\\ / ■■
\\ , /
Bibl. Hendrik Kraemer Inst
7110 UJZ a I4U
-ocr page 4- -ocr page 5- -ocr page 6- -ocr page 7- -ocr page 8- -ocr page 9-VCooghjl^U inJ^\'Soeak enp^ien JiHncktl. J ó Ö Z ■___
-ocr page 10- -ocr page 11-KI TNA-\'MSING-AN
KI CHRISTANG,
Ka
Tduki-papatar-en-ato tmctuug tou Sou
mu/
DES
Inde
m 5-Z c
,>r»f>: «z
t\' Amfterdam , by Michiel Hartogh, op den
Hooghftraet. i 6 6%,
hoeck van de Oude
Mattheit 37.38.
Iran? ta kaajam-min, ra matitjng ta Tama-iroung.
Jnna ta tmcu-mlmi-â hi MEl^A NG hi ajam-man, ka mu-
mung-êh tyn madingi ta mei-roung~ab ton ajam-man tjn.
Hattóet 9Î 37*
De öoghfl: is wel groot, maer de arbeyders zyn weynige.
Biddet dan den Heere des Ooglïs, dat hy arbeyders in
zynen Oogfts uytftoote.
Godtvruchtigen en Befcheydenen
L E S E R.
Eynighe maanden geleden is het
ooge van de Waerelt voorgedragen
fèecker Translaat van de twee H.
êuangelijlen oSA/Tatthem ende fohannes
inde Fonnofaanfche taal. Een werck, eerft by
my, door Gods genadigjhen Zegen, onder
fulcken hulpe als ick gevonden hebbe, ont-
wurpen > ende immers tot lbo een geftalte ge-
bracht, dat \'et met tamelijcke ftichtinge, door
Af-fchriften > onder de nieuwe Chriftenen 5
gebruyekt geworden is.Tfedert heeft 5ét lèlve3
door veel goede verbeteringhen, fulck een
gedaante bekomen 3 dat de E.E. "Broederen Tre-
dicanten aldaar \\ fèlve dendruck waerdich ge-
oordeelt , en oock daar toe voorleden jaar
over gefonden hebben. En fchoon ick altoos
van oordeel gew7eeft ben, en als noch blyve ,
dat men fulcke overlettingen, infbnderheyt
wel van Schriftuer-ftoffe, niet te veel vertrou-
* 3 wen 3
-ocr page 14-wen > end\' overfulx de felve feer langfaam tot
den druck brengen moet , fbo en heb ick ech-
ter, op myn eygen oordeel, de verwachtinge
der B. E% \'Broederen van Formofa, niet willen te
kort doen, maar veel liever, hier toe ernfte-
lijck verfocht, tot voldoeningh harer begeer-
te 5 door een laftige Correctie, toe brengen wat
in mijn vermogen was. Oock hebbe ick dit
met minder bekommeringh wel konnen hel-
pen vorderen, om dat \'et maar is een Trans-
laat, en dat in een vreemde ongecultiveerde tale >
welcker ware gronden noch meerendeels on-
bekent zijn, waar inde eerfte beginfèlen by
lieden van eenige befcheydenheydt en oor-
deel > indien juyftniet veel lof, altoos eenige
2>enevolenüe plegen te ontmoeten: Waer by
noch komt 5 dat et over Zee gekomen is > met
een habijt veel verfchillende van het eerfte,
door my het felveaengetrocken? waarover
ick den gantfchen lof van dit werck gaerne
overgeve aan de befcrgers vaode laatfte ver-
anderingh, te vreden niets voor my overich
te behouden, als de Confciemie van eenen goe-
den willen. Maar
Maar ick verneme meer reden van bekommeringh om-
trent dit teghenwoordigh werek, omdat ick daar aan meer
eygendom hebbe. Hebbe dan noodich gedacht hier over dit
naarvolghende te fegghcn. Nademaal met het vertreckdes
Eerw.T>.l^obertiIunii ^.g. (die fijnen getrouwen yver en naer-
ftigheyt meer door mondeling onderwijs, als wel met yets
ftichtelijckx tot langduriger behulp by gefchrifte tTamente
ftellen, onder gevolgen van vele goede vruchten, heeft be-
thoont) de nieuwe Formofaanfcbe Cbriftenen niets en hadden
als een feer gebreckelijck For muiier tjen, foo is, door ordre
van den Ed. Heer Gouverneur en fijnen K\\aadt, by de E. E.
T*D. Simon ~van \'Breen, en Iobannes Happartius (namen die we-
ghen haere groote dienften op Formoja nimmer en moeten
ïlerven) tTamen geftelt een accuraat en wijtloopich Formulier
naar de ordre onfes Catecbifmi, \'t welck de lieden, by gebreck
van Predicanten (een feer ordinaris ongeluck, vermits de
ongetempertheyt der lucht in die Geweften) tot eenighe
toevlucht, en ordinaire hulpe tegen hare onwetenheyt wefen
mocht. Nochtans , alfoo dit werek te laftigh bevonden
•wierdtjOm de memorie te werden ingedruckt/oo is geraad-
faamgevonden, uyt het felvs een beknopter en korter uyt
te trecken, en dat is\'t gene den Lefer al hier voorkomt. Dit
heb ick dan foo bekort, met foo veel behulp als ick hebben
koft, niet londer veel hooftbrekens gebracht, in een tal e
die in de Dorpen SoulangyMattauwrCinckan, (Bacloan, Ta"Vokany
leyorang, Dorko en Tilocenr gefproken en verftaan werdt. En
naardien het voornaamfte,immers het aldernuttichfte werek
onfes dienfles beftont, niet alleen in het prediken, maar wel
voornamentlijck in het Catecbiferen, en dat elck Tredifant ver-
feheyde Dorpen waar te nemen had t (gelijck my inde eerfte
Jaren acht aenfienlijcke Dorpen, dry, vier, fes, jae, feven
mijlen liggende van den anderen ter befhrginge waren op-
gelecht) foo heb ick noodich geacht, my fel ven niet ton-
nende aan vele plaatfen gelijck mededeylen, over dit ordi-
naire Formulier ? \'t welck inde memorie wierdt gedruckt, een
gemeynfaame verklaring dier vraagh-ftucken, by forme van
korte vragen en antwoorden, in gefchrift te (tellen,\'t welck
de Schoolmrs. ioo Nederlanders als ingeboorne, overal in
mijn afwefigheyt, tot eènige informatie derverftanden,inde
Scholen gebruycken mochten. Dit heb ick dan foo in\'t
Duytfcb en Formofaans t\'Tarnen gebracht, feecker byfonder-
lijck tot mijn eygen gebriiyck, inde Dorpen ende Scholen
mijne forge aanbetrouwt en geenfins met die gedachten, om
ditalgemeyn temaken, en alderminft om\'t fel ve door den
druck, onder het ooge vande gantfche waerelt te brengen:
gelijck \'et oock is een werck,fonder enige aandacht of ftudie
uyt depenne geworpen,ick foude durven feggenfbnder een
eenige letter in het eerfte ontworp verandert te hebben, ge-
lijckmen plach ontrent faken, die men enckelijck voor fijn
eygen Domeftijcken behoudt,en waar van men noy t en denckt
rekenfchap te fullen moeten geven aan anderen. Nochtans,
hetfelvenaderhantin te trecken, daar\'t reetsdoor foo veel
af-fchriften in foo veler handen gekomen was, en ismy niet
mogelijck geweeft; oockniet geraadfaam, om mijnes ielfs
wille alleen, den druck te verhinderen, daar het volgens het
oordeel der E.E. {Broederen aldaar, felfsbuyten mijnen raadt
of minfte kenniffe, tot den druck overgezonden was. Noch
minder, als ick vernam ? dat de E.E. \'Broederen volgens hare
vry-
Jl
-ocr page 17-vryheyt, hier en daar al yets verandert, toe en afgedaan had-
den : hoewel ick van herten wenften, defe veranderinge foo
groot geweeft te zijn, datter niets van het mijne overgeble-
ven en ware. Dit meyne ick fal genoech zijn,om den föejcbey
denen Lefer de ongefchaafthey t van dit werck met een goet-
gunftich oordeel te doen overfien. Geene bekommering
vooreyghen eere heeft my moeten gedachten doen opne-
men, tot naardeelvan een feeckere verwachte ilichtingh.
Maer ick moet hier, tot voldoeningh van de weetgierig-
heydt van fommige, by voegen de maniere van onderwij-
fïnge, tot opbouw der Formofaanfche Chrijlenen in mijnen tijt
gehouden. Al het volck wierdt in yder Dorp verdeylt in
ouwdelieden, in jonger Mannen en Vrouwen ,en in kin-
deren. De Mannen en Vrouwen wederom in driehoopen;
welcke yder hare weeck, de Mannen \'s morgens vroegh van
den vieren tot den feflen, de Vrouwen des namiddaghs van
den vieren tot den feflen ter fchole quamen: daar men begon
met het Gebedt, een Capittel uyt de overgefette Euange-
liften voor-las,dan haar dit Formulier inde memorie indruckte;
\'twelck gefchiede door middel van feeckere Schoolmrs. die
haar fetteden elck in het midden van ontrent fefthien a twin-
tigh perfonen, onder welcke fy dat Formulier voor, ende de
Difcipulen naar feyden, en alfoo \'t felve feer geluckelijck
van buyten leerden: hier naar wierdenfe een half ure,
tot informatie van hare verftanden gecatecbifeert door den
Predikant inde Dorpen daerder een woonde , in andere
door den bequaamften SchoolnF. uyt defe jegenwoordige
t\'famengheftelde Catechifatie : en wierden alsdan met het
Gebedt weder wegh gefonden. De kinderen y Jongers, en
* * Meys-
-ocr page 18-Meyskens quamen voor en naar demiddagh ter fchole, in
fommige Dorpen drie vier en meer honderden fterek: Defe
wierden onderwefen in het leien , ich rij ven, iinghen van
Pfalmen, Gebeden, memoriale kennifle van \'t Fonnulier des
Chriftendoms, beyde in J)uyt[ch en rormofaans: het weleke
voorwaar iiilcken gezegenden voortganck nam, dat\'et, by
naerftich achtervolgh vry wat groots beloofden: gelijck ick
oockt\'federt hebbe verftaan, dat\'et oogmerek tot voort-
plantinge van de Nederduytfche tale aldaar feer gelucke-
lijck wordt bereyekt. öns voornemen was het daar toe te
brengen , dat geene uyt de kinder-fchool tot de fchole der
bejaarden en wierden overgefet, dan die alles, wat de me-
morie te vergen was, volkomentlijck vaft hebben fonden:
om dan de bejaarde minder moeyeUjekhey dt cn tijdt te ver-
gen , en haar alleen door Catecbifaiien in het verftandt des
Chriftendoms teoeffenen : \'twelck ick vertrouwe als nu wel
te zijn behaalt. De oude Mannen en Vrouwen quamen een-
maal ter weeck, des Saterdaghs: wierden alleen onderwe-
fen inde Gebeden, Artijeke!en des Geloofs,thien Geboden,
en in een feer kort begrip der Religie naar hare fwackheydt
gefchickt, waar aan fy wereks genoech hadden. De bejaar-
de quamen alle gelijck yder Woenfdagh tot de ^epetitie. Op
den dagh des Heeren quam het gantfehe volck by den an-
dren, en wierdt voor en naar middagh een predicatie, of
door een Schoolm1\'. voorgelefen, of door een Predïcant,
daar\'t vallen konde, gedaan.- En warender over cenighe
dier Predicatien Catecbifatien toegefteldt , uyt weleke de
gauwfte onder haar, in het aanhooren van alle de andere 3
wierden ondervraaght. De Predikanten waren fonder op-
houden befïch de Scholen inde Dorpen haar aanbetrouwt
te Vi fiteren, op dat de ordre des onderwijs ingevoert, door
de refpeclive Schoolmrs. wel onderhouden wierdt : Daar
komende, den voortganck van haar leeren te onderfoec-
ken, ten welcken eynde naauwkeurighe notitie gehouden
wierdt 3 hoe verde yder gekomen was: Alle Sondagen, dan
defe dan gene Dorpen te befoecken, aldaar te prediken,
ende jonge kinderen te doopen : Ende op dat men in allen
defen te gerader welen mochte, foo wierdt op feeckere
tijden, door ordre van den Heer Gouverneur en lijnen
een goet getal foo tfolitike als I\\erckelïjcke uytgefonden, om
den voortganck van dit werek, dan in heteene, dan in het
andere gewefte naerftelijck op te nemen, en by gefchrifte
over te brengen. Dit zijn, Èeminde Lefer, in mijnen tijde
geweeft de ordinäre middelen ten opbouw van het Chri-
flendoin onder de Formofanen in \'t werek geftelt: die de goe-
de Godtoock niet onvruchtbaar gelaten heeft ,fcboon on-
derwijlen het fucces niet en hebbe beantwoordt den ophef,
die men ydelijck al voor vele jaren, daar van , in ons Vader-
landt gemaackt heeft.
Ick fal nu eyndighen met een woordt van lof, over de
ongemeyne goetwilligheydt, en overgrootemildadigheyt,
van de E. Ed. Heeren <Bemndthebberen en Hoocb Jchtbare Re-
genten yan Indyen, welcke HareE.E. wel geheel de Indyen
door, maar infonderheyt op Formofa, tot uytbreydinghe
van Gods eere , en uytvverekinge van foo veler Heydenen
fcaligheyt, t\' harer ontfterfelijcken roem, tot overtuyginge
van alle quaat willighe, foo vele jaren hebben bcthoont
en noch bethoonen. Gezegendt moeten Hare E, Ed. dier
* * 2
-ocr page 20-wegen lijn van den Heere, die hare godtvruchtige herten
noyt en late verflauwen in defen goddelijcken y ver , maar
veel eer de felve noch meer doe ontbranden P op dat Hare
E. Ed. haar felven eens gekroont mogen fien met de Glorie,
welcke oprechte en getrouwe Voetfter-Heeren van Gods
Kercke is belooft. Jmen,
DANIËL GR AVI OS,
Veïe den 2 Janurni Bedienaar des H.Euang. voor defen op
a°. i66i. Batavia en Formofa, jegenwoordelijck
tot Vere in Zeclandt.
Patar
-ocr page 21-V a t a r
KI TNA-\'MSING.AN
Kl CHRIST ANG
Ka
Tauki-papatar-en ato tmœu\'ug
tou fou ka makka
S I - D E I A.
Naunamou ki Tateitaligh.
§Tff|l§ Amang ta paka-fal paka-
m ÉsSI mfing, Paka-haniapymhou-
iLSa^J* an tou kasuag-han tou kidi
ki kapatei-en ?
Pattcëi-vli-an.
Ka faoufâl-koh ki vouai ki vâtti,
a tou kasu ag-han, tou kidi ki kapa-
tei-an,b affi a-jâu,c râ a-tou Meirang
ki Tama-Pakariang-appa-mau ka ti
Jefus Chriftus :d ka alei tyni-sen ka-
ding-in-koh e kma-riang f marna ki
âhteni, na ymmid ki mamang ka
[mavitih] ma t-e\'-ato.s
Sou-fou ka tse\'i-qua tou Soulat ki Alid ka
t\'auki-papatar-en-ato tmœuuhtou paka-
shut-in ki Tateitalihk\'atta.
(a) i. Cor. 6:19. 20. Affi-kamou
kaua mavana., ka kouva ki f at\'am\'d-
en ki Joep-an kadilli matiktik ta
vouaî-o\'mi,ka itou-qua ymoumi-asn,
ka akoumea-kamou ki na tou Alid,
ka affi-kamou â-raoumi kamado-
an ? ka ui-peîla-kamou tou kaang-
\'t Formulier
DES CHRISTENDOMS
Met de
Verklaringen van dien
inde
SIDEIS-FORMOS AANSCHE
T A L E .
D\'eerfte Vrage.
fff® €ith xmm eentgen
tów Cjooö / in letten enöe
fte^en >
Antwoort.
<©at tcfe ntet ïtcjaem enöe
$iele/ in Ictscn enöe ftejtoen /
ntet mijn / maej rnijng ijveren
en ^aïtgjjmaecfte^ 3c(ït
Ctetöiepgen ben: enöe öooj
{jent / atë fijn epgm tegen alle
tl»aet ggetjoutoeltjcfc tüe>De
feetuaejt*
pïaeffen öe? ^enïtgq tot
gjcntug!) ïjeticïjt m beUrfïïnsöe
örfe
(a) uOTo^cap.6: 19.20;
<Bï en toeet gijp niet Dat tt ïie^
öe? ïicljaem een Cempel tö öe£
3^€>eeli0/öie in tt té/Dien gijp
fcan <&oöt ïjebt / en öat gf)!*
utoeiö fcïfs niet en 3ijt > lDattt
gfjp 3Üt ötere ge&ocïjttföo ütp
öte^
-ocr page 22-al-an: annata paka-i\'rang-ä ki Alid
tou uQual-omi, tou vatti-omi ka a-tou
Alid.
(h) Rom. 14: 7. 8. Rä äoufi
ymyt-asn ki maeu xg mamado tyni-
asn, äoufi ki mamado mapätei tyni-
xn. Ka moukouna ka masu\'a^g-kyt-
ta, a tou Meirang ta kaeu ag-han-eta:
moukouna ka mapatei-kyta a tou
Meirang takapatei-en-eta. Anna-ta
moukouna rou mceuag-kytta, rou mapa-
tei-kytta, a-tou Meirang-kytta.
(V) i.Cor. 6:19. Affi-kamou kaua
mavana ka aßi-kamou a-moumi karna-
do-an ?
(d) Jef. 43:1. Ka hnyn\' mattse\'i-
k\'ma-hynna ta ti Jehova, ka ni-
meiringei na nynno ymhou-an Ja-
kob,ka ni-fimimia ymhou-an, Ifraël:
Ina mahtakout, ka ni-hami-en-au-
kow, ni-t\'aetasm-en-au-kow tou Na-
nang, äjau-atokow.
1. Cor. 3: 21.23. Ymmid ä-mou-
mi ta ka-mamang &c. Rä ymoumi ta
a-Cbrißus.
(e) Joh.d: 3 9. Att\'-appa ta kamoei-
in ki Rama ka ni-madyngi jau-an,
ka affi-kohpataurumma-ah ki mamang,
ka ni-phsen tyn jau-an, rä [paslikoh-]
ei-mau pse-xhpit ta anna tou wx\'i
ka tou seuh.
(ƒ) Rom. s- 3.4. Ï\' Ka mattas\'i-
rangar-appa-kytta tou fa-fam\'k-an
[ymyt-aen,] alei ka kavana-n-eta ka
mei-raringei ta fa-fam\'k-an [ymyt-
aen]
0ce>licIvt öatt <0oöt in uw\' ü-
chaem ende in uwen geeft, wek*
ke Godes zijn.
\' (b) l^om.14: Wmt
niemant fcan 0 n$ tn Ittft Jent
felfcen / ende niemandt ett
üttft gern felden. wmt Jet
5P Dat top letoen/top letitn den
#eete: Jet 5p öat top fielen /
top (Icjücn Den Ï?ecte. Hetzy
dan dat wy leven, het zy dat wy
fterven, wy zijn des Heeren.
(c) 19. <gtt toeet
0ÏJP ttiet/ dat ghy uwes felfs niet
en zï]t>
(d) gjefai.43:Ulaejmi/
aïfo fept de Intxt/ tito
ml6 üJacob/ende u jpojmee^
de?/ó ^frael: <ü*nfyecftniet/
toant icltjefcöeuüejloa/ teft
ïjeööe ti bp titoett Dante geroe^
pen/ ghy zijt mijne.
r €0^3:21^3* Wmt üb
Ïe0 ntue Doch ghy zijt Chri-
fti.
(e) gofjan.6:39. tDtt ig de
Mit des Bade?g die ntp ge*
fanden jjeeft/ dat altoat fjp
mp gegeben Ijeeft/ ick daer uyt
niet en verliefe, tttae? jjet fclDt
optoecke ten «pttetften dage»
(f) $ont.5:3.4*5* Wp
roemen 00eh in de ts^önir^
ftingïje/ toetende dat debe^
djucfcingljs lijdtfaemfiepat
toejcUt:
-ocr page 23-sem] ki tubhgan ki ryh; ta tubhgan
ki ryh ki paki-valei-en, ta paki-valei-
en ki hihtadd\'ghan.
Rom. 8:28. Kavanä-\'n-eta ka pa-
fa falen pafa-rariang ta mamang neini-
sen ka ma^vas\'ango ki Alid.
Luc. 2,1:18. djji patau-rumma-
auh ta Vceukih ka fa/at tou voungo-
QXLli.
(g) 2. The(T. 3:3. Ra raashut ki
patau-mamfing-en ta Meirang, ka
pakailh-ah ka kmaJing-al-appa ta tem
ymoitmi-an ki mate.
Tatar Ki Tatxitalib ka naunamou.
1. Kahaniap-an ki mang ka paffou-
fou-11-eta hia >
Kahaniap-an ka k\'ma-hina ka a-
tou voël-eta, ka a-tou vatte-appa-
mytta, ka itou-kaqua ymyt- xn tou
kseu\'ag-han tou kidi ki kapatei-an.
2. Namamang ta neni ka maki-
valei ki K ahaniap-an k\'atta ?
Dyk neni ka tna-niling ti Jefus
Chriftus-an.
3. Kaumang ka afli mamfing ta
Kahaniap-an ka kma-hynna, ka dyk
gmauat ki vatti-eta, dou madis ma-
patei ta voël-eta ?
Moukóuna ka mapatei ta voël-
eta> likoh-al-appa aehpit ta neni rou-
roumau ki ni-kapatei-an.
4. Kaumang ka afiS mamfing ta
toejcfct: enDe De ItjDfaentïj^t
betomömgl^/ MDe DefceDm*
timgöt öope.
$om wp toetett/Dat
Dé gene Die <$oD hef(jcbbê/allc
dingê mede wereken ten goede.
^Ofl) niet eea
hayr tipt tilgen jjÜOfDC en fal
verlooren gaen.
(g) i.CIjffr.us. I®aej De
Iptttt i0 gttjßutja I bit tt fal
tS^ß^ctten ende bewaren van
denboofen.
Verklaringhe van d\'ecrfte
Vrage.
i. ©an toat C?ooft too?Dt
Öicj öcöanöeït >
Ban foo ecnen Ciooft Dte
onfe ïtcltaenten en stelen bt?
tjeft/enDe onjö tn letten tn Ütp
tjenalttjDt&ji-liltjft*
mit 3t)ti btc geene tste Deel
Ijcbhen aén Defen C^ood >
Alleen Dteßeene Dte tn
Cum <Ci)nCtum gelootatn
3. HBaejom en tg foo eenen
C?ooft met 0tnoefl)faem / Dte
alleen op onfe $ielen ftet/naDe^
tnael Dodj onfe licjjamen m
De? liaeß felsen *
311 ö^tien onfe ïtcljamen/
fp füllen toeDejom trnn Den
DooDenteejrijfen*
H^ae^om en \\$ foo eenen
% x Cvooü
Kahaniap-an ka k\'ma-hynna, ka dyk
gmauat ki kaeuag-han katta ka
hnyn ?
Alei ka maouro mapatei ta vatte-
eta, ka makiap-appa ta vatte-etaki
Kahaniap-an fiäsun ki kaeuag-han
katta.
Tou pypynna ki Ibsegh ta Ka-
haniap-an katta ka fi-ouro ma-
riang?
Tou rourouha ki lbaegh.
6. Karaang ta Ibseh ka naunamou?
Ka faou-fäl-koh ki voual ki vatti,
tou kasuag-han tou kidi ki kapatei-
an, affi ä-jaü, rä a-tou Meirang ki
Tama-Pakariang-appa-mau ka ti
Jefus Chriftus.
7. Kamang ta kararouha ki Ibseh >
Ka k\'ading-en-koh kma-riang,
alei ti Chriftus-an, mama ki ä-teni,
na ymmid ki mamang ka ma\'t-e-ato
mavitih.
8. Itou-dyk kaua tou atta ta Kaha-
niap-an-oho, röu mauperi kow, ka ä
Chriftus kow ?
H\'ahei.
9. Affi kow kaua kamado-an ka
amhou-ato ?
Affi; Ra ä Chriftus-koh.
10. Mamei-mang ka ä Chriftus
kow?
Saoufal ki voual ki vatte.
11. Makka-mang-ah ki dalia ka
a Chriftus kow}
Tou
C^ooft ntet genoecjjfaem öte
foo lange D«t2t als Dit tt%tiu
vuoojDtgeletoen*
<Bm Dat onfe vtlt onffe^ffe*
lijcfctg/ en öat Defeltoe ooefc
nae ött letoen C^ooft bau noo*
DenJjeeft*
Sn Jjoetoeel ffttcfcen 10 öe*
feit ttptnemenöen Cjooft ge*
legend
ginttoeeßucften*
6. jBelcktgöeteejöeßticft*
<Dat tefc met luijaem enöc
3tcic/üt letien enöe Öe?tim/ntet
mtjn / mae? mij\\\\$ Beeten ett
^altgfjmaecfce^ 33efu
ftiepgenöem
7 Wtltk tief ftet tui eeöe ffufc*
<Dat uk 0002 gjefurn €{)iU
Öum/alg fijn engen/regen alle
cjuaet gI)ct?onU]clt)ch Ixjc^öc
öettme^t*
8. gjööaniiiejmutofeemgi
Ciooft gelegen / Dat gf)p toeet
Dat g?i <£fmöum toeöeljoojt *
3a Jet.
9* Ästjr gpöanu^felfö
niet>
iBaej tefc fcen geftt
<%t at
10 e 3tjt g|jp
gen^
Mtt liefjaem en met jtele*
11 ^oelange Due^t Du tv*
genDom l
Stt
-ocr page 25-Ton kseuag-han tou kidi ki ka-
patei-an , att\'-ato tou yhkaquang
myddarynnouh.
12. Mama ki man g ka ni-maki-va-
lei ta ti Chriftus ymhou-an,ka a-tou
kamado-an-ah-kow tyni-sen ?
Ki na asmagh tyn.
13. Ni-oumang ymhou-an ta ti
Chriftus ki na semagh tyn >
Teni ta ni-pou-mfing pou-das-
\'seuh ki na \'asmagh tyn alei ki varau-
au ka ymmid,ni-a-likouh-appa hma-
mia jauan na kailhgen ki Lyttou.
14. Irou ni-maki-valei ymhou-an
ta ti Chriftus ka a-teni kow, kma-
ding kaua ymhou-an mama ki a-te-
ni?
H\'ahei miffing.
Kmading ta teni ymhou-an
tou doumma ki mang ?
Tou doumma ki ka\'t-e\'-en kavi-
tih-an ka ymmid.
16. Affi kaua iroua hnyn ymhou-
an ta mamang ka ma\'t-e vitih, tou
kam\'adh-£en katta?
H\'ahei: Ra ti Chriftus ta pa-fyla-
laki \'t-e\'vitih ka anna, tou pa-fa-
riang-eih jauan.
17. Timang ta papasshut ymhou-
an , ka hmaei-ah-kow maki-valei ki
Kahaniap-an k\'atta ta ymhou ?
Ti Jefus Chriftus ta pakashut jau-
an ki atta, ki Joep-an tyn kad\'llig
matiktik ki pa-tna-mfing-an , nda
ginïetoenen in ffejfcen / öar
tg inftzt eemjoigljept,
12* ü)oc ïjeeft C&tgng u
fjem tót een epgïjenöom Qljt*
ntaeclu >
13 ♦ IBat fjeeft öan Cltziöti^
öoojfijnSBIoetfcöo? tt nptge*
wftt *
boo? alle mijne fonïsenfcoïko*
melijc& betaeit/ en rnp upt Jet
gettseït ^ttpbeïg be^lolt
14 patrien €l&ifttt£ ti tot
fijn epgïjenöom bc^egljett
Öeeft /betuaejtöp u oocHtuel
aïu fijn epgen *
15 IBaej tegcns be&aejt jjp
ut» è
16 Bcmtt nto ïmn in öit lebm
seenfluaetmee^obe^
3a ptmtae? Cljjifluö tts enö
fjet aïte famen tot mijnen goe*
be*
17 Hae? trn\'e bejfetcfte^t tt/
öat oocfe gp in t bpfonöej De*
fCioofuö\' Deelacïjtigl) w t
3efn£ Cljn&uö bejfeecfcejt
mp Des? / inteenötgö öoo?
nen ^epligen <8>ts$ m
teni ta mattas\'i-fal ki ryh-au, ka Alak
koh ki Alid ti jau.
18. Hmahei-kow maupiri tou-
mang, ma lava ka matiktik tatna-
mfing-an-oho ?
Hmahei-koh maupiri ki anna tou
atta , rou maki-valei koh jau-an ki
fi-riang-en fitanang ki tintin , ka
hmahei koh addaeuuaha ymmid ah-
quaki foukiAlid.
19. Dou timamang ta maki-valei
tou ryh tyn\' ka tna-\'mfing ti Chri-
ftus-an,ka mararyh-appa mamoei ha
ymmid ahqua ki fou ki Alid, hma-
hei kaua paka-mado paka-shut tyni-
xn ki kariang-an ki tounnoun ki
vullum ka rouroumang-ah >
Hahei, hmahei paka-dasuua.
Kamang ta kavan-ei h-mouhou,
ka hmahei-ah-kow maki-valei ki
Kahaniap-en ki karaijam kanna ki
vullum ?
Nounamou, mama ki mang ki
na ka irang ta kidi ki ka t-e\'-en a ka-
vitih-an ki Kaasuloung: fiabuh ki an-
na j mama ki mang ta kidi ki hama-
mi-an b tyni-sen: tou katatouro ma-
ma ki mang ta kidi ki Pas\'sevavli-
xn c Loumouloug ki Alid alei ki ni-
hamt\'-an tyn\' tyni-asn k\'anna.
Seu-
ïoofg/Defe -getif met twg?.
nen <0eeö Dat ich üen een ïunt
18 l^oe ftonDt gijp toeten Dat
oocfe ti gehotoe oprecht tg *
«pt/ om Dat ttït ttt mp
befpeute een toel fcercptljept
üz& Ijejten/ om nae? alle De ge*
fcoöen<0oDtg te letten*
19 ^te Dan betotnD Dat lipm
Cj&ifttim gelooft/ en üan ïje^
ten genegen tè/naej alle De ge^
fcoDen <&omte Ictoen/ rnaeft
Dte ftcfo toel ten Hollen toejfeecs
Ite^t ïjottDen tornt fijn toeftom*
lïtgefaltgljept*
galjp/tenöolïen.
Wat moet g^p toeten/ om
tot trien trooö entyettgpe Deg
^emelg te getaeefcen i
€e$/ïjoe gjoot Degnten*
fclieg eüenDtgljept 3n:öae?na/
toelcfc fijne Dcrloflïnge : ten
DerDen/ ttrnt Danrfc&ae$ept
\\yp <0oöe Uoo? fijne toejlotfm^
gefcöulötgö$P>
Soufou ka tse\'i-qua toa foulat ki Alid.
(a) Rom.3: 9.tou kidi ki 18. Ni-
mei-ouro-kame banavana faou-fäl ki
Joden ki Griecken kaymmidta neni
fi-darim ki varau. Mama ki na fafou-
iat, Da äouffi ki matiktik, äouffi ki
faäät: Aouffi ki mavana pschdim-
dim, äouffi ta timamang ka kmi-ym
ki Alid. Ni-kmou-ymmid kmou-va-
veiryng ta neni, ni-fäonfäl ta neni
faramfara ki kidi: aouffi ta ti-ma-
mang kapamut ki mariang, aouffi
ki faäaat. Lalou nein\' ta ravak ka
mi-\'nga-\'ngataf: ni-mattae\'i-famuk ki
fi-vana-van- an ki dadila nein\': ka
itou-rarim ta na diera ki voelei ki
bibih nein\': Mattamoei ki na pah-
kou-avavah ki kainnim an-appa ta
moutous nein\': Mset-seh ta rahpal
nein\' tou paouh-tatiri-en ki semagh:
Sidad\'den ki ka\'t-e\'-en kavitih-an ta
itou-qua ki darang nein\': Ka affi
nein\' k\'alang-en ta d\'arang ki karei-
jan. Aouffi ki kahtakout-anki Alid
tou semseh ki matta nein .
(h) Joan. 17:3. Att-appa ta kasu-
ag-han ka myhkaqua myddaryn-
nouh, ka km alang-ah ta neniymbou-an
ka Alid ka dyk faät kadlig, ti Jefus
ckrif}us.an appa , ka ni-pading-i-en-
hou.
Joan. 14: (S. Ni-k\'ma ta ti Iefus
tyn ni-än, Ti jauta cl\'arang , ki ka-
(a) üm\\.y.%9>t0t i8 1B|3
fjefcben te bomt befcï)uïöigljt
benöe Sofcen enöe Önttlun
datfe alle onder de Sonde zijn.
<Deip $tklttttimx$i\'*QMi en
té niemant recl)tbee£öig/oocfc
niet een: <Daej 10 niemant
bit be^anöiglj té/ Mn té
memant öie <0oöt foetkt SClle
fijn fn afgetaelté/te fanien fijn
fp onnut o^oiötn: baej en té
memant öie goet Doet / öaej en
té [oocft] met tot een tornare
luit té een geopent g?af: met
I?are tongen pïegben bt*
ÖJO0Ï1: Hangen fenijn té onöej
ïjare lippen: ireUfce? monöt
té bol ban be^bloecMtgeenöe
tyttegjept: boeten fijn
fnel om bloeöt tt begieten:
B^mdmgc enöe cfónötgïjept
té in IjaretMcgen: €nbt öen
bjcgl) öe$ bjcöcö en Rebben fn
niet geltent. en té geen
bjetfe booj Jare oogem
(b)f3oan. 17:3 .^it té Ij tt
eetiüjige leben / dat fy u kennen
tsen eenigïjen toaejaclitigïjen
<H>öÖt / ende Iefum Chriftum,
bjeïc&eti göp gefonöen ïjebt*
3oan.i«i:6.5efu*> ïtpttm
^ein/Ick ben de wegh, ende de
-ocr page 28-d\'llig- an,ki kteuag-han-appa-ra. Aouffi
ki mouqua tou Rarama-an, dyk alei
jau-an.
(c) Pfal. Ii6: 12.13. Kamang ta
pce\'ä-vli-an-ei-mauti JEH0VA-an,
[alei] ka ymraid ki na asaeuhei tyn\'
tou halap jau-an ^Pei-qu-ei-mau pceuh-
havauta Hazuuh ki Hamami-an, ka
tcetcem-au-mau ta Nanang ti JEHOVA.
1. Pet. 2:9. Rä yraouini ta fat ka-
vouyl-an ka ni-piri-kamou, na fihka-
quan ki Dadyllo ka Meifafou ka Si-
bavau, ta\'u ka ni-paka-dlig-en pa-
katiktik, tau ka ni-paki-valei : alei
ka gnau-eimoumi [pou pan<zh~\\ taka-
riang-enki kidi tyn ka ni-tmaetaeaem
ymoumi-sen tou karimdim-an p\'ou-
qua tou karasrxmash-hsen tyn\' ka
tou \'ou-ryng-hau-en.
Tatar ki kararouba ki Tateitalih.
1. Pyppynna ta mannini ka ou-
piri-aumytta tou kariangei-mitta ?
Toutouro ta mannini.
2. Kamang ta nounamou ?
Mamang-ato irirang ta ka\'t-e-en
kavitih-an ki kaeuloung.
3. Madyk kaua ma-mfing dou ka-
van\'-an-eta ka ma\'t-e-kytta mavitih >
Affi-appa mamfing.
4. Kamang ta \'ou-piri-au-mytta ki
rouma >
Ka ka\'t-ë\'-eii kavitihan ka ou-
hang
waerheydt ende het leven.
DanDoo^mp*
(c) gfaU 16:12*13. Wat fal
ick den Heere vergelden Ü0Ü£
[Detoefen*] Ik fal den beker der
verloflingen opnemen, ende den
Name des Heeren aen-roepen.
Itëaejgïjp 3|Jt
een uptDe^&oren gljeflacöte /
een ionmcklicft^ießejDom/
ttt\\ ïjepllfjï) toolcft / een verkre-
ghen volck: op dat ghy foudet
verkondighen de deughden des
genen öie tl Upt De Dupfte^
niffe geroepen jjeeft tot fijn
toonDe^aejltcljt*
Verklaringe van de tweede
Vrage.
1. ^oeDeelDe^fcgepbenfaec*
ften moeten top toeten t\'onfe?
faltgjept i
UMcftigJeteejöe*
foe gjoot Dt$ menfcljeg
tHenDioftept
3. t ntet genoecö Dat top
toeten Dat top ellenDtsJsÖn*
ßttn Jet.
4 iBat moet men nocg Dae?
Dp toeten £
^at Defe onfe eUendigïjepöt
tg
-ocr page 29-hang irang ta kat-ë\'-en-eta k\'atta.
5". Ka\'umang ka mou-piri~âï-appa-
kytta ki atta ?
Aleika rou aflï mytta \'ou-piri-ên
ta keirang-en ki kat-ë-\'eta kaviti-
han, affi-kytta nipit-ah psehbalei ki
Hamami-an ymyt-sen.
6. Kamang ta kararouha, ka \'ou-
piri-au-mytta tou kariang-ei-mytta ?
[Ka mavana-ali-kytta ] ka mang
ta hamami-an ki kaeuloung.
7. Ma-mfing kaua k\'anna,rou ma-
vana-kytta ka akoumea ta d\'arang
ka tou hamami-an ymyt-sen ?
Affi-appa ma-mfing k\'anua.
8. Toumimi-en ki mang ki rôuma
tou atta ?
Ka mavana-al-appa-kytta ka ma-
mefmang tad\'arang kanna ka tou
hamami-an ymyt-sen.
9. Ka umang ka mavana-âl-appa-
kytta ki atta ?
Alei ka rou affi-mytta \'oum-hg\'an
ta atta, afli kytta maki-valei-ah ki
Kahani-ap-en ka mashut tou ka\'t-ë-
en-eta kavitih-an katta.
xo. Kamang ta katatouro ka ka-
vana-ei-mytta tou kariang-ei-mita ?
Pse\'as-vavli-an mama kimang ka
ad-au-mytta ki Alid alei ki ni-hami-
an tyn\'ymyt-\'aen.
Haei-en-kytta kaua pa-ad ki
Alid ta Pse-\'^-vavli-an ka k\'ma-hyn-
na, ka (l-kounoung-\'n-ita pcehdmi-
dim ;ka mariant lava ta anna ?
Affi,
(0 een fee? g:ootc eïlenötgöepr*
5. t©ae?om moet men oock
öat toetend
<£>in Dat ton antiek met en
fouöen met e?nft öene&en nae?
onfeöe?loflfinge*
6„ HMtft 10 fjet ttueebe öat
men moet toeten te? faltgïjept*
Wtlch fp öeöe?ïö(ïmge öeg
menfefjeg*
7. 310\'t gljenoecï) öat men
toeet öatte? een toegtj t\'onfei
üc?lo0tnge otmigljté*
jj&en/öat en i$ met genoeeïj*
HBat too?t \'e? öan noc£
mee?ljp üe?epfcl)t*
^attop toeten toekfc öten
toegïj 5p t\'onfe? toejloffmge*
9* t©ae?om moet men ooefc
öat toetend
<Dmöattnp anöe?0 ntet en
fottöenfconnen een glienoetj^
famen C?oo& ontfangen te^
gengonfe ellenötgöept*
10. Hr>clcU i$ Ijet öe?öe öat
men moet toeten te? faïtgljept*
Weit öancftöae?fjepöt top
<2r>oöe ttoo? onfe fce?loflmgüe
frïjulötgïnijn*
11. jfèogfjen top öan €>oöe
aïfttïcft een öantfcbae?l)epöt
niet opö?agen aï£ top tip on£
feïuen goettnaöetU
Affi.
12. Mama-ah ki mang ta Pse-\'as-
vavli-an-eta, aleika kamoei-auhki
Alid ta anna ?
K.\'ma-ah hynna ta Pas-\'^-vavli-an-
eta, mama ki ni-fi-kidi-en ki Alid
ymyt-sen tou fou tyn\'.
13. Heirou ti-mamang ta aouffi
ki k\'akalang-in ki ka t-e-en kavitih-
an tyn", ki hamami-antyni-^n, ki
pas\'se-vli-auh tyn\' loumoulough ki
Alid, hmahei-ah kaua mou-vullum
ta teni k\'anna ?
Katatouro ki Tateitahh.
Itou kidi toumang ta ka\'t-e-en
kavitih-en ki kauloung >
Pattcei-vli-an.
Itou kidi ki atta, ka Tama-kava-
raua ta ka\'uloung, ka alei ki varau
1» tyn ni-pafi-darim ki kapatei-an ka
myhkaqua mydarynoulv faoufal ki
voual ki vatti d tyn-da.
Soufou ka tse\'i-qua tou foulat ki Alid.
(<a) Rom. 3: 9 tou kidi ki 18.
Kmytta tou Tatei talih ki kararou-
ha tou patah ka (a).
1. Joan. 1:8. Heirou aouffi kytta ki
varau rou koun-neta , fi-kounoung
mamado-kyttapatau-raheiymjt-cen ka
affi itou-rbo ymyt-sen ta katiktik-an
ki fou.
(b) Rom.
teentop*
ix. ^oeDamgl) moet Dan ott^
Cc Dancfcbae$ept 3ijn / op iaat
<£oDt Datt aen een toelbep*
gen fjebbe*
J>ûûDaniglî als? <0oDt feïfó
onjï Die tooojgefcljjetoen ïjetft
m fijne Wtu
13. Dan glieen fcenntflfe
en geeft / nocfj ban fijne ellen*
ïrigljtpöt/nocl) fcan ftjne be^
loflïnge/noeö ban fijne Dank*
fcae$epöt/ ftanoocfc Die toe!
faltglj toojDen*
$eenljp.
De derde Vrage.
fcljegellenDtgJjepu
Antwoord.
tDaej in] öa t Jp een fonbarç
3P / enöe om fijnDej fonDeit
btlïe De eentotge DooDt/bepDe
naej ïicfjaem enDe 5Xtle onDef*
too?pen*
(a)^Om 3:^9tûti8 m*
ftet IpejDojenDe ttoeeDeî&a*
se (a).
r.gjoami: b gnDien top
feggljen dat wy geen fonde en
hebben, foo verleyden wy ons
felven, enöe De toae$ept en té
monomer*
(b) $om*
-ocr page 31-(fy Rom. j 2. Alei ki atta mama
ka ni-iroua ta varau tou Nasi, alei
ki ka\'euloung ka faat, Alei-appa ki
Dar au ta kapatei-an: ka tou kidi ka
k\'ma-hynna ni-fadseuua ta kapatei-
an tou kauloung-an kaymmid, ka
maymmid itou-qua tyni-an numava-
rau-ato.
(c) Jef. 66:24. Ka dmarang-ah
fahpsepasnadi ta neni, ka kmyt-ah-
appa ki patei ki Taou ka ni-dmoum-
ma-doumma ma varau jau-an, ka ajfi
mapatei-ah ta kourei [ki h)>nnaua]nem\\
ka ajfipahiouhp\'-au-lato ta apoei nein,
ka \'ngseidingit-ah ta ymmid ki vat
neiiii-an.
Matth. 2.5". 41. Tou kidi kanna
mattasi-kma-al-appa hynna ta teni
neini-an ka itouou-i-ra, D\'marangd
jau-an taymoumi ka ni-pahko-avavah
tou apoei ka myhkaqua myddarynnouh,
ka ni-fi-tanang fi-mimia ka a-tou
Xyttou-ah ki Tama-Gnau-appa
tyn\'-da.
(d) Joan. y: 28. 29. Jna mou-
rynhgau ki anna: ka iroua ta kidi
[ki t\'alei] ka millingig-ah ki yng-au
tyn\' ymmidta neni ka ai-a-rbo ki ra-
varavak. Ka mou-psenseh-ah ta nei-
pi ka ni-mapoungas ki mariang tou
I]kouh-ei ashpitka tou kasu\'ag-han:
Ncm appa ra ka ni-mapoungas ki mat e
mavitih tou \'likoubei\'tehpit ka tou dung-
dung-au [pahavoung.]
(b) 5: i x, <Dae>om ge*
ïijcft Doo? tenen menfcje De
fonDe in De toeidt ingekomen
i$ltt\\Üt door de fonde de doodt;
enöe alfoo De DooDt tot alle
menfcljen Doo? gljegaen i& in
welcken alle gefondight hebben.
(c) gef.66:i4 <gntie fp fuïlett
fjenen uptgaen / enöe fp fullen
De DooDe Ueftamen Dei liebett
tien/Die tegen mp otseuuDen
Jetóen/toant haerenwormen
fal niet fterven, ende haer vyer
en fal niet uyt-geblufcht worden»
enDe fp tullen allen bleefclje
ten afg$fingefijm
iüBattli. 25: 41. <®an faï ïjp
feggen oocft tot De gene Die ttt
tfiw&ei-jjanD fijn / Gaet wech
van my ghy vervloeckte in het
eeuwighe vyer, \'ttütlcft Den
^upDei enöe fijnen Cngelen
öerept té*
(d) 3joan 5:28,29, <H*n fce^
UöouDejt u Daei niet oDei t
ttiant De upre ftomt/in tuelcke
alle die inde graven zijn, fijne
ftemrne fullen Ijootett* €nöe
fullen uptgaen/ Die ijst eoeDe
geDaen Ijtbbtw / tot De optant
Dinge DejÖ ItDtnö: ende die het
quade gedaen hebben tot de op-
ftandinge der verdoemenifle.
2 luc.
-ocr page 32-Luc. 16: 23. Ka ni-mapatei-appa
ta mavangei [k\'anna,] ka ni-ravak ta
teni. Ka rou n\'l-pafau-vavauen tou Ka-
l&u&it-en ki mattatyri,tou feci alalam-
an tyn\\ ni kmy-tauah ti Abrahatn-an ti
Lazarus-an-appa ton as-i-va tyn-da.
Jef. 66: 24. Kmyta tou ouro hina.
Tatar hj katatouro H Tateitalib.
1. Tou pipina ki \'lbseh ta ka\'t-e -
en kavitih-en ki kaasuloung >
Tou rourouha ki lbash.
2. Kamang ta Ibxh. ka nau-namou?
Ka Tama-kavarau ta kaasuloung
tou na kidi tyn\'.
.3. Pipina ta kidi ki varau ka maanni?
Rourouha ta maanni.
4. Kamang ta naunamou ki kidi
ki varau ?
Tabli-en ka varau.
y. Mou-mhga kow ki mang ki Ta-
bli-en ka varau?
Kabouflouk-an ki Nat\'an Nsei-
eta, ka ahkei-ul-en ki kaseuloung ka
ymmid, dou iroua ta neni tou Nsei.
6. Kamang ta kararouha ki kidi ki
varau ?
7. \'Ou-piri-enhou ta mang ki pei-
raringei-en ka varau ?
Ymmud ki na ringei, ymmid ki
nafou,ymmid ki nashdarumdum ki
kaseuloung, ka macyt ki Tatouhko
kiAlid. 8. Kat-
ang.
Uuc. 16:23, <£nbt öe rijcïte
Üityf oock/enDe tutc^öt btQta^
ben. Ende als hy inde Helle fijne
oogen op-hief, zijnde inde pijne,
fach hy Abraham van verre, CHÖC
Verklaringhe van de derde
Vrage.
r. 35n ftoe-beel Swcfcen hu
lïaet tjellentoftem öegmen*
^>at öc menfrfj ban naturen
een fonöaej té.
3, ^oe-beelöejlep fonöé ipttf
Ctoeeöejlep.
4 Wtltït ï& öe eestte foo?te
banfonöe*
«De ejf-fonfce,
5. itfat bejlïaet gijp ööoj öe
ejf-fonöe £
tDe bejtM^btntljepöt ban
aejb / tiic alle menfcljen met
ïnmtej meetelt brengen.
6. iBat ig öe ttoeeöe foo^te
banfonbel
7. 3©at be?Öaet s Jp dooj ht
babelijclte fonöen t
$ïle toejeften /tooojöen/ en
geöacöten öeg menfejjen/
tmïcfce Ö$öen tegen öe ü^t
8. K a\'t-e-en kavitih-an kana ta atta
k\'ma-appa-hynna irang , ka Tama-
kavarau ta kaseuloung ?
Hahei miffing.
Alei ka varau pa-ou-ranah-ato ki
kaseuloung ki Alid, ka tbboar ki
ymraid ki kariang-an, ka paout-hili-
appa tyni-sen ki Xyttou.
10. Kamang hnyn \'ta kararouha
ki lbaeh ka itou kidi-an ki ka\'t-ë\'-en
kavitih-an ki kaseuloung ?
Ka ni-pa-fidarim-en ta kaseuloung
ki kapatei-an ka myhkaqua mydda-
rynnouh.
11. Ka mamang ta ni-pa-fî-darim-
en ki kapatei-an k\'atta ?
Ymmut ki ka\'aeuloung.
Alei ka Tama-kavarau ta ymraud
ki kaseuloung.
13. Kidikaua ka pis-ymd-ah raa-
patei ta neni ka ni-mavarau >
Hahei kidi-atou-ra.
14. Tou ni-riseu-iïoung kî mang ?
Tou ni-ri\'seu-rioung-en ka tata-
koutta-kout ki Alid.
1 ;. Matiktik kaua ta atta ki Alid,
ka pahavoung-auh ki kapatei-an ta
varau naoukouna rou oufyng ?
Hahei matiktik k\'anna.
1 <s- Ka umang ka matiktik k\'anna?
Aleikafmidada ta ymjnud ki va-
rau
8. bit Dan foo een g?oote
etïenDe / Dat De menfcfje een
fonDae? sp î
<@e\\mflelijcftenjal)et*
9 10nt2om Doctj}
<D\\\\\\ DatDe fonDe een a&
toijcfcmge Deg menfctjen Datt
<DûD / Dte De fontepne toan
allé tjenï/enDe een nae?Deringe
tôt Deri ^ttpUel.
10. ffîtltk té nu pet ttoeeDe
ffucft Dae? D\'elïenDtgtjeîît Dt&
menfctjen in fcetïaet*
ZBit-/ Dat De menfcjje De
eeuttJtgtje DooDt onDejUiojpen
11 mie 10 Defe DooDt onDej*
toojpen i
2Ute menfctjen.
ix 3©ae?om Doctj ^
<Dm Dat aïïe menfctjen fon*
Dae^3tjn.
nûûtfaedttlyilv gefcoigt) Uan
De fonDen
3afe.
îlpt ftjactjttoan îjet D?epge*
ment<0oDt&
15. ggDatrecïjt&p <5obt/
Dat ûocfv De nunDcre fonDen
met De DooDt toe?Den geSiafté
3atjet.
16, t©ae?omi0 Dat rectjt é
<0m Dat aïïe fonDen \\0 een
rau ki Tatouhko ki Alid.
17. Ni-t\'akouttakout ki Alid ta
kapatei-an ka mara-ei-mang alei ki
varau ?
"Ni-t\'akouttakout ta kapatei-an
ka myhkaqua myddarynnouh.
18. \'Oumha-enhou ta mang ki
kapatei-an ka myhkaqua mydda-
ïynnouh >
Pas\'i-alalam-en ki Kakeuu-en.
19. Paam\'t-auh dou manno tapas\'i-
alalam-en ki Kal^euu-en neini-asn
k anna ka maouro ki ryh ?
Siouro malouaf tou aèuh ki kseu-
seh-han k\'atta.
2 o. Mang ta tubb\'hgah ki pséi-ala-
îam-en kanna >
Saoufâl ta vouai ta vattî.
2 1. Maka-mang-ah ki dalia ta pâéi-
alalam-en k\'anna ?
Myhkaqua-ah myddarynnouh.
\'Oumhga-enhou toumang ta ka\'t-
ë-en kavitih-an-ohon nohou ?
Pattœ-i-vli-an.
Tou Tatouhko ki Alid.a
Soufou ka tseiqua tou foulât ki Alid.
(a) Rom. 3: 20. Tou Tatouhko ta
Kakalang-in ki varau.
Rom.7: 7. Ka ina-mau \'oumhga-ato
ka varau ta karmur-in mamoei, rou
yn\'n\'ato vana-vana ta Tatouhko ; ajfi
kou? ma- rmur- ah mamoei.
Patar
fcfjenntCTe tjan <öobt£ Wtt.
17♦ Wtit DûûDt i$\'n batt
<^oDt op De fonDe geDjepgljt}
18. iBat He^öaet gj)p DÛOJ
D\'eenuriglje DooDt*
19. ÎBanmej tuo^Den Defe
fin mm nt} #e!ïe otoe? Den
20. wm obej gaen Die fmej*
ten*
S&pDe/obe? Itcfjaem en3teïe.
%u foe lange bumn Dte
fmc2ten>
gjnDe? eetmugfjept*
De vierde Vrage.
It3aej «pt fcent uW tttoe
eïIenDtgfiept}
Antwoord.
^röjiftu^-jpïaetfm.
(a) &om i î io4 ^ooj De ffltt
10 De fcenntifeDej fonDe*
Utom. 7: 7. lisant oocft en
hadde ick de begeerlyckheydt
niet geweten ( fûnDe te 3tjn) M*
Dten De Wtt niet en fepDe/ Ghy
en fuit niet begeren.
-ocr page 35-Qatar ki ka abpat ki Tateitalib.
1. Kamang ta Tatouhko ki Alid ?
Pou-paenae-en ki kamoëi-iu ki
Alid, ka mataeutasuuh ymyt-aen ki
mamatig ka matiktik, ki mamang
ka alïi matiktik, pafihkaquan-appa
ki ryh ki kaseuloung tou \'illig-hen.
2. Pypynna ta mannini ka Tatouh-
ko ka na psep\'-as ki Alid tou kaaeu-
loung-an ?
Toutouro ta mannini.
3. Pananang-en-ato mama ki mang
ta toutouro ki Tatouhko kanna ka
mannini ?
Tatouhko kiT\'ahtan-in tmamud,
Tatouhko ki kaêumaum\'-en , Ta-
touhko-appa ki fat-kiti-en ki Sou.
4. Mang ta Tatouhko ki toutouro
k\'atta, ka pou-pasnseh ymyt-aen ki
kavitih-an ka\'t-ë\'en-eta ?
Siouro ta Tatouhko ki fat-kytti-
xn ki Sou.
5\\ Ni-pae\'auro ta Alid timang-an
ki Tatouhko k\'atta ?
Ni-tmalum ta Alid ki Tatouhko
katta tou ryh ti Adam, tou nauna-
mou tou ni-pei-ringei-en ki Alid ty~
ni-aen.
<>. Ni-mse\'u-tounoun kaua ta ti A-
dam tmalum ki Tatouhko k\'atta tou
k^uh-bavli tyni-sen tououl, mama
ki ni-ph^n ki Alid ta anna tyni-aen >
Am.
Verklaringe van de vierde
Vrage.
r. t^atijmiBet^obtg*
\'t een openbatinge batt
<0ob£ tuille/tuaei in beifclaeit
tuoibt / tuat recïjt / toat niet
vccljt 5p / ben menfclje bezbttv
benbe tot geïjooifaemljept.
2. ï^oe-beelbeilep toetten
{jeeft <6obt gegeben aen ben
tnenfclje*
^ieberfep.
3. %oe toeiben bie b|iebeiïep
toetten genaemt*
«De toet bei Zeremonien /
be goïitpcfee toet / enbe be
tuet begeben.
4. Wtltkt tuet ban befe b|ie
openbaeit on£ onfe elïenbig>
ïjept £
Sjnfonbeiöepbt be tuet bei
Eeben.
5. 2ien tuien ïieeft <0obt befe
toet eeitt gegeben *
<^obt|jeeftfe inben beginne
geplant in \'t jjeite ban flöatn/
boelipöemfcljiep.
6. ^eeftoorfclCbam befe tuet
aïfoo booit geplant tot fijne
nakomelingen / gelijcfc Ijpfe
ban<0obt ontfangen Ijabbe*
Deen öPt
-ocr page 36-7. Na mamei mang ta Tatouhko
k\'anna, ka ni-pou-raryh-en Alid ti
Adam-an ?
Jna fi-dada alei ki varau tyn\'.
8. Makka-koun-ato linyn ymyt-aen
ta Tatouhko ki Sou ka fat kytti-asn,
ka mannanaeh kma-hynna mariang ?
Na pas\'se-mamado ki Alid ta atta
ki Alalak ti Ifrael.
9. Tou na rima timang ?
Tou na Rima ki Tama-Mattxi-
tan ka ti Mofes.
10. Manno ?
Affi madellk fi-aiuh ki ni-d drang-
en nein\' tou Egypten.
11. Toumang ?
Tou pou-lsen, tou Voukyn ka
Sinai.
I 2. Tou kidi ka mamei mang ?
Tou ouhkiap-en tou d\'yllidyl-an
ki Tau.
13. N i-pak\'yta ta ti Jehova tou
kidi k\'anna tyni-asn ki mamei mang?
Ni-pak yta tyni-asn tou Apoei tou
Ahto, tou \'Ltseh, tou Rykkat, tou
tma-mouvavulbullun^tou oeni-appa
ki I-oep.
14. Alei ki mang ka ni-pse\'se-lala
ta Alid ki Tatouhko k\'atta tou ka-
seuloung-an ?
Alei ka k-dse\'uuä-ah kmalang ta
kaasuioung ki ka\'t-e\'-en kavitih-an
tyn, ka dyp-ah ta teni ki Alid.
15. Ni-
7- ï)oei£ \'t öan met Die toet
gegaen/ Die <0oDt tnïjet jjejte
^DamgJiaöDe geplant*
tö bp-na gebeelijcfc ttpt-
getoifcöt Doo? fijne fonöe.
8. Wm ban Daen komt mi
De toet De? Cfjien-geboben Die
fobolmaecïtt
<6oDt feïfg tjeeft Die gegeben
aen De lünDeren 3jfrael&
9. ^oo?toien0JjanDt>
<Doo? De fjanD Deg
ïBepnigbtijts? na De Upt-
totljt De? ^ftaeliten tipt 4B*
gppiten*
II. »e?*
Ulet fttyUk en bebinge öe£
$Olclt0* \'
13. ^oe be?tïjoonbe ftcïj Dan
De Beete op Die tijDt t
gn aape? en HoocU / met
<Dontic? / uitrent / ftoare
10olcften / en fêejcft gelupt ee*
ne? 25afupne
14. l©ae?toe|ieeft<6oDtDefe
toet alDti0 anDe?mael aen Den
menfeïje toe?nietitot i
<©p Dat Demenfcf) fijn on*
ue?mogéïmmenDe/ fic!j fowDe
be?ootmoeDigen boo?
if. Ni-phsen kaua ta Tatouhko
k\'atta ymyt-xn , alei ka k\'iim-au-
mytta ki atta ta kaeuah-han ka myh-
kaqua myddarynnouh ?
Affi: râ paki-valei-en ta kxuag-
han dyk ti Jefus Chriftus~an.
16. Pypynna ka \'tpalki Tatouhko
kafta?
Rourouha ta \'tpal.
17. Pypynna ta Sou tou tpal ka
naunamou ?
Pahpat ta Sou.
18. Pypynna ta Sou tou kararouha
ki tpal >
Nirinim ta Sou.
19. Palikou-fou-en-kytta ki mang
tou naunamou ki \'tpal ?
Ymmid ki t\'atamd-en ka ahqu-
au-mytta ki Alid.
20. Pahkou-fou-en-kytta ki mang
tou kararouha ki \'tpal ?
Ymmid ki yllyg-hen ka yllygau-
lîiytta ki Tau kararôuma.
21. Kamang ta napapafal ki im-
mid ki fou ki Tatouhko >
Atta : mavse angö-ahkow ki Alid
tou tintin-ohou ka mitatmok , ki
Ta\'u-appa ka rarouma\'uho mama
mamado ymhou-an.
Kararima ki Tatei-talih.
^amei mang ka mou-piri kow
tou Tatouhko ki Alid ka Tama-ka- tie toet bat gp UtX toiv
varaukow? bae?$Öt
Pat- Ant-
gegeben / op Dat top doo? De
felbe Jet eentoîgje leben foec*
i
>eenfe : bat i$ alleen te btn*
CT*
ï6. tycz beel Cafelg Jeeft De;
\' >
Ctoee Cafelg*
17* ï?oe beel gljcboben Ijecft
D
With
Im beel gfteboben Ijeeft
DettoeeDeCafel*
19* iBat tombt ottg gehoben
m D\'ee^ße Cafel beg toetg*
$lle De Dienft Dte top<0oDt
moeten opD^agen*
20. ii^at too^Dt ong gehoben
inbettoeebe Cafel Degtoetg#
2tlle De Dtenftm öietop bp^
fontse^ïjc^ oufm ebennaeftett
fcjulöiglßijtn
ik ffîilth ig nu De fomme
ban De gantée toet £
<Bit : gl)p fuît <0oDt lief
jjebben ban gantfclje? fielen /
ènöe utotn natütn alg n fek
ben.
De vijfde Vrage.
Pattœi-vli-an.
Heirou tmoumimia ta Tatouhko
k\'atta ki kavasangö-an ka maen®.
naeh ki Alid ki ta\'u-appa ka rarou-
ma,a Doumiaka mafloufou jauan
ta ryh-au, ka affi-koh ni-ahqua ki
fafat ki rourouha kanna.b
Soufou ka tœi-qua tou Soulat ki Alid.
(à) Matth.22:37.38.39.40. Ma-
vœango- ah kow ki M El RANG ka
Alid oho , tou tyntin-noho\' ka myhta-
tmok , tou vatti oho ka myhtatmok, tou
\'oumhgan-appa \'mhou kaymmud.Knm-
ta fou ki padingi-an ka naunamou,
ki keirang-en. Ka mashkaulaula ki
atta ta kararouha : Mavœ\'angô- ah
kow ki Tau ka rarouma u.hó mama
mamado ymhou-an: \'iEul-in tou fou
k\'atta ka rarouha ta Tatouhko ymd-
appa ta na Tama-Mattse\'i-tan.
Rom.i3: 8.9.10. Ti-mamang ta
mavœœngô ki rarouma, teni ta ni-pa-
tnut ki Tatouhko.Ya att\'appa, Affi kow
mou-zouzoungah ki ni-makakitil,
AIR kow louhpoug-ah, Affi kow ha-
ouzoung-ah, Affi kow gmeil-ah ki
fi-hahaharang, Affi kow ma-rmur-ah
mamoei, ka rou akoume -appa ki
fou ki padingi-an ka rouma-ra, pa-.
pafal\'-en-ato papafâl tou fou k\'atta ,
Mavatasngè-ah kow ki Tau ka rarou-
ma-u-ho mama mamado y mhou an &c.
Mna-tapavut-in ta Tatouhko ki kavœ-
œngè-an,
Antwoord.
^ae^betoetbolftomen Mth
be af-bûjbejt bepbe tût ^obt
en De onfen naeften *l «Daej ge*
tupg\'jt mp mtjn gemifle bat
iîh geen ban bepbe onbe$ou*
beni)ebbe*b
^c&îfmej-pïaetfcn.
(a) Ifêattï). 37* 38* 39*40*
Ghy fuit liefhebben den Heere
uwen Godt met geheel uw herte,
ende met geheel uwe ziele, ende
met geheel uw\' verftant. <g)tt tg
Jet ee?fteenbeïiet gjoot gfje*
bobt. €nbe Ijet ttoeebe Defen
gfjelfjcfc [t\'0] : Ghy fuit uwen
naeften lief hebben als u felven.
SCenbefetbjee geboöen fjangt
be gantfc&etoïet enöebe^o*
pïjeten*
ffiOtU* 13: 8* 9*10* Steden
anderen lief heeft, die heeft de
Wet vervult, tfêmtt Dit /
en fuît gïjeen obejfpel boen /
Oïjp en fuît niet böoben/^fjp
en fuît met Öeeïcn / &)p en
fttït geen balfcge getttpgemflfe
geben/ &ip en fuît met begee*
ren/enbe foo bae? eenigli anöej
gebobt i&l tooïbt tn bit U?oo:t
aï$ in een îjoûft-fùmme begje*
pen/ [namentïijcfcltn Dtt/Ghy
fult uwen naeften lief hebben a
gelijck u felven, &c. Soo is dan
de liefde de vervuUinge der Wet.
(b) Rom. 7:18.21. Ka kavana-en-
au ka affi itou-qua jau-an3att-ato tou
vat-au3ta mariang: Ka itou-qua jau-an
ta moei, rd aß-mau pakLvaleuen ta
paamt-en ki mariang , &c. Anna-ta
paki-valei-en-au [jauan] ta Tatouh-
ko k\'atta, rou mamoei-koh ki paamt-
en ki mariang, ka cei-a-qua jau-an ta
aß mariang.
I. Joh. i: 8. Kmyta tou-ouro tou
katatouro ki Tateitalih tou patah.(tf)
@atar ki fararima H Tateitalih.
1. Tmou-mimia emyt-an ki mang
ta Tatouhko ki Alid ?
Tmou-mimia ymyt-an ki kava?\'-
aengü-an ki Alid, kavse\'sengö-an-
appa ki Ta u ka rarouma.
2. Tou pipina ki \'tpal ka ni-pafi-
lbse\'lb^h-en ta Tatouhko k\'atta ?
Tou rourouha ki \'tpal.
3. Pahkou-fou-en-kytta ki mang
tou tpal ka naunamou >
Ymmid ki tatamd-en ka ahqu\'au-
myttakiAlid.
4. Pahkou-fou-en-kytta ki mang
tou kararouha ki \'tpal ?
Ymmid ki \'illih-en ka illih-au-
tnytta ki tau ka rarouma.
Taeuuh-au ta na papafäl ki fou
kl Tatouhko.
Mav^\'sengo-ah kow ki Alid ka
M e1 r a ^ c-oho, tou tintin-oho ka
myhtat\'mok, tou vatti-oho kamyh-
tat\'mok,
tcïi toeet mt in mp / bat \\$/ tn
mijnen bMcfje geen goet en
tooont:toant jet toillen i$ toei
Öp ntp / maer het goet te doen
dat en vinde ick niet. dcc. J^öö
mp] / als ick het goet wil doen»
dat het quaet my by-light.
Verklariiighe van de vyfde
Vrage.
i♦ Wat epfcJ)t be toet <$obtg
ban on£1
epfcïjt ban ong ïtefbe
tot <aobt/enbe ïiefbe tot onfeti
naeften,
3n Ijoe beel Cafeïen té
befe toet beibeelt>
^nttoeeCafeïem
3. wat too?b om gefcobm
mbeee?fte*
ftüe bienfëen bte top«5obt
moeten opdagen*
4. 3©attoo|bt ong geboben
inbettoeebe CafeU
Mlt be btenöen/ bte top on*
fen naeto fcfjwlötsö $ijn.
<5öP ruit lief Jjebben <s5obt
utoen ïpeerc / ban gantfcjjei
geiten / ban gantfcljei stelen/
€ x ban
tat\'mok, tou hinauä-oho ka ymmid3
touymd-appa ki kailhgen\'ho. Anna
ta fou ki padingi-en ka naunamou
ka keirang-en, ka mahkaulaula ki
atta ta kararouha, Masvas\'sengo-ah
kow ki Ta\'u ka raroumau-ho mama
mamado ymhou-an. Tul-in tou rou-
rouha ki fou k\'atta ta Tatouhko ka
ymmid ki na Tama-Mattse\'i-tan-
appa.
<j. \'Oumhga-en-hou ka na ma-
mang ta Ta u ka rarou\'ma-uho ?
Ymmid ki ka\'asuloung.
Ka\'umang ka kidi-ato ka ma-
vse\'ango-ahkytta ymmid ki ka\'eu-
loung >
Alei ka ni-pei-ringei ta ymmid ki
ka\'asuloung tou papei-kakounoung-
in tou paahka-koun-appa ki Alid
mama ymyt-sen.
8. Mattas\'i-faoungä mattse\'i \'mfing,
mamei-mang ka pahtaeutseuuh-en
kow ki tpal ka naunamou ki Ta-
touhko, ka Tama-kavarau kow ?
3 Tpal ka naunamou ki Tatouh-
ko tmou-mimia, ka mavse sengo-ah
koh ki Alid tou myhtat\'mok ka
tintin, tou myhtat\'mok ka vatti, tou
ymmid ki hynnaua,tou ymd-appa ki
kailhgen:. Rä mangä-ngiü jau-an ta
ryh-au, ka affi koh ni-madyk affi ma-
koma-hina mavse\'asngo ki Alid, rä
ni-mavahyr-appa-koh ki Alid.
ban gantfclien gemoebe/ enöe
alle Ertöten» t®it ig !)ct ee?tte
enöe tüt geboöt / bat an*
De? Defen gelijtft / <at)p fult
«toen naeßcn ftrf jjebben alg u
fclben» tobefettoee gehoben
gangt De gantfclie toet enbe
De pjopftetem
6 mit be?ßaet ggpboo?u*
toen mtüm i
SUlemenfcfjen*
7. J$ae?om 3p tun klyxxb
bigfj alle ntenfcjen lief te ijeb*
ben*
öat alle ntenfcfjen nae?
Ißt beelöt enDe gfjeltjchemfre
<^obt£ gefcljapen $ijn/ gelijcft
ooc& top*
^egbt nu fclae?be?/ fjoe
lee?t u ö\'cc?ße Caeffel ht0
toetg Dat gljn een fonbaes
5Öt >
^\'eerße Caeffel Dt& toets
cpfcfit / bat ic& «pobtfal lief
Ijebbenban gantfcfte? öe?ten/
bau gantfröe? fielen / ban
gantfefjen gemoebe / enDe fean
alle &?aebten: Ulae? mtjn ge^
totfle getitpgbt mp / Dat ick
<!3oö ntet alleen niet en Ijebbe
MgebaDt/ mäe? Dat \\tl\\ oorK
felfö <5obt licbbe geljaet
9, ^oe Unt uto De tweebe
€ae&
-ocr page 41-mang ki kararouha ki tpal ki Ta-
touhko , ka Tama-kavarau kow ?
Tpal kararouha ki Tatouhko
tmou-mimia , ka maevas\'xngo-ah-
koh ki Tau ka rarouma-au marna
mamado jau-an: Ra mangangili jau-
an ta ryh-au, ka affi-koh ni-madyk
affi ma-kma-hynna mavae\'aengo ty-
ni-sen marna jau-an , ka ui-ma
vahyr-app\'oh tyni-xn ki nat-\'an
nasi-au.
Ni-mei-k\'ma-kau-hynna ta Alid
ki ka\'xuloung kaa-koute vitih ta
teni >
Pattcei-vîi-an.
Affi : ra ni-pei-rianga ki Alid ta
kacEuloung : râ na kidi-appa ki ni-
hou-aryng-an ki na Ramou-eta ka
ti Adam ti Evab ni-kaïuhkmahma
ni-kseuh \'té\' pakavitig ta ni-\'naei-en-
eta, ka ni-a-ymd-in-kytta a-balei ma-
ra pei-alak-in-appa tou varau.
Soufou ka talqua tou Soulat ki Alid.
(a) Genef. i: 31. Ka ni-kmytta ta
Alid ki mamang ka na ringei tyn\', ka
fcytei kaouhangna mariang da.
Gen.i: 26.27. Ka ni-k\'ma ta Alid:
meiringei-eta ki ka euloung, ka pei-
kakounoung ymyt-xn, ka paehkau-
^an-ei-myta, ka Mei-falbu-ah &c.
Ka ni. met. ringei ta Alid ki kdeuloung
napeï-kakounoung tyn nyni-œn9na pei-
Caeffel Deg vuetg/Dat göp een
fonbae^ 3ijt *
32e tbeeDe Caeffel Deg
toets cpftljt / bat telt mijnen
Haeöen fal lief Ijebben alg
mijn felbeit: SEae? mijn gpe*
tötfle getupft mp / bat tc&
Ijem niet alleen niet foo lief
en fjebbe als mp gelben / mae?
bat icH ijem felfg ooeft ban
nattipten Ijate*
$>eeft <0obt ben menfcjjt
foo boog gefcljapen*
Antwoordt.
Deen: Oobtliceft Den men*
fcl?e goeta gefcljapen: mae?
boo? Den bal onfe* eestte <Biu
Dejg Mm enDe €bab / tg onfc
natupre foo beöujbenc / Dat
top alle tn fonDen otitfangen
enöc geboren töQ2ben*d
(a) <^enef: 1:31. <£nbe «poöt
facö alleg teat Ijp gemaeefct
JjaDDe/en liet, het was feer goet.
Cmtef* 1:26*27* €nDe<5oDt
fepDe:laet ong menftfjen maec?
Itett/ na onfen beelDe / nae onfe
geltjckenifie: enDe Dat fp öee^
fCljapptje Ijtbbé Ende Godt
fchiep den menfche nae fijnen
C 3 beeL
kakounoung ki A lid ni-pei-ringei tyri
tyni een: ka Parash ki Ina-appa iii.
meiringei neini-aen.
Coll. 3: 9.10. Ina mattae\'i-nado
mattse\'iharaug ymoumi-asn, &c. Ka
ni-paminian-nomi ta ka\'asuloung ka
vahaeu ka pce\'ivahm-en tou k\'ak\'alang-
in,tou a-lalikoh han ki na pei-kakounoung
tyri tyni-czn k \'anna ka ni\'tnei ringei ty-
ni-an na nynno.
Eph. 4: 24. Ka mammi-ah kamou
ki kaseuloung ka Vahasu [ ka ni-pei-
ringei ] tou ahkaquan ki A lid tou katik-
tikan ton pakad\'llih-an pakatiktik ka
mamftng.
(b) Gen.3: 1.2.3.4./.Kani-fim-
hamhga ta Voelei fiouro ki yraraid
ki ajaajam ka tou poulse-poulash, ki
ni-peiringei ta ti Jehova Alid : ka
ni-k\'ma ta teni ki Ina > Miffing kaua
ni-kma ta Alid, affi-kamou kman-ah
ki ymraid ki pasrasnash ka tou Ra-
oul > Ka ni-k\'ma ta Ina ki Voelei,
Hmahei-kame kman ki Voua ki px-
rxnxh. ka tou Raoul: Ra na voua ki
pxrxnxh ka itou-taukad ki raul, ni-
kma ta Alid: Affi-kamou kman-ah
ki atta, ka affi-kamou fmoukla-ah ki
atta, alei ka affi-kamou lava mapa-
tei-al-ato. Ka ni-k\'ma ta Voelei ki
Ina: Affi-kamou mapateia. Ra mou-
\'mhgata Alid, tou wxi rou kan-au-
moumi ki atta,ka parkylateih ta mat-
ta-omi: ka mama-al-ato-kamou ki
Alid tou kalang-en ki mariang ki a 131
ma-
beelde, nae den beelde Godts
fchiep hy hem: man CUÖe VDtjf
fcljiepljpfe,
<£011,3:9-<£nlteg&tmet
tegen malfcanDerm/ $c.toant
gijp fytbt aettgeöaett Den meu*
uien menfclie die vernieuwt
wort tot kennifle, nae het even-
beeldt des genen die hem gefcha-
pen heeft.
4:14^ Cnbe Den meu*
toen menfdie aenDoen/die nae
Godt gefchapen is in rechtveer-
digheyte nde heyligheyt.
(b) <6en» 3: *öt
flanglje nu mag Wttget Dan
al t gljeDtejte Detf Mt# / ïjet
toelcH De ï^eere <6oöt gemaefct
IjaDDe: en fp fepDc tot De Djou*
toe:31sf \'t ook Dat «öoDt gefept
öeeft/ gijp ïieDenen fultntet
eten Dan allen fcoom Deft&
ljofë> <*EnbeDeD|outoe fepDe
tot De lïangïje: ©an öe tmtcljt
De? Doornen Defeg fjof^ fuUen
top eten: itaeiöanDetyucljt
Dt# &oom0 Die m \'t miDDen
Deg gofó tó/l)eeft <0oDt gefept:
tnfult Dan Die met eten/
nocl) Die aen roeren / op Dat
gijp met en fteiDet* ^oe fepDe
De üange tot De Djoutoe: 45fyp*
lieDen en fult Den DooDt niet
flemen* Mm «0oöt toeet/ Dat
ten
-ocr page 43-mariang. Ka ni-kmyta ta Ina, ka na
mariang ta pxrasnnash ton k\'akan-
nin, ka k\'yheil-en ki matta, ka p2e-
raenash-app-ato k\'anna, ka kaesevah-
in tou pa au-nihgan, ka niara tyn ki
loua tyri ka ni-k\'man , ka ni-pïk-appa
ki tboung tyri, ka rii-kman ta tenu
( c) Rom. 5-: 12. Kmuta tou ka-
tatouro ki Tateitalih. (F)
Rom. 7:18: Kmytatou kararima
ki Tateitalih {h)
Rom. 8: 7. Alei ka mavavauuh
ki Alid ta pcehèalei-en ki vat: ka affi
pafi-darim-en ta atta ki Tatouliko
ki Alid: ka afli pafi-lpouh-un-appa.
(d) Pf. fn 7. K\'yt-ei, nz-pei-alak-
koh tou katoukoulan: ka nï-a-balei-en-
kob mara tou var au ki Rena au.
Ephef. 2: 3. Ka na alalak-kytta ki
ngale tou nat tan nm-eta, mama ki
rarouma.
Gen, j*: 3. Ka ni-pou-alak [ ta ti
Adam ki Alak ka Paraeh] paab-
fcoun tyri tyni-an , papei-koimoung in
tyn tynuam, ka ni-fmaki-nanang ki
panang tyn\',Seth.
ten Dagïje atë göp Dae? ban
etet / foo fuUen ntoe oogen gc^
opent tooien: enDe gjjpfuït
alff <$oDt toefen/ ftennenDe jjet
goetenDeljetriuaet* <£nöe öe
bjotttoe facï) / öat Die25oom
goet toasuot fpijfe/ enöe öat
een Ittö toag boo? öe oogf /
ja een ^oom Die begeejitjcft
toag om bejftanDtg te maften/
ende fy nam vanfyne vrucht, en-
de at: ende fy gaf oock haren
man met haer, ende hy at.
(c) $om* 5: ^tet öe ttp
besage/op öeï*(b).
&om 7: i8 j>iet $?age btjf/
op Del» (b).
mom. 8:7* ^ae?om Dat het
bedenke des vleefchs vyantfchap
is tegen Godt: toant Ijet en on*
öejtoejpt ftcö De toet <6oDt£
ntet:toanti)et en fcan ooft niet.
(d) rfêiet/ickben
in ongerechtigheydt gebooren:
enDt in fonde heeft my mijne
moeder ontfangen.
<£pfjef* V €nDe wy waren
van natuere kinderen des toorns,
<0em 5: > €nDe $Dam ge*
toan een foone na fijn geüjcke-
niffe, na fijn evenbeelt : enöe
Tatar ki kaannim hi Tateitalih.
1. Ni pei-mang meiringei ki Alid
ta Ka\'seuloung ?
Ki-pei-riang ki Alid ta Ka\' xu-
loung, tou na papei-kakounoung
tyn\' tyni-en.
2. Oumhga-enhou ta matigki na
papei-kakounoung ki Alid tou Ka-
"aeuloung-an ?
Siouro ta katiktik-an ta paka-tik-
tik-en-appa ka finnaeh madlig, ka ni-
pei-faal ki Kaaeuloung tou nauna-
mou.
3. Mattse\'i-faoun-ämattasVmfing,
pash-balei-en-ato ta mang tou katik-
tik-an tou paka-tiktik-en-appa pa-
kad\'lig kanna ?
Ka ni-pakarsemseh ta oumhgan ki
Ka\'asuloung tou k\'alangin kadllih
ki Alid : ka ni-matiktik ta kamoeiin
tyn ki T\'au ka rarounia tyn\'a ni ma-
d\'llih-appa ki Alid: ka ni-millih ki
psehalalei-in padhdimdim ta ynnas-
nxh-en tyn\' tou ymmid ki mamang.
4. Heirou ni-pei-dllih kma-hyn-
na mei-tiktik ta Kaaeuloung tou
naunamou, ni-oumang hnyn ta kidi
tyn\' ka kma-hynna mat e mavitih ?
Na kidi ki ni-hou-aryng ki na Ra-
mou-eta ka ti Adam ti Eva.
Ti mang ta ni pakka-nauna-
raou-en ki varau ?
Ti
Verklaringhe van de fefte
Vrage.
i* 3^oe geeft <0obt ben metv
fcge gefcgapen^
<^obt geeft ben menfcge
goet / enbe nae? fijn ebenbeeït
gefcgapen*
x. imt be?$aet ggp boo?
get beelt «aobtg tnben men*
fcge >
gnfonbejgept to m getergd
ttgïjept euöe ^epïigg^t / öaej
öe menfcge tnben beginne me*
begefcgapen t^ getoeeft.
3 * ^tggt Uiat bupbelfjefce^/
Uiat onbe? befe gemltftggept
enbe gepltggepbt begrepen
too ttt
tDat get bemant beg mem
fcgeg beliegt met tuaete
htmiïït fpnen tmllc
tuaö recgtbee?btgg ontkent
fpnen naèftett / enbe oprecgt
ontkent öt: fpne genegent*
geben toaren in allen be reben
4* 310 ben menfcg tnben be*
ginne foo gepltg getoeeft/ ban
toaej komt gp ban nu foo be*
bilden ban aejbt*
lipt ben bal onfej ee$e
<Oube?.ö &bani en €ba
Wit tg be eestte oo^faecfte
Ti Adam ti Eva.
6! Ti-mang ta m-paka-barau ti
Eva-an ?
Voelci, Tyttou kanna.
7. Mamei-mang ta na Sou ki Lyt-
tou ti Eva-an, tou ni-pakavarau-en
tyntyni-aen?
K\'mahina ta na fou tyn; Heirou
kman kow ki voua k atta, parky-lat-
auh rou anna ki matta ohou, ka
mam ah kow ki Alid tou kalang-in
ki mariang ki affi mariang.
8. Timang ta ni-pakavarau ti
Adam-an ?
Tbcung tyn\' katiEva.
9. Irou ka ni\'kahato kman tati
Adam ki voua kanna, ni-maki valei
kaua ta teni ki keirangen ki kidi ka
mafaoun mariang, mama ki na fou
ki Lyttou tymaen ?
Affi: ra ni-pakadis-en pakadseuua
paka\'t-e pakavitih ta kidi tyn, ka ni-
irou-ato ta kapateian tyni-sen.
10. Mattas\'i mang ta na fou ki Alid
ki atta ?
Mattx\'i-kma-hina ta na fou ki
Alid: Ka ni-kmytta ka mannanna ta
neni.
11 • Kamang kanna}
Ni-kmytta ta Kaxuloung, ka ni-
papannanna ki katiktik-an tyn\', ka
mi-
$banten€ba*
6, UBic jeeft €ba tot De fmt*
be bekocht >
tBt flange / Dat tg ben
^tspbei
7* Wm reben gebnipe&ten
be ^upbel om 2fbam tot fon
tilgen tebetoegen }
*Dtk teöenen; 5nöten glip
ban Defebjucljt eet / foo füllen
ntoe oogen geopent tooien j
tmt gijp ftilt al0 <Dobt toefen
8. wit ijeeft m tot bf
fontse geb?acï)t*
^ijnt^outoe^ba*
9* IDatuuc? nn $bam ban
befe b?ml)t gegeten Jjabbe /t h
fe? boen toel een g^oote? Ijttp
ïrjckljept ob e? 5ijnen ftaetge*
fyacgt/ gelijk De ^ttpbel fjem
gcfegljt fjabbe *
<z5antfc|ieï!jeK niet: ntaej
te? tmtmit tg te$ont fijn
nattiere t\' eenemael bebo?bett
getoo^ben / enbe De boot obei
Ijern gefeomen*
10. ioat gfienmgïjt «Dobtg
tooüjbt Jpe^ban*
<6obtg tooo^Dtfepbt albttg:
<£nbe fp faegen Dat fp nardu
toaeren.
11. iïaae?toattgDati
menfc!) faclj / bat ïjp
ban alïe fijn geterijtigljepbt
tó
mi-nanna-appa mitouhko tou dou-
ma ki ngale ki Alid.
12. Nx-itouqua tou mang ta ka\'t-
e-en kaviîih-an k\'atta ?
Siouro tou karimdim-an ki ou-
mhgan tyn\', tou paparyt-en ki ka
moeiun tyn\', tou pakarakkarak-in
ki mxnxh-en tyn makoudouma ki
pseh-alalei-in tyo\' psehdimdim, k ma-
appa-hynna kamaouroki mamang
ka rouma tou kat-ë-en kavitih-an
kanna ta Kaseuioung, dyk mavarau.
i 3. îSIi-mou-dyk kaua mouqua ta
fi-dad\'-an k\'atta ti Adam-an, ni-fah-
tounoun lava ki Ka\'asuloung ka
rouma ?
Ni-mou-qu-appa ta fi-dad-an
k\'atta tou ymmid ki kasuh-bavli
tououl ti Adam-an.
14. Tou kidi ki mang ka ni-fah-
tounoun ta fi-dad\'-an katta tou ym-
mid ki kseuh-bavli tououl ti Adam-
an ?
Tou kidi ki pei-alak-en neinisen.
iy. A-balei-en kaua pei-alak-en
kaua tou varau ta ymmid ki kaeu-
loung ?
Hahei.
Ka papito ki Tatœitalih.
Kamang ta ni-h\'ouaryng-an ki
na Ramou-eta ka naunamou ?
Ka ni-knun ta neni ki voua ki Pa-
rsen-
toag ontbloot enDe naec&t
ftonDt boo? Den toont <5obt&.
ü* iDae? in beftaet Defebe^
Do?Dentöept £
3lnfonbe$epDt inDe tmp*
fte?niire fijns bejftantg/ inDe
Uthtmljtpt mi fijnen tuille/
inDe toeöeifpannigijept fijne?
gemgentïjeben tegeng De te^
Den I fulcUg Dat De menfeïj tti
Die tietöojtsentljept niet an*
Deisenfcan al$fonbigm*
alleen oDei$Dam gekomen/of
iCTe oock totanDeremenfcljen
obe?gegaen>
^efe beiDoibentljept 10 mu
De boo?t gefet tot alle benafeo*
meïmgen2ÜDam&
<§p toat togfe too?t Defe
De?Do?Dentï)ept tot alle nalttb
melinggen ftlDamg boon glje^
plant}
^001 De geboomte.
15. 3Bo?Den Dan alle mens
feïjen fonDe? onbe?fcljept in
fonDen ontfangen en geboren*
Safe*
De fevende Vrage.
!©at 10 Dien bal onfe? ee$e
#uDe?£ gebxeft i
Antwoord.
-ocr page 47-zxmxha ka ni-\'avag-han ti J e h o-
v a neini-sen.b
Soufou ka tce\'i-qna tou foulat ki Alid.
(a) Gen. 3:6.Kmytta tou ka innim
ki Tateitalih (h).
(I) Gen.2: 16.17. Ka ni-poutouh-
ko-en ki Alid ta Kaeuloung koun-
hiä: Kman-ah kow ki masyh psersen-
nseh ka tou Raoul: Ra na parcennceh
ki k alang-en ki mariang ki affi mariang,
aß kow kman ah ki anna, ka tou wse\'i
k\'anna rou kraan kow ki anna ma-
patei-ah kow.
(Patar ki Tateitalih ka papytto.
1. Na pah kou-fafou kaua ki Alid
ta mamang ki Ka\'aeuloung, fiëuh ki
ni-peiringei-en tyn\' tyni-*en ?
Hahei.
2, Mang ta na pah kou-fa-fou kan-
na?
Ka affi kman-ah ta Ka\'euloung ki
voua ka na avah tyni-asn.
3 • Na voua-ato ki mang ta anna ?
Affi-kytta paomhgan ki fou ki
Alid.
4• Pananang-en-ato tou fou ki Alid
mama ki mang taparsennseh k\'anna?
Parjfennseh ki kakalang-in ki ma-
riang ki aflï mariang.
Kau-
be bjncgt be£ Storni a welche
ïjun <0obt behoben ffaöbe**
(a) <&t\\V 3ï 6. $itt ©?age
k$ (b).
(b) <öen. 2: i6 17. <£nbebe
Çccre 0oöt geboobt ben men*
fclje fegglienbe : ©an allen
boom fult gl)p b?pe*
ItCfc eten: Maervanden Boom
der kennifïe des goets ende des
quaets, daer van en fult ghy niet
eten, töattt ten Dage alggljp
Dae? ban eet fult gp ben boobt
öe?bem
Verklaringe van de fevendc
V7rage.
r bat <£oD ben menfcge
0cfcl)apr Ijabbe / fjeeft gp Ijtm
boen ùùtk eemg bebel gegebé>
wat bebel x$ bat gfie*
toeeSf
<Dat be menfefj ntet eteit
fonbe banDe be?boben
3 Wat b^ncïït i& bat ge*
mtüt
tDe Jbtïjnftttre en jjeeft on$
Dat met geopcnbae?t
4. lm Xwtt ben Soont ge*
naemttn^ôbt0b3ûû?t*
tBtn 23oom be? lunmfle Deg
goet^enbebe^ quaets
5* iOaej.\'
-ocr page 48-f. Kaumang ka ni-pash-kma-hyn-
na mananang ta anna ?
Alei ka rou kman-ah ta Ka\'aeu-
loung ki anna, madys-al-ato hmahei
maki-valei ta teni riang ki mang ka
ni-patau-rumma tyn\', ka\'t-e-en kavi-
tihan appa ki mang ka ni-pou-mado
tyn\' pou-halap tyni-sen.
6. Kamangta ka\'t-e-en k\'annaka
ni-irou-ato mou-halap ki Ka\'asu-
loung?
Si-dad\'-an ki kidi tyn\' ki \'ngale-
appaki Alid tyni-asn.
7. Ni-madys kaua kmalang ta, Ka-
\'asuloung ki ka t-e-en tyn fiäbuh ki
ni-kavarau-en tyn\' ?
Hahei.
8. Mamaeh ta atta tournang }
Tou atta ka ni-fimimia ki pam\'-
mia-eih tyn\' alei ki tapagh-an-eih ki
pannann-annan tyn, ka ni-ylpud fou-
ivung tou Vceuung na douma ki
vlung ki Alid.
9. Ni-itou-kounna ta parsennadi
& anna >
Tou Paradys.
xo, Nanaang ta Paradys k\'anna?
Ni-itou-papararsennaeh-en-ato ka
k\'heil-en j ka ni-pei-ringei ki Alid
tou naunamou.
11., Dyk kaua ni-akoumea ki fafat
ki parsennseh ki kalang-en ki ma-.,
riang ki aflimariang,ka affi ni-hahei-,
en ta ti Adam pakan ki anna ?
Ha«
U Itëaejom toiejt öp aïfoo
genaemt é
<£>m Dat De menfclj baej ban
etenDe/ te^öonbt onöejbmDen
foitto / Uiat goet Ijp bedoren
tnat cjitaet gp op CicJj felben
gepelt gabbe,
6* ttMck tg bte ellenbtggept:
Die obe* ben menfcïj gekomen
i&t
^e beibo^bentïjept fijne?
natuete en ben toont <©obt&
7♦ ©eeft ban De menfcl) fo ba*
beïijk fijn elfenbtgljept gekent
na bat |p gefonbicfjt gabbe >
3a Ijp*
8. tBaej tipt blijckt bat *
^ae? upt / bat gp ficlj Jeeft
kïeeberen gïjemaecfct om fijn
naecktliepttebebecken/ enbe
grblncljt i$ fclptplenbe in fjet
Sofflj ban liet aengeftcïjte
bes petten:
31n!)et$atabtj&
10* l0at mag bat #at*abijftf
<êm ïnflljof; ban<0obt in
ben beginne gefcljapen*
i r* iDaffe? mm alleen eenen
23oom be? kemttffe beg <!5oetg
enbeDcö<®ttaet£/ baej&bam
niet ban eten moc!)U
Hahei; ni-akoumea dyk fafat ki
Parasnnash k\'anna.
12. Alei ki mang ni-avag-han ki
Alid ta ka\'seuloung ka affi kman-ah
ki parssnnaeh kanna >
Alei ka pou-tata i kidi-eil-ato pseu-
shut ta paraennash kanna ki Pei-fa-
fou-an ki Alid ki kaasuloung.
13. Affi ni-inang kaua tati Adam
kman ki fafat ki paraennadi kanna >
Affi ni-inang: rä na k\'mahynna ta
vuruli ki ryh tyn.
14. Mafaoun kaua malouaf ta va-
rau katta ka ni-kman ta ti Adam ki
paramnseh k\'anna, ka rou ni-kmaä-
rouh lava ta teni ki fou kamamang
ki rouma ki Tatouhko ki Alid >
Hahei miffing.
1Kaoumang ?
Alei ka kma-hynna ni-inang fi-
darim ta ti Adam ki Peifafou-an ki
Alid.
16. \'Ou-piri-en-hou kaua, irou ka
ni-kman ta kaseuloung ki voua k\'an-
na, ka ni-kaaroghan tyn\' rou anna ta
ymmid ki Tatouhko ki Alid >
Hahei.
Ka k\'oyhpa Ii Tatceitalih.
Amyt-ah-kaua ta ni-kavylling-
^gen kanna ti Adam ?
Pattceuvlian.
H\'ahei ra :a teni ta na Ramou-eta
^nnitenaoms. 1$
gaalleen Die eenen&oom*
i2 IBaejom be^boobt C*oüt
Den menftfjeban Dien 25oom
te eten *
Om Dat (jet toa-ö eett
qament banbe ^eerftljappije
<0oDtg 0 De? Den menfcïje.
13. €n peeft ficl* 2£öam u
bentoel niet ontften Dan Dien
eenen loomte eten £
0ttn Ïïp : foo g?oot toag
fijn toebe?fpannigï)ept*
14. Haej iïïn pet mee? aen
gelegen getoeelï Dat $Dam
Dan Defen Doom at / Dan ofijp
eenigl) anbe? geboDt Deg toetg
obe^eben IjaDDe é
gaïjetgetoiffelijclw
i5* 113anom ï
<©m Dat öp De üSegeeringe
<5oDtg niet en tjeeft toillen on*
De^Danigli $ijn.
16. mnürnt gp Dan/be>mitg
De ntenfcl) gegeten ijeeft ban
Dieb?ucl)t / Dat ï)p be$alben
De gantfcöe toet <0öbt£öeeft
obe?get>eben l.
3a icfc;
De achtfte Vrage.
<3aet ong Defe ongeljoo^
faemljept $bamg ooefc aen £
Antwoordt.
3lafe Doel):a toant fjp té on*
-ocr page 50-ymdeib, ni-ma-ymmid-kytta mava-
rau itou-qua tyni-sen.c
Soufou ka tae\'iqua tou foulat ki Alid.
(a) Rom.y: 12. Kmyttatou kata-
touro ki Tatasitalih (Pj.
(F) Aét. 17: 20 . Ka ni-peiringci [ki
Alid] tou na œmagh ka fafat taymmid
ki kavoui vouylan ki kaœuloung, pa-
itouqua neinisen tou ymmid ki Nasi.
(V) Rom. y. 12. Kmyttatoukata-
touro ki Tateitalih (h).
I ,Cor. I y: 21. A lei ka na kaœuloung
ta kapatei-an, na kaseuloung-appa ta
iikouh-eih ashpit ki ni-mapatei.
(Patar ki kaRoybfxt ki Tateitalih.
I. Aaeupyha-in kytta kaua ki na
varau ti Adam ?
H\'ahei.
a. Aseupyha-in-kytta mama ki
mang ki varau k\'anna ti Adam >
Tou k\'asuaitting-inimyt\'-^n.
3. Ksu-ä-itting-in-kytta mama ki
mang ki na varau ti Adam,rou äou£
fï-appa-eta kalahei ?
Aiei ka ni-itou-fal-kytta ti Adam-
an tou fafat ki fi-kava-kavah-en lam
ki Alid.
4. \'Ou-mhga-enhou kaua, Irou ka
ni-
fe?a!le?baöe?b/ enbetopïjete
ben aïïe in (jem gefonDigJt* °
(a)^om,5:i2 JMttDcbe?*
De=D?age (b),
(b) 17*. 26. <£ttöe geeft
uyt eenen bloede het ganfehe ge-
dachte der menfehen gemaeckt,
om op ben gejjeelen ae?Dbo*
Dem tetoooneiu
(c)gom^:12* d>ict ®:age
i. CO?. 15:2 r „ Wmt dewyle
de doodt door eenen menfche is,
foö 10 oock be opöanbinge De?
booben Doo? eenen menfejfje*
Verklaringe van de achtfte
Vrage.
r. £>\\ji\\ top ootfc fcïjnïDigft
aen be fonbe ban ftbam *
3a top.
i. Ipt fijn top fcljuïbigö
gïjetoo?Den aen be fonbe uan
SiDam *
^oo? toe-reïseninge.
3. l)oe too^Dt be fonbe
Dams ons toe-gereetkent/ nae
bien top boen te? tijt nocji niet
enfijngetoeeö*
<&n\\ bat top aïle neben
bam ftonben in ïjet felbe bej*
bonbt met <ü?obt*
Dam
-ocr page 51-ni-fmidada ta ti Adam ki ni-fikaka-
vag ki Alid, ka ni-fidadan tyn\' ta
arma alei tyni-sen mamado, alei-appa
ki ymmid ki kaeuh-bavli tyni-sen
tououl ?
Hahei.
f. Kaoumang ?
Alei ka na patar ki ka\'ssuloung
ka ymmid ta ti Adam.
6. Pattas\'i-pouk-en-hou ta mang
ki ymmid ki atta ?
Ka ni-mavarau-kytta itou-qua ti
Adam-an ? ka alei ki anna itou-fâl
kytta ti Adam-an itourarim ki kapa-
teian ka myhkaqua myddarynnouh.
Ka matouda ki Tatœitalih.
Mamei mang ka moum\'-mhga
kow tonTatouhko ti Jehova,
ka ni-pafi-darim kov/ ki kapatei-an
ka myhkaqua myddarynnouh tou
voual-oho tou vatti-oho ?
Pattϕ-\'vli-an,
Heirou k\'ma ta Tatouhko ti J e-
hova, Pahko-avavag-hauhtaym-
mud ka affi itoudasuua tou ymmid
ka ni-foulat-en tou foulât ki Tatouh-
ko % nda tin-nen-koh tou ry\'-seu3b
ka ni-kaarouh-en-au ta ymmud ki
fou ki Tatouhko ti J e h o v a c ka
^aeï\'i-app\'-ah kma-arouh ki anna.
Soufou ka t£ei-qua tou foulât ki Alid.
(a) £>eut. 27: 26. Pahkou-avavag-
ûuh ta aß paka-shut.ah ki fou ki Ta.
bam getbe?bont <£*oöt$ fcgeti*
bcnbe/\'t feltse gefcgonben geeft
1300? gem ende cock boo? alle
fijne nakomelingen^
3a ick.
5. ^oefooöat*
<0m bat ^bamtuag be too?*
telban\'t menfcgelijk gefiacgt,
6. HBat öeüupt gp upt allen
befen ï
^>at tup ooek gebben gefon*
biggt in Ébam/enbe obcifulcv
oock met^Cbam liggen onbe?
be eeutotgeboou
De negende Vrage.
ï^oe be?0taet ggp tipt be voet
<&oht$ / bat ggp nae? licgaem
en wie be eeutöigge boot on*
be?keimgg3|jt*
Antwoord.
beb3ttfept/be?bIoeckt
i0 gp Die niet en blijft in allege
bat ggefcg?eben iïatt in get
SSoeck ht&mt0*l bae? gge*
tupggt mp mijn getuifleb Dat
ick UÏÏ0 alle be geboben be$
wt&c obe|t?eben fteböe/ enbe
nocg bagelijck^ obe?t?ebe,
Jbcïpftu^pïaetfkn.
(a) vj%2.6. Vervloeckt
fy,die de woorden defer wet niet
-ocr page 52-touhko, ton paamt-eih tyri ki anna.
Gal. 3: 6. Pahkou-avavagauh ta
ymmid ka affi itou-dceuua tou ymmid
ka nifculat-en tou foulat ki Tatouhko,
tou paamt-eih ki anna.
(b) Rom. 7:18. Kmytta tou kara-
touha ki Tatasitalih ib).
Rom. 3: 9 tou kidi ki 18. Kmytta
tou kararouha ki Tatseitalih (a).
(c) Job. 9: 2. 3. Miffing kavana-
en-au ka k\'ma hynna: nda matiktik-
ah tou semaeg ki Alid ta kaasuloung
mama ki mang > Ron mamoci ta tern
marihtil ki fou tyni-an, mauro-ah mat-
ttei-vli ki fafafat na fat katounoun-
an.
I. Joan. 1:8. Kmytta tou kata-
touro ki Tatasitalih (a).
Tatar i(i Tateitahb ka matouda,
1. Kamang ta t\'ou-mimi-en ki Ta-
touhko ki Atd ymyt-sen >
\'Illig-hin ki ymmid ki anna ka ni-
foulat-en tou Tatouhko ki Alid.
2. Pattau-mamfing ki mang ta Ta-
touhko neini-asn ka a-ymmid ahqua
ki atta}
Pattau-mamfing ki kaeuag-han ka
myhkaqua myddarynnouh.
3. Tma„kou-takout ki mang ta
Tatouhko neini-sen ka affi itou-
deuua tou ymmid ki mamang kani-
fou-lat-en ton anna t
Tma-
en fal beveftigê, doende de felve.
3:10, Vervloeckt is een
yegelijck die niet en blyftinal
het ghene gefchreven is in het
boeck der wet, om dat te doen.
(b) ftom.?: iS^cfict Dc bijf^
betrage (b).
tUseeöe©2age (a).
(c) fob^z^l^acjlijrh tcfc
Xoeet Dat get foo tg: toant goe
fouDe De menfcge recgt^ee?big
fijn fop *£5öDt£ Soo hy luft heeft,
om met hem te twiften, niet een
uyt duyfent fal hy hem beant-
woorden.
u Jog* 1:8* 23efiet De Dezbe
^age (a).
Verklaringe van de\'negen-
de Vrage.
1. J0atepfcgtbetoet<6obtg
ban ong >
<&nbe£göubtnge ban alïe\'t
cteent bae? in gefcgjeben ffaet*
2. wat beïooft De biet aen
Den genen Die Dit aileg $nbe^
gouben >
y mat bjepggt be toet obe?
Den genen Die niet en blijft tn
af get gene baej in gefeg?eben
ftaet^
Tma-kou-takout neini-aen ki pah-
kou-avavash ki kapatei-an ka myh-
kaqua myddarynnouh.
4. "Ni-t\'akoutakout kaua ta pah-
kou-avavagh alei ki varau ka pam\'t-
en wse\'i\'i ?
