-ocr page 1-

OVER

ANAESTHESX1

EN

HAREN INVLOED

OP

AFSCHEIDING EN VOEDING.

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT,

NA MAGTIGING VAN DEN BECTOB MAGNIFICUS

J, J, VAN OOSTERZEE

GEWOON HOOGLEEBAAR IN BE GODGELEERDHEID,

MET TOESTEMMING VAN OEN ACADEMISCHE« SENAAT

EN

VOLGENS BESLUIT DER GENEESKUNDIGE FACULTEIT,
tee verkrijging van den graad van

doctor in k ^cnccsiitut&e

AAN DE HOOGESCHOOL TE UTRECHT,
TE VERDEDIGEN
op Woensdag den 1 Julij 1868 , des namiddags ten 3 ure ,

dook

KOR NEL IS JOH Ai NES VAM OU IJL,

Geboren te Nieuwlaiid, provincie Zuid-Holland,

Officier van. Gezondheid.

——-

UTRECHT,

A. J. SER VAAS TAN KOOI JEN.
18 68.

-ocr page 2-

Stoomdruk van P. W. van de Weijer, Utrecht.

-ocr page 3-

AAN

MIJNE OUDERS.

-ocr page 4-

-

-ocr page 5-

Slechts korten tijd stond mij ten dienste voor de
vervaardiging van mijn proefschrift. De keuze van een
onderwerp werd mij gemakkelijk gemaakt door de toe-
stemming van Prof. Donders, om het beschreven ziekte-
geval waar te nemen. Gaarne had ik alles, wat met
het ziektegeval in verband staat, meer in bijzonderheden
onderzocht, waardoor voorzeker mijn proefschrift meer
waarde zou gekregen hebben, doch daartoe ontbrak
mij de tijd, Ik heb mij daarom moeten bepalen tot het
geven van eenige algemeene beschouwingen over anaes-
thesie, hierop laten volgen de beschrijving van de anaes-
thesie van den n. trigeminus in het bizonder, met het
door ons waargenomen ziektegeval, waarna ik mij
eenige korte gevolgtrekkingen veroorloofd heb.

Hartelijk zeg ik u dank, Hooggeleerde Heer! voor de
welwillendheid, die ik gedurende een viertal jaren van
u mocht ondervinden. Steeds steldet ge mij en velen
mijner collega\'s op de meest humane wijze in de ge-
legenheid, om van u te leeren. Wij waarderen dat voor-
recht, wij stellen \'top hoogen prijs.

Ook Gij, waarde Dr. Snellen, heb dank voor de hulp-
vaardigheid, mij bij verschillende gelegenheden zoo
welwillend betoond.

-ocr page 6-

-, . 7 i S;

Ir,

-ocr page 7-

ANAMTÏÏESIE IN HET ALGEMEEN.

Bij de anaesthesie is het ontwaringsvermogen der gevoels-
zenuwen in meerdere of mindere mate afgenomen, en moeten
wij de oorzaken nu eens in de peripherische uitbreiding dezer
zenuwen, dan eens in den stam, dan weder in de centraal-
organen zoeken. "Wanneer aan de peripherie de perceptie
is opgeheven of geheel belemmerd , worden indrukken, die
de peripherie treffen, in geringe mate of in het geheel niet
waargenomen, terwijl die, welke den stam treffen en tot
perceptie geraken, levendige gewaarwordingen doen ontstaan;
deze worden, ingevolge de wetten der excentrische localisatie,
weder naar de peripherie overgebracht.

Het plaatsgevoel kan door verschillende oorzaken gestoord
zijn. G-enoegsaam bekend is de opheffing daarvan door de
inwerking van hevige koude, door de ontaardingen van de
huid, die de zenuwvezelen mede aandoen. De fijnheid van

-ocr page 8-

tien plaatszin meet men af naar den graad van volkomen-
heid, waarmede de indrukken gelocaliseerd worden. Men
heeft twee methoden om haar te toetsen. De eerste bestaat
daarin, dat men onderzoekt, hoe groot de fout is, die bij
het localiseren der indrukken begaan wordt, de tweede,
dat men twee indrukken op eenigen afstand van elkaar op
eene bepaalde plaats der huid laat inwerken. Hoe geringer de
afstand tusschen de beide indrukken behoeft te zijn, om
elk afzonderlijk te worden waargenomen, des te fijner is
de plaatszin.

De fijnheid van den plaatszin is bij hetzelfde individu,
naar gelang van de opmerkzaamheid en de oefening, tamelijk
veranderlijk. De invloed van oefening blijkt al zeer spoedig;
want herhaalt men de proeven, dan wordt de kleinst waar-
neembare afstand al spoedig belangrijk kleiner.

Het is voldoende bekend, dat het gevoel voor koude en
warmte niet over alle deelen van ons lichaam gelijkmatig
verspreid is: reeds de proeven van E. H. Weber (Depulsu,
resorptione, auditu et tactu, adnotationes anatom. et physiol.
Lips. 1834) hebben dit voldingend bewezen. Daaruit zien
wij, dat de dorsaalvlakte van hand en voet veel ongevoeliger
zijn dan de palmair- en volairvlakten, dat de linker hand
temperatuurs-versehillen beter ontwaart dan de rechter.
Zelfs een verschil van V20 zou door de linker hand kunnen
gevoeld worden (Weber 1. c. p. 119). Het vermogenr
temperaturen te onderscheiden, kan nu ook bij anaesthesie
verminderd of opgeheven zijn, en zelfs kan daarbij eene

-ocr page 9-

ware perturbatie voorkomen. Dr. Vieusseux uit Genève
leed aan eene anaesthesie der rechter zijde: nu gaf koude,
aan die zijde aangebracht, hem den indruk van warmte. In
een warm bad voelde liij de hooge temperatuur zeer goed
aan de linker zijde, maar hij ontwaarde noch koude noch
warmte aan de rechter zijde. Een zeer koud bad gaf hem
aan de rechter zijde een gevoel van warmte. Nam hij met
zijne rechterhand die van een ander, dan was hij buiten
staat de temperatuur daarvan te beoordeelen 1). Henle
neemt eene overeenkomst aan tusschen het gevoel van
koude en warmte en pijn, van welken aard ook; zeker
is \'t, dat pijn met verhoogde warmte pleegt hand aan
hand te gaan; en dat het gevoel daar het fijnst is en
het langst blijft bestaan, waar ook \'t gevoel voor tempe-
ratuur het meest ontwikkeld is, kan men bij gechlo-
roformiseerden opmerken: vele reageeren niet, zoolang men
de dorsaalvlakte van hand of voet prikkelt, maar verraden
daarentegen nog hun zwak bewustzijn, zoodra dit op de
palmair en volairvlakte geappliceerd wordt. Daarom is de
raad van Snow ter harte te nemen, om niet naar het mes
te grijpen, zoolang het oog knipt bij aanraking der ooglids-
randen.

Eomberg, en velen met hem, nemen aan, dat er zoowel
spier- als huid-anaesthesien bestaan, die afzonderlijk en ge-

1) Medico chirurg, transactions. Vol. II, p- 217.

-ocr page 10-

eombineerd kunnen voorkomen. Van het eerste citeert Bell
een paar voorbeelden 1).

Een zieke had door een intraoculair gezwel het gevoel in
het oog en de oogleden verloren, doch de beweging was
ongestoord gebleven. De patiënt was niet in staat aan te
geven, of het ooglid open of gesloten was, en voldeed aan
het verlangen, liet reeds gesloten oog te sluiten door sterke
contracties van den mnsculus orbicularis. — Bij een andere
lijderes vertoonde zich na eene verlossing eene vermindering
van het gevoel aan eene zijde, zonder stoornis in de beweging,
zoodat zij haar kind zoolang op den arm der lijdende zijde
kon dragen, als hare aandacht er op gericht was. Gebeurde
dit niet, dan verslapten langsamerhand de buigspieren, en
zonder tussehenkomst van een tweede persoon, zou het
kind baar ontvallen zijn. Bij deze vrouw was aan deze
zijde de borsttepel anaesthetisch, bij ongestoorde melk-
afscheiding: zij zag het kind zuigen en slikken, doch
gevoelde dit niet. Aan de andere lichaamshelft was het
bewegingsvermogen afgenomen, bij ongestoord gevoel. Be
arm dezer zijde kon het kind niet dragen en het been kon
met moeite bewogen worden; maar het gevoel is normaal:
alleen klaagde de lijderes aanhoudend over een gevoel van
hitte en over buitengewone gevoeligheid voor drukking en
lichte mechanische verwondingen.

1) Physiol. und pathol. Unters, des Eervens-Systems, übersetst
von M, Homberg. Berlin 1836.

