-ocr page 1-

TONOMETERS

ÏDN

TONOMETRIK

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT,

NA MACHTIGING VAN

DEN RECTOR MAGNIFICUS

Dr. J. J. VAN OOSTEEZEE,

GEWOON HOOGLEERAAR IN DE GODGELEERDHEID,

IET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT

EN

VOLGENS BESLUIT VAN DE GENEESKUNDIGE FACULTEIT,

TEE VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN

Itortnr in h

AAN DE HOOCE,SCHOOL TE UTRECHT,

op Zaterdag den 4den Juli 1868, des avonds ten 71/3 ure,
te verdedigen

ADRIAÄN. JOHANNES WILLEM MONNIK,

geboren te Polsbroek.

UTEECHT,
KEIINK EN ZOON.
1868,

-ocr page 2-

1

I

I

-ocr page 3-

AAN

I

-ocr page 4-

.

-ocr page 5-

VOORWOORD.

Terwijl de eerste bladzijde van dit proefschrift aan mijne
hooggeschatte Ouders is gewijd, kan de tweede niet beter
beginnen dan met een woord van oprechten dank aan U,
hooggeleerde Heer en, Professoren der medische faculteit,
voor hetgeen door ieder Uwer in het bijzonder tot mijne
vorming als medicus is bijgedragen. De vele bewijzen
van welwillendheid, belangstelling of vertrouwen, voort-
durend van U ondervonden, laten bij mij eene even
aangename als vereerende herinnering achter. Ik stel die
op niet minder hoogen prijs dan de gelegenheid, die mij
werd geschonken, om, als assistent op de kraamzaal en

-ocr page 6-

later als interne in het Nederl. gasthuis voor ooglijders,
praktisch werkzaam te zijn.

Vooral gevoel ik mij aan U verplicht, hooggeleerde
donders, zeer geachte Promotor, voor de nuttige wenken
en voortreffelijke leiding, van U zoo ruimschoots ontvan-
gen , bij de bewerking van dit proefschrift. Het zij mij
vergund, U daarvoor openlijk mijne erkentelijkheid te be-
tuigen.

Aangenaam is het mij, ook U, zeergeleerde Heer en
snellen en brondgeest , met een enkel woord mijn
dank te brengen voor het van U ontvangen onderiuijs.
Inzonderheid U, Doctor
snellen , die mij zoo vele blijken
Uwer hulpvaardigheid en welwillendheid gaaft! Wees
verzekerd, dat die bij mij steeds in dankbaar aandenken
zullen blijven.

En Gij, waarde Vrienden! met wie ik zoo menig
genoegelijk uur in oprechte vriendschap mocht doorbrengen,
vaartwel! De band der vriendschap, hier gelegd, wordt
elders niet verbroken!

-ocr page 7-

INLEIDING.

Bij het kiezen van een onderwerp voor mijn acade-
misch proefschrift, heb ik mij bepaald tot dat gedeelte
der medische wetenschap — de ophthalmologie — dat
mij steeds de meeste belangstelling had ingeboezemd.
De groote verscheidenheid van stof maakte eene keus
eerst moeielijk, tot Prof.
donders mij voorstelde, den
ophthalmo-tonometer ter hand te nemen en na te gaan,
wat dit instrument 111 St)£i£tt/ was te leveren. Wel was
het veld van onderzoek groot en zoude zich voorzeker
menige moeielijkheid opdoen, doch de uitstekende gele-
genheid tot proefneming, onder leiding van Z. H. Gr.,
zoowel in het Neclerl. gasthuis voor ooglijders — waar
ik eenigen tijd later tot interne werd benoemd — als
op het physiologisch laboratorium, deed mij, met ver-
trouwen op een goeden uitslag, besluiten, aan dit onder-
werp mijne krachten te wijden. Dr.
d. landimé gaf toen
zijn verlangen te kennen, om, gedurende den korten tijd,
dien hij nog hier vertoefde, aan dit onderzoek deel te
nemen, waarin ik gaarne bewilligde. Wij begonnen toen,
met den door Prof.
dor gewijzigden tonometer eenige
bepalingen te doen, bevonden spoedig, dat dit instru-

1

-ocr page 8-

ment tot het verkrijgen van nauwkeurige getallen niet
geschikt was, en trachtten daarom langs verschillende
wegen verbetering aan te brengen. Zoo verliep er eenige
tijd: het eene denkbeeld had het andere voortgebracht,
en in September van 1867 bood ik eindelijk aan Prof.
donders een door mij vervaardigd houten model aan,
dat zijne goedkeuring mocht wegdragen. Spoedig was
nu een horologiemaker gevonden, die de uitvoering op
zich nam, maar niet even spoedig volbracht. Een drietal
maanden later toch verklaarde hij het werktuig niet te
kunnen vervaardigen. Nu werd aan een kundig mecha-
nicus de bewerking opgedragen, die, begrijpende wat
het werktuig moest praesteeren, nog kleine wijzigingen
in de constructie voorstelde en eindelijk een instrument
leverde, waarmede zich vrij nauwkeurige bepalingen lieten
doen.

De waarnemingen met dit werktuig zijn niet zeer talrijk;
want al spoedig bleek het ons, dat wij betere resultaten
zouden verkrijgen, wanneer wij, in plaats van het, bij
dit werktuig gevolgde beginsel eener constante drukking,
dat eener constante diepte van indrukking aannamen.
Hiertoe was wijziging van dit werktuig noodig, hetgeen
thans door denzelfden mechanicus geschiedt. Spoedig
zullen wij met zulk een verbeterden tonometer kunnen
experimenteeren. Inmiddels deelen wij het verkregene
in de volgende hoofdstukken mede:

I. Beschrijving der bekende tonometers.

II. Beschrijving van een nieuwen tonometer.

III. Beginsel der tonometrie.

IV. Waarnemingen.

-ocr page 9-

I.

Beschrijving der bekende tonometers.

Het oog heeft eene zekere spanning, afhankelijk vooral
van de drukking, onder welke het glas- en waterachtig
vocht staan, en van den elasticiteits-coëfficient der vlie-
zen. Vermeerdering of vermindering van genoemde druk-
king kan verlies van het oog ten gevolge hebben. Tijdig
herkend, is de oogarts dikwijls in staat, het gevaar af te
weren.

Maar hoe de spanning in het oog te leeren kennen?
Hoe het abnormale naar waarde te schatten, terwijl het
normale niet scherp bepaald was? De vinger, voor den
chirurg van zoo groot diagnostisch gewicht, kwam hier
ook den oogarts te hulp en stelde hem in staat, over die
spanning tot in zekere mate te oorcleelen.

De methode was eenvoudig: de toppen der beide wijs-
vingers werden zacht op het naar beneden gerichte oog
geplaatst, waarna met deze afwisselend zoo sterk werd
gedrukt, dat zij eene kleine indrukking maakten; de
meerdere of mindere kracht, hiertoe vereischt, was dan
de maatstaf, volgens welken bepaald werd, of de tensie

-ocr page 10-

van het oog normaal was of niet. Op voorstel van bow-
man
, werd de spanning van het normale oog uitgedrukt
door het teeken Tn, die van het harde door T f 1,
T 2, T
4- 3 en die van het weeke door T — 1,
T —2, T — 3.

Deze bepalingen kunnen intusschen niet zeer nauw-
keurig zijn, want men schat alleen, hoe sterk men on-
geveer drukt; zij zijn subjectief, moeten bij iederen waar-
nemer verschillen, kunnen dus niet vergeleken worden
met die van andere waarnemers en hebben daarom bijna
alleen waarde voor dengene die onderzoekt. Om nauw-
keurig over de spanning van het oog te kunnen oordeelen
moet zoowel de aangewende kracht als de diepte der
indrukking in cijfers worden uitgedrukt, en deze kunnen
alleen door een werktuig geleverd worden.

Dit bracht Prof. donders op het denkbeeld, een werk-
tuig te laten vervaardigen waarmede onderzocht kon
worden, hoe diepe indrukking eene stift in de sclerotica
maakt bij eene constante drukking. Toen hij zijn plan
mededeelde bleek, dat de heer
hamer — destijds interne
in het Nederl. gasthuis voor ooglijders alhier — daarover
reeds met Dr.
snellen had gesproken, en weinige weken
later schreef ook Prof.
von graefe aan Prof. donders ,
dat hij sinds eenigen tijd zich met de samenstelling van
een werktuig met gelijk doel bezig hield. In overleg met
Prof.
donders , was nu reeds door den heer hamer voor
de uitvoering zorg gedragen, en weldra verschafte de
horologiemaker
bunte alhier een instrument, dat Prof.
donders in 1863 als ophthalmo-tonometer aan cle „Hei-
delberger ophthalmologischen Gesellschaft" toonde. Het
bestaat uit een langwerpig koperen kastje met kiemen
tubus, buiten welken eene stift uitsteekt, die op de scle-
rotica moet geplaatst worden. Deze stift is verbonden

-ocr page 11-

met eene kleine getande stang, die in de tanden van een
rad grijpt, clat op zijne beurt een kleiner rad in bewe-
ging brengt, op welks as aan het eene einde eene ho-
rologiespiraal en aan het andere einde eene naald be-
vestigd is, die de hoeveelheid van inschuiving der stift
op eene wijzerplaat in graden aangeeft, uit welke clan
berekend moet worden, hoe diep de stift in de sclerotica
is ingedrukt bij de bekende spanning der spiraal. Verder
is nog een pal aangebracht, om den wijzer in iederen
verkregen stand te houden, en eene inrichting, om de
spiraal grootere spanning te kunnen geven.

Het werktuig was echter niet nauwkeurig genoeg be-
werkt, om juiste aanwijzing te geven; vooral was de wrij-
ving te groot, zooals uit de stootsgewijze beweging bij,
door gewichten verkregen, toenemende drukking op de
stift gebleken was.

Een tweede tonometer werd, na overleg met de Heeren
dondeüs en hameb , door een anderen horologiemaker
alhier vervaardigd. Over het geheel van dezelfde con-
structie als de beschrevene, heeft hij echter boven den
eerste het voordeel, iets beter bewerkt en met een doel-
matiger mechanisme, om den wijzer vast te zetten, voor-
zien te zijn. De poging echter, om de wrijving te vermin-
deren , bestaande in het aanbrengen van smalle koperen
strookjes, waarover cle getande stang schuift, heeft groo-
tendeels haar doel gemist.

Professor donders gaf de hoop niet op. Hij liet,
volgens hetzelfde beginsel als de beide voorgaande, den
mechanicus
olland een derde instrument vervaardigen,
waarin het raderwerk vervangen werd door kleine hef-
boomen, die eenen zeer langen wijzer langs een graad-
boog in beweging brengen. Rondom een gedeelte der
koperen stang, die de drukking op de sclerotica moet

-ocr page 12-

overbrengen en, om gelijkmatig te bewegen, tusschen twee
paren rolletjes loopt, ligt eene cylinder-spiraal, die bij
inschuiving der stang zamengedrukt wordt. Ter zijde
van het langwerpig vierkante kastje is eene schuif aan-
gebracht, door welke de windingen der spiraal dichter
bijeen gebracht en aan deze dus grooter spanning ge-
geven kan worden; doch, even als bij den eersten tono-
meter, — de tweede mist eene dergelijke inrichting —
moet clan telkens de balans gebruikt worden, om te
weten, door welk gewicht nu de spanning kan worden
uitgedrukt. Eindelijk bezit de tubus een verschuifbaar
gedeelte, dat dienen moet, om het moment te kennen,
waarop cle tubus de sclerotica niet meer alleen aanraakt,
maar haar begint in te drukken. Was dit doel be-
reikt, clan had men eene groote verbetering verkregen;
want voor de berekening van de diepte der indrukking
is het volstrekt noodig, het oogenblik te kennen, waarop
de tubus de sclerotica aanraakt. Maar de weêrstand,
die bij cle inschuiving overwonnen moest worden, bleek
veel te groot te zijn.

Deze tonometer beantwoordt evenmin als de twee voor-
gaande aan het voorop gestelde beginsel, want cle druk-
king neemt toe met de meerdere inschuiving der stift.
Bovendien kan deze toenemende drukking niet op het
instrument afgelezen worden, en er moet clus eene tabel
vervaardigd worden, clie voor iederen graad van cle wij-
zerplaat aangeeft in millimeters de diepte der indrukking,
in grammen de drukking, die hierbij wordt uitgeoefend.

