-ocr page 1-

/ / ■

!\' - O ■ ■ ..

Het Koopcontract in den
Overzeeschen Handel

Li\'-

\'5

■v\'^m--

\' y ^ . ^ -

H. CRAANDIJK

-ocr page 2-

a

Vi"\'"\' .

■Vi- ;

\' \', ^ "t \'

. jKv-\' ^ ■

S!V. -,

iiSt

- ■

v y

i\'. ^ .

\'.X

im

•s

■ \'f

» " ) SM

-ocr page 3-

\'li, -i-

• i"-Ut,!-\'i. •

^wm Mi,

Ét\'"\'

■\'.\'■K-y-t.

iM...

J-

-ocr page 4-

K >r t^f V .

*

SS-

\' -».--il

-ocr page 5-

T KOOPCONTRACT IN DEN
OVERZEESCHEN HANDEL

-ocr page 6- -ocr page 7-

HET KOOPCONTRACT IN DEN
OVERZEESCHEN HANDEL

PROEFSCHRIFT

ter verkrijging van den graad van
doctor in de
rechtswetenschap aan
de rijks-universiteit\'^te utrecht. op
gezag van den rector magnificus d
R. w.
vogelsang. hoogleei^r in de facul-
teit der letteren en wijsbegeerte.
volgens besluit van den senaat der
universiteit tegen de bedenkingen
der faculteit der rechtsgeleerdheid
te verdedigen op vrijdag
6 mei 1911,
des namiddags te 4 ure door"^

HERMAN CRAANDIJK,

geboren te leeuwarden.

Drukkerij en Ultg<vtri|

AMSTERDAM j h. DE bussy MCMXXI

-ocr page 8-

"ivT \'I\'* ï\'f^\'

" >

\'fi\':-

^^ . -

Jl

HAK , .

; ■ — \'vtt.-. \' ■ ■ \'Vi

--.isii

■ ■ \' ■-^Çf

\' . . H\' " \'3

-ocr page 9-

Aan
mijne Moeder,

-ocr page 10-

i\' . -■■i-ï^iW.v\'

■■■ . \\ h

7\'.-Vi

-ocr page 11-

Met dc voltooiing dezer dissertatie nadert het einde eener
gezvichtige levensperiode: de maatschappij wacht.

üe tegenstelling van studentemvereld en maatschappij heeft
veel van haar scherpte verloren, doordat de voorbereiding van
dit proefschrift mij met de practijk van den Handel in voort-
durende aanraking bracht.

Mijn gids daarbij ivaart Gij, Hooggeleerde Stak Busmann.
Daarom wil ik U in de eerste plaats mijn dank brengen.

Daarnaast een woord van erkentelijkheid tot U, Hoogleerarcn
der Juridische Faculteit, die aan mijn studie en juridische vorming
Utv zoozeer gezuaardeerde leiding hebt gegeven.

Steeds heb ik het als een bijzonder voorrecht beschouxvd mij
een oud-leerling van
U, Hooggeleerde Molengraaff, tc mogen
noemen. De steun, bij mijn zvcrk van U ondervonden, brengt
cen warme bevestiging van onvcrflauzvde belangstelling voor de
studenten Uzver oude Academiestad.

Ten slotte zverd mijn taak in niet geringe mate vergemakkelijkt
door de zvelwillendheid, waarmede Gij, die staat in het volle
zakenleven, mij Uzv belangstelling en medezverking gaaft. Daar-
voor zij U hier mijn dank gebracht.

-ocr page 12-

a;-:,.

■ N

. ^ ■\'\'y. :5V . ■ ; «

Ui

-ii V

i . -,

• H- «

-, :> . ... . ■\';."•■. - , , .

I

4

-ocr page 13-

INHOUD.

ALGEMEEN DEEL.

Blz.

HOOFDSTUK I.

Algemeene Beschouwingen........ i

Overzeesche Handel (i); verschillende criteria (2-5);
definitie (6). Ontwikkeling v. d. hcdendaagschen Overzee-
Koop (6-11).

HOOFDSTUK II.

InTERNATIONALITEIT van het onderwerp .... 12
Internationaal karakter (12). Intern. Law Ass. Budapest
Conference (13,14). Vereenigingen van handelaren; standaard-
contracten (15-17). New-York Conference (17, 18). Welk
recht toepasselijk (18). Rechter en Arbiter (19, 20).

HOOFDSTUK III.

Gevolgde methode van behandeling.....21

Beschouwing cn ontleding der Koopcontracten (21-24).
Tweeërlei uitgangspunt (24, 25).

HOOFDSTUK IV.

Indeeling der Contracten........26

Onderdeden der contractueele verhouding (26-29). Levering
als criterium voor indeeling (30-34).

BIJZONDER DEEL.

HOOFDSTUK V.

Het F. o. b. contract..........35

De clausule (35). Motieven bij het afsluiten van cen
F. o. b. contract (36-39). Gevolgen opnemen der clausule
(39,40). Kostenbeding of leveringsbeding (40). Kostenbeding
(41, 42). Leveringsbeding (42-45)* Dc Levering (45-62);
uitgangspunt (45); de Binnenlandsche Condities (48); de
tegenstelling in boord en langs boord (50); verklaring der

-ocr page 14-

Blz.

tegenstelling (58); conclusie (61). De Risico (62-77); risico-
overgang en eigendomsovergang
(63); nsico-overgang en
specificatie
(64-67); de risico-regeling (67-77). Contrôle
(78-85); verlies van het reclamerecht (78-80); nauw verband
van contrôle en levering
(80, 81); later onderzoek en latere
reclame toegelaten
(81-85). Vervoer (85-88); zorg voor
vervoer
(85); verplichting tot ontvangst (86) ; gereedhouden
van schip
(87); conclusie (88).

HOOFDSTUK VI.

Het C. i. f. contract..........

Motieven bij het afsluiten van een C. i. f. contract (89-91).
De clausule
(91, 9^)- De Levering (93-117); van Houten
over levering; levering door documenten? (94-101); eigen-
domsovergang door wil van partijen; levering bij afscheep
(loi-iio); conclusie (no, in); aard van het cognossement,
bestemming (i i i-i 13); retentierecht op documenten ; payment
against documents
(114); legitimatietheorie van Molengraaff
(114-116);
rechten van derden (116, 117). Risico (ii7-i30-,
risico en eigendom
(117); "sico en specificatie (118-126);
risicobeginsel (126-131). Contrôle en Reclame (131-143);
contrôle en onderzoek (131, 132); verHes reclamerecht
(133-136); latere reclame
(136-138); indirecte bewijsvoering
(138, 139). Lastgevingsverhouding in het C. i. f. contract
(144-147). De Verzekering (147-155); ^\'j-\'

solvabiliteit; 3. eigen verzekering; 4. verzekerde som; 5.
diefstalverzekering;
6. oorlogsrisico; 7. verandering in risico.
Vervoer
(155-166); zorg voor vervoer (155-163); deklading
(157); overlading (160); doorcognossement (162); betalen
van de vracht (163). Het C. F. contract (166).

hoofdstuk vil

Afwijkingen van het zuivere contractstvpe . . 167
Inleiding (167-169). Variaties C. i. f. contract O69.191):
Betaling naar uitgeleverd gewicht (169-175); 2. Betaling na
aankomst van het schip (175-178); 3- C. 1. f- contract met
aandiening (178-185); 4. C. i. f. contract met annuleenngs-
clausule (185-191). Variaties van het K o. b contract
(1qi-197): i. F. o. b. contract met loco-condities (191-193)-
2. F. o. b. contract met „c. i. f." condities (193-197). Slot-
woord (197).

-ocr page 15-

VERKLARING DER AFKORTINGEN.

Ned. Jur. = Nederlandsche Jurisprudentie.

M. V. H. = Magazijn voor Handelsrecht.

A.R. = Arbitrale Rechtspraak.

W. = Weekblad van het Recht.

R. I. M. = Revue Internationale du Droit Maritime.

Cass. = Cour de Cassation.

Ree. = Recueil.

Jur. = Jurisprudence.

K.B. = Kings Bench.

Q. B. = Queens Bench.

L.J.K.B. = Law Journal Kings Bench.

L. R. = Law Reports.

L. T. = Law Times.

T. L. R. = Times Law Reports,

App. Cas. = Appeal Cases.

Com. Cas, = Commercial Cases.

R. = Reichsgericht.

Hans. = Hanseatisches Gericht.

-ocr page 16-

■■\'li

«

)r

1

■» -t,;.\': ï\'. - .Hute\'i-

■ r J ■ ■ . ./I .-ut: ,

\' : i ; ■ ■

. .. * ■

màm. \'

-ocr page 17-

Algemeen Deel.

HOOFDSTUK L
Algemeene Beschouwingen.

Het schrijven van een monografie over „het koop-
contract" zal wel door niemand meer ondernomen
worden; alle handboeken over privaatrecht behandelen
dit onderwerp met meer of minder uitvoerigheid.

Uit den titel van dit proefschrift blijkt, dat schrijver
zich niet heeft willen begeven in beschouwingen over
het koopcontract in het algemeen, maar zich heeft
willen bepalen tot een meer speciaal onderwerp en
het koopcontract alleen in zooverre heeft willen
behandelen of beschrijven, als het betrekking heeft
op den overzeeschen handel. Dat het speciale werd
gezocht in deze richting, vindt zijn oorzaak hierin,
dat juist däär een ruim en interessant arbeidsveld is
gelegen voor een studie van het koopcontract, zooals
zich dit in den ontwikkelingsgang van een inter-
nationaal gebruik heeft gevormd. Ziedaar de grenzen
van het terrein, waarop dit geschrift zich heeft te
bewegen. Teneinde deze grenzen met meerdere juist-
heid tc bepalen, is het noodig te weten, wat onder
overzeeschen handel moet worden verstaan.

-ocr page 18-

Wanneer kan men zeggen, dat een koopcontract
betrekking heeft op den overzeeschen handel? Welke
kenmerken zijn daarvoor beslissend?

Criterium in de goederen.

Is het voldoende, dat de koop betrekking heeft op
zoogenaamde overzeesche artikelen? D.i. goederen
welke tusschen het land van productie en dat van
consumptie aan vervoer over zee zijn onderworpen?
De onjuistheid van dit criterium springt terstond in
het oog. Eenerzijds zou men hieraan een veel te
ruime definitie hebben; voor \'t overige zou zij tot
verwarring leiden, omdat onmogelijk een willekeurig
artikel, eenmaal over zee aangevoerd, alle desbetref-
fende transacties tot overzeeschen handel kanstempe-
len en bovendien dit artikel zelf aan voortdurende
verandering van karakter onderhevig is.

Met een voorbeeld is dit reeds voldoende aange-
toond: Zoo zal niemand alle koop en verkoop van
koffie — hoezeer ook een overzeesch artikel — willen
stempelen tot overzeeschen handel.

Criteriian in de zeereis.

Is overzeesche handel dan die handel, waarbij de
goederen — ongeacht hun aard - voor het bereiken
van hun bestemmingsplaats een zeereis moeten af-
leggen? Zoodat b.v. een Kooper van goederen, welke
te
Amsterdam liggen opgeslagen, geen overzeeschen
handel zou drijven; daarentegen diezelfde Kooper,
wanneer goederen zijn gekocht, welke zijn Verkoóper
uit
h.v. Amerika moet aanvoeren, wel?

Op deze wijze zou het karakter worden bepaald

-ocr page 19-

naar een toevallige omstandigheid, terwijl eenig in-
nerlijk verband niet aanwezig is. Immers is van eenige
samenhang van koop en overzeesch vervoer geen
sprake. Voor een Kooper kan de aard van zijn con»
tract niet worden bepaald door manipulaties, welke
geheel buiten zijn gezichtskring liggen. Ook op deze
wijze komen we er niet.

In de Fransche litteratuur vinden we by Ripert-
Thaller 1)
een omschrijving van Vente Maritime. Hij
redeneert aldus: Een Verkooper-inlader kan met den
Kooper nog onbekend zijn. Hij adresseert de goederen
aan zijn lasthebber, met wien een eventueele Kooper
dan contracteert. Dat is dan geen Vente Maritime,
zegt
Ripert. We kunnen zelfs zeggen, zoolang de
lasthebber nog niet handelend optreedt,
is er geen
Vente cn wanneer hij op het tapijt komt, kan het
maritieme gedeelte reeds zijn afgeloopen.

Overigens kunnen we tot zoover met Ripert meegaan.

Is er daarentegen verscheept ter levering van een
reeds gesloten overeenkomst, dan is er
wel Vente
Maritime: „La pratique appelle Vente Maritime la
vente ^ livrer de marchandises, destinées ü (itre
embarquées". 2)

Ripert voert voor zijn omschrijving geen andere
ondersteuning aan, \'dan dat hij zich op de practijk be-
roept: "la pratique appelle . . Indien maar bij een
koop zou blijken, dat dc goederen zijn bestemd om te
worden ingeladen, zou dan deze enkele omstandigheid

Droit Maritime. No, 1655 vlg.
t.a.p. No, 1655.

-ocr page 20-

voldoende zijn om den koop tot Vente Maritime te
stempelen? Al spoedig rijzen hiertegen bezwaren.

Stel A. koopt koffie van B., te Amsterdam, te leveren
te A\'dam op 15 Maart 1920. Hoe nu B. op tijd die
koffie te A\'dam krijgt, laat A. koud. Misschien is ze

er al, misschien is ze onderweg, of misschien ook moet
B. ze nog uit Indië afschepen. Dit alles gaat buiten
A. om, wien het öf onbekend 6f onverschillig is.

Volgen we nu Ripert\'s opvatting dan zou in het
eerste geval (de koffie is er al) van overzeeschen koop
geen sprake zijn,; in het tweede geval (de koffie is
onderweg) ook niet; in \'t derde (de koffie nog af te
schepen) daarentegen
wel. Indien een dergelijke koop
Vente Maritime zou genoemd worden, zou dit mari-
tieme karakter aan den koop worden gegeven eenzij-
dig door den Verkooper. Alleen deze is dan met het
zeevervoer, dat de goederen ondergaan, bekend. Zoo-
doende zou een omstandigheid, die voor de weder-
partij, den Kooper, het karakter heeft van een volkomen
toevallige gebeurtenis, waar hij onverschillig tegen over-
staat, of welke hem geheel onbekend is den aard van

het contract bepalen.

Ripert spreekt van: „marchandises destinées ji Être

embarquées."

We zouden deze woorden zoo kunnen interpreteeren,

dat in dat „destinées" zou zijn opgesloten: „destinées

par les deux parties", n. 1. dat de goederen door

beide partijen tot verscheping zijn bestemd. Zoodoende

wordt de bedoeling tot-of althans de wetenschap van

inlading geimpliceerd. Vermoedelijk echter gaan we

reeds te ver door aan Ripert\'s woorden deze beteekenis

te geven.

-ocr page 21-

Bovendien zou een tweede bezwaar tegen Ripert\'s
definitie blijven bestaan. Volgens de woorden van zijn
omschrijving zou het overzee-koopcontract goederen
moeten betreffen, die tot inlading zijn bestemd, dus
welke nog moeten worden ingeladen; Immers: „des-
tinées k être embarquées". Hier komt
Ripert tot een
begrenzing, welke \'ons te eng voorkomt. Uitgesloten
immers wordt koop van goederen, welke reeds zijn
ingeladen. Zij kunnen zich reeds aan boord van het
schip bevinden of ook zeilende zijn. Een dergelijken
koop niet te beschouwen als behoorende tot de
V".nie
Maritimc
zou een geheel ongemotiveerde uitsluiting zijn.

Tegen een omschrijving welke Gaubert i) geeft,
gelden vrijwel dezelfde bezwaren als tegen zijn leer-
meester
Ripert. Hij definieert: „Vente ia livrer de
marchandises voyageant sur mer" of letterlijk ver-
taald: „Koop van goederen, welke een zeereis maken",
(reizende op zee).

Behalve dat hij, evenals Ripert, alleen let op het
uiterlijk voorkomen van den koop, is
Gaubert boven-
dien onduidelijk. Zou „voyageant sur mer" alleen slaan
op goederen, welke z.g. zeilende zijn, of sluit hct ook
in die, welke een zeereis
zu//cn maken ? Wij zouden dan
ook hier dc aanvulling krijgen: „destinces voyager
sur mer"; we zagen reeds hoe weinig houvast dit geeft.

Uitgaande van de meening, dat het eenig mogelijke
criterium moet gevonden worden in het koopcontract-
zelf, in de handelingen-zelf van partijen, geraakten wij
tot deze voorwaarde, waaraan cen koopcontract moet
voldoen om tot een „overzeesch" te worden gestempeld:

O Les Ventes Maritimes. Thèse .\\ix. No. 4.

-ocr page 22-

Dat de positie van partijen te7t opzichte van het zee-
vervoer der goederen deel uitmaakt van het geheel van
rechtsbetrekkingen, uit het koopcontract voortvloeiend.

Hoe partijen staan tegenover de zeereis der goe-
deren moet dus in het contract zijn geregeld, of daar-
uit op te maken. Zoo ten aanzien van de levering;
de risico; de vracht; de assurantie annex met het zee-
vervoer. Hóé daarvan de regeling is doet niet ter
zake; maar is de verhouding zóó, dat de zeereis ge-
heel buiten het contract staat, dan kan van een
over-
zeesch
koopcontract niet worden gesproken.

De groote vooruitgang in het internationale verkeer
is niet van de allerlaatste jaren. Toch hebben veran-
deringen op allerlei gebied in korten tijd plaats ge-
vonden. Op den koop in den overzeeschen handel
zijn ze niet zonder invloed geweest.

Wat betreft het tot stand komen van de overeen-
komst hebben we slechts te denken aan telegraaf en
telefoon, waardoor een voortdurend en onmiddellijk
contact tusschen Kooper en Verkooper mogelijk is.

Wat betreft de uitvoering van den koop, behoeven
we slechts in herinnering te brengen de groote vlucht,
die het scheepvaartverkeer heeft genomen: stukgoe-
derenvervoer en de vaart met vaste lijnen; de tech-
nische hulpmiddelen, waarmede tegenwoordig de zee-
schepen zijn uitgerust voor inlading der te vervoeren
goederen; de moderniseering der groote havens met
de steeds verbeterde outillage, waardoor de inlading
belangrijk is vereenvoudigd.

-ocr page 23-

op het gebied der betaling van de koopsom — de
financiering der contracten — heeft de ontwikkeling
van het bankwezen een regelenden invloed uitgeoefend.
Veelal loopt de betaling ook over bankgaranties of
credieten, welke ten behoeve van verkoopers worden
geopend.

En tenslotte hebben zich groepen van handelaren
tot krachtige organisaties gevormd. In iederen tak
van handel heeft men aansluiting gezocht, zijn ver-
eenigingen opgericht.

Om eens een greep te doen uit de veelheid en ver-
scheidenheid op dit gebied, noemen we als voor-
beelden :

London Corn Trade Association.

Rubber Trade Association of London.

London Oil & Tallow Association.

Liverpool Cotton Association.

General Produce Brokers Association.

Verband der Deutschen Oelmuchlen.

Bremer Bawnwollen Börse.

Bond van Ned. Graan- en Zaad- Importeurs.

Comité van Graan handelaren.

Vereen, v. d Graan-, Meel- cn Zaad handel, A\'dam.

Vereen, v. d. Koffie handel.

Vereen, v. d. Copra handel.

Alg. Vereen, v. d. Bloembollen cultuur.

Naar volledigheid is niet gestreefd; het boven-
staande is alleen bedoeld als een herinnering aan wat
van algemeene bekendheid is. Vereenigingen als boven-
genoemde werken in het algemeen ter behartiging
van hun groepsbelangen. Als vrucht hunner organi-
satie zijn te noemen: uitgebreide Koop- cn Verkoop-

-ocr page 24-

condities en daarnaast Standaard-contracten op vaste
formulieren.

Hoe is nu de overzeesche koop geworden tot wat
hij tegenwoordig is en waaruit is hij ontstaan?

Wanneer wij een geruimen tijd teruggaan, was de
toestand zóó, dat öf een Kooper met eigen schip de
begeerde goederen uit het overzeesche land ging
halen, of de Verkooper ze vandaar aanvoerde. Veelal
was de Kapitein degeen, die moest in- of verkoopen,
optredend voor eigen rekening, als deelhebbende in
een inkoopende vennootschap, of als gemachtigde van
Koopers.

In een verder stadium had men in een overzeesch

land zijn vertegenwoordigers.

Meestal droeg de koop het karakter van een koop
met tijdsbepaling, d.w.z.: er werden verkocht goederen,
welke op een
bepaald tijdstip — min of meer ruim
genomen — zouden aankomen. Zwaar werden daar-
door de verplichtingen van den Verkooper. Bij te late
levering of bij geheel verlies, wanneer de koop genus-
zaken betrof, kon hij aansprakelijk zijn voor kosten
en schadevergoeding.

Langzamerhand kwam daarvoor in de plaats een
andere soort overeenkomsten: contracten met voor-
waarde van behouden aankomst. Had een of andere
gebeurtenis de aankomst verhinderd, dan had de
Kooper geen prijs te betalen, maar was aan den
anderen kant de Verkooper ook tot geen schadever-
goeding gehouden. Een gedeeld risico bracht dit mee,
beide partijen droegen in de gevolgen van de niet-
levering.

Al spoedig gaf een dergelijke wijze van koopen tot

-ocr page 25-

misbruiken aanleiding. Zij bood den Verkooper een
mooie kans om van bezwaarlijke contracten af te
komen. Wanneer er genus-zaken waren verscheept,
en meestal was dit het geval, dan waren er bij op-
loopende markt altijd veel partijen, die niet aankwamen.

Eenige verbetering is daarin gebracht doordat Ver-
koopers verplicht werden een bepaald schip aan te
wijzen, waarin de goederen waren ingeladen. Eenige
meerdere zekerheid gaf dit wel voor Koopers, die nu
een wapen hadden tegen knoeierijen.

De mogelijkheid om vrijwel alle belangen te ver-
zekeren heeft in belangrijke mate meegewerkt tot
vereenvoudiging.

Het voornaamste te verzekeren belang is de zee-
risico der goederen. Nu zijn er twee mogelijkheden:
öf een Kooper sluit die assurantie zelf, öf zijn
Verkooper zorgt daarvoor en dan betaalt de Kooper
een hoogeren prijs, n.1. zoodanig berekend, dat deze
omvat den oorspronkelijken goederenprijs plus de assu-
rantiepremie. De risico\'s, welke tegenwoordig gewicht
in de schaal leggen, zijn niet zoozeer het gevaar van
tenietgaan van of schade aan goederen, gedurende
het vervoer, maar meer en vooral risico\'s van prijs-
schommelingen : daling of rijzing van de markt.

De gemakkelijkheid der communicatiemiddelen stelt
thans Koopers in staat zich in het overzeesche land
te laten vertegenwoordigen voor het bezorgen van
de vracht, of wel om een doorloopend contact met
den Verkooper te onderhouden. Op de contrôle op
richtige levering is dit van veel invloed geweest.

De risico\'s, en in het algemeen alle verhoudingen
bij ccn koop, worden tegenwoordig zoo verdeeld als

-ocr page 26-

partijen in ieder bepaald geval wenschelijk vinden.
Het internationale verkeer laat thans iedere soort
van regeling toe. Weinig speciale vormen van koop-
contracten zouden thans om practische redenen onuit-
voerbaar zijn. Regelmaat en vastheid zijn langzamer-
hand ontstaan. Bepaalde soorten van contracten werden
door een constant gebruik zoo algemeen afgesloten,
dat zij werden tot een vast type van contract. We
denken slechts aan de z.g.n. F.o.b. en C.i.f. contracten;
het enkel noemen van deze drie letters is reeds vol-
doende om een bepaald soort van koop in herinnering
te brengen.

De regelmaat in het gebruik van contracten is ook
in niet geringe mate bevorderd door de reeds even
genoemde, steeds toenemende organisatie van hande-
laren. Daarin vonden Standaard-Contracten hun oor-
sprong. Zoo is uit vereeniging van belanghebbenden
ontstaan het bekende
Deutsch-Niederidndisch Kontrakt,
waarop al spoedig alle graanhandel met dc Oostzee
werd afgedaan. Daar is b. v. de
Incorporatcd OU Seed
Association,
welke een boek uitgeeft met 34 contracts-
modellen, elk voor een bepaald artikel of met bepaalde
bijzondere condities. Grootere vereenvoudiging en
meerdere zekerheid is hieraan te danken. Reeds een
enkele verwijzing kan nu voldoende zijn om een Kooper
of Verkooper te doen weten, hoe zal worden verkocht.

Gelüdelijkweg, maar steeds door is dit proces bezig
zich te voltrekken, waarvan betere orde in het han-
delsverkeer het resultaat is. Bracht de oorlog eenigen
stilstand of wederom wanorde, thans is weer overal
voortgang te bespeuren en dat wel op een breeden
internationalen grondslag, waaraan in steeds ruimer

-ocr page 27-

kring wordt deelgenomen. Ofschoon reeds veel is tot
stand gekomen en het bereikte bevredigend kan worden
genoemd, kan en moet nog veel meer gebeuren.
Zelfs een verstokt optimist zou hier van eenheid
van opvatting in het handelsverkeer niet kunnen
spreken. Ten duidelijkste is ons bij ons onderzoek
gebleken, hoezeer de meeningen verschillen aangaande
allerlei contractsquaesties. Een voorbeeld van meer
algemeene bekendheid geeft de Conferentie van Ameri-
kaansche Kooplieden, in December 1919 te New-York
gehouden, en de bij die gelegenheid gepubliceerde
„Opvattingen" aangaande de beteekenis van de F.o.b.
clausule. Belangrijk en in hoofdzaken wijken deze af
van de Europeesche opvattingen en b. v. ook van die
van Australische Koopers.

Een bestudeering van de vele en uiteenloopende
meeningen is derhalve geenszins overbodig. Wij kozen
die daarom tot doel van ons proefschrift, in de hoop
er eenigszins toe tc mogen bijdragen, dat op dit ge-
bied meerdere duidelijkheid van begrip ontsta en
daardoor de mogelijkheid om tot grootere eenheid te
geraken eenigszins worde bevorderd.

-ocr page 28-

HOOFDSTUK II.
Internationaliteit van het Onderwerp.

Het overzeesche koopcontract heeft een internationaal
karakter. Het vormt den schakel tusschen den handel
van verschillende landen en volgt in zijn werking de
goederen over het grondgebied van verschillende staten.
Gelijk wij boven hebben gezien, is het contractueel
geregelde zeevervoer der goederen kenmerkend voor
de overzeesche koopovereenkomst. De zeereis op zich-
zelf en dan de daarmee gepaard gaande bemoeiingen
brengen reeds internationale aanraking teweeg, zonder
dat nog partijen zelf van nationaliteit behoeven te
verschillen of in verschillende landen gevestigd te zijn.
Niettemin zal dit ongetwijfeld zeer dikwijls het geval
wezen en ook daardoor de internationaliteit van de
koopcontracten nog worden geaccentueerd.

Alreeds terstond dringt zich de vraag op: door welk
recht wordt deze materie behcerscht; cn vervolgens,
indien geschillen ontstaan, welke rechter is dan com-
petent?

Het zijn de vragen, die ook in het algemeen zich
voordoen in het internationale recht, in verband met
het aangaan van overeenkomsten. In het onderhavige
speciale onderdeel, den overzeeschen koop, behoeft
dan ook het antwoord in gecnen deele afwijkend te

-ocr page 29-

zijn van wat hierin de algemeene regelen beslissen

De internationale goederenkoop heeft de belang-
stelling genoten van bekende juristen en is voorge-
komen op de agenda van de
Intei-natio7ial Law Asso-
ciation,
in conferentie bijeen te Bjidapest {Sg^x.. 1908).
Een van de onderwerpen van bespreking was: „Sale
of Goods, internationally regarded".

Uiterst belangwekkend zijn de verhandelingen hier-
over van Prof.
Josephus Jitta en Prof. Neumann, i)
Geen van beiden komt tot de conclusie, dat codificatie
van internationaal handelsrecht mogelijk of wenschelijk
zou zijn. Een eerste bezwaar hiertegen zou al wezen,
dat in ruime kringen de meening heeft postgevat, dat
tusschen handels- en ander privaatrecht onderscheid
niet behoort te worden gemaakt en een afzonderlijke
handelscodificatie, zij het dan ook een internationale,
een stap terug zou zijn.

De slotsom, waartoe beiden komen, is, dat aan de
particuliere rechtsvorming steun behoort te worden
verleend; dat daarin eenheid moet worden gebracht
en men aldus tot een zuiver, helder geheel moet
geraken.
Neumann meent de oplossing tc kunnen vinden
analoog aan de bekende
York-Antwerp Rules; dat is
een formuleering van algemeene regelen, die in koop-
overeenkomsten zouden kunnen worden opgenomen,
zoodat door een enkele verwijzing daarnaar aan beide
partijen een duidelijk systeem van regels werd verschaft.
Ook
jitta aanvaardt dit als een oplossing, die in de
goede richting zou leiden. Evenwel acht hij de moge-
lijkheid bestaanbaar om te geraken tot een internati-

International Law Association, Budapest Conference 1908.
Pg.
145 en 157.

-ocr page 30-

onale Sale of Goods Act, Ook geeft hij het terrein
aan waarop een dergelijke regeling zich zou hebben
te bewegen\' en noemt in zijn krachtig betoog in het
bijzonder eenige punten, welke daarbij ter sprake
moeten komen; het zijn de vraag der risico; Koopers
verplichting tot ontvangst; speciale condities en garan-
ties ; het vaststellen van gebrekkige levering; middelen
ten dienste van Kooper of Verkooper bij gebrekkige
levering of uitvoering, l)

In beide verhandelingen wordt ook door de schrijvers
geconstateerd, dat op het terrein van den handelskoop
aan partijen een groote vrijheid is gelaten. Alle wet-
gevingen komen hierin overeen. De enkele bepalingen,
welke we daarin aantreffen, zijn alleen in zooverre van
belang, als zij in geval van onduidelijkheid naar voren
komen als de veronderstelde wil van partijen. De
regelen, waardoor de wereldhandel tegenwoordig wordt
beheerscht, zijn daarom bij uitstek gewoonterecht. Het
is gebaseerd op de goede trouw, die in het handels-
verkeer een zoo groote rol speelt. Handelsgebruiken
bestaan in iederen tak van bedrijf en deze hebben een
sterken rechtsvormenden invloed uitgeoefend. Wat
daaruit is ontwikkeld, is niet slechts ongeschreven
recht gebleven; de usanties hebben tot codificatie
geleid. Het resultaat daarvan zijn de tegenwoordige,
uitgebreide „conditiën" en standaard-contracten.

Van de contractsvrijheid maken partijen een voort-
durend en ruim gebruik. Zij regelen tot in de geringste
bijzonderheden hunne rechten en verplichtingen: voor

1) Men zje ook: D. Josephus Jitta. De Koopovereenkomst in
het Internationale Recht. Mededeelingen der Kon. Acad. van
Wetenschappen, Afd. Lett. Deel 54 Serie B.

-ocr page 31-

ieder mogelijk geval trachten zij een voorziening te
vinden. Zij sluiten hun contracten af op formulieren
van hun eigen firma of modellen, welke zijn vast-
gesteld door bepaalde groepen van handelaren.

Sinds 1908, het jaar van de Budapest-Conferentie,
is in dit opzicht veel tot stand gekomen. Als voorbeeld
diene de Graanhandel. Hierin zijn twee voorname
contracten-groepen te onderscheiden: de Londensche
van de Corn-Trade Association en de Deutsch-Nieder-
ländische. De eerste regelen den internationalen goe-
derenkoop in
allen graanhandel, de tweede meer speciaal
dien met de Oostzee- en andere Russische graan-
gebieden. De, door de Association uitgegeven, for-
mulier-contracten hebben ieder hun eigen nummer.
Bij het tot stand komen van den koop behoeft dus
slechts eenvoudig te worden getelegrafeerd: „Ben

Kooper van.............L. C. T. contract

No.....;" en terstond staat tusschen partijen vast

een geheel van regelen, scherp omschreven rechten
en verplichtingen, die hun positie tot in finesses
bepalen. Veelal ook is voldoende een verklaring, dat
cen koopcontract is afgesloten op b.v. Amsterdamsche-,
of Rotterdamsche conditiën. Een dergelijke verwijzing
komt dan overeen met de verwijzing, zooals Prof.
Nkumann dat zou wenschen, naar bepalingen omtrent
koop overeenkomstig de York-Antwerp Rules in
avarijgrosse-zakcn. Alleen met dit verschil, dat de
genoemde conditiën een meer speciaal karakter hebben
en niet voor zoo ruimen kring zijn vastgesteld.

Meerdere contracttypen ei^ meerdere condition zouden
geheel op dezelfde manier in dit verband kunnen ge-
noemd worden. Men denke aan de Oil-Secd contracten;

-ocr page 32-

aan de conditiën van de Vereen, voor den Bloembol-
lenhandel; aan de Vereen, v. d. Zuidvruchtenhandel enz.

De nakoming van de overeenkomsten wordt ver-
zekerd door opneming in de contracten van de arbi-
trage-clausule, waarbij partijen zich aan de uitspraak
van Scheidslieden onderwerpen. Zij doen hierdoor een
keuze, welk recht zij op hun rechtsbetrekking willen

zien toegepast; zij refereeren zich daaraan. Eigenaardig

bovendien is het om te zien. hoe de handel de nako-
mina- van zijn contracten en daardoor van de onaan-
tastLarheid van de gesloten overeenkomsten weet te

sanctioneeren. Een voorbeeld daarvan levert de graan-
handel met de gebieden van de Russische Zwarte-Zee.
Er
was daarvoor een „zwarte lijst" aangelegd, waarop
aanteekening werd gehouden van de namen van hen,
die in hun verplichtingen nalatig waren gebleven of
om andere redenen als
voor reeelen handel onbetrouw-
baar moesten worden beschouwd. Zij werden door
plaatsing op dic lijst van arbitrage uitgesloten; ieder
kon nu vermijden zaken met hen te doen. Naar blijkt
uit een Jaarverslag van den Bond van Ncderlandsche
Graan- en Zaad-Importeurs 1) heeft dit systeem zeer

ten goede gewerkt.

Uit een en ander moge blijken, dat men in den
handel op eigen wijze in de behoefte aan recht weet
te voorzien. Hierdoor is in alle groote takken van
wereldhandel rechtszekerheid ontstaan; stellig moet in
deze richting de
verdere ontwikkeling worden gezocht.

Meerdere organisatie op ieder gebied, zal steeds
crrootere eenheid scheppen. Elke groep van handel

1) Zevende Jaarverslag blz. 45, vlg.

-ocr page 33-

heeft echter behoefte aan een speciaal soort van rege-
ling, welke rekening houdt met eigenaardigheden,
die met het voorwerp van den handel in verband staan.
Algeheele uniformiteit is daarom uitgesloten en even-
zeer een alles omvattende, in bijzonderheden tredende
codificatie.

Wanneer een vereeniging voor internationaal recht
aan dit onderwerp belangstelling wil geven, lijkt mij
de eenige taak en werkwijze, voor haar weggelegd,
het verleenen van steun bij de zich voltrekkende or-
ganisatie. Aan het particulier initiatief kan worden
tegemoetgekomen; zeker is, dat alom de Handel bezig
is, zich vastheid in het internationale verkeer te ver-
schaffen.

Herinnerd mag worden in dit verband aan de New-
York-ConferenceI),
reeds boven genoemd, gehouden
tusschen Amerikaansche Exporteurs en Fabrikanten.
De besprekingen liepen over de bij de koopcontracten
gebruikelijke bedingen. Een belangrijk resultaat is daar
bereikt, n.1. een duidelijk omschreven vaststelling, een
„codificatie" dus van de genoemde bedingen. Publicatie
volgde daarop en zoodoende is aan een ieder bekend,
waaraan hij zich in dien handel heeft te houden.

Wanneer nu deze Amerikanen in relatie komen met
b.v. Europeesche koopers, zullen deze zich naar ge-
noemde conditiün hebben te gedragen. Mogelijk zal
dit voor hen bezwaren opleveren en zouden zij aan-
gaande sommige punten van een andere opvatting
kunnen zijn. Het gaat hier evenwel om aanvaarden
of verwerpen; de bepalingen staan onaantastbaar vast

Export News, Jan. 1920.

-ocr page 34-

en zaken doen zal slechts op die7t grondslag mogelijk
zijn. Alleen indien de positie van Koopers een buiten-
gewoon sterke zou zijn, zouden zij hunnen invloed
kunnen aanwenden om mogelijke wijziging ten hunnen
gunste te verkrijgen. B.v. door bij een eventueele
bespreking en herziening zich medezeggenschap te
verzekeren. Hierdoor zou dan de kring van belangen,
welke op deze wijze in het internationale verkeer bij
een „codificatie" worden betrokken, zijn uitgebreid.

Zeer zeker geeft dit alles ons de overtuiging, dat
in het vrije handelsverkeer dergelijke verbeteringen
moeten tot stand komen. Waar de handel zelf aan een
vasten ondersfrond zoozeer behoefte heeft, is
de han-
del-zelf
in de eerste plaats aangewezen om het leggen
van dien grondslag te voltrekken; het eigen belang
zal daartoe leiden.

Het antwoord op de vraag: welk recht is op een
bepaald geval van toepassing.^ zal daarom moeten
luiden:

Het recht, dat partijen zelf hebben gemaakt, of
waarnaar zij bij hun overeenkomst hebben verwezen.
Het zijn dan, de speciale punten betreffende, „codifi-
caties", althans samenstellen van regels, welke den-
geen die in een geschil heeft te beslissen, tot uitgangs-
punt zullen dienen.

Iedere rechter, die een geschil heeft te beslissen,
zal voor zijn uitspraak tot grondslag moeten nemen,
den wil van partijen, aangevuld (als vooronderstelden
wil) door wat tusschen hen gebruikelijk zou zijn te
bedingen: usantiün dus, in vele gevallen vastgelegd
in conditiën. Een en ander steeds in verband met

-ocr page 35-

groede trouw, billijkheid en algemeene rechtsbeginselen.

Wie zal die rechter zijn.?

In vele, misschien wel de meeste, gevallen zullen
geschillen worden berecht door
Arbitrage. In menig
contract worden arbitrage-bepalingen tot onderdeel
van de regeling gemaakt. De zaak wordt dan in één
of twee instanties berecht door een Arbitrage-commissie.
De handel heeft zeifin een behoefte voorzien en meende
zich zoo van snelle en deskundige rechtspraak te ver-
zekeren. Men beoogde hiermede twistgedingen te
ontgaan over toepasselijkheid van nationaal recht en
competentie van een bepaalden rechter. Arbiters heb-
hun beslissingen te geven naar de zooeven genoemde
beginselen, zooals dan ook uitdrukkelijk in de arbi-
tragebepalingen pleegt te worden vermeld: „als goede
mannen naar billijkheid". Hieraan zijn zij in het alge-
meen gebonden. Verder hebben zij, wat de procedure
betreft rekening te houden met Arbitrage-bepalingen
van de groep van handelaren, waarin zij als Arbiter
optreden.

Maar ook indien in mogelijke gevallen een over-
heidsrechter van bepaalde nationaliteit tot een oordeel
zou zijn geroepen, zou hij toch op gelijke wijze zijn
oordeel hebben te vormen. Indien hem uit dc over-
eenkomst niet duidelijk blijkt, of partijen ccn keus
hebben gedaan, of zich stellig hebben verklaard, welk
recht zij op hun overeenkomst wilden zien toegepast,
past hij diit recht toe, dat gebaseerd is op de usantiün,
in hunnen handel gebruikelijk: dit is van geen natio-
naliteit afhankelijk.

Het komt wel voor, dat partijen zich aan het natio-
nale rccht van een bepaald land referecren. We

-ocr page 36-

vinden dan de clausule: „Any disputes to be settled
according to the Law of England, whatever domicile,
residence or place of business of the parties to this
contract may be or become".

Een dergelijke bepaling lijkt erg strikt; maar zoodra
men een geschil omtrent verplichtingen, uit een han-
delskoop
voortvloeiende, nader beschouwt, is het
eerste en voornaamste in het nationale recht waarmede
men in aanraking komt, de bepaling, die de vrijheid
van overeenkomst sanctioneert. Het nationale recht
heeft geen verderen invloed dan een subsidiaire toe-
passelijkheid.

Als slotsom van bovenstaande beschouwingen is dus
voor ons komen vast te staan, dat de vraag, welk
nationaal recht op koopcontracten in den Over-
zeeschen Handel toepasselijk is, van steeds minder
gewicht is geworden. En dat juist wegens de inter-
nationaliteit van het grootverkeer en van de omstan-
digheid, dat meer en meer" door contractanten op
duidelijke wijze in hun behoefte aan rechtszekerheid
wordt voorzien.

In plaats van eenige speciale nationale wet treedt
allengs een internationaal handelsgebruik, dat op steeds
uitgebreider en intenser wijze wordt gecodificeerd.
Aangezien contractanten zich in den regel daaraan
refereeren, vindt dit recht een
primaire toepasselijkheid.
Wel verschillen onvermijdelijk dergelijke regelingen
naar de soort van den handel, maar het voordeel, dat
op deze wijze vastheid en zekerheid is verkregen,
wordt daardoor geenszins verzwakt.

-ocr page 37-

HOOFDSTUK III.
Gevolgde methode van behandeling.

Bij het schrijven van dit proefschrift heeft op den
voorgrond gestaan: dc studie van verhoudingen in
den overzeeschen handel, zooals die kenbaar zijn uit
de praktijk. Dit zal niet beter kunnen geschieden
dan door beschouwing en ontleding van de gebruike-
lijke koopcontracten. Deze vormen het hoofdbestand-
deel van het uitgebreide materiaal. We zagen reeds
hoe
daarnaast algemeene verkoopsvoorwaarden of
„conditiün" een belangrijke aanvulling der contracten
geven, jurisprudentie uit binnen- en buitenland leverde
verscheidene uitspraken, welke voor ons doel van ge-
wicht zijn.

