-ocr page 1-

DE VEEHOUDINÖ YAN DEN STAAT

VERSCHILLENDE KERKGENOOTSCHAPPEN

IN DE REPUBLIEK DER VEREENIGDE NEDERLANDEN ,

1 581-1795.

ACADEMISCH PKOEFSCHEIFT

NA MAGTIGIIfG TAK DEN BECTOE MAGNITIOTJS

Db j. j. v^n oosterzee.

gewoon Hoogleeraar in de Godgeleerdheid,
MET TOESTEMMING VAIf DEN ACADEMISCHER SENAAT

BN

VOLGENS BESLUIT DER REGTSGELEERDE FACULTEIT,

TBR VEBKBIJGIHG VAN DEN GKAAD TAN

doctor in liet Eomeinsch en hedendaagsch regt

de utrechtsche hoogeschool,

TE TBBDEDIGBN
op Vrijdag deii ISen Juny 1868, te 8 ure.

W. H. DE BEAUFORT,

geboi-en te Leusden.

Utrecht, ^ imu n

RIJKSUNIVERSITEITTE UTRECHT

2299 772 4

-ocr page 2-

\'H ^ éM^ ^ V I

-ocr page 3-

VOOKEEDE.

Van eene dissertatie leest men zelden veel meer dan
de voorrede. Reeds uit dien hoofde welhcht is het wen-
schelijk een enkel woord aan zijne dissertatie vooraf te
doen gaan. Ik geloof evenwel niet dat deze overweging
alleen mij tot het schrijven eener voorrede bewogen zou
hebben, zoo er nog niet eene andere en gewigtiger aan-
leiding bestaan had. Meer toch dan eenig ander schrij-
ver heeft de schrijver eener dissertatie noodig de wel-
^llendheid zijner lezers in te roepen. Een beroep op
die welwillendheid dacht mij dus hier niet overbodig.

Nullum est jam dictum quod non dictum sit prins.

zeide reeds de Latijnsche blijspeldichter en waimeer men
üu na wil gaan hoeveel er nog sedert den tijd van Te-
i"entius geschreven is en hierbij in het oog houdt dat
de volgende bladzijden het werk zijn van eene jonge en

-ocr page 4-

onbedrevene hand dan zal men bij eenigermate benade-
ring kunnen opmaken hoe dikwerf en hoeveel beter reeds
ge^^egd is wat in dit proefschrift te lezen staat.

Dit weinige over den inhoud in het algemeen, nog één
punt m het bijzonder wensch ik aan
te roeren. Een enkel
woord over mijne spelling. Onbedreven in onze taalkunde

vermeet ik my niet noch over de oude, noch over de nieuwe\'
noch over eenige andere wijze van onze taal te spellen,\'
mijn oordeel uit te spreken. Het is mij persoonlijk vrij onver-
schillig of ik „gezach" of „gezag" schrijf; ik wil zelf zoo
men het mij voorschrijft ook wel de eerste letter van het
woord tot een ch maken. De reden waarom ik tot nu toe
de oude wyze van spellen altijd volgde was alleen dat
ik die, tant soit peu, kende en de andere volstrekt niet.
Thands evenwel nu schier iedereen, die
zich met schrij-
ven of drukken afgeeft, tot overschrijvers en zetters toe
de oude spelhng laat loopen, was het my onmogelijk
iny bij haar te houden. Men wijte daarom mijne spel-
fouten of hever (want van spelfouten in het Hollandsch
kan men haast niet meer spreken daar bijna ieder schrij-
ver er zijne eigene spelling op nahoudt) de onregelma-
tigheden in mijne spelhng toch vooral niet aan taal-
kundige betweterij, maar eenvoudig aan
onbedrevenheid
Ik kreeg onlangs eene dissertatie in handen, waar-
van de schrijver zich in de voorrede beklaagde geen

-ocr page 5-

andere bewoordingen dan die door veelvuldig gebruik
bunne kracht reeds dreigden te verliezen, te kunnen
^"inden om zich te kwijten van een pligt dien hij niet
als eene bloote formaliteit wilde beschouwd hebben. Al
verkeer ook ik in het geval van genoemden schrij-
ver, toch durf ik hopen dat mijn geachte promotor
M^r. G. W. Vreede er zich van overtuigd zal willen hou-
den, dat waar ik hem, schoon in reeds zoo dikwerf
gebruikte bewoordingen, mijnen dank breng voor zijnen
bijstand, mij steeds zoo hulpvaardig en welwillend ge-
schonken, die dankbetuiging, wel verre van een forma-
liteit, mij inderdaad eene behoefte des harten is.

Ook aan hen, die mij bij het schrijven van mijn
proefschrift, met raad of daad hebben bijgestaan, is
\'iet mij een aangename pligt bij dezen de verzekering
geven mijner opregte dankbaarheid.
Waar ik ook aan de overige hoogleeraren der juri-
dische faculteit Mr. J. A. Fruin en Mr. B. J. L. Lintelo
de Geer mijnen dank toebreng, daar kan het niet an-
ders of de weemoedige herinnering aan den onvergete-
lijken leermeester ons zoo onverwacht ontvallen komt
^ij weer levendig voor den geest.

Hoe gaarne had ik bij het verlaten der Academie ook
O. van Rees willen dankzeggen voor zijn onderwijs
zijne vriendelijke welwillendheid mij (en mij niet al-

-ocr page 6-

vm

leen) zoo herhaalde malen betoond. — Het was ons
helaas niet vergund, den edelen man langer in ons
midden te zien. Maar onvergetelijk zal hij ons blijven
om zijn edel karakter, zijne ruime kennis, gepaard met
die voorkomende vriendelijkheid die nimmer te vergeefs
werd ingeroepen. Toen wij op dien droevigen morgen
van den 19 Mei bij dat graf stonden, waar de stille
traan in het oog van zoo velen welsprekender hulde was
dan de meest weidsche lofspraak, toen hebben wij het
elkander toegefluisterd. „Het was geen leermeester,
dien wij ter ruste hebben gebragt, een vriend is ons
ontvallen."

Lief en leed zij gaan ook in den studententijd, zoo
als in het geheele leven, hand aan hand. Zou ik u
dan kunnen vergeten mijne vrienden, die met mij beide
gedeeld hebt aan het eerste nog hooger genot wist
bij te zetten en het tweede hielpt dragen en verzach-
ten. Bij het verlaten onzer academie roep ik u vaar-
wel, maar daarnaast ook tot wederziens toe. Immers
de band die ons in Utrecht vereenigd heeft, was geen
tijdelijke, het non scholae sed vitae mag toch ook van
onze vriendschap gelden.

Bij het herdenken aan mijnen vervlogenen academie-
tijd zijn mij bovenal dierbaar de herinneringen aan den
tijd toen ik de onderscheiding heb genoten aan het

-ocr page 7-

hoofd van ons studentencorps te staan. Het is mij be-
hoefte waar ik thans voor altijd van dat corps afscheid
ga nemen, het mijne beste wenschen voor de toekomst
toe te voegen. Moge onze vereeniging zich onderscheiden
zoowel door uiterlijk aanzien ais door innerlijke kracht!
Moge zij bloeien bovenal door die eendracht die haar
grootste sieraad en tegelijk haar krachtigste steun moet
zijn, en die wel verre van flaauwheid en onverschilig-
heid in de hand te werken juist bij verschil van meening
en uiteenloopende denkwijze de band moet blijven die
alle leden als broeders vereenigt. Wordt die wensch
Vervuld dan zullen de stormen die van tijd tot tijd ge-
dreigd hebben den boom niet ontwortelen, zij zuilen
integendeel de overtuiging van zijne onmisbaarheid meer
meer versterken.

UTRECHT, 1 Jmiij 1868.

-ocr page 8-

Que k main froide de l\'Etat n\'entre pas dans
ce royaume de l\'ame, qui est le royaume de la
liberté,

f

\\

f
« ■

B E N A N.

lia\'-i-

-ocr page 9-

INHOUD.

Inleiding.

G-odsdienst en kerk. Begrippen der oudheid. Het Christendom.
Christus wil de godsdienst afgescheidea van den Staat. Het Christen-
dom onder de Bomeinsclie Keizers. Augustinus voorstander van ge-
"»■vetensdwang. Het Christendom in Westelijk Enropa. Opkomst van
^et Pausdom. G-regorius VII en Hendrik IV. De Hervorming. Kerk
en Staat Wijven vereenigd. De Pranaolie Revolutie. Scheiding van
Kerk en Staat in de Vereenigde Staten van Moord-Amerika. Aanbe-
veling van dit beginsel.

HOOFDSTUK I. p. 34.

De Hervorming in Nederland. De Hervormde godsdienst in Hol-
land en Zeeland de heerschende. De godsdienstvrede. Unie van Utrecht.
Gewetensvrijheid in het XlIIe artikel bepaald. Provinciale souvereini-
teit in godsdienstzaken. Kerkorden. Strijd tusschen de Kerkelijken
e^i de Staatschen. Afzetting van Koolhaes. Coornhert en Justus Lip-
Kerkorde van 1583. Leyoestersche Kerkorde. Commissie van
1591. Oldenbarneveld. H. de Groot en Sybrant Lubberts over de
®®gt van den Staat over de Kerk. Kerkorde van 1591. Kerkorden
Zeeland en in Utrecht. Patronaatrecht. Geestelijken in de re-
gering. Kerkelijke toestand der overige provinciën.

-ocr page 10-

HOOI\'DSTTJK II. p. 77.

Gomaras en Arminius. Godsdiensttwisten. De Staten zoeken het
geschil bij te leggen. Eemonstrautie en Contra remonstrantie. Oproerige
bewegingen, \'s Gravenhaagsche Conferentie. Delftsche Conferentie. De
Algemeene Staten onderling verdeeld. Prins Maurits Mest partij. Coup
d\'état van 1618. Synode Nationaal. Behandeling der gedagvaarde
Remonstranten. Hun vonnis. Akte van stilstand. Vervolgingen der
Eemoustranten. Inconsequentie van beide partijen. Post-Acta der Sy-
node. Kerkorde van 1619. Strijd over hare aanneming in Holland.
Zij wordt alleen in Gelderland goedgekeurd.

HOOFDSTUK III. p. III.

Boomsch catholijken. Verordeningen tegen hen. Overige sekten.
Doopsgezinden. Joden. Stichting der Eemonstrantsehe broederschap.
Frederik Henderik, beschermer der Eemonstranten. Pogingen tot ver-
zoening, van Eeygersbergh en P. Cornelisz. Hooft. Voorslag van An-
tonius Hornhoven. Besluiten der kerkelijken tegen hem en zijne geest-
verwanten. Oost Indische kerk. Geloofsvervolgingen in Oost Indie.

HOOFDSTUK IV. p. 128.

1648. De kerkelijken tegen den vrede. Bepalingen in het traktaat
omtrent de Eoomachen. Algemeene Vergadering van 16,51. Resolutie
omtrent de religie. Voetianen en Coccejanen. De eersten voorstanders
van het huis van Oranje, de tweeden aanhanger der Stadhouderlooze rege-
ring. Voetius, over de verhouding van Kerk en Staat. P. de la Court,
Strijd tusschen Stoupe en Brun. Spinosa. Zijne verhouding tot
Jan de Witt. Resolutie op het bidden. Willem III, voorstander der
regtzinnigen. Reglement van 1694. Algemeene Vergadering van 1716
en 1717. Janssenisten twisten. Verzoek der Roomschen om een Vi-
caris-generaal.
L. F. de Beaufort. U. Huber. G. Noodt. J. Barbeyrac.
Ontzetting van van der Marek. Nieuwe Psalmberijming. Besluit.

-ocr page 11-

INLEIDING.

Alle menschelijke instellingen die op aarde bestaan
of bestaan hebben, zijn gegrond op menschelijke be-
hoeften.

Die behoeften zijn van verschillenden aard.

Het lichaam heeft zijne behoeften; het verstand en
het hart hebben elk de zijne.

De behoeften van het lichaam riepen, onder anderen
den Staat in het leven, als onderlinge vereeniging tot
beveiliging en verdediging van persoon en eigendom.

De behoeften van den geest vonden hare bevrediging

de beoefening der wetenschap; — uit behoeften van het
hart eindelijk ontkiemden de verschillende godsdiensten.

Die behoefte aan godsdienst heeft zich ten allen tijde
doen gevoelen; er bestaat geene maatschappij zonder gods-
dienst; zij heeft zich evenwel gewijzigd naar plaats en
tijd. Van daar dat er niet een godsdienst is maar dat er
^ele zijn, van daar ook dat vele godsdiensten, na eeu-
\'\'^en gebloeid te hebben te niet zijn gegaan; terwijl er
^og dagelijks nieuwe godsdiensten verrijzen.

-ocr page 12-

Iets anders is het hegrip van godsdienst; iets anders
dat van kerk.

De godsdienst is iets geheel inwendigs, de kerk iets
uitwendigs. De godsdienst is de gemeenschap van den
mensch met het bovennatuurlijke, onder .welken vorm hij
het zich moge denken; de kerk is het uitwendig orga-
waardoor diegenen worden vei^bonden, wier ge-

nisme.

loofsYorm in meerdere of mindere mate overeenkomt.

Aan de oudheid was niet alleen het onderscheid tusschen
de begrippen van godsdienst en kerk vreemd; zij kende
ook geen anderen godsdienst dan staatsgodsdienst, i)

De Israëliten, de Grieken, de Romeinen hadden hun
eigen godsdienst, die door den Staat gewoonlijk streng
werd gehandhaafd. Zoo waakte te Athene de Areopa-
gus voor de onschendbaarheid der goden. Socrates werd
gedood omdat hij de goden gelasterd had.
Protagoras
werd verjaagd omdat hij het bestaan der goden ont-
kende.

Bij de Romeinen heerscht aanvankelijk hetzelfde be-
ginsel. De godsdienst was geheel één met den
Staat
en het was de duurste phcht der overheid er voor te
waken, dat men haar de noodige eer bewees en
hand-
haafde.

1) Sua cuique civitati religio est nostra nobis, ciceeo pro plaCCO 28.

2) VAlEBirs maximtjs, Dißta et Facta. I, 52.

3) TALEEius MAXIMUS 1, 1. Wellicht Overdreven. Het schijnt, tooli
dat
valeeius maximtjs zijne pen ten dienste der, wij zouden zeg\'
gen
, Clericale partij, te Eome gebruikte. Ben louis vetjimot clei
oudheid. Zie benan, les Apôtres, p. 341.

-ocr page 13-

Deze toestand kon echter te Rome niet lang zoo blij-
ven. De godsdienst der Romeinen, zooveel minder dich-
terlijk en oorspronkelijk dan die der Grieken en vooral
in legendenkring zooveel armer en beperkter, begon te
vervallen naarmate de Romeinen door hunne veroverin-
gen meer en meer met vreemde volken en vreemde
godsdiensten in aanraking kwamen.

De pogingen om de dienst der buitenlandsche goden
te onderdrukken moesten worden opgegeven i) en het
bleek welhaast dat het Phrygisch orakel, het bij het
\'hechte einde had gehad, toen het voorspelde dat Rome
de plaats was, waarheen alle goden ten slotte moesten
verhuizen. 2)

De Isisdienst werd herhaaldelijk rerbodeii; doch het gebeurde
^eeda in ig2 (ten minste volgens
maequaed, volgens pbeiiee veel later,
Iß 50) (Jat de Consul niemand kon. vinden die de behulpzame hand
^üde leenen om den tempel van isis omver te werpen en zelf de bijl
hand moest nemen.
val. max. I. 2. 3. Bij de uitroeing der Bae-
\'"\'laiialiën., lezen wij dat de Consul eene lange toespraak moest houden
het volk tot dien gewichtigen stap over te halen en daarbij onder
\'^aderen herinnerde: "Quoties hoe patrum avorumque aetate negotium ma-
Siatratibijg datum ut sacra externa fieri vetarent ? sacrificulos vates foro
urtg prohiberent? vatioinos libros eonquirerent eomburerentque ?
®oineni disciplinam sacrifleandi praeterqnam more Eomano abolerent?
^idicabant enim prudentissimi viri omnis divini hiunanique juris nihil
dissolrendae religionis esse quam ubi non patrio sed externo
^itn sacrificaretur." Zie mtitjs, mst. XXXIX, C. 16.

De Romeinen hadden in 205 gezanten naar Phrygië gezonden om
daar de Mater Deum te halen, die te Pessinus vooral vereerd werd.

Phrygiae tum sceptra tenebat
Attalus: Ausoniis rem negat ille viris.
Mira canam longo tremuit cum murmure tellus
Et sic est adytis Diva locuta suis:

BT

-ocr page 14-

Onder de keizers hadden dan ook de meeste vreemde
goden te Rome tempels en priesters; de staatsgodsdienst
bestond nog slechts in naam en wanneer men de wil-
lekeurige handelingen van enkele keizers buiten reke-
ning hield kon men toen van algemeene vrijheid van
godsdienst spreken.

Dat niettegenstaande die vrijheid de Christelijke kerk
reeds bij haar eerste optreden met vervolgingen te kampen
had lag in het geheel eigenaardige karakter der nieuwe leer.

Alle vorige godsdiensten waren staatsgodsdiensten ge-
weest ; zij stonden niet vijandig tegen elkander over, maar
rustig naast elkander, ieder volk geloofde aan zijne eigene
Goden, maar wachtte zich daarbij zorgvxxldig voor het be-
leedigen der naburige Goden, wier toorn men vreesde 2).

"Ipsa peti volui, ne sit mora, mitte volentem.

Eoma dignus locus quo deus omnis eat."

oviDius, Fasti, IV, 265—270.

1) Jtrsïiïfus, pro Christianis apologia II. Defensio ad Antoiiinni^\'
Pium en de daar aangegehaalde Epistola Ant. Pii ad populos Asiae.
"Ille resoripsit nihil molestia facessendum esse talibus viris nisi qi^i*^
a,dversua Imperium Komanimi moliti esse deprehenderentur."

athenagobas Apologia vel legatio pro Christianis I.

Qui vestrum imperium, maximi Eeges , large lateque per orbem ter-
rarum agnoscnnt moribus ac legibus inter se omnino diversis deguut\'
nee eorum quisquam vel ulla lege vel poenae metu quominus patrios
ritus, etiamsi ridiculi fuerint illi, ut a majoribus suis aceepit ita oolere
pergat, obtineantur.

Atque haec per vos omnibus licent, haec leges concedunt ea nimi
rum ratione quod Fumen omnino tollere scelus et impietas videatni \'
deorum autem quos sibi quisque diligent cultus res necessaria, ut divi
nae justitiae metu a malefactis abstineant mortales.

2) mv. XXIX, C. 10 en 11. I sam. V: 9.

-ocr page 15-

Van daar dat van proselietenmakerij geen sprake kon
zijn; ieder behield en verloor zijne godsdienst met zijne
nationaliteit.

Met geheel andere begrippen trad het Christendom
op. Christus richtte zijne leer niet tot één volk al-
leen; „Predikt het Evangelium aan alle Creaturen i) ,"
Was zijn woord; een natuurlijk gevolg van dat an-
dere woord: „Ik hen de Waarheid en het Leven, nie-
mand komt tot den Vader dan door Mij 2)." Juist door
dat de objective, waarheid in het Christendom meer op
den voorgrond treedt, bracht zij als van zelf de ver-
oordeehng met zich van alle andere godsdiensten en
nam eene vijandige houding tegen deze aan. Van daar
die pogingen wijd en zijd tot uitbreiding van het nieuwe
geloof, die reizende predikers der goede boodschap, die
öerlang de beschaafde streken van het Romeinsche rijk
in alle richtingen doorkruisen en gevaren en vervolgin-
gen, niets achten om den wille der waarheid, die zij
iiet zich een plicht rekenen aan hunne medemenschen
te verkondigen, maar van daar ook de felle tegenstand
^an de zijde der voorstanders der oude richting en van
den Staat, die haar in bescherming nam.

Het is hier de plaats om twee aanmerkingen te maken.

Ten eerste lag het niet in het plan van Christus aan
^yne volgelingen een uitwendig organisme in de vorm
eener kerk of iets dergelijks te geven. Hij viel juist

1) MATTH. XXYIII : 19. MAEC. XVI : 15.

2) JOH. XIV : 6.

-ocr page 16-

als offer van zijnen tegenstand tegen de Joodsche kerk
met hare officiële vormen.

Ten tweede wil hij dat zijne leer aan alle politieke
bedoelingen vreemd blijve. Staatkundige bemoeingen
lagen geheel buiten zijn\' kring i). Als de schare hem
tot koning wil uitroepen, verwijdert hij zich, hij betaalt
de didrachmen even goed als ieder burger en wil den
keizer gaarne geven wat hem toekomt , en aan den
landvoogd, die in hem een politiek misdadiger denkt
te zien, voegt hij dat merkwaardige woord toe: „Mijn
koninkrijk is niet van deze aarde 3)."

Bij Christus en zijne eerste volgelingen is de staat
iets van geheel ondergeschikt belang; zij prediken
gehoorzaamheid aan de overheden als iets onverschil-
hgs Zoo men hen slechts met rust laat is het hun,
„gasten en vreemdelingen op aarde 5)," volkomen on-
verschillig onder wiens scepter zij staan.

Hoezeer hebben latere geslachten die beginselen ver-
wrongen! Hoe zijn zij afgeweken van de zuivere en
eenvoudige grondregels van hunnen grooten meester!

Zij hebben eene kerk opgericht met afgebakende ge-
loofsbelijdenissen en op hoogen toon het anathema uit-

1) Lut. XII : 14.

2) Luk. XX: 21-25.

3) Joh. XVIII : 36.

4) Eom. XIII : 1—8. Zoo ook de kerkvaders. TEETTOLiANtrs zegt :
"nee ulla res nîagis aliéna quam publica." Zie
ebnest havet, le
Christianisme et ses origines. Revue Moderne,
1er Février 1868.
EENAN, les Apôtres, p. 373.

5) Hebr. XI : 13.

-ocr page 17-

gesproken tegen hen, die buiten die kerk stonden (extra
exclesiam nulla salus), zeker niet in den geest van hem
die gezegd had: „Hieraan zal men kennen dat gij mijne
discipelen zijt dat gij hefde hebt onder elkander." i)

Zij hebben de begrippen van kerk en staat verward
en vereenigd wat Christus gescheiden had, dan weer de
kerk boven den staat plaatsende en daardoor vervolgin-
gen en onderdrukkingen in het leven roepende; dan
weêr de kerk aan den staat onderwerpende en haar zoo-
doende verlagende tot eene corporatie op pubhek ge-
zach ingesteld en door dat gezach gereglementeerd.

Hoeveel eeuwen zijn verloopen, eer men terug is ge-
keerd tot het zuivere beginsel, waarvan men uitgegaan
was, en het is niet dan ten koste van het edelste bloed
en van de rust van millioenen geweest, dat de mensch-
heid, door struikelen wijs geworden, van heverlede is
teruggekeerd op den eenigen waren weg, dien men zoo

jammerlijk verlaten had.

Waar wij wenschten na te gaan hoedanig, in ons vader-
land de
verhouding van kerk en staat geweest is, waaruit
zich de scheiding langzamerhand ontwikkeld heeft, ach-
ten wij het niet overbodig in deze inleiding, in korte
trekken, op te sommen wat al rampen de miskenning
van dat schoone beginsel over de wereld gebracht heeft.

Met Constantijn treedt het Christendom het eerst of-
ficieel op. De beweging was den Romeinschen keizer
te machtig geworden; hij begreep dat hij enkel mees-

1) Joh. XIII: 35.

-ocr page 18-

ter van den geheelen loop der zaken kon blijven door
haar te beschermen en later te erkennen.

De eerste stap was het beroemde Edict van Milaan,
een soort van compromis tusschen de beide godsdiensten,
eenigsinds te vergelijken bij de godsdienstvreden uit den
Hervormingstijd. Het was gegrond op het zuivere beginsel
van verdraagzaamheid en gewetensvrijheid, doch zooals
te voorzien was: het was slechts een overgangsmaatregel.

De weegschaal stond een oogenblik gelijk 3), zoodra
zij naar de zijde van het Christendom overhelde, was
het met de verdraagzaamheid gedaan.

Reeds Constantijn week van het schoone beginsel \'af
en een vleiend hofprediker verzuimde niet hem wijs te
maken dat de keizer door God was aangesteld om voor
de kerk te waken. Eerlang zag men dan ook Conciliën
waarbij de keizer zelf aanzat en hielp uitmaken wat
waarheid en wat dwaling was.

1) eusebius, Hist. Heel. LX, C. 5. lam dudum quidem cum auim-
advertemus non esse coliibendam religionis libertatem sed unius cuiusque
arbifcrio ao voluntati permittendum ut ex animi sul sententia rebns
divinis operam daret sanximus etc. Sed unicuique lioeat ad eam reli-
gionem quam sibi oonducere censuerit animum applioare, en verder.
Quod quoniam a nobis simplioiter et absolute illis eonoessum est, si-
mul etiam alia observantibus et cultum suum sectari volentibus tua De-
votio intelligit quod profecto temporum nostrorum tranquiUitati oon-
veniri ut unicuique liberum sit quamcunqxie voluerit colendi Numinis
rationem eligere atque observare.

2) The exact balance of the two religions continued but a moment.
gibbon, History of the Decline and fall of the Roman JSmpire XX.

3) euseb. de Vita Const. I, C. 44. ipse velut communis omnium
episcopus a Deo constitutus. Zie ook
neandeb : QesoMohte der Christi.
Religion und Kirche
, II, 283.

-ocr page 19-

Constantijn\'s opvolgers gingen op het eenmaal inge-
slagen pad, O niettegenstaande de ernstige vermanin-
gen van enkelen, voort en vervielen van de eene dwa-
ling in de andere. De keizers bepaalden voortaan bij
decreet wat geloofd moest worden over een of ander
leerstuk, ja Justinianus met eene neuswijsheid, die, ware
de zaak niet zoo ernstig, belachelijk zou wezen, maakte
bij decreet uit dat Christus, als hem hongerde, vrijval-
lig en niet uit menschelijke zwakheid gehongerd had. S)
Het beginsel van gewetensdwang werd welhaast open-
lijk gepredikt en vond ingang.

Die leer werd vooral voorgestaan en eigenlijk ge-
vestigd door den kerkvader Augustinus in zijnen strijd
tegen de Donatisten.

1) jumaan de Afvallige natuurlijk uitgezonderd. Zijne poging om
\'iet Heidendom weder in de plaats van liet Christendom te stellen,
^alt buiten ons bestek. Zij was die van een\' opgewonden Schwärmer.
•Taliën est une ame ardente, spontanée héroïque exagerant la foi jusqu\'à la
®iiperstition l\'enthousiasme jusqu\'au fanatisme,
talbot, Mwie sur Julien.
l\'aria 1863.

a. kluit, Eedevoering foi\'lof van Keizer Juliaan den Afvalligen,
Middelburg, 1772.

2) Zoo onder anderen HiLABirs van Poitiers. Zie hbandee, II, 847.
Schoon zijn ook de woorden van athanasius oO yàp Kifsm vj /SsleirtvSe

tjzpariuTiäv âhSAa. xaTayys>iîTat àXXà miBol xcà <ju//,/3ouit«.

3) beoes, de Kerle en de Staat, I, 150.

4) Es war nun durch den Augustin eine Theorie aufgefasst und be-
gründet die wenn sie auch in der anwendung durch seinen frommen
»lenschenliebenden geist gemildert wurde, doch den Keim des ganzen
Systems des geistlichen Despotismu.3 der Intoleranz und der verfolgungs
sucht bis zudem Inquisitions gericht enthielt, neandeb, II, 463.

Zie ook BiuNTSCHii, Statsrecht, II, p. 274.

-ocr page 20-

De dwaling van Augustinus lag vooral daarin dat zijne
begrippen èn van kerk èn van staat beide verkeerd waren.

Hij verwarde vooreerst de zichtbare kerk met de on-
zichtbare; de gemeente der geloovigen met haar uiter-
lijk organisme.

Die lidmaat der kerk is en niet gelooft zal niet zalig
worden zeide hij, maar evenmin hij die gelooft en geen
lid der kerk is. Het was het extra ecclesiam nulla
salus in zijn uiterste consequenties, i) Nu leidde hij
uit den letterlijken zin van een gezegde van den Zalig-
maker Lucas XIV : 23 af dat er dwang mocht en
moest gebruikt worden om de afvalligen, kettert en
scheurmakers, weder in de kerk terug te brengen.

Om dezen dwang uit te oefenen moest de kerk den
krachtigen arm van den Staat te hulp roepen.

Augustinus miskende hier ten eenenmale de roeping
van den Staat. Wat is erger, roept hij uit, dat de ziel
te gronde ga of dat iedere dwaling vrij worde gelaten ? 3)

1) Religio Vera quaerenda est apud eos soloa — qui Christiani Ca-
tholici vel orthodoxi nominantur id est iategritatis custodes et recta
sectantes. Haeo enim ecclesia oatholica etc. AuarsTiifUS,
äe vera Se-
ligione,
O. VI. Zie ook de woorden, bij neandeb, II, 455 aangehaald.
Habere Christum caput nemo poterit nisi qui in ejus corpore fuerit
qnod est ecclesia.

2) "«JvaynKffov tlztlBüv" Compelle intrare. Zijne tegenstanders be-
riepen zich op Luc. IX: 50 en Phil. 1:18.
GAUDENTirs onder anderen
voerde hem tegen: »de vrede van Christus noodigt alleen liem die wil,
zij dwingt niemand tegen zijnen wil. G-od gebruikte zijne Profeten om het

■ volk Israël te bekeeren, niet de vorsten, cheisttjs zond, om zijne leer
te verkondigen, geene soldaten uit, maar visschers." Zie
nbandbb, II, 456.

3) AuerSTiKUS, JEpist. CV. Donaüsüs, § 10. Quae est enim pejor
mors animae qnam libertas erroris ?

-ocr page 21-

Het antwoord op die vraag was in zijn oog de op-
lossing der quaestie; maar juist de vraag was verkeerd
gesteld.

Dat door de dwaling vrij te laten vele zielen verlo-
ren gingen kon waar zijn, maar het bewees nog niet
dat daarom de Staat de dwaling te keer moest gaan.

Om tot die gevolgtrekking te komen had eerst aan-
getoond moeten worden dat het de roeping van den
Staat is om voor het heil der zielen van zijne onder-
danen te zorgen en dit bewijs leverde Augustinus niet.
Hij begreep niet dat de Staat slechts daar bedwingend
öiag optreden waar zijn recht geschonden is en dat
ieder andere dwang, hoe heilzaam misschien ook, bui-
ten zijnen kring ligt.

Die vereenzelving van kerk en staat, dat toekennen
van macht in het geestelijke aan de wereldlijke over-
heid kan ons echter daarom in Augustinus minder ver-
^\'onderen, omdat diezelfde beginselen ook door de tegen-
Partij werden gehuldigd. De Donatisten hadden van de
uitspraken der Bisschoppen zich op den Keizer beroepen,
geen wonder dat hun tegenstander van die inconsequen-
tie behendig partij trok en de door hen gedane erken-
ning van des Keizers macht in geestelijke aangelegen-
steden, nu tegen hen te baat nam.

Hoe men Augustinus dan ook moge beoordeelen,
^ijne drie, door ons ontvouwde stelregels: de zichtbare
^erk is alleen zaligmakend; de kerk is verplicht hem
die buiten haar staat te dwingen om tot haar toe te
treden; de wereldlijke overheid (hier de Keizer) moet
tegelijkertijd voor instandhouding der kerk zorgen, —

-ocr page 22-

bleven langen tijd de grondslag van het kerkrecht en
brachten als zoodanig eene zee van jammeren over kerk
en staat beide.

Zij hebben de geschiedenis der middeneeuwen niet
alleen van het begin tot het einde beheerscht, maar
ook in nieuweren tijd nog menigen voorstander gevon-
deii; men kan hen nog terugvinden in de encychca van
Pius IX van 1865, die de vrijheid van godsdienst met
even zoovele woorden als eene gevaarlijke dwaasheid
veroordeelt, i).

Een eerbiedwaardige rij van martelaren voor de vrij-
heid van denken (Ecclesia non sitit sanguinem) legt van
nu aan een beschamend getuigenis af tegen het on-
christelijke en onmenschelijke dezer beginselen. Pris-
cilhanus werd wegens ketterij reeds in het jaar 385
te Trier, op last van keizer Maximus ter dood gebracht. 3)
Iedere secte was slechts in de weer om zich de
gunst van het hof te Constantinopel te verwerven, op-
dat hare leer de officieële en dus de eenige ware
mocht
worden en zij het recht verkreeg de overige te ver-
volgen.

1) Haud timens erroneam illam fovere opinionem catholicae Ecclesiae
animarumque saluti maxime exitialem, a Gregorio XVI praedecessore
nostro deliramentum appellatam, nimiram libertatem oonscientiae et
cultuum esse proprium cujuscunque hominis jus quod lege procla-
mari debet in omni recte oonstitituta societate.

ELTJITTSCHLI, GesoUcUe des Hechts der religiösen Behennfnisfret-
heit,
p. 9, de noot.

2) GiESBLEB, Ki/rchengeschichte, II, 414,

-ocr page 23-

Niet alleen keizerlijke gevolmachtigden, maar ook
keizerlijke soldaten werden eerlang naar de Conciliën i)
gezonden, om met de wapenen in de hand, de weder-
spannige bisschoppen te noodzaken hunne adhaesie aan
leerstukken te geven.

Het hing van een\' gunsteling, van een\' kamerheer,
Van eene bijzit van den Keizer af of zij, die aan Maria
den titel van Moeder Gods gaven, dan wel zij, die haar
Qioeder van Christus noemden, vervolgd werden. Eene
^ulpsche keizerin (Theodora) vat genegenheid op voor
een\' ketterschen bisschop, die gaarne eene afgelegene
dioecese wil verwisselen met de Hofstad en wordt de
beschermvrouw der onrechtzinnigen, terwijl haar ge-
niaal , die de orthodoxe leer was toegedaan, gedurig
Voor zijne geloofsgenooten tusschenbeide komt en de
^jch in Constantinopel altijd weder nestelende ketters
üioet verjagen en verdoemen. Van daar een einde-
looze tweespalt en allerlei hofintrigues en hofschanda-
len , waarin de geestelijkheid eene eerste en meestal niet
de beste rol speelt.

Laat ons echter van de Oostersche kerk afstappen
onze oogen vestigen op het westelijk Europa, waar
de Germanen, Franken, Angelsaksen en andere volk-
^^S-mmen langzamerhand zich ontwikkelen, staten in
bet leven roepen, en de Christelijke godsdienst aanne-
men. Ook hier zien wij hetzelfde verschijnsel. Reeds
v^n den aanvang wordt de Staat met de Kerk verbon-

Men. denke aan het beruchte Concilie van Ephesus, de zoogenaamde

"■ooversynode.

-ocr page 24-

bonden. De bekeering van een volk begint gewoonlijk
met die van den Koning. Is de Koning eens Christen
dan maakt hij de Christelijke godsdienst ook tot Staats-
godsdienst en verbiedt den afgodendienst, i)

Bij de gebrekkige begrippen die de Franken, van
een\' welgeordenden Staat hadden, en de uitgebreide
macht hunner vorsten, was het niet te verwonderen
dat deze zich niet konden onthouden ook in godsdienst-
zaken hun gezach te doen gelden.

De benoeming der bisschoppen in hun rijk werd dan
ook weldra het recht der Koningen.

Kerkelijke vergaderingen werden door den Koning
uitgeschreven en bijgewoond. Als verdedigers van het
geloof vonden zij zich ook genoopt de verbreiding van

1) OHiLPEBic gaf ill 554 eene wet tegen de afgodendienaars. Diezelfde
vorst, die als een tweede Claudius nieuwe letters bij het alphabet
voegde, was ooi dilettant-theoloog en wilde onder anderen aan zijne
bisschoppen eene door hem uitgedachte nieuwe vertlaring van het leer-
stuk der drieeenheid opdringen.
GREGoeius van Tours had al zijne
welsprekendheid noodig om hem van zijn plan terug te brengen. 2ie
zijne
Historia eccl. Francorwm, vertaald door guizot , V, 45. Je veux
que toi et les autres dooteurs de l\'Eghse Ie croyiez ainsi, zijn de
woorden des Konings.

.2) Eeeds van den tijd van clovis af. Zie eenen brief van eekiöU^®
"bisschop van Rheims, den man van de \'/sainte ampoule," die
cxovis b®"
keerde, waarin hij zich verdedigt wegens het wijden van eenen on-
waardigen man als priester. »Ego Olaudium presbyterum feci prae-
cellentissimi regis testimonio qui erat non solum fldei
praedioator

catholioae sed defensor.....Kegionum praesul, custos patriae gentium

triumphator injunxit. ioebell. gbegoeius van Tours, p. 338, de noot.

Bene belangrijke bijdrage tot de geschiedenis van de macht des Ko-
nings en die der Bisschoppen, levert de geschiedenis van
peabteXTA\'
tus
bij gbegoeius van Tours. Hist. V. 19.

-ocr page 25-

dat geloof te bevorderen. Hunne oorlogen waren dik-
■wijls godsdienstoorlogen, zoo de strijd van Karei den
Grrooten tegen de Saksers, die met hunne gewelddadige
bekeering tot het Christendom eindigde.

Het Pausdom wordt nu langsamerhand het hoofd-
Qioment in de geschiedenis der Kerk.

De Paus heeft beurtelings den Frankischen Koning,
later den Duitschen Keizer, noodig en de Keizer den
I^aus. Zij zoeken zich met elkander te verbinden. Het
^ordt eerst een wedstrijd wie zich het edelmoedigst zal
toonen (combat de générosité) om later een wedstrijd
te worden wie de machtigste zal zijn.

Pepijn, de korte, wil Koning worden en begrijpt dat
de zegen der Kerk in het oog van het volk, het on-
ï\'echtmatige zijner handeling het best zal goedmaken.

Paus Stephanus II i) ziet te recht in, dat niets zijn
§ezach in het rijk der Franken meer kan bevorderen
dan de zalving van den overweldiger, die zich van nu
^an bij de gratie Gods, „koning der Franken" noemt.

Pepijn, om dezen dienst met een\' wederdienst te ver-
gelden, verjaagt de Longobarden uit het Exarchaat en
geeft het veroverde land aan den Paus, of hever aan
Apostel Petrus voor wien de Paus het, als stad-
houder, moest besturen.

^ 1) GIESebeicht , aescUcMe der Deutschen KaiserzeU, I. p. 105,
^oeiïit hem
stephantjs III; de reden is dat er een stephanus geweest is,
\'^aar 4 dagen Paus is geweest wien sommigen medetellen, anderen niet.
j, De sleutels der overwonnen Steden werden op het altaar van
te Rome nedergelegd.

Qesch. der Pabste, 1. p. 19.

-ocr page 26-

Later vergroot Karei de Groote dit patrimonium

St. Petri en Paus Leo III, die ook dezen dienst niet

onvergolden wil laten, kroont op het Kerstfeest in

800, Karei tot keizer van het Westersch Eomeinsch
Rijk.

Onder Kareis opvolgers begint de eerste strijd.

De valsche Isidorische decretaliën, niet zoozeer het
werk van een persoon, als het uitvloeisel der meenin-
gen eener partij, i) toonen reeds den omvang aan dien
de Romeinsche kerkvoogden aan hunne macht willen
geven.

De Duitsche keizers, waar het in hun belang lag,
ondersteunden die macht, maar zij matigden zich daar
naast het recht aan om de benoeming der Pausen goed
te keuren. Natuurlijk dat door dien geheelen stand van
zaken, staat en kerk meer en meer met elkander ver-
bonden raakten.

De geestelijke hoofden zijn te gelijk wereldlijke vor-
sten. Vandaar de schandelijkste praktijken om op een
bisschopszetel te geraken; die hoog wereldlijk
aanzien
gaf. Het was de gulden tijd der Simonie. De stoel
van den heiligen Petrus werd ontheiligd door de meest
onwaardige benoemingen, knapen van twaalf jaren
werden er door eerzuchtige facties op geplaatst en de

1) Der Verfasser, war auch jedenfall nur das Organ der Eichtuiig
des religiösen und kirchlichen geistes, welche bei einem grossen theile
der Menschen unter denen er lebte vorherrschte,
neandbb, I^\'
p. 159.

2) Benedictus IX.

-ocr page 27-

volksoverlevering van Pauzin Johanna toont aan dat,
schoon de zaak zelve niet gebeurd mag zijn, er toch
grond bestond dergelijke zaken te gelooven.

Rome werd beschouwd als de onzedelijkste stad van
Europa, het pauselijk Hof als eene versamelplaats van
iiietswaardige geestelijken, geldzuchtige hovehngen en
ingebonden vrouwen.

Ook op het burgerlijk recht in den staat begint de
kerk in te grijpen. Het tiendrecht wordt een recht en
®en leerstuk tevens, i) Het huwelijk is meer Sacrament
d^-n burgerlijke rechtsinstelling.

De strijd tusschen Paus Nicolaas I en koning Lotha-
^lUs begon over de verstooting van Lotharius gemalin
een latere Fransche koning, Robert Capet, erkent
pauselijke macht op voorwaarde dat zijn onwettige
door den Heiligen Vader zal worden goedgekeurd.

De stem der weinigen die de kerk en den staat

_ La dime devint en même temps une obligation civique et reli-
une loi et un dogme.
viuet, JEssai sur la manifestation des
^""ioiions religieuses,
p. 519.
^ 2) Onder anderen van
wala , abt van Corvey. Habeat rex rempubli-
re^ ^^ usibus militiae suae ad dispensandum, habeat et Christus

vie alteram rempublicam omnium indigentiimi et sibi ser-

^tium usibus suis commissam ministris fidelibus, IV, p. 163. neatsdeb.
^^ s-a Bisschop Adelbert van Metz wordt gezegd. Woverat non de-
Q resistere potestati, dicente .domino ac jubente reddere quae sunt.
^ aesaria Caesari, videlicet Caesari tributum, vectigal, censum. Deo
^ Pietatis opera, orationum munera, eleemosynarum fructus.
kean-

IV, p. 272.

ok de Utrechtsche bisschop Radboud, 900—919, moet dergelijke
^ ®ens zijn toegedaan geweest,
neandeb, IV, 276. eoyaabds
• het Christendom en der Chr. IcerTc in Ned. I, p. 130.

2

-ocr page 28-

uit elkander wilden houden, wordt door eene wereld-
sche en eerzuchtige geestelijkheid gesmoord.

Met Leo IX komt er eenige reactie. Bij het hand
over hand toenemen van het zedehederf der geestelijk-
heid , wordt behoefte aan hervorming eene meer en meer
algemeene overtuiging. De invloed van den machtigen
geest van den Benediktijner monnik Hildebrand, wel-
haast Gregorius YII, doet zich reeds gevoelen. Het
belangrijkste tijdperk der geschiedenis van kerk en staat
in de middeneeuwen vangt aan.