H\'ahei.
f. Matiktik kaua ta atta ki Alid
ka pahavoung-auh ki kapateian ka
myhkaqua myddarynnouh ta varau
moukouna rou affi irang ?
HJahei: alei ka fiiridada ta ymmid
ki varau ki Tatouhko ki Alid, ka ki-
di-ato ka ahqua-ali adasuua ki atta
ta ymmid ki ka\'xuloung.
€. Pahavöüng-ïn kaua ki Alid ta
varau tou ka xuloung ka myhta-
t\'mouk ?
H\'ahei : faoufal tou voual tou
vatti.
7. Manno >
Tou kasuag-han k\'atta ka akou
kidi, fi\'aèuh-appa ki kasuag-han k\'at-
ta touyhkaquan myddarynnouh.
8. Akoumea kaua ki faaat ka ka-
aeuloung ka affi ni-\'t barau ?
Aouffi ki faaat, dyk ti jefus Chri-
ftus.
-5>. Kamang ta fi-ceuh ki ni-pattas\'i-
ouro-en hnyn\' ?
Mama ka Tama-kavarau ta ym-
ki kaseuloung, k\'ma-hynna pa-
li-aarimjen appa ta nenj j^i ni_pah-
ko-avavahki Tatouhko.
10. Ka-
<Dett bloedt ofte öe eentoi*
ge boobt*
4> gg ben bloedt gebjepgljt
obtt alle / ootft obe? gemepne
fonben >
Safe.
3I0 bat ootft tecljt bp
töobt bat oocft be ttunftete
fonben met be eeutoigeboobt
toefen gekaft ^
3a bet: om bat alle fonbe
ig een fcfjenmCTe ban be toet
«pobtg / tot toelc&erg boiko^
men onbe$ouDingï)e pbe?
tnenftl)tëbe?plul)t.
6 ^ttaft <*5obt oocfc be fon*
be inben gehelen menfclj *
ga: bepbe in luïjaem en
3tcle*
7♦ i0annee?>
gn Dit letjen ttjbelijcft/ enbe
nae? bit leben eeutotgljlijcft,
8. gfle? toel eemgj menfc&e
bte met gefonbtc!)t en Ijeeft >
<5een altoog/iiptgëfonbe?t
gefng€lj?tÖng
9. laatbolcötö^mpt^
«Dat alle menfcljen/gelfjcftfe
fonbae?g sijn / oocft Itggljctt
onbe? ben bloed* beg toetg*
<e io t&üts
-ocr page 54-ï o. Kamang ta na fou ki Tatouh-
ko?
Pahkou-avavah-auh ta ymmid ka
affi itoudseuua tou ymmud ka ni-
foulat-en tou Soulat ki Tatouko,
tou pa\'amt-eih ki anna.
Ka fafat kytti-en ki Tatceitalih.
Pa-pou-than-en-kytta ki mang,
ïou \'ou-mhgan-eta kma-hynna tou
Tatouhko ki ka\'t-ë-en-eta kavitih-
an k\'atta ?
PattceH-\'vli-an.
Kadeip-ahkyttaa ti Jehova-
an, ka paki-riseuriseung-aul-appa-
mytta kmi\'ynb ta Hamami-an ymyt-
mx
Soufou ka t^\'i-qua tou Soulat ki Alid.
(a) A6t .2:57. Irou ka ni-milling-
ïg [ ki atta ] ni-btaf ki voulas ta tin-
tin nein, ka ni-k\'ma ti Petrus-an, ki
nLPadadingi-en-appa ka rarouma,
Oumang-ah- kame, Papamb Tcèi-appa-
para >
Pf. 3 2. f. Jehova ynnapa-
havoung iauan tou Kangale au-nou-hou,
ynna patceu-baurih jau-an toukararei-
an noubou. Mama kïoul ka mak-
dung ka mahuaf makdung-ato jau-
an.
(è) Gal. 3: 24. Annata na Tama-
d\'yloug ta Tatouhko madymyt-an ti
Cbriftus-an alei ka pou-tihtk-eih kytta
touTna-mfingam,
10. u^elche 30« öan öe
ben tiejö wtt$ t
mtmtcU tg ïjp bte niet ett
blijft in alle bat gïjefcffêebett
ftaet in lytt SSoech m Wtt$j
om bat te boen.
Mm toat öaet Set on^/afó
top tipt be Wtt aïbus onfe el*
lenbigöept&ejftaen*
Antwoordt.
<E>at top m$ boo? 60b btp
neberen/* enbe opggetoeckt
too^ben om onfe be^loflmgge
te foechetvb
(a) Wtt.it 37* <£nbe aï$f fp
bit goojben / wierden fy verfla-
ghen in het herte, enbe fepöetl
tot getjtunenbe b\'anbere 2C*
poftelen / Wat Tullen wy doen3
mannen broeders ?
38: 2.<©^eete/en
ftraft my niet in uwen grooten
toorn, ende kaffijdt my niet in
uwe grimmigheyt. &c. Als een
fware lall, zijnfe my te fwaer ge»
worden.
- (b) 1: m* ban de
W is onfe :ucht»meefter ghe-
Cbriftmn, op dat wy
foudeii gerecht-
wedt
t. \'Ou-mangtaTatouhkotouryh
ki kaseuloung, rou affi-ah-auppa ni-
fi-lala?
Pou-paenaeh ki ka\'t-e-en kavitih-
an ki kaseuloung.
2. Kamang ta fiae uh ki k\'alang-en
k\'atta ki kat-e\'-en-eta kavitih-an ?
Kavoulas-in tou tintin, ki pou-ra-
rim-en ki ryh, ki kamoeiin-appa ka
hami-eih-kytta tou ka\'t-e-en kavitih-
an k\'atta.
3. Ipipit-en-kaua tmou-mimia ta
kavoulas-in k\'atta ki tintin tou fi-la
la\'-n kadllig ?
Hahei.
4. Dyk kaua a neni ta patau\'mfing-
en ki Gnau ka mariang ka tinnen ki
ryh ta ka\'t-e\'-en nein >
Hahei dyk a neni ta \'anna.
5. Mamseh ta atta toumang ?
h Mamash tou na fou ti Chriftus tou
foulat ki Gnau ka mariang tiMat-
theus tou ka fafat kytiasn xb\' ki fat
ki Ibseh ki foulat j Mou-ymda mou-
quajau-an [kountyn] taymoumi
ka fiba,ka banounouh, ka paouliaau-
^au-kamou.
Kafafat kyttuan *<zh ki fat ki Tateitalih.
Akoumea kaua ki mamang ka
1. Wat is \'t geö^upcït De$
toets ontkent Den menfclje
Doo? fijne ï?efceeringe>
«Den mcnfclje fijn ellenDig*
ïjept te openDaren*
Wat bolgïjt upt Defe fcen*
ni (ft onfe? ellenDigljept *
I3e?flagentljept Des ö^ten/
en De?neDermge DesgemoetS/
mitfgaDejs ten öegee^te om
ban alïe ellenDigjiept Dcjïoft
te mogen too?Den*
3* t$o?Dt DefeDe$agentf>ept
Des ïje?ten oodtDejepfcljt tot
Detoaereöefceeunge>
91a.
Des Cuangelinms alleen aen /
ben genen Die ftare ellenDig«
31a Die alleen.
aBae?uptöIijcfctDat*
Upt De fpjeucfte giefii
€J?i8t ftp Den <£uangeliff
iBatt Jeus op\'t elfbe «Tapittefc
fóomt lje?toae?ts tot rnp alle
Die Demtoept enbefeelafi3ijt/
enDe icft fal u rufie geDen*
De elfde Vrage.
gcrer Dan oocft notö toel
<g 2 eenigö
Jtidi ka alei-eih-kytta hmamia ki
kat-e-en-neta k\'atta ?
Pattai-vli-an.
H\'ahei akou mea-ra: kma hynna,
"ka pse\'aemfing-anei ta katiktik-an ki
Alid,a ka pae-dyhk-aul-ato pamut ki
Tama-fih-toukad ka k\'ma-hynna ka
faoufal kaxuloung kadllih b matik-
tikc, faoulal-appa Alid kadllih d te-
ni ta ti Jefus Chriftus«ka Meirang-
eta.
Soufou ka tae\'i-qaa tou Soulat ki Alid.
(a) Deut.27:26. Gal. 3:1 o. Kmyt-
ta tou ka matouda ki Tatseitalih (a).
Rom. 1:32. Ka dou mou mado
jnoumhga [ta Heidang] ki katiktik-
au ki Alid ? ka mamftng ki pakapapata
patet ta pamit ka kma-hynna, afli dyk
ta pamut ki anna, ka faoufal-appa
taraahei neini-sen ka pamut-ato,
Exod. 34: 7. Jehova Jehova
&c. Kahmakow ki kahariou-an ki
katounoun-an, ka matta-hauma kow
ki katoukoul-an ki kaarouh en ki
varan: Ka makouptigh ajji kou> kma
ki ni-mavarau ka kmyt-appa kow [pa-
havoung ] ki ni-katoil kolan ki Rama-
ma tou alalak, tou moumou-appa
tou katatouro tou ka ahpat ki ka-
¥0«y vouyl-ana
eenigïj miööeï obengö / om
ban öefe onfe ellenötgfjepöt
be^loff te Können Voosen *
Antwoordt.
ga Ißt: namentlijtfc/öat öe
gerecljttgljepöt <60m toejöe
genoecfjgeöaen/3 \'ttoeïch aU
leen kan en moet gefcfjieöen /
öoo? eenairuïcfcenlEiöbeïae?
öiete geïijtfc fp eentaae^acïj*
tigïjb tn vecïjtbeejbicïjc mttu
fctje / enöe oock öe ume?atfc
tigïje <0obtd/ tbjelcfc ig ge*
fnge<%iftugbe feere.
^cïiJiftitej-plaetfm.
(a) <®eut* 2,7:16* €>aï, 3; ro;
J^iet öe negenöe Bjage (a\\
ftonv r: 32. fp Jet
ttti|t <@öötgf toeten / [namu
ïtcfc] / dat de ghene die fulcke
dingen doen,des doods waerdigh
zijn,»niet alleen befeïbe boen/
mae? ooft meöe een lueïgebal*
lenïjebbf inöe gene ötefe boen.
^toö.34:7. teere Utm if &
Qit öe toeïbaöigïjept be*
bjaect aen Deel önpfenöen/ öie
öe cmgntcïjtigfKpt enöe oUe^
tjeöinge / enöe fonöe öejgeeft:
Die den fchuldigen geenfins ont-
fchukligh en hout, befbeckende
de ongerechtigheyt der vaderen
! aen de kinderen, enöe acnbe
MïM0 ftinöeren / m ijct öe?öe
enöebiejöeiit*
(b) Heb. 2:14.17. Alei ka akou-
faoufaian ta Alalak ki vat ki amagk ,
akoufaoujal-an-ato k\'ma-hynna ta teni
ki anna, aiei ka fmidada-ah tou ni-
kapatei-an tyn\' tyni-asn ka akouligh
tou kapatei-an, ka \'Lyttou-ato k an-
na &cc. Alei ki anna kidi-ato ka mah-
kaulaula-ab ta teni ki Tcei-appapara
tyn tou ymmudki mamang^oi ka Da-
dyllo-ah ta teni ka Si-bavau ka ma-
harum ka mashut, tou paam\'t-eih ki
niamang ka a-tou Alid, tou papa-
reia-an ki varavarau ki tau.
(r) Heb. 7: 26. Ka kidi-ato ka
k\'ma-ah hynna taDadyllo kaSiba-
vau ymyt-am kad\'llig matiktik, ka
aouffi ki varau , ka ajji ni-cehidden , ka
ni-pafahpiah ki tama-kavarau , ka ni-
fiouro pou-tounoung poubavau ki
vulluvullum.
(d) Jerem. 23: s. iEceumi-\'auh
ta Juda tou wae\'i tyn, ka itou-shut-
ah itou-qna ta Ifraël, ka kmaah hia
ta Nanang tyn\' ki pananang-an-eïh
tyni-sen, Jehova ka Katik-
tik-a2st-et a.
i.Joan. p 20. Ra kavanan-eta
ka ni-irou-ato ta Alak ki Alid &c.
Tcni ta Alid kad\'High, ki kseu ag-han-
aPPa ka myhkaqua myddaryn-
(e) 2: y. Ka dyk faafat
ta
(b) i)tb. 2:14.17. €»beimttg
ban de kinderen des vleefchs
ende bloets deelachtigh zijn, foo
is hy oock defgelijcks derfelver
deelachtigh geworden, Op bat
gp boo? ben boobt te met Doen
foube Den genen Die \'t gepelt
beg boobtg gaöbe/ bat tg/ ben
<^HipbeïAVaerom hy in alles den
broederen moefte gelijk worden,
op bat gp een bajmgWgg en
een get?ontoe ^ooge-J^tefte?
fonbe 5ptnbcbmgen btebp
<£>obt [te boen toaren]/ om bc
fonbé beg boickg te betoenen.
(c) ïxb. ?: ^ 3$ant foo*
bantgj) een ^oogge-^teSe?
betaembe Ong/heyli^onnoofel,
onbefmet, afgefcheyden van de
fondaren, enbe googe? ban be
gemelen getoojben*
(d) sierem.23: ^ Sn fijne
baggen fal g«ba beslot too?*
ben / enbe gtrael ftkn fcöoo*
nen: enbe bit fal fijn naem
5tjn / batj mebenten gent fal
noemen/ de Heere okse
Gerechticheyt.
j,goan 5:20. ^ocg top
totten bat be ^one <5obtg ge*
konten tg/ Defeisde waer-
achtige Godt, enbe get eentotgc
ïeben»
(e) i Ctnt* 2-: «Dat? tg een
3 <0obt|
-ocr page 58-ta Alid, faäfat-appa ta Tama-fih.tou-
kad ki Alid ki kdteuloung, ta kaau-
loung ta ti Chriftiis Jefust
Luc. a: li. Alei ka ni-pei-alak
ymoumi-senki was\'i k\'atta ta Tama
Pakariang ka ti Chrißiu ka Meirang.
Tatar ki Tauitalib katta.
1. Pyppynna ta kidi ka \'seulpouh-
eih ta ka\'uloung hmamia ki ka\'t-e -
en kavitih-an tyn\' ?
Aoufi ki rouma dyk fafat ki kidi.
2. Kamang ta fafat ki kidi ka anna?
Atta ; ka pas\'se\'mfing-an-eih ta
katiktik-an ki Alid.
3. \'Ou-mha->nhou ta mang ki ka-
tiktik-an ki Alid ?
Kamoeiim k\'anna ki Alid ka alei-
en tyn\' vulli ki varau.
4. Vulli-ah ta Alid ki varau mamei
mang ?
Vulli-ah k\'ma-hynna ka mahkau-
laul\'-ah ta pahavoung-an ki na ka
irang ki ni-ka\'arouh-neta.
f. Ilpouh kaua ta Alid (dou myh-
kaqua ta katiktik-an tyn) ynnang
vulli ki varau >
Affi ilpouh ynnang.
6. Pypynna tama-auni ki t\'oumi-
mi-an ki katiktik-an ki alid ymyt-
xn?
Rou-
<*5obt / daer is oock een midde*
laerGodes ende der menfchen,
de menfche Chriftus Jefus.
%x\\u 2: i u [$amelijtk] bat
uneben geboren de Saügh-
maecker, welcke is Chriftus de
Heere.
1. ï^oe beel toegljen ^ijnbe?
booj be tu tickt be menfeïj ban
fijne ellenöigljept fcan be?loß
bjojben *
Ä meer als eenetoec^
Wtlth ts bïen eenen teeg*
^efe; batbe<0eteeïjttg{jejit
<5om U)e?be gïjenoegjj gjje^
baen*
3♦ I©at betftaet glip boo? be
gerecljttgl)ept<!5obtS*
^ten taille <5obtS luae?
booj jjp be fonbe toeken tuil
4* ftoe toil <£obt be fonöen
bj?eetken*
J^oo öat be ü?affe obe? een
komt met be g?ootl)epbt be?
obe?t?ebtnge.
5. $anban<0öbt/bej)oubenjg
befe gerecljtigljept / be fonbe
met ongeßjaft laten*
6. im beel bingen epfrïjt be
gljerecljtigljepbt <6obtS ba»
ons*
Rourouha ta maanni.
7\' Kamang ta toumimi-an ka
naunamou ?
Tmou-ouro tmou-mimia ymytaen
ki illig-hen.
Z. Kamang ta kararouha ki t\'oumi-
mi-en ki katiktik-an ki Allel ymyt-
aen ?
Tmoumimi\'appa ki hahavoha-
voung ymyt-\'-sen.
9. Mamang! tmoumimia kana ta
katiktik-an ki Alid faoufäl ki illig-
hen ki hahavohavoung ymyt-aen ?
Hahei.
10. Alei ki mang ka tmoumimia
ta katiktik-an ki Alid ki hahavoha-
voung ymyt-asn ?
Alei ka ni-kmaarouh-kytta ki Ta-
touhko ki Alid.
11. Mamei mang ka tmou-mimi-
äppa ymyt\'aen ta katiktik-an ki Alid
ki illig-hen ?
Alei ka affi-kytta moulia fi~darim
ki Alid.
1Eulpoug-hen msgumia ta tima-
mang ki ka\'t-e-en kavitih-an tyn,
rou affi ha ymmud ahqua ta teni ki
Tatouhko ki Alid, rou affi tubbuh-
appa ki pahavoung-an ki kapatei-an
ka myhkaqua mydda rynnouh >
Affi eulpoug-hen tati mamang ,
rou affi tyn paam\'t-en ta rourouha
Ctoee hingen*
7. mickig geteetße^
M>p epfrgt gegoojfaemgept
bau on&
8. Wtltk t$ get ttoeebe
t toeick be 0öemötiööeptit
<£obtg bau ong epfegt*
^p epfegt mebe &?affe bau
ong*
9. ti epfegt bau be gereeg*
tiggept <&obt0 ban ong / btp$
be te gelijck gegoojfaemgept
enbeß? äffe*
3afe.
10. ^oe epfegt be ^eteeg^
tiggepbt <£obtg ß?affe bau
0x10}
^ae?om bat top be toet
<<5o btg obe?t?eben gebben*
11* ^oe epfegt oock be felbe
noeg bae?-en-boben gegoo^
faemgeptbanongl
<Dae?cm j bat top noeg al*
tijtblüben onbejbanen <6obg*
Jüan bau niemanbtban
fijne ellcnbiggept bejloft too^
ben / ten ^p bat gp be toet
<5obtg boikomentlijck om
beigonbe / enbe baex-en-bobeti
oock bjage be floate beg mt*
toigen boo t01
0m\\ metnant tuet / ten 3p
bat gp befe ttoee hingen bol*
ï 3. Kamang ta pae\'x\'rnfiog-an kan-
na ka koun-noho ?
P as\' se\'mfing-an-ato ka matou kou-
mfmg ki kidi,ka pas\'asvli psexdacuua
ki kseuitting-en ki varau-eta.
14. Affi-kytta kaua pai-lpouh paf-
te ki katiktik-an ki Alid koun-noho,
rou affi kytta adeuuse a ymmid ah-
qua ki Tatouhko ki Alid, rou affi-
appa kytta tubbug ki pahavoung-an
ki kapateian ka myhkaqua myd-
daryn nouh ?
Hahei koun-nau,
i f. A-lpouh kaua ta ti-maraang ki
kaxulonng a-mado tyni-asn ada\'seua
ahqua ki Tatouhko ki Alid, t\'bbugh
appa ki pahavoung an ki kapatei-an
ka myhkaqua myddarynnouh kom-
hina ka hami-\'eih ta teni dou rou-
mang ki anna ?
Affi a-lpouh ahqua ki anna ta ti-
mamang«.
16. Pae\'se-lpouh kaua ta ti-mamang
ki ka seuloung pae\'aemado tyni\'asn
pse\'ae\'mfing ki katiktik-an-ki Alid ?
Affi pas\'se-lpouh ta ti-mamang.
17. Kaumang ka affityn\'pse\'seul-
pouhen pa^mfmg ta anna ?
Alei ka waei\'i-appa pakafaounnin
paka-irang ta kasuitting-en tyni-am
aleikivarau tyn.
18. ïvlama-ah ki mang ta kidi tyn\'
ka pse\'se\'mfing-auh tyn ta katiktik-
an ki Alid mivli ki kaceuloung ?
K\'ma-
i3 Wat tse^aaet gïjp öoo?
befe genoecpoeninge f
€tn boïboeningfje bit m
toae^bije ten bollen op toeegt
De felïnlt Die top Ijebbenglje*
maecht.
14- Jbtgöt gijp Dan battoe
De getecftttgöept <£5obtg niet
en ftonnen bolDoen/ten fp Dat^
toe be toet <5oDtg bolftoment*
lijcft onbrjljoubtn / enbe baej-
en-boben nor!) biagen be^af*
fe i)t$ eeufcotgen boot£ >
gabatfegliicft*
15. Ban toel eeniglj menfcïj
Dooj ïjern felben be toet <6obg
bol&omentlijft pnbejïjouben/
enDeDelljaffe Deg eeittoigljett
DooDtg Djagljen / foo Dat ïjp
DaejbanteemgejtijDt be^loft
toe?be t
16. föan ban ooefc toeï eenig
jHenfcïje boo? fïtïj felben be
getecl)tt0ljept<0oDg bolboen*
Heen lip.
<Bm bat Ijp booj fijne fott*
ben fijne fcguït norl) bagelijrjc
g^oote? maetfot*
18* imt booi een toojte^ ban
bejepfcljt bieboojbenmenCtfje
be getegtigö ept 6obg boïooe>
^00
-ocr page 61-Kma-ah hynna ta teni ki kidi ka
fihtoukad-ah ymyt-am, ka faoufäl-
ah kaseuloung kad\'lligh ka matik-
tik, Alid-al-appa kad\'llig ta teni.
19. Timang ta Tama-Sihtoukad
kanna ka faoufal ka\'aeuloung ka-
d\'llig ka matiktik, Alid appa ka-
d\'llig ?
Ti Jefus Chriftus ka Meirang-eta.
Kafafat kytticenki roubaki Tatci-
tahgh.
Ka\'uraang ka ka\'aeuloung-ah ka.
d\'llihta Tama-Sihtoukad ymyt-sen?
Patt&i\'vli-an.
Alei ka rmiasurioung ta katiktik-
ankiAlid, ka hmavoung-ah alei ki
varau, ta Nat-an Naei-eta ki ka\'aeu-
loung ka ni-mavarau.»
Soufou ka tseiqua tou Soulat ki Alid.
(d) Gen. 2:17, Kmytta kikapa-
pito ki Tatseitalih (h).
Ezech. 18:4. Vatti ka mavarau, pa-
kapateiauh.
Exod. 32: 3 3. Kani-k\'ma ta ti J e-
H o v a ti Moles-an: Sidada au mau
tou Soulat-au, ta ti-mamang kanna ka
nï-mavarau jau-an.
Tatar
&00 eenen ifèiDDelae; Die te
gelfjck sp een Ujaejacgtig enDe
recl|ttiee^tBt0ti itëenfcge / enbe
oocfc DetoaejacgtigeopoDt,
19* Jtëie Defen IBtDDelae? ƒ
Die te gcüjch3pecntuat£acg*
tig enrecgttieejDïg jiBenfcge/
en oock De tüae?acgtige<0öDt£
Cgjiftug De
De twaelfde Vrage.
IDae^om moetonfen
öeïae? een ume^acgtigg men*
fcge3ijn*
Antwoordt.
<0m Dat De mgtöeejDtg*
gept <0oDtg üojDejt/ Dat De
menfcgeltjcfte natttere/ Die ge*
fonDiggt geeft / oocfctjooj De
fonbefcetaeïe**
^>cï)?ifi«ej-pïactfcn.
(a)<0en^: 17♦ <£>itt fce fetoen*
Det^age(b).
^feecg* 18:4. De ziele die fbn-
dight, die fal fterven.
<ü*jcoD* 32, n3* <®oefepDeDe
^eere tot jHofetDien foude ick
uyt mijn boeck delgen, die aen
my fondight.
1. Ou-mhga-enBou ta mang ki
ka\' aeuloung k ad\' Iii gh >
\'Ou-mhga-en-au ta kidi ka a-kou-
vatti ka psehalalei pashdimdim, ka
akou-voual-appa ki ka\'asuioung, ka
ni-papafäl ki anna.
2. Ni-pahalpouh kaua ta Alid (rou
myhkaqua ta katiktik-an tyn) paha-
voung ki varau ki ka a:uloung tou
Tama-Gnau ka makka vullum ?
A1B ni-pahalpough ta teni.
3. Ka\'umang ka affi ni-paha-lpoug
ta teni ?
Alei ka mama ki ni-kavarau-en
ki ka\'seuloung tou voual tou vatti,
k\'ma-hynna kidi-ato ka tubb\'heih
tyn ta pahavoung-an alei ki varau
tou voual tou vatti:rä aouffi ki voual
ki vatti ta Tama-Gnau ka makka
vullum, ki havoung-an-eih tyn\' tou
atta alei ki varau ki ka\'aeuloung.
4. Mafaoun msernseh toumang ka
ka\'teuloung-ah kad\'lligh ta Tama-
Sihtoukad ?
Mxmxh tou ni-takoutakout-en
kanna ka ni-poupasnas\'-en ki Alid
tou naunamou ki ka\'amloung.
y. Mamei mang ta na tatakoutta-
kout kanna ?
K\'ma-hia; Tou was\'i k\'anna ( ni-
k\'nia ta Alid ki ka\'seuloung) rou
k\'man kow ki pxxxmixh, ka ava-
vag-
1. l©atbe?(ïaetgïjpboo?een
toaejacljtiglj menfclje *
<êtn natupte beftaettbeupt
een tebelijche 51 le / enbe ttpt
eenmenfcljelfjck ïitlj aem/t fa*
men geboecïjt.
2. föonbe ban <5obt beïjou*
bettS fijne gerecljtigljept be
fonbe m ntenfcöen niet in een
c^aem mtse 5iele gljefonbigljt
Ijebbenbe/ oó& va ïicöaem enbe
3iele be Öjaffe 5tjnbe? fonben
blagen moed: nu een <£ngel
en Ijeeft ttotl) Itcliaem noclj
$ieïe / om inöe feïbe boo? be
menfclje te boeten.
4. l©ae? tipt bltjtfct nocft
bo?be? bat be iHiöbelae? moet
teae?acl)t!glj menfclje $ijn >
ïïpt (jet b^pgemem/\'t toelfc
<öobt tuben beginne obe? ben
menfclj uptgefpjoocken beeft.
5. ^oebantglïbjaSbatbjep^
gemènt *
^mföanig; Cen bage(fp?aft
<0ob tot ben menfcfje) als gbP
ban be be^boben ö^ttc&t eet/
vag-au, mapatei-ali-kow.
6. Pattas\'i-pouk-enhou ta mang
mattse\'i-limoulimou ki anna >
Mama ka ni-takoutakout-en ta ka-
seuloung ki kapatei-an, k\'mahynna
ka tubb\'ghag ta ka\'seuloung \'mmado
ki pahavoung-an alei ki varau tyn\'.
Ka fafat kytticen <£b\\ ki touro ki
Tateitaligh.
Ka\'umang ka kaeuloung-ah ka
matiktik ta Tama-Sihtoukad ymyt-
Pattai-vli-an.
Alei ka ka\'asuloung, ka mamado
Tama-kavarau, affi hmalpough hma-
Voung ki na varau ki rarouma-ra.a
Soufou ka tasi-qua tou Soulat ki Alid.
(a) Heb. 7: 26. 27. Nda kidi-ato
kakmaahhynna taDadyllokaSih-
bavau ymytasn, kad\'lligh matiktik,
ka aoufi ki varau, ka affi ni-ashyd-en,
ka ni-pa-fahpiash ki Tama-kavarau,
ka ni-fiouro poutounoun pou-bavau
ki vulluvullum : Ka affi n a kidi tyn
wa?i\'i, mama ki Dadyllo ka Sihbavau,
ka phik ah tou ouro alei ki varau tyn
mamado-) tou xuh alei ki varau ki Tau.
I# Toumimi-en kimang, aleika
matiktik-ah ta ti-mamang ?
Pah-
fult g|fp ben boobt $e?bett.
6. \\Bnt beHupt g!|p
upt*
<*3elijcfc be menfege met tie
boot tg geb?epgt/bat 00 ck ab
foo be menfege felfgbeft?affe
be?fonbeb?agenmoet*
De derthiende Vrage.
i©ae?om moet 00tfc onfen
l^ibbelae? een tecJjtbeejbtgg
mcnfci)e 5ijn *
Antwoordt.
#m bat een menfclje / felfg
een fonbae? 3ijnbe/ntet en ftan
boo? eenanbe?betaetau
(a) iBant foo*
bantgfj een foogge-#?teae?
betaembe ong/ gep Jig/ onnoo*
fei / onbefmet / afgfyefegepben
ban be fonbaeten/ehbefjooge?
ban be gemelen gebjojbi: Dien
het niet alle dage noodig en was,
gelijck den Hooghen-Priefters,
eerft voor fijne eyghene fonden
flacht-offeren op te ofFeren, daer
nae voor de fonden des volcks.
H3at too?bt gte? toe be^
enfegt/opbat pemant xttljt^
beejbigf) $p*
Pahkaulaula-an ka manae-nxnseh,
tou ymmid ki anna ka t\'oumimi-en
ki Tatouhko ki Alid.
2. Itou-kidi ki maag ta pahkau-
laula-ankanna, ka t\'oumimi-en ki
Tatouhko ki Alid ?
Tou kadd\'llig-han matiktik ki
kidi, tou kad\'llig-han-appa matiktik
ki kseuag-han.
3. Rou timamang ta affi mad \'llig
matiktik tou kidityn , affi mad lligh
matiktik ki kaeuag-han tyn\', mi-
Ipoh kaua mivli ta teni kanna ki ra-
rouma ?
Affi miJpoiigh.
4. Ka umang ka affi maipoug ta
kaasuloung ka kma-hynna hma-
voung alei ki varau ki rarouma >
Alei ka hahavohavoung kanna
ka tub\'gh-an-ei tyn , poumado-eih
tyn\'poudÈè-uh alei ki varau tyn, affi
alei ki varau ki rarouma.
Ha [afat kytri-an \'<$h ki hpat ki Tateu
taligh.
Kaoumang ka faou-ial-appa Alid-
ah ta Tama-Sihtoukad ymyt-\'am ?
Pattcêi-vli-an.
Alei ka tubgh\'eih tyn\' ki kail hgan
tyn\' ki Alid, * tou kidi tyn\' ki kaarn-
loung, ta kdun ki \'ngale ki Alid, ka
makivalei-ah, ka pa\'a^-likoh-aL-appa
ta teni ymyt-aen ki katiktik-anb ki
kseuag-han. «
Soufou
<£entJölkomen ggeltjckfo^
miggept/ tn allen/met De Wtt
2. mm in öeft aet De geïijek*
fo?miggepDt met De mtt
<0ODtg*
tupre / enDe inDe gepliggept
Deglefceng*
3. ^oopemantmetgepligg
tg in fijn natttere/nocg ïjepi ig
ut fijn letjen/kan De foobanige
toel een anbe^ toe^ïoffen *
4. Jföaejom en kan fooöani*
ggen menfcggeen ö?affeD^
gen 1300? een anDe^
<0m Dat Die ttja iït / bp gent
te Djaegen / een betalmge fou*
De 30nuoo? fijn epgen/ enDe
niet boo? een antiek fonDe«.
Pe veerthiende Vrage.
ïföae^om moet onfelfêtDDte
ïaejoock tfamentoaejacgtig
<0oDt fijrt è
Antwoordt.
<9p Dat gp tipt k?aegt fij*
ne$ «föoDtgept /a Den laft Deg
toojng <aoDtö tn fijne meng*
gept D?agen/en ong De gerecg*
tiggept en get leUenc
Den/enDe toeDe? geben mocgte*
Soufou ka tée*iqua tou Soulat ki Alid.
(a) Jef. 6y. j\\Ka ni-ararau-au, ka
ni-aouffi ta ti-mamang ka ni-fahqua:
iii-innag-hen-au, ka aouffi ta ti-ma-
mang ka ni-tmadkad: anna ta ni-pa-
kaligbjauan ta pariou-au , ka ni-tihkat
jau-an ta rarei-au.
Jefai. 43: iï. Ti jau, ti jau ta ti
Jehova, ka aouffi ki Tama-Pa-
kariang dyk jau-an.
Haeb. 14. Affikaua pakafaoun-
ah ta semagh ti Chriftus, ka ni-pi-hgik
tou aouffi ki var au tyni-cen mamado ki
Alid, tou Joep-an ka myhkaqua myd-
darynnouh, pakakouptigh ki vana ki
ryh-oumi ki na ringei ka raapatei-
ato, aleiki tatamd-auh ta Alid ka
mseuasg.
{h) a.Cor. f. 19. Ka ni-papareia
ki Alid ta Nsei mamado tyni-aen ti
Chriftus-an, tou ojfi tyri kauytting-in
neini een ta var au neiri: &c
Jac. 1:18. Tou kamoei-in tyn
ni-mei-alak ta teni ymyf-cen ki [ou ki
katiktik-an, alei ka-[mamei-ah] kytta
ki ai-nanaunamou-en ki ni-pei-ringei
tyri na nynno,
Joan. i: 13. Ka affi ni-pou-alak na
, affi ki na kamoei in ki vat,
ara kamoei in ki parxli ra, na
Alid- appat
(c) Apoc,
(a) <£t.6y.<,.<gn ith fatïj toe/
enDe Dnej en umg memant m
flielp: enDe ith ontfetteDe mp/
enDe Daej enfcaagniemantDie
onDejftennöe: Dae?om heeft
mijn arm my heyl befchickt,
enöe mijne gnmmtgljept Die
jjeeft mp onDejfteimt*
<£fat. 43: i u lek, ick ben de
Heere, enöeDaejen iggeen
teb.9töe ueeltemeer
falfjetbloet CJmÖt/ die door
den eeuwigen Geeft hem felven
Gode onftraffelijck op-geoffert
heeft / Moe confcientie repm*
öften üan DooDe toejtfcen / om
Den ïeDenDen<5oDt te Dienen *
(b) i. <irü^:i9JBant^oöt
fondë haer niet toerekenen: &c„
fjeeft f)p Ottg gebaert door het
woort der waerheyt, op Dat tüp
fOtlDen fijn [aïg] eerfteiingen
zijner fchepfelen.
golj. i: 13 jBeïcftenietupt
Den feloeDe jnoclj npt Den unlle
Deg tsïeefcfjg / notf* npt Den
UUllC Degmang/maer uyt Godt
geboren fijn.
f 3 w
-ocr page 66-(c) Apoc. i:i8. Akoume-a-koh
kïau-alulup ki kaUuu-en ki kap at clan.
i.Sam. 2: 6. Ti JEHOVA ta
pakapatei ta pakaucekTz papou-rarim
tou kalseuhu-en t pa-ou.pcemh \\appa\\
pa-ou-vavau.
. \\ , ■ - .. ... ; \' . i
Ilpouh kaua ta ti-mamang ka
ni-pei-ringei na nynno,tubbuh kt ka-
patei-an ka myhkaqua myddaryn-
nouh mi-villi ki rarouma ?
H\'ahei i-lpouh: Ra aiïi kma-hyn-
na,kamaki-valei-ah ki kanadap-en ki
Alid jta ka\'asuloung kanna ka ivli-en.
2. Kamang ta alei, ka affi mi-lpoug
ta ti-mamang ka ni-peiringei na nyn-
no, mivilli ki rarouma ?
Alei ka myhkaqua aiïi-ah hkaha
tubbug ki kapatei-an ka myhkaqua
myddarynnouh ta Tama Takarivseh
ka kma-hynna, alei ka myhkaqü-al-
ato kanna myddarynnouh afl] mou-
li ah-
3. Irou ka\'asuloung ta Tama-Sih-
toukad ymyt-sen, kamang-al-ato ta
kidityn\' karouma?
Kidi-appa ka Alid-ah ta teni ka-
d\'lligh tou fafat ki jtou-mado-en.
4. Kaumang ka faou-fäl-appa Alid-
ah kad llig ta Tama-Sihtoukad y.
niyt\'asn ?
Alei ka mae\'iï\'h-ah ta teni, tou
paamt-
(c) $poc 1: i8 öe
Jjtbbe de fleutels der helle ende
des doodts.
6. De Heere
doodet ende maeckt levendigh :
£p öoet te^gelle neöe^aelen /
enDe hy doet [weder] opkomen.
u J>oiibe gljeen fcfjepfe! be
emungebooDtboo? eenanbej
3a (jet: mae? foo tuet/bat t
fcfjepfdboojtumi beeettunge
boobt geD?agentme?t/ opt te?
genabe quam >
2. WM 10 bäe? öü rcöcnbah/
bat geett fcljepfel be eeubnge
boobt featt b?ageti boo? eett
anbe? *
<©m bat foo eettbojge nopt
tu fotibe bolepnbtgljt jjebbett
be eetrtmge booöt te b?agen/
beüjtjlfe eeutotg hupten moet«.
y IBanneej onfen Ultbbe*
laej eett menftft t0 / toat moet
jjpbannoclj mm 3ijtW
$2p moet ooc& te gfjeltjcfc
OctJt 5tjit in een pe?foon*
4 !Bae?om moet onfen mtb^
belae? 00tfc te famen$tjn be
Ujac?acbrigc<z$obU
<ip bat öp mächtig 5p/ö«
wtth
-ocr page 67-paamt-en ki Sih-kaquan ki Pakari-
ang-en ymyt-asn.
f. Pyppynna ta maannini katou-
mimi-en tou paamt-en ki Sihkaquan
ki pakariang-cn ymyt-^n >
Toutouro ta maannini ka paamt-
auh tyn\' tou atta,
6. Kamang ta naunamou ?
Kidi-ato ka tubgh\'-eih tyn\' ta \'kdun
ki ngale ki Alid mivilli ymyt-sen.
7. Affi kaua ni-tub\'hgen ti Chriftus
ta \'ngale ki Alid mivilli ymyt-aen,tou
Haheis ni-tubhgen tyn ta anna
dyk tou kidi tyn\' ki ka\'aeuloung.
8. Mattae\'i-mamei kow ki mang,ka
Alid-ah ta Tama-Sihtoukad ymyt\'-
\'xn alei ka tubhgeih tyn\' ta ngale ki
Alid mivilli ymyt\'-asn ?
Alei ka ni-ynnang i-lpoug tubbug
ta kidi ki ka\'seuloung ti Chriftus ki
\'ngale ki Alid alei ymyt\'-sen, rou ni-
ynna pa-ka-ilha ta atta ki kidi tyn\'
ki Alid.
9 • Kamang ta kararouha3ka paamt-
auh ki Tama-Sihtoukad kanna, tou
pakariarig-en ymyt-sen ?
Kidi ato ka maki-valei-ah ka px\'x-
ü-koug-al-appa ta teni ymyt-senki
katik.tik.~an.
Paki-valei-en-ato ta katiktik-
an kanna ymyt-am mama ki mang
alei ti Cliriftus-an ? "
bjtjcfc onfe? faltöljept boo£
ong upt te boeten/
5. ï^oebeel binggentoojben
Jjïe?toeüe?epfcJ)t*
*Dnc bingen moet ïjp te
txiege brengen*
6 3©elcHtg{setee?8ef
moet Dragen ben ialï W
7* $)eeft niet ben
too?n <6obt0 booj onjËf geb?a*
gen/ tn fijne menfcgeïijcfce na*
ttiete *
ga ïjp / alleen in fijne men*
fcgeltjeke natuere*
8. ^oefegbtge/ bat onfeti
IHtbbeïae? €>obt moet $wl
op bat bp ben too^n <£*obtg
bjage booj on# *
<©m bat ooc& be menfcïjept
niet en fonbe ben toojn^oötg
bebbékonnf D^agêbooj on£/
ten tjoaere $p geüerc&t toare
getoeeö ban #te 43obtf$ept*
9. IBeïck ig bet t&eebe / bat
onfen $!ibbelae$ npt-boecen
moft/ tot onfej faïigjmaec^
ftingfje*
$)p moiBt ong be gerechtig*
ïjept be^ijgen enbe Ujebej
gebem
10. i^oe bje^bt ong be gereefd
tigfjept bejegen hm Cfei*
^oo i
-ocr page 68-Tou ni-illig-hen tyn \'unasnash ki
Tatouhko ki Alid.
11. Ni-i-lpough kaua ta ti Chriftus
milligh ki Tatouhko alei ymyt-an,
rou affi lava Alid ta teni ?
Affi.
12. Pas\'se-likoug-en-appa mama ki
mang ymyt\'sen ta katiktik-an kanna,
alei ti Jefus Chriftus-an ?
Tou pa-kavseseu\'-in ki na pei-ka-
kounoung ki Alid ymytsen.
13. Masligh kaua ta ti-mamang tou
px\'se-likoug-hen pse\'aehpitymyt\'am
Ki na pei-kakounoung k\'anna, dyk
ki Alid >
Aouffi ta ti-mamang dyk ki Alid.
\'ï4. Kamang ta katatouro,ka pa\'amt-
auh ki Tama-Sihtoukad tou pakari-
ang-en ymyt-aen >
Kidi-ato ka makivalei-ah ka pse\'re-
likough-al-appa ta teni ymyt\'-sen ki
kseuag-han.
15. Kseu\'ag-hanka mamei mang >
Kseu ag-han ka myhkaqua myd-
darynnouh, ka ni-pataurumma-eta
alei ki varau.
i<S.Ni-päki valei ti Chriftus ymyt-asn
mama ki mang ta kceu\'ag-hankanna?
Tou ni-ou-varghan ki ni-kapatei-
an tyn\'.
17. Ni-pae\'ae-lpöug kaua ta ti Chri-
ftus pas\'aelikough ymyt-sen ki kaeu-
ag-han kanna, rou affi lava Alid ta
teni ?
^ooj fijne bolmaecfcte ge*
ïjoo^faemljejit beg toetg.
i u fóonb\' öe toet
13002 ong niet fjebben geïjoo^
faernt / tnbten fjn ntet en toae*
te<aobtgetoee(Ü
$leenïip
ï ^oe toe?t ong be gerecfc
ttgïjept oocktoebejgbegeben
boojgefumCïjjtaunU
<©002 bebejntentotngeban
fjetbeeït<^öbtgtnon&
13. toel pernant ntacïj*
ttcïjbitbeett tn onötoebejop
te recïjten/ ban alleene <©obt i
14* Jfêeïcfttèget bejbe/bat
onfen lEtbbelae? bejttefjten
moet*
f p moet ong fjet ïeben be^
Rijgen en toebe? gebetu
lm eenunge itben / \'t toeïcfc
top ïjebben bedoren boo? be
fonben.
16. lm be^ijgt om
ftttgbtt ïeben *
^üoj be bejbtenffe fijng
boots»*
17♦ ïjp ong bit ïeben ntet
toebe? geben fonbej <Doöt te
3tjn>
$een
-ocr page 69-Affi ni-pse\'ae-lpough.
18. Kaumang ka affi ni-paï\'se-
Ipough ta teni ki atta ?
Alei ka aouffi ta ti-mamang ka
maligh ki kasuag-han ki kapatei-an
dykki Alid.
Kafafat kyttfan ceb ki rima kt Titeitalih.
Pahtasutseuug-han-kyttatoumang
ta kidi ki ni-paki valei ka atta kiHa-
tnami-an ymyt-xn >
Patttëi-Tjli.an.
Tou Soulat ki Hagnau ka Ma-
riang a; ka ni-papahkipou ki tna-
Ibadbseg-en ki Sou ki Tna-\'mfing-
an.
Soufou ka ts\'iqua tou Soulat ki Alid.
(a) Luc. 2: 10.11. Kani-k\'ma-ta
Tama-Gnau neini-aen, Ina mahta-
kout, ka k\'yt-ei, irriang-enau-kamou
Gnaukï karei-jen ka irang.ka a-ymd-al-
ato ki tau. [Atta,] ka ni-pelalakymou-
tni-an ki u>&i katta ta Tama-Paka-
riang , ka ti Chriflus ka Maeirang, tou
\'uma ti David.
Mare. 1:15. Si-lala ta ymmoumi,
tna mfing-appa ki Gnau ka Mariang*
J\' Kamang ta \'ou-mhga-enhou ki
Gnau ka Mariang ?
1 ^hta;ut2euuhin ki Hamami-an
ki ka a^uloung,
Heenljp*
<Sn\\ Dat memant rnacgt
geeft oV>e? leDen enDe DcoDt
Dan atteen <&oDt
De vijfthiende Vrage.
ongött mtDDeï
onfej Dejiodinge geïee^t i
Antwoordt.
gnDen €uangeïtoa; \'t toelft
fo^teUjcktéDejDat/ ïnDe^s
tijckeïenDes geloofd
^cMtu^irïaeifen.
(a)ütic.x: io iu€nDt€n^
gei fepDe tot Ijmi J ^ntyeell
niet / toant titt / ick verkondi-
ge u groote blijdfchap, die alle
den volcke wefen ial. [Namelijk]
dat u heden geboren is de Saligta-
maecker, welcke is Chriftus de
Heere, inde ftadt Davids.
lBa?t.i: i5*^eftee£tu/enöe
gelooft den Euangelio.
Verklaringhe.
1. HDat ue$aet gp hm Set
<d*uangeïmm £
tDe leere Dan öc£ $!enfcïie£
Dejloflm&e*
%. Ni-foulat-en tonmang ta paeh-
tseutasuug-hen k anna ?
Tou Soulat ki ni-Sikavaghan ka
Rie, mafaoun-appa maemaeh tou ni-
Sikavag-hanka Vae\'seu.
3. Ti-mang ta ni-pou-ouro pou-
psen cell ymyt\'-aen ka ka\'seuloung ki
pahtaiutseuug han kanna ?
Alid ta ni-pou-mado ki anna pou-
psenaeh ti Adam-an tou naunamou,
ton Itou-papser2enna2-en ki kahail-
111, madys dou makaha ma-varau ta
£eni.
P ou-kidi-en ki mang ki fou kat-
ta ka G\'nnau ka Mariang ?
Ta H\'agnagnau ka Mariang; alei
k.a gnau-en-kytta ki anna ta Gnau ka
mahanglou ki Hamamiam ki kaseu-
ioung,ka ni-pamut ti Jefus Chriftus.
f. Ni-pou-tangira timamang ta
Alid ymmyttaen ki pahtseutseuug-
tian katta ?
Tou ni-a^\'ai-tounnoun-nen ki Ri-
ma ki na Mamoumou, ka Mairei-
tang, ki na Tama Soulat ki Gnau ka
Mariang, ki ni-Padadingi-an, tou\'~
ssuh-appa tou ni-poutounoun-nen ti
jefus Chriftus poumado.
6. Namamang ta Papasrseh kan-
na ka ni.pananang-enhou hnyn ?
Na Papaerash ta neni kadHigh
Snatiktikj ka nkliloug ki Joep-an ki
Wan ffaet Defeïeere
gefclfeetoen *
3« ï)tt <0uDe/nocïjMaejbe£
in Ijet $ieuUie Ceöament*
> Wit geeft ons menfegen
Defeleere ttiü geopenfcaejt*
<0oöt feïüe fjeeftfe ee?ft ge*
openfcae^t aen SlDam in t ga*
paDijré / müont na Dat jjp ge*
fonDigljt BaDDe*
4. iaat fcetcecltent ïjet tuoo^
Deken €uangelmm*
<eenbï|)De fcootfeïjap; om
Dat fjet ong aenkonötgijt öe
aengename tijDinge Dan De#
menfcjeg Uejloflïngfie / dooi
Slefum €g?töum te ujege ge*
Djaekt.
5. ^oojfcnenfteeft^oDtDe*
fe ïeere tot onfe oojen gje*
tyatlj t*
xBoot De ïjanDt öej gepïigge
Patjia^cften / ^opïjeten /
éuangeïiöen / SCoofteïm / en*
De ten ïaetöen booj gcfum
<£&iftum fcifó*
6. mat 3tin Dat t?oo? man*
nen getoeeö Die gp Dae? noem*
Den*
1: mannen
Dte genetten sgn Doo? ht&ttft
Alid, ka ni-fmoulat ka ni-mei-li-ap-
pa ymyt-asn ki mamang k\'atta ka
pa-foufou-en-neta hnyn.
7. Alei ki mang ka na fafoulat nein
ta mamang katta ?
Alei ka tna-\'mfing-ahkytta ka ti
Jefus teni ta ti Chriftus, ka Alak ki
Alid, karoutna-\'mfing kytta, kapa-
kivalei-au-mytta ta kasuag-han ka
myhkaqua myddarynnouh tou Na-
nang tyn\'.
8. Ni-kma-kow hnyn ka ni-papah-
kyppou ta pahtasutseuughan katta
tou kalbas\'asn ki tna-\'mfmg-an: Ka-
mang ta kalbas\'asn kanna ki tna-
\'mfing-an >
Pattse\'i-koufyng-in papahkyppou
ta anna ki pahtasutasuug-hen ki Ha-
mami\'-en ymyt-aen, kakidi-ato ka
tna-shut-ah ki atta tna-mfing ta ym-
mid ki Chriftang.
9. Ni-papafäl kaua tou ni-papah-
kyppou k\'atta ta ymmid ki lbaelbseh
ki Chriftang, ka kidi-ato ka tna-
mfing-eih tou pakariang-eih ymyt-
asn ?
Affi: rä ni-papafal hnynna ta ma-
dagh ka mafaun tou keirang-en ki
kidi.
10. Pynna Ka-lbse-xn kanna ?
sat kytisen \'xb ki rouha.
Na mamang ta ni-papafal ki
latkyti^n\'seb ki rouha Kalben
kanna?
<?5übts/en m$ Die öittgen JjeD*
ben tscfcl^eUcn enbenaegela*
ten Dae? bau fpjeeclten.
7 Cot uiat tpnftt l|jn Die
Dingen Dan (jae? gefc^eDen >
<Bp Dat tun gelooben fou<
DenDat DeCfciÜnS
betone <J5obts/enbe op Dat
bjpgeloobenbe/ Ijtt eeubiige
leben Ijabben in ftjnen narae*
8 <&§p fepbet trotten Dat Defe
leere ftojteltjcft tnbe ajtijclu*
len bes geloofs is beibat/
fjjnbefe ftjjtfjcfcelen Des glje*
loofs *
%p ftjn een fcojt begjfjp
banbe leere onfej be^locringe /
x toeltfc bp alle €lj?ißeneii
onfeplbae? ntoet useibenglje*
looft.
9. Bejbat bit Itoit begjijp
alle fonDamenteele pointten
noobigj gljelooft ter $alig*
Ijept.
&ttn fjet: ntae? bete De?
boo?naemße.
io> j^oe beel $?$cMen öeeft
Set*
Ctoaelfc
ii. mit fjeeft Defe ttoaelf
$?üjcftelen bp malftanbe? ge?
boecljt *
Affi ou-shut-en moumhga3ra paeh-
dimdim-appa ta Tau ka rouma ka
ni-papafäl ta atta ki ni-Padadingi-en
ti Jefus Chriftus ka fat kytisen \'asb ki
rouhä ta neni ki voual.
Ka fafat kyticen y#b ki nnum ki Tatteu
taligh.
Mattse\'i mang ta Tnalba:lb;£-\'in
ki foufou ki tna-\'mfing-an >
Patteei-vli-an.
Tna\'mfing koh ki Alid Rama
See.
Safafat ki Tnadbsslbash\'in ki fou
ki Tna-\'mfing-an pakaasmse-m tou
Tateitalihkatouäuk
i. Tou pyppynna ki keirang-en ki
lbash ka mannini pou-lbaslbse-\'aen
ta Tna-lbadbas-in katta ?
Toutouro ka mannini.
ä. Poupaenas-\'en-kytta ki mang
tou naunamou ki maanni >
Kamamang k\'anna ka Jtna-mfing-
anei-mytta ki Alid Rama.
3. poupasnas-\'en-kytta ki mang
tou kararouha ki maanni ?
Kamamang k\'anna ka tna-\'mfing-
anei-mytta ki Alid Alak.
4. Kamang ta pou-psense-\'en ki
katatouro ka maanni ?
Kamamang k\'anna ka tna\'mfing-
an.ei-mytta ki Alid Joep-an ka-
D\'lligb Matiktik.
\'t%0 onbefcent / ebetttoe!
fommtge meenen Dat (ultkg
bpbe öeptige StpoOelen gefu
€{)Mi Celfë foube fijn gebaen
getoee&
geft geïoobe in <^oDt bett
3DStmjcfcei bes geïoofg
too# bejWaejt tnbe b?aegen
Jpejnabolgenbe*
1. g]n jjoebeeï gooftbeelen
tooröcn Defe ^tijekeïen bej>-
Deelt*
gin b^tebeeïen*
n^at toojt ong fcoöjge*
fteïtm teejöebeel*
3©at top te geïooben Ijebbett
ban<aobtbenBabe^
3* IBattègetttoeebebeeU
IBat top te geïooben Ijeb*
benban <6obt Denzone*
4. 30attgï)etDejbebeeU
11 <5eene top te geïooben geb*
ben ban #obt ben
f. Tatouro kaua ki Alid,ta Rama,
taAlak, ta Joep-an ka-D\'lligh Ma-
tiktik >
Affi; Ra laäfat ki Alid ta neni ka
dlligh, ka myhkaqua myddaryn-
iiouh, ka mannini tou Tatouro ki
Itoumado-en5maniiini-appa tou kidi
ki Sibkaquan.
Ka fafat kytt\'mn <zl ki pytto ki Tatei-
talu \'
Pyppynna ta Alid ?
Pattcßuvllan.
Dyk laäfata 5 ka moukouna ka
ïtouqua tou tatouro ki jtou mado-en
ta Akoume-\'an ki Alid, ka Rama,
Alak, Joep-an ka-D\'lligh Matiktik,b
nda, tatouro-appa k\'anna dyk faäfat
ta Alid.c
Soufoa ka taï\'iqua tou foulat ki Alid.
(a) Deut. 6:4. Millingig-a Ifraël,
ti Jehova ka Alid-eta\' ti JEHO-
VA tateni ka faäfat,
i.Cor.8:4. Kavana\'n-eta ka nyn-
no ta pafouh Alilid-en tou Nasi, ka
aouffi ki Alid ka rouma dyk faäfat.
(^jMatth. 3:16.17. Irou ka ni-\'asu-
loug-hantati Jefus, madys ni-msek-
dakkin ka ni-makka-raloum. Ka k\'y-
tey3ni-Èe£eurbantyni-^n ta tounnoun
ki Vullu vullum, ka m-kyttan tyri ta
Joep. an ki Alid, ka ni moit.rarim mi-
ma ki Padasuh lïiou-tbgaiap tynir^n.
Ka
5. %tjn timvtäoDt Btän I
0oht ^one / m <0obt
<freftdiie Soften*
&tm; fp fijn Dcetügïje/
eeutoige/toaeiacötige <öoht/
onbe^fcliepben in Djie pe^fo*
nen/ enöe onDe^fcfiepDene ma*
nieten Dan toe?t&en*
De feventhiende Vrage.
Im e beeï €>oDen fifnDe? #
€>een mee? aï# eena; toant
of felioon Jet <i5obDeïtjc&e toe^
fenöeßaet in D^ieJ^foonen /
©aDe^oon/enDe l): <&ztü/b
foo fijn bot ö be hnt p^foonen
een enbebefelbe «5oDts
^ffeiftufj-pïaetfm.
(aj ^ewt.6:4 |f oo?t/9iftarï/
De onfe<jpoDt / is
een eenigh Heere.
1 ♦ £02* 8; 4 IBp toeten/ Dat
eenafgobt nietg tétnDetoee^
telt / ende datter geen ander
Godt en is dan een.
(b) jEattj)* 3:16.17. €nbe
^efttggeöooptsfjnDe / i$ ttp
ftonDt opgeMommen «prïiet
toatej* énhztttt Ibzlftmtltix
toefen lïtm geopent/ enöefip
fagfj den Geeft Godts nederda-
len, gelijcft ten ^itpbe / enDe
<53 öp
Ka k\'yfc-ei, tayngau ka ni-makka-toun-
noün ki Vullu-vullum , k\'ma, Ti atta ta
Alak-au ka kavtetengö-en ka kamau-
en-au ta teni,
i. Iohao. 5: 7. Tatour0 ta Matta\'i-
heil tou tounnon ki Vullu-mllum, ta
Ramaja SoujaJoep-an ka-Dlligh Ma-
tiktik: ka faafat ta tatourou k\'anna.
(c) Joan. 10:30. [Ka ni-kouma ta
ti Jefiis,] Ti jau kiR am\'appa faafat-
käme.
1. Mamei mang ta Alid ?
Joep-an ka faafat, ka myhkaqua
myddarynnouh, ka matiktik,ka ma-
vana pashdimdim, ka Tama-kaha-
rum , ka Tama-asuhei, ka mei-atigh
meilpough , ka ma-ymmud mavana,
ka \'x-ia ymmid ki Isfei.
2. Pakalang ymyt-asn ta Alid tou
pyppynna ki kidi ?
Tou rourouha ki kidi.
3. Kamangta kidi ki pakalang ki
Alid ka naunamou?
Pakalang tyni-asntou na ringei
tyn.
4. Tou na ringei ki mang ?
Tou ni-pei-iingei-en,kihahapou-
lou-en-appa tyn\' ki Vullum ki Nxi.
S\' Kmalang kytta ki mang ki Alid,
tou
opfjent körnen. €nDeftet/een
ftemme uyt de Hemelen , feg«;
genöe / Defe is mijn Sone mijn
geliefde, inden welcken ick mijn
wei-behagen hebbe.
5:7. Wmt drie zijn-
der die getuygen in den Hemel,
de Vader, hetWoort, ende de
Heylighe Geeft; ende defe drie
zijn een.
(c)^ol), 10:30, gjckenDeDe
13iïöe» zijn een.
<JBeno5eca/ eentsk/ eeutatg/
tecljtbee^igg / totjg / h&tm*
&^tigfj/goeDe?tteten/almacïf*
ttgö / atoetenDe / al-om-te*
gentooojDtgïj*
<Doo> ïjoe-fceeïöejïep toe*
gen &e?t <0obt ong menfcïjen
bekent *
ttoeeöe^ep toiegen*
3. mtitkt t$ De ee$e tuecïj *
tDoo?fijntoe?ckem
<Doo? laat toekeken *
vDooz De toekeken De? fcljep*
ptnge enbe De? onDe^onDtnge
ban gentel enDe$e?De.
5* IDat kennen ton Dae? upt
ban
-ocr page 75-ton ni-pei-ringei-en ki hahapoulou-
en-appa tyn\' ta mamang >
Vana tyn\'psehdimdim, ka\'ilhen,
sèu-hei-an, katiktik-an, ki \'x-ï-d-
quan tyn\' tou ymmid ki Nasi.
6. \'Ku-lpoug-kytta kaua\'katig kma-
lang ki Alid tou na ringei tyn ?
Affi.
7. Makkaqua ta atta toumang ?
Makkaqua ta atta ki fi-dad\'-an ka
natannasi-eta.
8. Kamang ta kararouha ki kidi, ka
pakalang-en ka pak\'-faoun paka-
fang ymyt-sen ki Alid >
Ta pa-k\'alang-in tyni-asn tou na
Sou tyn.
9. Poupsenae\'in ta Alid ymytasn tou
na fou tyn\' mama ki mang ?
Ka Alid ta teni ka faäfat, ka Ra-
ma , ka Alak Ioep-an ka D\'llig Ma-
tiktik.
10. \'Oumhga-enhou kaua ka ta-
touro ta Itou-mado-Êen ka mannini
tou Akoume\'-au ki Alid; ka dyk-
appa Alid ka faäfat ta tatouro ki
Itou-mado-en kanna>
H^hei.
rt. Kavana-enhou ta atta toumang?
Alei ka ni-pouhk\'ma-hyn na tyni-
;fn P°u-p£en2eh tou Sou tyn\' ta Alid,
ka tatouro ki Itou-mado-en k\'anna
ka mannini, faäfat ki Alid ka-P\'Uig
ka
ban <0öbt / bat l)p alle Dingen
gefcljapen ïjeeft/ enbe onbe^
IjouU
%\\jm tpijföepbt/ mogend
ïjept/goeDe^tierentfitpt/reclft*
bce?Dtg!icnt / al-om-tegjjen*
tooojbtgljept*
|Bae? können top €*ofct
toel Dolkomentlijclt leeren
hennen npt 3ijne toefen *
teentop*
7* l©ae? npt ftotnt bat #
tipt be bejbo^bentljepbt
onfe?natupre*
8. Wtltk té ban be ttoeebe
toegl)/ toae? boo? top <öobt
bete? füllen leeren kennen }
<£>ooj 3ijn IDoojbt*
9. fyst toojbt ong ^obtbe^
fefr.cbmm fijn Woopt *
%at öP een eenig /
Batst? / J)one / en #epltgl)e
<0ee(t
ïo. Bnüm gijp ban batte?
3ijn b^ie p^fonen in OoDt;
enbe bat nocpang in
forten fijn een en be felbt
gjae icfo
iu ï|ö? toert gijp bat*
<Bxxx bat <0obt ftemfeïben
aïfoo in fijn llBoojötïietftge>
openbae^t/bat befe bne onbe^
ftftepbenepjfötten/be eenige/
tm»
-ocr page 76-ka myhkaqua myddarynnouh ta ne-
ni.
12.. P ou-psenxh-en-ky tta toumang,
ka tatouro ta Itou-mado-en tou faa-
fat ki Akoume-\'an ki Alid ?
Tou tamseuh ki rarouma ki fou-
fou ka txiqua tou na fafoulat ki Alid,
nda pou-panash-en-kytta ta atta tou
ni-\'uloug-han ki Alak kiAlidkati
Jefus Chriftus: Dou ni-\'uloughan ta
teni (kma ta Tama-Soulat ki Hag-
nau ka mariang ka ti Mattheus) kyt-
ei j ni-seulb-an tyni-sen ta Vullu-vul-
lum, ka ni-kyttan tyn\' ta Joep-an ki
Alid ka ni-mou-rarim mama ki pa-
dxuh thgalap tyni-asn; ka kyttei ta
yng-au ka ni-makkatounoun ki
Vuilu-vullum kani-k\'ma, Ti atta ta
Alak-au ka kavx\'sengo-en-au ka ka-
mauen-au\'nau ta teni.
13. Pou-pxnxh-en-kytta toumang,
ka tatouro ki Itou-mado-en kanna,
Rama, Alak, Joep-an ka-DlligMa-
tiktik, Alid ka faafat ta neni >
Mattse\'i-kma-hynna ta ni-Pada-
dingi-an ka ti Joannes ; tatouro ta
Mattce\'i-liail tou tounnoun ki Vul-
lum, ta Rama, Sou, Joep-an ka-
D\'lligh Matiktik ka faafat ta tatouro
kanna,
14. Ni-kavan-\'an kaua ki Tama-
tna\'miing ka tou Sikavaghan ka Rie
ta psehtatseutasutxuuh k\'atta ki ta-
touro ki Itou-mado-en tou faafat ki
Akoume\'-an ki Alid ?
Hahei
Watt i0\'t oti0 geopen*
baejt/ Datte? Djie $e^fomn
fijn m\'t oSoDDelrjcR biefen >
#n be? anberett in Den Doop
<5obg:^oen g p geboopt toejt
(feggt ben €nangeltft flhau
t||Cti0) fiet / tse J^emelen tutej*
ben $mpmt/ enbegp facg Den
<8eeff 0obt0 nebejbalen ge*
lijcfe een ^ttpftt / enDe op gem
Itcmen♦ enDe fiet een ftemme
npt Den kernel/ feggenDe/ <®t*
fe t0 mgn ^one inben toete
ften tcli niijn toel-beljaggen
gcbbe*
13. n^ae^\\0 an0geopenbae?t
bat De D|te f^fonen Babe? /
&tmt I enDe W: <0eeft/3fjn
een<i5oDt*
^00 fpjeeeStt Den Sfpoftel
gjogamicg; fgnbe? Die
getnpggen inDen Ifemel/ De
IMbe? I get IBoo^Dt / enDe De
i)tpiige<0eetl/ enDe Defe D?ie
fijn een.
Tatar /(i ^Tna-mfing-an fy ChriJiang.
eentmge / enDe tuae^acgttge
r4 ggoockbefeleerebanbe
% ^le-eeniggept Den geloo*
btgen onbej t onDe Cefta*
ment beftentgetoeeft*
giaefe/
-ocr page 77-Hahei: ra pattas\'i-läun-in-appa
matt^\'i-tykkanaeh ta atta ymyt\'aen
tou ni-Sikavag-han ka Va asu.
Ka fafat kytti&n \'ab ki kceuyhpa ki
Taueitalih.
Tna-\'mfing kow ki mang ki Alid
ka Rama ?
Patt&i-vli-an.
Ka Rama ta teni ka myhkaqua
myddarynnouh kad\'llig ki kidi ki
Meirang-eta ka ti Jefus Chriftus, a
ka ni-mei-ymmid mei-ringei na nyn-
no ki mamang b ka ghmapoulou-
appa ki atta tou pafaou-tan-nan tyri
milligh,c ka Ram-appa ta teni alei
ti Chriftus-an ki ymmid neini-asn ka
Tama-tna-mfing ti Chriftus-an. d
Soufoa ka t£ei-qua toufoulat ki Alid.
(a) Eph. 1:3 .Pako-riang-auh Lou-
tnouloug ta Alid ka Rama ki Mei-
rang-eta ka ti Jefus chriflus ,ka ni-paka-
riang ymyt\'sen ymmid ki pakariang-
en ka makka-Joep-an tou tounnoun
ki Vullu-vullum tou Chriftus-an.
iß) Gen.i: i. Tounaunamou ni-
mei-Hngei na nynno ta Alid. ki Vullum ki
Nah
A£t 4:24. Irou ka ni-millingig ta
£eni [ki atta] ni-poufäl pou-vavau
ki yng.au nein ki Alid, ka koun
neif 3 McirangkaTvi-miaymian-an,
ymhou ta ^ ka ni.meUirlgd ki vul
lum, ki Nazi, ki Vaoung, ymd\'appa ki
ma-
Siaefe: maensMacjöejge*
openbaejt gfjetuojDen in jjet
$tettlue Ceftament*
De achttiende Vrage.
ïBat gelooft gijp ban <Doöt
Den3£aDe?£
Antwoordt.
3Dat l)p is De eentuigeenöe
ttatue?l0cfce BaDe? onfeg l?ee*
ren gefit C|)?ißt3/ Die alleg
upt met jjeeft gefcftapettb enDe
öoo? frjne boojficjjtigfjept on*
De?Jontc/ omtoieng brille Jjji
oocït een ï^aDe? ban aUe Dit
in Cfeiönm geloben<*♦
^cl[)?iftue?-pïaetfcJi.
(a) v. b <J5tfC0cnt
De <0ODt enDe Vader onfes Hee-
ren Jefu Chrifti, Die 0110 QCfCp
gent fteeft met alle geelleltjckc
fegljeningfje in Den Kernel in
(b) <^en. i: 1,3nben begin*
ne fchiep Godt den Hemel, ende
de Aerde.
$ct*4: m* aï,y Defe [Dat3
Joo?Den/Rieben fp eenbjartj*
telijcfc [Jäte] öemme op tot
<£>0Dt/ enöe fepDett/Heere, ghy
zijt de Godt, die gemaeckt hebt
den Hemel, ende de Aerde,ende
H de
tnamdng ta itouqua hynna.
(V) Pf. 104:27. 28. 29. Ymmud
kanna myhtadduh ymhou-an, alei
ka piae&h kow [neiniasri] ki kakannaun
nein tou kidi nein. Dou phce-en-hou
7teini-cen,idlud ta neni: dou \'aziati n-hou
ia rima-oho, pakavangtau-en kiriang.
Dou haun-\'n-hou ta vlung-oho, pa-
ka-innaghun: dou palilit-en-hou ta
hyggynnau-an nein1 , myhtaeeuh
jnyggynnaua3ka falikough tou vour-
ravour ta neni.
Aót 14:17. Moukouna ka ajjinu
ynnag ta Alid ghmeil tyni-cen mamado,
tou pakariangen ymyt-wn na mllurn,
tou pap^cen y myt-csn kiQudalt ki kidi
appa ki pakavavou-an , tou pak ata-
tnoei-en tyri ta tintin- eta ki kakan-in ki
karai-jen.
(d) Joan. 20:17. Ka ni-k\'ma ta ti
Jefus tyniasn^Ou-qu-au ki Tse\'i-apa-
para-au, mattsei kma-hynna tieini-
aen, Sabavau koh tou Raman-au , tou
Ram-appa-\'moumi, tou Alid-au, tou
AÜd-kppa *moumh
i. Joan: 3:2. Kavas\'angö-en, Ah-
lak-kytta ki Alid hnyn, ka affi-appa
jnsem^h kamang-ah-kytta.
Gal. y. 26\'. Ka ymmud alaUk-ka-
mmki Alid toutna*\'mfic-antiChri-
-an ka ti Jefus.
Tatar
de Zee, ende alle dingen die In
de felve zijn.
(c) 104:27* 28.2% j^*
aïle bJ acljté cp u/dat ghy [hell]
hare fpijfe geeft te fijner tijdt.
Geeft ghyfe hen, fy vergaderen-
fe: doet ghy uwe handt open, fy
worden met goet verfadicht.
?g|)t gïjp u aengeftcöte/
fp tooien betfefmcfet: neemt
öÖP ïjitrm abem uicgï) / fp
öe?bm / enbe fp fceerentoebe^
totïjarenftof*
$ct*n:i7j|oeuieIjjp norjj*
tatljSf hemfelven niet onbetuycht
gelaten en heeft, goet doende
van den Hemel, ons regen ende
vruchtbare tyden gevende, ver-
vullende onfe herten met fpijfe
ende vrolickheyt.
(d) gjoij^o; 17, gicfuö fepbe
totöae?; eactlimmtotmij^
nt / enöe fegï)t ijatt /
gek bare op tot mijnen Vader,
ende uwen Vader, ende tot mij-
nen Godt, ende uwen Godt.
. 1.305.3: X. €>elteföe/au zijn
wy kinderen Godts, enbe Jet en
tónotj) metgeopenbaejttuat
top 3Ön füll en*
<ü>at 3: 26, IDant ghy zijt
alle kinderen Godts b00| I)et
geïoobe in <£jfêiöo 3eftn
Ver-
-ocr page 79-1. Timang ta Itou-madouan ka
naunamou tou Akoume\'an ki Alid ?
Alid Dama.
2. Pyppynna ta alei ka pananang-
en Rama, ta Itou-madouan ka nau-
namou tou Akoume\'an ki Alid ?
Toutouro ta alei.
3. Kamang ta alei ka naunamou ?
Alei ka Rama ta teni ti Jefus
Chriftus.
4. Alak kaua ki Alid ta ti Jefus
Chriftus, mama ka alalak kytta ki
Alid ta ymytta ?
Affi.
5. Rama ti Jefus Chriftus mama
ki mang ta Alid ?
Rama ta teni tynisen kad\'lligh tou
kidi, ka Alak tyn kad\'lligh tou kidi
ta ti Jefus Chriftus.
6. Ni-R\'arama ti Jefus Chriftus
kamannota Alid ?
Rarama-\'n tyn5 ta Alid na yhka-
S.u an myddarynnouh.
7\' Ni-pouhqua ti mang-an pou-
alak ta Alid Rama ki Alak katta ?
Ni-pou nado tyni-xn.
8 • Kamang ta kararouha ki alei,ka
panatiang_en Rama ta Itou-mado-
en ka naunamou tou Akoume-an ki
Alid ?
Alei
!\'♦ Wit ia ti\'müc Jlejfoon in
get ^oDDelijcft toefen*
«0obtDeBaDe?*
<0mgoebeel teDenetttoo^t
d\'eejClc pejfoon tn \'t <0oDDe*
lijcfce toefen/ BaDe? genaentt *
#mb?terebenem
3 ♦ IBeïcïv tg De eestte teDen *
<©m Dat gp tg De BaDe?
fu Höü
4. gg Dan gefng Ctetöttg
niet füne J>one / op gelijcften
toijfe aïg fep <0öDtg ftmDeten
5tjit*
$eengp*
^oetgDan^oDt/DeBaDej
gefit €fotöt *
tg fijn nattmlijrfte Ba^
De? / enDe gcfttg Cgjtftug fijn
ttatttejIijcUe Jbone*
6. Jfèamtee? tg <0oDt/De Tiïfc
De? ban gefttg Cgjtftttg gge*
tooiden *
pobt tg fijn Bade? ban eett*
totggept*
7* lipt toten geeft <$cDt De
BaDe? Defen <f>one ggegene*
teejt *
lipt fijn feïbem
8. «McfttgDettoeeDereDen/
toae?om Deee?Ge#e?foontn t
#öDDeïij&e toefen/Babe? toe?t
genaentt *
lp 2 <0m
-ocr page 80-Alei ka ni-meiringei na nynno ta
teni ki mamang, ka gmapoulou-ap-
pa ki atta tou vana tyn paehdimdim.
9. Kamang k\'anna ka ni-peiringei,
ka hapouloun-appa wse\'i\'i ki Alid ?
Vullum, Nasi, Aja j am, kaasuloung,
ymd\'-appa ki mamang.
10. Affi kaua ni-mei-para meiring-
ci ki Vullum ki Naei, ta Alid Alak,
ta Alid Joep-an ka-D\'llig Matiktik ?
Ni-meiringei ta Alid Rama ki
mamang ki Alak, ki Joep-an-appa
ka-D\'lligh Matiktik. *
si. Na mang ta ni-peiringei ki
Alid ta mamang ?
Na nynno.
12. Makka mang ki dalia >
Makka num ki wse\'i.
13. Na mang ta ni-pei-ringei ki
Alid ta ka\'asuloung ka naunamou ?
14. Ni-peiringei ka na mang ta ti
Eva ka Ina ka naunamou ?
Ni-peiringei ka 11a rse ang ti
Adam.
15. Kamang ta katatouro ki alei,
ka pananang-en Rama,ta Itoumado-
en ka naunamou tou Akoume\'-an
ki Alid ^
Alei ka Ram-appa-mytta ta teni
aleiti Chriftus-an.
*6. Rama ta Alid ki ka\'aeuloung
3ja mamang?
<^mDatöpeen£cfteppeite
bat* alieg/en alïesnotftDooj
fijne toijfgept onDe$out*
9. Wntxö Jet gene Dat<£oDt
gemaeeftt Jeeft/enDe notj) ba*
geïijtftgonDe?fjottt*
^e tytml/ De ae?De/ De Ut*
0en/be menfep/en alïebmge,
10. 310 Dan ootfc niet «5oDt De
^one/enDe eoDt De <5eeft/
De ^cfieppe? ban kernei enDe
2Ce?D e>
^e a^abe? beeft alïe£ gljc*
fcjjapen Deo? Denzone / enDe
Doo?Den£epïigen<!3cefiL
11. itl>ae?npt|)eeft<0oDtak
lt& gemaeefet *
Uptniet.
gttftoebeeïtijtel
gjnfttf Dagen.
13. ïüae? npt fjeeft <23obt ben
ee?lïen menfeje gemaeefct *
lipt Jet dof De? ftejben*
llDae? ban 10 €ba beee?*
fie b?outoe gemaetftt *
lllpt De vtbbe 2(bam&
15* HMcfttèDeDe?bereDen/
toaejomDe ee?ffeJBe? foonint
<(5oDDeIijcfte toefen/
genaemt too?Dt£
bat bp ig onfe $abe£
ömCfinfuUDiïïe*
16. Ban toat menfeften té
<$ob£een$abe>£
Rama ta teni ki ymmid ki Tama-
tna-mfing kadlligh.
17. Rama kaua tateni ki ymmid
ki Ta\'u ka ni-\'uloug-han ?
Affi : dyk dou tna-d\'lligh tna-
mfing ti Chriftus-an.
18. Timang ta ni-maki valei ymyt-
jen ki keirangang katta ki kidi, ka
Alalak-kyfta ki Alid ?
Ti Jefus Chriftus.
15». Ki na mang ?
Ki im aemagh tyn\'.
20. Toumimi-en ki mang ymyt-
sen, alei ka papou-than-auh-kytta ki
na asmagh tyn\' >
Ka tna-\'mfing-ah kytta ti Jefus
Chriftus-an, ka matta-ryh-ah kytta
tyni-sen kaMeirang ka Tama-Paka-
riang-ah ymyt-sen.
21. Alalak kytta kaua kadlligh ki
Alid, tou ni-\'tnasi-en-eta ?
Affi.
2 2. Mama lava ki mang >
Tou ni-tae-alak-en ymyt-sen, alei
Chriftus-an.
2S- Heirou Rama-eta ta Alid alei
ti Chriftus„au 3 affi kaua mashut-ah-
kytta ki ryh tyni-xn,mama ki dama-
eta?
, Hahei, tou tintin ka myhta-
t mouk.
Kamang ta Patar ki kashut-
en-eta katta ?
Ka fa-Ipouh ta Alid fahqua ymyt-
fn
Ban alle toate ggelocbü
gen.
17* Ö*3 n*et bam
allebiegeboopt 3ijn*
$een gp: ten 3p batfe oocfc
toaejlfjcU in Cgjiftimtgeloo*
ben>
i 8«. wit geeft ong bie toa
biggept be?fc?egfjen/ bat top
fembeten<6obt05!jn#
gefng
^oojffjnbloet*
20. i®ae? toat toojbt ban
onfej sijbe bejepfcjjt / op bat
ong ftjtt bloet te ftabefcome *
^at top in önm geloo*
ben/ enbegemaen-nementot
onfen fee te enbe ^alicjjma*
^tjn top ban fcmbetett
<£obtg/bannatnevenf
l^een top*
ix. foe ban*
^00? aennemtngge / om
€&tfti toiiie.
23. $abien<5obtonfenBa?
be? ig boo? Cljjtüttm I moeteti
top ban oocft ong op gem met
be?laeten/atg op onfen Babe?*
ga top/ban gantfcge? W-
ten,
24, lüelcluglietfonbament
ban bit ong be?t?ontoen i
<Dat ftp ate een almarttigff
13 C^obt/
aen ymmid ki mamang,mama ki Alid
ka mei-atihmei-lpouh, ka mamoei-
appa maharum ymyt-sen, mama ki
Rama ka mashut ki patau-\'mfing-en.
Kafafat kyttian \'ah ki matouda ki
Tateitalih.
Tna\'-mfing kow ki mang ti Jefus
Chriftus-an?
Patta\'uvlian.
Kateni ta Meiranga ka Tama-ha-
mi\'appa b ki ka\'seuloung, alei ki an-
na ka ni-pananang-en Jefus , atta ta
Tama-Pakariaug ymytt-sen.
Soufou ka tae\'i-qua tou foulat ki Alid.
{a) Luc. 2:n.Kmyt-a tou kafafat
kytti-aen\'aeb ki faät ki Tatasitalig. (e)
(/) Tit. 2:14. Ka ni-pse\'se-mado
tyni-£en passetounoun psesevli ymyt-
izn,a!ei ka iceili-auh-kytta tyri tou h at ou
faul-an ka ymmid, alei-appa ka paka-
kouptih-auh tyn\' ki kamado-eih tyn
ki Ta\'u ka makoulkoul faukakaraeh
ki ringa-ringei ka mariang.
Coll. 1.14. Ka alei tyni-sen akou-
me-an-eta ta Tœih-en ki na amagh tyn,
atta ta atta nynno-an ki Varau-eta.
(c)Matth. L2i.KaMei-alak-ahki
alak ka parseh 3 ka faki-nanang-eim-
ho.u ta Nanang-ah tyn\' Jefus.Ka tern
ta pahariang-ah ki Tlu tyn ki na var au
<^ûïit / ons in alïen gelpm
fean/enDe ïjp atë een getjoutttt
$aDe?/on0öeipentoiU
De negenthiende Vrage.1
îDat gelooft gp ban gefng
Antwoordt.-
^at ïjp tj0f öe ï^eerea / enbe
be?K Te?b De? menfcfjen/toae?*
om % * ooek ïrçaegbtDen naem
ban Sefngc/ Dat 10 / g>mtljï
(a)lnc^-îii^tetD?ageii
ïett. (e)*
(b) Cit. r4* T&ie lïemfeï*
ben fcoo? ot\\0 gegebenjjetft /
op dat hy ons foude verloffen
van alle ongerechtigheyt, cttDC
fjem-felbeneen epgben boïcfc
fonDe tenmgen/pbeng in goe*
bip de verlofîînge hebben door
fijn bloet3 [namelijcfe3Debe?ge*
bingebe?fonDem
(c) jfèatt* 1:21. <£nDe fp fal
eenen fone baren / enbe gljp
fuît fijnen &mt Ijeeten ge*
ÎDant hy fal fijn volck fa-
ligh maecken van hare fonden.
ü Ver.
1. Timang ta kararouha kiltou-
mado-en tou Akoume-\'an ki Alid >
Alid Alak.
z, Alak ti-mang ta teni >
Alak ki Alid Rama,
3. Ni-pouh-qua ti-mang-an pou-
alak ta Alid Rama tynisen >
Ni-p\'ou-nado tyni-sen,
4. Manno >
5. Akoume\'appa kaua ki rouma ki
Alak ka k\'ma-hynna,ta Alid Rama ?
Aouffi ki rouma, dyk faafat.
G. Ni-pananang-en mama ki mang
ta Alak k atta ki Alid ?
Ni-pananang-en Jefus Chriftus.
7, Viri-en ki mang ta fou katta, Je-
fus?
Tama-Pakariang.
$. Kaumang ka pananang-en ta te-
ni Tama-Pakariang ?
Alei ka Tama-Pakariang ki tau
tyn\' ymmid ki na varau nein.
9 • Na mamang ta tau kanna ka pa-
kariang-en tyn ? ymmid kaua ki
k\'seuloung s
Afïi: râ dyk ta neni ka tna-\'mfing
tyni-îen.
ïo- Pamut kaua tati Chriftus ka
pakivalei_auh ta tau teni kanna ka
mamfing ta ksuae-han ka myhka-
qua myddaryimoijh ?
1 „ Wit iö öe ttoeeöe $e?foön
m3t<aoööeIijcfc toefen*
<0oöt öe J>one.
3> ïlpt toten Jeeft (Doöt öen
Baöc? Jem gegenem?t}
lipt Jem feltten*
5. 3|eeft <^oöt öen Bnöe?
not J mee? alfuïcfce ^onen i
6. 3|oe UJ0?öt öefe J>one ge*
naemt *
7♦ l^atöeteetftentjettöoo?*
öefcengef«^
^aligjntafee?*
<Bn\\m JpftjnMcfcfaïig
maecUt fcanjarefonötm
9. 1Bie tó öat toolcfe / Die jp
faltgj maec&t > aïïe men.
ft Jen t
0ttn: alleen öe gene Die in
Jem geïooben.
io HEaecïtt €J?i8tt$i ooc&
öat öit tiólch toae?ïi|tfe
Jet eeutöige leöen geniet $
H\'ahei.
11. Pakivalei-auh kaua timamang-
an ki rouma ta kariangan, dyk ti Je-
fus-an k\'atta >
Affi paki-valei-auh ta attati-ma-
mang-an ki rouma.
12. Kaumang ka pananang-en Chri-
ftus ta Alak ki Alid >
Alei ka ni-fikidi-en ta teni ki Alid,
ka ni-voulou-appa ki Joepan ka
D\'lÜgh Matiktik, tou ahkaqu an ki
toutouro ki fih-kaquan ka mannini,
ka paamt auh tyn\' alei ymyt-asn.
13. Na mang ta toutouro ki Sihka-
qu-an kanna ka mannini ?
Ta Sihkaqu\'an ka Si-bavau ka
meifafou , ta Sihkaqu\'-an ki Tama
Mattse 1 tan, ta Sihkaqu-an-appa ki
Dadyllo ka fi-bavau.
14. Viri-en ki mang ta fou katta
Chriftus >
Viri-en ta timamang ka ni-vou-
lou.
iy. Affi kaua meirang-appa ta ti
Chriftus ki Tau tyn ?
Hahei.
j t, Mama ki mang ka ni-pafihqua
ta teni ka Meirang-a mytta ?
Tou kidi ki hamamian, alei kani-
hmamia ta teni ymyt-^n.
17. Ni-hmamia ta teni ki mang
ymytsen >
Ymmud ki kailhan ki Lyttou.
18, Ni-hmamia ta ti Chriftus ymyt-
sen
ii. gg rnel bp pemant an#
bejg/ alg bp öefett gefug / fa*
Itggepttebmben*
mm 1 bp ntemant meej*
<Bm batgpban«5obtgge<
ojbmeejt / enbe metbenfep*
Ilgen «5eeft geralft tg/ tot b?te
bejfcgepbe ampten/ Die gp om
onfene totlle bekriegten moft«.
f et ftonütchlijcft/get
pgettfcg/enbe get f ooge-#?te*
ftejgampt.
14. IBat beteeefcent banget
tt)0o?befcen <£g?tßng >
t^eteecfeent eenen bie ge*
falft ig.
15. mae?tg oock <£g?tftujg
ntet een imtt fijng bolcfeg*
gagp.,
16. #oe ig gponfe feerege*
Utojben*
^oo? mtbbel ban bejlofrm*
ge / bat gp ong bejloft geeft*
17. Wm ban geeft gp ong
bejloß*
Ban alle getoelt beg ^ttp*
belg.
sen ki kail-hen ki lyttou mama ki
mang>
Ki na semagh tyn\' ka mataeask ki
afFa.
19. Heirou Meirang-eta ta ti Cbri-
ftus,affi kaua kidi-ato ka mavaeangó-
kytta , mahtakout, miligh tynisen ?
H\'ahei miffing.
Kararouha kytticen ki Tateitalih.
Paki-valei-en kaua ti Jefus-an k\'at-
ta, ymmid ki mamang ka t\'oumimi-
xn tou Tama-Pakariang ki ka\'aeu-
loung?
Patt&ivli-an.
Haheira: mama ka Alid kad llig a
ka myhkaqua myddarynnouh ta teni
toul-am ki Rama, toulam ki Joepan
ka D\'lligh Matiktik, k\'ma-appa-hyn-
natou kidi ki akoumean ki kidi ni-
kseuh-ka asuloung b ta teni 3 afli tou
filal-\'an ki Akoume-an ki Alidc tou
kidi ki kaasuloung, ra tou\'ar-an-
appa ta kidi ki kaasuloung, tou I-
faat-en ki Itou-mado-an tyn\' ka
Md. J
Soufou kata\'i-qua tou Soulatki Alid.
(a) Joan. 20: 28. Ka ni-mattas\'i-
* tati Tomas, kouma tyni-asn^Mei-
rang-au, Alid.appa-mau.
i.Joan.y:7Kmyt_akikafafatkyt-
tiaeaaeb ki pitoll ki Tateitalih (£).
(b) Phil.
upt jjet getoeït bes tDnpbetè
bejlott*
^oojftjnbiejbaejbloet*
19* M&tt nabien Cf^ifttig
aïfo onfe I)eere i$l$ï]n top Jem
oocfe niet fcfjiilDiclj alle lief*
be/bjeefe/ enbe gejoo^faem*
Ijept op te Dragen *
<0etoifleïijtltjatop*
De twintighfte Vrage.
Dan in befen gefirê te
binben / al Dat in een J&aliglj*
maecltejbej menfcljcn tebin*
Den 3P t
Antwoordt.
ga Jet: toant gelijcfc ïjp
Dan eentoigljept met Den Ba?
bej en Den#>«5eeft toaejacfc
tigft<0oDt aïfo té öp oocfc
inbej tijt menfclje getoo?ben:b
niet Doo? DejattDeringlje De?
«^oDtljeptc inDe menfcljept /
maej Dooj aemteminglje De?
menfcfjelijcke natnere in ee>-
nigljepDt fijns <0oDbeï?jtkett
pe?foon&
(a) 3ol).2.o:i8 €n Cljomas
anttooo^DDe eit fepbe tot Jem/
iBfjn #eere/ ende mijn Godt.
j. 7* J>tet Bjage 17»
l (*>)•
g (b) m*
-ocr page 86-(h) Phil. 2: 7.8. Ni-pou-mado ty-
ni-sen pou-nynno ki kidi, tou ni-ar-
an tyn ta kidi ki pteiroungen , dou ni-
kceuh- mahkaulaula ki kdauloung: Dou
ni-paki-valei-en ki di\'i mama ki kdau-
hung, ni-pafinado pafidarim tyni-aen,
dou ni-milig tou kapateian, tou ka-
patei-an-appa ka tou navasvasrseh.
(r) Mal. 3: 6. Tijau ka tiJEHOVA
ta aßt pa-JyllaUan.
(d) Heb. 2: 16. Miffing aßi tyn
ni-ara [ta kidi] ki Tama-Gnau, ka ni~
ara-appa tyn ta na yßp ti Ahr ah am.
1. Mama-ah ki mang ta teni ka
Tama-hami-\'ah ki ka seuloung ?
Kidi-ato ka Alid-ah kad\'llig ta te-
ni , ka\'aeuloung-appa kad\'llig ka ma-
tiktik, tou Itou mado-en ka faäfat.
2. Timang ta Tama-hamia k\'anna
ki ka aeuloung, kaAlid kad\'lligh,
ka\'aeuloung-appa kad\'lligh ka ma-
tiktik, tou Itou-mado-en ka faafat ?
Ti Jefus Chriftus.
3. Alid ka na maniio ta ti Chri-
ftus?
Alid ta teni na yhkaquan mydda-
rynnoub.toulam ki Rama,toulam ki
Joep-an ka D\'lligh Matiktik.
(b)PSib: 7* B iBae? Jeeft
Jemfeiben be?nieticj)t/ dege«
ftaltenifle eens dienft-knechts
aengenomen hebbende, ende is
den menfchen gelijck geworden:
Ende in gedaente gevonden als
een menfche, jjeeft j)p tyMth
benbe?neöe?t/geï|Oö?faem ge*
too?öen stinke tot tsentsootit/
jae öen öooöt btg U?upce&
(c) ülaïo:^ Nautiek de
Heere en worde niet verandert.
(d) ï|eb.x; 16, ifëanttoae?*
liefe hy en neemt de Engelen
niet aen , maer hy neemt het
zaedt Abrahams aen.
r. IBat moet ïjet boo? eeti
wx Die be Bejlofln öcz men*
feften toefen fonbe>
moH 3tjn toae?atïjtigïj
<5oöt/enöetoae?ac|}tig recfjt*
bee?big menfclj/nt eenpe?foon*
2. wit X0 öefe BejloiTe? öej
ntenfcjen / Die öae? 3p toae?*
atfitigj) <$obt/ enbe toae?at|j*
tig Ij en recljtbee?öigf| nten*
fdje/ineenpe?fooiW
X0
i
«r&ißug
ï)p 10 <6obt gjetoeeü ban
eehtoigljepöt/ met ben Babe?/
enöe ben £>eeft
4 %vm*
-ocr page 87-4. Ni-kasuh-kaasuloung ka manno
tati Chriftus ?
Sat katounoun-an \'xb ki num
kaeaetoughan \'xb ki num kyttiam xb
ki fat ki tauil,tou kidi ki ni-peifafou-
en ki Siatigh Sibavau ka ti Auguftus.
5-. Tou asuma toumang ka ni-pei
alaktati Chriftus >
Tou asuma ki Bethlehem.
6. Tou kidi ki mang ni-kseuh-
ka asuloung ta ti Chriftus ? ni-fylala-
kaua ta kidi ki Alid tyn\' pahava-
vouel, pahä-vavatti ki kaaeuloung >
Affi: kaffi fy-lpouh fylala paha-
ämamang ta kidi ki Alid.
7. Mama ki mang ka ni-kasuh ka-
\'ieuloung ta ti Chriftus >
Tou ni-aran tyn\' ta kidi ki ka\'asu-
loung, tou ifaat-an ki Itou-mado-en
tyn\' ka Alid.
8. Rarouha kaua ta Itou-mado-
en ti Chriftus, Alid ka faäfat ? kaasu-
ioung-appa ka faäfat ?
Am: rä faäfat ta jtou-mado-an,
rourouha appa ki kidi, kidi ki Alid
ta faäfat, kidi-appa ki ka\'seuloung ta
faäfat.
9. \'Ou-mhga-enhou kaua ka myh-
kaqu-appa ta ti Chriftus Alak ki Alid
kadlligh,fi£uh ki ni-aran tyn ta kidi
^ ka\'asuloung > -
Ka
4. IBannee? i& <%n8tt£
menfcfi gehoben £
4&1 öupfcnt fegf*onbe?t en
een-en-tfeßiglj garen Qlßlz?
öen / onöe? öe regeeringe üeg
föepferg ftuguftn
5. gn föat Öabt 10 Cö?tdti0
geboren >
3nöe Öabt2B*tbleIjenu
6. <0p mt toijfe t£
menfcfi Qt\'mottimHg be <0ob*
!?ept <£$2tftt be?anöe?t m ttn
menfcfjelgcfe Ucftaem en $itlti
0im: gantfejjelpfc met:
tuant be <£?obt|iepbt en ftan
met be?anbe?t teojben*
7. ©0e 10 €f>?tßu£ ban
menfcö getoo?ben >
5^00? aennemtnge be? rnen*
fefjeUjc&enatttre/m eentgjjept
fijng <5obbeit)clten pe?foon£.
Eijnbe? ban ttoee pe?fo5
nen m oTbiißc/ccn <0oööeH)c*
l\\t* enöeeenmenfcöelrickel
$een; bae? i$ mae? een ptp
foon/öoefi tteee nattteren / öe
<0obDettjc&eenbe bemenfröe*
ltjrhe
Be?ftatt gbp ban bat
Ü\\\\0 nocjj be bjaere enbe tnu
bnge ^one^oöt^ blijft / na
bat fjp be menfcfjeltjc&e na?
tture aengenomen Jjeeft t
gae kh.
% 1 De
-ocr page 88-Ka rarouha kytt\'wn \'ab ki faat ki
Tataitaligh.
Ni-ara tyn\' timang-an ta kidi ki
ka ^uloung ?
Pattai-vli-an.
Ni-ara tyn\' ki tmat-oul ka ti Ma-
ria:3 affi tou ni-pei-lpough ki kidi ki
ka\'asuloung, rä tou ni-pei-lpough-
appa ki Alid. Alei ki anna dou affi
ni-ou-parash-in b ni-pakavoui-en ta
teni ki kailg-han ki Joep-an ka-
D\'lligh Matiktikc: ka k\'ma-hynna
affi ni-sehid-en d ki varau ta ti Jefus
ka ni-kavoui ki vouyl tyn\'.e
Soufou ka tse\'i-qua tou Soulat ki Alid.
(a) Matth. 1:21. K\'myta tou ouro
tou Tatasitaligh 19. (c)
(b) Luc. 1: 34.37.37.appa Kani-
k\'ma ta ti Maria ki Tama-Gnau,
mam\'-alato kannaki mang> alei k\'aß
koh ni-ki-lam ki /^raß.Ni-mattaj\'i-villi
ta Tama-Gnau k\'ma tyni-en, Mou-
balap-ahymhouanta \'Joep-an ka-D\'llig
Matiktik ka tma mou-rap-ah ymhouan
ta pei-lpough en ki St.ouro jtou toun-
noun: Alei ki anna ka faki nanang-
eih Alak ki Alid ta dllig Matiktik
kanna ka pei-alak-eih ymhouan.&c.
Ka äouffi-ah ki mamang k\'affi Pa-
ilpoug-hen paftseu ki Alid.
De een-en-twintighfte Vrage,
flpt toten geeft jjp bemetv
fcgelijc&e natuere aenggeno*
tnen*
Antwoordt.
lipt De ifêaget Hatta:a niet
boo? De feacgt De? menfege*
lijcKe natttere / ntae? boo> De
almacgttggept <£5oDt& *Dej8f
fp/geenntan Dement gebben*
De/b Dooj De fcjacgt Deg f.
<2$eeft£befttjan0e?t getoo^ben
i$:c toae? boo? gp gefttiöMjtts
De De tyttcgt gaereg btipckö/
oocftban alle befmetttnge bej
fem Dmd reptt gegottben •
^cï^fïuc\'-pïaetfm.
ge 19. (c)
(b) mttc.i:34.35. 37*€nD$\'
jUariafepbe tot Den €ngei/
Hoe fal dat wefen ? dewijle ick
geenen man en bekenne. <j£nDe
De <2Bnoel anttoooibenbe fepDe
tot gae? / De H. Geeft fal over u
komen, ende de kracht des AI-
lerhooghften fal u overfchadu-
wen. ^ae?om oocfc Dat f epï
ge Dat ttpt u geboren fal tooju?
Den fal <ä5obtg J>one genaemt
too?ben.#c* iDant gecn Dtntfc
en fal bp <£obt onmogeltjcfc
{c) Luc. i: 34.. Kmytta tou ouro
Matth. 1:18. Ka na kma to hynna
ta ni-pei-alak-en ti Jefus Chriftus-
an: Irou ka ni-maä-mamado mafäs-
ut ta ti Jofeph ki Pakakitil-eih tyn\'
ta ti Maria, rou afll-appa tas a-lam ta
neni, ni-as\'i-vavalei ka akou- kavoei in
ta teni ki na Jocp-an ka-D\'i/ig Matiktik.
[d) Luc. 1: 35-. Tou ouro hia (b).
\\e) Luc. 1: 3(Teni).
1. Ka\'aeuloung kaua ka-D\'llig ta ti
Chriftus ?
Hahei.
x. Ni-ah-keul kaua ta ti Chriftus
ki kidi tyn\' ka ka\'asuloung makka-
vullum pou-qua tou Naei ?
Affi.
3. Ni-fi lala kaua ta kidi ki Alid
paha-vavou-al ki ka\'seuloung ?
Affi: ka affi fi-lpough filala ta
kidi ki Alid paha-ä-mamang ki pa-
ni.
4. Ni-kaeuh-ka\'seuloung mama ki
mang ta Alak ki Alid ?
Tou ni-ara\'n tyn\' ta kidi ki ka-
\'«uloung.
5- Moumhga kow kaua ka rou-
rouha ta kidi ka maanni ti Chriftus-
an?
H\'ahei.
6. Mang
(c) Hum: 34. J>iet ïjic? &0;
torn.
J^attj. i: i SMt gJeboo?te
3efit toas nn aibtiS:
l©ant als iBaria fijne jBoe*
be? met gofeplj onbe?t?oubJt
Ui as / ee? fp te famen gehomett
tuaeten / wierd ly fwanger be-
vonden uyt den H. Geeft.
(d) Hnc.i:3^#ie? botten (b).
(e) 5 „ sus boben*
i* 3S <£J?iïhts ootft toae^
acjtigjtnenfcje^
5a Ijp*
®eeft €J?iÖttS oocfc fijn
menfcljelijcke natttete banben
kernei op ae?ben gebjacfjt ï
$eenjp*
3* gs ban oock fijn <©oDöe*
Itjehe natuere tje?anbe?t tn een
rnenfcJelijclUtcljaem*
$een Jet: toant <£obt en
ftan nietbejanbejtvuöjbenin
pets antseis.
4. $oe is ban be J>one
<0obts menfcje getoojben }
32>oo? aenneminge beamen*
ft Jelijcfce natttete*
5 Be^öaet gijp batte? ttoee
be?fcï)epbe nameten sm in
3 3 6, H9dcft
-ocr page 90-6. Mang ta rourouha ki kidi k\'aii-
na ka maänni ?
Kidi ki Alid, kidi-appa ki ka\'asu-
loung.
7. Rourouha kaua ta jtou-mado-en
ti Chriftus Alid ka faäfat ka\'seuloung
ka faäfat ?
Affi ; ra dyk faäfat ta Itou-mado-
en.
8. Itou-mado-en k\'anna ki mang ?
Itou-mado-en ki Alak ki Alid.
9. Mou-mhga kow kaua, ka ni-ara
ta kidi ki ka\'seuloung ti Chriftus tou
iläat-en ki Itou-mado-en tyn\' ka
Alid?
Hahei.
10. Timang ta Raraman ti Jefus
Chriftus, tou kidi ki Alid ?
Alid Rama.
11. Timang ta ni-Ra-ram\'-an ti Je-
fus Chriftus, tou kidi tyn ki ka\'asu-
loung ?
ISfi-äouffi ta teni ki Rama tou
Ksei, tou kidi tyn\' ki ka seuloung.
12. Ni-pa-oulpoughen mama ki
mang pa-oupanaeh ta ti Chriftus5rou
ni-äouffi ki Rama ta teni ?
Ni-paam\'t-en ta atta ki ni-pei-
Ipongh ki Alid.
13. Ti-
6. Wtltk fijn Defe ttuee Dc^
fcöepDe nattteren £
€en <6ûDDe!ijeke / enDe een
ntenfcljelijcfce natuere*
7* IHae? fijnDe? Dan oùtk
ttóee Peptonen in <£hnüo f
tuae?üanD\'eene <6oDt ig/ tn
D\'anDere menfclj >
l^een ; Dae? i0 mae? een
Comu
8. iBat fcoo? een pe?fûon ï$
Dat*
^e p^foon Deg ^oong
9. BvMtt ßljp Dan/ Dat De
menfcljept Cfeißi aengjeno*
men / in cemgfyerit ftjuö
3a 1 th
io IBie i0 De l^abe? gjefu
€Ö?iGi/ten aenfienDan ftjne
<EtoDtjept *
<0öDtDeBabe?
11. IBie \\0 DeBaDe? gefti
Cffêifti/ tenaenfienüan fijne
menfc^ejit t
Hae fijne menfctjept / tn
ïjeeft fin geen BaDejop ae?*
Deageïjatm
ix. lm fteeft Dan <£§iU
üx\\0 ftonnen Dco?t gfjeö?ac!|t
tooien / föo !i|i geen BaDe?
geftaDt en geefit *
*Dit 10 gefeljiet Doo? De
ït?acijt<0DDt&
13. Timang ta Rarena-en tyn\', tou
Kidi tyn ki Alid ?
Ton kidi ki Aiid, ni-aouffi ta teni
ki Rarena-en.
14. Timang ta ni-Rarena-en tyn\',
tou kidi tyn\' ki ka\'seuloung ?
Ti Maria,
iy. Na mamaki mangki ka-Ina-
en ta ti Maria ?
Na In-a, ka affi ni-kilam kipa-
rseh.
16. Ni-malpough mama ki mang
mavoë mei-rauei ki Alakta Jnaka
afïi ni-ouqu-an ki Paradh >
Ni-paam\'t-en ta atta ki ni-pei-
Ipough ki Joep-an ka-D llig Matik-
tik.
