-ocr page 1-

V i

MET-VLOEISTO
MET EEN RADIO

m

Diss.
Utrecht

1921

-ocr page 2-

vr Vv\'

•■ ^ \' A v\' â... • ■ , A,- . .. -

-tji^;

\' , T,\' SU • . • ..

-ocr page 3-
-ocr page 4-

■f ^ ;

\' y \'. A

■ ■■■ijv-r-\'\'\'-^-\'

.\'iV

„Sägit^

■■•.•.ii"\';

• v.l ■

rif - > ■ •

Vi®.

J\'.V V

V

. .. iS \' .

\'Aik

•v . ■•■\'te- :

-ocr page 5-

DE PRIKKELBAARHEID VAN HET HART TIJDENS
DOORSTROOMING MET VLOEISTOFFEN ZONDER
EN MET EEN RADIOACTIEF ELEMENT

-ocr page 6-

m

:

: r

y

-ocr page 7-

DE PRIKKELBAARHEID VAN HET
HART TIJDENS DOORSTROOMING
MET VLOEISTOFFEN ZONDER EN
MET EEN RADIOACTIEF ELEMENT

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
DOCTOR IN DE GENEESKUNDE
AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT
OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNI-
FICUS D
R. W. VOGELSANG. HOOGLEERAAR
IN DE FACULTEIT DER LETTEREN EN
WIJSBEGEERTE. VOLGENS HET BESLUIT
VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT. TE
VERDEDIGEN TEGEN DE BEDENKINGEN
VAN DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE
OP DINSDAG 1 MAART 1921 DES
NAMIDDAGS UUR DOOR

MARINUS DEN BOER

ARTS

GEBOREN TE CHARLOIS

DRUKKERII ZUIDAM - UTRECHT

-ocr page 8-

\'Fëï-\' "

■f*\' _

V

»

Ê:.

m

, : ;

j -i- > \'

5-t-

-ocr page 9-

AAN MIJN VROUW

-ocr page 10-

• ( 4 ^

V-«

■ \'.r

w

s»*-"-\'

\' j>- :

•. >• v

■ J;-:): -

...

>\'-% \' \\ f t\' ■

j

m.

fm ■ ■ ■ ■

1 i
i \'

-ocr page 11-

Bij het voltooien van mijn proefschrift wil ik aan allen,
die me bij mijn studie hebben geleid, mijn dank betuigen.

In \'t bijzonder wel aan U, HOOGLEERAREN en
LECTOREN van de Utrechtsche Geneeskundige Faculteit.

Wat Gij voor mij geweest zijt, HOOGGELEERDE
ZWAARDEMAKER. HOOGGEACHTE PROMOTOR
zal ik nooit voldoende kunnen waardeeren. Hoeveel ik aan
U verschuldigd ben. kunnen alleen zij begrijpen, die onder
Uw leiding mochten werken.

Als een groot voorrecht beschouw ik het, HOOGGE-
LEERDE HIJMANS VAN DEN BERGH. dat Gij me
in de gelegenheid hebt gesteld Uw assistent tc worden.
Steeds meer stel ik het op prijs van Uw groote kennis en
rijke ervaring tc mogen profitecrcn.

Een woord van dank ook aan U. mijn mede-assistenten,
voor alles, wat Gij in den dagolijkschcn omgang voor mij
wildet zijn.

-ocr page 12-

/.jIIP • •. \'

îi. It:

■M.

- y.

-ocr page 13-

§ 1. INLEIDING.

Gaan we de geschiedenis van de leer der prikkelbaarheid\')
na, dan vinden we de eerste duidelijke omschrijvingen in de
17e eeuw bij
Glisson^) een Engelsch medicus.

Deze vermeldt de werking v«in chemische stoffen en lage
temperaturen op dierlijke organen en maakt cen onderscheid
tusschen de directe prikkelbaarheid en de indirecte, die door
tusschenkomst van zenuwen werkt. Als definitie geeft hij :
„het ontstaan of veranderen der bewegingen te voorschijn
geroepen door inwerking van buiten af op de dierlijke vezels".

Ongeveer 100 jaar later werkt Brown^) dc theorie van
zijn landgenoot verder uit, legt er een systeem in en defineert
de prikkelbaarheid als: „de eigenschap van dc levende stof
op een prikkel, specifieke reacties te kunnen geven.*\' Hij
verdeelt de prikkels in uitwendige (warmte, vergiften) cn
inwendige (b.v. werking van het eene orgaan op het andere).

Wat in de opvatting van Brown is aangeduid, omschrijft

\') Zie Verwomj Erreguiif» und L.Hhinun„\', IQN.
\') Opero mcdico-analomica. De Vcntiiciilo et Intestinis. Blz. 170.
Tlie Works of Brown. London. 1804.

-ocr page 14-

Joh, Müller\'^) in de eerste helft der vorige eeuw in zijn leer
der specifieke energie aldus: „Een orgaan reageert steeds
specifiek op welken prikkel ook".

Terwijl in de laatste jaren Verwarn}) de definitie geeft:
„Prikkel is iedere verandering in de uitwendige levensvoor-
waarden. die het leven van organismen bepalen", wil
Zwaar-
demaker^)
den naam van prikkel reserveeren voor dien factor,
die heel klein is in vergelijking met het effect, dat hij te
voorschijn roept.

Om deze betrekking tusschen de kleine oorzaak en het
groote gevolg te beoordeelen, moeten beide in den energie-
omzet worden uitgedrukt, een omzet, die bij elk gebeuren
nooit ontbreekt.

Ook al aanvaardt men deze definities, voor het begrip
prikkel, dan is daarmee nog niet zijn wezen gekenmerkt. Een
speciaal onderzoek door
Zwaardemaker^) bracht aan het licht,
dat de innerlijke physische natuur van den prikkel zeer ver-
schillend kan zijn. Zijn verhouding tot het gevolg, dat hij
in staat is te wekken, is klaarblijkelijk het eigenlijk bepalende.

Onder de verschillende kunstmatige prikkels, die voor-
komen, verdienen de electrische vooral daarom de aandacht,
daar ze goed gedoseerd kunnen worden en omdat bovendien
gebleken is, dat de energie, die ze overdragen, bijzonder
klein is en nadert tot die van de natuurlijke prikkels.

De electrische prikkel kan den vorm aannemen van een
constanten stroom, een inductiestroom, enkelvoudig of samen-

1) Handbuch der Physiologie des Menschen. Bi/. 55.\'

2) I.e. Blz. 127.

1) Ergebn. der Phys. IV. Jg. Blz. 478.

-ocr page 15-

gesteld, van wisselende richting of gelijk gericht, van con-
densatorontladingen van allerlei karakter naar tijd en sterkte.

In den constanten stroom is het niet de stroom als
zoodanig, die als prikkel werkt, doch de stroomwisselingen —
althans aldus is het voor de spier. Volmaakt gelijkmatige
electrische strooming. hoe sterk ook. werkt op de spier niet
als prikkel, al moet toegegeven worden, dat de prikkelbaar-
heid wel wordt gewijzigd, op de eene plaats grooter, op de
andere kleiner wordt gemaakt. In verband met wat voor de
spier geldt, treft het des te meer. dat het stilstaande, over-
levende kikvorschenhart door den constanten stroom tot
rythmisch pulseeren wordt gebracht. Hierbij komt de merk-
waardige eigenschap aan het licht, dat 2 harten in dezelfde
stroomketen geplaatst in verschillend rythme contraheeren.\')
De werking is dus blijkbaar niet direct en hangt samen
wellicht met de zooeven vermelde verandering in prikkel-
baarheid of wel op nog geheel andere wijze. Het openen en
sluiten van een constanten stroom werkt, mits de verandering
belangrijk genoeg is, wat intensiteit en snelheid van tijdsorde
aangaat bij zulke 2-stilstaande harten op beide gelijktijdig.

De enkelvoudige inductiestroom geeft volgens de tot
dusverre in de literatuur neergelegde ervaringen een enkel-
voudige samentrekking als antwoord. Van de omstandigheden
waaronder dit geschiedt, viel allengs het volgende tc con-
statccren.

Het hart is niet steeds ontvankelijk voor ccn op zich zelf
voldoenden prikkel. Ontvanke\'ijl heid ontmoet men alleen

\') Trcndclenbi r^. IMliikei\'s Ate!-. Bd. 82 Llz. 268.

-ocr page 16-

tijdens diastole en pauze van het hartsgedeelte, dat door
den prikkel getroffen wordt. Langzaam op elkaar volgende
inductieslagen geven, op het juiste oogenblik komend, elk
op
Zich zelf een samentrekking. Bij een hart. dat eenigen
tijd in rust verkeert, blijkt daarbij een geleidelijk aangroeien
van de uitwerking (trap van
Bowditch% De toestand van
hét hart is dan verder zoodanig, dat een zwakke prikkel
eerst bij voldoende sterkte een uitwerking teweeg brengt en
deze tevens ten naaste bij de grootste is, zoodat van sterkere
prikkels geen grooter effect verwacht kan worden. („Alles
of niets" wet^)). Een sneller op elkaar volgen van de in-
ductielagen geeft tenslotte geen versnelling der contracties
meer, maar veroorzaakt een blijvenden tonus, waarop zich
de pulsaties superponeeren.

Bij condensator-ontladingen krijgt mem in \'t algemeen
dezelfde resultaten. Het inzicht in deze verhouding\') is veel
duidelijker geworden, dank zij de myogene harttheorie van
Gaskell\'Engelmann% die ons al de uitkomsten ondanks het
afwijkende der bijzonderheden op eigenaardigheden van de
spiercel heeft doen terugvoeren. Men zij er intusschen bij
aanwending van prikkels op een overlevend hart wel op
bedacht, dat men de spiercel prikkelend, ook het reguleerende
zenuwnet treft, dat op het oogenblik der proefnemingen
allerminst als afgestorven kan worden beschouwd.

1) Bcr. d. Säclis. Oescllscli. 1871 H\'z.\'Sftl, zie ook Tigcrsicdt Lclirbiicli
tier Pliys. des Kreislaufes, DIz. 15).

2) Ber. d. Sachs. Oesellscli. 1871. Blz. 637, zie ook Tigcrstcdt Lclirbuch
der Phys. des Kreislaufs, Blz. 161.

1» Texlbook of I\'hysiol. cd. by Schäfer Blz. 169.

<) Onderzoekliigcn Physiol. Laboraloriiim, Ulrcclit. .4c R. V. Blz. 4 2.

-ocr page 17-

Uit de theorie van GaskelUEngelmann volgt reeds a priori
dat de samenstelling van de doorstroomingsvloeistof. die
invloed heeft op de spier ook wijzigingen in de prikkelbaar-
heid moet kunnen tot stand brengen. Er zullen positieve of
negatieve bathmotropieën (wijzigingen van de prikkelbaar-
heid) moeten kunnen worden veroorzaakt.

In 1880 en volgende jaren beschrijft 5. Ringer^) een serie
proeven, waardoor hij aantoont, dat bloed als circulatie-
vloeistof. bij het proefnemen op de harten der koudbloedigen.
zeer geschikt kan worden vervangen door een kunstmatig
bereide oplossing. Tevens geeft hij aan welke de invloed is
van de verschillende daarin voorkomende zouten op de
automatie van het hart. Uitgaande van bloed voegt hij er
afzonderlijk, natrium-, ammonium-, en kalium-hydroxyde aan
toe. De eerste twee geven in den beginne tonusverhooging,
na iedere contractie een diepe diastole, om tenslotte de
samentrekbaarheid van den ventrikel te verlammen. Kalium-
hydroxyde geeft hetzelfde, alleen verloopt het proces in veel
korteren tijd.

In de meening uit te gaan van gedestilleerd water voegt
hij hieraan afzonderlijk keukenzout cn kaliumchloride toe, en
somt de uitkomsten op. Het blijkt dan. dat hij geen ge-
destilleerd water, maar een. dat meerdere andere an organische

\') Journ. of Physiol. Vo\'. 111 Blz. 193.

id.

Vol. III BIr. 380.

id.

Vol. IV Blz. 1-2Q.

id.

Vol. IV Blz. 212.

id.

Vol. IV Blz. 350.

id.

Vol. V Blz. 247.

-ocr page 18-

stofFen bevatte, heeft gebruikt. Onder deze is calcium de

meest werkzame.

Hij herhaalt de proeven met een oplossing van keukenzout
in nu wel zuiver gedestilleerd water. Hierdoor sterven de
contracties langzaam uit en boet het hart zijn automatic
volledig in. Voegt hij er bicarbonas natricus aan toe. dan
komt er een oogenblik herleving van de contracties, maar
na eenigen tijd volgt stilstand in tonus. Door kaliumchloride
wordt de tonus tegengegaan, de stilstand komt na voorbij-
gaand kloppen voor goed, nu echter in diastole. Bij weg-
laten van bicarbonas sodae worden verwante verschijnselen
gezien; een oplossing van keukenzout en calciumchloride
daarentegen geeft als doorstroomingsvloeistof extremen tonus
van het hart.

In een vloeistof waarop het hart regelmatig pulseert zijn
al deze zouten noodig.
Ringer houdt de werking van bicar-
bonas sodae voor neutraliseerend ; kalium acht hij noodig
voor hc-; tot stand komen van de verslapping, calcium voor

het contraheeren.

Calcium en kalium summeeren hun toxische werking niet,
maar heffen integendeel eikaars nadeelige effecten op. Voor
deze antagonistische werking moeten zc in nauwkeurige
evenwichten samengevoegd worden.

Nadat hij deze feiten heeft vastgesteld, wil hij nagaan of
stoffen, die chemisch nauwverwant zijn, ook physisch over-
eenstemmende eigenschappen bezitten.

Dan blijkt, dat rubidium het kalium zeer geschikt kan ver-
vangen, terwijlcaesium een van Ken Ru meer
afwijkende werking

heeft. Als vervanger van calcium blijkt strontium zeer geschikt.

-ocr page 19-

Zoo komen trgenover elkaar te staan kalium en rubidium
aan den eenen kant. calcium en strontium aan den anderen
kant. terwijl caesium en calcium wel antagonisten zijn, caesium

en strontium niet.

Wat meer in het bijzonder de prikkelbaarheid betreft,
komen S. Ringer\'s resultaten op het volgende neer: natrium-
hydroxyde in bloed opgelost maakt het hart gevoeliger voor
den electrischen prikkel. Kaliumhydroxyde daarentegen maakt
het hart ongevoeliger, terwijl het in grooter dosis bij voort-
gezette faradisatie en zoolang deze duurt stilstand in matigen

tonus of diastole geeft.

De chloriden van natrium en kalium in gedestilleerd water

opgelost geven hetzelfde als hun hydroxyde in bloed. Ook
CaCli maakt het hart ongevoeliger. Dus kalium- en calcium-
chloride maken ieder afzonderlijk het hart minder prikkel-
baar. Tezamen laten ze de prikkelbaarheid intact.

Voor de vervangers rubidium en strontium geldt hetzelfde,
terwijl de werking van caesium in dit opzicht ook dezelfde

is, als van kalium.

Ik meen hiermee de uitkomsten van S. Ringer, die hij in
7 mededeelingen heeft beschreven, in hoofdzaak te hebben
weergegeven. Wat ik geef is een beknopt overzicht van
moeilijk saam te vatten artikelen en waar het voor mijn
onderwerp om gaat, is. dat volgens S.
Ringer natrium het
hart gevoeliger, kalium cn calcium het ongevoeliger maken
en kalium en calcium in combinatie zoo op elkaar inwerken,
dat de nadeelige effecten verloren gaan. \'t Zijn niet zoo zeer
de werkingen, die hij naging, van de physiologische, als wel
van de toxische doses.

-ocr page 20-

De vervangingsvloeistof, die volgens 5. Ringer, en \'t is
gebleken, dat het juist is, bij het proefnemen op de harten
van koudbloedigen gelijkwaardig is aan het bloed, bevatte
per Liter gedestilleerd water :

7.5 gr. NaCl, 0.25 gr. bicarb. natric., 0.050 gr. CaClj
en 0.100 gr. KCl.