-ocr page 11-

Het bestaan van een spiergevoel is door vele physio-
logen geheel ontkend. Door hen werd de kennis, die wij
van de kracht en den omvang onzer bewegingen verkrijgen,
alléén aan de gewaarwordingen van de huid toegeschreven.
Daartegen pleit het door E. H. Web er aangegeven feit,
dat de gevoeligheid voor het oplichten van gewichten fijner
is dan die voor de drukking van gewichten. Van de tal-
rijke andere verschijnselen, die zich bijna op geene andere
wijze dan door spiergevoel laten verklaren, noemen wij alleen
de nauwkeurige kennis, die wij bezitten van het conver-
geeren en divergeeren der oogen en de eigenaardige ge-
zichts-stoornissen, die bij verlamming eener oogspier ontstaan.
Wanneer de n. abducens verlamd is, schijnt, bij een poging,
om naar die zijde te zien, het geheele gezichtsveld naar
buiten te schuiven; daar de spier eene sterkere innervatie
noodig heeft dan in gezonden toestand, om eene bepaalde
beweging uit te voeren, stelt men zich voor, dat die be-
weging een grooteren omvang heeft.

Zoowel uit de physiologie als uit pathologische toestanden
blijkt het, dat anaesthesie der spierzenuwen geheel wat anders
is dan die van huidzenuwen, al komen zij dikwijls gecombi-
neerd voor. Zoo lezen wij bij R o m b e r g , dat M a n c e t
van een medicus spreekt, die met de rechter hand de
polsfrequentie, met de linker de kuidwarmte moest voe-
len. Bij den aanvang van tabes dorsualis ontbreekt nooit
de spier-anaesthesie, die langzamerhand in paralysis over"
gaat.

-ocr page 12-

Zooals de zenuwen der huid en die der spieren haar
gevoel kunnen verliezen, kan ook in andere zenuwen en
zelfs in de centraalorganen anaesthesie ontstaan.

In Huf elan d\'s Journal, der pract. Heilk. Eebruar 1834,
spreekt Somberg van eene anaesthesie der lucht-
wegen bij den asphyctischen cholera-vorm; dampen van acid.
benzoïcum konden bij deze lijders geen hoesten opwekken.

Eomberg onderscheidt in den nervus vagus twee zenuw-
banen , een gastrische en een respiratorische „Je nachdem
die respiratorische oder die gastrische Bahn des Vagus Sitz
der Anaesthesie ist,
giebt sich eine Verschiedenheit der Symp-
tome kund. Die respiratorische Anästhesie charaeterisirt
sich durch Unempflndlichkeit der Luftröhre und
durch
Mangel des Athemtriebes" — Elders lezen, wij van hem:
„Ausser der gewöhnlichen Sensibilität, die auch zum Schutze
des Eingangs der Luftwege dient, kommt den Yagus auf der
respiratorischen Eläche noch eine specifische zu:
die Emp-
findung des Athembedürfnisses. Wird
diese in ihrer Leitung
und Perception unterbrochen, so kann Luftmangel ohne
Athemtrieb stattfinden."

Een interessant voorbeeld van anaesthesie op de gastrische
baan vinden wij beschreven in het Nederl. Tijdschrift v.
geneesk. 1858. Het betrof eene maniaca. Deze dame had
soms dagen, dat zij, zonder over honger te klagen, zich
toch door algemeene vraatzucht onderscheidde, zoodra de
kauwspieren eenmaal haar werk hadden aangevangen. Eens
miste men een zilveren vork; sints deperisseerde de krank-

-ocr page 13-

zinnige. Toen hare verstandelijke vermogens weer ontwaakten,
begon zij over pijn in de maagstreek te klagen: men hechtte
geen geloof aan haar verhaal, de pijnen werden hoe langer
hoe heviger, en — twee jaren nadat de vork ingeslikt was,
werd deze in \'t lijk teruggevonden!

Niet minder belangrijk zijn de anaesthesieën in het gebied van
de n. trigem. opticus, acusticus en olfactorius. Vooral anaes-
thesiën van den nerv. trigeminus komen niet zoo zeldzaam
voor en B e 11 (Physiol. und pathol. Untersuchungen des Nerven-
Systems) vermeldt hiervan verscheidene gevallen. Zoo vinden wij
op pag 264, 298 en 304 anaesthesie van den ramus ophthal-
micus beschreven. Later vermeldt hij een paar gevallen, waarin
de patiënten geheel en al onbewust waren van de stoornis,
die er bij hen bestond, totdat zij op eene toevallige wijze
tot de ontdekking daarvan kwamen. Bij Serres (Anatomie
comparée du cerveau. T. II. pag 69—89) vinden wij eene be-
schouwing over het verband tusschen trigeminus. anaesthesie
en oogziekten.

De anaesthesieën van den N. opticus, die wij met de
namen van amblyopie en amaurose bestempelen, zijn,
helaas, door haar betrekkelijk veelvuldig voorkomen genoeg-
zaam bekend en roepen een allerbeklagenswaardigen toestand
in het leven, waarbij het gezichtsvermogen reddeloos ver-
loren gaat.

„Verlust der Leitungsfahigkeit des Geschmacks und Biechner-
ven bieten sich nur selten der Beobachtung dar „zegt E o m b e r g.
L o d e r beschrijft eene anaesthie, ten gevolge van een scirrheus.

-ocr page 14-

gezwel aan de basis eranii (observatie tumoris scirrhosi in basi
cranii reperti. Jen. 1790), en Oppert vond bij eene aan
anosmie lijdende vrouw een absces in de glandula pituitaria\'
waardoor de reukzenuwen werden samengedrukt (diss. inaug.
de vitiis nervorum organicis, Berolini 1815. p. 16 Not. 1.)
Magendie meende, dat niet de nervus olfactorius maar
wel liet 5e paar reukzenuw was, en hield het er voor, dat
^e werking der eerste nog onbekend was. Over de anaesthe-
sie der smaakzenuw vinden wij vele voorbeelden in Somberg
terwijl ook in de gazette médicale de Paris. 31, 1 Aoüt 1840,
een hoogst interessant geval voorkomt, waarbij na eene
verwonding de beweging der tong en de smaak geheel nor-
maal waren, doch aan de eene zijde het gevoel geheel was
verloren gegaan. Omtrent de anaesthesiën van den
nervus sympathicus is nog weinig bekend: „deren Forschung ist
mit grossen Schwierigkeiten verbunden" zegt Eomberg.

Longet leerde in 1841, dafc na doorsnijding der achterste
strengen van liet ruggemerg slechts haar centrale einde, dat
met de hersenen verbonden is, op mechanische, chemische en
electrische prikkels reageert, terwijl het peripherisch einde
voor dit alles ongevoelig is. Bij het bekend raken der
aetherisatie herhaalde Longet zijne proeven op geaetheri-
seerde dieren en in de Séance de 1\'Academie de Méd. van
9 Pebruari 1847, deelt hij reeds zijne verwachte resultaten
mede. In de zitting van den 8 Februari van de Académ.
d. Sciences deed Fiourens de resultaten zijner onderzoe-
kingen kennen, waaruit hij gezien had; dat alle gevoel in de

-ocr page 15-

achterste strengen gedurende den aetherslaap is opgeheven.
Bij 011 i vi e r lezen wij eene waarneming, waarbij een hydatiden
gezwel de achterste strengen drukte, waardoor eerst links en
vervolgens rechts het gevoel verloren ging. In de Traité de
la Spedalsked ou Elephantiasis des Grecs, van Danielssen
en Boeck, vinden wij, dat er bij de lijders eerst hyper-
aesthetische witte vlekken ontstaan, van waar de algemeene
huidanaesthesie begint. De lijders waggelen bij het gaan
en worden den grond niet meer gewaar: insnijdingen worden
pijnloos verdragen, in één woord alles doorstaan, zonder dat
zij er eenig bewustzijn van hebben. Ook bij hysterischen
komt anaesthesie voor (G-endrin, Beau, Szokalsky).
Zij ontwikkelt zich hierbij in eene verschillende uitgebreid-
heid, inzonderheid in de huid en de spieren, vervolgens ook
in de slijmvliezen, het zeldzaamst in de ziutuigzenuwenó
Soms is de anaesthesie zelve over de geheele huidopper-
vlakte verbreid; plaatselijk ontwikkelt zij zich het veelvul-
digst op de rugvlakte der handen en voeten en den buitenster»
knokkel van het dijbeen. Soms is alleen de gewaarwording
van pijn opgeheven. Zijn de spieren anaesthetisch, dan heeft
van hare werking de lijderes geen gevoel, evenals bij
tabes dorsualis —onder de slijmvliezen worden de conjunctiva
van den mond en de neusholte het meest anaesthetisch, veel zeld-
zamer de vagina; — Szokalski zag eens eene anaesthesia vagi-
nae zonder gevoel van den coïtus, en sommigen beweeren, dat deze
soort van anaesthesie bij vele Schnelliebende, zooals H e i n e ze
noemt, meermalen voorkomt. Yan Hasselt spreekt ook

-ocr page 16-

van eene anaesthesia, door lood- en moedert oom-vergiftiging
te weeggebracht.