Intusschen had ook von graefe zijn plan verwezen-
lijkt. Zijn werktuig bestaat uit een gedeelte, clat in hori-
zontale richting op den bulbus moet aangewend worden,
zijnde een koperen buisje, waarin een rond stalen pen-
netje heên en weer kan schuiven. Dit buisje gaat door

-ocr page 13-

het midden van een koperen beugel, die in verticale
richting daarop bevestigd en tevens verschuifbaar is door
eene schroef; het eene einde van dezen beugel draagt
een plaatje, dat tegen het voorhoofdsbeen, het andere
een dergelijk, dat tegen het bovenkaaksbeen moet druk-
ken: beide dienen, om het werktuig zooveel mogelijk een
onbewegelijken stand te verzekeren. Op het van het
oog afgekeerde einde van het horizontale buisje bevindt
zich een hefboom, wiens draaipunt eenige strepen boven
het verlengde van het buisje ligt, terwijl de hefbooms-
arm naar beneden is gericht en wel zoo, dat het vroe-
ger vermelde stalen pennetje tegen den hefboomsarm
en zeer nabij zijn draaipunt kan werken. Als macht
voor den hefboomsarm is een langwerpig vierkante steen
aangebracht, die, naar mate men meer of minder kracht
wil uitoefenen, langs den hefboomsarm kan verschoven
worden; het vrije, naar beneden gerichte einde van den
hefboom kan zich langs een graadboog bewegen, die
indeelingen heeft. Aan het einde van het stalen pen-
netje, dat naar den bulbus gericht is, kan een knopje
van Berlijnsch zilver geschroefd worden, dat grooter of
kleiner, hol of plat van oppervlakte is; de platte bezit-
ten op hun midden een scherp puntje, dat tot bevesti-
ging op de sclerotica schijnt te dienen.

Misschien is hetgeen wij over dit instrument gezegd
hebben niet geheel en al juist; doch daar het door
zijnen uitvinder, voor zoover wij weten, nergens be-
schreven is, blijven wij hierover evenzeer in het onzekere
als omtrent den maatstaf ter bepaling van de drukking
en het berekenen van deze; wij gaan echter voorzeker
niet te ver, door te beweren dat het instrument niet wel
geschikt is, om op het oog aangewend te worden.

Inmiddels richtte Prof. dondebs zich tot Dr. doe, met

-ocr page 14-

het verzoek, onder de horologiemakers in G-enève een
man te zoeken, bereid en in staat de vervaardiging van
een tonometer te beproeven. In overleg met den Heer
in uit
y , directeur van het atelier d\'instruments de phy-
sique a Genève, werd door Dr.
dor een nieuw plan
ontworpen, en in eene mededeeling, te Heideiberg in
1865 gedaan en daarna in het licht verschenen,bericht
Dr.
dor, dat dit werktuig door een der beste horologiema-
kers te Genève, den Heer
lecoultre, is vervaardigd.

Het beginsel waarnaar dit instrument is samenge-
steld , verschilt daarin van het vorige , dat de drukking
hier niet constant is, maar toeneemt met de meerdere
inschuiving der stang, die op de sclerotica wordt geplaatst.

Een exemplaar hiervan stond ons ten dienste, waar-
aan het volgende ontleend is. Eene ronde metalen stang
is aan het eene einde, dat op het oog moet drukken,
van een ivoren gedeelte voorzien; op het andere einde
drukt eene veer. Rondom deze stang bevindt zich een
kokertje, dat door het omdraaien eener schroef naar
beneden verplaatst kan worden, waardoor de stang meer
of minder buiten het kokertje uitsteekt. Staan beide
op een zelfde plat vlak, het nulpunt voor iedere waar-
neming, dan brengen twee omdraaiingen der schroef
het kokertje 2 mm. naar boven en doen de stang dus
2 mm. uitsteken. Door indrukking van de stang wordt
de veer gespannen, en terzelfder tijd eene naald in be-
weging gebracht, die op een graadboog de spanning
cler veer in grammen aangeeft; eene index-naald, die
door cle eerste wordt medegevoerd, wijst aan, tot hoever
die naald werd voortbewogen. De graadboog heeft 50
indeelingen met de cijfers 10 tot 60: eerst bij eene be-
lasting der veer met 10 gram begint de naald zich te

-ocr page 15-

verplaatsen. Het ivoren gedeelte der stang, dat op den
bulbus moet drukken, heeft een diameter van ± 4 mm.;
de doorsnede van den tubus is 71/s mm. en die van een
tweeden wijderen tubus, die in de plaats van den eersten
geschroefd kan worden, is ÏO1/^ mm.

Bij aanwending van het instrument brengt men eerst
het ivoren einde van tubus en stang in één plat vlak,
door draaiing met de schroef, die den tubus verplaatst,
heft cle werking der veer op met behulp eener excen-
trische schijf en plaatst nu het einde van het instrument
in horizontale richting op den bulbus; de kromming van
dezen doet de stift een zeker aantal tonometer-graden,
bijv. 10, terugwijken. Vervolgens draait men de schroef
tweemaal om, zoodat de stang 2 mm. uitsteekt, laat de
veer weder op het andere einde der stang rusten en
drukt het werktuig op het oog, totdat ook cle tubus de
oppervlakte aanraakt. Wijst de naald dan bijv. 20 aan,
zoo is cle drukking, op het oog uitgeoefend, = 20 gram;
cle diepte der indrukking is = 2 mm., verminderd met
de inschuiving, die de stang ondergaat door het spannen
van de veer, en vermeerderd met die, welke zij onder-
gaat ten gevolge cler kromming van den bulbus: beide
uit te drukken in millimeters of deelen van deze. Om
hieraan te kunnen voldoen, moet onderzocht worden,
hoeveel graden de naald aanwijst, wanneer de stang
één millimeter wordt ingeschoven. Men vindt hiervoor
bijna 32°, dat zijn, daar cle graadboog met het cijfer
10 begint, 32°—10° = 22°, die de naald verplaatst
wordt: twee tonometer-graden zijn clus gelijk aan 1j11 mm.
Bij twee millimeters uitschuiving wijst de naald 56° aan,
clus eene verplaatsing van 46°, clat is 2 graden meer,
dan zij zoude behooren te doen; ieder paar graden is
dus hier gelijk aan 1/13 mm.

-ocr page 16-

Wanneer wij dezen tonometer met de vorige verge-
lijken, valt terstond zijne meerdere volkomenheid in het
oog; bij nader onderzoek evenwel blijkt, dat ook deze ge-
breken heeft, die het verkrijgen van nauwkeurige resul-
taten in den weg staan. Vooreerst leerde ons de chemische
balans, dat de aanwijzingen der naald niet juist zijn.
Het instrument werd in verticale richting door eene klem
juist boven het midden van eene der schalen van de
balans bevestigd; op de andere schaal werden behoed-
zaam gewichten gelegd en bij iedere belasting werd even
met den nagel zacht tegen de klem getikt; de tweede of
index-naald was in rust gesteld. De uitkomsten van dit
onderzoek vindt men in de volgende tabel.

Belasting

Tonom.-

Belasting

Tonom.-

Belasting

Tonom.-

in

in

in

grammen.

graden.

grammen.

graden.

grammen.

graden.

10

10

28

25

46

44

11

10

29

26

47

45

12

10

30

27

48

46

13

10

31

28

49

47

14

10

32

29

50

48

15

11

33

301/3

51

491/3

16

12

34

SlVs

52

501 /„

17

13

35

321/g
331 /3

53

ÖlVs

18

14

36

54

521/3

19

15V3

37

341 /8

55

531/3

20

16

38

35i/3

56

64Va

21

171/a

39

361 /8

57

55i/2

22

ISi/s

40

58

563/3

23

191/*

41

39

59

58

24

201 /2

42

40

60

59

25

«Ws

43

41

61

60

26

221/3

44

42

f

27

233/3

45

43

-ocr page 17-

Vervolgens onderzochten wij, van welken invloed de
index-naald is. Wij vonden het volgende:

Belasting

Tonom.-

Belasting

Tonom.-

Belasting

Tonom.-

ia

in

in.

grammen.

graden.

grammen.

graden.

grammen.

graden.

15

10

33

241/,

51

441/,

16

10

34

25i/3

52

45

17

10

35

26

53

461/,

18

10

36

27

54

48

19

10»/8

37

27*/3

55

49

20

HVa

38

282/3

56

50

21

13

39

30

57

51

22

1

40

32

58

511/.

23

14.

41

33

59

52

24

i51/3

42

331

60

521/,

25

16

43

34

61

531/,

26

"Va

19

44

351 /,

62

55

27

45

361/3

63

56

28

20

46

87i/a

64

57

29

21

47

38

65

58

30

22

48

41

66

59

31

221/,

49

418/a

67

60

32

23

50

43

Uit de eerste tabel blijkt, dat de cijfers van clen graad-
boog de spanning der veer doorloopend te laag aange-
ven ; dat de verschillen afnemen, naarmate de veer meer
gespannen wordt en dus de bewegingen der naald telkens
kleiner worden en niet geëvenredigd zijn aan het toene-
men der spanning.

De tweede tabel toont daarenboven aan, dat het
gebruiken cler index-naald eene aanzienlijke vermeerdering
van weêrstand geeft. — Ook de wrijving van het werk-
tuig is vrij groot. Zij werd zeer merkbaar, door de veer
voorzichtig met gewichten te belasten, zonder daarbij

-ocr page 18-

met den vingertop op de klem te tikken, zooals bij de
vorige proeven. Zoo bleef bij belasting met 15, 16 en

17 gram de naald onbewegelijk 10 ° aanwijzen (de in-
dexnaald werd hierbij niet gebruikt); bij belasting met

18 gram was de aanwijzing 10a/3 bij die met 19 gram
ll1/3° en bij die met 20 gram eveneens ll1 /3°. Werd
eerst 10 gram op de balans geplaatst en vervolgens nog
10 gram, dan was de aanwijzing 13 °, werd echter in
eens 20 gram opgezet, dan wees de naald lB\'/g0. Bij
20 gram 10 gram voegende, wees de naald 241/3°; met
31, 32, 33, 34 en 35 gram belast, bleef ze op 24i/3°
staan en gaf eerst bij 36 gram 251/3° aan. Plaatsten
wij echter, na wegneming van dit gewicht, 30 gram op
de schaal, en voegden er dan nog 10 gram bij, zoo
was de aanwijzing 37°. Vermeerderden wij deze 40
gram tot 50, dan wees de naald 47 0 aan, en brachten
wij dit gewicht, door bijvoeging van 10 gram, op 60,
zoo bleef de naald op staan. Hieruit blijkt, dat
de aanwijzingen der naald voor dezelfde gewichten ver-
schillen, wanneer deze afwisselend bij gedeelten en in
eens op de schaal geplaatst worden.

Toen wij bij deze laatste methode van onderzoek ook
de index-naald gebruikten, werden de uitkomsten be-
langrijk gewijzigd. Wij vonden de aanwijzing der naald,
wanneer het gewicht van:

10 gram met 10 gram vermeerderd werd, 12°

14°
25°
40°

49i/2°
50 V

Uit vergelijking van de eerste en tweede tabel met de
derde en vierde blijkt, dat eene geringe trilling van

-ocr page 19-

het instrument noodig is, om de spanning van de veer
juist te kunnen bepalen, en daar bij het aanwenden van
den tonometer op den bulbus eene kleine heen en weêr
gaande beweging van de stang niet te vermijden is,
meenden wij zijne werking beter te kunnen beoordeelen,
door bij deze proeven ook eene geringe trilling aan het
werktuig te geven. Bij dit onderzoek was de tonometer
verticaal bevestigd; op het oog wordt hij echter onge-
veer in horizontale richting gebruikt: derhalve moest,
van ieder der boven gevonden waarden der tonometer-
graden, 5.4 gram afgetrokken worden voor het gewicht
van de stang, wanneer niet de weerstand aanmerkelijk
vermeerderd werd door de wrijving der stang langs de
haar omgevende buis, met welke zij bijna over hare ge»
heele lengte in aanraking is. Ten einde het gewicht te
leeren kennen, waardoor deze wrijving kon worden uit-
gedrukt, werd de tonometer horizontaal geplaatst, de
veer door de excentrische schijf opgelicht, en met den
hieronder te beschrijven nieuwen tonometer in grammen
de drukking bepaald, die noodig was om de stang in
te schuiven; hiervoor werd 6 gram gevonden. Daar
echter 7 gram vereischt wordt, om de stang bij verti-
calen stand, en zonder dat er de veer op drukt, in te
schuiven en het gewicht der stang 5.4 gram bedraagt,
moet ongeveer r) 1.6 gram voor de wrijving van de naald
en het raderwerk in rekening gebracht en afgetrokken
worden van de gevonden 6 gram, zoodat wij de ver-
meerdering der wrijving bij horizontale richting van het
werktuig op (6 — 1.6 =) 4.4 gram mogen schatten, en
iedere van de boven gevondene waarden der tonometer-
graden hiermede moeten verminderen.

]) ongeveer: want ook in verticalen stand zal de stang wel eenige,
al is het ook zeer geringe, wrijving in de huis ondergaan.

-ocr page 20-

Van meer gewicht clan het voorgaande zijn de volgende
bezwaren, die wij tegen dit werktuig moeten aanvoeren
en die ook grootendeels gelden voor de boven beschre-
vene tonometers. Zij betreffen cle stang, den ivoren tu-
bus en de methode van aanwending.

