftuiten
alseen kaatsbalj zulk eengeweld deed hijalfterven- de. Godefrooy, niet kunnende verdragen, twee van zijn befte vrienden voorzijn voeten, dood ge* quetft, te zien neerleggen, floeg kloekmoedig de hand aan't zwaard, enklomten ftormgatin, daar lay zoo grooteen wonderlijke wapendaden we£r be- gonuittevoeren, datdewonderen, alhet gene dat m'er af zou kunnen Zeggen, te boven gaan; zeker hi) raakte met zulk een vierigheid handgemeen, dat ?er buiren twijffel een bloedigen ftrijd zou uit ge- volgdhebben, zoo de nacbt ne&rVallende» d'eenen d'ander niet gefcheiden had; want in't begin van den aanval vertpondenhi; zich Voor haar, en begon de wereld onderde verfchrikkelijke duifternis haar 'er vleugelen te bedekken : alzoo ftelden zich hare vreedfame fchaduwen tegen zoo veel doodelijke toe- vallen* en bedwong Godefrooy om zich te vertrek- ken ', endit washet einde van dezen bloedigen dag: maar eer men weder in't leger trok, droeg dezen me^waardigen Veldheer zorge, om de doodeft en gequetften mek te voeren; ook wilde hij de reft van 7,ijnoorlogfgebouwen niet in de machtder vijanden laten» noch zelf die hoogen toren, die haar zoo zeer verfchrikt had, hoeWel dat hij aan verfcheide plaat- fen gebroken was, door't groot geweld dat 'er de vijanden op gedaatf hadden, om hem t'otttriagelen en aan ftukken te breken j zoo dat zij beraamden, om te
|
||||
Verlofie Jeru&akfti-j. 4,1 JT
te beletten dat hem geen grooter ongeval trof, die in
een andere plaats te vervoereri, daar hij van hare aanflagen bevrijd zou zij n. Maar gelij k als een fchip, dat bij na de haven is ingeloopen, fomtiids op een zandbank geraakt» of tegende klippenaan /plinte- renftoot, nadathetkngedezeedoorfneden, enhet geweld der winden en baren veracht heeft; ofgelijk als eenpaard datdikmaal bij 'thuis ftruikeld en ter neSr valt, hebbende veelquade wegen doorloopefl zonder een onzekere ftap te doen: zoo liep dezen toren nu dit eigen gevaar: want aan de zijde daar zij het meefle met fleenen gebeukt was,komen twee van zijne raderen te breken, het welk, op het uiterfte zijndeomomteftorten, hellende naarzijnverwoe- fting neder, de arbeiders dwong ftit te houden; even- Wei onderftrit men hem zoo veel als mogclijk is, Wachtendetotdatde tjmmerheckndie weder inzijn ftand fteJlen, die door Godefrooy geboden wierden zonder uitlrel aan 5t werk te valleri,alzoo hij die tegctx des flnderen daags wilde gcbruiken; hierom gebood hij datmengaede wachten, opalletoegangenvan de Stad na den toren,zetten zou:ondertuffen konden die Van de Stad, het flaan van de houte hamers en dierge- iijke werktuig,dat de werklieden gebruiken, met een gedeelte van 'tgene zij zeiden, geroakkelijk aanhoo- ren ; daarenboven dat zij nochiichtelijk konden zip a wat 'er omging, vermits 'er meer als duizend barnen- defakkel$ zijn* terwijle dat zij werkten. Dd 5- TO It-
|
||||
I
|
|||||
T O R QV A T O TASSOOS
Verlofto
J E R U Z A L E M.
HetftvaalfdeCfe%ang.
i n h o u d. Klorinde word> door cen van haar vertrouwde, de
hcele hiftorij van haar geboorce verhaald. Gaat on- bekendin'tLeger, envolvoerdeenaanflag, die haar wel gelukt. Zij word uit de Scad gefloten, en van Tankredo ter dood gewond • die haar doopt eer zij den geeft geeft- Zijn klachten na dathijhaar'bekend heeft j endebetui- gingdieArgant doet om haar dood tcwreken. Klorinde word verhaald, van haar getronwe vrind,
Vanwiezij tsgeteeld, enuitwat fchootgeboren. Gaatonbekendin't Heir [want zij dewapens mind)
Envoerdbaar aanjlag uit op's vjjaxdshoutentoren '■ |
|||||
Verhfte Jertiz.-a.ktn-t. ^%j
%ij keerdweefom, maarivordgefloten uit de Stad;
EndoorTankredooshandberoofd 'van't 'tieveleven'y
Die droeft verlies behjaagd'uan zoo een waardefchat ? Doch, rvoor V verfcheiden, haar noch heeft den Doop \
gegcven. -
Hier op vcrfiuifd de Xiel, van's lichaams fchors ontbloot.
Tin Argant zsiveerd dat hij dier wreken z,al haar dood. \ Oewel de nacht alreede was aangelco-
mcn, endemenfchen totderuftno-
digden, zoo lieten de Frariffen even-
wel nietaf, door hare wachten ge-
hulpen zijnde, die rondom, uit zorg
van eenigen overval, zorgvuldig
waakten, naarftigaanhaar oorlogfweiktuigentear-
beiden. De Heidenen van hare zijde fliepen ookniet,
Hiaar trachten met kracht her. ftormgat teftoppen,
en de verwoeftig dermuurenteherftellen, diemet
ondermijnen,of met 'et ftormtuig befchadigd waren.
Eindelijk, nadatfe de gequetften verbonden, een
gedeelte van den arbeid, die zij tot haar befcherming
gebruikten, voleind hadden; fteldenze het overige
tot op een anderen tijd uit, en wierden door de flaap,
die haar onluftig maakten, overwonncn; want hct
alreede diep in de nacht was. Evenwel kon de kloek-
ihoedige Klorinde geen oogen toedoen, zoo wierdfc
tot eer aangeprikkeld, en zoo quelde haar de begeef-
te
|
||||
4.aS Torq^ato Tassqos
te om haar roem te doeri aanwaffen.. Zij dan") ziende
dat eenige haar vertrokken om Wat te ruflen, ver- Zocht de anderen om dc banden aan 't werk te flaan, , en onderhield haar alleen in't gezelfchap van Argant. Zeker, zeide zijin haarzelven, menkannietloo- chenendat denKoning del* Turken, en d'onverwin* nelijkeSirkaffer, deZendag zoodanigeproevenvan hare dapperheid gegeven hebben.) datmen nooitvan diergelijke dingen heeft hooren fpreken. O wonder! dat zij met haar beiden hun in zulkert groten gedrang van vijanden hebben dun-en begeven- en, infpijt van hun alien, hareoorlogfwerktuigen in ftukkcn t« kappen , terwijl ik hier boven in zekerhejd bleef J daaral'tgeneikdoenkon, was, haar van verreeen zwakke fchicht toe te fchieten. Dit is de grootfte eer daar ikop ftoffenkan. Ikmoet bekennen,. dat zoo de fchichten, die ik met mijne hand gefchoten heb, iets hebben uitgeretht, dat is door fa geval gebeurd, dieze geleid heeft. Maarhoe! is't een Vrouwniet geoorloofd iets anders tedoen? Ohoedikmaalheb ik beter proeven van mijne dapperheid gegeven, wanneerik, terzijdenderotfen, endoordedichtfte fcoflchen, de tijgersenleeuwen, meteenfchichtin devuift, najaagden! Hebbendealtijddanbetoond, dat iets in mij ftak, datal de gene van mijne kunne te boven ging, zal ik mij dan nu vergenoegd houden met iets volbrogt te hebben, datdeminfte Vrouw ter wrreld , alzoo wel als ik , zou kunnen doe" • Al*
|
|||
....... ~....."
|
|||||||
|
|||||||
ftrlvftt Jmttatfm-J. " 420
Als dit zoo is, Waarom neem ik dan de toerufling nie£,
en"WaaromblijfMhdezekarnefbeiloten? Ditdacht 'deZe kloekmbediige Heldihinhaarzehren, dieem- delijk groote dingen befloot1, Aa datfe haar in ge- dachten wel onderhouden had. Daar na haar tot Ar- gant keerertde, fprakfe tot hem; Brave Ridder, het isnnailangen tijd geleden, dat ik, middenortdef de tihgenuchterf Van mijn geeft, rnij, ik weet rfiet^wat voor groots, Terbeelden, datde gemeene aanfbgen te boveri ga'at1. .*t£,ij dat bet vanboven koirit, en dat een Godheid dit mijnmoed inblaaft; oft zij datdc fterffelijke haireri Gbd vaii h'enr vriie wil maken,. Ziet gij daar bertedieririiet een m^n^teyan ontftoke"tobrt- &ti',nbiateri'djeribrnringVan'tleger.? daar wHik'na toe, enttffFeiishetijzerenvtjtffbrengen. Ikbetiyeti zekerd datik'daar dierihobgettrborn, die onsheden zoo moeijeTijkbeeft geVaHen," inafTche zal ter tiefe legge'n. Hetg'ahoet wilv 'ifctnbet trachtett dezcjj aaftliag uit'te Xjberen; den Hcmelza"lhet;voordna "Zijn wil fthikffe'rii'En zoo mijn qngeluk,riiij den tfeg* ih't WedeVfceeten;tbeftoit; 'btyM&y deibrg<Wet *e,hMan, die inut.ftokranjgen'egendherd, rfiij in plaaBvaft^derverftre'kt: T^IeVen'sheni, belaftikB mijn Maagderj» drci"kubid^ederin!Egrpt',en, met dezen vfbiftehGrijzerd, -dieniet meer cn'niag, te doenJeiderti 'Volbrengt ditdan, mdira^mn/'wrild yerphchfeh. He bezweer u in den naatn van on^ea jpooten God, -cngc'I(»FdwhttraiJQpHdttistjm ti te bidden,
|
|||||||
4.36 ToRQJJATO TaSSOOS
bidden, terwijldatdezenouderdom, endezekun-
ne, waarlijk verdienen datmen medelyden met haar heeft. Op deze woorden ftond Argant heel verwon- derd, en voelden zich van eenen fterken eerprikkel aangeftookt. Hoe,, antwoorden hij, gijzouddaar alleen gaan, en ik hier onder deze lat hartige blij ven? Gfijzoud in lijfgevaarzijn, enik in een verzekerde plaats, van waar ik van verre devonkenenderook, Van dezen toorn, na dat gij hem aangeftoken hebt, 2ou zien opvliegen ? Neen geenfins; ikzajnimmer- meer dat toelaten: tnaar in tegendeei, hebbende al- tijd uw medegezelin de wapeneii, in.verfcheidege- vaarlijketoevallen,geweeft, zoowiljk nudieookin uweer, ofinuwdoodzijn- Ikhebmoedsgenoeg, om alledoodelijke aanvaJlen teveraqhten; want ik altijd geloofd heb, dat het een voordeelige wiflel is, het leven te verliezen, wanneer 'er eer te winnen is. Waarlijk, aotwoorden hem Klorinde, gij zegt mij daar eending, daar gij noch kort, in den uitval die gij deed, brave proeven van topnden ; ;Maar ik, dipmaareenVrouw ben, moetdedoodmet vreezen, vermits ik wel verz,ekerd ben, indien ik het leven in dezcnaanflagkoniteiaten, dathe^.verliesvoor de- le on gclukkige Stad, niet zeer groot zijn zou; maar metu,is, '.talzoo nietgelegen, wiens behoudingons zoo hoognoodig is, dat'er, zoohet^gebeurdendat wijvan't levenberoofd: wieiden, 'tgeen deHemc* wil yoorkomen, niemaud meer zou gevonden wor- |
|||
Perlojie Jerusalem*). 431
den diemachtigzouzijn, d«zemuuren tegen'tge-
weid der vijanden teverdadigen. Terwijl datdeze onverwinnelijke Krijgsheldin zoo tot hem iprak, zag Argant, vanongeduld vervcerd, baarftijfaan; Gij h.ebth,(*t goedzeggen, vervolgdenhij , alhet geen dat gij mij verhaald, is niet machtig genoeg oro mij le beletten van u niet te volgefl; het befluit is alreede gehornen; waar dat gij heen gaat zal ik u op't ipoor volgen, en u in uwen aanflag yoorkomen, zoo gij mij uw gezelfchap onwaardig acht j hier op ftemden- ze over een en gingen tot dent Konjng, die haar bet befte onthaalden als mogelij k was, eft plaats gafin 'c midden VanZijn Voornaamft? Raa.dsheeren : Klorin- de befloten hebbende; de beele Zaakin weinig woor- den voor te ftelleri, hiefaan; HeerKoning, doe.t ons de eer van aan te hooren., en in't gpede te nemen 'tgeen wij u tegenwpprdig hebbeq te ppenbareii; Ar- gant, diegijhierziet, heefteenzaakvoorgerjamen daar van d'ukkomft, zoo ik mij niet;bedriege,. fliet als tot onzen yoordeel kan uityaljen j hij heeft be- loclfji bet, vier ip dat hooge ftorfntuig te fteken,. jhet welk het fterkftpj^at onze vijanden hebben* ata onste.beledigsjfrj dit is zijn ^anflag% daarik voor- genomen heb, .herein te vergezellchappen^ maar om bet beter;tf volbrengen, moe^en wij wachten tot dat de naehr e'en weinig hooger aan den Hemelis ge- ilpmrnen, endatdeflaap, de. vijanden, door den arbeid van dezen dag ver^oeid^beeft tot ruftgc- '■'"'-•v.'.;. : v ' dwongen. |
|||
4}i TORQJATO T'ASSOOS
dwbngen. Op deze woorden bid"<Jcii Koning beiJe
zijn handen ten Hemel en ftorte tranen Van vreug- den; Opperfte Almogendheid, zeidehij, metveei redenbenikufcnuldig tegenwoofdigte loven, ret- trijlgij uw meewaardigeoogen-op uwe dknftjmedt itenflaat., endai: gij Zbrge draagt m») nochin ttiijtt iConingrijk tebchoeden'j ook vettfou ifcdatde vai «6>6b zoo gewis niet zijn zal als risen welzeggen zou ^ wantieer ikdoor zulke kloekrAoedigegehulpen wor- ded j^die voor«njne befchermingftjrijden : traaar wit ■g*ven«ft watlofktmnen owe' vcrdieftfren waardig iijn ? GeKjkiafede foam, akeedfcdt'wereJd1, rtie-ttea bnfterffelijk gerutbt'Van m*>e- deftigheid verruld beeft, zoo ziidlert de wonderen ;aairwaflen $ wan- -deerze over al'Zal gaart Vefkondigen', dat gij too grdotert aanflag hebt uitgevoeid -y daarenboven dat ik uieen gedeelte ran'mija Kortingrijk, tot een ver- 'geldiligtanbiede, datbier na Ai^bb getfcecnzalzijp l&rnJjT den Komng bier med&'afbrekende, <m- "belfden dcneenen'aflderen; waarop Soliman, door een belgzieke lebiebtgeprikkeld, Iprak; Wei iM. ^itzwaard dan oriledig zijn,;tefwijlfgijtotonze ge- irieene bcfebeiwirtg ten ftrijd^aat1? neen zander *wijffel * ik zweer, indien ik u! geert gezeHchap %6iideV dat.iku ten minftenvan nabij volgen sal. Waarlijk, anrwoofde Klortnde, indienwijalle"tot dezert aanflag gain, zoo zalder niemand bier me«r * ovcrblij ven* -War ©pden on-Yeriaagden Argant 2*>u geantwoord
|
|||
- Per loft e Jeruza!em-x 455
geantwoord hebben, indien den Koning hem niet
was voorgekomen j BraveRidder, Iprak hij tot Sq- Jiman, met een gemeenzaam wezen, gij hebt al- rijd u zelven gelijk gewecft, en zoo onverwinne- lijk , dat noch de grootfte gevaren, uooit hebben kunnen verfchrikken , noch de krijgfoefFeningen vermoejen, zookloekhartigzijtgij; ooktwijffelik 'er niet aan, dat gij geen brave proeven van uwe dapperheid geven zoud, indien gij buiten de Stad waart; raaarhetdunktmij veelbequamerdatgij hier blijft, terwijl gij van't gctal der generi zijt dieze het beit befchermen kan; enwaarlijk ikwildewel, dat nochKlorinde, nochArgant, niet meer als gij uit- trokken, wantde hoognoodigheid daarwij haar in van doen hebben, zou wel vereiffen dat men haar hier behield, indien den aanflag die zij gemaakt heb- ben niet van zoo grooten gewichte was, dat zij t'ee- nemaal noodwendig fchijnt; hierbij, dat men om de uitwerking daar van te doen, geen bequamer per- /onen als haar, zou kunnen uitvmden ; ookzienik dat 'er weinig gelegentheidis, om een grooten uit- valte doen ; 'tis dangenoeg dat zij met haar beide gaan, vermits het niet het eerfte gevaaris daar zij haarinbegevenhebben; crokftelik meerverzekerd- heidin haar manhaftigheid, als in die van duizend krijgsknechten: al het verzoek dat ik aan u te doen neb, zooveel als den koninglijkentijtel kan toelaten, daar gij meSvereerd zij t, is; haar met de and eren E e aan
|
||||
4-34* iToRQJJATO TaSSOOS r
aan eett van de Stads poorten te verwacbten, zoo wel
om haar in't weerom komcn te ontfangen, als om devijandente rug tedrijven, zoo zij bij geval» na datze haar aanflag volvoerd hebben, kort van achte- rcn vervolgd wie'rden, of zoo zij zelf in gevaar wa- ren. Soliman kon op deze woorden anders niet ant- woorden, dan dathij voor hem nam teblijven ,. tot zijn groot leedwezen, 't welk hij door zijn gezicht genoeg te kennen gaf. Dezc dingen aldus befloten zijnde, ziezooquamlfmenesaan, die totbaarna- derende, fprak; Ik rade udat gijzoo lang wacht, tot het wat laater is, eer gij vertrekt, ondettuflcn zalik tijd hebben omu eenige vierballentebereiden, van cen brandende ftoffe t'famen gemengd, die het werktuig wel haaft zullen aanfteken, hier by zultgij mogelyk, indien gij nochwat langer vertoefd, de wachters die m'erbij gefteld heeft, in flaap vinden. Hier op vertrok zich ijder na zijn herberg, om hem toe te rufl en, en de bequaamfte uur te verwachten tot uitVoering van zoo grooten aanflag: bet e-erfte dat Klorinde deed, was haar zilverlaken rij rok, die zij gewonelijk over haar wapenendroeg, af te leg- gen ; daar na verwiflelde zij heur verguldc helm, daar een tijger boven opftond, voor z warte verroe- fte wapenen, een droevig voorteken voor haar; 'tgeen zij deed, om alzoo vermomd, veelzeker- der door de wachtcn der vijamden heen te boren. Als doen begon den ontmanden-Arlai, die haar vande |
||||
Vtrlofle JtruzakttiLj'.
wieg had opgevoed, zonderdatzijnouderdom, hoe
zwak datfe ook was, hem belet had haar te volgen, haar ziende van wapenenverandren, het grootege- vaar, daar zij haar in ging begeven, t'overwegen j zoo dat hij met een droevige gedaante haar bad van dezen aanflag af te ftaan, uit overweginge van de goede dienften, die hij zeide haar gedaan te hebben, en om zijnen hoogen ouderdom, daar de blijken haar zichtbaar genoeg van vertoonden, op de hairen die in haren dienft waren grijs geworden j maar op haar niet winnen kunnende, hoe hard dat hij ook aan- drong, zoo vervolgden hij; Terwijl ik u zoo we- der Jpannig tegen mij n reden zie, en dat uwen geeft in uw ong;eluk zoo hardnekkigblijft, datnoch mijn hooge jaren, noch de goede genegentheid die iku toedraag, noch mijn ernftigegebeden, nochdetra- nendieikftort, nietmachtigzijnomuwherttever- murruwen; zoowiliku bekendmaken wiegijzijt, een zaak die u tot noch toe onbekend is geweeft, en van wat plaats gij gefproten zijt; ten minften, als ik't u eens gezeid heb, zult gij, of mijn raad vol- gen, of doen wat u gevalt: hij bemerkendedatzij met aandacht luifterde wat hij zeggenwilde, ver- volgden; Senap, zeidehij, heerfchten eertijdsin Egipten, en mogelijk gebied hij *er noch in voor- ipoed en vrede; zoo als men door zijn land navolg- den het geloof van den Zoon van Marie, d^t den A- poftel Thomas daar eertijds grondveften; gebeur- E e x den
|
||||
4^6 TORQJ^ATO T'ASSdOS
den hetbij geval, dat ik een Heiden zijnde,. tot
flaaf geraaakt, en aan de Koningin gefchonken wierd, diezwartwasgelijkalsaldeEtiopianen, oni haar methaar andre maagden enontmanden tedie* nen; maarhoez wart dat zij was, zoo waren de trek* ken van haar aangezicht echterbevallijk enfchoon; En hoewel haar man heur wonderlijkbeminde, :zoo vermengden zicheindelijk, inde brand endevlam- men van zijn lierde, dekoude ijskegelen van demin- iienijt; 't welk d'oorzaak Was, om te voldoen een gedeelte van-zijn dwaze drift, die alreede tot in't diepfle van zijn zieiwas doorgedrongen, dat hij Koningin opfloot in een wijze van gevangems, daar zij met zoo weinig vrijheid leefden, dat niemand haar mogt bezoeken, als alleen wij, die haar dien* den; en ik beel 't mij in, indien 't mogelijk geweeft waar, dat hij't voor de zon verburgen zou hebben: evenwel gebruikteze in dezen geftrengen handel een groote lijdfaamheid , wel vergenoegd zijnde haar te buigen onder 't gene dat zij oordtelden be- haachelijk te zijn, aan haren man den Koning, die zij noch dagelijkx wonderlijke proeven van hare lier- deen getrouwigheid betoonden. Inde kamer daar de Koningin fliep , waren verfcheiden aandachtige gefchiedeniflen gefchilderd, onder de welke een ta- Freel aanmerkens waardig was, 't geen een maagd vertoonden wiens aanfchijn de witheid der lelien, daar ©nder zich purpre rozen vermengden,; gehjk '■•-■'■' was; |
||||
|
|||||||||
|
|||||||||
.- Verlojie yeruz,akm-j. £?7
wasj zijwasaaneenpilaargebonden; dichtbijhaar
ftond een grooten draak, die van cen Ridder, zoo als hij ftond om haar in te flokken , met een fpeerge- troffen wierd , dathet ondier teraarden uitgeftrekt yiel, wentelende inzijn bloed. Voor ditbeeld viel de godvruchtige Vrouw dikmaals teraarde, daar zij haargebeden metbetraande oogen voor ftorten. Ee- nige tijd daar na wierd zij bevrucht, en gelag op't einde der negen maanden van een dochter, diede witheid van't fneeu w te boven ging: met een woord, gij waart het zelve die zij baarden: maar in't eerft u van een verf ziende > zoover vande hare verlchei- den, Was zij zoo verwonderd, datfe waanden gij eenig wanfchepfel waart; enalzoohaarden aard van uw Vader den Koning wel bewuft was, beraamden zij hem niet een woord daar van te zeggen, uit vrees datdeZe, boven gewonelijketoeval, zijngetrouwig- heid nietzou doen argwanen: zij vertoondenhem dan in uwplaatfe, een kleiri zwartje dat eerft gebo- ren was: daarna, wel verzekerd zijnde dat in dezen toren niet als vrouwen en ik maaralleen verkeerdcn, fteldeze u onder mijn Lift, en gaf mi) om u op te voe- den een menigtevan rijke juweelen; ook mogtik mij beroemen de eenigfte perfbon ter wereld te zijn, die £ij hetmeeftbetrouden, om dat ik haar altijd zoo ge- trouw geweeft had: en alzoo't degewoonte van dat land niet was de kinderen zoo haaftig te doopen, zoo waart gij het noch niet gedaan r toen ik de laft over u :• ,.i • . E e 3 aan |
|||||||||
-
4.3S Toa<yjATo Tassoos
aan nam : zij ftelden u toen, met de oogeh vbl tfa«
nen, mij ter hand, om in een vefgelegen geweit u te gaanopvoeden ; maar helaas! wat tongzou mach- tig zijnom het minfte deel vanhaarongenuchtett, eh de tranen die zij ftorten, toen het tijd was om te ver- trekken, teverhalen? Zekerikgeloofnietteliegen, indien ikzeg datfeumeer alsduizend maaldmhelf- den, befproejende haar zoete kusjens met een me- nigten van tranen en zuchten die zij uitftdrten : ein» delijk haar oogen ten Hernel flaande, riepfe; O God, diedediepftegeheimen bekendzijn, en tot in't ver- holenfte van mijn hefte doordringt, gij weetof het zonder vlekke aan die zijde is, en of ik met werken, of met gedachten,degetrouwigheid,dieik mijn bemin- den Heer fchuldig ben, ontreinigd heb; zoo't zoo is* ik bid u dan datgij doch medelijdenwild hebben met de verdrukking daar ik tegenwoordig in fteke; gij weet, 6 Opperheer, dat ik andere zonden gfenoeg begaan heb, die we 1 ftraf verdienert, en daar iku botmoedig vergiffenis vanverzoek; ikbeken datik tegens u mifdaan heb, en maar een ellendige zonda- reffe ben ; enevenwel, omijn Zaligmaker, durf ikuwel bidden, datgij deftraffe van mijn zonden tegen dit onnooZele kind niet wild wenden, maar het in uw befcherming rtemen, terwijl datik, haaf Moeder zijnde, gedwongen ben hetde bofften te Weigeren; doef. het dati de genade Van te laten leven, m mij, in't gene de eef raakt, gelijk te zijn; op dat het
|
||||
Vtrloft Jerusalem^. 4.39
het elders een voorbeeld vaneengunftigergeluk, als
ikheb, mag verkrijgen; engij,6hemelfchenHeld, dieeertijds dezemaagd verloften, uitdekaken van een verwoeden draakj zoo ikooitmet eenootmoe- dig en bekeerd harte uw heilige Altaars met lichten omnngdheb, zooik ooitmeteen mildadige hand, totuweeergewierrooktheb, enzooikueen menig- te rijkeofferhanden gedaanheb; bid dan mijn Za! ig- makervoordit rampzalig klein onnoozeltjevanalle hulp, als die vanzijnen Schepper, verlaten; wac ge vaar dat het 00k hier naar loopen mag, doet het doch degenadevan met uwe Goddelijke hulpe te verzien, terwijldathetzoogelukkigis, uwenoot- moedigen dienltmaagd geboren te worden. Meer fprakfeniet, omdatde geweldige droefheiddiezij in.de ziele had, haar t'eftens de mond en het hart toe- floten, zoo dat men het bleke beeld van de dood op haar aangezicht gefchilderd zag. Ik troku toenuit hare armen met de tranen in d'oogen, en lei uw zoet- jes in een korf ken, dat ik met bladeren bedekten: alzoo, zander tegen iemand een woord te fpveken, om dat men nergens na denken zou, nam ik mijn weg door de dichtfte boffen, daar i k naaulij kx inge - Jcomen was, of ik onrmoeten een tijgerin, die met cen open keel en gloejende oogen na mij toequarn loopen j al 't geen ik indeze uiterfte nood doen kon, was op een boom te klimmen, enuonder'tkruidte *aten, Zonderdatdevreesvoor'tgevaar, mijtijdgaf E e 4. tc
|
||||
44° ToRQJJATO TaSSvOOS
te bedenken watik dede; Zoo was ik vandefchrik
bevangem't verfchrikkelijk beefl: trad roen rechtnaar u toe, en begon u met afgrijflelijke oogen aan te Zten;maar terftond verzachteirhetzijnwreedheid en begon u te likken, gelijk alsof bet alreede getemd wasj 't was een wonder te zien, hoe het u ftreelden en hoegij methaarfpeelden, uwkleinehanden inhaar keel llekende : daar op bood zij u den tepel, gelijk als een voedfterzou kunnen doen, diegij terftond aan- vatte. OndertuflTchen zag ik u van boven van den boom, zoo verfchrikt, en van benaauwdheid ver- vervoerd, aan, dat ik bij na tweeof driemaalvan boven neder gevallen was. Na dat het u wel gezoogd had, ging het been, zonder u eenig quaad te doen, enbegafzichwederin'tbos. Ik klom terftond af, en u opgenomen hebbende, liet nietaf vangaan, tot dat ikaan eenkleineBurgt geraakten , daarik zorg droeg om u te doen opvoeden de tijd van vijthien maandeqkng. OndertufTchen begon detongloste worden, zonderdatgij evenweleenigwoordonder- fcheiden kond uitfpreken of alleen gaan. Maar ik be- jaard zijnde , en buiten alle ongelegendheid , om dat uw Moeder, de Koningin, mij van rijkdommen verzien had, nam toen voor mij de Wereld niet rneer te doorreizen, maar veelecrin mijn geboorteplaats tetrekken, om als meefter over mijn zelve, onder mijnmagenenbekenden, televen. Hieropnamik dcnwegnaarEgipten, daar ik geboren ben, en lei- |
||||
llppapip
Verlofte Jerusalem-). 44.1
den u met mij: Maar zoo als wij bij een beck qua-
men, die door den regen over gevloeid was, zagik mijaan d'&enezijde benartvan zekereroovers, die mij kortopde Helen vervolgden; enaan d'ander zij- de belet om door't geweld van't water over teko- men. Oordeeld watik alsdoenkon uitrechten, en of ik niet wel in grooten nood was; geen macht heb- bende om zoo grooten gevaar t'ontkomen , noch geen gelegendheid hebbende om u daar te laten. E- venwel zoo als ik geen tijd had om mij daar op tebe- raden, wierp ik mij eindelijk, in lijfgevaar, in't midden van deze beek, en begon met d'een hand te zwemmen, enmetd'andreuteonderftutten. Enal.- zoo de loop van 't'watergeweldigdeurfcboot, en dat "er verfcheide plaatfen waren daar de baren in't rond, doordraaiwinden, t'famen rolden, makendedege- daante vaneengevaarlijken boezem; zoowierdik, doorvrees van ingezwolgen te worden, bedwongen u te verlaten. Maar het geluk brogt u, door een gun- ftigen wind, boven op't drijfland; en ik zelf wierd 'er, dichtbij, met groote moeite, aangewurpen, zoo vermoeid, datik geen adem kon fcheppen. Ter- ftond wierd ik door een ongelooffelijke blijdfchap vervoerd, u, voor de tweedemaal, uit zoo grooten gevaar ontkomenzicnde, en nam uin mijnarmeri', gaande den heelen dagvoord. Ondertuflchen, zoo |
||||||||
.
|
||||||||
als den nacbt aanquam, in dewelke alledingenin
?en diepe ftilte begfaven leggen, docht mij al fla- •'- Ec j • pende |
||||||||
, ;—•"■[ ! ■.TO,^.-iiUllfl|....l,i»«lip|l.-.
4.4.X ToRQUATO TASSOOS
pende te zien, ecn verfchrikkelijke gewapende man,
die raij het zwaard op de keel zectende, al dreigende toelprak; Weetgijwat'eris? ikgebiedeu, datgij niet langer vertoeven zuit om dit Onnozeltje te doeu doopcn, 'twelk het voornaamftc was dat haarMoc- der u gebood, toen. zij u de laft gaf. Zij is van den Hemel bemind, en ik draag een zonderlinge zorg voor haar behouding: Ook heb ik'er altijd behoed Voor 't gevaar datfe ontkomen is; en bewaar haar rioch tot op dczen tijd. Want benevens dat ik de wreedheid der tijgerin van haar afgeweerd beb, zoo is zij ook doormijn hulp, omte beletten datfe niet wierd ingezwolgen, over't water geraakt. Dit zoo zijnde, neemt het voor waarheidaan dat ik u zegge, en niet voor een droom, anders zult gij reden heb* ben ontuw rampfpoed te beklagen. Dezewoorden tot mij gefproken hebbende, verdween hij daar op, en ik ontwaakten. Daar na begaf ik mij weder op weg, Zoo ras als den dageraad aanquam. Maar alzoo mijn geloof mij altijd beterdanvan eenige anderen heeftgerchenen, hield ik't voor een valfch gefpook, dat mij al droomende verfchenen was, en alzoo heb jk mij met uwen Doop niet bekommerd: zoo dat gij jdtijdinonzewetzijtopgevoed, zonderdatik, tot deze tijd toe, u de waarheid van de zaak heb wiilen fceggen. Zeder zijt gij inkrachrcn enjaren, boven y gemeene van de natuur, en op't uiterfte om alle die Van uwe kunne t'overtreffen, opgewaflen. Ook hebt |
||||||
...... .___^*iiH_
._______-__________■-.—-———-----------1---------■---------'— ' * '
|
||||||
gij, dooruwegroote dapperheid, Veeleefverkfe-
gett, enveelgedenkwaardigedadenuitgereeht. Ora u nu te Zeggeh, hoe zederdie tijd deloop uws levetts geiveeft heeft, datzou maar moeiten vergeefs zijn, wijl gij hetbeter ktind weten als ik. Uis 00k niet 6r- bekend > hoe dat ik u altijd gevblgd, en in plaats Van vaderen dienaaf, inalleohtmoetingenenaanflagen die gij volbragt, verfterkt heb. Daar fthiet allcen rtii maar over onl u te zeggeri; Dat gifteren morgen, dhtrent den dageraad, 2,00 als ik in een diepen flaap lag, die zdfde Krijglhun weder voof tnij is Verlche- rtett, met eeh dfeigend gclttat, en een aangezicht dat V6el orttftelder, als ooit te vboren, was: Onge* lufckige als gij zijt, Iprak hij tot mij, Ziet de uur komtaah, dat Klorinde Van hoedanigheid, en van levehj veranderen moetj maar hetzal tot uwonge* luk, die met gbed recht de ftraffen van uw boosheid en ongereehtigheid dragen Zult, ftrekken. Dit Ipookfelis daar op Verdwenen, nfc dat het mijdus aangelproken had. 't Welk ik u heb willen zeggen, opdatg'eruw voordeelmededoenzoud: ti ftaatnu, 6 mijn beminde Maagd > te overwegen hoe wonder^ lijkdetoevallenzijn daar den Hemelu mededreigd. Ik weetnietof hij tegens u vertoorndis, om dat gij hetgevoelcn vanuwe vriendenniet navolgd ; en of het niet waar is, dat hetgeloof, daarzijinleven, beter als het onze is: hoedathetzij, debede, die ik u tegenwoordigte deen heb,|is,datgij uw wapens, en
|
|||||
.. . . .
|
|||||
444, Torq^uato T As sobs
en deze vierige genegendheid, die u indegevaren
van den oorlog neerftorten, aflegt. Hiereindigden hij zijn gefprelc, door een diepe zucht, diehijuit- wierp: en't is niet om te gelooven, wat voor een groote fchrik Klorinde beving, door deze nieuwig- heid, om dat zij nocb> kort diergelijken droom ge* d/oomd had, daar haar geeft nu van ontfteldwas. Maar eindelijk haar wezen we£r herfteld hebbende, fprakfe; Dit 's nu gedaan, wat 'er ook af komen mag: ikwilmij inhetgeloofhouden, daaruwe voorzorg mij- inheeft opgevoed: daar bij heb ik u tc zeggen,: dat de fchijn van't gevaar, hoe groot dat het ook mag wezen> nimmermeer machtig zal zijn om mij van mijnenaanflagaftehouden, nochdewapenon, die ikgewoonbentedragen, nederteieggen: gelijk.als dat niet zonder vermindering van een edele moed kantoegaan, zoo zal mij dat nooit gebeuren, wan- neer deDood zelve, met de verfchrikkelijkfte ge-. daante, diehij ooitnam, om de alderftoutmoedigfte der mannen te vertlagen, haar voor mijne oogen ver- toonden, Hier op moet fcheppende, verlietfe den ontmanden, en ging naar Argant, om dat de uur genaakte, om haren gemeenen aanflag uit te voeren. Den goddeloozen Ifmenes vervoegden zich bij haar, en prikkelde haar noch mcerder aan; hoewel heur aangeboren greotmoedigheid geen fporenvan noo- den hadde, terwijlze niet mcer als te veel van haar zelven voordflaan. DenToovenaar hen bciden elk een
|
||||
|
|||||
.een vuurbaal, vol pek, xwavel,. hars, en diergei
lijkt? brandftichtende ftoffe, met een einde brandend lemmet, gegeven hebbende, namenze hun affcheid van hem. In deze toeruftinge daalde zij in de leeg- te, ennaderden, metwijde ftappen, dentooren, zoo ftil als het raogelijk Was. Maar zo als zij 'er dicht bij waren, ontftaken hare geeften, en ontforikten heur hertenzoodanig, datfe d'overige gramfchap j die haar tot bloed en vuur noodigde , niet langer konden vcrborgen houden. Ondertuflchen begon een van de wachten te fchreeuwen,en haar het woord van de wacht af te vragen: maar zij traden toe, zon* der een woord te fpreken, zoo dat terftond het krijlg-- gerucht door't heele leger verfpreid wierd j daar zij evenwel niet om verichrikt wierden: in tegendeel verbergden zij haar niet meer voor de vijanden,maar verdubbelden hare treden na den tooren. Evenge- lijk wanneer dendonder vanbovenuitbarft, of air- men hier beneden een grofgelchut affchietj dat de vlam, het gerucht en den flag op dezelve tijd ver» menig'yuldigen 5 alzoofcheen heur gang, heuraan- komft, en heur geweld op de wachters tewezerii zoodat, nochtegenweerdervijanden, nochdepij- len, die zij van alle kanten fchoten, noch de belet- felen die zij , van alle zijden, daar trachten tegen te ftellen $ niet konden beletten dat haren aanflag ein- delijk gelukten. Zij ftakenhet vuurin heurevuur- ballen, die terftond ontvonkten, en wierpenze te- - 3 gcn
|
|||||
44<» ToRQtjATo Tassooj
gendentooren, daarzij, opeenvreemdewijzeaan
haakten : en't is niet mogelijk om te verhalen de vreemde verwoefting, die, minder als in een oo genblik tijds, deze zwaarlijke ontvonking vcroor- Zaakten. Alreede had het vuur in drie verfcheide plaatfen gevat j en alreede vcrduifterde de dikke damp i die opwaards vloog» het heldere lichc der ftarren. Daar zagrnen groote drajende vuurvlammen ppflikkeren, die een dikke rook uitwerpende, alrob Jcnde onder een verrnengd, op de wijze der drnair winden, in de lucht verftooven, Maar 't gene dat het argfte noch was,is dat de kracht van't vuur,door'tge- wejd van de wind, toenam, die in een licbaam deze veripreide vuurigheid vergaderde, zo dat het nu niet rneer als een vlam,en een ontfteking en was.DeFranf- ien, die toen de oogen verblind warcn, haddenhaar toen goed tot tegen weer te ftellen, en tot de wapenen te loopen: maar hoe groot dat haar tegenftand was, evenwel kon bet niet beletten, dat dat hooge ftorn> gevaart, 't gene den vij and noch kort zoo verfchrik* ten, in affche ter aarden ftorten; in voegen dat zoo een werkftuk, daar zoo vepl menfchen zoo langen tijdaan gearbeidhadden, in een oogenbhk verbrij- Zeld en vernietigd wierd- Op dit gerucht waren al- reede twee troepen Chriftenen gekomen om eenige orden te ftellen, wanneer den razenden Argam, die Van verre ziende, dus toeriep; fchelmen alsgij zjjjt, doet de moeite niet pra tot dit vuur te loopen, indien gy
|
||||
Verhfie Jerusalem*/. 44.7
gij met wild hebben dat ik 't met uw bloed uitblufch:
Sit zeggende vervoegde hij zich bij Klorinde, en be-
gon hun het hoofd te bieden: ondertufTenaarzelden
z,lj al vechtende met kleine fchreden r.a den heuvel 9
raaarde vijanden, daar't gedrang nphun van yer-
meerderde, gelijk een groote ftprtregen cen beek
doet opzwellen, volgden haarzoona, datzij hup
van de zijde des bergs tot aan de vergulde poort toe>
te rug dreven, die den Koning had open doen hou-
hen om haar t'ontfangen, en daar hij met Soliman en
cen troep brave foldaten zelfin perfbon was. Argaot
en Klorinde waren naaulijkx hier noch gelcomen-, of
xij wierden omringdvaneen groot getal vijanden a
die haar van alle zijden vervolgden, daar Soliman
xoo goedenordre opftelden, dat hijze terftond t*
mggedreef; dit gedaan zijnde kreegAagant en hij
de poort, die terftond achter hun toegeflotenwierd •
ondertuflen bleef'er de rampzalige Klorinde, die
metArimond, die haar gewond had, bezichwas,
buiten: daar zij niet lang mee toefden, door gram-
fchap en ongeduld vervoerd, om haar te wreken,,
Welkde oorzaaken eengedeelte van haar ongeluk
was, m dat Argant 00k niet weten kon of zij daar al-
leen gebleven was, om dat de vierigheid van den
ftrijd, het dichtgedfAng, ende duifterheid van de
nacht, hem van de kennis beroohi hadden. Nadat
zij haar gramfchap inhet bloed van haren vijand ver-
toeld had, «n hawbukenhoopziende van in deSrad,
te
|
||||
....__ . . ■ - -"■"■■■-■■:-■■■ ■
|
||||
448' Tor'Qua*o Tass6os
tegeraken, aan alle zijden vanvijanden omringd,
achteze haar verlorente zij n: nietteminbemerken- de dat haar niemand wierd kennende, veinzde zij haarvan hunvolktezijn, endacht doordeze nieu- We middel haar leven te behouden. HieromVer- mengden zij haar onderde onbekenfte, die zij ge- loofden haar niet re kennen; hier in den wolf na Vol- gende, diena dathij zijn flagwaargenomenheeft, zichzelf heimelijk in't bofch ineen lage leid; zoo traehtenzij, onderde gunftvande duifternisenhet oproer, allanglaam deStadtewinnen: maarTan- kredo, die haar altijd met betoog vervolgde, fe- der dat zij Arimond om't leven gebrogt bad, nam' die zelve omwegen voor zich, wanende dat het een Ridder van het getal der vijanden was, om hem met haar te beproeven : en alzoo zij langs een heuvel, die recht over de poortlag, daarzij meendenin te ge- raken, beenfnapten, liet hijniet af haar met groore ihelheid te vervolgen j doordeze middel eerhij haar kon aandoen, gebeui den't dat d'ongelukkige Prin- ces op het gerucht van zijne wapenen, haar omkeer- deni Wiezijtgij, fprakfe tot den Ridder, die zoo veel moeiten doet om mij nate volgen. Ik ben een man, antwoordeTankredo, dieudenoorlogende dood toebrengt. Ik neem den oorlqg aan, antwoor- deze hem, maar aangaande de dood, die zal aan uw zijde blijven; terwijl gij het zoekt, zult gij't een en't ander hebben. Tankredo haar te voet ziende, ».i fteeg |
||||
aaai^'
|
||||
^|
|
|||||
Verlofte Jeruzalem-J. 449
fteeg van't paard, en viel met het zwaard in de vuift
op haar aan: ziet hierdeze twee kloekmoedige kamp- vechters, die een hoogmoedigen aard en een over- dadigegramfchap tegen elkande.ren aanvoerden, ge- lijk twee ftieren, door gramfchap en nijd verhit: maar alzoo zulkeen gedenkwaardig lijfgevecht als dit, welverdienden, dathetdeZon verlichte, en in't gezicht van al de wereld gedaan wierd, laat mij dan toe, o nacht, die in een duiftere vergetelheid deze gefchiedenis begraven houd, dat ikfe mag aan den hchten dag brengen, op dat de geheugenis tot aan de toekomende eeuwen reike, en datuwe dui- fterniszelf midden door hare heerlijkheid heenftra- le. Indezen ftrijdi daarde handigheid geenplaats greep, trachten niet een van beidcn de flagen af te keeren, noch te fchuwen, noch veel minder ach- terwaartstewijken; zulkx dat men haar ziende, ge- zeidzou hebben, dat het twee hoeffineden waren, die met zware hamers op clkanderen toefloegen ; zij trachten geen loosheid, noch matente gebruiken, noch op verfcheide voordeelen te letten: de duifter- heid van de nacht, en de verwoedheid die haar be- heerfchte, belette hun, haar te behelpen met fla- gen, die de kunfl: en ervarendheid haar mogt ge- Ieerd hebben: heur zwaarden ontmoeten fchrikke- lijk elkanderen, nu in 't midden van't lemmet en fbmtijds wedertothet handvat, zonderdatzij ooit een voet verzetten ; maar in tegendee.1 hieldenze Ff ftand,
|
|||||
4fO ToRQJJATO TASSOOS
ftand, en fchermden metal heur kracht; zoo dat
hare armen altijd bezig waren, en nooit een flag van vorenofterzijden, vergeefs floegen: de fchaamte hitfte de gramfchap op de wraak, en d'een vernieuw- de door d'ander, zonder dat haar iets ontbrak om haar aantrefFen te verdubbelen j hoe dat zij meer floegen, hoe dat haar gevecht meer verbitterde: al- reede gebruiktenze hun zwaarden niet meer, maar floegen met de appels toe, zoo verwoed warenze in di.t lijfgevecht, en begonnen elkanderen zoo nate komen, dat heur zwaarden en heur fchilden tegens elkanderen aan rammelden. Tankredo raakte tot driewerf met Klorinde aan't worftelen, en zoo dik- maals wrongfe haar uit d'onverwinnelijke airmen van denRidder, die haar toen handelden alseenenvij- and en niet als Minnares ; zij begonnen we&r harder als ooit tevoren, envermoeiden haar zoo dapper, dat zij bedwongen wierden te aarzelen otn wat adem te fcheppen ; zij leunden beideop het geveft van ha- re zwaarden, van bloed en kracht uitgeput, enza- gen elkanderen met een verwoed gezicht aan : maar alzoo de ftralen van de lefte ftar, die men aan den Hemelzag, alreedebegonteverdooven, en op het e'erfte licht van den dag, dat in't ooften herboren wierd, uittegaan, zagTankredo, dat'er meer bloed aande zijdevanzijnenvijand, alsaandezij- ne, wasuitgeftort; waaroverhijzichalreedeinzijn ziel verheugden, en veel hoogmoediger wierd: maar 6 hoe
|
||||
Vertofte Jeruta!e»t-t. i 4 £ I (
6 hoe dwaas en zot zija onze gedachten, datfe haar
met de minfte wind van't geluk laten vervoeren! Rampzalige Tankredo, Waar verblijd gij u in ? O hoe haaft zal uw zegepraal droevig en doodelij k voor u zijnlHoe onaangenaam zal u deze overwinning we- Zen ! en hoe ongelukkig zultgij dit toeval achten, daar gij tegenwoordig Zoo op ftoft! Zeker zoo gij in't leven blijft, zoo zullen uwe oogen voorijder druppel bloeds, die gij Klorinde deed uitftorten, een geftadige beek van tranen uitgieten. Na dat de twee Lijfvechters haar een wepiggerufthadden, zonder een woord te fpreken , brak Tankredo de ftilten af, om beWuft te worden met wie hij te doen had; Wij zijn wel ongelukkig, Iprak hij , dat wij in eenplaats zookloekmoedigftrijden, daar'tniemandziet, die van onze flagenkanoordeelen: ziedaarom, terWijl datons ongeluk, ons de getuigenis van onze dap- perheid, diemeerwaardigis, verloochent, wiegij ookzijt, metwelkeiknu ftrijde, zoo geduurende Zulk een bloedig lijfgevecht , de gebeden eenige plaats hebben, verplicht mij, ik bid u, te Zeggen wie gij zijt,en hoe uwen naam is, op dat ik, d'eer heb- bende van t'overwinnen, of het ongeluk van over- Wonnen te worden, weten mag wie ik mijn overwin- ning,of mijn dood mag verheerlijken. Op deze woor- den zag hem Klorinde met een veracht gezicht aan: t Is te vergeefs, antwoorde zij hem, dat gij mij vraagd't geen ik nooit gewoon ben aan iemandte F f ^ Zeggenj
|
||||
4?1 ToRQJJATO TaSSOOS
zeggen; laathet ugenoeg zijn, datgijhiervooru
ziet, een van de gencn die het vier in dat grocite ge- Vaart, dat gij Chrifteneh zoo hoog hebt opgetogen, heeft geftoken. Tankredo, hier op door een bran- dendegramfchaponfteken, antwoorden haar, Neemt welachtop'tgenegij mij daargezegthebt, enweeft verzekerd dat het u niet minder alshet levenkoften Zal, uw onbeleefdheid in mij uwen naam tie verzwij- gen, en uw uitfporigheid in mij t'openbaren, een zaak die gij tot uwenbeften behoorde te verzwijgen, noodigen mij t'efiens om wraak van d'een en d'ander te nemen : dit Zeggende onftak de fpijt en verwoed- heid wederop nieuwinhunne dapperheid, enver- voerden haar tot een lijfgevecht, veel wreeder en verlchrikkelijker als het ooit te voren geweeft had : want op die maal gebruiktenze wanhopend geweld, endaarwas, nochgeenkracht, noch geen loosheid meer in haar wijze van ftrijden. O hoe groot enbloe- dig waren de openingen die zij elkanderen met hare Zwaarden maakten, 't zij dat zij de wapenen of het levend vleefch raakten! en zoo het leven daar zoo ras niet uitflipte als het wel behoorden, een groote moe- digheid en gramfchap, die het aan hunne lichaam gevoegd hield > was 'er den oorzaak af. Gelijk als de baren diep in zee haar vertoonen, wiens geweld niet verminderd, hoewel de winden, die haar ont- ftellen, heur ftormen geftild hebben : Alzoo ver- fchenen nu deze twee ftrijders. Want hoewel dat die zelfde
|
||||
Verhjte JtritZakftt-)^. 45-5
zetfde gewoone kracht, die noch kort hare armen
beweegden, geheei verzwakt was, zoo blevenzc eyenwel in de palen van haar eerfte verwoedheid, ge- vendeelkanderenwonde, op wonde, enfmert, op fmert. Maar ziet, nuquam de ontvluchtbare en doo- delijkeuurvoorde rainpzalige Klorinde: wantTan- kredo, hemverhaaftendezooveelhijkon, uirfpijt dat het gevecht zoo lang duurden, en dat hij zich dus gewond zag , gaf haar een grooten flag met het zwaard (helaasfchadelij ken flag!) die in haar fchoo- nen hals ne^rzonk, en een btek van warm bloed uit de wonde deed vtoejen, dat haar geborduurde hemd- rok, d,ie zij gemeenelijk droeg, omhaarboezem,' veel witter als albaft", te bedekken, geheei befmet Was. Toenbegonhaar alhetleven, dat haar noch overgefchoten was , te begeven , en haar ftfui-' kelende voeten kohderi haar naauwlijkx onderiteu- nen. Tankredo ditbeme'rkendej vervolgden d'ovef-' winning, en drukten geze ftervende Princes noch rheerde.r. MaareerzijdeZiel gaf, fprakfe in'tval- lendeze lefte wobrden , die eenen geeft, ontfbnkt metgejoof, en hoop, en liefde hilar deed uhzuchten; ofveeleer een zekere kracht dieGo,dh'aa*r'van boveri inblies, op dat zij hem , geduurepde haar leven, Wederfpannig geweeft z'ijnde, haar, al zieltbogefi'de, bekeerden, om hem de plicht vanedri.ootrrioed'ige dienareffe te betooneri: Mijn vriefid , gijbebtd'o- verwinning verkregen, eri'ik ben wel te vredeh u F f 3 ' ' "" ' mijn
|
||||
- -
ToRqtjato Tassoos
jnijn dood te vergeven: 't geen ik zeg, is niet om dat
gij dit ellendig lichaam, dat ik niet meer vreezc , zoud behoeden; maar eer om u te verph,chten dat gij medelijden met mijn Ziel zoud hebben. Bid dan al- leen voor haar, en geeft mij den heiligen Doop, op dat indar heilzaam water allemijnemifdadengereW jligdwerden. Deze woorden van Klorinde, troffen terftond het hert van dien goeden Ridder, met, ik weet niet watvoor fchichten van zoetheid en mede* lijden, in plaatsvan dehaat engfamfchap, die hij onlangstegen haar had ingenomen, perftenhemde Jiaat, van haar beklaagelijkongeluk, tegenwoordig de tranen uit de oogen, zonderdathij evenwelnoch de reden will. En alzoo van't hoogfte van den berg, die niet verdaar "van daan was, zoetjes tot beneden eenklein beekjenvloeiden, liep hi] derwaards, en yulden zijn helm met water: dit gedaan zijnde, trad hij na haar toe, met een bedrukt wezen, van mea- ning zijnde haar deze meewaardige dienft tedoen, da.arhaar gebedenhem toe verplichten. Zoo als hij haargenaakte, wierd hij meer alsooitbewogen, en noch veel meeerder, wanneer hij haar helm ont- gerpende, datfchoone aangezichtgihgontdekken, 'tgene, tot noch toe, hem onbekend wasgeweeft. Want dat droevige voorbeeld maakten hem, voor eentijd, onbeweeglijk enftom. Rafnpzalige Tan- kredo, 6 hoe dier ftaat u dit gezicht en kennifle! 't is Wonder dat bij van droefheid, die hij gevoeld, niet c dadelijk |
||||||
Verhfie Jeru&ale'nL-). 45T
dadelijk en fterft. 't Is wel waar dat het gene hem be-
let, is, dat in dezen uiterften nood, al zijn geeften haar t'famen voegden, en in zijn hert te rugkeer- den. Nadarhij zijnhevigedroefheid watgematigd had, leide hij zijn hand op Klorir;de, enhaardoo- pende, trachte hij met water haar het leven te doen wederkomen, 't gene hij methetft*aal,totzijngroot leedwezen haar beroofd had. Maar zoo als hij de woorden van deze heilige verburgendheid uitfprak , veranderdeze t'eenemaal van gedaante; en een wei- nig te vooren eer zij de geeft gaf, fcheen het dat zij Vol vergenoeging en vreugde, deze zelve woorden fprak ; Ik z,ie den Hernel haar openen om mij f ont- fangen, en mijnTLielgaat daar tegenivoordig been in rvredc_j: en daar op fcheideze van haar lichaam . Maar op haar aangezicht zagmen, ik weetniet wat vooraangenameverf; gelijk als de gene derlelijen, diemen met violetten gemengd heeft, wezenmag. Hare oogen ftonden ftijf opwaards geflagen, zoo dat het (cheen dat den Hemel en de Zon zich na'Jiaar toe- wenden , doormedelijden bewogen. Daarna, zoo als zij de fpraak verlooren had, en omditongeluk goed te maken, reikteze den Ridder hare koude han- dentoe, toteenpandvanvereeningeenvrede. Zie daar hoe dat deze fchoone Princes, uit deze aardfche Woonplaatfe, naar den Hemel ftapten, opdewijze Van een die door een zoeten en jvreedHimen flaap be- vangen word. Zooras alsTankredo zag, dat dat F f 4. fchoone
1
|
||||
4?6 ToRQJJATO TASSOOS
fchoonelichaamvan de Ziel, die noch fchoondcris,
gefcheiden was, verzwaktendie weinigekracht, die noch kort in hem vergaderd was , voord geheel: 't wetk veroorzaakte dat hij, nu niet meer macht op zijn droefheid hebbende , noodfakelijk daar voor zwichten moeft. Want zij ging met zulken hevig- heid de palen van de reden te buiten, boven dien dat zijnhart zootoegeflotcn was, datzijnaangezicht, en zijn gevoelen,bet beeld vandeDood zejve waren. Owonder, daar was pols noch beWeging', eneven- wel was hij noch niet van't leven beroofd, hoewel dat'erniemand zijnzou, die, ziendezijnonbewe- gelijkheid, zijnfluimerigwezen, enzijn verveloos aangezicht, hem niet eerft voor een dood menfch zou aangezien hebben. Enmogelijk, hetleyenver- acht hebbende, zou hij de gevangenis, diehetweer- hield, geweld gedaan, en deze fchoone Ziel > van haar fterffeiijke fchors ontbloot, gevolgd hebben, zoo daar bijgeval geen troep FranfTen gekomenwa- ren: 't zij dat de begeerte tot water haar in deze plaats geleid had - of dat zij daar om eenige andere rcdenen gekomen waren: zoo veel is'er af, zij voerdende Princes en den Ridder, diealreedeinhaargefturven was, of diehet tenminften geleek te wezen, hoe- wel hij in der daad noch leefden, met hen. Want haren Hopman had den Prins zoo haaft aan zijne wa- penen niet bekend, of hij liep toe om hem met aan- dacht te bezichtigen, en zijn verwondering wierd verdubbeldj
|
||||
Verlofte Jeru&alenui. 4-57
verdubbeld, toenhij, dichtbijhem, dat wonder
van kloekmoedigbeid en fchoonheid zag neerleggen. Zulkx dathij zoo fchoon en aangenamen lichaam, hoewel hij 't Oordeelden van eenigen Heiden tezijn, nietin de genade der wilde beeften wou laten leggen, en hun beiden inde hutte van Tankredo liet bren- gen , dienaulijkx nochgewaar wierd dat men hem vervoerden, zoo had hem het gevoelen buiten zich zelve vervoerd, en noch veel meerder de droef heid die hij in zijn ziel had. Doorzijn zwakke klachten die hij deed, en door zijn verzuchten gaf hij te ken- nen, dat hij den geeft noch niet gegeven bad; maar aan den anderen kon men wel zien dat 'er geen leven meerder in was, Zoo wel door zijn flilte, alsteroor- Zaak dat hij onbeweechelijk en koud als ijs was. Na dat menhaar t'lamen gelegt had, beraamdemen daar na weder hen te fcheiden. Het eerfle datdefchild- knapendeden, washaren waardenHeer in het bed - deteleggen, enhemmetallegoededienftenbehulp- zaam te zijn. Maar hoewel dat hij weder tot zijn ge- voelen gekomen was, Zoo dat hij niet alleen den hel- deren dag zien kon, maar ook het gelprek aan hop- render gener die hem behulpfaam waren, en gevoe- len de hulpmiddelen diemen hem bereide : evenwei zoo was't niet mogelijk zich iets van zijn leven te verzekeren. Even gelijk een menfche die uitdf;wol- ken komt neerftorten, zoo liet hij niet af den een en d'ander aan te zien, tot dat hij eindelijkde plaats F f 5" bekendc
|
||||
4-5T8 Torojjato Tassoos
bekende waar hij was. Rampzalige zeidehij, met
een zwakke ende bevende ftem, ben ik noch in't le- ven? ofishetwelmogelijkdatikademfcheppe, en datikaanfchoirw hethatelijk licht van dezendag, die ik voor heel ongelukkig moethouden? Helaas, is 2ij de gene niet, die mij altijd zoo lnooden daad zal verwijten? Schandelijkeenongetrouwe hand, men mag wel zeggen, datgij weinigmoed hebtomuw Meefter te doen fterven, terwijlgij zoo veel midde- len weet om anderen van't leven te beroeven ? Vrees dan niet, 6 gij moorderes, als gij zijt, en gebruikt uwwreedzwaard omhet hert vandeze ellendigete deurboren. Maar mogelijk, hebbendealtijd te voo- renugewend tot wreede daden, zullen mijngebe- den niet machtig zijn omu tot medelijden te bewe- gen, en datgij mij van't leven niet zult willen be- rooven, uit vrees datgij , doordezemiddel, mijn quaal niet zoud ten einde brengen. Zoo dat zoo IS, verzekeni u, dat ik dan waai'lijk, als een ha- telijk wanfchepfel, voor de gene, die mij zienzul- len, voortaan leven zal. Ik zal leven, helaas! om tot een gedenkwaardig voorbeeld , aan de toeko- fnende eeuwen , te verftrekken , ende vertoonen de perfbon van den ongelukkigften Minnaar die 'er ooitwas, Ikzalleven, hoewcl ik het niet verdien, zoo ik niet veroordeeld ben, om hier beneden, onder de eeuwige ftraffen teverzuchten. Ikzalle- ven als een balling en razend menfch, terwijl dat |
||||
Verlofie Jerusalem-}] 45^
imijnpijnen zullen verdubbelen, doordq verburge
knakingen van mijne mifdaden , die mijn rcchters enbeulen zullenzijn. Ikzal nietmeerals woefteen eenzame plaatien bewandelen, op datfe zonder ein- demijn mifdaad voor mijneoogen vertoonen. Ik zal altijd voorhet licht vandeZon fchrikken, om dat z.ij de gene is , die eerft mijn rampfpoed ontdekt heeft. Waardatikookgaanzal, zal ik'er voor mijn oogen zien: en hoe ik baar meer zal ontvluchten, hoeze mij meer zal vervolgen. Maar helaas > wat zijnde waardige overblijffels van dat lichaam, 't ge* ne niet minder fchoon , als kuifch was, nu toch we- dervaren? 't gene mijn verwoedheid ongefchonden heeft gelaten, zal dat niet ten prooy voor dewilde beeften verftrekken ? O al t'uitnemnden prooy, te waardigen roof, en al t'ongelukkigen lichaam! Och! is't noch niet genoeg dat ik tegens u, in de verlchrik* kelijke eenzaamheid van't bofch, zoo ovcrgrooten tijrannij gebruikt heb, zonder dat het noodig is dat Zelfde beeften haar hongerige wreedheid daarmede verzadigen ? Evenwel, 't mag gaan hoe't wil, ik tnoet zien waar gij zijt, 6 waardige overblijffels, en u met mij mede nemen: of gij moeft niet in de wereld zijn, of ik Zal u wel vinden. Enzoodoorongeluk diefchoone leden toteenaas voor de grouwzaamftc beeften verftrekken, zoo moeten zij mij mede inflok- ken, en haar buik moet mijn graf zijn. Want het groorftegeluk, datikte verwachtenheb, is.; haar |
||||
'4.60 TORQJJATO TaSSQOS
te verghezelfchappen, waar dat zij ook begra*
venis. mti . , . Dezen rampzaligen Prins, Iprak dees bedrpei^e
woerden, wanneer hijbp't onverzienfte heelyer, wonderd wierd te hooren,dat hij bij hem het lichaam had't geen hij zoo beklaagden en &$ iierren trok: op 'tverhaal datm'er hemaf deed, begon zijnaange- 7.\cht, tevorenmetduifternis bedekt, terftbnd op tehelderen, gelijk een wolk daatf een ftraal door {chief; terftond trachtehij zjjnzwakkeleden.,. be: •zwaard zijndedoor't bloed dathij verioren, ende wondendiehij ontfangen had, uithet bed op te iich- ten; maar hoewel hij in't begin metdemeefte.moei- ten ter wereld, het eene been jy;p,o;r 't and ere verzet- ten, zoo genaakten hij even welnoth, metde hulp der fchildknapendie'hem ondeffteunden > eindelijk bij dat welbeminde lichaam: het eerfte voorwerp dat zich voor zijn aogen vertoonden, was d'ongeluk- kige wonde, die zijn hand, in die alderfchoonfte hals die 'er ooit geweeft heeft, gegeven had: hij zag het aangezicht van zijn beminde heel ontverfd, 'fgeen evenwel heldcrwasjjiierin den Hemel ge- lijk zijnde, die geduurende deduifterniffe vande nacht fomtijds heel klaar fchijnt,, zpnder dat men de minfte wolk bemerken lean. Eerfl: oofteldehemdit droevig fchouwfpel zoodanig, dat hij van vreeze fid- derden; en rnogelijkzou hij ne£rgezegen hebbenin- dienzehem niet hadden onderfteund: O aanminmg aan*
|
|||
i
Verhfie Jeruz,alem-J. q$t
aangezicht, zeide hij, die de dood wel kund, maar
niet mijn ongeluk, verzachten; 6 fchoone hand, die noch flus mij tot een pand van vrede wierd gege- ven, hoeellendigisdeftaatdaarikunuinvinde! en gij aangenameproefftukkendernatuur, ichoonele- dematen, die het alderuitftekenfte in de wereld fe boven gaat, heb ikop u niet mijn beeftige razerraj gepleegd ? en zie ik Zelf aan u noch niet de droevige tekenen van mijn wreedheid ? Meewaardigeoogen, is uw tirannij zoo wel niet te lafteren als die van deze hand ? zij is't, die wreede als zij is, zij is't Zelve, die de wonde veroorzaakt heeft, die gij zoo onbe- fchaamt zonder tranen te ftorten aanziet: wel aan dan, dat mijn bloed, bij gebrek van tranen, dan voldoet, en dat de eene niet doen kan dat de anderen dat voldoet: dit zeggende gaf hij hem aan de wau- hoop, en aan de woedende begeerte die hij tot fter- venhad, over; en rukten de doeken en de hulpmid- deleii, die men op zijne wonden geleid had, daar af; die daar zoo door verargerden, dat'erterftond een beek van bloed uitvloeiden.En waarlijk,'t was te geloovendathij, in deze ellendige ftaat, zich zelf van't leven zou beroofd hebben, zoo zijn geweldi- ge pijn hem van de kracht, om dat te volvoeren, niet beroofd had. Alfdoen buiten zich zelven neder- zijgende, droeg men hem op een bedde, om dat hij middel zou hebben om zijn adem watte herichep- pen, en dc Ziel weder te doen keeren, die door d'on- genuchtea
|
||||
4^1 T0RQU.AT0 TASSOOS
genuchten was wechgevloden, en niet meerhaten
als in het Iichaam de plichten van het leven te be- trachten. OndertuffchendeFaam, diegewooniste verhalen al 't gene haar bewuft is, ging deze gefchie* denis midden door 5t Leger verbreiden ; daar den Veldheer zoo ras niet af bericht was, of hij nam een goedgedeeltevanzijne vriendenmetzich, metde- welke hij Tankredo ging vertrooftcn. Maar 't was vergeefs dat zij hulpmiddelen, voor zijn quaal, Zochten te geven , om dat heur vertooningen , noch heur gebeden , niet machtig waren om zijn Imart te matigen; noch, zoo Weinig als'twas, de ongenuchten van zijn Ziel te verzachten : En waarlijk, hij had zoo weeken hart, gelijk als de voornaamfte deelen van't Iichaam, die men niet aan- raken mag, indien eenige toeval hun wedervaren is, Zonder de fmerten te verdubbelen: alzoo vercrgeren dewonden vande zielveel meerder, wanneermen door vertrooftinge die Zoekt te verzachten. Maar den godvruchtigenKluizenaarPeter, diedit onge- luk niet minder als d'andere trof, trachte hem het belt dat mogelijk was, weder op zijn dreef tebren- gen, enbetuigdendezelvezorgtehebben, die een harder heeft, wanneer eenige van zijn fchapenziek zijn; hierom beftraften hij hem met hoogdravende en ftatige woorden, dat hij zoo lang op ijdele en ver- bijgaande dingen zijn hart ftelden: Tankredo,Tan- kredo, iprakhij tot hem, 6 hoe verkeerderfchijnt gy
|
||||
Vtrtofte Jerusalem-;. " |&J
gij nu te weZen alsgij gewonelijk pleegtte zijn! waar
zijn dan die fchoone beginfelen die wij inu befpeurd hebben ? wie heefr uzoo buiten uw zinnen vervoerd? war duiftere wolk, komende voor uw oogen hangen, heeft die zoo vaft gefloten, dat gij nu niet meer zien kond ? Oordeeldgij niet dat uwongelukeen flag van den Hemel is ? Hoord gij niet dat een goeden Engel, van de1| Hemel gezonden, niet aflaat u na te roepen; en't gene hij doet, ftrektalleen omuopdenwaren wcg weer te leiden, daar uw hertftogt u afgetrokken heeft? hij wijftfe , en toondfe u met den vinger. Waarom volgd gij hem niet, terwijl hij u tot de plicht van een waar Chriftelijk Ridder, die gij zon- der reden verlaten hebt, om eenjonge, dwaze, we&rfpannige tegen God, en zijn geloove, na te loopen, roept ? gelukkige tegenlpoed zonder twijf- fel, zoo gijze wel kennen kond, enuw voordeel daar mede doen. O zachtmoedige verontwaarding des Hemels, daar gij den genen, die u in de wereld heeft gebragt, behoord dankbaar voor te zijn, terwijl hij Zoozoetengeeflelinggebruikt, omdezonden, die gij tegenshem begaanhebt, teftraffen! Hoe, hij maaktuzelfhetwerktuig, en den troofter vanuwe zaligheid; en evenwel durfd gij hem zoo wederlpan- nigzijn? Ondankbare, alsgij zijt; weigerdgijde gave die u van den Hemel komt t'erkennen ? zijt gij zoo ftout om u daar tegen te ftellen? Ellendige, word gij niet rood, zoo met loflentoomuwongeregclde luften
|
|||||
. .ft.HMHir
|
|||||
4^4- ToR<£U.ATO TASS003
luftennateloopen? Ziec, gijzijtopdekantvaneen
diepe poel, daar gij nooit wederuit zultgeraken , indieng'er eens inftort, en ondertuffchen ziet gij niethetgevaar datudreigd. Neemd'er acht op, ik bidde u» en treed zoo in uw gemoed, dat gij deze he- vige droef heid op houd, die u een tweede dood, veel gevaarlijker als de eerfte, zou aandoen. Hier op Zweeg den Kluizenaar ftil, en won dit op den Rid- der, dat delchrik van ecn van de twee dooden, daar hij hem mede dreigden, in hemde vierige begeer- tentotd'anderematigden. Evenwel, hoe veel plaats dat hij in zijn Ziel aan die Chriftelijke vertrooftingen gaf, die een gedeelte van de droef heid, die hem quelden , verzaehtenj echterwashetalnietmach- tig om te beletten, dat hijopijder woordnietver- Zuchte en fchreiden. Hier bij trachten hij zich met beklaagredenen te vertrooften, die hij nu met zich Zelvea t'onderhouden, en dan tot die welgelukkige Ziel, die mogelijk hem van boven wel hoorden, deed. 'tZij dat deZon onzen Horizon verliet, of dat hij weder quam^ de lieve naam van Klorinde was het woord dat hij gemeinelijk herhaalden: hij riep die Zonder ophouden, met een zwakke en quijnende ftem, die hij met tranen en zuchten vergezelfchap- ten. ZoovliegddeNachtegaal, die, denonmedo- genden boer, haar kleine jongen, die noch naau- welijkx eenigezachte pluimen hebben, uithetneft gelichtheeft, over debergenom haar teklagen, en doer
|
||||
hetgeheele bos doet wedergalmen van haar erbarme-
lijkgezang. Eindelijk, op't aaiibreken Van den da- geraad , begon Tankredo zijn vochtige oogen te iluiten, daar de flaap zoetjes inviel, endoordetra- nen heen vloeidcn: maar na dat hij een weiniggcfla- penhad, ziezoo vertoonde zich zijn waarde Min- nares voor hem in dendroom, veel fchoonder en aan- genameralszij bier beneden plag te wezeti': 'tgeen was omdat de hemelfche ftralen, die haar omring- den, de glans van haar goddelijke fchoonheid ver- dubbelden; evenwel kende hij haar. In de gedaan- te, daar hij haar geloofden tezien, beelde hij zich in, datfeeenneufdoekindehandhad, daar zij hem de tranenmee uitd'oogen droogende, dus toefprak; O mijn waarde en getrouwe Minnaar, zieteenshoe fchoon dat ik ben; en zoo u noch eenige geheugenis van mij overig is, laat dan de vreugde, daarikte- genwoordig in ben opgetrokken, ugenoegzijn om uwe droef heid te doen vergeten. Aan u is mijn Ziel de gelukzaligheid fchuldig, die zij nu bezit. Gij; rukte mij onlangs uit de wereld, en't zou origetwijf- feld niet gefchied zijn, indien gij mij gekendhad: evenwel bedank ik u daar voor, want door uw middel fmaak ik nu het vergenoegtn, 't gene God voor de heUige en uitverkoorenen bewaard. De weldaden , dieikhierontfang, zijneeuwig; enikhoopdatg'er t'eeniger tij d deelgenoot in zult zijn, want daar Word een plaats in deze hemelfche woonftede voor ube- G g rcid,
|
||||
wpipip
|
|||||
4.66 ToRQUt,ATO TaSSOOS.
*eid, daargij, zondereind, mijn fchoonheden, die
nietmeerv,£rgankelijkzijn,zultbezichtigen.Wacht U dan wel van u,w dagen te verkorten, en laat u, na uwgevoelen, nietbedriegen. Leefdalleen, en laat het u genpeg ;zijo, dat ik u zoo zeer bemin, alfmen een fterflijk menfch beminnen kan. En haar.niet ver-» genoegende hem met deze woorden te vertrooften, toonden zijhem devierigheid van haar ijver, door dehelderheid vanheuroogen, die, ikenweetnict Wat.voor veel, ongelijkelijker en klaarblinkender fchoonheid hadden, als de fchoonfte dingen ter we- reld. Daar na haar in het diepfte van hare ftralen flui* tende, verdweenze uit zijn gezicht, en liet hem een nieuwe vertrooftinge in zijn Ziele. Hij ftond toen, yolverZachtingenvertroofting, uit het bed* de, ende lietzich vande wondheelders verbinden. Ondertuffchen droegmenZorg omdat aanminnelijk lichaam, 'tgene een gedenkwaardig leven bezield had, tedoenbegraven. Enzoomengeentreftelijk marmorfteen , tot haar grafzavk , fchoon genoeg vindenkon, nocheengoed werkman, omhettevol- trekken; even Wei verkoos men hiertoe debefte fteen en de voornaamfte Meefter, die mogelijk was te be-» komen. Haariijkftacij en uitvaard was overprachtig: men ontftak een groot getal fakkels, en tot een ge- heugenis voof de nakomelingen, wierd 'er een zege- teeken van hare wapenen opgerecht, diemen aan eff- Een hoogen Pijnboom ophing. Des anderen daags, 's morgens,
|
|||||
'srriorgens, zoo dra als Tankredo eenweinig ver-
fcachtinggevoeldeni ginghij om haar zijnleftepliche te betoonen, en viel op zijn knien voor het graf, dat den Hemel fcheen verkoozen te he'oben, om hem, inzijnlevende geheugenis, toteen eeuwige gevan- genis te verftrekken, neder. Hier hield hij , veel kouder en onbewegelijker als het marmor, dat hij aanzag, eenigen tijdzijnoogenzooftrakne£rgefla- gen, datmen, hem aanziende, in't begin geZeid Zou hebben, dat hij van alle gevoelen berootd was. Eindelijk een bfcek van tranen ftortende, lprak hij al hikkende deze bedroefde woorden uit ; Waardig graf, 'tgeen ik altijd wileefen ; helaas! met hoe Veel reden lean ik zeggen dat gij mijn minnevlam van binnen, en mijn tranen van buiten, gefloten houd! In u is de aflche van mijn liefde, wiens hette altijd in mijnZiel bewaard zal zijn, beflooten. Wanthoe- Wel de vlammen mij weinig zoeter, als na gewoon- tefchijnen te wezen, evenwt:l zijnze geenzinsver* koud . Ontfang dan deze aandachtige zuchten eil tranen, dieaanmijnkusjensVerknochtzijn, terwijl ikze op de overblijflelen, die ik zoo zeer bemin^ert gij tauotenhoud, nietkanuitftorten. Ikdenk riietdat naar deze lefte plicht zal mishagen, indien't gcbeurd datfe eens naar beneden ziet, lenvijl dat haarZiel ciaarbovehindenHemd,' daarhaargelukonverge- 'ijkelijk is, geen haat of afgunft onderworpenis. Aan d'anderzijde, 't gene mij het meefte vertrooft, is/ G g % Ant
|
||||
468 ToRQJtJATO TASSOOS
dat zij mijn mifllag mi) vergcven heeft, 't welk de ce-
rtige vertroofting is, die ik, midden onder 2,00 veel droef neid en ongenuchten, gevoel. Ook is haar wel bewuft , dat zoo'er iets mitfdaan is , datgij , 6 wreedehand, alleen daarfchuldigaanzijt. Gelijk ik haar altijd in haar levenbemindheb, zoowil ikfe ookaltijd naheurdoodbeminnen. Datmijnlevenf- draadafgefnedenwordalshetwil ; ik zal den left en dag van mijn leven wel gelukkig achten, om dat mijn beenderenhetgelukzullen hebbenbij deharetenrf- teq. Wou den Hemel onze Zielen vereenigen, na dat de aarde onze algemeene vergankelijkheid ont- fangen heeft: door dezen middel zouden wij in den Hemel bekomen, 't gene wij op aarden niet mogten genieten; en onze dood zou gelukkiger zijn, als ons leven geweeft is. Hier op verdubbelden hij zijne klachten, en met een ftem, die onordentelijk van de hikken en zuchten gebroken wierd, liet hij niet af het verlies te beklagen, van haar, die de aarde be- floten hield. Alreede was't gerucht hier van, zoo doorde Stad verfpreid,'datmengeen anderezaak, alsdeze, fprak. En't is niet te gelooven, hoever- fchrikkelijk het huilen en zuchten der vrouwen was, die haar niet meer zouden kunnen ontftellen, als zij nu te werk gaan, wanneer het gebeurdendatfehaar huizen zagen berooven, en heur Tempelen verwoe- ften, en de heele Stad in vuur, haar tot een erbar- " raehjk voorwerpfel van verwoefting verftrekken . 1 Onder- |
||||
1
|
||||
|
||||||
Verhfie Jeruzalem-j. 4^9
Ondertuflchen vielen alle oogen op Arzat , wiens
bang en droevig wezen, waarlijk boven alle ande- ren, medelijden verdienden. Want, inplaatsvan baarnate volgen, 'tgenehijnietdoenkon, omdat hem het hert te zeer gefloten was, befmetten hij, met vuiligheid en ftof, zijn kaal hoofd, daar van't hair, opzijnfchouderen, uitviel; daar boven krab- den hij zijn aangezicht met nagelen, en handelde zich zelfs als een uitfinnigmenfch. Terwijl datdit zoo gefchiede, en dat'er een meenigte van volk, rondomhem, vergaderden, begaf zich den hoovaar- digen Argant midden onder 't gedrang, roependc ; Uiswelbewuft, datzoo haaftals deze manhaftige Krijgsheldin buiten de Stadgefloten was, enikhet bemerkten, dat ik toen nietbeter zochtals om uit te geraken, en mij bij haar te vervoegen, om deel- genootinhaargevaartezijn: maaralderedcn, die ik daar toe bij bragt, noch de gebeden, die ik deed aan den Koning, om dat hij zou gebieden dattnen mij de poorte opende, konden mij al niet helpen: ook dorften 't de andere wachtcn al niet toeft: an, ter- Wijl het Opperhoofd zulkx ftreogverbood. Ellendi- ge> als ik ben, oditongelukzounietgefchiedzijn, wdien ik zoo gelukkig had geweeft om op die zelve t!jd uit te geraken. Want ik zouze, of uit dat ge- vaar verloft, en met mij kloek en gezond weeVom gebragt, of mijn leven daar gelaten hebben, daar ll) het hare heeft geeindigd, en het aard rijk bebloed G g 3 raakende, |
||||||
■
|
||||||
4.JO TqRQTJATO TaSSOOS
makende , eeuwige proeven van hare dapperheid,
heefc nagelaten. Maarwatkon ikmeer doen, ter- wijlhetdeGoden, endemenicher., andersbelief- den te fchikken ? Ik weet dat haar dood onontvlucht- baarisgeweeit: enikheb, aanraijnzijde, voorge- npmen, nooit te vergeten 'tgene de plicht mij ver- bind te doen. Wei aan dan , 6 Jemzalem , aan- hoord de belofte, die Argant tegenwooridg doet: En gij t{ emel, ontwaardig u niet minder toe te luir fteren . En zoo ik 't niet volbrertg , vermorffeld mijnhoofd meteenen donderflag. Ikzweeru, dat bet nietlang lijden zal, of ilczal 't verlies vanKlor rinde, op die Fran fm an, die haar vermoord heeft, wreken. Deze wraak behoord mij alleen toe ; en daarom zweer ik weder, dit zwaard nooit ne£r te leggen , voor dat ik het dwers door het hert van Tankredo geftoten, enzijn fchandelijk aas hebla^ ten leggen uitgeftrekt, omtot voedfelder raven te verftrekken. Zoogefprokenhebbende, vondenzij alle zijnen aanflag goed , daar op het gejuich, en yrolijk handgeklap , van 't volk, flrakx volgden. Want zij hadden zulk een goed betrouwen in Ar- gent, datfe haar inbeelden, dat hij alleen machtig was, qmde dood van Klorinde te wreken, zooals hij zei. Maar waar toe zijn al deze ijdele eeden goed? Zeker, zijkunnen nietbeletten, datfe, in Weinig tijds, een andere uitwerking nemen, tegen £f grootehoop, diezijalreede daar van haddenin- genomen^
|
||||
Verkjte JeruzalemS. 47*
genomen; endatdenrnoedwilligen^ diedezedrei-
geraentendpet, het zelve geyal niet lmaakt, terwijl hij, indijergelijkenlijfgevecht, door dezelve hand, fterven zal, van den genea , die hij alreede voor yerwonnerihoud, , |
|||||||||||
TOR-
|
|||||||||||
G
|
M
|
||||||||||
4-7 *
|
||||||
TORQJUATO TASSOOS
Verlofto
JERUZALEM.
