-ocr page 1-

VEEARTSENIJKUNDIGE HOOGESCHOOL TE UTRECHT.

EEN STUDIE OVER FAMILIETEELT
IN DE RUNDVEEFOKKERIJ.

PROEFSCHRIFT

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN

DOCTOR IN DE VEEARTSENIJKUNDE

AAN DE VEEARTSENIJKUNDIGE HOOGESCHOOL TE UTRECHT
NA MACHTIGING VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS

Dr. W. J. PAIMANS,

VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER VEE-
ARTSENIJKUNDIGE HOOGESCHOOL TEGEN DE
BEDENKINGEN VAN DEN SENAAT TE VERDEDIGEN
OP DONDERDAG
li JULI 1921,\'»NAMIDDAGS 3 URE.

UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT

3630 3703

-ocr page 2-

• , ni;\'•^s.\' . ■ ...

.\'m

-ocr page 3-

\' ■ \'j

■ - V . - .

- ■

Q -

} « \'

■ ■ "\'7\'- :

■f . , , r . • .j\'.\' -

r\'

!

• • ■ \\

■■-■\' -.vt
\\

...

s

F^WMS&s ■ : r - ■ } ;., \\ . > [Ml I n ■ r v.. -

» \'

-ocr page 4-

vi- , tV ■ . . H ■

// ; ■ -" "

M \'j,^-.:

. A ; ■ , .

■i ,V- } ..

"ï-

- --Ti ......Ji-r-i-\'

-ocr page 5-

EEN STUDIE OVER FAMILIETEELT IN DE
RUNDVEEFOKKERIJ.

-ocr page 6- -ocr page 7-

VEEARTSENIJKUNDIGE HOOGESCHOOL TE UTRECHT.

EEN STUDIE OVER FAMILIETEELT
IN DE RUNDVEEFOKKERIJ.

PROEFSCHRIFT

TER VERKRIIGING VAN DEN GRAAD VAN

DOCTOR IN DE VEEARTSENIJKUNDE

AAN DE VEEARTSENIJKUNDIGE HOOGESCHCXDL TE UTRECHT
NA MACHTIGING VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS

Dr. W. J. PAIMANS.
VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER VEE-
ARTSENIJKUNDIGE HOOGESCHOOL TEGEN DE
BEDENKINGEN VAN DEN SENAAT TE VERDEDIGEN
OP DONDERDAG 14 JULI 1921, \'s NAMIDDAGS 3 URE.

DOOR DIRK MARINUS HOOGLAND,

VEEARTS TE BREUKELEN, GEBOREN TE UTRECHT

1921

DRUKKERIJ LIBERTAS - ROTTERDAM

BlJKSUNiyERSlTElTU^^^^^^

-ocr page 8-

IB,,\' ■

•1Î -.v^

\'\'"à

!

••\'S-

-ocr page 9-

AAN MIJN VROUW

EN

AAN MIJN KINDEREN.

-ocr page 10-

\'■M\'/rX- :

-ocr page 11-

Het is mij een aangename taak U, Hooggeleerde KROON,
Hooggeachte Promotor, op deze plaats dank te zeggen voor Uwe
hulp mij bij de vervaardiging van dit proefschrift verleend. De
aangename wijze, waarop U mij steeds met raad en daad hebt
bijgestaan, zal ik niet licht vergeten.

Mede betuig ik hier mijn besten dank aan allen, die mij gegevens
voor deze studie verschaft hebben.

-ocr page 12-

■ «\'""C \' .-•HJi
• , - . -j^- -

■ y■■ »Li

jo J r

/

-ocr page 13-

INLEIDING.

Tot de meest actueele vragen op Zoötechnisch gebied behoort
die, betreffende den invloed van verwantschapsteelt op de nakome-
lingschap. In de laatste 150 jaar is dit vraagstuk herhaalde malen
het brandpunt der belangstelling geweest, niet alleen van fokkers
en hunne leiders, maar ook van medici, biologen en sociologen»

Maar niettegenstaande het vraagstuk behoort tot de oudste op
veeteeltkundig gebied en er al zeer veel over geschreven is, vaak
na uitvoerige onderzoekingen of experimenten, loopen de meeningen
omtrent de al of niet doelmatigheid der paring van min of meer
verwante dieren nog steeds sterker uiteen, dan bij vele andere
vragen betreffende de huisdierteelt.

Terwijl de een dweept met de meest enge inteelt, een ander
voor meer verwijderde familieteelt is, wil een derde absoluut niets
van deze fokmethode weten.

Zulk een verschil in inzicht, zelfs bij de leidende personen, kan
niet anders dan schadelijk voor de fokkerij zijn. lederen keer toch dat
een doelbewust fokker twee dieren ter paring uitkiezen moet, zal bij
hem van zelf de vraag rijzen, of de dieren min of meer aan elkaar
verwant mogen zijn, of familieteelt leidt tot achteruitgang dan wel
een fokmethode is om den veestapel op hooger peil te brengen.

De ervaringen in de praktische fokkerij met familieteelt opgedaan
loopen zóó uiteen, dat zij geen betrouwbare basis voor een
oplossing van het inteelt-vraagstuk vormen.

De juiste grondslag meenen verschillende Duitsche deskundigen
o.a. de Chapeaurouge, Lehndorf, von Dettingen nu
gevonden te hebben in het
materiaal der stamboeken. Vooral
onder de „Arbeiten der Deutsche Gesellschaft für Züchtungskunde"
der laatste 10 jaar komen vele van deze stamboekstudies voor,
waarin veel aandacht aan het inteeltrprobleem wordt geschonken.

Het doel van mijn onderzoek is nu eveneens door stamboekstudies

-ocr page 14-

dus door studie van een groot aantal stamboomen van Neder-
landsche runderen, opgemaakt uit de gegevens verschaft door het
Nederlandsch Rundveestaraboek (N. R. S.) en het Friesch Rund-
veestamboek (F. R. S.), na te gaan welke waarde aan familieteelt
voor de fokkerij moet worden toegekend.

De genoemde stamboeken bevatten een schat van materiaal
voor dit onderzoek, maar zijn helaas zoodanig ingericht, dat het
opzoeken en verzamelen der gegevens, de „bewerking" van het
stamboek, zeer veel moeite en tijd kost.

Het hoofddoel der stamboeken is door het inschrijven van beste
fokdieren uit éénzelfde veeslag (ras) de Nederlandsche rundveeslagen
in stand te houden en in zuivere teelt te verbeteren. Daartoe wordt
gehouden (door het N. R. S. voor het zwartbont Hollandsch, het
zwartblaar Groningsch en het roodbont Maas-Rijn-IJssel veeslag
afzonderlijk):

1®. een register of hulpboek ter inschrijving van dieren, welke
op het exterieur door hare inspecteurs worden goedgekeurd,
waarvan
de afstamming onbekend is ( dieren gemerkt R of H).

2°. een stamboek ter inschrijving van koeien en stieren met
voldoende exterieur, waarvan de
afstamming (d.w.z. minstens de
beide ouders)
officieel bekend is (deze dieren dragen bij het N.
R. S. de letter
S, bij het F. R. S. geen afzonderlijke letter).

De stamboeken trachten vooral de gegevens betreflfende de
afstamming zoo betrouwbaar mogelijk te doen zijn, door boeken
aan te houden ter inschrijving van die kalveren, waarvan beide
ouders in het stamboek of wel in het hulpboek voorkomen
(Register voor Jongvee). Bovendien houdt het F. R. S. voor het-
zelfde doel aanteekening van den sprong, door de eigenaren der
stamboekstieren te verplichten dekbewijzen af te geven.

Ieder jaar wordt nu door ieder stamboek de lijst van opgenomen
dieren gepubliceerd en vooral in de laatste 10 jaren zijn de af-
leveringen vrij omvangrijke boekdeelen geworden. In deze stamboeken
vindt men in het algemeen behalve het nummer, den naam van den
fokker of den eigenaar, het keuringsrapport, verschillende lichaams-
maten, gegevens betreffende melkproductie en eventueel van
behaalde bekroningen, tevens vermeld het stamboeknummer van

-ocr page 15-

den vader en de moeder. Dit laatste hebben wij noodig voor het
samenstellen van den stamboom van een of ander stamboekdier.
Men begint met het betreffende dier op te zoeken in een der
afleveringen van het uitgegeven stamboek en vindt daar dan de
nummers van vader en moeder, voor welke nu weer oudere
jaargangen moeten worden opgeslagen. Hier vindt men dan opgegeven
de grootouders enz., enz. Om dus de afstamming van een dier 3
of 4 geslachten na te gaan moet men 15 resp. 31 dieren in het
stamboek opzoeken, ten minste wanneer onder ouders of groot-
ouders geen register- of hulpboek-dieren voorkomen, want van
deze is immers de afstamming onbekend. De benoodigde gegevens
om een stamboom op te maken liggen dus over vele jaargangen
verspreid, waardoor het zulk een tijdroovende arbeid is om van
eenige honderden dieren de afstamming na te gaan.

De aldus samengestelde stamboomen vormen het voornaamste
uitgangspunt van mijn onderzoek.

-ocr page 16-

HOOFDSTUK I.
Algemeen Overzicht*

Reeds Aristoteles uitte de stelling, dat een paardenfokkerij
eerst dan volmaakt is. wanneer de hengsten hunne moeders en
dochters dekken. Of nu Aristoteles deze meening baseerde op
grond van behaalde resultaten in de fokkerij van zijn tijd, dan
wel dat hij bij het neerschrijven ervan geïnspireerd werd door
de in dien tijd veel in zwang zijnde huwelijken tusschen zeer nauw
verwante menschen, is niet nader bekend.

De literatuur uit den tijd. die er ligt tusschen de Grieksche
oudheid en het midden der 18e eeuw is zeer arm aan mededeelingen
over fokkerij in het algemeen, en over het inteeltvraagstuk in het
bijzonder. Wanneer men evenwel let op de uitingen der verschillende
schrijvers van het laatste der 18e eeuw, dan staat vast, dat de
fokkers in het algemeen toen ter tijde zeer afkeerig waren van
het paren van bloedverwante dieren.

Zelfs in Engeland, waar de fokkerij het meest bloeide, was
men algemeen de meening toegedaan, dat familieteelt moest voeren
tot achteruitgang, tot constitutioneele zwakte met verhoogden
aanleg voor ziekten. Ook religieus gevoelen speelde toen een rol.

Robert Bakewell (1725^1795) komt de groote verdienste
toe praktisch bewezen te hebben, dat de zooeven genoemde
meening niet juist behoeft te zijn. Werkende in de tweede helft
der 18e eeuw op zijn groote boerderij in
Leicestershire brak hij
op grond van praktische overwegingen en door logische uilwerking
van de toen zeer gehefde fokregels: „like begets like" en „that
best only can beget best" met de toen gevolgde fokmethode, de
kruising.

The Gentleman\'s Magazine deelde in 1795 (bladzijde 96) het
volgende hieromtrent mede:

-ocr page 17-

„Having remarked that domestic animals, in general, produce
others possessing qualities nearly similar to their own, he conceived
he had only to select from the most valuable breeds such as
promised the greatest possible emolument to the breeder; and that
he should then be able, by careful attention to progessive impro-
vement, to produce a race of sheep, or other animals, possessing
a maximum of advantage.

Under the influence of this excellent notion, Mr. Bake well
made excursions into different parts of England, to inspect the
various breeds, and to ascertain those which were best adapted
to this purposes, and the most valuable of their kinds.

His next step was to select and purchase the best of all the
sorts wherever they would be found: and this selection the result
of several years\' experience, was the original stock from which
he afterwards propagated his own".

Waarop Wilson^) laat volgen: „Having once secured the
best stock in the country and bred from them, there were no
stock but his own good enough to mate with his own again.
There may have been an odd sire in some odd place as good,
but Bake well could not be running constantly to Westmorland
for a bull, Lincoln for a ram, or Holland for a stallion. He
therefore began to put his own stock to his own, and continued
to do so till the end of his career".

Bak ewe 11 had dus geen vrees voor familleteelt, zelfs niet voor
incestteelt; hij legde daarbij den nadruk op de selectie, terwijl er
voor gezorgd werd, dat voeding en verpleging niets te wenschen
overlieten.

Om zijn keus te verruimen, richtte Bake we II met de vee-
houders in zijne omgeving eenige fokvereenigingen op (mededeeling
van Professor Dünkelberg®).

De resultaten, die Bake we 11 behaald heeft en hem bestem-
pelen tot een van de meest eminente fokkers, die er ooit geleefd
heeft, lieten niet na indruk te maken bij andere fokkers. Zoo zijn
de Collings (grondleggers van het Shortornras), Quartly
(idem van de Devonsschapen), Ellmann (idem van de South-
downschapen) onmiddellijke navolgers geweest van Bake we 11.

-ocr page 18-

Maar ook buiten Engeland kwamen de pennen na het bekend
worden van Bakewell\'s succesvolle fokmethode in beweging.

De grondlegger der Duitsche wetenschappelijke landbouwkunde
Albrecht Thaer\'®) is er door overtuigd, dat inteelt niet alleen
onschadelijk is, maar ook een machtig middel om vlug vooruit te
komen (1804); welke opvatting wordt gedeeld door Justinus,
in wiens boek „Grundsätze der Pferdezucht" (1830); het luidt:
„De inteelt is toelaatbaar, wanneer de verwante dieren gelijke
eigenschappen bezitten en zelfs noodzakelijk indien zij betere
hebben dan niet verwante. Eene merrie is voorhanden en twee
hengsten, waarvan één haar vader is. Is de vader de beste, zoo
dekt hij haar naar de wetten der natuur en der inteelt. Niet
daarom wijl hij haar vader is, maar omdat hij de beste hengst is".

Onder de talrijke aanhangers van Thaer en Justinus is
vooral Schmalz te noemen. Nadat deze verschillende proeven
over verwantschapsteelt met schapen genomen had, kwam
Schmalz®) tot de volgende conclusie: Het is bewezen, dat het
paren in nauwe verwantschapsteelt, vooral de doelmatig gedreven
inteelt, niet alleen geen organische zwakte maar integendeel orga-
nische kracht te voorschijn brengt".

Later heeft Schmalz deze stelling gewijzigd: „doordat hij
inzag, dat wanneer beide ouders aanleg voor een bepaalde fout
bezitten, het overerven hiervan door familiteelt zóó versterkt
wordt, dat nadeelen niet uit kunnen blijven".

Justinus®\') had ook naar voren gebracht, dat de resultaten
in de veeteelt het zekerste zullen zijn, wanneer men dieren paart
die
tot hetielfde ras behooren; vooral door een ras lang achtereen
in dezelfde richting te fokken, zullen de meest gewenschte eigen-
schappen standvastig
(constant) voorkomen.

Dit trachtte men omstreeks het midden der 19e eeuw weten-
schappelijk in de zoogenaamde
„Konstanztheorie", de leer der
zuivere of reine teelt als volgt te verklaren: bij de paring van
ongelijke dieren zouden zich de erfdeelen slechts mechanisch
samenvoegen en niet innig vermengen, waardoor de onzeker-
heid in de overerving van alle niet raszuivere dieren te ver-
klaren was.

-ocr page 19-

Vanzelfsprekend is, dat de aanhangers van deze leer der reine teelt
ook voorstanders der inteelt waren, vooral omdat men in dien tijd nog
onder inteelt verstond het fokken binnen een afgesloten ras, stam
of kudde, zonder of met zeer schaarschen toevoer van vreemd bloed.
Inteelt behoefde toen geen verwantschapsteelt te zijn, terwijl in
later tijd deze beide begrippen vrijwel synoniem geworden zijn.

Mentzel*\') en von Weckherlin*®) zijn aanhangers van
deze leer der reine teelt en kennen aan verwantschapsteelt een
groote waarde toe om gewenschte eigenschappen meer constant
te krijgen. Zij voegen evenwel aan hunne meening toe, dat niet
„de inteelt op zichzelf" oorzaak kan wezen van succes, evenmin
als er de mislukkingen aan te wijten zijn. Resultaat kan men
alleen hebben als men uitgaat van de „beste eenheden", dus uit-
stekend selecteert, uitsluit alle dieren met minder gewenschte
eigenschappen, afwijkingen in den bouw, enz. Doet men dat niet,
welnu, de gevolgen zullen zich niet laten wachten, maar het is
onjuist de inteelt dan van alle onheil te betichten.

Evenwel wanneer na eenigen tijd de zeer slechte ervaringen,
die men met inteelt in de schapenfokkerij had opgedaan, bekend
worden, is dit voor Settegast*) een reden om zeer sterktegen
de toepassing van verwantschapsteelt te ageeren (1868).

Ook de leer, waarvan Settegast een der grondleggers is,
n.1. die der
individueele potentie, bracht mede dat hij totaal geen
waarde aan inteelt toekende. Aan alle individuen wordt een ge-
lijke geschiktheid tot overerven toegemeten, aan de afstamming
van een dier geen waarde meer toegekend! Settegast wist niet
te verklaren, waarom sommige dieren een sterkere overervings-
kracht blijken te bezitten dan gewoonlijk.

Hermann von Nathusiushad een voor zijn tijd bijzon-
der helderen kijk op het vraagstuk der inteelt. Hij was de eerste,
die door uitgebreide onderzoekingen en door het verzamelen van
vele binnen- en buitenlandsche gegevens uit de praktische veeteelt,
zich een zelfstandig oordeel trachtte te vormen. Von Nathusius
wijst er reeds op, dat wanneer men dieren fokt op één bepaalde
prestatie (Zucht auf Leistung) men uiterst voorzichtig moet zijn
met het paren van verwante dieren.

-ocr page 20-

Von Nathusius kende groote waarde toe aan inteelt als fok-
principe. maar geloofde daarbij, dat de gevaren verbonden aan
een steeds weer opnieuw toegepaste inteelt te groot zijn voor
den gewonen fokker. In 1880 schreef von Nathusius^®): „Ich bin
nämlich überzeugt durch die zahllosen englischen Beispiele und
durch eigene Erfahrungen bei verschiedenen Tierarten, dasz man
durch Zucht in nächster Verwandtschaft einzelne ausgezeichnete
Tiere erlangen kann, dasz diese Art der Paarung zur Erzielung
gewisser einzelner hervorragender und extremer Eigenschaften
rätlich ist, dasz aber dagegen dieses Verfahren in ganzen Stäm-
men und gröszeren Herden sehr gefährlich ist. indem man neben
einzelnen ausgezeichneten Individuen sicher einen in der Mehrzahl
schwächlichen und überbildeten Stamm erhält."

Door de leer der individueele potentie, door de meeningen van
Settegast en Nathusius, door het meer en meer bekend worden
van het ondergaan van schapenfokkerijen, welke ondergang geheel
aan de toegepaste inteelt werd toegeschreven, werd in de tweede
helft der 19e eeuw in Duitschland de inteelt hoe langer hoe meer
als fokprincipe losgelaten. Het regelmatig toevoeren van fokma-
teriaal uit andere niet bloedverwante fokkerijen werd de algemeen
gevolgde methode, „Bloedverversching" was het eenige middel om
degeneratie van den veestapel te voorkomen.

In de laatste dertig jaren hebben Graf von Lehndorff. von
Oettingen en vooral ook de Chapeaurouge c.s. op grond van
uitvoerige stamboekonderzoekingen trachten te bewijzen, dat het
paren van verwante dieren niet alleen niet schadelijk hoeft te
zijn, maar\' mits met de noodige voorzichtigheid toegepast, zelfs

zeer voordeelig kan zijn!

Graf von Lehndorff^) bewees door het opmaken van talrijke
stamboomen van het Engelsch volbloed-renpaard, dat inteelt, en
zelfs ook herhaalde inteelt, niet schadelijk hoeft te zijn. Ook
trachtte Lehndorff de vraag te beantwoorden, welke graad van
bloedverwantschap het beste zou zijn. Werkende met de uitdruk-
king ..vrije generaties", waaronder men verstaat het aantal gene-
raties, dat aanwezig is tusschen de ouders van het betreffende
dier en het dier, waarop is ingeteeld (zoowel van vaders- als van

-ocr page 21-

moederszijde) en terwijl hij de renprestaties als maatstaf voor
onderlinge vergelijking aannam, stelde Lehndorff verschillende
statistieken samen. Uit zijne gegevens meende Lehndorff de vol-
gende conclusie te mogen trekken n.1. dat men om uitmuntende
hengsten te krijgen moet inteelen met 4, 5 of hoogstens 6 vrije
generaties en dat deze fokkerij te verkiezen zou zijn boven die
met minder maar ook boven die met meer vrije generaties dus
ook boven die zonder inteelt (bladzijde 252, 4e druk).

Voor de merriën komt Lehndorff tot dezelfde conclusie, in
aanmerking genomen het feit dat men te doen heeft met dieren
uit de bekende renfamilies (bladzijde 257). Toch laat Lehndorff
het idee van „bloedverversching" niet geheel los, want zegt hij
(bladzijde 257) „een steeds doorgevoerde matige verwantschapsteelt
(met 4—7 vrije generaties) maakt de geheele inteelt hoe langer
hoe intensiever en men zal ten slotte dan toch gedwongen zijn
nu en dan uitmuntende hengsten uit andere landen (voor Enge-
land: Australië en Amerika) voor bloedverversching te moeten
importeeren,

In 1897 verscheen van de hand van den Australiër Bruce
Lowe een boek waarvan de Duitsche vertaling is: „Das Züchten
von Rennpferden nach dem Zahlensystem", welk werk met zeer
veel belangstelling werd ontvangen.

In Engeland is in het begin der 19e eeuw een systeem in
zwang gekomen, waarbij men wel verwante dieren paart, maar
waarbij deze toch veel minder nauw verwant zijn dan die van
Bake well of andere pioniers. Vooral na de oprichting van de
stamboeken kon deze „pedigree-theory" zich ten volle ontplooien.
Alle aandacht wordt hierbij geschonken aan de afstamming, aan
het „bloed" vooral aan die van het vrouwelijke dier, veel meer
dan aan exterieur, produktie, enz.

Bruce Lowe meende nu na zijne bewerking van het Engelsche
volbloed te kunnen vaststellen, dat bepaalde vrouwelijke „bloed-
lijnen" veel beter waren dan andere en dat sommige linies goed
waren om hengsten, andere daarentegen om fokmerries voort te
brengen.

Al heeft dit werk van Bruce Lowe de kritiek van velen

-ocr page 22-

(o.a. van Sternfeld®") niet kunnen doorstaan en heeft het daar-
door nog slechts historische waarde, toch heeft het zijn nut voor
de ontwikkeling van het inteeltvraagstuk gehad, omdat hij evenals
Lehndorff bewees, hoe in de volbloedfokkerij veel met inteelt
was gewerkt.

Nogmaals is het materiaal van het Engelsche volbloed bewerkt
door B. von Oettingen®).

Evenals Lehndorff heeft von Oettingen uitgezocht hoe-
veel paarden met O, met 1, met 2 enzoovoort vrije generaties
succes hebben gehad, zoowel op de renbaan als in de fokkerij.

Evenals Lehndorff komt von Oettingen tot de conclusie
dat die dieren, welke 4 of 5 vrije generaties in hun stamboom
hebben, de allerbeste zijn. Inteelt houdt von Oettingen voor
noodzakelijk, mits men den bouw enz. van de te paren dieren,
maar goed in het oog houdt. Een herhaling van enge inteelt zou
niet gewenscht zijn; bij de uit enge inteelt voortgekomen succes-
volle dieren vindt men in bijna alle gevallen, dat de ouders pro-
ducten zijn van meer verwijderde familiteelt. Inteelt op meer dan
één voorouder zou wenschelijker zijn dan op een enkelen hengst
of merrie (die Pferdezucht, bladzijde 72). Von Oettingen be-
werkte ook het materiaal van de fokkerij van halfbloedpaarden
in Trakehnen op dezelfde wijze en kwam tot ongeveer dezelfde
conclusies.

In de laatste twintig jaar is vooral Dr. med. A. de Chapeau-
rouge (Blankenese bij Hamburg) op den voorgrond getreden als
voorstander van de toepassing der familieteelt in de fokkerij. Zeer
grondig behandelt hij het onderwerp in zijn werk „Einiges über
Inzucht und ihre Leistung auf verschiedenen Zuchtgebieten".

Steeds is het doel van de Chapeaurouge den praktischen Duit-
schen fokkers duidelijk te maken, hoe groot de beteekenis van
een goed toegepaste familiteelt wel is, bij welk streven de Cha-
peaurouge zeer krachtigen steun verkregen hééft van „c/ie Deutóc/ie
Gesellschaft für Züchtungskunde\'.

Onder invloed hiervan zijn er in het laatste tiental jaren talrijke
min of meer uitgebreide studies betreffende verschillende Duitsche
fokcentra verschenen.

-ocr page 23-

Steeds berusten deze onderzoekingen in hoofdzaak op de gegevens
der diverse stamboeken v.n.1. dus op stamboomen, welke stam-
boomen zeer zeker overzichtelijker en voor de groote massa der
fokkers toegankelijker zijn geworden doordat er, vooral door het
werk van de Chapeaurouge, meer eenheid is gekomen inden
vorm, in de manier van invullen en in het merken van gemeen-
schappelijke voorouders.

De Chapeaurouge heeft zelf de paardenfokkerij (Engelsch
volbloed, Duitsch halfbloed) bestudeerd, waar hij het in zijn boek
heeft over de fokkerij der andere diersoorten beroept hij zich v.n.1.
op het werk van den Engelschman A. H. Huth: „The marriage
of near kin" (1875).

De wijze van beoordeelen van den graad van familieteelt nam
de Chapeaurouge niet over van Lehndorf maar van
Bruce Lowe en in de plaats van het begrip „vrije generaties"
is gekomen dat van „removes". waardoor beter wordt aangegeven
op welke plaats in den stamboom de gemeenschappelijke voorouder
zich bevindt.

De Chapeaurouge wil niets weten van de methode van
von Lehndorff en von Oettingen om de geheele vol-
bloedfokkerij aan de hand der ren-prestaties te schematiseeren.
In plaats van de volbloedfokkerij als geheel te beoordeelen, wordt
ieder dier afzonderlijk beschouwd met inachtname van alle bekende
nevenomstandigheden, die van invloed kunnen geweest zijn op de
hoedanigheid van het betreffende individu. Daarbij stelt de
Chapeaurouge herhaaldelijk voorop, dat hij zijn talrijke voor-
beelden van inteelt niet geeft tot blindelingsche navolging, maar
alleen om te laten zien, wat men met familieteelt bereikt heeft.
Onder bepaalde omstandigheden zal men het met inteelt ook altijd
weer kunnen en moeten volbrengen, terwijl het fokken zonder
inteelt uit vrees voor een spook, dat bij verstandig handelen
makkelijk te verbannnen is. zou beteekenen een grove „Ver-
schwendung" van het beste fokmateriaal. In plaats van inteelt te
vreezen moeten de fokkers weer leeren haar doelbewust toe te
passen, daar waar het noodig is. (Einiges über Inzucht, bladz. 29).

De Chapeaurouge meent ook te hebben aangetoond dat

-ocr page 24-

de zich best verervende dieren, welke men vroeger „individual
potent" noemde, meestal blijken te zijn ingeteeld op een of meer
uitmuntende voorouder(s) en wel vanaf de grens der 3de en 4e
remove (Inzucht bldz. 21 en 89).

De Chapeaurouge noemde deze dieren „Konsolidiert" en
uit zijne studies trekt hij de conclusie, dat zulke geconsolideerde
dieren zich dan het zekerste vererfden als zij bij de paring weer
„Anschlusz" aan hetzelfde beste „bloed" vonden, d.w.z. wanneer
onder de voorouders der met de „konsolidierte" dieren gepaarde
individuen zich weer die dieren bevonden, aan welker erfaandeelen
de eerstgenoemde hun beste eigenschappen schuldig zouden zijn.

Tegenover de „konsolidierte" dieren plaats de Chapeaurouge
die met „lose pedigree", dieren in welker stamboom geen enkele
voorouder twee of meermalen voorkomt.

Zulke dieren zullen in elke wijdvertakte fokkerij voorkomen en
nu zouden zij in eigen omgeving nog wel goede fokdieren kunnen
zijn, omdat zij daar steeds
weer min of meer „Blutanschlusz" zullen
vinden, maar in een vreemde omgeving zouden zij niet het ge-
wenschte resultaat kunnen opleveren! Daarom zal men volgens
de Chapeaurouge goed doen, zich bij den aankoop van
fokdieren met de pedigree in de hand te vergewissen of zij voldoende
„Konsolidiert" zijn om in den vreemde (afgezien van voeding,
verpleging en bodem) dät te behouden wat zij in eigen land

beloven. (Inzucht blz. 56).

De Chapeaurouge heeft hiervan een interessant voorbeeld
medegedeeld: Bij zijne studie over den opbouw van het halfbloed-
paard maakte de Chapeaurouge een groot aantal stamboomen
op van Hannoversche paarden en speciaal van de nakomelingen
van de te
Celle gestationeerde hengsten. Daarbij bleek hem, dat
de hengst „Nording" naast een groot aantal goede ook verscheidene
minder goede nakomelingen had. Met behulp van de stamboomen
kon de Chapeaurouge nu aantoonen dat de hengst „Nording"
in de streken, waar hij goede veulens gebracht had, gepaard was
geworden met merriën, die met hem verwant waren. Hier vond
„Nording" dus „Unterstützung im Blute", terwijl in de andere
streken waar zijn nakomelingen minder goed waren deze onder-

-ocr page 25-

steuning ontbrak, omdat hij daar gepaard werd met vreemde merriën
(uit Wilsdorf: Tierzüchtung

Den vollen nadruk legt de Chapeaurouge dan ook op de
taak die de fokker te vervullen heeft bij de selectie van zijn fok-
dieren, met name om uit de stamboomen der te paren dieren op
te maken of deze van hetzelfde „bloed"\' zijn en of dit „bloed" wel
dat is wat hij gaarne in zijn veestapel wil brengen of versterken.

„Wenn ein Züchter ein Tier gezogen hat, mit dem er zufrieden
sein konnte, so soll er sich darüber klar zu werden suchen, wie
es zustande kam. Wenn er dies nicht tut, kann er keine Auswahl
treffen unter den Faktoren des Tieres. Anstatt das Beste zu unter-
stützen, indem er ihm durch richtige Anpaarung Verstärkung zuführt,
verwirft er unter Umständen blindlings alles, indem er ein Tier zur
Paarung verwendet, welches lediglich ungefähr im Exterieur passend
erscheint aber im Blut fremd ist, oder er unterstützt sogar ebenso
blind Blutströme, welche er sehendes Auges nie zur Geltung hätte brin-
gen wollen (de Chapeaurouge: über Vererbung und Auswahl

Door de vele onderzoekingen van de Chapeaurouge en zijne
navolgers is gebleken, dat de tot nog toe onderzochte fokkerijen,
zoowel van het paard, rund, schaap of varken, in hoofdzaak af-
stammen van slechts weinig (soms maar één) voortreffelijke dieren
of families. Deze beste stamouders (of stamhouder) vindt men terug
in alle stamboomen van de goede fokdieren uit zoo\'n fokkerij. Zoo
is volgens de Chapeaurouge") de Hannoversche paarden-
fokkerij in hoofdzaak tot drie hengsten (Norfolk, Jellalich, Zernebog)
terug te brengen. Andere onderzoekers wijzen talrijke gelijke voor-
beelden aan, voorbeelden die volgens Kronacher^\') bewijzen:
„wie man die Anteile der Erbmasse oder das „Blut" gewisser
Tiere durch ihre und ihrer Nachkommen ausgedehnte Verwendung,
und gegenseitige Anpaarung. zum Vorteile der Zucht erhalten und
gemehrt „gehäuft" hat,
wie eine erhebliche Zahl hervorragender
Zuchten
früher und jetzt ihren für den Züchter wirtschaftlich so
bedeutsamen
Hochstand einer unbeabsichtigten oder beabsichtigten
häufigen Paarung mehr oder weniger nahe verwandter Tiere, der
Inzucht, verdanken."

In hoofdzaak komt de Chapeaurouge\'s leer dus vooral hier

-ocr page 26-

op neer dat men in de fokkerij moet streven naar „Blutanschlusz",
een theorie waardoor, naast de inteelt, de teelt naar bloedlijnen
zeer sterk naar voren is gebracht.

Vooral het Gesellschaft für Züchtungskunde heeft er naar ge-
streefd deze fokprincipes ingang te doen vinden bij de Duitsche
fokkers en heeft daartoe een groot aantal studies (o.a. van Hoesch,
Steinhausz^^). Rothes Groenewold SchmehP®).
Hesse betreffende de verschillende Duitsche fokgebieden ge-
publiceerd.

In elk dezer fokgebieden werden voor de bekendste en beste
dieren de stamboomen opgemaakt, waardoor men in staat was
vast te stellen, welke dieren voor zulk een fokkerij van zeer veel
invloed zijn geweest en welke „bloedlijnen" er zijn aan te wijzen.
Daar alle studies ten slotte uitkomen op een bevestiging van de
Chapeaurouge\'s opvattingen heeft het geen zin alle hier te
bespreken, maar wil ik mij alleen bepalen bij het werk van
Rothes^®) over het Jeverländer veeslag. Drie stieren blijken volgens
de uitvoerige onderzoekingen van Rothes voor dit veeslag van
het allergrootste belang geweest te zijn en de bloedlijnen loopen
dan ook alle op deze stieren terug. Bij het ontstaan van het
veeslag bleek ook de inteelt een groote rol gespeeld te hebben,
maar een meest werkzame inteeltgraad kon Rothes niet vast-
stellen. Wel merkte hij dat de paring van dieren, die denzelfden
vader of dezelfde moeder hebben het onzekerste is, al weet hij
wel eenige voorbeelden op te noemen van uitmuntende individuen,
die het resultaat zijn van zulk een incestteelt.

2^nder gevaar acht Rothes in het algemeen de paring van
een klein-zoon met de dochter of wel van een zoon met de klein-
dochter van één dier. mits het maar normaal gebouwde dieren
met goede constitutie betreft. Het resultaat der paring in bloed-
verwantschap hangt volgens Rothes veel meer af van het over-
ervingsvermogen (Durchschlagskraft) van de gepaarde dieren, dan
van de graad van inteelt.