1°. Wanneer de stang bijv. 2 mm. wordt uitgeschoven
en dan op den bulbus of eenig veêrkrachtig bolvormig
lichaam wordt gedrukt, totdat ook de ivoren tubus met
de oppervlakte in aanraking komt, clan wordt niet alleen
de plaats, op welke de stang rust, ingedrukt, maar ook
hare naaste omgeving deelt hierin, met andere woorden,
de indrukking breidt zich over eene oppervlakte uit, die
grooter is dan de dikte van de stang. Wil men nu me-
ten, hoe diep cle stang is ingedrukt, dan is het noodig,
aan den tubus zulk eene wijdte te geven, clat deze de
oppervlakte aanraakt op eene plaats, die niet van vorm
veranderd is. Dit is bij dit werktuig niet het geval: de
stang heeft een diameter van ± 4 mm., de kleine tubus
een van 71/3 mm.: cle verhouding is hier clus ongunstig.
Om die te verbeteren, zou men genoodzaakt zijn steeds
den grooteren tubus te gebruiken, die een diameter heeft
van lO1/, mm.; doch ook cleze voldoet niet volkomen en
heeft bovendien het nadeel, dat zijn groote omvang het
gebruik moeielijker maakt en het maken van fouten ge-
makkelijker, zooals sub 3°. kan blijken. Beter zoude
het daarom zijn, eene dunnere stang te gebruiken.

2°. De zwaarte en wrijving der stang maken het werk-
tuig ongeschikt, om de kromming van den bulbus nauw-
keurig te meten. Zooals wij boven gezien hebben, is
het gewicht van cle stang 5.4 gram. Wordt de tonome-
ter verticaal geplaatst en de veer opgeheven, dan is er
7 gram noodig, om de stang op te heffen, in horizon-
tale richting daarentegen 6 gram, zoodat bij het meten

-ocr page 21-

der kromming steeds eene aanmerkelijke drukking op
den bulbus uitgeoefend wordt, die, al naar de meerdere
of mindere vastheid van het oog, eene kleinere of groo-
tere indrukking moet ten gevolge hebben. Men kan deze
indrukking zeer duidelijk waarnemen, door den ivoren
tubus af te schroeven, de veer met de excentrische schijf
op te heffen en daarna de stang zacht op den bulbus
te drukken, totdat de naald zich begint te bewegen.

3°. De methode ter bepaling van de diepte der in-
drukking en de spanning van den oogbol, door het in-
strument op den bulbus te drukken, totdat de ivoren
tubus de oppervlakte der sclerotica aanraakt, is onnauw-
keurig. Vooreerst toch kan men bij het experiment slechts
een gedeelte van den tubus, die op de conjunctiva bulbi
rust, waarnemen, en is geenszins verzekerd, clat ook het
andere gedeelte haar aanraakt: er is overhelling naar
cle eene of andere zijde mogelijk. Ten tweede heeft het
oog in verschillende meridianen eene verschillende krom-
ming : raakt cle tubus de sclerotica, bijv. in twee punten
van een meridiaan, dan kunnen twee punten van een
parallel-cirkel ingedrukt worden, en omgekeerd. Ten
derde eindelijk is men niet in staat te constateeren, of
men cle conjunctiva slechts even met den tubus aanraakt,
clan wel of men haar een weinig indrukt, tenzij die
drukking zoo groot wordt clat zij zichtbaar is. —

Ten einde later niet weder op dezen tonometer te be-
hoeven terug te komen, laten wij hier een overzicht
volgen, van het onlangs verschenen opstel van Prof.
doe. te Bern, über Ophthalmo-tonometrie, r) waarin hij,
na gedurende twee jaar geëxperimenteerd te hebben, de
verkregen resultaten mededeelt. De tonometer, die hierbij

-ocr page 22-

gebruikt is, is een dergelijke, als zoo even beschreven
is, doch met eene meer gevoelige veer, zoodat ieder
streepje van den graadboog 1/4, in plaats van 1 gram,
representeert. Bovendien zijn drie wijzigingen aan het
instrument aangebracht. Vooreerst werd een gewicht van
15 gram bij het werktuig gevoegd, ten einde de span-
ning der veer altijd te kunnen controleeren.
doe keert
daartoe het instrument om en schroeft dit gewicht op
de plaats van het ivoren einde der stang: cle naald moet
dan 20°, d. i. 20 gram, aanwijzen, daar de stang zelf
5 gram weegt. Ten tweede is een nieuwe tubus ver-
vaardigd , die de sclerotica slechts op twee plaatsen kan
aanraken, om in staat te zijn de kromming van den
bulbus in verschillende meridianen te bepalen, en ten
derde is door het bovenste einde van den graadboog een
gaatje geboord, ten einde het instrument aan een koordje
te kunnen ophangen en zoo op het oog te laten rusten,
non vermeent, namelijk, dat men nauwkeuriger resulta-
ten zal verkrijgen, wanneer men het werktuig alléén
door zijne eigene zwaarte op het oog laat drukken.
Waarschijnlijk is deze opvatting hem bijgebracht door
ad. weber, \') die beweert, dat, om onderling verge-
lijkbare getallen te verkrijgen, het noodig is, de kracht,
met welke het instrument op den bulbus wordt ge-
drukt, steeds even groot te nemen, waartoe hij den to-
nometer op den bulbus laat rusten. Men wil dus met
constante drukking experimenteeren, terwijl het werk-
tuig alleen kan aangeven, hoeveel drukking er noodig
was, om eene zekere diepte van indrukking te verkrij-
gen, die vóór de proef niet te bepalen was.
Weber
heeft dat zelf wel ingezien: „Nur mit diesen Cautelen" —

-ocr page 23-

zegt hij —- „können einigermassen vergleichbare Werthe
„erlangt werden. Ich erlaube mir zu sagen: einigermassen,
„da ich noch nicht einsehen kann, wie die Tiefe des Ein-
drucks, mit der sich zugleich der intraoculare Druck
„steigert, berechnet werden soll, da sie ja durch Nichts
„am Instrumente angezeigt wird." — De zaak wordt
vooral raadselachtig door hetgeen
doe aan het einde
zijner verhandeling mededeelt. Het instrument geeft zijne
aanwijzing, door zoo sterk te drukken, tot het ivoren
hulsel met de sclerotica in aanraking komt, deels door
het stijgen der stift, deels door het wijken van het oog.
Nu evenwel zegt
doe: „Handelt es sich nur darum, für
„einen und denselben Operateur vergleichbare Werthe
„zu bekommen, so entspricht das Instrument allen An-
forderungen, selbst wenn man den einfachen Handdruck
„benutzt, der ziemlich leicht approximativ zu schätzen
„ist, und der nur wenig von einer gewissen Norm ab-
deichen kann." Alsof men niet telkens met verschillende
kracht te drukken had, afhankelijk van de spanning,
tot, namelijk, het hulsel de sclerotica raakt! Nog vreem-
der is het, wanneer
doe nu laat volgen: „Ich, z. B.,
„schätze auf ungefähr 100 Grammen den Druck, den ich
„gewöhnlich anwende"; want het instrument laat niet eens
zoodanige drukking toe: het maximum is 60 grammen.
Er is hier een misverstand. Prof.
doe moet iets anders
bedoeld hebben, als wij uit zijne mededeeling kunnen
verstaan, \'t Is immers klaar, clat de wijzer altijd de druk-
king aangeeft, die wij uitoefenen, onverschillig of de
stift op een zacht of een hard oog rust.

Alvorens deze tonometer uit Genève ontvangen was,
vroeg Prof.
donders te Londen van den beroemden wheat-
stone
eenige aanwijzing omtrent den man, tot wien hij
zich wenden moest, om een bruikbaren tonometer, zon-

2

-ocr page 24-

der schadelijke wrijving, te verkrijgen. Deze wees Mr. a.
stboh
, een te Londen woonachtig Duitsch mechanicus
als zoodanig aan, den „artificer" van
wheatstone zelf.
Het werktuig, dat bij constante drukking moest aange-
ven, hoe diep eene stift in de sclerotica werd gedrukt,
was weldra gereed en overtrof in keurigheid van bewer-
king alle andere. Het heeft de grootte en den vorm
van een cylinder-horologie (door Prof.
bowman gewenscht);
het kastje is van aluminium gemaakt en met een glas
gedekt. Op den rand van dit kastje is een tubus be-
vestigd, waarin zich een dun stangetje bevindt, dat be-
weegbaar is en, even als bij de vorige tonometers, dienen
moet, om op den bulbus geplaatst te worden. Wordt
dit stangetje ingeschoven, dan brengt het door middel
van geaequilibreerde hefboomen en fijn raderwerk eene
naald in beweging, die, evenals bij een horologie, over
eene wijzerplaat loopt. De geheele inschuiving van de
kleine stang bedraagt l/3() Eng. duim; de naald loopt
dan juist éénmaal de wijzerplaat rond; deze laatste heeft
100 indeelingen en even zoovele onderverdeelingen, zoo-
dat ieder der eerste gelijk is aan 1/100 X 1/201/3000
Eng. duim. De veer, die op de kleine stang rust, be-
houdt , bij inschuiving der laatste, dezelfde spanning,
zoodat met dit instrument steeds dezelfde drukking op
het oog wordt uitgeoefend; de diepte der indrukking
wisselt clan alleen bij verschillende oogen af en kan in
gedeelten van Eng. duimen worden afgelezen.

Bij onderzoek met de chemische balans bleek, dat de
spanning der veer overwonnen wordt door eene belas-
ting met 9 gram; de wijzer wil zich clan verplaatsen en
loopt bij zeer zacht tikken tegen cle klem, in welke de
tonometer voor het onderzoek bevestigd was, van 0 tot
20, waar hij stilhoudt. Toevoeging van 0.2 gram en

-ocr page 25-

zacht tikken tegen de klem brengt den wijzer op 30,
wordt nu nog 0.2 gram bij het gewicht op de schaal
geplaatst, zoo loopt cle naald door tot 100, en blijft
hier staan, ook wanneer de vier decigrammen weder
worden afgenomen.

Bij dit onderzoek was het arrêt, dat den wijzer in
eiken stand houden moet, waarin hij gebracht wordt,
buiten werking gesteld. Geschiedt dit niet, dan is er
aanmerkelijk meer gewicht noodig om den wijzer te doen
rondloopen en wel 38 gram met , en 45 gram zonder
zacht tegen cle klem te tikken. Het arrêt is dus onge-
veer 4 maal sterker dan de veer, clie cle drukking op
het oog moet uitoefenen; dit is aldus ingericht, opdat
het arrêt ook bruikbaar zou blijven, wanneer die veer
sterker gespannen wordt door eene stelschroef, clie ter
zijde van het kastje is aangebracht.

Hoe voortreffelijk deze tonometer ook bewerkt zij, hij
voldoet toch niet aan al de vereischten. Vooreerst heeft
de tubus, waarin het verschuifbare stangetje ligt, een
ondoelmatigen vorm: hij is namelijk aan zijn onderst
einde uitgehold, om op den bulbus te passen, doch
daar niet alle oogen gelijke kromming hebben, kan dit
alleen onnauwkeurigheid bij de waarneming veroorzaken.
De tubus is ook te lang, daar de kleine stang, die op
het oog moet gedrukt worden, slechts ongeveer 1lM) Eng.
cluim buiten dezen uitsteekt, zoodat, om het stangetje
geheel in te schuiven, de sclerotica in den tubus moet
gedrukt worden. Een tweede bezwaar levert het arrêt,
dat bij iedere aanwending door drukking op een knopje
moet opgeheven en, bij het einde cler waarneming,
weder moet losgelaten worden. Met hoeveel zorg dit
loslaten ook geschiede, telkens verspringt de wijzer een
weinig, dewijl het niet mogelijk is, tijdens dit opheffen

2*

-ocr page 26-

van den vinger de drukking volkomen onveranderd te
houden. Een derde bezwaar is, dat, zoodra men eene
andere drukking wil bezigen en daartoe de spanning dei-
veer met de ter zijde van het werktuig aangebrachte
stelschroef verandert, telkens weder de chemische balans
moet gebruikt worden, om te bepalen, door welk gewicht
dan de spanning der veer wordt gerepresenteerd.