Van speciaal belang bij ons onderzoek evenwel zijn
de
Arbitrale Vonnissen. Sedert de laatste jaren is de
arbitrale rechtspraak tot grootere ontwikkeling geko-
men cn in steeds ruimer kring heeft men zich van de
belangrijkheid daarvan laten overtuigen. Deze vonnis-
sen doen over vele contractsquaesties opvattingen
zien, welke uit de praktijk van den handel zelf voort-
komen. Op uiterst welwillende wijze stelde men mij
in de gelegenheid van deze moderne jurisprudentie —
slechts zeer beperkt uitgegeven — uitgebreide studies
te maken. Waar vraagpunten openbleven, trachtte ik

-ocr page 38-

door persoonlijke voorlichting van ervaren handels-
practici tot een oplossing te komen en ondervond
ook hier de grootst mogelijke tegemoetkoming en
hulpvaardigheid.

Ieder contract houdt bepalingen in, welke beslissend
zijn voor: levering; eigendomsovergang; risico; be-
taling, al is het niet altijd gemakkelijk de beteekenis
der desbetreffende bepalingen terstond te doorgronden.
Dit zijn de bestanddeelen, welke \'t meest den jurist

interesseeren.

Ook zijn ze voor den handelsman belangwekkend,
maar als regel niet. Zoolang alles normaal verloopt
en geen moeilijkheden rijzen, houdt hij zich voorna-
melijk bezig met qualiteit en prijs. Dat ligt ook voor
de hand. Bij een normalen gang van zaken geschiedt
alles regelmatig, op tijd en bijna onopgemerkt; het
eenige, waar het dan op aan komt, is: de koopwaar te
ontvangen en op het juiste moment; anderzijds, het
verkochte betaald te^ krijgen. Ook van risico bespeurt
men weinig; moge er al eenig ongeval plaats vinden,
dan liggen assurantiepenningen gereed, als voor alles
naar behooren is gezorgd, Wü nu de uitbetaling
daarvan krijgt voor de geleden schade, is tamelijk
onverschillig. Is b.v. de koopprijs betaald, en moet de
assuradeur worden aangesproken, dan doet de
Kooper
dit; - zeer eenvoudig gaat het wanneer de betalmg
tegen documenten heeft plaats gevonden: daaronder
is dan ook de polis. Is nog niet betaald, dan kan de
Verkooper, met de polis optreden en ontslaat uitkee-
ring van den verzekeraar aan Verkooper den Kooper
van betaling.

-ocr page 39-

De quaestie van risico is bijna teruggebracht tot de
vraag, wie voor verzekering heeft te zorgen en de
premie te betalen. Geheel anders wordt dit alles,
wanneer er een kink in den kabel komt. Plotseling
krijgt alles dan een ander aanzien en worden vele
bepalingen, die tot dusver sluimerden, van ingrijpend
belang. Veel l^omt naar voren, waaraan niemand had
gedacht. Maar al te dikwijls blijkt dan de gebrekkig-
heid of onvolledigheid van een contract. En nu is het
waar, dat men niet naar haken en oogen moet gaan
zoeken, op gevaar van in spitsvondigheden te vervallen;
en zeker is het waar, dat alle handel een grondslag
van
bona fides moet hebben. Maar wanneer men zich
geheel op goede trouw kon verlaten, was het totaal
overbodig nog een contract, een schriftelijk bewijsstuk
op te maken en daarin allerlei voorzieningen te treffen.
DaarenCfegen is juist het doel van zulk een contract
een, door beide partijen bevestigd, bewijs te ver-
krijgen, teneinde er onder onzekere omstandigheden
een redelijk en nuttig gebruik van te maken.

Het is dus van het grootste gewicht, dat in deze
aangelegenheden dc meest mogelijke duidelijkheid
heerscht en alle twijfel uitgesloten wordt. Daarom is
het geenszins overbodig om aan dc hand van de
materie, zooals de praktijk die verschaft, te geraken
tot een begrip van de gesteldheid der partij-verhou-
dingen in de gebruikelijke overeenkomsten.

Hoe in dc verschillende contracten onderwerpen als
de bovengenoemde zijn geregeld, is van beslissenden
invloed voor het karakter van een bepaald specimen
van contract. Het komt b.v. voor, dat een contract,
hetwelk C. i.f. contract wordt genoemd, van een zoo-

-ocr page 40-

danige samenstelling is, dat van het eigenlijke C. i. f.
beginsel weinig overblijft. Ook worden b.v. F.o.b. con-
tracten door allerlei bepalingen zoodanig aangevuld
en geamendeerd, dat de naam nauwelijks meer bruik-
baar is. Natuurlijk bestaan er overgangsvormen en
daartegen is ook geen enkel juridisch bezwaar; alleen
is het noodzakelijk, dat dergelijke nuances goed worden
onderscheiden en tot geen verwarring aanleiding
geven.

En nu is daar plaats voor tweeërlei methode:
Vooreerst kan men aldus redeneeren (b.v. bij de
z.g. C.i.f. clausule): het contract in quaestie draagt tot
opschrift: „C.i.f. Contract" of „C.i.f. Terms" en wordt
blijkbaar door contracteerende partijen als een C.i.f.
contract aangemerkt. De jurist heeft zich daarbij neer
te leggen; ook indien hij op andere wijze tot een
andere meening aangaande de beteekenis van »1 C.i.f."
zou zijn gekomen. Want zoo men als uitgangspunt
de praktijk van den handel neemt en deze in een bepaald
geval op een bepaald contract het „C i.f. etiket" hecht,
zou dit voor den beschouwenden jurist beslissend
zijn.

Daartegenover is ook een andere gedachtengang
mogelijk, die van iets minder contempleerenden aard is:

Men komt dan na uitgebreide beschouwing tot een
doorsnee-C.i f.-opvatting: iets, wat men op grond van
gehouden onderzoek als norm mag aannemen. Daar-
naast zijn dan natuuriijk modificaties mogelijk, die naar
den eenen of anderen kant een verschuiving teweeg
brengen en grensgevallen vormen.

Maar is men aan het einde van een dergelijk onder-
zoek niet gerechtigd om in bepaalde gevallen aan een

-ocr page 41-

overeenkomst het C.i.f. karakter te ontzeggen en zich
niet blindelings te laten leiden door een bedrieglijk
opschrift? Zeer zeker moet hierop naar onze meening,
een bevestigend antwoord worden gegeven. Gelijk we
later zullen zien, is door rechtsprekende colleges
meermalen dienovereenkomstig beslist.

-ocr page 42-

hoofdstuk iv.
Indeeling der contracten.

Wanneer we voor ons zien de groote verscheiden-
heid van
koopcontracten, de belangrijke verschilpunten,
waar het hoofdzaken geldt en de talrijke nuanceeringcn
van allerlei met het koopcontract in verband staande
onderwerpen, wordt terstond duidelijk, dat onderscheiden
hier noodzakelijk is. Zonder op een nadere beschouwing
van de verschillende soorten van contracten vooruit
te loopen, is het toch wenschelijk te dezer plaatse die
verscheidenheid van contractenmateriaal naar voren te
brengen en is het noodig een indeeling voorloopig
te construeeren.

Een\' contract is het resultaat van het meten van
wederzijdsche krachten. Naarmate een partij sterker
staat zal zij zich meerdere voordeden weten te bedingen.
Dergelijke voordeelen behoeven niet in afzonderlijke
bedingen geformuleerd te zijn; zij zijn terug tc vinden
in den aard van het contract zelf, in b.v. prijs of
leveringsvoorwaarden.

In normale omstandigheden zijn het de gewone
invloeden van vraag en aanbod, die ook de koop-
contracten beheerschen. Zoo zal een Verkooper, die
zijn positie sterk weet, dit tot uitdrukking kunnen
brengen in het afsluiten van een zoogen. „eerste-kosten-

-ocr page 43-

contract", met loco levering, waarbij Verkoopers risico
tot een minimum is beperkt.

Een andere maal weet hij levering „franco [aan]
boord" te bedingen, waarbij hij aan zijn verplichtingen
heeft voldaan, zoodra hij de goederen aan scheepsboord
zal hebben afgegeven. Mogelijk neemt hij bovendien
op zich de zorg voor vracht en/of assurantie en
komt aldus tot een C.i.f. of C.f. contract.

Moest hij in meerdere opzichten de wederpartij
tegemoetkomen, dan was het gevolg een contract met
levering „vrij van boord" of met „ceel-levering".

Door varieering van verschillende bedingen ontstaan
in de praktijk ook tusschenvormen. Zoodoende vormt
zich een reeks, waarbinnen de economische evenwichten
gelegen zijn.

De vraag is echter, hoe en waar de lijnen moeten
worden getrokken, die een splitsing in groepen te-
weegbrengen, welke zich door tegenovergestelde ken-
merken onderscheiden. Een eisch, welke aan een
dergelijke onderscheiding moet gesteld worden, is mede
dat zij het uitgangspunt kan zijn voor een bespreking,
zonder dat nog wordt vooruitgeloopen op grenzen, die
slechts aan het einde van een onderzoek en als resultaat
daarvan mogen worden geprojecteerd.

Bij ieder koopcontract is de levcnng als een hoofd-
element te beschouwen. Speciaal voor den jurist. Het
woord „levering" wordt evenwel op de meest uiteen-
loopende wijzen en in alleriei verband gebruikt. In
de eerste plaats in de beteekenis van „contracts-
vervulling". In dien gedachtengang heeft een Ver-
kooper, op wien de plicht tot „leveren" rust, geleverd,

-ocr page 44-

wanneer hij zijnerzijds aan alle verplichtingen heeft
voldaan. De Duitschers gebruiken hiervoor het woord:
„Erfüllung".

In de tweede plaats wordt in den handel dikwijls
gesproken van leveren in de beteekenis van „uit-
levering", d.w.z.: het feitelijk „aan"krijgen van de
gekochte goederen. Bij een overzeeschen koop kan
dit b.v. zijn het moment, dat het schip, waarin de
goederen verladen zijn, arriveert. Dat heeft met
„levering" in den eerstgenoemden zin weinig te maken
en behoeft daarmede zeker niet samen te vallen.

Ook spreekt men van Koop „op levering", waardoor
men een speciaal soort van koop aangeeft; evenals
met koop van een bepaald artikel met het beding:
„Augustus-levering", waarmede een bepaalde termijn-
koop wordt beoogd.

In den eerstgenoemden zin vinden we de beteekenis
van het begrip het zuiverst terug. Onder„Ieveren" is
dienovereenkomstig te verstaan „het vervullen door
den debiteur van zijn verbintenis." Heeft een Verkooper
goederen van de vereischte qualiteit en tot de overeen-
gekomen hoeveelheid op behooriijke wijze d^i^ir gebracht,
waar hij zc moest bezorgen, tevens voldoende aan
alles, waartoe hij zich verbonden had, — in \'t kort:
Jiceft gedaan, wat zijn contract van hein verlangde, dan
kan men aannemen, dat hij zijn levcringsplicht heeft

vervuld: heeft gêleverd.

De quaestie der levering is wel de meest cardinale
in een contract. Andere rechtsgevolgen groepceren

zich daarom heen.

Zoo allereerst de eigendom. Eigendom gaat over
door levering.

-ocr page 45-

Vervolgens de Hsico. Gelijk we later zullen zien bij
de bespreking der speciale contracten, behoeft tusschen
levering (eigendom) en risico niet noodzakelijkerwijze
een verband te bestaan. Dat neemt niet weg, dat
dit verband gewoonlijk wel aanwezig is en als regel
eigendoms- en risico-overgang feitelijk samengaan.

Dan is daar de controle, met het daaraan verbonden
rcclamerecht van den Kooper. Onverbrekelijk zit dit
aan de levering vast. Immers, wat is contrôle anders
dan een onderzoek of Verkooper naar behooren heeft
geleverd ?

Het tijdstip, waarop betaald moet worden, houdt even-
eens met de levering verband.

Het zeevervoer speelt bij den overzeeschen koop een
integreerende rol. Ten laste van wien komt dit?
r^e leveringsverhouding geeft daarop antwoord; de
levering kan vóór den aanvang van de reis zijn ge-
schied, ofwel zij kan eerst in het land van bestemming
plaats vinden, in welk geval de Verkooper de zorg
voor het zeevervoer onder zijne verplichtingen te
tellen heeft.

Reeds wordt eenigszins duidelijk de richting, waarin
wc onze onderscheiding hebben tc zoeken.

Speciaal bij den overzeeschen koop komt men cr als
vanzelf toe om twee voorname momenten in het oog
te houden in de periode, die door het koopcontract wordt
omspannen, n.1. de verscheping, de inlading van het
verkochte goed in het schip, waarmede het de reis naar
het land van bestemming zal aanvaarden en de lossing,
na aankomst aldaar. Dikwijls worden die plaatsen in de
contracten genoemd als „haven van afscheep" en
loshaven".

-ocr page 46-

Tweeërlei is nu mogelijk bij het overzeesche koop-
contract; öf, dat de levering geschiedt in haven van
afscheep, öf, dat zij wordt voltrokken in haven van
aankomst.

De levering, het gewichtigste \'element
eener koopovereenkomst, wordt hierdoor
genomen als criterium, waarnaar we de con-
tracten in twee hoofdgroepen indeelen.

Waar andere elementen, naar we boven zagen, met
de levering ten nauwste verband houden, volgen deze
de levering en blijven in hun werking daaraan verbonden.
Indien de plaats van levering is vastgesteld, zal deze
voor andere rechtsverhoudingen tevens beslissend zijn.

Naar de plaats, waar geleverd wordt, krijgen we
dus een indeeling in:

A. Contracten met levering in het land van afscheept

B. Co7ttracten met levering in het land van aankomst^

Wat wij onder elk van de letters A. en B. begrijpen,,
is niet één soort contract; het is een beginsel, dat
meerdere contracten met elkaar gemeen hebben. Dat
gemeenschappelijke maakt het mogelijk ze te samen,
hoezeer onderling overigens verschillend, onder te
brengen in twee categorieën, welke zich groepecren
om twee tegenovergestelde beginselen.

We \'kunnen zoo allereerst een bepaalde koopovereen-
komst construeeren, die in alle opzichten is onder te
brengen in onze groep A. en waarbij de contractueele
verhouding van partijen eindigt vóór dat de zeereis
een aanvang neemt.

-ocr page 47-

Een voorbeeld daarvan is het z.g. „eerste-kosten"
contract of een loco-koop met levering in het overzeesche
land. Nadat tusschen partijen de koop is gesloten, wordt
door Verkooper aan Kooper geleverd door de goederen
te doen overgaan van hand tot hand. In den handel
noemt men dit „over de schaal". Geldt het b.v. onbe-
paalde goederen, dan kan men zich die manipulatie
plastisch zoo voorstellen, dat degeen, die verkoopt in
zijn pakhuis aan de eene zijde van de schaal staat en
dan door zijn ondergeschikten de verkochte waar op de
weegschaal brengt; na weging wordt het verkochte
artikel door den Kooper, aan de andere zijde, aange-
nomen en in diens zakken geborgen voor een verder
vervoer naar zijn schuren of scheepsgelegenheid. De
specificatie, welke wordt aangenomen noodig te zijn
voor determineering van de goederen uit de soort,
vindt door de weging ten overstaan van beide partijen
plaats. Contrôle kan worden uitgeoefend op hetzelfde
oogenblik en reclames worden gemaakt of voorbehouden.
Risico gaat over, zoodra de goederen van onbepaalde
tot speciale zijn geworden. Alle belangrijke handelingen
treffen derhalve op één moment samen.

We zullen hier nu tegenover stellen een koop, welke
niet perfect is vóór de goederen ter bestemmingsplaats
zijn aangekomen en door den Verkooper-aldaar ge-
adresseerd aan een vertegenwoordiger in het land, waar
zij aan den Kooper moeten geleverd worden. Deze
regelt met dien vertegenwoordiger alles, wat met de
goederen, of in \'t algemeen ter uitvoering van het con-
tract, moet geschieden.

Dezelfde manipulaties, dezelfde rechten en verplich-
tingen worden thans uitgeoefend, als bij het eerst-

-ocr page 48-

genoemde contract; alleen met dit verschil, dat in het
eerste geval alles zich in het land van afscheep vol-
trekt, in het tweede in het land van aankomst.
Overigens kunnen beide „loco-koop" genoemd worden.

Deze beide vormen van overeenkomst zijn hier ter
sprake gebracht, niet omdat zij van zooveel belang
zijn voor de praktijk; ook voor den jurist zullen zij
om geen enkele reden interessant zijn. In ons verband
zullen ze dan ook uitsluitend dienen tot
uitgangspwit
van de bespreking der beide uiteenloopende groepen.

Gaan we terug in de geschiedenis van den Over-
zeeschen Koop, dan zijn de beide, hierevengenoemde
contracten, ook de grondvormen, waaruit de tegen-
woordige koop zich heeft ontwikkeld. In zooverre zijn

zij dus van belang.

Terwille van volledigheid en uit een historisch oog-
punt zijn deze vormen van koop in onze besprekmg
op hun plaats. Eigenlijk gezegd behooren zij daann
niet thuis wegens den opzet van dit Proefschrift. Tot
titel immers is gekozen: „het koopcontract in den
overzeeschen handel" en volgens onze omschrijving,
waartoe wij in het begin zijn gekomen, is daardoor
ons onderwerp beperkt tot die contracten, waarin de
„positie van partijen t a.v. het zeevervoer der goederen
deel uitmaakt van de rechten cn verplichtingen, uit
het contract voortvloeiend. (Zie pag. 6). Bij den
zuiveren loco-koop nu valt
het zeevervoer der goederen
geheel buiten de spheer van het contract.

Wat betreft het eerste der bovengenoemde gevallen,
is de werking van de overeenkomst al voltooid vóór
het vervoer een aanvang neemt. Bij het tweede isde

-ocr page 49-

zeereis reeds volbracht, voordat de contractsbepalingen
vigeeren. En in beide gevallen staan resp. Verkooper
en Kooper onverschillig tegenover het feit, dat de
goederen een zeereis ondergaan. Deze vormen van
koop werden dan ook alleen beschreven om de
grenzen aan te geven, waarbinnen de steeds varieerende
reeks van overzeesche koopcontracten zich beweegt.

De uitgebreide materie der overzeesche koopcon-
tracten omvat de z.g.n. „F.o.b." contracten; de „C.f." en
„C.i.f." contracten; dan de „Vrij van boord" contracten
en die, welke een bepaalde haven met name als plaats
van levering aanduiden. Behalve deze contracten, in
den meest zuiveren vorm, bestaan er evenzeer over-
gangsvormen. Zoo komt het in de praktijk veelvuldig
voor, dat bv. een F.o.b. contract door opneming van
velerlei speciale
„neven"-bcdingen sprekend op een
C.i.f. contract gaat gelijken. Het opnemen van allerlei
bijzondere bedingen leidt ertoe, dat niet steeds van
een bepaald contracttype kan worden gesproken.

In dc cersie groep worden ingedeeld:
het F.o.b. contract cn de C.f. en C.i.f. contracten.
Op grond van beschouwingen, welke hieronder in
een „Bijzonder Deel", zijnde een speciale bespreking
dezer contracten, volgen, moge blijken, dat inderdaad
de gesteldheid der levering zóó is, dat zij hier terecht
onder de contracten met levering in het land van
afscheep zijn gerangschikt.

In dc tweede groep worden ingedeeld:
het Vrij van boord contract, en die, waarbij een
bepaalde plaats van levering in het land van bestem-
ming met name is aangewezen.

s

-ocr page 50-

Zoodat we het volgende schema krijgen:

A. Contracten met lev. in het land van ajscheep.

a. F.o.b, contract.

b. C.f.

C. C.i.f. n

B. Contracten met lev. in het land van aankomst.

a. V.v.b. contract.

b. lev. „te.....

-ocr page 51-

Bijzonder Deel.

HOOFDSTUK V.
Het F.o.b. Contract.

Het is in de eerste plaats het F.o.b. contract dat
wij zullen onderwerpen aan een speciale bespreking,
teneinde te komen tot een juist begrip der verhoudingen,
welke een dergelijk contract meebrengt.

Terstond stuiten we op een mysterieuse letter-
combinatie, waarvan de handel zoo gaarne gebruik
maakt om door een enkel woord een geheel van
rechten en verplichtingen te kunnen aanduiden.

De letters F.o.b. worden ingevoegd, waar het contract
den prijs der goederen noemt, b.v.:

„Prijs fl. . . . de . . . K.G. F.o.b. Soerabaja." of
ook in een speciale alinea .betreffende de levering:
„Levkring: De levering geschiedt vrij aan boord
(F.o.b.) van een der stoomschepen te Soerabaja."

Dc letters F.o.b. zijn een afkorting voor het
Engelsche „free on board", vrij aan boord. Het
drietal letters is geworden tot een handelsterm, welke
internationaal geldt; zoo is in het Fransch de over-
eenkomstige term: „franco (ä) bord". Het Duitsche
equivalent is „frei an Bord". Dc Engelsche term

-ocr page 52-

is echter de meest gangbare. Contracten, waarin een
dergelijke term is opgenomen, worden kortweg „F.o.b.
contracten" genoemd; eveneens wordt gesproken van

koopen op F.o.b. condities.

Wanneer het opnemen van de letters F.o.b. een
dergelijken invloed uitoefent op een koopcontract,
dat
het karakter er door wordt bepaald, waarvan het spraak-
gebruik getuigt, moet wel een belangrijke wijziging
zijn gebracht in wat
tusschen partijen rechtens zou zijn,
wanneer hun
overeenkomst het woord F.o.b. miste.

Motieven bij het afshnten van een F.o.b. contract.
Welk doel beoogt men met een F.o.b. contract?
Een Kooper wil goederen, welke hij uit een over-
zeesch land betrekt, van daar vervoeren met eigen of
door hem besproken scheepsgelegenheid. Om ver-
schillende redenen geeft hij er de voorkeur aan zelf
voor de bevrachting en de verzekering te zorgen.
Mogelijk heeft hij met een scheepsmaatschappij een
overeenkomst afgesloten, welke hem rabat toekent
over een totaal van vrachtcontracten, met haar aan-
gegaan. Het zal dan in Koopers belang zijn zooveel
mogelijk te verschepen; zijn vrachtprijs zal naar even-
redigheid lager worden.

Wat betreft de assurantie is hij b.v. gewoon zijn
risico\'s in eigen verzekering te hebben of maakt hij
deel uit van combinatie van importeurs, welke ge-
zamenlijk en onderiing voor verzekering zorgen.
Mogelijk ook is Kooper van meening zelf beter in
het bezorgen van de assurantie te kunnen slagen.
Natuuriijk kan zijn houding ook worden bepaald door
het standpunt, dat zijn Verkoopers innemen; zoo b.v.,

-ocr page 53-

wanneer deze zich met vracht en assurantie niet
wenschen te bemoeien, maar „van de zaak af willen
zijn" op een plaats en tijdstip, dicht bij den oorsprong
der goederen gelegen. De vastgestelde contractprijs
zal dan daarmede verband hebben te houden.

Wanneer dus, om kort te zijn, de Kooper er de
voorkeur aan geeft in afscheephaven de koopwaar in
eigen scheepsgelegenheid te ontvangen, sluit hij een
F.o.b. contract af, waardoor hem in of langs boord
wordt afgegeven. Het eventueel voorafgaand land-
transport blijft dan geheel buiten den kring zijner
bemoeiingen; in afscheephaven neemt hij de geheele
zorg voor de gekochte waar over.

En nu de F.o.b.- verkooper. Reeds met een enkel
woord duidden we erop, dat deze er een belang in
kan zien om van iedere zorg voor de koopwaar
bevrijd tc zijn, wanneer hij deze in afscheephaven aan
boord van het gereedliggende schip heeft afgegeven.
Niet duidelijker kan dit belang des Verkoopers worden
geillustreerd, dan door wat onder den invloed van den
oorlog geschiedde. De buitengewone omstandigheden
beheerschten de motieven bij het aangaan van koop-
overeenkomsten. In verschillende takken van handel
was vóór den oorlog koopen op C.i.f. condities ge-
bruikelijk, b.v. bij veel Indische producten. Toen
echter de ooriogstocstand bleef voortduren, werkten
alleriei oorzaken samen om ertoe te leiden, dat men
van die gewoonte van C.i.f. koopen ging afwijken.

Zoo allereerst, dat de scheepvaart bijna geheel tot
stilstand was gekomen en althans de vaarten onge-
regeld waren geworden.

In de tweede plaats, was de vraag zoo gestegen,

-ocr page 54-

en daardoor Verkoopers positie zoozeer versterkt, dat
hij in staat was contracten af te sluiten, welke voor
hem voordeeliger waren dan de C.i.f. condities. Om
de eerstgenoemde reden (en dit dan ookalin verband
met de tweede, want Verkooper nam een dergelijke
houding aan omdat hij zich zulks kön veroorloven)
wenschte de Verkooper niet den last te hebben van
de zorg voor scheepsgelegenheid, wilde hij daarvan
de onzekerheden niet; als iemand zijn goed wilde
koopen, dan moest hij zelf maar weten, waar hij het
wilde laten; wel wilde hij, Verkooper, het in zijn schip
brengen, en, wanneer dit er niet was, ook wel voor
Koopers rekening in de havenplaats opslaan, maar de
kwade kansen van vervoergelegenheid wenschte hij
te ontloopen: in ieder geval wilde hij van de zaak af
zijn, door ze op een bepaald tijdstip of binnen be-
paalden termijn aan schip of pakhuis af te geven.

Een derde factor was de voortdurende schommeling
in vrachtprijzen, waardoor een C. i. f.-Verkooper in
groote moeilijkheden kwam. Immers, had hij aange-
nomen om voor een vastgestelde som als C. i. f.-prijs
te verkoopen en daarenboven voor de vracht te
zorgen, dan bracht een oploopende vrachtenmarkt hem
groot nadeel, omdat hij gebonden bleef aan zijn,
volgens een lager vrachtbedrag overeengekomen
C. i. f.-prijs.

En omdat de Kooper met dit alles moest genoegen
nemen — hij stond voor het alternatief „of zóó, of
niet" — kwamen de F. o. b. contracten voor dc C. i. f.
verkoopen in de plaats. Daar ook hier een zekere
/ gelj^delijkheid bestond, zijn allerlei overgangsvormen
ontstaan. Als zoodanig zijn te beschouwen de F.o.b. con-

-ocr page 55-

tracten met de bepaling, dat de Verkooper ten bate van
den Kooper voor bevrachting zal zorgen — zij het dan
onder allerlei voor den Verkooper gunstige bepalingen.

Wanneer in een koopcontract de F.o.b.-clausule wordt
opgenomen, is het duidelijk, dat dit niet voor niets
gebeurt, maar dat daardoor eenig verschil moet ont-
staan met hetgeen tusschen partijen rechtens zou zijn
wanneer zij een contract zouden hebben aangegaan,
waarin deze letters niet voorkwamen.

Als we zien, dat men, wanneer deze lettercombinatie
is neergeschreven, gaat spreken van een contract op
F.o.b.-terms of F.o.b.-contract, zoo
blijkt al daaruit, dat
door die letters aan cen contract een bijzpnder stempel
wordt gegeven, en een
afwijking of bijzondere regeling
van hoofdzaken of voorname deelen dcr rechtsverhou-
ding wordt beoogd.

Het Eerste-Kosten Contract moet ook hier tot uit-
gangspunt dienen; bij de inleiding werd het reeds
gememoreerd. De regeling van de verhouding dcr
partijen is daarbij uiterst eenvoudig. De Kooper haalt
zelf de goederen uit het overzeesche land en neemt
ze aldaar van den Verkooper in ontvangst.

1. Dc toemeting,-weging,-telling, : specificatie, ge-
schiedt in Verkoopers pakhuis.

2. De levering vindt plaats door overgang van
hand tot hand, over de schaal.

3. De contrôle aldaar cn cvenzoo het uitbrengen

van reclames.

4. Eigendomsovergang is een onmiddellijk gevolg

van dc levering.

-ocr page 56-

5. Risico: zoowel voor vervoer van pakhuis naar
boord als, a fortiori, alle risico daarna, is voor rekening
van Kooper.

Het eenvoudig karakter van een dergelijke regeling
komt dus hierin tot uiting, dat alle elementen van
den koop verband houden met één beslissend moment:
de overgave der goederen in het pakhuis van den
Verkooper.

Nemen we nu aan, dat in het bovenomschreven
contract, hetwelk we tot uitgangspunt namen, een
F.o.b.-clausule wordt opgenomen, dan stellen we de
vraag: welke veranderingen brengt dit teweeg ten
aanzien van de gewichtige elementen der overeenkomst?

Onder „gewichtige elementen" verstaan we:

levering; risico; contrôle; reclame; vervoer; assu-
rantie.

Achtereenvolgens zullen we deze onderwerpen aan
een speciale beschouwing.

Terstond komen we voor een principieele quaestie:
hoe ver strekken de gevolgen van het opnemen der
F.o.b. clausule in een koopcontract zich uit?

Door sommigen toch wordt de meening verdedigd,
dat het F. o. b. beding
uitsluitend tot ccn regeling van
de kosten is beperkt
en dat het op de algemeene begin-
selen geenerlei betrekking heeft. In \'t kort laat zich
de tegenstelling aldus formuleeren: gaat het hier om
een kostenbeding of
een leveringsbeding? Het is dus
goed, vooraf den strijd — vooral in jurisprudentie —
hierover aan een beschouwing te onderwerpen.

-ocr page 57-

Opvatting als Kostenbeding.

De opvatting-kostenbeding vindt in verschillende
rechterlijke uitspraken verdediging.

Zoo b. v. in een vonnis van de Rechtbank den
Haag: l)

Er was verkocht een vat honing F.o.b. Rotterdam.
De koopwaar werd getroffen door een ongeval, waaruit
schade ontstond, zoodat de risico-vraag naar voren
kwam. Nu legde de Rechtbank de vraag, wie risico
liep, vast aan de vraag, wie eigenaar was — een
redeneering, hoezeer overigens bestrijdbaar, welke we
in dit verband onbesproken zullen laten — en wilde
dus de oplossing geven voor: „Wien behoorde de
honing?". Volgens het oordeel van de Rechtbank was
daarop van geen invloed de omstandigheid, dat ver-
kocht was „F.o.b. Rotterdam", omdat „dit beding aan-
gaande de plaats van levering niets beslist, maar
slechts betrekking heeft op een tusschen partijen over-
eengekomen kostenregeling."

In gelijken zin Hof Arnhem: 2)
„dat aan beide bedingen (het Hof sprak zich ook
over het C.i.f. beding uit) met betrekking tot de levering
geen andere beteekenis mag worden gegeven, dan
dat de kosten, vallende op de bezorging aan boord,
wat het eerste betreft, en tot de plaats van bestemming,
wat \'t tweede betreft, komen ten laste van den ver-

24 Juni 190a. \\V. 7769. Ook:
Rb. Dordrecht 10 April 1907. W. 8575.
Rb. Groningen 3 Juli 1914. N. J. 1914. 1240.
Rb. Utrecht 14 Juni 1916. N. J. 1917- 364.
21 Juni 1905. W. 8281.

-ocr page 58-

kooper en derhalve betrekkelijk de plaats van levering
rechtens niets beslissen."

Enkele andere uitspraken zijn hiermede in over-
eenstemming. 1)

Het is niet onmogelijk, dat men bij de beschouwing
van deze quaestie zich te veel laten leiden door het
woord „franco" en de taalkundige beteekenis daarvan,
aldus aan het woord F.o.b. of „franco aan boord",
(„franco ä bord"), overeenkomstig het spraakgebruik
de kracht toekennende van „zonder kosten aan boord".

Wanneer men op deze wijze aan de F.o.b. clausule
iedere verdere strekking ontzegde dan het regelen der
kosten, moest de levering op andere wijze gecon-
strueerd worden. Dit werd dan gevonden op deze
wijze, dat bij genus-zaken ter woonplaatse van den
Kooper moet worden geleverd, geheel overeenkomstig
de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Meerdere
uitspraken hebben aangaande de levering aldus beslist:
„het beding F.o.b. is voor de levering irrelevant,
dus het contract brengt geen afwijking van den
B. W. regel."

Een daartegenoverstaande meening schijnt meer in
overeenstemming met de praktijk van den handel.

Opvatting als Leveringsbeding.

Zeer duidelijk wordt dit aangetoond door een Arrest
van het Hof A\'dam. 2), gewezen na een uitgebreid
deskundigen onderzoek.

1) Rb. A\'dam 6 Mrt. 1896. M. v. H. \'96 blz. 185.
Kantongcr. Leeuwarden
22 Sept. 1917- W. 10178.
Rb. R\'dam, 11 Jan. 1901. W. 7647.
14 Nov. X90. j ^
23 Oct. 1903 )

-ocr page 59-

De door het Hof gehoorde deskundigen (S. P. van
Eeghen, L. P. D. Op ten Noort
, en O. W. G. Briegleb)
hebben in hun rapport zich eenstemmig uitgesproken
tegen de kostenbeding-opvatting en verklaard, dat de
F.o.b. clausule wei degelijk van gewicht is voor de
constitueerende elementen van een koopcontract, zoo-
als dan in de eerste plaats voor de levering.

Het Hof sloot zich bij die conclusie aan:

„F.o.b. is volgens den handel: levering aan boord
van het schip, dat zal vervoeren. Verkooper is door
die levering gezuiverd. Is geen plaatsnaam genoemd,
dan wordt geleverd, waar de verkooper is gevestigd,
of bij gebreke van een haven aldaar, in een naburige
haven, en
nooit ter woonplaatse van den kooper."
Vooral de woorden „nooit ter woonplaatse van den
kooper", zijn belangrijk. Daaruit blijkt, dat het F.o.b.
beding volgens het Hof, iedere aansluiting bij de —
regelende — voorsdiriften van het B. W. mist. Het
hier vermelde standpunt is terug te vinden vooral in
uitspraken van lateren datum. Het zijn veelal oudere
uitspraken, welke het tegenovergestelde handhaven.
De rechtspraak geeft derhalve langzamerhand de kosten-
beding-opvatting als een verouderde prijs en beweegt
zich in de richting van hen, die het F.o.b. beding als
leveringsbeding beschouwen. Blijkens de hier geciteerde
en vele andere uitspraken in gewone cn arbitrale

ï) Rb. A\'dam 2 Mrt. 1906. W. 8416.

Hof Arnhem 8 Mei 1912. W. 9424 en 2 Jan. 1907 W. 8494.

Rb. Dordrecht. 12 April 1916. N. J. \'16. 752.

Rb. R\'dam 7 Dcc. 1916. VV. 10129.

Rb. A\'dam 7 Mrt. 1917. W. 10175.

Rb. A\'dam 24 Dcc. 1915. W. 9987 M. v. H. \'15 blz. 315.

Rb. A\'dam 20 Juni 1913. W. 9659.

Rb. A\'dam 11 Jan. 1901. W. 7647.

-ocr page 60-

rechtspraak, ontwikkelt zich de meening, dat een F.o.b.
beding tengevolge heeft, dat de plaats van levering
is bepaald, zoodat bij „F.o.b. Amsterdam" Amsterdam

de plaats van levering is.

De F.o.b. contracten zijn derhalve te rangschikken
onder die contracten, waarbij levering geschiedt in het

land van afscheep.

Dit is de kern van de leveringsbeding-beschouwing.
Een nadere bijzonderheid, de vraag, of nu wordt ge-
leverd door het brengen der goederen
aan of langs
boord,
dan wel in boord, kan voorloopig terzijde worden
gelaten en voor later gereserveerd; daarbij gaat het
er meer om
wâdr-in-alscheephaven wordt geleverd, terwijl
we ons hier voorloopig tevreden kunnen stellen met
de conclusie, dàt in afscheephaven wordt geleverd.

Voor deze conclusie vinden we steun bij Rii\'ERT-
Thaller: 1)

„La pratique maritime connait sous le nom de vente
franco-bord ou vente „fob" un contrat que l\'on range
quelquefois parmi les ventes maritimes. Dans cette
combinaison le vendeur vend à livrer au port d\'origine
de la marchandise et prend l\'obligation d\'amener la
marchandise franco devant le bord du navire qui doit la
conduire à destination. L\'acheteur prend donc livraison
de la marchandise avant l\'embarquement, conclut par
conséquence lui môme l\'affrètement, s\'assure s\'il le veut."
In overeenstemming hiermee
Gaubert: 2)

„La détermination de la nature de ce contrat est
très simple; c\'est une vente à livrer au port d\'origine
dans laquelle le vendeur a la seule obligation dc

1) t.a.p. 1658.

2) t. a. p. No. 389.

-ocr page 61-

conduire les marchandises à ses frais jusque devant
le navire qui doit les transporter à destination."

Hij citeert een uitspraak van de Cour de Cassation: 1)
„Une vente ferme et définitive, qui n\'est soumise à
aucune condition qui puisse en modifier les effets."

en gaat verder:

„Le point d\'exécution de ce contrat est ici comme
dans la vente caf le port d\'embarquement; c\'est à ce
lieu que s\'exécutent les obligations des parties, que
l\'acheteur prend livraison des marchandises."

Conclusie :

Het F.o.b. beding is in zijn werking niet beperkt
tot de regeling der kosten. Het heeft een wijdere
beteekenis en strekt zich uit tot de
levering goederen.

Ten aanzien van deze levering is thans eenige be-
grenzing in algemeenen zin verkregen. Het is duidelijk,
dat dit niet voldoende is en slechts een uitgangspunt
kan zijn voor een nauwkeuriger bepaling van de
levering bij het F.o.b. contract. Wat de voorafgaande
beschouwing als resultaat heeft opgeleverd is .slechts
een antwoord in ruimen zin op de vraag:
,,ivaar
wordt geleverd?" Er rest dus dit „waar" nader te
bepalen, waarbij dan tevens de vraag „hoe" naar

voren komt, n.1. door welke handeling, aan de goederen

voltrokken, wordt levering cn eigendomsovergang
tot stand gebracht?

Levering.

Ons uitgangspunt bij de bespreking is de vrijheid
van partijen om naar eigen inzicht den eigendoms-
overgang bij contract te bepalen. Indien en voor-

«) cass. 3 Mars 1873, H. 75, H. 178.

-ocr page 62-

zoover zij geen uitdrukkelijke bepalingen dienaan-
gaande opnemen, kan men veronderstellen, dat zij
zich overeenkomstig de, in hunnen handel gebruikelijke,
usantiën wenschen te gedragen. Uit waarneming van
de praktijk van koophandel moge blijken, wat bij een
F.o.b. contract als gebruikelijk kan gelden.

De feitelijke omstandigheden, zooals deze zich bij
een F.o.b.-koop voordoen, zijn:

Een overeenkomst is aangegaan, waarvan partijen
een koopbrief of koopbevestiging in handen hebben.
Daarin is de tijd van aflevering der goederen vast-
gesteld. Dienovereenkomstig heeft, met in achtnemen
van den overeengekomen termijn, de Kooper te be-
richten, welk schip hij voor het vervoer der goederen
heeft bestemd. Deze worden nu door den Verkooper
daarheen gedirigeerd en een cognossement wordt af-
gegeven ten name van den Kooper.

De bemoeiingen van den Kooper beginnen bij de
verscheping der goederen; die van den Verkooper
eindigen met het brengen aan boord. Voor scheeps-
gelegenheid heeft bij het F.o.b. contract de Verkooper
in geen geval te zorgen; of op hem rust de zorg voor
dc verlading m.a.w., of liij moet brengen
in boord,
dan wel
langs boord, is dubieus, maar in ieder geval
mag als vaststaand worden aangenomen, dat de Ver-
kooper aan zijn contractueele verplichtingen heeft
voldaan, door de koopwaar langs of in boord te
brengen. Als hij daarvoor heeft gezorgd, is hij van
alle zorg bevrijd, geldt zijn contract als vervuld en als
afgeloopen. De betaling wordt dan opcischbaar, ver-
schillend naarmate deze in het bijzonder is geregeld,
hetzij een crediet door Kooper ten behoeve van Ver-

-ocr page 63-

kooper is geopend, hetzij contant wordt betaald, of
tegen voorloopige factuur onder latere verrekening
van het percentage van uitgeleverd.

F.o.b. contracten met afwijkende regelingen mogen
ons niet op een dwaalspoor brengen. Vooral onder
invloed van oorlogsomstandigheden zijn allerlei vari-
aties ontstaan, aan den eenen kant het loco-contract
naderend, aan den anderen kant rakende aan den
C.i.f.-koop. Bij een bespreking daarvan, welke later
zal volgen, zal blijken, dat ook daar desondanks de-
zelfde beginselen zijn terug te vinden.

De juiste bepaling van de levering en den eigen-
domsovergang, het preciese moment, waarop deze
wordt voltrokken, zal dus moeten ^cvondcn wo d i
bij de inscheping der verkochte goederen. Welke
meening men
verder is toegedaan, en of men dit tijdstip
iets eerder of iets later neemt, algemeen wordt toch
een verband gelegd tusschen de levering en het schip,
dat tot vervoer is aangewezen.

„Wanneer kooplieden in hunnen handel cen koop-
overeenkomst sluiten met het beding „F. o. b. Amster-
dam," dan beteekent dit, zonder dat daaromtrent iets
naders behoeft te worden bepaald, in den handel, dat
dc Verkooper heeft te leveren aldaar, aan boord van
het schip, bestemd om de goederen te vervoeren
naar dc plaats van bestemming".

„Een levering aan dat boord doet de verantwoorde-
lijkheid van den verkooper. eindigen". Aldus dc
Amsterdamschc Rechtbank, i)

Het volgende is ontleend aan ccn bespreking van

\') 2 Maart 1906. W. 8416.

-ocr page 64-

F. o. b. Tabak-contract door Mr. van Houten.

Hij noemt „de koop eene zoodanige, waarbij de ver-
kooper aan alle op hem rustende verplichtingen heeft
voldaan, zoodra hij het verkochte goed vrij aan boord
heeft afgegeven." In casu was deze opvatting aangaande
den koop voldoende af te leiden uit de contracts-
bepalingen als:

1. berekening van den prijs naar ingenomen gewicht,

2. de termen: to be delivered , ... for shipment
(i.e. shipment by buyer),

3. een in het contract speciaal opgenomen verplichting
voor verkooper om\'te zorgen voor het bespreken van
scheepsruimte, hetwelk onnoodig zou zijn te bepalen als
de levering eerst ter plaatse van aankomst zou plaats

vinden.

Ook hier komt duidelijk naar voren, dat bij en door
de Fob-clausule de levering wordt vastgesteld op het
moment van inlading en dat dit uit de contractsbe-
palingen zelf is op te maken. Het is niet noodig om
van elders regelen te zoeken, welke in zake de levering
een richtlijn geven: het contract-zelf verschaft dien-
aangaande voldoende duidelijkheid.

De in Nederland gebruikelijke Graan Condities.

In plaats van F.o.b., wordt hier van „boordvrij" ver-

koopen -gesproken.