Over de onderzoekingen van Rothes deelt Dr. Wilsdorf
nog het volgende mede:\'\')

„Bei der Bearbeitung der Herdbücher war Dr. Rothes darauf

-ocr page 27-

aufmerksam geworden, dasz gewisse Familien mit einander sehr
gute Tiere lieferten die hochpunktiert und prämiiert waren. Er
stellte die betreffenden Zuchnotizen zusammen und besuchte
dann die Züchter, die auch junge Tiere der betreffenden Blutli-
nien hatten, und gab vor der Besichtigung der Tiere aus seinen
Notizen an, welche von den Kälbern wohl die schönsten seien.
Da sich die Richtigkeit der Vorhersage fast immer bestätigte, ist
diesen Studiën natürlich von den praktischen Züchtern groszes
Interesse entgegengebracht worden."

Ontegenzeggelijk is er door al deze studies in de plaats van
inzicht, meening en vooroordeel het streven gekomen om het in-
teeltvraagstuk een flinken ondergrond te geven.

Dr. Ohly^®) twijfelt er evenwel aan of deze studies wel alle
evenzoovele bewijzen ten gunste van inteelt mogen genoemd
worden. In hoofdzaak toch worden alleen die dieren genoemd,
welke ingeteeld zijn, terwijl de groote schare niet ingeteelde buiten
bespreking blijftI Daardoor zijn volgens Dr. Ohly vele inteelt-
studies geworden een zoeken naar ingeteelde dieren, waardoor
men zeer zeker een verkeerd beeld krijgt van de geheele fokkerij.
Daarbij komt, dat, terwijl de Chapeaurouge uitdrukkelijk ver-
klaard heeft, toch vooral ieder geval van inteelt individueel te
beoordeelen onder inachtname van alle bijomstandigheden, de
meeste zijner volgelingen reeds tevreden waren, wanneer zij
konden aantoonen, dat een uitmuntend dier ingeteeld was. Alle
goede eigenschappen van dit dier worden dan alleen aan de
gunstige werking van inteelt toegeschreven.

Ohly schrijft hierover als volgt: „Bei der über dem Aufbau
der untersuchten Zucht herrschenden Unkenntnis fanden die Unter-
suchenden zunächst nach den einfachsten Regeln der Wahrschein-
lichkeitsrechnung und dem Ahnenverlust recht viele, z. T. stark
eingezogene Tiere. Lediglich aus dieser Tatsache heraus folgerte
man dann, dasz die Inzucht sich auch in dieser Zucht bewährt
habe. Solcher Beweisführung ist Zunächst der Vorwurf der Ober-
flächlichkeit zu machen, denn sie entbehrt gerade des wichtigsten
Bestandteiles, den auch Chapeaurouge immer verlangt, näm-
lich des Nachweises dasz der Nachkomme auch dem mehrfach

-ocr page 28-

vertretenen Ahnen tatsächlich seine Vorzüglichkeit verdankt.

Chapeaurouge selbst erkennt die Schwierigkeit einer solchen
Beweisführung an, besonders wenn im Hintergrunde der Ahnentafel
auf verschiedene Faktoren Inzucht getrieben worden ist. Dieser
Beweis ist aber unumgänglich nötig und die schönste Ahnentafel
mit den von Chapeaurouge eingeführien Zeichen versehen,
sagt mir nichts über den Wert der Inzucht, wenn ich nicht die
Ahnen und den Nachkommen genau kenne und durch diese
Kenntnis in der Lage bin, den Einflusz der Inzüchtung zu ermessen.
Aus diesem Grunde halte ich die Veröffentlichung von Ahnentafeln
für gefährlich, da sich dem oberflächlichen Leser Dinge vortäuschen
kann, die oft garnicht vorhanden sind und ohne eine solche
Beweisführung sind solche Ahnentafeln eine starke Zumutung an
den guten Glauben der Leser. Ich persönlich habe bei meinen
Studien in Stammherde Münchenlohra die Erfahrung machen
können, dasz sehr oft bei einer vorhandenen Inzucht der Nach-
komme nicht dem Ahnen wesentlich ähnlich gewesen ist".

Hesse heeft getracht bij zijne studies aan dezen eisch te
voldoen. Door gebrek aan gegevens, zoowel van de fokregisters
en stamboeken als van de fokkers, is hij er niet in geslaagd om
vast te stellen, dat er overeenkomst in eigenschappen was tusschen
het betreffende dier, waarvan hij gevonden had, dat het ingeteeld
was, en de gemeenschappelijke voorouder,

Dr. Sternfeld neemt onder de Duitsche onderzoekers een
geheel afzonderlijke plaats in. De zooeven aangehaalde meening
van Ohly vindt men geheel en al bij Sternfeld terug Zoo
zelfs, dat Sternfeld tegenover elkander stelt:
inteelt op papier
wanneer n.1. in een stamboom dezelfde voorouder aan vaders-
en moederszijde voorkomt, maar wanneer verder niet vaststaat
dat het betreffende dier zijn eigenschappen dankt aan bedoelde
voorouders, tegenover
werkelijke inteelt, wanneer dit laatste wel
bewezen is. Dit laatste bewijs nu acht Sternfeld zeer moeilijk,
want, zegt hij, zelfs als een dier precies lijkt op den inteeltstamvader,
zegt het nog maar alleen, dat dit dier door dien stamvader erfelijk
is beïnvloed.

Een waarschijnlijkheidsbewijs acht Sternfeld het zelfs niet,

-ocr page 29-

wanneer werkelijk blijkt dat het meerendeel van de op de renbaan
of in de fokkerij uitmuntende dieren in hun stamboom een „papieren-
inteelt" aanwijzen. Immers zullen de middelmatige en slechte vol-
bloedpaarden in hun stamboomen dezelfde inteelt vertoonen als
de eerste klas volbloeds, omdat het bijna tot de onmogelijkheden
behoort een volbloed te fokken zonder dat een of andere voor-
ouder meer dan eens in den stamboom van dit dier zal voorkomen.
Met voorbijgaan van de slechte en middelmatige, gronden
Lehndorff en von Oettingen hun conclusies alleen op de
stamboomen der beste volbloeds, welke conclusies volgens Sternfeld
daarom al foutief zijn. Hij komt tot een geheel tegenovergestelde
stelling als deze onderzoekers, n.1. deze:

De individuen worden zoowel als renpaarden en ook als fok-
paarden te beter naarmate zij vrijer van inteelt gefokt zijn ^o).
Aan inteelt kent Sternfeld in het geheel geen gunstigen invloed
toe „sie kann im besten Falle nichts schaden sicherlich aber
nichts nutzen!"

De Nederlandsche literatuur bevat twee studies van de hand
van J. H. W. Th. Reimers, die zeer zeker gemaakt zijn onder
invloed van het werk van de Chapeaurouge en zijne volge-
lingen. In zijne studie over het zwartbonte vee in Noord-Holland
komt Reimers tot twee voorname stammen: den
Fransstam en
den
Maxstam en toont hij aan hoe hier met inteelt is gewerkt.
Reimers is aanhanger van de Chapeaurouge\'s theorieën en
schrijft ten slotte in deze studie (blz. 47): Er zijn uit den Fransstam
meerdere voorbeelden van inteelt te halen, ja ik durf beweren de ge-
heele Fransstam is inteelt en daarom staat hij juist als stam
200 hoog.

Ook in zijne studie over Bloedlijnen in het Materiaal van het
Groninger Paardenstamboek2«) komt Reimers tot de conclusie
dat de meeste in Groningen gefokte hengsten min of meer ver-
want zijn en toont hij aan hoe in Groningen ook enkele lijnen
sterk op den voorgrond zijn getreden.

Op blz. 42 schrijft Reimers: „Beschouwen we nu echter het
manlijk fokmateriaal in Groningen, dan blijkt uit het feit, dat dit

-ocr page 30-

materiaal uit enkele familiën gesproten is, dat Groningen vol-
doende materiaal bezit om op rationeele wijze bepaalde families
met elkander te paren en zoo door een systematisch gedreven
inteelt, zonder daarom in nauwe familieteelt te treden, zijn mate-
riaal hoe langer hoe constanter kan fokken. Ook waar men bang
mocht zijn nog niet genoeg materiaal te hebben om blijvend ver-
betering te kunnen bereiken, is deze inteelt geen bezwaar, waar
men door invoer uit Oldenburg of Oost-Friesland van dieren uit
dezelfde lijnen, die nu reeds zooveel voor Groningen hebben ge-
leverd, doch dan door een zeer systematischen invoer van zeer
goede exemplaren steeds nieuw bloed in de dieren kan brengen,
welk nieuw bloed echter weer verwant is aan dat, wat Groningen
thans reeds bezit".

Zuiver de opvattingen van de Chapeaurouge dus gevolgd,
en ook in de leerboeken over veeteelt van den laatsten tijd vindt
men dit terug.

(Bakker: Algemeene veeteelt,Timmermans e. a.).

In het Fransch verscheen een zeer lezenswaardige studie om-
trent inteelt van den Belgischen professor A. ReuP®). Door na
te gaan hoe of vele rassen in verschillende landen zijn ontstaan,
vindt Reul telkens gelegenheid om op het groote belang van
goed toegepaste inteelt te wijzen.

Inteeltstudies, welke de Duitsche literatuur zoo vele bevat, zijn
mij in de Fransche taal niet bekend, d. w. z. geen studies, waarin
door het opmaken van vele stamboomen wordt aangetoond, hoe
of men met inteelt in een bepaald fokgebied heeft gewerkt en
welke de beste bloedlijnen voor dit zijn. Toch is er ook in Frank-
rijk over het vraagstuk der paring van verwante dieren veel ge-
schreven, o.a. door Magne^\'), Baron"), Cor ne vin«\'). Na
de meeningen van deze schrijvers en andere te hebben weerge-
geven. komt de Chambre2\') tot de volgende conclusie: „La
consanguinité n\'a pas d\'effets particuliers, favorables ou néfastes;
elle additionne des tendances similaires qui sont bonnes ou mau-
vaises, de sorte que ses inconvénients ou ses avantages ne dé-
pendent que de l\'état des reproducteurs mis en présence. Elle
conduit, quand elle se prolonge, à la diminution de la fécondité".

-ocr page 31-

HOOFDSTUK II.
Intccltvraagsfuk cn Erfelijkheidsleer*

In het licht der moderne erfelijkheidsleer is aan het vraagstuk
der inteelt eveneens veel aandacht geschonken.

Met het inzicht, dat men nu heeft omtrent den gang van zaken
bij voortplanting, van de regelen van overerving enz., heeft men een
aannemelijke verklaring kunnen geven van het feit, dat men soms
zulke goede resultaten verkrijgt bij familieteelt, maar ook waarom
in andere gevallen nadeelen niet uit kunnen blijven.

Vooral biologen hebben het inteeltvraagstuk van deze zijde
bezien, waarbij in de laatste jaren de Amerikaansche onderzoekers
R. Pearl, G. H. en A. F. Shull, E. M. East. C. B. Davenport
e. a. zeer sterk op den voorgrond zijn getreden.

In September 1919 is o.a. een uitvoerige studie over dit onder-
werp verschenen van E. M. East and Donald F. Jones:
„Inbreeding and outbreeding (their genetic and sociological signi-
ficance)". en daar het niet in mijn bedoeling ligt om lang bij deze
v.n.1. biologische zijde van het inteeltprobleem stil te staan, meen
ik voor nadere bijzonderheden naar dit werk te mogen verwijzen.

Pearl heeft de stof in drie deelen gescheiden en achtereen-
volgens behandeld:

Ie. Het verband dat er bestaat tusschen het werkelijke aantal
voorouders, dat de stamboom van een bepaald individu samenstelt,
en het totaal aantal voorouders, hetwelk
mogelijk zou kunnen zijn.

2e. De samenstelling van een individu dat zijn ontstaan aan
herhaalde inteelt te danken heeft, met toepassing van de wetten
van Mendel, en

3e. de uitwerking, die inteelt op den bouw van een individu,
v.n.1. in physiologisch opzicht heeft.

In het laatste onderdeel kan slechts inzicht verkregen worden

-ocr page 32-

door het nemen van uitgebreide experimenten, terwijl de twee
eerste punten zuiver mathematisch bewerkt zijn.

Sprak men vroeger in verband met 1® van „Ahnenverlust",
Pearl heeft hiervoor in de plaats gebracht een „inteeltcoëfficient",
welke berekend wordt uit de formule

-7 _ (P n 1 — "n ■)

waarin ^ n i voorstelt het maximum van mogelijke voorouders
in de („ i) de generatie en qn i het werkelijke aantal verschil-
lende individuen, dat in die generatie voorkomt.

Zoo krijgt men b.v. bij een steeds herhaalde paring van
broeder en zuster

Z, = == 50

want in plaats van 4 grootouders zijn er slechts 2 en daar er in
plaats van 8 overgrootouders ook maar 2 verschillende zijn, wordt

Z2= = 75, evenzoo.

^ 100 {16 - 2) _ ov xr

= -Ï6- — 87.5

Men komt dus al zeer spoedig tot zeer hooge coëfficiënten en na
vijftien generaties is deze op een kleine fractie na 100, wat dus
wil zeggen dat bij een individu ontstaan uit voortdurende broe-
der en zusterparing in de vijftiende generatie het aantal verschil-
lende ten opzichte van het aantal werkelijke voorouders slechts
uiterst gering is. Ook bij andere paringen in nauwe familieteelt
komt men- vrijwel tot het gelijke resultaat.

Reimers heeft een en ander ook uitgewerkt in zijne studie
van den Frans- en Maxstam"") (blz. 42-47) en kwam hoewel
de stier Frans 54 niet een product van nauwe familieteelt is, door
de in dezen stam toegepaste inteelt tot navolgende coëfficiënten:
Zi=0; Zj = 12,5;
Z^ = 37.5,i Z^ = 46,9; Z^ = 53,1; Zg = 53,1.

Later heeft Paerl naast deze „coëfficiënt of Inbreeding" inge-
voerd een „coëfficiënt of Relationship" en wel om de volgende reden:

Paart men een dier, product van herhaalde inteelt met een
ander dier, eveneens produkt van familieteelt maar tot een geheel

-ocr page 33-

anderen koppel of ander veeslag of ander ras behoorende, dan
kan het produkt dus ontstaan zijn uit een kruising en toch zeer
hooge inteeltcoëfSciënten hebben in tweede en hoogere generaties.

De „American Naturalist" van de laatste 8 jaar bevat verschil-
lende studies van Pearl over deze coëfficiënten. Hoe waardevol
zij evenwel als quantitatieve maatstaf mogen zijn, hoeveel zij ons
ook zeggen over de mate van inteelt, deze coëfficiënten vermogen
ons niets mede te deelen omtrent de mogelijke geslachtelijke
samenstelling van een inteeltproduct. Dit laatste heeft men trachten
te doen door de leer van het Mendelisme voor het inteelt-vraagstuk
uit te werken.

East en Jones-®) zeggen hieromtrent „Without question the
germinal (or may one call it the Mendelian?) composition of any
individual can be determined only by actually testing its breeding
qualities, its transmissive powers; and the effect this composition
may have had upon its development can be measured only by
comparison with other individuals of known genetic constitution.
But an indication of the germinal constitution of an individual
produced by any long-continued system of inbreeding, as far as
the degree of heterozygosity or homozygosity is concerned, can
be obtained by applying the laws of probability to Mendelian
formulae. In other words, the laws of probability applied to
Mendelian formulae show the probable homozygosity or hetero-
zygosity of the generation as a whole for any number of Mendelian
allelomorphic pairs with any given system of inbreeding, and
some idea of the composition of the individual may often be had
from a careful consideration of the composition of the generation
to which its belongs".

Voor planten kan men vrij eenvoudig aantoonen dat herhaalde
zelfbevruchting (de sterkste vorm van inteelt) reeds spoedig tot
homozygotie voert of liever dat het aantal heterozygoten zeer
klein wordt ten opzichte van het aantal homozygoten. Immers als
men aanneemt, dat uitgaande van een bepaalde plant, alle planten
in iedere generatie even vruchtbaar zijn en dat steeds zelfbevruchting
wordt toegepast, dan krijgt men voor iederen factor waarvoor de
plant in den aanvang heterozygoot (Aa) is, in de n-de generatie

-ocr page 34-

(2" — 1) AA, 2 Aa en (2° — l)aa planten of wel het aantal hete-
rozygoten staat tot het aantal homozygoten als 1 : (2" — 1). Zijn
er r verschillende factoren dan wordt de verhouding tusschen hete-
rozygoten en homozygoten gevonden door toepassing van het
binomium [1 (2° — 1) \']. Neem b.v. aan heterozygotie voor 3
factoren, dan vindt men voor de 5de generatie (n = 5, r = 3)
is_|_3 [12 (31)] 3 [1 (31)2] (31)s. wat wil zeggen dat er in
die vijfde generatie zijn: een plant heterozygoot voor drie factoren,
93 idem voor twee. 2883 idem voor één factor en 28.791 homo-
zygoot voor alle factoren. Het aantal homozygoten neemt in
iedere generatie sterk toe. vooral in de eerste generaties gaat de
aanwas snel, tot welk resultaat men ook komt wanneer voor
andere vormen van inteelt de berekening gemaakt wordt.

Door op eenzelfde wijze de wetten van Mendel wiskundig uit
te werken, heeft men kunnen verklaren hoe het komt dat men in
de veeteelt in sommige gevallen zulke goede resultaten met inteelt
bereikt heeft, maar ook waardoor men in andere gevallen faalde.
Men gaat hierbij van de stelling uit, dat die dieren welke in de
fokkerij door hunne nakomelingen uitblinken,
homozygoot voor de
meest gewenschte eigenschappen zijn. Is een bepaald dier homo-
zygoot voor een bepaalde eigenschap dan zal het immers den
aanleg voor die eigenschap in alle gevallen medegeven, terwijl
een heterozygoot individu dit maar kan in 50 % van de
gevallen.

G. Fröhlich, op wiens studie „Mendelismus und Tierzucht"
Kronacher^O wijst, heeft nu wiskundig aangetoond dat bij fami-
lieteelt de waarschijnlijkheid, dat men homozygoten nakomelingen
krijgt, veel grooter is dan bij meer verwijderde teelt.

Reimers-®) en verschillende andere onderzoekers wijzen er
eveneens op dat bij steeds herhaalde inteelt de dieren hoe langer
hoe meer homozygoot zoowel voor qualitatieve als voor quanti-
tatieve eigenschappen worden.

Gaat men uit van het feit, dat de verschillende erfelijke eigen-
schappen vastgelegd zijn in de chromosomen en neemt men aan
dat deze chromosomen een groote mate van zelfstandigheid be-
zitten (individualiteitshypothese) dan heeft men op grond hiervan

-ocr page 35-

eveneens aangetoond, dat een veestapel door herhaalde inteelt
steeds grootere gelijkvormigheid moet gaan vertoonen. Immers
lijkt in den regel een kind meer op zijn ouders of broeders of
zusters dan op een vreemde, omdat zij verschillende gelijke factoren
bezitten. Bij familieteelt bestaat er dus groote kans, dat factoren
van dezelfde hoedanigheid bij de bevruchting bij elkander ge-
voegd en in het geheel geen nieuwe factoren bijgebracht worden,
zooals dat hij paring van niet verwante dieren nog al eens ge-
schiedt. Worden nu tegelijkertijd die dieren, welke de gewenschte
eigenschappen niet vertoonen, geëlimineerd, dan zal de geheele
veestapel, waarin de inteelt wordt gedreven, hoe langer hoe zui-
verder worden voor de erfelijke eigenschappen, wat zich o.a. zal
uiten in een groote gelijkheid van de nakomelingschap.

Kan men dus met hulp van het Mendelisme begrijpen, waarom
men vaak met toepassing van inteelt zulke goede resultaten be-
reikt heeft, met dezelfde leer is ook een verklaring gegeven voor
de
nadeelige gevolgen, die allerwegen van familieteelt zijn opgemerkt.

Nadeelige gevolgen bij het paren van bloedverwante individuen 1

Een bibliotheek zou te vullen zijn met studies verschenen over
dit cardinale punt van het inteeltvraagstuk. Allerbelangrijkst ook
voor den mensch en talrijk zijn dan ook de studies over families,
waarin bloedverwante huwelijken regel waren (bekend is o.a. het
werk van den Franschman M. Boudin: Dangers des unions con-
sanguines. 1862).

Hoe belangrijk deze studies ook voor de ontwikkeling der
erfelijkheidsleer mogen geweest zijn. wij zullen deze studies bij
den mensch laten rusten en slechts in het kort de voor de vee-
fokkerij voornaamste punten naar voren brengen.

Voorbeelden die duidelijk demonstreeren hoe vele fokkerijen
met de toepassing van de inteelt zijn mislukt zijn door vele
schrijvers verzameld.

Darwin deed het o.a. in zijn werk: .,The variation of
Animals and Plants under Domestication".

Settegast\'s oppositie tegen inteelt kwam voort uit het feit
dat hij zoo vele fokkerijen kende (v. n. 1. van schapen) waar het
met inteelt was misgeloopen.

-ocr page 36-

Kraemer^®) heeft er nog niet lang geleden een uitvoerig
artikel over gescheven waarnaar ik voor nadere bijzonderheden

meen te mogen verwijzen.

De nadeelen die opgegeven worden zijn in het algemeen: min-
dere vruchtbaarheid, minder krachtige constitutie en meer aanleg vcor
ziekte door verminderd weerstandvermogen (vooral ook tegenover
besmettelijke ziekten, tuberculose) en ten slotte vermindering van

productievermogen.

Men is het er langen tijd niet over eens geweest of een van
deze nadeelen kan voortkomen uit
de inteelt als zoodanig, dus
over de vraag of er schadelijke gevolgen zich kunnen openbaren
zonder dat de familieteelt — naar onze huidige opvatting — verkeerd
of onvoorzichtig wordt gedreven. Door talrijke experimenten
hebben biologen getracht een antwoord te geven op deze vraag.

Deze proefnemingen zijn vooral met planten, die zich voor dit
doel zooveel beter leenen dan dieren, genomen.

East en } o n e s =8) komen, na bij maïs gedurende langen
tijd zelfbestuiving te hebben toegepast, tot de conclusies:

Ie. There is a reduction in size of plant and in productiviness
which continues only to a certain point and is in no sense an

actual degeneration.

2e. There is an isolation of subvarieties differing in morpho-
logical characters accompanying the reduction in growth.

3e. As these subvarieties become mote constant in their cha-
racters the reduction in growth ceases to be noticeable.

4e. Individuals are obtained with such characters that they
cannot be reproduced or, if 50, only with extreme difficulty.

Ook met kleine zoogdieren, v.n.1. met die zich snel kunnen
vermenigvuldigen, zijn de proeven talrijk.

Ritzema Bos"®) heeft b.v. een rattenfamilie gedurende 6 jaar
in nauwe familieteelt gefokt. Aan de eerste 20 generaties, welke in de

eerste 4 jaar geboren werden, was weinig bijzonders op te merken, maar

in de tien toen volgende generaties kwamen gebreken steeds sterker aan
het licht, zich uitende vooral in steeds toenemende onvruchtbaarheid;

a. door het groote aantal onvruchtbare paringen.

b. doordat per worp het aantal jongen kleiner werd, en

-ocr page 37-

c. doordat ten slotte 45,5 7o van de jongen stierven voordat
zij 4 weken oud waren.

Daarbij werden de ratten gevoeliger voor een verandering in
de uitwendige omstandigheden en nam het gemiddelde gewicht af.

Misvormingen zooals C r a m p e zooveel bij soortgelijke proeven
zag optreden heeft Ritzema Bos niet waargenomen.

W e i s m a n n kwam na proeven met muizen tot ongeveer gelijk
resultaat. Daarentegen konden Miss King, Castle e. a. na
proefnemingen niet tot eene bevestiging komen en schreven alle
opgetreden nadeelen toe aan voeding, verpleging, enz.

De proeven genomen met grootere dieren brengen eveneens
geen voldoende opheldering.

Zoo deelt Kronacker^\') mede, geiten verscheidene generaties
in incestteelt te hebben gefokt zonder nadeelige gevolgen te hebben
zien optreden. Daarentegen kan men uit de door W e b e r ge-
publiceerde proeven met geiten (begonnen door Pusch) zien, dat
daar de resultaten voor het meerendeel verre van schitterend waren.
Naast goede dieren kreeg Pusch toch bij zijne incestteeltproeven
vele zeer sterk gedegeneerde dieren, waarbij de meest opvallende ge-
breken waren: te geringe lichaamsontwikkeling, rhachitis, Stumpfsinn.

Op grond van de genomen experimenten en van de resultaten
der, vooral in de laatste jaren gepubliceerde, stamboekstudies, is
men het er vrijwel over eens, dat
inteelt als zoodanig niet scha-
delijk hoeft te zijn, maar zeer gemakkelijk nadeelig kan worden,
wanneer men niet voldoende selecteert. Hoofdzaak zijn de dieren
waarmede begonnen wordt. Komen nadeelen te voorschijn dan
zijn de stamhouders behebt geweest met den aanleg hiervoor in
recessieve factoren, welke door wel gewenschte domineerende verbor-
gen werden. De individuen worden nu door inteelt niet alleen homo-
zygoot voor de gewenschte, maar ook voor de niet-gewenschte
eigenschappen, die daar door hun invloed ten volle kunnen doen
gelden. Dat er na inteelt gebreken optreden is dus niet de schuld van
de inteelt als zoodanig,
maar deze brengt alleen verborgen ondeugden
aan het licht!
Daarom komt het bij familieteelt zoo zeer aan op een
goede selectie, waarbij elk individu dat maar een beginsel van een
afwijking vertoont moet worden geëlimineerd.

-ocr page 38-

Evenals reeds Settegast het deed, leggen Ohly^®) en
Kronacker^^) bijzonder den nadruk op het verband dat er si
tusschen inteelt en „Zucht auf Leistung". Bij systematische her-
haalde inteelt wordt in het algemeen er naar gestreefd één be-
paalde prestatie zoo hoog mogelijk op te voeren. Gaat het daarbij
om eigenschappen of prestaties van physiologischen aard, dan
zullen deze, wanneer zij zoo hoog opgevoerd worden, zeer veel
van de stofwisseling eischen, waardoor de dieren als het ware
uit hun physiologisch evenwicht geraken. Hieruit is te verklaren
het mindere weerstandsvermogen tegen verschillende ziekten en
het veel gevoeliger worden voor veranderingen in de uitwendige
omstandigheden, het veel hooger eischen stellen aan voeding en
verpleging, enz. Daarom zal men bij die rassen, die het meest
van den oorspronkelijken, normalen bouw afwijken, welke het
meest te beschouwen zijn als in physiologisch opzicht pathologische
rassen van de betreffende diersoort (vooral bij schapen en var-
kens) het eerst ernstige gevolgen zien bij inteelt, vooral wanneer
de uitwendige omstandigheden te wenschen overlaten.

Verschillende theorieën zijn ter verklaring van de zoo vaak
voorkomende
onvruchtbaarheid opgeworpen. Vooral bij varkens
treedt steriliteit dikwijls spoedig op, al of niet gepaard gaande
met verminderde geslachtsdrift.

Kronacker") merkte bij zijn proeven op dat uit incestteelt
gesproten varkens van goeden bouw en gehouden onder uitste-
kende voeding en verpleging, niet in staat waren familieleden te
bevruchten, maar niet-verwante zeugen wel met gevolg dekten.

Dit uitblijven der bevruchting, zelfs bij het voorhanden zijn
van kiemcellen met bevruchtingsvermogen, heeft men wel verklaard
door te denken, dat tengevolge van de incestteelt de individueele
plasmata der kiemcellen zoo gelijk zijn geworden, dat de aan-
trekkingskracht tusschen de beide voortplantingscellen ontbreekt.
De spermatozoid dringt het eitje niet binnen of heeft na het
binnendringen geen stimuleerende werking op het ei, waardoor
dit zich niet tot deeling zet.

Was deze theorie juist dan zou men ook altijd een verminderde
vruchtbaarheid moeten waarnemen na herhaalde inteelt, wat even-

-ocr page 39-

wel lang niet altijd waar is. Daarom neemt men aan dat de ste-
riliteit het gevolg is van eene accumulatie van ongunstige — vooral
voor het voortbrengingsvermogen ongunstige — factoren. Evenals
alle voor de constitutie en voor de gezondheid nadeelige factoren
door inteelt opgehoopt worden (homozygoot worden), heeft dit
ook plaats met voor de vruchtbaarheid schadelijke factoren (East
and Jones bid. 190, Kr on acker bldz. 70).

Natuurlijk spelen slechte uitwendige omstandigheden, aan welke
de Chapeaurouge bijna alle nadeelen en mislukkingen toe-
schrijft een rol, omdat wanneer de aanleg voor gebreken aan-
wezig is. deze gebreken des te eerder zich zullen openbaren naar-
mate de uitwendige omstandigheden voor het individu slechter
zijn.

Bij herhaling wijzen East en Jones-®) op een paar onder-
vindingen, door vele onderzoekers opgedaan en door hun proeven
met maïs weer bevestigd n.1.:

Ie. Kruist men twee planten of paart men twee dieren uit
families, die verschillende eigenschappen bezitten, dan ziet men
vaak dat het produkt zeer veel levensenergie bezit, zoodat het
in groei en vruchtbaarheid uitgaat boven de beide ouders (hybrid
vigor or heterosis). Deze verhoogde levenskracht zou in nauwe
correlatie zijn met het heterozygoot zijn van de geslachtscellen. „It
was apparant that when germinal heterogeneity was at the maxi-
mum the greatest vigor was shown. When this heterogeneity was
reduced by inbreeding, vigor was lost." En 2e. Wanneer men
planten, die tengevolge van de herhaalde incestteelt een grooter
of kleiner deel van hun vruchtbaarheid hebben ingeboet, met
elkander kruist, dan krijgt men bijna steeds een terugkeeren der
oorspronkelijke vruchtbaarheid, gepaard gaande met een terug-
komen op de origineele grootte en levenskracht.

Te vergelijken hiermede zijn zeker eenige ervaringen van Pusch
(Weber) en Peters.

Puschkreeg toch bij zijne incestteeltproeven een zeer sterk
gedegenereerden bok, dien hij een niet verwante geit liet dekken.
Het produkt was een zeer
goede dekbok.

-ocr page 40-

Peters®") deelt mede hoe een fokker een zeer goeden stier
eenige van zijne beste dochters liet dekken.

Het resultaat was verre van schitterend, de koeien die uit deze
paringen voortkwamen, vertoonden voor een deel te geringen
groei, voor een ander deel degeneratie-verschijnselen en stonden
als geheel bij de andere dieren uit den koppel ten achter. Deze
koeien werden door niet verwante stieren gedekt en leverden
opvallend goede nakomelingen, die zeer zeker boven het gemid-
delde van den geheelen veestapel uitstaken!

Voorts moge er op worden gewezen dat voor het verkrijgen
van gebruiksdieren vaak kruising wordt toegepast (dieren met
hybrid-vigor) en dat het in de fokkerij eveneens bekend is, dat
terwijl van inteelt vaak een nadeelige werking op de vruchtbaar-
heid wordt gezien er bij de kruising meermalen eene verhoogde
vruchtbaarheid wordt waargenomen.

-ocr page 41-

HOOFDSTUK III.

Eigen Stamboekonderzoek»

In het laatste tiental jaren hebben onderscheidene onderzoekers
met hulp der gegevens der stamboeken verschillende Duitsche
fokgebieden uitvoerig onderzocht. In het eerste hoofdstuk werd
hier reeds op gewezen, evenals op het resultaat, dat deze onder-
zoekingen bijna steeds opleverden n.1. dat de stamboomen van de
meeste voortreffelijke dieren zeer veel inteelt aanwijzen.

O h 1 y merkte m.i. terecht op, dat vele van deze studies ge-
worden zijn een zoeken naar inteelt, waarbij alle goede eigen-
schappen, welke een bepaald produkt van familieteelt bezit, toe-
geschreven worden aan de werking der inteelt.

Naast de inteelt wordt door de meeste onderzoekers veel aan-
dacht geschonken aan het feit, dat bepaalde lijnen vader-groot-
vader-overgrootvader, zoogen. „bloedlijnen" in de stamboomen
steeds teruggevonden kunnen worden. Bij de vorming van het
ras zijn deze lijnen van groot belang geweest omdat zij opgebouwd
zijn uit dieren met een zeer constant overervingsvermogen voor
vele gewenschte eigenschappen.

Deze bloedlijnen in stand te houden door dieren uit dezelfde
lijn, dieren met hetzelfde „bloed" onderling te paren is nu de
fokmethode, die de Chapeaurouge c.s. zoo ijverig propa-
geeren tegenover het paren van elkaar „bloedvreemde dieren."
„Blutanschlusz" en „Konsolidierung" zijn gewilde termen gewor-
den! Geconsolideerde dieren, waaronder de Chapeaurouge
verstaat die dieren, waarbij men in 2de, 3de of 4e generatie
zoowel aan vaders- als aan moederszijde van hun stamboom het-
zelfde dier uit een bekende bloedlijn vindt, zouden de meeste
waarde voor de fokkerij bezitten. Deze individuen zouden o.a.
uitmunten in het constant overerven van hunne goede eigen-

-ocr page 42-

schappen en door deze dieren zou de bloedlijn weer kunnen
worden voortgezet.

Het leek mij interessant toe om in de Nederlandsche fokkerij
de waarde van deze stellingen omtrent „Blutanschlusz" enz. te
toetsen door van een aantal
willekeurig gekozen dieren — goede
en slechte — de stamboomen op te stellen en daarna na te gaan,
of de dieren, welke zijn ingeteeld op een of ander bekend fokdier,
in het algemeen beter zijn dan die met „lose pedigree". Maar
niet alleen is dit interessant maar ook van zeer groot belang
voor de praktische fokkerij! Moet immers aan de inteelt werkelijk
die groote waarde worden toegekend, welke vele Duitsche zoö-
technici er aan hechten, dan dienen de Nederlandsche fokkers
intensief te worden bewerkt, opdat zij genezen worden van hun
afkeer tegen familieteelt, waarmede op het oogenblik de meerder-
heid nog behept is!

Reimers heeft reeds een deel der Noord-Hollandsche rund-
veefokkerij en de Groninger paardenfokkerij onderzocht. Duidelijk
blijkt uit deze studies, hoe daar met inteelt gewerkt is en gewerkt
wordt, maar Reimers\' hoofddoel was de bloedlijnen te kunnen
vaststellen. Mijne studie beoogt dit niet. Mijn doel is alleen om na
bewerking van de stamboomen van een aantal dieren te trachten
na te gaan of aan de wel ingeteelde dieren een andere waarde
voor de fokkerij moet worden toegemeten dan aan de niet-ingeteelde.

