EEN ONDERZOEK NAAR DE PSYCfflSCHE
EIGENSCHAPPEN EN VAARDIGHEDEN
DER ARBEIDERS IN EEN SCHOENFABRIEK
: (l. ■■.^■>•11
\' i\'-\'V !
G. E BERTRAND
-ocr page 2- -ocr page 3-m
air. ■
s:f
iM
-ocr page 4-tiS
-ocr page 5-EEN ONDERZOEK NAAR DE PSYCHISCHE
EIGENSCHAPPEN EN VAARDIGHEDEN
DER ARBEIDERS IN EEN SCHOENFABRIEK
GEDRUKT TER ELECTRISCHE BOEK-. KUNST- EN HANDELSDRUKKERIJ
..FRIEDA", HAMBURGERSTRAAT Nr."38. UTRECHT - TELEFOON 3815
EEN ONDERZOEK NAAR DE PSYCHISCHE
EIGENSCHAPPEN EN VAARDIGHEDEN DER
ARBEIDERS IN EEN SCHOENFABRIEK
TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DE
GENEESKUNDE AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT.
OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS D» W. VOGEL-
SANG. HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER LETTEREN
EN WIJSBEGEERTE. VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT
DER UNIVERSITEIT TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE
FACULTEIT DER GENEESKUNDE TE VERDEDIGEN OP
DINSDAG 7 JUNI 1921. DES NAMIDDAGS TEN 5 URE DOOR
ARTS TE UTRECHT, GEBOREN TE TILBURG
-ocr page 8- -ocr page 9-Aan \'de nagedachtenis
mijner ouders en aan
mijn vrouw.
irnâmcm^^
-f V
»«.y ■
^ \' \' ■ ■ .irt-}.- \' \'\' V < \' • \' \' \' "
■■ \' -V-;.\'. \' .. , . i- > . .. \' ■>->
\' a
^ . >
-s.,
■ni.
• • K. .
. -r?,,.,^-^-. vi..-. ■ • tf^ ■ ïî^
-ocr page 11-Bij het herdenken van de jaren, die ik aan de Utrechtsche Uni-
versiteit heb doorgebracht, nadat ik een zevental jaren in de militaire-
en burgerpraktijk ben werkzaam geweest, stel ik het op prijs, U.
Hoogleeraren en Docenten, hier mijn dank te kunnen zeggen voor Uw
onderwijs, dat mij zoowel wetenschappelijk als praktisch heeft gevormd.
Toen ik na afloop van de mobilisatie-jaren naar Utrecht terugkeerde,
was het voor mij een bijzonder voorrecht in staat te worden gesteld
tot het verrichten van een onderzoek van zielkundigen en hygiënischen
aard op economisch gebied. De leiding, die ik daarbij in het Labora-
torium voor de Psychologie van U, Zeergeleerde Roels. heb ontvangen,
wordt door mij in hooge mate gewaardeerd, Uw jonge wetenschap
wensch ik een voorspoedige en krachtige ontwikkeling toe.
Hooggeleerde Baart de Faille. Hooggeachte Promotor, voor Uwen
steun cn raad bij de bewerking en de uitgave van mijn studie betuig
ik mijn welgemeenden dank.
Den Direkteur der Schoenfabriek zeg ik dank voor de gelegenheid.
,die hij mij geboden heeft voor mijn onderzoek en het Personeel voor
de verleende medewerking. In het bijzonder gedenk ik hier met erkente-
lijkheid de trouwe hulp van den Bedrijfsleider, die mij met zijn vakkennis
heeft bijgestaan tijdens dc uren, welke ik in het bedrijf heb doorgebracht.
Sr:--.-
. ...... . ; : .
-ff^\'■ {-f ^ ■ , f! Ajl ni^
.•JV\'\';\'-!»\'
\' . . l\' w\'»- \' ,
wt\'
i/. 1\'
■V t
s -f.
-ocr page 13-De waarde der psychologie voor de economie en de hygiëne van den arbeid.
Verhooging der productie is een eisch, die in den tegenwoordigen
tijd sterker klinkt dan ooit te voren; maar het inzicht wint veld, dat
de arbeidskracht van het volk en het welzijn der arbeiders er niet
door mogen worden geschaad. En dat deze voorwaarde heden ten dage
even essentieel is als het doel zelf, blijkt uit de tegenkantingen, die het
Taylorstelsel allerwege ontmoet. Het doel van Taylors systeem heiligt
zijn middelen niet: met verlies van kapitaal aan arbeidsvermogen is
verhoogde productie toch te ruim betaald. . . . ^
Het systeem van Wetenschappelijk Beheer, zooals het uit de handen
van Taylor is te voorschijn gekomen, weet ondanks zijn groote fouten
evenwel enkele voordeelen te verwezenlijken. Men heeft getracht deze
voordeelen met het nuttig effect te vereenigen, dat bepaalde wetenschappe-
lijke pogingen om rekening te houden met grenzen en aard van het mensche-
lijk arbeidsvermogen, reeds hebben gesorteerd.
Die pogingen zullen in de volgende bladzijden ter sprake komen.
Hier moge er echter in het kort op gewezen worden, dat men ook ten
onzent oog heeft gehad voor de talrijke vraagstukken, die zich op dit
terrein voor den technicus en den hygiënist voordoen. Een bewijs ervoor
is het proefschrift van Dr. P. Persant Snoep, w.i. : „Technisch-hygië-
nische beschouwingen over de economie van den industrieelen arbeid . )
Aan de hand van eigen proefnemingen spreekt hij uitvoerig over de
vermoeidheidsbepaling, over de dag- en weekarbeidslijn, in verband met
het vraagstuk van de lengte en de indeeling van arbeidsdag en -week.
Vervolgens behandelt hij op dezelfde wijze de fabrieksverlichting. Daarna
komen de eischen voor goede tijds- cn beweging^tudiën, voor het be-
palen van cen standaardwerkwijze ter sprake. Ten slotte volgt een
Proeve van de vaststelling en de analyse van een bepaalde arbeids-
verrichting." Dit hoofdstuk bevat het geheele eigen onderzoek van den
schrijver Het betreft het blazen van de kleine glazen ballons voor de
gewone kooldraadgloeilamp. Daarbij mankt hij gebruik van de moderne
onderzoek-methoden, welke in dc voorafgaande hoofdstukken besproken
werden Ook het zielkundig onderzoek wordt ter sprake gebracht cn
bil de ontleding van dc dag-arbcids- cn de dag-vcrmoeidheidslijn toe-
gepast. Maar terwijl de reeds tot krachtige ontwikkeling gekomen
M I.e. van Doesburgh-Leiden 1918.
-ocr page 14-natuurkundige wetenschappen de volle aandacht van den schrijver hebben,
is in één opzicht de zielkunde toch wel in het gedrang gekomen. Er
ontbreekt namelijk een bepaling van de psychische en psychophysische
eigenschappen en vaardigheden, welke voor het blazen van de kleine
glazen ballons worden vereischt, benevens een reeks van tests om bij
de arbeiders op vlugge en zekere wijze te kunnen onderzoeken of zij
deze eigenschappen in voldoende mate bezitten. Toch heeft ook deze
bepaling een groote waarde. Want niet alleen, dat een arbeider, geplaatst
aan een machine of aan een handwerk, waarvoor de eigenschappen
en vaardigheden, die hij van huis uit heeft meegekregen, hem bizonder
geschikt maken meer zal produceeren; het feit, dat zijn zenuwen en
spieren, zijn opmerkzaamheid en zijn geheugen, kortom al zijn lichamelijke
en psychische eigenschappen en vaardigheden aangepast zijn bij het
werktuig waaraan, of de verrichting waarvoor hij staat, stelt hem boven-
dien nog in staat, langer en beter weerstand te bieden aan de schade-
lijke invloeden, die met den beroepsarbeid gepaard gaan.
Welke rol heeft de psychologie in het bedrijfsleven te vervullen?
Het is aan de beantwoording van deze vraag, dat dit proefschrift is
gewijd en meer in het bijzonder aan de nadere uiteenzetting van het
eerste deel der tweeledige taak, welke de toegepaste psychologie met
betrekking tot het probleem der selectie van arbeidskrachten heeft te
vervullen. Deze taak tóch is:
1°. Het opstellen van een psychologische karakteristiek (een lijst van
de benoodigde psychophysische en psychische eigenschappen en
vaardigheden) van gespecialiseerde arbeidsverrichtingen.
2". Het vinden van een reeks diagnostische hulpmiddelen om vlug en
zeker uit te maken, wie voor de arbeidsverrichtingen in kwestie
wel, wie niet geschikt is.
In verhouding tot het eerste deel dezer taak is het tweede deel van
betrekkelijk minder gewicht. De psychologische analyse baart ongetwijfeld
de meeste moeilijkheden, terwijl de individueele en toegepaste psycho-
logie op het oogenblik wel zoo ver gevorderd-zijn, dat zonder veel
moeite de benoodigde tests voor de diagnose der verschillende psychische
eigenschappen en vaardigheden worden gevonden.
Desniettemin zullen wij in Hoofdstuk I en II zoowel het vraagstuk
der psychologische analyse van de arbeidsverrichtingen, als dat van de
diagnose der eigenschappen en vaardigheden in groote lijnen schetsen.
In Hoofdstuk III echter geven wij, na een kort inleidend overzicht van
het bedrijf,^ uitsluitend een nauwkeurige analyse van de psychophysische
en psychische eigenschappen, welke voor de verschillende verrichtingen
en de bediening der onderscheiden machines in een schoenfabriek
vereischt zijn.
Tegen de volslagen miskenning van de rechten der persoonlijkheid bij
den arbeider, waaraan Taylor zich in zijn systeem van Wetenschappelijk
Bedrijfsbeheer schuldig maakt \'), verheft zich Münsterberg. Als psy-
choloog had hij in en buiten zijn laboratorium slag op slag den
machtigen invloed van individueel-psychologischc factoren op het
physisch en psychisch gebeuren kunnen waarnemen en zijn geoefend
oog vond differentiaties en nuances, waar de bedrijfleiders niets dan
eenvormigheid meenden te zien. En meteen werd het hem duidelijk,
dat de individueele psychologie, hoe jong zij als wetenschap ook mocht
zijn, geroepen was haar methoden en resultaten in dienst te stellen van
de individueele en sociale belangen, die bij de productie in de moderne
maatschappij betrokken zijn. Dat zij, evenals zij eens den stap van\'
algemeene tot individueele had gedaan, nu dien van individueele tot,
toegepaste wetenschap moest doen. En zoo diep zat die overtuiging bij
hem vast. dat hij een beroep op de al te prille jeugd en de nog zooveel
te wenschen overlatende ontwikkeling der individueele psychologie niet
wilde aanvaarden. „Versagt die wissenschaftliche Psychologie ihre Hilfe",
zoo oordeelde hij. ..SO nimmt das Leben mit vorwissenschaftlichen
Beobachtungen vorlieb. Da kann es doch unmöglich den Interessen der
Kultur entsprechen, wenn die Psychologie darauf besteht ihr nichts zu
geben, weil sie ihr nicht alles geben kann." 2)
Meer nog dan voor Münsterbergs theoretische beschouwingen, gat
men zich voor de resultaten, waarop de toegepaste industrieele psycho-
logie al spoedig in de praktijk wist te wijzen, gewonnen. Zijn onder-
zoekingen op de telefoonbediensters der Amerikaansche Bell Telephone
Company, op scheepskapiteins, machinisten cn trambestuurders bewezen
metterdaad, dat hij zijn verwachtingen omtrent de hulp der psychologie
bij de oplossing van het vraagstuk der selectie van arbeidskrachten niet
tc hoog had gesteld. Maar hoe belangrijk de perspectieven, die hierdoor
voor handel, bedrijf en verkeer geopend werden, ook waren, zij
alleen hadden de psychologie, na een lange , reeks van jaren nog niet,
de eereplaats verzekerd, die zij nu feitelijk reeds in het sociaal-
economisch leven inneemt. De oorlog, die op zoo menig gebied de
\') F. W. Taylor: Dc beginselen der wetenschappelijke bedrijfsleiding. Vertaald door
h". J. Hendrikse.
\') H. Münsterberg: Grundzüge der Psychotcchnik. Leipzig 19H blz. 21.
-ocr page 16-geleidelijk voortschrijdende evolutie in een revolutie heeft doen verkeeren.
werkte ook op de ontwikkeling der toegepaste sociaal-economische
psychologie als een katalysator. Sterk door den wil om te overwinnen
en gedreven door het instinct van zelfbehoud nam men besluiten, waar-
voor men onder normale omstandigheden uit overgroote bedachtzaam-
heid zou zijn teruggedeinsd. De nood der tijden prikkelde de traagheid
van denken en handelen der autoriteiten op militair en industrieel gebied;
alles wat de weerkracht van het volk kon verhoogen, werd met blijdschap
aanvaard. Zoo kreeg de psychologie een schoone kans, de deugdelijkheid
harer aanspraken van praktische wetenschap met bewijzen te staven.
En dat zij de gelegenheid heeft benut, niemand, die van de oorlogs-
onderzoekingen op vliegeniers en waarnemers, chauffeurs, patrouilleurs,
manschappen voor de Stosstruppen enz. heeft kennis genomen, kan het
betwijfelen. Alleen in het Amerikaansche leger werden, naar een rapport van
hec „Psychology Committee of the National Research Council", dat Roels
in zijn „Psychotechniek van Handel en Bedrijf"\') bespreekt, van Mei
1917 af, 1.726.000 man, waaronder 41.000 officieren op hun ver-
standelijken aanleg onderzocht. Tusschen den 27sten April en den 30sten
November 1918 werden 7.742 man (0,5 "/o) op grond van verstandelijke
defecten, die bij het onderzoek aan het licht waren getreden, voor ontslag
uit den militairen dienst voorgedragen. Voor 9.875 manschappen (0,6 %)
werd, wegens al te geringen verstandelijken aanleg, opname in bijzondere,
werkbataljons gevraagd; 0,432 manschappen (0,6\'Vo) werden in speciale
ontwikkelingsbataljons, waar men met hun bijzonderen psychischen toestand
rekening hield, ondergebracht.
Maar beter nog dan aan het oorlogswerk, kon de toegepaste sociaal-
economische psychologie aan het vredeswerk haar praktisch nut demon-
streeren. Het feit, dat de geschokte maatschappij voor herstel slechts
op bezuiniging en intensievere productie aangewezen is, plaatste haar
al in een bijzonder gunstige positie. Daarbij komt nog, dat er aan be-
zuiniging op het doode materiaal en aan een meer economische exploitatie
der machinale arbeidskrachten haast niet te denken valt. De physische
techniek had vóór den oorlog reeds een groote hoogte bereikt en de roep
om vermindering van arbeidsduur, die allerwege opklinkt, maakt, wil
de productie zich niet alleen op haar oude peil handhaven, maar dat
ook overschrijden, o.m. een rationeeler aanwending der levende arbeids-
kracht tot een gebiedenden eisch. Men is zich dan ook gaan afvragen
of de psychotechniek, de wetenschappelijke toepassing der resultaten
van het algemeen- en in het bijzonder van het individueel-psychologisch
onderzoek bij de oplossing van vraagstukken als die van beroepsge-
schiktheid en arbeidsrendement niet in staat zou zijn, de besparing en
daarmee de verhoogde productie te geven, dic dc physische techniek
alleen niet meer in staat is tc leveren. De eerste pogingen in die richting
werden al met succes bekroond. Om maar een van de vele gevallen te
noemen, waarin de psychologie uitkomst bracht, volstaan wij met op
de resultaten te wijzen, die de directeur der „Fahrschule und psychotech-
N.V. de R.K. Boek-Centrale Amsterdam 1920, blz. 27 volg.
-ocr page 17-nische Prüfungstelle der grossen Berliner Strassenbahn", K. A. Tramm,
met speciale, psychologisch gefundeerde opleidingsmethoden bereikte.
Het ging er om bij een candidaat-trambestuurder de verrichtingen, die
de bediening der machine vereischt, vóór hij op den wagen komt, zoo
vlug en zeker mogelijk aan te leeren. Tot voor kort waren 1500 leer-
lingen-bestuurders met behulp dezer nieuwe methoden opgeleid en het
bleek reeds, dat de opleidingstijd en de opleidingskosten tot ongeveer
de helft van vroeger konden worden teruggebracht en bedrijfsongevallen
door schuld nagenoeg niet meer voorkwamen.\')
Het is dan ook niet tc verwonderen, dat men zich, zoowel van werk-
gevers- als van werknemerszijde, voor dezen nieuwen tak van wetenschap,
die na zoo korten bloei al zulke rijpe vruchten afwierp, ging interessceren.
Deze belangstelling uitte zich op daadwerkelijke wijze: hier tc lande
o.a. kwam de stichting van een Centraal Zielkundig Berocpskantoor
vanwege het Bureau voor dc R.K. Vakorganisatie tot stand, dat, naar
wij verwachten, wel spoedig een pendant zal krijgen in een „Instituut
voor Bedrijfs- en Handelspychologie", dat de Algemeene R.K. Wcrk-
geversvereeniging op haar program heeft staan. Het eerste heeft tot
doel te komen tot cen psychologische karakteristiek der gespecialiseerde
lagere cn middenvakken cn daarbij aansluitend de diagnose van den
aanleg cn dc geschiktheid om een dezer beroepen met succes te kunnen
^\'^Het"werkprogram van het Instituut voor Bedrijfs- cn Hnndelspsy-
chologie is heel wat breeder. In een voordracht op de jaarvergadering
der Algemeene R.K. Wcrkgcversverecniging, den 27cn April 1919 tc
Breda gehouden, vatte Rocls het als volgt samen. )
le. Een psychologische analyse der verschillende lagere, midden- en
hoogere beroepen in handel en bedrijf. , , , j , ,,
2c. Een onderzoek naar den aanleg en dc geschiktheid voor deze vakken.
3e. Het classccren cn rcclassccrcn van arbeiders cn beambten op
grond van dit onderzoek. . , , , j
4c Een psychologisch georiënteerd onderzoek naar dc voorwaarden
en gevolgen van den arbeid in handel cn bedrijf, voornamelijk met
betrekking tot dc factoren, die dc arbeidspracstatic, hetzij in gunstigen,
hetzij in ongunstigen zin bcinvlocden (standaardorganisatie, standaardwerk-
methoden, standaardwerktuigen, invloed van verschillende loonstelscls,
arbeidssplitsing, vermoeidheid, bedwelmende middelen enz.).
5c. Een onderzock der verschillende systemen van wetenschappelijk
beheer naar psychologische gezichtspunten.
6c. Een analyse der individueel- cn sociaal-psychologische vcrschi)nselen,
die bij den handel een rol spelen.
\') K A Tramm: Dic rationelle Au.sbildung des Fnhrpcrsonnl.s für Stra.s.scnhalincn nuf
psychotcchni-schcr Grundlage. Prnkti.schc Psychologie. Monnt.s.schrift für die gcsammtc
angewandte Psychologic, für Bcruf.slicratung und indiustriclle Psychotcchnik I. bli. 1».
Vgl. ook Rocls: Psychotechniek van Handel cn Bedrijf, hh. 129. , i
») Vgl. Piorkowski: BcitrJigc zur psychologischen Methodologie der wirt.schaftlichcn
Bcrufseignung. Leipzig 1915, blz. 15.
\') Vgl. Roels: Psychotechniek van handel cn bedrijf, blz. 116.
-ocr page 18-Ook in het buitenland heeft men de toegepaste sociaal-economische
psychologie instituten ter beschikking gesteld, waar zij haar taak ten
bate van individu en gemeenschap naar behooren zal kunnen vervullen.
Zoo bpit Mannheim reeds een „Wirtschaftspsychologisches Labora-
torium", dat blijkens een mededeeling in het „Zeitschrift für angewandte
Psychologie" de volgende punten op zijn program heeft staan:\')
le. Een zielkundig onderzoek naar de eischen, die voor bepaalde
werkzaamheden en beroepen worden gevorderd, benevens het opstellen
en verrichten van proeven om de zielkundige geschiktheid voor deze
werkzaamheden en beroepen te kunnen bepalen.
2e. Een onderzoek naar de zielkundige verschijnselen en processen
bij het onderwijzen, leeren en inoefenen van arbeidsverrichtingen en
het opstellen en uitwerken van doelmatige opleidings- en leermethoden.
3e. Een zielkundig onderzoek naar de arbeidsverrichtingen en het
opstellen van doelmatige werkmethoden.
4e. Een zielkundig onderzoek naar de arbeidsindeeling en het vinden
van doelmatige vormen van arbeidsverdeeling en arbeidsineenschakeling.
5e. Een onderzoek naar de doelmatige aanpassing van arbeidsmiddelen
en arbeidsmilieu bij de psyche van den arbeider.
6e. Een onderzoek naar de zielkundige verschijnselen, die zich bij
ineengeschakelden en gemeenschappelijken arbeid voordoen.
7e. Een onderzoek naar de psychohygiënische voorwaarden, waaronder
het werk plaats heeft en de regeling van den arbeid naar psycho-
hygiënische gezichtspunten.
8e. Een onderzoek naar de zielkundige oorzaken der bedrijfsongevallen
en de verwezenlijking der middelen, die uit psychologisch oogpunt tot
hunne voorkoming noodzakelijk zijn.
9e. Een zielkundig onderzoek naar de algemeene wetten der reclame
en haar praktische beteekenis, daarnaast het toetsen van middelen en
maatregelen.
Dat het met het oog op de deugdelijkheid der vruchten, die de
toegepaste sociaal-economische psychologie in de toekomst belooft af
te werpen, wenschelijk is, dat zoo maar niet ieder zich waagt aan het
beëxperimenteeren der arbeidskrachten, die bij de productie betrokken
zijn, spreekt van zelf. Welk een gevaar daarin voor een gezonde
ontwikkeling der jonge wetenschap gelegen is, valt gemakkelijk op te
maken uit het woord van protest, dat de „Oberlehrer" RololT, in het
Zeitschrift für angewandte Psychologie (Bd. 16, H. 1, blz. 82) laat hooren
tegen de onverantwoordelijke wijze, waarop Moede, de directeur van het
laboratorium voor industrieele psychotechniek in Charlottenburg, een
aantal ingenieurs, werkmeesters en bazen met behulp van een vijfdaagschen
„Ausbildungskursus in der Eignungsprüfung des industriellen Lehrlings"
in alle geheimen van het psychologisch onderzoek naar de beroeps-
vaardigheid trachtte in tc wijden. In vier minuten, niet meer cn niet
minder, werden er de deelnemers in het praktisch onderzoek van het
oordeelsvermogen bekwaamd. Het eenig middel, waardoor dergelijk soort
\') Bd. 15, blz. 159; vgl. ook Rocis: Psychotcchnick van handel cn bedrijf. Blz. 1 H cn 115.
-ocr page 19-oppervlakkigheden kan worden voorkomen is, dat Universiteiten, Tech-
nische Hoogescholen en voor zoover het de zielkundige verschijnselen
en processen betreft, die bij den handel een rol spelen, Handelshooge-
scholen, onderwijs en onderzoek in handen nemen. Dan alleen bestaat
er kans, dat wij mettertijd een phalanx van psychologisch geschoolde
krachten krijgen, die tegen de talrijke en zoo ingewikkelde problemen,
die het moderne bedrijfs- en handelsleven aan de orde stelt, zijn op-
gewassen. Geissler in Amerika, Roels ten onzent, bepleitten al de op-
richting van speciale onderwijs-instituten, die de bevoegdheid moeten
bezitten om, na met gunstig gevolg afgelegd examen, den titel van
industrieel psychotechnicus te kunnen verleenen.\') De Berlijnsche Han-
delshoogeschool zal nu binnen kort een dergelijk „Institut für Wirtschafts-
psychologie" openen; Moede is er al tot directeur van benoemd.
