-ocr page 1-

// W

S. P. ENGELBRECHT

GESCHIEDENIS VAN DE
NEDERDUITSCH HERVORMDE KERK
IN ZUID-AFRIKA

SEDERT DE GROOTE TREK TOT AAN DE
EERSTE ANNEXATIE VAN TRANSVAAL

EERSTE STUK.

-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
-ocr page 6- -ocr page 7-

GESCHIEDENIS VAN DE NEDERDUITSCH HERVORMDE KERK IN ZUID-AFRIKA.

-ocr page 8-

Wie zich een toekomst scheppen wil, mag het verledenc niet
uit het oog verliezen. Daarom: zoekt in het verledenc al het goede
en schoonc dat daarin te ontdekken valt. vormt daarnaar uw
ideaal en beproeft voor de toekomst dat ideaal te verwezenlijken.

(Uit het politieke testament van wijlen President S.J.P. Kruger
op
29 Junie lOOi — 15 dagen voor ztjn dood — aan Generaal
fiotha en het Docrenvolk).

-ocr page 9-

GESCHIEDENIS VAN DE
NEDERDUITSCH HERVORMDE KERK IN ZUID-AFRIKA

Sedert de Groote Trek toi aan de Eerste Annexatie van Transvaal

PROEFSCHRIFT

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN

Doctor in de Godgeleerdheid

AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT

OP GEZAG VAN DEN RECTORMAGNIFICUS

Dr. H. V1SSCHER

HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER GODGELEERDHEID

VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT TEGEN
DE BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT TE VERDEDIGEN

op Vrijdag 2 Juli 1920 des namiddags te 4 uur

DOOR

DRUK DK BUSSY — i»io.

STEPHANUS PETRUS ENGELBRECHT

GEBOREN TE WITBANK (STANDERTON) TRANSVAAL

-ocr page 10-

in " . : \' " \': !■ \' . ;

> - cp :y if

. •

\' " " \' \' .....

-ocr page 11-

cdé t wzti /nty \'/i otu/c*j -

jy?i t/c/ti/si&zic yfeif \'/t?ie> ///y.

-ocr page 12-
-ocr page 13-

Waar ik met dit proefschrift afscheid neem van de Utrechtse Akademic
en daarmee straks van Hólland, wil ik gaarne mijn hartelike dank brengen
aan de Hoogleraren van dc Fakulteit der Godgeleerdheid en aan de Hoog-
leraren vanwege de Nederlands Hervormde Kerk voor het genoten onderwijs
cn de persoonlike vriendschap. Het doet mij leed, dat de gezondheidstoestand
van dc Hooggeleerde van Veen van die aard is, dat hij niet als Promotor
kan optreden. U, Hooggeleerde Obbink, die deze taak hebt overgenomen,
betuig ik mijn oprechte dank. Met crkenteliklicid noem ik hier ook dc namen
van dc rustende Hoogleraar l)r. II. Th. HoiUsma en van D>\\ A. W. Bronsveld.

Dc Nederlands Zuid-Afrikaanse Vereniging cn hare Voorzitter breng ik
langs deze weg mijn hartelike dank voor daadwerkelikc belangstelling in
mijn studie.

Het tcas op 23\'Mei 1917, toen ik lc Amcrongen dc gast was van U, Hoog-
geachte T)r. Lcyds. Een gesprek met U op die dag had het gevolg, dat ik
niet in dat jaar ben gerepatrieerd; dit stemt mij tot. dankbaarheid, evenals
het U voldoening geeft.

Nu ik straks Nederland ga verlaten, roep ik mijn vele vrienden in alle
delen des Lands een hartelik vaarwel toe. In mijn zevenjarig verblijf hier
te lande heb ik Holland leren liefhebben, en ben ik zeer gehecht geworden
aan dit oude Moederland, het Landeke aan de monden van dc Rijn cn dc.
Maas, dat zulk een verheven plaats in dc wereldgeschiedenis inneemt. Mijn
hele leven door zal ik liet vele goede en schone, dat ik hier ontvangen mocht,
blijven gedenken. Dc gastvrijheid van de Hollanders zal met dankbaarheid
in mijn herinnering blijven. Ik zal hier geen namen noemen, dc rij zou tc
groot worden. Toch maak ik gaarne een uitzondering met dc namen van
Ds. en Mevrouw Laan. Dc vriendenkring Secor Dabar ccn hartelike handdruk!

„De geschiedenis van dc Ncderduitsch Hervormde Kerk van Transvaal
wacht nog altijd op haar schrijver", alzo schreef cm van haar voortrcffeliksfc
predikanten, Professor Dr. P. J. Muller, nu ruim elf jaar geleden. Sedert
die tijd verscheen alleen af cn toe van dc hand van dc Hoogeerwaarde Scriba
Ds. J. van Belkum in dc Hervormer of in dc Almanak van dc Hervormde
Kerk een lezenswaardig opstel over een of ander liistorks onderwerp; ook gaf
de heer A. D. W. Wolmarans een jaar geleden onder dc naam „Kerk-
Historiese Feiten" een belangrijke bijdrage tot dc geschiedenis van de Hervormde
Kerk gedurende dc laatste veertig jaren, door dc heer Wolmarans zelf nvc-
gemaakt. Tot een geregelde gcschicdbeschrijving is het evenwel niet gekomen.
Wel verscheen in 191ö van de nu overleden Ds. C. Spoclstra een lijvig werk
onder de naam „Het Kerkelijk cn Godsdienstig leven van dc Boeren na den
Grootcn Trek, Historisch Kritisch Onderzocht," maar dal aan geen enkele

-ocr page 14-

icetenschappelike eis, aan een dergelik werk te stellen, beantwoordt. Niettegen-
staande de titel ontbreekt alle historiese kritiek zowel als bronnenstudie. Met
grote gewichtigheid xcorden verschillende „Officieele bewijzen" erin afgedrukt,
die echter vroeger reeds in tijdschriften zijn verschenen, terwijl-van de vele
onuitgegeven archiefstukken geen notitie genomen wordt. De schrijver heeft
zich niet eerst ingewerkt in de staatkundige toestanden van die dagen, die
hun weerklank op de kerkelike zaken deden horen, waardoor hij van die
geschiedenis niets begreep, en soms de meest zonderlinge kombinaties maakt
en ite meest vreemde voorstellingen geeft\', terwijl er nog bijkomt, dat het boek
met een polemies doel geschreven is. Dit boek wordt hier niet verder genoemd,
noch de vele verkeerde voorstellingen direkt weerlegd. Door schrijver dezes is
in de Stemmen voor Waarheid en Vrede van 1917 een bespreking gegeven,
waarheen de belangstellende lezer verwezen wordt.

Gaarne breng ik hier mijn hartelike dank aan Dr. W. J. Leyds, de oud-
Gezant van de voormalige Zuid Afrikaanse Republiek, voor zijn belangstelling
in deze studie betoond, en voor zijn verschillende opmerkingen. Van de brieven,
die in de 51 Bijlagen worden afgedrukt, zijn de meesten afkomstig uit het
Lauts Archief, dat zijn persoonlik eigendom is. Zijn belangstelling en steun
stel ik ten zeerste op prijs. Ik ben mij ten volle bewust, dat die belangstelling
komt van een, wiens hart warm klopt voor Zuid Afrika, en door wie een
groot deel van de grondslagen gelegd zijn van liet Gebouw, dat men tan*
bezig is daar op te trekken.

Ook breng ik mijn hartelike dank aan Jhr. Mr. JF. 11. de Savornin
Lohman, van wie ik een kostbare en uitgebreide verzameling Zuid Afrikaanse
boeken en brochures ontvangen mocht, die mij voor deze studie veel belangrijk
materiaal verschaften. Ook verleende hij mij zijn gewaardeerde hulp bij het
nazien der drukproeven.

Mijn crkentelikheid geldt eveneens mijn landgenoot, de heer J. Ie Roux,
Litt. Cand., voor zijn opmerkingen.

Enige brieven in de Bijlagen zijn in hel bezit van Jhr. Mr. C. Beclaerts
van Blokland Zeist, die ze mij zo welwillend ter publikatic gaf.

In het biezonder breng ik nog mijn dank aan de Hoogeerwaarde Heer
Ds. J. van Belkum vin Heidelberg,. Transvaal, alsmede aan de Hoog-
cericaardc Heer Ds. L. W. Bakhuizen van den Brink, Sekretaris van de
Algemene Synode van de Nederlands Hervormde Kerk te \'s-Gravenhage.

-ocr page 15-

INHOUD.

Hoofdstuk Bladzijde

I Kerkelike en Godsdienstige toestanden in de

Kaapkolonie tot aan de Grote Trok .... 1

II De Grote Trek. De Kerkelike toestanden onder

de Voortrekkers in Natal en in Trans Oranje

tot 1854................. 17

III De Kerk in het Qvervaalse tot aan de Zand-

rivier Conventie............. 35

IV De wording van de Zuid-Afrikaanse Republiek,

en de organisatie van de Nederduits Her-
vormde Kerk...............
.....42

-ocr page 16-

: • ...
.... ..

*

-ocr page 17-

HOOFDSTUK I.

Kerkelike en Godsdienstige toestanden in de Kaapkolonie
tot aan de Grote Trek.

De Kerk aan de Kaap tot aan ile organisatie door Do Mist.

De Nederduits Hervormde Kerk in Zuid Afrika, die bijna
uitsluitend tot «Transvaal beperkt is, dankt haar ontstaan aan
de machtige beweging in de dertiger jaren in de Kaap Kolonie,
die de Groote Trek genoemd wordt. De oude Voortrekkers
hebben haar uit de Kaap Kolonie naar Transvaal overgebracht,
en de geschiedenis van die Voortrekkers is voor een groot
deel de geschiedenis van de Hervormde Kerk. Hun streven
was om vrij te zijn van de knellende banden van een onsym-
pathieke Regering. Huis en haard hebben
7\\\\ verlaten om het
vreemde, het onbekende, in te gaan, waar zij zichzelf\' konden
zijn. Hun godsdienstvorm en hun Kerk hebben zij meegebracht
uit de Kaap Kolonie, het land, dat zijn ontstaan te danken
heeft aan de taaie ondernemingsgeest van de oude Hollanders
der zestiende en zeventiende eeuw, die een van de maat-
schappelike vruchten van de Hervorming was.

I)e Hervorming, die in Nederland voor een groot deel voor-
bereid was door de Broeders des Gemenen Levens, brak er al
spoedig na het optreden van Maarten Luther door. Het uit-
eindelik gevolg hiervan was het uitbreken van de Tachtigjarige
oorlog met Spanje, en de vestiging van de Hervormde Kerk
in 1568. Bij het sluiten van de vrede van Munster in 1G48
had de Nederlandse natie in menig opzicht een gedaantever-
wisseling ondergaan. Het volk had zyn tijd van lyden gekend,
en verkeerde toen in een periode van bloei, en stond op het
hoogtepunt van zün gouden eeuw. Dt* Hollandse natie was
een macht in Europa, en de eerste zeevarende mogendheid. Zjjn
handel was groter dan van elk ander land en was een belangrijke

-ocr page 18-

welvaartsbron. De handel met Oost-Indië stond onder het bestuur
van de Verenigde Oost-Indiese Compagnie met de Kamer
van Zeventien aan het hoofd. De Compagnie geleek in menig
opzicht op een
imperium in imperio. Zij had een eigen overzees
leger en bezat de macht om in naam van de Staten Generaal
met „Princen ende Potentaten verbintenissen ende contracten"
te maken, forten te bouwen en Gouverneurs en rechtelike
ambtenaren aan te stellen. *)

De Compagnie was louter een handelsvereniging en bepaalde
zich alleen tot zaken, die de handel raakten. In de kerkelike
belangen van zijn kolonieën, legers en koopvaardijvloten werd
onder toezicht en steun van de Bewindhebbers voorzien door
de Classis Amsterdam.

Na een halve eeuw varens op Indië besloot men om aan
de Tafelbaai ten dienste van de schepen een verversingsstation
te stichten. Het was op 6 April 1652, dat drie schepen, voor
dat doel uitgerust onder het bestuur van Jan van Riebeeck,
in die baai ankerden1). Dit was de geboorte van Hollands
Zuid Afrika. Als met een profetiea oog heeft van Riebeeck
later bepaald om die dag jaarliks „tot Godes eere met danck-
segginghen te vieren ende voor altijt tot een vast blij venden
danck- ende bededach in te stellen."2)

De Godsdienstoefeningen werden in de eerste jaren waar-
genomen door zieken troosters. Wanneer er echter op een van
de schepen, die Tafelbaai aandeden, zich een predikant bevond,
werden er een of meer predikaties gehouden en ook de sakra-

1 ) Het is een traditie in Zuid-Afrika om liet gebod door Van liiebeock
bU dio gelegenheid uitgesproken to beschouwen als door hemzelf ver-
vaardigd. Men heeft liet uit piGtoitsgovoel zolfs al laton fotograforen!

2 Het is echter een formuliergobod door do Bewindhebbers zelf opgestold,

-ocr page 19-

menten bediend. Spoedig werd een school opgericht voor de
kinderen van de Vrije Burgers, die het recht gekregen hadden
zich als landbouwers te vestigen, alsmede voor de slaven en
Hottentottenkinderen.

Het was pas in 1665, dat de kleine nederzetting een eigen
predikant kreeg in de persoon van Johan van Arkel, die er
nog geen jaar heeft gearbeid. Hij stierf reeds in het begin
van 1666. De vakature werd echter spoedig gevuld en de
kerkelike Gemeente kon zich rustig uitbreiden. De Nederzetting
liad zijn officiële grenzen, doch de kolonisten vestigden zich
herhaaldelik buiten die grenzen, hoewel dit niet strookte met
de inzichten van de Heren Bewindhebbers in Nederland, die
zo weinig mog\'elik kolonisatie verlangden. Bij de uitbreiding
van de Kolonie vermeerderde het aantal distrikten, en daarmee
ook het aantal kerkelike Gemeenten en predikantsplaatsen.

Een belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis van Zuid
Afrika was de komst van de Franse Vluchtelingen in 1688.
Hun getal was niet groot, het bedroeg slechts honderd zes en
zeventig zielen, maar was toch groot genoeg om aangezien de
kleine blanke bevolking in de kolonie van ruim zes honderd
zielen enig gewicht in de schaal te leggen. Toch overschat
men in Zuid-Afrika dikwijls het aantal Hugenoten. Zij vormen
slechts zeventien en een kwart percent van de voorouders
van de Hollandse Afrikaanders.\') De invloed, die zy op de
kolonisten hadden, was echter niet gering. Waren vele kolo-
nisten in menig opzicht ruw, mensen die hun bestaan elders
moesten gaan zoeken, de Hugenoten hebben veel bij gedragon
tot do verzachting van do zeden en de bevordering van do
huisvlijt. Dit kon ook niet anders, want velen waren uit do
beste kringen van Frankrijk. Hun nederzetting in de Kolonie
kreeg de naam Fransche Hoek en hun kerkelike Gemeente de
naam Drakenstein.

Zo breidde de Kolonie zich langzaam maar zeker uit. In
1750 waren er reeds vyf Gemeenten.1) ieder voorzien van een

1 *) Do Uoinoonte Stollonbosch word in 1080 «osticht, en Zwnrtlnnd
on Rodozand in 174ö.

-ocr page 20-

predikant, terwijl Kaapstad al twee predikanten had. In ieder
Gemeente waren tevens een of meer scholen, meestal onder
leiding van de krankenbezoekers, die er tot hulp van de
predikanten waren.

De predikanten werden op voordracht van de Classis Amsterdam
door de Bewindhebbers benoemd. De Gouverneur had echter
het recht hen van standplaats te doen verwisselen, want zij
waren dienaren van de Compagnie met de rang van onder-
koopman. Wanneer de Burgers in botsing kwamen met het
Bestuur van de Compagnie, zoals in 1706 met de Gouverneur
W. A. v. d. Stel, stonden zij als vanzelf ook tegen de predikanten,
die geheel van de Compagnie afhankelik waren. In een enkel
geval waar de predikant aan de zijde van de Burgers stond
en openlijk voor hen partij koos, zoals Le Boucq gedaan had
in verband met de v.d. Stel-twist, eindigde het met een
deportatie naar lndië. De predikanten waren geheel afhankelik
van de Regering, aan wie zij alleen verantwoording schuldig
waren. Sommigen van hen traden meermalen zeer autokraties
op, en verwaarloosden de dienst niet zelden. Ook waren de
ziekentroosters niet altijd onberispelik

De verschillende Gemeenten stonden naast elkaar zonder
enig ander verband dan dat der wereldlike Overheid, en waren
op zichzelf aangewezen. De predikanten bepaalden zich tot hun
eigen Gemeenten, zonder kennismaking met de toestand in
andere Gemeenten. Zelfs de kerkeraadsleden werden op nominatie
van de plaatselike Kerkeraad door de Gouverneur benoemd.
Het spreekt vanzelf, dat de behoefte aan een band van gemeen-
schap meer en meer gevoeld werd. Eindelik kwam in 1746 de
eerste „Cla9sicale Vergadering" bijeen, met toestemming van
de Politieke Raad. De Gouverneur werd door een Kommissaris
Politiek vertegenwoordigd. De Gemeenten konden voortaan ieder
jaar op die wijze vergaderen „omme alsoo alle voorkomende
kerkelijko saaken met malkanderen, te weeten, soo den kerken-
raad deeser plaatse, als de leeraaren der buyten-districten,

-ocr page 21-

yder met een ouderling geassisteert, af te handelen". Hiermee
was de Classis Amsterdam zeer ingenomen, alleen werd bezwaar
gemaakt tegen de benaming „Classikale Vergadering". Een
Classis had het recht om kandidaten tot de Heilige Dienst
toe te laten en predikanten aan te stellen, en te bevestigen,
in het biezonder voor de Buitenkerken. Dit recht had men
aan de Kaap niet. Men was in Amsterdam bevreesd, dat de
Kerk in Zuid-Afrika een te grote zelfstandigheid zou krijgen,
en daardoor los zou raken van de Hervormde kerk in Holland,
de Moederkerk, wat toen niet gewenst was. Aan de Kaap
schikte men zich hierin gaarne naar de wens van de Amster-
damsche Classis, en vergaderde voortaan onder de naam
..Gecombineerde Kerkvergadering".

Deze Gekombineerde Kerkvergaderingen hebben zeer veel
bijgedragen tot de bloei van de Zuid-Afrikaanse Kerk. De
band tussen de onderlinge Gemeenten werd nauwer aangehaald,
en er was gelegenheid om elkander met raad en daad bij te
staan. Vooral was de ingestelde kerkvisitatie van grote betekenis.
Deze vergaderingen waren de eerste stap in de richting van
een zelfstandig georganiseerde Zuid-Afrikaansche Kerk. Hun
bestaan was echter van zeer korto duur. Do oorzaak van hun
ophouden is tekenend voor de boperkto vrijheid van de Kerk
in die dagen. Br was een schrijven gekomen van de Classis
Delft en Schieland met het verzoek met die Classis op dezelfde
wijze t.e korresponderen als met Amsterdam, en tevens werd
alle nodige hulp aangeboden. De Gekombineerde Kerkvergadering
stemde hier gaarne in toe, en gaf kennis aan de Classis Amsterdam,
dat men voortaan ook met do Classis Delft en Schieland zou
korresponderen. Zeer begrijpelik wekte dit in Amsterdam bij
Classis en Bewindhebbers het ongenoegen op. Immers de Classis
Amsterdam behartigde de belangen van de Zuid-Afrikaanse
Gemeenten bij de Bewindhebbers van de Compagnie, en had
dit altijd op lolïelike wyze gedaan. Een tweede tussenpersoon
in de vorm van de Classis Delft en Schieland was niet gewenst,
het kon allicht verwarring en misverstand wekken. De Classis
Amsterdam gaf zijn ontevredenheid aan do Gekombineerdo
Kerkvergadering te kennen, waarop do korrespondentie met
Delft en Schieland ophield. Maar het was te laat. De Bewind-

-ocr page 22-

hebbers zagen hier een gelegenheid om de Gekombineerde
Kerkvergaderingen te verbieden, en zo de Gemeenten weer
los van elkaar en volslagen afhankelik van de Regering te
maken. De vergadering werd in 1759 afgeschaft. Zelfs de jaar-
likse kerkvisitatie mocht niet meer gehouden worden. Hierdoor
konden de kerkelike zaken niet meer langs zuiver kerkelike
weg behandeld worden, wat moeiliker werd naarmate de Kolonie
groeide, en de Kerk zich uitbreidde. By verschil tussen een
Kerkeraad en een of meer gemeenteleden was er geen hogere
vergadering meer om hierover te oordelen; de enige weg was
die naar de politieke rechter. De Kerk werd hierdoor volslagen
aan de wereldlike Overheid onderworpen. Tevergeefs heeft de
Classis Amsterdam herhaaldelik bij de Bewindhebbers gepoogd
om deze vergaderingen te herstellen.

De volslagen machteloosheid der Kerk door de afschaffing
van de Gekombineerde Kerkvergadering blijkt ook uit een
twist, die in 1772 uitbrak in de oude Franse nederzetting te
Drakenstein, tot dusver de bloeiendste Gemeente, doch die nu
door deze twist jaren lang een toonbeeld van verdeeldheid en
achteruitgang werd. Een zekere Theron was door de Kerkeraad
tot ouderling gekozen. Vele gemeenteleden konden zich hier-
mede niet verenigen, omdat Theron door zyn „onvredig ge-
moed als slinkse bedryvens," altyd met zyn buren twistende,
„een gansch ergerlyk subject was en de bediening van ouderling
onwaardig was." Vier gemeenteleden tekenden uit naam van
velen tegen\' dezo verkiezing protest aan. De Kerkeraad zond
de ingebrachte beschuldigingen tegen Theron naar de Politieke
Raad, die gelastte, dat do bevestiging als ouderling zou door-
gaan. Dit is niet te verwonderen, want tegen de wereldlike
Overheid had Theron niets misdreven, en de klachten tegen
hem waren tegen zyn levenswandel als christen gericht.
Ds. van der Spuy, de predikant der Gemeente, handelde nu
zeer autokraties, door de vier klagenden te censureren, toen
zjj bij hun aanklacht volhardden. Het twistvuur in de Gemeente
was hierdoor aangestoken en do hartstochten waren ontketend,
want een groot deel der Gemeente wilde Theron beslist niet
als ouderling. Velen gingen niet meer aan het Avondmaal en
zochten hun kinderen elders te laten dopen. De Kerk, die

-ocr page 23-

vroeger met een aandachtig g3hoor gevuld was, liep leeg. De
kollekte, die vroeger bij het Avondmaal honderd gulden en
meer bedroeg, was nu nauweliks achttien gulden. De ontevre-
denen zonden een klaagschrift naar de Classis Amsterdam, die
de censuur handhaafde. Volgens de gekrenkte partij was de
Classis door do berichten van L)s. van der Spuy misleid. Zij
ontzagen de moeite en de kosten niet om twee hunner naar
Amsterdam te zenden om hun zaak in persoon voor de Classis
te brengen, maar zonder enig gevolg. Theron was al sinds
enige tijd geen ouderling meer, en toch hield de twist niet
op. De Kerkeraad wilde de gecensureerden niet van de censuur
ontheffen als zij niet eerst schuld beleden, en dat wilden zy
niet, omdat de censuur volgens hen onwettig was. Meer dan
veertien jaren hebben zij volhard, en de rust is niet terug-
gekomen zolang van der Spuy predikant van Drakenstein
bleef. Eerst toen hij zijn ontslag genomen had, heeft de vrede
weer zijn intocht gedaan. De twist is een natuurlike dood
gestorven, terwijl de Gemeente weer tot zyn vroegere bloei
geraakte.