De strijd tusschen Gregorius YII en Hendrik IV is
de strijd tusschen het wereldlijk oppergezach en de
theocratie, tusschen de Kerk en den Staat. De onaf-
hankelijkheid der Kerk i) was de leuze van den Paus,
zoolang hij haar voorstond was het recht aan zijne zijde;
het onrechtmatige der investituren en der Simonie was
onloochenbaar. Maar in den ijver om zijn doel te berei-
ken streefde hij het voorbij. Hij verlangde meer dao
onafhankelijkheid voor de Kerk, hij wilde hare oppef\'
macht over den Staat gehuldigd zien. Hij had de vrije

1) Wat hij voor de inwendige gesteldheid der kerk gedaan heeft >
valt buiten ons bestek; hoewel wij toch ook hier de
geestkracht
en volharding van den man moeten bewonderen, die het ooelit\'aat
van den geestelijken stand, eene instelling uit haren aard zoo tege»
alle maatschappelijke en mensohelijke gevoelens indruischende, hee ^
weten door te zetten, en dat tegenover eene
geestelijkheid voor
grootste gedeelte gehuwd, en die hem toch reeds uit andere redenen
vijandig was.

2) Die Freiheit der Kirche sah Gregor nicht in ihrer Trennung vom
Staate sondern in ihrer Herrschaft über derselben.
giesebeeohTjUI\' ^^

Grégoire était remonté aussi haut qu\'il avait pu vers les origines

-ocr page 29-

Kerk in den Staat moeten plaatsen, hij plaatste haar
boven den Staat. De macht die hij den Keizer onttrok
Was eene onrechtmatige, zij bleef even onrechtmatig nu
hij haar voor zich eischte.

Het recht van den Staat, om zich in geestelijke zaken
te mengen, was een bron geworden van de verderfe-
lijkste misbruiken; maar zou de macht van den Paus
Om de Vorsten af te zetten en de onderdanen vaii hun-
nen eed te ontslaan in zijne gevolgen zooveel minder
ö-adeelig zijn? i)

Ofschoon Gregorius het onderspit heeft gedolven, de
zedelijke overwinning door hem aan het Pausdom ver-
zekerd is onberekenbaar geweest. 2) Al trad hij niet zege-
vierend uit den strijd, hij had den moed gehad zijne
stellingen openlijk te verkondigen, zijne opvolgers gre-

1 Eglise ; mais il ne remonta pas jusqu\'à Jésus Christ. Il voulut pour
^\'Eglise plus que la liberté,
vinet, 520.

Dictatus Papae 27 stellingen zoo niet van zijne hand, dan toch
\'^nder zijn\' invloed opgesteld, vraarin onder anderen voorkomt IX.
Qiiod solius Papae pedes omnes principes deosculentur XII. Quod
liceat imperatorea deponere XXVII. Quod a fldelitate iniquorum
potest ahsolvere. Het is de theocratie gecodificeerd,
voigt ,
Grégoire VII, uit het Duitsch in het Fransch vertaald door JäöEB ,1,47.

Eiudolf van Sch-wahen, den tegenkeizer van Hendrik lY, zond
ü eene kroon met het opschrift: Petra dedit Petro, Petrus diadema
Molpiio, Zie ook zijne brieven aan verschillende koningen, vooral

Geusa, koning van Hongarije, bij iïbandee, V, p. 113.
2) Mcht immer auf den Schlachtfeldern vrerden die Siege entschieden,
Ideën, welche Gregor verfocht waren mit den mächtigsten Trieben
universalen Bntwickelung verbündet. Während er aus Eom flüchtete
^SBien sie die "Welt ein.
banke, Beutsche Qesch. im Zeitalter der
^\'(formation, I, 32.

-ocr page 30-

âo

pen iedere gelegenheid om ze uit te voeren gretig aan.

In de eerste kruistochten zien wij de geheele Chris-
tenkerk den strijd beginnen tegen den Islam, onder de
opperste leiding van den Paus.

De ernstige waarschuwingen van den weisprekenden
abt van Clairvaux i) baatten weinig en Arnold van Bres-
cia valt als martelaar in het bestrijden der wereldlijke
macht van Eome. Keizer Frederik I moge het Pausdom
vernederen, een Innocentius III zal het welhaast tot den
vorigen luister opvoeren en de ongeloovige Frederik II
wordt gewroken in het bloed van Conradijn.

De strijd der Kerk voor haar macht vult de laatste
eeuwen der Middengeschiedenis; waar de Fransche Ko-
ning zich verzet, wreekt de Paus zich op het
ongeluk-
kige Duitschland en wakkert er de vlam van den bur-
geroorlog aan.

De macht van den Staat wordt te hulp genomen om
ketters en scheurmakers te verdelgen, de weerlooze Ste-
dingers en Albigenzen worden, als de eerste
Christenen,
aan de wilde dieren, den strijdlustigen ridders, wien
het Heihge Land te ver of te gevaarlijk is, ten prooi
gegeven. De edelste vernuften van hunnen tijd, een
Huss, een Savonarola worden martelaars
der vrijheid vao
denken.

Wij naderen de Reformatie. De meerdere beoefenio^
van het Romeinsche recht, de ontwikkeling van bet

1) BEENHAED VAN CLAiÊTAUX, de Consideraüone. Hij zegt daaii»
o. a. Habent haec infima et terrena judices suos, reges et principe»
terrae. Quid fines alienos invaditis ? Quid falcem vestram in aliéna^
messem extenditis ?

-ocr page 31-

politieke leven bij het volk, de aangroeiende macht der
steden gaven haar den eersten stoot.

De Reformatie toch is niet alleen het verzet geweest
tegen eenige leerstukken der Catholijke kerk. Zij was
eene algemeene zoowel godsdienstige, als staatkundige
en maatschappelijke revolutie.

Zij was de strijd van het volk dat zich onafhanke-
lijk begon te gevoelen tegen den drukkenden last der Pau-
selijke hierarchie i), van het Germaansche element tegen
het Romaansche, van het zich ontwikkelende staats-
recht tegen het knellende kerkrecht, 2) eene krachtige
Openbaring van het nationaliteitsgevoel tegen buiten-
landsche overheersching, zoowel als van het vrijheidsge-
voel tegen gewetensdwang.

Godsdienstige bezwaren roepen haar in het leven,
staatkundige verwikkelingen bevestigen haar. Een keizer
\'bedient zich eerst van haar tegen den Paus en later
^^ndersteunt de Paus haar heimelijk tegen den Keizer. 3)

De Hervormers spelen een staatkundige rol naast
bunne godsdienstige bemoeijingen.

Maar het was wellicht juist hierdoor dat ook bij hen

^ Zie onder anderen geoegb ton HEIMBEEG, Admonitio de injns-
^^^ Usurpoutionïhns Faparwm Itomanorwm, ad Imperatorwm, reges et
^\'\'\'incvpes ChristioMos sive Gonfutatio Primatm JPapae,
waarover bij
^ILMann, die Reformatoren vor der Reformation, 1, p. 217.

2) Die Legisten traten den Kanonisten entgegen, blrntschli, Stats-

2, p. 299.

3) Clemens YII. Zie eanke , Besch, der Pobste, deel 1, p. 121 en
®ivolg. Uet schijnt dat het veroveren en aan den Lutherschen vorst

^^ï-uggeven van Wurtemberg, door Philips van Hessen in 1535 met
®inielijke medewerking van den Paus plaats had.

-ocr page 32-

het begrip van Kerk en Staat niet tot zuiverheid kwam.
Luther met zijn helderzienden blik was in dit opzicht
zijn\' tijd vooruit, zijne volgelingen bleven hem, in deze,
niet getrouw, i)

Waar het Lutheranisme in Duitschland wortelen schoot
verrezen staatskerken, door den Staat alleen beschermd
en bleven Kerk en Staat op het naauwste vereenigd.

In Engeland raakt een overspelig Koning in onmin
met Rome, plaatst zich aan het hoofd der beweging
en begint van nu aan zelf voor Paus te spelen.

1) Zie zijn geschrift Von der welttiohen ObrigJceit. Darum musz
man diese beyde Eegimente mit Eleisz scheiden und beides bleiben
lassen, eins das fromm macht das andere das äusserlich friede
schafit
und bösen Werke wehret; keins ist ohne das ander gnug in der Welt.
Nun kan je menschlicher
Ordnung sich nicht strecken in den Himmel
und über die Seele, sonder nur auf erden auf den äusserlichen Wandel
der Menschen unter einander, da Menschen erkennen richten urthei-
len, strafen und erretten können. Das alles hat auch Christus
selbst
fein unterschieden, Matth. XXII: 21. Zie ook art. 28 der Augsburger
Confessie.

De gemoedelijke zwiNGii schijnt diezelfde meeningen toegedaan te
zijn geweest.

Man soll uit gestatten dasz die geistlichen einigerlei oberigkeit habind
die der weltlichen wider ist oder von gemeinem regiment, abgesundret
denn solichs bringt Zwietracht.

CALVIJN staat op een veel lager standpunt — de Insütuüone Religio-
nis Christianae,
IV. 20. Non enim (politica administratio) huo spe"\'
tat duntaxat ut spirent homines edant, bibant, foveantur — sed ne
idolatria ne in Dei nomen sacrilegia, ne adversus eins veritatem blas-
phemia aliaeque religionis offensiones publice emergant ac in populnm
spargantur. Zoo ook, § 9, de officio magistratus.

THEODOEtTS DE BEZA schreef zelfs een boek, de haeretiois amagi^\'
tratu puniendis.

-ocr page 33-

In Genève vestigt de Reformatie een op zuiver theo-
cratischen grondslag gevestigd tyranniek bewind, een\'
nieuwen kerkdijken staat, i) Terwijl de Paus van Rome
de ketters verbrandt, richt de Paus van Genève den
brandstapel op voor de vrijdenkers.

In Frankrijk ontaardt de godsdienstige strijd zoozeer
in een zuiver staatkundigen, dat Hendrik IV in het
minst geen bezwaar maakt om, tot bereiking van zijn
doel, van Hugenoot Roomsch Catholiek te worden. De
geschiedenis der Fransche Protestanten van de Her-
vorming tot aan de Revolutie, is eene geschiedenis ge-
schreven met bloed en tranen.

Het Catholicisme tegenover zijn nieuwen vijand, met
nieuwe wapens toegerust, met de Jezuiten als lijfwacht,
dat onzichtbare zwaard waarvan het gevest te Rome
Was en het lemmet overal te gelijk 3) en de Inquisitie
als opperste Gerechtshof, bleef aan zijne oude tradities
getrouw en deed, waar het de macht in handen had,
den Staat voor de handhaving zijner leer, door geweld-
dadige maatregelen waken.

De rebellie der Gallicaansche geestelijkheid tegen
den Paus in 1682 verhinderde de maatregelen van Lo-
dewijk XIV tegen de Protestanten niet.

1) Lycurgue nouveau, Calvin fonda sur les rivages de l\'exil une
Aparte théocratique, c\'est à dire la tyrannie, sous la forme de la
liberté,
vinet, 525.

2) dupin noemde in een pleidooi in 1825 de Jezuiten: une épée
ont la poignée est à Eome et la pointe partout. Het beeld was echter

ûiet nieuw en dagteekent van de XVIe Eeuw. Zie foüeniee, um^rit
««\'ïs l\'Ustoire, p. 439.

-ocr page 34-

De Protestanten wreken zich waar zij kunnen, de
verdrukking van Ierland is een waardige tegenhanger
der dragonnades.

Tot de revolutie blijft in geheel Europa die vereeni-
ging van Kerk en Staat als een vaste grondsteen voor
de veihgheid van den Staat bestaan. Geen Staat zon-
der eene Kerk wier leden alleen staatkundige rechten
genieten, -- de andere kerken worden geduld en zij
mogen zich gehikkig rekenen zoo zij nog geduld wor-
den. Het vuur der geloofsvervolging smeult: zoo dik-
wijls de dweepzucht het aanblaast slaat de vlam uit.

De wijsgeerige beweging der achttiende eeuw heeft,
zonder eenigen twijfel, in dezen gezegende vruchten ge-
dragen. De gulden lessen van Montesquieu i) bleven
niet zonder uitwerking en het was voornamelijk aan de
bemoeingen van Voltaire in de bekende zaak van Galas
te danken dat de Fransche geloofsvervolgingen een einde
namen.

Ook was het een van de eerste regeringsdaden van
den, door Fransche wijsgeeren gevormden Frederik den

1) Onverdeeld kunnen wij echter de beschouwingen van moktesqiett
niet goedkeuren. Naast zijne bewering: »11 faut donc que les Lois
exigent de ces diverses religions non seulement qu\'elles ne troublent
pas l\'Etat, mais aussi qu\'elles ne se troublent pas entre elles" staat
eene andere, waarmede men zich minder goed zal kunnen vereenigen.

Voici donc le principe fondamental des loix politiques en fait de re-
ligion. Quand on est le maître de recevoir dans ua état une nouvelle
religion ou. de ne pas la recevoir, il ne faut pas l\'y établir ; quand elle
est établie il faut la tolérer.

Tisprii des Loix, XXV, 9 et 10.

-ocr page 35-

Groote, om gewetensvrijheid, in zijn land, als regel
te stellen. Men kent zijne beroemde uitspraak: „In
meinen Staaten kann ein jeder nach seiner façon selig
werden." i)

De Fransche Revolutie bracht natuurlijk, zooals in
aUe maatschappelijke en staatkundige toestanden, ook
in de verhouding van Kerk en Staat eene geheele om-
wentehng.

Naast het juiste en rechtmatige van die veranderin-
gen was evenwel ook veel onbillijks en onrechtvaardig.
In plaats van bij de scheiding van Kerk en Staat, de
Kerk aan haar zelve over te laten en zich te laten
regelen, zooals zij dat verkoos, mengde het publiek
gezag zich veel te veel in het inwendig bestuur der
Kerk. De Constitution civile du clergé was, zonder
twijfel, een stap vooruit, maar te ver.

1) Beeds de groote Keurvorst was verdraagzaamheid toegedaan.
bluhtschli, Geschichte des Rechts etc., 33.

2) Choix de Eapports, III, 19. Schoon zijn de woorden van Mi-
rabeau, uitgesproken in de zitting van 14 Januari 1791.

//Déclarer nationale la religion chrétienne eût été flétrir le caractère
le plus intime et le plus essentiel du Christianisme.

En générai la Religion n\'est pas elle ne peut être un rapport social,
elle est un rapport de l\'homme privé avec l\'Etre infini.

Comprendriez vous ce qu\'on voudrait vous dire si l\'on vous parlait
d\'une conscience nationale?

Bij de Const. Civ. du Clergé was bepaald dat de burgers het recht
hadden hunne predikanten of geestelijken te kiezen. Trad de Staat
hier niet in de rechten der kerk en was dit niet veeleer een kerkrech-
terlijke, dan een staatsrechterlijke bepaling?

Over den eed der Priesters zie de Instruction de l\'Assemblée natio-
nale sur la Const. Civ. du Clergé, 21 Jan. 1791. Choix de Eapp. III, 47.

-ocr page 36-

De eed den priesters opgelegd was eene onrectitma-
tigheid, omdat men in hen, ten onrechte publieke amb-
tenaren zag. Wat er in den verderen loop der revolutie
volgde, de afschaffing van de godsdienst, de instelling van
de dienst der Rede, 7 Mei 1794, en het latere besluit
waarbij het geloof aan het Opperwezen weder werd in-
gevoerd, 1) zijn even zoovele afdwalingen van eene ver-
dwaasde menigte en niet der moeite waard om er in
ernst over te spreken.

Toen de storm echter was voorbij gewaaid, bleven

Later kwam het decreet van 29 K"ov. 1791, relatif aux troubles excités

%

sous prétexte de religion, dat echter door Lodewijk XV|.niet be-
krachtigd werd. Volgens dit decreet zou ieder geestelijke, die den
eed niet had afgelegd, zoo er in eene gemeente bewegingen sous pré-
texte de religion ontstonden, dadelijk uit die gemeente verwijderd
worden. Zij werden zelfs verklaard, alleen door het feit van den eed
niet af te leggen suspects de révolte contre la loi et de mauvaises in-
tentions contre la patrie et comme tels plus particulièrement soumis
et recommandés à la surveillance de toutes les autorités constituées.
Choix, IV, 143.

1) De opmerkelijkste artikels van dit decreet, door Robespierre op-
gesteld zijn :

Art. 1. Le peuple français reconnaît l\'existence de l\'Etre suprême
et l\'immortalité de l\'ame.

Art. 2. Il reconnaît que le culte de l\'Etre suprême est la pratique
des devoirs de l\'homme.

Art. 3. Il met au premier rang de ses devoirs de détester la mau-
vaise foi et la tyrannie, de punir les tyrans et les traîtres , de secourir
les malheureux, de respecter les faibles, de défendre les oppriniés, de
faire aux autres tout le bien qu\'on peut et de n\'être injuste envers personne.

Art. 11. La liberté des cultes est maintenue conformément aux décrets
du 16 Frimaire.

Art. 12. Tout rassemblement aristocratique et contraire à l\'ordre
public sera réprimé.

rr1

-ocr page 37-

de voornaamste, door de Fransche Revolutie verkondigde
denkbeelden voortleven en baanden zich langzamerhand
den toegang tot het overig Europa.

Het beginsel van verdraagzaamheid tegenover de ver-
schillende godsdiensten werd sedert de Revolutie in bijna
alle beschaafde Staten van Europa in de wetten opge-
nomen, terwijl ook de Staatsgodsdiensten haar eigenaar-
dig karakter van lieverlede verloren, i)

Terwijl alzoo de scheiding van Kerk en Staat door de
oude wereld werd aangenomen, ten minste de eerste
stappen daartoe werden gedaan, had zich dit begrip
in de Nieuwe Wereld reeds geworteld.

Het was aan de uitgewekenen uit Europa, waaronder
zoovelen waren, die het land hunner inwoning verlaten
hadden om de ijzeren wetten van gewetensdwang te
ontgaan, s) weggelegd om de onafhankelijkheid van Kerk

b Het beginsel van staatsgodsdienst is misscbien nog het magtigste in
®\'iisland, waar de keizer hoofd van kerk en staat beide is. Zoo lazen wij
onlangs in de
Kölnische Zeitung, 16 Julij 1867. In Wilna sagte jüngst der
Kaiser zu den zur Grrieohich-orthodoxen Kirche übergetretene Bauern.

freue mich euch als rechtgläubige zu sehen und bin überzeugt dass
ilip aus aufrichtiger Überzeugung zum alten glauben dieses landes über-
Setreten sind. Wisset dass ich denjenigen, welche einmal den recht-
gläubigen glauben angenommen haben die Eückehr zum Oatholicismus
Glicht gestatten kann. Wisset das und sagt es in meinem namen allen
euera. Ich wiederhole dass ich mich freue euch als rechtgläubige zu

sehen.

2) Behalve de Engeische Puriteinen weken achtereenvolgens ook
^ïansche Hugenoten en Poolsche Protestanten naar Amerika tiit. In
midden der XVIIe Eeuw liet de stad Amsterdam o. a. eene me-
•^gte uitgewekene Waldenzen naar Amerika overbrengen.

Duitsche landverhuizingen waren meer het gevolg van de oorlo-

-ocr page 38-

en Staat beide, het eerst te prediken. Verre is het er
evenwel van verwijderd dat die beginselen in Ameri^
van den beginne af reeds gehuldigd waren.

In die gedeelten waar het Puritanisme de overhand
had, ging het staatsbestuur veeleer onder theocratischen
invloed gebukt.

Harde wetten i) tegen andersdenkenden heerschten
op vele plaatsen. De schending van den Sabbath werd
als een der voornaamste misdrijven beschouwd, het niet
geregeld bijwonen der godsdienstige bijeenkomsten werd
gestraft met eene boete van eenige stuivers of van een
pond tabak. Reeds vroegtijdig verhieven zich stemmen
hiertegen. De beroemdste van alle tegenstanders was
Roger Williams. Deze merkwaardige man, Engelsch-
man van geboorte wegens Puritaiüsme van den gees-
telijken stand ontzet, kwam in 1631 in Boston aan
en verhief er krachtig zijne stem tegen de onverdraag-
zaamheid. „Gij sluit allen die niet leden der heerschende
kerk zijn van de burgerlijke ambten uit," zeide hij on-
der anderen, „gij kunt dan even goed bepalen dat
men, om als geneesheer of loods of iets dergelijks te
worden toegelaten, eerst bewijzen moet, ervaren in de
Godgeleerdheid te zijn."

gen van Lodewijk XIV, zooals, bij voorbeeld, de verwoesting van de
Pfaltz, dan van godsdienstige vervolgingen.

eev. e. baied (vertaald door i. bueoteb) — de la Eeligion aux
Htats unis de VAmerique.

1) B. v. eene wet van 1657, waarbij de Quakers bedreigd werden met
doorboring van de tong en afsnijden van de ooren.
bancboi-t , ä«^»^,!/
of the United States, London 1854, I, 339.

2) ban-ceoft, I, 278 en vlg.

-ocr page 39-

Zulke taal kon de overheid van Massachusetts moei-
lijk gedoogen. Zij verjoeg Roger Williams uit de ko-
lonie. Hij week naar de kolonie Providence, den tegen-
woordigen staat Rhode Island, waar hij zijne beginselen
van verdraagzaamheid en gewetensvrijheid in de wetten
deed opnemen.

De beroemde William Penn, de stichter en wetgever
van Pennsylvanië deed diezelfde beginselen ook in die
kolonie heers chen. In het overige Amerika bleef tot
de revolutie de kerk van Engeland de heerschende.

Toen de vrijheid verkregen was en het eerste Con-
gi\'es, onder voorzitterschap van Washington, de grond-
wet voor den Statenbond ontwierp, zweeg dit staats-
stuk van kerk en godsdienst en\' liet die zaken aan de
Staten zelve over om te regelen, zooals zij dat ver-
la-ngden.

In de verschillende Staten verhieven zich reeds spoe-
dig stemmen tegen de staatskerken. Den eersten stoot
gaven ook hier, zooals natuurlijk was, de Dissenters,
die, tot nu toe, verdrukt en ten achter staande, de
bevrijding van de Engelsche overheersching te baat na-
^en om ook bevrijd te worden van de verdrukking der
Engelsche kerk. Virginië gaf het voorbeeld. De schei-
ding werd daar niet verkregen dan na een\' heftigen strijd
tusschen de Presbyterianen, Baptisten, Quakers enz.,
aan de eene en de aanhangers der Episcopale kerk aan
de andere zijde. Jefferson was de groote man, die het
pleit voldong. Zijne verdraagzaamheidswet, in 1785 door
de regering van Virginië goedgekeurd, blijft een der
Merkwaardigste gedenkteekenen in de staatsgeschiedenis

-ocr page 40-

van Amerika in het bizonder en in de geschiedenis der
verhouding van Staat en Kerk in het algemeen. Met
haar opende zich voor de Vereenigde Staten, die de
eene voor, de andere na, het stelsel van Jefferson aan-
namen, een tijdperk van vrijheid en rust, van bloei
voor de verschillende kerkgenootschappen en voor den
Staat tevens, i)

Terwijl de jonge republiek zich aldus beijverde de
banden die Kerk en Staat vereenigd hadden los te ma-
ken, was de oude wereld, niettegenstaande het zuive-
ringsproces der Fransche revolutie, nog te veel van den
ouden zuurdeesem doortrokken om het schoone voor-
beeld van Amerika te volgen. Wel werden de pogingen
der clericalen, de Bonald en zijne volgehngen, om on-
der de Restauratie den troon en het altaar onafschei-
delijk te verbinden door de omwentehng van 1830 ver-
ijdeld, maar ook de Juli-regering liet een\' staatsgods-
dienst bestaan.

De stappen in Engeland gedaan, zooals de Emanci-
patie-bill, de toelating der Israëhten tot staatsbetrek-
kingen en andere, waren transacties met een stelsel dat
dagelijks uiteenvalt; maar dat men nog niet geheel wil
opgeven.

1) Tous attribuaient principalement à la complète séparation de l\'Eglise
et de l\'Etat l\'empire paisible que la religion exerce en leur pays. Je
ne crains pas d\'affirmer que pendant mon séjour en Amérique je
n\'ai pas rencontré un seul homme, prêtre ou laïque qui ne soit tombé
d\'accord sur ce point.
al. de tocquetille, de la démocratie en,
Amérique,
t. III.

LABorLAYE geeft in Paris en Amérique, Oh. 17, 18 en 19, eene
prachtige beschrijving van den kerkelijten toestand van Amerika.

-ocr page 41-

De Zwitsersche Godsdiensttwisten, de maatregelen
in ons vaderland tegen de afgescheidenen, de hande-
lingen van het Spaansche Gouvernement tegen de Pro-
testanten, gaven nog in de laatste tijden de treurige
bewijzen tot welke gevolgen de vereeniging van Kerk
en Staat leidt. Het schijnt dan ook dat de tot stand
koming der volkomene scheiding niet verre meer is.
Het aantal dergenen die haar hegeeren en verlangen
wordt dagelijks grooter. Meer en meer heeft men leeren
inzien dat uit de vereeniging niet dan rampen geboren
Worden èn voor Staat èn voor Kerk.

Voor den Staat zijn geene bemoeijingen meer bezwa-
rend , dan die welke hem in betrekking brengen met de
innerlijke overtuiging en het geweten der onderdanen.
Behalve de verhouding tot de Kerk is ook de onder-
wij squestie hiervan een bewijs. Zou niet juist het be-
zwarende dier bemoeijingen hierin gelegen zijn dat zij
onnatuurlijk zijn, dat zij zich met de ware begrippen
omtrent de bestemming van den Staat niet laten ver-
eenigen? — Door den Staat van die onnatuurlijke
banden te bevrijden, zal men hem terug brengen binnen
den kring waarin hij zich moet bewegen, en dan ook
met meer vrucht zal kunnen bewegen.

De bewering dat men den Staat, door hem geheel
^an de Kerk los te maken, verlaagt, dat men hem zoo-
doende tot l\'état athée van Eobespierre zou doen zinken,
berust op het verkeerde begrip van den Staat. De Staat\\

als men het zoo wil athée, dat is te zeggen, wel niet ■
Ongodsdienstig maar godsdienstloos. Hij is dat, omdat
godsdienstige bemoeingen buiten zijnen werkkring lig-

-ocr page 42-

gen, even goed als men b. v. van de Ned. Rhijn-Spoor-
weg Maatschappij of van de Kanaal-Maatschappij zou
kunnen zeggen dat zij ongodsdienstige vereenigingen zijn,
omdat zij voor hare aandeelhouders en beambten geen
bepaalde godsdienst voorschrijven en zich niet met gods-
dienstzaken afgeven, i)

1) We think that government like any other contrivance of human
wisdom from the highest to the lowest is likely to answer its main
end best when it is constructed with a single view to that end. — A
blade which is designed both to shave and to carve will certainly not
shave so well as a razor or carve so well as a carving knife. An
academy of painting which should also be a bank would in all pro-
bability exhibit very bad pictures and discount very bad bills. A gas
company, which should also be a an infant-school-society would, we
apprehend, light the streets ill and teach the children ill. On this
principle we think that government should be organised solely with a
view to its main end and that no part of its efficiency for that end
should be sacrifleed in order to promote any other end however excellent.

G-overument is not an institution for the propagation of religion
any more than st. George\'s Hospital is an institution for the propa-
gation of religion, and the most absurd and pernicious consequences
would follow if Government should pursue, as its primary end, that
which can never be more than its secondary end.
macaulay , Critical
and Historical JEssays.
Tauchn., Ed. Ill, p. 313.

Op dezelfde wijze drukte zich Nothomb uit in het Nationaal Congres
te Brussel in 1830.

La loi civile et la loi religieuse sont distinctes, l\'une ne domine pas
l\'autre, chacune a son domaine sa sphère d\'action. M. Defacqz a fran-
chement déclaré qu\'il veut que la loi civile exerce la suprématie, il pose
nettement le principe qui lui sert de point de départ. Nous adoptons
un principe tout opposé : nous dénions toute sxiprématie à la loi civile
nous voulons qu\'elle se déclare incompétente dans les affaires religieuses.
Il n\'y a pas plus de rapport entre l\'Etat et la Religion qu\'entre l\'Etat
et la géometrie.
jrsTE, Histoire du Congrès national de Belgique,
I, p. 347.

-ocr page 43-

Een zeker toezicht moet de Staat altijd blijven hou-
den op de kerkgenootschappen even als hij dat op alle
genootschappen heeft, maar dat toezicht grondt zich
niet op een jus circa sacra; maar op de verphchting
van den Staat om te waken voor orde en veihgheid.

Ook voor de Kerk kan scheiding niet dan gunstig werken.
Alleen

wie vrij is kan zich ontwikkelen zooals hij wil. Zon-
der volkomen vrijheid is ook volkomen ontwikkehng on-
denkbaar. Zoowel bescherming als verdrukking — het
eerste welligt nog meer dan het laatste — schaden aan
de

vrijheid en bijgevolg aan de ontwikkeling der Kerk.
Het voorbeeld van Amerika is trouwens daar om te
bewijzen dat het godsdienstig leven door de scheiding
^iets lijdt. Waar de Kerk vrij is, daar kan zij zich
zelve regeren, daar kan zij hare leden ziften; waar zij
door de leden en niet door den Staat bezoldigd wordt,
daar verdwijnt de laatste schaduw van gewetensdwang.

Wie zich niet met hare leer kan vereenigen, verlaat
baar en draagt niet meer in hare behoeften bij.

ße scheiding is voor de Kerk van even dringend, zoo
^iet dringender belang, dan voor den Staat; zij is, om
Met de woorden van Vinet te spreken, aan wiens goede
gezindheid jegens de Kerk men zeker niet zal twijfelen,
Point pour nous comme pour plusieurs de ceux qui la
désirent une question de convenance de perfection et
d\'époque; mais la vérité absolue, Ie droit, Ie devoir,
la nécessité.

—sot-

-ocr page 44-

HOOFDSTUK I.

De Hervorming had in Nederland reeds bij haar eer-
ste optreden met grootere moeilijkheden dan elders te
kampen. — Karei V kende zijne Nederlandsche onder-
danen te wel om niet te weten dat het gevoel van vrij-
heid en onafhankelijkheid bij hen meer ontwikkeld was
dan bij hunne hoogduitsche naburen. De afpersing van
het Groot Privilegie aan zijne grootmoeder en de be-
handehng van Maximiiiaan door de Bruggenaren waren
bij hem nog niet vergeten.

In gewesten, die reeds zoo gestemd waren, kon het
niet anders of de nieuwe godsdienst moest grooten aan-
hang vinden, en zoo zij zich eens vestigde, den vrijheids-
zin hij het volk nog meer aanwakkeren. Van daar dat
veel strenger dan in Duitschland, bij ons tegen de
kettersche secte werd gehandeld en alle pogingen in het
werk werden gesteld om de nieuwe beweging in den
rook der brandstapels te verstikken.

Philips II trad geheel in de voetstappen van zijnen
vader; onder hem begonnen de eerste muiterijen die
welhaast oproeren werden om in een\' algemeenen op-
stand te eindigen. Vrijheid van godsdienst was het
hoofddoel waarmede het verzet begon.

-ocr page 45-

De hervorming was hier uit Duitschland het eerst
ingevoerd; de eerste Hervormden waren Lutheranen;
later vonden de leerstellingen van Zwingli meer aan-
hangers, terwijl eindelijk het Calvinistische geloof het
algemeene werd. De reden hiervan zal voornamelijk
zoeken zijn in de groote menigte Walen en Fran-
sclien, die meest allen volgelingen der Geneefsche her-
vorming, in de Nederlanden, eene veilige schuilplaats
bonden. De belijdenis van den Waalschen predikant
Gnido de Brez, i) in de Nederlanden vrij algemeen
aangenomen, was Calvinistisch, tot haar traden even-
"^el vele Lutheranen toe, vooral zij, die de meer ge-
matigde gevoelens van Melanchton aanhingen.

De eerste kerkorde werd opgemaakt te midden der
verdrukking op eene synode te Wezel 2). Zij ging,

1) Te vinden bij thijsius, Corpus Doctrinae, 1615, p. 57. Zij werd
\'"^et eerst aangenomen in 1563 op de Synode te Armentiers, kist , Archief,

315. Art. 36 handelt vän de Politische overheid. Wij gelooven dat

goede G-od____koningen en Prinsen heeft ingesteld. Ende haar ampt is

\'^let alleen acht te nemen en te waken over de Politie, maar oook de hant
honden aen het heilige Ministerium, om te weeren ende af te doen
^lle afgoderye ende valsche godsdienst, om het rijcke des Antichrist te
\'^\'erhreken ende het Koniiictrijcke jestt CHEISTi te vorderen, \'t woort
•^^ös Evangelü overal te doen predicken, opdat God vaa een ieghelyck
gheeert ende ghedient werde ghelijck hij in zijn woort ghehiedt.

2) Acta Synodi tot Wesel, hij ems, Kort Historisch herigt van de
^vhlieke Schriften, rakende de leer en dienst der Kederduitsche KerTc.
^tti deze onwettelijckheden (kuiperijen hij het beroepen der predikanten)
"Was voorwaar te wenschen, dat de Godtvruchtighe overheden geliefden
\'Onderling de handt ende hulpe te bieden den ouderlingen in haar rijp
bordeel ende voorsigtige verkiesinge, want een sulke wij se soude al het
Soetduncken des volks onbeschroomt ende veyliglijck konden gerusten

-ocr page 46-

zooals uit den aard der zaken ook moeilijk anders kon,
van liet beginsel uit dat de Kerk zicb zelve reglemen-
teren kon, zooals zij wilde; doch als een pium votum
werd reeds het gezach der wereldlijke macht in ker-
kelijke zaken verlangd.

Na de zegepraal der omwenteling in Holland en Zee-
land, ten gevolge van den stoutmoedige/Coup de main
der Watergeuzen in 1572, trokken de Gereformeer-
den van de omstandigheden partij om aan hunne kerk
de hoogste plaats te verzekeren in het nieuwe staats-
gebouw.

Toen in 1575 de provinciën van Holland en Zeeland
zich vereenigden en den Prins van Oranje andermaal
het hoogste gezach werd opgedragen, luidde een der
artikelen, dat de Prins zoude doen surcheren en op-
houden de Eoomsche rehgie. Willem I zijne tijdgenoo-
ten in zoovele opzichten vooruit en nog te midden der
beroeringen en godsdiensttwisten de begrippen van ware
verdraagzaamheid toegedaan, kon zich hiermede niet
vereenigen. 1) Op zijn uitdrukkelijk verlangen werd de
bedoelde zinsnede aldus veranderd, dat hij zou doen
„surcheren de religien den Evangeho contrariërende." 2)

op derselver samengevoegde gesag, \'t welk dewijl dat nanwelijk schijnt
gehoopt te kunnen worden enz......
Acta c. II, art. 8.

1) motley, IV (beeton\'s ed. 295).

2) T. D. KEMP, Be eer der Hervormde TcerTc gehandhaafd, I, pag.
176, meent dat het doel van den Prins van Oranje was om aldus
alleen de zuivere G-ereformeerde Religie te handhaven en niet alleen de
Roomschen, maar ook de Lutheranen en Mennoniten te weeren.

Ik ben het volkomen eens met Mr. a. j. van beeck calkoen, Oh-

-ocr page 47-

Door zulke onbepaalde uitdrukkingen meende de Prins
de deur te hebben geopend voor de grootst mogelijke
verdraagzaamheid.

Toen Holland en Zeeland zich in het volgende jaar
^^og nader verbonden, werd in de achttien artikelen
Waaraan de Prins zich te houden had, hetzelfde be-
paald. 1)

Bij de pacificatie van Gent in datzelfde jaar, werd
de Roomsch-Katholijke godsdienst, behalve in de ge-
Westen Holland en Zeeland, voorloopig gehandhaafd.

De placcaten van Karei V werden voorloopig opge-
schort. Oogluikend werden ook in de overige provin-
ciën de godsdienstige zamenkomsten geduld. Doch
het vermenigvuldigen der Gereformeerden door het ge-

^\'^\'^vationes aliquot juris JPuUici sacri, dat dit de bedoeling van den
niet was. Hij heeft later zelf de Mennoniten verdedigd. Zie
^\'ja brief aan den Magistraat van Middelburg in 1578, bij bob, XII,
P- 993.
gboen van peinstebeb, Archives, VII, 134.

Hij schrijft hierin, dat hem dacht "dat sijluide seer groot ongelijck
hadden deselve niet te laten in vrede en stillichheid naar \'t gemoet
\'laerder conscientien." De verdraagzaamheid van den Prins blijkt ook
zijne handelwijze met betrekking tot den eed dien men den Room-
®chen wilde opleggen,
wagenaab, VII: 118, en zijne bemoeiengen
den G-Odsdienstvrede.
Archives, VI, 38 en volg. dathenus
dan ook van den Prins «dat hij geen Grod noch religie had." Ar-

°Uves, VI: 391.

1) WiLTEMS, Kerlc. Placoaathoeh, I, 1.

Waöewaab, VII: 117, motley, IV, p. 321, tolerated in secret.
®at de G-ereformeerden evenwel niet met zeer veel heuschheid behaii-
•leld werden, blijkt onder anderen daaruit, dat in 1577, dus kort
de Pacificatie van Gend, zekere
jan clinoeb gegeesseld werd en
Vervolgens voor 50 jaren uit de stad gebannen, omdat hij zijn hoed

-ocr page 48-

heele land, deed den Prins op nieuwe maatregelen en
stappen in hun voordeel bedacht zijn.

Hij stelde den zoogenoemden godsdienstvrede voor.
Hoezeer die maatregel ook van voorzichtige staatkunde en
Christelijke verdraagzaamheid getuigde, hij viel bij de
algemeene verbittering en de spanning der gemoederen
in den smaak der Roomschen even weinig als in dien
der Onroomschen.

Belangrijk voor de kennis der gevoelens van de Her-
vormde Godgeleerden uit dien tijd, betreffende de vrij-
heid aan andersdenkenden te verleenen, zijn de ver-
schillende adviezen van vreemde en inlandsche Leiders
der Reformatie, betreffende dezen godsdienstvrede aan
Graaf Jan van Nassau, stadhouder van Gelderland
ingeleverd. Men kan daaruit de verdraagzaamheid der
Gereformeerden van dien tijd beoordeelen.

Reeds Jan van Nassau, zelf ijverig Calvinist, vond
dien godsdienstvrede meer eene tijdelijke transactie dan
een\' maatregel voor de toekomst. Het was, volgens hein,
wel de plicht van de overheid om tegen alle ver-
keerde godsdienst te waken, maar om dien plicht te
vervullen, haperde het voorloopig aan de noodige
macht.

Onder de antwoorden zijn er hoogst merkwaardige-

had opgehouden hij het voorbijgaan eener processie. Zie de Vlaemsehe
ChronijcTce
van de eempenaeeb , uitgegeven door p.lommaeet , Öeat
1838, p. 181 en vlg.

1) Zie den brief van JAï^ van hassatt, bij geedes, Scrininm Ant.
I, 107, en Archives, VII, 135.

Quod etiamsi magistratus omnis teneatur et obligatus sit idolatriam

omnem penitus exstirpare.

-ocr page 49-

De Embdensclie godgeleerden i) raadden verdraagzaam-
heid aan; 3) zoo ook van wien men het niet zou ver-
wachten, Theodoras de Beza en met hem de Geneef-
sche predikanten, hoewel meer uit een utiliteits stand-
punt S), dan uit ware verdraagzaamheid; maar vooral
merkwaardig was het antwoord van Olevianus: 4-) „zoo
de overheid de godsdienst wil beschermen, schrijft hij,
dan was er nog wel iets beters te doen dan anders-
denkenden te vervolgen."

Er kwamen evenwel te Arnhem, in het kabinet van
den Graaf, ook geheel andere antwoorden in.

1) Het sohijat dat de heer &eoen vaït peinsteeee dit Emdensche
antwoord bij
geedes , I, p. UI, beschouwt als het antwoord van
^askix tan St. aldegonde. Archives, TII, 134.

2) Quamquam ne hoe est quisquam qui non fateatur per vim ac
*:umultum neque idolatriam abrogari neque veram roligionem oonstitui.
"^^SRDES, I, 117.

3) Optandum quidem esse ut superiores magistratus hoe intelligant
re ipsa praestent, sed ad hoe non pbsse vi ne ab inferioribus quidem

®iagistratibus nedum a privatis cogi: ac proinde cum longe aliud sit
Psti ut falsa religio vel introducatur vel aliqnatenus subingressa fovea-
quam communi omnium consensu tot saeculis receptam salvo in-
^-erini Eeligionis exercitium invito tolerare non posse inferiores magi-
stratus ea in re falsae religionis fautores vel instauratores haberi.
^rch. VII, 253.

4) ArcTi. VII, 135. geedes, II, 329, schrijft dit antwoord toe aan
■^ililees en taeein.

5) Nee ecclesia armis constituitur nee Veritas vi corporali propagatur.
Itaque si Magistratus coetum ecclesiae augere et veram religionem
propagare
volet non tam in oppressionem alterius partis, quam in id
^"icuEabere atque elaborare debet ut ministerium, praedicationis Verbi

recte sit constitutum. — geedes, II, 331.

-ocr page 50-

Zoo schreef zekere Jan Schuurman, i) dat men het
voorbeekl van Engeland moest volgen, waar men huis-
zoekingen hield en hen, die de Gereformeerde gods-
dienstoefeningen niet hijwoonden, strafte. Karei Gal-
lus (de Haan) het zich in denzelfden zin uit, zoo ook
Willem Feuguraeus, heide professoren aan de Leid-
sche Hoogeschool. \'\'■)

Waar de eerste Godgeleerden van hunnen tijd zóó
over de vrijheid van geweten dachten, kan men licht
hegrijpen hoe verdraagzaam de minder ontwikkelden en
de smalle gemeente waren. Een Willem van Oranje
moge zelfs toen nog eene volkomene vrijheid van gods-
dienst en gelijkheid van alle secten, als ideaal, voor
oogen hebben gehad, de omstandigheden en de geest
der tijden, maakten dat ideaal onuitvoerbaar.

Toen het in 1579 meer en meer duidelijk begon te
worden, dat er op de Zuidelijke gewesten niet veel
meer
te rekenen viel, begrepen de Noordelijke dat hun belang
het mede bracht, zich hechter onderling te verbinden.
De Unie van Utrecht kwam tot stand.
In dit belangrijk verbond, waarvan de . artikelen de
Grondwet der Vereenigde Nederlanden geworden zijn,

1) Archives, VII, 136. Hij schrijft onder anderen: »ad vitam üdei
nempe auditnm pure Evangelü usumque sacramentorum legitimum eogi
omnes suhditi possunt et debent.

2) Archives, YII, 137.

3) &eedes, II, 432, dat Feviguraeua schrijver was, is slechts een
gissing van
gebdes.

4) gallus (de haam) werd eerst in 1.587 professor te Leiden, siegeï^"
beek, Qesch. der Leidsche Hoogeschool. Toevoegsels, II, pag-

-ocr page 51-

werd aangaande de Godsdienst bepaald, dat Holland
en Zeeland dit punt zouden kunnen regelen, zoo als zij
wiklen; doch dat in de overige provinciën de godsdienst-
vrede zou worden ingevoerd.

Deze bepahng is vervat in het 13e artikel der Unie. t)
In dit artikel werden twee beginselen gehuldigd; voor-
eerst bleef de wetgevende macht in godsdienstzaken bij
iedere provincie afzonderlijk en niet bij de Unie. De
Staten van elk gewest konden de kerkelijke zaken dus
i"egelen, zonder daaromtrent in overleg te treden met
de andere provinciën.

Verder verbonden zij zich, om gewetensdwang overal
te weren. Niemand zou vervolgd mogen worden om
Zijne godsdienst en ieder zou in de uitoefening zijner
i\'eligie vrij blijven.