Van de vele onderzoekingen op dit gebied na 5. Ringer
wil ik er enkele vermelden.

HowelP) gaat 15 jaar na de publicaties van S. Ringer
nog eens na, welke werking aan de verschillende zouten
moet worden toegeschreven en komt tot de conclusie, dat
keukenzout de osmotische verhoudingen tusschen de weefsels
en de omgevende vloeistof onderhoudt. Onder normale om-
standigheden is echter de prikkel, die tot contractie leidt,
gebonden aan de aanwezigheid van calcium. Voor het tot
stand komen van rythmische samentrekken en verslappen is
daarentegen een bepaalde verhouding van kaliumverbindingen
tegenover die van calcium noodig.

Eenige jaren later komt Loeb\'^) met zijn theorie van de
balanceering der verschillende ionen. Hij spreekt de meening
uit, dat vervangen van K- en Ca-ionen door Na-ionen aan-
leiding geeft tot de permanente, rythmische contracties en
dat het omgekeerde proces de contracties doet ophouden.
NaCl heeft behalve, dat het ook de normale contracties
mogelijk maakt, een toxische werking, die door CaClj en
KCl wordt tegengewerkt. NaCl verhoogt de
gevoeligheid,
CaCl2 vermindert deze.

\') Amer. Jotirn. of Pfiysiol. Vol. II. Uli. 47.

2) Oppenheimer\'s Handbuch der Biochemie. Bd. 11\' Blz. 127.

-ocr page 21-

Locke^) uit zich aldus; calcium is noodig, om de chemische
energie van het hart om te zetten in de mechanische energie

van zijn contracties.

Sakai^) heeft de werking van keukenzout onderzocht, door
het gehalte ervan in de doorstroomingsvloeistof te verminderen,
terwijl hij den osmotischen druk door suiker gelijk hield.
Hij komt tot de uitspraak, dat Na-ionen (ook die van
NaHCOj) de werkzaamheid van den ventrikel in geringe
mate doen afnemen; n.1. vermindering van de frequentie en
hoogte der contracties en vergrooten van de remmende
werking der extrasystolen. Deze remming komt echter eerst
bij een zeer kleine hoeveelheid keukenzout duidelijk aan
den dag.

Natrium- en kaÜumionen verminderen de prikkelbaarheid.

het calciumion verhoogt haar.

Lussana\'\') vond eenige jaren voor Sakai, dat geringe ver-
meerdering van calcium de prikkelbaarheid doet toenemen,
doch dat deze afneemt, wanneer de calciumvermeerdering
groot is. Vermeerdering van het natrium- of kaliumgehalte
vermindert de prikkelbaarheid.

Von Boehm\') zegt: kalium werkt negatief chrono-, ino-
cn bathmotroop. calcium negatief chronotroop, maar positief

ino- en bathmotroop.

Hierover zijn de verschillende onderzoekers het thans wel
eens. dat natrium- cn kaliumionen in overmaat het hart

\') Journ. of Pl«ys. Vol. 18 Blz. 332.

Zeitscfirift f. Biologie. Bd. 12. S. 295 cn Bd. 64. S. 505.
\') Arcti. inlcrn. de Phys. XI. Blz. 1.

Arch. f. exp. I>athoI. LXXV, 14. Blz. 230.

-ocr page 22-

minder gevoelig voor prikkels maken en calcium, tot een
bepaalde grens gedoseerd, gevoeliger.

Over de werking der anionen is minder geplubiceerd en
ik wil alleen vermelden, dat
SakaO), na een onderzoek over
de verschillende anionen, zegt, dat chloriden zonder nadeel
voor het hart door nitraten, jodiden en bromiden kunnen
vervangen worden.

Sinds Ztvaardemaker en medewerkers-) in 1915 en volgende
jaren kalium, wat betreft de hartautomatie hebben leeren
vervangen door een groote reeks stoffen, die alle de eigen-

1) Zeitschr. f. Biol. Bd. 641. Blz. 1.

2) T P Feenstra: Een nieuwe groep balanceerende atom ;n.Ow/frz,

Physiöl Lab. Utreeht. 5de ser, T. XVII, tnm.Zitiingsvcrsla^

Kon. Akad. v. Wetensch. Deel 24, bldz. 1322; Deel 23, bid. 37. H.
Zwaardemaker:;De vervangba.irheid van het kalium derz.gn. rinoek\'sche
vloeistoffen
door radium, in aequiradioactieve hoeveelheid. Ibid. bldz. 133.
Zittingsverslag Kon. Akad. v. Wetensch. Amsterdam 30 Sept. 1916. 25,
bldz. 517. H.
zwaardemaker, c. e. henjamins en t. p. feenstra :
Radiumbestraling en hartswerking. Onderz. Physiol. Lab. Utrecht. 5de
ser fT.
XVII, bldz. 247. NederL Tydschr. v. Qenecsk., 1917, II, bldz-
1923. W. H.
Jolles: Onderzoekingen over den invloed van sommige
physico-chemische en vitale voorwaarden op het eleclro-cardiogram van
het overlevend kikkerhart.
Onderz. PhysioL Lab. Utrecht, 5dc ser., T.
XVIII, bldz. 1, H. Zwaardemaker: Kalium en harlautomatif, Ibid.
bldz. 426,
Ned. Tijdschrift v. Gen., I, 1918 bldz. 1174; II. Zwaarde-
maker
et j. w. lelv: Les seis et le rayonnement radioaclifs modifient
la sensibilité du coeur
a l\'inlluence du nerf vague. Ibid. bldz. 442.
Archives, dc nder. physiol., 1,745, 1917. I Gunzhuro: Werking van
Hraniumzouten op de kikvorschspier,
Ned. Natnur- en Oenceskuudig
Congres,
1912, bldz. 303. H. Zwaardemaker: Kalium iiranium
antagonisme naast overeenkomst in werking elk afzonderlijk,
Zitting.s-
verslag Kon. Akad. v. Wetensch.
21 Febr. 1917, Deel 25, bldz. 1096.
Distance relation in the effect of radiumradiation on the isolated heart,
Ibid. bldz. 476. Zittingsverslag Kon. Akad. y. Wetensch. 31 Maart 1917,

-ocr page 23-

aardigheid hebben radioactief te zijn. was er aanleiding een
onderzoek in te stellen, of het hart met een andere radio-
actieve stof als het kalium gevoed, zich anders gedroeg wat
de prikkelbaarheid aangaat.

De uitkomsten, die ik kreeg door mechanische en ver-
schillende vormen van electrische prikkels op het kalium-,
kaliumlooze- en uraanhart te laten inwerken, zullen in de
volgende hoofdstukken worden beschreven.

Deel 25 bldz. 1232. Dc verschuiving der radioictievc even wichten onder
den invloed van fluoresceinc.
Zittingsverslag KotrAkad. v ^^^t\'^f\'sch.
r.9 Sepf. 1917, Deel 26, bldz. 551. Ueber die restaurierende Wirkung
der Radiunislralung auf das durch
Kaliunientiiehung in seiner Funktion
beeinträchligte Herz.
Arch. ƒ. d. gcs. PhysioL 169, bldz 122 1917.
Radioacrievc cvenwichlen.
Ncd. Tijdschr. v. Cicneesk., 1918, Deel 1,
bldz. 602. Cacsiunjion en hartwerking.
Zittingsverstas Kon. Akad. v.
Wetensch.,
Deel 26, bldz. 776. Een hariparadoxon, Ned. Nat. en Oen.
Congres, April
1917, bldz. 316. H zwaardemaker et o. orijns : Areh.
nt\'erl. de P/iysioi. T.
li, bldz. 500. Sur l\'dCtion du polonium sur Ie coeur
de grenouille immobilisé par Ia solution de
rinoer privée de potassium.
II C A
Detmar: De invloed der .i.irdalcalimetalen op den radio-
actievèn evenwichtstoestand onderzocht aan de
k/u lijn. Diss Utrecht
1918. Mlle.
l. kaiser. Arch, néerl. de Physiol. 1919, 3587-9). Les lignes
d\'équilibre de K.Rb et Cs avec U. H.
ZwaardemakER : Radio
et balancement des ions
Comptes rendus des sc\'anees delà Société de
Biologie,
T. LXXXII, bldz. 623. II. Zwaarde.maker: Radioactivité et
vie,
A^h. nM. de Physiol. T. IV, bldz. 177. H. Zwaardemaker : On
physiological radio-activity.
Journ of Physiol. Vol. LUI, bldz. 273.

E. Il JANNINK cn F. P. Feenstra: De vcrvangba.irheiu van kahum-
ionen door uranyllonen bij de doorstrooming van liet o«\'
f.\'cïsoleerdc konijnenharl.
Ned. Tijdschr. v. üeneesk. 1920, Deel II, HI. 1406.

-ocr page 24-

§ 2. Techniek van doorstrooming.

Mijn proeven .werden verricht aan de overlevende harten
van kikvorsch cn (Rana esculenta en temporaria). waarvoor
het hart, volgens Kronecker\'s methode opgebonden en door-
stroomd werd. De bewerking, die hieraan voorafging was
de volgende:

Door vernietiging van hersenen en ruggemerg werd het
dier gedood, daarna de borstkas geopend, het pericard
losgeknipt en in den sinus van het hart een kleine opening
gemaakt. Hierdoor voerde ik een schaar en doorsneed het
septum atriorum. Langs de opening in den sinus werd dc
dubbelwegcanule met nauw in- en wijd uitstroomlumen via
het atrium in den ventrikel geschoven. Door een draad te
leggen halverwege de grens van atrium en ventrikel werd
het hart op de canule gebonden, daarna de bloedvaten
doorgeknipt en het hart uit het lichaam genomen. De invoer-
buis der canule bevestigde ik aan een dikwandig caoutchouc
slangetje, dat zelf weer verbonden was met een stelsel van
3 Mariottesche flesschen ter inhoud elk van 1 Liter. In dc
beneden-opening der flesschen kwam hiertoe een doorboorde
caoutchoucstop, waarin een glazin buis met kraan« Drie
van zulke buizen mondden uit in een gemeenschappelijk stuk,
dat verbonden was met het korte caoutchoucslangetje, dat naar
het hart voerde. Alle buizen waren nauw.

-ocr page 25-

Op deze wijze kon het veranderen van doorstroomings-
vloeistofFen zeer gemakkelijk en snel plaats hebben, zonder
dat dit van mechanischen invloed op het het hart was. De
hartbewegingen werden door de suspensiemethode op een
kymographion geregistreerd, waarvan de omdraaiïngssnelheid
7 c.M. per min. bedroeg. De zoo geschreven curven waren
het gevolg van de ventrikelcontracties, terwijl die van het
atrium er niet van zichtbaren invloed op waren.

Terwijl het hart aan zichzelf overgelaten weldra zijn
automatie zou inboeten, zal het, wanneer het doorstroomd
wordt met een geschikte vloeistof, die er bovendien een
druk van 4: 9 c.M. in teweeg brengt, zijn pulsaties onbepaald
voortzetten.

De vloeistof van Ringer, die ik gebruikte, bevatte op een
Liter gedestilleerd water van de chemische zouten:

7 gr. NaCl., 0.200 gr. bicarb. sodae, 0.100—0.200 gr
CaCl.2 (zonder kristalwater) en 0.100 gr. KCl. Glucose, waarvan
Z-ocfre\') 1 gram per Liter aan de vloeistof toevoegde met het
doel de harten langer overlevend tc houden, was voor mijn
proeven overbodig, daar zc meestal in enkele uren alliepen.

Het meerendcel der harten begon direct te pulseeren.
vaak eerst wat onregelmatig; na eenigen tijd waren de
contracties krachtig en regelmatig.

Hiermede werd gecxperimcnteerd. Andere harten maakten
groepvormcn van contracties cn behielden dit onregelmatig
ryihme. Met deze laatste werden de proeven niet voortgezet.
Ook kwam het voor en dit zal wel als een shockwerking

\') Journ. of !>li>siol. Vol. 31 cn Vo\'. 30, bl/. 20\'.
Zcntrftlb). f. I>liy5iol. IQ05, bl/. 737.

-ocr page 26-

moeten worden opgevat, dat de harten gedurende längeren
of korteren tijd geen spoor van contracties vertoonden. Al
wachtende herstelden ze zich en gingen regelmatig pulseeren,
zacht aanraken kon dit vaak bespoedigen. Indien geen regel-
matige. krachtige kloppingen tot stand kwamen, werden
ook deze harten opgeofferd. Ik begon mijn proeven niet
eerder, dan nadat de harten een kwartier regelmatig hadden
gepulseerd. De proeven werden verricht in een verwarmde
kamer in den winter en het voorjaar.

§ 3, Mechanische prikkelbaarheid tijdens het wegnemen
van het circulatie-kalium.

Aan de beschrijving van de- uitkomsten, verkregen door
electrische prikkels op de harten toe te passen, wil ik een
korte bespreking van hun gedrag tegenover de mechanische

laten voorafgaan.

Ik onderzocht de harten steeds, terwijl ze achtereenvolgens
in een kalium-, inactieven- en uraantoestand waren.

Met een hart, dat in een kaliumtoestand verkeerde, wordt
aangeduid, dat het doorstroomd werd met een vloeistof van
Ringer, die 100 mgr. kaliumchloridé per Liter bevatte.

Werd aan het hart kalium onttrokken door dit element
uit de vloeistof weg te laten, zonder het door ccn ander
radioactief element te vervangen, dan zal gesproken worden
van een inactief doorstroomd hart.

Had dc kaliumonthouding het hart tot stilstand gebracht
en was daarna herstel der automatie verkregen door per
Liter 15 mgr. uranylnitraat aan dc kaliumlooze vloeistof

-ocr page 27-

van Ringer toe te voegen, dan noem ik dit een uraanhart.

Om een mechanischen prikkel op te wekken, raakte ik
het hart met een pincet aan de basis van den ventrikel aan.

Het onder doorstrooming met vloeistof van Ringer normaal
pulseerende hart reageerde op aanraken tijdens de systole niet,
in \'t begin van de diastole meestal ook niet en maakte bij
een prikkel, die inviel op het tijdstip, waarop de ventrikel
in volkomen diastole was, een extrasystole.

Werd aan het hart kalium onttrokken, dan reageerde hct,
wanneer de contracties nog krachtig waren, op dezelfde wijze
als het kaliumhart.

Tijdens het langzaam uitsterven der pulsaties gaf aanraken
vaak geen effect.

Had kaliumonttrekking het hart tot stilstand gebracht, dan
reageerde het op een mechanischen prikkel met een of
meerdere contracties. In het meerendeel der gevallen volgde
een reactie, al was het geen uitzondering, dat aanraken
zonder cffect bleef. Werd nu aan een hart, dat door kalium-
gcbrek was gaan stilstaan, kalium toegevoegd, dan zag ik
het. voor hct aan zichzelf overgelaten, regelmatig ging
pulseeren, op een mechanischen prikkel een of meerdere
contracties maken. Ik kon dan ook vaak zien, dat door
aanraken de latente automatic manifest werd.

Had het hart zich onder de doorstrooming met dc vloeistof
van
Ringer regelmatig samengetrokken, was het door
kaliumonttrekking gaan stilstaan cn had het na doorleiden
van de uraanhoudendc kaliumlooze vloeistof van
Ringer zijn
automatic volledig teruggekregen, dan gedroeg het zich
tegenover mechanische prikkels als volgt:

-ocr page 28-

Bij een gedeelte der harten, die ik onderzocht, bleef na
verloop van tijd de mechanische prikkelbaarheid dezelfde. Ze

bleven op aanrakentijdensdiastoleofpauzeextrasystolenmaken.

Sommige harten gedroegen zich echter anders. Na een,gen
tijd (de kortste was 25 min.) reageerden ze niet meer en
soms was er geen enkel effect te zien. hoewel z.j hunne
spontane kloppingen geen oogenblik hadden gestaakt.