Het deniende (je^ang* INHOUD.
ISmenes bctooverd het bos, daar dcChriftenen gewoon
zijn heurhoutte halen, om heur oorlogffterkten af te maken. Tankredo gaat erevenwel in, wat fpookfels dat haar ook verto6nen, maar vordert niet meer als d'andre > en verhaald aan Godefrooy de wonderlijke dingen die hij gezren heeft. Den Kluizenaar Peter is hier op van menin- ge} dat men het zou laten beruften tot de wederkomfte vap den kloekmoedigen Reinout. Treffelijke befchrij- ving van een groote droogte, en waar datfe uit ontftond. Ifmeen bezweert het bos, daar Godefrooy het hout,
Totjlerkte van het heir, jrewonelijk Het halen; Tankrede
|
||||||
-
|
||||||
imwwmwW'u^™m
|
|||||||||||||||
Verlofie Jeruzalem-j. 4.73
l'ankredotreet'>erin, hloekmoedig, trots en ft out,
ji Schoon dat daar dui&enden van helfegeejlen dwalen: Iiij recht '«■ met mecr tilt ah d'andere altemaal; En doet aan Godefrooy, 'van al dwvreemde dingcny
Die bij daar heeftgez,ien, een openbaar verbaal. Den women Peter zeiddat Reinout bet zaldwingen.
Befchrij'vmg van een droogte en hette, beet ah vlam, En ivaar uit dex,e^laag baar'' eerften eorjprong nam. |
|||||||||||||||
I ET hooge oorlogfgebouw, datde'
I Chriftenen noch kort te voren ge- | bruikten ora de muuren van Jeruza- lem te gronde te werpen, wssnaau- lijkx neergeftort en tot aflche ver- delgd; of Ifmenes begon we&r bij zijn zelve op nieuwe middelen te denken, om de Stad tegen'tgewelddervijanden teverzekeren: hier om beraamde hij, tebeletten datde Chriftenen, in toekomende, niet meer zouden durven in't bos gaan, daarze gewoonwarende boomen af te kappen, om alzoo door gebrek van hout geen nieuwe ooi-logC fterkten meer te maken. Dicht bij't leger der Franf- fen, in't diep van een eenzaam dal, rees een hoog- ftengig bos, wiens oude boomen een fchrikkelijke endoodfe febaduwe maakten: want op het midden van den dag, wanneer de Zon op het hoogfte van on- Zen Horizon geftegen was, vertoonde zich daar £00, weinig licht, als aan een Hemel, die met wolke G g 5- bedekt3
|
|||||||||||||||
..... i„ ■.,. a ii -i"' ,
|
|||||||||||||||
IMHPBBM
|
|||||
474- Torq_ttato Tassoos
bedekt, en bleek en droevig is; of zoo bij na, ge-
lijk het een weinig te voren is wanneer de ftar der we- reld te rufte gaat, of dat hij verrijft in een duifter en regenachtigweder; 't zij dat den dag in de nacht, of de nacht in de plaats van den dag heerfcht: over al was het met Fchrikkelijke en donkere wolkenberie-r velt, wier duifterniffe (die niet beter kunnen verges leken word en als bij die van de helle ) de oogen t'ee- nemaal verblinden en het harte met Ichrik en vreeze vervulden : nooit leide hier eenig harder % hoe yer dat hij van de gemeene ommegang der merrfehen verfcheidenmogtwezenjzijnlchapenteweideai of zijn often te drenkken; en nooit giog hier eenig wan* delaar, zoo't niet gebeurde dat hij bij geval ver-r doolde, onderde onaangename ichaduwenruften, maar vergenoegde zich met het van verre te zien, en metdenvinger te wijzen. Hiervergaderdenzelf in de nacht , de oude Kollen met de Duivelen haar ge- zelfchap; die vliegende door ftormen en draaiwin.* den, hier met heele benden bij een quamen; fom?- «iige in de gedaanten van een draak, en anderein die van een ftinkenden bok. OndertmTen hidden zij hier in deze vervloekte plaats haar bijeenkomfte, daar zij, .onder fchijn van een onkuifche beeftigheid, wierden aangelokt, om heur bruiloften, bankketten , en danflerijen met een afgrijflelijke pracht engebruik te iiouden; en om dat ijder van gevoelen was dat die bos met zulke gaften verzien was, had noch ooit ee- |
|||||
P'erhjle 'Jeru'&ahnp^. 4-7 y
nig menfch de minfte tak daar afgetrokken \ zoo dat
deFranfende eerfte waren, die deze vrijdom ver- braken; om datfe nergens bequamer hout konden bekomen om heur beukerijen en oorlogfgebouwen af te maken. In deze doodelijke plaats begaf zich den Toovenaar, om zijne bezweringe voor de ftilteen de duifternifle te doen : om dit te volbrengen koos hij de zelve nacht uit, die na het dioevig ongeval, daar wij te voren afgefgroken bebben, vervolgden. Hij floot zich, met het eene been barrevoets, in een rondperk, prevelende in zich zelf Zekere woorden Van eenwonderlijkekracht: driemaaal keerden hij zich na der zonnen opgang, toen weder na de Kor ningrijken daardagelijkx diefchoone ftarindenO- ceaanduikt; driemaal fchudden hij zijn bezwore roede, daar hij de lichamen, van die al lang overle- den waren, mede ult de graven kon doen oprijzen x en haareigen fchijndoen hebbeq, of zelf doen be- wegen; en driemaal ftampten hij op d'aarde bloat-* voets. Eindelijk na dat hij veel gebaren, die niet minder vreemd als fchrikkelijk waren, gemaakt had* nep hij met een afgrijflelijke ftem; Helfche geeften, die eeuwig verbannen zijt uit de hemelfche woon- plaatfen, daargij voor dezendoor blixem en donderr flagen zijt uitgeworpen , en in uw duiftere holen ne&rgeftort, luifterd nu na de geboden die ik u te doen heb; en gij ook, die de middelfte geweften van de lijcht bewoondj daar gij gewoon zijt de draaiwin^ deq,
|
||||
v^-'Tr^ri^
|
||||||||
*'
|
||||||||
476 ToRQ_UATO T.ASSOOS
den , de ftormen en het ongeftuimigfte onweder te
bewegen ; let aandachtig op mijne woorden; gij ooknoch, o bloedigebeftierdersderhelle, enpla- gen daar gij de verdoemde zieien eeuwig mede ftraft; ik roep u nu aanen gebiede umij nu volkomcn be- hulpfaam te zijn; het zelfde belaft ik u 00k, o Vorft der onderaardfe Rijken, en die met een fcepter van ijzer en vlam die beheerfcht: zoogroot als gij zijt,be- zwecr ik udit bofch, dat ik u toewijde, in uwbe- fcherming te nemen, ik wil dat gij voor de aldermin- ftetak zorgedragen zult, en dat ijder een vanu in den boom is, die hij voor genomen heeft te bewaren, gelijk de ziel is in't lichaam die het bemind : en zoo 'tgebeurd dat'er in't Franfe leger eenigeZoo ftout zijn ende minfte tak willen afkappen, dat dieter- ftond van fchrik wechvlieden , of datfe ten minften, door vrees van u te zullen milHoen, haar flag weer- houden en niet voortvaren. Deze woorden fprak den Toovenaar, bij de wel-
ke hij noch zoo fchrikkelijke bijvoegden , dat 'er geen tonge zoude zijn, indienze niet geheel godde- loos was, dieze weerzou willen verhalcn. Door de- ze gruwdijke bezweringen, deed hij die fchoone ftarren, die geduurende de duiirernifle van de nacht, aandenHemelflikkeren, verbleken, demaanwierd beroerd, en heur wafdom bedekte zich met een don- keremilt, daarzij haar in verbergde, alsfchijnen- de haar niet te durven vertoonen. Hij ondertuffen zijn
|
||||||||
/ Verlofte Jeruzalem-f! tyj
zijn ongodvruchtigheid verdubbelcnde , vervolg-
den; Wederipannige geeften, wat wil dit vertoef
zeggen ? of verwacht gij miflchien dat ik u andere
krachtiger bezweringen, engrooter dreigingen doe?
Zoo her is om dat ik dit werk nu in lange niet ge-
pleegd heb, evenwel is't mi) niet vergeten. Waar-
lijk, 't is van heden niet, dat ik de middelen leer om
utedoenopkomen. Zoo dit niet genoeg is, twijf-
fel dan niet, of ikkan, meteenbebloedetong, die
groote en verfchrikkelijke naam , voor de welke,
nochPluto, noch Prozerpijne, watwederfpannig-
heid dat zij altijd gepleegd hebben , niet hebben
moeten buigen, maar altijd ged wongen zijn geweeft
dietegehoorzamen, weluitroepen. Indien...hij
zoumeergefprokenhebben, zooterftondalzijnbe-
Zweeringennietwarenvolbragtgeweeft, gelijk hij
begeerden. Want op't zelve oogenblik verfchenen
in het bos een ontelbare meenigte van geeften; zom-
mige quamen uitde middelfte geweftender lucht,
'twelk alsheur hoofdftoffe is: andere quamen toe-
loopen van verfcheide plaatlen, daarzegewoon zijn
tedwalen; en verfcheiden quamen uitdediepfteen
donkerfte afgronden, volfchrik, met langfame tre-
denvoord, om datfe voor't verbod, datdenAards-
engel Michael heur gedaanhad , vanzich intoeko-
mende, in de zaken van deZen oorlog, opgeender-
ley wijze te vermengen, noch bevreeft waren. Evai-
wel lictenze haar hier vinden, om datmen heur niet
verboden
|
|||||
,
|
|||||
4,78 ToRQUATO TaSSCJOS
verboden had in de llammen der boomen, van dit
Woud, tevertrekken, ofhaaronderheurtakkenen telgen te verfchuilen. Ditgedaanzijnde, ging den.Tovenaar * ziende
dat'er tot uitvoering van zijn aanflag niet meer ont- brak, wel vernoegd toaden Koning: Vorft, fprak hij, weeft nu voortaart niet meer bedroefd , maar fchep moed, uwen koninglij ken Troon ftaat nu ver* zekerder als gij meend; vermids de Franflen, in toe- komende , nu niet meer gelegendheid $ gelijk zij haar inbeelden , zullen hebben nieuwe oorlogfge^ bouwen te maken, om in den omring uwer muuren , Iu te belchadigen. Daarop verhaalden hij hem van
ftuktotftuk, de uitkomft van zijn beZweringen en tooverijen. En in'teinde van dit, vervolgden hij 5 ■ Groote Prins, 't gene ik u gezeid h eb, is noch niet genoeg, ik wil 'er noch iets andefs bijvoegen, dat u niet minder aangenaam zal zijn , als mij zelve. Weet dan, dat in het teeken van den hemellchen Leeuw, als Mars en de Zon zich tezamen vervoe- gen, in al deze geweften zoo grooten droogte zal zijn, dat het Leger der vijanden daar af blakeren zal, zonder dat ondertuffchen eenigen wind, of daauw * of regen, om de vuurige hette; die haar beledigd, te verZachten, zalkemen: waar van ik alrede in den Hemel zoo grooten voorlpook zie, dat het te geloo- Venis, dat de Nafamonen, of de Garamanten niet meer hette in heur land, als wij in'tonze, zullen hebbenj
|
||||
Verhfie feruz,aienL*Ji 4.7 9
hebben. 'tis ookzeker, dat wij zonderveel moeiten,
deze ongemakken zullenkunnen verdragen, om dat
-wij in een Stad zijn, daar onsniet ontbreken, noch
levende fpringaders, noch ververffing, noch fcha-
duwen. Maar de Franffen zullen nimmermeer zo een
krachtige hettekunnen verduuren, om dat zij in een
open en droogzandachtig veld zijn. Wanneerden
Hemel haardoor deze middelen gedwongenheeft,
zullen de magten, die vanEgipten tegenhunkomen,
haar lichtelijk overwinnenjalzo zult gij Wel ten einde
komen, en d'over winning zai aan uw zijde blijveri ,
zpnder dat gij behoefd, omhaart'overwinnen, het
noodlot der wapenen te verzoeken : en zoo bij geval
den hoogvaardigen Argant, wiens hoogmoedigen
aard deruft nietvelenkan, gehjkhij gewoonis, u
port en moeilijk valt, zoo zoekt eenig middel om
hem in ftilte re houden en tot ruft te brengen; want
ik ben wel verzekerd dat den Hemel, die vooruW
ruft zorgd, niet lang zal Vertoeven om u vrede te ge-
ven en uwe vijanden den oorlog aan te doen. In^
begin was deze nieuwigheid denKoningzooaange-
naam, en verZekerde hem zoodanig, dathij, noch
de macht, noch de fterkte der Franfen niet meef
vreelHen: maar hoewel dat hij het meerendeel vande
ftormgaten in de muuren verzien,en hermaakt had,al
dat de ftormbokken en anderdiergelijkeoorlogftuig
nadden mogen vernietigd hebben, Zoo liet hij even-
wel niet af met een zorgvuldigen ijver te werken,
daar
|
||||
4.80 Torquato Tassoos
daar toe hij het oorlogfvolk, d'inwoonders en flaven
gebruikten; zulkx dat 'er niet een uur tijds verloren ging. OndertufTenwildenden voorzichtigenGode- frooy niet te vergeefs een zoo wel befchermden en ftarke Stad beftormen, zonder dat hij eerft andere gebouwen en een nieuwen torengemaakthad. Hij zond dan de timmerlieden in dat zelfde bos, daarze gewoon waren heur hout te halen. zij gingen 'er na toe op den lichten morgen j maar waren daar naau- lijkx gekoraen offe wierden met een geweldige vrees bevangen; hier in gclijkende dekinderen die geen momaangezichten, of fpookfels, dieze ongewoon zijn, durven aanzien, en die geduurende denacht baar inbeelden datfe voor hare oogen monfters en wanfchepfelszien. Waardatdeze arbeiders haaroo- gen floegen, verbeeldenze haar voorwerpfelen van verwondering, die haar tot in't diepfte van't hert raakten en verfchrikten; hoewel zij niet wiften waar- om, of vanwaarhet rnogt fpruiten, dat haar zulk een fchrik aanjaagt; en zooze d'oorzaak eenig ding toefchrijven, 'tis alleenaan haardwaze inbeelding die heur vertoond, watdeSfinx, deChimeer, en diergelijke andre monfters het verfchrikkelijkfte heb- ben: zij keerden heel verbaaft wederom, en verhaal- den de oorzaak van haar fchrik en vrees, die haar be- let had voider te gaao; 't welkniet geloofd wierd, maar ter ander zijde ijder een befpotte haar, gelijk alsof heteen verfierde zaak was. Hieropberaamde men
|
||||
amwpww—wp
|
||||||||
I
|
||||||||
Verlojle Jerusalem-* > 4.81
irten haar wederom te zendeh met een troep {bldatent
die voor de ftoutmoedigfte geacht wierden, om to, befcherming voor de verfaagfte te dienen, en haar aan te moedigen tot uityoering van het geen daar irt haar gebruik beftaat. Deze foldaten, hoe kloekmoe- dig datie 00k waren, het woud genakende, hadden naulijkx deze zwarte fchaduwen gezien, of het har- teklopte haar van vreeze diezij hadden j enwierd Zookoudalsijs. EvenWel lietenze hierom nietVoort tegaan, bedekkende heurvrees met een fchijnvan klockmoedigheid. Maar toenze bij de betooverde plaats quamen, quam 'erzulk een verfchrikkelijk ge- tier uit, dat de aarde rondom geheel beefde; aan d'ander zijde borften de winden onder elkanderen vermengd uit hare holen, met Zoo grooten ongeftui- migheid , dat men gezeid zou hebben dat het de ba- ren der Zee hadden geweclt, die op de rorfteenen en oevers heur geweld braken. Ondertuffen was 'er niemand onder haar die niet zoo verfchrikt was, al« of hij hoorden 't gebrul der leeuwen, 't fchuiffelen der ferpenten , 't gehuyl der wolven, en't tieren van razende beeren. Onder dit verwerd gerucht vermengden zich, 't geluid der trommelen, from- petten, ende des donders: dit veroorzaakte datle door vreeze alle van verf veranderden, en datfe uit- Wendig genoegfaam betoondendegeWeldigefchrik dieze van binnen hadden j zulkx dat 'er geen overwe- gingvand'cer, hoegrootdieookmogtwezen, noch Hh krijgftucht,
|
||||||||
. -
|
||||||||
4-8x TORQUATO TASSO OS
krijgftucht, machtig was, om haar verder te docn
gaan, noch om een \feinig te doen vertoeven : want boven diendatde kloekmoedigheid in haartezwak was, zoo ontbrak heur ook de moed , om die ver- holen dreiging tegen teftaan, die haar zoo buiten heur zelve vervoerde. Geduurende dezc r'reeze, was ulles, 'tgenezijgeloofdenhetbeitetezijn, denzel- ven weg weder te keeren; gelijlc zij in der daad alle de vlucht namen : maar t'harer wederkomfte ging een van haar bij den Hertog; Mijn heer ^-fprak'hij, ik geloof niet dat'er een is onderons alien, dienu voortaan een boom van dit vervloekte bos zal durven af kappen; want het zoo wel bewaard is, dat het fchijnt dat Pluto daar zijn woning gemaakt heeft; en voor mij ik zou het durven zweren : 't welk mij doet gelooven> dat die het maar aanziet en niet verfchrikt, een diamante hert moet hebben, en dat den genen die zonder fchrik aanhoorden, de donderflagen en het vervaarlijk gebrul dat men aan alle kanten hoord, geheel ongevoellijk moert zijn. Maar zoo als bij dit verhaalden, was daar bij geval onder de anderen, den onverfaagden Alkalies; een man van hoogmoe- digen aard, onverfchrikt in zijn aanflagen, godde- Joos in zijn leven, die alleenelijk al de fterfFelijke niet verachten, maar de dood zelve: en waarlijk hij was zoo onverfaagd, dat hij niet minder de alderfel- ftebeeften vreefden, als de monfters hoe vervaarlijk datfe mogten wezen; daarenboven; dat noch de aardbeving>
|
||||
^^^^^^MJMgMMMMMMMMp
I
Verldfte Jerkzatem-j^. 4.83
aardbeving, nochde blixem en de donder, noch
degeweldige onweders, noch aldat de vvereld het vervaarlijxthebbenmag, machtiggerioegwaren om hemte verfchrikken. DeZen opgeblazenefchudderi hethoofd, englimplachende, zeide; Welaandan, ik zal niet veinzen mij ftoutmoedig te betoohen daar dezeniet gaan durven ; ikonderwiri mij alleen dat bos af te kappen,'tgene, gelijkfe ons nu verhalen,een verblijf voor {poken en droomen is gcworden; niet een van al de geeften, hoe verfchrikkelijk dat hij 00k verfchijnen mag, zal mij konnen beletten; ik zal'er in gaan in fpijt van de vervaarlijkheid des wduds, en het droevigverzuchtedernaarftevogelen;jazelf,alwaar 'tin gefchil om van daar ter helle te dalen,indien men in dezen fchrikkelijken omring mij den weg wees. Alkaftes aldus gefproken, en vevlof gekregen heb- bendederwaardstegaan; vertrokdaarop. In'taan- komen bezag hij het bos, enhoorden terftond een nieuw gerucht, dat hem verdoofden. Hij week hier- omnietterugge; en, zonderhemteverwonderen, ginghijgeduurigvoord, tot dat hij wrat vofder in't bos quam; maar zie, een groote vlam yuiirs (of tenminflenbeelden hij 'tzich in) ftelden zich daar tegen:' hoemeerdathetvuurnaderde, hoe meerdat hetgrooterwierdentoenam. Hetvlo.ogallengskens rondom het bos, en omringden het, geli'jkeenhoo- ?emuur; zulkxdat, rtawatzijdehijzich wenden, nijrnetanderszag alsvlammen flakkeren, vervuld Hh % met
|
|||||
■bu&k**Jm,.....__ ...._________ . .
|
|||||
ToRQJJATO TASSOOS
met ccn duiftere rook. Ookveranderden aldeboo-
men, diedetakkennochnietwarenafgekapt, inde gedaanten van veelderley vuuren; die, van elkan- deren gefcheiden wezende, bolwerken en grootc toorens, verzien met oorlogftukken, vertoonden. O hoe veel vreemde gewapende monfters verfchenen op de kantelingen van deze brandende muur, daarze haargeftadig gereed hidden omdiete befchermen! hoe onaangenaam was haar gedaante! en hoe ver- fchrikkelijk warenze om aan te zien! Eenige zagen van om hoog, met een fcheel oog; en andere, op een I vervaarlijke wijze, dreigden al den genen, die haar wilden naderen. Hier door wierd den opgeblazen Alkaftes Zoo verfchrikt, dat hij eindelij k gedwongen was, ophetvoorbeeld vand'anderen, tevluchten. Gelijk als een Leeuw, die, voor eenige jagers vlie- dende,zich niet we£rhouden kan van elken oogen blik het hoofd om te keeren. En dit was d'eerfte maal dat hij zich inbeelde vervaard te zijn.Ook kon hij in't begin nietgelooven, tot dat hij, een weinig afgewe- kenzijnde, hetbekende, envanfchaamterood wor- dende, opzijnlippenbeet. Maarin'tlegerkomen- de, week hij aan een kant, dervende niet verfchij- nen, nochzijnhoovaai'dig hoofd opheffen, daarhij kort tevooren een ijder befpothad. Godefrooy hem ontboden hebbende, trachtehij, door alle midde- len, hem te verontfchuldigen: maar wierd eindelijk gedwongen te verfchijnen. In't aankomen was hij |
||||
Verlojle Jerusalem-}. 485:
heel ontfteld, niet wetendevan waar hij zijn gelprek
beginnen zoude; 'twelk den Hertog dede cordee- len, datmen hem waarlijk eenige vreeze aangejaagd had, terwijlhij, door zijn veriteld gelaat, blijkge- noeggaf, van eengeweldige vreeze. Evenwel,na dat hij een weinig bekomen was, ricp hij; Wat zal hetalwezen't geneikdaareven gezienheb, is het eenige betoovering, of ietstegens den loop derna- tuure ? Zekerzooicmand begeerig isorndezever- vaarlijke en woefte woonplaatfen te gaan bezichti- gen, dat hij'er tergoeder uurenga^ voorYnij, i!c zal't hem niet beletten. Deze woorden veroorzaak- ten dat drie dagen na elkandcren,d'allerftoutfte van't leger daar na toe gingen. Maar eindelijk was 'er niet eendienietwederomkeerden, vol van fchrik, voor't gevaar, daarzij alle geloofden medegedreigd te zijn. Terwijldatdit zoogefchiede, was den PrinsTan- kredo, diekorttevooren vertrokkenwas, omzijn Godfdienftigheid, op het graf van Klorinde tegaan doen, niet zoo haaft wederom gekomen , hoewel zijn bleeke aangezicht genoegfaam de rouw betoon- den, die hij in de: Z'iel verburgen had j ert dat hij Weinig bequaamwas om, op die tijd, *t helmet en't borftharnas-te dragen, of hij was bereid, hoe groot het gevaar was, datzichnu vertoonden , hemvrij- willigdaafccoetebegeven. Want.degeme'nedapper- heid van zijn moed, openbaarde aan zijn lichaam zo Wet zijn aangeboarne krachten, dat hij tegen woor- Hh j dig
|
||||
''ieviWW?V^LUlMll|i|IJlN|p!J.^fJi,.l(if|M
|
|||||
4.85 ToRQJTATO TASSOOS
dig het overige fcheen tehebben, omhetin dezen
aanflag te wagen. Hij ging dan kloekmoedigmdit onbekend gevaar, zonder iemand een woord teo- penbaren; en ftondin zijnaankoomile, hetvoor- werpfel van dit betooverd bofch , en't geraas der donderflagen en aardbevingen , daar liet icheenvan tebewegen, kloekmoedig uit. Nu, hoewelaldeze dingen hem niet verfchrikten, zoo voelde hij even- wel eeninwendige beweging, die hem wat ftil hieid, maar evenwel niet belette voord te treden. Maar als hijzag,- datin dezewoefteen eenzame plaats zich voor zijne oogen een vuurige ftad vertoonden, week hij te rugge, met yetende wat hij doen wilde. Dwaas, als gij zijt, fprak hij bij zich zelven, wat mogenhierde voornaamfte teekenen vanuw kloek- moedigheid en dapperheid helpen?. .'^al ik zoo zot zijn, dat ik mij zelve in de keel van deze monfters zal werpen, of ftorten in't midden van dit vuur ? Zeker, ikzal nimmermeermijn bloedfparen, in't gene het gemepnt' welvarenraakt | tmaar hetgeluk hebbendedati^ietsi^de'W^ereldben, hoe, zoydeik mij danpngelijj? aandoen,indien ikmijn leVen,om zo beillooze zaak, in gevaar ftelden? Maary terander zijde, watzalmen van mij, door'theeleLeger, zeg> gen, zoo men mij ziet wederkomen zonder iets uitr gerecht te heb.ben ? Waar zalmen ergens een bofch vindenj dat zoo bequaam is om hier naar hout te hak- kjn, als dit;? Zonder tyijfFel verlangd Gadefrooy |
|||||
Verlojle Jeruznlem->. 4.87
om het einde van deze onnatuurlijke vreemdighedeti
te zien; en zoo iernand anders als lk, hem waagd, om het te bezoeken, zoo zal mogelijk dit gevaar veel minder inder daad zijnals't ichijnt te wezen. Dit gezeid hebbende ( onvergelijkelijke moedigheid) wierp hij zich dwers in de vlamme, en gevoelde in geen'erley wijzedehette diehijbehoordetegevoe- len : het is waar dat hij zoo haaft niet kqnpnderichei- den, of heteen fpook, of een waar yier was, om dat hij het terftond zagverdwijnen, eninplaatsko-; men eendikke mift, veelkouderals eenftukijsj e- venwel verdween deze duiiternis tot niet, tot groote verwondering van Tankredo. Als doca hoorendc geenmeergeruchtindit woud, ginghijalverderiri' deze heilooze woonplaatfe, enbefchoude het aiders verbupgenfte op zijn gemak: alreede zag hij geert, meer gefpook, en zoo hemietsin zijn wegbelette^. datwaren alleenelijk dedikgetakte bcomen metha- gedoornen bezet. Nardat hij een \Veinig yordc r was gegaan, zag hij eindelijls een groote. plaats, ,op de. wijze van een fchouWtooneel, daar noch boom noch ftrpnk ftond 5 dan alleehin ?t midden zagmen een Cy- pres,-"die men vanVerre voor een hooge Piramide Zou aangezien hebben: hij genaderd Z!]g4? was heel, verwonderd, op de ftronk gefnedetiitcjzien,verfcfh£J- defnerkteekens, gelijkakdeverhurgfleiteren, daar haardeEgiptenaapeertijds.m.edebehulpen, omheur, gedachteffuisie dnikbmt; jeiTalzoQ'hij grondig, de :-J<! • . Hh 4. Sirifc |
||||||||||
4.88 Torq_uato Tassoos
Sirife fpraak verftond, bemerkten hijdatvandeZe
onbekende letteren , deze woorden te lezen waren. Onverfaagde Krtjger, die in deze ivoefie plaats uw <voet heb darren zetten, zoo gij zoo wreed niet zijt alt gtjualtijdkloekftiotdig betoondbebt, laat dan af<van deze doode/ijke plaats tefteuren, envergeeft hetdezie* kn die nu in andere lichamen wonen: het is den leruende niet "veel eer, dengenen die nu dood zijn te beoorlogen. Ditwas het gene dat dit gefchrift betekende, ende bijnaden zindie't inhield. Ondertuffen hoordehij onderdetakken derboomen eengrooten wind rui& fen, enterzelvetijdhemin't oorklinken, eenkla- gende ftem, met zuchten en hikken vergezelfchapt, als die van een menfche, daar onder zich vermeng* den, ik en weet niet wax voor een verwerring; het welkherndoordroefheidenmedefijdentotin'tdiep- fte vanzijn ziele trefce : terftond floeg hij de hand aan'tzwaard, enmetal zijnmachtgaf hijeengroo- teflagopdenftronk: O wonder, op die zelfde plaats daar hij de fchors geraakt had, fprong het bloed ter* ftonduit, enbeverfdedeaarde. Ditfchouwfpelver- wonderdeTankredo,en verfchrikten hem zoodanigi dat zijn hairen van vrees over end rezen; niet te min konditnietbeletten om den uitgang daar van niette zien, dies hij zijneflagen noch herder verdubbeldera, tot dat hij fcheen te hooren een klagende fterri,die uit $enboom voortkomende, al zoetjes deze woorden yppnbracht; Helaas! Tanltrcdo, fprak zij, gy |
||||
Verlojle Jemzaleffis, 4.89
hebt mij al te zeer gepijnigd; laat het u genoeg zijn
dat gij mij uit dit lichaam gejaagd hebt, het geen voordezen raijnaangenaam verblijf en mim waard- ,fte roof was; waarom komtgij dannu verbreizelen deze ellendige ftam, daar mijn wreed noodlot mij nu in befloten houd ? Onbeweechelijke als gij zijt, wild gij u wreken van uw vijanden, zelfs na heurdood ? Wild gij haar in heur graf beoorlogen ? Ik ben die Zelfde Klorinde die'uw hand van hetleven beroofd heeft; mijngeefthelaas, bezieldnueenonbewege- lijke fchors: en in al de booraen die gij hier ziet, zijn zooveel Franflen enHeidenen befloten, als'er on- der de hooge muuren van Jeruzalem fneuvelden: om u tezeggendoorwelk eenvreemd en nieuw wonder zij hier in gefloten zijn, heb ikde macht niet, en Weet 00k niet, of ik de fchors die haar befloten houd, of graf, oflichaamhetenzal? Hoe'tookzij, daar is niet aan te twijftelen, of de ftammen en de fchorf- fenhebben gevoelen, zulkx dat gijze niet behoord aftekappen, zoo gij haar moordenaar niet wild we- zen. Met zoodanige reden onderhield hem de Ci- pres, of veel eer de geeft die daar in befloten was; daar door den Ridder zoo levendig geraakt wierd, dat zijn dapperheid, hoe verhard datfe mogt wezen., terftond verbrijzeld wierd , zulkx dat het herden^ ken van zijn liefde, hem zoo koud als ijs maakte; daai-enboven door de fchrik die hij had van deze Wonderlijke dingen t'aanfchouwen, bevong hem H h $ ZOOr-
|
||||
49° TORQ^ATO TASSOOS
zoodanigen vreesrn bevendoor'tgeheele lichaam,
dat zijn hairen op't hoofd tc bergen rezen, het aan-
gezicht verbleekte, en het Zwaard hem uit de hand
viel: wanthij was zoozeer buiten zijn zelven ver-
voerd, dathij waarlijk hetzuchten enlchreien van
zijn waarde Klorinde geloofde te hooren; hierom
mogt hij niet zienhaar bloedaan den voet van den
boom uitgeftort, noch zijn oor leenen aan de Hem,
die zoo droevig alls dobdelijk was. Op deze wijze be-
gafzichdezen ortverwinnelijken held, die noch flus
doorde fchichten der dood, noch door de verfchrik-
kelijkftefpoken niette verfchrikken was, onder de
eenige macht vande liefde, en boog voordeinge-
beelde klachten van een minnarefle. Ondertuflen
droegeengeweldigen draaiwind diat'i-dfde zwaard,
dat door fchrik uit Tankredoos hand gevallen was,
uit het bofch, het welk hij daair riaop den grooterr
wtg vindende, inzijn fcheedeftak, enrecht na?efc
leger ging, van meining zijnde, nimmer weer deze
wonderlijke; vreemdigheden, die hem onbekend
waren t'onderftaan; Zboras alshijzich vond inde
tegenwoordigheid van den Heitog, en dathij een
Weinig tot zijn zelve gekomeu was, fprak hij tot hem;
Mijn heer, de dingen die ik u te zeggen heb zijn
waarlijk wonderlijk en llhrikkelijlcomteverhalen:
3tgeen men u van de gezichten en Jpoken van die
bofch verhaald heeft, is zoo waarachtig dat gij 't wel
gelooven moogt,'! op de verzekerheid die ik u hier
&. :t °, tilri nn |
||||
Verlofie Jeruzalem-J. 4,cjr
van zal geven. Daar verfcheen eerft voor mij een
groot vuur,'t welk mij omringde, Zonder dat'er eeni- ge brandftichtende ftofre bij was om het t'ontfteken en t'onderhouden; dat hem uitbfeidende,al langfaam verhefte, op de wijze van een ftadfvefting over al ' metoorlogfvolkbezel: maarniettegenftaandedeze dingen, wierp ik mij echter midden in de vlamme ,• daarik door ging, ■ zonder mij te branden, of eenig beletzel tevinden, dat mij weerhield : bier op be- dekte haar de lucht met een dikke wolk, die mij niet. minder koud dacht te wezen daii de miff van den winter; daarnawierdfeterftond Zooklaaralstevo- ren: ik zal noch meer zeggen, dat is, dat in dit ver- fchrikkelijk woud de boomen bezield Ztjn, door ze- kere geeften die de zelfde fpraak en gevoelen liebbety die de menfchelijke fchepfels aangeboren zijn. Al't gene mij niet belet zou hebberi voord te varen, zoo ik zelve dieklagendeftemme, die mij noch iri't herte raakt, niet gehoord had. Daar bij ik waarlijk kan voegen, dat, toenik op een Van.de bomen:floeg, yan den zelfden flag die ik h«tn gaf,' heS bloed'er in overvloedigheid uitfprong , gelijk al's van iemand die gewond word, zonder dat het mij onmdgelijlc was de minfte tak, of iets van de fchors af te hakken. Godefrooy hem dus hoorende fpreken, lfond h'eet verzet, aangaandc het oordeel dat hij van deZe Vreemdigheid moeft gevenn^idie zijnen geeft met Hcrch hjeerddrongenuchten queJde"^ r gelijkmen een ichip
|
||||||
_
|
||||||
■
|
||||||
.........■-:■■■■ ■ ■■■■'w-- '■"■',-h'r-^r.....—-
|
|||||
4.91 ToRQJ/ATO TASSOOS
fchip ziet bewegen door de baren, diehet vanalle
kanten beftoken. Hij wift niet of hij, om de toove- rije te beproeven , zelf in perfoon derwaards wil gaan,of hem van een ander bofch verzien, dat bequa- merwasomoorlogfterktenaftemaken. Maar alzoo hij, om hier toe te geraken, verzou moetenuit- zien, zooverbeeldenhijzijnzelve, doordegroote moeite, het qualijk te vinden, en dat hij alzoo tot zij n voornemen niet, zonder eenige beletfelen, zou geraken. Terwijl dat den Heitog zoo vanzijn gedachten
gequeld wierd, fprak Peter den Kluizenaar, die hem uit deze quelling zocht te trekken, tot hem al- dus; Mijnheer, verlaat deze loflTegedachten, gij zijtde genenietdieze moetuitvoeren: den Ridder die van den Hemel gefteld is, om dit fchrikkelijke bofch van haar boomen t'ontblooten, kan niet veel langer vertoeven om hier wederom tezijn : alreede genaakt het bezwore fchip de woefte plaatfen, en ontwind zijnvergulde zeilen: alreede vertrektden zeeghaftigen held, hebbende de iizers en de ketenen, die hem niet waardig waren, verbroken, van den oever; en alreede dunkt mijdat detijd verfchenen is, indewelkedevernietingonzervijanden, ende ferloffing van Jeruzalem moet gefchieden. Op bet laaftezooals hij deze woordenuitfprak, fchecnzijn aangezicht als een vlam te zien, en zij n ftem die had ik en weet niet wat voor grootheid, die boven de ge- meene
|
|||||
Verlofte Jeruzalem-j. 4.93
meenc fpraak der menfchen ging; 't welk d'oirzaak
was, dat Godefrooy, dieopdit gebaande padniet wilde ftil blijven , alle zijn gedachten tot nieuwc middelen aanwenden: maaralzoo deZonnu inhet teeken vandekreeft trad, ftelde zijngeweldige en onverdragelijke hette haar tegen het voornemcnvan diengrootenVeldhecr, endenarbcid vanzijnoor- logfvolk. Aldevoornaamfteinvloejingenendegun- ftigfte vergadering van't geftarnte, diedcnHemel hebben kan, waren nuals flaperigen uitgedoofd . Indeluchtheerfchten fchadelijke indrukfelen, die haar hierbeneden uitbreiden, door de quaadaardig- heidderdwaalftarren. Deichadclijke en befmette- lijkehette vermenigvuldigden dag op dag, enont- ftaknuvand'eene, danvand'anderezijde. Naeen quade dag, heerfchte een arger nacht; en achter die quam noch een die rampzaliger was. De Zon verrees nooit, of hij was met bloedige dampen omringd, 't zij datmen zijn aangezicht aanfchouwde, of rond- om hem been, men zag 'er niet als droe vige voortee- kener. van eenjammerlijkedag: En zoo hij zijn Ho- rizon verliet, om elders zijn glans te vertoonen, be- fpeurdemen roode vlakken, die te kennen gaven, dat hij,te fijner wederkomfte niet minder fchadelik,als te vooren zou zijn. Boven dat verergerde hij door zijn overmatigehette, al d'ongemakkendiezij voorde- zen geleden hadden ; en maakte datmen in tceko- mendenochergerverwachte. Ondertuflchen, ter- wijl
|
||||
4.94 ToRQJtXATO TaSSOOS
wijl hij met zulkeri geweld zijn ftralen benederi
fchoot, 7.agen de mentchen, door een onverdrage- lijke hette, waar datzij haar oogen wenden, niet als verzengde planten , verwelkte bloemen, ver- flenfte bladeren, verveloozekruiden, enverdorde boomen: dit was't noch niet al; de wateren in d<5 vlieten verdroogden, en de aarde die van een reet, bragt geen andere dingen voort, als die geheel de gramfchap des Hemels verkondigden: hierenboven hingen over al onvruchtbre wolken ; en den adem derwinden, die verftikkende dampen uitbloezen, verhette de lucht Zoodanig, darfeniet minder heet was als een vierigen oven. Geduurende deze droog- tewas'er nietdat machtig was, hoe weinighetook zij , om 't gezicht wat te vermaken : de wefte win- den waren ftil, en mogten zelfnaaulijkx adem fchep- pen in haar fpelonken, daar zij in gevangen bleven: overhet geheele land heerfchte een fchadclijke het- te, voortkomende van hct brandende zand vanLi- bien, 'tgene het aangezicht zoo wel blakerd als een brandende toons zoudoen : inplaatsdatdenachtge- meenelijkkoudis, vergaderdeonder zijn dekkleet, 't welk met dwaalfterren en diergelijke indrukfels bezaaidwas, onder een vermengd, devlammenen de duifterheid : deze was nu ellendige aarde, die Zoo weinig als't was uw dorft verfioeg; de maan ftor- temet meerop u hare vochtigheid uit, en te vergeefs ihakten de bloemen ende kruidenna den aangena- men
|
|||||
...................
|
|||||
l^
Verhjie Jeruz,alenu>. 4.9 f
men dauw die haar onderhoud : de flaap was uit deze
heete en verdrietige nachten, zoo ver verbannen, dathoede zwakke lichamen dermenfchen dierneer tot haar trachten te roepen , hoe datfe verder viuchte en van haar af week; en't gene hier in het moeilijk- fte en verdrietigfte was, dat 's d'uitnemende dorft die de droogte vergezelfchapte; en hoe wel in Judea bronnen, bornputten, fonteinen en ftroomen genoeg zijn, zoowarenze allebefmet vanzeker vergifdat m'er ingeworpen had: zulkx dat heur water zoo ge- vaarlijk was te dnnken, als datvanKocytus enA- cheron. Daar was niet als het arme Siloe", 't ge- ne de Franflen openhartig aanbood, het weini- ge onhefmette water dat haar overig gebleven was, fchoon datdegeweldigehettehetalreedezoo uitgedroogd had, datzijn zandgrondaldrooglag, en naulijkx zijn zelve drenken Icon; zulkx dat hec hier naar niet als een zwakke ververffing voor de Chriftenen foldaten zijn kon, dewelke al de wateren van de Po, noch die van den Nijl (wanneer hij over- vloeiende, niet vergenoegd is door zcven monden zich in Zee t'ontloffen, maar door geheel Egipten zich uitftrekt) nietgenoeg zoudezijn omden dorft uit te bluflen die haar verfmachte : zoo iemand onder haarfomtijds eenigelevende bronnen, zooklaarals kriftal zienvloejen heeftlangshaaraangename kan- ten, welke de boomen voor de.ftralen der Zonne voorbolwerkenverftrekken, ofgrootebekenvande hoogte
|
||||
49<5 T o r Qjg A t o Tassoos
hoogte der bergen neerftorten, of klarc watervlie-
tenlanglaamdoorbloejendebeemden ftromen, d'ui* termatc begeerten die hij heeft, om zoodanige weer t'ontmoeten, veroorzakendat, dieinzijn gemoed Verbeeldende, in hem t'effens aanwaft, een begeerte endroefheid; 'twelkgefchied, omdatdieververt iing, die hij zich verbeeld, zijn dorft meer onder- houd als te voren, en niet voldoet aan de begeerte die hij heeft om die uit te bluflen : daar Zoud gij ge- zienhebben hoede kloekfte foldaten, die nochden verre weg, die zij in deze vreemde geweften gegaan Waren, noch den zwaren laft van heure wapenen, nochde zwaarden der vijanden konden doen fneuve- len, ne£rvallen, door de machtige hette, die haar Zoodanig verdrukte, datfe niet op heur voeten kon- den ftaan blijven, want een luchtig vier, in heure aderen verborgen, 't gene zich voede met de weini- ge vochtigheid diehet daar vond, vernietigde en verteerde haar ongevoellelijk ; het oorlogipaard dat zoo moedig plagt te wezen, had nu geen meer luftals eenoude krenge, enftruikelde ijdertree1 die het deed, zoo zwak was't geworden; ookhadhet al de luft tot het cten verloren, en't gras 't w elk het nuctigde was zoo droog, dat het noch reuk, noch fmaak had, zulkx dat het dat naulijkx kon kaauwen: de beenen beefden hem nu van zwakhdd , en het hoofd onlangs vol vierigheid, het welk men de hooi- bak iniet te hoogkonmaken, hing nu flaaprig op de kribbe
|
||||
Verlojli, Jeruz,a!em-Ji \* 497
kribbe neder, daar het zijn tanden niet kon ontfluii
ten; het gedenkt nu niet meer aan den prjjs, die Het op andre tijden in den renbaan gew.<?nnen heeft, eri in hem zelf is de vierigheid uitgedoofd, die het zoo dikmaalindenftrijdbetoondheeft; daaris nochve- derbpS, noch hoofdharnas, noch eenig tuig, hoe rijkelijkdathetrnag'wezen, dat hetkan vermaken: Elders is't eenjamrriertezien,' hoe den getrouwen hond,' midden op de plaats, bij na van dorft razen- de, halfdood terneerleid: in plaats dat hij de hutte enhet oorlogftuig zou bewaren, gelijk hij plag, zoo had hij tegenwoordig seen zorg. 't Was vergeefs dat hij teraarden uitgeftrekt leggende* al hijgende trachte een weinig lucht te fcheppen, dat hem mocht verquikken : 't was alles om niet, en van zijn na- tuurlijken adem kreeg hij naauwelijx verlichting om de overgroote brand van't hert wat te matigen, zoo vermdeidVen zwaar.was vochtigheid j daar hij zijn longemeezochtteverfriffen. Zie, zooquijndende aarde; en in dezen itaatwaren de fterffelijke men- khengebragt. Het Chriften Leger ondertufrchen, haar ziende
buiten allehoop van tot heuren aanflag te geraken,, vreefden voor het uitertte van hare qualen zoo zeer, datmen, door het geheele Heir, niet anders hoor- den, als het klagen en verzuchten der fbldaten. Hoc, zeidenze, wat mag onzen Veldoverfte nu voortaart hopen? wat meindhij datons wedervavenzal? \vi\ I i hij
|
||||
4,98 Torq^tato Tass-qos
hijdat zooveel brave mannenj als hier zijn, verlo-
rengaan? beeld hij zich Zelven in, dathij nochge- noegfamemachtenheeft, omdie hooge bolwerken t'overwinnen? van waar meend hij, intoekomende, hour tebekomen, omzijn ootiogfterkten en beuk- kerijen af te maken ? is hij alleen zoo verblind, dat hijniet zienkantot wat eindedat denHemel tegen ons zoo verioornd is ? zijn Zoo veel doodelijke voor- teekeneiij enwonderlijke gezichten, diewijdage- lijkxzien, niet genoegom hem te toonendat dehul- pe des Heraels ons niet meer gtmftig is ? gevocld bij Zelfs niet dat de Zonne ons zoo fel brand, dat die van Etiopien en Indien niet meer ververffing, als wij, van nooden hebben ? maakt hij geen zwarigheid, dat hij toelaat, datmen niet meer van ons houde, als rampzalige flaven? meet hij, om zijn Scepter tc beveftigen, dan dulden, datwij ellendig fterven? moetdentijtel van Monarch zijn ftaat zoogelukkig maken, dat hij niet vraagd na den welftand van zoo veelHelden, die hem onderdanigzijn; trachtende, op wat wijze dat het zij, zijn mogendheid te onder- hoiiden ? Ik bid u, zieteens den vreemden aard van dat Opperhoofd: 't geruchtgaat van hem, dat hij de voorzic htigfte engemeinfte Manter wereldis; en evenwel be toond hij, dat hij tot het eene, en het andere zoo weinig genegendheid heeft; en de be- houdenisvan eenijdeleeerdarfvaftftellen, totfcha- de vanonseelukenleven. O vreemde zaak, hijziet 5 dat |
||||
Verkfle Jeruzalerz-j', 499
dat wij hier van dorft fterven, zonder dat net ons nlo-
gelijkisvaneenigeplaatfeietstebekomen, daarme» de wij onzen dorft leflchen; en ondertuffchen be- klaagdhij geenkoflen, noch arbeid, om hem alle dagen verfch water van denjordaan te doen brengen, om zijn Malvezeijen, en andere lelckere dranken, te verkoelen. Zoo {praken de Fi'anflenvanheur Op* perhoofd, terwijl dat den Overften der Grieken, moede zijndeomvoortaan onderbeure vendelenop tetrekken, dusuitvoer; Om wat reden zullen wij zoodwaaszijn, dat wij hier van dorft fterven ? zoo Godefrooy, in zijn aanflag Verblind zijnde, geheel ontfinnig wil wezen, dat hij *t dan zij zoo veel als hij wil, aangezien dat'er niemand als hij, enZijnvolk fchade bij zal lijden : maarikben nietvanzin, die dwaze dierten in te voeren; en ik Weet genoeg re uacht wech te geraken, zonder van hem oorlof te ne- men. Naauwlijkx was het noch dag geWorden, of dit voornemen beweegden andere omnatevolgen , Zoo haaft als zij't bewuft wierden. Aymart, Klota- ris, en de andere Overften . die niet meer als ge-> raamten en ftof waren (vermitsden genen, die alle dingen vernietigd, haar den eed had doen breken, die Zij geZworen hadden) beraamden nil om deur te ftrij- ken. Doch hoewel Godefrooy deze aanflagen gron- dig bekend waren, enhemvenvittigdvsas, datee- wge, onder hetdekfel vande nacht, waren deur- geguan, zoo had hij evenwel een af keer van de mid- I i z delen
|
||||
JOQ ToRQijATO 'T*A$SdoSv
dciendievanhaar zelve wreedzijn, eritrachtezijrt
volktot haarplichtdoorzachtmoedige middelen te herftellen. Hierom namhij metdat vierige geloof, dat met alleen machtig was den loop der Zonnen, of die van de inelfte ftroomen te fteuiten, maar ook om de bergen te verzetten, zijn toevlucht tot den eenig- ften Monarch der wereld , en bad hem ootmoedig, dat hij hun vOortaan de levendige bronilen vanzijnc heilige genade wou ontfluitcn. Hieropbrafldende Van een heiligenijver, metdehandentfamengeleid* en de oogen ten Hemel geflagen* bad hij op deze wij- ze. Vaderderbarmhertigheid,zogij indeonvrucht^ bare Woeftijne eertijds het hemelfch Manna hebt doen regenen, om uw volk teipijzen; en zoo gij» door uwe oneindelijke goedheid, aan fterffelijke ban-' den de macht gaaft om de rotiteenen te gebieden, en daargroote waterftroomen uit te doen fpringeri; ik bid u,vernieuw deze maal dat wonderhjk voorbeeld, totlaaftenis vanditarme volk. Enzooheur zonden haar onwaardig maken, laat uw genaden evenwel yerdubbelen, terwijlze de eer hebben van uw folda- ten te zijn, en om datfe met zoo veel moeiten de wa- ..penen hebben aangevaard, tot befcherming vanu- wen beihgen Naam. Deze gebeden voortkomende * uit een ootmoedi-
ge en rechtvaardige begeerte,, wierden terftond verboord, en vlogen recht na den Troon Gods* die- ze gunftig ontfing en aannam, want terftond floeg . . . _ . ■ hij %'
|
||||
.........."■"" '
|
|||||||
hij zijnrnedelijderide oogen op de benden dcr geloo-
vige ioldaten, en wierd bewogen door haar verdruk* king en gevaar, daar zij haar dagelijkx tot zijnen dienftinbegaven. Aldeontelbareongemakkendie: mijn trouwe dienftknecbten voordexen hebbenge- leden, fprak hij , zullen genoeg zijn; dat de Hel het alderquaadfte en geheimfte tegen haar gewa- pend, en dat de geheele wereld al heur aanflagen we- derftaan heeft; van nu af wil ik dat de zaken van wezen veranderen, en dat hcur voornemen vernieu- wendeeenbeterenkeer neme. Dathetdanregene, endatzij hier beneden Zienweder keeren harenon- verwinnelijkenheld , dieaan de machten van Egip- ten, zo veel voorbee'lden van zegcpralende teekenen, t'hareraankomftengevenzal; ditzeggende, op het lchudden van zijn hoofd allcen, bcefden de gehee.'e uitbreidingder Hemelen, de v.ifte fterren, de lucht, denOceaan, de bergen, en d'alderdieplre afgror- den: alsdoenzagmenterflinkerzijdeflikkeien, on- tallelijke blixemftralen, vergezelfchaptmet eeri'ar* gnjflelijk geluid vanden dondir, didterftond ver- ' volgd wierd met het getier der foldatenenheurvro lijk handgckiap: terlr'ond bedektezith de lucht m<t dikke wolken, die niet gefproten waren uit de darr - penderaarde, diedeZonnaboventrekt, maar'die van den Hemel dalende, me teen groore menigte van water begord waren : zeer haaft blufte een donkcre aacht den dag uir, en bewimpelde hem in zijn du; (Ire I i J kleede--
|
|||||||
JOT ToRQlJATQ TASSOOS
kleederen; van boven vielen hier beneden, zulke
groote wateryloeden en plafregens, datdenHemel meenZeeveranderd, fcheen op het aardrijk ne§r te ftorten: gelijk men fomtijds inden zomer, een troep ganzen haar zietonthouden , op dekantvan een uitgedroogde vliet, en daar doorheurbeefch ge- fchreeuw betoonen de verquikking die zij gevoelen * zoo't gebeurd dat het regenachtig we&r is, en datie t'effens haar mogen lavenen verquikkenj daar het water het diepfte is, zonder dat 'er een is die niet on- der duikt; alzoo kan men nu zien hoe alle die van het leger, met een vreugdgefchreeuw, het water ont- fingen dat den Almogenden haar overvloedig van boven neiergoot; daar was 'er niet een of hij was wel blijde van het hoofd tot de voeten toe nat te zijn; die niet en dronk met voile fchalen; die zijrien helm niet volwech droegj die zijn handeiver nietingedom- peld hield om hem tc ververfchen j en die uit vrces, van dat het hem in toekomende ontbreken mogt, ge-* heele vaten niet opvulde, om het te bewaren tot een beter gebruik, als zoo te loor laten gaan : eindelijk was 'er niemand onder haar, die zich niet verheugde en die door menigte van water, de mifilag die hij voor dezen gehad had, niet zocht te verbeteren : Maar deze algemeene blijdfchap raakten niet alleen de levendige fchepfclen, maar de aarde zelfs j want zij dietevorenquijnde, opendebaaraanallezijden, fn verzwelgden mjhet water des Hemels; 't welk, in
|
||||
Verhfte Jeruzatent-j. 5" 03
inheur inwendige aderen verdcelende, eengroeiza-
mc vochtigheid in bloemen en kruiden herfchepte, diecennieuwlevenontfingen: gelijk, oradekoorts te genezcn, het lichaam van een heete dorft geplaagd zijnde, door verfcheide dranken zich tracht te ver- koelen, tot datop hetlaaftde oorzaak van'tquaad begint op te houden, het weder tot zijn vorige ftark- tekomten zichontlaft van die fchadelijkequaadaar- digheid, die zijn zwakke leden tot voedfels verflrek- ten; alzoo herftelde de aarde zich in heur eerften ftaat; hernemende zijn gewonelijke groenten en ver- cierden haar metnieuwe kranfen. Den regen hield eindelijkop ende Zon begonte fchijnen; maar de fti-alen die hij in de lucht uitichoot waren meer gema- tigderalstevoren, envaneenzwakkerkracht; ge- lijkfc gemeinelijk in't einde van Grafmaand en in "t begin van Bloeimaand te voorfchijn komen. O won- derlijkewerkendesgeloota, door u is't, datdenge- nen, die zijn hoop in God field, alhetdoodelijko- vcrlaft uitde lucht kan verbannen, d'orde dertijden veranderen, hettegenloopend noodlot overwinnen, «n de cpade invloej ingen der ftarren afwenden. |
|||||||
TOR-
|
|||||||
■ ,—r^^.r-j?---*-
|
||||||
5?o^
|
||||||
TORQJJATO TASSQOS
Verloflo
JERUZAL EM. ii&tf veertiencie (jezytig.
i n h o u d. TTUgo, die van Argant terdoodwasgehracht, ver-
■*--*• fchijnt Godefrooy ineen dropm, en zeidhem een deel van den uitgangdie zijne aanflagcn hebbenzullen. Verhaal van het wedervaren van Reinout, die Armi/'dejj door haar tooverijen, ineen vande geiukkige Eilanden Vervoerdheeft. TweeRidders worden van een Konfte- naar ondeiwezen, door \vat rni^del datfe hem daaruit znllen'verloffen.' Ipefirijdbre Hugo die van Argant is vermoord,
Ferfchijnt voor Godefi-ooy in 't midden van z,ijn
■ droomen^
En
|
||||||
5 Perlofte Jeruzalent^. -joy
En x^eidhem ook^een deel(daar d'andrefcberp na hoord)
Van d'uitgarigdes befluits dot htj hadvoorgcnomen, Verhaalvan 'tgeengebeurde aan Reinout, die door lift '■ i»'rlukkige Eiland, doorJArmijdesTooruerijen, Gcvangen blijft; opdat haar brand ivat wordgcfliH Door troetelende last 'van ivufte -vleierijen.
Twee Ridders keren van een Konflenaar hoe z.ij, Hem z,ullen trekkfn nit dees geikj'Iaziernij. E donkre nacht fteeg allcngfktfns uit
den kouden fchoot dcr aarden, onze algemeene moeder,en voerde met hem 1 de friffe ftofregen van een overaaange~ namen dauw; alreede fchudde .hij. de vochtige zoom van zijn z wart kleed, en dee de drup- plen vallen op de gefpikkelde bloemen en aangena- me fchaduwen van't veld, terwijle de zuidewinden, methetfnorren haar'ervleugelen, denfterffelijken verluchten en door denflaap alsbetooverdhielden. Ondertuffen, geduurende de duifterniffe die haar hare rampfpoed deed vergeten, lceerde den opper- ften Monarch derWereld, dieeeuwig waakt over alledegefchapenedingeii, zijngenadigeoogen, na den Veldheer der Franffen, hem een droom zenden- de vol vertroofting en verlichting; door de welke hij hem openbaarde wat hij over hem en zijn leger beflo- tenhad. Niet verre vande heerlijke Poorten, daar men de Zon in't Ooften zietuitkomen , is een kleirt t:--Z • I i 5 fterrepoortje |
||||
506 Torqjjato Tassoos
fterrepoortje van Kriftal, 't welk zich altijd opend ,
eer dat den draaiboom van den toekomenden dag het fluit. Dit is de plaats daar de ware droomen uitvlie- gen, die God, door een zonderlingegenade, den onnoozele en oprechte zielen als bodea beliefd te 2enden. Door deze zelve poort vloog nu de ware droom, die, zijn guide vleugeJen uitflaande, op den godvruchtigen Godefrooy nee> quam dalen ; nooit was hem gezichc zoo aangenaam als dit, het welk hem de verborgendheid des Hemels openbaar- de, en van 't geftarnte 't gene zoo na bij zijn oogen fcheen; als of hij in een Ipiegel alle de hemelfche beel- den Zag: hij fcheen in een heldren Hemel opgetogen tezijn, daar van allekanten goude vlammen flonk- kerden. Maarterwijl, hij, zoohoogvervoerd, aau- dachtig, met verwondering overwoeg het groot uit- /preifel, die beweginge, die helderheid en de heer- Jijke gefpelen; zie, zoo quam een dapper Ridder, omringd metftralen, nahem toetreden, en deed hem zulk een zielroovende Item hooren, dat alle de zoetfte woorden van de flerffelijke menfchen bij deze gants niet te gelijken was. Godefrooy, fprakhij, wildge mij nietontfangen? weigerd gij d'ommegang *ande getrouwfte vanuwe vrienden? kend gij niet meer den genen die Hugo voor dezen was ? Daar op begonGodefrooy, die hem aanzag, hem te kennen : Waarde vriend, antwoorde hij, de ftarkc ftralen die !uit zoo een heldre Zon voortkomen, hebben mij d'oogen
|
|||
Verlofte 'Jtru%a\em-J. 507
d'oogen en het gevoelen zoo verblind, dat ik nauwe-
lijkx bekomen kan; dit zeggende omhelfdc hij hem driemaal met zijne armen, en dric maal ontflipte hem de fchim gelijk een droom, ofgelijk als of hij de lucht omhelfd had j daarover denRidder glimpla- chende, vervolgde ; Gij moet weten dat ik geen aards lichaam meer ben, want al het geen dat gij in mijziet, iswaarlijkmaareenenklegedaante, en een geeft gereinigdvan allegebrekkelijkheid, die zijn woningc heeftin het hemelfche Jeruzalem. Hieris denTempel Gods, daar zijnde verordineerde ze- telsvoordekrijgers, dievoor zijnennaamftrijden; hieris vooruookeenplaatsbereid. OGod, riepden Hartog, wanneer zal den tijd komen, in welke dat ik uit deZe vergangelijke wereld verloft zal worden, die mij als een beletfel is, en mij hier beneden in een droeve gevangenifle houd ? En bekommerd u hier nietmede, antwoorde denRidder, gij zult wel haaft in't gezelfchap van die welgelukkige krijgers zijn, diezegepralen inde verheerlijking der zahg- makinge; maar eer dat gefchied, moet gij in den rechtvaardigen oorlog veel zweet en blod ftorten; en na dat gij geheel Paleftincn veroverd zult hebben, 't gene d'ongeloovige onrechtvaardig bezitten, zult gij uwen koninglijken Troon beveftigen, op den welken uwen broeder zal heerfchen; enorau meer- deraltijd indegoddelijkelicfde t'ontfteken, zieteens ftijfopdieglintrrendelichtenen levende vlammen, die
|
||||
yoS ToRQjyAro T ass bos
die door eenheiligen gceft aangevoerd endebewo-
gert worden; wend ook aandacbtig uwe ooren na bet liefftlijk Muzijk der Engelen, en gij zult het yeel aangenamer vinden als het gezang der Meer- minnen, ofhetgeluid vaneenhemeHcheharp; ilaat nuook uwoogen op die laalt gefloten kloot (en dit zeggende toonde hij hemhetAardrijk metdenvin- ger) zieteenshoelaagen ellendig de plaatfe is, die de menfchen totvergelding vanharenarbeidtoege- voegdzijn: arme zondaars, ohoeverdwaaldzijtgij! uw eergierigheid, hoe groot dat zij ook mag wezen, is in een naauwte befloten j zeker gij leefd in een dor- re onvruchrbaarheid, afgezonderd van al hergoede. Dit Aardrijk , 't gene gij zoo waardig fchat, is niet anders als een Eiland , omringd van den Oceaan, die gij geloofd onmetelijk te zijn; maar'tis zoo befteld, dat hij het tegendeel van u gevoelen niet zeggen kan, dewijl hij maar een kleinepoehs, of eenftilitaande waterfloot. Terwijldatdeneenenzoolprak, floeg den andpren zijn oogen nabeneden, 't welk hem ter- ftond dee glimplachen, als of hij de wereldfe dingen verachtenj want hij zagterftond met een opflag, in het rond van een kleine ommetrek, de Zee, het Aardrijk en deftroomen, dieonszoo vervanelkan- keren fchijnen te zijn: als doen verwonderde hij hem overde zotheiddes menfchen, die door een dwaze broosheid niet anders als een fchaduwe en rook vol- gen, zoekeqde indeze wereld eenrijkdatindefla- vernijen