Wanneer men het ruggemerg als geleider voor de
bewuste sensibiliteit beschouwt, dan is de grens der
aangedane plaats ook de grens der anaesthesie. Bell
citeert een paar gevallen, waar de zieken het onderscheid
opmerkten tusschen gevoel in de uit- en inwendige
deelen; bij een fractuur van een wervel waren de buikbe-
kleedselen gevoelloos, het samendrukken der maag daarente-
gen was pijnlijk, dewijl de vagus, boven de wervelbreuk ont-
springende, ongedeerd was. De anaesthesie van het ruggemerg
bepaalt zich evenwel niet alleen tot de huid; ook andere
organen deelen erin. Zoo is gevoelloosheid der blaas en van
den endeldarm een gewoon verschijnsel bij aandoeningen van
het ruggemerg. Brachet 1) verhaalt van een parapleetischen,
dat hij den aandrang tot urineloozing en defaecatie niet be-
merkte, maar dit alleen opmaakte uit de opzetting van den buik,
en alsdan de werking der buikspieren met zijn hand onder-
steunde. Marshall Hall £) deelt een geval mede van een
19-jarig man, die na een val uit een boom paraplegie over.
hield. In de onderste helft van het lichaam en in de beenen
waren gevoel en willekeurige beweging geheel opgeheven. Des-

1) Recherches expérimentales sur les fonctions au système ner-
veux ganglionaire et sur leur application à la pathologie. Paris
1830. p. 238 et p. 253.

2) Memoirs on the nervous system, London 1837. p, 63.

-ocr page 17-

niettemin trokken zij zich hevig terug, wanneer zij geknepen of
met koud water besprenkeld werden. Het eene been was steeds
gebogen, en na elke uitrekking keerde het in dien toe-
stand terug. Bij het appliceeren van den katheter kwam de
penis in erectie, en ter zelfder tijd trokken de beenen op
en nam men een trillen van de spieren waar. Bij de sectie
vond men eene solutio continui van het ruggemerg. Grain-
ger 1) verhaalt van een 15-jarig meisje, waarbij in de
onderste extremiteiten, ten gevolge eener kyphosis, gevoel en
beweging eveneens geheel opgeheven waren, dat .de beenen
zich onmiddellijk [terug trokken, wanneer de voetzooien ge-
prikkeld werden, ofschoon de lijderes de prikkel zelve niet
voelde.

De anaesthesiën zijn van de hersenen of als geleidings-
apparaat der sensibiliteit, of als orgaan der perceptie afhan-
kelijk. De eerste komen zeldzamer voor dan de spinale en
tasten gewoonlijk de zintuig- en huidzenuwen aan, bij coëxis-
teerende verlamming der motorische zenuwen, op eene plaats
tegenovergesteld aan die, waar het lijden zetelt. Zoo komt
anaesthesie voor als voorlooper en begeleidster der hersen-
bloeding. Bij hersenverweeking ontstaan soms pijnen in
gevoellooze deelen, volgens de wetten der excentrische
localisatie. Bij een gunstigen uitgang keert het gevoel eerder

1) Observations on the structure and functions of the spinal
cord. London 1837. p. 94.

a

-ocr page 18-

dan de beweging "terug. Menigvaldiger is de centrale "anaes,
thesie, ontstaande uit- storing of verlies van perceptie bij
bestaande „Leitungsfahigkeit". Dit
is b. v. liet geval bij
bewusteloosheid; maar nog duidelijker wordt zij waargenomen,
als voorbode van den epileptischen aanval, waarvan zij het
pathologisch criterium is. In ecstatische en soporeuse aan-
doeningen bij de narcose wordt zij meestal ook waargenomen.
De groote
Hein heeft in zijne „vermischte medicin. Schrif-
ten" een paar belangrijke gevallen van anaesthesie bij ge-
moedsaandoeningen medegedeeld. Ook dient hier vermeld
te worden de anaesthesie der doofstommen en idioten, die
dikwijls de „grausamsten Selbst
Verstümmlungen ertragen,"
zonder van pijn te doen blijken.

Kom berg spreekt ook van eene psychische anaesthesie bij
overigens gezonde hersenen, die door „Abwendung der In-
tention" ontstaat en in zooverre bet omgekeerde is der psy-
chische hyperaesthesie, de hypochondrie. Aan de verschil-
lende ethnische verhoudingen of beroepen of opvoeding kan
men de overtuigendste voorbeelden ontleenen.

De geleerde, in zijne overpeinzingen verdiept, wordt an-
aesthetisch voor het gevoel van zelfbehoud; Archimedes,
Plinius, Pyrrho leveren belangrijke voorbeelden. „La
philosophie au bout de ses précep;es nous renvoye aux exem-
ples d\'un athlète et d\'un muletier auxquels on voit ordinai-
rement beaucoup moins de ressentiment de mort, de dou-
leur et d\'autres inconvénients (Montaigne)". De zintuigen
hebben ook „opvoeding" noodig, en waar die gemist wordt

-ocr page 19-

\'kunnen zij zich niet naar behooren ontwikkelen: afstomping
is het gevolg daarvan.

Men bestempelt de toestanden van verzwakking van den
geest \'in het geheel met den naam van stupiditeit of ook
zinneloosheid; fatuiteit heeft vooral betrekking op een ver-
zwakten psychischen toestand, die zich kenmerkt in de ver-
binding der voorstellingen en der verstandswerking.

De uitdrukking: „ingenomenheid van het sensorum\'5 geldt
voor eene gelijkmatige vermindering van de psychische wer-
kingen , die door aanwijsbare pathologische processen te weeg
gebracht zijn en zich meest onmiddellijk aansluiten aan den meer
acuten toestand van bedwelming. De pathologische ontwik-
keling van den slaap vertoont ons den overgang van het
normale proces tot den toestand van bedwelming. Gelijk
wij den onrustigen, afgebroken, door levendige droomen ge-
stoorden slaap als een teeken van pathologische prikkelbaar-
heid moeten beschouwen, zoo is een te diepe en te lang
aanhoudende slaap reeds eene toenadering tot den toestand
van depressie der hersenwerking 1). De psychische anaes-
thesie zegt Leubuscher is gegrondvest op de gevoels-
■anaesthesie en analgesie; de verzwakking van de voorstel-
lingswerking bestaat in gebrekkige vorming en verbinding
der voorstellingen, langsaraer verloop, gebrekkige vorming
van begrippen en vooral in verzwakking van de reproduce-
rende werking en verzwakking van het geheugen en moet

■1) Dr. Rud, Leubuscher.

-ocr page 20-

vooral aan eene gebrekkige perceptiewerking van de gewaar-
wordingen der zintuigen worden toegeschreven: zij is dus
het gevolg van verzwakking der gevoelsspheer. Het afnemen
van het geheugen is dikwijls het eerste teeken van eene
beginnende verzwakking van den geest, dikwerf lang reeds
waar te nemen, alvorens het pathologisch proces in de her-
senen zich door motorische en sensibele verzwakking aan
kondigt. De voedingsstoornissen, die anatomisch nog niet
aangewezen kunnen worden en die b. v. een aanval van
apoplexie voorbereiden, zijn reeds voldoende, om psychische
verzwakking voort te brengen.

De analgesie, waarvan wij boven met een enkel woord
spraken, is een eigenaardige toestand, waarbij het tastgevoel
behouden blijft, doch door de krachtigste invloeden geen
gevoel van pijn kan worden opgewekt. De lijders ontwaren
elke lichte aanraking, doch de sterkste inwerkingen worden
niet opgemerkt. Hall er bracht de verschillende gevoels-
gewaarwordingen als van ruw en effen, koud en warm, droog
en vochtig, tot één zintuig terug, dat hij tactus noemde.
Reil toonde aan, hoe gevoelen en pijn niets gemeen heb-
ben met den tactus van Halier, en in zijn „Cur der
Eieber" zet hij uiteen, hoe een dier, al had het geen zin-
tuigen, toch nog een bewustzijn van zijn bestaan zou heb-
ben: dit gevoel noemde hij „Coinaesthesie". Had hij evenwel
gelet op de feiten, bij krankzinnigen waargenomen, hij zou
de afwezigheid van zijne coinaesthesie bemerkt hebben.
In de geschiedenissen der heksenprocessen staat de analgesie,

-ocr page 21-

als komende van den duivel, hoog aangeschreven. In de
Gaz. hebdomaire van 1855 komt een artikel voor over de
anaesthesie en analgesie, bij mentale alienatie, maar vooral
bij die vormen, die de Eranschen „Lypemanie en Religieuse"
noemen.

Lotze bespreekt in zijn handboek over algemeene patho-
logie eene soort van analgesie, die hij toeschrijft aan
\'t ont-
breken of aan de abnormiteit van de voortdurende kleine
gevoelsindrukken, waardoor wij \'t bewustzijn van ons eigen
lichaam met ons voeren: bij gebreke hiervan kunnen ver-
keerde voorstellingen over plaatsing, consistentie en grootte
van eenige deelen natuurlijk licht ontstaan.