Aan een bespreking daarvan moeten echter nood-
zakelijk enkele opmerkingen voorafgaan.

Wanneer op deze condities graan boordvrij wordt
verhandeld, luidt de betreffende clausule veelal b.v.
„Boordvrij Amsterdam of Rotterdam". Men neemt

-ocr page 65-

daarbij waar, dat een Kooper dan te A\'dam/R\'dam
zijn scheepsruimte gereed houdt en dat de Verkooper
de goederen aan of in dat schip of die schuit afgeeft.

Wat beteekent nu in dit verband F.o.b. (hier: boord-
vrij)? Dat er wordt afgegeven aan een schuit te A\'dam
of R\'dam, welke vandaar het verder vervoer voor
Kooper bewerkstelligt.

Wanneer in den overzeeschen handel een F.o.b. con-
tract wordt afgesloten, en b.v. een Nederlandsch Kooper
goederen F.o.b.
New-York koopt, zal daarvan de be-
teekenis zijn, dat de Verkooper moet afgeven vrij
aan boord van het schip, dat voor het zeevervoer der
goederen is bestemd.

Wanneer, daartegenover, iemand als Kooper cen
contract afsluit, volgens hetwelk goederen moeten
geleverd worden F.o.b. Amsterdam, op binnenlandsche
graancondities, vertoont een dergelijke koop met den
zoojuist genoemden een groot verschil. Immers in hct
tweede geval strekt het F.o.b. beding zich slechts uit
tot manipulaties, welke hier te lande geschieden, valt
ook het zeevervoer der goederen buiten de werkings-
spheer van het beding.

Dat is heel iets anders, dan een contract met F.o.b.-
levering, waarvan de werking zich uitstrekt over twee
landen met
het tusschengelegen zeevervoer. Die „boord-
vrij"-koop is geen overzeesche koop.

Waarom dan in dit verband deze condities worden
aangehaald? Omdat analogie bestaat tusschen deze
condities en de beginselen in den overzeeschen handel.

Cond. v. d. Rotticrdamsche Graanbeurs.

art. 12. „Bij verkoop waggonvrij en boordvrij (ge-

-ocr page 66-

reden), geschiedt de levering ter plaatse, waar het
goed wordt opgezakt, tenzij het in zakken is aange-
voerd, in welk geval de
levering geschiedt ter plaatse,
waar het goed wordt overgeladetty

Onder „Nadere Bepalingen":

„Boordvrijy De kooper verschaft laadruimte ter
plaatse, waar het goed ligt, de verkooper betaalt het
wegen alsmede het overboordwerken of afdragen."

Deze laatste bepaling ziet wel is waar meer op een
regeling der kosten, maar dan toch, in verband met
het eerst aangehaalde artikel, vallende
op de levering.

CoND. v. d. Amsterdamsche Korenbeurs.

art. 23. „De verkooper moet leveren te Amsterdam

uit stoomboot......enz."

art. 18. „Boordvrij": de kooper verschaft scheeps-
ruimte ter plaatse, waar het goed ligt; de verkooper
betaalt weegloon en overboordwerken of afdragen."

CoND. v. d. Vereen, v. d. Amsterdamsche-Graan-
invoer te Amsterdam.

art. 23 en 18 geven een gelijkluidende regeling als
de
Amst. Korenbeurs-condities.

Hoewel dus tegenwoordig vrijwel algemeen wordt
aangenomen, dat bij het F.o.b. beding levering geschiedt
door brengen is er wel verschil van meening

over de beteekenis van dit „aan boord", speciaal over
des Verkoopers verplichtingen tot brengen
aan boord.
Sommigen meenen daaronder te moeten verstaan het
brengen der goederen
in het schip; volgens hen is
Verkoopers leveringsverplichting niet vervuld, zoolang

-ocr page 67-

niet het transport naar boord plus de i n 1 a d i n g is be-
werkstelligd.

Anderen houden daartegenover staande, dat Ver-
koopers leveringsplicht zich niet verder uitstrekt, dan
tot het afgeven der goederen aan den wal, waar het
schip gereed ligt. Zij geven aan F.o.b. de beteekenis
van „langs boord".

We zullen eerst de laatste opvatting nader beschou-
wen en komen thans terug op de door
Ripert en
Gaubert gemaakte onderscheiding tusschen „franco-
bord" en „franco-à-bord".

Bij de eerste clausule zou de Verkooper hebben te
zorgen voor de „mise-à-bord" der goederen en hij
voegt daaraan toe, dat men „mise à bord" niet moet
nemen in zuiver technischen zin, maar er de beteekenis
aan moet hechten „que le vendeur doit livrer les
marchandises le long du bord du navire; l\'acheteur
doit les recevoir et faire procéder à l\'embarquement." 1)

Bij „franco-à-bord" daarentegen:

„Veiller à l\'embarquement effectif des marchandises",
dus zorgen voor dc werkelijke
inlading.

Waar het nu op aan komt, is, dat Ripert schrijft
„clause franco bord
ou clause F.o.è.\'\' Daaruit immers is
op te maken, dat hetgeen hij zegt over de Vente
franco-bord van toepassing is op den koop met F.o.b.
clausule.
Ripert\'s mecning is dus, dat bij het F.o.b.
beding wordt geleverd door het brengen langs boord.

Bij Gaubert2) lezen we: „La jurisprudence distingue
cependant dc la clause
Franco bord, la clause Franco a

Ripert t. a. p. No. 1353.
\') t. a. p. No. 390.

-ocr page 68-

bord sous l\'empire de laquelle les obligations du ven-
deur sont aggravées et où il assume non seulement
celle de remettre les marchandises le long du bord
du navire, mais encore celle de veiller à leur embar-
quement effectif."!) , , -J.
Het wil ons voorkomen, dat deze onderscheidmg

met de praktijk in tegenspraak is.

Een voorbeeld: De Handelsvereeniging »Amster-
dam" heeft voor
haar uitgebreiden internationalen handel

verschillende vastgestelde contractstypen. Zoo heeft
zij Duitsche, Fransche, Engelsche F. o. b. contracten,
voor verkoopen op de bekende F.o.b condities.
• Wanneer we nu eens het Fransche model beschou-
wen, zien we daar. dat boven dit contract gedrukt
staat «
Lwrer F. a. b. en onder Prtx:

Francs.....les.....kilos, franco à bord.... .

Blijkens dit contract beschouwt men franco- à bord
gelijk aan het gebruikelijke F. o. b., terwijl, naar we
zagen, de Fransche schrijvers juist tusschen franco-
bord en F. O. b. het gelijkteeken plaatsten.

Bij de bestreden meening sluit aan een Nederlandsch

vonnis: „Overwegende, dat de kooper een bepaald
schip kan aanwijzen, aan welk schip de levering
moet geschieden, tenzij uit de overeenkomst zelf het

reeds duidelijk blijkt,

O dat de eischer wel had gesommeerd tot levering
m hét zeilschip
Edna, doch dat gedaagde daaruit moet

hebben begrepen, dat niet meer van hem werd verlangd,
dan brengen van de goederen ter zijde van het schip,
daar gebruikelijk is om aan te spreken, dat de bevrachter

1) Men zie ook Liège ig-ó-\'o?. R. I- M-

-ocr page 69-

de goederen in het schip laadt, ook wanneer hij niet
meer doet dan het goed
langs het schip te brengen."
Tot zoover het vonnis.

Eigenaardig is dit wel. Immers de Rechtbank „over-
weegt, dat F.o.b. Amsterdam beteekent, dat de verkooper
moet leveren langs schip te Amsterdam." Het is mo-
gelijk, dat eigen wetenschap de rechters tot die over-
weging heeft gebracht; eenig ander argument voor
deze meening is niet te vinden. Toch is dat alles niet
zoo van zelf sprekend;
mogelijk of waarschijnlijk gaan
andercr overwegingen in precies tegenovergestelde rich-
ting. Niettemin was de Rechtbank zoozeer overtuigd
van het vooropgestelde axioma, dat zij oordeelde, dat
iemand, die wordt gesommeerd om te leveren
in een
bepaald schip, zoo verstandig moet zijn om te begrij-
pen, dat hij kan volstaan met het brengen der tc leve-
ren goederen ter zijde
langs het schip. Dat in \'t alge-
meen „gebruikelijk zou zijn om te spreken van laden
in het schip, terwijl niet meer wordt gedaan, dan \'t
goed langs het schip tc brengen," lijkt reeds terstond
eigenaardig cn wordt op geen wijze bewezen.

Een onderzoek bij de praktijk van den koophandel
in verschillende takken leidt ons tot andere conclusies.

Zoo vernamen wij aangaande dc koopcontracten
van blik en de grondstoffen voor de fabricage daarvan,
dat het opnemen van de F. o. b. clausule in de koop-
overeenkomst medebrengt, dat de Verkooper een ver-
plichting op zich neemt om de goederen te brengen
in het schip, dat tot vervoer is bestemd.

Wil men, aan den anderen kant, de waar langs
boord ontvangen, dan contracteert men: „free along-
side vessel".

-ocr page 70-

De invloed, welke de oorlog op deze F. o. b. con-
tracten heeft gehad, geeft van bovengenoemde opvat-
ting een duidelijke illustratie.

Een constant gebruik in dezen handel was te koopen
met levering
F. o. b. Swansea. Gelijk overal, rezen
ook hier in oorlogstijd tal van moeilijkheden, in de
eerste plaats in de verscheping, waarin alle regelmatig-
heid ging ontbreken.\'

Maar bovendien werd de handel zeer bemoeilijkt
door de Engelsche Regeering, welke uitvoervergunnin-
gen noodzakelijk maakte. Wanneer nu, ter uitvoering
van een F. o. b. contract, een Kooper te Swansea zijn
schip gereed had liggen, gebeurde het bij herhaling,
dat de verscheping werd belet bij gebreke van de
vereischte uitvoervergunning.

De bezwaren, welke deze toestand medebracht, werden
in sterke mate gevoeld door den Verkooper. Deze
immers rekende zich gehouden tot het brengen van
de koopwaar hi boord en had, zoolang hij dit niet kon
volvoeren, de goederen voor zijn rekening en tot zijn
last.

Teneinde aan deze bezwaren te ontkomen, bedongen
de Verkoopers in plaats van „ F.o.b.", levering „free dock
Swansea". Deze verandering stelde hen in staat de
goederen te leveren in het pakhuis te Swansea; met
verscheping en uitvoer hadden zij dan niets meer uit
te staan. Zij hadden aan hunne contractueele verplich-
tingen voldaan door het verkochte blik aan de haven
te laten opslaan, stelden hun Koopers b.v. de ceel
ter hand,^ ontvingen daartegen betaling en konden
daarmede hun contract als geëindigd beschouwen.

Dit stukje oorlogs-blik-geschiedenis maakt duidelijk

-ocr page 71-

ƒ

welke opvattingen in dien handel bestaan aangaande
rechten en verplichtingen, welke een F. o. b. contract
meebrengt. Immers, indien niet Verkoopers zich be-
zwaard hadden gevoeld door een op hen drukkende
verplichting tot het brengen
in boord, zou het voor
hen onnoodig zijn geweest hun F.o.b. contracten te
veranderen in levering „free doek". Ware onder „aan
boord" te verstaan „langs boord", ter zijde van het
schip of aan de kade, dan hadden zij het daarbij wel
kunnen laten. Zij hadden zich dan, ook onder vigeur
van het vanouds gebruikelijke F. o. b. contract,
van inlading, verschepingsmoeilijkheden, en uitvoer-
bezwaren, geen zorgen behoeven te maken.

Onze zegsman, aan wien wij deze interessante mede-
deelingen danken, kon zich ook met deze conclusie
uit het bovenstaande vereenigen, en wees in dit verband
ook op de conditie „Free alongside vessel", welke in
een contract kan worden opgenomen, wanneer partij-
en een levering
langs boord beoogen.

Ook in den Graanhandel deden we een onderzoek
naar deze vraagpunten. Zeer stellig en voor geen
twijfel vatbaar waren de inlichtingen, die wij daarover
kregen. Het bleek, voor wat betreft den Graanhandel
cen uitgemaakte zaak tc zijn, dat het F. o. b. beding
een verplichting van den Verkooper om te zorgen,
dat het graan
in het schip komt, medebrengt.

Tot een gelijk resultaat kwamen wc voor wat betreft
Indische Import.

Dc F. O. b. leveringen in Indische havens hebben
de vaste gebruikelijke beteekenis,
va.n in óoordlevering.
Wanneer, zooals daar algemeen voorkomt, de schepen
niet onder den wal kunnen komen, is een vervoer

-ocr page 72-

naar het schip in lichters, prauwen, noodig. De betee-
kenis van het F. o. b. beding brengt dan mede, dat
dit vervoer in prauwen nog wordt omvat door Ver-
koopers leveringsverplichting. In deze omstandigheden
komt de verhouding van partijen het beste uit, omdat
dan nog \'t een en ander gelegen is tusschen wal en

schip.

Ook in dezen tak van handel werd ons ten stelligste
verzekerd, dat een Verkooper op F. o. b. condities niet
kan volstaan met de
goederen aan den wal af te geven,
maar, eventueel door middel van prauwen, voor de
werkelijke inscheping moet zorg dragen.

Vele contracten geven de uitdrukkelijke bepaling,
dat afscheepkosten voor Verkoopers rekening zijn.
Ofschoon een dergelijke regeling niet dwingend behoeft

te bewijzen, dat geleverd wordt door brengen in het
schip, is het toch waarschijnlijk, dat deze kosten, op
de verscheping vallende, met dc leveringsverplichting

verband houden.

Een enkel voorbeeld worde hier aangehaald van
het rijke contractenmateriaal, dat ons ten dienste staat.
Het is een F. o. b. contract van de Ned. Ind.

Spiritus Maatschappij.

Behoudens een bijzondere clausule, waarbij de Ver-
kooper wordt gemachtigd om ten Koopers behoeve
de vracht te bezorgen, vermeldt het contractsformulier
de gebruikelijke F. o. b. bedingen.

Aan het slot evenwel deze alinea:
„niet levering, welke niet aan verkoopers schuld te
wijten is, heeft ten gevolge, dat als plaats van levering
het zeeschip te
Soerabaya/Cheribon wordt vervangen
door de plaats, waar de te leveren spiritus zich bevindt."

-ocr page 73-

In de eerste plaats zien we hieruit, dat onder nor-
male omstandigheden het zeeschip beschouwd wordt
als de „plaats van levering".

De levering geschiedt derhalve aan boord van dat
schip, op het dek, of boven de ruimen.

Tenzij er omstandigheden plaats grijpen, welke ge-
heel liggen buiten de goede zorg van den Verkooper,
(ten overvloede worden speciaal genoemd: gebrek aan
scheepsruimte, uitvoerverbod e.a.) is de Verkooper tot
deze wijze van levering, waarbij het zeeschip als plaats
van levering fungeert, gehouden.

In de tweede plaats leert ons die wijziging in de
plaats van levering iets. Denken we eens terug, in dit
verband, aan die blik-F.o.b. contracten, welke onder
oorlogsinvloeden werden veranderd in „free doek"
contracten. Wat daar geschiedde door vervangen van
het eene contract door het andere, gebeurt eigenlijk
hier ook. Alleen is er dit verschil, dat men
hier beide
contractsvormen in één samenvat. De oorzaak van die
omzetting is bij beide gelijk; zij is te zoeken in moeilijk-
heid i.v.m. scheepsruimte of uitvoervergunning. Bij dit
spiritus-contract gaat men aldus te werk: men sluit
een regelmatig F.o.b. contract af; grijpen de genoemde
omstandigheden plaats, dan „wordt hct zeeschip ver-
vangen door de plaats waar zich de spiritus bevindt."
(n.1. ten aanzien van de levering). Dit zal in de meeste
gevallen zijn: Verkoopers pakhuis of cen opslagplaats
onder derden. Door die verandering, omzetting,
veriiest het koopcontract zijn F.o.b. karakter en,
gelijk bij overeenkomst bepaald, treedt daarvoor in
de plaats een soort van free-dock, of anders loco-koop.

Uit deze beschouwingen kunnen wc eenzelfde conclusie

-ocr page 74-

trekken als we reeds tevoren deden, n.l. dat al deze
bepalingen konden worden gemist, wanneer niet op
een F.o.b. Verkooper de verplichting rustte om voor
de werkelijke inlading der goederen te zorgen.

Tegenover deze opvatting, welke ons door represen-
tatieve personen van de meest uiteenloopende takken
van handel als de eenig mogelijke en algemeen erkende
werd voorgehouden, staat de meening van sommigen,
die aan het F. o. b. beding de beteekenis willen ont-
zeggen, welke daaraan in de voorafgaande bladzijden
werd toegekend. In dat verband noemden we reeds
Ripert en Gaubert. Enkele uitspraken van Fransche
jurisprudentie zijn daaraan toe te voegen. 1)

Het behoeft hier evenwel niet te gaan om
twee meeningen, welke lijnrecht en onver-
zoenbaar tegenover elkaar zouden staan.

Een verklaring, hoe men komt tot die eigenaardige
opvatting, dat F.o.b. zou beteekenen „langs boord",
is wel te vinden. Door een dergelijke verklaring kan
men de, op het eerste gezicht tegenstrijdige, meeningen

tot elkaar brengen.

Het vervoer der goederen geschiedt in veel gevallen
met vaste stoomvaartlijnen. Vervoer met een, tevoren
bepaald, met name aangeduid, schip, is daarbij veelal

1) Men zie b.v. Anvers 15 février 1900. Jur.d\'Anvers 19001 300.
Bruxelles 14 juillet 1903. Jur. d\'Anvers 1903, i 173-^
Cass. I mai
1892. Ree. HAvre 1893, 2,74-
Nantps
17 juin 1863. Ree. Nantcs 1863, i,i57-
Marseille
5 mars 1886, J. Mars. 1886, 1,138.
Nantcs 17 déc. 1890. R. I. M. VI 679.
Rennes 3 mai 1891. Ree. Nantes 1892, 1.151.

-ocr page 75-

uitgesloten: het schip wordt vervangbaar gesteld, ter-
wijl voldoende aanduiding is, dat vervoerd zal worden
met een schip van een bepaalde Maatschappij.

Door deze omstandigheid kan het eenvoudig onmo-
gelijk worden, dat een Verkooper aan zijn contractueele
verplichtingen gaat voldoen en de goederen aan (is
gelijk: in) boord gaat brengen.

De scheepvaartmaatschappij kan niet iederen Ver-
kooper toelaten tot de inlading van zijn goederen,
wanneer hij zich daartoe aanmeldt.

Practische bezwaren van lading, stuwage, admini-
stratie verzetten zich daartegen. De scheepvaart-
maatschappij verlangt, dat de goederen aan hare loodsen
worden afgegeven, waarna zij zelf, wanneer en zooals
haar dit gelegen komt, voor de feitelijke verscheping
zorg draagt. Zoo geraakt men tot een feitelijken toestand,
waaruit de gevolgtrekking voor de hand ligt, dat een
Verkooper op F.o.b. condities aan zijn levcringsplicht
voldoet door de goederen aan den wal, in docks, of
loodsen af te geven. Men vergeet daarbij, dat een
dergelijk feitelijk gebeuren slechts eenige wijziging
brengt in de verhouding van Verkooper en vervrachter,
maar de contractueele verhoudingen van Verkooper en
Kooper in wezen ongemoeid laat. Deze verhouding is
het beste waar te nemen dddr, waar niet de reedcrijen dc
verlading overnemen, maar dc bevrachter zelf daarvoor
moet zorgen.

Een Verkooper kan dus in de feitelijke onmogelijkheid
zijn, — daartoe door den vervoerder gebracht —, om
voor de werkelijke inlading der goederen te zorgen.
Een zorg, welke zich verder uitstrekt, dan het tijd-
stip, waarop hij de goederen aan de maatschappij

-ocr page 76-

afgeeft, kan van den Verkooper niet gevergd worden.

Geeft een Verkooper aan de loods af, dan ontvangt
hij soms zelfs een cognossement, dat de
i7ilading
constateert, zoodat men dan met fictie te doen heeft,
als zou in het
schip i.pl.v. in de loods zijn afgegeven.

Het is een gevolg van de ontwikkeling van het
scheepvaartverkeer, dat de „inlading" zich over een
grooter gebied uitstrekt. De macht van het schip
werkt over een steeds grooter wordende spheer.

Wegens al deze feitelijke verhoudingen is er nood-
zakelijkerwijs in de F. o. b. levering wijziging gekomen.

Voor de vele gevallen, waarin deze moderniseering
zich heeft laten gelden, zou men als algemeenen regel
kunnen aannemen: dat de Verkooper aan zijn verplich-
tingen heeft voldaan, als hij de goederen onder het
bereik van het schip (sive: in de macht van het schip)
heeft gebracht en wel zóö ver als hém, Verkooper, is
toegestaan. Hoe ver dat is, zal van plaatselijke omstan-
digheden en gebruiken afhankelijk zijn. i)

Zoodoende is van het oorspronkelijk karakter van het
F.o.b.-beding t. a. v. de levering dikwijls weinig over-
gebleven. Daar wordt geleverd langs schip; op kade;
Tn loods; en dit alles wordt F. o. b. levering genoemd.

Een sterker voorbeeld nog zijn de Amerikaansche
Export Qiwtationsy volgens welke b.v. F.o.b. New-
York beteekent: het brengen in het havengebied van

\') Een te Londen gehouden onderzoek toonde .aan dat daar
algemeen eenzelfde opvatting: „F.o.b. levering beteekent
brengen
in boord" als norm geldt en dat verladings om-
standigheden op dien regel variaties kunnen brengen, welke
gaan in de richting van „langs boord".

2) Export News, Jan. 1920.

-ocr page 77-

New-York. Van deze uidegging is menigeen ge-
schrokken, men meende een ingrijpende afwijking te
moeten constateeren van Europeesche opvattingen.
In zekeren zin is dat gerechtvaardigd, maar toch is
de quaestie eenvoudiger, dan zij prima facie zou
lijken. Want, omdat nu eenmaal in Amerika alle af-
metingen wat grooter zijn, is daar ook het gebied,
waar over de inlading geacht wordt zich uit
te strekken, van grooter omvang.

Men neemt aan, dat wanneer de goederen in het
havengebied van New-York zijn aangekomen, de
in-
lading
een aanvang neemt. Dit is overeenkomstig het
hierboven vermelde, dat de Verkooper aan zijn ver-
plichtingen voldoet, door de goederen, zoo ver als hem
mogelijk is, onder het bereik van het schip te brengen.

In principe blijft het verdedigde standpunt aangaande
F.
O. b. = in boord ongerept. Brengt de koop ons in
aanraking met minder gemoderniseerd vervoer, (b.v.
hout), dan blijven dc aangewezen beginselen wel
degelijk ook practisch bestaan, zoodat men terugvalt
op den zuiveren vorm van F. o. b. levering.

Conclusie :

Thans is het F. o. b. contract voldoende beschouwd
voor wat betreft de levering, en de gevolgen daarvoor
van het opnemen van het F. o. b. beding.

Op grond van ons onderzoek is gebleken dat een
algemeene regel wel degelijk is te vinden. Een con-
stant handelsgebruik bestaat.

Wij achten ons tot de conclusie gerechtigd,
dat bij het
F.o.b. Contract de levering plaats
vindt in haven van afscheep;

-ocr page 78-

dat de Verkooper aan zijn leveringsverplich-
ting voldoet door goederen van de overeen-
o-ekomen soort en hoeveelheid te brengen
i7i het schip, dat tot vervoer is bestemd,
dat, waar feitelijke omstandigheden zulks
niet toelaten, Verkooper aan zijn leverings-
plicht voldoet door de goederen zoo ver
mogelijk te brengen als eenigszins in zijn
macht ligt en dat, in speciale gevallen
plaatselijke gebruiken hierbij den norm
zullen aangeven.

Risico.

Het tweede belangrijke onderwerp, na de bespreking
van de levering, is de risico.

Ook hierbij is de grondslag van iedere regeling te
vinden in de vrijheid van partijen, om hunne verhou-
dingen zóó te regelen als zij zelf verkiezen. Als resul-
taat van beschouwing van de gangbare F.o.b.contracten,
bemerkt men spoedig, dat daarin toch wel een meer
algemeen beginsel ligt opgesloten. Uit andere bronnen
kan evenzeer blijken, dat usantieele regelen telkens
terugkeeren, zoodat aan die vrijheid van contracteeren
wel eenige vastheid ten grondslag ligt. Zoo zal men
een algemeene lijn kunnen bepalen, waarnaar men
zich kan richten, wanneer de speciale overeenkomsten
de verhouding van Kooper en Verkooper niet in alle
scherpte regelen. Een aanvullend gewoonterecht dus,
of een stel van bepalingen, geldend krachtens een
veronderstelden wil van partijen.

Het voornaamste bestanddeel van alle risico, welke

-ocr page 79-

aan een overzeesch koopcontract is verbonden, is de
risico gedurende de
zeereis. De gewichtigste vraag
in deze materie is: wie der contracteerende partijen
de zeerisico zal hebben te dragen. Daarnaast speelt
de risico van het aan-boord-brengen der goederen een
rol. Waar de Verkooper steeds uit den aard der zaak
tot zeker tijdstip risico zal hebben te loopen, is dus
de quaestie deze geworden: Wanneer, waar, waardoor,
heeft risico-o v e r g a n g plaats ?

Risico-overgang en Eigendoins-overgang.

Een algemeene regel betrekkelijk het verband
tusschen eigendoms- en risico-overgang worde hier
vooropgesteld: een onverbrekelijk verband
daartusschen behoeft geenszins te bestaan.

Risico kan vóór eigendom overgaan; de verkochte
zaak kan reeds zijn voor risico van den Kooper, voor-
dat deze eigenaar is geworden. Evenzeer kan de
Verkooper zekere risico\'s loopen voor cen verkochte
zaak, waarvan de Kooper reeds eigenaar is.

Een voorbeeld van dit laatste is: het beding bij
het C.i.f. contract „betaling naar uitgeleverd gewicht"
(zie pag. 171). Immers, daarbij behoudt de Verkooper,
ofschoon hij den eigendom mist, zekere geringe risico
voor „natuurlijke" gewichtsvcrschillen.

Een aanhaling uit Halshurv ï) diene ter adstructie
van deze bewering:

„When the contract provides, that the price
of goods shall be payable only if the goods arrive at
destination,
risk during the transit attaches to

1) t.a.p. Sale of Goods 334.

-ocr page 80-

seller, although propcrty may have passed to buyer".
Hieruit blijkt de zelfstandigheid-in-overgang van

risico en eigendom.

Scheiding tusschen eigendoms- en risico-overgang
mag dus zeer goed mogelijk zijn, is zij niet.

Vooral niet, wanneer dat op uitgebreide schaal en als
regel zou voorkomen. Want in \'t algemeen kan men
zulk een regeling beschouwen als strijdig met het
rechtsgevoel. Men ziet er iets gedwongen en oneigen-
lijks in, wanneer van een zaak A. eigenaar is en B.
de risico loopt. Gaarne wil men aan dergelijke ver-
wikkelingen ontkomen door te redeneeren: „Wie
eigenaar is, heeft de risico
zijner goederen" en derhalve
ook: „wie nog geen eigenaar is, heeft geen risico te
dragen". Het is een streven om de contractsverhouding
i v."m. eigendom en risico eenvoudig te maken. Dat
men zou moeten opkomen voor schade, aan een ««fl\'m-
zaak overkomen, is iets, dat men onwenschelijk vindt.
Is dit desniettemin het geval, dan beschouwt men dat
als een bezwarcnden toestand, waarin men zich alleen
begeeft, wanneer een voordeeliger regeling niet is te
verkrijgen.

Tusschen risico-en eigendomsovergang
bestaat alzoo een
noodzakelijk verband niet, een
luenschelijk verband wel.

Risico-overgang en Specificatie.

Koop van goederen kan betreffen bepaalde goederen
of zaken, welke slechts naar dc soort bepaald zijn.

zoogen. genuszaken.

Men is in \'t algemeen geneigd om aan te nemen,
dat gedurende den tijd gelegen tusschen het afsluiten van

-ocr page 81-

het koopcontract en de levering bepaalde zaken zijn
voor rekening van den Kooper; daarentegen zouden
onbepaalde voor Verkoopers rekening blijven. Wat
deze laatste betreft, wordt dan aan een z. g. n. speci-
ficatie, d. i. determineering van goederen uit de soort,
waardoor deze worden tot bepaalde zaken, een risico-
overdragende werking toegeschreven.

Dit is een beginsel, dat in veel gevallen opgaat.
Een algemeene regel is het niet.

Er zijn tal van andere mogelijkheden voor een
risico-regeling. In een contract van de Handelsver-
eeniging „Amsterdam," lezen we b.v.:

„Verkocht .... K.G., liggende in onze pakhuizen op
Java." Een dergelijke omschrijving geeft niet al teveel
houvast. De H. V.
a. heeft meerdere pakhuizen, meer-
dere groepen van pakhuizen, en „Java" is een tamelijk
uitgebreide plaatsaanduiding. Niet de minste specificatie
dus. Niettemin lezen we in een volgende alinea:

„Van den datum van dit contract af is pakhuishuur
en brandassurantie voor koopers rekening."

Koosjer is dus degeen, voor wiens risico de partij
ligt. Men ziet dus, dat een verkochte, maar onge-
specificeerde partij voor risico van Kooper wordt ge-
bracht. Van een risico-overbrengende kracht eener
specificatie is derhalve geen sprake.

Wij maken hieruit op, dat niet steeds verband tus-
schen risico-overgang en specificatie bestaat of behoeft
te bestaan. We toonden dit aan door gevallen, aan de
praktijk ontleend, waar partijen een risicoregeling hadden
getroffen, welke met specificatie niets uit te staan heeft.

HalsburyI) in een andere passage is hiermede in

1) t. a. p. Salc of Goeds. 333.

-ocr page 82-

overeenstemming, (the contract whereby goods are
to be shipped bij seller free on board).

„Risk attaches to buyer on the shipment, whether
the goods are at that time specific or unascertained,"
en bevestigt de noodzakelijkheid van een scheiding
van risico en specificatie.

In het algemeen is ook tusschen risico-overgang en
specificatie eenig verband wel wenschelijk. Een toestand
volgens contract, waarbij een Kooper risico heeft te
dragen van goederen, welke niet voldoende van andere,
gelijke partijen zijn afgescheiden of door merken herken-
baar, geeft licht tot misbruiken aanleiding. Want in
een dergelijk geval wordt de Kooper geheel afhankelijk
van Verkoopers goede trouw en eerlijkheid. Een mogelijk-
heid om afdoende vast te stellen
welke goederen
schade hebben geleden, bestaat dan niet. Een Verkooper,
die zou willen fraudeeren, heeft alle gelegenheid om
een andere schade voor te stellen als schade, aan het
contractsquantum overkomen. Hij zou zich op die wijze
van voor hem onereuse contracten gaan ontslaan.

Meestal zal dan ook in de praktijk dat verband
tusschen gespecificeerd-zijn der goederen en Koopers-
risico wel aanwezig zijn; de uitzonderingen, die daarop
voorkomen, vinden meerendeels hun oorzaak daarin,
dat de aard van het goed of het vervoer een vol-
komen specificatie of werkelijke afscheiding onmogelijk
maakt.

We denken in dit verband aan graanladingen, welke
van het moment der verscheping voor risico van den
Kooper zijn gebracht. Toch zijn de gekochte granen
op geen andere wijze aangeduid, dan door soort,
hoeveelheid, maand van verscheping en naam van het

-ocr page 83-

schip. Als gevolg daarvan is het onmogelijk om vast
te stellen, wie eigenaar is van een gedeelte der totaal-
lading, dat schade heeft geleden.

Het is wel zeker, dat hieruit ook werkelijk onbillijk-
heden zijn voortgekomen. Zoo, wanneer de schade is
overkomen aan de onderliggende gedeelten van de
lading. Het wordt dan een wedloop, wie het eerst aan
bod zal zijn. En wie laatst komt, wordt de gelukkige
bezitter van de gehavende partij. Hetzelfde kan zich
voordoen met een lading, welke met manco aankomt.
De eerste ontvangers krijgen hun volle maat, de laatste
blijven beneden hun contractsquantum of krijgen niets.
De stand van de markt speelt bij dit alles natuurlijk
een groote rol: zijn de prijzen opgeloopen, dan is een
ieder belust op zijn volle contractshoeveclheid. Is de
markt dalende, dan is men eerder met minder tevreden
en heeft men graag assurantie-penningen in plaats van
goederen.

Teneinde moeilijkheden te voorkomen, wordt dan
ook dikwijls de regeling getroffen, dat cen eventueel
manco over de verschillende ontvangers wordt om-
geslagen.

Dc risico regeling.

Welke risico-regeling geeft nu een F.o.b. contract?
Hetzelfde beginsel, dat reeds eerder werd geconstateerd,
geldt ook hier: dat dc verhouding tc dien opzichte ge-
heel wordt bepaald door den wil van partijen, die
volkomen vrijheid hebben om dit punt naar eigen inzicht
tc regelen.

Ook hier moeten we dus naspeuren, welke regeling
voor een F.o.b. contract als dc normale en gebruiklijke

-ocr page 84-

mag worden beschouwd. Hoe zijn de handelsgebruiken
en in welke richting beweegt zich de wil van partijen?
Op welke wijze is men gewoon zijn risico-positie te
regelen?

Eenig materiaal uit de praktijk zal daartoe hier
volgen. In zijn reeds eerder genoemde bespreking van
een
Serdang-Tabak-contract, zegt Mr. van Houten:

„De koop is een zoodanige, waarbij de verkooper
aan al zijn verplichtingen heeft voldaan, zoodra hij
het verkochte goed vrij aan boord heeft afgegeven."

„Kooper draagt het risico van het transport, waar-
tegen hij zich naar alle waarschijnlijkheid heeft

verzekerd."

Aan het slot der bespreking nog:

^^..... dat alle risico van de reis voor kooper is

en wel niet alleen de risico van het verminderen in
qualiteit, en hoeveelheid en de feitelijke schade, door
welke oorzaak ook aan de waar toegebracht, maar ook
alle vertraging in het vervoer."

Een\' makelaarscontract voor Sundried Copua F. o. b.
Java-haven, bevat de clausule:

„assurantie vanaf den wal wordt door kooper gedekt."
Duidelijk komt hetzelfde beginsel uit in een clausule

betreffende de betaling:

o/q afscheepgewicht tegen documenten,"

met een latere verrekening van saldo volgens uit-
levering. Echter:

„Bij verloren gaan van geheel of gedeeltelijk af-
gescheepte partijen, tengevolge van scheepsrampen
als anderszins, wordt door kooper het restant uit-
betaald volgens de usantieele assurantiecondities".

-ocr page 85-

Hetgeen wil zeggen, dat, indien de goederen door
zee-ongevallen worden getroffen, toch een nadere ver-
rekening van de resteerende 5O/0 alsnog moet plaats
vinden en het geheele verlies voor Koopers reke-
ning komt.

Een F.o.b. contract voor zwarte lampong peper
geeft een vrij gelijke regeling:

„bij verloren gaan van verscheepte peper tengevolge
van scheepsrampen heeft kooper de resteerende 5O/0
aan verkooper te betalen. De zeeassurantie wordt door
kooper gedekt."

Een ander contract (1000 blikken klapperolie) f.o.b.
Semarang: „Assurantie vanaf den wal wordt door
kooper gedekt",

hetgeen cen aanwijzing kan zijn, dat Kooper sy« risico
door assurantie heeft te dekken.

Een reeds eerder genoemd vonnis van de Haagsche
Rechtbank 1) miskent de beteekenis van dc F.o.b.
clausule voor de risico.

Het komt hierop neer: Een vat honing is slechts
naar dc soort bepaald. B. W. 1496 geldt hier dus
niet. De risico is derhalve voor den Verkooper. Brengt
F.o.b. wijziging in risico?
Neen. F.o.b. ziet alleen op
kosten.

Het, eveneens reeds vermelde, arrest van het Am-
sterdamsche Hof, 2) evenals het daarin voorkomende
deskundigen-rapport spreekt zich in tegengestelden
zin uit. Hct besliste, dat het vergaan van het schip

1) 24 Juni 1902. W 7769.

«) 14 Nov. 1902 cn 23 Oct. 1903, M. v. II. 1903 blz. 254.

-ocr page 86-

tijdens de zeereis een gebeurtenis is, welke voor reke-
ning van den Kooper komt. Andere overeenkomstige
uitspraken:

Hanseatisches Gericht 24. Sept. 1917-
Een merkwaardigheid daarbij is, dat het Gericht
op de overeenkomst Engelsch recht meende te moeten
toepassen.

„Volgens Engelsch recht laat de f.o.b. clausule de
risico ten laste van den verkooper totaan de eigen-
domsoverdracht van het goed aan den kooper, hetzij
bij genuszaken, tot aan levering door den verkooper

aan het aangewezen schip.

Indien de ^goederen verloren gaan tijdens vervoer
in lichters naar het schip, aangewezen om ze te ont-
vangen, en vóór de levering,, dan is dit risico voor

den verkooper."

Oberhanseatisches Gericht i Mei 1897. 2)
„Verkooper moet de risico loopen voor het vervoer
dat de goederen voor de levering ondergaan." En

over deze levering:

„levering is niet voltooid, door de goederen langszij
te brengen, verkooper moet aan boord aanbieden;.of,
indien door kracht van het schip wordt ingeladen, ze zoo
brengen, dat ze geheschen kunnen worden. De kosten
van die operatie zijn voor verkooper." Enkele Engelsche
uitspraken huldigen hetzelfde standpunt. 3)

1) R. I. M. XXIII. 676.
3) R.LM. XIII. 815.

8) Stock V. Inglis 1884 12 Q. B- D. 564 c. a.
Inglis Stock 1885, 10 App. Cas 263.
Cowasjee v. Thompson 1845. 5 Mov. P. C. C. 165.
Brandt & Co. v. Morris. [1917] 2 K. B. 784.

-ocr page 87-

En in de litteratuur?

Ripert 1) en Gaubert 2) geven een gelijke oplossing
voor de risico-vraag.

„L\'acheteur ......subit naturellement tous les

risques du transport qu\'il fait effectuer lui même".
(Ripert)

„c\'est à ce lieu (i.e. port d\'embarquement).....

que celles ci (i.e. les marchandises) passent à ses risques."

Halsbury : 3)

„Where, by the contract goods are to be shipped
by seller free on board, risk prima facie attaches to
buyer on the shipment, whether the goods are at that
time specific or unascertained."

Zeitsciirift/Tijdschrift der Ned. . K. v. K. voor
Duitschland
,cen artikel over „Amerikaansche op-
vattingen over f.o.b. en c.i.f.":

„Het risico van het goed gaat over na inlading door
den verkooper in spoorwagon of binnenschip."

Hirscii in OliIïn en Vetten: &)

„Bij Fob-overcenkomsten spreekt het vanzelf, dat dit
risico reeds begint, ten laatste op het oogenblik van
uitlevering aan den vervoerder of zijn vertegenwoordiger
ter plaatse van verzending of afscheping."

In- en Uitvoer, C) met cen artikel van dc hand van
P. P. G. :

„Ook het risico komt vanaf dat moment (dc aan-

>) t.a. p. No. 1658.

») t.a.p. No. 389.

») t. a. p. Sale of Goods 333.

*) April 1920.

») No. 17. 23 Oct. 1919. blz. 191.

\') 24 Dec. 1919.

-ocr page 88-

neming door den vervoerder) voor den kooper. Alles,
wat dus van dat moment met het goed gebeurt, is voor
zijn rekening."

Ten aanzien van het voornaamste deel der contract-
risico hebben we hiermede reeds een resultaat bereikt.
Eenstemmigheid valt n.1. te constateeren hierover,
dat de zeerisico geheel ten laste van den

Kooper komt.

H et preciese moment, waarop de risico-overgang wordt
bewerkstelligd, moet nu nog worden vastgesteld.

Ook hier bestaat verschil van meening, of een
Verkooper van zijn risico\'s wordt bevrijd door het
brengen der koopwaar
langs boord, dan wel in boord.
Meer nog, dan bij den eigendomsovergang, is bij de
vraag der risico dit punt van gewicht. Immers de risico,
welke Hgt tusschen wal en schip, is van geenszins
denkbeeidigen aard; ter accentueering denken we aan
vervoer naar boord in lichters.

Het artikel in het genoemde Zeitschrift heeft ons
een oogenblik de illusie gegeven, dat we de „Euro-
peesche" opvatting gevonden hadden. Men schreef
n.1. daarin :

„Naar onze Europeesche opvatting sluit dit (fob) in
zich, dat de verkooper aanneemt de waar voor zijn
rekening te brengen
tot in een schip te New York
liggende en het risico van het goed tot op het moment
van inlading op hem rust." We dachten een duidelijke
uitspraak voor
in boord te hebben gevonden. Spoedig
werd ons die illusie benomen bij het lezen van den
correspondeerenden Duitsche tekst (het blad wordt twee-
talig uitgegeven), welke luidt: „dasz der Verkaufer es

-ocr page 89-

übernimmt die Wahre für seine Rechnung bis zu einem
in New York liegendem Schiffe zu bringen, und dasz
die Gefahr bezüglich der Ware
bis zum Augenblick
der Verladung in das Schiff auf ihm ruht." Het is niet
mogelijk te ontdekken, waaraan we ons te houden
hebben, aan den Hollander of aan den Duitscher;
het „Europeesche", dat in beide talen gelijk moest zijn,
is in de twee teksten verschillend. Ten slotte vinden
we dus voor een nauwkeurige vaststelling van den
risico-overgang bij dezen schrijver geen baat.

Het lijkt ons niet wenschelijk de gehoorde meeningen
van personen, wier deskundigheid door ons op goede
gronden mag worden aangenomen, in extenso hier
weer te geven. Een vergelijking daarvan deed ons
een eenstemmigheid ontdekken, welke de conclusie
rechtvaardigt, dat risico overgaat, wanneer de Ver-
kooper de werkelijke inlading heeft bewerkstelligd.
~0p welke wijze, of door welke handeling deze zorg
voor de inlading als voltooid mag worden aangemerkt,
hangt samen met den aard van het artikel, dat ver-
kocht en verscheept wordt. Zoo voor granen het
gestort zijn in het schip; terwijl het distribueeren vanuit
de plaats, waar het gestorte graan terechtkomt, tot
ontvangers bemoeiingen behoort of dan voor dezen
door den vervrachter krachtens vervoerovereenkomst
geschiedt. Zoo voor in balen verpakte artikelen door
het brengen in de takels boven de ruimen. In \'t algemeen
komt dat alles neer op een voltooid zijn van de feitelijke
inlading van het schip.