|
|||||
___»,,-.-..
|
|||||
: ' Veriifti Jcrti&alerk-j. _ £69
|
|||||||
-
|
|||||||
V'eirriijen fteekt, en een ftommeecr, in plaatfevan
hareoogen tenHemelteflaan, diehaardag, opdag noodigdenroep: wel, zeidehij, terwijle het Gods Wilriochmetis, mij zoo haaft, als ik wel wenfchte, te verloifen uit die aardlgevangenhuis vol duifternis j-ile bid u verplicht mij den weg te wijZen, daar ik het ze- kerfte, in de omwegenvanditaardfdoolhof, gaan mag. Den rechten weg, antwoorde Hugo, is die gij nu geriomen hebt; daarom en keerd 'er niet af: 't eenig voorfchrifr dat ik u noch geven moet,• is dat. gij den zoonvan Bartholdus, weer inroept uitzijn Vrijwillige banning, want dq zelve goddelijke voor- ziertigheid, die u tot Veldheer, heeft hem tot de vol- brenging van uwe aanflagen verkoren; u is de eer- fte plaatfe en hem de tweede befeid ; gij zijt het hoofd en hij den arm van dit Heirleger: terwijl dat dit zoo is, wacht u wel iemand in zijn plaatfe te zet- ten, daarniemandbequaamtoeisaJsbij; ookisnie- manddan hemalleen toegelaten eenig hour tehalen uit dit bos dat zoo betooverd is: uwleger, 'twelk door gebrek van oorlogfvolk, tot aezen aanflag niet machuggenoeg fchijnt, zal wel haaft veranderen en een nieuwen moed fcheppeh, tegen de welke de.be- legerde muuren, hoe ftark datfe ookzijn, npch al demachtvan t'ooftennietzalkonnenbeftaan. Go- defrooy, door deze woorderi grootlijkx vertroqffc zijnde, antwobrde; Helaas, wa't is'tons e'en groot ongeluk van zoo een vroom Ridder beroofd te zijni , - wat |
|||||||
yiO TORQJTATO TASSOOS
Wat zoud ik mij gelukkig achten zoo hij nu weder ge-
keerd Was! ik roep u tot getuigen, o welgelukkige geeften , die van om hoog in't binnenftevanonze heimelijke gedachtcn doordringt; ea die genoeg- zaam Weet hoe dat ik hem prijze en bemin. Maar , ik bid u, Zeg mij, wat Zal ik hem aanbieden, wat zeggen, en in wat plaatfe zal ik hem een boode zen- den ? wild gij, om hem weer te roepen, dat ik mijn bevel, of mijn macht krenkende, gebeden gebruik ? Den eeuwigen Koning der wereld, vervolgde Hu^ go, die u met zoo veel genade gezegend, en be- liefdheefttevervullen, wildatgij geeerd word van haar, daar hij ude macht over gegeven heeft; zulx dat, zoo gij hem weder verzocht , het u licht tot fchar.de mocht gerekend , en uw gezag gekrenkt worden: Het gene evenwel niet behoord te befetten, dat gij hem niet weer inroept, hier toe verzocht zijnde; en dat gij evenwel hem ten eerften nietzoud vergeven, met het eerfte verzoek datmen u doea Zal, tot het welkegij zultgeleid worden door den dapperenGuelfus; die, van Godingegeven, uzal bidden te willen herftellen de mifdaad van zijn Neef, door een lofTe haafligheid der jongheid, en uitne- mende gramfchap , begaan: op dat hij hierna mag weder in't leger keeren, tot d'alderhoogfte eer van d'eewige Schepper. En evenwel, fchoon hij tegeti- woordig vervan hier is, en dat zijne jongheid on- gevoelijk verteerd in de wellnften van eendertelen fterflijk
|
||||
Perlofic Jeruzakm-). #n
fterflijk leven ; zoo vrees niet , dat hij, in wei«
nig dagen , niet weder zal keeren tot uw bij- ftand, en vertroofting van alle geloovigen. Want Peter , den wijzen kluizenaar, die van den He- mel gegeven iseen groote wetenfchap van hare ver- borgendheid; zal zeer wel de boden die men verkie* zen zal om hem te herroepen, beftellen; zulkxdat zij nieuwe verzekerde tijdingenzullenhebben, en door de zelfde middel het gebruik leeren, om hem te trekken van daar hij is en hier te leiden. Alzoo zal denHemel naarveel rampenengevaardoordeHei- denen geloopen, op het laafte de verdoolde onder hare ftandaarts weder leiden; 'tgeneu tegenwoor- dig behoorden genoeg tezijn; zoo't niet waar dat ik met deze woorden dit nieuws 'er bij voegden, dat u zeer aangenaam zal zijn ; dat uwen bloede met dat VanReinout zalvermengd worden, endaarhelden af zullen voortkomen, die haar niet minder door- luchtig zullen makendoor haredeugdenalsgeboor- te. Hieropftilzwijgende, verdween hij als rook en wind, ofalseendunnewolk, die door de ftralen van een Zomerzon verteerd word. Dezen zoeten droom alzoo verdwenen zijnde,
ontwaakte Godefrooy, en dt flaap die hem verlaten had, liethem, bij eenverburge vreugde metver- Wondering vergezellchapt. Alsdoen naaulijkx zijn °°gen geopend hebbende, ziende dat het hoogdag was, de&hij hem zijn wapensgeven, willende niet inter
|
||||
M'J, ToRQJJATO T ASS (DOS
meer ruften, hoe wel zijn lichaam noch gevoelde de
Vermoeidheid van dea verleden dag. Een weinig tijds hier na quamen hem de Princen en de hoofdeh van't leger in zijn hutte bezoeken, om krijgfraad re houden, gelijkfe alle morgen gewoon waren ; al- waar den wijzert Guelfus, aan de welke , nietlang geleden, van den Hemel een nieuwigheid was inge- geven, hetwoordnam, endenHertognaderendey tot hem fprak; Groote Prins, diein't midden van zooveel uitftekende deugden, u ontfaglijk niaakt deor uw goedertierentheid; dat ik hier tegenwoor digicom, isniet andersals omeeagenade van u re verzoeken; ik beken dat mijn verzoek u licht zal fchijnen te haaftig en te voortvarende te zijii, om dat het noch nietlange geleden, datdemifdaad, daar ik vcrgiffenis af verzoek, begaan is. Maar als ik ga overdenken, dat het tot den beleefden Godefrooy is dat ikmij keer; omde gunft van den ftrijdbaren Ridder Reinout; en als ik in die zelfde tijd mij ver- beelde, dat Guelfus die't verkrijgt,- miflchien iets in hem heeft, 't gene verdiend dat men't hem niet wei- gere; dan kri'gik terftond een zekerehope, orn licta- telijk te verkrijgen 't gene ik begeer.;. 't wellc zal ver- ftrekken tot welvaren van't geheele leger: wel aan edelmoedige Heeren, ftaat dan toe datdie jongen Ridder weder kome, en dathij tot voldoening van zijn mifdaad, zijn bloed ten dienfte van her leger ver- giet; op dat onzen aanflag mag verkort worden: want
|
||||
Want waar zal de gene zijn, die nu voorraan hem zal
durvenonderwinden het minfte van die fchrikkelij- ke boomen te hakken, zooReinoutdaarnietdehan- den aanflaat ?. Zou iemand de gevaren des doods gaan zoeken met zulk een ftandvaftigheid als de zijne? Waarlijk ik verzeker mij Zelve, dat gij hem wel haaft zult zien doen bewegen, die hooge muuren die u tot tegenwoordig toe hebben tegen geftaan, de poorten. der ftad ter ne&rwerpen, en de eerftevanalleftout- moecjigop de veiling klimmen :; geef dan hetleger wederden gene die haar hoogfte hoop en beger en is ; ik hezwere u in de naam van God; geef den Neef aaa zijnen Oom weder, en geeft gij aan u zelven een 0- yerfte, die niet minder gereed zal wezen om u te ge- hborzamen, als genegea te zijn tot daden, daar door een naam p te verkrijgen : en lijd niet dat hij on- nuttjclijk vergaineen trage ledigheid,maar doet hem weder herftellen in zijn eerfte eer, op dat hij onder uwiverwinnendeftandertmagoptrekken. Doordeze middel zult gij zien, hoe dat hij openbare proeve van zij~h deugd geven kan , enbij den heldrendag dingen doen, die waardig van. hem gedaan zijn; hemvoor oogen ftellende de voorbeeldfels van zijn eenig Opperhoofd. Deze woorden fprak Guelfus tot Godefrooy; en om dit te beveftigen vermengde alle .d'andre die met haar toegenegenegebeden. Dewel- kedenHertogaandachtig aanhporden, gelijkalsof hij zich tegen zijn gevocteniiet bewegen, in eenza- ", Kk kc
|
|||||
.____________________________. . . . ■
|
|||||
ke rio^ftmcer gez1eii;: Mijn heiiren i zeidehl} jr i£
zotidcti mmffiermfeer'kunften vfrergeren &WgSHM& die'gij?a6$erig> van mij begeercf; dat deftfaf hei'd1 data/yobr' de gpede'rtiiererrdheid1 wijke ,• en dat htt Ver^^ioegerivSii deze vergadering de plaafsvatide Wetnofr; dat Reihout ter goeder dure wedeirkohv, da't hi'j in toekomgnde beter zijri granifchapweeetd' bedtyiftgenj eridathij d6br deddderivatiziinmofd bev'ejltige de g'rctore hope die ijder vanhem heefti fnaatoWdeTriffen, he'er Guelfus, isYubevole'rthem WedeYih teroibe'n; en ik ben v'erz.ekerdda'tn'i} diet la'ngzaftojs^etfoli'teffiond tekomeri; hieroffl'^er* ttfeff zdodam^Vrtbdde als gij Wild i ihi'zend hemdaaY gij o3rd^eTd da^Ki/rctt; naaften bij re yinderi zai iijff. Als Gbdefrboyge^jidigd had met^reken, trad die ieifiie'n RMlefVatfOehemerkeflV die^etijdifig^gk?- f>rachi:had Van het oyerlijden van zijn meefrer^te vbor, en vertpon'de hem voof haa'r alle: Mijtrriee'- reh, fprak by} ik bid u dat niematid'aiider^ aI|n?B¥m Sveerbale; zoogymy deze ganfFdoet, itilitg^ftU- IretiVieti, dat ho£ vetire eh moejelijkde weg' isy'ik ftitttmermter iajf ^'eigeren tfaWr' te gaari, al Mt 't ' ttM'r bm den' Ridder^rt z^aafd tege'Veii, 'tgerte rny belaft is hem ier ha'rid te ftelfen. GtiefM^bna^e Maribiedingterftond*tde, onidath<*t eehtnan^asdie . ftoute aanflageih uitV8erde : hebbende hetdaiyaata- genomeni gafmfetifiefft-tbt medege^el deriyrom^n HUbout,; dkM&iS&t rbeifreft rhogt eenvaft'deer- -i>* v ••• varenfte |
|||
YafBnftedes werelds te zija j die het befte vahaijtt
levendoorgebrocht had in 'tbezijchtigen van VreStn* delahdenen de zedenivan verfcheide volkeri, daai? hy bijzonder in eEvaren was,! reizende door de Itoud* ftegeweftenvan^t Noorden* tot in ?t diepfte van E* tbiopie, daar dt' hitte onverdraaglijkis, Dezedan geprikkeldzijnde, doornaarftighcYd en wijsheid t had geleerd de fpraak en gewoonte van die landen j hy nil gekomen aiindetot ecn rijpenoudeydom, had zichbegevenindienftvan Guelfus, diehemboven ald'andi'evanzijn gevolg beminde. Deze twee hel» den haddcrt d'eer van in Reinouts zaak afgevaardigd te worden, en men onderrichtenze den weg naar Antioebie te nemen, daarBohemont toen fegeeirde ■» ©mdat'ereenige fchijn was vanhern daartqvinden. Maar Peter die vromen Kluizenaar, na dat hyze wal gehoord had, vieleindelijkinhaarwoorden; Heer Ridders riep by, gy kund geen fhooder leidfmaisi hefeben dan het gevoelen van allernenfch£rj,dienaeo gemeenelijkheel onzeker bevind.,' ookis'er nietafiH te twijffele'n> dat indien gy die volgden,-gy w^l baaftvandenrechtenweg.verdwaaldizouidiijiii'gaat datitotdenaafte oevers van Afoalon^ ;daav tneiti>eert •ftrodni-.'ziet-, die'flietiVleTre vandaar^vlkh in Z<?£ gaat'dntiafterY; daar zukgy^envan.onzegetroviwe vrienden^ijtrfi'oetfcn^die ik'u radietcrgebo^ea,' 6(1 ikberi'verztkerd'dat zi)n'raad' u niet fchadelijk zal :iijH]-'bcSvpri dien dat hy geweldig voorzichtig is, K k x zco
|
||||
$\6 ToRQJJATO TASSOOSr
zoo draagt hij geen minder genegentheid tot ons,
hoe Wei het alreede eengeruimen tijd gelcdenis, dat ik hem eenige opening van uW reis gegeven heb, 't wellc mij doet gelooven datgij hem niet minder be- leefd als geleerd zult vinden. Na dat hij zijngevoe- lenaandeze twee Ridders gezeidhad, onderZoch- tenzeniet langer, maar gehoorzaamden die Woor- den die een bemelfche geeft hem gezeid had: zij vertrokken terftond cp deze reis, door ten vieri- gen ijver vervoerd zijnde, van ftip tot ftip tcVol- brengen 't gene men haar gezeid had, zij namen den weg naar Askalon , daar de Zee niet ver van daar zijn golven op den Oever komt te bre- ken, maar eer datfe het geraas en geruis hoorden <juamen zij bij een ftrocm, die niet lang geleden door den regen zoo gezwollen was, datie over het peil langs 't veld heen vloeide ■> ftortende zijn loop veel fnelder neder als een pijl vliegt: terwijlze op den toever van't water ftonden, zonder te weten waarze wilden keeren of over komen, zoo vertoonde zich op d'ander zijde van den oever, een eerwaardigen Grij- zaard, bekranft met een krans van eike bladeren, en gekleed met een linnerok, die hem tot op d' aarde na fleepte: O wonder, hij had naaulijkx het water met een klein roedeken geflagen, dat hy in zijn hand hiel, of men zag hem'erlichtelijk over gaan, zon- der zijn voeten nat te maken, of zonder een weinig *er in tc zinken; gelijk in de naaft gelege plaatfen van
|
||||
Vtrlofte Jeruz..aIet»LJ.*' ?f?7
ran de noorder Pool, in de tijd als al de revieren door
de krachtige kou bevrozen zij n; d'inboorlingen bij troepen op den Rijn gaan, daarze, zondervreeze vantevallen, ophetijs glijtn, door middel van ij- zersdiezeonderaande voeten bebben, enbrengen Zoohaarwaren in de marten tekoopj metzoodani- genverzekerdheid ging den grijzaard ophet water, hoe wel 't niet bevrozen was: maar als by nu aan den oever gekomen was, daar de twee Ridders die hem wachten, haar niet genoeg kunnende van dit won- der verwonderen, fprakhy; Vrienden de reisdie gij aangenomen hebt is niet minder verdrietig als lang, zulkxomtothet einde te komen, gij wel een goede leidfrnan van nooden hebt; want den Ridder diegy zoekt, ishiervervandaanafgefcheiden; hoe Wel men hem bewaard in een plaats diequalijkvef- zekerd is, en daar men licht kan aankomen: O God, watweg moet gij noch doorreizen eer datge komt daar hij is! wat een groote uitftxekking van Zeen en onbekende Revieren moet gij eerft doorkruiffen eer gij hem aandoet ? zeker uw rei^e moet zich uitbrei- dentotopde grenzen van;een aodrewereldalsdeze is. neemtdandemoeite, zoo het u beliefd, uhier in deze fpelonke te verfriffen daar ik woonidaar kond gij dingenzien, die waarlijk vreemd en van groote gewichtc zijn : zelfs zult gij ook de verborgentheid leeren, daar de kenniffe u het meefte van raakt. Dit gezeid hebbende gebood hij't water haar eenen v.rij- Kk j eo
|
||||
-ft$ TOR^ATQ TasJOOS
|H dfeurgang te gevien, zoodanig dat het zich van el*
kamderfcheiden* en aan wederzijde tot elkanderen boag, gelijk een overwelffel, of als een bolwtrk, ^Ifcxdatfedroagfvoets daar door konden gaan; als dqen nam hijze alle beidebij de hand, en door het diepftevanden|fcrbdmgeleidebijze, onder gewelf- felen* ddarmen niecmeerder zien kon.alsin 't mid- ■den v&d't bofch, wanneer de maan noch niet vol is: da&r vertoond&zidivGorhaaroogen, diepefpelon- -ken vol Van Water', idaarde oirfprongen enaderen, ' die Van daar haar uitbreiden, in itiHtaande waterpoe- len §n loopeiide revieren uit voort komen: daarkon- denze'Zelfaien,- den'oirfprong vandePo, van den I-Jidafpes, van dett Ganges, van den Eufraat, en denDonauw, met die van denTanais enden Nijl, •b;o£ dribekend datfeaan de imenfchen mogen zijn: ceti'werhig leegef* zagenze een .ftroom die quikz.il- "¥ef ;rrtet zwavel1 uitirorte, 't welk de Zon fmolc en «dooreenlangerijva'n iaren zuiverde, zdkxdatde- "fc$ dierbare vbehttgheid zich op 't lefte t'zamen yoegde tot e'en klomp zilvef., daar men graanrjes iijngond onder Verrflengd zag: zij zagen van d'eene zjjde tot d'inder-V kant van deze rijke ftroom met ajderhande gefteenten bezaaid, 't gene zulk een hepilijk lidif en heldrenglans gaf, dat het oog met jiia^hfig was dm die 'te verdragen,' zoo zeer was d? donkerhgid van deze bolen Veflicht: daar zag men den SNtfieeWi een hemejfthe kleur glinfteren, d aar :y> € ;■ ' de ■ 4 '-'r '
|
|||
Ferkfte Jmtfyfjqfcep $ 19
fje.fehoonen glans hem voegde bij die-van den ver"
gulden Jacintj indie zelfde plaats fchoot den Kar bonkel zijn vlammen in d'oogen alszoo veel blixem- ftralen; d'onverbeterlijke Diamant Ipeelde met blaauwe ftralen, ende fijne Efmeraude verheugdc het gezicht door .zijn aangename grocrte verven. E)eze wonderen yervoerden de Ridders; en hoe raeer dat haar geeft dit aandachrig trachten t'oyerwegehf hoe meer dat haar $00 veel wonderlijke yerborgend- hedenyande natuur optrokken : deze nieuwigheid dee haar eenigentijd onbewegelijk en ftom ftaan,tot dateindelijk hem.Hubout, tot den Grijzaard kee- rende, fprak; Mijnvader, ikbiddeu wijftonsten minften waar wij zijn, en waar gij ons leid? doet ,ons oo.k d'eer van uwenftaatiets t'openbar^n; want ik wel cwijffelacfhjig wezen zou, u te ^eggen, of het gene dat ik zie waarachtig, of eendyoom, of een fchaduwe is; zo gropt is de verwonderingdie,my he- yangenheeft: Mijn kinderenj antwoordehaarden, Grijzerd , .gyfcijt,in den wijden bqezem der;aaraen? die in zich zelfs alles yoort brengt; en het zou u zeer moeihjk vallen tot het binnenfte van haar ipgewand door tedringen, zoo ik u niet voor leidfman djende: op het lefte zal ik u leiden in,mijn Paleis, dat gij haaftzult zienglinfteren van .een wonderlijke klaar- heid, wataangaatnjijn gelegentheid, gymoetwe- tendatikeen geboren Heiden ben; maarhetheeft Gode beliefd rnij de genaden tcdoen, opdenwaren K k 4. weg
|
||||
f%0 ToRQJTATO TaSS<V
wcg van zijn kennifle; door middel van den heiligen
doop, te leiden: ik zeg u dan, dat het geen duive- len zijn die my deze wonderen doen uit werken; God behoede mij dat ik heilooze letteren, offerhanden, reukwerk, aanroepingen, of andere ongeoorloofde dingenzougebruiken? omde zwerte ftrcomen van Cocytus enFlegeton te bedwingen : al mijn voorne- men is, te zoeken door de wondere werken der na- tuur j wat kracht dat de Herhelen, de Kruiden, de Wateren, en alle d'andere dingen hebben, die aan de fterffelijken onbekend zijn; met de verlcheide be- wegingen; hetgadeflaarrvan de dwalende en vafte ftarren : ook ben itc niet gewoon altijd in deze aard- fcbe woonplaatfen befloten te wezen, die al te verre zijn van den Hemel; ter ander zijde onthoude ik my het meeften Van den tijd, op den berg Liban, of Karrriet, op het hoogfte van de welke ik een verblijf- plaatsheb, daardelucht, van dekfel der wolken ontwondenzijnde, myongedektziendoet, deva- fte ftarren van Mars en Venus, en alle haar voorte- kenen: van die zelfde plaats aanfchouw ikd'invloe- jingder Hemelen, of tegen, ofmetons, en wat' ijder Vafte ftar, ofhaaflig> oflangfaam, of doet voortgaan, of aarzelen en verborgen in hem heeft: daar zien ik de wolken onder mijn voeten drij ven, nu dik, dan dun, dan weder met duifternifle bedekt, en fbnitijds met denregenbooggefchilderd: ikover- denk aandatfhtig van wat ftofte den regen en den daauw
|
||||
Verlofte JtrtnUlem-il yxi
daauw geteeld worden *, hoe en ran waar de winden
blazen; doorwatmiddelhetlichtdesblixemsendes dondersgemaakfword,en door wat kromme en flin- xe drajen zyhaar hierom leegkomt neerftorten.van verre zie ik de gloejendeHemelriemen,enzoodanige andre inbeeldingen des vuurs; dingen daar ik de ken- ning altijd grootelijkx af geprezenengevolgd heb, endaarzoogrooten vermaak ingevonden, datikfs voorzooveel vafte proevender macht, vand'eeni- ge Schepper der Hemelen , gehouden heb: maar federtdat uwen godvruchtigen Kluizenaar, Peter, mij in den heiligen vloed derjordane doopte, en d'on- reinigheid van mijne ziele wiefch, floeg ik mijne oo- gen veel hooger, en bekende datie van haar zelven blind en met een dikke wolk bedektwaren ; alsdoeo gevoelden ik, dat ons zwak verftand is, als een nacht- vogel die men aan het licht der Zonne beproefd; zulkx dat ik met mij zelve, en mijn dwaasheid begon te lachen, die mij zoo opgeblazen maakten : ik liet evenwel niet minder mijn aangevange oeffening, d aar ik mij toe begeven had, te vervolgen: 't is waar dat ik nu heel een ander menlch ben als ik voor dezen plag te zijn, om dat ik nu geheel onder die Goddelij- kegoedheid, dieikook tracht door allemiddelen, met mijne werken na te volgen, befta: ikruft op den gene die mij volkomen gebied, en die mij de gunft doet, in plaats van Meefter en eenigen Opper- heer, t'onderwijzen; ook moet gij toeftaan dat door K k 5: mij, |
|||||
^^.^^_— ._.
|
|||||
■■■■■■ ■
f%% ToRiQiTATloTA'SSOOS
rtij., die niet als een ellendig menfch ben, byJbem
nietontwaardigd wonderlijke zaken uit te weaken, cfl die-met waardig als van zijn hand gedaan zijn: ik ts*ldan zorg dragen dat door mijnmiddel, die onver- wirinehjken Ridderzalwederinuwlegerkeeren, na dachijverloft zal zijn uit die-verafgefcheiden gcvan- genite, daarhy federzijn vrijwillige banning isge- houdengeweeft; ikneemdeze lail op my, omdat mijn naarftigheid my hier toe verbind; want bet my Vanom hoog bevolenis: hierenboven dat het al lang geleden is, dat ik uw herkomfte, ,<die mygeopen- fcaardis, verwachte. • Als zy nu elkanderen alzoo onderhielden qUafnen-
*eeindeli;kbydeplaatsdie den Grijzaardvoprver- ;blijf flrekten. Zywas op de wijz'eivan een holige- •m'aakt, inhoudende verfcheiden groote kamers, en fcfeede Zalen, vercierd met bet allerrjjk-en dier- baarfte dat d'aarde, uit het diepfte van zijn aderem, -voordbrengt. Overal, waar men zijn oogen.keer- de, zag men niet als glinftering, daar door d'aan- Ichouwers verblind wierden. Boven dat fcheen liec niet, dat de konft al deze heerlijkheid gewrocht, •maar veel eer dat de Natu'ur deze plaats zoo ver cierd bad. Daar waren geen groot getal dienaars van noo- 'den, die baar altijd vaardig hidden, om den genen, die hem over quamen op te paflen; Boven diendat de iafel wel gedekt was, zag men noch aan de zijde •een kas met groote goude en kriftalle vaten, . enal- , derhandc |
||||
f Verlofte Jeruz*lem-> [ Jfh%
derhande dierbaar vaatwcrk. Na datfe wdq veel
geeetenengedronkenhadden, alsnctodigwasomde natuur te verzadigen, •fprak detv 'Kpnftenaar, die nietlieverzagalsorn haartevoldoen, 't geertzevan hembegeerden, tot haar; Ik wildargijnudoormij -vergenoegd zult werden, en dat uw reis geenfins on- nutzy. Daarop zijn reden hernemende, vervolg- dehij; HeerRidders, 'ten isvanfoedenmet, datgy Anmijdeenhaarontrouwighedenikend: ikben ver- zekerd dat in uw gedachten'd'overbJijffelea zijnge- .bleven federt dien dag dat zy in uw Leger quam, daar zij veel brave hoofden uitlokten, dieYheime- Jijkontflopenorn haartevolgen. Uis nietonbekend -met wat banden zij haar feder boeiden , ongetrouwe .waardinne, als zy was; en hoez.e haar, met-een grootgeley, voorgevangenennaGazazond, daar zyopden weg, door den vroomen Reinout, ven- loft wierden. Daar fchiettegenwoordig nu niet meer over om u niet te vertellen, als't gene daar na gefchie- de; wanthoewel de zaak waaraehtig is, evenwel ben ik verzekerd , dat gyze noch niet gehoord hebt. Zoodraals deze booze Tooverefle zag, datfevah den roof dieze met zoo veel moeiten bekomenhad beroofdwas, beetle op hare vingeren van razerny en woedende gramfchap; Waarlijk, fprakfe by haarzelven, deze zal't zoo niet ontflippen, gelijk men zich verbeeld. Ik kan wel beletten, dat den Vyand niet ftoffen zal my zoo bravegevangenen ont- nomen
/
|
|||||
. .
|
|||||
$%b ToR(JJATO TASSOOS
nomen te hebben; te rwijl dat Reinout, die zoo be-
faamd is, haar verloft heeft, moet hij in haar plaat- le komen, en die zelfde flavernij ge voelen, die zij, door zijn hulpe on tgaan zijn. 't Is hier noch niet meS genoeg, ik'wildathetverliesvandezenRidder, tot 'den algemeenen ondergang van 't geheele Leger ge- dij. Ditgezeid hebbende, gingfe terftondomhaar fchadelijken aandag te volvoeren , op die zelfde plaats daar Reinout, na dat haar volk, die hen geleide, verflagen, of ten minften eenige op de ulucht, d'andere aan ftukken gehouwen had, zijn wapenen nedergeleid, en die van de Heidengeno- men had, 't zij dat hij dat dee om niet bekend te zijn , ofom minder fchijn te hebben > zoo vermomd zijn- de, en door die middel het zoo lichter t'ontvluchten. Deze ongetrouwe, onder zoo veel lichamen, als daar op d'aarde uitgeftrekt lagen, een zonder hoofd gevond en hebbende, wapende datmet de wapenen vandenRidder, enliethet opde kantvancen klei- nerevier, daarzezagdateentroepFranffen, dieom voeder gegaan waren, niet lange toeven zouden voorby te komen; uit het welk zij, zonder twijf- fel, genoegfaam t'alles kon giffen, door de fchijn diezezag: hoewelhaar geen verfpieders ontbraken die van tijd, tot tijd, haar meuwe tijding uit uw leger bragten, rakendedengenendieuyt, ofinquamen. iklaatdan noch ter zijde, al datfe kon weten door middel van haar gemeene geeftenenduivelen, diet ~ haar |
||||
Verlofle Jeru&qlptuT. jx^
haardikwils verwitigden, als hebbende verburgen
gemeenfchap met haar. Zij dan, noch niet vcr- noegd zijnde dit lijcJfaam bequaam te maken; gelijk ik alreede gezeid b$h.» om haar beter van hetquaad , 't gene zy brouwden, te dienen j ftelde zij, niet vervandaar, een toegemaakte man, mboereklee- derenvermomd, en onderweeshemopzijnmanier Welzijn rol te fpelen; gelijk hem geen wetenfchap ontbrakdat weluit te voeren: want middel gevon- den hebbende totuw volk te lpreken, was hij d'oor- zaakvanhet vermoeden datmen leder van Reinouts doodgehadheeft, en't gene het Legerzoodanigin oproer ftelde, dat het weinig fcheclden of daar had een bloedigen oorlog, onder den uwen, uit out* ftaan; zoo waarlijk kon deze trouweloozc haar aan- flageenglimp geven , datfe uw volk de&gelooven dat het Godefrooy was, die de dood van denRid- der verhaaft had. Maar 't is nietgenoeg datgij weet met wat loosheid Armijde haar eerft behielp: zoo gij het einde van deze zaak niet weet, en hoezehaar fe* dert met Reinout droeg, en wat hem gelchiede^ Ge- lijk het gemeenelijk een jagers ftreek is het wild langs den weg te yerlpieden, zoo dedeze ookj verwachten- dedenRiddergemenelijk op dekantvandenftroom Orontes, op een zekere plaats, die zij bequamer als d'andereoordeelden, het welke zich in twe£nver- deeldeopde wijzevaneeneiland, en zichberieden wee"rt'famenvoegde. Hicr befpeurdenReinouteen kleih
|
||||
-
$l£ ToRQJTAtO TaSSOO* kfein fchiiitjett, aan. eeh marmore pijlaar vaffc ge-
maakt, daardezewoorden, ingoud, opgefneden waren: /fi£ '<&r £jr ook xijt, RSft&f, die hier komt ihetVborddcht', ofbijgeiyal\ &i&Jimfervandebop+ fat deri nedergang, niet iCoo wonderlijk is, alitgene dflt in dit Eiland bejlooten is. Draitl dan niet om in te komen, %6o gu ,t Z/itn ipild, often minflen dc meed Debt.' '£fjJt g'efchrift beweegden Reinout terftond'tier* waatdWe'fedti, dih deV.e wonderen teontdekken.' Nu, om ait in' 't fchuit je niet mecr ails een menfch kdh^dvervareri, ging hy'er alleeninzitten, laten- oeiij'nIjchildknaapopdt leantvinh water: hy voer fonddfh"n'ct'eildnd, erv zijn'gezicht aan allekanre.n wendende", Zagdatfaet aardrijkopver'feheideplaat- le'ri no! was, en met e'en aangenarhe groente bedekr, aaanet'welke A*i bldpm'en dn'boomen tot vercier fel 3iehcle.' 'Eindelijfci '^sif dat by zijtt dogen floeg j voii'd tiy dezeplaats zoo a^nge/flaamy dat hy'er dp'f leftlfA.Hiei ,",eri fcijrr helmen handfehoenenneder-' leggende, rune hf db grdeneZodeh, en verfrifchteii hem in de weftewintieri, dfe hem lieffelrjk bewaai- den.,Ter\vijlhy nergens op dacht, hoordehy, ik weet hie't'wat vdof, ge'raas, 't gene van de water- kantquarri j ri^aarals hy zijnoogen derwaards wierp, zaghijdat, opde zelfde tijd, in't midden van de vliet, groote bdbbels opquamen, haaruitfpreideni de in yerfcheide rdnte. Deze oorzaak hem onbekend zijnde, verwonderde bij zich hier over in't begin; en
|
||||
■■ --?r*Wv:Li-1"-"-'^
|
|||||||
qppn^nqpgMintT^J^uwnA1 'w''1''''
|
|||||||
en nocfr veel megrifer'teen uit.het Aiepfte Van den
ftroorh, het Hbb£d:v;aneen vfoow opquarhy djeal
langfaam liaaf nV3$Sr? blanke 'keeiyfertoo'dhdehy en
eiridelrjk baaftotde'fiayel del ZrerY,' frebbende ondef
de gedaante viSn- een Meerminne.' In de ce"faf Kand
hielfeeenfpie'gely daarze haariri^pjegelde; Aenmet
de andere kemdenzjr baat* vetgql.de'fekfcen. Crelijk
men ibmtijds*£p*een robneel ,< - <taat>' men fpden ver-
toond, een Nirofy, ofeen Goddinloiibeweegl^fc^ in
d'intf ee van't {pel $ doer middel va&ee,n tegen_wicht,
ofapdre konften? ziet verfchijnejt; zpovertoonde
haar deze ook op hef water: hpewfl fretveel?eerder
een ippokfel dan eenware Meerminne was, zoo liet-
feechternietnade gedaante daar vantevertoonen,
endege,ne na tevplgen, die op .qe^X.ij'eenfcb&Z^e,
eertijds d^ii VQQrzkhtigtnyiy^es .^oeHten te bedrie.
gen. Ook had ^ez&niet minder fehoonbeid a(s,d'an-
dre, en even aardenze ook met de: zoit|he$J'^an'nare
ftemme, 't geenze genbeg dobr-barp wooru'en be-
kejjd maaktltiy dieze met zobdahigen fiertefij'kneid
uittong, dat'le mac'frtig wareri b'm ae wolken ftil
te hblrde'ri, 'endfe "-de^raf he*d <de^#irtds te<Ver-
' '; ■'*-■: '-'^o Vi-,\ t.. ■•■, u; ::.-vAi twVi *v» svx ?.)
">V EndieckntrijddMrbrmgtmetmtn.i.e'tiwn: ,&
• - i ,iTnj;»f, Verhml
|
|||||||
P5F
|
||||||
jTz8 IV-Ro^ato Tassoos
Verb and vaor uv> begem' van ijdele eerej
Daar van degjans maar heeft een valfcbe lof:
Hoewelmen die u divaajiijk zoekt te leeren, En zoo verblindme uiv zwakkegeeFtmetftoft Op bet bet vermaak van dit welluftig levett.
3 . , : BowwdvrijelijkdeIvettenvandereen; :', '■ TQatuurzaluwgeleiden, welbedreven, . •; ■. 7 Enplukt de vsucbt, eer zulkjen tijdgaat been. , d^Eergierigheidu d-waas en engeflepen,
•."' "■Datzifbaarfireeldmetzulkeenvahgerucht,' •' ^Geen'nietisdaneenjiokbeeld, zandergrepen, . ,-.; 'Ofalsdeloote'eniichtontjliptelucbt. d'Eer, daar van u defchrale zorgen knagen, . Is't blixemlicht dat u zoo haaslverblind, ' '^fGfeniichtefaiseendroomiswech_tejageny Die baaflverjluifdgelijk.de lickte wind. tfielasn dan, dat van vowgelede [marten
j DeTLiele betgevoelenrasverlieft': En zander bet te bergen in bet hertc_j>y Ofheugdatleed, alfinenietsnieuwsverkiesl.
■:, Dat zich dan't licbaam nergens afverwonder^
En niet en denk ah om baar bertvermaak\.,: (Scboon dat den Hemelrcgen (iort ofdonder ) De vreugd bemin ver beven andre zaak. De zoete en aangename tvijs van leven, DieonsgeleerdworddeurNatuur, heurivet;
Beboordute verbinden, tebegeven, Dtar&elfuzelfigijwlkgpakn net. *a? |
||||||
■■
|
||||||
Zie daarmet wat tooverijen denRidderzichbe-
tooverd voelden, en die niet weerftaan kunnende, Was hij gedwongen zich door den flaap te laten vcr- Winnen j want terftond flicp hij zoo vaft, dat hij geen ffleeftervanzijn gcvoelen meerwas; hetvoor- beeld van de dood hiel hem zoodanig bevangen, dat Zelfde donder, en't grootft gerucht dat men maken kon, niet machtig zou geweeft zijnom hemt'ont- wekken; waar op d'ongetrouwc Tooveres achtne- mende, uitde plaats quam daarze haar verburgen had, en recht naar hem toeliep , met voornemen haar te wrekenj maar als zij hem met aandacht begon t'aanfchouwen, en die aangenaamheid die hij uit a- femde teruiken; boven dien dat hij inzijn vredige oogen, dienoch Wei andere wonderen zouden ge- daanhebben indienze ontfloten ivaren geweeft, ik en weet niet wat voor betooveringe zag, ftondie ftil. In'tbegin en wiftfe niet wavfe doen wilde; eindelijk bij hem neergezeten zijnde, konze haar niet weer- houden van hem een kus te geven, wiens kracht zoo grootwas, datalheurhaatineenoogenblik inlicfde verkeerde : en zeker't iste gelooven dat Narciflus zichzelf nooitaandachtiger inde fontein befpiegel- de, als zij vierig was in hem taanfchouwen: dan nam- Ze haar neufdoek en droogde het zweet af, 't geen de hette end'arbeid hem veroorzaakthadden ; en dan bewaaidefe hem zoetjes, omde grootehitte van de ZiOnne te verzachten; ondertuffen (wie zou het kon- L. 1 uen
|
||||
JJO 'To'RQJJATO TASSOOS
nengelooven?) was de vlam die inzijnoogcn verbur-
gen lag wel zoo machtig, dat zij al het ijs deed fmel- ten , 't gene noch weinig te voren in haar hart, veel harder als ftaal, ofdiamant, tegen hem gegroeid was; zulkx datvan vijandinne, diezijhemkortte voren was, zij nu zijn beminde wierd: hebbende dan veellelien, nagelbloemen, Chriftulbogenenrozen geplukr, die rondom in dit aangename plein orn ftrijd wiefchen; maaktenze hem een keten, diehoezwak datfe was evenwel vaft bleef; daar na hem den hals, de armenen beenenomwondenhebbende, zoofla- pende als hij was, leize hem in een vliegende wagen, op de welke zij hem met een ongelooffelijke fnel- heid, dwers door de wolken ween voerden; maar in plaats van de weg naar Damasko te nemen, wilde- zeniet weder nahaarKafteel keeren : in tegendeel nietbegerendedatiemand zoude ontdekken waar zij voortaan trachten te wonen, zoo belgziek wane van 't waarde pand 't geenze meevoerde, en bc- Ichaamdzoovandeliefdeoverheerd tezijn; gaatzy haar verbergen in die plaats van d'Oceaan, daar heel weinig, of nooit een fchip van daan komtaan onze oeversj daar begaffe haar uit de kermis van alle volke- ren, en koos voor haar verblijfplaats een klein woelt Eilandeken, daarde Fortuin en aan al d'omleggen- ,de de naam aan gegeven heeft; hier begafife haar on- dereenberg, wiens top door de wolken dak, offl- ringd met een dikke en duiitre miit,in wat tijd dat het |
||||
Verlofle Jerusalem./. 531
obk zij: in't aankomen bedekteze, door de kracht
vahbaar tooverijen, alle de heuvelen daar ontrent nieteen nimmerdoojentfneeuw, en maaktendatin tegendeel, van d'andere bergen het opperfte van de- zen Ichoon en met alderlei bloemen bemaald was: daar na door die zelfde kunft, die haar al te wel be- kend is, bouwdezeopde kant van een poeleenheer- lijkPaleis, daar Reinout, in't midden van eeuwige weiluften, vrolijk zijn tijd doorbrengc, en onderhoud hem met haar in liefde. Zietdaar beerRidders hoe wijd en verde gevangcnisis daar gij hemmoetuit- trekken:. om dit te doen zult gij eerft de wachters t'overwinnen hebben, die zijn jaloerfe minnarefle op de toegangen des bergs gefteld heeft: evenwel zal u geen leidfman, of leidfvrouw ontbreken om u daar teleiden ; te meer alzoo dengenen die de lalfc hebben zal, u verzien zal van^noodige wapenen, bequaam om dezen grooten aanflag uit te voeren; want naauwlijkx zult gij uit dezen itroom zijn, of gij zult een vrouwe gemoeten , die door de lchoonheid van haar blank aangezicht zalfchijnen jong tezijn , hoe welze inder daad oud is; en zoo gij begeerd dat ik u andere tekenen zeggen zal, gij zult haar kennen aan haar lange gekrolde lok die op haar voorhoofd hangt, enook aan haar rok die van verfcheide ver- Wenis: dezezalu door de groote Zee, veelfnelder alseen blixem of de vlucht van een Arent geleiden j in t wederkomen zalzezorg dragenutehelpcn, en Li 2 ude
|
||||
53* ToRQJJATO TaSSOOS
u de zelfde dienft als te vorcn doen: aan de voet des
Bergs, daar de Tooverefle haar woonplaatfe houd, Zal 't niet mirTen, of gij zult fchri kkelijk jonge Pij- thons hooren brullen, en diergelijke befmettelijke en vervloekte dieren j gij zult wilde Zwijnen haar ftij ve borilelen zien over end fteken; ook leeuwen en beeren, die met open kelen zullen komen offi uw in teflokken; maar als dan zult gij maar een roede, die ik u geven zal, fchudden, en gij zult zien datfe be- vreefd zulltn zijn om de plaats te genaken daarde lucht geflagen is: dit's hetniet alj op den top van den berg zijn welandre zwarigheden, veelgrooter als deze; want daar ziet men een fontein, wiens wa- ter zooklaarenhelderis, dathet ijdereen die'tziet genegen maakt om daar van te drinken; maar even- wel is'er d'ervarendheid heel gevaarlijk af, omdat indeze aangename friffigheidikenweetaietwatfe- nij n verburgen is, 't gene maakt, dat den genen die 'erafdrinkt, hoe weinig't ook z.ij, terftond dron- kenenvan zoodanigenvreugd bevangenis, dathij van te veel lachen ftijf dood daar heen tuimeld : ziet dan wel voor uvan dat water te drinken, en blijrf. ver van die fontein : onthoud u ook van de fpijze die gij over al rondom aangenaam zult bereid vinden; en genaakt de juffrouwen niet die haar voor u zullen ko- men vertoonen om u t'ontfangen, en trachten u aan relokken, doorallemiddelen vanbeleefdheid; wend uw oogen van die fchadelijke voorwerpfelenjfchuwd haar
|
||||
Verhfit Jerusalem^'. f^
haaronkuifche lonken en gevaarlijke ftreelinge, met
al debetooverende aanlokfelen van hare fchoonheid: inplaatsVanU met haar vleierijentebemoejen, zoo gaat voord, en fpreekt tot haar niet een woord, tot in'tgroot portaal, daar gij zonder gevaar moogt in- treden: In't inkomeh zult gij daar Wat moeiten heb- ben , om in die plaats te geraken , want in d'omring van diemuuren zijn zoo veel wegen en omwegen; zoo veel looze ingangen, en verleidende poorten, dat het nietre gelooven is hoe gevaarlijk de wegen zijn. Maaromuuitdieverwerringtehelpen, zalik uhetontwerp,ofd'afteekeninghieraf, op een kaart, geven, dieikheb, daaraldezedingen, zoowelaf- geteekend in zijn, dat gij niet zult kunnen miffen. In't midden van dezen doolhof, met verfcheiden vertrek- ken, en lichamen van't hofgezinomringd, zietmen, Zoo fchoon en aangenamen tuin, dat de takken, de bloemen en de bladeren daar in niet als liefde uitwaaf- femen. Hierzultgij, op'tgroenegras, Reinout, in de fchoot van Arnaijde, zien leggen. Zoo dra als zij de rug zal gekeerd hebben om elders tegaan, latende daar haar waarde lief, neemd dan uwen tijd waar, en ontdektuaanhem. Maareergij tothemnaderd, ver- toondhemhetdiamantfchild, dat gij mede zultne- me^ ijecht voor't aangezicht, opdathij'etzichin fpiegelen kan: want ikben verzekerd, zoohij zijn celve in zoodanigen toeruftinge, als hij nu is, ziet, lat hij, door fpijt en fchaamte , van zoo welluftig ge- Ll 3 kleed
|
||||
534. TOR<iUATO TASSOOS
kleed te zijn, terftond de licfde, 'die hern betooverd
heeft, van hem zal verbannen. Als gijnutotdeze zaak gekomen zult zijn, weeft verzekerd, dat gij dan door dezendoolhofjvrijelijk moogt gaan, tot in xie verborgenfte kamers ; om dat'er gccn tooverij machtigzal zijn om u dat te beletten; 00k om dat de Deugd,dteugeleid , zookrachtig is, dat Armijde zelfnieteensvooruwkomftbeduchtzal zijn. Deze dingen alzoo ten einde gebragt zijnde, moogt gij met diergeiij ke verzekering uit dit betooverd Paleis gaan. Mair 't is tijd'dat jjder te ruft ga, op dat gij morgen, als d'eerlre ilralen van den dag beginnen te lichten, vertrekken moogt. Haar zoo onderhouden hebben- de, leiden hijze in de kamer, daar zij den naeht over- brengenzouden: latende haaraand'eene zijdever- heugd, en aan d'ander vol gedachten over't gene zij te doen hadden. Ondertuffchen vertrok hij zelve 00k tot den morgenftond. |
|||||||
,s:v
|
|||||||
id
|
|||||||
i
|
|||||||
535
|
||||||
TOR QJJ AT O T A,S S O O S
V^rlofto
JERU Z A L E M.. •< ife vijftimde Qe^ang.
i I N HO U D.
T\E tvyee Ridders, dietot Reinouts verloffinggegaan
waren, fqhepen haar in't Schip van de Gclegend- heid, door raai van den wijzen Konftenaar, en beken- denhet Heir Van den Zoudaan van Egipten, ZiJ langs Afrika zeilende, voereudoordenaauwte, enquamenin de gelukkige Eilanden 5 daarze in't betooverd Paleis gingen, enReinouc, die, door de tooverijenvan Ar- mijde, daar gehouden wierd, daaniityerloften. :,,., ,./f •,;(: t trf>i ." .
Den "wtj&en Konftenaar doet $• doorzijngoedenraad,
De Ridders beide in het berjwoore Scbeepken treden: ■ i L1 4 Z ij
|
||||||
f%6 ToR.QU.ATO TaSSOOS
*Lij ziett 't Egiptifch heir by Gaza nederflaan y
En meenigtevan volkjen taarden en kfimehn j En doen of't laatfie hetgelukkfg Eilandaan,
Daar Remout, z,oo onkuijch, hem van zijn lufl
la at ftrclen. 'Lij kiden d'cdte Helduit hetvervloekt Paleis,
Engaven haar terftondweer vaardig op de rets.
E fchoone morgenftondriepnaaulijkx
de fterffeiijke tnenfchen tot haar gewo- nearbeid, alsdenwijzen Konftenaar, zijn gaften goede morgen gewenfcbt hebbende,. haar tcr hand ftelde, de kaart, het diamante fcbiId, ende vergulde roede, daarhij haarvarigezeidhadde: HeerRidders,fprak hij, gijhebteengrootereistedoenj hoududange- reed te vertrekken, eer dat den dag, die alreede be- gintte lichten, meerder aangevoerd'isj ziedaaris al het gene dat ik u beloofd heb, 't geen genoeg is om u d'overhand over Arrrujdes tooverye tedoen ver- krrjgen. Opdeze woordenwapendehaarde'Ridders, enonderdebefchutting vanden Grijzaard gingenze den eigenweg dieze gekotnen warcn^ daardeZon nimmermeer zijn ftraJen (chiet : alffe nu eindehjk boven op't water waren gekdmen, fprak den Konfte- naar, van haar aflcheid nemende; Mijn vrienden gaat tergoeder uure; als doen bragt haar den ftroom, dieheurontfing, langs't loopendewater, metzulk ecu
|
||||
|
|||||||
||B|Mpi
|
|||||||
Verloftt Jerusalem-*. 5*37
eenfiielheid, als een ftcen door eenftarken armuit
een {linger geworpen; zoodatfehaaft aandenoever quamen daarze teritond dc bezwore leidfvrouw von- den die haar beloofd was, zittende achter op een klem fcheepken; zijhad eenhairlok die luchtigop haar voorhoofd zwierde, heldere oogen en de zelfde glans die een Engel kon hebben, zoo veel heerlijk- heid en majefteit zag men op haar fchoon aangezicht. Haar tabbart was van dierbaar goudlaken, verniengd met rood, hemelsblaauw, en andre verwen, daar de luifter af blonk met zoo veelderlei kleuren,als men op den hals vandeverliefdevogels van Venus ziet; jaze blonk als een koftelijkehalsband, daardehand van een vermaard werkmeefter, over al konftig dia- manten en robijnen heeft ingezet, die in fpijt Van de faffieren en efineraudcn heerlijk glinfteren,en het ge- zicht verheugen dbor haaraangenameverandering. Ridders,riepfe,die niet minder gelukkig als welkootn zi)t, treedftoutelijkinditfcheepken, methetwelke ik verzekerd vaar over aide Ze£n, diealtijd voof mij ftil zijn, hoe groot dat het onweer ook is, en 't gene ook de grootfte laft, hoe zwaar datfe ook mag wezen, licht is: ik vertoeftlen u hier van wegen mijnen opperften Heer, die nimmermeer zijn hulpe weigerd aan die hemaanroepen, en die begeerddat ikzorge draag omu te geleiden: dit zeggende na- derde zij den oever en ontfing de Ridders in haar fchip> 'tgeenzeterftondafftiet, en'tanker liehten- Ll 5 de
|
|||||||
538! TomyJATo Tasso^s
de;z,ette^'t Zeilop, enging aan't roerzitteti: ter-
ftond wiefch het loopende water zoohoog, dat het zonder twijffel vcelgrooter als dit letup zou gevoerd hebheq,, 't welk zoo licht was, dat het op een revier hoe ondiep dieook waar, zou gevarcn hebben j ter-. ftond blies de wind in 't zeil met een ongewone kracht (Jioe wel den ftroom niet holder ging als te vo- ren) ftootende't fcheepken met zulk een geweld voord, dat de golven fchuimden van wittigheid; zulkx datfe in een oogenblik waren daar de revier haar wijde, uitftrekten, enzijn loop vertraagdenter, oorzake van de barwi der Zee, die. haar te rugge dreven, en ejndelijk inden Oceaan verdwijnt. Naau- lij kj$ was dit bezwore fchipin d'cerftebarenderZee' gekonjea, die toenzeerontfteld waren, ofdewind ftildeni dewolken verdreven endea,ftormhielge- heelop, zonder dat'er't minfte voorteken van on-- wedj:r'aan den Hemcl was: in plaats van den llorm. quameen-goede wind, die vandebaren alsbergeri, een vtakten maakteri", en fpelende op de blauuwe golven, die ten half wegen kronkelde, Terwijl dm Hemel, die't fchoon weder fcheen toe te lachen, nimmerjZoohelderwas. Onderdezeftilte zeilden't fcheepken verbij Afcalon en de fteden die tegen den, ondergang leggen; enzijnwegvervolgende, zeil- denlangsdenoevervanGaza, 'tgeeneertijdsmaar een kleine haven was, en feder door d'ondergang van andere Zoo had toegenomen, dat het nu wel een goe- |
||||
Verhfte Jeru&aleniS. 53 9
de ftadwas: al deze plaatfcn vol oorlogfvolk Zijride,
floegen de Ridders hare oogen na't vafte land, ont- dekkendeeeh oneindelijkgetal vanhutten; ookza- genZe meenigte van paarde- envoetvolk uitde ftad nadenoevergaan, enoveraldenwegbedekt, met gelade kamelen en olifanten ondcr een vermengd, verfcheidelijk tot den oorlog uitgeruft : dit was rt noch niet al: zij zagen noch op den ftroom verfchei- de fchepen ; eenige lagen aan anker,- d'andre zeil- rt& -t fommige zetten 't zeil in de wind „ voeren met baehtvanriemenlangsdekanten, datde barentot bobbels fchuimden, terwijlhetvoortfchiphet water kloofde, en de fchepen hier en daar keeren na dever- fcheide ftrekendieze nemen. Waar op deze vrouw haar keerende tot dieze geleide, fprak; Hoewelgij deZ'en ftroom-vol fchepen,en den zeeboezem met ga- leieh bedekt ziet, zoo gebreekt 'er noch veel aan eer den machtigen Soudaan van Egipten alle zijn macht bij een heeft, die hij om te vergaderen op deze plaats befchrevenheeft: gii ziet hier maar alleen d'omleg- gendej die d'andre hieral lange vertoefd hebberij omdatzij verafgefcheidenzijn; wantgij moet we- ten dat zijn rijk zich uitftrekt, zoo wel tegens den op- gang als den middag: dit doet mij hopen, dat Wij vanonze reizeal wederzullen gekeerd zijn, eer dat "ij» of zijn Veldoverfte van hier zal vertrokken We- Zen. Gelijk het den arent is aangeboren, hem hbog- moedig onder d'andre vogelen te fteken, en van daar Lzich
|
||||
_
|
||||
j49 Tor^uato Tassoos
zich zoo hoog boven haar te verheffen dat hij uit het
oog raakt van die hem nazien; alzoo warenze op't hoogft verwonderd, dat geduurende als de Leidf- vrouw met onze Ridders Iprak, het fcheepken voort vloog als een fchicht, zulkx dat het fcheen dwers door die groote vloot te vliegen, zonder bevreefii te zijn datmen't zouophouden, ofnajagen. Zijdan in een oogenblik ver gefpoeid zijnde, vonden zij haar recht over RafBe,'t welk de eerfteftad is die aan- gedaan word van haar, die na Egipten zeilen: daar na quamenze aan de onvruchtbare oevers van Rino- ceres, daar zich dicht bij een rots ontdekten die ver in Zee uitftak; een plaats vermaard door't graf van den grooten Pompej us, die men houd daar begraven tezijn. Langs dezen zelven wegzagen deRidders de Had van Damiate, en hoe den Nijl, tot fchattin- geaande Zeegeeft, de zelfdewaterendiehij van den Hemel ontfangt, terwijl hij hem door zeve vermaar- dekelenontlaft, zonder d'andrc, die in groot getal aljn, daar in te begrijpen. Hier na zeildenze na de ftad Alexandrie, alzoo genaamd na den onverwin- nelijkengriekfchen held, dieze metzijn landflieden bevolkten : van daar zagmen tegen over den Fares, 9t geen voor deze een eiland was, ver genoeg van het yafte land afgefcheiden, en nu daar aan vaft: vande- Ze plaats konmen Rodes noch Kandia nietwel be- Jkennen , om dat deze twee eilanden ver yan haar ftreek, nadenfloorderpoolleggen; zulkx dat zij de ziide
v. ... J
|
||||
Verlofte Jeruxuilem-). y^t
zijde van Barbarijen volgden, daar 't niet gcbouwd
is als langs den oever, want zoo men verder in't land gaat zal men't vol Zand, en van alle dingen ontbloot vindenbehalven van monfters. Van daargenaakten- zede kuften van Marmarike , daar eertijds de vijf fteden van Cirene waren : daar na Ptolomedes, en in degroote ftilten, dieze hadden, zagenze de logenachtige revierLetb.es zieh in Zee ontlaften: voortvarende mijdenze de groote Sirthes, gevaarlijk voordevarende, en lietenachterhaar deKaapvan Judekke; zelf fchu wdenze ook de golf van Megere, enzagen welhaaft daar na op dekant van't Water de ftad Tripolis, daar't eiland van Malta rechttegen overleid, 'tgeen half onderde barenfchijnt teleg- gen. Nadatfedoordeze moejelijke plaatfen geraakt waren, zagenze d'andre Sirthes en Zerbes, oude woonplaatfen der Lothophanten : van daarontdek- tenze zelf ook Thunes op den oever, 't geen hem ombuigt als een halve maan, daar aan weder zijde vanzijnzeearm eentoornrijft; 'tisniettegelooven hoerijk datdezeftadis, daar men van zeggen mag dat 'er geen befaamder in geheel Libie is: aan de zij- de zietmen Sicilie, daar denhoogen Lilibeus zijra hoogmoedige kruin opfteekt, en hier tegen over de Zelfde plaats daar eertijds het vermaard Karthago ftond, daar men nu naauwlijkx d'oude vevwoeftin- geafzienkon; beklagelijkezaak, dieons leerddat de fteden zoo wel als de menfchen vergaan, en dat de Koningrijken
|
||||
yi0, ToRQJJATO T'aSSOOS
Koningrijken hoe gezegend datfe zijn, eindelijk
verwoeft worden ; zulkx dat 'er geen gebouw zoo vaft en fterk is dat de tijd niet vernietigd tot ftof der aarde; en ondertufTchen lean den menfeh niet geloo- vente WeZen'tgeen hij is; zwaken fterffelijk; zoo eergierig zijn zijn gedachten. Van deze plants deen- ze Bizerten aan, latende het eiland van Sardenieter zijden leggen: zij voeren ook verbij de geweften daar eertijds de Numidiers als landloopers en roovers leefden; ook verbij Bougie en Algiers, fnoode ver- blijfplaatfen der roovers: en verder ftreefdenze langs de Koningrijken van Oran en Tingitane, vrucht- baarvan Leeuwen en Olifanten; menziet'ernute- genwoordig de Koningrijken van Fez en Maroco. Nietver van daar bragten onZeRidders'toverige
van den dag door , zijnde nu gekomen opdie zelfde plaats, daardoor de naauwte, die men Herkles toc- fchrijft, den grooten Oceaan inbet aardrijk loopt; en tauTchien zijn ook t'eeniger tijd deze twee oeversj aan malkanderwezende, door eenigegroote bewe- ging van een gelcheurd, zulkx dat den Oceaan zich I daar tuflchen heeft gefraeten; 't geen d'oorzaak was dat hij door't geweld van zijn baren, aan d?eene zij- de Abijlaen aand'andre Kalpe heeft geworpen,fchei- dendeSpanje van Afrijca; door een tuflenwijte die niet heel groot was; zoo beftendig is het rijk op deze lagewereld, dat zich aan de tijd geeft. De Zonae was alreede vierraaal in'tOoir.cn verrezen, fedei' het
|
||||
Verlofie Jeruz-alem^. 5-4.5
het fcheepken metde Riddersbij Afcalonzijn anker
ophaalden, zonder ooit land, geduurende dezejah- gereize, g'enomen te hebben; maar terwijlze in weinig tijd de engte doorvaren waren, zeildcrtze ml op de groote Zee, die haar zoo ver uitftrekt; 't zij'dat d'aarde haar omringd, ofomarmd,; (ik laat u beden- keri wat 'er af is) ofofle het aardrijk in hafeti Boezelh befluit: op die tijd ontdekte zich het vruchtbare Gra- de, noch de twee daarnaaft aanleggende andfe ei- landenniet; enwaarze bareoogen floegen zagenze geen land, want den Hemel ftrekten alleen tot palen van het water; \ welk Hubout bem'erkende, tot de leidfvrouwdeed fpreken; Deugdfame maagd, ter- wijlwijzoo gelukkig onderuwgeleidtothiergeko- menzijn, geliefd ons te verplichten en te zeggen, of hier iemand ooit voor ons gekomenis? enofdege- Weften daar wij na toe reizen bewoond zijn ? Gij moetweten heer Ridder, fprak de leidfvrouw, na dat deh onverwinnelijken Herkles * Affrika en Spanje van alle wanfchepfels en monfters gezuiverd had ; daar nauw landenvand'eentot d'ander zijdedoor- trok, die door hem ookverkregenwierd, miffchien dorft hij niet verder trekkenj'tzij hij zich vergenoeg- Zoovergeweeft tehebben, of datzoo grootenom- nng van Ze&n hem verfchrikten; hij beraamden al- tijdzijn overwinninge tebepalen, befluitendealte naanwd'overdadige ftoutheid van*tmenlchelijkgc- ilacht. MaarUiyfTes, begeerig zijnde de Wereld |
||||
j44 Tor.qjjato Tassoos
te zien> en denaard dervolkerente lceren kennen»
verachte dc grenfpalen door hem beveftigd ; trok verbij de pijlaren, zettende'tzeil in de wind, en teeg de hooge Zee, met een onverwinnelijken moet> in : Evenwel, wat eervarendheid dat hij van de fchipVaard had, 't kon hem niet helpen, ofbeletten dat hij niet in de baren gedompeld wierd, daar de geheugenis van zijn doodlijk ongeval voor altijd met zijn lichaam begraven leit. Want onder d'andre van uwfterffelijke, is'ernieteendiezeggenkan, of hij bij geval van de wind aan eenige plaats gewurpen is, daar hi) nimmer zal van daan geraken, of dat hij, geduurende zijn reis, van de baren is ingeflokt. Zulkxdathetfchijnt, datdegrooteZee, diehijbe- voer, onsonbekendis. 'tGeenevenwel nietbelet, dat 'er geen Eilanden en Koningrijken, zoo wel be- volkt als uw landen, en zoo vruchtbaar in alle din- gen zoude zijn, omdat het onmogelijkis, dat die verburge kracht, die zonne vanomhoog indege- fchapene dingen waaffemd, ooit vruchteloos zoude blijven. Hubout, door de wonderen, diezehem vertelde, vervoerdzijnde, fprak; Zeker, 'tgene gij mij hierverbaald, doeteen begeerte in mij ont- fteken, om noch meerderte weten : Ik bid u, mij dan te verhalen wat geloof dat die volken hebben, die deze nieuwe Wereld bewoonen, die gij zegt ons onbekendtezijn? enhoehaarwetten enmaniervan levenis? Gijmoetgelooven, iprak de Leidfvrouw, |
||||
Verhfit Jeruzaiem->. $4$
dat haar natuur, mariier eh talen al verfcheiden zijn»
na de verfcheidendheid van de plaaden: Eeriigeaan- bidden de beeften enbderrien, anderedefterren, dt Zon en deaardezelfi diejohze algerheene moeder is; daar worden 'er onder haar 00k gevbnden die haar metfehrikkelijke fpijzte Voeden: eindelijk a! dege- nendiedbor de naauwte woonen, zijn dnmenfche- lijkeBarbaren, "wier geldbve geheel in on'godvruch- tigheid beftaat. Hoe1, antwoorde denRiddef, die grootett God die bier beneden gedaald is, om ons te leeren wat wij tot bnze zaligheid van nooden heb* ben, ;wt! bij dan de waarheid verbiirgen houdeft voorzobveelderhande volkeren, dieirideZenjirne geWeftert' haar onthouden ? Geenfints,; antwoorde- Ze, wan'top een dagzal daar bet ware gelbofgeplant Wordfert'i; en in de plaats dat tegenwoordig^, 200 wij- den weg, d'een varid'anderen fcheid, ;2al'er een tijd korrien, aan welke deze pilaren van Herklcs niet zullen kuhnen beletten, - dat 'er menfeben zulleti midden doorvaren; en die, door girbbte' <Jrvai-end-' heidindefchipva'atd, andereZeSn en Kbningrijkehl zulle* vinden: als dan zal het ftoutfte fchipdat'er ooit geweeft is, al war de Zee omringd ontdekken,' en d'aarde in haar grobtfte omittetrek meteti j en ge- HjkalsdeZoa, vanallebeletfelenoverwinnaarblij- ven: als dan zal een zekereLiguriaan wel darren on- derwinden een reize te doen, eenijgelijkonbekend als hem jj zonder dat hij door't dreigen van ongunfti- Mm gft
|
||||
§£& TORQJJATQ TAS^OOS
gewinden,; ruifchen.derb.aren, of andereyqorteke-
jjen yanicjhipbj?euk, te verzetten zal zijnj al^op
Sfullen de yergejegenfte plaatfen, endc tarnejteke?-
Aen totpqch toe onbekendy met de fchnkkelykfle
gevaren die'er in eenige plaatfen yanden agcdkloot
tevinden zijn, vergeefs trachten zijn geejl^ehou^
den, binne^de palen van Abijja jen J£alr^,,Mdjie te
naauw voQEhiem zullen zijn J gij hraye Colospbus,
Zuljtde |roujjjgl}eid hebben om uy zeilen na eenanr
deraipunj:op(tezetten, daar gyzoohaaft zultvlie-
geai, datde^Faam, dieduizend oogen en zoo yeej
lichteyjeugejen (beefc» u met b,et gezicht, ajleen niet
Zaljkonnenyolge;n: darif yrij zpoveelaJs'thaar be-
liefd Herkles en d'oyerwinnende Bacchus p4js, 'tzal
genoeg zijndat ^e gedachtenis van de diogen, bij u
door de fchipvjiardjonderwpriden, de nakomgljngen
ter ooren kofnt, als een zaak die een groot loigedichr,
ofgedenkTOcardigebefchryving waardigis. pitzeg-
ge^ide ^elaep£ehaar ftreek recbttegen 'tooften, ea
w^ek een wejpjg na den middag, .zulkxdatjevanvo-
rep zagen toe de jZon onderging, gelijk hij yan »cn-
terenwederherborenwierd. j^^glijkte^je^uj^?ls
de jfchponeinQrgenftondg£jW9pi}i5, zijp ftralenen
daaujy, op degefchakeetdeblpjeoienpeer tejfortep,
zagenze van yer ,eep duiir eren berg j ter partake van
een dikke roift Awxt>$ rnee bedektyas j maar als zi]
hern begonden te naderen,,i na dat al de$p yolken
vexftoyeq ^$m > ZagenZg fi%t blj W*? 9g4^ ™&B
'''■'', i-J1" ' van
|
|||
Perlojk Jerwuilem-j. f$j
V4n«n Irpft'fc zirfl, berreden breed, en boven pun?
tig j daar fetnevetis zagenze een dikken roo]j, dip vantijdtot tijd alopvloog, gelijd als dien berg, daar ten verwaten Enceladus onder begraven leit, die op den lichten dag duiftre dampen, en geduurende dp tmcbtnietalsvier Efhfjnt uit te braken : ziedaarop dezeifde rijd ondektenze odk de verfcheideneilan- derty dietten'eettijdu de gclukkigenoemden, ge~ lijkze'twaerlijk in der daad zijn : want menhoud, hetdaar voor, datd'aarde daar van zich zellefs alles voortbrengt, en dat menze nimmermeer bebouwd , hieris't datde wijngaarden altijd met ontelbare drui- vetorrfrngeladen zijn, zonder dat menbehoefd te •werken om wijn te bekomen; hier bloeien d'plijf- boomen nooit te vergeefs, en men zeid dat het mcel uituitgeholdeboomen ftort; ukde heuvelen rondora ipringenklareaders van levend water, welkeraan- genaarn geruifch zoetjens d'ooren ftreeld; den mor- gendaauwenlieflijken afem derweftewinden, mar tigende lucht zoodanig, dat dehette hiergantsniet verdrietigisi 't welk aan d'oude reden heeftgege? ven, om daar van d'Elizefche velden en wppnplaat- fcti der welgelukkige te maken. De Ridders hier ng aangekomen zijnde, Iprak de leidlvrouw tot haar > Mijn vrienden gij zult terftond ten einde van owe reiszijn, want't geen gij daar voor uw zict, hjset taen de gelukkige eilanden, indien *er de kenni$e van in uwe geweften gekomen zijn; zekerhoewel M m % jneij
|
||||
54^ ToRQJIATO TA'SSOOS
men hct rrioet toeflaan datie geheel vruchtbaar en
aangenaam zijn, zoo is evenwel 't geen m'er af verhaald ftiet waarachtig. Dit gezeid hebbende, fmectfe 't anker dicht bij 't eilan d uit,' t welk 't eerfte vandethienwas; waar op den kloekmoedigen Ka^ rel, dooreenloffelijkebegeertegeprikkeld, iptak; Brave Maagd, zoo den aanflag, tot dewelke gij ons beliefd hcbt te voeren, het lijden kan, zoobiddeik u, dat het mijgeoorlofdzijaan land tegaan, orade- Ze oe vers te kennen, en te zien wat volk die bewoo- nen, van wat aard datfe zijn, wat geloof datle heb- ben, enalwataanmerkenswaardigis, op dat ik het aaneerlijkelieden mag verhalen, om inhaardebe- geertete doen waflen van mij na tevolgen. Waar- lijk, antwoordehemde leidfvrouw, 'tverzoekdat gij mij doet is een teken van uw grootmoedigen aard j maarwatmachthebik u dit toe teflaan, zoo'ton* verzettelijkbefluit des Hemels haar tegen ubegeer- tenzet? geloofdmij, detijd die God beliefd heeft tebefluiten, datdeze plaatfen zoudenontdektwor- den, is noch niet gekomen, noch u geoorlofd, in uw wereld zekere tijdingen vandezegrooteuitbrei- ding der Zeen te brengen; dat u genoeg dan zij den Hemelzoogunftigtehebben, dat gij zoo ver, zon- derkonft, ofervarendheid in de fchipvaart, geko- men zijt; boven dit, dat gij nu hetgeluk zult heb- bentegerakendaarden Ridderisdiegij zoekt, om hemineenandcrehoek des werelds te brengen; gij |
||||
Verhfte JeruZttle»LJ>l * ' 749
*oud nu al te verwate wezen meer re hopen', en u te
.ftellen tegen dewetten van 't befluit. Meerfprakfe niet, enondertuflchen fcheen het voor deRidders dat het eerfte eiland leeger wierd en het cweede hem verheftc; daarop zij haar toonde, datalled'andre inde langtehaar uitftrekten van der Zonnenonder- gang, even breed zijnde, gefcheiden door kleine armkens der Zee j nu kondenze de huizen en het Werktuigin zeven van deze eilanden zien, 'tgecn baartekennengafdatfebewoondwaren, maarindc drie andre liepen de wilde beeften onbefchroomd door't bos en't gebergte. In een van deze ter zijden. afgelegen, daar zich den oever omkromd, twee lan- ge punten uitfteken, die de manier van een have ma- ken die van een rofteen daar de baren opbreken, be- ichut word,en de plaats voor't onweder veilig maakt, en belet dat d'aangekomen fchepen door 't geweld der baren niet geflingerd worden, door twee rotien die aan d'eenen d'ander zijde, opdewijze als bol- werken,die de zeilende voor vierbakens dienen, is de Zeeindezeaankomftealtijd (HI; menzieteenweinig boven deze plaats een duifter bofch, in't midden van 'twelkeen aangenaam hoi ftaat, metklimbladeren omleid, en van ichoon water, 'twelk het ververfcht, befproeid; Hoeweldat hierde fchepen nooit aan- komen en'tanker uitwerpen, om dat deze eenzame plaats ter zijden van alle zielftreken afleid, zoo ftreek deevenwel hier leidfvrouw bet zeilom aan land te M m 3 gaan,
|
||||
gaan.$ 7,3jbohdf-!et&fae€pkeftaattdlefloeter, enota
dieieg^eidenaantemoedigen, fprakfe; HeerRid* ders, ziet gij dat grdot gebouw wel 't geen op den top van dieri berg ftaat ? daar leefd den verdadigen van'tChriftengeloove, in dartle ledigheid, zondef eenige bekommenng te hebben , ak om zijn tijd in. danffen en banketten wel door te brengen 5 ik rade it dan., datgijmorgen Vroeg, zoo ras als de Zon haar eerfteftralenop'r. aardrijk fchiet-, tiaar boven klim* menzultemuwaanflag te volvoeren, dieZegifcia, om dat het u niet verdrieten nioet* vermits'eran- dersgeen tijd toe bequaam is als deZe > om dit werk ten emde te brengen; 00k kurtdgij, eer 't nacht is, gemakkelijktotaanden voet van den berg gaan. De- Ridders,wel vergenoegd zijnde, anders geen raad.al* dehare te volgen , namen van haar affchied, en ging- gen langs den oever, door het pad datfe haar wees, "t Welk zoo gemakkelijk was, datfe niet vermoeid Wierden : zoo dat t'hareraankomftede Zon noch re- dely khoog was, eerZe in Zee Zouzinken. Maar't gene haar het mdsjelijkfte was, datfe langs onge* lijkerotfteenen moellen opklimmen, endiein'tne^ derhangen, tot boven op den top, alrhet fneeUW en ijs bedekt waren. Evenwel, na datfe botenop den top geklorhmen waren, VerWottderden zijhaaf overde groenigheid, ende frrfle bloemen , die zoo fchoon, in We&rwil van de ftrafheid des winters* ftoridert. jfckfet) >t is Bhmegelijk datmen hem niet rerWon*
|
|||||
\.
|
|||||
VerUfie ferusudent^- ,- "; fy?*
Yefwaflderenzou*' atlfiijenbedenkt, hdede'fchoori- '
heidlranderooze'nenielijen, in die pjaatfen%■ rondv om met. fneeuw omringd, behouden kunoen blijven: ZoagroOterifcracht heeft de tooverij opdegemeener dingen der natuur. Zij dan nedergezeten zijnde, be- nedenaan den berg, in een eenZame woefteplaats, rondom in't geboomte, bragtenze daajrdenachto- ver. Alzoo haalt de Zonne oprees, rezenze ook,! baar reis vervolgende, geraoedigd door een vaft i voornemen. Maar naau whjx warenze voortgegaan, of.daar verfcheen e'en verfchrikkelijke Draak, die baar den weg affhee, met een ongelooffelijke fnel- heid, hij had drie afgrijfTelijke kammenop den top zijnshoofds, dehals van fenijn gezwollen, deoo- gen Zoovuurig als twee gloejende koolen, en^tli- chaam metgoude enblaauwe fchelpen bedekt. Met zijn hongerige buikbedekten hij debfeedtevandferf. wegi enuitzijn gapende keel fpoog hijeenvergif,> gevaarlijkeralsde'Peft: dan rekten hijhemuit,dan? kroop hij weder in, gelijkals of hij irie'een fchoot,ew" dan kromp hij weder tot eeri,-danftakhijzijnJange ftaart.uk, i die hij dan We&rinkrulde,, onmahemte~ halen., 'tgenehij trachten te verraflfen. Hoewelhij' indezcrazernijhemVertoonden, oftidenopga'ngte be&bermeh i i evenwel lieten de twe'e Riddershier- om niet; voort te gaan. Alreeds bad Karel de hand' aan 't Zwaard geflagen j om be m te keei' ie gaan, ter wijl zjjn fpitsbroeder^ hem te rug trekkende,riep ;; Mmi Wat |
||||
^ft ToR^ATO TASS068
Wat wild gij doen ? meend gij dit beft, door kfacht
van wapenen, of uwen arm t'overwinnen ? Zoo fpre-
kende, fchudde hij maar zijn vergulde roede, daar
den draak naauwlijkx het gonzen van in de lqcht
hobrde, of, heel verfchrikt van't gerucht, vlood
hij uit hare oogen, haar den weg open latende. Een
wcinig verder vertoonden zich voor haar en wreede
Leeuw, die, door zijn fchrikkelijkbrullen, d'om-
leggendeplaatfendee' daveren, en haar met wreede
oogenaanzag, alsofhijzehadwilleninflokken. hij
opende zijn groote muil, met fterke tanden gewa-
pend, flaande zich Zelven met zijn verwoede ftaart,
om hem noch meerder te vergrimmen: maar hijzag
naauwlijkx de roede, of een verburge ichrik verftijf-
dezijn hert, zulkx dat hij de felheid, die hem de
natuur gegeven had afleggende, de vlucht nam ;
Alfdoen verdubbelden de moedvandeRidders, en
gingen naarftigvoord, evenwel zonder datfe haar
begeerten zoo haaft volvoerd hadden alfle wel wil-
den, om dat haar noch bejegende een verlchikke-
lijk leger van bijzondere dieren , verfcheiden
van gedaante en geluid j al wat wanfchapen en
afgrijflelijk, tuflchen den Nijl en den berg Atlas,
ofin de Herkanifche wilderniffen is, fcheen hier ver-
gaderd te zijn, Evenwel al deze vervaariijke beeften
waren nier machtig om haar tegen te houden, of te
daenwelrfceeren; ter ander zijde, 6 wonder I op't
roinfte gerucht dat de roede maakte, vloodenze voort
.weg
|
||||
VerUfie Jerusalem-/.
Wegj zulkxdat'ergeenbeletielwashoegroot, dat
voorde Ridders niet wijken moeft. Zo datfe nu mee- fter van den berg waren , zonder eenigen hinder te vinden, als de gladdigheid en den quaden weg, die haar reis wat verlangden. Maa'r na datfe door de fneeuw gekomen, en de fteilten opgeklomraen wa- ren, vondenzedaarbovenzoozoetenlucht, ofhet ifideLente geweeft had, en een groot breed effen veld, 'twelk de weftewinden, altijd op een maat bewaaiden, zonder dat de Zon daardcminftever- andering inbrengt, wanneerhij zijn gemeenen loop d'oet. Bovendien dat de lucht vervuld is met de reuk van de kruiden, die hier tot vermaak fchijnen te waf- fen, zoo heerffchen hier geen koude vorften, dan weeronverdragelijke hitte; de Hemel is hier altijd' klaar, en zijn klaarheid altijd op een wijze. Zulkx/ datmen wel zeggen mag, dat uit deze plaats de Win- ' ter en Zomergebannenzijn, maar dat'er'thartje van deLenteeeuwigis. Dit maakt ookdat, doormid- del van deze gelijkheid, de kruiden en bloemen al- tijd haar groente, en haar aangename reukbehou- dcn; en dat de boomen nimmermeer van haar blade- renberooldworden. Op de kant van eenwaterpoel ftondhierhet hoovaardig Paleis van dcfchooaeAr- mijdegebouwd, die 'tgebiedheeft overald'omleg- gende heuvelen, en een groote Zee, diemen van alle kanten ziet. Eer dat de twee Ridders hierqua- .men, voeldenze haar een weinigveimoeid, omdat- Mm f fe
/■■
.... :
|
||||
5:5-4* ToRQJJATO TaS*SCVOS
£e altijd hadden moetenopklimmen, zulkx darie veel
zoeter, door dit veld met bloemen beZaaid, voord- traden, en van tijd, tot tijd wat ruften. Alfloen- vertoonden zich voor hare oogen een fchoone Fon- tein, die haar fcheen te noodigen om wat te verfriA fchen; 'twaterviel van 'thoogfteder rotten, ftor- tende over al op de kruiden, haar zoetjensbewate- rendej vandaar het weer t'famen Hep in eendiepe. vhet,. wiens kanten met groeneheuveltjes, en fcha- duw van boomen,bedekt was.Boven dien dat het zoo' klaar was,datmen opdegrond van zijn drijfzand zien kon,- zoo bctooverde het, ftroomende, de oorejv, meteenzoetgeruilch. Die't waterrakenwou,, zou. hetkouderdan ijs bevonden hebbert: enhetkruid,= 'twelk daar rondom wiefch,. doormengeld metal- derhande bloemen, daur cierperken, zonder kunftj uitgemaakt wierden, konteffens, en voor bedden , ■ en voor ruftplaatlen dienen. Dezen oorfprongisdei Lachfontein geheeten, wiena water doodelijk; is; voordie het drinken. De Ridders hier gekomen zijii- de, Zeiden tot elkanderen; Zekerwij mogen onze- luften nu wel teugelen, en ons wel voorzichtig hou- den terwijl het vermaak, dat zich voor ons nu ver- toond, als Meerminnen zijn, daar wij't gczang vari1 moetenfchuwen, en d'ooren geflooten houden. Hier opgingenze voort tot daar deze vliet hem breed uit- frrekte, makende de gedaante van een kleinepoel > tjpde kant van het welkV zij een tafel vondea, > gek» |
||||
den met de iekkerfte fpijzen diemen wenfchen zou:.
nietVfJJTa»idaai;»age«ze tweejongemaagden, gfi'- heel, flaakt,, die fernen in 't midden van; de galvea fge,eldeni> daarzsdan om ftrijd tuflentweewateren; zwpraaaen, onuezien, wievan henbeideneerdec aaaeeazeker teken, datdaarftond ,. Zou aankomen. Dan toondenze haar fchoone lokken,. die langshare fehouderenj veel witter als albaft„ neerdropen, dan dokenze weer onder en vertoonde wederom 'tgeen noch fchoonder was. De Ridders haar geheel naakt ziende, waren in't aankomenwat bewogen,, zulkx datfe haar niet konden weerhouden van haar niet t'aanfehouwen: terwijlze ondertuflchen haar fpel vcrvolgden, was 'er een die haar oprichte en haar keel ontdekte, met het gene dathet magtigfte isom het gezicht.tot zichte trekken. Zoo is gewoon inden da^eraad de fchoonemorgenftarteverfcijnen, wan- neerze uit de baren oprijft ,. noch vochtig een aange- flamen daauw om leeg {chijot te ftorten; en zoo ver- toonde haar eertijds ook de minnemoeder, toenze uit het vruchtbaar Ichuim der Oceaan geteeld wierd. maardezevervloekte, hebbendede Ridders gezien* dook terftond inrrwater, everrgehjkofhaardevrees en fchaamte bedwongen ;, waar door haar-fchoone lokken boven op haar hoofd als in een knoop t'lanten wafde* maar ne&rvallende, icheen het alseen ver- gulde fluier, die zichlucbtig om haar lichaaro, veel blanker als lvoor» heenflingerden, u war verloren- ze
|
||||||
\
|
||||||
.
|
||||||
\f6 ToRQ^AT© fASSOOS
ze op die tijd een aangenaam beeld! wat cen swnge-
naamheid zagenze op die fchoonheid die hadr be- roofdwierd! zij wierd roofverwig en lachtentege- lijk, zoo dat in haar fchoon aangezicht de lelienen rozenhaarvermengden, end'eened'anderevercier- den. Eindelijkna datfe alzoo getracht hadden, om door alle aanlokft-len en betoovering de Ridders tot haarte trekken, voegdenze haar ftem daarbij, en zongdeze vaarzen, met zulkeenzoetgeluid, datfe al de moed van de wereld zou verzwakt hebben, be- halvendie van deze helden. OVreemdelmg', driedubbeldin uw lukj,
't Gejlamte ztuwel %unftig dez,e tijd, Dat het u hier ter plaats brengt, daar nooit dmk Ofdroefheid heerfcht, maar alles u <verblijd. Al't hertvermaak men nimmermeer hier derfd. De ramp enfinert in ditgeweeflftrakxfierft. Veelbeter als ooit in de guide tijd,
Zoo hooggeroemd<van d'ouden dp een rij; De dartle -wellutt iveet hier vangeenjlrijd, Ofhaat, ofnijd, ufbarjj'etirannij, Want uit dees plaats k alle ellendgejaagt, En 'tgeen hier ■mom i, de rtjke wee behaagd. Vromv Venus houdin deze plaats haar Hef, \-
Begeerddatgijuw wapens nederkgt: Zij mil dat gij, alleenig tot haar lof, |
||||
JJHfJBWilWW'l-*'!
|
|||||
Virltftt Jerusalem**,' '557
En tooverkunfl, zult treden in 'tgeveeht
O Kidder/„ die opncbt de koets bemind, Daar Ericijn de CMintiefirijd begint. Het bedde der ver lief den is em veld.,
't Geen waardig is tot barefirijden lof: Gelukkig zijtgij, alsmen u nufield Voorbaar ten toon; dienimmermeertotftof , ,. ..,- Ofaardvergaat, maarflaagonfierflijkblijft, Gtlijkje Zo», die Me mittwrdrijft. ejMaar eer datu zoogoddelijkgez,icbt,
Zoofchoonen Star als aan die Hemelpraald, Vgunfiig met haar lieflijkjog toelicbt, Verpuldmet 't z,ottdat<van haar[choonbeidfiraald: Eerft'vandeesjpijs, die bier ten toon fiaaty bratt, En dan daarna tttn dtt water watt. Ditzongeen yin dcze gevaailijke Toovereflen ^
terwijld'anderemeDaangenamelonken, enaanlok- felen, dieze verfcheiden in 't werk ftelden, haar behulp: gelijk men ziet dat op 't geluid van eenig fpeeltuigde treden van een dans, danras, danwedcr langfaam, zichvergelijken. Maarde Ridders fpeel- dendendoove voor al deze dingen. zulkx dat haar trouwlooze vleijerijen, haarbetooverende lonken , haar aangename Ipraak, heur gevoelen wel kittel- den, maarechterniet vcrderdoordrongen. Want, op de zelve tijd, als deze zoetheid, om haar te ver- raffen
|
|||||
ff% Tojt^qgiro Tabsoos
raflen, het inwendige'wan', zoo fleidender«den,
met hare wapenen* zich bier tegen; enfneedebe- geerten af, eerdatfe baar wortdengefchoten bad: zulkx dat d'een vanhaar overwonnen wierd, en d'an^ dere, zondercorlofttenemen, vertrok. Alzoogin- gen de Ridders recbtna 'tPaleis; en de twee Maag- den dooken in't water, gebeel verzet, baar zoo ftandvaftig veracht te zien. |
|||||||
TOR-
|
|||||||
:'..; a.*
|
|||||||
I, :.
|
|||||||
■ ■•■nifipi^ie!"!'"-'"
|
|||||||||||||
n?
|
|||||||||||||
w T 0 & QJJ A T P T A S S O O S
Verlofto
JERUZALE M. |
|||||||||||||
ny,
|
|||||||||||||
I N H O U D.
