-ocr page 1-

OVER

DE ZOOGENAAMDE KUNSTMATIGE VOEDING
VAN KINDEREN IN HET EERSTE
LEVENSJAAR.

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT

ter verkrijging van den graad van

■»OCTOR II DE KEiEËiKiiKDB

aan de

HOOGESCHOOL TE UTRECHT,

na magtiging van den rector magnificus

Dr. J. J. VAN OOSTEEZEE,

GEWOON HOOGLEERAAR IK DE GODGELEERDHEID,

met toestemming van den academischen senaat
EN

volgens besluit der geneeskundige faculteit

TE VERDEDIGEN

°P Donderdag 2 Julij 1868, des namiddags ten half zes ure,

door

JACOB BROERSMIT,

geboren te Zwyndrecht.
-§-

ROTTERDAM. — E. H. TASSEMEIJER. — 1868.

-ocr page 2-

SNELPERSDRUK. — JOH. VAN OTTERLOO. — ROTTERDAM.

-ocr page 3-

OVER

DE ZOOGENAAMDE KUNSTMATIGE VOEDING VAN KINDEREN
IN HET EERSTE LEVENSJAAR.

-ocr page 4-
-ocr page 5-

De uitgave van dit Proefschrift is mij eene wel-
kome gelegenheid, om openlijk mijnen dank te betuigen,
zoowel aan hen, die mij in mijne studiën zijn behulp-
zaam geweest, als aan diegenen, die door hunne be-
langstelling in mijn streven hebben medegewerkt tot
het bereiken van mijn doel.

Inzonderheid breng ik mijnen da?ik aan de Hoog-

-ocr page 6-

leeraren in de Natuurkundige en Geneeskundige facid-
teiten aan de Utrechtsche Hoogeschool, in het bijzonder
mijnen hooggeschatten Promotor, Professor
Loncq , voor
de loelwillendheid en tegemoetkoming, die ik in zoo
ruime mate van hen heb mogen ondervinden.

-ocr page 7-
-ocr page 8-
-ocr page 9-

INLEIDING,

Wanneer wij den sterfte-atlas en de sterfte-statis-
tlek, door de Maatschappij ter bevordering der
Geneeskunde uitgegeven, openslaan, dan worden wij
getroffen door liet groot getal overledenen in het
eerste en tweede levensjaar en door de groote ver-
schillen, die de onderscheidene provinciën en ge-
beenten van ons vaderland in dit opzigt aanbieden.

de meeste gevallen hangt het van de sterfte in
het eerste en tweede levensjaar af, of het sterfte-
cijfer gunstig of ongunstig zijn zal, en of eene plaats,
al dan niet, met eene zwarte kool zal worden aan-

geteekend.

Nemen wij de steden Rotterdam en Arnhem tot
voorbeeld, de eerste met eene jaarlijksche sterfte van
, de tweede met eene jaarlijksche sterfte van 29
°P de duizend, en vergelijken wij de procentische

1

-ocr page 10-

sterfte van iederen leeftijd, na aftrek van de in een
vroeger tijdperk overledenen, b. v. voor liet 2e le-
vensjaar na aftrek van de in het le levensjaar ge-
storvenen, dan verkrijgen wij

Aruhem.

Rotterdam

lc

levensjaar . .

. . 25.72 %

29.60 %

2e

ii . .

. . 10.77 n

15.92 u

3e

ii . .

. . 7.13 //

8.26 //

4e

ii . .

. . 4.85 /<

4.38 //

4

—8 ii

. . 10.36 //

7.89 /,

8

— 14 ii . .

. . 6.11 //

4.48 ii

14

— 20 ii . .

. . 5.49 n

4 32 ii

20

—30 // . .

. . 14.91 /;

11.54 n

30

—40 // . .

. . 16.94 //

16.45 i,

40

—45 ii . .

. . 10.76 //

10.43 li

45

— 50 // . .

. . 10.63 ii

11.22 ii

50

— 56 // . .

. . 16.82 ii

16.14 //

56-

— 62 n . .

. . 20.90 i,

19.83 ii

62-

— 69 ii . .

. . 30.75

31.62 /;

69-

-77 //

. . 48.60 ii

52.50 n

77-

—8 5 ii

. . 68.74 ii

75.19 //

De procentische sterfte is dus te Rotterdam alleen
beneden de 3 jaren en boven het 62e grooter, op
andere leeftijden zelfs geringer dan te Arnhem. De
meerdere sterfte boven het 62e jaar kan de oorzaak
niet zijn van de min gunstige verhouding, waarin Rot-
terdam is geplaatst in de sterfte-statistiek in verhou-
ding tot Arnhem, omdat de getallen, waarover de
hooge ouderdom loopt, te klein zijn, om hierop

-ocr page 11-

eenen belangrijken invloed uit te oefenen. Die oor-
zaak is gelegen in de grootere sterfte in de eerste
levensjaren.

De grootste kindersterfte neemt men waar in de
vondelingshuizen. Zoo stierven van 100 kinderen in
de vondelingshuizen te

0—1 jaar. 0—2 jaar.
Lyon bij het gebruik van moeder- of minnemelk 23 47
Parijs ii ii ii ii gemengde voeding . . 53 65
tiheims
u n n u kunstmatige voeding .63 7 1

Op sommige plaatsen was de sterfte verschrikke-
lijk. Zoo stierven vóór het einde van het eerste le-
vensjaar van 100 besteede kinderen

te Parijs in 1789 ... 60, te Brussel in 1811 . . . 79

" Weeneti n 1811 . .. . 92, // // » 1817 .. . 56

" Madrid n 1817 ... 67, in België i, 1823 .. . 45

In het Diiblinsche stierven in 1791—1797 bijna
98 V0; in Petersburg 1772—1784 85.6%; 1785—
1797, 76.2 %; in 1830—1833 nog 50.5°/o; in Mos-
kou 1822—1831 66 %; in Irkutsk 100%, d. i. al-
len! Ook in Belgie stierven nog in 1823—1833
dooreen 54 °/0. Ofschoon het na dien tijd beter is
geworden en er meer zorg voor de vondelingen
wordt gedragen, stierven er nog in Frankrijk van
1838—1845 dooreen in het eerste levensjaar 50
°/o>
voor het einde van het 12c jaar 17 %• In Lyon
zelfs in de eerste 6 maanden 61 %, eene sterfte, die
anders gemiddeld 14 °/0 bedraagt. Van 1000 kin-
deren stierven in het vondelingshuis te Bordeaux,

-ocr page 12-

een der grootste in Frankrijk, en bij de bevolking
in het algemeen .•

Ouderdom. Vondelingsliuis Gezamenlijke bevolking

Jaren. te Bordeaux. in Frankrijk.

0 517 232

1 122 96

2 40 47

3 15 26

4 14 15

5 4 10

6 2 7

7 8 5

8 3 4

9 4 4

0—10 jaren gestorven. . 729 446

In leven......... 271 554 1

Til 1862 bedroeg de sterfte onder de weeskinde-
ren en vondelingen in Frankrijk nog 58.66°/0—90.50%
in liet eerste levensjaar 2.

In ons land stierven in 1841—1860 van de 100
kinderen 18.88 in het eerste levensjaar. In de voor-
naamste steden was de sterfte in het 1® levensjaar in
ditzelfde tijdperk:

Assen .....

. . 11.16

°/o

\'s Hertogenbosch.

. 20.97

%

Zwolle.....

. . 14.13

II

Utrecht.....

. 22

ii

Leeuwarden . .

. . 16.35

II

Amsterdam . . .

. 22.54

ii

Maastricht. . .

. . 17.29

II

Middelburg . . .

. 23.71

ii

Groningen . . .

. . 18.51

II

Rotterdam....

. 26.10

ti

Arnhem ....

. . 20.34

II

1 Bovenstaande cijfers zijn ontleend aan Oesterlen\'s Handb. der
Medic. Statistiek.

- Ned. Tijdschr. voor Gcneesk., 1866, le Afd., p. 663.

-ocr page 13-

In sommige gemeenten evenaart de kindersterfte
die der vondelingshuizeu. Zoo vind ik voor Wol-
faartsdijk (Zeeland) eene sterfte van 41.34%, voor
Arnemuiden (Zeeland) eene sterfte van 41.09%, voor
Oudenhoorn (Zuid-Holland) van 38.12 voor Wa-
teringen (Zuid-Holland) van 40.30 % in. het eerste
levensjaar, en deze plaatsen zouden nog wel met en-
kele te vermeerderen zijn.

Deze groote sterfte is het product van een groot
aantal factoren, en een dezer factoren, en niet de
kleinste, is de kunstmatige voeding der zuigelingen.
Reeds de onderlinge vergelijking der sterfte in de
vondelingshuizen te Lyon, te Rheims en te Parijs
toont dit aan. In Wurtemberg stierven van de 1000
kinderen, die niet gezoogd werden, 499, van de zui-
gende kinderen 320 in het eerste levensjaar 1. In
het departement van Calvados in Frankrijk werden
in 1865 9611 kinderen geboren, waarvan 6407 met
de moedermelk werden groot gebragt. Hiervan stier-
ven in het eerste levensjaar 698 of 10.98 °/0, van de
andere 3204 kunstmatig gevoeden 986 of 30.77% 2.
Te Charlois (Zuid-Holland) met eene kindersterfte
van 29.33 % in het eerste, en van 8.89% in het
tweede levensjaar, heb ik, met medewerking der H.H.
H. de Groot en A. v. d. Toorn, geneeskundigen
aldaar, getracht, om het verschil in de sterfteverhou-
ding bij natuurlijke, kunstmatige en gemengde voe-

1 Schat der Gezondheid, 1859, p. 61.

\' Ned. Tijdschr, voor Geneest., 1867, le Afd., p. 413.

-ocr page 14-

ding te vinden. Hierbij geraakte ik tot de volgende
uitkomsten:

Van 1414 kinderen, die gezoogd werden, bereik-
ten 1196 het 2e levensjaar. Dit geeft dus eene
sterfte in het le levensjaar van 15.41 %. Van 345
kunstmatig gevoeden, bereikten 158 liet 2e levens-
jaar; dus eene sterfte in het 1° levensjaar van
54.20%- Van 375, die gemengd voedsel gebruik-
ten , bereikten 249 het 2e levensjaar; dus eene
sterfte in het le levensjaar van 33.00 %.

Van 1138 met moedermelk gevoeden, die het 2C
levensjaar waren ingetreden, bereikten 1006 het 3e
levensjaar. Er stierven dus in het 2e levensjaar
6.33%. Van 154 kunstmatig gevoeden, die het
2e levensjaar waren ingetreden, bereikten 134 het
3e jaar; dus stierven er in het 2e levensjaar 12.98%.
Van 231 die met moedermelk en met ander voed-
sel werden gevoed, en den leeftijd van 1 jaar had-
den bereikt, stierven van 1—2 jaar 24, dus 10.39 %.

De kunstmatige voeding, al ontbreekt daarbij de
moedermelk niet geheel (gemengde voeding), ver-
hoogt in de twee eerste levensjaren het sterftecijfer
belangrijk. Of ook in de volgende jaren het sterfte-
cijfer verschilt, naar de verschillende wijze van voe-
ding in den beginne, hierover kon ik door het be-
trekkelijk gering aantal gevallen, waarover deze
statistiek loopt, niet oordeelen. Tot aan het tiende
jaar intusschen kreeg ik bij de kunstmatig gevoe-
den eene geringe verliooging.

-ocr page 15-

De kunstmatige voeding werkt niet alleen nadee-
% op de sterfteverhouding door de levensvatbaarheid
der kinderen, die haar ontvangen, te verminderen,
maar ook door het aantal geboorten te doen toene-
men en hierdoor een onevenredig getal kinderen te
geven in dat, tijdperk van het leven, waarin het
sterftegevaar het grootst is. Algemeen bekend is
het, dat vrouwen, die niet zogen, gewoonlijk we-
der spoedig zwanger worden, en dat dit bij vrouwen,
die hare kinderen wel zogen, het geval niet is.
Plaatsen met eene groote kindersterfte hebben door-
een ook een hoog geboortecijfer. Vergelijken wij
h. v. Rotterdam en Arnhem met elkander. Te Rot-
terdam bedraagt de sterfte in het eerste levensjaar
op de 1000 inw. 10.964, te Arnhem 7.4588; daaren-
tegen bedraagt te Rotterdam op 1000 inwoners = 97
huisgezinnen het aantal geboorten 41 , te Arnhem op
1000 inw. — 166 huisgezinnen 39. Zonder twijfel
zal daar naar evenredigheid het geboortecijfer het
hoogst zijn, waar de groote kindersterfte het gevolg
van kunstmatige voeding is.