Wij kunnen dit artikel niet anders dan als een Cife^

u

1) Art. XIIT. Ende soo veel \'t poinct van de Eeligie aengaet, sullen
hein die van Holland en Zeeland draglien na haarlieder goetduncken,
®ide d\' andere provinciën van deser Unie, sullen hem mogen reguleren
^ae inhoudt van de Eeligions vrede hij de Eertshertoge
Matthias,
^■onverneur ende Cspiteyn G-henerael van dese landen met die van
Eade, hij Advis van de Generale Staten airede gheconcipiëerd
daerinne generalick ofte particulierlyclc alsulcke ordre stellen als
tot rust ende welvaert van de Provinciën, Steden ende particulier
^ eden van dien ende conservatie van een ygelyok Geestelick ende weere-
Jiek sijn goet ende gerechtichheit dienlick vinden sullen, sonder dat
hierinne hij eenighe andere provinciën eenich hynder ofte belet
^edaen zal moghen worden, mits dat een yder particulier in sijn Re-
^gie vrij sal mogen hlijven, ende dat men niemand ter cause van de
igie zal mogen achterhaelen ofte ondersoecken, volghende die voorz.
aciflcatie tot Ghent ghemaekt.

P. PArnns, Verklaring der Unie van Utrecht, II, p. 237.

-ocr page 52-

liberalen, en met de regelen eener gezonde en voor dien
tijd passende staatkunde, overeenkomenden maatregel,
hoog roemen.

Het is waar, bij de vele aanhangers die de oude Leer
nog in de Nederlanden had, zou men misschien den-
ken dat eer diplomatische sluwheid, met het doel om
de Eoomschen niet geheel en al van de zaak der vrij-
heid af te trekken, dan ware verdraagzaamheid bij het
stellen van dit artikel voorzat. Zonder twijfel zullen
die overwegingen bij de Utrechtsche onderhandelaars
wel eenig gewicht in de schaal hebben gelegd. Maar
niettemin moeten wij de lofspraak die Pieter Paulus i)
dit artikel toebrengt volkomen beamen en beschouwen
het als een schoon gedenkteeken voor de waarlijk libe-
rale denkwijze der staatslieden van 1579, vooral als
wij haar vei\'gelijken, niet alleen met die der
Roomsche
kerk, die haren banvloek tegen de ketters, dagelijks
hernieuwde, maar zelfs met die van andere
Hervormden
uit dien tijd onder welke bijvoorbeeld de Luthersche
August, Keurvorst van Saksen, de Calvinisten in zijne
landen met geweld vervolgde en verjoeg.

1) p. PATJLUS, II, p. 231. Indien er een artikel in onze Unie ge-
vonden wordt, waardoor de nakomelingen dankbaarheid aan de stigters
derzeive verschuldigd
is, als waarbij tegen geweld en inquisitie in
\'t stuk van den Grodsdienst zoo wijslijk gewaakt wordt en waarop tot
hiertoe de zuil van onze godsdienstige vrijheid gerust heeft,
is \'t voor-
zeker dit artikel.

Mr. G. A. DE MEESTEB , àet dertiende ArtiTcel der Unie van Utrecht-
HiJHOEi\'. Hijdragen, 9e dl. p. 213.

2) Archives, V, 342. Aux disputes succédaient les persécutions ce

-ocr page 53-

Nog duidelijker omschreven de Staten hun gevoelen
door eene ampliatie op het dertiende artikel van 10
februarij 1579 i) v^aarbij zij verklaarden dat het hunne
bedoeling was dat ook die gewesten toegang tot de Unie
hadden, die nog zuiver Catholijk waren.

Bij de artikelen die de voorwaarden uitmaakten op
Welke de Staten Anjou het gezach opdroegen, werd
dan ook bepaald, dat hij met betrekking tot de
godsdienst het bestaande zoude handhaven en overi-
gens zich zoude houden aan hetgeen iedere provincie
in het bizonder wilde bepalen. Van eenen heerschen-

fut en 1575 Ie cas eu Saxe. Graaf Jan van Nassau schrijft in April
1576, uit Heidelberg aan zijn\' broeder Willem van Oranje, dat de
Calvinisten "je lenger je mehr verhasst ja ahn vielen orth gar verjagt
Und nicht mehr geduldet werden," eti verder »und ist fürwahr ein solch
"^Verbitterung imd unbeacheidenheit unter den Theologen, so sich Evan-
gelisch oder der augjpurgischen Confession rhümea das es zu erbarmen
Und nicht zu glatiben ist."

1) Dat naerdien eenigen zwarigheit schenen te maken omtrent \'t ver-
stand van \'t dertiende artikel der tJtrechtsche Unie, alsof deszelfs
ßieening was niemant in die Unie te ontvangen, als diegenen, welken

Religionsvrede of ten minste die beide religiën de Boomsch-katho-
lijke en Gereformeerde zouden toelaten, die voorsz. Provinciën, welke
O\'^er de Unie gestaan en dezelve gesloten hebben om alle misverstand
te nemen, bij desen wel hebben willen verklaren hare meening
met geweest te zijn, noch alsnog te wezen eenige steden of Provinciën,
die zich aen de voorszegde Eoomsche Religie alleen willen houden,
al ware \'t getal zoo groot niet is, dat zij uit hoofde van der Re-
ligioasvrede de oefening van den Gereformeerden godsdienst zouden
ttiogen genieten u.it dese Unie uit te sluiten, nemaar dat zij bereid zijn
alsulcke steden en Provinciën, die zig alleen aan de Roomsche Religie
zullen willen houden in deze Unie te ontvangen,

2) BOE, XYII.

-ocr page 54-

den godsdienst is, ziet men, tot nu toe, nocli geene
sprake.

Dit punt werd het eerst besproken in het jaar 1583.
De Algemeene Staten, toen te Utrecht i) vergaderd
stelden voor om het dertiende artikel in dier voege te
wijzigen, dat alle provinciën gehouden zouden zijn de
Hervormde godsdienst te handhaven en daarvan niet
af te wijken zonder algemeene bewiUiging.

Dat dit voorstel daarna tot een wettig besluit zou
zijn geworden, werd nog in de vorige eeuw door velen
geloofd. Wagenaar 2) heeft het nog verhaald in zijne
geschiedenis, schoon hij later tot andere gedachten
schijnt te zijn gekomen.

De Engelsche gezant Dudley Carleton 3) door den

1) p. paultjs, II, 235, de noot. Volgens hooft te Middelburg.

2) Vergelijk WAsm. VII, p. 503, met XII, p. 162. X, 177.

3) Zijne oratie tot meohneminge van, de droeve oneenichheden in de
Tcerlcen ontstaen,
den 17en Oct. 1617 in de Statenvergadering te\'s Hage
uitgesproken.

Aengaende de provinciën wil ik niet curieus zijn in aliena republioa
om te oordeelen hoeveel elke provincie in \'t particulier in ghelijcke
deelen gelegentheyt het pyblycke schuldig is op te draghen. Maar
terwijlen men in dit stnot disputeert van het recht der opperste macht,
die elke provinciën in \'t bijzonder heeft, zoo en moet men niet verge-
ten het ciment daermede sij in een lichaem aan malkanderen ver-
knocht zijn, welke is de Unie van Utrecht, gefundeert op de Eeligie-
En hoewel men uit secker artikel der Unie een uytvlucht wil nemen,
dat elcke provincie haere macht bij son derlij ck heeft in \'t stuck van de
Eeligie, so moet men dat recht verstaen tot handhavinge
namelijck
der suyvere ende oprechte Eeligie ende niet tot authorisatie van nieu-
wichheden, ende voornamentlijck in deze Provincie, daarin wij tegen-
woordig zijn, ten aensien van welcke te presumeren is dat desen ar-

-ocr page 55-

Waanwijzen Jacob II gelast om de zaak der Synode bij
de gewesten aan te preeken scbeen er echter reeds in 1617
niet mede aan te durven komen. Hugo de Groot heeft
duidelijk aangetoond wat er van de zaak was. i) Trig-

tyckel daerin ghestelt is geweest om te moghen de Gereformeerde in
hare suyverheit handhaven, sonder verolaert te zijn na den wille van
nadere provinciën, de welcke in die tijdt noch niet en waïen gehrocht
tot zoodanighe Unie in de kercke, die zij tegenwoordich genieten.

cabldton ZOU dit, z;ooals p. PAUITIS het te regt noemt, armhartige
argument niet gebruikt hebben, zoo het voorstel van
1583 inderdaad
^are aangenomen.

Men zal misschien beweren, dat hij als vreeemdeling (niet curieus
ia aliena republica te oordeelen) de zaken niet juist wist, maar hij
\'^erd in deze geheele zaak als eene machine de guerre gebruikt door
Staten der vier, voor de Sinode gestemde, gewesten (Gelderland,
Zeeland, Friesland en Groningen),
wag. X, p. 180.

In het antwoord der Staten aan cabxeton werd het evenmin vermeld,
\'JItteïtbogaeed , KerTc. Qesoh., 831.

Jacobtjs taubintjs , die tegen de rede van caeletoït geschreven heeft,
" ^eechsoJtaal, om in hillijclcheit en recht te overwegen" enz. zonder
^lia naam uitgekomen en door de Staten bij Placcaat van 16 December
als een diffamatoir boekske «strengelijck verboden," haalt als be-
^Us aan dat de Luthersche godsdienst in Leyden, Gouda en andere
Steden openbaar werd uitgeoefend. Hij zegt verder: Sou men wel over
douzijn jaren ghedroomt hebben, dat men soude voorgheven dat
Pi-ovincie gheen macht en hebben elck bij haer selven op \'t stuck
Eéligie sulcken ordre te stellen als sij sullen goedtvinden? maar
\'^^■t dat staen soude ter dispositie van de Gheneraliteit, ende dat d\' een
Provincie d\'ander daerin soude moghen de wet stellen?

1) GEotitjs , Verantwoording van de wettelijlce Regering van IIol-
^«»cü, pag_ verhaalt dat de Staten van Holland, op het voorstel
®ene resolutie hebben genomen: «De andere Provinciën hebben hunne
^®solutiën op dit stuck van tijdt tot tijdt uitgestelt. v.
bijnkees-
Questiones juris puUici, II, c. 18. Puisse suggestum, delibe-
rarent ordines foederati num etc. Sed generalem ea in re legem, vel

-ocr page 56-

land die de zaak der Contra-Remonstranten was toe-
gedaan , heeft diens argumenten niet besproken, waar-
schijnlijk omdat hij niet bij machte was ze te weerleggen, i)

Het schijnt dat wij ons de zaak in dezer voege moeten
voorstellen: de Algemeene Staten, uit Utrecht vertrek-
kende 15 Aprd 1583 begrepen, dat nu de omstan-
digheden, wat aangaat de Gereformeerde godsdienst,
in de laatste vier jaren zoo zeer veranderd waren, het
weUicht wenschebjk zou zijn dat de Algemeene Staten
thans besloten en elkander beloofden de Hervormde
Godsdienst alleen te handhaven.

De Hollandsche Staten namen hierop eene resolutie,
14 Juni 1583 in dien geest, waarin zij echter de
bepaling van het voorstel der Algemeene Staten, dat er
niets in deze zaak mocht veranderd worden, zonder
toestemming van alle provinciën, natuurlijk niet op-
namen. Het zou dwaas zijn geweest zich zelve te bin-
den, zoolang de andere provinciën zich nog in het ge-
heel niet verbonden hadden.

Wat de andere provinciën aangaat, Utrecht schijnt

conventionem inter omnes provincias esse f\'actam nee ipse reperi neß
reperit quoque &
botixts.

Zie ook j. K. TALK, VerJiandelmg over het gepretendeerde qenera-
liteitshedint van den jare
1583. Amsterdam 1772.

1) teiaiiafds Aanm. op Jlyttenbogaard, p. 964. Mr. a. J.
biïece caikoeït zegt van hem: »Ceterum laudanda viri prndentia qui
alto silentio praetermittit Grotii sibi contraria argumenta quae quidem
silere facilius erat quam refutare.
Qwaest. p. 65, de noot.

2) cati, PlacoaatJweTc van Holland, II, 2157. wiiteks, kerlcelijk
Placcaathoeh, I, p. 2.

-ocr page 57-

zich bij het dertiende artikel der Qnie te hebben ge-
bonden en uitdrukkelijk verklaard te hebben, daar niet
van af te gaan; i) terwijl volgens de Groot, de andere
provinciën het nemen eener resolutie op het concept
van Gedeputeerden hebben uitgesteld. Dit concept is in
allen gevalle geen algemeene wet geworden en de Pro-
"vinciën hebben de hun door de Unie verzekerde souverei-
niteit in religiezaken behouden.

Groningen alleen moet men in dezen uitzonderen.

Deze provincie heeft wel in 1579 de Unie medege-
teekend, doch viel reeds in het volgend jaar af door
bet verraad van George van Lalaing, graaf van Renne-
berg, stadhouder der provincie, die, verlokt door de
beloften der Spanjaarden en door zijne liefde tot de
Gravin van Megen 2) de staatsche partij verliet en die
Van den Koning koos.

In 1594 werd Groningen door Prins Maurits heroverd
en door het zoogenaamde Tractaat van Reductie weder
aan de Unie gebracht. Bij dit Tractaat, 22 Juh 1594
gesloten, werd bepaald dat de Hervormde godsdienst
Groningen en de Ommelanden alleen zou worden

P. PATOus, II, 236, en mitsdien dese. verclaringlie van de Staten
^an Hollandt na rechten denselven niet obligeren, also daar niet op
gecontraheerd.

Set is vreemd dat uytteMO&aeed , p. 234, rerhaalt dat de Staten
^an Utrecht het voorstel aannamen, maar het zeer liberaal ten nit-
\'\'\'oer brachten, zoo zelfs, dat zij
e. duifhuis, die in de Jacobiekerk
®6ne leer verkondigde, die in vele punten van de streng Hervormde
leer afweek, rustig zijnen gang lieten gaan.

2) motleï, p. 405, zij was de weduwe van babdatmottt.

-ocr page 58-

„geexerceerd," doch dat niemand wegens zijn geloof
zou vervolgd worden, i)

Ondertusschen zoo al niet jure, facto zal men kun-
nen aannemen dat sedert 1583 de Hervormde godsdienst
de heerschende is geworden. 2) Van dien tijd af werden
ook de niet-Hervormden uit publieke betrekkingen ge-
weerd 3) en placcaten tegen andersdenkenden van tijd
tot tijd uitgevaardigd.

Reeds in 1581 «•) was een placcaat door Willem van
Oranje uitgevaardigd tegen de Roomschen, waarbij hun
het vergaderen verboden werd, alsmede aan monniken,
nonnen, en dergelijke personen gelast werd zich
niet
dan in wereldlijke kleeding op straat te vertoonen.

Deze placcaten zijn vervolgens bij verschillende gele-
genheden uitgebreid en vernieuwd, bezoeken van Room-
sche Universiteiten, bedevaarten naar plaatsen waar
beroemde relieken bewaard werden en dergelijke
zooals men het uitdrukte, Papistische superstitiën
werden verboden.

1) Verg. WICHBES, VerTclaring van het tractaat van de Rednctie
der stad Oroningen.
aroningen 1794. Zie Groot PlaccaathoeTc, l,
Glroningen is de eenige prOTincie die op deze wijze jure postliminii tare
rechten terugkreeg; Drenthe dat ook de Unie geteekend had, maar
later weder door de Spanjaarden veroverd is, heeft nooit stem in d®
algemeene Staten gehad. Erger nog is het de steden Venlo, Breda,
enz. gegaan. Zij hadden ook de Unie geteekend , maar zijn na hunne
herovering, als wingewesten beschouwd geworden.

2) XPEY en DBEMOUT, I, p- 257.

.3) Bij Placcaat van 12 Maart 1591 werd den Roomschen verboden

als advocaten te practiseren.

4) Dit was evenwel niet het eerste placcaat van dien aard, zoo als

uit de woorden zelve blijkt. WILTENS , I, 515.

-ocr page 59-

Wat de Doopsgezinden, Lutheranen en andere Her-
vormde sekten aangaat, zij werden geduld, meer niet;
wij komen evenwel later op hen terug.

Wij spraken reeds met een enkel woord van de kerk-
orde door de Synode van Wezel opgemaakt. Eene
tweede kerkorde werd opgemaakt te Emden in 1571. i)
Het was toen evenwel nog de vraag of er wel ooit in
Nederland spraak zou kunnen zijn van het invoeren van
eenige kerkorde. Nadat de zaken een beteren keer
genomen hadden werd in 1574 de eerste Synode op
öigen grond gehouden, te Dordrecht, 2) alwaar ander-
maal eene kerkorde werd vastgesteld. 3)

Deze drie eerste kerkorden kwam tot stand zonder
eenige inmenging van den Staat. Eerst na bet besluit
Van 1576 hierboven vermeld, werd aan den Prins van
last gegeven de noodige kerkelijke wetten te
maken. Van dit oogenblik af ontbrandde de strijd.

_ He strenge Calvinisten vormden de kerkelijke partij,
"^ie de Kerk geheel buiten de overheid wilde houden,
erwijl daarentegen de staatspartij, meer naar Zwingli\'s
eer overhellende, het hoogste gezach in kerkelijke za-
voor den Staat wilde hebben. Wij zien hier weder

^ Te vinden in de KerckenordeningJien der Qhereformeerde Neder-

Tcerlcen. Delft 1612.
1583
^^^^ beemottt, I, 338; eoijaaeds, De Staats-herhorde van
^^ \' Archief v. K. Q-esch.
d. III. Deze Synode was evenwel niet,
de Hoogleeraar
boijaaeds, p. 12, schijnt te meenen eene na-
Tr^^\' provinciale van Holland en Zeeland,

p jg^^ vinden in de Kerclcenordeninghen, p. 13, en bij teighand.

-ocr page 60-

hoe partijen zich wijzigen naar de omstandigheden waarin
zij geplaatst zijn. Wat de kerkelijke, dat is de behou-
dende of orthodoxe partij in 1600 wenschten is thans
hare vervulling nabij, het recht dat zij voor de Kerk
eischten om zichzelve te regeeren, wordt thans door
bijna iedereen toegestemd. Terwijl hunne theologische
geloofsbelijdenis, de steile praedestinatieleer van Calvijn
van lieverlede door de Kerk verworpen is, is hunne poli-
tieke geloofsbelijdenis, zelfstandigheid der Kerk zonder
inmenging van den Staat, die der meeste verlichte en
liberale staatslieden dezer eeuw.

De gevoelens daarentegen der liberalen uit dien tijd
zijn door het nageslacht verworpen, het droombeeld van
Hngo de Groot is niet verwezenlijkt geworden, zoo hij
in onze tegenwoordige maatschappij weder optrad, zou
men hem voor een reactionair uitkrijten en zyne tegen-
standers , een Trigland, een Acronins en hunne volgelin-
gen de reactionairen der 17e eeuw in dit opzigt ten minste
als mannen van verlichte beginselen begroeten. De reden
van dit verschijnsel zal wel niet ver te zoeken zijn. De
orthodoxen begrepen dat zij om hunne leerstellingen als
de algemeene en alleen waarachtige te doen verklaren,
hun steun in de kerk zelve moesten zoeken; de libe-
ralen zagen daarentegen zeer wel in dat de Staten,

1) Hetzelfde yersoliijnsel heeft zich bij ons herhaald met de Afge-
scheidenen , die ook tegen de macht van den Staat in de kerk te velde
zijn getrokken, met name tegen het Reglement van 1816. Wij zijn geen
Gereformeerden van 1816, zeiden zij, maar van 1618.

Br zijn niet op dit oogenblik de antirevolutionairen voorstanders
van de volkomen scheiding van kerk en staat.\'

-ocr page 61-

htmne denkwijze genegen, hen tegen de Kerk zonden
bijstaan. In één woord, het was meer eene strijd van
partijbelang dan van beginselen. Voor beiden was de
vraag naar het gezach van den Staat niet de hoofd-
quaestie maar een
ondergeschikt punt. De eene partij
greep de overheid als middel aan om te zegevieren
of
liever om niet overwonnen te worden, de andere wilde
de overheid buiten de zaak houden, wier sympathie
eer voor hare tegenstanders dan voor haar waren.

Het beginsel van volkomen scheiding van Kerk en
Staat, het beginsel van collateraliteit i), zooals Uytten-

1) Dat UTTTEifBOGAEED met zijn denkbeelden van collateraliteit het
l\'eginsel van scheiding van kerk en staat in den zin, vraarin wij dat
tegenwoordig opvatten, zou hebben voorgesteld, willen wij niet bewee-
^en. Het was ook onmogelijk dat iemand in het begin der 17e eeuw,
noch geen honderd jaren na de Hervorming zich van die hedendaag-
sche begrippen een helder denkbeeld kon maken. Wij beweren slechts
"■"^at van de drie verschillende stelsels, die hij ontvouwt, dat der col-
lateraliteit er de meeste overeenkomst mede had. De drie stelsels
Verklaart hij aldus :

Roomsche

Collateraliteit

aod
A

Eerkelicke Overheyt.

&od
Pais
I

Overheid

Het zijne
Grod en zijn woord

Overheyt.

Kerckelicke

het tweede voegt hij de volgende verklaring.

Dat Q-od twee hoogste machten heeft ingesteld, die collaterael zijn
ende nefiens malkanderen staen, d\' eene omme
\'t geestelijcke ende kerc-
kehjke, dit is de Religie ende Godsdienst te versorghen ende daerover
alleen \'t segghen te hebben (namelick de kerck ofte Regierders der
l^ercke des besorghers van \'t geestelicke de ziel en \'t eeuwighe leven
^angaende); de andere om de politycke civile ofte burgherlijcke zacken
^aer te nemen ende daerover alleen de hoogste macht ende authoriteyt

-ocr page 62-

boogaerd bet noemde, wierpen ook de tegenstanders
verre van zich. Zoo gij ons dat toeschrijft, antwoordde
Trigland, calumnieert gij ons schandelijk, i)

Wij willen de geschiedenis van den strijd kortelijk
nagaan. De kerkelijke wetten, door den Prins van
Oranje ontworpen, werden nooit ingevoerd; de drang
der omstandigheden belette zulks. Dit sterkte de ker-
kelijke partij in hare voornemens. De Nationale Synode
van Dordrecht kwam in 1578\' te zamen. De dolzinnige
Petrus Dathenus, dezelfde die Willem van Oranje voor
een godloochenaar uitschold, leidde die bijeenkomst.
Ex ungue leonem. De kerkelijke partij voerde er den
boventoon.

De kerkorde in die vergadering gemaakt, was geheel
in haren geest. De invloed der overheid bij het beroe-
pen der predikanten, werd ten eenenmale geweerd.^

te voeren: namelijck de polityque overhelt, soo men die noemt, als ver-
sorghers van
\'t vleesohelijcke \'t ligohaem ende het tijdtlijoke aengaende.
titttettbogaebd , Van \'t Ampt eener Hoogher Chrisielicker OverJieydt
in TcercTceliolce saecTcen,
p. 10.

1) TEIGEAND, p. 454. Soodanighe collateraliteyt ontkennen wij vast-
nit hij yemant van den Gereformeerden gedreven te zijn of met eenigen
schijn in de Ghereformeerde kereken te können worden ghetoont ende
derhalven als hij deselve den Ghereformeerden keroken ende Leeraren
toeschrijft, calumnieert hij deselve schandelijck.

2) Art. 4, Kerckenordeninglien, p. 31. Ook de predikanten zecht
art. 8, die in eenige vorsten ofte andere Heeren Hoven den dienst
des woords bedienen, zullen ordentlijok ende wettelijck ghelijck anderen
beroepen worden. Zie
tbigIiAITD, I, 164; tjyttenb. III, 205. beandt,
Sistorie der Refor. 1, 649; boe, XII, 196.

-ocr page 63-

Deze kerkorde werd dan ook door de Staten nooit goedge-
keurd. Zij lieten de kerkelijken voorloopig rustig hunnen
gang gaan, het geschikt oogenblik afwachtende om de
zaak onder hunne behandehng te nemen. Zij begrepen
daarom dat het beter was de predikanten in hun eigen
sop te laten gaar koken, en toen zij bij gelegenheid
der Synode van 1581 te Middelburg werden uitgenoo-
digd, om afgevaardigden \') tot het bijwonen dier ver-
gadering te zenden, antwoordden zij, liever van die uit-
noodiging geen gebruik te zullen maken, onder voor-
wendsel , dat zij vertrouwden dat al wat verhandeld zou
Worden wel tot niets anders dan tot Gods eer en tot
stichting der Kerk zou strekken. De eigenlijke reden
hunner weigering was echter niet ver te zoeken. Zij
wilden door hunne tegenwoordigheid niet den schijn ge-
^en van goed te keuren wat zij toch later weer zouden
Veranderen.

De Staten werden evenwel genoopt hunne afwachtende
bonding voor een oogenblik te laten varen in de zaak van
Caspar Koolhaes. Deze Leidsche predikant, voorlooper der
I^emonstranten, poogde, uit eigen beweging, tegen den zin
der kerkelijken, eene verandering in het leven te roepen.
Gerugsteund door den Magistraat van Leyden, wist hij in
die stad eene soort van kerkelijke revolutie tot stand te
brengen, en bewerkte dat er eene verandering in de beroe-
ping van den kerkenraad werd gebracht, waardoor de bur-
gerlijke overheid eenigsinds deel kreeg in de benoeming.
Dit

verwekte opschudding en oproer. Leyden strekte des-

l) ypey en deemovt, I, p. 341.

-ocr page 64-

tijds tot schuilplaats aan vele uitgewekene Zuid-Neder-
landers, die levendiger en opgewondener dan hunne
noordelijke broeders, i) er het hunne rijkelijk toe bij-
droegen om de twisten in hevigheid te doen toenemen.

De stedelijke regering ontbond den kerkenraad , be-
noemde een nieuwen en stelde zich in het bezit van
de sleutels der kerkenraadskamer. De afgezette kerken-
raad beklaagde zich hierop bij den Prins van Oranje.

De Prins was niet alleen een voorstander van ver-
draagzaamheid, maar ook in zijne godsdienstige gevoe-
lens geen streng Calvinist. Onlangs te Utrecht 3) ver-
toevende, had men hem, tot groote grief der orthodoxen,
des Zondags morgens in de Jacobiekerk gezien, onder
het gehoor van den predikant Duifhuys, die eveneens
van onrechtzinnigheid beschuldigd werd. Bij het uit-
gaan der kerk had hij zich zelfs uitgelaten: „dat hij
nog nooit beter predikatie gehoord had." — Ondertus-
schen, wat op dit oogenblik bij hem het zwaarste woog
was het behoud der onafhankelijkheid en hij begreep
dat onderlinge verdeeldheden de grootste afbreuk zou-
den doen aan de zaak der vrijheid. Hij verzocht dus
de magistraten alles in statu quo te laten, tot het ge-
schikte oogenblik zoude gekomen zijn om in den
staat
van zaken verandering te brengen.

De onlusten bleven evenwel voortduren. Een Friesch
predikant, Ysbrand Balk, van Antwerpen naar Leeuwar-
den op reis, in het voortzetten zijner reis door de

1) V. BEECK CAIKOEN, p. 14, fanatioo et turbulento ingenio liomines-

2) BEANDT, I, 656.

-ocr page 65-

politieke omstandigheden verhinderd, wist wel eene soort
van vergelijk te heffen, maar ook dit bragt de zaak
nog niet tot een goed einde.

Het geschil werd, op zijn voorstel aan eene com-
missie van scheidsregters, uit vier wereldlijke en vier
geestelijke personen bestaande, ter beslechting voorge-
legd. Deze commissie gelukte het eene transactie tot
stand te brengen wat de zaak der kerkenraadsverkie-
zingen aanging, doch liet ongelukkig het oordeel over
de leer, in Koolhaes werken vervat, aan de Synode
over.

De Synode van Middelburg in 1581, veroordeelde die
leer als onrechtzinnig, i) maar Koolhaes weigerde zich
aan
dit oordeel te onderwerpen. Nu zocht men wederom
heul bij de Staten, die eene commissie benoemden om
het oordeel der Synode
te onderzoeken, bestaande uit
afgevaardigden der stad Leiden en uit predikanten.
Het oordeel dezer commissie was niet gunstig voor
Koolhaes. De Staten namen hierop een besluit dat eene
provinciale Synode over Koolhaes zou kunnen beschik-
ken, zoo als zij wilde. Deze Synode te Haarlem bij-
eengekomen, sprak den ban over hem uit.

Niet algemeen werd dit synodale vonnis goed opge-
komen. — Er verscheen een boekje tegen, dat, schoon
Onder bedekte termen, de zaak sterk afkeurde. De

1) Een der beschuldigingen van onrechtzinnigheid was dat hij leerde
•iat de kinderen der Turken en Heidenen, in hunne kindschheid ster-
">\'ende, zalig werden,
tbigland, 184.

2) Synodns, van der Conscientien vrijJieyt, daermede die seherpelyo

-ocr page 66-

schrijver was niemand anders dan de gemoedehjke D.
Volkertzoon Coornhert, die ook later in 1588 de gewe-
tensvrijheid roemrijk handhaafde tegen den leidschen
Hoogleeraar Justus Lipsius, die zijn „Ure seca" tegen
de ketters aan den Staat toeriep, i)

Al deze beroeringen maakten het dubbel wenschelijk ,
dat aan den onzekeren toestand een einde werd ge-
maakt. In de vergadering der Staten van Holland van
1583, was dan ook een der punten van beschrijving
het vaststellen eener kerkorde. Een concept was reeds
opgemaakt door eene commissie, in het jaar 1582 be-
noemd, in welke ook Joan van Oldenbarneveld zitting had.

Later werd het door hen ontworpen plan aan het
Provinciaal Hof van Holland gezonden om daarover
advies uit te brengen. Het advies luidde gunstig ten
opzichte van den inhoud, maar men ontraadde de da-
delijke uitvoering. Het Hof vond het wenschelijker,
dat men wachtte tot er eene algemeene kerkorde zou
kunnen worden ingevoerd voor alle vereenigde provin-
ciën, ten minste voor Holland en Zeeland.

is overiceghen, in de vergaderinge gehouden Anno ].582 in de stede
van Vrijhur\'ch,
door d. v. cooenhebt.

Zie over dit toetje Dr. j. tbn bein-k:, Dirclc Volckertsen, Coorn-
hert en zijne wellevens Tcunst,
p. 206.

1) iipsii Politica, lY, c. 3. Ergo firmiter haec nestra sententia
est nnam reUgionem in uno regno servari, etc. van de gene die van
die godsdienst afwijken, zegt hij: Clementiae non hic locus. Ure seca
ut membrorum potius aliquod quam totum corpus intereat.

Zie over den strijd CH. nisaed. Le triumvirat littéraire m XVIieme
siècle. Juste Lipse Sealiger, Casaulon,
p. 78.

-ocr page 67-

De Staten besloten oYereenkomstig dit advies de
beraamde kerkorde werd voorloopig ter zijde gelegd. )
Dat deze kerkorde geheel tegen het stelsel der ker-
kelijken indruischte, zullen wij niet behoeven op te
merken Reeds de considerans bewees dat men uitging
van het beginsel dat het gezach in de Kerk aan de
burgerlijke overheden overheden toekwam. In de be-
noeming der predikanten werd groote invloed toege-
kend aan de plaatselijke besturen, terwijl aan alle pr^
dikanten een eed van getrouwheid en gehoorzaamheid
aan de wetten en de overheid werd opgelegd, op de
wijze van den serment des prêtres door de Assemblee
Constituante twee honderd jaren later gedecreteerd.

Yan uitstel kwam afstel; de onderhandelingen over
het aanbieden van de grafelijke macht aan den Prms
van Oranje deden voorloopig alle andere zaken op den
achtergrond treden. De betreurenswaardige gebeurte-
nis van Juli 1584, die den jongen Staat zijnen krach-
tigsten steun ontnam, verwekte eene verslagenheid en
moedeloosheid, die alle lust tot handelen verlamde.
Men dacht niet anders of met het pistoolschot van
Balthazar Gerards was de toekomst van Kerk en Staat
beide, vernietigd, dus de geheele vraag van hunne on-
derlinge verhouding eene ijdele geworden.

Het zwaartepunt, waarop het geheele volksbestaan
rustte, was aan het volk ontvallen. Men zocht te ver-

1) Zie over de geschiedenis dezer geheele zaak: EOiJAAEns, De
StaatsTcerlcorde van
1583. In deze verhandeling komt de Coneeptkerk-
Orde voor het eerst gedrukt voor.

-ocr page 68-

geefs elders dat zwaartepunt terug. Men ventte aan
vreemde Hoven de Souvereiniteit rond, maar niemand
wdde den desolaten boedel aanvaarden. De Koning
van Frankrijk, Hendrik Hl was er te laf voor; Ca-
tharina de Medicis gebruikte de Neclerlandsclie gezanten
eenigen tijd te Parijs als dwangmiddel tegen den Spaan-
schen Koning, om hem geld af te zetten en zond hen
toen met een weigerachtig antwoord naar huis.

Ook de Koningin van Engeland bleef doof voor de
aanzoeken der Staten. Incertum quo fata ferunt, zoo
luidde het opschrift van een penning, in dien tijd ge-
slagen. Het was de treurige, maar ware uitdrukking
van den benarden toestand. Zooals bekend is, zond
de Engelsche Koningin, na de Souvereiniteit te heb-
ben afgeslagen, den Oraaf van Leycester naar Ne-
derland. Die onderneming van dien Engelschen hove-
hng, onder de glansrijkste vooruitzichten begonnen, liep
ten eenenmale in het riet. Tegen den vijand werd niets
van belang verricht, en de jammerlijkste verdeeldheden
ontstonden in den boezem der jeugdige repubhek.

De anti-Leycestersche factie vormden de Staten met
Oldenbarneveld aan het hoofd; — was het wonder dat
Leycester zich in de armen der kerkelijken wierp.

Het was een gulden tijd voor de predikanten. Zij stelden
alles in het werk om hunne belangen aan die van den
Graaf te verbinden, terwijl deze, van zijne zijde, geene
gelegenheid voorbij het gaan om hen voor zich te winnen.
Gedrongen als hij was, tusschen twee vuren: de Ko-
ningin aan de eene en de Staten aan de andere zijde,
zocht hij zijn steun bij de smalle gemeente en bij de

-ocr page 69-

Kerk. Hij was orthodox en radicaal te gelijk. Het volk
wilde hij opruien tegen de Staten, hij maakte het diets
dat het zich niet moestedi laten
regeren door zijne bak-
kers, brouwers, en gehuurde advocaten i) en vleide de
predikanten door trouw ter kerk te verschijnen en in
zalvenden toon zich over de godsdienst uit te laten. 3)
Terwijl zijn handlanger, Wilkes 8), in de Statenver-
gadering, te \'s Gravenhage, de meest revolutionaire
theoriën, over volkssouvereiniteit, tegen Oldenbarneveld
verkondigde, hield een ander zijner volgelingen, Eoger
Edwards 4\'), meetings te Utrecht, op welke hij den on-

1) The people can not well consent to he overruled bij their bakers,
Wrs and hired advocattes.
letcbsteb. Correspondence, 424.

2) Those at Utryoht begynne excedingly to encreace in relygyon who
^err lately the worst of all these provinces. Even synce my coming
tbey have shewed great frutes of yt. The mynesters begynn to be bolder
than then they durst before Mr majesty\'s authoryty was here for fewe did
«are for relygyon in dede and they have prospered accordingly , but only
the meaner sort, and God be thanked they be many and the work of
G-od doth appear in them by ther trade of lyfe from all others.

i-evcesteb, Corr. 141.

3) WILKES beweerde dat de Staten niet de Souverein waren, maar
het volk. Hij sprak zelfs van eene algemeene vergadering van het ge-
heele volk.

4) Omtrent desen tijdt heeft seker Engelsman, genaemt boöebtjs
BDwaedus, wesende geboren uit Walsch Engeland, die metten Grave
^an Lyoester overgekomen was en wat Latijns en Hoogduyts kende, ge-
docht eenigen aenhang te maken en wat nieus ende vreemts in de Re-
ligie voort te brengen.
bob, IL p. 849. Zijn profetieën kwamen met
tut, en hij verdween, waer uit blijckt, voegt
boe er naif bij, dat sijn
voorgeven niet van Godt is geweest en is over sulx als een roock ver-
dwenen.

-ocr page 70-

dergang van de wereld op 1 Febr. 1587 en de aan-
staande komst van den Messias predikte.

Onder zulk eenen man begrepen de kerkdijken dat
zij eene kerkorde konden bekomen, geheel naar hunnen
zin en in hunnen geest. Die kerkorde kwam dan ook
welhaast tot stand. Den 8. Mei 1586 schreef Leyces-
ter reeds uit Utrecht eene nationale Synode uit, die
op den 20. Juni 1586 te \'s Gravenhage bijeenkwam,
onder voorzitterschap van den Middelburgschen predi-
kant Jacob Kimedonk. De kerkorde, daar opgemaakt,
was gebaseerd op volkomene onafhankelijkheid der Kerk.
De beroeping der predikanten geschiedde door den
Kerkenraad, of waar die niet was door de Classis, i)
Aan de burgerlijke overheid gunde men slechts het
recht van approbatie, dat is, zij mochten zich slechts
dan tegen de beroeping verzetten, wanneer zij eenige
wettige oorzaak daartoe hadden wegens het leven of
den burgerlijken wandel der predikanten. Verder werd
aan de Overheid in kerkzaken niet de minste invloed
toegekend.

Deze kerkorde viel natuurlijk gansch niet in den
smaak van Oldenbarneveld en van de Staatsche partij;
Leycester zag dit zeer wel in en vaardigde haar daarom
uit zonder op de goedkeuring der Staten te wachten,
6 Augustus 1586. De Staten begrepen, dat de tij-
den te gevaarlijk waren om veel tegenstribbelingen te
maken. In December van hetzelfde jaar hechtten zij

1) Zie Art. 4. De kerkorde vau ietoestee is te vinden in de
ZercTcordeninghen
en ook afgedrukt bij boe, II, p. 790 en bij beoes,
de KerTc en de Staat, IV, 393.

-ocr page 71-

er hunne goedkeuring aan, evenwel in zulke onbepaalde
termen en met zoovele voorbehoudingen, dat het ter
nauwernood eene goedkeuring kon genoemd worden, i)
Vooreerst keurden zij haar slechts voorloopig goed,
ea bepaalden dat er geene verandering in gemaakt zou
öiogen worden dan met hunne voorafgaande wette-
lijke goedkeuring. Verder behielden zij voor de over-
deden, Staten van Holland, Edelen en Magistraten,
bet recht volgens gebruik van aanstelling der predi-
kanten, terwijl eindelijk de ouderlingen, diakenen en
Verder kerkelijk personeel aan de macht der overheid
zoude zijn onderworpen, als ieder ander. In één woord,
lïien kan zien dat de Staten met zooveel mogelijk res-
tricties slechts goedkeurden wat zij op het oogenblik
niet durfden verwerpen. Indien men tusschen de re-
gels van het besluit doorlas, werd men duidelijk
bet streven gewaar om den geheelen stand van zaken
slechts zoo te laten blijven, zoo lang men onder En-
gelschen invloed stond. Zelfs de kerkelijken moesten
dat voorzien.

Toen in de laatste dagen van 1587 niet de herder
de kudde verhet, maar door de kudde verlaten werd,
zooals Leycester het uitdrukte, en daarna de band tus-
schen Engeland en de Nederlanden allengskens losser
Werd, kon de Staatsche partij zich op hare tegenstan-
ders wreken. In Maart 1591 werd eene commissie be-
noemd om op de kerkzaken orde te stellen. Zij bestond
nit 16 personen, waarvan 8 van wege de Kerk en 8

1) Zie de Bes. der Staten bij boe, II, 794.

-ocr page 72-

van Wege den Staat. Oldenbarneveld behoorde onder de
laatste, Uyttenbogaerd i) en Arminius onder de
eerste.

De Commissie begon met het begin. Op de aller-
eerste vergadering reeds werd de vraag aan de orde
gesteld of de overheid eenig recht had zich in kerke-
lijke zaken te mengen. Oldenbarneveld, die met het
stellen dezer vraag de debatten inleidde, begreep te
recht dat dit het hoofdpunt was, waarover de beslis-
sende strijd moest gevoerd worden.

Nu werden aan beide zijden de argumenten aange-
voerd. De kerkelijken wezen, en te recht, op de ge-
schiedenis der eerste Christenen, de tegenpartij voerde
hiertegen aan, dat toen de overheid niet christelijk was
en dat nadat deze later christelijk geworden was, zij wel
degelijk de hoogste macht in kerkelijke zaken had ge-
had; — de vraag evenwel of de kerk veel vooruit ge-
gaan was door die inmenging der Romeinsche Kei-

1) UYTTEmoGAEBD en aemimtts waren toen nog niet die voorstan-
ders van de macht der regering in kerkelijke zaken, die zij later wer-
den. Omstreeks den tijd dezer vergadering lieten heiden zich in geheel
anderen geest uit. Geen wonder dat die vroegere gevoelens hun later
Werden tegengeworpen.

Zie: Van de leroepinge der TcercTcendienaars. Ja en neen vom
S. ütttenbogaeed, 1610, waarin in een gesprek tusschen den uyt-
ïEHBoaAEEn van 1590 en dien van 1610 zijne veranderde denkwijze
gehekeld wordt. De argumenten van den eersten zijn ontleend aan eene
preêk over Joh. X:3, die hij toen moet gehouden hehben, die van
den tweeden, aan zijn hoek over de macht der overheid,
ettaeb
aceonius,
pred. te Schiedam, was volgens ieydekkee, I 20 de
zamensteller van dit geschrift. Yan
aekmitjs werden in 1612 theses
opgediept, waarin hij ook eene tegenovergestelde meening verdedigde,
tot groot gejuich natuurlijk der Contra Remonstranten.

-ocr page 73-

zers, zullen zij wel onbeantwoord bebben gelaten. Zij
wezen op de pogingen van den Prins van Oranje om
kerkelijke wetten te maken, op het voorbeeld dat En-
geland, Duitschland en Genève hadden gegeven; maar
dit waren eigentlijk geen argumenten, het bewees dat
de Prins van Oranje er over gedacht had zooals zij,
dat in den vreemde hunne meeningen aanhangers had-
den gevonden, daarbij het grootste gedeelte van Duitsch-
land was Luthersch en tusschen de Lutherschen en
Calvinisten bestond toen even groote kloof als tusschen.
I^oomsch en Hervormd en wat Genève aanging, Cal-
vijn had het oordeel in hoogste ressort over verschil-
len in de leer, aan de overheid gegeven; maar die
overheid was eigenlijk niemand anders dan hij zelf i) \'
lûet zijnen oppermachtigen invloed op Kerk en Staat
l>eide. Het voorbeeld eindelijk van Engeland was al zeer
ongelukkig, want het stelsel dat zij bestreden was juist
door Engelschen hier ingevoerd. Ik geloof dus, dat
Wanneer men thans den strijd, toen gestreden, on-
partijdig beschouwt, men niet zal schromen zich
aan.
de zijde der kerkdijken te scharen. -2)

1) Zoo de predikanten en ouderlingen het niet over de leer eens ion-
den vrorden, beval
caitijn: "que la cause soit portee au magistrat pour
y mettre ordre. Etrange article, zeoht buwgeneb, il est probable que
Caitiît dans le Magistrat s\'est vu lui même, influant souverainement
sur la décision à prendre,
bungeheb, Calvin, p. 272.