Schijnbaar in strijd met het bovenstaande beginsel
waren eenige F.o.b. contracten van de Ned.-Ind. Hand.
Bank, welke over de assurantie deze regeling geven:

-ocr page 90-

„Assurantie van wal tot wal is voor koopers rekening."
W ie verzekert, loopt risico, tenzij de verzekering voor
een ander belanghebbende wordt bezorgd. Deze rede-
neering wordt meestal gevolgd en op grond daarvan
zou men dus het gevaar vanaf den vasten wal voor

Kooper brengen.

Men moet hier voorzichtig zijn. Dikwijls toch gaat
het op te redeneeren: „Wie verzekert, loopt risico",
\' en dikwijls ook tracht men op die wijze vast te stellen,
wie de risico loopt, door eenvoudig af te gaan op
het afsluiten der
ve\'rzekering. In veel gevallen zal dit
opgaan. Maar ook wel eens niet. Een dergelijk geval

doet zich hier voor.

Inlichtingen, hierover ingewonnen, leerden ons, dat
hier een zekere inconsequentie in \'t spel is, die te
wgten is aan redenen van practischen aard. Bij de
genoemde contracten geschiedt de verscheping der
goederen door middel van prauwen, die de goederen
naar boord brengen. Eigenlijk moest nu Verkooper
verzekeren voor vervoer in die lichters, en Kooper
vanaf de beeindiging der lading in het zeeschip.
Terwille van de eenvoudigheid worden nu polissen
afgesloten, welke door den Kooper worden bezorgd,
en welke dekken het geheele vervoer der goederen,
benevens alle tusschentijdsche manipulaties, als over-
lading, vanaf het moment, dat deze den vasten wal
verlaten, totdat zij in haven van aankomst worden
gelost.

Maar scherp dient in het oog te worden gehouden,
dat eigenlijk
een dergelijke polis twee belangen dekt:
één van den Kooper en één van den Verkooper. Zeker
zullen dan ook de oude verhoudingen terugkeeren,

-ocr page 91-

wanneer de assurantie eens (om welke reden dan ook)
niet zou worden uitbetaald. De risico tot aan boord
zou dan weer op den Verkooper terugvallen.

Het gaat hier om een practische regeling, waardoor
men moeilijkheden tracht te voorkomen. Bij voorkomende
schade, in het aanspreken van assuradeuren, biedt
zij aanmerkelijke voordeelen. Koopers hebben nu zeker-
heid, dat alle schade door assurantie is gedekt, zijn
niet van hun Verkoopers afhankelijk in het aanspreken
van den verzekeraar, en vinden hun meerdere kosten
gecompenseerd in een lager berekenden prijs.

Voor \'t overige verwijzen wij, wat de quaestie „aan"
boord betreft, naar wat we hierboven onder „Levering"
daarover schreven.

Een vraag, welke volledigheidshalve in dit verband
een bespreking vereischt, is deze: brengt vervoer in
lichters tusschen wal en schip in de geconstateerde
contractueele verhoudingen verandering? Veelvuldig
komt een dergelijke wijze van verscheping voor in
onze Indische havens, waar de zeeschepen op de
reede hun lading in ontvangst nemen.

De Fransche Jurisprudentie heeft zich met deze
vraag beziggehouden en is er ten slotte in geslaagd
een algemeenen regel te construeeren, welke in het
kort hierop neerkomt, dat het lichterschip (allège)
moet worden beschouwd als cen
verlengstuk van het
eigenlijke schip. Een der consequenties van dit stand-
punt is, dat nu alle handelingen, welke ten opzichte
van het „primaire" schip moeten geschieden, met
gelijke geldigheid aan het lichterschip kunnen worden
verricht.

-ocr page 92-

Aldus: Moet ik leveren F.o.b. ss.-.......te

Soerabaja, dan kan ik volstaan met de goederen te
brengen in een prauw, welke ze naar het ss. zal ver-
voeren.

Het is niet overbodig te onderzoeken, of we hier
te doen hebben met een algemeen principe.

In de verhouding van afzender en vervrachter kan
de regel opgaan. Wanneer b.v. de Kon. Ned. Stb.
Mpij. een lading aanneemt van Rotterdam en het
daartoe bestemde schip vaart af van Amsterdam, kan
het wenschelijk zijn, dat om oponthoud en kosten te
vermijden, het schip Rotterdam niet aandoet. In zoo\'n
<reval zorgt de reederij voor een lichter, welke te
Rotterdam de lading inneemt, en aan het primaire
schip brengt. In de verhouding van vervrachter en
afzender brengt dit geen wijziging: deze laatste kan
handelen, of hij met het werkelijke schip te doen had.
In zooverre kan men hier spreken van een „verlengstuk

van dat schip.

Hoe nu in de contractsverhouding van Kooper en
Verkooper? Daar is een F.o.b. Kooper verplicht te
zorgen voor het stellen van scheepsgelegenheid, waar-
aan de Verkooper de goederen kan afgeven. Hij
maakt daartoe een overeenkomst met een Stoomvaart
Maatschappij, welke op den overeengekomen dag met
een schip gereed ligt tot het in ontvangstnemen der

goederen.

Met het voorafgaand lichtervervoer heeft echter
die vervoerder in dit geval niets tc maken; dit ge-
schiedt
met afzonderlijk en zelfstandig werkende lichter-
maatschappijen (prauwenveeren in Ned.-Ind.).

Rusten nu op een Verkooper de levcringsplicht en

-ocr page 93-

de risico\'s, welke zich uitstrekken tot aan het inladen
der koopwaar, dan heeft deze Verkooper, om aan die
verplichting te voldoen, zich van dien lichterdienst te
verzekeren.

Er is geen reden om aan te nemen, dat de, onmid-
dellijk uit het F.
O. b. beding voortvloeiende, verplich-
ting tot het aan boord brengen der goederen, wijziging
20U ondergaan en niet een Verkooper op welke
wijze dan ook en met alle middelen daartoe gehouden
zou blijven, terwijl Koopers bemoeiingen en risico een
vervroegden aanvang zouden nemen.

Mogelijk is natuurlijk, dat men het op zichzelf een-
voudige F.
O. b. beding op eenige wijze aanvult of in
onderdeel wijzigt; het behoeft daardoor zijn karakter
nog niet te verliezen. Maar een F. o. b. contract
zonder meer laat een dergelijke lichtcrtheorie niet toe.

Ook wanneer een F. o. b. contract is gesloten
cn de omstandigheden maken een lichtervervoer nood-
zakelijk, handhaven wij de tevoren uiteengezette op-
vatting aangaande de contractsverhoudingen. En ten
aanzien van dit lichtervervoer in het bijzonder lijkt
ons de meest aannemelijke beschouwing deze, dat de
zorg daarvoor deel uitmaakt van de verplichtingen van
den Verkooper, voor wiens rekening en risico de
goederen zijn tot de werkelijke inlading is bewerkstelligd.

Het F. O. b. contract is thans in hoofdzaak besproken:
levering en risico zijn wel de voornaamste vraagpun-
ten ; andere quaesties houden met deze verband, cn
kunnen aan de hand van het reeds gevondene tot
oplossing worden gebracht.

-ocr page 94-

Contrôle.

Hiermede is bedoeld het onderzoek, door of namens
Kooper, of zijn Verkooper ten aanzien van de ver-
kochte goederen overeenkomstig contract heeft ge-
handeld.

Er bestaat een recht, aan den Kooper toekomende,
tot controleeren, waaruit volgt, dat een Kooper naar
billijkheid in staat moet worden gesteld om dit con-
trôlerecht uit te oefenen.

Dit beginsel moet vooropgesteld worden: in veel
gevallen wijst het den weg naar de oplossing.

De jurisprudentie-lijst is over dit onderwerp tamelijk
goed voorzien ; althans relatief gesproken, want in \'t
algemeen is zij niet uitgebreid. Een bespreking der
jurisprudentie is ook hierom van belang, omdat zij cen
interessanten ontwikkelingsgang heeft doorgemaakt.

Allereerst dan een vonnis der Amsterdamsche
Rechtbank l)

„F.o.b. beteekent, in den handel, dat de verkooper

heeft te leveren aldaar, aan boord van het schip....."

en verder:

„Een onderzoek door den kooper heeft op die plaats
en op dien tijd en alleen ddàr en ddn te geschieden."

Zeer positief is deze uitspraak, onverbiddelijk wordt
de contrôle aan de levering vastgeknoopt, iedere latere
mogelijkheid afgesneden. Het komt er dus op neer,
dat een Kooper zijn reclamerecht heeft verwerkt, wan
neer de levering is voltrokken, zonder dat hij van zijn
contrôlerecht heeft gebruik gemaakt.

1) 2 Maart 1906. W. 8416.

-ocr page 95-

Hierbij sluit aan: Hof Arnhem, 24 Febr. 1909.l)

„Een kooper, verder expedieerende zonder verder
onderzoek, na levering f.o.b., moet geacht worden de
waren in goed vertrouwen te hebben aanvaard en zijn
verhaalsrecht wegens onvoldoende levering te hebben
verwerkt."

Het komt ons voor, dat deze uitspraken, hoewel
uitgaande van een juiste premisse, tot een verkeerde
conclusie leiden.

Het uitgangspunt n.1. is een redeneering als deze:
Het F.o.b. contract brengt mede een levering in af-
scheephaven. Deze levering mits voldoende aan, en
geheel overeenkomstig de contractsbepalingen, bevrijdt
Verkooper." Met dit alles kunnen we ons zonder be-
zwaar vereenigen.

Geheel juist ook komt het ons voor te zeggen, dat
voor de quaestie, of goederen naar behooren zijn
geleverd, beslissend is de toestand der goederen op
het oogenblik der levering.

Als gevolg daarvan kan men aannemen, dat bij cen
F.o.b. contract ontoelaatbaar is de redenccring van een
Kooper: „de goederen, welke ik ter bestemmingsplaats
heb aangekregen, waren niet in een toestand, welke
met ons contract overeenkomt."\' Ontoelaatbaar ook,
omdat de risico van het, tusschen inlading en aankomst
liggende zeevervoer, geheel voor Kooper is.

Maar nu gaat men (zie geciteerde uitspraken) verder:
„omdat door die levering ccn Verkooper zijn contracts-
positie liquideert, zich daardoor van iederen rechtsband
ontslaat, moet iedere bemerking op dic wijze van

>) W. 8926.

-ocr page 96-

evering ook diir geschieden. En,.....wie zwijgt

stemt toe. . . . laat een Kooper dit moment passeeren,
-zonder zijn geluid te laten hooren, dan is hij niet liter
bevoegd om daarop nog eens terug te komen."

De onhoudbaarheid van deze redeneering laat zich
het beste aantoonen door een voorbeeld.

A. en B. komen overeen, dat B. aan A. kazen zal
leveren F. o. b.
Amsterdam, welke kazen zijn bestemd
voor Indië. Nu wijst een, ter afscheping gehouden
onderzoek uit, dat inderdaad goede kaas is afgeleverd.
Evenwel, in Indië komt de kaas bedorven aan. Moet
men nu aan den Kooper iedere reclame ontzeggen,
op grond van zijn zwijgen bij aflading?

Het geval heeft zich in dezen vorm voorgedaan voor
de A\'damsche Rechtbank 1); zij gaf deze oplossing:
,dat een gunstige uitslag van onderzoek te Amster-
dam niet uitsluit de mogelijkheid van een ongunstig
resultaat bij aankomst in Indië als gevolg van ondeug-
delijke samenstelling; welk gevolg eerst in warmer
klimaat merkbaar wordt. In welk geval de crediteur,
kooper, zeker niet ondanks de clausule f. o. b. zijn
reclamerecht zou verwerkt hebben."

Dit wil dus zeggen, dat een Verkooper, welke be-
kend was met de bestemming der kazen voor de tro-
pen ook „tropenkazen" had moeten leveren. Hier
kan dus een gebrek in de levering, dat eerst later
ter kennis komt, dienen tot grondslag van een latere
reclame tegen die levering.

1) 17 Dec. 1915 W 10.000.

Men ^ie ook:

Rb. A\'dam 29 April 1910. W. 9174.

Rb. A\'dam 11 Oct. 1916 N.J. rqii. ^21.

-ocr page 97-

t

De Amsterdamsche Rechtbank heeft hiermede een
logische en bevredigende redeneering gevolgd. Zij
was in casu den\' Kooper zeer welgezind door hem
deze bevoegdheden toe te kennen; dat niettemin van
diens actie niets terecht kwam, lag dan ook niet aan
de Rechtbank, maar aan Kooper zelf. Want deze had
alleen aanbod van bewijs gedaan van de inferieure
qualiteit der kazen bij aankomst en dit oordeelde de
Rechtbank terecht niet voldoende, daar hij eventueele
oorzaken voor de inferioriteit had moeten aanwijzen
en de toestand der kazen te Amsterdam beslissend
bleef.

Ook deze redeneering kunnen we geheel tot de onze
maken. Wij blijven vasthouden aan het beginsel, dat
voor
alle reclame, door den Kooper uit te brengen,
steeds de toestand bij de levering beslissend is.

Aan den anderen kant komt het ons geheel in over-
eenstemming met het recht en ook billijk voor, niet
alle gelegenheid tot reclames daarna met gestreng-
heid af te snijden.

Hoe dan beide beginselen met elkaar in overeen-
stemming te brengen? De eene mogelijke oplossing is
deze:

Een Kooper kan tot latere reclames worden toege-
laten, mits hij zich baseert op den grondslag van den
toestand der goederen bij de levering. Alle bewijsmid-
delen staan hem daartoe open. Het geval laat zich
denken, dat hij in die bewijslevering kan slagen, door
aan te toonen in welken toestand hij de goederen aan-
kreeg; door verder te wijzen op een normaal zeever-
voer en door uit die feiten de conclusie te trekken,
dat de toestand ter plaatse van levering niet overeen-

-ocr page 98-

komstig contract moet zijn geweest. Een indirecte be-
wijsvoering dus, waarbij de staat der goederen bij
aankomst wordt gebruikt als feit, waaruit in verband
met andere feiten, de onbehoorlijke levering wordt
bewezen..

Misverstand geeft aanleiding tot een verkeerde be-
schouwing van deze redeneering. Sommigen, meer op den
schijn afgaande, meenen er uit op te moeten maken,
dat nu aan den Kooper een recht wordt toegekend,
om zich eenvoudig op den
toestand-bij-aankomst te
beroepen. Dit is niet waar; het zou ook met het F.o.b.
contract in strijd zijn. Hem wordt eenvoudig een
recht gegeven om, ook nà aankomst, zich te beroepen
op een onbehoorlijke afscheping.

Staat aan Kooper steeds een dergelijke bewijsvoering
open? In \'t algemeen: ja. Alleen niet, wanneer hij
daarvan bij contract afstand heeft gedaan, door er in
toe te stemmen, dat een contrôle uitsluitend bij
afscheep wordt gehouden. Ook niet, wanneer een
uitsluitende contrôle bij afscheep tusschen partijen
gebniikelijk was.

Daarentegen keeren we, in deze laatst-veronderstelde
gevallen, weer tot den algemeenen regel terug, indien
mocht blijken, dat dergelijke contrôle verhinderd is
door opzet of nalatigheid van den Verkooper. Stel
b.v. het geval, dat deze zijn Kooper van verscheping
in verband waarmede gecontroleerd moest worden
den, niet of niet tijdig in kennis heeft ge.steld. Onder
dergelijke omstandigheden zou het ontoelaatbaar zijn
den Kooper gelegenheid tot latere bewijsvoering te

onthouden, t

In gelijken zin, als door ons verdedigd:

-ocr page 99-

Rb. Rotterdam 7 Dec. 1916.1)
Rb. Amsterdam 7 Mrt. 1917. 2)
Het door ons bestreden standpunt — dat een
Kooper kan volstaan met enkel bewijs van slechten
staat bij aankomst — wordt ingenomen door:
Rb. Amsterdam 29 April 1910.3)
Hof Amsterdam 29 Nov. 1907."^)
Tribunal Cannes 14 Feb. 1912.5)
Het vonnis van de A\'damsche Rechtbank beperkt
zich ter staving van haar bewering tot: „Immers in
het handelsgebruik worden goederen gewoonlijk niet
bij de inlading, doch bij aankomst onderzocht."

Het bestaan van een dergelijk handelsgebruik blijkt
uit niets, en wordt door ons op grond van onderzoek
ontkend.

Het aangehaalde Arrest concludeert eveneens tot
een contrôle bij aankomst; in casu, omdat een contrôle
bij levering niet wel mogelijk was. Het Hof heeft
evenwel van die contrôle-bij-aankomst een verkeerde
voorstelling. Ten onrechte wordt daaraan een beslis-
senden invloed toegekend, terwijl er niet op gewezen
wordt, dat alleen aan den toestand der goederen in aflaad-
haven aanspraken (reclames) kunnen worden ontleend.

Ofschoon het Hof terecht aan Kooper de bevoegd-
heid tot contrôle bij aankomst toekende, geeft de
redeneering, in het arrest gevolgd, toch cen verkeerde

\') W. 10129.

W. 10175.
8)
W. 9171

♦) M. V. II. 1907 blz. 144\'
6) R. I. M. XXVII.
877.

-ocr page 100-

appreciatie van die latere contrôle en miskent het

karakter daarvan.

Wij veroorloven ons uit het tijdschrift In- en Uitvoer

No 52, een eenigszins uitgebreid citaat op te nemen

uit een artikel van de hand vanP.P.G.: „Wij wezen

hierboven op het recht van reclame en merkten op,

dat in het algemeen de kooper zoodra hem de waar

is geleverd, zoo spoedig mogelijk onderzoek moet

doen, of het geleverde wel aan de gestelde eischen

voldoet en terstond eventueele bezwaren aan de

wederpartij kenbaar moet maken op straffe van verhes

van zijn recht om te reclameeren. Waar zou het heen

moeten, als do verkooper nog langen tijd na de levering

bloot zou kunnen staan aan reclames van den kant

van den kooper. , j ^ „„

Beschouwen wij nu deze vraag m verband met een

f.o.b. contract. Stel dat geconserveerd vleesch uit Amerika
hierheen wordt gezonden, en dat de kooper hier bij
openen der verpakking bemerkt dat het vleesch be-
dorven is, terwijl een deskundigenonderzoek aantoont,
dat het-gebrek reeds aanwezig moet geweest zijn ten
tijde van de inlading. Onmiddellijk geeft de ontvanger
aan den verkooper bericht van den staat van zaken,
en Verlangt levering van ander, gezond vleesch ^
Neen zeide de Verkooper eens in zoon geval: Gij
hebt te laat gereclameerd, gijzelf of een vertegen-
woordiger van U had de waar moeten onderzoeken en
eventueel moeten reclameeren toen zij U geleverd werd,
d.w.z. daar het een f.o.b. contract is, bij de inladmg.

Een dergelijke argumentatie moet echter in verreweg
de meeste gevallen als
ondeugdelijk verworpen worden,
men kan niet verlangen, dat de kooper bij de inlading

-ocr page 101-

zelf tegenwoordig is om te keuren, evenmin, dat hij
daar iemand heeft om het voor hem te doen. Dit zou
er op neerkomen, dat men verwacht, dat ieder koopman
in iedere handelsplaats een agent of vertrouwensman
heeft. Ook kan men niet, verder bouwende op de fictie,
dat de kapitein van het schip als gemachtigde van
den kooper, de waar in ontvangst neemt, aannemen,
dat hij in diezelfde qualiteit ook nog de aangeboden
waar moet controleeren. Dat kan niet gevergd worden:
de kapitein heeft wel wat anders te doen. Trouwens
dikwijls is er een groot technisch bezwaar vooral bij
dergelijke waar als in ons voorbeeld geconserveerd
vleesch.

Wil men dit onderzoeken, dan moet men de blikken
of andere verpakking openen ; en men begrijpt, in welken
staat het vleesch, ook al was het aanvankelijk volmaakt
goed, dan zou aankomen!

Neen, in ieder geval, waar de vraag rijst, of de
kooper wel te bekwamer tijd reclameert, moet men
rekening houden met de omstandigheden van het geval;
zoo moet men den eisch van zoo spoedig mogelijk
reclameeren opvatten. En legt men dezen maatstaf
bij f.o.b. verkoopen aan, dan begrijpt men, dat men
den kooper het recht om te controleeren moet laten,
tot hij feitelijk in de gelegenheid is dit te doen; dus
in verreweg de meest gevallen tot hij zelf de waar in
oogenschouw heeft genomen."

In hoofdzaak vinden we in deze beschouwingen hct
door ons verdedigde standpunt terug.

Vervoer.

In tegenstelling met hct C. i. f. contract is hct hier

-ocr page 102-

de Kooper, die voor vervoer heeft te zorgen. De Ver-
kooper vervult zijn verplichtingen door de goederen
in boord van een schip te brengen; te zorgen dat er
een schip is, heeft hij niet.
Het is dus de Kooper, die,
wat men noemt „het vervoer moet bezorgen". Deze
doet dit door met een reederij een
vervoerovereenkomst
aan te gaan. Die reederij maakt dan, dat op den be-
paalden datum een schip gereed ligt tot ontvangst
der door Verkooper af te
leveren goederen. Krachtens
de vervoerovereenkomst ontvangt de reederij voor den

Kooper.

Wij komen hier op het gebied van deze rechtsvraag:
Is het inontvangstnemen der gekochte goederen een

verplichting van den Kooper?

Verschillend wordt hierover geoordeeld. Zoo betoogt

Asser-van Goudoever, i) dat hier slechts kan gesproken
worden van een
recht van den Kooper. Het zou den
Kooper vrij staan dit
recht al dan niet uit te oefenen.
Hiertegenover zij
opgemerkt, dat aan partijen een

beroep op de tusschen hen bestaande rechtsverhoudin-
cren openstaat; daar de
ontvangst der goederen van die
verhoudingen deel uitmaakt, zou het ongemotiveerd
zijn een beroep op dit onderdeel slechts aan Kooper
toe te staan en\' het den Verkooper te ontzeggen.

Een Verkooper kan er een redelijk -belang bij heb-
ben zich daarop te beroepen, wanneer hij door niet-
ontvangen der goederen door den Kooper schade

kan lijden. \'

Wij scharen ons derhalve aan de zijde van hen, die

meenen. dat van een Kooper mag worden verlangd.
t

1) Handleiding III. i66.

-ocr page 103-

dat hij, voorzoover van hem afhangt, den Verkooper
in staat stelt zijn leveringsverplichting na te komen. 1)

In ons verband vindt deze algemeene regel toepas-
sing. Brengt een contract mede, dat de gekochte goede-
ren in een schip worden ontvangen, dan is het be-
schikbaar stellen van dat schip niet slechts een
recht,
maar ook een vetplichti7ig van den Kooper.

De volgende regelen zijn in hoofdzaak een bespreking
van de over dit onderwerp bestaande jurisprudentie.

Dat de kooper een vervoermiddel moet gereed
houden, werd beslist door Rb. Amsterdam, 8 Mei 1914. 2)

Dat niet-aanwijzing van een schip tot ontvangst
wanprestatie van den Kooper oplevert, zegt Rb. A\'dam
24 Dec. 1915. 3) De regel, welke in dit vonnis is te
vinden krijgt in andere uitspraken eenige uitbreiding.

Het is n.1. mogelijk, dat tusschen partijen een corres-
pondentie is gevoerd van dien aard, dat Verkooper
daaruit een aanwijzing kan afleiden. In dezen zin Rb.
A\'dam 20 Juni
1913. Hof A\'dam 7 Mei \'15.

In dergelijke gevallen is een uitdrukkelijke aan-
wijzing niet noodig, en kan b.v. een ingebreke-stelling
van den Verkooper door den Kooper worden uit-
gebracht zonder dat daarbij de Kooper een schip

1) Men zie voor uitvoerige behandeling van dezo vraag:
Land- Star-Busmann. V\' Deel stuk. bl.
103 vlg. waar tevens
uitgebreide opgave van litteratuur en jurisprudentie te vinden is.
Verder Ribbiua in R.M. 1921 AH. 1
/2.

S) W. 9724. ») W. 9987.

*) W. 9659. ») W. 9821.
Ook: Rb. A\'dam 8 Mei 1914 W. 9724.

Rb. „ 8 Mei 1914 W. 9744.

Hof „ 23 Dec. 1918 W. 10390.

Rb. , 30 Nov. 1917 N. J. \'18 109.

-ocr page 104-

aanwijst tot ontvangst. Die aanwijzing kan achterwege
blijven omdat reeds uit gevoerde correspondentie het

vervoermiddel kan blijken.

Hetzelfde beginsel is van kracht, wanneer wijze van
vervoer en plaats, waar Verkooper de goederen heeft
af te geven, is af te leiden uit omstandigheden.

„Aanwijzing kan achterwege blijven, wanneer aan-
wijzing volgt uit omstandigheden." Rb. A\'dam 9 Dec.
1904.1) en Rb. A\'dam 10 Jan. 1913-

Een voorbeeld van die „omstandigheden" geeft een
geval, eveneens door de Amsterdamsche Rechtbank

berecht. •

Tusschen partijen was gewoonte geworden om bij

voorkomende gelegenheden zich van een bepaalde, vaste

lijn te bedienen. Als nu eens een keer met door Kooper

uitdrukkelijk een schip wordt aangewezen, had de
Verkooper maar de goederen naar dit gebruikelijke

vervoermiddel moeten brengen.

„Meestal zal de Kooper moeten aanwijzen, behalve
b.v. indien van vaste lijnen wordt gebruik gemaakt,"
Rb. A\'dam 15 Juni 1917. 3)

Conclusie:

De zorg voor het vervoer rust in vollen omvang
op Kooper. Als regel zal hij aan zijn Verkooper
moeten kennis geven, welk schip hij voor vervoer

heeft aangewezen.

Deze uitdrukkelijke aanwijzing kan achterwege
blijven, als de Verkooper op andere wijze met het
vervoermiddel bekend is, of bekend kan zijn.

W. 8256. \') W. 9478. ») N. J. \'17. 1204.

-ocr page 105-

HOOFDSTUK VI.
Het C.i.f.-contraet.

Wanneer een Kooper goederen koopt, te leveren te X.,
havenplaats in het overzeesche land, heeft hij te zorgen,
dat op het juiste moment een schip gereed ligt om ze
aldaar te ontvangen en in te laden. Daarbij behoort hij
de goederen te verzekeren voor de risico van het zee-
vervoer. In den regel is de Kooper
niet aanwezig ter
plaatse waar de inlading geschiedt of aldaar niet op
behoorlijke wijze vertegenwoordigd; derhalve is hij
veelal in de onmogelijkheid zijn belangen te dien aanzien
te behartigen. Daarentegen is dit meestal wel het
geval met den Verkooper, die 6f zcH gevestigd is in het
land van afscheep öf zijn vertegenwoordigers daar heeft.

De praktijk heeft nu voor deze moeilijkheid een
oplossing gevonden. Partijen sluiten een contract af,
waarbij Kooper aan Verkooper betaalt een zekeren
prijs, die zoodanig is berekend, dat behalve de eigen-
lijke kostprijs der goederen, daaronder tevens begrepen
zijn de kosten van het vervoer over zee en de premie
van de assurantie, welke de risico\'s van dit vervoer
tot aan destinatiehaven dekt. Tegenover het genot
van dien lioogcren prijs neemt dan de Verkooper op
zich te zorgen, dat de goederen worden ingeladen cn
de assurantie gesloten.

-ocr page 106-

Een voordeel, dat voor den geregelden handel van
veel waarde is, bestaat hierin, dat een Kooper geen
afzonderlijke berekeningen te maken heeft om den
kostprijs van zijn artikel vast te stellen, maar kan af-
gaan op een rond bedrag, een som-ineens, waaronder

al zijn kosten zijn begrepen.

Een tweede belang van den Kooper is, dat hij door
aldus overeen te komen, de risico van schommeling
in vrachtprijzen ontloopt en op den Verkooper over-
draagt. Immers deze neemt aan om voor een vast
bedrag, begrepen in de totaalsom van den berekenden
prijs,
"Voor de vracht te zorgen. Loopen de vrachten
op, dan behoeft de Kooper toch niet méér te betalen
dan dien overeengekomen prijs; de vrachtverhooging
komt geheel voor Verkoopers rekening. Omgekeerd
zou natuurlijk ook een Kooper kans kunnen hebben
op vrachtdaling. Maar omdat hij niet ter plaatse aan-
wezig is, en snelheid van handelen steeds een vep
eischte is, wanneer men van kleine verschillen wil
profïteeren, zou een Kooper daartoe minder goed in
staat zijn. Gaarne laat hij die kans loopen voor de
werkelijke voordeden, die een dergelijke regeling biedt.

Is hij stellig overtuigd, zelf beter voor een voor-
deelige vracht te kunnen zorgen, welnu, dan sluit hij

geen C.i.f.-contract af, maar probeert het\'langs anderen

weg en koopt b.v. F.o.b.

Ook voor den Verkooper biedt een dergelijke
transactie voordeden. Hij wordt in staat gestdd zdf
handdend op te treden teneinde een regelmatige ver-
scheping van de goederen te bevorderen. Hij ontloopt
aldus de bezwaren, wdke verbonden zijn aan een.

-ocr page 107-

eenzijdig door Kooper te regelen, inlading. Vooral bij
contracten met een längeren leveringstermijn wordt
dit punt van belang. Slaagt Verkooper er dan in, in
een geschikte verlading te voorzien, dan kan hij op
ieder gewenscht oogenblik zich van de goederen ont-
doen. Het is niet noodig. dat hij eerst tot overeen-
stemming komt aangaande de scheepsgelegenheid en
van bijzonderheden, daarmede in verband staande.

Daar een dergelijke wijze van handelen hierop neer-
komt, dat ter plaatse van afscheep Koopers belangen
door zijn w e d e r p a r t ij, den Verkooper, worden
behartigd, is voor alles noodig, dat tusschen hen een
verhouding bestaat, die geheel op goede trouw is ge-
baseerd. De mogelijkheid daarvan wordt bevorderd,
indien partijen een voortdurende relatie onderhouden
of met eikaars bedrijf bekend zijn. Zooals we hieronder
zullen zien, staan den Kooper wel middelen open om
den Verkooper voor de wijze, waarop hij in dezen te
werk gaat, aansprakelijk tc stellen; echter is het beter
het daarop niet te laten aankomen. Steeds blijft hier
de vertrouwensquaestie bestaan.

Bij een koop, welke op deze wijze tot stand komt,
worden achter de cijfers, die den koopprijs aanduiden
of vóór den naam van de plaats van bestemming dc
woorden gebezigd:

„kost, assurantie, vracht".

De Engelsche equivalenten zijn: „cost, insurance,
freight", bij afkorting aangegeven door de letters:
C.f.i., of, het meer gebruikelijke: „C.i.f.".

Waar de Franschen „ajsurance" zeggen in plaats
van „rV/surance" verandert daar de lettercombinatie
in C.a.f.

-ocr page 108-

In Duitsche contracten spreekt men van: „Kost,
Fracht, Assekuranz", kort die woorden soms af tot
K. A. F., maar bepaalt zich veelal tot het Engelsche
passe-partout, of noemt de oorspronkelijke woorden
voluit.

Een enkel voorbeeld ter illustratie:
„Sold:

25 (Twenty-five) Tons, shipping weight, in cases.
Hevea Brasiliensis, Ribbed Smoked Sheets, at 33/4
(Two shillings & threepence threefarthings) per lb.
Cost, Freight and Insurance."
En:

„le prix est fixé à Cinq deniers l\'unité de phosphate
tribasique de chaux et par tonne de
1019 Kilo\'s,
livrée, coût, frêt, et assurance (f.p.a.) à Amsterdam".

We zullen ons voortaan houden aan het Engelsche
C.i.f.; voor een Hollander heeft dit allengs burgerrecht
gekregen. De term, door de
3 woorden gevormd,
wordt genoemd: „de c.i.f.-clausule". Daar deze voor
de contr\'actueele verhoudingen van een beslissenden
invloed is en op het contract een speciaal karakter
drukt, is men gewoon geraakt te spreken van: con-
tracten op
C.i.f.-condities of kortweg: C.i.f.-contractcn.

I Evenals by het F. o. b. contract zal ook hier de
eenvoudige grondvorm van het koopcontract tot uit-
gangspunt worden genomen. Het is hetzelfde „Eerste-
kosten-contract", als ook op pag. 39 is genoemd
We zagen daar, dat bij een dergelijk contract voor
alle gewichtige elementen van den koop een zelfde
tijdstip beslissend is. Dit moment is de overgifte der

-ocr page 109-

goederen over de schaal. Deze handeling is dan van
invloed voor: levering; eigendomsovergang ; risico-
overgang; specificatie; contrôle. Het is de meest een-
voudige traditio van hand tot hand.

2. Wanneer nu in een koopcontract de C. i. f.
clausule wordt opgenomen, hoe is dan de gesteldheid
van de gewichtige elementen van dat koopcontract?
Meer in het bijzonder, welke verhoudingen vloeien
daaruit voort ten aanzien van de levering, risico,
contrôle, reclame, en ontstaan nieuwe vraagpunten
van meer specialen aard?

Levering.

In de eerste plaats moet de quaestie van de levering

opgelost worden.

Steeds is de levering een moeilijk onderwerp ge-
weest en veel is er over getwist, wat eigenlijk levering
is, en waardoor levering tot stand komt.

Volgens sommigen is leveren het overdragen op
den nieuwen eigenaar van de feitelijke macht, het
bezit, over de verkochte waar.

Onze Nederiandsche wet zegt dienovereenkomstig
in art. 1511 B. W.: „Levering is een overdracht van
het verkochte goed in de macht en het bezit van den
Kooper". Er volgen dan nog enkele verdere bepalingen
omtrent levering, maar het boven geciteerde artikel
geeft de eigenlijke definitie voor wat koop in bijzonder
betreft. Een
algemeenen regel geeft art. 667 B. W. :
„levering van roerende zaken geschiedt door enkele
overgave, welke door den eigenaar of in zijnen naam
is verricht". In ditzelfde verband B. W. 670: „de

-ocr page 110-

bepaling der twee .voorgaande artikelen maken geen
inbreuk op de wetten en gebruiken in zaken van
koophandel." Hierbij moeten de woorden: „twee voor-
gaande artt." op de bekende manier aldus worden
geïnterpreteerd, dat daaronder de artt. 667 en 668 worden
verstaan. 1)

Met deze wettelijke regelen voor oogen heeft men
gezocht naar een oplossing voor de vraag: hoe ge-
schiedt, bij een C.i.f. contract de levering?

Mr. j. B. van Houten heeft op dit gebied pioniers-
werk verricht. Van zijn hand is het eerste, ons bekende,
geschrift in de Nederlandsche litteratuur over de C. i. f.
clausule. In zijn monografie over dit onderwerp:
„De
beteekenis en gevolgen der c.i.f. clausule bij koop-
overeenkomsten ", een boekje, dat van veel meer belang
is, dan het doel van den schrijver, voorlichting van
het personeel der Ned.-Ind. Handels Bank zou doen
vermoeden, komt hij tot de conclusie, dat levering
plaats vindt door overgaaf van documenten.

„Gebruiken van koophandel worden toegepast bij
de levering van goederen door middel van overgave
van documenten, deze vertegenwoordigend", (pg. 31)

Even verder:

„De wet heeft dus indirect gesanctioneerd een
levering van goederen, welke niet geschiedt door "de
overgave en overname van het goed zelf. Wel is bij
iederc levering en dus ook bij de levering middels
documenten, noodig, dat de persoon, die levert, de
bedoeling heeft den verkrijger eigenaar tc maken en

1) Asser—Scholten. Handleiding tot beoefening v.h. Ned. Burg.
Recht II. blz. 118.

-ocr page 111-

dat de verkrijger bij de overname tevens wil aanvangen
eigenaar te zijn. Wanneer aan de levering een verkoop
is voorafgegaan, ligt deze bedoeling aan beide zijden
zoodanig voor de hand, dat geen nader bewijs te
dien opzichte zal behoeven te worden geleverd".

Wanneer de goederen verzonden worden, zal, vol-
gens Mr. v.
Houten, het met de zaak zoo gesteld zijn,
dat de levering niet bij den aanvang van het transport
plaats vindt ingeval de transportondernemer optreedt
als Verkoopers gemachtigde. Is hij daarentegen Koopers
gemachtigde, dan „moet hij geacht worden gerechtigd
te zijn namens den Kooper de levering aan te nemen
en heeft alzoo levering bij den aanvang van transport
plaats".

„Gewoonlijk blijkt echter niet van een machtiging
op den transportondernemer. De verkooper verzendt
en ontvangt een connosement in endossabelen vorm,
hetwelk staat ten zijnen name of ten name des koopers
of zelfs aan order zonder eenige naamsaanduiding.

In dit geval vangt de transportondernemer aan de
goederen te bezitten voor den verkooper, doch volgens
het door hem afgegeven connossement verbindt hij
zich tot afgifte aan hem, die zich als wettig houder
van het connossement zal legitimeeren. Gaan nu tijdens
het transport dc verschepingsdocumenten over in
eigendom van den kooper, dan verkrijgt deze, wijl
op het moment dier eigendomsverkrijging de transport-
ondernemer het goed voor hem aanvangt te bezitten,
door middel van den transportondernemer automatisch
den eigendom van het vervoerd wordende goed."

Terstond willen we hier op dc positie van den
transportondernemer eens nader ingaan. Mr.
van Houten

-ocr page 112-

onderstelt twee mogelijkheden: n.1. dat deze is ge-
machtigde öf van den Kooper öf wel van den Ver-
kooper.

Nu is een algemeen erkende opvatting aangaande het
C.i.f. contract, waarop we later in ander verband zullen
terugkomen, dat deze C. i. f. overeenkomst is te be-
schouwen als een gewone koop- en verkoop met (plus)
een speciale en stilzwijgende afspraak, waarbij de
Verkooper ten behoeve van Kooper voor de vracht
en de assurantie zal zorgen. V^aar ook Mr. v.
Houten
zich hierbij aansluit, is dit verband nader bewijs

overbodig.

Kan men er nu van spreken, dat de transportonder-
nemer als Verkoopers gemachtigde is te beschouwen?

In geen geval!

Immers omdat de V^xVoo^^r als Koopers gemachtigde
zorgt voor vracht en assurantie, verbindt Verkooper
niet zichzelf, maar zijn
lastgever, den Kooper, Relaties,
welke betrekkelijk het vervoer der goederen in het
leven worden geroepen, ontstaan tusschen vervoerder
en Kooper, zoodat reeds daarom nooit sprake kan
zijA van den
vervoerder als Verkoopers gemachtigde.
Ook komt het ons minder juist voor te spreken van
cen bezit der goederen door den vervoerder tijdens
de zeereis, in qualiteit van
gemachtigde, omdat de
feitelijke macht, dien de vervoerder uitoefent, niet
berust op cenige machtiging, maar eenvoudig weer
een uitvloeisel is van de gesloten vervoerovereen-

komst.

En het a\'ndere geval, dat bij den aanvang van het
vervoer de
vervoerder (dus b. v. de scheepskapitein)

-ocr page 113-

kan geacht worden Koopers gemachtigde te zijn tot
de ontvangst der goederen?

Het is vermoedelijk de bekende „receptum" theorie,
waardoor deze minder duidelijke voorstelling zal zijn
ontstaan. Een vervoerder toch is niet
gemachtigd
tot ontvangst,
maar gehotiden tot vervoer. Alweer,
op grond van de gesloten vervoerovereenkomst. Van
een „gemachtigde tot ontvangst" kan men verlangen,
dat hij bij die ontvangst de belangen van zijn vol-
machtgever waarneemt. Dus b.v. dat hij scherp toeziet
of op de juiste wijze wordt afgegeven; of het afgegevene
is van een behoorlijke qualiteit en "tot de goede hoe-
veelheid.

Met dat alles heeft de vervoerder niet te maken.
Geen transportondernemer controleert de wijze van
aflevering of oefent toezicht uit op qualiteit. Geen
vervoerder
controleert de hoeveelheid, hij constateot
die alleen, d.w.z. hij onderzoekt niet of de hoeveelheid
voldoende is, maar geeft alleen een bewijs af, welke
die hoeveelheid was.

Om al deze redenen is het uitgesloten, dat de ver-
voerder zou kunnen beschouwd worden als gemachtigd
tot de ontvangst van het goed. Misschien vroeger,
toen een kapitein er mede was om de belangen van
Koopers waar te nemen; tegenwoordig echter rusten
op hem wel vele functies, maar deze zeer zeker niet.
Hij is alleen gebonden aan de vervoerovereenkomst
cn zoover strekt deze zich niet uit.

Dat bij het C. i. f. contract de levering geschiedt
door overgaaf van documenten, zal men alleen kunnen
volhouden wanneer tegen documenten is verkocht.

-ocr page 114-

Terstond zij toegegeven, dat dit de meest gebruike-
lijke C.i.f. koop is; desniettemin zijn denkbaar niet
alleen, maar komen ook werkelijk voor, gevallen,
waarin er geen documenten zijn. Immers degenen,
die het bovengenoemde standpunt aangaande de rol
van het „document" handhaven, nemen dit in de
beteekenis van zakenrechtelijk papier, dat het goed
vertegenwoordigt. Als zoodanig komt alleen m aan-
merking het cognossement. De opvatting van
Molen-
graaff i)
is ook in deze de meest gangbare te noemen
en deze schrijver ontzegt aan „delivery-order" ofaan-
deelbewijs, indien niet door de reederij afgegeven,
zakenrechtelijke beteekenis. Daaruit volgt, dat met
kan -eleverd worden door overdracht van zulk een
aande\'elbewijs. Derhalve kan voor de gevallen, waarm
een Verkooper kan volstaan met het verschaffen van
een dergelijk aandeelbewijs, van een levering door
middel van documenten niet worden gesproken.

Men staat dan voor een nieuwe vraag. Hoe moet
geleverd worden, als het een koop geldt, waarbij van
documenten geen sprake is? Sommigen, aanhangers
van de bestreden leer, willen voor dergelijke gevallen
aannemen, dat dan de regel van het Burgelijk Wet-
boek wederom van kracht wordt: dat ter woonplaatse
van den crediteur (Kooper) moet geleverd worden,
(art 1429). Zeer stellig komt men dan met de praktijk
in conflict. Moge er al verschil van meening bestaan
over de vraag, of door inlading dan wel door over-
gave van documenten wordt geleverd, wordt bij
C.i.f. beding levering ter woonplaatse van den Kooper
aangenomen.\'

1) Leidraad blz. 339. vlg.