In de achttiende eeuw zijn do grenzen van de Kolonie meer-
malen uitgebreid, doordat vele kolonisten zich meer en meer
in de binnenlanden hadden gevestigd. Daar leefden zij ver van
de dorpen aan de rand van de beschaving. Zij woonden soms
uren ver van elkander, en waren in voortdurend gevaar van
de Inboorlingen en de wildo dieren. De Kerk konden zij nau-
weliks bereiken, en het was hun een blijdschap als de predikant
van de Gemeente, waartoe zij behoordon, hot binnenland
introk en op een of andere boerderij Kerk hield. Voor hot be-
vestigen van hun huwolikon moesten zij steeds de lange en
inoeitovollo reis naar de Kaap ondernemen. Hun kinderen
moesten zij zolf onderwijzon, bohalve wanneer eon of ander
schoolmeester — soms een weggelopen matroos — zich aan
hen hiervoor verhuurde. Volkomen op zichzelf aangewezen, als
zij waren, leerden zij zichzelf helpen, zodat zij gestaald werden
om mot allerlei gevaren om to gaan. Hierdoor werd hot onaf-
hankelikheidsgevoel, dat zij van hun voorvaderen overgeërfd
hadden en dat do Zuid-Afrikaanse Boer heden ten dage nog
kemnorkt, in hen aangewakkerd. Augusta do Mist, de achttien-

-ocr page 24-

jarige dochter van de Kommissaris Generaal Mr. J. A. Uytenhage
de Mist, die haar vader in 1803 op een binnenlandse inspeksie-
tocht te paard vergezelde, verhaalt in haar Dagverhaal hoe
het gezelschap een berg, die zeven of achthonderd voet hoog
loodrecht oprees, over moest, wat een onoverkoinelike zwarigheid
tegen de voortzetting van de reis in de bedoelde richting
scheen. Maar de Boerevrouw, die hun gastvrouw op die plaats
was, stelde hun gerust door te verhalen „dat zij gewoon was
ieder jaar zes of zeven weken na hare bevalling, te paard,
met haar kindje in de arm, de berg te beklimmen
0111 liet
kindje op het Roodezand te laten doopen." \')

De gastvrijheid van de Zuid-Afrikaanse Boer was haast
onbeperkt, ledereen was welkom. Nooit weigerde hij de reiziger
het eenvoudig maal met hem te delen, of de nacht onder
zyn dak door te brengen, oh nooit wilde hij hiervoor enige
vergoeding. Uit de aard der zaak verschilden deze Grensboeren
in menig opzicht van de Dorpsbewoners. Het oud-Hollands
karakter en de oud-Hollandse godsdienstvorm is in Zuid-
Afrika door hen het zuiverst bewaard gebleven. Tot hen kon
de inwerking van de later ingekomen Engelse invloeden niet
zo gemakkelik doordringen, zodat zij in de toekomst de dragers
geworden zijn van de nationale kuituur: het is grotendeels
uit hun kringen geweest, dat de Grote Trek is voortgekomen,
en de Grote Trek is het behoud van de Hollands Afrikaanse
natie geweest.

Do Kerken-ordo van I)o Mist.

Het was in 1795 dat de Engelsen voor de eerste maal de
hand op de Kaap-kolonie gelegd hadden. Voor de Kerk was
hierdoor een moeilike tjjd aangebroken. Be band met de Classis
Amsterdam, die de predikanten uitzond, was verbroken, zonder
dat er iets voor in de plaats gekomen was. De verandering,
die in ieder opzicht een verbetering was, kwam, toen bij de
vrede van Amiens in 1802 bepaald werd, dat de Kaap aan
Nederland terug gegeven zou worden. De teruggave had plaats

i) Johanna W. A. Naber: Van onze Oud-Tantea en Tantes, 1917,
blz. 41 en
42.

-ocr page 25-

in Februari 1803. De kolonisten waren hierover zo verheugd,
dat zij een bede- en dankdag hielden wegens het eindigen van
bet Brits Bestuur. De Bataafse Regering in Nederlaud — de
V. O. I. Compagnie was inmiddels opgehouden te bestaan —
zond Mr. J. A. Uytenhage de Mist als Kommiasaris-Generaal
om de zaken aan de Kaap te regelen en de nieuwe Regering
iu te stellen. Hij heeft vele verbeteringen aangebracht, en zijn
verdiensten voor de Kolonie zijn niet licht te overschatten. Wat
do huwelijksbevestigingen betrof, vaardigde hij een Huweliks-
ordonnantie uit, waarin bepaald werd, dat de huweliken voortaan
ook voor de Landdrosten der verschillende dorpen als huweliks-
kommissarissen konden gesloten worden, en niet uitsluitend
voor den huweliks-kommissaris te Kaapstad, zodat een vaak
lange en moeilike reis naar de hoofdplaats voor een huweliks-
bevestiging niet meer-nodig was.

Voor de Kerk was van het grootste belang de Kerken-orde \')
door De Mist voor de „Bataafse Volkplanting" uitgevaardigd.
Die Kerken-orde bestond uit tweo hoofddelen, met een liberaal
beginsel, dat van de Hollandse vrijheidsgeest getuigde en de
afstammelingen uit de vrije Nederlanden waardig was. Het
eerste hoofddeel hield bepalingen in voor alle kerkgenootschappen,
die alle vrij waren hun govoelens openlik to belijden, en allo
gelijke bescherming der wet genoten. (ieen Burgerlike voorrechten
waren meer verbonden aan een bepaalde godsdienstige belijdenis.
Tevens was ieder Kerkgenootschap gebonden, zijn eigen leeraars
te salariCren. Minder gunstig was de bepaling, dat de openbare
school voortaan neutraal moest zijn, en dienen moest als
„kweekplaatsen om goede burgers voor do staat te vormen",
en als zodanig staan moest „onder het onmiddellijk toezigt en
bestuur van het Gouvernement" (art. 18). Do ongunstige zijde
van de geest van do Franse Revolutie spreekt hier duidelik.

Hot tweede hoofddeel was uitsluitend gewijd aan de belangen

Is to vindon achtor hot Alp. Reglement voor het bestuur der Nod.
Hervormde Kerk in Zuld-Afrika van 1825, blz. 42 v.v., voorts in hot
Archief voor Kerkol. Geschiedenis vore. door
N. C. Kist on H. J. Royaards,
negentiende deel, 11848) blz. 821 v.v. on in do Beknopte Geseh. van do
Nederd. Herv. Kerk aan do K. d. Goede Hoop door Mr. .1. do Wet, 18S8,
blz. 92 v.v.

-ocr page 26-

van „het Hervormd Kerk genootschap, bij verre het talrijkste,
en ten platte lande het enigste", en die dus de hulp van het
Gouvernement het meest nodig had (art. 20). De predikanten
van de Hervormde Kerk zouden door de Regering bezoldigd en
door de Gouverneur aangesteld worden, die in alle kerkelike ver-
gaderingen door twee Kommissarissen Politiek vertegenwoordigd
zou zijn. Deze bepalingen waren toen nodig en werden niet als
iets drukkends beschouwd. Anders zou het worden na 1806,
toen Engeland voor de tweede keer zijn hand op de Kaap
gelegd had, waarmee tegelijk de nationaliteiten-kwestie geboren
werd. De Hollandse Kerk, die het nationale bolwerk in Zuid-
Afrika zijn moest, kwam toen onder een Engelse Overheid te
staan, die meermalen deze macht misbruikt heeft om de
Hollandse Afrikaander in zijn diepste levenswortel aan te tasten.
Zo begon de den Boeren onsympathieke Gouverneur Lord Charles
Somerset (1814-1825), in stede de vakante plaatsen met
Hollandse predikanten aan te vullen, vanaf 1818 gestadig
predikanten uit Schotland in te voeren. Zijn doel was hiermede
om de bevolking zo vlug mogelik te verengelsen, zoals hy in
1822 in een proklamatio verklaarde waarin bepaald werd, dat
de Engelse taal uitsluitend de officiële taal van het land zou
zijn,1) hoewel zeven achtste deel van de blanke bevolking geen
Engels verstond. Maar de Schotse predikanten moesten het ze
leren! Dit trof doel, want dio predikanten begonnen al spoedig
in de
Hollandse kerk in het Engels te preken, en de Engelse
taal aan te kweken. Deze taktiok werd door de opvolgers van
Lord Charles Somersot voortgezet, en is een van do oorzaken,
die er toe mede gewerkt hebben, dat later de Hervormde Kerk
in Transvaal besloot om los te staan van de Kerk in de
Kaap Kolonie.

Bijna terzelfder tijd als in Holland werden de Nieuwe
berijmde Psalmen op 5 April 1775 in Zuid-Afrika ingevoerd.
De Evangeliese Gezangen werden pas enige jaren na de invoering
in Holland in gobruik genomen. Toen de Gezangen in 1807 in

ProcliimatiüH, Minuten, Advertontiün en Oflicieolo BokondmakiiiRen
van het Gouvernement aan de Kaap do Goedo Hoop van den lOden
Januari 1806 tot don 2den Mei 1825,
blz. 559-560.

-ocr page 27-

de Hervormde Kerk in Nederland ingevoerd werden, was de
oorlog tussen Engeland en de Bataafse Republiek reeds enige
tijd aan de gang, waardoor er geen vaart bestond tussen Holland
en de Kaap. Men besloot daarop in Zuid-Afrika om de Gezangen
in Engeland te doen overdrukken, zodat de invoering daarvan
in de Hervormde Kerk in Zuid-Afrika op de tweede Zondag
van Januarie 1814 kon plaatsvinden

I)o eerste Algemene Kerkvergadering in 1824.

De Kerken-orde van de Mist bevatte mede de belangrijke
bepaling, dat „tenminste alle twee jaren voor de Hervormde
Gemeenten deezer Volkplanting" een Algemene Kerkvergadering
gehouden zou worden (art. 46). Door de tweede occupatie van
de Kaap door Engeland kon do eerste Algemene Kerkvergadering
pas 2 November 1824\'samenkomen. In deze Vergadering merkt
men al, dat de Hervormde Kerk in de Kaap Kolonie de eerste
schreden op de weg van verengelsing gezet had. Do pogingen
van Lord Charles Somerset schenen voor verwezenliking vat-
baar. Zoo werd bijvoorbeeld besloten om een Engelse uitgave
van de Hoidelbergse Catechismus te doen drukken om in de
Engelse scholen te laten gebruiken door de kinderen die tot
de
Nederduits Hervormde Kerk behoorden. Het grondmotief
van dit besluit was om uitvoering te geven aan do wens van
do Gouverneur om de bevolking te verengelsen 2). Tevens werd de
wenselikheid besproken, dat de Kerk in Zuid-Afrika voortaan deel
van de Schotse Kork zou uitmaken, evenals zij vroeger van do Her-
vormde Kerk in Nederland deel uitgemaakt had. Om redenen
van praktiese aard werd zulk een vereniging echter alsnog
niet mogelik geacht. Het is vooral aan de tegenstand van
sommige Hollandse predikanten te danken, die zich er niet
mee konden verenigen, dat do Hervormde Kerk in de Kaap
Kolonie aan een vreemde Kerk, zoals dio van Schotland, onder-
worpen zou zijn, dat deze voorgestelde vereniging
schipbreuk

i) A. Faure: Iiodovooring bU hot Twoodo Eonwfoost op 6 April 1852,
blz. 71.

Goo. Mc. Call Theal: Records of the Capo Colony vol. XIX, p. 194-601,
alwaar do brief van do Komm.Politiek, SirJ. A. Truter, aan do Gouvorneur
voorkomt.

-ocr page 28-

geleden heeft. Deze wens om met de Schotse Kerk te verenigen
is later herhaaklelik nog een onderwerp van bespreking in de
Kaapse Kerk geweest, het laatst in 1912, toen een Deputatie
uit de Kaapse Kerk onder leiding van zijn moderator Ds. A.
I. Stsytler in de Synode van de Presbyteriaanse Kerk ver-
scheen, en de wenselikheid van vereniging in de vergadering
neerlegde x). De invloed van de Schotse predikanten heeft
zich op nationaal gebied in de Kaap Kolonie sterk doen gelden.
De doorwerking er van zou geleid hebben tot een volslagen
ondergang op nationaal gebied, was het niet dat de Kaap
Kolonie later telkens van uit de Transvaal en de Oranje Vrij-
staat wakker geschud werd. Een halve eeuw na (leze eerste
Synode kon een van do Schotse predikanten dan ook schrijven,
dat „men geen profeet behoeft te zijn om te zien, dat met
verloop van tijd het ten opzigte van taal met onze kerk zal

gaan, gelijk met hare zuster van Amerika..... De openbare

eere dienst zal ook allengs in het Engelsch moeten gehouden
worden".2) Het was tegen deze vreemde overheersing, dat de
Hervormde Kerk zich in Transvaal steeds heeft gekant, waarom
zij mede besloten heeft niet onder de Synode van de Kaapse
Kerk te staan, doch een zelfstandige Kerk uit te maken, met
eigen Kerkelike wetten.

Toch heeft deze eerste Algemene kerkvergadering ook veel
goed werk gedaan. Het geven van Godsdienstonderwijs werd
op een beter voet gebracht. Tevens werd krachtig de wens
uitgesproken om een Theologies Seminarium op te richten, op-
dat de Kerk haar predikanten zelf zou kunnen opleiden. Hieruit
blijkt hoe men zichzelf bewust geworden was. De Kerk in de
Kaapkolonie was een zelfstandige Kerk geworden en moest
haar levenskracht ontplooien. Het Theologies Seminarium is
echter pas in 1858 tot stand gekomen, toen de Theologiese
School te Stellenbosch ingewijd werd. Een ander belangrijk
moment in de werkzaamheden van deze Vergadering was het
opstellen van een „Algemeen Reglement voor het Bestuur

-ocr page 29-

der Ned. Hervormde Kerk in Zuid Afrika", waardoor het
bestuur der Kerk behoorlik ingericht werd, zodat datgene wat
levenskrachtig was in de Kerk gelegenheid kreeg zich te ont-
wikkelen. De Kerkenorde van de Mist werd beschouwd als de
„Grondwet der Hervormde Kerk", waarvan het nieuwe Regle-
ment slechts een modifikatie was. Men ging uit van de be-
ginselen in 1816 door de Nederlands Hervormde Kerk, de
Moederkerk, aangenomen en toegepast. Het nieuwe Reglement
was dan ook grotendeels ontleend aan het Algemeen Reglement
in dat jaar in Nederland aangenomen, en de Synodale Regle-
menten later in den Haag ontworpen. Dit Reglement vormt
heden ten dage nog de grondslag van de verschillende Zuid
Afrikaanse Kerken, behalve van de Gereformeerde Kerk. Het
heeft een hechte eenheid in de Kerk gebracht, en de weg
gewezen tot een demokratiese kerkinrichting. Duidelik is het
beginsel naar voren gebracht, dat de Kerk niet bestaat uit
een groep van plaatselike Kerken, die eigenlik als droog zand
aan elkaar hangen, doordat ieder Gemeente zich, wanneer hy
zulks verkiest, aan het Kerkverband onttrekken kan. De Zuid
Afrikaanse Kerk heeft van de aanvang af het beginsel aanvaard
van de Algemene Kerk en de plaatselike Gemeente, een
be-
ginsel, dat nu nog een van de kenmerken is van de Hervormde
Kerk in TransvaalDe Algemene Kerk vormt een ondeelbaar
geheel, waarvan geen plaatselike Gemeente zich kan afscheiden.
Hoogstens kunnen de leden van de plaatselike Gemeente op-
houden leden van de Algemene Kerk te zijn, waardoor zij
dan ook allo aanspraak op de kerkelike voorrechten, geestelik
zowel als stoffelik, verliezen. De plaatselike Gemeente toch
organiseert zich afzonderlik van wege de afstand. Dit be-
ginsel ligt ten grondslag aan de hole bouw van het Algemeen
Reglement.

Uit dit Reglement, door do Kerk zelve opgesteld, blijkt duidelik
hoe de
Hollandse Kerk aan hot Engels Gouvernement onder-
geschikt was. Men moest de regeling aanvaarden, dat de Gouverneu r
in de kerkelike vergaderingen doorzijn Kommissarissen vertegen-
woordigd werd, terwijl ieder besluit van de Algemene Kerk-

-ocr page 30-

vergadering zowel als van de Ring eerst van kracht werd nadat
de Gouverneur zijn sanctie er aan verleend had. Door de
nationaliteiten-kwestie waren de moeilikheden hieraan verbonden
nog veel groter.

Van deze knellende banden is de Kerk gedeeltelik eerst verlost
in 1843, toen zij een nieuwe Ordonnantie van de Engelse Gouverneur
ontving. In het jaar, dat aan deze Ordonnantie voorafging,
heeft de Algemene Kerkvergadering de officiële naam der Kerk,
die tot hiertoe „Nederduits Hervormd" was, veranderd in
„Nederduits Gereformeerd". Er werd gebroken met het systeem
van Kommissarissen Politiek. Voortaan kon de Kerk vrij zijn
in haar verschillende vergaderingen, en ook was de sanctie van
de Gouverneur op de gemaakte bepalingen niet meer nodig.
De vrije ontwikkeling van het kerkelik leven was aan de Kerk
overgelaten, zolang hare besluiten niet strijdig waren met de
Ordonnantie.

Toch bevatte deze Ordonnantie ook nog grote bezwaren. Er
werd duidelik in uiteengezet hoe de Kerk beperkt was tot de
grenzen van de Kaap Kolonie, iets wat men in de boezem
van de Kaapse Kerk niet altijd heeft ingezien. Zodra men
zich buiten de grenzen van de Kolonie vestigde, moest men dus
als vanzelf ophouden lid van de Kaapse Nederduitse Gereformeerde
Kerk te zyn.

Zodanig was de toestand op kerkelik gebied in de Kaapkolonie
tijdens do Grote Trek. De overheersende Engelse geest heeft
vooral er het zyne toe bijgedragen, dat de oude Emigranten,
die zich in het Overvaalso gevestigd hadden, langzamerhand
gevoelden, dat zij niet onder één kerkverband met de Kaapse
Kerk konden zyn, als zij hun nationaal karakter tegen Albions
listen wilden beschermen.

Bovendien kent de Ned. Geref. Kerk geen onderschoid tussen
de Blanken en de Zwarten, wat in Zuid Afrika met zyn kleur-
lingenvraagstuk veel heeft bijgedragen tot een ongewenste
gelijkstelling. Hierdoor is de Kerk als Kerk niet by machte om
dit kultuurprobleem te helpen oplossen. In 1857 heeft de
Algemene Kerkvergadering zelfs onomwonden uitgesproken dat
de gelijkstelling schriftmatig en wenselik is.

-ocr page 31-

De Agitatie van de zendelingen van het Londense Zendelingen

Genootschap.

Het was in de eerste helft der achttiende eeuw dat de Hern-
hutter zendeling George Schmidt zich te Baviaanskloof, tans
Genadendal, neerzette, 0111 onder de Hottentotten te arbeiden.
Zijn werk was niet zonder vrucht, doch hij moest ermede op-
houden, wegens de onverdraagzaamheid der toenmalige Kerk
jegens andere gezindheden. Het begin van een groots werk
moest hierdoor gestaakt worden, terwijl de Kerk zelf zo goed
als niets voor dit werk deed. Een halve eeuw later werd het
werk der Hernhutters weer hervat, toen opnieuw drie zendelingen
uitgezonden werden. By hun aankomst zagen zij hoe het werk
van Schmidt niet vergeefs was geweest. Er was nog een oude
Hottentottin, die door Schmidt gedoopt was, en al die jaren
door trouw haar Hollands Nieuw Testament bewaard had. Zy
begroette de zendelingen met een „God zy gedankt!" De Hern-
hutters konden nu rustig hun werk doen, want er was een
groter geest van verdraagzaamheid gekomen jegens andere
gezindheden, dan er in de dagen van Schmidt was. De Ilernhutterse
zending was altijd by do blanke bevolking zeer populair; zy
werd aangemoedigd. In latere jaren wilde Piet Retief zelfs
stappen nemen om Hernhutters ouder de kaffers in Natal te
krijgen. Zij hebben zich rustig bij hun werk bepaald, zonder
een oplossing van het Naturellen vraagstuk te zoeken ten koste
van de Blanken, die de dragers waren van de ehristelike beschaving.

Geheel anders waren de zendelingen van het Londense
Zendelingengenootschap. Zy lieten zich voortdurend in met het
Naturellen vraagstuk, dat zij echter niet begrepen, en kozen
dan altyd party tegen de Boeren. Hun voortdurende bemoeiingen
met de politiek brandmerkten hun als de vyanden van de blanke
bevolking. Mannen als van der Kemp en Read zetten zelfs menig-
keer de Zwarten tegen de Blanken op, en het is aan hun op-
treden te danken, dat de zending onder vele Boeren zo inpopulair
zou worden. David Livingstone heeft een halve eeuw later dan van
der Kemp en Read door zijn beruchte zendingsmethode doinpo-
pulariteit van liet Londense Zendelingen-genootschap bevestigd.

Van der Kemp was een aanhanger van de wysgerige school
van Rousseau, die leerde, dat de natuurstaat do ideale staat

-ocr page 32-

was. Hij werd dan ook op zijn oude dag, na in Holland een
eigenaardige levensloop gehad te hebben, een Hottentot onder
de Hottentotten. De kleding van een beschaafde legde hij at\',
en was te vreden met een broek, een jas (baadje) en een paar
sandalen, terwijl hij een zwarte meid, een door hem vrijgekochte
slavin, tot vrouw koos. Vroeger in Holland was hij ook ge-
trouwd geweest en wel met een vrouwT, die hij ten huwelik
gevraagd had zonder haar ooit tevoren gesproken of gezien te
hebben, terwijl een huweliksaanzoek bij een visvrouw enige
uren vroeger afgewezen was.

Het optreden van van der Kemp en Read was zeer inpopulair.
Op hun zendingspost te Bethelsdorp vergaderden zij de Hotten-
totten, die echter niet tot arbeiden werden aangespoord, zoodat
roven en stelen aan de orde van de dag was, waardoor allerlei
onaangenaamheden met de Boeren voorvielen. Daarop begon
van der Kemp zijn lastercampagne tegen de Boeren, die erop
uitliep, dat de Regering een speciaal Hof benoemde om de
verschillende beschuldigingen van moord en mishandeling door
de Boeren op de Hottentotten te onderzoeken. Het resultaat
was, dat de fiktie en de fantasie van van der Kemp en Read
duidelik aan de dag kwamen. Hun klachten in Engeland tegen
de Boeren bleken laster te zijn. Meer dan achtenvijftig blanken
moesten voor dit hof verschijnen, en
meer dan duizend getuigen,
doch geen enkel geval van moord werd bewezen. Dit verbitterde
de Boeren tegen het Londense zendelingengenootschap. De
laster werd echter voortgezet door Dr. Philip, die in 1819
superintendent van dit genootschap aan de Kaap werd. Ook
hij verdedigde de mening dat de
„arme heidenen" door de
Europeanen onrechtvaardig behandeld werejen, een mening die
door de historie ten sterkste weerlegd wordt. Tengevolge van
deze laster heeft de Minister van Kolonieön, Lord Glenelg, iti
de jaren 1835-1888 op aanstoken van de Londense zendelingen
in Zuid Afrika een fatale Naturellen politiek gevoerd, waardoor
de Grensboeren geheel aan de genade van de Kaffers overgeleverd
werden J).
--
i

b Dr. Leyds: De Eerste Annexatie van Transvaal 1U06, blz. ül-ÜÖ.