-ocr page 22-

ANAESTHESIE VAN DEN NEEVUS TRIGEMINUS.

De anaesthesie vail den n. trigeminus is in vele opzichten
van belang. De portio major van deze zenuw bezit gevoels-
secretorische en vaso-motorische zennwen. Zij verspreidt zich
over het grootste gedeelte der eene helft van het hoofd,
het voorste gedeelte van de tong, het tandvleesch, den
bodem der mondholte , het verhemelte, de neus- en oogholten,
als ook over den uitwendigen gehoorgang. Eene verlamming
maakt al deze deelen ongevoelig. Is de n. trigeminus alleen
aan eene zijde verlamd, dan strekt zich de gevoelloosheid
juist tot aan de middellijn uit; in de punt der tong alléén
schijnen zich de vezelen te overkruisen 1). De bewegingen
der aangezichtsspieren blijven na doorklieving van den n.
trigeminus onveranderd aanhouden; zij hebben echter zeld-
zamer plaats, omdat, bij het verlies van het gevoel, hiertoe
minder aanleiding bestaat. Die van den oogbol, alsook

1) E o m b e r g, Lehrbucli der JMervenkranlcheiten des MenseheE.

-ocr page 23-

het zien zelf, worden evenmin als liet reuk- en geh.oorzi.n-
tuig gestoord. Bij verlamming van een der beide nn. trigemini
hoopen zich de spijzen aan de gevoellooze zijde der mondholte
op tusschen wang en kaak, en kunnen van hier moeielijk
verwijderd worden. De dieren bijten zich dikwijls den rand
der tong af, wanneer deze tusschen de tanden geraakt.

Een ander verschijnsel bij de verlamming van den n. tri-
geminus zou bestaan in de voedingsstoornissen. Het is waar-
schijnlijk , dat hij voor alledeelen, die hij van gevoelszenuwen
voorziet, ook de vaatzenuwen bevat; verlamming der eerstge-
noemde geeft ook aanleiding tot werkeloosheid der vaatzenu-
wen, bijgevolg tot verslapping der vaten en
tot hyperaemie
der anaesthetische deelen, zooals aan het slijmvlies van mond
en neus en aan de conjunctiva palpebrarum et bulbi wordt
waargenomen; voorts, verbonden met oedema in de huid en
slijmvliezen bloedingen en zwellingen van het tandvleesch,
zooals bij scorbuut, eindelijk verzweering L).

Zooais bekend is, wordt eene gewijzigde zenuwwerking, ter
verklaring van het ontstekings-proces, bij de verschillende hypo-
thesen in meerdere of mindere mate op den voorgrond gesteld.
De neuro-pathologen zoeken daarin het wezenlijke der ontste-
king. In de paralyse-theorie wordt de wijziging opgevat als ver-
minderde werking der vaatzenuwen, die antagonistisch, door
irritatie der gevoelszenuwen, zoude ontstaan. De spasmus-
theorie kent daarentegen alle waarde toe aan den vernauw-

1) Leubusclier. Nervenkranklieiten.

-ocr page 24-

den toestand der vaten, die door directe irritatie geboren
wordt. Volgens de attractie-theorie hebben de zenuwen slechts
eenen wijzigenden invloed op de ontsteking, die zelve als
eene verhoogde omzetting in de weefsels, met gewijzigde
betrekking tusschen weefsels en bloed, wordt beschouwd.

Sedert Ludwig den directen invloed der zenuwprikke-
ling op de klierafscheiding bewees, werden ook in de overige
weefsels zenuwdraden gezocht, onder wier invloed de uit-
zweeting zou tot stand komen. Spiess neemt in zijne ont-
stekingsleer draden in de vaatwanden aan, onder welker
invloed de bloedwei uit de vaten zou gedreven worden, en
tevens de vermeerderde vorming van eiwit uit vezelstof zou
volgen. De proeven van Axmann bewezen evenwel, dat de
voeding, evenals de klierafscheiding, afhankelijk is van de
ganglio-spinaal zenuwen, terwijl de onwillekeurige samen-
trekking op de ganglio-sympathische draden zou berusten.

De belangrijke ontdekking van Bernard, dat doorsnij-
ding van den nervus sympathicus aan den hals paralyse
aan de vaten van het hoofd veroorzaakt, heeft eene reeks
van onderzoekingen te voorschijn geroepen. (Budge, "Wal-
ler, Schiff, Brown-Séquard, Donders, deRuiter,
Callenfels, Kussmaul enz), waardoor de baan dex vaat-
zenuwen en haar invloed op den bloedsomloop in een nader
daglicht zijn gesteld. Bekend zijn door de talrijke experi-
menten der physiologen (Fodera, Magendie, Longet,
Val en tin, Budge, Schiff, von Graefe) de verande-
ringen en ontstekingen van den bulbus na doorsnijding van

-ocr page 25-

den n. trigeminus binnen de schedelholte (hyperaemie, chemosis
van de conjunctiva, troebelheid der cornea, in vele gevallen
ulceratie en perforatie van deze). Zij worden afgeleid van
de medeaandoening van het ganglion G a s s e r i, op grond van
de meening, dat in het ganglion de bijmenging van de
voedingsvezelen plaats heeft. Deze meening wordt in het
algemeen door de bewijsvoering van "W a 11 e r, dat de achterste
wortels van de [spinaalzenuwen in de spinaalganglien haar
centrum van voeding hebben, werkelijk ondersteund; bij den
n. trigeminus echter en de onderstelde inwerking van het
ganglion Gasseri op de voeding van het oog, pleiten zoowel
directe proeven daartegen (zie Schiff p. 386), alsook
het experiment van Snellen 1), volgens wien de anaes-
thesie alleen als toereikende oorzaak mogelijk schijnt.

Snellen meende, dat de bekende voedings-stoornissen
iu den oogbol, na doorsnijding van den n. trigeminus achter
het ganglion, slechts van traumatischen aard zijn, en vond
dat die kunnen vermeden worden, door het gevoelige oor
van een dier over den ongevoelig geworden oogbol te
leggen. Schiff, 2) die echter de proeven van Snellen bij
den mensch niet volkomen bevestigt, verklaart de verande-
ringen van den bulbus door de neuroparalytische hyperaemie.
Voor den n. vagus is het, gelijk bekend is, reeds voor langen
tijd door Traube aangetoond, dat verlamming der stemspleet

1) Snellen, De ia vloed der zenuwen op de ontsteking.

2) Schiff, TJntersuchungen zur Physiologie des Nerven-Sys-
tems, 1855.

-ocr page 26-

die het invloeien van de vloeistoffen der mondholte in de
luchtwegen gemakkelijker maakt, eene hoofdoorzaak is van
het ontstaan der ontsteking. Hier is dus de oorzaak dei-
ontsteking ook als van traumatischen aard te beschouwen.
Eene juistere opvatting van de resultaten van het pathologisch
anatomisch onderzoek heeft bovendien geleerd, dat al wat men
met den naam van pneumonie bestempeld had, niets anders was
dan atelectase \'met hjperaemie van het longweefsel; eene ware
pneumonie zon met zekerheid kunnen vermeden worden, wanneer
men slechts zorg droeg, dat er geene vreemde lichamen in de
bronchi geraakten. Hetzelfde, zegt Yir cho w, 1) heeft men
bij de trigeminus-ontstekingen gevonden en wel door een
zeer eenvoudig experiment. Nadat men zich vroeger op de
meest verschillende wijzen moeite had gegeven, om de onder-
scheidene storende invloeden op het van gevoel beroofde
oog te voorkomen, is het eindelijk te Utrecht gelukt een
zeer eenvoudig middel te vinden om het oog weder met
een gevoelend orgaan te voorzien. Snellen naaide bij
dieren, bij welke hij den trigeminus had doorgesneden, het
gevoelende oor voor het oog — van dien tijd af aan ver-
kregen de dieren geene ontstekingen meer daar het oog
eensdeels met eene onmiddelijke beschutting voorzien was
en de dieren ten anderen, door de aanwezigheid van een
gevoelend bedeksel, voor traumatische beleedigingen van het

1) Virehow Cellular Pathologie.

-ocr page 27-

oog gevrijwaard bleven. Zoodra het gevoel niet in het oog
zelf maar alléén daarvóór hersteld was, was daarmede ook
de aanleiding tot de op zich zelve zuiver traumatische ont-
steking opgeheven.