Terwijl wij ons met de samenstelling van het straks
te beschrijven nieuwe werktuig bezig hielden, waarmede
verscheidene maanden verliepen, verscheen in het Archiv
für Ophthalmologie eene mededeeling van Dr.
adolph
webee
, te Darmstadt, over een nieuwen tonometer. Wij
laten hier de beschrijving van dit instrument volgen,
zoo als die aldaar voorkomt. „Mein Instrument besteht
„aus einer stählernen Kammer, in deren eine Wand eine
„gläserne Steigröhre drehbar eingefügt ist, durch deren
„andere ein elfenbeinener Stempel in das Innere der
„Kammer hineinragt, welcher beim Vorrücken auf einen
„mit Quecksilber gefüllten und von den Wänden der stäh-
lernen Kammer dicht eingeschlossnen, unausdehnbaren
„Sack drückt. Durch das hierdurch hervorgebrachte
„Steigen des Quecksilbers in der graduirten Glasröhre
„wächst der Druck proportional auf die Sackwand und
„auf den dieselbe verschiebenden Stempel. Es ist also
„hier der wachsende Widerstand der Feder durch eine
„steigende Quecksilbersaüle ersetzt, bei deren Steigen
„der Reibungswiderstand so gut wie ganz vermieden
„ist. — Mit dem Stempel und denselben als Hülse urn-
Jassend, verrückt sich gleichzeitig ein Maassstab, auf
„dem in Grammen der Druck angegeben ist, der je nach
,dem tiefern Eindrucke resp. dem Steigen der Queck-

-ocr page 27-

„silbersäule auf dem Stempel ruht. — Die Vorrichtung,
„um ganz genau den Moment anzuzeigen, wo der durch
„den Stempel übertragene Quecksilber druck den Wider-
stand der Hülle überwindet, ist folgende: der hül-
„senförmige Maassstab trägt an seinem vordem Ende
„einen Querbalken, auf dessen Mitte ein kleiner Stift
„aufgesetzt ist. Der in seinem grössten Theile der Länge
„nach gespaltene Stempel wird nun so in die Hülse
„gesteckt, dass der Querbalken letzterer in den Spalt
„ohne Reibung zu liegen kommt, und aus dem vordem
„(unteren?) Ende des Stempels, welches durch eine
„conische, in der Mitte durchbohrte Schraube geschlos-
sen ist, jener dem Querbalken der Hülse aufsitzende
„Stift hervorragt. Ein am vordem Ende der seitlich
„offnen Hülse angebrachter Zeiger wird auf eine, an
„der offenen Stelle hervorsehende Marke des Stempels dann
„eingestellt, wenn eben die Spitze des Stifts in der
„Ebene der Abstutzung des conischen Stempelknopfs
„liegt. Denken wir uns nun diese kaum 2 Mm. im
„Durchmesser haltende, abgestutzte und nach innen ver-
„tiefte Fläche dem Bulbus sachte aufgesetzt, so wird der
„Stift theils durch die hier ringförmig abgesperrte Con-
„junctiva, theils durch die Wölbung der zu messenden Stelle
„zurückgedrückt, und hierdurch der an der Hülse be-
„findliche Indicator um ein Weniges von der Marke des
„Stempels geschoben; sobald aber nun beim weitern
„Vorrücken des Stempels der Moment gekommen ist,
„wo der auf dem Stempel lastende Druck die unterlie-
genden Gewebe nicht blos comprimirt, sondern die
„Resistenz der Bulbushülle wirklich überwindet und die
„Wölbung der gedrückten Stelle ebnet, in demselben Au-
genblick wird sich die auf dem Stempel befindliche
„Marke wieder unter den Indicator der Hülse schieben,

-ocr page 28-

„da diese in dem gleichen Moment ausser Berührung
„mit der Bulbuswand kommt und so in Ruhe verharrt.
„Diess ist dann auch das Zeichen, dass die Messung
„vollendet ist, und die Ablesung an der bis zu einer
„gewissen Tiefe in die Quecksilberkammer eingedrückten
„Messinghülse zu geschehen hat. — Erwähnen wil ich
„noch, dass der Durchmesser des runden Stempelknop-
„fes kaum 5 Mm. beträgt, also bei gewöhnlicher Grösse
„der Lidspalte bequem zu beiden Seiten auf der Sclero-
„tica Platz findet. Bis jetzt ist es wegen Kleinheit der
„Eintheilung des Maassstabs nicht möglich auf mehr als
„4 Grammen genau zu messen; ich hoffe aber durch
„ein besseres Yerhältniss zwischen der Dicke des Stem-
pels und dem Lumen der Steigröhre bis 1/2 Gramm
„kommen zu können, da es, wenn auch der physiologi-
sche Druck sehr weite Grenzen hat, immerhin möglich
„ist, class kleine Schwankungen hierin, ähnlich wie beim
„Puls, uns über das Fortschreiten oder den Stillstand
„einer Krankheit Aufschluss geben können."

De schrijver deelt ook mede, door vele metingen gevon-
den te hebben, dat de spanning van den bulbus aanmer-
kelijk toeneemt bij het sterk zijdelings draaien van dezen.
Onderzoekingen waren met dit instrument nog niet gedaan,
daar zijne aflevering vertraagd was, daarentegen wel met
den door non gewijzigden tonometer, dien hij ook op de
cornea appliceerde, waar hij cle spanning geringer vond.

Dewijl dit werktuig ons niet ten dienste stond, kun-
nen wij daarover weinig zeggen. Wij hebben echter,
zooals in het derde hoofdstuk blijken zal, bezwaar te-
gen het daarbij aangenomen beginsel, dat het begin van
het wijken der vliezen voor de aangewende drukking als
maatstaf aanneemt voor cle bestaande spanning.

-ocr page 29-

Beschrijving van een nieuwen tonometer.

Wanneer wij de hier boven beschreven ophthalmo-
tonometers onderling vergelijken, lijdt het geen twijfel,
dat de door Prof.
doe gewijzigde de meest bruikbare
is voor de bepaling van de drukking in het oog, hoewel
het in Engeland vervaardigde instrument, na eenige kleine
wijzigingen, vooral aan den tubus, wegens zijne grootere
gevoeligheid en geringere wrijving de voorkeur zoude
verdienen. Wij kunnen ons daarom, bij het resumeeren
van het voorgaande, hoofdzakelijk tot het door
doe ge-
wijzigde werktuig bepalen en constateeren, dat:

1°. De wrijving van het instrument te groot is, waar-
door het vooral tot het meten der kromming min-
der geschikt schijnt.
2°. De ivoren stang, die de drukking op den bulbus
overbrengt, te dik is en door eene dunnere moet
vervangen worden, opdat de indrukking zich niet
over eene te groote oppervlakte uitbreide en zoo
het meten moeielijk of onmogelijk make.
3°. De tubus, die zooveel aanleiding tot onnauwkeu-

-ocr page 30-

righeid kan geven, door eene meer doelmatige in-
richting moet vervangen worden.

Deze overwegingen hebben ons tot de samenstelling
v an een nieuwen ophthalmo-tonometer geleid, waarbij
van het beginsel is uitgegaan, om uit het verschil in
stand van eene stift, die in den bulbus wordt gedrukt,
met twee andere stiftjes, die terzijde v.an de gemaakte
indrukking, op eene niet van vorm veranderde plaats,
blijven staan, de diepte der indrukking af te leiden-
Dit werktuig, door den verdienstelijken mechanicus
w.
veelaan alhier vervaardigd, komt in vorm met het
in Engeland vervaardigde overeen. Het bestaat uit een
plat rond koperen kastje, galvanisch verzilverd, ter
grootte van een cylinder-horologie en is met een cylin-
derglas gedekt. Na verwijdering van glas, wijzers en
wijzerplaat vertoont het inwendige zich zooals in fig. 1,
a,
tweemaal vergroot, is afgebeeld.

De geelkoperen stang a b, eindigende bij h in een
ivoren stift, die ongeveer
2\\ mm. in middellijn heeft,
is bewegelijk verbonden aan twee stalen armpjes 2 en
y, die hunne vaste draaipunten hebben in 1 en 2, en
wordt naar beneden gedrukt door de veer m, die meer
of minder gespannen kan worden door de schroef 0.
Van
e af loopt een paardenhaar, evenwijdig aan den
langen arm van
a b, naar boven, slaat zich om het
schijfje
v heen en eindigt aan het deel b, dat door cle
omdraaiing eener conische schroef naar boven verscho-
ven kan worden en zoo het paardenhaar spant.

Het schijfje v, draaibaar om de door zijn midden
gaande as, draagt op deze as eene naald a (fig. 1, b).
Aan het stalen armpje
y is onbewegelijk verbonden het
sikkelvormig gebogen stuk
n j, welks convexe rand j bij
iedere beweging van
a b langs clen concaven rand van

-ocr page 31-

p wordt bewogen. Het stuk p, evenals n j van staal
vervaardigd, draaibaar om de as oen op j gedrukt door
de sterke veer
l, dient om j of liever om den wijzer a
(fig. 1, b) in iederen stand te houden, waarin deze ge-
bracht wordt; door drukking op het knopje k, of het
eenmaal omdraaien der schroef
q, wordt p van j verwij-
derd, en kan de veer
m het staafje a b weder naar be-
neden brengen.

De geel koperen stang c d is, evenals a b, bewegelijk
bevestigd; zij eindigt in twee ivoren stiftjes ƒ en
g, welker
dunne, afgeronde, nauwelijks | mm. in diameter hebbende
uiteinden ongeveer 8 mm. van elkander verwijderd zijn.
Het arrêt bestaat uit het gebogen stangetje r, dat door het
lichte veertje
s wordt aangedrukt tegen het op cle ach-
terzijde van het armpje
x bevestigde plaatje t. Is het
stuk
c d naar boven geschoven, zoo daalt het door zijne
eigene zwaarte weder naar beneden, wanneer het instru-
ment verticaal gehouden, en het arrêt r, cloor eene lichte
drukking op het knopje
i, van t verwijderd wordt.

Op de wijzerplaat (fig. 1, b, in natuurlijke grootte
afgebeeld) is ter linkerzijde langs den buitenrand eene
verdeeling in streepjes aangebracht, beginnende met 5 en
eindigende met 55. Ieder cijfer geeft in grammen de
drukking aan, die cloor cle veer m wordt uitgeoefend,
als cle naalcl dat cijfer aanwijst: de juiste plaats dezer
cijfers is gevonden, door met cle chemische balans
nauwkeurig te bepalen, waar de wijzer
a stilstaat,
wanneer de veer achtereenvolgens met 5, 10 enz. tot 55
gram belast wordt. De afstand der cijfers van elkander
neemt, wegens de lengte van de veer m, bij hare meer-
dere spanning slechts weinig af. Iedere tusschenruimte
is in 5 gelijke cleelen verdeeld: ieder streepje beantwoordt
dus met vrij groote nauwkeurigheid aan één gram.

-ocr page 32-

De lengte, over welke de stiftjes ƒ en g op en neer
kunnen schuiven, d. i. de afstand van hun hoogsten tot
hun laagsten stand, is 5 mm. Deze afstand wordt door
het schijfje
u en de naald b (fig. 1, b) vergroot op de
rechterhelft van cle wijzerplaat overgebracht en aange-
geven door de puntjes, clie aldaar langs den binnenrand
met de cijfers 1 tot 5 zijn geplaatst. De afstand tus-
schen ieder cijferpaar is in 10 gelijke deelen verdeeld;
ieder puntje is dus gelijk aan 1j10 mm.

Ten einde het aflezen gemakkelijker te maken en het
instrument ook als krommingsmeter te kunnen gebruiken,
is cle verdeeling in millimeters links langs den binnen-
rand, evenzoo die in grammen rechts langs den buiten-
rand overgebracht, waarbij echter, om verwarring te
voorkomen, de cijfers zijn weggelaten: alléén zijn de punten
links langs den binnenrand, die met de punten 1 tot 5
rechts corresponcleeren, ter onderscheiding roodgekleurd.
Alzoo behooren de cijfers op cle linkerhelft van de wij-
zerplaat bij de grammen-verdeeling langs den buiten-
rand , en die op de rechterhelft bij cle millimeter-verdee-
ling langs den binnenrand.

De beide wijzers bewegen zich volkomen gelijk, wan-
neer de tonometer met cle stiftjes
f, g en h loodregt op
een plat vlak gedrukt wordt; geheel anders is het, als
het vlak gebogen is. Bij een knikker b. v. raakt alleen
cle stift
h den omtrek aan, en er is eene zachte druk-
king noodig, om
h zooveel in te schuiven, dat ook/en
g den omtrek aanraken. Hoeveel deze inschuiving be-
draagt, wordt gemakkelijk gevonden door gebruik te
maken van de verdeeling links langs den binnenrand
van cle wijzerplaat en te zien, bij welk punt cle wijzer
a stilstaat. Is dit bijv. het 5de puntje van 0 af, dan
bedraagt de inschuiving van h natuurlijk 1/2. mm. Hier-

-ocr page 33-

uit blijkt, dat de tonometer ook gebezigd kan worden,
om clen radius van een bolvormig ligchaam te meten:
de afstand tusschen cle uiteinden van ƒ en
g is 8 mm.
en representeert eene koorde, wier hoogte rechtstreeks
genieten wordt en in het boven gestelde geval
1jz mm.
was. Door eenvoudige berekening kan hieruit de radius
gevonden worden. Is het bolvormig ligchaam hard, zoo-
als de knikker, clan kan op deze wijs cle meting ge-
schieden; is het daarentegen zacht, zooals een dun
caoutchouc-bolletje, clan brengt het stiftje h eene meer
of minder diepe indrukking te weeg, en het is clus noo-
clig, hier op eene andere wijs te werk te gaan. Men
drukt daartoe met clen vinger de stift h zoo ver in, tot
cle wijzer
a eene inschuiving aangeeft, van bijv. 1 mm.,
en behoudt haar in dezen stand, door gebruik te maken
van het arrêt
p. Door zachte drukking op het knopje
i heft men vervolgens het arrêt r op, opdat het staafje
c d zich zoo vrij mogelijk kunne bewegen, en plaatst
clen tonometer nu in horizontale richting op het caout-
chouc-bolletje: de zachtste drukking is clan toereikend,
\'om cle zeer lichte stiftjes ƒ en
g in te schuiven. Zoo-
dra ook h, met den omtrek in aanraking komt, ver-
wijdert men den tonometer een weinig van het bol-
letje, laat daarop het knopje
i los, waardoor cle wijzer
b stil blijft staan op het punt, dat hij aanwijst, en
kan nu den stand des wijzers aflezen; vindt men
hiervoor bijv. 0.8 mm., clan is de hoogte der koorde
(1—0.8) = 0.2 mm.