-ocr page 33-

HOOFDSTUK II.

De Grote Trek. Do Kerkolike toestanden onder de Voor-
trekkers in Natal, en in Trans Oranje tot 1854.

Do Emigratie.

Op het platteland schikte men zich niet zo geredelik onder
het bestuur van het nieuwe Bewind. Vooral onder de Grens-
boeren heerste een grote ontevredenheid van wege de naturellen-
politiek van Engeland,1) die uiteindelik er op uit liep, dat velen
besloten de Kolonie met zyn Bestuur, dat hun geen bescherming
bood, te verlaten. Het onbekende gingen zy in om daar hun
eigen Staat te hebben, om zichzelf te zijn. De onzekerheid van
lyl\' en goed door de verkeerde naturellenpolitiek van Engeland
kunnen wij als grondoorzaak van de Trek noemen. De Gouverneur,
Sir Benjamin d\'Urban, beschreef deze Voortrekkers als „een
dapper, geduldig, vlijtig, ordelijk en godsdienstig volk, de
ontginners, do verdedigers en de belastingbetalers van het land",
„de keur der Gronsboeren".s) Waar zy heen trokken hebben
zy te midden van verwarring tussen do verschillende steeds
elkander bevechtende KalTerstammen ordo gebracht en de weg
gebaand in het barbarendom voor beschaving, en de Christeliko
Kerk geplant.

Toch heeft Engeland deze Trekkers nooit met rust gelaten,
maar hen altijd vervolgd en verjaagd. Niettegenstaande by de
aanvang van do Groto Trek van Engelso kant ten duideliksto
was verklaard, dat er geen wet bestond, dio de Grensboeren
verhinderen kon om over de grenzen van do Kolonie te trekken
en op to houden Britse onderdanen te zyn, heeft Engeland toch
steeds, als het in zyn kraam te pas kwam, do hand op hen

•) Dr. W. J. Loyds: Do Eerste Annexatio van Transvaal, blz. 21-48.
2) Dr. W.
J. Loyds; t. a. p., blz. 37.

-ocr page 34-

gelegd, en het land, dat zij ontgonnen hadden, geannexeerd.
De hele geschiedenis van Zuid Afrika is één aanklacht tegen
Albions onoprechtheid. Het eenmaal gegeven woord werd steeds
gebroken en het gesloten traktaat immer met de voeten
vertreden. Er is haast geen bladzijde uit de geschiedenis van
Zuid Afrika in de negentiende eeuw, die niet spreekt van
Engelands landhonger.

De uittocht vond in groepen plaats. De Trek van van Rensburg
en Trigardt was reeds ver in het Noorden, toen achter hen de
lagers van Hendrik Potgieter en Gert Maritz volgden, en op
het Vrjjstaatse Hogeveld voorlopig halt hielden. Hier voegde
Piet Retief zich in April 1837 bij hen.

Deze Emigranten hadden bij het verlaten van de Kolonie
allerlei pogingen gedaan om een predikant mee te krijgen, doch
de Moederkerk in de Kolonie was hun weinig welwillend gezind,
en liet deze pioniers van de beschaving naar de binnenlanden
geheel aan hun lot over. Op verzoek van de Engelse Gouverneur
gingen vele predikanten heftig tegen de Trek te keer, en
verklaarden, dat niemand hunner zich bij deze Emigranten zou
voegen. Zelfs weigerden sommige predikanten de doop te
bedienen aan jonge kinderen van ouders, die ver uit de Kolonie
kwamen en hun kinderen in het voorbijgaan nog eerst wilden
laten dopen, alvorens de wildernis in te gaan.\') Dit is begrijpelik
als men bedenkt, dat de meeste predikanten in de grensdistrikten
in die dagen tot de ingevoerde Schotse predikanten behoorden.
Alle pogingen van de Voortrekkers om geestelike hulp te
verkrijgen bleven vruchteloos.

Toen de aartsvaderlike Jakobus Uys zich in Mei met zyn
kinderen en kleinkinderen, ten getale van honderd, by de Trek
voegde, werd hem in het voorbytrekken te Grahamstad dooi-
de Engelse ingezetenen een grote Statenbybel geschonken, als
bewijs van hun hoogachting. In de opdracht voor in de Bybel
maakten zy melding van de vergeefse ijver van Uys om een
predikant mede te krygen.8)

Van af het Vrijstaatse Hogeveld brachten de Trekkers een

-ocr page 35-

beroep uit, en waarborgden een traktement van drieduizend
Rijksdaalders, doch zonder gevolg. Ook was de beer Andries
Pretorius, die toen nog in de Kaapkolonie woonde, door hen
verzocht alles in het werk te stellen om toch een predikant
te kry\'gen. Pretorius wendde zich met dit doel tot verscheidene
predikanten, en met name tot de heer van der Lingen, predikant
aan de Paarl. Maar ook deze pogingen waren te vergeefs.

Nu had de partij van Gert Maritz, toen zij geen predikant
konden krijgen, een ongeordende zendeling mee genomen 0111
als leraar onder hen te dienen. Het was de heer Erasmus
Smit,1) die gehuwd was met een zuster van Gert Maritz.
Daar hij niet \'geordend was, waren er velen, vooral van de
partij van Potgieter, die hem niet als predikant wilden erkennen.
Zij gingen liever des Zondags naar de dienst van de Wes-
leyaanse zendeling Archibald, die te Tabanchu zijn zendiugspost
had. Archibald preekte in het begin ook wel eens in het lager
van Potgieter, en het schoen zelfs of Smit geheel door Archibald
verdrongen zou worden. Hij heeft er dan ook wel eens over
gedacht naar de Kaapkolonie terug te keeren. Het bezwaar
tegen hem was, dat hij niet geordend was, want aan een
behoorlik*2 ordening werd veel gewicht gehecht.

2  Do Volkstem. 11 November 101H, a. w. tweo brieven vnn Pretorius
voorkomen.

\'-1} Erasmus Smit was in 1778 in Amsterdam geboren. HU was slechts
oen jaar oud toen zijn moedor stierf. Toon zijn vader als onderstuurman
van liet schip „Doggorsbank" naar Ooat-Indiö vertrok, word Erasmus in
Augustus 1780 in liet Aalmoezeniers wooshuis to Amsterdam geplaatst,
waar ondermeer ook kinderen van zeovarendo weduwnaars verpleegd
werden. HU bleof er ook nadat hU mondig was, en vertrok eerst op
28 Nov. 1801 uit hot huis om zondoling to wordon. Do opleiding ontving
hy bü do dirokteuron van het Nederl. Zendelingengonootschap, en word op
5 Sopt. 1802 mot nog
0011 Amstordamso weesjongen, K. van Eeckhout,
en zokoro C. Roesteon, eon vijftigjarige landbouwer to Rotterdam, „inge-
zegond" mot. hot vooruitzicht in Zuid-Afrika onder do kleurlingen to
gaan arbeiden. Dozo inzegoning, ook wol „plegtig afscheid" genoemd,
was niet een ordoning door do handoplegging
011 gaf goon rocht tot het
bodienon van do sakramenten. llot bestond alleon hierin, dat in do bid-
stond van do maandolikso bUeonkomst van hot gonootschap hun do
„last opgelegd en
0011 plogtig vaarwel gezegd\'\' werd. - Zio de Dorigten
van hot Gonootschap 1802, blz. 0>\'l Op 20 September 1802 gingen dozo

-ocr page 36-

Piet Retief werd al dadelik bij zijn aankomst door de ver-
schillende groepen van Trekkers als algemene leider verkozen,
met de titel van „Gouverneur". Hij begreep ten volle van
welk gewicht het was, dat ook de kerkelike zaken behoorlik
geregeld werden, en wilde Smit als vaste leraar doen optreden,
met een behoorlik traktement. Op Zondag 23 April zou hy
hem als zodanig aan de Gemeente „voorstellen". Smit hield
voor die gelegenheid een „inwijdings predikatie", en toen hij
na afloop daarvan op \'n wenk van Retief het formulier van
zijn bevestiging zou lezen, ontstond er „een groote onstichtelijke
beweging in de kerk," zodat de bevestiging niet kon doorgaan.
Door toedoen van Retief kon dit pas op Zondag 21 Mei plaats
vinden. Retief stelde hem met een aanspraak aan de Gemeente
voor, en hij las zelf het formulier, en deed zichzelf de gewone
vragen.1) Voortaan kon Smit dus als predikant optreden, met
het recht de sakramenten te bedienen en huweliken in te
zegenen. Doch hierdoor werd hij nog niet door allen als pre-
dikant erkend. Velen bleven in hem de ongeordende zien. Smit
begreep ten volle, dat hij zijn steun van Retief moest ver-
wachten, en voegde zich al spoedig bij zyn lager. Zij, die hem
niet erkenden, lieten hun huweliken door de huwelikskom-
missaris Maritz voltrekken. Zelfs de vrome Carel Colliers erkende
Smit niet, en hield oefeningen tegenover hem. Voor zover hij

1 eerste zendelingen van het genootschap te Texol onder zeil. Door zware
stormen kwamen
z\\] echter in Amerika terecht, waar van Eeckhout en
Roesteen gebleven z\\jn, terwijl Smit op 10 Oktober 1804 eindelik de Kaap
bereikte. Daar had hy mooilikheden doordat hij niot geordend was, en
werd gelast zich van oofeningon te onthouden. Na een enigszins moeiliko
loopbaan trad hy in 1814 in dienst van het Londense Zondolingen-
genootschap, en werkte eerst onder do Bosjesmannen te Genadenberg
en sedert 1822 onder de Hottentotton te Stollenbosch. Daar hot Londenso
Genootschap, dat in dio dagen zijn zendolingon zeer slecht bezoldigde,
hem in 1830 niet moer onderhouden kon, goraakte hy in moeilikheden.
Hy onttrok zich uit do dienst van het Genootschap en werd onderwyzer
te Olifantshoek (tans Alexandria).

Enigo van bovenstaande gegevens zjjn ontleend aan hot Archief van
het Aalmoezeniers weeshuis te Amsterdam. Zie vorder Dr. E. F. Kruyf,
Geschiedenis van het Nederlandsclie Zondelingengenootschap, blz. 71-81.

8) Uit hot Dagboek van Erasmus Smit, „geredigeerd" (!!) door H.
F. Schoon, 1897, blz. 20 en 22.

-ocr page 37-

geen tegenstand ondervond deed Smit zijn werk met toewijding.
Des Zondags preekte hij gewoonlik twee malen. Als kerkgebouw
deed in de regel een grote tent dienst, waarvoor twee wagens
naast elkaar getrokken werden met een zeil er over heen
gespannen, zodat deze „reizende gemeente" in zijn vergaderingen
tegen zon of\' regen beschud was. Het Reglement van 1824
werd als kerkelike wet beschouwd. >) Smit gaf ook katecheties
onderricht en zijn vrouw onderwees de jeugd.

I)o Vestiging in Natal.

Retief had zijn ogen naar Natal gericht. Daarom wendde
hij zich tot dé Zoeloe Koning Dingaan om een stuk land te
kopen. Daar zou clan een Republiek gesticht en een geordende
Christelike maatschappij gevestigd worden. Retief wilde ook
de Moraviese Zending onder de Zoeloes bevorderen.1)

Het was in Februarie 1888, dat Retief zich met 66 man
naar Dingaan begaf om de koop van Natal finaal te sluiten.
Hij had reeds de koopakte in zijn zak, toen Dingaan hem met
zijn manschappen zo verraderlik liet vermoorden. De Zoeloe
Koning zond hierop zijn zwarte benden naar de Boeren lagers,
waar men niets vermoedde, om het bloedbad verder voort to
zetten. Daar mon zich niet haastig in staat van verweer kon bren-
gen, werden vele Trekkers op de wreedaardigste wijze vermoord.
De Emigranten kwamen hierdoor in grote ellende, en leefden
voortdurend in gevaar door de Kaffers overvallen te worden.
Onder leiding van Potgieter en Piot LJys werd een aanval op
do Zoeloes gemaakt, doch deze mislukte, terwijl Uys het leven
er bij verloor. Potgieter zag er verder geen heil in om langer
in Natal te blijven, en trok over de Drakensbergen en over
de Vaalrivier. Vele Trekkers wilden echter hot land, dat zij
wettig van do Zoeloes gokocht hadden, niet zo maar weer ver-
laten. Sommigen van hen beschouwden hot terugtrekken van
Potgieter zelfs als een „vlucht". Het was in deze dagen van
ellende, toen hot gevaar van allo kanten dreigde, dat do
Engolse Gouverneur aan do Kaap op 6 September een Prokla-

1  Dagboek, blz. 88.

-ocr page 38-

rnatie uitvaardigde om het verkopen van kruit en lood aan
de Boeren in Natal te verbieden!

Kort hierop voegde Andries Pretorius van uit Graaff-Reinet
zich bij zijn bedrukte broederen. Hij werd dadelik tot Kom-
mandant Generaal gekozen, en organiseerde een ekspeditie van
407 man tegen Dingaan. Men besefte welke grote dingen er
op het spel stonden; want wat zou er van de Emigranten
worden als dat handje vol Boeren door die duizende Zoeloes
uitgemoord zou worden! Toen heeft Pretoiius en zyn
legertje, even als Willem van Oranje eenmaal gedaan had,
met de Potentaat der Potentaten een Verbond gesloten. Zij
beloofde de dag, waarop God hun de overwinning op de Kaffers
zou geven, tot in de verste nageslachten immer als een dank-
dag aan Zijns Naams gedachtenis te wijden. Die overwinning
viel op Zondag 16 December 1838, toen meer dan 12000 Zoeloes
het legertje van Pretorius aanvielen. In een hevige worsteling
werd de Zoeloe legers een volkomen nederlaag toegebracht.
Enige duizende Zoeloes sneuvelden, en het water van de
rivier op het slagveld werd rood gekleurd van het bloed van
degenen, die er terecht kwamen. Sedert die dag draagt die
rivier de naam van Bloedrivier. Aan de kant van de Boeren
waren slechts drie personen licht gewond. De legers van Din-
gaan werden verspreid en de Koning zelf\' nam de vlucht na
eerst zyn hoofdstad in brand gestoken te hebben. Deze over-
winning was meer dan een overwinning van de Boeren op
de Kaffers, het was een overwinning van de beschaving op
het barbarendom. De weg werd hierdoor voor het Christendom
in Zuid-Afrika gebaand.

Na deze overwinning werd de Ropubliek Natal door de
Boeren gesticht, met het nieuw aangelegde dorp Pieter Maritz-
burg als hoofd [»laats. Een geregelde regering werd ingesteld,
en de Trekkers konden zich rustig vestigen.

Erasmus Smit, die door do dood van Retief zyn grootste
steun verloren had, hield in deze tijd op predikant van
de Boeren te zijn, dio er een bezwaar in bleven zien dat hy
niet geordem} was. In zyn plaats trad op do behoorlik geor-
dende Amerikaanse zendeling Daniël Lindley, die vroeger
predikant van de Presbyteriaanse Kerk in de Zuidelijke Staten

-ocr page 39-

van Noortl-Amerika was geweest. Hij had zich daarna in
dienst van de Amerikaanse zending gesteld, en had zyn
zendingspost onder de Zoeloes. Wegens de oorlog moest hy
die post verlaten, en werd hy de opvolger van Smit als
predikant onder de Voortrekkers.1) Zijn verhouding tot de
Amerikaanse Zending werd echter niet verbroken. Zyn stand-
plaats was te Pieter Maritzburg, waar intussen een kerk
gebouwd was, terwijl hij ook Weenen en Winburg als centra
van zijn arbeid had en in 18-42 ook een herderlik bezoek
bracht aan Potche(\'stroom in Transvaal In de eerste drie jaren
van zijn verblijf onder do Voortrekkers (1841-43) heeft hy te
Pieter Maritzbnrg, Weenen, Winburg en Potchefstroom 1383
kinderen gedoopt, 583 lidmaten bevestigd en 97 paren getrouwd.2)
Nu de macht van Dingaan gebroken was verscheen plotseling
een andere macht op het toneel om de rust te verstoren.
Het was Engeland, dat zich gereed maakte om het land, waar
de Boeren orde gebracht hadden, nu kalmpjes in te palmen.
Het einde van de zaak was dat Natal, het land gekocht met
bloed en tranen, in 1843 door Engeland geannexeerd werd.

De Voortrekkers waren zeer aan Lindley gehecht, en tevreden
met zyn werk. Maar hy had zich slechts tijdellk als predikant
onder hen verbonden: zyn doel was en bleef het zendingswerk
onder de Zoeloes. Bovendien was hot werk to veel voor één
predikant, en de uitgestrektheid -van de Gemeenten veel te
groot. De Voortrekkers herhaalden daarom hun smeekstemmen
naar de Kaapse Kerk om hulp.

Toen Protorius in 1839 de Kolonie verliet, om zich by zyn
verdrukte broederen in Natal te voegen, deed hy ook nog
eerst, evenals do andere Emigranten vóór hein gedaan hadden,
zyn uiterste best om een predikant uit de Kaapkolonie te
krijgen. Er bleef niots over dan te klagen hoo „grievend" hot
hem was, dat geen van de predikanten naar do „verdoolde
schapen" wilde gaan.8) In 1840 waren de predikanten Reid

1  .Tohn Bird: The Annals of Natal, vol. II, p. 360.

2 -\') Rird vol. II p. 3i>8, 859. Ton onroclito noemt J. du Plossis:

-ocr page 40-

van Graaff Reinet en Taylor van Cradock bereid de
Emigranten te bezoeken, doch de Ring van Graaff Reinet
stond hun niet toe tijdens dat bezoek de sakramenten te
bedienen, waardoor zij van hun voornemen afzagen, *) Met dit
alles bleef de behoefte aan geestelike verzorging onvervuld.
„Waar blijven onze Afrikaanse predikanten, dat zij niet onder
ons willen komen?" — klaagde een stem in 1840 uit Na tal. —
„Hebben deze eerwaarde heren geen nationaal gevoel; of
denken zij dat zij hier niet genoeg voor hun onderhoud zullen
vinden? Als zij dat menen dwalen zij. Laten zij zeggen wat
zij jaarliks begeren, en zij zullen ervaren hoe zeer wij Emi-
granten aan de zaak van God en Christus gehecht zijn. Hoe
is het mogelik, dat onze geliefde Afrikaanse predikanten geen
roeping voelen om zich in ons midden te vestigen! Denken
zij niet aan Jona, die naar Nineveh gaan moest? Denken zy
niet aan de Apostelen en Christenen die, in weerwil van alle
tegenstand, het Evangelie van land tot land hebben gebracht?
Denken zij niet dat ook wij, die Gods schepselen zijn, de
sakramenten van Christus behoeven? Wil de zo hooggeprezen
heer Albertyn 1) niet tot ons komen? Willen ook niet andere
predikanten tot ons komen? Tans kunnen wij drie gebruiken,
en binnen kort meer. Ons aantal vermeerdert dageliks. Men
kan over deze godsdienstzaak niet genoeg spreken. Velo, vele
kinderen wachten er op om gedoopt te worden; vele jonge-
lieden om- aangenomen te worden; vele lidmaten
0111 het
heilig sakrament te ontvangen." 2) De „vele aanzoeken" naar
de Kaapkolonie waren echter „niot van dat gevolg" waarop
de Emigranten „ais broeders van dezelfde moederkerk hadden
mogen hopen." 3) In de Kaapkolonie verontschuldigde men
zich door op eigen gebrek te wijzen. Er was wel gebrek aan
predikanten, maar niet zö groot, dat men niet had kunnen
helpen. De grondoorzaak was, dat do Kerk in de Kaap meer

1 De heer P. K. Albertijn, dio in 1810 als proponont uit Holland
was terug gekeerd.

2 *) Chaso: Natal Papers, vol. II p. 130.

3 ) J. Stuart: De Hollandsche Afrikanen, blz. 172, a. \\v. eon brief van
de Kerkeraad van Piotor Maritzburg, ged. 23 April 1842.

-ocr page 41-

en meer onder de Engelse beademing was gekomen, en men
de Trek niet sympathiek genoeg was.

Doordat de Voortrekkers haast van alle verkeer met de
buitenwereld afgesloten waren, was men niet altijd goed op
de hoogte met hun omstandigheden. In Holland was een enkel
bericht over hun „landverhuizing" doorgedrongen, maar men
wist eigenlik niet goed wat er gaande was. De heer Jacob
Swart, ouderling van de Ned. Hervormde Gemeente van
Amsterdam, had de berichten over hen nauwkeurig gevolgd,
en trachtte eindelik in het Handelsblad van 22 April 1840 de
belangstelling in Nederland voor hen op te wekken. Tengevolge
hiervan werd door een Amsterdamse koopman, de heer G. G.
Ohrig, een schip „De Brazilië" uitgerust om op zijn reis ook
Natal aan te doen, en zodoende met hen in verbinding te
komen; en een van zijn kantoorbedienden, zekere J. A. Smelle-
kamp werd als super-carga aangesteld. Voor eigen rekening
gaf Jacob Swart enige boeken voor hen mee, en het Neder-
landse Bijbelgenootschap schonk verschillende bijbels voor
dit doel. Op 2(5 Maart 1842 liet de Brazilië in de baai van
Natal het anker vallen. De blijdschap onder de Voortrekkers
over deze belangstelling was zeer groot. Wie van hen had
ooit van zulk een schone verrassing kunnen dromen! Tot
dusver was het hun aan alle kanton moeilik gemaakt, en nu
kwam er op eens een schip opdagen uit Holland, het oude
Moederland! Daar was men hun in elk geval sympathiek
gezind. Met uitbundige feestvreugde werd Smellekamp ontvangen.
Hjj werd men genomen naar de hoofdplaats Pieter Maritzburg,
waar hjj onder vlaggengewapper als een vorst zyn intocht
deed, en men verschillende oremaaltyden voor hem aanrichtte.
Geen wonder dat de Voortrekkers in deze dagen, toen Engeland
bezig was hun land te roven, het oog richtten naar Holland,
vanwaar plotseling deze onverwachte belangstelling was komen
opdagen. Men besloot zich onder de bescherming van Willem II

i) Smellekamp, geboren in 1812, bogon zijn loopbaan in Amsterdam
als bediondo b\\j do makelaars in assimmtiön, de firma Vos en Zonen,
on ving later aldaar eon groasiorderU in godistilloord aan. .Ibr. Mr. W.
II. do Savornin Lohmnri: Nieuw Nodorlandsch Biograllsrh Woordenboek,
deel II in voce Smellekamp.

-ocr page 42-

Koning der Nederlanden te stellen (als Souverein Vorst. Smelle-
kamp verzekerde hun „de bescherming van Holland", waaraan
hij zijn naamtekening hechtte met deze bewoordingen: „Geac-
cepteerd in naam van den Koning der Nederlanden, onderworpen
aan Zijner Majesteits formele goedkeuring"! Hij verzekerde hun
verder, dat zij spoedig van predikanten en onderwijzers zouden
voorzien worden. Zij stelden Smellekamp nu in staat om, door
zijn reiskosten te betalen, rechtstreeks door het land naar
Kaapstad te gaan, en vandaar naar Holland terug te keren,
terwijl hij van de nodige brieven aan de Koning van Holland
voorzien werd. Deze daad, waartoe Smellekamp niet het minste
recht noch bevoegdheid bezat, zou nog een lange en zure
nasleep met zich voeren. De Koning, van Holland kon en wilde
zich met deze zaak natuurlik niet inlaten, want dit zou
slechts moeilikheden met Engeland geven.