Efchrijving vanverfcheidebeletfelen, die de Risers*
^in "t zoeken van Reinout> oncmoeten. Zij vinden kern bij Armijde, die hem in een welluftig leven onderhoud: daarze hem geUikkiguitverloiTen,, Armijde yolgdhaar, tot op den oever der £ee ; en hem? door hare tranen> niet weSrhouden kunnende , verdelgd het betooverd Pa- Ieis. Daar na doetfe haar > met een wagen eri twee ylie- gsnde paarden > doordeluehtvoeren. - r' ;_ ' ., • , ' '' . '■ ■ *>"''■''-' I Pe efdfpre Rijders, tot Hm Reinout #fg?w0<lt
In hart reixjt <veel yerfymderwg gntmoeten ; . i Bitk Wimffi berP* fp 'f, lafit.H» wo darttl ffaw- |
|||||||||||||
:: :Hi! ..•'
|
|||||||||||||
tjllet
|
|||||||||||||
.... .
|
|||||||||||||
><?© TORQ^ATO TaSSOOS
(Jffetbaary die eerendeugd, moedwtlligy treed met
itoeten. Zijtrekkenbemuitdez,egeilheid, metgeluki Armijdefchreidhem ft a 7 tot aandewaterftranden; Docb z,iende dat haar klachte, enramp, en droe* 'vedruk, Uitthulp, heeft z,ij V Pakv verjelgd in aard en z,anden. Hier na begeeftfe haar, door d'onbepaalde lucht, %JHet vltegendpaardgejpan, en tvagen op de vlucbt. E T Paleis van Armijde was rond-
achtig , en zoo koftelijk dat men nooit diergelijke zag, in't midden was een tuin, heerlijk door de def- tigheid, die tot een omringdiende, daardekunft het prachtigfle datmen hem kan inbeelden, nietaanvergetenheeft, want deduivelen hadden daar zelfs rondom getimmerd * ontelbare huiskens en heirnelijke vertrekkeni opd& manier alseen doolhbrY daar het Wei qualijk uit te, komenis. DetweeRideers gingendoor'tgrootpor- taalbinnen; wantgijmoeten weten,dathethonderd looze poorten had, met goude platen bedekt, ge- wrocht met zoodanigen kunft, dat d« deftigheid van't werk die van de ftoffe te bovenging; zulkx dar d'afbeeldingen, die m'er op zag, fchenen beZeild te zijn, indien men na het oog wilde oordeelen, want daar
|
||||
Verlofte Jiru&alem-j. f6t
daar nietals de Ipraak aanontbrak: daarverfcheert
Herkles,een fpinrokinde hand hebbende,midden on* derde dochteren van Omfale, Koningin van Lidien, en onderhiel haar met vrouwelijke praatjens; aart zijnzijde vertoonde hem dekleineMinnegbd, die belpottelijkaanzag, hoehij, die voordeZendehel beroofd, en den Hemel op zijne fchouders getorft had, tegenwoordig naalde en fpeldewerk gebruik* ten; daar wasook uitgebeeld de fchoonejole, die met een fchoone en teeren arm fpeelde met de knodfe van die overwinnaar, dieze naau w lijx aan een einde van deaarden op konlichten, noch zijn boog bevat- ten; ook toondezij haartezijn verfchriktvoorhet NemeTche leeuwfvel, 't geenZe op hare fchoudereri geworpen heeft, en'tgeenooktezWaaris, voorhare Zwakkeleden; hier recht tegen over was een Zeege- fchilderd, daar het verzilverd fchuim zich af ver« mengd met het blaauw vande baren ; in't midden zeillen twee groote vlotett oorlogfchepen, daar uit de Wapenen vandeftrijders eenontelbaar getalblixem* ftralen, die de lucht over al vei donkeren, fchijnen op te vliegen: als men zier hoe de luifter van't goud hem in't water verdubbeld, zou men in't aankomen Zeggen, dat de Kaap van Leukades heel in vlam ftond: aand'eene zijdezietmen Auguftus, vande Romeinen gevolgd, enaan d'andere, MarkusAn- thonius, gefterkt ziinde met de machten van't Oo~ ■ten, Egipten, Arabien, en het meerendeel van N a Indiefl;
|
||||
■%6l ToRQJCJATO TaSSOOS
Indien. Deze groote vlotengelijkenvanverdeCij-
cladifche Eilanden tezijn, want men zou hem in- beelden datie op den Oceaan dreven, uit hare fonde- menten wechgerukt, endat hoogeverhevebergen tegens elkanderen quamen aanhorten, zoowrcedis d ontmoeting van deze twee magtige heiren: alree- devloog'ereen hagelbuivanichichten, pijlen, en vierpotten, van alle zijdeder fchepen, die groote torens en vafte bolwerken fchenentezijn; maar al- zoodeZee overal bezaaid was met doodelijke teke- nen van fchipbreuk, en lichamen van't leven be- roofd, die door malkandren op de baren dreven, zonderdatd'overwinning, nochaand'een, ofd'an- drezijdehelden, verfcheenin eengaley ecnKonin- gin,die met kracht van zeilen en roeiriemen,de hoog- te gewonnenhebbende, devlugtnam; Anthonius volgde de zelfde weg, en verloortoen al de hoop tot het Koningrijk der wereld, daar hij te voren zoo vierig op toeley; 't is waar dat hem de vrees niet deed vluchten, maar de drift van zijn liefden, die hem dwongeenvrouwtevolgen, daar van de machtge- heel over zijn wil heerfchte; ookwasihetlicht aan zij n wezen te zien dat hij geheel, en t'effens van-lief- deen (pijten fchaamte vervoerd was: eindelijk na een gevecht niet minder twijffelachtig als wreed, was al'tgeen hijdoen kon, zich inde monden vanden Nijl te verluftigen, daar het fcheen dat hem de dood verfcheen ora «vel t'onthalen, en dat zijn noodlot hem
|
||||
\
Vetlofte Jeruzalent^, $6$
hem voor de lefte vertrooftinge 't vermaak gaf, dat
hij nam, in "t aanfchouwen van't aangename beeld 't geen hij aan bad. Dit waren de Hiftorien, die me'ft half wegen op de deuren van dat prachtig Paleis verhe ven 7.ag. Na dat de Ridders haar oogen hier af* gewend hadden, gingenzein'tKafteei, alseendool- hofgemaakt, gelijkdedoolwegen van Meander, die haarlangs develden fchenenomte drajen, dan ora keg, danomhoog, gelijkalsoffemeer alseentnaal wilden Weerfceeren, of weder te rug gaan na haren ingang, en vau daar weder aan de Zee te loopen 5 zoo en noch twijffelachtiger waren de wegen van dezen bedriegelijken Dedalus, zulkx datal het garenvan Ariadne, naauwlijkx gertoeg zoude zijfl om den ver- dooldenhieruittetrekken; maardekennifledieden* wijzen Konftenaar haar van deze plaats, in een kaart afgebeeld , gegeven had, belette haar te verdolen. Boveft dien haddenze in gefchrift hoeze haar dragen moeften j zulkx nadatfe aldeze omwegenontwon- denhadden, ontdektenze eindelijk denTuin, die geen we&rgade ter wereld had j want aan wat zij- de datle haar oogen floegen, nergens ontbrak 'er i«ts dat haar geen vermaak gaf. Daar zag men veel ver- ieheide fchoone fierperken, alin verdeelinge en ver- inxiende wegen afgefcheiden, befloten in affchut* tinge van Oranjeappel- Lamoen- Negelentier- en Mirteboomen j ik vergeet de fchoonheid van de poe- Ico, daar verfcheidc viffen, door een vermengds ^J Nn % zwemmen |
||||
f^4 ToRQUATO TASSOOS
zwemmenin't bewegelijkkriftalijn, metdeholen,
kleine boflen , heuvclen en valeien, die tot vercie- ringe van deZe plaats dienen: maar 't gene hier het wonderlijkfte in was, is dat de konft hier zoo wel in gearbeidheeft, datdenatuur, bij de wonderen die in'tmaakfel verburgen zijn, van het hare fchijnt toegevoegd te hebben; ook is 'er niemand die in't aankomen zijnzelven nietzou inbeelden, ofalhet gene dat tot vercieringe diend natuurlijk, en het ge- bouw, kunft is^ zoo aandachtig zijn de wonderen om elkanderboventegaan; ik ftel hier ook bij, datzelf de lucht ook het werk van de Tooverefle is. Want die zoo aangenaam en gematigd is, dat in wat faizoeft het is, hij de boomen doet bloejen, en de vruchten rijpen; zoodanig datfe alle beide onvergangelijk zijn: hier zag men op een ftronk het eene beeld op't ander waffen, en aan een tak, appelen en peren, meer of minder gerijpt, hangen; daarde boomen van den Tuin het dikfte zijn, ziet men den wijrigaard opklim- men, diehemaandetakken vaftmaakt, fchijnende verliefd te zijn; hier begintfe te bloejen, en daar ontdektfe haar fchoone druiven, daar van d'eene een vergulde verw hebben en d'andre als robijnen blin- ken, daar een hemelfche nektar in verburgen is: op de aangename groenten ziet men verfcheide vOge- len, die van tak tot tak vliegende om ftrijd zingen, en het gevoelen betooveren van dieze aanhooren; itaar op zoctelijk pail bet geruifch der weftewinden, 'tgeen
|
||||
Verlofte JeruzalerfLj". $6f
'tgeenzich met dat van de ftroomen t'famen voegd ,
en een begrip der muzijk maakt, 't geen twee Choor- Zangen fchijnt na te bootfen , daar van als het ee- ne eiiidigd , het andere wederom begint : On- derditgroot getalvan vogelen zietnTereendie bo- venal d'anderenuitmunt; want boven diendathij een purpere bek en het lijf verfcheiden verwig heeft, Zoo is zijn zang bij na als die van de menfehen, zulkx datde Ridders geheel verwonderd warenin hem te hooren^ ennochmeerder, alflezagendatgeduurig als hij fprak, al d'andre zwegenj en dat de winden zelf ftil hidden terwijl hij deze woorden zong. GElijh^als een per aardig roosje,
Wiens knopje noch bedekt het bloosje, Zy» zuivxeglans verbergd in V groen; Eer dat het bloempjen is ontloken, Tjoo ivinfcht men V meer (wijl't blijft gedoken) Te hebben, om zijn luit te ■voen. tJWaar door de groote hit? van butt en,
Als het zijn bloempjen op gaat Jluiten, Verdord tcrjlond al d'Edle glans; KjMen ziet z,tjn levend klcur ontrukken , Eer't een beminnaar af komtplukken, Als^t oud word tot een rozekrans. 'Loo ook de bhemen van ons leven,
Die door de tijd word opgeheven, N n 3 En
|
||||
j6*C> TORQUATO TASS00$
JE» afgevjurpen, 4eer</ »ooi/' weerj
Wanneer als z,ij ons is benomen, ■ Geen jonge jaren weder famen, Dejeugd word nooit •vernieuwd zoo tter. Laat ons de vrucht, die's uchtens waffin$
( Eer 't modgeheim ons komt verrajjen, Des avoxds, en het bios verflind) Dan in de frtffi jonkheid plukkgn; De tninnepijlen 't hert ons drukkgn > LMmd zoo gij wezen -wild bemmd. Hieropzijngezangvolend hebbende, antwoor-
den hem alle d'and re vogels ', toen begem bij weer op nieuws met dit volgende vaaj-s. De minnepijl, ons hart aan liefde bind,
Remind -weerem, zoo gij "wild zijn bemind, Terwijl dat denTuin van dit geluid weergalm-
den, zag men de beminnende tortelduiven haar lief- kftozend trekkebekken verdubbelen, en alderhan- de beeften minne plegen; daar was niet, zelfs tot de harde eiken, datdefchichtennietgevoelden; de laurier zelfs, hoe kuifch dat bij is, was'er niet vnj af j en het waren de boomen alleen niet die hier een verburgen gevoelen af hadden, maar de wateren en het aardrijk zelfs mede; onder deze welluften en minneprikklen,
|
|||||
*
|
|||||
w)|
Perhjle $eruz,akik~>. 5-67
mihneprifekien, terwijl dat de twee RiJders hoe lan-
ger hoe meer, haar tegen al deze aanlokfelen met een ohverwirinelijke moed kanten, beeldenze haarin, datfe dwers door de boomen (gelijk het inder daad was) den jongen Prins zagen die zij zochten; hij Jag op een beddevas bloemen, in den Ichoot van een maagd, die roemen mogtgeen gelijk te hebben; zij had haar fchoonen hals geheel ontdekt, enhaar ver- gulde hairen ongevlochten neerhangen: het groot vermaak 't geenze gevoelden, en haar als buiten haar zelven verrukten, maakten dat haar aangezicht wellulrig in een weinig zweet baden, 't geen als den daauw zich opde bloemen van haarverf vermeng- den, en den glans daar van verdubbelden : op haar vochtige oogen, daarmen ikeriweet nietwatvoor vreeie en orikuisheid op zag, vlogen lachjesen een aangeriaaniheid, dieze veel glinfterenderalste voren maakten. Gelijk men de fchoonheid van een helder Water terftohd ziet vefmeerderen, zoo haaft als de Zon zijn ftralen waterpas fchiet: terwijl dat Armij- dehaargeziehtlierflrjkop Reinouts wezen, die met het hbbfd in haar fchbdt leid, hield neergellagen, hchre hij zich zelven op , en hoe dat hijze aandach- tigerbezag, hoe dat zijn begeriggezicht meeroor- zaak wasTdat hij verteerd; haar onderlinge kusjes ver- duboeleh nu op de oogen, dan op de lippen; en el- kezucht die een van deze minnaars ontflipt, barft Uft'tgrofid van haar hart, metzulkeengeweld, dat N n 4 het
|
||||
^68 T0R.Q.2AT0 TASSOOS
dat het fchijnt, dathcur ziel en terftond moeten van't
eenc lichaam in't ander vliegen, om niet meer als cen te zijn. Terwijlze elkanderen zoo onderhou- wen, konnen deRidders, die daar verburgen wa- ren, haarniet genoeg verwonderen overde groote verandering van Reinout : aan zijn riem hing eefl ipiegel, een onwaardig vercierfel voor hem, 't welk hi), oprijzende, in de hand van zijn juffer geeft : alseenjuweel, bequaamtot Kupidoos verburgend- heid: terwijlzevanhaar zijdehaarbefpiegeld, zoo doethij ookvande zijne; enalzoo metd'oogen vol vlammen, zien zij in verfcheide voorwerpfelen maar eenalleen : zij gebruikt hetglas omhaar jntezkn, eh hij door de zelfde middel befchouwd hem zoo wel in de oogen van zijn minnares, dat, in plaats van een fpiegel, hij 'er twee heeft j d'eene maakt een ze- geteken van zijn flaververnij, en d'andere een van de magt dieze op hem heeft: Waarde Armijde, fprak den Ridder, ik bid u weeft mij met dat zoet gezichr, daar gij mijn leven mee gelukkig maakt, gunftig, Want de vlam die mij verteerd, is het af beeldfel daar uw fchoonheid in afgebeeld is j helaas, fchoonhe- den daarde wonderen de fpiegelsafzijn, daarikfe in vertoond zie; ach, zoo hetwaaris dat gij mij vcr^ acht, waarom is't ten minften u dan nietgeoorlofd, om u zelven te zien ? zeker zoo dat gefchiede, uw gezicht, dat een ander voorwerpfel niet beter zou kqnnen. vergenoegen, haar Zelven beziende, zou |
||||
Verhfte Jeruzaletti-J. fGy
tich verheugen in de heerlijkheiddaar't inbeftaat;
want daar en is geen fpiegel, die zoo volmaakten beeld in alles zoo waarlijk zou konnen vertoonen,hoe wel het niet mogelijk is zoo volkomen Paradijs in een klein ftukjen glas te befluiten; en zoo men ergens een ipiegel, die u waardig was, moil: zoeken, men zou- Zealleenig aandenHemel vinden, daargij, onder zoo veel ftarren alffe vercieren, gelegendheid zoud hebben zoodanige fchoonheden t'aanfehouwen, die u gelijk zijn. Op deze woorden glimplachte Armij- de, enlietevenwelniet af vanhaartefpiegelenen't hairoptellrijken; nadatle hetvergaderd had., om dat het onachtfaam verward en dartel hing, krulden •zij het met golven en beftrooiden 't vol bloemen, 'tgeen haar die zelfde aangenaamheid gaf, dat de de verfcheide verven, door't vier gemaakt, aan't goud geven : na dat zij eenige rozen geplukt had, vermengdenze die met de natuur^lijke lelienvan ha- renblankenhals, en zette toen haar hoofdfluier we- der op: in deze toerufting ftreefdeze als een paauw j die vol hoogmoedigheid zijn verfcheide vederen uit- fpreid , daar men van alle zijden de oogen op zjet blink en daarze mede bezaaid zijn; of zoo, gelijkfe haarhoofd enboezemvercicrdhad, gelcekfealsden regenboog, wanneer hij door weeHchijn van zon- neftralen, als daar een wolk voor fchiet, inonzebo*ft, genontelbare fchoone verven onder een verrriengd,, vertoond : truar 't geen het wonderlijkfte in al haar ! Nn j kleedinge
-
i
|
||||
ffO TGRQt7,AT0 TASSOOS
kleedinge was, is een gordeldieze riimmermeer aF
doet; en zelf alfle naakt is, draagtfehemgeftadig; den werkman die hemgemaakthad, eigende licha- men aan dingen toe dieze niet hadden, en mengden veel verfcheide ftoffen onder een , daar hij alleen maar kennis af had omuit te voeren ; want van fpijt en liefde, geveinfde weigeringen, verachtelijke lief koozerijen, liefflijke verwijtinge, minneprik- kelenmet glimplachjens entranen vermengd , ge- brokc zuchten, door harde hikken uitgeworpen, fehoone woorden , zocte kusjens, vafte omhel- zingen* en onderlinge klachten, maakten hij dat wonder proefiruk. Na dat Reinout zijn tijd zoo met Armijde doorgebragt had, namze met een kusje van hem oorlof, en ging in 'er eenigheid om methaar tooverletteren, gelijkze gewoon was, te raatflagen. OndeftuflchelibleefdenverliefdenRid- derindenTuingevangen, daar hij niet meerderals d- andre vogelen uit kon, die daar zoo Wei als hij in gefloten waren; maar Zoo ras als de ftilte en de nacht haarbeide weder rieptothet genietert van haarbe- gcertcn,' vertrokkenze in een heimelijke plaats die in dehzelfden Tuin Was, daarze den geheelen nacht in vriehdelijke omhelzinge en vermaak, 't geen de minnaars eigenis, doo'rbrogten. Des morgenswas Amrijdezoo haaft niet uit den Tuiri, of de twee Rid- d^rs^i idie inde boomenverburgen lagen, oridekten haarateReinout, met stile ftukkengewapehd. Ge- |
||||
■^r^^
|
|||||
Ujk als eenkleekmoedig oorlogfpaard, datmen Vobf
een fpringhengft bij een hoop merrien gcjaagd hefeft, en de zelve tot op de kant vanden oever naalobpt, zonder evenwel te vergeten, hoehet dikrnaal zijn meefter hoogmoedig inden flag voerde; zod '£ge- beurtdat hetde trompethoord klinken ende Wape- nenvan verziet flikkeren, terftond toevliegd daaf het ftaal hem in de oogen blinkt en de lucht met bf ie£ fenvervullende, wenfcht met een kloeken held ge- laden te zijn ■, met welk het ftoutmoedig een bfaven ren, d-Wers door den viand, mogt doen, om ter neder te werpen al wat hem gertioed : alzoo beWeeg- den op de zelve tijd *, toen de glans vande wapenen in Reinouts oogen flikkerde, zijnftrijtbaaremoed, die Jlatuurlijk tot den oorlog genfcgenisj, en ontroerdc op een vreemde vvijfe,hoe flaperig datzedooc detoo- verije van een luy en ledig leren was;daar op'Huboutj hem naderende j Stak het diamante fchilt, dat hi J in zijn hand had, recht voor zijn oogen daaf inded jongen Ridder hem fpiegelende,' al de toeruftirige 2ag die hem de liefdegegeven had,orri hem de natuuf van zijn onkuifclie minnares gelijk te maken: het isnietalsblankketlel, reukwerk en ijdele pronkerij- en, die men in zijri lokken en op zijn hoofd ziet; den degen die hijop zijn zijdedraagt, isvangeen ffcial, nochbequaam ©fttte vechten, eW dienvolgendeon-; waardig voor voor zoo ftrijdbafen Ridder. het » veel eerdereen toonftuk van gefteenten, daar men meer
|
|||||
57* Tor.qjjato TaSsoos
meer gout als ijzer aanziet. gclijk het de gewoonteri
van een'.menlch is, die uit een diepen flaap ontwaakt, zijn verzwaarde ledenuitte rekken, tot hij weder tot zich zelven komt j alzoo bleef dezen jongen Prins, geheel flaperig, vol fchaarnten , nu hij hem in dezc toerufting zag, en fcheen zijn oogen met te derven opflaan om zijn zelvet'aanfchouwen : want de vrees die hij heeft, doct hem zijn gezicht na d'aarde om leeg houden, zonder dathij naauwlijtoc hethoofddartopbeuren, zulkxdathij, omzichte verbergen, hem garen in Zee, of in het vuur van denVezuviuszougeworpenhebben. Alsdoen nam Hubout het woord; Wei, fprak hij , heel Azie en Europe zijn in de wapenen, en aide geloovige die Christus Jezus. aanbidden, arbeidenvierig om het heilige Land te bekomen , en ondertuflen, Bartholdus brave Zoon, blijft ledig in een klein hoekjen buiten onZe wereld zitten; ziet hier dien Verrhairden Held in de armenyan een vervloektc Tooverefle, die hem gebruikt gelijk een Have: ramp- zaligeft-'idder, watvaak heeft op zulk een wijze, al uwgevoelen, zoo flaperiggemaakt? of watflapheid weerhpud uh'er? Op, op, Godefrooy we&rroept u in sieger; al het Chriften heir verlangt niet als na u; en tegenwoordig Verwacht u 't geluk en d'over- winning met open arrrten; komt dan, pontfaggelij- ke Krijger, en dat door u den aanflag mag geeindigd •wofaen die gij zoo wel begannen hebtj komtter-- ftond,
r.:.a
|
||||
Verlofte Jcru&alenL-). 5-75
ftond, het fchelmfe gelooven daar gij de machten van
doen beven hebt, vcrdelge,op datfe onder uw zwaard
daar de flagen van onvluchtbaar zijn, ne&rftorten.
Op deze woorden wift Reinout niet t' antwoordcn,
en bleef als onbewegelijk en verzet een tijd ftaan.
Eindelijknadatde fchaamte voor defpijt, dieneen
moedig {bldaat voor reden diend > plaats gemaakt
had) endat bijsde verw van zijnaangezicht, hem
eennieuw vier van gramfchap, dat heminwendig
blaakten, voegden; fcheurden hij al die overvloe-
dige prachtigheid, en de dwaze tekenen van zijn
dienfbaarheid aan ftukken. Ditgedaanzijnde; ha-
ftenzehaar om te vertrekken, zulkx datze in'tge-
zichc van Armijde, alle drie uit dit verward doolbof
gingen. OndertufTen wafle wel verwonderdalhaar
wachcen en tegenweer, dieze onverwinnelijk ach-
ten, nu overwonnen te zien ■ maar alfle bemerkten
dat Reinout in efnfldeurging, en dat denRidder,
dieze zoo zeer beminden, zulk een zoete ge /ange-
nisverliet, daar hij zoo ras als 'tmogelijk was, uit
vloot zonder eens om te zien^ wouze roepen wreede
gaat gij mij zoo verlaten en alleen blijven ? maar de
groote droef heid, die haar terftond de mond floot,en
dwong in't hert te houden de droeve oorzaak van
haar klagten,belet het haar: ellendige Minnareflfe die
u in een oogenblik van uw waarile vermaak oiubloot
Ziet daar bij dekennisvan den roof unoch grooter
foiart van geeft: zy ziet Reinout, zij kend hem,
hij
|
|||
574 ToRQJtTAToTASSdOS
hijis 't zelf die voor haar vlucht, en evenwelhoe
geleerd datzeis, is't haar onmogelijk hem te weer- houden: 't is vergeefs ofze hier toe gebruikt, al de toverijen en verburge bezweringen, daar ha.ar eertijds d' allergroofte TooverefTen van Teflalie me- de behulpen. Hoe wel haar niet onbekend is, 't geen denHemel kan itillen, of achterwaards doendein- 2en, noch de middelen om de fchaduwen uit haaf duiftere gevangenis te trekken , evenwel zoo zijn haar zwarte kunften haar tegenwoordig ondienftig J want zijze hier niet te nut kan roaken noch te vveeg brengen, datde hel zig gewaardigd, ophaarkla- gelijke aanroepingenteantwoorden. 'tWelkd'oor- zaak is datze haar met ge«n toverijen meer behelpen* de, nugebruikt, omhem beterweeromtelokkenf aangenaame fchoonheid, vleierijen, looZe woor- den, met aide aanlokzelen en 't gewoonvermaak; zulkx, dat zij om te beproeven, of de betoovering van haar gebeden en klachten, geen meer machtals die van haar zwerte konften hebben zoude, hem zottelijk naloopt, zonder dat de fchaamte, ontzag, nocheer, noch andre inzichten, machtig zijn haar re weerhouden: arme liefde waar zijn nu de zegete- kenen daar gij niet lang geleden zoo pleegt op te roe-' men ? ziet gij niet wat een hartzeer die fchoone moet hebben zoo berpot te worden? geloofd gij de fpijtf diemen haar doet niet het herte raakt? meent gij datze zoo vreemden verandering verdfagen kan ? ztf |
||||
Verlojle Jeru&alent-). Sff
die voor deZen de macht had,om met een eenige lonk
uwKoningrijk,hoegroothetis, 'tonderftebovente werpen -, zij in wie zig de gramfchap en hoogmoedi- gen aard beide even groot vonden, zij die geenbe- geerten als voor haar zelven had en met de minnaars die haar verzochrenfpotten; zij, dieveimaakfcbiep ind'overwinninge, die dagelijkx hareoogen, nier minder aangenaam , als gevaarlijk in het quet- fen, verkregen, looptals eenrazende na dengenen die verachtelijk van haar vlucht; zij wil met hare tranen de verachting die men van hare aanlokfelen maakt, goedmaken, en wanhoopt, haaraanbid- delijkfte fchoonhcid van de natuur gegeven, zoo veritooten te zien; zij door een razende liefde ver- voerd zijnde, vervolgde den genen die van haar vluchten, zonderdathetijs, enandreongemakken die haar teere voeten ongewoon waren te lijden, haar beletten door die ongelijke weg vol keizelfteenen, voorttegaan; 'twas evenwel vergeefs datfe als bo- den , haar fchreeuwen en klachten voor uit zond, wantfe haar niet achterhalen kon voordatfe alaande haven waren gekomen; als doen , heel ontzinnig, rieple hem toe; Barbaar, die een gedeelte van mij metu voerdenhierlaatblijven, ofneemtheteene, of geeft het andere, of vermoordfe alle beide; on- verbiddelijke, doet mij de gunfl: ten minften voor't leften, zoolangtevertoeven, totikuvoor eeuwig vaar wel gezeid heb; 'tgeenikvanu begeer, isdat mijn
|
||||
576 ToRQJJATO TaSSOOS
mijnleftewoorden, ennietmijnkusjens, bijuwor-
den aangenomen; want ik weet datgij die gunft voor eenandcr, dieze Waardigeris alsikben, bewaard; verrader als gij zijt, wat vreefd gij ? ofwat is't dat ik u van mij zelve vraag? zie ik niet dat gij de ftoutmoe- dighcid hebt u van mij zoo te verfteken, gij die noch wel moogt hebben mij te berooven, van't geen ik Zoo vieriglijk van u verzoek ? Terwijlze niet afliet vanroepen, ftond Reinout ftil, engafhaartijdhem geheel uit haar adem, t'achterhalcn; nu hoewel haar aangezicht in zweet en tranen zwom , zoo waf- fe evenwel noch uitnemende fchoonin al haar lijden; 't geenze eerft dee, was Reinout ftijf aan te zien, zon- der hem het minfte woord toete fpreken; 'tzij dit nu uit een uitnemende droef heid voortquam, of dat' fe hem daar het gevoelen niet af wilde betuigen, ech~ tergewaardigde hijhemnieteenszijnoogennahaar toe te keeren, of zoo hij bij geval eenige lonken haar toewierp, 't was alleenig fteeligewijs, zoobefchaamd was hij in zijn ziel: ondertuffchen gelijk als een tref- felijk Muzikant, die opeenig fpeeltuigwi] fpelen, gemeenelijk dooreenig voorfpel begint, mifTchien ora zijn vingeren rap te maken, of om d'ooren van de toehoorders te bereiden; alzoo gebruikten Armij- de, van de droef heid verdrukt, al haar gemeene konften, en hervattehaarklachten, doorde zucb- ten en hikken, dieze uit het diepfte van haar hart op- dreef, om dat van haar Ridder, doorde reden die- ze |
||||
Verlofte Jerusalem-*.' S fy%
zehem zeggen wilden, beter te bewegen: Wreede*
alsgijzijt, fprakfeeindelijk, beeldunietindatik-U hier als mijn Minnaar wil onthalen; 't is. mij genoeg dat gij die voordezen geweeft zijt, maarterwijl gij nu de plaats weigerd die te blij ven, en zoo rrauwloos bent, dat gij door't herdenken, van mij bemind te hebben, u verongelijkt vind ; verontwaardigd u dan nietten minftenmij tehooien, alseen mehfche die gij geenig goed gund ; en gedenkt, dat menfom- tijdszijn vijand niet weigerd te hoorenopzijngebe* den; weet vrij datik hier niet kom , om uteberoo* venvanhet vermaak dat gij neemt mmij.niettebe- minnen; teranderzijde, zoodezewijzevan wraak u aangenaam is, zoo benij ik u dat vermaak niet, en Zeg, dat ikde gene ben, diedeChrifteuenhetmee* ftetcr wereld gchaat heb; gij hebtzelf ondcrd'anv dre, het grootfte deel in dezehaatgehad :ik;, van heidenfche af komfte en geloove, bendegene, die dooralle middlen getracht heb de Chrilrenen leed te doen, en u boven al; gi) weet hoe ik u vervolgd en gevoerd heb, ver van't leger afgefcheiden in een plaats niet minder vreemd als-u onbekend. Steld hier bij fendit's het gene dat mij dunkt, meerals-alle andre dingen tot uw fchandeen fchade ftrekken zal) datik door mijne konftenu tot mijn liefdegetrokken heb; daarik ten eerften mij zelvenzonder twijffel in bedrogen vinde, van u zoo wuft, en totkoften van Hiijn eer, eenbloem, daarde grootfteMonarchen O o der
|
||||||
578 ToR<iUATO TASSOOS
derwereldomgezucht hebben, heblaten plukken;
waarlijk 'tis mij een fchoone eer , u, den tierannigen bezitter van mijn fchoonheid gemaakt te hebben, en uit mijn vrije wille gegeven hcb, 't gene veel andre minnaars, veelftandvaftiger en trouwer als gij zijt, ftiromermeer op mijn wil hebben kunnen verkri gen: cvenwel terwijl dat ditgefchied is, moet men't hel- penj welaandan, fteldditongeluk, indien gij wild, in den rey van mijne bedriegerijen; zeker ik ben te vreden, dat al de mifdaden die ik tegen u begaan heb, fcoo machtigzijnom u te vertoornen, dat gij terftond vanhiervertrekt, zonder ooitaandeze woonplaat- le te denken, die u onlangs zoo lieffelijk en aange- naam was j gaat wreede, keerd weder door de Zee, oorlogen en arbeid, en breekt u w beloften die gij zoo godfdienftig gezworen hebt. Ik verzoek 'er u zelf toe., gij hebt 'er geen deel meer aan, terwijl gij zelf den genen zijt dieze gefchonden hebt. O gij trouw- looze, die mij in de plaats van een onbeweeglijk beeld, en geen minnaar verftrekt; al't gene ik be- geer, isdat gijmij toelaat ute volgen: dezevraag is een zaak die men gewoon is aan niemand, zelf met aanzijnvijanden, teweigeren. Gij weetdatwieeen ftad veroverd heeft, zijn roof, noch d'overwinnaar zijn gevangenen niet verlaat, maarhij doetfevOor hemgaan, envoerdfe zeeghaftig met hem; waar- om doet gij dan niet het zelve, en waarom ftaat gij fliet toe dat ik u in't leger vergtzelfchappe? op dat |
||||
1
Vetleftt Jerusalem-). $fy
gij bij uwandre daden voegd, dat gij wfaalc genomen
hebt, overeen perlbondie onlangsveel brave Hel- denuitftreek, op datfezoo met den vinger magna gewezen worden, als een arme flavin, die de (pot van aide wereld onderworpen is; trooftelooze alsik ben, voor wie hoef i^< nu meer deze blonde hairen te bewaren, nu gijze zoo zeer veracht? waarlijk ik zal zeaflnijden omutevolgen, enmij door die middel Vermommen,op dat men mij voor een knecht zal aan- zienj ik heb moeds genoeg u te dienen,om uw {peer te drag£;en ftoutmoedigheid genoegmij midden onder de vijanden,in de grootfte hette van't gevecht te wer- pen; enzoo'tnoodigis, twijffelnietdatikdekracht niet zou hebben om uw paarden te bezorgen, en mij, onder al watgij mijgebiedenzult, te ftellenj hoe groot datde gevaren zijn, zij zulien mij altijd , als iku vergezelfchap, teklein lchijnen; enomuzelf te behoeden, zal ikniet dralen uvoor Ichildknaap en fchild te verftreklcen, ftellende rriijnlevenvoor't uwe, omhettebehouden. Deze keel, die gij zoo bloot ziet, zal ik altijd voor het zwaard der vijanden vertoonen, eer toe te la;en dat gij gewond zoud wor- den, zulkx dat men geen tnenfch zal vinden, boe onmenfchelijk en Barbarifch dat bij mag wezen, die niet wel te vredenzou zijn, ute behoeden, door vreeze van mij te quetfen, ftellende deze fchoonheid, die gij zoo veracht, vooral de eer die hij uit zijn o- Verwinning zou kunnen trekken; maavongelukkige O o % als
|
||||
580 ToRQJJATO TaSSOOS
als ik ben, ik kittel mij met een ijdelheid die mi j on-
nut is, ach 't is vergeefs, dat ik mij met een zaak vlei die ik nimmermeer verkrijgen zal. Zij zou meei ge- fproken hebben, zoo de zuchten die zij loofden, haar de woorden niet hadden afgemeen. Hier en boven dat haar fchoone oogtn, die voor dezen zoo zcdig ende klaar waren, nutwee levende waterbeken fchenen tezijn, dievaneenalbaftefteenrotsafvioeiden: dan trachteze hembijde hand tevatten, dan in hetaan- gezicht te ftreelen, makende de maniere van een die een ander bid; maar hoe meer datfe hem bezwoer, hoe meer dat hij den dooven fpeelden; zulkx dat hij al haar aanflagen we&rftond, en eindelijk meefter bleef. Want de liefde vond alreede geen ingang meer in dat onverwinnelijk hart, en de reden had aide vlammen die hem plegen te verteren, in ijsveran- derd. 't Gene evenwel niet beletten Icon, dat ziin oogen op haar klachtenzich niet openden; enwaar- lijk dit fproot ik en weet niet uit wat voor medogende knaging, diegemeenelijkaande liefde vaft is, en die hierookzijn gevoelenzoodanigbeweegde, dat het hem onmogelijk wasde drift van zijn lijden te mati- gen Evenwel na dat hij zich, zoo veel hern moge- lijkwas, verfterkt had, om van binnen dit lijden te verbergen en voor haar t'ontveinzen , wilde hij haar eindelijk niet zonder antwoord weerom zenden, maarfpraktot haar; Armijde, ikzalniet vcinzenu te zeggen, dat het mij grootelijkx bedroefd, u in |
||||
Veriojie Jeruzalent-jr 581
denftaat daargij tegenwoordiginzijt, vervocrdte
zien ■ zoo't alleenig aah mij ftond om u deze onma- telijke drift re doen vergeten, dicgij al t'ongeregeld alleen ommijomhehd hebt, twijrrel metdatikmij 'erniet gewilligin quijten zou : even wel rnoogcgij Welverzerkd zijn, datmijn vertrek vanu, nietuit haat, ofquadegenegenthcid t'uwaarts lpru.it. den hemelbehoedemij datikde fmaat dieik vandiezijde ontfangen hob zou rekenen, en noch veel minder be- geerte krijgen mijdaer over tewreken; geloofmij, mijn eergierigheid zoekt u hier niet voor een flave en vijandinne re houden, hoe wel dat gij niet kund loo- genengrootelijx gemift, en het pad der reden wel verovertreden, tehebben, door het ftreng onthaal dat gij mijgedaan hebt, zonderudeminiteoorzaak gegevente hebben. Hier boven, wijl gij het eene quaadophetandregehoopthebt, is'tgeichiet, dat gij uonredelijk hebt laten vervoeren, vaneenover- dadigehaat, tot een grooter drift der liefden; maar gij zijt de eerfte niet die dat gefchied is, en deZe mif- llagen zijn maar alte gemeenin dezentegenwoordi- geutijd: ik vergeef het uw geloof dat gij hebt, ter- wijlgij het met het zog vanuw voefterhebtingezo- gen, en ben te vreden noch meer andre dingen uwen aard en jonkheid toe teflaan. Ik ken mij zelven aan een deel van uwe rampfpoed fchuldig, en ben tot het einde toe Zoo barbarifch niet, Zonder niet geraakt tezijn: 00k ben ik zoo onbeleefd niet omu tever- O o 3 oordeden,
|
|||||
-
|
|||||
fSl TORQ^ATO TASSOOS
Oordeelen, hiertoehebikdeminftebegeerten, maar
integendeelverklaariku, datgij, onder de werelt- fchedingen, daarikdegeheugenis van zal't meefte beminnen, altijddeeerfteplaatszult houden; 'tga met mij zoo't de hemel gevalt: 't zij dac hij mij re- den geeft om te verheugen, ofbedroeven, lkzalu altijd voor oogen houden; en over al daar ik aankom, zal ik uwen Ridder zijn, zoo veel als de wetten van mijngeloof met die vanmijn eer, die mij verbinden om proeve tegeven vanmijndienft indeienoorlog, die wij Kriftenen zo rechtvaardig begonnen hebben, kunnenlijden.Gedenkdannietmeer, ik bid u,aande milllagen die gij en ik mogen begaan hebben: gij Weetdatalwatgefchied is, nietals totonzegemeene fchanden ilrekken kan: dat u ditgenoeg zij en de ge- b.eugenishier van voor altijtindeze eenzame einden derwereld begravenblijft: ziedit's hetgeneikbo- venalbegeer; datmenhiervan niet fpreek in Euro- pe, of ergensanders, ikhebnochveel meermiffla- gen begaan, zo'nder dat het van noode is deze daar bij te ftellen. Daarombezweer ik u weder in Gods naam, nimmermeer, op zoodanigen wijze, te bezoede- len uw fchoonheid, gezag, ofkoninglijk bloed, daar gij d'eer af hebt uit gefproten te zijn: blijft dan hier ter goeder uure, en vergenoegd u met de voorge- fchiede dingen; ikvertrekterftond, engijkundmij flietvolgen, hoegrootdatuwbegeertenookis, om dat de gene die mij geleiden, het u zouden beletten; blijft
|
||||
Verhpe 'Jemz.alent.t* : J 8 J
blijft dan in deze plaats, of neemt ecflen anderert
weg, en matigd wijffelijk dc hitte van uw drift. TerwijI den Ridder deze woordenfprak, omhaar
te herftellen, konze niet op haar voeten blij ven ftaan, maar brande van ongeduld, zoo ongeruft en vol on- genuchten waffe, doorgramfchapen fpijt vervoerd, hielze haar oogen ftij fop hem geveft, en zag hem o- verwreed aan; eindelijk hebbende lafterenen fchel- den tot haar hulpgenomen, antwoordeze hem; Gaat fchelm, gij zijt nimmermeer uithet bloed van Attie- nus geiproten, ende fchoone Sofia heeft uniet ge- baard: zeg veel eer dat gij uit onbe wegelijke zeeba- ren, of het ijsdes bergs Kaukazusgeborenzijt, en Herkaniffe Tijgereffen gezogen hebt; want waarom ishetnoodig datikdezewaarheid ontveinze? heeft dien onbewegelijke wel het minfte teken getoond* dat hij in zijn hart het minfte medelijden voelden ? is hij wel eens van verw veranderd, om al de dingen dieik hem mag gezeid hebben? zijn mijn klachten wel machtig geweeft de zijne tot haar te trekken ? heeft hij wel een traan geftort, of een zucht tot teken van fmart geloofd ? wat kanik nuvanhemdenken, of wat behoor ik te zeggen ? hij bied zijn zelven aan om mij te dienen, en evenwel hlj verlaat, en vlueht van mij : 6 die kloekmoedigen Overwinnaar, die Zoo licht de mifdaden, die men hem gedaan heeft, wil vergeven, en de grootfte miiflagen vergeten; maar ziet eens, ik bid u, 'tgeen hij mij raad, en de O o 4. fchoone
|
||||
584. ToRQtTATO TASSOOS
fchoone redendcr liefde, die dien kuifchen Xeno-
kratesgebruikt. O Hemel, 6 Goden, waarom ge- fchied het dat-gij deze vervloekte menfchen leven laat? waarom doet gijze niet verzinken, en waar- om laat gij niet toe dat haar de donder fla, veel eer als d'onnoozele gebouwen en uwe tempelen zelf ? gaat heen dan , o wreedaard, en gevoeld hier na de rampen die mij drukken; gaat heen ongetrouwe, en twijffel niet dat mijn fchaduw u zal volgen, zoo ras als mijn geeft van dit lichaam zal ontbonden zijn.Zoo fceer als ik u voor dezen bemind heb, zoo zeer wil ik u in toekomende haten. Waar dat gij moogt heen trekken, gij zult mij altijd achter u her hcbben, Wantik indeplaats vande vierde razernij zal zijn, omueeuwigtequellen, en hier toe zullcnmij geen flangen noch fakkels ontbreken. En zoo uw noodlot toelaat, dat gij't gevaar der Zee en klippen, zoo wcl als de fchipbreuk komt t'ontgaan, en in het oorlogf- Veldgelukkigaankomt, daar hoop ik dan dat gij, on- derde dooden, gereed zijhdeom haarte vergezel- fchappen, u geraakt zult vinden door een naberouw, Van mij zoo lichtelijk mifdaan te hebben, eer dat gij delaatftefnikkennoch geven zult; maar roeptdan 2.00 veel als gij wildomde getrouwe Armijde,' het 4al u al niet helpen. Op deze woorden begaf haar den adem, zij viel in onmacht neder, hebbende haar aangezicht geheel met een koud zweet bedauwd : eliendige Princes, die van den Hemel gehaat word, en
|
||||
: Verlofte Jeruzalem^l $$$
en niet wil dat u eenige middel van vertrooftinge bij
blijf; waarom opend gij uw oogen niet in plaats van die te fluiten, om de tranen van uwen minnaar te zien? 6 hoe zouden zijnzuchtenuwfmartverzacht hebben, zoo't gefchied waardat gijze geopend had! hijgeeftualwathij kan, enzeid voor'tleftvaarwel, meteenaangezicht, dat gij niet ziet, daardeblijken vanzijn rouw kiaarlijk opuitgedrukt zijn. Zijnde tot zoo droevigen uiteffte gebrocht, watis'tdathij voor zijn befte doen zal ? Moet hij de bedroefde Ar- mijde half dood opdenoever laten leggen? Zeker zoovand'eenezijdede beleefdheid en't medelijden hem beletten te gaan, zoo beroofd en leid hem de dwang van d'andre metkracht wech. Hijgaatdan, en den adem der wefte winden, (peelden alreede zoet- jens in de lokken van die haar geleiden. Dat fchoon verguldezeil zeilden in voile Zte; en terwijl Rei- nout na den oever zag, daar hij van vertrokken was, verdweenze ongevoellijkuitzijn oogen : ondertuf- fchenwas Armijde zoohaaft niet tot haar zelvenge- komen, of zij zag, haar oogen over al flaande, niet daneen woeftheid, daar t'effens de ftilte en eenzaam- heid heerfchten : Hij isdangegaan, fprakfe, dien verrader als hij i^, en he eft de ftoutheid gehad, mij hieralleen in doodfnoode te laten, zonder een oo- genblik te vertoeven om mij te helpen, Ik ben wel d waas hem noch te beminnen, en van droef heid op dezen oe^er, daar die trouwloozen mij vail houd, te Oo 5 verte-
|
||||
$86" ToRQJTATO T ASSOOS
rerteren r maar waar toe zijn al deze klachten goed ?
heb ik dan geen anderc wapenen om mij te wre- ken, en kunncn tnij kunften ontbreken, die be- quaam zijn om mijn begeerten te vergenoegen ? 'tgahoe 't wil, ik heb voor mij genomen diever- vloektete vervolgen; daar zalgeen zooverborgen plaats zijn, al waar bij in't diepftte der hellen, daar ik hem niet gaan zoeken zal, den hemel zal hem Zelfs met voor verblijfplaats kunnen ftrekken , om hem in zekerheid verburgen te houden, ik heb dicn onmenfchelijke alrede vaft, ik fcheur zijn trouweloos hart aan ftukken, ik vierendeel hem, en hang zijn leden aan een galg, op dat hij in toekomende voor een fpiegel verftrekke aan dengenendie hem willen navolgen: laat hij zo fchelmsen wreed zijn als hij wil: ik zou wel grootelijx bedrogen zijn, zo ik hem einde- Kjk in bedrog en loofheid niet te boven ga,maar waar zijtgij rampfalige Armijde en wat wild gij feggen? 6 't waar ubetergeweeft dat gijuwreet tegen hemge- toond had als gij hem hier had,als u nu vergeefs te be- klagen, nu hij'tontfnapt is! de wraak die yij tracht te neemen is al te langfaam, hetis nu geen tijd meer de driftenvanuw hart te volgen: evenwel 'tgeen iku moet raden,dat is; zoo uw fchoonheid,noch in eenige achting is, en miflchien zalze 't wezen, of zoo gij u noch ku nd behelpen met uw gemeene liftigheid, zoo Zal uw begeerten niet ijdel zijn: welaandan, deze zelve fchoonheid moet mijwreken,ter wijiz^'t meefte mifdaan
|
|||||
-
|
|||||
Verlofte Jerue,ak»i->. 587
mifdaarus: 00k heb ik voor mij genoomen, diete
beloven, tot vergeldinge aan den genen die mij het hooft van die trouwloozen brengt: 6 gij, mijn min- naars, die door de dapperheid zoo beroemd zijt, aan- vaarddeaanbieding die ikudoe, en zoo gij bevind dat de zaak in zijn zelf gevaarlijk is, ftaat mij ten minften dan toe dat den aanflag eerlijk is; niet een vanu is mijn gcboorte onbekend, noch de groote goederen die mij verwachten : wreek mij dan, ik bid u, terwijlik op die voorwaarden bereidbenmij geheel aan u over te geven. Of zoo het waar is, dat ik niet waardig ben zoo dier gekocht te worden, ik bevindedan, 6 mijn fchoonheid, watwaardije dat- menook van u maakt, dat gij mij een onnuttegift dcr natuur zijtj hoe het 00k zij, wijktvnj zoo ver van mijalsgij wild, otrouwelooze, terwijl uwondank- baarheid u jaagd, ik bekommer mij niet meer met u, en 't is mijevenvecl, ofik leve, ofKoninginben: Want zoo iets dit korte leven, dat mij noch overig is, behoorden t'onderhouden, dat's d'eenige hoop ran wraak. Armijde deze woorden gefproken hebbende, die-
Ze meteengelaatdat van razende gramfchapaange- prikkeld was, vergefelfchapten , verliet terftont? den eenfamen oe ver met het hangende hair, geheel in haar aangeficht onfteken, en gafgenoeg aan haar we- fen te kennen, dat de fpijt zijne wortelen in haar hart gefchoten had: maar zij was naulijx in't paleisgeko- men,
|
||||
588 'jToROJIATO- TaSSOOS
men, offe riep drie honderd helfchc Godheden aan,
met een ftem die haar zelf verfchnkten. Daar op wierd terftond den Hemel met dikke duifternisbe- dekt, die haar van allezijdenuitftrekten; deZonne wierd bleek, de winden deden de bergen rondom be- ven, d'aarde loeiden onder haarvoeten, endehel brulde vervaavlijk. Als doen hoorde men in den oni- mering van dit betooverde paleis, verfcheide mon- fters, baflen, huilen, en blazen op een vreemde wijze; hetwas allesmet zoodanigen duifternis be- dekt, dat zelf de Zonne niet machtig was daar door te breken, zulkx datfe geen ander licht als dat van den blixemzagen. Nadatde duifterniffe verdwenen Waren, quam de Zon in haar plaatfe, metzulkeble- ke ftralen, dat het lang aanliep eer de lucht weder Jielder was. Ondertuffchen verdween op die zelve tijddat geheele Paleis, zonder dat'erhet minftete- ken over bleef, daar door menoordeelenkon, waar datprachtige gebouwtevorerrgeftaanhad. Wantal wat 'er wonderlijk in den heelen omring van den tuin Was, verdween in een oogenblik, en daar bleef niet irteeralsdeeenigefteenrots, diefchrikkelijkvan zijn Zelve was, ftaan", waar in dit paleis zekergelijkt, de Jbeelden die men zichinbeeldinde lucht te lien, als kafteelen, boomen, wanfchepfels, lanfdouwen, die met den eerften wind, of in de zonnefchijn ver- ftuivenj of het is zoodanig als den droom van een .uitzinnige, dieinde langduurigheid van een heete koorts
|
||||||
; . Verlofte " Jeruz,aiem->. ' 589
koorts hem verbeeld te zien, eenontelbare meenigte
van fpook en geeftemterftond klom dcTooverefle op eenwagen, diezevaardighad, dieterftondzichinde lucht ophief, daar hij boven over de wolken heen rol* den, voordgedreven door kvacht van ftorm en draai- v/inden, die barr\ voordjoegen als den blixem. Alzoo waffe, door kra n /an deze vliegende wagen, in een oogenblik, verbij al de oevers, dieonder d'andre pool gelegenzijn, enhetaardrijkvanonbekendevolkeren bewoond. Door de zelfde middel raaktenze in de naauwte, zonderde zijde van Spanjen of Barbarijen aan te doenj want zij vervolgden haar weg, opgehou- den in de lucht, boven denOceaan, en quam einde- lijk aan de zijde van Paleftijne. Nu of het fcheen dat het aanfchouwen van heur land haar hatig fcheen ; zij fchuwde altijd den oever van Damafko, en dee haar wagen de vlucht na de doode Zee nemen, daar haar kafteel flond. Daar gekomen zijnde ge- vvaardigdeze haarniet eens van haar huiigenooten te laten zien, en begon verfcheide dingen in haren geelf terzijdenen van alle gezelfchappenafgefchei- den t'overdenken. Ik moct, fprakze bij haar zelve, hier nieteer van daan vertrekken voor datdenZou- daan van Egipten hem in't velt begeeft met de macbt van't Ooffen : al de wetenfchap en kunff, die ik ooit. gehad heb,wil ik nu gebruike en mij anders vermom-> men als ik tot noch gedaan heb: ik heb voor mij ge- nomen de wapenen te dragen en de boog en't z-waard te
|
||||
i,C)0 ToRI^UATO TASSOOS
tevoeren, ofzelf zoo't noodigis, voor Staatjonker
de bcfte Ridders te dienen, en haar tot degevaar- lijkfte aanflagen te moedigen: indien ik maar reden krijgvan de hoon die mij aangedaan i3, zoo benilc welberejdvooreenigen tijd van mij te verbannen al 3t geen men eer inde wereld noemd : en Zoo mijn voogd mij wil lattren, dat hij 't niemand als zich aelvewijt, die zonder dezwakheid van mijnnatuur t' overwegen, mij heeft laten dingen beftaan die hij mij nimmer had behooren toe te laten,als mijn eer on- waardig zijnde: hij is die mij uit de palen der fchaam- te geleid heeft, en door zijnen raad heb ik verfchei- de onverfaagde aanflagen volbragt, mij dragende als een landlooper : men moet hem dan alleen toe- fchnjven al het quaad dat ik tot noch toegedaan heb, en al't geen ik hier na door een hcvige liefde en recht- vaardig gevoelen, vervoerd zijnde, doenzal. Dit was het voornemen dat7,e broude, dat zoo haaft niet m haren geeft befloten was, of zij riep heur Ridders en maagden, met al haar andre huifgenoten tot haar; nadatze haar een deel van haar voornemen gezeid had, gebruikte,ze al haar fchatten en rijkdom, om een machtige uit rufting ten oorlog te maken . dit gedaan hebbende, begaffe haar op den weg, en zonder haar hetminftete vervarfchen, hiclzeniet opvannacht en dagte reizen, tot datze eindelijk terzelve plaatfe quam daar den Soudaan van Egipten zich gelegerd had, langs den oever van Gaza. 5 TOR-
|
||||
79*
|
|||||
torqjjato t;a(s[sjo;os
Verlofto JERUZALEM.
Het %eventiende Cje%ang. I N H O U D.
"T\En Soudaan van Egipten ziec zijn heir monfteren,
^om tot hulp van Jeruzalem te zenden. Armijdever- fchijnt 'er met ha,ar troeppen ook, en bied haar perzoon enKoningrijkdengenenaan, die haar van Reinout wre- ken wil, en zijn hoofd brengen. Reinout, komende aan Paleftijne te landen , vind daar rijke wapenen en een fchild, daar zijn geheel Geflachtopgegraveerdis. Den )vijzen Konftenaar verklaard hem een gedeelte daar van, in duiftere reden , en laat het overige voor Peter den vroomen Kluizenaar, om hem een breeder uidegging» daar over, tedoen. # Egiptifch leger ■wordgemonfierdvoor den Vorft,
Qmna^trunalemte-wordenafgeztondeny Armijde
|
|||||
IJQ)X ToRQJJATO TASSOOS
Armijde, die z,oo beet,' net Reinouts !even dorFt,
Verfchijnt ,er met het Folkjot hare hulp %/erbonden. Zy bied 'er z>elven aan dengenen, die haar 't hoofd,
Van Reinout breng: Htj land aan Paleflijnfeftranden, Vindwapens en eenjchild,waar in hem ivordbehofd,
De nazaat die z,oo braafbeheerfchfen rijke. landen. Den Konfienaar een deelin t duijler bewver'klaard:
En V ovrige dat wordvoor Peters geef! bewaard.
E StadGazais gelegenopdegrenzen
vanjudea> op de groote weg, daav men, langs de Zee, recht na Pelu- zengaat. Nietvervandaar,zietmen verfchrikkelijke Woeftijnen, daarde ftormen endraaiwinden gewoon zijnde barenomte roeren; zulkx dat den wind van den middag zom- tijds het Zand zoo omwroet, dat de Karavanen, en de reizende, groott moeiten hebben , om'er niet onder verdrukt en begraven te bjijven. 't.Was al lan- ge geleden dat den Sbudaan deze ftad, die een fterk- re van Egipten was, van de Turken onrechtvaardig bezeten had. Vindende haar dan zeer bequaamtot dezen aanflag, daaralzijn zinnenop fpeelden, en om nader bij te wezen, had hij zijn Hot na deze plaats vervoerd, en de bij eenkomfte van het groote leger't gecn bij vergaderd had, en een algemeene raonfteringvanzien wilde, hierbefchreven : maar, 6mijn waarde Zanggodin, zegt mij den fijd ende plaats
|
|||||
■ "
|
|||||
■■■■
|
|||||
» >
Verlojie Jeruzalem^j, fy y
plaats daar deze dingen in voorvielen, en de macht
die dezen Vorft, zoo van zijn eigen onderzaten als bondgenoten, had; verhaaldmijdenuittochtvan't volk, 't welk hij van den middag af, lotaand'uitep- fte grenzen van den opgang gelicht had, en w at Prin* cenof Landvoogden haar daar lieten vinden, want gij zijt de eenige die mij waarachtig verhaal kund doen, van debenden ende overlten diemenhier, van de plaatfen der halve wereld, zagaankolften. . Zeder dat Egipten het jok van het griekfche Kei- Zernjk afgefchud had, en van geloof veranderd was, wierd eeu zeeghaftig held, gefprooten uit het bloed van Mahomet, meefter daar of en veftigde daar zij- nen Zetel I toen hij aan de Kroon geraakte, dede hij zichKaliffus heten,een tittel die zijn navolgers zeder gevoerd hebben, even gelijkalsd' oude Egiptifche Koningen haar Farao deden noemen en daar na Pto- lomeus. hoe wel dit Keizerrijk alreede groot was, Zoo wierd het door verloop van tijden noch veel grooterj want het fterkten zichuit van den opgang tot den ondergan, zoo wel in Azie, als in Affrike, en nade landenvan Cijrenen: fchietende vande zijdc van Egipten naden middag, tot boven de ftad Sijene die op de grenzen van Etiopie leid; en derwaarts na hetwoefte Arabien had hetvoorpalen die van Saba en die den oever vanden Eufraat bewonen, om van- gende 't gelukkig Arabie, en de roode Zee, d aar het ^an daan zich wijdin'tooften uitbreid. Zulx datraea Pp wel
|
|||||
WS|>fl|l«|pg»J|lH«. ul, ,,
|
|||||
f94 ToRQJATQ TASSOOS
welleggen mach, dat de machtenvan ditRijk wel
grootzijn: maar't geen haar nochmeer ontfagche- lijkermaakte, was dezen Soudaan, die dooreen langen rij van voorzaten nu den Scepter zwaaiden: en waarlijk hij was'twaardig, want het was een def- tig man, zo wel in zaken van vrede, als die van oorlo- gen: 00k had hij groote dingen te beflechten gehad, dan tegens den Turken, dan weder tegen dt Perfen; en hoe wel hij diktnaals, volgens 't beloop der oorlo- gen, overwinnaar, en overwonnen geweeft is, zoo had hij zig in't een en'tandre even gelijk getoond, zoo volftandig inde tegenfpoed blijvende als in de grootfte gelukken der fortuin : zie zoo ontfagchelijk was dezen Vorft, die daar zijn machten bij een Ver- gaderde, of om wel te zeggen, haar alreede ver^a- derd had, en zich haafte om die tot bijftaad van Je- ruzalem, tegen deFranflentezenden, want hij met meer vreelde, als degelukkige overwinning van de- Ze nieuwe helden. Armijde was de laafte die herri hier bij quam, en welte pas, dewijl hij buitende ftads veften, in een breed pi ein,zijnleger over zag, daar hij gezeten was op een hoog verheven troori, daar men met honderd elpenbeene trappen opklom; en om' noch heerlijker te fchijnen} was hij met een rijk verhemelte bedekt, en befcleed met een groote pur- pre rok, met goud geborduurd: hij had op zijn hoofd een keizerlijke kroon, daar vau;het gefteenren de oogen der aanfchouwers verbhfldarn daar bij zich |
|||||
■ ■ ■
|
|||||
den Scepter, die hij in de haridhiel, met aide reft
Vanzijn toerufting, deftig voegde, en hem waar- lijk eeri rechtMonarieh,gelijk hij was, deden fchijnen; daafenboveii datzijn lahgettbarifd, en keizerlijke vrijmoedigheid hem te gelijk Verheeriijktetl j o©k hadden zijnhdoge jarende wakkerheid van zijn ge- zicht hiet verdoofd, noehzijnmajefteit, niet min- der als de grootheidvan Zijnrijk verminderd: thde- ze toerufting blonkhij bovenal d'andrettitj gelijk als Apelles eertijdsAlexander fchilderde, opde wij- ze van deri bhxeniertdejupiter^ of zoo, gelijk hij in zijnen troon den eenigen Meefte'r der Godeh ver- toorid. Twee van degrootfte Lslndvoogden vanzijn Hof, "ftonden aan zijn zijde over end, daar Van den eeneti, tot tekeh vande krijgshandel, inzijrihand een bloot •zwaard voerde, in-de hoedanigheid van VeWheer, -end'andreVals Kanfetter> hadhetze- gel van't Rijk, om de itChtvaardigbeid en de rege- ring te vertoonen:' ro^doift zijn Troon ftonden de Sirkaflfers, trouwe lijfwachten, gewapend zijride, met borftharnafleii,' bartizanen, ende kromme fa- belopdeizijde. DezehmaehtigenMoharchzittende ZoodMriig op zijnen Tf ooft,' bezag van boven zijn le- ger, dairvandehoofden, to^Verbijgaafi, depun- te van hSre tekenen enwapenen, opde maniervan aanbiddiifge, ter aarde'n bogen. Die van Egipren 'erfeherfeh de eerfte deftig uitgeruft, doorjvier O- vef fteii gcleid, daar van twee uit hetbovenland en Pp i d'andre
|
|||||
$$6 TORQJIATO TaSSOOS
d'andre uithet beneden waren, alle gebuurcn van
den Nijl, die waarlijk door een hemelfche gaaf, door't heele land een meenigte van flik voerd, dat hetaardrijk vruchtbaar maakt, tot dafir zijn krach- tigwaterzichinZeegaatontlaften, ZiezooheeftE- gipren al langfaam toegenomen, zeder den algemee- nen Zundvloed, in't midden van zoo veel onvrucht- bare woeftijnen, die het aan alle zijde bcpalen. In deeerfte troep zagmende gene, diede rijkelandi- douwe van Alexandrien bewonen, langs den oever die zich na 'et ooften keerd, en van Affrijke begint j die haar geleiden noemden zich Araipes, vaardiger in raadflagen als uitwerking, en die niemand in loot heid en doortrapte aanflagen week. Na dezen trok- kende volkeren, die aan.de zijde van Azienwoon- den, ftrekkendenadenopgangderZonne; zijhad- den tot Hoofd Arontes, veel aanzienlijker door zijn geboorten, enverdienftenvanzijnvoorouders, als door zijn eigen deugdcn j! want die bloodaard had npoit onder de wapenen gezweet, en was nimmer opgewekt geweeft door't klinken der tromrnelen, of trompetten; maar in tegendeel had hy altijd vertnaak gehad in een welluftig leven ftil te zitten; enLzoo hem iets aanprikkelde om de wapenen ,te; dragejn,,'tis maar een zekere eergierigheid, die uit ecnppwer- pend enjeugdiggemoed voortquam, ookbeflik ver- zekerd, dathijzoomoejelijken ambacht, pmd^thy 't niet gewoon was, wel haafl: moede zou weZPf)- iJste :• J $
A
|
|||
Verhfte Jerusalem^*. 5"97
derde traep die te voorfchijn quarn, was veel eer een
geheel leger, als een keurbende, zoo .groot was hetgetal der krijgslcnechten daarze in beftond: en Ze- kerin'taankomen, aiendehoedatditvolk hetplein en den oever, vervulde zoumen nauwlijxkunnen ge- 16ven,dat Egipten zo veel zou kunnen uitleveren om zoo veelkrijgers t'onderhouden: en evenwel zijn zij maaruiteeneenigeftadafgekomen, diewaarlijk zco groot is, dat zij haar met recht mach vergelijken bij veelgeheele landfchappen, en meer als in duizend kleineftedenbeftaat: 'tis uit groot Alkair daarden Orerfte Kamplon deze troepen foldaten, veelaah- Zienlijker door haar groot getal alservarentheidin- denoorlog,geligtheeft.NadezenvolgdenondeiGa- Zel, dcgenen die de nabuurige landen, tot aan de wa- tervallen van denNijl, die in't midden vande Rot- fen afftottende, d'omleggende plaatfen raet> een fcbrikkelijk gerucht vervult bebouwen. Nu gelijk d'Egiptenaars ongewoon zijn, helm, of borftharnas tedragen, voerdenzeallenigmaar den bocgen de- gen , het overige van haar rafting was zoo koftelijk, dat het hare vijanden meer begeerte om haar te be- rooven , als fchrik van haar vermoord te worden geeft. Achter deze lefte verfcheen denOverftenAlka- ron, die de Soldaten vanBarka, ongewapend en bij naheelnaakt geleiden: ditwarende genen die voor- dezen plegen door de wilderniffen te loopen, en van haren roof haar fonderjhouwen. Den Koning van Pp 3 Turrmurre |
||||||
5198 ToR<i*JATO TaSSOOS
Tummarre volgde haar met een troep oorlogfvolk
die niet wetert Wat het is , zig in cen flag gefloten te houden: hij was van den Reming van Tripoli) verge- zelfcbapt enalie beide zijhze oecjaam genoegtotde fchermutfeling,na dezen volgde terftont de volkeren van't een en't ander Arbie, die nimmermeer overda- dige hitte noch koude gevoelen, zoomen gelooven mach't gene m'er af verhaald. Van haar geweften koomt ons den wierook,en aftder reukwerk van daan. daar werd den onfterfelijken Fenix herbooren, die zich zelven t' efFens een houtftapel en een wiege bout. Deze zijn zoo wel niet toegeruft als de Egipte- naars, maar dragen de zelfde wapenen: zij hebben bij haar gevolg de andre Arabiers, alle ftruikrovers, die inde woeftijne, onder hutten,leven; en van woon- plaats veranderen als het haar goed dunkt: zij zijn van lichaam en fpraak op de rnanier als de vrouweh, heb- ben 't hair lang en heel i&wart, en een langwerpig aangezitht; voor haar Wapenen dragenze zekere fchichten, van Indiaans rier, aan'tendmetijzerbe- flagen, en zitten op zulke afgerichte paarden, dat men haar ziende loopen, gezeid zou hebben dat het een draaiwind was die haar voort dreef, zoo't is dat de wind in fnelheid haar gelijk is. d'Eerfte troep wierd doorSifaxgeleid, detweededoor Aldijn, endeder- de door Albiazar, die waardig is veel eerder een roo- ver als Krijgfman te heten. Na dezen quamen die van d'Eilanden en den zeearm van Arabien, daar men de oefters
|
||||
oefters vifcht die de grote paarlen voortbrengen. Met
haar trekken de Zwarten, die haar aan de flinker zij*- dehouden van den oeverder roode Zee, daar van d'eene onder'tgezag van Agrikalt waren,en de andre onder die van Ofmides, een vrijgeeft, die van alle gelooven evenveel hield. N a deze vertoonden haar deEtiopianen vanMeroe, een Eiland vandenNijl en den Aitrabolus befloten, en zoo groot in zijn uit- breiding, dat het in drie Koningrijken en twee ver- fcheide gelooven beftaat; zijhebbentot overften, Kanarius en Affimir, alle beide Mohometanen en fchatbaren van den KalifFus; maar den derden ge- waardigden zich niet in deze monftering te verfchij- nen, omdat hijzich vooreenChriften uitgaf. Op de zelfde tijd verfchenen twee andre Koningen, den een was Soudaan van Ormus, een Eiland van den boezem der Perfifche Zee, en d'andre Heer van Boe- kan, 't welk noch een Eiland fchijnt te zijn, als de Zee hoog is, maar alfle gevallen is, kan men daar droogs voets van't vafte land na toe gaan. Gij zelfs, 6 ftrijdbare Altamor, gy liet niet na in deze openba- re monftering te verfchijnen j en de fchoone Konin- ginuwvrouwe, dieuzoobeminde, was niet mag- tig geweeft u in haar kuifche legerftede te houden, wat tranen zy ook ftorten, hoeze haar hair uirgetrok- ken en voor haar borft geflagen heeit, om u van de- ze doodelijke reis af te trekken. Wei aan dan, 6 wreedaard als gij zijt, fprakfe (toen gy vertrokt) P p 4 't ver-
|
|||||
.
|
|||||
<)0O ToR.QU.ATO TaSSOOS
'tlchrikkelijk wezen derZee, zal u dat aangena-
njer als mijn gezicht zijn? zult gij de laft der wa- penen, veel zoeter als die van dit onnoozle kind, dat al zijn vermaak fcheptin met u te fpelen, vin- den ? Dezen Altamor was den Koning derSamar- kanten, die niet zoo zeer beroemd was, om van niemand opgewekt te zijn, als wel om zijn moet, en groote ervarendheid in den oorlog , want zijn kloekmoedigheid bleek zoodanig in den ftrijd, dat deFranfen hier van ged wongen zijn geweeft de waar- heid toe te ftaan, alzoo hij haur hier van de proe- ven gegeven heeft ; zulkx dat het wel reden was, dat zij hem ontzagen . Zijn Soldaten waren alle te zamen gewapend met ftarke borftharnaffen, en hoewelze de kromme fabel op dezijdedroegenZoo hinghaareenknodzeaandenzadelboom: terftond volgdeden hoogmoedigen Adraftes , die uitdeln- diaanfe geweften quam , daarmen zeid, dat de fchoone morgenftond verrijft: inde plaats van een borftkolder, washijmeteenfterkborftharnas, ge- maakt van een hart ferpentevel, met zwarte ftip- peleri , op een levend groen gevlakt , gewa- pend. Dezen Overlie , vaneenonmatelijkelengte, was op een olifant gezeten ende troependiehijmet hemgeleiden quamen vande zijdedaar den Ganges zich in d'Indiaanfe Zee ontkft: het volk dat hier na volgden behoorde waarlijk de bloem van de koning- lijke machten geheten te worden, om dat m'er geen ander
|
||||
■
|
|||||||||||
Verlojle Jeruzalenuj] 601
ander volk bij zag, als oude uitgelezen foldaten,
die door haar dapperheid, van trap tot trap, ge- komen waren tot de hoogfte bedieningen inden krijgshandel. Zij waren alle op trouw gewapend , engezeten op paarden met beilagen toomen, Zoo welomde verzekerheid van haar perfonen, alsom haar verfchrikkelijkervoor haar vijanden te maken, door middel van haar rufting, daar 't goud onder't^ ftaal uitfiikkerde. Onder dezenzagmen boven al, den hoovaardigen Alarik, den legermeefter, Ou- demerk, denmoedigen Hijdraot enden beroemden Eurimedon, die al de wereld Icheen t' ontzeggert ja de dood zelve, zoo rnoedig en ftout was hy. Daar Zag men noch den onverfaagden Tigranes, en Re- poldus dien moedwilligen Zeeroover, die door zijn nooitgehoorde wreedheden , hem in al deze Zee- plaatfen had bekend gemaakt; • ik vergeet den magti- genOrmond, den ftarken Marlabuftes, died'Ara- biers, van hem verwonnen, die naam gaven; en Ormides, Arimond, Pirga, Brimartdenplaatfne- mer, en den deftigen fchildknaap Sifantes. Daar zag men zelf verfchijnen den fterken worftelaar Arida- mant, en den kloekmoedigen Tifafernus, een wa- ren oorlogsblixem, by die niemand vergelijkelijk is,'tzijhytevoet,oftepaard moetftrijden,of inden renbaan met de lans fteken; het Hoofd die deze troep geleide, was een Armeniaan vangeboorten, en deed zich noemen Emirfenes, een naam die hy zich zelf Pp y geg«-
|
|||||||||||
.....