In vele gevallen is de grootere kindersterfte bij
kunstmatige voeding, in vergelijking met de natuur-
lijke voeding, toe te schrijven aan het ondoelmatig
voedsel of aan de verkeerde wijze, waarop het voedsel
wordt toegediend.

Naar aanleiding van bovenstaande beschouwingen
heb ik besloten, ter verkrijging van den doctoralen
graad, een Academisch Proefschrift op te stellen

-ocr page 16-

„ over de zoogenaamde kunstmatige voeding van kin-
deren in het eerste levensjaar " en zal ik in het Eerste
Hoofdstuk handelen „over de gebreken der kunst-
matige voeding, zooals zij dikwijls gebezigd wordt",
en in het Tweede „ over de kunstmatige voeding,
zooals zij behoort te zijn."

-ocr page 17-

EERSTE HOOFDSTUK

Over de gebreken der kunstmatige voeding,
zooals zij dikwijls gebezigd wordt.

üe gebreken, die de kunstmatige voeding, zoo-
zij dikwijls wordt gebezigd, aankleven, kunnen
beschouwd worden als gelegen te zijn:

1°. In de bijzondere eigenschappen der voedings-
middelen , die in de plaats der moedermelk
worden aangewend.

2°. In den vorm waarin, en de wijze waarop die
voedingsmiddelen worden toegediend.

3°. In het minder vermogen om wederstand te
bieden aan nadeelige invloeden bij kunst-
matig gevoeden, in vergelijking van met
de moedermelk gevoede kinderen.

1. DE VOEDINGSMIDDELEN, DIE IN DE PLAATS DER
MOEDERMELK WORDEN AANGEWEND.

De voedingsmiddelen, die tot de kunstmatige voe-

-ocr page 18-

ding van zuigelingen worden gebezigd, kunnen on-
der drie groepen worden gebragt:

a. De melk van verschillende huisdieren.

b. Eijeren en vleeschbereidingen.

c. De zetmeelhoudende voedingsmiddelen.

a. De melk van verschillende huisdieren.

Van de verschillende melksoorten, wordt bijna uit-
sluitend de koemelk en in den laatsten tijd ook de
van deze afkomstige karnemelk gebruikt. Het grootste
gedeelte onzer beschouwing zal daarom ook aan haar
gewijd zijn. I)e koemelk bevat dezelfde bestand-
deelen als de vrouwenmelk, en is, even als deze,
een volkomen voedsel, dat eiwitstoffen, vetten, kool-
hydraten, zouten en water bevat, in eene verhou-
ding, die het meest geschikt is zoowel tot onder-
houd als tot opbouwing van het jeugdig organisme.
Desniettegenstaande is haar gebruik bij kinderen de
menigvuldige bron van ziekelijke toestanden, die ge-
woonlijk bij het gebruik der vrouwenmelk, het meest
natuurlijke voedsel voor den jongen menscli, worden
gemist. De vraag, waarom de voeding met koemelk
soms zulke ongunstige gevolgen heeft, kan alleen
worden opgelost door het onderzoek naar het ver-
schil tusschen haar en de vrouwenmelk, omdat in
dit verschil ook hare mindere geschiktheid, om als
voedsel voor zuigelingen te dienen, gelegen zijn zal.

Hoofdzakelijk verschillen deze beide melksoorten

-ocr page 19-

van elkander, èn in de betrekkelijke hoeveelheid der
bestanddeelen
èn in de wijze, waarop de Jcaasstof zich
verhoudt tegenover zuren en tegenover het maagsap.

Nemen wij de middengetallen uit de onderzoekin-
gen van Simon 1, dan blijkt de vrouwenmelk te
bestaan uit:

Kaasstof..............................34.3

Boter................................25.3

Melksuiker extractiefstof..........48.2

Zouten................

Water................883-f>

Dezelfde onderzoeker verkreeg als de grenzen,
daarbinnen de bestanddeelen der melk zich bewegen:

Op 1000 deelen. Maximum. Minimum.

Kaasstof........................45.2 19.6

Boter............................54.0 8.0

Melksuiker extractiefstof . . 62.4 39.2

Zouten..........................2.7 1.6

Vaste bestanddeelen ... 138.6 86.0
Water.......... 914.0 861.0

Het eerste zog der vrouw, het zoogenaamde co-
\'°strinn, is zeer rijk aau vaste bestanddeelen. Na de
bevalling nemen deze laatsten snel af, bereiken om-
streeks den 12en dag het minimum, en stijgen dan
weder langzaam tot eene bepaalde hoogte. Volgens

1  Art. Milch., p. 464. Seherer in Wagner\'s Handw. der Phys.

-ocr page 20-

de analysen van Simon 1 en van Clemrn 2 was de
verhouding«

Na de 4 Dagen ua 9 Dagen na 12 Dagen na

Bestanddeelen. bevalling, de bevalling, de bevalling, de bevalling.

(Simon.) (Clemm.) (Clemm.) (Clemm.)

Kaasstof eiwit. ... 40 35.333 36.912 29.111

Boter.......... 50 42.968 35.316 33.454

Melksuiker extractiefstof 70 41.135 42.979 31.537

Zouten......... 3.10 2.095 1.691 1.939

Yaste bestanddeelen . 163.10 120.152 114.182 94.191
Water........ 828 879.848 885.8 18 905.809

Van de koemelk wordt tot de kindervoeding alleen
de melk, nooit het colostrum aangewend. Volgens
de analysen van Prof. v. Baumhauer 3 en van W. Ro-
bertson 4, bestaat de zuivere koemelk in ons va-
derland uit:

Op 1000 deelen.

v. Baumhauer. W. Robertson. Gemiddeld.

Bestanddeelen. 1. 2. 3. 1. 2.

Kaasstof extraetiefstof3 5.4 69.9 22.8 66.5 1 56.13 50.14

Melksuiker..... 48.9 35.2 28.4 29.66 34.28 35.29

Boter........ 20.3 34.7 58 27.41 32.40 34.56

Zouten....... 7.2 7.8 6.3 4.75 5.50 6.3 1

Vaste bestanddeel. 11 1.8 147.6 1 15.5 128.33 128.31 126.30

Water...... 888.2 852.4 884.5 871.67 871.69 873.70

1  Molesehott. Physiologie der Nahrungsmittel, tab. 54.

2  Art, Milch, v. Schever, p. 464.

3 Over de keuring der melk en over de melkvervalsching in Neder-
land , door Dr. E. H. von Baumhauer. Bovenstaande getallen zijn de analy-
sen van drie monsters zuivere koemelk, gekozen uit 134 analysen, die
von Baumhauer verrigt heeft en op 1000 gewigtsdeelen berekend.

4  Karnemelk als voedsel voor kinderen beneden het jaar, door Dr.
A. M. Ballot in Ned. Tijdschr. voor Geneesk., 2e reeks, le ja
2« afd., p. 414.

-ocr page 21-

De melk, die in de steden door de melkverkoo-
pers wordt rondgebragt, is meestal met water ver-
dund of er is ook een gedeelte der boter aan ont-
nomen : zij is afgeroomd. In het eerste geval zal zij
minder vaste bestanddeelen bevatten, doch de onder-
linge verhouding dier bestanddeelen komt met die
van niet verdunde melk overeen; in het andere ge-
Val zal alleen de boter quantitatief verminderd zijn.
Wij laten hier eenige analysen van melk volgen , zoo-
a,ls zij in eenige steden van ons vaderland te koop
w°rdt aangeboden :

llott. gezondh.-

v. Baumliauer 1 op 1000 deelen. comm. 2 op

1000 gew. deeleu.

Bestanddeelen. Amsterdam. Haarlem. Maastricht. l?otterdam.

Koter.

10.8

16.3

12.6

13.76

Melksuiker......

21.5

31.9

24.0

Kaasstof -f- Extractiefstof 16.1

81.9

16.0

Zouten

3.6

5.6

4.4

^raste bestanddeelen

52

85.7

67.0

76.93

Water .

948

914.3

933

923.07

De melksoorten, waarvan de bovenstaande ana-
lysen afkomstig zijn, behooren wel tot de slechtste,
die in de steden onder den naam van „zoete melk"
borden verkocht. Veelal valt de daar gebruikte tus-
sehen deze en de zuivere koemelk in, en is blijkbaar met

\' 1. c.

Verslag der Rottord. Gezondheids-Commissie.

-ocr page 22-

water, en dan nog niet altijd zuiver water 1, verdund.
Op het platteland is het in dit opzigt beter, omdat daar
de melk gewoonlijk bij den boer zeiven gehaald wordt,

In sommige toestanden der koe schijnt de melk
bestanddeelen te bevatten, die nadeelig op de voe-
ding der kinderen werken. Zoo vermeldt Elsässer 2
dat vier kinderen, na het gebruik der melk van eene
togtige 2 koe, ongesteld waren geworden en een
der kinderen aan de gevolgen overleed. Het gebruik
der melk van phthisische koeijen zou scrophulose
veroorzaken en de melk zelve zevenmaal meer phos-
phorzure kalk bevatten 3. Sommigen willen over-
brenging van miltvuur door de melk hebben waarge-
nomen 4, hoewel dit door anderen wordt ontkend.
Volgens Stadelman behooren tot de ziekten, die de
melk nacleelige eigenschappen mededeelen, miltvuur,
dolheid, mond- en klaauwzeer 5. Ook kunnen de
schadelijke bestanddeelen van vergiftige planten in
de melk overgaan, zooals blijkt uit de geschiedenis
van dertig personen, bij wie de verschijnselen van
cholera zich voordeden, na het gebruik der melk
van twee geiten, die zich met Euphorbiaceae hadden

1  Zoo gebruikte men te Amsterdam roetwater, met liet doel om
de melk daardoor eene gele kleur te geven. (Zie eerste jaarverslag der
werkzaamheden van wetenschappelijke keurders, gedurende
1858 en 1859
te Amsterdam.)

2 :i Togtigheid der koeijen is hetzelfde als bronst.

3 * Eduard Reich. Die Nahrungs-und Genussmittelkunde, 2e Th., p. 50.

4  Idem.

5 fi Idem.

-ocr page 23-

gevoed De zamenstelling der melk staat in een
zeer naauw verband tot de voeding, zooals Bous-
singault en anderen door talrijke proeven hebben be-
wezen. In het bijzonder verdient de invloed, dien
de spoelingvoedering op de melk der koeijen heeft,
°nze aandacht. Dr. Reid te New-York schreef aan
het gebruik van spoelingmelk de vele kinderdiar-
rhoeën toe, die aldaar heerschten 2 en, volgens mon-
delinge mededeeling van Dr. Yaillant te Schiedam,
zou ook in deze laatste plaats het gebruik der spoe-
lingrnelk bij de kindervoeding tot zeer ongunstige
gevolgen leiden. Volgens Dr. Reid bevat spoeling-
melk meer water en kaasstof, en minder boter en
melksuiker. De analysen der melk van koeijen, die
met spoeling en hooi werden gevoed, door de Rot-
terdamsche Gezondsheids-Commissie verrigt, wijken
met merkbaar van de analysen van andere koemelk
al\'3. Wanneer wij de middengetallen van de ana-
lysen van
zuivere koemelk en van de vrouwenmelk
met elkander vergelijken en de verhouding der ge-
lijksoortige bestanddeelen zoo eenvoudig mogelijk
Uitdrukken, verkrijgen wij:

Vrouwenmelk. Koemelk.

Kaasstof............ 7

Boter............................5

Melksuiker...........10

Zouten..........................1

10
7
7

Ed. Reich., 1. c.
Itepert. 6e jaarg., 270.
Verslag enz.

-ocr page 24-

Het verschil in zamenstelling is dus nog al be-
langrijk. Van niet minder belang is echter het quali-
tatief verschil, dat er bestaat in de kaasstof der beide
melksoorten, en dat zich vooral openbaart in hare ver-
schillende verhouding tegenover zuren en tegenover
het maagsap.