In \'t geheel heb ik er drie aangetroffen, die geen extrasy-stolen
n,eer maakten, na het aanvankelijk
tijdens den kalium-toestand
en
ook bij het begin van het uraankloppen wel te hebben gedaan.
Van mechanische overgevoeligheid heb ik bij de harten
• in
uraan-toestand niets gevonden, wat niet behoeft te ver-
wonderen, daar ik op de manier waarop ik mechanische
prikkeling
toepaste, deze niet juist kon doseeren.

Het is me ook niet duidelijk geworden, waarom in t eene
geval geen. in \'t andere wel ongevoeligheid optrad.

Ik zag hiervoor o.a. geen verband met de hoeveelheid uraan.

Conclusie; Kaliumharten geven wanneer de prikkel in de
diastole of pauze valt. extrasystolen.
Stilstaande kaliumlooze harten reageeren voor een
deel wel, voor cen deel niet op aanraken.
Ongeveer 30% der uraanharten worden ongevoelig
voor eiken mechanischen prikkel, hoe cn wanneer
ook aangewend.

§ 4. Enkelvoudige electrische prikkeling.

Van de verschillende manieren, waarop het hart electrisch
is te prikkelen, paste ik eerst dc inductieslagen toe. Als

-ocr page 29-

inductieapparaat diende een toestel volgens Du Bois-Reymond.
Het NeefFsche hamertje werd weggenomen. De primaire
klos, waarin een week ijzeren kern met 420 draden van

1 m.M. dikte en een lengte van 10 c.M., is gewonden uit
een draad van 1 m.M. dikte. Zij heeft een windingendeel
van omstreeks 80 c.M. De secundaire verschuifbare klos
heeft een gewonden deel van dezelfde lengte cn een draad-
dikte van 0.25 m.M.

De stroom werd geleverd door een accumulator (2 Volt),
Door in de primaire keten tevens een sleutel aan te brengen
was het mogelijk den stroom gedurende den gewenschten tijd
en met de gewenschte sterkte toe te laten. Daar als sleutel
een puntsleutel werd genomen, hadden de sluitingen en
afbrekingen steeds plotseling plaats. Om het hart in den
secundairen keten op te nemen, werd de stroom geleid door

2 electroden, waarvan de een den ventrikel aan dc punt,
de andere aan de basis aanraakte. Als electroden werden
dc onpolariseerbare magazijnelectroden van Noyons \') ge-
kozen. Alleen werd in dc plaats van de gewone, de kalium-
looze Ringerschc vloeistof gebruikt.

Prikkelt men nu ccn regelmatig kloppend kaliumhart. dan
zullen extra-systolcn al of niet met haar opvolgende compen-
satorische pauzen tot stand komen, al naar gelang de prikke-
lingstoestand het eerst in het voorkamer- of in het kamer-
gedeelte der atrioventriculairgrcns ontstaat Men moet bij dit
alles angstvallig rekening houden met de refractaire periode.

Tijdens de systolc heeft een prikkel geen waarneembare

\') Zeitschr. f. biol. Techn. uncl Melliod. Blz. 265.

2) S. dc Boer. Arch. neerl. 1915. Blz. 525. 2

-ocr page 30-

Uitwerking. Eerst in het begin der diastole komt er eeri
extrasystole, maar op dit oogenblik is het hart nog niet het
gevoeUgst. Dit wordt het eerst, wanneer de diastole ongeveer
voor de helft voorbij is en blijft het gedurende de verdere
diastole en de pauze. Aan het eind van deze, zoodra de
nieuwe systole aanvangt, treedt de onprikkelbaarheid weer in.

Steeds moet de openingsprikkel sterker genomen worden
dan die van de sluiting, zoodat het hart gevoeliger is voor
inductie openings-, dan voor inductie sluitingsslagen. Harten,
waarvoor dit verschil zeer gering is, komen bij uitzondering
voor; meestal liggen de grenzen ver uiteen. Als grootste
verschillen vond ik voor den openingsslag 89 m.M. rolaf-
stand, voor die der sluiting 20 m.M.

Om een summeerende werking te voorkomen liet ik de
openingen later steeds een minuut na de sluiting komen,
ook al was de sluitingsprikkel subliminaal. De harten ver-
toonden echter onderling een groot verschil in prikkelbaar-
heid. Er waren er, die bij een rolafstand van 85 m.M. en
inductie-openingsslag extrasystolen gaven, andere voor welke
de rolafstand tot 20 m.M. moest worden verkleind. Dc
meeste harten vorderen rolafstandcn tusschen 50 en 00 m.M.

Wanneer ik in het vervolg de resultaten van den fara-
dischcn prikkel beschrijf, bedoel ik daarmee, die, welke ik
verkreeg door den kleinsten opcningsprikkel,

Wat de hoogte der extra-systolcn betreft, vond ik, als ik
den prikkel liet vallen onmiddellijk na het einde der systolcn,
extrasystolen, waarvan de top bleef beneden die van de
normale systolcn. De hoogte neemt toe, hoe later dc prikkels
komen, zelfs zoo, dat, indien ze aan het eind van dc diastolen

-ocr page 31-

en het begin der pauzen vallen, ze boven de normale hoogte
eener systole uitgaan. De hoogte neemt later weer af, zoodra
men dieper in de pauze doordringt.

De intensiteit, waarmee men prikkelt, is hierop niet van
invloed. Heeft men eenmaal den prikkeldrempel overschreden,
dan is de sterkte der prikkels onverschillig. Ook de sterkste
inductieslag, die ik met mijn apparaat kon verkrijgen, gaf
dezelfde hefhoogte, als de juist toereikende. („Allesof niets wet").

Deze uitkomsten stemmen ongeveer overeen met die van
alle vroegere onderzoekers.

Bowditch^) in 1871, Marey"^) in 1876 namen proeven op
kikkerharten, waarbij zij de refractaire periode konden vast-
stellen en aangeven hoe de hoogte der extrastolen afhankelijk
was van den tijd, waarop de prikkel in de hartperiode viel.
In 1913 kwam
Mincs\'^) bij proeven op het schildpadhart tot
dezelfde resultaten.

Na het bepalen van de grens der prikkelbaarheid wordt
de Ringersche vloeistof vervangen door een waaruit het
kalium is weggelaten. Hierdoor zal het hart zijn automatie
inboeten, maar cn de tijd, waarin en de wijze, waarop de
stilstand optreedt, zijn wisselend.

Ten eerste kan hct hart na korten tijd zonder voorafgaande
wijziging per krisin gaan stilstaan. Vaker kon ik aanvankelijk
ccn toename van frequentie tot ccn verdubbeling van het
aantal contracties zien.

In hct begin der kahum-onttrckking blijft het beeld van

\') Ber. d. Siiclis. Ocsellsch. 1871.
Travcaux du Laboratoirc. 1876.
Journ. of l\'liys. Vol. 46.

-ocr page 32-

de curve dikwijls hetzelfde. Na eenigen tijd. wisselend van
drie minuten tot een half uur, is er een verandering aan de
curve der automatie waar te nemen. Deze uit zich in een
geleidelijk minder worden der frequentie en afnemen der
hefhoogte; de systolen en diastolen worden meer gerekt.
Zoo sterven de contracties langzaam en regelmatig uit, tot
ten slotte elk spoor van beweging ophoudt. Gewoonlijk
neemt de hefhoogte sneller af dan de frequentie, terwijl het
bij uitzondering voorkomt, dat de frequentie wel op de
aangegeven manier vermindert, de hefhoogte der systolen
echter tot \'t laatste dezelfde blijft.

Bij ongeveer 40 °/o van de harten, die ik voor mijn proeven
onderzocht, deden zich onregelmatigheden voor.

Eerst blijven de contracties het normale type vertoonen.
totdat de kaliumonttrekking zich na verschillend langen tijd uit
door het optreden van meerdere op elkaar volgende con-
tracties van kleinere hoogte, gevolgd door een of enkele
contracties van de normale hoogte. Een andere keer kunnen
we de harten \'gedeelde systolen zien maken.

De tijd. die verloopt, tot kaliumonttrekking volledigen
stilstand geeft, is ook wisselend. Gemiddeld is de duur een
half uur, maar wisselingen van 5 min. tot 3 uur komen voor.
De stilstand treedt op in diastole: we krijgen bij snel op-
tredenden stilstand een volledige verslapping, bij een lang-
durenden een aanmerkelijke tonustoename, maar toch stilstand
in diastole.

Wordt aan een hart, dat door kaliumonttrekking stil is
gaan staan, opnieuw kalium toegevoegd dan zal het na 1

-ocr page 33-

tot meerdere minuten, soms eerst na groepen van contracties
gemaakt te hebben, zijn automatie volledig terugkrijgen.

In het begin van het doorstroomen met kaliumlooze
Ringerschc vloeistof komt er geen verandering in de electrische
prikkelbaarheid.

Laat de kaliumonttrekking haar invloed aan de curve zien,
doordat de frequentie of hoogte of beide zijn afgenomen,
dan is de extra-systole in vele gevallen niet het eenige effect
van den prikkel en is er meer te zien. Ik kon waarnemen,
dat op een extra-systole, tengevolge van een inductieprikkel,
een of meerdere gedeelde systolen volgden. Een prikkel tijdens
het optreden van zulke gedeelde systolen maakte het beeld
dan nog gecompliceerder.

Verder viel ook op te merken, dat een bestaand alterneercn
nu eens werd versterkt, dan weer werd verzwakt.

Behalve de rythmusveranderingen en het optreden van een
versterkt of verzwakt alterneercn volgden er door enkelvoudige
prikkels bij het inactief doorstroomde hart op een extra-systole
vaak tonusveranderingen. Deze verandering in tonus is soms
een vermeerdering, meestal een vermindering der tusschen
dc samentrekkingen overblijvende spanning van de hartspier.

Herhaaldelijk blijft dc extra-systole, niettegenstaande dc
prikkel diep in de diastole valt. geheel achterwege en vertoont
zich alleen de tonusverandering, hetzij deze iri positieven of
in negatieven zin gaat.

Als voorbeelden geef ik 2 curvcn. In fig. 1 is tc zien
hoe door een inductieprikkel de tonus afneemt, het alterneercn
sterk toeneemt cn dit daarna steeds langzaam minder wordt.

-ocr page 34-

Een met inactieve vloeistof doorstroomd hart wordt bij het kruisje
gep^eTd (openingsslag), tengevolge waarvan to""svermm enng en
versterkt alterneeren, dat 8 pulsaties bh]ft aanhouden. t.]d m

Terwijl in fig. 2 het tonuseffect geringer is. het alterneeren
aanvankelijk wel is toegenomen, wordt het later veel minder
dan voor de prikkeling.

FIG. 2.

, ,_I r < • I —t. \' r ■ \'

Een inactief doorstroomd liart wordt -bij de kruisjes geprikkeld
, PnincrTsL) tengevolge waarvan in den beginne dezelfde rythmns-
:Sngena.s "^e vo^^e figuur. Na een derden prikkel is Het^ .ter-

neeren afgenomen.

De beschreven veranderingen komen uitsluitend voor,
wanneer de stilstand door kaliumonttrekking lang op zich
laat wachten, ze vertoonen zich niet. wanneer de harten in
het verloop van ongeveer een kwartier gaan stilstaan, het
kleiner worden der normale systolen en extra-systolen kan als
een negatieve inotropie omschreven worden, te meer daar een
sterke prikkel, tot maximaal toe, geen grooter effect geeft.

22
FIG. 1.

-ocr page 35-

Een verandering in geleidingsvermogen in \'t gebied van
den ventrikel werd door mij niet gevonden.

Bij ^ 40Vo der harten kon ik een verplaatsen van den
prikkeldrempel naar boven opmerken. In deze gevallen is.
nadat het hart van 10-30 min. met kahumlooze vloeistof
van Ringer doorstroomd is cn voordat stilstand is opgetreden,
de prikkelbaarheid afgenomen. Om een extra-systole op te
wekken moet de prikkel versterkt worden. Ja, het komt
voor, dat ik van den sterksten prikkel, die met mijn toestel is
te bereiken, geen effect zie.

Worden de stilstaande harten weer met gewone vloeistof
van Ringer doorstroomd, dan keert de prikkelbaarheid vaak
eerst na de atuomatie terug, maar dan in volle sterkte.

Hier dus door kaliumonttrekking cen verdwijnen van de
prikkelbaarheid, nog voor dc automatie opheven is. Na vervan-
gen van de inactieve vloeistof door kaliumhoudende daaren-
tegen soms terugkeer van de automatie vóór de prikkelbaarheid.

Daar het snel op elkaar volgen der prikkels cen storende
werking tc voorschijn roept, liet ik ze later cenige minuten
uit elkaar vallen; toch verdroegen de harten zc ter nauwer-
nood. Dc contracties werden op den duur schaarsch, dc
hefhoogte gering. Uit dezen slechten toestand herstelden
sommige zich maar langzaam, andere in \'t geheel niet.

Conclusie: Door kaliumonttrekking ontstaat negatieve
inotropic cn negatieve bathmotropic. Dc inotropic
komt ongeveer altijd, de bathmotropic in vclc gevallen
voor cr negatieve chronotropic optreedt.

Staat hct hct hart door kaliumontrekking stil, dan wordt

-ocr page 36-

er een vloeistof doorgeleid, die in plaats van kalium uraan
bevatte. Ik gebruikte een vloeistof, die per Liter behalve
keukenzout en bicarb, natric. in de gewone hoeveelheid
100-2Ó0 mgr. CaCla en 10-15 mgr, uranylnitraat bevatte.

Het hart zal na eenigen tijd, wisselend van 1 tot 20 min,
zijn automatie terugkrijgen. De contracties hebben meestal
de frequentie en hefhoogte van die tijdens de doorstrooming
met de kaliumhoudende vloeistof.

Sommige harten herstellen zich door uraan doorstrooming
bijna dadelijk. Soms beginnen de contracties klein en sporadisch
en komt het normale type geleidelijk terug. Bijna oogen-
blikkelijk herstel treffen we ook aan. wanneer de kaliumont-
trekking na langen tijd nog geen stilstand heeft gegeven,
maar de kloppingen gebrekkig zijn geworden Aanraken van
de harten, die nog stilstaan, na eenigen tijd met uraanvloei-
stof te zijn doorstroomd, zal de latente automatie vaak
manifest doen worden. Op één aanraking volgt dan ook
wel eerst één contractie, later twee, enz. tot blijvende con-
tracties toe.

Nadat de harten eenigen tijd goed hebben gepulseerd, ga
ik na hoe ze zich verhouden tegenover enkelvoudige
inductieprikkels.

Verschillende harten vertoonen niets bijzonders. Op een
prikkel volgt een normale systole, de prikkelbaarheid blijft
dezelfde. Ongeveer 30"/o der harten lieten in \'t geheel geen
verandering zien.

Vele echter gaan zich anders gedragen en dit weer onder-
ling zeer verschillend. In ^ 25% f^e«" gevallen gaat na een
verschillend langen tijd de drempelwaarde omlaag. Zoo kan

-ocr page 37-

b.v. in 5 minuten de rolafstand, waarbij nog een extra-
systole optreedt, 10 m.M. grooter zijn geworden, de prikkel,
die aangewend wordt alzoo 10 tot 100 maal kleiner. Deze
overgevoeligheid neemt steeds toe, tot dezelfde prikkel
belangrijk kleiner is, dan bij de doorstrooming met de
kaliumhoudende vloeistof van Ringer geheel in den aanvang.

Vele harten behouden de hyperaesthesie, bij andere neemt
ze af en een extra-systole komt tenslotte slechts door een
sterkeren prikkel dan normaal tot stand (anaesthesie na
voorafgaande hyperaesthesie).

Fig. 3. laat dc ontwikkeling van den onprikkelbarcn
toestand van een uraangart zien.