Als de toegepaste sociaal-economische psychologie bij haar ontwikkeling
de beloften houdt, waarmede zij zich in bedrijfs- en handelskringen heeft
aangediend, kunnen de instituten, hoe zeer zij zich mettertijd ook ver-
menigvuldigen, onmogelijk aan de eischen voldoen, die hun zullen worden
gesteld. De maar steeds verder en verder voortschrijdende specialiseering
van den arbeid maakt het ten langen leste wel noodzakelijk, dat elk
bedrijf er zijn eigen psychologisch laboratorium, in elk geval zijn eigen
methoden voor de selectie der arbeidskrachten op na gaat houden. In
de Duitsche groot-industrie doet zich het verschijnsel trouwens al voor.
Maar ook de Nederlandsche bedrijfsleiders gaan inzien, dat de dif-
ferentiatie der arbeidsverrichtingen tengevolge van de steeds meer en
meer geperfectioneerde techniek speciale onderzoekingen voor hun
bedrijf noodzakelijk maken.
\') Gcisslcr: A plan for the technical training of consulting psychologists. The Journal
of Applied Psychologic, 11, blz. 77: Rocls: Psychotcchnick van handel en bedrijf blz. 144.
hoofdstuk ii
DE PSYCHOLOGISCHE KARAKTERISTIEK VAN EEN VAK
EN HET ZIELKUNDIG ONDERZOEK NAAR DEN AANLEG
EN DE GESCHIKTHEID VOOR DE UITOEFENING ERVAN.
Wij hadden in het vorige hoofdstuk al gelegenheid op te merken,
dat bij de verwezenlijking der leus „de rechte man op de rechte plaats"
en bij de selectie voor elk beroep, voor elke machine, voor elke arbeids-
verrichting van juist daarvoor geknipte werkkrachten, de psychologie
een tweeledige taak te vervullen zal hebben: le. een veelzijdig onderzoek
naar de zielkundige eigenschappen en vaardigheden, die de verschillende
beroepen, machines en arbeidsverrichtingen vereischen; 2e. het vinden
van hulpmiddelen om vlug en zeker de geschiktheid der arbeidskrachten
om met succes in deze beroepen, aan deze machines, bij deze ver-
richtingen werkzaam te zijn, te kunnen diagnosticeeren. Wij wezen er tevens
op, dat tengevolge der steeds verder en verder voortschrijdende specia-
lisatie der arbeidsverrichtingen deze onderzoekingen zoo maar niet in het
algemeen konden worden gedaan, maar dat terdege rekening moest
worden gehouden met de bijzondere voorwaarden, waaronder het werk
in een bepaald bedrijf plaats heeft, voorwaarden, die vaak in een
zelfde industrie of bedrijf van fabriek tot fabriek verschillen. Wat
voordeel de bedrijfsleiding met dgl. soort onderzoekingen kan doen,
demonstreerden wij aan een voorbeeld, dat voornamelijk het goed recht
van psychotechnisch gefundeerde opleidingsmethoden voor leerlingen in
het licht stelde.
Door bijzondere omstandigheden nu waren wij in staat in een schoen-
fabriek de verrichtingen, die bij de bediening der machines, waarmee het
bedrijf werkt, te pas komen, psychologisch te analyseeren.
Doel daarbij was een reeks gemakkelijk te hanteeren diagnostische hulp-
middelen samen te stellen om vlug en zeker te kunnen uitmaken, aan
welke machine nieuwe arbeidskrachten, met het oog op hun aanleg en
geschiktheid, zonder al te groot verlies aan tijd en geld, het .best tc werk
kunnen worden gesteld.
Van hoeveel waarde het bezit van zulke middelen voor dc directie
van een bedrijf is, blijkt met overgroote duidelijkheid uit dc resultaten,
die Münsterberg bij soortgelijke onderzoekingen op telefoonbediensters van
de Amerikaansche Bell Telephone Company verkreeg. Deze maatschappij
toch zag zich genoodzaak jaarlijks een derde der voor den dienst aan-
genomen telefoonjuffrouwen wegens ongeschiktheid tc ontslaan, wat haar
natuurlijk, bij het talrijk personeel, dat zij in dienst had, op groot geldelijk
verlies kwam te staan. ^
Roels geeft in „De toekomst der psychologie \') verslag van de wijze
en de resultaten van het onderzoek: „Hij (Münsterberg) stelde zich ter
plaatse op de hoogte van de psychophysische eigenschappen, die een
geschikte telefoonjuffrouw dient te bezitten; zij bleken te bestaan in een
bepaalden graad van verstandelijke ontwikkeling, een betrouwbaar on-
middellijk geheugen voor cijfers, een gelijkmatige constante concentratie
der opmerkzaamheid, vingervlugheid, zekerheid en vlugheid in het treffen
van een punt, waarop van grooten afstand wordt gemikt, een zekere
snelheid van intellectueel onderscheidingsvermogen, korten reactie-tijd.
Elk dezer eigenschappen werd met behulp eener daartoe geschikte proef
onderzocht en het resultaat in een cijfer neergelegd. De cijfers, die in
de verschillende proeven waren behaald, werden vervolgens voor elke
candidate tot een eindcijfer verrekend en door vergelijking der aldus
verkregen cijfers onderling was het mogelijk zich een denkbeeld over
de betrekkelijke geschiktheid der meisjes te vormen. Het bleek nu, dat
een paar geroutineerde telefoonjuffrouwen, die tusschen de candidaten
waren ingeschoven, een omstandigheid, waarvan Münsterberg niet op
de hoogte was, in elke proef onder de besten behoorden en dat meisjes,
die op grond van het onderzoek ongeschikt voor het beroep waren ver-
klaard, ook in de praktijk faalden en later moesten worden ontslagen.
Over het algemeen hadden de proeven uitstekend voldaan cn het beste
bewijs, dat de directie er haar voordeel mee had gedaan, is wel, dat
sindsdien het onderzoek - in een gewijzigden vorm ~ systematisch op
alle sollicitanten wordt toegepast."
Men heeft het nut van dit en dergelijk soort onderzoekingen m twi)tcl
getrokken op grond van de overweging, dat langdurige vertrouwdheid
met de te verrichten arbeidstaak en maar lang genoeg doorgezette
oefening wel in staat zouden zijn oorspronkelijk voorhanden verschillen
in den aanleg en dc geschiktheid volkomen uit te wisschen.
Ervaringen, zoowel in de praktijk des levens als in het laboratorium
opgedaan, weerspreken deze veronderstelling echter ten sterkste. Onder
de klachten toch. die men van werknemerszijde tegen de generaliseeringen
van het Taylorstelsel heeft aangevoerd, neemt die. dat de praestaties
van een eerste-klas-arbeider aan de verrichtingen van den doorsnee-
werkman als maatstaf worden aangelegd, een buitengewone plaats in.
Wat niet tc verklaren zou zijn, als de arbeiders zelf in bedrijf, fabriek
cn werkplaats niet de ervaring hadden opgedaan, dat er zelfs na perioden
van jarenlange inoefening van verrichtingen, toch nog verschillen blijven
bestaan, die in laatste instantie door het oorspronkelijk gegeven onder-
scheid in aanleg cn geschiktheid worden bepaald. Deze praktische
ervaringen worden volkomen door het resultaat van laboratorium-
onderzoekingen bevestigd. Want al is de vervolmaking eener vaardig-
heid onder den invloed der oefening theoretisch niet beperkt, een
C N Tcuirnó^en Bo^ 1918. blz. 17; vql. ook Münstcrbcr«: Psycholoflic und
Wirtschaftsleben. Leipzig 1916. blz. 6.3; v. Ginneken; Dc rcclitc man op de rechte plaats.
N.V. de R.K. Boek-Centrale-Amsterdam 1918. blz. 29 volg.
grens vindt zij toch in de uitputting der krachten van het individu,
in de beperktheid van het resevoir van vermogens, dat men van
huis uit voor een bepaalde verrichting heeft meegekregen \'). Als
trouwens de oefening alles vermag te doen, zou een indeeling der
vakken in beroepsgroepen, gebouwd op de speciale eigenschappen
en vaardigheden, die er voor worden vereischt, geen zin hebben.
En het is toch niet te betwijfelen, dat een dergelijke indeeling haar
goede gronden heeft. Zoo stelt Piorkowski b.v. in zijn „Beiträge zur
psychologischen Methodologie der wirtschaftlichen Berufseignung" het
volgende schema op:
A. Niet-gespecialiseerde vakken, d.wz. vakken, waarvoor het bezit
van bijzondere vaardigheden niet wordt vereischt.
B. Gespecialiseerde vakken.
1. lagere vakken, d.w.z. vakken, waarvoor bepaalde psychophysische
eigenschappen en vaardigheden, in het bijzonder een bepaald opmerkzaam-
heids- en reactie-type, dat bestand is tegen den invloed der vermoeienis,
wordt vereischt. Algemeene verstandelijke ontwikkeling wordt er zoo
goed als niet voor gevraagd.
2. Midden vakken, waarvoor naast algemeene verstandelijke ont-
wikkeling, wordt vereischt een zekere combinatie van zielkundige
eigenschappen en vaardigheden, waarvan de ontplooiing slechts in een
bepaald kader en als het ware mechanisch behoeft plaats te hebben.
3. Hoogere vakken, waarbij organiseeren, zelfstandig kiezen, onder-
scheiding tusschen het ware en valsche, het wezenlijke en bijkomstige,
daarenboven het zoeken en constueeren van nieuwe synthesen uit oude
gegevens te pas komt; kortom al die vakken, waarin het individu niet
werktuigelijk, maar zoekend, vorsehend, scheppend te werk gaat.
Behalve voor de vakken van de klasse der niet-gespecialiseerde beroepen,
worden voor alle overige, speciale eigenschappen en vaardigheden van
bepaalde sterkte gevraagd, bij wier algeheel of gedeeltelijk gemis ook
jarenlange oefening succes bij de uitoefening van het beroep niet kan
verzekeren. Het is zelfs de vraag of er wel niet-gespecialiseerde beroepen,
d.w.z. vakken, waarvoor het bezit van speciale eigenschappen niet wordt
vereischt, bestaan. Want terecht merkt Roels op." als men het complex
van moreele eigenschappen in de zielkundige karakterstiek der beroepen
recht laat wedervaren en het oog niet uitsluitend voor de zintuigeiijke
en intellectueele functies openhoudt, dan bestaan er eigenlijk geen niet-
gespecialiseerde vakken. Zelfs het beroep van loopjongen vereischt dan
bepaalde eigenschappen, bij gemis waarvan hij een nagel aan den dood-
kist van zijn patroon wordt
Dat voor de gespecialiseerde beroepen vooral het bezit vnn heel
karakteristieke eigenschappen en vaardigheden wordt vereischt, kunnen
\') Vgl. o.a. Mcumann ; Vorlesungen zur Einführung in die experimentelle Pädagogik
und ihre psychologischen Grundlagen. Leipzig. Berlin I9H. blz. H6 volg.
\') Leipzig 1915, blz. 15; vgl. ook: v. Ginneken: Dc rechte man op de reclite plaat.s.
blz. 39: Roels: Aanleg en beroep. N.V. de R.K. Boek-Centrale Amsterdam 1919, blz. 22 volg.
•) Roels: Psyjchotechniek van handel en bedrijf, hlz. 34: vgl. ook Baumgarten: F^inlge
Bemerkungen zur Frage der Berufseignungsprüfung. Zeit.schrift für angewandte P.sycho-
logie, Bd. 15. blz. 79 cn 80.
wij aan de hand van Piorkowski. duidelijk demonstreeren aan het verschil-
lend soort opmerkzaamheidsvormen. dat voor de beoefening van sommige
gespecialiseerde lagere vakken noodig is. Men onderscheidt inderdaad
verschillende vormen van opmerkzaamheid: , , ,
lo Geconcentreerde opmerkzaamheid: die, waarbij de aandacht langen
tijd gelijkmatig op één voorwerp wordt gericht.
2» Distributieve opmerkzaamheid: die. waarbij de aandacht langen tijd
aelijkmatig over verschillende voorwerpen wordt verdeeld.
30 Periodieke opmerkzaamheid, d.w.z. de aandacht wordt, ten gevolge
der periodiciteit van het werk. geregeld op bepaalde oogenblikken gespitst
om daarna weer te mogen verslappen. , . , ,
4° Aperiodieke opmerkzaamheid: de aandacht wordt met volgens een
bepaald rhythme nu eens geconcentreerd om dan weer te verslappen, maar
dient telkens na onderling ongelijke intervallen scherp te worden gespannen.
5» Opmerkzaamheid met groot accomodatie-vermogen, d.w.z. aandacht,
dievlua van richting kan veranderen zonder daarbijaanspanning in te boeten.
Nu vereischen niet alle beroepen, die tot de eerste klas der
aesoecialiseerde vakken behooren. denzelfden opmerkzaamheidsvorm. Üike
der genoemde vormen komt maar voor bepaalde beroepen en voor geen
andere in aanmerking. 1 u. jf
V Een gelijkmatige, gedurende langen ti)d toegespitste aandacht wordt
slechts voor die beroepen vereischt. waarbij de werkman aan een machine
geplaatst is. die in een gelijkmatig tempo haar cybeid ^«o ^
b V de arbeider aan den mechanischen weefstoel in de textielindustrie
er nauwkeurig op te letten of de draden niet breken om ze. wanneer
dit het geval is. weer zoo spoedig mogelijk aan elkaar tc knoopen.
Daar is o.a. een gelijkmatige, langen tijd aanhoudende, toegespitste aan-
dacht voor noodig. Want. wanneer de arbeider
opmerkzaamheid verslapt en intusschen een draad breekt kan het weefsel
onberekenbare schade lijden. . , , u - j
2° Distributieve opmerkzaamheid vragen al die beroepen, waarbi) de
werkman tegelijker tijd op meerdere machines of op meerdere onderdeelen
van één machine te letten heeft. Een eenvoudige stoommachine verlangt
aandacht voor den vuurhaard, het pijlglas. den manometer, het warm-
loopen der machinedeelen. de snelheid van de drijfas enz.
3" Rhvthmick der opmerkzaamheid wordt vereischt voor de bediening
van die machines, waarbij het arbeidsproces zóó verloopt. diU het na
bepaalde, telkens even groote intervallen, voor korten ti,d een strak
g«%nnen aandacht van den arbeider vraagt. D.t is b.v. he voor
alle machines, waarbij een verandering van een der onderdeden op een
naLkeurig bepaald oogenblik gedurende het ver oop van het werk zelf
noodig is. Zoo moet b.v. de werkman aan de mengmachine in dc
wolspinnerij, waarbij verschillende draden op ccn spoel worden gewikkeld,
telkenmale op het moment acht geven, dat de spoel zoo goed als afgcloopcn
is om er dan zoo snel mogelijk een andere voor in de plaatstestellen
Grijpt hij te vroeg in. dan blijft er te veel materiaal ^P^c oude spoel
zitten, dat dan verloren gaat: grijpt hij te laat in. zoo breekt dedraad_
Elke vier of vijf minuten herhaalt zich dat spel. In den tusschentijd
behoeft hij niet bijzonder op te letten, maar dan moet hij zijn aandacht
weer zoo strak mogelijk spannen om te voorkomen, dat de ongelukken,
waarvan zoo juist sprake was, plaats grijpen.
4°. Den vierden vorm van opmerkzaamheid, welken wij hebben onder-
scheiden, bepaalden wij als dien, waarbij de aandacht niet volgens een
zeker rhythme nu eens moet worden gespitst en dan weer kan verslappen,
maar als dien, waarbij concentratie der opmerkzaamheid na onderling
ongelijke intervallen noodig is. Hij komt te pas bij alle soort werk, waar
men met snel-verloopende, niet-rhythmische processen te doen heeft. Zoo
b.v. in de chemische industrie. De arbeider heeft daar nauwkeurig acht
te geven op het stadium, waarin twee stoffen, die bezig zijn zich te
verbinden, gekomen zijn om dan, ter vermijding van ontploffingen b.v.,
een electrischen stroom te verbreken of een gasvlam uit te draaien.
5°. De richting van de opmerkzaamheid vlug te kunnen veranderen,
is voor alle beroepen van gewicht, waarbij men vaak, vlak na elkaar,
zijn aandacht geheel en al aan verschillende dingen te wijden heeft.
Wat zou b.v. een telefoonjuffrouw, iemand aan een druk loket van station
of postkantoor, zonder vermogen tot snelle accomodatie aan nieuwe
indrukken, in staat zijn te doen?
Wat van de eischen geldt, die de verschillende beroepen aan de aan-
dacht stellen, geldt in even sterke mate van de andere eigenschappen,
die voor een vak worden vereischt. En het is dan ook duidelijk, dat er
van individueel en sociaal standpunt veel aan gelegen is, dat het complex
van speciale eigenschappen en vaardigheden, dat elk beroep in de praktijk
vraagt, juist wordt gekend. Bezit men daarenboven de middelen om
vlug en zeker te kunnen uitmaken of een individu, dat zich in het een
of ander vak begeven wil, de daartoe vereischte zielkundige eigenschappen
bezit, dan is er van zielkundig standpunt een belangrijken stap op den
weg naar een rationeeler regeling der beroepskeus gezet. Reeds lang is
de praktische psychologie ernstig bezig de tweevoudige taak, dïe zij bij
de oplossing van het vraagstuk der beroepskeus te vervullen heeft tot
een goed einde te brengen. Alleen is men het niet overal met zich zelf
eens, hoe de beide deelen dezer tweeledige taak praktisch het best met
elkaar in verbinding worden gebracht. Langen tijd meende men, dat
het voldoende was om de meest essentieele uit het complex van voor
een beroep benoodigde eigenschappen te lichten om dan met één enkele
proef van hooge symptomatische en diagnostische waarde de candidaten
voor het vak op het bezit dezer eigenschap te onderzoeken. Münsterberg
b.v. heeft dat bij zijn onderzoek naar de geschiktheid voor het vak van
electrischen trambestuurder gedaan. Als de meest centrale eigenschap
gold voor hem de bepaalde vorm van opmerkzaamheid, waarover de
candidaat moest beschikken en toen hij een proef gevonden had, waarmee
de opmerkzaamheidsvorm vlug en zeker viel te diagnosticeeren, meende
hij dan ook. dat het vraagstuk was opgelost \'). Ook Stern is in den
beginne dien weg opgegaan. Ook hij stelde een onderzoek in naar de
beroepsgeschiktheid van aspirant-electrische-trambestuurders. En hoewel
\') Münstcrbcrg: Psychologic und Wirtschaftsleben. Leipzig 1916, blz. 48.
-ocr page 25-hij de centrale eigenschap uit het heele complex van vaardigheden, dat
het beroep vereischt, niet met Münsterberg in den bijzonderen aan-
dachtsvorm ziet, waarover de candidaat moet beschikken, is hij het toch
in zooverre met hem eens, dat hij een veelzijdig onderzoek naar alle
vaardigheden overbodig acht en meent wel met een enkele proef naar
de z.i. meest markante eigenschap, het speciale reactie-type, te kunnen
volstaan \'). Tegenwoordig echter neigt men. vnl. op grond van de klem-
mende argumenten, die Lipmann tegen deze methode te berde bracht,
meer tot de meening. dat een veelzijdige psychologische karakteristiek
der beroepen en een veelzijdig onderzoek naar den aanleg en de ge-
schiktheid noodig is, ofschoon de strijd tusschen de vertegenwoordigers
der beide richtingen ook nu nog niet is uitgevochten. In den laatsten
tijd schijnt men zelfs weer tot de eerste methode terug te keeren, want
in werkelijkheid ziet men soms op grond van geheel andere overwegingen
van een gedetailleerde analyse van het eigenschappen-complex en van
een veelzijdig onderzoek naar den aanleg en de geschiktheid af.
Bij een onderzoek naar de geschiktheid voor een vak kan men nl.
twee wegen inslaan. Men beeldt de verrichtingen, zooals zij in de
werkelijkheid plaats hebben, in het laboratorium nauwkeurig af, of men
splitst het complex van vereischte eigenschappen in zijn componenten
om dan elke functie afzonderlijk te onderzoeken. Beide methoden bezitten
voor- en nadeelen. Het voordeel der eerste is haar levensechtheid; het
nadeel, dat men steeds tegenover een uiterst samengesteld geheel blijft
staan. De tweede methode daarentegen munt uit door overzichtelijke
proefopstellingen en het feit. dat gemakkelijk kan worden nagegaan, welke
afzonderlijke functies aan eventueele onvoldoende resultaten schuld hebben.
Maar een bezwaar is in haar levensvreemdheid en de moeilijkheid
gelegen om de gegevens, welke met betrekking tot de afzonderlijke
functies werden verkregen, op hun juiste waarde te schatten. Zoo volgde
Erich Stern bij cen onderzoek naar de geschiktheid voor vliegenier eerst
dezen, later genen weg Ook Benary en Kronfeld trachtten bij hun
onderzoekingen op candidaat- vliegeniers zooveel mogelijk de verrichtingen,
zooals zij in werkelijkheid plaats hebben, in het laboratorium na te
bootsen-\'). Volgens den eersten zou men niet beter kunnen doen dan
bij den candidaat nagaan, in hoeverre hij in staat is onder soortgelijke,
experimenteel geconstrueerde bezwaren als die. waaronder hij m de
praktijk werkt, zijn opmerkzaamheid te verdeelen. Zi)n definitieve
proefopstelling komt dan ook op een onderzoek naar de distributieve
opmerkzaamheid neer, waarbij evenwel gezorgd is, dat de overige
eigenschappen, die van den waarnemer worden gevraagd, met al te zeer
\') Stern: Ueber eine psychologische Eignungsprüfung für Strasscnbahnfahrerinnen.
Zeitschrift für angewandte Psychologie, Bd 13. blz. 93. .. , .t.
») Liptnann: Zur psychologischen Charakteristik der „mittleren Berufe. Zeitschrift
Er3"stcrn?ÏÏeïïr°^cL cxpcrlmcn^tclUpsychologischc Eignungsprüfung für Flugzeug-
führer Zeitschrift für angewandte Psychologie, Bd. 15. blz. 236. „ , ,
M W änarv ^^ Kurzer Bericht über Arbeiten zu Eignungsprüfungen für Fli^er-Beobachter.
Zeitschrift für angewandte Psychologie. Bd. 15 blz. • A. Kronfe d: Eine e^
tcll-psychologischc Tauglichkeitsprüfung zum Flugdienst. Ibid.. Bd. 15. blz. H2
in het gedrang komen. De experimentator laat nl. den candidaat van
een stafkaart, die op de trommel van een kymographion aan zijn oog
voorbij trok, een weg na teekenen en daarbij tevens op verschijnselen van
twee andere waarnemingsvelden — het oplichten van geometrische
figuren en gekleurde lampen ^ letten. Kronfeld legt bij de beschrijving
der proeven, die hij in opdracht van de een of andere „Fliegerunter-
suchungskommission" van het Duitsche leger deed, den nadruk op
het feit, dat de objectieve en vooral de subjectieve voorwaarden van
het onderzoek zooveel mogelijk moeten overeenkomen met die, waar-
onder het vliegen in de praktijk plaats heeft. Zijn methode gelijkt veel
op die van Benary.
f Ook de methode, die Lipmann met Reichenbach bij het psychologisch
onderzoek der candidaten voor het vak van marconist in het Duitsche
leger toepaste, bestaat hierin, dat het geheele complex van verrichtingen,
dat de arbeid van den marconist vraagt, kunstmatig wordt nagebootst.
