Bij de regeling der revisie in strafzaken verdient het stelsel
der casuistiek afkeuring; de wetgever behoort een beginsel vast
te stellen, waaraan de rechter elk bijzonder geval kan toetsen.
II.
.Revisie ten voordeele des veroordeelden moet worden toege-
laten, zoodra uit eenig novum blijkt, dat de rechter waar-
schijnlijk gedwaald heeft omtrent de feiten, die het voorwerp
van zijn onderzoek uitmaakten.
III.
Het gemis van motiveering bij de nitspraken eener jury is
geen reden tot beperking der revisie.
IV.
De revisie moet ook na den dood des veroordeelden worden
veroorloofd.
De rechter moet den veroordeelde, wiens schuld na revisie
niet meer bewezen is, schadevergoeding ten laste van den
Staat kunnen verleenen.
VI.
Revisie ten nadeele des veroordeelden of vrijgesprokenen
behoort alleen dan veroorloofd te zijn, indien de veroordeelde
of vrijgesprokene den rechter door eenige strafbare handeling
heeft misleid.
VII.
Het verzoek om revisie behoort te worden ingediend bij den-
zelfden rechter, die het vorige gewijsde heeft uitgesproken.
VIII.
Non assentior Aug. von Leijser: ,Jus romanum nullum
„discrimen inter restitutionem gratiae et justitiae facit, sed
„utramque soli principi adscribit, ac magistratibus interdicit."
(Medit. ad Pand. 653, III.)
IX.
ülpianus in lege 32, § 14 D. de Don. int. vir. et ux (XXIV, 1.),
veram interpretationem Orationis imperatoris Garacallae dedisse
non videtur.
X.
Afstand van de gemeenschap van winst en verlies is een bij
de wet onbekend voorrecht.
Het beding, waarvan Art. 1688 1°. Burgerlijk Wetboek
gewaagt, moet worden nagekomen, ook al is de erfgenaam
minderjarig.
XII.
Indien het verlies van het maatschappelijk kapitaal eener
naamlooze vennootschap vijf en zeventig ten honderd beloopt,
behoorde de wet den Bestuurders aankondiging van dit verlies
voor te schrijven, in plaats van de vennootschap van rechtswege
ontbonden te verklaren.
XIII.
De bepalingen van Art. 186, 3". en 4°. Wetboek van Koop-
handel, verdienen afkeuring.
XIV.
Indien, buiten schuld van den verzekerde, het eene ingeladene
schade toebrengt aan het andere, is de verzekeraar aansprakelijk,
ook al is die schade niet het gevolg van slechte stuwaadje of
andere schuld van den Schipper.
XV.
Het stelsel, waarop Art. 224 Wetboek van Koophandel
berust, is onjuist en wordt ook in Art. 226 verloochend.
XVI.
Ten onrechte beweert de Pinto, dat bij de behandeling
eener zaak in kort geding het ministerie van een Procureur
noodzakelijk is.
Afschaffing van hooger beroep in strafzaken moet gepaard
gaan met eene vrijgevige regeling der revisie.
XVIII.
Dronkenschap kan, naar gelang van omstandigheden, de
toerekenbaarheid wegnemen, of als verzachtende omstandig-
heid worden aangemerkt.
XIX.
Terecht beveelt Prof Haus, als overgangsmaatregel, de
feitelijke niet-toepassing der doodstraf aan.
XX.
Het bnreau van stemopneming is niet bevoegd tot de van
onwaarde verklaring, op grond van Art. 61 Kieswet, van een
stembriefje, dat ingevuld is met een naam, die door meer dan
één persoon wordt gevoerd.
XXI.
Armenbedeeling is een voorname oorzaak van het panperisme.
XXII.
Ten onrechte wordt beweerd, dat een toenemende bevolking
slechts een teehen en niet een bron van volkswelvaart zou zijn.
XXIII.
Zoogenaamde strikes knnnen in sommige omstandigheden
bevorderlijk zijn aan de verhooging der loonen, maar nimmer
strekken tot vermindering van het pauperisme.
TER VBEKKIJCING VAÏÏ DEN GRAAD
AAN DE lOOGESCHOOL TE UTKECÏÏT,
na magtiging van den rector magnificus
gewoon hoogleeraar in de faculteit der geseeskunde,
MET TOESTEMMING VAN DEN AKADEMISCHEN SENAAT
VOLGENS BESLUIT DEE GENEESKUNDIGE FACULTEIT
Geboren te Venlo,
MED. DOCTOR,
TE VEEDEÜIGEN
mmmmm
op Vrijdag den 29. Maart 1867, des namiddags ten ure.
utrecht,
J. DE KRUYPE.
1\'867.
Stoom-siielpersdrul; van L. E. BOSCH & ZOON, te Utrecht.
-ocr page 7-I.
liet is niet moeijelijk te herkennen, of men met een
rhachitisch of osteomalacisch bekken te doen heeft.
II.
Het algemeen verwijde bekken sleept vele nadeelen na zich
voor moeder en voor kind,
III.
Het zoogenaamde placentair-geruisch vindt zijne oorzaak in
de driikking, welke de uterus op de aorta of op de art. iliacae
uitoefent.
IV.
De zwakke weeën verlangen niet altijd de toediening van
secale cornutam.
De auscultatie levert een groot voordeel aan den verlos-
kundige.
Dat er bij elke menstruatie een eitje wordt uitgestooten,
moge waarschijnlijk zijn, .bewezen is het volstrekt niet.
VII.
Het dubbel onderbinden der navelstreng is niet overbodig.
VIII.
De tampon is het beste middel tegen bloedvloeijing, bij
vroegtijdige baring in de eerste helft der zwangerschap voor-
komende.
IX.
Bij dwarsliggingen mag de keering door uitwendige hand-
grepen niet verzuimd worden.
X.
Bij bekkens met eene conjugata vera van niet minder dan
drie en niet meer dan drie en een lialven duim is de partus
arte praematurus geïndiceerd.
XI.
Het kunstmatig opwekken van abortus kan aangewezen zijn.
-ocr page 9-Bij beklemming van het hoofd is de hefboom boven de
tang te verkiezen.
XIII.
Bij opwekking van partus arte praematurus mag men zich
niet bij ééne methode bepalen.
XIV.
Zonder bloedinfectie (pyaemie, ichorraemie) geen febris puer-
perahs-.
XV.
Febris puerperalis is steUig besmettelijk.
XVI.
Wanneer men bij zwangeren albumen in de urine vindt,
zij men bedacht op eclampsie.
XVII.
Bij eclampsia parturientium is het accouchement force zelden
geïndiceerd.
XVIII.
Indien een prolapsus der navelstreng niet gereponeerd kau
Avorden, moet men den partus zoo spoedig mogelijk ten einde
bre]i£cen.
Het inbrengen der band is liet beste middel tegen atonia
11:
i
/S^öifi)
uteri.
XX.
De slimme gevolgen der tangoperatiën mogen niet altijd
aan liet instrument zelf of aan den verloskundige geweten
worden.