De groote moeilijkheid van dit vergelijkende onderzoek ontveins
ik mij geenszins. In de eerste plaats kan men vragen: welke dieren
bezitten voor de fokkerij de grootste waarde, wat zijn goede en
wat slechte? Zijn die dieren, die naast een goed exterieur, een
goed produktievermogen bezitten, de dieren met het goede
phenotype, de beste? Neen, immers; deze dieren mogen voor den
tijd dat zij leven, van groot belang zijn, een grootere waarde
moet aan die dieren worden toegekend, bij welke het goede pheno-
type in overeenstemming is met het genotype en dus het vermogen
bezitten om goede nakomelingen te leveren en daarmede ook
zorgen voor de toekomst der fokkerij. Voor verschillende goede
eigenschappen moeten deze beste fokdieren den erfelijken aanleg
zuiver bezitten, homozygoot zijn voor vele gewenschte factoren.

-ocr page 43-

Deze goede eigenschappen behoeven zich echter bij het dier zelf
niet altijd te ontwikkelen, b.v. door uitwendige omstandigheden
of door geslachtseigenschappen (b.v. bij een stier de aanleg voor
goede melkproductie). Daarom kunnen wij eigenlijk nooit uit het
phenotype opmaken, hoe het met het genotype gesteld is!

Voor ons doel zouden wij nu juist de genetische samenstellingen
der dieren moeten kennen om deze te vergelijken! Dan zou men
uitwendige omstandigheden (voeding, verpleging, ziekte, leeftijd,
enz.) kunnen uitschakelen, het onderzoek zou veel gemakkelijker
en op veel vaster fundament gebouwd zijn, omdat toch het geno-
type alles bevat, wat het individu van zijn voorouders geërfd heeft.

Evenwel heeft men ondanks alle vorderingen der erfelijkheids-
leer en alle Mendelistische onderzoekingen nog geen eenvoudige
methode, waardoor men alle factorencombinaties in het kiemplasma
kan bepalen. Men kan de genetische samenstelling niet naspeuren
zooals b.v. de chemicus te onderzoeken stoffen analyseert. Voor
sommige factoren, b.v. haarkleur kan men wel proefparingen
gebruiken. Is een stier homozygoot voor de zwartbonte kleur,
dan zal men onverschillig of men hem paart met rood-bonte of
zwart-bonte koeien, steeds zwart-bonte krijgen. Was de stier
heterozygoot geweest dan zou een deel van de kalveren roodbont
geweest zijn.

Meestal behelpt men zich met de volgende redeneering: Veilig
mag men zeggen, dat de kans groot is. dat een bepaald dier voor
een bepaalde eigenschap fokzuiver is, wanneer het bekend is dat
het grootste deel zijner voorouders reeds deze eigenschap bezat.
Indien men dus van vele generaties voorouders, alle eigenschappen
zou kennen, dan zou men door nauwkeurige studie van deze
gegevens een waarschijnlijkheidsberekening kunnen maken, omtrent
de genetische samenstelling van het betreffende individu. De be-
doelde gegevens vindt men in de stamboeken niet of onvolledig
en daarom tracht men tegenwoordig hoe langer hoe meer zich
een idee te vormen van de fokwaarde van een dier. door eene
beoordeeling van zijne
nakomelingen.

Hierbij zit dus de gedachte voor, dat, wanneer men bij vele
nakomelingen regelmatig een bepaalde eigenschap vindt, het vrij

-ocr page 44-

zeker is, dat het betreffende dier (meestal vaderdier) voor die
eigenschap fokzuiver is. ^

Deze keuringen op afstammelingen hebben geleid tot het „preferent"
verklaren van stieren door de Nederlandsche rundveestamboeken.

Dit zijn dus stieren, van welke na nauwkeurig onderzoek bleeks
dat zij hunne goede eigenschappen vrij constant vererfden en
daardoor een groote waarde hebben of hebben gehad — want
vele der dieren zijn gestorven voor de fokkerij.

Van deze goede vaderdieren en wel van de in Friesland preferent
verklaarde stieren, zullen wij het eerst de stamboomen nagaan om
te zien hoe het staat met de „Blutanschlusz" en „Konsolidierung"
van deze dieren. Daarna zullen wij hetzelfde doen voor een aantal
runderen, waarvan gegevens omtrent exterieur of productievermogen
bekend zijn, want het phenotype is evenzeer van belang voor den
veehouder als het genotype.

Om dus de juistheid der principes, zooals die vooral door de
Chapeaurouge worden voorgestaan, na te gaan, zijn door mij
dus een groot aantal stamboomen met hulp der gegevens van het
Friesch Rundveestamboek opgemaakt en heb ik dit onderzoek in
drieën gesplitst met betrekking tot:

a. de preferente stieren,

b. het exterieur, en

c. de melkproductie.

a, Dc Preferente Stieren,

Wanneer een Friesche fokker ziet, dat een stier zich bijzonder
goed vererft en goede nakomelingen heeft, kan hij trachten zulk
een dier preferent te doen verklaren.

Het onderzoek der aangewezen keurcommissie bestaat alsdan in:

a. het in oogenschouw nemen van een zoodanig aantal nako-
melingen van den stier als zij voor het vormen van haar oordeel
noodig acht, en het beoordeelen dier nakomelingen in vergelijking
met hunne uit het stamboek bekende moeders, tevens het oog hou-
dende op de omstandigheden, waaronder de dieren zijn opgegroeid;

b. het nagaan van den invloed, dien de stier heeft uitgeoefend
op het gehalte der melk, waarbij eveneens het gehalte der melk

-ocr page 45-

van de moeders der afstammelingen in aanmerking genomen wordt r
c. het verzamelen van verdere gegevens die voor de beoor-
deeling der fokwaarde van belang zijn en die met voldoende
zekerheid kunnen worden vastgesteld.

Men vindt de namen van de preferent verklaarde stieren in
de boekjes der districtskeuringen van de Provinciale Commissie
voor de Veefokkerij in Friesland. Stieren die bij deze keuringen
78 of meer punten voor exterieur behalen, worden „eervol en
premiewaardig" verklaard, mits zij als kalf in het F. R. S. inge-
schreven zijn en afstammen van eene moeder, die een gemiddeld
vetgehalte van minstens 3,15 pCt. vet in de melk blijkt te be-
zitten. Aan deze „eervol en premiewaardig" verklaarde stieren
worden
extra punten toegekend:

a. voor uitstekende afstamming blijkend uit het F. R. S.:
indien de stier een van de volgende stieren tot vader heeft

6 punten, tot grootvader 3 punten:

Albert No. 3561 Pel Knol VIII No. 3533

Jan No. 3265 Jan No. 3540

Bravo No. 3518 Ceres No. 4497

Frits No. 1372H Nico No. 4969

Zonneveld IV No. 3561 Wodan No. 6204

Albert II No. 2987

b. voor zeer goede afstamming, blijkend uit het F. R. S., in-
dien de stier een van onderstaande stieren tot vader heeft 4
punten, tot grootvader 2 punten:

de Verwachting II No. 4429

Prins

No. 3579

Johan

No. 1632H

Lucht en Veld

No. 3441

Jetze

No. 3528

Piet III

No. 3296

Meibloem

No. 3290

Tiemen VI

No. 3485

Botermijn

No. 3227

Jan II

No. 4617

Friso

No. 2866

Teye

No. 5455

Kollumer II

No. 3080

Wodan II

No. 7409

Petrus

No. 3181

Adema XLVIII

No. 7644

c. voor goede afstamming,

blijkend uit het F. R. S., indien

de stier een van de volgende stieren tot vader heeft 2 punten,
tot grootvader 1 punt:

-ocr page 46-

ADEMA XLVIII. 7644.

r-1-

i

cr
O
O

B

0
O

Pel XVII 6395

21976

< 5114

5114

12048

14972

10860

4036

13127

3615

4036

13127

3004

10858

*

te

O

bO

co

C:

C5

W

a

co
co
eo

g
ca

CO
O

QO

bS

O

OO

O
os

O
O\'

os

Ü9
03
O

co

è

CD

or
O

«O
oo
O
cn

O

Ci

w


O
O

O

t-à

O

1—\'

CS

05

HH

a

g

g

S

w

OrMEUKING: In deze sUmb<^.nfonnnlieren ^Of^t he^nt^er van süer

s

-ocr page 47-

1824 ▲
7411
1824 A
7406
389 H
1976 H

2119

2394

8519

QO
C-
l-

(M

2022

9168

2698 H

co
iO

CT.

755 n

co
O

3061 H

co

05

co

1030
5416

1294

H
t—(

A 1824

1921 H

co

1142

6702

5931

co
oo

05

W

rtf
CO
00
<M

-ocr page 48-

Pel XVII No. 6395 Bütenmoark No. 7411

Gerlof No. 6285 Geertjes Klaas No. 7450

Gerard No. 6808 Sam No. 8119

de Schoone No. 6354

Van deze preferente stieren zal ik allereerst de samenstelling van
hun stamboomen bespreken. Het is zeer zeker jammer dat men
vaak zoo spoedig komt op ouders, opgenomen in het hulpboek,
op dieren dus waarvan de afstamming onbekend is (H.dieren).
Hierdoor kan de beschouwing niet zoo volledig zijn, als men wel
zoude wenschen, ja zelfs vallen hierdoor verscheidene van de ge-
noemde stieren buiten bespreking. Zoo zijn Frits 1372 H en Johan
1632 H geheel van onbekende afstamming (d.w.z. voor het stam-
boek), terwijl Albert 1306 H en zijn broeder Albert II 2987,
Zonneveld IV 3561, Jan 3265, Jan 3540, de Verwachting 4429,
Jetze 3528, Kollumer II 3080, Tiemen VI 3485 en Gerard 6808
een hulpboek vader of moeder hebben. Bij deze stieren moeten
gevoegd worden omdat slechts zeer weinig geslachten volledig
bekend zijn: de stieren Petrus 3181 (stamboom 16), Pel Knol VIII
3533 (stamboom no. 7) en Botermijn 3227. In elk geval weten wij
uit de afstamming van deze laatste wel dat het geen produkten
van nauwe inteelt zijn.

Het is jammer dat er zoo vele stieren moeten uitvallen, maar
wenden wij ons tot de overige dan zien wij, dat vier preferente
stieren uit nauwe familieteelt (bloedschandeteelt) zijn gesproten en
wel Ceres
4497 (zie stamboom 15) als dubbele kleinzoon van
Albert 1306 H,
Wodan 6204 als dubbele kleinzoon van Jan 3265,
Prins 3579 als dubbele kleinzoon van den stier 998 H (bekend
als vader van Albert 1306 H en van Albert II 2987, de laatste
is de vader van Prins) en eindelijk
Adema XLVIII No. 7644
als dubbele kleinzoon van den niet-preferent verklaarden maar
daarom toch zeer gunstig bekend staanden stier Zeppelin
No. 5114.

De stamboom van Adema XLVIII vindt men hiernevens op-
genomen (No. 1) uit welke blijkt dat Adema 47 is ingeteeld II-

-ocr page 49-

II1) op Zeppelin 5114, maar tevens IV-IV ep 2711\'Zwarthak
III, IV-IV. VI op Klaas 1036 H, V-V, V op Hugo 1144 H,
III-V op koe 10858 en IV-VI, VI op koe 9805, (de voorouders
van Zeppelin 5114 die natuurlijk tweemaal voorkomen zijn hier
alleen dan genoemd als zij ook als voorouder van een ander
dier voorkwamen.)

De zooeven genoemde Wodan 6204 gaf zooals uit onderstaand
staatje blijkt, met een dochter van zijn dubbelen grootvader Jan
3265 de
preferente Wodan II 7409, zoodat ook deze te be-
schouwen is als een produkt van enge familieteelt.

Wodan II
7409

Wodan
6204

21587

Nico 4969

17346

O Jan 3265
21149 H

i Jan 3265 «
l 12319
f Jan 3265
O
l 11351
2984
7367 H

Meer verwijderde inteelt vindt men in stamboom No. 2 bij
Piet III 3296 nl. III-V, V op Jan I No. 1824 (een der verre
voorvaderen uit de Jan-Nico-Gerard-lijn), evenzoo bij
Pel XVII
No. 6395
(stamboom No. 1) die IV-IV ingeteeld op Hugo 1144 H
en V-IV op koe 9805.

Nog meer verwijderd in de inteelt bij Bravo 3518 (stamboom
3) n.1. IV-VIII, VIII op stier No. 1320 en IV-VII op koe No.
4836 en bij
Meibloem 3290 (stamboom 4) waar wij vinden VII-
VI op stier No. 673 en VIII-VI, VII, VII op stier No. 122.

Hiermede hebben wij de nawijsbare gevallen van inteelt bij de
preferente stieren de revue laten passeeren.

1  Teneinde aan tc geven den graad van inteelt kan men noemen het aantal
vrije generaties (d.w.z. het aantal generaties die aanwezig zijn tusschen de ouders
van het dier cn het dier waarop is ingeteeld) of wel men vermeldt in welke voor-
ouderreeksen het dier waarop is ingeteeld voorkomt. Dc laatste manier, waarbij
men altijd begint te tellen aan den kant der moeder is tc preferecren, omdat er dan
meer gezegd wordt van dc plaats, waar het dier, waarop is ingeteeld, in den,
stamboom voorkomt.

-ocr page 50-

2177

6768

3480

2185

1905

8016

3616

2335

2022

8439

8436

7430

2109

2278

2521

r-
(N

9391

C5
CS

2500

O
«O

1920 — 4836 — 122 •

9703

8687

8161 — 1B68 — 1320A

2177

2521

3480

2185

1905

(M

9391

3616

2109

1H87

b71ö

2428

05

eo

s

— 673 t

1846.

CO

2847 H

2052

1508 - I S20 - mf

9054

lO
CO

7721

O
«

Ö

1824

2144

1928 H

00
eo

2894 H

CO

A 1320

• 122

t 673

70

770

eo

OS

♦ 4836

4511

1425

1791

1777 H

1276

7049

5763

s

o

OS

830

1325

1567

8a>

61Ci

\\a

CO

1346 H

-ocr page 51-

2428

2109

673 A — ♦ 122

2847 H

CD
t-
CO
(M

1320

7193

122

4836

to

05
t-

(M

1887

2109

48-iri — ♦

6716

00

la
a>

1920

8721

6938

2016

2262

if)8;t

8331

co

lO

CO

1920

8782

4h36 — ♦ i-ri

4901

O

S

764

1196

1680

62911

CO

O
Ci

c^

CO
«

tq

O
«

w
a

I0?2

1365

00

7171

016

4910

354 H

O
C5

415

1087

6344

395II

1000 — A — <> 12.\'
ï(Ti

1481
5519
1332
6146

1698

iO

00

7429

7M

Ci
CO
OS

-ocr page 52-

M

00
es

Ci

W

«o
o

CO

O

x>

w

Ol

(M

iTS

2022

O
12;
HH

H
W

O
p;

>

w
Q

1979 U

2335

1558 - •.\'(» n

8

o

(M

2U)h

8436

14IH — .\'60 11
5835
last

1090
5M6

2230

O

05
lO
03

8170

eoo
9S.i

2039

«O

cc

(M

8214

(M
O

8439

1558

7430
1708
6271
314 H
6570
1803
C205
1702
7188

td

o
00
o>

CO

-ocr page 53-

481 H

2177

6786

246 H ^

.—1

fN

1071 H

lO
<M

3480 H

»-<
.—(

t—

N

1905

354 H

2185

6344

8005

1698

T-«

CT>

7429

1—1

CO
05

co

3616 H

Û
J

tq
>

1824

1294

w

H

2119

1921 U

w
ü

7411

291 H

-t

O

1832 H

CO
<N

1824

1294

8519

1921 H

7406

291 II

O

CM

B347

co
O

47GH

T-l
t—

rl

o>

2834 H

-ocr page 54-

QQÖ TT

a

o

yyö il

o
«

-u

O

-X)
lO
cc

2428

2109 — 1807

2612

2847 H

9050

1942

•X)
c—

B931

l—

O

2227

\' 1784

9497

257\'J H


lO

3817 H

lO

a

•-5

2936

2788 — 2503

►—1
w

H

ce

CO
lO

m

3188

9804 — 597II

5229 H

t—1

1—1
>

.-H

O

1036 H

c

10900

PL|

9238 H

O

O
vO

v-i

a

r—1

(M
t—

00

;

*

-ocr page 55-

998 H

Albert II
2987

5711 H

22 H

5986

2256

co

998 H

3176

5707 H

5994 H

2521

2711

9391

3512

2437

1033G

•lfi23II

2bül

3025

0130

12004

2804

11200

1Ü198

1141II

3042

3329

10788

1085 II

2G70 — 2351
5197 II

963 II

628II
3G65 H

10915

10346

-ocr page 56-

In de stamboomen van Nico 4969. Frisp 2866. Lucht en veld
3441. Jan II 4617. Teye 5455. de Schoone 6354. Gerlof 6285,
Butenmoarh 7411. Geertje^s Klaas 7450 en Sam 8119
waarvan
men de stamboomen resp. in No. 11. 5. 6. 16.
7. 13. 8.
en 15 kan vinden, zijn geen zelfde dieren aan moeders- en vaders-
zijde aan te wijzen en daarmee geen inteelt voor deze stieren.
Zeker men vindt in deze stamboomen wel inteelt b.v. de vader
van Sam 8119 is II-III. UI op Albert 1306 H. enz. Evenwel
kunnen wij dat hier buiten beschouwing laten omdat de prefe-
rente stieren het onderwerp zijn van ons onderzoek en met hunne
respectievelijke vaders, moeders, grootvaders, enz. Dan wensch
ik er hier op te wijzen, hoe de stier No. 7253 gepaard is me
de koe No. 19783, die hem in het geheel niet verwant is, waarbij
hii dus geen „Blutanschlusz" vindt en dat het produkt is de goed
fokkende stier Sam 8119. Dezelfde koe No. 19783 was eerder
gepaard eveneens met een haar „bloedvreemde stier n.1. 5622
w had toen gebracht den preferent verklaarden stier Geertje s Klaas
7450. Wat hier gezegd is van Sam en Geertje\'s Klaas geldt even-
zoo van al de tien laatstgenoemde stieren.

Resumeerende vinden wij dus onder de preferente stieren van
het Friesch Rundveestamboek er
vijf gesproten uit een paring in
nauwe bloedverwantschap (4 X II-II. 1 X II-IH, III) .ier waarbi,
een verre inteelt waarneembaar is en
tien waarbij noch van
„Blutanschlusz" noch van „Konsolidierung" sprake is.

Een enkel woord over die dieren met verre inteelt, b-v- over
Bravo 3518 (Stamboom 3). De vader van dezen stier Mazeppa 11 No.
3098 is een dubbele kleinzoon van Zwarthak III 2711 (een stier die m
zeer veel stamboomen voorkomt) en vindt bij paring met koe No.
10734 tweemaal aansluiting in het bloed eenmaal met stier No
1320 (IV-VIII. VIII) en eenmaal op koe No. 4836 (iV-Vll).
Moet men nu zeggen Bravo 3518 denkt zijn goede eigenschappen

aan deze „Blutanschlusz"? r «7 ttitt c

Maar wat beteekent het: inteelt in IV-VII of IV-VIII. of
zooals bij Meibloem 3290 VII-VI of en VIII-VI. VII, VII?

Wanneer men er nog enkele generaties bijvoegt, zouden dan in dien
graad de meeste Friesche runderen niet met elkander verwant zijn?

-ocr page 57-

De Chapeaurouge spreekt van gekonsohdeerd vanaf de grens
der derde en vierde remove; Bravo noch Meibloem zijn dan
gekonsolideerd te noemen, terwijl bij Piet III No. 3296 (III-V,
V) en Pel XVII No. 6395 (IV-IV en V-IV) wanneer men strikt
aan de Chapeaurouge\'s opgave vasthoudt, het er om gaat of zij
gekonsolideerd zijn!

Bij het overgroote deel der preferente Friesche stieren is dus
geen „Blutanschlusz" aan te toonen, en blijkt er van „konsoli-
dierung" niet veel. Slechts vijf hoogstens zeven van deze stieren
zijn gesproten uit inteeltparingen waarmede ik evenwel nog geens-
zins zeggen wil, dat deze hun goede overervingskracht danken
aan de inteelt! Maar daarover later.

-ocr page 58-

iemenVI Albert II 2987
3485

bU H

O

(M
(M

5958 H

5996 H

998 H

11746

w

lO
O
co

(M

TiemenVI Albert II 2987
3485 5996 H

iüëtl

eo

12305 H

oo

998 H

iD
O
C5

5995II

icÀM — /Oö4

3025

3328

2Ö0J —

11199

CO

2941

2ÏII

00
co

11533

.67B

10720

2941

27U

3144

10720

O
lO
«O

(M

5909 n

-ocr page 59-

b. Het Exterieur.

In de Friesche Stamboeken van 1880—1903 vindt men een vrij
uitvoerige beschrijving van den uiterlijken bouw der opgenomen
dieren; alleen in de jaren 1884 en 1885 werd dit om der plaats-
ruimte-wille nagelaten. In de aflevering van 1904 vindt men voor
het eerst de omschrijving vervangen door cijfers, verkregen door
keuring volgens een vastgestelde schaal, welke methode men
sindsdien is blijven volgen.

Puntenschaal voor stieren van het F. R. S.:

Kop (vorm, oogen, neus).....9

Hoornen...........6

Hals, borst, schoft en schouders ... 12

Ribben en rug.........10

Lenden............8

Kruis............10

Dijen............6

Staart ............ 3

Beenen, stand en gang......10

Melkteekens, huid. haar, enz..... 6

Algemeen voorkomen........^

Totaal . .100

Ieder dier wordt dus volgens denzelfden maatstaf beoordeeld.
De keurmeesters zijn verplicht aan ieder onderdeel van het exterieur
de noodige aandacht te schenken, waardoor een vrij nauwkeurig
rapport verkregen wordt. Teneinde de beoordeeling van het onderdeel
..algemeen voorkomen", hetwelk van zooveel belang is. zoo
nauwkeurig mogelijk te doen geschieden, wordt van ieder dier een
aantal maten genomen, te weten: 1. Romplengte: 2. Schofthoogte:
3. Kruishoogte; 4. Borsthoogte; 5. Borstbreedte; 6. Heupbreedte:
7. Bekkenbreedte; 8. Kruislengte; 9. Borstomvang.

Van ieder dier voorgebracht op de in ieder voorjaar vanwege
de Commissie voor de veefokkerij in de Provincie Friesland
georganiseerd wordende stierenkeuringen worden nu door des-
kundigen deze gegevens verzameld. Van 6 districten werden mij

-ocr page 60-

1.

-i.

4.

8.

16.

3391

2971

4036

11437

»

17.

10534

2502

1—1

8862

.—<
in

&.

18,

3408

2868

Ttt

13127

10953 ©^

lO
CO
CO

19.

11507

1144 H

®
a

9805

o

o
CO

T3

5.

10.

20.

3098

2941 — 2711 (S/&

Bravo

11007 — 2711

3518

21.

10734

2676 WQ

lO
<M

9060

CO

tH

11.

22.

2711

2521 m>

J

w

12177

9391

Oi
r/J

23.

10745

963 H

W

9183

o
o
w
o

w

W
Q

3.

6.

li

24.

Jan 3265

2984 @/®

Nico

7367 H

t

4969

25.

12319

1267 H

eo

CO

8666

OJ
CO

13.

26.

3530

1306 H Albert

16077

27.

9723 H

CD

00

7,

U.

1493 H

4156

29.

7512 H

CD
c-
00
t—
T-i

15.

30.

13776H

31.

-ocr page 61-

2»c8

2984
7367 H
1267 H
8666

Jan
3265

12319

o 05

Ü ç£>
fC 05

191.; @/
2518 H

w

lO
t-


lO
(N

X

2941
11007
2676
9060

3098

o

>

w CO

X 2711

CO

10734

ta

1387 H

Q

û3
W
O

CQ

W
W

H-1

Ph

o
1—t
CO

X 2711
10936
X 2711

11768

2941

00
o>
o
eo

00
S

eo

o
t>
ci

u
«

X 2711

11007

2438

2676

7193
2054
7985
2177
3480
2185
3616

CO

9060

2521

CM

X

9391

963 H

in

2119
7843

9183

-ocr page 62-

de gegevens door het F. R. S. welwillend verstrekt n.1. van
Berlikum. Franeker. Goënga. Winsum. Wirdum en Witmarsum.

Van al de op deze keuringen ingepunte stieren is door mij
zooveel mogelijk tot in 5 geslachten de afstamming nageslagen,
eerst van de eenjarige, daarna van de
oudere. Van al deze dieren
zijn dus de stamboomen in mijn bezit, ingevuld op formulieren
als bij de preferente stieren opgenomen. Daar het al te veel
plaats zou kosten al deze stamboomen in dit werk op te nemen,
zal in het vervolg de afstamming naar het sr/sfeem Wintermans
worden gegeven. Iedere plaats in den stamboom wordt genum-
merd en wel als volgt: het dier zelf no. 1. de ouders 2 en 3. de
grootouders 4. 5. 6 en 7. enz. (zie stamboom no. 10. De vader
van een dier heeft steeds het dubbele nummer van dat dier. de
moeder steeds het dubbele plus één (manlijke dieren steeds even.
vrouwelijke oneven). Met dit systeem is dus elke stamboom m
enkele regels weer te geven, en al moge het geheel niet zoo
overzichtelijk zijn als de ingevulde formulieren, het is een goed
hulpmiddel om te doen zien hoe gewerkt is.

In onderstaande lijsten vindt men:

1. den naam van het betreffende dier;

2 het totaal aantal punten voor exterieur toegekend;

3 den stamboom, waarin alleen die dieren zijn genoemd, welke
voor mijn onderzoek van belang zijn. De dieren waarop is

ingeteeld zijn onderstreept;

4. onder den naam van ieder dier den inteeltgraad in removes
(b v. 2-3 wil zeggen in de 2de en 3de generatie resp. aan moeders-
en aan vaderszijde komt hetzelfde dier voor o.a. in stamboom

no. 11).

-ocr page 63-

Eenjarige Stieren*

District Berlikum.

«S

O.

Naam

Stamboom.

2. 6808. 4. 4969. 5. 25975 H. 8. 3265.

3. 23713. 6. 4969. 7. 17344. 12. S^. 13. 12319.
14. 15. 6732 H.

2. 94ia 4, 7450.

3. 41416 H.

2. 7450. 4. 5622. 5. 19783. 8. 4504. 9. 15538.
10. 4242. 11. 14684. 16. 3911. 17. 6358 H.
18. 3265. 19. 10781. 20. 1732 H. 21. 10345 H.
22. 3498. 23. 11811.

3. 28606. 6. 6889. 7. 26354. 12. 4239. 13. 11948 H.
14. 5852. 15. 13792. 24. 3484. 25. 18843 H.
28. 4142. 29. 15605. 30. 1615 H. 31. 11981 H.

2. 9839. 4. 8117. 5. 29419. 8. 4497. 9. 20821 H.
10. 5264. 11. 30757 H. 16. 3540. 17. 12801.
20. 3579. 21. 12305.

3. 33575. 6. 7450. 7. 37085 H.
13. 19783. 24. 4504. 25. 15538.
27. 14684.

2. 8930. 4. 7409. 5. 26803. 8. 6204.
10. 5591. 11. 18317. 16.
4969.
19. 21149 H.

74

5. Hans
3—4.

3,4-4,4,5,5

20.3265.

6. Boelgoeder 32
4,4-3,4.

68

72

7. Karei.
2-3.

18. 3265.

22. 4172. 23. 14599. 32. 3265. 34. 3265.
3. Jauke XV. 6. 6808. 7. 17370. 12. 4969.

13. 25975 H. 14. 15. 11334. 24. 3265.

2. 8756. 4. 6808. 5. 17870. 8. 4969. 9. 25975 H.
10. 3265. 11. 13818. 12.
3265.

3. 28^6. 6320. 7. 21293. 12. 4555. 13. 15618 H.

14. 4555. 15. 14756. 24. 3265. 25. 12131.
28. 3265. 29. 12131. 30. 3243. 31. 15618 H.

2. 9434. 4. 8117. 5. 26435. 8. 4497. 9. 20821H.
10. 6204. 11. 19808.

3. 31224. 6. 6204. 7. 19807. 12. 4969. 13. 17346.

1. Gerard XXVIII
2—2 en 3—3.3

2. Meindert.

3. Willem

71

67

69

4. Klaver Ceres

73

12. 5622.
26. 4242.

9. 21587.
17. 17346.
21. 19998 H.

-ocr page 64-

14. 4509. 15. 15504 H.

2 8116 4. 6204. 5. 19818. 8. 4969. 9. 17346.
10. 4615. 11. 15820. 22. 3561. 23. 8960 H.
44 2987

3 2862ïr\' 6. 6270. 7. 13305. 12. 4613.
13. 23478 H. 24. 3486. 25. 12387. 48.

Zie Stamboom no. 12.

72

8. Dirk

5-5

80

9, Koland
4—3

2.8930 4. 7409. 5.26803. 8. 6204. 9.21587.
10 5591. 11. 18317. 16. 4969. 17. 17346.
18. 3265. 20. 3265. 22. 4172. 23. 14599.
3 31004 6. 6395. 7. 30540 H. 12. 5114. 13. 14972.
24. 4036. 2,ï. 13127. 26. 3615. 27. 10860.
2 8930 4 7409. 5. 268Ö3. 8. 6204. 9. 21587.
10 5591 11. 18317. 16. 49^. 18. 20. 3^
22. 4172. 23. 14599. 32. 3^. 33. 12319.
34, 3265. 66.
1267 H.

3. 31^ 6. 86800". 20385. 12. 4^. 14. 3^
15. 12321. 24. 25. 12319. 30.
1267 H.

50. 1267 H.

2, 6808. 4. 4969. 5. 25975 H.

3. 28177. 6. 4969. 7. 12315.

2. 6808. 4. 4969. 5. 25975 H. 8. 3265.

3. 18577. 6. 7. 12669,

2. 6808. 4. 4969. 5. 25975 H.

3. 23714. 6. 4969. 7. 16081.

2. 8140 4. 7"^ 5. 19783. 8. 4497. 9. 19306.
10 4242.11.14684.16. 3540. 17.12801.18.1306 H.
19. 11100. 20. 1732 H. 21. 10345 H. 22. 3498.
23. 11811.

3. 33344. 6. 6894. 7. 25256 H. 12. 5652.
13. 25255 H. 24. 4206. 25. 13091.

72 2. 9765. 3. 32758 H.

69 2. 8048. 3. 29125 H.

72 2 9053 4. 7629. 5. 13958. 8. 6240. 9. 20715.
10.3288 11.10788. 16.5114. 17.10860. 18.4497.
19. 11100. 20. 3004. 21. 10680. 22. 2670.
23. 5197 H.

en 4,4,4,5,5-4
10. Bonte Wodan

74

76

11. Generaal
8—4 en
3,4—4,4,5,5
en 4,5—6.

76

13. Gerard XXV
2-2

13. Gerard XXIII
2-3

14. Gerard XXVI
2-2

15 Julius

73

78

71

16. Jan

17. Arnold

18. Beinold

-ocr page 65-

3. 33345. 6. 8145. 7. 28247 H. 12. 6848. 13 20072.
24. 5730. 25. 17936. 26. 4520. 27. 18853.
2. 9434. 4. 8117. 5. 26435. 8. 4497. 10.
6204.
11. 19808. 20. 49ra. H2. 41M.
3. 32195. 6. 7458. 7. 20727. 12.
6204. 13. 21233.
14. 4198. 15.
15765.
2. 9685. 3. 37727 H.

2. 9839. 4. 8117. 5. 29419. 8. 4497. 9. 20821 H.
10. 5264. 11. 30757 H. 16. 3540. 17. 12801.
20. 3579. 21. 12305.

3. Klaver XVI. 6. 7450. 7. 40218 H. 12. 5622.
13.19783. 24. 4504. 25.15538. 26.4242 27.14684.

2. 9436. 4. 4969. 5. 17569. 8. 3265, 9. 12319.
10. 11. 13253.

3. 34313. 6. 7545. 7. 29638. 12. 6137. 13. 21358.
14. 6139. 15. 20278. 24. 4989. 25. 15883. 26. 4990.

27. 17223. 28. 4990. 29. 17222. 30. 4243,
31. 12465. 48.
4168.

District Franekcr.

2. 9436. 4. 5. 17569.

3. 28827. 6, 6933. 7. 23681. 12. 4969.

2, 6354, 4. 5114. .1. 16425. 8. 4036. 9. 13127.
10. 351^8. 11. 12177. 16. 3391. 17. 10534. 18. 3408.

19. 11507. 20. 3098. 21. 10734. 22. 2711.
23. 10745.

3. 28446. 6. 6933. 7. 17876. 12. 4969. 13. 16077.
14. 4156. 15. 13776 H. 24. 3265. 25. 12319.
26. 3530. 27. 9723 H. 28. 1493 H. 29. 7512 H.

2. 9407. 4. 8045. 5. 21356. 8. 6808. 9. 18577.
10.5511. 11.19503, 16-4969. 18.3265. 19. 12669.

20. 4497. 21. 12812. 22. 4049. 23. 10993, 32. ^
40.
3540. 42. 3181,

3, 33454, 6. 4617. 7. 17874. 12. 3540. 13. 12899.
14. 4185. 15. 14257 H. 24. 130Tll. 26.
3181.

28. 3265. 29. 9391.

2. 9507. 4. 6808. 5. 20442.

3. 27829. 6. 6354. 7. 20442.

69

19. August
3—3
3—4

20. Prins

21. Ceres II

74

69

73

22. Jonge Nico
6-3

23, Nico\'s klein-
zoon

3-2

24. do Schoone\'8
Pel

74

77

69

25. Wilson
4-4,6

3-6 on

4-6

26. Lucht on Void A
2-2

78

-ocr page 66-

27. de Sehoone
Lucht en Veld II
3-4

28. Bertas de
Sehoone
4,4—3

29. Pel

Lucht en Veld
4,4—3
4-3

30. Arnold

81. Gerard

32. Diamant
4—4

4,5,5-5,5

33. Fetje\'s Sehoone

4—2, 4- 3 en
5,6,7,7,7,7-4,6,6

34. Reinier

73

70

70

69

74

77

67

69

73

5—4,6,6

85. Wilson

2. 6354. 4. 5114. 5. 16425. 8. 4036. 9. 13127.
10. 3518. 11. 12177. 22.
2711.