En slechts daarin verschilt het experiment van de arbeidsverrichtingen
, in de praktijk, dat het arbeidsproces zeer vereenvoudigd wordt en de
verschillende opdrachten onder nauwkeurig meetbare voorwaarden
worden uitgevoerd. \')
Dat er met behulp van deze methoden wel resultaten te verkrijgen
zijn. blijkt uit het verslag, dat Kronfeld van zijn onderzoek uitbrengt.
Hij vond, dat afzonderlijk, maar ook gecombineerd voorkomen:
le. het primair-apperceptieve type.
Wat de hoofdopdracht — het aangeven van den weg op de stafkaart
— betreft, geeft het goede resultaten, minder goed is het op de neven-
taak — het letten op de oplichtende lampen — ingesteld. Daarmee
in verband staat zijn geringe afleidbaarheid. De kenmerken van het
musculaire reactie-type, verkeerde en voorbarige reacties, komen niet
voor. Het is gevoelig voor den invloed der oefening.
2e. het primair-motorisch reactie-type. Het voldoet beter dan het
vorige type in de bijopdrachten. Zijn motorische reacties volgen prompt,
maar zijn dikwijls verkeerd en voorbarig. De afleidbaarheid is bij de
vertegenwoordigers ervan dan ook groot.
3e. het langzame leertype kenmerkt zich door slechte resultaten in
het volbrengen der hoofd- en neventaak. Deze kunnen echter door de
groote gevoeligheid voor den invloed der oefening worden gecompenseerd.
4e. het nerveuse type is weinig toegankélijk voor den invloed der
oefening, raakt gauw vermoeid en is in hooge mate afleidbaar.
Hoe levensecht de proeven, waarbij het onderzoek naar de geschikt-
Tieid voor de arbeidsverrichtingen onder soortgelijke objectieve en sub-
jectieve voorwaarden, als in de werkelijkheid plaats heeft, ook mogen
zijn, in de omstandigheid, dat zij meestal niet een veelzijdig onderzoek
naar den aanleg insluiten, maar slechts één enkele, zij het dan ook
centrale, eigenschap toetsen is een groot gevaar gelegen.
1) O. Lipmann: Dic psychischc Eignung der Funkcntelegraphistcn. Programm einer
analytischen Prüfungsmethode und Bericht über eine Experimentaluntcrsuchung. Zeitschrift
für angewandte Psychologie. Bd. 15. blz. 301.
Roels heeft, naar aanleiding van Münsterbergs onderzoekingen naar de
beroepsvaardigheid van scheepskapiteins, dit gevaar zeer juist gekarakteri-
seerd. „Als de meest fundamenteele eigenschap, waarin het geheelvaneischen,
dat aan een betrouwbaren kapitein mag worden gesteld, veilig kon
worden samen gevat, gold voor Münsterberg de zekerheid en snelheid,
waarmee in moeilijke situaties een besluit wordt genomen. Hij zocht
dan ook naar een proef, waarin deze vaardigheid in haar hoegroot-
heid kon worden bepaald en meende, toen hij die eenmaal gevonden
had. nu ook in staat te zijn uit te maken, wie al, wie niet voor het
vak geschikt was. Om de centrale eigenschap van zekerheid en snelheid
in het besluiten, mogen echter de meer periphere niet over het hoofd
worden gezien. Zoo is het b.v. van buitengewoon veel gewicht, dat een
scheepskapitein een geluidsbron juist weet te localiseeren en hij is
daartoe slechts in staat, wanneer zijn beide ooren een normale gehoor-
scherpte bezitten. Is dat niet het geval; dan kan het gebeuren, dat een
signaal dat uit de mist opklinkt, foutief wordt gelocaliseerd met het
gevolg\' dat hij zijn schip een verkeerde, misschien wel noodlottige,
beweging laat maken. Hoe snel en zeker de man op de brug ook
moge wezen in zijn besluiten, hij is en blijft, wanneer hij met een van
beide ooren minder scherp hoort, een gevaar voor het leven der passagiers )
En dat deze moeilijkheid, die. wanneer het om een lager of midden
vak gaat, toch al zwaar genoeg telt, nog in grootte toeneemt, wanneer
een hooger, een academisch beroep in het spel komt, spreekt van zelf,
als men bedenkt, hoe ontzaglijk gecompliceerd hier de eischen zi)n, die
de uitoefening van het vak aan geest, gemoed en karakter stelt van
hen. die het met succes willen beoefenen. Wil men dan ook den ver-
schillenden benoodigden eigenschappen en vaardigheden volle recht doen
wedervaren, dan mag het complex van eigenschappen niet m een enkele
centrale eigenschap, hoe voornaam zij ook moge zijn, worden samenge-
knepen. Een veelzijdige karakteristiek der vakken is noodig en daarbi)
aansluitend een veelzijdig onderzoek naar den aanleg en de geschiktheid.
De moeilijkheden, die zich bij het opstellen van een veelzijdige karak-
teristiek der vakken voordoen, mogen niet worden onderschat. Zi) wegen
heel wat zwaarder dan die. welke bij een veelzijdig onderzoek naar den
aanlea cn de geschiktheid opduiken. Want. wat de laatste betreft, heeft de
algemeene en in het bijzonder dê individueele psychologie, ons al een
reeks tests aan de hand gedaan, waardoor haast geen enkele psychische
eigenschap, de emotioneele en moreele. waarvan zoo straks sprake za
zijn. uitgezonderd, zich tegen een zekere en vlugge diagnose verzet.
Het groote bezwaar bij de opstelling van een psychologische karakteristiek
der beroepen is gelegen in het feit. dat het. bij de talrijkheid der vakken,
voor den psycholoog haast ondoenlijk is. zich een denkbeeld te vormen
van hun psychologische structuur.
Wat de lagere en middenvakken betreft, vermeldt Van Mameren
er in zijn „Leidraad bij de beroepskeuze voor e"
V^\'\'hvMcthodensammlung zur Intelligenz-Prüfung von
KinLyn\'undlugendSchenHa^
de nieuwste officieele en particuliere bronnen bewerkt", voor deze alleen
al honderden en honderden. Het zou dus wel wat veel van de belang-
stelling van den psycholoog gevergd zijn, van hem te eischen, dat hij
zich op eigen houtje tot in détails van de eigenschappen en vaardigheden,
die deze vakken in de praktijk vragen, op de hoogte stelde. En men
heeft zich dan ook afgevraagd, of het beoogde doel niet vlugger en
beter door een enquête bij een zoo groot mogelijk aantal vertegen-
woordigers der verschillende beroepen te bereiken viel. Maar een enquête
heeft ook al haar bezwaren. Zijn de vragen, die men stelt, niet scherp
geformuleerd, bezitten zij niet het karakter van „Entscheidungsfragen",
dan krijgt men zulke vage. onbeteekenende antwoorden, dat men er
praktisch niets mee weet aan te vangen. Lipmann heeft daar al op
gewezen, maar tevens ook het middel ter verbetering aan de hand gedaan.
Men heeft volgens hem zoo maar niet in \'t algemeen te informeeren,
welke eigenschappen voor het eeri of andere beroep worden vereischt,
maar stelt concrete, scherp geformuleerde, systematisch geordende vragen
over al de eigenschappen, vaardigheden en de kennis welke bij de uit-
oefening van het betrokken beroep te pas komen \'). Het Zielkundig
Beroepskantoor van het Bureau voor de R.K. Vakorganisatie te Utrecht
past deze methode toe om achter de eischen te komen, die de gespecialiseerde
industrieele en middenvakken vragen. De vragenlijst van dit beroeps-
kantoor is door Van Ginneken, in aansluiting bij een soortgelijke lijst
van Lipmann, samengesteld en staat uitvoerig in het reeds meermalen
genoemde werkje: „De rechte man op de rechte plaats" beschreven. Voor
een psychologische analyse der hoogere beroepen hebben hier te lande
Roels en Van der Spek denzelfden weg ingeslagen. Op het voorbeeld
van Martha Ulrich 2), hebben zij een vragenlijst samengesteld, waarin
naar alle eigenschappen, die voor de beoefening van een hooger beroep
maar te pas kunnen komen, wordt geïnformeerd.
Het groote verschil, dat tusschen de enquêtelijsten dezer auteurs en
die van .Ulrich bestaat, is hierin gelegen, dat de eersten een zeer breede
plaats hebben ingeruimd voor vragen over eigenschappen van temperament
en karakter, hetgeen bij "de laatste niet het geval is. In dit opzicht ver-
schilt ook van Ginnekens Hjst voor de gespecialiseerde industrieele en
middenvakken van die. welke Lipmann in zijn „Zur psychologischen
Charakteristik der mittleren Berufe" geeft. Want de verschillende vormen
van Wilsakten en hoogere gevoelens waren in Lipmanns schema, evenmin
als in dat van Ulrich zoo volledig opgenomen, als de zintuigelijke
>) Lipmann: Zur psychologischen Charakteristik der mittleren Berufe. Zeitschrift für
angewandte Psychologie. Bd. 12. blz. 92: Van Ginneken: De rechtc man op de rechte
plaats, blz. 49; Roels: Aanleg cn Beroep, blz. 37 volg.
Ulrich:,.Die psychologische Analyse der höheren Berufe als Grundlage einer künftigen
Berufsberatung. Zeitschrift für angewandte Psychologie, Bd. 13, blz. 2. Ook afzonderiiik
versehenen als No. 5 der „Schriften zur Psychologie der Berufseignung und des Wirt-
schaftslebens". Vgl. van dezelfde schrijfster ook: „Der gegenwartige Stand der psycho-
loaischen Berufsberatung in ihren Beziehungen zur Hochschulpädagogik . Zeitschrift für
l^chschulpädagogik, Bd 9, blz. 2. Vgl. Rocls: Aanleg en Beroep, blz. 100 volg., waar
Ulrichs vragenlijst staat afgedrukt.
waarnemingen, lichaamsbewegingen en aandachtsvormen. Toch zijn zi)
voor een succesvolle beoefening van een vak van het grootste gewicht.
Terecht merkt Roels dan ook op: ..vooral in de gespecialiseerde beroepen
^ die waarvoor bepaalde zielkundige eigenschappen en vaardigheden
noodig\' zijn -- spelen de wil en de hoogere gevoelens een voorname
rol Zij zijn het. die bij slot van rekening aanleg en geschiktheid be-
vruchten; menige rijk-begaafde natuur blijft door gebrek aan energie,
plichtsbewustzijn. vlijt, volharding en andere moreele eigenschappen
meer, zijn heele leven door steriel." \') , , ,
Met het opnemen van vragen omtrent den wil en de hoogere ge-
voelens in de vragenlijst, moet de wijze, waarop de diagnose van den
aanleg en de geschiktheid gesteld wordt, belangrijke veranderingen
ondergaan. Want hoe goede diensten het testonderzoek voor de diagnose
der zintuigelijke en intellectueele functies ook bewijst, voor de beoor-
deeling van karakter en temperament, kortom van de gevoels- en wils-
factoren, die bevruchtend op den aanleg werken, is het niet geschikt.
De hoogere en lagere gevoelens in den mensch , zoo schrij\'ft Roels,
"zijn karakter; zijn temperament, zijn nu eenmaal van die kruidjes-roer-
me niet die zich, als er maar even met het experimenteermes naar ge-
wezen wordt, terstond terugtrekken. Zij stellen zich zoo maar niet op
commando in een test-onderzoek voor een ieder te kijk. Wie wel eens
de bezwaren van een algemeen experimenteel-zielkundig onderzoek naar
deze hoogere psychische verschijnselen en processen aan den lijve heeft
ondervonden, zal het met me eens zijn, dat a fortiori een diagnose met
behulp van tests over deze hinderpalen struikelen moet. Daarbij komt
nog, dat karakter, temperament en wil. als zij zich ook al eens een
enkelen keer aan den experimentator bloot geven, tengevolge van hun
allersubjectiefst cachet, lang niet a tijd de trekken vertoonen, die hun
van nature eigen zijn. En het zou daardoor wel eens kunnen gebeuren
dat, op grond van testonderzoek, karakter-profiels werden opgemaakt,
die in het geheel niet met de werkelijkheid klopten. Een psychotechnicus
die zich van de moreele verplichtingen van zijn beroep bewust is, zal
zich dan ook wel tweemaal bedenken vóór hij naar middelen grijpt
van zulke twijfelachtige waarde". , , . , ,
Men heeft dan ook voor het onderzoek naar de emotioneele en moreele
factoren die bij de diagnose van de beroepsgeschiktheid een woord moeten
meespreken, persoonslijsten in uitzicht gesteld, waarin naast vragen omtrent
s roo^raesl^^^^ (orthographie. vlugheid en zekerheid bi, het rekenen
uit het hoofd, vaardigheid in teekenen en handenarbeid enz ) een groot
aantal vragen zijn opgenomen aangaande de physische, psychophysische
en psychische eigenschappen en vaardigheden, die voor de uitoefening
der vLchillende beroepen worden vereischt met voor elk een opgave
■ Rocls- Psvchotcchnick van handel en bedrijf. blz^34en35: Roels en v. d. Spek: De
1 LkV vT-iWteristiek der hoogere beroepen. (Ren vragen!! st met een woord ter
KÄ tSL^^^^^^^ Opvoedingsleer. XII. blz. 40). Vgl ook Roels en
V r^-k - Èln enquite over de psychologisehe karakteristiek der hoogere beroepen. Ier
inleiding. Paedagogische studiiin I. 2. blz. 79.
») R^ls: Psychotechniek van handel en bedrijf, blz. 38.)
-ocr page 30-van de gelegenheden, waarbij zij op school kunnen worden geobserveerd.\')
De persoonslijsten zijn langzamerhand boven haar oospronkelijk doel:
defobservatie der emotioneele en moreele eigenschappen van het individu
uitgegroeid en dienen nu eveneens ter observatie der verschillende
eigenschappen, wier bezit of gemis ook aan de hand van een test-onderzoek
kan worden bepaald. Dat door deze persoonslijsten test-onderzoek niet
overbodig is geworden, kan blijken uit het feit, dat Roels en v.d. Spek
in een bijvoegsel tot hun lijst een aantal tests hebben opgenomen,
waarmee het schoolkind op de eigenschappen, die voor een diagnose
met behulp van tests in aanmerking komen, kunnen worden onderzocht.
Het test-onderzoek verschaft daar dikwijls nog gegevens, waar de
observatie alleen in den steek laat en is feitelijk het eenige praecisie-
middel om quantitatief waardeerbare gegevens te verkrijgen.
In een artikel „Psychologie und Verkehrswesen" (Zeitschrift für
angewandte Psychologie, Bd. 15 blz. 374), dringt Hans Martens
behalve op een psychologische karakteristiek der talrijke beroepen,
van machinist, conducteur, chauffeur, trambestuurder, stuurman b.v., die
bij het verkeer een\'rol spelen, op de invoering, bij verschillende takken
van dienst, van zielkundige persoonslijsten aan. waarin nauwkeurig aan-
teekening wordt gehouden over de eigenschappen en vaardigheden,
waarvan de beambten bij hun dienstpraestaties blijk geven.
Maar keeren wij naar het eerste deel der tweeledige taak, die de
psychologie bij de oplossing van het vraagstuk der beroepskeus te ver-
vullen heeft: het opstellen van een psychologische karakteristiek der
verschillende beroepen, terug.
Een rondvraag bij een groot aantal vertegenwoordigers van een vak
is niet het eenige middel om achter de eigenschappen en vaardigheden
te komen, welke degene moet bezitten, die het met succes beoefenen
wil. Andere wegen staan open. Eén daarvan sloeg O. Selz in. toen hij
aan de hand van statistieken over ongevallen bij het vliegen de eigen-
schappen trachtte te bepalen, waarover een goed vliegenier moet be-
schikken. 2) Een analyse der vliegongelukken, die aan gemis of tijdelijk in
gebreke blijven van eigenschappen te wijten zijn. welke een vlieger noodig
heeft, kan natuurlijk veel omtrent de benoodigheid en de betrekkelijke impor-
tantie dezer eigenschappen in de praktijk leeren. Als onderzoekings-
materiaal dienden drie dossiers rapporten over vliegtuigbeschadigingen. Elk
dossier bevatte 100 rapporten, afkomstig van Beiersche vliegscholen, met
een verslag over het ongeval en een beoordeeling door den instructeur en
het hoofd der afdeeling. In doorsnee hebben individueele factoren voor
66 7o aandeel aan de ongelukken. Daarvan zijn 45 % ongevallen, ver-
oorzaakt door schuld, te wijten aan gebrekkige „fliegerische Leistung";
gebrek aan oefening was in 8 % ^er gevallen de reden. In het geheel
"^f VglT^iTTAanleg en Beroep. Blz. 120; vgl. ook Roels en v. d. Spek: Nova et vetera.
Een woord ter inleiding van een nieuwe persoonslijst. Tijdschrift voor Zielkunde en
Opvoedingsleer. XII. blz. 3; van dezelfde schrijvers: Handleiding voor psychologisch
onderzoek op de school. Nijmegen, 1921.
\') O Selz: Ueber dem Anteil der individuellen Eigenschaften der Flugzeugführer und
Beobachter an Fliegerunfällen. Eine psychologische Untersuchung auf unfallstatistischer
Grundlage. 2^itschrift für angewandte Psychologie, Bd. 15 blz. 35-1.)
kwamen dus 53 %. dat is meer dan de helft der onderzochte ongelukken,
op rekening van den gebrekkigen aanleg van den vliegenier Om de
psychophysische eigenschappen en vaardigheden, die als mdividueele
factoren aan de ongelukken schuld hadden, te achterhalen, werden eerst
de objectieve factoren naar aard en frequentie bepaald. Daaruit werden
de subjectieve of individueele factoren gededuceerd. Het bleek, dat o.a.
het vermogen tot distrubutieve opmerkzaamheid, geringe afleidbaarheid,
snelheid, waarmee bepaalde gebeurtenissen uit een geheel kunnen worden
geisoleerd, tegenwoordigheid van geest, nerveuse prikkelbaarheid, juiste
schatting van afstanden enz. van belang zijn.
Weer een anderen weg slaat men aan het „Cabinet d Orientation
Professionelle" van het Institut J. J. Rousseau te Genève in. Het op-
stellen van beroepscatalogen, lijsten van eigenschappen en vaardigheden,
die elk vak vereischt, tracht men daar te verwezenlijken door veel-
vuldige bezoeken aan fabrieken, werkplaatsen en bureaux, waar met
de grootst mogelijke objectiviteit het doen en laten der arbeiders en
beambten wordt nagegaan: door gesprekken over het vak en zijn eischen
met patroons en werknemers; door studie van het beroep uit vakbladen
en andere geschriften. Deze laatste methode hebben wij bij onze psycho-
logische analyse der arbeidsverrichtingen aan de verschillende machines,
wLrmee de onderzochte schoenfabriek werkt, gevolgd. Wij laten daarom
het exposé der resultaten van onze onderzoekingen voorafgaan door het
verslag van een psychologische analyse van het werk der telefoonjuflFrouwen
aan de centrale te Genève, zooals het door Fontegne en Solan m het
„Cabinet d\'Orientation Professionnelle de 1 Institut J. . Rousseau werd
verricht, te meer, omdat wij dan gelegenheid zul en hebben het een en
ander op te merken met betrekking tot de bepaling der relatieve im-
portantie van de verschillende eigenschappen, die voor de uitoefening
van een vak worden vereischt. . , cj . i
Münsterberg heeft, zooals wij reeds in het vor^e hoofdstuk opmerkten,
op verzoek der directie van de American Bell Telephone Company een
onderzoek ingesteld naar de geschiktheid van de telefoonbediensters dei-
Maatschappij voor haar werk. Hij geeft daar in z.,n „Psychologie und
Wirtschaftsleben" verslag van. Een soortgelijk onderzoek naar de eigen-
schappen en vaardigheden, die het werk der telefoonbediensters vraag^
verrichtten Fontegne en Solari aan de Telefoon-Centrale te Geneve ).
Münsterberg meent, dat het complex van eigenschappen, dat een telefoon-
juffrouw dient te bezitten, omvatten moet: een bepaalden graad van
verstandelijke ontwikkeling, een betrouwbaar onmiddellijk geheugen voor
cijfers een gelijkmatige, constante concentrate der opmerkzaamheid,
vingervlugheid, zekerheid en rapheid bij het treffen yan een punt, waarop
van grooien afstand wordt gemikt, een zekere snelheid van intellectueel
onderscheidingsvermogen en een korten reactietijd.
Proeven om uit te maken of en in welke mate de verschillende
candidaten voor den telefoondienst de genoemde eigenschappen
c .A ► Q,,inri ■ r^ travail dc la téléphoniste, Travail du Cabinet d\'orientation
pJiÄ olnlvcr« rcon^vc. Archiv« dc Psycholo«.. To„c XVll. bl.. 81.
bezaten, waren bij den toenmaligen stand van het experimenteel-
psychologisch onderzoek gemakkelijk genoeg te vinden. Maar lastiger
was het om voor een beroep, als het onderhavige, waar het met zoo
zeer op een min of meer der afzonderlijke eigenschappen, als wel op
haar onderlinge verhouding aankomt, de vereischte vaardigheden in
haar betrekkelijke importantie juist tegen elkaar af te passen. Munster-
berg heeft in die richting zelfs geen poging gedaan. Fontègne en bolari
trachtten dit verzuim goed te maken. Rekening houdende met de spe-
ciale voorwaarden, waaronder de arbeid aan de telefoon-centrale te
Genève plaats heeft, vonden zij, dat de volgende eigenschappen en
vaardigheden voor een telefoonbedienster noodig zijn:
A. Physische eigenschappen: groot van stuk te wezen of ten minste
een stel lange armen te bezitten; goed van gezicht en vooral met
kleurenblind te zijn; meer dan gewone gehoorscherpte te hebben;
duidelijk te kunnen spreken; een krachtige musculatuur van den rug te
bezitten; goede ademhalingsorganen te hebben; vrij van spijsvertermgs-
stoornissen te zijn.
K Psychische eigenschappen: bij voorkeureen gemengd voorstelimgs-
type (visueel-acustisch); een betrouwbaar geheugen, vnl. wat acustische
indrukken en getallen betreft; geconcentreerde en distributieve vorm
van opmerkzaamheid; een sterk ontwikkelde ruimte-zin; groote snelheid
en nauwkeurigheid van beweging; korte reactie-tijd; tweehandigheid.
C. Zedelijke en sociale eigenschappen: zich bij de orde en den regel,
die de dienst voorschrijft, te kunnen aanpassen; kalm. nauwgezet en
goed gehumeurd te zijn. i j n u
Toen het psychologisch profiel van het vak met de onder B. be-
schreven eigenschappen en vaardigheden in groote lijnen was geschetst,
kwam het er op aan. de betrekkelijke importantie, welke deze voor
het beroep in kwestie bezitten, te bepalen. De auteurs hebben daartoe
de uitkomsten van hun onderzoek naar de psychische eigenschappen en
vaardigheden vergeleken met de gegevens, die de maatschappij hun omtrent
de geschiktheid der onderzochte meisjes verschafte, om dan te zien, in
hoeverre er overeenkomst tusschen beide wijzen van classihceeren viel
waar te nemen. Zij vonden een correlatie-graad (0.541, met een waar-
schijnlijke fout van 0.091) hoog genoeg om te mogen veronderstellen
dat de auteurs hun verzameling tests met zorg hebben gekozen. Uat
zij niet hooger is. vindt, zooals Roels opmerkt\'), misschien zijn oorzaak
in het feit. dat er bij de classificatie door de directie der maatschappij
factoren in het spel zijn gekomen, waarmede het experimenteel onderzoek,
opzettelijk nog wel, geen rekening heeft gehouden Een directie toch
is allicht geneigd de geschiktheid harer beambten te beoordee en, minder
naar dat, waartoe zij in staat zijn. dan naar hetgeen zij werkelijk pres-
teeren. En dat de appreciatie verschillend zal uitvallen, al naar gelang
zij volgens het eene dan wel volgens het andere gezichtspunt plaats
heeft behoeft na al hetgeen wij weten omtrent den invloed van moreele
factoren op de actuatie der potentieele zielkundige energie, geen nader
\') Psychotechniek van handel en bedrijf, blz. 50.