-ocr page 115-

Neemt men daarentegen aan, onder vasthouden
aan den regel, dat eigendom overgaat door documenten
zoo deze er zijn, dat levering ter plaatse van afscheep
geschiedt, indien documenten ontbreken, dan komt
men bij het C. i. f contract tot een dubbele regeling
van de levering:
zonder documenten ter plaatse van
afscheep;
met documenten door overgave van die
documenten.

Hieruit blijkt, dat men, voor geval er geen docu-
menten zijn, tot een gelijke conclusie komt als wij, die
voor alle gevallen een zelfde standpunt: levering door
en bij afscheep, innemen. Den eigendomsovergang,
indien er documenten zijn, beschouwt men als een
uitzondering op dien regel, terwijl naar onze meening
de noodzakelijkheid van dergelijke uitzonderingen en
van een speciale en afwijkende constructie, indien er
documenten zijn, niet is aangetoond.

Evenzeer kunnen zich gevallen voordoen, waarin
goederen zijn verscheept cn varende zijn met bestemming
voor den Kooper; dat ook documenten zijn opgemaakt
maar dat deze door een samenloop van omstandig-
heden den Kooper niet in handen komen vóór de
aankomst van het schip. Indien de Verkooper alle zorg
heeft aangewend tot een behoorlijke verzending van
die documenten, heeft hij voor die vertraging gecnerlei
aansprakelijkheid. Houdt men nu vast aan de redc-
necring: indien documenten zijn opgemaakt, geschiedt
de levering door documenten, dan zou men in een
dergelijk geval tot non-levering moeten concludeeren:
immers, de documenten zijn er niet.

Een dergelijke constructie zou niet opgaan, want
dc
goederen zijn er wèl cn deze omstandigheid toont

-ocr page 116-

tevens aan, dat, niettegenstaande er documenten in t

leven zijn geroepen, een onverbrekelijk verband tusschen
documenten en goederen geenszins behoeft te bestaan.

Hetzelfde verschijnsel neemt men waar, als docu-
menten zijn zoekgeraakt of verloren gegaan. De feitelijke
inontvangstname kan dan evengoed plaats vinden met
het goed zelf, hetgeen wordt afgegeven mdien de
Kooper slechts zekerheid wil stellen. Dat komt, omdat
deze een onbetwistbaar recht heeft op de goederen
zelf; hij kan dit recht ook op andere wijze geldend
maken dan door documenten, indien hij slechts de
schade, uit het zoekraken daarvan eventueel te ontstaan,

crarandeert. . ,

Men zou, in de bestreden redeneermg voortgaande

tot een eigendomsovergang komen, welke geheel
fictief op een willekeurig moment plaats grijpt. Waar
op het oogenblik dier levering de goederen zich be-
vinden, zal in vele gevallen onbekend zijn; zij varen
ergens op zee. Dat tot dat punt in den oceaan de
goederen behooren aan Verkooper en daarna aan
Kooper; dat tot daartoe de scheepsmaatschappij bezit
voor den Verkooper en daarna voor den Kooper,
waarvoor is al deze fantasie noodig? „Het doet ons
vreemd aan ons te moeten neerleggen bij
een rechtsregel,
welke voorschrijft dat men het risico moet dragen van
een zaak, waar men in waarheid niet voor
kan zorg
dragen, wijl zij is het eigendom van een ander en
buiten onze macht is". Zoo schrijft Mr.
van HoutenI).
Hij wil daarmede aantoonen de gewrongenheid van
een scheiding in risico- en eigendomsovergang.

1) t.a.p. blz. 45.

-ocr page 117-

Volgens de bestreden opvatting geschiedt risico over-
gang bij de inlading der goederen en de eigendoms-
overgang later, door documenten, terwijl in ons systeem
beide plaats vinden bij jde verscheping.

Wanneer men nu die scheiding van eigendom en
risico zoo ongerijmd vindt is men daartoe juist geko-
men door een minder juiste opvatting aangaande den
eigendomsovergang.

Dat door overgaaf van documenten de volkomen
macht over de goederen overgaat, zoodat van dat
oogenblik af de Kooper ten volle over de goederen
kan beschikken, daarmede kunnen wij ons wel veree-
nigen. Maar dit is iets anders, dan aan te nemen, dat
dit het moment van
levoing is; dat dan en daardoor
de eigendom overgaat. Men houde dit scherp uiteen.
Het eene behoeft geenszins noodzakelijk en on-
afscheidelijk uit het andere voort te vloeien. Wanneer
wij gaarne en uit overtuiging er mee instemmen, dat
door overgaaf van documenten het volle beschikkings-
recht over de goederen overgaat, behoeft dit geenszins
te prcjudicieeren voor de vraag, wie eigenaar is. Even-
min behoeft men met zichzelf in tegenspraak te komen,
wanneer men onder aanvaarding van het bovenstaande,
het moment van eigendomsovergang vaststelt op een
ander tijdstip, dan dat van overgaaf van documenten.

Dat men aan deze leveringstheorie vasthoudt, is
zuiver een gevolg hiervan, dat men zoekt naar over-
eenstemming met de regeling van ons Nederlandsche
Wetboek. Hct handelsverkeer, dat zich daaraan niet
veel laat gelegen liggen, geeft blijk van een andere
opvatting en wel deze: dat in de haven van afscheep

-ocr page 118-

de levering wordt volbracht en dat tegelijk eigendom
en risico daar overgaan.

Wanneer we op dit punt vergelijkingen maken, blijkt,
dat de Engelsche wet ons hierin meerdere ruimte geeft.

Sale of unascertained goods: „no property is trans-
ferred unless and untill goods are ascertained."

„It is necessary that parties should agree that pro-
perty should pass."

„Unless different intention appears, where
there is a contract of sale of unascertained goods, and
goods are appropriated to the contract, by seller with
assent of buyer, property thereupon passes to buyer." 1)

Het is niet om den grondslag van het Nederlandsche
recht te veriaten en in plaats daarvan op het Engel-
sche te steunen, dat wij bovenstaande passages van
de
Sale of goods act aanhaalden, maar alleen om aan
te toonen, dat aangaande het onderhavige onderwerp
andere meeningen mogelijk zijn en ook werkelijk be-
staan. De
Sale of goods act toch heeft een ander
uitgangspunt aangaande den eigendomsovergang. Het

is: de wil van partijen.

Immers: „Necessary that parties should agree."

„Unless different mtention appears."

Het primaire in het Engelsche systeem is derhalve
de regeling, welke partijen zelve aangaande den eigen-
domsovergang treffen. De wettelijke regeling is de
duidelijke erkenning van dit beginsel.

Ook hier moeten we naar de praktijk van den
handel zien; we zullen dan opmerken, dat juist daaruit
de conclusie gewettigd wordt, dat levering bij dc ver-

>) Halsbury. The Laws of England, Sale of Goods. 299, 301.

-ocr page 119-

scheping plaats vindt; dat dit een in den handel ge-
bruikelijke opvatting is. Straks zullen wij gelegenheid
hebben dit met bewijzen te staven.

Het moge dan blijken, dat bij een C.i.f. contract
de duidelijke bedoeling van partijen is, dat de levering
in het land van afscheep wordt uitgevoerd en dat met
het aanboord gaan der goederen de Verkooper van
zijn contractueele verplichtingen en bemoeiingen is
bevrijd.

Het is natuurlijk noodig om voor dit standpunt uit
de praktijk bewijzen aan te voeren.

Belangrijk is de litteratuur over dit onderwerp ver-
rijkt door een monografie van
du Moscii, getiteld:
Kost en Vracht i). Hoewel oorspronkelijk bestemd
als rede voor een beperkt gezelschap, is dit boekje
door uitgave en door overname in het Rechtsgeleerd
Magazijn beland in den meer uitgebreiden kring van
lezers, welke het geschrift om zijn helderheid en vooral
ook wegens de, er aan ten grondslag liggende kennis
der praktijk, ten volle verdient.

Du Moscii dan laat aan zijn bespreking eenige
meer algemeene beschouwingen voorafgaan, en maakt
daarin de onderscheiding tusschen overeenkomsten,
welke betrekking hebben op levering in het land van
afzending, onderscheidenlijk van productie, cn die,
ten opzichte waarvan levering in het land van be-
stemming, onderscheidenlijk van verbruik, geschiedt.

>) Voordracht voor de Verceniging voor voortgezet handcis-
onderwijs te Amsterdam, gehouden door H. R
ud. nu Moscu, oj)
19 cn 26 Nov. 1918.

-ocr page 120-

„ten opzichte van eerstgenoemde contracten (dus
die, betreffende levering in het land van afzending)
komt men tot de volgende hoofdsystemen:

la_____ ib_____ IC____en dan ook id.: de zoogen.

C.i.f. contracten"!).

Reeds uit deze indeeling blijkt, dat bij C. i. f. con-
tracten de levering wordt gesteld in het land van
afscheep. Een tweede citaat uit het genoemde werkje
ondersteunt deze meening meer in concreto:

„Dat bij een C.i.f. koop de levering plaats vindt
— of beter gezegd - de Verkooper zijn verplichting
tot levering heeft vervuld, zoodra hij de goederen

behoorlijk heeft afgescheept, zeide ik reeds hiervoor" 2).

Prof. Drucker bespreekt in het Rechtsgel. Magazijn 3)
eenige Duitsche uitspraken over het C. i. f. beding,
De schrijver constateert daarin eenvoudig: „Algemeen
wordt aangenomen, dat plaats van afzending de plaats

van levering is".

Hetzelfde standpunt vinden we terug in de Condi-
tiën van de Rotterdamsche Graanbeurs (1920). In
artikel 12 lezen we daar in duidelijke woorden:

„Bij verkoop C.i.f. binnen- of buitenland, geschiedt
de levering ter plaatse waar het goed wordt of is
ingeladen."

De Secretaris van het Comité van Graanhandelaren,
Mr W Nolen voerde ovcr dit onderwerp met ons
een correspondentie. Blijkens zijn toelichting op het
geciteerde artikel, moest daarin in hoofdzaak tot uit-
drukking komen, dat het risico bij inlading op den

1) t. a. p. blz. 9.
5) t. a. p. blz. 20.

S) Rechlsgel. Mag. 1918, blz. 332, vlg.

-ocr page 121-

Kooper overgaat. Niettegenstaande deze uitlegging,
wil het ons voorkomen, dat wel degelijk in het verband
van het artikel aan het woord levering de beteekenis
moet worden toegekend van: „contracts-vervulling".
Duidelijk wil men hier doen uitkomen, dat een Ver-
kooper, door goederen naar behooren in te laden,
aan zijn contract voldoet. Moet voor de risico aan
dit artikel een speciale beteekenis worden toegekend,
dan toont art. 12 aan, dat de handel (\'s wetgever)
geneigd is om tusschen levering en risico-overgang
een verband te leggen. Meestal is dit verband aan-
wezig. Alleen in speciale verhoudingen ontstaan daarop
uitzonderingen. Het is daarom niet onmogelijk, dat
art. 12 door van levering te spreken, eenige betee-
kenis zou hebben voor den risico-overgang. Overigens
is het artikel duidelijk en spreekt voor zichzelf: de
kooplieden-samenstellers hebben daarin willen uitdruk-
ken, hoe en waar op een C.i.f. contract moet geleverd
worden. Zij hebben willen omschrijven, wat onder
levering op C.i.f. conditie is te verstaan.

Dezelfde Condition geven onder „Nadere Bepalingen"
een definitie van C. i. f.

„C. i. f. beteekent boordvrij Rotterdam, inclusief
vracht en assurantie tot bestemmingsplaats."

Dat wil zeggen: C.i.f. is F.o.b. plus assurantie
plus vracht. Hoe men nu ook verder denkt over dit
rekensommetje, n.1. of werkelijk het eenig verschil
tusschen C. i. f. en F. o b. zit in die vracht en assu-
rantie, in ieder geval blijkt, dat men daar de opvatting
in heeft willen neerieggen, dat het met den C. i. f.
koop evenzoo gesteld is als bij F. o. b., behoudens
assurantie. Waar nu bij F. o. b. (zie bladzijde 62)

-ocr page 122-

levering geschiedt ter plaatse van afscheep, kan dien-
volgens ook de C. i. f. levering
dé.ir gesteld worden.

De Conditiën van de Amsterdamsche Korenbeurs l)
en de Conditiën van de Vereeniging voor den Am-
sterdamschen Graaninvoer (V. A. G.)2) houden beide
deze bepalingen in:

„Verkoop onder beding C.i.f. binnen-of buitenland
is verkoop boordvrij inclusief vracht en assurantie tot
bestemmingsplaats.\'\'

Men ziet: geheel in overeenstemming met de Rotter-
damsche Condities.

Ook in de jurisprudentie is het niet moeilijk voor
onze mèening steun te vinden. In de eerste plaats
citeeren we daartoe een arbitrale uitspraak, afgedrukt
in „Arbitrale Beslissingen" 3). Het betrof een particu-
liere arbitrage aangaande koop van olie, welke C. i. f.
was verhandeld. Hoewel het eigenlijke geschil meer
in het bijzonder de risicovraag betrof, (aansprakelijk-
heid voor aanhouding onderweg) komt toch de leve-
ringsvraag ter sprake. Men redeneerde daarbij aldus:
„Bij genuskoop geschiedt de levering ter plaatse,
waar de Kooper is, tenzij daarvan bij contract wordt
afgeweken", cn vroeg zich daarna af: Is dit in casu
het geval? Een daarop gehouden deskundigen-onder-
zoek wees uit: „Bijeen C.i.f. contract is dc plaats van
aflading de plaats van levering. Verkooper is van
zijn verplichting ontslagen, als hij voor dc aflading heeft
ezorgd en voor verzending van goede documenten.

1) art. 31.
») art. 32. ,

S) Arbitrale Beslissingen No. 6. Particuliere Arbitrage van 27
Februari 1919.

-ocr page 123-

Ten eerste blijkt, dat met name de plaats van aflading
als de plaats van levering wordt genoemd.

In de tweede plaats dat een Verkooper slechts heeft
te zorgen voor een behoorlijke
afzending van docu-
menten. Indien levering door documenten zou ge-
schieden, zou een Verkooper daarmede nooit kunnen
volstaan, maar zou zijn verplichting geen einde hebben
genomen, vóór deze ter bestemming waren aange-
komen. De risico van het overzenden der documenten
komt integendeel ten laste van Kooper, evenals
trouwens alle risico\'s, welke vallen nk het tijdstip
der aflading.

Door Arbiters van het Rotterdamsche Comité van
Graanhandelaren is bij herhaling beslist, dat een
Kooper verplicht is goede documenten aan te nemen.
Waarom? Omdat deze documenten constateeren, dat
de Verkooper de verkochte goederen aan boord heeft
afgegeven. Indien de Kooper daartegen geen bezwaren
heeft ingebracht, kan hij het resultaat van die hande-
ling, d. i. de documenten, niet betwisten. Anders, indien
hij documenten ontvangt, welke blijken niet in orde
te zijn; Kooper kan dan weigeren, omdat Verkooper
aan zijn verplichting: het verzenden van behoorlijke
documenten, niet heeft voldaan.

Ook wat door Arbiters in zake overmacht werd
beslist, is van zijdelings belang voor het Icvcrings-
onderwerp. Overmacht immers zijn die onvoorziene
gebeurtenissen, welke dc
Irjcring verhinderen. En nu
beslisten Arbiters,: „Dc
vcrladingxwoitX. door overmacht
zijn verhinderd"!), terwijl dc in casu als overmacht

1) 17 Aug. 1915.

-ocr page 124-

aangehaalde gebeurtenis, welke daarop geen betrekking
had, als bevrijdende omstandigheid werd verworpen.

Het Weekblad In- en uitvoer geeft in het nummer
van 31 Dec. 1919 een artikel, onderteekend P.P.G.
over: F.o.b. en C.i.f. overeenkomsten.

Aangaande de levering vinden we daar: „Speciaal
kunnen we ons moeilijk
vereenigen met de uitspraak :
„door de inlading der goederen gaat, althans naar
Nederlandsch Recht, de eigendom niet op den Kooper
over ; de Kooper wordt eigenaar zoodra hij, zij het
door middel van een derde, bezit der documenten

verkrijgt".....en: „is er naar ons oordeel veel te

zeggen\'\'voor de meening, dat de levering ter plaatse
van\'\'aflading geschiedt en dat door de inlading de
Kooper dus ook eigenaar wordt."

Hier wordt de documententheorie verworpen en
duidelijk partij gekozen voor de door ons verdedigde
opvatting.

In gelijken zin een Engelsch vonnis i).....Koop

op c.i.f. terms: „proper legal inference was, that the
property -in the goods passed upon completion of the
shipment."

De Fransche jurisprudentie geeft enkele uitspraken,
welke van eenzelfde beschouwing blijk geven: Zoo b.v.

Rb. Marseille 26 Jan. 1897. 2)

„que l\'acheteur c.a.f. ne devient propriétaire que
pal^ le chargement, constaté par
un connossement ; que
tous frais et tous événements antérieurs h. ce charge-
ment, ne peuvent que lui être et devenir arangcrs".

1) Dupont V. British South Africa Comp. Times Law Reports
XVIIL
24.

S) Revue. Int. de Droit Maritime. XIII. 556.

-ocr page 125-

In gelijken zin Rb. Gemia\\ 27 April. 1900. 1)

„bij de c.a.f. clausule wordt op Kooper overgebracht

de eigendom en de risico, vanaf het moment van

inlading."

De Rb. Nantes-. 6 Februari 1901. 2)
„dat douaneonkosten in haven van afscheep voor
den c.a.f. Kooper zijn, omdat hij aldaar eigendom had

verkregen."

Hoe denkt men er in Duitschland over?
Een uitspraak van het
Reichsgericht is van zooveel
belang voor ons betoog, dat wij ons veroorloven het
te dezer plaatse eenigszins uitgebreid weer te geven. 3)
A., te Hamburg, verkoopt aan B., Hannover,
10

ton olie. .

Verscheping gedurende Juni/Juli^ 1914. van Chma.

Prijs: ...Mk. per 1000 K.G. C.i.f.

Plaats van levering: Hamburg.

Toen het stoomschip te Alexandrië was, liet Ver-
kooper in overleg met Kooper verzekeren tegen aan-
houding ter zee. Daarna werd het schip prijsverklaard
door de Engelschen. Verkooper vordert nu den prijs
der goederen en kosten van ophoudings-assurantie,
Kooper wil niet betalen,
omdat niet is geleverd,
zijn de goederen niet te Hamburg — plaats van

levering — aangekomen).

Het Reichsgericht: „Er is tegenstrijdigheid; ter^vijl
C.i.f. duidt op levering ter plaatse van afscheep, geeft
een andere
clausule Hamburg als levcringsplaats op.
Aldus op te lossen: Wel degelijk is de afscheephaven

1) Revue Int. dc Droit Maritime. XVI. 712.

S) Ar"rcst 10 Juli 1917. Wochenschrift Jrg. 1917. S. 970.

-ocr page 126-

de eigenlijke leveringsplaats. De beteekenis van de
andere clausule is zóó op te vatten, dat werd overeen-
gekomen, dat daar documenten moesten worden
overgegeven,"

De opvatting van het Reichsgericht is, dat een
dergelijke clausule geen afbreuk behoeft te doen aan
het juiste C.i.f. beginsel; dat het C.i.f. beding primeert
en dat dienovereenkomstig de levering ter plaatse
van aflading geschiedt.

Ten slotte nog een aanhaling uit de Amerikaansche
Standard-Quotations, samengesteld door de Conference
to standardise Export-Quotations, gehouden te New-
York, December 1919. i)

„De Verkooper sluit het overzeesche bevrachtings-
contract af en betaalt de vracht, (dat wil dus zeggen:
laadt de goederen in) en moet aan den Kooper be-
hoorlijke documenten
zenden\'. D. w. z., heeft aan zijn
leveringsplicht voldaan, door volgens contract af te
schepen en cognossementen aan Kooper toe te sturen.
Het moment van levering kan dus niet gesteld worden
op
overgaaf van documenten. Met betrekking tot de
documenten is voldoende, dat een Verkooper ze be-
hoorlijk verzendt; niet dat hij ze overgeeft. De goede
overkomst der documenten is dan ook niet voor
Verkoopers risico. Waaruit alweer blijkt, dat levering
niet van documenten afhankelijk is.
Als conclusie voegen wij hieraan toe;
dat levering bij een C.i.f. Contract, wat
aangaat dc wijze, waarop cn de plaats, waar,
geschiedt door en overeenkomstig den wil
van partijen;

Export News, Jan. 1920.

-ocr page 127-

dat volgens gebruik, en als regel, wordt ge-
leverd door het inladen van goederen over-
eenkomstig contract;

dat als plaats van levering derhalve is te
beschouwen de plaats, waar die inlading ge-
schiedt: de afscheephaven.

Met het bovenstaande is niet bedoeld een betoog te
houden voor de overbodigheid van documenten; geens-
zins ! Ook wij handhaven wel degelijk de verplichting
van den Verkooper om goede en volledige documenten
te verzenden; maar dit is iets anders dan te betoogen,
dat die verplichting gelijkstaat met de verplichting
tot levering.

Hoe is nu de oplossing te vinden, en welke rol
moet aan documenten worden toegekend?

„Het moderne cognossement is niet een inladings-
document, maar een ontvangbewijs en tevens vervoer-
dociiment", zegt MoLENGUAAFr. l)

Het komt er dus op aan, van of namens wien de
vervoerder ontvangt en vervoert.

Het C. i. f. contract nu heeft deze beteekenis, dat het
bestaat uit een eigenlijken koop plus een assurantie-
en vervoer-regcling.

De contractprijs is een totaal van: prijs der
goederen plus assurantiepremie plus vracht. Algemeen
wordt nu aangenomen, ook door hen, dic aangaande
de levering een andere meening zijn toegedaan dan de
hier verdedigde, dat naast den eigenlijken koop een

ï) Leidraad blz. 563.

-ocr page 128-

overeenkomst van lastgeving bestaat voor wat betreft
het bezorgen van de assurantie en de vracht. De Ver-
kooper doet dit
ten behoeve van zijn Kooper, omdat
deze niet zelf daarvoor kan zorgen. Verkoopers aan-
sprakelijkheid daarvoor gaat dan ook niet verder dan
die van een
gewoon lasthebber. Zie verder onder blz. 144.

Indien nu de Verkooper het vervoer bezorgt als
lasthebber van den Kooper en hij verkrijgt als
resultaat daarvan een cognossement, dan moet hij dit
noodzakelijkerwijs ook in zijn qualiteit van lasthebber
ontvangen.

Een andere conclusie is niet mogelijk. Vreemd toch
zou het zijn, wanneer een Verkooper zekere verrich-
tingen deed ten behoeve van Kooper, en hij verkreeg
het zichtbaar resultaat, het bewijs daarvan, plotseling
als eigenaar. Dat het cognossement somtijds aan Ver-
koopers order wordt gesteld of eenvoudig aan toonder
luidt, is van geen invloed voor de tegenovergestelde
beslissing, dat Kooper dat niet zou zijn.

Indien waar is, dat de zeerisico voor Kooper is,
— en slechts sporadisch nog wordt het bestreden— dan
moet ook de
Kooper ó\\t belang verzekeren. Wie anders?
De
Verkooper heeft geen zeerisico, dus geen belang;
hij bezorgt de assurantie slechts
ten behoeve van Kooper.
Indien nu het verzekerde risico Koopers belang is, dan
moet ook Kooper, wegens zijn verhouding tot assura-
deuren, de eigenlijke rechthebbende op de polis zijn.

Wij trachtten hiermede aan te toonen, dat de Ver-
kooper de documenten als gemachtigde van den
Kooper onder zich krijgt.

Wanneer men eigenaar is van een zaak, is het zeer
goed mogelijk, dat men desondanks over die zaak de

-ocr page 129-

vrije beschikking mist. Een menigte van voorbeelden
zouden hiervan zijn aan te halen; de omstandigheid is
te zeer van algemeene bekendheid, dan dat het noodig
zou zijn hier langer bij stil te staan. Een dergelijk
geval nu doet zich hier voor.

Hoewel de Kooper terstond bij de inlading eigenaar
is o^eworden van de documenten evenzeer als van de

O

goederen, behoeven deze niet dadelijk ter beschikking
van den Kooper-eigenaar te zijn.

1. Waartoe houdt de Verkooper de documenten
onder zich?

Doordat een Verkooper de documenten in handen
krijgt en ze onder zich kan houden, is hem een machts-
middel gegeven tegenover zijn Kooper. Heeft de Ver-
kooper dit machtsmiddel noodig?

Zeer zeker, in veel gevallen. Immers de verkochte
en geleverde goederen zijn ingeladen of varende; hij
heeft daarop geen verhaal. Bovendien heeft hij assuran-
tiepremie en, meestal, vracht betaald. Hij heeft zeker-
heid noodig, dat hij den prijs der goederen kan innen
en de voorgeschoten premie en vracht (zij het alles
dan ook in één som berekend) terugontvangt.

2. Wanneer moet hij zc afgeven?

De Verkooper geeft de documenten af tegen betaling
door den Kooper.

Hoe moet dit recht van den Verkooper genoemd
worden ?

Handhaven we dc splitsing naar den aard van het
C. i. f. beding in een koop en ccn lastgeving, dan is
zonder bezwaar terstond aannemelijk, dat, voor wat
betreft Verkoopers verrichtingen ten behoeve van
Kooper, in casu het bezorgen van assurantie en vracht

8

-ocr page 130-

aan den Verkooper een retentie wordt toegekend op
„hetgeen hij van den lastgever in handen heeft"
(B.W. art. 1849). Wat de Verkooper van den Kooper
onder zich heeft zijn dan hier de documenten.

Wegens de feitelijke onafscheidelijkheid van koop
en lastgeving bij het C. i. f. contract, willen wij hierin
verder gaan en aannemen, dat krachtens uitdrukkelijk
beding of anders stilzwijgend uit den aard der C. i. f.-
overeenkomst, aan den Verkooper een
retentierecht
wordt toegekend, bestaande hierin, dat hij de documen-
ten mag terughouden, tot hij betaling van den koop-
prijs heeft ontvangen.

En de Kooper? Deze is reeds vanaf de inlading
eigenaar geworden. De volle beschikking over zijne
goederen verkrijgt hij eerst dan, wanneer hij de docu-
menten in handen heeft. Dit bereikt hij en kan hij
steeds bereiken door de koopsom te voldoen.

Van zulk een uitdrukkelijk beding, waarbij aan
den Verkooper een retentierecht wordt toegekend,
getuigt de contractsclausule: „betaling tegen docu-
menten".\' Engelsch: „payment against documents".
Wat drukt dit uit? Het is een clausule, waarbij
partijen de betaling regelen. Zij komen overeen, dat
deze tegen documenten geschiedt, waaruit volgt, dat
zoolang
niet is betaald, de Verkooper de documenten
niet behoeft af te geven en ze onder zich kan houden.

In zijn theorie, welke Molengraaff i) ontwikkelt aan-
gaande het karakter der Order- en Toonderpapieren,
vinden we deze beschouwing, dat cognossementen

behooren tot de groep: Legitimatiepapieren en daar-
*

M Leidraad blz. 236 vgl.

-ocr page 131-

van meer speciaal tot die, welke strekken tot eenig
en uitsluitend legitimatiemiddel om iemands recht aan-
nemelijk te maken. Documenten, wier bezit noodzakelijk
is tot het uitoefenen van het in het papier omschreven
recht, worden „waardepapier" genoemd; verhandelbare
waardepapieren zijn dan die, waarvan de eigenaar
tevens schuldeischer is en wel in tegenstelling tot de
niet-verhandelbare, waarbij alleen degeen, die het papier
te zijner legitimatie heeft ontvangen, rechthebbende is.

Tot die waardepapieren behooren alzoo de aan order
of toonder gestelde cognossementen en polis. Zij hebben
dus de strekking om den regelmatigen houder te legi-
timeeren als uitsluitend rechthebbende op de in het
papier vermelde goederen. Van andere waardepapieren
onderscheiden zij zich wederom hierdoor, dat zij be-
hooren tot de zakenrechtelijke papieren, d. w. z. dat
de eigenaar van het papier recht heeft op uidevering
en afgifte van goederen.

De hier in het kort weergegeven theorie van Molen-
graaff
is wel de meest gangbare te noemen en verdient
ook zeker de voorkeur boven andere verklaringen van
het eigenaardigkarakterderOrder-en Toonderpapieren.

Is nu de meening, hierboven door ons aangaande
de levering verdedigd en de rol, welke wij aan docu-
menten toekennen, met deze theorie in strijd.^

Integendeel, zij past daarin volkomen en dit komt
ons voor een bewijs te meer op te leveren voor hare
bruikbaarheid. De documenten, cognossement en polis,
zijn voor den Kooper het legitimatiemiddel, met behulp
waarvan hij zich kenbaar maakt als rechthebbende op
de ontvangst der lading en eventueel op assurantie-
penningen. Kooper immers is de belanghebbende bij

-ocr page 132-

het vervoer in het schip. Verkooper is van zijn con-
tractueele verplichtingen ontslagen vanaf de inlading
der g oederen. Kooper ook is de belanghebbende bij
de a^ssurantie; het vervoer, de zeereis, is voor zijn
risico.

Het legitimatiemiddel nu om zoowel tegen transport-
ondernemer, als tegen verzekeraars op te treden,

teneinde de hem toekomende goederen of de daarvoor
in plaats tredende assurantiepenningen te ontvangen,
wordt aan den Kooper door zijnen Verkooper ont-
houden, zoolang betaling niet is geschied.

De consequentie van het door ons ingenomen
standpunt brengt een niet onbelangrijke afwijkmg
van de bestreden leer mede, wanneer rechten van
derden in het spel komen. Het volgende geval kan
zich voordoen: Een Verkooper verkoopt na de af-
scheping de goederen
aan een derde op de documenten.
Bij aankomst komt deze op om de goederen in ont-
vangst te nemen. De C.i.f.-kooper legt conservaton-
beslag. Wie heeft nu recht op de goederen?

Volgens de bestreden leer zouden de goederen door
den Verkooper wel verkocht, maar niet geleverd zijn;
verkoopt Verkooper de documenten en dus door deze
de croederen aan den derde, terwijl hij dezen tevens
in het bezit stelt van de documenten, dan zou de
eigendom der goederen op den derde overgaan en
niet op den oorspronkelijken Kooper. ^

In de door ons verdedigde opvatting heeft dc kooper
bij de inlading eigendom verkregen, terwijl de Ver-
kooper een retentie op de goederen door middel van

-ocr page 133-

de documenten blijft uitoefenen. De Verkooper kan
over de goederen niet meer als eigenaar beschikken.
Verkoopt hij voor de tweede maal, dan is dat verkoop
van eens anders goed en dus nietig.

De eerste meening leidt tot een bescherming van
den derde: deze verkrijgt den eigendom der goederen.
Aan den Kooper staat slechts de mogelijkheid open
van een actie tegen zijn Verkooper.

Daartegenover geeft de consequentie van ons
systeem den eigenaar-Kooper een volkomen recht tot
inontvangstname der goederen. De door den Verkooper
benadeelde derde zal zich met een vordering tot
vergoeding tot dezen moeten wenden. De derde wordt
niet beschermd in dien zin, dat hij door middel van
de hem door Verkooper verschafte documenten den
eigendom der goederen zou kunnen verkrijgen. Moge
hij al de feitelijke macht over de documenten, het
legitimatiemiddel, hebben verkregen, de feitelijke macht
over de goederen zelf heeft hij niet gehad; deze is
gedurende de zeereis voor den eigenaar, krachtens de
vervoerovereenkomst door den vervoerder uitgeoefend.

Risico.

De tweede vraag, die wij bij de C.i.f. contracten
ontmoeten, is die van de risico.

Tusschen levering, eigendomsovergang, en risico-
overgang bestaat geen noodzakelijk en onverbrekelijk
verband. In \'t algemeen evenwel ziet men toch, dat
deze samengaan: meestal wordt risico door den

eigenaar geloopen.

Wanneer risico is: de kans van het plaatsgrijpen
eener nadeelige onzekere gebeurtenis, de toestand van

-ocr page 134-

het bedreigd worden door zoodanige gebeurtenis, dan
is de vraag, wie risico loopt, dus: Wie heeft de na-
deelige gevolgen te dragen van het plaats grijpen der
onzekere gebeurtenis; voor wiens rekening is het
wanneer die kans, die mogelijkheid, werkelijkheid
wordt ?

Welke is de gebruikelijke oplossing van die
risicovraag ?

Het is wederom bij Mr. van Houten i), dat we daarop
een antwoord vinden. Uitgangspunt is de regeling
van het Nederlandsch B.W. artt. 1273, 1480 en 1496.

„Bij bepaalde goederen gaat alzoo ook in handels-
zaken het risico over bij de koopovereenkomst (art.
1273 B.W.), evenals in Frankrijk. De verbintenis om
te leveren is dus vervallen, wanneer de te leveren
zaak buiten de schuld des verkoopers vergaat, voordat
de levering
heeft plaats gehad. (art. 1480 B.W.) Zelfs is
in dit geval de verkooper gerechtigd de betaling
van den koopprijs te vorderen, (art. 1496 B.W.)
zonder daartegenover iets te behoeven te presteeren.

Bij onbepaalde goederen blijft volgens art. 1497 B. W.
het risico bij den verkooper, totdat zij gewogen, geteld
of gemeten zijn, d.w.z. totdat zij zijn afgescheiden. Die
afscheiding behoort echter zóó te zijn, dat er niet een-
zijdig op kan worden teruggekomen en voor de daad-
werkelijke levering andere goederen gebezigd. De kooper
zal dus zijnerzijds een daad moeten verrichten, hetzij
van medewerking bij de determineering, hetzij van
voorafgaande toestemming in de eenzijdige deter-

1) t. a. p. blz. 34.

-ocr page 135-

mineering door den verkooper. Deze toestemming kan
zoowel in uitdrukkelijke bewoordingen worden verleend,
als uit omstandigheden worden afgeleid."

In den internationalen groothandel is zeker de koop
van onbepaalde goederen het meest voorkomend en
het belangrijkste. De regeling dienaangaande zou dus
deze zijn, dat voor determineering van de goederen
uit de soort tot bepaalde zaken risico-overgang van
Verkooper op Kooper wordt voltrokken. Omdat tot
die determineering beide partijen moeten medewerken,
immers eenzijdig kan zij niet geschieden, komt men
tot deze constructie, dat de Verkooper wordt beschouwd
als gemachtigde van den Kooper om voor die deter-
mineering zijnerzijds te zorgen. De determineering of
specificatie moet zijn effectief en de afscheiding moet
dus werkelijk zijn aangebracht.

Een gevolg van deze stelling zou zijn, dat, wanneer
die afscheiding
niet zou zijn totstand gebracht, of de
specificatie
niet zou zijn een met naam en merk aan-
duiden van de verkochte waar, risico
niet zou over-
gaan op den Kooper.

Indien die risico-overgang cn de omstandigheid, dat
de Kooper iedere risico loopt, één der essentieele
gevolgen uitmaakt van een C.i.f. koop, moet men wel
besluiten, dat, wanneer die specificatie niet afdoende
is geweest, men niet van een C. i. f. contract kan
spreken.

Hier komt men in conflict met de praktijk. Ik citeer
uit een vonnis van dc Amsterdamsche Korenbeurs-
Arbitrage:

„Bij levering van Amerikaansch meel en havermout
geschiedt tegenwoordig de aflevering niet meer vanaf

-ocr page 136-

boord in lichters. De balen meel of havermout worden
door
de scheepsmaatschappij overgebracht in een loods
en van daaruit over
de verschillende ontvangers verdeeld
en afgeleverd, nadat een eventueel manco over de
verschillende partijen is
omgeslagenr (Reg. No. 3320)
Uit verdeeld blijkt, dat niet iedere ontvanger
rechthebbend was
op een zeker en bepaald deel der
scheepslading; uit o m s 1 a a n van manco, dat de
goederen in geen enkel opzicht waren gespecificeerd;
Tmmers, ware dit wel geschiedt, dan zou van „omslaan"

O-een sprake kunnen zijn, maar zou precies en duidelijk

vaststaan, welke partij schade had geleden, wie recht-
hebbende was en dientengevolge de schade aan
zijn
partij had te dragen. Alleen bij niet-gespecificeerde
goederen is omslag van
manco mogelijk, zoodat in een
geval als dit de koop heeft betroffen genuszaken, welke
ook later niet van onbepaalde tot bepaaldezijn geworden.

Ook de assurantie brengt geen specificatie teweeg,
omdat niet iedere partij afzonderlijk en speciaal wordt
verzekerd\', maar één polis dc geheele lading dekt.

Bezwaren, welke uit een verhouding als deze voor
Koopers zouden kunnen voortkomen, worden verzacht,
doordat de verschillende Koopers-rechthebbenden op
een gedeelte van de ongespecificeerde lading zich
onderling vereenigen en tot de regeling komen, dat
alle schade, aan de totaallading overkomen, gelijkelijk
over alle partijen wordt omgeslagen. Voor een bijzon-
dere en geheele risico treedt dan voor elk m de plaats
cen gedeelte van een algemeene risico.

Neemt men nu met van Houten aan. dat niet dan
na effectieve specificatie risico-overgang tot stand
komt, dan heeft dus in casu de Verkooper de risico

-ocr page 137-

te loopen totaan de uitdeeling van uit de loods. En,
verdergaande, indien het tot de essentialia van een
C.i.f. contract behoort, dat vanaf de inlading alle
risico ten laste van den Kooper moet zijn, dan is dusv^/
de conclusie deze, dat een dergelijk contract \\
geen C.i.f. contract is.

En hier is het conflict met de praktijk aanwezig:
In den Amerikaanschen Graan- Meel- en Havermout-
handel is het C. i. f. contract gebruikelijk. We zien dus,
dat aan een contract, dat tot de zoojuist omschreven
conclusies leidt, niettemin de naam van C. i. f. contract

wordt gegeven. /

Nu is het heel gemakkelijk om te zeggen: „Wij,
als juristen, leggen hier den vinger op een fout, die
de handel begaat en ontzeggen aan dergelijke con-
tracten het C. i. f. karakter". Maar als het niet strikt
noodig is, moet men dat niet
doen. Bovendien zou
het zijn een juridische stem in de woestijn: het handels-
verkeer gaat rustig zijn gang en vindt in dien gang
van zaken zijn behoeften bevredigd.

Ook ons komt het voor, dat zich gevallen kunnen
voordoen, waarin men op grond van algemeen waar-
genomen beginselen de beslissing moet geven: ten
onrechte wordt een dergelijk contract C.i.f. contract
genoemd. Maar, wanneer men een dergelijke ver-
meende afwijking waarneemt op uitgebreide schaal,
en in cen zeer belangrijk deel van het handelsverkeer,
dan is men voor zulk een beslissing huiverig; hct
ligt dan voor de hand, dat men gaat zoeken, of niet
een andere, meer bevredigende oplossing mogelijk is.

Hct is geenszins noodig om met een breed gebaar
over de bepalingen der Nederlandsche Wet heen tc

-ocr page 138-

stappen en te zeggen, dat deze voor het Ijeslissen van
vraagstukken, welke met het Internationale Handels-
verkeer in verband staan, van geen invloed is. Het
is integendeel heel goed mogelijk, haar tot uitgangs-
punt te nemen en er argumenten uit te putten voor
een andere dan de bestreden opvatting. De bepalingen
van het B. W. immers, welke spreken over den over-
gang van de risico, zijn
geenszins van dwingend recht.
Aan partijen is een volkomen vrijheid gelaten om
een afwijkende regeling te treffen. Nu is voor den
handel in Amerikaansch meel en havermout, blijkens
den toestand in de praktijk de zaak aldus: de Kooper
heeft de schade, welke gedurende het vervoer is ont-
staan, te dragen en dus heeft het blijkbaar in de
bedoeling van partijen gelegen, dat, ondanks het
ontbreken van specificatie, Verkooper geen risico meer
had te loopen, maar deze geheel voor rekening van
Kooper kwam.

Er kan m. i. geen bezwaar zijn om aan te nemen,
dat partijen een dergelijke risicoregeling overeenkomen.
Waarom zou een Kooper er niet in kunnen toe-
stemmen, risico te loopen voor onbepaalde, onge-
determineerde zaken? Bij de genoemde artikelen zou
een andere regeling slecht mogelijk zijn. De graan-
ladirigen worden gewoonlijk gestort, in geheele scheeps-
ruimen vervoerd en het maken van afscheidingen
tusschen verschillende partijen is uiterst bezwaarlijk,
vooral omdat de ladingen dikwijls in kleine gedeelten
worden verhandeld.

Bovenstaand betoog dient niet om oppositie te voeren
tegen den veel gangbaren regel, dat specificatie risico-
overgang bewerkstelligt. Ook wij meenen, dat wel

-ocr page 139-

degelijk daardoor risico van Verkooper op Kooper kan
overgaan. Maar verwerpelijk is het omgekeerde van
deze stelling, n.1.: „wanneer niet is gespecificeerd,
is geen risico overgegaan." m.a.w. dat specificatie eenig
en uitsluitend middel zou zijn voor risico-overgang.

Als algemeenen regel vinden we dan dat:
risico-overgang plaats vindt, waar en wanneer
partijen hebben gewild.

Hieraan heeft men natuurlijk weinig of niets, als
men niet weet wat „de wil van partijen" zegt, of in
welke richting hun willen zich beweegt. Teneinde daarin
tot meerdere klaarheid te komen, is noodzakelijk om,
waar we ons thans met de C.i.f. contracten bezig houden,
na te gaan, welke de gebruikelijke verhouding ten
aanzien van de risico-verdceling zijn bij de C.i.f.
condities.

Aan de hand van handelsusances, condities, en ver-
gelijking van veel contracten, hebben we getracht
eenige nadere bepaling van dien wil te vinden.

Kist-Visser i) spreekt over de risico-overbrengende
kracht van specificatie en zegt, dat soms de medewerking
daartoe van Kooper niet noodig is, wanneer uit over-
eenkomst uitdrukkelijk of stilzwijgend is op te maken,
dat Verkooper Koopers gemachtigde was. Hij voegt
daaraan toe, dat dit het geval is bij C.i.f.