Smellekamp bracht ook een brief van de kerkeraadsleden
van Pieter Maritzburg aan Jacob Swart mee, waarin zij hun
blijdschap en dank uitdrukten voor do ondervonden belang-
stelling. In die brief schreven zij over hun beklagenswaardige
toestand. „Vooral groot is het gebrek aan de noodigo Leeraars
in twee bevolkte Districten," — aldus luidde het, — „die
daarvan ontbloot, en dus verstoken zijn van die zegeningen
en troost, die met de regelmatige viering van den Sabbat en
godsdienstig onderwijs, bijzonder op dien dag, altoos gepaard
gaan, terwijl het zwaarmoedig vooruitzigt, voor hot aankomend
geslacht, zonder onderwijzers, zonder leiding, zonder voorbe-
reiding tot die pligten, waartoe zij eenmaal door den Staat
geroepen zullen worden, ook algemeene neerslagtigheid veroor-
zaakt, terwyl do vele aanzoeken, die wij deswegens in de
kolonie aan de Kaap gedaan hebben, niet van dat gevolg zijn
geweest, waarop wy als Broeders van dezelfde moederkerk
hadden mogen hopen, zoo als UEerw. uit de bijgaande missive,
die onbeantwoord is gebleven, zelve zult kunnen zion." *)

Tevens vroegen zij om „Een groote kerk-bijbel met onze
gewone oude kerkformulieren, en gebeden zooals in onze
Hollandsche kerken gebruikelijk.

i) Stuurt: De Hollandsche Afrikanen, blz. 170-172.

-ocr page 43-

Psalmen, gezangen, en het Nieuwe Testament.

Oude en Nieuwe Testamenten.

Eenige predikatie-hoeken, waaronder die van Kist, Bijbel-
historie van Van der Palm; van Lier.

Schoolboeken voor eerstbeginnenden, en meer gevor-
derden. Schrijfbehoeften, leijen, grifjes, enz."

Op initiatief van Swart werd nu een kommissie gevormd
waartoe behoorde de heer Rooyens, Professor te Amsterdam,
de hereu Broes, van Voorst en Bruiuier, predikanten van
do Hervormde Gemeente van Amsterdam, en de heer Swart.
Die kommissie besloot om een predikant en een onderwijzer uit
te zenden, alsmede zoveel mogelik de gevraagde en ook andere
boeken, terwijl zjj voor dit alles zelve de kosten zouden dragen.

Andermaals werd de Brazilië uitgerust door een handels-
vereniging, mot Smellekamp als super-carga, met het doel
op de reis de Oostkust van Afrika en bopaaldelik Natal
aan te doen. Het verliet Nederland in het begin van 1843
voor de tweede maal. De genoemde geestelike kommissie zond
de proponent P. N. Ham \') en echtgenote, en do onderwijzer
Martineau uit, die allen door do Kommissie uitgerust en van
ruime voorraad voorzien waren. Het pchip arriveerde op 7 Mei,
doch de Britse autoriteiten weigerden volgens bevel uit Engeland
een landing toe te staan. Het was juist in do dagen, dat de
Engelse versterkingen te Natal waren aangekomen. Dit bracht
grote ontsteltenis bjj de Boeren te weeg, want zij verwachtten
nu juist antwoord uit Holland op hun sessie van Natal aan
de Koning. Er bleef niets anders voor de Brazilië over dan te
vertrekken. De Boeren, die zo vurig op een predikant gehoopt
hadden, moesten zien, dat hun wens op het punt van vervulling
weer verijdeld werd. Smellekamp trachtte nu over Dolagaobaai

\') Ham word op 80 Juni 1H28 als studont in do godgoloerdlioid to
Utrecht ingeschreven, on in 1831 door hot. Provinciaal Kerkbestuur van
Gelderland tot do Evangeliebediening toegelaten. Daar or in Nederland
in die jaren oon overvloed van proponenten was, kon menigeen geen
beroep kragen, on moost zich oon andore betrekking kiozon. Zo moost
ook Ham moor dan acht jaar te vergeefs in Holland op oen beroep
wachten. Do kommissie van Amsterdam hooft hom ongoordond uitge-
zonden, in do verwachting dat or gelegenheid zou zijn, dat hij in Natal
goordond zou kunnen worden. (Door Lindloy?).

-ocr page 44-

met de Emigranten in verbinding te komen, en wel met de
Potgieterpartij, die zich in het Overvaalse gevestigd had. Op de
reis daarheen overleed de onderwijzer Martineau, en te Lorenzo-
Marques stierf mevrouw Ham met het kind, waarvan zij
bevallen was. Dit ontmoedigde Ham zo, dat hij het niet aan-
durfde zich onder de Voortrekkers te vestigen. Hij ging naar
de Kaapkolonie en werd predikant te Fransche Hoek.

Ook hierna gaf Smellekamp de Voortrekkers nog hoop
op steun uit Holland. De Boeren geloofden dit, want zij
dachten Holland nog in dezelfde machtspositie als in de
dagen van zijn gouden\' eeuw. Toen men eindelik ontdekte,
dat men door Smellekamp „misleid" was, al was dit niet ter
kwader trouw, heeft het een bittere teleurstelling gewekt, en
vooral bij Pretorius kwam er een gevoel van afkeer tegen
hem. Het is van belang dit in het oog te houden in verband
met de latere Pretorius- en Potgietertwisten in Transvaal.

Nadat Engeland de Republiek geannexeerd had, werd Hendrik
Cloete door de Gouverneur van de Kaapkolonie er heen ge-
zonden als speciale Kommissaris om de zaken aldaar te regelen,
en de Boeren met de annexatie tevreden te stellen. Dit ging
niet zo gemakkelik. Vooral te Pieter Maritzburg was men
alles behalve ingenomen met zijn komst. Daar werd zelfs de
Hollandse vlag uitgestoken als teken van verzet tegen de
Union Jack. In deze moeilikheden was Lindley niet aan de
zyde van .de Boeren.\') Hy hield zich echter buiten de geschillen
en kon zyn werk rustig voortzotten.

De Gouverneur begreep, dat hy, als hy slagen wilde, de
Boeren niet alleen van de politieke doch ook van dekerkelike
kant moest aanpakken. Waar do uit Amsterdam gezonden
predikant Ham niet in Natal toegelaten mocht worden, zond
de Gouverneur nu den heer Abraham Faure, predikant te
Kaapstad en Actuarius van de Kaapse Synode, naar Natal
om de kerkelike aangelegenheden te regelen. Alsof men van
Engelse kant nu zo eensklaps in de geestelike zaken van de
Voortrekkers belang stelde! De achtergrond van die zending
was om door middel van Faure de Boeren langs kerkeliko

i) Brid II, blz. 130.

-ocr page 45-

kant met de Engelse vlag tevreden te maken, en hen onder
de ogen te brengen, dat hun godsdienstige belangen op alle
steun uit de Kaapkolonie rekenen konden — mits zij de Engelse
vlag erkenden!

Faure arriveerde op 10 September 1813, en de Kommissaris
Cloete maakte de nodige toebereidselen voor hem om overal,
ook landwaarts in, te reizen en met de Boeren te spreken.
Zij zagen de diepere achtergrond van dit alles niet dadelik, maar
dachten, dat de zending zuiver kerkelik van aard was, zonder
bijbedoelingen. Zij waren er zeer mee ingenomen en drukten
hun vertrouwen uit, dat hun Kerk voortaan niet meer in de
Kaap Kolonie vergeten zou worden. Doch bij de eerste dienst
door Faure gehouden werd al argwaan gewekt, omdat hij voor
de Engelse koningin bad. Zodra de Voortrekkers met de bijbe-
doelingen van zjjn konlst bekend raakten, keerden de meesten
hem de rug toe. Van uit Weenen schreven de ouderlingen
P. Cronjo en O. Spies hem, dat zij hem daar niet wensten te
ontvangen, en ook zonden vele gemeenteleden hem niondoling
dergeliko berichten. Op 10 December scheopto hij zich weer
in naar Kaapstad, zonder veel verder geweest te zijn dan
Pieter Maritzburg en omstreken. Op initiatief van Lindley
zond Cloete een verzoek aan do Gouverneur om een predikant
te benoemen. Een eigenaardig verzoek, daar Ham enige maanden
te voren niet landen mocht. Maar Cloeto begeerde een predikant,
die van de Britse autoriteiten athankelik was, en met wio
zij, als het nodig was, voeling konden houden. Alles wat uok
maar in het minst aanleiding geven kon om het Brits gezag
niet to bevestigen, moest geweerd worden.

In December 184(> werd de Heer A. C. Stucki\'), die een

\') Stucki, goboron in 1807, word op lfl Dcc. 1820 als student in do
godgeleerdheid in Utrocht, z\\jn geboorteplaats, ingeschreven. In 1833
word hil door het Provinciaal Kerkbestuur van Utrocht tot do Evangolio-
bodioning toegolaton. Door do groto overvloed van proponenten kon hy,
oven als hot mot Ham hot geval was, goon beroep als predikant krijgen.
Op aanraden van dn hoer A. F. du Toit, predikant te Wellington, vertrok
hU in Junie 1840 naar Zuid-Afrlka, na oorst goordond to zijn door de
Komni. van Prot. Korko in O. en W.-Indiö to \'s-Gravonhago, in do hoop
daar prodikant to kunnen worden. Zio Reis en Verblijf aan de Kaap
en Natal, door M. do Vooght, wed. Stucki, 1819.

-ocr page 46-

paar maanden te voren uit Holland in de Kaapkolonie ge-
arriveerd was, door de Gouverneur aangesteld als predikant
te Pieter Maritzburg. Reeds vóór zijn aankomst was aan het
adres van Abraham Faure een verzoek gericht om hem als
predikant voor de Emigranten buiten het door Engeland ge-
annexeerd gebied te ontvangen. Doch Faure wees het verzoek
van de hand! Stucki moest zich alleen onder het Engels
bestuur vestigen!

Hij vertrok op 13 Januari 1847 naar Pieter Maritzburg. Hoe
geïsoleerd de Voortrekkers waren blijkt ook hieruit, dat de
overtocht van Stucki en zijn vrouw van af Kaapstad naar
Natal dubbel zoveel kostte als hun overtocht van Holland
naar Zuid-Afrika! Stucki zou Lindley vervangen, die zich maar
tydelik als predikant onder de Voortrekkers verbonden had.
Hij heeft Natal echter nooit bereikt; op weg er heen is hij
in de nacht van 25 op 26 Januarie op zee gestorven. Zyn
vrouw kwam alleen in Pieter Maritzburg aan.

Dc Grote Uittocht uit Natal.

In die tijd waren zeer vele Voortrekkers weer uit Natal
getrokken, terwyl anderen gereed waren hetzelfde te doen. De
tocht ging naar de Vrijstaat en naar het Overvaalse, want
van de Britse vlag was men niet gediend. Do grote uittocht
vond in 1847 plaats. Andries Pretorius had nog eerst de tocht
naar Grahamstad ondernomen, waar Sir Henry Pottinger, de
toenmalige Gouverneur van de Kaapkolonie, zich bevond, om
persoonlik hun grieven aan hem bloot to leggen en recht te
verkrygen. Het mocht evenwel niet baten: de Gouverneur
weigerde Pretorius te ontvangen.

Toen Pretorius weer in Natal terug kwam, was de Trek in
volle gang. Sir Harry Smith, die toen juist Sir Henry Pottinger
als Gouverneur was opgevolgd, ging er onmiddelik heen om
de uittocht te keren. Hy liet Pretorius verzoeken om de trek
zolang te stuiten totdat hy in persoon by hen gekomen was.
In Februarie 1848 vond hy de Trekkers, die aan de voet van
de Drakensberg op hem wachtten. Hy verklaarde bijna verlamd

>) M. de Vooght, wed. Stucki, Reis en Vorbiyf, blz \'26.

-ocr page 47-

van schrik te zijn de gehele bevolking niet weinige uit-
zonderingen aan het trekken te zien. Velen hadden liever hun
plaatsen opgegeven en de oogst achtergelaten, clan aan de eis
van de Engelse proklamatie, om de eed van getrouwheid af
te leggen, te voldoen. Zij waren aan zodanige ellende ten prooi,
als Sir Harry Smith verklaarde nooit te voren gezien te
hebben, behalve by Massena\'s inval in Portugal, toen de ganse
bevolking van dat gedeelte van het oorlogstoneel wegvluchtte.
Ja de ellende was groot! I)e vrouw van Pretorius zelf was
ziek en zijn dochter moest de ossen leiden. Die tocht vormde
een schrille tegenstelling met de tocht over de Drakensbergen
van tien jaren geleden. Toen was het ook moeitevol, en
gepaard met lijden en moeite zoals het nageslacht zich nauwliks
kan voorstellen. Maar zy waren hoopvol, want zij gingen
Natal in, het land van belofte, zoals men dacht. Maar nu
by deze tweede overtocht lag de toekomst voor hen als een
donkere wolk. Achter hen lagen de tien jaren van lijden,
waarin zy de lijdensbeker tot aan de bodem toe geledigd
hadden. Zy verlieten dat land, waar zomenigeen van hen in die
tyd bezweken was. Zy verlieten hot omdat zij voor de yzeren
vuist van de vervolger niet wilden bukken. De politiek van
Engeland in Zuid-Afrika is altijd die van „macht is recht"
geweest en daarom heeft het nooit zoiots gekend als het recht
van de zwakke. Op enkelo uitzonderingen na, drong Sir Harry
Smith bij de Boeren er tevergeefs op aan om naar Natal terug
te gaan en do Britse vlag te erkennen. Doordat do Tugela
rivier tot aan zyn oevers lag en ondoorwaadbaar was, bleef
Sir Harry Smith langer onder de Boeren dan liy van plan was
geweest. In die dagen was hij de gast van Pretorius. Toen hy
zag dat hij Pretorius en zyn volgelingen niet overreden kon,
haalde hy een proklamatie uit zyn zak en overhandigde die
aan de Generaal om te lezen. Hot was een proklamatie waarin
„mot één pennestreek al het land ten Noorden dor Oranjerivier
tot aan do Vaal, en Oostelyk tot aan de Drakensbergen werd
geannexeerd, \') onder de naam van „Oranjerivier Souvereiniteit."
Zo kon men uit Natal van onder de Britse vlag weg trekken,

i) Dr. Leyds: De Eerste Annoxatio, blz. SO.

-ocr page 48-

maar zou aan de andere kant van de Drakensbergen die vlag
terug vinden! Tevens zeide Sir Harry Smith aan Pretorius,
dat hij voortaan „het geestelike zwaard" zou gebruiken om
hen voor het Brits gezag te doen bukken, als „het wereldlik
zwaard" dat niet doen kon.x) Pretorius trok hierop naar het
Overvaalse waar de Britse vlag nog niet gewaaid had en
vestigde zich in de Magaliesbergen „met intentie om stil
te wonen."

In de Oranjerivier Souvereiniteit.

In de Vrijstaat was echter grote ontevredenheid over de
annexatie door Sir Harry Smith. Er werd onmiddellik naar
de Magaliesbergen gezonden om Pretorius te halen, want deze
man alleen kon redden, indien er iets te redden viel. Hij genoot
de achting en het vertrouwen van allen. Pretorius kwam
hierdoor in grote twijfel wat om te doen. Zijn vrouw, die
reeds ziek was bij de uittocht uit Natal, was nu stervende.
Doch zij zeide tegen haar man toch in elk geval te gaan, want
zijn broeders hadden hem nodig en hy kon haar toch niet het
leven geven. Zo sprak deze wakkere Afrikaanse Boerovrouw.
Pretorius is gegaan en heeft van zijn vrouw afscheid genomen
en heef haar niet weer terug gezien.

Bij zijn komst in de Vrijstaat liet hij onmiddellik aan
majoor Warden, de Britse Resident to Bloemfontein, weten
zich dadelik uit (le voeten to maken, waarop deze het hazenpad
koos. Pretorius wilde het niet tot bloedvergieten laten komen
en deed pogingen om met Sir Harry Smith nogmaals te
onderhandelen en hem te bewegen zyn onrecht ongedaan te
maken. Dit getuigt van het helder inzicht van Pretorius, want
hij begreep ten volle, dat de krachten van een handjevol
Boeren niet met die van het sterke Albion gemeten konden
worden. Doch Sir Harry Smith wilde van een onderhandelen
niets weten, en schold de Boeren uit voor "damned Rebels."
In Julie werd door hem een beloning van £ 1000 uitgeloofd

•h De Volkslem van Junie 1894, a. w. oen brief voorkomt geil.
19 Mei 1894 van de Voortrekkers G. S., M. P. W. en H. P. Pretorius,
die hierbij tegenwoordig waren.

-ocr page 49-

voor de aanhouding van de „schavuit" Andries Pretorius,
zoals hij deze beproefde Boeren Generaal betitelde. Een maand
later kwam het te Boomplaats, gelegen op de weg van de
Kaapkolonie naar Bloemfontein, tot een botsing tussen Boer
en Brit. Het. handjevol Boeren moest echter het onderspit
delven. Sir Harry Smith, die de oorlog in Spanje en Portugal
en de slag van Waterloo had meegemaakt, noemde dit gevecht
„een der hevigste gevechten, die men ooit zou kunnen bij-
wonen," en sprak met erkentelikheid van de grote diensten,
die „de dappere Hottentotten" hem tegen de Boeren hadden
bewezen. „Er werden geen gevangenen gemaakt" — schreef hij —
„want geen der rebellen wilde zich overgeven." \') De prys voor
de aanhouding van Pretorius werd nu verdubbeld, terwijl vele
Emigranten zwaar beboet werden, vanaf .t 3 tot £ 250. Pretorius
en velen met hem trokken zich hierop terug naar het Overvaalse.

Sir Harry Smith stelde toen de heer Andrew Murray Jr.
aan als predikant te Bloemfontein, waar hij in April 1849
door zijn vader Ds. A. Murray Sr. bevestigd werd. Het is
eigenaardig te zien hoe steeds de belangen van de Emigranten
alleen dan uit de Kaapkolonie behartigd werden, wanneer de
Britse vlag over hen woei. Van af het jaar 1847 had de
Kaapse Kerk jaarliks enige predikanten uitgezonden om de
Voortrekkers te bezoeken. Die deputaties achtten het tevens
tot lmn plicht de Voortrekkers met do Britse vlag tevreden
te stellen. Doch over die deputaties wordt in het volgende
hoofdstuk nader gesproken.

Andrew Murray was een willig werktuig om „de geestelike
zwaard"politiek van Sir Harry Smith ton uitvoer te brengen.
Zijn vader was een van de door Lord Charles Somerset inge-
voerde Schotse predikanten. Op zijn tiende jaar werd hij voor
zyn opvoeding naar Schotland gezonden, waar hij later in do
theologio studeerde. In 1845 ging hij met zijn broer John nog
eerst naar Holland om Hollands te leren, en toen kou hij
niet eens zijn medestudenten verstaan als zij hom in het
Hollands aanspraken. 2) In 1848 ging hy naar Zuid-Afrika

i) l)r. Loyds: Do Eorste Annexatie, blz. S4.

2j Stommen voor Waarheid en Vrodo, HU7, blz. 609-612: Andrew
Murray in 7.Un studiejaren
to Utrociit. door S. P. Engelbrecbt.

-ocr page 50-

terug. Hij was Engels en voelde Engels, al was hij predikant
in de Hollandse kerk. De nationale belangen van de Boeren
heeft hij beslist niet gediend, doch de Engelse geest met kracht
helpen bevorderen. Reeds in 1853, toen Engeland op het punt
stond de Oranjerivier Souvereiniteit prijs te geven, en ze als
een onafhankelike Staat te erkennen, liet hij zich door de
Engelse ingezetenen van Bloemfontein naar Engeland afvaar-
digen om bij de Koningin hiertegen te protesteren, en te
verzoeken oin de Britse vlag te handhaven. Het mocht evenwel
niet baten, want op 23 Februarie 1854 werd de Oranje Vrij-
staat door de Conventie van Bloemfontein als een vrije
Republiek erkend. De Grondwet van de nieuwe Staat werd
nog op 15 April van datzelfde jaar vastgesteld. In artiekel il
werd uitgedrukt, dat „de bevordering van Godsdienst en Onder-
wijs is een onderwerp van zorg voor den Volksraad;" en in
artiekel 22, „de Nederlandsche Hervormde Kerk zal door den
Volksraad bevorderd en ondersteund worden." ])

Zo was de Vrijstaat dan vrij geworden. Hij bezat toen vier
predikanten, namelik, behalve Ds. Murray, nog de heer van
Velden die in 1850 te Winburg gekomen was, de heer P. Roux
die in 1852 een beroep te Smithfield aangenomen had, en de
heer A. A. Louw die in 1853 naar Fauresmith gegaan was.
Deze predikanten waren allen gedurende de Souvereiniteit
ingekomen. De Vrij staatse Kerk maakte onder de naam van
Ring van Transgariep (gesticht in 1850) een deel van de
Kaapse Kerk uit. In Transvaal, waar de Britse vlag nog niet
woei, wilde zich echter geen predikant vestigen.

t

ij De Zuid-Afrikaan, 4 Mei 1854.

-ocr page 51-

HOOFDSTUK III.
Do Kerk in het Overvaalse tot aan (le Zandrivier Conventie.

Handclspogingen vanuit Hollaiul.

De geschiedenis van Transvaal is in menig opzicht anders ge-
weest dan die van Natal en de Vrijstaat. Doordat de bewoners daar
het verst van de Kaap Kolonie woonden, hadden zij veel
minder last van liet binnendringen van allerlei ongewenste
Britse elementen, dan zulks in Natal en in de Vrijstaat het
geval was. Bij hen waren de oud •Hollands-Afrikaanse tradities
het best beschermd tegen de absorbering van de Engelse
atmosfeer. De grote overstroming door Engelse gelukzoekers is
pas veel later door de ontdekking van de goudvelden gekomen.

De oude Transvalere waren zeer geïsoleerd; zij waren afge-
sloten van de rest van de wereld, waardoor de opbouw van
eigen kuituur met vele moeilikheden gepaard ging, zooals uit
dit en uit de volgende hoofdstukken blijken zal. Hun Kerk
was in een verwaarloosde toestand, doordat geen een van de
Kaapse predikanten zich onder hen wilde vestigen. De politieke
verdeeldheid dreigde telkens de Kerk vaneen to scheuren.
Toen de Kerk eenmaal op hechte grondslagen georganiseerd
was, vestigden er zich verschillende predikanten uit do Kaap
Kolonie, en dat niet in de Kerk, - want de predikanten, die
toen uit de Kaap Kolonie beroepen werden, bedankten ook, -
zij vestigden zich tegenover de eenmaal georganiseerde Kerk,
en stichtten zichzelven Gemeenten, waardoor de lang dreigende
scheuring tot stand kwam.

De eerste trek over de Vaalrivier, onder aanvoering van
Carl Trigardt en Hans van Rensburg, was op een mislukking
uitgelopen, voor zoverre het betrof het stichten van een
onafhankeliko Staat. Toch waren
z\\) baanbrekers op do weg
naar hot Noorden. Op hun voetspoor is Hendrik Potgieter
gevolgd, die zich in 1839 over do Vaalrivier vestigde, waar
het dorp Potchefstroom gesticht werd. Potgieter heeft die

-ocr page 52-

streek weer in 1843 verlaten en zich veel nooröeliker begeven,
waar het dorp Ohrigstad aangelegd werd. Het was kort te
voren, dat men zich van hier uit, in 1843, te Delagoabaai met
Smellekamp in verbinding gesteld had, nadat enige weken
vroeger door de Engelsen in Natal zulks belet was. Smellekamp
had hen toen de vestiging in de omstreken van Ohrigstad
geraden en de beloften van een geregelde handel met Holland
gegeven. Het spreekt vanzelf, dat de teleurstelling van de
Emigranten zeer groot was, toen de predikant Ham de moed
miste zich bij deze gelegenheid onder hen te vestigen. Dit heeft
echter niet verhinderd, dat zij weer pogingen aanwendden om
een predikant uit Holland te verkrijgen.