Met minerale zuren, met azijnzuur, looizuur en
melkzuur wordt de kaasstof der koemelk altijd ge-
coaguleerd. De kaasstof der vrouwenmelk leverde
verschillende resultaten. Simon 1 vond, dat zij door
looizuur volkomen, door azijnzuur onvolkomen werd
neergeslagen. Elsasser 2 kreeg noch door azijnzuur,
noch door salpeter- of zoutzuur eenige verandering in
versche alkalische vrouwenmelk. Meggenhofer 3 zag bij
twaalf proefnemingen tweemaal de melk door zout-
zuur en tweemaal door azijnzuur stremmen. l)r.
Moore 4 kwam door zijne proeven tot het resultaat,
dat zuren wel de kaasstof der vrouwenmelk doen
stremmen, maar alleen in bepaalde hoeveelheden,
terwijl de kaasstof der koemelk door iedere hoeveel-
heid onmiddellijk stremt.

Bij proefneming kon ik evenmin als Elsasser de
versche vrouwenmelk door zuren doen stremmen.
Ook bij het blootstellen aan de dampkringslucht,
vooral bij eenigzins hooge temperatuur, vertoont zich

2  Elsasser, Die Magenerweichung enz., p. 87.

3 Idem, p. 88.

4  Van Hasselt en Hekmeijer,. Repertorium , 3® jaarg., p. 1.

-ocr page 25-

een groot verschil tusschen de koemelk en de vrou-
wenmelk. In de eerste ontwikkelt zich spoedig melk-
zuur en stremt de melk tot een weeken -geleiachti-
gen klomp; de vrouwenmelk daarentegen vertoont,
Zelfs, na eenige dagen aan de kamertemperatuur
blootgesteld te zijn geweest, nog weinig ontwikke-
ling van melkzuur en in het geheel geene stremming
(Elsasser).

Het verschil in de kaasstof der vrouwenmelk en
(ler koemelk vertoont zich vooral bij kunstmatige
spiJsverteringsproeven en bij de normale spijsverte-
ring. De koemelk wordt door kunstmatig maagsap
spoedig gecoagnleerd; de vrouwenmelk vertoont,
11 a toevoeging van kunstmatig maagsap, van een
kalfs- of van een varkensmaag bereid, slechts een
Roomachtig bovendrijvend laagje, dat nagenoeg al-
--een uit boter bestaat (Elsasser) Ook door de
kindermaag wordt de koemelk volkomen gestremd.
De vrouwenmelk stremt door de maag van een kind
Var\' een dag niet (Simon, Elsasser); wel door de
üiaag van een kind dat eenige dagen oud is (Si-
rnon, Moore). Het coagulum der vrouwenmelk is als-
dan vlokkig en geleiachtig; het coagulum der koemelk
echter vormt eene taaije en klonterige massa (Elsasser,
Lehmann) 2. Ook bij de natuurlijke spijsvertering-
Wordt dit verschil in het coaguleren der kaasstof

-ocr page 26-

bij de vrouwen- en de koemelk opgemerkt. „Wan-
neer menzegt Dr. Alfr. Vogel, in zijn Handb.
der Kinderziekten, p. 45 , „ een kunstmatig groot
„gebragt kind en een dat gezogen heeft 1/4 of Yj%
„uur na den maaltijd door snelle bewegingen en
„wrijven op de maagstreek aan het braken brengt,
„wordt de kaasstof der koemelk in klonters ont-
bast, terwijl de kaasstof der vrouwenmelk tot vlok-
jes is gestremd." De zure reactie, die de koemelk
zoo spoedig aanneemt, schijnt hierop niet zonder
invloed te zijn. Koemelk, die zuur reageert, geeft
een vaster coagulum, dan koemelk, die eene alka-
lische reactie vertoont (Lehmann).

Daar de koemelk in verscheidene opzigten van de
vrouwenmelk verschilt, kan dit niet zonder invloed
zijn op de voeding van den zuigeling, wiens ge-
heele organismus op de voeding met vrouwenmelk
is ingerigt. Vroeger schreef men bijna uitsluitend
aan de meerdere kaasstof, de grootere hoeveel-
heid boter en het minder gehalte aan melksui-
ker, de spijsverterings-stoornissen toe, die bij kin-
deren on- der het gebruik der koemelk optra-
den, alsof de vrouwenmelk altijd standvastig van
zamenstelling ware! En niettegenstaande de groote
afwisseling in zamenstelling blijft evenwel de vrou-
wenmelk het uit- stekende voedingsmiddel voor de
zuigelingen!

De voorschriften voor het toedienen der koemelk
beantwoorden dan ook niet aan de chemische

-ocr page 27-

eischen, die men op grond van de quantita-
tive verschillen tusschen de vrouwen- en koemelk
mag stellen. Velen laten toch beginnen met 2
cleelen water en 1 deel koemelk, niettegenstaande
het eerste natuurlijke voedsel, dat het kind pleegt
te krijgen, de meeste koemelk in vaste bestanddee-
len overtreft. Jörg houdt iedere bijvoeging van wa-
ter, zelfs in de eerste weken voor nadeelig. Bed-
nar raadt aan, om den afgeschepten room van eene
halve maat melk te voegen bij eene halve maat melk
en hiervan een deel met 2 deelen suikerwater t.e
verrnengen. Vogel laat voor zeer jonge kinderen */»
water bij de melk doen. Men zal de onjuistheid
toestemmen der bewering van hen, die zeggen, dat
door deze verdunningen de koemelk in zamenstelling
nader gebragt wordt tot de vrouwenmelk, door slechts
oppervlakkig de tabel van de koemelk-analysen in
^oleschott\'s Phys. der Nahrungsmittel, of de ana-
lysen van koemelk in Nederland van Prof. E. H. v.
Öaumhauer in te zien.
De meeste verdunningen, die
v°or de koemelk worden voorgeschreven, wijken nog
meer in zamenstelling van de vrouwenmelk af, dan
(le koemelk zelve. Wanneer de melk reeds wei-
mg vaste bestauddeelen bevat,\' werkt de toevoe-
ging van water zelfs schadelijk. De te sterke ver-
dunning vermindert hier de voedingswaarde dei-
melk zoo zeer, dat daaronder de voeding lijdt.
Dit is vooral in steden het geval. Toevoeging van
onrein water kan reeds op zich zelve eene oorzaak

-ocr page 28-

van stoornis in cle spijsverterings-werktuigen zijn.

De veranderingen , die de melk ondergaat bij het
„ togtig worden" of bij sommige ziekten der koeijen
zijn nog niet juist aangewezen. Het blijft niet-
temin waar, dat het gebruik er van bij de kin-
dervoeding schadelijk werkt, ja, ziektetoestanden
kan veroorzaken , die met den dood eindigen.
Dat ook vergiftige bestanddeelen van de planten
in de melk kunnen overgaan, hebben wij reeds
vermeld.

Als de groote bron echter der spijsverterings-stoor-
nissen , die men bij zuigelingen na het gebruik der
koemelk waarneemt, moet de neiging haier kaas-
stof, om door het maagsap en door zuren tot vaste,
taaije klonters te stremmen, beschouwd worden. In
vele gevallen is het maagsap van den zuigeling niet
krachtig genoeg, om deze groote stukken kaasstof
op te lossen. Soms is de aanwezigheid der kaasstrem-
sels alsdan alleen voldoende, om de maag tot bra-
ken aan te zetten en zich daardoor van haren in-
houd te bevrijden. Dit is verre weg de gunstigste
wending, doch die niet altijd plaats grijpt. Meestal
blijven de kaasstremsels onopgelost in de maag of
in het darmkanaal en ondergaan aldaar eene zure
gisting, onder vorming van melkzuur, boterzuur
enz. Iedere nieuwe hoeveelheid melk, die in het
darmkanaal geraakt, neemt aan dit gistingsproces
deel.

De vorm van de maag der zuigelingen draagt hier-

-ocr page 29-

toe veel bij. Deze is nog diagonaal voor de wer-
velkolom geplaatst; hare capaciteit is betrekkelijk
gering, de fundus ontbreekt, de groote en de kleine
bogt zijn bijna niet aanwezig en de spierlaag is nog
Weinig ontwikkeld. Hare binnenwanden zijn glad en
missen de plooijen, die bij den vol wassene aanwe-
Zlg zijn. Haar vermogen om zich uit te zetten en
daarna zich weder zamen te trekken, is gering. Zij
18 dus niet geschikt voor spijzen, die tot oplossing
een langdurig verblijf in de maag vorderen. De zieke-
lijke stoornissen, die de voeding met koemelk dikwijls
vergezellen, laten zich nu zeer gemakkelijk verklaren.
Zoowel de groote kaasstremsels, als de abnormale
ontledingsproducten, die zich bij het zure gistings-
proces vormen, irriteren het slijmvlies van het darm-
kanaal en zetten het, tot vermeerderde afscheiding
aan (catarrhus). Spoedig komt er nu diarrhoe bij,
van dunne, znurriekende, met stukken onverteerde
°aseine gemengde, groen gekleurde stoffen. Is deze
toestand eenmaal ingetreden, dan vormt iedere nieuwe
hoeveelheid melk. die wordt toegediend, eene materia
peccans, die, omdat ook zij deelneemt aan het gis-
tingsproces, den ziekelyken toestand onderhoudt. De
catarrhus zelf vermindert, door dat zij de digestie-
sappen qualitatief en quantitatief wijzigt, de oplos-
Slng der kaasstof en cle opneming der andere be-
standdeelen van de melk, en levert bovendien in het
111 overmaat gevormde slijm, een nieuw ferment voor
de zure gisting. Bij lang bestaan hebbende diarrhoe

-ocr page 30-

kunnen zich spruw in den mond en zwelling en ver-
zwering der solitaire en Peyersche klieren voegen
(enteritis folliculosa), bij welken laatsten toestand de
huid rondom den anus, aan de dijen enz. roodge-
kleurd en geëxcorieerd wordt, door de scherpe stof-
ten, die met de excrementen worden ontlast. Even-
eens kunnen de darmscheilklieren , waarschijnlijk door
dat de chylvaten irriterende stoffen uit het darmka-
naal opnemen, ziekelijk worden aangedaan en op-
zwellen, eene complicatie, die de prognose zeer on-
gunstig maakt (tabes mesaraïca). Vele kunstmatig
gevoede kinderen gaan onder deze verschijnselen te
gronde, nadat zij eerst den hoogsten trap van ver-
magering hebben bereikt. Anderen lijden nog lang
aan cacotrophie en de hiermede naauw verwante
rliachitis en scrophulose en worden dikwijls nog in
het tweede of derde levensjaar weggenomen door
ziekten ^ waartegen zij door hunne slechte constitutie
geen weerstand kunnen bieden.

Behalve de koemelk wordt nog van de geiten- en
de ezelinnenmelk bij de kindervoeding gebruik ge-
maakt. De geitenmelk bevat op 1000 dln. 46.59 d.
eiwitstoffen (caseine), 43.57 d. boter, 40.04 melk-
suiker en extractiefstoffen, 6.22 d. zouten en 863.5S
d. water l. Overigens schijnt zij in eigenschappen
met de koemelk overeen te komen.

Jae. Molescliott, Phys, cler Nahrungsmittel, tabel 285.

-ocr page 31-

De ezelinnenmelk bevat op 1000 dln. 20.18 cl.

eiwitstoffen, 12.56 d. boter en 57.02 suiker en ascli-
bestanddeelen Hare physische en chemische eigen-
schappen naderen tot die der vrouwenmelk, welke
zij in rijkdom aan melksuiker nog overtreft. Haar
hooge prijs en de omstandigheid dat zij minder al-
gemeen voorkomt en bijna alleen in groote steden
te verkrijgen is, zullen wel altijd beletselen blijven
tegen haar algemeen gebruik.