Mr. van Houten 2) sluit zich hierbij aan. De grond-
slag van zijn betoog is deze: „Wanneer immers de
kooper een prijs betaalt, waarin vracht en assurantie
van het vervoer zijn begrepen, dan wordt hij gecenseerd

1) III. blz. 60—64.
«) t. a. p. blz. 35.

-ocr page 140-

risico te hebben willen loopen, anders zou hij niet voor
zijn rekening hebben laten verzekeren."

Even verder: „Determinatie van onbepaalde goederen
bij C. i. f. contract geschiedt bij gelegenheid van de
overname door den transportondernemer en dus, tenzij
alsdan actieve medewerking des koopers plaats vindt,
door den verkooper eenzijdig. Het voorkomen van de
c.i.f. clausule in een koopcontract is te beschouwen
als de stilzwijgende toestemming des koopers, dat de
verkooper tot die eenzijdige specialiseering overgaat."

Du Mosch stemt hierin met den vorigen schrijver
overeen: „de kooper geeft den verkooper opdracht om
voor zijn d. i. koopers rekening te zorgen voor de

verzending der goederen.....

Uit een en ander volgt a fortiori, dat verkooper tevens
door kooper is gemachtigd, de goederen te speciali-
seeren.

Zoodra dus de verkooper de afscheep heeft bewerk-
stelligd........reist het goed geheel en al voor

rekening van den kooper." i)

Al deze schrijvers baseeren zich op de specificatie-
redeneering om tot den risico-last van Kooper te

concludeeren.

Wat aangaat den koop van goederen, welke ook
bij inlading niet gedetermineerd worden, (zie pag. 122
graan-, meel- en havermoutzaken), zagen we, dat daar
voor een specificatie-redeneering geen plaats is.

Wat nu betreft die contracten, waarbij bij de ver-
scheping in het overzeesche land de onbepaalde
goederen tot bepaalde worden gemaakt en als zoo-

>) t.a.p. blz. 15 vlg.

-ocr page 141-

danig met naam en merken worden vermeld in cog-
nossement en polis, daarbij is zeer wel tusschen speci-
ficatie en risico verband te leggen.

Maar liever dan de ingewikkelde constructie: dat
eigenlijk Kooper aan die specificatie actief moet mee-
werken ; dat hij dit niet kan en dat nu Verkooper zijn
gemachtigde daartoe is, houden wij ons aan de simpele
partij-bedoeling, nl.:

Dat, krachtens overeenkomst, Kooper op
C.I.F. condities risico vanaf dc inlading
overneemt, en dat tevens wordt overeengekomen,
dat aldaar Verkooper voor een behoorlijke specificatie
zal zorgen.

In die soort van handel, waarin usantieel is, dat
vanaf de inlading de gekochte goederen duidelijk met
kenmerken zijn te onderscheiden — en weinig moeite
zal het zijn om die gewoonte voor een bepaalden tak
van handel vast te stellen — daar is een Verkooper
ten volle aansprakelijk te houden voor een perfecte
specificatie.

Wij keeren de zaak om:

Niet, omdat er gespecificeerd is, loopt
Kooper dc risico.

Maar omdat Kooper risico wil loopen en
slechts van een duidelijk aangewezen partij
goederen, moet er gespecificeerd worden.

Wil daarentegen een Kooper ook risico loopen voor
ongedetermineerde ladingen, (zie Graan enz.), dan
blijft die specificatie achterwege en is niettemin risico
overgegaan.

Het karakter van het C. i. f. contract stemt hiermede
overeen; dit brengt mede, dat in ieder ge val risico

-ocr page 142-

is voor den Kooper; in de meeste gevallen voor
gespecificeerde, in sommige gevallen ook voor onge-
specificeerde partijen goederen. De zorg voor een
behoorlijke specificatie in de gevallen, waarin deze
moet plaats vinden, behoort tot de contractueele ver-
plichtingen van den Verkooper. Hij is daarvoor aan-
sprakelijk te houden uit de koopovereenkomst.

Wanneer men dit standpunt inneemt, wint men er
dit mede, dat men een oplossing krijgt voor a 11 e C. i. f.
contracten.

In ieder geval toonen de geciteerde schrijvers ten
duidelijkste aan, dat de facto bij het C.i.f. contract
de risico na de inlading door den Kooper wordt
gedragen. Om deze constateering is \'t ons voornamelijk
te doen. Zij het ook langs een anderen weg, men
komt toch tot hetzelfde resultaat. En eenstemmig is men
in deze gevolgtrekking.

Wanneer wij een tweede conclusie trekken, dan is
dat deze, dat in de „litteratuur" — quantitatief een
schamele over ons onderwerp — als algemeen geldend
wordt aangenomen, dat de risico na inlading voor
Kooper is.

SCRUTTON: 1)

....... the goods during the voyage being at the

risk of the purchaser."

Halsburv: 2)

„Unless different intention appears, the goods remain
at Sellers risk untill property therein is transferred
to Buyer.",

On\'Charterparties & Bills of Lading, p. 159.

\') t.a.p. 330

-ocr page 143-

en:

„goods may by agreement, be at risk of Buyer although
they are at time of incidence of the risk unascertained."!)

Deze, hier geciteerde, zinsneden, toonen aan, dat
volgens het Engelsche Recht iedere risico-regeling in
de macht en bevoegdheid van partijen ligt, terwijl
bovendien het laatste citaat onze opvatting nog eens
uitdrukkelijk komt versterken: dat ook van ongespecifi-
ceerde goederen risico zeer wel voor Kooper kan zijn.

Om eentonigheid te vermijden volstaan wij hier met
de enkele vermelding, dat, wat de Fransche schrijvers
betreft,
Ripert, 2) Gaubert, 3) en Lyon-Caen eenzelfde
standpunt innemen. Ten slotte een greep uit de juris-
prudentie. /

Een beslissing van de Amsterdamsche Rb. 5) luidt:
„dat het c. i. f. beding beteekent niet alleen, dat de
kosten van verzekering en vracht (c. i. f.) betaald

moeten worden door den Verkooper............

en dat de risico gedragen wordt door Kooper."
Reeds eerder citeerden we het arbitrale vonnis over
levering van olie, d. d. 27 Febr. 1919, gewezen in
particuliere arbitrage. C)

Arbiters spreken daarin de meening uit, dat „bij
inlading, zoo al niet eerder, de totale risico van het
transport op Kooper overgaat, onverschillig of de
risico door een polis wordt gedekt".

1) t. a. p. 332.

\'\') t.a.p. No. 1707.

•\'\') t. a. p. No 308 vlg.

«) Lyon Cakn et Renault; Traité. No 186.

2. Nov. 1917. N. J. 1919 blz. 1040.
«) A. R. No. 6.

-ocr page 144-

Dat „zooal niet eerder" laten we maar voor rekening
van Arbiters of deskundigen; mogelijk is hiermede
bedoeld: een risico-overgang na afgifte aan de loods
van de scheepsmaatschappij. Maar gaarne nemen we
de andere woorden1 van het vonnis over, zeggende,
dat alle risico van transport is voor den Kooper.

Arbiters gaven bovendien een interpretatie van het
begrip risico: „Aan het woord risico moet ruime be-
teekenis worden gehecht, zoodat daaronder begrepen
zijn alle gebeurtenissen der reis, ook al hebben zij
geen betrekking op de materieele gesteldheid der ver-
kochte goederen."

In het weekblad In- en Uitvoer i) bestrijdt P. P. G.
deze „uitbreiding" en wil „risico van de zaak" alleen
gebruiken in verband met de materieele gesteldheid
van het goed. Wil men de zaak zóó zien, dan is daar-
tegen onzerzijds geen bezwaar, maar dan moet men
komen tot een splitsing in verschillende risico\'s. In
de eerste plaats, wat
P. P. G. wil noemen „de risico
van de zaak". Maar dan is er toch ook nog de risico
van de zeereis. Zoo b.v. in geval van ophouding of
opbrenging, gedurende den oorlog zoo veelvuldig
voorgekomen. En b.v. verkoop in noodhaven, brengt
dit „schade of verlies i. v. m. de materieele gesteldheid
der \'goederen", of alleen schade voor den Kooper in

opgebrachten prijs?

In ieder geval, - en disputeeren is daarom vrij over-
bodig, is de schrijver -
P.P.G. - met mij eens, dat zoowel
„risico van de zaak",
als „extra kosten", na de inlading
en ten gevolge van
niet-voorziene gebeurtenissen,

No. 31 Dec. 1920.

-ocr page 145-

komen voor rekening van den Kooper. Nu zouden
wij prefereeren, daarvoor den samenvattenden term
te gebruiken: „risico van het transport", dat wil zeggen:
alle nadeelige gevolgen, voortkomende uit onvoorziene
gebeurtenissen, gedurende het zeevervoer.

In een der vonnissen uit de Amsterdamsche Graan-
arbitrage sommen arbiters de algemeene beginselen
van den overzeeschen C.i.f. koop op i). Hoewel ten
onrechte de risico-vraag aan de aandiening wordt
vastgekoppeld, oordeelen Arbiters toch: „indien ge-
durende de zeereis een ongeval geschiedt, draagt
Kooper de schade, voorzoover niet op assuradeuren
verhaalbaar."

In gelijken zin enkele vonnissen van het.Rotter-
damsche Comité van Graanhandelaren. Zoo b. v.
lo April 1915.:

„Bij C. i. f. vaart het goed voor risico van den
Kooper". De Kooper moest betalen ook al was het
schip niet aangekomen.

Hetzelfde bescheid kreeg ook een Kooper, die in
Appel-Arbitrage beweerde tot weigering van betaling
gerechtigd te zijn, omdat het schip niet was aangekomen.

Arbiters: „Daartoe zijn geen gronden, omdat de
C. i. f. kooper de risico van de reis heeft."

Engeland.

O

„De Kooper moet betalen, ook al is het schip niet
aangekomen". 2)

"although, at the time of the loss, no goods had
been appropriated to the contract............

-ocr page 146-

. . . , the risk during the transit to be on Buyer." 1)
Duitschland.

Het Hamburgsche Landesgericht 2) besliste, dat ook
kosten van oponthoud komen voor
Koopers rekening.
In gelijken zin het Reichsgericht 3) in verschillende

uitspraken.
Frankrijk.

De Fransche rechtbanken zijn geneigd om risico
aan specificatie vast te knoopen; zij beschouwen de
specificatie als behoorende bij een C. i. f. contract, en
stemmen o\'vereen, dat, indien er gespecificeerd is, de
verdere risico voor den Kooper is.

Italië.

De rechtbank van Genua 4) handhaaft inzake de

risico een gelijk standpunt:

„Bij C. a. f. wordt vanaf de inlading ci^criclom

risico op Kooper overgebracht."

Het is niet te sterk uitgedrukt, als men tot besluit
eener beschouwing van de litteratuur en jurisprudentie
over de risico-vraag bij
het C. i. f. contract concludeert,
dat vrijwel unaniem wordt aangenomen, dat vanaf de
inlading der goederen de risico voor den Kooper is.
Dikwijls is er verschil op te merken in argumentatie
en gronden, waarop men tot die slotsom geraakt.
Eenige aarzeling en weifeling in beginselvastheid was

-ocr page 147-

vooral waar te nemen, toen, als gevolg- van het uit-
breken van den oorlog, meeningsverschillen rezen over
de vraag, te wiens laste kosten van ophouding kwamen.
Niettemin keerde men ook hier spoedig van een
dwaalweg terug tot de oude opvatting der risico-ver-
houding:

dat de risico na de inladingin vollen omvang
op kooper rust.

Controle en Reclame.

Thans komen we tot de behandeling van de vraag:

Hoe en waar behoort de contrôle op qualiteit en
hoeveelheid te geschieden? Welke regels beheerschen
Koopers recht om tegen de wijze van levering reclames
uit te brengen?

Bij een koopcontract in den eenvoudigsten vorm is
er gelijktijdigheid van levering en feitelijke inontvangst-
name. (zie pag. 39). Dat brengt mede, dat contrôle
evenzeer op dit moment samenvalt, dat reclames naar
aanleiding van die contrôle terstond of binnen redelijken
tijd moeten worden kenbaar gemaakt.

Anders worden de omstandigheden, wanneer tusschen
de leveringen de feitelijke inontvangstname der goederen
een tijdsverloop gelegen is. Zoo, wanneer delevering
geschiedt in het land van afscheep en de feitelijke inont-
vangstname in dat van aankomst of bestemming. Er
is dan de geheele tijdsruimte, welke door het zeevervoer
wordt ingenomen, tusschen gelegen. Juist gedurende
dien tijd is de risico het grootst ; speciaal dàn staat de
koopwaar het meest bloot aan gevaar en onvoorziene
gebeurtenissen, waardoor een afwijking van de overeen-

-ocr page 148-

gekomen qualiteit en hoeveelheid kan ontstaan. Naar
we boven hebben gezien, wordt deze risico van het
vervoer vanaf het aanboord brengen der goederen bij-
een C.i.f. contract door den Kooper gedragen.

Stellen we nu eens het geval, dat een Kooper op een
C.i.f. contract goederen ontvangt, waarbij hij een afwijking
van de overeengekomen hoedanigheid en/of quantiteit
constateert.

Tweeërlei is dan mogelijk: öf wel deze afwijking
bestond bij het inschepen der goederen, öf zij is

daarna ontstaan.

Dit heeft voor den Kooper deze gevolgen, dat m
het eerste geval
de afwijking voortkomt uit gebrekkige
levering en in het andere geval haar oorzaak vindt
in de invloeden
van het zeevervoer.

In het eerste geval behoeft Kooper zich dat niette
laten welgevallen; Verkooper is voor een goede leve-
ring aansprakelijk.

In het tweede geval zal Kooper alleen alle schade

hebben- te dragen, daar iedere risico voor zijn
A rekening is. (Voorloopig willen we terzijde laten
I de mogelijkheid, dat de afwijking is ontstaan
1 door een
slecht „bezorgd" vervoer; hierover later.)

Uit het een en ander volgt, dat Koopers reclame
ten nauwste verbonden is aan de levering: dat een
gebrekkige
ontvangst niets beslist, maar slechts een
gebrekkige
levering gewicht in de schaal legt. ^ ^

Het woord „contrôle" hebben we te nemen m ju-
ridischen, beperkten zin. Er is onder te verstaan:
„Het onderzoek, hetwelk beslissend is voor de vraag
of overeenkomstig contract is gepresteerd." In dezen
zin zullen we het woord in deze pagina\'s gebruiken

-ocr page 149-

om tot geen misverstand aanleiding te geven. Alzoo,
niet
ieder onderzoek, waaraan de verkochte waar wordt
onderworpen, maar uitsluitend dàt, waaraan rechten
tegen de wederpartij kunnen worden ontleend.

De contrôle en de daarop gegronde aanspraken j
moeten betrekking hebben op den toestand van het /
goed tijdens de levering. Aangezien deze levering
wordt voltrokken in het land van afscheep bij de in-
lading der goederen, volgt daaruit, dat de contrôle
ook ddâr moet geschieden.

Van Houten i) : „Waar het risico van de verscheping
rust op den kooper, mag hij zich niet beklagen over
alle afwijkingen, welke gedurende het transport zijn
ontstaan. De toestand, waarin het goed zich volgens
de overeenkomst moet bevinden, moet beoordeeld
worden niet naar dien van het oogenblik van lossing,
maar naar dien van het oogenblik van inscheping."

Indien nu de Kooper om een of andere reden niet
in staat of in gelegenheid is, bij de aflading de goe-
deren te controleeren, is dan een andere contrôle, op
een andere plaats mogelijk, welke dezelfde kracht
heeft als de eerste.^

1. Heeft Kooper, door niet ter plaatse van aftading
te controleeren, zijn recht van reclame verwerkt?

2. Indien niet, welken invloed heeft dan een onder-
zoek ter plaatse van bestemming of werkelijke aankomst
op de beslissing van dit vraagpunt, of er richtig, naar
behooren is gepresteerd?

ad, i.

Hieromtrent wordt zeer verschillend geoordeeld.

1) t.a.p. blz. 43.

-ocr page 150-

Sommigen zien in het voorbij laten gaan van de in-
scheping, zonder eenig bezwaar te maken, een stil
zwijgende instemming met de wijze, waarop is geleverd.
Daarop kan dan niet later worden teruggekomen. Zij
concludeeren dus, dat in een dergelijk geval Kooper
zijn recht heeft verwerkt. In dezen zin is meerdere
malen beslist, 1)

De handelingen, waaraan de goederen in het over-
zeesche land
zijn onderworpen, worden in \'t algemeen
geheel eenzijdig door den Verkooper ten uitvoer ge-
bracht. De verhouding van partijen is te dien aanzien
geheel een vertrouwensquaestie. Bemerkt nu de Kooper,
na aankomst van de goederen, dat dit vertrouwen
ongegrond was, en dat onmogelijk goederen kunnen
zijn verscheept, welke aan de overeenkomst voldeden,
dan moet hij in de gelegenheid worden gesteld, zijn
rechten alsnog geldend te maken.

Het sterkst denkbare geval is, dat aan Verkoopers
kant eenig opzet tot wanlevering aanwezig is. Niemand
zal onder dergelijke omstandigheden aan een Kooper
het wapen van een latere reclame willen ontnemen.
Men zal den Kooper niet willen afschepen met de
redeneering: „Gij moet zelf er de gevolgen maar van
dragen wanneer ge Uw vertrouwen. verkeerd hebt
geplaatst."

Minder frappante voorbeelden bestaan ook: men
denke aan allen koop van goederen, waarvan de ver-
pakking een onderzoek bij den afscheep niet toelaat.

1) De Engelsche rechter, waarbij zich de arbitrage in deze geheel
aansluit, is in \'t algemeen geneigd om koopers een meest volkomen
recht tot contrôle en reclame toe te kennen. Dit recht blijft steeds
voor hen behouden.

-ocr page 151-

Zoo b.v. geconserveerd vleesch. Moet dan de Kooper
telkens b.v. openmaken voor onderzoek? Groote
schade zou dat meebrengen.

Veel zal van omstandigheden afhangen. Dikwijls zal
het practisch onmogelijk zijn voor een Kooper zich ^
in een overzeesch land, waar hij koopt, op goede en
betrouwbare wijze te doen vertegenwoordigen. Ook
moet men hem in staat stellen tegen de in veel havens
maar al te gemakkelijk verkrijgbare certificaten van
weging, enz. te kunnen protesteeren.

Aan den anderen kant echter ligt het evenzeer in de
rede, dat, wanneer in een bepaalden tak van handel of
tusschen partijen, welke met elkaar in voortdurende
relatie staan, gebruik is, dat Kooper aan het onder-
zoek ter plaatse van inlading contradictoir deelneemt,
aan dezen Kooper een later terugkomen op dit onder-
zoek niet is toegestaan. Alleen gevallen van blijkbaar
bedrog vormen daarop een uitzondering.

Wanneer men aan den Kooper de bevoegdheid wil
toekennen van een onderzoek ter plaatse van be-
stemming, dan is dit geenszins een nieuw recht, dat
hem daardoor wordt verschaft. Het is diens oude be-
voegdheid, om aan te toonen, zij het dan ook na eenig
tijdverloop, dat de toestand der goederen
tijdens dc
levering
gebrekkig was.

Zelfs zijn gevallen denkbaar, waarin nog nk de in-
ontvangstname bij aankomst van het schip, de Kooper
tot reclames kan worden toegelaten. In de eerste plaats
wanneer er aan Verkoopers zijde bedrog is gepleegd.
Verder denke men aan de mogelijkheid, dat gebreken
eerst bij de bewerking of bij latere fabrikage aan het
licht komen. Indien het voor een Kooper niet mogelijk

-ocr page 152-

is dergelijke gebreken reeds terstond bij aankomst aan
te toonen b.v. omdat de middelen tot een daartoe ver-
eischt bijzonder onderzoek ter plaatse ontbreken, mag
als redelijk en in overeenstemming met de billijkheid
worden aangenomen, dat latere reclames nog zijn toe-
gelaten. Aan Kooper moet de gelegenheid tot onder-
zoek en reclame openstaan tot hij feitelijk in staat is
het daarvoor vereischte te doen.

Houdt men met te groote gestrengheid vast aan den
regel, dat een Kooper, die de contrôle bij levering laat
voorbijgaan, zijn rechten heeft verspeeld, dan werkt
men onregelmatigheden van de zijde van Verkoopers
in de hand.

Men bedenke hierbij, dat Koopers belang zullen
hebben bij een zoo spoedig mogelijke keuring; hoe
later het tijdstip van onderzoek valt, des te moeilijker
wordt voor hen het bewijs van de gebrekkigheid van
het goed bij de levering. 1)
ad 2.

Welke.waarde kan aan een onderzoek ter bestemmings
plaats worden gehecht, wanneer we aannemen, dat
Koopers recht tot reclame
niet is verwerkt, zoo hij
niet bij de inlading heeft geprotesteerd? Staat hem dan
nog steeds de gelegenheid open tegen de wijze van

levering op te komen?

We Eagen, dat Kooper tot basis van zijn aan-
merkingen moet maken den staat der goederen, zooals
die in het land van afscheep was. Nu is het zeerwel
mogelijk en goed denkbaar, dat een Kooper uit den

1) Tot een gelijke conclusie komt P. P. G. in In- en Uitvoer.,
Jaargang 1919. No. 52 en 53.

-ocr page 153-

toestand, waarin de goederen aankomen, kan con
cludeeren, dat zij in slecliten staat moeten zijn
verscheept. Verschillende overwegingen kunnen hem
daarbij leiden; zoo b.v., dat de lading een gunstige
zeereis heeft gehad; aan een normaal zeevervoer is
onderworpen geweest ; dat dergelijke goederen daarom
niet in minderen toestand kunnen aankomen, dan
waarin zij zijn verscheept of althans niet met een
dergelijke afwijking, als door hem, Kooper, is waar-
genomen. Dat het derhalve voor de hand ligt,
dat de slechte qualiteit die hij thuiskrijgt, aan geen
andere oorzaak is te wijten, dan aan een gebrekkige
levering. Wil een Kooper langs dezen weg met succes
zijn aanspraken doen gelden, dan zal dit latere onder-
zoek aan dezelfde eischen van nauwkeurigheid en
onpartijdigheid moeten voldoen als de contrôle in
afscheephaven. Het zal \' dus veelal contradictoir
moeten geschieden, of ten overstaan van erkende des-
kundigen.

Gaat de Kooper op deze wijze te werk, dan komt
dit neer op een indirecte bewijsvoering betreffende
de wijze van levering. Hij toont aan de gebrekkigheid
van goederen bij de inlading evenzeer als ware hij
daarbij tegenwoordig geweest. Hij doet dit evenwel
niet door feiten bij te brengen van de levering zelve,
maar door een reeks van omstandigheden te stellen,
waaruit het bewijs van zijn bewering : de onbehoorlijke
levering, moet volgen.

Het is een moeilijker bewijsvoering voor den Kooper,
maar er is geen enkele reden, waarom men haar niet
toe zou laten.

Bij een onmiddellijke contrôle heeft een Kooper een-

-ocr page 154-

voudig de onvoldoende prestatie te stellen en te
bewijzen; hij kan volstaan met aan te toonen, dat
het goed in die en die gesteldheid is verscheept, ter-
wijl een qualiteit van zóó en zóó was overeengekomen.

Bij aanspraken, ontleend aan een onderzoek in
haven van bestemming is hij tot hetzelfde bewijs
verplicht, maar omdat hem het middel van directe
bewijsvoering niet ten dienste staat, moet zijn bewijs
worden opgebouwd uit indirecte middelen, zooals:

1. de toestand, waarin de goederen door hem werden
ontvangen, en verder, dat

2. gedurende de zeereis geen invloeden hebben
gewerkt, waaruit verslechtering kan zijn ontstaan;
dat zij een normaal vervoer hebben gehad,

3. dat dergelijke goederen bij een normaal vervoer
geen qualiteitsvermindering ondergaan of b.v.
geen gewichtsverschil van meer dan ....

4. dat de geconstateerde afwijking grooter is,

5. dat derhalve het gebrek reeds vóór den aanvang
dei" zeereis heeft moeten bestaan, zoodat

6. Kooper concludeert, dat goederen zijn afgescheept,
welke niet aan het contract voldeden en er dus
gebrekkig geleverd is.

In het kort dus dit:

Uit den toestand van hier, die opzichzelf
niets bewijst, leidt men af, den toestand van
dddr, welke beslissend is.

Wanneer men de zaak van dezen kant bekijkt, is
er niets op tegen, aan het gewichts- en qualiteits-
onderzoek na aankomst der goederen invloed toe te
kennen.

-ocr page 155-

Niet duidelijlv genoeg echter kan er op worden
gewezen, dat wat wij genoemd hebben „contrôle", n.1.
wat in afscheephaven geschiedt, in wezen iets anders
is als het, latere, „onderzoek". Ofschoon beide in
vorm aan elkaar gelijk zijn, immers in beide gevallen
-een onderzoek op qualiteit en/of hoeveelheid, zijn zij
,in karakter en gevolgen geheel verschillend.

Herhaaldelijk worden beide begrippen door elkaar
•gehaald. Zoo vonden we onder de Amsterdamsche
Arbitrale vonnissen (Graanbeurs Conditiën):

1. Een vonnis van.......l)

Arbiters wijzen op het verschil tusschen den in art.
31 der Cond, genoemden koop en den overzee-C. i. f.
\'koop; dan constateeren zij, dat bij dezen laatsten als
beginsel geldt, dat een C. i. f.-kooper niet verplicht is
•om bij aflading te controleeren, maar ongetwijfeld dit
nog kan doen bij ontscheping.

Dit is onduidelijk. Bedoelt men er mede, dat een
•C. i. f. kooper zich eenvoudig kan beroepen op den
toestand der goederen bij de ontscheping, dan is het
.onjjiist; immers zou het de risico op den Verkooper
terugbrengen. Wil men uitdrukken, dat een C. i. f.
kooper nog nà aankomst in het land van bestemming
mag onderzoeken en reclameeren; dat hij niet ieder
recht daartoe heeft verwerkt, dan is dat wel juist,
maar is de wijze, waarop dit gezegd wordt
vcnuaircnd.

Vermoedelijk hebben Arbiters wel bedoeld zich voor
Jiet laatstgenoemde beginsel uit te spreken.

2. Een vonnis van 15 Maart 1920.2)

Deze uitspraak heeft eenzelfde strekking als de

____I

1) Datum vonnis onbekend. Reg. No. 3320.

«) A. R. 18.

-ocr page 156-

voorgaande. Eveneens werd een onderzoek gedaan
naar de algemeen erkende C. i. f. beginselen in den
graanhandel.

„Immers, bij koop overzee b.v. C.i.f. A\'dam of
R\'dam is de ingeladen hoeveelheid en hoedanigheid
beslissend en heeft een Verkooper aan zijn verplich-
tingen voldaan, indien hij bewijst, dat hij de goederen
van bedongen qualiteit en quantiteit heeft ingeladen,
met dien verstande, dat de goederen nog na de zee-
reis aan de eischen, welke men daaraan na vervoer
onder normale omstandigheden pleegt te stellen,
voldoen."

Deze laatste zinsnede beteekent niet anders, dan
dat de toestand-bij-aankomst alleen in verband met
de afgescheepte qualiteit en quantiteit waarde heeft
en brengt dus een bevestiging van onze bewering.
Maar alweer: eenige meerdere duidelijkheid ware wel
wenschelijk geweest, want een argeloos lezer zou er
uit kunnen opmaken, dat een beroep op den toestand
van het goed aan het einde van de zeereis, zonder
meer kan opgaan.

Een Belgisch en eenige Fransche vonnissen zijn
voor ons betoog van belang.

i. Antwerpen, 17 Nov. 1910.I)

„De Kooper moet aantoonen, dat het bij aankomst
geconstateerde manco bij inlading bestond." Dit is
het primaire beginsel, steeds werd de toestand-bij in-
lading als beslissend voor contractsvervulling gehouden..

1) Rev. Int. de Droit Mar. XXVI. 710.

-ocr page 157-

2. Havre, 4 Juli 1905.1)

„De Kooper moest bewijzen, dat weging bij w/^^/z«^
niet goed was geschied, of dat „déficit, constaté à
l\'arrivée, excède toute possibilité: qu\'il n\'a pu se pro-
duire en cours de route et qu\'il est forcément impu-
table à une faute du vendeur."

3. Rouen, 4 April 1903.2)

„L\'acheteur peut suspendre l\'acceptation et payement,
pour faire constater par expertise cette infériorité."
Dit wijst op een recht tot onderzoek na aankomst.

4. Marseille, 19 Dec. 1913.3)

Zelfs indien bij inlading was opgemaakt een „certi-
ficat d\'expertise d\'embarquement", kan toch Kooper
in destinatie-haven een nieuw onderzoek instellen.

5. Marseille, 27 Dec. 1906. ■*)

Toegelaten werd een beroep van een Kooper, enkel
bestaande hierin, dat Kooper een belangrijke afwijking
bij aankomst had geconstateerd: „dat een verkooper
zich niet kan verschuilen achter constateering van
verificatie, bij vertrek door een expert," (die in casu
nog wel door de rechtbank was benoemd!)

Ten onrechte wordt op deze wijze het contrôlc-
ondcrzock naar contractsvervulling overgebracht naar
de plaats van aankomst der goederen.

Abram 5) maakte over de C.i.f.-clausule cen studie
der Fransche jurisprudentie en deelde de resultaten

1) Rev. Int. de Droit Mar. XXI. 75.

.. „ „ » XVIII. 804.
») „ M M XXVIII. 763.

.. .. .. XXIL635.

\') In: Rev. Int. de Droit Mar. XXIII. 134. A

-ocr page 158-

daarvan mede in de Revue internationale de droit
maritime.

Als slotsom van eenige beschouwingen neemt hij
deze conclusie, dat in principe ter plaatse van afscheep
de ontvangst en goedkeuring van het goed moet plaats
vinden; maar dat, wegens moeilijkheden van vertegen-
woordiging, de jurisprudentie onderscheidt: „réception,
qui entraîne les effets de droit, comme transfert de
propriété et de risques" en „agrément" d.i. de accoord-
bevinding van het goed.

Dit laatste recht wordt dan voor den Kooper bewaard,
tot hij feitelijk de goederen kan onderzoeken.

In het tijdschrift Oliën en Vetten i) vonden we een
belangrijke studie over F. o. b. en C. i. f. van de hand
van den Heer Louis
Hirsch. Hij citeert uit het bekende
geschrift van Mr.
van Houten. „Het komt ons voor,
dat de c. i. f. clausule niet medebrengt, dat de kooper
moet keuren ter plaatse van inscheping," en vervolgt
dan: „Deze stelling komt ons zeer gewaagd voor.
Waar het ongeveer vaststaat, dat de plaats van in-
scheping ook de plaats van levering is (Erfüllungsort),,
achten wij dit standpunt aanvechtbaar. Vooral waar
de kooper zich niet mag beklagen over alle afwijkingen
gedurende het vervoer ontstaan. Wel echter over
afwijkingen in de soort, den aard, het oogstjaar, enz.
Bij dergelijke twistpunten schuilt menig addertje onder
het gras."

Vermoedelijk heeft de Heer Hirscii uit Mr. van
Houten\'s
woorden dezen indruk gekregen, dat aan
de keuring, welke niet ter plaatse van inscheping was

No. 17. 23 Oct. 1919. blz. 191.

-ocr page 159-

geschied, en nu, na aankomst, alsnog plaats kon
vinden, gelijke kracht als aan contrôle in afscheephaven
werd toegekend. Mogelijk zal hij zich met het verschil
in beteekenis, zooals wij dit boven uiteenzetten, wel
kunnen vereenigen.

Voor zoover betreft den eigenlijken koop van goederen,
is thans het contract op C. i. f. condities voldoende
toegelicht. De verhoudingen daarbij zijn, na ontleding^
en beschouwing, voor ons komen vast te staan.

Wanneer we eens resumeeren het resultaat, waartoe
wij zijn gekomen, dan is dat dit:

1. dat de levering en eigendomsovergang worden
voltrokken in het land van afscheep.

2. dat de risico, vanaf het aan boord brengen der
goederen, door den Kooper wordt gedragen.

3. dat contrôle en daaraan ontleende reclames moeten
geschieden op grondslag van den toestand, waarin
is afgescheept.

4. dat later onderzoek, onder reserve van het sub 3.
gezegde, niet is uitgesloten, maar van invloed
kan zijn.

Een C. i. f. contract regelt echter meer dan den koop
in eigenlijken zin; de contractueele bepalingen strekken
zich ook uit tot het vervoer en de assurantie.

Welke regeling te dien aanzien brengt het C. i. f.
contract mede? Indien men een willekeurig koopcontract
beschouwt, waarin de verhoudingen zoo zijn geregeld,
dat levering in afscheephaven plaats vindt, en de risico
van het vervoer voor Kooper is, maakt men de gevolg-
trekking, dat de
Kooper heeft te zorgen voor het

-ocr page 160-

verschepen van zijn gekochte goederen en voor het
assureeren van
zijn risico\'s gedurende de zeereis. Het
opnemen van de C.i.f. clausule in een koopcontract
moet dus voor zoover betreft de letters i. en f. dien-
aangaande een nieuwe regeling geven.

Wat willen die letters zeggen?

Dat de Kooper een prijs betalen moet, welke zoodanig
is berekend, dat
daarin vrachtprijs en assurantiepremie
zijn opgenomen. Dat een Kooper dit aan Verkooper
moet betalen, zal een gevolg dienen te zijn daarvan,
dat Verkooper het voor hem heeft uitgegeven. Het is
een betaling voor extra bemoeiingen, welke de Verkooper
op zich neemt en waarvoor eigenlijk de Kooper had
moeten zorgen, want feitelijk heeft de Verkooper er
niets mede te maken: hij verscheept goederen, die van
een ander zijn en hij assureert risico\'s, die een ander
loopt.

Dat de Verkooper de zorg daarvoor op zich neemt
vindt zijn oorzaak in de omstandigheid, dat Kooper
niet persoonlijk bij de verscheping tegenwoordig kan
zijn, terwijl zenden of aanstellen van een vertegen-
woordiger weer bezwaren en of kosten medebrengt.
Op grond van een vertrouwde relatie geeft Kooper
er de voorkeur aan, dat zijn wederpartij, de Verkooper,
zijn belangen te dien aanzien behartigt. Immers deze
is daartoe in het algemeen beter in de gelegenheid.

De Verkooper treedt geheel in de plaats van een ver-
tegenwoordiger, welken de Kooper tot waarneming van
zijn belangen ta.v. vracht en assurantie zou moeten
aanstellen. Uit den aard dezer functie staat derhalve
de Verkooper voor dat onderdeel der koopovereenkomst
gelijk met
een las the bb er. Zijn verplichtingen als

-ocr page 161-

zoodanig\', schoon evenzeer voortvloeiend uit de koop-
overeenkomst, staan naast de koop-verplichtingen in
eigenlijken zin. De gehoudenheid tot zorg voor vervoer
en assurantie zou dus een nevenverbintenis, zijn ver-
plichtingen in dit verband nevenverplichtingen genoemd
kunnen worden.

Komt de Verkooper zijn verplichtingen niet na, dan
zou de conclusie: „Verkooper is uit de lastgeving aan-
sprakelijk" voor de hand liggen, maar niet geheel juist
zijn. De last-verbintenis is niet een zelfstandige, maar
bestaat slechts binnen het verband van de koopover-
eenkomst. Verkooper is daarom ook niet anders dan u i t
de koopovereenkomst aansprakelijk te stellen.
Wel kan men zeggen, dat Verkooper aansprakelijk is
„als een lasthebber" d.w.z., wanneer men hem uit de
koopovereenkomst aanspreekt, is wegens het eigenaardig
karakter van den C.i.f. koop de Verkooper op gelijke
wijze, in gelijke mate, aansprakelijk als een lasthebber:
zoo zal de Verkooper te werk moeten gaan met de
zorg van „een goed huisvader" bij het verschepen en
verzekeren der goederen.

In de litteratuur 1) is men het er algemeen over eens,
"dat hier van een verhouding van lastgeving sprake is.

Van Houten: „Wij zagen boven, dat bij de C.i.f.
clausule de verkooper beschouwd wordt als de ge-
machtigde van den kooper tot de determineering der
goederen. Doch hij is volgens dezelfde redeneering
gemachtigde voor het bezorgen van de assurantie cn
de vracht."

1) Op grond van het bestaan van deze lastgevingsverhouding
naast den koop in eigenlijken zin, rangschikt
De Baat : „ GemengeU
Contracten\'\' Prft. Leiden 1920, het C.i.f. contract onder dc ge-
mengde contracten.

-ocr page 162-

„Wat aangaat het bezorgen der vracht, zoo is de
verkooper als lasthebber verplicht alle zorg aan te
wenden, dat koopers belangen niet worden geschaad."
Die verplichtingen-als-lasthebber worden dan in de
volgende regelen uitgewerkt, i)

Du Mosch : 2)

„De kooper geeft den verkooper opdracht, voor zijne —
dus koopers — rekening te zorgen voor de verzending
der goederen naar het zeeschip en het overeenkomen
van de vracht; de deswege door den verkooper te
betalen — en dus eigenlijk aan den kooper voor te schie-
ten — onkosten zijn in den koopprijs opgenomen. Is er
niet „c.f.", maar „c.i.f." gekocht, dan zijn onder het
bedrag van den koopprijs bovendien de kosten der
assurantie begrepen, welke de verkooper ten behoeve
van den kooper moet sluiten."

Hirsch, in het tijdschrift Oliën en Vetten, 3) schrijft
over hetzelfde onderwerp:

„Zijn — d.i. verkoopers — hoofdverplichting is, de ver-
kochte goederen te verladen op de wijze als overeen-
gekomen, naar de bepaalde bestemmingshaven. De
bevrachting en de verzekering der verkochte goederen
worden geacht op last van den kooper, hoewel voor
rekening van den verkooper te zijn gedaan."

Drucker, in het Rechtsgel. Mag.: 4)

„De levering wordt verondersteld plaats te hebben
op de plaats, waar het goed aan den kooper wordt
gezonden. De verkooper neemt echter op zich, ten be-
hoeve van den kooper te zorgen voor de verzending

-ocr page 163-

en hij draagt daarvan1^ de kosten. Bij de verzending
handelt hij ten behoeve van den kooper."

De reeds meer geciteerde Fransche schrijvers komen
in deze tot een gelijke constructie.

Ripert: l)

„Si le vendeur soigne le transport, ce n\'est pas comme
propriétaire intéressé à la délivrance et à la conservation
des marchandises, c\'est pour le compte de l\'acquéreur
et en vertu d\'une obligation contractuelle qu\'il assume
dans le contrat de vente."

Gaubert : 2)

„La vente coût, frêt, assurance est une vente pure
et simple de marchandises devant être transportées
par mer, dans laquelle la livraison s\'effectue au point
d\'embarquement et où le vendeur se charge pour le
compte de l\'acheteur moyennant un pri.\\ à forfait
déterminé à l\'avance, d\'assurer l\'expédition et de couvrir
par une assurance les risques de la navigation."

We zullen thans voor verzekering en voor bevrach-
ting nagaan, welke in het bijzonder Verkoopers ver-
plichtingen te dien opzichte zijn.

De Verzekering.

Uitgangspunt bij een beschouwing van des Verkoo-
pers verplichtingen ten aanzien van de assurantie, is
zijn verhouding van lastgeving tot den Kooper.

Het C.i.f. contract brengt mede, dat hij als ge ma c h-
tigde de assurantie voor den Kooper „bezorgt".
Verkooper zal derhalve uit de koopovereenkomst aan-

1) t.a.p. No. 1695.

2) t.a. p. No. 267.

-ocr page 164-

sprakelijk zijn als een lasthebber tegenover zijnen
lastgever. Algemeene beginselen, welke op dat stuk
gelden, zullen hier toepassing vinden.

Aan welke voorwaarden moet de Verkooper voldoen
bij het afsluiten der verzekering?

1. Hij moet de verzekeringsovereenkomst aangaan
met een goed bekend staande maatschappij.

Zoo lezen we in de contracten op C.i.f. terms van
London OU äf Tallow Trade ass. (contr. voor Soya
Bean Oil):

„Insurance to be effected with approved Insurance
Company or with private underwriters."

Een Amerikaansch-Fransch contract voorN.-Amer.
Lijnzaad:

......auprès de bonnes compagnies ou de

bons assureurs approuvés."

Een Duitsch contract voor N.-Amer. Tarwe:
„......bei anerkannt prima Versicherungs Ge-
sellschaft."

2. Wanneer de Verkooper aan deze voorwaarden
heeft voldaan, is hij niet aansprakelijk voor de solva-
biliteit van den derde, waarmede de relatie is tot stand
gekomen. Uitdrukkelijk wordt dit aan de woorden,
welke wij boven uit de verschillende contracten ci-
teerden,
toegevoegd. Dat de lasthebber tegenover
zijn lastgever niet
aansprakelijk is voor de solvabiliteit
van den derde, waarmee de relatie tot stand is
gekomen, is in overeenstemming met den aard der
lastgeving in het algemeen. Zoo b.v. is de commis-
sionair (lasthebber), indien geen „del credere" is over

-ocr page 165-

eengekomen, niet aansprakelijk voor de gegoedheid
van dengene, met wien men hij voor rekening des
lastgevers heeft gehandeld.

3. De Verkooper mag de, op C.i.f. contract verkochte
goederen, niet in eigen verzekering nemen.

De regeling van ons contract heeft ten doel, den
Kooper de grootst mogelijke zekerheid te verschaffen»
welke eerder zal te vinden zijn bij groote, zich speciaal op
assurantiën toeleggende Maatschappijen, dan bij particu-
liere personen, tenzij deze bijzondere waarborgen geven.
Bovendien is het een eerste eisch, dat een Verkooper, die
in dezen als Koopers lasthebber optreedt, en als
zoodanig in de eerste plaats oog moet hebben voor
de belangen van zijn lastgever, den Kooper, niet zelf
bij het afsluiten en eventueel uitbetalen der assurantie
geinteresseerd is. De assuradeur moet in werkelijkcn
zin derde zijn ten opzichte van den koop.

4. De som, waarvoor dc goederen worden verzekerd,
is de werkelijke volle waarde der goederen blijkens
de voorloopige factuur, vermeerderd met een zeker

\' percentage. Zoo wordt daarvoor b.v. 2 % genomen
in verschillende graancontracten.