-ocr page 33-betoog. Om nu de betrekkelijke importantie der onderscheiden opgestelde
vaardigheden\'voor de beoefening van het vak juist te kunnen vastleggen,
hebben Fontègne en Solari de correlatie bepaald, die er tusschen de
classificatie met behulp der resultaten voor eiken test afzonderlijk en
die der directie bestaat. Het bleek, dat de test voor het onmiddellijk
geheugen het best. die voor den reactie-tijd het minst voldeed; ruimte-
zin snelheid van beweging en tweehandigheid zijn eigenschappen, die
blijkens den lagen, en voor de eersten zelfs negatieven correlatie-coet-
ficient een telefoon-bedienster desnoods zou kunnen missen.
Zoo is men van alle kanten doende geweest om de tweeledige taak.
waarvoor zich de psychologie in verband met het vraagstuk van „de
rechte man op de rechte plaats" geplaatst ziet. nl. het opstellen eener
psychologische karakteristiek der verschillende arbeidsverrichtingen en de
diagnose van den aanleg en de geschiktheid der candidaten voor deze
verrichtingen, te verwezenlijken. Een eigen bescheiden bi)drage tot de
oplossing van het eerste deel van dit tweeledig probleem met betrekking
tot een bepaald bedrijf, vindt men in het volgende hoofdstuk beschreven.
hoofdstuk iii
DE PSYCHOLOGISCHE ANALYSE DER VERSCHILLENDE
ARBEIDSVERRICHTINGEN IN HET BEDRIJF
DER SCHOENFABRIEK.
§ 1. Overzicht van het bedrijf.
De „arbeidskaart". Op een kaart wordt een opdracht voor het ver-
vaardigen van een aantal paren ingevuld. Nauwkeurig wordt aange-
geven hoeveel paren en van welke soort, van welk model, van welke
sorteering (kinder-, vrouwen-, jongens-, mannenschoen) zij vervaardigd
zullen worden enz. Deze kaart bevat strooken. die afzonderlijk aan ver-
schillende arbeiders ter hand gesteld worden, ten einde bepaalde onder-
deelen van de bestelling te vervaardigen. De arbeiders houden voorts
zelf aanteekening van het aantal stuks, dat door hen vervaardigd of
bewerkt is.
Enkele technische termen. Het bovenleder als geheel heet de „schaft".
Aan deze worden onderscheiden: de „spiegels"; dit zijn de zijstukken,
welke het onderbeen, de wreef en de enkels bedekken. De „achter-
hielen" sluiten daaraan; het zijn de zijstukken, welke de hielen bedekken.
Naar voren sluiten de „voorbladen" aan de spiegels en de achterhielen;
zij bedekken den middenvoet. De „neus" is aan de voorbladen bevestigd
en bedekt het voorste deel van den voet.
Aan het „ondertuig" worden onderscheiden: de „zool" en de „tusschen-
zool" (deze laatste van den neus tot en met den bal); deze vormen
samen de zichtbare zool, welke met zijn rand onder de schaft uitsteekt.
De „binnenzool" bevindt zich binnen de schaft. Het „contrefort" is
een stuk stevig leder, dat ter versterking\'tegen de binnenvlakte van de
achterhielen geplaatst wordt. De „onderstukken" zijn 2 a 6 stuks zoolleer,
welke te zamen met den „achterlap" de hak vormen. De achterlap is dc
onderste laag van de hak. De „campereur" is een stukje hout. langwerpig
en plat. dat in de „gelengen" tusschen hak cn bal op de zool cn de
binnenzool als een versterkenden boog wordt aangebracht.
De Modelleur is in de schoenfabriek, wat de werktuigkundige teekenaar
is in een machine-fabriek. Hij vervaardigt de vereischte patronen of
modellen voor elk der onderdeelen van de schoenen. Hij ontwerpt
bovendien, in overleg met de bedrijfsleiding, eigen schoenmodellen. En
in zooverre hij elementen van sierlijkheid, doelmatigheid en soliditeit
alle tot hun recht moet laten komen, is hij artist. Zijn arbeid wordt
in deze studie niet nader ontleed en kan worden ingedeeld bij dc
„hoogere vakken" volgens het schema van Piorkowski (zie bldz. 16,
Hoofdstuk II van dit werkje).
De werkzaamheden der arbeiders. Zij zijn als volgt in te deelen:
A. Het vervaardigen en voorbereiden der onderdeden van het boven-
tuig. Het aan elkaar-stikken dezer onderdeden. Het ringen inknijpen.
B. Het voorbereiden der onderdeden van het ondertuig.
C. Het bevestigen van de schaft aan de binnenzool: de zwikkerij.
D. Het bevestigen van tusschenzool en zool aan de binnenzool en
de schaft: het opzolen en het doornaaien of pennen.
E. Het hakkenzetten; het afwerken van de hak.
F. Het afwerken van den geheelen schoen.
Korte Beschrijving der werkzaamheden. A. Uit het daarvoor bestemde
leder snijden de snijders dc onderdeden voor het boventuig. Zij gebruiken
daarbij patronen van dik carton, welke door den moddleur gemaakt
worden. De spiegels, achterhielen, voorbladen, neuzen en de verdere
onderdeden komen bij dc schalmachine. Door het mes van deze
machine wordt van de randen der onderdeden een schuine strook afge-
sneden, waardoor de randen dunner worden en op elkaar gestikt kunnen
worden, zonder sterk uit te steken. Vervolgens komen de stukken bij dc
perforeèrmachine. De versiering van de schaft-deelen met reeksen van
kleine openingen wordt hiermede aangebracht. In de stikkerij wordt het
bovenleer met de voering, die eveneens door de snijders volgens
patronen \'uitgesneden is, in elkaar gestikt. Dc schaft kan nu als een
geheel op de leest geplaatst en aan de binnenzool bevestigd worden.
Eerst zet men echter nog ringen en haken, of knoopcn cn knoopsgaten
machinaal in dc spiegels.
B. De zolen en tusschcnzolen worden met de moment-stantsmachine
uit groote vellen zoolleer uitgesneden. Met ccn viertal andere stants-
machines stantst men de binnenzolen, dc contreforts, dc onderstukken
cn achterlappen uit. r , . i j j
Dc zolen worden voorts door dc zo/engrocfmachine langs den rand
geopend cn gegroefd om den doornaaidraad tc kunnen bergen, waar-
mede men de zolen aan de schaft bevestigen zal. (Worden dc zolen
echter gepend, dan heeft het zolengroevcn niet plaats.)
Dc contreforts worden machinaal geschahnd: aan boven- cn onder-
rand worden zij schuin bijgesneden. Dc onderstukken worden op elkaar
gespijkerd en samengeperst in de hakkenpersmachine.
C. Dc zwikkerij. Hier wordt op dc leest de binnenzool tijdelijk vast-
gespijkerd en wordt dc schaft met voering op dc binnenzool gehecht
door het inslaan van kleine draadnagels. Onder de achterhielen plaatst
de zwikker de contreforts, onder den neus den lederen of celluloid onder-
neus Met dc handtang cn den hamer worden al deze deelen met enkele
tacks op leest en binnenzool bevestigd \') Met dc zwikmachine wordt
de schoen verder „ingczwikt". Het boventuig wordt door^ezc mac^c
\') N.ndnt deze studie voltooid was. werd voor dezen handarbeid een nieuwe machine
ingevoerd.
krachtig over de binnenzool getrokken en tegelijk definitief met tacks
bevestigd. De aanklop-machine verwijdert alle overgebleven rimpels en
bulten, welke na het zwikken zijn achtergebleven.
D. Het opzolen enz. De baiplak is een stukje leer, dat men buiten
tegen de binnenzool lijmt tot aanvulling van de ruimte tusschen de onder-
randen van de schaft. Dan wordt de campereur met een opzoolmachtne
door spijkers op de binnenzool bevestigd. Met deze machine wordt
vervolgens voorloopig de tusschenzool en ook de zool aan het boventuig
bevestigd. Nadat door een eenvoudig machinaal-draaiend mes de groet
geopend is, welke door de zolen-groefmachine was aangebracht, komen
de schoenen bij de doornaai-machine, of. wanneer dit gewenscht wordt,
bevestigt men ze met de zolen-penmachine door houten pennen op de
schaften binnenzool. De schoenen worden nu op de glet-machine geplaatst,
welke met groote rollen de zolen krachtig drukt en wrijft, waardoor
de groef gesloten wordt, de leestvorm zuiver tot stand komt en on-
effenheden verdwijnen. De kantenschrooier maakt op zijn frais-machtne
de zijkanten van de zolen glad en van zuiver beloop.
E. Thans worden de reeds ineengeperste hakken (en achterla^pp^)
door de hakken-opzet-machine stevig onder de zool bevestigd. De
hakkenstift-machine spijkert nog met een krans van stiften de achterlappen
aan de hak. De aldus bevestigde hakken worden nu nog op de
hakken-schrooimachine glad cn regelmatig bijgewerkt. Aan de holle voor-
zijde worden ze door de uitkort-machinc glad bijgestoken. Dan volgt
het hakkenschuren op een rotecrend schmirlinnen-blok.
F De „Kantenzetter" maakt door het machinaal inpersen van ribbels
op den rand van de zool en het met was glimmend maken van dien
rand, cen begin met de finale afwerking van den schocn. Door
het poleeren op een andere machine worden dc zolen en hakken zwart-
glimmend gemaakt. Dan worden zc nagepoctst met machinaal draaiende
borstels. Ten slotte heeft het „ophalen" plaats: de laatste hand is aan
den schoen gelegd.
§ 2. (1.) Een uitvoerige beschrijving der werkzaamheden.
(2.) De kenmerkende verrichtingen, welke psychologische beteekenis
hebben.
(3.) Dc voor deze verrichtingen benoodigde psychophysische en
psychische eigenschappen cn vaardigheden.
Onze werkwijze.
Bij dc studie van den arbeid, welke, wij in dc schoenfabriek maakten,
bleek het Weldra noodig te zijn, de vele en veelsoortige gegevens die
in ons bezit kwamen, op een doelmatige wijze te rangschikken.
Wij hebben ons daarbij laten leiden door de overweging, dat elke arbeider,
alvorens aan het werk te kunne« gaan. een klare voorstelling moet hebben
van het doel van zijn werkzaamheid. Daarom hebben wij bij eiken detail-
arbeid in de eerste plaats deze vragen gesteld: Wat wordt hier ver-
vaardigd ? Welke vormverandering zal het te bewerken stuk ondergaan?
Wat heeft de arbeider daartoe te onthouden? Met welke eigenschappen
van de grondstof heeft hij rekening te houden? enz. Wij hebben deze
gegevens onder het hoofd: „Vakkennis" (I) bijeengebracht.
In de tweede plaats kan de arbeid niet begonnen worden zonder
dat de arbeider althans die onderdeelen en werkingen van zijn machine
kent, welke voor de normale „bediening" vereischt worden. Wat hij
daartoe moet weten, hebben wij samengevat onder het hoofd: „Kennis
van de Machine" (II).
In de derde plaats hebben wij dan beschreven den eigenlijken arbeid:
de reeks van handelingen, welke vereischt worden om het beoogde doel
te bereiken; en wel onder het hoofd: „Bewerking" (III).
Op deze wijze te werk gaande, kwamen wij voor het geheele bedrijt
tot de hier volgende uitvoerige beschrijving der werkzaamheden.
Op de uitvoerige beschrijving van elke werkzaamheid hebben wij
terstond laten volgen cen lijst van dc kenmerkende verrichtingen, welke
psychologische beteekenis hebben en cen lijst van de voor deze ver-
richtingen bcnoodigde psychophysische en psychische eigenschappen en
vaardigheden.
HET BOVENLEER-SNIJDEN
I De vakkennis is omvangrijk. Dc snijders moeten op de hoogte
zijn van de eigenschappen der verschillende leersoorten. Zij moeten
weten welke deelen van dc schaft aan de hoogste eischen van rekbaar-
heid of stugheid dienen tc voldoen. Zij moeten weten, in welke richtmg
de rekking van de deelen van de schaft bij het loopcn plaats heeft.
II Het mes is hun werktuig. Langs patronen, modellen van carton
met metalen rand, van dikwijls zeer grilligen vorm, snijden zij het eer
uit. Dc vellen liggen voor hen uitgespreid op groote zware houten tafels.
III Zij verrichten hun arbeid staande. Zij hebben dc „arbeidskaart"
bij zich, waarop aangegeven is, hoeveel stuks zij van elk der onder-
deden hebben uit te snijden. Hun groote kunst bestaat daarin, zoo
min mogelijk leder als snippers te laten afvallen cn tegelijk rekening
te houden met de onder „vakkennis aangegeven eischen. Men ziet hen
dan ook soms met ccn of meer patronen in dc hand passen en meten
om dc grillige omtrekken der patronen zoo voordce ig mogcli)k op
het leder te plaatsen. De eigenschappen van het leer bepalen zi) o.m.
door het in verschillende richtingen te rekken, te buigen of te betasten.
Zij moeten snel kiezen, waarnemen en berekenen.
Het bovenleer-snijden.
De benoodigde eigenschappen en
vaardigheden:
Kenmerkende verrichtingen:
Het hanteeren van het mes geschiedt
met groote snelheid, op geleide van den
patroon-rand.
7. De aandacht is voortdurend en gelijk-
matig bij de berekeningen en metingen
noodig.
8. Om rekening te houden met de uiteen-
loopende eischen, die de schoen-deelen
aan de kwaliteit van het leer stellen,
moet hij op verschillende deelen gelijk-
tijdig zijn aandacht gevestigd houden.
9. Hij moet de patronen met hun grillige
vormen snel van elkaar onderscheiden.
10. Hij moet zich de vormen der onder-
deelen in hun natuurlijke samenhang
steeds voorstellen.
11. Om weinig leer te verspillen moeten
hoeken van patronen in elkaar gepast
en geschat worden.
12. Om redenen van zuinjgheid moet hij
voorts schatten of er ruimte genoeg
is om een patroon tc plaatsen.
13. Uit het artikel-nummer leest hij de
kwaliteit en het model van den schocn.
1. De snijder bepaalt de eigenschappen
van het leer door het te bezien.
2. Hij betast het leer met hetzelfde doel.
3. Hij rekt en hij buigt het.
4. De dikte bepaalt hij door te tasten.
6.
7. De aandacht voortdurend cn gelijk-
matig op hetzelfde voorwerp gericht
tc kunnen houden.
8. Dc aandacht gelijktijdig op meerdere
voorwerpen te kunnen richten.
9. Onderscheidingsvermogen voor vormen.
10. Onder verschillende vormverbindingen,
die in een bepaald geval mogelijk zijn,
vlug de juiste of meest doelmatige te
kunnen uitkiezen.
11. Hoeken op het oog te kunnen schatten.
12. Afstanden op het oog zuiver te kunnen
schatten.
13. Bepaalde voorstellingen vlug èn zeker
met bepaalde getallen te kunnen asso-
cieeren.
Kleine oneffenheden op het gezicht tc
kunnen gewaarworden.
Kleine oneffenheden op den tast te
kunnen gewaarworden.
Een fijn ontwikkelde spierzin om matig
sterke weerstanden van elkaar te kunnen
onderscheiden.
4. Verschillende dikten op den tast van
elkaar te kunnen onderscheiden.
5. De dikte bepaalt hij tevens op het gezicht. 5. Verschillende dikten op het gezicht van
elkaar te kunnen onderscheiden.
Een beweging snel aan de waarneming
van een prikkel te kunnen coördineeren.
1.
2.
3.
6.
HET SCHALMEN VAN BOVENTUIGDEELEN.
l. Het is noodig, dat de arbeider aan de schalmmachinc een uitgebreide
kennis heeft van de zeer uiteenloopende artikelen, welke de fabriek
levert. AI naar gelang dc kwaliteit, den vorm cn de afwerking van
den schoen wisselt zijn werk. In \'t algemeen heeft hij op het volgende
te letten:
Er zijn: a. randen, die niet geschalmd behoeven tc worden; h. randen,
die zóó geschalmd moeten worden, dat men ze plat op elkaar stikken
kan. Na het afschalmen moet de dikte van het leer aan den rand
1 m.M. bedragen; c. randen, die geboekt moeten worden. Bij deze
moet de randdikte op nul uitloopen, terwijl het leer op 4 m.M. afstand
van de rand nog \'A m.M. dik behoort tc zijn. Bij het boeken wordt
namelijk de rand met lijm ingesmeerd, vervolgens dubbelgcslagcn en
platgeklopt. De dikte van den dubbelgeslagen rand bedraagt dan 1 m.M.
Ten slotte wordt d. de bovenrand van de spiegels bij het stikken
dikwijls „naar binnen getrokken". Het leer van de spiegels moet dan
nog enkele miUimeters verder afgeschalmd worden dan voor den „boek-
naad", want het leer wordt in dit geval eerst aan den voermgrand
gestikt, dan omgeslagen en tenslotte zoover naar binnen getrokken, dat
aan den boven-binnenrand van de spiegels een 4 m.M. breede leer-
zoom komt te staan. , r j j
Waaruit kan de arbeider nu opmaken ot een rand tot een dezer
categoriëen behoort? De randen van achterhielen, voorbladen en neus,
welke op de binnenzool gespijkerd zullen worden, worden nooit ge-
schalmd. Bij schoeisel van de 3e kwaliteit worden de overige randen
steeds „plat-gestikt": bij werk van de 2e kwaliteit worden vele randen
geboekt, andere platgestikt. Bij werk van de le kwaliteit worden alle
randen geboekt. Het „naar binnentrekken gebeurt alleen aan den
bovenrand van de spiegels. ,, , , . . .n . .-i i •
Aangezien vervolgens in elke kwaliteit zeer verschillende artikelen in
verschillende maten en modellen vervaardigd worden, is het duide ijk,
dat zich bij de genoemde onderscheidingen nog een aantal verschülen
voegen, welke uit den bijzonderen aard der artikelen voortvloeien. Zoo
moet gelet worden op de kwaliteit van het leer. Bi) zwak en fi,n leder
dient men veel voorzichtiger te werk te gaan. De afmetingen en de
vormen der boventuig-deelen vertoonen een grillige verscheidenheid, welke
het herkennen der verschillende randen en hun bewerking bemoeilijkt.
Dc arbeidskaart, welke het werk vergezelt, bevat de artikelnummers
van de bestelde schoenen. Deze nummers moeten voor den ervaren
arbeider voldoende zijn om hem de voorstcHing te verschaffen van de
bijzonderheden van vorm en aard zijner opdracht.
II Dc machine is gebouwd in den vorm van een naaimachine. Onder
dc tafel draait met groote snelheid een mesvormig bijgeslepen breede
rina Het hoogste punt van dit draaiende ringmes reikt ccnigc millimeters
boven dc oppervlakte van het tafelblad der machine, zoodat het leer.
wanneer het door den arbeider op het tafelblad geplaatst wordt, tegen
den meskant van den ring zal worden aangedrukt en schuin bijgesneden.
. Het wordt namelijk gegrepen door een transporteur, die zich naast het
ringmes onder de tafel bevindt. Deze transporteur is ccn kicmc rol met
ccn draaiende beweging. Zijn as staat loodrecht op dic van het ringmes.
deze laatste loopt evenwijdig aan den voorrand van dc machine. Boven
beide bevindt zich dc kop van de machine. Deze draagt den drukvoct
cn de liniaal, zooals dc kop van ccn naaimachine een drukvoct draagt,
waardoor dc stof wordt neergedrukt.
Drukvoct en liniaal zijn zoo dicht bij he tafe oppervlak geplaatst,
dat het leder cr juist van linksaf onderdoor kan. Het leer wordt dan.
als dc machine in werking gesteld is. onmiddellijk door dc draaiende trans-
porteur- rol naar rechts voortgeschovcn en tegen het ringmes aangedruKt.
Dit snijdt cr dan een schuine rand-strook af. , , . , ^.n
Door ccn schroef in den kop van dc machine kan dc stand van den
-ocr page 40-drukvoet in verticalen zin gewijzigd en met dik en dun leder rekening
gehouden worden. Door een tweede schroef kan de hoekstand van de
drukvoet-basis gewijzigd worden, waardoor de schuinte en dikte van
de af te schalmen strook te bepalen is. Door een derde schroef eindelijk
wordt de liniaal vóór- of achterwaarts geplaatst, waardoor rekening
gehouden kan worden met de breedte van de af te snijden strook.
De machine wordt door een eenvoudige voetbeweging in gang gezet
en kan in gang blijven terwijl het schalmen voortgaat.
III. De arbeider legt de stapels uitgesneden bovenleer op de werktafel
links van zijn machine. Het eerste artikel, dat hij volgens de arbeids-
kaart heeft te verwerken, blijkt hem uit het nummer op die kaart. Hij
moet nu de machine (met 3 schroeven voor drukvoet en liniaal) instellen
voor het schalmen van een bepaald onderdeel. Door eerst een stuk
leder als proef te schalmen kan hij beoordeelen of zijn instelling goed is.
Hij moet bij het instellen dus nauwkeurig op halve millimeters den
afstand tusschen drukvoet-basis en machine-tafel kunnen schatten. Neemt
hij dadelijk te veel leer van den rand af, dan is geheele of gedeeltelijke
onbruikbaarheid daarvan het gevolg.
Het schalmen.
Kenmerkende verrichtingen ;
1. Dc randdiktc van het leer wordt voor
en na het schalmen beoordeeld door
tasten.
2. Hetzelfde als onder 1 gebeurt ook op
het gezicht.
3. Dc gladde nerfzijde wordt van de ruwe
vlcesch-(binnen-)zijde onderscheiden op
het gevoel.
4. Hetzelfde als onder 3 gebeurt ook op
het gezicht.
5. Bij het geleiden van den rand van het
leer langs de „liniaal" wordt cen matig
sterke druk uitgeoefend.
6., Het werkstuk wordt in zoodanige rich-
ting onder den drukvoet geleid, dat dc
rand van het leer steeds een rechten
hoek maakt met den rand van den
drukvoet.
7. Het werkstuk moet op het gezicht onder
den drukvoet geplaatst worden, met
den juisten rand, aan een uiteinde van
dien rand. De verdere voortgcleiding
verlangt van den arbeider cen reeks be-
wegingen als reacties op een reeks
waarnemingen van den stand van het
werkstuk ten opzichte van dc machinc-
dcclen. \'
8. Terwijl dc rechterhand het werkstuk,
zoodra het afgcschalmd is neerlegt,
neemt dc linkerhand ccn nieuw werk-
stuk op.
De benoodigde eigenschappen en
vaardigheden:
1. Verschillende dikten op den tast van
elkaar te kunnen onderscheiden.