Karnemelk. Karnemelk is de vloeistof, die na de
boterbereiding uit de melk overblijft. Reeds sedert
langen tijd werd zij tot kunstmatige voeding van
kalveren en lammeren en slechts bij uitzondering bij
kinderen aangewend, totdat Dr. A. M. Ballot het eerst
tn ons land op hare waarde als voedingsmiddel voor
zuigelingen de aandacht vestigde k Volgens de ana-
lysen van W. Robertson heeft de karnemelk eene
Weinig standvastige zamenstelling, en zulks ten ge-
volge der wijze van boterbereiding of van opzettelijke
verdunning; zij bevat altijd nog eene geringe hoe-
veelheid boter, eenig melkzuur (gevormd door om-
zetting van melksuiker), kaasstof, zouten en water.

Van 13 onderzoekingen verkreeg Robertson 2 :

\' Dr. A. M. Ballot, Karnemelk als voedsel voor kinderen beneden
het jaar, in liet Ned. Tijdschrift voor Geneesk.,
2e afd., 1865, p. 402.
2 Idem.

-ocr page 32-

Op 1000 deeleu.

Bestauddeeleu. Maximum. Minimum. Gemiddeld.

Melkzuur..................4.50 0.9 2.76

Melksuiker........ 37.14 16.82 24.60

Kaasstof.......... 50.9 5 36.40 43.91

Zouten......................8 4.4 5.84

Boter......................4.72 0.21 2.04

Water..................983.84 916.67 920.85

Vaste stof....... 93.33 66.66 79.1 5

Drie bestauddeelen trekken in de karnemelk onze
aandacht: de kaasstof, om den vorm, waarin zij in de
karnemelk voorkomt; de boter, om hare geringe hoe-
veelheid , en liet melkzuur, omdat men dit bestand-
deel zoo gaarne in koemelk mist.

De kaasstof is in de karnemelk in een fijn ver-
deelden , gecoaguleerden toestand aanwezig en wordt
noch door zuren, noch door pepsine verder gestremd.
Deze fijne verdeeling is het product van de werking-
van het gevormde melkzuur op de kaasstof en van
het tnechanismus der boterbereiding. De waarde der
karnemelk voor de kindervoeding is vooral in deze
fijne verdeeling der kaasstof gelegen. Vooreerst toch
kan daardoor het maagsap gemakkelijk de kaasstof
oplossen en ten andere wordt juist door de innige
aanraking van het maagsap met de fijne kaasstof-
deeltjes de zure gisting tegengegaan.

De geringe hoeveelheid boter is eene schaduwzijde
der karnemelk. ,, De ervaring heeft geleerd," zegt

-ocr page 33-

Lehmann ,, dat die voedingsmiddelen de beste en
!> de krachtigste zijn, waarin alle vier klassen van voe-
» dingsstoffen (eiwitstoffen, koolhydraten, vetten, anor-
ganische stoffen) vertegenwoordigd zijn. Talrijke proe-
\'j ven hebben geleerd, dat geen levend wezen langen
»tijd door een voedingsmiddel kan gevoed worden,
» waarin een dezer vier groepen van voedingsstoffen
»niet voorkomen. Zoo stierven b. v. tortelduiven,
>> met proteïnstoffen en suiker gevoed , onder dezelfde
>5 verschijnselen, als of zij geene vaste voeding ge-
» had hadden." De boter is een onmisbaar bestand-
deel der karnemelk, wanneer men deze laatste als
volkomen voedingsmiddel beschouwt, al stemmen wij
°ok toe, dat zich vetten uit andere stoffen kunnen
vormen. Daarenboven draagt cle boter bij tot op-
lossing der caseine 2. Wanneer wij nu de vrou-
wenmelk als de juiste verhouding tusschen de vier
groepen van voedingsstoffen voor den zuigeling aan-
nemen , is de hoeveelheid vet in de karnemelk veel
te gering. Men kan zelfs aannemen, dat er een mi-
nimum boter is, die de karnemelk moet bevatten,
wil haar gebruik bij zuigelingen niet tot atrophie
voeren, ofschoon dit minimum a priori moeijelijk te
bepalen valt. Alle karnemelk bevat niet even veel
boter; de beste karnemelk soms het minst. Hoe
volmaakter cle boterbereiding wordt, des te slechter
zal de karnemelk zijn.

1 Lehmann, Haudb. der Phys. Chemie, p. 301.

- Idem, p. 297.

-ocr page 34-

De beteekenis van het melkzuur in de karne-
melk is eene geheel andere dan in de zoetemelk.
Bij deze laatste is zij het begin van eene zure
gisting, die in de maag der kleinen zich voort-
zet; de groote stukken kaasstof werken hierbij als
ferment en zetten aanhoudend melksuiker in melk-
zuur om.

In de karnemelk gaat het melkzuur, door de fijne
verdeeling der kaasstof, de zure gisting tegen. Ei-
sasser heeft door proeven bewezen, dat de spijzen
eene geringere zelfverzuring ondergaan, wanneer zij
blootgesteld zijn aan de inwerking van de pepsine
met een vrij zuur, dan wanneer alleen pepsine in-
werkt. Bij cle zoetemelk kan het melkzuur en even-
min de pepsine doordringen in de taaije, vaste
kaasstofstremsels en dus de zuur vorming niet ver-
hinderen .

In geringe hoeveelheid kan het melkzuur ook be-
vorderlijk zijn aan de oplossing der kaasstof. „Door
„ proeven is het bewezen dat slechts zoutzuur en
„ melkzuur (ten minste geen ander anorganisch zuur)
„ geschikt zijn, om, in vereeniging met de pepsine
„ uit de lebklieren van de maag, een kunstmatig
„ maagsap te vormen. Waarschijnlijk zijn beide zuren
„bij de spijsvertering in de maag voorhanden, het
„ eerste als afscheidingsproduct, het laatste mogelijk
„ uit de spijzen gevormd. Het gehalte aan zoutzuur
„is zóó gering, dat het weldra door de eiwitstoffen
„gebonden wordt, waarop het melkzuur de werk-

-ocr page 35-

>, zame rol overneemt1." In groote hoeveelhe-
den vermindert een vrij zuur de oplossende kracht
yau het maagsap, zonder dat de grenzen kun-
nen bepaald worden, waarbij het vrije zuur nog
voordeelig, en waarbij het nadeelig werkt Het
voorkomen van melkzuur in verschillende deelen van
het ligchaam, vooral in het spiersap en de gemak-
kelijkheid, waarmede het in het ligchaam tot koolzuur
wordt geoxydeerd doen wel vermoeden, dat het
ook als voedingsstof van waarde is.

Wanneer de karnemelk oud wordt, neemt haar
melkzuur gehalte toe en kan zij ongeschikt worden
voor de kindervoeding. Reeds na 24 uren vond
üobertson eene vermeerdering van 2.06—-5.49 d.
melkzuur op 1000 dln. d. i. , meer dan tweemaal zoo-
veel melkzuur als in versche karnemelk.

Wanneer wij de gebreken der karnemelk voor de
kindervoeding bijeenvatten, zijn deze:

de weinige standvastige zamenstelling der kar-
nemelk ;
de geringe hoeveelheid vet;
het ongelijk gehalte aan melkzuur
Niet te verwonderen is het dan ook dat dyspep-
S1ën, darmcatarrhi en atrophie ook bij karnemelk-
voeding voorkomen.

1  Prof. Donders, Physiologie, ]j. 221.
- Idem, j>. 224.

1 Lehmann, Lehrb. der Phys. Chemie, I, p. 106.

-ocr page 36-

b. Evjeren. Vleeschbereidingen.

Er is geen voedingsmiddel, dat de voedingsstof-
fen, in zulk een geconcentreerden toestand bevat ais
de eijeren. Op 1000 deelen bevatten hoender-eijeren
134.34 dln. eiwitstof (albumine en vitelline), 116.37
dln. vet, 1.75 dln. extractiefstoffen, 1.99 dln. kleur-
stof, 1 0.51 dln. anorganische bestanddeelen en 735.04
dln. water De anorganische bestanddeelen ko-

O

men overeen met die van de melk. Zonder twijfel
zijn de eijeren voldoende om volledige organismen
zamen te stellen; aan de voorwaarden van een vol-
komen voedingsmiddel voor kinderen voldoen zij
echter niet, omdat de koolhydraten er bijna geheel
in ontbreken. Hierdoor zijn zij in harmonie met
hunne bestemming, n. 1. de vorming en voeding van
organismen, wier ademhaling nog zeer onvolkomen
is. Na toevoeging van V5 van het gewigt aan melk-
suiker en een vier- of vijfvoudige verdunning met
water, leveren eijeren eene vloeistof, die in voedings-
waarde aan de vrouwenmelk gelijk is:

Op 1000 deelen.

Vrouwenmelk. Eijeren.
Eiwitstoffen ..34.3 13434

Vet......25.3 116.37

Zouten..... 2.3 .10.51

Melksuiker . . 48.2 u^" = 200

Verhouding.
Vrouwenmelk. Eijeren.

1

4

1

4i

].

4.1

1

4

Moleschott, o. c., tab. 114.

-ocr page 37-

Nemen wij een kind, dat 800 grammen vrouwen-
melk daags gebruikt 1 en rekenen wij liet gewigt
van een ei zonder schaal op 54 grammen 2, dan
zal men meer dan 3 eijeren 37 grammen suiker
noodig hebben, om de vrouwenmelk te vervangen:

Eiwitstof. .

Vet.....

bouten . . .
Melksuiker .

In 800 grm.
vrouwenmelk.

, . 27.44
. . 20.24
. . 1.84
. 36.96

In een
hoenderei.

7.27 5 j
6.30
X 3
0.5675 |

( 21.825 grm
(18.90 /;
I 1.702 5 II

Niemand zal er in ernst aan denken, om zuigelin-
gen 3 a 4 eijeren daags te geven, en alleen een te
hoog denkbeeld van de voedingswaarde van eijeren
kan tot het voorstel geleid hebben, om den zuigeling
met eeiie kunstmatige melk van eidojer te voeden.
Zelfs in kleinere hoeveelheden (b. v. een ei daags) ver-
oorzaakt haar gebruik bij vele kinderen dyspepsie en
\'üaag-catarrhus, welke stoornissen waarschijnlijk aan

1  Dr. Bourchaud vond door weging van de hoeveelheden melk,
\'\'ie door een zuigeling worden gebruikt:

le dag 30 grammen.

2 e ii 150 //

-ocr page 38-

het phosphorhoudend vet van den eidojer moet wor-
den toegeschreven. Het vloeibare wit van het ei,
dat 11.76% albumine, 3.603 % vet, 0.533 % zou-
ten en 84.104% water bevat 1, wordt met water
verdund, gemakkelijk opgenomen.

Behalve hoender-eijeren worden volgens Clarus in En-
geland ook de eijeren van de steur (kaviaar) bij de kin-
dervoeding aangewend en om hunne hooge voedings-
waarde en gemakkelijke verteerbaarheid hoog gewaar-
deerd 2. Volgens John bestaan zij uit 6% vloeibaar eiwit,
4.3% boterachtig vet, 6.7% keukenzout, 0.5%
phosphorzure kalk en ij zero xy de, 24 % geronnen
eiwit en vliezen (?) en 58 % water 3.

Het, vleesch bestaat gemiddeld uit 77 % water en
23 % vaste bestanddeelen. De laatste bestaan uit:

[ 2 a 3 % in water oplosbare eiwitstof
Eiwitstoffen 18 a 20 °/J (albumine); 16 a 18 % in water on-
(oplosbare eiwitstof (fibrine).
[inosinezuur, melkzuur en vetzuren,

1 a 2 %........(kreatine, kreatinine, liypoxanthine,

f spiersuiker, extra ctiefstoffen.
phospliorz. en zwavelz. potascli, ohlor-
kalium , phosphorz. potasch , phos-
phorz. kalk, phosphorz. magnesia en
, phosphorz. ijzeroxyde.

Ascbbestanddeelen

Hiervan lossen zich in koud water op: eiwit, kre-

1  Moleschott, o. c., tab. 113.

- Dr. J. Clarus, Die Nahrung der Neugebornen in lenaïs Ann für
Phys. und Med., 2e Band, 2e Heft.
:i Idem.

-ocr page 39-

atine, kreatinine, spiersuiker (inosit), melkzure en
mosinezure zouten, roode kleurstof, vlugtige vetzu-
ren , phosphorzure en zwavelz. potasch, phospliorz.
magnesia, phosphorz. kalk, phospliorz. ijzeroxyde,
clilorkalium. Bij aanwending van warmte komt hier
nog bij eenig vet en lijm. Stijgt de warmte hooger
dan 65—70° C., dan wordt het eiwit gecoaguleerd ,
en drijft met de kleurstof vermengd boven.