17. Ni-a-dllig kaua mara ta ti Chri-
ftus ki kidi tyn\'ki ka\'asuloung tou
Vat tou \'asmagh-appa ti Maria >
Hahei.
18. Ni-mamyhkaulaula kauata ti
Chriftus ymyt-sen ki ka\'seuloung tou
ymmid ki mamang ?
Hahei: ra dyk varau ta ni-aouffi
tyni-sen.
19. Affi kaua ni akoumea ta ti Ma-
ria ki Tabli-an ka varau, mama ki
ka\'asuioung ka rouma ?
Hahei.
20. Ni-^hid-en kaua ta ti Chriftus,
ka ni-kavoë ti Maria, ki Tablian ka
varau ? Affi,
13. Wit tg fijne lloebe? ge*
UiccCl / ten aenften ban fijne
<6obtgept *
Cen aenften ban fijne «Sob^
gept/en geeft gp geen IBoebe?
gegabt.
14- Wit tg fijn IBoeöe? ge*
Uieeü / ten aenften ban fijne
tnenfegept*
Ifêarta*
€m iBaget / bte geen man
en gabt bekent.
16. f oe geeft een j^aget fton*
n en ftuange? bïo?ben/ enbe een
^one baeren *
Wit tg ggefegtet boo? be
fcjacgtbeg §:<Oeeftg.
17. f eeft €g?tftug toae?ltjcfc
fijne menftgept aengenomen
upt get bïeeg en bloct Harte *
18. gig €g?tüttg ong tn al*
leg gelijcli gebJö?ben *
19* leeft ban Itëartaggeen
<£?f-fonbe gegabt/ gelijcfc alle
ntfgeltjtltg boo? be
bebïeciit getoeeO; *
Affi.
21. Ni-mei-lpough mama ki mang
ta ti Maria, ka na Tama-kavarau, ka
ni-cehiten ki Tabli-an ka varau, mei-
rauei ki Alak, ka aouffi ki varau >
Ni-paam\'t-en ta atta ki ni-pei-
lpough ki Joep-an ka-Dlligh Ma-
tiktik,
2,2. Pyppynna ta maäni ka ni-
paam\'t-en ki Joep-an ka Dlligh Ma-
tiktik, tou pei-alak-eih ti Jefus Chri-
ftus-an ?
Rourouha ta maanni.
2 3. Na mang ta maanni ka nauna-
mou ?
Ka ni-pakavoe ta Joepan ka-
D\'lligh Matiktik ki jna ka affi ni-ou-
qua ki paraeh.
24. Namang ta kararouha ka ma-
anni ?
Ka ni-pakakouptigh-en tyn\' ta
\'x\'xp ti Maria ki Tablian ki yarau.
1
Kararouha kyttiazn \'ab ki rouha ki
Tateitaligh.
Ni-pamut alei ymyt\'aen ki mang
ta ti Chriftus, ni-pas\'ialalam-appa ki
mang, alei ka hami-eihtyn\'ymyt-
an ?
Pattßi\'Vliin.
Ni-pamut »ta teni ki Tatouhko
alei ymyt\'a;n,ni-tubbuh-appab ki ha-
voung ki ina mytta havoung-an-ei.
Sou-
$eeu{jp*
x 1 * f0e Ijttft iBarta/een fon*
bareße / enbe beulest boo? be
<£?f-fonbe / een J>one können
baeren/Conbe?fonben*
T&it ööercjtet boo? bt
^oe beel btnggen geeft
Dan be Jjj: bestellt/ om>
t?ent De geboojte gefu
Öl $
&at im een fraget fjeeft
f Urnnge? gemaeckt:*
24. HMcfctefjetttoeebe*
t^at \\)p Jet $aet jföarte batt
be fmetten De? ^f-fonöc Jjceft
gerepmgljt;
De twee-en-twintighfte Vragc.
IBatJjeeft nu <£&tffu£ boo?
ong gebaen/ enbe gel eben/ orn
ontftebetfoffen*
Antwoordt.
^P öeeft be Wtt boo? tm#
bofcac Jt/aenbe gebjagenb be
{Raffen bte top lijben moöen-
Soufou ka tsei-qna tou Soulat ki Alid.
(a) Matth. 3:15. Ni-mattse\'i-vli ta
ti Jefus k\'rna tyni-en, Mous-a hnyn:
Ka kidi-atoymyt-ßn ta kma-hynna ka
pamt-au-mytta ta katiktik-an ka ym-
mud\\
(b) 1. Pet. 3:18. Ka ni-pce-i-ßl
pßi-alalam ta ti Chriflus alei ki <varau,
teni ka matiktik mivli ki aili ma-
tiktik, alei ka mäd-ah ta teni pou-
qua ymyt-\'an ki Alid.
1. Pyppynna ta maanni ka paara\'t-
auh ki Tama-Sihtoukad mivli ki ka-
seuloung ?
Rourouha.
2. Kamang ta naunamou ?
Kidi-ato ka paamt-auh tyn\' ta Ta-
touhko ki Alid mivli ymyt-\'asn.
3. Toumimi-en ki mang tou pa-
am\'t-eih ki illighan ki Tatouhko ?
Rourouha ki mamang.
4. Mang ta rourouha k\'anna ?
Kidi-ato ka mad\'lligh-ah matik-
tik tateni tou kidi tyn\', ka miligh-äl-
appa ymmid ki Sou ki Tatouhko ki
Alid.
y. Kaumang ka ni-ipit-en ta atta
tmoumimia ?
Alei ka ni-fidad-an-eta tou panseh
tou rbo-appa ki ryh ta Tatouhko-
ki Alid.
(a) |ï5attl). 3:
fus anttooo^Denbe fcpDe tot
8 cm / laet nu af: Want aldus
betaemtons alle gerechtigheyt te
vervulllen.
rb)r.pet.3:i3JBant Chriftus
heeft oock eens voor de fonden
geleden, Jp retfttbCC^sgft bOO?
De ontecbtbecjDtge/ op Dat ï)|i
ons tot «öoDt fottDe Dingen*
1. lm Dee! bejfcjjepbe biiu
gen tnoeÖDeniBtDDeïaejiipt^
boeten boo? Den menfelj t
Ctoee Dingen*
2* ïiMrUtsljet eejüe*
Ifp moft De toet «föobts boa?
onSbolb?engeiu
3. ï^attooitti bejepfcljt tot
bolbjengmgebe? Wtti
Ctoee Dingen.
&pntoft gepltcfjsfjnmlfjti
nattiere / ïjp moft oocft aïïe De
gehoben <*5oDtS gefioojfae*
men*
5. 10ae? toe toas Dit ban
nooben è
be tntoenDigfjDe iBetOoötS
geftJonDenJabben*
it 6, gs
-ocr page 94-4. Ni-pafi-darim kaua pafih-tmouk
ta ti Chriftus ka Alakki Alid, ki
Tatouhko ki Alid alei ymit-asn ?
Haliei.
7. Papou-than-en kytta ki atta ki
mang ?
Ka kseuaitting-en kytta ki ni\'il-
lighen ti Chriftus, mama ki ni-illigh-
en-eta mamado.
8. Kid i ato kaua hnyn ka milligh-
al-appa kytta ki Tatouhko ki Alid ?
H\'ahei, kidi-ato ; râ affi ka ou-
varg-au-mytta ta Kseuaghan ki il-
ligh-en-eta k\'anna.
9. Kaoumang ka milligh-al-appa-
kytta ki Tatouhko ki Alid ?
Tou \'tbli-au mytta Loumoulough
ki Alid alei ki ni-hami-an tyn ymyt\'-
xn.
10. Kamang ta kararouhaka pa-
am\'t-auh ki Tama-Sihtoukad mivli
ki ka asuloung ?
Kidi-ato ka tubhgeih tyn ta lia-
Toung ki ynna-mytta havoung-anei.
11. Ni-tubbug kaua ta ti Chriftus
ki paeialalam-en ki kalaeuaeuan alei
ymyt-aen ?
Hahei.
n. Kamang ta pahavoung-an
k\'anna ka ynna mytta tubhganei >
Kapatei-an ka myhkaqua mydda-
fpnoujhj tou vouai tou vatti.
13, Pa-
6. gg ban ooc&€lj?tftttgbe
J*>one<0obtg/gantfcljelijck be
Wtt <0obtg boo? ong onbe?*
too?p en getoeeft *
7* Wat boo?beel ftornt on g
bae?npt*
^at be gegoo?faemgept
€g?tftt ong too?bt toe-gereee*
ftent/ alg of bet toaere ong ep*
gengegoo?faemgept*
8. ^ijn tup ban nn met
fcgttltugg be îBet <0oûtg te
gegoo?famen*
3a top; boeg met om boo?
onfe gegoo?faentgept get leben
tebe?bienen*
9. î©ae?ommoete top bettet
«föobtg nodi onbe?öouben *
<&m <Ooöc banefcbae?gent
te betgoonen boo? onfe be?lok
finge.
10. ï$elc& tg Jet ttoeebe/bat
be H&tbbelae? moß npt-boe*
ren boo? ben menfeïj i
$>11 m oft tue ö?affen b?agen
btetoplijben moftem
»♦ leeft <£g?töng be fme?te
be? gelle boo? ong ggeb?a*
ggen >
3agtn
h. IBeïcfc ig be ß?affe bte
top Igben mollend
«De eewtoigeboobt / aenlt*
egaemenbe stele*
jy Wat
-ocr page 95-13. P apou-than-nin-kytta ki mang,
ka ni-tub-hgen ti Chriftus ta ymmid
ki anna alei ymyt-\'aen ?
Ka hamieih kytta ki pahavoung-
an ki Kalseuhseu-en.
14. Kahtakout-auh kaua ki Tama-
tna-\'mfing ta pahavoung-an ki ma-
mang alei ki varau nein ?
Affi.
15. Irou-appa k\'anna ka pairou-en
dou rouman ta Kahimko-an ka ma-
dagh neiniasn ka Tama-tna-mfing:
affi kaua alei k\'anna ki varau nein ?
H\'ahei.
16. Pattse\'i-mama-enhou ki mang,
k affi tubbugh ta Tama-tna-mfing ki
pahavoung-an alei ki varau nein ?
Affi pahavoung-an k\'anna alei ki
varau nein.
17. Rou affi pahavoung-en, ka-
mang lava kanna >
Pataeu-bxurig-en ki Rama.
Alei ki mang ka pairou-an ta
atta neiniam >
Alei ki pa-filal-eih neinisen.
19 • Affi kaua makkaqua ta patxu-
basurig-en kanna ki uasses-en ki Alid
ki Tama-tna-mfing >
Aouffi.
a o. Makkaqua lava ki mang >
■Makkaqua ki kavaeaengö ki Alid
ki Tama-tna-mfing,
18.
Ka
iv i©at öatt Jet ong/ öat
<£J?tßUg Ölt alfOO Ö00? OH0
geleöen Jeeft i
t^atiup füllen fcetyöötjijn
öoo? öe ß?affen öe? Jellen*
14* lÄenöanöegelooütge
gjeen ß?affen ntee? teü?eefett
öooHiare fonöen *
$eenfe*
15„ MtgtatiiGE honten fcptoij*
len öe gelooütgen öde fftjartg*
Jeöen 0öe? m ött Ieücn /t$J ött
ntet om Jae?öe? fottöe totlle *
3a Jet.
16* ^oefegjtgjpöan/öatöe
gelooütgen ntet en ö?agen öe
ß?affen öan Jaere fonöen *
«Dtt en 3ijn geen Klaffen öoo ?
Jaere fonöen.
17* Ißae? foo Jet geen ß?af*
fen en 3tjn / toat sijjn Jet öan i
Baöe?ltjtfce fcaßijötngett*
18. i©ae? toe tDo?öen Jae?
Die feitage toegeöoeglit *
Cot Jae?öe? t3e?fcetertnge*
19* fernen öan öefe haCfij^
ötngen ntet öoo?t upt een Jaet
<0oöt0 tegeng öe geloofctgen i
Heenfe geenftntg*
Wm upt fcomenfe öan
fcoo?t >
llpt een Itefae <&m# tegettg
öegelooötgen»
De
Ka rarouha kytti an \'ccb ki touro ki
Tateital\'tgh.
Kamang ta pahavoung-an k\'anna?
Patta\'i-vli.an.
Siourota atta, ka ni-pouna-vaevse-
rseh,4 ni-mapatei,b ni-ravak,c ni-fa-
darira ta teni tou kala2uhasu-en,d
Soufou ka tseiqua tou Soulat ki Alid-
(a) Lac. 23:33. Iroukani-irona
ton itouqu-an ka pauanang-en Itou-
qu-an ki Toural ki Touktouk, ni-
pou-navcevarceh tou hynna tynian, ki
ni-Tama-pou-varau-appa, tou Oual
ta faat, tou \'a?ui ta faat.
(h) Luc. 23:46. Ka rou mako-
lang-ah ta ti Jefus ki yngau ka iraog
ni-kma: Rama, atta-tou noun-en-au
ta vatti-au tou rimmau hou. Ka rou
ni-mattse\'i kma-hynna, numitieuh
myhgynnaua.
(c) Luc. 23:5-3. Ka rou ni-hami-
en tyn ta anna, [kapateij ni-toupou-
en tyn ta anna tou ae\'it ka palihpyh,
ka ni-atta qu~an tyn\' tou ravak, ka ni-
koutta-en tou vahto, fcajfi-appa nl-atta-
qu-an hynna ta ttmamang.
(d) Luc. 22: 43. 44-Kani-kyt-an
tyn\' ka ni-makka tounoun ta Tama-
Gnau ka pakaligh tyni-sen. Ka rou
itouqua tou pa/yt-en ki rych ka malouaf
m-makoufaoua makou kilkil makou-
Ali-
De drie-en-twintighfte Vrage.
Antwoordt.
30oo?namentftjcft Defe / Dat
ïjp i0 gek?upft * / geao?Uenb /
begoten/c neDe?-gebaeIt te?
ïjeilen*1
£cï$ftue?-pïaetfni.
(a)luc 2i:33 ^nöeöoef|i
quanten op öe pïaetfe genaemt
#ooft-fcbeel-[plaetfe/] kruy-
cighdenfyhem aldaer, CüDC De
fïuaeDt-DoenDe?g/ Den eenen
te? reetjte? / enöe Den anDerett
te?fitncfee?-[3ijDe ]
toepende met g?ootej ftemme
fepDe: 13aöc? / tn utoe ïjanDen
fcenele ith mijnen <Cntft. CnDe
afójjpDatgefegïjt jjaDDe/ gaf
hy den geeft.
(c) %ut. 23 :$ 3. <£nbe aïg ïjp
t felfce af-gfjenomen ïjaDDe /
toonöt tjp Dat in een fijn lp*
luaet/ende leyde het in een graf,
in een rotfe gehouwen,daer noch
noyt yemant in geleght en was.
jjem üJte?öt gefien een €ngei
tipt Den #tmei/ Die fjcm De?*
ftc?fHte. ö^nDe in fwaren ftrijt
zijnde;badt hy te ernftiger, Ende
fiin
-ocr page 97-Aliïid [tateni.] Ka ni.filala paha ma-
mam-ei ki na auh ta taieutagh ki cemagh
ka karilta \'Ibang tyri, ka m-mxuSxu-
seumou-nsei.
Matth. 27:46. Ka ni-mahivat-ato
ki kamamatouda ki tselei ni-mako-
langseh ta ti Iefus ki yng-au ka irang,
k\'ma, ELI, ELI, LAMA SABACH-
TH A N I, ynna-qua-anei, Alid-au,
Alid-au, kaumang ka ni-d\'marang how
[paitoufat ] jau-an ?
1. Ni-fi-dyk lava Sihtoukad ta ti
Chriftus ymyt-sen ki Alid, ra dilligh
kaua ni-paeialalam-appa alei ymyt-
sen?
H\'ahei dilligh ni-pceialalam alei
ymyt-asn.
2. Ni-pxi-alalam ki mang alei
ymyt-aen ?
Ni-pae\'ialalam ki kahymkou-an
ki Kalaeuhseu-en.
3. Ni-pse\'ïalalam ka manno ta ti
Chriftus ki anna alei ymyt-sen ?
Ni-pse\'ï-limoulimou tyn\' pse\'i-ala-
lam tou kidi ki ni-kaeuaghen tyn\',
4. Ni-pae\'i ouro pae\'i louaf ka man-
no ta teni alei ymytsen >
Rou ni-pounavasvserash, rou ni-
mapatei, rou ni-ravak, rou ni-fa-da-
rim tou Kalseuhasu-en.
S\' Ni-pahpahou-en kaua ta ti Chri-
ftus tou na vxvxxxh, mama ki Ta-
ma-pouvarau ^
H\'a-
fijn fweet wiert gelijck groote
droppelen bloedts,Die Op De Qty*
tse af liepen*
Hattjf)^?: 46*€nDeont?ent
De negljenDe ttpre riep gefns
met een g?oote ftemme / feg*
genÖe/ELi,Eli,Lama SA-
bachthani, Dat 10 / Mijn
Godt > mijn Godt, waerom hebt
ghy my verlaten ?
O
i* ^eeft<£lj?iöusmae? alleen
onfe ©oo?fp?aecK gebied bp
<5oDt / of Ijeeft Ijp ooth boo?
ons inbe? Daet geleben >
galjp IjeeftootUboo? ons
geleberu
Wat Ijeeft Ijp boo? ons
geleben *
<®efme?ten De? Ijeïlen*
liMnnee? lieeft €önüus
bit boo? ons geleben*
<®en gantfcljen tijbt fijns
lebensboo?*
4 iBae? toannee? Ijeeft ïjp tri*
fonbe?ljeptboo?ons ge&Den*
«Boen Ijp is gek?npö / ge*
Öo?ben / beg?aben/ nebe?-ge*
Daeltte? Ijeïlen*
gs Dan Cö?iöns gelijcfc
eenmifbaDige?/ aenjetjjout
Des ïwees genagelt geiuecft?
& 3 \' ga
-ocr page 98-H\'ahei.
6. Timangta ni-tmikj:ik tou nava-
Varaeh tynisen ?
Ta\'u ka Joden.
7. Tou mangh ?
Tou fayd ki iEuma ka Jerufalem.
8. Kidi-ato kaua ka pou-navsevae-
rse-eih ta Tama-Sihtoukad-eta, alei
ka mivli-ah ta teni ymyt-am >
Hahei.
9. Kaumang ka ni-pounavsevaeradi-
in, kaumang ka affi ni-mapatei ki
pani ki kapateian ?
Aiei ka na pahkouavavag ki Alid
ta kapateian ka tou navsevasrash.
10. Kamang ta pattas\'i-pouk-en-
hou ki anna ?
Atta: heirou hmami-\'ah ta ti Chri-
ftus ymyt-\'asn ki na pahkoavavagh ,
kidi-ato ka mapatei-ah ta teni ki ka-
pateian ka ni-pahko\'-avavagh-en
ato.
11. Pakananaeh kaua paku-fhut
ymhou-an ta ni-pou-navsevserae -in
ti Chriftus-an, ka ni-hami-en kow
hnyn ki ka t\'ë-en nohou ? *
H\'ahei, mamfing.
ï 2. Kamang ta kararouha, ka ni-
p^e\'ialalam ti Chriftus mivli ymyt\'-
xa >
Ka ni-mapatei ta teni.
13. Kidi-ato kaua ka mapatei-ah ta
teni >
Hahei.
14. Ka-
, 3a
ce genagelt *
ï?et3coDfcljeböltfc*
7* îBae? *
hupten De £>mt 3erttfa*
lern.
8. iBûft onfen ÄDDelae?
nooDtfaecheltjcft geknipttget
üjo^Dm / om ong te Dejlotfen *
3a Ijp.
9. îDaejom Dûcfj gefyupct*
get / met een anöe?
DtfûDt geSû^m £
10. Wat beßttpt gïjp Dae?
npt*
<Dtt : fûttDe <£ftttfttt3 ûx\\&
DejlolTett Dan Den Dloecft / foo
moeft l)p ootfeDefe De?Dloecfcte
DooDt D?agen*
ir. ©e?feetïte?t tt Dan Defe
fc?upttnge Cïjjtftt Dolfcoment*
lijicH/Dat gp nu Dan Den Dloeft
3ijtDe?ïoft*
3aefe/DolfcomentIijfk
ix. UBelcktäfoetttoeeDeDeel/
Dat €lj?tlht$boo? onj? geleDen
jjeeft>
ï^P î# gefto?Den.
11. loas t ûûîh nootfaecfte*
lijcftDatjjp ßu?f*
14. iiDae^
-ocr page 99-14. Kaoumang ?
Alei ka ni-ou-varghan-eta ta kapa-
tei-an ki varau-eta.
1 y, P attas \'i-pouk-en-h ou ki mang
ki atta ?
Heirou hmami-ah ta ti Chriftus
ymyt\'-sen ki kapateian, kidi-ato ka
pis-mado-ah mapatei ta teni.
16. Ni-itouqaa toumang ta Vatti
ti Chriftus tou ni-kapatei-an tyn\' ?
Tou tounoun ki Vullum, tou Ri-
ma ki Rama tyn*.
17. Ni-pis-dae\'aeua kaua mapatei
ta ti Chriftus >
Hahei.
18. Pakahaniap-en-kow kiattaki
Clang >
Ka ni-hami-en-koh ki pahavoung-
an ki kapatei-an.
19. Irou appa kanna ka pis-ymmid
mapatei ta Tama tnamfing, affi kaua
matiktik ta Sou katta >
Hahei matiktik: räaffihnynpa-
havoung-en alei ki varau ta kapatei-
an nein\'.
20. Kamang ta kapatei-an nein\' >
Sararbo-an-ato k\'annaka fadaasua
tou kseuaghan ka myhkaquamyd-
darynnouh.
ii. Mamaehtoumang, ka ni-pis-
da\' seua mapatei ta ti Chriftus ?
Mamaeh tou atta, ka ni-ravak ta
teni.
2 z, Affi kaua mariang, ka ravak in
kytta
<0m Dat ton 0002 onfe fotv
Den De DooDt gaDDen Dektent.
IBat befinpt gijp öan
upu
jb onD\' «Tfeiftug ong ütiloU
fen üan De DooDt / foo moft l)p
Dan fclfó ftejben*
16, iDae? t0 De 3teïe
getoeeft in fijnen DooDt *
3ln Den ï^emel/tnDefianDen
3ijneg©aDe?&
17. Ctetftttg Dan oocI>
toae^lijeft DooDt getoeeft}
ga öp-
i8 Wat trcoft fcljept gïjp
Dae? npt *
^at ïcftDantypbenbanDe
ÖjaffeDegDooDt&
19* Jftorljtang ftejben alle
gelootogen / té Dat niet toae? è
ga fjet: mae? ïjae? DooDt en
i& nti geen ftjaffe Uoo? ïjaere
fonDen.
io. w&t Dan fjaere DooDt*
€enen boojgancft tot get
eentotgeleben*
iu IBaejuptbïijcfctïjet/Dat
€fj?tftttg 3p toae?ïijcft DooDt
gemeeft *
^ae? npt / Dat j)ptë fceg? &
ben getoeeft*
22, ga niet ee?ïijcfc/beg?aben
-ocr page 100-kytta fiseuh ki ni-kapatei-an neta >
Hahei.
2 3. Kaumang ka papafal-enhou ta
ni-ravak-in ti Chriftus-an, ki ni-pas\'i-
alalara-en tyn ?
Alei ka affi dyk kaasuloung ta ti
Chriftus: ra Alak-appa ki Alid ka-
d\'lligb ta teni.
24. Kamang ta poupoukkin ki an-
na ?
Ka na aouroung ka malouaf ti
Chriftus-an ka ravak-auh tou Nsei,ta
teni kanna ka Meifafou ki tounoun
ki Vullumki ISTaei.
af. Ni-myhtouei kaua ta Voual
ti Chriftus tou Naei >
Affi.
26. Kaoumang ka affi ?
Ni-pattse\'i tan ki Alid ta atta tou
ni-Sikavaghan ka Rie.
27. Affi kaua ni-tubbug ta ti Chri-
ftus ki pani-appa ki mamang dyk ki
pse\'ialalam-en ka tou piting ki Vou-
al , dyk ki kapateian ka tou panaeh ?
H\'ahei milling.
28. Mang ta ni-tubhgen tyn3 ka
rouma ka mafaoun ki kapateian ki
navavarash ka tou panash ?
Ni-tuHbug-appa ki kdun ki ngale
ki Alid.
29. Mou-mhga kow ki mang ki
kdun ki ngale ki Alid ?
te tooien nae fijn Doobt *
Sa liet*
23* w*ae?om üelt gp DanD t
beg?aeffeni(Te Cfftifti / bp frjn
lijoen *
<Dm bat €{j?tftuje? niet
een bloot menfclje: rnae? De
toae?acl)tige ^one <6oDt&
24, i^atban*
\'t gs gfjetoeeft een obe?-
g?oote fmaetöepbt boo? €\\nU
Öu$ / f)P een ï^eere öan
gentel en ban SCejbe / bat men
öern beeft begjabe inbe $e?D e>
25. \'3$ ftet liebaem <£b?iftt
inDe?2te?Den ooefteenigebe?*
rottingeónDe^DOjpf getoeefo
26 ji3ae?omniet*
<6oDt IjaD fulcït$böo?fegï)t
inJet#ubeCeöament
17. Mm fteeft <%iaus? in
allen befen nietanDejggeb^
gben al£ Dat upttoentucfj lijs
ben/en öie nptteettDige Dooöt*
28. H3at fteeft öp Dannoeö
mee? geb?agen/boben Dte tipt*
toenbige Doobt Deg€?upee$*
geeft boben Defen allen
gebjagen Den laö De£ too?n£
29. IDat be?Üaet gp boo? Den
lalt ban Den toojn <&oht0 *
Pasi-alalam-en ki kahymkoan ki
Kalseuhaeu-en.
30. Ni-pad-alalam tyn\'taanna ka
manno ?
Ni-fiouro psei-louaf paèialalam ta
teni,dou ariaqua tou navsevseraeh, ni-
makolangaeh alei ki paeialalam-en,
Alid au, Alid-au, kaumang ka ni-d ma-
rang kow [ pa-ïtoufat] jauan.
31. Pakahaniap-en kow ki atta ki
mang >
Ka ni-hami-en-kytta ki pasiala-
32. Alfi kaua ni-moumado ta ti
Chriftus mourarim tou Kalsuhseu-
en, ka itou-qu-an ki na pahkouava-
vagh ki Alid ?
Affi.
33. Ynna mahk\'ma-anei; Ka ni-
fadarim ta ti Chriftus tou Kalseu-
hseu-en ?
Ynna quannei 3 Ka ni-tubbugh ta
ti Chriftus alei ymyt-asn ki pse\'iala-
lam-en ki kahymkou-an ki Kalasu-
h^uen tou vatte tyn ?
34. Ou-mhga-enhou kaua ka ni-
fadarim-en ti Chriftus tou Kalasu-
h«u-en3 ka ni-tubbugh ta teni ki ka-
hymkou-an ka malouaf ki vatte tyn\'?
Hahei.
3 j-. Ni-itoua ka manno tyni-sen ta
kahymkou-an kanna ka malouaf ?
Siouro malouaf tou Raoul ka
Gethfemane , tou se iaqu-an appa
tyn\' tou navasvecr^b,
^e fieïfcge pijnen / enbe
ancjttten*
3ot inannee? geeft l)P bte
leben *
3nfonbe?l)tpbt aen !jet
ïxtwptz/ boelpi batitoetöom
unt-rtep/Mijn Godt,mijn Godt,
waerom hebt ghy my veriaeten ?
mat t?ooil fcljept gijp
<E>at top mp 3ijn ban be
ftnc?ttnbc?l)cUen*
ix. itëae? is <£{)?i(luS oorlt
felfs inöeljeïle nebe?-gebaeït/
inbe plaetfe bae?bebe?boems
be 3tjn^
^eengp*
S$at is bit te feggïjen %
<£li?iöus is nebc?-gebaeït te$
Jelïen *
«Dat €fo?iftns hellepijnen
enbe anctta boo? ons in fijn
31de geb?agen geeft
34* !£e?fêaet gijp ban bp be
ttebe?baïinge €g?ifii te? gel*
len/bat bp bHptte?Öe benauw
|inn in fijn stelt Ijeeft geïeben*
35* IBannce?iSbefettptte?ffe
benantbept lm obe?gekotnf >
gnfonbe?ï?epbt in liet liof*
ken «aetgfemane/enbe aen jjet
fc?upce*
3 6. Mamseh toumang ta ni-kahym-
kouan tyn\' kanna ka kma-appa hyn-
na irang,tou Raoul ka Gethfemane?
Tern atta,ka ni-filala pahamamam-
eikina seuhtataoutaeh ki semagh ka
karil ta lbang tyn\',alei ki kahymkou-
an tyn, ka ni-maeufaeuaeu mou-Nsei.
Alei ki anna ka ni-mattae\'i k\'ma-hyn-
lia ta ti Chriftus; Matara&ugh mavou-
las ta vatti au tou kidi ki kapatei-an;ka.
ni-makou-ki Ikil-appa makou-Alilid
ki Rama tyn\',kouma; Pahali ceura\'-x
jauan ki hceuuh ka ayht-an katta: k\'ma-
appa-hynna ka ni-maka-tounnoun
snou-rarim tynisen taTama-gnau tou
pattas\'ihaniap-eih tyn\' ki Sou tyniasn.
3 7. Mamseh toumang ta ni-kahym-
Jkouan ti Chriftus ka k\'ma appa hyn-
na irang, tou navaevserseh >
Tou atta : ka rou aei\'se-navasvse-
rasg ni-makoulang-ah tou ni-kahym
kouan tyn\', Alid-au, Alid-au, kau-
mang ka ni-d\'marang kow [pa-itou-
fat] jauan.
38. Affi kaua ni-fa-darim-appa tou
Kalseuhasu-en ta ti Chriftus , dou
®\'ias-ravak ta teni
H\'ahei: ra affi alei ka tubhgeih
tyn\' too ravak ta kahy mkon^an.
Alei lava ki rnang ?
Alei ka ni«pa-fi~darim~en rou an-
sa ta ti Chriftus ki kapateian, ka ni=>
aaagpiagh ta vatte kivoual tyn\'
36. mm upt blîjc&t bete
upttejffe benatttljept m t IjoU
fcen<aetl|femane*
^ae? npt/bat fijn fmeet(bau
bangigïjepbt) tuiert gtjelijcft
b?nppelen h\\ott0/ bie op be
ae?öe afliepen : bae?om
ftttgOOCfc fcpöe; Mijne ziele is
geheel bedroeft tot der doodt
toe: enbe bat ftp 0ûcft3îjnen
I£abe? babt enbe fepbe/ Laet
defen drinck-beker van my voor-
by gaen, fuïC]T bat 0ÛC& ttH
engel tipt ben bentel mode
fcomen om Jjemtetjooftem
37. ïBaejimt ólüc^t öttpt*
tt$t öenautfiept ïfetlït aen
Jetfcjttpfe^
^ae?upt: bat bp aen ben
fc?ttpte 3t)nbe tucgcnö ben mit?
Jept uptttep / mijn <0obt /
mijn €>üöt/ume?om Jebt gijp
mp bezaten.
38. 30 ootk niet te?
pellen nebe>gebaelt footoan*
ttee? l)p IÔ beg?aben getoo?bett
in \'tgjaf*
ga :norl)tatt£niet bat lm
in \'t g?af eenigfje benautbept
fonbe Itebbenuptgellaen.
39. 3Bae?omban>
<Ont bat €ïj?tüuö ben boobt
alg boen i$ onbe?töo?pen gje*
tueeft / enbe bat fijn 3ieïe ban
Kararouha kytticen "ceb ki bpat ki
Tateitaligh.
Mama ki mang ka ni-tubbug ki
pahavoung-an k anna ta ti Chriftus ?
Pattazt-vli-an.
Ni-tubbug ki anna ki kailhgen ki
kidi tyn\' ki Alid j* ra tou kidi ki ka-
\'asuloung tyn,b da tou voual, tou
vatti.c
Soufou ka tse\'iqua tou Soulat ki Alid.
(a) Jef. 6y. f- Kmyta tou Tateita-
lig 14. {a)
Heb. 9: 14.Kmytatou Tateitaligh
(\'b) Efai.5-3: f .Ni-pou-laka-endcc.
ni-ungung-ei-en &c.
Luc. x 3:3 3.46. j-3. Kmytta ki ni~
foulat ten hynna.
(c) Matth. 2 3 8 .Tou kidi kanna
ni-k\'ma ta teni neini-sen, Mataramih
mavoulas ta Vatte-au tou kidi-appa ki
kapatei-an.
1. Irourou Alid kad lligh, ka\'^u-
loung-appa kad\'lligh ta ti Chriftus
tou Itoumado-enka faafat j mamei
mang ka ni-tubb\'hgen tyn\' ta paeia-
lalam-en ki Kalseuhasu-en, tou kidi
tyn\' ki Alid kaua ? tou kidi tyn\' ki
ka\'asuloung kaua ?
Dyk tou kidi tyn\' ki kaasuloung:
nda affi pae i-lpough padalalam ta ki-
di ki Alid,
a. Ni-
De vier-en-twintighfte Vrage.
loe l)ttft <£lj?töng Defe Ditt*
gerigeleDen*
Antwoordt.
De fc?acl)t fijne? «3oDt*
ftept sa tnae? tn fijn menfclje*
ïijckenatttere/b nae? itcgaem
enöe5teïe c
14. (aj.
rb^fat.v^.^p tg t3e?UJon^
Det tse?t>?ijfelt
lttC.13: ttiöe 53* JMtt
alDae?.
(c; HSattljj.i6.38. ^>oe fepbe
ï|p tOt (tat? / Mijne ziele is ge-
heel bedroeft tot der doodt toe»
O
i. jga Dien <Cf)?t(htg taae?*
acïtttgg <0oDt enDetoae?a
ttgö menfcge in ttn peifoott
tg; J]oe geeft ï|?i De gdfc i)t pij*
nen geleDen/tn fijn «öofcDflrjr*
Ue / of tn fijn menfcjjelijëke
natttere>
billeen tn fijnntenfcgelijc!«
nattiere: tuant De «DoDtgept en
kan niet lijDen.
%. Ni-paei-dyk kaua pse\'i-alalam tou
Voual tyn\' ta ti Chriftus ? ni-pasi-ala-
lam-appa kaua tou Vatti ka rouma?
Ni-pse\'i-fal pasi-alalam tou Voual
tou Vatti.
3. Ni-ilpougli kaua, ka tubhganei
timamang ka dyk kaseuloung, tou
kailhgen tyn\'mamado, ta pas\'i-äla-
lam-en ki Kalasuhseuen, tou hami\'-
eih ki atta ta rarouma ?
Afli ni-ilpough.
4. Rä kma-hynna k\'anna pattse\'i
rnama-en hou ki mang, ka ni-tub-
bug ta ti Chriftus ki pse\'i-älalam-en
ki Kalseuhseu-en alei ymyt-asn> dyk
tou kidi tyn\' ki ka\'aeuloung >
Alei ka ni-paka\'ilThgen kidi tyn\'
ki ka\'aeuloung ki kailhgen ki kidi
tyn\' ki Alid.
Kararouha kytticen ki rymma ki
Tataitalw.
Ni-pou-dymma hynna ki mang ta
kidi tyn ki Alid ?
Pattcei-vli-an.
jSli-paka-k\'ma-hynna pakaligh ta
kidi ki Alid ki kidi ki ka\'aeuloung
ka ni-ilpoug-ato tubbugh ki kdun
ki ngale ki Alida alei ki varau ki
ymmud ki Nasi.
Soufop ka tasi-qua tou Soulat ki Alid.
(a) Jef.63: y. Fonytta tou Tatei-
^eeft öp alleen geïeDen in
fijn licftaem > of oock toel in
f§n$ieïe>
lor* geeft gljeleDenfiepbe in
Sieïeenbeltffjaenu
3. I&ae£teaftkielmögeitje&
Dat een bloobtmenfcge/ D002
fijn epgïjen Ujaeliten / fotiöe
D?agen De öelfclje pijnen / enDe
anDere bae? Dan be?loflen*
Heen / Dat en ig niet moge*
ïijck
4 #oe fegfjt gfm Dan Dat
€ljliün& De fjelfc Je pijni boo?
on£ alleen in fpmenfcïjelijc*
fce natttetegeDjagen ïjeeft*
<&m Dat fgnmenfefjept m&
bejfiejcfët boo? De fcjacjjt fij*
ne?<0obtïjept*
JSBat ïjeeft Dan fijne <0oDt*
geptDae? toe geDaen*
Antwoordt.
geeft fijne menfcjjept
foo be$e?ckt/ DatfeDen ïaft
ban Den toom 6>öDtg jegens
De fonDe Deg gantfcjen w*
reltgfjeeft ftonnen Djagetv
^cïj?iftuc?-pïaetfm.
(a) €fai« 63:5. ^iet a&agê
IJek
-ocr page 105-Heb, 9:14. Kmyta tou Tateita-
ligh 14, (a).
1. Itou-lpough kaua itouqaa ta
ka\'asuloung, ka mamang lava ka ni-
peiringei na nynno,itou-d ouraraa ki
ngale ki Alid ?
Affi itou-lpough itou-qua ta ti ma-
mang : alei ki atta ni-foulatin 3 K,a
mama ki apoei ta ngale ki Alid ka
tamapyddada. yminid ki Tama-ka-
varau.
2. Tubhgah mama ki mang ki
ngale ki Alid ta ni-mouro ki ryh,
dou myhkaqu-al-appa ta neni >
Riraa ki Alid ka mei-atigh mei-
lpough ka Tama-pamamah, ta paka-
ithgah kmahynna neini-sen, ka aflei
nein\' fa-lpough-ei fanynno.
3. Mama ki maug ka ni-ilpough
tubbngh ki ngale ki Alid ta ti Chri-
ftus j tou kidi tyn\' ki kaseuloung ?
Ni-pakailhgen ki kidi tyn\' ki Alid
ta kidi tyn\' ki kaseulong.
4. Ni-tubbugh kauatati Chriftus
ki ngaleki Alid?
Affi ni-tubbugh ki ngale ki Alid,
rou kmei-\'mfing kytta: nda rnang-
ale-ah ta Alid mamei mang ki Alak
tyn\' ka Pei-lat-an : rä ni-tubbugh-
appa ki kdun ki ngale ki Alid alei
ki varau ki ymmid ki Naei.
5. Ou-
(a).
u ftan biel een menfcge / of
eenigg fcgepfel/ teggenS Den
too?n <^obts beßaen*
.ßeen/ gantfcgelijcfc met:
bae?om öaet\'e? gefcg^eben /
^at Die ben fonbaren i& een
be?terenbe tote? *
Ipt fnllen ban be gobt*
loofe bien too?na5obt0b?ae*
gen/enbe norgtang eeutpigg^
lijcfeblijben é
t£>e almacgtige gant€>obtg
gaeregreegte?0/ falgae? on*
be$ottben/batfe met en füllen
hunnen be?gaen*
3. Ifoe geeft bit
0otk können b?agen / in fijn
menfcgelijc&enatuete *
3D0Ö» fijne^obtgeptis bte
bae? toegeßescfttgctuojben.
4* l^eeft ben too?n
<©obt£ gebogen £
Ätcpgentlijdt ben toojn
€>oöt0: tuant Ijoe foub ficg
<£?obt gebben können be?too^
nentegens fijne eenig gebote
^ommtaejgp geeft gebjagen
ben laß ban ben too?n<@obts
tegenSbe fonbenbe? bjetelt.
%3 5 i0at
f. Oumhga-enhou ta mang , ki
kdun ki ngale k\'anna ki Alid ?
Paei-älalam-en ki kahymkouan
kanna ki Kalasuhaeu-en, ka ni-ta-
kouttakout-en ki Alid alei ki varau.
Kararouha kyttwn \'ab ki \'trnum ki
Tateitalih.
Ni-itoukaqua kaua tou ni-kapa-
tei-an tyn\' ti Chriftus >
Pattte\'i-vli- an.
Affi: ra ni-likough ki ni-kapatei-
an tyn tou katatouro ki wse\'i.®
Soufou ka tJe\'iqua tou Soulatki Alid.
(»Matth. 12:4o.Mama ka ni-mak-
ka-touro ta ti Jonas ki was 1, makka
touro-appa ki seuvan itou vouylki
masuseu ka irang , makka touro-ah
kma-hynnakitPcèikimivan ta Alak ki
kamloung tou tintin [ka raroun] ki
Nasi.
i. Cor. 15: 3.4. Ni-tauki-ouro-en-
au-kamou tmauki-tounnoun tma^n-
asuh, ka ni-ahtounnoun-appa-mau,
ka ni-mapatei ta ti Chriftus alei ki va-
rau-eta, tou ahkaquan ki Na Safou-
lat: Ka ni-ravak, ka ni-pceahpit-appa
tou katatouro ki u\'cü\'i , touahkaqu-an
"ki Na Safoulat.
I. Ni-Mamling kaua dy k ki anna,
ka mapatei-ah ta ti Chriftus alei ki
varau-eta ?
•)v H£at besäet ggpboo? ben
laß ban befen too^tt <0obtg >
fme?ten enbebenautge*
ben be? gellen / bie<0obt op ist
fonbegebjepcgtgabbe*
De fes-en-twintighfte Vrage.
gg €l)iiü\\\\0 in ben boobt
gebleben £
Üeengp: mae? ten bejben
ba0e tg gp opgeïlaen upt ben
bßöbem*
^cfeiftnn-pïartfm.
(a)|Eattg.^: 40. lüant ge^
lijcfc gonag D?te bagen enbe
b?ie naegten toag inben btipcfc
beg toalblfcg / alfoo fal de Sone
des menfehen drie daghen ende
drie nachten weien in het herte
der aerden.
15:3*4. |0ant tefc
gebbe tt-lieben ten ee?ftenobe?-
gegeben 10«« tcït 00cft. onts
fangen gebbe / dat chriftus ge-
ftorven is\' voor onfe fonden, na
be ^f giften: €nbe bat gp ig
begaben / ende dat hy is op-ge-
weckt ten derden dage, na De
^rgjtften*
u iBag bat alleen genoecg /
bat <£g?iÖng ftnjf boo? oiïfe
fonben*
Affi.
2. Ni-t\'oumimi-en poudymma
hynna ki mang ?
Ka ahpit-al-appa ki ni-kapateian
tyn.
3. Kaoumang ka kidi-ato, ka xh-
pit-ah ta ti Chriftus ki ni-kapateian
tyn\' >
Tou paka-shut-auh ymyt\'sen ka-
d\'lligh ni-tounnoun tyn\' ta kapatei-
an.
4. Alei-appa ki mang ki rouma ki-
di-ato , ka sehpit-ah ta ti Chriftus ki
ni-kapatei-an tyn\' ?
Alei ka patammia-eih tyn\' ymyt\'-
sen ta katiktik-an k\'anna, ka ni-paki-
valei tou ni-kapatei-en tyn\'.
S- Ni-sehpit ka manno ta ti Chri-
ftus ki ni-kapatei-en tyn\' ?
Toukatatouro kiwx\'i.
6. Tou ka papynna ki wxi ka ni-
ravak ta ti Chriftus >
Tou was i ka innim, rou afli-appa
madoutig.
7. Tou ka papynna ki wan ka ni-
aehpitta ti Chriftus ki ni-ravak-an ?
Tou was\'i ki Meirang-eta rou bse-
vserasgh ta rxmxgh.
8. Timang ta ni-passehpit tynuxn
ki Ni-kapatei-an ?
Alid Rama.
Kidi-ato kaua, ka pas\'sehpit-eih
ta ti Chriftus ki Alid ka Rama pas
mado >
t*F r% r rvi »-» ] t A
JL JLilUJLX^l
,j$een jet*
Wat uncn\'e? Dan notj
meejDptoejepfcJt*
&at Jp oocft metre op Btont
Dan Den DooDen*
3. Wat} toe teag\'t nobtg J/
Dat op ftonDt Dan
Den DooDen}
<0m 0110 te Dejfeetfceten Dat
Jp toaejltjcK De DooDt oDe^
toonnen tjaDDe.
4. îî^ae? toe tg\'t not J mee?
noDtgJ getoeeft / Dat
#m ong toe te pafien De ge*
tetjttgjept bejftjegen Doo?
ftjnen DooDt.
H^annee? i# £Jntfit0 Up
tefen npt Den DooDen ï
Cen De?DenDage*
6. <Dp mat DagJ i& € J»tS«0
Degjaben *
tDeg t^p&agjii ont?ent Den
aDonDt*
7* toat Daglj t^ <£ Jjtffttg
upt Jet c&af op geftaen }
<De£ j^onDagJg fmo?gen&
~ >
6obt Den Babe?*
9. îîBalï oodt nootfaee&e*
iijch / Dat Cfeifte bpfonbe^
lijcfc Dan <0oDt Den BaDejt
UJteitopgeiueeKtl
t o» Kaumang ka kidi ato ta atta ?
3îalj tu
10. iBaejom tuas bit mùu
Âlei ka paka-semash-ah k\'ma-hyn-
na ta Alid ka Rama ymyt-sen ki ma-
mang ka na ringei ka tou panaeh, ka
iii-maki-kaha maki valei ta teni ki
poudadaasughan ka mamfing alei ki
varau-eta.
11. Irou ka ni-pasmado pse\'sehpit
ta Alid ka Rama ti Chriftus-an, ni-
pakasemagh-en kaua ki anna, ka ni-
pas\'se\'mfing-en pou-da\' seuh ta kseu-
îtting-en ki varau-eta ?
H\'ahei.
12. Kaoumang ta anna >
Alei ka ni-âèseuîb-en mase\'umado
ki Alid ka Rama ta ngataf ki ravak,
ka ni-vlan tyn\' ta kakirigh ki kapa-
teian, ka ni-tmouroung ti Chriftus-
an.
13. Mashut-ah kytta kaua ma-
dasuua, ka affi tmou-mimi-ah ki dse-
asuh ta Alid alei ki varau-eta, dou ni-
psemado pae\'aehpitki Alid Rama tou
ni-kapatei-an tyn ta ti Chriftus ka
Xama-karivseh ymyt\'-sen ?
Hahei mashut-ah kytta ki atta ma-
dasuua.
14. Affi kaua ni-ashpit-appa ta ti
Chriftus ki kailhgan tyn\' mamado ?
ta rourouha
katta
Hahei.
15. Affi kaua
<&m bat <0obt be Babe?
boo? ttn feecfce? upttoenbtgij
toc?cït betnpgen maft / bat fip
etn bolkomen betaelmge boo?
onfe fonben ontfangen gaDbe*
1 r* ban <6cbtbe $abe?
<£ï)?tfïû felfs gecft opgcujecUt/
ïjttft Iip ban bat? boo? bu
tnpgt/ Dat ntt fcen Dollcn tnfdff
obe? onfe fonDé tuas bolûaettf
ï^oefooDat*
batgn felfs ben fte?t*
lté? ijeeft geopent/enbt be ban?
ben bes DocDts / bte <Cf)?tftum
gebonben gtelt/ aen ftneftett
geb?oocïmt
13* flogen top onsbanntt
ten bollen be?feetfee?t fjonben/
bat <0ûbtonsgeenmee?beta*
linge boo? onfe fonben af-bo?*
Deren fal/na Dieu <&ûbt be Ba*
be?€fctS»m ûnfeboigjjefeïf
ban ben booDenïjeeft opgge*
tutcht >
gatopgetoiiïeïijcïu
14. gs ban €b?î(ïus niet op*
geftaen mit Dm boobenboo?
fijn engen H?acl)t >
3a bp.
<§t?tjben befe bingïjen
-ocr page 109-katta ka ni-pae sehpyt ta Alid ka Ra-
ma ti Chriftus-an , ka ni-ashpyt-appa
ta ti Chriftus ki kailhgen tyn\' mama-
do?
Aifi macyt ta rourouha katta.
16. Kaumang ka affi macyt ta atta?
Aiei ka kailhgen ki Rama kailli-
gen-appa kanna ki Alak.
Kararouha kytti-an \'ah kipytto ki
Tataitahgh.
Ni-itoukaqua kaua tou Na;i ta ti
Chriftus fiaeuh ki ni-likoughen tyn ?
Patttë i-vli-an.
Affi : ra makk\'ahpat kyttiaen ki
was\'i fiseuh ki ni-likough en tyn, ni-
fabavau-ato fa-bavullum.4
Soufou ka tae\'iqua tou Soulat ki Alid.
(a) Aót. 1:3.9 .Ka ni-paitouqua tyni-
asnkamseuseh pa-itou-amseh neini-
sen, fiséuh ki ni-pxialalam-en tyn ,
tou pou ka kidi-en ka madagh,
makk\\ahpat kyttian ki W(èi, dou ni
kyttcen neiri ta teni) ka mafafoufou
ki atou Pei-fafou-an ki Alid. &c.
9. Ka dou ni-pattaei-kaha-tyn\' ta
atta , ni-pQU-uavauJsn tou kak\'yt-an
nei» , ka ni mara ta fourarei tyni-cen
va douma ki matta nein\\
met maïftanDetett / Dat €fau
fttid $p opgettiec&t Dan <aoDt
DenBabe? / enDe öat gp Dooj
fijn epggen ftjatgt té op-ge*
öaen *
0m/ Mc bmgen endjij*
ben nut.
16. ^oefoo bat ntet*
#möat De macgtbegBa*
bn$ ootH i# De macïjt Deg
De feven-en-twintighfte Vrage.
gp nat: fijn opftanbnv
ge op De anbt gebleben *
Antwoordt.
Heen: mae? beejttgg Dagen
nae? fijn opftanDmgïje / \\0 gpf
ten femel op-gebaeren/
^cï)?iftue?-pïaetfm.
(a)%tt.ït}.9-2Cen Uicïtftegji
ooefc / na Dat gp geieDen gab*
De / gem-felben lebenbigg De^
toont geeft/ met Dele getotfife
ften-teetfeenen / veertigh dagen
lanck, zijnde van haer gefien,
enDe fpjtecfeenDe Dan De bin*
ggen Die get ïtonmcïsttjclte
<3&bt0 aengaen, 9. énbe
ïjp bit gefecgt {jaDDe/wierd
hy op-genomen daer fy het fa-
gen , ende een wolcke nam hem
wegh van haren oogen.
~ Ver.
-ocr page 110-Tatar H lauitaligb katta.
i. Madiskaua ni-faba-vullum ta ti
Chriftus fiaeuh ki ni-likough-en tyn\'
ki ni-kapatei-an ?
Affi-
Ni itouqua toumang ta teni ?
Tou N^i hia.
3. Ni-makka-pynna tou Nsei hia ta
ti Chriftus fiabuh ki ni-likough-en
tyn\' >
Ni-makk\'ahpat kyttiaen ki wse\'i.
4. Kaoumang ka affi madis ni-j(a-
bavullom ta ti Chriftus fiseuh ki ni-
likough-en tyn\' ?
Rotirouha ta alei ka fiouro ma-
shut.
f . Kamang ta alei ka naunamou ?
Alei ka paka-shut-eih tyn1 ta ym-
mid ki Kaei, ka dillig likough-ato
mse\'uagh ta teni.
6. Ni-akoumea kaua tou kidi
kanna ki Ta\'u ka ni-harala-en kiryh
ma-lava ka d\'lligh ni-likoug ta ti
Chriftus ki ni-kapatei-en tyn\' ?
Hahei.
7. Na mamang ta neni kanna ka
ni-harala\'-en ki ryh >
Ni-fiouro-en nein pas\'hserselseh
ka Mahko-fafoulat, ka Farifeen, ma-
batoung-appa ki Ta\'u ka Joden.
8. Toumang ta ti Chriftus > ni-qua
nein\'; dou aifi ni-kabalei ta Voual
tyn\' tou ravak?
Ka
t* €ft?tftt!0tc?ffontnae?
ftjtt opßanötngfte ten Kernel
op-gefcaten *
$eenftp*
2. i^ae?tgftpöant)e?foiefce*
fte?opöe? ae?öen*
3. e lange nae? fgn Ue^
vi) fremdem
£ce?ttglj öagften,
llMe?om t0€ft?tfftt$met
te?ftont nae fijn De?rij{remire
ten Kernel op-gefcaten*
3nfonöe?ftept om ttoeere*
Denen*
5, iiMtftt#ösee?(lereöen*
<0p öat ftp tooo? öe gant*
fege Userelt feetnpgften fouöe/
öat ftp to)ae?ii)tfc toeöe? leDen^
ötgft gettJO?öen
6. n^aerenDe? öan ooefc m
öten tijt noeft iieöen Die noeft
ttofjffelöen / aengaenöe De
toae?ftept ßjnDe? opftanDtnge?
Saftet Docft*
7* Ätoarenbefen*
$oo?namentip öe J>cft?ift*
gelee?öen enDe f ariden / ende
rneeß ftet gantftfte 3ö°tftfte
fcoltfc.
8. mm fepöenfe Dan öat
<£ft?iöng getsleDen toas / nae?
Dien ftet iteftaem niet en Dwt
geUjonöenm ftetg?af>
Tatar ki Tna-mjing-an ki Chrifiang.
Verklaringhe.
Ka ni-haouzoung tynisen ta ni-
Pahtseutseu-en tyn , ka ni-pou-tau-
agh-en nein tyni-en ka aeuvanan ; Ei-
k\'ma ta fou nein.
9. • Affi kaua ni-pa-atta-nynno-en ta
ni-pahkou-talum-en k\'atta, tou ni-
3ou-naunang-en ti Chriftus makka-
ahpat kytti-en ki wse\'i tou Nasi ?
H\'ahei miffing.
10. Ni-kyt\'an kaua ta ti Chriftus
ti-mamang ki rouma, dyk ki ni-Pa-
dadingi-an tyn, tou lddi k anna kal-
hei?
Hahei: fiourou madagh ki rirym-
\'appa kaatoughan ki Tama-tna-
mfing ka ni-kmy-fal tyniasn.
11. Kamang ta kararouha ki alei,
kaoumang ka affi madis lii-faba-vul-
lum ta ti Chriftus, fieeuh ki ni-li-
kough-entyn ?
Alei ka pakafaounnauh tyn pa-
kali gh neini-an ki Tau tyn tou Tna-
\'"mfing-an nein\': ka matseutasuuh-al-
appa ki Padadingi-eih tyn* tou Sih-
kaqueih nein\'.
12. Kamang ta na poungas ti Chri-
ftus5tou pahpat kyttiasn ki was\'i k an-
na ka äe\'ia Nsei-appa ta teni ?
Affi ahau ni-moulia mafoufou ta
teni kiPadadingieih tyn\',ki mamang
k\'anna ka atou Pasifafou-an ki Alid.
13 • Ni-fah-kakouna ta ti Chriftus,
dou ni-malikaha marivat ta pagpat
kiti-enki wasi kanna>
Ki-
M>P fenben; bat fijne
ctpelen bent begnacgtg ïi&b^
Den geftolen / ctxDe taegïj gfje^
9. gg niet befè tèdemtge ge*
noegg tpebe?!epbt / beüg ben
bjanbel €g?tftt bee?ttgï) ba*
gen lancft op be? ae?ben *
gat?ontoeng.
ro gg oocfe <£{t?t0tig in bte
ttjt ban pemant mee? geftett
ge&eeff/ban ban fijne Stpoße*
ten*
gae ftp: ban mee? aïg bijfe
{jonbe?t geïobtgenteffeng/
ll. JMfctgbetttieebereben/
bsae?om <£g?tftugntet te?ttont
nae? ftjn opöanbinge / ten I\'ft*
meïop-gebatenig*
<&\\\\\\ bat ftp be fijne beg te
mee? fottbe be?&e?elun tn fjaeg
geïooöe: enöe fijne Sipoftelett
becjiiaemmaeclmuot gaeren
bienft.
ii. Watgeeft ban€ß?tßttg/
gebtirenbe bie bee?ttgfj bagen/
op be?ae?ben geöaen *
ï)p beeft gebnerigf] met fij*
neSlpoßelen gefp?o£tften/ban
bte hingen bte get !tontneit<
rijclt Oobtg aengaen.
13, J©e?bjae?tg ig €g?tßng
be?baren/ nae? bebee?ttgg ba*
gen*
Ni-fahtatounnoun fabavullum >
14. Tou itouquan ka toumang ka
ni ara ta ti Chriftus pafahtatounnoun
pafabavullum ?
Tou voukyn ka makkavoua ki
Imagh.
1 ï. Ni-itou-kouna ta voukyn kan-
na?
Tou ou-rerklahin ki aeuma ka Je-
rufalera.
jéf. Nx-aouffi kaua ki seiaqua ti
Chriftus-an, kafahtatounnoun ta te-
ni ?
Hahei ni-akoumea ki seiaqua.
®7. Ka mamangta ni-seia-qua ty~
nisen >
Ni-itoutamseuh ta teni ki Pada-
dingian tyn\',
18. Ni k\'nly t-appa kaua ta Ni-Pa-
dadingi-an tyn\' ka fahtatounnoun ta
teni?
19. Ni-mama ki mang ta kidiki
fahtatounnoun-en kanna ti Chriftus?
Ni-mara tyni-2en ta pou-rarei na
doumma ki matta ki Ni-Padadingi-
20. \'Ou-mhga-enhou kaua, ka ni-
dykrmangseuh [fanynno]ta ti Chri-,
ftus na doumma ki matta ki Ni-Pa-
dadingUn tyn\', kafahtatounnoun ta
teni ?
ma ï
Ka
Cm 3^emeltoae?t&
14- Ban fcoat plaetfe toie?t
C^tftujS ten kernei op-geno?
men >
BanDen<0lijf-be?g{j*
15* IBae? tsa^DefenDe^ïj*
hupten getufalem.
16♦ t^aiïe? ntemant bp €inu
(htm / Doen Ijp ten ïnmtl
ï$p ßotiDt te nüöDcn onbe?
ffjnaipöftelem
18. Rebben Dan ooch fijne
SCpoftelenJem ften ten kernei
Daten i
gatfe*
19. $>oe tó t ömtmetöeï^
melbaejt Clnißi toe-gegaeh *
€tn tooltfee nam ftem toegft
banboo? D\'oogen Dc> 2tpoße*
lern
20. m$Mt sïi|J Dan / Dat
Cftnfitrê ten femel Daten De/
alleen mae? $p bejDbienen Dan
Dooi De oogen fijne^
21. lOatDanmee?
mt
-ocr page 113-Ka d\'Uigh ni-takalag-en tyn\' ki
itouqu-an.
22. Itouqu-an ki mang ka ni-da-
rang-en ti Chriftus ?
TaNaei.
2 5. Aoufli kaua hnyn tou Nxi hia
ta ti Chriftus ?
Aouffi tou Nasi ta kidi tyn\' ki k a-
aeuloung.
24. Ki-fabavau ta ti Chriftus tou
itouqu-au ka toumang ?
Ki-faba-vullum tou tounnoun.
2f. iE\'ia-dyk kaua hnyn seia-rbo
tou Vullumta ti Chriftus,ki kidi tyn
ki ka\'aculoung ?
Hahei: ra tou keirang-en ki kidi
ka marasmsetu
26. Afli kaua m-patau-mfing ta ti
Chriftus,ka itoukaqu-eih tyn\' yrnyt-
\'xn> tou kidi-appa ki limoulimou ki
ymmid ki Naei ?
H\'ahei.,
27. ïtou-kaqua ta ti Chriftus ma-
ma ki mang ymyt-\'aen , ro aoulïi
hnyn tou Nsei ta vouai tyn\' ?
ïtou-kaqua ta teni ymyt sen ki
kidi tyn\' ki Alid, ki keirang-an ki
ksersersemasgh-en, ki kanadap-en, ki
Sou, ki Joep-an appa tyn\'.
Kararouha hytti-an \'ah ki kauybpa ki
Tateitdlib.
\'iEia kounna hnyn\' ta ti Chriftus?
Patta\'i vli an.
Wa tounnoun ki vullum: 1
roung
i^at gp oocfc Ujaejïtjcfc batt
plaetfebe?anDe?tjp*
ii. l$at plaetfe geeft €g?t*
ffugUe?faten£
aqïje
23. ban «rg?ifl;tt$ nu
nietmee? opDnaeiDcf
jj&en gp / ttn aenfien ban
fijn nunfcgelijcke nature niet*
24* Hae? tuat plaetfe
Cg^iffug op-gebaren t
Hae? Den Ipcmck
%$ ban Cgjiüugnae?
ben licgame nu befloten in ben
femeU
gp: boeg bol ban gee?*
Itcltgept*
26. jfeae? geeft <£g?i0us niet
belooft / bp on£ te blijben tot
be bolepnbinge be? iceteit t
3!aïip.
2.7*. ^oe blijft Cg?i8ug bp
ong/möten gp na ben licgamt
nu niet mee? op be? ae?ben is*
ï)p iöbp ongnae fijn <5obt*
gepbt/ïfeajeftept/ <0enabe/
j©oo?bt/ en Occtt-
De acht-en-twintighfte Vrage.
Antwoordt.
^n ben f emeï: * fittenbe m
M- 3
-ocr page 114-irouflg tou Ou-al ki Alid b Rama ka
mei-atigh meiJpough.«
Soufou ka tafi-qua tou Soulat ki Alid.
(a) A<&. 3:21. Ka kidi-ato ka ar an.
éih ki tounnoun ki vullum [lima] tyni-
ten tou kidi ka palikog-eih pa-tiktik
pa-itouko ta mamang, ka ni-paiou-
fou-enki Alid [papattse\'i-tounnoun]
ki na moutous ki yrnmid ki Tama-
Mattaeitan tyn\' kad\'lligli matiktik
na ymmid ki \'idarynnouh h an.
Luc. 24:7.6. Affi kaua kidi-ato\'
ka pas\'i-alal\'am-ah ta ti Chriftus ki
atta, ka fararho al-a pp a [kraa-] bynna
tou keirang-en ki kidi tyn ?
Philip. 2: 9. io. 11. Alei ki anna
ni-pôu-ouhang ta Alid pou-vavau
ki kidi tyni-en, ka ni-mananang tyni-
œn ki Nanang, katouvavau kikïdiki
Nanang ka ymmid: Alei ka deihp-eih
tou Nanang ti J.efus ta ymmid ki tou-
rouh neiri ka itou toünoim ki Vullum, ka
itou N ai,ka itou rbo-appa ki Nœi: Alei-
appa ka mattae\'i-fâl-ah mattse\'ilou-
loug ta dadila ka ymmid, ka Meirang
ta ti Jcfa Chriftus, tou keirang-en ki
kidi ki Alid Rama.
(c) Coll. 3:1. Kyim-auto ta ma-
mang ka tou vavau, tou itou- qu- an
hynna ti Chriftus tou oual ki Alid.
Aót7:56. Ka ni-k\'ma ta teni,Kyt-
ei, \'araraun-au ta tounnoun ki Vuïlu-
vullum ka luhtouaj-ato, ki Alak-appa ki
kaauhung ka mitouhko tou oual ki Alid.
Patar
^c^ifxueMïïactfen.
.(a)2Cct»3 ;21 ♦ Welckën deHe-
mel moet ontfangen tût De tij?
Den De? toeDe?-ûp?ecgtm$e afe
ïe? Dingen/Die <6oöt gefp?üüc*
ken getft Doo? Den,mönt aile?
. (b):Htit>24:x^;(2Bnmûe0eDe
CfiîiHuS niet Defe Dingen ItJ==
Den/ ende alfoo ia fijne heerlick-
hcyt ingacn ?
Pgilip^: 9*TO*
geeft gem Mtlt<0oDt nptte|*
maten De?googgt ! tnDe heeft
hemeenen naëm gegeven, welc-
ke boven allen naem is: Op dat in
den name Jefu fich foude buygen
alle knye der gene die in den Hé-
mel, en die op de aerde, ende die
onder de aerde zijn: <Jj*nDe aïïe
tongefotiDe Delgben dat jefus
Chriftus de Heere zy, tût gee?*
Iicfcgept<èûDts DesBaDe?^
(c)Col3: r.J>ûekt De Dinge
Die bovê zijn, daer Chriftus is fit-
tende aen de rechterhant Godts.
ick fie de.Hemelen geopent, en-
de den Sone des menfehen ftaen-
de ter rechter-[handt] Godts.
■ •
1. iE\'ia kounnahnyn ta voual ti
Chriftus, tou Vulium kaua ? tou
N&i kaua ?
iE\'ia dyk tou Vulium.
2. Pyppynna ta panini-en ki Vul-
ium?
Toutouro ki panini-en.
3. Mang ta Vulium ka nauna-
mou ?
Tou vavau hia ka faeubxu\'-en ki
Ajajam. ;
4. Mang ta kararouha ki Vul-
ium?
Ta ikir-hin k\'anna, ka itou qu-an
ki wse\'i, voural, ki attatalingei.
f. Mang ta katatouro ki Vulium ?
Itou\'-qu\'an ki Alid, ka pakyt-an
hynna ta keirang-an ki kidi tyn\' tou
karaeraemas\'-en ka ouhang pani, ka
itouqu-an ki Tama-Gnau, ki Vatti-
appa ki ni-tna-\'mfing.
6. Tou Vulium ka toumang ka
itouquan hnyn\'ti Jefus Chriftus ?
Tou katatouro ki Vulium.
7. Affi kaua \'ada ymmid ki Nasi
ta Voual ti Chriftus?
Affi, rä \'ana dyk tou tounnoun ki
Vulium ta Voual ti Chriftus.
8» Toumang ka mam\'-appa ki
mang \'aeia Vulium ta ti Chriftus ?
Miroung ta teni tou Oual ki Alid
Rama kameiatigh mei-lpough.
1. 1r&m té £l):ißttö nu na
Den licjame * in Den f emel/of
op De? Steden-t
2. f oe-Deelbejlep femelen
3tjnDe?>
ta?teb e?lep.
Wtlth té Den eenden fe*
rnel i
f et uptfpanfel/Dae? De fon?
ne/mane/enDe flehten tn ftaen*
5. fMeïttè Dé be?D£ femel*
<®e Djoonplaetfe <6oDt$ /
Dae? <^oDt fijne JeejlicfcJept /
op een DpfonDete toijfe De^
toont/ Dae? D<£ngelen en De
3telen De? geïooDtgen jtjm
6. gn tuat femel té gefng
Cfeittusi}
7. 3$ Dan Cfmßtlje? na Den
Itcjaeme nietobej-al tegjen*
tooo?DigJ *
^eenïip/ Ijp té na Den li*
cjame alleen in Den f emel.
8. Wm en Joe 10 £jjiftu$
in Den femelt
fi Akou voual kaua ta Alid mama
ymyt-xn ki ka\'asuloung, ka akou
Oual ka akou \'asui ka Rima >
Aouffi: ri Joepan ta Alid,
10. \'Ou-mhga-enhou ki mang ki
atta, kamiroung ta ti Chriftus tou
Oual ki Rama ?
Ka ouhang ni-pou-vavau-en ta te-
ni tou karaerasmse\'-en toukeirang-
cn-appa ki kidi.
11. Itou-kidikimangfiourotakei-
rang-en ki kidi k\'anna ti Chriftus >
Touatta, ka mei-fafou ta teni ki
tounnoun ki Vullum ki N«i tou Na-
nang ki Rama tyn\'.
12. Tou kidi-appa ki mang ki rou-
ma?
Tou att\'appa , ka pou-psenaeh
hnyn pou-mado tyniaen ka voungo
ki Pako-ifal-an tyn\'.
13. Affi kaua voungo-appa ta ti
Chriftus ki Pakou-ilM-an tyn\',kalhei
ka affi-appa mou-vullum?
Hahei: ra kidi-ato ka pae\'i-alalam-
ah rou \'asia-Nasi-appa ta teni,tou affi
pou-panash-en tynien ki kairang-en
ki kidi.
14. Kaoumang ka miroung ta ti
Chriftus, kounhou: kaumang, k\'affi
mitouhko ta teni ?
Ka paka-faoun-eih ki atta paka-
&magn ta keirang an ki kidi tyn\'.
Ka-
9. Beeft <&obt ban ooefc em
Iicgaim Qtlijtk top menfcgen/
een recgte? ofte etn flmme?-
ganbt*
10. mat be?ftaet sgp ban
Dae? mebe/bat Cgnfltig fit te?
recgte?-ganbteoDtg*
t©at gp in glotte enbe gee?*
lijcfcgept uptte?maten be?ge^
beni&
11 i$ae? in beHaet boojna*
mentlijcft befe gee?Uchgept
€g?iGi*
3^ae?m/ bat gpnu inben
name ftjng BaDe?g kernel en*
beae?be tegee?t.
a. n^mnocgmeej*
2&pfonbe?iijcfc/ bat ftp nu
gemfelbc met maegt be?toont
te 5tjn t fooft fijnej Mtykt.
13. im$ Dan Cgjtftttgmet
get kooft ftjne? fte?efte / boo?
fijn %emelbae?t*
bp: mae? op be? ae?ben
5pbe/ mott gp igben/enbe
ftcg met in gee$jeltgeptbe?^
tgoonen.
14. i$ae?om feggt ggp bat
€g?tfttt£ fit / enbe met bat gp
ftaet*
#m bae? boo? fgne gee?^
lijcfcgept nocg nice? ttpt te
D?uefcen*
15. foe
-ocr page 117-1 f. Kaoumang ta anna >
Alei ka pa-iroung\'neta ta neni
kanna ka kamoeineta pou-vavauki
kidi.
16. Iroura aonffi ta Alid ki oual
ka Rima , pafouiou-en mama ki
mang,ka miraoung ta ti Chriftus tou
oual ki Alid >
Pattse\'i-dse\'sem-en k\'anna ki Sou
ka ni-\'ibas sen na kidi ki Si-bavau ka
Mei-fafou.
17. Kamang ta kidi ki Si-bavau ka
Meifafou ?
Irou kamoei-in nein\' pou-ouhang
pou-vavau ki kidi ta ti-mamang tou
Peifafouan nein\', pa-i-oual-in nein\'
pa-iroung tynisen.
18. Am ymhou kaua ou-mhgan ka
poudyk-en poufou ta kidi ki fou
k\'atta, alei ka pakafaoun-eih kytta
pa-kavana ta keirang-en ki kidi ti
Chriftus tou tounnoun ki Vullum ?
H\'ahei k\'ma-hynna kanna.
Kararouha kyttuzn \'ab ki matouda ki
Tateitaligh.
Makka-mang-ah hynna ki dalia ta
ti Chriftus ?
Pattafi-vli-an.
Tou kidi ki Salikouh-eih tyn\' alei
ka pamsemae\'-eih tyn ta mseu\'ag-ah
ki ni-mapatei-appa,ka paam\'t-aul-ato
ta anna tou kidi ki Limoulimouki
Nsei.1
Sou-
15. foefooDat>
<Dm Dat men gemeenïijeft
Doet fitten Die gene Die men
eeren tuil.
16. Mm nae Dien <^obt
geen recgte?ganDt en geeft /
goe bïö?t e? Dan gefeggt / Dat
<Eg?itfu0 fit aen De reegte?*
gantOoDts*
\'t een maniere Dan fp?eec*
feen ontleent Dan get Doen De?
koningen.
17. IWtltlx Dit Doen De?
fóontngen >
Sllfe toiïlen aen pemantDe
googfte eere op-D?agen in gae$
rijtkj foo öellen fp gent aen
gae? tetgte?ganDt*
18. <&gpbe?ftaet ban/bat befe
toijfe Dan fp?eecïmt eenltjcft
ü)e?t geb?npc&t / om ons De
gee?lijcfcgept €ö?iSi inDe
melê tc bete: te boen be?Haen }
^afoo is get $
De negen-en-twintighfte Vrage.
Doe iangg fal gp bae? blij*
ben*
Antwoordt.
Cot Dat gp tueDe?ftomt om
om te oö?Deelen De lebenDe / en
De DooDen/ \'t toelcU 0|j get
epnbe Des tmreltsgefegieben
fal.a
Soufou ka tjel-qaa tou Soulat ki Alid.
(a) Ad. 17:31. Alei ka ni-pou. kidi-
(n tyri ta we i,tou pcemcema-eih ki ka-
tiktik.an taymmid ki Nai, ki P ar ah,ka
ni-ftkïdi-en [tou anna,] dou ni-paka-
shut-en tyn\' ta mei-boavoël, tou ni-
pasaehpiken tyniasn ki ni-kapatei-
an.
2. Cor. f. 10. Kakidi-ato ka pai-
tou-ymd eih-kytta paitou-panah tou
douma ki Taul ki pdau-panceh-en ti
Chrijlus , alei ka maraah ta meibo-
voël ki ni-paam\'ken tou voel ki na
ringei tin rou mariang, dou affi ma-
liang.
Ad:. 3 : 23 . Kmyta tou Tateitalig
ka 2 8. (a)
1. Salikough-al-appa kaua ta ti
Chriftus dou roumang makka-toun-
noun ki Vullum ?
H\'ahei.
2. Mouqua-ah kaua ta teni mou-
sarim hia ymyt\'am tou Nasi ?
Affi pou-pasnadh ki atta ymyt\'asn
la Sou ki Alid.
3.. P akavana^en-kytta ki Sou ki
Alid, ka rou mourarim ta ti Chriftus
makka-tounnoun ki Vullum, ka pa-
^yta-ah ta teni tyniasn toumang
Xou.pou-rarei ki Vullum.
4. Pa-
(a) $Ct* 17:3l* ^aejom dat
hy eenen dagh geftelt heeft, op
welken hy den aertbodem recht-
veerdelijck fal oordeelen, door
eenen man, dien hy [daertoe]
geordineert heeft, Dejfeecfterito
ge[Dae?Dan] DoenDtaen al*
leiv/ Detoijle l)p |jem uptDen
DooDen opgetoetst Beeft.
i.&op 5:10, ffl&M wy alle
moeten gheopenbaert worden
voor den rechter-ftoel Chrifti3op
Dat een pegelijdk taecg Djage
\'tgene Doo? jjet litljaem [ ge*
ftljteDt]/ nae Dat Jp gljeDaen
Jeeft/ljet 3P goet/Jet 3p cjuaet.
(a).
i* J>aï Ctetftujs opt Dan
Den femel ujeDe?feeeren *
^aijp.
2. ^al Jptotonsmenffljen
afkomen op De? aejDen l
<0oDtj5ü3oo?ten fegötonsf
Dat niet*
3* S0ae?fegtöngDan<0oDt£
IBooiDt / Dat €()nüu£ af,
DalenDe Dan Den femel / fitj
De?tJöonen faU
Tatar kj, Tna-mjïng-m fy Chrijlang.
4. Pakyta-ah kaua hynna ta ti Chri-
ftus tynisen ki vouai ki kidi tyn ki
ka seuloung ?
H\'ahei.
y. Pakyta-ah ta teni tyni-am na ma-
tnang-ah ?
Kmy-ymda-ah ta matta kmytta
tyni-sen.
tf» Mamang > ymmid kaua taneni
ka masuaegah ka ni-mapatei-appa ?
H\'ahei.
7. Mou-psenaeh-ah ta ti Chriftus
mama ki mang } tou ouroung-en
kauaki kidi mama kalhei ?
Affi.
8. Mama lava ki mang ta ou-pas-
nse\'-eih ti Chriftus ?
Tou keirang-en ki kidi ka ouhang
irang.
9. Mattas\'itseuteu-a jau-an ki kei-
rang-en ki kidi kanna.
Mou-psenash-ah ta teni ki yng-au
ki Tama-Gnau ka Sibavau, ki Joep-
an-appa ki Alid : tou keirang-en ki
kidi ki Rama tyn\' : itouritoung-en
ki keirang-en ki karserasmas-en ki
Alid : itoulam-appa ki Tama-Gnau
ki kailhgen tyn.
1 o. Alei ki mang ka mou-psenash-
ah kma-hynna ta ti Chriftus ?
Alei ki pamasmseh-eih tyn\' ta
m^uag-ah, ki ni-mapatei-appa.
11. Mou-ymd-ah kaua mou-pa-
nxn ta ka\'aeuloung ka na ehheiei-an
tou wae\'i k\'anna tou psemaemse\'eih
neini-sen ?
4. ^al Cgnffnö firß bae?
be?tgoonen met fijn ntenfcges
iijcft Itcgaem *
5. ftcn toten fal gp ftcg be?>
tgoonen*
%Ue oogen füllen gern ften.
6. f0ti bepDe lebenbe enbe
DooDen*
7. f oe fal Cgnfhtsi beifegij*
nen* ineenen belegten ßaet
alg borend
<föeenftnt&
8. foeDan*
gngjootegeejlijckgept*
9. 2&fcg$ft ntp Defe groote
geetlijcfegept*
f p fal be?fcgijnen met De
ftemme D eg 2i?cgangeljö / enDe
De bafttpne <5öbt£: met De
gee^lijckgept ftjng Baöe^t
omrtnggt met ^oDDelijc&e
SüajeÖept:be?gefelfcgapt ntet
De Engelen fijne? fcjacgt*
10 Cot toat epnDe fal <£g %U
ÖugalbnjSbe?fcgijnen*
<Bm te oojbeelen De lebenbe/
enDe De DooDem
11, Jmllen Dan alle menfcge
Die opt getueett $ijn op Dien
Dagg ten oo?beel bejfcgijnen i
k> » a*
-ocr page 120-H\'ahei , mou-ymd\'-ah mou-pse-
nash ta neni.
12. Hmauwat-ah ki mang ta pas-
msemae-eih k\'anna ti Chriftus ?
Hmauwat-ah ymmud ki na poun-
gas, ki na lou, ki na\'ddarimdim, ka
itou-qua tou ymmud ki kidi ki ni-
yhkakaasuloung-an.
13. Pou-paenaeh-eil-ato mama ki
mang ta ymmid ki na fou, ki na
poungas, ki naddarimdim ki ka\'asu-
loung, ka kma-hynna ki dag ka ni~
ha-appa5 ?
Ni-foulat-en maeas-ymmid ta an-
11a tou vana ki hynnaua-eta,ka k\'asu-
wxi-eih rou anna ta foulat ki hyn-
jiaua-eta.
14. Ynna-ah koum\'-an-ei ta fou
katta, ka kasu-wei-eih ta foulat ki
hynnau-eta ?
Pahibalei-ah ta Alid tou kidi kan-
na ymmid ki ka\'asuloung ymmid ki
na poungas, ki na fou, naddarim-
dim , ka ni-paam\'t-en tou ymmid ki
kidi nein.
1 ƒ. Mibalei-ah kaua tou ws\'i k\'an-
na ta ka\'seuloung ymmid ki na po-
ungas, ki na fou3ki naddarymdim, ki
ymmid ki ni-kasuaghan nein\' ?
Hahei, mibalei-ah ta neni ymmid
ki anna.
16. Paam\'t-auh ta anna alei ki
mang ?
Alei ki louloughan ki katiktikan
ki Alid,rou poupinaeh-en tyn\' ta pa-
ha-
gaealle/ geeneupt-gefon*
De?t>
iu !£)ae> obe? Tal Dat 00p
Deel 3Iefit€ö?ißi gaen*
<®be? alle toe?cfeen / ujoo?*
Den / enbe geDacfjten / öte opt
bp menfcgen $ijn gebaeelt
13. Hto?ljoe fallen bortjal*
le tnoojDen/backen/en gfje*
Dachten Des menfcgen teboo?*
fcbtjn geb?acl)t toe?D en / die fo
bete en foo toejbojgen $ijn i
3>efe alle liaen gegeben
in onfe confctentten / enbe De
Doecften füllen als Dan ge0*
pentteo?ben*
14, IBat ig te feggen Dat De
boecfcen onfe? confctentten
füllen geopent bio?ben *
<tf?oöt fal alle menfefjen als
Dan in gebacken b?engljen /
alletDe?cben/tuoo?Den/ en ge*
Dachten / Die opt Dp gae? $ijn
gepleegfjt.
i<) pullen fjae^Dan in Dien
Dag!) te binnen fcomen alle
bje?rhen/UJoo?öen/en geDacfj*
ten ban Ijaet gantfcfje leben *
3jae Jjet / geenettpt-gefon*
be?t*
16. i©ae? toe fal bit gefcgie*
Den*
Cotpjijs De?tecfjtbee?big*
gept <5oDtS / tuannee? Ijp &cn
fOtV
j
havoung-an neinisen ka ni-mavarau.
17. Paam\'t-aul-appa kaua ta anna
neini-sen ka ni-tna-mfing ?
Hahei miffing.
18. Alei-ah ki mang ta anna ?
Tou paka-irang-en ki kaharim-an
ki Alid, rou attahauma-an tyn\' alei ti
Chriftus-an, ta ymmid ki na varau
nein.
19. Kamang-ah ta pa-fau-rpung en
ki katiktik-an, ka ahqua-eih ti Chri-
ftus,tou pamsemxh-eih tyn tou wse\'i
k\'anna ta kaasuloung ?
Pa-fäurpung-eil-ato k\'anna ki Ta-
touhko ki fou ka fatkyttiasn.
20. Affi kaua pa-fau-rpung-eil-ato
ki pamaeraash-eih ti Chriftus ta ni-
tna-\'mfing-an-eta ?
Affi.
21. Kaumang ka pamsemash-auh
ti Chriftus ta ka seuloung ki na
poungas ki Tatouhko, affi ki na tna-
\'mfing-an nein\' >
Alei ka mafaoun tounnoun-eih ta
ryh ki kaseuloung ki katiktik-an ki
Alid tou pahavoung-en tyn5 neini-
asn,
22. Mang kma-ah ta ti Chriftus nei-
nian, ka ni-pamut ki mariang ?
Mouqua hia ta ymoumi ka ni-pa-
kariang-en kamou ki Sou &c. ta-
bliauto ki Peifafou-an ka ni-t\'anang-
in ymoiimkßn na kidi ki ni-pa-itou
famding ta raroun ki Nad.
23. Mang
fonDae?toe?Doemk
17* Ifèae? Tal ött ooclt plaet*
fe jjebben ont?em Den geloo*
tilgen >
a^oo?feeckena.
iS 3©ae? toe Doeg*
Cot roem Dejbapnöejttg*
ï)ept<0oDtg/ toannee?l$p gae?
om Cfeiftt fcnlle / alle Jjaere
fonDenbeigeeft.
19. WticU fal Den regel 3tjn/
toae? naCgztftuö Den menfege
fal oojDeelen in Dien Dagg *
^e ll3et De^ töten <!5eboDen*
2o &iati falntet ong geloo*
De Den regel tran Cfeiötoo?*
Deel$ijn£
2T. i©ae?om fal De menfeft
geoo?Deelt tee?öen nae? De
mejelmt Deö Wtt& / enDe niet
nae?fijttgeloöbe£
<0p Dat De menfeïje te fyacïj*
ttge? fonDe obe?tupgl)t mo?*
Denban^obfg recgtbee^Dtg*
Ißpt in fijne 0? äffen*
22. iBat fal Cjmßttg feg*
gen tot Die gene/ Die get goeDe
Jjebben gebaen*
Uomt gljp gefegenDe $c.be*
e?ft Dat ilomncUrijUe/ t bielh
ti betept ig ban De g?ontleg*
ginge Dejtocrelt*
D\'marang-a jau-an ta ymoumi ka
ni-pahkoavavagh-kamou [mouqua-
to] tou apoei ka myhkaqua myd-
darynnoun, ka ni-tanang-en ka atou
Lyttou-ah ki Tama-Gnau-appa tyn\'.
24. \'Ara-auh kaua ta ti Chriftus
pou-qua tyni-sen ymmid ta neni ka
ni-uloughan tou Nanang tyn\' ?
Neni kanna,rou affi ni-pafahd\'lligh
ki ni-uloughan neini-asn pafahtiktik
ki kseuaghan nein , pakafaoun-eih
paka-kdun ta pahavoung-en neini-
xn.
2 ƒ. Kaoumang ta anna ?
Alei ka mafaoun madagh ta ni-
kanadap-en ki Alid neiniasn mama
ki ka\'asuloung ka rouma k\'affi ni-
uloughan.
26. Mattse\'i mang-ah ta ti Chriftus
tou wse\'i kanna neini-sen, ka makka-
alei ki ni-uloughan ?
Mattae\'i k\'ma-ah hynna ta teni nei-
ni-asn,D\'marang-a jau-an ta ymoumi
ka ni-mapoungas ki katoukoul-an,
affi mau-kamou kalang-en myhka-
qua.
27. Si-asuh-al-ato ta mang ki pae-
masmseh-eih kanna neiniasn ka ma-
tiktik ?
Pouvavau-eil-ato ta matiktik pou-
qua tou tounnoun ki Vullum lam ti
Chriftus-an, alei ka itou-kaqua-ah
ta neni ki Meirang.
; k\'ma-ah ta ti Chriftus
ta ni-pamut ki affi ma-
23* imt fal artïHött^ t
gen tot bit gene/ bit Jet tptabe
Jebbengebaen>
<$aet Ujeeï) ban mp/gp ütp
bloetfcte in Jet eeutoigebie?/
\'t toeltfc ben ^npbeï enbe fijne
Engelen betepttè*
24. jBae? fal Cfmffug niet
tot fitf) nemen / alle bit in
nenname gedoopt 3fjn*
^efe / inbienfe ftae? boop
niet bepïigblijefe en fiebben
beleeft / fullen een fbiae?be?
oo?beel ontfangen*
25* ï$ae?ombat*
#m batfe mee? genabe geb*
ben ontfangen ban <6obt alg
anbete menfejen bie ntet en
3ijn geboopt.
26. ïDat fal ban Cfcifttttf
tot be foobanige feggen/bjan*
nee?fe Ijae? op bien bagj be*
toepen op peten boop >
f p fal tot Jae? feggen/<0aet
bàn mp gijp tue?tfce?$ be? on*
geretjtigjept / itfc en Jebbe ti
nopt gekent*
27* IBat fal op bit oo?beel
bolgen obe? be recfttbee?bige}
^etet||ïbee?bige fullen met
€l??ifto op genomen bie?ben
inbenfemel/ ombae?altijbt
bp benfeeïete$ijn*
28* j®ae?
-ocr page 123-28. Oumang-al-ato ta neni ka ni-
matoukoul ?
Padarang-eil-ato mou-houl pou-
qua tou kalaeuhseu-en ki apoei na
vlung ki Alid ta neni ka ni-matou-
koul, ka akoumea hynna ki tangi-
tangi-en ki pat-it-ing-en-appa ki wa-
ligh.
29. Paam\'t-eih dou manno ta ym-
mid ki atta ?
Tou kidi ki limoulimou ki Nasi.
30. Mamang ? pa-i-nynno-eil-ato
kaua ta Vullum ki Naei ?
Mattas\'i k\'ma-hynna ta Joep-an
ka D\'lligh Matiktik j Ka akoume-
alto ta Vullu-vullum ka vaham, ta
Naei ka vahseu,ka attouqua-eih hyn-
na ki katiktik-au.
31. Irou-ah rö manno ta limou-Ii-
üiou kanna ki Naji >
Ni-mamoeita Alid hma ki ka\'aeu-
ioung kikidi ki was\'i kanna.
32. Kaoumang ka ni-mamoei ta
Alid ki anna ?
Alei k\'affi-kytta moulili-ah ma-
mamat ki wae\'i kanna.
33- Ou-mang-ah kytta tou ama-
mat-in k\'atta, alei ka affi kytta ha-
tnourang-eih iroua ti Chriftus ?
Mamceuah-ahkytta makou-Ali-
lid,
Ka-
28* ifèae? tpat falbanteo^
ben banbe ontecgtbeejbige *
^eontecgtbee?bigge füllen
be$ooten teojben ban ^otstu
aengeficgte/ in ben afg?onbt
be? gellen / bae? teeeninge/ en*
befcnejCfinge be? tanbenis.
29. Iföannee? füllen alle befe
hingen gefcgieben*
30. l)oe * füllen ban femel
enaejbe bejnietiggt toefden*
<De f: sacett feggt; <Datte?
fallen $ijn nieutee femelen /
enbe nieutee ae?be/ enbe reegte
bee?biggepbt fal tn be felbe
teoonen*
31. iDantue* fal Dit epnbe
begteereltssijn*
<6obt geeft geteilt bat Dien
bagg fotiDe berggeit 3ijn
boo^öen menfege*
3 iDaaom geeft <0obt bat
geteilt*
<9p battee in gebnerigge
bcjteargtinge foube 3tjn nan
bien bagl>
33* I0atlïaetonsonbejtei>
len te boen / op öattee boo? be
toefcomße €g?ißi niet en tee^
ben betraft*
Wp moeten teaeefcen enbe
bibbern
Papou-than-ah ki mang ymyt-asn?
takeirang-en ki kidiki Voungo-eta
ka ti Chriftus >
Patt&\'i-vli-an.
Tou ouro, ka rmoudo ki Joep-an
tyn\' ka Dlligh Matiktik ki psep-
sep aè ka makka tounnoun ki Vul-
lum ka poouka emit-an tyn\': Tou
ssuh, ka kmading, ka fouajam neini-
an, tou kailgheti tyn\', ki vxuxuh
nein ka ymmid.b
Soufou ka tas\'i-qua tou Soulat ki Alid.
(ä)AGt. 2:33T■ni rou ni-pou-vavau-
en ki oualki Alid, rou ni-ara tyn ta ni-
patou-\'mfing-en ki Joep-an ka
Dlligh Matiktik ki Raman,wi-m<w-
do ki atta ka kak\'yt-an-omi, ka \'illing-
hgn-omio mi hnyn.
Eph. 4: 8.11.12.13. Aleikianna
ni-mattae i-k\'sma-hynna ki Sou, lrou
ka ?ri-fabavau tou tounnoun , ni-pou-
fang-at-en tyn\'ta s\'angat,ka ni-pi \'ce ki
pap-ap-ß tou kdctuloung-an &c. Ka ni-
paep-en tyn ta rarouma ka Padadin-
gi-eih,ta rarouma ka Tama-Mattse\'i-
tan-ah, ta rarouma ka Tama-Soulat-
ah ki Gnau ka Mariang, ta rarouma
kaTama-kading-ah, ka Tama-Mah-
taeutasuu-al-appa.Tou paka-nse 11 seh-
en paka-mfing ki madlligh matiktik,
tou kapoungas-en ki Sihkaquan mat-
tafa-
De dertighfte Vrage.
W&t nnttiggept bmtggt
ons De gee?ïijtfcgept onfeS
^oofts<ü:g?ifti*
Antwoordt.
<2Bejö/bat gp Doo? fijnen f♦
<g?eeÖ in ons fijne liDtmaeten
De ï^emelfcge gaDen um-gtct1;
^ae?nae/ Dat gpDefeinete*
gens alle DpanDen Doo? fijne
ft?acgt Defcgnt/enDefcetJoae?t*b
^cï^iftuej-pïaetfert.
2: 33 Hy dan door
de rechter-handt Godts ver-
hooght zijnde, enDe De gelofte
Des <S>ee8S ontfangen geD*
DenDe Dan Den Batjc?/heeft dit
uytgeftort dat ghy nu fiet ende
hoort.
om feggt lJP/ Als hy opgevaren
is in de hooghte, fjeeft gp De ge^
Dangemtfe ggetsangen geno^
men / enDe heeft den menfchen
gaven gegeven &c.i 1 .<£nDe De^
felDe geeft gegeDenfommtglje
tot &poïtelen/ enDefommige
tot pjopgeten / enDe fommtge
tot <ènangeliften/ en fommige
tot S?e:öejsenDeleerae?s»
Cot De Dolmaftinge De? étp*
ïigen/ tot get De?hmt*
ninge/
Tatar ki Tna-\'mfing-an fy Chriftang.
Katatouro kyttiicn ki Tatceitaligh.
tafafou, tou pakatiktiken ki kidi
ki voel ti Chriftus. Tou kidi-al-appa
ka maaeu-ymd\'-ah kytta maaeuakla
tou fat kaial-an ki Tna-mfing-an ki
kalang-in-appa ki Alak ki Alid, tou
[kidi] ki parash ka kseuh-mamlig\'a-
to, tou fau-rarpung-en ki die ki ka-
mamfing-en ti Chriftus.
(b) Joan.io: 2 8.Ka phse-en-au nei-
niasn ta kasuaghan ka myhkaqua
myddarynnouh:ka affi pataurumma-
auh ta neni tou yddarynnouh-en, ka
affipai-mimi ah ta timamang fmimou-
rang mini-ten tou rima-au.
Matth.28:20.Ka k\'yt-ei,\'ataAam-
koh ymoumicen touymmid ki u><zi, tou
kidiki limoulimou kiyddarynnouh en.
fpatar hI Tateitalih katta.
1. Pyppyna ki pani ki than ka ad-
en-kytta ki keirang-en ki kidi ti
Chriftus >
Rourouha ki pani.
2. Kamang ta than ka naunamou ?
Ka roudo-en tyn ymytasn ta
psepsep-as tyn\' ka makkatounnoun
ki Vullum.
3. Na mamang ta neni ka roudou-
en ti Chriftus ta pxpxp-x k\'atta ka
makkatounnoun ki Vullum ?
Pouk tyn\', atta, ta neni kad\'iligh
Tamatna-mfing.
4. Roudou-en ti Chriftus ymyt-
aen ta paspaep^ k\'atta na mang-an ?
Ki
ninge / tot opöoutotnge Deg
Htc|acmg£l)n0t.i3 Cot bat
top alle ruilen ïtomen tot De
eenicljept Deg geloofg enbe De?
Itennifle Deg j^oong^obtg/
tot eenen bolfeomenen man/
tot De mate De? grootte De?
fcoïljeptClfêtüt.
(b) 305.10:28. £nu\\tl% ge*
be gae? get eeutoige leben: en*
De fp en lullen niet tsr?loten
gaen in De? eeutotgljept/ ende
niemant en fal defelve uyt mijne
handt rucken.
lBattl?^B:2o. £nbe ftet/ick
ben met u-lieden alle de daghen,
tot de voleyndinge der werelt.
u ïioe beeïbejïep nnttigljept
ftomt ong npt De öce?lijc&*
Ijept€fj?iöU
<CtoeDe?ïep*
iBeïcfc té De ee?ff e nuttig*
Ijcpt*
^at ï)p fijne ^emeïfcïje ga*
Den in ong upt-gtet,
3. #be? toten giet CljjtÜug
Defe femelfcfje gaben tipt}
#be? fijne leDentaeten / Dat
10/ Detoaete gelobtgen*
4 ^00? toienÖo?tCl|?töug
Defe gaben obe? ons npt *
<0 ^00?
-ocr page 126-Ki Joep-an ka-Dlligh Matiktik.
5. Mang ta psep-sep-se kanna >
Ymmid ki paep-aen ki Joep-an,
mama ki k\'alangin ki Alid, ki Sou-
appa tyn, tna-\'mfing-an, hyhtad-
chun, kavae\'asngo-an, katiktik-an,
reia, ki karai-an ki Joep-an kad\'llig
Matiktik.
6. Kamang ta kararouha ki than,
ka ad-an kytta ki keirang-en ki kidi
ti Chriftus >
Ka kraa-ding ka fouajam ta teni
ymyt\'-aen tou kailhgen tyn\' ki vasu-
®uh-eta ka ymmid.
2. Na mamang ta vseuxuh k anna,
ka kading-en-kytta ti Chriftus-an
tou doumma neiniaen ?
Lyttou, kapateian, kafeuseu-en,
nasi, [pou-varau] appa ka vat-eta
mamadou, tou pattse\'i-fal-en, ymmid
Id mamang ka mahei fi-raa ymyt-
mn tou voual tou vatti.
S. Mamang ka koun-hou, ka ka-
ding-en-kytta ti Chriftus ki vasuaeuh
la vatte-eta, rou milala-appa hmou-
aryng tou varau ta Tama-tna-
mfing ?
Moukouna ka mou-aryng dou
loumang tou varau ta Tama-tna-
mfing, ra pati-likough-en-appa pa-
tri-maeuah ta neni was\'i\'i tou varau
nein\' ki kanadap-en ti Jefus Chriftus
tou pafilala-en neini-asn J; k\'ma-appa
hynna ka affi mei4kfou neinken ta.
laraiij.
«Doe? öenfepligen^eelï,
5* HMtï^tjnöefegatmw
2Clle?lep gal) en bes «3eeft# /
a!ö Itenntfle *0obt0/enbe 3tjn#
ffitM>ibt$l geloobe/ f?ope/ lief*
be/tetlttbeeibigjept/ b?ebe/
enbe ftlijtfcijap boo? Oen fep*
ligen<£peelt
6, IDelfc t$ De tbieebe mttttg*
ïjept / Die tot ong boajtftomt
npt tic JeejlrfcWjept >
<^at fjp ong met fijne matjt
tegmg alle bpanben öeftfjut
enöeöetoae?t
7* iVtith 3tjn De bpanben/
toae? tegeng «Timing onsbe^
bmejt*
^npöeï/ beboobt/ bt
ïjelle / be toerelt / enDe ong ep*
gen bleeftlj / in \'t fto?ten / alle
Dieongaen litjjaem ofte 3iete
ftonnenftljaDeDoen*
8. foefegjt gijp/Dat
öUjS on£ foo tegen onfe geefte*
l jjtfte bpanben betoae?t / öae?
DoeJ De gelobtgen felfg notft
fo tnthunté in fonDen ballen t
<BÏ fcljoon öe geloobigeti
felfénuenban in fonbenbal*
len / foo toe?benfe Docj doo?
begenaöe 3efu€fj?iai DjeDei
npt Jaete fonDen opgetoetst
tot boetbeejDigljept/ foo bat
De fonöe mi fjae? niet ttt
_
Kat at ou ro kyttmn \'ah ki fat ki
T\'ateitaligh.
Tna-\'mfing kow ki mang ki Joep-
an ka Dilligh Matiktik ?
PattceH-ili-an.
Ka faoufal ki Rama ki Alak Alid
£a teni ka D\'lligh a: ton att\'-appa, ka
mseasurbo tmalum ymyt\'-asnti Chri-
ftus-an, ka pou-atsegh ymyt\'-aen ki
riang tyn\'b: ka pakavse\'seu c, paka-
haniap d,ka myhkaqu\'-appa itou-qua
tateniymyt\'-^n.e
Soufou ka tée\'iqua tou Soülat ki Alid.
(a) x. Joan.j-: y.Kmyta tou Tatei-
talig ka 17. (h),
Matth. 28:19. Annata ouqu-a,mah-
kouveise\'-se mahtseutaeuuh ki Tau-
tau, tmeulteugh neinian tou Nanang ki
Rama, ki Alak, kijoep-an ka Dlligb
Matiktik.
(^)Rom. 8:9 .Ra tl mamang ta aouffi
hjoep-an ka ti chriflus, affi-ah teni ta
ti atta.
I. Cor. 12:3. Ajfi hmahei ta Tima-
mang mananang ti Chriflus- an Mei-
rang, dyk toujoep-an ka D\'llig Matik-
tik.
i • Cor.6:11. Ka ni-k\'ma-kamou-
hynna ta rarouma: ra ni\'-iceuh kamou,
ra ni.pakariktik en-kamou, ra ni-pou-
p<z-
De een-en-dertighfte Vragc.
Antwoordt.
^at ïjp te famen met Den
Baöe? enDe Den J>one een
toaejacgtig}) <6cDt 3pa: Dae?
Deneben/ Datljp onsClfêilïo
inlijft enDe fijne? goederen
DeelaegtigJ maee&tb: bp*
fonDeiIfjelt/ Dat fip ons De^
nieuujt/c belooft/d enDe mu
toigÖlijcftDp-fc)0ont*e
(a) 5:7> ^iett^age
IEattïïAB:i9^aetDan Je*
nen / onDe^tuijft alle Debolc*
Heren /De felDe doopende in den
J>00nS / enDe des Heyligen
Geefts.
fb)^om.8:9 Hae? fooye-
mandt den Geeft Chrifti niet en
heeft, die en komt hem niet toe,
i4<èo? i2-:3 <^nDe niemanten
kan leggen Jefum den Heere [te
zijn], dan door den Heyligen
Geeft.
I ♦ €02>6:11♦ <&übt Dit tuaejt
gïjp fommige: maei ghy zijt af-
gewaflchen,maer ghy zijt gehey-
<0 2 light,
ptsnceh en-kamou poutiktik tou Nanang
ki Meirang ka ti Jefus Chrijlus , tou
Joep-an appa ki Alid-eta.
(f) i. Cor. <5: ii. Kmytatou ouro
hia.
(d) Joan.i 5:26. ïrou ra irou-alato
ia Tama-Pakakani-ap , ha padingl ei-
mau ymoumi-cen h Rama, ta Joep-an
ki Pattas i-tiktik-en3ka paoukoun ki
Rama, teni ta ghmail-ah jau-an.
(e) Joan. 14:16.17.Ka tmou-mimi-
ah koh ki Ram\' an, ha pihg-ah ki Ta-
ma-Paka-hani-ap ka pani ymoumi-cen,
aki ha i-toulam-ahymoumi-anitouryn-
muh. Tyni-asn kanna ka Joep-an ki
pattae\'i-tiktik-an,. ka afli alpoug a-
balei ki Nas\'i nda, affi gmi matta
tyni-seu, ka affi kmalang tyni-sen: ra
kmalang-kamou tyni-sen ta ymoumi,
alei ka itou-kaqua ta teni ymoumian
ka itou-ryh-alappaymoumucm.
(Patar ki Tateitaligh fatta.
1. Pyppynna ta Alid ?
Dyk faafat ta Alid kadilligh.
2. Pyppynna ta Itoumado-an tou
Akoume\'-an ki Alid >
Tatouro ta Itou-mado-en.
3. Timang ta Itou-mado-en ka
aaunamou tou Akoume\'-an ki Alid ?
AÜd Rama.
4. Ti-
iight, maer ghy zijt gerechtveer-
digt inden Name des Heeren Je-
fu,en doordê Geeft onfèsGodts.
(0 ^tet aïg
boren.
(d) 30^15:26. Mm wa-
neer de Troofter fal gekomen
zijn,dien ick u fenden fal vanden
Vader, [nanteltclt] D t <Dccft be?
toae$ept/ bie ban ben Babe?
uptgaet / Die fal ban nip ge?
tupgen*
(e)3oïj. 14: 16.17. <£nbe te&
fal ben ©abe? bibben / enbe hy
fal u eenen anderen Troofter ge-
ven , op dat hy by u blijve in der
eeuwigheydt. [JpameltJCÏt] Öen
<6eett bet toae$ept/ toeleven
be toerelt niet en fcan ontfan*
gen/ toant $p en fiet ïjem niet/
nocb en fcent gent niet: maej
ggp kent gent / want hy blijft
by u-lieden, endefal in u zijn.
1. ^oebeel<0oben3ijnbe^
^att en 10 ntae?een toae^
acgttgg<6obt.
2 lm beel JBejfonen 3ij«*
ber in \'t <0öDDelijc&e toefen I
tDitepejfcnen.