2. Verschillende dikten op het gezicht te
kunnen onderscheiden.
3. Kleine oneffenheden op den tast tc kun-
nen gewaarworden.
4. Kleine oneffenheden op het gezicht tc
kunnen gewaarworden,
5. Een fijn ontwikkelde spierzin om matig
sterke weerstanden van elkaar te kun-
nen onderscheiden.
6. Hoeken op het oog te kunnen schatten.
7. Een beweging snel aan de waarneming
van ccn prikkel te kunnen coördinccren.
8. Meerdere l>cwcgingcn .snel aan dc wnat-
neming dcr bij elk dier bewegingen be-
hoorende prikkels te kunnen coördinccren
9 Het voortbewegen van het werkstuk 9. De aandacht voortdurend en gelijk-
gaat geUjkmatig. matig op hetzelfde voorwerp gericht te
kunnen houden.
10 Zoodra een werkstuk afgeschalmd is, 10. De aandacht gelijktijdig op meerdere
wordt het weggelegd: tegelijk wordt voorwerpen te kunnen richten,
een nieuw stuk met de linkerhand ge-
II. Slechts bepaalde omtrek-onderdeelen 11. Onderscheidingsvermogen voor vormen,
moeten geschalmd worden. De omtrek
der werkstukken is grillig. „ ^ , , „ , . ■ j-
12 Om uit te maken, welke rand van het 12. Onder verschillende vormverbindingen,
werkstuk geschalmd moet worden, heeft die in een bepaald geval mogelijk zijn,
de arbeider zich snel voor te stellen. vlug de juiste of doelmatigste te kunnen
hoe de onderdeelen van het boventuig uitkiezen.
aan elkaar passen. .r, .. ■>. i i
13 Het artikel-nummer op de ..arbeids- 13. Bepaalde voorstellingen vlug en zeker
kaart" geeft de kwaliteit van het werk met bepaalde getallen te kunnen asso-
aan, waaruit afgeleid wordt, welke cieeren.
randen later plat gestikt, geboekt of
naar binnen getrokken zullen worden,
HET PERFOREEREN
I De arbeider aan de perforeer-machine heeft tot taak: langs de naden
van het boventuig ter versiering kleine openingen aan te brengen. Rijen
van deze openingen worden bijvoorbeeld langs de randen van den
neus en van de achterhielen aangebracht. De reeks openingen moet dus
evenwijdig aan den rand van het onderdeel geplaatst zijn en steeds
dient de afstand tusschen de rij der gaatjes en den rand minstens 3 m.M.
te bedragen. Deze afstand moet bewaard worden omdat er ruimte moet
blijven voor het aanbrengen van den stik-naad. Bij sommige artikelen
worden kransen van openingen aangebracht welke met evenwijdig aan
een naad verloopcn. In deze gevallen wordt door den snijder een lijn
gekrast op het leer, daar waar de rij openingen moet worden aangebracht.
Het artikel-nummer bepaalt het aantal en de plaats van de te per-
forceren randen, bovendien het type van de gaatjes-complexen.
Kennis van de onderdeelen van het boventuig en de wijze van hun
ineenpassing is dus noodig voor den arbeider aan de perforeermachine.
II De perforeermachine is gebouwd als een naaimachine. In de plaats
van\'den zich op en neer bewegenden naaldhouder is hier een matrijs
aangebracht, welke drie holpijpjes. een groot en twee kleme bevat.
Deze holpijpjes dienen om het leer te perforeeren, dat onder den kop
van de machine over een tafel voortbewogen wordt.
Verschillende matrijzen met verschillende holpijpjes-typen kunnen aan-
gebracht worden om de vereischte perforatie-typen tot stand te brengen.
Ter geleiding van het leer, dat geperforeerd moet worden, dient een
drukvoet die voorzien is van een horizontaal uitsteeksel. Hieronder
wordt de rand van het leer voortgeschoven. . i , . •• .
Wanneer de machine in werking is. komt de matrijs met de holpijpjes
naar beneden tot daar. waar het leer op de tafel der machine geplaats
is. De holpijpjes perforeeren en gaan dan met de matrijs omhoog, nadat
zij eerst het leer over een korten afstand hebben voortgeschoven door
een zijwaartsche beweging. Dan komt de matrijs weer omlaag, het leer
wordt weer geperforeerd, het wordt weer voortgeschoven enz. Dit alles
doet de machine. Door het stellen van den drukvoet bepaalt de arbeider
den afstand van de openingen ten opzichte van den rand van het leer.
III. Van de stapels werkstukken, die de arbeider naast zich heeft gelegd,
neemt hij telkens het bovenste stuk leer op en draait het zoo, dat de te
perforeeren rand onder het uitsteeksel van den drukvoet op de machine-
tafel komt te liggen. Zoo noodig onderzoekt hij of de drukvoet goed
gesteld is, door eerst een ander stuk leer te nemen en als proef te per-
foreeren. Hij heeft dan op den bovengenoemden afstand tusschen openingen
en rand te letten (minimaal 3 m.M.). De machine wordt door een voet-
beweging in gang gezet. De beweging van het leer moet door den
arbeider bestuurd worden. Hij heeft daarbij steun aan den drukvoet-
geleider, maar hij moet toch steeds zorgen, dat de rand van het leer
door hem gehouden wordt in een richting loodrecht op de as van de
machine. Zonder deze leiding zou de perforatie-rij niet evenwijdig aan
den rand van het leer blijven. Deze arbeid verlangt dus een voortdurende
oplettendheid van den arbeider.
Wanneer zonder drukvoet gewerkt moet worden, is deze leiding nog
moeilijker, aangezien dan de besproken steun gemist wordt. Alleen op
het oog wordt dan het leer in de goede richting gestuurd.
Het tempo is ook voor dezen arbeid snel.
Kenmerkende verrichtingen:
Het perforeeren.
De bcnoodigde eigenschappen en
vaardigheden:
1. Binnen- en buitenzijde van het leer
worden onderscheiden op den tast.
2. Hetzelfde wordt onderscheiden op het
gezicht.
3. Het leer wordt onder matigen druk
langs den drukvoetgeleider gevoerd.
4. De rij van openingen wordt op een
afstand van 3 è 4 m.M. van den rand
aangebracht.
5. Het leer wordt in bepaalde richting
onder de matrijs voortgeschoven: recht-
hoekig op de as van dc machine.
6. De bolpijpen gaan periodiek omhoog.
De arbeider moet loodrecht onder de
holpijnen de perforaticlijn van het werk-
stuk plaatsen en voortgeleiden.
7. Het werkstuk wordt op het gezicht onder
den drukvoet geplaatst en verder geleid:
een aantal bewegingen als reacties op
waarnemingen.
8. Het voortbewegen van het werkstuk
gaat gelijkmatig.
1. Verschillende dikten op den tast yan
elkaar te kunnen onderscheiden.
2. Hetzelfde op het gezicht tc kunnen onder-
scheiden.
3. Een fijn ontwikkelde splerzln om matig
sterke weerstanden van elkaar tc kun-
nen onderscheiden.
4. Kleine afstanden op het oog zuiver
te Jcunnen schatten.
5. Hoeken op het oog tc kunnen schatten.
6. Den stand van twee punten in dc
ruimte ten opzichte van elkaar op het
gezicht juist tc kunnen schatten.
7. Een beweging snel aan dc waarneming
van ccn prikkel te kunnen coördinecren.
De aandacht voortdurend en gelijkmatig
op hetzelfde voorwerp gericht tc kunnen
houden.
9 Zoodra een werkstuk geperforeerd is, 9. De aandacht gelijktijdig op meerdere
wordt het weggelegd ; tegelijk wordt een voorwerpen tc kunnen richten.
nieuw stuk gegrepen met de andere hand. ^ , , ,
10. Slechts bepaalde randen worden ge- 10. Onderscheidingsvermogen voor vormen,
perforeerd. De omtrek der werkstukken
is grillig.
HET STIKKEN.
I. De vakkennis van de stikster is zeer uitgebreid. Zij moet de con-
structie van zeer verschillende soorten van schoenen nauwkeurig kennen
en heeft rekening te houden met kwaliteit en soort van het leer. Sommige
leersoorten vertoonen immers een bijzonder sterke rekbaarheid, waar-
mede bij het stikken rekening gehouden moet worden. Dit geldt vooral
van het chroom-leder. Het box-kalfsleer is minder rekbaar. Het box-
rundleer nog minder. Het z.g. spit-leder heeft in het geheel geen merkbare
"^^^Ï^De ^machine is als een gewone naaimachine van groot model, die
door de algemeene drijfkracht van den gasmotor der fabriek in plaats
van door trappen bewogen wordt. , , . j ,, j
De arbeidster heeft met den voet op een pedaal te drukken om de
machine in gang te zetten. Naarmate zij sterker op het pedaal drukt,
wordt dc snelheid van omwenteling van de machine-as grooter, be-
weegt zich de naald sneller op en neer en wordt het werkstuk sneller
voortgeschoven door den transporteur in het machine-tafelblad. Door
het verstellen van een schroef wordt de machine-beweging voor grooten
of kleinen insteek-afstand geregeld. De drukvoet van de gewone naai-
machine is hier vervangen door een verticaal wiel waaronder het leer
voortschuift.\') Naast dit drukwiel bevindt zich de naald Voor ver-
schillende leersoorten worden naalden en garens van verschillende dikte
gebruikt.
III. De stikster legt een partij werkstukken gereed, neemt er twee
van en legt ze met de randen op elkaar, zoodat deze een c.M. over
elkaar lig^n. Ze plaatst ze onder het drukvoetwiel en wel zoo. dat
de naadlijn. welke naar haar toegericht is, in de richting hgt, waarin
de machine nu het werkstuk zal voorttrekken. Dat is dus in de
loodlijn, welke van de naald naar den rand van de machme-tafel gerich
is Dan zet ze de machine door het pedaal in beweging en bestuurt
den gang van het werkstuk zoo. dat de naad gestikt wordt evenwijdig
aan den rand van het bovenste stuk leer. Zij moet bij een gebogen
naadlijn dus een voortdurend draaiende beweging met het werkstuk uit-
voeren, met den drukvoet als middelpunt. , j. u
Een arootere moeilijkheid levert echter een andere omstandigheid,
vooral fij meer of minder rekbaar leer. Het onderste van de twee op
elkaar te stikken deelen wordt namelijk door de tandjes van den trans-
porteur aangegrepen en van de stikster af voortgeschoven. telkens
Dc drukvoet kan door cen hefboom, welke door zijwaartschcn druk van dc knie
bewogen wordt opgelicht worden.
wanneer de naald het leer voor een oogenblik verlaten heeft. Het bovenop
liggende stuk leer echter wordt wel indirect in die richting meegenomen,
maar door den krachtigen druk van het drukwiel, waaraan het voort-
durend blootstaat, méér tegengehouden dan het onderliggende stuk. Het
gevolg van deze tegengestelde werking is, dat het onderste stuk ten
opzichte van het bovenste verschoven wordt, zoodat op den duur de
afmeting van het onderste stuk te kort zou blijken, wanneer de stikster
dit niet voorkwam door te trekken: door tegenhouden van het onderste
stuk en voorttrekken van het bovenste.
De stikster moet dus voortdurend controleeren of de twee stukken
nog gelijk van afmeting zijn gebleven. Bij de spannaden is dit een
absoluut vereischte. Bij andere naden is het mogelijk een uitgerekten
bovensten rand onder het stikken toch nog op het juiste punt het uiteinde
van den onderliggenden rand te doen treffen en wel door aan den
naad een grootere kromming te geven dan die, waarvoor de stukken
oorspronkelijk gesneden waren. Onder het werk moet zij dus aan het
op-elkaar-passen van de uiteinden der stukken beoordeelen, hoe sterk
zij haar afwijking zal maken.
Dat de eisch van symmetrische lijnen en vormen hierbij groote aandacht
vraagt, spreekt vanzelf. Afwijkingen van elke millimeters mogen niet
voorkomen. De stikster heeft bovendien de voering te bevestigen.
Het stikken.
Kenmerkende verrichtingen:
1. Dc stikster moet garens van de juiste
kleur zoeken bij verschillende leer-
soorten.
2. Het leer wordt onder het stikken voor
de machine meer of minder uitgerekt:
de stikster moet het onderste stuk tegcn-
houderf. het bovenste voorttrekken.
3. Er moet voor worden gezorgd, dat de
symmetrische plaatsing der boventuig-
deelen behouden blijft.
4. Dc werkstukken worden met den rand één
c.M. over elkaar gelegd.
5. Het stikken moet volgens een bepaalde
lijn geschieden; soms loopt deze even-
wijdig aan den rand van het werkstuk,
soms is het een opgekraste sierlijn. Het
werkstuk wordt zoo gestuurd, dat dc
machine-as loodrecht door deze lijn
gekruist wordt.
•6. Het werkstuk wordt, nadat de druk-
voet door zijwaartschc beweging van
den kniehefboom is opgelicht, op het
gezicht daaronder geplaatst. Daarna
wordt de machine in gang gezet. Dc
voortgeleiding van het werkstuk ver-
langt weder een reeks bewegingen als
reacties op een reeks waarnemingen:
De benoodigde eigenschappen en
vaardigheden:
1. Fijn onderscheidingsvermogen voor
kleurennuanccs.
2. Een fijn ontwikkelde spierzin om matig
sterke weerstanden van elkaar tc kun-
nen onderscheiden.
3. Afstanden op het oog in twee precies
gelijke dcclen tc kunnen vcrdeelen.
3a. Kleine afwijkingen in symmetri.sch op-
zicht tc kunnen herkennen.
4. Kleine afstanden op het oog zuiver tc
kunnen schatten.
5. Hoeken op het oog tc kunnen schatten.
6. Een beweging snel aan dc waarneming
van ccn prikkel te kunnen coördinccren.
die der wisselende standen van het werk-
stuk tijdens dc voortbeweging. De hef-
boom wordt terugbewogen, zoodra het
werkstuk geplaatst is.
7. De machine wordt door een pedaal
met den voet in gang gezet. Deze
regelt tevens de snelheid. De stikster
voert dus tegelijk voet- en hand-arm-
bewegingen uit van samengestelden aard:
richten van de stiklijn, tegenhouden van
het onderste deel van het werkstuk,
voorttrekken van het bovenste deel.
8. De machine beweegt het werkstuk ge-
lijkmatig verder.
9. In verband met de rekking van het leer
moeten verschillende deelen van de
richtlijn in het oog gehouden worden.
Het werkstuk bestaat bovendien uit
twee boventuigdeelen plus de voering-
stof. , ,
10. Dc boventuig-deelen moet dc stikster
snel herkennen. Zij heeft het verder iii
de hand om den vorm (de ..coupe )
van den schoen te behouden of tc
wijzigen; bij het op-elkaar-plaat.sen van
en het stikken der onderdeelen.
11. De aan elkaar te verbinden randen
moet zij snel en juist op elkaar leggen.
12. Dc arbeidskaart bcvac een nummer,
waardoor het „artikel" voor de stikster
wordt aangeduid: model, qualiteit enz.
7. Meerdere bewegingen snel aan de waar-
neming der bij elk dier bewegingen be-
hoorende prikkel te kunnen coördineeren.
8. Dc aandacht voortdurend en gelijk-
matig op hetzelfde voorwerp gericht te
kunnen houden.
9. De aandacht gelijktijdig op meerdere
voorwerpen te kunnen richten.
10. Onderscheidingsvermogen voorvormen.
11. Onder verschillende vormvcrbindingen.
die in een bepaald geval mogelijk zijn,
vlug de juiste of doelmatigste tc kunnen
uitkiezen.
12. Bepaalde voorstellingen vlug en zeker
met bepaalde getallen te kunnen asso-
cieercn.
I Voor het inrijgen van veters moeten aan de voorzijde van de
SDieaels ringen en haken worden aangebracht. Daartoe brengt men eerst
evenwijdig aan den rand van den spiegel op gelijke afstanden gaten in
het leer aan.
ii Er worden twee machines gebruikt, een om de gaten in het leer
te maken en een om de ringen in te knijpen De eerste machine is een
kleine perforeerinrichting. bestaande uit een klem koperen aanbeeld (m-
trap-blokje). waarboven door een eenvoudig hefboomstelsel een holpi)p
naar beneden gedrukt wordt. De bedienster van de machine heeft daartoe
een pedaal vlud neer tc trappen De tweede machine is gehee op
dezelfde wijze gebouwd. Alleen wordt het intrap-blokjc vervangen door
een ringblokje". een aanbeeld, voorzien van een staafvorm.g uitsteeksel,
waarop de ring komt te liggen, waarover dan de opening m het leer
geplaatst wordt. Door aantrappen met den voet komt een stempel naar
beneden, welke den ring-rand omslaat tot hij plat op het leer gedrukt
ligt. De\'ring is dan stevig bevestigd.
III Met de punten van een passer worden kleine prikken als merk-
teekens in het leer gemaakt, daar waar de gaatjes gestanst moeten
worden. De afstand tusschen de merkteekens wordt gevonden do9r den
afstand tusschen twee teekens aan de beide uiteinden van de rij. in een
voorgeschreven aantal afstanden te verdeelen.
De gemerkte schaften worden nu van gaten voorzien. Het leer wordt ,
op het intrapblokje geplaatst, zóó. dat de holpijp een opening maak, juist
daar, waar het merk is aangebracht. Wanneer vlug gewerkt moet worden,
is het echter niet mogelijk de onduidelijke merken geheel als richtsnoer
te gebruiken. Dan moet de arbeidster er voor zorgen, dat zij op het ge-
zicht gelijke afstanden tusschen de openingen verkrijgt. Zij moet boven-
dien steeds berekenen, op welke plaats de holpijp het leer zal treffen,
aangezien deze vóór het trappen op 2 c.M. boven het leer zijn rust-
stand heeft.
Voor het bedienen van de tweede machine wordt een rmg op het
blokje geplaatst en hierover heen het leder met de opening. Dan wordt
getrapt. Hier komt-het dus vooral op snelle vinger- en armbewegingen
aan. Er behoeft niets berekend te worden. Het inzetten van haken
geschiedt op een dergelijke wijze met een handwerktuig.
Het ringen-inknijpen.
Kenmerkende verrichtingen :
3. Den stand van twee punten in dc ruimte
op het gezicht juist te kunnen schatten.
4. Een beweging snel aan de waarneming
van een prikkel tc kunnen coördinceren
5. De aandacht voortdurend en gelijk-
matig op hetzelfde voorwerp gericht te
kunnen houden.
1. Op enkele millimeters van den rand
moeten de openingen aangebracht wor-
den.
2. Dc merkteekens voor de openingen
geven niet scherp de plaats aan, waar
deze openingen moeten ontstaan. Dc
onderlinge afstanden moeten dus geschat
worden.
3. Het merkteeken moet loodrecht onder
de holpijpopening geplaatst worden.
4. Zoodra het merkteeken gocd onder de
holpijp geplaatst is, trapt dc arbeidster
snel op het pedaal. Is de opening in
het leer gemaakt, dan beweegt zij dit
snel zijwaarts.
5. Het leer wordt zonder oponthoud ver-
schoven, zoodra een opening gemaakt
cn ccn ring is ingeknepcn.
HET STANZEN.
1. De Stanzers hebben tot taak: zolen, tusschenzqlen, binnenzolen,
onderstukken en achterlappen machinaal uit het gepraepareerde zooU
leer, dat door de leerlooierijen geleverd wordt, uit te snijden.
Het meest verantwoordelijke werk heeft de arbeider, die de zolen en
en tusschenzolen stanst. Want de zolen worden vervaardigd uit het kost-
bare zoolleer, waarmede zoo zuinig mogelijk moet worden omgegaan,
terwijl tevens met de kwaliteit van dit leer rekening gehouden moet
^Xw mans-, jongens-, vrouwen- en kinderschoenen zijn zolen van
verschillende dikte noodig. De rand-dikte moet aan den gereeden schoen
De benoodigde eigenschappen cn
vaardigheden :
1, Kleine afstanden op het oog zuiver te
kunnen schatten.
2. Grooterc afstanden op het oog juist tc
kunnen schatten.
bedragen: voor kinderschoenen m.m.; voor meisjes- 3-3V. m.m.:
voor jongens- m.m.; voor vrouwen- 2y:-3\'A m.m ; voor mans-
zolen 5—6 m.m. De totale dikte van de zool aan den schoen, als deze
gereed is wordt gevormd door de dikte van zool en tusschenzool. Bij
het kanten-schrooien verliezen de zool en tusschenzool eenige millimeters
^^De^stalize^ moet dus onder het werk zolen uitsnijden, welke enkele
millimeters dunner zijn dan deze maten. Te zamen moeten tusschen-
zool en zool. na het schrooien immers de bovengenoemde randbreedte
^^De°kwaliteit van het leer wordt bepaald door de volgende eigen-
schappen- Er mogen aan de binnenzijde geen kerven in zijn gesneden.
Het moet elastisch zijn. niet bros. zonder plooien.
Een croupon zoolleer is ongeveer 1.5 M. lang.
De beste eigenschappen heeft leer van den rug. vooral achteraan.
De dikte van een zool moet gelijkmatig zijn.
De naar achteren gerichte zijde van de zool mag van mmdere kwaliteit
zijn. aangezien de zool daar minder te lijden heeft. , , ,.
In mindere mate hebben de arbeiders, welke binnenzolen, onderstukken
en achterlappen stanzen. met deze eischen rekening te houden; evenzoo
de contrefort-stanzers.
\' II De arbeider, die zolen en tusschenzolen stanst, werkt aan een
rnoment-stantsrnachine. Deze bestaat uit een sterke houten horizontale
tafel, die zoo groot is. dat een croupon zoolleer er m zi,n geheel op
Satst kan worden. Boven deze tafel bevindt zich een sterke hon-
brug vr ijzer, welke machinaal op en neer beweegt, wanneer
rlrbeiderVn pedaal neerdrukt. Neemt hij zijn voet weg. dan staat
de S^e stil en de brug staakt onmiddellijk zi,n op- of neerwaartsche
\'\'^TerwiÜ de brug omhoog stilstaat, plaatst de arbeider het leer op de
Hii zoekt een geschikte plaats om een stantsmes op het
E te t n en trapt dan op het pedaal, nadat hij met de rechterhand
een verschuifbaar onderdeel van de brug tot boven het stantsmes ge-
Tracht heeft. De brug komt omlaag, drukt het stantsmes door het leer
e^gaat dan weer omhoog. De arbeider laat inmiddels het pedaal los.
zoodat de brug omhoog blijft staan. , . • j
Het stantsmes is een ringvormige band van staal, gebogen m den
• vofm v7n den zooi-omtrek en aan een zijde beitelvormmg bijgeslepen.
Na het Lnzen bevindt zich binnen den omtrek van het mes de uitge-
Zlden zool. die door den arbeider met de hand verwijderd wordt. Er
zün voor de verschillende ..artikelen" even zoovee modellen van stants-
messen Zoodat de zolenstanzer een totaal aantal van ongeveer 100
^antsmesTen tot zijn beschikking heeft. Deze messen zijn op een rek
"d^ onderstukken, achterlappen en con-
treforts uitLnzen. beschikken over machines van kleinere afmeting dan
deze Ime^ Bovendien zijn de meeste hunner stants-
machines ingericht om doorloopend te werken. De arbeider moet hier
dus het leer en het stantsmes plaatsen in den tusschentijd, die verloopt
vanaf het uitstanzen tot het oogenblik, dat de brug of de groote
stempel, die de brug soms aan hun machine vervangt, ofiilaag komt.