3. 20442. 6- 3441. 7. 13858. 12. ^1. 13. 10620.
14. 3296. 15. 12091.

2. 6354. 4. 6808. 5. 20442. 8. 4969. 9. 25975 H.
10. 3441. 11. 13858.

3. 24m7 6. 5636. 7. 24373 H. 12. 4519. 13.15246.
24. 3441. 25. 13554. 26.
3441. 27. 12728.

8. 4969.

10. 3441.

2. 9507. 4. 6808. 5. 20442. _ _

11, 13858.

3. Dora Pel. 6, 8263. 7. 21698. 12. 6327. 13. 14972
14, 5157. 15. 16570. 24. 49(^. 25. 17870. 26.,3615-

27. 10860. 28. 3441. 30. 3^. 31. 12173.

2. 8821. 4. 6395. 5. 13458. 8. 5114. 9. 14972.
10. 3219. 11. 11431. 16. 4036. 17. 13127. 18. 3615
19. 108C0. 20. 2902. 21. 9473. 22. 2862. 23.10331.

3. 31796. 6. 7483. 7. 20093. 12. 4617. 13, 17874.
14. 4636. 15. 21338 H. 24. 3540. 25. 12899.
26. 4185. 28. 3561,

2. 9507. 3, 34041 H.

2. 9294. 4. 8263. 5. 24814. 8. 6327. 9. 14972.
10, 5211. 11. 14874. 16.
4969. 17. 17870. 32. 3265,

34 3265

3. 333037*6. 7409. 7, 19175- 12. 6204. 13. 21587.
14. 3976. 15. 20398 H. 24. 4_969. 25. 17346.
26.
3265. 48. 3265. 50. 3265.

Zie Stamboom no. 13.

2. 6354. 4. 5114. 5. 16425. 8. 4036. 9. 13127.
10. 3518. 11. 12177. 20, 3098. 21. 10734. 22. 27^
23. 10745. 40. 2941. 41. 11007. 80.
2711. 82.2711.

3. 33292. 6, 7409. 7. 24177. 12. 6204. 13. 21587.
14. 5731. 15,22196 H. 24.4969. 26.3265. 28.3441.
56,
2711.

2. 81ÏÏ77~4. 6808. 5. 22026. 8, 4969. 10. 4793.
11.15429. 16,3265. 17 .12319. 20. 3761. 21.12893
22. 3761. 23. 8255. H.

3. 27169. 6. 5828. 7, 13242. 12. 4497. 13. 11203.

-ocr page 67-

36. DeVerwachting

37. Jonge Gerard
3—3

70

74

72

70

38. Friso

39. Adolf

40. Zwartje\'s Janna
Prins

4-3

69
69

69

72

41. Dirk
3-4
4,4-6

42. de Schoone

43. Grietjes Wodan
3-4

14. 1403 H. 15. 13217 H. 24. 3540. 25. 12801.
26. 2665. 27. 10682.
2. 9333. 3. 32344. H.

2. 9586. 4. 6808. 5. 14876. 8. 4969. 9. 25975 H.
10.
3518. 11. 13107.

3. 21704. 6. 4376. 7. 14890. 12. 3518. 13. 8368. H.
14. 3290. 15. 10344.

2. 9589. 4. 7409. 5. 25788. 8. 6204.

9. 21587. 10. 6355. 11. 17934. 16. 4969. 17.17346.
18. 3265. 19. 21149 H. 20. 4531. 21. 16428.
22. 3290. 23. 14889.

3. 24108. 6. 5730. 7. 17933. 12. 4615. 13. 6907 H.
14. 3712. 15. 12224. 24. 3559. 25. 13752 H.
28. 3254. 29. 10371. 30. 1270 H. 31. 10370.

2. 779G. 4. 4617. 5. 19308. 8. 3540. 9. 12899.

10. 1306 H. 11. 10013. 16. 1306 H. 17. 11561.

18. 3181. 19. 6438 H. 22. 2308. 23. 2316 H.

3. 19924. 6. 4172. 7. 14620. 12. 3481. 13. 12256..
14. 3265. 15. 8317 H. 24. 3084. 25. 11639..
26. S0S4. 27. 11909. 28. 2984. 29. 7367 H.

2. 5513. 4. 4262. 5. 12813. 8- 3303. 9. 10013.
10.
3181. 11. 7362 H.

3. 29423. 6. 4617. 7. 17548 H. 12. 3540. 13. 12899.
24. 1306 H. 25. 11561. 26.
3181. 27. 6438 H.

2. 9433. 4. 8539. 5. 27952. 8. 6808. 9. 25543.
10. 4497. 11. 13962. 16.
4969. 18. 4497.

19. 14435. 20. 3540. 21. 12801. 22. 3290. 32.3265.

3. 31228. 6. 6204. 7. 18822. 12. 4969. 13. 17346.
14. 4051. 15. 13211. 24.
3265. 26. 3265.

2. 6354. 4. 5114. 5. 16425. 8. 4036. 9. 13127.
10. 3518. 11. 12177. 16. 3391. 17. 10534. 18. 3408
19. 11507. 20. 3098. 21.10734. 22. 2711. 23.10745.

3. 28045. 6. 6460. 7. 19255. 12. 4375. 13. 11734.
14. 4178. 15. 18946 H. 21. 3265. 25. 10782.
26. 2858. 27 10360. 28. 1493 H. 29. 11117 H.

2. 9238. 4. 7409. 5. 28045. 8. 6204. 9. 21587.
10. 6460. 11. 19225. 16. 4969. 18. 3265. 20. 4375.
22. 4178. 23.
18946 H.

3.30834. 6.G837. 7.17575 H. 12.5731. 13.18946 H.
24. 3441.

y

-ocr page 68-

2. 9549. 4. 7629. 5. 22171. 8. 6240. 9. 20715.
10. 4497. 11. 13535. 18. 4497. 20.3540. 21.12801.
36. 3540. 37. 12801. 4
0. 1306 H. 42- 1306
72. 1306 H. 74. 1306 H.

3. 18391. 6. 1306 H. 7. 10943.

2. 9551. 4. 8539. 5. 27950. 8. 6808. 9. 25543.
10- 4497. 11. 13726. 16. 4969. 18. 4497.

20. 3540. 21. 12801. 36. 3540. 37. 12801.
40
1306 H. 42. 1306 H. 72. 1306 H. 74 1306 H.

3. 27948. 6. 5455. 7. 21081. 12. 4356. 13- 15010.
14. 4956. 15. 8717 H. 24.
1306 H. 28. 1306 H.

.2. 6808. 4. 4969. 5. 25975 H. 8. 3265. 9. 12319.
16. 2984. 18. 1267 H. 19. 8666,
3. 29456. 6. 6395. 7. 24972. 12. 5114. 13. 14972.
14. 5866. 15. 20405. 24. 4036. 25. 10534.
26.3408. .27. 11507. 28. 4036. 29. 23774 H-
30. 3773. 31. 22063 H.
2. 8146. 3. 41412 H.

2 8539. 4. 6808. 5. 25543. 6. 4969. 8. 4497.

9. 14435. 16. 3265. 17. 12319. 20. 3540.

21. 12801. 22. 3468. 23. 11245. 34. 1267 H.
3. 19518. 6. 4154. 7. 12692. 12. 3392. 13. 12221.

14. 1267. H.

22. 8197 4. 6808. 5. 22026. 8. 4969. 9. 25975 H.

10. 4793. 11. 15429. 16. 3265. 17. 12319.
18. 3761. 19. 12893. 20. 3761. 21. 8255 H.

3. 26912. 6. 5828. 7. 18648 H. 12. 4497. 13. 11203.
24. 3540. 25. 12801. 26. 2665. 27. 10682.

2. 8146 4. 7253. 5. 19783. 8. 4497. 9. 19306.
10. 4242. 11. 14684, 16. 3540. 17. 12801.

18. 1306 H. 32, 1306 H. 34. 1306 H.

3. 33343. 6. 7468. 7. 28537. 12. 4356. 14. 6261,
24,
1306. H, 25. 10776, 28. 4076

2. 9407. 4. 8045. 5. 21356. 8, 6808. 9. 18577.
10. 5511. 11. 19503. 16. 4969, 18.
3265. 20. 4497.

22. 4049. 32. 3265,

3. 17874. 6, 4185, 7. 14257 H. 12.
70 2. 9407. 4. 8045. 5. 21356. 8. 6808. 9. 18577.

10. 5511. 11. 19503. 16. 49G9. 18. 3265.

19. 12669. 20. 4497. 21. 12812. 22, 4049.

23. 10993.

3. 27255. 6. 4578. 7. 24024 H. 12. 3898.

69

44. Ceres Roland II
2-5.5.6.6.

69

45. Karel II
3.3—5.5.6.6

74

46. Gerard Pel.

74
73

47. Bram II
4«. Maartje\'s Ro-
land
3-5

69

49. Foch

71

60. Brutus
4—4.5.5.

71

51. Clemenceau
3-4.5.

52. Lolko

-ocr page 69-

13. 19114 H. 24. 1387 H. 25. 13233 H.

53. Hercules VIII

75

2. 9354. 4. 7610. 5. 18353. 8. 6327. 10. 4107.

3-4

16. 4969. 17. 17870. 32. 3265. 34. 3265.

4—5.5.

3. 33815. 6. 8307. 7. 27921 H. 12. 4969. 13. 17337.

24. 3265. 26. 4183. 27. 14557.

54. Karei

68

2. 8802. 3. 36421 H.

55. Albert

75

2. 9311. 3. 37929 H.

56. Napoleon\'s

77

2. 8048. 4. 7253. 5. 17427. 8. 4497. 9. 19306.

kleinzoon

10. 4242. 11. 20720 H, 16. 3540. 17. 12801.

5—4,5.5

18. 1306 H. 32. 1306 H. 34. 1306 H.

3. 24707. 6. 5939. 7. 20237 12. 4734. 13, 17133 H.

14. 4548. 15. 20093 H. 24. 3626. 28. 3493.

56. 1306 H.

67. WopkeAdema

69

2. 7644. 3. 29547 H.

District Goënga.

68. Pel Trijn

75

2. 7616. 4. 6395. 5. 21106.

3. 21803, 6. 1920 H. 7. 14699 H,

59. HeeringaXXIII

71

2. 9795. 4. 6808. 5. 28748. 8. 4969. 9. 25975 H.

10. 6354. 11. 14876. 16. 3265, 17. 12319.

20. 5114. 21. 16425. 22, 3518, 23, 13107.

3. 33744. 6. 7249, 7. 20916. 12. 1306 H. 13. 20831.

14. 1923 H. 15. 8568 H. 26. 3539.

60. Sietsko\'s Gerard

70

2. 9795. 4. 6808. 5. 28748. 8. 4969. 10. 6354.

11. 14876. 16. 3265. 17. 12319. 20 5114.

21. 16425. 22, 3518. 23. 13107.

3. 30709. 6. 6361. 7. 13711 H. 12. 1306 H.

13. 10955. 26. 2591. 27, 8081.

61. Ferdinand II

68

2. 8530. 4. 4617. 5. 19308, 8 3540, 9, 12899.

4-3,4

10. 1306 H, 11. 10013. 16, 1306 H,

3. 25437. 6. 4994. 7. 19146. 12. 3896. 24. 1306 H.

62. Wilco

74

2. 8530. 3. 38726 H.

63. Pel Piet

72

2. 9217; 3. 38613 H.

64. Cesar

70

2. 7894. 3. 29517 H.

€6. Jonge Hercu-

70

2. 9354. 4. 7610. 5. 18353. 8. 6327. 9. 9283 H.

les VI

10. 4107. 11. 18265 H. 16. 4969, 17. 17870.

20. 3303. 21. 7731 H.

3. 33777. 6. 7649. 7. 28216 H. 12. 6560. 13. 19619.

24. 3918. 25. 12894. 26, 1856 H. 27. 18512 H.

66. Jan

69

2, 9121, 4. 6327. 5. 19620. 8. 4969. 9. 17870.

10. 4690. 11. 24921 H. 16. 3265. 17. 12319.

18. 3265. 19, 13818, 20. 3832,

3. Rieme. 6, 7609. 7. 23338, 12. 6355. 13. 17937.

-ocr page 70-

67. Tjitze

68. Karei

69. Frits

74

70

75

75

68
72

74

70. Piet 10813
6—5
6,7—6

71, Rein

72. Meine II

73. Jonge Gerard
4—3
4-3

74. Hendrik

75. Foch

76. Bismarck
6.6.6—4
5.7.7.7-5.5

14. 5516. 15. 13476.
26. 3441. 27 13857.
31. 9095 H.
2. 9241. 3. 27726 H.

2. 9352. 3. 37586 H.

2. 7815. 4. 4958. 5. 17013. 8. 4225. 9. 10218.
10. 4040. 11. 14289. 16. 3518. 17. 12658.
18. 2417. 19. 9335. 20. 3343. 21. 7382 H.
22. 3555. 23. 11664.

3. 28160. 6. 5262. 7. 18012. 12. 4345. 13. 14559.
14. 3432. 15. 16371 H. 24. 2987. 25. 11405.
26. 3579. 27. 17128 H. 28. 3005. 29. 5740 H.

2. 9240. 4. 8246. 5. 26151. 8. 4497. 9. 25836 H.
10. 5673. 11. 14101. 22. 3376. 44.
3004.
45. 11505. 88. 2711.

3. 26149. 6. 6040. 7. 17653 H. 12. 4943. 13. 14917.
24. 4105. 26. 3586. 48. 3303. 52. 3159. 96.
3004.
104. 2711. 192. 2711.

2. 8865. 4. 7653. 5. 35707 H. 8. 4497. 9. 23344 H.
16. 3540. 17. 12801.

3. 20367. 6. 4577. 7. 19539 H. 12. 3615.
13..20772 H. 24. 2711. 25. 11506.

2. 8865 3. 35809.H.

District Winsum.

2. 9586. 4. 6808- 5. 14876. 8. 4969. 9. 25975 H.
10.
3518. 11. 13107.

3. 34147. 6. 8263. 7. 24034. 12. 6327, 13 14972.
14, 5211. 15. 16424. 24.
4969. 26. 3615.
28. 4497. 30.
3518.

2. 8440. 3, 32818 H.

2. 7644. 4, 6395, 5. 21976. 8. 5114. 9. 14972.
10. 5114. .11. 12048. 16. 4036. 17. 13127.
18. 3615. 19. 10860, 20. 4036. 21. 13127.
22. 3004. 23. 10858.

3. 24616. 6. 4617. 7. 15372. 12. 3540. 13. 12899.
14. 3761. 15. 15683 H. 24. 1306 H. 25. 11561.
26. 3181, 28, 3107. 29. 10498.

2. 7644. 4. 6395. 5. 21976. 8. 5114. 9. 14972.
10, 5114. 11. 12048. 18. 3615. 22.
3004.
34. 2711. 44. 2711.

3. 31821. 6. 7311. 7. 18145. 12. 5765. 13.\' 20772.

25. 16428.
30. 3227.

24. 4531.
28. 3960.

-ocr page 71-

77. Botha
5—5,5

78. Reinold
3-3

79. Jan

80. Feikjo\'s Piet
4—3

81. Zwartje\'s Ceres

82. Bravo

83. Mindert
3-3

84. Wilson

85. Wilson

86. Kroontje\'s Ver-
wachting

87. Canno

70

74

73

72

72

73

68

71

69
71
76

14. 3776. 15. 13685 H. 24. 4193. 26. 4193.
27. 18598. 28. 3057. 48. 3003- 52. 3303. 54. 3355.
56.
2711. 96. 3004. 104. 3004. 108. 3004.
192.
2711. 208. 2711. 216. 2711.

2. 7644. 4. 6395. 5. 21976. 8. 5114. 9. 14972.
10. 5114. 11. 12048. 18. 3615. 22. 3004. 36. 2711.
44.
2711, -

3. 30970. 6. 6808. 7. 12894. 12. 4969. 14. 3396.
24. 3265. 28. 3013. 56.
2711.

2. 8440, 4. 6204. 5. 17531, 8. 4969. 9. 17346.
10.
4051. 11. 19011 H,

3. 24410. 6. 5299. 12. 4051.

2. 8440. 4. 6204. 5. 17531. 8. 4969. 9. 17346.
10. 4051. 11. 19011 H. 16. 3265. 17. 12319.
18. 3265. 19. 11351. 20. 3329. 21. 10609.

3. 29872. 6. 6151. 7. 1557 H. 12. 4661. 13. 18315.
24. 3761. 25. 13383. 26. 4239. 27. 15574 H.

2. 7210. 4. 4617. 5. 12813. 8. 3540.

3. 23488. 6. 5828. 7. 20164. 12. 4497. 13. 11203.
24.
3540. 25. 12801.

2. 9839. 4. 8117. 5. 29419. 8. 4497. 9. 20821 H.
10. 5264. 11. 30757 H. 16. 3540. 17. 12801.
20. 3579. 21. 12305.

3. 34420. 6. 7450. 7. 30536. 12. 5622. 13. 19783.
14. 4958. 15. 12713. 24. 4504. 25. 15538.
26. 4242. 27. 14684. 28. 4225. 29. 10218.
30. 1412 .H. 31. 8203 H.

2. 6744. 4. 6395. 5. 21976.

3. 26305. 6. 6332. 7. 28522 H, 12. 5341.
13. 13024.

2. 8440. 4. 6204. 5. 17531. 8. 4969. 9. 17346.

10. 4051. 11. 19011 H.

3. 22690. 6. 5149. 7. 23155 H. 12. 4051.
13. 14798.

2. 7644. 4. 6395. 5. 21976. 8. 5114. 10. 5114.

3. 18985. 6. 4313. 7. 16189 H. 12. 1556 H.
13. 16762 H.

2. 9333. 3. 40387 H.
2. 9333. 3. 36649 H.

2. 9795. 4. 6808. 5. 28748. 8. 4969. 10. 6354.

11. 14876. 16. 3265. 17. 12319. 20. 5114.

-ocr page 72-

88. Frans

89. Lucht en Veld
5,5-5

90. Foeke II

91. Koos

92. Beeke III

93. De Verwach-
ting

94. Lentebloem

95. Wiebren Ce-
res

6-5,5

96. Hendrik Ceres

72

75

69

70

69

70

70

69

75

21 16425. 22. 3518. 23. 13107.

3. 33745. 6. 6361. 7. 37629 H. 12. 1306 H.
13. 10955. 26. 2591. 27. 8081.

2 9413 4. 6204. 5. 18460. 8. 4969. 9. 17346.
10. 4131. 11. 8960 H. 16. 3265. 18. 3265.
20. 3560.

3 34211 6. 6395. 7. 25294. 12. 5114. 13. 14972.
14 5266. 24. 4036. 26. 3615. 28. 4422.

2. 7458. 4. 6204. 5. 21233. 10. 1248 H. 11. 17946.

22 3441 23. 14946. 44. 2711.

3. 23554.\'6. 5726. 7. 13399. 14. 3328. 15. 11^4.
30. 2941. 31. 11008. 60. 61. 10460.

62. 2711. 63. 10038.

2 93^4. 7794. 5. 24463. 8. 6137. 9. 14454.
10 4792 11. 17544 H. 16.4989. 17.15883.
18. 3180. 19. 5800 H. 20. 3831. 21. 13991

3 31291 6. 5654. 7. 25890 H. 12. 4450.
l-i 11160 H 24. 3303. 25. 12597.

2 9342. 4. 8530. 5.25808. 8. 4617. 9. 19308.
10. 4356. 11. 15309.

3 21026 6. 4238. 7. 15576 H. 12. 3574.
\'13. 9261 H. 24. 1415 H. 25. 4940 H.

2. 8816. 4. 6904. 5. 24465.

-iZ: \'.VS

/\'srl.6,94, 5. 304,1 H. S. 4376. 9. 1407^.
21. 12305.

-ocr page 73-

3. 32681. 6- 6848. 7. 22125. 12. 5730

13. 17936. 14. 4239. 15. 12379. 24. 4615.

26. 4123, 27. 14894. 28. 3484. 29. 18843 H.

97. Jan IV

61

2. 4617. 4. 3540, 5. 12899, 8- 1306 H, 9. 11561,

10. 3181. 11. 6438 H.

3. 21336. 6. 4789. 7. 22241 H. 12. 3899,

13. 11513. 24. 3326. 25. 10973. 26, 2808,

27. 9096,

98. Broer

74

2, 9328, 3. 34058 H,

99. Freerk Kanne

68

2. 9041. 3. 35198 H.

100. Jelle

72

2. 9322. 4. 8197. 5. 22029. 8. 6808. 9. 22026,

3.4—5

10. 4656. 16. 4969. 32. 3265,

3. 24313. 6. 5593, 7, 16078, 12. 3265. 13. 13351.

14. 3731, 26. 3265.

101. Bramzoon

72

2. 8146. 4. 7253, 5. 19783, 8, 4497. 9. 19306.

10. 4242. 11. 14684. 16. 3540. 18. 1306 H.

3. 33403. 6. 7589. 7, 32816 H. 12. 6240.

13. 17624. 24. 5114. 25. 10860. 26. 4300.

27. 14658.

102. Pietjo\'sBram

67

2, 8146, 3. 32816 H.

District Wirdum.

103. Fokke

72

2. 8760, 4. 6395. 5. 32781 H. 8. 5114. 9. 14972.

5—6 en 6—5

18, 3615, 19. 10860, 36, 2711. 38. 1036 H.

39, 5230 JI,

3. 25251, 6. 5472. 7. 15145. 12. 3720. 13, 12642.

14. 3440. 24. 3309. 25. 11503, 18. 3004.

50. 2788. 51. 5230 H. 96. 2711.

104. Wilson

74

2. 9109. 4. 7617. 5, 21978. 8, 6517. 10. 5114.

3-3, 4.

11. 17630. 14. 5114.

3. 33505. 6. 6395. 7. 23785. 12. 5114. 13. 14972.

105. Lucht onVeldB

72

2. 9507. 4. 6808. 5. 20442.

2-2

3. 27829. 6. 6354. 7, 20442.

106. Prins

74

2. 9267. 4. 7815. 5. 37733 H. 8. 4958. 9. 17013.

16. 4225. 17. 10218. 18. 4040. 19, 14289,

3. 20053. 6. 1903 H. 7. 16039. 14. 3362.

15. 8364 H. 28. 2895. 29. 10249.

107. Willem

69

2.8983. 4.7616. 5. 19913 H. 8.6395, 9.21106,

16. 5114, 17, 14972. 18. 4523. 19. 24833 H.

3. 25525. 6. 5969. 7. 19166, 12. 1964 H. 13. 13736.

U. 4009. 26. 1515 H. 27. 10441 H. 28. 1494 H.

29. 12165 H.

108. Jelle

74

2. 8983, 3. 35768 H.

-ocr page 74-

109. Jan

5,5—5,6,6,6

110. De Verwachting.

111. Jacob

112. Harm

113. Victor
6.6-4

74

70

69

114. Ymke

115. Frits
3—3

,4,5

116. Yme

117. De Verwach-
ting

4—3

118. Pel XX
3—3 en
4,4—4

73

75

67
74
71

68

73

119. Nico II

120. Alida\'s Gerard
4-5,6,6

2. 9264. 4. 8136. 5. 24584. 8. 4497. 9 20828.
10. 5060. 16. 3540. 17. 12801. 18. 1306 H.
20. 4429. 32. 1306. ö. 34 1306 H. 36. 9
98 H.
40. 1306 H. 64. 998 H. 68. 998 H. 80. 998 H.

3. 28134. 6. 5264. 7. 11703. 12. 3579. 13. 12305.
14. 2853. 24. 2987. 25. 11229. 26. 3005.
48.
998 H. 50. 998 H.

2. 9271. 3. 38773 H.
2. 9265. 3. 37548 H.
2. 8650. 3. 32036 H.

2. 9805. 4. 6107. 5. 20582. 8. 1306 H. 9. 16454.
10. 4504. 16.
998 H. 18. 3845. 20. 3911.

3. 31158. 6. 7203. 7. 21434. 12. 5264. 13. 13930.
14..4183. 24. 3579- 28. 3430. 48. 2987. 49. 11229.
96.
998 H. 98. 998 H.

2. 8741. 3. 32078 H.

District Witmarsum.

2. 7596. 4. 6395. 5. 22169. 8. 5114. 9. 14972.
10. 4715. 11.
16739. 18. 3615. 20. 2711. 22. 2711.
36. 2711.

3. 324\'8Ï~6. 6797. 7. 22460. 12. 5483. 14. 4715.
15. 12524. 28. 2711.

2. 8066. 3. 33965 H.

2. 9586. 4. 6808. 5. 14876. 8. 4969. 10. 3518.

3. 26791, 6. 6354. 7. 24034. 12. 5114. 13. 16425.
14. 5211. 15. 16424. 26.
3518.

2. 8410. 4. 4376. 5. 21108. 8. 4376. 9. 14972.
10. 4617. 11. 16746. 18. 3615. 19. 10860.

3. 27294. 6. 6395, 7. 15213. 12. 5114. 13. 14972.
14. 3616, 26. 3615. 27. 10860. 28. 2711. 29.10860.

2. 9281, 4. 4969, 5. 19279. 8. 3265. 9. 12319.
10. 1948 H, 11. 21552 H. 16, 2984. 18. 1267 H.
19. 8666.

3. 23425. 6. 5638. 7. 15928. 12. 4793. 13, 15684 H.
14. 3518. 15. 13612. 24. 3761. 25. 12893. 28.3098.
29. 10734. 30. 1387 H. 31. 11952.

2. 9586, 4. 6808. 5. 14876. 8. 4969. 10. 3518.
11.13107. 20.3098, 23.11768. 40. 2941. 41.11007.
46.
2711. 80. 2711. 82. 2711.

3. 28792. 6. 5849. 7. 18000. 12. 3441 13. 11151.
14. 3519. 24, 2711. 26. 2649.

-ocr page 75-

2. 7644. 4. 6395. 5. 21976. 8. 5114. 9. 14972.
10. 5114. 11. 12048. 18. 3615. 22. 3004. 36.
2711.
44. 2711.

3. 20310. 6. 4645. 7. 9005 H. 12. 3518.

13. 13233 H. 24. 8098. 48. 2941. 49. 11007.
96.
2711. 98. 2711.

2. 8641. 4. 7796. 5. 23886. 8. 4617. 9. 19308.
10. 4843. 11. 13346. 22.
3265. 23. 11019.
46.
2711.

3. 30Ö24. 6. 6327. 7. 15054. 12. 4969. 13. 17870.

14. 3518. 24. 3265. 26. 3265. 28. 3098. 112. 2711.
114. 2711.

■ 2. 9732. 4. 8411. 5. 24221. 8. 6794. 9. 21977.
10. 5739. 11. 17631. 18.
5114. 19. 15274. 20.4523.
22. 4194. 38.
3616. 256. 2711. 258. 2711. 68. 2711.
76. 2711. 360. 2711 336. 2711. 338. 2711. 92.2711.

121. Jonge Adema
6,6—5,5

75

122. Jan
4,4-4
6,6-5

71

123. Simon
4—4 en
3.6—5 en
4,6—6,5,7—8,8,8,8,8

72

3. 33756. 6. 8481. 7. 17633. 12. 6577. 13. 15212.
14.
5616. 24. 5114. 25. 15213. 28. 2711. 50. 3616.
100. 2711.

2. 8641. 4. 7796. 5. 23886. 8. 4617. 10. 4843.
11. 13346. 22. 3265. 23. 11019. 46. 27n.

3. 28551. 6. 6577. 7. 24919. 12. 5114. 13. 15213.
14. 5291. 26. 3616. 28. 3615. 52.
2711. 56. 2711.

2. 9280. 4. 8542. 5. 15220. 8. 7311. 9. 25479.
16. 5765. 17. 20772. 18. 5017. 19.18121. 32. 4193.
34. 4193. 39. 13662. 64.
3303. 68. 3303.
128. 3004. 136. 3004. 140. 3004. 156. 3004.

3. 31220. 5. 6794. 7. 23415. 12. 4376. 13. 14972.
14. 5114. 15. 13129. 24. 3518. 26. 3615. 28. 4036.
30.
3^3. 31. 12048. 60. 3004. 62. 3004.

2. 8641. 4. 7796. 5. 23886. 8. 4617. 9. 19308.
16. 3540. 18.
1306 H. 32. 1306 H.

3. 17995. 6. 4372. 12. 1306 H.

2. 9292. 4. 8546. 5. 29327. 8. 6794. 9. 24621.

10. 6639. 11. 16426. 16.4376. 17.14972. 18.5739.
20. 5157. 22. 1836 H.

3. 23535. 6. 4828. 7. 16004. 12. 3771. 13. 11199.
14. 3327. 24. 3320. 26. 2803. 27. 10609. 28. 3045.

2. 9295. 4. 8250. 5. 21104. 8. 6575. 10. 4530.

11. 16730. 16. 5114.

3. 33766. 6. 7594. 7. 24864. 12. 6395. 13. 21982.
24. 5114. 26. 4645.

124. Jonge Au-
gust XX

5.5—6

126. Adema
4—6,6 en

6.6-7,7,7,7

72

70

126. Jonge Jan II
3-^,5

127. Pieter II

76

69

128. Wilhelm III
4-4

72

-ocr page 76-

129. Jonge Jan X
4,4—i

75

71

69

68
72

75

79

130. Maarten

131. Sjoerdje\'s Jan
4-5.6

182. Pel XXX
133. De Moor
6—5,6

134. Jonge Jan
5—5,6

135. Rutje\'s Dia-
mant
4,6,6.-5

136. Pietje\'sGerard

137. Lucht en Veld
3—5

73

76

138. Gerard

de Hollander
4,5,5—3

139. Dirk VIII
5—4 en
5—5

2. 8641. 4. 7796. 5. 23886. 8. 4617. 10. 4843.
11. 13346. 22.
3265.

3. 33207. 6. 6327. 7. 21582. 12. 4969. 13. 17870.
14. 5165 24.
3265 26. 3265.

2. 8694. 3. 37960 H.

2. 8641. 4. 7796. 5. 23886. 8. 4617. 9. 19308.
16. 3540. 18. 1306 H. 32. 1306 H. 36.
99S
64. 998 H.

3. 19284. 6. 4123, 7. 9173 H. 6. 2987. 7. 99S_J_
2. 8612. 3. 27636 H.

2. 8641. 4. 7796. 5. 23886. 8. 4617, 9. 19308.
16. 3540. 18. 1306 H. 32. 1306 H. 36.
998 H.
64. 998 H.

3. 27403. 6. 6370. 7. 20675. 12. 4531. 13. 14877.

14. 3934. 24. 3561. 26. 3518. 48. 2987. 96. 998 H.

2. 8641. 4. 7796. ü. 23886. 8. 4617. 9. 19308.
16. 3540. 18. 1306 H. 32. 1306 H. 36.
998 H.
64. 998 H.

3. 22706. 6. 5154. 7, 13020, 12. 4123. 13. 13581.
24. 2987, 48.
998 H.

2. 9294. 4. 8263. 5. 24814. 8. 6327. 9. 14972.
10. 5211. 11. 14874. 16. 4969. 18. 3615. 20. 4497.
22. 3290. 36.
2711.

3. 20423. 6. 4376. 7. 14883. 12. 3518. 14. 3441.

15. 11177. 24. 3098. 28. 2711. 96. 2711. 98. 2711.
Zie Stamboom no. 11.

2. 8410. 4. 6794. 5. 21108. 8. 4376. 9. 14972.

10. 4617. 11. 14746. 16. 3518. 18. 3615. 22. 3932.
J6.
2711.

3. 21111. 6. 3441. 7. 24440 H. 12. 2711. 13- 10620.

2. 9507. 4. 6808. 5. 20442. 8. 4969. 10. 3441.

11. 13858.

3. 32058. 6. C840. 7. 18431. 12. 5636. 13. 17937.
14. 4376. 24. 4519. 25. 15246. 26. 3441. 27.13857.
28. 3518. 48.
3441. 50. 3441.

2. 8410. 4. 6794. 5. 21108. 8. 4376. 9. 14972.
10. 4617. 11. 16746. 16.3518. 18.3615. 19.
10860.
20. 3540. 36. 2711.

3. 27295. G, C577. 7. 32604 H. 12. 5114. 13. 15213.
24. 40S6. 2.\'). 13127. 26.3616. .52.2711. 53.10860.

-ocr page 77-

Overzicht van 139 eenjarige stieren, met betrekking tot de
hoedanigheid van hunne stamboomen en tot het aantal punten
toegekend voor exterieur.

Eit.
pantin

H.
moedsr

ii-ii

ii-ni

III-II

in-ni

II-IV

III-IV

IV-III

IV-IV

1 totaal
inteslt

verri
inteelt

Ion
pidigrei

61

1

67

4

1

1 1

68

5

1

2

1 ^

1

69

4

2

1

1 ^

6

10

70

1

3

1 ^

2

8

71

3

1

2

2 II 5

1

3

72

2

1

1

2 1 4

6

7

73

2

1

1

1 II 5

3

4

74

7

1

3

3

II ^

2

3

75

4

2

1 II 3

3

2

76

1

2

3

1

1

77

1

1 1

2

1

1

78

2

2

79

1

80

1

1

30

42

26

41

Van deze 139 éénjarige stieren zijn er 30 aangeduid met
H-moeder. Deze zijn dus (wat de moeder betreft) van onbekende
afstamming en voor ons onderzoek zijn zij van geen nut. In de
2de. 3de en verdere generaties komt men herhaaldelijk op hulp-
boekdieren en wanneer zij slechts aan vaders of aan moederszijde
voorkwamen, werd aangenomen dat noch op dit hulpboekdier
noch op zijn voorouders was ingeteeld.