2) Tegen de geoot\'s bewijs ex ratione naturali valt, dunkt mij,
Ook Teel te zeggen.

Et sane eximi quicqnam ab Imperio summae potestatis ratio nulla
patitur. Nam id ipsum quod quis eximi volet aut nulli Imperio hu-
ïûano subjectum faciet aut alterius quam summae Potestatis.

Qui nulli imperio subjectum volet praeterquam quod exemptionis

-ocr page 74-

Volgens de nieuwere theoriën van staatsrecht toch
hadden zij voorzeker gelijk en waren de aanmatigingen
der Staatschen onrechtmatig. Zij hadden geen grond
waaraan zij het recht, om de hoogste macht in kerke-
lijke zaken te voeren, ontleenen konden. Zij konden wel
beweren dat in vele landen de overheid dat recht had
en dat zij zich meer dan eenige andere overheid i) ver-
dienstelijk hadden gemaakt omtrent de godsdienst, en
dus dat recht ook wel mochten hebben, maar daarmede
bekenden zij eigenlijk reeds dat dat recht maar een
gratie was en op geenen vasten grond steunde.

Ook uit een kerkelijk oogpunt, beschouwd, bleven de
argumenten der Staatschen zwak. De tegenpartij beriep
zich steeds op de eerste tijden der Christenkerk, toen die
dan toch zonder twijfel het zuiverst was geweest, en
de Staatschen konden daar niet veel anders tegen aan-
voeren dan de uitspraken van Roomsche Conciliën,

probandae onere adstringetur quam probare numquam poterit, mani-
festam etiam in rebus exemptis statuet ^xaTaiTautav cuius auctor Deus
non
est, qui omnia tam naturalia certo quodam ordine disposuit. Si
ea quae summae potestati subducit alteriua imperio subjicit jam in uno
populo efficit duas summas potestates quod ipsius summitatis naturae
minime est eonsentaneum imo ei repugnant quoties vox ilia nou negativo
tantum sed et affirmativo significatu sumitur.

Zou het magis speciosum quam verum, niet op deze redenering mo-
gen worden toegepast?

geotitjs, de Imperio summarwm potestatum circa sacra, C. I, 3.
Vgl. hierbij
ook het advies van den Amsterdamschen burgemeester, COE-
nelis pieteesz h:ooet , bij h. j. koenen, de heide staatspartijen in
de voormalige repuhlielc der Nederlanden.
Amst. 1868, p. 24.

1) BOE, II, 557.

2) de GEOOT, Wettelijlce verantw. p. 76. De imperio summarum
potesiatum circa sacra,
C. I, 7.

-ocr page 75-

Waartegen zij toch. anders ook niet zoo hoog zullen op-
gezien hebben. De Franeker Hoogleeraar Sybrand Lub-
herts 1) beriep zich bij herhaling op de Handelingen
der Apostelen en Hugo de Groot maakte zich daar-
aan af met de fraaie bewering dat men zich niet ge-
heel naar dien tijd kon regelen, want dat er toen ker-
kelijke bedieningen, zooals die der diaconessen bestonden,
die men thands niet meer kende.

Waar Uyttenbogaerd beweerde dat niet de woorden
Van den apostel: „Gij zult Gode meer gehoorzaam zijn
dan de menschen," noch de voorbeelden van zoovele
profeten, die zich tegen hunne vorsten hadden verzet,
toonden dat de geestelijken dezelfde macht in het ker-\'
kelijke hadden gehad als de vorsten in den Staat, 3) daar
antwoordde Trigland zeer juist dat dit de quaestie niet
oploste, maar dat het in allen gevalle bewees, dat
Volgens de oudtestamentische leer die menschen in hunne
bediening onafhankelijk waren geweest van de wereld-
lijke macht.

En toch, niettegenstaande dit alles, moeten wij be-
kennen, dat de staatsche partij in het wezen der zaäk
ßieer liberaal was dan de kerkelijke. Wat wilden toch de
kerkelijken? — zij begeerden de zelfstandigheid der kerk,
hare onafhankelijkheid van den Staat, maar was het niet
hun eigenlijk doel den Staat van zich afhankelijk te

1) SYBEAND ITJBBEETS, Tractaetjen van het Ampt der Hoogher
\'^verheydt in Tcerckelicke sahen.
Franeker, 1614.

2) de &EOOT, Wettelijhe verantw. p. 76.

3) UTTTETfBOGAEED, V. h. Ampt der H. Overheydt, p. 40.

4) teiglaitd, 462.

-ocr page 76-

maken? Was een Staat, die als trouw dienaar der
Kerk, de bevelen zijner meesteres gedwee ten uitvoer
bracht, niet eigenlijk het toppunt hunner wenschen?
Sybrand Lubberts, in zijn boekje tegen de Groot, wil
dien weg wel in. Den predikanten geene vrijheid te
laten over de ketterijen in de Kerk zelve te oordeelen,
was onrechtmatig. Neen! zij moesten daarin vrij zijn,
maar dan moest ook de Staat „approberen en execu-
teren" wat de predikanten geliefden te decreteren, i)

De Staat was in hun oog niet meer dan de beul,
die de vonnissen uitvoerde, door de geestelijkheid ge-
slagen. Want tegen een enkel brandstapeltje zouden de
Dordtsche vaderen niet hebben opgezien. Verdedigde
Trigland niet den dood yan Servet 3) en vertaalde Bo-
german, de President van de Dordtsche Synode, niet het
boekje van Theodorus de Beza, de haereticis a Magi-
stratu puniendis,S) met een opdragt aan de Wethou-

1) STBBAWD ITTBEEETS, p. 18.

2) TBIGIAND, 117, Mj zegt O. a. ook p. 709, een besluit der Synode
vermeldende, dat de kercken dit besloten, wetende dat om eene kercke
die publyck is, in goede ordre en rust te houden, ook al heeft die
hai-e ordeninghe, noodig is de uyterlijoke, publyoque bedwingende
macht der overheyt, want soodanich is onser aller natuyrlycke bedor-
yenheyt, dat se door die macht inghebonden ende in ordre gehouden
moet worden.

3) JSen schoon tractaef des Q-odtgheleerden Theodori Besae van de
straffe, welche de wereltlyclce overicheyt over de leetters behoort te
oefenen.
Franeker, 1601.

In de voorrede heet het:

Maar so sij (de ketters) mercken een eernstich voornemen in de
Overichheit om na hare commissie van God hen opgheleyt, de ware
Religie voor te staen ende de valsche nae alle vermoghen met hare

-ocr page 77-

ders van Sneek, waarin de weerlooze doopsgezinden, te
Sneek woonachtig, aan de straffende hand van den
M^agistraat werden aanbevolen? i) Men moet er zich
niet om bekommeren, zoo heette het daar, zoo de
stad, bij het uitvoeren van een zoo heerlijk werk, alle
nering verloor; het was beter eene stad zonder nering,
dan eene stad vol ketters te hebben.

Letten wij daartegen op Oldenbarneveld, die met
2ijn nil scire tutissima fides het opschrift van zijn
Voorvaderlijk huis in Amersfoort 3) tot leus, vrijheid
Van godsdienst zelfs voor de Roomschen begeerde.

\'middelen teghen te gaen, alsdan ist dat de sathan gedrongen is, als
seyt, sijne pijpen in den sack te trecken of te ruymen.
Maer hoewel dat sulck gevoelen seer sehadelyck is, soo valt het
\'lochtans velen menschen soetelyck aen, die beholpen sijn met eenen
politycken (soo sij die noemen) maer onchristelycken ende ongheoor-
^oofden vrede, door welchen een ieghelyck nae sijne meeninghe eene
^"\'■\'je oefening sijner regeligie behoort loeghelaten te worden, opdat an-
dersints geene oneenicheid onstae onder de ghemeyne inghesetenen des
landts ende medeborgheren eener stadt. Maer macht niet wel een vroom
bedroeven dat de Majesteyt ende eere G-odes soo cleyn geacht
^•^ïdt dat men, om met den sathan vrede te hon^den, liever alle laste-
•■«ighe Godts, alle verleydinge der siele ende verweeringhe der leeringhe
®eiae opene schoole gunt etc.

1) bbatot, II, bl. 12. biaupot ten cate, Qesch. der Doopsge-
^^nden in Friesland,
pag. 142.

Inderdaad werden er door de Sneeker overheid strenge maatregelen
§®nonien. Een van de Doopsgezinde predikanten zeide tegen de Wet-
uders .• Gij kent ons niet zoo goed als uwe vaders ons kenden. Onder
spaansche vervolgingen hielden wij vergaderingen in het geheim in
bosch, buiten de stad en zij
daar zoo digt bij , dat wij elkander
nden hooren. Als zij eens terugkwamen, hoe zouden zij zich ver-
^onderen dat gij nu dus met ons te werk gaat.
bbandt, II, p. 10.

2) ttotley, I, 299.

-ocr page 78-

Laten wij vooral Hugo de Groot op het punt van
verdraagzaamheid hooren. „Wanneer men de verdraag-
zaamheid niet aannam," zoo luidde het in zijne rede,
gehouden den 23. April 1616, in de Amsterdam-
sche Raadsvergadering, „dan moesten er noodzakelijk
drie dingen geschieden, of die van eene opinie moes-
ten geweerd worden uit de kerkendienst, wat noch
Christelijk, noch doenlijk was, want de leer van Christus
bracht meer moderatie en bescheidenheid mede, öf
men moest toelaten twee kerken, wat wel doenlijk was,
maar ten uiterste pernicieus, i) öf men moest alle ker-
kendienaars tot eene opinie brengen, wat onmogelijk
was," daarom raadde hij aan dat men zich onderling
verdragen zoude.

De macht der overheid verlangde de staatsche partij,
omdat zij van de Kerk dacht wat Horatius van de
hartstocht zeide: Qui nisi paret imperat. 3) De ge-
matigde regering van den Staat hield zij voor beter
dan de dwingelandij der Kerk. Van de kerkelijken toch,
dit wist men, was geene verdraagzaamheid te wachten-
„Dat bij een Synode een equitabele voet van
tolerantie
soude worden geraemt en eendrachtelyck aangenomen,
sulx kan wel gewenscht, maar zeer kwalijk
verhoopt
worden voor desen tijdt, want van de immoderate per-
sonen iet moderaets te verwachten, is buiten apparen-
tie," zeide de Groot. 3)

i

den Sooggheleerden meester Hugo de Groot

1) Oratie van
Enkhuyzen, 1622, p. 49.

2) Kor. Hpist. I. II. 62.

3) Oratie yan DB &boot, p. 23.

-ocr page 79-

Aan de Kerk hare zelfstandigheid te laten, maar aan
hare oordeelen alle rechtsgevolgen te ontnemen, was
zeker het eenvoudigst geweest; maar de geest der tij-
den, de eigenaardige begrippen der zeventiende eeuw,
maakten dat bij niemand dit denkbeeld opkwam. Het
uit te voeren, zou toen ook ondoenlijk zijn geweest.
Gewetensdwang tegen te gaan, was het streven der
staatsche partij en de weg, dien zij daartoe insloeg,
Was in die dagen de eenige waarvan men heil kon ver-
Wachten, en daarom beweerden wij, dat niettegenstaande
hare bewijsgronden zwak waren tegenover die der tegen-
partij en hare theoriën getoond hebben niet proefhou-
dend te zijn, de staatschen in 1600 in verlichting en
Ware liberaliteit hare tegenpartij vooruit waren.

Maar het wordt tijd dat wij tot onze Commissie
terugkeeren, die wij noch steeds in de Kamer der ge-
committeerde Raden, op het Binnenhof te \'sHagel)
hebben laten zitten. De quaestie, tot welker be-
spreking zij door Oldenbarneveld uitgenoodigd was,
Ham veel tijd weg, zij lokte lange discussien en ge-
rekte vergaderingen uit. Men kwam eindelijk tot een
compromis. De kerkelijken stemden het recht toe der
overheid om kerkelijke wetten te maken; mits dat die
overheid „den moiit des Heeren om raet vraegde," en
de kerkedienaars hoorde. Dit nu was geschied, want
iedere vergadering werd met een gebed geopend en
predikanten zaten in de Commissie.

Toen op deze wijze de gewetensbezwaren der kerke-

1) tjyttehboöaebd, K. Sist., p. 278.

-ocr page 80-

lijken gestild waren, kon men met het eigenlijke werk
beginnen; de conceptwet van 1583 van Willem
I werd
artikelsgewijze i) nagezien, in behandeling genomen en
eindelijk met eenige wijzigingen in kerkelijken geest goed-
gekeurd.

De kerkelijke wet, die nu te voorschijn kwam was
een eenigsinds hybridisch produkt als gevolg van het
transigeren van beide partijen. Het ging evenwel
met
deze kerkorde als met meerdere wetten, uit dergelijk
toegeven van twee kanten geboren. Zij was den kerke-
lijken niet kerkelijk genoeg en den staatschen niet
staatsch
genoeg. In de hoop van beide partijen te winnen, kreeg
men beide partijen tegen zich. Er was dan ook,
nadat
de kerkorde gereed was, geene mogelijkheid haar in te
voeren. Vele steden in de Staten-Vergadering
keurden
haar af, omdat men er de Kerk te veel macht in had
gelaten, terwijl 2 Synoden, kort daarop gehouden, die
van Zuid-Holland te \'s G-ravenhage en van
Noord-
Holland in Enkhuizen er vinnig tegen te velde trokken-

Niettegenstaande alle pogingen van Oldenbarneveld
bleef
zij oningevoerd liggen. Eene resolutie van de
Staten, 5 September 1591, regelde eenige
zaken voor-
loopig, zooals het examineren der predikanten, het
jaarlijks houden van Synoden, het zenden van
politieke
commissarissen, terwijl men belofte gaf van goede zorg
voor
het Collegium Theologicum aan de Hoogeschool

1) trxttenb. 278. bob, III, 575. boyaabbs,

ttttenb. III, 281, zegt: den Briel doch dit schijnt eene ver-
gissing te zijn. Zie
teiglafd, 706.

-ocr page 81-

te Leyden. Dit alles was evenwel provisioneel tot dat
nadere orde op de zaken zoude gesteld worden. Op
die wijze bleven de kerkelijke zaken in de provincie
Holland tot de groote gebeurtenissen van 1619 geregeld
liever ongeregeld, enkele steden i) gebruikten onder-
tusschen de nieuwe, maar niet ingevoerde kerkenorde,
lietgeen niet weinig strekte om de algemeene verwarring
te vermeerderen. Dit over Holland.

Laat ons thands zien hoe het in de overige provin-
ciën met de kerkelijke zaken geschapen stond.

Wat Zeeland aanging, op eene Synode, den eersten
l^\'ebruari 1591 te Middelburg gehouden, onder voorzit-
terschap van Daniel de Dieu en in tegenwoordigheid
Vaii twee gecommitteerden der Staten werd eene kerk-
beraamd, in September van datzelfde jaar door
de Staten goedgekeurd. In deze kerkorde wordt
^-an de overheid een vrij uitgebreid recht in kerkelijke
Zaken verzekerd. Zelfs aan de niet-gereformeerde over-
heid wordt het recht van approbatie toegekend. Deze
kerkordening heeft in eenige volgende Synoden enkele
^\'ijzigingen ondergaan. 8).

In Utrecht waren reeds in 1587 door de Staten eenige
hesluiten genomen over kerkelijke aangelegenheden. Het
§old hier voornamelijk de regeling van het patronaat-
collatierecht; daar dit recht in de geheele verhouding
Aussehen Kerk en Staat gedurende de Repubhek een

1) BEEasMA, de Commissariis PoUtiois 25. TBiGiAifD, 709,720.

2) KercTcordeningen, p. 101.

3) TPEY en DEEMOUT, p. 355.

-ocr page 82-

vrij beteekenende rol speelt, is het wellicht niet over-
bodig er bij deze gelegenheid een enkel woord van te
zeggen, i)

Het patronaatrecht is van zeer ouden, wellicht wel
heidenschen oorsprong. Het ontstond op het platte land
waar de grondeigenaren hunne landhoeven hadden. Op
die landhoeven had de bewoner dan gewoonlijk zijne
eigene kapel en een geestelijke, die haar bediende.
Dit zelfde greep later op de kasteelen der edelen plaats.
Toen zich de dorpen langzamerhand om die kastee-
len heen vormden en de dorpelingen voor het groot-
ste gedeelte onderhoorigen van den bewoner van het
slot, onder welks rook zij woonden, ook van die bi-
zondere kapellen gebruik maakten, werden die kapellen
vaak tot parochiale kerken verheven. Het patronaat-
recht bleef dan echter meestentijds aan den ambachts-
heer voorbehouden. Zoo bestaat er nog een bul van
Paus Eugenius
IV, gegeven te Ferrara, in het jaar 1438,
waarbij aan Gerrit van Poelgeest het patronaatrecht
verzekerd wordt van eene door hem te Hoogmade ge-
stichte kapel, door den Paus tot Parochiekerk verheven.

De Reformatie vond dien toestand niet alleen in ons
Vaderland, maar in geheel Europa. De
Hervormers
waren over het algemeen jegens het patronaatrecht niet
gunstig gestemd, onder hen in het bizonder Calvijn niet-
Beza noemt het een uitbraaksel van Satan 3). In

1) YPET, Set

2) Oudheden van IRhijnland, 306.

3) DE BEZA, Conf. Fidei, e. 7, quas unus Satan evomuit ut eccle-

r!

-ocr page 83-

ons Vaderland werd het dan ook alras een twistap-
pel tusschen de kerkelijke en anti-kerkelijke partij. Bij
de aanneming der Leycestersche kerkorde was reeds
door de Staten, zoo als wij te voren opmerkten, het
jus patronatus aan de personen, die daartoe gerechtigd
geweest waren, voorbehouden. Wij zullen later in de
gelegenheid zijn bij de definitive vaststeUing van het
patronaatrecht in 1619, de zaak nader toe te lichten.

Wat Utrecht aangaat, na het vermeld besluit van
1587 volgde de kerkorde van 1590, later gewijzigd en
uitgebreid bij de kerkorde van 1612.

De invloed van den reeds in 15811) overledenen
Duifhuis is zeer merkbaar in beide kerkorden; zij wa-
ren toch in Zwingliaanschen geest opgesteld. Voetius
verhaalt dat deze laatste kerkorde door Uyttenbogaerd
zou zijn opgesteld, hij had het uit den mond van Adolf
de Wael, heer van Moersbergen, bekend door de rol
die hij in 1618 in Utrecht gespeeld heeft, die door
Uyttenbogaerd tot het Arminianisme overgehaald, schoon
hij op het einde van zijn leven, weder tot het Dordt-
sche geloof terugkeerde, zeker wel de persoon was die
het weten konde. Uyttenbogaerd spreekt in allen ge-
valle met veel lof van deze kerkorde, en Trigland ver-

siae puritatem inflceret,. Hrinneringe van de Beropinge der Predigers-
ampt, ooTc wat van den Jure Patronatus
door den Groningschen pre-
dikant J. ACBONIUS. Groningen, 1609.

1) GLAZiirs, Qodg. \'Bed. in voee Buifhuis.

2) Christ. Kerlcord. enz. Utrecht 1612. voet, Polit. JEccl. I, 4.
Tract. I, O. X.

-ocr page 84-

meldt, dat zij uit zijnen en Oldenbariieveldt\'s koker
kwam. 1)

Wat den kerkelijken toestand der provincie Utrecht
aangaat, wij stuiten hier op een ander in
de geschie-
denis onzer staatsregeling, geheel eenig verschijnsel,
dat wij met een enkel woord willen toehchten. Het
betreft het zitten van geestelijken in landsregering.

In het bisdom Utrecht, vóór dat het door Karei V
geseculariseerd werd, hadden naast den Bisschop de
vijf kapittelen door de kanunniken vertegenwoordigd,
de hoogste stem in staatszaken.

Nadat Hendrik van Beijeren de wereldlijke macht in
het Bisdom aan Karei
V verkocht had, bleef de macht
der Kapittelen in wezen, die van dien tijd af vereenigd
met de afgevaardigden der Ridderschap en der steden,
de drie standen in de Staten uitmaakten.

De Hervorming vond de geestelijken op het kussen en
het hen er. De kanunniken hadden reeds bij het na-
deren van den storm, zich door afstand van
een gedeelte
van hun gezach, aan de twee overige standen, tegen
nadeelige gevolgen trachten te vrijwaren. Niettemin
stond
hunne macht in 1581 zeer wrak. Het volk dat over
het algemeen hervormd was, mistrouwde hen als hen-
lende met de Spaansche partij en raakte in
opschud-
ding. De Prins van Oranje zond daarop Walraven
van Brederode en Joos de Menin, naar Utrecht, om

1) TJYTTENB. IV, 1044. TBI&LAHD , 680.

2) Deze 5 waren St. Maarten, St. Salvador of Oud-Munster, St.
Pieter, St. Maria en St. Jan.

-ocr page 85-

orde op de zaken te stellen. Het gevolg van deze
zending was, dat de geestelijke stand zitting bleef hou-
den. De vijf kapittelen zouden in hunne afzonderlijke
vergaderingen alleen beraadslagen over het beheer der
hun toekomende goederen, zonder zich te bemoeien
met stedelijke en provinciale aangelegenheden. De Raad
van Utrecht zoude echter, uit de kapittelen, tien of
twaalf personen verkiezen van de hervormde godsdienst,
Waaruit door de Ridderschap en de steden Utrecht,
Amersfoort, Rhenen, Wijk bij Duurstede en Montfoort
Wederom zes of acht personen zouden worden verko-
zen, die als geëligeerden, met dezen de Staten uitmaak-
ten. Later met den coup d\'état van Maurits in 1618
in Utrecht, is het getal op 8 vastgesteld, waarvan
4
nit de edelen en 4 uit de burgers, i)

Met enkele veranderingen in later tijd heeft dit zoo
Voortgeduurd tot 1795. Utrecht is ondertusschen de
eenige provincie geweest, waar de geestelijken in naam
als een bepaalde stand in de regering zitting hebben
gehad, schoon zij het geestelijk karakter ten eenenmale
naisten.

In G-roningen en de Ommelanden werd door de zorg
Van Willem Lodewijk van Nassau, dadelijk na den te-
\'\'ngkeer der provincie tot de Unie een kerkorde ge-

1) schooce, de Canonicis UUrajectinis in zijn boek de Bonis JSc-
"^esiastieis.
G-roningen 1654. c. van mesveit , de Canonicatihws
^Urajectinis.
Utrecht 1760. j. e. van beb schaafe, de Canonicis
^heno-Trajectinis.
Leiden 1825.
S^l Mr.
h. l. wichees, VerA. over het Tractaat van Uednctie,

-ocr page 86-

maakt; de reeds genoemde Sybrand Lubberts, met den
Embdenscben predikant Menso Alting i) daartoe door
den Stadhouder uitgenoodigd, schijnen vooral de hand
te hebben gehad in deze kerkorde. Reeds hieruit is
het blijkbaar dat zij in kerkelijken geest gesteld was.
Geene macht der overheid in het beroepen der predi-
kanten; de eed die hun door de overheid werd opge-
legd, 3) is ook vrij onbeteekenend.

De kerkorde werd door den Stadhouder en de Staten
den 17 Februarij 1595 goedgekeurd.

Drenthe kreeg hare kerkorde in 1602 door de zorg
van Graaf Willem Lodewijk. Wat de Provinciën Fries-
land, Gelderland en Overijssel aangaat, schijnen de
verschillende meeningen der partijen en de daaruit voort-
vloeiende tegenstribbelingen, de vaststeUing van kerk-
orden te hebben belet. 8)

1) YPEY en DEBMOUT, I. 357; de kerkorde is gedrnkt te Franeker
in 1595 en herdrukt te Groningen, 1699.

2) Behalve gehoorzaamheid aan de kerkorde behoefden zij slechts te
zweeren: ick belove und zweer den Heeren und Overichheit deser
Landtschap hare nudt unde beste,
nae mijn beste ■vermoghen toe suec-
ken nnd toe verdedighen; eindelijck belove ick ooc nae de
gesetten und

landesrechten in : o^ehoorzaemheit tho leven mennichUcken een goe*
exempel voor thoe dragen, Art. XV.

3) YPET EN DEEMOTJT, I, p. 353. In Friesland zijn in 1580 vier
en twintig artikelen, betreffende kerkelijke zaken, gearresteerd,

CJimterboeh van Friesland, IV, hl, 144 en vlg.

-ocr page 87-

HOOFDSTUK H.

In de eerste jaren der 17® eeuw ontstond aan de
Leidsche Hoogeschool twist over eenige punten der Her-
vormde kerkleer, tusschen twee Hoogleeraren in de God-
geleerdheid.

De een was een Vlaming, uit Brugge geboortig, om
der godsdienstwil naar de Noordelijke Provinciën ge-
weken en heette Franciscus Gomarus; zijn tegenstander
Was Jacob Arminius, een Hollander uit Oudewater af-
komstig, onlangs van den predikstoel te Amsterdam\'
tot den katheder te Leyden bevorderd.

Het punt waar de twist voornamelijk over liep was
niet nieuw; Augustinus en Pelagius hadden er in hun-
nen tijd al over gekeven; het gold de praedestinatieleer
Waar omtrent Gomarus de streng Calvinistische leer ver-
kondigde en zijn tegenstander eene meer vrijzinnige denk-
wijze verkondigde. Deze twisten brachten eerst de Leidsche
school en welhaast de geheele kerk op stelten. Eerlang
Was het gansche land verdeeld in Gomaristen en Arminia-
nen en regende het van alle zijden schotschriften. Gees-
telijken zoowel als leeken namen aan den algemeenen
strijd deel, terwijl het heftige geraas der verbijsterde
predikanten niet weinig strekte om de vlam van twee-

-ocr page 88-

dracht aan te blazen. Van alle zijden werd de wensch
geuit, dat eene Nationale Sinode de aanhangige geschil-
len mocht vereffenen.

De Staten hadden evenwel de handen met staatszaken
te vol om aan kerkelijke zaken te kunnen denken.
De onderhandelingen over den vrede waren in vollen
gang en de Hooge Regering hac^meer oor voor Jeannin
en Spinola, dan voor Arminiusi met zijn praedestina-
tieleer. Het oogenblik was daarenboven allerongunstigst
voor binnenlandsche beroerten, reeds waren de gemoe-
deren in den Haag vrij gespannen, ten gevolge der po-
litieke gebeurtenissen. Eene oorlogs- en eene vrede-
partij stonden tegen elkander; tusschen Prins Maurits
en den Landsadvokaat was de verhouding gansch niet
vriendschappelijk en zij werd vooral niet beter toen door
den invloed van laatstgenoemden het bestand of de trève,
zooals men het uitdrukte, tot stand kwam. Had men
nu maar de wijze les van den scherpzinnigen Duples-
sis Mornay i) betracht en te gelijk met de trève voor
den Staat ook eene trève in de Kerk gesloten, een
van de treurigste episoden onzer geschiedenis ware wel-
hcht achterwege gebleven, dan het bleek ook nu
weer
hoe het odium theologicum het in vinnigheid van alle

Ui

r

1) Brief van de moeïtat aan peattçois aebssen.

Daarentussohen soude ik seer wenschen dat dese Theologicque twis-
ten van Uwe Leidsche Academie Trefves maekten also te deser tijdt
geen dinch qiialyker ter propooste komt, noch voor alle onse kerken
noch partie nlierlijck voor de Uwe.

uttt. 403. Zie ook den brief van de moenat aan de monti&nï,
Mémoires et Gorrespondcmce de Dwplessis Mornay, X, p. 216.

-ocr page 89-

andere partijschap wint. Reeds hadden de Staten het
hunne gedaan om den twist bij te leggen. Zij had-
den den Hoogen Raad verzocht de strijdende partijen
voor zich te ontbieden en dit achtbaar Collegie had
zich twee dagen zitten verkniezen met het hooren der
kibbelende Hoogleeraren, van welke Gomarus daaren-
boven bleef beweeren dat de zaak zuiver kerkelijk was
en daarom eigenlijk niet voor een met wereldlijke macht
bekleed collegie kon worden behandeld.

De Hooge Raad rapporteerde hierop aan de Staten
dat de quaestie niet over hoofdpunten bep, maar over
minder belangrijke of bijzaken, waarop Oldenbarneveld
het woord nam verklaarde Gode te danken dat dit het
geval was, en de Hoogleeraren, die de vergadering
bijwoonden, verzocht vreedzaam zamen te leven en de
verschilpunten te laten rusten totdat eene nationale of
Provinciale Sinode de zaken zou hebben uitgemaakt.
Gomarus viel hierop in en zeide: dat hij die punten
zoo min niet achtte en niet gaarne met de leer van
Arminius, voor den rechterstoel van God zou verschijnen.
Anderen evenwel konden niet nalaten te verklaren,
dat zij nóg liever met het geloof van Arminius dan
met de liefde van Gomarus in het jongste oordeel zou-
den verschijnen, i)

Toen, niettegenstaande het verzoek der Staten, de
strijd bleef voortduren, werd Arminius verzocht om in
hun midden zijne leer te komen uiteenzetten. Dit ge-
schiedde en de Staten werden, te midden hunner drukke

1) brandt. II. 84.

É

-ocr page 90-

onderhandelingen met de Spaansche gezanten over den
handel op Indië en het bezet blijven van Gelderland,
op een langwijlig betoog van Arminius vergast over het
stuk der voorbeschikking en der rechtvaardigmaking,
en moesten zij zich verdiepen in de verschillende spits-
vindige uitleggingen van het 9" hoofdstuk van den brief
aan de Romeinen, i)

Nu verlangde Gomarus ook gehoord te worden, die
daarop zijne grieven tegen Arminius blootlegde in eene
rede, waarin hij Arminius bij Arius en Uyttenbogaerd
bij „den hoof sehen predikant Eusebius", die geen mid-
del ontzag om zich in de gunst van Constantijn de Groote
in te dringen, vergeleek, doelende op de vriendschap-
pelijke verhouding tusschen Uyttenboogaerd en Olden-
barneveld.

Met dit alles kwam men echter geen stap verder.
Het strijdperk werd hoe lang zoo grooter. Zoowel in
de steden als in de meest afgelegene plattelands dorpen

1) Merkwaardig waren de woorden waarmede aeminius zijne rede
besloot:

En soo mijne medebroeders mij om d\'eene of d\'andre reden niet goet-
Tinden te verdragen en onder hen te lijden, soo hoop ik nochtans niet
dat daerom eenige scheuring besonderlijk van mijner sijde sal geschie-
den , nadien daer aireede, Grod beter\'t niet dan te veel sijn in de Chrs-
tenheit en een ieder tot wegneming en mindering derselven behoort te
arbeiden, maer sal mij benaerstigen mijne siele in lijtsaemheit te be-
sitten en mijn dienst levende nogthans so lang het Grode sal beüeven
mij hier te sparen, der gemeene Olu-istenheit ten dienste nederleggeu
gedenkende: Sat ecclesiae sat patriae datum.

BBAÏTDT, II, 87.

2) UTTTENB. Traetaet van \'tampt der Overheid, p. 132.

-ocr page 91-

werden de Arminiaiien of Gomaristen van den predik-
stoel ten toon gesteld en veroordeeld tot stichting der
goede gemeente.

Het twaalfjarig bestand was ondertusschen gesloten en
cle Staten hadden de handen ruimer gekregen om zich
met de kerkelijke geschillen te bemoeien. Een nieuwe
zamenkomst der beide professoren voor de Staatsverga-
dering, bleef zonder gevolg en moest worden afgebro-
ken door de ziekte van Arminius, die niet lang daarna
overleed..!) Ook zijn dood deed de spanning niet bedaren.

De twistschriften vermenigvuldigden zich •, de pers
stond niet stil. Behalve over de praedestinatie, had
het reeds vermelde boek van Uyttenbogaerd over het
anapt der overheid in kerkelijke zaken, eene geheele
polemiek over het jus in sacra in het leven geroepen
en niettegenstaande de Staten, den predikanten verbo-
den over de aanhangige geschilpunten te schrijven,
ging de vloed van pamfletten toch zijnen gang. In
Alkmaar kwam het tot dadelijkheden. De stedelijke
Overheid zette den kerkraad af en benoemde eenen
nieuwen, waarop de Classis den nieuwen kerkraad weder
afzette en hare vergadering naar Schagen verlegde.

1) Zijne laatste ziekte was zeer pijnlijk. Zijne tegenstanders zagen
^ier een oordeel Gods in en wezen op Zaoh. XIV : 13.

2) Dit verbod der Staten werd door hen zeer onpartijdig ten uit-
\'^\'oer gelegd,
uyttenbogaebd wenschte op de repliek van ACBomus
^\'Êgen zijn werk Over het ampt der Overheit een dupliek te leveren,
doch dit werd hem, niettegenstaande hij zich bij request tot de Staten
wendde, niet ingewilligd, leydekkbe, i, 20.

-ocr page 92-

Een rechtzinnig predikant, die het meest gespookt
had, werd hierop afgezet en week naar een dorp bij
Alkmaar, waar hij voortging de geloovigen te stichten
De Staten bekrachtigden later de uitspraak van den
Magistraat en er werd in de plaats van den Gomarist
een Arminiaan beroepen.

Terwijl de strijd aldus aanwakkerde, begrepen beide
partijen in het rechtsgeding dat het noodig was con-
clusien te nemen. De Arminiaansche predikanten lie-
ten door Uyttenbogaerd i) een vertoog opstellen, waarin
zij hunne leer, in vijf punten begrepen, uiteenzet-
ten en legden dat stuk, Remonstrantie s) genaamd,
op de tafel hunner Edel Groot Mogenden neder.
Reeds dadelijk bleek het dat er verschil van meening
in den boezem der Staten heerschte. De Ridderschap
schijnt op de zijde der Remonstranten (zoo werden zij
sedert de Remonstrantie genaamd) te zijn geweest, doch
enkele steden met name, vooral Amsterdam, Dord-
recht, Enkhuizen en Hoorn, helden meer naar der
Contra Remonstranten zijde over.

De gewoonte der Staten om slechts bij eenstemmig-
heid 3) te besluiten, veroorzaakte dat men tot geen
vast besluit kon komen. Er werd slechts provisioneel
besloten de verschillende dassen aan te schrijven bij de

1) beandt, II, 130.

2) Het stuk zelf kan men o. a. vinden bij batoaetiüS, Memorien,
VII, 26. (Ed. Ambem 1624).

3) be la bassecottb caan, ScJiets van den. Regeringsvorm der NeA-
EepuhlieTc,
p. 145. thoebecee, Hist. Schetsen, 70.

-ocr page 93-

examens der predikanten de question bruiante te laten
rusten en verder de twistenden vermaand de christe-
lijke liefde wat meer te behartigen.

Dan aan die christelijke liefde haperde noch zeer
veel. In Utrecht i) onder anderen werd eene samen-
zwering beraamd, om op St. Nicolaasdag 1611 de ge-
heele regering omver te werpen en de Staten, zoo het
noodig was te vermoorden. De schuldigen werden ge-
lukkig noch bij tijds gevat. De koster van de St. Ni-
colaas kerk, die mede gekomploteerd had, verklaarde
op het schavot 3) dat hij reeds op het genoegen had
gevlast om, zoo de toeleg gelukt was, de beide Remon-
strantsche predikanten, Taurinus en Steenhoven, eigen-
handig te dooden.

Dit strekke slechts tot staaltje van wat ter zelfder
tijd in de meeste steden van Holland plaats greep. De
toestand nam meer en meer een dreigend aanzien.

Eene laatste poging tot verzoening door de Holland-
sche Staten werd ondertusschen beproefd. De zooge-
naamde \'s Gravenhaagsche Conferentie kwam bijeen, tot
Welke de Staten tien predikanten, vijf van elke richting,
beschreven hadden.

De vijf rechtzinnigen gaven voor den aanvang der on-
derhandeling, een geschrift over als conclusie van ant-

1) beandt, II, 156. v. meteeen, 32e boet. (Ed. 1763), X,
P- 433 en
Tolg.

2) Het schijnt evenwel dat men den man niet ter dood gebracht
ïieeft. De tnsschenkomst van predikanten moet hem gered hebben,
^ie
beandt en van meteeen.

-ocr page 94-

woord op de Remonstrantie hunner tegenstanders. Dit
stuk, Contra-Remonstrantie genaamd, gaf aanleiding tot
den naam van Contra-Remonstranten. De Conferentie
werd gehouden deels schriftelijk, deels mondeling, de
mondelinge in tegenwoordigheid van de Staten. De in-
geleverde stukken werden op bevel der Staten gedrukt
en uitgegeven, i)

Toen de onderhandeling eindelijk afgeloopen was, den
20sten Mei 1611 (zij was den lO^en Maart begonnen),
namen de Staten met eenparige stemmen eene resolutie,
waarbij bepaald werd 2), dat zonder uitspraak te willen
doen, ieder vrij zou zijn in de vijf betwiste punten,
de Remonstrantsche of Contra-Remonstrantsche leer te
volgen.

Over de invoering der kerkorde van 1591, die Ol-
denbarneveld toen ook wenschte door te zetten, kon
men het niet eens worden, waarom dan iedere
gemeente
vrijheid gegeven werd, om, zoo zij het verkoos, die
kerkorde te gebruiken. Dan, die gehoopt
hadden hier-

1) Sóhfiftelicke Conferentie enz. \'s Gravenhage, bij den drukker der
Staten 1612.

Het blijkt uit deze Stukken dat de questie van de praedestinatie
kort geresumeerd hierop neerkwam.

Off Godt een seecker ghetal van singuliere personen uyt het meü-
schelicke geslacht van eeuwichheit seeckerlyck ende
onveranderly"^
heeft uytvercoren ende verordineert totte eeuwighen leven.

OiF Godt van eeuwichheit heeft besloten welcke singuliere p®\'"
sonen hij erachtelyck wil roepen ende het geloove in haer werken?
p. 390.

2) Alle deze resolutien zijn afgedrukt achter de Justificatie van
Mesolutien der H. H. Staten van
4 Aug. 1617.

-ocr page 95-

Qiede aan de zaak een einde te zien, hadden zich met
eene doode musch gevleid.

Wat de besluiten der Staten niet vermochten, kon
de tusschenkomst van vreemdelingen evenmin tot stand
brengen. Jacob de II i) van Engeland, zelf dilettant theo-
loog , voor wien de Nederlandsche twisten eene uitnemende
gelegenheid waren om zijne geleerdheid te luchten, liet
zich niet onbetuigd. Ook de Koning van Frankrijk
door zijnen gezant Aubéry du Maurier en de Koning
Van Zweden door den buitengewonen gezant Skytte
beproefden de geschillen te vereffenen. De Friesche
Stadhouder, Graaf Willem Lodewijk, bood bij gelegen-
heid van zijn verblijf te \'sHage in 1613 zijne bemid-
deling eveneens aan. Op zijn verzoek kwam er weder
eene conferentie te Delft bij elkander, dan ook deze
Waar het gantsch niet malsch toeging, bleef zonder
eenig gevolg.

Nieuwe resolutien der Staten verdraagzaamheid beve-
lende , baatten niets. De tegenstand in Ainsterdam werd
door de schoone redevoering van Hugo de Groot niet
Weggenomen. Politieke verdraagzaamheid die ook Men-
lioniten, Lutherschen ja zelfs Joden duldde, konden

1) Hij waarschuwde de Staten eerst tegen deu te Leiden in de plaats
\'^\'an ARMnrirs beroepen Hoogleeraar
conead voestiiis , raadde later tot
Verdraagzaamheid, weer later tot het bijeenkomen der Synode. Dit gaf
aanleiding tot de beweering, dat zijn raad tot verdraagzaamheid hem
^as ontwrongen door Htreo
de geoot, die, juist toen voor de zaak

er Oost-Indische Compagnie, in Engeland was. de GEOOT ontkent
■iit evenwel ten sterkste.
Verantwoording, p. 56.

2) DE GEOOT, Verantwoording, 57.

-ocr page 96-

de Staten bevelen i) ■, maar kerkelijke verdraagzaamheid,
dat ging niet aan. Eene nationale Synode, wilden de
rechtzinnigen, zoude de leerstukken onderzoeken en
voor het vervolg vaststellen. Prins Maurits die zich
tot nu toe weinig met de kerkgeschillen bemoeid had,
begon thands ook zijn gewicht in de schaal te leggen.
In een onderhoud met Oldenbarneveld 3) over de leer der
Remonstranten, zeide de laatste, om aan het gesprek
over zulk een netelig punt een einde te maken: ik ben
geen theologant. Welnu, zeide de Prins, ik ook niet
en daarom zou ik wenschen dat er eene nationale Sy-
node bijeen kwam.

In de vergadering der algemeene Staten waren de
stemmen verdeeld. Groningen, Zeeland, Friesland en
Gelderland waren voor de Synode, en wilden die, met
meerderheid der stemmen bepalen. Holland, Utrecht
en Overijssel beriepen zich op de provinciale autonomie
in kerkelijke zaken, hun bij het 13<ie artikel der Unie
van Utrecht verzekerd en beweerden dat hun tegen
hunnen wil, geene nationale Synode kon worden opge-
drongen.

Daarenboven waren de gecommitteerden der algemeene
Staten noch onderling verdeeld. In Gelderland wareti
Nijmegen en de Veluwe tegen de Synode; in Holland
waren Amsterdam, Edam, Purmerende en Dordrecht
er voor. In dezen stand van zaken stelde Hugo de
Groot
voor eene provinciale Synode te houden, maar ook dit

1) liEYDEEKEE, I, p. 220.

2) TEIGLAND, 902.

-ocr page 97-

laatste redmiddel bleef ijdel. Het scheen niet anders
of Kerk en Staat zouden in de algemeene verwarring

te gronde gaan.

Het geviel dat Prins Maurits den lÖ^en Juh üytten-
bogaerd in de groote kerk te \'s Gravenhage hoorde pre-
diken over het 51«te en 52«te vers van het 7de Hoofd-
stuk van de Handelingen der Apostelen, i) Deze leerrede
had hem zoo ontsticht, dat hij verklaarde den predi-
kant niet meer te willen hooren. Van nu aan ging hij
bij de
Contra-Remonstranten, die in de Kloosterkerk
predikten, ter kerke en koos openlijk hunne partij.

De kling van Maurits zou thands tegenover den rok
van den advokaat^), de schaal
naar de zijde der Contra-
Remonstranten doen overslaan.

Het openlijk partij trekken alleen van den Prins van
Oranje trok reeds terstond een groot aantal aanhangers
van de Remonstrantsche partij af. Maurits begreep dat het
oogenblik gunstig was om een beslissenden slag te slaan.
Eerst te Nijmegen en te Brielle en later in alle steden
van Holland, die tegen de Contra Remonstranten gezind
waren, werd de regering gewelddadig veranderd. De

1) uïtt. 726.

2) voNDEi\'s versje.

Weechschael van Sollwndt ofte Sollamdtsche

Tot zoo lang myn Heer de Prina
Gommers zyd die boven liing
Trooste met zyn staele kling
Die zoo zwaer was van gewicht
Dat al \'t ander viel te licht;
Toen aenbad elk Gommers pop
En Armijn die kreegh de schop.