III. Bij de beschrijving van de machine is voor een groot deel reeds
gezegd, wat de stanzer te verrichten heeft. Bij dezen handenarbeid (het
plaatsen van het leer, het stantsmes, het aanschuiven van de brug-plaat,
het aantrekken van een hefboom, het trappen op het pedaal, spelen
echter zintuigelijk waarnemen en hoofdarbeid een voorname rol. Vooral
van de momentzolen-stantsmachine kan allerminst gezegd worden, dat
het een automaat is, die slechts door den arbeider met de grondstof
behoeft gevoed te worden om tenslotte een voltooid product uit te werpen.
Het belangrijkste deel der bewerking: het uitzoeken van de plaatsen
van de croupons, waar de zolen uitgestanst zullen worden, geschiedt
immers door den arbeider. Deze krijgt op zijn arbeidskaart een bepaalde
opdracht. Hij zal b.v. in een bepaald artikel zolen moeten stanzen voor
mans-schoenen en voor jongens-schoenen, in een paar verschillende
sorteeringen en van elke sorteering drie paren, van een bepaalde
kwaliteit.
Uit de croupons zoolleer, die tot zijn beschikking staan, moet hij
er nu een of meer uitzoeken, welke, naar een voorloopige schatting,
het zoolleer bevatten, dat hij noodig heeft, In de eerste plaats moet
hij gedeelten uitzoeken, die de ongeveer vereischte zooi-dikte bezitten.
Dan moet hij op de kwaliteit letten. En vervolgens op de hoegrootheid
van het oppervlak, dat hij behoeft.
Heeft hij een croupon gevonden, die een geschikt gedeelte bevat,
dan moet hij stantsmessen uitzoeken van het juiste model en van ver-
schillende sorteering. De croupon wordt vervolgens op de tafel van de
machine gelegd. Nu moet een stantsmes geplaatst worden. Het komt er
daarbij-op aan, zuinig te werk te gaan. Het mes moet zoo geplaatst
worden, dat zoo weinig mogelijk leer verloren gaat. Dit is het geval,
wanneer de opeenvolgende stants-sneden, te ver van elkaar liggen, waar-
door het tusschenliggende leer voor zolen te smal of te kort wordt.
De arbeiders aan de andere stantsmachines werken óf met leder van
minder kostbare kwaliteit (binnenzolen), of, met stukken leder van minder
groote afmeting, namelijk met het afval van bij het zolenstanzen gebruikt
zoolleer (voor onderstukken, achterlappen, contreforts). Vandaar dat hun
kennis van leer-kwaliteit minder groot behoeft te zijn. Zij moeten slechts
snel kunnen uitmaken, in welken stand hun stantsmes het grootste
aantal stukken leer kan snijden uit een grillig omlijnde kleine opper-
vlakte leer.
Het stanzen.
Kenmerkende verrichtingen: De benoodigde eigenschappen cn
vaardigheden:
1. Het zoolleer is aan de croupons op 1. Verschillende dikten op den tast van
verschillende plaatsen verschillend van elkaar tc kunnen onderscheiden.
dikte. De schatting moet op één m.M.
nauwkeurig tastend gebeuren. \'
2. Deze schatting geschiedt ook op het
gezicht.
3. De kwaUteit van het leer wordt door
buigen beoordeeld.
4. Het stanzen is een reeks van bewe-
gingen als reacties op een reeks van
waarnemingen.
5. De zolen moeten te zamen met de tusschen-
zolen een zekere dikte bezitten. Op
alle verdere eischen moet de aandacht
voortdurend gericht zijn.
6. Het stantsmes moet zoo geplaatst wor-
den, dat het beste leer onder het voorste
deel van den voet valt.
7. De verschillende modellen der messen
moeten uit een grootcn voorraad uit-
gezocht worden.
8. De „arbeidskaart" bevat een nummer,
waardoor het artikel is aangeduid.
9. Dc zolen hebben omtrekken met i^n-
cn uitspringende bochten. Zuinigheids-
halve moet het stantsmes zoo geplaatst
worden, dat deze bochten „in *lkaar
vallen".
2. Verschillende dikten op het gezicht van
elkaar tc kunnen onderscheiden.
3. De aandacht voortdurend en gelijk-
matig op hetzelfde voorwerp gericht
te kunnen houden.
4. De aandacht gelijktijdig op meerdere
voorwerpen te kunnen richten.
5. Onderscheidingsvermogen voor vormen.
6. Bepaalde voorstellingen vlug en zeker
met bepaalde getallen te kunnen asso-
cieeren.
7. Onder verschillende vormverbindingen,
die in een bepaald geval mogelijk zijn,
vlug dc juiste of doelmatigste te kunnen
uitkiezen.
8. Een fijn ontwikkelde spierzin om matig
sterke weerstanden van elkaar tc kunnen
onderscheiden.
9. Een beweging snel aan de waarneming
van een prikkel te kunnen coördineeren
HET ZOLEN-GROEVEN.
I Wanneer de zolen door middel van pekdraad aan het boventuig
bevestigd willen worden, moeten zij eerst van een groef voorzien zijn
waarin deze pekdraad bij het doornaaien aangebracht en verborgen wordt
Dc groef is een lange spleet in het leer. die op haar bodem verwijd
is tot een nauw kanaal, waarin de pekdraad past. Deze groef verloop
dus evenwijdig aan den rand van de zool en wel meestal op ccn afstand
van 3 m.M. van den rand. Soms is deze afstand grootcr wanneer
n.1. de zool van een breed model is en met een brceden rand onder dc
" De r^Vtr de" groef is voor verschillende zooldikten verschillend.
Zij moet zóó diep zijn. dat de zool n/cf langs de groef afbreekt en de
pekdraad bij het doornaaien niet door de zool heengetrokken wordt.
Bovendien mag de groef niet tc ondiep zijn. aangezien anders de l,p
welke dc groef zal bedekken, te zwak wordt en de doornaaistekcn uit
dc groefspleet te voorschijn komen Meesta is het niveajL waarin de
groef moet reiken, gelegen op het derde deel van de zooidikte cn wc
in dat deel van de zool. dat naar den schoen toegekeerd is Men loopt
met den ..nerfkant" van de zool naar beneden: dc groef wordt dus
aangebracht met de opening naar den nerfkant. Dc stand van de
groefspleet is schuin naar binnen gericht, waardoor een lip gevormd
wordt aan den nerfkant van de zool.
II, De zolengroefmachine is tamelijk ingewikkeld van constructie. Zij
bestaat uit een groot verticaal gesteld frame: aan de voorzijde zijn drie
wielen op drijfwerk gemonteerd, tusschen welke de zool (met den^ rand)
gegrepen wordt. Een verticaal geplaatst wiel grijpt van boven aan,
een dito van onderen, een horizontaal drukt zijdelings tegen den rand
van de zool. Ter plaatse, waar de wielen elkaar zoover naderen, dat
alleen de zool er tusschen geplaatst kan worden, bevindt zich aan
het frame der machine een krachtig gebouwde kop, waarin een groef-
beitel en een kleine holpijp bevestigd worden. Door het verstellen van
een regulateur kan dé arbeider den stand van dezen beitel en holpijp
ten opzichte van de zool in op-en-neerwaartschen zin veranderen, waar-
door de diepte van de groef bepaald wordt. Door een stelschroef kan
de machinekop zijwaarts verplaatst worden, waardoor de afstand^ van de
groef tot den rand van de zool geregeld wordt.
Door cen trap-hefboom wordt de machine in werking gesteld, üe
drie wielen (transporteurs) komen dan in beweging. Zij verplaatsen de
zool (als walsrollen) in één richting en drijven haar zoodoende tegen
groefbeitel en holpijp aan, die nu in het leer insnijden, op een vaste
diepte en op een vasten afstand van den zoolrand.
III. De arbeider aan de zolengroefmac^hine krijgt de zolen van dc
stanzerij. Voor verschillende zolen moet hij overeenkomstig de reeds
omschreven eischen den stand van beitel en holpijp der machine wijzigen.
Door den afstand van deze onderdeelen ten opzichte van het onderste
en van het horizontale wiel te schatten en de machine op een staal te
laten inwerken, verkrijgt hij den juisten stand van zijn instrumenten.
Dan begint het zolen-groeven. Hij plaatst den zooi-rand tusschen de
wielen, zóó, dat de nerfzijde van het leer naar boven gekeerd is. Met
den linkervoet zet hij de machine door druk op een pedaal in werki^.
De zool zet hij om te beginnen met den hiel tusschen de wielen. De
machine schuift de zool voort, terwijl de arbeider zorgt, dat de rand
(die een gebogen lijn vormt) in den juisten stand ten opzichte van dc
wielen blijft. Dat wil dus zeggen, dat de arbeider steeds de raaklijn van
den rand moet houden in dezelfde richting als die, waarin de zooi-
rand door de wielen wordt voortgeschoven. Van den hiel tot waar dc
neus begint, geleidt hij aldus de zool ondei* beitel en holpijp door. Dan
schakelt hij de machine-drijfkracht uit en draait met dc rechterhand
een drijfwici rond, terwijl hij met de linker de zool een draaiende
beweging laat maken. Zoodoende wordt met handkracht de neus van
dc zool gegroefd. Dan komt de andere zoolrand aan de beurt en de
machine werkt hier weer op eigen kracht.
Vooral het groeven van den neus der zool eischt groote vaardig-
heid en oefening om te voorkomen, dat de groef den zoolrand overschrijdt.
Aan de hielzijde houdt de groeve op. omdat daar ter plaatse geen
doornaaien behoeft plaats te hebben.
Het zolengroeven.
Kenmerkende verrichtingen :
1. Bij het groeven van den neus wordt
de machine met handkracht gedreven.
De wielen trekken de zool in een voor-
waartsche richting; de zool moet even-
wel krachtig heen en weer bewogen
worden.
2. Het niveau, waarin de groef moet
komen, ligt op cen derde gedeelte van
de zooidikte.
3. De zool moet tegen het horizontale
transportcurwiel gedrukt gehouden wor-
den.
•1. Voor het stellen van den regulateur
van beitel en holpijp wordt de afstand
tot het onderste wiel geschat.
5. De voortgcleiding verlangt een reeks
bewegingen als reacties op een reeks
van waarnemingen met betrekking tot
den stand van het werkstuk.
6. Dc machine beweegt de zool gelijk-
matig voorwaarts. Dc aandacht moet
voortdurend op de groef gericht zijn.
De benoodigde eigenschappen en
vaardigheden:
1. Een bijzonder krachtige hand- en arm-
musculatuur.
2. Verschillende dikten op den tast van
elkaar te kunnen onderscheiden.
3. Een fijn ontwikkelde spierzin om matig
sterke weerstanden van elkaar tc kun-
nen onderscheiden.
4. Kleine afstanden op het oog zuiver
te kunnen schatten.
5. Een beweging snel aan de waarneming
van cen prikkel te kunnen coördinccren.
6. Dc aandacht voortdurend cn gelijk-
matig op hetzelfde voorwerp gericht
tc kunnen houden.
HET CONTREFORT-SCHALMEN
l. Dc contrefort is een stuk leer. dat van binnen tegen dc schaft
nlaatst wordt, tusschen de voering en het leer van den achterhiel. Dc
contrefort is door een stantsmachine zoo uitgesneden, dat het leer cen
langwerpigen vorm heeft, waarvan een z^dc recht is terwijl de andere
door een ovale omtreklijn wordt gevormd. Deze ovale zijde wordt door
den zwikker tegen den achterhiel omhoog geplaatst (ter versterking),
terwijl hij dc rechte zijde naar beneden richt cn over den rand dcr leest
laat uitsteken om contrefort en achterhiel op de binnenzool tc kunnen
^Tcn\'^cinde dc randen van het dikke en harde contrefort-leder niet
tc laten uitsteken, moeten zij schuin bijgesneden worden, cn dit geschiedt
met dc Contrefort-schalmmachine. overeenkomstig de volgende eischen.
Ten eerste moet het bijsnijden gpchicden ten koste van de binnen-
zijde d.w.z. van den vlecschkant van het leer. Ten tweede moet de rand steeds
aan den ovalen kant van dc contrefort afgesneden worden tot een dikte
van cen millimeter. Aan den rechten kant moet de rand iets dikker blijven.
II Dc contrefort-schalmmachine bestaat in hoofdzaak uit een groot
verticaal statief, waarop rechtop ccn groote breede beitel geplaatst is.
Tegen den omhoog-gcrichtcn meskant van dezen beitel wordt het leer.
als het tusschen twee walsen geplaatst is. aangedrukt cn voortgedreven.
Deze wals-rollcn zijn namelijk (met de assen horizontaal) zoodanig boven
den beitel gemonteerd, dat deze in de onmiddellijke nabijheid komt van
beider oppervlak, daar waar de walsen elkaar zeer dicht naderen. Zoo-
doende wordt het leer tusschen de walsen doorgeperst tegen het mes,
dat er zooveel afsnijdt, als aan de randen uitsteekt. Een van de walsen
is namelijk niet vlak, maar gedeeltelijk hol van oppervlak (tien ver-
schillende graden van uitholling). Het leer wordt, tusschen de walsen
uitkomende, aan de randen sterker afgeschalmd dan naar het midden.
De afstand tusschen de walsen kan geregeld worden, zoodat ze voor
dik leder, evengoed als voor dun leder zoo ver van elkaar verwijderd
blijven, dat het leer passeeren kan. De stand van het mes is zoodanig
te verstellen, dat de dikte van het af te schalmen deel van den rand
toeneemt met de dikte van het leer.
Er zijn dus drie elementen die door den arbeider bepaald kunnen
worden: de diepte van de holte in een der walsen, de afstand tusschen
beide walsen en de afstand van het mes tot de uitgeholde wals. Dit
geschiedt dus bij het stellen van de machine voor het schalmen van
een serie contreforts van zekere dikte.
Voor het verticale geleiden van het leer is bij de rollen een verticale
tafel aangebracht, waar het leer tegen aangedrukt gehouden wordt, terwijl
de walsen het grijpen en naar omlaag trekken.
III. Het werk van den arbeider bestaat ten eerste in het sorteeren
der contreforts naar maat en dikte. Dan moet hij de machine instellen,
telkens verschillend voor de verschillende leer-dikten. Het schalmen zelf
is zeer eenvoudig, als de machine eenmaal gesteld is. Het geleiden van
het leer langs de verticale tafel en een bovendien aanwezigen horizontalen
steun, terwijl het door de walsen gegrepen wordt, is een arbeid, die
slechts eenige spierkracht vereischt.
Het contrefort-schalmen.
Kenmerkende verrichtingen:
Dc contreforts worden naar de dikte
gesorteerd. Bij het stellen van dc rollen
wordt rekening gehouden met de dikte
van het leer.
Hetzelfde geschiedt op het gezicht.
3. Bij het plaatsen van het stuk tusschen
de rollen, moet gelet worden op vlecsch-,
en nerfzijdc. Dc vlecschzijdc, die anders
van kleur is, moet afgeschalmd worden.
Hetzelfde geschiedt op den tast; dc
vlceschzijde is n.1. wat ruw.
5. Dc arbeid bestaat uit een reeks be-
wegingen ^Is reacties op een reeks
waarnemingen.
6. De machine beweegt het stuk gelijk-
matig tusschen de rollen cn het mes.
Het stuk moet tegen dc geleidtafel aan-
gedrukt blijven.
Benoodigde eigenschappen cn
vaardigheden:
I. Verschillende dikten op den ta.st van
elkaar tc kunnen onderscheiden.
2. Verschillende dikten op het gezicht van
elkaar tc kunnen onderschelden.
3. Fijn onderscheidingsvermogen voor
kleurennuances.
4. Kleine oncfFcnhcdcn op het gezicht tc
kunnen gewaarworden.
5. Een beweging snel aan de waarneming
van een prikkel te kunnen coördinecren.
6. Dc aandacht voortdurend cn gelijk-
matig op hetzelfde voorwerp gericht
te kunnen houden.
I. Bij de hakkenpers-machine brengt men den arbeider een voorraad
voorloopig op elkaar gespijkerde „onderstukken". Deze bestaan uit stukjes
leer met hakvormigen omtrek, die in verschillende grootten zoo uitgestanst
zijn, dat ze, op elkaar geplaatst, een hielvorm aannemen. Deze los op
elkaar gespijkerde onderstukken worden nu in den hielvorm in elkaar
geperst.
II. De machine is een groote, zwaargebouwde automaat, die de hak
samenperst en uitwerpt. Door een voethefboom wordt de machine in
beweging gezet, telkens wanneer een nieuw onderstuk geplaatst is.
III. De arbeider zet het onderstuk tusschen den daarvoor bestemden
metalen vorm. Hij moet daarna eerst zijn hand terugtrekken (om zijn
hand niet te zien samenpersen) en trapt dan op den voethefboom,
waarop de machine geheel automatisch perst en de hak uitwerpt.
Om een nieuw onderstuk te kunnen plaatsen, moet hij, door oplichten
van den voet, de machine eerst tot stilstand brengen en wel op het oogen-
blik, dat de stand van de pers-vormen het plaatsen van een onderstuk
toelaat. Deze vormen openen zich namelijk, zooals een mond zich opent,
maar automatisch, in een vaste, niet in omgekeerden zin te wijzigen richting.
Het hakken-perscn.
Kenmerkende verrichtingen: De benoodigde cigenschapfKn cn
vaardigheden:
1. Dc nclijkniatigc pers- en uitwerp-bc- 1. De aandacht gelijktijdig op mecrdore
weging van dc automaat moet voort- voorwerpen tc kunnen richten,
durend aandachtig gevolgd worden. „ ^ , . ,
2. De machine moet stop gezet worden, 2. Een beweging snel aan dc waarneming
als de pers-vormen ruimte bieden voor van ccn prikkel tc kunnen coördinceren.
een nieuwe hak.
I. De handzwikkers ontvangen de in elkaar gestikte schaft van de
arbeiders, welke dc ringen ingeknepcn en de schaft aan de voorzijde
gesloten hebben, juist zooals deze gewoonlijk met een veter dichtgeregen
De zwikkers hebben ten eerste op de leest de binnenzool en de aan-
vullende laag te bevestigen. Zij plaatsen daartoe dc leest met het zoolvlak
omhoog op een statief, dat op hun werktafel is aangebracht. Als de
binnenzool op de leest gespijkerd is, plaatsen zij de schaft met voering
zoo over de leest, dat de randen van de schaft ongeveer een centimeter
over den zoolrand van de leest uitsteken. Zij brengen nog de contrefort
aan en den neussteun. Dan trekken zij met hun tang het leer aan en
bevestigen het met kleine scherpe draadnagels op de binnenzool. Deze
bevestiging geschiedt slechts op enkele plaatsen — als een voorloopige
maatregel -- want de zwikmeester zal hun werk aan de zwikmachine
voltooien. Voordat hij hiertoe overgaat, moet hij echter beoordeelen of
de voorloopige bevestiging goed geschied is. Hij heeft daarbij op het
volgende te letten:
De geheele schaft moet recht op de leest geplaatst zijn (de kam
van de leest staat dan midden tusschen de spiegels). De neus en de hielen
. moeten recht staan. De contrefort-punten moeten goed afgezwikt, over
de leest gehaald en met een spijkertje bevestigd zijn. De voering moet
vanbinnen glad zijn en de achterbiezen recht zitten. Wanneer door „te hoog
opleggen" bij het stikken, de schaft te klein geworden is, kan de zwik-
meester dit met de machine nog verhelpen door meer overhalen van het
leer over de leest. Normaal behoort de schaft 1 cm. over den rand
van de leest heen te reiken. Hij moet veel verstand hebben van leer-
kwaliteit om te beoordeelen met welke kracht hij het leer over den,
leestrand kan trekken.
II. De machine is vrij ingewikkeld van constructie. Het belangrijkste
deel is: een tang met den bek schuin naar beneden en naar voren gericht.
Komt de machine in beweging, dan maakt de geopende bek van de
tang een voorwaartsche heweging. Deze beweging gaat bij een bepaald
punt over in een beweging in tegengestelde richting. De tang keert
dan terug, echter met. gesloten bek. Zij voert dus een snelle grijp- en
trekbeweging uit, welke dient om het leer over den rand van de leest
te halen. Deze tang kan bovendien gebruikt worden om het leer van
rechts naar links of omgekeerd aan te spannen en over de leest te trekken.
De zwikker houdt tijdens het werk de schoen van onderen tegen een
horizontalen steun, welke zoodanig geplaatst is, dat de tang der machine
bij haar voorWaartsche beweging den overstekenden rand van de schaft
kan bereiken en aangrijpen.
Vervolgens is aan de machine een zoogenaamde „liniaal" op te merken.
Deze is een horizontale staaf, geplaatst boven den genoemden steun,
waartegen de schoenrand gehouden wordt. De „liniaal" is overlangs
voorzien van een gleuf, waarin telkens een spijkertje door een automatische
aanvoerinrichting geplaatst wordt, wanneer de liniaal zijn spijkertje
heeft afgestaan, om in den schoen geslagen te worden. De liniaal schuift
namelijk over den genoemden steun vooruit in de richting van den schoen
en over den rand van dezen heen, zoodra en telkens, wanneer de tang
der machine het leer over den rand getrokken heeft. Is de liniaal met
zijn spijkertje tot boven den rand gekomen in zijn versten stand, dan slaat
de machine met een automatische hamer-stift het spijkertje in den schoen.
De machine loopt als volgt. Door trappen op een pedaal zet de zwikker
de machine in beweging. Automatisch maakt dan de tang een grijpbe-
weging in de richting van den steun, sluit zijn bek en trekt zich achteruit.
De liniaal (en de daarboven geplaatste hamer-stift) komen nu naar voren
en een tack wordt in het leer geslagen. De tang laat dan het leer los
en komt in zijn oorspronkelijken stand terug. Dan herhaalt zich dezelfde
beweging van tang, liniaal en hamer in een snel tempo en zonder ophouden,
totdat de zwikker, door zijn voet op te lichten, de machine stop zet.
Wat betreft het aangrijpen van de tang naar rechts of naar links,
-ocr page 56-hiertoe maakt de zwikker gebruik van een hefboom, welken hij met zijn
rechterknie bewegen kan. Drukt hij hem naar rechts, dan haalt de tang
het leer van rechts naar links en trekt het dan achterwaarts; drukt hij den
hefboom naar links, dan haalt de tang het leer eerst van links naar rechts.
Onder den steun, waartegen de schoen tijdens het zwikken gehouden
wordt, bevindt zich nog een schuif, welke tot verbreeding van den steun
naar voren getrokken wordt, wanneer de zwikker de contrefort gaat
omzwikken.
III. Het omzwikken begint aan den neus. Deze wordt tegen den steun
geplaatst, terwijl het bovenleer met een rand over de binnenzool uitsteekt.
De zwikker zet nu de machine in werking; hij laat de tang het leer
grijpen, aantrekken en door den hamer een tack in het leer slaan. Nu
moet hij verder het leer van de schaft in plooien over den zoolrand
bevestigen, zoodat het strak en glad over den neus getrokken zit. Daartoe
laat hij nu de tang het leer rechts aangrijpen, naar links trekken en dan
achterwaarts, waardoor zich een plooi vormt, die vastgespijkerd wordt.
Over den geheelen neus-omtrek herhaalt de zwikker op deze wijze de
plooi-vorming. Dan gaat hij verder, steeds den schoen over een kleinen
afstand verplaatsend en dan aandrukkend tegen den steun.