|
|||||||||||
dax Tor^uato TasSoos
gegeven had in de plaats van Klement, die hij plag
tevoeren, eerhyin zijn jongejaren het ware Chri- ftelijke geloof verliet, om het valfch gevoelen der Mahometanen te volgen; anders was't ecn bezadigd man, geheel oprecht, en hierom van den Soudaan boven alle andre bemind, want hij de naam had niet minder kloekmoedig, alsvangoedoverleg, envaar- dig in't uitvoeren tezijn. Armijde was de laaften die haar in deZe algemeene
monftering vertoonden; zij was op een groote wa- gen gezeten, gekleed zifnde met een rijke tabberd vangoudlaken, hebbendedenboogindevuift, en denpijlkoker volpijlen aaneen fleuier hangen: bij de natuurlijke fchoonheid van haar aangezicht, ver- mengde zich ik en weet niet war voor hoogmOedig- heid, 'tgeen t'effens fcheen te dreigen, en d'aan- fchouwers tot zich te trekken en tot liefde te verwek- fcen, hoewelze in haar een manier van verachtinge zagenjgeheel haar wagen fchitterde vanKarbonkelen en Safieren,welke glans haar,die gene die van den ho- gen Hemel ons het licht op der aarde brengt, gelnk maakt; vierEenhoornen waren'er voorgefpannen, twee aan twee, en rondom haar zag men hondenl jonge fchoonheden, die gelijk zij gekleed waren, en zoo veel Staatjonkers, zittende op witte Spaanfe Jooppaarden,argericht om in de renbaan ronde fproii- gen te fpringen; zy wierd gevolgd van Aradijn, en defoldaten die Hijdraoth in Surie gelicht had. In de- ze
'i
r ■■*.. _ \
|
||||
V »
|
|||||
Verlofte Jeru%akltoLf* i 60 J
ze toerufting trokfe voord, en de£ een ijderover haar
verwonderen: gelijk als den eenigen Vogel, her- borenzijnde, totzich trektalde oogen derEtiopi*- anen, die hem na loopen om de wonderen Van zijn vederen te zien, vercierd met een aangenamen half band en een goude kroon, terwijl alle d'andre voge- len hem na vliegen. Zij doet over al waar de fold aten ftaan, haar van verwondering verftommen, en die haar verbij trekkende aanfchouwen , en letten op haar goedfc manieren , kleeding en wonderlijke fchoonheid, worden daar door betooverd; 00k is 'er geen hart, hoe weinig ongevoelijk door de liefde, dat in't begin geen prikkeling gevoeld; zulkx dat hoe verachtelijk datfe zag, zij echtcr heimelijk die Helden wonde, en zondertevechf en d'overwinning verkrijgt, enhaarzeeghaftigwechvoerd; maarzoo- Ze door een eenig verbijtrekken zulk een macht heeft, Watzal't dan zijn, alffe met een helder aangezicht lieffelijk zal lachen ? en wanneer als zij zal beginnea te fpreken, waar zal men dan den genen vinden, die haar woorden niet rnagtig zal zijn tot haarte trek- ken ? Na dat zij verbij was getokken, gebood den Soudaan dat Emirenes voor hem zou komen, die hij zijn Opperveldheer begeerde te maken, en volko- men bevel te geven overal zijn Hoplieden, 'twelfc dezen Overften terftond wel gifle; hij quam bij den Vorft met een aangezicht vol majefteit, 'twelk ge- noeglaam vertoonde dat hij de groote eer waardig wis,
|
|||||
6o4> Torqjjat-o Tassoos
was, die den Soudaan hemwildedoen. Terftond
voegden haar de Cirkaflers, datde lijfwachten wa- ren, op twee lange rijen, pra hem deurgang te ge- ven tot aan den verheve Troon van den Soudaan, daarhij opklom: terwijl hij 't hoofd om leeg gebo^ gen, de knie opd'aarde, en dehand voorde borft biel, (prakden Vorft; Emirenes, ontfangden Scep- ter die ikureik, totteken van't opperfte bevel d at ikuovermijnLegergeef, ikwil datzij, inmijnaf- •wezen, u erkennen als mij zelve, en t«t dien einde maak ik u mijn opperften Veldheer tegen den Har- tog Godefrooy • ga, en grijp, moedig,die verraetelen aan, en vergenoeg de begeerten die ik heb om mij o- verhaarte wrcken. Verftrooymijdatgeheeleleger, ponder dat het een van haar ontkome, boven al ver- ged niet hier geketend te brengen, den genen, die het fnijdende zwaard gefpaard hebben. Deze woor- den fprak den Soudaan tot Emirenes,. die, na dat hij den Scepter ontfangen had, antwoorde ; Groote Vorft, terwijl uw overwinnende hand mij dit teken van eer geeft, en u beliefd mij een bevel te geven, datiknooitverdiendheb, zoogaikdan, onderuw gunftig beleid, tot dezen vermaarden aanflag, in de hoedanigheid vanuwenonderdanigenen ootmoe- digen flaaf j en zo ik mij te zwak kende om zo groo- ten laft te dragen, dan is het gene mij vertrooft, dat ikmijn meefte ftoutmoedigheid inuw onverwinne- lijke deugd flrel. Zij is ook den genen, die mij verze- |
||||
; - Verlofte Jemzaktn. 60$
kerd datik, in weinigtijds, wreken*zal d'overlaft
die d eze moedwillige vreemdelingen, gehcel Azie beblx n zoekeri te doen; en zoo het ongeluk wilde dat dj&v erwihning aan onze Vijanden zi;de bleef(dat den Hemelwil verhoeden) danbenikweltcn»nin- ften voor raij zelve verzekerd, dat dat, ongeluk ge- volgd zal worden met mijn dood, die ik in mij te veir- dadigenzal doorlucbtig zoekente maken; hierom bid ik den Hemel, dat zoo daar eenig ongeval moet gefchieden, dathet mijmaar alleen tref, want als u w Leger maar zeegbaftig mag we&rom keeren, het is dan geen noodj of dengenendiehetopperftege-- Zag heeft, bet Jeyen laat. Hier mede zweeg hij ftil, en zijn lefte woorden wierden vergezelfchapr met een,algemeenhandgeklapvanhetgeheeleLeger* en gerucbt van trommelen en trompetten, met bet grOQt gejuigjderfoldaten, die doorhaarvrolijk ge- fehreeuw genoegfaam te kennengaven, hoe aange- naam dat haar.deze verkiezinge was, om het groot gevoelen datle van Emirenes dapperheid hadden. De Zaken aldus befchikt zijnde, daalden deriSoudaart vanzijnen Troon, en vertrok in zijn hutte, daarhij de voornaamfte Sat^rappen bij hem ten eten kield. Hier ftond Zijn tafel bijzondef gericht;, en hooger. alsd'andre verhevenj vanwaarhij, omzijngunft aan zijn Hoofden rebetoonen, aan eenige van baar, vande fpijzezond die men hemopdifchten, en aan, andre gunihge woorden, na,datfe aanzaten en de ge-v 7 negentheid |
||||
€66 ToadjVAT© Tas^ttcts
negentheid die hij haar,toedroeg. Armijde, onder~
tuflert ziende hoe beleefd dat dezen Vorft was, nam de gelegentheid waar, om haar van deze algemeeiie vreugd * tot uiiwerking van haar quade aanflagen, tedienen. Zijdan ziende de tafelen opgenomeri, en het gezicht van een ij der na haar gewend, een baar- biijkelij k tekeh, dat haar fenij n in de haf ten van de- Ze Qverften Verfpfeid was, lees op haar Voeten j daar nahaar tot den Soudaan, met^en wezen t'effens hoogmoedig en minnelijk, keerende^ trachteze niet minder kloekmoedig door haar gedaaiite als Woordeh te zijrt: Opperfte Monarch, iprakfe toert, uw Ma- jefteit verontwaardigezichniet, dat ikvoor hem* tot behoeding van het Vaderland en ons algemeert geloove i durfverfchij nen; ik beken dat ik maar een: ZWakke maagd ben, maar 't gene mij meet rrioed geeft , is dat ik, d'eer hebbend© vantiit kottingtijk bloed te zijn, en den tijtel van Koninginne te voefenV denk, dat het geen on waardige zaak voot rriy is,' de" Wapeneritenernen , irtZoo rechlvaaf digen zaak als deZeis. Wantdiewelheerfchenwd, behoordineerr qefot hand den fcepter en den degen te Voere^n 5 zie" hierom hebik voor my genomen, niet de mij ne, triy- in'teen en'tandre te behelpen, en niet flaaprig K» aijn, alshettijdointeftrijden, endie'irt'tbloedder vijanden te bcvlekken,* fcal zij n. Gok mag ik zorider ftoffenzeggen, datbetvanhedennietis, datikhet ambacht van de wapehen te voere% gedaan heb> ter- wijl
|
||||
Verhfie Jeruzaleftt^f, €0}
wijl het alreede lang gele£n is, dat ifc gewoonte maaic*
te van zoo wel tot voorftand vanons geloove, als voor de vergrooting van uw Rijk, te itrijden j uw Majefteit, indienhydemoeitegeliefdtedoen, kan dit wel we^r herdenken, want het hem niet onbe- kend is, Wat naarftigheid ik gebruikten om ui uw handen de voornaamftevandezegekruiften tedoen vallen, die ik u geboeit toezond: en mbgelijk zoud gijze nu in het diepfte van een hoi zoo wel vaft heb* bendatd'overwinning ons gewifler verzekerd, en uw aanflagen in een beteren ftand zouden zijn, Zop't niet gekhied waardat Reinout, die men zoo zee* roemd, op de nagang, toen ik't het minfte dacht, en de mijnedie haar geleiden in ftukken kapten, niet gekomen was.'t Welk d'oorzaak is dat de verraders, dieik gevangen hiel, verloft wierden: om unu te keggen wie dat dezen Reinout is, zou maar tijd ver- looren zijn, hoe wel hij overal zoo bekend is, dat 'er naulijx iemand zij, of hij weet hoe verlchrikkelijk dathijis. Hij is de gene die mijfederzoowreedge- handeld heeft ^ dat hij mij een rechtvaardigeoorzaafe gegeven heeft om mij over hem, van den hoon en fitiaatheden mii aangedaan, en die hij onderwind mij van dag tot dag te doen te wreken : en waarlijkhoe dat ik verderga, hoe meer de begeerte van hem quaad fegunnen, enoorzaakvan zijn dhdergang tezim, in mij meer vernieuwd. Dit heeft mii het meerfle bc- Wogen om de wapens te voeren; terwijl het te lang zoude
|
||||
6c8 ToRQJJATO TaSSOOS
zoude zijn, om u van ftuk tot ftuk te verhalen wat de
mifdaden al zijn die hij tegens mij begaan heeft, zal 't mij gcnoeg zij n u te Zeggen, dat de rechtvaardig- heid van mijn zaak , my verplicht hier over weer- wraak te hebhen,daar ik nimmermeer Zal van aflaten, tot ik die verkregen heb: en ik ben verzekerd dat de windenniet te vergeefs, al de pijlendieik op hem meen tefchieten zullen afwenden: en zoo't waar is dat de gramfchap van den hemel zich dikmaals op dec onnozelen ontlaft, met grooter reden behoortfe dandefchuldigente ftraffen; gelijk hetinder daat, ofvroeg, oflaat gefchied datze geftraft worden. Ein- delijk zoo hier iemand is, die my beloven wil het hoofd van dezen Barbaarte brengen, daar degeheu- genis my zoo verdrietig af is, dathy zich zelve dan vry verzeker dat deze wraak my geheel aangenaam zijn zal, hoewelze noch grooter zoude zijn indien ik 't zelve gedaan had; en zoo hy dit volbrengen kan, biede ik mijn perfoon hem aan tot een Vrouwe, en dienvolgende omhem erfgenaamte maken van geheel mijnKoningrijk. Zie dit is de vafte beloften die ik hem doe, en wil dat mi'ya trouw hem een on- rerbrekelijkpandzy. Wei aan dan, zoo daar onder Zoo veel kloekmoedige, hier vergaderd, eenige zijn, die d'aanbieding die ik doe, groot genoeg fchijnt tot een vergelding, om zich voor my in't gevaar te be- geven, dat hy niet veinfd het te openbaren. Ter- wijjze ?qo Ipralt, zag Adraftes haar ftijfaan; Brave Maagd,
|
|||
Verhfie JeruzalemS. 609
Maagd, fprak hy, het moet nimmermeer gefchie-
den dat een Princes, gelijkgyzijt, haarontwaardigd eenpijltelchieten, opzoo eenonwaardig perlbon. Zeker dat hart, 't welk geenfints iets adelijkx by zich heeft, is niet waardig geraakt te worden met cen ichicht, van zoo volmaakten hand geichoten, noch de eer te hebben eenigfins daar van gequetft te wor- den j want aldewonden die 'er afquamen, zelfwan- neerze doodelijk waren, zouden verdienen dat men- Zewaardigeralshetlevenhield; verplicht my dan, u alleen van mij te dicnen, ifc bide my zelven u aan , om uw begeerten te volbrengen; ik zal den genen zijn die u het begeerde hoofd brengen zal; ik die het hart van dien verrader zal uitrukken, en die het dc raven en gicren, met de reft van zijn lichaam, tot voedfel zal geven. Zoo fprak den Indiaan Adraftes, als Tifafernus, deze verwaandheid niet meer ver« dragen kunnende, fprak; Wiezijtgy, die u zoo ©pgeblazen, voorde MajefteitvanonzenVbrftver- toond? waarlijk gyzijtwel onbeleefd, niett'over- wegen, dat miffchien hier verfcheiden zijn, die niet een woord fpreken, en evenwel uverre zouden te boven gaan, indien men hier proeve af moft geven./ 't Is niet noodig, antwoorden den Indiaan, dat ik u fceg wie dat ik ben; 't is u genoeg dat ik my ftellen mag, onder't getalvan de gene die weinigzeggen envceldoen; indien gy zoo gehoondwaart, en my ■lit ergcns angers vcrweet,'t gene gy my hier nu zegt, Qjj waarlijk
|
||||
'
|
|||||
6lO ToRQtfATO TaSSOOS
waarlijk deze woorden zouden de laafte wezen die
uit uwen mond zouden voortkomen. Zy zouden voortgevaren hebben, indien den Soudaan zijn hand niet uitgeftrekt, en haar geboden had te zwijgen; want terftond wende hy zich naar Armijde, en fprak; Edele Maagd, gy toond waarlijk wel met 'er daad, datgy ingrootheid vangeraoed, alle die van uwen aard te boven gaat j zulkx dat het wel reden is, dat deze twee Ridders niet meer om uw liefde twiften, op dat gijze in toekomende bequamer moogtgebrui- ken tegen dezen ontfachelijken vijand, daar gy u, niet zonder reden, af beklaagd. Daarenboven zal de- Zen twift oorzaak zijn, datfe haar in uwen dienft na met meerder dapperheid dragen zullen. Meer en be- hoefde hy niet te Zeggen, om de genegendheid en moed vand'andre tevergrimmen, die terftond met een gemeene ftem haar wederom haren dienft aanbo- den, voornamelijk de gene die tot lof genegen waren, welk de plaats bekleed, vandehoogftedeugd, oa- derhet meerendeel van het oorlogfvolk. Terwijl dat deze dingen aan d'een zijdezooge-
fchiede ,. ging van d'andre den kloekmoedigen Reinout, met zijn twee fpitsbfoeders, gelukkigt' zeil, van daar de fchadelijke toovereffe Armijde hem betoverd had gehouden: zij zeilden voorlposdig door den zelven weg, die d'andre genomen hadden, en de zee was haar geftadig gunftig. Geduurende de- ze reize, desnacbts, bezaghy met verwondering de
|
|||||
Verlojit *JtrHziahnLj>* 6ii
deLeidftarre, dan de Beer, die hier ontrent om
draaid, en dan weder de andre ftarren. Daar na als den dag gekomen was, onderhield hy zich in't be- fchouwen van de vermaarfte ftroomen en bergen die in Zee uitfteken: hy zag ook de gebouwen van deze plaatfen, diehaar langs deze zijde uitftrekten; en vernam, zoo veel 't mogelijk was, na de zeden en ge- woonte der inwoonders. Eindelijk quamenze aan den oever van Paleftijnc, den vierden dag, na dat- ze vertrokken waren, feder dathaarfcheepken, ont- rent derzonnen ondei gang, landgekozen had. Mijn vrienden, fprakdeleitfvrouw tot haar, hierzietgy tegenwoordig het einde van uwe reize: hier op ver- d weenze, in minder tijd alfmen een woord zou kon- • nen (preeken. Ondertuflchen overviel haar de nacht, wiens donkerheid alle verwen onder een fmelt: zulx datzeindezeeenzamezandtachtige plaatfen, noch toorens, noch muuren * noch eenige ftappen van menfchen of paarden, konden ondekken om haar den weg te wijzen, die zy houden moeten. Even- welnadatzeeenigen tijd beraamd hadden wat haar tedoenftond, gingenze voort, latendedeZeeach- ter haar leggen: maarnaulijx haddenze een weinig voortgegaan, ofzy zagen van verre, ik weet niet wat vooreen klaarheid glinfteren, met zilvre ftralen en goude vonken onder een vermengd : verlichtende de donkerheid vande nacht en de fchaduwe minder duifter maakende. Zy gingen'er dan recht op aan, en Q,q x ; nadcr-
|
||||
Cl% T0R.OJJATO TaSSOOS,
naderdcnhct zoodanig, datzy lichtelijk de oorzaak
hier van konden bekennen: want zy terftond aan cen grootentakvaneenboom, eengeheelnieuw harnas zagen hangen,recht tegen over de maan, die met haar ftralendaar op flikkerende, een licht maaktenvecl helderder als dat van de fterren : dat ook cenigfins voortquam om dat den helm, die zoo wel als de reft van de wapenen verguld was, over al met geftcenten bezaadwas. Hier by vertoonde zich in't fchild, dat van de zelve ftoffe was, veel beelden op verfcheide wijzen gegraveerd. Bij dcze Wapenen zateen eer- waardigen Grijzerd, diezoo'tfcheen, dclaftaan- genomen had van diete bewaren. Zoodraalshyde Ridders zag, ftond hy op om haar tegen te gaan, doch terftond,kendcn zy hem den wijzen Konftenaar te zijn, die haar onderricht had van al het gene dat zy te doen hadden, om tot den aanflag van haren Vriend te gaan. Nadat hij haar beleefd gegroet had, keer- dehyhemtotdejongfte, te weten tot Reinout, die hem aanzag zonder fpreken; Mijn Heer, (prak hy tot hem, gyzijtde gene die ik hier alleen, gelijkgy ziet, in de voile nacht vertoef; ik draag u geen gc- meene gunft toe, en ik denk dat ik 'er goede proeven genoeg af gegeven, door de zorg die ik voor uw din- gen gedragcn heb; ik begeer geen andre getuigen, als deze twee Ridders, die door mijn ervarendheid, teneindegebrachthebbcndezetooverijen, daardoor gy vervoerdwaart, oraineenrampzaligleven, dat |
|||||
)
|
|||||
Verhfle Jentaalem->. 613
cen man alsgy zijt, onwaardigis, langflependege-
houden te worden: maar aanhoord nu de woorden die ikutc zeggen heb, en die geheel tegenftrijdig 2ijnden zang der Meerminnen; ikbiddeuook, ia de plaatsdat gijze verdrietig moogt vinden, die te behouden in het diepftevanuw gedachten, tot dat eentonge, veelwijzerenheiligeralsdemijne, udie opendlijk verklaar, en de waarheid doe bckennen. Weet dan dat de ware gelukzaligheid niet beftaat, noch in het leiden van een onledig leven, noch Hi] te leven op het geruifch der revieren, in't midden van dcbloemenonderdeNirnfjensenMeerrninnen;rnaar in tegendeel zoo daar eeniggeluk inde wereld zij , dat ftel ikop dehoogte van een fteenrots, met ge- vaarlijke fteilten omringd, daar de deugd haar woon- plaats houd; daar kan nimmermeer den menfeh ko- men, zoo hy de ftreng heid van den winter en d'over- dadige hetten van den zomer niet verdragen kan. Dit zoo zijnde, zoud gy dan zoo weinig mocds heb- ben, en onachtzaam Itil beneden dezenberg teblij- yen, gelijk als een arent, ofzoodanigen andfen vo- gel, die iets traag zou trachten aan ftukken te fcheu- ren, langsde velden en valeijen. De natuur heeft u met eenaangezicht, nadenHemel verheven , ge- fchapen, en zij is zelve ook, die u verzien heeft met een edle moed, ora op de grootfte dingen te hopen,en door een brave naam, die gij behoord na te Liten tot den lof der wapenen te klimmen en die te verkrijgeni - .« Q,q | gedenkt |
||||
6l4 ToROJTATO TASSOOS
gcdenkt pok, datfe u een begeerte tot gramfchap
gegeven bceft, niet om u onbeleefd tegens den uwen tedragen, en die totoproer te gebruiken, zonder acht, noch op wetten , nach op reden te nemen, maar 't geenze gedaan heeft, is om gcen ander oog- merk geweeft, als om eindehjk uw deugd tegens d'ongeloovjge aan te prikkelen, en uw driften, dat uwverburge vijandenzijn, t'overvinnen: laatdan toe dat uwhoofd , als wijs en voorzichtig zijnde, die tot bezadigheid breng, en die tot het gebruik bereide, daarze u het meefte om gegeven zijn; lijd dan, zeg ik, dat hij die of verhaafte, ofver- langfame, na dat hij noodig zal achten, die ter- ftond veel laauwer, en terftond weer vieriger raa- kende. Terwijl hij zoo fprak, aanhoorden hem den Ridder met aandacht, en door fchaam ten die hij van zijn mifflag had, wierdhy rood in zijn aangezicht 'twelkdengrijfaardbemerkende, vervolgde; mijn Zoon licht uw hoofd op, en flaat uw gezicht op dit fchild,daar in gy bekennen zult welk de brave daden vanuw deurluchtigeVoorvaders geweeft zijn, gij zult zien in welk een eer dat zij geleeft hebben onder alle de volkeren van den aartbodem, en dat gij wel langfaamhaar aanlienlijkheid najaagd: wel aan dan waak op en maakt dat mijn woorden u voor prikkelen aen uw moet dienen : op dezen woorden zag Ru- nout den Grijzaadnoch ftijveraan, die zijn woord hervattende tot hem Iprak; gy ziethoegrootdatde naar-
|
||||
Vtrlojle Jeruz>alt?tLJ. 6if
naarftigheidvan^denwerkmangeweeftis, dieopdit
Schild gearbeid , en daar vcrfcheidene dingen, iti Zoo weinig plaats, begrcpen heefr: Hier kund gij al achrer een zien de geflachtboom van den doorluchti- gen Attius, die zijn oirfprorik genomen heeft uit de oudeRomeinen, zonder daar©pit afgcweken tezijn. 00kis 't niet zonder reden dat zijn voorzaten daar met lauwrieren gekroond zijn, en dat zy in hare han- den een palmtak voeren: Hier op toonden hij haar heur gedenkwaardige wapendaden, end' overwin- ninge die zij verkregen hadden : maar boven al wees hy den zeeghaftigen Kajus , die ter hand nemen- de het beleid over een braaf volk, toen't Keizer- njk ten roof ftond, deeerfte was die zigHeerende Vorft maakten van den huijze van Eft , trekkendeal zijngebuuren tot hem, om onder zijnbefchutting haartebegeven, omdatzezoodanigenoverften, als hij was, van nooden hadderf. Daar na hoe d'onver- winnelijkeoverften vanHonorius, de Gotten dwon- gen weerom te kereen. Dit was't noch niet altemaal, hij vertoonde Aurelius,diein vrijheid verdadigde den genen die tot hem om hulp liepen, terwijl het fcheen dat Italie t'eenemaal in gevaar ftond, om van dezert Barbaar verwoeft te worden, en dat Rome, flave gewordenzijnde, ging om tot haar uiterfte ramp- ipoedigheid gebracht te worden. Achter deze doet hij hemzien Forcftes, die zich kloekmoedig kant tegens de Hunnen, die in't noorden heerfchen: daar Q.q 4. was
|
||||
6l6 TORQJIJATO TASSOOS
was lichtaan zijnwezen te kcnnen den wreden Atti-
la,die'tgezichtheeftvaneen verfchrikkelijkedraak, en t'eenemaal een razende wachthond gelijkt,zo wel, dat men hem ziende zeggen zou, dat hy zijn keel opcndeom alinte flokken wat zich voor hem ver- toonden, en dat hij akijd na blafte : maar na dat hij in een lijfgevecht verwonnen was, zocht denBar- baar, een veilige toevlucht, midden onder zijn troe- pen en den kloekmoedigen Foreftes, die men den waren Hektor van Italie noemen mocht, ftelde hem tegen Aquileus te weer, zulxdatdedood van den an- derenmethetdoodelijk noodlot van zijn vaderland, crgens anders toe bewaard wierd. Na zoo eenver- maarden Vader, heerfchten een Zoon die noch groo- terwas. 't Is Akarin, een oprechte erfgenaam van zijne deugden, en een magtig befchermer van d'eer der Latijnen. Altijn moet waarlijk voor zijn heerlij- kedadenbuigen, maar niet voor deHunnen, engaa.t zichdaarnameenverzekerderwoonplaatsbegeven; want van duizend kleine dorpea en gehuchten,maak- tenhylangs dePo een groote ftad, die hij metzo- merdijken verfterkte, tegen 'tovervloejen van deze vloet, ende daar was't dat die van den huize van Eft, haar in toekomendemoeften beveftigen : bet fcheen dat door hem zelf de Alans verftrooid wier- den; en dat evenwel het geluk hem tegen was, m eenen flag tegens Odoakres, daar hij zijn dagen em- digde, voordevrijheid van Italie j waarlijk een lof- fehjke
|
||||
Verlofte Jeruz,altttz-j. 6iy
felijke dood, dishemdeelgenootmaaktenindedeug*
den van zijn Vader. Met hem zag men Alforifus fter- ven, en Azzes zijn broeder in ballingfchap verge- zelfchappen, daar na waardiglijk wederkeeren, bij geftaan zijnde van goeden raad en oorlogfvolk, na dat denTiran Erulss gedood was, doorde fchoot van een fchicht, die hy in zij n rechter oog kreeg. In't einde van deze verfcheen Bonifatius van Elt, den waren Epaminoftdas, die vrolijk en vergenoegd fcheen te fterven, ha dat den wreeden Totiiia om- gebracht, en zijn waardig fchild behouden was. Va- leriaan, nochjong zijnde, volgd de voctftappen van zijn Vader, daarna wierdhij zoofterken moedig, dat honderd vierkante flagordens der Gotten, hem naauwlijkx konden 't hoofd bieden. Niet ver van daar was Erneftus, die met een onverfaagd gelaat verichijnende, grootedingen uitrechte tegen d'Efc clavoniers : 't is waar dat hem verbij ftreefde den kloekmoedigen Aldoart van den berg Celfes, die den Koning Lombard verjaagde. Daar ziettnen defgelijx Henrik en Beringares, die haar fchijnen de eerfte in deflagentelatenvinden, daarKareldeGroote, zijn overwinnende vendels ontvouwd ; ook moet men toeftaan dat hij een man van moed is, en bequaam om een grooten aanflag uit te voeren. Louijs volgd daar na, en hem verheftende tegen zijn eigenNeef, die in Italien heerfchte, kreeg d'overwinning over hem, en maakten hem zijn gevangen. Otho is dien volgen- Cl9 J de
|
||||
6l8 TORQJTATO TASSOOS
de mede met zijn vijf Zonen, en Almerik delge-
lijkx , die nu alreede Markgrave vaa de voor- naamfte ftad der Po gemaakc was : deze wierd knielende vertoond, zijnoogen aandachtig ten He- melverheffende, als ftichter van verfcheideKerken. Recht over hem is Azzes den tweeden, de welke na eroote tweedrachten tegens Berringarius, en ver- icheiden, veranderingvan'tgeval, nugunftig, daa tegen, eindelijk d'overwinning krijgt, met net ge- bied van Italie : daar heeftmen zelfook gefteld zijn Zoon Albert,die na dat hij die vanGarmanje had t'on- dergebracht, proeven van zijn deugd gaf, over- winnende die van Denemarken, zoo wel in fteekfpe- len als openbare oorlogen; hij bad de dochter van den Kohing Ottho, met een rijke bruidfchat, ten hou- welijk. Achterhaaris uitgebeeld die zelfde Hugo,die zoo braaf den hoogmoed der Romeinen kon verne- deren, waar door hij den tijtel van Markraafvan Ita- lic enToskane verkre«g. Dicht by hem zietmen Te- daal, aan wiens zijde zijn huifvrouwe Bejatrix ftaat, nooit was'er een Vader, zoo groot en befaamd, zoo gelukkig als hij, behalven hier in, dat hy geen Zoon na liet die in zijn erfplaats mocht heerfchen. Daar na volgde Matilde, die zeer wel weet goed te maken, 'tgebrek,dat zij (cheen te hebben,en in't getal van de hare en in haar kunne: want deze wijzePrincefle mag met goed recht gefteld wordenbovenveelKroonen en Scepters: haar heldachtig aangezicht,vertoond ik en
|
|||
■ ■ ■ . ■ ' ■' '
|
|||||
Verlefte Jeruz,akm~>. 619
en weetnietwatvoor mannelijke kloekmoedigheid,
en men ziet'ermeer alseen menfchelijke kloekheid op: zy is de gene die Guiskard op de vlucht dreef en die van Normandijen verftrooiden. Hieroverwintfe Henrikdevierde, enheiligd een tempel deKeizer- lijkeKroone toe, die zijvanhem gewonnen heeft. Hier van een andi e zijde,hebbende den onrechtvaar- digen bezitter van den heiligen Stoel verjaagd, her- fteldfe in Vatikaan, in den zetel van den heiligen Pe- ter, denwaren enopperftenPontifus. Azzes devijf- dcn, voegde hem by haar > om haar te helpen, als eenen die zij alles goeds toewenkht, en op't hoogftc acht: maar aangaande het geflacht van Azzes de vier- de, dietakisveelbloejender, en fpreidezichinver- fcheide telgen uit. Eindelijk den kloekmoedigen Gu- elfus, van hem en Kunigonde geteeld, gaat daar Germanje hem fcheen te roepen; en waarlijk deze Romeinfefpruit, ziet zichvervoerd, doorzijngoed geluk, indeveldenvanBauvarien, daar hij een groo- tctakvanEft entop den ftam van de Gulfen, van zijn zelve heel vruchtbaar: dezeziet vernieuwen in zijnGuelfen verfcheide goude Kroonen en Scepters, die door door degunft van den hoogen, haar tot den Hemel verheffen, zonder dat 'er eenige beletfeleu waren; zulkxdathetwelweinig tijdsvereifchteom geheelGermanje tebedekken: maarin zijntakken, aan dezijde vanltalie, bloeidzeniet minder heerlijk, alsde voorgaande koninglijke plant die haar biid'aW • " der- |
|||||
■ ■ ■ '- - ■ ■ ......
6l9 ToRQJJATO TaSSOOS
derbefaamfte mag vergelijken. Dicht bij Guelfus
vertoondezichaanzienelijkBartholdus, doorwclkc de voorzaten van Azzes de zcfte weder veroieuwen: Dit was de geflachtboom van die brave Prinlen, die haar fchenen te bewegen, of zij levendhaddenge- wecft, op dit ongevoelijk metaal. Ondertuffen voel- den zich Reinout, die op deze wonderen ftaroogden, van duizcnd prikkelen geprikkeld, om eer te verkrij- gen; en in zijn hart ontftaken levendige eervonken, door't voorbeeld van zijn doorluchtige Voorouders; *t welk oorzaak Was dat zijn moed , als een deugdfa- mc bewegenis, hem opwekten om haar na te voJgen, op zoo een wijze ontvonkt zijnde, dat hem dacht, dat men hem alreede geen voorwerp gelaten had, daar tegenhy zijn mcedigheid zoukunnen gebrui- ken, en dat deStad van Jeruzalem gewonnen zou zijn, of dat men al het volk, dat tot haar bijftand ge- zonden was, al om den hals had gebracht. Op dit ge- voelen, dat hij voor een waarachtige zaak hield, wa- pendehij zichinderijl met dat rijkehamas, en on- derhieid zich met de hoop van d'overwinning, gelijk of hijze alreede al verkregen had. Als doen gar hem Karel, die hem de dood van den Prins van Denemer- kenverhaald had, hetberoemdezwaardindehand, dat hem bij noodlot belchoren was; waar op den wij- zen Konftenaar, Reinout aanmoedigende, lprak; Aanvaard het mij n Zoon, maar gebruikt het niet als tot voordecl van bet Chriften geloovei eindehjk moet
|
|||
Verlojie JtrttZahm->~, foi
moet gij het voor een rechtvaardigc zaak houden, die
uwe dapperheid waardigisi en uook vcrplichtom wraak te nemen over de dood van zijn Meefter, die hetterftond toen aan uovergaf, zoo bemindehiju. Maar 't is van nu af tijd om te gaan, daar den Hertog Godefrooy, en al de fbldaten van't Leger u met on- geduld verwachten; en ik ben verzekerd datgij zee* wel te paffe zult komen; laat ons dan gaan zonder eenig uitftel, enhebt geen vreeze dat ik de hutten niet wel zal kunnen onderfcheiden, in't midden van de duiftre nacht. Dit zeggende klom hij op zijn wa- gen, daar hij haarook dee opftij gen; daarnadepaar- den den toom gevende, drcefze dapper met een zweepvoort, ennamzijnenwegna'etooften. Ter- wijl zijalzoo voortvoeren» keerden zichdenKon- ftenaar naReinout, enzey; Mijn Zoon, hebt gij wel gezien de takken en de telgen van uw deurluch- tigHuis enhaar oude afkomft? hier op hebiku te Zeggen, datfefederhaareerfte bevelling, meer bra- ve Prinlen heeft voortgebracht, en noch meer in de wereld moet brengen, die de anderen niet zulleh wijken; want d'oudheid Zal de deugd niet verminde- ren, van haar die na u zullen komen. En of het God geliefdc, gelijk hetmij toegelatenis uit het diepfte van d'aaloudheden , uw Voorzaten , die u onbc- kend waren, op te halen; dat mij 't zelve ook zoo gcoorloofd was, omu te zeggen, wie dat uwge- Iukkige Nakomelingen zijn moeten, eer dat zij ko- mciv
|
||||
■ ■
|
|||||
6%% ToRQJ,ATO TASSOOS'
men haaroogen teopenen in het licht van den dag.
Zeker, zoo dat mocht wezen, ikben verzekerd, dat het getalniet minder groot, noch in minder ach- ting wezen zou, alsdatvand'oudeHelden, die men zoo geroemd heeft. Maargijmoetweten, datmijn wetenfehap haar zoo ver niet uitftrekt, in de toeko- xnende dingen, als in die voorbij zijn : en dat dc weinig gifting, die ik'er uit kan ramen, zooduifter is, als het iicht van een toorts, die men d wers door een dikke mift ziet flakkeren. Al 't gene ik u kan ver- Zekeren, en't geen mij tot geen dwaasheid kan gere- kend worden, want ik't geleerd heb Van een meer alsfterffelijk menfch, en die hier van beneden, de yerburgendheid des Hemels in't openbaar ziet; dat is d'openbaringen die hem verfchenen zijn, en die hij mij feder ontdekt heeft, u verzekeren, dat noch pn- der de Latijnen en Grieken, noch in d'aaloude guide eeuw, noch in de tijd die wij nu beleven, nooit zoo Tsrave mannen geweeft zijn als 'er uit uw huis moeten voortkomen; want den Hemel zal uw navolgers zoo gunftigzijn, datzij door haar deurluchtige naam, 'eboven zullengaan, de ftrijdbaarfteOverften die «oit binnenRoome, enin't overoud Karthago ge* weeft zijn. Nu onder de voornaamfte daar hij mij van i'prak, floeg ik acht op een Alfonfus, de eerfte in eer en de tweede van dien naam, met welkede deugden iullcn geboren worden, wijlze door de verdurvend- heid des tijds zullen fchijnen in de wereld verfturven t«
|
|||||
Verkfie Jeruza!cnLJ> 6xi
tczijn; ookzalmendezenPrins, op zoo uitfteken-
de eerentrap zicn, dat nooit ecnander beter alshij den Icepter en den degen kon voeren, rtoch ondcr- fchragen den zwaarwichtigen laft van den oorlog ; zulkx dat men van dezen Prins wel zeggen mag, dat hij de edelfte luifter vanuwlof wezen zal, en het dierbaarftejuweel van uwen huize. Zijnde dan noch naauwbjkx in zijn eerfte jeugd, zal hij zoo brave proeven van zijn deugd geven, dat hij gelijk als den leeuw, die de fchrik van het woud en der beeften is, diedaar haar verfchuilplaats hebben, hem zalont- Xachelijk inde fteekipelen, en eerwaardig in't ge- bruik der wapenen maken. Zulkx dat hij altijd uit d« flagen zal wederkeeren met palmtakken en roof gela- den j hoe wel dat tot teken van zijn overwinning, men zijn hoofd zal vercierd zien, nu met laurieren, nu weer met kranffen van eikebladeren, en andre diergelijke kroonen, daar de prijzen niet voor wij- ken sullen, die men hem in eenen hoogen ouderdom geven zal: wantals dan zal men in hem zien blinken, »Ue de deugden die een groot Vorft beroemd makeup ak dan zeg ik, zal hij volkomen de vrede en openba- re ruft kunnen beveftigen, zijn landen bevrijden tc- gen 't geweld der vijanden, de konften en weten- fchappen doen bloejen, zijn onderzaten toelatea Trije en eerlijke tijdkortingen, met een rechtvaardi- gehandde ftraffeenvergeldingeuitdeelen, enordre ftellen opal wathem noodig zal dunken : ©nzoo't hem
|
||||
Vfi4 ToRQjrAro Tassoos
hem overkomt in den oorlog tetreden tegensd'on-
geloovige, die tegenwoordig wonderlijke verder* vingte water en te land zullen doen, 6hoeaanzien- lijk zal hij zich maken door de wonderen van zrjh dapperheid! zeker indie bedruktetijd, zal hij eetl Vafte eendracht maken, onder het beroemfte volk van der aarden, die hij wettenzalvoorfchrijven, en de moedwilligheid rechtvaardig ftraffen van deze Barbaren, die de Tempelen zullen verdelgd, en d'Ourarenontwijdhebben: door'tzelvemiddelzal . hij een rechtvaardige wraak nemen over den ver- fchrikkelijkenTiran van'tOoften, en zijn fchelms geloove, zonder dat het lets baten zal, noch aan Turk, noch aan Moor, gevreefde Legers, omzijn 7.ecghafcigc overwinninge te fteuiten, op te been te brengen; want al haar machten zullen niet beletten, dat hij niet trek van den Eufraat en den berg Taurus, nadeKoningrijkendaarde zomer altijdduurd, om daar hetKruis, de goudeLelien, en den Romein- fchen Arent te planten: hij zal de gene zijn die d'on- Zekere oorfprong van den Nijl ontdekken zal, en die met zijn water dezwartevolkcren, die dezelanden bewonen, zaldoopen. TerwijldatdengoedenGrij- zaard zoo Iprak, kon Reinout zich niet verzaden in't aanhooren, zulk vermaak fchiep hij in't verhaal dat hij hem dee1, van die na hem zoude komen, en zoo veel moedgaf hem het voorbeeld vanzijnVoorou- ders. Zij brachten de heele nacht door in deze onder- houding,
|
||||
Verhjle J-etuzalem^j. 6zf
bonding, totdatzede fchoone morgenftond zageii
bovep den Horizon ftijgen, zulkx datfe met het licht van den dag, duizende tenten en duizenden vendels zagen, geplant langs de bplwerken, die de wind, dieze zoevtjesbe\veegden, veel aangenamer in 'coog dee fchijnen. AlsdoenIperde z^chden.wijzenKon- ftenaar weder tot haar; Tefwijl'tdagis, vervolgde hij , en dat de Zon u de hutten derChriitenen, met den berg, het vlakke veld endeStad ontdekt, is't genoeg dat iku dooreen onbekende weg, tot hief toe, v'rij van alle gevaren en ongeval dat men u had mogen aandoen, geleid heb; van n u afhebt gij geert leidfman meer van doen, en alzoo js 't u geoorlofd Zonder mijtegaan, die'tniet geoorlofd is verderte treden. Ditgezeid hebbende traden de Ridders op't land, en hij keerde wederoin , nadat hij oorlof had genomen. Zij gingen on^ertufichet} nadenopgang der Zonne, door een Weg die haar aaadje hutten ge- leiden: maar eer dat 2?er aan^uamen, Verfpreidert de faam het gerucht door't gehede'Leger; waar door deti Vromen Godefrooy zoo van Yteugd veryoerd Was, dathij.uitzijnenZqt#lopftond,;omhaartegen te gaan en met eengunftigonthaal t'ontfengeru |
||||
■
|
||||||
6%6
|
||||||
TORQUATO TASSOOS
Verlofto
JERUSALEM. Het achtiende Cje^ang.
I N H O U D.
i
"D Einout gaat in't bezwooren Bofch> en verloft het
■^ van Ifmenes toovcrijen. Men haald 'er hout, ge* lijkvoor dezen , omfterkten af temaken, bequaamom deStad te befchadigen. Daarop beftorrndmen haaraan drie verfcheide plaatfen. Ifmenes blijft dood. Sant Mi- chael verfchijnt voor Godefrooy, en toond hem hoe de Engelen voor hem ftrijden. Eindelijk word Jeruza- lem, al ftormende, gewonnen: en Aladijn wijkc in de Sterkte. BorthMus brave 'Loon, verlofi V bezivore Wottd;
(Jffen haald veer boomen om dear Jlarkten "fte maken ; Uicr
|
||||||
Verlofle JeruzakmJl 6±f
Hier 6p beflormdm'er am drie kanten, even flout *
Ifmeen, den Toovenaar, fiort in Cocijtus kfiken,
Sant L%fichael<verfcbifntd'ofrechte Godefrooy, En toond hem hoe het htir der vlugge HemelJchareH *
Kloekmoedigftrijden votr Gods waarde lamm'renksoyi Omhem en alzynvolk.zorg'vuldig te bnvaren.
Jerusalem dat wordgewonnen door 'tgmveer; En Aladtjn wijkt in deflarkfen met z,ijn heir< OO draalsReinoutzichvoorGo^
defrooy zag, die alreede uitge- "gaanwas, om hem teontfangen; riep hij, Groote Vorft, die ik voor mijn eenig Opperhoofd erken j Dat ik, tot bevrijding van mijn eer, wat belgziek ben gewceft t «nfeden hebgetracht tekrijgen van het leeddatmij aangedaan was, door den Ridder, die ik gedood heb, daar verzoek ik ootmoedig vergiffenis af. En beken dat ik u grootelijkx miflaan heb. Ik hebfedef genoeg moeiten gehad, en heb 'er van nu af maar al- leen geen berouw van, terwijl gij mij hebt gelieveri wederteroepen. Zieikbenbereidallestedoen, wat gij mij Zultgebieden, tot boete van mijn mifdaad , omwederingenade,alsvoordezen, tekomen. Dit Zeggende, wilde hij op Zijn knien vallen j maar dert Hartog, hem opheffende , antwoorden ; Ridder laat ons de geheugen}* van't voorgaande niet ver- R r a nieu-
|
||||
- ■ Yiliirt
|
||||
6aS Torqjuato Tassoos
meuwen; al'tgene ik*vanu begeer, isdatgij, als
voor dezen, proeven van uWe dapperheid zultge- ven, ftrekkende totondergang vanonfce vijanden, en voordeel van d'onze. Maar eer dat wij verder gaan, moetgijdeze fpookenen monfters verjagen, die, federuw vcrtrek, Let Bofch belegerd hebben, daar wij 't hout plegen te halen tot onze fterkten. U te zeggen waar uit dit fpruit, ofwie 'er de oorzaak af magzijn, datismijnietrnogelijk; zooveelis'eraf, dat het tegenwoordig een betooverde plaats is, die het zoo verfchrikkelijk maakt, dat 'er geen menfch in't heeleLeger zoo (tout is, diezichderfdonder- winden daardeminftetak af tekappen. 'tGenedat ikhierhetargfteihzie, is dat wij deStad niet kun- nen beledigen zonder toornwerk; en wij kunnen nergens anders hout, als daar bekomen : dat uwe dapperheid zich danbeproef, in een gelegendheid, daar 'td'andre in aan moed ontbroken heeft, door fchrik en vreeze van dtze fpookfels bevangen zijude. Godefrooy had zo haaft zijn voornenien aan Reinout nietgeopenbaard, of denRidder bood zich zelven kloekmoedig aan tot dezenaanflag,zohder dat'er een menfche was, die hem niet overbequaain achten, om te volbrengen 't gene hij belooffle . Hier op keerdenhij hemna d'andere Hoofden, met een be- zadigdwezen, reikteze de hand, of omhelldai baar, na heur orde of waardigbeid ; want diar was riu Guelfus enTankredo, >fl»et eenige der yoornaam- |
||||
|
||||||
Verlofle <Jtruz..alem~?. i 619
$en van't Leger gekomen. Nadat hij hetbezoek,
en de belecfdheden van devoorbarigfte, die daarge- komen waren om hem te zien , voldaan had, en be- leefd gegroet, alle d'andre die haar in zijn weder- komfte verblijdert, met Zoo groote gecuigenifle van genegentheid, alsof zij hern hadden zien wederkee- ren, opeen zegewagen, van't ooften en den mtd- dag, vefcierd met pallemenen laurieren, vertrok hij in zijn hutte, vergezelfchapt meteen groot ge- volg van zijn vrienden.- daartracbten zijhemt'on- derhouden, nuin'rvvedervaren van zijn reize, dan weer met de zaken van 't Leger en het betooverd bofch. Na datieallevertrokken waren, bleefhijin zijn eemgheid met den vromen Kluizenaar Peter; en alsdoen wild e hem den eerwaardigen Grijzaard weer in zijn eerften plicht herif ellen ; Waarlijk, fprak hij tot hem, gij hebt een vreemde pelgrimmagie vol- bracht, en groot gevaar geloopen, doordewereld reizeqde; 6 hoe 7-ijtgij verfchuldigd, aan den op- perften Koning die dit heelal beheerfcht! Hij is de gene die u uit de gevaren verloft heeft, daar de too- yerijen van een vrouw u in gebracht hadden : hij is't dieugeleid heeft indetroepdcrgeloovigen, dewijl gij niet anders als een verdoold febaap waart: en hij is eindelijk die door de eenige mond van den Hartog Godefrooy, u heeft willen verkiezen om zijn gebo- den te volbrengen. Maar gij, door het voorleden op zoo een wijze ontheiligd zijnde, moctniet, om R r 5 God
|
||||||
. ' ■..'■-
|
||||||
.. .
|
|||||
|fr}0 T0R<yi.ATO TaSSOOS
Crod dienft te doen, en tot yordering van het geloof,
noch voor diergelijke dingen die daar aanhangen, pn- bedachtfaamtotzpo heiligpnaanflaggaan; wantgij zijl noch zoo befinet, van de vuilighcjd des vleefch enderwereld, datnoch deNijl, noch de Ganges, noch aide waterenderZee, magtig zijnomuaf te waffen; daar is niet dan de eenige gunft van den He- mel die u van de vlekken reinigen k^n, die gij in uw ^iel vergaderd hebt. Bereid u dan en bekeerd u waar- diglijk met een verzoekende ootmoedigheid, om vergiffenis van uwe mifdaden te verzoeken: bekend hier uw zonden; en bekendze voor zijn heilige Mar jefteit, ftort tranen van berouw uit, en roept zijn beihge barmhartigheid aan. Dit {prakden Kluize-; naartotReinout, dieterftond zijnalte vierigedrif- ten, en dwaze liefde begon te verfoejen, en voor zijn voeten neder yiel, belijdcnde hem al de zonden, die hij indachtig Was, begaan tehebben. Daar op gaf hem dezen heilig^n Hemelmedicijn, de vergiffe? nis., daar na hem ondertichtende wat hij doen zou , vervolgden hij; Mprgen, zoo ras als den dageraad Zal verrezen zijn, zult gij op dezen heiligenBerg gaan, die gij daar om hoog ziet, tegen der Zonnen ppgang, en van daar zult gijrechtpver na'etbpfch gaan, dat vol nachtgedrochten en Ipookfels is, 't gene maar ingebeelde dingen, en konften van quade gee- $enzijn: verzekerdu, dat zoo't niet gefchied, dat $pgen djt heilig yoornemen haar eenige njeuwe d wa- lingen,
|
|||||
Verlofte JerttfcdetttJ. 631
lingen van mve jongheid kanten, gij alJe dezege-
drochten en reuzen zult te boven gaan: wel aan dan, ik bidde u in Gods naara, dat'ergeenftemzij, hoe aangenaamofdroevig, nochfchoonheid, nochaan- loklelen, nochlachjes, noch aangenaam gezicht, die door haar loosheid bequaam zouden zijn u tot haar te trekken : ikbidu, {pot hicralmede, eno- verweegt dat het maar bedriegerijen zijn om u te docndolenen verlorengaan. Nadathijhem metde- ze woorden onderricht had, bereide zich den Rid- der, dooreenvierigebegeerten aangevoerd, tot de- Zen grooten aanflag, die maar allten voor hem be* waard was, en beelde zich zelven in die wel ten ein- dete brengen. Indeze gedachten bragt hij de reft Van den dag en de geheele nacht over. Des andren daags wierphij zich van het bedde, eerdatdemor- genftond verrezen was, en trok 't harnas aan dat hem bij noodlot befthikt was, met een nieuwe wapei irok, dieniet minder wonderlijk vanwerk als van verven was. In deze toeruftinge trad hij allsenig uit zijn hut- te te voet, zonder een woord aan zijn makkers te zeggen. De nacht had noch haar plaatfe voor den dag nietverlaten, enhoewelmenin'tooftendemorgen- ftond al zag verfchijnen, zoo waren al de ftarren noch niet verdwenen, alsden Ridderrecht na denOlijF- berg ging. Geduurende den weg floeg hij zijnoogen ten Hemel, en befchoude met aandacht zoo veel goddelijke en onbederffelijke fchoonheden: O God, R r 4. fprak
|
|||||
A «-. * «-*. • "* • *—
|
|||||
G%1 ToRQJjATO TASSOOS
Iprak hij in zich zelven, hoe fchoon zijn deze lie h
ten, en hoe groot is het getal! den dagheeft zijn blinkende wagen, de nacht brengt haar guide ftarren te voorfchijn, ende maan haar feboone ftralen die van silver fchijnen te zijn: maar hoe? men vind weinigmenfehenonderons die vermaak fcheppenin het bedenken van deze wonderen, 't welk zonder twijffel fpruit, uitdat onze oogen altijd op d'aarde geveftzijn, en haar nietbemoejen alsmet duiftere envergangelijkedingen t'aanfthouwen. Geduuren- dedat hijbezig was met dezeheilige bedenkingen, quamhij, eerhij'twift, op den top van den berg, daarhij ootmoedignederknielende, zijngedachten tot boven den elfden Hemel verhief: daar na zijn ge- zicht na 'et oooften flaande, bad hij; O Heer, die de ware Vaderdcr barmhartigheid en vertrooftinge zijt, ikbid, gewaardigdu, meteen genadigoog, mijn eerfte leven, en de mifdaden die ik voor dezen begaanheb, aantezien; doet op mij uwen zegen en heilige genaden ne£rdalen, ominmij tereinigen en te vernieuwen 'tgene 'er over gebleven is van den ouden Adam. Terwijl hij alzoobad, zie, zoo ver- rees Auroor de blonde dageraad , die hem in zijn aan- gezicht verfdc, enalzijnwapeneninvierzette, door de ftralen dieze op dezen fchoonen berg, met een aangename groente bedekt, uitfehoot : maar hij vpeldendatzijngeeften verquikt wierden, door den gangsmen adem der zwoele wefte wlnden, die bo- |
||||
Verlofie 'Jemz.aiem^j. 63$
yen zijn hoofd een kleine wolk ontfpreiden, die van
den boezemder fchoone dageraad afviel: diegezien had de drOppelen van den daauw , die op zijn wapen- rok neerdrupten, zouw gemeend hebben dat het In- diaanfe paarlen waren, waar bij zich vermengden een levendige glans, blinkende aJs het fijnfteen door- louterfte zilver. Zoo ziet men fbmti jds een Verwelk- •te bloem tot zijn eerfle liiifter weder bckomen, door middel vande friffen morgenftond, en fchijnthaar zelven weer t'ontiuiken ■; op een zelve Wijze ver- nieuwd de flang zijn jeugd, terwijl hij zijn oude huit uitfchut om een nieuwe aan te trekken. Rei- nout was zelve verwonderd , en hier op meer alsooitverfterktzijnde, trad hij recht na hetbetoo- verdeBofcb. Alreede washij gekomen aan deplaats, daar d'allerftoutfte haar geftutzagen doorde fchrik diezijkregen. In't aankornen fcheenhetnditbofch Zoo verfchrikkelijk met, alfrnen'them befchreven had; want hij de fchaduwen Zeef aangenaam vond. Hij gingdan verder, endachttehooren, ikenweet nietwat gerucht, dat hem wonderlijk behaagden : 't was het gerucht van een kleine waterbeek, die haar icheen te beklagen. Hier onder vermengde zich een Zoetewind, die, ritfelende, detakkenderboomen bewecgden, terwijl een Zwaan en Nachtrgaal el- kanderen, meteenbeklagelijkeflem, antwoorden. Bij deze welluydende ftemme Was ge voegd een over- cenftemmiggefpeelvancijters , luiten , velenen Rr ? men-
|
||||
<?34- ToRQJTATO TASSOOS
menfchelijke ftemmen, die Minnevaarzen zongen.
Owonder, en hieromgrootcr, dat zulk een ver- fcheidendheid een volmaakte Muzijk maakten. Den Ridder, dienietbeteralsd'andere dacht gehandeld tewerden, verwachtende, gelijk alszij, eenver- ichrikkelijk gerucht te hooren; was geheel verwon- derd over de zoetheid van deze ftemmen; en was 't nochmeerder, wanneeralshij, in'teindevandit, eengeluid hoorde, vermengt metde ftemmen van Nimfjens en Meerminnen, en het geruifch der win- den, en levende wateraders, vergezeylfchaptmethet wildzang der vogelen. Heel verwonderd hier over, ftaat hij een weinig ftil, daar na gaat hij voord, zon- dereenigbeletfeltevinden, als een heldre ftilftaan- de watervliet, wiens groene kanten met alderhande bloemen waren bemaald. Deze revier omringden het geheele bofch , als een fchoone welriekende krans; uit haar nam een waterloop zijnen oorfprong, die zich een inkomen maakten, het door midden fchei- dende; invoegen dat door haar onderlinge fcheidin- ge, zij alle beide tot haar algemeene verciering ver- ftrekten, d'een door zijn vochtigheid, en d'andere door zijn fchaduwen. Terwijl den Ridder zag of hij den grond van't water niet zien kon, zag hij ter- ftondverfchijnen eenwonderlijkebrug, vanlouter goudgemaakt, fteunendeopvaftepijlaren, en een fchoone ftraat daar bovenop, daar doorZe een weg maakten. Maarnaauwlijkxwashij aand'anderzijde |
||||
Verkfie Jerusalem-}. 6%f
gekomen, of die zelfde brug ftorte in't water neder,
dat haar wegrukte als een ftroomende beelc, daarze noch weinig tijds te vooren een aangename revier vertoonden. Alfdoen geheel opgetogen, hield hij zijn oogen opdeze waterloop, en verwonderde zich haar zoo gezwollen te zien; als of het fheeuw begon te fmelten, zoo ongeftuimig was haren loop in het zwajenendrajen : zoodanigen vreemden nieuwig- heid deed hem de oogen naalle zijden toewenden. Maar hij midden door die oude boomen, die de na- tuur, in deze woefte wildernis, zoodicht geplant had, Zag, vond hy over al iets 't gene hem reden gaftot verwonderig. Uit ellce voetftap fchenen kle i- ne fpringaders van helder water te fpruiten: en mea Zou zeggen, dat het aardrijk hier andere nieuwe kruiden en bloemen voordbragt. hier ontloken de Lelien, daar fchoten de Roozen en Chriftusoogen hare knoppen ; hier ontfprong een bronader , en gints ftroomde een beek. Teranderzijde, hoeond dat het bofch Was, zoo en fcheen het zoo niet meer; en de boomen, met mosbedekt, fchooten nieuwe fpruiten en takken uit, almet bladeren bedekt: haar oude fchorlfen zelf, die de tijd verhard had, fple- ten en fcheurden van haar zelven, om plaats te laten voor de nieuwe, die daar onder verborgen waren. 't Was over al met een zoeten daauW van Manna be- dekt, enuitde fchoiffender boomen vloeiden den honig. Hier hoordemen w,*der, gelijk als te vooren, een
|
||||
6%6 Torqjuato Tassoos
cen wonderlijk gezang van beklagelijke en zoete
ftemmen, zonderdatdenRidder wetenkon, waa'r uit dat dit aangenaam geluid voordquam, 't welk was als her geluid der zwanen, of zoodanige andere vogcls, enhet geruifchder weftewinden enwater- beken. Om dat hij dit geheim trachten te weten, luifterde hij zoo naauw als't rriogelijk was: maar hct was vergeefs, vex mits dat het geluid verder fcheen te wijken, nade zelfdeplaats, daar hi] geloofde.van daan te zijn gekomen, om in ecn ander oord we£r om ftnjd het te vernieuwen : want na wat zijde hij zich keerde, zag hij niets dat een menfchelijke ftem zou kunnen maken, en noch minder eenige fchijn van Ipeeltuig. Tcrwijl hij deze wonderen, met een grooten aandacht befchouwde, en dat het hem als onmogelijk was om de voorwerpfelen, die haar voor zijneoogenvertoonden, voorwaarheid tehouden: zie zooontdektehij, terzijden afgelegen, een groo- te Mirteboom, die zijn takkenineen zekere plaats uitbreide , daarmeneenvoetpad zag, 't welk aan cen groote uitftekende vlakten uitquam. Deze Mir- teboom , waarlijk vreemd t'aankhouwen , droeg zijne takken veel hooger als cenCipres, of als een Balmboom; zulkxdacfe bovenalde boomenj in't rand, uitftak; en't fcheen of daar de aangenaamfte plaats van't heelebofch moeft wezen. Na dat den Ridder hier al ecn langen tijd ftil geftaan had, floeg hij zijn bogen na een andre nieuwigheid die hem yeel vrecrader
|
||||
./..,^-:;....^?.,./..-^C'..,;v ,Vr<a;
|
|||||
Verlafte Jemzafetft^j; ' 6^y
vreemder fchcen. Want hij beelden hem in , een
Eikeboom te zien van een onmetelijke- groote en
hoogte i die zich van zelfs, in't midden van zijn
ftamopende, eneenfchooneNimf, Van een treurig
gelaat, voordbragt. Terftond zag hij ndch honderd
andere, dieuitde holligheid vandeboomen voord
quaraen : zoo gelijk zomtijds, tot een eieraad van
eentooneel, eenige Bolgodinnen rerfchijnen, na't
leven gefchilderd , met bloote armen , de rokken
totaandeknieopgefehort, debeenen, opd'aaloud-
heid , met brooskens gelaarft , en het hair onge->
vlochten op de fchouderen hangen; zoo verroondeh
haar deze Nimfen , als zij uit de fchors borften: in
plaatsvan bogenen pijlen, hadden zommigeluiten
envelenindehand, en de andere fluiten. Op'tge-
luit van dit fpeehuig, begomtenze een braven ron-
dendans, random den Ridder, diezijin't midden
befloten, gelijk een punt, dat tot den omloop van
eenrondtediend- Alzoo omringdenze ookdeMir-
tcboom, enssohgen, al danffende, deze woorden.
.;. /"\ RiJikr, iievanemiiMee^rts
\J 'Lijt a lie hoop en I'ffde krachtigi Gij komt van pas bit mv Godej, In deze fchoone plaats ■wtionachtig. ' ■■ <:■'•, !"'■* " • ' •'-*> '■ fnf .' iZje*, fint dat gif dit Bofch betheek^^
Dtt bout, -voor deze*zwart van rouy/e, Nu "t
|
|||||
.