-ocr page 98-

waardgelders die door verschillende steden in dienst
waren genomen tengevolge van de resolutie der Staten
van 1617, de scherpe Kesolutie genaamd,
werden door
den Prins overal afgezet.

Nergens had verzet plaats. De partij, die op de
zijde van den Prins was, was te talrijk in elke stad,
dan dat men iets durfde ondernemen. De afgevaardig-
den der Hollandsche Staten, uit den Haag naar Utrecht
afgezonden om de Staten daar te bewegen, zich niet
door den Prins te laten overreden, keerden onverrich-
ter zake terug.

Terzelfder tijd werden uit de Hollandsche Staten
Oldenbarneveld, Hugo de Groot en Rombout Hoger-
beets en uit de Utrechtsche Gillis van Ledenberch en
Adolf de Wael, heer van Moersbergen, gevangen ge-
nomen. Vierentwintig Rechters, twaalf uit Holland en
twaalf uit de overige provinciën werden hierop door de
Staten-Generaal benoemd om over de gevangenen uit-
spraak te doen. De afloop der processen tegen deze
staatsgevangenen is overbekend. Wij willen slechts aan-
teekenen, dat ook in hunne vonnissen het invoeren en
begunstigen van nieuwe denkbeelden in de Kerk, als
een der gronden van hunne veroordeeling werd opge-
geven. 1)

Nu ging alles in het kerkelijke den Contra Remon-
stranten naar den zin. De Provinciale Synoden, die

t

1) De vonnissen zijn te vinden bij beandt\'S Historie der rechts-
pleging. Zie ook de Verhooren vcm Oldenlarneveld, uitgegeven
het
Historisch Genootschap te Utrecht, o. a. p. 242.

-ocr page 99-

®inds eenige jaren in sommige gewesten niet hadden plaats
gehad, werden weder gehouden en het besluit om eene
^"^ationale Synode te houden, werd door de Staten-
Generaal goedgekeurd.

De kettergerichten vingen aan. Uyttenbogaerd had
bij tijds uit de voeten gemaakt en was naar de
duidelijke Nederlanden gevlucht, i) Hij werd door de
Synode van Delft afgezet en later ook door den bur-
gerlijken Rechter, dat is te zeggen de 24 gedelegeerde
ï\'echters voor altijd uit Holland en Westfriesland ge-
bannen. Enkele irenische gemoederen 2) mochten ook
tbans nog lioop hebben dat de zaak in der minne kon
geschikt worden, de verbittering was te groot om aan
200 iets te kunnen denken; de immoderate menschen,
Waarvoor de Groot reeds gewaarschuwd had, wa-
aan het roer en van hen was geene moderatie
\'■e verwachten. Alle toebereidselen voor de Nationale
Synode van Dordrecht werden onderwijl gemaakt. De
uitenlandsche hervormde gemeenten werden uitgenoo-
digd om zich te doen vertegenwoordigen, terwijl acht-

1) Prins MATTBITS had eene persoonlijke veete, naar het schijnt,
®gerL TTYTTEÏTBOOGAEED, Omdat deze hem eenmaal onder handen had

genomen oyer zijnen onzedelijken levenswandel.

2) Zoo p. BIT MOUBiw, toen predikant te Charenton; die vroeger
rofessor te Leiden geweest was, die eene Synode ergens in Zeeland
^ ae doen houden (als zijnde de geschikte plaats voor alle Her-
vormden om hij een te komen) en daar eene Confessie wilde laten

Pmaken, zoo ruim dat alle Hervormden er zich mede konden ver-

Bbandt, II, 255.

-ocr page 100-

tien wereldlijke personen als politieke Commissarissen
werden afgevaardigd.

Voor de aardsche behoeften der beschreven vaderen
werd door de Staten-Generaal eene som van
honderd
duizend
Guldens beschikbaar gesteld, terwijl tot het
verkrijgen van \'s Hemels zegen op het te
verrichten
werk, een algemeene bid- en vastendag werd uitge-
schreven.

De vreemde Godgeleerden i) werden, door de Staten,
met de meeste voorkomenheid ontvangen; de
pogingen
evenwel aangewend om de fransche regering te bewegen
het door haar gedane verbod aan de Fransche predi-
kanten om de Synode te bezoeken, in te trekken, ble-
ven vruchteloos.

Den dertienden November had de plechtige opening
plaats der lang verwachte vergadering, door de
recht-
zinnigen van dien tijd begroet als de schoonste kerke-
lijke vergadering sedert de Apostolische tijden, door
de vrijzinnigen van vroegeren en lateren tijd als een

1) Dat er onder de vreemde theologanten ook vele onheteekenende wa^
ren en het niet altijd tusschen hen zeer betamelijk toeging, loeren ^^^
beschrijvingen van
beeitinaee. en meijeb in 1825 door ö-baI\' i
gegeven in zijne
Beiträge \'zur GesohicJite der Synode von Bordreo
Bazel 1825.

2) Synodo Dordraceno sanctiorem, augustiorem, m.elius ordinatain tiu »
retro saecula a temporibus apostolorum vidisse.
balthasab ceMA®!^ \'
de praedestinatione. Prooem C. 3. Zie ook mosheim, Be Auctori^\'a
Concilii Dordraeeni, 4
en vlg. _ ^^

jacob capeilus, Disputafiones Sedanenses Tom. I, Diss- \'
dat er nooit eene
vergadering vras geweest die de ketters »pa le
audiverit, moderatius tractaverit, sanctius
judicaverit.

-ocr page 101-

afschrikkend voorbeeld, hoe ver geestelijke hoogmoed
kan gaan, tentoongesteld en veroordeeld, i)

Balthazar Lydius, predikant te Dordrecht hield, tot
opening der Synode, eene predikatie voor de Hollandsche
afgezondenen, terwijl voor de buitenlandsche Godgeleer-
den Jeremias de Peurs, Waals ch predikant te Middel-

1) Als een bewijs hoe groot de verbittering der Remonstranten tegen
de Synode was, strekt het volgend paskwil, dat men zelfs te Dordrecht
■«\'ond aangeplakt op de deur van het gebouw, waar de Synode gehou-
den werd. BEANDT vermeldt het, doch het schijnt dat er bezwaar
hestond tegen het drukken, ten minste uit bijna alle exemplaren van
^ijne
Geschiedenis der Reformatie is het gelicht, III, p. 419.

Triwmphe van den Gereformeerden duivel onder zijne
Synode vergadert tot Hordt.
Toen in Holland tot Dordt de Synode was begonnen
"Vierde de Duivel voor de hel met piktonnen,
Want al heeft hij alom veel vrienden en knapen wonen,
Jioehtans en kreeg hij nooit bijeen alsnlke personen;
En nergens op aerde vergaderde alsulke raet
Om te bewijsen dat G-odt is de oorsaak van alle quaedt.
Of dat hij den mensch ondoenlijke dingen gebiedt
Of eeuwelyck verdoemt de gestorvene sielen om niet;
Want al is \'t dat de Duyvel wel weet door reden
Dat dit geheel strijdt tegen alle goddelycke seeden,
Kochtans is hij blij dat soo vele kloeke mannen
Leeren Godt te weesen een Prinse der tirannen.
En dat Godt van eeuwigheit den vrijen wil heeft gebonden
Willende als vrienden kiesen d\' een en d\' andren verwerpen als honden.
En hoopt door dees leer te krijgen groote hoopen
De geenen die meinen \'t quaat niet te können ontloopen;
Dies bedanckt hij Calvijn voor dit nieuwe Kamerspel
En d\' andere sal hij bedancken als zij komen in de hel.

Vgl. ook vondels Deeretum Horrihile.

-ocr page 102-

burg, optrad. Na afloop der predikatiën begaf men
zich in plechtstatigen optocht, midden door eene uit
alle steden des lands in de oude G-ravenstad zamen-
gestroomde volksmenichte naar den Stads Doelen,
alwaar
de zaal voor de bijeenkomsten was in gereedheid ge-
bracht; de vreemde leeraren werden hierop uit hunne
logementen afgehaald en ter vergadering
binnengeleid,
waar zij plechtstatig werden verwelkomd. De eerste
zitting van het groote kettergericht ving aan. De be-
raadslagingen werden gedeeltelijk in het publiek gehou-
den, terwijl ten gerieve der vreemdehngen de
latijnsche
taal werd gebruikt, tot groot bezwaar van dezen en genen
der politieke Commissarissen, die, in die taal niet bizonder
bedreven waren en onder welke zelfs een Amsterdamsch
ouderhng was, die geen woord latijn kende en een Amers-
foortsch Burgemeester, die
altijd zijn latijnsch woorden-
boek voor zich had liggen, om zoodoende op de hoogte
der debatten te blijven, i) Johannes Bogerman
predikant
te Leeuwarden bijzonder beschermeling van den frieschen
stadhouder Willem Lodewijk werd tot voorzitter be-
noemd en heeft als zoodanig eene droevige
vermaard-
heid verworven.

Welhaast verschenen binnen Dordrecht dertien
monstranten, de meest bekende hoofden der partij niet
den beroemden Leidschen Hoogleeraar Episcopius aan
het hoofd. Zij waren door de Staten gedaagd om
voor
de Synodale vierschaar gehoord te worden.

1) B. DWiNGio, Nulliteyten "oan de Synode van Dordt.

2) ArcUves, Ilieme Serie, II, p. 568.

-ocr page 103-

Nooit zijn mannen van den leeftijd en den stand
dezer arme Remonstranten op zulk eene vernederende
minachtende wijze door hunne Rechters behandeld
^Is deze gedaagden. De bitterste versmadingen, de
lafste plagerijen, den meest laatdunkenden trots hadden
dagelijks te verduren. Het scheen dat men het er
ip toeleidde hen zooveel mogelijk te sarren en het leven
onaangenaam te maken.

Toen Episcopius eene redevoering namens de gedaag-
den gehouden had en men hem verzocht eene copie
daarvan over te leggen verontschuldigde hij zich met te
heggen dat hij slechts ééne copie had, waaruit hij had
Voorgelezen. Toen hij nu later, op dringend verzoek
^an eenige der politieke Commissarissen het klad
zij-
rede gaf en dit ter oore van Bogerman kwam,
beschuldigde deze hem, op hoogen toon, van logen
daar hij gezegd had slechts ééne copie te hebben ter-
^^ijl hij het klad te huis had. i)

En als eenige Remonstranten zich verontschuldig-
den over het overleggen van schriften, eenige dagen
^a den bepaalden termijn en als reden de felle koude
\'Opgaven die hen verhinderd had zoo gestadig te wer-
ken als anders, vroeg een der politieke Commissa-
rissen op schamperen toon, of hunne hersenen dan
bevroren waren, s) Bij zulke gelegenheden vergaten de
Eerwaarde beeren zich soms zoover, dat de zaal weer-
klonk van hun schaterend gelach. Zelfs over het geld

beandt, III, 135.
2) bbandt
, III, 526.

-ocr page 104-

dat den gedaagde Predikanten door de Staten was toege-
legd, maakte men allerlei zwarigheden. Zij moesten het
gedurig komen vragen, om het, na vele afwijzingen, te
bekomen met de opmerking dat het eigenlijk schande
was, dat zij noch geld kregen, i)

De buitenlandsche theologen, hoewel allen in de gods-
dienst hunne tegenpartij, ergerden zich somtijds over
de bejegening den ongelukkigen aangedaan; de brieven
van den Engelschen geestelijke John Hales 2) zijn er
getuigen van. Men zacht zelfs dat een der Bremer af- .
gezanten eenmaal uitriep: „o Dordrecht! Dordrecht, dat
ik uwe muren nimmer hadde gezien!" 3)

1) bbandt, III, 196.

2) halesii, JEpistolae bij mosheim, Ep. XXIII. Lud. Crocius Bre-
meusis vidisse se monebat praesidem paullo commotiorem in eo fuisse
negotio et acerba quaedam verba exoidere sibi passum fuisse a quibus
multo rectius abstinuisset etc. iam intempestivanl illam acerbitatem
invidiose consilio esprobrari si minus odio et libidini plus oaritati et
paoi datum fuisset melius existimationi eius iam consultum fore.

Lord claeeïtdok zeide van deze brieven van Hales dat zij waren
«tbe best memorial of the ignorance and passion and animosity and
injustice of that convention."
chambees, Cyclopaedia of JSnglish
Litteratwre,
I, p. 303.

De brieven van Hales zijn ook in het Hollandsch uitgegeven.

3) beandt, III, 564. De te Dordrecht geciteerde Eemonstranten
schreven aan
UïTTENBOGI-aeed, die zich toen in Antwerpen bevond,
een brief, waarin o. a. het volgende over de leden der Synode:

"Wij wijken hun niet een hair breedt. \'t Q-ene zij behoorden van
ons te eischen presenteeren. wij hun, ende worden afgeslaeghen, die
ons ten strijdt behoorden te roepen, worden van ons uitgedaeght ende
maeken sich \'t soek; die ons schuldich sijn, weigeren ons die, hoewel
daertoe gebeden sijnde. Wij soeken met haer in collatie te treden, het
is huu onaengenaem, ja sij können den naem naeulijks verdraegen.

-ocr page 105-

Van zulke Rechters was niet veel zachtmoedigheid te
wachten. Het vonnis van afzetting der gedaagden werd
door de Synode uitgesproken. Dit vonnis was zuiver ker-
kelijk en als zoodanig rechtmatig. De modus quo en alle
bijkomende omstandigheden daargelaten had de kerk na-
tuurlijk het recht om eene verklaring te geven van wat
zij geloofde en degenen, die van die verklaring afweken
Van het predikambt te ontzetten.

Zeer terecht werd dan ook op voorstel van enkele
leden de qualificatie der Remonstranten als perturba-
teurs van het vaderland en de rust der republiek uit
het over hen gevelde vonnis gelicht, i) Dit toch was de
zaak van den burgerlijken, niet van den kerkelijken
rechter. Dit rechtmatige zal echter het eenige wel zijn,
Wat men goeds kan zeggen van de synodale beshssing.

Wij bestaen Trijmoediglijk onze leere hnn voor te draechen ende hun
misdracht te ontblooten; \'t wordt ons verboden. Wij willen hun open-
l)aeren ende in hunne schoot uitschudden. dat ons om \'t herte leit,
®ij weigeren het te hooren en dringen ons tot een ontij digh examen.

Wij wijzen hnn aen de billijkheit van ons doen door gewichtige
redenen, sij opposeren ons autoriteit.

Synodale decreten en resolutien geapprobeert en bevestigt van de
hooge Overigheit zijn hun geweer en wapen.

brandt, III, 270.

1) BRANDT verhaalt slechts dat er aanmerkingen op die woorden
■Werden gemaakt. Daar zij evenwel niet in het vonnis voorkomen, schijnt
liet, dat men, op grond van die aanmerkingen, die woorden heeft
■^^eggelaten. Zie
Handelingen des Synode Nationalis van Dordrecht,
P- 322. De schrijver der Korte Historie van de Synode Nationael
(Arnhem 1776) speeekt ook van veranderingen, in het ontwerp ge-
maakt, p. 247 en nEYDBKKER verhaalt uitdrukkelijk dat de woor-
den er uit genomen zijn, I, p. 644.

-ocr page 106-

Dat zij onverstandig, hardvochtig en onchristelijk was
behoeft voorzeker geen betoog. De geheele handehng
was eigenlijk slechts eene wraakneming der partij die
thans aan de regering was gekomen. Wat Bogerman
en de zijnen te Dordrecht besloten vond dadelijk op
het Binnenhof te \'s Hage, in Cornehs van Aerssen, die de
tegenpartij den voet had gehcht, een gedwee ondertee-
kenaar. De Bremer Professor Matthias Martinins zag
het noch zoo verkeerd niet in, toen hij zeide dat eigen-
lijk de geheele Synode slechts eene politieke farce was
geweest, i)

Kort na het sluiten der vergadering viel het grijze
hoofd van den Lands advokaat. Nu, zoo luidde de
bittere spot der Remonstranten, ontbrak er niets meer
aan de Synodale besluiten. De Dordrechtsche Canons
waren verzegeld met het bloed van den eersten Ar-
miniaan uit het land. Maar bleven de Dordtsche
vaderen in hunne uitspraken ten minste binnen de per-
ken van het strictum jus, de Staten van Holland gin-

Ij beandt, III, 564. geaf, 127.
2)
beakdt, III, 614.

Zoo ras de Aartslastertong van \'t huichelaars Synode
Den aardt des afgronds G-ode
Anzeeg, en had Gods naam tot zuivi-ing van haar zaak ,
G-ehrandmerkt op haar kaak;
Ontbrak er zegel om dien gruwel kragt te geven

Met quetzing van het leven,
En \'t afgemertelt bloed der vroomste borst
Daar heische wraak na dorst.
tondei, Jaergetijde van mijlen Reer Joan van Oldenharnevelt.

-ocr page 107-

gen ook die perken te buiten. Zij begonnen met de
gedaagde predikanten, nadat bun vonnis geslagen was,
te Dordrecht nog eenige weken in arrest te houden,
ten minste in zeer strenge bewaking, i) niettegenstaande
hun vrijgeleide was toegezegd. 2) Dit had men zelfs
op het Concilie van Trente, jegens de aldaar gedag-
vaarde Hervormden, niet gedaan. Ondertusschen ontwier-
pen zij de zoogenoemde acte van stüstand. waarbij de
Onderteekenaars zich verbonden om niet meer, noch in
het openbaar, noch in het geheim te prediken of op
eenige wijze hunne leer te verkondigen. Dat deze akte
Van stilstand niet strijdig was met de woorden der Unie,
kon misschien worden volgehouden. Daar was alleen
Vastgesteld dat men niemand zou mogen lastig vallen

1) Het werd aan een hunner, schoon hij zich bij rekwest tot de
Staten wendde en aanbood borg te stellen, geweigerd zich eenige
dagen uit Dordrecht te verwijderen om zijne zuster te gaan bezoeken
die stervende was, en hem, voor haren dood, noch verlangde te zien.

2) B. DWIN&IO, Nulliteiten der Dordtsehe Synode, 42. Men heeft
den Remonstranten vrijghelei toegeseid ende evenwel in arrest gehouden.

IEydekkeb spreekt volstrekt niet van dit vrijgeleide en laat dit
PUnt, schoon hij
bbandt anders voet voor voet volgt, onwederlegd,
daaruit men kan opmaken dat er niet veel tegen viel in te brengen.

Van baebbe (BABLAEtrs) schreef in eenen brief aan de Remonstrant-
sche kerken: »In de Synode is gevioleert het jus gentium. Daarom is
et
ook eene eeuwighe Infamie voor het Concilie van Constans, dat
^U JOHANNES HTTSS, met vrijghelei gekomen zijnde, hebben gehouden
verbrant. Doch in het Concilie van Trenten, welck billijker en
^®chtvaerdiger is geweest dan het Synode van Dordrecht, heeft men
en Q-ereformeerden vrijghelei gegeven en ook gehouden dengenen die
daer verschenen."

"»■PEY en DEEMOüT, II, Aant. 291.

-ocr page 108-

wegens zijn geloof. De tegenwoordige bepaling liet dan
ook ieder vrij om te gelooven wat hij wilde, maar verbood
alleen het verspreiden van het kettersche geloof. Tegen
den geest der Unie en de historische ontwikkeling van
onze Staatsinstellingen druischte de akte echter ongetwij-
feld in. De Unie bedoelde geen gewetensdwang en nu kon
het toch moeielijk anders dan gewetensdwang genoemd
worden dat men aan predikanten voor wie het eene
gewetenszaak was, de leer die zij voor de ware hielden
aan hunne medebroeders te verkondigen, alle prediking
zoowel in het openbaar als in het geheim, direkt zoo-
wel als indirekt verbood. Daarbij moest de geschie-
denis van de wording der republiek, gebouwd als zij
was op vrijheid, niet het minst in\'tgodsdienstige, den
raadslieden van 1619 het nemen van dusdanige maat-
regelen ten eenenmale ontraden. De gedaagden verde-
digden hunne weigering dan ook met de juiste opmer-
king dat zij gaarne wilden beloven van nu aan
niet
meer in de Hervormde kerken te prediken; maar het
prediken op andere plaatsen na te laten, konden zij
met hun geweten niet overeenbrengen, dat hun ge-
leerd had: Gode meer gehoorzaam te zijn dan de men-
schen. 1) Dan, zooals een hunner terecht zeide: al deze

1) \'t En mocht oock den Remonstranten in \'t minste niet helpen >
dat se versoheydene en gliewichtighe redenen allegeerden ende bijbrach-
ten, daarmede sij onwedersprekelijck betoonden ende bewesen dat zij
conscientie halven sulcke generale belofte niet en mochten ofte konden
doen: ja dat het gheen Christen gheoorlooft was toe te laten zich so
sidcken belofte te laten verbinden, verre van daer dat hij hem selven
soo soude verbinden; of ten ware dat sij hare beloften, welcke sij Gode

-ocr page 109-

redenen mochten niet gelden. Wat de gedaagden aan-
gaat , een hunner teekende de akte en werd ontslagen;
de overigen werden voor altijd verbannen en op be-
vel der Staten over de grenzen gebracht, met bedrei-
ging van zware straffen zoo zij weder in het Vaderland
terugkwamen.

Ondertusschen beijverde zich de Overheid overal, zoo-
wel in Holland als in Gelderland en vooral in Utrecht
dit voorbeeld te volgen. Aan ieder die van onrecht-
zinnigheid verdacht werd en weigerde de Dordtsche leer-
stukken te onderteekenen, werd de Akte van stilstand
Voorgelegd en wie ook deze weigerde te onderteekenen,
werd gebannen. Wagens vol Arminiaansche predikanten
doorkruisten welhaast het land en voerden die onge-
lukkigen naar Waalwijk in Noord-Brabant, het eerste
dorp dat in handen der Spaanschen was.

Het lot dezer ballingen was voorzeker hard, hunne
lotgevallen beslaan eene bladzijde in onze geschiedenis,
die thands bijna ieder, had hij er de macht toe, zou

haren Heere Jesu Christo, midsgaders sijne ghemeynte solemnelyc-
lieu ghedaen hadden , trouwelooselycken willen schenden ende de ghe-
ïneene wet der liefde, welcke ons ghehiet onsea nâesten welvaren en
salichheit op de allerbeste wij se, altijdt te soeken, wilden scheuren,
ja haer selven wilden begeven in de eyschelijke straffen die G-odt teghen
de stomme en stilswijghende herders, teghen de ghene die haer pondt
l^egraven, teghen de dorre en onvruchtbare boomen uytgesproken heeft.
Onlillijclee Wreetheyt der DortsoJie Sinode, 1619, p. 8.
Men denkt hier onwillekeurig aan de schoone woorden van
VINEtJ
La manifestation des convictions religieuses est un droit puisque c\'est
Un devoir.

-ocr page 110-

willen uitdelgen, maar wij kunnen toch eene enkele aan-
merking niet onderdrukken.

Phikten de Remonstranten niet de vruchten van
den boom, door henzelven geplant? Kon men niet
van hen zeggen dat zij eenigermate loon naar werken
kregen ?

Zonder te willen gelooven dat zij, zoo zij de macht
in handen hadden gehad, op dezelfde wijze hunne te-
genpartij zouden hebben behandeld, bracht toch de door
hen verkondigde leer tot dezelfde gevolgen. Zoo de
Staten eene apologie hadden willen geven van hunne
handelingen in 1619, zij hadden misschien uit geen
boek betere verontschuldigingen kunnen putten dan uit
üyfctenbogaerd\'s traktaat van het Ampt der Hooge Over-
helt in Kerckelycke Saeken. Trigland en Leydekker i)
halen dan ook triumphantelijk zinsneden uit dat boeks-
ken aan, om, zoodoende de liemonstranten met hunne
eigene wapenen te dooden. Wij moeten bekennen niet
geheel zonder grond. Uyttenbogaerd, 3) na aan de Chris-
telijke Overheid de hoogste macht in kerkelijke, zaken
te hebben toegekend, waaronder het zorgen voor de
zuiverheid der leer, het bijeenroepen, regelen en voor-
zitten der Synoden, als andersinds, wil wel niet van
geloofsvervolging weten en raadt alleen het gebruik
van het geestelijk zwaard, dat is, Gods Woord, en niet
van het Rechterlijk zwaard aan ; maar daarnaast wenscht
hij toch ook dat de overheid die vergaderingen verbiede

1) TBIGLAND, 1148, 14. LEYDEKZEB , II, 34.

2) rïTTESBOGAEED, p. 122.

-ocr page 111-

iidie gelyk se tegen d\'eere Gods stryden ooc,denStaet
»des lants en de gemeene ruste schadelyck syn."

Wat deden de Staten anders?

De praedestinatieleer van Arminius, (dit was door
eene, door de Overheid bijeengeroepen Synode, uitge-
maakt) streed tegen de eer van God en nu verbood
de Overheid de vergaderingen der Arminianen. Ook is
het niet te ontkennen dat, schoon de plakaten van
1617, toen de Remonstranten op het kussen zaten,
een milderen geest ademen dan de Dordtsehe decreta-
liën, er toch ook in dien tijd bepalingen tegen de ver-
gaderingen der Contra-Remonstranten genomen zijn, niet
van hardvochtigheid vrij te pleiten.

Kan men echter hiervan eene grieve maken tegen
de Remonstranten, de tegenstanders behoefden er zich
Waarlijk niet op te beroepen. Hunne handelwijze was
ten eenemale strijdig met de leer door hen verkondigd.
■2ij hadden altijd de Kerk vrij willen houden van alle
Wereldlijke macht; zij hadden altijd getracht de macht
In kerkelijke zaken aan de Staten te onttrekken, i) Hoe

1) Zie ellaedus van mehen, Tractaat van het recht der Tcerclce
Ghristi etc.
Harderwijek, 1616, tegen uyttenbogabbd uitgekomen.
Daar wordt, p. 146, tot liet einde de geheele questie van het beroepen
der predikanten, het uitvaardigen van kerkelijke wetten en het bijeen-
roepen der Synodes in kerkelijken zin beslist. Nu zecht hij wel dat
dit alleen geldt in gewone toestanden, »de vraghe is hier van het or-
dinarisehe ende als de stant der kercke in goeden doen is. Want in-
dien volgen soude dat al hetghene \'twelok in eene extraordinarische
sacke wel gedaen is ordinarisoh van een dezelfde persoon wel soude
Qiogten gedaen werden enz. Met dit »aux grands maux , les grands
remèdes" kan men veel verdedigen.

-ocr page 112-

dikwijls hadden zij geijverd tegen het bijeenroepen eener
Synode door de wereldlijke macht, hoeveel tegen
in-
vloed van politieke Commissarissen op die vergaderin
gen geschermd?

Nu was er eene Synode gekomen, zamengeroepen door
de wereldlijke macht (liever door het wereldlijk
geweld)
waar de politieke Commissarissen eene eerste rol hadden
gespeeld, en toch was het die Synode, aan welke „de god-
delijke verborgenheden uit den hemel waren
ontdekt.
Hoe sterk was er steeds gestreden tegen het benoemen
der predikanten door de burgerlijke overheid; thans
zette de Magistraat hen in grooten getale af en me\'^
zweeg niet alleen, maar moedigde het aan. Bleek
het hier niet weder uit dat, zooals wij reeds hierboveO
opmerkten, de strijd over het gezach der
overheid ei-
genlijk meer een strijd uit partijbelang dan een stnj
voor beginselen was geweest? Uit een zuiver
staats-
rechterlijk oogpunt was de quaestie ook bijna niet h®^
schouwd. De eenige leek die zich in den strijd meng
was Hugo de Groot, overigens werd
hij door predik^o
ten gestreden,
die veel politiseerden, maar geene
staatsrechterlijke kennis hadden. Ook zal men i» ^
twistschriften van dien tijd zelden een
filosofisch ®
historisch-juridisch betoog over het jus in sacra
Het gezach van kerkvaders en bijbelteksten,
niet
van
rechtsgeleerden waren de meest gebruikelijke

1) Brief van paultts SEEYITA aan heinsius. IjEydekkeb , i> p\'^^j^

2) Zie vooral de Utreohtsehe geloofsvei-volgiagen bij bbasdT\'
940 en vlg.

3) Als, yan_ meheït eene plaats uit de Folitica van

-ocr page 113-

penen van beide partijen. Daardoor werd de strijd zoo
^ïibepaald en konden zich eigenlijk beide partijen de
overwinning toekennen. Wat toch is meer rekbaar dan
ybelteksten, vooral als zij uit hun verband zijn gerukt,
heeft, zooals bekend is, in onzen tijd het com-
l^nnisme verdedigd en bestreden op gezach van den
yoel, aan beide zijden met evenveel recht, i) Zooging
ook hier.

noch ten laatste over den strijd; hij was bij uit-
onvruchtb
aar. De macht van den Staat bleef, niet-
Senstaande J^i^\'bestrijders aan het roer waren. De
ï^ostacta der Dordtsche Synode, leverden er het bewijs
De Synode werd namelijk, na het vertrek der
^reemde Theologanten weder geopend op den dag van
^deabarnevelds onthoofding. De punten op deze her-
^Pende zitting betroffen voornamelijk de innerlijke re-
der Kerk en het vaststellen eener kerkorde 3).
bleek bij de beraadslagingen welhaast dat, schoon
® Synode zich van de Remonstranten zoo cavahère-
ontdaan had, zij de Remonstrantsche begrippen

vaa^^^*^*\' derden uit eene plaats

^\'^tlegging van het loele Samuel van den Hervormden Grodge-
e
Petbus moetijit. v. mühen, Tractaat, p. 170.
ïQet °P gfond van de
Handelingen der Apostelen. Bestreden

cheistus: "de armen zult gij altijd bij u hebben."
^au ^^ POf^tacta der Synode zijn niet opgenomen in de folio uitgave
ïil Handelingen van de Syn. Nat. Zij zijn, volgens beandt,

^^^^ in 1668 gedrukt. Earius occurrunt, zegt v. d. maeck ,

" P- 34. Zij zijn echter te vinden in Korte Historie

«e 8yn. Nat. door den Procureur van de vaderlandsche Kerlce

-ocr page 114-

noch niet geheel in haren boezem had uitgeroeid. D®

absolute vrijheid der Kerk door de contra-Remonstran-
ten zoo sterk voorgestaan, vond hare tegenstanders
de politieke Commissarissen die, naijverig op hunn®
rechten en die hunner committenten vooral (en dit zal
bij sommigen wel eene oratio pro domo
geweest ziji^)
tegen de opheffing van het patronaat-recht te velde
trokken, i) De predikanten hadden eigenlijk
gehoopt de
Leycestersche kerkorde, thands zonder slag of stoot,
door de Staten te zien goedkeuren; maar zij hadden
in dezen, buiten den waard gerekend. In de twee
punten waartegen zich de Staten, reeds
vroeger g®\'
kant hadden, was het hun ook nu onmogelijk hunneo
zin te krijgen. Bij de beroeping der predikanten i"
het algemeen en het patronaatrecht in het
bizonder,
zagen zij zich tot inwilligingen verpUcht. Bij het
artikel der kerkorde van 1591, dat de beroeping
predikanten in het algemeen regelde, moest worden
gevoegd, dat de beroeping niet kon plaats vinden
„sonder goede correspondentie met de Christelijke over-
heydt der plaetse respectivelijck," terwijl voor het P^\'
tronaat-recht negen bizondere artikelen
werden vas^\'

1) Zij zeiden dat het niet mogehjk zoude zijn dit recht geheel ^^^
te nemen dewijl de Heeren Staten nimmer zouden gedogen dat
die in wettige possessie van dit recht waren, daarvan zouden hevoo ^
worden door eenig kerkelijk besluit, derhalven dat de
Synode
zoude doen om de misbruiken, zoo er eenige waren, te ß^ß

dan om \'t zelve in \'t geheel te vernietigen. Korte Historie v-
Nat.
p. 279. wiLTEUS, I, p. 117. ypey, Het \' \'

p. 532,

-ocr page 115-

gesteld, die evenwel noch een echt kerkelijken tint
hielden.

Vooreerst bleef het beschouwd als een kei\'kelijk recht

niet als een burgerlijk. De kerkelijke rechtbank,

^^ dezen, de dassen en provinciale Synoden was de

hoogste rechtspraak in verschillen betreffende de uitoefe-
ning

van het patronaat-recht. Voorts werd het recht
Schier tot een schaduwbeeld gemaakt door de bepaling
"lat de Kerk het recht had den gepresenteerden per-
®oon te weigeren, zoo zijne gaven of manieren haar
^let aanstonden, i)
Dan het maken van deze bepalingen was niet moeilijk,
moeilijkste van de zaak was de goedkeuring der
Verheid te verkrijgen. Hiertoe werd Bogerman met
twee andere predikanten D. H. Faukehus en D.
■ Hommius en den Leydschen Hoogleeraar J. Polyan-
naar den Haag gezonden. Hun last strekte om
® Staten Generaal voor hunne medewerking in de plaats
Sehad hebbende handelingen, te bedanken, terwijl zij
^^ ens overbrengers waren van een rekwest der te
ordrecht vergaderden, waarin bij Hunne Hoog Mogen-
^ Werd aangedrongen op de goedkeuring der gemaakte
J\'^fordeningen, het handhaven en uitvaardigen van pla-
^ en tegen de Eoomschen en Joden, tegen het mis-
^niken van Gods naam, het comedie spelen der Re-

Terecht zecht van beb mabck clan ook van deze artikelen, Lect.

^cad tt „

■ 7 3, p. 38. Ad quos novem articulos tantum generaliter
quod jus patronatus plane inane nomen foret si constituti
vim Legis Boclesiasticae obtinuissent etc.

-ocr page 116-

clerijkers, het dansen, de Sabbathschennis en dergelijke
in hun oog onheilige zaken.

Twee punten verdienen hier vooral opmerking. Voor-
eerst de noodzakelijkheid van het verzoek. Wij moe-
ten toch in het oog houden dat de politieke
Commis-
sarissen, die de acten der Synode hadden geteekend,
daardoor alleen verklaarden dat alle besluiten genomen
waren in hunne tegenwoordigheid; maar in het minst
niet door hunne onderteekening hunne committenten, de
Provinciale Staten, verbonden, i)

Ten anderen handelden de Dordtsche rekwestranten,
door hun verzoek bij de Staten Generaal te berde te
brengen tegen de artikelen der Utrechtsche Unie, die
aan iedere provincie de soevereiniteit in
godsdienstzaken
gewaarborgd had. Wellicht beriepen zij in dezen zi^^^
op het gepretendeerde Generaliteitsbesluit van
waarvan wij hierboven handelden. De provinciale Staten»
in allen gevalle, hebben dat recht gehandhaafd. ^^
Staten-Generaal hebben wel de handelingen der Synode
goedgekeurd maar alleen wat aangaat de leer en de
veroordeeling der Remonstranten. Over de

kerkorde

hebben zij zich nooit verklaard. 3) Het staat ons slechts

1) UE fl-SOOT, Verantwoording nan de mettelijlce regering, P-

2) V. D. MABCK zecht p. 42. Qua in re (de kerkorde) non videi
dum quid forsan Ordinibua Greneralibus plaouerit. Het schijn^
dat sommigen beweerden dat de Alg. Staten de
kerkorde hadden
gekem-d. Dit is des te meer bevreemdend omdat niet alleen de re"
zinnige schrijver der
Korte Historie van de Syn. Nat. er volstr®
geene melding van maakt, maar zelfs in de voorrede voor hét der
deel van
wilteïts Kerlc. Placoaathoelc (geschreven door de 4 P

-ocr page 117-

t® beschouwen hoe die kerkorde in de verschillende pro-
vinciën is opgenomen. Over hare al of niet aanneming
\'^oor de Staten van Holland bestaat strijd. Sommigen
beweren dat zij aangenomen is en beroepen zich daar-
door op eene Resolutie van 2 Juli 1619 en eene van
l^S December. De eerste resolutie evenwel spreekt slechts
Van eene voorwaardelijke aanneming; aan de Staten-
^eneraal zou worden voorbehouden de „uitlegging van
duisterheden" en dat op dien voet de kerkorde werd
Aangenomen. In de tweede Resolutie die over de school-
meesters handelt wordt gesproken van de Dordtsche
kerkorde, „alhier aangenomen en geapprobeerd;" doch
Seene vijf regels verder geeft dezelfde Resolutie aan de
Gedeputeerden ter Staten-Generaal den last om aan te
\'^\'^ingen op het aannemen der kerkorde door de Staten-
^^Ueraal terwijl anders zulks particulierlyk in Holland
West-Friesland zal worden gedaan, i) Dat de eerste

j. w. te water, w. de koning-, p. h. hugenhoitz

en

EüTöEHg, aan welke de bijeenbrenging van dit Supplement van
^erk van
wiltens en SCHeitus in 1785 was opgedragen), wordt
^\'itkeiKj dat; ^g Algemeene Staten de kerkorde zouden hebben goedge-
> hoewel die schrijvers volhouden dat de Staten van Holland hunne
^dkeuring gegeven hebben.
® ook het
TLechi der Overheid omtrent TcerTcelijhe bedieningen van
van alphen. Leyden 1756, p. 260.
Water {Verh. over de Reformatie in Zeeland) verhaalt dat

de

\'ten van Zeeland en Friesland zich bepaald tegen de kerkorde

Joel Resolutien zijn te vinden bij wiltens KerhelijTc Flaccaat-

\' ® dtfdlby cariieton, Mémoires. III. p. 103.

schrijver der Korte Historie zegt dat de kerkorde door de Staten van

\'kanten,

M:

-ocr page 118-

resolutie slechts eene voorwaardelijke goedkeuring be-
helsde en
in de tweede die voorwaarde vergeten of uit-
gelaten is,
blijkt, dunkt mij, ook uit de Remonstrantie

der Synoden van Zuid- en Noord-Holland tegen eene
gewijzigde kerkorde die de Staten in 1621 wilden in-
voeren. In deze Remonstrantie beriepen zij zich op \'Ie
tweede Resolutie ten bewi^jze der wettelijke
approbatie,
door de Staten aan de kerkorde van 1619 verleend-
Was het toen niet in confesso geweest dat de goed-
keuring van Juh slechts eene voorwaardelijke was, zij
zouden zich klaarblijkelijk op de Resolutie van Juli
beroepen hebben, nu echter trokken zij van de uitla-
ting in de tweede Resolutie partij om aan hunne bewe-
ring een ghmp van waarheid te geven. In allen ge-
valle , algemeen ingevoerd is de kerkorde van
Dordrecht
nimmer. Nog in 1691 bediende men zich in de stad
Dordrecht zelve van die van 1591. i) Ook hebben

Holland niet is aangenomen, p. 298. Zie boe. Aanhangsel van authe»-
tielee stuMen tot het III. deel, waarin de geheele Eemonstranti®
wordt medegedeeld «omdat de Heeren Staten van Holland en West-
friesland voor deze de ordre zooals ze ligt hebben
geapprobeert ende
ghearresteert sonder eenige veranderinge genomen den 18. Deoemher
1619, bij welcke Resolutie Uwe Ed. Mog. verzocht en gebeden
den te willen blijven als doen ter tijdt met goede redenen en insich"
ten genomen.

Zie vooral boe. Bijvoegsel van authentieTce stuklcen. TPBT
DEEMOUT, Aant. 283, p. 162.

De questie van de al of niet goedkeuring der kerkorde wordt ook be-
sproken door
p. hcïstede, Oost-Indisohe XerTczaken, Rotterdam
I, p. 35 en vlg.

1) van alphen, Het recht der Overheid omtrent TcerTcelijlce bedie-
ningen
p. 241,

V

Éf

-ocr page 119-

Noord- en Zuid-Hollandsche Synoden niet afgelaten van
gedurig de invoering bij de Staten te verzoeken.

In 1621 waren de Staten van plan de Dordtsche kerk-
orde gewijzigd in hunnen zin, in te voeren; doch hier-
tegen verhieven de Synoden hare stem zoo sterk dat
het bij het plan bleef. De zaak werd nu weder op
de lange baan geschoven, waarop de Noord- en Zuid-
Öollandsche Synoden zich in 1624 andermaal tot de
Staten wendden met verzoek, om voorloopig tot nader
besluit, de Leycestersche kerkorde te gebruiken; dan.
Ook dit werd van de hand gewezen; de Staten besloten
ten spoedigste de zaak der kerkorde te regelen, maar
"Voorloopig alles in statu quo te laten. Die status quo
duurde zoolang de Republiek bestond.

Gelderland schijnt de eenige provincie te zijn geweest
^aar men de kerkorde heeft aangenomen, evenwel niet
geheel onveranderd. In drie artikelen bracht men eenige,
hoewel niet bizonder groote veranderingen; de bijeen-
komsten der Classen alleen werd beperkt door de Over-
heid. 1) De aanneming in Utrecht schijnt niet zoo ab-
soluut te zijn geweest en voor eene vrij ruime inmen-
S\'ug der Overheid de deur te hebben opengelaten. 2)
Zeeland heeft de kerkorde nooit ingevoerd. Men bleef
^ich daar aan die van 1591 houden. Het patronaat-
recht is dan ook in Zeeland nooit uitgeoefend. Men
^ad tot beroeping der predikanten het zoogenaamde
Collegium qualificatum, bestaande deels uit leden van

1) brandt, IV. p. 288.

2) Korte Mist. p. 298 , de noot. Utr. Plahhaatboeic, I, p. 380 en vlg.

-ocr page 120-

den kerkeraad, deels uit magistraatspersonen, i) Ook
in Drenthe, Groningen en Overijssel is men bij het oude
gebleven. Het slechtst werd de Dordtsche kerkwet ech-
ter in Friesland ontvangen. Zij werd daar beschouwd
als niet praktikabel en tegen \'s Lands resolutien strijdig
in vele punten. 3) Zoowel de Synode als de Staten ver-
wierpen haar. S) Men koos ook daar het zekere voor
het onzekere en het het bestuur der kerk op den voet
zooals het geweest was.

1) J. w. TE WATEE, KoH Verhaal der Heformatie in Zeeland
Middelburg 1766, p. 474 en vlg.

2) TPEY en DEEMOTJT, II, Aant. 284, p. 165.

3) BEANDT, IV, 22.

4) De Kerhelijhe Wetten van Friesland zijn verzameld door e. NAüTA
en in 1757 uitgegeven. Zie
WethoeTc voor de 2Terv. Kerlc in Fries-
land. Franeker 1806.

-ocr page 121-

HOOFDSTUK HI.

De Roomsch Katholijken, zooals wij reeds zagen,
"Waren in ons vaderland bij de meerdere uitbreiding van
de Hervormde Kerk en hare erkenning en bevestiging
door den Staat, langzamerhand op den achtergrond
geschoven en van alle voordeelen en voorrechten allengs-
kens beroofd. Men liet het hier somwijlen echter niet
bij blijven. Ook tegen hen werd het beginsel van ge-
Wetensvrijheid , door de Unie voorgeschreven, niet altijd
even ruim toegepast. Reeds spraken wij van enkele
Plakaten tegen de „Papisten"; die verordeningen werden
^an tijd tot tijd hernieuwd en verscherpt. In 1594 i)
1606, 1612 en herhaaldelijk later werden strenge

1) wiLTENS, I, p. 526 en vlg.