Dit aandrukken gebeurt met groote kracht, want de arbeider moet weer-
stand bieden aan de trekkende werkingen van de tang. Vanaf de plaats,
wfiar de neusronding overgaat in een recht gedeelte van de leest, laat hij
de tang het bovenleer recht over de leest trekken, maar vanaf dat rechte
gedeelte tot aan de contrefort komt hij in een hol gedeelte van de leest.
Daar moet het leer schuin binnenwaarts over de leest getrokken worden
en wel aanvankelijk meer, later minder schuin, naarmate het eindpunt
van de kromming bereikt wordt. Vanaf dat punt neemt de zwikker
den schoen telkens even onder den steun weg, wanneer de tang het
leer zou aangrijpen en gaat zoo voort met het inslaan van spijkertjes,
tot de contrefort omgezwikt moet worden. Daarvoor heeft hij weer de
tang noodig. Hij laat haar het leer steeds recht over de leest trekken,
waardoor het in plooien over de binnenzool wordt vastgespijkerd.
Voorbij de contrefort volgt dan weer een gedeelte (gelengen) waar
met „gesloten tang" gewerkt wordt; daarop volgt weer een holte cn
dan weer een recht gedeelte. De neus is bereikt en dc schaft rondom
gezwikt.
Het tempo der bewegingen is snel.
De zwikkerij.
Kenmerkende verrichtingen: De benoodigde eigenschappen cn
vaardigheden:
1 Dc schaft moet overal ccn c.M. over 1. Kleine afstanden op het oog zuiver tc
■ den binnenzool-rand getrokken worden. kunn^ schatten.
2 Aan de zwikmachine wordt dc schoen 2. Een bijzonder krachtige hand- en arm
met kracht tegen den steun gedrukt. musculatuur.
3. Zoodra een spijkertje ingeslagen is,
moet de schoen over een kleinen afstand
zijwaarts verplaatst worden. Bij het Werk
„met gesloten tang" moet bovendien
de schoen even onder den steun weg-
genomen worden, zoodra de tang zoover
het leer genaderd is, dat dit erdoor
gegrepen wordt.
4. Terwijl de schaftrand vastgespijkerd
wordt, is de aandacht van den arbeider
voortdurend op dit proces gericht.
5. De zwikker heeft tegelijk te letten
op het spannen van het leer, daar
waar de tang aangrijpt, en op dc
verdeeling van de ruimte der schaft
over de geheele leest.
6. Door cen pedaal wordt de machine
in gang gezet: met een kniehefboom
wordt de zijwaartsche beweging van
dc tang beheerscht; met de handen
wordt de schoen tegen den steun gedrukt.
3. Een beweging snel aan de waarneming
van een prikkel te kunnen coördinceren.
4. De aandacht voortdurend en gelijk-
matig op hetzelfde voorwerp gericht
tc kunnen houden.
5. De aandacht gelijktijdig op meerdere
voorwerpen te kunnen richten.
6. Meerdere bewegingen snel aan dc waar-
neming der bij elk dier bewegingen
bchoorcndc prikkels te kunnen coör-
dinceren.
HET AANKLOPPEN
L Bij het zwikken blijven nog oneffenheden en „ruimte" in het leer
van de schaft over. Ook aan de onderzijde, daar waar de tusschenzool
en de zool tegen den schoen geplaatst moeten worden, vormen de plooien,
welke bij het zwikken aatigebracht zijn, een aantal onregelmatige uit-
steeksels. Al deze oneffenheden moeten verwijderd worden door „aan-
kloppen" en (op dezelfde machine-as) door verwarmen en laten krimpen
van het te ruime leer. De arbeider moet hier dus verstand hebben
van de rjchting, waarin het leer gerekt kan en moet worden.
H. De aanklopmachine bestaat uit een horizontaal geplaatsten cylinder,
die snel om zijn as ronddraait. Op dezen cylinder zitten rijen van metalen
ringen, welke allen een buitenwaartsche beweging kunnen maken. Wordt
de machine in gang gezet, dan worden de ringen buitenwaarts ge-
slingerd. De schoen, welke er op de leest tegenaan gedrukt wordt,
ontvangt van de vele ringen een veelvuldig kloppende bewerking.
Naast dezen aanklop-cylinder zijn op dezelfde as een amarilsteen en
voorts twee koperen rollen geplaatst. Dc amarilsteen dient voor het
afschuren van de ondervlakte van den schoen. De koperen rollen zijn
verwarmd en met olie-borstels vet gehouden. Zij dienen voor het boven-
genoemde strijken en krimpen van \'t bovenleer.
IIL De arbeid is eenvoudig en verlangt vooral een paar stevige armen
en handen, benevens het vermogen om de aandacht constant op het
werkstuk gericht te houden, aangezien bij hct aankloppen, zoowel als
bij het krimpen van het leer een verplaatsing van „ruimte" teweeg-
gebracht wordt.
Het aankloppen.
Kenmerkende verrichtingen:
1. Dc schoen wordt met beide handen
krachtig tegen den cylinder aangedrukt
(evenals tegen den amarilsteen en de
de koperen rollenl.
2. De oneffenheden moeten alle verwijderd
worden; dit wordt op den tast beoor-
deeld.
3. Hetzelfde op het gezicht.
4. Bij het laten krimpen van het leer is
het noodig. dat de arbeider de schoen
verplaatst, zoodra het leer voldoende
gekrompen is.
5. Zoolang nog ergens oneffenheden ge-
zien worden, moet met de bewerking
worden voortgegaan.
De benoodigde eigenschappen cn
vaardigheden:
1. Een bijzonder krachtige hand- en arm-
musculatuur.
2. Kleine oneffenheden op den tast te
kunnen gewaarworden.
3. Kleine oneffenheden op het gezicht tc
kunnen gewaarworden.
4. Een beweging snel aan de waarneming
van een prikkel te kunnen coördineeren.
5. De aandacht voortdurend en gelijkmatig
op hetzelfde voorwerp gericht tc kun-
nen houden.
HET OPZOLEN
I. Het opzolen omvat het aanbrengen van de zool, de tnsschenzool
cn den campereur tegen de onderzijde van de schaft, nadat deze door
de zwikkers op de binnenzool bevestigd en opgeklopt is.
Voordat het opzolen beginnen kan, moet de ruimte onder de binnen-
zool, die niet door de omgezwikte randen van de schaft bedekt wordt,
onder den bal van den voet aangevuld worden met de balplak, een
stukje leer, dat juist voor deze ruimte is pasgesncden. Een jonge arbeider
is belast met het bevestigen van de balplak met wat lijm.
Dan komen de schoenen op dc werktafel bij de opzoolmachine. Zij
zijn nog op de leest bevestigd. Het eerst moet de tusschenzool bevestigd
worden. Deze zal de schaft van onderen bedekken, tot waar dc uit-
holling onder den middenvoet begint. De randen van de tusschenzool
moeten eenige millimeters buiten de schaft uitsteken, om te zamen met
de zool den zooi-rand te vormen. Aan alle zijden moet de rand even
ver onder de schaft uitkomen. , , , , ,
De campereur is een langwerpig plat stukje hout. dat geplaatst wordt
tegen de onderzijde van den middenvoet om daar den hollen stand van
den schoen te verzekeren en doorzakken te voorkomen. Het moet dus
in dc lengte-as van den schocn komen en tegen de tusschenzool aansluiten.
Dc zool moet de geheele ondervlakte van den schoen bedekken cn
aan de voorzijde eenige millimeters onder de schaft uitsteken.
II. Dc opzool-machine is een groote automaat, die ijzeren pennen, als
spijkers zonder kop. achtereenvolgens door de tusschenzool. den campereur
en de zool heen in de binnenzool drijft. Aan de voorzijde van dc
machine bevindt zich een steun, waartegen de schoen van onderen in
omgekeerden stand wordt aangedrukt. Onmiddellijk naast dezen steun is
de op cn neer bewegende hamerstift aangebracht, die de ijzeren pennen
in den schoen drijft, zoodra de arbeider de machine door trappen op een
voethefboom in beweging zet. (De automaat snijdt deze pennen zelf uit
een reep dun band-ijzer).
III. De arbeider legt een passende tusschenzool op de onderzijde van
een schoen en houdt deze dan te zamen omgekeerd onder den steun van
de machine. Dan trapt hij op den voethefboom en de automaat slaat
een pen in de tusschenzool en in den schoen. Dan verplaatst hij den
schoen en laat den automaat een nieuwe pen inslaan.
De campereur en de zool worden op dezelfde wijze aangebracht.
De pennen, waarmede de zool bevestigd wordt, moeten een eind blijven
uitsteken om na het doornaaien of zolenpennen verwijderd te worden.
Het opzolen.
Kenmerkende verrichtingen:
1. Met groote kracht wordt de schoen
van onderen tegen den steun aangedrukt
gehouden.
2. De zoolrand moet Vs c.M. onder den
rand uitsteken.
3. Het snelle plaatsen van de zool wordt
vergemakkelijkt, doordat de uitstekende
rand evenwijdig geplaatst wordt aan
den schaftrand.
4. Dc arbeider trapt op den hefboom,
zoodra de zool goed tegen den steun
rust. Hij verplaatst den schoen, zoodra
dc ijzeren pen in de zool geslagen is.
5. Gedurende het opzolen door dc machine
\' blijft de aandacht op den juisten stand
van dc zool gericht.
Dc benoodigde eigenschappen en
vaardigheden:
1. Een bijzonder krachtige hand- cn arm
musculatuur.
2. Kleine afstanden op het oog zuiver
tc kunnen\'schatten.
3. Afwijkingen in het evenwijdige verloop
van twee lijnen op het oog tc kunnen
waarnemen.
4. Een beweging snel aan de waarneming
van een prikkel te kunnen coördinccren.
5. Dc aandacht voortdurend cn gelijk-
matig op hetzelfde voorwerp gericht
te kunnen houden.
HET DOORNAAIEN.
I. Het doornaaien dient om het ondertuig definitief aan de schaft tc
verbinden. Het gebeurt met behulp van een pekdraad, welke door een
serie van steekopeningen van binnen naar buiten door de verschillende
lagen van het leer wordt getrokken. Deze steekopeningen worden zoo
aangebracht, dat de ingang van eiken steek in de zooi-groef ligt, terwijl
het steekkanaal in schuine richting door zool, tusschenzool, schaft en
binnenzool doordringt. In de binnenzijde van de binnenzool is dus dc
uitgang van het stcekkanaal. De pekdraadweg is nu omgekeerd van
binnen naar buiten door dit kanaal, tot in de zooi-groef. In deze groef
vervolgt de draad zijn weg. totdat hij een steekafstand verder, bij een
volgende opening, gegrepen en vastgetrokken wordt door een nieuwe
naar buiten gettxjkken pekdraadlus, welke zich in de zooi-groef met den
eersten draad verbindt en daarna zijn weg vervolgt naar een nieuwe
steekopening in de zoolgroef enz.
Bij dit systeem van doornaaien worden dus door één draadlusscn-
serie alle schocn-onderdeelen aan elkaar verbonden.
II. De doornaai-machine bestaat uit een groot statief met een draaibaren,
hoornvormig omhoogstekenden, drager, den hoorn, waarop de schoen ge-
plaatst wordt, en uit een boven dezen hoorn gemonteerde naaimachine,
waarvan een krachtige naald met groef en een transporteur de belang-
rijkste onderdeden zijn. Het geheel is dus eigenlijk een groote naai-
machine, waarvan de vlakke machinetafel vervangen is door een hoorn-
vormige, draaibare punt. Deze hoorn bevat het naai-materiaal, den
pekdraad; deze wordt door de naald met haar groef uit een opening
in de hoorn-punt omhoog getrokken. Alleen ontbreekt in deze machine
de bovendraad, die bij een gewone naaimachine door een opening in
de naald wordt aangevoerd. .
De werking van de machine is als volgt. De naald komt omlaag en
doorboort zool, tusschenzool, schaft en binnenzool, wanneer de schoen
met de zool omhoog, schuin op den hoorn geplaatst is. De naald ver-
volgt zijn weg en daalt af in de opening der hoornpunt. De pekdraad
bevindt zich daar en wordt nu, zoodra de naald op haar weg terug
keert (omhoog gaat), door de groef van de naald gegrepen en mede
opgetrokken uit de opening van de hoornpunt en in het te voren ge-
maakte steekkanaal. Ér is dus een lus gevormd, die door het steekkanaal
getrokken is. De reeds genoemde transporteur is een spits-toeloopende
drijver, die machinaal den schoen over een korten afstand vooruitschuift,
zoodra de draad te voorschijn getrokken is. Deze drijver is met zijn spits
in de groef geplaatst en verlaat deze niet, zoolang het doornaaien plaats
heeft. Zoolang de machine werkt, schuift hij na iedere steek-ophaling
den schoen een eind verder, waarop een nieuwe steek gemaakt wordt.
Doordat de punt van den transporteur in het groef-kanaal ligt, evenals
een ploegijzer in een vore, kan de schoen niet zijdelings van de hoorn-
punt afglijden.
III. Het doornaaien kan alleen worden uitgevoerd door iemand met
groote spierkracht. Deze is vereischt voor het vasthouden van den schoen,
die, over den hoorn geschoven, in een wisselenden stand ten opzichte
van de machinenaald gehouden moet worden.
Bovendien moet de arbeider, wanneer de schoen met zijn zool om-
hoog gericht, over den hoorn geschoven is, zich kunnen voorstellen,
waar zich de opening in dc hoornpunt bevindt. Hij moet immers zorgen,
dat dc pekdraad van binnen naar buiten alle bovengenoemde schoen-
deden doordringt. Daartoe moet de draad langs den rand van de binnen-
zool zijn instcckopening krijgen, terwijl dc uitgang in dc groef van de
zool dient te liggen. Daar de binnenzool smaller en korter is dan de
buitenzooi, zal het steckkannaal voor de pekdraad schuin moeten ver-
loopen en wel van binnen naar buiten zich afwendend van de middel-
lijn van den schoen. Het hangt van den schoen af, hoe schuin de hoek
zal zijn, waaronder de machinenaald het leer zal moeten doorboren om
in den \'rand van de binnenzool te voorschijn tc komen.
Als de schoen met de groef aan de hielzijde onder den transporteur
geplaatst is, brengt de arbeider den transporteur door ccn voetbeweging
aan te drukken met de spits in dc groef. Trapt hij verder op een anderen
hefboom, dan begint de machine-naald omlaag te komen tot m de groef
en verder in het leer door te dringen. Hij moet zich dan kunnen voor-
stellen, hoe het verdere verloop van de naald zal zijn en waar het
snijpunt zal liggen van de naald met het vlak van de hoornpunt.
Wanneer de machine in werking is, beweegt zich de naald met een
snel tempo op en neer. telkens een steekopening makend in het leer en
een draadlus te voorschijn halend en deze vasthoudend m zijn groet,
terwijl inmiddels de transporteur den schoen een steekafstand doet op-
schuiven. De arbeider moet den schoen dus stevig op de smalle hoorn-
punt vasthouden en richting geven aan de beweging volgens de ge-
bogen lijn van de zooi-groeve. Tegelijk moet hij den stand van de zool
ten opzichte van de naald zoo schuin laten blijven, dat deze de binnen-
zool doorboort. Ten slotte heeft hij erop te letten, dat de steken door
de machine krachtig worden aangehaald. Daartoe moet hij de machine
tevoren instellen, waarvoor natuurlijk kennis van alle onderdeelen der
machine en hun samenwerking noodig is.
Het doornaaien.
Kenmerkende verrichtingen:
De schoen wordt met kracht op de
hoorn vastgehouden, terwijl de naald
de zool en de andere lagen doorboort.
De transporteur houdt den schoen in
een bepaalden stand op de hoornpunt.
Deze stand moet tijdens het indringen
van de naald in het leer, onder weer-
stand verbeterd of behouden worden.
De naald moet de zool zóó doorboren, dat
de binnenzolen tevens berpikt worden.
Een telkens wisselende helling van den
schoen is daartoe noodig. Bovendien
wordt het voortschuiven van den schoen
geleid in de richting van zijn omtrek-
lijn. Deze beide bewegingen gebeuren
op het gezicht.
4. De voortgeleiding bestaat uit een op-
eenvolgende reeks bewegingen als re-
acties op een reeks waarnemingen.
5. De geleiding van den schoen geschiedt
onder voortdurend op den stand van
den schoen gerichte aandacht.
1,
2.
3.
Dc benoodigde eigenschappen en
vaardigheden:
1. Een bijzonder krachtige hand- en arm-
musculatuur.
2. Een fijn ontwikkelde spierzin om matig
sterke weerstanden van elkaar tc kunnen
onderscheiden.
3. Hoeken op het oog te kunnen schaUcn.
4. Een beweging snel aan de waarneming
van een prikkel te kunnen coördinceren.
5. Dc aandacht voortdurend cn gelijkmatig
op hetzelfde voorwerp gericht tc kunnen
houden.
HET ZOLEN-PENNEN
L Soms worden de zolen niet genaaid, maar met houten pennen
^^Deze^ houten pennen moeten op een afstand van een centimeter van
den zoolrand worden ingeslagen. Zij zijn dan verticaal geplaatst om dc
verschillende lagen te kunnen doorboren.
II De machine is in hoofdzaak gebouwd als dc doornaai-machine. Op
een groot statief bevindt zich weer een draaibare hoorn met een spits,
waarop de schoen geschoven wordt, zoodat dc zool met het ondervlak naar
boven gericht is. Boven den hoorn en de daarop geplaatste zool bevindt
zich het gedeelte van de machine, dat de sterke naald bevat, die gaten steekt
in zool, tusschenzool enz. Naast de naald bevindt zich de pen-automaat.
Hierdoor worden de zooi-pennen stuk voor stuk afgesneden van een
houten bandstrook, welke daartoe automatisch wordt aangevoerd. Zoodra
de naald een opening in de zool gemaakt heeft en omlaag gegaan is,
slaat een automatische hamer telkens een juist-afgesneden pen in de
opening. Dan wordt de zool door den transporteur, een op de zool
geplaatsten hefboom, automatisch een insteek-afstand zijwaarts opgeschoven.
De zoolrand wordt gesteund door een verstelbare „Hniaal", die een
tweede vast punt is, waartegen de schoen rust (het eerste is de hoornspits in
het inwendige van den schoen.) De liniaal-stand bepaalt den afstand van
den rand, waarop de pennen door de machine ingeslagen zullen worden.
III. De arbeider plaatst den schoen met de zool naar boven op de
spits. In afwijking met de doornaaimachine moet hij de zool horizontaal
houden. Verder heeft hij den zoolrand tegen de liniaal gedrukt te houden.
Als hij hiermede aan den hiel begint en de machine door een voet-
hefboom in werking brengt, begint de naald en de pen-aulomaat te
werken en verplaatst de transporteur de zool regelmatig zijwaarts onder
de naald. Deze zijwaartsche beweging is rechtlijnig. De zoolrand vormt
echter een sterk-gebogen lijn, welke op één punt de liniaal raakt. Opdat
de zoolrand voortdurend de liniaal blijft raken moet de arbeider den
schoen een draaiende beweging geven, van welke beweging het ge-
noemde raakpunt het centrum is. Naarmate de zoolrand sterker gebogen
is, moet de draaiing sterker geschieden. Hier geldt dus hetzelfde als voor
het doornaaien, het zolen-groeven, het stikken en het schalmen, waar
een rechtlijnige transportbeweging moet dienen om een gebogen omtrek
te verplaatsen.
Het zolen-pennen.
Kenmerkende verrichtingen:
Dc machinc-transportcur trekt den
schoen krachtig zijwaarts. Om den schocn
horizontaal tc houden en te richten
overeenkomstig de beweging van den
transporteur, wordt hij krachtig met
beide handen vastgehouden.
Dc schoen wordt op het oog gericht
gehouden cn gedraaid.
Het voortgclcidcn bestaat uit een reeks
van bewegingen als reacties op een
reeks waarnemingen.
Het richten en draaien van den schoen
geschiedt zonder ophouden.
4.
Dc iKnoodigdc eigenschappen cn
vaardigheden:
1. Een bijzonder krachtige hand- en arm-
musculatuur.
2. Hoeken op het oog te kunnen schatten.
3. Een beweging snel aan de waarneming
van een prikkel tc kunnen coördineeren.
•}. De aandacht voortdurend cn gelijkmatig
op hetzelfde voorwerp gericht tc kunnen
houden.
HET ZOLEN-GLETTEN.
I. De zolen zijn bij het doornaaien of pennen te bol geworden. Er
zijn nog bulten en onregelmatigheden aanwezig. Deze moeten verwijderd
worden. De lip van doorgenaaide zolen moet krachtig en vlak op de
groef aangeperst worden en de zool symmetrisch onder de schaft zitten.
Daarom worden de schoenen op hun leesten geplaatst en zoo op de
machine gezet. Tevoren wordt de zoolrand daar, waar de groef na het
doornaaien openstaat, met cement bestreken.
II. De machine is een groote automatische inrichting, waarop twee
schoenen gelijktijdig behandeld kunnen worden. De schoenen worden
elk stevig op een houder bevestigd, met de zool naar boven. Een
speciale houder draagt den neus.
Terwijl de houders onbeweeglijk de schoenen dragen, komen twee
mechanische rollen elk op een der zolen. Als de machine zich na een
eenvoudigen handgreep in beweging stelt, maken de rollen aan haar
metalen armen heen en weer gaande bewegingen over de zooi-oppervlakten.
De rollen bewerken de geheele zooi-oppervlakte, doordat zij automatisch
afwisselend rechts en links sterker op het zoolvlak drukken. Na eenige
heen- en weer-bewegingen der rollen staat de machine vanzelf stil.
Naarmate de schoenen groot of klein zijn, wordt de uitslag van de
rolbeweging door het verstellen van een handel geregeld.
III. De bewerking vereischt dus slechts de noodige aandacht en hand-
kracht voor het juist bevestigen van de schoenen op de houders. De
machine doet dan het verdere werk geheel automatisch.
Het zolen-gletten.
Kenmerkende verrichtingen: Dc benoodigde eigenschappen en
vaardigheden:
1. Het bevestigen van de schoenen op de 1. Een bijzonder krachtige hand- cn arm-
machine geschiedt door krachtig aan- musculatuur.
zetten van houders.
2. De bewerking van de schoenzool door 2. De aandacht voortdurend cn gclijk-
den automaat wordt voortdurend ge- matig op hetzelfde voorwerp gericht tc
controleerd. kunnen houden.
3. De automaat is ingericht voor de be- 3. De aandacht gelijktijdig op meerdere
werking van twee schoenen gelijktijdig. voorwerpen tc kunnen richten.
HET KANTENSCHRÓOIEN.
I. Na het bevestigen van de zolen zijn de randen nog ongelijk.
Zij steken niet overal even ver onder de schaft uit. Aan den voor-
schoen worden zij gevormd door zool en tusschenzool. In de gelengen
en aan de hiel is alleen zool aanwezig.
De randen der zolen moeten aan de volgende eischen voldoen:
Naar gelang van de soort en de maat der schoenen moeten zij een
zekere dikte#hebben (van 2 tot 5 m.M.) Aan den voorschoen zijn zij
overal even dik, aan de gelengen daarentegen wat dunner.
De rand moet vóór overal evenver onder de schaft uitsteken (van
twee tot vijf m.M.) en eenigszins hol zijn. Achter moet de rand niet
onder de schaft uit komen. Overal moet hij een gelijkmatig gebogen lijn
vormen, zonder scherpe bochten.
II. De machine bestaat uit een tweetal assen, die horizontaal geplaatst,
met groote snelheid ronddraaien, twee verschillende messen zijn er op
bevestigd. Het eene mes dient voor de bewerking van de voor- en hiel-
zijde van den zoolrand, het andere voor de bewerkingen van de gelengen.