De eerste maal, dat bij een rolafstand van 30 m.M. door
een openingsslag wordt geprikkeld, verschijnt een extra-
systole; de 2de maal, dat sluitings- cn openingsslag kort na
elkaar worden gelegd blijft elk effect achterwege. Na een
rustpauze van ongeveer \'/j min wordt de prikkeling herhaald,
opnieuw zonder waarneembaar gevolg.

FIO. 3.

fVWWWW^^

y.0 i c.

Een uraanhart Rceft bij den eersten prikkel (openinRssIafi bij 30 m.M.
rolafstand), een extra-systole. De volgende prikkels, die ceniRe sec. uit
elkaar ligRcn, geven geen effect.
Met opzet lieb ik fiier de prikkels dicht op elkaar laten volgen.

Tijd in Vio sec.

-ocr page 38-

Deze vermindering van prikkelbaarheid uit zich in dit
geval zonder dat de harten eerst de beschreven periode van
groote gevoehgheid hebben doorgemaakt. In de laatst be-
doelde gevallen kwam het herhaaldelijk voor, dat ik den
rolafstand 20 m.M. kleiner moest maken, voor ik cen extra-
systole kreeg. Omgekeerd zag ik ccn zich verplaatsen van
de drempelwaarde naar beneden nooit over een stadium van
mindere gevoeligheid tot stand komen.

Geringere prikkelbaarheid nam ik waar in 45% ^er
gevallen.

Deze proeven werden genomen in den winter (Januari).
Ik vond dus in dien tijd : bij ± 30 % verandering der
prikkelbaarheid door uraan, bij ± 25% een verhoogde en
bij ± 45% der harten cen verminderde prikkelbaarheid.
Later heb ik in het voorjaar (April en Mei) de verhouding
als van 2 tot 3 voor vermeerderde tot mindere gevoeligheid
niet teruggevonden. Toen trof ik op enkele uitzonderingen
na steeds hyperaesthetische harten aan.

Zomer- en winterharten verhouden zich dus ook hier
verschillend.

De oude grens van prikkelbaarheid komt terug, wanneer
eerst het uraan weggespoeld wordt door kaliumlooze vloei-
stof van
Ringer en daarna met vloeistof van Ringer door-
stroomd wordt.

Ook tonusveranderingen als antwoord op een prikkel heb
ik in het uraankloppend hart kunnen waarnemen. Soms heeft
men een versterkten, soms ccn verslapten tonus. Heeft men
met het laatste te doen, dan volgt nu eens dadelijk op cen
prikkel cen sterke tonusafname, dan weer liggen er ccn of

-ocr page 39-

meerdere contracties tusschen. Deze verslapping, aanvangende
in de diastole, zet zich korter of langer in de- compen-
satorische pauze voort, waarop eerst een versterkte systole,
verder normale pulsaties volgen. Een voorbeeld geeft fig. 4.

FIG. 4.

. I ■ I I ■ . • I • • •, . «,.11

Een uraanhart wordt bij de kruisjes geprjkl<eld (openingsslag).
De eerste maal treedt er een sterke tonusafname op direct na
den prikkel, de tweede maal passeeren cr eerst noc 9 systolen.

Tijd in sec.

Men krijgt den indruk, dat hct tonuscffect soms met een
buitengewoon lange, dan weer met ccn korte, latente periode
is behept.

Conclusie; Uraandoorstrooming kan geven: Verhooging cn
vermindering van dc prikkelbaarheid; verder tonus-
toename cn tonusafname. Dc rcgCls volgens welke nu
eens hct cen, dan het ander optreedt, heb ik niet
kunnen vaststellen.

Behcerschcndc factoren zijn kennelijk:

1. Dc dosis uraan (10 tot 30 mgr. p. L), die de
doorstroomingsvloeistof bevat.

2. Dc intensiteit van dc inducticprikkcls.

3. Dc snelheid van opeenvolging der prikkels.

4. De tijd van hct jaar.

In \'t alqcmccn schijnt het, wanneer men dc dosis uraan
hoog (30 mgr.) neemt, in dc nabijheid van dc toxische dosis,

-ocr page 40-

(50 mgr.) zonder haar te bereiken, dat dan de prikkelbaarheid
van het hart voor de toegediende inductieslagen afneemt.

Is de doseering van het uraan gering (10 mgr.) en, juist
voldoende om de automatie te onderhouden, dan is vaak
een overgevoeligheid waarneembaar.

Wat de intensiteit van de prikkels, die men gebruikt,
aangaat, zij het volgende opgemerkt. Als regel heb ik mij ge-
steld den prikkel zoo zwak mogelijk te houden, juist voldoende
om van de niet werkzame prikkels, de werkzame te benaderen.
Op deze wijze wordt het hart het meest gespaard. Indien
men heen en weer gaande de drempelwaarde zou zoeken,
zou de automatie gauw uitgeput zijn. Reeds voor het kalium-
hart geldt dit, maar in nog veel hooger mate voor het
uraanhart, onverschillig of de dosis laag of hoog was. Doch
ook. wanneer men sterke prikkels vermijdt, kan men niet
ad infinitum inductieslagen toedienen. Men moet zich in deze
proeven tot een matig aantal beperken en ook een behoor-
lijke pauze doen plaats hebben. Deze pauzen moeten grooter
zijn. wanneer men sterke prikkels aanwendt: ze behoeven
maar klein te zijn, wanneer zwakke prikkels worden aan-
gewend. Zelfs prikkels, die geen systolen te voorschijn roepen,

blijken toch nadeelig.

Wanneer men reeksen prikkels wil toedienen doet men
dus beter nooit anders dan met zwakke prikkels te werken.

5. Ringer hield bij het nagaan van de werking der ver-
schillende zouten reeds eenige rekening met de jaargetijden.
Dat de zomerharten gevoeliger zijn voor kalium en uraan,
dan de winterharten is door de onderzoekingen van het
Utrechtsch Physiologisch Laboratorium bekend geworden.

-ocr page 41-

Volgens mijn vondsten zou in den zomer overgevoeligheid
der uraanharten voor de electrische prikkels veel vaker voor-
komen, dan in den winter. Ik heb den indruk gekregen, dat
de doseering van uraan hierin wel een voorname rol speelt,
maar dat het niet de eenige factor is.

§ 5. Onderzoek met het polyrhcotoom.

Na de werking te hebben nagegaan van enkelvoudige, ver
uit elkaar liggende inductieprikkels, wilde ik zien hoe het
hart zich gedroeg bij sneller op elkaar volgende inductieslagen.
Om deze te krijgen gebruikte ik de rheotoomschijf van
Engelmann \').

Een horizontaal geplaatste zware koperen schijf wordt,
in horizontaal ronddraaiende beweging gehouden. De schijf
heeft aan zijn rand 36 openingen, waarin men koperen stiften
kan plaatsen, die in een penseel van koperdraad eindigen.
Zulk een penseel maakt op zijn weg bij het passeeren van
een koperen blokje contact. Nu kan naar willekeur het aan-
tal en de rangschikking van de stiften en dc snelheid van
ronddraaiing van den motor geregeld worden.

In de primaire keten van het inductietoestel is deze schijf
opgenomen. Een puntsleutel geeft gelegenheid de stroom toe
te laten of af tc snijden. Wanneer de sleutel geopend is.
komt geen inductiewerking tot stand. Deze methodiek ver-
oorlooft. het aantal, de snelheid van opeenvolging, de in-
tensiteit van de prikkels op alle mogelijke wijzen te doen

\') Arch. f. d. Rcs. Phys. Bd. 52.

Onderz. I\'hysiol. Labor. Utrecht -le R. 18Q3. Blz. 164.

-ocr page 42-

wisselen. Zes contacten worden op gelijken afstand in den
schijf geplaatst en den motor een matige snelheid gegeven,
zoodanig, dat de contacten een rythmus hebben, die iets

sneller is, dan die der pulsaties.

De stroom wordt gesloten en geleidelijk sterker gemaakt.

We zien, dat een hart onder Ringersche vloeistof-door-
strooming regelmatig pulseerend op een gegeven oogenblik
extra-systolen gaat maken, die alleen dan tot stand kunnen
komen, wanneer de prikkel op het goede oogenblik valt,
nimmer tijdens systole (refractair zijn van het hart tijdens
systole).

Daarna wordt het effect van deze prikkels nagegaan aan
een hart. dat stilstaat op een evenwichtsvloeistof van 40 mgr.
kalium en 8 mgr. uranylnitraat. Het hart gaat contraheeren.
maar niet alle prikkels worden door een effect gevolgd. Men
verkrijgt den indruk, dat door zulke prikkelreeksen de refrac-
taire periode wordt verlengd en langer gaat duren dan de
natuurhjke systole, na het beëindigen van een prikkelreeks.
Van een nawerking der voorafgaande prikkels wordt niets

gezien.

Ook thans kunnen we opmerken, dat uraan, zelfs al laat
het de automatie in haar volle waarde, cen wijziging in dc
prikkelbaarheid van zulk cen regelmatig kloppend hart brengt.
Het komt voor, dat er overgevoeligheid optreedt, die blijft,
een andere maal maakt deze plaats voor een verminderde
gevoeligheid. Eindelijk ontwikkelt zich dc ongevoeligheid
primair zonder een stadium van overgevoeligheid.

Het effect van de prikkels is ook hier weer volledig („alles
of niets wet").

-ocr page 43-

Door intermitteerende afzonderlijke prikkeling komen we
dus tot dezelfde uitkomst als in de straks beschreven proef-
reeks, wanneer op willekeurig gekozen tijdstippen een in-
ductieslag toegediend werd. De methode met de rheotoom-
schijf heeft echter het voordeel van volkomen rustige en
scherpe bepaling der prikkelbaarheid, mits men hare sterkte
zoo gering kiest, dat alleen openingsslagen effect kunnen
hebben. Engelmann\'s methode laat in den loop van tijd den
prikkel in elk deel der hartsperiode vallen, zoodat men onge-
zocht den indruk krijgt van de prikkelbaarheid van het
onderzochte hart op alle tijdstippen van diastole en pauze.
Wanneer de prikkel tijdens systole invalt, ziet men natuur-
lijk niets gebeuren.

In een volgende proefreeks heb ik 9 tot 15 stiften onmid-
dellijk achter elkaar geplaatst, zoodat ze een sector van de
schijf innemen, en de omdraaiïngssnelheid dezelfde gelaten.
Dan komen er dus reeksen prikkels, met een pauze, die even
langer is, dan de prikkelduur.

Pulseert een hart regelmatig op de uraanhoudende Rin-
gersche vloeistof, dan wordt door deze reeks prikkels vaak
stilstand veroorzaakt onder geringe tonusverhooging. Andere
keeren komt er wel tonustoename, maar hierop superponeeren
zich nog kleine contracties.

Na \'t ophouden der prikkels zijn alle mogelijkheden ver-
wezenlijkt : hetzij de tonus direct weer normaal wordt, hetzij
eenigen tijd verhoogd blijft; terwijl de contracties de eene
keer onmiddellijk terugkeeren, een ander keer op zich laten
wachten, In den regel is echter het terugkeeren der con-
tracties aan een weer normaal worden van den tonus gebonden.

-ocr page 44-

Als alle 36 stiften zijn geplaatst, de motor een groote
omdraaiïngssnelheid heeft en daardoor de prikkels elkaar
continueel opvolgen, dan zien we bij het kaliumhart en het
inactief doorstroomde, nog kloppende hart toename van de
frequentie der pulsaties.

Aan een inactief doorstroomd hart zagen we b.v. dat het
zeer trage rythme (2 systolen p. min.) viermaal versneld werd.
We konden aan dit hart tevens opmerken, dat de refractaire
periode niet meer kon worden verkort, want 12 prikkels
gaven slechts 4 systolen.

Bij deze gelegenheid konden we ook opmerken hoe de
automatie van het hart, althans in den aanvang opleefde, toen
de inactieve vloeistof door een uraanhoudende werd ver-
vangen. (Fig, 5.)

FIQ. 5.

\'^hHmmnpjmuiJj^

Een K-loos doorstroomd iiart wordt bij n. met een uraanvloeistof
doorstroomd. Na hoogstens 1 minuut is het lylhnie der kloppingen
ongeveer 4 X versneld (van 9 tot 36 in de 3 minuten), tijd in 3 min.

Tegenover dezelfde prikkelreeks gedraagt het definitief
uraanhart zich echter geheel anders als het kalium-hart en
het inactief doorstroomde hart.

In fig. 6 is de curve weergeven van een uraanhart. dat
geprikkeld wordt met behulp van de polyrheotoomschijf.
Bij de drempelwaarde der afzonderlijke prikkels kunnen we

-ocr page 45-

een tonustoename met frequente, kleine contracties zien ont-
staan. (bij 20 m.M. R-A).

Bij versterken der prikkels komt er algeheele stilstand.
Wat den tonus betreft, is cr nu eens tonustoename, dan
weer tonusvermindering. Ook ditmaal is cr cen nawerking
vast te stellen, die. zooals men zich zal herinneren, bij de
gedistantieerde prikkels ontbrak,

Voorbeelden van zulk ccn stilstand zijn in fig. 6 tc zien.
Bij 10 en 15 (m.M. R.A.) komt het hart beide kccren
tot stilstand, eerst in matigen tonus, om gedurende de prikke-
ling in volkomen verslapping over te gaan.

Na ophouden der prikkeling blijft de stilstand eenigen tijd,
tot na cen sterke tonustoename, de contracties terugkecren.

Bovendien kon ik aan hetzelfde hart waarnemen hoe het,
terwijl het na wegspoelen van het uraanzout stilstond op
een inactieve vloeistof, matig ging pulseeren onder den in-
vloed van dezelfde prikkelreeks. Echter, met dit verschil,

3

-ocr page 46-

dat de prikkels kleiner [konden worden genomen, daar de \'
prikkelbaarheid was toegenomen (van 20 tot 30). zie fig. 7.

Een inactief doorstroomd hart gaat. nadat het 5 min heeft stilgestaan.

pulseeren door de inwerking van het polyrheotoom.

tijd m J mm.

De curve toont het tot stilstand komen en later het weer tijdelijk
opleven tijdens den doorgang van een faradischen stroom^^^ ^

§ 6. Onderzoek met hct spakcnrad.

Met de rheotoomschijf werden, bij de grootste snelheid
van omdraaiing en volledig bezet zijn van alle openingen
door de contacten, prikkels verkregen, welke met zoodanige
snelheid op elkaar volgden, dat 4 openingsslagen in 1 sec.
tot stand kwamen. Het is echter niet mogelijk het frequentie-
cijfer belangrijk te verhoogen. Wil men nog meer prikkels
per sec. verkrijgen, dan moet het polyrheotoom door het

spakenrad vervangen worden.

Het spakenrad wordt door een kleinen electrometer snel

omgedraaid. De 4 spaken dompelen in kwik zoo. dat ze
ongeveer evenlang met het kwik in aanraking zijn als cr
buiten steken. Door het kwik en het rad in den primairen
keten van het inductietoestel op te nemen worden op deze
wijze per sec. ± 8 inductie-openingsslagen en evenveel
sluitingen teweeggebracht. De sluitingsslagen zullen alleen

-ocr page 47-

een uitwerking hebben bij voldoende sterkte der prikkels.

De weerstand in den secundairen keten komt hoofdzakelijk
door de magazijnelectroden, die zelf, volgens de methode
van
Kohlraasch gemeten, een weerstand van 15000 a 20000
Ohm hebben.

In den primairen keten, die gevoed wordt door 2 Volt. is
een sleutel aangebracht. Is deze geopend, dan kan wel het
spakenrad in beweging worden gebracht; inductieprikkels
hebben dan niet plaats. De richting, waarin de stroom door-
gaat is gebleken van geen belang te zijn.

Pulseeren de harten op de vloeistof van Ringer regelmatig,
dan zet ik, na de grens bepaald te hebben, waarbij ze juist
met enkelvoudige prikkels extra-systolen geven, deze reeks
van periodieke prikkels in.