Streng genomen, moeten ƒ en g ook eene kleine in-
drukking maken, doch, daar het instrument horizontaal
wordt aangewend, komt niet het gewicht van het gedeelte
g d, maar alleen de wrijving in zijne draaipunten in
rekening, en deze is zoo gering en de bewegelijkheid

-ocr page 34-

zoo groot bij opheffing van het arrêt r, dat die indruk-
king aan de waarneming ontsnapt.

Bij aanwending van het instrument op den bulbus
oculi moeten de wijzers hun laagsten stand innemen,
d. i. resp. 0 en 5 aanwijzen, waarbij dan de uiteinden
van ƒ,
g en li op een zelfde plat vlak staan, en moet
het arrêt
p buiten werking gesteld worden, dewijl de
drukking anders meer dan het dubbele zou bedragen
van hetgeen de cijfers aangeven, en ook de beweging
zeer onregelmatig zou zijn door de wrijving van het
stuk
j langs p. Dit opheffen van p kan geschieden door
drukking op het knopje k of door het éénmaal rond-
draaien van de schroef
q; het laatste is te verkiezen
boven het eerste. Bij drukking namelijk op het knopje
k, moet men vrij veel kracht aanwenden, om de sterke
veer l te overwinnen; en het is uiterst moeielijk, ja on-
mogelijk, om eensklaps bij de verlangde spanning van
de veer het knopje
k los te laten, zonder het instru-
ment te bewegen. Steeds ziet men, ook na veel oefening,
den wijzer, al is het slechts weinig, van plaats verande-
ren; men kan dus op zijne aanwijzing niet vertrouwen,
en het beoogde cloel, om den wijzer
a vast te zetten
bij iedere drukking, die men gebruikt heeft, wordt niet
bereikt. Dit bezwaar heeft er ons toe gebracht, steeds
de schroef
q te gebruiken, het cijfer, dat door den wijzer
a wordt aangegeven, tijdens de aanwending van het in-
strument af te lezen, en daarna te zien, welken stand
de wijzer
b heeft aangenomen, dien men bij het afnemen
van het werktuig vastzet met het arrêt r. Gesteld, men
wil onderzoeken, hoeveel de sclerotica bij eene druk-
king van 20 gram wordt ingedrukt. dan wordt juist op
het oogenblik, dat de wijzer
a 20 gram aanwijst, het in-
strument verwijderd en daarna cle stand van den wijzer

-ocr page 35-

b, bijv. op 2.2 mm., afgelezen. Was bet stiftje h niet
van plaats veranderd, dan was het, om de indrukking
in de sclerotica te kennen, voldoende, alléén het cijfer
af te lezen, waarbij de wijzer
b stil staat, dewijl de
stiftjes ƒ en
g zich op de oppervlakte der sclerotica
bevinden, zonder waarneembare indrukking te veroor-
zaken. Doch om de drukking van 20 gram te verkrij-
gen , moest de veer m een weinig samengedrukt en daar-
toe de stift
h ingeschoven worden, en bij gevolg moet
van het cijfer, dat cle wijzer
b aangeeft, zooveel worden
afgetrokken, als de inschuiving van cle stift h bedraagt.
Men leest dus op cle linkerhelft van de wijzerplaat langs
den binnenrand het aantal millimeters af, dat de stift
h werd ingeschoven, toen cle wijzer a 20 gram aanwees
en vindt daarvoor 1.6 mm. Derhalve wordt in het bo-
vengestelde geval bij eene drukking van 20 gram op de
sclerotica deze (2.2—1.6) = 0,6 mm. ingedrukt.

Bij deze bepaling van de diepte der indrukking moet
nog in rekening gebracht worden cle kromming der scle-
rotica op de plaats van bepaling. Het is duidelijk, dat,
zoodra het stiftje
h den oogbol aanraakt, de stiftjes ƒ
en
g dit nog niet kunnen doen, daar zij hiertoe tekort
zijn, en wel zooveel als de hoogte bedraagt van de
koorde, begrepen tusschen de uiteinden van ƒ en
g.
Daarom bepalen wij deze hoogte, zooals boven is aan-
gegeven, en tellen hare waarde op bij het cijfer, dat
het verschil in stand der beide wijzers aangeeft, of, wat
hetzelfde is, trekken haar af van het cijfer, dat de naald
a aanwijst. Werd in het bovengekozen geval die hoogte
gevonden = 0.2 m., dan is de indrukking der sclero-
tica (0.6 0.2) = 0.8 mm.

Niet overal valt de verdeeling van den binnenrand
der wijzerplaat met die van den buitenrand samen, doch

-ocr page 36-

steecis is het mogelijk, de indrukking tot op 1/30 mm.
nauwkeurig te bepalen.

Het behoeft nauwelijks vermelding, dat het van groot
belang is, bij het gebruiken van den tonometer te zor-
gen, dat cle uiteinden der drie stiftjes met cle selerotica
in aanraking
blijven, claar eene overhelling naar rechts
of links van het instrument cle wijzer
b te veel rijzen
en dus onjuiste cijfers aangeven doet. Wenschelijk is
het ook, het hoofd van den patiënt zulk een stand te
geven, dat het verlengde van de stift
h in horizontale
richting ongeveer midden door het oog gaat.

De waarnemingen, met dit werktuig gedaan, zullen wij
in het laatste hoofdstuk vermelden. Eén resultaat ech-
ter moeten wij reeds nu mededeelen, namelijk clit, dat het
gebruik van dit instrument ons op het denkbeeld heeft
gebracht het zoodanig te laten wijzigen, dat het moge-
lijk wordt, steeds dezelfde diepte van indrukking op het
oog voort te brengen en dan af te lezen, hoeveel druk-
king daartoe bij verschillende oogen wordt vereischt. Bij
het zoo even beschreven instrument moet men eene ze-
kere constante drukking als norm kiezen en dan telkens
berekenen, hoe diep de indrukking is, die gemaakt wordt;
bij het door
doe gewijzigde is én de drukking én de
diepte der indrukking inconstant: bij geen werktuig is
tot nog toe, het reeds vroeger door Prof.
dondebs uit-
gesproken denkbeeld verwezenlijkt, om te bepalen welke
drukking noodig is, om telkens eene gelijke indrukking
te verkrijgen. Kunnen de eigenaardige bezwaren, die
aan deze laatste methode verbonden zijn, genoegzaam
worden overwonnen, zooals wij alle reden hebben van
aan te nemen, dan zullen wij eene zeer belangrijke ver-
betering verkregen hebben, daar deze methode het groote
voordeel boven die met constante drukking heeft, dat

-ocr page 37-

zij veel grooter cijfers aangeeft en dus kleine verschillen
gemakkelijker en nauwkeuriger doet waarnemen.

De Heer veelaan heeft bij de vervaardiging van
dit werktuig weder bewijzen van zijne technische be-
kwaamheid gegeven, vooral door de belangrijke ver-
betering in de wijs, op welke de wijzers den stand
moeten behouden, dien zij verkregen hebben bij de
waarneming, zooals nader uit de volgende beschrijving
kan blijken.

Het werktuig heeft volkomen denzelfden vorm als het
vorige en gelijke grootte; het inwendige, in fig. 2
a twee-
maal vergroot afgebeeld, bestaat uit twee afdeelingen,
die boven elkander liggen. Ter betere onderscheiding
is, in de afbeelding, alles wat tot de onderste (achterste)
afdeeling behoort, donkerder gekleurd. Op den bodem
van het verzilverde kastje ligt de kleine uit dun staal-
draad vervaardigde stang a, naar beneden wordt zij ge-
deeltelijk bedekt door de, vóór haar liggende, stang
h f
en verdeelt zich buiten het kastje in de twee stiftjes b
en c. Ongeveer op de helft harer lengte heeft zij een
zijarm d, in de figuur gedeeltelijk bedekt door den voor
hem liggenden arm
g h; deze zijarm werkt met zijn
einde
d tegen het geaequilibreerde quadrant n m. Bij
n is dit quadrant van kleine tanden voorzien, die de
naald
b (fig. 2, 6) in beweging brengen.

In de voorste afdeeling ligt de even dunne stang e ƒ,
op welke bij
h de veer p werkt; ook deze stang heeft
een zijarm
g h, die het eveneens geaequilibreerde qua-
drant k i verplaatsen kan; de tanden van dit quadrant
brengen de beweging over op den wijzer
a. — Als het
werktuig gebruikt zal worden, zorgt men, dat de stiftjes
b c en ƒ op één plat vlak staan, dat de quadranten op
de einden van d en g rusten en de wijzers op de wij-

-ocr page 38-

zerplaat resp. 5 en O aanwijzen. Worden de stiftjes nu
op het oog gedrukt, zoo verplaatsen zich de quadranten,
en bijgevolg ook de wijzers; daar echter de quadranten
niet aan clen zijarm verbonden zijn, blijven deze met
de wijzers in den hun gegeven stand, wanneer de zijar-
men, bijv. bij het verticaal houden van het werktuig, weder
naar beneden schuiven. Door het ter zijde aangebrachte
schuifje
t kan men vervolgens cle quadranten weder in
hun eersten stand terug brengen. De veer
p kan door
den hefboom
r s van h verwijderd worden, wanneer men
het werktuig gebruiken wil, om de kromming te bepalen,
hetgeen, zooals duidelijk is, op dezelfde wijs kan geschie-
den als bij het vorige instrument. De spanning van de
veer
p kan door eene ter zijde aangebrachte schroef
geregeld worden. — De wijzers hebben, evenals op een
horologie, hetzelfde middelpunt, loopen over elkander
heen en zijn geaequilibreerd. De bovenste wijzer
b wijst
langs den buitenrand der wijzerplaat millimeters aan.
De onderste wijzer a, die de drukking der veer in gram-
men langs den binnenrand der wijzerplaat aangeeft,
draagt een smal strookje bladzilver c, dat twee schei-
rood gekleurde indeelingen heeft, die een halven milli-
meter van elkander verwijderd zijn. Staat dus de wijzer
b juist boven cle eerste indeeling van c (fig. 2, b), dan
verheft het uiteinde der stiftjes
b en c (fig. 2, a) zich i/g
mm. boven dat van ƒ. Wil men nu eene indrukking
van 1/2 mm op het oog te weeg brengen, dan drukt
men de stiftjes
b, c en ƒ zoo sterk op den bulbus, dat
de wijzer
b juist boven het eerste streepje van o staat,
neemt het werktuig weg en leest dan den stand van den
wijzer
a af. Het behoeft nauwelijks gezegd te worden,
dat dit instrument ook geheel op dezelfde wijze kan ge-
bruikt worden als het vorige, zoodat men in staat is,

-ocr page 39-

de spanning van het oog volgens twee methoden met
hetzelfde werktuig te bepalen.

Het bovenstaande is voldoende, om de werking van
dezen tonometer duidelijk te maken. Daar hij nog niet
geheel afgewerkt is, hebben wij er geene proeven mede
genomen, maar hopen spoedig daarmede aan te vangen,
om later onze resultaten te kunnen mededeelen.

o>S<o

-ocr page 40-

Beginsel der tonometrie.

Wat wij hoofdzakelijk verlangen te kennen is de hy-
drostatische drukking der vochten van het oog. Hier-
mede staat de voeding der samenstellende deelen van
het oog, en in het bijzonder die van het netvlies en cle
gezichtszenuw, in het nauwste verband. Bij het glau-
coma simplex bestaat de ziekelijke verandering oorspron-
kelijk alléén in verhoogde drukking cler vochten van het
oog, en zonder dat in het oogloopende verschijnselen in
het spel treden, worclt cle gezichtszenuw onder uitholling
geatrophiëerd en is onherstelbare blindheid ontstaan.
Men mag aannemen, dat die hooge drukking cle circula-
tie belemmert, en bovendien cle drenking der weefsels
met voedingsvocht modificeert. Die drukking kunnen wij
nu gedurende het leven moeielijk rechtstreeks bepalen,
en bij den mensch is ons dit volstrekt ontzegd. Wij
weten intusschen, dat die drukking, achter het veer-
krachtig middelschot, gevormd door cle kristallens en cle
zonula Zinnii, grooter is dan vóór dit middelschot (wa-
terachtig vocht): het verschil is gelijk aan cle spanning
van dit middelschot, en caeteris paribus, daarom des

-ocr page 41-

te grooter, hoe verder dit middelschot, met de bedek-
kende en steunende iris, naar voren gedrongen is. Prof.
donders 1) heeft hierop voor vele jaren reeds oplettend
gemaakt, en een merkwaardig geval medegedeeld, waarin
— het gold een oog met zeer sterke myopie — van
tijd tot tijd de drukking vóór het tusschenschot grooter
werd dan daarachter, zooals ten duidelijkste bleek,
doordien de sterk convexe vlakte voor eene sterk concave
plaats maakte.