3. BMfketëbeeejftegejfoöti
in taobbeïijcHtoefen^
6obtbeèabe^
4,
-ocr page 129-4. Timang ta kararouha ki Itou-
madoantou Akoume-an ki Alid ?
Alid Alak,
5*. Timang ta katatouro ki Itou-
mado-en tou Akoume\'-an ki Alid ?
Alid Joep-an ka D\'lligh Matiktik.
6. Tna-mfing kow kaua, ka Alid
ka D\'llig ta Joep-an ka D High Ma-
tiktik, faoulal ki Alid Rama, ki Alid
Alak?
Hahei.
7. Alid ka na manno ta teni ?
Alid ta teni na yhkaquan mydda-
rynnouh.
8. Mamei Mang >
Paoukoun ta teni ki Rama, ki
Alak.
9. Kaoumang ka pananang-in
Joep-an ta katatouro ki Itou-mado-
en tou Akoume-an ki Alid ?
Alei ka paoukoun ta teni ki Ra-
ma, ki Alak, tou kidi ki Joep-an.
10. Kaoumang ka pananang-en ta
teni Mad\'lligh Matiktik >
Alei ka Mad\'lligh Matiktik ta teni
mamado tyni-2en,ka Tama-fi-mimia-
appa ymmid ki pakatiktik-en ki ka-
d\'lligh-an.
ïi. Aouffi kaua ki mamang ki pa-
katiktik-en pakadlligh tou rygh ki
ka ^uloung, k\'affi fi-mimi-en tyniasn
ki Joep,an D\'lligh Matiktik ?
Aouffi. b
iz* Ka-
4 l!Mt&e 10 be tbseebe
foon *
<»5öbt betone*
5. Wtltkt 10 öe öe?öe $tp
foon >
6, belooft öjp ban niet/bat
öe f: <£?eeft 10 öe eentoige enöe
b3ae?acl|tige«0obt/ meteoöt
öen Ba be?/en <25oöt öê ^one*
Sïa ick.
7> iDannee? 10 Ï311 <5oöt ge?
flptgegaen ban ben $aöe?/
enbe ban ben J)one*
9. H*ae?om too?t befe be?be
Pe?föonm\'t tDoböeïijcft toe*
fen eenÄeß genaemt t
<£>m bat lyp ban ben BaünJ
enöe taan öen npt-gaet/
bp fo?me ban blaftnge*
10. wmim too?t fsp fep*
ügïl genaemt £
<Bm bat öp ftepügfï in
ftclj feïben / enöe een Uie?cfc
tneeöe? ban alle Jjepligfiepk
Ijept in ben menfeöe/ bie niet
in ben feïben tuo?t geb^ocjit
boo?benf;<«5eeÖU
öeen altoos»
<0 3 iz^.
-ocr page 130-12. Kamang ta fi-mimi-en ki Joep-
an kad lligh Matiktik neini-asn ka
Tama-tna-\'mfing ?
Ka masseurbo tmalum neiniasn ti
Chriftus-an, pou-setash-appa neini-
sen ki riang tyn.
13. Aouffi kaua ta ti-mamang ka
pouk-ato ti Chriftus ka irmiseh,dyk
tou Joep-an ka D\'lligh Matiktik ?
Aoulfei, dyk tou Joep-an ka
D\'lligh Matiktik.
14. Timamang ka myhkaqua affi
tinnin ki ryh ka itouqua ta Joep-an
ka D\'lligh Matiktik tou tintin tin\',
Paouk-ato kaua ti Chriftus ta teni
kanna >
AfTei.
15-. Kamang ta rouma ka fi-mimi-
en ki Joep-an ka D\'lligh Matiktik
neini-aen ka Tama-tna-\'mfing ?
Paka-vse\'asu, pakahaniap,ka myh-
kaqua itouqua ta teni neinisen.
16. Mahkaulaula ki kailhgen ka
tunnen ki Tama-tna-mfing ta fi-mi-
mi-en katta ki Joep-an ka D\'lligh
Matiktik ?
Affi.
17. Makkaqua ta atta ki mang ?
Alei ka pakavoulas ta neni dou
rouman ki Joep-an ka D\'lligh Ma-
tiktik, ki madagh ka makdun ki pou-
varau-en nein\'.
18. Sahtatauagh kaua alei ki anna
ta Joep-an ka D\'lligh Matiktik nei-
fii-fen ka Tama-tna-mfing , kma- j
hyn-1
IX. Wtltk is Ißt Des
*):<Dee(ïes onzent De geloDt*
gen£
^>at ftp gae? €lj?ißo in-
lijft/ enDe Ijaci fijne? goeDeten
Deelatgtigl) maec&t*
13* gs Dan ntemant een
DenDiglj ïiDt31efn<Cf)?iai/Dan
Doo? Den 1): <i5eeft l
$een/ alleen Duo? Den
14. £>ie Dan nopt en Doelt
Dat De 45eeft in fijn fje?te
mmt I is Die geen liDt §efn
notft tnee?omt?entöe geloDi*
gen>
ï)P De?mentot/enDe De?t?oott
8ae?/en ölijft ftae? eentoig bp
16. ©oelt ooth De gelooDu
gïje Defe tue?cïungen Des ^ee^
ftes altijt eDen ft?acl)tigl} in
ftcftfelDen*
17. It)ae? bp ftotnt Dat toe i
<&m Dat fp öptoijlen Den
^:<*5eeftbeD?öeDen/ DooiDe*
leofteftoaerefonDen*
i8 iDijcïu eDentuel De %
<0eeft Dae?om toel DanDege*
looDigen af / Dat l)p gat? fee*
ne^
-ocr page 131-hynna ka txxu-dx\'xu-en tyn d\'ma-
rang neini-sen ?
Affi.
19. Makka-qua toumang ta kana-
dap-en katta ki Joep-an ? makkaqua
kaua ki ka\'angal-an ki kidi ki Tama-
tna-mfing ?
Affi.
zo. Makkaqua lava ki mang ta ka-
nadap-en kanna ki Joep-an >
Makkaqua ta atta ki vas\'sengö ka
niasliut ki Meirang-eta ka ti Jefus
ti. Kamang ta kavse\'sengö-en
kanna ti Jefus Chriftus [ueni-asn] ?
Atta: ka ti-mang ta kavasaengö-
en tyn\', kavas\'aengö-en tyn tynisen
tou kidi-appa ki Limoulimou.
22. Affi kaua hami\'en ki paehtaeu-
taeuu\'-en k\'atta ta paeh-kbo-an pseh-
balei ki ryh ki Tama-tna-mfing, ró
millingigh ta teni ka myhkaqua affi
alikoug-eih ti Chriftus ta kavaeangö-
en tyn\' teni-an ?
Affi: ra pakafaoun-appa paka-
ügh ki atta pakavaeaengó-atwnytta
ti Chriftus-an.
2 3. Kaoumang ta anna >
Alei ka maouro-kytta ta ymyta ka
Tama-tna-\'mfing tinnin ki tintin-eta
ta keirang-en ki kavas\'asngö-en ti
Chriftus ymyt\'-^n5 rou affi kytta ma-
«vli mafibo tyni-asn ki kavse\'aengo-
nemael en Doo? altijbt be?*
U-
ïaet*
Mm,
19. Ban toae? ftontt befe ge*
nabe bes<0eelïs*ftomtfe boo?t
tipt be njae?biggept be? geloot
bïgen feifs *
<®tt nfints.
lo. ©an urne? ïtontt ban aU
fttlcfte genabe bes €»eefts *
t£an De get?onbje Itefbe ons
fes #eeren gefu <£g?iai
21. Wtltk ts befe ïiefbr
€g?iöt*
^efe: ^te gp ïief geeft/ bie
geeft gp bef tot ben epnbe
toe.
22. iBaej maeckt befe Itm
ben geïobigen niet fo?geïoos/
als gp goo?t bat €g?i(his
fijne ïteföe ban gem niet af
en tjecftt >
$een get r mae? beeï eei
ftge?pt get onfe ïiefDe tos
<£g?iftunu
23. l?oe Dat *
#m Dat top gelobtgenniet
en ftonnen in onfe geiten ge*
boelen De g?ootgept De? ïiefDr
<£g?tfiï tot ons / fonDe? gem
met mee? lieföe te amgelfen*
Katatouro kytticen \'<zb ki roua ki
Tateitaligh.
Namamang taneni kanna, ka
makivalei tou kailhgen ki Joep-an
ka Dllig Matiktik ki riang katta >
Pattcei-vluan.
Pakou-ifal-an ti Jefus Chriftus3:
att-ato,ymmid b ta neni ka tou ahqu\'-
an ki ni-peri ki Alid ka na yhkacju-
an c, ki Patafaou-an ki Hagnau ka
Mariang d,ki kaïlhgen-appa ki Joep-
an ka D\'lligh matiktik,e ad-an-ato
tou Tna-mfing-an ti Chriftus-aa ,f
Soufou ka tseiqua tou Soulat ki Alid.
(a) Eph.4: 8.11.12.13. Kmyta tou
Tateitalig ka 30. (a).
(b) Jef.43:5-^.7. Ynna mahtakót,
ka itoLilam-koh ymhou-an, \'ar-au-
mau ta aap-oho tou \'ou-taticeghan ki
wxi ka pa-laul-d-ei-mau kow makka-
hararavoan ki wdi. Pafoufou-eimau ta
Tace?nigh; pa ahkougha: ki Tcecetimauh-
üppa, ina inang. \'Ad-au to ta Alalahau
ka Papcemh makka-dalia , ta Alaïak-ap-
pa-mau ka Inceïna makka-limoulimou
ki Ncsi, ta meiboavcël ka pananang-
en ki Nanang-au, ka ni-peiringei-
au na nynno tou loulong-an ]au-an,
ka ni-fimimi-au ta teni.
Pf.
De twee-en-dertighfte Vrage.
Wit fijn bit gene / bit boo?
De ï^acljt ban Den ^:<£?eeü De?
fe toeïDaDen ontfangen *
Antwoordt.
SDe föejcke 3efu €ï)?t(ïta;
Dat i$ l aiïeb Die upt Den men?
feïjen / nae? beeubuge bejftie*
fmgec <^obt£ / boo? De p?ebi*
catie Deg l): €uangeltum£<*/
enDe boo? De luejckmge Deg ï^:
<&ttüt$/e tot liet ggeloobein
Cftëianm toe?ben gebjacijt.f
^.cïjurtua-pïactfe».
(a)<^pj) 4:8.ii iz.ï3. ^iet
a^age 30* (a),
(b) % eC 43:5 ^7* €n bjeeft
niet / tuant ick ben met n: ick
fal u zaet van den opganck bren-
ghen, ende ick fal u verfame-
len van den onderganck. Ick fal
feggen tot het Noorden, Geeft,
ende tot het Zuyden, En houdt
niette rugge: brenght mijne fo-
nen van verre, ende mijne doch-
ters van het eynde der aerde,
€tntn peberen btena mijnen
name gmoemt tg / enbe Dien
ick gefegapen gebbe tot mij?
ne? eeee/ bien ick gefü?mee?t
bebbc/bien ick oocii gemaeekt
iiebbe.
ffal
-ocr page 133-Pf. 2: 8. Tmou-mimia jau-an, ka
pha-eimau kow ta hey dang k\'t Tabli-
\'cimhou ,~ki kamado-ei-appa mhou ta lu
mou.limou ki Nazi.
(c ) Eph. I: 4.y. Mama ka niperi-
en tyri ymyt-<zn paitouqua tyni.cen, rou
ajji-appa ni-paitou-Jamdung ta raroun
ki N<zi , alei ka matiktik-ah kytta
madllig tou äouffi ki kabouflouk-an
tou semagh tynisen tou kavae sengo-
en: Ka m.fi tanang ftkidi ymyt-cen tou
tas\'selak-in, alei ti Jeliis Chriftus-an
tyniaen mamado, tou ahkaquan ki
kamau-en ki kamoei-in tyn\'.
(d) Rom. 10: 14. 17. Ka tna-
\'mfing-ah ta neni mama ki mang, ki aß
nyri ni-illingh-en ? Millingig-a ta neni
mama ki mang, rou aouffi ki Tama-
mattafafou > See. Annata makkaqua
ta Tna-mfing an ki illinghen, ka ilhng-
hen-appa ki na Sou ki A ltd.
(e) x. Cor. iz: 11. Ra fi-ymmid fi-
mimia ki mamang k\'atta ta faiijat ka te-
nt ki Joep an, ka fi-nni-fiatataeg ki
£iäät ka meiboävoel mama ki ka-
moei-in tyn\' ?
Cor.4:13. Akoumea-kytta teni
ki Joep-an ki Tna-\'mfwg-an. feV.
(ƒ) Ad. 13: 48. Ka ni-tna-mfingta
fcmahynna ki vatoung mama ki ni-juta-
nang.cn fikidi tou kasuaghan ka myh-
kaqua myddarynnouh.
Tatar
cnöc ick fal de Heydenen geven,
[tot] u erfdeel, ende de eynden
der aerde [tot] uwe befittinge.
:4 $ Gelijck hy ons
uytverkoren heeft in hem, voor
de gront-legginge der werelt, üp
Dat tap fouDtn gepïtgg enDe
onöenfpeïijtis $gn fcoo? Jent
tn De lirffcc: «Dtc ons te voren
verordineert heeft tot &enne^
mtrige totlunDeren/Doo^ge*
fum Cimünmtn JjemfelDe/na
get tötibejjagen fijns toiUenS*
(d) ffiotn* 10:14.17^nDe hoe
fullen fy [in hem] gelooven, van
welcken fy niet gehoort en heb-
ben ? <^nDe ïioe fullen fp goo*
ten/fonDe? Die [gae?] pjeDifce *
17 Soo is dan het geloove uyt het
gehoor: ende het gehoor door
het woordt Godts.
(e) i <&op 12:11 ♦ <5?0tg defe
dingen alle werekt de een ende
de lelve Geeft, DeelenDe een pe^
geïijcfc in \'t DpfonDe? geitje*
hej&ijsïjp tuil.
2«C0? 4:13 * Wy hebben den
felve Geeft des geloofs.
geloofden fo vele als \'er geordi-
neert waren tOt gtt eenttlige
Den.
JD Ver-
I. Akou-atagh kaua taymmid ki
kaasuloung ki kanadap-en ti Chri-
ftus , ki pxpaephse-appa ki Joep-an
kadlligh Matiktik ?
Affi.
z. Na mamang ta akou atagh ki
anna ?
Ymmid, ka dyk appa ta neni ka
atou Pakou ifal-an ti Jefus Chriftus.
3. Oumhga-enhou ta mang ki Pa-
kouifal-enti Jefus Chriftus >
Ta kabatoung-an ki ymmid ki
Tama-tna-\'mfing, ka se\'iaquatouim-
mit ki Nasi.
4. Moumha kow kaua ka [mama
ki] faat ki voual ta ymmid ki Tama-
tna-\'mfing ka tou ymmid ki Nasi ?
Haei.
f. Kaumang ka pananang-en ta
ymmid ki Tama-tna-mfing ka
mannini ki itouquan , ki fou, ki
Tautau, ka mama ki faat ta neni ki
voual?
Alei ka faoufal ta neni tna-\'mfing
ki faafat ti Chriftus-an, makou Alilia
tmastsem ki faafat ki Alid, diloug-in
ki faafat ki Joep-an, ni-matta ryh ki
faafat ki Sou, mamamatki faafat ki
kariang-an,ni-uloughan-appa ki faa-
fat ki \'uloughan.
6. Rou kma-bynna k\'anna; afli-
kaua kidi-ato ka pashdimdim-ahkyt-
ta neinijen tou pahkou-Alilid-an-
.cta ? Ha-
r. Rebben alle menfcgen öeel
aen öe genaöe €g?ifti / enbt
aen öe gaben bes % €>eeös t
$eenfe boeg.
2* IBie geeft ban beel aett be
felbe}
%\\Ie/ enbe alleen be gene bte
begoorf tot be öejefce <Cg?iÖu
3♦ H^at be?8aet ggp boo? be
ftejefce 31efn<2!:g?iÖi*
meniggte alle? geloobi*
gen/ be gegcele Uicrelt obe?.
4. ©e?Gaet ggp ban/bat alle
geloobigen barialleplaetfen/
een itcgaem 3tjnmetmalfcan*
beren *
gaicfc*
5 l©ae?om toojben alle befe
geloobigen/ ban foo be?fegep*
be plaetfen/ talen/ enbolcfce*
ren/ een licgaem genaemt *
<£>m batfe alle gelooben in
eenenCb?tanm/ eenen <0obt
aenroepé/ gelept bio?ben boo?
eenen <öttü/ eenb300?btgeb^
ben aengenomen/enbe be felbe
faliggept be?bjargten / oorfc
met eenen boop fijn gehoopt
6. %p bat foo; begooren top
ban niet toel bae?be? altijt ge*
bacgttggte 5ijn inonCegebe^
bentot€>obt£
Tatar f(i Tna-mfing-an fy Chrijlang.
Verklaringhe.
Hahei miffing.
7. Chriftan kaua kad\'lligh ta neni
ka affi pamut ki atta >
Affi.
8. Kaoumang ka affi Chriftan ka-
d\'lligh ta neni k\'anna ?
Alei ka affi pa-lpough-en pamut,
ka tou pahkou-Alilid, neta mouryf
aryf-ah kytta neiniaen kanna, ka
pouk-ato ki voual ka faäfat faoufäl
ymyt\'aen.
9. Timang ta voungo ki voual, ki
kabatoung-an-appa k\'atta ?
Ti Jefus Chriftus.
10. ISIamamang ta neni ka atou
Pahkouilal-anti Jefus Chriftus ?
Ymmid kitama-tna-\'mfmg kad\'llig.
11. Atou Pakouifäl-an kaua ti
Chriftus ymmid ta neni ka ni-seu-
loughan >
Affi j dyk rou dlligh Taraa-tna-
mfing ta neni.
12. Affi kaua poupoukki Pakou-
ifäl-an ti Chriftus ymyt-aen ta ni-\'u-
loughan >
Affi pou-pouk ymyt-\'asn ki Pako-
ifal-an ti Chriftus kad\'llig ka tourbo.
13. Kamang ta pou-pouk ymyt\'sen
ki Pakouifäl-an kad\'llig ti Jefus
Chriftus ka tourbo ?
Dyk ka Tna-\'mfing-an kad\'lligh
^ Jefus Chriftus-an.
14- Irou-appa kanna ka ni-ulbugh-
,an ta neni tou Nanang ki Alid,makd-
Alilid ta neni tmxtxm, pouraramak
ta
Dat ooclt teiaete £lj?taenen i
<&m Datïjet metmogeïijcft
en i$[ Dattue De? gene? fonöen
De?getentn onfegebeDen/ Dte
leDen3ijnban een lieïjaem met
onst
9* Wit i$ liet f ooft Defeg
ïtcfiaemg / of Defe? mentgfjte *
gefug
i o. Wit bef)oo?te? al tot be*
fe&e?t&e3Jefu€f}?tftt*
SÜietoaert geloobtgen*
n Sejiooten ntet tot De
hntkt Cb?tftt aUe Dte ge*
Doopt $tjn t
l^eenfe? ten $p DatfeUiae?^
ïijcfc geloobem
ii. jxiaetlu Dan Den Doop
ongs niet tot een UDtmaet Dan
beïse?t&e
Utet Dan Detuaere tnbmt*
Dtge ite?tfce€!)?i&ü
13. B^atmaeclitonSDantot
eenltbtmaet Dan De toate in*
tjoenbtge&e?tke€fi?tat*
^Uken eentöaezatjjttgfjge*
loobe tn gefum Cf5?tftttnu
14. $oeljtan£ $ïjn fulcfee
tteben geDoopt tn Den name
<£obt£/fp roepen <6obt aen/fp
P 2 iioo*
-ocr page 136-ta neni ki Sou ki Alid mama ki Ta-
ma-tna-\'mfing kad lligh: affi kaua
pakashut-eih ta neni pakariang alei
ki anna ?
Affi:rou affi ni-papafal tamamang
katta tou ryh nein\' ki Tna-mfing-an
kad\'lligh.
iy. Oumhga-enhou kaua ka affi
atouPakoifäl-an ti Chriftus kad\'lligh
ka tourbo ta ni-uloughan k\'anna ka
k\'ma-hynna, moukouna ka itouta-
masug ta neni ki Tama-tna-\'mfing
tou Pakouilal-an ti Chriftus ka tou
panaeh ?
Hahei.
16. Aouffi kaua ki atseh ta ni-\'u-
loughan ka kma-hynna ki pxpxpx
ki Joep-an ka D\'lligh matiktik ka
pa-Joufou-neta hnyn >
Aouffi.
17. Adan ta ka\'seuloung touTna~
mfingan ti Chriftus-an tou kicli ka
mama ki mang ?
Tou kidi kiPattafafou-an kiGnau
ka mariang..
18. Mamfing kaua mamado malig
ta Hagnau ka tou panseh tou pafilal-
an ymyt-\'xn ?
Affi.
19. Makkaqua ta atta ki mang ?
Makkaqua ki kidi-eta ka ouhang
affi mariang.
20. T\'oumimi-en ki mang ki rou-
ma lam ki fou ki Hagnau ka mariang
tou pa-toa-mfmg-en ymyt\'-asn ?
gooren Jet tooojbt <^obts ge*
lijcft De baar e geloobigen: fnl*
ien fp Dan ooefc om bit alles
met feecfcejlfjcfc falig too?ben*
eeenftnts: ten fp Dat Dit
alles in jjae? met geloobe fp
be^menggt.
1t^ftaet gijp Dan Dat al*
fnlcfte geboopte/ fcljoonfemet
De geloobigen nptte?ltjc& inDe
iiejelte om bmrtöelen/ebem»el
niet ett begoßen tot De toaere
inteenbige &e?efte C^iöi >
gatcft.
16. $ ebben ban ooeft alfttlc.
fee geDoopte geen Deel aen De
gaben Des ^eeßes / te boren
genoemt^
<0eenfintS*
17. ^00? biat mtbbel bjo?t
De menftlj tot get geloobe in
atfmönmgebjaclit*
<Doo? be pjebicatie Des
Cnangeliums*
18. gsbatnptmenbig^tiam
gelinm ban fiel) fclbe luacljttg
genoecg om ons te befteeren *
beenget.
19. !Bae?ban ftomt bat #
©an biegen De g^ootljept
onfe?be?Do?bentljept.
stBat too^re? Dan nocjj
mee>be?epfcbt bp Ijettooojbt
Des €naugelinms/ op bat get
geloo be/in onS toe^be te baege
gebjacjtl
an ka D\'lligh Matiktik alei ki pa.
am\'t-en kiTna-\'mfing-an-eta?
Pakaligh ta teni ki Sou ki Ha-
gnau ka mariang ton tintin-eta tou
pafilal\'-an ymyt\'-sen.
2 2. Affi kaua pafi-lpough-al-ato ta
Joep-anka D\'lligh Matiktik pafilala
ki tintin-eta , tou affi pattafafou-en
ymy t- asn ki Sou ki Alid ?
Hahey pafilpough ta teni.
23. Rä pa-fi-lala kauata Joep-an
kad\'iligh matiktik ti-mamang-an ki
filala-an kad\'iligh, tou affipattafa-
fou-en ki fou ki Alid ?
Affi.
24. Kaoumang ka afli , dou pa-
lpough ta teni pamut ki atta >
Alei ka ni-likidi ta Alid, tou vana
tyn pshdimdim,kiHahnaukama-
riang , tou pafi-lala-eih tyn\' ki atta
ymyt\'-sen.
2 5-. Kamang ta alei, ka affi pafilal-
an ta mabatoung ki voual ?
Kätäbg-an ki rygh nein\'.
26. Kamang ta alei ka fiouro, ka
tna-\'mfing ta rarouma ?
Kamau-in ki Alid ka myhkaqua
myddarynnouh.
2 7- ^ Affi kaua alei-ato kanna ki pa-
tna-\'mfing-en ki rarouma ki Voual,
fcuaafaoun lava ni-m£itigh matik-
tik
Ta li-mimi-en ki Joep-am kad llig
matiktik.
Kamang ta fimimi-en ki Joep-
21
iu Wat Doet Den l): <&tt&
tot upttoe?c&inge onft$ qz?
loofö *
fpmaecfet !jet fcooojötDeg
<2£nange!mmg ^acgttg in on?
fe Jetten tot onfe? Dekeetinge*
JwntD\' Den f: <&tttt onfe
lje?ten niet ftonnen Dekeeren /
fonDe? ïjet gep?eDicftte tuoo?t
€>oDt$ i
23. Äae? De!ue?t ootft Den
f: <0eelï tue! inDe? Daet pe^
mant / fonDe? fjet gep?eDithte
*
24. i©ae?om niet / Dae? t|p \'tx
Docfttoelftan Doen*
<©m Dat <6öDt / nae? fijne
toijffiepöt / litt <ti*ttangeltnm
ïjeeft ccftepftgt/tot eennüDDel
onfe? öcfteetinge*
25. HBelckei£Döö?fafee/Dat
Deïe niet en Djojöen Deftee?t *
«De Jia?Di0l)eptïiae?De? ï)tp
ren.
26. iBat De Doo?naemÜe
oo?fa^e Dat fomnuge geloben*
27. 30 niet Dit De oo?faec&e
bme?om fommige geïoDen/om
Datfe 3ijn Dan eenen betetet*
. uset.
tik ta neni ki rarouma ki Voual ?
Affi.
2,8. Affi kana matiktik ki fou ta
atta, ka mafaoun makidi ta ka\'aeu-
loung ka fa\'at ki ka\'seuloung ka rou-
ma, na kidi ki ni-peialak-en tynisen >
Hahei.
29. Pattse\'i-mama-enhou ki mang,
ka affi alei ki patna-\'mfing-enti Chri-
ftus-an ta kidiki paitig-han ki ka\'asu-
loung ?
Alei ka k\'ma-hynna ki \'t\'eta ni-
fiouro mä-itigh, ka affi poulpoug ta
neni poumadou pou-psenaegh kilaä-
fat ki naddarimdim ka mariang.
3 o. Moumhga kow kaua, ka mak-
kadyk ki kanadap-en ki Alid ta fila-
la-an-eta ka ymmid, ka affi makka-
mado ymyt\'-sen ?
Hahei k\'ma-hynna kanna.
31. Moumhga-appa kow kauaka
affi kytta mattse\'i rangar-ah ki fou
neini-asn ka affi tna-\'mfing, alei ka
dyk na pse\'as-nanadap ki Alid taTna-
\'mfing-an-eta >
Timang ta mattse\'i-rangar-ah ki
fou, rou hibalei-en tyn\' ka ni-p\'asn ta
mamang kanna tyni-asn ki nadap ki
Alid?
32. Tna-\'mfing-enhou kaua, ka
pouk kowka mxuxg taymhouki
Pakouifäl-an ti Jefus Chriftus >
Hahei ra tna-\'mling kog ki atta:
ka fahqua-eih-koh ki Meirang ki
aili-appa-mau tna-\'mfing-en.
Ka-
m
ae?t/alg toel anbere mcnfcïje i
$een Ijtt.
28. Dat ntet toae?/bat Dett
eenen doo? De geboomte felfg
bete? geae?t tg / alg ben anbe*
ren*
29. ^oe feggtge ban / bat be
goetae?Dtg|jept Deg menfegen
ntet en tg De oojfaecfce toaejom
Dat gp tn €jj?t8um gelooft}
<©m DatDebeftgeae?Defoo
be?bo?ben 3tjn/ Datfe ban ftgf)
felben ntet een ïjepltge geDacïj?
te en&onnen boo?tb?engem
30. €>p fce?ïïaet ban/Dat onfe
gantfcïje bekeertnge eenelijck
ïjattgt aen be genabe «öobtg/
tn niet aen ongfeïben*
^00 ig bet.
31. <en battoe ban oocfc ntet
moeten roemen boben anbere
bie ntet en geïooben / om bat
betgeïoobe tnongtg eenlou?
tere gettabe <ï5öbtg *
Wit fou Dtnben roemen /
gebencftenbe bat getïjem tipt
genabe aïïeg tg gefcljoncfcen >
3<£eïooftge/ bat ooefc gbp
een lebenbtgb Ubtmaet $ijt
ban be $te?cke geftt <%tftt t
ga icfc geloobe bat j be !ï)ee*
re feome ntgn ongeïoobtggept
te gemoet
De
-ocr page 139-Katatouro kyttiazn \'ceb ki touro ki
Tateitalih.
Tasuaeuhau hnyn ta riang k\'anna
ka mafaoun tou keirang-en, ka adan
ti Chriilus ki Pakouiial-an tyn\', tou
kavangei-an ki ni-ouvarg-han tyn\' ?
Pattcei-vli-an.
Atta: faoufaLan ki mad\'lligh ma-
tiktik a,atta-ral-an ki varau bJikoug-
eih ashpit ki vatc, kseuaghan-appa
ka myhkaqua myddarynnouh. d
Soufoil ka tae\'i-qua tou Soulat ki Alid.
(a) i. Joan, i: 3. Kamamang ka
Hi-kyta\'-nian ka ni-illingh\'-nian,
hmagnau-kame ymoumi-sen, alei ka
akoume.abkamou ki faoufdlen ymwn-
an taymoumi, ka itou-lalam-alappa ta
faoufalan-eta k\'atta ki Rama, ki Alak-
appa tyn ka ti Jcfus Chriflus,
(jb) Eph.i:7. Akoume-akytta tyni-
an kanna ki hamamian ka ni-t\'aili ki
\'semagh tyn\' da, [atta] ta atta-ral-an
ki varau, tou kavangei-an ki kana-
dap-en tyn\'.
(c ) Joan. 6: 39. 40. Att\'-appa ta
kamoei-in ki Rama ka ni-madingi
jauan, ka afli koh pataurumma-ah ki
mamang ki ni-phxn tyn )au-an , ra ka
pahkough.ei.mau paahpit ta atta tou
wee 1 ka tou xuh. Att-appa ta kamoei-
in tyn ka ni-madingi jauan, ka ti-
ma-
De drie-en-dertighfêe Vrage.
J>cgï)t n« tïe Döö?naemöe
toelDaDen/ Die€g?iftnS/ «Pt
Den rijcftDom fijne? De?Diete
fte/ fijne luncht toe-ö?engt *
Antwoordt.
<Defe 5ijtt / De gemepnfegap
De? gepligen/* De De?geDinge
De? fonDenb/ D\'oplïanDingge
DesDleefcgeS/c enDeget een*
Vuige IcDctvd
^cï)?iftue?-pïaetfen.
(a) i.goïj.i: 3. ï^et gene top
[Dan] gefien enDe gegoo?t
Ij ebben / DatDe?ftonDigenum
tl / op dat oock ghy met ons ge«,
meynfehapfoudt hebben, ende
defe onfe gemeynfehap [oock]
zy met den Vader, ende met
lijnen Sone Jefa Chrifto.
(b) <2Êpg* i: 7* In welcken wy
hebben De De?loffinge Doo?fijn
bïoeDt / [namelijck] de verge-
vinge der mifdaden, nae Den
rtjckDom fijne? genaDe.
(c)3oI>6:39.4o4aiDeDitiS
De fcotüe Des ©aDe?S Die mp
gefonDin geeft/ Dat al wathy
my gegeven heeft ,ick Dae?Upt
niet en De?ïiefe / mae? het felve
opwecke ten uyterften dage.^n*
De Dit iS öe ftrille Des genen
-ocr page 140-mamang ta mararau ki Alak, tna-
mfing tyni-aen, akoume-al-ato ki
kaeuaghan ka myhkaqua mydda-
rynnouh: ka palikough-ei-mau pccceh-
pii tyni-an tvu wcei ka tou \'auh.
(d) Joh.tfr^o.Kmyta tou ouro hia.
i. Pet. i: 3. 4. Pakouriang-auh
loumouloug ta Alid ka Rama ki
Masirang-eta ka Jefus Chriftus, ka
ni-mei-likough pei-alak ni-pouli-
koug pou-alak ymyt\'-asn ki kaha-
rumman tyn ka madagh,tou hihtad-
d\'ghen ka maeuagh, tou ni-sehpit-en
ti Jefus Chriftus ki ni-kapatei-en.
Tou tabli-an ka aft mihkoulei , k\'afli
\'ahit-en, k\'affi milaklak, ka nl-hain tou
tounnoun ki Vullum ymoumi cen. Ka
k\'ading-en-kamou ki kailhgeu ki
Alid ki tna-mfing-an, tou kariang-an
ka ni [ttanang-en, ka aiteu-tataceuf-eih
[poupasnash] tou kidikatou \'ce\'uh.
1. Akoumea kaua ki than ta neni
ka atou Pakouifal-an ti Chriftus ?
H\'ahei akoumea ki than ka ou-
hang tou kseirang-en.
2. Na mamang ta Pouaztaeh-eih ki
than k\'anna >
Ymmid, ka dyk ta neni ka atou
Pakouifal-an ti Chriftus,
3. Pou-setaeg-eih kaua ki than k\'at-
ta
Die ntp gêfonöm geeft/Dat een
pcgütjcit Die Den J»one aen*
fcljotmi tl enDe in gern gelooft/
liet eetmnge leben fjebbe: enDe
ick fal hem opwecken ten uyter-
ften dage.
(d) §0^6:40. ^tet bo ben.
i.pt 1:3*4.5. belooft 3P
De «Sobt enDe Baöe? onfeg
petten 3efn Cg?tüt/Die na ftj*
ne g?ooteba?mije?tigl)ept ons
beeft bjebei-geboren / tot een.
lebenbe ï?ope/ bmt fit opffatt*
Dingge Jcfti <T{j?i&t upt Den
Dooöcn. Tot een onverderflic-
ke, ende onbevlecklicke, ende
onverwelc klicke erffenifïe, die
in de Hemelen bewaert is voor u,
&ie gijp tn be^actjt*0oDts
betuae?bt too?bt boo? bet ge*
lOObe/ tot de faligheyt die bereyt
is om geopenbaert te worden in
den laetften tijt.
1. ^tjnbe? oockeenigeboo?-
terljten boo? De gene Die tot
De Ittitbt Cö^Öi begooren }
31a get/ fee? iwlijcfce boo?-
rechten.
2. wit fal Deel gebben aen
Defeboo?-t eesten*
%He I en alleen Die tot De
lte?clte Cl??i(!i begooren.
ta ta neni k\'anna ka affi atou Pakou-
ifâl-anti Chriftus ?
Affi.
4. P y ppynna ta than katta ka kma
hynna ?
Siouro ta pahpat.
y. Kamang ta than ka naunamou ?
Saoulâl-an ki mad\'lligh matiktik.
6. Namamang ta pafoufou-en ta
fou katta?
Neni ka mad\'llig matiktik.
7. Ka mamang ta neni ka mad llig
matiktik kounhou ?
Neni, ka ni-pafa-\'nni tou fi-lal-\'an
kad lligh ki Alalak ki Nasi katta.
5. Heirouaoufîi tatimamang tou
nxi hia ka aouffi ki varau, kaou-
mang ka mad\'lligh matiktik koun ta
rarouma ?
Alei ka d\'High matiktik ta neni ti
Chriftus -an , ka diloughan appa ta
neini nnounamou ki Joep-an ka-
d\'iligh matiktik tou daradarang ki
Alid.
9- Oumhga-enhou kaua ka affi
mad lligh matiktik ta neni k\'anna ka
myhkaqu-\'appa mseuag tou ymmid
ki kidi ki varau ?
H ahei k\'ma-hynna.
10- Itou kidi tou pyppynna ki ma-
man8 ta faoufâl-an katta ki mad\'lligh
matiktik ?
Siouro tou rirymma ki mamang.
il. Itou
€{î?tllt ^tjtt / ftebïmt Die geene
boo?beeim te be?D3ac&ten *
«öeenealtoog.
4. foe Deel Defe? boo?-reclj*
ten 3tjnDe? >
3nfonDe$eptbie?.
112eltïu£l)et ee?fte*
«De gemeenfcljap De? Jjeplx^
gen.
6. san toat pe?fonen tuo?Dt
Ipe? gefp?ooefcen *
Ban Jjepïigen.
7. Wit tooien epgemïijcft
be?Öaen Doo?Defe fjepltgen }
"<Dit gene / Die Doo? een toa*
te fce&eettnge Pan De lunDeten
Defeg toeteltg afgefonöe?t 3t)n.
8* Labien memant op De?
ae?DtnfonDe? fonben té / ïsoe
töü?Den Dan eentge Jte? Ijep*
ligli genaemt >
<&m Datfe bepligïj wn ut
<£^100 / en Datfe oorft aen*
Dantfceïijcfc Doo? Den f : <DeeH
mDe biegen <^oötg too?Den ge*
lept*
9. be?ftaet Dan/ Dat tot
Ditgeta! meten bepotenbie
geene / Die notïj (tectum alle?*
lep fonDen leben*
alfoo.
io gin Ijot Deel Dingen De*
ftaet De gemeenftljap De? fjep*
lïgen }
gnfonbe^ept in bijf Ding?*
<& m wm
\\ i O
11. Itou-kidi toumang tou nauna-
mouta faou-fäl-an katta ?
Tcu papaläl-en ki Tama-tna-
mfing lam ti Chriftus-an, ka voungo
nein\', tou Joep-an ka d\'lligh matik-
tik.
12. Saafatkaua ki voual ta Tama-
tna-\'mfing ka ymmid lam ti Chri-
ftus-an >
H\'ahei.
11. Kamang ta kararouha,ka itou-
kidi-an ki Saoufal-an k\'atta ki ma-
d\'lligh matiktik ?
Tou papafal-en ki Tama-tna-
\'mfing ka ymmid neini-sen mama-
do, ki teni ki Joep-an ti Jefus Chri-
ftus.
14. Moumhga kow kaua, ka pouk
ka makka tavae-tavsegh ta ymmid ki
Tama-tna-\'mfing >
H\'ahei.
i y. Kamang ta katatouro, ka itou-
kidi-an ki Saoufal-an k\'atta ki ma-
d High matiktik ?
Atta , ka pou-setse\'en ta Tama-
tna-\'mfing ka ymmid , ki kaharum-
an ki pakariang-en ti Chriftus neini-
asn.
16. Mahkaulaula kaua ta xtxgh ki
Tama-tna-\'mfing ka ymmid ki psep-
\'xn ki kaharum»an ki pakariang-en
ti Chriftus ?
H\'ahey.
17. Mang ta pxp-xp-x ki pakari-
ang-en k\'atta ti Chriftus ?
■ K - j o
1 r ♦ i$ae? in beftaet befe ge?
meenfcljap eejftelifcft >
SInöe be?eeninglje Dan be
geloobigen met €l)?ifto/ gae?
J^ooft/ boo? bm <0ee(t
11. lEaecften ban alle geloo*
bigen een liegaem metCfai*
13. l©eicfci$ftettUieebe/bae?
befe gemeenfrljap be? ijepli?
gen in beßaet *
Sn be be?eentngfie ban alle
be geloobigen met malltanbe?
ten/ boo? ben fclben<öeeftSe^
fuCbnfti.
le geloobigen 3ijn clc&anbe?0
leben *
15* üMc&igfjetbejbe/baei
befe gemeenfcljap in beßaet £
/ bat alle geloobigen
met maifcanberen beel geb?
ben/inbe faligljmaftenbe toel?
baben
i(\\ ^ebbtu alle be geloobi?
gljen eben beel beete aen be
faltgbmaetfcenbe toelbaben
€1)?ifti >
3afn.
i7> mtitk #t befe faiigö*
mafcenbe gaben Cg?töt *
«De
-ocr page 143-Katiktik-ati ti Chriftus, kse uaghan-
âppa ka myhkaqua rayddarynnouh.
18. Kamang ta ka-ahpat ka itou-
kidi-an ki Saoufâl-an k atta ka ma-
d\'iligh matiktik ?
Atta : ka ni-\'p\'sen ki panini ki na
paep\'aspae ta meihpoupouk ki Pa-
kouifâl-an ti Chriftus, tou pakatik-
tik-en ki kidi ki vouai ka myhtat-
mouk.
19. Mang ta pgepaîpàs kanna >
Atta. : Vana psehdimdim, kalang-
in, tna-\'mfing-an, pattse\'i tannin, pei-
ringei-en ki ringei ka ouringhau-in,
paperi-en ki Joep-an, madagh ki fou
ka panini , tatasuaeuseun-in pa-ou-
mhga ki patar ki panini ki fou, ki
rouina-appa ka kmahynna.
20. Mahkaulaula kaua irang kifà-
oufâl-an ta pouk ti Chriftus ka ym-
mid tou psepaen k\'anna ?
Affi-râ, akou faoufâl-an ta teni
k\'atta ki faafat ta teni kanna ki pani,
talaoun ta irang ta teni k\'atta, tafa-
oun ta oufyng ta teni kanna.
21. Alei ki mang ta madagh ki pa-
nini k\'atta >
Sikidi-en kma-hynna ki Alid tou
vana tyn paehdimdim, tou pakatara-
asug-eih paka-\'mfing ki vouai ti
Chriftus.
Itou-kidi toumang tou kara-
rymma, ta faoufâl-an katta ki ma-
Tou atta : ka kidi-ato ka pafahka-
qu-eih
*®t geretgtiggept €g?iftt/
ende get cc«tüt0c IcUem
iB. i©elcïusgetbie?öe/Dae?
öefe gemeenfcgap itt beftaet}
it: öat ten pöe? liöt öe?
föcichc cgjtfti ff etUere gafcen
gefcgoncken sfjn / tot opbon*
tiringe Uatt get gantfcge li*
tgaent*
19. Wtltht ^tjii öcfc gatten i
soefe: toijf gept / ftenntCTe /
geloofce / pjopgetie / mirafte*
lente öoen/ onöejftgepöinge
öe? geeöen/nteenigejlep talen/
uptlegginge öe? talen / en foo
boo?t£*
20. Rebben alle öe leden
Cg?iÖi tUen gjoote gemeen*
ftgapaen öefegaben*
j^eenfe / öefe geeft genteen*
fcgap aen get eene / gene aen
get anöe? / öefe mee? / gene
mm*
iu ïföae? toe öefe toe?ftgep*
öengept*
<£>oöt ft gtcHt bit alötts nae?
fijne Vöijfgept / tot nolmaec*
feinge öes itcgaemS Cg?iÖü
li. Wm in frtftaettm
ben öefe gemeenfcgap öe? gep*
ligen*
«Dae? in: öat peöe? geloo*
<& z bige
qu-eih ki meihboavou-al ka Tama-
tna-\'mfig, ta mamang ka itouqua ty-
ni-asn, tou kariang-eih ki Pakouifäl-
an ki Chriftan.
2.3. Mattasl-faouna mattasTmfing,
Pafahkaqua-ah kyfta toumang ym-
mid ki na pap\'sepge ymytasn ?
Tou louloughan ki voungo-eta
ka ti Chriftus, tou pakari-ang-en-ap-
pa ki kidi neiniasn ka lam-eta ka Ta-
ma-tna-\'mfing.
24. Paehdimdim-ah kytta ki mang
neiniain, kamyhkaqua affi paeh-kbo
ki kariang-eih ki lam nein ka Tama-
tna- mfing ?
Psehdimdim-ah kytta ka kouhko
ta neni ki Joepan-anti Chriftus, ka
affi pouk kad Ilig ti Jefus Chriftus ta
neni.
ay. Kaoumang ?
Alei ka affi pa-lpough-en pamut
ka affi paeh-kbo-ah ta pouk ka faäfat
ki kariangeih ki pouk ka lam tyn\'.
2d>. Pou-panas\'ae hnyn ki kararou--
ha ki than,ka tammi-en nein ka atou
Pakouiial-an ti Chriftus ?
Atta,taa ttahauma-an ki vara-varau.
27, Ou-mhga-enhou ta mang ki
Atta-hauma-an ki vara-varau ?
Ka affi pashdimdim ta Alid ki tou,
koul-eta, liiahkaiilaula ka ynna kytta
kavarau myhkaqua.
28. Affi varau k\'ma-kaua ta Alid
ki vrara-varau ki Tama-tna-mfmg ?
Ha-
btge begebt tg/ al toat tu
beut i0 am te Jeggen ten got*
be bej gljemepue <£|)|tßeltjc&e
Jbegbt nu Ma nütz/Watt
toe3tjn töp fcltulDtgfj al onfe
gaben aen te Jeggen*
Cot eere onfeö ^ooftgCfm*
ßt / enbe tot ßteljttnge oufei
mebe-geloobtgen*
2-4- IBatfalmenbanjjoubett
banbegene/ bte gae? nopt en
befcommeren öt»e? fjaej mebe-
geloobtgen *
«i^atfe lebtgb $tjtt ban ben
<®tt& 3]efn Cbnftt / enöatfe
gern toare leben C^töt
en 3iju*
2.5 ♦ J^oefoobat*
<©m batget ntet ntogelp en
tg/ bat fjeteene Itbtntetfoube
folgen booj 3ijn mebe-libt*
J>eggt nu jjet ttoeebe
booj-mljt be? gene? / bte tot
be föeje&e begooten *
tpat tg/bejgebtttge bej fonbe.
27. IDat besäet gijp booj
befe bejgebtnge bej fonben*
^at <0obt onfe ongetecf^
ttgljept gantfcbelürk tuet ett
gebenrht/eben kl0 fiabben top
ntntmezmee? gefonbtggt*
28. ipoubt bau <J5obt be fon>:
ben be? geioobtgen boomen
fonöeni
H\'ahei, varau koun tyn\' ta anna.
2 9, Mama ki rnang tou hia >
Tamakavarau affi k\'mata Alid
teni-asn ka Tamakavarau.
30. Kamang kanna, ka affi pash-
dimdim-en ki Alid ymyt-\'sen ?
Ymmid ki toukoul-eta.
31. Pyppynna ta kidi ki katou-
koul-an katta ?
Rourouha.
3 2. Kamang ta kidi ka naunamou
ki katoukoul-an ?
Kidi-eta ka mavarau, ka ahkakei-
ul-eta rou iroua kytta tou Nasi.
33. Kamang takararouha ki kidi
ki katoukol-an-eta >
Ringei , fou, ki naddarimdim-eta
ka mavarau.
34. Alii pashdimdim-en ki Alid ta
kidi-eta ka mavarau ki na ringei-ap-
pa mytta ko matoukoul >
Affi tyn\' pashdimdim-en.
3r. Pseh-koum-an-kyttakauahyn-
na ki Alid, mama ka d\'llig kytta ma-
tiktik tou na kidi-eta, ka ynna-kytta
kavarau myhkaqua >
H\'ahei.
36. Affi-kytta kaua atta-ral-an ki
Alid maasumia ki pahahavouha-
voung ka tsevsegh ki varau ?
Haeira; a-aeu ymd-en tyn\' maasu-
jnia ktatta ymyt-sen.
37. Re-
«detoiCfelijcfejafjp.
19. foe gaet jjet toe in befe
faetU i
CoDt en {jonbt ben fonbae?
boo? aeen fonbae?.
30. featt* bat gene/\'tb3eit&
<5obt in ong niet en gje*
bent&t *
2tlie onfe ongeret!)tigfjept*
3r foebeelbe?lep is bie on*
getetbtigbept *
Cb)eebe?Jep.
3^ lBatiSljetee?ffe*
<Snfen fonbigen ae?t / bie
top met ons te? tueteit b?en*
gen.
33. HMtfcigfjettmeebe*
<®nfe fonbigfje b3e?tken/
bioo?ben/ enbe gebacfjten.
34. €n gebencfct ban o5obt
bepbe onfen fonbigen ae?b/
enbe onfe fonbige toe?eken in
ong niet *
Betnfjp.
35* Cntatfjt eobtons/als
bjaren tup geljepligfjt ban
ae?bt / en al Ijabben ujp nopt
fonben begaen *
Dp*
36. en ontffaet ons
<3obt ban oocK niet ban be
ft?atfebe?fonben i
37. Repung-en k\'anna ka repung-
in ki Alid ta Alalak tyn, pahavo-
ung-en kaua ta anna alei kivarau-
nein\' >
Affi.
j 8. Kamang lava ta anna ?
Patseu-bsEurigh ki Rama tou pafi-
lala-an neni-asn.
3 9. Timang ta Sihqua, matta-hau-
ma ki varau ki ka\'aeuloung >
Dyk ki Alid.
40. Affi kaua ni-pafigqua-appa ta
ti Jefus Chriftus pakaligh ki Sihka-
qua pou-paensegh ki Sou tyn\' tou at-
ta-hauma-an, tou pa-yhkaqu\'-an-ap-
pa ki varau >
H\'ahei.
41. Dou k\'ma-hynna pattse\'i-ma-
ma-en hou ki mang, ka dyk ki Alid
ta matta-haumaä ki varau ?
Alei ka affi atta-hauma-an ki Sih-
qua pou-panag ki Sou ta varau ki
kamado-an nein\' maligh ra, tou Na-
nang-appa ki Alid.
42. Kamang ta poungas hia ka ka-
madou-ang ki Sihqua pou-panaeh ki
Sou, neini-am ka Tama-tna-mfing ?
\' Ka pou-pa2na2-*ash taneni neini-
£en tou Nanang ki Alid, ka ni-atta-
hauma-an ta varau nein alei ti Chri-
ftus-an, rou d\'lligh Tama-tna-\'mfing
ta neni.
4 3. Kamang ta poungas hia ki Sih-
qua pou-psenseh ki Sou, neinken ka
affi
37* datt De Daggelijc^
fcfte beföecftingen öieOoö ftjn
fcinDeten Doo?gaeng toe-fent/
geen ß jaffen boo? gate fonDe *
beenget.
38. IBatstjngetDan*
$aDe?lijtfce ftaatjDtnggen/
tot gare? be?betertnge*
39. IBiefcomtgettoe/Defott*
beute beigeben *
^Heerte <0oöt
40. feeft niet gjefttS
ßuiö ootfc aen be ^cbtenaeren
fijns fflooitg macgt gegeben/
om be fonöen tetoe?geben/ofte
te foonöen >
alleene be fonöen De?geben
ltan>
<£>m bat öe 25eötenaten Des
t©oo?ts öe fonöen niet en be?*
geben unt epgene? rnatgt/
mae? in öen name <0oDt&
41* iBat is Dan epgentliieft
tn öefen get toejcR öe? ^eöie*
naren Des? !©oo?öts / ont?ent
Den geioobigen*
£ae? aen te feggen in Den
name «ÖoDtS / Dat gae? gaere
fonöen om <£g?iat urille De?*
geben sgn/inDienfe tpae?lijtft
gelooDen.
43. n^atisinDefengettoe?c&
De? Kemenaten Deswmt&f
on*
-ocr page 147-afli Tama-tna-\'mling ?
Ka pou-panas\'ash ta neni neini-an
tou Nanang ki Alid, ka itou-kaqua
neini-an ta ngale ki Alid,rou afli fila-
la ta neni ki kourouan nein\' tna-
mfing.
44. Kamang ta alei, ki pa-attahau-
maan ki Alid ta varau ki Tama-tna-
mfing ?
Dyk ki kaharum-an ki kavse\'asn-
go-an ka kananadanadap ki Alid.
45-. Kamang ta alei ka tou panaeh,
ki pa-\'attahauma-an ki Alid ki va-
rau-nein\' >
Pas\'as\'mfingen ki Syhtatoukad-en-
appa ki Tama-Takarivseh ymyt\'-asn
ka ti Jefus Chriftus.
4<£. Afli kaua na oumamado-eta
mou-varigh ka attahauma-anki Alid
ta varau-eta ?
Afli ra: pa-dyk-en ta atta pamut
alei ki asmaghti Jefus Chriftus.
47. Oumhga-enhou ta mang, ki ni-
pas\'ae-mfing-an ti Chriftus ?
Saoufal, ta ni\'-illighen tyn\' ki Ta-
touhko 3 ki ni-px\'i-alalam-en-appa
tyn\'.
4 8. Iron attahauma-en kytta ki va-
rau alei ki aanagh ti Chriftus; Kaou-
mang ka pattae\'i-ouro-en-hou hnyn ,
ka attahauma-an ki Alid ta varau-
eta dykki na kananadanadap >
Alei ka afli ni-hi-jang-en ta Alid
ka araauh tyn1 tani-px\'^\'mfing-an ti
Chri-
onzent Den ongelobigen >
tóae* in öcn name «aobts
aen te feggcn / Dat Den toojn
<0o Dts op Ijae? blijft/inbien fp
infjae? ongeloof bolleen*
44- *©at is be oo?faecke / bie
<0obtaenb$ft/ ombe gefoo*
btgen be fonben te be?geben *
<De entKeïe ba^mfje^tigljept
en genaöige ItefDe<0öötS.
45 ♦ Wtltht is be iiptteenDige
oojfaecfce/ *xme?om 6obt gae?
be fonben bejgeeft t
^e genoegljboeninge enbe
boo?-biDbinge ban onfe
gegefttsClmlïns^
46. Zijn {jet ban onfe be?*
bienften niet/bjae?om<0obt
ons be fonben be?geefN
<0antfcl)eIijcft niet: maej
alleen gïjefcïjiet ftilcjt om lytt
bioetC(j?iaitoiïïe.
47. Wat bejüaet gp boojM
genoegboeningeC^iÖi >
Bepbe/ftjn geboo?faemliept
tot be Wtt I en ftjn Ujöem
48. iBae? bjo^ben ons be
fonben be?gebe om bes bïoets
CfeiÖitDiïle; i^oefepbetgöp
ban te boren / Dat <!5oDtons
De fonDen npt genaDe ütp
geeft i
Dat€>oDt niet fcflulDisr
tS De genoegDoeninge Cfciat
Chriftus, tou poudadaaeughan ki
kxuitting neta : Ka Alid-appa ta ni-
pse\'amiado ti Chriftus-an ka Tama-
Sihtoukat-ah ymyt\'-am.
49. Mou-mhga kou kaua ka ni-
hma-hei ta Alid pou-tauagh tyni-ssn
ki Tama-Sihtoukad y my t-sen, tou
pahavoung-en ki varau ymyt-\'^n
ruamado, rou ni-kamoei in tyn\' >
Hahei.
5-0 Affi kaua alei ki anna ka mat-
tse\'i-k\'ma-kow hia, Ka na kananadap
ta attahanma-an ki varan-eta , alei
ka affi ni-t\'oumimi-en ta hahavoha-
voung ymyt-\'asn, râ ni-t oumimi-an-
appa touTama-Takarivah ymyt-sen?
H\'ahei.
5-1. Affi kaua macyt taattakika-
tiktik-an ki Alid, ka atta-hauma-an
tyn\' ta varau ymyt\'-asn ?
Affi.
f %. Kaoumang ka affi macyt ta at-
ta?
Alei ka ni-pas\'se\'mfing-en ta katik-
tik-an ki Alid ki Tama-Takarivasgh
ymyt\'-aen.
^ Mou-mhga kow kaua ka ni-
pahavoung-en ta ymmid ki varau ki
Tama-tna-ffifing tou Tama-Takari-
va;h ymyt-asn ?
Hahei.
54. Ni-paha-lpough ta Alid mama
ki mang pahavoung ki varau-eta ti
Chriftus-an ka Tama-Takarivasgh
ymyt-\'sen ?
Si-
am te nemen / tot betaltngfje
boo? onfe fertile : <£>oc& Ijeeft
<5obt feibe ong €lj?ifi:um tot
eeniBibbelae? gcfcjsontïsetu
49- Be?ftaet ban / bat
<@obt gabt Tonnen onfen
3Bibbelae?banöem aftoijfen/
enbe be fonben in onö felfis?
ß?affen/inbieti ljp Ijab geteilt*
giaicfe*
10. ^ae?ombanfegfttge/bat
bet té tipt genaben bat on$ be
fonben beigeben 3tjn/<0m bat
be ß?affe tuet en ig geepfcljt
ban onö / mae? ban onfe p
ge: tönietfoo*
gae.
5 u fBae? ß?i}bt bit niet met
be retl)tbee?bigbeit <£5obg/bat
on$ be fonben Quijt-fefjelt*
$eenliet
52. H3ae?omniet*
<&m bat be retl)tbee?bigliept
<25obt£ genoeg gebaen boo?
onfe&o?ge*
53> Be?ßaet gl)p ban/bat
ooclt allefonberi be? geioobi*
gl)en 51311 gljeß?aft in onfe
Stege *
54. iBae? Ijoeïjeeft<0obton*
fe fonben Tonnen Ö?affen in
Cij?ißo onfe2$o?ge*
-ocr page 149-Sikounoung ni-fikidi ta ti Chriftus
li-mado tyni-aen ka karivseh-an-ei
tyn ymyt-sen.
57. Varau namamangta attahau-
ma-an kma-hynna ?
Ymmid ta varau nein1 kani-peri
ki Alid na yhkaqu-an myddaryn-
nouh.
S<S, Na mamang ta ni-peri kanna >
Ymmid ta neni ka Tama-tna-
\'mling.
5-7. Attahauma-an kaua ta varau-
eta tou kseu\'aghan katta ? fiasuh lava
ki kseuaghan katta ?
Tou kaeuagh-an katta.
S 8. Manno ?
Madys rou d\'lligh-kytta Tama-
tna-mfing ti Chriftus-an.
5-9. Akou-atash ta Tama-tna-mfing
ki Saou-fäl-an ki madllig matiktik,
ki atta-hauma-an-appa ki varau tou
kseuaghan katta: akoumea kaua ki
kamado-an ka Tami-eih nein\' ficeuh
ki kseuaghan katta ?
Hahei.
tfo. Pyppynna ta kamado-an k\'an-
na >
Rourouha.
61. Mang ta naunamou ki rourou-
ha kanna ?
Likough-eih aehpit ki vat.
iEhpit-ah ta man2 ki ni-kapa-
tei-an >
Tem katta ka ni-mouaryns: tou
kapatei-an.
63. iBh-
C^tßttg Ijecft gern reiben
b?pbnlltgliltjc& aen-geboben
om önfe&02gete3t)n
55- ^ieit tuten mtütn befe
fonben alöttg begeben *
ften allen bie <Dobt batt cctt-
Urigljept nptbej&oren l)teft.
56. iDte $i)tt bte nptbejko*
rene*
Stile bte gelooben*
57* 3Bo?benonfe fonben be^
geben ttt btt leben* of nae? tat
leben*
3jn btt leben.
58. IBanneej *
Cejftont algtop tMe?li}eft
tnCffttßum gelooben*
S9> $en be gemeenfcljap be?
feepltgen / enbe aenbe be^ge*
btng^e htt fonben litbben be
geloobtge beel tn btt leben:
3tjnöe? ooe& eentge ttoo^rec^
ten/ bte fp gemete na btt lebe *
60 f oebeel $ijn befe booi-*
rechten*
Ctoee*
61. löclcft t\'s fjet ee?fie bau
befe ttoee *
^\'opßanbtnge beg bleefclj.
62. xaat falbem banben boo*
ben opßaen *
<j£ben bat felbe bat booj ben
boobt geballent&
ü 63,
-ocr page 150-és- JEhpit-ah kaua ta vatti ki ni-
kapatei-an ?
Affi.
Kaumang ka affi likough-ah ta
vatti ?
Alei ka affi ni-mapatei ta vatti.
6 $. Pis-lpough kaua mapatei ta vat-
ti?
Affi pis-lpough.
66. Mamseh ta atta toumang ?
Mamaeh tou tinnin ki ymmid ki
ka\'aeuloung ka tou raeih nanaei, ka
pashfal ki atta pseh-shut padhdim-
dim, ka affi pis-para ki voual mapa-
tei ta vatti.
67. Itouqua toumang ta vatti ki
tamatna-\'mfing tou ni-kapatei-an
nein\' ?
Ara en ta neni pa-fabavau tou
tounuoun ki vullum pa-ouqua ki
Alid.
6 8. Mamadi ta atta toumang ?
Ni-mattas\'i-k\'ma-hynna ta ti Chri-
ftus ki Tama-l\'hpough kanna, ka ni-
lilala ka ni-pounavavaraeh lam tyni-
xm iè\'iaqua-ahkow linyn\' ki wx\'i
k atta lam jau-an tou Paradys.
69. Itouqua toumang ta vatti ki
ni-mauro kiryh ki affi ni-tna-mfing
fiaëuh ki ni-kapateiaen nein\' ?
Padarang-en ta vatti nein papou-
rarim touraroun ki kal^uhseu-en.
7 p. Mamaeh ta atta toumang >
Chriüus ta nkmattas\'\'i-kma-hynna,
ka
63. ^al De stele niet opftaen
ban ben booben *
<Bm bat öe stele ntet en tg
geiïo?Den.
65. öonnen ban be jtelen
coclt niet fte? ben }
66. watt tint blijcftt bat >
lint liet geboeïenbatt alle
bebolekcten bes taeteltg / bte
\'talie Dae? boo? gouden bat
be stelen ntet en ffe?ben met
benlttgame.
67. IDac? blpben ban be 31\'e^
ïen be? geloobtgen tn gaeren
Doodt*
J>n \\30o?ben op-ggenomen
tnben gentel bp^oDt*
68. iDae? ttpt blifcht bat é
^00 fp?atfc <£g?tfttts tot
ben boetdee?Dtgen |Hoo?be*
nae? Die met gem Dne?t gge*
ft?ttpft; ï^eben fnit ggp ntet
mptn \'t$ataDi}$5tjn*
69. wm blpben be 3telen
be? goötloofen en ongelobd
gen na gaeren boobt *
too?ben t*e?ftooten m
Den afg?ont be? geilen.
70. l?3ae? npt bltjcfct bat *
€g?t(ïus feggt / Dat feetfeere
goDfc
-ocr page 151-ka ni-mapatei ta faat ki ni-mauro ki
ryh ka ni-mavangei, ka ni-mattas i-
voulavoulas tou kalxuseu-en alei ki
varautyn.
71. Irou affi likouh ashpit ta vatti,
likough-ah ta mang ki ni-kapatei-
an?
Voual.
7 2. Voual na mamang ta likough-
ah?
Voual ki ka\'asuloung ka ymmid
ka ni-mapatei.
7 3. Säl-a käua likoug, ta ni-matik-
tik ki ni-mouro-appa ki ryh ?
H\'ahei, likough-ah ymmid na ma-
mang lava ta neni.
74. Mou-mhga ko^ kaua ka Ii-
kough-al appa masuagh ta voual ki
ni-mauro ki ryh ka ni-mapatei eh-
geieia, toupa-falikoug-eih neini-an
ki vatti-nein\' mamado ?
H\'ahei.
7 f. Maeuagh-al-appa kaua myhka-
qua ta ni-mauro ki ryh ?
Hahei, myhkaqua affi mapatei-ah
ta neni.
76. Mattse\'i mama ki mang tana
fou ki Alid, ka tubb\'gan-eih ki mau-
ro ki rygh ta kapatei-an ka myhka-
qua myddarynnouh ?
Main\'ah ki kapatei-an ka affi mou-
liatak^u\'aghan nein\'.
77. Mama-ah ki mang ta anna ?
Affi mouli-\'ah pei\'alalam ta neni
ki
goötloofe fte Ün?f/ enDe
De&laeggöen fteg fijnDe? fon?
Den tnDe gelle*
71* gnötctt De fielen met en
De?rijfen / tuat falöe? Dan Dan
Den DooDcn op-ftaen £
Be Itcgamen*
72. fflitn$ Itcgamen fttllen
be?rijfen ^
«De Ildamen Dan alle men^
fegen Die gcfto?Den 3jjm
73* pullen DepDe/recgtbee?*
Dtgge enonrecgtbee?Dtge De?*
rijfen *
SJae alle / fonöe? onDe^
fegept*
74. ©e?ftaet ggp Dan Dat ooft
De Itcgamen De? gotstloofen
fcütDe? fttllen leDenDtgg fcio?*
Den / enöe De?eentcgt met gare
epgene 3iele *
75. €n fttllen Dan De goDt*
loofe felfö ooefe altijöt leDen i
gatfe / s en fallen met ße?*
Den tn De? eentotggept*
76. e feggt Dan <0oDtjö
J©oo?Dt/ Dat De gcDtloofe Den
eentutgenDooDt D?aggen fnl*
Uni
fae? leben fal 3tjtt gelijcfc
een altijt-DtterenDe DooDt*
77 &oeDatfoo>
j>pfüllen eentotgglp 3 Ö"
& i Dol
ki kahimkouan ki kapateian.
7S. Rou k\'ma-hynna kanna, kaou-
mang ka affi mapatei-ah ta neni >
Pakailhgeih ta neni kma-hynna ki
rima ki Alid ka Tama-psemsemaeh
neini-sen, ka affi pis-lpough-ah ma-
patei ta neni.
79. Van\'-ei koh hnyn\', mannini-
al-ato tou kidi ki mang ta aspit-eih
ki ni-mavana ki ryh, kx likough-eih
ki mouro ki ryh ?
Tou ouro tou atta, ka affi pseseh-
pit-eih ta neni tou pahkaulaula ki
kailhgen.
8 o. Tou kailhgen ki mang ka pse-
ashpit-eih ta ni-mauro ki rygh ?
Tou kailhgen ki Alid ka Tama-
psemaemadi neinisen.
g 1. Mamei mang ka \'ou-mhga-en-
hou ta anna ?
Ipit-eih ta neni pae\'sehpit tou kailh-
gen moukouna ka ynnag-en nein\':
mama rou vihit-in ta tama-pou-varau
tou ni-poufangat-en tyni-sen pouqua
tou itouquan ki lalpough-an.
8 2. Likough-ah ashpit tou kailhgen
ki mang ta ni-matiktik ki ryh ?
Tou kailhgen ki ni-likough-en
ashpit ti Chriftus.
8 5. Mamei mang ka\'ou-mhga-en-
hou ta anna ?
Joep-an ti Chriftus ka itouqua nei-.
ni-£enkaTama-tna-\'mfing}patim£eu-
ss\'-ah ki voual nein\' ki ni-kapatei-an
atei ti Chriftus-an, mama ki ni-£ehpit
bol ban boobelijcKe fmejten*
78. ^öatfoö/toaejomöe^
benfe banntet*
S^oo? be (janbt <6obeg jja*
teg $ecljte?g bjejbenfe foo
fte^&t/ batfe met en ße?bcn.
79* ^egfjtmpbannn/toae?
tnbe^fcjjeelt be opftanbtngfte
be? boomen ban be opftanbtn*
ge bejgobtloofcn*
€nü ()te> tn I batfe met en
toojöen op-getoecfet boo? be
felbekjacftt*
8o btat fcjacljt too?*
ben be gotJtloofc op-getoeefct*
^oo? be H?acj*t <0obtg jja*
teg ütetfjte?g>
8i ipoebejßaetgöpbat*
too?ben op-gljetoee&t
met getoelbttegenjjarentotk
le: gelijcfcmen een nttfbabtge?
fleept ttpt ftjn ftejcfce? nae be
recfjt-plaetfe*
tDooj ttrat fc?acj}t fullett
beb?omebe?tpn*
^002 be fcjacöt ban be be?*
tgfrentCTe€f|?tfti
83, ^oebe?ftaetgfjpbatf
Äeff €fj?tdt bte tn
ben geloobtgijen tooont / faf
jjate ltc&amen op-toecften upt
1 benbooben omClmöttotUe/
eben
-ocr page 153-tati Chriftus ki ni-kapateian tyn\' teni
kanna ki Joep-an.
84. Kamang ta kararouha ki pani,
tou likough-eih aslipit ki ni-mauro
ki ni-mavana ki ryh ?
Atta i ka affi likough-ah ta neni
sehpit tou teni ka mahkaulaula ki
limoulimou.
8 5-, Alei ki mang ka likough-ah
sehpit ta ni-mauro ki ryh ?
Alei ki peialalam-eih nein\' ta ka-
hymkouan ki kalasuhasu-en ka myh-
kaqua myddarynnouh.
Alei ki mang ka likough-ah
xhpit ta ni-mavana ki ryh ?
Alei ki pakarei-eih neini-sen myh-
kaqua myddarynnouh tou tounoun
ki Vullum.
8 7 • Kamang ta katatouro ki panini
tou likough-eih sehpit ki ni-mauro
ki ni-mavana ki ryh ?
Atta; ka affi likough-ah ta neni
sehpit tou mahkaulaula ki keirang-
en ki kidi.
8 8. Mamang-ah ta kidi ki ni-mau-
ro ki ryh fiseuh ki ni-likough-en
nein\' aehpit >
Mahkaulaula-ah ta kidi nein ma-
kalahei tou nxi, rou affi-appa ni-
mapatei ta neni.
8 9 • Moumhga kow kaua ka mou-
pasnje\'a-h ta neni rouman lava ki
Voel nein\' ka na ehgeieian, ka ma-
eben gelijtft <£g?ißus boo?
öenfdben^eeö itptöcn Doot
op-geSaeni&
84. HMclusgettfcöeeDe on*
De?fcfiept/ tuflegen be opßan*
Dinge be? goDtloofen/enDe be?
b?omen *
⁢ batfe bepbe niet en
füllen opßaen tot een enbe get
felbe ejmbe*
85 matt toe füllen be goDt*
loofeDe?r|jfen>
Cot eeimngge fme?ten be?
gellen*
86. itDae? toe fulien be b?ome
be?rgfen*
Cot De eenttsige tt?euggDen
Des Remels*
87. IDelcft is get be?be on*
De?fcgept / tuffrgen be opftan>
binge be? gobtloofen / en be?
D^omen £
<Dit: Datfe niet en füllen
De?rpn tot Den felben gee?*
iijcken ßaet
88. iBelch fal Den ßaet De?
gobtloofen sijn / nae gate be?^
rpenifle*
^ooDanigg als bie g etoeeft
iS boo? garen DooDt / in Defe
toerelt.
89. Be?ßaetggpDatfe füllen
om-gangen $ijn / met Die felbe
Ucgamen/ ftincfcenbeDan toe*
£ 3 0Ötn
-ocr page 154-lankfo alei ki varau , ka madading,
ka maälam, ka affi mafahkit, mama
kalhei ka tou kxuaghan k\'atta ?
Hahei.
90. Mama-ah ki mang ta kidi ki ni-
mavana ki 17h, fiäeuh ki ni-likougen
nein\' ?
Ouhang tou keirang-en maras-
mas-ah ta kidi nein\'.
91. Itou kidi-ah ki man g fiouro ta
kidi ki keirang-en k\'atta ?
Tou atta; ka kasuhmahkaulaula-
ah ta neni ki voual ti Jefu Chriftus
tou keirang-en ki kidi.
92. Affikaua likough-ahsehpit ta
Tama-tna-\'mfing lam ki voual kanna
ka ni-itouqu-an nein\' tou kaäuaghan
katta?
H\'ahei, ra ouhang-eil-ato pafilala
ta voual k\'anna >
91.. Mama-ah ki mang ta pafilalaan
kanna >
Hami-eil-ato ta voual nein\' ym-
mid ki affi kafahkit-en, ymmid ki
kavouflbuk-an ki varau, kauro-eih
ta neni pidada , mama-ah ki kidi ki
Joep-an, ka ouhang marasmas-ah ta
neni.
94. Kaumang ka paaehpit-eih ta
voual nein\' ka rie ? kaumang ka affi
piaeh ta Alid neini-an ka Tama-tna-
\'mfing ki vouel ka pani ka vahaeu ?
Alei ka m2tiktik ta atta ki Alid,ka
pafakirou-eil-appa tou tounnoun ki «00bt / bat bte ftlbe ItCljameh
Vul- bit
gljen be fonben/mtfmaecfct/
ft?ancït/ fumcfc / gelijc&fem
bit leben5ijn>
9atcft»
90. toebamglj fal ben tfact
be? <0obtb?ncf)ttgen 3ijn nae
i?atebe?t:ij(fent{re>
ïlptnemenbeïjee?ïfjc&
9 r * l®ae? tn faï tttfonbe^jept
befe gee?lijcfcgeptbeaaen *
Bae? tn j öatfe jjet bejljee?*
ïijcUte ïtrtjaem Sief«
fnllen gclijcftfojmtglj 3tjn,
gullen ban niet be ge*
loobtgenbejttjfenmet öefelfce
ittijamen / btefe in bit ïeben
geöabtljebben*
•fafe/mae? be Itcfjamen fttlle
gjootelijc? be?anoe?t toefen *
93. tDatfalött 5iju booj een
bejanbertnge *
j)are lichamen fnlïen be?lolï
$tjn ban alle ftoackjjept / ban
alle onrepmgbept bei fontien/
fp fnllen siju öaüeztï?^ ffcltjclt /
geeöeltjrit/ en ganfcg fjee^
lijdt
94> JBae?om fttlïen jttpff be
ftlbe lichamen toe?ben opqu
biecltf> üjae?om en geeft <0obt
niet aen be gcioobtgen een an*
be? niento liefjaem >
<&m bat bet recftt bp
Tatar ki Tna-mßng-an ki Chrißang.
Vullum ta voual k\'anna ka ni-macyt
tounseihia kivarau.
9f. I-lpough-en ta atta mama ki
mang, ka likough-ah masuagh ta
vouel kanna,ka ni-kannin ki d hyng,
ki ajajani, ki kourey, ki panini-appa
ki ka\'asuloung dou roumang ?
I-lpough ki Alid ta ymmid ki ma-
mang.
9 6. iEhpit-ah ron manno ki ka\'asu-
loung k\'mahynna ka ni-kapatei-en
nein1 >
Ton was\'i ki fiäsuh; rou irouah ta
ti Chriftus maurarira makka toun-
tioun, alei ki pasmasmseh-eih tyn ta
ymmud ki Nsei.
97. Mamt\'ah ta mang tou ouro ki
likough-en ?
Mei-joepjoep-ah ta Tama-Gnan
ka fibavau tou pei-ei-i\'joep-en ki
Alid, ka pasehpit-eil-ato ki oeni kan-
na ta ni-mapatei,ka likoug-ah ta neni
makkarbo ki ravaravak.
9 8. Mama-ah ki mangh ta kidi nein\'
ka masuagh-äl-appa tou wae\'i ki irou-
eih ti Chriftus ? fiouro-al-appa kaua
mapatei ta neni, ka mila-ah likough
mseuagh ?
rä s\'oum-aul-ato ta neni pafi-
lala ki kidi, rou ni-tna-\'mfing ta neni
ti Chriftus-an.
Die Dae? Ije&ben geft?tben tt>
geti£ De fonöen / ootk loe?öen
geft?oontinDen)|emeï.
9 v Mwi öoe \'t mogelijcfc
Dat De lichamen ineDe? ïeDen*
DttJ) D30>Den I Die Debiffcljen/
De Dieten/De &o?men/jae font*
tijbtjEfanDere menftljen gege*
tenfjebben*
Stfle Dingen 5ijn mogeïijcft
bp <0oDt
96. U3annee? fullett De men*
ftljen alöi$ DanDen DooDen
op-ltaen >
CengongÖenDage; bjan*
nee? <2Tl|?ilhi]S DanDen^emel
af-Daïen fal / om De gantfcöe
$e?b e te oö?beelen.
97. !ï)at falbe? gljefcljieben
boo?be opftanbinge*
«Den ^t^angel fal blafen
op De ^afupne <£5oDt£ / enDe
Doo? Dit gehlantft fullen De
DooDen op-gevuecfot Ujo?ben/
enDe ttpt Den g?abe op-ftaen."
98. Hat? Joe fal t toegaen
met Die gene Die tiotl) lebeiv
Digljfulïen 5lju in Dien Daglj
De? totfeomtfe Cö?iSi^ fata
Dienocl) ee?Ö iïe?ben / en Dan
toebe? lebenbigö tuo?Den t
Heen/mae? fp fnïlen ïjaelle*
lijtfc Dan gebaenten tuotben
be?anbe?t / inDienfe in
ftum Ijebbcn gelooft.
9 9. Matts\'i-tyng-ä hnyn ki fou,
itoukidi-ah kimang ta likough-eih
aehpit ki ni-raauro ki ryh ?
Tou atta: ka likough-ah ta voual
nein\' sehpit ki ni-kapatei-an,ka papa-
fal-an-eih ki vatti nein\', ka aringan-
eih fmakiqua ta rourouha kanna tou
apoei ki kalasuhseu-en.
100. Mattas\'i-tyng-ä, ka itoukidi-ah
ki mang ta likough-eih sehpit ki ni-
mavana ki ryh ?
Tou atta: ka likoug-ah ta voual
nein\' ki ni-kapatei-an, ka papalal-an-
eih tou kairang en ki kidi ki vatti
nein\', ka\'ar-aul-ato ta rourouha kan-
na pouvavau tou karaijen tou toun-
noun ki VulLum.
101. Rourouha ta kamadoan ka
tammia-eih ki täma-tna-rnfing fiäsuh
ki kasuaghan k\'atta 5 mattas\'i-kaha-
kytta hnyn\' mafoufou ki naunamou,
kämang ta kararouha ?
Kasuaghan ka myhkaqua mydda-
rynnouh.
102. Ou mhga-en-hou ta mang ki
ksuaghan ka myhkaqua myddaryn-
nouh ?
Keirang-en kanna ki kidi ka ou-
liang irang, ka ni-tanang ki Alid ka
a neini-ah ka nmae aen.go tyni-sen
tou tounnoun ki Vullum.
103. Pouka ky di-en-ky tta fmoulat
mama ki mang ki ni-Padadingian ka
ti Paulus ta keirang-en ki kidi kan-
na? Kma-
99* Jbeggt nu ko?teli}c&/
toae? tn tseöaet De opftaitDinge
De? goDtloofen *
^ae? tn: Dat gate licgamen
fttiïen opftaen upt Den DooDt /
fp fullen De?eentggt ttio?Deu
ntet gaete stelen/ enDe Die bep*
De gemo?pen iao?Den tn \'t Dte?
De? geilen*
100. ^eglttntedeftojteljjcfe/
tuae?tn beüaet De opftanDinge
De? D?omen >
<&m in/gave licgamen ful*
len opftaen tipt Den Dooöt / fp
fullen met gate stelen tn gee?*
lückgept tuo?Den De?eentggt /
en Die bepDe opgenomen tuo^
Den inbeb?eugDeDes Ijentels*
ion «Dae? sijn ttuee boo?*
tecgten Die De geloobigen ge*
nieten fullen nae? Dit leöen; nu
gebben Uin gefp?oken fcan get
ee?fte/ toelcfe is get tvoeebe >
feteeunrigeleben*
roz Wat be?ftaet ggp boo?
get eeuuiigeleben*
^ien uptnemenben gee?lijt*
ken tëaet / Die <23oöt berepöt
geeft boo? De gene Dte gent lief
gebben tnben ï>emel
103. ï^oe befcg?i)ft ons ben
SlpoSel paultts De gee?lijrk*
geptbanöefenftaet*
Kma-hynna; Aoußi ki matta [ koun
tyri~] kd ni-kmyta ki anna, aoujji ki
tangira ka ni-millingigh kïanna, ka ajji-
appa ni-mcekdak\'in ta atta tou tintin ki
kdauloung. i. Cor. 2: 9.
104. Kaoumang ka mattse\'i-k\'ma-
hynna ta ni-Padadingian ka ti Pau-
lus?
Alei ka paoumhgeih tyn\' kiatta
ymyt\'-sen, ta keirangen ki kidi ka
ouhang irang > ka atou alalak-\'ah ki
Alid.
10Pou-panseh-a jauan ki ma-
mang ka mafaoun tou keirang-en
kanna ki kidi.
Siouroninnim ta kidi kanna.
i o6. Karnang ta kidi ka naunamou
Ki keirang-en kanna ?
Ka itou kaqu\'-ah ta Alid tou tintin
ki Tama-tna-\'mfing ki Joep-antyn\'
ka D\'lligh Matiktik.
X 07. Kamang ta kararoulia ki kidi ?
Ka \'k-da\'ceu\'-ah ta neni kmalang
ki Alid , tou pouraryh-en neini-sen
ymmid ki kavana-an psehdimdim
ka makka-vullum.
108. Kamang ta katatouro ki kidi?
Mahkaulaula-ah ta neni ki Tama-
Hagnau tou katiktik-an, ka tma-
mud-ah ta neni myhkaqua loumou-
lougbkiAlid.
I0?. Kamang ta kaahpat ki kidi
ki keirang-en kanna?
Mat moei-ah ta neni ki karai-jan
itou-
#lbug; Deooge (feghthy)
heeft het niet gefien, de oore
heeft het niet ghehoort, noch
\'ten is in het herte des men-
fches niet op-gheklommen. 1*
€0?. 2:9.
104. ti3ae?om fp?eecïu ben
^ipoftei $aulug op befe tuij*
fe>
<Dm ong bae? boo? te be?*
Gaen te geben/ De nptnemenbe
5?ootljept ban De ftceiIijcU^
ïjept be?!unberen<6obtg
105. jfeae? fegljt mp eeng
eenige De? boo?naemJïe Deelen
befe? ïjee?lijekiiept.
^»efe3tjn infonbe?bept feg.
io6 iBelcliig l)etee?tte Deel
befe?5ee?lijcfci?tpt*
<®at <OoDt eenbjigjlijcft itt
De lje?ten De? geloobigen teoo^
nen fel boo? fijnen lx <C>eeft.
io7 mtltk tg liet tteeebe *
^atfe <s5oDtboifeomentlp
füllen Hennen/enbe aengebaen
füllen 3tjn met een&emelfclje
toijffiept banalleg.
108. iBeïefc tg bet be?be Deel*
J>P füllen De Engelen ge*
lijck 3ijn in recïitbeeibigfjept/
<6obt altijbt Dienenbe enbe
lobenbe.
109. iBeïdt ig Jet bie?be Deel
Defe?i}ee?lütkïiept*
füllen bol $ijn ban een
£ on*
itouqua ki Aiid ka affi pou-lpough-
eih pou-kidi.
no. Kamang ta kararymma ki kidi?
Maki-valeiah ta neni ki kama-
mfing-an ka mahouvar ki ymraid
ki kavangei-an: ka mamang-appa ki
k\'akiap-en tammi\'ah ta neni.
hi. Kamang ta k\'annum ki kidi
ki keirang-en kanna ?
Myhkaqu-ah myddarynnouh ta
ymmid ki mamang k\'atta tou aouffi
kilimou-limou.
112. Timang ta fixtxtxh ki kasu-
aghan kanna ka myhkaqua mydda-
rynnouh nemiam ka Tama-tna-
mfing >■
Dyk ki Aiid; ka dyk teni-an ta
tboar ki kasuaghan, dyk-appa teini-
an ta akouligh ki kasuaghan.
113. Itoumado-an timang tou Akou-
me\'-an ki Aiid ka üxtxtxh ymyt-
xa ki kseu\'aghan ka myhkaqua
myddarynnouh ?
Ymmid ki tatouro ki Itoumado-
an : rä fiouro ta ti Jefus Chriftus ka
Alak ki Aiid.
114. Siastsetseh mama ki mang ta
Aiid Rama ki kseuaghan ?
Mama ki tboar ki ymmid ki kasu-
aghan,ki Alak,ki Joep-an ka D\'lligh
Matiktik.
21 y. Si-astastash mamakimangta
Aiid Alak ki kasuaghan ?
Ki Joep-an ka D\'lligh Matiktik.
11W\'. Si«taetssh mama ki xnangta
onbeg?ijpelijcfce b?engljbe ut
no. HMcfctsljetbijfDeDeel*
füllen gentetcn De bolle
genoecgfaemljepbt Dan alle
goeberen: en iuat fp begeeren /
fallen fpbefttten*
nr. Wt\\th is Ijet MtDeel
be?bee?lijcM)ept*
Stile bete Dtngen fallen een*
trnglj Dnpren enDe nopt epnbe
nernen*
Wit Deplt Dit eentmge
leben tipt aen Degeloobtgen *
Sflleene <£>obt,a!$ bie alleene
ts be fontepne bes lebens / en
bie obe? Ißt leben macfjt Ijeeft*
113^ ^at$e?foonm\'t<!5ob:s
belljcfte tuefen Deplt ons Dtt
leben npt *
Stile De D?p )3e?fonen t mm
bpfonDe?ltjcfc %th\\& €g?t8ttg;
De ^one <0oöt0.
114. ^oe Deplt <0oDt Den
be? bet leben npt}
een fontepne ban alle
leben/ boo? Den ^one/en Doo?
DenJ|:€>eelt
115. i|oe beplt <0oDt be
ne get leben npt £
Boo? beul: 6ee&
116* öoe Denlt Den
Joep-an ka D\'lligh Matiktik ki kasu-
aghan ymyt\'-aen ?
Ki mamado tyni-asn.
117. Ni-pattasi-mama-enhou ki
mang ton ouro hia, ka fiouro-ah lih-
qua foetastseh ta ti Jefus Chriftus ka
Alak ki Alid ki kaeuaghan kanna
ymyt\'aen >
Alei kani-fiouro mouvarightati
Chriftus ki paki-valei-auh tyn\' ta
kei-rang-an ki fihkaquan k\'atta, tou
jii-poeialalam-en tyn\' ki kapateian.
118. Na mamang ta neni ka p^p\'-
an ki kasuaghan ka myhkaqua myd-
darynnouh ?
Pas £-ymd-an ta atta pihga neini-
^n ka ni-peri ki Alidna yhkaquan
myddaryanouh.
119. Na mamang ta neni kanna, ka
ni-peri ki Alid paouqna tou kasu-
aghan ka myhkaqua myddaryn-
nouh ?
Ymmid ka dyk ta neni ka pa-fi-di-
lihgen pafi-lala mouqua ti Chriftus-
an.
120. Mou-mhga kow kaua, ka affi
pafilala-en ta ti-mamang paouqua ti
Chriftus-an, dyk neini-asn kanna ka
ni-peri ki Alid na yhkaquan mydda-
*ynnouh paouqua tou kasu\'aghan ?
^\'ahei:dyk neni k\'annata pafilal\'-
an paouq^ ti Chriftus-an.
IZI\' ^aka-shut-en-hou ta atta ki
mang ?
Mat-
^nriitenaoms. 70
liet leben smmignpti
117. Mm goe fepb* gijp tt
boren/ Dat 3th\\& Onfius be
^one <0obtg m\\0 bpfonbej?
ibit leben tipt mkn fal ï
<êm bat €&ilïus befe toaej*
btg^epbt bpfonbejïijcH geeft
bedient / böo? fjet iijöen fijng
boobt&
118. wit fijnbie gene/ aen
be töèlckefjet tetibjiglj lebett
gegebenbjojt*
3111 e bit gene/ bie <6obt ban
eeubjïgjepbt npt-bejkoten
fjeeft*
it9. Wit fijn bie gene /bte
<6obt tot öet eeutDig!) leben
jjeefttiptbe$oten*
2111e enbe aïïeen bie gene/bie
taacaiijcK tot Cjj^iÖum ÏMp
ben belteen
120, Beiöaet gïip ban/bat
ttiemant in bit leben bekreet
en too?t tot €J)?ifttint/batt be
gene bie <5oöt ban eentxng*
ïjept tot !}ct leben nptbe^o^
ten Ijceft £
5a trlttbefe alleen $ijn \'t bie
tot Cj|2tüum tooien bekeert«.
121. mm ntebe betop glip
bat*
Mattae\'i-kma-hynna ta ni-Pada-
dirigi-an ka ti Paulus; Timamang ka
ni-fitanang-en Jikidi ki Alid ni~
pakairang-en-appa tyri ki kidi neini-
an.
122. Kamang ta alei ka paphaen ki
Alid ta kseuaghan ka myhkaqua
myddarynnouh neini-aen ka ni-peri ?
alei kaua ki na ringei nein ka ma-
riang >
123. Kaoumang ka affi ouvarghan
ta kaeuaghan ka myhkaqua mydda-
rynnouh ta ringei-eta ka mariang ?
Alei ka ringei-eta ka mafaoun ap-
pa mariang tou kaeuaghan k\'atta
myhkaqua affi man an seh matiktik.
124. Pattse\'i pouk-auh ki mang
alei ki atta ?
Atta j ka affi-kytta maulpough
mouvarigh ki kaeuaghan ka myhka-
qua myddarynnouh ki ringei-eta ka
mariang.
12 Kaoumang?
Alei ka affi oulpough-en mouva-
righ ta kaeuaghan ka myhkaqua
myddarynnouh, dyk tou illighan ka
minananaeh, ka affi paki valei-en ta
atta ymyt\'-aen.
12 6. Irouappa kanna pounanang-
en tou fou ki Alid ka na ouvavargh
ka than ta kaeuaghan ka myhkaqua
myddarynnouh ?
Matiktik ta fou kannaira na ouva-
vargh ka than ta kaeuaghan, affi tou
k*eu-
^00 fp?eeckt Den SCpoftel
PauïtlS ; Die Godt te voren
heeft: verordineert &c. die heeft
hy oock verheerlijckt.
in* ïöat ftctDceöftt «^oöt
Den ttptbejkorenen get eeutots
ge ieben te getrnt * 30n De goe?
toe?cken De? felbe? Dae? Dan
oo?faecke *
$eenfe/ geenftntS*
123* I0ae?om bektenen on*
fe goeDe üjejcken Jet eettunge
IeDenntet>
<®m Dat onfe bette toejtken
felfs tnDttleben nocg altijDt
onboïmaeekt 3tjn*
^tt; Dattoe Dan oock Doo?
onfe goeDe ioe?cken get een?
bngge !eben niet en konnen
De?Dtenen
125* ïfoefoobat*
<0m Dat get eeuttrige ïeben
ntet en kan toe?Den DejDtent /
als Doo? boïntaeckte gegoo??
faemgept / Dte bp ons ntet te
btnDen ts.
ix6 ^orgtanS lü02t get ttiu
totge ïeben genoenit een ïoon
tn«pöDeS!Boo?Dt*
\'tgstoae?: Doeg een ïoon
ntet naefcgult/mae? naege^
naDe»
-ocr page 161-kasuitting-en , ra tou kanadap-en-
appa.
117. Aouffi kaua ki mamang ka tou
panseh ki Alid,ka alei-en tyn pasphae
ymyt\'-asn ki kseuaghan ka myhka-
qua myddarynnouh ?
H\'ahei akoumea.
128. Kamang ta. anna ?
Na ou-vavargh ki meirang-eta ka
ti Jefus Chriftus.
129. Ni-pattse\'i mama-en-hou ki
mang tou ouro hia, ka phaen-kytta
tou kanadap-en ta kseuaghan ka
myhkaqua myddarynnouh ymyt-
a?n, rou psepaen-appa ta atta alei ki
ni-ouvarghan ti Chriftus ?
Alei ka ni-phsen-kytta tou kana-
dap-en ta ti Chriftus ka mitat\'mouk,
laoufal ki ymmid ki ni-ouvarghan
tyn\'.
130. Pise ka manno ta Alid ki kaeu-
aghan kanna ka myhkaqua mydda-
rynnouh neini-sen ka ni-piri ?
Pise ta Alid neiniasn ki naunamou
kanna ton kaeuaghan k\'atta: ra kana-
nseg-en ki anna phaen tynJ neini-sen
fiaeuh ki kaeuaghan k\'atta.
131 • Makivalei rou manno ta neni
ka ni-peri ki naunamou ki kaeuag-
han kanna ka myhkaqua myddaryn-
nouh?
r«u ahquan ki kidi, madis rou
d Tna-mfing ta neni ti Chriftus-
an. 6
132 • Mama^h toumnag ta atta, ka
ma-
nabe*
1x7. I^ae?i$\'e?ntetgbttptett
<0obt/toae? boo? Jp aengeb?e*
bentoo?tong Jet eeutoige \\u
bentefcjenc&en*
nB. iBatig bat*
<Bt be?bienften onfeg I?ee*
ten gefti £ J?tttt.
12.9- e fepd\' gjp bo ten/
bat ong Jet eeubrigje ieben
too?bt gefcjonc&enupt gena*
be/ bae? Jet ong bocj gegeben
toojt om be? be?bienften € J?i*
tti bitlle *
<Bnx bat ong ben gantfe Jen
<CJ?iftu0 / met alle 3ijn be?*
bienften / npt genaben gje*
fcjoncfcenig.
130. t^annee?fcjencftt<0obe
bit eentutge Ieben aen bupt*
tj^feorene *
€>obt fcjencltt Jae? Jet be*
gin beHelfg in bit ieben: mae?
be boifeomentjept ban bien
frjencftt Jp Jae? na bit Ieben.
131. HBannee? ontfangen be
nptbe?feotene Jet begtnfei be*
fegeenUJigett iebeng*
<S?binati0/ foo Jaeft afe
fp in <£J?ifttmt gelooben.
132. iDae? npt blijeftt bat /
-ocr page 162-fnaki valei ta Tama-tna-mfing ki nau-
namouki kseuaghan ka myhkaqua
myddarynnouh , madis rou tna-
mfing ta neni ti Chriftus-an ?
Mamseh fiouro tou ninnim ki ma-
mang.
133. Kamang tanaunamoukapa-
ka-semash ki atta ?
Atta: ka mouraryh rou anna itou-
qua neini-an ta Joep-an kad\'lligh
matiktik.
134. Kamang ta kararouha >
Ka repung ta neni rou anna k\'nou-
namou kmalang ki Aiid.
13 ƒ. Kamang ta katatouro >
Ka manounamou ta neni rou anna
mavas\'asngö ki Aiid tou ahqu-an ki
Tatouhko tyn\'.
136. Kamang ta kaahpat >
Ka pa-naunamou-en nein\' rou an-
na patinnih tou tintin nein\' ta karai-
jen ka makka tounnoun ki Vullum,
ki kaharyppourang-en-appa ki hyn-
naua nein\' ki Aiid.
137. Kamang ta kararymma ?
Padi-naunamou ta neni rou anna
pxhdxxua psehshut ki Alid,tou ym-
mid ki mamang ka limouk-en nein\'.
138. Kamang ta kainnim >
Maja-nounamou ta neni mama-
mat rou anna tou hihtadd hgen ka
mashut ki ka-mamfing-an ka mana-
nxh ki kariang-eih nein\'.
139. Pattssi douk-au-mhou paka-
shut
Dat De geloobigen een begtnfeï
bes eentetgen lebens om fan*
gen / met Dat fp in «Hmfttmt
gelooben t
Bat tüjifu infonbe$epbt
aen fes Dingen.
13 JBeicft is öet ee?üe Daej
Dit in tefiems*
Bit: Dat alföan Den ^
<&zzü in 1} ae? ftotnt tooonen*
134. HMclte is Jet ttoeeDe *
Batfe alföan beginnen
<Doöttt ftentietu
135- Wxltk ïüfiet De^De*
Batfe alföan beginnen
<Doöt lief te bctoben/enöc naej
136. lOeldtisget btejbe*
Batfe alföan beginnen in
ïjae? beu te boelen een ^ernel*
fclje blijöfcljap/ enDe em gifje*
rnftfjepDt gare? €>ebieten in
<aoöt£
137. IBelcft is ïjetbijföe^
j&p beginnen ïjae? alföan
t\'eenemael te bezaten op
6oDt / in alles toat Ijae? noo*
Digg toefen morfjt.
138. IMckeiS (ietfeÖe>
<§P beginnen alföan met
een baöe bope te uejteaeljten/
De bolfeomene bolt?echtng|je
ban bare gelucfcfaligbept.
139,3©ae?mebebeU)pgbpy
Dat
-ocr page 163-shut ta atta tou mang, ka akoumea
ki naunamou ki kasuaghan ka myh-
kaqua myddarynnouh ta neni ka
Tama-tna-mfing >
Tou na fou ti Chriftus, ka pattas\'i-
mado-en tyn , Timamang ta tna-
\'mfing jauan ( koun tyn ) akoumea ta
teni ki kteuaghan ka myhkaqua myd-
darynnouh. Joh. 6: 47.
140. Ra manadap-appa mahariou
ta Alid mama ki mang ki kata ra
aeughan ki kasuaghankannaneini-
asn ka ni-piri ?
Tou hamami-an neini-am ymmid
ki mamang ka affi mansenseh ma-.
mfing, tou roudou-en-appa maffi-
kouvar neini-asn ki kavas\'asngo-en
ki kanadap-en tyn.
141. Mamut dou manno ta atta ?
Madis fiseuh kmi-kapatei-en nein\',
douara\'n ta vatti nein1 pa-fa-bavul-
lum: ka mam\'t-ah ta atta tou kidi ka
mafaoun tou keirang-en tou likoug-
ei ki Vouai nein\' tou was\'i ka fiäbuh.
Hmahei-kytta kaua mashut
mavana tou kseuaghan k\'atta, ma
lavaka ni-paki-valei-neta ta nauna-
mou ki kaeuaghan ka myhkaqua
myddarynnouh?
Hahei« hmahei-kytta mavana ki
anna. J
143. Mavana-ah-kytta ki atta tou-
mang?
bat bte gene bte gljelooben /
reetg in Ijae? reiben Ijebben ijet
begmfel beg eettungett lebeng*
feïf/Die in my gelooft, fegljt
pp / heeft het eeuwighe leven,
300.6:47,
140- Ifèae? ïjdc fefjent&t oot&
nu opobt be bolftoraentjjept
beg lebeng aenbe flptbe$o>
rene*
^oo? toetïjnemtnge banaï
bsat in Ijae? onbolmaetktig/
enbe boo? een nrilbe ttptfio^
tinge fijne? Itefbe enbegenabe
14U H3annce?gefcljictbiu
€e?$ont ttac faren boobt /
alg fiate stelen tnben ftemeï
bie?ben op-genomen: enbe fal
op een beel geeglijcfte; tetjfe
gefflpeben/m be opftanbinge
Ijare? ficijamen tengongßm
142. %Viati ftonnen tpp in btt
leben biel feetfte?Ii)ffct»eten/
of tup ooclt Ijtt beginfel beg
eeutmgfjen lebeng ontfangen
ïjebben }
ga top boc&*
143, HBae? npt bonnen w
bat tutten!
soaei
-ocr page 164-Tou atta, ka itouqua ymytaen ta
Joep-an Matiktik.
144. Paka-shut ki atta mama ki
mang ymyt-\'an ta Joep-an kadlligh
matiktik.
Gineil ta Joep-an kadlligh matik-
ti k mattae\'ifal ki ryh-eta, ka alalak-
kytta ki Alid.
145-. Hmahei-kytta kaua mavana
tou Naei hia, ka milling pouaetaeh-
eih-kytta ki katara aeughan kikei-
rang-an kanna ki kidi fiaeuh ki kaeu-
aghan k\'atta ?
Hahei.
146. Hmahei-kytta mavana ki atta
toumang ?
Tou ae\'ia-naunamou-in maäjam
ki Joep-an, ka maki-valei tou kaeu-
aghan k\'atta ymmid ta neni ka ni-
piri.
t 47. Oumhga-enhou ta atta mama
ki mang tou ae\'iä-nounamou-in kan-
na ki Joep-an ?
Alei ka rou hariou-en ki Alid
ymyt\'-asn ta ae\'iä-naunamou-in ki
Joep-an, ni-pafihqua ta teni tyni-aen
mamado ka hariou eih-kytta tyn\' ta
katara aeughan ki kariang-an.
148. Ni-mattae\'i-mang ki atta ta
ni-Padadingi-an ka ti Paulus ?
Mattae\'i-kma-hynna ta na Sou tyn";
Ka ni-phcen ta Joep-an kad High matik-
tik ymyt-\'cen tou pahaha-in ki tabh-ei-
mytta h tounnoun ki Vullum.
<Dae? upt/ om Dat Den
<£eefttnonStt)oont*
ï44. lyot ttetfeecke?t ons öen
3ixeecai)tc?ttan*
BenïM5eeft getttptgt f fa?
men met onfen geeft / Dattae
SijttktnDeren <6oDts*
145 bonnen top gte? op ae??
Den ootk toel voeten / of vup
feke?lijck fullen Deel Ijebben
aen De ttolkomentgepDt De?
gee?ïtjckïjeptnae Dit letten *
Satup*
146. llDae? tipt konnen top
fuleks ttieten *
lipt De ee?föeltngen Des <£ee?
fêes/öte alleupttte?ko?ene out?
fangentn Dtt letten*
147. f 0e tte?0aet gijp fulrjt
ttpt De ee?fteltngen Des gee?
Üt0>
<©nt Dat <*3obt ons fcgenc?
kenDe De ee?fteltngen Des gee?
Kes/gem feitten Dae? Doo? De??
bonDett geeft ons te fcgencken
DettolkomentgeptDe? gelttck?
faltgfjept*
148. èoe fp?eetkt Den
Öel paulttSlpe?ttan*
IS^p feggt; Dat den Geeft ons
gegeven is, tot een onderpant
onïer Hemelfche erffenifle. ■?>
rang-en kf kidi k anna ka malouaf
ka aneni-ah ka ni-piri ?
Hahei , tna-mling-koh ki atta tou
tintin ka myhtatmouk.
Pako-limou-limou-en.
Meirang pae\'seymd-ei-kame ki ka-
nadap-en katta ka mafaoureia-ah
käme dou rouman mararau ymhou-
ati,alei ti Jefus Chriftus-an Alak oho
kapeifat-en ka Mairang ian: Amen.
Katatouro kyttian a>l k\'i pat ki
Tateitahgh.
Papou-than-eih kytta ki mang,
rou tna-k\'ma-kytta hynna tna-mfing
ki mamang k\'atta ?
Ka matiktik-ah-kytta tou semseh
ki Alid itou-qua ti Chriftus-an a : ka
Tabli-ah-kytta ki kasuaghan ka
myhkaqua myddarynnouh b.
Soufou ka tasiqua tou Soulatki Alid.
(^)Uom. 1:16.17.Ka affi-koh man-
gala ki Hagnau ka mariang ti Chri-
ftus: Ka kaühgen kannaki Alid, tou
pakari-arjg-auh ki meiboävoel ka
^ama-tna-mfing, fiouro ta joden ki
Grieken-appa. Ka pou-pmueb-cn tou
atta ta katikti\\-an ki Alidnatna-rnfmg-
an tou tnaJmfing.an: mama ka ni-Sou-
lat-en, Ra mceu^h-ah tq matiktik ki
Tna-
ttptttemenbe i?££?lfjc&öept De?
tiptbe?kôû?nen *
3ja / ick geloobe Dît ban
gatttfcje? f$e?tetu
Befluyt.
<& #eete/gttnt on0 allen Die
genabe/ Dattoe n in tnengl)be
mogen aenfrljoittoen / boo?
3lef«m Cfplïmn tttoen cem>
gen ^one onfen ï^eece: toen.
c
De vier-en-dertighfte Vragc.
îlDat fai \'t ot\\0 baten/ alg
top Ditalfoo gelooben*
Antwoordt.
^attoe in €lj?iöo boo?