De harten geraken hierdoor in een licht fladderen, de
ventrikel blijft in saamgetrokken toestand, terwijl in het
plateau, dat zich dan vertoont, kleine contracties zichtbaar
worden. Het plateau loopt gewoonlijk wat af. Soms ook is
de stilstand volledig, en is er van golvingen in het plateau
niets tc zien. Na ± \'/i onderbreek ik den prikkel,

waarop een tonusafname met een pauze volgt. De pauze
duurt gewoonlijk zeer kort, hoewel dc stilstand in verslapten
toestand ook wel langer kan duren; tot 1 min. is waarge-
nomen.

Een voorbeeld van het gedrag van het kaliumhart tegen-
over de spakenrad-prikkels geeft fig. 8. Hierin is dc curve
weergegeven van ccn hart, dat bij 40 m.M. R-A cn enkel-
voudige inductieslagcn nog juist extra-systolen gaf. Bij wat
sterkeren prikkel (25 m.M.) is woelen opgetreden.

-ocr page 48-

36
FIG. 8.

Een kaliumhart geraakt door de spakenradprikkeling in woelen.

tijd in sec.

Hierop volgen weer de normale contracties: de frequentie
en hefhoogte wijken in geen enkel opzicht af van die. welke
aan de spakenradprikkeling waren voorafgegaan. Een merk-
bare stoornis wordt hiervan bij normale kaliumharten niet
gezien. Volmaakt op dezelfde wijze gedragen zich de harten,
die nog pulseeren onder doorstrooming met kaliumlooze
Ringerschc vloeistof. Omdat van deze de prikkelbaarheid
vaak is afgenomen, is voor hen natuurlijk een vergrooten

van den prikkel noodig.

Is het hart door kaliumonttrekking in diastole gaan stil-
staan. dan komen ze door een zwakken prikkel in geringen
tonus en maken enkele of meerdere kleine contracties. Door
versterken van dien prikkel gaan de harten in matigen tonus
rythmisch pulseeren. zooals in fig. 9 is tc zien.

FIO. 9.

^ /Let

Fcn in.nclief doorbtrooiud ttiislaand hart gaal door dc spakenradprikkels
nuliccren, terwijl dc primaire stroom door 2 Volt wordt gevoed.
\' \' tijd in sec.

-ocr page 49-

Een enkele maal treden de samentrekkingen tijdens aan-
houdende prikkeling met het spakenrad niet continueel op,
maar blijven in groepvormen verdeeld. Elke groep bestaat
uit een 4 ä 5 tal systolen met niet groote, regelmatige hef-
hoogte, tusschen welke in, het hart zich niet volledig ont-
spant. De groepen onderling worden gescheiden door een
periode van volledige verslapping, van längeren duur, dan de
gewone pauze, die tijdens de groepvorming de systolen scheidt.

Na het ophouden van den prikkel verkeert alles weer in
volledige rust.

Wederom heel anders zijn de toestanden wanneer we aan
een uraanhart dezelfde proeven herhalen.

Om dit te verkrijgen, worden de harten eerst doorstroomd
met Ringersche vloeistof. Hebben ze 15 minuten regelmatig
geklopt, zijn ze daarna door kaliumonttrekking gaan stilstaan
en hebben zc door de uraanhoudende Ringersche vloeistof
eenigen tijd regelmatig gepulseerd, dan wil het wel voor
komen, dat de contracties later kleiner en schaarscher worden.
Bepalen we nu dc reactie der vloeistof met neutraalrood dan
blijkt deze vaak zuur te zijn. Na ncutraliscercn met carbo-
nas natricus herstelt het hart zich volkomen. Dc typische
proeven moeten met krachtige cn regelmatige kloppende

harten plaats hebben.

Bij den prikkel, waarbij een reactie voor \'t eerst volgt,
komt er matige verhooging van tonus, de contracties blijven,
hoewel kleiner. Dit komt overeen met wat we zagen bij de
met Ringersche vloeistof doorstroomde harten, Nu gebeurt
het juist bij dc uraanhartcn vaak. dat. zoodra men prikkelt, de

-ocr page 50-

contracties uitsterven, en het plateau vlak wordt. In deze ge-
vallen is er ook tonusafname.

Bij iets versterken van den prikkel komen\' verschillende
harten direct tot stilstand. Van tonustoename is soms sprake,
een ander maal kunnen we stilstand in verslapten toestand
waarnemen. Was er aanvankelijk tonustoename tijdens den
stilstand door den prikkel, dan verslapte het hart toch nog na
het ophouden van den prikkel. De stilstand kan zich na zulk
een verslapping verschillend lang voortzetten. Echter herstelt de
automatie zich aan den anderen kant ook direct en volledig.
Een voorbeeld van de uitwerking van de spakenradprikke-
ling geeft fig 10. Een regelmatig pulseerend uraanhart komt
door zulke frequente prikkels in tonus. Op het tonusniveau
zijn frequente, kleine contracties te zien. Door versterken
van den prikkel van 40 tot 35 (m. M. R. A,) nemen de con-
tracties in hoogte af en de frequentie toe, tot bij 32 totale
stilstand optreedt. De tonus neemt geleidelijk af.

Na \\ onderbreken van de prikkels duurt de stilstand nog
± 1 min. voort, waarna de normale tonus en pulsaties terugkeeren.

FIO. 10.

-ocr page 51-

Aan hetzelfde hart kan men dezelfde proef eenige malen
herhalen. Het verdient echter aanbeveling de proeven eenige
minuten uit elkaar te doen vallen, omdat, verzuimt men dit.
een nadeelige werking van den prikkel wordt gezien, zich
uitend in zeldzame, kleine gerekte systolen, die langzaam uit-
sterven, Aan 5- a 6- voudige herhaling biedt geen enkel
hart weerstand. Ook met Ringersche vloeistof, nadat het uraan
door K-looze vloeistof van
Ringer zooveel mogelijk is ver-
wijderd. komt dan geen herstel. Kloppen zulke harten nog
zwak dan zal aanraken in de pauze laten zien, dat ze me-
chanisch onprikkelbaar zijn.

Conclusie: De prikkeUngen van rheotoomschijf en spakenrad
gedragen zich tegenover het kaliumhart vrij wel
overeenkomstig, alleen is dc uitwerking van het
spakenrad heftiger. Ook ten opzichte van het ka-
liumlooze hart is er tusschen beide .slechts cen
gradueel verschil. Bij het uraanhart uit zich cen
scherper
onderscheid: nu treedt bij voldoend sterke
prikkeling altijd stilstand in verslapping op, terwijl
bij de
rheotoomschijf dc uikomst wisselend is.

§ 7. Onderzoek met den sinusindiictor.

De tot nu toe beschreven prikkclingsmcthodcn hebben dit
gemeen, dat het wisselstroomcn zijn, die door plotselinge
openingen cn sluitingen van ccn primairen stroom tot stand

worden gebracht.

Men kan echter ook een geleidelijk wisselenden stroom aan-

-ocr page 52-

wenden, bijv. een sinusstroom. Zoon sinusstroom verkrijgen
we aldus ;

Een electromotor doet een rad ronddraaien, dat met
8 in serie geplaatste bobinen evenwijdig staat met een
secundaire vaste klos, ook uit 8 in serie geplaatste wikkelingen
bestaande.

De in den secundairen keten opgewekte wisselstroom ver-
toont ongeveer 1000 perioden in de minuut, de weerstand
van de gïzamzn^ijke bobinen van den primairen keten bedraagt
10 Ohm. De primaire keten, waarin een sleutel is aangebracht
wordt gevoed door een hooger voltage (dat in onze proeven
wisselde tusschen 10 en 35 Volt), wat met het oog op den
meer geleidelijken overgang noodzakelijk is. Het hart wordt
in den secundairen keten opgenomen en om dezelfde reden
worden de magazijnelectroden met haar hoogen weerstand
vervangen door breede platina electroden.

Wordt zoo\'n sinusoidale stroom met zeer frequente wisse-
lingen door een hart geleid, dat klopt op kaliumhoudende
vloeistof van
Ringer, dan ontstaat bij het sluiten een extra-
systole, het hart komt in tonus en kleine, frequente, con-
tracties treden op. Zoolang de stroom nog doorgaat houdt
dit aan, maar het plateau daalt. Bij het openen treedt weer
een extrasystole op met tonusafname, hierna komen dc con-
tracties dadelijk terug en verschilt de curve in niets van die,
voor dat de stroom doorging.

Door de stroom sterker te maken, neemt dc tonus toe en
kan er op het tonusplateau de aanduiding van pulsaties gaan
ontbreken.

Een voorbeeld van den invloed, die het kaliumhart van

-ocr page 53-

den sinusinductor ondergaat, vertoont fig. 11. De kloppingen
zijn hier nog duidelijk, de tonus is sterk toegenomen.

Zijn de harten door wegspoelen van het circulatiekalium
gaan stilstaan, dan geeft de stroom contracties met regel-
matigen weinig frequenten hythmus en dikwijls onder geringe
verhooging van den tonus. In fig. 12 zijn de pulsaties te zien,
die zoo\'n sinusoidale stroom in een stilstaand inactief door-
stroomd hart teweeg brengt. Tonusverhooging treedt niet
op, de contracties zijn vrij traag, van nawerking is geen
sprake. Na het ophouden der prikkels keert de stilstand in
verslapping meestal direct terug zonder latente periode ; soms
zetten de pulsaties zich nog een tijd lang voort,

-ocr page 54-

Door stroomversterking komt regelmatig sterkere tonus
met kleinere, frequente contracties tot stand.

De harten, die op de uraanvloeistof regelmatig klopten,
boetten hun automatie in door een matig sterken stroom,
zoodra de prikkeling optreedt. Het hart komt in nagenoeg
volkomen
verslapten toestand tot stilstand. Hiervan geeft
fig 13 een voorbeeld. 35 Volt werden in de primaire keten
ingeschakeld. Na het inzetten van den stroom treden nog
2 contracties op. de stilstand is daarna volkomen; er is nog
een geringe tonus. Na het onderbreken van den stroom ver-
slapt het hart eerst iets en zet daarna zijn automatie regel-
matig voort. Om stilstand te krijgen moet de stroom
soms aanzienlijk worden versterkt.

Van deze wijze van prikkeling gaat wederom cen slechte
werking uit op het uraanhart. Wel komen bij verschillende
harten later de pulsaties terug, meestal echter volgt daarop
weer
stilstand , en herleven ze in het geheel niet.

-ocr page 55-

Conclusie: een kaliumhart wordt door prikkeling met den
sinusinductor een tonustoestand en fladderen
gebracht.

Een hart, dat door onthouden van circulatie-
kalium stilstaat, krijgt door den sinusstroom wat
meer tonus en gaat er door kloppen.

Het uraanhart daarentegen gaat uit volle auto-
mat\'ie tot stilstand in verslapping over.

§ 8. Onderzoek \'met den constan\'tcn stroom.

Na de proeven met wisselstroomen van allerlei karakter
wil ik thans een beschrijving laten volgen van dc werking
van een constanten stroom op de geïsoleerde hartkamer.

Dc constante stroom wordt ontleend aan dc stadsleiding.
In den stroom wordt ccn weerstand cn ampèremeter opge-
nomen, waardoor een juiste dosecring der stroomsterkte kan
worden verkregen. Door ccn sleutel in den keten op te
nemen is het mogelijk de stroom tc sluiten en te openen,
terwijl door middel van twee magazijnelectroden de stroom
door den ventrikel geleid wordt.

Gaan we nu de werking van zoo\'n insluipenden stroom
na op het hart. dat op kaliumhoudende Ringerschc vloeistof
regelmatig klopt, dan is cr in het begin geen effect te zien.
Op een gegeven oogenblik treedt er toename van tonus op
en gaat het hart frequente, kleine contracties maken, (flad-
deren) Bij het voortduren der stroomwerking zien we den
tonus langzaam afnemen.

Dc stroomsterkte, waarbij het fladderen optreedt kan wis-

-ocr page 56-

selen van 0.5 tot 3 milliampère, Door den stroom te ver-
sterken heb ik nooit volledien stilstand gezien. Wel, dat bij-
versterken van den stroom het woelen toeneemt, zooals in

fig. 14 is te zien.
" FIG. 14.

Het tot stand komen van het woelen van een kaliumhart door den

constanten stroom. • . r ,

Bij 0.5 (m-A) treedt er tonus op, de contracties worden frequenter

en kleiner, bij 1 (m-A) is er weinig verandering, terwijl bij 2 (m-A)

het woelen duidelijk wordt, dat bij 3 (m-A) nog toeneemt. Na het

openen van den stroom komt verslapping, en zetten de pulles hun

vroeger rythme voort.

Een tweede voorbeeld van woelen van een hart. dat
slechts kort met kaliumlooze vloeistof is doorstroomd, dus
nog\'als een kaliumhart is te beschouwen, geeft fig. 15.

FIO. 15.

j^\' Coo ze 5 W-L ct. J >n o^

Een nog regelmatig pulseerend K-Ioos doorstroomd hart gaat sterk
woelen onder den invloed van een stroom van 3 (m-A) Tweemaal is
de uitwerking op de curve te zien. Beide keeren duurt de proef 3 sec.
met een
evengroote tusschenruimte. Beide keeren is het effect hetzelfde,
terwijl de pulsaties beide keeren volkomen terugkeeren. Ujd in sec.

-ocr page 57-

Openen van den stroom, die de beschreven gevolgen heeft
gehad, geeft een pauze, die langen tijd kan blijven en waar-
op de kloppingen hun gewoon karakter weer aannemen.
Slechte werking gaat er van den constanten stroom wel uit.
maar niet in ernstige mate.

Hebben de harten door gebrek aan kalium hun automatie
verloren, dan ga ik om de latente automatie uit te sluiten,
na, hoe ze reageeren op een mechanischen prikkel. Volgen
er op een aanraking slechts één of enkel contracties, of in
\'t geheel geen. dan beschouw ik den stilstand als volkomen.
Wordt de stroom op zulk een oogenblik gesloten en
geleidelijk sterker gemaakt, dan gaat zoo\'n stilstaand hart
pulseeren. De systolen komen in frequentie vrij wel overeen
met die, van tevoren waargenomen onder de doorstrooming
met Ringersche vloeistof; haar hoogte is geringer. Hiervan
geeft fig, 16 een voorbeeld.

FIO. 16.

In typische gevallen is er van tonusverandering geen
sprake, al is geringe tonustocname geen uitzondering. Men
moet er intusschen wel op bedacht zijn, de stroom niet te
sterk te maken, zooals uit fig. 17 is te leeren.

Bij een stroomstcrkte van 1 m. A. gaat het stilstaande

-ocr page 58-

kaliumlooze hart vrii regelmatig pulseeren. De contracties
worden echter klein, om bij een stroomsterkte van 2 m. A.
zeer klein te worden. Eerst wanneer de stroomsterkte is
afgenomen tof 0.5 m. A. treden er flinke pulsaties op.

FIG. 17.

\'o.y

Overdoseeren van een inactief doorstroomd stilstaand hart.

Bij een stroomsterkte van 1 (m-A) neemt de tonus toe, kleine con-
tracties treden op, die bij 2 (m-A) nog kleiner worden (woelen) om bij
1 (m-A) grooter te worden. Bij 0.5 (m-A) zijn de contracties flink en
bijna volkomen regelmatig. Dit duurt ongeveer 12 sec. Na\'t onderbreken
was er weer stilstand. ^\'jd i" sec.

"Wordt de stroom nu opeens onderbroken, dan komt het

hart tot stilstand.

Tijdens de proef brengt langzaam verzwakken van den
stroom, die
aanvankelijk automatie te voorschijn riep. de
harten eveneens tot stilstand, zonder dat een verkleining
der contracties tijdens de verzwakking is te zien. Niet altijd
echter gaat het ophouden der pulsaties met de stroomonder-
breking samen. Het kan zijn, dat de contracties zich eenigen
tijd voortzetten en langzaam uitsterven. De vereischte stroom-
sterkte varieert ook thans weer van 0.5 tot 3 milliampère.