Men kan dus, zoo vervolgt Virchow, tegenwoordig
zeggen, dat er geene vorm der tot deze klasse behoorende
ontstekings-toestanden bekend is, die aan de opheffing van
den invloed eener zenuw kan worden toegeschreven. Een
deel kan verlamd zijn zonder in ontsteking te geraken,
het kan gevoelloos zijn zonder aan dat gevaar blootgesteld
te zijn. Dr. Buttner 1) in Göttingen, die een zestigtal
proeven op konijnen heeft verricht, kan zich niet in alle
opzichten met de meening van Dr. Snellen vereenigen:hij zag
niettegenstaande alle voorzorgen, bij prikkeling van het
ganglion Grasseri, plotseling allerhevigste keratitis intre-
den. Een nieuwe twijfel wordt door Buttner opgewor-
pen in 4 gevallen, waarbij de n. trigeminus slechts gedeel-
telijk was doorgesneden, en de ontsteking uitbleef, zon-
der het oog te besehutten, Buttner onderstelt, dat
deze gevallen van gedeeltelijke doorsnijding, alléén de
gevoelsaraden waren doorkliefd, terwijl er volgens hem nog
andere draden zouden overblijven, die wel geen direct voe-
denden invloed maar toch „Wiederstandsfühigkeit" zouden
Medebrengen, want, zegt Buttner, »Wohl niemand wird

1) Zeischrift f. rationelle medicin. 2 Keihe VIII S. 1. 1859,

-ocr page 28-

annehmen, dass der Zufall grade jene Thiere allein, vor
solche "Verletzungen geschützt habe". Ook Dr, Samuel
heeft de
Stelling van Dr. Snellen aan eene kritiek onderworpen.
Hij kwamtot de conclusie, dat „electrische Reizung des Granglon
Gasseri alle Symptome einer akuten Entzündung der Conjunc-
tiva und Cornea, welche weder traumatische Einwirkung noch
Ueberreizung der sympathischen Fasern des Ganglions zur Ur-
sache" hebben. „Es müssen daher in diesem Ganglion sich sogen,
trophische Nerven befinden, weil weder die sympathischen,
noch die sensibeln Pasern desselben jene Entzündungs-
Symptomen vermitteln können. Diese trophischen Nerven-
fasern entspringen im Ganglion Gasseri, während die der
überigen Häute des Auges , da sie aus mehrern Gründen nicht
mit dem Opticus eintreten können aus dem Ganglion Ciliare
ihren Ursprung nehmen müssen. Ueberhaupt ist es wahr-
scheinlich, das alle trophische Nerven in Ganglien ihren
Ursprung haben, die nieht in den Centren des Nervensys-
tems liegen. Interessant ist auch der Umstand, dass eine
parenchymateuse Entzündung der Cornea und eine secre-
torische der Conjunctiva gleichzeitig durch Nervenreizung
entstanden und einander parallel nach der Natur der ver-
schiedene Organen verliefen". — Het eindresultaat zijner
onderzoekingen is:

1° „die akute Entzündung ist eine durch intensive Beizung
der Zellengewebe und Organe gezetzle Ernährungsstörung der-
selben.

2° die Heizung kan dieselben direkt getroffen oder indirekt

-ocr page 29-

durch den Einfluss ihrer trophischen Nerven auf sie ge-
wirkt haben.

3° Die Ernährungsstörung besteht in Hyperkrinie von
Ernährungsflüssigkeit aus den Grefässen, in erhöhter Aufname
derselben in die Gewebe und in lebhafter Neubildung von
Zellen. Sie verlauft rasch, kann also gefährlich werden "
De onderzoekingen van Samuel zouden een belangrijken
steun ontnemen aan Snellen\'s meening, maar zijne
experimenten zijn door anderen niet geconstateerd geworden 1).
James Davey 2) houdt het ganglionair zenuwstelsel voor
de voornaamste bron van alle levensverschijnselen. Elk
ganglion, elke zenuwverbinding daarmede houdt hij voor een
zenuwcentrum op zich zelf, voor een bron van sensibiliteit,
die de organen voor hunne vegetatieve functie in staat stelt.
Zelfs de functiën van de hersenen en het ruggemerg kunnen
alléén onder den invloed van het ganglionair zenuwstelsel
plaats hebben; voeding, afscheiding enz. worden alleen door
de ganglia bemiddeld. Bij ontsteking wordt door de in-
werking op de fijnste uiteinden der zenuwen eerst de capil-
laire bloedsomloop gestoord, hierna wordt de prikkel op
de ganglia overgebracht en aldus een pathologisch proces in
het lichaam te voorschijn geroepen.

Bij HermannS) lezen wij: »Dem Trigeminus werden auch

1) Virchow\'s archiv für Pathologie und Anatomie 33 24 S. 274.

2) James George Davey, the ganglionic nervous system, its«

3) Hermann. Grundriss der Physiologie des Menschen.
Zweite gänzlich umgearbeitete Auflage 1867.

-ocr page 30-

trophische Fasern zugeschrieben, namentlich für den Augapfel,
der nach Durchschneidung des Trigeminus entzündet und
zerstört wird. Wahrscheinlich aber ist dieser Erfolg nur dem
Verluste der Empfindung zuzuschreiben, der die Abhaltung
äusseren Schädlichkeiten beeinträchtigt. Hierfür spricht,
dass der Augapfel auch nach Durchschneidung des Trigeminus
intact bleibt, wenn man eine empfindende, schützende Elache
vor ihm künstlich anbringt, bei Kaninchen z. b. das Ohr
vornäht (S n e 11 e n). Neuerdings ist allerdings diese Erklärung
wieder zweifelhaft geworden, da erstens nach Lähmung des
Facialis, trotzdem das Thier jetzt sein Auge nicht mehr
durch Lidschluss schützte keine Entzündung eintritt, und
da man zweitens nach partieller üurchschneiclung des Trige-
minus-stammen, sobald die innersten Easern intact sind, trotz
volkommener Empfindungslähmung und ohne dass man das
Auge künstlich schützt, keine Entzündung eintreten sieht,
und umgekehrt das Auge sich sehr entzündet, wenn es nicht
geschützt wird, sobald nur die innersten Easern verletzt,
die überigen erhalten, das Auge also sensibel geblieben ist
(Meissner)". Ook Eunke 1) houdfc heter voor, dat de nerv.
Trigeminus, behalve motorische en sensibile, vezels bevat,
die bij secretie-processen eene wezenlijke rol speien en
anderen, die op eene ons onbekende wijze den normalen
gang der stofwisseling, de voeding van zekere deelen, die
aij voorziet, regelen. Omtrent den oorsprong van de vezels

1) Lehrbuch der Physiologie 1855.

-ocr page 31-

van den n. trigeminus, die de afscheiding en de voeding be-
vorderen, beschouwt hij waarschijnlijk de gangliëncellen in
het ganglion Grasseri en beroept zich ook op de experimenten
van Ilerbert-Maij o, Magendie en Longet 1), waarbij
na doorsnijding van den n. trigeminus voedingsstoornissen
m de cornea ontstonden.

„Ausser der Unempfindlichkeit," zegt Rom berg, „werden
nog andere Erscheinungen beobachtet, die den Einfluss des
Verlustes der Sensibilität auf Ernährung, Bewegung, Sin-
Qenthätigkeifc darthun."

De trophische veranderingen, zegt hij, vertoonen zich het
duidelijkst aan het oog, en zijn door Magen die, maar
v\'ooraldoor Valentin, nauwkeurig beschreven. Hij sneed bij
een konijn den n. trigeminus in de schedelholte door, en zag
16 uur belangrijke hyperaemie in het gevoellooze oog,
r]a 24 uur troebelheid en na twee dagen belangrijk exsudaat
m het weefsel der cornea : het oog ging ten slotte geheel
ten gronde. In hel Journ. de phys. expérim. 1S29 , wordt een
geval meegedeeld van eene anaesthesie van den n. trigeminus,
met keratitis en Conjunctivitis, waarbij men post mortem eene
°ntaarding van het ganglion Grasseri aantrof. Ook Ga ma,
Carré en de jonge B é r a r d hebben soortgelijke gevallen ver-
geld. Niet zonder belang is de opmerking van C. B ell I.e.,

Xst der Quintus Vermittler des Gefühls und dieses Gefühl

1) Longet Anatomie et Physiologie du système nerveus
Tome II 1842.

-ocr page 32-

gleichsam die Schutzwehr der Organe, so kann es nicht
befremden, dass die letzteren, bei dem Mangel ihres natur-
lichen Hüters gereizt und entzündet werden."

Dr. Beck in Rastatt 1) levert eene pathologische waar-
neming, dia wegens de nauwgezetheid, waarmede zij gedaan
en de breedvoerigheid, waarmede zij beschreven is, wel
de aandacht verdient. Het betreft een jong man van 27
jaren, die aan een fungeus gezwel aan de bovenkaak leed,
en bij wien dit gebrek zich, na de exstirpatie van een
deel van de bovenkaak, over de basis cranii uitbreidde,
en aldaar de 3e 4e en 6e zenuw en een gedeelte van de
5® van structuur veranderd en in hare werking belem-
merd had.

Als de belangrijkste resultaten vat hij het navolgende
samen.

1°. De sensibiliteit van de conjunctiva, de tranen-
afscheiding en de voeding van gewichtige deelen van den
oogbol hangen van het 5e zenuwpaar af, en wel op zoo-
danige wijze, dat de bundels van den stam van den quintus
en niet het ganglion G-asseri of de sympathicus vaatzenu-
wen afgeven.