<£>obt fulïen recbtbee?DigJ
3fjna:ettDe erfgenamen De£ een?
totgen leben£\'\\
(a) öom i.: i6 i7 iBantteft
en fcljame ntp beg ^uange*
ItumgC^tSiiitet: l^ant Ijet
10 eene K?acöt m falig*
Jept een pegrlicfo Die gelooft/
ee?Ü Den gobe / enöe cccfc ben:,
<è?iecltî©ant de rechtveerdig-
heydt Godts wordt in \'t felve ge-
openbaert uyt geloove tot geloo-
ï49» Tna-mfing kow kaua ka pou- 149^ belooft gï)|ï Dat OOCÏt
atah-eil-appa kow ta ymhon, ki kei- ggp beelaci]ttgl) / $ijt aetl Öe
____
-ocr page 166-Rom. 4: 22. 2 3.24. Alei ki atta ka
rii-kceuitting-en-appa tyni-an tou katik-
tik-an. Annata affi ni-foulat-en ta an-
na dyk alei tyni-asn,ka ni-kasuitting-
en tyni-sn ta atta: Rd aki-appaymyt-
(ent ha kawitting-aulato, [atta] ta neni
ka tna.mfing tyni-cen ka ni-papati-mau-
ceh ti Jefus-an ka Meirang-cta ki ni-
kapatei-an.
(^)Heb.i 1:7.Ka nl\\auhtabli ta [ti
Noah ] ki katiktik-an ka tou kidi ki
tna-\'mfing-an.
Titum. 3:6.7. Ka ni-pafihouvar-en
tyn\' rmoudo ymyt-asn alei ti Jefus
Chriftus-an ka Tama-Pakariang
ymyt-\'asn: Alei ka rou ni-pou-tiktik-
en-kytta poupamadi ki kanadap-en
tyn\', tabli-ah-kytta mama ki ni-hintad-
d\'hgen ki kauag-han ka myhkaqua myd-
darynnouh.
1. Tou pyppynna ki kidi ka haei-
en-kytta matiktik tou aamaeh ki A-
Ud>
Tou rourouha ki kidi.
a. Kou-au mama ki mang ?
Matiktik mamado ymyc-sen lava:
tou
Tatar kl Tru-mßng
Tna-mftng-an.
\'-an ki Chrißang.
ve: gljelijcft gefcj&eben i£ /
iBat? de rechveerdighe faluyt
den geloove leven.
Combat
tot rechtveerdigheyt gerekent.
en is\'t niet alleen omfij?
nent totlle gbefcljjeben / bat
ïjet ftem toe-getefcent is: Maer
oock om onfent wille, welcken
het fal toe-gerekent worden, [na-
melick ] den genen die gelooven
in hem die Jefurn onfen Heere
uyt de dooden opgeweckt heeft.
rb) ^eb*n:7*€nbe$oë/is
geïOO^Öen een erfghenaem der
rechtveerdigheyt Die na Dm f$e>
Ben toeirften l)p
obe? onSrijcfceliefc fjeeft tipt-
gegoten Doo? giefum
Gum onfen ^altcftmafce^p
bat top getecl)tbee?bicl)t $ijn*
be bOO? fijne genabe / erfgena-
men fouden worden na de hope
des eeuwigen levens.
u ïjoe-beelbejlep toijfe
ftan men tecötbeejDiglj 31)11
boo? t ï
j>eg$itl}oe*
<&fte in ütij fclben; ofte«*
ton pani lava ki Voual, tou kidi ki
kseuäitting-en.
3. Matiktik ta timamang mama ki
mang mamado tyni-am >
Irou paki-valei-en tyni-asn ta ah-
kaqu-ang ka mada^aeua mataraasuh
ki Tatouhko ki Alid, tou-rbo tou
psenseh.
4. Akoumea kaua ta timamang ka
kaaeuloung ka mataraasuh matiktik
mamado neini-sen ?
Aoufi ki faäät, dyk ti Jefus Chri-
ftus-an.
?. Na mamang-appa ta rarouma ka
matiktik mamado neini-sen t ou
semseh ki Alid >
Dyk ki Tama-Gnau ka ton touti-
noun ki Valium.
6. Kamang kanna ka matiktik-
kytta tou pani ki voual, tou asmash
ki Alid >
Ka pou-kidi-en-kytta pou-tiktik
alei ki katiktik-an ka itouqua tou pa-
ni ki vou-al.
7. Pananang-en ka matiktik mama
ki mang ta kaaeuloung k\'anna, ka
pou-kakidi-en matiktik, alei ki ka-
tiktik-an ka itouqua tou pani ki
voual >
Pananang-en ta teni matiktik tou
kidi ki kasuittine-en.
O "A O
Matiktik-kytta mama ki mang
ta ymyta ka Tama-tna-\'mfing tou
asmagh ki Alid , mamado ymyt-\'sen
lava, tou pani lava ki voual ?
Affi
een anbe?/Doo? toe-mtfcentn*
göe*
3* ïjoe tg pemant reefjtüee^
ötöïjtn ftcï) fcïücti *
ïDarmee? tn IjemgebonDen
töojEït een Doï&omen obe?-een-
ïtomtnge met btWtt <£?oDtg/
ttttotnDtgfi enDe npttoenDtgfj.
4* lijnde? teel eemge men*
fc!?en tet|$tDee?Dtg|j tn Ijae?
felDen *
<0cen aïtoog / gjeCttg <£f)?ü
ftug ttptgefonDe?t
Wit $ijn Dan Do?De? Dte
gene/Dte reeïjtDee?Dttö tn fjae?
felben sijnboo? «5oDt *
Stlleén D\' Engelen tn Den
Vernet
6. l0atigDat/rerïjtDee?Dtgjj
te 5tjrt Doo? <£>oDt/Doo? een an*
De?>
\'t%0 reeïjtbee?btgfj geae^t
too?Dcn / om De? tecf)tDee?Dtg^
jjeptg totlïe Die in een anDe? tg.
7. foe too?t foo een menfeije
rerl)tDee?Dtgl) gfjenaemt/ Dte
recj|tDee?Dtgö geacjjt too?Dt/
om De? reejjtbee?Dtgl}eptg teil*
ïe Dte in een anDe? tg *
^efe too?bt genaemt/tetï)t>
Dee?Dtgïj Doo? toereet&entnge*
B $)ot $ijn top getooDig()e
tecfttbeezötg!) Doo? o3otst / tn
ongfeïDen/ ofeetn eenen an*
Deten *
Affi mamado ymyt-\'asn, ra tou
pani appa ki voual.
9. Matiktik-kytta itouqua timang-
an ?
Ti Jefus Chriftus-an ka Tama-
Takarivaeh ymyt-\'asn.
i o. Mah koumma ta Sou katta, ka
matiktik-kytta itouqua ti Chriftus-
an?
Koumma hynna ki Sou, ka kaeua-
itting-en-kytta ki katiktik-an ti
Chriftus, mahkaulaula ka kaüktik-
an-eta ta atta mamado,
11. Timang ta kmamitting kma-
hynna ymyt-aen ki katiktik-an k\'atta
ti Chriftus >
Alid.
12. Na marnang ta kasuäitting-en
ki Alid ta katiktik-an k\'atta ?
Neini-sen ymdei ka Tama-tna-
mfing.
13 . Neni k\'anna ymdei-au ka ma-
tiktik kma hynna tou xmxh ki Alid
itouqua ti Chriftus-an, miffing kaua
tabü-ah ta neni ki kaeuaghan ka
myhkaqua myddarynnouh ?
H\'ahei miffing.
14. Kavana-en-hou ta atta mama
ki mang ?
Kma-hynna ta na Sou ki ni-Pada-
dingi-an ka ti Paulus: Timamang ka
vi poutïktïk en pou-pceweh [ ki Alid, ]
nl-pakd-irang-cn-appa tyn ki kidi tyni-
<£U. Hom, 8: jo.
10. iBat tö te feggen / top
3t}n recïjtöeejbtgl) in ïeftts
4Tl)nfaiö *
\'t te feggen / Dat ons be
recfttUee^ötgïiept €lt?ifti too?t
toegereecfeent / eben als ofljet
toate onfe epgene gerechtig?
Ijepbt*
11. wit reec&ent ons befe
gereelïtigljepbt €lj?iftt albttS
toe*
1%tn toien receltcnt a3obt
befe gerecljttgbept toe *
Wtn alle be geloobigen*
<£>obt / fullen öie ooeU feeefce^
lijch erfgenamen 30« bes eeu?
a
§aefe getoiffeïijtfc.
14. toetoeetgöpbat*
lus: Die Godt gerechtveerdicht
heeft, die heeft hy 00ck verheer-
lickt. Honit. S; 30.
Tatar ki Tna-mfing-an ki Chriflang.
Mtt tn ons felben / mae? tn
eetten anbeten*
9* gntoien*
if. Mama ki mangka mamamat
ki tounnoun ki Vullum ta Tama-tna-
mfîng?
Marna ki Tabli-an.
16. Ti-mang ta ni-fi-shut fikidi-kidi
neini-sen ki Tablian kaniia ?
Ti Jefus Chriftus.
17. Ni-paki-valei-en tyn toukidi
toumang ta atta neini-sen ?
Tou ni-pse\'ialalam-en tyn\' kika-
patei-sen.
Katatouro keitiœnœl hi rymma ki
Tateitahgh.
Mama ki mang ka matiktik-kow
tou semseh ki Alid ?
Dyk tou tna-mfing-an ka d\'lligh
ti Chriftus-an. a
Soufou ka tae\'i-qua tou Soulat ki Alid.
■(a) Rom. 3: 28-. Annata mattse\'i-
pouk-kame ki Sou, ka pou-tiktik-en
pou-pœnœb ta kdceuloung kitna-mfing-
an, ajft ki ringei ki Tatouhko.
Gal.2: i6, [Ra]kavanan-eta ka aßi
poutiktik-en pou-pœnœh ta kdceuloung ki
na ringei ki Tatouhko, râ tou tna-mjing-
an-appa ti Jefus Chrißus-an.
Tou pyppynna ki kidi ka pa-
tammi-en ymyt\'-asn ta katiktik-an ti
Chnftus > J
Tou
»
16. mit i)ccft Ijae? befe e?ffe>
nitre befet*
17* &oo? bjat mibbel îjeeft
Ijp Jaejbat belegen*
*Doo? Jet lijben fijng boot&
Antwoordt.
uitleen boo? een ojjtecJt ge^
ïoobe in €J?tßtinu
^cï}|ifruc?-pïaetfcn.
(a) ûù\\x\\> 3: Wp beßnp*
ten ban / bat de menfehe door
het geloove gherechtveerdight
wordt, fonder de wercken der
Wet.
dat de menfehe niet gherecht-
veerdicht en wordt uyt de werc-
ken der Wet , man boo? Jet
geloobe^efn Cfeiat
I.
c 3.
-ocr page 170-Tou rourouha ki kidi.
a. Kou-au mama ki mang ?
Patammia ta Alid ki katiktik-an
ti Chriftus ymyt-asn, ka fikounoung-
appa patammia tyni-asn ta kaseu-
Ioung ki katiktik-an ti Chriftus.
3. Patammia mama ki mang ta
Alid ymytasn ki katiktik-an ti Chri-
ftus?
Tou kidi ki kseuaitting-en.
4, Mama ki mang ta atta ?
Irou kmasuitting ta Alid ymyt\'-
sen ki katiktik-an ti Chriftus, mah-
kaulaula ka katiktik-an-eta k\'anna
mamado.
f. Alei ki mang ka kmaeuitting
kma-hynna ta Alid ymytsen ki katik-
tik-an ti Chriftus ?
Aleika ni-ouvar\'hgen ti Chriftus.
<$, Ni-pamut kaua ta ti Chriftus ki
katiktik-an ka ymmid alei ymytsen ?
Hahei: ni-paam\'t-en tyn\' ta atta
alei ymyt\'-sen.
7. Patammia ta ka\'seuloung ki ka-
tiktik-an ti Chriftus mama ki mang
tyniaen mamado ?
Tou tna-mfing-an, rou tna-mfing-
en tyn\' ti Chriftus-an.
g. Mattse Uäoun-appa ki atta mat-
ad \'rnfing ?
. Irou mattaryh ta ka seuloung tou
Tna-mfing-an tou patammien kma-
hynna tyniaen mamado ki katiktik-
an ti Chriftus ka pou-pienaeh-en ty-
ni-
<©ptbjeebe?lepunjre*
<èegl)t Joe *
<£obt epgent ong be gerecl^
tigljepbt€l)?ißi toe/ enbeDe
menfc j) oofc epgent fify reiben
be getetljtigljept €J)?ißi toe.
3. loot epgent <®obtong öe
getec Jtigi&ept €f)?iöi toe *
if>oo?toe-reetfteninge.
4. foe bat*
IBannee? <aobt ong be ge*
tet||ttg|jepbt toe-reetfcent/aig
offeonfeepgeneloare*
5* lBae?om reeeftent 45obt
ong be getetljtigljept €lj?ißi
alDugtoe*
<&m be? be?bienöe €fj?iöi
toille.
6. f eeft ban Ceiling alle
geretfjtigfjeptbolfyatfjt boo?
gaïip: boo?on&
7* #oe epgent be menfrlj fitfy
reiben be getee^ttgljept €f)?i*
ßi toe *
tDoo?st geloobe/ biannee?
l)pin£li?i(him gelooft
8. ^egljt bit nocl) Mae?be? *
IBannee? be mcnfclje boo?
t geïoobe ambae?t / enbe fiel)
felben alfoo toe-epgent be ge^
recl)tigl)ept ijem boo?
be
-ocr page 171-ni-aen tou pattafafou-an kiHagnau
ka mariang.
$>. Karaang hnyn\' ta atta, kapa-
tammi-an-eta ymyt-asn mamado tou
Tna-mfing-an ki katiktik-an ti Chri-
ftus ?
Ka tna-mfing-kytta ka ni-pamut
ta ti Chriftus ki katiktik-an ka ym-
mid alei ymyt\'-aen: ka patammia-
kytta kma-hynna ymytsen mamado
ki katiktik-an kanna , mahkaulaula
ka katiktik-an-eta kanna mamado.
10. Moumhga kowkaua, kaaffi
na katiktik-an oho mamado, ra ka-
tiktik-an-appa ti Chriftus kani-atta
ryh tou tna-mfing-an, ka pou-tiktik
pou-pansh ymhou-an tousemsehki
Alid?
Hahei,
11. Mahkoumma ta Sou katta,
poutiktik-en pou-p^nseh ?
K\'ma-hynna ki Sou , ka poutiktik-
en pou-panah ta timamang mou-
kouna rou matiktik, rou affi matik-
tik ta teni.
12. Ynna ahkoum-an-ei kaua ki
fou hia, ka patiktik-en ta timamang
ka affi na matiktik >
Affi: ra dyk pou-tiktik poupas-
n^h timamang-an.
13- Affi kaua pou-mado-appata
Ahd pou-ti&ik pou-psenseh ki ka-
^^ioiing ka affi 11a matiktik kalhei ?
Hahei.
De tat^onDtnse: Des <£uan*
gelitims aengeöoDen*
9. Wnt is Dat Dan nu/Doo? \'t
gelooDe ficg 3eïben toepaOTen
DegerecgtiggeptCgjiÖU
\'t geïooDen Dat Cg?t?
Sus alle geretgtiggepDtDoo?
onS&ejDult geeft/ enDe alfos
Die geretgtiggepDt ons felDeu
toe-epgenen / als offe ons ep?
ggenteiare.
ro. $e$aetggp Dan/Dat get
iS I niet u epgen / mae? De ge?
recgtiggept Cgjifti Doo? Den
gelooDe aenbae?t/ Dien retgt?
bee?Digg maeckt tioo? <^oDt *
3aiclt.
11, Wat is te feggen get
toOöjDt I rechtveerdigh, in Defe
materie *
\'t3S te fegggen / pemanDt
reegtneejDigg Denaren/ t $p
Dat gp fcgnlDigg 3p/ ofte niet,
i 301 Dan in Defe materie
niet te feggen / pemant Dan
onretgtöee?Digg/ recgtbee?Dig
maecUen *
j&een/alleen mae? pemanDt
recgtDee^Digg Denaren.
13. HaecUt <3ob felDe niet
Den menfcge Dan onretgDee^
DtggrecgtDeejDigg*
3a gp Doeg.
14. iPannee? niaeeltt <3cöc
Den
-ocr page 172-manno ta Alid ki ka\'aeuloung ka alii
11a matiktik kalhei ?
Madis panaunamou ta Alid ki an-
na pamut ymyt\'-xn, rou tna-mfing-
kytta ti Chriftus-an.
15. Pamut ki atta ta Alid tou kidi
ka mama ki mang ?
Tou peilikoug-en tyn\' ymyt\'-sen
ki pattafafou-an ki Sou,ki fimimi-en-
appa ki Joep-an ka d\'lligh matiktik.
16. Das ringei-appa k\'anna ka ma-
riang ka paam\'t-en ki Tama-tna-
\'mfing fiabuh ki ni-pei-likoug en nei-
ni-£en,affi kaua katiktik-an-eta k\'an-
na ka itou-shut-an-ei mytta tou pas-
maemseh-eih ki Alid ?
Affi.
17. K aoumang ka affi ?
Alei ka myhkaqua affi manasnash
matiktik ta ringei ki Tama-tna-
mfing ka fiouro-appa mariang tou
kxuaghan katta, ka alei ki atta affi
itou-lpough ta anna itou-shut itou-
asmash ki psemsemash-eih ki Alid.
18. Ra matta;\'i-lala ta Alid mamei
mang, ka kamau-en tyn5 ta ringei ka
mariang ki Alalak tyn\' ?
Miffing kamau-en ki Alid ta rin-
gei-eta ka mariang : ra affi tyn5 ka-
mau-in ta varau kanna ka ni-papafal
ki ringei-eta ka mariang.
19. Ka-
Denmenfctje Dan onrecfjtfceei*
Dig!? ttCl|tî)Ct?tSt0Ï)^
<€e?Gont Degint<!3oDtfulr]c
in 01101 nae? bat top in €{jiû
fôtim îîttibm gelooft*
i ^ toat toijfe Doet <^oDt
ftricic ï
Cms toeDe?barenDc boo?
{jet gep?eDirftte i©oo?&t / enDe
Doo? De toe?cftinglje Des
1îi3eï ; inae? Die goeDe
toe?cften Die De geïootiige Doet
nae fijn toeDe?-geDoo?te / 3tjn
Die niet onfe recïjtDee?Digljept/
toae? Dûû? top Dettaen fttllen
D00? fjet getieljte^oDtS^
17* î©ae?ommet*
<0m Dat ooc& De DeGe toe?c*
ften De? geïoobigen in Dît le*
tien nocj) altijt meteenigeon*
Doimaelttijept Deïjangen $ijn/
enDe Dae?om en fouDenfe Doo?
45oDtS geticîite niet fconnen
ïseGaen»
18 foe fegljt Dan 6oDt foo
befjagen ïjeeft aen De goeDe
Dasen fijne?ftinDeren ï
<DoDt fjteft toac?ïijcït ten
toeï&epgjjen aen onfe goeDe
nantit: roae? niet in De outsold
maec&tfjept Dae? onfe goeDe
19 Hae?
A
-ocr page 173-19. Kamau-eih ki Alid mama ki
mang ta ringei-eta k\'atta, ka affi ma-
nasnash mariang >
Kmi-ourseh ta Alid ki affi nanaeh
mariang ki ringei-eta, alei ti Jefns
Chriftus-an.
20. Vanaei-ppa ki alei ki fafat,
kaoumang ka affi-kytta pou-lpoug-
en poutiktik pou-pasnseh ki na rin-
gei-eta ka mariang ?
Alei ka macyt-ah ta anna ki kana-
dap-en kanna ki kariang-an-eta ka
ad-an ti Chriftus ymyt\'-an.
z 1. Kaoumang ta anna ?
Alei ka mauro makkaqua ki ni-
ouvavar\'h-en ta mamang ka makka-
qua ki kanadap-en:kamamang-appa
ta makka-qua ki ringei, affi makka-
qua ki kanadap-en.
22. Affi kaua na ringei-appa ta tna-
mfing-an-eta mamado ?
H\'ahei.
23. Affi-kytta kaua pou-tiktik-en
poupasnaeh ki Tna-mfing-an ?
Hahei,
24. Heirou pafoufou-en, ka pou-
tiktik-en-kytta poupsenseh ki tna-
mfing-an, affi-kytta kaua poutiktik-
en rou anna ki na ringei ?
Affi.
kaoumang ta atta ?
Alei kahanatin hia ta tna-mfing-
an mama ki rima, ka peiquan-neta
tnaraki katiktik-an ti Chriftus: ra
ka-
19» M&tz Iioe foan «Oobteen
toelbeljagen jjebben in be da*
ben / bit onbolmaetfet sijn >
<®obt fietbeonbolmaetfct*
Sept onft? baben obe? / om
Cfeiaitotlle.
2o <5eeft nor J ten teben /
toae?om top niet en fconnen
getetl)tbee?bigi)t too?ben ttpt
onfe goebe toe?tften >
<&m Oat bit ft?ijbett $on met
tie genabige toeb?engmge on*
fe? faligljept boo? <£lj?tfUmu
2j. IJoefoobat*
Wmt t gene tipt gljenabs
i#/ en ftan niet npt be be?*
bienften be? toe?etsen: en toat
ttpt be toe?tfcen ig/ cn is met
uptgenabe.
22, mat? ig ong gljeloob?
felfg niet ten baeb of toe?t& *
SJaljet.
. 3Bo?ben top niet getetljt*
bee?btgljt boo? Ijet geloobe *
3a top.
14. $lgtopbangefegl)ttoo?*
ben getetl)tbee?btgljt te too?*
ben boo? {jet geloobe / too?ben
top ban oocft niet getetljtbee??
bigfjt boo?eentoe?cfc*
$eentop*
2-5. Ifot foo bat}
<Sm bat t geloobe jjie?ge*
nomen too?btboo?be pnt/
toae? boo? top be wfitbee?*
® big*
katiktik-an-eta mamado ta tiChri-
ftus.
26. Kamang ta itouqua ti Chri-
ftus-an, ka kseuaitting-en-kytta tou
katiktik-an ?
Ymmid ki ni-illighen ti Jefus
Chriftus.
27. Vapafäl-en-hou ta mang, ki ni-
\'illighen kanna ti Chriftus ?
Saoufal ta katiktik-an ki ka?u-
aghan tyn, ta ni-pse\'ialalam-en-appa
tyn\' ki kapatei-an.
28. Pou-faoun-au-ppapoum-mfing
ki atta poupaenaeh.
Ymmid ki atta, ka ni-paamt-en
Chriftus, ymd\'-appa ki atta ka ni-
pseialalam-en tyn\'.
29. Ou-mhga-en-hou ta mang ki
atta ka ni-paamt-en ti Chriftus ?
Illighen kanna ka ni-alei-en tyn\'
pamut ki Tatouhko ki Alid, tou a-
d^\'seu-en abqua ki anna.
50. Oumhga-en-hou ta mang ki
atta ka ni-pei-alalam-en ti Chriftus ?
Ymmid ki ouroung-en kanna ki
pseialalam-en5ka ni-tu&\'hgen ti Chri-
ftus tou voual tou vatti, tou-rbo tou
pEenash , tou ymmid ki ni-kamaghan
tyn} tou kidi-appa ki ni-likough-en
tyn* adipit ki ni-kapatei-an.
31, Mou~
inggept aeu-nemen:
mae? onfe tecgttacejDtggepot
felfcetS €g?töus.
^ imt & m in cgniïo
\'t toelck am tot recgttoeejing*
gept toe-gereetltent too?tf
«De garafcge gegoojfaem?
geptgcruciinai
27. irnt berijpt ggp al Ott?
tse? Defe ggegoo^faemgepöt
»pbe öe tecgtfceejöiggept
frjnS letoens/ cnöe gct lijöc«
ftjns öooöts*
J>eggt ölt notg klat%*
mt$ toat Cgpttus l)ttft
geöaen/ enöe alles ttiat gp
geeft geleöen.
29. |$at toe?ßaet ggp öoo?
t ggene Cg?tßus geeft gge?
öaeiU
^e gegoojfaemgept &ae?
öoo? gp öe ll3et «poöts geeft
Stallt / enöe toolkomentlgck
nae* gekomen.
30. nat Ue$aet ggp öooj
tgeneöat <£fmftus geeft ge?
öaen>
bliebe fcganöe en fme^ten/
öte <£g?tftus in iscgaem enDe
$te!e / upmenirtgg cnbe im
tßenöigg / fnn gantfege I mm
öoo? / tot f^ne opöanömge
toe/ gelagen geeft.
31. Moumhga-kow kaua, ka kseu-
aitting-en-kytta kma-hynna ta ni-
illighen ti Chriftus, mahkaulaula ka
ni-pamado-neta pamut ki Tatouhko
ki Alid ?
Hahei.
3 2.. Oumhga-en-hon kaua,ka kaeu-
aittingen-kytta kma-hynna ta ni-
p\'asialalam-en ti Chriftus, mahkau-
laula ka ni-peimado-kytta tubbugh
ki paeialalam-en kanna tou voual-
eta ?
Hahei.
33. Heirou illigh-neta, ka kasua-
itting-en kitta kma-hynna ta katik-
tik -an ti Chriftus, mahkaulaula ka
na katiktik-an-eta mamado ta anna,
affi-kytta kaua hami-eih ki annata
kakboan ld ryh tou illighan ka Ta-
touhko ?
A-fi.
3 4. Kaoumang ka affi >
Alei ka affi-kytta t\'as-Ipoug-un
tmxtalei paitouqua ti Chriftus-an
tou tna-\'mnng-an, rou kavas\'angö-
n-appa-mytta ta varau.
Katatouro hyttian \'ah ki num ki
Tatcitaligh.
Kamang ta tna-mfing-an ka d\'lligh?
PattceH-vli-an.
Kavana-an a k\'anna ka ma-mfing
Alid, ki ni-patou-mfing-en-appa
tyn , ka ni-pou-psenash-en ymyt\'-xn
toufïagnau kamariang: kidi-appa
ki
3T. $e$aet gjp / bat be ge*
joo?faem Jept CJjifti ong foo
tooit toe-getekent/algof ton
felfó be Wtt in epgene? pe?*
fone Jabben tiolöaacöt i
3% ©e^ftaet gjpmebe/ bat
m$ be fme?ten <£J?iÖi foo
tooien toe-gereec&ent ban
<6obt/ atè of top felf hit fmtp
ten in epgene? pejfoon geb?a?
gen Jabben £
33. top Jooren /bat ong
be gerecjtigjepbt CJnftt al*
bng toe-gerefcent too?t/altoae?
jet ong epgen getee JttgJept /
fal ong bit niet fo^geloog nt&a
fcen ontkent be onbe?Joubitte
gebegHBetg^
$tm Jet geenfing.
34. Boe foo inttè
<0m bat top niet en bonnen
Cjjtfto in geplant 5511 boo?
jet geloobe/ en ebentoel be
fonbeltef Jebben.
De fes-en-dertighfte Vrage.
IBatis een optec Jtgeloobe^
Antwoordt.
v Bet 10 eena feecfeere fterauCfe
ban <aobt enbe fijne belof*
ten/ong in ben €nangeito ge*
openbae?t: enbeeenije?telijc&
B i ütp
ki pashshut-aa pseasraryhb ka ni-atta
rar-\'en koh ta varau-au ka ymmid
alei ti Chriftus-an.
Soufou ka t£e iqua cou Soukt ki Alid.
(a) Joan. 17:3 .Ätt\'-appa ta kaeuag-
han ka myhkaqua myddarynnouh,
ka kmalang-ah ta neniymhou-an Alid ka
£dyk ~\\faafat kad\'lligh, tijefus Chriftiu-
an-appa ka ni-padingi-en-hou..
Jef 5-3:11 .Ton kalang-en tynmn pou-
tiktik-ah poupsenseh kimabatoung
ta Peiroung-en-au ka matiktik, alei
ka tubhgeih tyn ta katoukol-an
neia.
(^)Röm.4:zi Jßz dou ni-mou-mfing
wiau-shut ha kamamang ha ni-patau-
mfing-en, ka pa-lpough-appa ta tenipa-
mut Hanna.
Eph.3: ix. Ka akoume-an-eta ty-
ni-en ta afii rangdang-en ki ryh, ki
\'öu-hili-en-appa tou pce -shut-en pceh-
dimdim h tna-mfing-an tyrii-cen.
Heb. I I: I. Ka pakalamcthgen ta
Tna- mfingan ki hihtad\'hgen , h pattce\'i-
rouk-un-appa mamang Käß kakyt-
lan.-
l„. Pyppynna ta maanni ka t\'oumi-
mi-entou tna-\'mfing-an ka dillig >
Rourouha ta maanni.
Sä. Mang ta rourouha k\'anna .?.
üe?t?outoenb / Dat itiit mijne
fonöen om €ij?itti tuille De?*
geben5ijn*
(a) «BttDe Dit is
{Jtt eeittöige ïetien/dat fy u ken-
nen den eenighen waerachtigen
Godt, ende Jefum Chriftum,
Dien gijp gefonDenïjeDt*
<25fat 5 ]: r i ♦ Door fyne ken-
niffe fal mijn Imccfjt/öe m\\)U
DeejDigtje/ Dele recljtbee^Diglj
maften / mant ijp fal bare on=
getecljtigljeDen Djagen*
(b) fiom.j: 21. Ende ten vol-
len verfekert zijnde dat het gene
belooft was, hy oock machtigh
waste doen.
3r i x- 3n Den toeie&eti
top Ijebben De bzpmoeDig*
jjept/ enDe Dentoeganch met
vertrouwen door het gheloove
aen hem.
3f)efc* 11: Het geloove nu is
een vafte grondt der dingen die
men hoopt, [ende] een bewijs
der faecken die men niet en* fïet.
1. lm Deel ftuc&en ^ijnöe?
nooDiglj tot een optecljt ge*
looDe >
Ctoee Üueiten*
HBekfteiijnDiei
mm
-ocr page 177-K akalangin, pseh - shut - an-appa
psehdimdim.
3. Akoumeä-kytta kl kalangin ki
mang ?
Ki Alid, ki ni-patau-mfing-en-ap-
pa tyn, ka ni-poupanseh-en ymyt\'asn
tou Hagnau ka Mariang.
4. Mang ta patau-mfing-en kanna
ki Hagnau ka Mariang ?
Atta : timamang ta tna-mfing ki
Alak [ki Alid] , akou kasuaghan ka
myhkaqua myddarynnouh.
f. Mamfing kaua ta anna, rou tna-
voak-kytta tna-\'mfing tou pashdi-
loug-en ka matiktik ta patau-\'mfing-
enki Alid?
Affi.
6. T\'oumimi-en-appa ta mang ki
rouma tou tna-\'mfing-an ka dlligh ?
Ta psehshut-an paeh-raryh tou pa-
tou-mfing-en ki Hagnau ka Mari-
ang.
7. Mämfing kaua ta atta tou tna-
mfing-an ka dlligh, ka pseh-voak-
kytta pseh-shut, ka miffing tammi-ah
ki kaeuaghan ka myhkaqua mydda-
rynnouh5ta timamang ka Tama-tna-
mfing ?
Affi, ra affi=appa kanna mamfing.
8. Mou-dymmal-appa ta mang ki
T°uma tou atta?
K\'di-ato ka pseh-raryh-ah pseh-shut
P3£h-dimdim ta meiboävoäl kaTa-
ma-tna-mfing, ka nkittahauma-an-
Unriitendoms. 79
ItenntlTe / tmt be?t?ontoen*
3*. !!3ac? ban moeten top ften*
niCTe lebben*
San <£>obt / enbe ban fijne
beloften / ong in ben ^uange^
Ito geopenbae?t
4. Wtith ig bpfonbejlgcft be
beiofteniffe beg^uangeliumg?
^efe: toic in ben J»one ge*
looft / bie fjecft bet etutoiglje
leben*
5. Mmig batgcnoeclt/ bat
top in \'t gemeen tocftfmmeit
enbe gelooben bat be belofte*
mflfri<£»übt$ toae?ael)tig $ijn?
6. Wat toojt % ban notfj
mee?be?epftj)t tot een oprecgt
gelobbef
<etn baftbe?t?ontoen op be
beloftenifle beg €uangeliurag.
7. 30 bat ban tot een opterfjt
geloobe genoeg / öat top in \'t
gemeen tre?t?outoen / bat toie
gelooft/ felmHjtli ïjet eeutoige
leben genieten faU
Heen/ bat en ig ootS niet
genoetj.
8v Wat moet e? ban nocft
mee? bp ïtomenf
<^ebe? geloobige moet in t
bpfonbe? baHeltjci be?t?otr*
toen / bat mtk Jem/ in fijn
w i ; m*
-ocr page 178-appa tyniasn ta varau tyn\' ka ymmid,
alei ti Chriftus-an.
9. Affi kaua ton karangar-en ki
ryh, ka paka-mado tyni-aen paka-
shutta timamang, ki atta-haumaan
ki varau tyn ?
Affi:ra fiouro-appa k\'anna papou-
rarim-en ki ryh, ka fidarim-kytta ki
Sou ki Alid.
,io. Bana j au-an, kau rnang ka affi
karangar-en ki ryh ta atta ?
Alei ka affi ni-poupatar-en ta pash-
shut-an-eta katta tou kaangal-an-eta
mamado : ra tou ni-ou-var\'hgen-
appa ti Chriftus, ka kseu\'aitting-en
ymyt\'sen tou kanadap-en ka d\'lligh.
Kaiatouro kytmn \'ab ki pyttou ki
Tateeitaligh.
Timang ta fi-mimia ymhou-an ki
Tna-mfing-an katta ?
Pattazi-vli-an.
Ta Joep-an ka D\'lligh Matiktik*.
Soufou ka tae\'i-qua tou Soulat ki Alid.
{a)2.Cor.4:13 .Irou ra ka akoume-
anneta tern hJ0Cp-an k\'annakiTna-
\\tnfing-an, mama ki ni-foulaten, Ni-
tna-mjing koh, alei hi anna ka ni-mafou-
fou koh, [kma-hynna ] ka tna-mfing-
appa-ky tta,alei ki anna ka mafoufou-
appa-kytta.
2, Cot. 3:3. Mama ki ni-paka-
semseh-
pe?foon/ alle fijne fonben/ om
OTlj?iÖi toilïe bergeben 3ijm
9* Hae? is bat niet een op*
geblafentljepbt / Datmen ficlj
unfehercn öêjf / banDebe?ge?
binge fijne? fonben*
Jeen \'t : mae? UccI mee? is
ftet be pogpe neD?igljepDt /
ftcfj te bupgfjen onbe? <aoDtS
I0oo?bt;
10. ^eggtmp/ toae?otn is
Dit geen opgeblafentljept i
<&m Dat Dit pe?t?otttoeu niet
en is gegiont op onfeepgjen
töae?Dtgl)eM: mae? op De be??
Dienften %ttn €fj?i8i/ Die ons
upt loutere ggénaDe toe?Den
toe-gerekent*
De feven-en-dertighfte Vrage.
Wit toe?tfct Dit geloobe in
ui
Antwoordt.
<Den#epligen$ee&a
^cï)iïftuc?-pïaetfcn.
(a) 2 <*ro?.4:13* Betoijle top
UU den felven Geeft des geloofs
hebben, gelijcft\'e? gefclj?eDen
IS / lek hebbe gelooft, daerom
heb ick gefproken, fOO gelOO?
ben top ooeft/ Dae?om fp?eken
top oorït*
5ijt
-ocr page 179-aemash-en-kamou, ka Soulat-ato-ka-
mouti Chriftus, ka ni-fimimi\'-anki
Sihkaquan-ian, ka ni-foulat-en, affi
kivynno, kijoep.an-appa ki Alidka-
mauagh, affi tou tpal ka mavahto,tou
tpal-appa ki tintin ka ma vat.
Eph. i: 19. Ka mamei mang ta kei-
rang-en ka malouaf ki kailhgen
tyn\',ymyt\'-asn ha tna-mfing, toupeira-
ringei-en ki kail-hgen ki peiJpougin tyri.
1. Moumga kow ki mang ki Joep-
an ka d\'lligh Matiktik ?
Katatouro ki Itoumado-en tou
Akoume\'-anki Alid.
2. Kaoumang ka pananang-en ta
teni Joep-an ?
Alei ka paouquan ta teni ki Ra-
ma , ki Alak-appatou kidi ki ajoe-
joep.
3. Kaoumang ka pananang-en ta
teni D\'lligh Matiktik >
] Alei ka d\'lligh matiktik ta teni ty-
niasn mamado,alei-appa ka Tama-fi-
mimia ta teni ymmid ki kad\'lligh-an
matiktik ka tou pxnxh, tyni-aén.
4- Si-aurou-enkauafimimiaymyt-
<en ki Joep.au ka dliig matiktik, ta
ina-mfing-an ki Silal an-appa >
r, Affi
$ijtgetoo?ben/ Dat gijp eenen
ö?tef C&ifti $ijt / enDe Dooi
onfe Dtenffc btnpt/ Die gefcjfêe*
Den 10 niet met ittcftt / mae?
door den Geeft des levendigen
Godts, niet tn Öeenen tafelen /
ntae? tn Dïeefclje tafelen De$
ïjejten*
€pïp:i9. €nDetoelckeDe
ttptnemenDe gjootitept fijne?
fc?ael)t 3p / aen ong die geloo«
ven, nae de wercken der fterckte
fijner macht ?
Verklaringe.
r. mat fce?öaet gp Doo? Dett
*m De?De $e?foott in \'t <£>ob*
Deltic&e toefen.
IBae^om toojbt Jp een
<&ttü genaemt*
#m Dat Jp Dan Den i^abe?/
enDe üan Den ^one/npt-gaet/
bptoüfebanöïafmge*
3> lBae?omtoo?tl)p ï^tpïtg
geriaemt >
<3n\\ Dat öp ^epligïjté itt
ftgïtseïben/ ooclt otttDat
Den toejc&meeöe? 101san alle
fieplmfjept bnpten ftc!) felben*
iDo.jt Dan bpfonDejlijcfc
Doo? Den ï): 4&eeft/ïjet geloobe
enDe De befceermge \\nm0 ge*
to?o tftt*
ga jet*
$. Affi kaua mad-appa ta Alid Ra-
ma , ta Alid Alak ki mamang, tou
paamt-en ki tna-mfing-an-eta ?
Halieira: ka fimimia-appa ta Ra-
ma , ta Alak ki tna-mfing-an tourbo
ymyt\'-sen: ra fi-fal-en-appa ki Joep-
an ka dlligh Matiktik.
Katatouro kyticen eel ki koyhpa ki
Titeitaligb.
Tou kidiki mang ?
Pattcei-vli.an.
Tou kidi ki Patta-fafou-an ki Sou
ki Alid a, tou päka-faoun-nen ki atta
paka-tamdugh tou pei-kaquan ki na
Tapoujou ka pou-kidi-enb, ki Pa-
kou-AWid-in-appa.c
Soüfou ka tse\'iqua tou Souiat ki Alid.
(aj Rom. 10:17. Anna- ta makka-qita
Iii illing-hen ta tna-mfing-an: rä illing.
hen-appa £ta makkaqua~\\ kinafou ki
Alid.
i.Cor.g: 5-. 6. Katimangta ti Pau-
lus ? timang ta ti Apollos > Affi kaua
dyk fihqiia ta neni tou ni-ale\'inoumi
tna~mfing , ka k\'ma-appa-hynna ki
atta mama ki ni-phsen ki Meirang ta
mei-bo-a-voal} Nut malum ta ti jau,
ni-paka-hala ta ti Apollos, ra ni-pa-
tououl ta Alid.
Ad:. 16: i4.Ka ti ano, ka ti Lydia ta
uanang tyn\', ka Tama-psei-afla ki
Purpurea makka-iEuma ki Thyati-
ren
5- 25?engt Dan notl) 6otit
öc©aDc?/nocl)(0öt!t Dm
ne nietg toe tot tee?c&mgl)e
onfeg^eioofg*
Safe Docl): toant De BaDe?/
enDe De ^one / toekeken ootft
liet geïoobe in ong: mae? Doo?
ben l%<&ttiï.
De acht-en-dertighfte Vrage,
^oo?iuatmt&beïen*
Antwoordt.
Boo? b£a$e?&onuinge3 D eg
<0oDötïtjclien H3oo?btg / ïjet
feïbe not!) mee? De?ïte?e&enDe
inenten of ^egel-teetkenen/b
enDeDoo?5tgebeDkc
fa) Hom4ro:i7 Sooisdan het
geloove uyt het gehoor: ende het
gehoor door het woordt Godts.
r.€o? 3:5.6. wit ig Dan
pmïug/ enDetoie ig SlpoUogf
anDe?g Dan dienaers door wèlc-
ke ghy gelooft hebt, enDt [Dat]
geiijeh De #eere eenen pege*
ïtjeften gegljeben fteeft > ick
hebbe geplant, Apolïos heeft nat
gemaeckt: mat? #ODt jjeeft Dt
toafDom gegeben*
%cu 16; 14. ^nDeeen (tïxtrc
b?outue/ met name IpDia/
een pti?pe?~be?fcoopöe?/ Dan
De
-ocr page 181-i*en,ka Tama-Tamud ki Alid, ni mil-
lingigb [ymiasnnsen:] ka ni-ceaulhen ki
M El RANG ta tintin tyn\\ka ni-pou-
lilith ta teni ki Sou ka ni-pa-foufou-
enti Paulus.
(b) R0111.4:11. Ka ni-ara\'n tyn\' ta
Tai-k alang ki Hy-ryttoung.en paheitou
pou-shut-en poit-tapoujou ki katiktik-an
h tna-mfing-an, [ka ni-kseuäitting-
en tyni-aen] dou affi-appa ni-hi-icyp-
en.
A<5t.8: 36.37.3 8 Irou ka -ou-dada-
rang-en nein\' tou darang, ni-iroua
tou fat ki raloum: ka ni-k\'ma ta Ni-
iEhsep, Kyt-ei ta raloum: kamang
ta mavagh ki asulougei jau-an ? Ka
ni-k\'ma tati Philippus , Heirou tna-
\'mfing how tou tintin ka myhtatmouk t
hahei-en ta atta: Ka ni-mattse\'i-vli ta
teni ni-k\'ma, Tna-\'mfing koh ka ti
Jefus Chriftus ta Alak ki Alid.Ka ni-
pakou-fou-en tyn\' ka patinnaul-ato
tarihkil: ha dourouha tanenini-mou-
rarim mou-raloum, ti Philippus lam ki
Ni\'JEhtep: ka ni-mteuloug ta teni tyni-
an.
Luc. 11:13. Heirou yrnoumi ka
mat\'-e,mavana-kamou pi\'se ki kaha-
riouen ka mariang ki Alalak-oumi,
afi kaua pceiz-faoun-nah ta Rama ka
lou tQunnoun pi\'ie ki Joep-an kad\'llig
mat*ktik ncinucen ka tmoumimta tyni-
c?n?
Luc. 17:51 0i„k\'ma ^ Meirang
ta
De ÖaDt Cfjpattren/ Dt\'c <*5obt
ÖttnÖe/{)00|De[0mÖ:] welcker
herte de Heere heeft geopent,
Dat fp acijt name op Jjtt gene
Uan#att!o gefp?oïten "rnmu
(b) IÜom.4:rr <£ilDe ?)p
jjeeft het teecken der Befnyde-
niffe ontfangen [tot] eenen zegel
der rechtveerdigheydt des ge-
loofszit [jietn] tnöe Boo?!)«pt
[üjaS toe-gereltent*]
Mtu 8:36.37.38. €nDe alfoo
fp ober iwtjl) tepfDen / qna*
men fp aen een ïthti uiate?:
enDe De Hamcjïtngïj fepDe ƒ
Jjtet Dae? mater: mat De? jpn*
be?t mp geboopt te tooien >
€llDe pj)lhppuÖ fepDe/ Indien
gy van gantfcher herten gelooft ,
foois \'t gheoorloft. (j£nDe j)p
antmoo?DenDe fepDe/ 3 tk ge*
ïoobe Dat SlefiisCti?iöus De
^one^oötsts* ^nDejjpge?
DooDt Den magen Silïe te ijon*
Den: ende fy daelden beyde af
in het water/00 Philippus als den
Kamerling: ende hy doopte hem.
Utte.i r:i 3 3|nDten Dan gijp
Dte boos 3tjt / toeet nfcoe ïunDe*
ren goeDe gaben te geben / hoe
veel te meer lal de hemelfche
Vader den H. Geeft geven den
genen die hem bidden ?
Snc i7t5. €nDebe$poöe*
% ïen
ta Ni-Padadingi-en , Pou-dym-ei-
kame ki tna- mfing-an.
Mare. 9: 24. Ka madis tmatastasm
makoupara ki marigh ta Raram\'-an
ki Rauei, ni-k\'ma , Tna-mfing-koh
Meirang , fahkoua jait-an ki kouro-en-
au tna-mfing.
Eph. 3:14,16.17. Alei kiatta-kz
mcihtali-koeroug-koh ki touroug-au ki
Raram.an ki Meirang-eta katijefus
Chrifiiu £f1c. Alei ka pybgah ta tent
ymoumi-cen, ka paka\'hhg-eib-kamou ton
ahkaqu-an ki vangei ki keirang-en ki ki-
di tyri , tou kailhgen ki Joep-an tyn\'
tou ka\'aeuïbung ka mararbo: Alei ka
itouqu-abta tl Chriflm tou tintin-oumi
ki tna-mfing-an, ka pou-patar-eih-ka-
mou, pa-itou-famding tou kavse\'sen-
gö-an.
1. Pyppynna ki kidi ka fi-mimia ta
Joep-an ka d lligh Matiktik ki Tna-
mfing-an ymyt\'-cen ?
Rourouha ki kidi.
2. Kamang ta kidi ka naunamou,ki
fimimi-en ymyc-sen ta Tna-mfing-
an?
Patta fafou-an ki Sou ki Alid.
3. Pyppynna ki kidi ta Sou katta
ki Alid ?
Rourouha ki kidi.
4. Pananang-en mama ki mang ta
rourouha ki kidi kanna ?
Tatouhko, Hagnau-appa ka Ma-
riang.
lett fepöen tor öen i)mt / Ver-
meerdert ons het geloove.
iBatt. 9:14 <^be te?ffonöt
bebabe? beg fetnbtöroepenöe
met tranen fepöe / lek geloove
Heere, komt mijne ongeloovig-
heyt te hulpe.
OQzfaUe buyge ick mijne knyen
tot den Vader onfes Heeren
Jefu Chrifti, Op dat hy u geve,
na den rijekdom fijner heerlick-
heyt, met kracht verfterekt te
worden door fijnen Geeft tnbett
Chriftus doorliet geloove in uwe
herten woone, enbt ggp tttbe
ïiefDe ge&ojtelt/ enbe gegjott*
bet5ijt*
t. ^00? goe beel mtbbelen
tee?cfct öen ï|.<6eefi get geloot
be tn onö *
^00? tmeebejïep mtbbeïett.
2 H3elch tö bet eejfte mtbbel/
ttiae? boojget geloobetnons
Uio?t upt-gem?ocgt ^
\'t «ü5ep*ebtkte lBoojt <£5obö.
3. ï^oe beel beelen geeft btt
UBoo^bt <0oöts>
4. l^oe tooien btettoee bee*
len genaemt^
iDet/enget <£uattgeïtïü
5. iaat
f. Ou-mha-en-hou ta man g ki Ta-
touhko >
Pashtseutaeuuhan ki ni-fi-kavagh-
an ki ringei.
6. Oumhga-en-hou ta mang ki
Hagnau ka Mariang ?
Pashtaeutasuu\'han ki ni-fikavag-en
ki kanadap-en.
7. Pafi-lala-en-kytta ki mang ki
rourouha katta, ki Tatouhko kaua,
ki Hagnau kaua ka Mariang ?
Pafilala-en-kytta ki rourouha k\'an-
na, rä fiourou-appa ki Patta-fafou-
an ki Hagnau ka Mariang.
8. Tna-\'mfing-an ti Chriftus-an,
voua ato kaua ta anna ki Sou ka Pat-
ta-fafou-en ?
Hahei.
9. Irou ni-ad-an hnyn ta kaasu-
loung ki Sou ka Patta-fafoufou tou
tna-\'mfing-an ti Chriftus-an; akou-
me-appa kaua ta mamang ka kidi ki
rouma tou paka-faounnauh paka-
tamdugh tyni-aen ta tna-\'mfing-an
katta ?
10. Mang ta kidi kanna >
Peikaqu\'an ki na Tapoujou ka
____1 •. 1 - . . « ...... •
■ -t\'ACVaaVJUIl SS.SIUA iliaxiglJL -ivyu, IM
AM ta na Tapoujou ka Pou kidien,
Pakafaounnauh ki atta pakatam-
dugh ymyt-sen ta patau-\'mfing-en
ki Hagnau ka Mariang?
Ha-
5> !0at be?ßaet gjp boo? be
Wtti
«De km bau Jet be?bonbt
be? toe?clten
* <©f
meutern
<De leere ban Jet bezbonbt
be? genaht*
7* <Doo? toelcke ban befe
tteee/ boo? be Wtt of boo? Jet
Cuangeltnm / too?Den top be*
Imitt
<Doo? bepbe/mae? infonbe?*
Jept boo?be p?ebicatte ban
Jet <£ttangeltnuu
%0 Dan oock Jet geloobe
in Cl??ißnm een b?ttcljt ban
ljetgep?ebicfcte 3Boo?bt*
3a \\}tu
Itae? nae bat nn be
menfci)bö0?\'tI15ö0?t tot Jet
geloobe i& obe?-geb?acljt/3tjn*
De? ntet noefj anDere nuDbe*
Jen/ toae? Doo? bit geloobe
notlsntee? in ijemtoo?bt be?*
fte?c&t *
3aijet>
10. tBelclu $ijn Die mibbele *
Int geb?tipc& De? * ^egel-
teetkenen/ enbe Jet Gebebt*
11 ♦ i)ebben Dan be lEegel-teec*
feene ttocj ee bpfonbeve luacljt
boben Jet lBoo?Dt alleen/ om
De belofte beg Cnängelinntg
noch mee? in ong te be?Öe?cfte?
Hahei.
11. Mama ki mang ta atta ?
Alei ka poudbumma-en-kytta ki
anna ta kanadap-en ki Alid, mama
rou ka k\'yttan rou pei-kaqu-an nap-
pa ta anna.
13. Akou-ligh kaua ki mamang ki
lih ta Pako-Alilid-in tou paka tam-
d\'hg-en ki tna-\'mfing-an-neta >
Hahei.
14. Maki-valei tonmang ki ligh
k\'atta ta Pakou-Alilid-en-neta ?
Touni-patau-mfing-en ki Alid.
15. Kamang ta ni-patau-\'mfing-en
k\'atta ki Alid ?
Attas ka fiouroukamoeiin.ki Alid
hmariou ki Tama-tna- mfing ymmid
ki pasp-sep-ab ki Joep-an,rou t\'oumi-
en nein\' ki anna tyni-^n.
Kdtatouro kytticen \'cebki matoudä ki
Tateitaligh.
Kamang ta Na Tapoujou ka Pou-
kidi-en ?
Pattee\'ivli-an.
Tasi-kalanga ka masmaeh k\'yt-an
ki na tapoujou-appa,b kani-fikidi-en
ti Chriftus,c alei ka pakafäoun-eih ki
atta pakavana ka poutapoujou pou-
shut ymmid neini-sen ka Tama-tna-
mfing ta patau-\'mfing-ei ki Hagnau
ka Mariang.
Sou-
3afe*
i2<> foefoodatf
HaeDtenfe ong De genaDe
<6obtg qbMtlx aï0 ftcnlgch
enDetaSeiiitttboo^-lïeïlen*
i.3v ï)eeft oocft Jet Cnhttst
eemge fcjatfït tot bejftejefcm*
geonfeggeloofgf
3lal)etg?öoteïrjc&g*
14. $an toae? ïjebben onfe
gebeDen Defe fc?acf)t *
15. iBelcftctgDefebcloftcmf^
fe<6oDtg*
<Defe; Dat<0oDtbeng;eloo*
brgen / infonbetfjept alle gee*
lïelijcïte gaben fcfjentfcen bril/
toannee? rpftem baejom bib>
Den.
De negen-en-dertighfte Vrage.
ij
ïl3at sijtt Sacramenten of
^egeï-tefeenen#
Antwoordt.
JMcïJtbare teecfeenena enbe
$egelen /b Die €fmÖug Ijeeft
m-gelïeït/om aïlen Den geloo*
bigen De belofte ötg €uange*
!mmg notfj bete? te DoenDe?*
ftaen/ en De te beregelen»
Soufou ka tsei-qua tou Soulat ki Alid.
(a) Gen, 17:11. Ka hmi-ryttoung-
ah-kamou pahei tavät ki icyp-ou-
mi: ka anna-al-ato ta Tvikalang ki ni-
fikavaghan toutoukad j auan, toutou-
kad-appa ymoumi-asn.
(b) Rom. 4:11. Kmytta ki Tatasi-
taligh 38.^)
(t) Exod; 12:13. Ka\'semagh kan-
na anna-al-ato ymoumi-csn ki T&ï-kidi
tou Tallagh ka itouquei-moumi:
Irou ka k\'yta-ei-mau ta £emagh k\'an-
na, marivat-ah-koh ymoumi-asn.
Ad. 8:35. Kmytta tou Tatseita-
ligh.38.(^
(d) Matth. 28:18.19 .Irou ka mou-
qua ta ti Jefus ni-mafoufou neini-am
kma, Ni-pas\'ae-ymd-en ta kailhgen
jau-an tou Tounnoun tou Nasi. Alei
ki atta \'ou-qu-au, pabkouvceice\'i wah-
t&ut&uuh ta taou, \'u-loub ei neinicen tou
Nanang ki Rama, ki Alak, ki Joep-an-
appa ka-D\'lligh Matiktik: pa-imd-au
pa\'ylligh neim-am ki atta ki na pash-
tat^utseuugh-au ymoumi-sen.
i. Cor. 11: 24. Ka douni-ma-.
kou-vli-ato makou-Aliiid, ni-pihpi
tyn, ka ni-k\'ma, Arauto, Kmanna:
attata vouel-au, kapaoubla\'-n alei
ymoumü.£en : melamt-a ki atta tou hi-
balei-cn )auan. K\'ma-appa hynna ta
hsrnuh ki \'asyht-en fiseuh ki Hiad-
dou~..
(a) i7rn* <£nbe gjp
fait Jet bïeefc j tttue? boo?*
jttpt befnijben: entie [dat] fai
tot een teken zijn Öe# be?bönt£
tttflc jen nip enbe ttilfc jen tu
(b) üonvi: 11. heftet jiej
i3oo?^age38, (b)
ÖïoeDt fallt IteDen tot een teec-
ken 3tjn aen De jupfen bae?
gjp \'inne 3tjt: toannee? tcfc
jet bloebt fte / fal icfc n lieben
boo?-bp gaem
%ct*8f)6. heftet jiejboo?
®?age38 (b)
(d) iBattj* 2,8:18.19. €nbe
gefti0 bp jae? Uomenbe fp?a&
tot jaej/feggenbe/ Jfèp ge*
gjeben alle tnatjt in gentel
enDe op Sterben* Gaet dan he-
nen,onderwijft alle de volckeren,
defelve doopende inden Nam©
des Vaders, ende des Soons,ende
des Heyligen Geefts: ïeerenbe
jae? onDejjotiDen aïleg u*a$
tc&n gehoben jebbe*
11:14,2^ €nbe afó
jp gebancfet jabbe/ bjatk jp
jet/ enDe fepbe/ tentet/ Ctet:
Dat t£ mijn ïtcjaem/ Dat boo?
tt gebroken ïoojbt: doet dat
tot mijner gedachtem fïè.
gelijc£ [nam] jp ooxk ben
¥ 3 b^nclt
doudoug-in mavok , ka ni-k\'ma,
Hasuuh ki ayhtten katta Sika-vag-
hann-ato ka vae\'seu tou asmagh-au:
mzi-amt-a ki atta dou hmoulala-ah-
kamou ki anna myttou hibalei-en jau-an.
1. Pyppynna ta maanni ka pseh-
tasutaeuu\'hen-kytta hia ki naTapou-
jou ka Poukidi-en ?
Dourouha.
2. Kamang ta naunaraou ?
Tasikalang.
3. Kamang ta kararouha >
Na Tapoujou.
4. Poutatasi kidi Poutapoujou-ap-
pa pa;u-shut ymyt-asn ki mang ta na
Tapoujou ka Pou-kidi-en ?
Patau-mfing-en ki Hagnau ka
Mariang.
f. Kamang ta patau-mfing-an ka-
anna >
Atta: ka na pae\'aê-nanadap ymyt-
ta \'atta-hauma-an ki varau, ta
k^u\'agh-an-appa ka myhkaqua
myddarynnouh,dyk alei ki pchik-an
ka fafat ka ni-pchik-en ti Chriftus
tou navasvserash.
6. Padouk-en-kytta kaua faou-fäl
ki Hagnau ka Mariang ki na Ta-
poujou-appa ka Poukidi-en paou-
vqua ti Chriftus-an kanna ka ni-pou-
navasvaerseh-in-ato, mama tou Patar
ka
tyuuft-ftefte? na jet eten bes
$bontmaelS/enbe fepbe/ <Defe
^?!n£&-be&e? is Jet llietitoe
Ceftament in mijnen bloede*
Doet dat, foo dickwils als ghy
[dien] fult drincken , tot mijner
gedachtenifle.
r. &oe beel btngen toojben
0!iSïjie?gelee?tbanDe Zegel-
teeefeenen ^
Ctoee bingen*
2. HDclrfttó jjet ee?öe>
f et Ceeckem
3. üMefciS bet ttoeebe *
ï?et Zegel
4 IBat too?bt ons boo? be
^egfjel-teeclunen beteecfcent
enbe betegelt*
^e beloften bes <£nange*
ï$at is epgentlijc&biebe*
ïofte ^
<^efe: bat ons ban toegen
Öi / aen t €?npce bolb?ac|t /
be?gebtngï|e be? fonben/ enbe
jet eeutoige leben / ttpt gena*
bengefcijoncfeenis*
6 ï0o?ben top ban bepbe
boo? jet €tiangeïittm / enbe
boo? be ^egel-teecftenen g|je*
toefen op ben felbe €{Rtftum/
geftjnplï/ als opbeneenigen
g?onbt
-ocr page 187-ka fafat ki kariang-ei-mytta ?
H\'ahei.
7. Timaug ta ni-fikidi ki na Tapou-
jou ka Poukidi-en >
Ti Chriftus, ka Meifafou ka fiba-
vau ki Pakouilal-antyn\'.
8. Ni-fikidi ki atta ka mannon ta
teni ?
Tou was\'i ki vat tyn\'.
9. Ni-fikidi-en ta atta alei timang-an?
Dyk alei neini-£en ka d High Ta-
ma-tna-\'mfing.
10. Affi kaua poutapoujou pseu-
shut ki mamang ta na Tapoujou ka
Poukidi-en neini-£en k\'affi tna-
\'mfing , moukouna rou peiqu-an
nein\' ta an na ?
Affi poutapoujou pseushut ki pa-
ni j dyk ki pahavoung-an tou kalxu-
aeu-en.
ï i. Pyppynna ta kidi ka t\'oumimi-
xn tou na Tapoujou ka Poukidi-en ?
Dourouha.
12. Mang ta dourouha kanna ?
Ta Tadkalang, mamang-appa ka
poutatasikidi-en,
Ib Mama-ah ki mang ta Tasika-
lang ?
Makka Nasi, atou voual, mamash-
kyt-an.
T4- Mama-ah ki mane ta poutatse\'i-
kidi-en kanna ?
Tou kidi ka makka-tounnoun,
tou kidi ka makka Joep-an, tou kidi
ka affi maemaïh kyttan.
7* Wit geeft De Eegeï-tecc^
ftenen tn-gefttlt i
Cg?i!ttis/ De öontncU fijne?
Gemeente.
8. ü^annee? geeft gp Defeïbe
in-geGelt*
§nöe Dagen fijns bïeefcgs*
9* l^oo?D3ien$ijnfein-gefteSt>
StUeen Doo? Defcmre geloot
bigen.
<ên be?$tgeïen Dan De
Eegel-teecfcerien niet aen De
ongelooDigen/ aïffe Die gge*
b?upthen *
0itt anbe?s als De G?affe
De? felïen.
11. e Deel Dingen begoo*
ren tot een ^egeï-teeeken t
Ctncc Dingen.
ïx. Wtltkt sijn Defe tmtt
Dingen *
let teerden / enDe öe beteer-
ftenDe faecfce.
13. fóoeDanigg moet get teer-
hen $ijn *
2tertS/ Itcgamelijck / enDe
ficgtbae?.
14. ï^oebanigg moet De bt*
teetkcnbefaecke#t>
^emelfcg / geeftelijt& / enDe
onfïcgtbae?^
15. Ti mang ta pi-\'as ki Tasikalang,
tou peikaquan ki na Tapoujouka
Poukidi-en ?
Ta Sihqua mattafafou ki Sou ki
Alid.
16. Timang ta pi-\'sè ki na poutatasi-
kidi-en3tou peikaquan ki na Tapou-
jou-ka Poukidi-en >
Ti Jefus Chriftus.
17. Mara-ah-kytta mama ki mang
ki Tadkalang kanna ka tou pxnxh.,
ka poudillihgeil-ato ki annapouta-
poujou ta kariangei-myttä >
Tou tna-\'mfing-an ti Chriftus-an.
18. Heirou mara ta timamangka
afii tna-mfing ki Tasikalang kanna,
ahpara kaua ta teni ki mamang kan-
na ka poutatsei-kidi-en ki anna ?
Affi.
Ka dhpat kyttiazn ki Tateitaligh.
Pyppynna ta na Tapoujou ka Pou-
kidi-en >
P atta i-vluan.
Dourouha: Ta\'Uiouhana, ta Hi-
addoung-an ka ni-pa-fa-\'nni tou Ta-
tamd-en ki Alid b
Soufou ka tsei-qua tou Soulat ki Alid.
;(^)Matth.Äg: 19. Kmytta ki Tatei-
taligh. 39. (d).
15. Wit geeft in \'t geDjttpcfc
De? ZtQtUttthmm Jet teec*
ften^
«De <^ienae?g Deg <5öDDe*
16. Wit geeft in t geö^ttpcït
öe^egeï-teecfeenen De beteec*
henDe faecïtc >
3efn£€lj?ilïn&
17. l>oe moeten 1üop D\'upte?*
lij cfee teecftenen ontfangen/op
Datfe ong toac?Ifjc& mogfjen
30« tot regelen onfe? faïig*
Ijtpt t
Boo? \'t geïooDe in gefnm
CfKtftunt»
18. lüannce? Dan pemanDt
niet geïooDenDe/ Ijetteecfcen
ontfangt/ ontfangt Die oot&
niet De DeteecïtenDe faetfce}
De veertighfte Vrage.
©0e Deel Sacramenten of
^egjel-teecftencn sijnDe? *
Antwoordt.
Ctuee: namentïijtft Den
Boop /a enDeJet #;llDonDt*
maeï*b
^>cö?iftue?-fiïaetfe.
(a)jfl&attjp.8: 19* &tet &<<£
Doo?S?age39, (d)>
1. Aouffi kaua ki na Tapoejou ka
Poukidi-en ka ronma ka ni-fikidi-en
tou Sikavaghanka vae\'aeu, dyk ki
dourouha ?
Aouffi ki rouma.
2. Kaoumang ka ui-fikidi ta ti Chri-
ftus, dyk ki dourouha ki na Tapou-
jou ka Pou-kidi-en >
Alei ka ymmid ki filalaan-eta pae-
psehkaulaula-an ki kseuaghan ka vx-
\'xu: ka tou kseuaghan kanna ka vx-
*xx\\ t\'oumimisen dyk dourouha ki
maanni, ka pouriang-en-kytta pou-
psenseh ki rourouha katta ki na Ta-
poujou ka Poukidi-en.
3. Mang ta rourouha ki maanni
kanna,ka toumimi-en tou kseuaghan
katta ka vx\'xu >
Tou ouro, ka addin-kytta tou
kasuaghan katta; tou xuh, ka il-
lighin-kytta tou kseuaghan katta.
4. Mama ki mang ka hauat-en ta
rourouha katta tou na Tapoejou ka
Poukidi-en ?
Kma-hynna: \'Uloughan ta na Ta-
poujou ka Pou-kidi-en ki paoukoun
ymyt\'asn tou Pakouifal-an ti Chri-
attatotoukseuaghan kanna ka
fou kidi ka makka-joep-an; Irou ta
Hiaddoudoung-en, ni-fikidi-en ka
paka-faoun-eih-kytta ki anna paka-
tamdughtou kasuaghan kanna.
i♦ ^ijnöe? niet mee? als mtt
t^egel-teeckenen (of J^a*
meuten) in get ^ietnue Cefta^
ment in-geöelt*
l^een gen
ïBae?om en geeft €g?tÖus
niet mee? aSS ttoce ^egel-teec*
ftenenin-geflelt*
<0m Dat onfe ganfcge ftt*
fceeringe too?t De?geïeecken hp
een nieuto ïeben / tot tuekft ïe*
Den rnae? tfcoee Dingen teo?Den
De?epftgt Die Doo? Defe tvoee
Ztgtl- teeltenen Decjuamelijtft
lüö?Denupt-geD?utfct.
3♦ Jföelcfce $ijn Die ttoee Din*
gen / Die tot Dit nieuto leDen
begooten >
€e?ö/ Dattoe in Dit leben
lno?Denin-geb?atgt; Dae?nae/
Datvue in Dit felüe leDen Hjo?£
Den onDe?gouDen
4/ i^oetóö?t nuöpöefettoee
Dingen gefien inDe ^egel-teec^
kenen *
<&p Defe toijfe: Den <t)ööp is
een ^egel-teeclten onfe? inla*
tinge inDe ïjt?cUe <£g?tfti / of
in\'t geefteiijtke ïeDen:enöe get
^egeï-teetften Des flbonbt*
maeïs is geo?Dinee?t om ons
notg mee? te be?fte?cfcen in
Dat felDe leDen,
W 5* Cot
-ocr page 190-y. Na maraang ta Sihqua tou px-
äequ\'an ki na Tapoejou ka Pou-kidi-
en ?
Dyk neni ka Sihqua Mattafafou
ki Hagnau ka d lligh Matiktik.
6. Na mang ta neni kanna,ka mou-
qua-ah tou peikaquan ki na Tapou-
jou ka Poukidi-en ?
Ymmid ka dyk appa ta neni ka
tna-\'mfing ti Chriftus-an.
7. Afli-kytta kaua mäi\'iqu-äl-ato
ymyt\'sen tou peikaquan, tou affi-lava
pasikaquan ki anna,ki kamoei-\'neta?
Affi.
8. Heirou akoumea lava ta tima-
mang, ka \'mmado mavagh tyniasn
paouqua tou peikaquan ki na Ta-
poujou ka Poukakidi-en , alei ka
mouroung ta teni ki anna , makiva-
lei-ah kaua ta teni k\'anna ki kana-
dap-en ki kaeuaghan-appa ka pouta-
tsei-kidi-en ki na Tapoujou ka Pou-
kidi-en ?
Aili: ra padarang-auh ti Chriftus
ta teni, mama ki Tama-ouroung ki
ni-fikidi-en tyn.
9. Mang ta rourouha ki na Tapou-
jou ka Pou-kidi-en, ka pafoufou-
nnytta hnyn?
Ta Uloughan,ta Hiaddoudougan
ka ni-pafa\'nni tou Tatamd-en ki A-
lid.
Ka
Cot toten bejoo?t jet/
^egel-teecfcenente bebienen>
ftlleen tot be 25ebienae?s
öes üx €nangelmms.
6 Wittyn Die gene/ bie jae?
tot jet geb?npc& De? ^egel-
teecfcenen mogen begeben >
Stile enbe alleen bie in € j?i*
ßttrn gelooben.
7. blijft \'et niet in onfe b?p*
jepbt bie te gebacken / of
ntet / na bat ton toillen *
fättnl gantfc jelijefc ntet.
SJnbien ban pemant npt
be?ae jttnge fce? Ztqtl-tttcht*
nen fic j bae? ban af jottt / fal
bie be? genaben en leben/ boo?
be ^egel-tekenen beteeeftent ƒ
toel beelac jtig j too?ben £
$een jp: mae? als een be?*
a elite? be? infettingbe <£linßt/
fal jn oocft uan Clin ft 0 af-
getoefentoo?öen
9. iBelfKe^ijnbettoee^egel-
teeeftenen/ bae? ban gefp?ooc*
hen is £
*Oen W vDoop / en jet
$bonbtmael
Ka ahpat kytian \'al ki [at ki
Tataitaligh.
Kamang ta Tsei-kalang tou U-
loughan ?
Patt&i-vli-an.
Raloum,a Tashtannin-appa tma-
mud ka poudymman hynna, attato
ta \'Iseughan.
Soufou ka tïe\'iqua tou Soulat ki Alid.
(a) Matth 3:11 Xi)au ta mceulough
ymoumi-ten ki raloum tou Silalaan: ra
teni ka Sixuh jauantïiouqua ta ma-
rarygb maltgh jauan, ka affi-kohtou
kasirangan meiqua ki tatapil tyn\':
teni ta mseuloug-ah ymourai-sen ki
Joepan ka dilligh Matiktik ki apoei-
appa.
Ad. 8:36. Kmytta ki Tataeitaligh
ka 39.(4
Aót. i o: 47. Hmahei kaua mavag ti
timamang ki raloum , ka affi auloug-eih
ta neni katta , ka ni-makivalei ki
Joep-an ka dilligh matiktik, mam-
appa ymyt-aen >
r^Rom.<j:3.4. K\'affi kamou kaua
mavana ka timamang-kytta ka nu
Guloughan ti Jejiu Chriflus-an, ka nu
auloughan-kytta tou ni-kapateian tyn\' ?
Annata ni-ravak-an-kytta ki \'uloug-
han toulam tynisen tou ni-kapatei-
en, alei ka mama ka ni-pse\'^hpitten
ta ti Chriftus ki ni-ka-patei-en tou
kei-
De een-en-veertighfte Vrage.
ItDat i0 get teechen in ben
Antwoordt.
^tt Wam / enbe De <£ere^
ntonte Die bae? ttebens tne?Dt
geb?ttpcfct/ Dat ts/ De af-Uiaf*
frl3tU0C.
^cï)?ifttt^-plactfm.
(a) |Üatt{> 3:1 Ick doope
u wel met water tOt bCÏUeUUge:
mat? na mp komt is ït t%u
He? Dan tth / rntens ftgoenen
teH met tnee^Dtgg en Den [gent
na] te b?agen: Dte Calumet
Den ^epltgen <aee(t enDe met
Dpe? Doopem
%tt 8; 36, 2&ftet op De 39.
©?age (a)
2tCt-io: 47. Kan oock yemant
het water weeren, datdefe niet
ghedoopt en fouden worden,
meicfee Den i)cpltggen <Deeft
ontfattgen gebben/ getijch ais
OOtUtDp*
toetet ggp niet Dat foo vele als
wy in Chriftum Jefum gedoopt
zijn, wy in fijnen doodt gedoopt
zijn? wp 3ijn Dan met gent be*
gjaben doo? Den Doop tn Den
DooDt/ op Dat gtlijrUqtotjs
€g?tlïus uptDen DooDen op*
W * fits
keirangen ki kidi ki Rama,ka mou-
nounang-al-appa-kytta kma-hynna
tou kseuaghan ka vse\'seu.
Eph. y. 26. Alei ka pakatiktik-ah
ta teni tyniaen, clou ni-pakouptf.cn ki
iteughan ki raloum tou Sou ra.
Ka ahpat kyttian \'(eh ki rouha ki
Tatccitaligb.
Poutatseikidi-en ta mang ki ra-
loum tou Uloug-han ?
Patt&\'i-vli-an.
Joep-ana, semagh-appa ti Jefus
Chriftus.b
Soufou ka tas\'iqua tou Soulat ki Alid.
(a) 1. Pet. 1:2. Nxinixn ka ni-
piri tou ahkaquan ki ni-\'ktanang
kmalang ki Alid Dama, tou pahatik-
tik-an ki Joep-an, tou \'illighan k\'t laptyk-
an-appa ki <zmagh tijejus Cbriflus.
1. Joh.i: 7. JEmagh ti Jefus Chrijlus
ka A (ah hi Alid ta pabahouptigh ymytt-
tcn ymmid ki varau.
Joan. 1:33. Ka aili-koh ni-kma-
lang tynisen, ra teni ka ni-madingi
jauan pa-seulough ki raloum, tenita
ni-mattas\'i kma-hynna jauan, teni
kanna ka kytei\'mouhou ki tquaei ki
Joep-an mourarim itouhalap itou-
qna tynisen, teni ta ti anna ka mceu-
bugh ki Joep-an ka dilligh matiktih-
x.Cor.
geüiec&t tg tot De Jeejïtcïtfjept
Deg BaDejg/ alfoo oocfc top in
ntentatgljept Deg leDeng tuatu
Delen fottDem
€pljer 5: z6 <^p Datjpfe
|jeplt0en fOUDe / [ haer ] gerey-
nicht hebbende met het badt des
waters door het woordt.
De twee-en-veertighfte Vrage.
m&t UJ0?Dt Deteecfcent Doo j
\'t toate? ut Den ^oop >
\'Antwoordt.
<©en <6eefta/ en Jet DloeDt
^cfu b
^cfetftuej-pïactfcn.
(a) i $et* ijz* tDennptbe^
ftotenen nae De boo?&enntlTe
<ï5oDtg Deg 3^aDe?g / in de hey-
lighmakinge des Geefts, tot ge-
hoorfaemheyt ende befprengin-
ge des bloedts Jefu Chrifti.
U i: 7* Het bloedt Jefu
Chrifti fijns Soons reynight ons
van alle fonde.
giofj. i :3 }.€nüt telt en ftenDe
fjem niet / mae? Dte mp gefon*
Den Ijeeft om te Doopen met
ürnte? / Die JabDe mp gefeojt /
op ïücldun gjp ftilt Den «êeelï
ften neDe? Dalen / enDe op Ijem
Dïpen/ Defeig \'t die mét den
Heyligen Geeft doopt.
1. Cor.6: Ii. Kmytta kiTata;ita-
lighka 31. patagh {b)
Ka ahpat \\ytwn \'rfb ki touro hi
Tatmtalk \'
1 .€o? 6:11 g»itt B?age 3 r.
aen De lette? fb).
oe
ö
De drie-en-veertighfte Vra
Pou-tatsei kidi-en ta mang ki Tah-
tannun kanna tmamud ka poudym-
man hynna, attato ta iseughan ton
Uloughan ?
Patteei-vli-art.
Ta i\'seughan ki varau-eta.
Soufou ka tas\'i-quatou Soulat ki Alid.
{a) 1 .Cor.tf: 11. Kmytta ki Tatasi-
taligh ka 42 .(a).
Apoc. 1:5-. Na ti Jefus Chriftus-
appa, ka teni ta Gmail ka Mashut, ta
fingada ki ni-pei-rauei-en na neini-
senkini-mapatei, ta fiouro-appaki
meifafou ka Sibavau tou nasi. Na ty-
nisen ka ni-mavse\'sengo ymyt\'-asn,
ka ni-mtceugji ymyt-cen varau-eta
tou tfmagh tyri.
Ka ahpat kyttian \'ab ki pat ki
Tataitaligh.
P outatae\'i-kidi-en poutapou-en-
appa pou-shut ta mang ki Uloug-
han i
Pattcei-vh-an.
l-seughan ki varau-eta3, ki
\'asmagh \\ Joep-an-appac ti Je-
sus Chriftus.
Sou-
Wut feeteecluntDte fcp-ge*
DoegjDe Ceremonie / name*
iijcls / De af-tualfeljmge in Den
Antwoordt.
<©e af-tuaflcjtngje onfei
fonDen*
(a) r. Co?. 6: ii. heftet jjte?
Poo?3a?age42. (a).
Slpoc. i: CnDeDan geftt
€l)?ißö/ öie De get?otmie ge*
tttpge t0 / De ee$-geboten ttpt
Den DooDen/ enDe De<SDe?ße
De? koningen De? ae?De* #em
Die ong jeeft lief gejaDt/ ende
ons van onjfe fonden gewaffchen
heeft in fijnen bloede.
De vier-en-veertighfte Vrage.
Wat öeteeefcent en öe?segel£
DanntiDen <^oop *
Antwoordt.
^eaf-tDaCTeijinge onfe? fon*
Dena/ Doo?ijet bloeDtb/ enDe
Doo? Den actac gjefn Clmßr»
Soufou ka taeiqua tou Soulat ki Alid.
([a) i .Cor.6:11. Kmytta ki Tatsei-
talig ka 3 r. (b)
(b) Ka hnyn\', kamang
ta pse\'iamilamila-en-hou mamat ?
iEhpytta j pa- ieuloitg-a , pa ï-augh
ki varau-ohou, tou tatamd-en ki Na-
nang ki Meirang.
(c) Tit. 3:5-, Ni-pakariang ta teni
ymyt-sen, affi ki na ringei ki katik-
tik-an ka ni-peiringei-neta, ra tou
ahqu-an-appa ki kaharum-man tyri,
ki \'i-aug-han ki pei-likoug-han , kipei-
*vd<eu- in-nappa ki Joep-an ka dilligh
matiktik.
i. Kamang ta \'uloug-han ?
Tahtannintmamudta \'Uloughan
ka ni-fikidi-en ti Chriftus, ka alei en
masulough ki Raloum ta Tama-tna-
mfing, tou Nanang ki Rama, ki A-
lak, ki Joep-an ka dilligh Matiktik,
tou poutatae\'i-kidi-en tou poutata-
poujou-en appa, ka alei-en ki as-
magh ti Jefus Chriftus a nadappen-
kytta mmara ki Alid, ka peilikoug-
han-appa-kytta ki Joep-an ka d\'lligh
matiktik.
2,. Na mamamang ta neni kanna ka
ulous;h-eih ?
Ymmid ta neni ka mattse i-lal mat-
tas\'i-pasnash ki pahtaeutaeu han ki
Tna-\'mfïng-an ka dilligh.
3. Mat-
^vcï)?iftuq-3pïaetfcn.
(a) n*2$efiet!&a*
ge 3^(b).
(b)2Cct^: i6.<£nöenu/fcmt
be^tOtft gijp > J>tact Op/ ende
laet u doopen, ende uwe Tonden
af-waifchen, aenroepenbe Den
^ame Des ^eeren*
faligj) gemaecfct / nietuptDe
backen De? recï)tbee?Digbept
Diemp gebaen baböeti / mae?
na fijne bajmijeitigljept/ door
het badt der wedergeboorte, en-
de vernieuwinge des H. Geefts.
«Ben «Soop is een Cererno*
nie ban Cfhifto in-geöelt/
üjae? Doo? be geloobtge met
Ujate? befpjengt tuojben / in
ben name bes Baoe?s / enbe
bes JvoottS / enbe bes #epli*
gen <0ceös/om te beteeefcenen
en te belegden / bat top om
bes bloets £ö?iffitmïle / ban
<5obt in gtnaöe aengenomen/
enbe Doo? Den <ü>eea UieDe?*
geboren U)ö?Dm.
z. IBie 3ijn tue gene / Die ge*
Doopt moeten too?Den>
Sllle Dte brirjoemfle Doe«
Des toaren geloofs*
3. Mattse\'i faoun-appa mattse\'i-
\'mfing, na mamang ta seulough-eih ?
Ymmud ra neni ka seiaqua tou Si-
kavaghan ki Alid.
4. Kidi-ato kaua ka aeulough-eih
ta rara wei ka alalak ki Chriftang ?
H\'ahei: mam\'-appa neini-sen ka
kaeuh-kaha-tououl.
y. Ka kaumang ?
Alei ka atou rarauei ki Chriftang
ta ni-Sikavaghan ki Alid, mama ä-
neni ka kasuh-kaha-ato tououl.
6. Pattae\' i - limoulimou-en-hou ta
mattas\'i pouk mang ki atta ?
Atta:Heirou a tou rarauei ki Chri-
ftan ta ni-Sikavaghan ki Alid, affi pa-
itou-psenseh-eih ta neni ki Tseika-
lang ki ni-Sikavaghan k\'anna.
7. Maemash toumang ta atta, ka
atou rarauei-appata ni-Sikavaghan
ki Alid?
Ni - paehtseutaeuughen - kytta ti
Chriftus taatta, rou kouma, Sou-
roung-an.ei ta raraipei, ynna mavagh
neïnï-an mouqua jau-an, aki ka a neni
ta Peifafouan ki tounnoun ki Vullu vul
<W Matth. 19:14.
8/ "Uloughan-kytta tou Nanang
ttmang >
Tou Nanang ki Alid, Rama,A-
lak, Joep-an ka d\'lligh matiktik.
9. Ta-
b JtfgjtnocjDttpDelijc&e?/
Uitebe? al moet geöoopt tuo?*
Den£
2Üïe Dte bejooren tot jet
be?bonbt <0obt&
4* iBae? moeten oocfc be jon*
ge fcmberen be? <£j?tllenen
U30?ben geöoopt *
3\'aefe: foo tuel afóbebok
Voaflene*
5. iDacjom l
<&m bat be Omberen be?
Cjjtöenen alfoo mei bejoo*
ren tot jet betont <£>öbtg aïg
Debolmaflene*
6* ïDat bolc jt bae? tipt *
«Dat: tnbten fp bejooren tot
jet bejbonbt <0obt0 / batmen
jae? ban ooch be teec&enen
beg be?bonbtss niet ont jottben
en moet.
7 iBae? tipt bltjeftt bat/ bat
oock De ktnDeren be jooren tot
jetbe?bönbf<0Qbt$u
€ jitöttg jeeftet ong geleekt/
feggenbe/ Laetafvande kin-
derkens,ende en verhindert haer
niet tot my te komen : want der
fulcker is het Koninckrijck der
Hemelen. Hlattj. 19:
8, %n trneng name tuo?Den
bjp geboopt*
gin ben name <6oDes / Dt&
Babejö/Deö jhoo n#/ enDe De£
#epUgm<0ee0&
9. Taseupynna-\'n-eih-kytta mseu-
lough >
Tseu-faLeih-kytta.
1 o. Kaoumang ka tjta-fal-eih-kyt-
ta maeulough ?
Alei ka Uloughan ta na Tapoujou
ka Pou-kidi-en ki pei-likoug-han
ymyttan, ka pafal-in pamut ymyt-
tsen.
11. Ulough-eih-ky tta ki na mang?
Tou pasnash, ki na raloum.
12. Tou kidi ki mang ?
Tou Vseughan ki Vouel-eta.
13. \'Ulough-eih kytta timang ?
Dyk neni ka Sih-qua matta-fafou
ki Hagnau ka d\'lligh matiktik.
ISla Tctikalang, ki mamang appa ka
pouta-tcei-fadi-en.
1. Kidi-ato kaua ka akoume-ah
tou na Tapoujou ka Poukidi-en ta
paeae-myhkakaula ki Tasikalang ki
Poutatas\'i-kidi-en-appa >
Hahei kidi-ato.
2. Vx\'x myhkakaulaula ki mang
ki raloum, ki Joep-an ki femagh-
appa ti Jefus Chriftus ?
Atta: mama ka mamfmg paka-
kouptigh ta raloum tou kidi tyn ki
kavouffouk-an ki Voual, kma-hynna
mamfmg pakakouptigh ta Joep-an
ka
9. ï?oe Dictoilg moetenW
geDoopt tooien}
0itt mee? a!g eeng*
10. 3Bae?om mae? eeng }
<üm Dat Den «Doop 10 een
^egel-teetften onfe?fcoeDe?-ge*
Doo?te/ Die niet mee? aïgeeng
in ong en toe?Dt te Djege ge*
D?acjt*
n> ïïDae? meDe too?Den top
geDoopt *
ïlpttoenDigö mettuate?*
ix» ^ptuattoijfe*
^00? aftuaflcfjmgïje onfe?
ïiejamem
1 j*
^00? fcuie*
Alleen Doo? De &eDienae?g
Deg €uangeïuimg*
Van het Teecken ende de
beteeckende faecke.
Höet\'c?inDe^egeï-teecfce*
nen niet een obe?-een-fcominge
3tjn/ tttffcjen Jet teecfeen enDe
De DeteeefcenDe faetfce i
3;aï)ct.
JBat obe?-eetvfcomingje
i(fe? ttiflcjen inate? / enDe Den
ÄeOt eriDe Jet Dïoet %tï\\i
€J?ifti>
^Defe: geïijtk Jet toate?De
onfnpbe?Jept Deg ïitjaemg
Dan naturen beqnaem tg mee J
te nemen/aifoo ig oocfc Den ï):
<0ee8
-ocr page 197-lea d\'lligh matiktik ki semagh appa ti
Chriftus tou kidi tyn\' ki kavouC
fouk-an ki vatti-eta , ka varau ta
anna.
3. Pasae myhkakaula ki mangki
tahtannen tniamud, atta ta i\'aeughan
tou Üloughan, ki i\'asughan-appa ki
lemagh ki Joep-an ti Jelus Chriftus >
Atta? mama ka miffing hmamia
ta iaeughan ki raloum ki kavouil
iouk-an ki voel; k\'ma-hynna miffing
hmamia ta \'asmagh ki Joep-an-appa
ti Chriftus ki kavoulfouk-an ki Vat.
ti-eta, rou addan ta anna tou tintin-
cta. _ .
4. I\'oughan kanna ki raloum ka
ton halap, \'i\'asughan kaua ki anna
ta varau mamado ?
y. Kaoumang ka affi.
_ Alei ka dyk ki semagh ti Jefus
Chriftus ki Joep-an-appa ka dilligh
matiktik, ta pakakouptigh ymyt-aen
ymmid ki varau-eta.
Silala-an kaua.taraloum tou XT-
lough-an ka pahaeaemasghin taatta
tijefiis Chriftus?
! Am : ka myhkaqua raloum ta an-
Oa; nda raloum appa ka ni-fikidi-en
tön paeikaquan -kap5e*fa-nni tou ta-
t\'amd-enki AMsw*.
7. Kamang k\'anna, ka \'iasug-en-
kytta amagh ki Joep-an-appa ti
Chriftus? J r pou-
<6eett enfoj^Mftftt Cgjifff
ftetiuae<j*Ä fejw epntggept
onfe? $it\\mimtM öe fonDen/
ujitte fujibetm ,
3» Itöatobemn-fcommgeicrej
tuflcgen Dc iEetemome/Dat is/
Daf-iDAacgmge in Den Boop/
enbe D\'af-toaOt|in(»öoÖ?get
fcloet/en Jöl Sefu <£g?ttti?
<Defe; j^lp^^.af-toaitcöirw
geraet toate? D\'onfnpbe^gcpt
Des lit gaems in umte Daet
toeggneenifc altoo oocfc get
bloebt entic Sen seeft gern
Cg^iinemeniPPMg. frmttep*
mggepDt oii&^elen/ aUTeop
onfc iiejten toejben gcb>acgt*
4* oocfe gtt uptejlijcfce
mttjbaul beaf-Uiaffcginge
De? fonDen felfef
$een get.
5. I^oefoontetf
<&m Dat allem get bloeDt
3efu Cgnfti / enDe Den ^eplt*
gen <aeeft / onSrepnicgtDan
alle onfe fonDen.
6. HB^tDanjjjqiehgettoate?
!nben«Doopbe?an$e?t in get
Jßeert: get Dip altfjt Urn*
tej? mae? umte? ne?o?Dmee?t
toteengcpliggsc^upeh.
7. iteat is et Dan / met Den
bloebeen met Den <0eeftgefu
Cgjifl* afgeujaircgen te 51m 4
#et
-ocr page 198-Poutatae\'i kalang-en ki anna U rou-
rouha ki maanni.
8. Kamang ta naunamou ?
Poutaei-kidi-en ki anna, ka paki-
valei-in ta atta-haumaan ki varau,
tou kanadap-en, alei ki \'asmagh ti
Chriftus. , .
9. Kamang ta kararouba ka pouta-
tajikidi-en ki anna ?
Pei-va\'haeu-in ki Joep-an ka d\'lligh
matiktik pakatiktik-en-appa mama
ki Pouk ti Chriftus, alei ka affi-kytta
hmi-lala-ah maeuagh ki varau, ra dyk
ki Alid.
10. Poutatasikalang-en hnyn ma-
ma ki mang ki \'Uloughan ta \'ioug-
an ki varau-eta ki semagh, ki Joep-
an-appa ti Jefus Chriftus ? .
Tou pa\'seuaklakla-an kanna ki
pseaèmyhkakaula ki Tseikalang ki
Poutataeikidi-en-appa, tou \'Uloug-
han.
11. Pou-shut hnyn\'pou-tapoejou
mama ki mang ta Uloughan, ki i aeu-
ghan ki varau-eta ki seniagh ki Joep-
an-appa ti Chriftus ?
Tou ligh ki ni-fikidi-en ta \'Uloug-
han , ka paasu-shut-en hynna ton U-
loughan ka dlligh ta patau-mfing-en
ki kanadap-an.
ia. Tseuug-hau ta Sou kinafika-
kidi katta ?
"Ou-qu-au (ni-kouma täti Chri-
ftus
beteecfcent ttoee Dm*
gen*
& ilMcfce is ïjet ee?fft*
l^et bctccclient/ be?gebinge
De? fonDen ontfangen/ttpt ge?
naben / om Des bloets Cfmffi
UitUe*
9. WtUKt is öettmeeDe/Dat
Dae? Doo? beteecfcent bio?Dt *
«Poo? Den#epligen «Oeeff
be?nieitmt / enDe tot eenliDt*
maet 3eftt<£fj?tfttgejepligjjt
te mo?ben / ten epnDe mp niet
mee? De fonDe/ mae? alleen
<E>oDeleben motsten*
10. ^oe beteeefcent Dan ntt
Den <E>oop De af-ioa(fet)ingbe
onfe? fonDen doo? jet bloebt /
enDe Den 43eeft giefu <£ö?ifti*
<Doo? De gelijcfeeniöfe / enDe
obe?-een-fcomingt)e tufftfjett
jjetteec&enenDeDe beteecken*
be faeche/in ben ^>oop*
n. naae? ïjoe be?5egeït nu
oocït Den <®oop / De af-maf*
feljmge onfe? fonDen/ öooz fjet
bloet enDe Den <0eeft€lj?jai >
lipt fc?acïjt Dan De infettin*
ge Des ^>oops / albiae? De hu
lofte De? gjenaDe tiptD^ttcfe?
lïjtft / aeri Den metteïncUen
^oop mo?t baft gemaecftt*
1 ©e?jaelt De bjoo?ben De?
tnfettinge}
tot
-ocr page 199-ftus ki Pâdadingi-en tyn ) mahkou-
vœïàœ mahtceutœuugh ki Tau,œulougei
neiniœn tou Nanang ki Rama, ki Atak ,
ki Joep-an ka d\'ihgh Matiktik, tima-
mang ta tna-mfingalato ka œuloug-ei-
hto, pakariang-eih ta teni.
13. Irou ra fi-kavagh kma-hynna fi-
màuCïï Vpim ta Ahd tou Uloug-
han,ka hariou-eih-kytta tyn" ta kana-
dap-en ka kma-hynna irang ; aouffi
kaua ki mamâng ka vli-\'n-eta fi-ka-
vagh kiAlid ton Uloug-hanymyt-
sen?
Hahei akoumea.
14. K aman g kanna, ka vly\'h n-eta
Sikavagh ki Alid tou iEuloughan
ymy.t-aén ?
Ka tou ymmid ki \'ligh-eta maou-
hang-ah-kytta macyt ki Nœi, ki va-
rau,ki Lyttou.
if. Timamang ta matoukhgail-
appa ki Nsei ki varau, fiseuh ki ni-
seuloughan neinixn, makivalei-ah
kaua ta neni ki kahaniap-aen ki ma-
mang tou ni- seuloughen neini-aen ?
Affi makivalei-ah ta neni ki kaha-
niap-en ki mamang,ka ynna kafaoun
kariang ta affi ni-seuloughan neini-
«n?
Ra atyat kyttiœn \'œb ki rymma ki
Tatœitaligb.
Kamang ta Tseikalane tou Hiad-
tot fijne Slpoffelen ) ondenvijft
alle de volckeren, defelve doo-
pende in den Name des Vaders »
ende des Sôohs, eh des Heyligen
Geefts, die gelooft fal hebben en
gedoopt fal zijn, fal falig worden.
13/ üßae? alg ^obt hm\\ hb
Den in ben ^oop alfoo bc^
binbt/ om ong foog^oote ge*
naöe te fcjencfcen ; tCTe? ban
ootït niet pet / bsae? toe top
ban onfent luegjen in ben
&oopbie?benbe>pUcJU
gatjommng,
14* ï©atigbat/U)ae?toetbp
be?plitjt bïojtben in onfeït
^oopi
Battue nae? onfe tiptere
ftjatjt aitijt füllen tt^ijöen te^
gen be toerelt / be fonbe/ enbe
I $* <Dic ban na baren <Doop
be toetelt enbe be fonbe bief*
nen / Jebben bit toel eenig Jen
tjooft te fcjeppen upt Jaren
^oop*
$eenfe/ geenen t?oolï ate
toog/ Jet toare Jae? bete? nopt
geboopt te 3tjn geujeelï*
De vijf-en-veertighfte Vrage.
iBeïcfc ig Jet teecfcen in Jet
f eplige ftbontmaeU
% % Ant-
-ocr page 200-WufikiMäki kar^ummattjehS i
TÄafoöeiP^Äamude i
ka pou-dvmmaö^nftiP * KS PI -t.
!r-: vn c;;. fi».täSftrt iv .\\ * ,
Soufop ka taigua tou Soulat ki Alid» «
(a) i .Cor. 11:13, Kmytta tou Ta-
tseitalighka 39.
Matth. 2(5:27.29. Ka dou ni-
eugh tyn\' ta hauugh ha ayhtan,ka rou
ni-pakouvli tyn makou Alilid phsen
tyn\' neinisen [ta atta] kma; Houh-
tmouk-au-moumi tou [haeuuh] ki atta.
Ka pafoufbu-en nau-kamou, kaffi-
mau auh na Jkidi hnyn ki voua katta
ki rigara ki karaumatah, tou kidi-al-
appa ki was\'i,dou h\'ouba2KU-au-mau
inyt ta atta hmoulam ymoumi-aen
tou Peifäfouan ki Raraman-au.
(c) Kmytta ki Tatseitaligh ki li-
aeuh.
Ka ahpat kyttiten \'ab k \'innim ki
Tataitaligh.
Kamang ta Tahtan-nin k\'anna tma-
mud >
Patt&i-vli-an.
Ka pyhpi-in ta paoul«, ka pouti-
ri-en ta b hala ki kar&umatash, ka
pakou-vli-en makou Alilidalci ki
rouroulia k\'anna, ka fiietastseh-en d
neini-aen ka Tamatna-mfing, ka ma-
ra 3 kman, myt ki attäa.
Son-
Istt"V!
fyoobt * ettbe ben totjttb/
ttcbenjeH &e * 3&rentöttiec bie
bae* bp toejbt gcbjttpciu.
U ni. Jte i&iit
mi $ i4 <£03*11: 13. heftet fity
vooyop
(b) Uäatt29. <gntie
jp nattt den drinckbeker, ettbe
gebaucht fjebbenbe gaf ijae?
kim/ feggettbe / Drinckt alle
daenayt. 2*nbe ich fegge u/ bat
ich Dan nu aen ttiet ett fal
ö^tncfem van defe vrucht des
Wijnftocks, tot 0p btett Öaßft /
toamtee? ich ntet tt befelbe
ttiettto fal tyinefcen ttt \'t öo*
ttittchrgcfc mijnSBaöe^
(c) heftet besage btettae
bolgljt*
J$elc& i0 be Zeremonie i
Antwoordt.
<£at fjet bjoobt ttiejbt gje*
tyootkm*/ bm taijtt bejg0*
tmb/ ettbe bepbe ge3egcntc/
enöe upt-gcbepltd am be ge^
loobtgett/ bte bat ttemett/eten/
enbe brachen.
Soufou ka tse\'i-qua tou Soulat ki Alid.
(«JMatth. 2<5:2 7 .Kmy tta ki Tatsei-
talieh 4f .(*)
(i) Luc.22: 20. K\'ma-appa-hynna
ta hauub kt aybtan fiaèuh ki Hiaddou-
doung-an, ni-kraa, Haceub kayhtan
katta ta Sikavag-ban.ato ka vaeeu tou
\'eemah-au, ka pou-tiri-eih alei ymoumi-
an.
(c) I.Cor. 10:1ó.Hauauh ki pakou-
vli-in makou-Alihd, afli kaua faoufaL
en ta anna ki asmagh ti Jefas Chri-
ftus > Päoul ka pihpiun, affi kaua fa-
oufal-en ta anna ki vouel ti Chri-
ftus ?
*
(d) Kmy tta ki Tataeitaligh 4 f. (a)
Ka ahpat kytti-cen \'ab ki pyttou ki
Tataitaligh.
Poutatsei-kidi-en ki mang ki paoul
ki halaappa ka anna ki karaeummse-
taeh tou Hiaddoudoungen ?
Pattczi-vh-an.
Vat * , semagh appa h ti Jefus
Chriftus.
Soufou ka tas\'i-qua tou Soulat ki Alid.
(a) Matth.26: 27. Kmytta tou Ta-
tajitaligh ka 4.6.(0)
(^)Matth. 26:28 .Ka atta ta *<emagb-
au > [ta semagh] ki Si-kavaghan ka
ka tiri-auh alei ki maba-
toung s tou attanynnoan ki varau.
(a) jCï^attfl» x6t 2-7*
JjtQ tod* (a)
(b) Ettc 22:20* ^efge!ijcfcs
OOCft den drinck-beker na l)Ct
ftüontmacl/ fcggïjcttDc / Defe
drinckbeker [is] \'tNieuwe Tef-
tament in mijnen bloede, \'t welk
voor u vergoten wordt.
(c) 1. Cö?* 10: i6.De Drinck-
beker die wy [danck-feggende]
zegenen, tg Die met eengjjes
mepnfcfjap De$ 23ioet£
fti * #et 2&ooDt Dat top tyc*
fcen I i& Dat met een gemepn*
fcfjap öejff UttijamtS CffctÖt}
(d) ^tetaa?age45,(a)
De feven-en-veertighfte Vrage\'.
iBattoojDt Mmktntöoö?
{jet foöööt tnïii in
Antwoordt.
&et Jtc|aema enöe ftïoeDtb
gefuCfmftt
(a)|^attÖa6; zy.&cftct ïjiej
Doren a^age 46, (a)
Want dat is
mijn bloedt, jjet [fclOtt] Deg
Jgietmjen Ceaamentjeï / Jet
toeltk vm tjele begoten
töojt / tottoejgcDinge Dej fan*
öen*
% 3
-ocr page 202-ï .Cor. 11: 2 $. Kma appa-hynna ta
bauauh ka ayht. an iï-jèuh ki Hiaddou-
doung-en, ka ni-kma, üawzuh ka
ayht-an Katta ta Sikavagban-ato kaVa-
\'m touamagh-au.
Ka aiopat kyttixn \'al ki koyhpa h
Tatïeitaligh.
Poutataei-kidi ki mang ta Tahtan-
nen kanna Tmamud kapoudym\'-
an hynna ?
Patt&ii-vli-an.
Ka ni-paoubla-en ta Voual ti Chri-
ftus, ka ni-poutiri-en ta acmagh tyiï
alei ymyt-£ena, ka hariou-en ta rou-
rouha kanna, ka avovok-aul-ato, ka
y t-aul-ato ki vatti-eta.(^).
Souföuka taeiqua touSouIatki Alid.
(a) i .Cor. i o: itf.Kmytta ki Tatasi-
taligh ka 4s/c) * - -
{b ) Joh. ff. f6.Ka avovok ka d\'lligh
ta vat-au , ka yt ka d\'lligh fa cemagh-
au. Ta kman ki Vat-au; taraytki
2emagh-au jitouqua jauan, kaitou-
«qua-appa-koh tyni-asn,
f . - • i\\ r r •"■ .i *
Ka ahpat kytmn él ki matoudaki
Taiaitaligh.
Poutatas\'i-kidi paeushut-appa
Imyn\' poutapoujou ki mang ta Hi-
addoudoung-en ?
Pat-
u ut ^efgeïtjcftg
[nam] jp OOCft den drinck-
beker tta |)Ct ttCU Deg flÜönÖt*
maels/enDe fepöe/Defe drinck-
beker is het Nieuwe Teftament
in mijnen bloede.
De aeht-en-veertighfte Vrage.
W&t beteecfoent De bp-ge*
boegjDe Ceremonie*
Antwoordt.
t©at Cjjiöi licf?aem booj
ons gebjooc&en / fijn bloebt
boo^onStoejgoten/ enöe ons
bie bepöè gefcljoncften 3911/
tot een geeöeïijcfce Ipijfe \'enöe
bsanc&ottfe^ieiem
(a) r*€öMo: i64$eftetöc
3^age46*(c)
(b) go 56. Want mijn
vleefch is waerlick fpijfe, ende
mijn bloedt is waerlick dranck.
mijn bïeefcj eet / enöe
mijn bloebt Dnncht / Die blijft
in mpl enbe icfc in jem*
De negen-en-veertighfte Vrage.
JBat beteetfcent en betegelt
Dan nn jet ftbontmael *
Ant-
-ocr page 203-Pattai-vli-an.
Kidi ki paka-tamdug-in » kipa-
hik\'dden b ki vatti-eta > ki na vat ti
Jefus Chriftus ka ni-pounavasvaeras-
\'in, ki na xmagh-appa tyn\' ka ni-
poutiri-en.
(a) (£) Joan.rf: y ƒ .Kmytta ki Tatasi-
taligh ka 48.^).
Ka rarima kyttian ki Taueitaligh.
Myhkaqua kaua ta raloum tou U-
loughan, ta paoul ta yt k\'anna tou
Hiaddoudoung-en tou kidi nein\'
kalhei; ma-lava ka pafi-lala-an ta an-
na pahavavaat-un ka pahae^asmag-in
ti Jefus Chriftus ?
Pattai -yli-an.
ACS pafi-lalaran taanna tou akou-
me an nein a,ra poutatseikidi-en pou-
tapoujou-in-appa ki atta pou-shut
ymyt\'-xn ta attaral-an ki varau-eta,
ta pahik\'dden-appa ki vatti-eta, alei
tiChriftus-an ka ni-pounavsev^rse\'-
in, rou aran-netata anna touTna-
mfing-ankad\'lligh.
Soufouka tseiqua tou Soulat ki Alid
(a) 1 .Pet. 3:2 L-Kapeikakounoung-
en ka itou-douma ki anna ka Uloug-
han, ta kmading appa hnyn ymyt\'-
^n} afft ka aua-raUn [ki anna] ta ka-
voujfdukan ki voual, ra ka tatse\'ita-
hgh-appa ki vana ki ryh kamariang
ka gmauat ki Alid tou nKehpyt-en
11 Jelus Chriftus,
Luc.
v Antwoordt.