Op 17 Oktober 1844 werd door de Volksraad van uit Potchef-
stroom een brief gericht aan Smellekamp, die toen weer in
Europa terug was, met het verzoek om alle pogingen in het
werk te stellen om een predikant te krijgen, die een salaris
van 2000 Rijksdaalders zou ontvangen, met de belofte, dit zo
spoedig mogelik te verhogen, terwijl tevens de reiskosten van
uit Holland gewaarborgd werden. *)

In Holland zat men niet stil. Daar werd in 1847 te Vlaar-
dingen de Hollandse Handel en Rederij Maatschappij opgericht,
om handelsrelaties met de Emigranten aan te knopen via
Delagoabaai, waartoe het boekje van de oud-hoogleraar Lauts
„De Kaapse Landverhuizers" de stoot gegeven heeft. Een
schip, de •Animo geheten, werd uitgerust met een lading, die
geschikt was om onder de Emigranten verhandeld te worden.
Smellekamp was weer als super-carga aan boord. Als enige
passagier bracht hij mede de zesentwintigjarige H. T. Bührmann,
een kantoorbediende uit Amsterdam, om zich als schoolmeester
en handelsagent onder de Emigranten te vestigen. Do keus
was alles behalve gelukkig. In de Hollandse maatschappij
telde Bührmann niet in het minst mee, terwijl hij niet eens
behoorlik Hollands schrijven kon. Bij een deel der Emigranten
kwam hij in aanzien, waar hij, gezien zijn geringe positie
in Holland, niet tegen kon: hij streefde naar meer macht en
wilde een rol spelen, en om dat te bereiken ging hij tussen

\') Lauts: De Kaapache Landverhuizers, blz. 13413B

-ocr page 53-

de Emigranten op de laagste wijze stoken, en zijn minder nobel
kirakter weerhield hem niet hen tegen elkaar op te zetten.

Door allerlei ongunstige omstandigheden mocht deze handels-
onderneming financieel geen gunstige resultaten opleveren.
Door de vergiftige vliegen, die voor de ossen een hele streek
onveilig maakten, konden de Emigranten zich voor de handel
niet naar de baai begeven; enkelen alleen ontmoetten Smelle-
kamp -persoonlik. Zij waren zeer teleurgesteld, dat er geen
predikant was meegekomen, en zonden nu een brief aan de
Rederij te Ylaardingen, waarin zij hun spijt uitdrukten. Al
twaalf jaren waren zij zwervende, en „reeds drie jaren zonder
eenig bestaan van handel, ontbloot van den openbaren Gods-
dienst", hun „kinderen ongedoopt", hun „jongelingen en jonge
dochteren niet ingelijfd als leden van Gods kerk" \').

Niettegenstaande de finantiele schade, die de Rederij met
de Animo had, worden reeds in 1849 nieuwe pogingen aan-
gewend, om andermaal een handelsekspediiie naar Delagoabaai
uit te rusten. Deze pogingen werden krachtiglik door de grote
vriend der Emigranten, Professor Lauts, gesteund. Aan de
handelsbelangen had hij geen deel; hot was hem alleen te doen
om de godsdienstige en zedelike belangen van de Emigranten.
Nadat een nieuwe Rederij was opgericht te Amsterdam, onder
liet, bestuur van do gebroeders Heemskerk, J. C. J. Knegt en
M. Weimar ten Cate, kon in 1850 andermaal een schip, de
Vasco da Gania, worden uitgezonden. Hot was hoofdzakelik
door toedoen van Lauts, dat zich aan boord twee onderwijzers
voor de Emigranten bevonden, de heren H. van der Linden
en .1. W. Sprayt, terwijl een derde, de heer Poen, door do
Amsterdamse kommissie werd uitgezonden. De zeer vele pogingen
van Lauts, om ook een predikant uit te zenden, waren
echter niet gelukt, liet feit, dat do heer Ham te Delagoabaai
door de vele moeilikhedeii afgeschrikt was zich onder de
Emigranten te vestigen, ontmoedigdo ook anderen. Ook deze
handolsekspeditie was voor do ondernemers alles behalve voor-
delig, waardoor van verdere pogingen afgezion werd. Do
Emigranten bleven op zichzelf staan. Van uit Holland wilde
men helpen, maar • de moeilikheden verhinderden een wolslagen.

i) Zie Btylage VU.

-ocr page 54-

Deputaties vanwege de Nederduits Gereformeerde Kerk
in de Kaap Kolonie.

In die jaren begon men in de Kaap Kolonie en in de Kaapse
Kerk te verstaan, dat men de rag niet geheel aan deze lieden
moest toekeren. Men begon hoe langer hoe meer oog te
krijgen voor hun geestelike noden. In 1847 besloot de Kaapse
Synode een deputatie te zenden, 0111 de Emigranten te bezoeken.
Zij waren hiermee zeer verheugd, want de enige maal, dat
zij in het Overvaalse het voorrecht gehad hadden een geordend
leraar te zien, was in 1842 geweest, toen de zendeling Lindley
Potchefstroom een bezoek bracht, bij welke gelegenheid de
Gemeente aldaar gesticht werd.

De eerste deputatie bestond uit de predikanten A. MurraySr.
en P. K. Albertijn, en de ouderlingen Pienaar en de Wit. Zij
verlieten de Kolonie nog in 1847. Hun reis ging door de
Vrijstaat en over de Vaal tot aan Potchefstroom. Op deze
tocht werden 800 kinderen gedoopt.

Van nu af werden jaarliks uit de Kaap Kolonie enige predi-
kanten naar de Emigranten afgevaardigd. \') Sommige van deze
predikanten hebben menigmaal als kinderen van hun eeuw de
fout begaan zich met de politieke aangelegenheden des lands
te bemoeien, door te trachten de leidsmannen van do Trans-
valere te bewegen, zich onder de Britse vlag te plaatsen, met
het vooruitzicht, dat hun kerkelike zaken dan in de Kaap Kolonie
zouden behartigd worden, en zij op vaste predikanten zouden
kunnen rekenen. Hierdoor rees bij velen de achterdocht. Sommige
gemeenteleden zagen hierdoor in deze deputaties de vervvezenliking
van het geestelik zwaard, waarmee Sir Harry Smith gedreigd had.

De tweede deputatie bestond uit Dr. Ph. E. Faure en I)r.
William Robertson. Op 12 December 1848 trokken zy do
Vaalrivier over, en maakten er een rondreis van veertien dagen.
Op deze tocht werden zij vergezeld door de Potchofstroomso
ouderling, de heer F. G. VVolmarans, die hen in veel behulpzaam
was. Er werd kerk gehouden te Potchefstroom en te Hek poort

aan de Magaliesbergen. In die veertien dagen tijds werden

- t

i) Zio de vorslagen van dozo en de volgendo deputaties in de Kerk-
bode uit die jaren, en ook do Kerkeraadsnotulen van Potchefstroom.

-ocr page 55-

niet minder dan 411 kinderen gedoopt, terwijl verscheidene
lidmaten aangenomen werden. Bij hun vertrek ontvingen zij
de hartelike dank van de Gemeente, die hogelik was ingenomen
met het voorrecht weer de prediking des Woords te horen
en de sakramenten te ontvangen. Tevens verzocht de Kerkeraad
de afgevaardigden om de Synode aan de Kaap te vragen hun
als met zich in verband staande te beschouwen. Ook zij toch
woonden „binnen het rijk van den Heere Jezus, \'t welk zonder
grenzen is." Hun grote verlangen was, dat er aan hun herder-
loosheid een eind mocht komen.

De afgevaardigden hadden tijdens hun bezoek de Emigranten
gewezen op de Synode van de Hervormde Kerk van Holland,
en hun aangeraden daarhesn te schrijven en te trachten alzo
door middel van die Synode een predikant te krijgen.

Op 1.0 Februarie vergaderde de Kerkeraad, waarschijnlik
onder voorzitterschap van ouderling Wolmarans, te Magalies-
berg. Heel Transvaal had in die dagen één gezamelike Kerkeraad,
en vormde één Gemeente, die uit de wijken Potchefstroom,
Magaliesberg, Mariko, Ohrigstad en Zoutpansborg bestond. Et-
werd een schrijven gezonden aan do Synode in Den Haag
waarin de kerkeraadsledon hun „landgenooton" in Holland op
hun ellende wezen. Hun lijdon was groot door do „verdruk-
kengen van een onrechtvaardig Gouvernement," maar dit drukte
hun niet zo zwaar als do „vergeofsche beeden om een waardig
loeraar Christie" onder hen te zien komen. Dit schrijven ging
vergezeld van een blanco beroepsbrief, die in Holland maar
moest ingevuld worden, als er iemand gevonden word, die bereid
was zich ondor hen te vestigen. Er was tevens een waarborg\'
bij van hot traktement, dat op 2000 Rijksdaalders gezet was.

Dezo missiven waren moer dan een jaar onderweg, en
bereikten do Synodale Kommissie pas in April 1850, en ook
toen vlotte het niet. De Synodale Kommissie achtte do zaak
meer thuis bij do Kommissie tot de zaken der Protestantse
Kerkon in Nederlands Oost-en West-lndiö, dio ermeo belast was
predikanten uit te zonden voor do Kerken in do Nederlandso
Bezittingen. Daarom werden deze missieven naar do Indiese

i) Zie Bijlage IX.

-ocr page 56-

Kommissie gezonden, die ze in haar vergadering van 10 Junie
behandelde. De Kommissie was echter te weinig op de hoogte
met de Emigranten, om de zaak naar behoren te behandelen.
Er werd besloten, de Emigranten te vragen, of de predikants-
plaats nog vakant was, terwijl ook nog om andere inlichtingen
verzocht werd. Die brief werd op 20 Junie verzonden, maar
het is onbekend of hij ooit zijn bestemming bereikt heelt. Zo
leed ook deze poging van de Voortrekkers in Transvaal, om
een predikant te bekomen, schipbreuk.

In December 1849 kregen de Overvaalsen een herderlik
bezoek van Ds. Andrew Murray Jr. van Bloemfontein. Hij
bleef twee maanden onder hen, en heeft in die tijd veel
opbouwend werk gedaan. Tijdens deze bezoekreis is de Gemeente
Magaliesberg als afzonderlike Gemeente gesticht. Murray heeft
toen ook kennis gemaakt met de zogenaamde Jeruzalemgangers. \')
Het waren mensen, die met de ossewagen naar Jeruzalem
wilden reizen. Volgens de kaarten in hun oude Statenbijbels
hadden zij uitgerekend, dat zulk een tocht niet onmogelik
was, want zij meenden door hun voortdurend trekken in
Noordelike richting, dat zij niet ver meer van het Heilige
Land waren. De grote vraag van de dag was bij hen, hoe ver
Jeruzalem toch wel zou zijn. Zij bespraken die vraag onderling
en informeerden erover bij de reiziger, die zij op de weg
ontmoetten. Reeds veel vroeger hadden de oude Emigranten
gemeend, dat zij bij de Nyl gekomen waren, toen zij, nadat
zij de droge springbokvlakte achter zich hadden, een rivier
vonden, die in pal Noordelike richting vloeide. De Jeruzalem-
gangers bleven hieraan vasthouden. Er waren zelfs onder hen,
die hun beschuit en biltong al klaar hadden, om de reis te
aanvaarden. Tot zulk een tocht is het evenwel nooit gekomen.
Hun aanhang was vooral in Mariko te vinden, waar do latere
Kommandant Generaal Enslin een van hun leidsmannen was.
Velen van hen waren door een fatalistieso Uitverkiezingsleer
volslagen onverschillig geworden, waardoor zij tegen de pre-
diking van Ds. Murray erg achterdochtig waren, en niet altijd
hun kinderen door hem wilden laten dopen. Eerst in de vijftiger

!) Vergelijk over lieu ook: Toen en Thans, door eon Hollander, blz. ü-9.

-ocr page 57-

jaren is het aan Ds. van der Hoff gelukt hun tot andere denk-
beelden te brengen, en langzamerhand is deze beweging geheel
uitgestorven.

Nog in Oktober van 1850 bezocht Ds. Murray andermaal
deze streken. Er werd toen een beroep op hem uitgebracht,
dat hij echter van de hand wees. Het was alsof men in
Transvaal geen predikant hebben mocht.

Murray bezocht hen voor de derde keer in April 1851. Hij
was toen vergezeld van zijn broer John Murray, predikant te
Burgersdorp. Bij deze gelegenheid werden de kerkgebouwen
te Potchel\'stroom en te Rustenburg ingewijd. De Kerk te
Ohrigstad was hij na voltooid, toen het dorp wegens de onge-
zondheid van de streek verlaten moest worden. De Gemeenten
brachten dit keer een beroep uit op Dr. Ph. E. Faure, predikant
te Wijnberg, wat ook te vergeefs was. Geen wonder, dat men
moedeloos begon to worden, en het geduld begon te verliezen.
Op de klacht van de gemeenteleden „moeten wij dan altoos
zonder leeraais blijven?" zocht Murray hen tevergeefs te
troosten met de woorden „de Heere zal voorzien"; deze
woorden maakten weinig indruk. Ds. Murray stelde in do
Kerkeraadsvergadering van 21 April voor, een ouderling
te benoemen, dio de Gemeente in de Transgariepse Ring kon
vertegenwoordigen. Die Ring was in 1850 opgericht en omvatte
het Brits gebied in de Souvereiniteit en Natal. De Kerkeraad
besloot echter „in verband met politieke zaken liet voorstel niet
aan te nemen." In Transvaal waaide do Engelso vlag niet, en
de vrees was langzamerhand opgekomen deel uit te maken
van een Kerkelike organisatie, die onder Engelse invloed stond.

Na het vertrek van do beide predikanten schreef de Kerkeraad
van Potchel\'stroom en Rustenburg aan de .Synodale Kommissie
te Kaapstad, om toch allo invloed te gebruiken ten einde
Ds. Murray te bewegen zich onder hen to vestigon. Het enige
wat do Synodale Kommissie hier in doen kon, was de hoop
uit te spreken, dat onder de nieuwe aankomende predikanten er
zouden gevonden worden, dio bereid waren zich in het Overvaalso
to vestigen, — een hoop die echter niet verwezenlikt zou
worden.

-ocr page 58-

HOOFDSTUK IV.

De wording van de Zuid-Afrikaanse Republiek, en de
organisatie van de Nederduits Hervormde Kerk.

I)e Potgieter on de Pretorius Partijen.

Het is niet mogelik de kerkelike toestanden in Transvaal
na de Zandrivier Conventie tot aan de afscheuring van Lyden-
burg als een afzonderlike Republiek te verstaan, zonder dat
men een recht begrip heeft van de twee staatkundige partijen,
en de partijstrijd, die hierdoor ontstond. Deze partijstrijd heeft
op de kerkelike ontwikkeling zijn diepe sporen gezet. De ker-
kelike scheuring was het gevolg van de partijstrijd op staat-
kundig gebied, en niet andersom, zoals F. Lion Cachet in „De
Worstelstrijd der Transvalers" het voorstelt. \') Deze schrijver
is van mening, dat de scheuring van 1857, waarbij Lijdenburg
zich van de Zuid Afrikaanse Republiek afscheidde, zijn oor-
zaken vond in de kerkelike kwestieën. Dit is volkomen onjuist.
De kerkelike kwestieën waren het gevolg van de staatkundige
beroeringen. De scheuring op kerkelik zowel als op politiek
gebied waö een uitvloeisel van do twee politieke partijen.
Even onjuist is de voorstelling van genoemde schrijver, als
hij over
drie partijen spreekt, de Potgieter partij, de Volksraad
partij en de Pretorius partij. Er waren slechts twee grote
partijen, de Potgieter partij en de Volksraad of Natal party,
die zich later om Andries Pretorius schaarde. Voor een juist
begrip is het nodig eerst enige jaren terug te gaan.

Potgieter, die reeds in 1836 uit de Kaap Kolonio vertrokken
was, vertoefde op het Vrijstuatse Hogeveld. Vandaar beoorloogde
hij Moselikatse. Met Retiel wilde hy niet samenwerken, wat
te wijten was aan zyn autokratiea karakter en beperkte blik.

\') 2e Druk, blz. 291-327.

-ocr page 59-

Later, na de moord op Retief, ging hij over de Drakensbergen
om de Emigranten in Natal te helpen. Daar kwam het ook
weer tot een botsing, doordat hij niet met Maritz en Uys kon
samenwerken. In 1839 trok hij weer uit Natal en ging over
de Yaalrivier, waar hij zich te Potchef\'stroom vestigde. Daar
dit dorp beneden de 26e graad Zuiderbreedte lag, verliet hij
het in 1843 op raad van Sinellekamp, want op het ganse
gebied ten Zuiden van die breedte wrerd door Engeland aan-
spraak gemaakt, een aanspraak, die echter nooit gehandhaafd
is. Potgieter wilde weg van de Engelsen, en begeerde niets
van hen, zoals Lion Cachet het uitdrukt „ - geen gunsten,
geen concessies, geen tractaten, — niets, dan hoegenaamd niet
met hen in aanraking te komen." Hieruit blijkt vooral zijn
beperkte blik. Hij begreep niet, dat Engeland hen altijd zou
achtervolgen, ook al waren zij ten Noorden van de 26ste graad
Zuiderbreedte; hij begreep niet, dat het nodig was hun erkenning
als een onafhankelik volk zwart op wit te hebben.

In het jaar 1844 vond de eerste uittocht uit Natal plaats.
Deze groep was niet heel groot. Het waren mensen, die zich
op raad van Sinellekamp benoorden de 26ste graad Zuiderbreedte
gingen vestigen, met het doel om dan over Delagoabaai handel
te drijven, want Smellekamp had hen beloofd spoedig terug
te keren, en hen dan van allerlei te voorzien, ook van do
nodige predikanten en onderwijzers — een belofte, die meer
was dan h(j volbrengen kon. Protorius en verreweg de meesten
in Natal hadden aan al die beloften van Smellekamp niet veel
waarde gehecht, en ook begrepen, dat hij zich uitgaf voor wat
hij niet was. Zij bleven daarom in Natal.

Deze mensen van de eerste uittocht uit Natal vonden in het
Overvaalso geen geregeldo regering. Zo iets als een Volksraad
of Volksvertegenwoordiging of een Wetgevend Lichaam was
er niet; do wot bestond uit de wil van Potgieter. Door hun
toedoen werd er echter op 1 Augustus 1845 een Volksraad
ingesteld, evenals vroeger in Natal het geval was geweest.3)
Maar Potgieter was hiermee niet ingenomen, hy beschouwde

1) Blz. 292.

2) Byiago II.

-ocr page 60-

het als een regering naast hem, als een inbreuk maken op
zijn gezag. Hij weigerde zich daarom aan de beslissingen van
de Volksraad te onderwerpen, zodat het al heel spoedig tot
ee ) botsing kwam, doordat Potgieter zeer „willekeurig" optrad.
Op 8 Junie 1846 leverde het ontevreden gedeelte van het
Publiek een memorie van klachten en beschuldigingen tegen
de willekeurige handelingen van Potgieter bij de Volksraad in.
Hierin was de meerderheid van de Volksraad het met de
klagers eens, waarop Potgieter heen ging, en op aandrang van
zijn persootilike volgelingen de Volksraad vernietigde en „andere
instellingen" maakte De sekretaris van de Volksraad, de heer
J. J. Burger, die vroeger sekretaris van de Volksraad in Natal
was geweest, riep nog in dezelfde maand een publieke bijeen-
komst tezamen, waar de Volksraad weer aangevuld werd.
Potgieter trok toen met de zijnen gewapend tegen de Volks-
raad op, en wilde geen Volksraad erkennen, maar „wierp zich
op voor het hoogste gezag," wat door de uiteen gejaagde
Volksraad voor onwettig verklaard werd. Een burgeroorlog
dreigde door deze autokratiese handelingen van Potgieter te
ontstaan, en met moeite werd de kalmte bewaard, doordat
beide partijen besloten op de komst van Smellekamp te wachten.

Hieruit blijkt hoe Potgieter, die als Hoofd Kommandant in
de eerste plaats een militaire functie had, door zijn autokraties
karakter niemand naast zich duldde, ook niet daar waar zijn
militaire macht ophield. Do Volksraad of „Natals partij" was
gewend, dat Pretorius en ook Retief vroeger in Natal onder
de Volksraad stonden, Pretorius bemoeide zich in zijn hoe-
danigheid van krijgsoverste alleen met krijgszaken, en waar
hij een beslissing moest nemen, die buiten zijn opdracht van
de Volksraad viel, deed hij het altijd onder voorbehoud, dat
het door de Volksraad goedgekeurd zoude worden.

Smellekamp arriveerde in 184S in Delagoabaai met de Animo,
en bracht een zekere II. T. Bührmann mede, die oveneens een
Amsterdamse kantoorbediende was. Er werd toen besloten,
dat de Volksraad het hoogste gezag zou bezitton, en dat Pot-
gieter als Hoofd Kommandant onder de Volksraad zou staan.
De „Raads of JJatalsparty" had gezegevierd. De Kerkeraadkon
aan de Algemene Synode van do Nederl. Hervormde Kerk

-ocr page 61-

schrijven ..ons vooruitzigte staan op dit oogenblik beter dan
ooit,"1) en Bilhrmann schreef aan Ds. de Voogt te Amsterdam,
„dat de zaak der Emigranten sinds hun vertrek uit de Kolonie,
dat is van 1836 af, nog nooit zoo geweest is, dat is namelijk,
in de Eensgezindheid en vreede onder elkander."

In datzelfde jaar vestigde Pretorius zich in het Overvaalse
„met intentie om stil te wonen." Met hem kwamen velen, die
in 1847 met de tweede uittocht Natal hadden verlaten. Do
Volksraad or Natal party, en velen die nooit in Natal waren
geweest, zoals de drieentwintig-jarige dappere veldkornet Paul
Kruger, schaarden zich gaarne om Pretorius, de held van
Bloedrivier. Plij werd naast Potgieter als Kommandant Generaal
erkend. Wat dapperheid betrof, behoefde geen van beide
Generaals voor elkaar onder te doen. Beide bezaten zy de
gaven, om op schitterende wijze een kommando aan te voeren,
en krijgsplannen te maken. Toch was Pretorius de meerdere
van Potgieter. Hij was tevens een bekwame staatsman met
een ruime blik, en doorzag de staatkundige zaken met een
helder oog. Alle autokratie was hem vreemd, en nooit streefde
hij naar macht. Bovendien was hy veel beter ontwikkeld en
geschoold. Geen wonder, dat velen, wat de verhouding met
Engeland betrof, meer en meer het oog op Pretorius begonnen
te vestigen.