-ocr page 78-

2984

Jan 3265 ♦

7367 H

A Nico
4969

1267 H

CO
]<=>

QO
CO

c3
®

o

12319

8666

25975 H

Albert 1306 H

Oi
ICO
lO
CO

Jan 3540

Albert 1306 H

Ceres
4497

12801

3101 — 2941 — 2711

CO

Ko
Uo
so

3468

11223 — 2789

14435

2670

11245

Q
io

5197 H

♦ Jan 3265

A Nico 4969

Wodan
6204

Oi

♦ Jan 3265

17346

2984

Jan 3265 ♦

.21587

21149H

lO

1

o

CO

2984

Jan 3265 ♦

5591

19998H

oo
ot;
lO
!M

2984

17372

Jan 3265

16090 H

-ocr page 79-

3391

2b98

2971

93(i6

•2773

11437

eo
O

9864

2170

2502

10534

8862

3408

2591

2868

9677

2591

10953

t-

lO

co

ïD
®

G
O
O

-s

co
0)
•X3

co

1114 H

11507

597 H

9805

■sïïnr

2941

3098

2711 X

11007

00

lO

co

2438

2676

10734

2054

9060

xCi
«M

iD

2177

2521

X 2711

2185

9391

t-
t-

§

o

w
g

en

n

n

<M

963 H

10754

2119

9183

4036

A 5114

13127

X 2

2711 X

3615

14972

♦ Bravo
3518

C-

co
l—

3098

10734

QO

to

X 2711

11490
2941 - X 2711
11007 - X ^711

3t)15 - X a7ll

4994 H

O
l—
O
(N
Cf»

4394

5165

14142

eo

Albori i:)OGII

M

4159

18004

3615 — X 2711

12536 H

ïCi

o
t—
Ift

4394

5165

14142

eo
00
lO

.-H

20391 H

-ocr page 80-

Natuurlijk zijn daarmede fouten gemaakt, maar deze zijn
onvermijdelijk.

Reeds bij een oppervlakkige beschouwing van de overige
109 dieren, ziet men dat er zeer vele zijn die met recht aanspraak
kunnen maken op het praedicaat „geconsolideerd"! Maar tegelijk
valt dan op hoe deze dieren een zeer uiteenloopend aantal punten
verkregen, dat zij lang niet alle een groot aantal punten behaalden!

Tot gemakkelijker overzicht heb ik bovenstaanden staat samen-
gesteld, waarin de ingeteelde dieren tot aan de IV-IVe remove
zijn gescheiden van de overige.

Aan de hand hiervan kunnen wij de volgende berekeningen
maken:

Het gemiddelde van het aantal punten, dat op deze keuringen
werd toegekend bedroeg 72. Door 27 van de 42 geconsolideerde
stieren (of 64,3 %) werden nu 72 of meer punten behaald. Van deze
42 werden er 11 (of 26,2%) eervol verklaard omdat zij 75 of meer
punten behaalden. Voor de 26 dieren met verre inteelt (2—-5, 3—5,
4—5, 5—5, 5—6, 3—6, 3—7, 4—6 en 4—7) bedragen deze cijfers
resp. 17 en 6 d.w.z. 65,4 % van hen verkregen minstens 72 en
23% minstens 75 punten, terwijl ten slotte voor de 41 dieren met
„lose pedigree" deze cijfers zijn resp. 18 of 44 % en 4 of9.8 7o
Nemen wij tenslotte de dieren met verre inteelt tezamen met de
niet-ingeteelde als één groep (niet geconsolideerde dieren) dan
blijkt dat van deze 67 stieren er 35 of 52,2 % minstens 72 en 10
of 15 % minstens 75 punten verkregen.

De geconsolideerde stieren zouden er dus als geheel m. h. o.
op de exterieurwaardeering beter voor staan dan de stieren met
verre inteelt en vooral boven die met „lose" pedigree!

Evenwel, om op deze manier te mogen rekenen en cijfers
tegenover elkaar te plaatsen, moet aan één voorname factor zijn
voldaan, zouden n.1.
alk fokkers gelijk over inteelt moeten den-
ken! Maar reeds blijkt het tegendeel hiervan wanneer men de
resultaten van mijn stamboekonderzoek districtsgewijze nagaat.
Dadelijk valt dan op hoe in het eene district veel meer wordt
ingeteeld dan in het andere (Witmarsum tegenover Goënga en
Winsum). Onder de inzenders der beoordeelde éénjarige stieren

-ocr page 81-

vindt men dan ook tegenover groote inteelt-voorstanders, fokkers
die van inteelt een zeer grooten afkeer hebben!

Wat dit voor invloed heeft op de berekeningen kan men nagaan
als b.v. eens aangenomen wordt, dat in een bepaald district de
meest doelbewuste, daardoor ook meestal de vooraanstaande fokkers
wel. de minder vooraanstaande geen voorstanders zijn van inteelt,
dan zullen in dat district de geconsolideerde dieren de beste zijn\'
Neemt men daarentegen het omgekeerde aan dan zullen de niet-
ingeteelde dieren uitblinken boven de ingeteelde. Immers uit de
gegeven lijst blijkt onweerlegbaar, dat men zonder te paren in
bloedverwantschap evenzoo goed dieren met een goed exterieur
kan fokken als wanneer men in dezelfde familie tracht te blijven.
Of men al of niet rekening houdt met inteelt, het resultaat is in
de fokkerij steeds zeer sterk afhankelijk van de teeltkeus en in
dit opzicht loopen de krachten der fokkers nog al heel wat uiteen I

Den nadruk wil ik dan ook gelegd zien op het feit dat onder
alle groepen naast hoog-ingepunte ook laag-ingepunte voorkomen.
Zoo staat tegenover no. 9 Roland (stamboom no. 12) met 80
punten, Fetje\'s Schoone (st.b. no. 13) met 67 punten, terwijl beide
zeer sterk ingeteelde dieren zijn. De stamboomen 10 en 11 zijn
die van 2 stieren, welke beide 77 punten behaalden.

Uit de onderzoekingen betreffende de eenjarige stieren blijkt dat
het zeer goed mogelijk is, dat men zonder te letten op „Blut-
anschlusz" of „Konsolidierung" dieren fokt met goed exterieur.
Deze meening wordt bevestigd door wat gevonden is bij het
onderzoek van de twee-jarige en oudere stieren.

-ocr page 82-

Tweejarige en oudere Stieren»

140. Adriaan
10432

141. Wodan 10433

142. de Eerste
10322
5—4,5

143. Napoleon II
10012

144. Pieter 10013
3 -3,4 en
4-4,4,4,5,5

145. de Hoop\'s Jan
10019

146. Alva\'s Zoon
10024.
4—4

147. Berber\'s Jan
10253

75

77

76

75

75

75

71

70

Twenter Stieren.

2. 8731. 4. 6808. 5. 23675 H. 8. 4969. 9.25975 H.
16. 3265. 17. 12319.

3 29646 6. 6925. 7. 23942. 12. 5721. 13. 19825
14. 4628. 15. 17517. 24. 4638. 26. 4632.
27. 16626. 28. 3700. 29. 3561.
2 7409 4. 6204. 5. 21587. 8. 4969. 9. 17346.

10. 3265. 16. 3265. 17. 12319. 18. 3265.
19. 11351.

2 8048 4. 7253. 5. 17427. 8. 4497. 10. 19306.

11. 4242. 16. 3540. 17. 12801. 18. 1306 H.
32. 1306 H.

3. 268\'6r^. 6139. 7. 18625 12. 4990. 13. 17222.
14 4128. 15. 14544. 24. 3493. 48.
1306 H.

2 8923 4. 7409. 5. 23712. 8. 6204. 9. 21587.
10. 4969.
11. 17344. 16. 4969. 18. 3265.

20. 3265. 22. 3265.

3 21406 6. 4636. 7. 21338 H. 12. 3561.

13. 18647 H. 24. 2987. 25. 7858 H.

2 8923 4. 7409. 5. 23712. 8. 6204. 9. 21587.
10 4969. 11. 17344. 16. 4^. 17. 17346.
18 3"26r 20. 3265. 22.^. 32. 3^ 24.3^
3. 288^6. 69\'^7. 23681. 12. 4_m 13. 16077.

24. 3265.

2 7796"" 4 4617. 5. 19308. 8. 3540. 9. 12899.
10. 1306 H. 11. 10013. 16. 1306 H. 18. 3181.
22. 2308.

3 22451 6. 5029. 7. 17733. 12. 3695 13. 12615.

14. 3695. 15. 12619. 24. 3289. 25. 11128.
26. 3146. 27. 10319. 30. 3265.

2. 7483. 4. 4617. 5. 17874. 8. 3540. 10. 4185.

20. 3265.

3. 2472^" 6. 5254. 7. 15785 H. 12. 3695.

13. 13353. 26. 32^

2. 7796. 4. 4617. 5. 19308. 8. 3540. 9. 12899.

10. 1306 H. 11. 10013. 16. 1306 H. 18. 3181.
22. 2308.

3 28668. 6. 5029. 7. 19931. 12. 3695. 13. 12615

14. 3695 15. 14624. 24. 3289. 25. 11128.
26. 3146. 28. 3289. 30. 3265. 31. 11817.

-ocr page 83-

148. Cornelis

71

2. 8197. 4. 6808. 5. 22026. 8. 4969. 10. 4793.

Gerard I

11. 15429. 16. 3265. 20. 3761. 21. 12893.

10314

22. 3761.

3. 31878. 6. 6975. 7. 23488. 12. 5057. 13. 17808.

14. 5828. 15. 20164. 24. 4429. 25. 14857.

26. 4122. 28. 4497. 29. 11203. 30. 4122.

31. 13625.

149. IJpe 10318

70

2. 7796. 4. 4617. 5. 19308. 8. 3540. 9. 12899.

10. 1306 H. 11. 10013. 16. 1306 H. 18. 3181.

22. 2308.

3. 27503. 6. 6420. 7. 24292 H. 12. 5072.

13. 30050 H. 24. 4193.

150. Jansma 10355

75

2. 8839. 4. 4969. 3. 31706 H.

151. Kranos.

77

2. 8802. 4. 7314. 5. 22605. 8. 4617. 9. 11264.

10002

10. 4617. 11. 10013. 16.3540. 20.3540. 22.2308.

4-5,5

32. 1306 H. 40. 1306 H.

3. 23622. 6. 5584. 7. 17806. 12. 4159. 14. 3949

24. 1306 H.

152. Rindertje

78

2. 5513. 4. 4262. 5. 12813. 8. 3303. 9. 10013.

Prins. 10009

10. 3181. 16. 3004. 18. 2308. 20. 2894. 21. 11096.

3. 27131. 6. 5687. 7. 29897 H. 12. 4636.

13. 11387. 24. 3561. 25. 10647 H. 26. 1123 H.

27. 10769 H.

153. Plot. 10093

73

2. 8867. 4. 7626. 5. 21037. 8. 5687. 10. 4724

4—4

16. 4636. 18. 3615.

3. 21633. 6. 5165. 7. 24559 H. 12. 4394. 2-1.8615.

154. Sjoerd I.

76

2. 8961. 3. 31209 H.

10312

165. Vicar II 10320

71

2. 6345. 4. 5029. 5. 13350. 8. 3695. 10. 3265.

3-3

3,. 19922. 6. 4217. 7. 20949 H. 12. 3265.

156. Joltjo\'s Pol

74

2. 6395. 3. 16029. 6. 1655 H. 7. 16108 H.

10041

167. Jan 38

79

2. 4617. 4. 3540. 5. 12899. 8. 1306 H.

no. 10081

3. 15688. 6.3590. 7. 12040. 12. 1306 H.

O—0

168. Piot 9961

76

2. 8865. 4. 7653. 5. 35707 H. 8. 4497 16, 3540..

17. 12801.

3. 27938. 6. 6156. 7. 22598. 12. 5114. 13. 17629.

14. 5331. 15. 15871. 24. 4036 25. 13127.

26. 3616. 28. 4369. 30. 3602. 31. 12375,

169. August

71

2. 9181. 4. 7610. 5. 28035, 8. 6327. 10. 6577.

Hercules 10092

11. 24223. 16, 4969. 20. 5114. 21, 15213.

-ocr page 84-

ó—6,6

160. Jan 10515
3—3

161. Jonge Meine
10693

162. Tjeerd 10098
4—3

163. Pel Jan II
10044

.164. de Hoop
10045

165. Iraan 10020
5,6—4,5

166. de Jonge Wit-
zijde 10036

167. Rudolf 10054

73

75

73

168, Jan Wodan
10058
4-3,4,4

169. Moor 10263

76

72

71

80

82

73

75

22. 5291. 42. 3616. 44. 3615. 84. 2711. 86. 2711.
3. 18353. 6. 4107. 12. 3303. 24. 3004. 25. 10900
48.
2711.

2. 8588. 4. 7250. 5. 13902. 8. 5282. 9. 20821 H.

3. 28999. 6. 6454. 7. 20925. 12. 4842.
13.
20821 H.

2. 8865. 4. 7653. 5. 35707 H. 8. 4497. 16. 3540.
17. 12801.

3. 21041. 6. 4724. 7. 16537. 12. 3615. 14. 3775.

15. 13502. 24. 2711. 25. 11506. 28. 1443 H.
30. 3303. 31. 11284.

2. 8865. 4. 7653. 8. 4497.

3. 31853. 6. 7624. 12. 6440. 24. 4497.

2. 4617. 4. 3540. 5. 12899. 8. 1306 H. 9. 11561.
10. 3181. 18. 2821. 20. 2894.

3. 28580. 6. 6574. 7. 28522 H. 12. 5114.

13. 15278. 24. 4036. 25. 13127. 26. 3932.
27. 12288.

2, 7644. 4. 6395. 5. 21976. 8. 5114. 9. 14972.
10. 5114. 11. 12048. 16. 4036. 18. 3615.
19. 1086». 20. 4036. 22. 3004. 23. 10858.
3.26305. 6. 6332. 7. 28522 H. 12. 5341. 13. 13024.
24. 4334. 25. 15009. 26. 1551 H.

2. 7796. 4. 4617. 5. 19308. 8. 3540. 10. 1306 H.

16. 1306 H. 20. 998 H. 32. 998 H.

3. 23631. 6. 5030. 7. 15814. 12. 4344. 13. 12029.

14. 3695. 24. 3485. 26. 2987. 48. 2987. 52. 998 H.
96. 998 H.

2. 8440. ï; 36180. H.

4. 6204. 5. 17531. 8. 4969.
16. 3265 18. 3265. 20. 3329.
6. 4142. 7. 15223. 12. 3235.
28. 3217. 29. 11903.

14. 3484.

9. 17S46.

2. 8440.
10. 4051.

3. 21339.
24. 2971,

2. 7409. 4. 6204. 5. 21587. 8. 4969. 9. 17346.
10. 3265.

11. 14684. 16.3911. 18. 32S5. 19.10781.
: H. 22. 3498. 23. 11811.
6. 4838. 7. 23001 H. 12. 3555. 13. 10982.
\' H. 25. 9805. 26. 2556. 27. 9460.-

16. 3265. 18, 3265.

3. 28045. 6. 6460. 12. 4375. 14. 4178. 24. 3^

2. 7450. 4. 5622. 5. 19783. 8. 4504. 9. 15538.
10. 4242.
20. 1732

3. 20749.
24, 1289

-ocr page 85-

170. Tjerk 10554
3—3

171. Hieltjes Klaas
10557

172. Karei 10721

173. Jonge
Diamant 10767
4—3,4

174. Bouke 9998

175. Jan 10027
5,6-6

176. Kroontje III
10585

177. Friso V 10034

178. Bram 9949
2-3

179. Wodan 9944
a-8,4,4

180. Qrietje\'s
Iloland 10067

181. Gerard XXI
10437

2-2

182. Kees 10769
3,4-4,4

74

75

70
70

71

76

72

74
78

76

74

74

75

2. 8651. 4. 6395. 5. 18138. 10. 4280.

3. 31428. 6. 5023. 7. 23040 H. 12. 4280.

2. 7450. 4. 5622. 5. 19783. 8. 4504. 9. 15538.
10. 4242. 11. 14684. 16. 3911. 18. 3265. 19.10781.
20. 1732 H. 22. 3498.

3. 22799. 6. 4239. 7. 15380. 12. 3484. 14. 3555.
24. 3217. 25. 11903. 28. 1289 H. 29. 9305.

2. 7890. 3. 37842 H.

2. 8757. 4. 6808. 5. 17870. 8. 4969. 10. 3265.
16. 3265.

3. 33042. 6. 6122. 7. 25956. 12. 4555. 14. 5598.

24. 3265.

2. 8332. 4. 5029. 5. 16778. 8. 3695. 9. 12615.
10. 3265. 11. 11024. 16. 3289. 18.3146. 19.10319.
29. 2984. 22. 2784.

3. 19282. 6. 4858. 7. 21556 H. 12. 3483. 24. 2900.

25. 9605.

2. 8836. 4. 7210. 8. 4617. 16. 3540. 18. 3181.
32. 1306 H. 64.
998 H.

3. 30293. 6. 4344. 7. 19843. 12. 3485. 14. 4219.
24. 2987. 28. 3485. 48.
998 H. 56. 2987.
112.
998 H.

2. 9066. 4. 7678. 5. 33609 H. 8. 4958. 9. 14118.
16. 4225. 17. 10218. 18. 3343. 19. 11902,

3. 28500. 6. 6148. 7. 18189. 12. 5148. 14. 4259.
24. 1864 H. 28. 1534 H.

2. 8865. 3. 26708 H.

Z G808. 4. 4969. 5. 25975 H. 8. 3265.

3. 19534. 6. 3265. 7. 7683 H.
2. 7409.

9. 17346.

4. 6204. 5. 21587. 8. 4969.
10.
3265. 16. 3265. 18. 8265.
3. 27032. 6. 6328. 7. 17375. 12. 3265. 14. 4135.
15. 13819.

2. 8539., 3. 35202 H.

2. 6808. 4. 4669. 5. 25975 H.

3. 31169. 6. 4669. 7. 14600.

2. 7611. 4. 4497. 5. 17646. 8. 3540. 9. 12801.
10. 4107. 16.
1306 H. 18. 1306 H.

3. 32939. 6. 6107. 7. 26695. 12. 1306 H. 14. 4504.
15. 19217. 30. 1306 H.

-ocr page 86-

183. Karel Jan
10071

3-2

184. JandeSeheone
9983

4—3 en 4,4—4

185. Nette XIV
9984

186. Pel Kroon
9985

3-3 en 4-4,4,5

187. Lorie 10329

4-4,5

188. Baron 9979
2-3,4

189. Maurits Jan
9981

4.4—4

190. Jonge Jan I
9992

6.5—5 •

191. Albert Annie I
10736

192. Jelle Sikkema
10763

4—4 en 4—4
en 3—5

193. Jonge Sam
9440
4—5,6,6

76 2. 7889. 4. 5124. 5. 12305.

3. 28102. 6. 5264. 7.18918. 12. 3579. 13. 12305.

14 3579

73 2. 6354. \'4. 5114. 5. 16425. 8. 4036. 10. ^
11. 12177 22.
2711. 23. 10745.
3 24819 6. 564Ö~7. 16246. 12. 4376. 13. 12772.
14. 3441. 15. 13856. 24._3^8. 26.
2711. 28. 2711,

29. 10620. 30. 3296.
75 2. 8865. 4. 7653. 5. 35707 H. 8. 4497. 9. 23344 H.
16.3540.17.12801.

3 26295 6. 6395. 7. Nette HI. 12. 5114.
13 14972 14. 4530. 15. 15211. 28. 3811. 30. 2711.
75 2 7596. 4. B395. 5. 22169. 8. 5114. 9. 14972.

10. inh — • —

36. 2711.

3 248\'6r6. 5998. 72. 4;^ 24. 27^
77 2 8692. 4. 6808. 5. 26804. 8. 4969. 10. 6354.
11 14877 21. 16425. 22. 42.

3. 25719. 6. 6355. 7. 14874. 12. 4531. 13. 10428.
14. 329(5. 24. 3561. 26.
72 2. 9109. 4. 7617. 5. 21978. 8. 6517. 10. SU^

16. 5114.

3 22^ 6. 5114. 7. 29557 H.
2! 8917 4. 7m 5. 22546. 8. 4617. 9. 19308.

\'10. 45\'81. 11. 12188. 22. 3j0^.

3. 22548 6.4505. 7. 13602. 12. 1703 H.
13 12187 14. 3436. 26. 3m 28. 3018.
2 8641 4, 7796. 5. 23886. 8. 4617. 10. 4848.

11. 13.346. 22. 3265. 23. 11019. 46. 2711,
3. 21583 6. 5165. 12. 4394. 13. 14142. 24 . 3615.
25.12052. 26.3603. 48.2711, 50.3004. lOO.^L

71 2. 8271. 3. 34954. H.

74

75

Zie StamTwom 16.

Driejarige en oudere Stieren,

Zie Stamboom IB,

70

71

-ocr page 87-

194. Piet Wodan
9238
4-3,4,4

195. Eduard II
9549
2-3

196. Jan Nico
9590

197. Friso 9662

198. Koopraans
XLV 9692

199. Pel Klaas
9239

200. Jan Blessum
9342
3-3,4

201. Jonge August
9656

202. Frits 9843

203. Pel Steenbeek
8651

5-5

204. Klans 9109
2-3

205. Jongo Jan VI
8641

78

75

78

78

79

80

76

78

76
80

83

80

2. 7409. 4. 6204. 5. 21587. 8. 4969. 9. 17346.
10.
3265. 16. 3265. 18. 3265.

3. 28045. 6. 6460. 7. 19225. 12. 4375. 13. 11734.
24. 3_26_5. 26. 2858.

2. 7629. 4. 6240. 5. 20715. 8. 5114. 9. 10860.
10. 4_49;^ 11. 11100.

3. 22171. 6. 4497. 7. 13535.

2. i969. 4. 3265. 5. 12319. 8. 2984. 9. 7367 H.
10. 1267 H. 11. 8666. 16. 2660.

3. 24819. 6. 5640. 7. 16246. 12. 4376. 13. 12772.
14. 3441. 15. 13856. 24. 3518. 26. 2711. 27. 11648
28. 11648. 29. 2711. 30. 10620. 31. 3296,
32. 12172.

2. 7644. 3, 24071 H.
Zie Stamboom 14.

2, 7616. 4, 6395. 5. 21106. 8, 5114. 9, 14972.
10. 4523. 11. 24833 H, 16. 4036. 17. 13127.
18. 3615. 19. 10860. 20. 3932. 21. 11503.

3, 19180. 6. 4658. 7, 25837 H. 12. 1306 H.

13. 8500 H.

2. 8530. 4. 4617. 5. 19308. 8. 3540. 10. 1306 H.
16. 1306 H. 17. 11561.

3. 25808. 6. 4356. 7. 15309. 12. 1306 H. 13. 10776.
44. 1387 H.

2. 8386. 4. 7210. 5. 13436. 8. 4617. 9. 12813.
10. 1443 H. 11. 9676 H. 16. 3540. 17. 12899.
18. 3181.

3. 28491. C. 6577. 7. 19130. 12. 5114. 13. 15213.

14. 1856 H. 15. 14717 H. 24. 4036. 25. 13127.
26. 3616.

2. 8428. 3. 29403 H.

2. 6395. 4. 5114. 5. 14972. 8. 4036. 9. 13127.
10. 3615. 11. 10860. 8. 3408. 20. 2711. 34 . 2868.

3. 18188. 6. 4280. 7. 14319. 12. 3479. 14. 3"476.

15. 12177. 24. 3025. 28. 2866. 30. 3231. 60. 2868.

2. 7617. 4. 6517. 5. 30471 H. 8. 5^

3. 21978. 6. 6114. 7. 17636.

2. 7796. 4. 4617. 5. 19308. 8. 3540. 9. 12899.
10. 130611, 11, 10013. 16. 1306 H. 17. 11561.
18. 3181. 22. 2308. 23, 2316 H.

3. 23886. 6. 4843. 7. 13346. 12. 3547. 13. 12468 H.

-ocr page 88-

14. 3265. 15. 11019. 24. 3103. 25. 11736.
28. 2984. 29. 7367 H. 30. 2711. 31. 10040.

2. 4969. 4. 3265. 5. 12319.

3. 17346. 6. 3265. 7. 11351.

2. 7409. 4. 6204. 5. 21587. 8. 4969. 9. 17346.
10. 3265. 11. 21149 H. 16. 3265. 17. 12319.
18. 3265.

3. 24575. 6. 5640. 7. 17938. 12. 4376. 13. 12772.
14. 3441. 15. 12173. 24. 3518. 26. 2711. 27. 11648
28. 2711. 29. 10620. 30. 2953. 31. 11149.

2. 6577. 4. 5114. 5. 15213. 8. 4036. 9. 13127.
10. 3616. 11.
17680 H. 20. 2711. 21. 10860.

3. 24651. 6. 5291. 7. 17680 H. 12. 3615. 13. 11284.
24.
2711.

2. 4969. 4. 3265. 5. 12319.

3. 22332. 6. 3265. 7. 16762.

2. 7311. 4. 5765. 5. 20772. 8. 4193. 9. 12203.
10. 4193. 11. 18598. 16. 3303. 20. 3303. 22. 3355.
32. 3004. 40. 3004. 44. 3004. 64.
2711. 80. 2711.
88. 2711.

3. 25299~6. 4529. 7. 6820 H. 12. 3616. 13. 10855.
24. 2711.

83

206. Lodewijk 9289
2—2

207. Jan Wodan III
9585

70

73

208. Heemskerk
XX 9107
2—8 en
4-4

209. Jan 9920
2-2

210. Casper 9284

70

78

4—6,6,6

-ocr page 89-

Overzicht van 71 tweejarige en oudere stieren, met betrekking
tot de hoedanigheid van hunne stamboomen en tot het aantal
punten toegekend voor exterieur.

Met het berekenen der verhoudingscijfers heb ik mij — om redenen
bij de eenjarige stieren genoemd — niet bezig gehouden, temeer daar
reeds bij oppervlakkig onderzoek van het staatje blijkt, dat hier
deze cijfers in het nadeel der ingeteelde zouden zijn. Zoo zijn
van de 24 dieren met „lose pedigree" er 8 eervol en premiewaardig
(78 punten) verklaard, terwijl dit cijfer voor de 28 geconsolideerde
dieren slechts 5 is!

Eit,
puntin

H.
moeder

2-2

2-3

3-2

3-3

3-4

4-3

4-4

I totaal
1 gicsntol.

verre
inteelt

„lose"
pedigree

70

1

1

1

1 11 3

3

71

1

1

1

1 II 3

2

2

72

1

II ^

2

73

1

1

1 II 3

1

2

74

3

1

1

1 1 3

75

3

1

2

O

II ^

1

5

76

1

1

3

II ^

2

1

77

1 1

1

1

78

1

1

i

II 2

1

3

79

1

II ^

1

80

1

1

3

81

82

1

83

1

1

2

10

28

9

24

Ook hier zijn de geconsolideerde verdeeld over alle rubrieken.
Naast die van 83 en 79 punten komen er voor, en vooral niet

-ocr page 90-

minder van 70 en 71. In nadere bijzonderheden zal ik niet treden:
de feiten spreken genoeg.

Om te doen zien hoe er is gewerkt, zijn de stamboomen no. 14
(geen inteelt), no. 15 (verre inteelt) en no. 16 (veel inteelt)
opgenomen. _

Uit mijn onderzoekingen met betrekking tot het exterieur van
op verschillende keuringsplaatsen voorgebrachte stieren blijkt, dat
het percentage ingeteelde dieren vrij hoog is. Tevens blijkt er
uit. dat men door de stellingen van de Chapeaurouge in
de praktijk toe te passen geen grootere kans heeft om de dieren
met een goed exterieur te fokken, dan wanneer men niet let op
Blutanschlusz, tenminste niet in Friesland! Zeker ik ben bij deze
onderzoekingen uitgegaan van het phenotype der dieren, dat niet
veel zegt omtrent het genotype, maar ging de Chapeaurouge
b.v. bij zijn onderzoekingen der Hannoversche halfbloedfokkerij
ook niet alleen af op het exterieur? Spreekt hij niet van goede
en slechte nakomelingen van den hengst „Nording"? Toch vond
de Chapeaurouge, afgaande alleen op het exterieur van de nako-
melingen, en dus niet op de genetische samenstellingen, deze
Hannoversche paardenfokkerij een goed bewijs voor de juistheid
zijner stellingen! Ook van verschillende andere onderzoekingen
kan ditzelfde gezegd en ik sta dus in het geheel niet alleen als
ik uitga van het exterieur om de juistheid der stellingen te toetsen.
Ik meen dan ook gerechtigd te zijn hier te concludeeren,
dat
noch met betcekking tot de preferente stieren, noch met betrekking
tot het exterieur de stelling bevestigd wordt dat dieren, welke
gesproten zijn uit een paring, waarbij ..Blutanschlusz" plaats
vond. beter zouden zijn dan die welke uit elkaar bloedvreemde
ouders stamden. Maar aan den anderen kant bleek ook niet. dat
zij slechter zijn!

-ocr page 91-

3911

3336 — 2953

4504

11762 H

6358 H

CN
(M

cu
lO

Jan 3265

2984 — 2660

O
kO

15538

7367 H

t-

CO

10781

2613 — 2400

(.1
es

S

10140 — 2278

a>

1732 H

o
•XT

4242

a>
o
O

10345 H

CO

00

05

I

3498

2711 — 2521

05
CO
C3

14684

11152 — 2649

>

11811

1213 H

I-]

XI

11128 — 1060 H

m

3247

3012

a

4039

10649

è
o

12655

1292 H

w

CO
eo

7561II

00

1412 H

14147

10753 II

00

O

1289 II

3555

9305

538 H

00

8287

t-

d

0)

a

7121 H

&

C5

-ocr page 92-

998 H

Albert 1306H

Jan
3540

11561

CO

o ^

5414 H

Albert 1306H

12801

2500
8015

10943

Albert ^
1306 H

to
o

CO
OS

1063 H

10781

05

4483 H

OO

s

cS
CO

1732 H

(M

10345H

2521
9:«i

2711

C5

3498

11152

OO
CO

1213H

Oi

11811

11128

2649
10106

1060 H
5017 H

CO

W
d3

o
»-i

A 998 H

(h 00

O) OS
XI CN

5711 H

X)
lO

w

o

CO
00
(N

O
lO
OS
CO

c

(U

c

-ocr page 93-

A Bravo ^098

3518

t—

co

10734

ZiMl — X
11007 - X ii711

2b76

9.60

8368 H

X 2711

2521

«O

3615

1144 H

co

11506

Oi

1036 H

10860

678 H

9803

[xj Albert 1306 H

00

Jan
3540

CD
•t

— \'j:oii

iXU H

11561

— 1031 II
llOQri - Ï717

Petrus 3181

ö
oj

12899

6438 H

3004 — X \'.Jïll

3308

(M

♦ 3932

7807 H

CD

5226 H

.SUI4 — X

3308

♦ 3932

7807II

CO
CN
»O

2503

2788

11503

a94l - X ^711
110O7 - X 2711

3098

lO

▲ Bravo
3518

iCi
c-

>c>

10734

3138

2953

12771

255\'J

10707

998 H

(h co
Qi O
X3 CO

n 1036H

c

S

s

O.

lO
lO
00
O

9804

-ocr page 94-

c. De Melkproductie.

Met opzet spréken wij hier niet van productievermogen. Immers
dit laatste hangt v.n.1. af van den individueelen aanleg, maar komt
door voeding, verpleging, enz. meestal niet tot uiting in wat wij

vinden als de melkproduktie.

Produktievermogen en melkproduktie zijn daarom geen begrip-
pen die elkaar dekken! Wij zouden voor ons doel vooral het
vermogen om melk te geven, zooals dat geërfd is, vastgelegd in het
genotype, dus den erfelijken aanleg ten dezen opzichte moeten kennen.

Weer zullen wij ons moeten tevreden stellen in wat in het
phenotype aan den dag komt, dus met de bekende gegevens om-
trent de melkproduktie. Nu zijn deze cijfers betreffende de melk-
opbrengst, vooral die van de melkhoeveelheid, voor ieder dier
aan vrij groote schommelingen onderhevig.

Gaan wij eens na welke omstandigheden deze schommelingen
veroorzaken, dus de feiten die wij bij het beoordeelen der cijfers
van elke lactatieperiode zouden moeten kennen, dan zijn dit:
Ie.
de leeftijd der koe. Na het 3de, 4de of 5de kalf is de hoe-
veelheid melk het grootst.

2de voeding en verpleging. Niet alleen moet hier gedacht wor-
den aan het voedsel (kwaliteit, hoeveelheid, bodemgesteldheid enz.),
aan de stalling en huidverpleging, maar ook aan het melken.
Tevens moet bekend zijn wat er bij slecht weer. vooral bij nat

weer in den herfst, gedaan is.

3de. De conditie der koe bij het kalven. Het beste staan die
dieren er voor. die bij het kalven goed gevoed, maar niet te
vet zijn. Nadeelig werkt natuurlijk ondervoed zijn, een slechte
oppassing of een te lang melken in de vorige lactatie-periode.

4de. Hoe en wanneer de verlossing, waarmede de beoordeelde
lactatie-periode aanving, heeft plaats gevonden. Zeer zeker kunnen
immers storend werken: abortus, abnormale geboorte, melkziekte,
retensio secundinarum. De cijfers van een heel jaar worden er
door gedrukt.

Wat den tijd betreft kunnen wij zeggen, dat de koeien die in
het voorjaar op stal afkalven in gunstiger positie verkeeren, dan
.die welke in het begin van den weide-tijd kalven. De eerste komen

-ocr page 95-

melkgevend in de weide en het is bekend dat het jonge gras
gunstig werkt op de hoeveelheid melk. De laatste koeien maken
dien gunstigen overgang mede terwijl zij droog staan.

5de. het tijdstip, waarop de koe in de betreffende lactatie-periode
wederom bevrucht wordt. Heeft de bevruchting later dan drie
maanden na de geboorte van het kalf plaats, zoodat de termijn
tusschen twee opeen volgende geboorten grooter wordt dan twaalf
maanden, dan verhoogt dit de totale melkhoeveelheid en wordt
de lactatie-periode langer, en

6e. ziekte tijdens de betreflFende lactatie-periode.

Al deze feiten zouden wij moeten verzamelen, wanneer wij
de produktie-cijfers van één lactatie-periode van koeien uit een-
zelfde veeslag vergelijken willen. Dit nu is ten eenenmale on-
mogelijk! Aan eenige van de voornaamste kunnen wij wel vol-
doen. Daartoe ben ik uitgegaan van de dieren opgenomen in het
Friesche Rundveestamboek van 1916, van welke in het stamboek
van 1919 de opbrengst-cijfers over de lactatie 1918 zijn opgeno-
men. Bijna al deze koeien zijn geboren in 1912 (enkele in 1911)
en hadden dus in 1918 4 of 5 maal gekalfd.