^e boebingea enbe labin*
gebonfe?5ielen/ boo? Jet ge*
fe?np&ebïeefcj/ enbe Jet be?*
goten bloebt Jefu <£J?iftü
(a)(b) 30^6:55. £ietjiet
boben/oplage 48* (b)
De vijföghfte Vrage.
blijft ban inben ^oop Jet
mate?/ enbe in Jet &bontmaeI
jet b?oobt enbe toijn / \'t gene
fp te boten toaren / of too?*
benfe be?anbe?t in \'t bieefcj
enbe bloebt Sefu € J?iÖi *
Antwoordt.
<®efe en too?ben in Jae? toe*
Ten niet be?anbe?ta /mae? toop
ben ong tot teecfteiten enöe
gelen ban Dc bejgcbmge onfc?
fonben / enbe ban be laeffcmtfe
ónfe? pielen / beo? ben geftwp*
öen € j?ittnm/umnuee? bJp be
felbe boo? een optecjt geioobe
aenbaejbettv
&cï))iftu<»-pïartfen.
(a) u$et*i^i4Bae?ban Jet
tegen-beelt be «poop / ongnti
OOfh bejoubt / niet die een a£
legginge is der vuyligheyt des
Hchaems, mae? bit een b?age tg
eene? goebe? tonftientie tot
<0obt boo? be opöanbingje
gefu€j?i{&
Mm,
-ocr page 204-Lnc. 12:18. Ka pafouiou-ennau-
ïamoü,ka affi-koh myht-ah ki na na
voua ki \'ngara ki karoumœtœh, tou ki-
di-appa dou iróuafeito taPeifafouan
kiAlid. 1 \'
i . Kamang ta Hiaddoudoung-an ?
Tahtannen Tmamud ta Hiaddou-
doung-an ka ni-fikidi-en ti Chriftus,
ka alei-en pi®\'néiniasn ka Tama-tna-
mfing ta paoul ka pyhpiun,ta hala ki
karammmataeh ka poutiri-en, tou
poutatseikidi-en ka ni-poubla-en ta
Vouai ti Chriftus tou navsevaerash
alei neini-sen, ka ni-poutiri-en ta \'x-
magh tyn\', ka hariou-en nappa ta te-
ni neini-sen ka avovok-aul-ato, ka
ytaul-ato ki kseuaghan.
2. Kaoumang ka pananang-en ta
Tahtannen k\'anna Tmamud, ki na-
nang ka Hiaddoudoung-en >
Alei ka ni-fikidi-en ta atta tou kidi
ki Hiaddoudoung-en mavok,rou ni-
kaha kman ta ti Chriftus ki Joeko
ki Halidaseu-an lam ki rarauei ka
Pahtatasutaeuughen tyn\'.
3. Timaiig ta ni-fikidi ki Hiaddou-
doung-en kanna ?
Ti Jefus Chriftus.
4. Kidi-ato kauaka afal-ei ihytta
meiqua ta Hiaddöudöuug-an,mama
ka taaëufal-en-kytta moulouh?
Mï : rà me-lal&ah-kytta mouqua
tou Hiaddoudoung-an.
%uu ixf 18* wsnxt trk feofge
u / öattck ntetDnneften en faï
van de vrucht DCÖ töijn0OClt0/
tot Dat jet ftomnektfjefce
<£W>Dtjs falgefcomen 3ljn.
r. IBatig jetftbontmaeI>
tytt 2£bontmaeli£ een €txz-,
wome Dan € j?ifto tngeftelt /
ttiae? Doo? ben geloobigen ge*
b?ooefcen bjooDt en begoten
toijn gegeben Uio?t / om te be*
teechenen Dat Cj?tftt lïcjaem
booj jaet aen \'t Cnipce getyo*
hen / enDe fijn bloebt bejgo*
ten 10/ m Dat jp felDe jae? ge*
fcjoncfcen toojDt toteen fpij^
fe enbe Djancfc Deg leben&
2* ï^aejom tuejt befe €ttu
monie met De naemban een
bontmael genoemd
#m Datfe ten tfJDe DesSC*
bonDtmaetë / na bat <£ jtffftig
jet pafcja met fijne ^ifei*
pelen gegeten jabbe} t& iti-
geftelt*
3. I®te jeeftjet&bontmael
in-geftelt * ^ ? «
gjefn* Cjjiffi.
Mwt men jet&böntmaeï
maej eens nuttig jen / geiijch
wen maejeengtooje gehoopt*
$een; maej men moet Dic&>
briïsf tot jet ftbommael me*
beneemt. 5. wm
ƒ. Kamang ta alei, ka melala-ah-
kytta falikough tou Hiaddoudoung-
an?
Alei ka na Tapoujou ka poukidi-
en ta Hiaddoudoung-en ki paka-
tamd\'hgen ymyt-aen tou kseuaghan
ka makka Joep-an: gnyn\', timang
ta affi helala-eih pakatamdugh tou
1 kasuaghan kanna ka makka joep-an?
6. Oumang-ah-kytta tou Hiad-
doudoung-an ?
Tou pam2eh,mavok-kytta ki paul,
ka myt-kytta ki hala ki karasummat-
taeh.
7. Timang ta ni-fikidi ki atta ?
Ti Jefus Chriftus.
8. Ka mannou ?
Tou aeuvan ka tou ièuh tou ouro
ki pou-navaevaeraeh-eih tyniaen, tou
kidi kanna ka ni-fi-vanavana-an ti
Judas tyni-sen.
9\' Ni-fikidi-en alei timang-an ta
Hiaddouddoung-an -kanna ?
Dyk alei neini-aen ka d\'lligh Ta-
ma-tna-"mfing , ka poupa^nash-appa
ki katiktik-an ki Tna\'mfing-an nein\'
tou kaeuaghan ka makka Chriftang.
ïo. Hahei-en kaua papouqua tou
faoufal-an ki Hiaddoudoung-an ta
nenikanna, kapoupasnaeh ki kau-
rouan tna-\'mfing nein\', mseuagh lava
tou pani ki kidi tou katoukoul-an ?
Affi hahei-en ta neni papouqua.
ï i. Kaoumang ka affi haei-en pa-
pouquataneni kanna?
5♦ naaej. bp ftontt Dat / Dat*
men Dtctotfó totget&bont*
mael töebe^eeren moet *
<®n\\ bat get^bontmael 10
een J>at2ament onffy bnïipx^
fttnge tn get geeftelijche leben:
nu/ wit en geeft niet ban noo*
Den bttetig bc?tte?cttt te mop
Den in Dat felbe geefteiijeftc
ïeben^
i$at Doet men tnget
bontmael ï
ïlpttoenbtgg / eet men ban
fyoot / en men D^ntïtte? toijn-
7«. Wit geeftet tn-geöeït *
^efujöCg^aug,
8. JDannee? *
^en ïaetften natgt booj Dat
gp ggeU?tipft / Doen gp
Dan guDag tuiert bejraben*
JBoo? toten i0 get $bont*
maeï be^Dent >
Meen Doo? De irate geiootttV
ge / enDe Dte De toae^gept ga*
ress ggeïoofó met een
ïtjcMebenbetójfen*
10. laogen Dan De fnïc&e tot
Deggemeenftgap Dt& $bont*
matig met toegelaten ftio^
Den/Dte befeententlfe boen/Dan
ongcloobtcïg of anDe?ftntg
ejgcjlijtKieben*
Uleenfe*
u, jpaejomtuet*
na
Àîei ka pakavoulïouk-en kma-
hynna ta ni-fikavaghan ki Alid, ka
\'tla\'nn\'appa ta ngale ki Alid tou Pa-
kouiiàl-an ka myhtat\'mouk.
12. Heirou akoumea lava ta tima-
inang, ka ni-taseu-kaha\'n-atomasu-
loug ka ni-hahei-en papouqua tou
peikaquan ki Hiaddouddoung-en,
rou poudasâèua ta teni poupsenash
ki kouroang tyn\' tna-mfing, raang-
aumytta ta teni kanna ?
Pou-paenseh-eih tyni-sen tou na
Sou ki Alid, kani-famkken tyn\'ta
na Tapoujou ka Pou-kidi-en ki affi
tna-rafing-an tyn\', ka alei ki anna ka
fiourou makdun itou-halap tyni-sen
ta \'ngale ki Alid, rou affi filala ta
teni.
13. Mang-au-mytta tyni-sen tou ki-
di ki Silala-eih tyn\' ?
Pou-tauag-eih ta teni tou kidi kan-
na kiSaoulâl-an kiHiaddouddoung-
an, ka patym\'hgeil-appa myhkaqua
ta teni pae-aehpit tou filala-an ka
d\'lligh.
14. Onmang-ah ta Tama-tna-
mfing, rou affi-appa mouqua ta neni
tou faoufal-an ki Hiaddouddoung-
an?
Repung-ah ta neni psehraryh nei-
ni-asn tinnih mamado,mama ka pah-
îseutseuughan-kytta ki ni-Padadingi-
an ka ti Paulus.
<9m bat aïfoo jet be?bonöt
<6obtS ontjepligjt / enöe ben
too?n<öobts obe?begantfcje
gemeente ontfteecken uio?bt
ix* g>oo miflc jien pernant /
nureets geDoopt enöe tot jet
geb?npck bes ftbontmaelS
toegelaten 3tjnöe/ kenneitjcfc
betoijs öeöe ban ongeloobtg*
jept/ toat moet men metfoo
eenen Doen*
^ten moet upt öen tjpoojbe
<0obts tooien aengefept/ Dat
jp boo? fijne ongeloobigjept
be^egel-teeckenen jeeft gje*
fcjonDen/ enDeDat Dien bol*
öen toojn <5obtS te
fbiaejbe? op jent blijft / foo
lange jp jem niet en beheer
13 ♦ W&t falmen onbe?mijlen
met jem boen / tot te? tijt Dat
jpftcj Mum *
ï?P fal foo lange ban be ge*
meenfcjap bes $bonbt*
maeïs af-gejonben tuo?ben /
enbe Heets üe^maent tot tuaxt
boetbee?Digjept*
14* lEae? mat moeten De ge*
loobigen Doen/ee?fe komen tot
be geineenfcjap Des &DonDt*
maeïs t
<§p moeten na De be?ma*
ningje Des sipofteïs #anl*
jae?feiDen fo?gjbnlbigjlijcft
bepjoeben*
i s> Pyppynna ki mamang ta kidi
ki r\'pung-auh nein\' pjehraryh tinnih
neini-sen mamado ?
Siouro tou toutouro ki mamang.
Kamang ta naunamouki kidi
ki r\'pung-auh nein\' psehraryh tinnih
neini-asn mamadou >
Ka r\'pung-ah ta neni paehraryh
tinnash neini-am mamado, malava
ka kavahierren nein mamado alei ki
varaunein , tou reihpen alei ki atta
ki Alid.
17. Heirou akoumea lava ta tima-
mang, k\'affi mavahier tyni-am ma-
mado alei ki kate-en kana papei-
alak tyni-asn, k\'affi mavoulas ki ni-
kavarau-en nein\' wse\'i i ka ouhang
madagh, ka affi reip alei ki atta ki
Alid, affi mamfing kaua ka mouqua-
ah ta teni kanna tou Hiaddoud-
doung-an ?
Affi mamfing ta tenï.
18. Kamang ta kararouha ki
ï\'pung-au-mytta pashraryh mamado
tinnseh ymyt-sen >
Ka r\'pung-ah-kytta psehraryh ma-
mado ki tinnseh ymyt-sen, malava ka
tna-mfing-neta tou pashsut-en pxh-
^imdim, ka ni-attahauma-an tava-
rau-eta ka ymmid alei ti Chriftus-an.
J9- Heirou affi lava mafàhkit ta
tna- mfing.an.eta ? ka rou ni-pou-ta-
msuh-appa ki anna ta pakaralsegin
ka madagh, mamfing kaua ka mou-
qua-
15 31« fioe tml (tefcen htï
0aet De bep?oebtngJe ftjng
feïfiM
3infonbe?Jept m b?ie ütxo
ïicn*
16«. HMtfc i$ Jet ee?He ftttefc
Ja??öe? bep?öcbingc >
lae? felben \'t omnknïun/
offè oorU Jae? feiben ban tm*
gen Jare fonben mtT Jagen ƒ
enbe Jae? bae?om boo?<0obt
be?ootmöeöigem
17* J*oo bjte ban mee en
toaltjt obe? fijn aengeboten
be?b02bentjepbt/ fitjmetet?
beb?oeft obe? fijne menige
bnlöige fonben/ enbe fit J baei
obe? niet en be?nebe?t boo?
<J3otst/bi e niet bèqnaem om
fitj tot Jet I^:$bontmaeIte
begeben *
jfeeen Jp gantftjeiijt& niet*
is. iBeltke %0 Jet t&eebe
ftnck be? bep?oebingJe fijng
fclfs >
J*itJ felben te önöe?foec*
fcen / of men ootft gelooft enöe
be?t?ouiat / bat ongalïe onfe
fonben om £J?itti toiïle be?*
geben$tjn*
19. löae? inbien ongfgeïoo*
be ttotj ftuadujef/ enbe met
beeï tujijffelinge be?mengjt/
fonbemen ban metbe?mogen
$a x m
qua-ah-kytta tou tphal k\'anna ki A-
vokin ka ni-pafa-\'nni tou tatamd-en
kiAlid?
Hatiei mouqua-ah-kytta: rä neni
kanna ka kmahynna, mamfing ka
affi ynnang-ah moupsenadh tou Hiad-
douddoung-en,alei ka pakatamdhg-
anei hynna ta tna-\'mfing-an nein*
k affi mafahkit.
20. Kamang ta katatouro ki rpung-
au-mytta paehraryh mamado ki tin-
nseh ymyt\'aen ?
Ka r\'pung-ah-kytta pashraryh ma-
mado ki tinnih ymyt\'-aen, malava ka
mararyh-kytta mamoei ki ounau-
nang-en dou rouman tou ymmid ki
ringei ka mariang.
21 * Heirou akoumea lava ta tima-
mang, ka affi mafahkut mamoei ki
ahtarallen mattadse\'seua dou rou-
man ki varau ka fiourou-en tyn\' ma-
ki-ap, ki kayngog-an ta faät, ki ka-
veijoung-an ta kararouha, ki haou-
zoung-an ta katatouro, ki psettse\'i
harang-en ta ka ahpat, tou keirang-
en ki kidi kaua ta teni katta ka paeu-
ataeh-eih tyni-xn ki avovok katta ka
ni-pafa-\'nni tou Tatamd\'-en ki Alid?
Affi.
Na Tcäkalang ? ki mamang-appa
ka föutoei-kalang-en.
i, Pamyhkakaula ki mang ki
paoul tou tiiaddouddoung-an, ki
vat-
tot öefe
5ae tuen bocft: en be fnlcfce
3tjn 11 bie Jet albe? nobiglt ig
tot get SGbontmael te be:fcl)rj*
neu/ op bat jae? ftnach geloo*
tsc albae? bracht töojbe*
20. Wtlth jet be?be ttutlt
De? bepjoebinge onfes felfö *
J>id) reiben te onbe^Coec*
ften/ of men ooch een emfttgjj
boo?nemen fteeft/ om boo^
taen in alle goebe toeac&en te
toanbelen.
zu <Die ban niet tuet allen
boo^genomen ijeeftfijne
bentütbfte fonbe/ b\'een ban
b?oncftenfcljap/ beanbejban
goererije/ bebejbe ban hiebe*
tije/ be bie?be ban lettgentale /
enbe foo boojtsi / in ttoefco*
menbegantfcijelijcknae tela*
ten / befe ooefc be 1$; fpijfe
nietbmejbiglj*
$een Ijp gantfcjjelijefc niet.
Van het Teecken, ende de
beteeckende faecke.
IDat obe?-een-homingf)e
tfle? tulfeljen Jet tyoobt beg
$bont*
Tatar kj> Tna-mßng-an ki Chrißang.
: Cafel te nabe?
Atta : mama ka ma-mfing paka-
tamdugh ta Paoul ki voual-eta tou
kasuaghen k\'atta ka akoukidirk\'ma-
hynna ma-\'mfing pakatamdugh ta
vâtti Jefus Chriftus ki vatti-eta tou
kasuaghan ka myhkaqua myddaryn-
nouh.
2. Pa myhkakaula ki mang ki ha-
ïa ki karseummaetÊeh tou Hiaddoud-
doung-an ki aemagh appa ti Jefus
Chriftus >
Atta: mama ka ma-mfing pahi-
kud ta hala ki karasumasttash ki
voual-eta tou ythö ki vouël, k\'ma-
hynna mamfing pahikid ta \'aemagh
ti Jefus Chriftus ki vatti-eta tou
ythö ki vattï.
3. Pakavatia\'n ki mangkapyhpi-
en ta Paoul tou Hiaddouddoung-
an?
Ka ni-pou-bla-en ta vouai ti Jefus
Chriftus tou navsevserseh.
4. Pakavann sen kimangkapou-
tiri-en ta hala ki karasummsettash tou
Hiaddouddoung-au ?
Ka ni-paou-tiri-en ta asmagh ti Je-
fus Chriftus tou navavasrash.
5. Pakavannan ki mang ka pasp-
*n ta Paoul ka ni-pyhpi neinUen
niifaltou Hiaddouddoung-an ?
Ka ni-paoubla-en tou navsevxraeh
ta vouai ti Chriftus alei neini-asn.
<5. Pa-
$bontmac!g / enDe ïjet Dïcefcl)
3cfa<Ci)n0t*
Befejöat/geHjeft fjet ïrçoobt
bequacm ig / omong ïicgacm
te Do eisen tot Dit tijöelijc&e k*
Den : alfoo ooch ijtt Dlcefcg
3efu Cf^tai bequaem ig om
onfe 3ieïen te DoeDen tot get
eeutoige leben*
2, xmt obej-een-ïiûmingïje
i(fe? tnCTcgen Den ttîtjtt beö
bonDtmaeïg / en get bloeDt
gefuCïmftt*
<$eïijcït ben Uiijn feeqnaem
ig/ ont onfe ïicfjamen tebe^
qtitehen tegljen Den litgame*
life&e Do^ft / alfoo mebe tg ïjet
DloeDt gjefu C&ilïi bequaem /
onfe $ieïen te laben tegeng Den
gcetfclijclun bojd*
ÎBat ig te feggen/Dat Jet
bjooDt in \'t $bonDtmael ge*
b?o&en DJû?Dt *
tDat ïjet litpem gefn €iuu
üi gegolten ig aen\'t Cntpcc*
4, iDat ig te feggm/ Dat Den
laijntoe^Dtupt-gegûten >
3£>at Jet feloeDt ^efu Cfeiai
ig upt-geftojt aen t <£?upce*
UBat ig Dit / Dat get gge^
Soften htûùbt aen De Difclj-
genooten gegeben toojDt i
3Dat \'t ïicïjaent Sefn €inû
ßibooj l)m aen t €i\\\\ptt ge*
bjofcen ig,
3 W®
\'t Formulier des Chriflendoms.
vât-appa ti Jefus Chriftus ?
6. Pakavann\'an ki mang ka paepaen
ta hala ki karseummasttaeh ka ni-
poutiri-en neini-sen ka mifâl tou Hi-
addouddoung-an ?
Ka p\'outiri-en tou na vsevasrash ta
semagh ti Chriftus alei neini-aen.
7. Pakavan\'nan ki mang, ka mara
kiPaouIkihala ki karseummasttaeh
kanna ta Tama-tna-mfing tou Hiad-
doudoung-an ?
Pakavan\'sen ki anna,rou pouthan-
eih-kytta ta ti Chriftus, ka atta-ryh-
au-mytta tyni-asn ka Tama-Paka-
riang ymyt-sen.
8. Pakavannsen ki mang, ka kman
ki paoul kanna ka myt ki hala kanna
tou Hiaddouddoung-en ta Tama-
tna-mfing >
Atta : marna ka illighen pakatam-
dughta vouel-eta tou kasuaghan kat-
ta ki avovok ki yt : K\'mahynna aflî
tou pani ki kidi paka-tamdhgen tou
kseuag-en ka makka Joep-an ta Ta-
ma-tna-mfing, dyk rou kman ta ne-
ni ki vât ti Chriftus, rou myt ta neni
kiaemsehti Chriftus.
9. Kman-kytta kaua ki vât ti Jefus
Chriftus, myt-kytta kaua ki \'asmagh
îynJ ki moutous ki vouai >
Affi.
10. Pakatamd\'hg-en kaua pahi-
kud-
6. wat is Ut/ bat bt be?*
gote toijn ben bifc jgenooten
gegebentoo?bt>
3>at jet bloebt gefo £ j?iöï
boo? jae? am \'t C?nptt be?*
goten is.
7. Wat is tt feggen / bat be
gjeloobigje btt b?oobt enbe
bien toijn nemen*
ï?ie? öoo? too?bt beteetfcent/
fal ons <£j?ilïus te ntttte fto*
men / bat top jent moeten
boo? onfen Jbaïigjmake? aen-
nemen.
s leatbeteeckent bit / bat
be geïoobige bitb?oobt eten/
enbe befen mijn b?incken *
^atgelijckbetlicjaem in
bit ïeben onbe? jonben en se*
fte?ekt too?öt met eten enöe
b?intften: bat oocït aïfoo be
geïoobige in jet geefteiijeïte
ïeben / niet anöe?s en too?ben
gelïe?ckt/ ais boo?\'t eten ban
Cj?i(li bleefcb/ en jetb?inc*
ken ban €j?ifti bloebt.
9 €ten top ban jetbïeefej
S3efn Cj?töi / of b?ineken top
fijn bïoet/met ben monbe bes
ïicjaems*
$een top gantfcljeïijck niet.
io 4M too?ben ooek onfe
3«*
-ocr page 211-kud-en ta vatte-eta ki paonlkihala
k\'anna ka msemseh kyt-an ?
Affi.
ir. Kman-kytta, mytt-kytta ma-
meimangkivät ki semägh tijefus
Chriftus ?
Kman-kytta,myt-kytta ki atta tou
kidi ka makka Joep-an, dyk tou
moutous ki tna-\'mfing-an.
2.1. Itou-kidi toumang ta paka-
tamd\'hgen ta paka-hyk\'dden ki vat-
te-eta, ki na vät ki na semagh-appa ti
Jefus Chriftus ?
Itou-kidi ki atta, ka papahkipou-
en-kytta papafäl kma-hynna tyni-
sen, ka itouqua ta teni ymyt-\'sen, ka
itouqua-kytta tyni-sen : tou att\'appa,
ka pakivalei-neta ta attahaumaan ki
varau, ki kasuaghan-appa ka myhka-
qua myddarynnouh, alei ki vat tyn
ka ni-pounavasvasras\'in, ki semagh-
appa tyn\' ka ni-paoutiri-en-ato.
13. Moumhga-kow, ka makivalei-
kytta ki hykdden ki vatte-eta, dyk ti
Chriftus-an ka ni-pouna-vsevasrse\'-
m > ra affi tou paoul, affi tou hala ki
kara^umm3etta2h: affi kaua ?
Hahei.
14. Ni-illingig neta mama ki mang
ka poutataei kidi-en-kytta tou Hiad-
douddoung-an ta pakatamddghen
ta ^yk\'dden-appa ki vatteetajtaeuuh-
au gnyn\' ka poutapoujou-an-kytta
nynna pou-shut ta atta mama ki
mang ?
$ielen gefpp tn gekeft Doo?
Jet tmtte?ltjcUe ïï^ooöt enïse
Dentoijn*
<©otfcniet*
n. ï?oe eten enDe D?ineïten
top Dan Jet DleefcJ enDe Jet
Woedt 3efuCJ?tat>
<0ee&elijtfce? totjfe / alleen
doo? Den monöe d eg geïoofg,
iz. ffim in beöaet Dan De
DoeDinge enDe ïaDtnge onfej
5telen / met Jet DleefcJ enDe
DloeDt €J?iftU
^>ae? in / Dat top foo nattto
met Jem De?eenit Jt too?Den /
Dat Jp in ong 3p / enDe top m
Jem: Dae? beneben/ Dat top
om fJn gek?ttpfle DleefcJ enDe
bejgoten DloeDt / be$?jjgen
be?gebingje De? fonDen/ enbs
Jeteeutoigeleben*
n. <0jn bejlïaet Dan / Dat
top De ïaeffenifle onfe? 3ielen ƒ
be?k?tjgen uptben gefc?upften
<£J?iftum / enDe niet npt Jet
b?oobt of Den toijn*
gaetclt
IBp Jebben be?ffaen/Joe
Dat ong De DoeDinge enDe la*
Dinge onfe? pielen beteec&ene
too?Dt in Jet ^DonDtmaelj
fegjt nu/ Joe ong De felDe Din*
gen aïDae? too?Dm betegelt ï
m%
-ocr page 212-Paam\'t-in ta atta tou\'ligli ki ni-fi-
kidi-en ti Chriftus.
i f. Pau tau-\'mfmg-en-kytta ti Chri-
ftus tou-mang, ka pakatamdd\'gheih
tyn\' pahykid ymyt\'-am tou vatte-
eta, ki na vat ki na \'asmagh tyn1.
Tou ni-fikidi-en ki Hiaddoud-
doung-an ka ni-pafa\'nni tou tatamd-
en ki Alid.
16. Mang ta na Sou ti Chriftus
hynna ?
Pananang-en tyn\' hynna ta paoul
voel tyn ka paoublaaul-ato alei nei-
ni-asn.
17. Mang ta na Sou ti Chriftus tou
teni ki na fafoulat, na hala ki ka-
raeummasttaeh ka tou Hiaddoud-
doung-an ?
Pananang-en ti Chriftus hynna ta
hala kanna (ka yhtsen ki Pashtataeu-
taeuughen tyn\') asmagh tyn\', ka p ou-
tiri-aul-ato tou attahaumaan ki va-
rau.
18. Mang ta ni-pa-ou-rnhgan ki
ryhti Chriftus ki kidi ki pafoufou-
en katta >
Atta j mama ka miffing pa-tamd-
dug ta paoul ta hala-appa ki vouel-
eta (rou \'a-ra-an-eta ta anna ) tou
kïeuaghan katta : ka kma-hynna
miffing pa-katamddhgah ta ti Chri-
ftus ki vatte-eta tou kaeuaghan ka
niakka Joep-an, ki vat tyn\' ka ni-
pounav«v£er«hin, ki asmagh-appa
^tt gefcjiet iipt fc?ac ïjt batt
be o?bonnantie enöe tnftellttv
ge€l)?t(ït*
15- llDae? belooft ong ban
Cjinftnö / bat fjp ons na ben
geeft bril boeben en be laben
met fijn bleefcj en bloebt >
gnbe inftellinglje beg m
$bonbtmael&
noemt albae? jet b?oobt
fijn ïtcljaem / \'t üielcit boo?
Ijae? foube gebroken t»o?ben*
17* JDat fegjt <£ö?iftttsf te?
feitje? plaetTe ban ben tofjn
beg$bonbtmaefó*
tDe toijn bie fijtte ^ifctpelen
b?oncfcen/noemt €j?ilïu0 fijn
bloebt / bat be?goten foube
Uio?ben tot be?gebtngöe be?
fonben*
i8t mat tuil €ö?ifftt0 met
befetoijfe ban fp?efcen te be?*
öaen geben *
mt ï bat foo fefte?ïfjcft
b?oobt enbe toijn / tuattnee?
menbefelbennttirfjt/ onfe lü
cjamen be?ae?cfeen in bet tip
beïijcfee leben: fjp oork alfoo
fefce?lijf& ons met fijn glje*
fe?ttpöe ïtcljaem en be?goten
bloebt / nabe? $ielenb?il mp
tyn\' kani-paouhtiri-en, rou aranneta
ta paoul ki hala kanna tou tna-
mfing-an ka dlligh.
19. Alei ka mattaei k\'ma-kow hyn-
na, ki vât ki semagh-appa, ka affi
paoul affi hala ka pakatamddugh ki
vatte-eta tou Hiaddouddoung-an :
pafilala-an kaua ta paoul ta hala ka
pahavavat-un ka pahaassemagh-in ta
atta ti Jefus Chriftus ?
Affi pafilala-an ta akoume\'-an ki
paoul ki hala tou pani, dyk ka paoul
ka na peikaqua ka wse\'ii pafa-nni-in
tou tatam-en ki Alid tou peikaqu-an
ki Hiaddouddoung-an.
20. Affi kaua kman ta Tama-tna-
mfing ti Chriftus-an mamado tou
Hiaddouddoung-an ?
Hahei miffing : râ tou kidi ka
makka Joep-an , tou moutous ki
Tna-mfing-an.
2. i. Hmahei mama ki mang kman
ta Tama-tna-mfing ti Chriftus-an
mamadou tou Hiaddoudoungan,
rou affi pafilala-an ta paoul ta hala
ka pahavavat-in ka pahxsemagh-in
^ atta ti Jefus Chriftus ?
\'Tou kidi ka k ma-hynna ; alei ka
myhkaqua papafallin ta tas\'ikalang
j mamang kanna kapoutatae\'i ka-
lang-en, tou peikaquan ka d lligh.
ai. Mat-
fte?tften in get geetëeïtjcfee 11*
ben/ teannee^De bat ö^ooöt
enbe bien üjgn booj een op^
tergt geloobe aenbae?öen*
19. Baebien ggp feggt bat
get tg get bïeefcg en bloeDt/ en
niet get b^oot/nocg benumn/
bat onfe 3teIeboeDt in get l):
&bonbtmaeI: too^bt ban get
bjoobt en ben tuijn be^anbe^t
tn get bleefcg enöe öloeöt
fu Cgjifti t
$ee n: baej en gefcgiet geen
toefentlijcfce bejanberingge
ban \'t een tn \'t anbej / ban bat
ïjet bjoobt \'t üielcfc te boren
gemeen toatn get gebjttpcft
atg Slbonbtmaetó toojbt tot
een ^epïtggbjoobt*
<^ttn banbe geïoobtgen
ntet Cgjifttmt feïf tn get
lige Slbontmaei i
gaefe ggeïDtfleïgc^: ntaej
geéiïeitjcftej tugfe / booj ben
monöt be# geloofd
2u ^oe feonnen be geïoobtge
Cg^tftnm feïf eten tn get
$ttontmael/inbien get bioobt
entie ben ^ün niet en tuc:bt
fce^anbe^t in liet bleefcg enbe
bloebt^efttCgjifti*
SÜbttg; om bat get tcetfcen
ett be beteetftenbe faecke/aïttje
met be anberf bejeenicgt Wop
ben/in gae? toetticg gebjuprft*
25 b tggt
22. Mattx\'i faounga-appa jau-an
mattse\'i-mfing ki atta.
Heir ou aran netata paoul ta hala
kanna tou Hiaddouddoung-an ki
tintin kä makouptigh ki tna-mftng-
an-appa ka d High ; phseu-kytta rou
anna ti Jefus Chriftus ta vât ki x-
magh-appa tyn\',toupakatamdd\'hgan
ki vatte-eta.
2 3. Moumhga kow kma-hynna,ka
madyk-ah-kytta mapoungas ki tna-
mfing-an mahili ti Chriftus-an ka
âèia tounnoun ki Vullum : ka affi-ah-
kytta paitoukaqua ki naddarimdim-
eta tou paoul tou hala kanna ki ka-
rasummsettaeh ?
Hahei k\'ma-hynna kanna.
24. Neni ka affi madlligh mapoung-
as ki tna-mfing-an mahili ti Chriftus-
an, mara ki mang ta neni tou Hiad-
douddoung-en ?
Affi mara ki mamang ta neni, dyk
ki Paoul ki hala ki karammmastaeh.
Na Tœœ-"VaX>li-en H kaœuloung.
Ka rarymrrtd kyttiœn \\ceb ki fat ki
Tatœitaliçh.
Heirou pakariang-en-kytta ti Je-
fus Chriftus dyk ki kanadap-en; ki-
di-ato kaua ka paam\'t-al-appa-kytta
ki ringei ka mariang ?
Pat.
lu J&eg jt mp Dit noc j Mae?*
De?,
lü amice? top jet b?oobt en*
beben toijn/in jet&bontmael
ontfangen meteenrepn je?te
enDe optec jt gjeloobe / too
geeft ons oocfc geftis <£j?i*
Sus fijnbleefc j enbe fijnbloet/
totboebinge onfe? 5iele
23. jp be?(ïaet Dan oocft /
bat top in jet Ibontmael met
den geloobeeentgjlijcft moe*
ten befte j $ijn ontkent <£ j?^
Hum bit tnben kernel is / niet
blijben jangen met onfe ge*
batjten ontkent jet b^oobt
enbe bentojn*
^oo is jet
1*4 <Dte met Den geïoobe niet
bejoo?lijcken en toe?efcen
ont?ent €j?iöum/ toatont*
fangen bit in jet ftbontmaeU
lltet anbe?s als b?ooDt en*
De toijn.
V
De een-en-vijftighfte Vrage.
Stengefien top alleen Doo?
f]efum<£j?ißum faligj too?*
ben / moeten top ban oocfc
noe j goebe toe?cfcen Doen}
Pattcei-vli-an.
Hahei miffinga: affi alei ka\'ou-
vahg-au-mytta ki anna ta tounnoun
ki vullumb (ka ni-ouvarhgen ti Chri-
ftus ymyt-asn) alei appa ka ni-fikidi-
en ta anna ki Alid ymyt\'senc.
Soufou ka tasi-qua tou Soulat ki Alid.
(a) Tit.2:i r .12. Ka hanadap-en ha
pakariangka makka A lid,t a nlmoupce-
ncch ymmid ki ka\'seuloungrMahtseu-
tseuuh ymyt\'asn, ka dou rau-an-eta ta
kavarau-en tmamudki Alid, ki kaheil-
in-appa ha makka Ncei, ha mceuag-ah-
hytta toupou-kidi-en, hi katiktik-an, hi
kazyn-an-appa tmamud ki Alid touyd-
darynnouh.en katta ka hnyn.
[b) Luc. 17:10. K\'ma-appa hynna
ta ymoumi, rou mei-jmd-al-ato-hamou
me\'uamut ki mamang ha ni-pahkou fou-
en ymoumi-en , Koungcia-kame [kou-
au] ka faramfam, alei ka madyh-kame
mapoungas hi atta ka ni-pafihquangy-
wyt-cen pakapoungas.
Rom. 11:6. Heirou makhaqua ki ha-
nadap.cn^affihnyn mahka-qua ki ringei:
rou affi kouma hynna annata affi ki
nadap ta kanadap-en. Ra heirou mak-
haqua ki ringei, affi hnyn mahka-qua hi
hanadap.en: rou affi koumahynna,
annata affi hnyn na ringei ta ringei.
. Ka ni-pse\'asmado pi-
has
Antwoordt.
^atepgetotOeïijckn bocj
niet om Den Kernel Dae? metïe
te Dektenenb/ ( t mlth
üm Doo? ong Jeeft geöaen/)
maez om öat^oöt m\\0 fulejt
gebotsen Jabbe%
^c&iftuei-pïaetfcn.
(a) Ctt^i n 12«. Want de
falighmakende ghenade Godts,
is verfchenen allen menfc Jen:
€nbe onöe^tepong / dat wy
de godtloosheyt ende de werelt-
fche begeerlickheden verfaec-
kende, matighlick, enderecht-
veerdelick, ende Godtßilighlick
leven fouden in defe tegenwoor-
dighe werelt.
(b) %l\\U 17:10. $ïfOÖ OCCft
gl))11 wanneer ghy fult gedaen
hebben al het gene u bevolen is,
foo feght, Wy zijn onnutte
dienftknechten, want wy hebben
[maer] ghedaen \'t ghene wy
fchuldigh v/aren te doen.
tHom 11: é Ende indienhet
door genade is, foo en is \'t niet
meer uyt de werckenranbe^fmg
en 10 be genabe geen genabe
ttXttp Ende indien het is uyt de
wercken, foo en is \'t geen ge-
nade meer: anbe?fmg en i0 Jet
toejrkgeen bjejt&mee?*
(c) Ctt»*:i4* ^ejent-feï*
% ben
-ocr page 216-hse tyni-sen alei ymyt-sen, ka t\'a-ili-
eih-kytta tyn\' masasumia ymyta na
ymmid ki kaarouh-en , ton paka-
kouptïg-en-ah te ni marna do ki Tau ka
\'Nni-in , ka faukakarœh ki ringei ka
mariang.
Tit. 3:8 .Sou[katta] ka mafeut, ka
kamoei-en-au ka paka-lingseh-au-
*mhou ta atta paka s\'lisent, alei ka
mak-kbo-ah biryh fi-ouro-ouro ki ringei
lia mariang ta Tama-tna-mfmg ki Alid:
ka anna ta mariang, ki than-appa ton
ka\'asuloug-an.
1. Pakariang-en-kytta marna ki
mang ?
Dyk ki kanadap-en.
2. Aleitimang-an ?
Dyk alei ti Jefus Chriftus-an.
3. Ni-pakivalei-en-kytta ti Chriftus
marna ki mang ta kariangan ki toun-
noun ki Vullum >
Ton ni-ouvarghen ki ni-kapatei-
an tyn\'.
4. Ron kma-hynna kanna, paamt-
al-app\' kytta kaua ki ringei ka ma-
rian,tou ouvavargen ki anna ki toun-
noun ki Vullum ?
Affi.
s. Affi kaua alei ki ringei-eta ka
mariang, ka \'phasn-kytta ki Alid ta
kasuaghan ka myhkaqua jnyddaryn-
ben boo? ons gegtfcm jeeft/
opbatjp ons fouî3etie?lûCrtn
ban allemtgerccjttgjept / en-
de hem-felven een eygen volck
foude reynigen,yverigh in goede
wercken.
€tt 3 A^u të een get?outo
ttioo?bt I enbe befe btngen txstl
ich bat st)p e^nïlclîcU bebe*
Ûtcjt / Op dat de gene die aen
Godt gelooven, forge draghen
om goede wercken voor te ftaen:
befe btnsjen 3tjn\'t btegoebt
en nuttî0lj 3ijn ben menfeljem
ïlpt ïonteregenabe*
<$m miens bulle i
Sllleen ont Cïmfft uni*
le*
3* fûejeeftons^tïïujSbe
falisjept be?h?e0en^
^ûû? be be^bienSen fijng
bûobtg*
4* 25ejoeben top ban oocït
nocj toel 00ebe breton te
boen / om bae? mebe ben
mel te be?btenen*
i&eenmp*
^gnbanonfe0oebetûe?cf
feen metbe oo^faec&e / toae^
om <25obt ons fjtt ttm\\#lj le*
benfeïjencftt*
$eenfe
-ocr page 217-6. Kaumang ka affi pafahkaqu-eih
ta ringei-eta ka mariang ki ouvarh-
gau-mytta ki anna ta tounnoun ki
Vullum ?
Alei ka maouro mahkaulaula mak-
kaqua ta kariang-an ki tounnoun ki
Vullum, ki kanadapen, ki ou-va-
varhgen-appa ka ringei.
7. K aumang ta anna ?
Alei ka macy t-al-ato ta atta ki ka-
nadap-en k\'anna ka ni-ad\' ti Jefus
Chriftus ymyt\'-asn.
8. Heirou affi-kytta mou-lpough
mouvarigh ki tounnoun ki Vullum
ki ringei-eta ka mariang, kidi-ato
kaua ka paam\'t-aul-appa\'-mytta ta
ringei ka mariang ?
Hahei kidi-ato.
9>. Kamang ta alei ka fiouro,kaou-
mang ka paam\'t-aul-appa-mytta ta
ringei ka mariang >
Kamoeiing ki Alid, ka ni-fikidi ki
atta.
io. Matiktik kauata kamoeiing
katta ki Alid >
H\'aliei miffing.
11\' Kaoumang?
Alei ka ni-hami-en-kytta ki Alid
tou kidi ka limoulimou k\'anna ka
iouloug-an-eih ta teni ki ringei-eta
mariang.
Annata moumhga kow kaua
p ^«vavli-an-ato ta anna ka fafat
f\\a d lligh,ka poupsenash-au-mytta ki
Alid
Jf&enfe Docg
6. iDaejont en moggen onfe
go else toe?cfcen Daej toe met
gerttgtet toojDen/ om Den l^u
mel Dae^ meDe te DejDtenen t
<Dn\\ DatDefaliggepDt ntet
gelijck toefen fcan/ upt gena*
De/ enDettpt De De^Dtenfiett
De^toejcften*
7* i^oefooDat>
<&m Dat Dtt ft$Den fouDe
metDegenaDe/ ong Do02
fum Ciinftum toe-gefyatgt*
jSabten top Den kernel met
onfe goeDe toejcfmt met en
fconnen be?Dienen / ig t oorlfc
Dan toel nooDtfaetfceUjtft Dat*
toe goeDe toe?tften Doen *
3a get ten googgftem
9* IBat i0 De tjooinaemtte
retien/toaejom top nocg fcguk
iitfl 3fltt goeDe toe?eM te Doen*
*me toiUe <J5oDtg / om Dat
<OoDt fitlrr geboDen geeft.
io. 3soocttDefetosiie«$oDtg
fectamclijcfc}
2jae gpgetotffelijtfu
n. I0ae^om *
<Bm Dat <0oDt tn\\g tot Dten
epnDe geeft De^loa / op Dat gp
Doo? onfe goeDe toe?cften fou?
De gep^efen too^Den.
x 2. Be^ftaet ggp Dan/Dat bit
5P De eenige enDe toare Dawfe
fcae$ept / Die top <3oDt oDei
3 onfe
AM aiei ki ni-Hamian ymyt-sen, ka
myhkaqua - ah-kytta mounaunang
tou ymmid ki ringei ka mariang ?
Hahei kouma hyrina kantia.
Ka rarymma kyticen \'ah ki rouhaki
Tattzitaligh.
Mahkaqua kaua ta thanki ma-
mang ki na ringei-eta ka mariang ?
Pattee i-vli-an.
Hahei: louloughan ki Alida, pei-
riangen ki kidi ta taou ka rouma-
ra b, ka paka-shseut-en-kytta ki anna
ta emyta ki kad\'llighan ki Tna-
mfing-an-etac.
Soufou ka tae\'iqua tou Soulat ki Alid.
(a) Joan. iy: 8. Tou atta ni-pou-va-
vau-en h kidi ta Rama-au, ka makka-
tatapang-kamou makkavoua ki voua:
ka kasuhpaspserseh ka Pashtataeu-
tasuu\'han.
Matth, j-: 16. Paka-rasmse-a kma-
hynna ki raemaeh-oumi tou asm seh ki
ka\'seuloung, ka kmyta-ab ki na ringei-
oumi ka mariang, kapaka-irang-alap-
pa ki kidi ki Rar am an. oumi ka tou toun-
noun ki Vullu vullum.
i.Pet.2:9.Kmytta ki kararouhaki
Tatasitaligh. (c)
12. Ka pakati ktik-a kihifeiang-
an-noumi mounounang tou tasmuh
ki Heydan: alei ka tou atta ka pat-
tae\'i-fam\'k-en nein\' ymoumi-asn, ma-
ma
onfeberfoflïnglje op-Djagïjen
fconnen / Dat mp öeets in alle
gocöe toefen uianDelen *
gajetts alfoo*
De twee-en-vijftighfte Vrage.
föomt\'e? ooefc tuel eenigöe
nuttigljept Doo?t upt onfe
goeDe mekken*
Antwoordt.
Sla jet:«0oöt me?t Dae? Doo?
gjepjefen 3 / onfe eDen-naefte
sefttcgtb / enDe top be?feltc?t
ban De opvecljtigljept onfes
^c^Hftue^-pïaetfcn.
(a) 3ol)J5:8 Hier in is mijn
Vader verheerlickt, dat ghy veel
vrucht draeght: CtlDt gijp fUÏt
mijne ^ifcipelen3ijn*
f^attg. : 16 9latt uto\' liegt
alfoo fcljijnen Doo? De mem
fejett/dat fy uwe goede wereken
mogen fien, ende uwen Vader,
die inde Hemelen is, verheer-
licken.
i pt z: 9. J>ict De ttneeDe
Bjage. (c)
iz. €nDe IjonDt tttoett
manDel ee?lich onDe? De ^ep*
Denen: op Dat in \'t gene fp
tjnaltch Dan n fpjelten / als
Dan
-ocr page 219-ma ki pou varau, h na ringet k\'anna
ka mariang ha hau at-en nein [ymou-
misen] , pakairang-ah ki kidi ta neni ki
Alid tou wae\'i ki rarpung-an kmytta.
(^Rom.i 4:19. Alei ki auna pugh-
garei-eta ki atta ka atou reia, ki att\'-
appa ka atou pei-riang-en ki kidi ki
makka yhtcetavah.
1. Petr. 3: r. 2. Kma-\'ppa-hynna
ymoumi ka Inse-ina, fidarimm-a ki
moukaqua ymoumi-aen ka dilligh,
alei ka rou ajfi milhgh ki Sou ta rarou-
ma, ka pouthan-aul-ato ta neni hi mafei-
ang ki\'ounaunang-en ki Inaina tou äfft
pa-foufou-en: Dou hauat-eih nein ta Hi-
fei-ang-annoumi rnounaunang kanna ka
ma lipdüng tou kahtakout-an.
(c) Matth.7: i7.K\'myttatou äiuh.
1. Joan.2:3.Kamou-mliga-kytta
tou atta ka ni-kaiang\'neta tyni-sen,
reu ahqua-kytta ki pakoufou-an tyri.
Jacob. 2:18. Rä raattse\'i-kma-al-
appahynna [lava] ki Sou ta tima-
mang, Akoumea-kow ki tna-mfing-
an ymhou, ka akou-mea-koh ki na
ringei ti jau: pakytta.aujau-anta tna.
mjtng-an\'ho tou na ringei ho, ka paky-
*a-ah~koh ymhouan tou na ringei-au ki
tnaJ mftng-en.au.
^atth. 7:17.18. Kouma-hynna,
ymrnid fy parcemh ka mariang mak-
kavoua voua y mariang. Parse-
ka affi mariang ta makkavoua
goede wereken die fy in [u] fien,
Godt verheerlickeu mogen tn
(b) 0om. 14:19. ^00 Dan
ïaet m& naejaegen \'t gene tot
ÖCïI tï^eöC / ende \'tgene tot de
ftichtinghe onder malkanderen
[dient.]
gïj p i3^oniJum/5fjt imt tpQtnt
mannen onDe^Damgö: op dat
ooeft foo eentgjt öentooojïie
ongejoo^faem $ijn/fy door den
wandel der vrouwen ionder
woordt mogen gewonnen wor-
den: Als fy fullen ingefien hebben
uwen kuyfchen wandel in vreefe.
(c) iBattj.7:17* ^Beftet jte?
i *3oan. 2:3 * €nbe Jte? aen
hennen top Dat tup jern ge*
ftetlt jebDen / foo wy fijne ge-
boden bewaren.
3acob.2: iB. iBae? falpe*
mant feggen / €^\\}p ijtht jet
geïooUe / enDe tek Jjeööe De
mejfken: toont my uw\' geloove
uyt uwe wereken, ende ick fal 11
uyt mijne wereken mijn geloove
toonen.
Ifèattfj* 7:17. iS^lfOöeen
yeder goede boom, brengt voort
goede vruchten, enDe een qua^
-ocr page 220-ki voua ka affi mariang. Paramzh ka
mariang aßi makka-lpough makkavoua
ki voua k\'dßmariang: parasnaeh appa
k\'affi mariang, ta alii makkalpough
makka voua ki voua ka mariang.
1. Sikidi-ato kaua dou roumanta
Alid ki mamang ymyt\'-asn ki ka\'asu-
loung, ka affi papouthan ymyt-asn ?
Alii.
2. Papouthan kaua ki mamang ta
ringei-eta ka mariang ka ni-iikidi-en
id Alid ymyt-\'aen ?
Hahei pa-pou-than.
3. Papouthan ki mang ymyt-aen ta
ringei-eta ka mariang, rou afli-kytta
mou-lpoug mou-varigh ki anna ki
tounnon ki Vullum >
Moukouna ka affi t\'oumimien ta
ringei-eta ka mariang ki ouvarhg-
eih ki anna ta tounnoun ki Vullum:
Ra papouthan-appa ta anna ki pani
ki mamang.
4. Pyppynna ki maannini ka pa-
pouthan ta ringei ka mariang >
Siouro toutouroki manini.
f. Mang ta than ka naunamou ki
ringei-eta ka mariang ?
Ka louloughan ki anna ta Alid.
6. Pasttae\'i-mama-en-hou ki mang
ka
De Doom fyengjt Doojt quaDe
D?ttCÏ|ten Een goede boom en
kan geen quade vruchten voort
brengen: notj een quaDe Doom
goeDe D^wcjjten Doo?tD?engen*
r. pacljt^oDttueltegeDie*
De aen ong menfcljen / Dae?
geen nutttgljept aïtoog upt
boo?t tnfoomt*
$etnl)p*
gife? Datt ootfc toel eemge
ntttttgljept baft aen onfe goeDe
toe^tfcen/Dïe <0oDt mfgelijcfcg
gebobenjeeft*
g|aJpt?outt)en&
3. iDat mttugfjepbt&anbe?
baft 3pn aen onfe goeDe Uüe?t*
fcen/ baejtoe bocfben^emel
bae? meDe ntet en be?Dtenen i
<Bf fcjoon onfe goeDe üie?t*
ften niet en mojDen bejepftjjt /
om Den ^emel te Dektenen:
foo jijnfe Dotij nntttgj tot pet
anbe?0
4. Cot Joebeeï Dmgen 3ijn
Dan De goeDe me?cfcen nuttigt
3]nfonDe$ept tot bjtebm*
gen.
5. UMcft t& Deee?ffenuttig*
gept onfe? goeDe toejtfcen}
33at<!5oDt bae?boo?gep?e*
fenmo?Dt.
6. ^oefegötgeDat<0oDtse^
W*
-ocr page 221-ka louloughanta Alid ki ringei-eta
ka mariang >
Alei ka poupaenseh-kytta ki rin-
gei-eta ka mariang ki keirang-en
ki kanadap-en ki Alid, ka ni-maligh
kma-hynna hmamia ymyt\'-sen na
kailhgen ki ly ttou, ka afli-kytta mi-
lala koungcia ki vara-varau , ka
koungcia-appa-kytta ki katiktik-an.
7. Mang ta kararouha ki thanki
ringei-eta ka mariang ?
Ka pei-riang-en ki anna ta kidi ki
taou ka rarouma.
8. Ou-mhga-en-hou ka na mamang
ta ta ou ka rarouma ?
Immid ki ka\'asuloungimoukouna
ka Tama-tna\'mfing, ka afli Tama-
tna-mling.
9. Peiriang-en ki kidi mama ki
mang ta Tama-tna-\'mfing ki ringei-
eta ka mariang >
Pafaoun-en ta neni pse\'sehpit ki
anna mama ki na tatakis, ka fedaasu\'-
eih nein\' ki na peikakounnoun\'eta
na tna-mfing-an tou tna-mfing-an,
na kacyn-an tou kacyn-an tmamud
ki Alid.
10. Peiriang-en ki kidi mama ki
mang ta affi tna-\'mfing ki ringei-eta
ka mariang ?
Heirou ararau-en nein tou ringei-
eta ka mariang mama tou fakoala-
ling-au-an, kadilligh Matiktik mama
ki mang ta Alid k\'anna ka tastasm-an-
eta,
piefen tesejt / Doo? onfe goeDe
toejeften *
<0m Dattoe Doo? onfe goeDe
toe?tften openbaten Deg?oot*
gepDt Dti genaDe <0obtg / Die
ong foo fyacJjteïijcH be?ïo!ï
ïjeeft npt De tnacgt Deg «Dnp*
beïg/Dattoe niet mee? De fonDe/
mae?be getetgttggept Dtenfe
baenöm
7* iBeïefte ig De ttoeeDe nut*
ttgïjept onfe? goeDe toekeken *
3Dat onfe eben-naeCle Da e?
Doo?too?t geötcfjt
8. i©teDe?ttaetgpDoo?Defen
eben-naeften *
&Ue menfeïjen: foo geïooDt*
genaïgongeïooDtgen,
9* £>oe toojben De geloobige
Döoj onfe goeDe toekeken gge*
ftfcftt 1
Jsp tno?Den Dae? Doo? aïg
Döo? ppcfceïen nocg mee? op^
getoetftt/om nae? ong evempel
boo?t te gaentëangeloobetot
geloobe/ en ban <0obtfaltg*
Ijtpt tot <@oDtfaïtgf)ept*
io lyot too?Den De ongeïoo*
bige Doo? onfe goeDe toe?cte
gefètcïjt*
lBannee?fe in onfe goeDe
toe?tften aïg in een fptegel aen*
fcgontoen / Ijoe lp: Dte 6oDt tg
Dte top aenroepen/ enbe batfè
Cc Deg
eta, ka rou ni-tounnounnen ki atta
ta tintin nein, raanaunamou mahta-
kout lonmouloug, millig, mavagan-
go-appa ki Alid kanna ka dilligh.
11. Mang ta katatouro ki than ki
ringei-eta ka mariang ?
K,a pakashasut-en-kytta ki anna ta
kadillighan ki tna-mfing-an-eta.
12. Pakashsent-en-kytta mama ki
mang ki ringei-eta ka mariang ta
kadilhgan ki tna\'mfing-an-eta >
Mama ka kalangin tou voua ka
mariang, mama ki mang ta riang ki
paraennseh, hmahei-kytta kma-hyn-
na mavana tou ringei-eta ka mariang
ka dilligh ta tna-mfing-an-eta.
Ka rarima kyttieen *<zl ki touro ki
Tataitahgh.
D llig kaua Tama-tna-mfing ta ne-
ni, ka affi pamit ki ringei ka mari-
ang >
Pan\'cti-vli- an.
Affia: moukounna ka Tama-tna-
mfing ta neni tou Nanang alei ki at-
ta ka ni-kouma ta ti Jefus Chriftus;
affi mseurbo-ah b tou Peifafouan ki
Alid ta meiboavoel ka koumajauan,
Meirang, Meirang dyk appa ta teni
ka pamut ki komoeiin ki Rama ka
tou tounnoun ki vullum.
begin jjae? fteite obejtupgfjt
$ijnbe/ben felben <ï3obt begm*
nen te b?eefen / teren / bienen/
enöeïtefte Jebbem
ii. IBeltfc ig be be?be nut*
tigfjeptonfe? goebetoejcften*
<®at top boo? be felbe tu&p
ben be?feHe>t ban be optetf)*
tigjeptonfeg geïoofsL
i #oe tooien top boo? be
goebe toejcfcen bcjfdUK ban
be oprecöttgfjept onfeg gije*
ïoofg >
«ïMijcft men tipt be goebe
bmtliten eeng boomö/ toeet
bat bie boom goebt / alfoo
ftonnen top upt onfe gotbe
toekeken toeten / bat ong gje*
loobe opretjjti&
De drie-en-vijftighfte Vrage.
^ijn bat ban geen toate ge*
loobtge/ bie geen goebe toe?r*
feen en boen *
Antwoordt.
$een Jeta: fcï?oon fp oocfc
ben naem ban geloobige b?a*
gljen ; bae?om fepbe gefug
<£fj?iÖu£ / 0itt eett pegelijtfc
bie tot mp fegf)t/^eete/#eere/
en fal in Jet ïtonincfcrijcfce
<0obt£ in-gaen/b mae? bie
bae? boet be brille beg$abe?g
bie in be femelen i&
L
Soufou ka tœ\'i-qua tou Soulat ki Alid.
(aj Jac. 2 : t 4.1 ?. 16.171 Than kan-
na ki mang Tadappapara-au, rou
kouma ta timamang,ka akoume-ato
ki tna-mfing-an 3 rou aouffi tyni-asn
ki na ringei? hmahei kaua pakariang
tyni-asn ta Tna-mfing-an kanna?Hei-
rou akoumea lava hnyn ki Txi-ap-
para ki ni aèhse ka mannana, ka aou-
fei ki kakannin ka wse\'i\'i mamfing :
Ka rou kmaal-ato lava hinna ki Sou
neini-asn ta timamang ymoûmi-sen,
D\'marang-a tou reia, madalat-a, mi-
bantau-a: ka affi-kamou lava pihg-al-
ato ncini-asn ki kamamfîng-an paka-
hahpuh ki voël neiiï, than kanna ki
mang? K\'ma-appa hynna ta tna-mfing-
an , rou aouffi h na ringei, mapatei-ato
pis-mamado tjni-œn. Kyta-en-hou
kaua ka ni-meifâl ta tna-mfing-an ki
ringei tyn\'? ka ni-peinanash-en ta
tna-mfing-an tou na ringei ? Ka ma-
rna ha mapatei ta Vouâl dou aouffi hi
Vatti, kmaappa-hynna ta tna-mfing-an
dou aouffi hi na ringei.
(iJMatth,7: 21.Âffi met hoâvoualka
huma jauan, Meirang, Meirang, mou-
rho-ah tou Peifafou-an ki Vullu-vuïlum :
dyk ta teni kapamut hi kamoei-in ki Ra-
ma ka tou tounnoun ki Vullum.
Wat ttuttiggept get / mijne
25joeb ti$j tnbien pmant fcgt/
bat gp get geïooüe geeft/en en
geeft betoenen nietHtan Dat
geloobe gcm faligg ma&en i
3lnötcnöt? nu een b^oebe? ofte
fufte? naeckt fouben sijn/ enbe
ggeb?etfc fouöen gebben ban
bagelicftg boebfel; €nbe pe*
mant ban u tot gat? foube
ftggen / <0aet genen in b?ebe/
tuo?t fcja?m / enbe &o?t be?fa*
biggt: enbe ggp ïteben en foti*
bet gae? niet geben be noobt*
bjuftiggeben beg ïicgaemg /
toatnutttggepttèbau Mfoo
oock het geloove, indien het de
wercken niet en heeft, is by hem-
felven doodt.&c. J>tet ggp UJel
bat bet gelobe ntebe geü)?ocgt
geeft met fijne U)c?cUen / enbe
get geloobe bolmaecltttége*
toeeft tipt be • toerriten *
Wm gelijk het lichaem fönder
geeft doot is, alfb is oock het ge-
loove fonder de wercken doodt.
(b) |ï)attg,7:21 ♦Niet een ye-
gelijck, die tot my feght, Heere
Heere, en fal ingaen in \'t Konink-
rijcke der hemelen : maer die
daer doet den wille mijns Va-
ders , die in de hemelen is.
Cc 2 luc.
-ocr page 224-Luc.6: 46. Kaoumang ka mananang-
karnou jau-an Metrang, Meirang: ka
affi-moumi paamt-en ta atta kapafoufou
cnnau ?
1. MangtaVouakitna-mfing-anka
dlligh?
Ymmid ki ringei ki kavseangö-an
ki Alid, ki t\'au-appa ka rarouma.
2. Hmahei kaua itoukaqua ta tna-
\'mfing-an ka d lligh, dou aouffi ki ka
pounas-an ki kacyn-an tmamudki
ringei-appa ka mariang ?
Affi hmahei: mahkaulaula ki pa-
rsennseh ka maouro mariang, rou
myhkaqua afli makkavoua ki voua
ka mariang.
I. Mak-kounna k\'anna ka maouro
itoukaqua ta tna-\'mfing-an, doua-
ouffi ki ringei ka mariang ka mari-
ang?
Alei ka papafal ymyt-\'sen tatna-
mfing-anti Chriftus-an; ka affi-kytta
papa-lpoughin papafal ti Chriftus-
an , rou afii-kytta pouatseh-en ki
Joep-an ti Chriftus, tou ounaunang-
en ki kamoei-in tyn\'.
4. Poufäoun-au-ppa jau-an pou-
mfing ki atta tou pse\'amiyhkaulaula-
an ka mamang ?
Mama ki pouk ka ni-papafal ki
voungo, diloug-en ki voungo tou
illig-en tyni-sen, kma-appa-hynna
padi-
Ende wat noemt gy
my Heere, Heere: ende en doet
niet het gene dat ick legge ?
u Wtltkt $ijn be tyucjten
eenes oprecljten seloofs *
Stile merken battltefbe tot
<6obt / en onfen eben-naeßen*
^anbaneenoprecjtöÖ^
ioobe ntet beftaen/ fonbe?be
oeffemnge ban <0obtfaltflbept
en goebeüiejcfcen*
Hcen jet: alfoo toepmglj /
als een goebe boom bieten
fean/ fonbejopt goebe b?utf)t
tebjagetu
©an mae? &omt jet / bat
<Dm bat Ißt gljeloobeonS
bejeemgöt met Cfmfttmt: nti
top en bonnen met Cjjjtßnm
ntet bejectttgbt 3ijn / fonbe?
beelacjttglj te too?ben aen
ben«6eeß €fj?töt/ enbe nae$
ben reiben te toanbelem
4. ©e?Klae?tmpbttttocbbe*
t ti boo? eentge gelijcfcemlTe *
<6eltjcfc be leben bejeentgfjt
$tjnbe met jet booft / booj
10ooft toejbe geßiejt/en t fei*
padiloug-ah-kytta ymyt-asn ki Joep-
an ti Jefas Chriftus tou ymmid ki
ringei ka mariang, rou d\'lligh-kytta
Tama-tna-\'mfing , ka pouk-kytta
kma-hynna ti Jefus Chriftus.
y. Moumhga kow kaua ka afli-kyt-
ta pouipoug-in poutiktik poupse-
nseh ki na asmagh ti Chriftus, rou
affi - kytta pakatiktik - en - appa ki
Joep-an tyn\' ?
Hahei.
6. Pattasi mama-en-hou ki mang ki
ka\'seuloung ka kma-hynna ki va-
toung, ka myhkaqua masuagh tou
ymmid ki kidi ki varau, ka poupse-
naeh appa mattae\'i-semseh ki nasi ki
tna-\'mfing-an nein\' ?
Si-mado ta neni fivana-vana neini-
sen, ka miilingig-ah tou wse\'i kanna
ki Sou ti Chriftus,Dmarang-a jau-an
moumi ka ni-mapoungas ki katou-
koul-an, affi-mau-kamou ni-kalang-
en myhkaqua.
• Ka rarymma kyttïcen \'cel ki pat ki
Tataitaligb.
Maki-tpough kaua makivalei ki
kariang-an ki tounnoun ta neni kan-
na ka affi pamit ki ringei ka mari-
ang ? a
Patt&i-vli-an.
Sou-
fce oocfc gejoo?faem $gn / alfo
meDe moeten top ons late lep*
Den Doo? Den geeft 5cfn<£li,nftt
tn alle goeDe toekeken / triDten
top anöe?s toae?ltjcft jeDfeen
gelooft / enDe alfoo leDematen
gefu€ö?tftt getoojDen >ijn*
5. Benïaet gjpDan Dat top
met en ftonnen gjerecjtfcee^
Digjt tooien Doo? jet bloet
<£ j?iftt / fonDe? Dat top ootft
gejepltgjt tooien Doo? fij*
nen<0ecft*
6. iDat fcgljt gjp Dan Dan
foo Dele menfe jen / Dte noc j
Öeets m alDejlep fonDen toan?
Delen / enDe Des mets tegen*
ftaenDeDóö? Detoerelt öelijbe*
mïTe Doen jares geloofs *
^p ïseDiteg jen jae? feluen/
enDe fttllen tnDen Dagj Dan
<£jnfti moeten jooren / <0aet
Dan mp toegj gijp toe?cfte?S
De? ongerecjttgjept ulx m
jefcjettnopt ge&ent*
De vier-en-vijftighfte Vrage.
lonnen De fnlcfte Dan 00e&
toel faltgj too?Den/Dte geen
goeDe toerriten en Doen > *
Antwoordt.
€t s £eö#
-ocr page 226-■Soofou ka tse\'iqua tou Soulat ki Alid.
(d) i.Cor. 6:9.10. Kaaffi-kamou
kaua mavana ka affi talli-ah ki Pceifa-
fouan ki /.ilid ta matoukoul ki ryh ? Tnna
taurahei: ka aßt abiiah ki peifafouan ki
Alid ta Tama-kaveiöung, ta Tama-
t\'amud ki ni-pafouh Alillid-en,ta Ta-
ma-ouzouzoung ki ni-makakytil, ta
Tama-famik, ta kilalam malikoki
paepaeraeh, ta Tama-haouzoung, ta
Tama-makitkit, ta Tama kaingogh:
ta Tama-Pahkoutalum ki Tama-ri-
ouh-appa.
Gal. 5-: 19. 2 o. 21. K a ringei ki vät
ta maemaeh: atta ta rarbou-rbou-an,
kaveioungan, kavonffouk-an, ka-
leihang-en,\' tatamd-en ki ni-pafouh
Alilid-en, s\'a-s\'bbad-an, pas-vavaeu-
vaeuuh-an, parirangil-an, kalyng-en
iigale, kararei-en ki Sou, fafamk-
en, ki pako-rahei-en mäditaeutaeuuh,
"äeaes-en, l\'alpoughan, kayngog-an,
kaour-our-an, ki kma-appähynna
Ha pattcei tan ennau-kamou ki atta,ma-
raa ki ni-pättae\'i tannen-au, timamang
tapamut ki mamang katta , äfft tahli-
ah ta neni ki Peifafou-an ki Alid.
22: iy. Ra itou-tauagh-ah ta
affhu, ta Tama-fuhbad, ta Tama-ha-
•veioung, ta TamaJpough, ta Tama-ta-
mud ki ni-pafouh Alialid/imamang-ap-
pä ka mavcëcengo kiharang, kapamut-
appa ki atta,
Matth.
Jbeïpttu^pïactfen.
Ca) r C0^6:9>io.<&f tn tiJttt
gljp ttttt dat de onrechtveerdige
het Koninckrijckg Godts niet en
füllen be-erven ? En dwaelt niet:
Mtli\\)mttM}$l nocïjafgo*
Den~Dienae?g/ nocj) otJ£2fpccU
Dc^ö / nocj ontuchtige/ nocjj
Die Dp mannen ïiggen/ nocjj
DieDen / ncel) gierigae?tgf /
nocöD?oncftae?tg: geenlafte*
tae^/geen roDe?g en Men het
Koninckrijcke Godts be-erven.
ken Des Dleefct$ n« 5tjtt open*
Dae?: uitlcke $tjn oDe^fpel /
ftoeretfje / onrepnigjept/ on*
tticljtigöept / ftfgoDerije / fe*
nijn-geDinge/Dpantfcïjappen/
ttDißen/afgunfttgjjeDen/ too^
he/ 0efeijf/ tmeeDjacfjt/ fcette*
r ije/ iflijDt/mooaDt/Djoncfcen*
fcfjappen/ D?afferijen/ enDe
Diejgeïijche; van dewelcke ick
u te voren fegghe, gCÜjck icïi
oock te Doren gjefegöt fteb*
De / dat die fulcke dingen doen
het Koninckrijcke Godts niet
en füllen be-erven.
3Cp0C*22.: i vMaer buyten fül-
len zijn de honden , ende de toö-
venaers ■ eh de hoereerders, ende
de doodt-flagers, ende de afgo-
den-dienaers, ende een yegelijck
die de leuge lief heeft ende doet.
I&attïj*
-ocr page 227-Matth. 3:10. Nynda, kani-atta-
quan ta vouthau ta patar ki psersen-
nsersennaeh : ymmid ki p<zr<znn<zh ka
aß makka-voua ki voua ka Mariang,
. tahta-aul-ato maryng tou apoei.
Matth. 2 3 o. Ka aringh-au ta koung-
cia k\'anna ka faramfam fmahtauagh ty-
ni-an tou Siouro itou-tauagh kar\'imdim-
an, ka tou hynnal-ato ta tangi tangi-an
tapatytyrtg- en- appa ki waligh.
Matth.25-: 41.42.43. Annata mat-
tse 1 kma-al-appa hynna ki Sou neini-
asn ka itou\'u\'i, D\'marang-a jau-an y-
moumi ka ni-pahkou-avavaghun tou a-
poei ka myhkaqua ifiyddarynmuh, ka ni-
tanang-cn ka atou Lytou-ah ki Tama-
Gnau-appa tyri. Ka ni-kaggangei-en-
au,ka affi-moumi pakang jau-an;Ni-
yhtt\'ö-en-nau,ka affi-moumi ni-payt
jau-an, "Ni-tse\'ssqua-en-au, kaaffi-
Noumi payhtalagh jau-an ; Ni-pan-
nana-en-nau, ka affi-moumi ni-pa-
pouhkoulamouh jau-an; Ni-kaälam-
en-nau, ka ni-itouqua-en-nau tou
fangat, ka affi-moumi ni-kytan jau-
an.
i. Kamang ta alei ki kariangan-ei-
mytta ?
Ti Chriftus tou ni-ouvarghan
tyn\\
iBattj* 3:10. <£nöet00oc&
alteebe De bijle aen De mottet
De? boomen gelegijt: alle boom
dan die geen goede vrucht voort
en brenght, wort uytgehpuwen
ende in \'t vier geworpen.
iBattl). 25: 30> Ende den on-
nutten dienft-knecht werpt uyt
in de buytenfte duyfterniire* daer
fal weeninge zijn,ende knerfinge
der tanden.
inattl), 25:41.42.43. ^aii
fal ftp feggcn oocfe tot De gene
Die te? ütnc&eKjant $ijn]/
Gaet wegh van my gy vervloeck-
te in het eeuwige vier, het welek
den Duyvel ende fijnen Engelen
bereyt is.i0attt tcft ben jongen
rtgl) getoeeö/ enbe gp enjebt
mp niet te eten gegeben: 31e&
bin Do?0igfj gemeeft / enbc gp
en jebt nip niet te ö^tnefeen
gegeDen- Seit mag een toeen^
beïmg / enbe gijp en Ijebt mp
niet gelje?be?gljt: ßmht/m*
De gijp en l)tln mp nietgje*
Meet: H?ane& enbe in be g|e^
bangeniffe / enbe göp en jebt
mp niet befofljt*
Cb?tßns boo? fijne be?>-
DienCten*
%. Affi kaua alei ki kariang-ei-myt-
ta ta na ringei-eta ka mariang ?
Affi.
3. Pakariang-eih-kytta kaua dou
aouffi ki na ringei ka mariang >
Affi.
4. Mattad mama-kow ki mang ka
affi-kytta pakariang-eih, dou aouffi
ki na ringei ka mariang, rou affi alei
ki kariang-ei-mytta ta na ringei ka
mariang ?
Mou kouna ka affi alei ki kariang-
ei-mytta ta na ringei ka mariang, ra
darang-appa kanna ka t\'oumimi-en
toukariang-an.
f. Oumhga-en-hou kauakamah-
kaulaula affi mou - lpough - ky tta
mou-rbo tou kaeuaghan ka myhka-
quamyddarynnouh,dou aouffi kina
ringei ka mariang,mama ka affi-ky t-
taiia-lpough fahkaqua tou pani ki
itouqu-\'an, dou aouffi ki darang ?
Hahei kma-hynna ta ryhau.
6. Mamadi toumang ta riaeuri-
aeung-en katta tmoumimia ki ringei
ka mariang ?
Tou atta: ka poupasnaeli-ah ta ti
Chriftus tou wée\'i kanna ka irang, ki
patta: idingding-en ki kapatei-an ki
kaeuagban, ki na paamut timamang
ta mariang ta affi mariang.
7. Pat-
jijn Dan onfe goeDe
toefen geen oojfaerfc ban
onfe faïtgïjept *
Beenfe.
3 * Honnen top Dan oocft niet
fonDe? goeDe toejcfcen faltc j
tooien i
teentop Do ej*
4. Ifoefegjtge Dattoe fonbei
goeDe toefen niet en ftonnen
faügj too?Den / Dae? Doe j De
goeDe toefen niet en 3tjn
D\'ooafafce Dan onfe faïig jept>
C\'f fcjoon De goeDe toejc*
ften niet ett 3ijn De oojfafce
Dan onfe faltg jept / foo 3ijnfe
noc jtans een nootfaecftelijefte
toegj totDcfaltgjept*
5* Be?Üaet gijp Dan/Dat top
op gelijclten toijfe niet en kon*
nen ingaen in jet eeutoige \\u
Den / fonDe? goeDe tne^chm /
gelijcfc men niet en ftan otie^
gaen tot eenige anDere plaetfe/
foo Dae? geen toegj en 3p >
SJaeicfc*
6. ï©ae? tint fclijckt Defe
nootfaerfteiijckjept De? goeDe
toekeken i \'
<Dae? tipt: Dat € jjtShiS in
Dien giooten Dag j/jet oo?Dcel
Dtg DooDtS of Dtg leUeng faS
ttpt-fp?eften/ nae? Dat pemant
jet goeDe of jet (jttaDe faï
jebDen geDaen>
7. Pattas\'i-mama-en hou ki mang,ka
pattas\'idingding-eih-kytta ki na rin-
gei, rou affi-kytta paka-lpougen pa-
kariang ki na ringei, nda tou tna-
"mfing-an-appa ?
Alei ka pa-douk-an-neih ki ringei
ka mariang ki affi mariang paka-
gemseh ti Chriftus-an, na mamang ta
neni ka ni-tna-\'mfing, ka affi ni-tna-
mfing.
8. Mattas\'i mama ki mang tani-
Padadingi-an ka ti Paulus ki fou kat-
ta?
Mattsei kmahynna ta na Sou tyn\';
Ynna taurahei, affi tabli-ah ki Peifa-
fou-an ki Alidta Tama-kaveioung,
taTama-tamud ki ni-pafouhAli-alid,
ta Tama-ouzouzoung ki ni-makaki-
til, ta Tamafämik, ta Tama-haou-
zoung, taTama-kytkyt, taTama-
kaingogh , ta Tama-mattasiou-
roung, ki Tama-rioungh-appa.
9. Affi kauaa ymd-ah maki-valei
ki kseuaghan ka myhkaqua mydda-
rynnouh, ta ni-tna-mfing ti Chriftus-
an?
H ahei miffing.
i o. Rou k\'ma-hynna kanna, mat-
tse imama-kow ki mang, ka affi ma-
kivalei-ah ta timamang ki kseuaghan
ka myhkaqua myddarynnouh,ka affi
pamut ki ringei ka mariang ?
Alei ka neni k\'anna ka affi pamut
ki ringei ka mariang, affi d\'lligh tna-
mfingti Chriftus-an.
Ii. Kau-
7* $oe feggtge/öattoe füllen
ggeoojbeelt Voosen / nae?öe
toe?c&en / öaertoe met öoor öe
toejcften/ matt öoo? t gelootie
faligljtoo?öen>
<Bm bat öe goeöe enöe qua*
öe to tieften <£fj?tfttim füllen
aentoijfen/ toie öegene 3tjn/
öie gelooft of niet gelooft geh*
ben.
ï^oe geeckt öen ^poffel
Patting üan öefe faeciu t
SClöttg: €n ötoaelt niet/fegt
gp: nocö fjoetee?öe?g/noclj af-
goöen-öienaejg / nccïj obei*
fpeelöe?g/notlj ontticljtiglje/
noc£ ötebê/noclj gierigaejtg/
nocfj ö?onc&ae?tg: geen laffe*
rae?£/ geenrobejg/enfttllen
getBónincMjc&e<0öötg ïse*
erben.
% ilfèae? ftillen niet alle öie in
€fj?tffum geloofcen Ijet eeutot
gelePenbe-e?ben£
gafngetoiCfeïtjclt*
ro l)ot fegftt gijp ban / öat
geeneget eeutoige letten ont*
fangen fttllen/öie geen goeöe
toe?clmtöoen*
<Bn\\ öat öie gene/ öte geen
goeöe toerriten en boen / oocft
mettoaeilijclun Cjftiffmn en
gelooben*
tOö ii $)oe
-ocr page 230-11. Kaumang ta anna ?
Alei ka voua ka d\'lligh ki tna-
mfing-an ta ringei ka mariang.
12. Namamang ta affi pamut ki
ringei ka mariang, mashut kaua ka
aouffi ki tna-mfing-an ka masuagh
tyni-asn ?
Hahei mashut ta atta.
Kararyma kyttian \'ceb ki rymma
ki Tataitaligb.
Kamang ta na ringei ka mariang ?
Pattce\'i-vli-an.
Dyk ki atta ka makkaqua ki Tna-
\'mfing-an ka d\'lligh s ka paahquan
kiTatouhko ki MeirangS ka
pamt ten tou loulougan ki Alidc, ka
affi ni-poutar-ren tou Sikakidian ki
ka:asuloung d, ka tou fikounoung
neta lava p sehdimdimc.
Soufouka tsiqua tou Soulatki Alid.
(tf)Rom. 14: 23. Kamamang-appa
ka affi makkaqua ki tna.mjingan, varau
ta anna.
Heb. 11: 6. Ra tou aouffi ki tna-
mfing-an affi paka-Ipough-in paka-moei
[ki Alid.] Timamang ka mouqua ki
Alid, tna-mfing-ah ka akoumea ta
teni, ka Tama-Pse\'as-vli-appa neini-
sen kakmi\'im tyni-aen.
(b) Deut. 12:32. Ymmid kiSou
ka \'amoummou-en-au ymoumi-asn,
atta ta \'illig-au-moumi mamut, affi
kow
h. ï^oefooDat*
<êm Dat De goeDetoe?cften
3ijn De epgen fc?ticj)ten Des ge*
12. Qit Dan geen goeDe
Hen en Doet / is Dat feecfce? Dat
oocfc De feïDe geen ïeDenDigj
gelooueenfjeefti
gaDattsfeecfce?*
De vij flen-vijftighfte Vrage.
ÎDat 3ijn goeDe toejcfeen >
Antwoordt.
SCHeene Die Doo?t-fcomett
upt Den toaten geïootoe*/ ge*
nejt tocuDen nae De tu et Des
^eeren b/ en <0obt te? eerett
gefclneDen c/enDe met op nten*
fcl)eîr(cfcetnfetttnge<y ofte op
epgen goet-Dnncften gegjont
^cfejfïuej-pïactfcn.
(a) !$om* 14:2> Ende al wat
uyt den geloove niet en is, dat is
fonde.
11; 6* Maer fonder ge-
loove is het onmogelijck[Gode~J
te behagen. îBant Dtetôt <0ûDt
fcomt moet gfjelooDen Dat öp
tS / enbe een fteïoone? ts be£
gene Die jemfoec&em
(by^tnu 12:31^1 Dtttöoojt/
meïcft tcfc u ïteben geïrieDe/Dat
fult gïjp ïpae?nemen om te
Doen:
-ocr page 231-kotp pou-dymm -ah, ajfi kou> Vmau-ah
ki marnang ki atta.
Gal. 6: 16. Katimamang ta gmi-
tallakkau-ah ahqua h pei-rarpung-ang
ki klis katta, a neni-ahta reia ki kaha-
rumman, a tou Ifrael-appa ki Alid.
(0 Philip, 1:11. Ka ni-poukidkid-
din ki voua ki katiktik-an, ka tou
kei-rang-en ki hdi ki louloug-an-appa
ki Alid, alei ti Jefus Chriftus-an.
1. Pet. 2:12. Kmyt ta ki Tatseita-
iigh ka j-2. (a).
(d) Ezech.2o:i 8. Räni-pafoufou-
en-nau ki Alalak nein tou poulsegh:
Tn-na maunanang tou ß-kakidi-cn ki
tnamoumou-oumi, ynna milligh ki na-
pcehtatiktik nein, ynna pakavouflouk
ymoumi-asn ki Ali-alia nein ka ni-
seu-vseuung.
Matth. 1 y: 9. Ra fäu-ki-na-nynno
tmamud jau-an dou mahtceutauugh ki
pahtateeutceu-en, [ ka] naßkakidi ki
kamloung.
(0 Deut. 12: 8. Affi-kamou mei-
ara\'t-ah kimamang, kapeiamttin-
eta tou hia ki wxi katta: ta meiboa-
voual, k\'anna ka matiktik tou matta
tyri.
Prov. 14:12. Akou d\'arang kapceg-
tiktik-en ü-mamang ; rä limoulimou
ki anna, ta dara-darang ki kapatei-
Pa-
öoen: ghy en fultdaer niet toe
doen, ende daer van niet af doen.
na defen regel fullen wan-
delen, ofce? öefeiöe [faï 3fftt3
tyeöe tnöc fcajmöejttgljepöt/
en out? ïjet Sftael <0oöt&
(c)pptp.i:i i.iae^alt met
tyucÈïten Dtj gerecgttgjeptit/
bit bm 3efum €ö?tÖum 3tjn
tot heerlijckheyt ende prys Go-
des.
fepöe tot jjare Innöctcn in bt
moeflijne: En wandelt niet in
de infettitigen uwer vaderen, en»
de en onderhoudet hare rechten
niet, en&e en toejontreprnget u
met met jare Dzecït-goöem
Ifèattjj* 15:9. ^oejteöe^
geefs eeren fp mp leerende lee-
ringen , [die ] geboden van men-
fchen [zijn.]
(e) ^ent* n: 8. <0 jp en fttït
ntet öoen na aïleg / Dat mp
}pe? jeöen ÖOen: een yeder9
al wat in fijne oogen recht is.
P?öl3*i4:i2<JDaer is een weg,
dieyemant recht fchijnt: ntaej
t laetöettan Dien / 3Ön toegen
i5e$tioot&
Qatar ki Tauitalib katta.
x. Teni lava rou mamamang ta
ringei-eta, rou affi-kytta pouvarau ?
2,. T\'oumimi-en-kytta kimangki
rouma ?
Ka msenasnaeg-ah mariang ta ym-
mid ki ringei-eta.
3. Pyppynna ki kidi kat\'oumimi-
en, alei ka mxnxnxg-xh mariang ta
ringei ?
Tou touro ki kidi.
4. Kaman ta kidi ka naunamou ?
Ka pa-fahkaqu-auh ta ringei-eta,
dyk tou peirarpungan ki Tatouhko
kiAlid.
ƒ. Affi kauwa na ringei k\'anna ka
mariang,ka paam\'t-an-eta tou[fikou-
noung-neta pseg-mado psegdim-
dim, ] ka tatamd-an-ei-mytta kanna
ki AM 3 rou affi-kytta ni-Gkidi-en ki
anna tou Tatouhko ki Alid ?
Affi.
6. Kaoumang ka affi mariang ta
na ringei ka kma-hynna ?
Alei ka mate k\'ma-hynnataka-
seuloung, ka affi paeh-lpough li-kou-
noung ta teni pashmamadou tyni-
xn paehdimdim ki mamang ka ma-
riang.
7. Pa-amt-ah-appa-kytta kaua ki
mamang tou affi-mytta kavaraueih,
rou affi-kytta fiourou mou-mha, ka
ni-
1. 31ftebenbeel/toattoe?cfcen
bat top boen / alg top mae?
ntetgcptaetg en boen *
$een Jjetbocg.
IBat too?t\'e? notft mee?
ban ong Pe?epftl)U
^at alle onfe toefen bol*
fcomentltjcftgoet3tjm
3* ^oe beel conbttten too?*
benbe? be?epftl)t/ op bat eentg
toe?t& goebt5p*
<D?te conbttiem
4. i©eltfc tg be ee?ffe *
^at onfe toe?efcen settcgt
too?ben/alleen nae ben reggel
toan<0obtgtoet*
5. . ^tjn bat ban geen goebe
toe?cfcen/bte top boen nae? ep*
gen goet-bunefcen / met mep*
ntnge om <0obt bae?mebete
bienen/ frtjoon ong be felbe m
€>obtg toet ntet geboben 3fjn $
$ee n get botlj*
6«. $©ae?om en 3ijn alfttlcfte
toe?cftenntetgoebt*
#m bat be menfege foo be?*
btt?ben tg/ bat l)P ban ftcg fel*
ben ntet goetgbebenefcen kan*
7 doggen top öoeft met£
boett / ten 3p top al boren toe*
ten / bat ong <£obt fttltjt: glte*
Tatar ki Tna-mjïng-an ki Chrijlang.
Verklaringhe.
ni-fikidi-en ta atta ki Alid ymyt-
xn >
Affi-kytta paam\'t-ah ki mamang.
8. Mang k\'ma kow, na Sikakidi ki
ka-seuloung ?
Heirou afli maaeuakla kanna ki
lou ki Alid, kidi-ato ka afli-mytta
\'illigh-auymd-ei kanna.
9. Ma-ymmid kaua mariang ta
ringei ka masu-sedyk mseu-se-pse-
nasgh maeu-a-kla ki Tatouhko ki
Alid?
Afli.
10. Pouhdym-an hynna t\'mou-mi-
mia ta mang ki rouma ?
Ka pa-fahkaqua-aul-appa taanna
tou louloug-an ki Alid.
xi. Pafahkaqu-an dou manno ta
ringei tou louloug-an ki Alid ?
Heirou hauattin ta rourouha ka
atta: tou naunamou, roupa-fahka-
qu-an ta ringei-eta tou paka cemas\'h-
en ki kavas\'angö neta ki pou-rarim-
neta ki ryh ka \'illig-neta ki Alid.
12. Toumimi-an-appa ta mang ki
rouma, alei ka pa-fähkaqu-auh ta
ringei-eta tou louloug-an ki Alid ?
Ka millig-ah kytta ki Alid tou hau-
attin ka kma-hynna, ka ad-eilappa
ta rarouma ki ni-peirarpung-en-eta
tou magkaula ki illig-en ki Alid.
13.
Ma-
boben Jetft/ tnbien top ntct en
Drillen fonbigen *
.Ifleenmp/metaltöog»
8. üaat fegjtge Dan ban De
tnfetttngen be? menfcjen *
gjnbtenfe met aoDtg tooojt
ntet ober em dornen / fco ig
men fcljulDtgöDie alle te De?*
toejpen.
9» ^ijn ban alle üie?c&en
goet / Diemaej uptejltjefc met
De Wtt <&oDeg oberen fco*
rnen*
j^eenfe boefl.
10. wat twt\'ej ban noclj
mee^bpbe?epfcjt^
<®at 3p ööettcjtet 3ijn tot
<5oDtg eett.
11 ♦ ll^anneej toojt een toejefc
gerietet tot<6obt0eetei
befe mee hingen toe^
ben betjaejt: eejß/alg Jet be^
titln too?t infonbe?Jept out
onfe liefDe/ee^biebigfjept/enbe
gejjoojraemljept nebeng <ä3ob
tebetnpgen*
iu IBat tuojt\'ei notjj mee^
bejepfcljt / op bat een
gerichtet 5p tot €>obtg eere £
&at top bt gejoo^faenu
Öept betotjfen met bie mepnin=
ge I bat ootfc anbete booj ong
etempeltotgelijt^en gefjoo^
faemjepbt <0oDtg mochten
bleiben geb^acljt»
13.. Mariang kaua ta na ringei ka
kma-hynna ka paarattin tou Ta-
touhko ki Alid, ka pafahkaqu-an-
appa tou louloug-an ki Alid >
Affi-appa mariang ta anna.
14. Toumimi-en-appa tamangki
rouma, alei ka mariang-ah ta ringei ?
Ka makkaqua-ah ta anna ki tna-
mfing-an ti Chriftus-an.
1 y. Pyppynna ta ma-anni ka tou-
mimi-en , alei ka makkaqua-ah ta
ringei ki tna-mfing-an ?
Dourouha ki maanni.
16. Kamäng ta naunamou >
Ka mseshut-ah-kvtta mavana, ka
ni-fikidi-en ki Alid ta ringei k\'anna
ka paam\'t-tin-neta.
17. Kamang ta kararouha ki t\'ou-
mimi-en,alei ka makkaqua-ah ta rin-
gei ki tna-mfing-an ?
Ka paegshut-au-mytta psegdim-
dim, ka kamoei-en-appa ki Alid alei
ti Chriftus-an ta ringei-eta katta,
moukouna ka affi nanaegh mariang.
18. Kma-hynna kaua affi nanash
mariang ta fiourou-appa mariang ka
ringei ki Tama-tna-\'mfing,ka affi ka-
mau-eih ta anna ki Alid, dyk alei ti
Chriftus-an ?
Hahei kma-hynna affi nanseh ma-
riang ta na ringei-appa-mytta ka fi-
ourou mariang.
r 3. Zijn Dan alfulcke Wit*
fcengoet Die gjefcjieDen bob
gens «00 öts wttjmbt geric j*
tet toezDen tot <6oDts eere *
$!eer»feooch tuet*
14. iBat too?Dt Dae? nocj
mee?DpDe?epfcjt/ op Dat een
toe?cftgoet5P>
«Bat jet tooo?t-fcome ttpt
Den geloofce in €j?iffttnu
15. ^oe Deel Dtngentoo?Den
Dejepfc jt / op Dat een toe?cfc
Doo?t-feome ttpt Den gelooüe*
Ctoee Dingen.
16. iBclcfcis jetee?fte*
«©at top feeefee?lije& toeten/
Dat jet toe?cfc ttoelek top
De?ticjten Dan <6oDt gefco*
Denis.
17* H3eXclt is jet ttoeeDe Dat
De?epfcjt too?Dt/ op Dat een
toe?cfc Doo?t fconte ttpt öen ge*
looDe i
^at toptjaftelijcliDe?t?Oto
toenI Dat Dit ons toe^/fc joon
inficj felfcen fo onDolmaecUt/
eoDe nocjtans om Cjnllt
toille De jaeg jlijck rnefen fak
i8 ^ijn Dan ooclt De fcefte
toejclmt De? gelooDtgen / foo
onDoltnaecftt/Datfe <H5oDe niet
anDe^s Dan om Cjnftt turtle
toei-De jagelijclt können ^ijn*
gafe/ foo onDolmaeeftt $ijn
oocfconfeöel!etoe?cftem
19. wan*
-ocr page 235-19. Herou tseufal ta toutourou ki
kidi katta, rou paamtten ta ringei-
eta tou peirarpung-en ki Tatouhko
ki Alid, rou pafahkaqu-an ta anna
tou louloug-aa ki Alid, rou makka-
qua ta anna ki tna-mfing-an ti Chri-
ftus-an, Ou-mhga-en-hou kauarou
anna ka mariang ta na ringei-eta, ka
kam-au-en ki Alid ta anna >
Hahei : râ afîi tou pani ki kidi.
Ka rarymma kytti-œn Jœh ki num ki
Tatœitaligh.
Kidi-ato kaua ka fa\'u-fal-ah ta tou-
tourouki kidi katta,alei ka mariang-
ah ka kamoei-auh ki Alid ta ringei
ki mamang ?
Pattœi-vlian.
Haheira kidi-ato *, ka tou aouffi
lava ki fafat ki kidi ki toutourou
katta tou ringei, afîi malpough ma-
riang ta ringei.
Soufou ka tce\'i-qua tou Soulat ki Alid.
(a) I. Tim. 1: 5. Ra limoulimou ki
Tatouhb kavœangd-an Karma ka
tnakka tintin ka makouptigh, ka
makka ryh ki vana ka mariang » ka
makka tna-mfing-an-appa ka afli pani-
^n ki ryh.
I .Cor. 10:31. Annata rou movouk-
kamoulava, rou myt-kamou lava,
rou mapoungas-kamou lava ki ma-
mang ka pani, pci-ymd- auto meiamut
ki au a tou loulougan ki Alid.
19* ttëamtce? Dan Defe tijte
conDitien t\' famen gaen/ alg
anfe toejclten too?Den geDaen
acljte^bolgeng <£oDg toet/alf*
fc geucljt #1 alleen tot D eere
<0oDtg/ aiCTe Doojtfcomen upt
Den gelooDe in €l)?tftum/ D tp
Öaet gl)p Dan Dat onfe toe?c*
Iten goeDt en «föoDe toel-De^
Öaeglpij£lt3i)n>
3jaicft:en oocfc anDe?g tuet.
De fes-en-vijfdghfte Vrage.
Poeten alle Defe D?ie ronDt*
tien t\' famen gaen / ee? Dat ee*
mgl) toe?cft goet enDe <0oDe
toel-Deljageltjcfc toefen ftan>
Antwoordt.
gaefe nootfaecMijjclt*: en
toae? een Defe? conDitien aen
een toe?cfc ontbreekt Dae? en
Hau Ijet toe?clt niet goet 3tjn*
^>cï)?ifïuc?-pïaetfen.
(a) 1 ♦Cim. i: % Maer het eyn~
de des gebodts is liefde tipt een
repn ge?te / enDe [uyt] een goe~
de confcientie, ende [uyt] eee
ougeveynft geloove.
i4€ö?vio:3i*fet5pDan Dat
ggp-ïieDen eet/ Ijet 3p bat gljp
Djinrltt I Ijet 3p Dat gijp pet
[attDe?0] öoet / doet het alles
ter eeren Godts,
Yer»
-ocr page 236-\'Tatar kt T\'at alt alih katta.
1. Mariang kaua ta ymmid ki rin-
gei kanna ka maeuakla ki Tatouhko
ki Alid ?
Affi: dou affi makkaqua-appa ta
anna ki tna-mfing-an: rou affi pafah-
kaquan-appa ta anna tou loulougan
ki Alid.
2. Ringei kanna ka pafahkaquan
tou louloug-an ki Alid j maymmid
kaua mariang ta anna ?
Affi: dou affi makkaquata anna
ki tna-mfing-an, rou affi paamtten-
appa ta anna tou peirarpung-en ki
Tatouhko ki Alid.
3. Maymmid kaua mariang ta rin-
gei kanna ka makka dyk makkaqua
ki Tna-mfing-an ?
Affi: dou affi pafahkaquan-appa
ta anna tou louloughan ki Alid.
4. Kamang ta aouffi tou ringei ki
pou-kidi-en, ki kariang-an, ki katik-
tik-an , ki kavas\'asngö-en-appa k an-
na, ka ni-paamt-en ki mabatoung
kaHeydanpapauakla ki Tatouhko
ki Alid ?
Affi ni-makkaqua ta ringei kanna
ki tna-mfing-an , affi ni-pafahkaqu-
an-appa ta anna tou louloughan ki
Alid.
f. Kamang ta ni-aouffi tou ringei
ki mamoumeu-oumi, ki ni-tatamd-
den nein ta Ali-alid nein ?
Ym-
i ♦ 201 e toe?tfcen bie gefcjie*
ben conform <£>obts toet / jijti
bie niet goet *
iHeenfe: ten spfe oocït ttpt
gjeloübeboojt-ftomen/ enbe
gericlj t te? mm <8obt$*
x. ^te toe?eïten trie te? eeren
<0obt# 3ijn gericfjt / $ijn bie
met alle goet >
Heenfe: ten 3p öatfe upt ge*
ïüötjetj0O?tWmen/en gefcjjte*
ben confo?m <25o bt£ toet*
y ^etoe?eftenbte alleen npt
geloobe boo?tftomen $tjn öte
niet goebt *
leemten 3n batfebefonbe?*
lijcfc 5tjn (ï?eekenbe tot<J5obt$
eere*
4. tmt ontb?eet&t aen be
toe?clten ban mattgjept / ee?*
bae?ljept / toae?bept / tectyu
bee?btgliept/ en Iteföe/ Die bcel
i^epbenen geöaen jebben con*
£o?mbetoet43obt$*
&efe en$ijn niet boö?t~ge*
tornen tipt ben geïoobe/ oorlt
en $ijnfe niet gjeriefjtet tot
5. imt fjetfte? omb?öoc&en
aen be toe?eften tttoe? Baöe*
ren / öae? raeöe fp jare afga*
benbienben*
Tatar l\\i Tna-mfing-m fy Chriftmg.
Verklaringhe.
Ymmid ki toutourou ki kidi kat-
ta 5 ka moukouna ka ni-pafahka-
quan nein\' ta tatam\'dden kanna tou
louloughan ki AÜ-alid nein-ra3affi ni-
pafahkaquan nein ta anna tou lou-
loughan , rä tou ouroung-en-appa ki
Alid ka d\'lli
ö\'
Ka rarima kyttian \'ah ki pytto ki
Tataijaligh.
Kaoumang ka makkaqua-ah ta
ringei-eta ki tna-mling-an ti Jefus
Chriftus-an >
Pattcei-vli-an.
Alei ka ringei-eta ka fiourou-appa
mariang ni-pakavoufloukkin ki va-
rau ka affi ka-lpoug-in ta anna ma-
moei ki Alid,b dyk alei ki ni-ou-
varghan ti Chriftus.c
Soufou ka tae\'i-qua tou Soulat ki Alid.
(a) Jef. 6\\\\ 6. Ra emytta yradei
mama-kytta ki fat ka movoujfoukJza ka-
tiktih - an-appa-mytta ka ymmid mama
ki koulamough ka ariryng.
(^)Heb.i i:<J.Kmyttatou ouro tou
Tatasitaligh ka 57. (a).
(c) Coll. 2: 1 o. Ka ni-pakataramg-
en-kamou itouqaa tyni-an, ka voungo
ki ymmid ki Sibavau-en ki kail-hen-
appa.
1. "Ni-mama ki mangta na ringei
ti Adam, rou afll appa ni-mouaryng
mavarau ?
Mat.
Sllle De D?ie tonDitiem toant
00ck./ ftljoon fp Defebienften
DeDen te? emn (jtmnr: goDen/
foo JjeDDenfe Die nocljtang
niet gebient tot eete / maej tot
Ijoon Dan Den toaten #obu
De feven-en-vijftighfte Vrage.
ïHmejom moeten onfe goebe
toe?c&en booromen tipt ben
geïooDe ing|efum<%tÖimw
Antwoordt.
<®m Dat onfe Deöe toe?tfcen
felfë / met fonDen Defmet 3tjn*
Dea/<èoDe met anbe?g Dan om
De? De^DtenÖen fti mtUe/
ftonnen bejagen^
^cï^uei-jjïaetfm.
^a) gef 64:6. ^otlj top aï*
le zijn als een onreyne, ende alle
onfe gerechtigheden zijn als een
wech-werpelick kleedt.
(b) feb*n:64 ^iet boben
l^age 5plette?(a)
(c) Col* 2: io CnDeghy zijt
in hem volmaeckt, die het hooft
is Dan alle #DerljepDt enbe
macljt*
r. foeDaniglj toaten De
toekeken Dan 2lDam boo?fijn
baU
Mattaraaeugh mariang ta na ringei
tyn.
2. Mama ki mang ta ringei nein\'
ka affi Tama-tna-mfing, ka affi-appa
ni-peiiikoug-in ?
Mattaraseugh affi mariang ta rin-
gei nein.
5. Mama ki mang ta ringei ki Ta-
ma-tna-mfing , rou äi-i-ä Nasi-appa
ta neni ?
Mariang ta reingei nein\'s Ra ni-
pou-ryttoung-en-appa ki madagh ka
affi mananaeh mariang.
4. Akou-moei kaua ta Alid tou rin-
gei-eta ka kma-hynna affi mananaeh
mariang ?
Hahei.
f. Hmahei ta Alid mama ki mang
pakamoei tyni-xn ki ringei-eta ka
kma-hynna affi mananaeh mariang >
Dyk alei ti Chriftus-an.
6. Mama kanna ki mang,ka akou-
moeita Alid alei ti Chriftus-an tou
ringei ka affi mananaeh mariang,
magkaulaula ka mananaeh lava ma-
riang ta an-na >
Ma-fau-dyk mararau ta Alid ki
mariang kanna ka tou ringei-eta, ka
kminadap ta teni kmiasursegh ki ni-
p^u-tamaeugh ka varan kanna, alei
ki ni-Ouvarghan ti Chriftus.
7. Kmiamraegh kma-hynna dou
mannou ta Alid ki ni-pou-tamasugh
kaona ka varau ka tou ringei-eta >
liei-
2. foebanig $tjn be Use?cken
be? ongeloobtgen / bxe nocj
niet bJebe?geborcn en 3f}n >
Alleen en bolkomentlijck
qnaet.
3. foebanigj 3fjn betoe?c*
ken De? geloobtgen/ jte? bene*
Den op De? ae?Den t
<0oet/ mae? met bele onbol*
maecktjeben bedangen*
4. 3|eeft <0öbt ebentuel nocj
een melgeballen aen befe onfe
onbolmaeekte bje?cken é
gaijp.
#0e kan €>obt een tuelge*
ballen jebben aen befe onfe to
onbolmaekte goebe backen £
Alleen om <£j?ifti bulle*
6, &oe gaet fulcks toe p bat
<5obt om €j?iHt brille in on*
bolmaeckteme?cken fitcjbe?*
Inö/als bjarenfebolkoment*
lijck goebt >
«5obt fiet alleenlijck aen jet
goebe bat in onfe me?ckett i& /
enbe jp obe?fiet genabelijck
be geb?eckeli?ck|iepbt be? fei*
be?/om be? be?bienften €j?ißi
brille.
7. aaannee? obe?fiet <0obt
albus be gjeb?eckli}ckjepbt
j
onfe?toe?cken
-ocr page 239-Heirou tna-mfing-kytta ta emyta
ka pamut ki ringei ka kma-hynna ti
Jefus Chriftus-an, ka rou makkadyk
makkaqua ta ringei-eta kanna ki
Tna-\'mfing-an.
8. Paki-valei-en kaua ta kanadap-
en katta ki Alid tou ringei nein\' ka
affi tama-tna-mfing >
Affi: alei ka aouffi ki xtxh ta neni
ka affi tama-tna-mfing tou ni-ou-
varghan ti Chriftus.
9. Mourahga-appa kow kaua ka
kamoei-in ki Alid dyk tou kanadap-
pen ta ringei ki Tama-tna-mfing ka
jfiourou mariang ?
Hahei.
Ka rarymma kyttian\'ceb ki koypa ki
Titteitaligh.
Kaoumang ka koun-hou ka pafah-
kaqu-auh ta ringei-eta tou louloug-
an ki Alid ?
P att(ë i-vli-an.
Alei ka Alid, ka ni-meiringei ka
ni-hmami-\'appa ymyt-aen alei ti Je-
fus Chriftus-an,ni-fmi-dyk fmimimia
tou atta ymyt-asn, ka louloug-aul-ato a
ka fakarcemceg ■ au-mytta ta tenib.
Soufou ka tse\'iqua tou Soulat ki Alid.
O) Prov. 16: 4. Ni-fmi-ymmid[mi-
mm/a kimamang tati jEHOVA alei
mamado tyni-an: ki mauro-appa ki
ryh tou w«eï ki kat-e-en.
(F) 1. Pet.
Ifëannee? top / bte alfnlcfte
toekeken benachten tngiefnm
Cjntet gelooben / enbe bat
onfe toekeken bpfonbe?lijc&
booromen npt ben geloobe*
8, ^eeft befe göenabe onfeg
<0obt£ geen plaetfe ontkent bt
toekeken be? ongeloobtgen *
jBeenfe: om bat bt ongeloo*
btgbe geen beeï en bebben in
bebe?ötenflen€b?töi
9* ©ejöaet göp ooefc bat
felfóbe bede toefen be? ge*
ïoobtgen alleen npt genabe bp
<£>obe aengenaem 3ijn i
Sateft*
De acht-en-vijftighfte Vrage.
tBaejom fegfjt gjp bat on*
fetoejclun moeten gefclpeben
tot 45obeg eere *
Antwoordt.