Bij koude trekking wordt van ossenvleesch 3 % en
van hoendervleesch 5 °/0 eiwitstof opgelost; bij warme
trekking bevat het vleeschnat daarenboven 0.6 % lijm,
welk laatste bestanddeel toeneemt, naarmate het dier,
waarvan het vleesch genomen is, jonger is. Che-
vreuil kreeg, na vleesch 5 uren lang gekookt te heb-
ben, eene vloeistof, die 3.42 % van het gewigt van
vleesch, aan vaste bestanddeelen bevatte, waaronder
"■87 °/0 zouten. Van de zouten van het vleesch, wor-
den er 82 °/0 in vleeschnat opgelost. De voedings-
waarde van vleeschnat is dus betrekkelijk gering. Een
aftreksel van ossenvleesch, koud bereid, en zóó,
dat van een pond ossenvleesch een pond vleeschnat
verkregen wordt, bevat omtrent evenveel eiwitstoffen
als de vrouwenmelk; de vetten en de koolhydraten
Worden er echter geheel in gemist. Met een afkook-
sel is het nog ongunstiger gesteld; het eiwit is hier
door de hooge warmte gecoaguleerd en met de kleur-
stof door afschuiming verwijderd. Bij deze armoede
aan vaste bestanddeelen kan vleeschnat niet voorzien
m het, verlies aan materiaal door de stofwisseling.

-ocr page 40-

Een kind enkel te willen voeden met bouillon, is
hetzelfde als het aan een langzamen hongerdood prijs
te geven. Nevens andere voedingsmiddelen bekleedt
het vleeschnat echter eene voorname plaats bij de
kindervoeding. Het wordt gemakkelijk opgenomen
en bezit bovendien opwekkende en restaurerende
eigenschappen, die misschien moeten worden toege-
schreven aan het melkzuur, de kreatine, kreatinine
enz., of aan de phosphorzure zouten , die het
in groote hoeveelheid bevat. De door Weisse aan-
geprezen voeding met raauw, geschaafd vleesch,
en die met het Niemeijer\'sche vleesch-extract wor-
den alleen bij pathologische toestanden gebruikt,
en zullen meer uitvoerig in het Tweede Hoofdstuk
worden besproken. Ofschoon het vleesch zonder twij-
fel in de voeding kan voorzien, bevat het, vergele-
ken met de vrouwenmelk, te weinig koolhydraten
en te weinig vet, om zulk eene voeding voor een
zuigeling normaal te noemen. Soms lieeft men na
langdurig gebruik van raauw vleesch taenia waarge-
nomen In Rusland zou lintworm een gewoon
verschijnsel zijn bij kinderen, die, zoo als het daar
de gewoonte is, gevoed worden, door hen raauw
vleesch te laten zuigen 2.

-ocr page 41-

c. Zetmeelhoudende stoffen.

De amylacea, die bij de kindervoeding worden
gebruikt, bestaan deels uit bijna zuiver zetmeel,
zooals de sago, de arrowroot, de tapioca en het
aardappelmeel; deels bevatten zij behalve zetmeel,
nog eiwitstoffen, vet en zouten, zooals tarwe, rijst,
haver enz. Dat de alleen zetmeel houdende stoffen
niet in de kindervoeding kunnen voorzien, behoeft
geen betoog. „ Menig zuigeling," zegt Prof. Mul-
der \\ „is daardoor gestorven, dat men in arrowroot,
„ sago of aardappelmeel eene vergoeding voor de
» moedermelk meende te vinden, terwijl Prout reeds
„jaren lang geleden geleerd heeft, dat in de caseine,
„ de boter en de melksuiker de drie voor het leven
„ onmisbare voedingsstoffen voorhanden zijn en deze
„ drie natuurlijk niet enkel dooi\' zetmeel, waarin
,, zelfs geen stikstof voorkomt, kan worden vervan-
,, gen. Zuiver zetmeel met gewoon water en suiker,
„ zooals die den kinderen gegeven wordt, bevat bo-
,, vendien geen phosphaten, geen keukenzout genoeg,
„ om aan de vereischten van voedsel, voor een kind
„ geschikt, te kunnen voldoen."

Van de amylacea, die behalve zetmeel nog eiwit-
stoffen, vet en zouten bevatten, is de tarwe welde
voornaamste. Zij bevat ruim 12
°/o eiwitstoffen, waar-

-ocr page 42-

van echter een groot gedeelte bij het builen met
de zemelen wordt verwijderd, bij welke bewer-
king ook een groot gedeelte der phosphaten verlo-
ren gaat.

Eene soep, gekookt van 2% ons tarwebloem en
1 pond water, bevat op 1000 dln. 25 d. eiwitstof
eri 3 d. vet, wanneer wij 10% eiwitstof in tarwe-
bloem aannemen. Eene zoodanige soep is dus onge-
lijk veel armer aan voedingsstoffen dan de vrouwen-
melk, die 34 d. eiwitstof (caseine) en 25 d. vet
(boter) op 1000 dln. bevat, al nemen wij voor het
oogenblik aan dat voor de melksuiker het zetmeel
in de plaats treedt en dat de zouten der tarwe ge-
noegzaam in de behoefte aan anorganische stoffen
kunnen voorzien. Eene soep van rijstebloem op de-
zelfde wijze bereid, bevat op 1000 dln. 12.5 d.
eiwitstof en 2 d. vet. De tarwe uitgezonderd,
worden de chloorzouten bij de granen gemist, en
hierdoor alleen zijn zij ongeschikt, orn geheel op
zich zeiven in de behoeften der stofwisseling te
voorzien.

Maar ook, wanneer zij in vereeniging met andere
voedingsmiddelen worden toegediend, zijn de zet-
meelhoudende spijzen eene veelvuldige bron van
stoornissen in de spijsvertering , — een gevolg van
de omzetting in suiker, die aan hunne opneming
moet voorafgaan.

De bewerking, waardoor zetmeel in het ligchaam
in suiker wordt omgezet, geschiedt voornamelijk

-ocr page 43-

door het speeksel en het pancreassap. De quantita-
tieve analysen van deze vloeistoffen bij zuigelingen
ZlJïi ons niet bekend; evenmin als wij weten, of
de kracht om zetmeel in suiker om te zetten er
111 dezelfde mate aan moet worden toegekend, als
aa*i het speeksel en het pancreassap van volwas-
senen.

Zonder twijfel wordt echter ook bij zuigelingen,
die met amylacea gevoed worden, een gedeelte zet-
meel in suiker omgezet.

De verandering van zetmeel in suiker is echter
een langdurig proces. Ererichs vond 3 uren na de
v°edering met brood, het grootste gedeelte nog in
de maag en eerst na 4 uren nam de hoeveelheid af.
Door het geheele darmkanaal vond hij niet alleen
2etmeel en suiker, maar ook melkzuur en in de intes-
tlna crassa, boterzuur, terwijl altijd in de excremen-
ten nog onverteerd zetmeel werd aangetroffen. Een
Wgd.urig verblijf in het darmkanaal is voor de zet-
tt\'eelhoudende spijzen een voorwaarde tot hare op-
neming. Dienovereenkomstig is het darmkanaal der
herbivora lang en met vele verwijdingen tot opont-
houd der voedsels voorzien, terwijl dat der carnivora
korter en meer gelijkmatig van omvang is.

Het darmkanaal van zuigelingen vertoont veel
ttieer overeenkomst met dat der carnivora dan met
dat der herbivora , en hierom reeds zijn de amylacea
een minder geschikt voedsel in den eersten leeftijd.
Kernen wij daarbij in aanmerking, hoe ligt de amy-

-ocr page 44-

lacea aan een zuur gistingsproces deelnemen en
daarbij in melkzuur en boterzuur overgaan, dan is
het gemakkelijk te begrijpen, dat dyspepsien en ca-
tarrhale toestanden van het darmkanaal ten gevolge
van hun gebruik kunnen ontstaan.

Dit bezwaar is des te grooter, hoe jonger de zui-
geling is. Het kind toch, wordt van zijne geboorte
af, langzamerhand voorbereid, om, behalve melk,
nog andere voedingsmiddelen te kunnen verteren. De
maag verandert van vorm en nadert die van den vol-
wassene; het darmkanaal wordt langer, de intestina
crassa verkrijgen meer omvang en het coecum vormt
zich. In de eerste plaats zullen dan wel de amy-
lacea, vooral de graansoorten, die eene zoo ruime
plaats in de voeding van den volwassen mensch
innemen, in aanmerking komen. Hoe jonger de zui-
geling is, des te menigvuldiger zullen, bij het toe-
dienen van amylacea, de stoornissen der spijsvertering
zijn. Een uitsluitende voeding met amylacea leidt bij
alle kinderen tot atrophie.

Liebig raadt aan, om, door het bijvoegen van mout-
meel, de omzetting van zetmeel in suiker buiten het
ligchaam te doen plaats hebben, om de kinderen
zoodoende van eene werkzaamheid te bevrijden, waar-
toe zij, krachtens hunne bestemming, minder ge-
schikt zijn.

-ocr page 45-

DE VORM WAARIN, EN DE WIJZE WAAROP HET VOEDSEL
AAN DE ZUIGELINGEN WORDT TOEGEDIEND.

\\ oor een niet gering deel zijn de ongunstige re-
sultaten te wijten aan den ondoelmatigen vorm waarin,
eiJ cle slechte wijze waarop het voedsel gegeven wordt.
Zure melk, gistende pap, en andere in bederf ver-
keerende voedsels zijn reeds dikwerf de oorzaak ge-
weest van den dood van kinderen. Hoe menigmaal
Wordt het voedsel in stukken gegeven, die onver-
teerd het ligchaam verlaten of\' abnormale omzettings-
producten leveren! Hoe weinig wordt er soms ge-
let op cle temperatuur, waarop het voedsel moet worden
toegediend! Hoe ongelijkmatig is soms de zamenstel-
lino- van het voedsel, den eenen dag geheel verschil-
lende van den anderen, een gevolg van achteloos-
heid of onwetenheid.

En dan de wijze waarop het voedsel soms toege-
diend wordt! In plaats van het natuurlijke zogen
na.te bootsen, gebruiken vele moeders nog den le-
pel , het onmisbaar instrument voor de „ pappotjes."
Wanneer cle spijzen hierbij tusschen de wangen en
de process. alveol geraken, kunnen zij door gebrek
aan oefening der buccinatores niet verwijderd wor-
den en de vergeefsche moeite , die de kinderen hiertoe
aanwenden, geeft hun het aanzien van herkaauwers.
Bij lang verblijf in cle mondholte kunnen de spijzen
aldaar in bederf overgaan, en wanneer de ontledings-
producten worden doorgeslikt, de oorzaken worden

-ocr page 46-

van stoornissen in de spijsvertering. Eene tegenna-
tuurlijke uitzetting van de wangen en een
groote
mond ontsieren doorgaans de kinderen, die met een
lepel worden gevoed. Zeker zou een groot
aantal
kinderen, die nu bij kunstmatige voeding zigtbaai\'
den dood te gemoet gaan, blijven leven, indien het
voedsel juist werd toegediend. Men is veelal ge-
neigd, wanneer het kind aan spijsverteringsstoornis-
sen lijdt, te zeggen , dat het de koemelk of de pap
(koemelk met amylacea) niet kan verdragen, zonder
te onderzoeken, of het soms ligt aan den vorm
waarin, en de wijze waarop men de koemelk of de
pap toedient.

Vooral aan die kinderen, die niet door hunne moe-
ders worden verzorgd, maar door deze aan andere vrou-
wen ter bewaring en voeding worden toevertrouwd,
valt het ongelukkig lot ten deel om het slagtoffer
te worden van de wijze, waarop zij gevoed worden.
Niemeijer 1 verhaalt ons de korte, doch treurige
levensgeschiedenis van zoo\'n kind:

„De moeder van een krachtig gevoed kind, dat
„ door zijn uitzigt de beste aanbeveling is voor de
,, bruikbaarheid der moeder als min, neemt op de
,, 6e of 8e week na hare bevalling eene minnedienst
,, aan; het kind wordt aan eene oude vrouw over-
„ gegeven, die het slechte melk, bedorven pap en
„ in den tusschentijd een zuigdotje of een broodkorst

Handb. der Path. u. Ther., 1, p. G24.