Aldus in het La Plata .Grain Contract van de
L. C. T. A.; in een Duitsch contract voor N. Amer.
Tarwe; een Fransch contract voor N. Amer. Lijnzaad.
Evenzoo voor Amer. Lijnolie Koeken:
„2 0/0 over the Net Invoice Amount."
Een C.i.f.contract van de Londen Rubber Associa-
tion geeft loO/o-

Eenige speciale vraagpunten doen zich verder voor:

-ocr page 166-

5- Moet een Verkooper een verzekering afsluiten,
waardoor wordt gedekt
aiefstal gedurende laden, ver-
voer en lossen? Het is een vraag, welke in haar alge-
meenheid moeilijk is te beantwoorden. Van veel in-
vloed is de aard van het artikel, dat aan het zeevervoer
wordt onderworpen; bij het een is deze risico grooter
dan bij het andere en derhalve een verzekering meer
of minder wenschelijk.

Het zal in de eerste plaats deze regel zijn, welke
in dit speciale geval toepassing kan vinden: dat de
Verkooper, optredend als Koopers gemachtigde tot
het verzekeren van zijn lastgevers risico\'s, gehouden
is datgene te verzekeren, wat de Kooper, ware hij
zelf handelend opgetreden, zou hebben geassureerd.

Aan gebruiken is in deze een interpreteerende be-
teekenis toe te kennen. Echter verdient het aanbeveling,
ter voorkoming van moeilijkheden, hierin door speciale
contractsbepalingen te voorzien. Een eenvoudig beroep
op de C. i. f. clausule, in het contract opgenomen, zal
niet, zonder meer opgaan. De „i" van de letters
C. i. f. duidt in \'t algemeen op een „normale" verze-
kering. Wat nu in bepaalde gevallen als „normale"
verzekering moet gelden, is van allerlei omstandigheden
afhankelijk en niet in een algemeenen regel samen
te vatten.

6. Moet ook de ooriogsrisico worden verzekerd?

De Verkooper moet zorgen voor de gebruikelijke
verzekeringen. Of dus voor „war-risk" moet worden
verzekerd, is b.v. hiervan afhankelijk, of in dezen of
O-enen handel het afsluiten van een molestpolis ge-

O

bruikelijk is.

-ocr page 167-

Vele contracten dan nemen uitdrukkelijk een regeling
hiervan op.

„ War-risk insurance, if any, for buyers account but
to be covered by sellers."

Dat deze clausule is opgenomen zou er op wijzen,
dat zonder dit beding, deze risico niet behoefde te
worden gedekt door den Verkooper en hij alleen had
te verzekeren voor geheel verlies en beschadiging
gedurende de zeereis. Dat men het aldus formuleert:
„ten behoeve van Kooper", is geen bijzonderheid,
immers de geheele assurantie geschiedt ten behoeve
van den Kooper. Het bijzondere zit dan ook hierin,
dat in het boven geciteerde contract de assurantie is
voor Koopers
rekmi7ig\\ dat wil namelijk zeggen, dat
de kosten ervan in den C.i.f. prijs
niet zijn berekend.

Daartegenover vindt men in een contract voor kapok
op London-Liverpool:

„De verzekering (gewone en molest) wordt door
Verkooper ten behoeve van Kooper gedekt en is voor
Verkoopers rekening." Hier wordt dus een tegenover-
gesteld standpunt ingenomen; blijkbaar is de C. i. f.
^rijs dienovereenkomstig berekend.

In een ander contract, of eigenlijk confirmation note
van de makelaars
Harrison & Crossfield staat: „Free
of War risk", wat ten gevolge heeft, dat de Kooper
zelfstandig de molest-risico moet verzekeren.

Het formulier-contract van de London Oil & Tallow
T.
A.vermeldt wederom de clausule: „including warrisks".

Op gelijke wijze regelt de Rubber T.A. deze materie.
Duidelijk blijkt, dat een vaste regel aangaande oor-
logs (molest) risico niet is te geven.

Als resultaat van vergelijking van verschillende

-ocr page 168-

contracten zouden we daarom willen concludeeren, dat
het opnemen der C. i. f. clausule in een contract den
Verkooper slechts verplicht tot het afsluiten van assu-
rantie voor de gewone risico\'s en dat in
btdtetigewone,
waaronder meer speciaal War-risk is te verstaan, door
den Kooper zelfstandig moet worden voorzien, tenzij
het contract een andere regeling geeft of een andere
regeling voortvloeit uit een tusschen partijen vroeger
gebruikelijke wijze van contracteeren, of uit usantiën,
welke in hunnen handel gelden.

7. Welken invloed hebben omstandigheden, welke na
het afsluiten van het koopcontract, verandering brengen
in,de risico, waaraan de goederen zijn onderworpen,
op Verkoopers verzekeringsverplichting?

Terdege moet er de nadruk op worden gelegd dat
geen verwarring mag ontstaan met
dit vraagpunt:
voor wiens rekening komen dergelijke assuranties?
Wat deze laatste vraag betreft, moet het antwoord
zonder twijfel luiden: voor den Kooper. Immers de
prijs, welken partijen bij het afsluiten van het contract
overeenkwamen, was alleen berekend met inbegrip van
op dat oogenblik bestaande risico\'s. De tarieven
van assurantie mochten al fluctueeren, de aard der
te verzekeren gevaren stond toch vast. Nieuwe verzeke-
ring zal dus in geen geval
voor Verkoopers rekening zijn.

De vraag, welke wij eerst stelden, was echter: Moet

een Verkooper daarvoor zorgen?

Wij meenen, dat een antwoord in bevestigenden zin
hierop moet worden gegeven. Koopers belangen zijn
aan den Verkooper toevertrouwd; hij heeft geen ander,
die ze kan behartigen. Al weer op grond van de

-ocr page 169-

lastgeving is het de Verkooper, die hier handelend
op moet treden. Zelfs zal hij tot het doen van voor-
schotten gehouden zijn; bij.de verrekening van den
koopprijs zal hij ze terugontvangen.

Arbiters van het Rott. Comité van Graanhandelaren
beslisten: 1) „Bij de conditie c.i.f. is de verkooper
verplicht opnieuw te verzekeren, indien door oorlog
een in Engeland gesloten verzekering voor een
Duitscher waardeloos wordt."

Het Duitsche Reichsgericht, 2) dat te oordeelen kreeg
over een vordering van een Verkooper, welke assurantie-
premies had betaald voor goederen, verladen in een
schip, dat door oorlogsomstandigheden werd opge-
houden, veroordeelde den Kooper tot terugbetaling
aan den Verkooper.

„Die Cif-Klausel besagt durch den Buchstaben „i"
(insurance), dass die Kosten der Versicherung in dem
Kaufpreis eingeschlossen sind.

Darunter wird nur die handelsübliche Versicherung
gegen Seegefahr verstanden, nicht jede etwa notwendig
werdende Versicherung, insbesondere nicht, die Ver-
,Sicherung gegen Kriegsgefahr. Das ist bereits von dem
früheren Reichsoberhandelsgericht ausgesprochen und
steht seitdem in der Praxis des Handels und der Ge-
richte fest."

Ook Du Mosen haalt deze uitspraak aan. Deze
schrijver voegt daaraan toe:

!,De verkooper heeft als lasthebber van den kooper
voor de assurantie tegen de gewone gevaren van het

1) 30 .\\pril 1915; niet gepubliceerd.
3) Zie hiervoor du Mosch t. a. p. blz. 36.

-ocr page 170-

transport moeten zorgen en de premie, die hij daar-
voor moest betalen, heeft hij bij den koopprijs in rekening
gebracht. Nu echter de oorlogstoestand bijzondere, bij
het sluiten van de koopovereenkomst onvoorziene
assuranties noodig maakte, was de verkooper niet
verplicht, de premies daarvoor zelf te betalen; indien
hij toch de verzekering sloot, deed hij dit, zooal niet
meer als lasthebber, dan toch als zaakwaarnemer van
den kooper, dus voor diens rekening."

Velerlei bepalingen kunnen nog in de overeenkomst
worden opgenomen. Soms geven ze een uitbreiding
aan de normale verzekering. Zoo b.v., wanneer de
polis de risico dekt gedurende de zeereis plus een
aantal dagen na aankomst van het vervoerende schip
in de bestemmingshaven.

Vele Katoen-contracten met C.i.f. condities geven een
verzekering, welke doorloopt tot 14 dagen na aankomst.

Evenzoo No 2. van de London Copra Ass.:

______not to exceed 15 days from final discharge

of the vessel."

Gewoonlijk wordt een keus gedaan of verzekerd
zal worden „free from particular average," of „with
particular average," afgekort: „f. p. a." resp. „w .p. a."
F. p. a. is wel zeer gebruikelijk in C. i. f. contracten;
Verkooper sluit dan geen verzekering voor avarij-
particulier.

Somtijds ook treffen we de clausule aan: „ vrij van
beschadigdheid onder 3O/0." Vele andere mogelijk-
heden staan open en andermaal vinden we een ver-
wijzing naar „Amsterdamsche Beurspolis" of naar
„Engelsche Condities."

-ocr page 171-

Het wil ons echter voorkomen, dat ook hier bijzon-
dere gebruiken moeten beslissen; een algemeene regel
is niet te geven. En wederom bestaat de wenschelijk-
heid van een bijzondere regeling.

Hiermede besluiten wij de bespreking van de ver-
zekering bij het C. i. f. contract.

Verkoopers verplichtingen bestaan dus in het aan-
gaan eener verzekeringsovereenkomst volgens de be-
palingen van het contract; zwijgen deze, dan is hij
in \'t algemeen slechts gehouden tot de „normale"
assurantie. Wat daaronder moet worden verstaan, is
van omstandigheden afhankelijk, maar zeker is, dat
Koopers belangen op de meest zekere wijze en zoo
afdoende mogelijk moeten worden verzorgd.

De polis, welke de Verkooper als bewijs der
assurantie in handen krijgt, maakt deel uit van de
„documenten" en wordt aan den Kooper uitgeleverd.

Het Vervoer.

De C.i.f. overeenkomst brengt mede, dat de Ver-
"kooper op zich neemt, ten behoeve van den Kooper
voor de bevrachting der verkochte goederen tc zorgen.
De berekende prijs is zoodanig gesteld, dat daarin
rekening is gehouden met het bedrag der scheepsvracht.
A. De zorg voor het vervoer.

Evenals bij dc verzekering treedt ook hier de Ver-
kooper op als gemachtigde van den Kooper. Zijn er
bepaalde regelen, welke bij het bezorgen van het ver-
voer moeten in acht worden genomen?

Als eerste regel moet wederom in herinnering gebracht

-ocr page 172-

worden het bekende algemeene beginsel, dat steeds bij
lastgeving is terug te vinden: dat de aan te wenden
zorg moet zijn die van een „goed huisvader". Nu is
reeds een juridisch „huisvader" een moeilijk begrip; een
„goed huisvader", die voor de expeditie van goederen
Lrgt, is zeker niet gemakkelijker. Het is dus niet over-
bodig, om te speuren naar eenige meer concrete ge-
gevens voor de vraag, waarin die zorg moet bestaan.

We vinden dan:
i. Dat moet worden verscheept met een behoorlijke
scheepsgelegenheid: een goed schip van een goede
reederij. Men zoekt daarvoor waarborgen vast te
stellen en deze in de contracten op te nemen.

Zoo vinden we dan daarover meer gedefinieerde

aanwijzingen, zooals:

„Steamers not under 90 A i.. Sailers not under
A I. Lloyd\'s or an equivalent class on other registers."
(Katoen-contr. van de Makelaars
Dunlop).
Een dergelijke clausule strekt om den Kooper zeker-
heid te geven, dat met een\'zeewaardig schip zal
worden vervoerd, opdat zijn risico van de reis niet
onnoodig zal worden vergroot. Over die „zeewaardig-
heid" spreekt ook een Appel-Vonnis van het Rottcr-
damsch Comité van Graanhandelaren: 1)

De Kooper weigerde betaling, omdat het goed niet
was aangekomen. Terecht beslisten Arbiters daarop,
dat tot een dergelijke weigering geen grond is. daar

een C.i.f.-kooper de risico heeft van de reis. Zij voegden
eraan toe: „terwijl van onzeewaardigheid in deze geen
sprake was." Ware dus van onzeewaardigheid van

1) I Maart 1916; niet gepubliceerd.

-ocr page 173-

het schip wel gebleken, dan zou weigering terecht
zijn geschied en derhalve de Verkooper, als hebbende
het vervoer op onvoldoende wijze bezorgd, daarvoor
aansprakelijk worden gesteld.

Ook langs anderen weg trachten Koopers hun
transport-risico\'s te beperken. Tot uiting komt dit in
een contract van de
Rubber T.A. of London:

„To be shipped.........to New York &/or

via Panama Canal &/or Pacific Coast Port."

Koopers trachten hierdoor op derouteteinfluenceeren.

Nog een ander middel staat den Koopers daartoe
ten dienste:

Meestal is vervoer door middel van Stoomschepen
een eisch van het contract; motorschepen worden
dikwijls daarmede gelijkgesteld, maar zeilschepen met
nadruk uitgesloten. Zoo b.v. bij vervoer van koffie. Soms
echter maakt de aard van het artikel, dat men ten op-
zichte van de vraag,
stoom-of zeilschip, vrij onverschillig
is. Dat is b.v. het geval bij
Pkosphaat, waar het contracts-
formulier de keus tusschen stoom- en zeilschip openlaat.
2. De goederen moeten aan boord op een goede

plaats worden verladen,
a. Een eerste vraag, die zich voordoet is, of dek la-
ding geoorloofd is.

Veelal wordt in de contracten de bepaling opge-
nomen, dat: „koopers zich bij voorbaat neerleggen
bij alle bepalingen der connossementen van de ver-
voerende reederij".
(CoPRA-contr. 1919). Geeft nu een
cognossement aan den vervoerder de bevoegdheid de
koopwaar als deklading te vervoeren, clan kan de
Kooper daartegen niet protesteeren, wanneer hij zijn
naam heeft gezet onder een dergelijk koopcontract;

-ocr page 174-

hij deed daardoor afstand van dit reclamerecht.

Maar hoe, indien niet op een dergelijke indirecte
wijze machtiging tot vervoer als deklading is gegeven ?

In \'t algemeen immers wordt deze wijze van vervoer
als een inferieure beschouwd; zij is schadelijk voor
veel soorten van koopwaar.

Wanneer op zoodanige wijze het vervoer is bezorgd,

kan dit voor den Kooper nadeelen meebrengen, welke

zijn risico vergrooten. Aangezien de Verkooper bij

het verschepen der goederen de meest mogelijke zorg

moet in acht nemen, komt het ons voor, dat het als

dekladincr doen vervoeren niet voldoet aan de eischen
ö •

welke aan een Verkooper bij het behartigen van zijns
lastgevers belangen kunnen worden gesteld, zoodat,
indien niet een bepaling in tegengestelden zin in het
contract is opgenomen, zulks als ongeoorloofd is aan
te merken. Dit onderwerp illustreert op duidelijke
wijze, hoe in wezen, en zuiver beschouwd, de ver-
houdingen van Kooper, Verkooper en vervrachter
bij\'het C. i. f. contract zijn samengesteld.

Wanneer zich het feit voordoet, dat goederen zijn
vervoerd als deklading:

Is Verkooper daarvoor aansprakelijk:
a.
indien het koopcontract uitdrukkelijk verlading aan
het dek uitsluit,

ó. Indien niets speciaals dienaangaande was overeen-
gekomen, en Verkooper een vervoercontract heeft
afgesloten, hetwelk deklading niet uitsloot, terwijl een
gunstiger regeling mogelijk ware geweest.

Is de Verkooper niet aansprakelijk:
a.
in de gevallen, welke het tegengestelde zijn van

-ocr page 175-

de bovengenoemde sub a. en b, (wat b. betreft,
indien gunstiger regeling niet mogelijk ware geweest.)
b. indien de vervoerder eigenmachtig tot deze wijze
van vervoer is overgegaan.

Vooral het laatste geval doet nog eens duidelijk
uitkomen, dat alle schade na inlading door Kooper
wordt gedragen, op grond van de risico-verhouding,
tenzij deze schade voortkomt uit nalatigheid van den
Verkooper in het vervullen van zijn last.

In dezen zin ook Rechtbank Rouen: i)
„dat de verkooper niet verantwoordelijk is voor het
vervoeren als deklading in plaats van in het ruim, ook
indien cognossementen een machtiging daartoe niet
inhielden, en het door den vervoerder eigenmachtig
is geschied."

Nederlandsche jurisprudentie is over deze vraag
niet te vinden. De contracten houden, zoo iets, meestal
de bepaling in van referte aan cognossement, zoodat
de Kooper in zijn desbetreffende rechten afhankelijk
zal zijn van de cognossementsbepalingen,
b. Is iedere plaats in de ruimen van het schip
gelijkwaardig te noemen met betrekking tot de zorg
voor de verscheping?

In \'t algemeen wel. Er kunnen zich speciale geval-
len voordoen, waarin door een bepaalde hoedanigheid
of samenstelling der tc vervoeren goederen, een
bijzondere plaatsing aan boord noodzakelijk is. Doen
zich dergelijke gevallen voor, dan is daarvoor een
voorziening bij contract wenschelijk. Zoo kan worden
bedongen, dat de goederen niet zullen worden geplaatst

1) 24 Juni 190c;. Rcv. Int. de Droit Mar. XXI. 307.

-ocr page 176-

dicht in de nabijheid van de stookruimen, of in scheeps-
ruimte gezamelijk met andere goederen, welke op de
eerste een nadeeligen invloed hebben.

3. Overlading.

Het is noodig vooraf een onderscheiding te maken.

a. overlading uit noodzaak.

Het is uitgesloten, dat een Verkooper daarvoor aan-
sprakelijk zou zijn te stellen. Wanneer goederen zijn
verladen in een schip, dat gedurende de zeereis onklaar
wordt, in een noodhaven moet binnenloopen en tot
onmiddellijk voortzetten van de- reis niet in staat is, zijn
dit alles omstandigheden, welke onvoorwaardelijk deel
uitmaken van Koopers transportrisico.

b. andere overlading.

Regel is, dat een Verkooper, die op zich heeft ge-
nomen ten behoeve van den
Kooper voor het vervoer
te zorgen, bij de vervulling van dien opdracht alle
voorzorgen moet nemen, dat Koopers risico\'s niet

onnoodig worden verzwaard.

In \'t algemeen zal daarom een Verkooper zooveel
in zijn macht ligt moeten bewerken, dat wordt inge-
laden in een schip, waarbij latere overlading uitgesloten
is. Niet steeds zullen Verkoopers dit kunnen; veelal
zullen zij van reederijen afhankelijk zijn cn zich moeten
onderwerpen aan cognossementsbepalingen, waardoor
den vervoerder vrijheid tot overlading wordt gegeven.
Daarom wordt dan in de koopovereenkomst opgenomen,
dat Kooper zich bij voorbaat neerlegt bij de bepalingen
van het
cognossement. Is dit laatste niet het geval, dan
zal de Verkooper slechts aansprakelijk kunnen gesteld
worden voor overlading, wanneer een voordeeliger

-ocr page 177-

regeling binnen het bereik had gelegen. Verkooper
heeft dan niet de meest mogelijke zorg ter behartiging
van Koopers belangen aangewend.

Gaubert 1) bespreekt dit onderwerp:

„En résumé et pour conclure, on peut affirmer que
dans tous les cas où le transbordement n\'est pas le
résultat d\'une intervention du vendeur, cet événement
devant nécessairement alors être considéré comme une
conséquence des risques de route, dont l\'acheteur
supporte la charge, ce dernier voit le contract sortir
son plein et entier effet et ne peut sous aucun prétexte
se refuser à prendre livraison des marchandises."

Rb. Marseille 2) sluit hierbij aan:

„dat een kooper, die alle vervoerrisico heeft te dragen,
niet kan protesteeren tegen „transbordement régulier",
waarmede de rechtbank dit beginsel wilde vasdeggen,
dat voor een overlading, anders dan tengevolge van
nalatigheid, willekeur of kwade trouw, de Verkooper
in geen geval aansprakelijk is.

Zeer uiteenloopende regelingen treffen we in de
verschillende contracten aan in verband met dit onder-
werp.

Het Verkoop-contract voor Ncd-Ind. Maïs:
„af te laden......met vrijheid van overlading."

Het c. a. f. contract v. d. Handelsverccn. „Amster-
dam": „par vapeur.......(avec ou sans trans-
bordement) .......sans transbordement dans un

port européen autre qu\'un port français."

Het contr. voor U^illc Muntok Peper:

„Indien de bestemmingshaven een in Frankrijk ge-

1) t.a.p. No. 284.

8) 12 Maart 1907. Revue Int. dc Droit Mar. XXIII. 66.

u

-ocr page 178-

legen haven is, mag geen overscheep plaats hebben
ten Westen van Port-Said, behalve in een in Frankrijk

gelegen haven."

Het Peper, contract v.d. General Produce Brokers
Ass. of London: „. . • • but if to France, no tranship-
ment West of Port Said, except at a French port
or by force majeure".

Het Copra contract v.d. Londen Copra Ass. en het
Contract voor
Ned.-Ind. Copra geven een gelijke
regeling als de zoojuist genoemde.

Een ander geval doet zich voor, wanneer vervracht
is op een doorcognossement. Twee of meer scheep-
vaartlijnen kunnen dan bij het vervoer zijn betrokken
en een of meerdere malen zal overscheep moeten
plaats vinden. Dikwijls zal men op een dergelijke
wijze van vervoer zijn aangewezen: niet steeds bestaan
vaste diensten of directe verbindingen.

Heeft Verkooper de keus tusschen direct en indirect
vervoer, dan kan van hem inlading in een direct varend
stoomschip worden verwacht. Immers Kooper kan
door doorgaand vervoer met overlading schade lijden:
ook het uitoefenen van verhaalsrecht op de vervoerders
kan tot groote moeilijkheden aanleiding geven.

Wil men ieder geschil over dit punt uitsluiten, dan
stipuleere men in de verschepingsclausulc, dat de
goederen met direct vervoermiddel zullen worden ver-
zonden.

Ripf.rt:!) ....

„Le vendeur doit charger sur un navire ïi destination
du \'port fixé; il promet par le contrat d\'effectuer le

\') t.a.p. No. 1698.

-ocr page 179-

transport par la voie la plus sûre et la plus rapide ;
il doit donc expédier par vapeur direct, c\'est-à-dire
par un navire qui touchera au port de destination; il
lui est interdit d\'expédier par transbordement.

Toutefois, il faut tenir compte des usages de la navi-
gation et de l\'état des communications maritimes que
les deux parties sont sensées connaître. S\'il n\'existe
pas de ligne de navigation régulière entre le port
d\'embarquement et le port de débarquement, on peut
considérer que les parties ont autorisé les escales, alors
môme que le marché contiendrait la clause par vapeur
direct."

B. Het betalen van de vracht.

Moet de Verkooper het bedrag van dc vracht betalen ?

Dit is iets anders, dan de vraag: voor wiens
rekening is dc vracht? Hierop is slechts één
antwoord mogelijk: voor den Verkooper. Immers is
de contractprijs zoodanig berekend, dat de kosten van
het vervoer daarin zijn begrepen. Dit is een algemeen
Jjcginsel, bij ieder C.i.f. contract geldend, waarover
men niet van meening verschilt.

De C.i.f.-kooper heeft nooit de vracht als extra uit-
gave voor zijn rekening te nemen; hij draagt reeds
deze kosten, door een prijs tc betalen, waarin zij zijn
opgenomen.

Niettemin blijft de vraag bestaan, wie de vracht aan
dc vervoerende reederij heeft te voldoen.

Op tweeërlei wijze kan aan den vervoerder de vracht
worden voldaan, n.1. öf bij vooruitbetaling, öf na aan-
komst ter destinatie. Alzoo respectievelijk op de plaats,

-ocr page 180-

waar de Verkooper is, en waar de Kooper aanwezig
is. En nu houdt de vraag, wie de vracht heeft te

betalen, hiermede verband.

Men zou geneigd zijn deze quaestie zeer weinig be-
langrijk te vinden, omdat het er weinig toe zou doen,
wie betaalt, d.w.z. de uitgaaf doet, wanneer het
toch onbetwistbaar vaststaat, voor wiens rekening
ten slotte die betaling komt. Daartegenover zij op-
gemerkt, dat het in den handel altijd belangrijk is,
„wie op de duiten zit" en dus ook wie de „duiten"

moet neertellen.

Dat over dit punt bepalingen in de contracten worden
opgenomen en meeningsverschillen bestaan, is wel
vofdoende reden om de vraag hier te behandelen.

Meerdere uitspraken zijn hierover gegeven door het
Duitsche Hanseatisches Gericht.

i. Een uitspraak van 25 Mrt. 1904. J)

De C.i.f. kooper had geweigerd te ontvangen,
daar de vracht niet was voldaan. Het Gericht besliste nu:
• „De verkooper
is niet gehouden de vracht te betalen.
De levering vindt plaats bij de aflading en verplicht
den verkooper ruimte in het schip te verzekeren tegen
een cognossement; de inlading
te bezorgen evenals de
assurantie. In loshaven heeft \'de verkooper zich met
de goederen niet te bemoeien. De C. i. f clausule zegt
over betaling van de vracht niets; zegt alleen, dat
de vracht voor rekening van den verkooper is,
en heeft geen ander doel, dan dat de koo.per vooruit
kan berekenen, waarop de goederen hem komen te
staan. Regel is, dat de vracht niet wordt vooruitbetaald.

1) R.I.M. XX252.

-ocr page 181-

(in tegenstelling tot de assurantie), maar betaalbaar is
in het land van aankomst."

2. Uitspraak van 24 Oct. 1906. i)
„In de praktijk is veelal de vracht bij aankomst
betaalbaar, wordt door den kooper voldaan, die het
bedrag van de factuur aftrekt," Hierna volgt een
constructie, die verder tot verklaring moet dienen,
maar er tamelijk ingewikkeld uitziet:

„Er is lastgeving: de kooper krijgt stilzwijgend
mandaat tot betalen voor rekening van den verkooper.
Wanneer door verlies van het schip geen vracht ver-
schuldigd is, dan moet de Kooper, die nog niet heeft
betaald, maar wel het bedrag, dat hij vooruit als
reductie op de factuur heeft gekregen, teruggeven."
— dit laatste ziet op een vrachtrabat, dat door Kooper
is geïnd en ten voordeele komt van den Verkooper,
voor wiens rekening de vracht is en tc wiens bate
dus ook een eventueele reductie daarop komt. —

In \'t kort komt de feitelijke verhouding hierop neer:
Dc Kooper krijgt goederen aan, voor welke de ver-
voerder nog vracht heeft te vorderen. Nu betaalt
"Kooper den vervoerder. Kooper heeft echter aan den
Verkooper een prijs betaald, zoodanig berekend, dat
daarin de kosten van dc vracht waren begrepen, Kooper
heeft dus 2 keer vracht betaald. Onderling gaan zij
dit nu verrekenen en Kooper krijgt zijn uitgave terug.

Wil men nu in die betaling door Kooper weer een
nieuwe lastgeving zien, dan is daar niets op tegen.

Dc hoofdzaak echter in beide uitspraken is, dat
den Kooper niet is toegestaan tc weigeren, omdat de

1) R.I. M. XXII 662.

-ocr page 182-

Verkooper niet de vracht heeft betaald. Ditzelfde
constateert ook:

3, Reichsgericht 27 Maart 1905. i)
dat de kooper niet kan weigeren, omdat verkooper
de vracht niet had betaald. De verkooper is daartoe
niet verplicht. Het vonnis argumenteert met algemeen
bekende handelsgebruiken.

Ten slotte vindt ons standpunt steun in de „Alge-
meine Conditionen", afgedrukt aan de rugzijde van een
Duitsch Katoencontract.

„Die Fracht ist nach den Conditionen des Charters
bezahlbar d.h. entweder in Verschiffungshafen, in
welchem Falle sie in der Factura und den Tratten
eingeschlossen wird, oder dann comptant durch den
Käufer bei Ankunft des Schiffes."

De aangehaalde passages zijn ontleend aan Duitsche
rechtspraak en Duitsche contracten (Katoen). De
bepalingen van de Liverpool-Cotton Ass. Ltd. zeggen
hierover niets. Ook overigens was geen materiaal van
andere nationaliteit te vinden. Vermoedelijk zullen we
toch wel niet met een specifiek Duitsch belang te doen
hebben. Er zit een algemeen beginsel in, dat even-
goed elders kan gelden.

Het C. F. Contract.

De beginselen van het C. i. f. Contract gelden ook bij
het zoogen.
„C. F." (cost-freight of kost-vracht) con-
tractf met dit verschil, dat de regelen betreffende de
assurantie buiten toepassing blijven.

1) R. I. M. XXI. 104.

-ocr page 183-

HOOFDSTUK VIL
Afwijkingen van het zuivere contraetstype.

De beginselen, welke wij tot dusverre bespraken,
vormen de grondslagen van zuivere contractstypen.
We moesten ons wel cen contract in den meest zuiveren
vorm voor oogen stellen, omdat juist däär de specifieke
verhoudingen het best zijn na te gaan. Ofschoon
de besproken clausules voor levering en risico beslis-
send zijn, en van zooveel gewicht, dat zij een bepaald
contract tot F. o. b., resp. C. i. f. vermogen te stempelen,
is het toch zeer goed mogelijk, dat daarnaast andere
bedingen worden opgenomen, welke voor bijzondere
onderdeelen regelen geven.

Dergelijke contractsbedingen kunnen zijn een uit-
vloeisel, een nadere uitwerking van het principe. Aan
den anderen kant kunnen zij speciale regelen geven
voor bepaalde gevallen, waardoor in meerdere of
mindere mate aan de zuiverheid van dat contract wordt
gederogeerd. Wanneer zij zich bepalen tot onderwer-
pen van
betrekkelijk ondergeschikt belang, behoeft
ondanks een geringe afwijking in onderdeelen, het
contract zijn eigenlijk karakter niet tc verliezen.

Wanneer zij daarentegen van meer ingrijpenden
aard zijn, en aangaande principieele zaken cen
nadere regeling geven, kan daarvan het gevolg zijn,

-ocr page 184-

dat het contractskarakter ten zeerste wordt verzwakt.

De groote moeilijkheid is om een grenslijn vast te
stellen tusschen contracten, die men nog wel en
die, welke men niet meer C.i.f. of
F. o. b. contracten
kan noemen.

Werkelijke tegenstrijdigheden doen zich dan ook voor
in de praktijk. Wanneer men b.v. boven een contract
ziet staan: „F.o.b.- contract" en in den tekst de

clausule: „levering f. o. b. X." of b.v.......K.G.....

f. o. b. X.", terwijl uit den verderen inhoud duidelijk
blijkt, dat andere verhoudingen door partijen zijn
bedoeld dan die, welke normaliter uit een F.o.b.
contract voortspruiten, zoodat men b.v. tot levering
op een andere plaats zou moeten concludeeren, hoe moet
dan de oplossing gevonden worden?

Wat moet men er b.v. van denken, wanneer men
leest:
„Levering: F.o.b. Swansea. Gemakshalve zullen
xvij het blik C.i.f. leveren:\'
Is dit nu F.o.b. of C. i. f.?
Of een poging tot combinatie van beide? Duidelijk is
immers, dat men nu eenmaal niet tegelijk „F.o.b. en
C.i.f" kan leveren. Een keus zal daarom gedaan
moeten worden. Men kan zich niet laten misleiden
door een etiket, dat partijen uit sleur „gemakshalve",
althans doordat zij zich
niet genoeg rekenschap gaven
van hun handelen, op een contract plakken.

Wel degelijk is men in bepaalde gevallen gerechtigd
aan een overeenkomst het gepretendeerde karakter te
ontzeggen, wanneer zij in strijd komt met wat als
normaal contractstype geldt. (Zie blz. 24).

In casu vindt deze eigenaardige constructie waarschijn-
lijk haar oorzaak in de verhouding van den Verkooper
tot een scheepsmaatschappij, waarmede hij een over-

-ocr page 185-

eenkomst heeft aangegaan. Hij kan zich daarbij heb-
ben verbonden tot verschepen met die maatschappij,
terwijl daartegenover voor hem het voordeel werd
bedongen, dat hij over het totaal der afgesloten
vrachtcontracten een bedrag terugontvangt, dat naar
evenredigheid wordt vastgesteld.

Tusschen de duidelijke contractstypen bestaan
natuurlijk overgangsvormen. Daar is b.v. een terrein,
waarop het F. o. b.- en het C. i. f. contract elkander
nauw raken.

Zoo zijn er F.o.b. contracten, welke gelijken op
„eerste-kosten" overeenkomst, op loco-koop. Andere
daartegenover geven een afwijking naar den anderen
kant en komen het C.i.f. contract zeer nabij.

Hieronder zullen enkele bedingen worden besproken,
welke dikwijls in combinatie met de behandelde clausules
worden gebruikt. Wij bepaalden ons tot de meest voor-
komende. Ons onderzoek zal er op gericht zijn vast
te stellen in hoeverre dergelijke bedingen met die
clausules vereenigbaar zijn.

A. Variaties van het C. i. f. Contract.

I. Het C.i.f. contract met clausule: „betaling naar
uitgeleverd gewicht."
a, Beteekent deze clausule:

„Er wordt betaald tegen uitgeleverd gewicht, en, in-
dien er geen gewicht wordt uitgeleverd, zal niet worden
betaald"? Wanneer men deze gevolgtrekking zou willen
maken, geve men zich eerst terdege rekenschap van
dc risico-verhouding bij het C.i.f. contract.

Immers, indien niet betaald zou behoeven te worden.

-ocr page 186-

wanneer geen gewicht werd uitgeleverd, m.a.w. wanneer
niets aankwam, zou dit tengevolge hebben, dat de
risico van het vervoer op Verkooper zou rusten.

Als dat waar zou zijn, zou het opnemen van deze
clausule een risico-overbrengende beteekenis hebben.
Het beding zou dan onvereenigbaar zijn met het
karakter van het C.i.f. contract, dat gelijk wij boven
zagen, juist alle risico nà de inlading voor den Kooper
brengt.

b. Beteekent de clausule:

„Slechts zooveel gewicht behoeft te worden betaald,
als er wordt uitgeleverd."?

Eigenlijk is het dezelfde vraag als sub a., alleen
met dit verschil, dat het hier gaat om risico van ge-
deeltelijk verlies en/of beschadiging.

Volgens onze meening zijn beide vooronderstelde
opvattingen onjuist. In wezen verandert het beding
het C.i.f. contract niet. De zeerisico, zoowel voor
geheel verlies, als voor beschadiging, blijft bij den
Kooper. Dc clausule is niet opgenomen om een
speciale risico-regeling te geven. Er zou dan tegen-
strijdigheid ontstaan en het C. i. f.-karakter van het con-
tract verloren gaan of wel de clausule voor de risico
geen zin hebben.

Deze clausule heeft echter in ander verband
beteekenis. Zij regelt: betaling, contrôle, bewijs.

Betaling.

In tegenstelling tot wat normaliter uit een C.i.f.contract
zou voortvloeien, n.1. dat de ingeladen hoeveelheid
basis voor de betaling oplevert, wordt thans het in
het land van bestemming ontvangen gewicht tot grond-
slag van de berekening voor de betaling gemaakt.

-ocr page 187-

Dikwijls vindt men bij de gewichtsbepaling in een
contract, de toevoeging: „ . . . meer of minder",
(„more or less"). De Verkooper kan dan, binnen zekere
grenzen, een grootere of kleinere hoeveelheid leveren,
heeft eenige speling. Veelal wordt daarop gespeculeerd
bij een gunstig verloop van de goederenmarkt. Terwijl
de preciese hoeveelheid tot de aankomst steeds onzeker
was gebleven, wordt nu, na aankomst, definitief ver-
rekend naar het werkelijk uitgeleverde.

Op dezelfde wijze geven contracten eenige speling
voor gewichts- toe- of afname door invloeden op het
vochtgehalte enz. En ook hier volgt, na aankomst,
de definitieve vaststelling en betaling dienvolgens.
Steeds echter blijft dit beperkt tot wat men kan noemen:
„natuurlijke" gewichtsverschillen, welke bij een normaal
verloopend vervoer kunnen ontstaan. Voorzoover men
kan zeggen, dat dergelijke natuurlijke gewichtsver-
andering een „risico" vormt, zou men dus kunnen
beweren, dat een zeer gering gedeelte van de zeerisico
voor den Verkooper komt.

Abnormale oorzaken, bepaalde ongevallen, schade
en verliezen daardoor en gewichtsverminderingen ten-
gevolge daarvan, vallen niet onder de werking van
deze clausule. Wie deze voor zijn rekening heeft, wordt
beslist door de gewone risico-regels.

Contrôle en Bewijs.

Een contrôle vindt nu in bestemmingshaven plaats
Meermalen is in bijzonderheden geregeld, door contracts
bepalingen, hoe deze contradictoir zal worden gehouden

Indien nu, als resultaat van die contrôle een ge
wichts-manco wordt geconstateerd, wat moet dan ge

-ocr page 188-

schieden? Treedt nu, wat de gevolgen betreft, deze ■
contrôle geheel in de plaats van de, bij het C.i.f. contract
gewone, contrôle in het land van afscheep? D.w.z.
wordt zij nu beslissend voor het geleverde quantum?

Geenszins; het tevoren verdedigde standpunt aan-
gaande levering en de risico blijft onverlet. Want, als
het geconstateerde in het land van aankomst den
doorslag zou geven, zou wederom de risico voorden
Verkooper komen.

Groot belang echter heeft deze clausule voor het
bewijs.

Regel is, zooals we zagen, dat bij de C.i.f. contracten
de Kooper gehouden is tegen de levering bewijs
te leveren, door zich te baseeren op den toestand der
goederen bij de i n 1 a d i n g. Dat is dikwijls voor hem
zoo niet ondoenlijk, dan toch bezwaarlijk. Al hierom,
omdat het veelal uiterst moeilijk is in het overzeesche
land een vertegenwoordiger te krijgen, aan wien hij
alle contrôle op qualiteit en gewicht veilig kan over-
laten. Dikwijls ook is op officieele weegcertificatcn,
door zijn Verkooper geproduceerd, weinig staat te
maken. Ook zal het hem in vele gevallen niet spoedig
gelukken, in een veraf gelegen land het bewijsmateriaal
volledig cn afdoende bijeen te krijgen.

Wordt nu overeengekomen: „Betaling naar uit-
geleverd gewicht", dan brengt dit verandering in de
bewijsmethode. Nii kan een Kooper zich eenvoudig
beroepen op de contrôle, zooals die is gehouden na
aankomst der goederen. Alle voordeelen van eigen
tegenwoordigheid worden hem daarbij geboden.

Heeft alzoo de Kooper zich op aangekregen gewicht
beroepen, dan is het aan den Verkooper, daartegen

-ocr page 189-

bewijs te gaan leveren, dat hij voldoende hoeveelheid
heeft afgescheept en dat de oorzaak van het gewichts-
verlies is gelegen in een omstandigheid, waarvoorde
risico bij den Kooper is.

Hoewel dus de bekende C.i.f.-beginselen ongerept
blijven, brengt de clausule een omkeering in den
bewijslast te weeg, ten gunste van den Kooper.
Zonder de Clausule,

moet de Kooper, bij reclames, bewijs leveren tegen
de wijze van levering; moet hij aantoonen, dat deze
gebrekkig was.
Met de Clausule,

moet de Verkooper bewijs leveren v o o r de levering;
moet hij aantoonen, dat deze goed was; en kan
Kooper volstaan met eenvoudig beroep op quantiteit
van het goed bij aankomst.

Bij Mr. Van Houten vinden we steun voor de op-
vatting, dat dit beding op de algemeene C.i.f. beginselen
geen wijzigenden invloed heeft. Wij lezen bij dezen
schrijver: \')

„Het komt ons voor, dat er niet de minste aanleiding
is om aan tc nemen, dat het schade- en veriicsrisico
door die conditie alleen weder zoude terugvallen op

. den verkooper."

Voor wat betreft de vraag, hoe de betaling moet
geschieden, indien deze moest worden geregeld naar

O \'

uitgeleverd gewicht, en het goed door een of ander

>) t.a.p. blz. 38. vlg.

-ocr page 190-

ongeval niet aankomt, refereeren we ons aan zijn oordeel
en veroorloven ons het hier te citeeren.

Dat de Kooper moet betalen, staat vast; immers
het ongeval was voor zijn risico.
Van Houten dan
geeft deze oplossing:

„ Het komt ons voor, dat dan als basis van betaling
het ingenomen gewicht behoort te worden aangenomen.
Immers de schadevergoeding wordt gebaseerd op het
ingenomen gewicht. De kooper mag noch nadeel lijden,
noch voordeel genieten anders dan de voor zijn rekening
eventueel verzekerde winst. Wanneer nu den verkooper
betaling zoude worden onthouden op grond van de
overweging*, dat geene juiste prijsbepaling meer mogelijk
is, dan zoude de verkooper op onrechtmatige wijze
benadeeld en de kooper evenzoo op onrechtmatige wijze
bevoordeeld worden. Er moet mitsdien betaald worden,
zij het niet precies naar het ingenomen gewicht. O.i.
behoort betaald te worden de contractprijs over het
ingescheepte gewicht, verminderd met een percentage
door deskundigen of in onderling overleg te bepalen,
gelijk aan het normale gewichtsverlies op dergelijke
reizen, of vermeerderd met dergelijke normale gewichts-
toename.

Voor deze oplossing der moeilijkheid een wettelijke
basis te vinden, die deze, en geen andere, ten gevolge
heeft, is ons niet mogen gelukken. Het zeer vage
artikel 1375 B.W. . . . (volgt tekst) . . . geeft slechts
onvoldoenden\' steun. Wellicht komt men iets verder
door uitlegging van den tekst van het beding „betaling
naar uit geleverd gewicht". Dit beding toch wil niet
anders zeggen dan „betaling naar het ingenomen
gewicht verminderd met het verlies in route aan

-ocr page 191-

natuurlijke oorzaken te wijten of vermeerderd met
aan natuurlijke oorzaken te danken gewichtstoename".
Qualiteitsveranderingen en schaden en verliezen van
allerlei aard andere dan die aan natuurlijke oorzaken
te wijten, komen, of liever, blijven voor rekening
des koopers. Nu door omstandigheden het werkelijke
gewichtsverlies of de werkelijke gewichtstoename niet
zijn vast te stellen, blijft niet anders over dan een
taxatie, en daarvoor hetzij in gemeen overleg een
schikking te maken dan wel deskundigen te be-
noemen.