Voor alle profiels van verschillende rand-dikten zijn messen aanwezig.
De draaiende messen vormen aan hun oppervlakte een gleuf, waarin
de zoolrand geplaatst wordt. Daardoor neemt het mes, overeenkomstig
zijn profiel, al het overtollige leder weg.
Het in-beweging-brengen van- de machine geschiedt door omzetten
van een hefboom.
III. Met een „uitsteker", een bijzonder gevormd mes, snijdt de arbeider
sterke onregelmatigheden uit de hand weg. Dan neemt hij den schoen
in beide handen en houdt hem met den zoolrand tegen de gleuf-opper-
vlakte van het draaiende mes. Uit de vrije hand schuift hij nu den
zoolrand heen en weer langs het mes. Naarmate hij krachtiger drukt,
neemt het mes meer van den rand weg. Drukt hij te krachtig, dan ont-
staat op een bepaalde plaats een holte of een rechte lijn in den omtrek,
of wel blijft de te verwijderen oneffenheid, als hij te licht drukt, bestaan.
De arbeider heeft dus onder het werk voortdurend te controleeren, hoe
de vorm van de zool geworden is.
Het kantenschrooien.
Kenmerkende verrichtingen:
1. Dc zoolrand wordt krachtig tegen de
draaiende mesglcuf gedrukt.
2 Naar gelang van soort en maat moet
de rand een zekere dikte krijgen. Deze
wordt op den tast bepaald.
Hetzelfde wordt op het gezicht bepaald.
4. De kracht, waarmede de rand tegen
het mes gedrukt wordt, hangt af van
den weerstond, dien het meer of minder
liarde leer aan het mes biedt.
5. De rand moet met een zekere breedte
onder de schaft uitsteken.
6. Er mogen geen oneffenheden blijven
aan de omtrek-lijn.
7. Dc bewegingen, die dc arbeider met
den schoen uitvoert, zijn een reeks re-
acties op een reeks waarnemingen.
8. Den vorm van den zoolrand houdt de
arbeider voortdurend in het oog.
9. De arbeider let tegelijk op dc omtrek-
lijn van den zoolrand. op dc breedte
waarmede de rand onder de .schaft
uitsteekt en op de dikte van den rand.
Dc benoodigde eigenschappen cn
vaardigheden :
1. Een bijzonder krachtige hand-en arm-
musculatuur.
2. Verschillende dikten op den tast van
elkaar te kunnen onderscheiden.
3. Verschillende dikten op het gezicht van
elkaar tc kunnen onderscheiden.
4. Een fijn ontwikkelde spierzin om matig
sterke weerstanden van elkaar tc kunnen
onderscheiden.
5. Kleine afstanden op het oog zuiver te
kunnen schatten.
6. Kleine oneffenheden op het gezicht te
kunnen gewaarworden.
7. Een beweging snel aan de waarneming
van een prikkel te kunnen coördinecren.
8. Dc aandacht voortdurend cn gelijkmatig
op hetzelfde voorwerp gericht tc kunnen
houden.
9. Dc aandacht gelijktijdig op meerdere
voorwerpen tc kunnen richten.
HET HAKKEN-OPZETTEN.
I. Nadat de hakken geperst zijn, moeten ze op de zool worden gezet,
zoo stevig, dat ze er bij het loopen niet afgestooten worden. Daarom
worden ze met spijkers, die diep in de zool dringen, bevestigd.
Voorts moeten de hakken symmetrisch geplaatst zijn, zoodat ze aan
alle zijden, ook na het hakkenschrooien, in voldoende mate en even ver
onder de schaft uitsteken. Bovendien moeten zij horizontaal geplaatst
zijn. Nadat de „onderstukken" volgens deze eischen gezet zijn, worden
de „achterlappen", die de ondervlakte van de hakken vormen, bevestigd.
II. De machine is een spijker-automaat. In een horizontaal blok met
gaten worden door een jongen helper de spijkers gezet volgens den
omtrek van het op te zetten „onderstuk". Dit blok met spijkers wordt
om een as gedraaid en onder den „hamer" van de machine gebracht,
een blok dat op en neer beweegt en van onderen voorzien van een
groot aantal pennen, die in de gaten van het spijkerblok passen. Komt
de „hamer" naar beneden, dan drukken de. hamerpennen de spijkers
in het onderstuk en verder in de zool. De schoen wordt namelijk om-
gekeerd, met de zool omhoog, op een drager gepjaatst onder de brug
van de machine. Deze brug draagt dea hamer en het spijkerblok. Door
trappen op een voethefboom wordt de schoen vast omhoog gedrukt,
zoodat tijdens de verdere bewerking de schoen met het onderstuk on-
beweeglijk bhjven.
III. De eischen, waaraan de plaatsing en bevestiging van de onder-
stukken moeten voldoen, zijn onder I omschreven. De moeilijkheden
zijn, wanneer de plaatsing accuraat geschied is, verder gering. De machine
moet te voren zoo ingesteld worden, dat voor een bepaalde hak-hoogte
de nagels, voldoende diep in de zool kunnen doordringen.
Nadat het onderstuk bevestigd is, wordt de „achterlap" op de nog
uitstekende nagelkoppen geplaatst en door aandrukken daarop vastgeperst.
Het hakken-opzetten.
Kenmerkende verrichtingen: De benoodigde eigenschappen en
vaardigheden:
1. Terwijl de hak op de schoen geplaatst 1. Hoeken op het oog te kunnen schatten,
wordt, moet de arbeider voortdurend
opletten, dat de horizontale stand be-
houden blijft.
2. Bij het plaatsen op de zool wordt de 2. Kleine afwijkingen in symmetrisch op-
hak zoo geschoven, dat de as van de zicht te kunnen herkennen.
hak samenvalt met de as van de zool.
3. De arbeider voert een reeks bewegingen 3. Een beweging snel aan de waarneming
uit als reacties op een reeks waar- van een prikkel te kunnen coördinceren.
nemingen.
HET HAKKENSTIFTEN
I. Nadat met de hakkenopzetmachine als laatste verrichting de achter-
lappen geplaatst zijn. moeten deze nog voorzien worden van een rand stiften.
II. De machine is gebouwd als de zolen-penmachine. Het is een
automaat, die stiften (kleine draadnagels) aanvoert en inslaat.
III. De schoen wordt met de hak tegen den transporteur, horizontaal
op een bok geplaatst. Wordt de machine in beweging gezet, dan slaat
de hamer snel een aantal stiften in en beweegt de transporteur de
hak zijwaarts. Deze transport-beweging is rechtlijnig en moet door
den arbeider aangewend worden om de hak met zijn gebogen omtrek
langs den steun te verplaatsen. Hij moet dus, evenals bij het zolen-pennen,
den schoen snel laten draaien.
Het hakken-stiften.
Kenmerkende verrichtingen: Dc benoodigde eigenschappen en
vaardigheden :
1. Terwijl dc transporteur den schocn voort- 1. Een bijzonder krachtige hand-cn arm-
schuift en de stift wordt ingeslagen, musculatuur.
wordt dc schoen stevig vastgehouden.
2. De beweging van den schoen is recht- 2. Hoeken op het oog te kunnen schatten,
lijnig. De hak-omtrek is sterk gebogen.
De arbeider moet den schoen dus een
draaiende beweging geven om hem in
de lijn van de transporteur-beweging
te doen blijven. , . , ^ c u ,
3. De arbeider voert een reeks bewegingen 3. ben beweging snel aan dc waarneming
uit als reacties op een reeks waar- van een prikkel te kunnen coördineeren.
Dc"machinc voert met een gelijkmatige 4. De aandacht voortdurend cn gelljk-
beweglng dic de arbeider lelden moet, matig op hetzelfde voorwerp gericht
den schwn in een snel tempo vooruit. te kunnen houden.
HET HAKKENSCHROOIEN.
I. De ruwe oppervlakte van de hak moet glad bijgewerkt worden.
De hakomtrek moet zuiver van vorm en overal aan de buitenzijde in
gelijk schuinen stand zijn. De bovenrand, die aan den hiel sluit, wordt
met een uitsteekmes bijgesneden.
II Het hakkenschrooien geschiedt met een snelronddraaienden beitel,
die ongeveer de breedte moet hebben van de hak-hoogte. De beitel
wordt bevestigd op een horizontale as. Naast den beitel bevinden zich
aan de machine twee vlakke steunen, waartegen de schaft gedrukt wordt.
Door hun plaatsing kan de ronddraaiende beitel alleen aan de mes-zijde
bereikt worden. Vóór den beitel is nog een derde steun aangebracht.
Daarop wordt de schoen met de schaft geplaatst.
III De bewerking van het schrooien wordt voorafgegaan door het
stellen van den beitel. Deze moet zóó bevestigd zijn, dat tijdens zijn
omwentelende beweging het mes niet voorbij de twee steunen terzijde
uitsteekt.
De schoen wordt tegen den draaienden beitel aangedrukt met de hak
alleen. De arbeider heeft dus den schoen in beide handen krachtig vast
en stelt de hak over haar geheele oppervlakte door een draaiende be-
weging bloot aan de schavende werking van den beitel. Alle ongelijk-
heden moeten weggeschaafd worden.
Het hakkenschrooien.
Kenmerkende verrichtingen :
1. De schaft wordt met kracht tegen de
steunen en de hak tegen den beitel
gedrukt.
2. De hak moet een zoodanigen vorm
krijgen, dat haar as samenvalt met die
van de zool.
3. De omtrek moet een zekere ronding
hebben.
4. Binnen- en buitenzijde van de hak
moeten met haar grondvlak gelijke
hoeken maken.
5. De bewegingen met den schoen zijn
een reeks reacties op waarnemingen.
6. De „arbeidskaart" bevat het artikel-
nummer. Dit geeft aan. welken vorm
van beitel gekozen moet worden en
welken vorm van hak moet ontstaan.
7. De aandacht is voortdurend gericht
op den te bewerken vorm.
De benoodigde eigenschappen
en vaardigheden:
1. Een bijzonder krachtige hand- en arm-
musculatuur.
2. Kleine afwijkingen in symmetrisch op-
zicht te kunnen herkennen.
3. Onderscheidingsvermogen voor vormen.
4. Hoeken op het oog te kunnen schatten.
5. Een beweging snel aan dc waarneming
van een prikkel te kunnen coördinccren.
6. Bepaalde voorstellingen vlug en zeker
met bepaalde getallen te kunnen as.<;o-
cieeren.
7. De aandacht voortdurend en gelijkmatig
op hetzelfde voorwerp gericht te kunnen
houden.
HET HAKKENUITKORTEN.
I. De hak moet aan de voorzijde hol zijn: een cylinder-segment.
Aan buiten- en binnenzijde moeten de verticale ribben even ver reiken.
Het holle voorvlak dient verticaal te zijn.\'
II. De uitkortmachine bestaat uit een inrichting, die een grooten hollen
beitel verticaal op en neer kan laten bewegen. Onder dezen beitel be-
vindt zich een bok, waarop de schoen, met de hak omhoog, geplaatst
kan worden. Achter tegen den beitel, tegen zijn bolle oppervlakte dus,
bevindt zich een steun-blok, onbeweeglijk.
III. De arbeider plaatst den schoen op den bok, drukt dezen vooruit
tot geheel onder den beitel, waar de stand van de hak ten opzichte van
het mes dan zuiver gericht wordt. De arbeider trapt vervolgens op een
pedaal, waardoor de hak krachtig tegen den onbeweeglijken steun wordt
gedrukt. Dan komt tevens de machine in werking, waardoor de beitel
omlaag bewogen wordt en de hak aan de voorzijde zuiver wordt bij-
gesneden of uitgekort.
Het hakkenuitkorten.
Kenmerkende verrichtingen :
1. De hak moet zoo onder het beitelmes
geplaatst worden, dat bij het omlaag-
komen daarvan de voorzijde van de
hak wordt bijgesneden.
2 Dc hak moet horizontaal staan, wanneer
de schoen op den bok geschoven is. De
as van dc zool moet de holte van de
hak in twee gelijke hoeken deelen.
3. Dc arbeider voert een reeks bewegingen
uit als reacties op een reeks waar-
nemingen.
■1. De arbeider houdt den vorm. dien de
hak moet krijgen, voortdurend voor
oogen.
Dc benoodigde eigenschappen en
vaardigheden:
1. Den stand van twee punten in de
ruimte ten opzichte van elkaar op het
gezicht juist te kunnen schatten.
2. Hoeken op het oog te kunnen schatten.
3. Een beweging snel aan de waarneming
van een prikkel te kunnen coördinecren.
"1. De aandacht voortdurend en gelijk-
matig op hetzelfde voorwerp gericht
te kunnen houden.
HET HAKKENSCHUREN.
I. Het hakkenschuren dient om nog niet geheel verwijderde oneffen-
heden te doen verdwijnen. Bij de bewerking mag echter geen nieuwe
oneffenheid ontstaan.
II. Een draaiende platte schijf (om eigen middelpunt wentelend) is
aan haar cylinder-omtrek voorzien van een band schuurpapier.
III. Tegen het schuurpapier aan de oppervlakte van deze draaiende
schijf wordt de hak uit de hand aangedrukt gehouden. Dc hak wordt
aan haar gcheele oppervlakte gelijkmatig glad gemaakt. Te hard drukken
of tc lang schuren op ccn plaats kan afplattingen en bulten veroorzaken.
Het hakkenschuren.
Kenmerkende verrichtingen:
De hak wordt met kracht tegen het
schuurpapier gedrukt.
De as van de hak moet blijven samen-
vallen met dic van de schoenzool.
Dc omtrek moet een zekere ronding
behouden.
Binnen- en buitenzijde van dc hak
moeten met zijn grondvlak een gelijke
hoek vormen.
De ruwe hak moet glad geschuurd
worden.
Dc arbeider voert een reeks bewegingen
uit als reacties op waarnemingen.
De tc bewerken vorm wordt voortdurend
voor oogen gehouden.
De benoodigde cigcnschapfX\'n cn
vaardigheden:
1. Een bijzonder krachtige hand-en arm-
musculatuur.
2. Kleine afwijkingen in symmetrisch op-
zicht te kunnen herkennen.
3. Onderscheidingsvermogen voor vormen.
4. Hoeken op het oog tc kunnen schatten.
5. Kleine oneffenheden op het gezicht tc
kunnen gewaarworden.
6. Een beweging snel aan dc waarneming
van een prikkel te kunnen coördinecren.
7. Dc aandacht voortdurend en gelijkmatig
op hetzelfde voorwerp gericht tc kunnen
houden.
HET KANTENZETTEN.
I. Aan den voorschoen steken de randen van de zolen ongeveer \'A c.M.
uit. Op deze uitstekende randen moeten ribbels geperst worden.
II. De machine bestaat uit een statief van manshoogte, waarop een
kleine hefboom met een draaibaar raadje gemonteerd is. Deze maakt
snelle voor- \'cn achterwaartsche bewegingen, als een mechanisch
kloppende hamer met korten uitslag. Deze bewegingen worden dus ook
door het raadje, dat scherp-getand en van een „borst" voorzien is,
uitgevoerd.
III. De arbeider houdt den schoenrand stijf tegen het raadje gedrukt,
terwijl dit kloppende bewegingen uitvoert. Daardoor drukken de tanden
zich in het leer. Hij beweegt nu den rand van de zool langzaam, steeds
gedrukt tegen het raadje, verder. Zoo wordt de geheele rand bewerkt.
Tegelijk wordt de rand, die tevoren met een zwarte wasmassa inge-
wreven is, glimmend gemaakt.
Het kantenzetten.
Kenmerkende verrichtingen:
1. Dc schocnrand wordt met groote kracht
tegen het rad en de borst gedrukt.
2. Dc rand van den schoen wordt van
ribbels voorzien en glad gemaakt aan
het zijvlak.
3. Opdat dc tandjes van het raadje voort-
durend den schoenrand zullen treffen,
draait de arbeider den schoen voort-
durend zóó, dat de rand loodrecht blijft
op de as van de machine.
4. Dc bewegingen van den arbeider zijn
een reeks reacties op waarnemingen.
5. Dc bewerking vergt de onafgebroken
aandacht van den arbeider.
De benoodigde eigenschappen cn
vaardigheden :
1. Een bijzonder krachtige hand- cn arm-
musculatuur.
2. Kleine oneffenheden op het gezicht tc
kunnen gewaarworden.
3. Hoeken op het oog tc kunnen schatten.
4. Een beweging snel aan de waarneming
van cen prikkel te kunnen coördinceren.
5. Dc aandacht voortdurend en gelijk-
matig op hetzelfde voorwerp gericht
tc kannen houden.
HET ZOLENSCHUREN.
I. Ook na het „gletten" vertoonen de zolen nog veel bulten en on-
effenheden. Deze moeten verwijderd worden.
II. Een om» zijn as draaiende rol is aan haar oppervlakte voorzien
van schuurpapier.
III. De schoen wordt met beide handen vastgehouden cn met de zool
aangedrukt tegen de draaiende rol en heen en weer geschoven tot alle
oneffenheden verdwijnen.
Het zolenschuren.
Kenmerkende verrichtingen:
1. Het voortdurende, voorzichtige aan-
drukken van de zool op de rol ver-
eischt groote krachtsinspanning.
2. Het bereikte resultaat (gladheid) wordt
beoordeeld op den tast.
3. Hetzelfde op het gezicht.
4. De arbeider voert een reeks bewegingen
uit als reacties op waarnemingen.
5. De bewerking verlangt onafgebroken
aandacht, omdat te lang schuren de
zolen te dun zou maken.
De benoodigde eigenschappen en
vaardigheden:
1. Een bijzonder krachtige hand- cn arm-
musculatuur.
2.
3.
• 4.
5.
Kleine oneffenheden op den tast te
kunnen gewaarworden.
Kleine oneffenheden op het gezicht te
kunnen gewaarworden.
Een beweging snel aan de waarneming
van een prikkel tc kunnen coördineeren.
De aandacht voortdurend cn gelijkmatig
op hetzelfde voorwerp gericht tc kunnen
houden.
HET POLEEREN EN HET POETSEN.
L De zolen en het boventuig moeten glimmend zwart gemaakt worden.
Daartoe worden zij eerst ingesmeerd met zwarte massa.
n. Een horizontaal geplaatste as is voorzien van rollen, die bekleed
zijn met borstelwerk. De rollen draaien snel om haar .as.
in. De schoen wordt, met beide handen, met de zool tegen dc
draaiende borstels gehouden en zoo gepoleerd cn gepoetst.
t
Het poleeren en het poetsen.
Kenmerkende verrichtingen :
1. Het aandrukken van den schocn ge-
schiedt met groote kracht.
2. De schoenen worden gepoleerd en ge-
poetst tot alle oneffenheden verdwenen
\' zijn cn zij glimmen.
3. Dc arbeider voert een reeks bewegingen
uit als reacties op waarnemingen.
4. Dc machineborstels bewegen zich snel
cn gelijkmatig.
Dc benoodigde eigenschappen cn
vaardigheden:
1. Een bijzonder krachtige hand- en nrm-
musculatuur.
2. Kleine oneffenheden op het gezicht tc
kunnen gewaarworden.
3. Een beweging snel aan de waarneming
van een prikkel te kunnen coördineeren.
4. De aandacht voortdurend cn gelijkmatig
op hetzelfde voorwerp gericht te kunnen
houden.
Wanneer wij aan de lijsten van benoodigde eigenschappen en vaardig-
heden, voor elk der werkzaamheden in dit hoofdstuk gevonden, nog
een bepaalden graad van verstandelijke ontwikkeling en een groot
weerstandsvermogen tegen vermoeienis toevoegen, dan hebben wij het
doel van ons onderzoek bereikt: te weten een qualitatieve zielkundige
ontleding van de werkzaamheden in een schoenfabriek.
Wij hebben verschillende psychologische eigenschappen op zintuiglijk
en motorisch gebied gevonden, voorts bepaalde aandachtsvormen,
associatie-vaardigheid van bepaalden aard enz.
Om de gevonden eigenschappen en vaardigheden kwantitatief tc diag-
nosticeeren zal men moeten grijpen naar de bekende hulpmiddelen van
de algemeene, de individueele en de toegepaste psychologie: de tests.
Tot welke tests men zal komen is een vraag op zich zelf. Hun karakter
wordt door den aard van de zielkundige elementen, die men wil meten,
bepaald.
BIi.
Inleiding. (De waarde der psychologie voor de economie en de
hygiëne van den arbeid...............9
Hoofdstuk I
Psychologie en bedrijf................11
Hoofdstuk II
Hoofdstuk III
Slotopmerkingen..................66
-ocr page 73-f-v- ■
m.
m.
I\' % ■■
; 1.\'
<
.■ai"
I
ik:;.
-ocr page 74-I
Het is noodig, dat toekomstige wettelijke verordeningen
in het bijzonder regelen geven over de verzorging van
zwakke, zieke en herstellende huisvrouwen.
II
»
Het is noodig, bij het ontstaan van een neurose na
een trauma, ook andere dan psychische factoren als oorzaak
in overweging te nemen.\'
III
De wet van Bastian, volgens welke bij den mensch
de kniepees- en achillespees-reflexen na totale door-
snijding van het ruggemerg blijvend verdwenen zijn, is
onjuist.
IV
De verdeeling van het hoofdstuk van het nierbuisje
in drie verschillende stukken, is door de experimenten van
Suzuki niet bewezen.
Het is waarschijnlijk te achten, dat de endocrine functie
van het pankreas behalve aan de eilandjes van Langerhans
ook aan de centro-acinaire cellen gebonden is.
VI
Men heeft het cuorine ten onrechte tot de phosphatiden
gerekend.
VII
De theorie der symbionten van Portier is onjuist.
VIII
De meting van den veneuzen druk volgens Moritz—
von Tabora kan niet van klinisch belang worden geacht.
IX
De antiseptische behandeling van pleura-empyemen
berust op een onjuiste veronderstelling.
X
Het is niet waarschijnlijk dat iridocyclitis als specifiek
nevensymptoom bij parotitis epidemica voorkomt.
XI
Dat de Röntgen-photo mettertijd een ongemeen groote
winst zal opleveren voor de gynaecologische diagnostiek,
zooals Van Rooy meent, is niet waarschijnlijk.
Bij ontstekingsprocessen zijn de ronde cellen, die in het
weefsel liggen opgehoopt, voor het meerendeel niet af-
komstig uit het bloed.
XIII
Het is waarschijnlijk, dat de gonococcen zich ook in de
leucocyten vermenigvuldigen.
XIV
Het fistel-symptoom van Hennebert berust op een
abnorme beweeglijkheid van de stapes.
XV
De overmatige groei van den schedel, die zich bij den
te vroeg geborene ontwikkelt, wordt dikwijls ten onrechte
hydrocephalus genoemd.
XVI
De meening dat de plexus chorioideus het cerebro-
spinaalvocht afscheidt, berust op uitkomsten van proeven
en histologische waarnemingen, welke den toets der kritiek
niet kunnen doorstaan.
. \' * I
• ■ -..-visite
■ " ■ i.^-\'ïS\'
...............7- ■ " VM ■ : • .
h \' • |
■ • \' • |
» ■ ■\' | |
• ■ Si. |
■ \' -.iri; | ||
mi\'
»
-ocr page 79-mm-
VC-?
Sr-Jj?«
m-
mjsà:^
as
3ît
«titiRÏ-.jvr»^
r.
■J^k
Öfc\'.
■Jtóü®\'-\'
Rijksasîel „Veldzicht"
te Avereest.