Het spreekt vanzelf, dat er een naijver tussen deze beide
Generaals moest komen, vooral waar Potgieter niemand naast
zich duldde. Do partyschap werd hard aangeblazen door de
heer Bührmann, de vroegere Amsterdamse kantoorbediende,
die zich nu als Landdrost van Ly den burg en sekretaris van
de Volksraad een man van gewicht voelde. Voortdurend
stookte hy tusson do beide Generaals.2) Het was hem eens zelfs
te doen om Pretorius uit de voeten te maken,3) en aan hem
is het vooral te wijten, dat do partijschap zo hevig werd, dat
zelfs een burgeroorlog begon te dreigen. Zijn Franse paspoort,

1  Byiago IX.

2 8) J. Stuart: Do Hollandso Afrikanen, 1854, blz. llM2-\'2oi?; Dr. .1. R.
Roorda Smit: Hot Goed Recht der Tranavaalsche Boeren. 1881, blz. :i9.

3 <) J. Stuart: Do Hollandsche Afrikanen, blz. 202.

-ocr page 62-

dat niemand lezen kon, gebruikte hij om de mensen wijs te
maken, dat hij van hoge afkomst was, waardoor hij in Holland
een man van invloed zou zijn! Op lage wijze poogde hij de
Boeren tegen Pretorius op te zetten. Hierdoor is bij Pretorius
wel eens de gedachte opgekomen om Bührmann over de
grenzen des lands te zetten, ]) een gedachte, die na de dood
van Pretorius blijkbaar ook bij zijn zoon Martinus op kwam. 1)

I)e Zandrivier Conventie.

Een belangrijke gebeurtenis vond in het begin van 1852
plaats. Het was het sluiten van de Zandrivier Conventie,
waardoor Engeland „aan de Emigranten-Boeren over de Vaal-
rivier het recht om hunne eigene zaken te besturen, en hun
eigen Regeering te hebben, volgens hunne eigene wetten
zonder eenige bemoeienis van den kant van Harer Majesteits
Gouvernement," waarborgde. Dit was de geboorte van de
Zuid-Afrikaanse Republiek, en liet was het werk van Pretorius.
Sinds 1851 waren er in Engeland stemmen op gegaan tegen
de imperialistiese politiek van Sir Harry Smith.s) De beide
Assistent Kommissarissen C. M. Owen en Majoor W. S. Hogge,
die in 1851 door de Engelse Minister van Kolonieën waren
aangesteld, bezochten in dat jaar ook de Oranjerivier Souve-
reiniteit, waar onder het Brits bewind de Kaffer onlusten tot
een toonbeeld van verwarring geleid hadden. Pretorius, die op
4 Oktober reeds aan de Britse Resident te Bloemfontein
geschreven had, dat de Boeren „reeds geruimen tijd verlangend
waren geweest in staat te zyn om een duurzaam tractaat van
vrede te sluiten" tussen hen en het Britse Gouvernement,2)
werd uitgenodigd om de Assistent Kommissarissen op 16 Januarie
1852 op de plaats Zandrivier ongeveer halfweg tussen Vaal-
rivier en Bloemfontein te ontmoeten.

Het was nu de tyd om te handelen, en er was geen ge-
legenheid om de Volksraad bijeen te roepen. Daarvoor woonden
de leden te ver uiteen, terwijl bovendien alle postgemeenschap

1  Zio Byiago XXXVII.

2 Dr. Leyds: De Eerste Annexatie, blz. 90.

-ocr page 63-

ontbrak. Pretorius raadpleegde daarom het publiek zoveel hij
kon en vertrok naar de bepaalde plaats, vergezeld door een
drie honderd Burgers, waaronder ook veldkornet Kruger1), die
bijna een halve eeuw later als President van de Republiek
zich tegenover Engeland tevergeefs op dit verdrag zou beroepen.
Het Zandrivier traktaat werd gesloten, en werd van de kant
der Boeren door Pretorius en nog vijftien uitgelezen mannen
getekend, waar onder anderen toe behoorden mannen als de
Kommandant Generaal W. F. Joubert, Kommandant G. J. Krieger
en Ouderling F. G. Wolmarans •). De onafhankelikheid van de
Boeren benoorden de "Vaal was dus door Engeland
erkend
Dit was het werk van Pretorius, de man met de ruime blik,
de Staatsman, tlie begreep, dat een verdrag met Engeland nood-
zakelik was. Het spreekt vanzelf, dat, wanneer dit niet het geval
was, Engeland nooit zou geduld hebben, dat er ten Noorden van de
Vaal een onafhankelike Boeren Staat zou bestaan, die niet aan
zekere verplichtingen jegens Groot Brittanje was onderworpen.

Potgieter en de zijnen waren echter verbitterd op Pretorius,
omdat hij zonder toestemming van de Volksraad met Engeland
een Traktaat gesloten had. Formeel was dit verwijt zeer juist,
doch de verontschuldiging van Pretorius was even juist. Hy
zeide, dat hij van de nood een deugd had moeten maken,
en bovendien de belangen van het ganse land gediend te hebben.
Nog in Maart van hetzelfde jaar kwam er een grote volksver-
gadering te Rustenburg bijeen, waar de Volksraad de zaak
besproken zou. Potgieter was reeds op 11 Maart in Rustenburg
gekomen, en Pretorius arriveerde op 15 Maart. De gemoederen
van do partijen waren zo verhit, dat het ergste verwacht kon
worden. Een burgeroorlog dreigde, want Potgieter en dozijnen
weigerden het Traktaat te erkennen, het Traktaat waarop de
Republiek later zich voor do ganse aarde beroepen kon. In de
nacht vergaderden enkele invloedrijke Burgers, en bewogen do
ouderlingen der Goineenten om met Potgieter en Pretorius
een ernstig gesprok to houden.

Nog voor de zon zich boven de kimmen vortoonde gingen

1) Paul Krugor: Gedenkschriften, blz. 122.

2) In do uitgaven van hot Traktaat staat ton onrechte P. G. Wol-
marans. Dit moet zjjn F. O.

-ocr page 64-

de ouderlingen naar de tenten van Potgieter en Pretorius, om
hen te bewegen tot een persoonlik onderhoud met elkaar.
De Generaals stemden er in toe, en Pretorius, die nooit zichzelf
zocht, ging naar de tent van Potgieter. In tegenwoordigheid
van de ouderlingen, de opzieners der Gemeenten, ontmoetten
zij elkaar. Het volk wachtte buiten rondom de tent in angstige
spanning op wrat er komen zou. Broederschap of burgeroorlog
zou het gevolg er van zijn. Eindelik werd de tent opengeslagen
en zie, daar stonden de geharde krijgers Potgieter en Pretorius
met de handen in elkaar, terwijl de Bijbel voor hen opengeslagen
lag. Van uit de menigte klom een danktoon naar boven. ])

De Volksraad vergaderde, en keurde het werk van Pretorius
goed. De heer Bührmann, Landdrost van Lijdenburg, was niet
tegenwoordig. Indien dit het geval was geweest, zou de ver-
zoening waarschijnlik niet zo gemakkelik hebben plaats ge-
vonden. Voor de vergadering werd een brief van hem gelegd,
gericht aan zijn zwager Mare, waarin hij aanbeval om Pretorius
zo spoedig mogelijk uit de voeten te maken. -) Hierom werd
hij door de Volksraad van zijn ambt ontzet, en er werd bevolen
hem in bewraring te nemen. Door de Lydenburg groep werd
hij echter beschermd. Pretorius had niets dan last van hem,
en zijn stokerij was een ramp voor de Boeren.

De Republiek was dus door Engeland erkend. Do Boeren
zouden echter de waarheid ondervinden van wat Charles Barter
in datzelfde jaar over hen schreef: „wij willen hen nu in hunne
ballingschap niet verontrusten; wij hebben vooralsnog onze
handen vol genoeg. Laat hen echter niet denken, zelfs deze
verwijderde wildernissen als een onvervreemdbaar eigendom
tot hunne nakomelingschap te doen overgaan, want zoo zeker
als de
Oranjerivier in den Atlantischen Oceaan stroomt, of do
Nijl in de Middcllandsche zee, zoo zeker zal de moed en do
volharding der Anglosaksers hunne magt, ja zelfs hunne taal
en hunne beschaving doen heerschen over dit geheole land, van
Abyssinië tot do Kaap, en van het kanaal van Mozambique tot
aan do kolommen van Herkules." 1)

1 ) Charles Barter: Zes maanden in Natal (IIoll. vort. 1853) blz. 84.

-ocr page 65-

Het bezoek van Di, A. Murray en II. J. Ncethliiig.

In de maand Maart van hetzelfde jaar 1852 ging een zesde
Kommissie uit de Kaapse Kerk de Gemeenten in het Overvaalse
bezoeken. Het waren de predikanten A. Murray van Bloemfontein
en H. J. Neethling van Prince Albert. Hun reis ging naar
Potchefstroomen vandaar langs Suikerboschrand naar Lijdenburg
en dan noordwaarts naar Zoutpansberg, om over Rustenburg
naar Potchefstrooni terug te keren.

Uit het verslag x) krijgt men in menig opzicht een duidelik
beeld van de Kerkelike toestanden. Te Potchefstrooni, waar de
toestand verreweg het beste was, konden niet al de aannemelingen
lezen. De „vragen" kenden zij echter allen. Enigen van de
kinderen, die gedoopt werden, waren al zo groot, dat zij zelf
hun doopbriefjes aan de predikant overhandigden. Dit is wel
een bewijs hoe de Gemeenten in de Republiek in een verwaar-
loosde toestand waren. Bij de jaarlikse bezoeken van de predikan-
ten uit de Kaapkolonie of uit de Souvereiniteit was lang niet
iedereen in do gelegenheid de kerk te bezoeken. Op uit-
gestrekte afstanden woonden de mensen van elkander, terwijl
de wegen menigmaal onbegaanbaar waren en het reizen vol
van gevaren door kaffers en wilde dieren. De Gemeenten waren
van een geregelde Evangelieprediking verstoken. In menig
geval hield een ouderling des Zondags dienst en Katechiseerde,
zoals „de bejaarde en waardige vrome David Jacobs", die als
oud-ouderling te Suikerboschrand „van de uitgebreidste nuttig-
heid was, zoo door zijnon christelijken wandel, als door het
woord ter oofening, waarin hü bij welzijn, eiken Zondag do
Gemeento voorging."

Overal langs de weg werden door deze predikanten zo mogelik
diensten gehouden. Soms in een haastig opgetrokken „rieten
kerk", zoals in die dagen in Transvaal wel eens gebruikelik was
daar waar geen kerkgebouw stond. De wanden van zulk een
„rieten kerk" bestonden uit fluitjesriet, en het dak uiteen aantal
wagenzeilen, terwyleen gedroogde ossenhuid als klankbord diende.

Te Lijdenburg zagen zij, dat do muren van do nieuwe kerk
bijna „balkshoogte" waren. Ook daar hoorden zij do vurige

~ij I)o Goroformeerde Korkbodo in Zuld-Afrika, 1852, blz. 302-304,
316-320, 1853, blz. 129-186; Stuart: Do Hol!. Afrikanen, blz. 367-397.

-ocr page 66-

wens van Kerkeraad en Gemeente om een eigen leraar te
hebben. Bij de heer Murray werd weer aangedrongen zich onder
hen te vestigen. Overal was het dezelfde klacht van de bevol-
king over haar herderloosheid. Ds. Neethling zegt dan ook,
„wist ik, wat ik later zag, dat de Synodale Commissie het
duldt, dat de leeraren onzer kerk geplaatst worden in gemeenten,
waar op twee of drie uren afstands een andere leeraar te
benaderen is; ik zou mij geschaamd hebben voor hare moederlijke
liefde en zorg, een enkel woord ter verdediging in het midden
te brengen. Doch, het is waar, daar bestaat geene
wet, die haar
het regt geeft in den grootsten nood het eerst te voorzien".

Tijdens dit bezoek werd de Gemeente Zoutpansberg gesticht.
De eerste Kerkeraad bestond uit de heren P. J. L. Venter
ouderling, en P. L. du Pre en C. Grobler diakenen, waarvan
eerstgenoemde jaren lang een steunpilaar was in de Kerk. Daar
ontmoetten zij ook de bejaarde Kommandant Hendrik Potgieter,
„een man van hooge statuur en van een eerwaardig gelaat,
geheel gevormd om kommandant te zijn, maar door de jaren en
een ongemak aan de beenen wat gebogen".2)

In de omstreken van Rustenburg, in de streek van Klein
Mariko, kwamen zij weer enkelen van de Jeruzalemgangers tegen,
die echter in aantal zeer verminderd waren. De overgeblevenen
begonnen de hoop Jeruzalem over land to bereiken op te geven.

Deze predikanten hebben veel goed werk gedurende hun
tocht gedaan. Jammer alleen, dat ook zij, als kinderen van hun
tyd, het niet nalaten konden in persoonlike gesprekken op de
„voordeelen" van de Britse vlag te wijzen, waardoor de achter-
docht bij vele gemeenteleden niet verminderde.

Plannen tot Inlijving dor Transvaalse Gemeenten onder de
Synodo der Nederduits Gereformeerde Kerk in de Knap Kolonie.

In de Republiek bestonden op kerkelik gebied twee stromingen,
die enigszins parallel liepen met de twee grote politieke partyen.

De ene stroming, waarvan de Kerkeraad van Lijdenburg en de

heer C. Potgieter, Landdrost van Lijdenburg en gewoonlik

voorzitter van de Volksraad, de woordvoerders waren, wilde
_
t

1) Stuart: De Holl. Afrikanen, blz. 379, 380.

2) Stuart: De Holl. Afrikanen, blz. 389.

-ocr page 67-

kerkelik onder de Kaapse Synode staan. De vertegenwoordigers
van deze stroming waren grotendeels onder de aanhangers van
Potgieter in Lijdenburg te vinden.

De andere stroming was als het ware belichaamd in de
Kerkeraad van Potchefstroom, met ouderling F. G. Wolmarans
als woordvoerder, die een warme ondersteuner van Pretorius
was, en een van zijn mede-ondertekenaars van de Zandrivier
Conventie. Deze stroming, waaronder ook de latere Afgeschei-
denen behoorden, wilde een vrije Kerk binnen een vrije
Staat. Dit was ook vooral het streven van Andries Pretorius.
Men was niet gekant tegen de Moederkerk in de Kaap
Kolonie, maar men was bevreesd, dat Engeland door middel
van die Kerk invloed zou krijgen in de Republiek, want de
Kerk in de Kaap Kolonie stond tot op zekere hoogte onder
Brits gezag. Het was deze stroming, die zich in 1851 er tegen
verzette, dat men in Transvaal kerkelik tot de Transgariepse
Ring zou behoren. Vooral het feit, dat do kerkelike deputaties,
die de Gemeenten bezochten, in persoonlike gesprekken de
Britse vlag menigmaal aanprezen, had veel achterdocht verwekt.

Die deputaties hielden de Gemeenten steeds voor, dat er
alleen dan op hulp uit do Kaap Kolonio te rekenen was,
wanneer men kerkelik onder de Kaapse Synode stond. Daar
langzamerhand alle hoop uit Holland oen predikant te
krijgen begon to verdwijnen, stemde men op het laatst toe
onder do Synode te worden ingelijfd.

Tijdens het bezoek van de predikanten Murray en Neethling
werd to Potchofstroom in de Kerkeraadsvergadering van 21 Mei
1852, waarvan Murray voorzitter en Neethling scriba was,
het beroep van een predikant „opnieuw in ernstigo overweging"
genomen. Rustenburg had de heer
F. Schutte en Lijdenburg
de beide predikanten gemachtigd hierin to handelen. Ds. Neethling
nam op zich deze zaak in de zitting van de Synode, die in
Oktober van dat jaar zou plaats hebben, to behartigen, maar
dan op de voorwaarde dat:

1°. do predikant lid zou blijven en ondor het gezag van de

Synode zou staan;
2°. dat de Volksraad hem jaarliks een traktement van 3000
Rds. zou toekennen;

-ocr page 68-

3°. dat de predikant jn het uitoefenen van zijn ambt vrij

zou zijn van alle werelds gezag;
4°. dat de Volksraad^ alle klachten tegen een predikant naar
de Kerkeraad verwijzen zou.

Dientengevolge richtten de voorzitter en de scriba zich de
volgende dag schriftelik tot de Volksraad. Tegen de 2de, 3de
en 4de voorwaarden had men geen bezwaar, maar de eerste
voorwaarde bevatte de mocilikheid. De zaak was akuut
geworden: onder de Synode, of geen predikant. Wel had
Ds. Neethling verzekerd, dat men niet behoefde te vrezen, dat
de Synode zich met de Burgerlike belangen van de Staat zou
bemoeien, en dat de Synode er geen belang by had, dat de
Republiek onder Engelse overheersing zou gebracht worden.
Dit was volkomen juist. Men heeft dan ook nooit gevreesd,
dat de Synode het doen zou, doch men was bang. dat Engeland
door middel van de Synode zijn macht zou doen gelden, zoals
het vroeger de Kerk in de Kolonie voor dat doel gebruikt
had. Bovendien was de bedreiging van het geestelik zwaard
door Sir Harry Smith nog vers in het geheugen van Pretorius
en de zijnen. „Na rijp overleg" nam de Volksraad, onder
C. Potgieter van Lijdenburg als voorzitter, deze voorwaarden aan.

De afgevaardigde predikanten gingen naar de Kaap Kolonie
terug, met de opdracht te zorgen, dat er een predikant kwam,
waar het de Overvaalsen om te doen was, en waarom zy eindelik
hadden toegestemd onder de Synode te staan; doch zij be-
schouwden, dat die toestemming tot inly ving onder de Synode
hun was „afgeperst."

Met die inlijving is de Synode zeer voorzichtig te werk gegaan.
In de Ordonnantie van 1843 werd van de Kerk „binnen deze
Kolonie" gesproken, en daarom raadpleegde men eerst de Proku-
reur Generaal of de Synode wel by machte was do Gemeenten in
een van Engeland onafhankelike Staat in te lijven. De Prokureur
Generaal zag er geen bezwaar in, en op advies van een kom-
missie van zes predikanten werd tot de inlyving op bovenge-
noemde voorwaarden besloten. Voor de Synode was het hierom

-ocr page 69-

te doen, dat de Gemeenten in de Republiek onder haar toezicht
zouden staan, en voor die Gemeenten was het te doen om
predikanten te krijgen Een van de leden van de kommissie
van advies, Ds. G. W. A. van der Lingen, predikant aan de
Paarl, verklaarde, dat hij door zijn ondertekening van het
rapport „niet te kennen gaf, dat hij zich met de in dat rapport
uitgedrukte bepalingen in alle opzigcen vereenigde; en dat hy
voorzag, dat die bepalingen, door de Synode aangenomen zijnde,
in de gevolgen groote botsing en nloeyVlykheden zouden worden
ondervonden."1) Zo is tot de inlijving besloten, doch de „groote
botsing en moeijelijkheden" zijn niet uitgebleven. Ds. Fuure,
de Actuarius van de Synode, gaf aan het Britse Gouvernement
kennis van dit besluit, en zond op 2 November ook bericht
aan de Gemeenten in de Republiek. Het schynt of de Synode
dit besluit genomen had onder voorbehoud van nadere goed-
keuring van die Gemeenten, want toen hy er uit Transvaal
geen antwoord op kreeg begon hy het „als nog twijfelachtig"
te beschouwen „of de Transvaalschen de voorwaarden gaaf
zullen aannemen", wat een van de redenen was waarom
hy niet aan het verzoek van Generaal Pretorius kon voldoen
om namens de Gemeenten in de Republiek uit de Synodale
fondsen een bedrag te lenen om de reiskosten van Ds. van de
Ho
ff te betalen, die juist voor de Transvaalse Gemeenten
uit Holland was aangekomen.

Hot was opzettelik, dat de Kerkeraad van Potchefötroom
deze brief van de Actuarius niet beantwoordde, want men had
gehoord, dat er rechtstreeks uit Holland een predikant op komst
was. Ds. Faure zond op 11 April 1853 een tweede schryven
naar Potchofstroom, om van do inlyving kennis te geven.
Hierop besloot de Kerkeraad in zyn vergadering van 6 Junie
1853 „geen officieel antwoord te geven voor dat alle kerkeraden
hieromtrent gehoord
zyn." Een Algemene Kerkvergadering
werd belegd, en daar werd eenparig besloten do inlyving niet
goed to keuren, zodat die inlyving onder de Kaapse Synode
nooit van kracht was. Maar om dit goed te overzien dient men

ij Handelingen van <lo vergadering van do Synodo dor Gereformoerdo
Kerk in Zuid Afrika te Kaapstad in L852, blz. J8.

2) Zie de geciteerde briof van Ds. Fauro in B\\jlngo XXVIII.

-ocr page 70-

eerst te zien hoe de Gemeenten in de Republiek eindelik een
predikant kregen buiten de Kerk in de Kaap Kolonie om, waar
de inlijving onder de Synode als voorwaarde gesteld was om
in de herderloosheid te voorzien.

De komst yan Ds. Dirk yan der Hoff.

Nog voordat de Synode uiteenging, werd bericht door de
heer J. J. H. Smuts, dat er een predikant uit Holland voor de
Gemeenten in het Overvaalse onderweg was. Het was Ds. Dirk-
van der Hoff, die door de oud-Hoogleraar Lauts was uitgezonden.

De naam van Lauts x) behoort in gans Zuid-Afrika, en in
het biezonder in Transvaal en in de Oranje Vrijstaat steeds
in ere gehouden te worden. Geheel belangeloos heeft hij zich
steeds in Nederland het lot van zijn Zuid Afrikaanse stam-
verwanten aangetrokken. Hij was hun pleitbezorger, wanneer
het hun belangen gold en wanneer het nodig was voor hen
in de bres te springen. Voor zijn dagen zag hij zo scherp in
de toekomst, dat hij begreep hoe noodzakelik het was, tegen
een verengelsing van Zuid Afrika, waarop aangestuurd werd,
met kracht ten emigratie van Hollanders er heen te bevorderen.
Hij begreep, dat het uitzenden van Hollandse onderwijzers
een eerste vereiste was. Tal van Nederlanders zijn door hem
uitgezonden, van wie de kleinkinderen van verscheidenen tans
in de voorste gelederen van het Afrikaanse volk staan. Hij
spaarde tijd noch gold in de Nederlandse pers zowel als
in afzonderlike geschriften een zuivere klank te doen horen
over de Voortrekkers, die zo menigmaal op allerlei wijzen
verguisd werden. Hy trachtte bekendheid aan die beweging
te geven, en stond vooral later met hen in een persoonlike
relatie. In 1847 verscheen zijn „De Kaapsche Landverhuizers
of Neerlands Afstammelingen in Zuid Afrika", het beste

J) Ulrich Gerard Lauts, geboron te Amsterdam op 19 Mei 1787, en
overleden te Utrecht op 25 Julie 1865, was eorst Hoogleraar aan hot
Atheneum te Brussel, en daarna aan hot Koninklik Instituut voor het
Zeewezen to Medomblik. Zie de „Levensberichten dor Afgestorvene
Medeleden van do Maatsch. der Ned. Lottorkunde" 1807, blz. 141-löH.
Hot bericht in Mendelssohn\'s South African Bibliography vol. I. p. 870,
dat Lauts „resided many yoars in South Africa" is helemaal onjuist.