Wat wij werkelijk meten kunnen is de spanning van
het oog, dat is de kracht, clie er noodig is, om eene
zekere indrukking te verkrijgen. Bij de verschillende
tonometers lag het meten dier kracht met meer of min-
der juistheid en consequentie ten gronde. De bepaling
der spanning door drukking met de vingers stelt zich
hetzelfde ten cloel.

Het is nu de vraag, of de spanning, in den hier be-
schreven zin, uitsluitend afhangt van de inwendige druk-
king der vochten en hiertoe in zekere evenredigheid staat.

Deze vraag moeten wij ontkennend beantwoorden, in
zoover ook andere factoren, buiten de inwendige drukking
der vochten, de spanning mede bepalen.

Stellen wij ons eene volkomen sphaerische blaas voor,
gevormd door een veerkrachtigen wand en gevuld met
een onsamendrukbaar vocht, dan zal, bij lagere en
hoogere inwendige drukking, binnen de grenzen cler vol-
komene elasticiteit van den wand, door drukking met
gelijke kracht altijd eene gelijke, of liever eene aan de
grootte van de blaas geëvenredigde, indrukking verkre-

1  Zie haïïmaïts , Bijdrage tot de kennis van het glaueoma, in het
tweede jaarlijksch verslag van het Nederl. gasthuis voor ooglijders, met
wetenschappelijke bijbladen. Vergelijk ook
weber, Archiv, f. OpMhalm.
B. XIII, Abth. I, S. 206.

-ocr page 42-

gen worden. Binnen de grenzen der volkomene elasti-
citeit, d. i. zoolang gelijke vermeerdering der spanning
gelijke uitrekking voortbrengt, zal dus de inwendige druk-
king geen invloed hebben hoegenaamd op de spanning,
met den vinger of met den tonometer te constateeren.

Yan eene zoodanige ideale blaas wijken de oogen ech-
ter aanzienlijk af.

Om den invloed der verschillende factoren goed te
waardeeren, moeten wij ons duidelijk voorstellen, wat
er bij de bepaling der spanning geschiedt. Wij maken
daarbij eene indrukking en verminderen dus op eene
bepaalde plaats cle inwendige ruimte van den oogbol.
Voor de hoeveelheid vocht, die hierbij verdrongen wordt,
moet elders plaats gevonden worden. Het is de vraag,
welken weerstand het oog daaraan biedt en door welke
factoren die weerstand wordt bepaald.

Vooreerst komt hierbij in aanmerking de elasticiteits-
modulus der vliezen van den oogbol. Dr.
doe heeft
dus zeer wijselijk gehandeld met de oogen, welker span-
ning hij bij verschillende inwendige drukking met den
tonometer bepaalde, zoo spoedig mogelijk na den dood,
vóór de vliezen zich wezenlijk veranderd hadden, te
onderzoeken. Hoe grooter de elasticiteits-modulus is,
cles te sterker zal men moeten drukken, om de vliezen
voldoende uit te rekken. Nu is het zeer mogelijk, dat
in verschillende oogen die elasticiteits-modulus niet de-
zelfde is. Zijn de vliezen ziekelijk verdund, zooals bij
hooge graden van staphyloma, dan is de uitzetbaarheid
welligt grooter geworden. Bovendien blijft zeker bij toe-
nemende spanning de elasticiteits-modulus niet onveran-
derd. Vooral voor dierlijke vliezen is die modulus fïc-
i ef en neemt bij stijgende spanning aanzienlijk toe.
In betrekking tot de spanning heeft dus de inwendige

-ocr page 43-

drukking, door vermeerdering van den elasticiteits-moclu-
lus, reeds invloed, en wordt bij hooge inwendige druk-
king de spanning grooter.

In de tweede plaats komen grootte en vorm van clen
oogbol in aanmerking. Caeteris paribus, zal bij gelijke
inwendige drukking de spanning van een grooten oogbol
kleiner gevonden worden dan die van een kleinen. Het
is immers duidelijk, dat er minder spanningsverhooging
zal noodig zijn om eene absolute waarde van uitzetting
te verkrijgen door uitrekking van een groot, dan door
uitrekking van een klein vlies.

Van meer beteekenis nog is de vorm. Helmholtz
heeft doen opmerken, dat door toenemende inwendige
drukking de vorm van eene sphaeroïclische blaas, als
het oog, meer en meer tot clen zuiver sphaerischen
vorm moet naderen. Is dit door
schelske niet geheel
en al van toepassing gevonden op de veranderingen van
clen radius der cornea, waarin een zeker keerpunt werd
waargenomen, zoo is dit waarschijnlijk vooral toe te
schrijven aan het veerkrachtig tusschenschot van kristal-
lens en zonula Zinnii, dat de regelmatige overplanting
der drukking van het glasvocht op de binnenvlakte der
cornea belemmerde. Voor de aanwenclbaarheid op de
sclerotica pleiten de resultaten, door non omtrent de
kromming der sclerotica op verschillende plaatsen der
oogen van runderen gevonden. Hoe hooger nu de in-
wendige drukking is, des te meer zal het achterste seg-
ment van het oog reeds tot den sphaerischen vorm
zijn genaderd, en des te minder zal dus bij verdere ver-
hooging der spanning, ten gevolge van indrukking met
vinger of tonometer, cloor vormverandering plaats te
vinden zijn voor het verdrongen vocht. Bijgevolg speelt,
ook in betrekking tot clen invloed van den vorm op de

-ocr page 44-

spanning, de inwendige drukking eene belangrijke rol.
Is zij aanzienlijk, dan is de voordeeligste vorm, om
veel vocht te bevatten, cle sphaerische namelijk, reeds
nagenoeg bereikt en cle indrukking moet op andere wijs
gecompenseerd worden. Is daarentegen de inwendige
drukking gering, dan wijkt het oog, reeds ten gevolge
der matige spanning van cle uitwendige spieren, veel
van den sphaerischen vorm af, en bij drukking met
vinger of tonometer wordt nu terstond plaats gevonden
cloor eene gunstige vormverandering, die bijna geen weer-
stand aantreft.
Doe vond de spanning van een week
oog gedurende het leven veel geringer dan die van een
oog, na den dood
in situ onder O mm. drukking gevuld :
de verklaring hiervan is eenvoudig daarin te zoeken, dat
gedurende het leven het oog veel meer van den sphae-
rischen vorm was afgeweken dan bij cle gezegde vul-
ling na den dood.

Niet zonder invloed is verder op cle spanning het
bloed, in het oog bevat. De vochten in het oog kunnen
beschouwd worden als niet samendrukbaar; maar één
der vochten, namelijk het bloed, wordt bij uitwendige
drukking voor een deel uit het oog verwijderd en maakt
dus plaats voor de indrukking. Bij verhoogde drukking
cler vochten neemt het bloed in cle inwendige deelen van
het oog af. Bij glaucoma kan slagader-pols ontstaan,
waarbij gedurende de diastole van het hart cle slag-
aderen van het netvlies ledig zijn; door drukking op
het uitwendige oog kan men, zooals
von geaeee aan-
toonde , ook in het normale oog den slagader-pols kunst-
matig voortbrengen, en in albino-oogen wordt daarbij
verbleeking der chorioïdea gezien. Zijn nu onder hooge
drukking van het glasvocht de vaten betrekkelijk bloed-
ledig, dan zal door uitwendige drukking op den oogbol

-ocr page 45-

weinig bloed uit het oog kunnen gedreven worden, en
zoo is hier hooge drukking van het glasvocht alweêr
middellijk de oorzaak eener hoogere spanning. Naar de
proeven, door Dr.
m. gunning in het physiologisch la-
boratorium alhier genomen , wordt namelijk eene voor
iederen millimeter kwikzilver-drukking telkens meer stij-
gende hoeveelheid vocht in de grootere bloedvaten (in
de slagaderen althans, die de aderen moeten voeden, en
bij geringe drukkingen ook in de aderen) opgenomen,
en passen wij deze uitkomst toe op de inwendige vaten
van het oog, dan zal bij uitzetting der vaten eene ge-
ringe vermeerdering der uitwendige drukking (gelijk staan-
de met verminderde inwendige) meer bloed uitdrijven, clan
waar die uitzetting ontbreekt. — Wij moeten nog op-
merken, dat, tijdens de drukking tot bepaling der span-
ning al spoedig ook eenig vocht in het oog wordt geab-
sorbeerd, zooals de aanzienlijke uitzetting der vaten van
het netvlies, na eenigszins voortgezette drukking op het
oog, door G-UDDEN reeds uit de sterkte van de vaatfiguur
van
puskin je afgeleid, en verder direct met clen oog-
spiegel gezien, ten duidelijkste bewijst. Zelfs mag bij
herhaling der proef de elastische nawerking der vliezen
niet geheel uit het oog verloren worden.

Uit het medegedeelde blijkt, dat, zoo al niet direct,
de spanning van het oog voor een goed cleel indirect
van de inwendige drukking afhangt. Terwijl men intus-
schen omtrent de betrekking tusschen de waarden van
beiden in het onzekere is , bepaalde Prof.
donders bij
clen eersten tonometer, door hem op het Congres te Hei-
delberg vertoond, welke graden de tonometer aanwees

1) Vergelijk: donders. Physiol. des Mcnsclien, Leipzig 1859, Band
I, S. 111 Tl. f.

-ocr page 46-

bij applicatie op een oog, dat, uit bet ligchaam -verwij-
derd, onder verschillende inwendige drukking gevuld werd.
De proef geschiedde door persing van water in eene
buis, waarvan de eene arm door een aanhangend stuk
van den nervus opticus tot in het glasvocht reikte, de
andere met een manometer was verbonden. Langzame
en gelijkmatige drukkingsvermeerdering werd verkregen
door het gebruik der spuit van den pulverisateur, waar-
uit door omdraaiing der schroef het vocht in de buis ge-
perst werd. Het kastje van het instrument werd door
hem bestemd, om eene reductie-tabel van de tonometer-
graden in waarden van hydrostatische drukking te be-
vatten. Bij eene vulling van het oog onder eene drukking
van 40 mm. kwikzilver, vond hij nagenoeg de normale
spanning en bij vulling onder 200 mm. was nog nauwe-
lijks het maximum der spanning bereikt, die bij glau-
coma somtijcis wordt waargenomen. Het is klaar, dat
bij deze proeven op het doode oog afwijking bestond
van de omstandigheden, die gelden voor het leven. De
elasticiteits-modulus der vliezen zal onder den invloed
van het water zijn veranderd; bloed kon uit het oog
niet meer worden uitgedrukt en het oog was uit de or-
bita genomen, zoodat het niet gelijke afplatting aan de
tegengestelde zijde zal hebben ondergaan, als bij de lig-
ging in de orbita. Aan de gevonden cijfers is daarom
geene volstrekte waarde toe te kennen; maar het zou
niet moeielijk zijn toch te bewijzen, dat de afwijkingen
genoegzaam binnen cle grenzen cler waarnemings-fouten
blijven. Toch ontkennen wij niet, dat
dok hierin eene
wezenlijke verbetering bracht, door de menschenoogen
in süu te onderzoeken, en oogen van dieren zoo spoedig
mogelijk na den dood met waarnemingen gedurende het
leven te vergelijken. Wij hebben alléén bedenking tegen

-ocr page 47-

het bepalen der spanning op het hoornvlies, waar ze
eene geheel andere beteekenis heeft en voor ons van
weinig waarde is, en gelooven, dat
dor bij zijne latere
proeven te recht het inblazen van lucht geheel heeft na-
gelaten , die, om hare samendrukbaarheid, een geheel
nieuwen factor van grooten invloed invoerde. De proe-
ven van
dor op oogen van menschen verdienen in hooge
mate onze opmerkzaamheid.