2) beatjlietj schrijft uit Parijs aan tuümbüli,, Engelach Ö-ezant te
Brussel, in 1612. We have understood of the severe placcard made
V the States against the Catholicks, wherewith they are nothing well
satisfied here. Your Pere JSTaijen passing lately this way ia his jour-
•ley to Rome, did complaine unto the Queen (maeia db medicis, toen
ïegentes) of the States forbidding the Exercise of the Catholiek religion
in the Plat Pays of the bordering country under their jurisdiction;
contrary, as he pretended, to the promise made in that behalf to the
^\'resident
jeannin, at the time of the concluding of the truce: Whe-
rein it seemeth the Queen doth purpose to imploy herself towards the

-ocr page 122-

bepalingen tegen alle Roomsche Vergaderingen uitge-
vaardigd zoowel „in kercken en particuhere huysen
als „op den velde, in schepen of schuyten."

Ook hier werd echter gelukkig het strictum jus niet al-
tijd even onverbiddelijk toegepast, het vond eene heilzame
tempering in de toen zoo sterke autonomie der
stede-
lijke besturen. Sasbold, bisschop van Philippi in p. inf
maar eigenlijk van Utrecht, bekende zelf meer
van de
Jesuiten dan van de Hervormden te lijden te hebben, i)
De tijdelijke balhngschap in 1602 tegen hem
uitgespro-
ken, berustte voornamelijk daarop, dat hij van den
vijand des lands, den Aartshertog Albert, den titel
van
bisschop had aangenomen. S) Ook bleef een groot getal
geestelijken zich steeds in de Nederlanden ophouden
en werd er niet aUeen oogluikend geduld, maar zelfs
eenigermate erkend. Gebeurde er evenwel het een of
ander dat achterdocht jegens de Roomschen
opwekte
of meende men te moeten klagen over eenige „paep-

States. But their Ambassador here denyeth any such promise to have
been made by them, whereby they may be bound to the
observanee
thereof, winvtood , Papers, III, 359.

1) SASBOLD schreef in 1596. JSfon hi (protestantes) tantum incoin-
modant quantum illi (jesuitae) affligunt. dü pac de belle gabdE,
Histoire de Véglise d\'TJtrecU, p. 92, de noot.

2) Het vonnis staat in Batavia Sacra, II, p. 47. De anti-Janse-
nistische partij, die steeds de Utrechtsche prelaten in hunne waardig-
heid heeft trachten te verlagen, ontkent die benoeming door den Aarts-
hertog, maar verhaalt slechts dat hij wegens het gerucht zijner be-
noeming veroordeeld is.
mozzi, Histoire des Revolutions de l\'Hglise
d\'Utrecht,
Gend 1828, I, p. 54.

3) Placcaat v. d. Staten Generaal, 26 Febr. 1622 «ende by publV"
que tolerantie gedooght.
wiitens , I, p. 546.

-ocr page 123-

sehe stoutigheit", dan werd het vaur in deze of gene
stad den Catholijken wel eens na aan de scheenen ge-
legd. Zoo moest Philips Rovenius, Sashold\'s opvolger
zich, wegens een tegen hem uitgesproken vonnis van
tijd tot tijd in Utrecht verscholen houden en kwam er
Soms niet zonder- levensgevaar af. i) Ook na de vero-
vering van \'s Hertogenbosch in 1629 toen die stad en
de onüiggende Meijerij met kracht gereformatiseerd wer-
den, ging het niet altijd even zachtzinnig toe. 2)

In de laatste jaren vóór den Munsterschen vrede be-
handelde de regering hare Roomsche onderdanen bij
uitstek bar, de tusschenkomst van den Franschen ko-
uing Lodewijk XIV, door middel van zijnen gezant
d\'Avaux in 1644 stichtte meer kwaad dan goed; plakaat
Volgde op plakaat. Men had het toen bovenal op de
Jesuiten gemunt. Er schijnt echter na den Westphaal-
schen vrede eenige verademing te zijn gekomen. Na
dien tijd, schoon altijd eene gedulde sekte blijvende,
hoort men weinig meer van vervolging der Roomschen.
Ondertusschen moeten wij hier nog opmerken dat en-
kele steden, zooals Venlo en Roermond door bizon-
dere bedingen, bij gelegenheid der overgave gemaakt,
steeds gevrijwaard bleven voor verdrukking, en dat
de vrijheid den Roomschen gegund bij uitzondering in

1) Na zijnen dood werd hij zelfs in een particulier huis te Utrecht
heim^lijjj begraven,
dtjpac de bemegaede , p. 147.

2) j. a. coppews, Nieuwe beschrijving van het bisdom van \'s Her-
^ogenbosch,
1840, I, p. 174.

3) Mozzi, II, 192. Les magistrats les traitèrent dans la suite (na
1048) avec plus d\'humanité et de justice.

-ocr page 124-

die steden ruimer werd toegepast, i) Wat de hervormde
sekten der Lutheranen en Doopsgezinden in ons Vaderland
betreft, ook zij werden geduld, niets meer en somtijds
iets minder. Hun toestand was, bij den algemeenen toe-
stand van Europa vergeleken, vrij gunstig, maar met het
oog op den tegenwoordigen stand van zaken, rampza-
lig. Waar de Overheid hen goedgunstig behandelde was
dit voornamelijk uit een materieel belang. Het handels-
belang toch maakte het ongeraden zoovele nijvere en
handeldrijvende beden te bemoeüijken. Vandaar dat in
de koopstéden Amsterdam, Dordrecht, enz. hun toe-
stand over het algemeen gunstiger was dan in de land-
provinciën. 3) Over de Friesche geloofsvervolgingen door
den stokebrand Bogerman op touw gezet, spraken wij
reeds met een paar woorden. Ook in .Groningen en
Overijssel hadden zij het soms vrij hard te verantwoor-
den. 3) Drie omstandigheden werkten vooral
ongunstig
op den toestand der Doopsgezinden. Vooreerst werden
zij door naamverwantschap te goeder of te kwader trouW
dikwerf met de Wederdoopers verward. Jan van Muns-
ter was zoo spoedig niet vergeten en de
herinnering
aan zijne woeste en onstuimige volgers en hunne heil-
looze aanslagen leefde nog steeds als een spook on-
der het volk voort,
\'i-) Verder was hun gewetensbe-

1) krrifpenbee&h, Historia ecclesiastica dwcatns Qelriae, 224, 226-

2) blaupot ten cate, I, 207 en vlg.

3) blaupot ten cate, Gesch. der Doopsgezinden in Groningen>
II, p. 38 en vlg.

4) Zoo werd in 1591 door de Staten van Zeeland een plakaat g«"

Éf

-ocr page 125-

bezwaar tegen bet dragen van wapenen , bun niet zelden
tot ongerief; over het algemeen liet men hen echter
tegen betaling van eene kleine som gelds van deze ver-
pligting vrij. Eindelijk bracht hunne weigering om eenen
eed af te leggen hen in zwarigheden, door deze weige-
ring waren zij in de onmogelijkheid om staatsambten
te bekleeden.

In de eerste tijden der republiek toen het vooral op
bet platteland, in tegenoverstelling met wat men thans
ziet, niet aan posten ontbrak, maar aan geschikte per-
sonen om die te vervullen, deed zich soms het vreemd-
soortige verschijnsel voor dat men de Doopsgezinden met
geweld tot het aannemen van betrekkingen wilde dwin-
gen. Men zag zelfs voorbeelden van Doopsgezinden die
gegijzeld werden omdat zij geen Schepenen wilden wor-
den in hunne woonplaats, i)

Het is zonderling dat van alle gezindten de Joden
m Nederland noch het beste behandeld werden. Be-
halve de belangen van den handel, die ook in deze
eene groqte rol speelden, zag men in hen lotgenoo-
ten der Spaansche verdrukking. De zoogenaamde Por-
tugeesche Joden toch uit Spanje veijaagd hadden in
ons Vaderland eene schuilplaats verzocht. Reeds vroeg-
tijdig hadden zij te Amsterdam hunne Synagogen. In
1615 werd door de Staten van Holland een reglement

®oneipiëerd tegen de Doopsgezinden, de-wijl zij zoo sterk toenamen,
"dat er te duchten is voor een Munsters of Amsterdams spel."
blaupot ten cate, I, p. 215, de noot.
1)
biiatti\'ot ten cate, I, 212.

Jm

-ocr page 126-

op hunne toelating gemaakt; Hugo de Groot, aan wien
deze taak voornamelijk schijnt opgedragen te zijn ge-
weest, zorgde dat dit in een verdraagzamen geest
werd
opgesteld, i) Niettegenstaande de Dordtsche Synode 3) zich
bij de Staten-Generaal bitter over hen beklaagde, bleef
men hen, in verloop van tijd steeds vrijzinnig behandelen.

De Hervormde Kerk had door de besluiten der Sy-
node, met allen gebroken, die zich met de
rechtzin-
nige kerkleer te Dordt verkondigd, niet meer konden
vereenigen. Door haar geloof binnen een bepaalden kring
te beperken ontzeide zij hare gemeenschap aan allen,
die de waarheid buiten dien kring meenden te moe-
ten zoeken. Hoewel velen door den Dordtschen don-
der verschrikt, als verdoolde lammeren weder bij de
rechtzinnige kudde terugkeerden, bleef toch nog een
vrij groot aantal de Remonstrantsche gevoelens ook
in de verdrukking getrouw. Zij waren echter
zonder
kerken en predikanten; de gestrengheid der tegen-
partij had hun alle middelen ontnomen om zich als een
afzonderlijk kerkgenootschap te constitueeren. Wat zij
echter in het Vaderland niet konden doen, deden hunne
uitgewekene leeraars voor hen. Reeds te Waalwijk,
waarheen de meeste ballingen gevoerd werden, werden
de eerste grondslagen gelegd voor de vestiging der Re-
monstrantsche broederschap. Later werd het
nadere

1) KOENEN, de Joden in Nederland. Utrecht 1843.

2) In het rekwest der Synode aan de Staten heet het »dat ook ws^
eenen acht genoomen werde op de lastei-inge der Jooden, onder ons
woonende, en dergeenen die, van haar verleid zijnde, van de
Christe-
lijke religie afvallen tot het Jodendom. Korte Historie, p. 303.

-ocr page 127-

bepaald in eene Vergadering van predikanten te Ant-
werpen, onder voorzitterschap van Uyttenbogaerd. i) Ter
sluik wisten enkele predikanten de verstrooide gemeen-
ten te vergaderen en te zorgen dat de sekte niet ge-
heel en al te niet ging. De omstandigheden waren echter
den Remonstranten verre van gunstig. De ontdekking
der zamenzwering van Oldenbarneveld\'s zonen tegen
Prins Maurits maakte hun toestand hachelijker dan ooit
te voren. Een verloopen predikant Slatius die ook in
het onberaden complot had medegedaan poogde zijn
leven te redden door de zamenzweering voor te stellen,
als van de Remonstranten in het algemeen uitgaande.
Het volk opgeruid door zijn predikanten werd nu noch
meer tegen hen verbitterd. De predikanten die zich
noch in de Nederlanden bevonden, namen de vlucht of
teekenden de acte van stilstand om zich voor alle ver-
volging te vrijwaren. Enkelen werden gevangen genomen
en het vuur der verdrukking dat aan het smeulen was,
flikkerde weer sterker op.

Na 1625 kregen de verdrukte Remonstranten eenige
Verademing. De uitgebannen predikanten waagden het
allengs wederom in het Vaderland terug te keeren,
zelfs Utótenbogaerd, niettegenstaande zijn vonnis wegens
majestatschennis noch steeds van kracht was, vertoonde
zich in \'s Gravenhage. De vijandige stemming was door
den loop der tijden eenigermate gesleten, mildere be-
grippen vonden ingang. De zoon van Louise de Coligny

1) BEAUDT, 33 en vlg. TiDEMAN, de Memonstrmtsche broeder-
p. 30. •

-ocr page 128-

was van zacMer en verdraagzamer inborst dan zijn
driftige hardvochtige broeder. Frederik Hendrik, Re-
monstrant in zijn hart, die zelfs Uyttenboogaerd in zijn
ballingschap te Antwerpen had bezocht i) gebruikte gretig
het aanzien en den invloed die het Stadhouderschap
hem gaf, om zijne geloofsgenooten bij te staan en hield
hun gaarne de hand boven het hoofd. Van gewetens-
dwang afkeerig was het, zooals Vondel hem in zijn
Princenhed toezong, zijne vurigste begeerte de goede
gemeente in Hefde vereend te
zien. 2)

De strenge besluiten der mannen van 1619 werden
van heverlede getemperd. Boeijen werden
geslaakt,
gevangenissen ontsloten. Rombout Hogerbeets verwis-
selde welhaast het vochtige Loevestein met zijn bui-
tenverblijf bij Wassenaar. De Remonstrantsche pre-
dikanten, nog op hetzelfde kasteel gevangen, ontsnap-
ten, zoo al niet met medeweten, dan toch tot heime-
lijke vreugd der regering, die hén verder
ongemoeid
liet. 8) Zelfs ten opzichte der Roomschen koesterde de
Prins een gansch ander gevoelen dan de stugge
recht-

1) Leven van üVTTENBO&iEitD, p. 330.

2) Ik wensch de goe gemeeut
En trouwe burgerije
In liefd\' te zien vereent.
3)
WA&ENAAE, XI, 146. HOOFT schrijft aan BAEE , 29 Juni 1631-
Na ze mij \'t ontkomen der gevangen Leeraren op Loevestein verhaalen,
IS \'t geen gemaakte mouw geweest, \'t welck ik verhoopt had om daar-
uit eene genegenheit der Algemeene Staten tot maatiging te
besluiten,
\'t Is altijds zooveel dat die mannen iu de vooglesang geraakt zijn en
niet licht weder in gelijke zwaarigheit vervallen zullen,
HOOET, Brieven, A° 289. Ed. Haarlem 1750.

-ocr page 129-

zinnigen. Hadde het aan hem gestaan, men zou bij
de bemeestering van \'s Hertogenbosch, den Roomschen
niet alle rechten en eigendommen ontnomen hebben, i)

De conciliante geest van Frederik Hendrik v^^erkte
terug op zijne omgeving. De onstuimige vrienden van
Maurits, de driftige Aerssen, de norsche Brederode,
voerden niet meer het hoogste woord aan het hof van
den stadhouder. Zij werden door mannen als de schran-
dere en verlichte Heer van Zuyhchem, \'s Prinsen ge-
heimschrijver overschaduwd.

. Het geschetter der predikanten overstemde de beza-
digde woorden der welgezinden niet meer zoo hüde.
Zelfs bij de kerkelijken begon men van toenadering te
fluisteren. Een geest van verzoening en vrede scheen
de gemoederen meer en meer te vervullen. Merkwaar-
dig waren de pogingen omstreeks dezen tijd van ver-
schillende zijden aangewend, om de wond, die de ge-
beurtenissen van 1619 geslagen hadden, te heelen.

Reeds het jaar na den dood van Maurits schijnen
hiertoe plannen beraamd te zijn. Het gold met meer
of minder dan het afkondigen eener volledige amnestie
en het herroepen der plakaten sedert 1618. In\'sGrra-
venhage waren het voornamelijk Nicolaas Reygersbergh,

Jm

k

1) coppens, I, p. 172. aibxandeb van de h capellen zegt ill zijne
G-edenhschriften, I, 546. Zijne Excellentie was in de Capitulatie zeer
genegen om de geestlicke voor altijt haere goederen te laeten, drijvende
dat werck met groote contestatiën.

2) p. c. hoopt, Brieven, 138., .aan bet&ersbbe&h. Men zou
zien te bewerken dat de koning van Frankrijk »daignait conseiller la
reconciliation interne des esprits, d\'esteindre les animositéz qui nous

-ocr page 130-

zwager van Hugo de Groot en Nicolaas van Beaumont,
lid der Staten-Generaal voor de provincie Zeeland, die
m dezen geest werkzaam waren. Zij vonden te Amster-
dam eenen krachtigen steun in Andries Bicker, burge-
meester der stad, en bovenal in den beroemden Dros-
saard van Muiden, Pieter Cornelisz. Hooft.

Aan de eene zijde schijnt men er op bedacht te
zijn geweest om, of door de tusschenkomst van den
franschen Koning, of door den Stadhouder zeiven
krach-
tig te werken op de Algemeene Staten, i) In Amster-
dam moest het handelsbelang de voornaamste hefboom
zijn, om bij de bevolking een beteren geest jegens de
Arminianen op te wekken. Men scheen destijds
bevreesd
te zijn voor den invloed dien de Groot, toen te Parijs,
konde hebben op de vestiging eener Oostindische
Maat-
schappij in Frankrijk. 3) Dit gevaar was door de terug-
roeping van den grooten balling te voorkomen.

pourroient eti beaucoup d\' occurences donner de grandes traverses, pour
y parvenir qu\'on révoquât tous les arrest de ban et prison donnez a
cause du différent de la religion et en suite d\'iceluy depuis l\'an 1618
si non eu termes diserts pour le moins en termes generaulx par la

publication d\'une amnestie universelle qui ne.....avec moins d\'ardeur

être embrassée du poste opprimant que de l\'opprimé.

b. htjtdecopbe, die de brieven van hooft in 1750 uitgaf, zegt van
de 5 brieven aan
eeygeesbebgh, in den bundel opgenomen, 138-142,
vijf Fransche brieven, geschikt aan den Raadsheer
tan eeygeesbbb&S
over eene zaak van gewigt, die nogtans in dezelven niet duidelijk ge-
noemd wordt.
Opdragt, XII.

1) HOOPT, Brieven, 138 en 139.

2) HOOPT, Brieven, 141, la ville d\'Amsterdam la plus intéressée de
toutes au fait de la société qui se dresse en France. -
Copie van d^n

-ocr page 131-

De geheele onderneming liep ondertusschen spaak.
Een brief, door Reygersbergh aan de Groot geschreven,
Werd onderschept, viel in handen van Antonie Duyck
en werd in de vergadering der Algemeene Staten voor-
gelezen en zelfs in druk uitgegeven. Hoewel, na lang
onderzoek, de Advocaat-fiscaal in het geïncrimineerde
geschrift geene termen tot vervolging konde vinden, was
toch wellicht dit incident i) eene les voor de gematig-
den, dat de tijden der verzoening noch niet daar wa-
ren, en oorzaak dat men de zaak liet steken.

^nef lij den JE. Heere nicoiaas tan bbyg-ebsbebgh etc. aan sijn
Zwager
htjgo GBOTIXJS geschreven — mei eenighe aenmeroTcingen 1627.
-^Ireede is hier te lande
Tan eenige Bewinthebhers van de Oost-Indi-
sche Compagnie, sonder communicatie van de seventhienen voorgesla-
gen, dat in Vranckrijk opgerecht word een Oost-Indische Oompaignié
®ïide dat men
geotium versoekt om hem ten dienste van deselve te
billen laten gebruycken. Dattet dan voor dit lant noodigh ende dien-
®tigh soude wesen
gbotium wederom in \'t vaderland te roepen ofte
doen komen, opdat hij niet genoodsaeckt werde hem tot oprechtinge
ende vorderinghe van de voorsz. Compagnie te laten emploijeren, p. 15.
A
itzema, Zalcen van Staet en Oorlogh, I, p. 658, waar dit pamflet
afgedrukt staat.

Als tegenschrift kwam uit Monster van honderd tastelijclce ende grove
^^nghenen ende calumniën, staende in seTcer pasquill geintituleerd :
Copie enx.
1627.

De schrijver van dit stukje zecht, p. 32: \'t gunt voorder tot laste
^an de Bewinthebhers van de Oost-Indische Compagne, dewelcke in
"^ranckrijck wort opghestelt, is als mede een calummieusen treek om
deselve te denigreren. Of het waer is ofte niet, dat den libellist seyt
ik nu niet examineren, maar dit wil ik wel segghen, dat de sake
zijnde als den libellist voorstelt de Bewinthebhers groote redenen
hebben gehad alsulcken voorslach te doen.

1) WA&ENAAB, XI, p. 50. T. AiTSEMA, I, 656. HOOET, Brieven, 152.

-ocr page 132-

Niet alleen leeken wendden pogingen aan tot ver-
zoening, ook uit den boezem der Kerk rezen vreed-
zamer denkbeelden op. Die denkbeelden kwamen het
eerst tot rijpheid in eene dorpspastorie in de provin-
cie Utrecht. Antonius Hornhovius waagde eene po-
ging, om de gescheurde Kerk weder in vrede te ver-
eenigen. Hij was voor de omwentehng van 1618 en
1619 predikant te Werkhoven geweest en de Arniini-
aansche leersteUingen toegedaan. Bij de
algemeene
vervolging was hij aan de Dordtsehe ketterjagers niet ont-
snapt. Voor de Utrechtsche Synode in 1619
gedagvaard,
werd hij van zijn predikambt ontzet, en ontkwam
slechts de verbanning, door teekening der acte van
stilstand, i) In de benarde tijden der Stoutenburcb-
sche zamenzweering het de arme man zich
overhalen
om tot de kerk terug te keeren en de Dordrechtsche
Canons te onderteekenen. 3) Dientengevolge weder tot
den predikdienst toegelaten, werd
hem de herderstaf
der gemeenten van Eemnes binnen en buiten toever-
trouwd. Hier schreef hij in 1626 een boekje dat hij
eerlang aan de Staten-Generaal en aan den Prins
van Oranje toezond, 3) waarin hij voorstelde de bijeen-

1) BEANDT, III, 971 en vlg.

2) Oordeel der H. H. professoren der H. Theologie tot Leiden vm
seJcer boeJcsken dat
aktonirs hoenhovitjs , predioant tot \'Eemnes heefi
doen drncTcen ende aen de Hoog Mog. H. H. Staten Generaal,
alsmede
aan den Doorl. Prince van Oraengien overgegeven ende naderhand tegen
de intentie van hare Hoog Mog. pMyclcelijclc is vercoft. Amsterdam
1626, p. 6.

3) xpey en debmout, II, p. 341. Oordeel der Professoren, p. 14-
Het boekje van
hoeïfeoveir heb ik nergens kunnen vinden.

-ocr page 133-

roeping van zulke geestelijke personen, die door hunne
antecedenten zich niet aan de eene of andere partij
bij uitstek verbonden hadden. Die vergadering zou
de besluiten der Algemeene Synode overzien en ver-
zachten. Zoo dit niet kon geschieden, dan moest
men toelaten ,dat het den predikanten voortaan vrij
zoude staan de Dordtsche leerregels met eenig voor-
behoud te onderteekenen.

De Staten-Generaal stelden het boekje in handen van
de Hoogleeraren in de Godgeleerdheid te Leyden. Dit
Was reeds even goed als eene veroordeeling. De Leidsche
school, sedert de Synode van alle onrechtzinnige ele-
menten gezuiverd, kon niet anders dan met afgrijzen
Van zulk eenen voorslag kennis nemen.

Johannes Polyander,. Andreas Rivet, Antonius Wa-
iaeus en Antonius Thysius, de vier toenmalige theologi-
sche Hoogleeraren brachten een zeer ongunstig advies
uit. Hornhoven werd daarop door de Staten in den
Haag ontboden, met bevel om al de exemplaren van
zijn boekje mede te brengen, ten einde de verspreiding
te voorkomen, i) Het stukje werd desniettemin bij hon-
derden verspreid. Bij de Staten schijnt Hornhoven er
noch al redelijk te zijn afgekomen, erger verging het
bem tegenover zijne geestelijke broeders. Het kerkbestuur
Schorste hem in zijne bediening. De Utrechtsche Synode,
die in 1627 dit vonnis uitsprak, verklaarde de zaak
Voor een zoo groot delict, dat de delinquent eigenlijk
Verdiende van zijn ambt ontzet te worden. Door eene

J) Oordeel enz. p. 6.

-ocr page 134-

openlijke schuldbelijdenis, waarin Hornhoven verklaarde
niets te hebben willen ondernemen tegen de leer der
kerk, ontkwam hij aan die straf, i)

De kerkelijken begrepen door deze gebeurtenis, dat
het zaak was op hunne hoede te zijn tegen herhaUng
van pogingen als die van den predikant van Eemnes.
De predikanten moesten akten teekenen, waarbij zij be-
loofden zich te onthouden van het doen van eenigen
voorslag tot „accomodatie of moderatie."

Hiermede hoopte men de zoogenoemde „moyenneurs"
tot rust te brengen. Dan, hun werken tegen den geest
des tijds in, bleek toch ten slotte ijdel te zijn geweest.
Meer en meer staken de Remonstranten het
hoofd
op en maakte de algemeene geest van verdraagzaam-
heid vordering. Openlijk werd zelfs in 1627 gedrukt,
dat er eigenlijk geen reden bestond om niet ook
aan Catholijken volkomene vrijheid te geven, iets dat

1) ypey en deemout, II. Aant. 394. n. c. kist,_____

der Zuid-HoUandsche Synode betreffende de zaak en leer der Re-
monstranten,
1619—1805. Leyden 1836, p. 184 en 195.

2) Zoo onder anderen in een pamflet: Vrye godsdienst of \'t samert-
spreecTcinghe tusschen Remonstrant en Contra-Remonstrant over de
vrye godsdienstighe Vergaderingen der Remonstranten,
1627.

De Contra-Eemonstrant vraagt: Maer hoe Buerman soudet ghJ
dan oook willen dat men de Papisten soowel vrye
exercitie van Eeligie
gaf als anderendat dencke iok immers niet.

Remonstrant: lok kan geen swarichheit hier in sien, voor mij»
dee] als de Papisten verklaren, dat sy haer als rechte en
getrouive
ondersaten nae \'s Lants wetten en Rechten willen draghen.

"Want daar vrijheit van conscientie voorghestaan wordt, daar moet
elck een die genieten of het is geen rechte vrijheid. Dat vrij is moet
gemeen zijn, of het wordt wederom dwangh, p. 44.

-ocr page 135-

Daen zelfs in de dagen van Oldenbarnevelds bewind niet
Openlijk zou hebben durven verkondigen. Arminianen
zaten in de regering, zelfs in de Staten-Generaal. In
1627 werd dan ook het laatste plakaat tegen de Re-
nionstranten uitgevaardigd, i) Schoon de predikanten
hemel en aarde bewogen, konden zij der overheid geene
Verdere dwangmaatregelen aftroggelen.

Terwijl de Hervormde kerk aldus in dit tijdvak door
hinnenlandschen strijd verdeeld was, had zij toch nog
gelegenheid gevonden in verafgelegene streken veld te
Winnen en zich uit te breiden.

Toen in 1602 de Oost-Indische Compagnie van de
Staten-Generaal haar oktrooi bekwam, werd haar in deze
Oorkonde ook de verplichting opgelegd, te zorgen voor
de „vordering en verbreiding der ware Christelijke re-
ligie." 3) Eveneens werd bij de in 1617 door de Staten-

1) WiiTENS, II, 317. Merkwaardig zijn de slotwoorden van het
Placaat «dewijle men aireede bespeurt dat de Conferentie met Sijne
excellentie (fbedebik hbndeik) ten dienste en ruste van het land

sulks ten goeden einde voorgenoomen, de voornoemde Remonstran-
ten alomme stouter had gemaakt, om vryelijk de aangenoome religie
te molesteren.

2) Behalve den stortvloed van pamfletten kan men over de po-
Silgen der kerkelijken onder anderen vinden een:
Oprecht Verhael,
\'^^vvattende verscheydeue stucken, soo van weghen de contra-Bemon-
^^anten tat de heswarmghe der Bemonstrants gezinden als van wege

Bemonstrants gezinden tot versoeck van vrije oeffeninghe en van
Religie enz. aan de M. H. Staaten van Holland over gegeven, met
voorreden van een liefhehher der Waa/rheyt ende consientien vrij-
heit.
(uyttenbogaebd ?) Fryburch 1628.

3) tpey en deemotjt, II, p. 315.

iMl

-ocr page 136-

Generaal uitgevaardigde instructie i) voor den Gouver-
neur-Generaal en Raden van Indië bepaald, dat deze
overal op de voortplanting van de Christelijke religie
alle behoorlijke orde zouden stellen. 2)

De Oost-Indische Compagnie liet het oppertoezicht
der Kerk in de koloniën over aan de moederkerk. De
uitvoerende macht schijnt in deze voornamelijk te zijn
uitgeoefend door de Noord- en Zuid-Hollandsche Syno-
den en de Classis van Walcheren, hetgeen van de zijde
der overige provinciale Synoden, wanneer deze niet ge-
noeg meenden gekend te worden, van tijd tot tijd tot
botsingen aanleiding gaf.

Wat de rechtzinnigen in het moederland verloren,
trachtten zij in de kolonie te herwinnen. Overal waar
m de Indien de Nederlandsche vlag geplant werd, heescb
de Kerk er den Dordtschen wimpel naast op. Nauw-
keurig zag zij toe op alles wat eenigsints naar ketterij
riekte. Geen schurftig schaap mocht de reine kudde
aansteken. Voor één enkelen Arminiaanschen zieken-
trooster die, bij abuis, door de mazen had weten heen
te glippen, werd alles in rep en roep gebracht. 3) Zelfs
de Lutherschen werden uit de kolonie zooveel
mogelijk
geweerd. Hun verzoek om te Batavia hunne eigene Kerk
te hebben, werd herhaaldelijk geweigerd en eerst in de
achttiende eeuw ingewiUigd. In de Kaapstad werd noch
m 1774 den Lutherschen de openbare oefening hunner

1) Art. 34. Zie Verzameling van Instructien van Mr. p. mijee. p. 34.

2) p. HOPSTEDE, Oost-Indische Kerlczaken, I, p. 12.

3) hoestede, I, 17.

-ocr page 137-

godsdienst geweigerd, i) Eigenlijk heerschte in de Oost-
Indische kolonie onverholen gewetensdwang, door de
wetten zoo al niet gehuldigd, dan toch gedoogd. 3)

In 1647 werd op Amhoina iemand wegens verzaking
Van het Christendom en Godslastering verbrand, terwijl
eenige jaren later eenige inlandsche hoofden gestreng
berden gestraft, omdat zij, nadat zij het Christelijk
geloof omhelsd hadden, hunnen voormahgen God had-
den aangebeden. S)

In Oost-Indie schijnt de Dordtsche kerkorde vrij al-
gemeen gegolden te hebben. Er bestond evenwel ook
eene Oost-Indische kerkorde door den Amboineeschen
predikant Sebastiaan Dankaarts opgesteld. Noch in het
laatst der vorige eeuw werd er heftig geredetwist over
de al of niet geldigheid dezer kerkorde in de koloniën. 4)

hofstede, I, 18 en vlg.

2) In het Eeglement voor de bewindhebbers der West-Indische
Compagnie werd gewetensvrijheid uitdrukkelijk vermeld; in de Oost-
ladische Wetten is er geen spoor van te vinden. Men zon eer het
tegenovergestelde opmaken uit de door\' den Gouverneur-Generaal
van
Kiemen afgekondigde Statuten van Batavia in 1642. hoestede , I,
P- 14 en vlg.

De kerkelijke dwingelandij in Oost-Indie word ook sterk veroor-
■ieeld door
beoes, De Kerle en de Staat, IY, ,le stuk, p. 71.

3) Hun lot was, volgens hoestede, I, p. 15, zoo erg niet. Zij
berden
aiieen! van hunne ambten beroofd, van \'t stadhuis af tot
^an \'t schavot toe door de schooljongens met roeden gegeesseld en met
vuiligheid geworpen en toen naar het eiland Rosingeyn in Banda ge-
bannen.

4) Het aangehaalde werk van den Eotterdamschen predikant hoe-
stdde, dat eene zuiver polemische strekking heeft, behandelt deze
quaestie nog als eene question bruiante.

-ocr page 138-

HOOFDSTUK IV.

1648 is even als later 1815 de wettiging van het fait
accompli geweest. Wat de Weener verdragen voor de
revolutie zijn geweest, dat was het Munstersche vrede-
tractaat voor de Hervorming; het erkende namelijk den
toestand door die bewegingen die geheel Europa door-
woeld hadden, in het leven geroepen. Waar evenwel
het Weener Congres eenigermate de zegepraal was der
reactie, daar traden uit het Munstersche raadhuis de
nieuwe begrippen zegevierend te voorschijn. De Neder-
landsche repubhek die aan de Hervorming haren oor-
sprong verschuldigd was, werd bij het op 30 Januari
1648 gesloten vredetractaat, als onafhankelijke staat
erkend en in de rij der Europeesche mogendheden
opgenomen. Hoe luisterrijk evenwel de uitkomsten van
den vrede waren, niet iedereen was er in ons vader-
land evenzeer over voldaan. Frederik Hendrik had bij
zijn leven alles gedaan om de onderhandehngen tegen te
houden, zijn opvolger was evenmin vredelievend gestemd.

Beiden hadden gaarne de thans onherroepelijk ver-
loren zuidelijke gewesten ten minste gedeeltelijk tot
Nederland teruggebracht. Aan hunne zijde was de

-ocr page 139-

a

geheele rechtzinnige partij. De predikanten hadden niet
geschroomd in stede van den vrede, den oorlog van den
kansel te prediken, i) Het handelsbelang echter legde
in de Statenvergadering het grootste gewicht in de schaal.
De koopsteden haakten naar rust, de mogelijke voordee-
len van een verlengden oorlog, het heroveren van Ant-
werpen vooral, werd te Amsterdam meer gevreesd dan
Verlangd. De vrede kwam door hunnen invloed en tot
bunne uitbundige vreugde tot stand.

Aangaande godsdienstzaken bepaalde het Munstersche
traktaat niet veel. De Roomschen die op vrijheid van
godsdienst gerekend hadden, rekenden buiten den waard,
in dezen: de Staten. Herhaaldelijk werd gedurende de
onderhandehngen van wege de bizondere provinciën,
vooral door Zeeland bij de Algemeene Staten er op
aangedrongen om de ware gereformeerde religie in geen
geval prijs te geven. 3) Het eenig middelijk voordeel
dat de Roomschen van den vrede hadden was, dat het
binnenkomen van priesters uit de Spaansche Neder-
landen, door de herstelde gemeenschap gemakkelijker
Werd. Er werd echter in het 19 Artikel van het Muns-
tersche vredeverdrag bedongen dat, de uit die landen
komende personen zich in godsdienstzaken stil en zedig
naoesten gedragen. 3)

Wat door sommigen gedurende de onderhandelingen
als bezwaar tegen den vrede was aangevoerd, dat onder

1) waöenaab, XI, 494.

2) l. vak aitzema, Verhael van de Nederlandsche Vredehande-
^i\'ngh, p. 260 en 304.

3) Zie het Tractaat bij wagenaab, XI, 458 en vlg.

iMl

-ocr page 140-

zijne schaduw de binncnlandsche oneenigheden wederom
zouden opflikkeren i) bleek welhaast niet ongegrond te
zijn geweest. De partijschappen stonden heviger dan
ooit tegen elkander over. De aanslag op Amsterdam
Tan Willem II mislukte wel ten deele; maar toch zou
wellicht de geheele staatsregeling omver zijn geworpen,
zoo niet de dood tusschen beiden gekomen was. De Staten
van Holland door het pas gebeurde voorzichtig geworden
haastten zich, na den dood van Willem 11 het Stad-
houderloos bewind te proclameren. Ten einde
evenwel
den band tnsschen de verschillende gewesten nauwer
te bevestigen, en zoodoende meer eendrachtelijk te werk
te kunnen gaan besloot men eene Vergadering der Al-
gemeene Staten in grooter getale dan gewoonlijk bijeen
te roepen. Toen op den 18. Januari 1651 deze Verga-
dering in de groote Loterijzaal te \'s Hage bijeenkwam,
verklaarde de Raadpensionaris van Holland Jacob Cats
in eene deftige openingsrede dat de medewerking der
Vergadering voornamelijk in drie punten werd ingeroe-
pen, namelijk: de Unie, de Militie en de Rehgie. Het
laatste punt werd het eerst behandeld.

De gevoelens hieromtrent waren vrij wel eenstem-
mig. Enkele provinciën wilden de plakaten tegen de
Roomschen strenger, anderen minder streng hebben.
Tegen de Remonstranten verhief zich geene enkele
stem. De predikanten die in alle regeringszaken,
vooral
wanneer het de Kerk gold, gaarne den neus staken,
heten zich niet onbetuigd. Eene deputatie, door de ver-

1) AITZEMA, p. 261.

-ocr page 141-

schillende provinciale Synoden afgezonden, verscheen in
de Vergaderzaal der Algemeene Staten en ontvouwde
daar, hij monde van den Haagschen predikant Loo-
tius, de meeningen der Kerk. Ook hij, schoon zich
vinnig tegen de Roomschen kantende, liet zich over de
Remonstranten niet uit. De omstandigheden, scheen het,
leerden dat alles tot nu toe tegen de Remonstranten
gedaan, slechts boter aan de galg was geweest. Waar
de Staatsche partij aan het roer zat was er toch weinig
te hopen, beter dus niet van de zaak te reppen dan
het hoofd te stooten.

De resolutie door de Vergadering, op het stuk van
godsdienst genomen, bracht weinig of geen verandering
in den stand van zaken. De Gereformeerde godsdienst
werd als Staatsgodsdienst gehandhaafd, de plakaten
tegen de Roomschen uitgevaardigd bleven in kracht,
terwijl aan de sekten en gezindten, die geduld wer-
den, werd aangezegd dat zij zich rustig moesten hou-
den en niet in andere plaatsen zouden toegelaten wor-
den, dan waar zij zich reeds hadden gevestigd, i) Het

1) De resolutie is, behalve bij cau en bij wiitens, te vinden bij
AI
tzema, Zaken van Staet en Oorlog, III, pag. 509.

Art. III luidt aldus. Dat de secten ende gesindtheden, die geseclu-
deert zijn van de publycke protectie ende alleen werden geconniveert
gehouden suUen worden in alle goede ordre en stilten met bepalinge
tegen alle Excessen, en dat ook deselve op geene andere plaetsen meer,
daer die tegenwoordigh zijn voortaen sullen worden gepermitteert.
Zoo
is de text bij aitzema.

Bij gatt, I, 193 en wiltens , 1,6, staat achter de woorden ge-
conniveerd nog: »gedurende derzelver conniventie."

Over dit verschil van lezing is in 1772 eene heftige pennestrijd ge-

-ocr page 142-

ging natuurlijk wederom met dit besluit, zooals met vele
anderen uit den tijd der republiek, het werd namelijk
cum grano salis en dikwerf met meer dan een granum
ten uitvoer gelegd. De vroedschap liet herhaalde malen
het vestigen van andersdenkenden toe, tegen het besluit
m, zoodat in vele gemeenten waar in 1651 geene dis-
senters of Roomschen woonden er toch later gevonden
werden, i)

De kerkelijke toestand der Nederlanden gedurende de
tweede helft der 17« eeuw is niet veel meer dan een iet-
wat flauwe weerschijn van den toestand in de eerste helft.
Al ontbrak het aan statige praalvertooningen, zooals het
Dordtsche Concilie of dramatische ontknoopingen, zooals
het uiteinde van den advocaat en al waren de namen
der acteurs veranderd, de gang van het schouwspel was
weinig anders. Waar men in 1618 Arminianen en Go-
maristen gezien had, vond men in 1650 Coccejanen en
Voetianen. Waren de Gomaristen aanhangers van Maurits
geweest, de Voetianen hadden al hunne hoop gevestigd
op den jongen Prins van Oranje, die welhaast als Wil-
lem III de eerste man zijner eeuw zou worden. 2)

weest. De lezing van aitzema schijnt de vrare te zijn en overeen te
komen met de oorspronkelijke resolutie. De verzamelingen van
cau
en WXLTENS zijn ook, slechts particuliere verzamelingen en niet door
de regering uitgegeven.

Zie v. d, TALK, Over het gepretendeerde GeneraUteitshesluit vm
1583, p. 33 en vlg.

1) t. d. talk, 53.

2) Daarom segt men tot Uytrecht voor een spreekwoordt: "goet
Cartesiaans quaadt Prins."
Het Collegie der Scavanten van Utrecht, 1674

-ocr page 143-

Des Cartes toen als balling in ons vaderland woonach-
tig, had een machtigen invloed op de vrijzinnige god-
geleerden, terwijl Voetius en de zijnen tegen dezen,
door hen verketterden vreemdehng het gezach van den
bijna tot Christen verhevenen Aristoteles deden gelden.
De strijd over de macht van den Staat over de Kerk
had ondertusschen sedert de dagen van\' Uyttenbogaerd
en Walaeus, van Sybrand Lubberts en Hugo de Groot
Veel van zijne actualiteit verloren en was eenigermate
aan het bedaren, i) Waar de felheid der rechtzinnigen
en der Remonstranten op dit punt geweken was kon
men op eene eenigsinds meer bezadigde beoordeeling
van het groote vraagstuk rekening maken. Van een
steil gereformeerd en zuiver kerkelijk standpunt werd
het door Voetius, in zijne in 1663 uitgegeven Politica
Ecclesiastica behandeld. Als strijdschrift tegen de Re-
monstranten is dit lijvig en weinig aantrekkelijk boek
natuurlijk een pleidooi voor de onafhankelijkheid der
kerk. Zoo treft men er onder anderen eene scherpe be-
strijding van het collatierecht in aan. 3) Voor gewetens-
vrijheid is er, wel eens waar in het stelsel van den Utrecht-
schen Hoogleeraar nog plaats over, maar de plaats er aan
ingeruimd is, op de keper beschouwd, uiterst beknopt.
Het niet toelaten van van elders komende niet-gerefor-
meerden, het verbieden van alle vereenigingen van an-
dersdenkenden , het uitoefenen van dwang tegen de dwa-

1) Post illud tempus (1645) quievit in Belgio haec controversia.
VOETIUS, Polit. Eccl. Tr. II, C. 11, p. 129.

2) VOETIUS, 4, III, Tr. II.

-ocr page 144-

lenden door geldboeten als andersinds, ten einde hen
te noodzaken de pubheke godsdienstoefeningen bij te
wonen, zijn altemaal zaken die zich met die Voetiaan-
sche gewetensvrijheid zeer goed laten vereenigen. In
concreto wenschte Voetins in ons Vaderland dan ook
dat aan geene andere gezindheid behalve aan de heer-
schende de pubheke godsdienstoefeinng werd toegelaten.
De Lutheranen vrij te laten kon er nog door, maar
de overige sekten moesten zooveel mogelijk geweerd
worden, i)

Op eene gansch andere wijze en uit een geheel ander
oogpunt dan dat van den vader der Nederlandsche recht-
zinnigheid vinden wij omtrent dezen tijd de
verhouding
tusschen Staat en Kerk, besproken bij de Staatsgezinde
pubhcisten, die, zoo al niet geïnspireerd door Jan de
Witt, ten minste dien grooten Staatsman, als
trouwe
aanhangers volgden en vereerden. Op de denkbeelden
van de Witt zelve omtrent godsdienstvrijheid valt zeker
niet hoog te roemen. Godsdienstvrijheid stond hij in
ons Vaderland voor maar als een monopolie; zij
moest
binnen onze grenzen beperkt blijven. Hoe meer de
buitenlandsche mogendheden andersdenkenden vervolg-
den, des te beter voor Holland, waar men hen opnam-
Door zich op een uitsluitend materieel standpunt te
plaatsen en het stoffelijk belang van Holland boven
alles te stellen volgde hij in dezen eene zuivere utdi-
teits politiek. S)

1) voetius, L. IV, Tractatus I, passim.