Een hart, dat aan een zoo even bedoelden proef is onder-
worpen geweest, heeft menigmaal schade geleden.

-ocr page 59-

Een hart in uraantoestand verhoudt zich anders tegenover
den electrischen prikkel, dan een hart in kaliumtoestand of
een dat door inactieve vloeistof wordt doorstroomd, Ik ver-
kreeg mijn harten in uraantoestand door ze, na zorgvuldig
wegspoelen van het oorspronkelijk circulatiekalium te door-
stroomen met een kaliumlooze Ringerschc vloeistof, waaraan
per Liter 15 mgr. uranylnitraat was toegevoegd.

Wanneer de bedoelde doorstrooming met uraanhoudende
vloeistof nog slechts eenige minuten heeft plaats gehad, en
de automatie toch teruggekeerd is. ziet men bij doorleiden
van den stroom de eerst waarneembare reactie: een tot
stilstand komen van de contracties, soms het kleiner worden
van de contracties en na 4 a 5 van zulke contracties stilstand.
De stilstand komt in vrij volledige verslapping. In fig. 18
is de curve weergegeven van een uraanhart. dat aanvankelijk

FIO. 18.

, , , , . I «i-?^

Een uraanliart komt door een constanten stroom van 3 (m-A) tot stil-
stand. De matige tonus, dien het hart vertoont, neemt langzaam af. Na
stroomonderbreking keert de vroegere automatie terug. tijd in sec.

zeer regelmatige kloppingen uitvoert, maar door de inwer-
king van een constanten stroom van 3 m. A. zonder latente
periode tot stilstand komt. Een geringe tonus, die geleidelijk
minder wordt is hier waar te nemen. Na \'t onderbreken
van den stroom komt dc automatie oogenblikkelijk terug.

-ocr page 60-

De contracties komen echter na het onderbreken van den
stroom dikwijls niet dadehjk terug: dan kan de stilstand
zich nog wisselend lang voortzetten. Aanraken van den
ventrikel bespoedigt de terugkeer van de automatie.

Dat harten in uraantoestand nadeel ondervinden van zulke
prikkeUngen uit zich duidelijk, Immers in vele gevallen zijn
de harten zoo geschaad, dat ze in \'t geheel niet meer of
slechts gebrekkig gaan contraheeren. Tegen meer dan 3 maal
herhalen van de proef, ook met een tusschenruimte van
eenige minuten, blijkt geen enkel hart bestand.

De richting, waarin de stroom doorgaat is niet van invloed.
Het omkeeren van den stroom brengt geen verbetering in
de automatie, wanneer deze is geschaad.

Of de electroden aan de basis en punt of aan weerszijden
op dezelfde hoogte van den ventrikel zijn geplaatst leverde
in mijn proeven geen verschillend effect op. Later evenwel
vond Mej. L. Kaiser bij herhahng van mijn proeven dat de
constante stroom het zwakst kan worden genomen, wanneer
de kathode aan de atr. ventr. grens, de anode aan de punt
is geplaatst. Dit geldt zoowel voor den kalium toestand,
inactieven toestand als uraantoestand.

Mej. Kaiser was. blijkens de protocollen, in het Physiol.
Laboratorium bewaard, tevens in de gelegenheid vast te
stellen, dat bij een door kleine uraandosis teweeggebrachte
uraanautomatie de stilstand kon worden verkregen door
betrekkelijk zwakke stroomen, b.v. een halve m. A., terwijl
men bij een uraanautomatie door hooge uraandosis tot
3 m. A. moest stijgen.

Wanneer ik bij deze proeven van den inactief doorstroom-

-ocr page 61-

den toestand tot den uraantoestand trachtte over te gaan,
was het in gevallen, waarin ik tijdens de inactief door-
stroomde periode de werking van den constanten stroom
had gecontroleerd, menigmaal voorgekomen, dat hef stellig
verwachte herstel van de automatie achterwege bleef.

Ik schrijf dit toe aan de schade, die de stroomwerking
aan het hart had toegebracht, doch die onwaarneembaar was
gebleven, zoolang het hart niet met uraan in aanraking kwam.
Conclusie : Het kaliumhart komt door een constanten stroom
van een sterkte, wisselend van 0.5 tot 3 milli-
ampère in een toestand van tonus en fladderen.

Het kaliumlooze hart gaat door een constanten
stroom van dezelfde sterkte rythmisch pulseeren,
al of niet onder tonustoename.

Het uraanhart komt er door tot stilstand in-
verslapping.

§ 9. Onderzoek met behulp van Diathermic.

Waar we met den sinusinductor en wisselstroom kregen
van 1000 per minuut, wilden we ook nagaan, wat de uit-
werking van een stroom van zeer veel grooterc frequentie
was. Zoo kwam de gedachte op een „haute fréquence"stroom
toe te passen, waarmee een frequentie van de orde 1.000.000
stroomwisselingen per sec. bereikt kan worden.

De „haute fréquence\'stroomen ontleencn hun bijzondere
werking tegenover ccn wisselstroom met lage frequentie aan
het groote aantal van hun perioden. Een experimenteel aan-

4

-ocr page 62-

toonbare werking is: aanbrengen van warmte in de diepte
der organen.

De baanbrekers op dit gebied. Tesla en d\'Arsonval ver-
genoegden zich aanvankehjk met een frequentie van hoogstens
15,000 perioden per sec. De beroemde physicus
Hertz toonde
echter aan, dat men „haute fréquence"stroomen met een veel
eenvoudiger hulpmiddel kan verkrijgen en bereikte dit door
onder bepaalde voorwaarden vonken tusschen de einden van
twee geladen draden te laten overspringen, zoo, dat ze snel
heen en weer gaande electrische ontladingen gaven. Daar
echter de capaciteit van draden zeer gering is en de
electrische trillingen zeer klein zijn, moet men, om het ge-
wenschte effect te krijgen, condensatoren inschakelen.

Ter regeling van de ontladingen door de vonk wordt een
zelfinductie met een gering aantal dikke windingen aangewend.

De stroom wordt steeds gevoed door een wisselstroom,
hetzij dat men zich dezen primair verschaft, hetzij dat men
een\'gelijkstroom neemt, die in een wisselstroom wordt omgezet.

De resultaten ven deze ontdekkingen zijn op physisch cn
technisch gebied schitterend geweest; ook de geneeskunde
heeft er haar nut mee gedaan.

De klinicus, die er de voornaamste toepassing van heeft
gemaakt is
Nagelschmidt \')• Hij gaf \'zijn aanwendingsvorm
den naam van diathermie (1908). Hij dringt er op aan als gene-
rator van inductietrillingen, waarmee men den oscilleerenden
stroomkring in werking stelt, geen inductietoestel met hoog
voltage te gebruiken, maar zich liever te bedienen van een
voltage, dat in maximo 2.000 Volt bereikt.

>) Nagelscfimidt, Lefirbiich der Diathermie, Berhn 1913.

-ocr page 63-

Hij maakt meestal gebruik van een vonklengte van eenige
0.1 m.M., waartoe een vonkweg van eigenaardige con-
structie aangebracht is, waarbij breede vlakken tegenover
elkaar geplaatst zijn.

De stroomsterkte, waarvan bij een beginvoltage van 120
volt gebruik gemaakt wordt, mag tot 9 Ampère stijgen.

Gaan we nu na, wat de uitwerking is van zoo\'n kring,
waarin zich golven bewegen met een lengte van 300—1000 M.,
dan blijken de meeningen daarover uiteen te loopen.

Het feit, dat, wanneer bij prikkeling van een motorische
zenuw een bepaalde frequentie der stroomwisselingen over-
schreden wordt, de contracties van de bijbehoorende spier in
intensiteit afnemen, naarmate de prikkelfrequentie toeneemt,
voerden sommigen cot het vermoeden, dat haute frequence-
werkingen een spier niet tot contractie kunnen brengen,
omdat zij niet meer zouden kunnen prikkelen. Anderen hul-
digden de opvatting, dat er wel een prikkelenden invloed
van de „haute frequence" stroom uitging, maar te zwak om
zich door contracties te verraden.

Einthovcn^) nam in 1900 de quaestie in studie en kwam
tot de volgende conclusies:

Pe zenuw van een zenuwspierpraeparaat kan zelfs door
cen stroom met een millioen stroomwisselingcn per sec. ge-
prikkeld worden.

Dc hefhoogte dcr spier is tot een bepaalde grens even-
redig met dc sterkte dcr stroomen. ,

\') Pfliigcr\'s Archiv. Bel. 82 S. 101.

-ocr page 64-

De drempelwaarde van de stroomsterkte, die in staat is
door deze soort prikkeling een spier tot contracties te brengen,
blijkt intusschen, absoluut genomen verrassend groot. (Op
een constanten stroom bij gewoon afbreken, die 16 250 X
zwakker is, reageert hetzelfde praeparaat nog).

Op gronden, aan de physica ontleend, verwerpt Einthoven
de aanvankelijke theorie, dat de frequente wisselstroomen
niet in de zenuw zouden doordringen, maar aan de opper-
vlakte van het weefsel zouden worden voortgeleid. De
stroomschokken dringen wel degelijk in het weefsel en
oefenen daar hun prikkelende werking uit.

Hoe is het nu met de toepassingsvorm : de diathermie ?

Nagelschmidt \') z^.^i, dat bij een bepaalde frequentie der
stroomwisselingen electrolytische dissociaties in den ge-
bruikelijken zin en ook prikkelwerking uitgesloten schijnen,
doch dat de electrische energie op physische wijze in
moleculaire trillingen wordt omgezet. Het trillen der moleculen
wordt in warmte, d.i. in ordelooze trilling omgezet.

Verder zegt hij echter: „Es soll damit keineswegs gesagt
sein, dass
elektro-chemische Umsetzungen infolge von
Hochfrequenzwirkung unmöglich sind".

Uit mijne experimenten vloeit voort, dat wij een effect,
onafhankelijk van warmte, op het spoor zijn gekomen. •

Ik wil thans een beschrijving van mijn proeven laten volgen :

Gebruikt werd een klein diathermieapparaat van Koch
und Sterzei
en de inwerking hiervan op het hart werd op
de volgende wijze verkregen :

1) 1. c. S. 58.

-ocr page 65-

Van een vonkeninductorium (RumkorfF), dat door 4 a 6
Volt. gevoed wordt, gaat de secundaire stroom naar het dia-
thermietoestel. Hierin is in een kort bestek vervat een oscil-
latiekring bestaande uit: een vonkenweg, een condensator en
een zelfinductie. Door afstemmen van de zelfinductie wordt
een snel heen en weergolven van electriciteit teweeggebracht.
In dezen Teslakring is ook het hart opgenomen. Als elec-
troden worden gebruikt zinken staafjes met, in vloeistof van
Ringet gedrenkte, watten omwoeld

Tijdens de korte oogenblikken, waarin ik diathermie toe-
paste, zal zich bij het doorgaan der golven door het hart in
het binnenste daarvan reeds warmte hebben kunnen ontwik-
kelen. Het is dan ook begrijpelijk, dat, wanneer de golven
door een kaliumhart worden geleid, de frequentie der pul-
saties als gevolg daarvan toeneemt. Ik kon tegelijkertijd waar-
nemen, dat haar hefhoogte iets afnam.

Wanneer aan de golving door onderbreking van het in-
ductorium een eind wordt gemaakt, komt dc oude toestand
onmiddellijk terug.

Het door kaliumonthouding stilstaande hart gaat door Tes-
lagolvcn, zoolang zc doorgaan, pulseeren in een bijkans
regelmatig rythme. Dc tonus neemt toe en is aan schommeling
onderhevig. Een voorbeeld van den terugkeer der pulsaties
cn tegelijk van dc tonusschommeling is in fig. 19 te zien,
waar de curve is weergegeven van ccn hart. dat tengevolge
van kaliumonttrekking is gaan stilstaan en door diathermie-
wcrking gaat contraheeren in wisselenden tonus. Na onder-
breking der golvingen is er niet steeds oogcnblikkclijk stil-

-ocr page 66-

stand en kan de nawerking van de prikkeling wel eenigen
tijd duren.

FIG. 19.

Een inactief doorstroomd (kl) stilstaand hart gaat door diathermie
werking onder tonusschommelingen vrij regelmatig pulseeren. Geprikkeld
werd van af de 3e tot 12e sec. Nawerking is niet te zien. tijd in sec-

Ik heb niet waargenomen, dat deze methode van prikke-
len bij kalium- en inactief doorstroomde harten schaadt.

De werking op het uraanhart verschilt zeer van de juist be-
schrevene. Heeft een hart, na door wegspoelen van het circu-
latiekalium te zijn gaan stilstaan, op de uraanhoudende
vloeistof zijn automatie hervat, dan brengt het doorgaan van
de „haute frequence" stroom het hart tot stilstand. Dit ge-
schiedt soms in matigen tonus, soms in verslapten toctand.
Stilstand wordt niet onmiddellijk gezien, eerst kunnen nog
kleine contracties passeeren. Ophouden van de golvingen
doet de automatie vlug terugkeeren, zonder dat van nawer-
king veel wordt bespeurd.

In fig. 20 geef ik de curve weer van een uraanhart.

Uit een toestand van regelmatig contraheeren komt het
door de Teslagolvcn bijna onmiddellijk tot stilstand in ver-
slapping. Na \'t ophouden der diathermiewerking volgt niet
dadelijk terugkeer der automatie. Na enkele seconden treedt

-ocr page 67-

een contractie op, vervolgens stilstand, waarna de pulsaties
volkomen regelmatig terugkeeren.

Voor de conclusie de vraag : zijn de beschreven effecten
werkelijk van een wisselstroom met hooge frequentie af-
hankelijk ?

Zeker is het, dat mijn harten in cen oscillatickring waren
ingeschakeld, waarin dc Tcslagolven door middel van een
parallel geschakeldcn kring met detector cn tclcphoon kunnen

worden gevolgd.

Zeker is het verder, dat er mitsdien gelegenheid heeft
bestaan tot het optreden van warmteeffect.
Nagelschmidt
zelf beschrijft dit p. 89 van zijn bock over het blootgelegd
hart van het konijn. De polsfrequentie nam tot het dubbele
toe en verdween weer door uitschakeling van den stroom.
Dc snelle pulsaties, dic ik door diathermie in mijne kalium-
harten kon
verwekken is hiervan het volkomen analogon

-ocr page 68-

en kan op dezelfde wijze worden verklaard. Dat de snelle
frequentie ten slotte voor woelen plaats maakt is in over-
eenstemming met vroegere ervaringen.

Het rythmisch pulseeren van het stilstaande kaliumlooze
hart tijdens het inwerken van de golvingen vindt geen
verklaring, wanneer we warmte als eenig resultaat van de
diathermie aannemen. Ik word wel gedwongen hiervoor
prikkelende werkingen in te roepen, die dan verwant zouden
kunnen worden met de prikkelingen vroeger met rheotoom-
schijf en spakenrad voortgebracht.

Nog klemmender wordt de noodzakelijkheid, aan prikkeling,
onafhankelijk van warmte te denken, wanneer wij den
stilstand in het oog vatten, waaraan het uraanhart onder-
worpen wordt, zoodra de diathermiestroom doorgaat. De
temperatuursverhooging op zich zelf zou slechts eenvoudige
vermeerdering van frequentie hebben kunnen geven. In plaats
daarvan wordt volledige stilstand te weeggebracht.

Conclusie; Diathermie derhalve brengt een kaliumhart tot
hooge frequentie, een kaliumloos stilstaand hart
tot pulseeren cn een uraanhart tot stilstand.

\') J. Gewin. Diss. Utrecht.
Onderz. Physiol. Lab. Utrecht. 5e Reeks Deel 7 p. 190

-ocr page 69-

§ 10. BESLUIT.