|
|||||
-i -»j««^SW5»«^w'ivW;i|«uuiil(l«llllj^pif4l(ii„il ww^JBVWIPIwmiNHPUi! U. - - ------jr-j
(
638 Tqrq^ato Tas$oos
N«, groen ge&afcb ten Hemtlfieekt,
Zoo is't verheugd in u f aanfchouwen. TerwijldandatzoofchoonenUftfaagdi
Om u alleen, van romv gaat treuren; GeneeB haarwond, devlamverjaagd; Enwildfe, ah trouwe(JHinnaar, etren. Daaf op hoordemen uit deze zelfde Mirteboom j
die haar begon t'openen, een betooverende ftem * voor wiens wonderen waarlijk al het diergelijke, da: J'aaloudheid ons verhaald, wijkenmoet. Want uit ie holligheid van dezen boom quam zoo fchoonen Kiaagd , en zoo aangenaam van wezen * dat zij haar wederga niet in de Wereld had. Reinout haar, in't aankomen beziende* beelde zich terftond in dat het Ajrmijde was, en voornamelijk als hij achr nam •p de zocte aanlokfelen die in haar aangenaam wezen blonken. Zij zag hem defgelijkx met eenlacchend •og aan: en in een eenige lonk van haar, zagmen duizend verfcheide hartftochten. Ik zie u hier dan wedergekeerd, zeidfe , en ten minften heb ik die vergenoegen u wederom te zien * tia dat gij rflij ont- vluchtzijt: Maarwatkomt gij hier doen? komtgij ommijtevertrooften, nadatik, federuwvertrek, nacht en dag doorgebragt heb in een geduurige droef held ? Of vertoond gij u alzoo voof mij, in't voile harnas, onx mij den oorlog aan te doen * en te verjagen
|
||||
■-——..... ...... -
Verhfte Jemzalem-i'. 6*39
verjagen uit mijne leengoederen ? 2,egt mij, ik bid u,
ofgij hier kornt in de hoedanigheid van Minnaar, of vanvijand? Zekerik zou, in een oogenblik, zo» rijken brug niet opgebouwd hebben , voor eeh menfch die mij zou zoeken te beledigen; ik zou tot, dezen aanflag hem niet geopend hebben,mijn fpring- adcrs, mijn bloemen en fonteinen j noch onder de- zehoop mijn hagedoornboffchen niet voor hemter zijden gezet hebben, om hem een vrije weg te ma- ken. Welaandan, zoo gij noch eenigegoedegefle- gendheid te mijwaards hebt, legt dezen moejelijken helm af, en toond mij, ongedekt, dat fchoon aan- gezicht, en die oogen, die gij minnelijk tegens de mijne pleegt te drukken: zoo het een begeerte vaa liefde is die u hier voerd, doet mij dan uw zoetc kusjens en omhelzinge voelen, of geeft mij ten min- ften de hand. Zie daar met wat kunften Armijde haar behulp, om den Ridder te verftrikken, daar on- der zij vermengde bedroefde lonken, verandering van kleur, 't gene haar nu bleek, dan rood maak- ten, verdubbelende zuchten vol verandering, zwak- ke hikken, en tranen die uit een waarachtige liefde ichenen te fpruiten; Zulkxdie, opdietijd, zooda- nige krachtige aanlokfelcn gezien had, zondermet niedelijden bewogen te worden, molt wel een hart van diamantgehad hebben: evenwel is't te gelooven dat het terftond vermurruwd zou werden. Dit alles hadechtergeenmachtopdenRidder, die, zonder langer
|
||||
€40 ToS.QJXA'fO TASSOOS
langer re toeven, de hand aan't zwaard floeg, en
reeht na de Mirteboom toe trad: als doen greep hem deze ingebeelde fchoonheid in haararmen> en trach- tenhaar tuffchenbeide teftellen; Hetenzalzooniet gaan gelijk gij meend, riepfe meteen afgrijfTelijke ftemme, ikzal uwel beletten itiijte beledigen, in het afhouden vaneentak, diemij toegewijd zijn, eaikzoo zeer bemiri 5 leg uw degen dan neer, of fteektfe dwers door 't lichaam van uw ongelukkige Armijde; want zij mag zoo wel heten, omhetquaad *htliaal datfe van eeri barbarifche dapperheid ont- fangt,nadatfe haar liefde op hem gefteld heeft.Bij de- ze fchoonen boezem, die de hette van uw drift u op andere tijden zoo vaft de£ri omvatten, en bij het harte datgij meer als zij zelve heeft bezeteri, bezweerdfe u af te laten, of dat gij u een weg met uw zwaard maakt, enhetinhaarbloed verfd, eerdatgijaande mirteboom komt die al haar vermaak is. Deze woor- denlprak Armijdetothem; maardenRiddermaak- ten 'er zoo weinig werk af > dat zij niet konnen belet- ten dat hij zijn zwaard verhief, zulkx dat deze fchoonheid geheel anders veranderde. Gelijk het tiikmaal al droomende gefchied, dat men iets ver- fcheide gedaanten ziet aannemen, 'tgene maar in verbeelding verfchijnt; of gelijk als in de wolken voor onze oogen, nu' landkrhappen i daii weder Vreemde dieren Verfchijnen,alzo0 wierd het lichaam van deze fchoonheid, in een oogenblik, heel anders ■/.' .. , als |
|||||
|
|||||
Verhjle yerttzalem-f. 64*
als het fcheen : O wonder! dat zoete aangezichc
veel witter als de lelien, daar onder zich purpre ro-' zenvermengen, veranderden in datvaneen vervaar- lijke Reus, welkers gezicht wreed was, en het ge- heele lichaam van een onmatelijke hoogte , ver- fchrikkelijk om aantezien. Gelijk als een' anderen Briareus, had hij honderd armen, daar hij honderd Zwaarden en zoo veel fchilden mte greep. Zoo ge wa- pend trad hij Reinout toe, en op zijn voorbecld ver- lieten allede nimfenhaarfpeeltuig, en grepen ijder verfcheide wapenenomhemtewederftaan. Hierom vervormdenze haar in Cijkloppen, en vertoonden eenwezen, zoo wreed, als men nimmermeer zich Zelven zou kunnen inbeelden. Maar hij verfchrikte nergensaf, en verdubbelde zijnllagen opdeMirte- boom, die deze fpookfels te Vergeefs befchermden j doch'tgenehier in't verwonderlijkite was, was dat den boom zich droevig fcheen te beklagen , haarge- flagen voelende* als oflebezield was. Toen vertoon-> den Zich daar zoo veel monfters en wanfchepfels, dat men geZeid zou hebben, datfe uit de Stigife velden, of uit het diepfte der afgronden waren opgezonden. Dit was noch niet genoeg; den vergrimden Hemel donderde en blixemde van boven; de aarde beefde onder des Ridders voeten en begon haar rondom hem te openen, om hem inharen afgrond te Zwelgen; de winden onder een vermengd uit hare holen gebor-' ften, vlogenbij draaiwinden, entegenselkanderen S f aahhor-
|
||||||
6ifX ToRQJgATO TaSSOOS
aanhortende, bliezen hem een geweldig onweder
in het aangezichr. Maar al deze krachten beletten hem niet meer als d'andre, ftarker als te voren op den boom teflaan, zonder dathij afiiet, wat dingdat hij ook mogt hooren, of zien, ofvoelen; zulkx dat hij halftarrig met flaan vervolgden, eindelijk den boom zoo kapten, dat hij niet meer een Mirte- maar Nootebopm was. Hier bragt Reinout de tooverijen van dit bofch
teneinde, zulkx dat aldezefpokenverdwenen. Als doenwierd delucht wederklaar enhelder als te vo- ren, den Hemel wierd ftil, en het bofch keerde weer in zijn eerfte wezen, zulkx dat (in de plaats van de nachtgedrochten en fpookfelsdiemen terftondnoch zag) het verfcheen metde zelveboomen, die met de tijd, dieze zien waffen had, behouden waren. Reinout noch niet vergenoegd wezende, zoo geluk- kig tot het einde van zijn begeerte gekomen tezijn, vorfchte en zocht over al om, of'er noch iets was dat beletten mogt het hout in toekomende niet af te hou- den: daar na lachende, fprak hij in zijn zelve, O ijdele fpoken, den menfch is wel leuy , die door al uw dreiging achter laat, voort te gaan j dit gezeid hebbende, nam hij zijn wegnadehutten, daaron- dertuflen den vromen Kluizenaar al gaande riep; Te- ger.woordig hebben alle de tooverijen van het bofch een einde genomen , endenkloeken Reinout korrc zeeghaftig \^ederomj ziet gijhem niet aankomen? |
||||
Verhfie Jerusalem-*. 64$
Gehjlc hij in der daad, met een aangezichf. daardc
vreugd en heerlijkheid op blonk, aanquam. Want boven dien dat men hem licht kon zien met zijnen witten rijrok, kende men hem genoeg van heel ver- re, aan den zilveren arent die hij tot cieraat droeg, en daar deglans door de ftralen van de Zon, van ver- dubbelden. Op zijn komft hoorde men niet als vrolijk gejuich door't geheele Leger, daar den grooten Go„- defrooy, die door zijn verdienften vande nijd be- vrijd was, hem met eer en dankbaarheid ontfing . Brave Prins, fprak den Ridder tot hem , ik heb ge- daan't gene gij mijgebodenhebt, enbenrechtna'et bofch gegaan, dat zoo veel krijgfgefchrey in ons Le- ger gemaakt heeft; ik heb het van d'een tot d'ander kant deurloopen, en God heeft mij de genade ge- daan, dat ik alle deze tooverijen ten einde hebge- bracht; datm'erdanftoutelijknatoega, terwijlden weg veilig is. Op deze verzekering ging m'er ter- ftond na toe , zonder iets te vergeten van't gene men oordeelde noodig te wezen. Nu hoe wel daar in't be- gin zulke konftige bouwmeefters, tot zulk een werk bequaam, niet waren, zoo was't dat Wilhem, o- verfte vandeGenevoifeVloot, haar grootelijx hier in hulp: deze, hebbende van over langen tijd groo- te ervarendheid ter Zee gehad, om dat hij voor de- zen een Zeeroover geweeft was, leerde haar de wij- 2;e om fchanskorven te maken; hij ftak (barren, d'een anderhalf voet van d'ander, in de aarde, en bevlocht- S f % fe
|
||||
<?44 Torqjtato Tassoos
fe dwers door elkanderen, met taje rijzert, gelijk
als de mandemakers gewoon zijn te doen; en alzoo hij gedwongen was zijn fchepen op de droogren te zetten, uit vrees van de magtige Heidenfe Vloot, geleiden hij tegenwoordig^l het gefpanende uitru- fting der fchepen, zijnde geholpen van zijn fchippers, daar hij onder zoo in uitftak, dat hij zijn wederga in't geheele leger niet had, noch in het timmerwerk noch in't gene de bouwkunft betrof, en alzoo hij timmer- mans, fmits, en andre ambachtflieden bij hem had, tot het getal van honderd toe; om zijn begeerten uit tewerken, maakten hij niet alleen fteenwerpers, blij- des, ftormbokken, en diergelijke oorlogfgebou- wen, zoowelomdekante'lingen, wachthuizen, en andre fterkten neer te werpen, als om't verdelgen vandemuuren, maarnochgrooterwerken, diever- fchrikkelijker voor den vijand waren; het voornaam- fte van deze gebouwen, waren hooge torens, die om dat menze bequamer voortkrijgen zou, men heel met ftukken kon afhemen, die men daar na dan we- der oprichte, ter plaatfe daar menze gebruiken wil- de j zij waren van binnen met houtwerk opgetim- merd, en van buiten met zooden bedekt, die met verfchgevilde beeftevellen waren overtrokken, om de konftvieren te wederftaan, die den vijand zouw mogen werpen. Den grooten ftormbok, dietoteen ftormgevaart moet gebruikt worden , envand'aal- oude den ram geheten, om dat zij aim't einde ran rj- zer
|
||||
■ ; ■ -r—-■;;-■ ■
Verlofie Jerusalem. 6*45:
zer gemaakt, gelijk als een fchaapshoofd is, hing
in de lucht met touwerk opgefchort, die dan met kracht van handen, tegen het opperfte van de muur , die men ter neer wil vellen geworpen word ; boven dat, werpt men een lichte brug, uit de verdieping der torens, beneden op het bolwerk, daar op men te voet na den ftorm kon gaan, en hand over hand ftrijden: opde hoeken ftelde men andre kleine to- rens , een weinig hooger als het verdek van den to- ren, uitwelkde boogfehutters ende flingeraars de vijandende bolwerken doen ruimen, diedebeftor- mers willen weerftand bi&n. Onder deze torens wa- renmeer alshonderd raders, opde wijzealskatrol- len, om die over't vlakke land te doen loopen, en vol loldatengepropt; en daar de wegen onefFen wa- ren, was 'er ftrakx volk bij de hand dieze effende. Dit waren de legerwerken, alleen gemaakt om de Stad Jcruzalem tebeftormen, die van'tgeheele heir met verwondring wierden aangezien : en waarlijk dit werk was wel prijzens waardig, zoowel om zijn on- dervinding als om deunaarftigheid van de werklie- den, die in weinig njas twee torens bouwden, op de wijze van den voorgaanden, die van de vijanden verbrand was. Ondertuffen kon hetde Heidenen nieronbewuft
blijven, hoedanig dat men in't leger arbeiden; want boven dien dat het genoeg van de wachten, die men op de muuren, en op "t hoogft van de uitzichten van't S f 3 kafteel
|
||||
<54<5 ToRQJJATO TASSOOS
kafteel en torens gefteld had, wierd gezien» zoo
was't te gelooven dat de verfpieders, die uit en in't ' Leger quamen, haar hier af een waarachtig bericht deden j ook konden zij 't licht van de hoogte zien, aan de groote ftukken hout die men uit het bofch voerde, doorkracht van menfchen en paarden voort- gefleept; en hoe wel zij niet befcheidelijk de gedaan- teendewijzevande legerfterkte konden bekennen, Zoo lietenze evenwel in de Stad niet na, daar andre tegen te maken, omdie we£rftandtebieden. Aldus op haar befcherming beraamd hebbende, gebruik- tenze alle konftige middelen om haar bolwerken, ve- ftinge , torens en buittewerken te verfterken, daar Izijze op het zwakfte zagen, en vreefden van met lad-
ders beklommen te worden, verhoogdenzedie; zulx dat zij nu hare zelven inbeelden, dat het onmogelijk was haar te kunnen beftormen. Maar onder al de toe- rufting die zij tot haar befcherming maakten, wa- ren de konft vieren, die den Toovenaar Ifmenes haar bereiden, en die totnoch toenooit zooknnftig on-, dervondenwaren, uitfrekend^: dezen vervloekten bezweerder, mengden pek en zwavel, dat hij uit den poel van Sodom gekregen had, onder een, en ikneeden 'er noch meer droogen onder, daar van men
gelooven moet, dat hij d'ondervinding hadwezen Zoeken in het diepfte hellen, in de zelfde plaats, die van den zwarten Flegeton negenmaal omringd word. Van aldeze brandftichtende ftoffe bereide hij een |
||||
Ferlojte Jerux.dtm^j. 64,7
vler j daar met den rook een onlijdelijke ftank uit
voortquam; enwaar'teenemaalaanhechten, bleef het zoo vaft, dat het niet mogelijk was het daar af te trekken, of uit te bluffchen \ maar het was te ver- geefs dat hij met deze fchadelijke kunft, de mifllag zijner tooverijen zochtgoed te maken, vermits hem het een noch 't andre niet kon helpen. Terwij 1 d at het leger d er Geloovigen haar gereed
maakten omden tweeden ftorm opdeSradtedoen, en dat die van haar zijde heur bereide haar wel tc ver- weren, vernammen een duif, diede lucht boven het Leger doorfneed ; 't is waar dat hij nu zoo ras niet meer voord vloog, maar het fcheen dat hij op de muuren van de Stad wilde neerftrijken; ziehierop quam een valk die hem op het lijf viel, maar hij vloog in de hutte van Godefrooy, en viel tuffchen zijn ar- men, zulkx dathem denHartog vatten, en van't dreigende gevaar bevrijden; maar zoo als hij hem wel bezag, vond hij een klein brief ken, dataanzijnhals met een zijden draad vaft gebonden, en onder zijn eene vleugel verburgen was. Hij maakten het ter- ftond los, en het geopend hebbende, vond hij 'er deZe Weinige woorden in. Den SOUDAAN van Egipten aan ben KONING van J u d a . Vreefd nergens voor, maur bied weerfiand j bond vier dagen lang goede moed, want ihj^al u te hu!p[konten oto het Leger op tejlaan, en tkj>en ver&ekerd dat gtj de Vtjanden wel haaff overwottnen z,nltK-ien. S f 4 0it
|
||||
i
|
|||||
<?4,8 ToRQJgATO TASSOOS
Dit was den inhoud van het brief ken , dat den
duif uithetLeger derEgiptenarenaande belegerde brogt. Een gemeen gebruik, daar die van't ooften haar in oorlogftijden, van dienden, ora hare ver- wittingen uit te voeren. Den Hartog, hebbende do- zen duif laten vliegenfdie zijn vlucht niet na de plaats nam daar hij ran daan was gezonden, gelijk als of hij zich fchuldig vond ) deed de voornaamfte Raadshee- ren vergaderen, en vertoonden haar het brief ken; Mijn Heeren, fprak hij, gij ziet hoe dat den opper- ften Monarch des Hemels, door zijn goddelijke voorzienigheid , ons wonderlijk openbaard de ver- burge aanflagen vanonze vijanden; nudat zoo is, dunkt het mij noodig te wezen een ander middel te kiezen; dat is, dat wij over de fteenrots trekken, aan d'ander zijde van de Stad, die tegen den middag leid, en hier toe geen moeite noch arbeid fparen, hoe verdrietig dat het zoude rnogenzijn: ik bekenwel dathetbezwaarlijkis voorgewapende mannendoor zoo moejelijken wegtc geraken; evenwel is1't met pnmogelijk, zoo men langs de wegen gaat die ik voor dezen gefpeurdheb, hoeweldat'eralleblijkvande wereld is , dat die zijde van de muur die haar ber fchermd, zeer wel verfterkt, en met meenigte van .oorlogfvolk, omhaartebehoeden, verzien Zal zijn. Wel aan dan, 6 mijn Vader, fprak hij tot den Graaf van Toulouze, ikwil dat gij tegen die zelve plaats hgt gefchut van uw beukerij zult wenden, terwijl |
|||||
Verhfte Jerusalem-*. 64.9
dat ik na de poort zal trekken die tegen 't noorden
leid; zijt verzekerd, zoo ras als zij mij zien, zullen zijdaarheur grootfte magtvoeren, en haarinbeel- den dat het grootfte geweld vanons Leger, daar op aanzal aanvalleri, Waar op de grootfte van onzeto- rens aan eenander zijdezal gefteld worden, om op den vijand aan te bikken. Dan zult gij, Heer Kami!- lus, op de zelve tijd zorg dragen den derden toorn tegeleiden, zonder vervanmijaf tewijken. Meer Iprak hij niet, en daar op terftond nam den Graaf Rei- mond, die naaft hem gezeten was, het woord; Waar- lijk, zeidehij, menzouwtotdenraad, vanonsee- nig Opperhoofd, niet kunnen af of toe doen; maar eer dat wij vorder gaan, dunkt mij dat het zeer gera» den zouw zijn, eenen goeden verfpieder in het leger der Egiptenaars te zenden, zoo welomons cen waar- achtig verhaal te doen, in hoe grooten getal heur Le- ger, ten naaften bij, beftaat, als om haar voorne- men ons te verwittigen, zoo veel als men door git fmg, de waarheid hier van kan te weten komen. Tankredo hem zoo hooren Iprekende, antwoorden ; Dezen raad is goed : ik heb een fchildknaap die wel bequaamis, om dezen aanflag uit tevoeren; want het is een jongman die niet minder dapper als afge- richtis; boven dat en ontbreekt hem, noch ftout- heid, noch loosheid, in't gebruik van een zaak ; noch hem is niet onbewuft, eenige hoedanigheid, ^ie een oprechte Ipie eigen zijn; 'tzij dat hij ver- S f y fcheide
|
||||||
650 Torq^ato Tassoos
fcheide talen moet Ipreken, of hem in honderd ma-
nieren van ftemmen, of van gelaat veranderen. Hier op deed men den jonge fchildknaap komen, die zoo ras niet gehoord had't gene men hem gebood, ofhij beurden'thoofd allachendeop; 'tis genoeg, zei- de hij, ik neem deze laft op mij, en ga terftond heen; twijffel niet dat ik wel haaftin 't leger der Ongeloo- vige wezen zal, om te weten al 't gene *er omgaat; ikzaldaar, zonder ontdekt te worden, of haar in eenige twijffeling te brengen, op den vollen middag, in haarloopgraven gaan, en een voor een de manncn enpaarden tellen. Ook zalikzien de uitbreidingvan haar Leger, wat voor foldaten hetzijn, en watfe voor hebben, om u het alles te verhalen; ik beroem mij ook, dat ik de naam van haren Veldheer weten zal, enomvorfchen in de grond van zijn voornemen. Zoo (prak den fchildknaap Vaffrijn, die Zonder lan- ger te toeven, hem in de gedaante van een inboorling des Lands vermomde; hier toe nam hij een Turkxe rok, rondom den hals uitgefneden, zijn hoed ver- wiffelende in een grooten tulband, en zijn degen in een krommefabel; hij nam voor wapeneneen pijl- kokervolpijlen, eneenboogindevuift, zulkx dat op war voor maniermenhem bezag, hij t'eenemaal een Heiden geleek.Ook was'er niemand die hem niet venvonderde over de verfcheide talen , die hij zoo volkomen fprak, dat her te gelooren was, dat men hem t'Alkair voor een Egiptenaar, en «k Tirus voor ee
|
||||
___„ m......, ,
Verhfte Jeruzahm-j. 6fi
een van Fenicie zouw aangezien hebben; ook was
hetpaard daarhij opzatzoo vaardigin zijnenloop, dat het naauwelijkx em teken op het droogfte en vochtigfte zand, daar bet gegaan had , ftaan liet. Deze zaken alzoo volbragt zijnde, eer dat den der- den dag, tot den ftorm befloten, gekomen was, be- gonden de Franflen den weg klaar te maken, van het LegeraftotdeStadtoe, enefFendedatongelijkwas den heelen weg langs: hierna volmaaktenze haar le- gerfterkte en andre toerufting, zonder dat menze in haar werk verftoorden, daarze den geheelen dag aan arbeiden, en de nacht in doorbragten, inplaatsvan te ruften; zij mogten haar dan wel beroemen, dat - 'er toen niet meer magtig was om haar den leften proef tebeletten. Nu eerze tot den ftorm gingen, gaf Godefrooy, vol godvruchtigen ijver, laftdatdefol- daten, opzijn voorbeeld haaringoeden ftandzou- denftellen, enelkanderendezondenbelijden. Hier navoerden hijzijnftormgevaarten enalhetoorlogf tuig nadeStad, veinzende het ter plaats te willen gebruiken, daar zijnvoornemen het minfteniet toe ftrekten. Deze tekenenwaren oorzaak van vertroo- ftingevoordenKoning van Jeruzalem, die hem door zijn gevoelen liet bedriegen, en zich zelve alreede inzijn ziele verblijden, om dat men deStad zouw aantaften, aan de poort die hij 't befte verftarkt had, Maar geduurende de duiftemifle van de nacht, ver- Toerde menheimelijkde voornaamfte ftormwerken, daar
|
||||
6$l ToRQJtTATO TASSOOS
daar de wal de minfte uitftekende punten had, en dien
volgende minder verzekerde befchermplaatfen; aan d'ander zijde (prong den kloekmoedigen Graaf van Toulouze, wel met den toren om die hem bevolen was, en voerdeze op de hoogte van den berg die de Stad kon d wingen: op zijn voorbeeld dee1 Kamillus dezijne voortrollen, endewal naderen dietegen'c weften leid. Maar zooras alsde Zonne in't ooften begon telichten, waren deHeidenenvandeZever- andering wel verwonderd, wantzij zagen niet meer den toren daarhij weinig te voren geftaan had, en noch meerder, toenze noch twee nieuwe zagen met eenontelbaar getal van fteenwerpers, ftormbokken, pijlflangen, enblijdesj terftond haaften zij haar, en ftelden ordre om haar werken ook te v'ervoeren, om tegenftand tegendie vanGodefrooy tebieden. De- zenvoorzichtigenVeldheer, denkendedat hetheir der Egiptenaars, het zijne van achteren quam aanta- ften, beraamden zeer wijflelijk dezen toegang te winnen; daar nahebbende Guelfus en de twee Rob- berts doen roepen, fprak hij tot haar; Treed met van'tpaard, enhoudu, met uw volk in voile wa- penen, om acht te nemen dat men ons van achteren niet overvalle; ondertuffchen zal ik den ftorm aan- voeren, daar de muuren het minft verfterkt zijn. Terftond beftormde men haar op drie verfcheide plaatfen, daar den Koning van Jerusalem zijn eerfte volk tegen ftelden; hij zelfs, hebbende 't harnas aan- eelihoten,
|
||||
gefchoten, dat te zwaarwigtig voor zijn zwak li-
chaam was, 't gene zich naauwlijkx van hoogen ou- derdom konophouden, ging tegen denGraafRei- mond aan; Soliman ftelden zich tegen den Hartog Godefrooy, en Argant tegen den vromen Kamillus» diedeNeefvanBohemond bij zich had; enwaarlijk het Icheen dat het geval deze partijen zoo tegen een voegden, om dat deze laaften zijnvoornaamftevij- and zou kunnen ombrengen. Als doen begonnen de boogfchutters, van alle zijden, vergiftigepijlente fchieten, met zoo grooten meenigten, dat bet fcheen of den Hemel verduifterd was, zoo dik was die wolk vanlchichten: maarhetgewelddatvan detorensen, van d'andre fterkten vloog, was veel feller en ge- vaarlijker; want men wierp'er groote fteenbollen uit, en lchichten aan't end met ijzer beflagen, die bij na zoo langals een dakbalk waren, daar van de Werking zoo fchrikkelijk was, dat elke fteen een don- derkloot gelijk was, en de felheid hier van was zoo groot, dat'ergeenleden waren, hoewel gewapend datfe mogten wezen, die niet vermorzelden zozege- raaktwierden; want boven dien dat deze wreede bollen, al dieze treften van't ieven beroofden, zoo hervormdenzegehecl het lichaam ; watbelangd de fcheuten der pijlen daarzij de wondemaken, door- booden zij't vleefch, gelijk als of zij daar door wilde vluchten; zulkx dat zij van d'een plaatfe inkomende ^e andere weer uitvloogen, en de dood de£n in haar plaatfe
|
||||
€$4- ToRQJJATO TASSOOS
plaatie heerffen. Evenwelhoe wreed datdezen eer-
ften aanval was, zoo verloren de Heidenen terftond de moed, noch virlietende wallen niet, die zij, ora de Ichichten van heur vijanden yruchteloos te ma- ken , met lakens en linden hadden befpannen, die de fchoten vernietigden, om datfe geen weerftand en vondenj en ondertuflchen daarze zagendathetge- drangder beftormers het dikfte was, fchotenze ge- duurig van haar zijde daar op: niet te min hoe groot dathaar weerftand was, het kon't voornemen der Chriftenen foldaten niet beletten, die geduurig voet voor voet naderden, fbmmige achter fchanskorven, enandere achter borftzweringen, die zij voor haar heen rolden,om bedekt te zijn: *erfcheidenbedekten haar ook achter groote fchilden van berders , die zij tegen den dikken hagelder fcbichten , die vanalie kanten op haar ne£rhagelden, ftelden. Terwijlditzoogefchiede, wasReinout vol zorgen over't gene hem te doen ftond; om dat hem dacht, dat deze dingen voor zijn dapperheid onwaardig waren; boven diendat hij 't voor een al te gemeene eer achten, langs den zelven weg te gaan, die van andre bevochten wierd; zijn gezicht dan aan alle Zijden wendende, verkoos hij eindelijk een weg, die de anderen ontoegankelijk achten te zijn, en nam voor hem langs die zelve weg, daar men't mm fte ge- rucht maakten, en de muur net hoogfte en befte ver- fterktwas, denftorm aantevoeren. Metditvoor- nemen
|
||||
nemenkeerde hij zich nadie kloekmoedige Heldcn,
daar den vromen Hugo voor dezen plagt over te ge- bieden; en fprak tot haar, 6 wat is't ons een groo- tefchande, datin dezeplaats zich niet een menfch beweegd, terwijl dat alle d'andre zijden van de rnuu- ren wordenbefprongen, endatfe metgoedenmoed ftrijdenJ Welaandan, mijn vi-ienden, terwijl'er geen gevaar is die de dapperheid niet licht rnaakt, noch geen weg, hoe ftraf hij is, die zich niet voor de moedige opend j Laat ons de Stad van deze zijde aangrijpen, en laat ons van onze fchilden een wijze van een fchildpad en boiftharnafch maken. Op deze! Woorden flooten zij haar rondom in een , en haar fchilden over heur hoofd dekkende, geleekenze als het verdek van een huis, geheel van ijzer, gemaakt tegen dewoedendebuijen van't onweer dat op haar neervalt. Opdezewijze, onderdebefchuttingvan ditverdek, ftreefdenze rechtna demuuren, zon- der dat haar iets kon beletten, om dat deze wijze van fchildpad, die zij maakten, haar voor hetbe- derf, dat vanbovenop haarneerftorte, bevrijden; Wer ftondenfe nu te voet tegen de muur,daar den on- verwinnelijken Reinout een ladder tegen rechte, die ■neer als tweehonderd trappen had; diezijnzwak- "eid, in'thandelen vandien, gezienhad, zouge- fceid hebben dat het hem zoo licht viel, als de wind Qe teerfte roozen tebewegen. Ondertuffchen wierp Wen van alle zijden, van't hoogft dermuuren op hem.
|
||||
6^6 Tor.qu.ato Tassoo*
hem, werpfchichten, fteerlen, grobte vender- en
dakbalken, fchragen en tafels. Daar hij eVenWel zoo weinig afverfchrikten, dat hij zich niet eens gewaar- digden wat te wijken,hem onverwinnelijk betoonen- de tegen al dat hem trachten tc verdrukken. En't is tegelooven dat hij, en den berg OfTa, en den Olimp zelve zou veracht hebben, indien menze op hem ne- derhadgeftort. Het was een wonder tezien, hoe hij verdragen kon het bofch fchichten, defteenen, en alhetverderfdat{eopzijnrondasne£rwierpen. Met decene handfchudde hijde kant van de geheele muur, diehetnaaftebijhemwas, enmetd'andere bedekten hij hem het beft dat hij kon, en trachten hemopzijnhoedetehouden, zulkxdathij, door't voorbeeld van zijn onvergelijkelijke ftoutmoedig- heid, ende wonderendiehij uitrechte, de andere noodigde om hem na te volgen. En waarlijk, hij fcheen eenen fterken berg te wezen, tegen wie d'on- geftuimigfte winden te vergeefs haar fterkten en ge- weld gebruikten. Na zijn voorbeeld, rechten, die die hij geleide, verlcheide ladders; en gelijk zij zoo veel ervarendheid met hadden, als hij, zoo had- denze oolc zulk een goeden geluk niet: want zoo d'eenedemuurgenaakte,wierdd'andre gedood, ot om ver geworpen. Hierop, om haar aan te moedi- gen, gebruikte hij vermaningeendreigementen, en zelf vertoonde hij haar de hope van d'overwinning, na datie vaardig of loom warcn. Alreede had hij de hoogte
|
|||
Verlofie Jtruzaletii'. 6$y
hoogte gewonnen, en hield hem aan de kantelingen.
'tWelk de belegerde ziende, liepenmet groot ge- drang daar na toe, en.trachten hem van boven neder te werpen. Maar al heur kracht was vergeefs ; o wonder j 'tgeen niet minder groot als ongelooflijk fchijnt, te zeggen, dat een menfch , in de lucht hangende, kan ftaande blijven tegen zoo grooten getal volkx, die hem trachten van boven neder te ftooten. Niet te min, hoe datfe hem meer ftooten, hoedat hij zich meer verfterktj hier in den Palm- boom gelijk zijnde, die opwafcht tegen den z ware'n laft die hem verdrukt. Na dat hij zijn zelven Ian-* gen tijd opgehouden had, deed hij haareindelijk, niet tegenftaande de flagen die zij hem bragten, de. muur verlaten; en hier meefler afge worden zijnde , bragt aldevijanden, die omtrent hem waren, ont den hals, om te beletten dat de gene, die haar belt deenom hemnate volgen, met gekrenkt wierden. Onder dewelke een van Godefrooys Breeders de voornaamfte Was, die hij de hand toereikte, en de tweede deed opkhmmen, daar hij anders, zonder zijn hulp» groot gevaar van boven ne§rte ftorten, Zou geloopen hebben. Terwijl haar deze dingen hier Zoo toedroegen, gebeurden veel andere gevaar- lijketoevallenaand'anderzijde, daarde oorloglge* bouwen van na bij haar werking deden, en den ftrijd hand over hand zich onder een mengden. Wantde vijanden hadden op het bolwerk een groot ftuk houts T t verhe-
|
|||||
-
|
|||||
65:8 Torqjjato T'assoos
verheveh, dat voor dezen de fpriet van ccn maft gtf-
weeft had, en daar dwers voor eenzware balk, aan d'eindcn metijzer beflagen, met touwen opgebon- den, dewelke dan met kracht van touwerk opge- hijft zijnde, 200 fnel ne&rftorte ; gelijk men dik- maal den fchildpad zijnhals uitzijn fcbelp zietfte- ken, en terftonddie wee'rinbalen. Zij gebruiktea nu deze fpriet, omdentoorn, die daar over ftond, ne£r te werpen: die in der daad zoo geweldig en zwaarne&rviel, dat, hoe fterk en vaft de befchie- tingen en zoldenngen waren, zij evenwel opbor- ften. 'tlswaar, datmen, om dit te beletten, hier tegen gefleld had twee groote fikkels, die met lange fparren aan elkanderen waren gehccht, en met groo- te kunft voordgedreven zijnde, het touwerk door- fneden, daar den balk aan gehecht was. Gelijkmen zomtijds een rotfteen, die de tijd ondermijnd, en van den berg, daar hij aanftond, ontworteld heeft, voor een draaiwind zietbuigen, die hem ne&r doet ftprten, zulkxdathij, doorzijnval, bederft, en met hem fleept, deboomen, dehutten, endekud- denfchapen der herders; zonder dat iet machtig is om't geweld t'ontwijken. Alzoo rukte deze fterke fpriet, in de lucht verheven zijnde, de kantelingen, borftweeringen, 't oorlogfvolk, eaaldetoerufting om de beftormers te hinderen, nuomver: en den val was zoo groot, dat den toorn, tot tweemaal toe, daverden, gelijk als ofhij van boven tot orider wilde neer-
|
||||||
■NHPIWUU,.
|
||||||
Vtrlofte' JermaUm-x 6f$
neerftoften. Maareindelijk bleef hij vaft in zijnge-
heelftaan: enmentrokvoorddezefpriet, ofeerder wijze Van kraan, met zulk een gef ucht ter neer, dat dc wallen beefden, en de heuvelen en valeijen rond- omwe&rgalmden. Alfdoen gaf den onverwinnelij- ken Godefrooy lafl: datmen voord zou varen: maar op'tuiterftedathij dachtde muurgewonnen teheb- ben, zie, zoo fmeetmen hem recht in't aangezicht een konftvier, daar de rook niet minder befm'ettelijk afwas, alsdieuithet diepftevanden berg Etna op* ftijgt, daar pek en zwavelzich onder eenvermengd; en noch minder verdragehjker als de ftank van de vierige dampen, die de Indianen, geduurendede grootfte bette van den Zomer, ruiken. Daar zag men een ontelbaar getal van vuurballen, vuurdra- ken, vuurpottenenvuurpijlen, daar dan dezwerte, geele en groene verwen, ijder een de oogen verblin- den. Boven dat wierden de neulgaten niet alleen ge- queld, maardeoorenook, omdathetgetierdat'er uit voordquam, niet minder verfcbrikkelijk was als den vervaarlijkften donder. Indezen uiterftennood konden het leer, daar de toorens mee bekleed wa- ren, hoe vochtig dat het ook was, de beftormers weinig helpen, ora dat de hette zoo groot was, dao- fe het alreede gefchrompeld had, zulkx dat het met de onze had gedaan geweeft, indien de hulp van den Hemel een weinig langer vertoefd had \ en't zou aood&keiijk hebben moeten wezen, dat de gebou- « . T t 7. wen |
||||||
aX^.,^ai. .^
|
||||||
/
660 TOJIQTJATO TASS009
wen en de mannen tot affe zoudenzijn verteefd. Den
kloekmoedigen Godefrooy, alreede genaderd zijn- de,zonder vanweZenteveranderen, of eera ftap ach- terwaards te treden, vermaanden den genen diein de torens waren, het leer met water te begieten, dat men daar toe gereed had; wanneer daar terftond een onweer op rees,die deze vuuren,tegens degene dieze geworpen hadden, daar wedef van dreef.Dezedraai- wind verhefte de vlammen, en joegfedoor het lin- den , dat de Heidenen langs de bolwerken hadden geipannen, zulkx dat de vlam die terftond aanftak, en de hitte zoo groot maakten, dat men die niet lan- ger weerltaan kon. OVeldheer, gij zijtwaarlijk gelukkig, en van God bernind, dievoorueenzon- derlinge zorgdraagt, den Hemelftrijd vooru, en de winden komen gelijkerhand u te hulp. Den gru- welijken lfmenes, ziendezijn gevaarlijkevierente- gen zijn eige volkgekeerd, nam zijn toevlucht we£r totzijn verdoemde konften, en trachte t'effens en de natuur, en de winden te dwingen, die hem te- gen waren. Om dit te doen, wierp hij zich op de muur, tuflen twee Toovereffen die hem te hulp wa- ren gekomen. Daar verfcheenhij veel fchrikkelijker als naar gewoonte, aan de gene die de muur trachten te winnen, en vertoonden zich voor haar afgrijie- lijk, zwart, vol vette vuiligheid, en't hair over €nd ftaande 4 zulkx dat men gemeend zouw hebben, dat het, of Charon, of Pluto zelve was," ftaande m't
A; . ' .
|
||||
Verhfte Jeruzalem-j. 661
in't midden vandeze twee helfche razernijen. De-
zen vcrdoemden Toovenaar maakten nu zulke be- zweringen, diemagtigwaren, omCocijtusenFle- getonte verfchrikken. Deluchtbegon alreededoor kracht van zijn bezweringen, al langfaam duifter te worden, deZonverbleekren, en den Hemel wierd met donkere wolken bedekt, wanneer door een baar- blijkelijk wonder, van boven, op hem ende twee Toovereflen die hem hulpen, een groote fteen- klomp, als het vierde deel van een rotfteen, die van eenigen berg zouw mogen vallen, neerftorten, met zulk een kracht, dat zij alle drie , van dezen eenigen val, verplet bleven , en t'effens haar bloed, en herffenen uitftorten; zulkx dat al haar leden en haar beenderen, van den hoofde tot de voe- ten toe, zoo vermorzeld waren, ofmenze tuffchen twee fteenen van een koorenmeule geleid had. Zie daar hoe dat door een rechtvaardige ItrarFe van den Hemel , deze drie ongelukkige geeften, tot haar leedwezen, de klaarheid van den dag verlieten, die zij , door fchrikkelijke bezweeringen , dikmaals verduifterd hadden, en in deafgronden neerftorten, omdeduivelentevergezelfchappen. Ditleerdu, 6 gij fterffelijken, werk van de hemelfche dingente maken, en van al't gene de Gqdvruchtigheid aan- gaat. Door dezen af breuk was den toorn nu buiten allegevaar van't vuur, dat den wind weder na de Stad gejaagt had: en geen oorzaak hebbende ergens Tt j voor
|
||||
66% ToRtJtlATO T4SSOOS
voortefagen, was, eermen 't will:, zoogenaderd,
datmen de brug gemakkelijk Icon overwerpen, en vaft ne£rflaan, otn hand tegen hand te komen. Maar Soliman, zonder verbaait te zijn, fchoot terftond toe, entrachten dezefmalle plank door midden te kappen: 'twelkhij, zonder twijffel, licht volbragt zou hebben met zijn flagen maar te verdubbelen, zoohij, zonder ergens op tedenken, geen andren toorn had zien verlchijnen, van Zoo een onmatelijke hoogte, datfe boven de allerhoogfte gebouwen uit- ftak. NooitwarendeHeidenen zooverwonderd als nu, haarmet heure kantelingen onder zoohoogen gebouw te zien. Evenwel bezweek dezen onbetem- baren Turk niet: hoe dat hij 00k van de keizelftee- nen en fchichten, die op hem regenden, gequeld wicrd, en gewaardigdezich niet een voet van zijn plaats tewijken. Maar hoewel hij de hoop verloor om de brug aan ftukken te houden, zoo moedigden hij echter zijn volk aan, en over haar loomheid toor- nig wezende, vervolgden hij haar met lafteren en fchelden. Den AardfengelMichael, voorijdereen, behalven den Hertog, onzichtbaar, vertaonde zich toen voor hem, gewapend met kemelfche wapenen, en omringd met ftralen, die door geen donkerheid Jconden beneveld worden, fchoonze magtigwaren omhet levende licht van de Zonneuitte blirflchen. Godefrooy, fprak hij tot den Hartog, zie, nu is gekomen d'ontworftelbare tijd, dat de heilige Stad Jeruzalem
|
|||||
r
|
|||||
Verlofte 'Jemz.aknt-*. 66*3
feruzalem fan hare diehftbaarbeid moet vcrlofl:
worden ; fluit uwe fchcmerende oogen dan niet, maarverheftfedaarnaboven, omtezien hoegroot dat de bijftand van den Hemel is, dievooruftrijd; befchou wd aandachtig dat Leger, 't gene in de Iucht uirgefpreid is; wantik zalhet duitter dekfel, van de menfchelijke zwakheid, daar uw gevoelen mee bedekt is, aftrekken; en dan zal u niet beletten dat gij in 't openbaar zien , en eenige tijd verdragen tnoogt, dcluiftervandehemelfchegeeften, inge- daanten van Engelen. Beziet aandachtig de zielen van hen, die, omdatfe dew'apenen tendienft van Jezdi Christus, gedragenhebben, haarnu in de bemelfche gelukzaligheid vermaken, en ftrij- den hier met u, ten dienft van d'overwinning die gij verkrijgenzu.lt; en om hier deelgenoten van te wc- l&n, hebben deze Helden haar gewillig bij u ge- voegd, om u het heerlijk te helpen ten ende brengen: gij ziet wel die dikke wolk, daar die vierige en roo- kende draaiwinden onder rollen, dat door't kruid ontftaat. Daar ftrijd den zeeghaftigen Hugo, die van boven, tot onder de hoogfte torens te gronde werpt: deandere die gij daar dicht bij ziet, isDu- don, die zich met ijzer en vier behelpt, en opde poort tegen't noorden aanvalt. Hij zelf verfchaft de beftrijders wapenen, en moedigdfe aan, omop't hoogftder bolwerken teklimmen, daar hij haar lad- ders toereikt, die hij vaft tegen demuurhoud, om T t 4 te
|
|||||
_
|
|||||
664. ToRQJJATO TaSSOOS
te beletten datzij nict nee*rftorten: maar den andre
diedaar bovenopde veft verfchijnt, vercierd met heilige vercierfelen, dat is den vromen Harder Ai- mard, diegij noeh bezig ziet met den heiligenze- genen hetkruis te maken. Maar zoo gij noch veel grooter dingen wild zien, flaat uw gezicht veel hoo- ger, en bemerkt met aandachtigheid, aldiehemclfe flagordens, toteen legerlichaamgefchikt. Daarop floeg hij zijn gezicht noch veel hooger, en zag ter- ftond verfchijnen een ontelbaar getal foldaten, met glinfterende vleugelen vercierd , verdeeld in drie keurbenden, daardelaaftedeminftenafwaren, ma- kendede gedaante van een rondemaan. Hier kon- den zijn oogen, de glans van zoo grooten licht niet langer verdragen, en waren gedwongen om leeg te zien, uit vrees van niet verbhnd te worden; zulkx dathaar de overwinningvan allezijdcntoelachtcn, en haar al verzekerd was. Want verfcheiden kloek- moedige Soldaten trachten, in ipijt van d'andere, opde muurte klimmenn, na't voorbeeld van Rei-. nout, dienu alop't hoogfte van de borftweringen gekomen was, hand over hand vocht, en zoo veel Heidenen als hij voor hem vond in flukkcn hakr ten. Den Hartog ondertuffchen moeijelijk zijn- de, dat deze overwinning noch langer draalden, greepkloekmoedigde Hoofdbanieruit zijnVendrigs panden, en wierpzichzelven, in gevaar des doods, ppdeplank, dieSoliman hemhalfwegen meenden afte
|
||||
Verhfie Jeruzahnt->. 66$
af te Inijden; en hoewelze fmal was, zoo waffe c-
venwel een volkomen oorlogfveld , voor een on- vergankclijke deugd , die daar in het openbaar en weinig flagen verfcheen. Doen riep den onver- iaagden Soliman , heel buicen zijn Zeive ; Schep moed, hier v/ilik mijn levenopofferen, omdatvan andre te behouden; wel aan dan mijn vrienden, draal niet langer om de brag aan ftukken te houwen, die gij hier ziet. Want hoewel datik hier belet ben, mijn roof zalzoolicht niet tebekomen zijn, alfmenwel meend. Hier op ziende Reinout komen, voor wien dat ijder vlood, als voor een menfche die de fchrik op zijn aangezicht voerd; vervolgde hij, Wat zalik doen, zoo ik hier al vechtende het leven laat, dat Zal niet veel helpen ? Hier op bedocht hij in zijnen geeft eenen nieuwen vond omzichte befchermen, en liet de weg van de brug voor Godefrooy open, die hem, aldreigende, vervolgde, enhetheiligeKruis op demuur planten. Ditoverwinnend teeken vloei- de terftond in duizend vouwen; en men zou gezeid hebben, dat het de wind maar zoetjens roerden, en met meer aanzienlijkheid, als een andre ftandaard, beweegden. Boven dat fcheen het, ofhetlichtvan den dag zich verdubbelden; en dat al de fcbichten, die daar na toe vlogen, we£r te rug keerden, omhet niet te belehadigen; ofdatdeStaden denbergzelve daar voorne&rboogen omhet aan te bidden Alfdoen maakten al de Keurbenden, tot een tqken van de T t 5: verkrcgen
|
||||
666 ToROJETATO TASSOOS
verkregen overwinning, onder elkanderen zulk een
vroolijk gejuich, dat d'omleggende heuvelen weer- galmden, en 4c lefte woorden nabaauwden. Den moedigenTankredo, hebbendeop die zelvetijd ai- de beletielen die hem tegenbielen, vernietigd, en Argant, die zich voor hem quam vertoonen, te rug gedreven, trad luchtig over de brug heen, en (prong op de muur, daar hij de zegepralende banieren van't Kruisplanten. Daarwasnugeen zwarigheid meer, als den toorn tegen den middag aan te voeren, daar den ouden Graaf der Toulouzers, den Koning van Jeruzalem, vannabrj, ftaandehield; dewelkede Gafkonjers, die hi) geleide, niet verder hadden konnenbrengen, bm dat den Koning hem met zijn beftevolkbehulp, die, volmoed, hardnekkigweer- itand boden. Want hoewel de muur hier veel zwak- ker als op andere plaatfen was, zoo was evenwel de aankomft veel bezwaarlijker , ter oorzaak van de ftukken der beukerij en andre legerfterkten, die dat gebrek verbeterden; bovendien dat den toorn, die men aanvoerden, eenharde enongelijke weg voor hem had; zonder dat de zorg en de konft der gra- vers te boven hadden kunnen komen de beletfelen van het natuurlijk gebouw. Hier op konden de bele- gerden, en de beftormers lichtelijk merkeh, dat de muuren aan d'andre zijden veroverd waren, 't welk denKoning en denGraaf Reimond dedenoordeelen, dat deStad met kracht alaan de andere zijde van't |
||||
,i
|
|||||||||
Verlofte Jcru&alaipj. 66 j
platte land, gewonncn was, 't gene d'oorzaak was dat
deGraaf, zich tot dezijnekeerende, haartoeriep; Hoe fpitsbroeders, zullen wij de lefte zijn die de vij- anden het hoofd bieden, aa datfe aan alle zijdenvap deStad, behalven deze, overwonnenzijn? Zullen wij zoo weinig moed hebben, en met trachten deel- genooten in deze heerlijke overwinning te zijn? Maar den Koning, zich ziende buiten alle hoop van nu voortaan zichteAonnenverweeren, weekdaar. op in de fterkten, daar hij zich zel ven inbeelden nodi eenftorm tekunnen we&rftaan. Alfdoen trokhetci- verwinnendeLegerin de Stad, niet alleenig over de muuren, maar door depoorten, dieterftond wierden ter neer geveld. Al Wat weerftandljon bieden tegen de Chritte ibldaten, wierd ter aarden gcwurpen, zonder dat'er iets was, tgeehvoordegramfchap derover- winnaars niet nederboog. En alreede vertoonde zich door de geheele Stad het bleeke voorbeeld vande dood, diedefchrikendroefheidmetzichfleept. En aan wat zijde dattnen zijn oogen floeg, zagmeq niet ats bloedige beken met lichamen vervuW ,daarvan ee<- nige dood waren, en andre die noch ademto >gden. |
|||||||||
T Ok.
|
|||||||||
66%
|
|||||
TORQJJATO TASSOOS
Verlofto
JERUZ A L E M. Het negentiende (jezang.
INHOU Eh -
'r /^Evecht tiiflchen ArgantcnTankrcdo vernieuwd,
*J en eindigd met het innemen van Jeruzalem. Var- frijn en Hermijne ontmoeten elkanderen. t'Samenwe- derkomende, vinden Argant dood, en Tankredo zwaar gewond. Beklag van Hermijne, en 'tgene zij voor Tan- kredo doed. Vaffrijn verhaald den Hartog vvat hij m t Leger van den Soudaan gezien heeft; en beweegd hem tot den flag > door den raad diehij hem geeft. Tankredoos lijfgevecht met Argant weer begint,
En eindigd met de winH van Zalems hooge -w alien. En in des Soudaans Heir Hermijne Vaffrijn vind\
7Jj keeren beide daar zjj Argant ziengevallen Door't
|
|||||
Vtrhjle JeriiX,aU»Lj. 66j
Door't zwaard , en oek de Trim Tanhrtlo z-wtar
gewond.
Hermijn beklaagd de [mart tan hem, diezij he- mind(_j;
En maakt den Held, door bare kunft, fthier weer gezond,
Zy keeren naar de Stad, daar Vaffrijn zich hat vinden
Voor Godefrooy, diehijverhaaldal't geen hijz,ag, En, doorzijnraad, ook doetbeivegentot den flag. jLreede hadden de doodelijke bloed-
ftortingen, endevrees, endemoed, die merl in den uiterften nood vat, de Heidenen van de befchutting harer bolwerkengedreven, zonderdat'er onder zoo een meenigte Van vijanden, niet meerals een eenigen Argant was, die weerftand bood. Want hoeWel dataan alle zijdenvande Stad den ftorm aangevoerd was, zoo hield hij evenwel ftand, enverfchriktenniet, hoegrootdatdemacht Van de befpringers ook was. En zo men eenige fchrik inheni zag, zij fproot uit dezorg die hij had, dat men hem niet van de plaats zou doen wijken, die hij voorgenomen had te befchermen, veel eer als eeni- ge vreeze des doods, dat hem niet verfcbeelde, om dat hij betoonen mogt hoe onverwinnelijkhijalzijn kven gew«eft was. Maar onder zoo veel brave Hel- den,
|
||||
£70 ToRQjJATO TaSSOOS
dert, vond zich nieraand nader bij hem als Tankre-
do. Dezen Overwinnaar wierp zich terftond op hem met een groote macht, en maaktc zich terftond be- kend, ZooweldodrzijnWapenen, als door de proe- ven die hij van zijn dapperheid gaf. Daar hem't her- denken van't lijfgevecht, datzij beide voor dezen hadden begonnen,en feder door de toevallen,daar wij voor dezen van hebben gefproken, belet was, vierig toe aanprikkelden. Terftond als hem Argant zag, riep hij; Trouwlooze Tankredo, is dit de wijze daargij uw woordophoud? en als een menfch, die zijn beloften niet wilherdenken, ontvlucht gij den ftrijd die wij t'famen te beflechten hebben. Zekerlijk gij koomt niet als op het uiterfte , ,en diend u als een bloodaard van het voordeel dat uw hulpge- genoten u geven. Evenwel, al waard gij tienmaal meerder als gij zijt, ikzounietweigerentegenute flaan, en hierom wil ik beprocven wat gij in't uiter- ftedoenkund. Maarikraautevooren, omdentij- tel van Ridder niet te verminderen, daar gij u zoo ine£kitteld, datgij alleenig zoud komen, en niet in de hoedanigheid van bouwmeefter, met kunften en oorlogfterkten; hoewel dat 'et mij niet verfcheeld. Doet wat gij wild, bloodaardige, die uw handen in het bloedderMaagden bezoedeld; wapend tot uw hulp aide macht van uwfbldaten, en volhard inu met nieuwe oorlogfterkten te behelpen, die voor een groote dapperheid verachtelijkzijn; datzalniet be- letten
|
||||
Verlofte Jerusalem.. €yt
ietteadatgrj, voorde overwinnende krachten mij-
ner handen, niet zult neerftorten. Maar Tanfere- do, die met deze woorden lachte , en hem stlson- waardig aanzag ; antwoorden, met woorden vol van dapperheid j Waarltjk ik beken dat mijne komft watlaatvalt, en evenwel ben ik bevreeft, dat die maar al tefchichtigvooruzijnzal, wantikhenver- zekerd , dat gij wel haaft de uur zult vervloeken, en wenfchen dat de Zee, of de Alpen, ons van elkan- der hadden gefcheiden. En zoo't u dunkt datikte lang vertoera heb om mij hier te begeven, ik hoop datik uterftond leeren zal, dathet gene ik gedaan heb, noch uit zwakheid, nochlaffigheidvanmoed gefchiedis. Wijktgijdan alleenlijk maar een wei- nig ter zyden af, gij die geen werk maakt als van hel- denenreufenomre brengen; den genen die gij een Maagdemoorder noemd, beroept u tot eenblocdi- gen ftrijd. Zoo Iprekeude, keerden hij hem nade zijnen, omhaartedoenaarzelen: daarnahaarwel ftiengbevelende, datfe hemdit verfchilloudenla- tes beflechten, zonder haar ergens mee tebemoe* jen, fprak hij tot haar; Wijkt van hier niet, de re- den gebied dat ik het end van dezen twift zie, en de beloften> die ik laaftmaal aan dezen deed, vcrplicht mij hier toe. „Komtdan, Antwoordehem Argant, of alleen , of vergezelfchapt, zoo als gij wild j of in't openbaar, of in't bijzonder; daar zal noch vrees, 'loch onvoordeel zijndatmij voor uzal doenvluch- tea.
|
||||
6ji Torqjtato TasS6~os
ten. TurTchen elkanderen alzooverdragenzljnde j I
bereidenze haar alle beidc tot den ftrijd , daar de haat, en de begeerten tot wraak , haar vergezel- fchapten: wanthoegrootevijanden datfe ook waren, zoo verbood de wet der reden haar, d'een tegen den anderen geen verraffinge te gebruikeri. En boven dien, hoe gfoot de genegendheid was, dieTankre- do betoonde te hebben , om het bloed van dezen wreeden Heiden te vergieten, zoo wildehij even- Wel niet dat iemand het voordeel hebben zou van hem voor te komen; engeloofden ook niet voidaan tezijn zooeen andre hand, alsde zijne, daar van een druppel ftorten. Daarom bedekte hij hemzelfs met zijn {child, om de flagen af te wenden, die hem zijnvolkmogtengebragt hebben. Wachtu welvan hem aan te taken, zeide hij tegen al die hemont- moetert, en laat deze laft mij bevolen , zulkx dat hij hem, midden door defellehitte der overwinnen- de foldaten, uit heur handen rukteh, en gingen al- zoo beide uit de ftads muuren. Na dat zij 't Leger den fug gekeerd hadden, gingenze, langsden heuvel, door buitenweegfe paden, en lieten niet af van gaan, tot dat zij eindelijk in een naauw dalquamen, dat onder verfcheide kleine heuveltjes, fcheen natuur- lijkgemaakt tezijn op dewijze van een toneel, om hier in't beflooten perkte komen ftrijden-, of voor de ftierejagt, en diergelijke openbarewanfchepfels. Hier in't aaakomen ftilhoudende, konArgantniet nalaten
|
||||
": '" ■■■• .....
|
|||||
tiatatcn zijn oogen na de Stad te keeren, vol gedacb>
ten,, ,enalsbedrukt ove'rharenondergang* zijnde. ]Wfa%^op Tankredo, ziende dat hij zonder ichild y^r, he,t zijne ook weg wurp : daarna, hemaan- zjepde,, fprak; Hoe komt bet dat ik u zoo bedroefii Zie^-jis dawreeze des doods hier van d'odrzaak ? Zdd het^geyaar, daargijntiinzijt, .uden uitgang deter. %m\ ? | even wel kunne/h die dingen u weinig helperi. ijle.t.en.is dat met, antwoorde Argant, maar dat be-> djcqipfd. mij zeer} die arme Stad, in haaf uiterfte ver* woefting te zien, die, als voor dezen, de Koningiri-' neyan'toudjudeawas . Datisaldedroefheiddieite heb,,., en die nocb meer vermeerderd als ik mij Van de mjddelen, om dat tc beletten, gelijkikwelbegeerd had, beroofdzie* Daarvanmij, Zonder twijffel» m'aar eenkleine voldocning vanwraak 5 die deHe* mel voor mij bewaard'heeft, zdloVergebleven zijn^ endieikeifcboputedoen.. Hierap tradenzeclkart- defen toe, enhieldenheur alle beide op haar hoede, 't beft dat zij konden, wel wetende watzij alle bei-< de konden doen, als haar voor dezen bier overvef- Wonderd hebbende. Doch hoewel Argantveel groo- tcr en groover van leden was als Tankredo, evenwel ontbrak hem noch vaardigheid , noch moed, om hem te bedwingen. Want boven dat hij wel ge- maakt was , lprdng hij rondom hem heen , zich altijd met zijn wapenen bedekt houdende. Daarna fchoot hij. hem kloekmoedig toe; en > onder de be-. V v fthuttingj
|
|||||
if
6jfy ToR^ATO TaSSOOS
fch.utr.ing van Zijn zwaard ende fchild, trachte Hij de
flagen, die zijn vij and hem bragt, met een overman tigekracht, aftekeeren; gebruikendehiertoezijfi kunfl: en krachten, om die te doen veflooreri gaaii*. Maar van d'ander zijde ftond dezen verfchrikkelij* ken.Reus vaft, en behielp zich met zijn gevaarhjke flagen, hoeweldat zijn handeling heel veffcheideri was met die van zijn vijand. Wantmet dat hij zijn armaltijd zoo vaftals zijnvoethiel, trachte hijde tijdwaartenemen, omhem,ongedekt, tetreffeh. "I^erwijl dat de moedige Tankredo hem eenlobze flag zocht te brengen, bood hem Argant de punt van zijn zwaard; en, om hem te verfchrikken, gebruiktc fpheld- en lafterwoorden, enhield altijd het oogin't Zeil, om hem de middeleh van zijn vaardige gang, daar d'ervarendheidvan de hand en de voet bij;een gevoegd was, aftefnijden. iZulx datmen met recht van d'een en d'ander zeggen mogt, dat haar lijfgt- yecht t'eenemaal een fcheepftrijd gelijk was,die zich vefheft, geduurettde een ftilte, tuflchen tweeon- gelijke fchepen, daar van d'eerieziin vtfordeel fteld in zijn hoogte, en d'aridere in zijn gezwindbeid : Want deze laatfte zwajende , met het voorfte en't achterfte van't fchip, door kragt van riemen,roildom hetgrooteheen, doethetveelmoeitenaan, omdat het in deze aantrefHng, zich met zijn zeilen niet be- Jielpen kan,terwijl het kleinfte gevaar loopt om t'oti- der gebragt te worden. Geduurende dat Tankredo, onde*
« |
|||
umipiiii i nun 1111111 11 ii in i ii.....i.....i 11
onder fact zwaard, datmen hem bood > Zocht toe
te fchieten, hiel Argant hem de punt recht voor zijn gezicht. Enterwijldathijze trachtenaftewenden, floeg den andefen een averechtfe flag toe, die hem inde zijde quetften. Hij alfdoen zijnzelven over- winnaar achtende, riep; Zie daar dezen ervaren Schermmeefterheeft nu zijne konft vergeten. Waar over datTankredo, zoo van fchaamte en gramfchap vervoerd wierd , dathij, atlezijn ftreken nalaten- de, nergens op dacht als zich te wreken, op wat ma- nier dat het zij; achtende het hem niet minder (chan- de te wezen > zoo lang met d'overwinning te dralen, zoo het gefchiede datdc zege aan zijn vijands Zijde bleef j 't welk d'oorzaak was dat hij, zonder Ipre- ken, hem een flag, recht in 'tgftdcht van't helmet, bragt; die den ftarken Argant terftond af keerden. Waar op Tankredo voornam hem in te vliegen, ver* anderende zijn verzet. Daar na met de flinker voet naderendo greep hij hem, met dezelve hand* bijde rechter arm,en met zijn rechte ftak hij hem verfchei- de fteken door zijn halskraag heen.Zie dit is,fprak hij toen > de antwoord die den braven Schermmeefter fcijn leerling geeft. Op deze woorden bruldenden Sirkaffer van gramfchap > en verweerde zich het belt dathij konj omhemuitzijn handent'ontworftelen: maar niet konnende > liet hij zijn zwaard aan de ket- ting hangen, die hy vaft hield, en wierp zich opTan- kredo j die het zelve ook van zijn zijde deed. V v % zulkx
|
||||
676 ToRQjrATp Tassoos
zulkx dat zij aan het worftelen raakten* en bij na
heel uit den adem waren. 't Is 00k tegelooven, dat Herkles, nimmermeer met grooter kracht, den Reus Antheus op het Zand van Lijbie neerwrong. Na datie elkanderen veel geWeld hadden aangedaan, om ter ne£r te werpen, vielenze eindelijk alle beide ter aarden, daar den onbewegelijkenArgant zijn reenter armvrijhad, en de {linker noch belet, 'tzijofzijn ervarendheid, of goed geluk dit zoo befchikte 5 in tegendeel voelde Tankredo onder zijn vijand, de hand die't bequaamft om te flaan was, belemmerd; Zulkx dat hij j buiten maten bedrukt zijnde, zich Zelve in zoo openbaren gevaar te zien, hem het eerfte ontlaftcn en opftond j alzoo, eer dat Argant middel had om op te rijzejfs iham Tankredo zijn tijd waar, en flocg hem een wreede flag van ter zijden op't hoofd. Even gelijk men een pijnboom nu ziecbui- gen, dan we£r oprechten, tegen de kracht vande wind die hem doet flhudden, zoo deed Argant nu tegenwoordig,om te beletten dat hij niet meer neder- geflagen zou wordeu. Zij begonnen haar gevech t nu wreeder als obit te voren> ehfloegen op elkanderen gelijk twee; hoefifmeden bpeen aanbeeld.; want dit lijfgevecht beftond nu meer in verwoedheid als lool- heid; en alreede verloor den moedigen Tankredo zijnbloed op verlcheide plaatfen; maar den Heiden •. frorte het zijne met groote ftroomen uit, zulkx dat ■ zijnkrachtenallanglaaiuverminderden, gelijk men |
||||
■ •
Verhfie (fcruz,akm~). 67 7
hetvutir, eer men't weet, zictuitgaan, wanneer
net hout, 't gene het aanhoud, eens verteerd is. Tankredo, bemerkende dat zijn vijands arm, die verzwaard wierd , zwakker flagen, als te voren, floeg, trad toen een weinig te rugge, alle manieren van vijandfchap achter latende ; Kloekmocdigen Held , fprak hij tot hem, ftaat mij de eer van deze overwinning toe, terwijl het befchik der wapenen het begeerd; en fchaam u niet mij voor uvv Over- winnaart'erkennen, want ik van u nietbegeer, noch zege, noch roof die mifprijflelijk zouw zijn, noch geen rechtopu eifch. Opdeze \v09rden wierd den Heiden als razende, terftond ontwaakten al zijn gee- ften, enalzijnkrachten, diehemoverigwaren, bij een verzamelende, fprak hij; Hoe? gij fpreektals of gij mij alreede verwonnen had, beeld u niet in dat Argant een menfch is, die zich Zelve fchuldig zal makenaande bloodaardigheid , neen, gij zijthier grootelijkx in bedrogen, gebruikt zooveel gunften als gij wild, die u van het geluk gegeven zijn, het Zal mij nooit de moed doen ontvallen, noch nimmer- naeerbeletten, datikuwdwazeonbedachtfaamheid niet ftrafFe. Gelijk een toorts zijn vlamme verdub- beld wanneer hij is op't uiterfte om uit te gaan, zoo traddezen moedigen Heidenalftervende toe, ver- vullende het weinig bloed dat hem noch overig was, met fpijten gramfchap, en ontftak de dapperheid die alin hem quijnde, om door een moedig einde de uu- V v 3 re
|
|||
6jS ToRQjiAro Tassoos
re van zijn dood doorluchtig te maken." Om dit te
doen, greep hij zijn zwaarwichtig zwaard met bey zijn handen, en floeg zoo zwaren flag, dat fchoon zijnvijand dietrachten met zijn degen af te keeren, die evenwel deur drong, en op zijn fchouder neerda- lende, verfcheide wonden maakten; waarvanTan- kredo zich evenWel gants niet verbaafden, zoo groot was zijn aangeboren moed, die voor de vrees onver- Winnelijkwas. Ondertuflen verdubbelde denande- ren zijn fchrikkelijke flagen, die hij vergeefs inde lucht, metzijnkrachtenovermatigerazernij, uiu ftorte; want Tankredo, die aandachtiger op zijn hoede, alsooittevoren, was, keerdezealleaf, en pntweck de aantreflfing; waarop, 6 ongelukkige Ar- gant, toen gij u, met het overige, meenden te vei> heugen, en de lefte proef met uw weinige macht te doen, ftorte gij van zelfs neder, niet vindende dat u onderfchraagden j hief in gelukkig zijndedat gij yan uzelven vielt, zonder dat een ander zich hier d'eer van kon geven. Dezen val verergerde zijne wonden, en deden hem een meenigten van bloed verliezen , zulkx dat al wat hij doen kon, maar ftrekte omhemte befchermen, nadat hij getracht had hem op een knie op te richten, door hulp van zijn flinker hand, daar hij op fteunde. Geeft het op, riep Tankredo hem toe, die, om zijn overwinning perlijk te gebruiken, hem noch andre belcefde woor- dentpefprgk, zonder hem vordertedringen. Maar geduurende
|
||||
Verlofie Jeruzalem-j. ' 679
feduurende dat hij zoo tot hem fprak, bragt den
arbaar hem verraders cen flag in de hiel, dat'er't bloed uitfprong: toenverloorTankredo, vanfpijt, alle lijdfaamheid, en brandende van toorn, riephijj Verrader alsgij zijt, bedriegt gij degenade zoo die menudoet? Ditzeggende> ftakhij zijndegen zoo dikrnaab dwers door't gezicht van't helmet? dat Argantopde plaats bleef leggen, enfturf gelijk hij geleefd had. Want hij liet nietaf van zijn lafteren, nochgemeenedreigementenj nochgafookgeenfins eentekenvan bloohartigheid. Toen ftakTankfedo het zwaard weder in dc fcheede, en dankte God van d'overwinning die hij verkregenhad. 'tlswaa* dat hij hem zoo zwak bevoelde, door de groote meenig- te van't bloed't geen hij verloor, dat hij geloofde daarnietals bezwaarlijk vandaante zullengeraken. Ondertuffchen ging hij al flepende het beft dat hij kon, voort, van meeningzijnde na de Stad te kee- ren. Maarwatkrachtendathij hier toe infpande, zoo kon hij geen weg vorderen, en hoe mcer dat hij trach- te voort te gaan, hoe meer dat hij zich vermoeide; zulkx dat hij gedwongen waste ruften , zijnhoofd met zijn rechter hand onderfteund houdendc, die als eenrozelaar beefden, die van de wind bewogen word; enal'tgenehijnuzag, fcheenomtedrajen, en van boven totonderen omte ftortcn ; zijnoogen begonnen met duifterniffe bedekt te worden , zoo dat hij eindelijk van zijn zeiven viel, en ?t zouw met V v 4 groote
|
||||
#8o ToRQ^ATO TASSOOS
groote moeiten zijn, dat men den Overwinnaar van
4en Overwonnen zouw kunnen onderfcheiden. Terwijl datdit lijfgevecht tiiflendeze tweeHel-
den, zich zoo toedroeg, fpreidendegramfchapder Overwinnaars zich uit door de geheele Stad, daarze dewreedhedenoeffenden, die de fpldaten, inzulke gelegendheden, gewoonzijntegebruiken, voorna- rnelijk op het gemeene volk. En waarlijk, 't is niet mogelijkhier het beeld van deze wanfchikkehjkhe- den te venponen, noch welfprekende genoeg te xijn, pm uit te drukken, hoe meewaardig dat de pevallen van zoo droevigen fchouwfpel waren. In de belegerde Stad was't over al vol bederf en moord j daar zagmen opgehoppte bergen van lichamenon- dereen gemengd, daar van fommige alreededood waren, enanderedienoch ademtoogden: menzag degequeften, onderdiedezielverlatenhadden, uit- geftrekt, of bovenop andere licharpen leggenj en 5t was het beeld der verwoefhng te aanfchouwen, hoe debedroefde moeders met het hangende hair, heur lieve kipders aande bprften hangende, dwers door de ftraten been liepen; en de jonge dochters hemelr Jioog fchreeuwden, pm van 't geweld, der genen dieze voortfleepten, verloft te worden. Maar in t hoogftedeel van de Stad, 'tgene zich, vandezijde des. Tempels, tegeq 't oaften uitftrekten, gefchier denveel meerdroevige toevallen alsin andre plaat- fe^j, wan? hierdreef denzeeghaftigenReinout, al rpokondc
|
||||
■
, 4 Verhfte Jeruzalenz-f. 681
rookende van'tbloed zijner vijanden, heele troepen
Heidenen voor hem henen, die voor zijn zwaard, vertfaagder als voor de dood vluchten; voor zijn zwaard, daar hij helm en fchilden mee deurhakten, en de hardfte borltharnaffen dooritak -, zulkx dat de beft gewapende , hem niet meer konden weer- ftaan alsoffenaakt waren. Doch het was niet tot de bioodfte dat hij zich wende, maar zelf tot de kloek- moedigfte, die gebaar maaktenalsoffe haarwilden verweren, evenwel gebruikten hij niet als zijn fel gezicht en verfchrikkelijke ftemme. Hier was't een wonder tezienhoe dathijze opdevluchtdreef, nu door kracht van zij n arm, dan weder door zijn drei- gen, 't welk maakten datle al te zamen vluchten, van eengelijke vrees, voor't gevaar, gedrongen. Onderdegenen , diedoorhaar ouderdom ofte kun- neonbequaam waren de wapenen te voeren, was een grooten hoop krijgfvolk ingedrongen, in die zelfden Tempel, die verfcheide maal was verdelgd en we£r opgebouwd , en nochzijnen naam behield van zijn eerften ftichter Salomon, diehemvantreffelijkeftof- fen gebouwd had , als van Cederen-, Elpenbeen , Ebbenhout, Goud, Zilver, Jafpis-, enMarmor- fteen. En zoo hij tegenwoordig zoo heerlijk niet was als in oude tijden, ten minften ontbraken hem geene goedemuuren, noch hooge torens, nochook poor- ten, die men bezwaarlijk zouw hebbenkunnen ter ne&rftoeten, ora datfe met groote ijzere platen befla- V v y gen
|
||||
68z ToRQJT ATO TaSSOOS
gen waren, die haar grootelijkx verfterkten. Den,
Ridder die geflooten vindende, ende Straatfchans volvolk, die daar, tot haar befcherming > verfterkt waren, floeg zijn verfchrikkciijke oogen op d'alder- ftoutfte, en keerdenze na alle zijden, om te zien of hij geen deurgang kon vindenj daar door hi) zich een weg kon banen om in te geraken. Gelijk als zich een hongerige wolf laat zien, wanneerhij, geduuren- de een dikke mift, of ontrent den avond, rondora eenhok, of eenftalvol fchapen loopt, na dewelke hij alreede zijn begeerige kaken opend , van den honger en aangebooren haat die hij tot die beeften draagt, aangeprikkeld: Zoo geleek nu dezen on- verwinnelijken Ridder. Eindelijk, m dat hij alles wel overwogen had, ftond hij ftil op de groote plaats, daardeHeidenen, die hem van boven zagen, met als na de uur verwachten om fel beftoi-md te worden. Hier op zag hij ter zijden een groote balk; 'tzij dat men die bij geval daar geleit had, of dat hij met kon oordeelen tot wat gebruik datmenze bewaarden; zoo veel is'er af, dat de Lyguftife Zee nooit grooter had zien gebruiken tot een maft of fpriet van d'allergroot- fte galeijen. In 't aankomen greepfe den Ridder metdiezelvehandj daar geen laft> hoc zwaarwig- tigdatfezij , ondragelijk voorwas. En gelijk als or hij maar een fpeer gehandeld had > ftiet hij tegen de tempeldeuraan, met zulk een geweld, dat'ernoch metaali noch raarmor machtig was omzoo grooten./ gedruis
|
||||
Verlofie Jerttzalem^. 683
gedruis tegen te ftaan; zulkx dat terftond de heng-
fels uit de fteencn fprongen> daarze in gemetfeld wa- ren> de flooten verbrijzelden, en d'ijzeregeerden, die de deur van achtren onderfteunden, daar afvloo- gen, dat de deur van binnentcraardenviel. O won- der, entegrooter» om dat 'er geen ftormbok, noch ander oorlogfgeweld is, dat meer zouhebben kun- nendoen; nochzelfdatniet, 'tgene inden oorlog hetblixemlicht, enhetgeluid vandendonder, na- vol gd. Door dit flora gat d rongen terftond al d e fol- daten, na het voorbeeld van haren zeeghaftigen Hopman, ondereen in. Invoegen dat die gezien had, met wat geweld datzij daar in vielen, gezeid zou hebben dat het eenigen ftormwas die overvloeiden. Zie hoe de heilige plaats > die in voorlede tijden Gods huis was 5 nu ontheiligd wierd doorde felheidvan een fchrikkelijke moord : waar in Gij , 6 wonderlij- keRechtvaardigheiddesHemels, zooveel regroo- terfcheen, omdat gij met een dubbelde ftraf, de mifdaad, die gij zoo lang verfchoond had , nuver- menigvuldigde, omwraak daar over te nemen. En waarhjk het was door uw verburge voorzienigheid, dat de vroome Helden haar vergrimden , om U, als dienaars , te dienen , om deze Ongeloovi- gete ftraffen, en met haar eigen bloed te doen uit- waffen devlekken, daarzij fchelms deze eerwaar- dige plaats mee befmet hadden. Maar terwijl dat dit gefchiede* kreeg SolimandeSterktc, die men ge- meenlijk
|
||||
6*84. ToRQJJATO TaSSOOS
meenlijk Davids Toorn noemde, en daar al het weer-
bare volk , dat hem noch overig was, vergaderd hebbende, verfterkte hij zich, het befte dat hij Icon, op deze hoogte. Den Koning Aladijn vervoegden hem'er 00k; maar als hem Solimanzag, fprak hij tot hem ; Heer Koning, komt haafhg herwaurds, enwijkt daarboven op dat bolwerk'twelkfterkge- noegis omute befchutten tegen't geweldvan uwe vijanden, en derhalven maken, dat gij teffens, en uwKoningrijk, enuwlevenbehoud. Helaaslant- woorde Aladijn, het is met het eene en'tandre ge- daan; want ik zie nu niet meer 't gene beletten kan, dat deze Stad van onder tot boven niet verwoefl: word. Ik kan mij beroemen van geleefd, en voor dezen geregeerd te hebben, maar mijn quaad onge- luk beroofd mij nu van alle beide: laat ons dan zeg- gen, datwijeertijdswaren, en nu niet meer, ter- wijl de doodelijke uur ^ die niemand ontworftelen kan, gekomenis. Hoe Heer Koning, antwoorde hem Soliman, geheel door gramfcbap vervoerd, Wat is dan uwgroote kloekmoedigheid, die gij altijd betoond hebt> wedervaren ? Zekerikftawel toe, dat hetgelukons welheeftkonnen tegen zijn; maar mijisooknietonbekend, dathaar ongunil: te zwak is,- om ons van de eer te berooven, van het tot noch toes ftaande gehouden te hebben, zonder denko- ninglijken Tijtel te verminderen. Schept dan moed, en trekt een weinig daar binnen, om uw afgematte leden,
|
||||
"'■■'■••■ j
|
||||||
Verlofte Jerusalem-;'. 6B5
leden, die door te langcn arbeid vermoedt zijn, wat
te ruften. Zoo iprak Soliman tot den ouden Aladijfi, die hij door zijn woorden eindelijk zoo verplichteri, dat hij in de Sterkte op't left vertrok . Hebbende hem alzo na zi j a raad doen hooreri? ftak hij't zwaard in de fchcede; daar na een groot blok gegrepen heb- bende, vatte hij't met twee handen, en plantehet rechtjin den ingang van den toorn, en {loot al detoe- gangen toe, zonder zich nergens afte verfchrikken. Hier op uitvallende, floeg hij geen flag,offe was doo- delijk, of zoo hijze niet doode, ten minften verplette hij al1t gene hij raakten,en maakte zich zelven zowel plaats, dat hij de gene voor hem dwong te vluchterr, die hem noch flus vervolgden. Aan wat zijde datzijn hand zich wende, geleide hy het verderE en't fcheen dat de enkele fchaduwe van zijn verfchrikkelijke knodze genoeg was omte verdelgen al'tgene zich tegen hem zou willen kanten. Zie hier op quam den Grave Reimond, met een goeden hoop volk. Dezen vroomen Grijzaard, wiens kloekmoedigheid onver- gelijkelijkwas, vloog tot dit gevaarin, terwijlde anderen vaft trachten daar van af te wijken, en ver- achtende de harde flagen van den Heiden, begon op hem toe te beuken. Maar zijn kracht was te vergeefs, om dat hij van den flag, die Soliman hem op zijn helm gaf, ter aarden ftorten, en de voeteu in de lucht ftak. Door't geluk vandezeflag, enontelbarean- dere die hij deed, vergaderden d'overwonnelingen, die
|
||||||
.......
|
||||||
* C)%6 . TdRCtgATO TaSSOOS
diede vrees verjaagd had, weSrtezamen, engre^
pen zoo grooten moed, dat d'overwinnaars haar den rug toekeerden, en weder in haar Toorn te rug wier- dengeftooten. Maarvcrmitsdendrangzoo dik was, dat zij d'eenop d'ander ne£rvielen, nep Soliman tot dezijne, ziende den Grave Reimond aanzijn voe- tenuitgeftrektleggen; Mijnvrienden, trektdeze in onze befchuttingen, en zoo hij noch in't leven is, datmenhemhiergevangenhou. Opdezewoor* den fchoot ijder toe om zijn gebod te volbrengen. Maar zij vondendevolvoeringhiervanveel zwaar- deuals zij dachten, om dat ijder een toeliep om hem teverloflen. De Verbolgendheid aan d'eene, ende meSwaardigheid aan d'ander zijde, worftelden tc- gen elkanderen om Ipijt, wie dat hem weg zou voe- ren. En waarlijk de zaakwas wel arbeid waardig, en had ook wel eengrooter macht van nooden, om het ieven van Zoo ftrijdbaren Ridder te behocden, en te beletten dat hij niet in de handen van de ongeloovige viel. Terwijl dat'de eene hem trachtente befcher- men, en d'andere wegtevoeren, drong Soliman, hardnekkiger tot den flag als ooit te vooren. Zijn knodze was als den blixem, die, al 't geenze treft, verbrijzeld, zonder dat'er iets kan verduuren, noch rondas, noch borftharnas op trouw gemaakt, noch helmet ran hoe fijne ftoffedathet waar; zoo dat het te gelooven is, dat hij, door zijn onverwinnelijke macht, d'overhandzouverkregen, endatalzoode zakea
|
||||
Verlofte JemzMefn-t. 6%y
zakenvandebeipringers weinig vaordeelzoudege-*
Vrbgt hebben, zonder de nieuwe verfterking van't volk dat van twee zijden, onder'tgeleid vanGode* frooyendenmoedigenReinout, aandrong. Gelijk (ren Zorgyuldigen herder , ziende den Hemel met duiftere wolken bedekt, de wiaden afgrijffelijk hui- l'en, ende blixemvanboven hem in d'oogen fchie- teri, en zijn gezicht verblinden, zijnfchapentracht juit bet veld te drij ven en haar t'huis brengen, of ten feiiiften eenig verblijf te winnen daarhijze ondert dak kan zetten, totdat het onwederover is, haar haaftig met roepen en zijn ftaf yoortjaagt; zoo deed Soliman tegenwoordig ook , gedreven zijnde van een wijs voornemen , en onverwinnelijke mocd. Want ziende het onweer gereedomop hemneerce ftorten-," en at de ftraten met pprlogrVolk bedekt, die eeh fchrikkelijk,'getier maakten, zondhij aide gene voofuit die hetzwakfteen het minfte bequaam Waren om haar te yerweren, haar radende in den Toorn tevertrekken, daarzein zekerheid Zouden rZijn. Hijbleef ondertuffchen deachterfte, om de hood van de gene,, die haar yoortdreven, betertc kunnen we&rftaan. Ejndelijk ontweek hij het gevaar,, en verknochte de voorzichtigheid aande ftoutmoe- digheid. Maarnaauwlijkxhadhijdetijdomdedeur te fluiten, of den moedigea Reinoutquam, dieze ter aardenwierp, en met hem, aldeFranffen, die hem volgden , ender een vermengd, invliegen : daar hem
|
|||||
„....■.
|
|||||
688 ToRQjTATO TasSOOS
hem toe geleiden de bewegirige Van zijn groote dap^
perheid,die nooit geen weerga had inde gevaarlijkfte aanflagen die hij aannamj enookdeneeddiehijge- Zworen had om den Prins van Denemarkens dood te wreeken. Zijn belofte dart niet willende brenjfiL riam hij voor het te volvoeren, terwijl zich dejgele- gendheid aanbood: En't is te gelooven dat Soliman, op deze tijd, nooit d*onver\Virinelijke hand van Rei- noutzbu ontkomen hebben; en dat hij, zelfinde Sterkten, de wraak van dezen doodelijken vijand niet zou hebben kiinnen ontvluchten,Zoo den vbor- zichtigen GodefroOy, ziende dat den dag onderging, den aftogt niet had doen blazert. En het niet bequaam achtende de zijnevgeduurende deyerwarrelijke'dui- fternifle vandehacht, ingevaarteftellen, legerde hij zich in de S^ad',' Vertoeve^de/tbt des anderen ' daags om de flag dab We&r te her vatte'ri, en af te doen 'tgee'rf'er ttoch ovdrig Was. Als riuatde {bldaten ver- gaderd waren, keerde hij zich tot haar, met een bezadigd wezen, en omhaar fneetaah te mOedigen, fprak hij tot haar; Mijn vriertdph ziet, ikbiddeu, hoe groot dat de genade is die j E z,u s C if R i s t u s, ons eenig Opperhoofd, voor \yien wij de wapenen aangenomen hebben, ons gedaan heeft: overweegd een's wat voor gurtften dat het zijn, daar hij ons mede beliefd op te hoopen. Hetzwaarwigtigfte is nu ge- daan , en 't gene 'er overig is, is van zoo kleinen waarde, dat 'er niet ons kan bewegen om vrees te hebbep.
|
||||
Verlofie Jerusalem*)* 689
hebben. Wantik entwijffelniet, gehulpen zijndt*
door de genade van onzen God, of wij zullen mor- gen in die Toorn komen, diedeuiterfte hoopisvari " deze ellendige. Maar toe deze zaak den dag ver* Wachtende, zoomoetenwij denkenopde werken* daartoe wij, zoo wel door fchuld als doorChrifte* lijke rheewaardigheid verplicht zijn. Draag dan zorg de zieke en gequetlte te vertrooften: Gaat terftond henen,en tracht de wonden te genezen van haar, die § tot koften van haar bloed, u in't bezit van't heilige Land gefteld hebben. Want deze dingen voegen deRiddersvan Jezus Christus beter, alsdd vervloekte begeerten tot roof en wraak. Helaas! daar is dezen dag niet als te grooten moord gefehied, en niet als te veel bloed vergoten ; dat mishaagd mij. Enzoodebegeertetotrijkdommen voordeZen iemand onder u bezeten heeftj ik verbie hem het zel- vige in toekomende te plegen, en gebie hem van deze wreedheid, die afkeerig voor een Chriften be- hoord tewezen, af te laten: 't welk ik terftond, met het geluid der trompetten, openbaar zal doen afkon- digen, opdateenijdergewaarfchouwdzij. Ditge*. Zeid hebbende, ging hij recht na den vroomen Rei* mond, die hij weSr totzijn zelvevond gekomen, van den fchrikkelijken flag die hem Soliman metde knods gegeven had , en't gene hem noch dapper fhierten, • , tVj ■ ■ ., o . — >.. - -.'• ■
X h Maat
|
||||
--SHJjppfJI
|
||||||
fyo ToRQJJATO TaSSOOS
Maar van d'ande r zijde trachte Soliman demoed
te verzekeren, van de gene die door zijn middel in de fterkte wierden behouden; en zocht 't geroelen dat hij had, van de zaken in de uiterfte nood gebragt tezien, inzijnzielte fmoren; Kloekmoedige fpitf broeders, fprak hij tot de z ijne, houd het ftaande ik bid u, en toond u in de zaken onverwinnelijk tegens de ongunft van't geluk; herfteld de fchande die men ons vetachtelijk heeft willen aandoen , en terwijl ons noch eenige hope over is, verzwak niet om de magt van onze vijanden te rug te ftooten; geloofd mij, ?t verlies dat wij tegenwoordig gehad hebben, is zoo groot niet als gij wel zeggen zoud : in als hebben de- Zeverradersmaardewallen, endehuizen, vol van onbequaam volk, die ons maar ballaften beletfelen v/aren, ingenomen; wanthetis maaroponzenKo- ning en op uw kloekmoedigheid alleen, daar men 3tgene menStad noemd, dpbouwd. Welaandan, terwijl hij zich wel draagt, en hem geen goede fol- daten tot zijn befchutting gebreken, wat hebben wrj nu dan te vreezen? en 't gene mij noch meerder moedgeeft, isdatikzie, dat de Franffen meenen dat zij 't nu al gewonnen heben, om datfe in onze Stad, die wij veel eer verlaten als zij met geweld gewonnen hebben, zijn neergeflagen; evenwel znlltftize noodwendig op 't einde in dezen oorldg, om hals geraken. Dit's eenzaak die zij niet kunnen ontvluchten, en daar ik wel van verzekerd ben, wat
|
||||||
_-/*>
|
||||||
■ ■■■ .