2) Zie o. van bees, Dissertatie over Pieter la Court, p-
vooral de daar aangehaalde woorden van
jacobus kantelaab, p- 51-

-ocr page 145-

Datzelfde nuttigheidsbeginsel treffen wij ook aan bij
den beroemden schrijver van de Aanwijsing der heilsame
politieke gronden en Maximen van de Republike van
Holland en Westfriesland. Pieter de la Court wenscht
ook verdraagzaamheid voor alle sekten, naast eene
heerschende godsdienst, door den Staat beschermd, die
hij noodzakelijk acht in eenen welgeordenden Staat, i)
Niet zoozeer evenwel uit beginsel dan in de verwach-
ting der stoffelijke voordeelen, die hieruit voor den
Staat zullen voortvloeien, staat hij verdraagzaamheid
Voor. Waar bij de predikanten steeds in hunnen strijd

Merkwaardig is ook de door dea Hoogleeraar yan eees vermelde
trief van
pieteb de GEOOT , waar hij aantoont hoe nadeelig het voor
Onzen Staat zoude zijn, zoo men in Zweden, met name in Eiga, de
uitoefening der godsdienst vrij liet.

Ongeveer hetzelfde schrijft ook tan beuningen. Ambassadeur in
frankrijk, over het bemoeilijken der Hervormden in la Eoohelle. Zoo
het slechts aan Treemdelingen geoorloofd was zich Toor handelszaken
Ui die stad op te houden, was het, dacht hem, genoeg.

Juist de vervolging der Protestanten zou voor Holland voordeelig
^ijn, daar hierdoor de Hollanders zouden worden afgeschrikt hun land
^e verlaten en zich in den vreemde neder te zetten.

DB. WITT schrijft TAN BEUNINGEN in zijn antwoord: «Omtrent de
saete van Eoohelle ben ik Tolkomentlyck van UEd. gevoelen."
de
Witt, Brieven, I, p. 453.

1) p. de ia couet, Aanwijsing, enz. Cap. XIV, alsoo kennelijck
iu alle landen voor de gemeene rust noodsaeckelijk is, dat eene Eeligie
hoven alle andere praevaleere ende dienvolgende door den Staat allesinds
geauthoriseerd, beschermd, begonstigd en gevorderd werde, soo noch-
tans dat desniettemin de oefeningen van andere Eeligiën onder en tus-
schen eenigsinds pnblykelik getollereert, immers niet vervolgt werden.
2ie ook p.
de la couet, ILet Welvaren der stad Leiden, uitgegeven
door
B. w. wttewaall, p. 8.

-ocr page 146-

over de verhouding tusschen Kerk en Staat de vraag
op den voorgrond werd gesteld: „Wat leeren hierom-
trent de gewijde Schriften en de Kerkvaders?" Daar
staat bij de la Court steeds de vraag bovenaan. „Wat
eischen de handel- en nijverheidsbelangen?" De geheele
quaestie werd daardoor verlaagd tot eene zuiver econo-
mische. Van een recht dat iedereen toekomt om God
te dienen of niet te dienen zooals hij dat wil is bij de
la Court weinig of niets te vinden. Zijn geheele betoog
zelfs tegen het verkeerde van dwang in geestelijke za-
ken grondt zich voornamelijk hierop dat die dwang niet
in het belang der Kerk is omdat zij weUicht langs zach-
teren weg meerdere proselieten zal maken.

Sterk verzetten zich de kerkelijken tegen deze bewee-
ringen. De schrijver werd persoonlijk bemoeilijkt en van
het Avondmaal uitgesloten.\') Op schamperen toon werd
hij in proza en poëzij aangevallen en ten toon
gesteld.
Maar toch is het opmerkelijk dat ook de tegenpartij op
het punt van verdraagzaamheid over het algemeen niet
zoo ver van de la Court\'s gevoelen afweek als men op-
pervlakkig zou denken. De reden hiervoor zal voor-

1) O. TAN EEES, Gieschiedenis der Staathuishondlctmde in Nederland}
I, p. 367.

2) Hollandts opkomst ofte bedenkingen op de scTiaadelijke schriften
genaamt Graafelijke Regeeringe en Interest van Holland,
door J. C-
Leiden, 1662,
p. 37. Sodat de tegenwoordige forme eene religie te
beschermen en andere met oogluikinge te dulden is, de beste en see-
kerste Toor een Staat als Holland, welke bestaat uit aUerley natiën en
volkeren.

SIMON TAN HEENTLIET, Theologica politica Bissertatio ofte diseowrs
over dese vrage: ofte den Pausgezinden in deze vereenigde Nederlan-

-ocr page 147-

namelijk daarin moeten gezocht worden dat de verdraag-
zaamheid nu toch reeds algemeen gehuldigd werd, vooral
in de groote steden waar de volksbelangen het uitdruk-
kelijk eischten. Zelfs deze tegenstanders der verdraag-
zaamheid waren dus wel nolentes volentes gedwongen
te berusten in wat men nu eenmaal als een voldongen
Zaak kon beschouwen.

Be vreemdelingen die ons Vaderland in dien tijd
bezochten, zooals onder anderen de beroemde Tem-
ple 1) weiden dan ook gewoonlijk in loftuitingen uit
over dit, toen in Europa, zoo vreemde verschijnsel.
Merkwaardig in dit opzicht is het oordeel van een vreem-
deling die Holland niet als gast, maar als vijand be-
zocht. Een luitenant kolonel van de Zwitsersche troe-
pen, in dienst van Lodewijk XIV, Stoupe genaamd,
schreef gedurende zijn verblijf in Utrecht in 1672 een
hoekje over den godsdienstigen toestand der Neder-
landen, waarin hij
een tafereel van de algemeene ver-
\'ii\'aagzaamheid ophing, dat hier te lande vooral
bij de
predikanten ten hoogste ergernis gaf. 3) Zeer fransch-

niet en behoorde toegestaan te worden de openbare exercitiën van
^«»•e Religie enz. Utrecht 1662.

Hoewel de schrijver de uiterlijke godsdienstoefening der Boomschen
^®rhoden wil hebheu uit politieke reden, zegt hij p. 8. Memand hehhe dan

dencken, dat wij de Pausgesinden de vrijheit harer conscientiën be-
^omen willen hebben, of oock gedwongen om haer geloove te versaken
een ander aen te nemen. Greensins. Ook de Joden wensoht de
Schrijver vrijheid van godsdienst te doen behouden, p. 189.

1) temple Remarques, macatjlay , Crit. and Sist. JEssays Tauchn,
1850, III, p. 231.

2) La Religion des Sollandais 1673. STOrPB schijnt als mede-

-ocr page 148-

gezind, schijnt zijn doel voornamelijk geweest te zijn te
beletten dat de buitenlandsche Calvinistische mogend-
heden voor onze berooide repubhek in de bres spron-
gen. Uit de dulding van alle sekten in Holland leidt
hij af dat deze Staat eigenlijk geheel zonder
godsdienst
was, en dat de Staten, hoe zij zich op hunne gods-
dienstigheid ook heten voorstaan eigenlijk niet veel
beter dan heidenen waren, i) Schoon zijn
pamflet
overvloeit van lasterlijke aantijgingen en met de grofste
onwaarheden doorspekt is, is het toch opmerkelijk dat
vele zijner beweeringen in de verschillende uitgekomen
tegenschriften, vooral dat van den Nijmeegschen predi-
kant Brun ter nauwernood wederlegd worden. Het blijkt
vooral uit dezen strijd hoe liberaal de plakaten tegen
andersdenkenden in de groote steden (vooral Amster-
dam) werden uitgevoerd en hoe groot de vrijheid was
aan de verschillende sekten gelaten. Quakers, Soci-
nianen en dergelijke, zooals men hen noemde, liher-
tijnsche Sekten weken naar ons Vaderland en werden
er in allen gevalle niet bemoeilijkt. 3) Waar de Staten

arbeider in zijn werkje gehad te hebben piebtille, een Engelschma»
aanhanger van ceomwei,, die, naar Holland geweken, in Utrecht
gedurende eenige jaren een koffiehuis hield, jean beuk , La véritable
religion des Hollandais, Amsterdam 1675. Préface.

1) Zie vooral de 2e en 5e brief bij stoupe.

2) bbüN, 167 en vlg. Spinoza Tractatus Theologico Politicks.
C. XX, p. 40. Urbs Amstelaedamum exemplo sit, quae tanto cum
Buo incremento et omnium nationum admiratione hnius libertatis frnc-
tus experitur. In hac enim florentissima republica et urbe praestan-
tissima omnes cuiuscunque nationis et sectae homines summa cum oon-
cordia vivunt et ut alicui bona sua credant id tantum scire curant

-ocr page 149-

hünne boeken veroordeelden en verboden, daar werden
diezelfde boeken in Amsterdam, juist met dat verbod
tot aanbeveling voorin gedrukt, openlijk verkocht, i)
Ook hier evenwel wijzen wij op hetgeen wij reeds hier-
l^oven aanmerkten; „de godsdienstvrijheid," om ons van
•Ie woorden van Kantelaar te bedienen, was meer een
gevolg van zoogenaamde convenientie, dan van liefde
Voor rechtvaardigheid en billijkheid." 3) Was ondertus-
schen de bron minder zuiver, waaruit deze godsdienst-
^ijheid haren oorsprong had, in de gevolgen kan zij,
duükt mij, niet dan gunstig gewerkt bebben. Of zou
l^et te veel gewaagd zijn te beweeren dat, door die
Publieke verdraagzaamheid, door den omgang der ver-
schillende sekten onderling, de volgende geslachten, te
midden van dien toestand opgroeiende en levende, van
lieverlede tot inzicht van het billijke dier beginselen
l^^amen, zoodat in 1795 het verlangen naar volkomen
S\'ïlijkheid voor alle gezindten en naar scheiding van
l^erk en Staat niet alleen bij de Dissenters maar ook
^Ij lidmaten der heerschende Kerk een algemeen ver-
langen was geworden. Op deze wijze was, wat in 1868

dives an pauper sit et nura bona flde an dolo solitus sit agere.
I^eterum religio vel secta nihil eos movet quia haeo coram judice ad
J^stificandam vel damnandam causam nihil juvat et nulla omnino
tam odiosa secta est cuius sectarii (modo neminem laedant et suum
^\'licuiqtie tribuant honesteque vivant) publica magistratuum auctori-
^ä-te et praesidio non protegantur.

1) SXOT-PE, p. 83 en vlg. Schoon in de bijzonderheden onjuist,
\'Jkt toch uit de wederlegging van
bbüh", dat dit verhaal waar was.
liRüN, 219.

O. VAN EEBS, Over P. de la Court, p. 51, de noot.

iMl

-ocr page 150-

in Engeland nog slechts ter nauwernood ingang vindt,
bij ons door de historische ontwikkehng van den maat-
schappelijken en politieken toestand van het volk reeds
in 1795 eene dringende behoefte geworden.

Terzelfder tijd dat de nijvere Leidsche industrieel zijn
economische denkbeelden omtrent Hollands
welvaart
wereldkundig maakte, verkondigde een onaanzienlijk
inwoner van \'s Gravenhage, tot de verachte gemeente
der Joden behoorende, in een sedert wijd en zijd be-
roemd geworden werk, zijne denkbeelden
omtrent de
verhouding van Kerk en Staat. Men zal Kcht begrij-
pen dat wij hier het oog hebben op Baruch d\' Espi-
noza onder den naam van Spinoza het meest
bekend
en zijn tractatus theologico-politicus. Er is misschien
in de gansche 17" eeuw, hier te lande, geen
boek
gedrukt dat zooveel aanstoot aan de rechtzinnigen gaf
als dit werkje, dat dan ook tengevolge van het drij-
ven der predikanten, bij plakaat i) van Willem lH
tegelijk met den Leviathan van Hobbes
gestrengeUjk
verboden werd. En voorwaar! het was geen wonder
dat de Voetiaansche predikanten zich aan de leerstel-
lingen hier verkondigd ergerden. Had reeds een onge-
noemde (hetzij Spinoza zelve, hetzij een ander) in een
eenige jaren vroeger uitgekomen werkje
2) aangetoond

1) wiitens, I. 445.

2) lucii ANTISTII CONSTANTIS, de Jme ecclesiasticorwm Wber
singularis. Alethopoli apwd Ga,jum Valerium Pennatum,
1666.

De schrijver, volgeling van hobbes , schijnt dit hoekje voornamelijk te
hebben geschreven tegen de aanmatigingen der predikanten. De reden
van mijn schrijven is, zegt hij : »pia istius impiae ineptae et perniciosae

-ocr page 151-

dat aan de geestelijken geen ander gezach toekwam dan
"^at de overheid hun wilde schenken, in het tractatus
tkeologico-politicus werd dit thema nader uitgewerkt en
^ot een stelsel uitgebreid. Spinoza is in zijne beoor-
deeling van de wording van den Staat eenigermate vol-
geling van Hobbes. Door het maatschappelijk verdrag
beeft ieder van al zijne rechten afstand gedaan en dat
^el in een democratischen regeringsvorm, waarop hy
Voornamelijk het oog heeft, ten behoeve van de geheele
maatschappij die nu collectief die rechten doet uitoefenen
^oor de hoogste macht. Daar nu onder die hoogste macht
begrepen is alle macht en er naast die hoogste macht
§een andere kan bestaan, zoo is de godsdienst even als
al het andere ten eenenmale aan de wereldlijke macht
Onderworpen. Deze theorie, schoon hard in hare prae-
missen wordt zacht in de toepassing. Spinoza maakt
®en scherp onderscheid tusschen uiterlijke en innerlijke
godsdienst. De uiterlijke godsdienst moet geheel door
"^e overheid geregeld worden naar de behoeften van het
Volk en overeenkomstig het belang van den Staat. On-
•^ei" haar verstaat Spinoza alleen de uitwendige hande-
lingen, de toepassing van de voorschriften der godsdienst
m de maatschappij.!) Daar nu, even als ieder ander,

^ölesiasticornm ambitionis indignatio." — bayie schrijft dit werk aan
toe, anderen aan
pieteb. de la coubt. biedel veronder-
®telt dat het door een van SPINOZA\'s vrienden, misschien lodewijk
^ayeb en onder zijn toezicht is geschreven.

Zie de Voorrede van c. h. beudeb voor de uitgave van spinoza\'s
berken. Leizpig 1843, p. 15,

Tractatus theologico-politious. Zie vooral ds twee laatste hoofd-
®tnkken, vergeleken met de laatste paragrafen van het 7 e hoofdstuk.

1

-ocr page 152-

ook de geestelijken bij het maatschappelijk verdrag van
hunne rechten ten behoeve der overheid hebben afstand
gedaan, zoo komt de opperste macht in de uiterlijke
godsdienst niet aan hen, maar aan de overheid toe.

Geheel anders is het met de innerlijke godsdienst
gesteld, dat is de gemeenschap van de ziel met God,
het denkbeeld dat ieder persoon zich van God ge\'
vormd heeft. Het recht, om in deze zaken te gelooveo
wat men wil, is onvervreemdbaar, het kan bij maat-
schappelijk verdrag niet aan anderen worden overge\'
dragen, evenmin het recht om dat oordeel openlijk uit
te spreken en aan zijne medemenschen te verkondigen-
De uitoefening van deze rechten betoogt Spinoza ten
slotte, mits natuurlijk binnen zekere perken bepaald, \')
kan nooit schaden aan de rust en veiligheid in eeneo
welgeordenden Staat.

Men moet dit geheele stelsel beoordeelen naar den tijd,
waarin het gevormd werd. Voor onzen tijd zou het oo\'

de

Zoo zegt SPINOZA b. V. Trad. theol. pol. XTX. 22. Waar

Toorsohriften der godsdienst in strijd zijn met de plichten jegens b®*\'
vaderland, daar
moeten de laatsten het zwaarste wegen.

De godsdienst zal u b. v. gebieden hem die u uw mantel vraagt, oo^
uw onderkleed te geven. Oordeelt nu echter de overheid dat dit g®\'
bod niet strookt met de belangen van den Staat, dan is het niet on-
billijk, hem die dit gebod toch opvolgt, te straffen.

1) Wanneer b. v. iemand meent dat eene wet strijdig ia

metgeüonde

rechtsbegrippen en hij toont dat duidelijk aan en spreekt zijn oorde®!
uit, dat zij moet worden afgeschaft, dan moet hem dit oordeel worde»
vrijgelaten. Tracht hij de overheid echter verdacht te maken door haar
van onrechtvaardigheid te beschuldigen en buiten haar om de wet te
doen vernietigen, dan is hij strafbaar. C. XX, 15.

-ocr page 153-

houdbaar zijn. De uiterlijke godsdienst is niet meer wat
voor twee eeuwen was, een voornaam bestanddeel van
den Staat. Door de wijziging van alle toestanden is bet
tegenwoordig voor den Staat, van zeer ondergeschikt
helang, welke godsdienst de burgers belijden,
zoo die
godsdiensten maar niet tegen de wetten van recht en
redelijkheid indruischen. Waar de noodzakelijkheid voor
den Staat om de uitwendige godsdienst te regelen aldus
Wegvalt, blijft alleen de inwendige godsdienst over, het
i\'echt voor ieder om te gelooven en te verspreiden wat
hij meent dat waar is.

Het eerste, het jus in sacra, was eene zaak van conve-
nientie, geschikt, misschien noodzakelijk, voor den Staat,
zooals Spinoza dien kende. Het tweede, de vrijheid van
denken en schrijven, wier verdediging eigenlijk het voor-
naamste doel van Spinoza\'s schrijven was, een recht,
soms in den dwang der tijden verloren geraakt, maar
door alle weidenkenden i) in ouden en nieuwen tijd er-
kend. Had Spinoza twee eeuwen later geleefd, wij twij-
felen niet of hij zou, getrouw aan zijne uitspraak dat
het einddoel van den Staat moet zijn volkomen vrijheid, 3)
^\'^\'en sterk voor scheiding van Kerk en Staat geijverd
hebben, als hij er in zijnen tijd tegen gestreden heeft. 3)

^ Men denke aan de beroemde uitspraak van tacitus , ITist. I.
ara temporum felicitas ubi sentire quae velis et quae sentias dicere licet.
2) Finis ergo reipublicae re vera libertas est. O. XX, 12.

Oeterum advei-sariorum rationes quibus jus sacrum a iure civili
®®parare volunt et lioc tantum penes summas potestates illud autem
Peues universam ecclesiam esse contendunt nil moror adeo namque
WTolae sunt ut nee refatari mereantur. C. XïX, 34 vgl. hiermede

-ocr page 154-

Spinoza behoorde tot de partij der Staatschen. De
raadpensionaris Jan de Witt had veel op met den
oorspronkelijken denker; hij schonk hem eene
jaarwedde
van 200 gulden en gebruikte hem, naar beweerd wordt,
\'ij somtijds tot diplomatische onderhandelingen.

Wat hiervan zij, in de door ons ontwikkelde punten
stemde hij met Spinoza volkomen in. Even als de ge-
heele Staatsche partij, als Oldenbarnevelt en Hugo de
Grroot, als Dirk Graswinckel in zijne verhandehng over
de opperste macht der Staten van Holland en Westfries-
land
1) was de Witt een voorstander der absolute macht
van den Staat in kerkelijke zaken. Nergens bleek dit
duidelijker dan bij de twee bekende resoluties over het
vermengen der theologie en filosofie in het
theologisch
onderwijs 1656, en over het publiek gebed 1663.3)

Het was vooral deze laatste resolutie, die het geheele
land in rep en roer bracht. Voorheen hadden de pre-
dikanten steeds in hunne gebeden voor en na de pre-
dikatie in de eerste plaats Gods zegen afgesmeekt over de
Staten Generaal als hunne wettige Souvereinen. De
Staten
van Holland bevreesd dat de smalle gemeente door het
weekelijks hooren van dit gebed in
den waan zoude gera-

evenwel spinoza, Ir act. Politicus, VI, 40. Wat daar geleerd wordt
ia eigenlijk niet anders dan het Amerikaansche systeem van on-
zen tijd.

1) koenen, de Joden, p. 352.

2) D. GBASWINCKEL, Speciale beschrijving van het gebruycTc oße
daadelijcTce bezitting van opperste macht der JËd. Groot Mog.
Heeren
Staten van Holland en Westfriesland, 2e deel, 2eboek, 2e hoofdstuk-

3) WUÏENS, I, p. 44 en 306.

-ocr page 155-

ken dat inderdaad de Staten Generaal en niet zij de
Souvereinen van hunne provincie waren,
regelden hierop
bij resolutie het formulier voor het bidden en bepaalden
dat voortaan voor hen, in de eerste plaats als Sou-
vereinen van den lande zou worden gebeden. Het was
voornamelijk de Witt die als ijverig voorstander der pro-
vinciale Souvereiniteit van Holland dit besluit doordreef.

Nog een ander doel beoogde evenwel dit besluit. Het
moest namelijk de Prinsgezinden beletten om in het ver-
volg voor den Prins van Oranje te bidden. Als zoodanig
Werd het een grief te meer der Oranjepartij tegen de
Witt en de zijnen. Niettegenstaande men de zaak niet
geheel buiten de predikanten om tot stand had gebragt en
*le Raadpensionaris er dezen en genen over had geraad-
pleegd 1) waren er toch enkele onder hen, die zich wei-
gerachtig betoonden om aan het gegeven bevel te vol-
•^oen en die men door het intrekken hunner jaarwedden
^ot gehoorzaamheid moest noodzaken. S)

1) wicqukfobt, Histovre des Pais-Sas, uitgegeven door Mr. ies-
^ßfu en Mr. chais yan brben, III, p. 104.

2) wa6enaab, XIII, p. 62. Uitvoerig wordt, de geheele zaak be-
handeld in een anonijm werkje:
PulUcq Geledt ofte consideratien

\'Effens het nominatim lidden in de publique Tcerhen voor pa/rticuliere
Personen en specialyhen voor den jegemvoordigen Heere Prince van
^\'^angien, door D. h. Amsterdam 1663.

In de tweede druk is de titel veranderd: Consider atien over ver-
\'^\'^^eidene notabele punten voortgebracht ter occasie van het bidden
de overheden hier te lande in het public gehedt.
Amst. 1664. Bij

^RlANXTS VAN DEE GEACHT.

In 1707 werd het andermaal herdrukt onder den titel van den eer-
druk.
Consideratien over het nominatim bidden enz, voor den

10

----—■ . ^ —-

-ocr page 156-

Is deze resolutie belangrijk als bijdrage voor de macht
die de Staten zich over de Kerk aanmatigden, zij werd
nog belangrijker in hare gevolgen door den strijd dien
zij in het leven riep tusschen Holland en de
andere
provinciën, vooral Friesland, aangaande de macht der
algemeene Staten, i) Niettegenstaande het protest der
verschillende provinciën van welke slechts Utrecht zich
met Holland vereenigde, bleven de Staten van
Holland
bij hun besluit en handhaafden het. Door dit alles wer-
den de Voetianen meer en meer tegen de regering ver-
bitterd. Zij hadden daarenboven eenige jaren
vroeger
in eene andere zaak het onderspit gedolven, toen de
Staten van Holland, de, door de rechtzinnige predikan-
ten aangevallen lombardhouders tegen hen in
bescher-
ming had genomen.

De omwentehng van 1672 door den voorspoed der
Fransche wapenen in het leven geroepen bracht de
Oranjepartij weder aan het roer. De gebroeders de
Witt werden door het toomelooze Haagsche
graauW
wreedaardig vermoord, de Regering in de Steden ver-
anderd en de jonge Prins van Oranje in de waardig-
heden zijner voorvaderen hersteld. Door niemand
werd

laatst overleden Heer Stadhouder op nieuws uitgegeven door een l^ef-
heVber der Vaderlandse vrijheid,
\'s G-ravenhage, bij engeibbEÖ\'^
BOHCQUET, 1707. De selirijver van dit werkje zal geweest zijn Mr. JOA^
de wiTT, advocaat voor het Hof van Holland, neef van den Raad-
pensionaris. Mr. 0. van bees, Over p. de la coubt p. XIV, de noot.

1) aitzema, IV, p. 993 en vlg.

2) Zie over deze zaak Mr. o. vak eees, Geschiedenis der Staat\'
i Nederland,
Ie deel, p. 342.

-ocr page 157-

die omkeering meer toegejuicht dan door de Voetiaan-
sche predikanten. Durfden zij al niet allen den moord
der de Witten als een godgevallig werk van den pre-
dikstoel verheerlijken, i) voor den Prins van Oranje werd
geene lofspraak gespaard. Het oude Testament werd
geplunderd om er beelden uit te versameien ter
eere van den jongen Stadhouder. Hij werd in den
niond der predikanten een tweede Gideon, een David,
hij was de steen dien de tempelbouwers verworpen had-
den, maar die thans tot een hoofd des hoeks was ge-
plaatst. 3) Nu de Oranjezon weder aan de kimmen ver-
J-ezen was, zou de zon der rechtzinnigheid ook welhaast
het Vaderland weder met onverduisterde stralen be-
schijnen.

Willem III was een streng Calvinist. Hij ver-
klaarde herhaaldelijk dat hij aan Gods bestaan zou
öioeten twijfelen, zoo ras het geloof aan de praedesti-
aatie hem ontzonk. 3) Geen wonder dat de Voetianen
dus van hem heil en hulp verwachtten. Die hulp werd
hun dan ook niet onthouden. Bij gelegenheid der kerk-
geschillen in Zeeland, in 1677, hield de Prins hun de
hand boven het hoofd en liet ook verder niet af het
Zijne toe te brengen tot het weeren van onrechtzinnige

1) Zooals de Haagsche predikant simon SIMOnides. wagenaae,
175.

■»•al ^^ pamfletten uit dien tijd, o. a. De heldere dage-

ed verschenen over de proviniien van Sollandi en Zeelandt etc
den jare MDCLXXII.

3) Macaulay, Sistory of Ihgeland. iii p. 4 (Tauohn Ed.)

10*

-ocr page 158-

predikanten, i) De ondersteuning van den Prins maakte
de predikanten hoe lang zoo stouter. Zij zouden niets
hever gewenscht hebben dan de Coccejanen door eene
Synode te doen veroordeelen en uit de Kerk te verdrij-
ven ten einde het veld alleen te hebben. Er werden
stappen in dien geest bij den Prins gedaan. 3) Dan
hier werd het spreekwoord bewaarheid, die een kuil
voor een ander graaft valt er zelf in. In stede van de
Voetianen in het gelijk te stellen namen de Staten eene
resolutie van geheel tegenovergestelden aard. Het zoo-
genoemde reglement tot conservatie van den vrede en
de ordre der kerke kwam tot stand. 3) Wel verre van
zich partij te stellen in de aanhangige twisten of aan
eene Nationale Synode de zaak ter beshssing over te
laten, vermaanden de Staten de predikanten tot eenig-
heid en verboden hen de betwiste punten op den kan-
sel te behandelen. Dit reglement schijnt niet zonder
vrucht te hebben gewerkt. De Staat had zich in de
volgende jaren weinig meer met de Kerk te bemoeien.
Op de groote Staten-Vergadering in 1716 en 1717 werd
het punt der rehgie schier niet besproken. Slechts eene
enkele ondergeschikte zaak, de maatregelen tegen hu-
welijken tusschen Roomschen en Hervormden, maakte
een punt van beraadslaging uit. Ook in deze, zooals
in zoovele gewichtige aangelegenheden, kwam de Verga-
dering tot geen besluit.

1) WAGENAAE, XYI, 275. TPEV en DEEMorT, III, 175.

2) WAGENAAE, XIV, 445 en vlg.

3) WILTEKS, I, 257.

4) WA&ENAAE, xvni, 131.

-ocr page 159-

De uitnemendste Nederlandsohe Staatsman uit de eerste
helft der 18. eeuw, de raadpensionaris van Slingèlandt
behandelt in zijne uitgegevene schriften de verhouding
tusschen Kerk en Staat slechts zeer ter loops. Een
bewijs dat door de veranderde tijdsomstandigheden de
quaestie veel van hare actualiteit verloren had. Het
eenige waar de Regering van tijd tot tijd tegen te velde
trok was het bijeenkomen (de conventiculen) van ver-
schillende sekten i) die zich van de Staatskerk afzon-
derden en met een of ander geestdrijver aan het hoofd,
nieuwe gezindheden in het leven riepen. Zoo had men
vroeger de Sabbatisten, de Boreelisten en anderen ge-
had en later de Hattemisten en de volgers van Buitendijk.

Later werd de Staat weder op eene andere wijze in
kerkgeschillen gemengd. In den boezem der Room-
sche kerk waren verdeeldheden ontstaan. Een nieuwe
Secte stond in haar midden op; zij had haren oorsprong
te danken aan het klooster van Port Royal in Frank-
rijk en noemde zich later naar den Yperschen Bisschop
Janssenius, Jansenisten. De Pauzen, vooral gerugsteund
door de Jesuiten bestreden met klem deze nieuwighe-
den. Herhaaldelijk verschenen Pauselijke bnllen die de
valsche leeringen veroordeelden; het nadrukkelijkst liet
zich Clemens XI uit in zijne in 1713 uitgegeven Bul,
Unigenitus, tegen de leerstellingen van den Jansenist
gezinden pater Quesnel.

Onder de Roomschen hier te lande waren niet weinige
de Jansenistische stellingen toegedaan. Vele Jansenisten

1) WiLTENS, I, 688 en vlg.

-ocr page 160-

uit Frankrijk geweken, zooals Arnauld en Quesnel hadden
in Nederland eene veilige schuilplaats gevonden en een
grooten invloed op de Hollandsche geestelijkheid uitge-
oefend. Daarbij waren bij de Roomschen hier te lande
de Jezuiten de groote tegenstanders der Jansenisten
reeds, van den beginne af gehaat geweest. Geen won-
der dat de bul van den Paus hier gantsch niet alge-
meen voldeed. Een groot aantal geestelijken kwam
dan ook welhaast in verzet tegen den stoel van Rome.
Een aartsbisschop werd gekozen zonder machtiging
van den Paus en eerlang ontstond er een volkomen
scheuring onder onze Kathoheken. De Jansenisten had-
den bovenal te Utrecht hunnen zetel, hun genoot-
schap werd daarom gemeenlijk de Utrechtsche kerk
genaamd. Het was natuurlijk dat de hooge Regering
van tijd tot tijd in deze geschillen gemoeid werd^. De
houding der Staten, die welhcht gedachtig aan het di-
vide ut imperes i) de tweespalt niet buitengewoon zullen
bejammerd hebben, was zeer onpartijdig. Opmerkelijk
vooral om den waardigen toon die er in heerscht was het
antwoord 3) der Staten aan Aloïsio Moncenigo Doge van

1) Mozzi, II, p. 223, zegt erenwel dat de Raadpensionaris s. VAN
SiiTOelatot, gaarne eene vereeniging der twistende partijen zoude
hebben gezien. ^

^2) dttpac de beinmaede, 329, „II a été résolu de repondre à la
repubhque de Venise que lenrs Hantes Puissances ont tonjour-s eu et
conservent encore pour elle une très grande vénération et que ses in-
tercessions sont auprès d\'elles d\'un très grand poids, qu\'elles souhaite-
raient lui en donner des preuves dans cette occasion mais qu\'elles ne-
peuvent le faire sans renverser les fondements et les maximes établies
dans l\'Etat; l\'une desquelles est, qu\'eu matière de foi et de religion

-ocr page 161-

Venetie in 1725, die voor de belangen van den Paus
in de bres was gesprongen. Terwijl zij dus aan de
eene zijde de te groote aanmatigingen van den opper-
kerkvoogd wisten te beteugelen, zagen zij aan de an-
dere zijde nauwlettend toe dat de Janseniste bisschop
Zijn gezach niet aan de Catholijken opdrong. De schrij-
vers van beide partijen, hoezeer zij elkander verguizen,
spreken dan ook steeds met grooten lof van het gedrag
der regering, i)

De Roomschen die de partij van den Paus tegen de
Jansenisten waren toegedaan, hadden tot geestelijk
hoofd den pauselijken nuntius te Brussel of te Keulen.
■Toen in 1725 de Jansenisten, door den dood van
hunnen Bisschop beroofd, deze w-aardigheid aan Corne-

persuasion peut seul avoir lieu _et non la violence et la contrainte,
ÏUa cet égard il est permis à chacun de croire et de penser ce qu\'il
•HJge le plus convenable à son salut dont il sera obligé de rendre compte
Dieu en son temps, suivant les lumières qu\'il ena reçuesjque leurs
antes Puissances étant persuadées que la religion qu\'elles professent
meilleure et la plus conforme aux volontés que Dieu nous à ré-
■^\'elees elles souhaiteraient qu\'elle fut embi-assée par tous leurs sujets,
mais qu\'elles ne prétendent point contraindre personne sur cela. Qu\'el-
es laissent à chacun la liberté de professer la rehgion qui lui sèm-
era la meilleure pourvu cependant qu\'ils se comportent en bons et
eles sujets et qu\'ils ne fassent rien de contraire à l\'autorité du gou-
vernement, an bien de la société civile, aux bonnes moeurs, àlatran-
luillité publique enfin rien qui tende à l\'oppression du prochain que
^ est sous ces conditions que leurs Hautes Puissances ont toléré et to-
lèrent encore dans leurs Etats les Catholiques-romains aussi bien que
antres. Qu\'elles n\'entrent point dans les disputes élevées entre
• ■ . tant que le repos public n\'y est point intéressé etc.
^J) DrPAC DE BEÜLEGAEDE, 336. MOZZI, II, 188. Zie ook Apo-
S-ie voor de Moomschgezinden dezer landen,
zonder naam of plaats,

-ocr page 162-

lis Jan Barcliman Wuijtiers hadden opgedragen en de
Staten zich niet tegen deze benoeming verzetten, ver-
zochten de Roomschen van hunne zijde om thans ook
eenen pauselijken Vicaris-Generaal in de Nederlanden
te mogen hebben. De Staten namen dit verzoek in
ernstige overweging en betoonden zich niet ongenegen
er aan te voldoen. Nauwelijks was dit bekend of de
oude geest van onverdraagzaamheid kwam weder bo-
ven. De predikanten lieten zich van den kansel na-
drukkelijk uit tegen het toelaten van zulk een gevaar-
lijk wezen als een door den Antichrist van Rome
gezonden geestelijke noodwendig moest zijn. Zelfs de
Regering werd hier en daar niet gespaard. Te Lei-
den en te Rotterdam werden schriftelijke vertoogen aan
de stedelijke regering door de predikanten ingeleverd.
De Jansenisten heten zich natuurlijk ook hooren en
stemden met de Hervormden in. Het geheele land kwam
welhaast even als in 1853 in rep en roer. De Staten
moesten voor de algemeene beweging zwichten en lieten
hun voornemen onuitgevoerd, i)

Ondertusschen was de toestand der Roomschen gedu-
rende de 18de eeuw veel dragelijker dan die in de vorige
eeuw geweest was. Niettegenstaande de volledige staats-
burgerlijke rechten hun onthouden bleven werden zij in
het uitoefenen hunner godsdienst schier niet bemoeilijkt,
terwijl hunne boeken hier te lande gedrukt en
openlijk

1) WAGJJNAAB, XIX, p. 90. Ook vreesde men in sommige Steden
voor eene opschudding onder \'t gemeen, zo men
\'t stuk sterker hadt
vrillen doorzetten ter vergaderinge van Holland.

-ocr page 163-

verspreid werden. Ook de maatschappelijke toestand
der Roomschen was volstrekt niet zoo drukkend als
voorheen. De Hervormden beschouwden hen over het
algemeen niet meer als vijanden. De reeds genoemde
Jan Cornehs Barchman Wuijtiers was zelfs bevriend
met de Nassaus en
schijnt een welkom gast op het slot
te Zeist te zijn geweest, i) Zijne zuster, die de her-
vormde godsdienst beleed, was gehuwd met een Her-
vormd predikant te Amsterdam, die zich zelfs volstrekt
niet bezwaard voelde om bij de begrafenis van den aarts-
bisschop diens lijk te volgen. In het jaar 1763
bielden de Jansenisten zelfs een groot concilie binnen
Utrecht, iets dat sedert 1565 in ons vaderland niet
had plaats gehad. Ook nog gedurende de IS^e eeuw
vonden verschillende, wegens hun geloof bemoeilijkte
sekten, hier te lande eene veilige schuilplaats, zoo on-
der anderen, de door den Bisschop van Salzburg ver-
drevene Lutheranen en de Hernhutters die, omstreeks
het midden der vorige eeuw hier enkele gemeenten
voornamelijk die te Zeist gesticht hebben. 3)

De voornaamste rechtsgeleerden-publicisten der vorige

1

}

1) DUPAO DE BELLEGAEDE, p. 350, de nOOt.

2) De naam van den predikant was ieottaed beeis , zie \'s mans
JulelpreeTc. Amsterdam 1749 , p. 21, de noot. "Zijn lijk" (dat van den
aartsbisschop) zoo verhaalt de predikant zelf «is uitgedragen onder
een groten toeloop van volk dat zich verwonderde ziende achter de
lijkkoets van den Aartsbisschop van Utrecht onmiddelijk een Amstel-
dams gereformeerd predikant volgen."

3) Zie S. VAN ENDEE, Historisch herigi -ean alle de gezindheden
die huiten onze Gereformeerde Kerlc in ons Vaderland vrijheid van
openbare godsdienstoefening hebhen.
Utrecht, J786.

-ocr page 164-

eeuw droegen er in ons vaderland het hunne toe bij om
de meer vrijzinnige beginselen aangaande de verhouding
van Kerk en Staat ingang te doen vinden.

De repubhkeinsche maar goed gereformeerde Lieven
Ferdmand de Beaufort beschouwt wel is waar, in zijne
verhandeling over de vrijheid in den Burgerstaat, i) de
handhavmg der Hervormde godsdienst als een der hecht-
ste zuden der vrijheid voor onzen Staat; maar ziet tevens
groot bezwaar in den invloed der geestelijken op het
bestuur van landszaken. In eene verhandeling over de
vrijheid van godsdienst die slechts eene schets is ge-
bleven en nimmer werd uitgegeven had hij zich voor-
gesteld mtvoeriger aan te toonen, dat alle dwang in
godsdienstzaken dient vermeden te worden en dat het
een ieder vrij moet staan te gelooven en te verkondigen
wat hij voor waarheid houdt. 3)

Ulrich Huber wil reeds sterke afscheiding tusschen
bet zmver kerkelijke in de kerk waarover zij zelve moet
beschikken naar goedvinden en het uitwendige der Kerk
dat door den Staat kan geregeld worden. 3) Toch meent
bij dat er omstandigheden kunnen voorkomen die het
den Staat tot plicht maken jegens scheurmakers in de
kerk krachtige maatregelen te nemen. Welsprekender
dan Huber trad Gerard Noodt op, als verdediger der

1) Verhandeling van de vrijheid in den Burgerstaat, p. 477 en ylg.

2) Zie de Bijlage.

3) F. HTiBEE, Hedendaagsche MecMsgeleertheyt. Leeuwarden 1686,
Ile dl.
p. 40, en vlg.

4) e. NOODT, Oratio de religione ah imperio jure Qentiwm lihera

-ocr page 165-

vrijheid van godsdienst wier eerbiediging bij als een der
hoogste plichten van den Staat rekende. Terwijl de Leid-
sche Hoogleeraar aldus zijne stem deed hooren voor gods-
dienstvrijheid trok zijn\' ambtgenoot te Grroningen Jean
Barbeijrac tegen de muitzieke predikanten te velde die,
door de politiek op den predikstoel te brengen hunne
roeping verkeerd begrepen en hunnen invloed misbruik-
ten. 1) Die liberale gevoelens bleven gedurende de acht-
tiende eeuw aan onze vaderlandsche hoogescholen voort-
leven. Twee Duitschers Trotz en Pestel 3) de eerste
te Utrecht, de tweede te Leiden, met het rechtsgeleerd
onderwijs belast, lieten zich beiden als voorstanders van
verdraagzaamheid en vrijheid in de godsdienst kennen.

Een droevige dissonant met dien vrijzinnigen geest aan
onze universiteiten levert evenwel de beruchte geschie-
denis van den ongelukkigen Groningschen professor

1 Academia Lngdimo Batma. Anno mdCCTi. Sie enim censeo
l\'eligionem uniouique nostrum Dei munere coneedi ab ejusque motu
atque instinotu pendere, caeterum liberam esse et extra imperium po-
^itam adeo neminem invitum aut ignorantem alicui adjungi seotae nee
"ûagis quem ut in eam intret aut in ea maneat sive cui adhaeret in
»■niaibus et per omnia consentiat, armis vel legibus cogi posse humano
jure.

1) BAEBETBAC, Disaowrs sur la question s\'il est permis d\'echaffau-
en chaire le magistrat qui a commis quelque faute.

2) te0tz, Oratio inawguralis de lilertate sentiendi dicendique juris
\'^onsuUis propria.
Franeker 1741. Ecclesiam in republica, religionem
ah imperio liberam et haeresin jure naturali non esse crimen cordatio-
^is et emunctioris naris ad unum omnes ingenue fatentur et publiais
senptis proâtentur juriaconsulti. At quare non feramus dissentientes
luos Deus fert!

3) PESTEl, Commentarii de RepubUca Batava, I, p. 109 et vlg.

-ocr page 166-

Frederik Adolf van der Marck. i) Deze verlichte en
schrandere man had in zijne in druk verschenen
lessen
over het natuurregt, denkbeelden verkondigd die aan
de regtzinnigen aanstoot gaven. Alras werden van ver-
schillende zijden bezwaren tegen deze leeringen geop-
perd, predikanten en professoren voeren vinnig tegen
hem uit, zelfs de Prins-stadhouder Willem V werd als
President-Curator en Eector Magnificentissimus in den
strijd gemoeid. Men wist het eindelijk zoo ver te
krijgen
dat de waardige man van zijne betrekking ontslagen
werd, bij besluit van Curatoren van 13 Februarij 1773.
Even als vroeger Hugo de Groot,,nam ook thands het
buitenland gretig den door zijn vaderland
verstooten
geleerde op, die eerlang door den Pruissischen koning
tot den hoogleeraarszetel te Lingen werd geroepen.

In de uiterlijke betrekkingen tusschen Kerk en Staat
is gedurende de 18de eeuw, dat is te zeggen tot 1795
weinig veranderd. Er werd van tijd tot tijd eens een
Roomsche schepen of rentmeester geremoveerd die, ia
de Generaliteitslanden of in Staats-Vlaanderen door de
mazen had weten heen te glippen, terwijl de
regering
niet verzuimde zoodra eene nationale ramp, overstroo-
ming of veepest het land teisterde, de predikanten tot
het houden van bededagen aan te schrijven.
3) Dat men
verder in 1747, bij het veranderen der regering, de

1) Waaragtig verhaal van hetgeene omtrent het SoogleeraarsamM
van Mr.
pbed. adoie van deb maecb:, etc., is voorgevallen, door
denseUen
e. a. van deb maece. Lingen 1775. Zie ook BedenUngen
en Bezwaren der G-foningsche prediTcanten.
Groningen 1772.

2) WI1TENS, IT en V passim.

-ocr page 167-

resolutie op het bidden wijzigde en aan den Prins
van Oranje i) wederom eene plaats in het kerkgebed,
hoewel na de Provinciale Staten, inruimde, spreekt wel
van zelve.