2°. De stoornissen van de voeding in het oog zijn de
gevolgen der belemmerde voortgeleiding van het electrische
fluidum en van verlamming van de vaatzenuwen. Tot het
troebel worden der cornea draagt, vcor het overige, ook de

1) Virchow\'s Archiv B. X. Heft. 4.

-ocr page 33-

verdamping wezenlijk, bij; ook ontstaat het vlokkig exsudaat
in de voorste oogkamer, even als het troebel worden van
de kapsel en van den lens op zelfstandige wijze, onafhanke-
lijk van het proces in de cornea, en zonder voorafgegane
opening van de membrana DescemetiS.

Met betrekking tot de erkenning van de plaats, waar zich
in het verloop van den n. trigeminus de beleediging bevindt,
scheen de mogelijke bepaling van de grenzen der anaesthesie
en vooral de combinatie met andere stoornissen van de
zenuwwerking eene geschikte handleiding te geven, en zoo
heeft Eombergl) een schema opgesteld, dat om zijne prak-
tische strekking niet zoo geheel onbruikbaar te noemen is.
Zijne stellingen, die op de isoleering van het geleidings-
vermogen in de afzonderlijke vezelen steunen, komen
hierop neder.

1°. Hoe meer de anaesthesie tot enkele draden van den
quintus beperkt is, des. te meer peripherisch is de zitplaats
van de oorzaak.

2°. Waar het verlies van het gevoel, behalve de streek
aan de oppervlakte, ook de overeenkomende holte van het
gelaat treft, zijn de gevoelszenuwen van den quintus, vóór
zij uit elkaar wijken en zich peripherisch verdeelen, in een
aggregaat, in een hoofdstam zelf aangedaan, voor of achter
de plaats aan uittreding uit den schedel.

1) E omberg, Lebrbuch der Nervenkrankheiten des Menschen.
I Band le Abtk. Berlin ]840.

-ocr page 34-

3°. Waar het geheele gevoelsgebied van den quintus
verloren is en te gelijk stoornissen van de voedingsver-
richtingen in de door anaesthesie getroffene deelen aanwezig
zijn, is het ganglion Gasseri of de quintus in zijne nabijheid
de zetel der ziekte. Serres was de eerste, die een geval
van dezen vorm van anaesthesie beschreven lieeft. Een 26-jarige
epilepticus leed aan eene chronische ontsteking van het
rechter oog. Na eenigen tijd kwam er eene acute ontsteking
bij, met oedema . der oogleden en troebelheid der cornea.
Na de aanwending eener seton, scheen er eenige verandering
te komen; alleen de cornea scheen gedesorganiseerd te zijn
en was geheel ondoorzichtig geworden. — Spoedig ont-
waarde men, dat ook het rechter oog ongevoelig was, hetgeen
zich weldra over de geheele rechter gezichts-helft uitstrekte.
Bij een nader onderzoek bleek, dat het rechter oog voor
eiken prikkel absoluut ongevoelig was, terwijl het linker
oog als gewoon reageerde; ook de rechter neus en tonghelft
waren geheel gevoelloos. Bij de sectie bleek, dat het
ganglion Gasseri aan de rechter zijde ziekelijk was aange-
daan : het had eene geelachtige kleur, vooral de plaats, waar
de rarnus ophthalmicus het ganglion verlaat, was sterk rood
gekleurd en geinjiciëerd.

4°. Waar met de anaesthesie van het gevoelsgebied van
den n. quintus, de werkingen van andere in zijne nabijheid
gelegene hersenzenuwen zijn gestoord, bevindt zich de oor-
eaak van de geleidingsstoornis aan de basis cerebri.

Tan deze stellingen heeft de eerste de meeste, de tweede

-ocr page 35-

en vierde infcusschen slechts zeer beperkte waarde en ook
de beteekenis van het ganglion is, zooals wij gezien hebben,
proefondervindelijk in twijfel getrokken. Het komt er op
aan te weten, of de oorzaken, welke de geleiding storen, alle veze-
len van den stam gelijkmatig veranderen. Zoo kan de stoornis
*n het wiggebeen of nog hooger in de hersenen liggen en
toch slechts de uitwendige vlakte gevoelloos geworden zijn.
Het pathologisch proces kan de enkele zenuwvezelen reeds
lang te voren isoleeren, alvorens zij uitwendig anatomisch
gescheiden zichtbaar worden.

De oorzaken zijn menigvuldige ziekteprocessen, verwon -
dingen van de zenuwen zelve, drukking van gezwellen,
aandoeningen der beenkanalen, aandoeningen en verdikkin-
gen van het neurilema, inwerking van sterke koude,
°ntaardingen van de huid, die de zenuwvezelen mede aan-
een, zoo b. v. anaesthesie van de vingertoppen bij wasch-
vrouwen. De verscheuring van de tandzenuwen, bij zeer
geweldadig uittrekken van tanden, hebben soms anaesthesie
V£in de overeenkomstige helft van het aangezicht ten gevolge,
barbij men zich moet voorstellen, dat de enkele takken
wederkeerig elkander hunne aandoeningen kunnen mede-
deelen, 0f dat de beleediging op allen gelijktijdig gewerkt
heeft.

-ocr page 36-

Geval van anaestkesie van den ram as opkthalmicus
nervi trigemini met vermeerderde zweetafsckeiding.

Marinus van L., oud 42 jaren, polderwerker, vertoonde
zich den 3n December des vorigen jaars aan het Neder-
landsch gasthuis voor ooglijders, wegens eene keratitis
ulcerosa et maculae corneae amborum oculorum, bij nog be-
staande conjunctivitis granulosa. De gezichtscherpte — ihoo
O. D., 3/2oo O. S. De anamnese leerde ons, dat in het laatst
van Mei 1866 eensklaps eene stekende pijn in de rechter voor-
hoofds helft, de slaapstreek en het wandbeen was ontstaan.
Weinige dagen daarna kreeg hij terzeifde plaats een uitslag, dat
zeer rood was, sterk jeukte en blaasjes vormde, gevuld met een
weiachtig vocht. Na ongeveer vijf dagen was dit uitslag genezen;
daarop volgde eene ondragelijke jeukte, die nu eens meer dan
minder was en voor den oogenblik tot een gering prikkelend
gevoel geredriceera is. In het begin van 1868 bemerkte
hij, dat die plaats vochtig werd, langsamerhand nam deze
transpiratie toe, tot dat ten slotte het zweet in droppels
afvloeide. Ons onderzoek omtrent vroegere ziekten leidde
tot geen resultaat. Bij onderzoek blijkt, dat de geheele
rechter helft van het voorhoofd gevoelloos was. Opmerkelijk
is de zeer scherpe begrenzing, die rechtlijnig de twee
voorhoofds-helft en volkomen scheidt. Ook het oog is onge-
voelig: noch conjunctiva bulbi, noch cornea, ontwaren
zachte prikkels, die daarop worden aangebracht. Het
onderzoek van de drukzin, waartoe wij het opleggen van ver-
schillende gewichten bezigde, leverde op de lijdende voorhoofds-

-ocr page 37-

helft geene afwijkingen op. De kauwspieren dier zijde werken
naar behooren; het rechter oor hoort even volkomen als
het linker; prikkels op het neusslijmvlies worden aan beide
zijden even goed waargenomen ; de bewegingen van het oog
zijn ongestoord. Het hoogst belangrijke van dit geval, is
de betrekkelijk profuse zweetafscheiding op de anaesthetische
v°orhoofdshelft, met verhooging van temperatuur en lichte
hekachtige roodheid van de huid.

Voor het onderzoek van het gevoel, gebruikten wij de
gewone gevoelspasser van Web er, waarbij ons bleek, dat
diameter van een gevoelskring op de lijdende helft
veel grooter was. Bij het eerste onderzoek was het gevoel
z°o zeer verminderd, dat hij zelfs de punten van den passer
niet gevoelde. Dit verschijnsel heeft zich later ook weder
voorgedaan, en ook nu nog (20 Juni), ontwaart hij ter
nauwernood, dat men hem den passer op het voorhoofd plaatst.

gevoelloosheid, die scherp begrensd was, nam de ge-
heele rechter voorhoofdsstreek in, en strekte zich naar boven
tot aan den voorhoofdsknobbel, naar beneden tot aan den
onderoogkuilsehen rand uit.

Ter bepaling van de temperatuur der huidvlakte bezitten
geene regtstreeksche hulpmiddelen. Hoogstens kunnen
twee huidplaatsen met elkander vergelijken, en om dit
met nauwkeurigheid te doen, deedt Prof. Donders een
differentiaal-thermometer vervaardigen, bestaande uit twee
platte bolletjes, ieder uitloopende in een buisje, die door
een horizontaal buisje vereenigd waren; de thermometer

-ocr page 38-

was met gekleurde spiritus gevuld. De bolletjes werden
nu op de beide voorhoofds-helften geplaatst, en het rijzen
of dalen gaf eene lagere of hoogere temperatuur derzelfde
zijde aan. De anaesthetische voorhoofdshelft gaf hier eene
hoogere temperatuur aan, ook nadat de beide bollen vooraf
bevochtigd waren.