-ocr page 47-

„ geeft, om daarmede liet sclireijen van liet wicht te
„ bedaren; spoedig ontstaat diarrhoe, de vermage-
„ ring neemt snel toe en bereikt weldra den hoogsten
» graad; vet en spieren verdwijnen, het kind heeft
„rimpels in het aangezigt en ziet er als een oud
„ moedertje uit; de vale huid fladdert het als eene
„wijde broek om de beenen; de omtrek van den
„ endeldarm wordt ontveld en het slijmvlies van den
„ mond geheel met spruw bedekt. Terwijl het kind,
„dat door cle min gezoogd wordt, heerlijk groeit,
„ kwijnt het eigen kind der vrouw in de 4e of 5e
„ maand zijns levens treurig weg."

,, Niet zelden worden in groote steden uit de
„woning van eene vrouw, die bestedeliugetjes houdt,
„vier of meer kinderen naar het graf gedragen."

De discussiën in de zittingen der Academie cle
Medec. te Parijs, over de sterfte onder de bestede-
lingen en hare oorzaken in Frankrijk, bewijzen, dat
de voorstelling van Niemeijer ook voor dat land juist is.
Ook in ons Vaderland worden er helaas! kinderen ge-
vonden , wier levensgeschiedenis eene treffende overeen-
komst met de door Niemeijer gegevene schets vertoont.

3. KUNSTMATIG GEVOEDE KINDEREN KUNNEN MINDER
WEERSTAND BIEDEN AAN NADEELIGE INVLOEDEN.

Het minder weerstand biedend vermogen tegen scha-
delijke invloeden bij kunstmatig gevoede kinderen, heb-
ben wij geteld onder de gebreken, die de kunstmatige

-ocr page 48-

voeding aankleven. Eigenlijk is het een direct uitvloei-
sel van het minder doelmatige voedsel of van de ver-
keerde wijze van voeding. De groote invloed, dien dit
moment uitoefent bij cle kunstmatige voeding, maakte
echter eene afzonderlijke behandeling wenschelijk.

Wanneer wij nagaan de sterfte van Berlijn over
1856 tot 1865 \\ dan vinden wij op 189.069 le-
vend geborenen eene sterfte in het le levensjaar van
59.432 of 31.43 %. Verreweg het grootste aantal
kinderen, die ten gevolge van de kunstmatige voe-
ding sterven, bezwijken onder de verschijnselen van
diarrhoe en atrophie. De sterfte bedroeg in het
geheel:

Aan diarrhoe............11149

ii atrophie............110 54

32203

Deze behooren dus natuurlijk niet allen tot het eerste
levensjaar en niet allen tot de kunstmatig gevoeden.
Maar stellen wij dit voor een oogenblik, en trekken
we al deze sterfgevallen van cle sterfte in liet le le-
vensjaar af, dan blijft er toch nog eene sterfte van
19.68 %. Dit getal is nog te hoog voor cle sterfte
van uitsluitend met moedermelk gevoeden. \'t Is waar-
schijnlijk dat dit veroorzaakt wordt door de grootere
sterfte, die bij kunstmatig gevoeden, door ziekten
wordt te weeg gebragt, of met andere woorden, den
minderen wederstand, dien kunstmatig gevoede kin-

Ncd. Tijdsein\', voor Geneesk. 1867, 1« Afd., p. 332.

-ocr page 49-

deren kunnen bieden aan nadeelige invloeden. De ver-
klaring hiervan is niet moeijelijk. In den regel zijn
de kunstmatig grootgebragte kinderen minder gevoed,
niet zoo flink ontwikkeld, als kinderen die de moe-
dermelk genieten, en zijn daarom meer voorbeschikt
om ziek te worden. In de meeste ziekten nu zijn de
digestiesappen, quantitatief of qualitatief gewijzigd,
zoodat voedingsmiddelen, die tot hiertoe werden
aangewend, niet meer verteerd worden. Onder deze
ziekten moeten vooral gerekend worden die, welke
niet een catarrhus van de maag of van de ingewan-
den gepaard gaan, waartoe de groote rij der koort-
sige ziekten behooren; verder de cat.arrhi van de maag
en de ingewanden ten gevolge van atmosphaerische,
tellurische en andere invloeden, en die welke gedurende
het dentitie-proces ontstaan. De moedermelk daar-
entegen kan bijna altijd zonder nadeel door den zui-
geling worden genomen (het behoort werkelijk tot
de uitzonderingen, dat zij moet worden verboden) en
het is gemakkelijk te begrijpen, dat zij daarom ook
beter weerstand kunnen bieden aan de verhoogde con-
stantie , die aan de ziekelijke processen verbonden is.

Landstreken of plaatsen, die laag en vochtig zijn ,
en wier inwoners dikwijls aan malariaziekten of ca-
tarrhi lijden, zullen daarom een ongunstiger sterfte-
cijfer van de kunstmatig gevoede kinderen leveren ,
dan die plaatsen, die hoog en droog liggen. Eene
doelmatige wijziging der diëet kan echter veel er toe
bijbrengen om de ongunstige uitkomsten te verbeteren.

-ocr page 50-

TWEEDE HOOFDSTUK.

Over de kunstmatige voeding, zooals zij
behoort te zijn.

Vogel noemt in zijn Handboek der kinderziekten
(p. 45) als voorwaarden der kunstmatige voeding:
„ Eene zorgvuldige keus en toebereiding der voe-
„ dingsmiddelen, een groot geduld en volharding,
„ eene strenge naauwkeurigheid, handigheid en den
„ hoogsten graad van zindelijkheid."

Voorwaar, strenge eischen! En toch zal men bij
gemis van eene dezer voorwaarden weinig kans op
welslagen hebben.

De geneesheer is niet bij magte om deze voor-
waarden te vervullen; hij vermag slechts raad te ge-
ven en naauwkeurig te omschrijven, hoe men de
kunstmatige voeding moet inrigten, in verband met
de constitutie van het kind; het overige hangt van
cle moeder of de verzorgster af.

Van de verschillende soorten van voedingsmidde-
len , die wij in de vorige bladzijden hebben nagegaan,

-ocr page 51-

komt de melk der huisdieren het meest het natuur-
lijke voedsel der kinderen, de vrouwenmelk, nabij,
zoowel door hare zamenstelling, als door den vorm ha-
rer bestanddeelen. Zij zijn als door de natuur aange-
wezen, om bij het ontbreken der moedermelk deze te
vervangen. Geene der andere voedsels kunnen op den
naam van een volkomen voedingsmiddel voor zuige-
lingen aanspraak maken Zij kunnen alleen in de
behoeften der stofwisseling voorzien, met behulp van
andere voedingsmiddelen, die meestal zeer in aard
van het natuurlijke voedsel verschillen.

[jet meest komt, als vervangingsmiddel der moe-
dermelk, de koemelk in aanmerking; niet, omdat
zij meer dan andere melksoorten de moedermelk na-
bij komt, maar omdat zij overal, ten allen tijde en
door haren geringen prijs, voor iedereen verkrijgbaar
is. Wij willen in de volgende bladzijden nagaan,
hoe het best de nadeelen van de voeding met koe-
melk kunnen worden vermeden; de gevalleu bepa-
len , waarin haar gebruik moet worden nagelaten;
eindelijk de indicatiën aangeven voor het gebruik
der andere voedingsmiddelen, wanneer dat der koe-
melk moet worden nagelaten.

VOEDING MET KOEMELK.

De zuivere koemelk eischt verdunning met water.
Haar grooter gehalte aan kaasstof en boter kan an-
ders ligt een oorzaak worden van dyspepsie. Gewoon-

-ocr page 52-

lijk laat men de melk meer verdunnen dan theo-
retisch noodzakelijk is. Zoo beginnen sommigen
met 2 deelen water er bij te voegen; anderen min-
der; enkelen zijn er die iedere verdunning af-
keuren. Vogel laat 1/s water er bijvoegen en is dan
ook theoretisch het digst bij de normale voeding.
Maar ook in de werkelijkheid? Om hierop te ant-
woorden , behoeft men slechts de verschillende melk-
analysen in te zien, behoeft men slechts te denken aan
de melk, die in de steden verkocht wordt, en men
zal spoedig de onmogelijkheid beseffen om een vast
voorschrift van verdunning te geven.

De ondervinding van den geneesheer rnoet hier be-
slissen. Gewoonlijk laat ik beginnen met half water
en half melk; niet, omdat alsdan de zamenstelling
meer met de moedermelk overeenkomt, maar omdat
het mij de gunstigste resultaten geeft. In andere
gemeenten, dan mijne standplaats, kan mogelijk eene
andere verdunning noodig zijn; in steden, kan de
melk, wanneer zij verkocht wordt, reeds genoeg ver-
dund zijn.

De verdunning moet geschieden met zuiver (gefil-
treerd) regen- of rivierwater, of bij gebreke van dien,
met gedestilleerd water \\ Van groot belang is het

1  Ofschoon Dr. v, cl. Burg in het Maaswater voor Rotterdam, niet
de oorzaak kon vinden der diarrhoeën, die aan het gebruik daarvan
worden toegeschreven (vooral bij vreemdelingen), meen ik toch het toe-
dienen van rivierwater bij kinderen, die zulks niet gewoon zijn, en ook
tot verdunning der koemelk te moeten ontraden, en dit liever door gefil-
treerd regenwater of gedestilleerd water te vervangen.

-ocr page 53-

daarenboven, dat de verdunning gelijkmatig plaats
hebbe, den eenen dag niet anders, dan den anderen.
Een kind, dat gewoon is aan melk, die arm is aan
kaasstof en vet, zal bij plotselingen overgang tot
goede melk, groot gevaar loopen van ziek te wor-
den. Wanneer het kind eenmaal aan het gebruik
der koemelk is gewoon geraakt, kan men langza-
merhand de hoeveelheid water verminderen, zóó , dat
met de 8e maand de koemelk zuiver wordt gebruikt.
Toevoeging van een weinig broodsuiker is nuttig,
en maakt dat de melk met meer graagte door de
kinderen genomen wordt.

Als het kind 3 a 4 maanden oud geworden is,
kan men beginnen met er \'s morgens en \'s avonds
een weinig pap bij te geven, ofschoon wanneer de
voeding met enkele koemelk slaagt, dit eer af- dan
aan te raden is.

De pap wordt gekookt van sago, arrowroot, tar-
webloem, rijstebloem, wittebrood of\' beschuit met
water, en daarna met melk, onder bijvoeging van
een weinig broodsuiker, afgemengd.

Sommigen hebben aan het gebruik van pap vele
nadeelen toegeschreven. Bij naauwkeurige waarne-
ming zijn de nadeelige gevolgen meer toe te schrij-
ven , óf aan de koemelk, óf aan de slechte bereiding-
der pap. Zij moet altijd versch worden gekookt,
geene stukken bevatten, en dun vloeibaar zijn. Bij brood-
en beschuitpap is het daarenboven aan te raden ze
eerst door eene fijne haarzeef te wrijven. Welke van

-ocr page 54-

deze zetmeelsoorten gebruikt wordt, is niet geheel on-
verschillig; het voornaamste is echter, of de koemelk
verdragen wordt en of de pap goed bereid is.

Om de zure gisting in de koemelk te voorkomen
en de neiging harer kaasstof, om door zuren en door
het maagsap in groote stukken te stremmen tegen
te gaan, heeft men twee middelen: het opkoken der
melk en het toevoegen van koolzure alkaliën.

Dat gekookte melk minder spoedig zuur wordt,
dan ongekookte, weet iedere huismoeder. Bij het
koken wordt een gedeelte kaasstof, als een boven-
drijvend vlies, afgescheiden; de overgeblevene kaas-
stof stremt, volgens de proeven van Elsasser, niet
zoo vast, als ongekookte. Vooral in den zomer, is
het van gewigt om de melk, dadelijk na de ont-
vangst , op te koken.