De dieren, waarbij vermeld staat, dat er storende invloeden op de
resultaten van\'tmelkonderzoek uitgeoefend hadden (gemerkt*) even-
als die, welke niet op
kleibodem gehouden werden, zijn uitgeschakeld.

De onderstaande koeien waren dus vrijwel even oud (6 jaar),
leefden onder nagenoeg dezelfde omstandigheden op de Friesche
klei, terwijl er volgens het stamboek geen stoornissen (ziekte enz.)
in de melkproduktie plaats vonden. Met het oog op een zoo
volledig mogelijk stamboekonderzoek zijn tenslotte die dieren
overgeslagen, waarvan minder dan drie generaties bekend waren.

In nevenstaande lijst vindt men dus in de eerste kolom de
Stamboeknummers van de koeien, die aan deze eischen voldoen. In de
tweede kolom staat vermeld het aantal punten toegekend bij inschrij-
ving in het Stamboek. De cijfers der melkopbrengst (hoeveelheid melk
in K.G., vetgehalte en aantal melkdagen) vormen de uitkomst van een
14-daagsch onderzoek door
melkcontroleurs. De berekeningen wer-
den uitgevoerd volgens de voorschriften door het Stamboekbestuur,
in overleg met den zuivelconsulent, vastgesteld.

-ocr page 96-

Stam-
boek-
nummer

Ext.
Punten

Event. Inteelt

Melkopbrengßt

22267

78

3023

2,84

208

72

79

4415

3,07

264

75

79

5533

3,67

283

22314

74

4945

3,24

296

320

85

5279

3,34

294

38

79

3730

3,41

265

39

78

4213

3,42

293

52

78

3457

3,64

241

53

82

3952

2,80

214

73

77

5142

3,46

296

82

81

4755

3,51

284

93

76

5927

3,01

323

95

75

4556

3,39

308

96

74

4636

3,91

293

22425

77

4175

3,55

319

27

80

4589

3,66

323

31

72

4272

3,51

267

34

81

4746

2,91

279

48

76

5561

3,71

330

51

83

4447

3,22

328

52

76

4302

3,13

294

53

80

4107

2,91

271

66

80

4362

3,07

327

22500

81

5566

3,34

315

506

75

4007

3,26

299

511

78

5538

3,45

301

515

78

4490

3,26

282

537

79

3536

3,94

265

548

78

3863

3,39

242

577

77

5451

3,34

323

597

79

4679

3,52

326

598

76

5060

3,22

323

599

84

3164

3,55

304

22605

87

6460

3,19

322

06

86

4462

3,27

328

19

83

4162

2,89

247

20

83

4338

3,25

330

33

85

4010

3,50

297

32

76

5186

2,92

284

48

74

4231

3,23

242

50

79

5204

3,64

322

68

80

5610

3,39

317

71

79

5722

2,98

316

22702

78

3717

2,95

294

13

71

5099

3,52

260

23

74

4547

3,32

253

II-II Stier 3695.

IV-IV Stier 2826.
2-5, 5 Stier 2711.
flV-IV Stier 3098.
\\5, 6, 6-6, 6 Stier 2711.

IV, IV, V-III Stier 2711.

IV-III, V Stier 2502.
II-III Stier 1267H

IV-IV Stier 2676.
IV-IV Stier 2711.

4-6, 6, 6 Stier 2711.

5-5 Stier 2804.
II-II Koe 13718 H.

5-5 Stier 2584.

IV-IV Stier 3004.
IIMII Stier 3018.
IV-III Stier 2711.

II-III Petrus 3181.

III-III Albert 1306H.
III-IV Stier 2500.
II-II Jan 3540.

5, 5-4, 5 Stier 2711,
IV-III Stier 2711.

III-III Stier 1559H,

-ocr page 97-

Stam-

Ext.

boek-
nummer

Punten

Melkopbrengst

Event. Inteelt

22767

77

4344

3,12

245

IV-III

Stier 2711.

5-3, 4

id. 1036H.

76

79

4243

3,18

264

86

75

2838

2,78

248

III-IV, V

Stier 2711.

99

80

5459

3,21

287

22847

79

4371

3,26

254

IV-III

Stier 3004.

6-4

id. 1036H.

49

80

5191

2,76

276

IV, V-VI

Stier 2711.

5, 5-4

id. 1036H.

76

77

5798

3,04

325

II-II

Stier 4441.

22984

80

5596

3,13

325

93

79

3457

3,58

237

23002

79

4869

3,27

324

11

75

4569

3,15

271

17

77

4837

3,23

270

3-5

Stier 2589.

30

78

3625

2,95

257

23100

77

4372

3,28

261

103

80

3931

2,99

284

05

77

3712

3,16

281

IMV

Stier 2587.

III-IV, V

Stier 2303.

31

81

4982

3,11

298

37

77

4033

3,80

315

43

77

3539

3,29

282

79

76

3588

3,00

262

82

70

3374

4,02

274

90

75

6165

3,09

SSO

6, 6-4

Stier 2711.

95

87

4685

3,55

312

IIMII

id. 1267H.

99

85

3467

3,13

208

23200

85

5659

3,26

323

Stier 3779.

02

78

5346

3,20

273

II-II

15

78

3776

3,22

241

6-4

id. 2394.

16

82

4258

3,63

300

21

82

5677

3,18

315

27

75

5028

3,50

318

5-6

Stier 2804.

34

79

4097

3,42

280

45

80

3986

3,84

329

III-III

Stier 3496.

III-IV

id. 2711.

49

75

1882

3,35

210

B-3, 6, 6

id. 2711.

23255

81

5151

3,14

291

5-3

id. 2711.

23267

74

4597

3,08

299

II-III, III

Albert 1306H.

23285

77

4545

3,20

304

33319

75

4150

3,71

298

47

77

2633

3,36

229

50

77

4033

3,01

275

IV-III

Stier 3004.

5, 5-4
64

Stier 2711.
Stier 1086 H.

51

76

3769

3,43

284

-ocr page 98-

Stam-
boek-
nummer

Ext.
Punten

Melkopbrengst

Event. Inteelt

87

78

3357

3,08

218

23402

74

4654

3,07

321

16

78

3643

3,50

276

18

77

4367

3,21

302

25

79

4334

3,44

273

5, 5-6 Stier 2711.

52

81

2768

3,74

229

54

78

3400

3,81

277

56

79

4906

3,50

308

57

77

4908

2,96

318

3-5 Stier 2941,

64

74

3803

3,38

277

74

78

5737

3,07

283

79

79

3799

2,94

242

88

78

4636

3,63

310

92

77

4835

3,61

322

Stamboomen volgens het systeem Wintermans der boven-
staande koeien. De kolom eventueele inteelt werd hieruit saam-
gesteld.

1. 22267. 2. 4497. 4. 3540. 5. 12801. 8. 1306 H. 9. 11561. 10. 1306 H.
11. 10943. 18. 2821. 20. 2500. 21. 8015.

3. 15679. 6. 3468. 7. 11590. 12. 3101. 13. 11223. 14. 2950.

15. 11301. 24. 2941. 26. 2789. 28. 2709. 29. 10494. 30. 2756.
31. 10487.

J. 22272. 2. 4170. 4. 3128. 8. 2711.

3. 14648. 6. 3334. 7. 12474. 12. 2990. 13. 11012. 11. 3144.

24. 2711. 26. 2711. 28. 2941. 56. 2711.

1. 22275. 2. 5272. 4. 4429. 5. 21088 H. 8. 1743 H. 9. 16718 H.

3. 14650. 6. 3322. 7. 14467 H. 12. 1182 H. 13. 5585 H.
1. 22314. 2. 4036. 4. 3391. 5. 10534. 10.
2502.

3. 12405. 6. 3070. 12. 2862. 13. 10831. 2-1. 2502.
1. 22320. 2. 4969. 4. 3265, 5. 12319. 10.
1267 H.

3. 12315, 6, 1267 H. 7, 9858,
1. 22338, 2.5516. 4. 3960. 5. 20764 H. 8. 3142.. 9. 9092 H. 16.2826,
17. 10473.

3, 13476. 6. 3227. 7. 9095 H. 12. 3042. 13, 11074. 24. 1144 H.

25. 10854. 26. 1070 H. 27, 9832.

1. 22339. 2. 4128, 4. 3265, 5. 10785, 8, 2984. 9. 2431. 10, 9396,

16. 2660, 18. 2190, 20. 2188.

.3. 13473. 6. 3227. 7. 13191 H. 12, 3042. 13. 11074, 24. 1144 H,
25. 10854. 26. 1070 H. 27. 9832.

-ocr page 99-

2. 4536. 4. 3920. 5. 13326. 8. 3279. 10. 2987. 16. 3047.
17. 6140 B^: 20^ 998 H.

3. 13477. 6. 2999. 7. 9049 H. 12. 2711. 13. 10629. 24 2521.

25. 9391. 26. 2394.

2. 4536. 4. 3920. 5. 13326. 8. 3279. 10. 2987. 16. 3047.
17. 6140 H. 20. 998 H.

3. 15184. 6. 2999. 7. 12601 H. 12. 2711. 13. 10629. 24. 2521.,

26, 2394.

2. 5005. 4. 4128. 5. 11525. 8. 3265. 10. 2795. 20. 2676.

3. 17583. 6. 4233. 7. 15172. 12. 3503. 13. 10734. 1473099.
26.
2676.

2. 4988. 4. 4165. 5. 11637. 8. 3159. 10. 2942. 16. 2711.

3. 13394. 6. 3255. 7. 5528 H. 12. 2990. 13. 10783. 24. 2711.

2. 4958. 4. 4225. 5. 10218. 8. 3518. 9. 12658. IOTMÏI.
16. 3098, 17. 10734. 18. 3126. 32. 2941. 33. 11007. 36. 2941.
64.
2711. 66. 2711. 72. 2711.

3. 17228. 6, 4165. 7. 16257 H. 12. 3159. 24. 2711.

2. 4958. 4. 4225. 5. 10218. 8. 3518. 9. 126^. 10. 2417.
11. 9335. 16. 3098. 17. 10734. 18. 3126. 19. 10732 20. 2202^

3. 14586. 4. 3500. 5. 11637. 8. 3133. 9. 11644. 10. 2942.
11. 10755. 16. 2953. 18. 2715. 20. 2707. 21. 10290. 22. 999 H.

2. 4720. 4. 3728. 8. 3297. 16. 3012. 32. 2804. 33. 9558.

3. 16626. 6. 3732. 7. 10314. 12. 3328. 13. 12231. 24. 3025.
27. 11027. 48.
2804. 55. 9558.

2. 5062. 4. 4122. 5. 13718 H.

3. 15701. 6. 1651 H. 7. 13718 H.

2. 4520. 3. 3695. 4. 20953 H, 8. 3289. 9. 11128. 16. 2953.
18. 1060 II.

3. 14227. 6. 3297. 7. 18859 H. 12. 3012. 24. 2804. 25. 9558.

2. 4618. 4. 3012, 8. 2804. 16. 2584.

3. 15568, 6. 3553. 7. 3233. 14. 2806. 28. 2584.

2. 4636. 4. 3561. 5. 18647 H. 8. 2987. 9. 7858 H. 10. 998 H.

3. 17867. 6. 3730. 7. 13771 H. 12. 3265. 13. 12153. 24. 2984.
26. 1218 H. 27. 7542 H.

2. 5029. 4. 3695. 5. 12615. 8. 3209. 9. 11128. 10. 3146.
11. 10319. 16. 2953. 18. 1060 H. 20. 2826. 21. 10776. 22. 2430.

3. 18895. 6. 3707. 7. 15774 H. 12. 3265. 13. 8318 H. 24. 2984!
25. 7367 H.

2. 5029. 4. 3695.

3. 17733. 6. 3695.

2. 5030. 4. 4344. 5. 12029. 8. 3485. 9. 12305 H. 10. 2987.
16. 2987. 20. 998 H.

3. 11813. 6. 1218 H. 7. 10322. 14. 2385. 15. 9214.

1. 22352.
1. 22353.

1. 22373.

1. 22382.
1. 22393.

1. 22395.

1. 22396.

1. 22425.
1 22427.

1 22431.
1. 22434.

1. 22448.

1 22451.
1. 22452.

-ocr page 100-

2. 5029 4. 3695. 5. 12615. 10. 3146. 20. 2^

3. 15840. 6. 3265. 7. 12620. 14. 2997. 15. 11373. 30. 2^

2. 4060. 4. 3518. 8. 3098. 32. 2711. 34. 2711.

3. 16737. 6. 2711. 7. 12047.

2 5003. 4. 4168. 5. 14547. 10. 3688. 20 3098.
3. 17578. 6. 4060. 7. 13838. 12. 3518. 24. 3098.

2 4225 4. 3518. 5. 12658. 8. 3098. 9 10734. 10. 3126,
11 10732 16. 2941. 17. 11007. 18. 2676. 20. 2941. 22 2611t

3 15397 6. 3602. 7. 11307. 12. 3187. 13. 1068L 14. 2702!
15 10216. 24. 2907. 26. 2549. 28. 2494. 30. 2417.

2 4613. 4. 3486. 5\'. 12387. 8. 2987. 9. 5986. 10. 3176.
11. 5994 H. 16. 998 H. 18. 22 H. 20. 998 H. 21. 5707 H.
3. 18807. 6. 4109. 7. 21258 H. 12. 3438. 24. 3140. 25. 8113 H.

2. 4692. 4. 3932. 8. 3308. 16. 3004.

3. 17784. 6. 4291. 12. 3376. 24. 300£.

2 5061. 4. 4119. 5. 11372 H. 8. 1449 H. 9. 12763 H.
3. 17810. 6. 4159. 7. 8325 H. 12. 1306 H. 13. 11069.

2. 4505. 4. 1703 H. 5. 12187. 10. 3018.

3. 13602. 6. 3436. 12. 3018.

2. 4522. 4. 3932. 5. 1]"^ 8. 3308. 9. 7807 H. 10. 1157 H.
11 10862. 16. 3004. 22. 951 H.

3. 13442. 6. 3191. 7. 10577 H. 12. 2964. 13. 10024. 24. 2727.
25. 10583.

2. 4724. 4. 3615. 8. 2711.

3. 15872. 6. 3303. 12. 3004. 24. 27^

2. 5331. 4. 4369. 5. 17089 H. 8. 3615. 9. 10900. 16. 2711.
17. 11506.

3 15871. 6. 3602. 7. 12375. 12. 3187. 13. 10681. 14. 3187-
15. 11467, 24. 2907. 26. 2549. 28. 2907. 30. 2830. 31. 10156.

2. 4617. 4. 3540. 5. 12899. 10. 3181.
•3. 12815. 6. 3181.

2.4617. 4. 354Ö. 5.12899. 8. 1306 H. 9.11561. 10.3181.
11. 6438 H 18. 2821. 20. 2894. 21. 11096.

3. 10013. 6.\' 2308. 7. 2316 H. 12. 538 H. 13. 7288. 26. 240 H.

27. 1382 H.

2. 4617. 4. 3540. 8. 1306 H.

3. 15688. 6. 3590. 12. 1306 H.

2. 4497. 4. 3540. 5. 12801. 10. 10943. 11. 2500.

3. 12549. 6. 2866. 7. 11683. 12. 2500.

2. 4497, 4. 3540. 5. 12801.

3. 15685, 6. 3540. 7. 11108.

2. 4497. 4. 3^ 5. 12801. 8. 1306 H. 10. 1306 H. 11. 10943.
22. 2500, 23. 8015,

î. 22453.
1. 22466.
1. 22500.
1. 22506.

1, 22511.

1. 22515.
1. 22537.
1. 22548.
1. 22577.

1. 22597.
J. 22598.

1. 22599.
1. 22605.

1. 22606.
1. 22619.
1. 22620.
1. 22623.

-ocr page 101-

3. 14435. 6. 3468. 7. 11245. 12. 3101. 13. 11223
24. 2941. 26. 2789. 28. 2351, 29. 8660.

2. 5039. 4. 3463. 5. 20415 H. 8. 3133. 9. 11680
17. 10664. 18. 1213 H.

3. 13000. 6. 3101v 7. 11224. 12. 2941. 13. 7288 H.

24. 2711, 28. 2497. 29. 8335.

2. 5229. 4. 4394. 8. 3615. 16. 2711.

3. 15867. 6. 3518. 12. 3098. 24. 2941. 25. 11007.
50.
2711. -

2. 5157. 4. 3441. 8. 2711.

3. 15793. 6, 3607. 12. 3159. 24. 2711.

2. 5303. 4. 3483, 5. 13616 H. 8. 2900. 9. 9605.

3. 16966. 6. 3831. 7. 13990, 12. 1524 H, 13. 8739 H.

14. 1534 H. 15. 10726 H.

2. 4494. 4. 3815. 5. 13253. 8. 3227. 9. 12946 H. 10. 3227,
11. 12076. 16. 3042. 17. 11074. 20. 3042. 21. 11074. 22. 2993.

3. 15372, 6. 3761. 7. 15638 H. 12. 3107. 13. 10498., 24. 2833.

25. 9841.

2. 5400. 4. 4024. 5. 14130. 8. 1559 H.

3. 16557. 6. 3873. 12. 1559 H.

2. 4861. 4. 3781. 5- 20640 H. 8. 1406 H. 9. 8117 H.

3. 17493. 6. 3539. 7. 13752. 12. 1306 H. 13. 10951. 14. 1306 H.

15. 100021 H.

2. 4356. 4. 1306 H. 5. 10776. 10. 2612. 11. 9497, 20. 2428.
22. 2227,

3. 12929. 6. 3217i 7. 6013 H. 12. 2817. 13. 9784. 24. 2590.
25. 8591. 26. 2374.

2. 4529. 4. 3616. 5. 10855. 8. 2711. 9. 10860. 10, 1036 H.

3. 16059, 6. 3630. 12. 3162. 24, 2711. 25. 10856. 50. 1036 H

2. 4336. 4. 3329. 5. 11788 H, 8. 3042. 9. 10788. 16. 1144 H.
18. 2670. 19. 5197 H.

3. 15671. 6. 3159, 7. 11269. 12. 2711, 13. 10860. 14. 2787.
15. 9667. 24. 2521. 26. 1036 H. 27. 9803. 28. 2574. 30. 2049.
31. 8670.

2. 5014. 4. 4193. 5. 13623. 8.3303. 10.3814. 16.3004. 20,2711:
32
2711.

3. 18546, 6. 3814. 12. 2711

2, 4239. 4- 3484. 5. 18843 H. 8. 3217. 9. 11903. 16. 2817.
17. 9784. 18. 1223 H. 19. 10958.

3. 15380. 6. 3555. 7. 15218 H. 12. 1289 H- 13. 9305. 26. 538 H.
27. 8287.

2. 4193. 4. 3303. 8. 3004.

3. 16329. 6. 3760. 12. 3355. 24. 3004.

14. 2670.

J. 22632.

1. 22648.

1. 22650.
1. 22668.

1. 22671.

1. 22702.
1. 22713.

1. 22723.

1. 22767.
1. 22776.

1. 22786.
1, 22799.

1. 22847.

16. 2953;

14. 278».

48. 2711.

-ocr page 102-

1. 22849. 2. 4193. 4. 3303. 8. 3004. 9. 10900. 16. 2711. 18. 1036 H.

3. 18600. 6. 4301. 7. 12531. 12, 3617. 14. 3159. 24. 3159.
28,
2711. 29. 10860. 31. 10856. 48. 2711. 58. 1036 H.
62. ÏÖ36H.
1. 22876. 2. 5474. 4. 4141.

3. 19604. 6. 4141.

1. 22984. 2. 4760. 4. 3766. 5. 12545. 8. 1295 H. 9. 12245. 10. 3179.
18. 2868. 20. 2868.

3. 14502. 6. 3310. 12. 3028. 13. 11510. 24. 2716. 25. 10299.
26. 2716. 27. 6038 H.
1. 22993. 2. 4504. 4. 3911. 5. 6358 H. 8. 3336. 9. 11762 H. 16. 2953.
17 10622.

3. 16447. 6. 3080. 7. 12432 H. 12. 2743. 13. 5280 H. 24. 2361.
25. 8016.

1. 23002. 2. 5171. 4. 3441. 5. 12168. 8. 2711. 9. 10620. 10. 2953.

11. 10932. 16. 2521. 17. 9391. 18. 2394., 19. 9171. 20. 2778,
21. 10103. 22. 2508. 23. 2832 H.

3. 12481. 6. 2905, 7. 6646 EL 12. 2649. 13. 9816., 24. 2418.
25. 3650 H. 26. 2322,
1 23011 2. 4504. 4. 3911. 5. 6358 H. 8. 3336. 9. 11762 H. 18. 2953.

3. 15542. 6. 3080. 7. 10023. 12. 2743. 13. 5280 H. 24. 2361.
25. 8016.

1. 23017. 2. 5452. 4. 4293. 5. 10884. 8. 3287. 16. 3015. 17. 10883.
34.

3. 11780. 6. 2894. 7. 10885. 14. 2589.
1 23030. 2. 4829. 4. 1810 H. 5. 13043. 10. 2987. 11. 5969 H. 20. 998 H.

3. 15099. 6. 3424. 7. 7937 H. 13. 3118. 14, 7510 H. 24. 2698.
25. 9472.

1.23100. 2. 4350. 4. 3579. 5. 8541 H. 8.2987. 9.11229. 16. 998 H.
18. 998 H.

3. 16644. 6. 3720. 7. 22747 H. 12. 3309. 13. 11503. 24. 3004.
25. 10866. 26. 2788.
1. 23103. 2. 4433. 4. 3265. 5. 11365. 8. 2984. 10. 2826. 11. 10473.
16. 2660 20. 2607. 21. 9605. 22. 2523. 23. 9566.
3. 13419.\'6. 3235. 7. 16075 H. 12. 2971. 13. 4777 H. 24. 2698.

25. 9366.

1. 23105. 2. 4909. 4. 3579. 5. 11614. 8. 2987. 10. 2883. 11. 9787.
20.
2587. 22. 2303. 40. 2303.
3. 10969. 6. 2587. 12. 2303.
1, 23121. 2. 4055. 4. 13Ö6H. 5."n683. 10. 1101 H. 11. 10677. 22. 2361.
23. 8952.

3. 12243. 6. 2868. 7. 5972 H. 12. 2591. 13. 9677. 24. 2476.

26. 2177. 27. 8018.

-ocr page 103-

1, 23137. 2. 4590. 4. 3469. 5. 13722. 8. 1306 H. 9. 9683. 10 1306
11. 6558 H. 18. 2292.

3. 16505. 6. 3907. 7. 11186 H. 7. 1401 H. z j.

1. 23143. 2. 4784. 4. 3905. 5. 15827 H. 8. 3080., 9. 6408 EL 16. 2743
3. 17258. 6. 3469. 7. 12544. 12. 1306 H. 13. 9683. 14. 1306 H
26. 2292. 27. 2503 H.

1. 23179. 2. 4636. 4. 3561. 5. 18647 H. 8. 2987. 9. 7858 H. 16. 998 H
3. 17868. 6. 3730. 7. 13768 H. 12. 3265. 13, 12153 24. 2984i
26. 1218 H. 27t 7542 H.
1. 23182. 2. 4982. 4. 2987. 5. 16322 H. 8. 998 H.

3. 11980, 6. 3088. 7. 9652. 12. 2761. 13. 9786.
1. 23190. 2. 4988. 4. 4165. 5. 11637. 8. 3159. 10. 2942, 16. 2711

3. 18624. 6. 4241. 7. 11527. 12. 3503. 24. 3098~25! 11028
48. 2941. 49. 11007. 96.
2711. 98. 2711.
1. 23195. 2. 4969. 4. 3265. 5. 1231». 10. 1267^

3. 14605. 6. 3251. 12. 1267 H.
1. 23199. 2. 4636. 4. 3561. 7. 18647 H. 8. 2987. 9. 7858 H. 16. 998 H.

3. 16704. 6. 3730. 7. 12710. 12. 3265. 13. 12153. 14. 3031.
15.11831. 24. 2984. 26.1218 H. 28. 2803. 29.10195. 30. 1123 H.
1. 23200. 2. 50G0. 4. 4429., 5. 14862. 8. 1306 H. 9. 11799. 10. 1514 H.
11. 6110 H. 18. 2866.
3. 15529. 6. 3297. 7. 8372 H. 12. 3012. 13. 4133 H. 24. 2804.
25. 9558,

1. 23202. 2. 4764\'. 4. 3779. 5. 12312.

3. 14106. 6. 3779. 7. 10403.
1. 23215. 2. 5157. 4. 3441. 8. 2771. 9- 10620. 18.
2394.

3. 18442. 6. 4178. 7. 14898. 14. 3453. 15. 12167. 30. 2953.
60. 2778.. 120.
2394.
1. 2321C. 2. 4947. 4. 3441. 5. 121(r8, 8. 2711, 10. 2953. 11. 10932.
16. 2521, 22. 2508,
3. 18380, 6, 4178, 7. 15788. 12. 1493 H. 13. 11117 H. 14. 3453.
15. 15862 H. 28. 3137.
1. 23221. 2. 5852., 4. 4142. 5. 15605. 8. 3235. 9. 12647 H, 10. 3720.
11. 12649 H.

3. 17854. 6. 4441. 7.14225. 12.1615 H. 13.11984 H. 14. 1615 H.

I."). 11988 H.

1. 23227. 2. 5528. 1. 4495. iî. 15891. 8. 3813. 16. 3328. 18. 3025.
36. 2
804.

3. 15985. 6. 3728, 12. 3297. 24. 3012. 48. 2804. ...
1 23234. 2.5622. 4.4504.5. 15538. 8.3911. 97635811. 10.3265.

II. 10781. 16.3336. 17.1Ï762 H. 20.2984. 22.26lä 23.10140.
3. 14648. 6. 3334. 7. 12474. 12. 2990. 13. 11012. 14. 3144^

-ocr page 104-

15. 11534. 24. 2711. 25. 10035. 26. 2711. 28, 2941. 29. 10720,
30. 2796. 31. 10035.
1. 23245. 2. 6063. 4. 4620. 5. 15778. 8. 3441. 10.
3496. 16. 2711.

3- 19055. 6. 3254. 7. 14609. 12. 2711. 14. 3496.
1. 23249. 2. 5640. 4. 4376. 5. 12772. 8. 3518. 10. 2711. 16. 3098. 32. 2941.
33. 11007. 64.
2711. 66. 2711.
3. 19240. 6. 4254. 12. 3303. 24. 3004. 48. 2711.
1. 23255. 2. 4458. 4. 2999. 8. 2711.

3, 17969. 6. 3745. 12. 3376. 24. 3004. 48. 2711.
1. 23267. 2. 4497. 4. 3540. 5. 12801. 8. 1306 H. 10. 1306 H.

3. 13593, 6. 1306 H. 7. 12084.
1. 23285. 2. 4536. 4. 3920, 5. 13326, 8. 3047, 10. 2987. 11. 7854 H.

3. 14515. 6. 2999. 7. 15321 H. 12. 2711. 13. 10629. 24. 2521.
26. 2394.

1. 23319, 2. 5150. 4. 4051. 5. 19012 H. 8, 3329, 9. 10609, 16, 3042,
17. 10788, 18. 2497. 19, 8328.
3. 17463. 6. 1248 H, 7. 12433. 14. 3203, 15, 11142 H. 28. 2892.
1. 23347, 2, 4850. 4, 3643. 5, 10208 H, 8. 3101. 9. 5544 H, 16. 2941.
17. 7288 H.

3, 19490. 6. 3967. 7, E401 H. 12, 3119. 13. 6180 H, 24. 2946.
1 23350. 2. 4193. 4. 3303. 8.
3004. 9. 10900. 16. 2711. 18. 1036 H.

3. 16328. 6. 3760. 7, 12999. 12. 3355, 14, 3101, 24, 3004,
28. 2941. 48.2711, 56. 2711, 25.11506, 51.10858, 102.1036 H.
1. 23351, 2, 5368, 4. 4193. 5. 12999. 8. 3303. 9. 18274 H. 10. 3101.
11. 11226. 16. 3004. 17. 10900,
3, 18288. 6, 3881, 7, 16652 H.
26. 1209 H. 27. 6392 H.
l, 23387, 2, 5839, 4, 4036. 5. 14641. 8. 3391. 9. 10534.

11. 12323, 16. 2971. 18. 2502. 20. 2162, 22, 2971,
3. 20755. 6. 4302. 7, 19236 H, 12, 3615, 13, 10854.
26. 1036 IL

1. 23402. 2. 5012, 4. 3474. 5. 10542 H. 8. 1387 H. 9. 5646 H,

3, 18290. 6. 4336. 7. 21663. H, 12. 3329, 13. 11788 H.
1. 23416, 2. 4529. 4. 3616. 5. 10855. 8. 2711. 9. 10860. 10. 1036 H.

3. 12701, 6. 2987, 7. 6004 H. 12. 998 H.
1. 23418, 2. 5846, 4. 4497. 5, 15865. 8. 3540. -9, 12801, 10, 3518.

11. 13580, 16, 1306 H. 17. 11561, 18, 1306 H. 19. 10943.
20. 3098, 21. 10734. 22, 3309.

3. 19282. 6. 4858. 7. 21556 H. 12. 3483, 13. 13616 H, 24. 2900.
25. 9605,

1. 23425. 2. 5638, 4. 4793. 8, 3761, 9, 12893. 18, 3396. 36. 3013. 72,2711
3. 15928. 6, 3518, 12. 3098. 24. 2941, 25, 11007, 48,.2711.
50. 2711.

12. 1499 H. 13 12222,

10. 3568,

24. 2711.

-ocr page 105-

1. 23452. 2. 5622. 4. 4504. 5. 15538. 8. 3911 9. 6358 H. 10. 3265.
11. 10781. 16. 3336. 20. 2984, 22. 2613. 23. 10140
3. 13831. 6, 3227. 7. 13171 H. 12. 3042, 13. 11074.
24. 1144 H
25. 10854. 26. 1070 H. 27. 9832.
1.23454. 2. 5622. 4. 4504. 5.15538. 8.3911. 9. 6358 H. 10. 3265.
11. 10781. 16. 3336. 17. 10622. 20. 2984. 22. 2613.
3. 17426. 6. 4168. 7. 13470. 12. 3301. 13. 12039. 14. 3247.

24. 2971. 25. 11442. 26. 1166 H. 27. 10013. 28 3012

29. 10649.

1. 23456. 2. 5081. 4. 4442. 5. 19619 H. 8. 3265. 9. 11260. 16. 2984.
18. 2826.

3. 19930. 6. 4242. 7. 15865 H. 12. 1732 H. 13. 10345 H.
1. 23457. 2. 5268. 4. 4168. 5. 13837. 10. 3518. 20. 3098. 40. 2941.

3. 14506. 6. 3099. 7. 11958. 12. 2941. -

1. 23464. 2. 4356. 4. 1306 H. 5. 10776. 1072612. 11. 9497. 20. 2428.

21. 9050. 22. 2227. 23. 3817 H.

3. 15307. 6. 3503. 7. 6597 H. 12. 3098. 13. 11028. 24. 2941.

25. 11007. 26. 2710. 27. 8163.

1. 23474. 2. 4193. 4. 3303. 5. 18274 H. 8. 3004. 9. 10900.
17. 5226 H. 18. 1036 H.

3. 12574. 6. 2966. 7. 5948 H. 12. 2656. 13. 4703 H.
1. 23479. 2. 4842. 4. 3892. 5. 10323 H. 8. 1559 H. 9. 8132 H.

3. 13186, 6. 1511 H. 7. 11628. 14. 2875. 15. 9773.
1. 23488, 2. 5828. 4, 4497,
5. 11203. 8. 3540. 9. 12801.

11.10682. 16. 1306 H, 18. 1306 H. 20. 744 H.

22. 2549. 23. 10157.

3. 20164. 6. 4122. 7. 13625. 12, 3464, 13. 8325 H,
li). 11683, 24. 1423 H. 25, 7002 H. 28. 2868,

30. 1101 H. 31. 10677.
1. 23492. 2. 4429. 4. 1306 H. 5. 11799. 8. 998 H. 10. 2866, 11. 10427.

20. 2500. 21. 9590, 22. 2361, 23. 3980 H,
3. 14863. 6. 3551, 7, 8330 H. 12. 3159. 13. 11652. 24. 2711.
25. 10860. 26. 2953. 27. 10933.

Deze 100 dieren zifn in volgorde uit het stamboek van 1916
opgezocht. Eenvoudig werd er op gelet of de opbrengstcijfers
van 1918 bekend waren, of er bij deze cijfers geen * stond
(storende invloeden) en of er 3 generaties van het dier bekend
waren. Deze factoren bepaalden de opname in bovenstaande lijst
en geen andere. Van uitkiezen van koeien bij het samenstellen
van de lijst is dus geen sprake.

Naast het aantal punten voor exterieur, toegekend bij inschrijving

16. 2711.

10. 2665.
21. 8135.

14. 3231.
29. 10955.

-ocr page 106-

in het stamboek is voor ieder dier gegeven het aantal kilogrammen
melk, het gemiddelde vetgehalte en het aantal melkdagen. Deze
drie laatste cijfers zijn ieder voor zich afzonderlijk maar ook in
verband met elkaar van belang. Het aantal melkdagen b.v. is
zeer zeker ook van belang en dit cijfer raakt op den achtergrond
wanneer men de hoeveelheid melk gaat omrekenen op 365 dagen,
volgens de formule:

, , totale m eikopbrengst

normaal opbrengst — —--^- X 365.

melkdagen -f- dagen droog

Kalft een dier binnen het jaar dan wordt bij deze berekening
het cijfer hooger, over het jaar dan lager. Voor wedstrijden kan
zulk een berekening wel eens zijn nut hebben of hebben gehad,
een fokker doet verstandig de cijfers in onderling verband, zooals
zij zijn, te beoordeelen. Alleen daardoor krijgt hij een inzicht in
het verloop der melkgeving en ziet hij of het dier lang „aanhoudt"
of wel lang droog staat, een factor waarmede hij terdege moet

Vil in Vo

beneden
3500

MK
3500-4000

T,KOPBRENG£
4001-4500

)T IN K.G. IN
450I-500B

1918.
5001-5500

bovei 5508

2.75-2.99

-^XXXX.