|
|||||||
I
|
|||||||
Vertofte Jerttzaltm-y. <K)t
Wat gebaar dat zij ook toonen om van zelf wech
te trekken, uit oorzaak van het goed geluk, dat haaf door gunft van't geval is toegekomen: maar boven dien dat het niet goed is daar op te betrouwen, ver* mits dat het ongeftadig is, zoo ben ik verzekerd dat het niet zoozwaar zalzijn omdit uitte voeren, en haar t'overwinnen, wanneer zij haar alreeds verwin- naarsZullenachten. Want gehjkalsikzeinde wan- orde zie weutelen, wanneerze met zullen d enken als om te moorden, rooven, enanderediergelijkever* vloekte fchelmerijen, zullenze geheel verwonderd zijn, als het Leger van Egipten, 'tgenenu weinig meer kantoeven, haar op't onverzienft zal komen verraffen. Maarterwijl wij wachten dat deze hulp ons toekomt, zoo kunnen wij van't hoogft der muu- ren, met groote meenigte van fteenen werpen , en de ftraten dwingen daar men na heur heilig Graf gaat; boven dat, terwijl wij ons hierruften, zullen wij haar beletten, met magt van fchichten, en de ftukken der beukerij , daar wij haar met: zullen quel- len , datfe niet door de Stad gaan wandelen. Hoe zwak dat deze redenen van den Heiden ook
Waren, evenwel verfterkteze de moed van deze ongelukkige. Geduurende deze dingert , reed Vaffrijn, die Tankredo had uitgezonden, om het Heir van den Soudaan van Egipten te Verfpieden , door't gedrang der foldaten, die ove ral op de toewe- gen waren~ geleid; na dat hij een weinig roor der X x % Zonnen
|
|||||||
6^Z ToRQUATO TASSOOS1
Zonncn ondergang veitrokken was , trok hij den
heelen nachtvoorddoor onbekendepaden, Zonder dat hem iemand zag, zulkx dat hij voorden dageraad t'Askalon aanquam, en op den middagin't gezicht van'tLegerdervijanden. Daarzaghij eenontelba- re meenigte van hutten, en oorlogftandarts, van al- derhande verven, inde wind zwajen, opgericht: ook zag hij zoo veel verfcheide kleedingen, en hoor- de zoo veelderley talen, zoo veel tromflagers en trotnpetters en ander fpeeltuig, zoo veel kamelen, 200 veel paarden en zoo veel olifanten, dat hij in't begin opgetogen was zoo groot en magtige toeru- ftingtezieni Zeker, Zeidehijinzijnzelve, ikkan niet gelooven, of al de Magten van Affrijke en Azie zijn hier bij elkander vergaderd. Eerft overwoeg hij de gelegendheid van't Leger, enhoefterk dat het was, zoo weldoordeeigenfchapvand-eplaats, als doorde verfterking die de kunftgemaakthad. Daar na trachtenhij niet, gelijk een ander zouw gedaan hebben, om in't heimelijk door eenzame enbuiten- weegfe wege"n voort te gaan, maar in tegendeelging hij langs de groote weg, en door de voornaamfte poort in. Nu vernam hij behendig na verfcheide din- gen , dan antwoorden hij weer na't gene men hem vraagden, zonder zijn zelven ooit tegen te Ipreken, -en maakte zijn zotte gekkernijen aanzienlijk door de ftoutmoedigheid van zijn gelaat. Ditwashemnoch niet genoeg; hij doorfnuffelde van d'een tot d'ander |
||||
Verlofie Jeruzalem^. 69 >
aijde de ftraterf en fteegjens, en vernam op de kruis-
ftraten nahet zwaarwigtigfte; gingzelfs in de hut- ten , bezag de manier van haar legering en wachten; leerde de namen van haar voornaamfteHoofden ken- nen, wat bedieningen zij hadden, enwat achting datmen van haar maakten, en liet zijn zelven t'eene- maal onderrechten waar in haar krijgflrucht beftond. Hier meezijn zelvenoch niet vergenoegd houden- de, trachre hij tot in de heimelijkite aaaflagen in tc dringen; en droeg hem hier in met zoodanigebe- hendigheid, dathij eindehjkeentoegangkreeginde hutte van den Opperveldheer; daav hij zijn oogen rondom flaande, eindelijk een van de behangfels Wat zag opgefcheurd op een zekere plaats, daar door, men van buitenkon zienen hooren wat daar binnen gefchieden: daarenboven quam deze opening recht over een plaats dieachterat in eenhoek vande tent was. Door deZe gunftige gelegendheid aangelokt zijnde, beraamde hij zich daar van tedienen, en die nietvoorbij telaten flippen. Daar op, gelijkalsof hij deze opening had willen toenajen, keek hij daar door, en zag denVeldheer metalle ftukkengewa- pend , behalven het hoofd; en over zijn wapenen eenrijkepurpererole, metgoudgeborduurd, han- gen. Terzijden van hem af, zag hij twee van zijn Staatjonkers, rijkelijk uitgeruft, daar van den ee- nen zijn fchild droeg, en d'andre den helm met zijn handfehoenen: met een hand freunden hij op iets dat X x 3 een
|
|||||||
'
|
|||||||
694* Tor<£ttato Tassoos
een werplpeer gelijk was, en floegzijn gezichtop
eengroote manvanzeer quadegeftalteniffe, wiens aangezicht, iken weetnier watvoor wreedaardig- heid vertoonden. Terwijl Vaffrijn toeluifterden, was hij geheel verwonderdGodefrooy te hooren noe- rnen , het gene hem noch aandachtiger maakten. Komt hier » fprak den Veldheer tot hem, zijt gij wel verzekerd uwen aanflag uit te voeren, en die Godefrooy, die ons zooveel quaad gedaan heeft, ter dood te brengen ? Ja mijnHeer, antwoordetle anderej enik beloof't bij uwe waardigheid, daar iknimmerzal voorverfchijnen, tenzij ikmijnaan- flag volvoerd heb : daar in ik, zonder twijffel, al degene, dieinditeedgefpandeelachtigzijn, hoop voortekomenj daar van ik anders geen vergelding fcf begeer, als dat rrtij geoorloofd is van zijn wape- nen, op de groote mart vanAlkair, een zegetee- kenopterechten, metdit opfchriftdaaronder: ORMOND, DIE DEN VELDHEER
PER FRANSSEN, WELKE DE GE- - RUSTIGHEID VAN AZIEN QJ7AM STOREN, HEEFT OMGEBRAGT, IS HIER EEN ZEGETEEKEN VAN ZIJ- NE WAPENEN OPGERECHT, OM DAT DE GEHEUGENIS ONSTERF- FELIJK ZOU BLIJVEN VOOR HAAR DIE NA ONS ZULLEN EOMEN. Pen
|
||||
Verlofte Jerusalem-). 6*9 ^
Den Veldheer, hem zoo moedig ziende , ant-
woorde; Waarlijk, ik zie weinige redenen, datden Zoudaan, die de beleeffte Vo'rit der Wereld is, zoo, een kloekmoedige en heerlijkc daad niet zou erken- nen. Verzekerdudan, datgij, zondertwijffel, al hebben zult'c genegij begeerd; en dat gij, boven dit, met weldaden, die uwe deugdjwaardig zijn, zult geloond worden .' Gedenkt dan maar de ver- momde wapenenteleenen, die gij noodwendig op den dag, als den algemeenen veldflag za! gefchieden, moetaandoen. Zij zijnalgereed, antwoordenden anderen; en daarop zwegenze beide ftil, totgroo- te ver wondering van Vaffrijn. Want hoe meerdat hij bij zijn zeive op dit eedgeipan dacht, en wat het voor vermomde wapenen zijn mogten, daar hij ftrax af hoorden fpreken, hoe meer dat hij verward ftond, om hier eenige zekere giffing uit te ramen. Daarom ging hij hier van daan, en bragi; de geheele nacht o- ver, zonder een oogtoe te doenj zoo zeer was hij van droefheiden ongenuchtengequeld. Des ande- ren daags 's morgens, na dat het Legeropgebrokep, en de vendels ontwonden waren, trok hij met het Heirvoord, enbleefdesavondsookdaarzij haarle- gerde'n. Maar inplaats vanteruften, ging hy van d'een hutte in d'ander, om van eenige dingen weten- fchap te krijgen, diehembeter zouden mogenver- Hchten in't gene hem zoo zeer bekommerden. Na dat hy langegeloopen had,quam hij eindelijk in de hutte X x 4 van
|
|||||
. ■'. s^s&;
|
|||||
I
|
|||||
$$6 ToRQJTATO TASSOOS
yan de fchoone Armijde. Daar zat zij prachtig in't
midden van haar Ridders , onder welke zij haar droevig in haar gedachten was onderhoudende. met haar hand, veel witter als al baft, onderfteun- dezje haar hoofd, en had haar fchoone oogen, die twee heldere ftarren gelijk waren , neergeflagen. VafFrijnhaarin't aankomen beziende, kon niet on-, derfcheiden ofze fchreiden, ofniet, zoode nattig- faeid nietgenoeg betoond had, datfe een vloed van vochtige peerlen opgefloten hidden. Recht tegen Over haar zat den hoovaardigen Adraftes, die als on- beweeglijk fcheen, zoo was hij opgetogen in't ver- maak van haar t'aanfchouwen. Tifafernus aan d'an- derzijde, floegzijn oogen rondom, endroegdete- jjenen van een jalourfche razernij, die men opzijn aangezicht, daerde toornigheid en liefde gelijk op ftonden, gefchilderdzag. Eenweinigterzijdenon- der al de Maagden, zag hij Altamor zitten, die zijn begeerten veel eer zocht te matigen als aan te ftoken; want van tijd tot tijd, lonkte hij, fteellwijs, dat fctpone aangezichttoe: fomtijdsbefpiedehij, o(hy . me? zquw kunnen doordringen , onder dat deklel 't gene haar fchoonen boezem bedekte, daar de twee aanminnigeappelender liefde verborgenlagen. Ein- delijk beurde Armijde haar hoofd op, ais offe uit f eqdiepen flaap ontwaakten; daar na haar aangezicht jidderende met een zoeten lach, die al de wolken van de droefheid yerjoeg, fprakze j Jvlijn Heer £<Jr*r 7 " ftp 5
|
|||||
Verhfie Jeruzaitm, 697
ftes, haar tordieRidderkeerende, ikmoetubelij-r
den, dat door d'enkele gedachten, die ik gehad heb , van 't gene gij mij onlangs beloofde , de droef heid van mijn ziel een deel verlicht is; door de hoop die zij verkregen heeft, dat zij in weinig tijd reden zal hebben, vande overlaftdiehaarisaange- daan. Gelijk gij weet dat gemeenelijk de gramfchap, door middelvande wraak, verzoetword. HaMe- vrouw, antwoorden haar den lndiaan, ik bid u ver- plichtmij, datgijunietenqueld ; verheugd uveel cerder, en verzekerdu, dat gij in weinig tijds het hoofd, vandienvalfchenReinout, vanzijnlichaam gefcheiden, voor uw voeten zult zien leggen; of zoo gij hem liever levend wild hebben, houd het voor zeker, dat ik met deze overwinnende arm, hem uzal gevangen leveren. Dit beloofde Adraftes aandeze Princeffe; waarover zijnMedevrijer niet welvernoegdzijnde, defpijtdiehijontfing, inzijn ziel verburgen hield, zonder dathij evenwel z,ich gewaardigden om te fpreken. Als doen haar gezicht naeenanderRidderkeerende, fprakzy; Maar gij Heer Tifafernus, wat hulpe zult gij mijhieropge- ven? Op deze woorden antwoorden den Ridder haar, heel van argwaan vervoerd zijnde; Brave Maagd, ik kan niet als van ver, de ftappen van zoo een ver- fchrikkelijken ftrijder, navolgen, om dat het mijn gewoonte niet is, zoo ras als hij, voort te treden. Waar over den lndiaan zich vergrirnmende,hem ant- X x j woorde ;
|
||||
698 ToRQJTATO TASSOOS
woorden; Gij zegt niet nieuws, want het is wel re-
den dat den men fch, diehemniet magvergelijken, bijdengenendiehemin krachttebovengaat, hem alleeer bewijfH, en vrecfd te naderen. Tifafernus daar op het hoofd fchuddende, riep; Of het God beliefde dat mij geoorlofd was, een volkomen wil o- ver mijn begeerten te hebben, zonder elders zoo naauw verplicht te zijn, daar zouden geen woorden meerzijn, als t'famen ditverfchil maar te beilech- ten , om te zien wie van ons beiden het bequaamfte zouw zijn, om de eer van haar goede gunften te ver- dienen; lk ben verzekerd , dat gij in deze zaak het niet beft zoud hebben; en om tot u vrijmpedig te ipreken, hoe wreed dat gij 00k fchijnt, zoo wil ik datgijweet, dariku, nochuwongebondewoorden vol van verwaandheid, niet en vrees; den Hemel en de liefde zijn d'eenige vijanden die ik duchte. Op deze woorden rees hij op en wouw hem ten ftrijd roe- pen, maar Armijdeweerhieldfeallebeide, en haar doen zwijgen hebbende, fprak; Brave Ridders, waarom wild gij nu berooven 't gene gij mij zoo dik- maals gegeven hebt ? 't behoord u genoeg te zijn dat gij mijn ftrijders zijt; gelijk de plicht u verbind, de- ze hoedanigheid, die gij vrijwilligaangenomen hebt, te eeren: verdraagt u met den anderen, ik bid u; want gij vertorend mij zelve, als een vanu beiden den anderen telijfwil. Door deze hoogmoedige re- den weerhieldze haar, en vereenigde mm beide, zulkx
|
||||
Verhfte Jem&'alem-). 669
zulkx dat het fcheen, datfe t'famen onder eenoot-
rooedig en dienftbaar jok gefteld waren. Ondertuf- fchen Vaffrijn, die daar tegenwoordig was, hebben- de uit dit verfchil, 'tgene hij 'r. voornaamfte oor- deelden, verzameld, gingzier,, of hij eldersniet iets uit het eedgefpan, zouw kunnen ramen : want hoe hij meer docht, hoe hij meer moeiten had hem hier uit t'ontwerren ; want de weinige ver- klaring die hij hier in vond , vermeenigvuldigde in hem de begeerten , die hij had om tot bet ein- de te geraken. Hier toe doorzocht hij in zijnen geell alle de wegen die hem open fchenen, om hem t'onderrechten : en gebruikte hier toe de Mighederi die hem eigen waren. Maardooral deze dingen kon hij't niet te wetenkomen, gelijkhy't welbegeer- den; nochvan het eedgefpan, noch van de wape- nen, noch van de middelen om het uit te voeren, Evenwel, nadat hy groote moeitegedaan had, zoo openbaarde hem eindelijk het geluk , al het ge- ne dat by door zijn naarlligheid en loosheid, tot noch toe, niet had kunnen te weten komen. Zulkx dat hyin't openbaar hoorden delagendiemenGo- defrooy ley, en het eedgefpan dat hem dreigden* Want een weinig daar na wederomnaArmijdege- keerdzijnde, onder fchijn dat hy daar eerals elders iets nieuws zou hooren, om het groot getal van volk dat daar van alle zijden quam, wilde het gevaldat hy, een van haar Maagden aanfprekende, hem zoo vee
|
||||
T-
|
|||||
700 ToRQjaATo Tassoos
veer in haar goedegunft bragt, alsofhy alzijnleven
met haaromgegaanhad. Hemdan met haaronder- houdende, gelijlc als ofhyzezijn dienft wildeaanbie- den, iprakbijal lachende; Hoe zooalsgij mijziet onder 200 veel brave Maagden, magik 'ernieteen uitkiezen om te dienen en van my te doen fpreken ? Ben ik niet kloekmoedig genoeg om Reinout, die zoo beroemd is, of zelf den Hartog Godefrooy, daar wy zoo veel leedsvanhebbenontrarjgen, hethoofd af tekappen ? Gebruikt my alleenom d'een of d'an- der, of beide te zamen aan te taften, enzelfdebe- roemfte van't Kriften leger: gy zult zien of ik mijn beft niet zal doen om mij te quijten. Ditwarende reden die hy voorfloeg, met voornemen van eenig zeker gevolg uit d'antwoord, die men hemgeven Zou, tetreklcen. Waarophij begon telachen, en zijn oogen lieffelijk te trekken, gelijk als oft hem aangebooren was, in al 't gene hij voorfloeg, een aangenameaanminnigheid tehebben. Zulkxdat'er een onder haar, die eerft bij den hoop quam, haar gezicht op hem flaande, in Jt aankomen fprak; Rid- derikvind inuzulkeenbehagen, datik, bovenal mijn gezelfchap, u hoop tot mij te trekken ; en k verzeker mrjdat uweliefde niet qualijk befteed zal zijn, zoo gij mij waardig kend om de uwe te wezen: maar al voorens moet ik in't bijzonder uwatonder- houden. Hierop terftond hem wat terzijden geleid bebbende, fprakfe ; VafFrijn wat brengt u hier? zeker
|
|||||
Verhfie JeruzalettLj'. yoi
zekef gij behoord mij zoo wel te kennen, als iku
ken. Over deze woorden ftond hij zoo verwonderd, dat hij in't begin niet wift wat t'antwoorden. En hoe ftout dat hij was, echter ftond hij verzet. Evenwel, zonder eenige fchijn daar vante toonen, antwoord hij haar; Gij hebt mij dit licht te verzekeren: en fchoon gij wel verdiend om bezien te worden, zoo geloof ik niet dat ik u elders, als hier, gezien heb j hierenboven dat gij u wel bedriegt in den naam dien gij mij geeft. Geloofd mij, ik ben zoo niet geheeten, mijn naam is Almanzor, ZoonvanLesbijnj ikben gebooren op de zijde vanEizerte. Al zafjes, ant- woordc zij hem, ik weet meer van uw dingen als gy wel weet; en mijn voornemen ftrekt geenfins my daar tegens te kanten. Verbergd u dan niet voor my, die mijn leven wou in gevaar ftellenomhetuwete behouden. Ik ben Hermine van Antiochien, Doch- ter van den vroomen Koning Kaflan. Gij weet hoe't befchik der wapenen mij onder de macht van deii Prins Tankredo deed vallen, wier.s gevangen ik" twee heele maandenwas. Gevangenis diejnij helaas! veel aangenamer waar, als al de vrijheid die iknu hebbe. Niemandkanhetbeterheugenalsu, die mij' doen ter tijd zoo goeden dienft deed, dat ik njmmer- meer de gedachtenis zal vergeten. Dit zoozijnde, kundgij u verzekeren datik niet liege. Zietmy a!- leenigmaaraan, en gij zultnietmeerintwijfFelzijn. Vaffrijn, dit wel overwogea hebbende, zettezijn minnelijk
|
|||||||
.
|
|||||||
JOt ToR^jlATO TaSSOOS
minnelijk aangezicht weder in de .zelFde gedaante.
Waaropde Princes hare redenvervolgende, tothem iprak; Waarde Vaffrijn, weeft niet bevreeft; ik neem den Hemel en die fchoone Zon, die alle din- gen ziet, tot getuigen, dat ik .niet als de waarheid ipreek: al't gene ikuhebafte bidden, is dat gij niet Zonder mij weerom keerd, op dat ik, door hulp vanu, weder inmijn eerfte gevangenis maggaan, <die mij veel aangenamer is als de vrijheid; want zoo alsiknuleve, zijnmij denachteh verdrietig, den dag fchijnt mij duifter tezijn, en mijnleven blijft ilepende in eeuwige ongenuchten. Zoo bij geval ■de begeerte. om eenige nieu wigheden van dit LegeY te weten, u hier drijft, zoo hebt gi) de perfoon ge- vonden die gij hebben moet, om u meer in een uur te zeggen als gij in een maand zoud kuunen uitvort fen; Want ik beroem mij, dat ik u heimelijke eedge- ipanhen en zwaarwichtige dingen zal verkund- {chappen, die gij van niemand bezwaarlijk zouw kunnen komen te weten, als van mij: Hermine onderhield op deze wijze Vaffrijn, die
ondertuffchen zeer naarftig toehoorden op alle het gene zij zeide, hem het voorbeeld van de valfche Armijde vertoonende, dat de vrouwen niet kunnen Xwijgen noch nalaten te bedriegen. Welk gebrek baar is aangeboren, nu een zaak te willen en dan ter* ftonddaarwe£ruit tefcheiden, zoo dat het voor den mannen dwaasheid is haar te betrouwen. Gij zult mij
|
||||
Verlofte Jerusalem-*. fo%
mijverplichtenme£tegaan, antwoordehijhaar, en-
ik zal u gcwillig voor leidfman dicncn. Dat dit voor tegenwoordig genoeg zij ; laat ons van hct overige te bequamer tijd fpreken. Opdit voorncmcn hiel- denze haar gereerd te paard te klimmen, om terftond uit hetLegerte vertrekken. VaflFrijn gingde eerfte uit de hutte; en ondertuflen ging Hermijne bij haar gezelfchap, die, na datfe elkanderen eenigen tijd onderhouden hadden van den nieuwen Dienaar die zij verkregen had, ook deigelijkx vertrok, en ter gezette plaatfe ging daar zij Vaffrijn vond, die haar verwachten. Hierop klommenze tepaard, en re- den naarftigvoord. Alreede varen zij gekomen in een plaats, ver genoeg ter zijden afgelegeh en uk het gezicht van't Leger, die Vaffrijn zeer bequaam achten om zich met Hermijne t'onderhouden, , Uit- nemende Princeffe, iprak hij tot haar , verplicht taij nu, ik bid u, 't gene gij mij beloofd hebt te vol- doen, enheteedgefpan dat men tegen den Hertog Godefrooygemaaktheeft, teverhalen. Zcergeer- n«, antwoorde zij: Weet dan dat tot dezen aanflag, acht Ridders uit het Leger vertrokken zijn, daarOr- mond de gevaarlijkfte af is; 'tzij r>f de haat die zij hem dragon, of eenigander oogmerik daar men de waarheid nietwel af weet, haar daar toe bewogea heeft; zooveelis'eraf, dat zij zijn doodgczworen hebben, en de voortgang hier van moet gefchieden, Opdenzelvendag, alsdenflag, tnflendemagtder Chrifte-
|
||||
7041 ToRQJTATO XASSOOS
Chriftenen en die van Azie, gefchieden zal, zullen
zij haarophetFranstoeruften, enrijrokkenmethet kruis aan doen , die van het zelve lievrey zijn als dc lijfwachten van Godefrooy hebben; en ora elkande- ren te kennen, zullenze een zeker teken op't helmet voeren. Indezetoeruftingzullenze vandenHertog nietafwijken, waar dat hij ookgaat, zelfin't dik- fte van'tged rang, onder fchijnvanopzijn perfoon acht te flaan, en door deze middel trachten haat flag Waar te nemen, hier toe vergiftige degens hehben- de, om dat de minfte wonde ongenefelijk en doode* lijk zoudezijn. Daartoe fikmoethetubekennen) lij my liftige lagen geleid hebben; want wel zeker wetende, datuwmanierenvanleven, metuwwa- penen, en haar inhoud, enlievreijen mij grondig wel bekend waren, hebben zij mij zoo ver gebragt 1 haar hier van t'onderrechten, en haar deze valfche tekenen, daar zij haar mee zullen yermommen, te zeggenj en waarlijk het is wel tot mijn grootleed- wezen gefchied dat ik 't gedaan heb, en door een mai- mer van bedwang. Want daar ik het meeft ter wereld van een grouwel heb, is een quade zaak te doen» voornamelijk in zoo een vervloekten aanflag als deze (if), vermengdtezijn. Zie dit's d'oorzaak van mijn vertrek, die ik niet zeggen kan daarom alleen te we* zen , maardat'er nochweleenandereis. Zijwierd rood op deze woorden, die zij effen uitiprak dat men 'tnaauwlijkx hoorcnkon, enfloeg haargezicht ter aarden,
|
|||||
■■ ■
|
|||||
Vzrltjk Jtruzalm&uT je$
aardefc; Maardenfchiidknaap^ dfeesprwatwyzedat'
hetwas, van haar weteri \rt{Ulettde / 'tgene de Zedig-* heid en de fchaamteibaar verplichceh in't vefbai-geri' tehoudeny Ipralc totbaa* »• begerig 2iJTk}e*d£#aar« heid te hooren; Waarhjjk;gij toorid Wel'datgij ffiij' weinigbettfouwd, uiv ge)Mm<^%0Qi?6W'!frliyte-v&r* hergen , ,da(ar ik nwen dltijaarbenlj Doffr deie wotrr-, den aangepordiiijnda^'lfetfe een diepeii z"Ucht y daaf narjepfe^; meteeh bevettyeWgebroki&em;- On* nutte icbaamte,.die.met een ontijdigeffees verge- zelfchapt zijt, terwijl gijgecn middel ffleW hebt om tt jfo depatejiivanuwpfocht tehouden -, geef u zelve1 totftond dihuverioF^en gaat vahbier, ddaf geen pkats: s^CtirooE'HJsijrgijrtrachcKej-geefsdedfalsfnde te ma*' kejr^ eft u zoodang in deVbrnmen de*liefde v^rbur-' gehtebouden, totdatdefellehitte udaaruitjaagt: m«g"elgfeis deze aarizienbjkheid j voor dezen* bij mij <&v«r<yegel j]k ge we-ft $ •<• maar tegenWdordig riiefy die>*l Bpndeic ietsjtevreeZen , een landloopfter ge- w^rdbn.'b^Bi* die geen vafte woonplaade heeft.' Na dat zij.deze kiacbten.gedaan had om eeWige verlich* tingte krijgen, vetvolgden zijif Cjij tnoet weten * datsikdiezelvenaehts diemijdbodelfjkwas, toen mijn land onder een yrecmd jok gebfogt wierd, veel' meet1 Verloor alshetiwelfcbeenc eranwel daar be- ftond nujn grootfte (draef heid nietiia; en ik zbuW dat voofrJcleine zaken geaeht hebben^ Xboikttlvc oiet met mijn Koniugrijk, en mijn geeft, en mijn isssN Yy hert. |
||||
7©6 Tor,qjtato\*Tassoos
hert,.en mijnrgeybejen was vettoren gegaan. Gij wcet aje^r we|,: Yafijajnyv hoe vreefacbtig, gelijk ilc wel: reden had cm te aijn in \ midden van zoo veel fchfjkkeJijke verwoeftingen en geweld, ik mijn toevluchtin&m tpt»en mjJH gbedeMeeftety die ik, met het xwaaid in <k mult & d'aller eerfte in mijn groot Paiefe ^g'inkomen, jdaar ik, mij voor zijn voetenneewerpende, totiieai>iprak; Onverwin- nelijken.Held* ifcbidubebemedelijdenmetinij ,'ik kqm u nietPm &ehoudenis van mijn leven fmeeken, terwijl ikaiaartelang gelecH heb, maar om, de be- hoeding van mijn eer, dised'eenigftezaaktlerwfa-eJd is die mij het waardigfteis* Terfliond hefie'hij tnij op, en ponder;te verajeven; datik mijn werzoefcge*' eindigdhadj antHyoordemij; Aangeharae Maagd, 'tis niet te veifgeefs. dat gij tot1 mij uw toefWacbf neemt, want ikbelove tidieallebeidentebeftpfedBni' Door de kracht van deie wobrden, gevoeldenft en- weetwat voor fcoete betooveringe, ;jdie>ian)fl hert terftorid. oVerrompelden, daairTsijn verbiwgen deag- den baar al langfaam bijvoegdeny tin xich'aaniai de k/achten vanmijn zi^elvafl: hechten, die feder heel in brand, engeheeltoteeriwondei, geraaktert^'Dit was nOch niet gchoeg, maar den kloekmoedigen Prins qtfam; nrij;.meenigmaal bezoeken, en dikmaals verlcheen hij;maj;in'den droomv daar hij mij met kloekmoedige en eerbare woorden vertrobften.' Ik herftelu* ipdkhijtotmj,involkomevrijheidi en^ r.'-' begeer |
|||
begeer met van.ii dat lets waardig is • gehjk hy inder
daad, myalhetdierbaarfte, vangoudenzilverett gefteenten, dat ik had, behouden liet, zonder dat hij iets daar van wilde nemen. Maar helaas! Behoord hijditeenraildadigh«id:teheten? neenzeker, maar hct was veel cer een openbare berooving dan een gift , verraitshymij aan mijnzelve we&igevende, niy van mijnzelvenheelberoofden. Hij ftondmij vrijwillig toe het gene ik het minfte beminden, en raaakte zich volkomcn naecfter over mjjn hart. O hoe bezwaarlijk houd.de liefde, die men tot anderen draagt, zija Zelve verburgen! Diknwas quam ik lii bezoekgnpm ier nieuwste hooren, ftwe'lk gijtoen Wei merkten vaar de quaal my van daan quant; Hermijne fpraakc gy tot mij, ikzie Wei dat gij bemihd, eh dat lieFde, deziekteisdieuhetmeeftequeld. Daar op ik, trach* tendfemet kracbtmijn wonde verburgen te houden t heelverzet ftond, alseenheetezucht, die terftond een Waaracbtige getuigeniffe van mijn vierig lijden gaH, my ontfnapten; zoo dat, omproevehierafte geven, het minfte opGag van mijn oogen genoeg Was, I zonder dat het noodig w as dat de mend hier toe gebruikt wierd. Ongelukkig ftilzwijgen, waaronv traeht gy ten minften niet eenige verlichtinge voor mijn quaal te brengen,; daar gij ook dentoom van mijn lijden behoorden te vieren, als 't my doch hiet meer kan baten. Eindelijk vertrok ik met het hart vol »lammen en wondeni zeker ik droegfewel bedekt Y y x maar
|
||||
708 TORQJAT0 Tas3O©S
maar ikdacht'er ook:van»ftefv«ii;i en toenikop
hetcinde eerifgehulpvooriroija^ey enzootic, jeeg de liefde d'aanZierilijkheid', de-vrfcesr en defehaamte ver van mij •wechj zoo dat ikvoor my nam» den- elenigenbezittervanmijnzie*];, die&lleehi,i nadat hij my ziekgcmaakt had , weer kon gezond makenv Jte bgzoeken j maaivhet flinkx gevabwe&rhield mij door een vreemde toeval, enorttmoetingvaneenigeman- nen, «die waarlijk barbarifchi «n onmenfeheljjk wa- ren, diemijvervolgdeny enzoomdchterhaalden, dathet weinig fcheeldertof ikhadinhaar haradenge- Valletf.'Eiridelijk ontqtram ik haar, en gingdaaf't geValmygeleiden, totik terzijdenaf ineen eenza- me plaats geraafcten daargeeo menfchenverkefirden; daar bVagt ik den droevgen tijd, hetbeft datikkon, inherderfe-'kleerenvermomd, over..>Maaraa3dat.de begeeneii V diede vreea>eenigen tijd in my we^ehou-! den had, itiioi} weer nieiiwen moed gefchept had.;'! terwijl ikdacht weerorn tekeeren*, ^n«n);tei;bege-o ven daa*ffflijn driften my na toe. leiijlert y\ quam ieU Zelvegetf&ar, datik nu alreede. gelaopen had * my. weeYaantreffefl^j en zoo ikdevhicht genonien had V het zouW jHaatjte verggefs geweeft zijns* ..ni^t tam-: nende otttvliichten van niet gevatteworden yandie; mij vervolgden, om dat zijte dichtbyrdij»:snopi goed* peerden waren gezeten. ;lk zag datdezemew we vijanden Egiptenaars wareh>i utt het Lege* WW - tfokken» om hetplatte land te bederven,. ZJjnameh my
|
||||
igi
* Vedofie '^eru^alem^ijc,. -* * 709
ray gevangen, en voerden mij yoor den Soudaan »
diezy my gaven. Engelijkhetgevaarden menfchen , vemuftig, maakt, ray voor d eze reis t'onderbragp ziende, veroncfchyldigdenikmyvoordezen Vorft, cttverhaaldenhem mijn handelingzoodanig, dathy daar door vergenoegd: wierd,; en my geenongelijk gefchieden; maar in tegendeel,, zoo langikj mijn verblijf in zijn Hofhad > W&d ikgrqotelijkxgee'erd, enondeyhiel myin'tgez,el{chap vanArmijde. Daar dpprgy zienkund} ihpedat ikverfcheide reizen uic dedienftbaarheid van anderen verloft ben, nadatik 'ervwas ingevallen. Ditishet meerendeel van mijn Wederysreii, .en wat mijnyerloffingen geweefl: zijn, dat evenvvelnu noch fliet belet datik mijn eerfteke- tencnnietmeer draag ; | gelukkige ketenen, helaas, Zoq> het niet gebeiyd >, d,at den genen die my 200 itoauw geboeid heeft,, \tegen my niet. uitlpreekt dit doodeJijkvonnis; Gaaj yanhier vluchtige Hermi- ne» :eazoektplders een-verblijfplaats, want by my toudgyniet wel kunrvenwezen, vergenoegdudan tefi mijn flavin geweeftte zijn, Maar hoe veelte.. gropterzal mijn geluk weer zijn,, zqohy zijn ge-. WQonlijke beleefdheden re my waards toond, en mijn Ue4,efi beWfd aan tehooren, eatoetefta#n, datik iijhj geyangen we&K worde, gebjkals ik Was, toen Vs ddpr.een byzonderegunft* my, tegeodank, v&<teftfn>:i); ' :■»!;. <mjj«!-nW' ■h,;d «uj<{ *afti"k- Ai ^WBmi :■ ajam inn . >
Yy 3 In
- ■. t
|
|||||
"""■■■ ■
|
|||||
71© ToRQJTATO TaSSOOS
In deze redcnen brogt Hermine en Vaffnjndea
gebe'len nacht en den volgende dag over, altijd naar- ftig door minft begangen wegert voorttijdende. ein- dehjk een weinig voor der Zonnen ondergang , wanneer denHerael in het ooften begint duifter te worden, quamenze in een plaats dicht bij Jeruza- lem. Hier vondenze een plas bloed die eerft vergocen was j daar na een gewapend Man, wiens lichaam, van een onmatelijke langte, de breetheid van den weg befloeg, dood uitgeftrekt leggen; zijn aange- zichtlagboven, en'tzag "er zoo wreet uit datnien in't aankomen gemeertd Zou hebben dat bij noch vol Ievea was. Nu om dat zij n vreernd geiaat en wapenen' en bet overige van zijn toemfting genOeg betoonden dathij een heiden was, gingden {chiltknaap voort en zag terftond een ander Ridder, niet ver van deri eer- ften, ter aarden uitgeftrekt. Zoo ras als Vaffrijn hem Zag, fprakhijinzijnzelvej dezezaleenigeChriften zijn; daar hij evenwel aan twijffelde, Zoo wel ter oorzaake van de ver ve, als de manier van zij n kleding daar hij mede vermomd wis. Ondertuflchen had den fchiltknaap zijn voet naulijcxter aarden gezet, hetaangezichtvan den Ridder ontdekkende, ofhij riep; 6 Cod;'.war. zie ik? 't is deri Prins Tankredo, mijnbemiridefrneefter; die het flihxgeval van'tle- venheeftberoofd: Opdit gefchreeuw wierddedo- lende Hermine, die bezig was om den Heidettte be- iien, niet minder getroffen, als of men haar hart |
||||||||
een
|
||||||||
■
|
||||||||
' ■ ■■■■■-
|
|||||||
'( * ,■■■-" I?
|
|||||||
Fer/o/fe JefuzdJemJ: ° * /ft'*
meteen een fchicht deurboord Bad. Op denaam vafl
TankredovloogzealseerirazendeBachant', en zien- ■ dedatfchooneaangezicht gebeel vervelods, wurp- ze haar van boven neder het paard ter aarderi, zon- dertewachtendatmenhaarafHulp. 'tGeenzeeerft: in dit eeerbarmelijk ongeluk doen kon, Was een beck, van traanen te ftorten, daar na met ee'ri z wakke ftem, die door dehikken gebrofcen wierd fprakze; Ellen-, dige als ik ben, in wat ongeluk zie ik mij gebracht? wat is mij" dit een onaangenaam en doodeiijk ver-i toon! helaas, Tankredo, na dat ik u zoo langen tijd gezochtheb, zienik u nu engij ziet mij niet; En mijn ongeluk is zoo groot, dat at hoewel gij hier tegenWoordig zijt, ik u evenwelvcjdreeuwig verlies. Helaas! ikgeloofde niet dat u we$en mij Ooitver- drietig konzijri, en evenwelin den ftand daar ik u nu in zie,wouikgewillig mijn oogeriuitrukke'omu niet te zieri, want ik u niet durf aanlchouwen.' Rampza- hge, waar zijn nu de oogen die mij eertijts zo waardig en angenaam waren? waar zijn die levendevlatrfmerj of glirilterende ftralen? waar is die roofverwigheit die op zijne kaken pleeg te glinftefen ? maar hoe Week - dat gijook zijt, het gene dat mij vertrooft, is dat gy r.l mij niet mishaagd. Wei aan dan, ofchoqne Ziel, fcoogijnochuitdit aanminnig Kdiaam hietyertrok- \,;J kenzijt> -enmijnbeklaghb6rd,vergeeFhetmij.,. zoo ; ikaanuw koude lipperf'delaatflelcuffeji derf geven. Kuffen, helaas! dieheel van ijszijrri etf die ik op Y y 4 eea
|
|||||||
Jl% ToR,Qt[ATO TASSOOS
ejindaggehoopthadvolvlarnmen teyindcn. Even*
Wei is't my eenige verlichting, de dood een gedeeU te van het recht, dat hy onrechtvaardig van u be7.it, t'pntnemen , wanneer ik uw ontverfde lippen kus. Schoonemond, die, inhetleven van denRidder, mijn droefheid , door uw aangename woorden, pleegt te vertrooften; laat toe dat ik my ook vertrooft , in u te kuflen, eerik verfcheide. En tserwijl dat de liefdemydwipgt, uteberoovennauwdood, van't gene gy my in't levenzoud hebben kunnen geven, dat my, ten minften, dan,dat vergenoegen oveng blijf, om mijn geeft te mogen geven op de kant. van deze lippen, die ik zoo bemind heb, Terwijl datde ichQone Hermine zoo droevigklaagden, en door d'overvloedige tranen die zy ftorte., in een beek fcheen verkeerd te zijn i zoo gevoelden Tan? kredodezelaauwevochtigheid, vermengd metkm- jens, diezybemgaf, en begon weer tot zijn zelve tekomen. En, Zooweinigals'twas, die zelfde lip-» pen , die ftrakx gefturven fchenen , te openen . 7,iendedan dat'er weinig blijkwas van dood tewe- fccn, fprakjTe tot hem J Waarde Tankredo , ach! ik bid u, gewaardigd eens u w oogen te openen, op de Jaatfte dienft die ik u door mijn klagten doe. Aan- fchouwd deze ellendige Minnajes, die met u, van bier wil verfcheiden, en aan uw zijde fterven, Y&~ jaatmyzpQrasniet, nochenweigerd, op mimge- b,g(ieri? |eze laatfte gift niet die ik ym « verzqek, Op |
|||||||
«^|ifl»t.--.
|
|||||||
^"•-' ^'7';-*v:''":/ ^ >' • ' ^ "
|
|||||||
Verlofie JeruzaleriLJ. 713
ditgejammer opende Tankredo eenweinig zijn 00-
gen, maar flootfe terilond weer toe , door zwak* head bezwaard, en met een duiftere wolk bedekt zijnde- Terwijlzehierop, meerals tevoren, haar van 2.00 een aangenaam lichtberoof d zieude, begon te klagen, fprak Vaffrijn tot haar; Waarlijk by is noch niet dood, draagt dan zorge omhemte ver- binden; daar na zultgy wel tijd hebben om uw klag- tente voleindigen, Ditzeggendc, ontwapendehy hemendebedroefdeHermine begonalbevende, en ZOO verflagen, datze nauwlijx het Icon ophouden, zijnwpodente bezigtigen, bnderde welke zi j geen doodelijke vond, 't geen haar een groote hoop tot genezingegaf, Oordeelende dan door de langeeer- yarendheiddiezij van diekunfthad, dathetgroot- fte gevaar dat hij liep, uit zijn zwakheid, en tc veelbloeddathij verloor, t welk noch met groote rneenichte uit zijn wonden vloeiden, voortquam ; zoo wiftze niet wat middel datze hier toe gebruiken Zou. En om die re zuiveren hadze geen ander linden dan de hoofdfluier daarze me6 gehuld was; 00k was haaronmogelijk eenig ander in deze woefte plaats tc vinden. Eindelijk lcerde haar de fcherpzinnige liefde hier toe haar fchoone lokken te gebruiken, om windels van te maken,daar dat klein hoofddek'zelniet groot genoeg toe was. Nu om datze geen wilde Poe- leije , noch eenig ander hulpmiddel had am het blaer. te, ftejpen, namze haar toevlucht, tot woor- (■■;••; Y y 5- den |
|||||||
^mm^^rn^
|
||||||||
^^^^mw^,- •-, - -- - -. ■
|
||||||||
7<i4r Torqu.ato T "assibtos
den en tooverletteren, daar van het gebruik haar*
nietonbekend was. Door dezemiddelde doodflaap, die hem vakerig maakten, verdreven hebbende, maakteze dat hiizijn oogen begonte opcnenendie aan alle zijde te wenden. In 't begin toen hij zijn fchildknaapmetde maagd, die door haarkleedinge eenuitheemfcheleheen, ftaanzag, bleef hij geheel verwonderd; daarnahem tot den-fchildknaapkee- rende fprakhij; Vaffrijn, ik wilde wel weten wieil hier voerd, engij die mij zoo grooten dienft doet met mijnwonden te verbinden, veins voormij niet uw naam te zeggen. Hermine op deze woorden, t'effens van blijtfchap en vreeze bevangen, kon nietbeletten datze rood wierd in haar aangezicht; daar naTankredo ftijf aanziende,antwoorde zy hem; GrootePrins, ditalleszultgy hier na weten, endit afwachtende, bid ik u, niet te fpreken en u geruft tehouden; indien gy wel haaft: genezen wild zijn, moet gy nood wendig doen dat ik u gebiede. Bekom- merd tieindelijknergens mede, als de perfoon dieu geneefd wel te vergelden. Hier op zatfe neder, hem haar fchoot biedende om in te ruften. Ondertuflen overdacht den vernuftigen VafFrijn vaftbyzijnzel- venT door wat middel dat men hem belt in eenig huis zouw kunnenvoeren, daarhybeterop zijn gemak kon wezen, eer dat de nacht aanquan, ©m dat de luchtfchadelijk voor zijn wonden was* T'erwijl dat hy ia deze, gcdachten ftond, zie aoo-cjuam' 'er een tub troep |
||||||||
__
|
||||||||
Vtrlofte Jeruzalettu^ r 715"
troepruitersaan, dieVafFrijn terftond bekende van
Tankredoos bende te zijn; en het waren die zelve krijgers, die hem vergezelfchapten toen hy den on- verfaagden Argant beriep, en haar verbood hemte volgen, 2,00 dat het fcheen datfe, twijffelende wat hem wedervaren mogt zijn, daar gekomen waren om hem te zoeken: nu alzoo'er metdeze noch ver- fcheide anderen waren, diedezelfdewegquamen, maaktenze al t'femen een ftoel, opde wijzevaneen rosbaar, om hem bequamer te dragen. Maar toen zy hem daar op wilde nemen, wende zich Tankre- do na haar toe; Wei hoe, fprak hy tot haar,, zjufc gydanhierdezen vromenRidderlaten, om tot een roof der ravens te zijn? ikbidu, gedoogniet, dat zoobraven Held, van de laaftedoodplicht beroofd, enhierleggenblijft. lkhebgeenvijandfchap, noch verfchil meer tegen een onbewegejijk lichaam: 'ttf genoeg,dathyalseen ftrijdbaarimangefturvenz'ijni de,wel redelijk is dat men hem eerd met het recht der begravinge , dat men hem fchuldig is. Doordeze woorden bewoog hy haar datfe zijn vijand met hern meevoerden; daar na zijn gefprek hervattende, ver- volgden hy; Ik wil datmen my recht na de ftad vqere, en niet in't Lcgera want zoo het Gods wille is datik vandeze wonden fterve, beb ik liever dat het bin- nen Jeruzalemgefchie alsineenigeandereplaatfen* om dat het gelooflijk is dat men geen bequamer plaats, omnaidsarfemel te gaaji, zouw kunnen -^ ■>■-!..■ vinden |
||||
7*6" Tok $jiAt6 T a s s oo s
vindenals dezelveStede, daar bet den tinfterffelij-
ken Menfch beliefden zija dagen te voleindigen; daarenboven datikmijnhoog{lebegeertenzal vol- daan houdcn, indien ik zoogelukkig ben dat ik deze pelgrimmadie mag volbrengen. Dit zoo begeerd hebbende, wierd hy terftond in de Stad gebrogt, daarhy tebed geleid zijnde, eeriigen tijd in ftillig. heid ruiten. Ondertuflchen deed Vaffrijn zooveeT, dat hy een huis, daar recht tegen over, bequaatn voorde Princes vond, ineenheimelijkeplaats, daar haargeenongemakkon gefchieden. Ditgedaanzijn- de, ging hy na' den Hertog Godefrooy, die ora iwaarwigt ige Zaken over 't Leger te beramen, in't huis ran den Grav,e Reimond, die te bedde lag, van den'flag die Sohman bem met aijn knods gegeven had ^gegaan was! men brogt hem terftond voor den Hertog, die Vaffrijtr, lnkomendev met verfchei- de aridere groole Hoofden , by den Graaf vond litten, zulkx dat hy tijd had om hemh verhaal van zijn reiste doen, terwijl ijderzichbereide onvaan- daehtig toete hooren. Mijh Heer^ fprak hy, zoo' ras als gy my gebood om in*t heir des Soudaans te gaan, hebik myd'erwaardsbegeven>enhebna_al-> ■ les vernomen, daar ik door eenigfcgiifijag wetenfchap af kon krijgen -% om u hier van punt tot pimt te verha* len, of het getal van't volk dat daar zijiutnag * bfide verfcheidendheid der Volken, dat zbuw my niet ma* gelijk zijnj zoo veel ls'er af* tdatikdexlalen en!tj geberg-
|
|||
T...........■...........-
|
|||||
gebergtenhebbedektgezien; zulkxdat waarzjr o-
Vef trokken » bet aardrijkterftpnd bcroofd was, zoo datde Ipringbrpnhen nietalleen, maarde waterbe- ken zelf wierden uitgedrppgd,. en niet vol waters genOegwatfen omzoo gr<K»en tngenigten vanivolk te drenkken. 't Welk rpijdpeigelopven, ,4at al he? koren, 'tgene men ih twee jaar, 'in Surien.zpu.w' piogen majen> naauwlijkx genOeg zouw- zijii prrt haar eenen dag te Qriderhoudeii. Aaagaande haar g/e-, ©eenefoldaten»:der.uiterij en?tvoetvolk, zijnfl;eeh*! tesmannen* rdk npchorden, noph tucht hebbe»s nieE wetende Wat hand tegea handjtc yechten,, js j eit nergens toe; dieneji als om.^ji ,veF. te fchermutfen^ Evenwel vind;m'*f genoeg gp#d^ foldaten, ge1$6 die van de Oudftftpepe-n derfWf^n,;, maai; da^r >&ijn-s' d/er geen, dite; dSppeWrrkipj^he^en, ewa^ndheid; in.deniporlog, uitftekender,zijtv» alsdiey^n-dfsSioii-i- daans. keurbende, die meftd'Q^fterffeIijke.;noemd , opi dat'er.nooit'een plaafsj^en:i$, want,: zoo, jdaajp- eeg van haar gebileekt, • ^r^vid.kpmt eeui-ftrid?? iflt, zjj« pbjttfe* J3en Veldheer va.b/p Leger » beefcEroi- <sne§ i .esiri j^iafli! .die ipi yporzicbtigea raadj ih jgt, urtvte.iV*ebefl»[^in,grpp|heidryan moed, < w^itflgi *#;geli^hfie^nptVpprjiaatnfte; gebod dat,b?y;.yppr den?Sftuda'an, beeFtj is > ojn• door alle middejpn fc ftji^bfei}x» j u,tot een algemeene veidflag te bf ^ngen J ctlife geloof'> | dat het piet langer :als twep dagen kan aanloo^enydat byjbier vopr ons Legerzijn zal. Maar |
|||||
gy Heer Reinout, gij moogc u wel kloekmoedig be-
reid houden en op iiw Hoede zijn, vermits gy den ge- nen zijt die zi j het meefte terNereid haten, zoo dat de moedigften onder haat, hun zelven uw hoofd be- k>ven, en dit ook gtfEWOten hebben. Hier paffen voornatnelijk al baaf aanflagen op, overmits Arorijde haar tot vfouw heeft aangebodett, dengenen, die haar hier mee"%giftigefl zal. Nu zal iku zeggen, dat de voornaansfte Vandatgetaly zijn j Afcamori Koning van Samarkanten, Adraftes^ een wreed menfchj van groote atefeen feusj 'zittende op eei* & Oiifaht, in plaat&Vatt Sett paafd, en die zijn K.o- ningfijk V op de veWelegeftfte grenzen van den dage- rfcad beeft;; ook Tiftfernus, wiensdappre daden, het geftieht dat de/felatfvan herfl geftrooid heeft, niet log&dcfitig fnakM."'(jedtiurcfld% datVaffrijn haar dit bdodfebapten i~ otttvonkten R^inoil^ zoodanig, dat Zijn aimgezicht heeHn vier fcheen te ftaan, zoo Was hyvan toorn ontftekeri,'om'dathijhootdedat diize-Batbareii ',* diefeyfttftfit beledigtf bad, zooge- % Wofeh hidden hem 6m te brengen .Dit maakte ook dat de begeerten die hij had,' om hierrredefl van te fcebben, hemzooprikkefdeS dathijaJreedeWenfch- «fc midden onder zijn vi|anden te zijn i, invoegeodat hy van Ongeduld brand eY en de kan*e», daarze ver* gaderdwaren, hemnualtenaauwwas, omherain hare palente befluiten Nadit verhaal keerde-Vaf- frijnzichwedertotGodefrooy, GraoteVorft, ver- volgden
|
||||
i Vetiofte Jeru&akin^tr < ' y I f
volgden by, 't gene ik u verhaald heb, is weinig te
gelijken bij't gene ik u nu zal zeggen, daar ik geeri fenge voorreden in wil gebruiken; hetis datdeze on* geloovige, niet alleen beflojen hebbenumetopen>i baar geweld aari te taften j jmaar met verraad tever- r-aflen. Daar op verhaaldenhij hem van punt totpune de-wijze van baar eedgefpani' de verandering van haar kleedingen, debebften door haar aan den Veld^ heer gedaan * en devergejdingen die zij daar van ver-> wachten. Dit verhaal geeindigdWebbendey onder- vraagde men hem van verliheide dingen , daar hy met zoo goeden bafcheid ariaratwoorden, datijdetf ZtohJ vergenoegd achten, zoodat, na deze verkla- ring gehoord te hebben, den^Hartog, den Grlv© Reimond aanzag jthem vrageride- "wat hem goed dofht. 't Gene ikhieropute Zeggen heb, antwoor- de den Graaf, is, dat volgenk i gene wy laatft in on- zenieftenraad befloten,iswijons voortaanmoeten befcherinen, in plaats van te bcfpringen. Daar na deze fterkten zoo wel befloten houden, dat die van; binnen geenmiddetan ineer-hebben» omeenuitval opons tedoen<f terwijldatonsLegernieuwekrach'J ten zal fcheppenw Gy kund nu bvenvegeflweik van beiden hetfoefte is^ of met gebukten hoofde recbV ophaar kanteivallenV of welom onsaf te ffiijdeny omhaarin't werktehoudenenden tijd te doeflVer- tezen. Maarbovenalledingen, dat ik u het meerbt teryereld bidde, is datgy tbch zorgvuldig waakt tot
|
||||
Bg®C *■■■■■■" ^^Wl^l^^ll^*^..;' ■: ■ —.....
J .'
Jf;10 ToRQJ^ATO TaSS60S
totd© behoudenis van uw perfooh, vermits aandie
feet VQoraaamfte van het geheele Leger bangt; want zoo het gefchiede, dat in de ftaat daar wy nu in zijn, gijte fneuvelen quaamt ( dat God niet believe toete latert) wie zouw bier na onzen Veldheer zijn, en yooc onze algemeene verzekering! zorg dragen? zon- der twijffel, het zouwalles onder elkander 't onder- ft^bovertlkeeren, enopdit ongeluk'Zomv' verzeker onzealgemeeneondergangv^rigen.- Nuomdat deze verraders haar infeeup tQcruftiiigirietzoiide kunnen vermomruen, zoodoetdw1ij£wachtefl» vanrijrok- ken en lievreijen veraadeyen, endooidezemiddel zuj*gyzien,;dathaarbedrog zichvanZielvezalon* dokken. Zeker jjaaiivooiden heriiden Hartdg* 'gen is van heddn niet > 'dat gij de goede genegentbeid diJri ge ons toedra"agt y betoond hebt *i„ rriaardtd blijkt ges nqegfaam doarde gojediadienfterts 4'e<gy;otfedage-- lijkxdQet!, daardeorwij abijdaabri Verplicht'Zijn* Eind.elijk, otn tebefluiten't gene gij in twrijffelihg' gelateiiihebtj benak.vani'adej djurwyin'tVeldtrekfi ken tiegen onjze vijandert *;die va&jidD verons komeri bgzoeken.5; w*at(Uiijdunkt dat'ec weinig reden zijn, \5?&arom,otatons Legef v 'frw/elk totwchtoe geheel Ooften heeftdoen b'even» haar befldcen zouw hou- den in den otnring van een Stadr: I'biabeter deze On* g?l<^oyige tegen te gaan> omhaarin^t open veld te doen gevoelen, wat de daden van onze magt zijn .Ge- lpofdmii, het gedenken van onze overwinningen < zal
|
||||
Verhfle Jeruzakm-J. . jit
2al haar verbieden ons te naderen, en ik verzeker
mijj datfe nooitde moedzullen hebben om ons deri flagte leveren, of zelf haar voor ons te vertoonem Boven die hoop ik, dat, eer wij handgemeen zullen raken, zy alle op de vlucht zullen gedreven zijn 3 en hier aanhangt devafte beveftingvanonzeoverwin- ning. Teranderzijde, de gene die deftarkteinhou- den, Zullen haar vvel haaft overgeven, of zoo zij 't nietdoen, hetzal onszeerlichr zijn die met kracht t'overweldigen > als zy geen hulp meer zullen heb- ben. OpdezewoordenhieldGodefrooyftil, endaar op vertokkenze al te Zamen > om dat den Hemel met ftarren bezaaid, en de lucbt vol dampen was, die geduurende de duifternifle van de nacHt> fcheneti neder te vallen, en haar tot ruft te noodigen. |
|||||||
Zz T O R-
|
|||||||
1
■
|
|||||||
JZZ
|
||||||||
TORQJJATO TASSOOS
Verlofto
JERUZALEM.
Hettrwhitigfle Qe^ang.
I N H O U D.
{"^Odeiiooy gaat tegen het Leger vandenSoudaanvan
**-* Egipten, engrijpthet, metzijnvolk, aan. Onder- tuflchen doet Soliman, door Aladijn gehulpenzijnde, eenuitval uit de Sterkten, en komt char de twee Legers ftrijden. Op'tgerucht vandezen uitvalj rijft Tankredo op» en draagt zich zoo kloekmoedig in de Stad, dat, doorde dood van Aladijn, Jemzalem geheel gcwonnen word; terwijl, vand'ander zijde, het ChriltenLeger dat van den Soudaan vernielcl. De firijdbre Godefrooy trekf -, met ziijn meefte "volk,
Des Soudaans machtig Heir, 'tgeneaankgmt, mot- |
||||||||
d
|
■t, teg™>
|
|||||||
"ferwtjl
|
||||||||
Verlbfte Jerusalem. 715
Terwijl dat Soliman, met zijn gevreefde dolkj,
Een uitval doet van,t Slot, en baand %,'ichruyme
ivegen, Daar door hij komt bij dees twee Legers in het veld. Tankredo, of dat gerucht, rijii op, en vat dett depen : o
Den Koning Aladtjn die word ter necrgcveld.
7'erflond is heel de St ad tot Godefrooy genegen, Die hem z,oo wakker draagt in dez,e brave daad, Dat bij't geheele Heir der Heidenen verjlaat. E Zonne had alreede den fterffelijken
geroepen tot haar gewoone arbeid, en
de tiende uure van den dag was al voor-
bij, alsdengenen, diemenop'thoog-
'ftedermuuren op fchildwachtgefteld
had, vanverreontdekten eendikkeduifternis, ge-
hjkals eenwolk diedenHemelvefduifterd wanneer
de nacht aankomt. Nadatfe wel overwogen hadden.
waar uit dat dit mogt onrftaan, bemerktenze einde-
lijk dat het 'tEgiptifche Heir was; dat, totbijftand
der belegerde , aanquam. Terftond zagenze zoo
grooten meenigte van oorlogfvolk, dat> waarze
doortrokken, de heele lucht, van het ftof datop-
ftoof, verduifterd wiefd. Waar datmenzijnoogen
keerde, Zagmendedalen, deheuvelenenderuime
velden met gewapende mannen bedekt. De gene die
alfdoen deSterkte tot hare befcherming hadden ge-
Z z % kozcn,
|
||||
724- ToRQJTATO TASSOOS
kozen, fchreeuwden hemelhoog, zoo datdeStad
we£rgalmde op het vrolijk handgeklap daar zy de aankomersmedebegroeten. Gelijkmen gemeenlijk deKranenhoordfhaterenenrazen, wanneerze (ge- duurende de ftrenge koude van den winter, Tracien verlaten , fchuwende den fellen adem der Noorde winden , diede ftroomendoet bevriezen) wegvlie- gen, om een gematigder en wermer hemelteeken te vinden. Zoo begonden ookde gene, dieweinigte vooren haar toevlucht in denTempel hadden gefteld, ziendetegenwoordig de hoop van haar ontfetzoona by, eenmeenigte vanpijlen tegen deChriftenente fchieten, entrachtenhaar, met kracht van lafteren enfchelden, verfmaadheid aante doen. DeFranf- ien ontfeiden haar terftond, om de oorzaak die haar zoo moedig maakten , en zagen terftond dit ver- Ichrikkelijk Leger, 't welk tegen haar quam, om heur belegering op te doen breken. Daarze evenwel zoo weinigaf beweegden, dat, in plaats van te ver- fchnkken, zij van ongeduld branden tot den flag. Deze jonge Helden konden haar niet langer weer- houden j en gelijkerhand viaagdenze Godefrooy het woord en de leus van den flag af. Maar hy, die wijsenvoorzichtigwas, weigerde het haar, enwou niet toeftaan dat dezen dag iemand in't veld ging, Zelfs niet om haar te bekennen > en eenige fchermut- fingmethaartemaken. Waarlijk, fprak hij tot haar, het minfte dat gij doen kund , is een dagte ruften, om
|
||||
Verlofle Jeruzakm^j. 725-
ora u te ververfchen, ennieuwe krachten te nemen
nadeu arbeiddie gij gedaan hebt; en mogelijk zal ditde oorzaakzijn, dat vandeze uitftel, in't harp onzer vijandcnzal waflen, ikenweet nietwatvoor hoogmoedige verachting, 'twelk haar tot den flag zal doen komen, met minder voorzorge en meer on- gebondenheid ; 'tgene nietals totons voordeel kan itrekken. Metdeze woorden wierdenze alt'famen vergenoegd, en vonden goed, met geduld den an- deren dag te vertoeven > terwjjlze haar met een uiter- mate vierge dapperheid bereid maakten. De lucht wasinlangen zooheider nietgeweeitalsze haar de- Zen dag vertoonden, en den morgenftpnd , die met fchooneftralen, die haar meerals gemeen verheer- lijkten, gekroond was, fcheenopheurwederkomft haar toe telachen, om datden Hemel> in'topen- baar, zooveelgedenkwaaridgewapendaden, zien mogt. MaardenkloekmoedigenGodefrooy, zien- de dat de Zonne gerezen was, ftelde het geheele Le- gerin flagorde j doch eerft droeghy zorg voor de belegering van de (rerkten, daar den Koning van Jeruzalem, enSolimanwareningefloten. Hiertoe liet hij den Grave Reimond met een bendeGaskon- jers, en voegdendaar noch byde verfterking, die ingrootgetaluitSuriewarengekomen. Dit gedaan zijnde, trok dezen kloekmoedigen Hoofdman in't veld, metzoodanigen gefchiktheicl enftoutmoejig gelaat, dat 'er niemand was die hem aan zag komen, Z z 3 of
|
||||
J%6 TORQJJATO TASSOOS
ofhykreeg een onfeilbare hoop van d'overwinning:
Want in zijn perfoon blonk, ik en weet niet wat voor een majefteit, die door een zonderlinge gunft van denHemel, hemveel heerlijker als naar gewoonte deed fchijnen ; hier by was zijn wezen zoo aange- naam, datmen in zijn aangezicht.zag, eenrooder verf, als toen bij in zijn eerfte jeugd Was, en in zijn gelaat en manieren vertoonde zich, iken weet niet Wat voor een deftigheid, rneer als in een fterffelijlc menfoh. Hij had noch niet vervoortgetrokken, als hij 't voorhoofd van't Leger der vijanden geuioeten. . Tcrftosd verzag hij hem van twee hoogten, daar Van d'eene was voor den achtertocht, endeanderen fteldehijopde flinker hand. Hierna fpreide hij de voortocht in de breete uit, en flootfe op de zijde toe, omringende in 't midden het voetvolk, 'twelk hy van d'een tot d'anderzijde, met twee groote vlcugels derruiterijbedekten. Aandeflinxepunt, verfterkt zijnde v an een heuvcl, moejelijk om op te khmmen, ftejde hij de twee Robberts tot Hoofden, engaf zijn broeder het bewind over'tmidden derflagorde: hy Zelve voegde hem op de rechte punt, daar den toe- gang hetvrijfteen openfte was, vanalle zijdendes • velds, hoeweldezeplaatshet gevaarlijkfte was van alle, daar door den vijandhemhetalderlichtftekon Hangrijpen. Hier ftelde hij in flagorde al zijn Lorei- noqizen en voornaamfte magr , verniengende het Voetvolk onder de paardefchutters» met de welke |
||||
Verlofte Jerusalem.-). 7^7
'iK) gewoon waren te ftrijden. Nahaar, maaktehij
van de vrijwillige en de voorbarrgfte van't heir, een vierkant, 'cgene hy aan de rechte hand langs den heu vel ftelde, en gaf daar 't geleid af aan den Prince Reinout. Braven Ridder, fprak hij toen, aan u hangt d'overwinningvandezert dag; houd eenweinigde- ze bende, die ik u hier laat, ter zijden, op datle bedekt blijft van de twee groote vleugels der ruiterij, op dat zoo wanneer den vijand ons van die zijde aan raft, gij-hern ftrtngelijlc moogt te rug drijven, en doordezemiddelzijnkrachten onnutmaken; want zooikmijnietbedrieg, heefthij voorhemgenomen, ons van achteren en aan de twee zijden , te befprin- gen. Zoo fprak hij, en reed ondcrtuffen, op een groot oorlogfpaard gezeten, van rij tot rij, door het paarde- en voetvolk, vermanende ijderzijn beft te doen, daar in hij zich zoo naarftig queet, dat men gezeid zouw hebben, diehemzagrijden, dat hij vloog. Zijn aangezicht was onder zijnen helm ondekt, enzijne oogen glinfterdenalsdenblixem. In deze gedaanten moedigde hij de verfaagden, en verfterkten de kloekmoedigfte; d'allerftoutfte bragt. hij in geheugenis de voorgaande daden, en die hy in toelcomende voorftelden tedoen ; bewegendedeee- ne door gedachteiiis van de eer, en d'andre door die van de vergelding. Eindelijk hield hij ftilinde voor- naamfte rij, daar al de Overfte heiir plaats hadden, ijder nazijn hoedanigheid. Hier begon hij van een Z z 4, hoog
|
||||
j%8 Tqrquato Tassoos,
hoog verhevenheuvel te fpreken, dat ijder als opge-
tpgenftoud, want uitzijn mond vloeiden wellpre- kende beken, zoo fnel als de genen, die van het hpogfteder alpeninde dalen ne£rftorten, wanneer in de lente het fneeuw bezint te fmelten. Onvef win- nelijke Helden, fp'rak bij tothaar, die onzen alge- meenen Verloffer verkoren heeft, om de geeffels van deze ongeloovige, onze vijanden, tezijn, enom het geheel Ooften, 't gene alreede buigt voor u ver- Winnende wapenen, t'onder tebrengen: ziet hier den laaften dag daar \vy zoo na verlangt hebben , en die onzen arbeid behoorden te eindigen: en waar- lijk hetis niet zonder een groote verburgendheid, dat. den J-Jemel beliefd, dat deze wederfpannige hier Vergaderdzijn, op dat door een flag, veellangduu- rige oorlogen eindigen, dieanders bezwaarlijkom te beflechten zouden zijn; zoo dat wij door deze mid- del , op een maal de vruchten zullen plukken van Verfcheide overwinningen, zonder dat df.arom den Arbeid en het gevaar grooterzal zijn. Verwonderd uniet, ikbiddeu, datgij hier tegenu zoo een mag? tigLeger vergaderdziet j bovendien, datd'over- winning niet aan de meenigten hangt, is 'er zoo groo- ten wanorde onder de gene die u beipringen, dat het riipt mogelijkis, dat zijhet minfte vpoordeel op u Zullpnkrijgen, Geloofdmij, dat in plaatfe van elk* fnderen tp verftaan» pm ugelijkerhand aante taften, $tj onder een vermengd, Zullen verwarren j zulb? |
||||
Verlofte Jeruzalem^j, 719
|
||||||
datonderzoo groot getal van volk, heel weinigop-
rechteftrijders zijn zullen: den eenen Zal't aanmoed ontbreken, en d'andcre zullen, noch de gelegend- heid , noch de plaats kunnen verkiezen. Vertoond u ter ander zijde, dat den genen daar gij mede te doen hebt, qualijkgewapende marinen zijn, die, noch moedigheid, noch tuchc hebben: want men heeftfe hiermet geweld gedreven, engerukt uiteen traag flaafachtig leven, invoegen dat de eenige dwang haar inde hand heeft gegeven, defabelsen zwaar-, wigtige fcbilden, diezij voeren, 't welk nooit met haar natuur zal over eenkomen. Alreede verfchrik- ktn zijzelf voorhet geluid van haareige wapenen, en al bevende van vrees, bereiden zij haarom heur heilin de vluchtte ftellen. Ookis 'er geen fchijndatfe pns lang weerftand zullen bieden, om datfe de krijgf- oeffening nietgewoon zijn -, en van wat zijde dat ik hetoverweeg, ikzieze zoodanigmet fchrikbevan- gen, datop haar bieek aangezicht, het beeld van eenaanftaande dood zich vertoond. Den genen die gij daar van goud en purper ziet blinken, en haar in ordrefield, meteen koninglijken hoogmoedigge- Jaat, kanvoor dezenwel eenige overwinningopde \ Arabiers en Moren verkregen, en diergelijke volken, daar men geen teken van dapperheid in ziet, t'onder gebrogt hebben, maarhetvolgdniet, dathijdaar- om magtig zouw zijn om onze kracht te wederftaan. Boyen dienhoe wijs dat hij mag wezen, wat voor- Zi J deel
|
||||||
_ ___-------:, ----.__--J
|
||||||
y%o Torqiiato Tassoos
deel zal hij van goeden raad trekken, in een Leger,
daarde onordentelijkheid ende wanorden haart'fa- men Vermengen ? Zeker, onder zoo grooten mee- nigten van volk,zijnder veel die hem niet kennen,gc- lijk hij 'er ook wel Weinig kend, en ik verzeker niij , dat'er niet veel zijndaar hijgebied overheeft. 'tis zoo met hem niet als met mij, die roemen mag Veld- heer te wezen over een volk, dat kan ftrijden en zege- pralen opeenzelvetijd. Gelijkunietonbewuftis op wat wijze dat men moet gehoorzamen, zoo heb ik niet veel moeiten u na mijn zin te ftellen. Boven dat, is 'er wel een onder u, daarikhetland, denaam, en met wat wapenen dat hij het beft omgaat, niet van weet? Zeker, zooikeenpijlindeluchtzie, ikzal zeggen, ofze van een Franf- Engelfcof Irfman ge- fchoten word. Ditzoo zijnde, heb ikueenzaak te gebieden, dat is; Datijdereenzichhierzoodraag, als ik hem elders heb zienverfchijnen, en dat vol- gens zijn gemeenen ijver hij gedenkt, en aan mijn, en aan zijn eer; maar voornamelijk aan de genen , voor wiens heerlijkheid wij altijd hebben gevochteh. Gaat dan ftoutmoedig tegen deze ongeloovige; hakt- feaanftukken, en veiteerdze onder devoeten, om u in't heilige Land te beveftigen. Maar wat is't nao- dig dat ik u noch langer ophouw,terwijl ik in uw aan- gezichten zie een onfeilbare verzekering van d'o- Verwinning? Dezs
|
|||||
i
|
|||||
Verhjle Jemzalem->- 751
Deze woorden fprak Godefrooy, met een gelaat,
daar men ik en weet niet wat voor goddlijkheid in be- merktenj zoodathijdieeindigende, een goddelij- ke ftraal van boven, op zijn lippen fcheen ne&r te da- len j gelijkhet fomtijdsdes zomersin een'helderen nacht gefchied, dat men aan den Hemel een ftarre ziet, die een lange ftaart nazich fleept, ofeenbli- xem dieinde wolken flikkkerd. Enwaarlijk, men zouwtoen geloofdhebben, datde Zonzijneftralen om leeg fchoot > uit het diepfte van zijn middelpunt, en dat bet een voorteken "v> as van de bevelling der Chriftenen, indieplaatfen van'tOoften. Ookishet mogelijkgeweeft: (indien het den fterftelijlcen geoor- lofdis, doorte dringen inde verburgendheden van den Hemel) den behoedenden Engel vanhetChri- ften legerj die uit zijn hemelfe woninge dalende, hem met zijn vleugelen quam bedekken. Maarter- wijl dat den Hartogzijn benden zoo ftelden, en haar tot den flag aanmoedigden, deed den Egiptifchen Veldheer niet minder aan zijn zijde: want van zoo ver alshij deGeloovige zagtegenhemaantrekken, ftelden hij de zijnein flagorde. Daarom voegden hij het paardevolk op twee vleugels, en het voetvolk in't midden; hij zelve ftelde zich op de rechte punt, en liet de flinxe voor den hoovaardigen Altamor. Muleaflan gafhij't geleid van't voetvolk, en plaatfte dePrincefleArmijde in't midden. Hij ftelde den In- diaanfen Koning en Tifafernus aan zijn rechte hand, met
|
||||
J%% TORQJTATO TASSOOS
mecdes Soudaans banieren zijnwachten, want hij
'erzelfnietin perfoon bij was. Eindelijkaandeflinxe punt, die haar hide breete uitfpreiden zoo verals de vlakten hetlijden kon, fteldenhijde Affrikanen en de Perfianen, die Altamor tot haar hoofd, geiijk alsde fchichteniers ende flingeraars, de twee Ko- ningen van't heete Lijbie, hadden. Emirenes zijn volkzooinordregefteld bebbendo gingdoor haar heen, Zoovand'eene tot d'andre zijde, zoowelin't midden, alsbovendezijden, om haar tot den flag te moedigen, daarhijnoch vleijerijentoegebruikten, en gafze moed, nu door de heerlijkheid van haar brave daden, dan door dreigementen die hij haar deed , indienze haar niet als kloekmoedige manual betoondeni Hier niet mee1 vergenoegd wezende, vertoonde hij haar aan d'een zijde de vergeldinge diezeontfangenzoude, indienze haarkloekmoedig betoonden, en aan d'ander zijde deitraffen, dieze over haar bloodaardigheid zouden ontfangen. Daar na, als hij bemerkten dat'er veel voor den aanval bevreefd waren, fprak hij tot haar; Waarom hebt gij uw bleke aangezichten zoo ter aarden ne£rte bui- gen ? of wat is 'er dat gij vreefd ? wat vermag een fol- daat tegen honderd mannen ? zeker gij zijt zoo veel tegelijken bij uwe vijanden. Ik ben ook verzekerd, dat gij door uw eenige fchaduwe haar zult doen vluchten, en om haar te verftroojen zal uw gekrijs genoeg zijn. Ter ander zijde, omde moed van de alder-
|
||||
VeAofti Jeruzahm-}. 73*
aldervroomfte te verdubbelen, zeidehij tot haar;
Spitsbroeders, laat ons ftoutmoedig dierijkea roof weer nemen , die onze vijanden ons beroofd bebben. Aan eenige ftelden hij 00k vooroogen, de verwoe- ftinge van haar Vaderland, 't gene haar noodigde totde dadenvan meelijden, enom niettoete ftaan dat het onder de macht van vreemdelingen zouw vallen. Beeld uzelvenin, vervolgden hijdaar op, dat uw geboortplaats tot u deze zelve woordert fpreekt: Soldaten, maakthetzoodanig, dat mijn wetten niet gefchend, noch mijngewijdeTerrtpe- len ontheiligd worden, belet dat onze vijanden mij zelve niet bepurperen, met het bloed van de mijnen; bevrijd voor haar moedwilligheid den genen, die Zwakvahnatuurzijn, enlijd nietdatfedegrafiteden verwoeftende, zelf trappelen op de affche van uwer Voorvaderen: zieomuhiertoetenoodigen, hoe dat de klagende grijzaards haaruwwitte hairen vertoo- ende vrouwen hare kinderen , die aan hare tepels hangen. Daarnahemtotd'anderekeerende, voeg- den hij daar bij; Brave Helden, gij zijt die gene die Azien, tot bevrijding van haar eer, heeit uitgekozen, en van u verwacht zij de rechtvaardige wraak, die wij moeten nemen van deze roovende vreemdelin- gen.Zie daar,met wat kunftenEmirenes zich behulp, om de zijne beter aan te moedigen, die hij opver- fcheidewijzeonderrechten, nahetonderfcheid dat hij in haar genegendheid en aard bemerkten. Alle de- |
||||||
734 ToRQ_UATO TASSOOS
zeredenen, zoo aan d'een als aand'anderzljde, nu
geeindigd wezende, waren de tweeLegers zoona bij, dat'ernietalsdenaanvalenontbrak. Enwaar- Jijk't was een fchrikkelijke zaalc zoo veelvendels, banieren enftanderts indewind zienontwimpelen; zoo veel flormhoeden 't gezicht verblinden, zoo veel vederboffenopde helmetten verheven, en zoo veel verfcheide toeruftingen van lievreijen, blazoenen en verven, die in de glans van de Zon glinfterden als blixemen, enhet fchitterenvan'tgoudzichmetdat van't ftaal vermengden. Die gezien had de twee Le- gers van verre, en de groote meenichten van fpiet- fen, die haar van alle zijden vertoonden, zou ge- zeid hebben, dat het een hoogftengig bofch was. Alreede waren de boogen gefpannen, en de (peeren geveld ; de fteenen en de flingeraars deen haar werlc aand'eenend'anderzijde, endepaarden, diehaar tot den flag bereiden, waren niet minder fel als hare meefters; want om haar te helpen, floegenze tegen d'aarde, brieften, fchopten, maakten heur gebit wit van fchuim , en bliezen, van ongeduld om voord tevaren, ten neulgaten rookerige draaiwindenuit. Maar evenwel» hoe fchrikkelijk datdit fchouwfpel was> zoo fcheen'er, iken weetniet wat vooraan- genaamheid in te wezen, en dat het vermaak zich vermengden onder de vrees; daarenboven dat het geluid der trompetten, teffens het gehoor verheug- den en verfchrikten. En hoewel dat het Chriften Le- ger
|
||||
■
|
|||||
Ferlofte JeruzakffLj. 73 y
ger veel minder was als dat vande Barbaren, even-
vvel washet veel aangenamer omzijn gefchiktheid. Hier bij was heur toerufting veel zwaarder, en haar onvergelijkelijke ervarendhcid veel grooter om haar met het oorlogftuig te behelpen. Hebbende eerftdiet teeken van den aanval gegeven, antwoorde den vij- and terftonddaarop, omtebetuigen datzij tevre- den waren d'ontfegging aante nemen; entoen bo- gen deFranflen haareeneknieteraorrden> omtebe- toonen dat zij haar voornaamfte macht van boven verwachten. Terftond drongenze metgroote macht aan, zoo dat het gene'twelk flus van'tveld, tut fchen beide Legers, open was, begon te verklei- nen, ente vervullen met mannen, die eendoode- lijkekrachtdedenomden eentegenden anderaante gaan. Hier door raaktemennu tot den flag, zoowel in de voortogt, en in het midden, als op de twee punten, daardeRuiterijgeplaatftwas; waaropde flagordens van't voctvolkhaar beweegden om aan tevallen. Maardie vandeChriftenen, opdezelve plaars, deeerverdiend heeftvan eerft aangevallen, tehebben, datzijtgij, zonder twijffel, 6 waarde Gildippe; die, meteenonverwinnelijkemoed, op Hirkan, Koning van Ormus, aanviel; zoo groot isdeeer, diedenHemel bewaard voor een perfoon vanuwekunne: Gij, zegik, wierpthem teraar- aardenmetcenflagvanuwzwaai'd. Hijzelve, ko- mendetevallen, fcheenzoobraveaklop teprijzen, door
|
|||||
y%6 ToRiyiATo Tassoos
doorde fchrecuw die hij van verre deed hooren. Die
was het noch niet al, de kloekmoedige Heldinne > hebbende in deze ontmoeting haarfpeer gebroken, floeg dehand aanheur goed zwaard, en ftiet haar paard door het gedrangderPerfianen, wiensgelede- renzij fcheurde enopende; banende voord'andreeen weg die licht was om haar te volgen.Terftond hieirze Zopieres aan twee ftukken; en, meteenaverechfen flag, die zij den wreeden Alarges floeg, hem in de keel rakende, beroofde zij hem van die dubbele weg daar het voedfeldoor ingaat, en de ftem uitvliegr. Na deze flag verdubbelden zij 'er een andereopAr- taxerxes, die zij terftond tern eervelde; en met een fteekdoode zij den hoovaardigen Arges: hier op, zonder tijd te verliezen, hieuwze Ifmenes de flinxe vuilt af, recht in't gewrigt van den arm, invoegen dat hij gedwongen was den toom te laten glippen van het paard, 'twelk zich van den zelven flag, tuflen zijn ooren, gevoeldengeflagen te zijn, 't gebit tuf- fenzijn tanden nam, en vloog dwers door "t ged rang, daar het 'er veel ter aarden wurp. Dit dee Gildippe, die deze, en veel andere, daarwij geen. kondlchap af gekregen hebben, ter oorzaak van de langheid des tijds, vanhetlevenberoofden. De Perfianen, hid na weder vergaderd zijnde, vielen op haar aan, met voornemenom zoo een rijkeroof te verkrijgen. Zij zouw zeker groot gevaat geloopen hebben om in hun handen te vallen, en volgens dien het leven te verliezen,
|
|||||
i
|
|||||
Verlojle Jeruzahtfz->~.
verliezen, zoo haren waarden Bruidegora, die haar
nooit met zijngezicht verliet, haarniet ophetuit-
terfte te hulp had gekomen. Deze twee Minnaars,
Zoo met lichaam verecnigd, gelijk zij alreede met
begeerte waren, verdubbeldehaarkrachten terftond,
envochten opeenwijzedie zij aartig ondervonden.