De vlekachtige roodheid begon op de helft en ging
onmerkbaar in de normale huidkleur der regio tempo-
ralis over. Hier en daar neemt men witte vlekken waar,
vooral op die plaatsen, waar de herpes bestaan heeft. De

DifFerentiaalthermomether.

roodheid , die soms gering te noemen is, vertoont zich dikwijls

-ocr page 39-

Jn een belangrijken graad; zoo was zij den 23® Juni zoo
sterk, dat zij terstond in het oog viel vooral wegens hare
scherpe begrenzing.

De zweetafscheiding was vrij profuus, en vloeide soms
druppelsgewijs af. Zij was des morgens sterker dan des
avonds, nam tot het midden van den dag toe, bleef dan
eenigen tijd stationnair, om des avonds eenigszins af te nemen.
Gedurende het middageten en door warme dranken, ver-
meerderde zij, lichaamsbewegingen hadden er geen merk-
baren invloed op.

De eigenschappen van het zweet leverden geene afwijking op.

De patiënt was overigens zeer wel. Het onderzoek omtrent
het bestaan eener koortsachtige aandoening was negatief.

Door den Heer S. werd mij het volgende geval mede-
gedeeld :

Johannes P. oud 37 jaar, stelde zich onder behandeling
met eene conjunctivitis, zonder eenig ander lijden van het
oog. Op \' de linker helft van het voorhoofd bestond een
herpetisch uitslag, dat zich tot bijna op het midden van de
behaarde schedel uitstrekte en naar binnen scherp begrensd
eindigde, zoodat ook hier weer de begrenzing het voorhoofd
rechtlijnig scheidde. Boven het linker oog was het exan-
theem samengevloeid, onder het oog vertoont zich slechtg
eenige roode zwelling. De geheele linker voorhoofdshelffc,
alsook de conjunctiva palpebrae, was ongevoelig, welke on-
gevoeligheid zich over een groot gedeelte van het behaarde

-ocr page 40-

gedeelte van het hoofd uitstrekte; de diameter van een
gevoelskring ter vergelijking is niet kunnen bepaald worden;
evenmin de graad van temperatuur.

In de ophthalmic Hospital Reports and journal of the royal
London opthalmic Hospital, 1866. Yolume V, pag. 191
vinden wij door J. Hutchinson het volgende vermeld:

Greorge M. oud 63 jaar, van een gezond en sterk gestel
vertoonde zich in September 1861 in het Hospitaal voor
ooglijders, sedert drie dagen lijdende aan eene conjunctivitis.
Na eene behandeling van een paar dagen, vertoonde zich
een eigenaardige vorm van herpes zoster: de blaasjes waren
confluent; zij bedekten een groot gedeelte van het voorhoofd,
en de linker helft van den neus tot aan den top. Ook
hier bestond weder eene scherpe begrenzing. Het bovenste
ooglid was oedemateus, doch zonder blaasjes. Het was een
stevig gebouwde man, die nimmer aan eenige ziekte geleden
had. Het uitslag was zeer karakteristiek, alhoewel de een
het voor eczema, een ander het voor erysipelas diagnosticeerde,
doch de kenmerken van Herpes zoster waren duidelijk genoeg.

Den 8en September vertoonde zich een ulcus corneae
marginale.

Den I4en November was het uitslag grootendeels verdwenen;
maar het ooglid dier zijde bleef gezwollen en de conjunctiva
sterk geinjecteerd. De bewegingen van den oogbol waren
normaal. Aan de lijdende zijde klaagde hij over hevige
pijnen in het voorhoofd, die exacerbeerden. De cornea was
troebel, de pupil ©nregelmatig gecontraheerd.

-ocr page 41-

Bij het onderzoek bleek de linker helft geheel ongevoelig
te zijn voor prikkels, de rechter helft reageerde normaal.

In Virchow\'s Archiv B 43 V Heft., vindt men een
geval van hemidiaphorese beschreven, waarbij insgelijks
een onafgebroken zweeten van de eene helft van het
aangezicht bestond. Dr. Meschede, die genoemde waar-
neming mededeelt, maakt de opmerking, dat gevallen
van plaatselijk zweeten niet ongewoon zijn. Maar, zegt hij,
ik heb een geval waargenomen, dat veel zeldzamer is, waarbij
bet zweeten aan de eene helft van het aangezicht bijna
habitueel geworden was.

L. D., 40 jaren oud, werd in het gesticht te Schwetz
in Pruissen opgenomen, in een toestand van half idiotisme,
die langsamerhand in een hoogen graad overging, zoodat
er bijna geen spoor van psychische activiteit meer overbleef.
Zijne luiheid was zoo groot, dat hij dikwijls zijn eten
onaangeroerd staan liet, niettegenstaande de eetlust zeer
goed was, en wachtte, totdat men hem kwam helpen. Be-
halve deze ongewone omstandigheid, den hoogen graad van
psychische anaesthesie, nam men een profuus zweeten van
de eene helft van het aangezicht waar, hetgeen vooral tegen
den middag eene belangrijke hoogte bereikte. Op de beide
scheenbeenen bestonden uitgebreide ulceraties. Hij bleef eenige
maanden in het gesticht, totdat hij werd aangetast door de
verschijnselen van sporadische Aziatische cholera, en vier
dagen later stierf.

Bij de autopsie vond men eene belangrijke hyperostose

-ocr page 42-

van het cranium; de groote hersenen zeer atrophisch en als
het ware samengedrukt. Overigens werden er in cadavere,
behalve belangrijke vergrooting en ontaarding der nieren,
geene abnormiteiten meer waargenomen.

Opmerkelijk is de hooge mate van psychische anaesthesie,
die hier bestond, zoo zelf, dat de patiënt geen bewustzijn
van zijn bestaan had. Voor het onderhavige geval zou het
zeer wenschelijk geweest zijn, dat men bij de autopsie zich
ook van den toestand der verschillende zenuwen van het
hoofd had overtuigd. Afwijkingen in de zintuigen worden
niet besproken.

In het "Boston Journ. vol. XI N°. 16 wordt door Dr. D o vv
in New Haven (in Connecticut) het volgend geval van
hemidiaphoresis medegedeeld.

Bij een geneesheer, die veel aan koorts geleden had, vertoonde
zich sedert dien tijd eene groote neiging totzweeten. Vooral
na lichaamsbeweging en gedurende den slaap. Opmerkelijk
was hierbij, dat de zijde, waarop hij lag, eene sterke zweet-
afscheiding vertoonde, terwijl aan de andere zijde geen spoor
daarvan was waar te nemen. Veranderde hij zijne ligging
dan veranderde daarmede ook de plaatselijke zweetafschei-
ding, alleen bij opgerichten stand en bij rugligging was er geen
spoor van zweetafscheiding over het geheele lichaam waar te
nemen.

M. Singer deelt in het Wiener medizinischen Wochen-
schrift 1865 65 , een geval van Herpes Zoster mede, die
met tandpijn en uitvallen der tanden gepaard ging; later

-ocr page 43-

stelde zich totale anaesthesie in aan de eene helft van het
aangezicht.

In de Wiener mediz. Presse 18ß5 N°. 30 beschrijft de
Regimentsarts Pundschu, een Herpes Zoster, die hij aan
zich zelf had waargenomen, en gepaard ging met „Abnorme
secretion der Talgdrüsen und der Schweissdrüsen."

Is \'t reeds voor den physioloog- zeer moeielijk, een vraag-
stuk op te lossen, dat velen in de laatste jaren heeft bezig
gehouden, hoe veel te meer dan voor mij, die reeds schoorvoe-
tend dit akademisch proefschrift de wereld inzend Ik zal mij
dan ook niet vermeten, te trachten eene oplossing te geven
van het zoo gewichtig vraagstuk betrekkelijk „den invloed der
zenuwen op de voeding," niet alleen, omdat ik er niet toe
in staat zou zijn, maar ook omdat het door mij aangebrachte
materiaal daarvoor niet toereikend zou wezen. Ik heb feiten
willen verzamelen voor anderen, met de hoop, dat het ge-
schikte bouwstoffen zullen zijn. Het onderwerp, door mij
behandeld, eischt bekwamere handen en vele experimenten.

De aandoening, door mij waargenomen en beschreven, be-
vat onmiskenbaar veel belangrijks: eene betrekkelijk ruime
zweetafscheiding met hooge temperatuur in een anaesthetisch
deel, zijn verschijnselen, die den medicus niet vaak voor-
komen. Hoe moeten we ze verklaren? Kunnen we ons
gerust neerleggen bij de meeningen van anderen en berusten
in het gezegde van Johannes Müller: „Die Vegetatioii

-ocr page 44-

muss ihrem letzten Grunde nach als völlig unabhängig
von dem Einflüsse der Nerven angesehen werden; sie ist
die immanente Kraft aller belebte thierischen Theilchen oder
Zellen und durch sie vesretiren auch die Nerven selbst. Viel-

O

mehr gleicht der unverkennbare Einfluss der Nerven auf
vegetirende Gebilde dem Regulator eines Uhrwerks, das
in sich selbst die Ursaghen seines Ganges hat. Wirkungen
im Nervensystem können den Gang der Vegetation und
Ernährung beschleunigen, verstärken und swächen" — Of
moeten we de woorden van Samuel tot de onze maken;
„ Und doch giebt es trophische Nerven" : ik zal het niet
beslissen.