Thans wil ik een kort overzicht geven van de feiten, die
door de voorafgaande onderzoekingen aan het hcht zijn
gebracht,

A. Gevolgen van onttreking van het circnlatiekalium.

Er zijn regels volgens welke de automatie, de prikkelbaar-
heid en de mate van samentrekken den invloed van dc
kaliumonttrekking ondergaan.

In het begin kan dc automatie gelijk blijven, maar weldra
zullen zich onregelmatigheden vertoonen, zooals wisselende
frequentie, alternecringen, groepvormingen, Dc afzonderlijke
kloppingen komen geleidelijk verder uiteen te liggen, totdat
dc automatie geheel verdwijnt. Bij uitzondering eindigt ze,
na ccn tijdlang onveranderd te zijn gebleven, plotseling.

Dc prikkelbaarheid blijft gedurc^ide het voortduren der
kloppingen ongewijzigd, wanneer de stilstand niet lang op
zich laat wachten.

Blijft de stilstand echter langer uit, dan ziet men slechts
in een gedeelte der gevallen onveranderd blijven van de
prikkelbaarheid; in andere constateert men een afneming.
Dc graad van afname varieert zeer.

-ocr page 70-

De" mate van samentrekken kan het hart op plotsehnge.
of eerst na längeren tijd inboeten. De wijze, waarop de
laatste plaats vindt, wisselt naar het individueele hart; soms
verzwakt de samentrekking gelijkmatig, soms heeft de ver-
zwakking in alterneeringen en groepen plaats, al of niet
samenvallende met tonusveranderingen.

Hoe het onderhnge verband van het verdwijnen der drie
eigenschappen is. is niet aan te geven. Ze kunnen aanvankelijk
alle drie onveranderd voortbestaan, alle drie plotseling en
en gelijktijdig eindigen. Ze kunnen echter ook tezamen of
ieder afzonderlijk en geleidelijk afnemen. Het geheel ver-
dwijnen der drie eigenschappen heeft
dan in wisselende volgorde
plaats.

Bevat de doorstroomingsvloeistof de juiste dosis kalium,
dan blijven de drie eigenschappen urenlang onveranderd. Ze
kunnen ook dan onderling en ieder op zichzelf voor de ver-
schillende harten ver uiteenloopen. maar blijven ieder voor
zich in de oude mate behouden.

Anders daarentegen, wanneer te veel kalium aanwezig is.
Dan verdwijnen de eigenschappen tegelijk, zooals
Jolles \')
voor eenige jaren aantoonde.

ß. Eigenschappen van het op iiraanhoiidende circulatievloeistof
kloppende hart tegenover mechanische en electrische prikkels.

Een hart, dat door kaliumgebrek zijn automatie, samen-

>) W.H. Jolles. Onderzoekingen over den invloed van sommige physico-
chemische en vitale voorwaarden op het Electrogram van het overlevende
kikvorschenhart. Acad. Proefschrift. Utrecht, 1917.

-ocr page 71-

trekbaarheid volledig heeft verloren, krijgt bij doorstrooming
met een vloeistof van Ringer, waarin het kalium door de
juiste dosis uraan is veryangen, deze drie eigenschappen terug.

De automatie en mate van samentrekken herstellen zich
gelijktijdig. Ze verschillen in niets\' van die vroeger tijdens
de doorstrooming met de kaliumhoudende vloeistof van
Ringer
werden waargenomen en kunnen zich gedurende onbepaalden
tijd onveranderd voortzetten.

Aan de terugkeer dezer twee eigenschappen vooraf gaat
tijdens het herstel terugkeer der mechanische prikkelbaarheid.

Onderzoeken we de regelmatig kloppende uraanharten op
hun mechanische en electrische prikkelbaarheid, dan treffen we
in het verloop der doorstrooming met een uraanhoudendc
vloeistof:

1. een gelijkblijven,

2. een vermeerdering (alleen voor de electrische prikkeling
aangetoond), en

3. een afnemen der prikkelbaarheid.

Het onveranderd blijven der prikkelbaarheid kan tijdens
den geheelen duur der proefneming voortbestaan. Echter kan
de prikkeldrempel na aanvankelijk dezelfde te zijn gebleven
zich verplaatsen naar boven of naar beneden.

Het verplaatsen van de drempelwaarde naar beneden ont-
wikkelt zich steeds uit een stadium van onveranderde prikkel-
baarheid, nooit over een stadium van mindere gevoeligheid.

Het verplaatsen van de drempelwaarde naar boven kan
ontstaan óf via een periode van normale prikkelbaarheid óf
via een stadium van hyperaesthesie. Het bovenstaande geldt

-ocr page 72-

zoowel voor mechanische prikkels, als voor enkelvoudige
inductieslagen als prikkels.

C. Gevolgen van electriseedng gedurende eenigen tijd.

Tegenover de electriseering (periodieke inductieslagen, sinu-
soidale stroom, constante stroom efi diathermiewerking), die
hoogstens 1 minuut aanhoudt, komt een scherp verschil
tusschen kalium-, kalilooze- en uraanharten aan den dag.
Men kan tijdens haar inwerking waarnemen : bij de kalium-
harten toename van de contracties, bij door kaliumonthouding
stilstaande harten rythmische pulsaties, bij de uraanharten
bedwingen van de automatie.

D. Beschouwingen.

Ik stel mij voor hoofdzakelijk aangaande 3 punten, die mij
het\' meest getroffen hebben, opmerkingen te maken. Deze
punten zifn :

1. Kaliumonttrekking kan onprikkelbaarheid der harten
geven.

2. Uraan kan anaesthesie en hyperaesthesie der harten
veroorzaken.

3. Electriseering heeft op uraanharten, wat automatie
en hef hoogte betreft, een deprimeerend effect.

Ad. j.. Dat kaliumchloridé in hoogere dosis een vernietigende
werking op de prikkelbaarheid heeft en dat ook kalium-
onthouding de harten onprikkelbaar maakt, is schijnbaar met

-ocr page 73-

elkaar in tegenspraak. Dat die tegenspraak er in werkelijk-
heid niet behoeft te zijn, kan een verklaring vinden in de
v/erking van calcium. Zoowel wanneer de kaliumhoeveelheid
gering is, als wanneer zij groot is, wordt de balanceering
van dit element met het calcium verbroken. Wij riepen ten
opzichte hiervan twee uitersten in het leven, terwijl de kalium-
hoeveelheid, waarbij het hart klopt, tusschen deze in ligt.
Het noodlottige effect van de twee uitersten is volgens de
leer der balanceerende werking der ionen volkomen begrijpe-
lijk, Dc physiologische kaliumdosis moet zich naar het calcium-
gehalte schikken. Voor de automatie op zichzelf is het trouwens,
indien die door een prikkel wordt gewekt, juist zoo, en in
talrijker publicaties door vele onderzoekers voor alle mogelijke
stoffen vastgesteld geworden.

Intusschen ook afgezien van balanccering is het een zeer
gewoon feit, dat van werkzame stoffen slechts een bepaalde
dosis een nuttig effect heeft, te lage cn te hooge daarentegen
schaden.

Ad. 2. Aangaande het afwijkend gedrag van het kalium
cn uraanhart tegenover prikkels kan men denken aan dc
mogelijkheid, dat de oorzaak aan het verschil van het anion
NO, tegenover het anion Cl ligt. Waar echter niet gebleken
is, dat de verschillende anionen, die voor dc automatie
onderling gelijkwaardig zijn, ccn bathmotrope werking hebben,
meen ik, dat hier de oorzaak van het uitccnloopcnd effect
niet moet worden gezocht. Ook thans is tenminste gedeel-
telijk een verklaring te zoeken in dc balanceerende werking
van uraan en calcium.

Zoodra de balanccering verbroken wordt, wordt dc auto-

-ocr page 74-

matie onvolkomen niet alleen, maar wordt ook de normale
prikkelbaarheid bedreigd. Er onstaat hyperaesthesie of anaes-
thesie. Wanneer het uraan overweegt is er anaesthesie voor
prikkels, overweegt het calcium, dan is er hyperaesthesie.
Normale prikkelbaarheid is er alleen bij normale balanceering.

Waarom echter bij gelijk goede balanceering in het eene geval
hyperaesthesie, in het andere anaesthesie wordt aangetroffen
blijft voorloopig een raadsel. Het eenige wat zich laat vast-
stellen is, dat hoezeer K. en U. ieder voor zich met calcium
balanceeren en in dit opzicht dus overeenstemmen, zij het
ten opzichte van de prikkelbaarheid niet doen. zoodra deze
wegens verbreking van balanceering gestoord wordt.

Ad 3. Kaliumchloride en de physiologische dosis maakt,
dat een hart door electriseering in een toestand geraakt, die
aan woelen doet denken, terwijl bij grootere kaliumdosis in
de doorstroomingsvloeistof deze electriseering de harten tot

stilstand brengt.

Tusschen kalium en uranium komt dus ook hier een
experimenteel verschil aan den dag. Zoeken we wat de
oorzaak van dit experimenteele verschil zou kunnen zijn,
dan zou het kunnen liggen óf in het kalium, resp. uraan op
zichzelf, óf in de verhouding dezer ionen tot het calciumion.
óf in een verhouding tegenover den stroom.

De twee eerstgenoemde factoren, te weten het specifiek
karakter van het element, dat de automatie, de prikkelbaar-
heid en de samentrekbaarheid onderhoudt en daarnaast zijn
betrekking tot het calciumion. blijven gedurende langen tijd
dezelfde. Het plotseling veranderende is de toevoeging van
den stroom. In een weefsel, dat rijkelijk met een electrolyt

-ocr page 75-

gedrenkt is, maar overigens geen bestanddeelen bevat, welke
den stroom zouden kunnen geleiden, kunnen electrische
stroomschokken of electriseeringen van eenigen duur nooit
iets anders teweegbrengen als migraties van ionen. Er zullen
nieuwe opeenhoopingen van ionen ontstaan, waaraan alle
ionen deelnemen. Onder die ionen zijn het de kalium-,
calcium- en uranylionen, die de automatie, de prikkelbaarheid
en de samentrekbaarheid beheerschen.

Aan het ontstaan van combinaties van kalium-, calcium-
en uranylionen, die tc voren niet aanwezig waren, zullen
misschien een gewijzigde automatie, een gewijzigde prikkel-
baarheid en een gewijzigde samentrekbaarheid te wijten zijn

We zijn wel gedwongen, in die nieuwe combinaties, die
bij het kalium- en uraanhart en het met inactieve vloeistof
doorstroomde hart natuurlijk verschillend zullen zijn, de
oorzaak van het uiteenloopend gedrag van het hart onder
verschillende omstandigheden te zoeken. De tegenstelling
die aan kalium cn uraan toekomt in radioactief opzicht, zal
haar invloed mede in de schaal werpen.

Tengevolge van de stroomwerking ontstaan er dus nieuwe
groepeeringen van ionen, waarvan we op de volgende
wijze een rangschikking kunnen maken:

a. Voor alle harten gelijk zijn: de migraties van Na,
NaOH, Cl. HCO,.

b. Voor alle harten evenzeer gelijk zijn de migraties van Ca.

c. Verschillend is de uitwerking der verstoring van balan-
ceering tusschen Ca en mogelijk aanwezig kalium en mogelijk
aanwezig uraan.

• Deze balanceeringen hebben, wanneer men het radioactief

-ocr page 76-

element tegenover calcium stelt, in de eerste plaats in ver-
schillende doseeringen plaats. Tegenover 32 calciumionen
bevinden zich in de gebalanceerde vloeistof 24 kaliumionen

en slechts 1 uraniumion.

Toevoeging of wegname van 1 molecule uraan aan een
onencomplex zal een veel grootere stoornis in de balanceering
tegenover calcium doen ontstaan, dan toevoeging of wegname
van 1 molecule kalium Het
eerste zal een totale omwenteling
voorstellen, het tweede een onbeteekend gebeuren. Bovendien
zullen bij het doorgaan van den stroom de uranylionen veel
langzamer dan de calciumionen en deze op
hun beurt slechts
onbeteekenend langzamer, dan de kaliumionen migreeren. \')

De kaliumionen schieten als het ware de bewegende Ca-
ionen een weinig voorbij, de
uraan ionen blijven verre achter.

Er zijn dus belangrijke quantitatieve verschillen, die zich
tijdens de electriseering ontwikkelen. De ontwikkelingstijd
hiervan moet in de uraanharten minder snel zijn dan in de kalium-
harten, al zijn ze ook in hun waarden misschien aanzienlijker.

Resumeerend is de wijziging, die de verplaatsing van een
uranyhon in de verhouding van calcium tot het hart teweeg
brengt, veel aanzienlijker dan dc verplaatsing van een
kaliumion, al moet toegegeven worden, dat de snelheid van
optreden van de kaliummigratie haar beteekenis wellicht
door de steilte van het effect grooter maakt.

Dit wat de verhouding van de radioactieve elemetiten

tegenover calcium betreft,

i- j V Laar. Theor. Elecklroclieiiiic, Leipzig IQ07 p. 22.

2 Wat de prikkelbaarheid betref», bestond er tijdens de elednsccr.ng
geen gelegenheid, deze nauwkeurig na le gaan, daar ik princip>ccl het
doorvoeren van den stroom slechts 1 minuut liet duren.

-ocr page 77-

Aangaande de mate van samentrekken zij vermeld, dat zé
ten deele door den optredenden tonus werd beheerscht.
Wanneer door de electriseering de tonus verhoogd werd,
waren de systolen tijdens de perioden, gedurende welke de
tonus aanhield, verkleind. Wanneer geen verhooging van
tonus tot stand kwam, waren de kloppingen óf verdwenen
öf verkleind. Vergroot werden ze nimmer. Ook deze bijzonder-
heid meen ik aan de verhouding tot het calcium te moeten
toeschrijven.

Kalium en calcium, zoowel als uranium en calcium zijn
antagonisten, wat tonus aangaat. Denkt men zich bij het door-
gaan van den stroom overal in de hartspier een verplaatsing
van ionen, dan mag men verwachten, dat in het kaliumhart
het calciumion ccn overwicht bekomt op dezelfde punten,
waar in het uraanhart het calcium in het nadeel blijft, om
de eenvoudige reden, dat opgehoopt kalium bij gelijken aan-
voer weinig, opgehoopt uranium veel gewicht in de schaal legt.

d. In de harten verschillend, onaf hankelijk van hun gedrag,
tegenover calcium, zijn de migraties van K- cn UO)-ioncn.

Nemen we daarbij allerceist dc electiiseering door den con-
stanten stroom als \'t eenvoudigste geval.

Bij de werking van den galvanischen stroom zullen dc
kationen zich ophoopen aan de kathode, welke kathode wc
ons voor het gemak aan dc atrioventriculairgrcns geplaatst
denken. We zullen daar dus aantreffen ccn versterkt gehalte
van Ca-ionen in alle harten, van K^ionen !n de kaliumharten,
cn van uranylioncn in de uraanhartcn.

Toch hebben K en U ccn verschillend effect, niettegenstaande
ze beide kationen zijn, beide balancecren met Ca, beide in

5

-ocr page 78-

denzelfden zin werken, wat de stabiliteit van colloiden betreft.

De tegenstelling, die ze aanbieden kan. voor zoover op het
oogenblik is te zien. slechts liggen in het radioactief karakter.
Het kalium zendt bêta-deeltjes. het uranium alpha-deelt,es
uit; de eerste zijn negatief de tweede positief geladen

Gaan we na. wat zulk een ophooping van ionen, die ot
negatief geladen óf positief geladen deeltjes uitzenden, voor
effect kan hebben. De ophooping van K-ionen ter plaatse
van het uitgangspunt van automatie brengt aldaar slechts
een onbeteekende verhooging van het kaliumgehalte teweeg,
wanneer dit element reeds aan de oppervlakte der cellen

wordt aangetroffen. Wanneer het kalium er echter ten eenen-

male ontbreekt zijn de nieuw aangekomen K-ionen welhcht

voldoende om de automatie te wekken.