#m bat <&o bt / üte ong ge*
fejapen enbe oock boo?
fnm CbjtÖnm be?ïott beeft/
on# bae? toe alleen berepbt/op
dat hy door ons ge-eerta eride
geprefen werde,b
^cï)?iftuc?-pïartfciT.
(a) i16:4* De H e,e k e
heeft alles gewrocht om fijns
felfs wille: jat oücU ben goötf
loofen tot bt aagf) bt$ qnaet&
€t 2 (b) u
-ocr page 240-(b) i. Pet. 2:9. Kmytta ki Tatxita-
ligh ka ƒ 2. (c)
1. Timang ta ni-meiringei ni-hma-
mia-appa ymyt-sen ?
Alid> alei ti Jefus Chriftus-an.
2. Alei ki mang ka ni-hmamia ta
Alid ymykaen ?
Ka loulough-aul-ato ka pakarse-
msegh-au-myta ta teni.
Loumoulough-ah-kytta paka-
rsemsegh mama ki mang ki Alid ?
Heirou paia-ymmddan-eta kinaed-
darimdim, ki Sou,ki ringei-eta,pafa-
dyk pafahkaqua tou kamoei-in ki
Alid,ka tma-dyk-kytta tyni-sen tma-
mud, ka moudyk-kytta tyni-sen ma-
kou Alilid, ka pakalang-ennappa-
mytta ki nanang tyn tou panini ka
Hey dan.
4. Heirou affi 1112211 segh ta Chriftan
tou kamoei-in ki Alid, ra tou ka-
moei-in-appa nein\' ka mat-\'e tou
ymmid ki varau, mamut dou anna
ki mang ?
Affi dyk ouroung-en nein\' ta A-
lid,ka pattse\'i sam\'kken-appa alei ki
varau nein\' ta Nanang ki Alid tou
tamseugh ki Heydan.
f. Hmahei kaua ta neni kanna ka
d\'lligh ni-hami-en, pafahkaqua ki
kseuaghan nein tou varau, ka paou-
roung
\\-an fy Cbriflang.
(b) heftet giei
boo? op ©jage 52* (c)
u Wit geeft ong geftgapen
enDe be?loft>
<£oDt I boo? giefttm Cjfct*
ffttnu
2. Cot teat epnDe geeft <6oDt
ongDe?loff>
<®pDat gp Doo?on£fouDe
ge-ee?tenDe gep?efen tooien»
3 ï^oe füllen top <ö?oDt eeren
enDep?ijfen>
iBannee? tap al onfe gge*
Dacgten/ tooojDen/ enDe UJe?c^
ken / ticgten alleen nae? Den
tuille I battoe gem al*
leen Dienen / gem alleen aen=
roepen/enbe fijnen naent ootfc
anbete l^epDenen betont ma*
feeti*
4. Hae? alg De €g?iöenen
niet nae? Den töille <0oDtg /
mae? nae gaeten be?bo?ben
tetlle in alle fonben leben/toat
geftgietban>
^antüojt ^5oDt niet alleen
ban gae? be?acgt/ mae? Den
name <^oDtg tuo?Dt Dae?-en-
boben om gaete? fonDen tuille
gelafte?t onDe? De ï^epDenen.
Tonnen ooclt mei Die gene
Die tsaejlijcft be?loft tfjn/nocg
ßeetg in De fonDen leben/enDe
roung kma-hynna ki Alid.
Affi hmahei j ra affi palpoug-en
pamut, ka rou ni-kdiman ta neni ki
keirang-en ki kanadap-en ki Alid,
ka affi ynnang-ah mypyt tou ymmid
ki kailhen nein\' pafahkaqua ki kasu-
aghan ton louloughan ki pakaras-
masghan ki Alid.
Ka raryma kyttiœn \'œb kimatoudaki
Tatœitaligh
Kaumang ka pafahkaqu-auh ta
ringei-eta dyk ton peirarpung-en ki
Tatouhko ki Alid ?
Pattcëi-vli-an.
Alei ka Alid, ka Meiran g-eta
ka Dama-eta, mamoei ta teni ka ma-
faou-dyk-ah-kytta mararan tyni-
sena, ka ab-koua-ah-kytta ki na Sou
ki moutous tyn\'b»
Soufou ka tsei-qua tou Soulat ki Alid.
(a) Deut. 3 2:6. Pœ\'ee-vïïï-ah-kamoü
kau a ki at ta tij EH 0 VA-a)?,taou ka
maryngaryog ka mauron pasgdim-
dim ? affi kaua tini ta rama-ho , kanu
makivalei tmaili ymhou-an, ka ni-mei-
ringei ymhou-an, ka ni-paeitoushut
appa ymhou-an ?
Mal. i: 6. Alak ta millig-ah ki Ra-
ma, ta koungcia-appa ki Meirang
tyn\': heirou ka Rama-koh , toumangta
3illighen jau-an? heirou ha Meirang-hob,
mmang ta kahtakput-an jau-an ?
Matth,
alfoo <&obt blijben onteeren *
lecture : \'t en niet moge*
lijdt öatfe De ebeigsoote ge*
nabe <H5obtg fonben gefmaekt
Ijebben/enbe öatfe niet en fem*
Den treinen / met al l)aejbe^
mogljm/ Dooj een goDtbnïcö-
tigl) leben/<0oöt te eeten enbe
te p$fem
De negen-en-vijftichfte Vrage.
IDae^om moeten onfe toeje*
ken gericjt tobben alleen nae
Den regel ban <dobtg Wtt $
Antwoordt.
<£>n\\ bat <&o&t/ Die onfe
Deere enbe Babe? ig / teil Dat
top alleen op ijem füllen fien/ *
enbe boen nae De tooo^Den ftfe
negmonbtg*b
Ibcl&ïffcuei-jpïaetféH.
(a) Suit ghy dit
den Heere vergelden , gijp
Dtoaeg enbe ontoijg boltk i ig
l)p niet utoe baöe? / Die ti be^
kiegen / die u gemaeckt, ende
u bevefticht heeft ?
jBal » : 6. €tn fone fal Den
babe? eeren / enbe een knecht
fijnen ïfeere: ben ickdan een
Vader, waer is mijneeere ? ende
ben ick een Heere, waer is mijn
vreefe ?
€ t 3 itattfl»
-ocr page 242-Matth. 4:10. Annata ni-kma ta ti
Jefus tyni-aen, d\'marang-a Tama-
makou-doumma: ka ni-foulat-en-da,
M El RAN G ka Ahd oho ta pako. ha-
\'kup au-mhou, djh tynim ta tatamd\'.ei-
*mhou,
(b) Deut, ƒ: 3 2.3 3. Pou-lilihtta, ka
meikoumma-hynn-\'ah-kamou mei-
amut, maraa ki ni-pakou-fou-en y-
moumi-£en ti J e h o v a ka Alid-ou-
mi j ynna [ahtauagh ton ouwal tou
eit.\'i ka rima. Touymmidki d\'arang ka
pakoufou-en-kamou ti JEHOVA ka
jilid-oumi, ta fahkaqu-ei-moumi ; alei
ka maeuag-ah-kamou, ka mariang-ah
ta kidi-oumi, ka pakasuhdalli-ah-
kamou ki was\'i tou Nsei ka tabli-
ei-raoumi.
1. Timang ta fihqua poutouhko ki
ka\'seuloung ki klis ki peirarpung-en
ki kseuaghan ?
Dyk ta Alid.
%. Kaoumang ka dyk ki Alid ta fih-
qua ki atta ?
Alei ka Meirang ta Alid ymmid
ki kaasuloung, ka akou-dyk ki ligh
ki keirang-an-appa ki kidi tou fika-
kidi-en ki mamang ka kamoei-in
tyn\'.
3. Heirou madyk-kytta mavana ka
ni-fikidi ta Alid ki mamang, kidi-ato
kauaka padys-ah-kyta pamut ki atta
tou affi tauki-yppipit-en tmaligh ki
ni-
lEattÏM:*o. e fepbe
ftiS tot jem / Oaet toegj ,f>a*
tan: toant Dae? Itaet gefcli?e*
Den/ Den Heere uwen Godt fult
ghy aenbidden, ende hem alleen
dienen.
(b) ^eut s:3x. 33* $emet
ban biaej/Dat gp boet/ gelijck
als be ^eerenlue o^obt u ge*
boben jeeft: en wijckt niet af
ter rechter, noch ter flincker-
handt. In al den wegh, dien de
Heere, uwe Godt u gebiedt, fult
ghygaen: op bat gijp lebet/
enbe bat {jet tt bjel gae / enbe
gbp De bagjen be?lenget tin
t ianbt/ bat g jp e?ben fult*
u Wit komt ïjet toe / ben
menfclje een regel bes iebens
boo? tefclj$ben*
^lleene«aobt.
IBaejom komt Dat alleen
0oht toe *
<$mDat<0oDt tS eenfeere
óbe?alletnenfcben/ Ijebbenbe
alleene macljt enDe antijori*
tept / om te gebieben biat öp
buk
3, iBannee? ons ban mae?
bekent is / bat <6obt pet ge*
boben Ijeeft / $ijn top Dan ge*
jouDen Dat Datsltjck te Doen
fon*
-ocr page 243-ni-alei-en fikidi kanna ?
Hahei miffing: ka affi kidi-ato ki
repung-au-mytta tmaligh, kaou-
mang ka ni-fikidi-en ki Alid ta anna.
4. Kidi-ato kaua ka millig-ah ta ala-
lak ki ni-taeialak neini-asn, ta rapagh
ki meifafou neini-asn, tou ymmid ki
mamang ka fikakidien nein\' ?
Hahei kidi-ato; rä alei-appa ki A-
lid: tou kidi ka kma-hynna, rou affi
macyt ki Tatouhko ki Alid ta ni-fi-
kidi-en nein kanna.
y. Heirou fikidi-en-kytta lava ki ni>
tsei-alak ymyt\'-sen, ki meifalou-appa
ymyt-\'asn ta mamang ka macyt ki
Sou ki Tatouhko ki\' Alid , kidi-ato
kaua ka ynnang-ah-kytta milligh ki
ni-fikidi-en nein\' ?
Hahei: rä pouriang-auppa-mytta
poulilit, ka affi-kytta lmamuk-ah tou
akou alei ka oufifing dmoumma-
doumma neini-sen kalibavau ki kidi
ymyt-2en}alei ka affi-mytta paashpit-
auh ki ounoun-eta mamado ta ngale
ki Alid tou halap ymyt-\'sen.
6. Pattas\'i pouk-en-hou ta mang ki
ymmid ki atta ?
Ka myhkaqu-ah-kytta tmauki-
dyk tmaligh kamang ta ni-pafoufou-
en ki moutous ti Jehova tou ah-
qu-ei-mytta kianna.
Ka
fontstt eeniglj be?be? anbtp
foeck *
%at top bocïj : en fclfó en
ftomt on0 met toe te onbe?*
foecfcen / toaejom <(5obt ong
fnlc&ergeboben l)ttfu
4> ^tjn ban bt funberen Jjave
onbereit/be onbejbanen fyavt
<®be$eben / feïmlbigfj te ge*
fjoo?fammin allen*
31aefe t?otttoeng; mae? in
bm #eere: Dat i& / foo be?rr
ate befegeboben niet en
ben met be geboben <6obt&
3nbiê ban onfe öube?0/of*
te #tte$eö£ on£ pet gebiebf/
ftlaejiijcfc ö?ijöiglj meteobtj*
nptgebmckte gebobt/ fonbe
men Ijae? in befen gjefsoo?*
faemliept moeten toepgerenf
ga men: öocft men moet
toe! tocften/öat men ntetiiebt*
bee?De!ijcfc / noeij in faecïten
ban feïepnen getoicïjte / ficii
kant tegeng bt gene bie obej
ong gijefeit siju / op batmen
niet boö? fijne ongefjoojfaem*
bept bentoojn €>oDt3 tegen^
ficïïfelbenenbe^toecfce*
6. naat beüüpt göp npt al*
ïen befen >
taattue aïtijt enbe eenïrjcït
moeten bjagjen toat bes $ee*
ten mont ïjeeft geCpjooefcen ƒ
enbebae^naeboetv
De
-ocr page 244-Ka num kytli-een ki Tataitaligh.
Makivalei-ah-kytta toumang ki
kamoei-in ki Alid ka ahqu-ei-mytta?
PattceHvli-an.
Tou fat kytti-aen ki Sou ka na
psep- sè ki Alid ehgei-eia ki ta\'u ka
Ifraël, tou keirangan ki karserae-
masg-hen tou ni-peiraringei-en-appa
ka tou \'ou-rynghau-ena .
Sotifou ka txi-qua tou Soulat ki Alid.
(a) Exod.34: 2,8. Ka ni-mae ahalap
tatijEHoVA kitphalkiSoukini-Si-
kavaghen, ki Sou kifatkytticen.
Exod. 19:16. Ka ni-paamtten tou
katatouro ki was\'i, dou madama, ka
akoumea ta rungdung, ki rykkat, ki
tma-mou-va-vullu-vullum ka mada-
daum tou vavau ki voukyn, ki ouni-
appa ki joep ka ouhang irang, kma-
hynna ka ni-innaghan ymmid ki
ta u ka tou paitouqu-an ki kaba-
Êonng-an.
ié Pyppynna taSouki Tatouhko
ki Alid ?
Sat-kyttiasn.
2. Pyppynna ta tpal ?
Rouroa.
3 • Pyppynna ta Sou ki tpal ka naun-
aamou ?
De tfeftigbfte Vrage.
IDae? igtic toüïe <£>oDt£ te
Dinöen / nae? Den toelcfcen top
letten moetend
Antwoordt.
%n De tgien geboben / Die
<5oDt ttoo?maelg in gjoote
majeöept en toonDe?-teetfce*
nen aen get bolcft gfrael ge*
getten geeft3*
^>cjf)jiftnc!-pïaetfm.
(a) <®cod* 14: <£nDe De
ï>eete ftg?eef Op de tafelen de
woorden des verbonts , de thien
woorden.
€tob* 19:16* €nbe get ge*
fcgieDDe tenDe?öen Dage / Doe
getmo?ggentoa0/ Datte? op
Den be?g bonDetenenDebïijre*
men toaten / enDe een ftoate
toolcke / enDe \'t ggelnpt eene?
fee? fte?cfce? bafunne: foo Dat
al tttolch tte?fcg?icltte Dat in
\'t lege? toa^
r. ^oe Deel geboben geeft De
Cgien.
x. ïfoe Deel tafelt
Ctoee*
3. e beel geboDen geeft De
ee?öe tafel ^
4. Pyppynna ta Sou ki kararouha
ki tpal ?
Ninnim.
5*. Pakoufou-en kytta ki mang tou
tpal ka naunamou >
Ymmid ki tatamdden kama-\'nni
mahauwat ki Älid.
6. Pakoufou-en-kytta ki mang tou
kararouha ki tpal ?
Ymmid ki pafihkaqu-an ymi-an-
an ka ma-nni mahauat ki taou ka
rarouma-eta.
7. Si-dykkaua fikidita Tatouhko
katta ki ringei ka tou paenasgh ki ah-
quei-mytta ki affi-mytta lava ahquei;
ra ni-phsen-appa kaua taanna ka pei-
rarpung-aulato ki naeddarimdim-eta
ki dimmidimmi-en-appa-mytta ka
fiourou tourbo tou ryh >
Mama ka Meirang ta Alid ki vou-
al-etaki vatte-appa-mytta, ni-pa-ir-
\'pung tyn\'pa-ahqua ki klis ki Ta-
touhko tyn\' ta mamang katta ka
itouqua ki kaeuloung tourbo, tou
panaeh.
8. Ni-phasn ki Alid toumang ta
Tatouhko tyn\' ki Alalak ti ifrael ?
Tou poulaepoulash, touvoukyn
ka Sinai.
9. Mannou?
Rouha lava katounnounan ki
Tauwil fiaeuh ki ni-peiringei-en ki
Alid na nynno ta ymmid ki Naei,affi
r ■ j-\'
Jht8
5* Weit too?bt onS gehoben
in be ee?Öe tafelt
Stile bie bienta Die bpfon*
be?lijcUficn op^obt»
6, IDat too?bt cns gehoben
in be ttoeebetafel*
ftlle be btenGen bte hpton*
be?lijcfc fien op onfen eben-
naeöen*
7 <$ebiebt befe Wtt alleen
upttocnbiglje tDe?cfcingen bie
top boen enbe nae?laten / of
Uiel i0 ooefc befelbe gegeben
tot een regel onfe? gebauten /
enbe be? imaenbig jfte bmu
ging en*
<0elijc& <6obt 10 een i|eere
onfe?lief)amen enbe onfe? 3it*
Ien/foo liecft fjp ooeft boo? fij*
ne Wtt geregelt al toat in ben
menftjjeig / uptbjenbiglj enbe
intoenbigl).
8. wm Jjteft <©obt ffjne
U^et aenbe ftinberengfraelg
gegeben >
ginbe iBoeßijne/ op ben
bercl) ^inai
9* i^annee?}
c©nt?ent ttoee bupfent gae?
naebefcjeppinge/ nietiange
nae bat be fcinberen gfraels
ff upt
madallia fiaasuh ki ni-hamian tyn ta
na alalak ti Ifrael tou xiroung-an
k anna ka tou Egypten.
10. "Ni-poupanaeh ta Alid toukidi
ka mama ki mang ki Tatouhko kat-
ta kitaoutyn ?
Tou keirang-en ki karasrasmag-
hen, tou poutseikidi-en ka ouryng-
hau-en, tou ahto, tou apoei, tou
ltsegh,tou rykkat,tou tmamou vavul-
bullum 3tou ouni-appa ki Joep ka
ouhang irang,ka ni-itmouk \'i-likalika
ta voukyn k\'anna.
11. Kaoumang ka ni-pakytta ta
Alid ki ourynghau-en ka koumma-
hynna ta innaghen tou kidi ki pou-
paen\'aehin ki Tatouhko tyn\' ?
Tou rouma, alei-appa ki anna ka
psegraryh-ah ta ta u affi ouli-an pseg-
dimdim ki iliigau nein ta Tatouh-
ko.
Ka innim kytticzn \'ah hi fat &
Tataitaligh.
Tasuughauta atta ?
Pattcei-vli-an.
Ni-pou-atigh ta Alid poupanseh
ymmid ki Sou katta &c.
Soufou ka tsiqua tou Soulat ki Alid.
(a) Exod.2o: i,
Deut. 6»
$0-
npt De üabejnpeban Poppten
toarenbejlolt
io. <®p toattof}fej)eeft<0ob
Defe iBet aen ftjn Dolcft
openDae?t ï
3!n fee? gaoote ntajettept/
met toonDeHeecfeenen/roocfc/
Die? I DottDe?/ Dlijeem / fmajte
tuoïcfee /1 geltipt erne? ßejcke
Dafupne / too Dat Den gant*
fcljenDejgJiDeefDe*
i u i1Dae?om ïjeeft <OoD foo
fc^wkeltjcke teecftenen laten
gefcïjieDen entrent De af&on*
Dinge GjtmWtti
<®nD e? anDeren ooefc/ap Dat
get bolcfe met g?ooten e?ntt
aen De onbe$ouDingJe Deg
Wtt$ geDentken foti
De een-en-feftighfte vrage.
Bereit De fclDe.
Antwoordt.
€*>Dtfp?acfc aile Defe
Den f c*
(a) gftft&ao; i,
-ocr page 247-Tatar H fou ka naunamouH
Tatoubko.
Makou-fou ki mang ta Alid tou
fou ka naunamou ki Tatouhko ?
Mama ka kavasango-ennau ki pa-
kariang-en ki vatti-au, ka itoutau-
wagh-ah koh kma-hynna ymmid ki
latam\'dd-en ki Ali-alid ki Heidan a,
ki pafirarara-en ki na patoukhail
kmavagh ki Lyttou, ki fauhpattan
tiktik-en mattasitan, ki tna-vavoak-
intna-mfingb, ki pako-alilid-en nei-
ni-asn ka ni-tau varau mar-ma-rma
kalhei ka mad\'lligh matiktik, ki ra-
rouma lava ki ni-peiringei-en na
nynnoc: ka nipyt-alikoh dmadassem
kmalang ki Alid kana ka dyk faafat
ka d\'iligh d, ka paehdyk-aumau tyni-
xn psehshut, ka pafidarim-aumau
jau-an pafimado tyni-aen ki ourarim-
en, tub-hen, tou kafouroul-an ki
ryh, ka paiadyk-au-mau tyni-asn ma-
mat ymmid ki kariang-an, ka kavas-
angö-aumau tou ryh ka myhtat-
mouk, mahtakout loumoulough ty-
nisen k\'ma-hynna ka fiouro-au-mau
fahtatauagh attaral ki mamang ka
ni-peiringei na nynno, ki paamt ei-
mauiavatafiourou oufifyng dmou-
madouma ki kamoei-in tyn.
Soufou ka tae\'iqua tou Soulat ki Alid.
0) r. Joan. 5:2i.Kallalak, kma-
dinga kma-mado ymoumi-an ki ni-pa-
fitgh ^Ali-alid.
Verklaringhe van \'t eerftc
gebodt.
Wat gebied <^odt in \'t miie
gebodt*
<Dat ic& foo lief alg nip mij*
ne? 3ieïen faligïjept ig/alle af*
goberpe a/tooberpe/Usae?feg*
gin ge/ fupe?ftitieof bp-geloo*
beb/aenroepingije be?#eplu
gen/ ofte andere? r?eatnren/c
mpbe enbe bliebe: enbe den
eenigjen maren <&odt recjjt
leere hennen / ïjem alleen de?*
t?oume / in alle? ootmoedig*
bepbt/enbe lijbtfaembepbt/
mp ïjem alleen onbe?me?pe/
ban liern alleen alle£ goetg
bejmaeljte/ l)em dan gant*
fcljcn ijejte lief ïjebfce/ bjeefe
ende eere.- alfoo dat telt eer alle
creaturen af-gae ende baren
late / dan dat icfc in\'t albe?*
mrnfien tegljen fijnen toille
doe*
bewaert u felven van de afgo-
den.
(h) Deut. 18: i o 11. i x. Affi paki-
valei-auh ymhou-an ta pa-tauqua tou
apoei ki alak tyn ka parasgh lava ki
alak tyn ka ina lava; ka Jouh-pattce\'i-
tïktik , ta fouh- \'tccca-tahtaim ta ajam,
ta pafiraa \\i ni-patoukhail kmavagh ki
lyttou. Ta mimceui-kmmok mahkoua-
vavagh ta tmahigh ki patta-xavlivli ki
tmceumabtata moudareigh moumha ki
kidi ki /}\'/W«,tem-appa ka tma-\'asu-ki
patei. Ndaveiag ka pamutkikma-
hynna kahpaug- in ta teni ti Jehova,
ka alei ki kahpang-en kanna pada-
rang-en ta ncini ti Jehova Alid oho
[ tou tammi-en ] tou doma ki vlung-
ho.
(V) Aét.io: 2j-.2d.lrouka vutte ka
fararbo-en ti Petrus, ni-dmouma ty-
iii-aen ta ti Cornelius, ka dou mahga-
kup tou rahpal tyn ni-reïp ta teni. Ra ti
Petrus ta ni-paashpit tyni-sen kma;
TEhpitta, ka\'seuloung-appa koh ti
jau mamado.
Apoc, 19: i o. Ka ni-mahga-kup-kogh
tou rahpal tyn\' alei ki deip. pan tyni-ten,
ka ni-k ma ta teni jau-an,Kyttei kou,
affi ymhou [ paamt-auh ta atta, ]
koungcia-koh ka lalalam-oho ti jau,
ki tseiappapara ppa-\'mhou, ka akou-
hmail ti Jefus. Reip-pa ki Alid.
(d) Kmytta tou ourou ni-fil-badU
bse\'en ki Tna-mfing-an,
(b) ®>mtiS: 10 11 <&\\\\*
De: tt en fa! niet ggebonDen
fcao?Den / Die fijnen fone / ofte
fijne Docgte?/ öoo? \'t bpe? Doet
DOO^gaeu: die met waerfegge-
ryen omgaet,eett guychelaer ofte
die op vogelgefchrey acht geeft,
ofte toveraer. <Bïttttïl befweer-
der, die met befweeringe om~
gaet: ofte die eenen waerfeggen-
den geeft vraeght, ofte een duy-
vels konftenaer, ofte die de doo-
den vraegt. HBant al tDte fuït]t
ÖOet / is den Heer e een grou-
weh ende om tiefe? gjoutoelm
tuille De?D?ijftfe De § € dB lü <&
nDje€>oDtnoo? uaengeficgte
tipt De öefxtttnse.
(c) $ct 10:25.26. €nöe ató
jet ggefcgteDe Dat $et>us in
qnarn ƒ gingg gcm Conicïuig
te gemoete ƒ ende vallende aen
[fijne] voeten aenbadt hy. |Bae?
$ttpx$ cecgteDe gein op / feg*
genDe/ ^taet cp/ichfien ootfc
felbeeenmenfcge*
2lpor 19: iö«. Ende ick viel
[neder] voor fijne voeten om
hem te aenbidden, enDe gp fep*
De tot mp/ JMet / Dat ggp Dat
niet[en Doet/]ift öen uuj\' tneDe
Dienftlmecgt/ en&eutöè?ö?oé*
Deren / Dte get ggetnpgeniCTe
giefugeböen* AenbidtGodt*
(d) &ttt Doo? op De Deelen
fcan\'t geloofd
(e) Deut. 1 o: 12. Hnyn-rä Ifrael
mang ta t\'oumimi-en ti Jehov a
Alid-oho ymhou-an ? dyk ka kahta-
kout-aum-hou ta ti j e h o v a Alid-
öho, ka maunaunang-ah-kouw tou
ymmid ki darang tyn", kamavse\'an-
go-ah-kow tyni-am, ka millig-ah-
kow ti J e h o v a-an Alid-oho, tou
mitat mouk ka tinün-oho, tou mitat-
mouk-appa ki vate-oho.
(ƒ) A<a. 5:2.9. Rä ti Petrus ta ni-
mattas\'i-vli lam ki ni-Padadingi-en,
k\'ma,Kidi-ato ka fiouro ilhgh-auta Alid
Tmournimia ki matig ta Alid tou
kararouha ki Sou ki Tatouhko ?
Ka affi-kytta mei-kounnoung-ah
ki Alid tou fäfafät kamamang lava
ki kidia: ka affi-äl-appa-kytta lou-
mouloug[toupani ki kidi tmamud]
tyni-xn, dyk ki na fikakidi tyn\' tou
fou tyn b.
Soufou ka t£e\'i- qua tou Soulat ki Alid.
(a) Deut. 4: if. &"c. Kmarianga
kma-ding ki vatte-oumi (ka affi ka-
mou ni-kmytta ki pahkaulaulan ki
mamang tou wae\'i ka pafoufou-enti
Jehova tou Horeb makka-toukad
ki apoei ymoumi-asn) alei ka affi-ka-
mou finado-ah fidada ymoumi-sen,
ka peiringei-aumoufflii ta ni-faroud-
- (e) ^ent* iojix^u ban/gjf*
raëï / mat epfc jt be
mee *0öüt ban n * Dan Den
tttëetl<£>ODt te vree-
fen, tn alle fijne toegen te \\natu
Delen/ enDe ïjem lief te hebben ,
enbe Den ntoen
<0oDt te Dienen/ met ugant*
fclje Ijejte/enbe met utoe gant*
frijesiele*
(f) ®ct. 5: Mm Petjus
enDe De Stpoftelen atitbjoo^
Den / enDe fepDen / Men moet
Gode meer gehoorfaem zijn dan
den menfchen.
IBat epfcl)t<25oDt in\'t tbjce*
begebobu
^at top <6obt in geenbe?ltp
Uüjfe af-beeïDen3/nocö op geen
anöete toijfe De?eeren / Dan jp
in fijn tooo^Dt bebolen jceft\\
^cïj?ift;ue?-pïaetfett.
(a) <Seut4 4:1 n£>acijt u
Dan tueïboo? uto?e3ielf:(Ujant
gijp jebt geene gbeiijefeenitfe
geften / ten bageals be
op l^o?eb upt 0et iniDDen
Desbpe?s tot u fp?acft) <£>p
bat gïjptt niet en be?be?bet/
enbe maecfcet u pet gefneDens/
De gïjelijc&eniffe ban eenicft
beelt;begebaenteban man ofc
ff 3 te
den ki pagkaulaula\'n ki pafoug ma.
mang; ta hawei ki parasgh ki jna la-
va :\'Ta hawei ki mamang ki ajam ka
itou naei, ta hawei ki mamang ki aja-
jam ka foubseuch tou vullu-vullum.
Hawei ki mamang ka fmas-loung
tou nfei 5 ta hawei ki mamang ki
thung, ka itouraloum tourbo ki nsei.
Ka affi-kow lava pafabavau-a pafaba-
vullum ki matta-ho, tou ararau-en
ki was\'i, voural, ki attatalingagei, ki
ymmid ki kabatoung-an ki vullum,
ka ipyt-eih-kow lava tou deihp-eim-
hou ki anna tmamud Scc.v.2 j.Hma-
vagh-a hmamado eimoumi-an, ka
affi-kamou mourivarif-ah ki ni-ka-
vaghanti Jehova Alid-oumi, ki
ni-fikavaghan tyn\' ymoumi-aen, ka
peiringei-aumoumi lavata ni-faroud-
aen ki peikakounoung-en ki pah-
kaulaulan ki mamang, ka ni-avagh-
en-kow ti J e h o v a Alid-oho. Alei
ka ti Jehova Alid-oho ta apoei
ka tama-fidada, Alid-appa ka tama-
tiarik.
{b)Matth. if: 8. Mou-hili jau-an ta
tao k attta ki moutous nein\\ka loumou-
loug )au-an ki bihygb neiri, ra tintin
neiri ouhang itoutauatauagbjau-an.
Mamoei ki mang ta katatouro ki
Sou? Ka
tc toijf:^c gebaente ban eentg
beeft/ bat op be? ae?ben is / be
gebaente ban eenigen gebleu*
gelbe bogel/ Die boo? bf jjemel
bliegfjt* ^e gebaente ban pet/
bat op ben ae?tbobem fc?nppt/
be gebaente ban eenigen bifci)/
bie in\'t mate? is onbe? be ae?be.
^at gjjp oocfc time oogen niet
op en ijefffct na ben Jemel/enbe
aenfiet be J>onne/enbe be IK a*
ne/enbe be tterren/ bes JjemelS
gantfcje Jjep?/ en mo?bet aen*
geb?eben/ bat g^pn boo? bie
bnpget/enbeljae?bienet:
13* HDaebtn/Dat gp t\\xtp
bonbtbes ntoes
<0obts /1 fcbelcfe ||p met n ge*
maecfct Jjeeft/niet en be?getet:
bat g(jp n een gefneDen beelt
fouDet mafcen/ be gelijcfceniOTe
ban pets / batbe
ume <Dobt n be?boben lieefu
iBant De ume <0obt
bie is een be?teerenbe bpe?/ een
pberieb <i5obt*
(b)#attlj>i«5:8 boicft
genaeckt my met haren monde,
ende eert my met de lippen ,
mae? jjae? herte houdt hem ver,
re van my.
Verklaringhe van het derde
gebodt.
»3at!»tl batbe?begeboDt>
<©at
-ocr page 251-Ka affi dyk kytta barhg-ah ma-
koutalim ki nanang ki Alida, affi
dyk tou pahkouavavaghen tou faul
kuttan lava ka maharang ki Soub,
ra tou louhtouhto-en-appa paka-rihe
ka affi ipytten ki poungasc , ka affi
kytta pa\'ahiddah ymyt-sen ki varau
ka k\'mappa-hynna ki \'ipasangpang-
en tou fou-i-paipatan-eta ararau-an-
eta d,Tou pxttx\'i tityng-an ki fou ka
affi-kytta poupsenseh-ah ki nanang
ki Alid ka D\'lligh Matiktik, dyk
tou kahtakouttan, tou louloughan-
appae: alei ka d llig-au-mytta ta teni
kmalang, ka tatam-aul-ato ta teni
loumoulough tou fou tou poungas-
appa-mytta kaymmid.f
Soufou ka tse\'iqua tou Soulat ki Alid.
(a)Lev.24: ij*. 1(5.Kamalfoufou-
ah-kow ki na alalak ti Ifraël, k\'raa,
mcighovoëlka mahko-avavagk-al-ato
Alid tyn\\ tub\'g-ah ki varau tyri. Tima-
mang-appa ka harig-al-ato ki Nanang ti
JEHOVA, mijfing pakapate\'t-eih ta
tenia, miffing fmi-cy t-ah tyni-asn ki
vahtou ta pakoifal-an makoita-
tmouk: kma-ah hynna ta tas a-kaqua
mama ki taeipourogh, rou barigh-al-
ato mahkoutalim ki Nanang, paka-
patei-eih ta teni»
(^)Lev. 19:12. Ka aft-kamou fau-
Ikut-ah fi-hakarang ki Nanang-au: alei
ka
^at top niet alleen met
Dloecken of met Dalfcljen ee*
Deb/ mae? 00ck met omuu
iïtgti ftoeetenc / ben Baem
<0oötg nieten lafteten/notft
tmfbmpcken/ noclj onö met
ons öilftotjgen enöetoefien/
fulcke? ftlmtkelijcke? fonbett
beelatljtitl) maeckend* <£nbe
in fomma / Dat top Den ^
l$aem<0üDtg anbe?£ niet Dan
met b?eefe enDe eejbiebinglje
geb?nptkene/ op Dat t)P Dan
ong retïjt bekent/ aengeroe*
pen/ enDe in alle onfe tooojben
enDe mekken gepjefen toe?btj
^cï)?iftu«-pïactfcn.
(a) leb^4: CnDe tot
DekinDeren 3fraëlö fult glip
fp?eetken/ feggettbe / een yeder
als hy fijnen Godt gevloeckt fal
hebben, foo fal hy fijne fonde
dragen. Ende wie den Naem des
Heeren gelaftert fal hébben,
fal fekerlick gedoodt worden, De
De gantfclje bejgabetinge fal
gem fekejlttk fteenigen: alfo
fal De D?eemDelintk$ijn/
lijtk De inboojlintk / alg bp
Den $aem fal gelalïejt ijefc
ben/ lip fal geDooDt too?Den*
(b)Heb* 19:€tlDeghyen
fult niet valfchelick by mijnen
ka pattas i-famk-aumhou ta Nanang
ki Alid oho: Ti jau ta ti J e h o v a .
(c) Matth.34.3jr.35. Ratijauta
k\'ma ymoumi-asn, Mykkaqua ynnang
faulkit, ynna faou-bullum, alei ka kei-
rang-en kanna ka iraroung-an ki
Alid: Ina faou-Nie i , alei ka kahka-
quan k\'anna ki rahpal tyn-da: Ina
Jaou-Jerufalem, alei ka euma k\'anna
kifi-bavau Mei-fafou kairang. Ina
faou-houngo faou-lkut ki voungo-oho^lei
ka afli-kow pa-filpough pa-fi-lala ki
iaäfat ka voukugh paka-aeudim lava
paka-poulelava.
(d) Lev.5*: r. Heirou pou-varau-äl-
atotavate [ki ka\'aailoung,3 kamil
lingig-al-ato ta teini ki yngau ki pahko-
avavagh-en, ka haillin tyri, ka ni-k\'yt-
tan tyn\\ ka omhgan tyri lava: dou. affi
vanavana, tuhchanei tyri k\'anna ta ka~
toukoullan tyri.
(e)Deut.d: 13. Mahtakout-ah-kow ti
y EHOVA-an Ahd-oho, ka tatamd-
d-ci-mhoutyni-cen: ka faoulkut-ah-kow
tou nanang-tyri.
(/)Pfal. j-o: 14.1 y. Pihgyk-a kilou-
loughan ki Mid , pou-bli-ä poudse-
seugh ki Siouro Itonnnoun ki ni-pa-
tau mfing-en-hou. Ka tmatam-ä jau-
an tou wse\'i ki kahimkoan, hami-
aumau-kow, ka loumoulough-ah-kow,
jau-an.
Naem fweeren: tuant £P fOttÏJt
Den $aem uU)es CoDts oixu
ïjepligi: 31& fcen De
itk fegge U / Sweert gantfche-
lijck niet, noch by den hemel,
om Dat fjp is Det|j?oon<!3oDS:
Noch by de aerde, om Dat f|l
is Deboet-bancft fijne? boeten:
Noch by Jerufalem, om Dat fp
is De fiaDt Des s?ooten fóo*
nincftS* Noch by u hooft en fult
ghyniet fweeren, om Dat0Ï)P
niet een Jap? en ïtonbt tuit of*
tefma?t maften*
(d) Met). 5: r. Als nu een men-
fche fal gefondight hebben, dat
hy ghehoort heeft eene ftemme
des vloecks, daer van hy getuyge
is, \'t zy dat hy \'t gefien, ofte ge-
weten heeft: indien hy\'tniet te
kennencngeeft, fo fal hy fijne
ongerechticheyt dragen.
(e) ^ent* 6:13 ♦ Ghy fult den
HEEREUwenGodtvreefen, ende
hem dienen : ende ghy fult by fij-
nen name fweeren.
(fJ gf*5o;i4.r 5* Offert Gode
danck: enDe betaeït Den Mtoe^
ïjooepen nme sïjeloftem
De roept my aen in Den Datïj Öe£
benantijept: %th faïDe?n npt
ïjeïpen/ enbe ghy fultmy eeren.
Mahkoufouki mang ta Alidtou
kaahpat ki Sou ki Tatouhko■?
Tou naunaraou, ka illigh-aul-ato
myhkaqua ta tatamd-den ka tou
kouva ki tatamd-den ki Alid, ta fih-
kaquan mattafafou, ta pah-tatasu-
tasuu-hen ka roumas ka ouhang-ah-
koh raipyt tou Sabbath, ka wse\'i ki
pasi-habab\'an moupanash tou Pa-
koifal-an ki Alid, alei ki pourara-
mak-ken ki Sou ki Alidb, ki peika-
quanki Taei-kalang ka na Tapou-
jouc, ki pako-pasnas hsen mako-ali-
lid ki \'a asuhai-en-appa ka makka
Chriftang pihga neini-sen ka mali-
naouk e. Tou kararouha, ka mipyt-
ah-koh ymmid ki wse\'i ki kseuag-
han-aumos mavarau, ka pafimimi-
ah-kohki Alidki joep-an tyn\' pafi-
rarbo jau-an3 ka n\'naunamou-au-
niau k\'ma-hynna tou kseuaghan kat-
ta ta Sabbath k\'anna ka myhkaqua
myddarynnouhf.
Soufou ka tseiqua tou Soulat ki Alid.
{a) Lev. 23:3. Ninnim ki was\'i
paamt-auh ta poungas, ra tou wts\'i
ka papito ta Sabbath ki pmhababan, ki
pakoijal an ki mad\'High matiktik , affi-
kamou pamt-ah ki poungas ki ma-
mang: Pas\'i-habab\'an ka na ti J e-
h o v a tou ymmid ki itouquan-nou-
mi.
Verklaringe van het vierde
gebodt.
îDat Uni Ctebt in\'tbie?be
gefeobt,
bienft / oft Ijct pttUtk-ampt/
enbe be fcfjolen onbe^fjouben
toe?bena/ enbe bat ttk / infon*
be?j?ept op ben ^abbat^/ bat
i0 op nen rtiCt-bagfj / tot be?
gemepnte i#e?fteïijc&
ftome I om <8obt0 Wmit te
fiooteiW be ^ac^mentente
gebjnpckenc/<^obt ben Beete
opsntlijck aen te roepend/enbe
ben allien Ct^iftelijefte fiant*
repdsingete boene* Cen an*
beten / bat itk allé be bagmen
mijng lebeng ban mijnen
boofen tarçcften biere/ ben
i^eete boo? fijnen <0eeft in nip
late/ enbe alfooben
eeutoigen^abbatîi m Ut
ben aenbange
^dyiftiicj-pïartfcn.
(a) Hefett* 23: v bagen
falmen bet toe?cli boen / wmz
op den fevenden dagh is de Sab-
bath der rufte, eene heylige t fa-
men-roepinge, g££ît tt\\
fuît clip been : hit is beg
^eëà€Êi JnibbatljI ^
Heb. i o: 2 y. Kaynneta mens b pceu-
aklaklan-eta mamadou, mama ki ka-
daeaemmen ki rarouma, ra mama
tamhgamhga-eta [ ki lam-eta: ] ka
mafaoun-al-appa ta atta, mama ka
kyta\'nnoumi ka mouhili ta wx\'i.
(b) Ad*. 13:44, Ka tou Pm-haba-
ftan ka fafat ni-itoufal lava mieiiaklakla
ta fat kaeuma-an , millingig ki Sou ki
(f) Ad\'. 2:41. Neini kanna ka ma-
fouroul matta rygh ki Sou tyn, ni-
euloughan : ka ni-poudym-\'an tou
wae\'i kanna [neini-sen ] touro lava
katounnoun-an ki vatci.
(d) Pfal. 116: 13. 14. \'iEug-hau-
mautahaeuugh kihamami-an, tee.
tccam-au-mdu ta Nanang tijEHOVA-.
Poudae\'aeuh-ei-mau poubli ta ni-pa-
taum\'mfing-au ti J e h o vA-m3Hnyn,
tou cemagh ki tau tyn kaymmid.
(e) r. Cor.16: 2. Tou fafafat ki w&\'i
ka makka nannamou ki pta ki w£i h
Meirang , hma-ahta meiboavoualtyni-
(Sn mamadou h mamang , tou pal&u-
Iceud-eih ki kavangei-an ka irang, ma-
ma ki ni-pakariang-en tyni-gen, alei
ka affi amt-auh ta palseulaeuldden
dou irou-al-ato-koh.
(ƒ) Jef, 5-8: 13. 14. Heirou pafah-
tatauagh-kow ki rahpal-ohoki Sab-
bath
J^eÖ* 10:15* Ende laet ons onfe
onderlinge by-een-komfte niet
nalaten, gelijck fomttttgjje De
getooonte jebben/mae? [mak
kanberen ] be?manen : enDe
[Dat] foo tsecï te mee? ais göp
fut Dat De Dagljnabe?t*
(b) 2tct* 13: 44* Ende op den
volgenden Sabbath quam by-na
de geheele ftadt te famen,om het
woort Godts te hooren.
(c) $!et* 1:41* ^te Dan fijn
tooo?bt gae?ne aennamen /
wierden ghedoopt : enDe bae?
brie?bett op Dien bagf) [ tot
ijae?] toegebaen ontkent b?p
Dnpfent pielen*
(d) pfaïm 116:13* 14, gek
fal benbeke? De? be?loflïngen
opnemen / enDe den Name des
Heeren aenroepen. |BijuC
geloften fa! ick Den
betalen / Nu, in de tegenwoor-
digheyt van al fijn volck.
(e) i,€0?*i6: 2* Op elcken
eerden [dach] der weke, legghe
een yegelijck van u[yet]by hem-
felven wech,vergaderende eenen
fchat, na bat öp melbaren be?*
k?egen Ijeeft / op bat be be?fa*
melingen aïfban niet [ee?ß] en
gefcjteDen/toannee? iek geko*
menfal#t*
(f) 3ef. 58* 13* 14. gnbien
g jp xmn boet ban ben
batft
-ocr page 255-bath tou pamt-en ki kamoei-in-hou
tou wse\'i-au ka ni-fi-nni-en tou ta-
tamd-eih jau-an: \\a [rou] pananang-
en-hou ta Sabbath ki kamau-in, aki
ka patw-d\'lligh-auh loumoidoug ta ti
JEHOVA ka louloug-anei, ka [ ro\' ]
loumoulough-koip tyni-an, tou aß pamt-
en ki darang-oho, [tou] aßpakivalei-in
kt kamoei-en-hou, tou aß-appapouptz-
nceh-in ki Sou ka faafat [ki anna:] An-
nata kamau-ei- mhou ta ti J EII0 VA,
ka paaava- au-mau-kow tou kavavau-
enki Nai, kapakanei-mau-kow ki Ta-
bli-an ki na Rama-ho ka ti Jacob : Nda
moutous ti J e h o v a ta ni-malfou-
fou-ra.
Kamang ta kamoei-in ki Alid tou
kararima ki Sou ki Tatouhko ?
Ka illig-au-mau mavseango ma-
dseuuua maharim ki raraman-au ki
rarenan-au5ymd-appa neini-sen ka fi-
bavau ki kidi jau-ana: ka fidarim-ah-
koh tou kaforoullan ka mamfing ki
patseutaeuu-hen ka mariang, ki pa-
tymhan ki patasubasury-en nein:b
ka tahharum-ah-koh ki taurahei-en
ki kavarau-en-appa nein\'c, alei ka
kamoei-in ki Alid papei-fafou ymyt-
xn ki rima nein\'.
fcatg af-fteejt/ [ban] te Doen
imm luft op mijnen gepïigen
Dagg: enDC [indien] ghy; den
Sabbath noemt een verluftinge,
op dat de He ere geheylight
worde 7 die te eeren is, enDe [in-
dien]ghy dien eeret,dat ghy uwe
wegen niet en doet, [noch] uwen
eygenen luft niet en vindet,noch-
te een woordt [ daer van ] en
fpreeckt: Dan fult ghy u verlu-
ften in den Heere, enbt ick
fal u doen rijden op de hoochten
der aerde: ende ick fal u fpijfigen
met de erve uwes Vaders Jacobs:
tuant De monDt De#
geeft [get] gefp?oft en*
3£>at toil <0oDt in \'t DtjfDe
gefc oDt >
«Dat icU mijn ©aDe? enDe
HoeDe?/ enDe alle Die oDe? mp
gefaïDt 3p / alle tere / lieföe
enDe ttmm feet^ijfe -1: enDe
mp gare? goeDe? ieeteb enDe
Onaffe/ met Degoo?Ujcke ge*
goojfaemgept önDe^e?pe;en*
De ooch met gare ftöac!tgepDt
enDe grt^efcen geDuit geDbec /
aengefien liet <0oDt Muh ong
Doo? gate ganDt te tegeeten.
Soufou ka tae\'iqua tou Soulat ki Alid.
(a) Eph.6: 2.3.Milligh-a ti Amau-
ho-en ti inau-ho-en(atta ta Sou ki pa-
koufou-en ka naunamou ki patau-
mfing-an)Alei ka mariang-ah ta kidi
\'ho ka makkadali-ah-kow mseuseh
tou Nasi.
(b) Rom. 1. 30. Kaaffi milligh ki
T^eialak neini-sen.
(c) Prov. 28: 24. Timamang ta
rmariouh ki raram\'an ki raren \'an la-
va tyn, ka kma-appa-hynna ki Sou,
Affi kaaroughan ta atta, lalam tateni
ki parasgh ki fidad\'an.
Prov. 19: 26. Timamang ta papa-
javouhak ki rama [ka] padarang ki
dena, alak teini ka paka-marat ka
pa-ouroung-appa.
(d) Dent. 21: 18. tou kidi ki 21.
Heiro akou alak ki parasgh ta tima-
mang ka mavseurrigh marakkarak,
ka am milligh ki Sou ti Ama ka Sou
ti ina tyn :ka ro mang\'au-alato paiila-
la tyni-asn,ka ro affi-appa millingigh-
ah ta teni neini-asn: Damiaka patau-
fibbur-ah tyni-ren ta ti Ama tyn\' ta ti
ina tyn\': ka poupanash-ah ta neni tei-
ni-an pouqua kiMeireirang ki Euma
tin\', tou ngataf ki itoukaquan tyn*.
Ka mattse i-kma-al-appa hynna ki
Son ki Maeireirang ki Euma tyn :
Mavseurrigh marakkarak-appa ta
alak-ian katta, affi milligh ta teni ki
Sou-
Ca) 6:2, j* a£e?t titoen
DaDe?/enDe moeDe?/(ljet toelcft
l}tt ttiüz geöoDt ig met een De*
Mte) <£>p öat Ijet u toel gae /
tnDt; öatjg!j)i lange leeft op De
ae?öe
(b)*^onti: 30. ©ett onDeten
ongeliooifaem.
(c) 28:24. ^ie fijnen
DaDe? / ofte fijne moeDe? De^
rooft/enöe fept/1 €n ig geene
obe^ebinge / Die ig Deg De?*
DejDenDen mang gefeile.
Wit Den babe?
De^tooeß/ [ofte]De moebe? be^
jaegfjt / ig een foon Die De*
fcljaemt maecfct/ enDe felianDe
aenDoet.
(d)Bent^ i: 1tot 2- r 3®m*
nee? pemant eenen moettoillü
gen enDe bsebe?fpannigen fone
geeft/ Die De ßemme fijneg Da*
De|g/ enDe De öemme fijne?
moeDe? niet gefjoojfaem en ig:
enDe fp Ijem gekaßijt füllen
Ijebben / enDe Ijp na l?en ntet
fjooten fal: ^00 füllen fijn
habe? enDe fijne tnoeDe? Ijem
gnjpen : enDe fp füllen Sem
nut&jengfjen tot De <0nDtftett
fijne? ßaDt / enDe tot Depoojte
fijne? plaetfe. <£nDe fp fallen
feggentot De <©uDtßen fijnej
Öaöt:
-ocr page 257-Sou-ian: Tama-ka-ourour ta teni ki gabt: Wtk önfe fßllC {0 af~
Tama-yt-appa. Annata pia-imd-ah ta tujjCltenDC tÜ mcbe?fpanniff) /
tao ki Euma kanna fmicyt teini-an en i0 onfe? Cfcetttme niet ge^
ki vatto, ka piapatei-auh ta teni. f|0ö?faef1l:l|p 10 Ctl\\ blaffe? m?
De ftmpe?, ^an füllen alle lte=
(l) Prov.23: 22. Milligh-a ki rara-
man-hou ka ni-pou-alak ymhou-an:
ka ynnamouzoung ki rarenan-ho,
dou kasuhkaha kasuh-mamou ta
teni.
Prov. 30:17. Matta kanna ka fika-
kouraurahoul ki rama , ka niou-
roung ki iliighen ki Rena, touk-
touk-auh ta anna ki tauwak ton ka-
routkout, ka kan-eil-appa ki pie-
piejou ki ahkei.
(0 Gen. 9: 22. 25-. Kmytta ki ni~
foulatten hynna.
Lev.20: 9. Heirou akonmea ta ti-
mamang ka mahkouavavagh-al-ato
ki raraman-tyn\', ki rarenan tyn\',
miffing pakapatei-auh ta teni.
Prov. 20: 20. .Timamang ta mah-
kouavavagh ki raraman, ki rarenan
tyn\', pahiou-hp\'aul-ato ta pasuäeu-
yng-an-tyn tou karumdum-an ka
malouaf.
Tmoumimia ki mang ta Alid tou
ka anum ki Sou ki Tatouhko ?
Ka
obe?tpe?pen/ bat ÖP Öe?be*
(b) ^0^23:22» ^oo?tnae
ttUten Ha de? / Die n gewonnen
Ijecft: enDe en be?ael)t ttbjc
moebe? met/ als fp ouöt ge=
mo?ben i0
p\'otK 30: i7*^eooge/[Die]
benbaöe? befpot / ofte De gu
l)oo?faemfjept tie? moebe? hzp
ärljt / Die füllen &e raben De?
bereite tiptpieften / ende Des
atents iongett fullenfe eten.
»$13.20:9. .......^
Die ffinen ©aöe? / ofte ftjne
Die fal fefte;licft geöooöt toop
Dm.
P?ob 20:20. HBte ffjnen Ba*
De?/ofte fifne HoeDe? bloeekt/
bsens lampe fal nptgeblnfcijt
Verklaringhe van\'t feile
gebodt.
Il)at epfcljt ^oDtin\'t feto
gebodt *
Ka affi-koh mouroug-ah mava-
hier5, pou-lou ka, pakapatei ki tau ka
rouma, ki naddarimdina, ki Soub,
ki mamang lava ka haweic, liouro-
al-appa affi tou pamtten, pis-raado,
papis-bli lava ki rarouma: Ra atta-
ral-eil-ato-mau ymmid ki vlivlian,
ka affi-koh poumado-al-appa pou-
louka pafirse éè jau-anf. Alei ki anna
ka peiqu-an ta tyrau ki Meifafou,
ka pahavong-au nein ta Tama-
Ipoug s.
Sonfou ka tffiqna tou Soulatki Alid.
(a) Matth. 15:19. Ka wa\\\\a rbo ki
tintin mou-pcerwk ta needdarimdtm ka
affi mariang , lalpoulpoug, ouzou-
zoung ki makakyttil,ki affi-appa ma-
kakyttil, haauzouzoung, haheiheil,
lihaharang, ki vavarbar\'g-appa.
(b) Eph.4:31.32.Ymmid ki ksein-
nim-an, ki kanga eidingiddan, ki
ngale, ki pakou-ton-gan, ki barighan,
poutatauaghan moumi ymdappaki
mamang, ka affi mariang. Ramas-
asuhaasuhaia ki lam-oumi, mafaou-
harhar mama-ahtarataralia mam-ap-
pa ki ni-attaralleu ki Alid ymoumi-
an ti Chriftus-an.
(c) Gen. 4:6. Ka ni-kma ta ti J e-
h o v a ti Kain-an, Mang ka mang-
ale kow? mang ka\'htigken-atc-kow ki
mould >
2. Sam.
«Dat icït mijnen mtüm
H0CÖ met 0eöacïitena/ noeg
met iBOOjöen of eenigg ge*
laetc/ Deel toepnige? mette?
öaet/ Doo? mp feiten/ of Doo?
anDered onteere/ Ijatee/ qttetfe
of boobe: süSae?Dat icfc alle
fcDjaetfcgterigljepDt afïegge /
Doek mp felUen niet en quetfe/
ofmoetbrilltgljlijcft ineeniglj
gebae? begebe^ae?om ooeh
De <®be$epbt Dat frnaejt
D?aegöt / Den DooDtöagfj te
tueeten
^ri)ïtftuc2-|JÏactfen.
(a) $üattï)-i5:19, iBant «yt
het herte komen voort, boofe
bedenckingen , DOODtfiagen /
obe^fpelen/ hoererijen / biebe*
rijen / balfcfje getupgenilfen /
lafteringen*
$lleöit*
te$ept/ enDe toojnigljept/ en*
De g?amfcJap / enDe geroep,
enDe lafteringe, 3p Dan u ge*
&ee?t / met alle boofïjepbt*
Itae? 3jjt tegen malkanberen
goebejtteren / bajmfjejtigl) /
be?gebenbe maï&anberen / ge*
lijcftejUip 00H <0Dbt in &lj2ü
Ho u-lieben be?geben geeft*
(c)<0en*4t6*€nDe De
fepDetotlHain: Iföaejom
3tjt göp ontftdun > enDe waer-
om is u aengeficht vervallen ?
{d) 2. Sam.12-.y.Ni\'pakapatei-kow
tiUrias-an ka Hethiter hi tyrau.
(e) it Joan. 3: 15-. Tmmud ki tnceas
kitceiapparatyn\\ tamadpough tateni.
Ka \'oumhgan-oumi ka aouffi ta Ta-
ma-lpough ki kasuaghan ka myhka-
qua myddarynnouh ka mseilit tyni-
cern.
(ƒ) Deut. 19: 21. Ka aouffi ki fah-
qua-eih ki matta-ho : vate ta mi-vli-
ah ki vate, matta ta mi-vli-ah ki mat-
ta, waligh ta mi-vli-ah ki waligh,
rima ta mi-vli-ah ki rima, rahpal ta
mi-vli-ah ki rahpal.
Exo. 21:22.23.24.Heirou ka mas-
cyt ki Sou ta paparasgh, ka bouk-
bouk-ah ki ina ka mavoui, ka oupa-
nxen ki ni-kavoui tyn\', dou aoufi ki
pafi-rserasrseas pakapapatapatei,miC
fing[ta teni] mama ka ni-fikidi-eih ta
teni ki tbung ki ina, ka pih-ah ta teni
ki atta papasätounnoun ki Tama-ii-
tiktik.Irou-ra akoume-al-ato ki pafi-
raersersese pakapapatapatei: piäs-seh
ki vati mi-vli ki vate: Ki matta mi-vli
ki matta, ki waligh mivli ki waligh,
ki rima mivli ki rima, ki rahpal mivli
ki rahpal.
(g) Matth. 4: 6. Ka ni-k\'ma tyni-
sen, heirou alak-kow ki Alid, pa-ou-
aryng-a pa-fa-i-mado ymhou- an: alei ka
ni-falbulat-en da, Ka mamoumou-
ah ki Tama-Gnau tyn alei ymhou-
an 3
(d) 2* J>ann 12:9. Ghy hebt
Uria den Hethiter , met den
fwaerde verftagen.
(e) 15. €tn yege-
lijck die fîjnen broeder haet, is
een doodtflagher. <£3llDe ggp
Wtt bat geen ùooîïtûage? get
eeutoige leben engeeftm gem
bipenbe.
(f) ^etîM9î2i^ntienfcBe
ooge en fal ntet be?ftgoonen :
5tdc om 5teie/00 ge ont ooge /
tant om tant / gant om gant ƒ
tioet omUûtt.
ÔOD* 21:22> 21 24 mon*
nee? mt jBamten fcîjben / enDe
âaen een fumngere D?ontue /
Dat gae? îie uracgt af-gaet /
Docg geen Doûbtli)e& be?De?f
en 3p/ foo fa! gp fe!%e?li)ch ge*
Ulâît î»o?D en/ geîijcfc a\\& gem
De? bjontoen man opleggt/
enbe gp fa! \'t gcben Doo? De
rtcgteten* Hae? tnbtenbe? een
DooDljjt& De?De?f fa! $ijn : fo 0
fuit ggp geben $teïeiooo? $îtltt
#ogge Dû02 oogge: tant Doo?
tant] gant bm gant / bott
Doc? tooet*
(g) lEattg* 4:€nfieXepDe
tôt gem / gnDten ggp
^one Jijt / werpt u felven ne-
derwaerts : fcuant Dût? gge*
ftg?eben / <®at gp ftjne €nge*
1 en
-ocr page 260-an, ka paitouhalap-ah ki rima gma-
poulou ymhou-an,ki affi mhou dirr-
auh ta vahto ki na rahpal-oho,
(h) Rom. 13:3.4. Ka affi ta Meirei-
rang alei ka kahtakout-auh alei ki
poungas ka mariang, ra alei kiaffi
mariang. Inang-ah kow kaua mahta-
kout ki kailhen ? meiamta ki atta ka
mariang, ka akoume-ah kowtyni-
xn ki louloughan.Nda ni-pafihquan
tateniki Alid alei ki fariang-ei\'m-
hou.Irou ra meiamut kow ki affi ma-
riang, mahtakout-ta: alei ka ajji nynno
ta pei-ta tyrau-en tyn. Ka ni-pafih-
quan ta teini ki Alid ka tama-vli-ap-
pa ton pahavoung-en tyni-asn ka
mei-amut ki affi mariang.
Gen. 9: 6, Timamang ta pouteri ki
cemagh h kaceuloung , paouh-tiriauh ki
kamloung ta amagh tyn.
Num. 3 y. 16.2 y. Kmy tta ki ni-fou-
latten hynna.
Matasutasuuh ki mang ymyt-sen ta
kapapytto ki Sou ki Tatouhko ?
Ka ni-pahko-avavagh ki Alid ta
ymmid ki kavouffoukkan,alei ki an-
na patau-rygh-ah-kytta ki atta ma-
veuuha, ka malipdung-al-appa-kyt-
ta
lm ban ti öebelen faï / enbe
[bat] fp u op bc ïjanben fuüett
nemen / op bat gjjp met fee*
nige? ttjt tiuien boet aen eenen
fteen aen en (toot.
(h) tirnxv 13:3.4. tBantbe
#be>$e en $ijn niet [tot] een
b>ecfe ben goeben tue:tUcn /
mae? ben quaben. IBilt gijp
nts be jBacfjt niet bieefen *
boet liet goebe / enbe gftp fnlt
!of ban jjae? Rebben, tóant fp
i0 0obt£ bienatefie / u ten
goebe.Hïae? inbien gbp qnaet
boet/fo b^eeiï: want fy en draegt
het fweert niet te vergeefs.
HBant fp \\0 aoDt.ö bienareffe/
ttn U)?eetMc? tot ftjaffe ben
genen bie nnaet boet.
<Spen. 9: 6 Wie des menfehen
bloedt vergiet , fijn bloedt fal
door den menfche vergoten
worden.
$nnv 35: i^2^ Wietbo^
ten.
Verklaringe van \'t fevende
gebodt.
W&t lee?t ong bat febenbe
geboöt i
«Dat alle onlmpfcfjept ban
<g>0bt bejbioecfu ?p / enbe bat
mp baeaom be feibe ban öe?ten
bpanöt5ijnbea/ ftnpftö mnc
ta makouptigh mseuagh, meitaro
ni-papakakitil, ro afli-kytta lava ni-
papakakitil b.
Soufou ka tse\'i-qua tou Soulat ki Alid.
(a) Gal. 19. Poungaskivätta
mamsegh: atta ta ouzoung-en ki ni-
makakitil,ki afli-appa makakitil, ka-
vouflouk\'-an, kaleiang.
1. Cor. 6:1 o. Kraytta ki ni-foulat-
ten hynna.
Matth. 5-: 28. Ra ti jau ta k\'ma y-
moumi-asn, Timamang ta maflaou-
moei mararau ki ina, degh-kahato
rburbo tyni-asn tou tiutin-tyn.
Rom. 13:12.13. Mali-kahato ta
euvan, mou-hili-ato ta wse\'i. Alei ki
atta attaral-eta ki poungas ki karum-
dum-an, ka pami-eta ki peikaquan
ki pafa-cyt-an ki kararamse\'sen.
Hmiriang-eta mou-naunaDg mama
rou akou \\va21: afli tou kaourour-an
ki kseyngoghan, afli tou kalaliko-an
ki kaleihang-en, afli tou kaangyl-an
ki kalingseghen.
Eph. 4: 17. 18. 19. Att\'appa ta
paflbufou-en-au, ka gmail-koh ki
Meirang, ka affi-kamou gmllala-ah
mou-naunang mamama ki ounaunang-
en ki Heidang ka rarouma tounynno
ki pashdarimdimmen nein, N i-paka-
rimdim-en tou oumhgan, ni-pouta-
tauwaghen ki kajuaghan ki Alid,alei
tncöteltjck leben moeten / Ijet
3P in ben l^onmelrrefeen
Öiiet/ tfte hupten ben felbenb«.
^rifeiftuej-plaetfm.
(a) <®ai s: 19* &e&e?dten
bes bleefcbs nn $ijn openbae?:
VOfidU jfjtt overfpel, hoererye,
onreynighey t, ontuchtigheyt.
jlattlMt iclt feg*
gc 111 <9ät foo tote eett bjöutue
[aen-]fiet mnbefdbetebegee^
ren / bie becft alteeöe öbejfpef
in fijn be?te met pe? gebaetu
Äüitu13:12.13. nacljt ig
boojbp gegaen / enbe u öaglj
nac bp geltotnen* Maet ong
ban afleggfjen De ^tfcen De?
bnpÖejniCfe / enbe aenboen De
toapenen Des liiljts. Haet cns
als inDen öagfj / ee?!ijefe tuan*
belen: niet in b?aiferpen enbe
D|Onehenfcl)appf / niet in flaep-
.kameren ende ontuchtigheden,
niet in twift ende nydigheyt.
€p|m: 18.19- fielt fegge
Dan bit / enbe betnpge Jjrt in
Den #eete/dat ghy niet meer en
wandelt ghelijck als de andere
Heydenen tuanbelen in De p*
Delbeptpares gemoets/
bupßejt in ijet behaut / be?>-
bjemt 3ijnbe ban litt leben
ki kauroan paehdimdim ka itouqua
nyni-aen , alei ki katasghankitintin
nein\':^ dou amjiki tin-en ni-pcsœma-
dopœœtounnoun neini-œn tou kaîeiang-
en, ki pamt-an neiri ymmid kikavouf-
foukkan tou kidi ka malouaf.
, (b) i.ThefiT. 4:3.4.;.Kaatta ta ka-
moei-in ki Alid, ki pakatiktik-en y-
moumi-aen:kaitoutauagh-ah-kamou
ki pafaou-mamoeamoei : Ka mava-
na-ah ta meibovoel ymoumi-sen tam-
mia ki fato-tyn [ka vouai] tou paka-
tiktik-en tou pou-vavau-in-appa ki
kidi: Affi tou kilikalikaan [ka mava-
rau] ki ka-rmir-enmamoei, marna
ki Heidang ka affi kmalang ki Alid.
Heb. 13:4. Itou-vavau ki kidi ta
pakakitillan tou ymmid, takagh-
appa ka affi \'ashidd-en : ra neni ka
mafàout mamoei ka mouzouzoung
ki ni-makakitil pamamash-auh ki
Alid.
Matth. y: 32. Ra ti jau ta k\'ma
ymoumi-sen, rou timamang ta fau-
tauwag-ah ki keien tyn ka aouffijd
Sou ki parbourbo-en, paparbourbo
tyni-^n [ ki paniki parœgh:] kati-
mang ta meisaegh ki ni-fàutauagh-
en-ato, Tama-rbourbo-appa tateni.
Tatar ki kcyghjm ki Sou ki
Tatouhko.
Mavagh ki mang ta Alid tou ka-
yghpa ki Sou ki Tatouhko ?
<aobtg / boo t be ontaetenbept
bie in ïjae? is / boo? be bcjtja^
btnge gares geiten: Welcke
onghevoeli gh geworden zij nde,
hebben haer lelven overgegeven
tot ontuchtigheyt, om alle onrey-
nigheyt gierighlick te bedrijven.
(b)u €0^1:3*4* 5. IBattt
bit is bebnüe<0obS/tïUie ij ep*
ligipnaMngïje: datghyu ont-
houdt van de hoererye: Dat een
yeghelick van u wete fijn vat te
beiitten in heylighmakinge ende
eere: Nietin[quade] beweginge
der begeerlickheyt, gelijck als
de Heydenen die Godt niet en
kennen. -
|)eb, 13: 4* Het Houwelick
[is] eerlick onder allen, ende het
bedde onbevleckt: mat? göt?
m?bc?s en obe?rpeeibe?s fal
(0obtoo?bceïen*
ItëattïM: i^ac? icfc ftg*
ge tl / bat foo wie fijn wijf ver-
laten fal, anders dan uyt oorfake
van hoererye, die maeckt dat fy
overfpel doet: enbe foo bjie be
beslatent Tal t?ouüJen/bie boee
obe?fpek
Verklaringhe van\'t aehtfte
gebodt.
liDat b?$iebt <6öbt in \'t
at3&tftesjcbo£U
<0OÖt
-ocr page 263-Affi dyk mavagh ta Alid ki haou-
zoung-ana kanna ki rarioeghan b,
ka pahavoung-en ki Meifafbu : ra
haouzoung-an-appa kma ta Alid5ym-
mid ki attatannan mattarygh ka mat-
e, ka alei-neta p^gdimdim pouqua
ymyt-\'asn kihournp kaatouta u ka
rarouma , moukouna toil patauou-
hangan patau ipyt rmi-joegh mou-
kouna tou hawei ki ka-tiktik-an c,
mama tou tatingting-an ka maha-
rang, tou pei-rarpung-an ki pariou 3
tou rarpung-an ka Sato a, tou pei
afla-an e, tou papataghan ki mali-
touk ka afli matiktik, tou pou-la-
loaf-en pouthan ki pipioutou ki ma-
litouk, pani lava ki mamang ki kidi
ka na avavsgh ki Alid. Tou att-\'ap-
pa ymmid ki kakytkyt-anf3ki pahar-
mara\'m-an ki napsp\'a; tyn s.
Soufou ka t^iqua tou Soulat ki Alid.
(a) Exod. 22:1. 4. Kmytta ki ni-
foullattenhynna.
[h) Luc. 3:14. Ka ni tmaligh appa
tyni-aen ta koungciaka macyt3k\'ma,
Ymi-asn\'oumang-ah-kame?Ni-k\'ma
ta teni neini-sen, ina tmiseu tiaeu ftna-
muk timamang-an, ina aboak mara
ki mamang tou kidi ki Sivanavanan,
ra mamling-ah-kamou ki pasudada-
eughan ymoumi-sen.
(0 1. ThefT. 4:6. Jjjipimudta ti-
mamang ki tai-appara tyn, ajfi[ivana-
va-
<öobt en bei&icDt nie t allem
Dat Selen * enöe roobenb /
t töricU De CHjejficfsbt t t
mae? Jjp noemf oöcfc btebetpe/
alle tefe ftnclun enöe aeitüa*
gen/ Das? rneDe mp müg mu
ßen gött gedenclten aen on£
te beengen / Ijet 3p inet geißelt
oft fcfjtjn htg recgtgc I inet
onrccljten getötete / die/ ma*
ted/Uiare<7 mtrnte/ tooeefte? /
of Doo? ecmglj nttbbel Dan
alle gtedßöepDtf/ alle miU
öjnptft ende be?tpnömge ffj;
tu? gaDen
Jbrifeiftu^jfiïaetfen.
(a) (^jtöb^x: T>4 ^efiet
tgenealDae? gefcl^ebe Haet.
(b) Int* 3: l4 €nbe Iiem
D?aegl)Den 00ik De
IteDen / feggenDe / €nDetep /
toat fnllen tep Doen* €nlje lip
fepDe tot fjat?/ En doet niemant
overlaft, nocli en otitlgemt ntu
mant fjet fijne met öeD?ocl) /
enöe laet w De?genoegen met
ntoebefolbmgen*
(c) i C||eCf 4:6«. Dat niemant
fijnen broeder en vértrede, noch
|ÏJ i en
-ocr page 264-vana-ah tou kïdi kipei\'dfaffan tyri : Ka
tama-vli ta Meirang ymmid ki
atta,mama ki na Sou-jan kalhei gma-
il ymoumi-asn.
(d) Lev. 19: 35-. 36. Afji-kamou
pamt-ah ki katoukoulan tou pamas-
raaehen, tou dii ki pariou, tou Sato
lava, ki rarpung-an. Akoume-ah-ka
mou ki tatingting-an ka matiktik,
ki vatton ka tingtingting ka matik-
tik , ki Epha ka matiktik, ki Hin ka
matiktik.
(e)Amos 8: 4.j.6.7. Millingig-aki
atta emoumi ka rmihal ki ouloug ki
inamang: ka att\'-appa alei ki fi-da-
dan ki malimok ka toti pourogh:
Rou k\'ma , Maükaha-ah rou manno
ta voural ka va\'asu , ka papeila-an-
ei-mian ta kakanin ? ki wae\'i-appa ki
p\'aeihababan, ki asaeul b-ei-mian ta
[kouvau] ka pou-mamarouan > tou
lalau-an ki Epha, toupou-dymman-ap.
pa ki Sïkel, ka pafoudarum-maumian
ki fivavanavanavana ka tyngtyng.
Ka peila.aumian ki malitouk ta mali-
mouk,ta auloug-appa hi marnang ki fat-
kat auan hi tatapil: annata ka papeiLau-
mian ta hceitddagh hi ma rou. Ni-faul-
kudtati Jehova faonh keirang-
en ki kidi ti Jakob: ka affimau ou-
ryfaryf-eih ymmid ta na ringeinein\'
tou yhkaquan myddarynriouh.
Epb.4: 28. Timamang ta ni-haou-
zouDg inamila haouzoung,ra fiouro-
en bedriegein[fijne]handelinge:
Wmt be ï^eete 10 eenm?eec?
fte? obe?allebefe/ gelijcktop
00te boren gefegljt / enöe
betnpgl)tl?ebben.
^ (d) %m> 19: 35.36.Ghy en
fult geen onrecht doen in \'t ge-
richte, met belle/ met\'t ge*
toicf|te/ofte met öe mate. <23l)p
fult eene tttytt H^age Rebben/
retljte i&eegfi-iteenen/een recljt
€plja/enbe een retljtï^in.
(e) %\\\\\\O0 8: 4.5.6.7. ï^OOtet
bit/g&p bie ben nootb?nftigen
opfior&et: enbe bat om te be^
nielen be elenbtge beg lanbtg:
Jj>eggenbe / IDanncn fal be
niumt mane obe?gaen/ bat
top lijftotljt m0gljenbe?&00;=
pen^enbe be^abbatl)/bat rnp
koo?n mogljeti openen i ver-
kleynende den Epha, endeden
Sikel vergrootende, enbe btp
kee?belic& ganbelenbe [met]
bedriechlicke weech-fchalen .Dat
wy de arme voor geit mogê koo-
pen, ende den nootdurftigen om
een paer fchoenen: dan Tullen wy
het kaf van \'t koorn verkoopen.
tDe beeft gefmo*
ten bp ob0 lieeilitMiepbt;
isli alle liate meeriten in
eeubjigljept fal beigetcn»
€pljef. 4: ^te geöoïen
fjeeft/enkele niet mee?/ mm
ah maponngas, ki kapoungas-en ka
mariang ki rima, alei ka akoume-al-
ato ki aeuhei-an-eih tyni-sen ka mali-
mouk.
2. Their. 3: i o. 11.12. Ka dou £eia-
lam-appa-kame ymoumi-am, ni-pa-
koufou-anni-ankamou ki atta , ka
rou ynnang mapoungas tatimamang
[ ki na pafihkaqua tyni-sen,] ka affi
pavok-auhta teni. Ka illingigh nian
ka ta mounaunangta rarouma-oumi
tou kidi ka affi mariang, ka ynnang
masyhqua ki kapoungas-ïn, ra mei-
voak ki mamang ka nynno. Ra
nein\' kanna pakou-fou-anni-an ma-
moumon alei ti Jefus Chriftas-an
ka Maeirang-eta, ka mapoungas-ah
mmyrroung ta neni tou kapaling-
ping-an,kman ki paoul-nin mamado.
(ƒ) i. Tim.6:8.9. lrou ra akoume-
an-eta ta kannin ki tataeuj, dalingding-
ah-kytta ki anna. Ra neini ka mamoei
kasugbangei, hmouaring tou rpung-
an, tou toukour, tou kaheil-in-appa
ka affi papouthan ka pakat\'h-\'e, ka
paourkit ki ka\'seuloung tou fidadan
tou pafanynno-in.
(g) Prov. 23: 20. 21. Ina itou-ta-
mcsuh h tama-yt ki hala ki karosum-
tnatagh , ki tama-kan-appa fa vat. Ka
Tamayt, ki maourour-appa,ta paka-
limouk-auh: ka ifafourugh-an ta pa-
pammia ki koulamogh ka makee\'t.
Pa-
a$epüe IkUiI toejeftenDe bat
goet i& met De öanDen / op Dat
Ijp ïjebbe mebe te beelen Den
genen Die nooDt |?eeft.
nCljeCu}: io.ir ix t0ant
ooch Doe mp bp u taaren/ljeb*
Den \\®p u Dit bebolen / Dat foo
pemanDt niet en tuil toejeften/
l)P oórlt niet en ete. roant usp
ïjooren Dat fommige onöea n
ongetegelt toanDeïen / niet
Ujejcfcenbe/ntae? pbele Dingen
boenbe* ^ocjj De foobanigfje
bebelen enDe bekmanen mp
boo? onfen Decte gefmn
(htm / Dat fp niet fiüfjepDt
me?c&enbe ijae? epgenb^ooöt
eten.
(£) u Ctm. 6:8.9. Maer als
wy voedfel eride deckfel hebben,
wy fullen daer mede vergenoegt
zijn. tDocfj Die ïjjeh miUen
tooiDen / baïïm in be^foecftin^
glje enDe [in] Den öjich / enDe
[in] taeie brnafe enöe fcpbe;
De menfdjen Doen be?fincften
in enöe önDe?gang{j.
(g) ^015.2]: 20. 21 En zijt
niet onder de wijnfuypers,nochte
onder de vleefehvreters. UDant
een fnppe?/enbe Ujaet/ fa! a?m
mo?Den: enDe De ilimmerin*
ge Doet Uejfcf)cti?D£ Meeheren
Dragen.
Tatar ki kamatouda H Sou H
Tatouhko.
Mamoei ki mang ta kamatouda
ki Sou ki Tatouhko ?
Ka affi-koh gmeil-ah fihaharang
timamang-an, ka affi-koh tmauki-
ravieraf-ah ki Sou timamang,ka affi-
koh mattas i-harykkour-ah barugh,
ka affi-koh mai-dys-ah, ra mipyt-ah-
koh mourouro tummuk timamang-
an : dmungdung-appa pa-itoutauag
ymmid ki Sihaharang-en ki fivanava-
na tyni-sen-appa mama ki ringei ka
atou Lyttou, ró ynnang-en-au pou-
halap jau-an ta ngale ki Alid ka mak-
dung. Miia, ka mava^\'ango-ah-koh
tou papamasm£e\'in,tou ymmid-appa
ki kapoungas-an ki katiktik-an ki
Sou, ka poupsenas\'ah-koh ki na ta-
tummuk ki kashut-an ka makdun,ka
kmilkil-al-appa-koh paka-irang tou
ilpoug-en-au ki louloughan, ki Na-
nang-appa ka mariang ka ikakalan
a kau-en ki ta\'u ka rarouma.
Soufou ka t£e\'ic]ua tou Soulat ki Alid.
(*z)Deut. 19:18. Ka Tama-dung-
dung ta tmseukilimhg-\'ah tmaligh:
ka kyttei, gmail kanna ta fihaharang
gmail, ni-gmad ta tent fthaharang ki
taz\'i-appara tjn.
(b) pf.i ƒ:1.2.3. Jehova timang
ta ma-d3s-eu-\'ah tou ratta oho > ti-
mang ta itouqua-ah tou voukyng ka
ninni
Verklaringhe van \'t negen-
de gebodt.
Wat toilbatnegljenbe
bobt*
^at iek tegen niemant bal*
fcge ggetttpgemfte en gebea /
niemant fijn moojben berkee*
re/geen acötejkïappe? of la$e*
rae* tn b / nteniant Utfytte
lijckenbê onbejïioojt ooibee?
ïe ofte ijelpe benoemenc:
rnae? allejïep itegfien enbe hu
b?iegend / als epgen mekken
bes mipbeïsp / bejmpDe / ten
5P bat ick ben fttsaren too?n
ièobtsopmp laben tötï
tem bat iek in \'t gerief)te / en*
De alle anbere iianbelingen De
töae$epbt lief gebbe/ oprecfj*
telijck fpjeke enbe bekenne*
(èoth mijns naeften eere enbe
goet gerucfjte / na mijn btp
mogen/boo$ae enbe bozere*
^cïjjiftucr-pïactfcn.
(a) t^etit. 19= lS* ^ttbe be
iSiclite^o fnïlen voel onDe^foec*
ken: ende fiet, de getuyge is een
valfch getuyge,hy heeft valfcheyt
betuyght tegen fijnen broeder.
(b)#fak ï 5:i <êl
mie fal berkeeten in utue Cen*
te * tuie fal tooonen op ben
be?gg
-ocr page 267-ninni tou tatamd-en ymhou-an ? Teni
ka mad\'High moudarang, ka mapoungas
ki katiktik-an , tem ka p ml aki tou tin-
tin tyn ki katiktik-an ki Sou, Teni ka ajji
mattx uharykour ki dadila tyn\', ka afïi
pamut ki katoukoul-an ki tadalam
tyn\', ka ajfipoufou ki Sou ki ourouroung
ki tau ka rarouma.
(f) Deut.i: id. 17. Kani-pahkou-
fou-en-au tou kidi kanna ki Tama-
dungdung ymoumi-asn, k\'ma; Mil-
lingigb-a [ ki patitil-en ] toutoukad ki
taiappara-omi, pcep&mceh-a ki ticktick
toutoukad ki parcegh toutoukad ki tcei-
appara tin , toutoukad-appa k\'i tatska-
qua tyni-czn. Aft-kamou kmaïang-ah ki
vlung tou pcemczm&gh.en ; tmcmzgh
kaulaul\'ah kamou millingig ki oufifyng
ki kidi tyni-cen ka ftbavau: affi kamou
mahtakout-ah ki vlung ki ta\'u, alei
ka pamsemas\'in atou Alid ta anna.
Joan. 7: ƒo. yi. Ni-kma ta ti Ni-
kodemus neini-aen, teni ta ti anna ka
ni-iroua dou euvan tyni-aen, ka faat
ta teni neini-sen, Poupouk kaua ta Ta-
touhko-eta ki kaceuloung rou ajfi appa ni-
millingig tyni-tzn, moumhga kamang ta
na var au tyn\' ?
(d) Eph.4: 2y. Alei ki anna att ar al
eito kifthaharang-en, ka mattd i-tïktïk-a
kiSou mcigbovoëtki tau ka rarouma:
ka pouk-kytta ka niayh tatavasgh ta
yxnytta.
Pfal.
bntfy «toe? gepïisgept* Die
oprecht wandelt,ende gerechtig-
heyt werckt, enUe die met fijn
herte de waerheyt Ipreeckt. Die
met fijne tonge niet achterklapt,
fijnen met-gefelle ggeen qmtt
en öoet / enöc geen fmaet-rede-
nen opneemt tegen fijne naeften.
(c) «Dein. i: 16.17* <$nöe ick
geöooöt ntoen ritgteten te?
feltoe? tnt/fC00CnÖe; Hoort [de
verfchilien] tuffchen uwe broe-
deren, enderichtet recht tuffchen
den man ende tuffchen fijnen
broederende tuffchen des felven
vreemdelinck. Ghy en fult het
aengeficht in \'t gerichte niet ken-
nen , ghy fult den kleynen, foo
wel als den grooten, hooren:
Sftp fult niet P?eefen Doo?pe*
mantg aengeficgte / toant get
getitgteöati£
Sloan.7:50, 5 J&coDemug
fepoe tot gae? / toelt&e ïseg
nacgtg tot gent ogenomen
toag / $ijnHe een tipt gar? /
Oordeelt oock onfe Wet den
menfclie, ten zy datlè eerft van
hem gehoort heeft, ende verftaet
wat hy doet ?
(d; €pg.4: a5v«sae?om leg-
get af de leugen, ende fpreket
de waerheyt een yeghelick met
fijnen naeften : toant top 30n
maï&anöeigleöen*
-ocr page 268-Pfal. 101: 6. Mararau-ah ta matta-
au ki mashut tou pourogk, ka lam-a ta
nen \'t myroung jau-an: ta maunaunang
tou darang ki katiktik-an, teni ta
fihqua-ah millig jau-an.
Joan.8:44. Ni-pakka-quan-noumi ki
Rama ka Lyttou, ka mamoei-kamou
pamut ki kaheil-en ki raraman-ou-
mi. Na tama-lpoug ta teni ki ka\'asu-
loung tou kidi-appa ki naunamou,
ka ajfi ni-itoukaqua tou katiktik-an ki
Sou : alei ka ajfi itouqua tyni-<zn ta ka-
tiktik-an ki Sou.
(ƒ) Pf.y: 7. Smidada-ah-kow ki Ta-
mamattte\'i-harang, paragh ki temag
kifivanavanan kahpangintijEHO-
VA.
Tatar hi kafafat kyttUn H Sou hi
Tatouhko.
Tmoumimia kimang ymyt-\'am ta
kafafat kyttiaen ki Sou ki Tatouh-
ko?
Ka myhkaqua aili fararbo-ah ta
fiouro oufifyng ki pairmur-in ma-
moei ki nasddarimdim lava tou tin-
tin-eta dmoumadouma ki Tatouh-
ko ki Alid, ra myhkaqua-ah-kytta
affi moulia tou tintin ka mitatmouk
maveuuh ki varau, ka akou-moei-
a-kita tou ymmud ki katiktik-an.
Soufou ka tasi-qua tou Soulat ki Alid.
(a) Rom. 7:7. KamangtaSou-a-
mytta > varau kaua ta Tatouhko ?
ma\'a-
Pfaï. 101:6, Mijne oogen ful-
len zijn op de ghetrouwe inden
lande, datfe by my fitten: Die tn
Den optetl)tenmegï) teanDeït/
Die fat mp Dienen.
3;oan, 8:44. Ghy zijtuyt den
vader den Duyvel, eilDe tDlït De
begeerten ubjeg DaDe?g Doem
tuag een menfcïjen-moo?*
De? Dan Den beginne / ende en
is in de waerheyt niet ftaende ge-
bleven : want gheen waerheyt en
is in hem.
(/) 7 Gy fult de leugen-
fprekers verdoen, van den Man
des bloedts ende bedrochs heeft
de H e e r e eenen grouwel.
Verklariiige van het thien-
de gebodt.
Wat epftfjt ban ong bat
t^ienbegebobt^
^at ootk De minfte Ittft ofte
geDatöte/tegen eenigfj geboDt
OoDt0 / in ong !je?te nimme?*
meet en feome /a mae? Dat top
tot aïletpben / ban gantfcjje?
|je?ten/ aïle? fonben Dpanbt
5pn /enDe ïtiü tot aiie gereefd
tigfjeptfjebben^
^cfeiftnq-pïactfm.
(a) ^om. 7:7* Wat fulïen
top Dan feggen^ De Wet
maätauagh katta ; Ra affi-koh ni-
kmalang ki varau dyk tou Tatouh-
ko. Ka aß-appa-boh hdmimhg-ato, ka
varau ja ka rmir-en mamoei, rouynna
vanavana ta Tatouhko, Affi-kow ma-
rmir-ak mameei.
Cen. 6: y. Ka ni-kmyttata ti Je-
ü o v a , ka matapang-ato ta ouro ki
rygh ki ka\'seuloung tou Nasi , ka ma-
nanxgb-ato mdte taymmid ki fimimi-
en ki naddarimdim ki tintin tin tou
yrnrnid ki Nte\'i.
(h) Gal: ƒ:24. Rä nenikaäehri-
ftus, ta ni-pou-na-vcevcercegh ki vat
fauf al ki kilikalika-an ki kamoei-in.
Rom. 7: 22. Ka kahalakci-en nau
tou Tatouhko ki Alidki kaeuloung ka
paar ho.
Pfal. 119:163. Mavahier-koh ki
livana-van-an, ka kahpang-ennau ta
anna: £ ra] Tatouhko-ho ta kavaangö-
en.au.
Ka innim kytticen \'ab ki rouha ki
Tateitaligh.
A-lpough kaua ta neini kanna ka
ni-pafilala-an p\'ouqua ki Alid, asdas-
cua ahqua ki Tatouhko katta ?
Patttèuyli.an.
AOS a-lpougha: ra, myhkaqua rou
\'#iaqua-appa ta neini tou kasuaghan
hia,
fonDe ê ^at 3p beeret %aitk
ett ItenDe De fonöe tuet tsatt
ÖOOJ öe IBet* Want oock en
haddeick de begeerlickheyt niet
geweten [fonde te zijn, ] indien
de Wet niet en feyde,Ohy en lult
niet begeeren.
f\\<& facïj/ Dat De booföept De£
menfe^en menitsbniöigfjmatf
op öe? ae?öe / enüc al ïjet ghe-
dichtfel der gedachten fijnes her-
ten tallen daghe alleenlick boos
was.
5tjn/öeböen liet bleefcg
gek?npft met De bemegtngljen
enöebegeejlïc&fjeöem
Ul0m> 7:22* Want ickhebb©\'
een vermaken inde Wet Godts
na den inwendigen menfehe.
praï. 119:163. 0ate öe
balfeïjepDt / enDe beöbe? eeneti
g?öumel ban; [maer] uwe Wet
hebbe ick lief.
De twee-en-tfeftighfte Vrage.
lomten Dte gene meiere tot
<(5oDt be&ee?t 30« / ^tfe Wtt
tuel bol&omentJijcI* onö
jjouöen t
Antwoordt.
^eenfe bocöa: mae? alfoo
lange fp m ött leben #1/ jjeb*
SU * ben
hia, akoumea dyk ki naunamou ka
oufifing ki iliighen k\'atta b : ra tou
kidi-appa ka kma-hynna, ka poura-
ryghen nein\' tou fafing-en c, masu-
agh, affi dyk tou rouma-rouma, ra
tou ymmid-appa ki na Sou ki Ta-
touhko ki Alid. d
Soufou ka taeiqua tou Soulatki Alid.
(a) Prov. 20: <). Timang ta bmahei-
ah mattcëi k\'ma-hynna ki Sou , Paka-
kouptighen-ato-mau ta tintin-au: ma-
kouptigh-ato-kob ki ni-kavarau-cn-au ï
Eccl.7:2o.Miffiiigrftf^/$ tou Nai ki
faaat ki kaeuloung ka matiktik, ka mei-
ringei ki mariang, ka aßi mavarau.
Jac. 3: 2. Ndä ymmid-kytta kyr-
rydda tou madagh.
1. Joan.i:8. Kmytta ki katatouro
ki Tatatalitaligh (patagh) (a).
(h) Rom. 8:2 3. Ka afli dyk[ki atta,]
raymytta-appa mamado ka akoumea ki
ma-naunamou-en kijoep-an, ymmytta-
appa mamado (koun-nau) ta mihginaua
mi-Tdrbo ymyt\'an tou amamat-in ki tia-
lak-eih ymytmi, [atta] ta hamami-\'an
kivoual-eta.
Phil. 3:12. Aß ka paki-valei-en-atc-
mau maki-kaha ki atta, ka mataraugh-
ato-kob lava matiktik: ra pharei-en-
au,malava ka \'i-balei-eimau ta anna,
ka ni-alei-en-app\'-oh fmalavalei ti
Jefus Chriftus.
i.Cor,
Dm rnaej een klepn begütfel
Dtfei gl)ef}ööjfaem{jepDtb: foo
noegtang/ batfemeteen e?n*
Ötgll boogtentenc/ tuet nae?
fommige / mae? nae alle be
gebogen <0obts beginnen te
lebend
(a) JBjOb* 2-0:Wie kan feg-
gen, Ickhebbe mijn herte ge-
foyvert: ick ben reyn van mijne
fonde >
€cck 7: 2.0* BOOJbJiae? daer
en is gheen menfehe rechtveer-
digh op aerden,die goet doelen-
de niet en fondight.
gac*}: 2* IDnnt wy ftruyeke-
len alle in vele.
i.goj). r: 8, J»iet5a?age3.
(b) Horn* 8:13. Cnbe niet
alleen [bit/] maer oock wy fei-
ve die de eerftelingen des Geefts
hebben, wy oock felve [fegghe
ick ] fuchten in ons felven, ver,
wachtende de aenneminghe tot
kinderen, [namekck]be bejïof*
finge onfes !icj)aem&
3: i2 Niet dat ick het
aireede gekregen hebbe, ofte al-
reede volmaeckt ben: tttae? ick
jsgfje bat? na / of ick §tt oock
gijpen ntocljte / bae? toe ick
ban €inim gefit oock Qtm*
penbeii
-ocr page 271-I. Cor.i 3:9.10. Nda \\ma\\ang-\\yt-
ta,ajjikd<euceua kamattcëi tanan-kytta
offi, matta i-kdaueeua: Irou ka irou-al-
ato ta kataraasughan, annata fidada-
eil-ato pahanynno ta affi \'ktaraseug-
han katta.
(c) Pf. 119:40. Kytei, akounwei-
koh tou ni-pahkoufou-enhou,ipake.uagh-a
jau-an ki katiktik-an-oho.
Pfal.i 19.T o6.~Ni-faulkit-koh,ka pa-
hishüi-aumau ta anna, ha illigh->aumau
ta fitiktïk-en ki katiktik-an-oho.
(d) Pf,i 19:97.Eih kavceangö-en au
ta Tatouhko ho ! psehbalei-en-au ta an-
na pah]at ki wce\'i.
Pf. 119:11 o. Ni-poutauagh-au tou
ymmid ki darang ka ma\'t\'e ta rahpal-
au, alei ka \'iligh-aumau ta Sou-ho.
Phil.3: 14. Ra fafat [ta pamt-en-
au, ] mouryfvarif-koh ki atta ka tou ri-
kour, pafing jau-an ki anna ka tou dou-
ma-aii, phaïei-en-au ta feu-dadani-
ninghan ta tatseu\'-en ki na ta txtx-
sem ki Alid ka makka tounnoun tou
Jefus Chriftus-an.
i. Irou kani-peiringei-in ta ti A-
dam tou naunamou,ni-alpough kaua
ta teni tou kidi kanna, ahqua ki Ta-
touhko ki Alid ?
Ha-
onriitendoms. 126
i Co?. 13:9,10, IDant wy
kennen ten deele, endewy pro-
pheteren ten deele: <D0£{) tDan*
nee? Ijet Dolmarcftte fai gefco*
men3tjn/Daiifa!|!etgencDat *
ten Deeïe 10 / te ntete gïjeDaen
too?öen*
(c) f Hl 19:40. ^Ut/ick heb-
be een begeerte tot uwe bevelen,
ntaet&t ntp ïeDenDigö D00?
tttoegeretïjtigïjepk
pf* 119: ioó lek hebbe ge-
fworen, ende fal het beveiligen}
dat ick onderhouden fal de rech-
ten uwer gerechtigheyt.
(d) pf.i 19:97* %oe lief hebbe
ick uwe Wet i fp ï$ mijne fce#
t?aci)tinge den gantfchen dagh.
fj&i 19: 101 Ick hebbe mijne
voeten geweert van alle quade
paden , Op Dat tCÏ* U US00?Dt
fotiDe onDe?fjotiDen
PP> 3:14. nüae? een Dingjj
[Doeitfe/] vergetende het gene
dat achter is,ende ftreckende my
tot het gene dat voren is, jagjje
icft nae Ijtt tont tot Den
De? toepinge <0oDt£ / Die Dan
DoDen 10 in €g?iöo 3efn>
i ^oenSCDaminDenïsegin*
ne ee?ö gefcgapen toag/ltonDe
ÖP Doen De imt <0öDtg niet
nae? ftomen *
Hahei ni-alpough ta teni \'a-d^eua.
A-lpoughkaua ta kaeuloung fi-
seuh ki ni-\'ouaryng-an, rou affi-appa
peilikough-in, adseeua ahqua ki Ta-
touhko katta ki Alid ?
Affi alpough ta teni miligh ki fafat
kiSou.
3. Irou ka tii-peilikough ta kaeu-
foung, hel-\'an-ato pakava\'seu tou
Eapeikakounnoung-en ki Alid, a-
x>ough kaua ta teni kanna adaseua
ahqua ki Tatouhko ki Alid ?
Affi alpough ta teni.
4. Kamang ta aoufei-appa tou ilig-
hen nein ka ni-peilikoughin tou
k^uaghan katta >
Tou naunamou: ka affi manana-
naeh kma-hynna ta ilighen nein\', ma-
ma ki t\'oumimi-en ki Alid neini-asn.
Tou kararouha: ka milala-appa ta
nenimavarauki Tatouhko ki Alid
mamado.
j*. Tou kidi ka toomang - ka affi
masuakla ta neni ka ni-peilikoughin
ki affi ni-peilikoughin tou ilighen ki
Tatouhko ?
Tou rouroha ki kidi ta affi pa:ua-
klan nein\',
6. Kamang ta kidi ka naunamou
ki affi nein\' pasuäklan ?
Mapoungas ta kaeuloung ka ni-
peilikoug-in pafahkaqua ki kaeuag-
han tyn\' tou ymmid ki Sou ki Ta-
touhko ki Alid, tou afB pap\'annim-
enkifafkfat»
3a Ijn bolfeomentlijck
Mae? fean tïiel De men*
fcjje ttae? Den Dal / ee? fjp me*
De?geboten tg/Defe Wtt <£5oDg
geljoo?famen *
j^eenijji: felfntet een <De*
Dobt*
3. €nDe alg nu De menfcïje
meDe?gebotentg / enDe anDej*
maeïbe?meut»t tot getbeelbt
<£>obtg / ftan ftp Dan mei De
IPct <0obtg ból&omentïijtfc
onbe$ouben *
^ocfcntet*
4. iBat ontbjeecltt et notfj
aen De gbefjoo^CaemjiepDt De?
UieDe?geböö?ne xn Dit leben }
€t}Ü/m ï|arege{ioo?raem*
Sept felDe fooDoImaeclttmet
en tg / alg <0oDt mei Dan fiaei
af-bo?De?t. Cen tmeeDê: Datfe
oorftnotli menie Jrnael fonDi*
gen tegen <5obtg geDoDé felfg.
% ï^oe Dtixt bejftljfllen De
fcoebeigeboojne Dan De ontoe*
De?geDoo?ne/ inDe gfteïjoo?*
faerojjeptbegl©etg*
3n tusee Dingen bejfegtflen*
fe.
6. HMrft fg l)tt ttiüt Dae? fp
mbejfcljtllen*
€en mebe?geboten menftljt
pootjjt fijn leben te tkïjten
nae? alle De giboöen OoDtg /
fonbe? onöe?feljept.
7*, <Doe$
-ocr page 273-7. Affi kaua kma-hynna kikidita
ka\'seuloung ka affi ni-peilikougin ?
Affi : ra myhkaqua-al-appa ma-
toukhail ta teniki varau katta, ki pa-
nilava, ka kafaoun-en tyn mavse-
afigö, moukounna ka ahquan tyn\'
ta Sou ka rouma ki Tatouhko ki A-
lid.
8. Teni ka ni-peilikoug-in,aflï kaua
akou-varau-appa ta kafaoun-en tyn
mavse\'angö ka fiouro pakanioei
tyni-asn >
Hahei: ra affi matoukhail ta teini
ki varau kanna, ra macyt-appa affi
moulia makoudoumma ki anna.
9. Karaang ta alei,ka mapoungas ta
kaeuloung ka ni-peilikoug-in pafah-
kaqua ki kseuaghantyn* touymmid
ki Sou ki Tatouhko ki AÜd >
Alei ka makkadyk makkaqua ta
ilighen tyn ki kavaeangö-en ka
d\'liighki Alid.
i o. Kamang ta pattse\'i limoulimou-
en-hou ki anna >
Atta: alei ka oumhgan tyn\' ka ka-
vse\'angö-en ki Alid ynimid ki katik-
tik-an, mapoungas ta teni, ld paka-
moei-eih ki Alid, tou paahquan ym-
mid ki Sou ki Tatouhko ki Alid .
11. Kamang ta kararouha ki kidi
ka affi ni-peuaklang ki nipeilikoug-
in, ki affi ni peilikougin ?
Ka mylikaqua makilkil mafahkit
ma-
^oet t\\itt 00th aïfoo een
onmeöejgeboten menfcjje >
0mx l)p: mm aïtijt fal gp>
noc0 befe oft gene / fijnebe*
minbe fonbe aenjangfjen ƒ
fcfjoon bp oocfc fommigïje ge*
boben €>obtg tjacïjt te onbe^:
Soutien.
8. Uttft niet oocït be mebei*
geboojne fijne beminbe fon*
De / Die ïjem alöe?meeft aen*
Jjangt l
3aeijp: maej fjpenïjangt
De fonbe niet aen / man ftjtjDt
gcDungö tegeng Defelbe*
9. lli)at té De reben / Dat een
mebe?geboren menfcij pcorbs
te ïeben nae? alle be gebobeti
<0OÖt$U
<0m bat fijne geïjoo^faem*
jjepbt aUeenlfjcfc boojtfeomt
ttpt oprechte lieföe nebeng
<0obt
10. iBat boïcjjt baejnptf
«Dit: naebten iip toeet bat
<0abt aïïe gerecïjtigïjept lief
Öeeft I foo tjaeljt ïjpootft/om
<0obt te befjagen / aïïe gebo-
ben^obtg tebolbjengem
iï. HMsft t0 ïjct trneebe mii
behept tnifc^en be toebejge*
boogie/ enbe onbieDejgeböten
menfcbe i
<Dat een fcttbejge&orenmen*
-ocr page 274-mapoungas ta kaeuloung ka peili-
kougin-ato pafahkaqua ki kseuag-
han tyn1 tou illighen ki Tatouhko.
12. Afli kaua kma-hynnaki kidi
dou roumang ta teni ka afli ni-peili-
koug-in ?
Afli: ra afli mafahkit makilkil ta
kamoei-in tyn ki Alid.
13. Irou-appa kanna rou roumang
kafiouro mafahkit makilkil taneni
ka afli ni-peilikougin, tou ahkaquan
ki Tatouhko ki Alid, mama ki ma-
batoung ka peilikoug-in-ato ?
Mamfing kanna: ra madis mihgar-
mil ta fahkit ki kamoei-in nein\' kan-
na.
14. Aleikimangta anna, kaaffi
adaeeua ahqua ki Tatouhko ki Alid
ta teni kanna ka ni-peilikougin ?
Alei ka afli moulia macyt ki hyn-
naua tyn\' ta kamoei-in ka ma\'t\'e ki
vat tyn\'.
Ka annum kyttian \'ah ki touro ki
Tataitaligh.
Alei ki mang ta anna ka afli al-
pough ta neni adaeeua ahqua ki Ta-
touhko ki Alid ?
Pattce\'ivli-an.
Alei ka afli moulia macyt ki hyn-
naua nein ta kamoeiin ka ma\'t\'e ki
vat nein,kma-appa hynna ka aflxpa-
muttaneni dou roumang ki riang
kanna ka kamoeiin nein\'.
Sou-
ftfie ficö met eeng?ootenpbe?
enbe fonbe?ltngen ejnßfteetg
ritztet tot be onbe$oubin0e
b t$Wtt& •
ix, «Doet niet ootfcalfoo be
onU)cbe?geboren bptbijlen >
0tm Ijp: mat? ftjnt btget^
te tot i$ üaeuto enöe
fonbejbie?*
13. i^ccljtang betoonenftae?
bontöcbe?geböo?ne fomtijötg
bierige? toe betjatljttnge ban
<0otstg iBet I aid beel laebe?*
geboo?nefelf*
^at igmae?: tnae?bebie*
rigljepbtbefe? baere? begee?te
be?fcout fee? jfjatft*
14.1 ®m bp fcomt ißt lb at ten
tuebe?geboo?ne be Wtt niet
bolftomentlijtfc nae?fcomt *
<Bm bat be quabe lüften
ftjng biecfcliö gebutitfj
bentegengöae?gemoet*
De drie-en-tfefh\'ghfte Vrage.
3©ae?bp &omt bit batfe be
l!Pet<0obtg niet bolftoment*
It} th ftonnen nae?fcomen *
Antwoordt.
#m bat be quabe iuffen jja*
m bleefcö gebutigjj ft?tjben
tegen jjae? gfjemoet / foo batfe
menigfjtnael niet enboenljet
go ebe batfe toillen.