Dat zenuwverlamming de voedingswerkdadigheid niet zooda-
nig wijzigt, dat ontsteking daarvan het noodzakelijk gevolg is,
heeft ontegenzeggelijk Dr. S n e 11 e n bewezen; maar de invloed
van prikkeling der zenuwen, van ziekelijke processen wel-
licht in de zenuwen op de ontwikkeling van ontsteking is
iets geheel anders. Al zijn de hiertoe betrekking hebbende
proeven van Samuel door Meissner, Tobias en an-
deren niet geconstateerd geworden, al is die invloed expe-
rimenteel niet duidelijk aangetoond, de pathologie levert er
toch de bewijzen van. Wordt hij niet uitgedrukt door ziekte-
processen, die een bepaald zenuwgebied innemen, bepaaldelijk
door die, welke juist op het sagittale vlak hun grens vinden ,
zooals herpes Zoster, en deze staat als zoodanig niet op zich
zelf, ook op de wang, den neus, ontstaan eigenaardige huid-
ziekten, die juist op de middellijn haar grens vinden. Ook

-ocr page 45-

sympathische ophthalmie en de door ons beschreven ge-
vallen zijn krachtige bewijzen.

Ter verklaring van de waargenomen verschijnselen, kunnen
we onze toevlucht nemen tot de schoone proeven van Lu d-
w 1 g en van B e r n a r d: de roodheid der huid en de vermeer-
derde afscheiding laten zich ten minste op geene andere
wijze uitleggen.

Maar niemand zou hier een hooge temperatuur verwachten.
Immers a priori zou men zeggen, dat door verdamping van
zweet de temperatuur eerder eene daling zou aangeven. Wij
z°eken dit evenwel in de grootere hoeveelheid bloed,
in een bepaalden tijd door de vaten stroomt, waar-
^00r het bloed in de gelegenheid wordt gesteld meer
warmte af te staan en aldus de afkoeling der huid
v oor komt. Het ontbreekt dan ook niet aan gevallen, dat
kij anaesthesie de temperatuur verhoogd is (Chossat,
Brodie, Earle en anderen), en de proeven vanNasse,
Brown-Séquard, Schiff en v. Bezold hebben na half-
Z1jdige doorsnijdingen van het ruggemerg verhooging van
d® temperatuur aan dezelfde zijde in het been en den voet

aangetoond.

Er ligt evenwel nog een uitgestrekt veld van onderzoek
voor ons. De bearbeiding daarvan kan zoowel voor de
pathologie ais physiologie rijke vruchten opleveren. Overal
vinden wij in dit onderwerp vingerwijzingen, doch nergens

een afgewerkt geheel.

Eindelijk, nog een woord over de afscheiding van het

-ocr page 46-

zweet. Zooals bekend is, neemt Meissner aan, dat het
zweet hetzij als water, of bij verdamping daarvan als pers-
piratio insensibilis, nit de bloedvaatlissen der papillen uit-
gedreven wórdt, gelijk de urine uit de Malpighische lichaampjes.
Hij noemt het zonderling, dat men op de eene plaats de
zoogenaamde zweetklieren zweet laat afscheiden, op eene
andere vet, zooals in de uitwendige gehoorbuis en in de
okselholte, en meent, dat terwijl men duidelijk ziet, dat
deze klieren op de aangewezene plaats vet afzonderen, ze
op het geheele ligchaam zeker gehjke functie hebben. Hij
gaat zoover, op dien grond voor te stellen, den naam van
zweetklieren uit de anatomie te verbannen.

Enkele geleerden, ook Prof. van Deen, zagen veel waar-
schijnlijks in de theorie van Meissner. Ik geloof evenwel,
dat het aantal aanhangers van de leer van Meissner op
de oogenblik zeer gering to noemen is.

"Wanneer wij de afscheiding van het zweet uit de bloed-
vaatlissen der papillen aannemen, dan laat zich moeielijk
verklaren, waarom zij soms zoo profuus op den neus en het
voorhoofd kan zijn, waar bijna geene vaattepels zijn waar te
nemen verg. H e u 1 e 1). Zoo zagen wij hier ook zeer duidelijk
met de loupe het zweet droppelsgewijs op de oppervlakte
der huid te voorschijn komen, door nakomende vloeistof
7oortgestuwd, uit kleine openingen de bekende zweetporien

1) Beiträge zur Anatomie und Physiologie der Haut, m.
2 Eupf. I. Leipzig, 1853. 4°.

-ocr page 47-

naar buiten dringende en telken reize, wanneer de vloeistof
door ons werd weggenomen, zagen we in die openingen op
öieuw bet eerst kleine droppels te voorschijn komen.
Aangenomen, dat het aantal vaatpapillen in evenredigheid
Was met de betrekkelijk ruime zweetafscheiding, dan toch
zou de vloeistof over de oppervlakte der huid niet juist van
de zweetporien uitgaan.

Onze observatie toont verder ten duidelijkste aan, dat de
zweetafscheiding onder den directen invloed van zeuuwen
staat: daarmede is de uitscheiding door de vaat-papillen wei
uitgesloten en kan alléén aan periodiek afscheidende klieren
gedacht worden, die allen onder den invloed van bepaalde
hare functie volbrengen.

-ocr page 48-

I

I

j/,L t.\'" ■ ■ , h : .. : nr. ■

■. HCT vi\':; :;{

:

\' -

r

I

-ocr page 49-

STELLINGEN.

i.

Het bestaan van trophische zenuwen wordt meer en meer
Waarschijnlijk.

II.

De arts, die zijne steun niet zoekt in de physische en phy-
siologische wetenschappen, blijft een struikelaar in de uitoefening
zijner kunst.

III.

Het wezen eener ziekte te kennen heeft meer waarde, dan
de kennis van al de gewaande en wezenlijke eigenschappen
der geneesmiddelen.

-ocr page 50-

IV.

Zeer juist zegt Fonssagriven: »La loi du travail estime
de celles qui sont le plus profondément inscrites dans les
entrailles de l\'humanité ; celui qui y manque fausse sa destinée,
frustre la société, qui ne devrait pas avoir de membres
inutiles, arrive au mécontentement de lui-même et tourne
le dos au bonheur et à la santé.

Entretiens familiers sur VHygiène, paris 1867.

V.

Een onderscheid tusschen encephalitis en meningitis is niet
goed mogelijk.

VI.

De medische policie moet dikwijls meer als liefderijke raad-
geefster dan als strenge gebiedster optreden.

VII.

"Tn vele gevallen levert de thermometer ons een goed her-
kenmiddel voor het bestaan van simulatie.

-ocr page 51-

VIII.

Ter nauwgezette vervulling zijner plichten, dient de arts
zelfstandig te zijn.

IX.

Ten onrechte verwerpt Niermeijer bij catarrhus bron-
chiorum het gebruik van demulcentia.

%

X.

Ter bepaling van de geschiktheid van lokalen voor bewoning
mag men niet alleen op den kubieken inhoud afgaan.

XI.

priori kan men zeggen: dat de behandeling van pneumonie
Vo]gens Todd niet is aan te bevelen.

XII.

Terecht zegt Neudörfer: Nur da ist zu amputiren, wo
eine örtlich unheilbar erkrankte oder verwundete Extremität
zugleich das Leben der Kranken oder des Verletzten bedroht.

Handbuch der Kriegs-CJdrurgie, Dr. J. Neudörfer.

-ocr page 52-

Creosoot heeft als haemostaticum weinig waarde en is in
handen der leeken zelfs schadelijk.

XIV.

Bij de wegneming van vaatrijke nieuwvormingen is de aan-
wending der lokale anaestliesie eer na- dan voordeelig.
i

XV.

Bij geschoten wonden is de vinger de beste sonde.

XVI.

De aanwending der injecties van Thiersch bij nieuwvor-
mingen verdient aanbeveling.

XVII.

Het beste surrogaat voor vrouwenmelk is koemelk.

-ocr page 53-

De ophthalmologie is voor de theoretische vorming van
artsen onmisbaar.

XIX.

Het verkoop van geheime geneesmiddelen moest bij de wet
verboden zijn.

XX.

Bij geprolabeerden funiculus is de deversie met opvolgende
extractie de beste methode.

XXI.

Be raderbaar van Neudörfer is voor het vervoer van
zieken en gewonden
te velde onbruikbaar.

-ocr page 54-

1V" .

• \'

\' Vi

I

_ w F *
r