Wanneer een partij goederen gedeeltelijk behoorlijk
aankomt en te dien aanzien het gewichtsverlies nauw-
keurig kan geconstateerd worden, zal de berekening
ten aanzien van het ontbrekende gedeelte gemakkelijk
volgens hetzelfde percentage kunnen worden ge-
maakt."

Tot zoover Van Houten. Wij gelooven, dat in deze
richting een alleszins redelijke oplossing is te vinden,
welke alle belangen geheel overeenkomstig de be-
ginselen van het C.i.f. contract kan bevredigen.

2. Het C. i. f. contract met clausule: „betaling na

aankomst van het schip."

De strijdvraag hierbij is: /

Wordt door dit beding de betaling afhankelijk gesteld
van een voorwaarde (de aankomst van het schip)
of gebonden aan een tijdsbepaling?

Zou men het eerste aannemen, dan heeft dat
verstrekkende gevolgen. Want dan is de consequentie:
wanneer het schip niet aankomt, is geen betaling
verschuldigd. En ontvangt cen Verkooper in een

-ocr page 192-

dergelijk geval geen betaling, dan loopt hij, Ver-
kooper, de risico van het zeetransport.

Stellen wij hiertegenover het C.i.f. beginsel, dat
de risico voor de zeereis voor den Kooper komt, dan
zouden we moeten concludeeren tot onvereenigbaarheid
vap dit beding met de C. i. f. clausule. Een van beiden
zou moeten wijken; öf dit beding zou door het C.i.f.
karakter van het contract krachteloos worden gemaakt,
öf het contract zou ophouden een C. i. f. contract te zijn.

Juister is de andere oplossing, welke het beding als
tijdsbepaling beschouwt. Het beding is een be-
talingsbeding: het heeft uitsluitend de strekking
tot regeling der betaling. Het stelt het tijdstip der
betaling vast en bepaalt dit op: na aankomst van
het schip.

En wanneer nu het schip niet aankomt?

Du Mosch 1) is deze opvatting toegedaan:

„De voorwaarde „betaling bij aankomst van het
schip" beteekent bijvoorbeeld geenszins, dat het risico
van het gocd ook eerst overgaat bij aankomst van
het schip, — integendeel: de levering is — op een
c. f. of c. i. f.-contract — reeds op de plaats van afscheep
geschied. Trouwens in de laatste jaren zijn ook dc
begrippen „levering en „betaling", die vroeger veelal
als één werden beschouwd, van elkander gescheiden."

Van Houten 2), in dc bespreking van een Engelsch

Grondnoten contract:

„Het schijnt ons toe, in verband tot hct hopger mede-
gedeelde ten opzichte van het in Engeland geldende

\') t.a.p. blz. 40.
\') t.a.p. blz. 54 en 68.

-ocr page 193-

recht, dat, geheel op zich zelf staand beschouwd,
dit beding, in elk geval naar Engelsch recht, niet
anders bedoelt, dan te regelen dat de kooper eerst
zoolang na de inscheping behoeft te betalen als er tijd
verloopt tusschen die verscheping en, bij regelmatig
doorvaren, de aankomst van het schip in destinatie-
haven. Dat wil dus zeggen, dat bij niet aankomst
wordt berekend, wanneer het schip zoude aangekomen
zijn. Die berekende dag is dan de betalingsdag."

„Evenals wij opmerkten bij model 5 is „betaling bij
aankomst van het schip" niet noodzakelijk het bewijs,
dat de verkooper geen betaling zoude erlangen bij
niet-aankomst, en dat daardoor het geheele verlies-
risico naar den verkooper wordt overgebracht."

Rott. Comité van Graanhandelaren, Arbitraal vonnis: i)

„dat bij het C. i. f. contract het goed vaart voor
rekening en risico van Kooper. Ook al is het schip
niet aangekomen, is toch de Kooper tot opname van
documenten verplicht."

Rechtbank Marseille: 2)

„„betaling bij aankomst tegen documenten" dient
om vast te stellen het oogenblik, dat betaling geeischt
kan worden."

Hof Den Haag: 3)

een arrest, dat een analoge (^uaestie op analoge
wijze oplost:

„„Levering bij aankomst begin Februari" is te be-
sciiouwen niet als voorwaarde, maar als tijdsbepaling."

De Kooper zal wanneer het schip niet aankomt niet

10 April 1915.

«) 12 Sept. 1902. R. I. M. XVIII. 356.

5) 26 Juni 1918. N. J. 1918. 1028.

-ocr page 194-

van betaling ontslagen worden: het schip vaart voor
Koopers risico! De betaling zal derhalve opeischbaar
worden op een tijdstip overeenkomende met dat, waarop,
onder normale omstandigheden, het schip zou zijn aan-
gekomen. Als men aan het beding deze beteekenis
geeft, houdt men het binnen de perken van de oor-
spronkelijke bestemming: de betaling te regelen. Het
is dan niet strijdig met de C. i. f. beginselen en derhalve
in een C. i. f. contract op zijn plaats.

Niet iedereen zal terstond geneigd zijn met deze
uidegging in te stemmen; een Kooper, die belang
heeft bij niet-betaling in geval van niet-aankomen der
goederen, zal mogelijk trachten zich op de eerstge-
noemde uitlegging van het beding te beroepen.

Duidelijkheid is ook hier een eerste eisch; misverstand
kan daardoor worden voorkomen. Te dien einde komt
het ons gewenscht voor, een uitdrukkelijke bepaling
op te nemen, aansluitend aan dit beding, waardoor
voorzien wordt in het geval van
niet-aankomst door
•een regeling te treffen, dat dan binnen bepaalden termijn
betaald moet worden.

Conclusie:

Het beding: „betaling naaankomst van het

schip", mits daaraan dc beteekenis van een
tijdsbepaling wordt gehecht, is niet strijdig
met de beginselen van het C.i.f. contract.

3. Het C.i.f. contract met aandiening.

In den overzeeschen handel heeft aandiening of
aanzegging de beteekenis van een mededeeling door
Verkooper aan Kooper van den naam van het schip,
waarin de voor Kooper bestemde goederen
zijn verladen.

-ocr page 195-

De overeenkomstige Engelsche term is „declaration
(of shipment)"; in Frankrijk spreekt men van: „désig-
nation du navire". In verband daarmede wordt een
bepaalde groep van koopcontracten onderscheiden: de
„vente par navire désigné".
Gaubert wijdt hieraan een
belangrijk deel van zijn Thèse. Deze „désignation" is
bij een dergelijke „vente p.n.d." een rechtshandeling,
waaraan gewichtige gevolgen zijn verbonden.

a. Het voorwerp van het contract wordt er door
gespecificeerd.

b. Risico gaat op den Kooper over.

c. De „désignation" kan niet worden herroepen.

Hier is dus de aandiening een integreerend bestand-
deel van den koop.

Is echter een C. i.f. contract afgesloten, dan heeft
de aandiening een ander karakter; zij is dan
niet een
integreerend bestanddeel, maar een bijkomstige ver-
plichting van den Verkooper.
Specificatie immers, indien
zij plaats vindt, geschiedt bij de inlading eenzijdig door
den Verkooper, gelijk we boven hebben gezien.
Risico
gaat eveneens volgens het C. i. f. beginsel aldaar over.

De mededeeling van den naam van het schip aan den
Kooper heeft in C. i. f. verband slechts beteekenis,
voorzoover zij een uitvloeisel is van Verkoopers
bemoeiingen ten aanzien van de, op hem rustende,
zorg voor de verscheping ten behoeve van den Kooper.

In veel gevallen kan een Kooper er belang bij hebben,
met den naam van het schip cn verdere bijzonderheden
bekend tc zijn. Hij kan dan berekeningen maken over
de reis, de vermoedelijke aankomst, de omstandig-
heden van het vervoer, cn in verband met een cn
ander zijn maatregelen treffen. Heeft een Kooper cen

-ocr page 196-

dergelijk redelijk belang, dan is de Verkooper in
beginsel gehouden zoo spoedig mogelijk opgave te
doen. Dit kan men als
regel aannemen, indien partijen

in hun contract geen uitdrukkelijke voorziening hebben

getroffen.

Dikwijls echter regelen de koopcontracten dit
onderwerp: veelal verplichten zij den Verkooper tot
onmiddellykc mededeeling. Zoo b.v.:

Verk. Contract voor Ned.-Ind. Mais: „---- de

naam van het aanbrengende stoomschip zoo spoedig
mogelijk na vertrek van dat stoomschip uit Indië

worden geseind."

Contract voor Zwarte Lampong Peper: „De verkooper

zal met den meesten spoed aan den kooper declareeren,

den naam van het vervoerende schip of schepen..."
Contract voor N. O. I. Koffie houdt een gelijke

bepaling in.

Dat de Verkooper „due dispatch" in acht moet
nemen, schrijven voor: C.i.f. contracten van de Lon-
densche Rubber Trade Ass.; van de General Produce
Brokers Ass. en evenzoo een
Fransch contract van de
Handelsvereeniging „Amsterdam". „Le nom du ou
des vapeurs.......seront renseignés par écrit aux

acheteurs avec toute célérité".

Andere contracten binden den Verkooper aan een
bepaalden termijn. Voorbeelden daarvan zijn:

Een contract (No. 26) van de Incorporated Oil Seed
Ass. (al. 4) „Particulars of shipment etc. to be declared
within 5 days óf date of Bill of lading."

Nu kan ook een Kooper er genoegen mede nemen,
dat de naam van het schip hem niet eerder bekend
wordt, dan wanneer hij de documenten ontvangt of

-ocr page 197-

korten tijd na de aankomst van het schip. Dan wordt
er een maximum termijn na aflading-vastgesteld, b.v.:
„niet later dan 40 dagen na e.xpiratie van de afladings-
termijn." (Vereen, v.d. Copra Handel) of: ..uiterlijk
2 X 24 uur vóór aankomst van het schip".

Practisch krijgt de aandiening belang in verband
met de vraag: Is bij het C. i. f. contract aandiening
van een schip, dat op het oogenblik der aandiening
reeds gezonken is, geldig? Mag een Kooper documenten
weigeren, welke betrekking hebben op een lading in
een reeds gezonken schip?

(Analoge gevallen zijn denkbaar, wanneer het schip
is aangehouden, aangevaren of zwaar beschadigd, en
eerst na lang oponthoud de bestemmingsplaats kan
bereiken.)

We zullen onze bespreking beperken tot het geval
van geheel verlies en aan deze vraag de beginselen

t>

toetsen.

Bij de oplossing van de vraag moet vooropgesteld
worden, dat het gaat om aandiening op een C.i.f.
contract. De risico voor ongevallen der zeereis is
daarbij voor den Kooper. Naar we boven zagen,
heeft bij een C. i. f. contract de aandiening geen risico-
overbrengende beteekenis. Bij een C. i. f. contract met
aandiening is derhalve evenzeer de risico voor den
Kooper. In ieder geval kan dus ook Kooper verplicht
worden de documenten aan te nemen. ■

Ook Drucker is de meening toegedaan, dat in
deze de risico-verhouding van het C. i. f. contract

-ocr page 198-

het uitgangspunt voor de oplossing moet zijn.

Een andere vraag echter, waarmee men ook rekenmg
moet houden, is: Moet een Kooper steeds genoegen
nemen met aandiening van een gezonken schip; ontgaat
Verkooper iedere aansprakelijkheid?

Gelijk we zagen, is een Verkooper in beginsel ver-
plicht tot dadelijke kennisgeving van verscheping aan

den Kooper; dit is een verplichting, welke onmiddellijk

verband houdt met zijn „zorg voor het vervoer."
Geeft een bepaling of een
constant gebruik in zekeren
tak van handel hem de bevoegdheid tot latere aan-
zegging van
het vervoermiddel, dan is dat een regeling

in^\'vcrkoopers voordeel. Voornamelijk bij koop van
nog niet gespecificeerde goederen blijkt dit; zoo bij
koop van een gedeelte van een geheele lading, waar-
voor niettemin Kooper risico loopt.
- De Verkooper heeft er dan belang bij langer te
kunnen wachten met het geven van de definitieve
bestemming aan schip en lading; hij kan b.v. ver-
schillende schepen dddrheen dirigeeren, waar met elke
lading de meeste voordeden op de markt te behalen
zijn. Hoewd dus zeer zeker
het schip vaart voor risico
van den Kooper, mag deze risico niet zonder noodzaak

worden vergroot door toedoen van den Verkooper,
wdkc reeds door de instdling-zdf van de aandiening

is bevoordeeld.

Bevestiging van deze meening geeft een uitspraak

van den Engdschen Rechter. 2)

„If the ship will be lost before tender but without

1) R M. XO20 blz. 198. naar aanleiding van een Fransch vonnis.

« Lngchalld in „G?ancn en Meststoffen" 24 Nov^ 9^0
Clerk v. Cox Mc. Euen Co. 89 L. J. K. B. 596. =5 Com.
M
ambrf. Sacch. Co. v. Corn Products Cie. 24 Com. Cas. 89.

-ocr page 199-

knowledge of the seller it was, I assume, always clear
that he could make an effectif proffer of the documents
to the buyer. In my opinion it is also clear that he
can make an effectif tender even though he possess
at the time of tender actuel knowledge of the loss of
the ship or goods, for the purchaser in case of loss
will get the documents bargained for, and if the policy
be that required by the contract and if the loss be
covered thereby he will secure the insurance moneys.
I therefore hold that the plaintiffs were not entitled
to reject the tender of the documents upon the grounds
that the „Alonguin" had, to the knowledge of the A<
defendants, sunk before the tender of the documents."

Een artikel in „Granen en Meststoffen" i) is even-
zeer op onze hand. De schrijver komt tot deze conclusie:

„De verplichte opname der documenten in cen der-
gelijk geval behoort tot de vele risico\'s van den
C. i. f.-koopcr."

In de graanarbitrage wordt in het algemeen een
ander standpunt ingenomen. Daar wordt aandiening
van een gezonken schip ongeldig verklaard. Enkele
uitspraken van het Rotterdamsch Comité van Graan-
handelaren wijzen in deze richting. Wat is echter het
gevolg wanneer men ccn Kooper toelaat documenten
tc weigeren indien er een dergelijke aandiening heeft
plaats gehad? Dat Arbiters een Verkooper verplichten
tot aanbieding van cen andere partij zoogenaamd tot
..naleverino-" of tot het betalen van schadevergoeding.
Maar men vergeet, dat op een C. i. f. contract van
na-leveren geen sprake zijn, omdat reeds geleverd was

1) 8 Dec. 1920.

-ocr page 200-

en wel bij de afscheping. Eveneens verliest men uit
het oog, dat zoodoende de risico van het C i. f. contract
op den
Verkooper wordt gebracht, door dezen te
verplichten een tweede partij
ter beschikking te stellen.
Een verplichting, welke, juist volgens het C. i. f. beginsel,

zeer zeker niet op hem rust.

Moge al deze oplossing van Arbiters onjuist zijn, de
redenen, welke hen daartoe brachten zijn verklaarbaar.
Zij trachtten op
deze wijze misbruiken van Verkoopers

tegen te gaan en Koopers te beschermen tegen wille-
keur. Verkoopers mogen nooit belang krijgen bij het
aandienen van een gezonken schip! Het zou echter
de voorkeur verdienen dit niet te doen op een wijze,
welke de beginselen van het C.i.f. contract aantast.
Tot de, overigens terecht gezochte, waarborgen, zouden
wij langs anderen weg willen komen.

Het is daarom, dat, wanneer wij aandiening van een
reeds gezonken schip in \'t algemeen als geldig willen
beschouwen, we den Verkooper den plicht willen op-
leggen zijn
goede trouw aan te toonen.

Hiermede in overeenstemming is een contract van
de London Copra Ass., dat deze regeling geeft voor
het geval de aanzegging niet voor aankomst van het
schip den Kooper bereikt: "Seller to furnish proof
• that the Copra was purchased prior to the arrival of
the steamer": een verplichting om de werkelijke be-
stemming voor den Kooper aan te toonen.

Het Nedcrl. Copra contract, hoewel aan den Ver-
kooper in \'t algemeen de bevoegdheid tot aandiening
van \'een gezonken schip ontnemende, maakt daarop
deze uitzondering:

„tenzij de afscheper binnen 7 dagen, te rekenen vanaf

-ocr page 201-

datum connossement, dezen afscheep per telegram
verkooper heeft medegedeeld en verkooper deze aan-
zegging binnen 24 uur na ontvangst aan kooper heeft
doorgegeven."

In dit laatste veronderstelde geval is dus een derge-
lijke aandiening wederom wel geoorloofd. Verkoopers
goede trouw staat dan voldoende vast om zijn aan-
diening als een geoorloofde te kunnen beschouwen.
Dit is in overeenstemming met ons beginsel:

Dat aandiening van een gezonken schip,
mits te goeder trouw gedaan, geldig is; dat
Verkooper zijn goede trouw heeft te be-
wijzen.

4. Het C. i. f. contract met annuleeringsclausule.

Het is wel noodig vooraf duidelijk te maken, wat
met „annuleeringsclausule" wordt bedoeld.

Er zijn verschillende contractsbedingen, welke de
bepaling inhouden, dat het contract is geannuleerd,
wanneer zich zekere omstandigheden voordoen. Op
uiteenloopende wijze zijn zij geredigeerd; zoo, dat het
contract is „geannuleerd", „nul"; ook: „contractto be
cancelled", „void"; „le contrat sera annullé", „nul"\', enz.

Men wil er mede uitdrukken, dat, in gevallen als:
brand, schipbreuk,
oorlog, oponthoud, in het algemeen:
overmachtsfeiten, de contractsverhouding van partijen
als geëindigd moet worden beschouwd.

Nu zijn deze bedingen te onderscheiden in:
a. Annuleering op grond van feiten aan de verscheping

voorafgaande.
ó. Annuleering op grond van feiten nêi de verscheping.

Het is gewenscht deze twee soorten met nadruk te

-ocr page 202-

onderscheiden; dikwijls haalt men ze dooreen, wat
tot verwarring en verkeerd begrip aanleiding geeft.
Want in wezen en gevolgen zijn zij verschillend

van aard.

De eerstgenoemde annuleering past volkomen m het
kader van het C.i.f.-contract. Zoolang niet is afgescheept
is niet geleverd. Overmacht verhindert levering en
werkt bevrijdend voor den debiteur, die moet pres-
teeren. In casu ontheft dus overmacht-bij-de-verschepmg
den
Verkooper-aflader van zijn contractueele verplich-
tingen. De andere
soort van annuleering geeft tot meer

opmerkingen aanleiding.

Gaat men daarbij uit van dezelfde opvatting, dat
het hier betreft overmachtsfeiten, welke bevrijdend
werken voor den Verkooper. dan
zou men tot vreemde
consequenties komen. Omdat overmacht den debiteur
van zijn 1
e ver ings plicht bevrijdt, is een annu-
leeringsbepaling misplaatst, wanneer reeds geleverd
is. En we zagen, dat bij
het C. i. f. contract de levermg
reeds bij inlading is geschied. Maar ook indien
men de bestreden opvatting aanhangt, als zou door
overgave van documenten levering worden voltrokken,
zouden evenzeer dergelijke bepalingen iedere beteekenis
missen, als het feit zich zou voordoen, wanneer reeds
de documenten zijn overgegeven. En, zou het feit
daarvóór plaats grijpen (d. i. voor de levering in dc
laatstgenoemde opvatting) dan zou men toch m strijd
komen met het, ook in die opvatting gehuldigd C.i.f.
beginsel, dat vanaf de verscheping risico bij den
Kooper is.

Zeer goed zouden bepalingen als de onderhavige
denkbaar zijn in een contract met
levering in het land

-ocr page 203-

van bestemming waarbij immers iedere zeerisico voor
den Verkooper is. Ontmoet men ze echter in verband
met het C. i. f. beding, dan moet gezocht worden naar
een andere strekking dan de hierbovengenoemde, wil
men niet met de beginselen van het C.i.f. contract
in strijd komen.

Wat zou rechtens zijn, wanneer bij een normaal
C.i.f contract schip of lading tijdens het vervoer door
een zeeramp enz. verloren ging? Levering heeft plaats
gehad; Kooper is derhalve eigenaar van de documenten:
cognossement en polis. Risico van het vervoer is
voor den Kooper; diens verplichting tot betalen
blijft bestaan. Daartegenover kan de Kooper, door
middel van de polis, den verzekeraar aanspreken en
de geleden schade vergoed krijgen. Keert een assu-
radeur niet ten volle uit, of wordt, om welke reden
dan ook, in \'t geheel niet betaald, zoo moet de Kooper
dit verlies dragen.

Welk gevolg zou nu hebben het opnemen van de
clausule: „dc koop is nul voor dat gedeelte, dat ten-
gevolge van zeeramp (enz.) niet wordt aangebracht" ?
Zou dat beteekenen: Kooper heeft niet te betalen en
Verkooper moet maar zien, dat hij de schade op den
assuradeur verhaalt ? Wanneer de assurantiemaatschappij
haar verplichtingen behoorlijk nakomt, maakt dit met
de eerstgenoemde procedure geen verschil, tenzij dan
voorzoover onder bepaalde omstandigheden assurantie-
penningen de voorkeur verdienen boven den koopprijs.
De moeilijkheid zit echter juist in het mogelijke geval,
dat de verzekeraar niet uitkeert. Dit is bijna een theo-
retische veronderstelling, want dergelijke gevallen zullen
tot de uitzonderingen
behooren. Echter juist d^in

-ocr page 204-

komen de verhoudingen in volle scherpte naar voren;
de risico-vraag moet losgemaakt worden van de ver-
zekering, eerst dan leert men die verhoudingen kennen.

Indien zulk een annuleeringsregeling een risico voor
den Verkooper zou beteekenen, zou het vervullen
van de annuleeringsvoorwaarde een
nadeel voor den
Verkooper zijn. Is dit werkelijk het geval? Wat zeggen
de contracten, welke deze regelingen inhouden? Een-
stemmig leggen zij den Verkooper de verplichting op
bewijs te leveren van de zeeramp (enz.) en van de
werkelijke verlading der goederen. Zou dit noodig
zijn, wanneer \'t eeh en ander als een risico voor Ver-
.koopers rekening kwam? Moest dan de Verkooper nog
zijn nadeel met bewijzen gaan aantoonen?

Het „annuleeren" van een contract is juist iets,
waardoor een
Kooper kan benadeeld worden, terwijl
een Verkooper er voordeel van kan ondervinden. Juist
daarom legt men dezen de verplichting op de voor
hem gunstige annuleeringsoorzaak te bewijzen, teneinde
misbruiken te voorkomen.

"this contract to be cancelled so far as regards such
lost vessel or vessels on the production of the Bill •
or Bills of Lading, or other satisfactory proof of
shipment l)y Sellers so soon as fairly practicable
after the loss is ascertained."

(London Rubber Trade Ass.)

Een woordelijk gelijke clausule geeft een Pepper
contract v. d. General Produce Brokers Ass.
Het Verkoop-Contract voor Ned.-Ind. Mais:
„Dé koop is nul voor dat gedeelte, dat door zee-
ramp niet wordt aangebracht; hetzij door schipbreuk,

-ocr page 205-

brand of dergelijke aan boord of in den lichter, of
in de loods; ook nul voor hetgeen door overmacht
tijdens de belading mocht verloren zijn gegaan;
eveneens nül voor alles, wat bij de lossing in een
noodhaven wordt geabandonneerd. Verkoopers
zijn alsdan gehouden te leveren een
scheepsverklaring en een polis."
Als voorwaarde om van de annuleeringsclausule
gebruik te kunnen maken legt men den Verkooper
dezen bewijsplicht op.

Wat is nu de beteekenis van dergelijke clausules?
Zij komen meestal voor in verband met de contracten
met „betaling naar uitgeleverd gewicht." Daarbij moet
het gewicht, waarover betaald zal worden nog defini-
tief worden vastgesteld. Is nu het schip verloren ge-
gaan, dan zou een dergelijke vaststelling zeer bemoeilijkt
worden. Immers er is geen uitgeleverd gewicht, zoodat
dit op de basis van het afscheepgewicht in verband
met waarschijnlijkheidsberekeningen over het zeever-
voer zou moeten worden bepaald. Een dergelijke
regeling brengt veel bezwaren en mogelijkheid van
quaesties mede. Teneinde dit te voorkomen, contrac-
teert men eenvoudig: Indien het goed niet aankomt,
blijven de beurzen gesloten. Kooper behoeft dan niet
te betalen; Verkooper behoeft de documenten niet af
te geven. Zijn de documenten reeds bij den Kooper,
dan geeft deze zc aan den Verkooper terug; ook dan
betaalt Kooper niet en Verkooper spreekt, evenals in de
eerste gevallen den verzekeraar aan. Zoo wordt een op-
lossing verkregen, welke beide partijen kan bevredigen,
mits de redenen van zulk een schikking voldoende
vaststaan. Daarom moet Verkooper bewijs leveren.

-ocr page 206-

Een zeer plausibele regeling verkrijgt men zoodoende
. . . . onder voorwaarde, dat de verzekeraar uitkeert.

Blijft uitkeering achterwege, dan valt men m.i. weer
terug op de risico-beginselen van het C.i.f. contract en
kan de Verkooper op grond daarvan zijn schade op
den Kooper verhalen, i)

Over het teruggeven van documenten spreekt een
Phosphaat-contract.

„Die Käufer sollen in solchen Fällen den Verkäufern
die Documente zurückgeben gegen Rückvergütung
etwaiger Vorausbezahlungen".

Het optreden met de polis tegenover den verzekeraar
door den Verkooper na terugontvangst van documenten,
is te beschouwen als een handeling ten Koopers be-
hoeve. Verkooper is daartoe beter in staat, omdat ook
hij de verzekering heeft afgesloten.

Jurisprudentie over deze vraag konden wij niet
opsporen. De eenige bron van ons onderzoek waren
de „sententiae" van personen, aan wier oordeel, wegens
bekendheid met de praktijk, waarde mag worden ge-
hecht.

Zoo bevestigde i.v.m. het zoojuist genoemde Phos-
phaat-contract een onderhoud met een der Directeuren
der Vereenigde Chemische Fabrieken onze hierboven
uiteengezette opvatting, dat ingeval van niet-uitkeering
door den assuradeur, de schade op den Kooper ver-
haalbaar is.

Een juiste regeling geeft het Contract No. 2 van
de London Copra Ass:

Arrival: Should the copra, or any portion thereof,

1) Du .Mosch t.a.p. blz. 17.

-ocr page 207-

not arrive in........ from loss of Vessel or other

unavoidable cause, this contract to be fulfilled for such
portion by handing documents, including Insurance
Policy, or Certificate of Insurance, against payment of
invoice based upon shipping weights less freight (unless
the latter has been prepaid)".

Kooper blijft hier tot betaling verplicht, ook voor
het gedeelte, dat niet aankomt. Over het ontbrekende
deel kan de Kooper, aan wien de documenten ter
hand worden gesteld, den verzekeraar aanspreken. Dit
is een volkomen beginsel-vaste regeling; Kooper
loopt de risico; Kooper moet dus den verzekeraar
aanspreken.

Slechts wanneer men aan de annuleerings-
clausules deze uitlegging geeft, zijn zij
binnen het verband van het C.i.f. contract
te handhaven. Kent men er risico-over-
brengende kracht aan toe, dan moet nood-
zakelijk daardoor het C.i.f. contract van
karakter veranderen.

B. Variaties van het F.o.b. Contract.
I. Het F.o.b. contract met „loco" condities.

Van een makelaarscontract voor Indramajoe-Ryst
volgen hier enkele clausules:

I. De afscheep zal plaats vinden in Juli en/of Augtistus
en/of September 1914.

zoodra een partij of een gedeelte daarvan voor
afscheep gereed ligt, moet verkoopster daarvan aan
koopers kennis geven en betalen deze alsdan,.na
goedkeuring der qualiteit, de volle waarde der
gereed liggende rijst, min afscheepkosten al naar

-ocr page 208-

gelang verkoopster het geld noodig zal hebben,
verder :

5. De reeds betaalde rijst, alhoewel liggende in het
pakhuis van verkoopster, behoort aan koopers, al
wordt het gewicht eerst bij afscheep geconstateerd
en verliest verkoopster daardoor de beschikking
daarover,
en:

2. (contrôle)........welke geschiedt in ver-
koopsters pakhuis.

Uit I. i.v.m. 5. volgt, dat levering en eigendoms-
overgang plaats vinden in het pakhuis van Verkooper.
Contrôle op
qualiteit en gewicht geschiedt eveneens
aldaar. Het uitdrukkelijk daarnevens opgenomen be-
ding, dat verscheping voor rekening is van den Ver-
kooper, is niet voldoende om aan het contract het
F.o.b. karakter terug te geven, hetwelk door de be-
paling aangaande den eigendomsovergang — de goe-
deren kunnen geruimen tijd in Verkoopers pakhuizen
vóór de verscheping als Koopers eigendom liggen —

daaraan wordt ontnomen.

Een sterker voorbeeld nog geeft een „F.o.b." contract
van de Handelsvereeniging „Arasterdam". Het volgende

is daaraan ontleend.

Opslag en Assurantie\', van den datum van dit con-
tract af is de pakhuishuur voor het houden van de
partij in onze pakhuizen op Java voor koopers
rekening, en wel
tegen 15 cent per 100 Ko. per maand,
zoo ook de brandassurantie
tegen de loopende premie.
Levoing: F.o.b. Indien te zijnertijd de afscheep

plaats vindt,.....dan kan ons Soerabaja huis voor

de aanboord-levering zorg dragen.

-ocr page 209-

In het gunstigste geval zou men dit contract kunnen
beschouwen als een F. o. b. contract met vervroegden
risico-overgang: waar bij een eigenlijk F.o.b. contract
risico voor den Kooper komt bij de werkelijke inlading
in het zeeschip, geschiedt hier de risico-overgang reeds
terstond bij het sluiten van het contract. Ook de zgn.
„aanboord-levering", waarvoor men evengoed „aan-
boord
bezorgmg\' kan lezen, geschiedt in het tweede
veronderstelde geval in naam en op order van den
Kooper. Dat betaling plaats vindt terstond bij het
sluiten van het contract van loo % van de factuur, duidt
mede in verband met bovenstaande regeling der pakhuis-
huur op een evenzeer „vervroegden" eigensdomo ver-
gang, zoodat we hier veilig kunnen spreken van een
loco koop met een nadere afspraak — zoo men wil:
een expeditie overeenkomst — voor het bezorgen aan
boord en voor verschillende onkosten.

2. F. o. b. contract met „C. (i). f. condities." (Over-
gangsvorm).

Meermalen houden F.o.b. contracten bepalingen in,
welke gaan in de richting van C. i. f. condities.

Zoo het Spiritus-Contract van de Ned. Ind. Spiritus

Maatschappij.

„Afschccp: De afscheep met conferentie-stoomers
wordt door verkoopster ten behoeve van kooper be-
zorgd. De kosten hiervan zijn in den koopprijs in-
begrepen."

De overige clausules van het contract zijn volmaakt
in orde wat F. o. b
.-zuiverheid betreft.

Deze verschcpingsclausulc brengt een nieuw element

in

-ocr page 210-

in de verbintenis. Zij is een toevoeging aan de eigen-
lijke F.
o. b. regeling. We hebben het beding op te
vatten als een nadere overeenkomst van partijen,
waarbij de Kooper zijn Verkooper machtigt namens
hem het vervoer te bezorgen. De onderteekening van
het contract brengt tevens de bekrachtiging mede van
het speciale machtigingsbeding. Krachtens die last-
geving kan Kooper den Verkooper aansprakelijk
stellen voor een goede behartiging van zijn belangen,
zooals steeds een lastgever „zorg van een goed huis-
vader" kan verlangen. In het onderhavige geval is
Verkoopers „huisvaderlijke" zorg aan een bepaalde
grens gebonden:
„De Verkoopster is niet aansprakelijk
voor het niet verkrijgen van scheepsruimte en/of het
niet verschepen van door haar aangeboden spiritus
door het stoomschip, waarop ruimte is besproken."

Naar we boven zagen, geeft een C. i. f. contract
eveneens een machtiging van Kooper op Verkooper
ten aanzien van het bezorgen der vracht. Over assu-
rantie spreekt het contract niet, daarmee gaat het
volgens de gewone F. o. b.
Idc^^ 1 nsclcn* c
dus het C. i. f. beginsel niet verder gevolgd, maar be-
perkt de analogie zich tot het C. f. contract.

Een gelijke clausule als in laatstvermeld contract
vinden we ook in een Serdang Tabak F.o.b. contract.
„Sellers to engage necessary tonnage accomodation".
In „Opmerkingen" naar aanleiding van dit contract

zegt Mr. van Houten:

„De lastgeving wordt gevonden in de opdracht om
te zorgen voor de verscheping. Deze heeft plaats voor
rekening en risico van Kooper, maar de Verkooper
is als lasthebber verplicht tot alles, waartoe een goed

-ocr page 211-

lasthebber verplicht is." De laatste verplichting wordt
dan in enkele bijzonderheden nader uitgewerkt, waar-
voor we naar de bespreking van het C.i.f. contract
kunnen verwijzen. Hoofdzaak is, dat
Van Houten
dit contract eveneens beschouwt als een F.o b. contract,
waaraan een speciaal lastgevingsbeding is verbonden.

Eigenaardiger nog is een Engelsch „Official F.O.B.
Contract of the Rubber Trade Ass. of London."

Volgens dit contract zorgen Verkoopers voor ver-
scheping „to engage necessary tonnage accomodation."
Zij melden den Kooper naam en bijzonderheden aan-
gaande het schip. En, „
If Sellers prepay freight Buyers
to refund the same to Sellers", zoodat Verkooper
niet alleen vracht „bezorgt", maar ook betaalt (zij het
dan ook als voorschot.) Verder:

„Rubber to be insured bij Seller........for

account of Buyers."

De lastgevingsovereenkomst, welke van dit contract
deel uitmaakt, strekt zich, in tegenstelling tot het vorige
model, behalve tot de vracht
ook uit tot de assurantie.

Stellen we daar nu eens tegenover een contract, dat
zonder twijfel C.i.f. contract moet worden genoemden
waarbij de regeling aldus is:

Goederen worden verkocht C. i. f. A\'dam. Zij worden
door den Verkooper berekend naar den zoogen. C. i. f.
prijs, d. w. z. een prijs, waarin vracht en assurantie-
premie is berekend. Dc vracht moet evenwel na aan-
komst door den Kooper aan de reederij betaald
worden. Opdat nu niet de Kooper tweemaal vracht
zou betalen,eenmaal (in den prijs berekend) aan den
Verkooper en eenmaal aan den vervrachter, wordt
overeengekomen, dat Kooper het betaalde vracht-

-ocr page 212-

bedrag van de voorloopige factuur zal aftrekken.

Waar is nu het verschil met het genoemde Rubber
F.
o. b. contract ?

Juridisch is er weinig verschil; commercieel slechts een
zeer gering. Veronderstellen we, dat de door de reederij
gevorderde vracht in beide gevallen gelijk is, dan
betaalt bij het F. o. b. contract de Kooper goederenprijs
plus vracht; bij het C. i. f. contract goederenprijs minus
vracht. Het verschil is dus gelegen in den berekenden
goederenprijs. Deze is bij den C. i. f. koop geen zuivere
goederenprijs. Het is de
eigejilyke goederenprijs (als
bij F.
o. b.) vermeerderd met een gecalculeerd bedrag
voor vracht.

Het eenige verschil, waarom men de voorkeur zou
kunnen geven aan een dergelijken F. o. b.-koop boven
denzelfden koop als C. i. f.-koop, is, dat de F. o. b.
verkooper geen risico heeft van vrachtschommelingen,
zooals bij C. i. f. Immers als de vrachten oploopen,
blijft de C. i. f.-verkooper gebonden aan zijn eens
gecalculeerden C. i. f.-prijs.

F. o. b. contracten als het bovengenoemde zijn onder
invloed van den oorlog ontstaan. De groote onzekerheid
van vrachtprijzen en verscheping wilden Verkoopers
ontgaan. Zij wilden hun Koopers wel blijven gerieven
met de zorg voor vracht, maar waren niet geneigd dit
op eigen risico te doen; deze moest de Kooper op
zich nemen.

Hieruit moge blijken, hoe weinig scherp een grens
te trekken is tusschen bepaalde typen van contracten.
Langzaam en gelijdelijk vloeien F.o.b. contracten in
C.i.f. contracten over. Wil men gaan indeelen, dan zal
men moeten ontleden en beschouwen of bepaalde

-ocr page 213-

contracten dichter bij den F.o.b. of bij den C.i.f. grond-
vorm staan.\'Dit indeelen kan zeker nut hebben: door

te toetsen aan dien zuiveren en elementairen vorm.

i \'

laat zich de aard der verschillende bedingen beter
verstaan. Het is daarom bij het opstellen van een
contract een eerste eisch, dat men duidelijkheid betracht
en zich terdege rekenschap geeft, wat men wil en hoe
men dat moet bereiken. Wenscht men b.v. een regeling
als in het geciteerde Rubber-contract, dan is het goed eerst
de eigenlijke F.o.b. condities op te nemen; de levering-
en
risico-bepalingen overeenkomstig die F.o.b. begin-
selen vast te leggen. Men kan dan als „Nadere
Bepalingen" nog bijzondere bedingen toevoegen, welke
desgewenscht in de richting van de C.i.f verhoudingen
gaan.

Hiermede zijn wij gekomen aan het einde van onze
bespreking. Terwijl aan den eenen kant viel op te
merken, dat men over \'t algemeen met groote stelligheid
in het handelsverkeer van de contractsclausules gebruik
maakt, bleek ons aan den anderen kant, dat, bij een
dieper ingaan op de quaesties, nog wel verschil van op-
vatting over de strekking van die clausules bestaat.
Zoolang alles een vlot verloop heeft, ondervindt nie-
mand daarvan nadeel en, zoolang niemand nadeel
ondervindt, maakt men zich over verschil in beteeke-
nis niet warm.

De invloed van den ooriog heeft in dit opzicht gunstig
gewerkt: men moest zich toen wel van rechtsvragen
rekenschap geven. Overal viel groeiende belangstelling
waar te nemen. Typeerend daarvoor is de litteratuur-
zelf over dit onderwerp: het zoo gretig ontvangen ge-

-ocr page 214-

schrift van Mr. van Houten is van 1915. De belangrijke
„Voordracht" van Du
Mosch dateert van November
1918. De artikelen in verschillende periodieken, (Oliën
en Vetten, In- en Uitvoer, Granen en Meststoffen)
zijn alle van recenten datum.

Men heeft het bij belangstelling niet gelaten: al
spoedig besefte men het nadeel van verdeeldheid van
opvatting en de wenschelijkheid tot eenheid te geraken.
De „Conference to Standardise Export Quotations" is
hiervan een voorbeeld.

Moge, op internationalen grondslag, dit proces voort-
gang vinden en de Handel zelf, waar het gaat om de
regeling van een zoo belangrijk onderdeel van het
handelsverkeer: het contractenrecht, zich zekerheid
weten te verschaffen.

-ocr page 215-

STELLINGEN.

I.

Indien goederen zijn verkocht op C. i. f. condities,
geschiedt de levering door de inlading dier goederen.

II.

Onjuist is de opvatting, dat het F. o. b. beding
slechts op een regeling van kosten zou betrekking
hebben.

III.

Wanneer goederen, verkocht op C.i.f. condities,
door den verkooper worden aangediend met een schip,
dat op het oogenblik der aandiening gezonken was,
maakt zelfs de wetenschap van die omstandigheid de
aandiening niet ongeldig.

-ocr page 216-

De opvatting, dat een vervoerder geacht wordt
namens den kooper de ten vervoer aangeboden waar
van den verkooper in ontvangst te nemen, berust op
een onjuiste beschouwing van de positie van den
vervoerder.

V.

De dwingende regeling van de betaling van de vracht,
zooals deze is voorgesteld in het „Ontwerp Zeerecht
1920", zal een belangrijke belemmering voor het
sdheepvaartverkeer opleveren.

VI.

De president van de Rechtbank is bevoegd een
beslag, gelegd krachtens artt. 304 en 305 Wetb. van
Burg. Rv., op te heffen.

VII.

Indien de moeder van een natuurlijk alleen door
haar erkend kind huwt met een ander dan den ver-
wekker van het kind, bij welk huwelijk dit kind ge-
wettigd wordt, blijft de actie van art. 344a: B. W.,
voorzoover het kosten van onderhoud en opvoeding
betreft gemaakt vóór de wettiging, behouden.

-ocr page 217-

Ook van goederen, die nog nader gespecificeerd
moeten worden, kan risico bij den kooper zijn.

IX.

„Beslag" in art. 198 Wetboek van Strafi-echtomvat
strafi-echtelijk beslag.

X.

Onder „afleveren" in art. 330 Wetboek van Straf-
recht moet worden verstaan: „het ter beschikking
stellen".

XI.

De in het Wetsontwerp tot herziening der Grond-
wet voorgestelde invoeging in art. 161 der Grondwet
is af te keuren.

XII.

Hen Gemeente-Verordening, waarbij aan houders
van vergunning tot verkoop van sterken drank in
het klein, verboden wordt sterken drank te verkoopen
gedurende de kermisweek, is niet in strijd met de
Drankwet.

-ocr page 218-

Internationale overeenstemming omtrent de be-
teekenis van in het handelsverkeèr gebruikelijke
clausules is een economisch belang.

-ocr page 219-

\' ■ .....

m

\'.t-f

/E-:

J \'v

te-

-ocr page 220-

K/r-\'--

• : f

^ »

■ -Jl ,

\' 1

I

f ■!

l
r.

-ocr page 221-

HL

.....

.. ■ ..... ..
\'i;\'\': : vi\'

f

. » \'V ■ \' »

1- J.. V.

.... ■.\'.■•\'if • - .■a.,-\'.*./«!^-•

J; ; \'tr\'

. /
■■u

\'h-jgmy

1 " \' ■ ^

lil

■V\'jvj.lf

... ..

■ .... ■ ■ \'

\'/vÄ-\'

■■■VWi

-ocr page 222-

-f

; L- ■

w

-ocr page 223-

• y. \\ \\\\ - \' A\';;:\' ■

■■ \'^-r- y

\'V \' 4 , !

> v\'\'

■ \'i* V\'-

; ■ H. ••\'V/f -V ; \'

-ocr page 224-