V-X.

H-.X.

X-

3.00-3.14

XX.

X.

-^.x-x-

v-

.V.V.X.X.

3.15-3.29

.V.X.

V-

x-xx-x-

-.V.X.X.X

-i-XX.

XXX.

3.30—3.44

V-X.

^•XXX.

v-x-x.

XX.

-H.X.

3.45—3.69

-i-.X.

x-

- -.V.X.

-^-v-x-

X.

3.60—3.74

XX-

XX.

XXX.

XX.

3.75—3.89

X.

X.

3.90 en
hooger

X.

X-

V.

inteelt tusschen II-II tot IV-IV; V verder liggende inteelt, X »lose" predigroo.

Ta&e/ van 100 melkkoeien ingeschreven in het F. R. S. van 1916 gerangschikt
naar hare melkproductie in 1918 met aanwijzing van eventueele Inteelt.

-ocr page 107-

rekenen maar die bij het toepassen van bovenstaande berekening
vrijwel uit het oog verloren wordt.

Zoo is het ook niet gewenscht om te spreken van aantal K.G.
botervet, daar hierbij het vetgehalte der melk op den achtergrond
raakt en juist dit cijfer is ook voor den fokker van zooveel belang.

Om deze redenen heb ik mij niet bezig gehouden met bereke-
ningen en de cijfers gegeven zooals ik die vond. Evenwel zou
men om de melkproduktie van eene koe te bepalen de cijfers van
meerdere jaren moeten nemen. Ik deed dit voor enkele dieren,
maar kwam tot de conclusie dat voor het doel van deze studie
de cijfers van één lactatie-periode evengoed konden dienen. In
het staatje heb ik aangegeven aantal K.G. en vetgehalte en de
dieren weer in drie groepen gedeeld: ingeteeld tusschen Ile-IIe
tot IV-IVe remove, verre inteelt en dieren met „lose" pedigree.
Van de eerste zijn er 29, van de 2e soort 13 en van de 3e 58.

Neemt men aan dat de produktie van een Friesche koe gemid-
deld komt boven 4000 K.G. met 3.15 ®/o vet, dan voldoen aan deze
eischen 15 ingeteelde (-|-), 6 met verre inteelt {\\/) en 30 met
„lose" pedigree (X)« Bedenkt men dat er tweemaal zooveel dieren
met „lose" pedigree zijn dan geconsolideerde, dan ziet men dat
beide groepen
gelijk uitkomen!

Ditzelfde vindt men als men de eischen hooger gaat stellen;
neemt b.v. 4500 K.G. met
3.15 % minstens, dan worden de
cijfers: 9 -f. 3 V en 20 X bij 5000 K.G. 5 1 V en 11 X-
Alleen voor de groep boven 5500 K.G. met minstens 3.15 7° vet
munten de
niet ingeteelde met 8, van de 9 tot deze rubriek be-
hoorende koeien sterk uit boven de andere!

Zoo blijkt uit deze onderzoekingen met betrekking tot de melk-
productie ook niets ten gunste (maar ook niets ten nadeele) van
de ingeteelde dieren. Wij maakten een fout omdat wij uitgingen
van de produktie, terwijl het produktie-vermogen moest worden
onderzocht, maar deze fout is voor ons wel meer gemaakt. Ba-
seeren Lehndorff, von Oettingen, de Chapeaurouge,
enz. niet zeer vele van hunne stellingen op de renprestaties,
„eine Leistung" en niet op de „Leistungsfähigkeit"?

-ocr page 108-

In bovenstaande beschouwingen hebben wij steeds tegenover
elkaar geplaatst ingeteelde en niet-ingeteelde dieren, waarbij wij
van inteelt spraken wanneer in den stamboom van een dier aan
vaders- èn moederszijde dezelfde voorouder(s) voorkwam(en). Dit
is evenwel geen deugdelijk criterium! Hier mogen wij slechts
spreken van
inteelt op papier, wat zooals Sternfeld en Ohly
hebben aangetoond nog heel wat anders is of wel kan zijn dan
„werkelijke inteelt". Van deze laatste kunnen wij alleen spreken
wanneer een bepaald dier, zoowel van zijn vader als van zijn
moeder kiemplasma (Vererbungssubstanz) afkomstig van dezelfde
voorouder geërfd heeft. Bij werkelijke inteelt moet dus bij de
bevruchting der eicel door een van een verwant dier afkomstige
spermatozoïde zoowel van moeders- als van vaderszijde kiem-
plasma van denzelfden voorouder de erfelijke constitutie van het
nieuwe individu helpen samenstellen!

Hieromtrent nu zegt ons de stamboom absoluut niets!

.Papieren-inteelt zou wel gelijk zijn aan werkelijke inteelt, wan-
neer de oude (verouderde) gedachtengang juist was. waarbij men
aannam dat het „bloed" van een individu was samengesteld uit
Vi van dat van de vader, V* van de moeder, Vs van iederen
grootouder, Vie van iederen betovergrootouder, enz. (von Det-
tingen\'\') knoopt aan deze wet van Galton breedvoerige be-
schouwingen vast).

Inderdaad zou men dan mogen zeggen, dat dan een dubbele
kleinzoon van een dier voor tweemaal Ve »bloed" afkomstig van
dit dier bevatten zou. Evenwel gaat deze opvatting in tegen onze
tegenwoordige kennis van de wetten der erfelijkheid. Juist omdat
wij nu weten dat het kiemplasma is samengesteld uit een voor
iedere diersoort constant aantal chromosomen, komt Dr. R. Stern-
feld in het ..Zeitschrift für Gestütkunde" van Augustus 1919 tot
de volgende conclusies:

„Jede dieser Erbeinheiten (Chromosomen) kann nur von einem
Vorfahren stammen. Die Zahl der Vorfahren, die an der Zusam-
mensetzung des Keimplasmas überhaupt beteiligt sind, kann somit
höchstens ebensogrosz sein wie die Zahl der Erbeinheiten selbst.
Die Zahl der Chromosomen beträgt beim Pferde aber 26. woraus

-ocr page 109-

sich ergibt, dasz schon von den 32 Ahnen der fünften Ahnenge-
neration
mindestens sechs bereits ausgeschieden sein müssen.
Dasz ein solches Ausscheiden tatsächlich stattfindet, läszt sich
praktisch auch nachweisen".

Sternfeld geeft hiervan een voorbeeld met betrekking tot de
voskleur bij het paard. Een analoog geval geef ik hier voor het
rund:

Zooals bekend komt het voor, dat twee zwartbonte runderen
een
roodbonte nakomeling hebben. Beide deze runderen moeten
dan voor de zwartbonte haarkleur niet fokzuiver of heterozygoot
geweest zijn, doordat een hunner ouders roodbont was.

Rooc

bont

Zwartbont

Zwartbont

Roodbont

Zwartbont

Roodbont

Zwartbont

Waar de roodbonten in den stamboom voorkomen, doet er
niet toe, maar het gegeven geval is het eenvoudigste. Beide
ouders van het roodbonte kalf bezitten dus nog den factor voor
zwartbont haar, maar bij hunne paring moet deze factor geëlimi-
neerd zijn, want uit de roodbonte nakomeling zal met andere
roodbonte nooit een zwartbont dier voortkomen (wij weten immers
dat dit gelegen is in het feit dat de factor voor de zwartbonte
haarkleur
dominant is op die voor de roodbonte en du5
roodbonte dieren steeds homozygoot zullen zijn voor dezen „rood-
bonten" factor).

Wij zien hier dus een roodbont dier met twee zwartbonte
grootouders of wat hetzelfde is met tweemaal
dezelfde zwartbonte
grootouder en toch is dit dier, wat de haarkleur betreft absoluut
niet door deze(n) voorvader(s) beïnvloed, bezit
in dit opzicht in
zijn erfelijke constitutie niets van het kiemplasma van deze(n) voor-
ouder(s) I

Wat nu voor een enkelen factor geldt, geldt ook voor alle, en
hiermede is aangetoond dat een
inteelt op papier, zelfs een incest-
teelt, praktisch geen
inteelt inderdaad behoeft te zijn.

De verklaring hiervan moet gezocht worden in de reductie-

-ocr page 110-

deeling, die tijdens het rijpingsproces der kiemcellen plaats ymdt.
Zoowel de rijpe eicel als de rijpe spermatozoïde bevatten slechts
vijftig procent der erfelijke factoren voor het moeder- resp. vader-
dier. Daar wij nu evenwel tot op heden geen methode kennen
om te weten te komen welke 50 % van de factoren dit is. is het
ook niet uit te maken of een inteelt op papier een werkelijke

inteelt is of niet.

Men heeft wel eens uit het feit dat een dier zeer veel leek op

een voorouder, op welken het was ingeteeld. de conclusie getrok-
ken dat deze gelijkenis dan het gevolg was van de inteelt. Hier-
van zegt Sternfeld m.i. terecht: „Wir können im einen oder
anderen Falle vielleicht feststellen, dasz ein bestimmtes Pferd eine
gewisse, mehr als ganz oberflächliche Aehnlichkeit mit seinem
Groszvater oder Urgroszvater hat. Das ist jedoch, selbst wenn
die Eltern diese Aehnlichkeit in geringerem Grade zeigen sollten,
was in jedem Einzelfalle äuszerst schwer festzustellen ist, nur ein
Beweis dafür, dasz der Enkel tatsächlich von dem betreffenden
Ahnen erblich beeinfluszt ist,
nicht aber, dasz es sich um Inzucht
Wirkung handelt.
In menschlichen Familien kommt es ja doch auch
oft genug vor, dasz ein Kind seinem Groszvater oder Urgrosz-
vater auffallend ähnelt, ohne dasz dabei von Inzucht die Rede
sein könnte."

Om dezelfde redenen keert Sternfeld zich in hetzelfde artikel
tegen de door deChapeaurougec.s. gevolgde methode om wan-
neer twee dieren b.v. denzelfden grootvader en denzelfden over-
grootvader\'hebben beide te voorzien van het teeken om daar-
mede de inteelt nauwer te doen lijken. „Wenn die
directe Inzucht
fehlt oder zu schwach erscheint, so musz eben
indirecte helfen.
Dann is das betrefiFende Individuum das Resultat einer Inzucht
auf zwei oder drei Pferde, die wieder ihrerseits eine gemeinsame

Inzuchtbasis haben!"

Na nogmaals te hebben betoogd dat een inteelt in den stam-
boom nog lang geen werkelijke inteelt is en men om dezelfde
redenen afstammelingen van éénzelfde dier, zelfs geen volle broers
en zusters mag indentiBceeren, zegt Sternfeld: „Solche Kombina-
tionen mit Hilfe indirekter Inzucht kann man aus nahezu jedem

-ocr page 111-

beliebigen Stammbaum heraussuchen, ganz gleich ob das betref-
fende Individuum das Derby zu Epsom oder ein Verkaufsrennen
in Quakenbrück gewonnen hat."

Met dergelijke berekeningen heb ik mij daarom bij mijn stam-
boekstudie niet beziggehouden. Albert 1306 H en Albert II zijn
volle broers, maar blijven toch twee verschillende stieren. Daarom
is in de gevallen waarin aan de eene zijde van den stamboom
Albert aan de andere Albert II voorkomt steeds gerekend van
af hun vader (998 H) en moeder (5711 H) en niet zooals zoovele
Duitsche onderzoekers zouden doen vanaf Albert en Albert II.

Waar in bovenstaande lijsten dus bij een dier vermeld staat,
dat het een produkt van inteelt is dan wordt bedoeld
inteelt op
papier!
Ware het mogelijk om, zij het ook ten koste van veel
moeite, na te speuren bij welke van deze op papier ingeteelde
men het recht heeft V3n ft werkelijke inteelt" te spreken, dan zou
waarschijnlijk een aantal dieren van de lijst der ingeteelde moeten
worden afgevoerd. Of de positie der ingeteelde tegenover die der
niet-ingeteelde er sterker of zwakker door zou worden is niet te
voorspellen.

-ocr page 112-

HOOFDSTUK IV.
Dc praktische uitvoering der Famiiicteclt»

Systematische familieteelt kan beschouwd worden als op de spits
gedreven bloedlijnen-teelt, die zooals wij reeds vermeldden hoofd-
zakelijk hierop neerkomt, dat men de keuze van zijn fokdieren
alleen maakt uit tot éénzelfde familie of bloedlijn behoorende
dieren. Alle dieren buiten de betreffende families komen niet in
aanmerking; alleen dieren, die zoowel in hunne eigenschappen
als in hunne stamboomen zeer veel gelijkenis vertoonen, worden
gepaard.

Wanneer men dit eenigen tijd volhoudt kan het niet anders
of men moet zeer veel op elkaar gelijkende dieren, zeer groote
uniformiteit verkrijgen. Dit wordt dan ook steeds als een der
grootste voordeelen van familiteelt geschetst. Vooral wanneer
men beperkt is in zijne keuze van fokdieren, b.v. wat het type
betreft zal men als vanzelf op deze fokmethode zijn aangewezen.
Bakewell b.v. moest wel ten slotte inteelen omdat hij buiten
zijn eigen veestapel (ei\\, die van zijn buren) geen dieren vond,
die de zijne in type, kwaliteit, enz., evenaarden.

Te trackten „het bloed" van een uitmuntend fokdier te be-
houden en te verzamelen of zelfs nog met dit dier na zijn dood
veelvuldig te werken, kan ook de reden zijn waarom men inteelt
toepast. Stel b.v. het volgende geval: Jarenlang heeft een fokker
getracht zijn vee in een bepaalde richting-te fokken, maar om
welke reden dan ook, zonder succes. Wanneer hij dan bemerkt
dat een fokdier, dat de gewenschte eigenschappen in hooge mate
bezit, met den voorhanden zijnden veestapel zeer goede nakome-
lingen geeft, dan zal hij trachten van „het bloed" van zulk een
„treffer" zoo dikwijls mogelijk gebruik te maken en komt er haast
als van zelf toe om inteelt toe te passen.

-ocr page 113-

Nu zijn bijna alle schrijvers over inteelt en ook een deel der
practische fokkers (en hunne raadslieden) de meening toegedaan,
dat men zijn doel in zulk een geval veel eerder bereikt, d. w. z.
spoediger een uniformen koppel dieren met de gewensche eigen-
schappen zal bezitten door inteelt toe te passen. Is deze meening
juist, dan moeten na verloop van jaren de op den „treffer" inge-
teelde dieren de gewenschte eigenschappen in hoogere mate be-
zitten dan de niet-ingeteelde nakomelingen van bedoeld fokdier.
Dit zullen wij toetsen aan de praktijk en gaan daarvoor na de
fokkerij van het zwartbonte rundvee in de Vijfheerenlanden en
Alblasserwaard.

Jarenlang heeft men daar getracht den veestapel te verbeteren
door den invoer van Friesch vee, maar steeds met weinig succes.

De meeste fokkers hielden daarom vast aan het oude Zuid-
Hollandsche type, dat, hoewel het niet meer aan de eischen be-
treffende exterieur en melkopbrengst voldeed, de in die streken
zeer gezochte eigenschap van gemakkelijk vleesch en vet te
zetten, bezat. Het gevolg was, dat de fokkerij er eer kwijnde dan
bloeide, totdat in 1911 de fok- en contrölevereeniging „Verbete-
ring zij ons doel" den stier Dirk IV No. 1022 S (N. R.S.) aankocht.

Hiermede is een nieuwe periode van ongekenden bloei voor dit
fokdistrict aangevangen! De groote vooruitgang in het laatste
tiental jaren moet wel naast een verbeterde voeding en verpleging
(vooral van het jonge vee) v.n. worden toegeschreven aan het
groote overervingsvermogen van dezen stier Dirk IV. Bijzonder
goed fokte hij met het inheemsche vee en toen men zag welk een
goede nakomelingen hij had, heeft men zijn afkeer van inteelt
laten varen en niet geschroomd de nauwste bloedschandeteelt te
gaan toepassen, zoo zelfs dat tegenwoordig een deel der fokkers
bij voorkeur deze fokmethode aanwendt.

De genoemde fokvereeniging hield 16 September 1920 te Hoor-
naar een fokveedag
uitsluitend van Dirk IV\'s afstammelingen.
(Dirk IV1 werd in 1917 preferent verklaard).

1  Dirk IV 1022 S komt van Jansje 2834 R door Dirk 7792 R. Deze laatste
sou volgens mededeellng van den heer E. Muilwijk te Leerdam een produkt van
vader met dochter zijn.

-ocr page 114-

Bij het nagaan van de 306 in den catalogus van dezen fokvee-
dag voorkomende dieren bleken er niet minder dan 86 produkten
te zijn van inteelt (onder inteelt hier steeds te verstaan bloed-
schandeteelt: broer en zuster, vader en dochter, kleinzoon en
dochter enz.; zoo waren van deze 86 dieren er 43 gesproten uit
paring van broer en zuster, 11 uit vader met dochter). Ook kwamen
er verscheidene produkten van herhaalde inteelt op Dirk IV
voor b.b.

.Adolf-Dirk IV

C\'^°°J®<Gonda-DirkIV
4053 R

August
60024 R.
V. J.

Rosall-DirklV
Dirk IV

Anna V
54255 R.
V. J.

Anna
36003 S

Dirk IV

Marie—Dirk IV

De bekroningen waren op dezen fokveedag als volgt verdeeld:

NIET-I

NGETEELDE

INGETEELDE

aantal
dieren

aantal
prijzen

omschrij-
ving der
prijzen

aantal
dieren

aantal
prijzen

omschrij-
ving der
prijzen

"3
>

gekalfd
hebt)end

111

28

6 eerste
6 tweede
6 derde
10 vierde

16

1

1 derde

S
>

nog
nooit
gekalfd
hebbend

72

16

4 eerste
4 tweede
f> derde
3 vierde

44

9

1 eerste

1 tweede
6 derde

2 vierde

%

jonger
dan
1 jaar

28

5

2 eerste

1 tweede

2 vierde

23

11

2 eerste

3 tweede

4 denle
2 vierde

W

G

tO

2

1 jaar

en
ouder

9

7

1 eerste

1 tweede
3 derde

2 eervol

3

3

1 eerste

2 tweede

Totaal. .

220

56

86

24

-ocr page 115-

Bekroond werden dus 56 van de 220 niet ingeteelde dieren
(25.57o) en 24 van de 86 wel ingeteelde (28Vo), wat dus een
uitkomst geeft ten gunste van de ingeteelde; evenwel het verschil
is zoo gering dat het trekken van vérstrekkende conclusies
gevaarlijk kan worden. Sterker verschillen verkrijgt men als men de
vrouwelijke met de mannelijke dieren vergelijkt. In de eerste plaats
valt dan op, dat er van de 63 stieren 26 zijn ingeteeld, terwijl van de
234 aangebrachte vrouwelijke dieren er slechss 60 uit een paring
in bloedverwantschap zijn gesproten. Waar men nu veilig aan-
nemen mag dat er vrijwel evenveel mannelijke als vrouwelijke
ingeteelde dieren geboren worden, volgt dan niet uit deze cijfers
dat er bij de selectie voor den fokveedag een naar verhouding
groot aantal
ingeteelde vrouwelijke dieren moest worden thuis-
gelaten? Ten tweede valt op, dat het succes van de ingeteelde
vrouwelijke dieren slechts gering is; de beste prijzen werden door
de niet-ingeteelde in beslag genomen. Let men daarentegen op de
mannelijke dieren dan ziet men dat daar juist de ingeteelde het
beste figuur maakten 1 De ingeteelde mannelijke dieren zijn dus
over het algemeen beter dan de niet-ingeteelde, de ingeteelde
vrouwelijke dieren staan bij de niet-ingeteelde ten achter.

Hiervan de oorzaak op te speuren is een studie op zich zelf.

Zoo zou men kunnen redeneren als volgt:

Dirk IV bezit zeer sterk het mannelijk voorkomen, is op en top het
type van een ,, vader"-dier. De exterieur-kenmerken, die hiervan
den ondergrond vormen kunnen niet bij zijn vrouwelijke nakome-
lingen tot uiting komen. Bij de mannelijke kan dit wel en vooral
de op Dirk IV ingeteelde hebben meer kans — hoewel volgens het
behandelde aan het einde van het vorige hoofdstuk dit niet nood-
zakelijk is — om dit goede mannelijke voorkomen, waarop
natuurlijk bij de keuring streng gelet is, weer te bezitten.

Of moet men veronderstellen, dat een deel van de factoren, waar-
aan Dirk IV zijn goede exterieur dankt alleen tot uiting kunnen
komen bij het mannelijke dier (correlatie tusschen deze factoren en
den geslachtsbepalenden factor) en dat nu bij de mannelijke inteelt
produkten deze factoren beter (nogmaals, het behoeft niet, maar

-ocr page 116-

de kans is, waar het hier incest-paringen geldt, toch wel tamelijk
groot) zullen bezitten dan de niet ingeteelde?

Deze fokveedag te Hoornaar leert ons, dat wanneer in een
bepaalde streek verscheidene jaren met en zonder inteelt
in dezelfde
richting
gefokt is, de ingeteelde dieren (mannelijke en vrouwelijke
tezamen genomen) niet op een hooger peil staan dan de niet-
ingeteelde. Men moet immers niet vergeten, dat alhoewel de
ingeteelde stieren als geheel beter uitkwamen dan de niet-ingeteelde
deze laatste nog 3 van de 6 eerste prijzen verwierven. Dit moest
niet kunnen gebeuren wanneer de boven omschreven meening
juist was, n.1. dat men
met inteelt zooveel sneller zijn doel kan
bereiken! In Hoornaar vind ik in het geheel geen bevestiging van
deze stelling en al blijkt het uit het vertoonde op dezen fokveedag
niet dat inteelt kwaad doet, aan den anderen kant blijkt ook niets
ten gunste van deze fokmethode.

Verkrijgt men dus met inteelt geen grootere uniformiteit? Is
dus het bezwaar dat altijd tegen inteelt ingebracht wordt, n.1. dat
men spoedig met zijn veestapel apart komt te staan, in de nationale
fokkerij (eine Zucht innerhalb eine Zucht) ook ongegrond?

De zaak is m.i. deze; inteelt is niets anders dan selectie van
fokdieren in één zeer bepaalde richting. Het kan dus niet
anders of men moet na een tijdlang steeds inteelt te hebben
gedreven, dieren krijgen met in die richting sterk ontwikkelde
eigenschappen. Maar wanneer men zonder te willen inteelen,
steeds dieren uitzoekt met bepaalde kenmerken en dit eveneens
lang achtereen volhoudt, zal men dan ook geen dieren krijgen,
welke in één richting ontwikkeld zijn? Bleek uit het bovenstaande
niet, dat men in Hoornaar en omgeving, waat men steeds selecteert
op wat men noemt het Dirk-type, evengoed zijn doel bereikt, of
men inteelt toepast of niet?

Hoofdzaak is de selectie, bijzaak of de te paren dieren vet\'
want zijn of niet.

Verder heb ik nog enkele andere fokcentra, waarvan bekend
is dat de fokkers inteelt niet schuwen, trachten te onderzoeken
b.v.
de Wijk en Wieringerwaard. Evenwel is het groote bezwaar
dat in deze streken de fokkerij van stamboekdieren nog betrekkelijk

-ocr page 117-

jong is en daarom het percentage runderen van onbekende af-
stamming of met zeer weinig bekende voorouders zeer hoog
wordt. Het onderzoek naar ingeteelde dieren is daarom, behalve
voor incestteelt, niet meer te doen. Hoewel ik nog verscheidene
stamboomen heb kunnen opmaken, zal ik daarom niet lang stil
staan bij deze onderzoekingen betreffende het succes dat inge-
teelde en niet-ingeteelde dieren op den fokveedag te
de Wijk of
op de tentoonstelling te
Schagen, beide in het najaar van 1920
gehouden, hadden. Wel bleek mij dat zoowel te de Wijk als te
Schagen er prijzen werden behaald door ingeteelde als door niet-
ingeteelde (voor zoover dit daar was na te gaan).

Voor Schagen drong zich de vraag aan mij op: hoe komt het,
dat hoewel Reimers in zijn mooie studie betreffende den Frans-
en Maxstam er zoo uitdrukkelijk op wijst, wat inteelt z.i. voor
deze stammen heeft beteekend, de Noord-Hollandsche fokkers
niet den bescheven weg zijn blijven of gaan volgen door dit
„bloed" te fokken, maar daarentegen heel veel Friesch vee in-
voeren? Het viel mij tenminste op, dat het aantal ingeteelde
dieren uit den Frans- en Maxstam niet groot was. en ook dat zij
geen bijzonder succes behaalden.

De centrale keuring van September 1920 te Rotterdam gehou-
den leverde eenigszins beter studie-materiaal op. Tenminste van
een groot aantal hier aangevoerde dieren kon de stamboom
worden opgemaakt, met als resultaat dat vijftien dieren uit een
paring in bloedverwantschap bleken te zijn gesproten. Van de
57 stieren (6 rubrieken) zijn het er tien:

1. Doms 1929 S

2. 5192. \'1. 4497. 5. 10004 H. 8. 3540.

9. 12801.

2 4,4

IG. 1306 H. 18. 1306 H.

3. 17281. 6. 1306 H. 7. 8865 H.

2. Willem V 3097 S

2. 1496 S. 4. 1309 S.

2-2

3. 21631 S. 6. 1309 S.

3. Cor 4158 S

2. 2968 S. 4, 1551 S.

3. 28419 S, 6. 1551 S.

i. Pel Gerard Pol

2. 9477. 4. 6808. 5. 29370. 8. 4969.

10. 6395.

4275 S

11. 12218.

2-3

3. 32986. 6. 6395. 7. 14643.

-ocr page 118-

5. Willem 4326 S

2. 2968 S. 4. 1551 S.

2-2

3. 33464. 6. 1551 S.

6. Carlo IX 4346 S

2. 3379. S. 4. 2944 S. 5. 2656 S. 8. 992 S.

3-3

3. 21677. 6. 1309 S. 7. 11890 S. 14. 992 S.

7. Factor52231R.v.J.

2. 4258 S. 4. 1996 S.

2-2

3. 31029 R. V. J. 6. 1996 S.

8. Peter 54198 R. v. J.

2. 4044. 4. 2822 S. 6. 4388 R. 8. 1359 S.

2—3

3. 40175 R. V. J. 6. 1359 S.

9. Jan XIX

2 Jan XI. 4. 2243 S. 5. 11606 S. 10. 1113 S.

55535 R. V. J.

O Q

3. 29257 S. 6. 2022 S. 7. 6630 R. 12. 1113 S.

O-O

10. Jeltje\'s Jan

2. Jan XI. 4. 2243 S. 5. 11606 S.

57907 R. V. J.

3. 39033 R. V. J. 6. 2492 S. 7. 17829 R. 12. 2243 S.

3—2 en

13. 11606 S.

3-2

Van de 21 bekroningen behaalden deze dieren er vijf, te weten
twee eerste prijzen (nummer 7 en 10) twee tweede (no. 1 en 6)
en een derde prijs (no. 2). De 47 niet-ingeteelde mannelijke dieren
verkregen 16 bekroningen. De 5 ingeteelde vrouwelijke dieren
waren:

11. Julia V
2-2

2. 1930 S. 4. 6808. 5. 21318.

3. 29207 S. 6. 6808. 7. 22028.

12. Sophie V
42794 R.
V.

J.

2. 3295 S. 4. 1167 S.

3. 23339 S. 6. 1167 S.

2-2
13. Guus II
53101 R.
V.

J.

2. 3874 S. 4. 8117. 5. 29419. 8. 4497.

3. 39198 S 6. 1996 S. 7. 17850 S. 12. 4497.

3-3
14. Bertha IV
62361 R.
V.

J.

2. 3654 S. 4. 1698 R. 5. 6016 R.
20409 S. 6. 1252 S. 7. 6016 R.

2—2
15. Ida VII
3—2 en

2. JanXI. 4. 2243 S. 5. 11606 S.
A Tda IV. 6. 2492 S. 7. 25554 S. 12. 2243 S.

3-2

13. 11606 S.

Van de 26 prijzen verkregen deze slechts één derden prijs (no.
13) de
75 niet-ingeteelde (voor zoover dit kon worden nagegaan) et 25.

-ocr page 119-

Wanneer men de waarde van inteelt wil aantoonen wordt dit
nog al eens gedran, o.a. in verschillende leerboeken, in tijdschrift-
artikelen enz. door te zeggen: op de tentoonstelling te X. waren
onder de prijswinners zoo en zooveel ingeteelde dieren. Dit zegt
evenwel niets ten gunste van inteelt, wanneer men er de ver-
houdingscijfers tusschen de voorgebrachte ingeteelde en niet-inge-
teelde niet aangeeft en ook hoeveel niet-ingeteelde een prijs
verkregen! Immers men zou van Rotterdam 1920 weer kunnen
zeggen 4 ingeteelde dieren behaalden een eersten of tweeden prijs
I
Zegt men er evenwel bij, dat er 10 niet-ingeteelde dieren even
gelukkig waren, dan moet toch duidelijk zijn, dat men op deze
manier inteelt niet als fokprincipe mag aanprijzen.

Evenals te Hoornaar valt te Rotterdam op, dat ingeteelde
stieren
naar verhouding meer succes hebben dan de niet-ingeteelde,
terwijl dit bij de vrouwelijke dieren juist omgekeerd is. Moeten
wij hier nu uit besluiten, dat wanneer een fokker zijn vrouwelijk
materiaal wil verbeteren, hij zonder inteelt moet fokken, maar
wanneer het hem te doen is om goed mannelijk materiaal hij wèl
moet inteelen? Ne;n, want ten eerste blijkt van dit alles niets bij
mijn uitgebreide onderzoekingen van het Friesche stamboekvee en
ten tweede weet een fokker immers niet vooruit of uit een paring
een mannelijk dan wel een vrouwelijk dier zal ontstaan. Daarom
doet een fokker verstandig door tegenover inteelt een neutraal
standpunt in te nemen, zich niet af te vragen of de te paren
dieren al of niet verwant zijn, maar steeds te trachten om, van
zijn standpunt bezien,
het beste met het beste te paren.

De doelbewuste fokker zal dus bij de keuze van een fokstier
meer moeten letten op het exterieur, op de kracht, gezondheid en
het weerstandsvermogen, op de raszuiverheid (stamboom!), op de
produktiecijfers van de moeder van den stier, zoo mogelijk op de
verwekte nakomelingen en naaste familieleden, op de geslachts-
kenmerken, dan wel op het al of niet verwant zijn met eigen
koeien. Met dit alles komen wij dus weer terug op het standpunt
van Justinus (zie bladz. 6) dat de verwante gaat vóór een
vreemde, indien hij beter is, maar is de laatste beter dan verdient
deze laatste de voorkeur.

-ocr page 120-

Hoewel dus de beoordeeling van de hierboven genoemde
hoedanigheden van hoogere waarde is dan de beoordeeling der
afstamming alléén, zien wij heel vaak in de praktische fokkerij
toch een omkeeren van deze volgorde en wordt eerst naar af-
stamming (het bloed) dan naar de andere kenmerken gevraagd.
Het zijn vooral de bloedlijn- en inteelt-theorieën, die de fokkers
in deze richting gedreven hebben, omdat juist deze aan de afstamming
van een dier zooveel aandacht schenken. De groote nadeelen van
deze verheerlijking van het bloed, de afstamming van den stam-
boom van een dier komen in het volgend het beste uit: Stel dat
bij de keuze van een stier een fokker zoo gelukkig is geweest dat
deze met zijn koeien zulke nakomelingen geeft, dat deze op keuring
tentoonstelling, enz. opvallen. Natuurlijk zal hij dan zelf in dit
bloed" trachten te blijven, maar ook andere fokkers willen er
van profiteeren, zij willen ook dieren hebben uit die beste familie
en bieden hooge prijzen aan den succesvollen fokker. Deze komt
er
gemakkelijk toe. om aan de vraag eenigszins te kunnen voldoen,
niet meer zoo nauwkeurig te selecteeren en ook minderwaardige
fokdieren enkel en alleen om het ..bloed" aan te houden. Helaas
zijn er dan nog altijd fokkers (?) genoeg, die denken dat een dier
beter is naarmate de prijs, die ervoor gevraagd wordt stijgt!
Mocht het dier (meestal stier) zelf niet door exterieur en andere
bovengenoemde gegevens uitblinken, het ..bloed" maakt alles wel

weer goed. j i j

Hi-raan ligt de verkeerde gedachte ten grondslag dat leden van

dezelfde familie precies dezelfde erfelijke constitutie bezitten, dus
al loopen zij ook in phenotype uiteen
in het genotype zouden al^
dezelfde factoren (genen, determinanten) aanwezig zijn. De erteh)k-
heidsleer leert evenwel heel wat anders n.1. dat alleen wanneer
alle fokdieren homozygoot waren voor
alle eigenschappen, de
geschetste meening juist zou
zijn. Zulke homozygote dieren bestaan
evenwel niet. De meeste fokdieren zijn voor vele eigenschappen
heterozygoot aangelegd en daaruit is het groote verschil zelfs
tusschen volle broers en zusters te verklaren.

Verder leert de leer van het Mendelisme. dat wanneer zich bij
een dier gewenschte eigenschappen openbaren, de factoren, welke

-ocr page 121-

deze „goede" hoedanigheden bepalen, dominant kunnen zijn over
die, welke den aanleg voor tegenovergestelde („slechte") eigen-
schappen bepalen. Bedoeld dier is dan voor deze eigenschappen
homozygoot of heterozygoot aangelegd. Paart men nu twee
zulke heterozygote dieren, welke beide (naar het phenotype te
oordeelen) enkel voor „goede" eigenschappen zijn aangelegd, dan
kan de nakomeling toch homozygoot zijn voor de recessieve
„slechte" factoren. Zulk een nakomeling kan niet aan aan de
gestelde verwachting beantwoorden. Beschouwt nu de fokker dit
dier sleclits, als het ware, als een
minus variant van een hoogstaande
linie naar analogie van wat wij in de plantenwereld zien —
dan kan dit in de fokkerij niet anders dan teleurstelling geven.

Deze overschatting van de afstamming (van het bloed) van een
fokdier vindt men nog al vaak bij de fokkers, maar komt toch het
sterkst tot uiting bij de aanhangers van de inteelt- en bloedlijntheorie.