-ocr page 71-

geschrift over de Voortrekkers tot op die tijd. Het bevat
gegevens, die men niet licht ergens anders vindt, afgezien
van de enkele vergissingen, die latere vijanden van Lauts
gaarne breed hebben uitgemeten. Het is een warm pleidooi in
Nederland voor de Voortrekkers. Hoort slechts: „ Men aarzele dan
niet langer in
Nederland, om hun godsdienstleeraars, en bekwame
schoolonderwijzers toe te zenden. Predikanten van de Hervormde
Godsdienstbelijdenis, overeenkomstig de leerstukken der Dordsche
Synode zijn het, waaraan zy behoefte hebben. Zendt men niet
zelfs allerwege Zendelingen, boden des heils, over de geheele
aarde, — hoe vaak aan heidenen die er geenszins dankbaar
voor zijn — en\' zoude men geene godsdienstleraren zenden,
zouden geene zieleherders genegen zijn te gaan, naar die
Christenen, naar die stamgenooten, die, uit Afrika\'s woestijnen,
sedert eenige jaren, hunne broederen in Christus en broederen,
naar den vleesche, toeroepen: hoezeer wy ons onderling tot
hot gebed vereenigen, psalmen aanheffen, en lofzangen zingen
ter eere van onzen genadigen en barmhartigen Vader in den
Hemel, ter eere van onzen Goddelijken Verlosser en Zaligmaker -
zoo hebben wij echter dringende behoefte aan voorgangers en
Leeraars, aan Godsgezanten om ons de bondszegelen des gelool\'s
toe te dienen. Komt, en helpt ons! — Zal die stomme nog
langer te vergeefsch zich laten hooren!

„Behalve aan Predikanten en Schoolonderwijzers hebben zy
behoefte aan Artsen, Wondheelers en aan volerlei bedrijven,
welke in eene beschaafde maatschappij onmisbaar zijn. Wie
denkt hier niet aan timmerlieden en wagenmakers, aan smeden
en slotemakers, aan metselaars, aan zadelmakers en wie weet
aan hoe vele anderen ineor. Leerlooyerij, zecmtouwery en
bovendien menige takken van nijverheid, waartoe wetenschap-
pelijke opleiding of voorbereiding onmisbaar is, zullen, hieraan
valt niet te twijfelen, den landverhuizers welkom wezen.
Jongo mannen met het boerenbedrijf, de zuivelteelt en alles
wat daartoe betrekking heeft, bekend, zullen door hunne
stamgenooten, in de binnenlanden van
Afrika, met blijdschap
worden ontvangen."

i) De Kaapsche Landverhuizers, blz. 32-33.

-ocr page 72-

Lauts heeft er veel toe hijgedragen, dat m 1847 de Hollandse
Handel en Rederij maatschappij te Ylaardingen tot stand
kwam, hoewel hij er niet de minste financiële belangen bij had.
In 1848 werd het eerste schip „de Animo", uitgerust voor de
handel met de Overvaulsen. In December 1850 verliet een iweede
schip, Vasco da Gama, Nederland om naar Delagoabaai te zeilen
Aan boord waren drie onderwijzers, de heren J. W. Spruyt. *)
H. van der Linden 3) en W. Poen,3) waarvan de eerste twee
door Lauts waren uitgezonden, zoals ten overvloede blijkt uit
de nog aanwezige korrespondentie in het Lauts Archief. Onver-
moeid waren zijn pogingen om een predikant te vinden voor
de Transvalers. Er zijn nog vele brieven voorhanden, die hij
in die dagen van verschillende Nederlandse predikanten ontvangen
heeft, door hem aangezocht om naar Transvaal te gaan. Het
mocht echter niet veel baten, want de onbekendheid met dat-
land was in Nederland nog te groot, en de moeilikheden en
de gevaren wraren niet te onderschatten.

Eindelik slaagde Lauts. In de tweede helft van de maand
Junie 1852 ontving hij een schrijven van Professor W. Moll *)
uit Amsterdam, waarin hij om inlichtingen gevraagd werd ten
behoeve van de heer D. van der Hoff, 6) kandidaat tot de
Heilige Dienst en adspirant voor de Hervormde Kerk in Neer-
lands-Indië, en die er ook over dacht naar Zuid-Afrika te gaan.
Van der Hoff was een van de vele proponenten, die, even als
Ham en Stucki, er niet in slagen konden wegens de grote
overvloed van Kandidaten een beroep te krijgen. Hij is in al
die jaren, dat hij op een beroep wachtte, op verschillende
kantoren werkzaam geweest, het laatst bij de bekendo Anti-
kwarieso Boekhandel van Frederik Muller te Amsterdam, waar
hij op 1 Julie 1851 in de plaats van de latere bekendo Martinus

\') Vroeger onderwijzer to Oo3tor\\voldo.
2) Onderwijzer van de dorde rang, vroeger te Ter Aar.
8) Vroeger onderwijzer to Wieringorwaard.
<) Zie Bijlage XIII.

6) Van der Hoff was op 2 September 1814 to Dordrecht geboren, en
werd op 12 September 1833 als student in do Godgeloordhoid to Leiden
ingeschroven, on op 0 Moi 1840 door het Provinciaal Kerkbestuur van
Zuid-Holland tot do Evangelie bediening toegelaten.

-ocr page 73-

Nijholf was gekomen, met een salaris van ƒ 33,60 per maand.
Lauts liet er geen gras over groeien, doch ging dadelik naar
Amsterdam, waar hij ten huize van de heer Frederik Muller
een onderhoud met van der Hoff had, met het resultaat dat,
na nog enige keren over en weer schrijven, hij met hem op
1 Julie een kontrakt sloot en hem uit naam van de Volksraad
aannam als predikant voor de Hervormde Kerk in Transvaal,
tegen een salaris van ƒ1800, terwijl van der Hoff zich opzijn
beurt verbond die betrekking voor vijf jaren aan te nemen.
Nu was het zaak om gelden byeen te brengen voor zyn
uitrusting naar • de Republiek, hetgeen hem na veel moeite
gelukt is. Nadat hij op 18
Augustus door de Indiese Kommissie
in den Haag geordend was, en nog een
enkele maal een preek-
beurt te Kampen voor Ds. van Meurs waargenomen had, kon
hij reeds op 2 September mot zijn vrouw Holland verlaten,
terwyl Professor Lauts intussen aan de heer J. J. H. Smuts
redakteur van „De Zuid-Afrikaan", en aan de Transvaalse
Volksraad kennis had gegeven van zijn komst. Op 5 November
arriveerde hij te Kaapstad, waar hij met zyn vrouw zeer
hartclik door de heer Smuts ontvangen werd. De Synode was
juist uiteen, maar Smuts had nog tydens een der zittingen
bericht gezonden van de verwachte komst van Ds. van der
Hoff, waarop besloten word, dat hy zich na zyn aankomst by
do Actuarius, Ds. Faure, zou laten legitimeren, terwyl de
Actuarius hiervan kennis zou geven aan do Overvaalse
öomeenton, die hem dan behoorlik moesten beroepen. De boide
andere predikanten van Kaapstad, Ds. Spijker en Ds. Hoyns,
waren verzocht van der Holï nv t raad en daad bij to staan.

Na enige dagen vervoegde Ds. van der Hoff zich bij Ds.
Faure, door wie hij op 0 Novomber gelegitimeerd werd. Faure
heeft hem toen ook verzocht by do daartoe bevoegde Britse
Autoriteiten een eed van getrouwheid aan het Briis gezag
af te leggen, doch Ds. Hoyns heeft hem dat afgeraden, waarop
hij het geweigerd heoft.2)

-ocr page 74-

Er werd nu bericht gezonden aan de Gemeenten in het
Overvaalse. Met ontroerende blijdschap hebben die oude Emi-
granten de berichten ontvangen, dat hun vurige wensen naar
een herder en leraar op het punt waren vervuld te worden.
Zestien jaar te voren waren zij uit de Kaap Kolonie vertrokken
en hadden niet op gehouden van af de dag van hun uittocht
hun smeekstemmen in de Kerk, waarin zij gedoopt waren, en
waarin zij belijdenis van hun geloof hadden afgelegd, te doen
horen, maar geen enkel predikant iiad zich aangegord gevoeld
zich onder hen te vestigen. Zij hadden zich gewend tot Holland,
het oude Moederland, waar zij niet geheel vergeten waren, en
waar hun belangen door enkelen behartigd werden. Maar zij
moesten het ervaren hoe negen jaar geleden de machtige arm
van de Geweldhebber in Natal het verbood, dat een predikant,
uit het oude Moederland tot hen afgezonden, tot hen zou
komen. Zij hadden hun smeekstemmen naar het oude Moeder-
land herhaald, want de geestelike nood eiste dringende voor-
ziening. „Het is aandoenlijk, om de verhalen der voortrekkers
te hooren," — aldus in het woord ter nagedachtenis aan hun
eerste predikant — „hoe zij hunne kinderen zagen groot
worden, zonder gedoopt te zijn, hoe men reikhalzend uitzag
naar een gelegenheid om zonen en dochteren als lidmaten dei-
Kerk te doen aannemen, om het Avondmaal te kunnen ge-
nieten, enz. enz., en wanneer dan de bekendmaking rondging,
dat een of meer predikanten de verschillende Gemeenten
zouden bezoeken, hoe het gansche land in rep en roer was, en
alles werd aangewend om de hooge ingenomenheid te betuigen
met het voorrecht, om wederom een geordend Leeraar te mogen
aanschouwen. Een volk, dat zooveel prijs stelde op den open-
baren eeredienst, moest wel alle middelen aanwenden, om een
eigen Herder te bekomen." ])

Intussen ontving de heer Smuts tegen het eind van December
twee brieven van Generaal Pretorius, waarin dezo de blijdschap
van de Transvalers over de komst van de predikant uitdrukte,1)
en enige tijd later ontving Ds. van der HofF ook een brief van

1  Zie Bijlage XXVII.

-ocr page 75-

ouderling F. G. Wolmarans met het dringend verzoek tóch
ten spoedigste te komen. \') Er was geen tijd om een kerkeraads-
vergadering bijeen te roepen en een behoorlike beroepsbrief op
te stellen, want de leden woonden op grote afstanden van
elkaar verspreid, en er zouden vele dagen voorbijgaan ze
byeen te roepen. Ds. Faure, de Actuarius, achtte die brief
van ouderling Wolmarans echter niet voldoende, een formaliteit,
die hier niet op zijn plaats was, maar toch goed te begrijpen,
want enige jaren tevoren had hij een onaangenaam geval
gehad met de heer van Velden, die op een blanco beroepsbrief
door de Professoren Royaards en Vinke was uitgezonden naar
Zuid-Afrika. Faure had hem op vertoning van zijn doku-
inenten en op zijn gezegden gelegiiniteerd, terwijl van Velden
alle formele bevoegdheid als predikant miste, en in Holland
ook niet als zodauig erkend werd.

Ook meende Faure niet het recht te hebben Ds. van der
HofT op verzoek van Generaal Pretorius en ouderling Wolmarans
uit de Synodale kas een voorschot te geven voor zijn reis.
Van der I IofF had namelik de reiskosten van Holland niet aan
de scheepskapitein kunnen betalen. Uit Transvaal schreef
Pretorius, dat de Volksraad er zich aansprakelik voor stelde -
het was de som van £ 200 - doch daar het geld niet by do
hand was, werd verzocht of de Synodale kas het niet zolang
kon voorschieten, of anders de heer Smuts, by wie Ds. van
der Hotï al die tijd logeerde. Faure meende het echter niet te
kunnen doen, ook niet na aanzoek van zijn kollega\'s Ds. Ileyns
en Ds. Spijker. Een van de oorzaken van die weigering was,
dat men uit Transvaal maar steeds niet antwoordde of men
de inlijving onder de Kaapse Synode
goedkeurde, waardoor
Faure het twijfelachtig vond of men daar wel de voorwaarden
van do inlijving zou aannemen. Van der HofT werd toen dooi-
de hartelike bemiddeling van Smuts gedeeltelik door partikulieren
geholpen, en onder interest op een levensverzekering nam hy
.£ 200 op.

Alles was op het laatst zover gereed, dat Ds. van der Hoff
met vrouw en kind op 14 April vertrekken kon. Na een week

-ocr page 76-

kwam hij te Pieter Maritzburg aan. Daar nam hij op 9 Mei deel
aan de bevestiging van Ds. H. E. Faure, die geleid werd door
Ds. van Velden, en een week later was hij te Ladysmith,
waar de kerk juist de vorige dag was ingewijd, en er Nachtmaal
gehouden werd onder leiding van Ds. H. E. Faure en Ds. van
Velden. Des avonds preekte hij over Markus 4 :33-35\'). Daar
ontving hij een deputatie van de nederzetting New Germany
(in Natal), die hem als predikant verzocht, met betere voor-
uitzichten dan in Transvaal, waar zij de toestand zeer zwart
afschilderden. Hij wees echter toch het verzoek van de deputatie
van de hand. Einde Mei kwam hij te Potchefstroom aan.

Do overgang van de geordende Nederlandse Maatschappij
naar het woeste, wilde Transvaal van die dagen was voor
van der Hoff veel groter dan hij zich ooit had kunnen voor-
stellen. Het land was toen nog één groot wildernis en de
gemeenschap met de naburige kolonieën zeer, zeer beperkt.
Zo iets als een geregeld postverkeer bestond toen nog niet.

De blanke bewoners bestonden uit een handje vol mensen
over een onmetelike vlakte verstrooid. Met allerlei gevaren
hadden zij te kampen om een bewoonbaar plekje te erlangen.
De wegen waren door de wilde dieren onveilig, en elk ogenblik
konden de kaffers aan het moorden gaan. Er waren maar een
stuk of wat dorpjes, die pas aangelegd waren, en ook daarvan
kon alleen Potchefstroom op die naam aanspraak maken, en
ook dat was niet veel ineor dan een gehucht. Van der Hoff
kan met recht een baanbreker genoemd worden. Hy heeft
aangedurfd, wat geen predikant voor hem had aangedurfd.
Toen hij acht jaren later een tweede predikant naast zich in
de Republiek mocht bevestigen, kon hij dan ook zeggen, dat
het land toen reeds beschaafd was en de samenleving geordend
in vergelijking met de tijd, toen hij er kwam. En toch - er
is noch voor hem, noch na hem een predikant in Transvaal
geweest, die verguisd is als hij; in plaats van dankbaarheid
was bij velen verachting zyn deel, hy is belasterd, waar hy
geen laster verdiend heeft; zijn vele vijanden hebben hom
soms op do laagste wyze verdacht gemaakt. Te midden van

1) Tijdschrift van het Willems-Fonds, 4e jaargang (1898-99), blz. 358-359.

-ocr page 77-

de chaos moest hij de strijd alleen strijden, toen geen enkel
predikant de moed had zich onder de Transvalers te vestigen.
Pas toen hij de weg gebaand had, en die „weg reeds stof
getrapt was", kwamen er predikanten uit de Kaap Kolonie,
doch zij vestigden zich niet naast, maar tegenover hem.

Te Potchefstroom kreeg hij een onbewoonbaar huis, wat
echter niet bevreemt, als men bedenkt, dat zelfs Generaal
Andries Pretorius in dat jaar nog woonde „in een huisje van
klei, verdeeld in drie kleine vertrekken zonder zoldering. Zijn
papieren staken tussen de stijlen en gebindten van het dak."
Eerst nadat w d. Hoff om een betere woning verzocht had,
kreeg hij die na byna een jaar.

De onkunde van de bevolking was in vele opzichten niet
gering. Aan een predikant waren de mensen niet gewend.
Met allerlei vragen werd Ds. van der HofT lastig gevallen.
Sommigen wilden van hem weten welk teken Kaïn gedragen
had, en waar de vrouwen in liet, land Nod vandaan zyn ge-
komen; en wat de eigenlike betekenis was van de „appel",
die Eva gegeten had; of het duizendjarig rijk al voorby was
of nog komen moest. Zijn antwoorden werden óf niet geloofd,
óf niet begrepen. Sommigen beweerden zelfs, misschien hiertoe
geïnspireerd door de verdachtmaking van Ds. van Velden uit
de Oranje Rivier Souvereiniteit,") dat hy een afgezant van de
Paus was! De mensen, die hem kwamen bezoeken, bleven
soms uren zitten zonder een woord te zeggen. By sommigen,
die nog nooit een predikant gezien hadden, was het alleen te
doen oin zich op de hoogte te stellen hoe zulk een mens er
toch uitzag. „In den beginne was het zoo erg, dat ik \'s nachts
alleen rust had," 1) klaagde hij. Geen wonder, dat hy „bitter
teleur gesteld" was. Eerst langzamerland begon hy de toestand
te begrypen, en er aan te wennen. Van nature was hij erg
driftig, en dat werd er onder zulke omstandigheden en onder

1 leest men „Discussiön wordon gevoord ovor hot uitstrooien van hot
gerucht als zou predikant v. Volden gozegd liobbon dat van der HotT

-ocr page 78-

zulke moeilikheden en bovendien door de vele verdachtmakingen,
die voortdurend zijn deel waren, niet beter op.

De eerste twee Algemene Kerkvergaderingen en de
verhouding tot de Synode in (le Knap Kolonie.

De Kerkeraad van Potchefstroom kwam al heel spoedig — op
6 Junie — bijeen onder voorzitterschap van ouderling Wolmarans,
op wiens verzoek Ds. van der Hoff zijn akte van bevestiging
en andere stukken overhandigde. Hij werd „na nauwkeurig
onderzoek dezer papieren als wettig leeraar der Ned. Hervormde
Gemeente erkend" J) en verwelkomd. Voor die vergadering
was de tweede brief van Ds. Faure, de Actuarius van de Kaapse
Synode, van 11 April 1853, met het verzoek om antwoord op
zijn vroeger schrijven van 2 November 1852, waarin hij kennis
gegeven had, dat de Synode tot inlijving van de Overvaalse
Gemeenten besloten had. Daar dat schrijven nog steeds niet
beantwoord was, begon Ds. Faure met recht er aan te twijfelen
of de Overvaalsen die inlijving wel zouden goedkeuren. Met
opzet hadden zij op dat schrijven niets van zich laten horen.
Zij toch waren niet ingenomen met die inlijving, en door hot
dilemma, óf onder de Synode óf zonder predikanten, hadden
zij ertoe besloten, maar beschouwden die inlijving als hun
„afgeperst". Toen Pretorius en de zijnen hoorden, dat er een
predikant uit Holland onderweg was, besloten zij zyn komst
af te wachten, en Ds. Faure niet te antwoorden, want de hoop
om uit Holland predikanten te krijgen was verlevendigd. De
Kerkeraad besloot nu ook op dit tweede schrijven van Ds. Faure
„geen officieel antwoord te geven, voordat alle Kerkeraden
hieromtrent gehoord zijn", en daarom zou aan de Kerkeraden
van Rustenburg, Lijdenburg en Zoutpansberg en aan do Volks-
raad geschreven worden, „met verzoek om onderling overeen
te komen tot het houden eener Algemeene Kerkvergadering." 1)
De diaken W. Badenhorst van Hartebeestfontein was ontevreden
over dit besluit om een Algemene Kerkvergadering bijeen te
roepen, en verliet daarom de vergadering. Daar hy bleef

1  Kerkeraadsnotulen.

-ocr page 79-

weigeren om de Kerkeraadsvergaderingen by te wonen, werd
er later iemand anders in zijn plaats gekozen.

Generaal Pretorius, die toen reeds lijdende was aan de ziekte,
die hem een maand later ten grave zou slepen, ondernam de
reis naar Potchefstroom om Ds. van der Hoff te verwelkomen
en met raad en daad bij te staan. Hy en anderen van de
invloedrijksten, waartoe ook ouderling F. G. Wolmarans be-
hoorde, „polsten" van der Hoff over zyn verhouding tot de
Kaapse Synode. Dringend verzocht Pretorius hem zich niet
op 31 Julie door Ds. Murray van Bloemfontein te laten
..voorstellen," zoals hij het met Murray aan de Kaap afgesproken
had. Pretorius wilde, dat met de voorstelling nog gewacht
zou worden tot de Algemene Kerkvergadering zich erover
had uitgesproken, want hij met al zijn mensen, de zogenaamde
„Natals Partij," wilden niets van de Synode weten. Hy was
vooral bevreesd, dat Engeland door middel van de Synode
zeggingschap zou krijgen in de zaken van de jeugdige Republiek,
te meer daar Engeland dit meermalen beproefd had. Hy her-
innerde zich ook nog „hot geestelijk zwaard" waarmee Sir
Harry Smith, gedreigd had. Bovendien had het feit, dat men
al die jaren geen predikant uit do Kaap Kolonie krygen kou,
en de politieke houding van sommige predikanten, vooral van
de heer A. Murray, hem tot voorzichtigheid gestemd. „Na veel
van mijne zijde hiertegen ingebracht to hebben", schreef van
der Hoff tweo jaren later, „besloot ik aan het verzoek van
den achtenswaardigen man te voldoen, en met tranen van
dankbaarheid in de oogen drukte hy my de hand, en kon
zyno blydschap schier met geen woorden uitdrukken." Toen
van der Hoff ook nog een brkf van do Landdrost en Heem-
raden van Potchefstroom ontving met liet bericht, dat de
gezamenlike Krijgsraad, met twee leden van do Volksraad,
de heren St. Kruger en M. II. Pretorius „op dringend verzoek
van den ouderling Snyman van Rustenburg" besloten
hadden, dat er een algemene bijeenkomst zou wezen op do
tweede Maandag van Augustus om over de voorstelling van

i) Aldus Ds. van der Iloff in do Voorrede van „Eono Stem uit Mooi-
rivier", 1855.

-ocr page 80-

Ds. van der Hoflf te raadplegen, schreef hij aan Ds. Murray
om zijn overeenkomst nog wat uit te stellen.\')

Voordat die vergadering bijeen kwam, werd Pretorius aan
zijn volk ontnomen. In de oorlog tegen Sechiel had hij een
zware koude gevat, doordat hij twee etmalen achtereen met
doornatte klederen te paard had gezeten. Het gevolg hiervan
was de waterzucht. Een maand lang lag hij te bed, waar hij
zich betoonde als de man van verhevene eigenschappen. De
omstanders vermaande hij om de eenheid te bewaren. In die
dagen kwamen ook nog verschillende Kafferhoofden, die van
zyn ziekte vernomen hadden, en hem hun laatste eer wilden
bewijzen, hem bezoeken. Knielende kusten zij de hand van
de stervende, en uitten hun diepste smart. Toen liy alles
geregeld had, wijdde Pretorius de rest van zijn tijd aan dank-
zegging en gebed. Hy drukte zijn berusting uit onder de wil
van God, en zijn tevredenheid met het vooruitzicht spoedig
naar de plaats te gaan, waar moeite noch verdriet gekend
wordt. Hij beval zijn ziel in de handen v an Hem op wie hij
in zijn leven gehoopt had, en blies kalm de adem uit.

Dertien dagen voor zijn dood had hy een laatste schrijven
gezonden aan de Krijgsraad, die met de Volksraad over de
verhouding tot de Kaapse Synode vergaderen zou, en waarvan
hy ex officio voorzittor was. Die brief, zijn politiek testament,
is te merkwaardig om hier niet afgedrukt te worden.2)

Magaliesberg, den 13 July 1853.

Den Edelen Krygsraad.

Edele Heeren! — Hoe trachtend was ik altoos geweest
naar den dag der aanstaande byeenkomst, om daar met
UEd. te zorgen voor den opbouw onzer kerk en staat,

l) Zie de brief van Ds. v. d. HolT aan Ds. Murray in de Geroforineorde
Kerkbode DL V blz. 354-355; Elpis, 1S58, blz. 15-10.

Van deze brief bestaan verschillendo lezingen, want iedereon die
hem liet afdrukken, vond het blijkbaar ncdig om de taal en do spelling
van de scbryvor to vorbotoron!!! Er moet echter nog oen letterlik
afschrift van de oorspronkoliko bostaan — niet do oorspronkoliko zelf —
maar het mocht my niet golukken daarvan eon kopie te kragen. Hier
wordt de oudste uitgave van do brief, dio in do Zuid-Afrikaan van
20 October 1853 verscheen, afgedrukt.