Het toevoegen van alkaliën, waardoor het ontstaan
van vrij melkzuur wordt verhinderd en de kaasstof
opgelost blijft, houdt hierdoor ook de zure gisting
tegen. Alkalische koemelk stremt daarenboven niet
zoo vast als zure of neutrale koemelk (Lehmann). De
vermenging met koolzure alkaliën, kan door de ont-
wikkeling van koolzuur bij het in contact komen
met andere zuren (zoutzuur, melkzuur) en pepsine
er toe bijdragen om eene meer poreuse kaasmassa
te vormen, die daardoor meer toegankelijk is voor
het maagsap l. Vogel raadt in zijn Handb. d. Kin-

Bij spijsverteringsproeven met kunstmatig maagsap van varkens

-ocr page 55-

derz., p. 44, aan, om tot dit doel eene oplossing-
der koolz. soda te gebruiken (1 dr. op 6 ons) en
hiervan op 5 ons melk 1 eetlepel = 5 gr. carb.
sodae te doen. Men kan ook den bicarbonas natri-
cus hiertoe aanwenden, of wat nog beter is, eene
evenredige hoeveelheid bicarbonas natric. in poe-
der bij de melk voegen. l)e zoo alkalisch ge-
maakte melk, na de noodige verdunning en toevoeging
van broodsuiker, wordt door middel van eene een-
voudige gegoten glazen flesch, van boven van een
zuigspeentje van gutta percha voorzien, op eene tem-
peratuur van ± 36° C. aan de kinderen toegediend.
Men moet zooveel mogelijk de natuurlijke voeding-
nabootsen; in de eerste maanden moet de flesch
dikwijls gegeven worden (8 a 10 maal in de 24
uren); later, wanneer de hoeveelheden die te gelijk
worden genomen, grooter worden, kan men met
een minder aantal keeren volstaan.

Eenige voorzorgen heeft men bij de kunstmatige
voeding met koemelk nog in acht te nemen. Voor-
eerst wat de melk zelve aangaat, met deze zijn van
koeijen, die \'s zomers groen voeder en \'s winters
hooi krijgen. De melk van koeijen, die pas gekalfd

en kalfsmaag, werd de kaasstof der gewone koemelk altijd in korter tijd
opgelost, dan die van gekookte melk of die van melk met koolz. alkaliën,
\'t zij van potascli of soda, vermengd. Verondersteld dat het maagsap van
zuigelingen hierin overeenkomt, zou het nut dezer middelen meer gelegen
zijn in het verminderen van het fermenterend karakter, dan in het meer
oplosbaar maken der kaasstof.

-ocr page 56-

hebben, of waar dit spoedig te wachten is en de
melk van togtige koeijen moet worden vermeden,
evenzeer als die van zieke koeijen, welke hare ziekte
ook zij. Waar men plotselinge stoornissen in de spijs-
vertering bij kinderen, die met koemelk worden ge-
voed, waarneemt, is het zaak te onderzoeken, of
ook eene der opgenoemde oorzaken in het spel kan
zijn. De melk moet versch en zuiver wezen. Bij den
minsten twijfel hieraan, moet men ze niet gebrui-
ken. Met de flesch, het zuigspeentje en wat dient om
de melk te bewaren, is de grootste zorg en zinde-
lijkheid aan te bevelen. Een druppel zure melk kan
de zure gisting in groote hoeveelheden te weeg
brengen, en de boerinnen zijn van deze waarheid
zoo overtuigd, dat het rein houden hunner melkva-
ten eene harer grootste zorgen is. Om het zuur
worden der in den mond achtergeblevene melk te
verhinderen, moet die na iedere toediening van melk
gereinigd worden en het geven van z. g. zuigdotjes
geheel verboden worden.

Een bijzondere vermelding verdient nog de ver-
menging van koemelk met moutmeel volgens het
voorschrift van Prof. Liebig en algemeen bekend onder
den naam van: Voedsel voor kinderen , van Prof. Lie-
big. Volgens eene der vele voorschriften is hare be-
reiding als volgt:

Eene hoeveelheid van 16 grm. tarwemeel wordt
met 160 grm. afgeroomde melk tot eene gelijk-
matige soep gekookt, van het vuur afgenomen en

-ocr page 57-

daarop met 16 grm. fijn gemaakt moutmeel, dat met
32 grm. kond water en met 3 grm. eener solutie van
2 d. bicarb. potassae op 11 d. water afgewreven is,
vermengd. Dit geheele mengsel wordt daarop, na een
tijdsverloop van 15 minuten, gedurende eenige oogen-
blikken opgekookt en door eene zeef gefiltreerd. De
goed bereide soep moet dun vloeibaar zijn en eenen
aangenamen, zoeten smaak bezitten De industrie
heeft zich van dit voorschrift, gedekt door den be-
roemden naam van Prof. Liebig, meester gemaakt
en bijna in iedere stad heeft zij hare depots, waar een
mengsel van tarwemeel, moutmeel en bicarb. potassae,
met voorschrift van Prof. Liebig als „ geheel ver-
vangingsmiddel der moedermelk " wordt aangeprezen.

De bewerking berust op de bekende eigenschap
der diastase van het moutmeel om zetmeel in suiker
om te zetten. Boven de 66° C. (151° F., 53° R.);
en hierop dient men bij de bereiding van de Lie-
bigsche soep wel te letten, wordt dit vermogen der
diastase vernietigd. Prof. Liebig berekende, dat dit
mengsel het meest met de zamenstelling der vrouwen-
melk, waarin hij de verhouding van de bloeclvor-
niende bestanddeelen (eiwitstoffen) tot de warmtever-
wekkende (vetten en koolhydraten) aanneemt als 1: 3.8,
overeenkomt.

Bloedvorm, besttituld. Warmteverw. best.

10 Deelen koemelk bevatten. . . 0.4

1.00
0.74
0.58

0.14
0.07

1 Deel tarwemeel. .
1 ii moutmeel. .

2.32
= 3.8

0.61
- 1

-ocr page 58-

De Liebigsche soep wordt door velen als voortreffelijk
tot voeding van zuigelingen, geroemd. In Duitsch-
land en Engeland werd zij met enthousiasme ont-
vangen ; in Frankrijk was het oordeel der Académie de
■Médecine daarentegen zeer ongunstig over haar. Men
voerde tegen haar gebruik aan: de omslagtige berei-
ding, de eenzijdigheid der theorie, die geheel gebouwd
is op de melkanalysen van Haidlen, en de ongunstige
resultaten na gedane proefneming.

Wij hebben bij de beschouwing der koemelk reeds
trachten aan te toon», dat niet zoo zeer in de
quantitative zamenstelling, hoe belangrijk hare kennis
voor de voeding moge zijn, als wel in de eigenaar-
digheid der kaasstof de bron der djspepsien, bij
hare aanwending tot voedsel van zuigelingen gelegen
is. Niet aan de juiste overeenkomst in de verhouding-
der albuminaten (bloedv. bestandd. v. Liebig) tot cle
vetten en koolhydraten (warmteverwekk. bestandd.
v, Liebig), maar wel aan de toevoeging van koolzure
potasch schrijven wij voor een groot gedeelte de
goede uitkomsten toe, die het gebruik der Liebigsche
soep bij sommigen heeft opgeleverd. Het voegen van
moutmeel bij de melk is niet nieuw. Ilenoch wendde
het met goed gevolg bij atrophische kinderen aan,
door 1 theelepel moutpoeder uit de brouwerij van
Auerbach met 1 kopje warme melk te vermengen
en dit een paar malen op te koken. Voor zwakke
individuen, die reeds eenige maanden oud zijn, is
deze voeding dan ook het meest geschikt.

-ocr page 59-

Wanneer de kinderen met de moedermelk worden
gevoed, maar deze niet voldoende is om in de ge-
heele voeding te voorzien, moet de koemelk, met
de vroeger vermelde voorzorgen, regelmatig worden
toegediend tusschen de uren, waarin het kind de
borst krijgt. De koemelk wordt in deze gevallen
zeer goed verdragen, zelfs beter dan bij uitsluitende
voeding met koemelk. De talrijke voorbeelden, dat
kinderen, die, bij uitsluitend gebruik der koemelk
vermagerden, als het ware herleefden , door er eenige
keeren daags de borst bij te krijgen, zijn daar om
dit te bewijzen.

Er zijn gevallen waar de koemelk door andere
voedingsmiddelen moet worden vervangen. Deze zijn:

1°. Wanneer de melk dadelijk wordt uitgebraakt.

2°. Bij maag en darmcatarrhus.

3°. Bij koorts.

Het uitbraken der melk, zonder dat er een maag-
of darmcatarrhus bestaat, treft men het meest aan
bij zwakke individuen. Men moet alsdan geiten-
of ezelinnenmelk beproeven. Gelukt dit niet, of
zijn ze niet te bekomen, dan kan de karnemelks-
voeding worden aangewend. Het gebeurt echter niet
zelden, dat men ook hiermede niet slaagt. Men
moet alsdan trachten door toediening van broodwater,
rijstwater of tarwebloem met water tot eene dunne soep
gekookt, met wit van een ei en suiker gemengd en door
vleeschnat in de voeding te voorzien, tot de koemelk
weder verdragen wordt. Voor oudere kinderen past

-ocr page 60-

dan de voeding met raauw, geschaafd vleesch. In de
geringere volksklasse, waar de keus uit de voedings-
middelen zeer klein is, moet men zich soms enkel
met broodwater en suiker behelpen, liever dan toe-
staan, dat de melk wordt voortgegeven, wanneer
zij weder dadelijk word uitgebraakt. Ik heb kin-
deren enkel op broodwater met suiker weken lang
zien leven. Langzaam en voorzigtig moet men echter
gedurig op nieuw beproeven hierbij een weinig melk
t,e voegen. Bij maag- en darmeatarrhi wordt de ge-
nezing belemmerd, ja onmogelijk gemaakt door het
gebruik der koemelk. De meeste artsen komen in
dit opzigt met elkander overeen. Niemeijer zegt in
zijn Handb. der Path. en Ther. waar hij spreekt
over den maagcatarrlius: „ De melk, het doelmatigste
„ en natuurlijkste voedsel der kinderen, is in deze
„gevallen voor hen schadelijk, daar zij spoedig in
,, ontbinding overgaat" en bij de therapie van deze
ziekte zegt hij: „ Slechts zelden verdragen de kinderen,
„zoolang de diarrhoe duurt, een melkdiëet." Even-
zoo Vogel (Handb. der kinderz., p. 263): „ In het
„ algemeen moet men zich aan den grondregel hou-
„ den, dat geen aan darmcatarrh lijdend kind de
„ koemelk, hetzij zuiver of met thee gemengd, of
„met meel of brood tot een pap gekookt verdraagt,
„ en dat de diarrhoe slechts bij uitzondering bij het
„ het gebruik van melkdiëet kan gestuit worden.
„ De eerste voorwaarde is daarom eene volkomene
„onthouding van de koemelk." Henoch\'s oordeel

-ocr page 61-

stemt hiermede overeen, wanneer hij zegt: „ Uit een
„ diaetetisch oogpunt, moeten wij nog aanmerken,
„dat de aan diarrhoe lijdende kinderen, die reeds
»gespeend waren , in vele gevallen geen melk als
„ voedingsmiddel meer mogen gebruiken, omdat
„deze de diarrhoe klaarblijkelijk zou bevorderen i.

Bouillon, in water gekookte zetmeelhoudende stof-
fen (saleb, arrowroot, sago), met water verdund
eiwit moeten dan de koemelk vervangen, tot de
diarrhoe heeft opgehouden. Duurt de diarrhoe lang
en is men beducht voor inzinking, dan kan men
beproeven om raauw geschaafd vleesch of het vleesch-
extract van Niemeyer te geven en eenige keeren
daags eene kleine hoeveelheid edelen wijn (Tokayer,
Tintwijn, Malaga). Is de diarrhoe gestuit, dan moet
de melkdiëet weder voorzigtig begonnen worden.

-ocr page 62-

Bij koorts weigeren de kinderen gewoonlijk de
melk instinctmatig. Om hunne dorst te lesschen, is
het best, hun koud water of slijmige dranken (gort-
water, broodwater) te geven; bij groote zwakte bouillon.