Het is dus volkomen begrijpelijk, dat een K-loos door-
stroomd hart onder den invloed van den stroom gaat kloppen.

Wanneer daarentegen de stroom uraanionen in beweging
j brengt en een enkel /^-ion toevoegt aan de weinige die er
/ reeds voorhanden zijn. dan is de uitwerking h.ervan welhch
reeds aanzienlijk, omdat de uranylionen zeer gering in getal
zijn en de vermeerdering met één uranylion dus veel gew.cht

"in de schaal legt.

Deze vermeerdering kan. zoo zou men geneigd z.jn te

denken, tot overmaat voeren. .

Wanneer de langzaamheid van den toevoer n.et al te
groo\'t is. mag het optreden van een stilstand zeer wel ver-
klaarbaar heeten. Deze stilstand zal dus te eerder optreden
naar dien we te voren in het regelmatig kloppend hart te

-ocr page 79-

minder van de maximum grens verwijderd waren en des te
krachtiger de stroom is.

Op deze wijze zijn dus de verschijnselen, die er bij den
constanten strooih wat-en, toegelicht.

e. Is het mogelijk door rederleeririg in den trant van die
van zooeven tot een redelijk bevredigende voorstelling te
komen voor het gedrag van het kalium- en uraanhatt tegen-
over den constanten stroom, moeilijker wordt dit, wanneei\'
de stroombewegingen zelve ingewikkelde vormen gaan aan-
nemen. Dit is het geval bij het spakenrad, den sinusinductor
en de diathermie als prikkels, bij welke de stroomrichtingen
alterneerend zijn en de ionen over korten afstand snel heen
en weer worden geschoven.

Hulphypothese.

Het waargenomene bij het spakenrad, den sinusinductor
en de diathermie kan ik mij op geen wijze toegelicht denken,
dan, door de hulphypothese aan te nemen, dat deze heen
cn weer gaande stroonien uit dc spierzclfstandighcid zelf

extrakalium vrijmaken.

Een dergelijke veronderstelling is reeds vroeger door
Zwanrdcmakcr gemaakt voor het geval, dat cen hart
radioactief bestraald wordt. Door later in het laboratorium
genomen proeven is dit toen geopperde vermoeden ook

1) I>fliiger\'s Arcii. Bd. 173 S. 57. 1918.

-ocr page 80-

feitelijk bevestigd geworden. Nog veel aannemelijker wordt
de hypothese, zoodra electrische stroomen in het spel zijn.
Dan ligt het zonder meer voor de hand zich voor te stellen,
dat bij het heen en weer gaan der ionen van het groote
kaliumdepot der spiercellen enkele kalium-atomen worden
losgemaakt en uit de cellen in de omringende vloeistof
worden overgebracht.

Het kalium-depot der spiercellen bestaat volgens de gangbare
opvatting uit kaliumphosphaat. In geringe mate moet dit
gedissocieerd zijn. K-ionen zullen alzoo in het depót niet
ontbreken. Dan echter zal ook de constante stroom, die
door een hartgedeelte geleid wordt en ook de wisselende
stroomschokken, niet enkel tusschen de cellen, doch ook
door de cellen heengaan en kan het niet bevreemden, dat
van deze K-ionen enkele meegenomen zullen worden. Zij
zullen zich naar de kathode begeven en wanneer deze bij
den constanten stroom op de meest prikkelbare plaats, de
atrio-ventriculairgrens wordt gebracht, zal de automatie
gemakkelijk kunnen ontwaken. Geheel in overeenstemming
hiermee is het. dat de constante stroomwerking ook vlugger
en met zwakker stroomen werd verkregen, wanneer in de
geïsoleerde kamer de kathode aan de atrioventriculairgrcns
dan aan de punt werd aangelegd.
(Mej. L. Kaiser). Bij
wisselstroomen is de toedracht van zaken iets ingewikkelder,
maar is het toch begrijpelijk, dat de K-ionen van het kalium-
phosphaat in de lacunen terecht komen. Het eenig Bezwaar
tegen deze redeneering zou zijn, wanneer aan de oppervlakte
der spiercellen een lipoidlaag aanwezig is, totaal ondoor-
gankelijk voor ionen. Volgens de voorstellingen van /.
Loeb

-ocr page 81-

oefent de balanceering grooten invloed op deze doorgankelijk-
heid uit. Men moet er dus op bedacht blijven, dat stoor-
nissen in de balanceering de migratie van ionen in belangrijke
mate zullen kunnen wijzigen en hierdoor een beslissenden
invloed zullen kunnen hebben op den uitslag onzer proefne-
mingen.

Wanneer de in onze hulphypothese gedachte vrijmaking
een migratie van ionen door het celoppervlak in een uraan-
hart plaats heeft, zal het kalium uit het depot zoowel dcor
den constanten stroom als door de wisselstroompjes naar de
circulatievloeistof in de lacunen gevoerd worden, waarin zich
uraan bevindt. Daar zal dit losgemaakte kalium als djfFusibej
kalium naast de reeds voorhanden uraan-atomen optreden.
Dat door kalium-atomen in de circulatievloeistof een auto-
matie, welke door de uraanatomen wordt onderhouden, kan
worden stilgezet, is alleszins begrijpelijk. Tot overmaat van
kalium in de lacunen zal het wel nooit komen, daar het
uitgesloten is, dat men een constanten stroom en intensief
èn langdurig ongestraft zou kunnen aanwenden.

Zijn we gedwongen deze hulphypothese te aanvaarden
voor het geval van heen en weergaande stroomen, dan is
cr geen bezwaar tegen, haar ook in het geval van den
constanten stroom tc laten gelden. Wij behoeven dan niet
tot de ingewikkelde beschouwingen, die ik boven heb ont-
wikkeld, dc toevlucht te nemen. Ook ontstaat dan eenheid
in het geheel der verklaringen, hetgeen aan het algemeen
schematisch inzicht bevorderlijk is.

Aanvaarden we de hulphypothese dan krijgen we:

Waar uraan opgehoopt is, stilstand door losgemaakt kalium

-ocr page 82-

en waar kalium ontbreekt terugroepen van de automatie door

dezelfde oorzaak.

Toegelicht moet nu nog worden, waarom in de kalium-
harten door alle stroomsterkten fladderen kan ontstaan.

Het schijnt me niet mogelijk dit laatste verschijnsel tot
bekende voorwaarden terug te voeren en ik zie geen anderen
uitweg, dan hiervoor de prikkeling aansprakelijk te stellen,
die de stroomen uitoefenen.

-ocr page 83-

§ 11. SAMENVATTING.

A. Feitelijke uitkomsten.

A. Mechanische prikkelbaarheid:

Kaliumharten geven, wanneer de prikkel in de diastole
valt, extrasystolen.

Stilstaande met inactieve vloeistof doorstroomde harten
reageeren voor een deel wel, voor een deel niet op aanraken.

Ongeveer 307o der uraanhartcn worden ongevoelig voor
aanraken, der uraanhartcn blijft normaal.

B. Prikkelbaarheid tegenover indiictieprikkels:

De kaliumharten vertooncn onderling ccn groot verschil
in prikkelbaarheid tegenover inductieprikkels. Steeds ligt de
drempelwaarde van den openingsslag lager, dan die van den
sluitingsslag. Het effect is extra-systole.

Door kaliumonttrekking ontstaat behalve negatieve chro-
notropic cn negatieve inotropic ccn duidelijk negatieve
bathmotropic. Deze bathmotropic komt in vele gevallen voor
er negatieve chronotopic optreedt.

üraandoorstrooming kan geven : Verhooging, gelijk blijven
cn vermindering van de prikkelbaarheid voor inductieslagcn
(verder tonustocnamc en tonusafname, als nevenverschijnsel).

-ocr page 84-

De regels volgens welke nu eens het eene dan het andere
optreedt heb ik niet kunnen vaststellen, doch wel heb ik
de volgende factoren gevonden, wier in elkaar grijpen het
ontwaken door prikkels geeft:

1. De dosis uraan in de doorstroomingsvloeistof. (10, 15,
20 mgr. bij winterharten).

2. De intensiteit van de inductieprikkels.

3. De sïielheid van opeenvolging der prikkels.

4. De tijd van het jaar.

C. Prikkelbaarheid tegenover aaneengeschakelde reeksen van

prikkels.

Als algemeen resultaat van de proeven met aaneenge-
schakelde reeksen van prikkels vond ik :

Bij de polyrheotoomproewen frequentievermeerdering en
tonustoename, wanneer men met een kaliumhart te doen heeft;

aan een hart, dat tot stilstand was gekomen tijdens door-
strooming met de vloeistof van
Ringer, waaruit het kalium
was weggelaten, terugkeer der pulsaties onder tonus-
toename ;

aan het uraanhart stilstand in verslapping of matigen tonus.

Door de prikkeling van het spakenrad komt het kalium-
hart in een toestand van fladderen ;

het hart, dat tot stilstand is gekomen tijdens doorstroo-
ming met de vloeistof van
Ringer, waaruit het kalium is
weggelaten, gaat pulseeren in matigen tonus ;

het uraanhart komt tot stilstand en wel steeds in verslapping.

-ocr page 85-

Door prikkeling met een siniisinductor wordt een kaliiim-
harl tot fladderen gebracht (meestal in tonustoestand):

het hart, dat door kaliumonttrekking is gaan stilstaan, be-
gint te pulseeren in geringen tonus ;

het uraanhart gaat uit volle automatie tot stilstand in ver-
slapping over.

d. Gevolg van doorvoering van den constanten stroom.

Een kaliumhart komt door een constanten stroom wisselend
van een half tot drie milliampère in een toestand van tonus
en fladderen.

Het kaliumlooze hart gaat door dezen stroom rythmisch
pulseeren, nl of niet onder tonustoename.

Het uraanhart komt cr door tot stilstand in verslapping.

e. Gevolg van diathermie-werking.

Diathermie doet een kaliumhart zeer frequent pulseeren,
brengt een door inactieve vlocistcf stilstaand hart tot pul-
seeren, cn een regelmatig kloppend uraanhart tot stilstand.

B. Proeve van verklaring,

1. Dc wijziging van mechanische prikkelbaarheid, door
overmaat van radio-actief element teweeggebracht,
heeft bij kalium- cn uraanhartcn steeds hetzelfde
karakter.

Dc verklaring is eenvoudig, wanneer men zc met het
toxische karakter der elementen in overmaat in vcrr
band brengt.

-ocr page 86-

2. De wijziging in electrische prikkelbaarheid door enkel-
voudige inductieslagen is bij hct kalium- en uraanhart
verschillend.

Ze vindt haar verklaring in de verschillende verhouding,
die ontstaat, wanneer er krachtens onze hulphypothese
iets kalium vrij wordt.

3. De wijzigingen, die de constante stroom in het kalium-
en het uraanhart te voorschijn roept, kunnen zoowel
met als zonder onze hulphypothese, wat de kalium-
vrijstelling door den stroom betreft, toegehcht worden.

Aanvaarden we de hypothese niet, dan geeft de
geheel andere quantitatief-toxische verhouding van het
opgehoopte extrakalium en het opgehoopte extra-uraan

cen verklaring.

Aanvaarden we de hypothese wel. dan volgt de
verklaring van het geheel der waargenomen ver-
schijnselen zonder meer uit het radioactief antagonisme.
Extra ophooping van kalium in het uitgangspunt van
automatie stoort in het kaliumhart niet, in het
uraanhart wel.

4. De wijzigingen, door spakenrad-, sinusinductor- en
diathermiewerking te voorschijn geroepen, ben ik niet
bij machte door de beschouwingen in het eerste lid
sub. 3 bedoeld toe te lichten. Zij vinden echter ccn
•onmiddellijke verklaring, wanneer wij de hypothese
van kaliumvrijstelling uit het depót der spiercellen
door stroomwerking aanvaarden. Het nieuw vrij-

-ocr page 87-

gemaakte kalium wordt dan een onbeduidende toe-
voeging tot het diffusibele kalium in het op kalium-
Ringer kloppend hart, terwijl het een zeer storend en
tegen uraan strijdig product is in het op uraan-Ringer
kloppend orgaan. Deze geheel verschillende verhou-
dingen verklaren onmiddellijk het geheel verschillend
gedrag van het hart in de beide toestanden (kalium-
toestand en uraan-tpestand), tijdens stroomdoorgang
van welken aard ook.

Door de hulphypothese wordt het daarenboven
mogelijk alles van uit één gezichtspunt te bezien.

^/^Kli

-ocr page 88-

V/

. , \' I -, ■

. • • L\' »

- t -v.; \'

-ocr page 89-

INHOUD.

Bladz.

Inleiding............................1

Techniek van doorstrooming.......12

Mechanische prikkelbaarheid tijdens het wegnemen

van het circnlatiekalium...........

Enkelvoudige electrische prikkeling.....16

Onderzoek met het polyrheotoom......29

Onderzoek met het spakenrad.......34

Onderzoek met den sinusinductor......39

Onderzoek met-den constanten stroom .... 43

Onderzoek met Diathermie........49

Besluit...............57

A. Gevolgen van onttrekking van het circulatlekalium.

B. Eigenschappen van het op uraanhoudende circulatie-
vloeistof kloppende hart.

C. Gevolgen van electriseering.

D. Beschouwingen.
Hulphypothese.

Samenvatting.............7l

A. Feitelijke uitkomsten.

B. Proeve van verklaring.

§ 1.
.. 2.
.. 3.

5.

6.

7.

8.
9.

10.

11.

-ocr page 90-

. ï\' J /. - V -

-ocr page 91-

STELLINGEN.

1. Tot de antagonisten van uranium als radioactief element
kunnen naast kalium en bestraling verschillende vormen
van electriseering gerekend worden.

2. Warmte-ontwikkeling is niet het eenige effect door
diathermie teweeggebracht.

3. Het aannemen van een nierstoornis als de uitsluitende
oorzaak der hypertensie wordt door de klinische noch
pathologisch-anatomische onderzoekingen gesteund.

4. De gele koorts en de ziekte van Weil zijn zeer nauw-
verwante ziekten.

5. Sectio caesarea bij placenta praevia is slechts in enkele
gevallen aangewezen.

6. In alle gevallen van opticus aandoeningen zonder be-
kende oorzaak opene men de neusbijholten.

7. De isthmus ventriculi speelt geen belangrijke rol in de
aetiologie van het ulcus ventriculi.

8. In gevallen van hardnekkige oedemen passe men de
kaliumtherapie toe.

-ocr page 92-

9 Het is zeer waarschijnlijk, dat de osteo-chondritis defor-
mans invenilis (Perthes) en de als epiphysiolysis bekend
staande vorm van coxa vara aetiologisch uit een zelfde

^ gezichtspunt moeten worden beschouwd.

10 De meening van Raven, dat de aard van den compri-
meerenden
tumor zonder invloed is op de ontwikkeling der
verschillende Liguorveranderingen.
kan moeilijk juist z.,n.

11 De uitkomsten der enting hebben niet afdoende bewezen,
dat de vaccinatie een waardevol prophylactisch hulp-
middel is in den strijd tegen den typhus.

12 Er bestaat geen contraindicatie tegen het gebruik van
atropine bij de behandeling van het ulcus cum hypopyo.

-ocr page 93-

.•/»:. > . \'i^y-s/y^ i\' • \' \'-\'Vi

> jr

; ■

u\'

1\',

•\'"•■ÏV \'

: I :

■■■: \'Vr

^ U 1

--..A,,;... ■;■.-•

-ocr page 94-

...... \' ...... \' ...... ■ ...... - •■

- t^ -rv^r^l v^/ v • ■ .

V

• .f ■ ■

...

r --

-ocr page 95-

m

* ...

vj

i^llllhl lip—LJiiM ■■ • :--v-v . ■

-ocr page 96-