Bij ons onderzoek der tonometers hebben wij de voor-
keur gegeven aan zoodanige, waarbij de diepte der in-
gedrukte groeve, onder eene bepaalde drukking, werd
gemeten (eerste model) en aan die, waarbij de drukking
werd gemeten, die tot het verkrijgen eener groeve van
bepaalde diepte wordt gevorderd. De reden hiervoor
ligt daarin, dat alléén op deze wijs eene juiste vergelij-
king der gevonden tonometer-waarclen mogelijk wordt,
terwijl daarenboven, bij het aannemen van dit beginsel,
eene juiste betrekking van de tonometer-graden tot de
inwendige drukking te verwachten is. In den door
dor
gewijzigclen tonometer zijn, zooals wij zagen, die begin-
selen niet toegepast. Hier vinden wij het uitsteken der
stift noch door de aangewende drukking, noch door de
verkregen groeve, maar door de som van beiden verte-
genwoordigd, en de groeve is dus gelijk aan
2 mm. ver-
minderd met het stijgen der stift, dat in graden wordt
afgelezen. Bij gevolg zijn wij hierbij nooit in staat, een
tal van waarnemingen bij gelijke drukking of bij gelijke
diepte der groeve te verkrijgen. Voorts merkten wij op, dat
de wijze van waarneming om meer dan ééne reden geene
nauwkeurige bepaling toelaat. Wij gelooven daarom, dat
de door ons beschreven tonometer het voorgestelde doel
beter zal doen bereiken. Overigens laten zich voor den
tonometer van
dor even goed als voor den onzen empi-

-ocr page 48-

risch de inwendige drukkingen bepalen, die aan de tono-
meter-graden beantwoorden, zooals trouwens reeds door
dor is gedaan. Van deze zijde dus is er geen bezwaar
te maken tegen de meer toevallige waarde zijner graden.

Wat den tonometer van weber betreft, het schijnt
niet, dat het beginsel, waarop hij berust, met het hier
ontwikkelde is in overeenstemming te brengen. Het is
waar, dat, bij het aanwenden van onzen tonometer, door
de indrukking zelve de inwendige drukking wordt ver-
hoogd, en dit schijnt
weber te hebben willen vermijden.
Maar op zich zelf is daaraan geen nadeel verbonden: wij
zoeken juist, hoe sterk wij moeten drukken, dat is, hoe
groot die clrukkingsverhooging moet zijn, om eene zekere
groeve voort te brengen. Daarentegen schijnt het werktuig
van
weber eerstens geen juisten grondslag te hebben, en
ten anderen geen nauwkeurige bepaling toe te laten. De
grondslag, namelijk, dat het begin van het wijken der
vliezen voor de drukking zou moeten worden herkend,
onderstelt, dat dit wijken bij eene zekere drukking be-
gint; en het staat immers vast, dat met de geringste
drukking het begin van dit wijken reeds gegeven is,
om bij eene meer toevallige grens, bepaald alvast voor-
een goed deel door de kromming van het oog, die
we-
ber
juist niet wil meten, eerst zichtbaar te worden. En
de wijze, om deze reeds toevallige grens vastte stellen,
schijnt om de fijnheid der verschillen onvoldoende te
moeten blijven. Het is ons dan ook nog niet gebleken,
dat
weber eenige waarneming met zijn werktuig heeft
verricht. — Wellicht hadden wij beter gedaan over een
werktuig te zwijgen, waarvan wij geen exemplaar in
handen hadden. Volledigheidshalve meenden wij echter
ons oordeel niet te mogen terughouden.

-ocr page 49-

Waarnemingen.

Bij de waarnemingen, met den nieuwen \'conometer ge-
daan, werd het werktuig steeds in horizontale richting
en met zijne clrie ivoren uiteinden in den horizontalen
meridiaan van het oog aangewend. Het onderzoek ge-
schiedde, in bijna alle gevallen, op twee plaatsen aan
cle buitenzijde van ieder oog, en wel met de middel-
stift op ongeveer 2 mm. en 10 mm. afstand van den
rand der cornea. De patiënt richtte zijn oog daarbij
steeds naar de zijde van den neus.

In het eerste gedeelte onzer waarnemingen, hebben
wij bij normale oogen, met verschil van drukking, de
diepte der indrukking in millimeters bepaald. Deze
laatste is gevonden uit het verschil in stand der beide
wijzers van het werktuig. Wil men de ware diepte der
indrukking kennen, dan moet men, zooals boven is
uiteengezet, dit cijfer nog vermeerderen met het bedrag
van de hoogte der koorde.

-ocr page 50-

I. Normale oogen, bij verschil van drukking.

(Gemiddelden uit drie waarnemingen).

Op 2 mm. afstand van de cornea.

Drukking
in

Hoogte der koorde.
Oog N°.

Diepte dei\' indrukking.
Oog NO.

grammen.

1.

2.

3.

4.

1.

2.

3.

4.

10

0.1

0.1

0.1

0.1

0.35

0.35

0.45

0.35

15

0.50

0.50

0.60

0.50

20

0.80

0.90

0.80

0.70

25

0.65

0.75

0.75

0.75

30

0.85

1.05

0.95

0.75

35

1.10

1.10

1.10

1.10

Drukking
in

grammen.

Op 10

mm. afstand van de cornea.

Hoogte der koorde.
Oog N°.

Diepte der indrukking.
Oog N°.

1.

2.

3.

4.

1.

2.

3.

4.

10

0.2

0.2

0.2

0.2

0.75

0.75

0.65

0.55

15

0.80

0.70

0.80

0.70

20

1.00

1.00

1.00

1.00

25

1.05

1.05

105

1.05

30

1.05

1.25

1.15

1.05

35

1.30

1.30

1.60

1.70

-ocr page 51-

Nadat aldus het effect bij verschil van drukking ge-
bleken was, hebben wij hij een grooter getal oogen van
normale en abnormale spanning de hoeveelheid der in-
drukking nagegaan, inzonderheid bij eene drukking van
15 en 20 gram. Het aantal dezer waarnemingen is
142, die allen drie, meestal vier, somtijds meermalen
zijn herhaald. Het verschil, bij iedere herhaling gevon-
den, beliep gewoonlijk 0.05 mm. en werd veroorzaakt
door kleine bewegingen, die de patiënt met zijn oog of
de waarnemer met zijn hand maakte; slechts bij en-
kele personen, die hunne oogen onbewegelijk hielden,
gaf het instrument verscheidene malen achtereen het-
zelfde getal aan.

De tweede kolom der volgende tabellen bevat, behalve
het nummer van den patiënt uit het register van het
Nederl. gasthuis voor ooglijders, zijn leeftijd en geslacht,
met enkele aanteekeningen omtrent den toestand der
oogen. Waar niet het tegendeel is gezegd, zijn de oogen
normaal.

In de vijfde en zevende kolom is de diepte der in-
drukking in millimeters op dezelfde wijs opgegeven als
boven.

-ocr page 52-

II. Bepalingen bij 15 gram drukking.
a. Normale oog en.

(O. D. = Oculus dexter; O. S. = Oculus sinister; E. = Em-
metropia; Hm. = Hypermetropia manifesta; M. = Myopia).

a

o
SC
O

O

186 8.

Drukking j|
in grammen. Ij

2 mm. van
de Cornea.

10 mm. van
de Cornea.

Hoogte

der
koorde.

Indruk-
king.

Hoogte

der
koorde.

Indruk-
king.

1

De Heer BI., 0. D.—E.

15

0.2

0.40

0.3

0.60

0.35

0.55

0.40

0.50

0.35

0.60

2

Dezelfde, 0. S.—E.

15

0.2

0.40

0.3

0.60

0.35

0.55

0.35

0.55

0.40

0.60

3

DeHeerHn.,O.D.—M.i/13

15

0.1

0.40

0.2

0.50

0.45

0.60

0.40

0.55

4

Dezelfde, 0. S.—M.i/12

15

0.1

0.40

0.2

0.55

0.45

0.60

0.40

0.50

5

De Heer v. DL, 0. D.

15

0.15

0.40

0.2

0.50

0.40

0.55

0.45

0.55

6

Dezelfde, 0. S.

15

0.15

0.50

0.2

0.55

0.45

0.55

0.45

0.55

7

N° 208 vr. 28 j. 0. D.—Tn.

15

0.15

0.30

0.3

0.50

0.35

0.55

0.30

0.55

8

Dezelfde, 0. S. Kyklitis. Tn.

] 5

0.15

0.35

0.3

0.60

0.40

0.55

i

0.40

0.ö0

-ocr page 53-

N° 2 vr. 21 j. O. D. Apha
kia.

Dezelfde O. S. (voor 4 da-
gen cataract gepuncteerd).

N° 404 m. 41 j. O. D. Cho-
rioiditis. Tn.

N° 308 vr. 39 j. O. D.
Atresia pupillae.

Dezelfde, O. S. Iritis.

N° 446 in. 35 j. O. S. Sy-
nechia posterior et pupil-
la artificialis. Tn.

N° 491 vr. 38 j. O. D. Con-
gestio papillae; cataracta
radiata.

355 m. 26 j. O. D.

Phlyetaena marginalis.

N° 259 vr. 21 j. O. D.
Synechia anterior.

440 in. 34 j. O. D.
Iritis.

15

15

15

15

15

15

15

15

15

15

2 mm. van

de Cornea.

Hoogte

Indruk-

J der

koorde.

king.

0.1

0.40

0.50

0.40

0.1

0.30

0.40

0.30

0.1

0.35

0.40

0.35

0.40

0.2

0.35

0.30

0.30

0-35

0.3

0.40

0.35

0.40

0.40

0.1

0.50

0.45

0.50

0.3

0.40

0.30

0.35

0.30

0.35

0.3

0.30

0.35

0.30

0.2

0.50

0.50

0.50

0.2

0.40

0.40

0.45

10 ram. van
de Cornea.

-ocr page 54-

404 m. 41 j. O. S.
Chorioïditis.

s

&J0
O \'

O

1 8 6 8.

Drukking
in grammen.

2 mm. van
de Cornea.

10 mm. van
de Cornea.

Hoogte

der
koorde.

Indruk-
king.

Hoogte

der
koorde.

Indruk-
king.

19

N° 384 m. 56 j. 0. D.

15

0.1

0.50

0.2

0.60

Synechia anterior; ky-

0.45

0.70

klitis.

0.50

0.65

20«

N° 521 vr. 19 j. 0. D.

15

0.1

0.50

0.3

0.60

Synechia anterior margi-

0.55

0.60

nalis.

0.50

0.65

0.55

0.65

b

Hetzelfde oog.

25

0.1

0.65

0.3

0.75

0.70

0.85

0.65

0.85

21 a

N° 508 m. 10 j. O. S.

15

0.2

0.40

0.3

0.50

0.35

0.55

0.40

0.50

b

Hetzelfde oog.

25

0.2

0.55

0.3

0.75

0.65

0.85

0.65

0.70

0.60

0.85

b. Weeke oogen.

N° 446 m. 35 j. O. D.
Chorioïditis ; phthisis
bulbi.
355 m. 26 j. O. S.

259 vr. 21 j. O. S.
Keratitis.

15

0.2

0.60

0.3

0.55

0.60

0.60

0.55

15

0.1

0.60

0.3

0.55

0.60

15

0.2

0.60

0.3

0.65

0.70

15

0.15

0.50

0.2

0.55

0.60

-ocr page 55-

1 868.

Drukking
in grammen.

2 mm. van
cle Cornea.

10 mm. van
de Cornea.

Hoogte

der
koorde.

Indruk-
king.

Hoogte

der
koorde.

Indruk-
king.

440 ra. 34 j. 0. S. Iritis;

15

0.35

0.90

0.55

1.10

obscuratio lentis. T—1.

1.00

1

1.15

0.90

1.10

384 m. 56 j. 0. S.

15

0.15

0.60

0.2

0.65

Synechia anterior.

0.60

0.70

0.55

0.65

c. Harde

oogen.

N° 521 vr. 19 j. 0. S.

15

0.1

0.10

0.3

0.20

Cataracta pyramidalis; ec-

0.10

0.20

tasia. T 3.

0.10

0.25

0.20

0.20

0.10

0.20

Hetzelfde oog.

25

0.1

0.45

0.3

0.45

0.45

0.45

0.45

0.45

Hetzelfde oog, 14 dagen

15

0.1

0.40

0.3

0.60

na de eerste iridectomie.

0.40

0.60

(weeleer geworden).

0.40

0.60

0.40

0.60

Hetzelfde oog, id. id.

20

0.1

0.50

0.3

0.70

0.50

0.75

0.55

0.75

0.50

0.70

0.55

0.70

Hetzelfde oog, id. id.

25

0.1

0.65

0.3

0.55

0.65

0.60

0.75

0.65

0.75

0.55

Hetzelfde oog, 5 dagen na

20

0.1

1.30

0.2

1.55

de tweede iridectomie.

1.30

1.60

T—3. {week).

1.30

1.60

1.30

1.60

4

-ocr page 56-

Oogen.

1 868.

Drukking
in grammen.

2 mm. van
de Cornea.

10 mm. van
de Cornea.

Hoogte

der
koorde.

Indruk-
king.

Hoogte

der
koorde.

Indruk-
king.

29a

N° 508 m. 10 j. O.D. Sy-

15

0.2

0.30

0.3

0.40

nechia anterior; glaucoma.

0.40

0.35

T-i-2.

0.35

0.45

Hetzelfde oog.

25

0.2

0.35

0.3

0.65

0.45

0.60

0.45

0.65

0.35

0.65

c

Hetzelfde oog, 6 dagen na

15

0.2

0.90

0.3

1.10

de iridectomie.