Met inachtneming der noodige voorzorgen, levert
de voeding met koemelk vrij gunstige uitkomsten
op, zooals de resultaten, door Henocli op zijne kli-
niek verkregen, aantoonen .•

Van 7 lijdertjes aan atrophie wegens gebrekkige
voeding stierven er 2 aan intercurrerende ziekten
(bronchitis). De andere 5 herstelden. Onder 16 ge-
vallen van pas ontstane diarrhoe stierf er slechts een,
eri wel aan cholera sporadica.

VOEDING MET KARNEMELK.

Het voorschrift van de bereiding der karnemelk
voor kindervoeding is volgens Dr. Ballot ■.

„ Men neme versche karnemelk, liefst niet al te
„zuur, en voege daarbij tarwemeel (bloem) of, zoo
„het kind wat veel ontlasting heeft, rijstmeel (bloem)
„ in de verhouding van een lepel op een kan kar-
„ nemelk; onder gestadig omroeren brenge men deze
,, zeer dunne pap aan het koken en late die gedu-
rende vijf minuten, onder aanhoudend omroeren,
„doorkoken; hiermede is alles afgeloopen; men voege
„nu suiker (8 a 10 lood) toe, tot het aangenaam
„ smaakt. Bij bekoeling wordt deze pap dik; zij
moet laauwwarin uit de gewone zuigflesch worden

-ocr page 63-

»toegediend, dat men liet best verrigt, door de
„fleseh met pap eenigen tijd in warm water (96°)
te plaatsen. Wanneer de kinderen er aan gewoon zijn,
„ kan men ze zoo veel laten zuigen , als men verkiest."

De voordeelen van de voeding met karnemelk zijn :
de gemakkelijke wijze van bereiding (men kan ze
voor een dag tegelijk koken) en de weinige voorzor-
gen , die men in acht te nemen heeft, vergeleken
bij cle voeding met zoetemelk. Op de nadeelen
hebben wij reeds gewezen, n. 1. het gering vet-
gehalte, dat niet geheel (vooral bij kinderen) door
koolhydraten kan worden vervangen, de ongelijke
zamenstelling, en den grooten afkeer, dien men bij
de meeste kinderen te overwinnen heeft bij de toe-
diening van dit voor kinderen tegennatuurlijk voedsel.

Volgens Dr. Ballot is cliarrhoe geene contraindi-
catie om met het gebruik der karnemelk voort te gaan.

Oorspronkelijk wendde men de karnemelksvoeding
dan aan, wanneer de moedermelk onvoldoende was
om in cle geheele voeding van clen zuigeling te voor-
zien , later heeft men ook cle uitsluitende voeding
niet karnemelkspap beproefd, en soms met gunstig
gevolg. Als hulpmiddel bij de moedermelk wordt
het door Ballot zeer geroemd. „Men treft soms kin-
„deren aan," zegt hij, „met spinaziegroene ontlas-
tingen, mager en akelig uitziende kinderen; dik-
„ werf is alleen gebrek aan voedsel hiervan de oor-
„ zaak; ik heb die ontlastingen in een zeer korten
„ tijd, onder het gebruik van karnemelk goudgeel

-ocr page 64-

„zien worden, terwijl de kinderen als het ware op-
„ loken; het gezigtje, later armen en beenen, be-
,, gonnen aan te komen , zoodat het dikke gezonde
„ kinderen werden."

Men kan er al spoedig na de geboorte mede be-
ginnen. (3 weken Ballot.)

Om in de geheele voeding te voorzien, moet de

O O 7

tiesch meermalen gegeven worden; als hulpmiddel
bij de moedermelk is het voorschrift van Ballot
\'s morgens en \'s avonds. Eerst moeten de kinderen
aan den smaak wennen, wat niet altijd even gemak-
kelijk gaat. Daarna laat men ze zuigen zooveel zij
willen. De karnemelksvoeding kan worden aange-
wend: 1°. wanneer de kindermaag volstrekt de koe-
melk niet verdraagt, maar die aanhoudend uit-
braakt; 2°. wanneer bij de moeder of de verzorgster,
die graad van zindelijkheid en oplettendheid ont-
breekt, die eene conditio sine qua non is voor het
welslagen van cle voeding met koemelk.

VOEDING MET El JE HEN EN VLEESCHBEREIDINGEN.

Het wit der eijeren is bij de kindervoeding van
veel waarde. Men moet hiertoe het wit van een ei
mengen met 2 lepels water en een paar eijerlepels
broodsuiker er aan toevoegen. Het schuim wordt er
afgeschept. Men kan gerust het wit van 2 a 3 eije-
ren daags geven. Vooral bij de diarrhoeën van de
kunstmatig gevoede kinderen is het gebruik van het

-ocr page 65-

wit van het ei geïndiceerd. De eidojer en het ge-
heele ei, gemengd met water (1 ei op 1 bierglas)
en toevoeging van suiker, wordt door vele schrijvers
over kinderziekten bij diarrhoe aangeraden. Volgens
mijne ondervinding wordt het door weinigen goed
verdragen. Bij eenvoudige atrophie door onvoldoende
voeding, vooral zoo de kinderen reeds eenige maan-
den oud zijn, is het gebruik van een ei daags, be-
halve de melk, zeer aan te bevelen.

Het vleesch en zijne bereidingen zijn bij de kin-
dervoeding een belangrijk hulpmiddel. Het vleesch-
nat door koude trekking verkregen bevat meer
eiwitstof, en is voedzamer dan dat door warme trek-
king verkregen , welk laatste echter smakelijker is.

Beide worden in geval van zwakte en uitputting
gegeven. Het vleeschnat laat zich ook zeer goed on-
der koemelk mengen en is in dezen vorm zeer aan
te bevelen.

De voeding van raauw vleesch bij langdurige kin-

-ocr page 66-

derdiarrhoe is zeer door Weisse aanbevolen, en wordt
ook door Bamberger en Nicmeijer zeer geroemd.
Hiertoe wordt het van vet gereinigd, met een mes
afgeschrapt en in dezen vorm aan de kinderen tot
2 eetlepels en meer daags gegeven. Vooral bij kin-
deren, die eenige maanden oud zijn, gelukt deze
voeding soms uitmuntend, nadat men te vergeefs de
andere voedingsmiddelen heeft beproefd.

Niemeijer raadt in ditzelfde geval een vleesch-ex-
tract aan, dat men bereidt, door in dobbelsteentjes
gesneden mager vleesch, zonder toevoeging van wa-
ter, in eene goed geslotene flesch te brengen en dit
eenige uren lang in een ketel met kokend water te
leggen. Dit vleesch-extract wordt theelepelsgewijze
gegeven. Het extractuin carnis Liebigii, dat in Ame-
rika wordt bereid en hier in den handel wordt ge-
bragt, bevat noch eiwit, noch vet, noch lijm. De
eigenaardige extractiefstoffen en zouten, die het be-
vat, geeft het wel den smaak van bouillon, indien
het met warm water wordt vermengd; ook kan de
bouillon hiervan bereid, door hare prikkelende en
opwekkende eigenschappen eenen gunstigen invloed
op de spijsvertering uitoefenen; het blijft niet te min
waar, dat het arm aan voedingstoffen is en, om in
de behoeften der stofwisseling te voorzien, weinig
waarde heeft.

-ocr page 67-

VOEDING MET ZETMEELHOUDENDE STOFFEN (AMYLACEA).

Van cle amylacea, wier uitsluitend gebruik slechts
tijdelijk mag zijn, hebben de bijna enkel amylum
bevattende arrowroot, sago en aardappelmeel den
naam van stoppend te werken bij diarrhoe van kin-
deren , en worden hier ook bij voorkeur aangewend.
Zij moeten hiertoe rnet water worden gekookt, tot
zij de consistentie hebben van eene dunne gelei,
met suiker gemengd en uit eene liesch worden
toegediend.

De afkooksels van brood, havergort, gepelde
garst of tarwemeel met water gekookt, kunnen door
hun gehalte aan eiwitstof en vet langer worden ge-
geven , eer zij tot stellige atrophie leiden, dan de
bovengenoemde zuivere zetmeelsoorten. Vooral brood-
water of tarwebloem met water tot eene dunne soep
gekookt, vermengd met wit van eijeren en brood-
suiker, wij hebben het reeds aangemerkt, is langen
tijd in staat, om de kinderen in het leven te hou-
den. Wanneer liet echter eenigzins mogelijk is,
moet men tot eene andere, meer voldoende voeding
overgaan.

Bij kinderen, die gezoogd worden, maar waar
de moeder- of minnemelk bijna, doch niet geheel in
de voeding kan voorzien, en zoo de kinderen reeds
eenige maanden oud zijn, kan men enkel door het
geven van amylacea in het te kort voorzien.

-ocr page 68-

Havergort of gebroken boekweit met water ge-
kookt en dan door een zeef of door neteldoek
doorgezegen voldoet in de meeste gevallen uitmun-
tend. Het doorgezegene vocht moet warm, dun-
vloeibaar zijn en koud tot eene blaauwachtige gelei
stollen. Het wordt 2 a 3 malen daags, vermengd
met een weinig broodsuiker, gegeven.

-ocr page 69-

S T E L L INGE N.

i.

De moeder- (of minne-) melk kan door geen ander
voedingsmiddel bij zuigelingen volledig vervangen worden.

2.

Van alle voedingsmiddelen, die aangeprezen worden
om de moeder- (of minne-J melk te vervangen, voldoet
de koemelk nog het meest aan de vereischten, die men
aan een zoodanig vervangingsmiddel mag stellen.

3.

Ter bepaling van het voedend vermogen van eenig
voedsel, is de kennis van de scheikundige zamenstel-
ling alleen niet voldoende.

-ocr page 70-

4.

De algemeene invoering der „ vaccination animale"
is wenschelijk.

5.

Ich halte die fast algemein verbreitete Anschauung,
class die Lungenschwindsucht unabhängig von sogenann-
ten Gelegenheitsursachen, allein in Folge einer „ Dia-
these" entstehe, für ebenso unmotivirt als gefährlich.

f. niemeijer.

6.

Longtering is niet altijd het gevolg van tuberculose.

7.

Haemoptoë kan zoowel de oorzaak als het gevolg van
longtering zijn.

8.

De ongunstige resultaten der tracheotomie zijn voor
een groot gedeelte gelegen in hare late aatiwending.

9.

Be sphygmograaf geeft niet slechts aanwijzingen
voor de diagnose, maar belooft ze ook voor de the-
rapeutiek.

10.

Het toedienen van calomel bij kinkhoest, om daar-
door pneumonie te voorkomen (Dr.
alfr. vogei^ , is
af te keuren.

-ocr page 71-

11.

In apoplexia, sanguinis detr actio vel o-xidit, vel
libérât.
 celsus.

12.

Bij asthma nervosum, wanneer de aanvallen elkan-
der spoedig opvolgen, is de sulphas chinicus hei beste
middel om nieuwe aanvallen ie voorkomen.

13.

Ter egt zegt bi chat „l\'art d\'éviter les opérations,
duit précéder celui de les bien faire, et dans le doute
de leur indication, ne pas agir est la saime pratique"

14.

Het behoud van het periostium bij been-resectien is
cene aanwinst voor de chirurgie.

15.

T)e methode van ollier tot het wegnemen van neus-
keelpolypen kond my aanbevelenswaardig voor.

16.

Elke otorrhoe moet worden tegengegaan.

17.

Kunstmatige abortus is te verkiezen boven sectio
cesarea.

18.

Bij vrouwen, die, dcor te grocte ontwikkeling der

-ocr page 72-

kinderen, moeijelijk baren, verdient het gebruik van
jodetum kali cum, gedurende d<\' zwangerschap, beproefd
te morden.

19.

Be aanstelling van bepaalde medici forensen is wen-
schelijk.

20.

De jongste ontdekking van cohnheim regtcaardigt de
z. g. antiphlogistische behandeling bij acute ontstekingen.

-ocr page 73-

ERRATA.

" 12, „ 6 ii „

14, in de noot 3,

18, regel 8 v. o.

5 ii 4 ii ii

30 > in de noot 2,

02 > stellino- 8.

extraetiefstof. «

togtigheid, »

on-der, u

uit-stekende, n
Ienaïs Ann.

3, regel 4 v. o. staat: 17ü/0,

lees; De ongunstige resultaten der tracheo-
tomie bij croup enz.

78 »/„.

extraetiefstof.
togt.
onder,
uitstekende.
Ienais. Ann.

-ocr page 74-