-ocr page 81-

maar het behaagt den Heere niet, dat myn persoon UEd.
vergezelle; derhalve neem ik de pen op om u nog voor
\'t laatst eenige woorden te schryven, die ik zoo gaarne
mondelings nog aan u had willen mededeelen.

Hoe dierbaar waren wy elkander als wy omringd van
bezwaren onze harten en bedoelingen elkander opentlyk
verklaarden, de een den ander met opregtheid des harten
raad ter hand stelde; hoe gezegend liep alles met ons mede;
hoe trouw waren wy elkander, als door eenen band ver-
eenigd, zelfs dat daardoor groote vijanden voor ons zyn
bevreesd geworden. Dan — nu in myne zwakheid, moet ik
UEd. nog vermanen: protegeert uwe kerk; als de chris-
lyke godsdienst onder u vervalt, vervalt uw staat,
vervalt de zegen van uw land en volk, zoodat gl. in
geen\' zaken bevorderlyk zult kunnen zyn. Waakt en bidt,
dat geen zaad van tweedragt onder Uld. wortelt; roeit
het by tyds uit. Weest elkander getrouw in alles; wat
gl. aanvangt te doen, doet het met den Heer, vraagt
Hem om bystand, vraagt Hem om kracht en sterkte,
en de Meer zal zyne kracht in uw zwakheid volbrengen.

Ik heb myn\' loop voleindigd; de Heere geve my ruste
van mynen arbeid en zegen Uld. in don uwen. Myn\'
waarde mede broeders, ik vermaan u nogmaals, ja ernstig
vermaan ik, weest voorzigtig, dat er geene scheuring onder
Uld. komo; hier is nog veel ongedaan gebleven, dat gedaan
moest worden. Zet de zaak derregtvaardigheid manmoedig
voort en gaat niet buiten dezelfde; zoo gl. standvastig
blyft in het goode, dan zal de lieer uw werk zegonen,
maar geraakt go in tweespalt, dan zal de vyand u onder
den voet brengen: derhalve vermaan ik u, waakten bidt.

Hartelyk moet ik ul. dank zeggen voor uwe standvas-
tigheid en trouw, welke gy tot hiertoe ;uui my bewezen
bobt; ja, trouwe Broeders voor mannen van uwe onder-
hoorigen, God, God de Almagtige, vergeldo u uwe trouw
en laat u nooit beschaamd uitkomen; de Heere zegoueu
in alles en doe weldadigheid en trouw by ul.; do liefderyke
Vader schenko u verstand in alles, opdat gyl. het volk
des Heeren vorstandiglyk leiden moogt. Gelooft zy de

-ocr page 82-

God des Heils, die my tot hiertoe gespaard heeft en my
nog zyn heil heeft doen zien, niet alleen in de onafhan-
kelykheid myner nakroost; maar zelfs, dat hy ons eenen
Leeraar der Kerk toegezonden heeft, die thans onder u
is. — De Heere zegene ook hem, dat hy ryke vruchten
op zyn werk moge zien, daartoe heeft de Algoede ons
vrede gegeven met alle mogendheden : zoo gylieden in
tle wegen des Heeren blyft en uwe godsdienst voorstaat,
zal Hy nog meer voor u doen. Dus laat de kerk nooit
ledig zyn, laat de Leeraar toch niet spreken tegen stoelen
en banken; maar wel voor opmerkzame toehoorders;
bewaart en beschermt uwe godsdienst, indien gylieden
de vrede bemint.

Myne Broeders! ten slotte vermaan ik ulieden, dat,
indien het den Heer behaagt my uit uw midden weg te
rukken, geen verwar onder u te laten komen; kiest wien
gy kiezen wilt met eenparige opregtheid, of weest hem
onderworpen, dien ik ulieden opgeef. Zyt niet hoog gevoelig,
maar vreest. De God der eeuwigheid zegene u uit den
hemel; de aarde brenge hare vruchten voort en verberge
het niet voor ulieden tot aan het einde der eeuwigheid.

En gy, myn broeder! die myne plaats vervangt, weid
het volk Gods in nederigheid en in manmoedigheid met
alle regtvaardigheid en bescheidenheid. Weet dat de
Heer uit den hemel ook op u wil neder zien; vraag Hem
om zyne genade en zynen bystand en Hy zal u onder-
steunen. Doe nooit iets tot eigen eer; maar beoog in al
uw doen, de eer van God en het welzyn van land en volk!

Het is de wensch, het is do bede van

Uwen Dienaar en Broeder,
A. W. J. P
hetohius, Commandant-Generaal.

Generaal Hendrik Potgieter was Protorius nog voorgegaan.
Hij was reeds in Maart gestorven, vier maanden vóór Pretorius.

De partijschap, die zich grotendeels om de personen van
beide Generaals gevormd had, zette zich nog jaren na hun
dood voort. Hun verzoening in het vorig jaar heeft die schrynende
wond niet kunnen helen. Onmiddelik na de dood van Potgieter

-ocr page 83-

nam Lijdenburg op 26 April een afzonderlike Grondwet aan.
Het was vooral de oude stokebrand Bührmann, die bier achter
zat. Straks zou hij weer door zijn vriend Smellekamp gesteund
worden, en kon dan rustig het vuur van verdeeldheid aanblazen,
om zelf een rol te kunnen spelen. Het duurde nog tot 1857
na de algehele afscheuring van Lijdenburg, eer deze Grondwet
ten volle van kracht werd.

De Algemene Kerkvergadering was bepaald te Rustenburg op
Maandag 8 Augustus. Een grote schare van mensen was daarvoor
bijeengekomen vanwege de I elangstelling in de belangrijke zaak.
OpZaterdag 6 Augustus arriveerde Ds. van der Hoffmet onderling
Wolmarans. Een groot aantal burgers was hem een uur buiten
het dorp in \'t gemoet gereden. Een aanbod om \'by het binnen-
rijden te schieten had hy „beleefdelyk van de hand" gewezen.
By de ingang van het dorp stond Kommandant Paul Kruger aan
het hoofd zijner manschappen en begrootten zy de binnenrijdende
leraar met het afnemen en zwaaien van de hoeden. De volgende
dag was er dienst en worden 80 kinderen gedoopt.

Maandag werd de Algemeno Kerkvergadering geopend onder
voorzitterschap van ouderling Wolmarans, torwyl Ds. van der
HofT als scriba ageerde. Alleen Potchefstrooin, Rustenburg en
Zoutpansborg waren vertegenwoordigd. Lijdenburg, hoewel uitge-
nodigd, had geen afgevaardigden gezonden, noch naar de Kerkver-
gadering, noch naar de Volksraad. In de Kerkvergadering, die steeds
door het publiek word bijgewoond, las Ds. van der Hoff het laatste
schryven voor van Generaal Pretorius. Eon van do eerste stukken,
die ter tafel kwam, was de tweede brief van Ds. Faure van 11
April 1853, waarin hij op antwoord aandrong over do inlyving
onder de Kaapse Synode. Do stomming in de gehele vorgadering
was om die inlyving te verwerpen. De Kerkeraden beschouwden,
dat de toestemming en het besluit tot verzoek van inlyving hun
was „afgeporst" onder het droigemont „of ouder de Synode,
of zonder leeraars," en de gemeentoleden verzetten zich, omdat
de zaak niet officieel was afgekondigd. Hoewel Ds. van der
Hoff wel oen half uur hiertegen pleitte, moest hy toch eindelik
toegeven, en zo werd mot algemeno stemmen besloten de
inlyving te verwerpen, en wel „1° omdat aan de belofte waarop
het gevraagd is, door de Synode niet is voldaan;

-ocr page 84-

2°. Omdat men zich niet in gemoede aan de Kerkelike wetten
der Kaap Kolonie kan onderwerpen."

Het bijeengeroepen publiek keurde dit besluit goed en „kon
met moeite bedwongen worden zijn blijdschap uit te drukken
door een luid klinkend hoera."

Van deze genoemde redenen kan de eerste de toets van de
kritiek niet doorstaan. De belofte,waarop men de inlij ving gevraagd
had, was, dat de Synode in de volslagen herderloosheid zou
voorzien. De inlijving vond pas in Oktober 1852 plaats, en
toen vernam deze Synode dat Ds. van der Hoff in aantocht
was. Daarbij komt, dat de Actuarius nog steeds geen bericht
ontvangen had, of de Gemeenten in het Overvaalse de inlijving
goedkeurden. "Wel kon men wijzen op de herhaalde beroepen
reeds van het begin van de Trek en uit Natal gedaan, waarop
geen predikant gehoor wou geven; doch de Kerk kon haar
leraars niet dwingen naar elders te gaan. Wel kon men zeggen
dat de Synodale Kommissie de zaak niet naar behoren had
aangepakt; doch dit verwijt aan het adres van de Synode
was zeer onbillik. Uit het feit, dat een dergelike reden officieel
door de vergadering genoemd werd, blijkt, dat het geduld ver-
loren was, te meer, daar nu de eerste predikant nog buiten de
Synode om gekomen was. Het is en blijft een feit, dat niemand
ontkennen -kan, dat de Transvaalse Voortrekkers kerkelik door
de Kaap Kolonie op onbroederlike wijze waren verwaarloosd.

Do tweede genoemde reden bevat de eigenlike grondoorzaak
waarop de inlijving gestrand is. Men kon zich in gemoede niet
onderwerpen aan de kerkelike wetten van de Kaap Kolonie.
Het bezwaar was de Britse overheersing, dié niettegenstaande
de Ordonnantie van 1843 toch nog doorwerkte in de Kerk, en
de Engelse geest waarmee vooral het streng orthodoxe deel
van de Synode bevangen was. De orthodoxie van die dagen
stond onder de invloed van het Reveil in Nederland, en het
Reveil was krachtens zijn methodistiese geest nauw verwant
aan de geestelike opwekking in Engeland, die later in de zestiger
jaren in Zuid Afrika ook heeft doorgewerkt. Hierdoor was men,
evenals in de Reveil kringen in Holland, meer Engels gezind.
De jeugdige Republiek zag in Engeland juist de aartsvijand,
en vermeed zoveel mogelik alles wat de Engelse invloed be-

-ocr page 85-

vorderen kon. Hierbij had men in Ds. van der Hoff een krachtige
bondgenoot. In Holland behoorde hij niet tot de Reveil kringen,
maar tot de school van van der Palm, waartoe ook Professor
Lauts behoorde, die geen geestelike verwantschap met
Engeland had. Ds. van der Hoff was, toen hij naar Zuid Afrika
ging, zich wel bewust, dat Engeland en de Engelse invloeden
de vyanden van de Republiek waren, en hierdoor heeft hij
zich in Transvaal zo spoedig laten overreden door mannen als
Generaal Andries Pretorius, Ouderling F. G. Wolmarans en
anderen, om kerkelik niet onder de Kaapse Synode te staan.
Tot aan zijn dood toe heeft hij met alle kracht aan de opbou-
wing van de nationale beginselen van het Afrikaander volk
gearbeid. In 1855 heeft de Algemene Kerkvergadering, die in
December van dat jaar te Potchefstroom bijeenkwam, de Ge-
meenten onder het oog gebracht, dat „de Kaapsche Synode,
ofschoon wel niet onder het Engelsch Gouvernement, is en
blijft toch altijd van dat Gouvernement afhankelijk; want in
de eerste plaats bestaat en werkt zij bij Ordonnantie van den
Wctgevonden Raad, en ten tweede is zij verplicht zekere ver-
anderingen of nieuwe wetten, die zy vervaardigt, vóór de uitvoe-
ring, door het Engolscho Gouvernement te doen bekrachtigen." \')
Reeds toen zag men het in het Overvaalso in, dat krachtens
die Ordonnantio „de Kaapsche Synodo geen de minste aanspraak-
of recht heeft buiten do grenzen der Kaapkolonie," 3) hetgeen men
toen in de Kaapse Kerk nog niet begreep, doch wat zeven jaren
later door het Hoge Gerechtshof to Kaapstad zou worden uitge-
maakt, waarop de afgevaardigden van de Vrijstaat en van Natal uit
de Synode verwijderd moesten worden. Dit was voor do eenheid
der Kerk zeer to betreuren, doch men moet hot als
een feit aan-
vaarden. Een ander bezwaar tegen die kerkeliko wetten was do
gelijkstelling tussen de blanken en gekleurden, die in
veleGemeen-
ten in zwang is. Als de Kerk in Transvaal zich hiertegen niet zo
met kracht verzet had, zou ook daar de gelijkstelling zijn ingevoerd
via de Kaapse Kerk, zoals mot foiten kan worden aangetoond.

-ocr page 86-

Nu de inlijving eenmaal verworpen was. achtte de ver-
gadering het onnodig Ds. van der Hoff door Us. Murray te
doen bevestigen. Daar hij in Holland met de handoplegging
geordend was, werd ouderling Wolmarans verzocht hem te
bevestigen, die het deed in tegenwoordigheid van een grote schaar.

Tevens werd aan ouderling Wolmarans en Ds. van der Hoff
opgedragen om een nieuw kerkelik wetboek samen te stellen.
Voordat dat wetboek gereed was, zou men de Kaapse kerkelike
wet volgen, in zoverre die niet met de aangenomen beginselen
in strijd was. Ook besloot de vergadering geen andere
Kerk dan de Nederduits Gereformeerde Kerk \') toe te laten.
Ds. van der Hoff was hier zeer tegen, omdat „het met den
geest van een vrijen Staat niet overeenkwam om iemand van
welke geloofsbelijdenis hij ook wezen moge, in zijne Godsdienst-
vereering hinderlijk te zijn, en schetste hem de rampzalige
gevolgen die hieruit zouden kunnen voortvloeien." 1) Alleen diaken
Wm. Robinson was van dezelfde gevoelens. De andere leden,
die door het publiek ondersteund werden, wilden beslist geen
Kerken van andere belijdenis toelaten. Van der Hoff legde zich
er op het laatst bij neer, zoodat ook dit besluit met algemene
stemmen genomen werd. Een jaar later was het een van de
grieven van de heer Smellekamp on de Korkeraad van Lijdenburg
tegen Ds. van der Hoff, dat hij de vergadering tot dit besluit
zou gedwongen hebben om zelf de baas te kunnen spelen 1

In deze vergadering stelde de heer S. Kruger van Rustenburg
voor, de Evangeliese Gezangen uit de kerk te verwijderen.
Reeds hier ziet men de Afscheiding naderen. De vergadering
was hier tegen en nam een gewijzigd voorstel van de heer
Kruger aan „dat hot den Leeraar zal vrij staan Psalmen en
Gezangen te laten zingen naar goedvinding, terwijl het aan de
Gemeente volkomen vrij staan zal al of niet mede te zingen."

Verder werden twee lidmaten, de heren, Hans en Jacob
Erasmus, die vroeger de hevigste afkeer tegon Ds. A. Murray
hadden betoond, en ook nu met zeer ongepaste woorden de
toenmalige Kerk voor de Valse Kerk uitscholden, gecensureerd.
Het is naar aanleiding hiervan, dat de Volksraad op diezelfde

-ocr page 87-

dag het besluit nam, dat „Personen, die zich schuldig maken
aan lasterlijke uitdrukkingen tegen onze Christelijke Kerk,
zullen worden aangeklaagd bij den Regter. Boete 500 Rijksd.
voor het eerste maal, tweede overtuiging landverwijzen en bij
terugkomst van den verweisde in dit land voor
vogelvrij
erkend," een besluit, dat het volgend jaar op de heer Smel-
lekamp toegepast werd.

In de Kaap Kolonie kon men maar niet begrijpen waarom
de Gemeenten in het Overvaalse een eigen kerkelike organisatie
verlangden. Men begon daar al dadelik geheel ten onrechte aan
Ds. van der Hoff de schuld er van te geven. Ds. van Velden
uit Win burg, in de Souvereiniteit, begon zelfs de Transvalere
schriftelijk tegen van der Hoff te waarschuwen, en hem bij
hen verdacht te maken. Hij schreef hun, dat van der Hoff
bevreesd was voor de geestelike rechtbank van de Kaapse
Synode. Van Velden was een echte onruststoker, die zelfs niet
terugdeinsde in Transvaal de Gemeenten tegen hun wettige
predikant op te zetten, en dat op zulke onjuiste gronden.
Van der Hoff was tegen de verwerping van de inlijving, en
toch werd hij beschuldigd die verwerping veroorzaakt te
hebben! Deze verdachtmaking en valse beschuldigingen hebben
het hunne er toe bijgedragen tot de scheuring, die volgen zou.

Lijdenburg had zich niet op do eerste Algemene Kerkvergade-
ring laten vertegenwoordigen en ook niet op de Volksraad\', die
toen zitting had, en drong daarom spoedig aan nog eens op
de zaak van de inlijving terug te komen. Hierop kwam op 20
November van datzelfde jaar; 1853, een voltallige Volksraad te
Potchefstroom bijeen, waar ook de Algemene Kerkvergadering
nog eens vergaderde, en
Lijdenburg deze keer ook afgevaardigden
zond. In de Volksraad werden de diskussies over do verhouding
tot de Kaapse Synode met vuur gehouden. De voorzitter van
de Raad, de heer C. Potgieter, Landdrost van Lijdenburg,
pleitte voor de inlijving, terwijl vooral de heer F. G. Wolmarans
de woordvoerder was van hen, die van geen inlijving weten
wilden. Het gevolg was, dat én do Volksraad én de Algemene
Kerkvergadering de besluiten van Rustenburg bekrachtigden. De
inlijving werd nogmaals verworpen, en de Kerkvergaderingen de

»r De Lokaio Wetten der Zuid-Afr. Republiek 1849-1885, blz. 22.

-ocr page 88-

Volksraad gaven beide hiervan aan de Actuarius kennis.l) De
bedoeling was geenszins om de band met de Moederkerk in de
Kaap Kolonie los te laten. Men wilde alleen, door praktiese
bezwaren gedreven, uitwendig gescheiden zijn, en zich blijven
beschouwen als inwendig één zijnde. Men wilde alleen in de
vrije onafhankelike Staat een vrije onafhankelike Kerk, met
een eigen Synode, die ieder .jaar vergaderen zou. Wegens
de grote afstanden en gevaarlike en moeilike wegen
bepaalde deze vergadering, dat de eerste Algemene Kerkver-
gadering pas over twee jaren, in 1855, zou bijeen komen, daar
deze Kerkvergadering in 1853 twee keren bijeen was. En toch was
het weer in het volgend jaar een van de grieven van de Kerkeraad
van Lijdenburg en Smellekamp tegen Ds. van der I-Ioff, dat
hij toen geen Algemene Kerkvergadering wilde bijeen roepen.

Zo begon er organiese eenheid te komen tussen de weinige
Gemeenten. Alles was echter nog jong en teer, zodat de stor-
men, die kwamen opzetten, dreigden het gedane werk uit
een te slaan.

Ook het onderwijs werd geregeld. Tot dusver was alleen het
zogenaamde „huis onderwijs" in zwang. Alle scholen waren
private scholen. De onderwijzers verhuurden zich aan een of ander
gezin, waar dan de buren hun kinderen ook naar school konden
zenden. Doch de onderwijzer werd in de regel spoedig weer
ontslagen, daar men de kinderen na drie maanden „volleerd"
achtte. Ds. van der Holï begon het op een regeling aan te
sturen, dat de onderwijzers op de dorpen voortaan niet meer
door partikulieren, doch door de Kerk of door de Overheid be-
zoldigd zouden worden, en op één plaats bly ven konden. Vooral
te Potchefstroom werd alles op goede leest geschoeid. Daar werd
de heer H. van der Linde als onderwijzer aangesteld, met een
vaste bezoldiging van de Kerk. Spruyt werd evenzo te Rustenburg
geplaatst. Beiden waren grote vrienden van Bührmann, en daar
zij in de Lijdenburg-Potchefstroom strijd van het volgende jaar
partij kozen voor de „Smellekamp- Bührmann- Lijdenburg groep,
was het hun onmogelik om rustig met hun werk door te gaan,
en werden de scholen aldaar tijdelik gesloten.

i) Zie Bijlage XXXV.

-ocr page 89-

STELLINGEN\'.

i.

Een georganiseerde Kerk is niet een vereniging van
lokale Kerken waaraan, wat de rechtsverhouding aan-
gaat, elke Kerk zich te alle tijde weer onttrekken
kan, maar een lichaam, dat uit individuele personen
bestaat.

II.

Eerst na de Kerken-Orde van Mr. J. A. de Mist
van 1804 kan van een georganiseerde Zuid-Afrikaanse
Kerk gesproken worden.

III.

De Nederduits-Hervormde Kerk is de oudste geor-
ganiseerde Kerk in Transvaal.

IV.

Het besluit van de Synode der Nederduits-Gercfor-

-ocr page 90-

meerde Kerk, genomen te Kaapstad in 1852, om de
Gemeenten in Transvaal in te lijven, is nooit van
kracht geweest.

V.

Het verval van een kuituur openbaart zich het eerst
-en vooral in het verval van de religie.

VI.

De hedendaagse Theosofie is, evenals de Gnostiek
der eerste eeuwen, een eklektiese wijsbegeerte, en een
synkretisme, dat het gevolg is van kultuurverval.

Vil.

De hedendaagse Theosofie is in wezen Pantheïsties, en
•ook als zodanig met het Christendom onverenigbaar.

VIII.

Een „Pseudo religie", waarover Dr. A. Kuyper in zijn
Kncyclopaedie der Heilige Godgeleerdheid (tweede druk)
Dl. 3 blz. 563-569 handelt, bestaat niet.

Bij het bestuderen van het oudste Christendom
behoort de nadruk gelegd te worden op wat het onder-

-ocr page 91-

scheidde van de geesteswereld dier dagen, en niet op
wat het ermee gemeen had.

X.

De predestinatieleer van Gottschalk wortelt in zijn
levenservaring.

XI.

In Jesaja \'7: 14 moet niet met de LXX ge-

nomen worden in de zin van "« vapótvo:, maarniet \'AX0
in de zin van vcxvij.

XII.

In Zacharia 4: 7 moet PI? jn |n vertaald worden
met „het is schoon, het is schoon!"

XIII.

De brief aan de Galaten is waarschijnlik geschreven
te Antiochiö in 4b, kort na de Eerste Zendingsreis van
Paulus.

XIV.

In i Petrus 3: 14 is Tcv 3f tpófiiv avrtov ontleend aan
Jesaja 8: 12, en ziet op het vermijden van het kwade
uit vrees voor straf of nadeel.

XV.

In i Petrus 3: 19 moet met Rendel Harris (The Expo-
sitor 1901, p. 346-349) gelezen worden
\'tv S> \'Ev&%.

-ocr page 92-

De Demokratie is geen waarborg voor de wereldvrede^.

XVII.

In de Kommunistiese Staat is voor de persoonlikheid
geen plaats.

XVIII.

Het is met de Evangelieprediking in strijd de politiek
op de preekstoel te behandelen, en daardoor de kansel
tot een politieke tribune te verlagen.

XIX.

De Slachtersnek opstand van 1815 is een weerklank
geweest van de opstand van Graaff Reinet en Swellendam

in 1793-1799-

XX.

De opstand van G.aaff Reinet en Swellendam was
een uiting van de ontwaakte vrijheidsgeest onder de
Grensboeren, die in de Grote Trek tot meerdere
zelfbewustzijn is gekomen.

-ocr page 93-
-ocr page 94-
-ocr page 95-
-ocr page 96-