0.85

1.10

(week)

0.90

1.05

d

,, ji

20

0.2

1.00

0.3

1.10

1.00

1.10

0.95

1.05

1.00

1.10

e

25

0.2

1.15

0.3

1.25

1.05

1.35

1.10

1.25

III. Bepalingen bij 20 gram drukking.

a. Norm,ale oogen.

30

N° 454 vr. 20 j. O. D.—E.

20

0.2

0.55

0.3

0.70

0.50

0.70

0.55

0.70

31

Dezelfde, O. S.—E.

20

0.2

0.50

0.3

1.00

0.50

1.00

0.50

1.00

32

9 vr. 28 j. O. D.

20

0.2

0.60

0.3

0.70

0.60

0.70

0.60

0.70

33

Dezelfde, O. S.

20

0.2

0.60

0.3

0.70

0.55

0.65

0.55

0.70

-ocr page 57-

sp S
■a a

2 mm. van

10 mm. van

*

de Cornea.

de Cornea.

©
bD

] 8 68.

3 1

Hoogte
der

Indruk-

O

O

r P-l

a 00

M cf

•rH

Hoogte
der

Indruk-

koorde.

king.

koorde.

king.

34

N° 336 vr. 22 j. 0. D.

20

0.25

0.60

0.3

0.80

0.65
0.65

0.80
0.80

35

Dezelfde, 0. S., Keratitis.

20

0.2

0.60
0.55
0.60

0.3

0.75
0.80
0.75

36

N° 413 vr. 18 j. 0. D.

20

0.1

0.80

0.2

0.60

0.85
0.80

0.60
0.65

37

Dezelfde, 0. S.

20

0.1

0.80
0.90
0.80

0.2

0.70
0.60
0.65

38

N° 551 vr. 21 j. 0. D.

20

0.1

0.60

0.2

0.90

Synechia posterior.

0.65

0.85

0.60
0.60

0.85
0.90

39

Dezelfde, 0. S. Hm. i/3fl

20

0.2

0.60

0.3

0.80

0.60
0.55
0.55

0.80
0.80
0.75

40

N° 25 m. 54 j. 0. D.; vóór
11 maanden iridectomie

20

0.3

0.40
0.45

0.4

0.60
0.60

wegens glaucoom.

0.40

0.60

0.40

0.60

41

Dezelfde, O.S.; voor 5 maan-
den iridectomie wegens

20

0.3

0.80
0.80

0.4

0.60
0.60

glaucoom.

0.90

0.55

0.85

0.50

42

N° 217 vr. 46 j. 0. D.

20

0.1

0.80

Niet
te

bepalen.

Keratitis.

0.85

0.80
0.85

43

N° 498 m. 19 j. 0. D.

20

0.2

0.40

0.1

0.60

0.45
0.45
0.40

0.60
0.65
0.60

-ocr page 58-

2 mm. van 10 mm. van
50 S i de Cornea. de Cornea.

S 1 -

2 u ! Iloogte
A 00 de?
.3 koorde.

1 8 68.

Indruk-
king.

Hoogte
1 der
koorde.

44 Dezelfde, O. S.

45 N0 289 vr. 34 j. 0. D.
Obscuratio corporis vitrei
inferior.

Dezelfde, 0. S. Obscur. corp.
vitrei; solutio retinae.

0.3

0.2

20

0.3

0.2

20

0.3

0.2

20

0.2

0.1

20

0.2

0.1

20

20

20

0.1

Niet
te

bepalen.

0.2

0.1

20

N° 582 m. 16 j. 0. D.
Aphakia.

Dezelfde, O. S. Cataracta
zonularis.

N° 573 vr. 40 j. 0. D.
Ilm. i/30

Dezelfde, O. S. Ilm. 1/2

N° 609 m. 70 j. O. S.
Cataracta completa Tn.

52 N° 621 vr. 59 j. O. D.

Obscuratio lentis incipi-
i ens.

0.1

0.2

0.50
0.50
0.40
0.50
0.60 :
0.60
0.60
0.60
0.60
0.65
0.60
0.60
0.60
0.65
0.60
0.60
0.60
0.70
0.65
0.65
0.50
0.40
0.50
0.50
0.60
0.55
0.60
0.60
0.60
0.60
0.65
0.60
0.65
0.70
0.70
0.70

20

0.35

0.3

20

-ocr page 59-

SP ë

2 mm. van

10 mm. van

£

de Cornea.

de Cornea.

bJO

18 6 8.

g 1

O

g £
P

Hoogte
dei-

Indruk-

Hoogte
der

Indruk-

koorde.

king.

koorde.

kmg.

53

Dezelfde, O. S. Cataracta
alba.

20

0.2

0.90
0.90
0.90
0.90

0.3

0.60
0.60
0.70
0.70

54

N° 689 vr. 23 j. O. S.

20

0.1

0.65

0.2

0.70

Atresia pupillae.

0.70

0.75

0.70
0.65

0.70
0.70

55

N° 648 vr. 17 j. O. D.

20

0.1

0.70

0.2

0.90

0.70
0.80
0.80

0.80
0.85
0.85

56

Dezelfde, O. S.

20

0.1

0.70
0.70
0.60
0.60

0.2

0.90
0.90
0.85
0.85

b. Weehe oogen.

N° 217 vr. 46 j. 0. S.
Keratitis met etter-infil-
tratie. T—3.

N° 689 vr. 23 j. O. D.
Sclerectasia; episcleritis.
T—1.

1.00
1.00
1.00
1.05

0.2

10

0.2

1.45

1.45

1.35

1.35

20

0.1

1.40

1.35

1.40

1.40

Niet
te

bepalen.

c. Harde oogen.

580 m. 70 j. O. S.
Glaucoma. E. T- -2.

20

0.25

0.20

0.35

0.20

0.20

0.20

0.40
0.40
0.40
0.40

-ocr page 60-

Oogen.

1 8 68.

Drukking
in grammen.

2 mm. van
de Cornea.

10 mm. van
de Cornea.

Hoogte

der
koorde.

Indruk-
king.

Hoogte

der
koorde.

Indruk-
king.

b
60
61

Hetzelfde oog 7 dagen na
de iridectoinie.
[weeleer geworden).

N° 283 vr. 34 j. 0. D.
Kerato-iritis.

N° 609 m. 70 j. O. D.
Glaucoma. T 3.

20
20
20

0.2
0.2
0.3

0.60
0.60
0.55
0.55
0.20
0.20
0.25
0.20
0.20
0.10
0.15
0.20

0.3
0.2

N
t

bep

0.70
0.70
0.70
0.70
0.60
0.70
0.60
0.60

iet
e

ilen.

Een enkel woord laten wij nog tot toelichting van
deze met onzen eersten tonometer gedane waarnemingen
volgen.

Vooreerst zien wij uit de eerste tabel (bl. 44), clat de
hoogten der koorde nabij de cornea en nabij den ae-
quator van het oog verschillen, meer bepaaldelijk, dat
zij op een afstand van 2 mm. van de cornea kleiner zijn
dan op dien van 10 mm. Hieruit volgt, dat de krom-
ming nabij de cornea geringer en de radius hier dus
grooter is dan nabij den aequator bulbi.

Ten tweede blijkt overtuigend, clat de diepte cler in-
drukking nabij de cornea kleiner en bij gevolg cle weêr-
stand hier grooter is dan op 10 mm. afstand van deze,
een verschil, clat bij toenemende drukking afneemt. Reeds

-ocr page 61-

vroeger heeft Prof. donders op dit verschil in spanning
der sclerotica opmerkzaam gemaakt, en het was naar
aanleiding hiervan, dat wij zoo veel mogelijk bij ieder
oog clit nauwkeurig hebben onderzocht. Hoogere druk-
king dan 35 gram hebben wij niet aangewend, omdat
het ons ter voorkoming van mogelijk nadeelige gevolgen
wenschelijk scheen, geene diepere groeve dan van ruim
1 mm. te maken. Bij deze drukking verklaarde een der
onderzochte personen, dat de aanwending van het in-
strument onaangenaam werd, hoezeer niet pijnlijk, en
gaf tevens te kennen, dat hij schemerend begon te zien
(pulsus arteriosus?), wanneer wij die drukking drie a vier
secunden lieten voortduren.

Bij vergelijking van deze tabel met de tweede en derde,
valt in het oog, dat de cijfers van de eerste bij gelijke
drukking doorgaans hooger zijn dan die van de beicle
laatsten. Wij meenen dit te mogen verklaren uit het te
spoedig op elkander volgen der waarnemingen, die de
sclerotica belette haar vorm geheel te hernemen.

Omtrent de 2de en 3«e tabel behoeven wij weinig te
zeggen. Zij toonen aan, dat eene drukking van 15 of 20
gram voldoende is, om goede verschillen te verkrijgen.
Slechts in enkele gevallen hebben wij eene drukking van
25 gram aangewend, en éénmaal (N° 57) moesten wij
ons tot eene mindere drukking bepalen, uit vrees, dat
de middelstift anders eene te diepe groeve zoude maken.
Nooit klaagden de patiënten over eenig onaangenaam ge-
voel , veel minder over pijn bij de aanwending van het in-
strument , hetgeen verscheidene malen het geval was, wan-
neer wij het door
dor gewijzigde werktuig appliceerden.

Ook in deze tabellen vinden wij de indrukking nabij
den aequator van het oog grooter dan nabij de cornea;
doch daarop komen enkele uitzonderingen voor. Zoo

-ocr page 62-

zien wij, dat de indrukking op oog N° 9, N° 11 en N° 28&
op beide plaatsen genoegzaam gelijk is, bij N°
28e,
36, N° 37, Nü 41 en N° 58 nabij de cornea zelfs
liet grootst.

Ten opzichte van cle kromming vinden wij hetzelfde
als in cle eerste tabel, doch met enkele uitzonderingen.
Bij N° 17, N0 43 en N° 44, namelijk, is de hoogte der
koorde op 2 mm. afstand van de cornea grooter clan
nabij den aequator en bij N° 60 op beide plaatsen gelijk.

Omtrent N° 11 moeten wij opmerken, dat dit oog ei-
genlijk tot de harde behoort, hoewel de met den vinger
bepaalde tensie het onder cle normale deed opnemen.

Belangrijk eindelijk zijn cle uitkomsten, bij glaucoma
na iridectomie verkregen: cle hiertoe betrekkelijke waar-
nemingen op hetzelfde oog hebben wij, om cle vergelij-
king gemakkelijk te maken, allen onder elkander ge-
plaatst.

Yoorloopig zullen wij nu materiaal verzamelen en
daartoe van onzen nieuwsten tonometer, van welken wij
nauwkeurige resultaten verwachten, gebruik maken. Be-
halve de pathologische zullen dan ook physiologische
vraagstukken ter sprake komen, zooals cle invloed der
accommodatie, van atropine-indruppeling, van vooraf-
gaande drukking en van oogbewegingen, vooral van de
convergentie.

.. . ■~-TJVf<J\\XVir

-ocr page 63-

STELLINGEN.

i.

De arts mag nooit verzuimen bij aandoening van een
oog zijne tensie te onderzoeken.

II.

De cataract-operatie met korten lap, volgens snellen,
verdient de voorkeur boven die van von giiaeeë.

III.

Bij verwijdering der lens, na klieving der kapsel, moet
de ooglidhouder uitgenomen en zoo mogelijk geen in-
strument gebruikt worden.

IV.

De leer der metastasen wordt gesteund door de theorie
van
cohnheim.

-ocr page 64-

De smeerkuur van sigmund is te verkiezen boven de
hypodermatische injectie van sublimaat.

VI.

Te recht is de neurodectomie in onbruik geraakt.

VII.

Bij het bestaan van syphilis is de graviditeit geene
contra-indicatie voor het behandelen van deze met mer-
curialia.

VIII.

Bij iedere belangrijke operatie is het wenschelijk, ter
bespoediging der chloroform-narcose, vooraf eene kleine
gift acetas morphi toe te dienen.

IX.

Het alcoholismus behoort tot de chronische intoxica-
ties (
lebeet).

X.

De behandeling van pneumonie met koud water is af
te keuren.

XI.

De verschijnselen, die den dood bij stikking vooraf-

-ocr page 65-

gaan, mogen niet uitsluitend op rekening gesteld worden
van den verhinderden afvoer van koolstofzuur.

XIL

Te recht beweert casper , dat personen met geringe
kwalen of eene voorbeschiktheid tot zelfs ernstige ziek-
ten , zooals tuberculosis, zonder eenig gevaar voor hunne
gezondheid eene gijzeling kunnen ondergaan.

XIII.

Het is wenschelijk, na iederen partus de waarneming
van
chubchchill te controleeren, die zegt, dat bijna alle
gevallen van fluxus post partum door een snellen en
dikwijls vollen pols worden voorafgegaan.

XIV.

De expressio foetus verdient in sommige gevallen de
voorkeur boven de extractie.

XV.

Als desinfecteermiddel bekleedt het zoogenaamde car-
bolzuur eene eerste plaats.

-ocr page 66-
-ocr page 67-
-ocr page 68-