Wilson zegt van het beoordeelen van een dier enkel en
alleen naar zijn stamboom, dat de vooraanstaande volbloed
paardenfokkers niet naar de pedigree van een hengst kijken, maar
in de eerste plaats zien naar het dier zelf en daarbij naar de
prestaties van zijn nakomelingen op de renbaan.

„Race-horse breeders do not hunt up a yearling filly\'s ancestry
half a century or a century back in order to decide her value.
They look with a steady eye to the performances of her sire and
dam and, if need be, to those of her grandparents".

Dit alles doet natuurlijk niet af aan de waarde van een goede
afstamming. De stamboom kan den fokker veel leeren, o.a. omtrent
de raszuiverheid en het type van het dier. Ware het mogelijk de
stamboeken zoodanig in te richten dat men ten koste van weinig
moeite een overzicht had van vele familieleden van alle in den
stamboom voorkomende dieren, dan zou uit den stamboom van
een dier eenigszins berekend kunnen worden of men den erfelijken
aanleg voor een goed exterieur, goede produktie enz. al of niet
mag verwachten. Maar dan gaat nog vóór alles de beschouwing
van het dier zelf en van zijne nakomelingen; de selectie kan nooit
alleen op papier geschieden, al is de stamboom nog zoo rijk aan
gegevens.

-ocr page 122-

Werd er zooeven op gewezen dat vooral bij inteelt de fokker
er zoo gemakkelijk toe komt „het bloed" te beoordeelen in
plaats van het dier, dan moet er hier de nadruk op gelegd worden,
dat dit bij deze fokmethode dubbel erg is. Juist bij inteelt vergt
„die Individual-Auslese" zeer veel aandacht!

Immers men past inteelt v.n.1. toe om bepaalde gewenschte
eigenschappen te verzamelen en zekerder vast te leggen, (homo-
zygoot in aanleg), maar daar de dieren waarmede men begint
meestal naast de gewenschte goede ook ongewenschte slechte
zullen bezitten worden deze laatsten ook „opgehoopt" (homozygoot).

Daarom is in dit verband de term: „Inteelt is een tweesnijdend
zwaard" zoo zeer geliefd! Maar ook daarom komt het bij inteelt
zoo aan op een goede selectie. Blijkt een fokdier in één of andere
richting af te wijken, het moet beslist worden uitgeschakeld.
Dus voortdurende strenge selectie, waarbij men niet blind
mag zijn voor oogenschijnlijk kleine gebreken van
eigen vee.
Maar hoeveel fokkers kunnen aan dezen eisch voldoen? Blijkt
uit het ten ondergaan van zoovele fokkerijen, waar inteelt bij
voortduring werd toegepast, niet duidelijk hoe weinig er van deze
strenge selectie in de praktische fokkerij vaak terecht komt?

Welke nadeelen zich bij onvoldoende selectie openbaren werd
reeds in Hoofdstuk II uitvoerig uiteengezet. Alleen wensch ik er
hier nogmaals op te wijzen dat hoe sterker er met de prestaties
van de fokdieren gerekend wordt, hoe meer men de dieren uit
hun physiologisch evenwicht brengt, des te eerder zullen de na-
deelen zich openbaren (fijnheid, onvruchtbaarheid enz.

Vooral verminderde levenskracht (gevoeliger worden voor uit-
wendige omstandigheden, hoogere eischen stellen aan voeding en
verpleging) en onvruchtbaarheid treden het eerste op. Vooral op
deze zaken dient dus bij de selectie gelet te worden. Maar als
men bedenkt dat er zooveel andere punten zijn, die de aandacht
van den fokker in beslag nemen, tenminste wanneer hij werkelijk
een doelbewust fokker is en bedenkt dat sommige van die punten
doorslag gevend zijn b.v. betreffende de haarkleur (Lakenvelders)
betreffende exterieur (bepaald type) betreffende het vetgehalte der
melk enz., en bedenkt dat levenskracht en vruchtbaarheid zulke

-ocr page 123-

onbepaalde begrippen zijn. dan ligt het antwoord op de vraag:
„wat komt er van de selectie op bedoelde factoren bij den ge-
wonen fokker terecht?" voor de hand. Meestal selecteert hij alleen
op de zichtbare eigenschappen in goed vertrouwen, dat levens-
kracht en vruchtbaarheid
van zelf behouden zullen blijven.

Inteelt op zich zelf veroorzaakt ook deze gebreken niet, al heeft
men hieromtrent tot voor korten tijd in twijfel verkeerd. Waar
met inteelt gebreken optreden, neemt men aan dat deze verborgen
bij de ouders voorkomen en dus alleen door inteelt aan het licht
gebracht worden. Zoo ook hier. Weinig dieren bezitten de fac-
toren welke betrekking hebben op een goede vruchtbaarheid vol-
komen homozygoot (recessief is dus aanwezig een factor welke
de vruchtbaarheid kan doen wegblijven) en daarom zal men bij
inteelt homozygotie zien optreden voor de recessieve eigenschappen
(onvruchtbare dieren). Hetzelfde kan gezegd worden van de fac-
toren welke in aanleg de levenskracht van een dier bepalen; ook
hier door inteelt langzamerhand een „ophoopen" van de slechte
eigenschappen. Wordt dus op deze manier het mislukken van vele
fokkerijen
met inteelt (niet door inteelt, de schuld ligt bij onvol-
doende selectie der fokkers) verklaard, ook wordt er door opge-
helderd, hoe het komt dat men met inteelt geruimen tijd vaak
goede, soms zelfs uitstekende resultaten behaalt, om dan op een-
maal te zien. dat het aantal
minderivaardige dieren zeer groot wordt.

Verschillende buitenlandsche deskundigen o.a. Wi 1 s o n^) vestigen
hierop de aandacht. Maar ook uit eigen land kan ik eene mededeeling
doen. die in dezelfde richting wijst, n.1. uit
de Wijk (Dr.). Uit-
gaande van de meening dat men met inteelt veel zekerder fokt,
heeft men ook hier niet geschroomd de meest nauwe bloedschande-
teelt toe te passen. Zoo was de in 1907 geboren uitmuntende
stier (ingeschreven in 1909 met 83.3 punten)
Roelof 585 S een
dubbele kleinzoon van den stier
Hollander.

Zijn fokprodukten (al of niet uit inteelt paringen) waren goed.

\' D 1 f c; f I\'-«" 74 R - Hollander

Roelof 585 S I JJ20 R - Hollander

Leopold 895 S

Martha 336 R - Hollander

-ocr page 124-

De opvolger van Roelof was in „de stapel" zijn zoon Leopold
895 S, ook weer gesproten uit een Hollander-dochter en nu
kwamen de gebreken, zich uitende in te groote fijnheid, enz.,
volop te voorschijn, zoodat men genoodzaakt was ander „bloed"
in te voeren (o.a. den Frieschen stier Albertus 992 S). Dit voorbeeld
zou nog wel met enkele andere aan te vullen zijn o.a. van Laken-
velder-fokkers (de Heer E. van Muilwijk te Leerdam deelde
mij hieromtrent eenige voorbeelden mede). Waar wij in enkele
streken van ons land bij sommige fokkers een zekere voorliefde
voor inteelt zien ontstaan, dienen zij op deze voorbeelden dan
ook wel degelijk acht te slaan.

Daarbij kunnen zij er dan aan denken, dat Kronacher na in
zijn „Allgemeine Tierzucht" een uitvoerig hoofdstuk aan inteelt te
hebben gewijd, een hoofdstuk, waarin de inteelt meermalen sterk
wordt aangeprezen, tenslotte neerschrijft: „Ueberall dort, wo eine
genaue Kenntnis des Gesamtzuchtmaterials nach Abstammung
bezw. verwandtschaftlichen Beziehungen, nach Leistungen, kör-
perlichen Eigenschaften, Konstitution, Gesundheit und vor allem
auch Vererbung
nicht vorhanden ist, wo die Möglichkeit einer
sorgsamen Beobachtung und Auswahl bei der Paarung fehlt
und
vor allem die gesamten Haltungs- und Nutzungsverhältnisse
sich
nicht den nach Gattung, Rasse, Abstammung, Gebrauchszweck
bzw. Leistungen jeweils gegebenen Bedürfnissen der Tiere an-
passen lassen, also
vor allem in der breiten Masse der Gebrachs-
zuchien, ist^ für Inzucht
und ersthch für engen und engsten
Grades
kein Platz".

Eveneens wijs ik de fokkers met voorliefde voor inteelt op de
meening van Kraemer „Eine fortgesetzte Inzucht musz an sich
Schädigungen der Konstitution mit sich bringen." En verder: „Wenn
aber allmählich in weiteren Kreisen etwa der Glaube an eine
unbedingt erfolgreiche Wirkung der Inzucht Fusz fassen sollte,
dann musz wohl auch gelegentlich wieder anderen Gefahren mit
allem Nachdruck gemahnt werden". Daarbij kan ik nog voegen,
dat Tierzuchtdirektor Peters na langen tijd de werking van
inteelt in de praktijk te hebben gadegeslagen tot de conclusie
komt: „Nur wenn das zur Inzucht verwendete Material qualitativ

-ocr page 125-

die Umgebung übertrifft, also gleichwertige fremdblütige Tiere
aus typischen Famillien nicht zu haben sind, halte ich die Inzucht
für berechtigt, ja notwendig". Dit terwijl: „Peters
früher die
Inzucht als einen für die Hochzucht
überragenden Zuchtfaktor
angesehen habe". Komt Peters hier dus niet van het standpunt
van de Chapeaurouge c.s. weer op dat van Justinus, wiens
meening ook door mijne onderzoekingen bevestigd werd en welke
in het kort hierop neerkomt, dat het paren van bloedverwante
dieren alleen dan geoorloofd is, als er geen evengoede onver-
wante te krijgen zijn! Immers bleek uit mijn stamboek-onderzoek
nergens iets, dat wees op een,beter zijn van de ingeteelde boven
de
niet-ingeteelde en volgt uit het zooeven behandelde toch wel,
dat als men buiten inteelt kan, men beter, om de gevaren aan
inteelt verbonden, niet-verwante dieren kan paren.

Dit resultaat rijmt oogenschijnlijk niet met wat biologen omtrent
het inteeltvraagstuk verkondigen n.1. dat inteelt leidt tot homo-
zygotie en daarom tot in aanleg betere individuen (Hoofdstuk II).
Men moet evenwel niet vergeten, dat deze stelling voor een deel
gebaseerd is op mathematische en philosophische beschouwingen,
voor een ander deel op experimenten bij planten.

Met planten werkt men evenwel heel wat gemakkelijker (zelf-
bestuiving) kan men heel wat strenger selecteeren, kan men de
uitwendige omstandigheden meer beïnvloeden, dan in de praktische
fokkerij! Daarbij heeft men in de laatste meestal het oog gericht
op zeer vele factoren, bij het experiment met planten maar op
enkele. Bovendien kan men dan nog vragen, of homozygoot voor
alle eigenschappen wel gewenscht is? East and Jones"") wijzen
na hun proeven (v.n.1. met maïs) er herhaaldelijk op, dat homo-
zygotie bijna steeds gepaard ging met een vermindering der grootte,
levenskracht (vigor) en vruchtbaarheid.

Zijn evenwel deae drie zaken voor het fokdier niet van het
allergrootste belang? Zeker, men kan zich dieren
denken, die
ondanks homozygotie hun maximum levenskracht, enz., hebben
behouden, maar daar zij uitsluitend goede eigenschappen en dan
nog wel homozygoot mogen bezitten, kan men er van verzekerd
zijn, dat zij o, zoo schaarsch voorkomen.

-ocr page 126-

Gaat inteelt en homorygotie gepaard met vermindering in
grootte, levenskracht en vruchtbaarheid, kruising zou binnen be-
paalde grenzen volgens
East and Jones een stimuleerende
werking hebben op deze hoedanigheden. Zij zeggen (blz. 168):
„It was apparent that when germinal heterogeneity was at the
maximum
the greatest vigor was shown." (Johannsen zegt
bldz. 434 vrijwel hetzelfde). Paart men nu niet verwante dieren-
dan is de kans op heterozygotie grooter dan bij het paren van
verwante. Moeten wij daaruit nu besluiten, dat het met het oog
op levenskracht, grootte en vruchtbaarheid beter is uitsluitend
niet-verwante dieren te paren? Hierop zal ik het antwoord
schuldig blijven, omdat ik niet onderzocht Heb op vruchtbaar-
heid. vatbaarheid voor ziekten, naar het aantal jaren dat de
dieren produktief blijven, enz., enz., bij ingeteelde en bij niet in-
geteelde dieren. Of zulk een onderzoek uitvoerbaar zou zijn, is

een andere vraag !

Blijft het dus een open vraag of homozygotie voor alle eigen-
schappen wel zoo gewenscht is, vast staat dat homozygotie voor
bepaalde gewenschte hoedanigheden ook wel zonder inteelt tot
stand kan komen. Immers wij mogen aannemen, dat
alle dieren
in een bepaald fokgebied. waarin reeds lang in éénzelfde richting
gefokt is, den aanleg voor de gewenschte eigenschappen zullen
bezitten, hetzij dan homozygoot of heterozygoot.

Leert ons de erfelijkheidsleer nu niet. dat ook uit twee hetero-
zygote dieren homozygote kunnen ontstaan? Daarom mag men
ook aannemen, dat het al of niet
geconsolideerd zijn, onafhankelijk
van inteelt is en ook zonder deze kan ontstaan.

Teminste wanneer men onder geconsolideerde dieren, dieren
verstaat, welke hun vrij constant overervingsvermogen danken
aan het in hunne genetische samenstelling fokzuiver (homozygoot)
zijn voor de goed overervende eigenschappen (Kronacher:
Allgemeine Tierzucht. Band I Abt..III bldz. 145).

Deze meening, die lijnrecht Staat tegenover wat de Chapeaurouge
zegt n.1. dat de z.g. individueele potentie in de eerste plaats af-
hangt van een
geconsolideerde pedigree (geconsolideerd wil hier
zeggen dat er in de pedigree inteelt voorkomt tot in de derde of

-ocr page 127-

vierde remove), vinden wij onderstaand bij von Dettingen\')
(bldz. 74): „Die Idee durch eine sehr enge Inzucht oder durch
eine enge und wiederholte Inzucht mit deutlicher Inzucht-Unter-
stützung Zuchtmaterial mit besonderen Individual-potenz zu erhalten,
beruht auf einem Gedankenfehler".

Von Dettingen komt eveneens tot de conclusie dat indivi-
dueele potentie niets met nauwe inteelt te maken heeft en geeft
voorbeelden van volbloed-hengsten, die individueele potentie
bezaten en slechts zeer ver waren ingeteeld. Volbloedhengsten die
in het geheel niet zijn ingeteeld. bestaan bijna niet.

Dit alles komt overeen met het resultaat van mijn stamboek-
onderzoek. waar er niets bleek ten voordeele noch ten nadeele
van inteelt.

De praktische toepassing van inteelt brengt, zooals uiteengezet
is, geen geringe bezwaren mede, vooral ook al, omdat de fokkers
waneeer men hen zegt inteelt toe te passen, al spoedig inteelt
synoniem achten met de meest nauwe bloedschandeteelt.

Toch kan ik mij voorstellen, dat men in bepaalde gevallen
over deze bezwaren heenstapt, b.v. wanneer het steeds weer
nieuw invoeren van dieren met de gewenschte eigenschappen ge-
paard gaat met groote kosten of veel moeite. Dit was o. a. de
reden waarom Bake we 11 inteelt toepaste (zie Wilson). Niet
omdat Bake well overtuigd was van de wenschelijkheid van deze
fokmethode paste hij inteelt toe. maar omdat hij niet-verwante
dieren zeer moeilijk en alleen met hooge kosten verkrijgen kon.
Immers had Bake we 11 zijn fokdieren. toen hij met het fokken
in een nieuwe richting aanving, verzameld uit zeer verschillende
soms verafgelegen deelen van Engeland. Had hij. en met hem
andere bekende grondleggers van nieuwe rassen, zooveel mogelijk
met
niet-verwante dieren gewerkt en daarbij ook steeds het oog
gehouden op de zoo zeer gewenschte eigenschappen, hetzelfde
resultaat was m. i. bereikt! Het produkt hangt, wat zijn aanleg
betreft, alleen af van de hoedanigheid der ouders, waaraan inteelt
niets vermag te veranderen. Nog te vaak wordt gedacht dat van
inteelt een bijzondere invloed uitgaat, evenwel zeer ten onrechte.
Verwacht men alleen door inteelt produkten te krijgen die
beter

-ocr page 128-

zijn dan hunne ouders (en voorouders) dan zal men teleurgesteld
uitkomen. „La consanguinité n\'a pas d\'efFets particuliers. favorables
OU néfastes" (de Chambre).

Inteelt verwekt dus op zich zelf geen goede eigenschappen,
maar veroorzaakt ook geen slechte. Dank zij de nieuwere erfe-
lijkheidsleer zijn wij tot dit inzicht gekomen (zie hoofdstuk II).
Inteelt kan alleen verborgen gebreken
aan het licht brengen.

Aan de les welke hierin ligt opgesloten wensch ik eenige
woorden te wijden. Als inteelt slechts verborgen gebreken zicht-
baar kan maken, dan volgt er uit dat wanneer na het paren van
bloedverwante dieren ernstige afwijkingen voorkomen, welke geen
van beide ouders phenotypisch bezaten, deze beide ouders toch
den aanleg voor dezen afwijking in het genotype moeten bezitten.

Bij de ouders komt de factor voor de afwijking heterozygoot
voor, bij de nakomeling homozygoot (bedoelde factor is dan
recessief). Beide ouders bezitten dus den aanleg voor een gebrek
in hun erfelijke samenstelling en moeten daarom
beide van de
fokkerij worden uitgesloten!

Of in de praktische fokkerij deze les ter harte wordt genomen
betwijfel ik sterk. Dat inteelt „verborgen" gebreken spoedig aan
het licht brengt, wordt vaak als een voordeel van deze fokme-
thode genoemd. Maar wat beteekent dit voordeel, wanneer men
ziet dat in de praktische fokkerij de dieren met de „verborgen"
gebreken toch weer voor fokdoeleinden gebruikt worden?

Uit mijne studie blijkt m. i. duidelijk dat men de bezwaren,
vooral betreffende de selectie, bij inteelt en vooral bij herhaalde
inteelt niet moet onderschatten. Daartegenover zijn door mij
weinig voordeelen van het paren van bloedverwante dieren
gevonden, daar het immers bleek, Ie dat men uit niet-verwante
dieren evengoed uitmuntende kan fokken als uit verwante (uit-
muntend in overerving, in exterieur of in productie); 2e. dat
de meening, dat men met inteelt veel sneller zijn doel bereikt,

niet bevestigd wordt.

Deze conclusies zijn niet nieuw, want zij komen geheel overeen
met het elders gegeven Fransche standpunt (,de Chambre)

-ocr page 129-

en reeds in 1880 stelde H. von Nathusius\'*®) na grondige
onderzoekingen over inteelt de volgende stellingen op:

1. Paarung nahverwandter Tiere kann gute Nachkommen liefern;
aus Familienzucht sind einige der besten Veredelungstiere hervor-
gegangen.

2. Es ist bis jetzt kein Beispiel nachgewiesen, in welchem strenge
Familienzucht auch nur ein Menschenalter hindurch in einer Tier-
familie betrieben wäre,

3. Bei mehreren der glücklichsten und musterhaftesten Tier-
zuchten het neben der Verwandtschaftszucht auch ein Abweichen
von derselben stattgefunden.

4. Demnach kan Verwandtschaftspaarung nicht als allein
richtiger Züchtungsgrundsatz aufgestellt werden.

5. Dieselbe darf aber ebensowenig unbedingt verworfen werden.

Von Nathusius stelde deze stellingen op in een tijd dat de
schrik voor inteelt er bij de (Duitsche) fokkers in kwam (o.a. door
Settegast\') en stond dan ook jaren vrijwel alleen met deze
neutrale houding tegenover inteelt. Toen kwam eerst Lehndorff
daarna von Oettingen en spoedig daarop de Chapeaurouge
met hunne studies, die uitliepen op een warme aanbeveling der
inteelt als fokmethode en vooral bij de onderzoekers uit de school
van de Chapeaurouge vindt men verheerlijking der inteelt.

Met vele stamboekstudies, welke inteelt-studies werden, hebben
zij getracht aan te toonen, dat vooral de eerste van von Nathusius\'
stellingen gewijzigd moest worden en men voor „einige der besten
Veredelungstiere" moest lezen „die grössere Zahl der hervor-
ragendsten Stammväter" en dat dus ook sub 4e en 5e meer ten
gunste der inteelt geredigeerd moesten worden.

De Duitsche fokkers zijn in de laatste jaren als het ware over-
stroomd door talrijke geschriften, welke alle met een grooten omhaal
van woorden de groote beteekenis van inteelt aantoonen.

Vooral wanneer een uitmuntend dier een product van inteelt

-ocr page 130-

blijkt te zijn, is het succes alleen aan inteelt te danken: post ergo
propter! Op deze inteelt-propagandisten is m. i. ten volle van
toepassing wat Dr. Sirks ^6) schreef van wetenschappelijke
onderzoekers in het algemeen, n l. dat er een aantal onder dezen
zijn, die weinig gefundeerde theorieën aanvaarden met een ge-
makkelijkheid en een lichtgeloovigheid, die ons eigenlijk sterk
moeten verbazen.

Deze artikelen over inteelt, welke niet hebben nagelaten ook in
Nederland invloed uit te oefenen, zijn de aanleidende oorzaak tot
mijne studie geweest. Dank zij het resultaat van mijn onderzoek
plaats ik mij dichter bij het standpunt van von Nathusius dan
van de Chapeaurouge c.s.. Daarom vind ik het gelukkig dat er
ook in Duitschland eenige kentering is waar te nemen; Peters
is geheel en al van meening veranderd, Kronacher durft
inteelt voor de gewone fokkerij niet meer aan te prijzen, enz.
Sternfeld, die zich nooit gewonnen heeft gegeven, wint steeds
meer en meer veld, gelijk ook weer blijkt uit de pas verschenen
dissertatie van J. Pulte waarin deze, evenals vroeger Stern-
feld, tot de conclusie komt: „Je entfernter die Inzucht umso
besser die Pferde und damit auch ihre Zuchtleistungen." Op grond
van mijne studie kan ik deze meening
niet deelen, de ingeteelde
dieren bleken niet beter maar ook niet slechter dan de niet-
ingeteelde. Wel stem ik met Sternfeld in, wanneer hij zegt, dat
de
„Inzucht-Theoretiker" steeds achter de feiten aanloopen en hij
hun vraagt uit de stamboomen
vooruit ie voorspellen welke dieren
goed en welke slecht zullen blijken te zijn.

Uit den aard der zaak oefent mijn studie vaak kritiek op aan-
bevolen fokmethoden uit, maar steeds heb ik getracht om daar.
waar ik afbreek, wat anders in de plaats te zetten, zij dan dat
„wat anders" niets nieuws. Immers als ik aantoon dat inteelt niets
voor en niets tegen heeft, dat de selectie beslissend is voor het
resultaat, hetwelk men in de fokkerij behaalt, dat men niet in de
eerste plaats op het „bloed" moet letten, dan kom ik daarmede
op de reeds eeuwen oude „best to best theory" der Engelsche
fokkers.

Ik ben er mij van bewust, dat het onderwerp niet uitgeput is.

-ocr page 131-

dat er aan deze studie vele onvolmaaktheden kleven. Het grootste
bezwaar is wel, dat steeds uitgegaan
moet worden van het pheno-
type der te onderzoeken dieren, terwijl eigenlijk het genotype,
hetwelk van het bevruchtingsmoment af in de bevruchte eicel
aanwezig is, het uitgangspunt moest vormen.

Pas wanneer de cytomorphologie van Schaxel of wel de
phaenogenetica van Haecker in zulk een stadium van ontwikke-
ling zal zijn gekomen, dat het genotype van een fokdier voor
ons geen gesloten boek behoeft te zijn, eerst dan zal de oplossing
van het
inteelt-probleem een hoogen graad van volkomenheid
kunnen bezitten!

-ocr page 132-

CONCLUSIES.

Aan het einde van mijn onderzoekingen gekomen meen ik de
volgende conclusies te kunnen trekken:

1. Bij een systematisch stamboek-onderzoek blijkt, dat de uit
een paring in bloedverwantschap gesproten dieren
niet beter of
slechter
zijn, wat exterieur, melkproductie of overervingsvermogen
betreft, dan de niet-ingeteelde dieren.

2. Verschillende uitmuntende fokdieren zijn product van inteelt
zelfs van incestteelt. Evenwel is hun aantal (naar verhouding)
niet grooter dan dat van evengoede niet-ingeteelde fokdieren.

3. Om deze redenen mag men niet de leer verkondigen, dat
men
alleen met inteelt zijn doel kan bereiken of wel met inteelt
spoediger dieren van betere kwaliteit zal verkrijgen.

4. De verdienste van Lehndorff, von Oettingen en
de Chapeaurouge met betrekking tot de oplossing van het
inteelt-vraagstuk is, dat zij de fokkers er weer aan herinnerd
hebben dat inteelt niet schadelijk behoeft te zijn. Door hun arbeid
is het stamboek-onderzoek aangemoedigd.

5. De fokker moet trachten steeds het\' voor zijn doel beste
fokmateriaal te paren met het beste. Of de te paren dieren aan
elkaar verwant zijn, is hieraan ondergeschikt.

6. Bij het toepassen van herhaalde inteelt vereischt de selectie
zeer veel aandacht, zooveel zelfs dat de gewone fokker deze
-selectie niet uitvoeren kan.

-ocr page 133-

7. Bij de selectie voor herhaalde inteelt dient ook vooral gele
te worden op de vruchtbaarheid en levenskracht der te paren dieren.

8. Bij de studie van het inteelt-vraagstuk aan de hand der
stamboek-gegevens, dus met behulp der stamboomen van fok-
dieren, dient men goed in het oog te houden, dat inteelt op
papier niet identiek met werkelijke inteelt is.

9. Om uit te maken of wij te doen hebben met werkelijke
inteelt, zouden wij de erfelijke samenstelling, het genotype, moeten
kennen van alle in den stamboom voorkomende dieren.

10. Inteelt als zoodanig veroorzaakt geen gebreken.

11. Wanneer een product van inteelt een ernstig erfelijk ge-
brek vertoont, dat de ouders niet bezitten, moeten zijn beide
ouders van de fokkerij verder worden uitgesloten.

12. De gewone fokker verstaat onder inteelt maar al te vaak
incestteelt.

Past hij veel inteelt toe, dan zal hij er licht toe komen om de
selectie alleen op papier (uit de stamboomen) te doen geschieden.

-ocr page 134-

LITERATUUR.OVERZICHT.

1. James Wilson. The Principals of Stock Breeding.

2. Dünkelberg. Deutsche Landwirtsch. Presse 1912 (No. 32).

3. Schmalz, Tierveredlungskunde (1842).

4. Settegast. Die Tierzucht (1886).

5. G. von Lehndorff. Handbuch für Pferdezüchter. 4te
Aufl. (1896).

6. B. von Oettingen. Zucht des edlen Pferdes (1908).

7. id. Die Pferdezucht (1918).

8. A. de Chapeaurouge. Einiges über Inzucht und ihre
Leistungen auf verschiedenen Zuchtgebieten (1909).

9. A. de Chapeaurouge. lieberVererbungundAuswahl(1910).

10. G. Wilsdorf. Tierzüchtung. 17 Flugschrift der Deutsch.
Gesellsch. für Züchtungskunde (1912).

11. C. Kronacher. Allgemeine Tierzucht (vierte Abt.) 1919.

12. G. Rothes. Vererbungsstudien an den Rindern des Jever-
länder\'Schlages (1914).

13. G. Wilsdorf. Die praktische Anwendung der neueren
Vererbungslehre (1912).

14. F. Steinhausz. Der Nonius und seine Zucht im Königl.
ungarischen Staatsgestüte zu Mezöhegnes (1911).

15. Groenewold. Die wichtigsten Blutlinien des schwarzbunten
ostfriesischen Rindes (1912).

16. Schmehl. Inzuchtstudien in einer Deutschen Rambouillet-
Stammschäferei (1912).

17. Hesse. Inzucht und Vererbungsstudien bei Rindern der
westpreusischen Herdbuchgesellschaft (1913).

18. H. Kraemer. Der Stand der Inzuchtfrage in der deutschen

-ocr page 135-

Tierzucht. Familien- und Inzucht, lieber die ungunstigen
Wirkungen naher Inzucht. (Aus Biologie, Tierzucht und Rassen-
geschichte. Ile Bd. 1913).

19. Chr. Ohly. Ueberblick der wechselnden Beurteilung der
Verwandtschaftszucht in Tierzüchterischen Kreisen. (Jahrbuch
für
Wissensch, und prakt. Tierzucht 1919).

20. R. Sternfeld. Deutsche Vollblutzucht (1917).

21. id. Die Inzucht und ihre Bedeutung für die
Vollblutzucht. (Zeitschr. für Gestütkunde, August 1919).

22. J. H. W. Th. Reimers. Een studie over bloedlijnen in het
zwartbonte vee in Noord-Holland (1915).

23. J. H. W. Th. Reimers. Een studie over bloedlijnen in het
materiaal van het Groninger paardenstamboek (1916).

24. J. H. W. Th. Reimers. Die Bedeutung des Mendelismus
für die Landwirtschaftliche Tierzucht (1916).

25. D. L. Bakker. Grondbeginselen der Algem. Veeteelt (1919).

26. J. Timmermans. Nederlandsche rundveeteelt (1917).

27. Cor ne vin. Les porcs (1898).

28. A. Reul. Les unions consanguines en zootechnie. Histoire
de la création des races célèbres (Annales de médicine vé-
térinaire de Cureghem (1897).

29. P. de Chambre. Traité de Zootechnie (I. Zootechnie
générale 1911).

30. E. M. East and D. F. Jones. Inbreeding and Outbree-
ding (1919).

31. Ritsema Bos. Onderzoekingen over de gevolgen der in-
teelt in enge bloedverwantschap. (Handelingen van het 4de
Natuur- en Geneeskundig Congres te Groningen 1893).

32. E. Webe r. Die Verwandtschaftszucht, behandelt auf Grund
von züchterischen Versuchen (1912).

33. J. Peters. Vererbungsstudien auf dem Gebiete der Rinder-
zucht (1920).

34. Kronacher. Züchtungsbiologie (1912).

35. Johann s en. Elemente der exacten Erblichkeitslehre (1909).

36. M. J. Sirks. De Methodiek der Erfelijkheidsleer (Tijdschrift
voor Diergeneeskunde. Deel 47. Afl. 6.

-ocr page 136-

37. J. Pulte. Studien über Stammesaufbau und Inzuchtwirking
in der Mutterstuttenherde des Hauptgestüts Beberbeck.

38. Thaer. Englische Landwirtschaft (1804).

39. Justinus. Grundsätze der Pferdezucht (1830).

40. V. Weck herlin. Ueber Konstanz in der Tierzucht (1860).

41. Mentzel. Handbuch der rationellen Schafszucht (1859).
42\'. H. von Nathusius.
Ueber Konstanz in der Tierzucht (1860).

43. idem Kleine Schriften und Fragmente (1880).

44. Mag ne. Hygiène vétérinaire appliquée.

45. Baron. Méthodes de reproduction en Zootechnie.

-ocr page 137-

INHOUD

bldz.

Inleiding............................^

Hoofdstuk I. Algemeen Overzicht................4

II. Inteeltvraagstuk en Erfelijkheidsleer. . . 19

III. Eigen Stamboekonderzoek......29

lY, De praktische Uitvoering der Familieteelt 100

Conclusies.................^20

Literatuur-overzicht.............122

Stellingen................^26

-ocr page 138-

STELLINGEN.

1.

Een meer overzichtelijke inrichting der gedrukte stamboeken
zou de studie omtrent de fokwaarde der ingeschreven dieren ver-
gemakkelijken.

II.

Het is noodzakelijk, dat in ons land spoedig pogingen in het
werk worden gesteld om te komen tot een rationeele bestrijding
der Hypodermenlarven bij het rund.

III.

Onder de voorschriften, welke krachtens art. 15 en 17 der
Warenwet omtrent het toezicht op de gezondheid van het melk-
vee zullen worden gegeven, dient een verplicht, jaarlijks herhaald,
onderzoek naar runderen lijdende aan open tuberculose te wor-
den opgenomen.

IV.

Indigestie is een der praedisponeerende momenten van melk-
ziekte.

V.

Familieteelt heeft geen bijzonderen invloed op het resultaat,
dat in de fokkerij verkregen wordt.

VI.

In tijden dat in ons land het mond- en klauwzeer, enzoötisch
voorkomt, is het gewenscht te streven naar een gemakkelijke
verkrijgbaarstelling van bloed van herstelde (herstellende ?) dieren.

-ocr page 139-

VII.

Het voedsel van jonge kalveren, lijdende aan diarrhae, mag
alleen uit (gekookt) water bestaan.

VIII.

Het is gewenscht. dat een onderzoek wordt ingesteld naar de
noodzakelijkheid van de totale afkeuring ter vernietiging van alle
dieren, die aan houtvuur lijdende worden bevonden, zooals dit is
voorgeschreven in artikel 1 der Beschikking van den Minister van
Arbeid van 5 Juni 1920 (Stbl. no. 285).

IX.

Het aanbrengen van een etage-hechting in de operatiewond.
welke in het perineum is gemaakt ten behoeve van het verwijderen
van een blaassteen bij het paard, verdient geen aanbeveling.

X.

Onderhuidsche lucht (zuurstof)-inspuiting kan bij hartzwakte, o.a.
bij melkziekte, een der therapeutische maatregelen zijn.

XI.

De beoordeeling van het phenotype mag ook bij het fokken
met dieren uit een bekende familie of bloedlijn niet worden
verwaarloosd.

XII.

Het afpellen der nageboorte bij retensio secundinarum verdient
geen aanbeveling.

-ocr page 140-

; • —vf\'vf

«

..■"\'.: \' . . , •"^r \'

ik

v\' V, - -\'V ;

i ^ d . A:

tWi .....

-ocr page 141-

KJ.

i

4,

4

Vn-.r-S

\\ " \'

/j.. » •

■\'S":

■ --\'.iï-v

...f..

i

• . , h

; - V

f

-ocr page 142-

ü

BIBLIOTHEEK
DIERGENEESKUNDE

utrecht

-ocr page 143-

: -

- r

-ocr page 144-