Het belangrijkste nog was de invoering der nieuwe
Psalmberijming in 1773. Nog altijd had men zich, tot
nu toe, beholpen met de Psalmberijming van Clement
Marot in erbarmelijke rijmen door den beruchten Da-
theen verduitsché^Reeds sedert lang had de algemeene
opinie het vonnis geveld over deze ellendige rijmelarij.
Zij bezweek onder de slagen der satire, haar van alle
zijdeu toegebracht. De verschillende provinciale Sy-
noden hadden ondertusschen reeds middelen beraamd
om de Psalmberijming door eene nieuwe te doen ver-
vangen. Omstreeks het jaar 1772 wendden zij zich
tot de Hooge Regering met verzoek om zich de zaak
aan te trekken. Eene Commissie uit negen Predi-
kanten en twee politieke Commissarissen bestaande,
bracht hierop de zaak in orde, waarna de nieuwe Psalm-
berijming bij publicatie 3) van 20 September 1774 door
de Algemeene Staten werd ingevoerd. Wel veroorzaakte
dit besluit hier en daar bij de ouderwetsche rechtzin-
mgen tegenstribbehng en hoorde men in de Veluwsche
Plattelandskerken de oude Psalmen nog wel eens door
de nieuwe heengalmen, toch wist de Regering krachtig
de hand te houden aan de handhaving van haar be-

1) Willem IV was een groot voorstander van verdraagzaamheid. Zie
2ijne Propositie aan de staten in 1751,
e. ixfzao, JSoUands rijkdom,
Ql, p. 3.

2) WHTEïTS, Y, 44.

-ocr page 168-

sluit, zoodat binnen weinige jaren Dathenus en zijne
poëzy vergeten waren.

De invoering der nieuwe Psalmen was bet laatste van
eenig gewicht wat er tusschen Kerk en Staat voor 1795
voorviel. Dat bij de onlusten van 1787, zoo vruchtbaar
in staatkundige twistgeschriften ook menige stem tegen
de Staatskerk oprees is bekend. Het was dan ook de
voldoening aan veler vurige wenschen toen de
Nationale
Conventie den 18. Augustus 1796 de scheiding van Kerk
en Staat openlijk afkondigde. Deze stap was
voorzeker
na de Hervorming de gewichtigste gebeurtenis op ker-
kelijk gebied in Nederland.

Daar wij ons echter voorstelden slechts het tijdperk
dat met 1795 sluit te behandelen willen wij met de
bloote vermelding van die gedenkwaardige wet ons on-
derzoek besluiten.

-ocr page 169-

B IJ L A (} E.

Bij pag. Ibij

De verhandeling van Lieven Ferdinand de Beaufort
waarvan in den tekst melding is gemaakt, wordt in
handschrift bewaard in het Archief van het Zeeuwsch
Grenootschap. Door de bereidwilhgheid van het bestuur
van genoemd genootschap, aan hetwelk het mij een aan-
gename phgt is bij dezen hiervoor mijnen dank te be-
tuigen, ben ik in staat geweest dat handschrift te raad-
plegen en er het volgende omtrent mede te deelen.

De verhandeling is onvoltooid gebleven. Zij had moe-
ten bestaan uit twaalf hoofdstukken waarvan slechts
twee zijn uitgewerkt. Van de overige bestaat alleen de
titel en eenige korte aanteekeningen. Ie Hoofdstuk. In-
leijdinge Lof. van de vrijheit van godsdienst. Ile Hoofd-
stuk. Van de Vrijheit van godsdienst in \'t algemeen,
dat deselve aen den mensch eigen is en met Gods woort
over een komt. Ille Hoofdstuk. Waarin de vrijheit van
godsdienst eigenlijk en in \'t bijzonder bestaet en hoe dat
deselve door de wetten van ons land is vastgestelt.

-ocr page 170-

IV® Hoofdstuk, Van de openbare oeffening van verschil-
lende godsdiensten of deselve te gelijk in een land kon
en behoort te bestaan. V® Hoofdstuk. Van de toela-
ting van verschillende godsdiensten. VI® Hoofdstuk. Van
de Joden. Vil® Hoofdstuk. Van de Roomsgezinden.
VIII® Hoofdstuk. Van de Lutheranen, Remonstranten
en Mennoniten. IXe Hoofdstuk. Waer door de
vrijheit
van godsdienst wort verloeren. Xe Hoofdstuk. Hoe en
waer door de vrijheit van godsdienst wort behouden.
Xle Hoofdstuk van het verbieden der boeken. XII®
Hoofdstuk. Opwecking tot voorstand van de vrijheid
van godsdienst.

Alleen dé> twee laatste hooftstukken zijn afgewerkt.
Wij zullen als proeve uit beiden het een en ander laten
volgen. 1)

Tot de vrijheit zoo wel in de Burgerstaet als in de
godsdienst behoort ook de vrijheit in het schrijven,
want het verstant aen den band te leggen, de kennis
te bepaelen en wetten te stellen wat men zal mogen
schrijven ofte niet, is een slag van geestelijke slavernij
die bij Tyrannen en verdruckers van de vrijheit,
opdat
haer schendige daeden niet aen den dag mogen komen,
is ingevoerd en bij de Roomse geestelijke, opdat haer*
bijgeloovigheid en verdorve leer niet ontdekt mogen
werden met de uyterste hardigheit en oplettentheit te
gelijk wort in \'t werk gestelt. Maer wat sy ook
mogen
doen ofte niet, haer list en gewelt is dikwijls te ver-

1) De indeeling en bewerking dier verhandeling strooken blijkbaar
geheel met die de\' vrijheid in den Burgerstaat.

-ocr page 171-

geefs en de waerheit komt niet tegenstaende vroeg ofte
laet uyt te blincken. Want wat mogen zij met haer
visitatores, ondersoeckers van Boeken met haar verbod
op het drucken en met haer straffe tegen de gene die
verbode boeken lesen vorderen, de geest en verstand
vau den mensch blijft eehter vrij van alle banden, jae
een mensch kan selfs sijn eige geest en verstand, vol-
gens de aenmerking van den Rechtsgeleerden Vasquius,
. niet dienstbaer maeken gelijk hij andersinds sijn hchaam
kan doen. Animum et voluntatem suam homo servam
facere non potest corpus vero suum facere servum
potest. — Onder de vrije regeering der Grieken en
Romeinen wist men niet alleen niet van het verbie-
den en verbranden der boeken, maar zelfs schijnt het
dat er een onbepaalde vrijheit in het schrijven bij die
Volkeren is geweest en dat de spreuk van in Republica
libera linguas liberas esse oportet door haer in allen
deele is achtervolgt Sij schreven de geschiedenissen
Vau haer land en regeering met die vrijheit welke een
goet Historie schrijver behoort te hebben, niemant nam
bet haer qualijk indien sij soo wel de misslaegen en
gebreecken en verkeerde handelingen van haer volk en
B-epubhc voor den dag bragten en laekten dan dat sij
baer heerlijke raeden verbreiden en daerdoor is het dat
er zulke voortreffelijke Historie schrijvers bij die volke-
ren zijn geweest. Zelfs was \'er een toomelooze vrijheit
om elkaer door lasterschriften over den heeckel te hae-
len en selfs met naem in haar comoedien voor het
gansche volk bespottelijk te vertoonen sonder dat het
Voor den rechter strafbaar was alle die zig daer door

11

-ocr page 172-

beledigt achteden te wesen stont het vrij ora zig op
gelijcke wijze te wreecken ofte haer goede naem bij
geschrift te verdedigen. Julius Cesar en zijn
opvolger
Augustus hetzij uit staetkunde grootmoedichheit of om-
dat zij die ingewortelde vrijheit der Romeinen soo aen-
stonds niet en wilden tegengaen wierden op de
hevigste
en gevoeligste wijze door laster en schimpschriften ge-
schonden sonder dat sij het sig eenigsints
aentrocken
of
dat er iemant was die de schrijvers daer over in-
rechten vervolgde ofte die haer eenig leed toehragt. Selfs
was Julius Cesar soo grootmoedig dat hij het degene,
die hem op die wijze gevoelig hadden beledigt, niet
alleen vergaf, maer haer selfs daer nae nog goed deed.
Aldus had Gajus Memmius hem door scherpe
reden-
voeringen gehoont, en hij had met geen minder bitter-
heid tegen hem geschreven, des niet tegenstaende vor-
derde hij hem daer nae tot het burgemeesters ampt van
Romen. Cajus Calvus had schimpdigten op hem
gemaekt,
dog als hij naederhand berouw daer over toonde en hij
om sijn vriendschap deed aanhouden, was hij selfs de
eerste die aan hem schreef
De vermaerde Poeet Ca-
tullus had Caesar met de vuylste veersen
gebrandme rkt
en op de gevoeligste wij se gehoont, welke veersen tegen-
woordig nog overig sijn. Men moet zig te gelijk over
de stoutheid van den Poeet, dat hij sulke veersen tegen
Caesar, die de oppermacht van den staat in
handen
had durfde schrijven, en over de sagtmoedigheit van
Caesar, dat hij sulke vermetelheid ongestraft heeft ge-
laeten, verwonderen. Nogtans als Catullus eenigen tijd
daer nae sijn leedwesen daer over toonde en aan
Caesar

-ocr page 173-

deswegen voldoening gaf, vergaf hij het hem niet alleen,
^aar noodigde hem die selve dag aen sijn taefel. Cicero
had in seecker boek de eerlijke Cato hoochlijk geroemt
en gepresen en dat kon niet geschieden sonder Caesar
®n sommige gevallen te nae te komen. Maar verre van
snlks euvel op te nemen ofte Cicero daerom eenige
kleinigheit aen te doen, vergenoegde\'hij zig met daer
tegen te schrijven en een boek uit te geven dat hij
Anti Cato noemde. De beroemde historieschrijver Titus
^ivms hadde in sijne geschiedenissen met veel lof van
^\'ompejus gesproocken, maar Augustus nam het niet
quaelijk nog weygerde hem daerom zijne gunst, maer
vergenoegde sig met hem een Pompejaan te noemen.
Men moet de bescheidenheit en gemaetigtheit van die
Vorsten daer in prijsen. Want vrij uit te mogen spree-
cken hetgene men in sijn gemoed gevoelt en de waer-
neit sonder aenschouw van persoonen onpartijdig te
öiogen schrijven en aen de nakomelingen overlaeten is
ook een van de voornaemste deelen van de vrijheit. Het
Sijn bijsonder geluckige tijden, segt Tacitus, als-men
^ag gevoelen hetgene men wil, en als het geoorlooft
IS uit te spreecken hetgene men gevoelt. Dog de on-
oepaelde vrijheit die de Romeinen in het schrijven, jae
selfs van schimp en lasterschriften te voren gebruickten
^lert ten tijde van Augustus soodaenig gemaetigd en
epaelt dat degene, die om een ander te hoonen en sijn
goede naem te schenden een boek had geschreven en
üytgegeven, ofte gemaekt had dat sulks quam te ge-
schieden, hetzij met ofte sonder naem ofte wel onder
®en anders ofte verbloemde naem, die een veers had

11*

-ocr page 174-

gemaekt, jae selfs een Historie om iemant te schenden
had geschreven, schuldig zoude wesen aen de straffe
van hoon en dat de beledigde tegen hem een soo ge-
naemde actie van injurie zoude mogen instellen.
Ende
op het laatst bij voorval dat sekere Cassius Severus
verscheyde doorluchtige mannen en vrouwen door sijn
dertele schriften had geschonden, vatte Augustus de
saek
soo hoog op, dat hij het schrijven van sulcke las-
terschriften selfs tot de misdaad van gequetste opper-
macht betreckelijk maekte. Maer eigenlijk behoort
het
schrijven van een lasterschrift tot die misdaed niet,
tensij er zeer haetelijke omstandigheden bijkomen en
dat iemant het hostili in Principem vel
Rempublicam
animo met een vijandig gemoet en opset tegen de vorst
ofte Republic komt te doen.

De keyser Tiberius trock het nog al verder, want
gestoort zijnde over eenige veersen, die op hem wierden
gemaekt, soo op sijn wreetheid, hoochmoed, tweedracht

met de keyserin, sijn moeder als anders, gaf hij last
dat de straffe van de misdaad der geschonde opper-
macht tegen sulke schrijvers zouden werden
geoeffent,
gelijk onder sijn regeering met de uytterste wreetheit
geschiedde, selfs in onnoozele. gevallen, die niet in t
minst nog tot lasterschriften nog tot de bovengemelde
misdaed betreckelijk waeren: en in sijn tijt gelijk het
gemeenlijk onder de regering van sulke tyrannen ge\'
schiet, was het selfs doodelijk geworden om een on-
partijdige geschiedenis met de vereischte
vrijheid fe
schrijven. Aldus gebeurde het onder anderen dat Cre-
mutius Cordus de jaerboeken- ofte de
geschiedenissen

-ocr page 175-

der Romeynen onder sijne Regering had geschreven, in
dewelcke onder anderen gesproocken hebbende van Bru-
tus en Cassius, en nae dat hij deselve haer verdiende
lof had gegeven hahde hij daer bij gevoegt dat Cassius
de laeste der Romeinen was geweest, enz.

Hierop laat de schrijver het geheele verhaal van Cre-
öiutius Cordus volgen, zooals Tacitus het vermeldt,
verhaalt verder de bij Seneca voorkomende geschiede-
nis van Labienus en haalt eenige plaatsen uit Tacitus
aan. Dan vervolgt hij: Alle voortreffelijcke vorsten die
wel regeeren hebben doorgaens een behoorlycke vrijheit
in het schrijven aen haer onderdaenen gelaeten, want
sig wel bewust zijnde hadden zij daer van niet te vree-
sen, jae konden selfs de laster tongen en schriften ver-
achten gelijck verscheide op een roemweerdige wijse
hebben gedaen, sonder te vreesen dat haer eer ende
goede naem daar door beswalkt zouden worden. Maer
ondeugende vorsten, verdruckers der vrijheit en tyran-
nen, hebben ook altijd de vrijheit in het schrijven ver-
druckt en sig quaelijk bewust zijnde hebben sij getracht
om de geheugenis van haer schenddaeden daerdoor voor
de nakomelingen te verduysteren. Maer wat hebben sij
daermede uytgerecht? Sij hebben niet anders dan schande
daer door behaelt gelijk Tacitus te recht heeft aenge-
merckt. Want bij voorbeeld, alle de wreetheit, onge-
bondentheit en ondeugden van Nero en Domitianus,
mettegenstaende haer groote oplettendheid en straffe
tegen alle de gene die een vrij woort spraeken en schre-
ven, zijn aen de naekomelingen overgelaeten en sij sijn
in haer snood gedrag met levendige verwen
afgebeeld. —

-ocr page 176-

Als naederhand de Christelijke godsdienst was toegeno-
men en de keysers daer aen toegedaen waeren gewor-
den heeft men aenstonts de vrijheit van het schrijven
over saeken en geschillen, van de godsdienst gaen be-
nemen en de geestelijken hebben soo veel vermogen bij
de vorsten gehad dat het verbod van zoogenaemde ket-
terse boeken is ingevoert geworden, en dat er sware
straffen zijn gestelt soo tegen de schrijvers als tegen de
uytgevers en lesers van sulke boeken. — Aldus hebben
de keysers Theodosius en Valentinianus besloten: (Hier
volgt de vertaling der les. 3 Cod. de Summa Trinitate.)

Dat was immers een wreed gebod onweerdig aen Chris-
ten Vorsten en dat de Roomsche Kerk maer al te veel
heeft nagevolgt. Wat zouden echter Seneca, Rhetor en
Tacitus niet uitgeroepen hebben, indien men de men-
schen in haer tijt met de dood over het lesen van een
verbode boek had gestraft? — Van gelijke hebben de
Keyzers Valens en Marcianus bevolen. (L. 8 Cod. de
de Haereticis et Manichaeis.)

Maer boven alle heeft het Pausdom omtrent het
verbieden van boeken van alle tijden seer streng, ja
wreet te werk gegaen, want dewijl de Roomse gods-
dienst, eigentlijk tot sijn voorwerp heeft een wereltlijke
heerschappij, en niet den dienst ofte eer van God, dat
deselve steunt op overleveringen en menschelijke inzet-
tingen en niet op het Woort Gods, en voortgezet wort
door bijgeloovigheit, sulks het met de
belangen van het
Hof van Romen overeenkomt, de werelt in een diepe
onwetentheit te houden en de menschen niet meer wijs
te maeken, dan het met de eygenbaet der geestelijke

-ocr page 177-

Ol

167

en met de grootlieit en onbepaelt gezag van dat Hof
kan bestaen. So heeft het gemelde Hof van Romen
albereits van outs en tot onse tijden toe altijd bij-
zondere sorg gedraegen, dat er niet het minst ge-
schreven, uytgegeven ofte gemeen gemaekt mögt wer-
den, \'t welk met desselfs belangen soo wel in \'t werelt-
lijcke als in \'t geestelijke was strijdende, dat de waer-
beit kon ontdecken, en dat desselfs snoode voornemens,
om het gansche Christendom te verslaeven en de Key-
sers, Coningen en Vorsten, selfs sig onderdaenig te
maeken en met de voeten te vertreden, aen den dag
kon brengen. Ten dien einde heeft men doen verket-
teren, verdoemen en op de allerwreetste wijse ter dood
brengen, alle de gene die iets tegen de belangen van
dat Hof hadden grfchreven en men heeft de vervolging
niet alleen tegen die menschen in haer persoon, maer
ook tegen haer boeken in \'t werk gestelt. Dit is ech-
ter het merkteeken van een valsche godsdienst, en die
alleen op bijgeloovigheit, menschelijke inzettingen en
eigenbaat is gegront. Want de waerheit zoo wel in \'t
geestelijcke als in \'t wereltlijcke, is uyt sig selven klaer
en helderschijnende genoeg, sij is aenlockelijk, sij is
eenvoudig en het gemoed van alle redelijke menschen,
van selfs innemende, sulks sij in geenen deele met ge-
weld ofte quaede streecken voorgestaen behoeft te wor-
den, selfs heeft zij geen andere menschelijke hulp van
nooden dan de vrijheit om haer te mogen voorstellen
en belijden. Het is derhalve het rechte werk van be-
driegers en verleiders, niet te willen toestaen nog ge-
doogen, dat hetgene sij leeren en voorstellen, werde
ondersogt, getoest ofte tegengesproocken.

-ocr page 178-

Het is bekent hoe dat de Roomse kerk de onbesonne
vermetelheit heeft gehad van het Woort Gods, de Boe-
ken van het Oude en Nieuwe Testament niet alleen uyt
de handen von de soo genaemde leecken van de ge-
meente te nemen en voor deselve geheel en al te ver-
duysteren, maer ook de kennis en toegank tot deselve
aen haer gemeene geestelijcke te benemen en sorgvuldig
voor haer verborgen te houden, zulks het voor haer niet
geoorlooft was, de Heilige Schrift te mogen lesen, dan
met uytdruckelijke toelaeting van haer superieuren ofte
geestelijke overste. Derhalve was de kennis van de
Heilige Schrift, voor de tijden der Reformatie, soo on-
gemeen, dat de geleerde niet anders daer van spraecken
dan van een seer seldsaam boek, dat aan de werelt
niet bekent was. Men verhaelt, dat de
Rechtsgeleerde
Guido Pancirolus, in de vermaerde Hooge Schoole van
Padua voorlesende, de navolgende woorden tot sijne toe-
hoorders gebruykte: „Domini studiosi est quidam liber
qui vocatur. Biblia quem ego vobis vehementer com-
mendo, habet enim multa egregia sine quibus jus nos-
trum recte intelligi non potest cuiusmodi est bic
locus
in Euangeho quod vocatur secundum Matthaeum (sic
enim vocatur quidam tractatus in dictis Bibliis).

Wanneer de Heilige Schrift, in den beginne der Re-
formatie, in verscheyde taelen wiert overgeset,
gedrukt
en gemeen gemaeckt, was het Pausdom daer over ten
uyterste ontstelt en geallarmeert, sette sig daer tegen
en deed alle mogelijke kragt en gewelt om het te be-
letten opdat het ligt der waarheit op die wijse niet en
mogt doorbreecken. Keyser Carel V, deed aldus op de
ernstige begeerte van het Hof van Romen, bij sijn Plac-

-ocr page 179-

caet, gegeven tot Brussel, den lesten van Wiedemaent
van het jaar 1546, naar ingenomen te hebben, het ad-
vys van de doctoren in de Theologie, tot Leuven, ver-
Heden alle de Bibels, die op verscheidene plaetsen soo
m Duytsland, Vrankrijk, als de Nederlanden gedrukt
waaren, soo wel in het Grieks, Latin,
als in het Frans
en Duytsch en met naemen in \'t bijsonder, wel ses en
twintig verscheyde drucken, aldaer gemelt en bovendien
nog twee en twintig verscheide drucken van het Nieuwe
Testament. Waer uyt men klaer kan bespeuren, hoe
seer de Roomsgezinde hebben geijvert, om de kennis
van het Woort Gods voor de gemeinte te verduysteren
en te verbergen. En geen wonder, want het gemeen
maeken van de Heilige Schrift, was de doodsteek aen
de Roomse godsdienst, en de eerste voortgank van de
Reformatie moet men voornamentlijk daer aen wijten,
want weinige menschen hadden in den beginne gele-
gentheit om de eerste Reformateurs te hooren prediken
en leeren, sij konden het niet overal doen, het was
gevaerlijk en doodelijk niet alleen voor de Predikers,
maar ook voor de toehoorenden, derhalve kogten velen
den Bibel, verbergden die in haer huys, leesden en on-
dersogten het Woort Gods in \'t heimelijk en bij haer
selven en dewijle sij daer in niet vonden alle de bijge-
lovige insettingen van de Roomsche kerk, kregen sij
naedenken en konden ligt daer uyt begrijpen, dat ge-
melde kerk, verre van de waerheit was afgedwaelt. Ter
zeiver tijd verdubbelden de Roomsgezinde haer ijver en
neerstige toezigt tegen het drucken en uytgeven niet
alleen van de soo genaemde ketterse boeken, maer selfs

-ocr page 180-

van alle andere genoegsaem onverschillige, en die van
geen saeken van godsdienst handelden, als er maer iets
in wiert gevonden, dat aenleyding gaf tot het naespeu-
ren van de waerheit, of dat tegen de belangen van de
Roomse geestelijke wsis strijdende, sulks men verscheide
lijsten van die verbode boeken lesende, verwondert moet
staen, hoe en waerom het haer in de sin is gekomen,
om sommige boeken daer op vermeit te verbieden. Bij
de Placcaeten van Keijser Karei V, waer van wij hier
boven een hebben aengehaelt, worden verscheydene boe-
ken verboden, gelijk aldaer gezegt wort, die niet alleen
openbaerlijk van ketterij handelden, maer ook van alle
sulke die de ketterije seer naebij en aenklevende waren,
ofte begrepen hetgene dat nu ter tijd van de Leecken
en ongeleerde, zonder gevaer van ketterij niet en mögt
gelezen worden. „Want" wort daer verders bijgevoegt,
„soodaenige schriften ontrijsen nu somtijts eenige Catho-
lijke schrijvers, ofte deur inconsideratie, ofte deur on-
achtsaemheit, ofte deur onwetentheit, ofte vermetelheid
bijsonder, want der componisten van boeken een ontal-
lijke groote menigte is."

Men denke niet dat het maer een enckel verbod was
dat de straffe alleen ging over de schrijvers, uitgevers,
druckers ofte verspreiders van zulke geschriften geen-
sints; alle die sulke verbode boeken hadden gelesen en
bij wie deselve in haer huysen werden gevonden
waeren
ketters of begunstigers van ketters, immers sij wierden
daer voor gehouden ende als soodaenige moesten sij
ingevolge de Plakaeten met de dood werden
gestraft,
de mans met den viere, soo sij haer dwaelingen niet

-ocr page 181-

wilden herroepen, maer sulks doende met den swaerde
en de vrouwen gelijk daer staet met den Putte, dat is
met levendig in de aerde gedolven te worden. Tot de
uytvoering van sulcke wreede Plakaten waekte de In-
quisitie zorgvuldig en hadde overal sijne verklickers,
800 dat niemant een boek in sijn binnencaemer kon
lesen of hij wiert beklapt. Ende opdat hier aen dog
niets en mögt ontbreecken, heeft de Hertog van Alba
bij zyn Placcaet van den jaere 1570 een Reglement op
bet drucken, inbrengen en verkoopen van boeken ge-
maakt, waerdoor hij getracht heeft alle vrijheid in het
drucken en verkoopen van boeken te dempen. Dat is
niet alleen het verstand en geleertheid in te teugelen,
maer het in een waere slaevernij houden, en de dom-
heit en onwetentheit op den throon zetten.

Maer sulke en diergelijcke Placcaeten en Reglementen
können in eene vrije Regeering, gelijck de onse is, en
m een land, daar de druckerij en boekhandel een voor-
name tack van den Coophandel is geworden, niet be-
staen nog naergekomen werden, en bovendien zoude
het ten uyterste ongerijmt wesen als men in een lant
daer het lichaem vrij is, de geest en het verstaut aen
den band wilde leggen en in slaevernij houden. Het
is wel waer dat die vrijheit somtijts alhier wat te verre
wordt getrocken en dat er dikwijls reden wort gegeven
om te klaegen over het al te ligtveerdig schrijven en
drucken van ergerlijke boeken. Omdat voor te komen
hebben de Zuyd- en Noort-Hollandsche Synoden voor
desen aen de Heeren Staeten van Hollant en Westfries-
land versogt dat er politique ondersoekers der boeken.

-ocr page 182-

Visitatores librorum gestelt mogten werden, dog baer
Ed. Grr. Mog. vonden daerin swaerigheit, meinende dat
die saek in dese landen te willen in \'t werk stellen
sulks somtijts wel van quaede gevolgen mogt wesen.

Daernae zijn nog wel eenige voorslaegen ten dien
einde gedaen, doch sonder eenig gevolg. En om de
waarheit te seggen, het stellen en machtig maken van
sulke Visitatores, onderzoekers der boeken, om alle
boeken, eer deselve gedrukt mogen werden, nae te sien,
te onderzoeken, daer uyt te schrabben hetgene haer
niet behaegt, die te doen veranderen ofte te doen ach-
ter houden als het over een stoffe is die haer haetelijck
schijnt, met een woort; om alle luyden van verstaut en
geleertheyt aen den band te leggen en haer niet anders
te doen schrijven als hetgene aen dese ofte gene aen-
genaem is en met haer belangen overeen komt ofte haar
te nootsaeken om de waerheid te verswijgen en te kort
te doen kan met de vrije Regering en levenswijze van
ons land niet bestaen en zoude het quaedt ook niet
können beletten. Want soo lang men geen lijfstraffen
ofte swaere geldboeten stelt tegen alle degene die ver-
bode boeken koopen, bezitten ofte lesen zullen er altijt
wel druckers van schaedelijke boeken gevonden werden
en het verbieden zal nergens anders toe strecken, als
om sulcke boeken meer aenzien en loop te geven, en
om deselve meer te doen gelden. Zulke straffen nu
tegen koopers, bezitters ofte lesers van verboden boeken
te stellen en doen uytvoeren is in ons land niet doen-
lijk en past veeleer de inquisitie dan eene vrije Re-
geering.

-ocr page 183-

Maar of liet wel waer is dat er in een vrij land ook
een behoorlijke vrijheit in het schrijven moet wezen, en
dat de geest zoo wel als het hchaem vrij moet zijn, is
er echter ook wel een voorsichtige toesigt noodig opdat
die vrijheit mede niet tot een sporeloose vrijheit en bij-
sonder niet tot schaede ofte schande van land en kerk\'
ende tot verderf der goede zeden kome te vervallen en
bijgevolg misbrnickt te werden. Aen de eene zijde moet
men de schrijvers niet te nauw bepalen, in \'t bijsonder
moet er vrijheit wesen om de geschiedenissen van staet
en kerk met die vrijmoedigheit die een goed historie-
schrijver past en naar waerheit te beschrijven, selfs is
het gemeen daer aen gelegen dat de waarheid aen den
dag werde gebragt en dat soo wel de misslaegen en ge-
breecken soo van de Regeering als van de menschen
werden opgehaalt, opdat men deselve in toekomende
mog vermijden ofte beteren en opdat er ontsag voor de
nakomelingen zij. Maer het moet onpartijdig en met
de vereischte bescheidenheit geschieden en geensints
met opset om iemant daermede te beledigen of aen-
stoot te geven.

TWAELFDE CAPITTEL.

OPWECKIlirG TOT VOOBSTAND VAN DE VEIJHEIT.

Wij hebben hier boven klaer en onwederspreeckelijk
genoeg, soo wij meinen, getoont, dat de vrijheit een
uytnement en heerlijk goed is, een goed dat boven alles

-ocr page 184-

onwaerdeerlijk is. Dat God almachtig in sijn gunst aen
een volk geeft en met sijn rijken segen achtervolgt, dat bij-
gevolge seer heerlijke voordeden aen het volk dat daermede
begunstigt is toebrengt, en dat door alle edelmoedige vol-
keren, door menschen van een verheve geest,
verstand
en deugt wordt begeert. Dog zoo zijnde gelijk het in-
der daet is, moet het overvloedig wesen sulken grooten
goed dat uyt sig zeiven aenlockelijk genoeg is, de men-
schen te willen aenprijsen en haer op te wecken dat te
willen voorstaen, zorgvuldig bewaeren en behouden.
Geen mensch kan er dan gevonden werden die maer
van een edelmoedige inborst zijnde en een eerlijk en
verstandig hart in het lijf heeft, die niet uyt sig selfs
daer toe genegen sij en bereid, niet alleen om dat groote
goed sorgvuldig te bewaren, maer ook om tot voorstant
van het selve goed en bloed op te setten. Maer de
dwaese daer toe op te wekken, voor wie dat heerlijke
goed niet en is geschikt, de dertele en ongebonde die
het verderven en de staetzuchtige die het met list on-
dermijnen ofte met gewelt onderbrengen, sonde
vergeefse
moeite 9 wesen.

Maer wij hebben iets in t\' bijsonder aen onse vrije
Nederlanders voor te draegen om haer aan te
toonen
en klaer te overtuygen dat sij verpligt en gehouden sijn
de vrijheit te bewaeren en voor te staen, soodat sij niet
onweerdig aan sulken grooten goed en tegelijk ondank-
baar aan God almachtig bevonden willen werden om
aen God reeckenschap te moeten geven van het talent
dat\' haar is toevertrouwt.

Het is niet sonder een bijsondere bestiering en voor-

-ocr page 185-

sienigheit Gods geschiet, dat deze vrije staet is opge-
recht ec dat de Christelijke godsdienst zuyver na Gods
woort aldaer is gevestigt, geleert en gepredickt wort,
ende dat de wenschelijke vrijheit beide in de burgerstaat
en godsdienst voor ons is verkregen en vastgestelt. Dat
IS niet door eenige menschelijke magt, wijsheit ofte be-
leit geschied, maar alleen door de machtige hand Gods
waer van de gevallen dikwijls in de geschiedenissen van
ons land soo klaer voorkomen, dat er niet aen is te
twijfelen en hij een verstokt ofte verbhnd mensch moet
wesen, die daer van niet overtuygt en sy.

De schrijver laat hier een breedvoerig verhaal volgen
van de verlossing der Israëliten uit Egypte, waarmede
bij ten slotte onse verlossing van Spanje vergelijkt. Dan
vervolgt hij aldus.

Maar het aenmerkelijkste van allen is dat wij een
voortreffelijke Repubhc en loffelijke vrije Regeering heb-
ben , sonder eenig menschelijk voornemen en bestier en
sonder dat eenig mensch gezegt kan worden de stichter
daer van te wesen. Dat is immers een wonderlijke saek
dat er een machtige vrije Repubhc, die gelijk als een
wonder voor de gansche wereld is gesproten en on-
der veel verdrukkingen, gewelt, hst en laegen geves-
tigt is geworden, sonder dat eenig mensch in de wee-
relt eenige gedachten, overleggingen ofte voornemen
beeft gehad om sulk eene Republic en vrije regee-
nng te stichten. Het formeren van een nieuwe vrije
staet is geen saek van klein belang naar van de aller-
nyterste aengelegentheit en opmerking; is het
door geen
menschelijke hand en bestier gedaan, het moet door

-ocr page 186-

een bijsondere voorsienigheit Gods zijn geschiet, in sulke
saeken ten minsten komt geen bhnd geval te pas en der-
halven moeten wij erkennen dat wij onze vrije staet en
regeeringswijze aen de bijsondere voorsienigheit Gods
verschuldigt zijn en deselve van zijn gunst houden.

Maer zal men ons misschien tegenwerpen: Willem de
eerste Prins van Oranje wort doorgaens voor de grond-
legger van onse Repubhc en vrije staet gehouden, en
zijn soon Prins Maurits voor de opbouwer van deselve
en derhalve zijn wij onse regeering en vrijheit, niet aen
de onmiddelbaere voorsienigheit Gods, maer aen het
goed beleid van die twee Prinsen onder Gods-
zegen
verschuldigt, diensvolgende is ook hier een menschelijke
hand geweest, die daer toe heeft gewerkt.
Wij hadden
ons geern onthouden om daer van te spreecken, dog
alsoo wij het alhier moeten doen zullen wij daer op
kortelijk antwoorden, dat Prins Willem de eerste geen
voornemen, jae geen de minste gedagten heeft
gehad
om een RepubHc en sulke vrije regeering als er na zijn
dood is geformeert en gevestigt in dese landen op te
rechten, maer integendeel dat alle zijne pogingen, on-
dernemingen en gedachten daer henen al van den be-
ginne hebben gegaen om voor sig en sijn huis een
Heerschappij in deze Nederlanden te verkrijgen en sig
tot Graaf van Holland en Zeeland en Heer van
Utrecht
te doen vorderen gelijk uyt de geschiedenissen ten over-
vloede is bekent. Is er derhalve uyt zijne daeden
en beleid nae sijn dood een vrije regeering alhier ge-
sproten, dat is buyten zijn gedagten gegaen en tegen
zijn voornemen geschiet. Zijn zoon Prins Maurits
verre

-ocr page 187-

van een opbouwer van een vrije Regeering te willen
wesen, beeft hetzelve oogmerk van de Prins sijn vaeder
altijd gehad, en in \'t vervolg heeft hij alles gedaen wat
in zijn vermogen was om daer toe te geraeken. Alhoe-
wel dit bij sommigen ontkent wort en er sijn die hem
m sijn geweldig gedrag soeken te verschoonen, komt
het echter allezints klaer genoeg te blijken. Want als
hij nog een jongehng was en niets overig had dan de
gunst van Holland en Zeeland, deed hij de Provincie
van Holland aensoeken om de onderhandehng met den
Prins sijn vaeder over de opdracht van het graefschap
te hervatten. Men heeft hem te last gelegd sig te ke-
ten ontvallen dat hij sig liever wilde praecipiteren dan
de Souvereiniteit van den lande te willen aennemen op
seekere conditiën hmitatien en restrictien als deselve
landen ten naesten bij te vooren aan zijn Heer vaeder
opgedraegen waeren geweest. Alhoewel hij niet gods-
dienstig en was veel min eenige kennis en verstand
hadden van de staet der geschillen, die de gerefor-
meerde Kerk te dier tijd soo droevig verdeelden, mengde
hij sig nogtans daerin en wist het vier van tweedracht
en verdeeltheit zoodaenig aen te stoocken en op te blae-
sen, dat er geen middel overig was om het te dempen,
opdat hij daerdoor gelegentheit mogt krijgen om de
Heeren van Barneveld, de Groot, Hoogerbeets en alle
andere voorstanders van de vrijheit te verderven.. Het-
gene de Heer Aubery van hem verhaelt, dat hij den
Heer van Oldenbarnevelt door de Princesse weduwe liet
ondertasten om hem tot het verkrijgen van de souve-
reiniteit ofte het graefschap van Holland behulpig te

1

-ocr page 188-

willen wesen is bekent, en daer is geen rede om daer
aen te twijfelen, daerbij wort het door den Heer van
Oldenbarnevelt zelfs genoegsaam bevestigt. Want men
heeft desen ouden staetsdienaer ook te laste gelegt en
hem tot een misdaed toegereeckent, gelijck onder an-
deren bij sijn vonnis blijkt, dat hij sijne Excell. met
verscheyde calumnien allomme gezogt had in bedencken
te brengen en voor ieder een te denigreren van dat hij
stonde na de souvereiniteit van de Landen. Hier op
heeft hij door sijn Rechters ondervraegt zijnde bekend,

vreese en apprehensie gehad te hebben____

Het verdere ontbreekt. Het hoofdstuk schijnt onvol-
tooid te zijn gebleven.

-ocr page 189-

STELLINGEN.

Wanneer de zaak van een ander tot pand is gegeven,
wordt bij eigendomsverkrijging door den pandgever het
pand ook tegen derden geldig.

II.

De in sohtum datio is niet als een bilaterale obli-
gatoire overeenkomst te beschouwen.

m.

Vóór Hadrianus kon geen vrouw (met uitzondering
der Vestaalsche maagden) testament maken tenzij zij
Baanumissa waren.

-ocr page 190-

IV.

Indien na het uitspreken van een vonnis van echt-
scheiding, doch vóór de inschrijving van het vonnis iu
de registers, een der echtgenooten komt te overüjden,
zijn
de erfgenamen van den overledenen echtgenoot
bevoegd de inschrijving te vorderen.

V.

Ten onregte neemt Art. 642 B. W. als een der ver-
eisehten voor een schat aan dat hij door louter toeval
moet ontdekt zijn.

VL

Het bezit door den erflater aan den executeur verleend,
strekt zich ook uit over het wettelijk erfdeel.

VII.

De logementhouders kunnen zich niet onttrekken aan
de bepalingen van Art. 1746 en 1747 B. W., door
zulks te afficheren in de kamers hunner logementen.

VIII.

Teregt zegt de Lasaulx van het in Art. 2010 B. W.
uitgedrukt beginsel : II dépouille entièrement du carac-
tère de véritables prescriptions celles qui sont
quahfiées

-ocr page 191-

ainsi par les articles 2271 et suivants du Code (Art.
2005 tot 2008 B. W.).

IX.

Be commis voyageur is volgens ons regt lasthebber.

X.

Een fotograaf is geen koopman.

XL

Voor een kind, gedurende eene zeereis geboren, be-
hoeft geen vracht te worden betaald.

XII.

Ik stem in met de beschouwing van A. Batbie, Revue
deux Mondes,
Fevrier 1868, de jure constituendo
omtrent vennootschappen: „II suffit de définir legale-
Bient en quoi consistent les types des sociétés les plus
nsités ; Ie régime choisi par les contractants peut alors
être exprimé en deux mots; mais il faut ensuite ajouter
ine les associés peuvent adopter toutes les combinai-
sons qu\'ils jugent opportunes sans autres restrictions
qne celles qui sont toujours reservées dans l\'intérêt de
J ordre pubHc et des bonnes moeurs. Quelques forma-
ntes de publicité suffisent pour avertir le pubhc de ce
l^id a intérêt à savoir sur les conditions aux quelles

-ocr page 192-

la société est constituée. Quand à la responsabilité
des engagements sociaux les parties la promettront
grande ou petite suivant le crédit qu\'elles désirent avoir,
il suffit de l\'intérêt bien entendu pour déterminer le
degré de responsabilité qui est nécessaire au succès
d\'une entreprise."

xni.

De exceptie van litispendentie en connexiteit heeft
den voorrang boven de exceptie van Art. 93 W. B. Rv.

XIV.

Het afschaffen der conclusiën van het Openbaar Mi-
nisterie in burgerlijke zaken is wenschelijk.

XV.

Art. 74. B. W. heeft geene verandering gebragt in
de toepassing der strafwet op landloopers.

/XVI.

Bij herziening van ons strafwetboek komt het mij
wenschelijk voor dat het duel als een zelfstandig
misdrijf worde beschouwd en als zoodanig gestraft
worde.

XVIL

Teregt zegt Berner „Lehrbuch des Deutschen Straf-

-ocr page 193-

rechts," p. 121. „Es ist nicht zu wünschen dass die
gesetzgehung für irgend einen fall die Straflosigkeit
wegen trunkenheit positiv ausspreche weil dies wie ein
Privilegium der sänfer erscheinen und zum trunke er-
nuthigen und die vielen lügnerischen berufungen auf
trunkenheit noch vermehren würde."

XVIII.

Maréchaussées zijn wat de jurisdiktie betreft als mi-
litairen te beschouwen.

XIX.

Hoon en laster aan eene getrouwde vrouw aangedaan
kan niet op aanklagte van haren echtgenoot door het
Openbaar Ministerie worden vervolgd.

XX.

Grezanten aan ons hof geaccrediteerd mogen niet als
getuigen in strafzaken worden gedagvaard.

XXI.

Teregt heeft de Heer Groen van Prinsterer aange-
drongen op de opheffing onzer missie te Rome.

XXH.

Ik kan mij niet vereenigen met de uitlegging door

-ocr page 194-

de Regering gegeven aan de Wet van 13 Aug. 1849
in de zaak der uitgewekene Hannoveranen.

XIIL

Ten onregte beweert Mr. Is. Capadose, (N, Bijdr.
voor Regtsg. en Wetg. VIL
p. 401 en vlg.) dat het
contraseing der ministers niet gevorderd wordt voor Ko-
ninkbjke besluiten die de Oost Indische koloniën be-
treffen.

XXIV.

Het beginsel uitgedrukt in Art. 87 der Belgische
Constitutie, dat namelijk geen lid der koninklijke fa-
mibe benoembaar is tot minister verdient goedkeuring.

XXV.

Non finis reipublicae est homines ex rationalibus
bestias vel automata facere sed contra ut eorum mens
et corpus tuto suis functionibus, et ipsi libera ratione
utantur et ne odio, ira vel dolo certent nee animo
iniquo invicem ferantur. Finis ergo reipublicae revera
libertas est. Spinosa Tract. Theol. Pol. XX. 12.

XXVI.

Met het oog op het meer en meer in gebruik komen
der jagtgeweren, système Lefaucheux is herziening van

-ocr page 195-

Art. 20 al. 2 der Wet op de Jagt en Visscherij drin-
gend noodzakelijk.

XXVII.

Hoe ver in sommige opzigten Pieter de la Court zijnen
tijd vooruit mag zijn geweest, was het standpunt waaruit
hij redeneerde toch uiterst bekrompen.

xxvin.

Zeer juist is de redenering van Bastiat {Ouvres Com-
pletes,
IV. p. 14).

Je poserai aux lois restrictives ce dilemme. Ou vous
convenez que vous produisez la disette ou vous n\'en
convenez pas. Si vous en convenez vous avouez par
cela même que vous faites au peuple tout le mal que
vous pouvez lui faire. Si vous n\'en convenez pas vous
niez avoir restreint l\'offre élevé, les prix et par con-
séquent vous niez avoir favorisé le producteur.

XXIX.

Het subsidiëren van schouwburgen door de regering
verdient afkeuring.

XXX.

Teregt zegt Maurus {Die Grundsätze der Volkswirth-
sohaftlehre,
p. 57): „Uberall auf erde ist die wahre

-ocr page 196-

cultur welche stets zu gleich die wahre sitte in sich
sehliesst am meisten unter denjenigen
Völkern verbrei-
tet bei denen sich das sociale und politische leben nicht
m wenigen hauptstädtern oder in einer einzigen mé-
tropole wie in Londen oder Paris centrahsirt sondern
da wo sich in folge des natürlichen ganges der ent-
wicklung eine grosse zahl kleinere städter zerstreut über
das ganze Staatsgebiet gebildet und behauptet haben,
wie in Deutschland, und Nord Itahen von alters her
in America aus neuer zeit."

----