Wantijder bekommerde zichweinig met deflagen
af te keeren die men op haar floeg, wel vernoegd
zijndebetlevente wagen, wanneer hetdatvanhun
weerlief behouden kon. Gelijk zij alleflagen, die
men haar waarde Minnaar bragt , afwende; zoo
ftelde hij van zijn zijde kloekmoedig zijn {child tegen
al de aanvallen die men deed op zijn beminde Bruid,
die hij meeralshetleven beminde. Wantwatgevaar
dat heur dreigden, zij verfchrikten niet, otn dat
heur bevrijding onderling was. Hij verflaat Arta-
mant, Heer van't Eiland van Boekan ; en werpt
Alvant, dieomGildippeteflaangenaderd was, ter
aarden. Waaropzij, in verwiffeling van zoogoe-
dendienft, hethoofd van den wreedenArimondter
aarden, die op haar beminde Bruidegom aanviel, in
twee ftukken fchciden. Deze twee Minnaars deden
dczemoordonderdePerfianen, terwijldatden Ko»
ningvanSamarkante noch veel grooter wrocht on-
der deFranffen:over al waar het hoofdharnas van zijn
paarden zijn fabeliets kondenraken, wierpdezen
onmeedoogende het al te? neder, en hakte zoo veel
paarde- en voctvolk aan ftukken, als hem ontmoeten.
A a a Ea
|
|||
............-------------!--------...................- ■ 'i.»,«
738 ToRQJTATO TASSOOS
En waarlijk hij mogtzich wel gelukkigachten, die
terftond den geeif gaf, als hij van hem getroffen wierd, zonder langer te quijnen, of neder te ftor- tenonder zijn paard,dat haar verplette en met veeten vertrede. Van Altamors flagen bleven op de plaats uitgeilrekt, den fterken Brunellon en den grooten Ardones, wiens hoofden helmet totde tanden toe door midden was, 200 dat het aan weerzijde neer- hing: maar Brunellon was d wars doorfteken, opde plaats daar het lachen zijn oorlprong neemt, en van 't hert in' t aanzicht opftijgt; zoo dat hij t'eften s lach- te en den geeft gaf: een wonder zoo veel te vremder, om dat het ongemeen en fchrikkelijk te zien was. Het bloedige zwaard van dtzen Barbaar, beroofde dezen alleen niet daar wij van gefproken hebben, van de wereld-* maarnocnGantondenGaskonjer, Guijus, «n den kloekmoedigen RofTemond: het zouw wel moejelijk zijn te verhalen, hoe groot dat het getal was van die Altamor ter neer wierp, zoo wel door <k vreeffelijke flagen die hij aan alle zijden floeg, als doorde onverdragelijke hortenvan't paarddaar hij opzatj en't zouwniet minder mogelijkziinin ge- heugenis re brengen, de namen van de Ridders die daar het leven heten, of haar verfcheide wonden. Daar was nu niemand meer die ftand tegen dezen wreeden Heiden kon houden, noch zoo llout, die hem van ver dorft befpringen. Gildippe was deee- nigfte, die, Zpaderieutevi-eeicn, deiengevaar- lijkea
V
|
||||
■—
|
Nv
Verhfie Jeruzdem^j. 73 o
lijkcn vijandhethoofd bood: enwaarlijk, geenA-
mazoon, hoe kloekmoedig datfe mogt wezen, hing nooit het fchild aan den arm, en greep de heirbijl in de vuift, op den oever van Terrnodoon, met zoo grooten moed alsdeze Heldinne betuigden te heb- ben, haar ftellende tegen zoo machtigen vijand : zij lichte den degen met den vollen aim op, en gaf hem zoo zwaren flag op zij n helm, gekroond met een ko- ninglijk cieraat, van goud en gefteentcn, datfe de vederbos en het rijk vercierfel afiloeg, en hij zelfge- dwongen waszijn hoofd op die van't paard te bui- gen. Den Heiden als doen befchaamd zijnde, van zoo ftrengen flag ontfangen te hebben, die hem docht van een boven mate ftarken arm gegeven te zijn, bereide zich toenom haar diergelijken te ge-, ven, zoo dat hij haar floeg op het opperfte van't hel- met, met zoo grooten kracht, dat hij haaryanalle gevoelen beroorden^ en't iste gelooven dat zij uit den zadelboom zouw gevallen hebben , zoo heur Minnaar haarniet we£rhoudenhad. Nuofhet haar goed geluk zoo wilde, of dat daar weerftand was die het beletten; ^200 veel is 'er af, dat den Heiden die niet weer verdubbelden; hier in den kloekmoedigen leeuw gelijkzijnde, die mifprijft weerte vallen op den genen, die hij neder geworpen heeft, en trach- te elders, als op een lichaatn dat geen weerftand kon bieden, zij n gramfchap te koelen. |
||||||||||
Aaa 2 Ter-
|
|||||||||||
. i
|
|||||||||||
________________________________,___________________________________________......._...._.,.. . ___________________________.......... _ -- —■
|
|||||||||||
rP^
|
||||||||
740 ToRQJtJ ATO TASSOOS
Terwij 1 dat haar deze dingen, zoo van d'een als
van d'ander zijde, dus toedroegen, vermengden zich den ongetrouwen Ormond, die nergens meer om daeht als zijn fchadelijken aanflag tegen denHar- toog Godefrooy te volvoeren onder de Chriftenen, met zijn ipitsbroeders, alt'zamen met valfcherij- rokken vermomd. Gelijk gedurende een duiftere nachtmetdikke wolken bedekt, de wolvenmetop- zetna de ftallen komen en rontom de hokken, de groote wachthonden verbeclden, en zoo verfpieden opwatwijze datze mogen ingeraken, om defcha- pen te veraflcn; op die zelfde manier naaktendeze verraders al langzaam den Hartoog Godefrooy, daar den opperfte van deze fchelmen nu niet heel verre van af was. Maar zoo haaft als den Hartoog, die daar alrede van bericht was, hem met zijn volk alzoo ver- momd zagaankomen,riep hij; Ziet hierden verrader met zijn aanhang, dieons levrey aangedaan heeft, om mij van'tlevente berooven; laatons haargnjpen en voorkomen. Dit zeggende, viel hij recht op zijn vijand aan, en wonde hem met een doodelijken flag, Zonder dat den ongeloovigen gebaar maakten van hem te flaan, of zelf om hem te verweren of te wij- ken; in tegendeel bleef hij, die geduurende zijn le- ven , d'allerftoutfte menfeh ter wereld geacht was, onbewegelijk, en zoo koudalseenijs, gelijk als of men hemhet Gorgonshoofdvoorzijn oogengehou- denhad. Terftond wenden zich aide fpietfen, hel- baarden.
|
||||||||
_ ...._ .. ....... . _.._.___________. _.... ._ ----------------
|
||||||||
.
|
||||||||
Vtrlofte Jerusalem**-* 74.1
j
baarderi, en fperen tegen deze ongejoovige, en op
haar vlogen heele pijlkokers vol pijlen; zoo datfe ge- heel ontleed, en in zoo veel ftukken waren, datfe geen menfehen meer geleken, en niet dan haar ftin- kend aas overig bleef. Na hetombrengen vandeze verraders, begaf zich den Hartog, geheel van haar bloed bedekt, in't diepfte van't gcvecht, daar hi j zagdatAltamor, derPerfenOverfte, dedikftege- lederen der Chriftenen verfcheurde > en haar deed beginnen te fidderen; want hij vervolgdeze zoo dicht, dathijze inde ftaatbragt omteverftroojen, gehjk het lichte Lijbiaans Zand verituift, door de kracht van de winden die haar in de woeftijne bewe- gen. Maar den Hartog, ziendedezezakenzooge- fchapen, trad recht tot hem toe, dreigende zijn volkj enmeteene haar flaphartigheid verwijrende, daar van het werk zoo wonderlijk was, dat hij t'effens de vluchtige deed Hand houden, en die hen ver- volgden, te rugge dreef. Toen begonnen deze twee magtige Hoofdcn, bovenalle d'andere uitftc- kende, Zoo wreeden gevecht, dat den (broom Xan- thus, noch den berg Ida, nooitdiergelijkezagenia de belegering van Trooje. Ondertuffen vocht het voetvolk 00k aan d'ander zijde, en het lijfgevecht was geftreng tuffen den Grave BoudewijnenMuleaffan. Elders beproefde zich deruiterijopdezclfde wijze, langs eenen heuvel, nade eene zijde vande achter- tocht, daar den Veldheer van Egipten zelfs in perfoon A a a 3 ftreed,
|
||||
74t TaRQJTATO TASSOOS
ftreed, geholpen zijnde van twee befaarode Hop-
mans. Emirenesen eenvan deRobbrechts elkander ontfeid hebbende, trachten hier den anderen teo- verwinnen, en niet te fparen. Alreede had den In- diaan Adraftes het helmet van Robbrecht in verfchei- de plaatfen deufhouwen, en zijn wapenen ontna- geld, daar van de ftukken rondom op de plaats lagen neergezaaid. MaarTirafernusviel, zonderonder- fcheid aan, op de gene die herri ontmoeten, geloo- vende geen vijand te vinden , die hem de moeite waardig zouzijn, omalleen tegen hem te ftrijden. 5t Welk d'oorzaak was, dat hij hem in't dikfte van't gedrang begaf j tot groote fchade van de Chriltenen, daar hij'erveel af verfloeg. Alzoo verhittemen aan d'een en d'ander zijde den flag > daar van d'everwin- ning noch in de weegfchaal hing tuflchen de hope en vreeze. Over al waar men zijn oogen floeg, zagmen niet dan rampzalige voorteekenen van een me£doo- gendeverwoefting. HetoorloglVeld was over al be- Zaaid met ftukken van fperen , en bloedige over- blijflels van fpietfen, fchilden en allerhande wape- nen. Hier zagmen de d'e'gens dwers door de lichamen ftcken van de gene die de laatfte ziicht gaven; en daar zagmen andere , die noch ademtoogden , in hetbloed omwentelen. Hier verfmoorden de licha- men , onder elkanderen vermengd , haar zelven; en daar betenze d e aarde van fpij t, die zij in haar ui- terftehadden. Hetpaard lag bij zijn meefter uitge- ftrekt,
|
||||
Verlojie Jerusalem-* - 74,3
ftrekt, end'eene fpitsbroeder bijd'andere, bonder
datfe elkander meerkonden helpen; endenvijand, dichtbijzijnvijand, nuallebeidegeruft, era datfe geen gelcgendheid hadden elkanderen meertebelc- digen. Den overwinnaar lag op den overwonnen, en de levende op de dooden. Daaren was geen ftilte, maarhet was over al met een verwoeit gekrijfchver- vuld, datnien niet befcheidelijkkononderfcheiden. Eindelijk, hetwaren niet als verfchrikkelijkenok- ken, enklagendezuchten, diedewanhoop, ende razernijuitdegenejoeg, daarvandeZiel gedwon- gen wierd bet lichaam, door een doodelijk geweld , teverlaten. Bovendat, dewapenen, dieflusnoch 2,00 blonken en fchitterden, die zijn nu voor d'oogen. Zooveelbloedigeendoodelijke vertooningen; want het ftaal had al zijn vergulfel en luifter verloren, Zoo dat'er niet meervan haargemeene ichoonheid overigwas. Alhetvercierfel der helmetten, enve- derboffen, was nu al met ftof en bloed bedekt, oftc met voeten vertreden: en het veld was zoodanig van wezen veranderd, datmen niet als het beeld des doods zag. Alreede begonden de Arabiers, d'Etio- pianen en de Mooren, die de achtertocht aan de (lin- Xe hand hadden, haar in lange vleugels uitte brei- den, om dcChriftenen te omringen ; en zelfs de fchichteniers en de flingeraars haar van verre te bele- digen, alsdenonverwinnelijkenReinour, met zijn keurbendc vrijwillige, hem tot den flag bcreiden. A_a a 4. Die
*'
|
||||
^44 ToR.<iU,ATo TassoosI
Die gezien had op wat wijze hij zich beweegde, zou
gezeid hebben dat hct den donder was. De eerftc flag die hij floeg >> rakende, in't midden der Etiopianen, den hoovaardigen Aflimir , geboortig van de ftad Meroe * fcheiden hij hem het hoofd van't lichaam, en deed hem d'overledenen gezelfchap houden. Door dit geval begon den onverwinnelijken Held zich zelve tot d'overwinning aan te moedigen; en de begeerte die hij had* omhetbloed van dezeonge- loovige te vergieten , op te wekken; hij deed feder tegen haarzoo grooteenonnatuurlijkedingen, dat het geloovendaarvan, de woorden te boven gaat. Want ik geloof geen onwaarheid te verhalen, zoo ik zeg, dat hij nooit te vergeefs floeg, en dat de fla- gen die hij deed ( die veel dichter als den hagel neer- vielen ) altijd doodlijk waren voordiezebeproefden. Gelijkals zich een fkng vertocnd, wanneer hij een tongeuitfteektj daard'uitermategezwindheid, daar hijze me& beweegd, drie teftens fchijnt uit te fchie- ten: zoo fcheen tegenwoordig dezen moedigen Rid- der» en zoo vaardig was hij afgerecht in't flaan tegen deze ongeloovige, zijnevijanden. Ook kondenze nietgelooven, datopdiewijze, als hij zich beweeg- de , hij geendriezwaardenmet eenen armvoerde, om dat door deze gezwindheid het oog bedrogen Word* zoo dat het voor waarachtighoud, 't gene in der daad zoo niet is; zulkx dat de fchrik, die zij daar af kfegen, haar deze wonderen noch grooter deed
|
|||||
:
|
|||||
Verhfie Jemzakftt-*'. j\j
deed geloovenalflewaren. Door een onvergelijke-
lijke dapperheid, wierp hij dood ter aarden de Ko« ningenvanLijbienenderMooren, die inelkanders bloed wentelden; daarzijnkloekmoedige Ipitsbroe- ders haar Voordeel zoo wel mee konden doen, datfe ( zij n brave daden tot voorbeelden van navolging ftellende ) de Barbaren , die nu geen moed meer ^hadden om haar we^rftand te bieden , bij hoopen rnatften. Menmogt danwelzeggen, dathetgeen gevecht meer en was, maareen fchrikkelijke moord» daard'overwonnen haar heel aan hetzwaard gaven. In dit krijgfgefchrey bleven zij alle verzet, endede vrees benam heur oordeel, zulkx datfe nietderfden vluchten. Eindelijk, de gene die het veerfte van de- ze bloedftortinge af, en die evenwel niet minder ver- faagd alsde andere waren, het veld wat meer open hebbende, behielpen haar met deze gelegendheid , en vluchten htcr en daar, alle tucbt ter zijden ftel- lende , trachtende niet als om haar zelven uit het dreigende gevaar te begeven . Maar dat kon niet be- letten, dat 'er veel van haar niet dood bleven en ge- wond wicrden, en datde heele weg met heureige wapenen, die zij wegwierpen, om veel fnelder te vluchten, bezaaid wierd. Reinout haar alzbo ver- jaagd hebbende, trachte niet om heur verder te ver- volgen, maar verzamelde zijn volk om haar her, overigetedoencindigen. Gelijkmeneen onftuimi- gc dwarrelwind zich zelve ziet verdubbelen, zoo A a a £ hij
|
||||
.......—•*-——-~~---------—m—*—--------------.....--"*-------iw"------1—--——i
74,5 ToRQJTATO TASSOOS
Bij eenig woud of heuvel ontmoec, die haar tegca
Syjngcweldkant, daarhijin tegendeelgeenbeletfel vindende, veel zoeter zal blazen in het ruime veld . Ofgelijk de baren, brekende tegens de klippen, die haar tegen houden, toe groote bobbels fchuimen, daarze inde diepe Zee veel ftilder gaan, om datfe be- ter kunnenrollen in die ruime boetem. Delgelijkx desRidders vierigheid, hoe minder tegenitand dat dievond, hoe meer dat die verkoelden; nietwaar-* dig achtende zijn moedigheid meer te tergen tegens bloode en viuchtende vijanden. Hij wende zijn aan- gezicht dan na het voetvolk, datmen gefteld had op dezijde vande ruiterij, die in Arabiers en Affrika- nen beftond,daar van een gedeelte alreede in ftukken gekapt,en d'andre op de vlucht gedreven waren.Hier wierp hij zich dwers in, gevolgd zijnde van zijn ben- de Kriigers, die hij een inkomen gaf door den weg die hij haar opende. In't aankomen wifirpenze, van het een einde der flagordre tot het andere,' alles ter aarden wat haar ontmpete; gelijkmen zomtijdshet onweer 't platte land ziet verwoeften, en het koren ter neerflaan, wanneer men op het punt is om het af te majen, en de korenair , door het grein overla- den 5 van zelf neerhangt. Terftond was het heele veld met bloed geverfd, en over al bezaaid met wa- penen en ledematen , die zoo mishandeld waren» datmenzenietmeer bekennenkon. Ditgedaan zijn^ de > trokken defce pndwingbre Krijgers al voord, ea niet
|
||||
Verlofte Jerit&aleivLS. f^,y
met meer vindende dathaar tegenhield, gingenzij
van daar door de flagorde heen. Ondertuffenquarfl den Zeeghaftigen Reinout daar Armijdeop eenheer- lijke wagen vefheven zat, van waarze, als uit een ze- kere plaats, 't gevecht aanzag: voorts was zij met alle ftukken gewapend,en van een goede wacht omringd» zoo wel vanEdellieden, als de gene die methaar lief- de bevangenzijnde, haarhet hooft] beloofd hadden van den Ridder, daar zij bun zoo veel kiagten van ge* daan had. Hem vanver gewaar wordende door.de tekenen die haargenoeg bekend waren, zagze zijn doorluchte wapendaden aan met een oog, daar de haatendeliefdefchenentetwiften, zulkxdatle, in't begin beroerd zijnde, zoo koud als een ijs wierd , en een weinigdaarna weder als een vier. Den Ridder hier niet langer begerende ftil te ftaan , beraamde voort te varen,makende het Wezen als of hem zwaar- wigtiger zaken elders riepen. Maardie van de ben- den , die zijn dood bezworen hadden, drongen op hem aan, zoo datom hemte dooden, eenige haa* {peren geveld, en andere de hand aan't zwaard ge- flagen hadden: Armijde zelf, was op het uiteffte om een pijl op hem te loffen, en de quade genegent- heid die zij hemtoedroeg tevoldoen j maar de ver- liefde drift, van langentijd in heur hartcgeworteld, we£rhield de fcheut en belette zijn voortgang; en wat moeiten datle dee1 om haar vlam rerborgen te houden, zoo openbaardeze haar even wel, en de krachc
|
||||
74S ToRQJJATO TASSOOS
kracht derliefde kantezich tegens dievandegram-
fchap. Drie maal f trekteze heur arm uit om te fchie- ten, en drie maal weerhieldfe die. Eindtlijk de haat hebbendede overhand gekregen, fchootfeop hem eenpijlmet alhaarmacht, enevenwel hooptefedat de fcheut te vergeefs zouw zijn; 6 wonder, zij is Zelf de gene die hem lofte, en die niet te min wel ver- genoegd zouw zijn dat de fchicht we£r te rugge quam, en haar het hart deurboorde, eer datfe ge- wond zien zouw, hoe weinig dat het was, den ge- nen die zij zoo benijd. Zoo de liefde, van de haat t'onderbrogtzijnde, tegenwoordig zooveel macht heeft, wat zouw hij dan niet al doen indien hij over- winnaar was ? Hier op met leedwezen geraakt zijnde vervloekteze haar gedachten, dieondertuffenhaar gramfchap en verwoedheid tergden. Op deze wijze vreefdenze nu dat haar fcheut niet te vergeefs wezen Zouw, en dan wenfchte zij het weder. Inder daad was hij niet te vergeefs gefchoten, want hij het borft- harnas van den Ridder raakte,. 't welk van te goedea ftoffe was voor zoo zwakken enteeren hand, want mde plaats van het te blutfen, fprong de fchicht te rugge. Reinoutkeerdehaaropdezelvetijdde zijde toei 'tgene zij voor verachting aannam, zoo dat haar gramlchap verdubbelden, en we&r na hem ver- icheide pijlen fchoot, en terwijl dat zij hem trachten , te wonden, wonde haar de liefde zelve. Hoe, fprak- fe toen in haar zelf, zijilder miffchien geen wapenen die
|
||||
Verlofie Jerusalem. 74,9
he zoohard zijn als zijn hart, daar de flagen vanhet
oog, noch die van de hand geen macht op hebben ? belaas! ilcvindmij, opeentijd, van hem verwon- nen en verfmaad, zonder dat het mij iets baat gewa- pend, ofongewapend te zijn, of mij te noemen zija Minnareffeof Vyandinne : ellendigealsikben, wat kunften konnen mijvoortaan over blijven, en wat nieuwe gedaante kan ik nemen om mij te wreken? in- dien zoo veel brave Helden, die haar hiertoe aan mij hebben aangeboden, ditniet volvoeren kunnert, Wat hoop kan ik dan noch hebben ? wans mij dunkt dat ik alrecde zie, zoo ik mij niet en bedrieg, dat al haarmachten vergeefs, en al haar fterkten onnutzijn tegen zijn groote kracht. En in der daad bedroog zij haar niet, want terftond zag zij bij na al de Ridders, die haar vergezelfchapten en voor wachten dienden, of op de vlucht gcdreven, of verflagen, of doode- lijk gewond. En nu niet meer bequaam zijnde om haar alleen te verdadigen, beelde zij haar in datle al- reedetotcen flavinne gemaaktwas. Want hoewel datfe boog en fpeer had om haar te verdadigen, zoo dardeze haarevenwel opdiewapenen van Diane en Minerve niet betrouwen j hier in gelijkende een bloo- de zwaan , die nadat hij zijn vlucht in deluchtge- nomen heeft, terftond om leeg ftort, om een ver- Zekerdeplaats te bekomen, wanneer hij zich van een arent vervolgd ziet. De bedrukte Princes wift niet meet waarze haar wenden zouw, en in't midden van
|
||||
7J0 Tor(^uato Tas^oos
van deze beroerten maakteze een krijgfgefchrey o-
ver haar zelven. Maar Altamor, die tot noch toe zijn uiterfte beftgedaan had omdePerfen ftand te doen houden, die nu de vlucht begonden te nemen, ('t welk hij alleenig haar belettea, hoewel hij met grootemoeite doordeflagorde gebroken was) zieri- de de fchoonheid die hij aanbad, in deze uiterfte nood gebragt, wende zijn toom na haar toe, met zoodanige gezwindheid , dathij veeleer fcheen te vliegen als te rijden: want het geleid van zijn volk ging hemnu niet meerte harten, en al het andere vericheelde hem niet, wanneer hij zijn beminde maar mogt verloflen. Hij ftreefde dan recht op haar aan, metvoornemen, om te bektten dat haar geen leed gefchiede. Vervoerd zij nde van een vierige be- geerte om aan heur wagen te komen, maakte hij zich door kracht van fchermen, een opening: maarter- ftond wierden al de zijne, daar hij de zorg af verla- ten had, meeft in ftukken gehouden en op de vlucht gedreven, doorReinoutenGodefrooy. Eenfchouw- fpeldat niet als te dicht gefchiede voor d'oogen van dezen rampzaligen, dievenwelditverdroeg, hierin zijnde veel trouwer Minnaar als braven Hopman. Hebbende inde verzekering van Armijde verzien, keerde hij weer om de zijne te helpen; maaral te laat, want hij ze all e gefneuveld vond. Dit zelfde ongeval Vasal de Heidenen te beurt gevallendie aan die zy- dewaren, maar aan d'andere hadden'tdeonze het flechtftej
|
||||
Verlofte Jeru&aUnt-?. y^\
flechtfte, zulkx dat een van de Robbrechts, met
tw ee gevaarlijke wooden, het te naauwer nood ont- komen, en den anderen van den wreeden Adraftes gevangen was. Zoodat hetweinig fcheelde of dedooden waren
aan wederzijde gelijk , het welk den Hartog Gode- frooy bemerkende, beraamde zijn tijd waarte ne- men, en de verftrooide we&r te verzamelen, om d'o- verwinning te vervolgen j want zijn voornemen was haar den aanval we&r te doen vernieuwen, tegen die gene die eenig voordeel fchenen te hebben. I Jder een gingdan, methetbloedzijnervijandenbefpat, en haren roof beladen, om haar aan te taften, want d'overwinning ende eer bejegende haar van wed er- aijde, zulkx dat Mavors en't Geluk, noch tuffen hun beide in de weegfchaal ftonden. Terwijl dat den flag haar 200 in't open veld toe-
droeg tuffen de Chnftenen ende Hcidenen, klom Soliman, diemdefterktevanjeruzalem, metdea Koning Aladijnen hetovedchot van't volk, geble- ven was, op de kantelingen van het hoogfte bolwerk, van waarhij in het veldomleeg, gelijk op eentoo- neel van fchermers, dit bloedig treurfpel, 't gene 2,ich vertoonden, aanzag : daar beoogden hij niet als jammerlijke verwoeftingen, wreede ftormen, en als rampzahge ontmoetinge van de dood en het geval, die met de ftaat van deZe arme menlchen zoo lolden. lilt begin ftondhij vaTiverwonderingver- zet,
|
||||
75'*' ToRQJJATO TASSOOS
zet, daar nazijngeeften hervattende, doordebe-
geerten die hij hadom niette fterven, zonderdeelin haar gevaar te hebbcn, ontvonkten hij door eenen nieuwen moed, zulkx dat hij, zonder langer te wach- ten, zijn helm opzette, want hij alreede met het andere gewapend was: Wei aan fpitsbroeders, riep hij, nu moeten wij overwinnen of fterven, daar is nu geen verfchil meer om langer op goede gelegend- heidtewachten. Ditgezeidhebbende ('tzijofhem deZefelle drift van denHemel gegeven wierd, op dat indezen dag al de overige machtderHeidenen, t'eenemaalzoudeverdelgdworden,ofdatdebeftem- de uur van zijn dood, die vaft naderden, hem zo® deed-haaften ) brakhij meteen geweldige krachtde poert aan ftukfcen, engingdenftrijd, met die hem belegerd hidden, als zij 't minfte dachten, weer vernieuwen. Maar in plaats van zoo lange te vertoe- ven tot zijn medemakkers gereed waren, om hem te volgen, begaf hij zich alleen in't veld, en zonder ergens voorte vreezen* wierp hij zich, in lijffge- vaar, dwers door duizend moedige oorlogfmannen, die t'zamen gevoegd waren: op zijn voorbeeld gre- pende genen, die hem zoo ftout zagen toeftreven, weder moed, en beraamden hem na te volgen, zulks dat den Koning zelf in perfoon uittrok. Alfdoen vreefde d'allerbloohartigfte van de bende niet zich in het gevaa^r te begeven, hoe wel dat haar, waarlijk, niet ander^ais de wanhoop daar in yoerden. Door de ..... krachtige
|
||||
Verkfte Jeruztilem-j. 7 J 3
krachtige flagen die dezen onbetoombf en Turk, op
I de gene die hem eerft ontmoeten floeg, floeg hij 't al teraarden, omdat hijzeop'tonverzienft verrafte, enhaar naauwlijkx de tijd gaf om hem te bekennen. Over al waar hij floeg wasdekrachtzoogroot, datfe zoo rasniet getroffen waren offe ftierven. Hier op bevinghaarterftond, vandeeerftetotdelefte, van hand tot hand, en van ftem tot ftem,een fchrikkelijke vrees, invoegen dat de Sieriers, die de onze te hu/p waren gekomen, om datfe van het zelve geloof wa- ren » alreede begonden tebeven, en haar tot dc vlucht te bereiden: maar.de Gaskonjers hidden 'tal- tijd ftaande, en braken haar gelederen niet, hoe wel hetgevaar, haar van 7,00 nabijalsd'andre, dreigd#en. Nooit deed een verhongerde wolf zoo wreeden moord ondereen kudde fchapen, noch een valk zoo grooten bederf onder een vlucht kleinder vogelen* a!s dezen verwoed en Heiden. Zijn zwaerd fcheen dorftig nathenfchen bloed en heele leden, die dezen Barbaar aan ftukken hield,te yerflinden. Den Koning Aladijn, endeanderendiehemnavolgden, namen op zijn voorbeeld, een fchrikkelijke wraak over de genen, die haar noch fliis als ge vangen hidden, en op al de plaatfen daar zij doorgingen, voerden zij met haar, het bederf, de verwoefting,endedood. 'tWelk den goeden Hartog van Toulouze bemer- kende, daar terftond na toe vloog: en hoe wel dat hij tot zijn fchade gelterd had wat Soliman. doen kon, B b b om
|
||||
7?6 ToRO^ATO TaSSOOS
deze rampzalige. Hoe zullen haar tempclen verciert
worden met den roof van zoo ftrijtbaren man tot on- zegrootefchande? zoogij van voornemen zijt dat toetelaten, keerddan wederin Gariconje, enzegt zijn Zoon dat gij de oorzaak van zijn Vaders dood 2ijt, en dat gij fchandiggevloden hebt in de plaats van hem, alseerlijk volk, te verdadigen. Ditfprak Tankredo, zoo vol wonden en fchier hair naakt als hij was, vermanende frifle en wel gewapende Solda- ten. Ondertuflen ftelde hij voor den Graaf, zijn fterk rondas, 't welk gemaakt was van gevoederd leer, zevendik, hebbende in'tmidden een groote ftale pen van fijne ftoffe. Op deze wijze trachte hij hemte befchuttenvoorde flagenderzwaarden, en pijlendiemen vanalle zijdeop hemfchoot, zonder dat hij daarom rer zijden week, hoe veel vijanden dathemomringden. DengoedenGrijzaaard, zien- de dat hij zoo welte pasgebolpen wierd, hervatte een nieuwemoed, en onftak weer inzichzelveeen dubbelde vlam, d'een van hartefpijt, en dander van zienbare fchaamte.Terftond wende hij aan d'een en d'ander zijde zijn brandendeoogen, omte zien of hij den verrader niet vinden Icon die hem zoo gefla- genhad: miar hem niet ziende, trilde hij van gram- fchap, en bereide zich om eengeftrenge wraakover zij n gevolg te nemen. Toen herftelden zich de Gaf- konjers weer op het voorbeeld van haren Hoofdman, en namen een nieuw voornemen, 't welk d'oorzaak was
|
|||
rt----------------------..................
|
|||||
was dat deZe bende vijanden, die terftond haar zoo
queJden, met zoodanigen vrees vervuld wierden als zij ftoutmoedigheid hadden, enkeerdende genede rug toe die terftond voorhaar vloden. De zakenal- zoovanwezen veranderdzijnde, was den Hartog niet traag om vergelding te nemen,over de fmaad die men hemaangedaan had, daar inhijhem zooijve- rigqueet, dathij alleen door dedoodvan honderd vijanden, de fchande uit wiften die hij ontfangen had. En terwijl hij trachten, tegen de voornaamfte die daar over fchoten, zijn rechtvaardige gramfchap te verzadigen, wierd hij den Koning Aladijn ge- waar, die moedig onderde eerfte vocht, flux viel hij ophemaan, engafhem, metal zijn macht, in't midden van't voorhoofd, zoogrooten flagmetzijn zwaard, die hij met kracht weerverdubbelde, en 'ernoch verfcheide bijvoegden, zoodardezenTi- ran gedwongen was de laafte zucht te geven, en het aardrijkmettanden tebijten daar hij zoo langen tijd geheerfcht had. En na dat d'een van de voornaamfte Hoofden der vijanden van de zijnegeweken was, ert deanderehetleven had verlaten, wiftende gene die overgefchoten waren , haar wel verzet vinden - de , niet watfe doen zouden. Hier in de razen- deen wilde beeften gelijkzijnde, diedoor de wan- hoop die haar bebeerfcht, haar zel ven dwers door de Zwaarden werpen die men haar vertoond ; en fchoon of eenigeonder haar, die dc vrees vergezelfchapt, B b b 3 door
|
|||||
_...-----------------------------------------------------------------------------------------------»-—----------------------------------------- --- - ■ ■ ■■ ~-
7j6 ToRQJIATO TASSObS
deze rampzalige. Hoe zullen haar tempelen verciert
worden met den roof van zoo ftrijtbaren man tot on- Ze groote fchande ? zoo gij van voornemen zijt dat toe te laten, keerd dan weder in Gafkonje, en zegt zijn Zoon dat gij de oorzaak van zijn Vaders dood zijt, en dat gij fchandiggevloden hebtin deplaats van hem, alseerlijkvolk, te verdadigen. Ditfprak Tankredo, zoo vol wonden en fchier halt naakt als hij was, vermanendefrifle en wel gewapende Solda- ten. Ondertuffen ftelde hij voor den Graaf, zijn fterk rondas, 't welk gemaakt was van gevoederd leer, zevendik, hebbende in't midden een groote ftale pen van fijneftoffe. Op deze wijzetrachte hij hemte befchuttenvoorde flagenderzwaarden, en pijlen die men van alle zijde op hem fchoot, zonder dat hij daarom rer zijdenweek, hoe veelvijanden dathemomringden. Dengoeden Grijzaaard, zien- de dat hij zoo wel te pas geholpen wierd, hervatte een nieuwe moed, en onltak weer in zich zelve een dubbelde vlam , d'een van hartefpijt, en d'ander van zienbare fchaamte.Terftond wende hij aan d'een en d'ander zijde zijn brandendeoogen, omte zien of hij den verrader niet vinden kon die hem zoo gefla- genhad: m-iar hem niet ziende, trilde hij van gram- fchap, en bereide zich om een geftrenge wraakover zijn gevolgtenemen. Toen herfteldenzichdeGaf- konjers weerop hetvoorbeeld vanharenHoofdman, en namen een nieuw voornemen, 't welk d'oorzaak was
|
|||||
.. J^.
|
|||||
was dat deZe bende vijahden, die terftond haar zoo
quelden, met zoodanigen vrees vervuld wierden als zij ftoutmoedigheid hadden, enkeerdende genede rug toe die terftond voorhaar vloden. De zakenal- zoovanwezen veranderdzijnde, was den Hartog niet traag om vergelding te nemen,over de fmaad die men hemaangedaan had, daar inhijhem zooijve- rigqueet, dathij alleen door dedood van honderd vijanden, de fchande uit wiften die hij ontfangen had. En terwijl hij trachten, tegendevoornaamfte die daar over fchoten, zijn rechtvaardige gramfchap te verzadigen, wierd hij den Koning Aladijn ge- waar, die moedig onderde eerftevocht, flux viel hij op hem aan, engafhem, metal zijn macht, in't midden van't voorhoofd, zoo grooten flag met zijn zwaard , die hij met kracht weerverdubbelde, en 'ernoch verfcheide bijvoegden, zoodardezenTi- ran gedwongen was de laafte zucht te geven, en het aardrijk met tanden tebijten daar hij zoo langen tijd geheerfcht had. En na dat d'een van de voornaamfte Hoofden der vijanden van de zijnegeweken was, en deanderehetleven had verlaten, wiften de gene die overgefchoten waren , haar wel verzet vinden - de , niet watfe doen zouden. Hier in de razen- deen wilde beeften gelijkzijnde, diedoor de wan- hoop die haar beheerfcht, haar zel ven dwers door de Zwaardenwerpen die men haar vertoond ; enfchoon of eenigeonder haar $ die de vrees vergezelfchapt, Bbb 3 door
|
||||
7^8 TToRQjJATd !*A5SQdi
dobrdebegeerteridiezij haddenomhaarleVerl riochi
Watte verlangen, trachten dehoogte van de fterk- ten te krijgen, daarze te Voren waren in geweken, evenwel konden zij niet beletten, wat tegenweer dat zij deden, datde gene die haar van nabij ver- Volgden, met haar, onder een vermengd, -niet in drongen. Erihier eindigdede zeeghaftige fbldaten van Jezus Christus, haarheerlijkeoverwin- ning, met het verkrijgen der heele Stad vanJeruza- lem. In't aankomen wierd de Sterkte met geweldi- ger hand in genomen, en in ftukken gehouden al de gene die op de trappen klommen, om haar te be- Ichutten, met voornemeh om op het hoogfte bol- werk tevluchten. Het eerfte datden Grave deed, klpni hij op het hoogfte van den top, daar hij den grooten Standerr planter., op dat dit teiken van over- winning, dengenendiein'tveldftreden, aanmoe- digen zouw. Soliman in 't Heir gekomen zijnde, iag het aardrijk geheel bebloed, en met hoopeii van, lifchamen beladen, zulkx dat in deze ijffelijke piaats, dedood, zegepralende over zoo Veellevende, haar Hjfc hier fcheen beveftigd te hebben. Den onbetoora- bareri Turk, ziende Wen bij geval een paard , dat den teitgel na zich fleepte, zonder dat' er iemand op feat, {prong inden zadel»endreef het daar 'tgedrahg net dikfte was *, en waarlijk het was geen kleine hulp» die van zoo magtigen vijand, niaar die evenwel vart geeft linge duurzaamheid zijnko«i om dat'er zoo veel
|
||||
■
|
||||
Ve-thfle JeruzalemJ* . 7^9
Veel wanorde onder dit volk was, dat zij 't nu niet
langer konden tegenhouden. Die gezien had met wat voorgeweld datdezenBarbaar vocht, zouw gezeid hebben dat den dortder vandenHemel ftorten. Al 'tgene hij ontmoete wierp hij terftond ter aarden, vloog zoofhel voordalseenblixemftraal, enliet o- ver al bloedige teikenen. Eindelijk verfloeg hij 'er meer als honderd, daar onder twee zoo eer waardig waren, dat de langheid van den tijd, die nimmer- meer in de geheugenis zal uitwiffen. Gij zijtze, 6 Gildippe en Odoart, die waarlijk wel eenbeter ge- luk en een langer leven verdiend had. Ook wil ik voor eeuwig, aan defchrandre geeften van dc toeko- mende eeuwen? de geheugenis, van uw roemwaarde daden en van dit beklagelijk ongeval, veel te wreed. alsuwdapperheidooitverdiende, toeheiligen: daar in ik trachten zal, mij op het waardigfte te quijten, op dat den geneft die na ons zullen komen, u mogen helchouwen als twee wondere voorbeelden der deugd, en dat d'oprechte minnaars uw ongeval, door eenoneindelijkbeklag, daarmijne vaarzenhaartoc zullen aanprikkelen, mogen eeren. Dezeheldhafti- geAmazoon hebbende haar paard gewend daar de- Zen onbeweegelijke een fchrikkelijke moord onder de Chriftenen deed, gaf hem twee groore flagen met heur Zwaard, daar van d'eene hem recht inde zi jde trofen d'andere op zijn fchilt viel, dat zij door mid- den fpket. Maar hij haar terftond aan heur toerufting B b b 4 ken-
|
||||
S
*/6a Torq^ato Tassoos
kennende riep; Hoe is de boel dan hier, die door haar
koppelaargeholpenzijndemij dartaangrijpen? klein hoertie als gij zijt, gij zout beter doen u in een kamer befloten te houden en een fpinrok te handelen.als hier voormij, metlpeerenZwaard, dieuonnutzullen Wezen wat hulpdat zij u ook mogen bijzetten, te ver-' fchijnen. 't Geweld van zijn gramichap beletten hem meer te fpreken, en veel verwoeder als hij noeh ooitgeweeft had, gaf hij haar metal zijn macht een flag, die al wat haar ontmoeten doorbrak, dalen- detotinhaar fchoone keel, die alleen maartothet doelwit van de fcichten der liefde behoorden te die- -nen. De rampzaiige Gildippe liet terftond den teugel van't paard glippen,en het bleek wel aan heur wezen datzij doodelijkgewond was. Haarminnaar zaghet wel, maar watnaarftigheid dat hij dee om haar te hel- pen, echterkon hij niet vroeg genoeg komen. En wathulpmiddel zou hij kunnen brengen voor zoo droevigen toeval ? de gramfchap en het meelijden verzoeken hem alle beide en prikkelen hem verfchei- den aan, d'eene om te onderftutten die hij het meer- fte ter wereld bemint, en d'andere om hem te wreken over die haar zo doodelijk gequeft had. De liefde die ondertuffchen haar onzijdig tuflen beide vertoonde, diende hem tot een prikkel om zig dubbel te verzag- ten, zoo dat die bedrukten minnaar op een tijd, tef- fens deflinxe arm gebruiktom haar op te heffen en de r<*chreom hemte wreken over den Barbaar die haar zoo
|
|||||
___ - -
|
|||||
Verhfle Jeru^alemS. 761
ioogewond had. Maar'tzij ofde kracht ende wil
gelijk waren, often minfte dat 'er weinig aan ont- brak, het was alles niet genoeg om den fieren Heiden tegen te ftaan.Want zijn macht was zo geweldig, dat d'allervroomftewelverlcgenzouzijn indienhij hem moft wederftaan. Zulxdathij zijn valniet beletten, noch hem van de fmaat wreken kon, want Soliman kapte met een averechtzen flag den fterken arm af, daar hij haar me trachten t'onderftutten, zoo dat hij gedwongen was haar van't paard te laten tuimelen en zelf op het lichaam te ftorten dat hij het meefte ter wereld beminden. Gelijk een olmboom, daar den wijngaard zig omwind, die met hem rukt en van al zijn groente en druiven berooft, zoo't gefchiet dat men den boom aan den voet af leapt, of dat een draai- wind die ontworteld en om veer werpt; alzooging het deze tweeminnaars, voornamelijlc den Ridder, diehetverliesvanzijntrouwe gezellinne, meerals zijn eige dood zelve te harten ging Zie hier dan den een en den ander ter aarden geworpen met een onder- ling beklag van elkander te moeten verlaten. En waarlijk zij wouden wel eenige woorden uitbrengen om elkaar het laafte vaarwel te zeggen,maar in plaats van woorden lietenle niet dan zuchten,den eenen zag den ander met medogende oogen aan, en trachten haar bij een te voegen om elkander te omhelzen, ter- wi jl dat zij noch eenig leven hadden; in voegen d at op een rjjd hare oogen voor 't licht toefloten en haar B b b 5 zi».
|
||||||
y6%r ToRQJATO TaSSOOS
zielen zig t'zamen voegende ten hemel vlogen, Dc
faamftrooiden ondertuflen aan allezijden, hetge- rucht van deze toeval,'t welk zelf ter ooren quam van Reinout, daar men bode op bode aanzond, om hun te behoeden. De ongenuchten die hij door deze toe* val ontfing, de wetten der reden, en de genegentheid die hij haar toedroeg verplichten hem terftond om hundoodtewreken. maarden Reus Adraftesquam daar op aan, en hem tegen Reinout ftellende, zelf in \ gezicht van Soliman, riep; waarlijk aan de tekenen die men mij gezeid heeft, zijtgij deZelvemandieik langen tijd gezocht heb. Zekerdaar is noch fchild> noch blazoen, of ik heb 'er naarftig mijn oogen opge- flagea om door eenige teikenen mij te verlichten. Bo»: ven dat heb ik tot noch toe niet opgehouden van u bij uwennaam teroepen, engij hebt zulken verrader vanuzelven niet willen wezen om mij teantwoor- den. Wei aan dan, nu ik u hier ftaande hou zoo trooft ikmij, datgijmij, nunietontkomen, nochbelet- tenzult, datik, uwhoofdvan'tlichaamfcheiden- de, mijnbeloftenvolbreng, die ik mijn Goddinne, de fchoone Armijde, gedaan heb, van het haar op teofferen. Laat ons nu dan zienof gij het Zult kunnen befchermen en wie van ons beide het voordeel zal hebben, gij in de hoedanigheid van vijand, en ik als haar Rid der. Op deze trotfe woorden daar hij den snoedigen Reinout mee dreigden, floeg hij terftond met zijn zwaard op zijn helmet een aware flag, die- van |
||||
Van daar bpzijn ringkraagne£rviel. Maaf zrjnewa-
penen, daar de ftoffe van bezworen was, kunden met deurhouwen worden, hoewelhij, niettemin, ddor't geweld van den flag, daar onder heel ver- doofdbleef .• ook hoeklbek datden Ridderwas, zoo fchudden hi] in den zadel. Maar terftond bekomen zijnde, ftak hij hem zoo fel dwers door de zijde heen, dat al Appiloos konften niet machtig zoude geweeft zijn, omhemtegenezen. Terftond viel dezen ver- fchrikkelij ken reus j of om beter te Zeggen, Koning, die tot nochtoe onverwinnelijk geweeft was, dood ter aarden, zonder dat het noodig was dat Reinout zijn flagen Verdubbelden ; daar door dat de aan- fchouWers zoo bevreefd wierden , dat de fchrik , die zij hadden, haarbloed deed bevriezen. Soli- man zelve, die hiergetuigeaf geweeft heeft, ftond geheel verbaafd , een voorteiken van de nakende dood , die hem dreigden •, zulkx, dat hij nu niet meer wift wat hij doenzou, of aan wat zijde zich te keeren, hoe wel hij dat nooit gewoon was. Maar wie kon in de verborgendheid van de God- delijke voorzienigheid door dringen , die met de Wereldfche dingen handeld , too als het hem be* lieft? gelijkalsdengenendievanrazernij, ofeeni- geheetekoortsbezetenis, heminbeeld, gedurende zijn qualen, vreemde dingen te zien en fchrikkelij- ke droomen te droomen, want nu dunkt hem dat hij zich beweegt om een groote fprong te doen, of dier* gelijke
|
|||||||
J
|
|||||||
764. ToRQ^UATO l*ASSOOS
gelijke macht, fchoon dat zijn zwakke leden hem
niet kunnen onderftutten, en daer tracht hij weer zijn tong t'ontbinden als of zij eengefprek wou doen, fchoon dat de ftem en de fpraakhemontbreken , al- zoo wilde den onbeweegelijken Soliman hem nu wel opReinout gaan werpen (gelijk 'c niet aan hem ftond dat hij't niet en deed ) maar hijgevoeldediegemee- ne moedigheid niet meer, en zijn krachten ver- zwakten hand over hand, een verburge vrees die hem beving verdoofde al de vierigheid en dapper- heid inzijn hart. Gequeld zijnde van verfcheide ge- dachten, zoo wift hij niet waar dat hij ftil ftaan, of wat raad dat hij nemen zou. Evenwel was zijn voor- nemen niet om te wijkcn, noch zijn toevlucht inde vlucht te nemen. Terwijl hij in deze twijffeling ftaatgaf hem Reinoud, die verkoren was hem van de wereld te zenden, geen tijd meer om hem te be- ramen, want de hand aan 't zwaard flaande, viel hij op hem aan met een moet, die hij, ik en weet niet hoe ver boven de gemeene kracht der menfchen fcheen te hebben, daarom boog hij voor de flagen van zijn overwinnaar, zonderhem eenig tegenftand tebieden. En zeker 't gene hier in hetaanmerkens waardigftewas, is dat zijn dood met van zijn dap- pcrheid verminderden. Want boven dien dien dat hij de flagen diemen hem bracht niet ontweek, zoo loofdehij de minfte zucht niet en deed geen ding, -t welk zoo weinig als het mocht, de heerlijkheid van
V ________
|
|||
Verhfte Jirtt&fllenLj. 765
vanecnkloekmoedigRidder verkleinden. Ziedaar
hoe datSolimandoorReinoutshanden fturf, nadat hij in verfcheidcn gevaarlijke ontmoetingen, daar hij'tnuhecbefte en dan weer hetargfte gehadhad, geweeft was; hierin niet meer gelijkwezende een anderen Antheus, die zoo dikmaals van der aarden , als hij ne£rgeflagen was, met meer fterkten als te vo- ren, oprees. Want dezezal van zijnlaafteval, nim- mermeer we^r opftaan. Deze dood zoo haaftniet gefchied zijnde, of het gerucht was daar van over al door't oorlogfveld verfpreid, zulkx dat het geval, hoe onftandvaftig dat het was, hier niet langer d'o- verwinningdarde in twijffel ftellen; en zonderlan- ger t'overwegen, voegde zich geheel aan de zijde derChriftenen, ornonderheurStandertte ftrijden. Hier door verlieten nualde bendenderOngeloovi- gen licur plaatfen, en begaven haar opde vlucht: Zelf de gene die de hoofdbanier droeg, onder de wel- kedevoornaamfte machtvanhet geheel Ooften op- trok, was vande eerftendiede rugwende, invoe- gen dat zijn vlucht, die van de geheele bende, die men d'Onftern-elijkeplagttenoemen, veroorzaak- ten,-maardie haarnu bedwongenzagenomdietij- telteverloochenen; 'twelk evenwel tot groot har- tenleet van Emirenes gefchieden, die te vergeefs, door kracht vandreigen en verwijtingen, den op- perften trachte te doen ftand houden: Bloode als gij zyt, fprakhijtothem, zijtgijdegenenietdievoor Zoo 1
|
||||
- .
j66 ToR<£T7AT0 TASSOOS zoo veel brave mannen hebt voorgegaan, en met den
koninglijken Standert van onzen magtigen Monarch vereerd zijt? Rimedon, gij weet dat ikze uzelf in handengegevenheb* om weder in Egipten te brenr gen: hebt gij dan zoo weinig moed, ziende uwen Veldheer van alle zij den befyrongen, dat gij hem in dennood verlaat? Rampzialige, wat meend gij te doen? Begeerd gijute bergen, keerd dan met mij wee'rom, dat is d'eenige middel om q te behoeden : en zoo gij anders doet, t wijffel niet, of die weg zal u recht in de dood leiden. Rimedon door deze woar- den getroffen zijnde, wende terftond zijn aangezicht omj heel van gramfchap ontfteken, en over zijn bloohartigheid verzet. Emirenes hem herfteld heh> bende, beraamde voord te varen» om te zien of hij de overige geen ftand zouw doen houden, door ern- ftiger vermaningen: hierom begraauwde hij de ee- nige en floeg op de anderen, Zulkx dat hij de genen we£rmoed gaf> die terftond nietdachtenals om de vlucht te nemen, en maakten datfe haar noch eenige hope gavenvanhett'ontkomen. Maaronder al die flagorde vanKrijgers, was'er niet een, wiens dap- perheid bij die van Tilafernus gelijkbad , die, om de waarheidte zeggen, dezen daggroote proeven van zijn dapperheid gegeven, en zich kloekmoedig in't gevecht gedragen had; want hij was de eenige diedeNoormannen op de vlucht dreef: bovendie, verftrooidenbij hetmeeftedeelvaadeDujtien, en brocht
|
||||
Verlofle Jerusalem-). 767
brocht met "zijn hand om, Gernier, Rogier en Geer-
raard , hem kloekmoedig in't grootfte gevaar van den ftrijd hegevende, daar hij wel betoonden dat hij 7.ich weinig met zijn leven bekommerden, door dicn hii door zijn brave daden zijn faamonfterffelijkkon maken. Dezen hoogmoedigen Krijger wierd den bravcn Reinout kennende, hoe wel dat den zilveren Arend die hi) in zijn wapens voerden heel rood van't bloedzijner vijanden was. Ikweet, fprakhij, dat ik mij een gevaarlijke xaak gaa onderwmden. Maar daar kome af wat wil, ik bekommer mij nergens mede> indien den Hemel mijn flout beftaangunftig isen Armijdemaarmach gewrokenworden. O Ma- homet , zoo 't gebeurd dat ik door uw hulpe, d' overwinning, op dezen vervloekten Moordenaar vanuw dienaars verkrijg, ik beloof u dan den roof om uwTempel mee te vercieren. Tifafernus deed dezegebeden, endeedzevergeefs, omdatzijnval- fchen Profeet die niet kdn hooren. Ondertuffen trachte den wreeden Heiden zijn gramfchap op te wekken, die door de kracht van't vier der liefde on- ftak: hier in den leeuw gelijkende, die om zijn zel- ven te vertoornen, hem met zijn eigen ftaart flaat. Dezen onverfaagden al zijn krachten verfamelende, om den aanval te beginnen, gaf zijn paard de fporcn, Reinout deed'tzelve van zijn zijde> envergat niet van'tgene dat een dapperc moed kan overwinnaar waken. Terwijl zij zoo fcherrnden, weken al de ge- ne |
||||
768 Torq^tato Tassoos
ne in't rond ter zijden, en ftonden zoo verbaalH over
de flagen die zij elkander gaven,datfe bij naheur eige twiftvergaten. Maar zoo de een van deze Strijders niet de& als flaan, den anderen in tegendeel, floeg en Wondeal teffens, als fterkerenbetergewapend zijn- de als den Heiden, die alreede zijn fchild verloren, en zijn helm in verfcheideplaatlen deurhouwen had. Terwijl dat dit gefi-hieden zag de fchone toveres,die daartegenwoordigwas, haar ongelukkigen Ridder metmee'waardige oogenaan, enbedroefde haar te zien, dat zijn harnas over al ontnageld, zijti krachtcn verzwaktj en zijne vijandenaan zijn zijdewaren, zulxdatde band die haap t'zamen hiel, nutezwak was en noowendig zich raoft begeven, en hij op de vlucht gedreven worden. Zij zelve, die nochflus van zoo veel brave krijgers omringd was,ziende haar alleen op heur wagen over gebleven, vreefde datze gedood of flavinne gemaaktzou worden. Indezen uiterftenoodgebrochtzijnde, hadfe eenfchrikvan haarleven, zoomishaagde het haarte zien dat haar Ridder buiten alle hoop was van overwinnaar te wor- den en datdien volgende haar onmogelijk was haar gewroken te zien, Hier op daaldeze half razende van heurw agen, en klom haaftig op een goed paard dat- ze met vollen toom voort"|Oeg, met haar voerende de gramfchapenliefde die haar nimmermeerverlieten. zoo verfcheen eertijts Kleopatra Koninginne van Egipten, toenze indeZeeflagdoorkrachtvanroei- riemen
|
||||
Verhfte JeruzalenLJI j6$
rlemeo i<t hoogte gewonrien had, lateride haren Ant-
. bonijin de gcnaje der Zee en der vijanden, geduu* rende het goed gel uk van Auguftus, die dezenge- trouweji minnaar d'overwinning lief, om deze ithopnheid tevervojgen, diehijmeer akzijn leven. en al de rijken deT wereld achte. Doch hoewel dac de vim ht v'fin Armijde niet al te openbaar was, eved- Wtl wjerd het TiiVfernns terftpnd gewaar, wanthij .alrijd e-en wakend oog hield op zijn Meefters, die hij .Zander twijfel gevolgd Zouw hebbgn, zooReinout diebent;^oo dieht itaaride hield het niet belet had. Ondertuffenzoorasalsden Heiden, diezijn eenigen trooft was, zag verdwijnen, zoo fcheen 't hem, als of de Zon van ons wet k om plaats voor de nacht te maken. 't.Welkd'oorzaak was dat hij heelrazende van gramfthap, tegen den Ridder die hem beletten zijn minrmres te volgen, zig wanhopig keerde ea hemeen,flggva,n ter zijden opdeoogeatenvanzijn, helmgaf, :datde zWaartevan zijnZwaard dezemaal te vergelijken wasbij dehamers der Cijkloppen,wan» neevzeorndenblixemvanlupiter te fmedendoorel* kander op de aartbeelden flaan. maar hoe ftijf dat den Ridder zig hield, echrer was hi) gedwongen zijn- hals te buigen en te neigenop het hpoft van zija pa.ird. Evenwelherfteldehij zichzelve terftond be- fchaamd zijnde zoo qualijk van zijn vijand gehan- dcld te wezen, Daarna hem in zijn flegelrepen ver» befFende, flak hij hem door 't borftharnas rechtin C c c 'thar-
|
||||||||
A
|
||||||||
. .__ ....___
|
||||||||
i '■—--, —_$ ........... ...
|
||||||||
■■.^yiM!.ri'i"«!f«5l - ** ~- "
|
|||||
770 ToRQIJATO TaSSOOS
't barte dat het achter uitquam. Deze rampzalige
ftorten toen zij n bloed zoo wel van voren als van ach- teren, met welk zij n Ziel door deze dubbele opening eitvloog. Na deze gedenkwaardige wapendaad, ftond den kloekmoedigen Reinout ftil, ziende aan watzijde dathij de vijanden noch moft belpringen, ofde zijne te hulp komen, raaar als hij haar geheele Leger verftrooid, en al heur vendels ter aarden zag leggen, gebruikten hij matigheid inzijn overwin- ding, eodeezijnvierigheid, die hij in den flag ge- bruikten , een weinig verkoelen; zijn geeft daar na geftild hebbende, wierd hij aan de Maagd indachtig, die hij daar flus zag vertrekken en alleen wechvlie- den. Hij vertoonden toen zichzelve, datdewetten der beleefdheid, envandeplicht, hem verbonden zorg tedragen, voor 't gene dat die raakten, 00k wierd hij indachtig dat, toen hij van haar fcheiden, hij haar beloofden hem altijd heur Ridder te noemen, en in die hoedanigheid haartedienen. Hij reed dan na heur toe, en volgden heur paard op het (poor na. Ondertuflen quam crongelukkige Princes in een een- zaam dal, het welk zeer bequaam fcheen om den ge- nen, diehetongeluknoodigd omhetleventeverla- ten, totde doodtedoen bewegen. In't aanlcomen Was zij wel vernoegd, dat het geluk haar in deze Woefte plaatfe, daar zijop d'aardefteeg, gevoerd had. Hier, heur boog en pijlkoker neerleggende, Iprakfe; Ongelukkige wapenen, wat is't mij een groote
|
|||||
VerloJU Jertewiem-*. 771
groote fchande ute zien , en weder uit den flag te
brengen, zondereerrweinig met het bloed van niijn vijand bezoedeld te zijn! ik ben wel te vreden u voor eeuwig begraven telaten, terwijl gijhet ongelijk, datmijgefchiedis, zooquahjkgewroken hebt. E- venwel, fionnuttepijlen, ikwil niet dat men zeid, dat 'er tcgenwoordig onder u geen bebloede zijn. Zooalleandereharten ufchijnenvan diamanttewe- *en, mogelijk zaldat vaneen vrouwzoo hard niet ■aijn, dat gij h« niet zoud kunnen quetfen : wend u dan tegen het mijne, ikgeef het u naakt ten beflen ; laathier uwoVerwinningvcrvuld worden. Helaas! dit hart is zoo hard niet dat her niet kajo deurboord Vorden, ende wreedeliefde, die nooitzijnfchich- ten te vergtfefs fchiet, weet het al te wel: doet mij. dangevoelen, datuwe punten bequaam zijnom te wonden, op dat ik't u vergeef, zoo ik alleen de fte- ken ontfang, die gij anderea niethebt kunnen ge- V-en. Enwaarlijk, Armijdeis welongelukkig, tot deze uiterfte nood gebragt te zijn , datfe van nie- mandanders alsvanuhet eindevanhaarqualen ver- wacht. Welaandan, terwijl dewonden alleen de bequame hulpmiddelen zijn om ons te geneZen, laat ons 'er dan nieuwe voegen, bij de gene die wij alree- de in de ziel hcbben j terwijl een pijl ons gewond heeft, dat een pijl ons wee'rgenees, en dat de eenige dood tot hulpmiddel ftrek, vcor de liefde die ons herte ziekgemaakt heeft. Eilendige Armijde, hoe C c £ x geluk-
|
||||
fjl ToRQJATO TaSS.OOS
. gelukkig zultgij zijn, indien gijna uwdood deZe
gevaarlijke peft niet mede naar bene&n v»erd, em dc hel te befmetten! datdeliefdevanmijafwijk, endat niemand als de verfmaadheid mij vergezelfchap, en altijd mijn fchaduw volg \ of zoo het wezen moet dat deze drift mij moct verlaten, datzij dandengenen bezitj dieeerfteldinmij teverfitiaden, en hem zoo quel, dat geduurende de nachten, befchikt totde ruft der iterffelijken , zijnflaap, door verkhrikke- lijke droomen en geduurige ongerulligheden, ge- broken word. Haar klachten geeindigdhebbende, Zochtfe defcherpfte vanheur pijlenomhaar hart te deurboren; maar Reinout quam daar wel van pas om't tebeletten: want haar gereed zicnde ornhaarzelve dendoodfteck, diealredeopbeur bleek aangezicht gefchilderd frond,te geven, vatte hij haar bij den arm en weerhieldze. Armijdegevoelendedatze weerhou- den wierd , wurp haar terftond met ten veracht we- zen op d'ander zijde; gelijk als een fchoone bloem die men half afgefneden heefr boogfe haar hals langfaam neer, en bezweek terwijl dat denRidder haarmet zijn een arm onderfteunende en met de anderehaar boezem bedekte. Alsdoenophaarbuigende, ftorte hijopheur fchoone hals en op heur aangezicht, een weinig tranen, die haar ongevoelijk deden bekomen, gelijk men een oetverfde rooszijneerfte fcboonheid weer ziet hernemen , zoo'r gebeurd dat de blonde dageraad des morgensdaar eenige droppelen daauw op
|
||||
Verhfte Jerusalem-). 773
op neerftort. Terftond beurdeze haaraangezicht op,
zwemmende in de tranen van haar Minnaar, die zij driema^t aanzag, eri daar zij drie maal haar oogen afkeerden, gelijk offe verftoord was, zooeenwaar- dig voorwcrp te zien. Daar na trachteze met cen zwakke hand, den arm van die haar onderftutten, wech te ftooten. Eindelijk, ziende datle haar niet ontflaan kon van den Ridder, die zij mogelijk bemin- den, hoe wel datzij't niet liet blijken, vermeng- den zij heur woorden met heur tranen, zonder datle even wel haar gewaardigde hem aan te zien. Barbaar, fprak zij tot hem, die ik even wreed gevonden heb, eninuwvertrek, eninuwweerkomft, ikwenllewel teweten wieuhier leid? zeker 't geeft mij wonder- lijkvreemd, dat een menfch, diegeen werkmaakt als om andre te dooden, mijnruft komtftoren, en mijn dood belet. Waarlijk, dat gij het leven van de rampzalige Armijde tracht te behouden, is anders nergtns om, uls haar tot een grooter fmaad te bewa- ren. Helaas ? ik kan uw valsheid al te wel, maar wat kan daar docheen menlche tegen, diezooongeluk- kigis, dat men haar belet heur leed te verkorten, wanneerze op het punt is om het door de dood te ein- digen? Owateerzult gij verkregen htbben, wan- neer men voor uw zegewagen een vrouw geketend Zal zien gaan, die gij nu met geweld genomen , en te voren verraden hebt ? Ditis't gene daar gij opftof- fen kond, en de grootfte tittel die men u ge ven kan. C c c 5 Zeker,
|
||||
~.t.-™w. j.i,U]. i i!((l)l|.pip.i,.ii«w-"W" ■ ■-
774 TORQJJATO TaSSOo's
Zeker, gelijk ik voor dezen van u wel vergenocgd,
teffens de vrede en het leven verzocht hcb, zoo*zou het mij nu ecn groote vcrtrooftinge zijn, mijn beklag door mijn dood te eindigen. Evenwel verzoek ifydie nice van u , om dat ik al het gene dat van u komt haat. lkzalzelve, owreede, mij van uw ticrannije ver- loflcn, op wat wijze dat het 00k zij; en zoo gij mij geketend houd, en belet mijn toevlucht tot het ver- gif, de wapenen en de verplettering te nemen, even- wel zal ikniet nalaten mijeen weg tot de dood teo- penen, die gij mij niet xult kunnen fluiten. Laat danvoortaan af van vleijerijen tegen mij te gebrui-> ken, enhoudopvanuwgeveinfdheid, diealtege- meen is. Deze klachte deed de bedroefde Princeue, en bevochtigde endertuffen heur aangezicht met een beek van tranen, die uit gramfchap en liefde fproot, Daar Reinout zich gevoellijk af toonden, haar Zoo zoet handelende als hij kon, en om haarweer te ber- ftellen, vergat hij met van't gene dat bequaam was omhaartevertrooften. Armijde, fprak hij tot haar, verftoord u niet ik bid u, ik bewaar u tot het opper- ftegebied enniettotverfmaadheid, indehaedanig- heid van dienaar en geen vijund. Zoo mijn woorden niet machtig zijn oinu hierde waarheid af doen te gelooven, zietdanhoedeeeden, dieikudoe, door mijn tranen beveftigd worden. Ik zweeru, datik u op den Troon herftellen zal, daar uwVoorouders geregeerd hebben, en of het den Hemel beliefde, dat
|
||||
Vtrlojle Jerusalem*,). yj$
dat van boven u cenigc verhehting quam , die de
wolken van het valfch geloove, daar gij nu in leefd, v verdrcVen! Zoo dat gefchied, dan moogt gij u be-
roemen, de grootfte en gelukkigite Princes van het . geheelOoften tc zijn. Bij, dtzebetuigjnge voegdeft
den Ridder zijn zuchten en gebeden, die terftond Armijdes gramfchap deden verdwijneii, gelijk mea een hoop fneeuw ziet verfmelten door de ftralcn van deZon, ofdoordenheetenademderwinden. Wei aandan, antwoordeZehem, laat ors niet meer vaa het voo,-leden fpreken, ik ben hereid om u te ge- hoorzamen, en uwe geboden zullen mij voortaan voorwetten verftrekken, die ik onverbrekelijk zal houden. Geduurende dezen inval, zag den Veldheer van
Egipten zijn ftanderd om ver, en den ftarkeft Rime- don, die hem voerden, door een flag van den on. verwinnelijken Godefrooy, ter aarden geworpen. Boven dat bemevkten hij, dat al de gene van zijn zij- de, ofdood, of verftrooid waren. Hieromvanmee- ninge zijnde, indezen uiterfte nood, hem niet als •en Moodaard te dragen , ging hij iemand zaeken iten wienshand dat hij ecrlijk mogt fterven. Hij ftak zijn paard dan tegen Godefrooy, om dat hij niemand zag die hij zijn gramfchap waardiger acbten; en waar dat hij deurftreefde, liethij bf ave tekenen van zijn dapperheid. Maareer dat hij bij hem quam, riephij hem toe; Heer Ridder, ik kom hier om de dood van Ccc 4. uw
|
||||
fj6 ToRQJJATO TaSSOOS
uWhandea te ontfangen; evenwel lA ik net zoo ma-
ken , dat mijn val uw ondergang zal mee" rukken. DitZeggende, floegenze opeikandertoe. In'tbe* gin van den ftrijd wierd des Franfmans fihild ge- kloofd, en hij in den arm, daar hij het mee" voer* den, gewond : en d'andre wierd ondertuffen zoo ft] 'engen flag op't hoofd gegeven, dat hij heel ver- doofd in den zadel bleef zitten: terwijl dat hij trach- tezich we£r te herftellen, kreeg hij wear eenandre flag in den buik, daar hij van ter aarden Itorte, zon* derooit we&ropte ftaan. Nadezen, diedenVeld- heer van'tLeger was, wierden alle d'andre aan ftuk- kengehouden, ofopde vluchtgedreven, zoo vie- rigvervolgdendenHartogzijnoverwinning. Maar (lis hij Altamor tevoet, geheel van bloed bedekt, inetzijn degen indevuift, half gebroken, en zijn helm door midden gekloofd, van meer als honderd vijanden die hem befprongen, ftaan zag, trad hij toe, enrieptotdezijne; Houd op van hem meer te befpringen; EngijbravenRidder, weeft mijn ge-> vangen, ikbenGodefrooy, Veldheer van dit Leger, Hoe wel dat Altamor zoo moedig was > dat, waarhij over al voor dezen geweeft had , hij nimmermeer de grootheid van zijn moed verminderd had , hooren* oe tegenwoordig deze beroemde naam, die van Etio- p;e tot aan het Hiperborifche gebergte welrgalmde, antwoorde hij j Ik ben wel te vreden ( hem het ove* sigevan zrjn&wawl bjedende) tcvoldoen het gene S'j
|
||||
[Verlofte Jeruzafem^j. fjj,
gij raij zegt; want gij zijt d'eerwgfte man ter were d
die dat beft verdiend: boven dien dat uwe over- winning, u niet minder heerlijkals vorderlijk zijn zal: want ik ben Altamor, Koning van Perlen, dat een Koningrijk is, rijk in goud en gefteenten, 'twelk gij voor mijn lolgeld hebbenzult,en daar mijn vrouw niet latenzal heurringenenjuweelen bijtevoegen. Dat believe God niet, antwoordendenHartog, dat de begeerlijkheid der rijkdomtnen ooit eenig vermo- gen op mij zouden hebben; bezit na uw begeerten alle fchatten die men u uit Indien brengt,en verheugt 'er u vreedzaam in: ik maak geen werk om 't leven der menfehen te verkoopen, hiergekomenzijndein de hoedanigheid van Soldaat en geen Koopman. Dit Zeggeiide, ftelde hij Altamor onder de bewaring van zijn fchutters,en liet d'overgebleve voort vervolgen; daar hij zekergeen groote tegenftand bij vond, om dat de weinig vijanden die daar overfchoten, meeft alinhaar bolwerken zochtentevluchten orahaarte bevrijden, maareerdatfediewonnen, wierdenee- nige aan ftukkpn gehakt, en d'andre-om hals gebrogt in't befloteveld, datin't begin meteen geweldige en fchrikkelijke moord vervuld was. Want hetwas een afgrijflehjke zaak te zien, hoe dat de beken van bloed uitdeee'ne huti.*i d'anderftroomden, bezoe- delende den rijken roof der Barbaren, diegewoon zijn metzooveel prachten heerlijkheid ten oorlog tetrekken. Dit was eindelijk d'overwinning die den C c c j Har-
|
||||
77§ Torq^Tass. Ferl.Jeruz,.
Hartog Godefrooy op zoo grooten getal vijanden vcrkraeg. Hebbcnde dit gelukkig ten einde gebragt, voor den ondergang van den dag, vowde hij zijw zegepralendLegerindeheilige Stadvan JERU- ZALEM, die voor deZen de woonplaats was van onzen Zaligmaker: daar hij, zonder zich eerit te omwapenen, vergezelfchapt met zijnoorlogfvollc,. recht na den Tempel ging; en na dat hij het heilige Graf van Jezus Christ us aangebeden, en zijn beloften gedaanhad, heiligden hij hem zij- ne Wapenen, onder den voornaamften roofzijner vijanden. |
|||||
B L A D-
|
|||||
BLADWIJZER
voor den Boekbinder, om
de Platen te ftellen. Voor't eerfte Gezang. F«f.i.'
Voor't twtede Gezang. 4,0.
Voor,t derde Gezang. 84,,
Voor 't vierde Gezang. 116.
Voor'tvijfde Gezang. 15-8.
Voor V zefle Gezang. 198.
Voor ,t zeiiende Gezang, 14.1.
Voor V achtfle Gezang. 191.
Voor ,t ntgende Gez-ang. 3 zy.
Voorsttiende Gezang, 564,.
PWV e//% Gezang. j^y.
fW V twaalfde Gezang. 4.16.
Voorst dertiende Gezang. 4-71-
Voor't veertiende Gezang, 5°4-
Voorstvtjftiende Gezang. r5r.
Voorst zeftiende Gezang. SS9-
Voor't zeventiende Gezang. yo 1.
Voorst acbtiende Gezang. 6x6.
Voor ,t negentiende Gezang. 66%.
Voor'ttwintigfte Gezang. yX%t
8 I ^CT> 6.
|
||||