Soufou ka tae\'i-qua tou Soulat ki Alid,
(W)Rom.7: 2i. 22.23. Annatapa-
ki-valei-en-au ta Tatouhko [tourbo
jau-an,~\\rou mamoei-koh kipaamt-en ka
mariang.kaitouqua jan■ an ta ajfi mari-
ang. Ka kahalakei en-au touTatouhko
ki Alid ki kaeuloung ka mararbo : Ra
kmyta-koh ki Tatouhko ka pani tou pouk-
au, ka raacyt ki Tatouhko ki ryh-
au, ka tmouroung jau-an paitou-ra-
rim ki Tatouhko ki varau, ka aMaè-
qua tou pouk-au.
Gal.j-: 17. Aleika akoumoeitavät
makoudoumma kijoep-an, ta Joe pan-
appa mahoudcumma ki vat: ka neni
kanna ta maaddadoumma kma-hyn-
na, ka affi-kamou pamut ki atta ka-
kamoei\'noumi.
1. Karaang ta peilikoug-in mei-
alak?
Peivaasu-in kanna ki kaeuloung
ka myhtatmouk, tou papeikakoun-
noung-en ki Alid ki ni-peiringei-en
tyni-sen tounaunamou, att\'-ato tou
katiktik-an tou pakatiktik-en-appa
ki kadilghan.
2. Oumhga-en-hou ta mang ki ka-
euloung kanna, rou koun-hou ka
peiva\'aeu-in ta ka\'seuloung ka mitat-
mouk ?
Ymmid ki na papafäl ki kaeu-
loung,
^cï)iiftitei-pïartfni.
(a) ftotm 7:2.1. zU ^00
binbe telt ban befe inet [tu
mpl ] als ick het goet wil doen,
dat het quaet my by-light. 113*1111
ick hebbe een vermaecken inde
Wet Godts na den inwendigen
menfche:Maer ick fie een andere
wet in mijne leden, ÏDCUUC ft?ijt
tegen be met tntjnes gemoets/
enbe rnp gebangen neemt on*
be? be met be? fonbe / bie in
mijne lebend
Oaï.5:17* 3©ant het vleefch
begeert tegen den Geeft, ende
de Geeft tegen het vleefch: enbt
befe ßaen tegen malkanberen/
aïfoo bat gijp niet en boet ijet
gene gijp mühet
i. iBat is be mebe?geboo^
te ^
\'t gs een be?nieuunnge ban
ben geljeelenmenfcf) / nae öet
beeït^obts/ bae? ïj|i in ben
beginne nae? is geft|apen ge*
meeö/bat is/in geraijtiggept
enbe gepligijept*
H3atbe?Öaetgöpboö?ben
rnenfei) / aïsgöP ftgljt / bat
be gantfcfje menfcjje toe?bt
be?nieumt >
%\\\\t be beelen bes menftges/
-ocr page 276-vatti-appatyn.
3. Kamang kanna ka pei-vaseuin-
ato tou vatte?
Ta oumhgan, kamoeiin, ki inse-
naense-in tyn.
4. Kamang kanna ka pamt-en-ato
ki peiva seu-in katta tou oumhgan
tou kamoeiin,tou insensensem-appa?
Pakaramasgh-en-ato ta oumhgan,
pammi-an-ato ta kamoeiin ki katik-
tik-an, peitiktik-en-ato paahqua ta
insenasnas sen ki pyrarpung-en ki
oumhgan ki kamoeiin-appa tyn.
y. Kamang kanna ka peiva\'seu-en
ato tou vouai >
Kadamig-en ka tou na kidi ki a-
j am, kamakka-vatt.
6. Kamang ta pairou-an-ato ki pei-
va\'seu-en katta tou kadamighen kan-
11a ka tou na kidi ki ajam ?
Atta ka ni-makoudoma ta anna
kalhei ki pash-alei-en pashdimdim,
üdarimdim-ato hnyn ki pseh-alei-en
psehdimdim.
7. Magkaulaula kaua irangtapei-
va\'seu-in katta tou kaasuloung ka
ymmid ?
8. Pakivalei-in kaua timamang-an
ki ka\'ssuloung ta peiva\'asuin katta
tou pakahtoutounnoun-en matara-
xuh >
A01 tou kseuaghan katta, râ myh-
kaqua
bat x$ I bepbe ffjn ïieïjaem tw
bt$it\\t>
3 ♦ wat itfe? in tie $itlt Ktp
meutot *
i?et bejßanbt / be brille/ en*
bebegenegentfjeben*
»titrent biffant/m
Den tuille/en inbe genegentlje*
Den boo? Defe bejniwuringe te
bW geb?aef)t*
^etbejftantigbejlieJt/ De
toilleigaengebaetnet geteeld
tigfjept/De genegentïjeben ge?
regelt/om ijm te bnpgé onbe?
ïjtt bejßam/en onbe? Dé mille.
5* J^atiffejbejnietmjtinbet
licfjaem *
bierelfjc&e of bleefcïje*
lijc&elulïen*
wat 10 op Die Dtetelijfke
fußen Doo? Defe bemieufcringe
temege gebjatfjt*
^it / bae?fe te boten ßjeben
tegen De reDen/ fp öat? nttDe
rebentmbejbjejpen*
7* $Baejijmfebe?nimbmt*
gge in alle menfrj&cn eben
gjoot}
Deenfe*
8. Wù^ïst befe bejnitutainge
bjel bp eenigömenfcöeinben
fjoogßen t?ap ban bolmaeftt*
Jjeptgebonben*
$eeninbit leben niet/mm
altfjt
Tatar ki Tna^mfing-an ki Chriflang.
loung , attato faoufal ta Vouai ki
kaqua akoume-\'appa ki rouma ka
pei\'tda-eil-ato mei-va\'seu.
9. Ma-ymmid kaua affi mananasgh
ta pei-va asuin tou kasuaghan katta >
Hahei : ma-ymmid mananasgh ta
atta, rou hauattin ta na papafàl ka
lbasgh ki ka\'aeuloung, ra affi maym-
mid mansensegh, rou hauattin ta px-
sekaquan ki tou fafafat ki Ibsegh kan-
na.
10. Mattse i-faoun\'-appa jau-an mat-
tse\'i- mfing ki atta ?
Paka-rasmae\'en-ato ta oumhgan,
pei-va\'seu-en-ato ta kamoeiin, pei-
tiktik-en-ato ta jnxnx\'en ymmid
neini-^n ka ni-peilikoug-in.
11. Kadaeeuan kanna ka manae-
nseg ki peiva\'aeu-in, ka hmauat ym-
mid ki na papaiai ka îbasgh ki kaeu-
loung:Nda paoumha jau-an hnyn ki
affi madaseua manasnaegh ki peiva-
\'ieu-in katta tou ymmid kilbselbsegh
ka kaeuloung?
Yhkaquan affi hami-en ta oumh-
gan tou keuaghan katta ymmid ki
katimdim-an ki kouroan moumhga:
affi peivaseuin kma-hynna ta kamo-
eiin, ka madaseuaaouffi tyni-senki
katoukoul-an: affi peitiktik-en kma-
hynna inxnxnxen, ka myhkaqua
tou aoufi ki pafacyt-an fidarim-ah
ta atta ki pseh-alei-en pashdimdim.
12. Moumhga-kow kaua ka rou-
rouha
altöt fclfjfit\'e? noçô al ptt ùût$
9♦ "M
ge geenfintg
Üben i
Safe: toel
De Deelen nm nt
niet ten aenfien
pentnpDe?g
io. î^?&!ae?t mp Dit tmlj
DupDelije&e?*
toiïïe ig öe?nietstet / Dë gene*
gentgeDen 3ffn geregelt in alle
fcöeDe?geDoo?nem
i u ^tt ig De Dolmaetfttfjept
De? De?nietmnngl)e / Die gaet
0De? alle De Deelen bt$ mm?
fegen: tgoont mp ttu De mt*
Dolmaeefugept Defe? De?niett*
totngge in alle De Deelen Deg
ij&p*-
Nettie?!*
Dit UDé DeD?i)Dt Dan alle bups
He?niCre De? onteetengept : be
taille mpt foo De?nientot / Dat
lip 3p Dan alle ongerecg*
tiggept: en DegenegentgeDen/
gae? mtpt / lonoe? u?pt lie
itDen fouDen onDe?toe?pen.
ia. ^e?öaet sftP dan Dat
Dolltoraen in Dît
n aenfienDan
nïtïjm j mm
rouha ta hauattin ka maanni tou ka-
euloungka ni-peilikoug-in ka myh-
kaqua tou yhkakaeuioung-an katta:
fafat ka hauat-in ki peilikoug-en ty-
ni-asn; fafat-appa ki hauattin ki affi
peilikoug-en tyni-acn ?
Hahei.
13. Pananang-en-ato mama ki
mang tou Sou ki Alid ta affi ni-peili-
koug-en katta ?
Pada asu-en mananang vät koun
ta anna.
14. Kaumang ka pananang-en vat-
ato koun ?
Alei ka myhkaqua fmeifeil-ato pa-
taurahei ta atta ymyt-\'sen tou pamt-
en ymmud ki kamoeiin ki vät ka
makka Nasi.
if. Pananang-en-ato mama ki
mang tou Sou ki Alid ta ni-peili-
koughen kanna >
Padaaeu-en mananang Joep-an
koun ta atta.
16. Kaumang ka pananang-en-ato
Joep-an koun ta anna >
Alei ka pakamoei ta anna ymyt-an
tou kidi ki makka Joep-an ymmid
ki katiktik-an ki pakatiktik-an-appa
ki kadilhan.
17. Hmahei mama ki mang ta
rourouha katta ka maanni ki kidi,
mseuakla tou fafat ki kaeuloung ?
Myhkaqua affi mceuakla ta anna,
ra
inbe mebejgeboten menftïje
felfó / rtuee bejftljepDen aen*
me?t&mgf 3tjn / enDe in Dit le*
Den blijben/Deene ten aenften
banbetaeltke ïjp toebehoren
ig/b\'anbere ten aenfien Dan De
toeltfce Ijp ontoebe^borenig*
Sa telt.
13* #0e mojbt Dit ontoebej*
jboojne in <aobtg tooojbt gïje*
naemt *
%n \'t gïjemeen too?bt ïiet
bleeftfj genaemt*
i4 3Bae?omDjojDtöetDïeeft&
genaemt i
<®m Dat bet onö altijt Mep
lacht tot betiptboeringeban
alle bleefcljelijcfce enDe ae?t*
fege luöen*
15. 3|oe toojbt öet toebejge*
boo?ne in <^oDtg moojDt ge*
naemt}
l)tt too?bt in t gemeen <*5eeiï
genaemt.
16, iBae^om Dorlj ^
<0m Datïjetong geeHelijtfc
maetftt / geneptljt tot alle ge*
tetjtigöept enDe Ijepligïjept*
17* e bonnen Defe tmee/foo
beifcbepben ban aejt/ obe? een
tornen in een en ben felben
menfefje >
J>p en ftonnen flopt met ben
an*
-ocr page 279-ra akoumeappaki pavaveuughan ki
rourouha kanna, ka alii papalpoug-
han papareia tou kseuaghan katta.
i g. Kamang ta lpipitten ki vat ?
Poutauagh ta atta ymyt- xn ki A-
lid, ka milala-appa pafidarim ymyt-
xn ki peifafouan ki varau.
19. Mang ka makoudoma ki an-
na ta ipipitten ki Joep-an >
Padarang ta atta madseeua ki va-
ran tou voual tou vatte-eta, tou pei-
mahkaulaul\'an k\'ma-hynna ymyt-
asn ki Tad mado-en ki Alid.
20. Tama-tounnoun kaua myhka-
qua ta ni-pei-likoug-in tou pafacyt-
an katta ?
Affi: ra papamut-appa dourou-
mang ymyt-\'sen ta vat ki affimari-
ang ki affi mytta kamoei-in, ka affi
papamut ymyt-am ki riang kanna
ka kamoei-neta.
21. Ra oumang-al-ato lava ta ka-
euloung kanna ka ni-peilikoug-in,
rou addan ta teni ki ligh ki vat tou
varau ka irang, rou madis kma-hyn-
namapatei >
Heirou itou-dyk-kytta lava itou-
shut ki il\'h-eta mamado, ina-kytta fi-
txxato dou roumang : ra alei ka
itouqua ymyt\'-aen ta Joep ka d\'lligh
matiktik, kading-en-kytta kma-hyn-
na
anbeten 0 be? een fcomen/mae?
bae? blijft/ foo lang als bit It*
ben btte?t/een onbe?foeneiijcfte
bpantfcgap tnflcgen tmeen*
wat is get pooggen beg
bleefcges*
<8ns ban <6ob af te t?ecften/
enbe ons te b?enggen onbe? be
gee?fcgapppe be? fonben.
19* IBat is bae? teggen get
poogenbesgeeües*
«De fonbe t\'eenemael ttpt
onfe Itcgamenenbe sielen upt
te b?tjben / enbe ong aifoo be?
gobbelijcfee epggenfrgappen
geltjefc temaec&en*
zo. blijft get mebe?ggebo^
ten altijt obe?toinne? in befen
ß?ijbt*
Been gettmae? meniggmael
boetget bleefcg ons boenget
tjtiabe bat top niet en mitten /
enbenalaten get goebe bat tup
taelbiillen*
i^ae? Uiat fonbet toefen
met be toebe?gebore menfege/
inbien gp boo? be fe?acgt beg
bieefeges in een fmate fonbe
mie?t nebe?gemo?pen / en bae?
op te?ftont rjname te fte?ben >
inbien mp niet en öonben
ban boo? ons epgen k?acgten/
top itepen befes meniggmael
gebae?: mae? alfoöben<0eeffi
in ons tooont/foo too?ben up
l\\ ft 2. om
maleiki ni-ouvarghan ti Chriftus,
ka affi-kytta vihittin fmoum tou va-
rau-eta maeumia tou keuagban kat-
ta.
22. Iroua kaaa milala ta pafacyt-
an k\'atta neini-asn ka ni-peilikoug-
in >
Hahei, wxTi: ra affi kma-hynna
ka tounnoun-en ta neni, affi myhka-
qu-appa tou mahkaulaula ki kail-
hen.
Ka annum kytti-tsn \'eel ki pat ki
Tatceitaligb.
Oumang-ah-kytta tou paiacyt-an
katta >
Pattcei-vli-an.
Marynnough-ah-ky tta mapoungas
tou pakou AHIidden.
Soufou ka taji-qua tou Soulat ki Alid.
Matth. 2,6: 41. Nda mahamua-ce
tnahkou alihd, ka ajfi-moumi ou-queih
tou rcpung~an: mafouroul ta Joep-
an ? ra affi mafahkit ta, vat.
Eph, 6: i^.toukidiki 19. Aleiki
anna ah t\'mouk-ato mara ki peika-
quan ki pafacyt-an ki Alid, alei ka il-
Ipoughei-moumi makoedouma tou
wse\'i ka affi mariang, rou peikahan,
meiamut ki mamang ka mitonbko-
ah-kamou-ra. Annata mitouhko-a,
tou pasaghtten ta sehtan-oumi ki ka-
tiktik-an ki Sou, dou pammi-en ki
tou-
orn bc? bejbténffen Cfjnfti
totUe foo öetomejt / batme met
tnbfïoop onf\'t% fonben ixpt nit
ïetsen en tuojbé mecj) getueltr*
li. föomt befen fi^Dt den
meDe^eboren btetetté &
3!aïjp/ bagïielfjt&nbórïï
niet foo batfe obejüionnen
U?o?ben / oocftmetaltijtebm
fte^eft*
De vier-en-tfeftighfte Vrage.
Wat moeten top boen tn
befen
Antwoordt.
<&ebung{j $tjn tn ben gebe*
be*
^cï)?iftuchpïactfcu.
_ mattf?* 26:4r, Waeckt ende
bidt, op dat ghy niet in verfbec-
kinge en komt: be <0>eeft té toel
0ctpül%!i/ mat* ftet bïeefcïj té
ftuacfu
6t 13. tot 19. ^ae^om
neemt aen be geïjeeleUiapen-
rnötnge <6oöts / op batgïjp
fronnet mebe?Saen tn ben bo*
fenbagjj/ tnbt aiïe^bemest
liebbenbe / üatrnt blfjben*
J>taet ban / ntue ïenbenom*
gegokt jiebbenbe met be toae^
gepbt/ enbe aengebaen ïjeb*
öenoe
-ocr page 281-touaghun ki katiktik-an: Ka too px-
\'èè tapillen ta rahpal ki pei-tannin ki
Ghnau ka mariang ki karei-en. Siou-
ro ki ymmid dou aran-ato ta i\'yng ki
tna-\'mfïng-an, ka papilpough-ei-mo-
mi papionp ymmud ki tkugh ka ma-
vasas ki Tama-pakat-\'e ka lyttou: Ka
arauto ta fa-porouk ki kariangan, ki
tyrau-appa ki Joep-an, ka fou-ato ki
Aiid:Touymmidkipakou-alüid-en ki at-
tig-hen-appa tmamud touymmih ki kidi
ki Joep-an, tou att-appa ki kahcmau-
dghen tou ymmid ki ipipitten mah-ali-
lid ki cettigjien-abpa tmamud, aki ki
rnad\'lhgh matiktik ka ymmid.
1. Tou ligh timang ka itoushut-kyt-
ta tou pafacyttan ka makoudoumma
ki vat-eta >
Dyk tou ligh ki Alid.
2, Affi-kyttakaua itoushut tou pa-
facytan kanna ki ligh-eta mamado ?
Affi: heirou itoushut-ah kytta lava
kiligh-eta mamado, ynna-kytta vo-
na-vonei tounnounnin ki varau.
j. Oumang-ah kytta, dou poufa-
onn-eil lava ki Alid poudymmata
ligh ymyt-\'aen ki tounnoun-au-myt-
ta?,
benbe De boift toapen be? gïje*
recfftigïjept: €nbe De boeten
Ö^efcfioept öeööenöe niet De*
tcpbifept hm €uangeJiitmg
htg b?ebe& 23oben al aenglje*
nomen liebbenbe Den fcljtït
beg geloofe/ met toelc&en gijp
alle De bpetige pijlen begboo*
fen fuït feomtentiptblnlfelien:
€nbe neemt Den ïjelm De? fa*
ligfjepbt/ euDe bet ftoeejt beg
/ {jet toelc&e tg <5öbt£
ti)00?bt t Met alle biddinge ende
fmeeckinghe, biddende tot aller
tijdt in den geeft:, ende tot het
feive waeckende met allegedu-
righeyt ende fmeeckinghe voor
alle de heylige,
u toieng fejacljt bt*
Satn top til Defen Ibijöt Die
top boeten tegen ons? bleefcl) #
ftUef Doo? De Iijacl)t <£5ob&
23eHaentoe ban niet öoo?
onfe epgene It^acljten *
<0eenfint$: inDientoe Doo?
ong epgïjm fe?atljten motten
beSaen / top fotiben t\'elcfteng
boo? De fonben obe^toonnen
.too?ben
3, watraebt / op.bat <25obt
mg be?toaeibig|ie be ft?acfit
in mg tebe?mee?Deren/op bat
top obejtoinnen mogen t
Aoufi ki fiouro mariang, dyk ka
poutauagh-ah-kytta ki kashutan-eta
mamado ymyt-sen, tou pouhalap-
en ymmid ki pash-kbou-neta pou-
qua ki Alid.
4. Pamt-àh-kytta ki attamamaki
mang >
Sioüro tou pakou-alilid-en ki Alid,
ka fahqueih-kytta ki Joep-an tyn.
jr. Madyk kaua mamfing ka pa-
kou-tatad\'enneta tmatam ki Alid,rou
asia-qua-kytta tou himko ka fiouro
irang ?
Affi-appa kanna mamfing.
6. Mahkou-alilid-ah-kytta lava rou
mannou ?
Marynnoug-ah-kytta mapoungas
tou pakou-alilid-en ki Alid.
7. Kauinang ?
Alei ka afli moulia ta lyttou ki
vât-appa-mytta mamado pakavarau
ymyt-sen.
Ka innim-kitean \'œb ki rima U
Tatœitaligh„
Timang ta tastaejem-au-my tta tou
pakou-alilid\' neta?
Pattee i-vli-an.
Alid kanna ka dyk faäfat ka
d\'lligh ka myhkaqua myddaryn-
noulia, tou nanang ti Jelus Chriftus
ka alak-tyn\'b.
Sou-
«peen bete? / ban battoe an*
bet?outoenaft?erfcen üanon£
felben/enbe al onfe fo?ge toen*
t eïen op «5obt*
a* fût fallen tup btt bu
t?acgten *
gnfonbe$ept eobt btbben*
be ont bî bpftant fijns €>tcü#.
5* t gjjenoegfj bat top
<6obt tm$ aenroepen nu en
ban / alg top in ben meeßen
noobt3ijn>
j^een/ bat en tg nietglje*
6 ï©annec? fallen tup ban
bibben*
Wp ntoeten gôeburigli 3tjn
tn bengebebe tot^obt*
<®m bat ben ^atan en ottjsr
Pieefcö nopt op en Ijouben om
opongtoe te leggen*
De vijf-en-tfeftighfte Vrage,
îDtett moeten top in onfe
gebeben aentoepen^
Antwoordt.
<©en eentgen/eentotgen enbe
toaten <6obt alleena / m ben
naerne gefn Cf^ißt fijng
§>tMa
Soufou ka ts\'i-qua tou Soulat ki Alid.
(a) Matth.4: 10. Kmytta ki ni-fou-
lat-en hynna.
(h) Dan. 9:17. Ka hnyn, Alid-ian,
millingig-a ki pakou-Alilidden raa-
kouvoulas ki kouncia-oho, pakara-
msegh-auppa ta vlung-oho tou ni-
pafahnniin tmamud ymhou-an ka fi-
dadan-ato : alei kt Meirang.
Joan.i6:23.Miffing3miffiDg koun-
nau-kamou, ra ymmid ki mamang ka
ïoumimiei-moumi ta Karna tou nanang-
au, pih-ah ta teni ki attaymoumi-cen.
I. Pyppynna ta maanninini ka tou-
mimi-en tyni-asn ka kashutei-mytta
madaseua faufal ki vouelki vatte ?
Siouro toutouro ta maannini.
2. Mang ta toutourou kanna ?
Kameiatigh-ah ta teni mei-lpough
tou fahquan ymyt\'-asn, ka tama-eu-
hei-ah tou hahei-en ki atta ymyt-aen,
ka mou-atigh-al-appa moumhga tou
\'ou-peri-en ki pihginaua-in ki pa-
kou-alilid-anneta.
3. Timang ta teni ka pakivalei-in
ta toutouro ki kidi katta tyni-asn ?
Dyk ki Alid kanna ka faäfat, ka
d\'lligh , ka myhkaqua myddaryn-
nough.
^tMftuej-pïaetfm.
ra) fBattg» 4t ah
bae?*
(b) «Dan»9: i7> €nbe nu/
<0 onfe«aobt/ goojt naeget
gebebt umes kneeljts/ enbena
fijne fmeeckingen/enbe boet it
aenggeficljte liegten ober u
gepltggbom/ bat behoeft is;
om des Heeren wille.
gob. 16:23. moimtii
boo^oae? telt feggge u / al wat
ghy den Vader fult bidden in
mijnen name,[dat]fal hy u geven.
i* f)oe beeï bmgen too?ben^
be? be^epfegt in ben genen
baejfcaponsua licgaem enbe
3iele ten bollen op füllen mo*
genbet?outuen>
gnfonbe?gept b?te Dingen*
üMcke$ijnbie*
^atgp almatgtigg$p om
ons te können gelpen / enbe
goebe?tieten om te milieu/ bat
j)P ootk almetenbe 5p om ons
smgten enbe bibben te be^
Säen.
3 HBie is befe in ben töefe
ken befe b?ie conbitien gtbon-
ben mo?beii}
«De eenigen / eenïmgge enbe
tuare<0oöt alleen.
4. Monmhga-kow kaua ka affi-kyt-
ta paehshut-ah timamang-ao, tou pa-
kou-alilidden tyni-asn, dyk ki Alid
kanna ka fa\'afat ka d\'iligh ?
Hah ei.
f. Kaumang ka affi-kytta makou-
alilid-ah ki Alid ka rarouma >
Alei ka affi mae\'asulpoug ta tima-
mang mxxumia ymyttaen tou ka-
himkouan neta, dyk ki Alid kanna
ka faäfat ka d\'iligh.
6. Irou-appa kanoa mararap ta pa-
nini ki Alid ka ni-pakou-alilidden ki
mamoumou-oumi ?
Komma-hynna kanna: ra ouhang
ni-mavarau ta neni, tou ni-pataura-
hei-en ki fimhgamhan ki Lyttou.
7. Kamang ta fimhamhan kanna
ki Lyttou ?
Ka myhkaqua mapoungas ta teni
poutauagh ki kaeuloung ki Alid ka
tou faät tboar ymmid ki kariangan,
tou padouk-en tyni-sen ki ni-peirin-
gei-cn na nynno ka affi fa-lpough
fahqua.
8. Kidi-ato kaua ka makou-alilid-
a-kytta ki Tama-Ghnau ka xix-
touuuoun ki Vullum 3 ki vate lava
nein\' ka pakariang-en-ato ka ni-
mseuah tou Ksei hia kalhei >
Affi.
Kaumang ka affi ?
Alei ka ni-tma-kouttakout ki atta
patou
4, Bejßaetgöpbanbatnten
ficfj op niemant b^laten/nocl)
triemant aenbibbennioet/ban
tiefen eenen <ä5obt alleen t
3a i ch.
5* iBae^om en füllende geen
anbete <0oben aenroepen i
<ßn\\ bat on£ niemant upt
onfe nooben Ijelpen en be^lof*
fcn ftan / ban befe 45obt aU
»„...
6* $or{jtang Ijtbben ntee
baöei0 beei anbete «aoben
aenger oepen >
\'t %0 usaej; nta n fp Ijebbett
giooteltjct g&ebtaaelt/ mtf*
Icpbt 3 tjnbe boo? be lißigfjept
be$^npbel&
Wtldx i0 befe liüigljept
htg ^npbefö*
^at bp altijt ben menfcjje
bau *öobt foecfet af te t^ecfeen/
bae; Jjp noe|)tanö \\0 be eentge
fpjtncltabe? all t0 goebtö/ enbt
bemtetpijfen op be fcöepfelen
bie geenfint£ Ijdpe en Tonnen?
i^macfjmen ban ooc&
niet aen teroepen be €ngelen/
Uz in be jjemelen 58« / ofte be
faltgfje $ielen be? ggene? bie
bö02 befen op ae^ben fjetiben
geleeft *
i^ae^omniet*
#m bat <0oDton£Xulcft£
wpt*
-ocr page 285-patou-mfing mavagh ta Alid ytayt-
sen tou Sou tyn.
10. Makou-alilid-ah-kytta ki Alid
tou "Nanang timang ?
Dyk tou Nanang ti Jefus Chriftus
ka Alak tyn.
Ka annum kytiœn "œh ki mm ki
Tatœitaligh,
Mamoei kaua ta Alid ki pakou-
alilid-neta tyni-£en ?
Pattœi-vli-an.
Mamoei da ; iouloughan ta anna
ka fiouro itang ka poulpough-neta
poupasnsegh ki Aiid, ka maja-dyk-
kytta mamamat tyni-ssn ymmid ki
psep\'sen ka mariaog : inang-appa ta
Alid pi se ki kanadap-en tyn dyk
neini-sen ka makoulahkit ki atta
makou-alilid tyni-xn.
Soufou ka ta?iqua tou Souîat ki Alid.
(a) Pf. yo: i y. Kmytta ki katatou-
rou ki Sou ki Tatouhko patag (ƒ ).
(h) Jacob.4:2. Mamoei-kamou râ,
aoufi- kamou ki mamang : mœes-kamou,
makilkilkamou malyngœh [ toupakiva-
îei-aumoum \'i ki mamang,râ ajjl* mou-
mi pak\'Upoughin maki-vaki : marangi-
rangii-kamou mapatapatei macyt-
appa-kamou , ra aouffi-kamou ki
mamang, alcika affi-momipakou-ali-
lid-en.
fa-
uptD?ncMiich geeft Deaööbeu
tn fijn Woopu
ïo Jfn festmg naem moeten
top#ßDt&iDBett t
ftHeen tn hm ßamxt gefi1
€g?!lit f$ng J^oongf*
De fes-en-tfeftighfte Vrage.
Wil eoDt oocït Dan oiï0
aen-geroepentoo?Den é
Antwoordt.
%at Ijps \'t ig m grootte eere
Die top ëoDt bonnen feclBtJ^
fen / bat top allt goebe gaben
Pan gern alleen Dejtoacgten
ootfe en toil €>obt ft|ne geno?
De met be?leenen / Dan aen Die
gene / Die gein Dae?om emfte?
lljelt DiDDen / enDe met Dictie
ge? acnbaegt acntoepeiv
Jbcö^iicr-pïsctfm.
(a) pal 50:15. ^tet get
De?De<0rDoDt lette? (?)♦
(a) 3ac 4ti> Ghy begeert,
ende en hebt niet: ghy beoijdet
ende yvert [na dingen,] ende en
kont\'fe niet verkrijghen : ggp
ggp en gein niet / om dat ghy
niet en biddet.
11
Vcf-
-ocr page 286-1. Ni-mattas\'i-ouro-kow hnyn, ka
pakou-dyk-aul-ato makou-aliïid ta
Alid kanna ka d\'lligh ; mamoei kaua
ta Alid ki pakou-aliliddan\' neta tyni-
xn >
Hahei mamoei ki atta madseuua.
2. Kavana-en-hou toumang ?
Ni-mattse\'i mado ta Alidmakka-
vullum tou kararima kyttiasn ki na
tatatei [ti David] Tmxtaxm-ma jau-
an tou u\'(Ei ki kahim-kouan , hami-au-
mau-kow.
3. Kaumang ka mamoei ta Alid ki
pakou-aliliddan-eta tyni-sen.
Alei ka lbasgh ta anna ka fiourou
irang ki bavli-en-eta, ka hahei-an-ei-
mytta ki kaeuloung loumoulough
ki Alid.
4. Loumoulough-kytta ki Alid
mama ki mang tou pakou-aliliddan-
neta tyni-asn ?
Heirou poutauagh\'neta ta kashut-an-
eta ki ymmid ki ni-peiringei-en na
nynno, majadyk-kytta mamamat ki
Alid ymmid ki pxp-xpx ka mariang.
5-. Louloughan ki mangkaadan-
eta ki Alid tou pakou-aliliddan tyni-
xu >
Ta louloughan ki peiatighen tyn
mei-lpough, ki kaharumman, ki ka-
houvar-an, ki kadllighan ki Sou, ki
katiktik-an, ki seiaquan tyn tou yra-#
mid ki itouquan, ki ouatighan tyn\'
moum-
i. fepbet \\ßti boben/bat
De mare <0obt allem moet
aengebeben mokert tS <Sobt
oock mei gebleut met ons ge*
bebt*
giaegp g^ooteltjcks»
#oe meet gisp Dat >
<0oDt felfljeeft banDen^e*
melafgefept mbenbtjfttgöen
gfalm / Roept my aen in den
dagh der benautheyt: Ick faider
u uyt helpen.
«Daejom begeeft <0oDt
ons gebebt*
#mbat Ijet\'t boo?naemÖe
Deel tS onfe? banckbaejïjept /
Dae?mp menfcl)en<6oDtmeDe
eeren können.
4. <©p mat tuijfe eeren rnp
«aoDtboojonSgtbeDt*
i!3atmec2 top ons
men Dan alle creaturen aft?ec*
kenbe/alle goeDe gaben alleen
bejmacgten Dan <6obt
l$ateeitts\'tbiemp<0obt
geben monfegebeDen*
^e eere Ifjne? almogent*
ftept/ baimj}e?ttgbept/ miïba*
bigljept/ maejljept/reclttbae^
Digfiept / al-om-tegenmoo^
Dtg|ept / almetentgept / goe*
nsp
cPatar ki Tna-mfing-an h^ Chrifiang.
Ve\'rklaringhe.
moumha, ki seeu-heien, ki kavana-
an-appa tyn\' pashdimdim.
6. Mattas\'i-mama-kow ki mang ka
loumoulough-kytta ki Alid ki pa-
kou-aliliddan-eta, rou affi irouata
kariang-an-eta mouqua ki Alid ?
Affi mama ka adan-eta lava ki A-
lid ta mamang: ra paflbufou-en-ky t-
ta dou anna ka lonmoulug-kytta ki
Alid, rou kalang-neta makka tintin,
rou poushut-neta poupanseh ki mou-
tous-eta ta keirang-en ki tse\'imadou-
en kanna ka txiqua ki Alid: Hnyn:
paamttin ta atta fiouro tou pakou-
alilid-neta tyni-sen.
7. Mattse\'i mama-kow ki mang,ka
pafiourou-en poupasnsegh ta kei-
rang-an ki tae\'i-mado-en ki Alid tou
pakou-alilid-neta tyni-aen ?
Kma-hynna 3 Heiro makou-alilid-
kytta dyk ki Alid tou kahimkouan-
neta, heirou dyk tyni-asn loulough-
neta alei ki ni-hamian tyn ymytt-sen,
annata pseupsensh-kytta ki anna, ka
dyk teini-sen tameiatigh mei Ipough
tou fahquan ymyt-\'sen: tama-kaha-
rum5 ton paaddan ki mamang ymyt-
aen na kavangei-an tyn : mad High
matiktik ki Sou, tou pakashutten y-
mytt-en ki ni-pataumfmg tyn\':matik-
tik, tou pattaei-dingding-enta patigh
tyl-en-ata ymyt-\'en ki mourokirygh:
tamaeuhei ki ryh, tou hahei-en fah-
qua ymyt-\'sen: ièiaqua tou ymmid ki
itouquan, mou-atigh-appa moumha,
tou
6. Bot fegöt gijp öat top
<0oöt eemi tn ong gebebt /
bae? ong goeDt Do tl) niet en
komt tot <&oht}
\'t Formulier d$s Chriftendoms. 134
bejtietentljept/ enDetotjfjiepft
Ät alg of <aoDe boo? ong
pet Ititczöt toe-gebzacljt: mae?
bantoo?Dentopgefegljt<0obt
te eetett / toamtee?toe met Dc?
ïje?ten befeennen/enbe met ben
monbe öeltjben De fjee?lijc&e
epg|tótftjappen Die in <6oDt
$i)n: ßix/ Dit gfjefcljiet alöe?*
7 mot fcgljtge / Dat De Ijee?*
ïtjcfee epgljenfcljappen <£5ob tg
aïbe?meefl: tnoiöen beleDen
Doo? \'t gebebt >
Stttmg; toanme?toe <0obt
aïteene acnroepen tn onfen
nooDt / Ijem alleen bantften
obe? onfe be?lo0mge / foo De*
lijden top Dat Ijp alleene tg al*
macljtiglj/ om ong te können
ïjelpen:ba?mlje?tigï|/ om ong
npt fijn rijrfibom alleg te
Uonnen toeb?engen: toaesatlj*
tigl)/ om ong op fijne beloften
te Doen be?t?ontoen:tetljtDae?*
Dig/om onfe ttotft-faectten te*
geng De goDtiooie te
goebe?tieren/om ong te toiïfen
Ijelpen: al-om-tegentooo?big/
enDe altoetenDe/ om t alie? tijt
mi a ong
töu kavanan tyn myhkaqua ta pichi-
nauin ki pakou-aliliddan-eta;mavana
paehdimdim, ki kavanan tyn ki ma-
mang ka tou palariang-eih ymyt-\'en.
8. Kamang ta kararouba ki alei-en
pakasemsegh ka mamoei ta Alid ki
pakou-aliliddan-eta tyni-sen ?
Atta: ka inang ta Alid pi\'as ki ka-
nadap-en tyn, dyk neini-asn kanna,
ka makou-fahkit ki atta makou-ali-
lid tyni-£en.
9. ■ Kavana-en-hou ta atta toumang?
Mattae\'\'i kma-hynna ta naSouki
Alid ti Jefaias-an ka na Tama-Mat-
tx\'i tan 5 Saounado-en-ato maufaou-
lkud [pouy avau] jau-an, ka papattali-
koaroungh-aul-ato jau-an ta ymmid
ki tourough: Mila, na Sou ti Jako-
bus : Aoufi-kamou ki mamang, alei
ka affi-moumi pakou-alilidden.
i o. Kamang ta pasttae\'i pouk-en-hou
mattaei-limoulimou ki fou katta ?
Kaaffi amamat-auh timamangta
pakariang-en ki kaharumman ki A-
iid, ka am papattalikourough ki tou-
rough tynki Alid, mama ki ni-fau-
nado-en faoulkud ti J e h o v a.
x i. Irou appa ka mabatoung ta tau
ka ouhang ki vangei ka myhkaqua
afii tmamud ki Alid ?
Maaeuhei ta Alid bounavounèi ki
vangei ka akou psegkidien tou nga-
le tyn , alei ka mama-al-ato kanna
ki toubkour neini-sen ka maurouki
rygh; ka kma-hynna affi atou paka-
ou0 fucljten enbe bibben te
bejftaen: mij0 / om te meten
enbe te fcfjicften mat t\'onfen
bt&en Dient*
8. HMcfcetéDetmeeDereben/
maei tipt bipt Dat <<5oöt ban
ong Uni aengetoepen mo?Den*
^efe: om Dat <0oDt fijne
genabe niet bt?ïeenen mil/Dan
aen De gene Die {jent Dae^otn
emfteltjck biDDen.
% Vêm «pt meet gijp Dat i
<6obt ftgt bp Den p>op{)eet
<^faia|»; lek hebbe by my felven
gefworen, dat my alle knye fal
worden gebogen, gttmt^ae. t:
Ghy en hebt niet, om dat ghy
niet en biddet.
10. iDat beüupt göp tipt De*
femoo^om*
^at niemant 3egfjen ban
aobt te bedachten öeeft/ Die
fjjtte tinpenbooi <6oDt niet en
bnpgftt / gelijeït De ^eete gïjt*
Quoten fteeft*
i u ^otfjtans fietmenDe? fo
beïe tijcftè en meelDengije Die
^oöt nopt en bibben £
<Sebt geeft men;gl>mart tg*
Deiijeke goebtm m fijnen
teoin/op bmfe ben goDtloofen
fouben 3{jr? tm een fctftfc/ enöe
aïfo m $|jn \'t %tm >egening&
Ka innim kytt\'nen \'ah hi pito ki
Tataitaligh.
Tou kidi ka mama ki mang pa-
kou-alilid-au-mytta ta Alid, alei ka
tna-valei-eih-kytta r
Patta\'i-vluan.
Afli dyk makka moutous, makka
tintin-appa a ka mihtatmouk, ton
pashraryghen tinnih ki ka\'teen-
eta b, tou psehshutten-appa psehra-
rygh ti Jefus Chriftus-anc.
Soufou ka tae\'iqua toa Soulat ki Alid.
[a] Matth, iy: 7. 8. Eimoumika
pauinien ki ryh ki fou, mariang ta
ni-pattas i tanang-en ti Jelaias ymou-
mi-2en kma,Mouhili jau-an ta tan hatta
ki moutous neinka loumouloug jau-an
ki hibyh nein , ra tintin nein ta itou-
tauagh jau-an.
Thren. 3:4i^Pouvavaueta ta tin-
tin-eta, hi rima-appa-myita pouquaki
Alid ka itou-tounnoun ki Vulium.
Joan. 4: 23.24.Rairoua ta [kidi
ki] tselei, ka hnyn annaun ta anna3ka
reihp-ah tmamud ki Raram\'an ta
Tama-tamud ka d\'lligh tou Joep-au
tou ka d\'lligh-an-da: Kakiymen ki
llama ta [komraa-liyona] deip tma-
mud tyni-aen. Jeep .an ta Md> na ma-
mangta reip tmamudtym-&n7 drip ah
ta neni tou joep-an tou kadillhgan-appa.
De feven-en-feftighfte Vrage.
<©p toat tDijCï moeten tap
<0obt aenroepen/ om De?goo£t
te tooien *
Antwoordt.
Biet alleen met tren rnonbe/
mae? oockDan gantfcgejge^
tena/ met een gejtelijcfc getsoe*
len onfe? ellenDtggeptb/ enDe
met een Paft De^ontoen op
3jefnmCgpüumc*
^cfetfcuej-plartfen.
(a)lBattfi.
Dtpnföe / toe! geeft 3efata^
Dann gep?öpgetee?t / feggen*
De / Dit volck genaeckt my met
haeren monde , ende eert my
met de lippen, maer haer herte
houdt hem verre van my.
Cg?en.3:4i Laet ons onfe
herte opheffen , mitfgaders de
ützt De ma te acnöiDDeigDen
BaDe? aenMDbm fnüen in
<0ee8 enDe uiaejgcpbt: Wmt
ht l^aDe? foeeftt ooclt aÏfnic*
fce/ Die g2m[aIfoo]aenDtDDm,
Godtis een Geeft, ende die hem
aenbidden, moeten [hem] aen-
bidden in Geeft ende waerheyt.
%\\l (Mz*
-ocr page 290-(b) 2, Chron.20.-12. Alid-i-an, affi
\'mhou kaua paamt-auh ta dading-
dingding makou-douma neini-sen ?
nda aoufi ki kail-hen ymicen-an ma-
koudouma ki kabatoung-an katta ka
malouaf, ka moudimma ymian-am:
mourQ\'kame, oumangah-kame lava ,
ra mafTou-kaqua ta matta-jan ym-
hou-an.
Luc. 18:13 .Ka ni-mitauagh mitou-
ko ta tamaimigh ni-inang papalïou-
vavau ki matta tyn\' papaflauvavul-
lum , ra ni-tmubtub ki ava^u tyn\'
kma, Alid^mararci-a maharum jau-an
ka tama-kavarau.
[c] Eph. 3:12. Ka akoumean-eta
tyni-sen ta affi irangdang-en ki ryh,
ki ouhili-an-appa ki ptebshut-en pcehra-
rygh tou tna-mfing-an tyni-cen.
Heb. 4: iy. 16. Ka aoufi-kytta ki
Dadyllo ka Sibavau ka affi lava raa-
lpough-ah maharum ki affi kafahkit-
an-eta, ra tyni-sen ka kma-hynna ka
ni-rpung-en-ato tou ymmid ki ma-
mang, mahkaulaula ymyt-\'sen, dyk
ka varau taaoufi. Anna ta mou-qua-eta
tou affi rangdang-en ki ryh tou keirang-
an ka itouquan ki kanaaap-en, alei ka
pakivalei-au-my£ta ta kaharumman,
ka finou-valei-ah-kytta kikanadap-
en, ki fahquei ymyt-\'sen tou kidi ka
mariang.
5V
(b) 2. Cfeon. 2,0: i o onfe
0otst/ tolt gijp geen ntl)t te*
gen Jen oeffenen £ want in ons
en is gheene kracht teggen öefe
gjootemenigljte/ Die tegljen
OtlS kömt: ende wy en weten
niet, wat wy doen fullen, Uiae?
onfeoogen3p opm
Inc. iS: n.^nDebeColle*
nae?banbe?te gaenbe en mik
De oock felfs be oogen niet op*
Ijeffen na ben gemel / mae?
fioeg op fijne bojü / feggenDe/
O Godt,zi]t my fondaer genadig.
(c) €pïi.3t Sin Den melc*
ken mp Jeöben De bmmoe*
Diggept/enDe den toegang met
vertrouwen, door \'t geloove aen
hem.
ï^eb* 4:15 ♦ IBant mp en
gebben geenen ^oogen-ffittt*
fte? / Die niet en kan mebe-ltj*
Den gebben met onfe fmack*
geben/mae? Die in alle Dingen/
gelijck als mp/is be?focljt ge*
meeCI/ [boeg] fonbe? fonbe.
Laet ons dan met vrymoedig-.
heyt toe-gaen tot den throon der
genade, op Dat mp bajmlje?*
tigfiept mogen be>k?ijgljen /
enDe genabe binben om gjje*
ïjoïpen te mo?ben te? bequa*
me? ttjbt*
cPatar ki Tna-mJlng-dn Chrijlang.
1. Teni kaua ta pakou-alililid ka
fall mama lava ki mang >
Affi.
2. Kavana-en-hou toumang >
Mattasi-k\'ma-hynna ta na Sou ki
ni-Padadingi-en ka ti Jacobus: Ma-
kou-Ahlid-ka/nou, ra ajfi-kamou maki-
valei, aleikaajfi matiktik tapakou-ali-
lid-noumi.
3- Pyppynna ta raannini ka tou-
mimi-en tou pako-alilid neta, ro tna-
valei-eih-kitta >
Siourou toutouro ta mannini.
4. Kamang ta naunamou ?
Ka affi-kytta makou-dyk-ah ma-
kou-moutous makou-alilid, ra ma-
kou-tmouk-appa ki tintin-eta.
j. Kamang ta pakou-alilid-en kan-
na, ka pakou-tmoukkin ki tintin ?
Pakou-alilid-en tou psehraryghen
tinnigh ki ka\'t\'e-an-eta, tou pafah-
ymd-en-appa pafahkaqua kilighki
vatte-eta pouqua ki Alid.
6. Kavana-en-hou toumang ka ma-
moei ta Alid ki pakou-alilid-en ka
kma-hynna pakou-tmoukkin ki tin-
tin?
Ni-mattaei kma-hynna matas\'i-
madota Alid Prov. tou kararouha
kyttisen \'seb ki tourdu ki Ibasgh ki
Soulat; Tmhsu ki alak-au, phei-kob k \'i
tintin-oho.
gjft eben tmg op toat imp
fe bat tuen ^otst btbt/alg mm
niae?bibt>
ßtm {ytu
2* #0e toeet gfjp bat t
j&oo fp?eetlu ben $poÖel
gacobug : Ghy biddet, ende
ghy en oi\\tfanght niet, om dat
ghy qualijck biddet.
3. Ipoe beel tauften toe^ben
bejepfclittot ong gebebt / op
bat top beiljoon too?ben *
^jnfonbe$tpt b?it ßtit&en.
i©ekft ig jjet ee?ae ßuefc i
tDattoe met allem niet ben
monDe / mae? ooeM bau gant^
fefjejljejten bibbern
5. Wat ig bat-/ bibbenban
gantfcfje? Ijejten £
XDat ig / biböen met een l)zp
tclijclt gljeboelen onfe? eilen*
big!|ept/enbe alle beft?acjjten
bau cnfe 5iele rnggtCpannen
fÜnbetot <&obu
t toeet gltp bat <0obt
füö een toelgeballen Ijeeft aen
Cöö een ge?telijt& gebebt *
<0obt felbe Cp?eec!it alCoo
Plüb.2-3: Mijnfone, geeftmy
u herte.
f. Kamang ta kararouha ki tou-
ïnimi-en tou pakou-Aliliddan-eta ?
Ka makou-Alilid-ah-kytta tou
padh-shut-en pseh-rarygh ki tna-va-
lei-eih-kytta.
8. Kamang ta pa-ifamding ki ka-
shut-ei-mytta katta ?
Pei-lpough-an ki Aiid meiatig ki
àèeuhei-en-appa tyn ymyt-am.
9. Hmahei kaua tna-valei taAlid
ki pakou-Aliliddan-eta, rou affi-myt-
ta pakou-Aliliden tyni-sen tou ka-
shut-an ki rygli ?
Affi hmahei.
10. Kaumang ka affi hmahei ta
Alid ?
Alei ka rou affi-mytta psehshutten
ki Aiid mamasgh ka haralasgh-en-
kytta ki rygh tou peilpough-en ki
Aiid ki seeuhei-en-appa tyn ymyt\'-
sen.
11. Kamang ta katatourou ki t\'ou-
mimi-en tou pakou-Aliliddan-eta ,
alei ka tna-valei-auh ki Alid ta anna?
Ka pou-patar-auh ta kashut-an-eta
katta tou ni-ouvarghan ti Jefus Chri-
itus.
12. Ynna mahkoumm\'anei ta Sou
katta,makou Alilid-ah-kytta tou ka-
shut-an ki ni-ouvarghan ti Jefus
Cbriltus >
Ynna ka k\'ma-an-eih hia: ka pash-
shut-ah-kytta pash-rarygh , ka pa-
vasut-
7. îMcfc té ißt tmeebe thicfc/
\'t deleft to t on£ gebebt mo^bt
bejepfc^t >
battue btbben met een baß
be^ottmen om be$co|t te
IBattéfjetfonbamentban
bit on$ be^tioutuen *
00bt0mogentöenbt/ enbe
fijn goebe^tierentiept nebeng
on&
9* Wil <0o£t onfe gebeben
met be^ooren/ tuanneejmp
fonbe$be?t?oumenbibben*
<Bm bat fnïfft£ tipt man*
tinmen boo?t homt / bat mp
tmijffelen am aobt£ mögend
fjept/of aen fijn goebe^tterent^
geptnebettéün&
h. Wtitli té ôetbejbeHueft
\'t meïcft tot onfe gebeben mit
bejepfcgt/ op battue mejben
be$oo£tban<0obt*
«Dat mtébe^ottmensp
gjonbt op bebejDtenaengefu
Cfjnltu
I z. W*t té bit te feggen/bat
mp moeten bibben ntet een
be^ommn op gfefum
Gtim >
«Dat té: batmebe?t^onmen/
bat<0obtonfe bebe bejbnllen
rai/
-ocr page 293-vaeut-auh ki Alid ta na toumamimi-
eta tyni-an, alei kani ouvarghanti
Chriftus ta anna alei ymyt-asn ki
Rara-man tyn.
13. Ti Chriftus kaua ta alei ka tna-
valei-en ki Alid ta pako-alilid\'neta
tyni-sen ?
Haei.
14. Ni-mou-varigh ki atta mama
ki mang ta ti Chriftus ki Alid alei
ymyt-asn ?
Tou ni-kapatei-an tyn\', tou Sita-
toukadden-appa tyn\' wxii ymyt-
sen.
iy. Hahei-en-kytta kaua papaeh-
shut papaemamado ymyt-sen tou pa-
kou-aliliddan-eta?
Affi.
16. Kaumang ka affi ?
Aliei ka ymytta, ymd-appa ki
mamang ka makkaqua ymytt\'aen,
affi kamoeiin ki Alid 3 dyk alei ti
Chriftus-an.
17. Timamang ta makou-alilid
makoutmouk ki tintin, toupashra-
ryghenti Chriftus-an, miffing kaua
tnavalei-auh ta teini kanna ?
■ Hahei miffing.
Ka annum kyttieen \'ah ki koyghpa
ki Ttteitaligh.
Tmoumimi-ah-kytta ki mang ki
Alid ?
Patttei-vlLan,
Ymmid ki atta ka pseiseaspo-eh
ki
n ♦ ban art)?tttu0 u 00^
faeclte toae^om onfe gebeDen
tooiben De?|oo?t Dan <5obt £
14* ^oefjeeft CfjpGtogftrtcjt
boo? ong be?oient bp <$oDt *
«Doo? fijn DootI en Doo? fijn
Dagelijtftrebooj&tbDtngeboo?
on&
15. jflBae? mogfjen top DiD*
DenDe met be?t?ontoen op on£
felben*
Dat top I enalleg toat
Dan on£ Doo?t&omen macg /
<0oDe met aengenaem en 10
Dan om €f)?tfft tmlle.
17. ban btbt Dan gant*
hfynljwml metbe?t?ontoen
De acht-en-tfeftighfte Vrage.
IBatmomn/ en mogen top
DtDDen Dan <6oDt £
Antwoordt.
SCUegtoat noobtgfjtg nm
J&m ben
\'t Formulier des Chriftendoms. 137
fa! I om bat Cjjjtftttg fti!cft&
ki vouel fiourou ka Sahkaqua tou
loulough-an ki Alid, tou kariang-
eil-appa ki vatti-eta mama ki ni-pa-
teuteuuhen kytta ti Jefus Chriftus
koumma-hia:
Rama-jan ka tou tounnoun bow ki
Vullum.
1. Pakou-tiktik-auh loumoulough ta
Nanangoho.
2. Pa-irou-au ta Pei-fafouan.oho.
3. Paamt-au ta kamoei- en-hou,mama
tou tounnoun, kma-hynna tou Ncei.
4. Pei-kame wtei k\'atta ki paoul-ian
ka mamftng.
ƒ. Attaral-la ta kxu\'uting-en-hou ymi-
m.mi, mama ka attaralkame ta ymi-
an ki kceuitting-nian.
6. Inei-kame dmilough tou r\'poung-in,
ra haoumi-ei-kame ki Lyttou.
Ka \'a-mhou ta pei-fafou-an , ta pei-
Ipo.ug.en, ta kcirang- an ki kidi touyhka-
quart fnyddarymwugn, Amen.
Soufpu ka t&i-qua tou Soulat ki Alid.
(a) Zacli. 10:1. Toumimi-au ti
J ehov a-an ta oudal, tou kidi ki
euag-eih ki oudal.
(b) Mattb. 6: 33. Ra makuouro-a
hniym ki Peifafou-an ki Alid, ki katik-
tik-an-appa tyn , ka ymmid ki ma-
mang katta- passe-teuut-eih-kamou-
iat
Den Helmute a/ mae? mfonbe^
ïjepbt t gene Ö?echt tot be tm
èobtg/ enbe falicljtpt onfe?
3tele/b geltjcfc €tßiüi\\0 %chig
gïjeboben Ijeeft te bibben / aïg
bolgïm
Onfe Vader, die in de Heme-
len zijt.
1. Uwe Naem werde gehey-
light.
2. Uw\'Koninghrijckekóme.
3. Uwe wille gefchiede,gelijck
in den Hemel, alfoo oock op der
aerden.
4. Ons dagelicks broodt geef
ons heden.
y. Ende vergeef ons onfe
fchulden, ghelijck oock wy ver-
geven onfe fchuldenaren.
6. Ende en leyt ons niet in ver-
foeckinge, maer verloft ons van
denboofen. •
Want uwe is het Koninghrijc-
ke,ende de kracht, ende de heer-
lij ekheydt in der eeuwigheydt ,
Amen.
^cl>?ïfttie?-pïartfai.
(a) ^atÏMo:i,.2S®gee?tban
ben regen, ten tijde
des fpaden regens.
(bj jBattl>6:3 3 .Maer foeckt
eerft het Koninckrijcke Godts,
ende fijne gherechtigheyt, enbe
alle befe bingoën iWïen ti toe*
gespen tooien*
Ver.
-ocr page 295-1. Hahei-en-kytta kaua ka tmou-
voak-ah-kytta tmoumimia ki ma-
mang ki Alid ?
Affi.
2. Kamang kanna ka affi-ky tta ba-
hei-en patoumimia ki Alid ?
Ymraid ki atta ka affi pafahka-
quan tou Sariang-ei-mytta, ki tau
appa ka rarouma i fiouro-ymmid ki
atta ka makoudoumma ki louloug-
han ki Alid.
3. Kamang kanna ka hahei-en-kyt-
ta patoumimia ki Alid ?
Ymmid ki atta ka pasiasaepo-en ki
voual ki vatti.
4. ïmoumimia-ah kytta kaua ki
mamang katta ki Alid tou magkau-
laula ki kidi ki psehshut-an ki tnava-
lei-eih ymyt\'-asn >
Haheira: rou affi pafahlouafin pa-
fahkaqua ta t\'oumimi-en kanna ki
padseaèpo-en-eta.
5. Affi kytta kaua hahei-en patou-
mimia ki Alid ka poulouaf-eih-kytta
tyn poudymma ta kavangei-an ka
pah-kidi-en ki psei-assspo-en-eta
wse\'i\'i ?
Hahei ra: rou pafahkakoun ta
anna tou louloug-an ki Alid, tou pa-
kariang-eil-appa ymyt-asn.
6. Oum-
Verklaringe van \'t Vader
onfe.
r. üacgmen alles / fonbe?
onbe?fcI${pbt / bibben Dan
<00Dt i
Heen m m
üMeke 5$ tt bie Dingen Die
mm niet en matlj biDben Dan
killes teat ons felföm / of
onfen naeüen frffabelijdt tg;
bobenai/ teat ft?ijbt met De
eere$?oDt&
3 IDeleUe $ijn Die Dingen Die
mp mei moggen bibben Dan
<£>obt *
\\tg mat ons nae?licgaem
enDe 3ieleban noóben is*
4. jteogen mp bit alles ban
<èobt biböen met eben Da05
be?t?onmen banbe?ijooringe*
gee?te nttt en klimt botten onfe
nootfaeckeipkgepk .
5. maegmen Dan niet bib*
Den Dat ons <0oDt mee? ^ege*
ne als foo be?te mp t fetóe tot
ons Dagelijtkp onDe?ljont ban
nooDen ftèfcften £
gla mp: mae? met nie tm*
Ditien / tnDien filler «6obe ee?*
lijeU / enDe t\' onfe? faliggept
bannoobenis*
6. Oumha-en-hou toumang,ka ni-
hahei-en tmoumimia ki mamang
kanna ki Alid ?
Nifimado ta ti Jefus Chriftus fiki-
di ymyt-sen, ka tmoumimi-ah-kytta
kma-bynna ki mamang kanna ki
Alid.
7. Toumang ?
Ton pakou-alilidden kanna ka ni-
pahtasutseuughan ti Chriftus dou
aHx-Nad appa ki Padadingi-an tyn.
8. Mattse\'i mang ta pakou-alilid-
den kanna ?
Matts\'i kma-hia Rama-jan \\atou
tounnonn how hiVulIum, &c.
9. Kaumang ka ni-pahtasutseuug-
han-kytta ti Chriftus ka pananang-
ei-mytta ta Alid ki Sou katta» Rama}
Alei ka madis tou naunamou ki
pakou-alilidden passehpit-auh tou
rych-etata kahtakouttanb ki kashut-
an-appac ki Alid.
Soafou ka tse\'i-qua tou Soulat ki Alid.
(a) Deut. 32:6. Pas\'ai-vli-ah-kamou
kaua ki kma-hynna ti J e h o v a-an,
tauka marynghau ka mouropaeh-
dimdim ? äfft kaua Raraman-hou ta te-
rn, ka ni-makivalei ymhou-an, ka ni-
meiringei ymhou-an, ka ni-paitou-
shut-appa ymhou-an.
Jef. <53: \\6. Miffing ymhou ta Ra-
ma-jan : ka affi moumhga ymiaen-sen
ta ti Abraham, affi kmalang ymiaen-
xu
6 watt apt meet uijp m
men alle öefe Dingen ban «0ob
biöben mad) £
#m bat" %tm €inmn$
felf0onjSJjeeftbßbolen fulcftsf
tebibbenban«0obt.
7.
3nbatg5ebebttmeleft j)p
op öe aejbe fijne ^ifcipnïen
geeft geleejt 5?
Onfe Vader, die in de heme-
len zijt. &c.
9. Ï0ae?osn ïjeeft €jj?ilïug
ong geleekt <^oöt aen te fp^e*
fcen / met ïjet tuoojbt Vader * ?
<0m tejftonbt in ben aen*
bawfc beg göebetgin 0m te
be^mec&ett een fcinbe?ïijeke
b^eefeb / en toebe?ficfjtc tot
<0obt>
hy niet uwe Vaderde tl beetje*
gen / bie ngemaecftt/ enbeu
bebeörgjt Ijeeft *
16 Ghy zijt doch on-
fe Vader: mant ftbjafjam en
tueet ban ong niet / enbe
sen ta ti Ifraël: ymhou JEHOVA ta Ra-
ma-jan, ki Tama-hami\'-appa ymiasn-
asn, na rië-ato ta Nanang-oho.
Joan. 1: 12.13. Papynnapynna ta
ni-abalei [matta-rygh ] tyni-sen , rit-
phen tyn ta kailhgan ktzuh-alalak ki
Alid, neini-^n ka tna-mfing ki Na-
nang tyn-da. Ka affi ni-poualakkan
na ^magh, affi na kamoei-in ki vat,
affi na kamoeiin ki para?gh, ra na
Alid-appa.
(h) i.Pet. i: 17. Ka rourmarama-
kamoutmattzaim tyni-cen ka ajji periki
vlung ki tau tummnk ki maigboua-
voual ki naponngas tyn}annata mau-
naunang-a tou kahtakout-an ki kidi
ki itouqua\'noumi.
(0 Matth. 7:11. Heirou mavaiia-
kamou, ta ymoumi ka raat e ki kidi,
hmariou ki alalak-oumi ki psepsepas
ka mariang, affi kauapacefaoun-ah ki
Raraman-oumi, ka tou tounnoun ki
vulluvullum,pa:cè-(Euryf ki. riangjuini-
\\ ka tmoumimia tyni-en ?
Ecclef. y. I. Ynna mei-danis ki
moutous-oho, ynna rmapou-pou-
pasnseh ki Sou ki tintin-oho tou
doumnia ki vlung ki Alid: ka tou
tounnoun ki Vullu-vullum ta Alid;
ka \'ïeia N^i-appa kow; alei ki atta
pa-
H e e r e , zijt onfè Vader, öttfe
$e?ïofle? Dan ontg af /t$ ti^
tuen jjtaettu
fien / dien heeft hy macht gege-
ven kinderen Godts te worden,
[nameStcft] Die tn fijnen na*
me gelooDen* ïSBeïcïte niet tipt
Den DïoeDe / noeïj upt Den tenb
ïe Degbïeefi1|0 / ttocg tipt Den
totUe De$ manö / rnae? tipt
<0obt geboren $tjn
(b) 1:17* (SnDe indien
gy tot eenen Vader aenroept den
genen Dte fonDe? aennemmge
De£pe?foong oojDeeit na eeng
pegeïltft0 Djejtft / foo wandelt
invreefe Detttijttltoe? tnU)00*
(c) jfèattl>7:11 .gttDmt Dan
ggp/ Dte Doos? jijt / meet nmen
IttnDeren goeDe gaDen te ge*
Den / hoe veel te meer fal uwe
Vader, die inde Hemelen is, goe-
de [gaven] geven, den genen,
diefe van hem bidden >
€cclef* 5: 1. WttÜ met te
fnel met nrnen monDe / enfce u
Intern ftaelte meteen tooojt
Doo?t te Dingen Doo? <0öbeg
aengeftcöte: taant <6obt iötn
Den Ijemeï/enDe ggp 3tjt op De?
ae?De: Daeiom laet xvmt wopp
pakou-tityng-au ta Sou-oho.
Genef. 18: 27. Kmytta ki na fafou-
lat hynna.
10. Kaumang ka ni-fikidi-en ti
Chriftus ka mattse \'i-kma-ah-ky tta
hia ki Sous Rama-] an, affi Rama-au ?
Alei ka myhkaqua-ah-kytta hmi-
balei ki kavx angö-en ka makka-
tasi-appara neini-aen ka lalam-etata-
ma-tna-mfing.
11. K aumang ka poudymman-ato
hynna: ka itou t\'ounnoun kow ki Vullum ï
Alei ka affi-kytta psehboak-ah
paehdimdim ki raaraang ka makka
Nasi ki keirang-en ki kidi ki Alid:
ra majadyk-ah-kytta mamamat ki
mamang ki paylpoughun tyn pa-
in ut.
r. Reg. 8: 27. Ka miffing, itouka-
qu-ah kaua ta Alid ton Nan? Kyt-tei,
ta Vullum, ki tounnoun-appa ki vul-
lu-vullum affi mibalei-ah ymhou-an,
papynnapynna mafaun affi ta tallagh
katta, ka ni-peiringei-au.
12. Tmoumimia-kytta ki mang ki
Alid (rou koun neta) Pakoutiktik-auh
Loumouloug ta N an ang-oho ?
Ka paloulough-ah ymyt-^n ta A-
lid tyni-aen a, ka paashpit-aul-appa-
myta ta tau ka rarouma toupaka-
irang-en ki Nanang ki Alid b.
(a) Pfal.115:i.Affi yraiasn-am, Je-
hova, affi ymmi-sen: ra Nanang-oho
ta
bentotpnigfBtjn*
«öenef* 18:27. J>iet albae?*
iot lBae?om toil €ln\\üm
battoe fcggcn; onfe Vader, en*
De met mijn Bade? *
<&tn Dattoe bae? bp (leets
fouben glieDmeken / aen be
b?oebe?ltjeke lieföe Die mp al*
lett geloobigen fcjptlbigij 51)11*
iu lBae?om me?t baei hp
getS0eef|t:die in de hemelen zijt?
<3obt niet amfcfi en getmic;
ken: enbeban fijn alntogent;
ijept alles bejtoaegtetv
i*fieg,8:27,mae?mae?iick/
foube Oüht op De aejDe moo*
nen* J>iet / De gemelen / jaDe
kernel De? Jsemelen en fouDen
11 niet beg?ijpeti / jjoe Deel te
min Dit Imps / Dat ick glje*
boutotgebbe,
ïóat btbben top ban
«0obt alfmt feggen; uwe Na-
me worde geheylicht ?
Bat émt maecke bat top
fjem fjepltgena / bat oock an*
bete Doo? onS tot giootmaec*
ktnglje ban ben name <öobtS
too?benbe?mecktb.
fa) Pfal 115:$tet ons/
0 # é € € I niet ons niaer
uwen
-ocr page 299-ta phß.eih hj louloughan , alei ki xxa-
hei-en-nouhou, alei-appa kikatiktik-
an ki ibu-ohou-ra.
Pf. 103: i. Loummlougk-a ti JEHO-
VA-an ta vatti-au, ymd-appa ka itou-
rbo jau-an \\i Nanang tyn ka d\'lligh
Matiktik.
(i>) Jef. 6: 3. Ka faät kannatani-
makoulang-asgh ki pani ka patata-
V2ehtyn\',kma, M ad\'Üig matiktik, Ma-
d\'lligh matiktik, Mad\'üigh matiktik ta ti
JEHOVA ki kaha towig-an ki pafacyt-
tan: Matmoei ta ymmid ki Nasi ki
keirang-en ki kidi tyn.
1. Pet. 3:15-. Rä makou-tiktik-kä
loumoidoug ki Alid ka M El KA N G
tou tinün-oumi.
Matth.y. 16. Pakarasmae-asu kma-
hynna ki r^mseg-oumi tou aemasgh
ki kaasuloung, ka kmyt-ah ki na rin-
gei-oumi ka raariang, kapaka-irang-
al-appa ki kidi ki Raraman-ou-mi ka
toutounnoun ki Vullu-Vullum.
13. Paka-irangneta tou kidi ka
raama ki mang ta Nanang ki Alid >
Heirou kmalang-kyttaki Alid, rou
loumoulough-kytta tyni-am ymmid
ki na ringei tyn\', rou makilkil-kytta
ki na Sou tyn\' pafahkaqua ki kam-
aghan-eta.
14. Tmoumimi-ah-kytta ki mang
(rou koun-eta:) Patron-au ta peija-
föuan-noho ?
Ka dmiiough-a a ta Alid meifafou
. ymyt-
uwen Name geeft eere, om
tot? goebe?tierenfjept / om
toeitoaejijepttotlie,
|0f io3:r Looft den He ere
mijne $tc!e:enbe ai toat binnen
in mp tÖ fijnen heyligen Name.
(b; 3ef.6:3^nbe beene tiep
tot ben anbeten / enbe fepbe /
Heyligh, Heyligh, Heylïgh is de
Heere der heyrfcharen : tpe
gamftïje ae?be ig fijne? ïjee?*
iitfeijeptboU
^ I.pet. 3: r5* |Bae? heylight
Godt den Heere in uwe herten.
&c.
lfèattïM:i6 laetnto\' Xtcftr
alfoo ftgijnen boo? be men*
fcjjen / bat fp ntoe goebe toe?t*
fcen mogen ften/etibe uwen Va-
der, die in de hemelen is , ver-
heerlicken.
ftïö top <6obt Itennen / alïe
fijne toe?c&en p?ijfen / enbe
nae? om tiptte?fte be?mogen
naefijntooo?tiebem
14. 3Bat begeren top ban
<&cM / aïg top feggen; u Ko-
ninckrijcke kome >
-ocr page 300-ymyt-aen ki Sou ki Joep-an-appa
tyn ; ka kmading-ah b pakseuhba-
toung ki pakoifal-an tyn 3 ka fmida-
da-ah ki Lyttou ymdappa ki kail-
hen tync 5 ka patamih-appa ymyt-xn
dou roumang tou tounnoun ki Vul-
ium ki keirang-an ki karserasmsehan
tyn d.
(a) Pf.2 f. 4. J E H 0 VA pakalang-a
jau-an ki darang-ho,mat£eutceuuh-a jau-
an ki tauhaqua- en-hou.
Pf 143:1 o. Matasutseuuh-a jau-an
[ Pakapoungas ] ki kamau-en-hou,
ka ymhou ta Alid : Dmilug-a jau-an
ta Joep-an-oho ka mariang pouqua tou
pourogh ha marap&gh.
(h) Pf fi: 20. Paha-riang-a k\'i Zion
ki hamau-en-how.meiskut-ta ki tatavagh
ka vahtou kijerufalem.
(c) Rom. 16: 20. Ka Alid kika-
reia-an ta madys-ah mceufe ki Lyttou
pourarim ki rahpal-oumi.
(d) Apoc. 22:17. &C.20. Ka mat-
ta i-kma-hymia ta Jcep-anhi Ina-appa
ka vaheu , Nda irou-d. Timamang-ap-
pa ta milhngigb, matt&i- kma-ah hynna
Ndajrou- j.Timamang-appa ta meit-
to j nda mouqua-a: timamang-appa
ta mamoei, mara-a a-nynno ki ra-
loum ki kasuasghan. Teni ka gmail
ki mamang katta, ta mattse\'i kma-
hynna ki Son, Hahei madys-koh iroua.
Amen. Hahei irou-a Meirangjefus.
1 y. Tmoumimia-kytta ki mang ki
iou katta, Paamt-au ta kamoei-en-hou,
mama
moojDt ende geeö ïepöe a/enb e
regeere frrne f^cfte feetoareV
öe^raee^dere; Den ^npfcel en*
Deaïïe fijn gefcoeït benotec;
tnDe ons jpe? nae fijn ïjemel*
ftlie öee?lieft(|ept Deelacïjttgö
maecfte
fa) pfaUlM» Heere maeckt
my uwe wegen bekent, leert my
uwe paden.
Pf- 143: i° leejt wp n mei*
ïsefjagen Doen / mant gijp 3Üt
mjjn<0ODt : Uw\' goede Geeft
geleyde my in een effen landt:
(b) pfaL 51:2.0, Doet wel by
Zion 11a u welbehagen: bouwt de
mueren van Jerufalem op.
(c; iüom. 16: 2o énbe De
<0ODt De0 UjeDe.S fal den Satan
haeft onder uwe voeten verplet-
teren.
(d) $$)0C*22:17.&C.10, Ende
de Geeft ende de Bruydt feggen,
Komt. Ende die het hoort, leg-
ge, Komt. <CnDe Die Do?ß öceFt/
imixt: enDe Die miï / neme liet
mate? Dt& leDeng om met. ^te
Defe Dingen getnpcïjt / fegjjt /
Ja ick kome haeftelick. Amen.
Ja komt Heere Jefu.
15. H3at begeeten mp met De*
fe moO^Den/ Uwe wille gefchie-
de
-ocr page 301-mama tou To immun, kma.hina tou Mai?
Ka pa-r\'au-ah ta Alid ymyt-sen ki
kamoei\'neta mamadou ,a kapadyk-
ah-kytta pamut ki kamoeiin tyn,b
tou mahkaulaula ki kafpuroul-an ,
mama ki Tama-Gnau ka tou Val-
ium c.
(a) Matth.x24. Toukidikanna
ni-kma ta ti Jefus ki pahtatseutseuu-
hen tyn ,Timamang ta mamoei mse-
seuugh mouqua jau-an, ncla rmau-
a-maddo tyni-cen.
[b) Rom. 12: 2. Ka ynna mahkau-
la ki hauwei ki yddaryunoug-au kat-
ta,ra filala-ato ki kidi ki peivahseu-in
ki ryh-oumi,alei ka rpung-ei-moumi
mang!a kamoei-in ka mariang>ka kam-
au-en} ka mataraceugh ki A ltd.
A£t. 21:14. Paamt-au ta kamoeiin
ki Meirang.
1. Pet. 4: 2.3. Kmytta ki ni-Sou-
latten hynna.
103: 20.21. Loumoulough-a ti
jEHOFA.an ymoumi ka Tama Gnau
, ymoumi ka mcepceragh ki kailben ,
ka pamut ki Sou tyri , milligh kiyngau
ki Sou tyn. Loumoulough-a ti JE HOVA-
anymmid ki kabatoung-an ka pafacyttan
tyn\', ymoumi ka koungcia tyn > ka pa-
mut ki kamau-en tyn.
Tmoumimia,kow ki mang, rou
kounhou, Pheikame wcei katta ki pa-
ouii-an ka mamfing ?
de op der aerden5als inde hemel >
^at<0ob/gebe Dat top onfen
ep gen toüle be?faecfeens / ende
toiüe allem bttmlp
tenb / en Dat met geiïjclte nou
DeejDtgljept al£ De Engelen in
Den gernel %
(a) Hattg* 16:24. tBot fep ti 3
toe fijne <&tfttpe!en}
^00 pemanDtatgte? mptml
honten / die verloochene hem-
feiven, enöe neme fijn
op/enDebolgemp*
(b) mom. n:M£nt!e en uw
Defe? tueteït niet gijeïgcltfo??
tntgg/ man n)o?DtDe?anDe?t
Doo? De Demientoinge ttUie£
gemoed / op Dat ggp meuggt
Dep?oeDen welcke de goede,
ende wei-behagende, endevol-
maeckte wille Godts zy.
SUt.x i: 14. De wille des Hee-
ren gefchiede.
■ u $)£M: &itt aïöae?*
(c) pf.103:20 21 Lovet den
Heere fijne Enghelen, ghy
krachtige helden, die fijn woord t
doet, gehoorfamende de ftem-
me fijnes woordts. Lovet dea
Heere alle fijne heyrfcharen,
ghy fijne Dienaers die fijn weL
behagen doet.
feggt; Geeft ons heden ons da-
gelij cks broodt ?
$n \' ^at.
-ocr page 302-Ka pi\'éè-ah ta Alid ki mamang
ymyt\'-sen ka psei-aèabpo-en-eta,a ka
kalang-au-mytta ki anna ka dyk ki
Alid ta pakkanaunamou-an ymmid
ki kariang-an b.
(a) Gen. 28: 20. 2i. Kani-patau-
mfing-en ti Jakob ta pataumfing-an,
kma:Heirou itoulam-al-ato jau-an ta
Alid , rou kmading-alato jau-an tou\'
darang katta ka tauqua-cn-au , rou pi-
(tintojauan kipaoulka kannaumau, ki
koulamogh-appa ka pami-aumau-ra , ka
rou falikough-al-ato-koh tou reia iroua
tou tallagli ki raraman-au: annata ti
Jehova Alid-al-atomau.
Prov. 30: 7. 8. Rourouha ki ma-
mang ta ni-toumimi-en-au ymhou-
an:ynna inang pias ki atta jau-an dou
afïi-appa-koh mapatei. Nynno, ki
pattse\'iharang-en-appa ta poutauag-
au poudalia jau-an; kalimoukkan,
ki kavangei-an inei pi\'se jau-an.: pa-
kana jau-an ki paoul ka fimfing-eih [nz-
tatagb )au-an.
Pfal.145\': iy.i <s. Maja ymmid ki
matta ta mamamat ymhou-an : ka
pha-cn-hou neini-cen ki kan-auhneiri tou
kidi neinda. Msei-ah kow ki rima
cho ,paka-vantau ki mamang ka m$u-
(Tgb ki kamoei-en-hou.
(b) Pf 6y. 3. Millingigh-kow ki
pakou-ali-alidden, ma.ymd-ab ta vat
irouaymh ou-an- da.
A<5t. 14:17. Moukouna ka affi ni-
inang
*®at <6ot5t ons met allen
nootbjuft be?fo?ge«/ enbe iup
Dae? upt be?ftaen Dat <öobt is
Den eenigen oo^fpjonck alles
goets
(a)<5em28:io.2i^n 3!acob
beloofbe een geïofte/feggenDe:
IBannee? <0oDt met mp glje*
meeö fal sijn/ enDe my behoedt
lal hebben op defen wech, dien
ick reyfe,en my gegeven fal heb-
ben broodt om te eten, en klee-
deren om aen te trecken, En ick
ten huyfe mijns vaders in vrede
fal weder gekeert zijn: f00 fal De
#eere mp tot eenen <ü5oDt $ijm
gjoD.30:7.8 cmee Dingen
ïjebbe ick Dan u begeeft: en
ontljontfe mp niet/ ai ee? ick
Öe^be: f Delgept / enbe leugen-
tale boet be?re ban mp / a^
moebe / nocljte rijckbom en
geeft mp niet: voedt my met
het broodt mij nes befcheydenen
deels. "
^145:15.16, ftlle? oogen
macgten op u j enbe ghy geeft
hen hare fpijfe t\' fijner tijdt. Ghy
boet urne Ijanbt open / enöe
verfadicht al wat daer leeft [nae
u] welbehagen.
(b) #f.65;3,«3()plïöO?tlïet
gtbebt / tot u fal alle vleefch
komen.
$ct* 14:17, f oetoel Jp nocb*
tanS
-ocr page 303-inangtateni pahail tyni-sen mama-
do, tou paka-riarig-en toupcep ten ymyt-
tsen makka-vullum ki Oudal, h ka-
appa kt papakkavavou.an, tou poukid-
kidden ki tintin-eta ki avovok, ki kar ai-
en-appa.
17. Tmoumimia-kow kimangki
Sou katta, Attaral-a ia kceuitting-en-
kouy mi te na n , mama ka attaral-kame
ta ymi-een ki kceuitting- nian ?
Ka attaral-ah ta Alid ymyt\'-3en,alei
ki semagh ti Jefus Chriftus,a ki va-
rau-eta ka ymmid, ki kat-\'e-en-appa
kanna kanat-annasi-en, b mama ka
mararyh-kytta mam oei attaral ki na
varau ki tau ka raroumac.
[a) Luc. 11:4. Ka att ar al-ei kame
ki varau-ian: Ka ymian-appa ta atta-
ral ki meiboavoual ka kasuittingni-
3sn.
05)Pf. Manadap-d ma-
harim )au-an, Alidjti aauhei-en-oho\\ fi-
dad-au ta ra. kaarough-en-au ki kadag-
han ki kaharumman-oho. Ti-lala-ei-koh
rniceug ki katoukoulannau: ka pakakou-
pi\'gh-a jau-an ki ni-kavarau-en-au. Tm-
hou-an, dykymhou-an,ta ni-kavarau-en-
au, pamut ki affi mariang tou matta-
oho: alei ka poutiktik-eyh kow tou
paffoufou-en-hou, makouptigh-ah-
kowtou Sitiktik-en-hou. Kyttei, ni.
peirauwei-en-hh tou katoukoullan: ka
ni-ahalei [pakadalat ] jau-an tou va-
rau ta rarcnan-au. Lmaptik-ajau-an ki
Yfop,
tang fjem feïbeit niet onöe*
tuptln gelaten ettfjeeft/ goet
doende van den Hemel, ons re-
ghen ende vruchtbare tijden ge-
vende , vervullende onfe herten
met fpijfe ende vrolickheyt.
17. Wat beifoetlu gp met befe
moeien alg gp fegt; Vergeeft
ons onfe fchulden, gelijck als wy
vergeven onfe fchuldenaren >
«Dat <©otst ong alle nuf Da*
Den/ ooft De aen&ïebenDeboof*
ljepöta/ ombegbloebtggeft!
mille b bejgebe / ge*
lijeft ooekltjp Man gantfelje?
Ijejten gljeneptljt 3tjn onfen
naetten alleg te bejgeben
(a) Hut. 11:4* Ende vergeeft
ons onfe fonden:bjant OOCU tOp
bejgeben eenen jegelijchen Die
ongfcl)ulDig|)tg
(b) 1J3 &c.Zijt my gena-
dig,© Godt,na uwe goedertieren-
heyt: delcht mijne overtredinghe
uyt, na de grootheyt uwer barm-
herticheden. Wafcht my wel van
mijne ongerechticheyt:ende rey-
nicht my van mijne fonde. Tegen
UjU alleen,heb ick gefondight, eü
gebaé Dat t\\uatt tg in urne 00*
gen: op Dat glip ret^tbetlDigl)
3tjt in u fp?eftt/ [enbe]tepn $tjt
in U ttc!}ten.Siet ik ben in onge-
rechtigheyt geboren:ende in fon-
de heeft my mijne moeder ont-
fan-
-ocr page 304-Yfop, ka makouptigh-al-ato-koh:
mijoegh-a jau-anfe& fiouro-af-ato-koh
mapouie ki asula. Pafoummg-au ta
vlungsho ki ni-kavarau-en-au: ka fu
ymd-auto fmidada ta ni-katoukoul-en-
rpoung-an: ra haoumi-ei-kame ki Lyttou?
Atta; alei ka afli-kytta \'ouli-eii
macyt ki Lyttou b , ki vat appa-myt-
tamamadou, ka afii-kytta ïtoulpong | opljOUDCUtUOjbCl\\ 0Cilüdj
ki | tenb /
au.
Pf.2 5-.-7.&C. Trina hmibaleï ki var au
ki na kararauwei-au, ki mamang-appa
ka ni-ka \'arough-en-au, hmibalei jau-an
ki kaharum-en-hou alei ki kariang-
an-oho, Jehova. Alei ki Nanang-oho,
JEHOVA, attarala ta ni-katoukouUn-
au alei ka irangta anna. Maflauha-
rum-a ki \'t\'e-au ki fihaba-en-appa
mau, ka hami-au ymmid ki varau-au.
(c) Kmyta tou ouro hia patagh (a)
\'Luc.i 1:4.
Mare: 11: 25-. 26. Irou kani-mi-
tonko-kamou tou pako-alilid-ei-mo-
mi, attaral-a dou akou-[rangil-] ka-
111011 lava ki mamang timamang-an,
alei ka atta-ral-al-appa ta raraman-mt-
mi,ka tou tounnoun ki vullum, ymoumi-
een ki ni-kavarau-an-oumï. Irou ra affi-
kamou atta-ral, ajfi \'atta-ral-eih ta
rouma ki raraman-oumi ka tou toun-
noun ki Vullum, ki ni-kavarauan-oumi.
18. Tmoumimia-kow ki mang,rou
koun-hou , Ynn-c-kame dmiloug tou
fangen. Ontfondicht my niet p-
fop/ en üv fal tepn 3ijn: wafcht
my > enöe tcU faï tuitte? $tjn al$
fnee* Verberght u aengeficht van
mijne fonden: enbe delcht uyt
alle mijne ongerechticheden.
pf.z5 J7>$t. Gedenkt niet der
fonden mijner jonckheyt, noch
mijner overtredingen, gebencïtt
mtjne? nae nmegoebejtieten*
Jjept/om utoe? goetjjept miïle/
0 Om uwesNaems
wille, Heere , fo vergeeft mijne
ongerechticheydt , want die is
groot. Sienftet mijtte eïenöe en*
öe mijne moepte / enöe neemt
wech alle mijne fonden.
|Éa?c: 11:25.26, ^nöe mam
nee? gbp Öaet omtebiöoen/
Begeeft inöien gjjp pet jjebt
tegen pemant/ op datoocku-
we Vader, die in de hemelen is,
u lieden uwe mifdaden vergeve.
geeft / foo en fal uwe Vrader die
in de hemelen is, oock uwe mif-
daden niet vergeven.
ons niet in verfoeckinge: maer
verloft ons van den boofen >
T*it; naöien ton ban ben
«Dttpbcl en on$ bleefcïj fonbej
ki fafafat ki kihpat itoumadou ymy t-
txn itoushut,3 ka mahei-ah ta Alid
pakaligh ymyt-sen ki Joep-an tyn\'c
tou pauacyttan katta, ka tama-toun-
noun-ali-kytta d tou lymmou lymou.
(a) Matth. 25: 41. Mashsemuse\'as
raakou alilid-a, ki affi-moumi ou-
qua-eih tou rpung-in : mafouroul
ta Joep-an, räaffi mafahkit ta vat.
Rom.8:z6. Kma-appa hynna Map
ki ajji-mytta kajahkit-tan ta joep-an ;
ka affi-kytta mavana mang ta pakou
alilid-au-mytta ka mamiing , ra
Joep-an-appa mamado ta makou-
aliiid alei ymyt-asn ki hiirang-in
mihginaua ka affi pou-lpoughin
poufou.
Joan.i y: y. Ka don aoufi-hh, aßi-
kamou pailpough pamut ki mamang.
(&) I .Pet. y: 8.Yn-na mahouramseu
ta mahasmusese : ka makoudouwma
ytnoumi-cßn ta Lyttou ta rmyttouryt-
toungmamaki [Louanghka] Leeuw
ka minging kmiym ki kavys-auh tyn\'
ka timamarg.
Luc. 22:31.3 2. Ka ni-kma ta Mei-
rang , Simon, Simon, kyttei, ouhang
ni-mamoei ymoumi-cen ta Lyttou, hmini
mama kifiv^gh • ra, ni-pakou-alilid-
en-au alei ymhou-an, kou affi mou-
lia-ah ta tna-mfing-en-hou.
(0 Eph. 3:14. Alei ki anna papah-
taïikourongh-en-au ta tourough-au
ki
X43
ten b/enDeban ong reiben met
een ogenöïick könne öeftaen*/
fo toil ftejrhenc met fijnen 1%
«6eeÖ / Dat top ten epnDe tóe
obejtoinne^d mogen blijben*
(a) Ättg.26:4i AVaeckt en-
de bidt, op dat ghy niet in ver-
foeckinge en komt: De gteïï ig
toel getoillig/mae? IjetDleeftg
ig fmaclv
$om.8:26.€nDe Defgclijcltö
komt oock de Geeft onfe fwack-
heden[mede]te hulpe:toant top
en toeten niet toat top DiöDen
füllen g§£lücltj)etbei|öö?Dt/
mati De €>ttü felDe DiDtBooj
ong met ontiptfp^eMijcke
fnegttngen.
fjoan. 15:5. Want fonDe?
mp/ enUont gijp niets Doen.
ten / [enbe] toaecltt: want uwe
tegenpartije de Duyvelgaetom
als een briefchende leeuw , foec-
kende wien hy foude mogen ver-
binden.
31.31. <êü fee l^eere
fepbe/ J*>imon/J>imon/ fiet de
Satan heeft u-lieden feer begeert,
om te firten als de terwe: itiaej
ic&fjebbeboojn gebeben/bat
x\\W gelooDe niet op ett gotiDe.
(c) !4 <®m Dtfe oo?*
faetfee bttpgetcft mijne ïmpeti
ki Raraman ki Meirang-eta ka ti je-
fus Chriftus,&c. Kou pise-seh ta teni
ymoumi-sen tou na kavangei-an ki
keirang-an ki kidi tyn, ka tou kail-
hen pak\'i- il\'h-auh-kamou ki Joep-an tyn
tou kaeuloung ka itou-rbo.
(d) Eph. 6:i o.11.13.Tou attappa,
tae\'i-appapara-aUjkasuh-ilh-atouMei-
rang, tou kailhen-appa ki pei-lpoug-
hen tyn\'.Pa-ymdei mammiata pouh-
kakoulamog-in ka makka-Alid tou
pacytanyalei ka milpough-ah-kamou mi-
touko makou doummaki \'ou-kakivang-
in fi-vavanavanavana ki Lyttou. Kou
pakou-lpoug-hau-moumi makou-
doumma tou W2e i ka ma\'t\'e, ka rou
ni-paymd-an pahkaha pamut, ka mi-
touhko-ah-kamou ra.
19. Alei ki mang ta fou katta, Ka
am-hou ta Peifafouanja peiJpoug-en,ta
keirang-an ki kidi, touyhkaquang myd-
darynnough ?
Ynna-kytta pattse\'i komma-hynna
ki Sou, Tmoumimia-nian ki ma-
mang katta Alid ymhou-an, aleika
pailpough-kow ki atta pamut mama
kiMeirang ka Si-bavau ki Vullum
ki Nasi, ka ymmid ki atta affi alei
ymisen-sen, alei-appa ka louloug-eih
ta Nanang-oho tou yhkaquang myd-
darynnouh.
Pf. y: 3. Poulilyht-a ki yngau hipakou-
lalang-cegk-au Meifafou jau-an ka Siba-
vau, ka Alid-appa mau, ka ymhou
ta pako alilyd-au-mau.
2. Chron.
tot Den BaDe? onfes Beeten
3jefu Cj|?tßt/ &c. Op dat hy u
geve, na den rijkdom njner heer-
lickheyt5met kracht verfterckt te
worden door fijnen Geeft in DtU
inmenbigen menfclje*
(d;(Cpi)*6:io $e*Boo?b ejs/
mijne b?oebe?s/fcoo?bet k?aclj*
tig in Dê l)eet*e/en in De öe?ckte
fijne? rnacljL Boet aen De ge*
Ijeele mapenruöittge <dobts /
op dat ghy könnet ftaen tegen de
liftigeom-leydingen des Duyvels.
Bae?om neemt aen De gefjeeïe
mapentußinge o^obts/ op Dat
gfjp könnet meDe?ftaen in Den
boofen Dagïj / enDe alles be?*
ricijtljebbenbe/ftaenbe blijbe*
19. IDae? toe bienen Defe
toOO?Den/ U is het Koninckrijc-
ke,ende de kracht,ende de heer-
lickheyt inder eeuwigheyt >
t gs als of me fepDen/ Bit
alles biDben mpu/<0«5oDt!
om Dat gijp als Den fóomnck
ban bentel enbeae?be Ijetbe?*
mogen gebt bit alles te Doena/
enDe Dat Dae? obe? niet mp /
mae? timen name ggep?efen
merbeb / tot in De? eetimtg^
Ijept.
Pf, 5 Merckt op de ftemme
mijns geroeps, ó mijn Coninck,
enbemijn opoDt / mant totn
falick bibben*
2. Chron. 20: Ka ni-kma tateni
(ka ti Jofaphat:) J e h o v a , Alid ki
na ramoumou-jan, affi kauaymhou
ta Alid ka tou tounnoun ki Vulltim?
hahei ymhou ta Meifafou ka Siba-
vauymmid ki peifafouanki Heidan:
ka tceïqua tou rima-oho ta ligh, ki pei-
lalpoug-in, kma-hynna ka affi makou-
Jpough ta tïmamang makoudoumma
ymouhou-an.
(b) Pf. 115. i. Kmytta ki toumimi-
en ka naunamou patagh (<?).
Dan. 9: [9. Meirang \'mmilingig-a,
Meirang ahtaral-a, Meirang pouli-
liht-a, ka pamt-au, ynna malang-a,
aleiymhouan marnado, Alid-au.
20. Kaumang ka poudymma-en-
hou tou lymmoulymmou ta Sou kat-
ta, Amen?
Ka pseh-shut-au-mau psehdimdim,
ka tna-valei-en-ato ki Alid taPakou-
alilidden-nau tyni-am, liouro-appa
mashut ki tinnen-koh ki ryh-au ka
t\'oumimi-en-au ki atta tyni-sen.
(0) Jerem.2 8:5.Kani-kma taMat-
t^\'i tan ka ti Jeremias , Amen.pamt-
au kma-hyna tiJlHOVA: paka-shut-a
ta ti Jehova ki na Sou-ho, ka m-pat-
t^\'i-tann-ouhou.
2. Cor. i: 20. Ka papynnapyna ki
na kadagh ta pataumling-en ki Alid
ka ik kman-hyna tyni-ten, Hahei, ka ih
kman-appa hynna tyni-cen, Amen, tou
pouvavau-eih ki kidi ki Alid alei y-
mian-an. (^)Jef,
u <£l)?om2o:6t<£nDe öpfen*
Ut: aljee&e/ «000t onfe?
DaDeren / 5tjt glm niet btc
<0oDt inDen tóemel > jae glm
3ijt De Bee?fclje? obe? alle fco*
nmekrijeken De? ï>epDenen /
ende in uwe handt is kracht, en-
de fterekte, foo dat niemant fich
tegen u ftellen en kan.
(b) 115: i4d§tetDeee?fte
bebe aen De lette? (»)♦
Ban.9: #eere Soo?t/o
Beere begeeft/ o beere me?tkt
op / enöe Doet et / en be?tjeckt
Ijetntet/ Omuwes felfs wille, ö
mijnGodt.
2ot lDae?om boeebt gijp
Dae? epnDelijek Dp / l/et moo?*
Dek en/Amen?
<Bm te getnpgen/Dat iek Da*
ßeüjck geloobea/ Dat Dit mijn
gebebt Dan <«5oDt be?boo;t \\8/
jae feeckejbe?b/ banbattck in
mijn lje?te gljeboele Dat ick
fulckgban^obtbegcre,
gerent, 28: 64 <£nbe Def^o*
pljeet 3eremia fepDe/ Amen,de
Heere doe alfoo: De
bebeöigljetime moo?ben/ Die
ggp gep?opljetee?t ly.bu
2* oTo?, 1:20* HBant foo Dele
beloften <0obts als\'e?$ijn/ die
zijn in hem Jae, ende zijn in hem
Amen, <Ö0De tCtljCC?ltcKIlCpt
Doo?ons* (b)3cf.
-ocr page 308-(h) Jef. 6y. 24. Ka vaeut-auh, rou
afli-appa tmatccam ta ncni, ka matte 7-
vli-ah-koh : rou mafoufou-appa ta neny,
tna-valei-au mau\'mmylhngtg.
Eph. 3:20.21. Teni-an karma ka
mahgh pcthdareih pagfaoun pteh houvar
pamut ki mamang ka pakou ahlid-neta
kapcchbalei-ncta lava, ki kailhen kan-
na ka fi-papoungas firarbo ymyt-sen,
Teni-an [ koun-au] ta keirang-en h
ktdi tonpakoi tmok-an, alei ti Chriflus-
an, ymmid ki kavouivouyl-an , ki
yddarynnoug-an, Amen.
21. Ni-papa-fal kaua tou pakou-
Alilidden katta ta ymmid ki ma-
mang ka pasisesepo-en ki voual-eta
ki kariang-eil-appa ki vatte-eta ?
Hahei, ni-papah tara asugh ta an-
na.
Ka annum kyttian yab k} matouda ki
Tataitaligh.
Heirou tna-k\'ma-ky tta hynna tnamfing
ti Jefus Chriftus-an, rou filala-kytta ym-
mid ki varau? rou maffou-dyk-kytta mara-
rau ki Alid, mang ta Hmolimo-ah ki anna?
Mara-ah ta Alid pou-tounoun pou-vul-
lum ki Vatte-eta dou piskaha-kytta ma-
patei , ka paeahpit-ah ki voual-eta tou
wae\'i ka fiasugh , papafal ki vatti pouqua
tou karai-en ki tounnoun ki Vullum, ka
affi ni-kyttan ki matta, ka ajji ni-tiling hen
ki tangira, ka affi-appa ni- maddakjiin tou
tintin ki ka seulctmg , ka ni-fimimi en ki
Alid ka a neni-ah ka mav^ango tyni-an:
Amen.
gefcjjteöen eer fy roepen, foo fal
ick antwoorden: terwijle dat fy
noch fpreken,foo fal ick hooren.
€pij. 3:20, 21. i^em nu die
machtighis, meer als overvloe-
delick te doen boven al dat wy
bidden ofte dencken, ttat i3C
k?acöt bie m ong tue?tftt/
#em / [ftgge ICÏt] / zy de heer-
lickheydt in de Gemeynte, door
Chriftum in alle gheflachten tot
alle eeuwigheyt, Amen.
2i ggoockmbttgebebtak
leg benepen tuat tot 0nbe^
jjoutonfe? ïttfiamen/enbefa*
ïtcjjept onfe? $telen eemgfmg
bannoobentg*
3a Ijet/fee? bolfcomentlijtïu
De negen-en-feftighfte Vrage.
HBannee? top nu aïfaa in ^efum
C^ifïiim geïoöben/ on^öefteeren
ban alle fonöen / ftenöe aïïeen op
<Soöt / ineïcö fal ban öet epnbe toe*
fen i
43obt fal onfe $teïen naq onfen
boot opnemen inöen ïjemeï / ten
fongfïen öage onfe ïtcïjamen 0^
fcöec&en / enöe met {)are 31\'eïe bep
eemgfjt / bxe öersöe op boeren m öe
b?eugbe ï)emeï£/ die noyt ooge
gefien, noyt ooregehoort en heeft,
ende die in het herte des menfchen
niet en is opgeklommen,\'t welck God
bereydt heeft dien die hem liefheb-
ben : Amen.
Ofte
Bladtwijfer van de voornaamfte ftucken3 in
dit Formulier des Chriftendoms vervaLj.
Wr Aar in den eenigen trooft des menfches beftaat. Vrag. i. fol. i.
Wat noodich is geweten om dien eenigen trooft te genieten.
Vr. 2.foli.p.verfa.
Waar in des menfches ellendigheyt gelegen is. Vr. 3 .fol. verf.
Waar uyt die ellendigheyt te kennen fy. Vr. 4 . fol. 7.p. verf.
Hoe de wet Gods leert dat wy fondaars zyn. Vr .f.foly.
Van waar de menfche foo boos geworden is. Vr. 6. fol. 11.
Welcke fy geweeft den eerften val Adams. Vr. 7. fol. 14.
Of oock die ongehoorfaamheydt Adams, en hoe verre, ons aangaat.
, Vr. %,fol. if.
Hoe de wet ons leert dat wy leggen onder de doodt. Vr. 9 .fol. 1 s.
Wat het ons baat uyt de wet onfe ellendigheyt te verftaan. Vr. 1 o. fol. 17.
Of\'er oock eenich middel fy, en wat, om van onfe ellendicheyt te wor-
den verloft. Vr. 11 .fol. 18.
Waarom de Middelaar onfer verioeninghe een warachtich menfche
moetlijn. Vr. 12. fol. 21.
Waarom hy een rechtvaerdich menfche moet fijn. Vr. 13. fol. 22.
Waarom hy oock te famen warachtich Godt wefenmoet. Vr. 14.fol.xz.
Waar ons dit middel onfèr verlofïinge fy geleert. Vr.if .f0l.2r.
Van de Artikulen des Geloofs. Vr. 16. fol. 26.p. verf
Hoe veel Goden datter fijn. Vr. 17. fol. 27.
Watmen heeft te gelooven van Godt den Vader. Vr. 18. fol. 29.
Wat van Jefus Chriftus. Vr. 19 .fol. 31. ƒ>. verf.
Of defe Jefus fy een volmaackte Salichmaker. Vr. 20. fol 33.
Uyt wien Jefus Chriftus fijne menfcheyt heeft gehaalt. Vr. 21 .fol. 34.
# 0 Wat
-ocr page 310-Wat Chriftus voor ons gedaan en geleden heeft, om ons te verloflen.
Vr. xz.fol ^ó.p.verf
Wat ftraffën hy voor ons gedragen heeft. Vr. 2 3. fol 38.p. verf.
Hoe, en in wat nature, hy de felve geleden heeft. Vr. 24. j^Z42.
Wat fijn Godtheyt daar toe heeft gedaan. Vr. 2 f.fol. 42. ƒ>. verf
Van Chrifti opftandingh uyt den dooden. Vr. 26.fol. 43.p. verf.
Van fijne hemelvaart. . Vr. 27. fol 45-,
\'Van (ijne fittinge ter rechterhandt Godts. Vr. 2 8 .fol. 47.
Hoe lang Chrifti verblyf in den hemel wefen fal: item, van fijne komfte
ten oordeele. Vr. 2fol 49.
Wat nuttigheydt ons toebrenge de heerlijckheydt Chrifti onfes hoofts.
Vr.30.yo/. verf.
W\'atmen gelooft van den H. Geeft. Vr. 3 r .fol. y 4.
Wie al aan de gaven des H. Geeftes deel hebben. Vr. 3 2. fol. 56. p. verf.
Welcke fijn de voornaamfte weldaden, die Chriftus aan fijne Kercke
fchenckt. Vr. 33 .foL do.
Wat het ons baat, dat wy alle defe Artikulen gelooven. Vr. 34. fol. 7 3.
Hoe wy rechtvaerdich fijn voor Godt. Vr. 35-.fol. 7
Wat een oprecht geloove is. Vr. 36. fol. 78:
Wie dat geloove in ons werckt. Vr. 37.M 79.p. verf.
Door wat middelen dit gefchiedt. Vr. 3 8 .fol. 80 p. verf
Wat Sacramenten fijn, Vr. 3 9 .fol. 8 z.p. verf.
Hoe vele datter fijn. Vr.40 fol 84, p. verf.
Van het teecken, en de beteeckende fake in den H. Doop. Vr. 41.42.
43. 44..fol. 8d. &c.
Vanhetteecken, en de beteeckende fake&c. in het H. Avondtmaal.
Vr.4^.4tf.47.4-8.49.5\'o./p/. 90. &c.
Van onfe danckbaarheyt tot Godt door goede wercken. Vr. fi.fi/. 97.
p. verf.
Van de nuttigheyt onfer goede wercken. Vr.51. fol. 99. p. verf
Of het geloove en de geloovige wel lbnder goede wercken konnen fijn.
Vr. ^3 .fol. 101 ,p- verf.
Of die wel konnen zalich worden die gheen goede wercken en doen.
Wat goede wercken fijn, Vr. ff. fol. iof,p. verf
Of
-ocr page 311-Of alle de conditiën voor verhaalt moeten t\' famen gaan, eer eenigh
werck recht goedt fy. vt.y6.foI. iog.
Waarom onfe wercken moeten voortkomen uyt het geloove in Chri-
ftum. vr. 57. fol.109»
Waarom die moeten gefchieden tot Godts eere. vr. ?8 ,fol 11 o.
Waarom die alleen moeten gericht worden naar den reghel van Godts
wet. vt,f$.föLi li.
Waar te vinden fy de wille Godts > naar welcke wy leven moeten, vr.tf o»
fol liz.p. verf
Van de wet Godts, en hare verklaringh. vr. 61. fol 113./. verf.
Hoe verde die reets bekeert fijn, defe wet konnen naarkomen. vr. 62.
fol 12 f.
Van waar defe gebreckelijckheyt komt. vr.63. fol. 127. p, verf
Wat ons in onfen geeftelijcken ftrydt te doenftaat. vx.6 fol.i$o. p. verf
Wie datmen aanbidden moet, en hoe. vr. 6 y. fol 13 r. p. verf.
Of Godt oock van ons wil aangeroepen fijn. vr. 66-fol. 133»
Hoe men Godt aanroepen fal, om verhoort te worden, vr- 67. fol, 135»
Om wat dingen datmen Godc bidden moet: item de verklaring van
\'t Gebedt onfes Heeren. vr. 68. fol. 13 7.
Wat wy hebben te verwachten, geloovende in Chriftum, ons bekeeren*
de van alle fonden,en alleen ruftende in Godt. vr.69. ƒ<?/. 144. ƒ>. verf,