-ocr page 1-

STELLINGEN

TEE YEEKEUamG TAN DEN GEAAD VAN

OCTOR ffl IT ROlfflSCH ffl lllMGSCfl IGT

AAN

DE HOOGESCHOOL TE UTKECHT,

NA MAGTIGINÖ TAN DEN EECTOE MAGNIEICTJS

W. K O S T E

gewoon Hoogleeraar in de Geneeskunde,
MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT

EN

VOLGENS BESLUIT DEK EEGTSGELEEBDE EAOULTEIT

TE VEBDEDIGEN

op Vrijdag den IFen October 1867, des namiddags ten 2 ure,

DOOE

COilElIÜS mm GiMIT ÏAH DER ITTl,

GEBOEEN TE ZÜTPHEN.

---

UTEECHT,
KEMINK EN ZOON.
1867.

-ocr page 2-
-ocr page 3-

STELLINGEN.

-OOÏQ^OO-

I.

Facio cum iis, qui, actione praescripta, naturalem
obligationem remanere negant.

II.

Post Nov. CXVIII, in plenam adoptionem datus,
nihilominus ad liereditatem patris sui naturalis vocatur.

III.

üt servitus longo tempore capi possit, nee Justus
titulus, nee scientia domini praedii servientis requiritur,

IV.

Ex SCto Hadriani hereditatis petitio usucapion e pro
herede non submovetur.

-ocr page 4-

Recte dar. bremer : „Object des Pfandrechts ist nie
eine körperliche Sache, sondern stets ein Recht." (Das
Pfandrecht und die Pfandobjecte, bl. 55).

VI.

Probanda conjectura dar. puchs, in 1. 1. 4. Dep.
(16. 3), verba: „et
publica utilitas coërcenda est vindi-
candae reipwblicae causa; est enim
inutile in causis
hiijusmodi Mem frangere," ita esse emendanda:
„et pu-
blicae utilitatis causa coërcendum est et vindicandum;
reipublicae enim est
inutile" rel.

VII.

Distinctio a Glossatoribus facta, in interesse circa
rem
et extra rem, inepta mihi videtur.

VIII.

Partieele herziening onzer wetboeken verdient de voor-
keur boven algemeene.

IX.

De woorden „door de daad" in Art. 595 al. 2 B. W.
zijn overbodig.

-ocr page 5-

De verkooper van een onroerend goed kan niet vol-
staan met de acte in de openbare registers te doen
overschrijven (levering van Art. 671 B. W.); hij moet,
indien geene andere bedingen zijn gemaakt, den kooper
het bezit verschaffen (levering van Art. 1511 B. W.).

XI.

In Art. 1012 al. 2 B. W. is geenzins (zoo als Mr.
belinfante, W. v. h. R., n°. 2888 en 2918, wil) achter
de woorden „Indien echter" te lezen: „in het laatste
geval."

XII.

De leer van den Hoogen Raad, aangenomen bij ar-
rest van 7 Januarij 1859, waarbij is beslist, dat het
optrekken van een muur, onmiddelijk voor een open-
slaand raam, waardoor de nabuur licht en lucht ver-
kreeg, regtens niet oplevert stoornis in het bezit van
de erfdienstbaarheid van licht, is onjuist.

XIII.

De redenering, door Mr. c. w. opzoomer bij Art.
935 B. W. gebezigd, ter regtvaardiging van het ver-
schil in de werking der onmogelijke voorwaarde bij ver-

-ocr page 6-

bindtenissen en bij uiterste wilsbeschikkingen volgens
het Ned. regt, is minder aannemelijk.

XIV.

Onze wetgever heeft door de solidaire en de cor-
reale verbindtenissen te vereenigen, die onderwerpen
niet behoorlijk geregeld.

XV.

Ten onregte wordt door sommigen beweerd, dat van
het bezit der nalatenschap, door den erflater den exe-
cuteur testam. gegeven, de legitime zoude zijn uitge-
sloten.

XVI.

De afschaffing der bepalingen van Art. 1638 B. W.
komt mij niet wenschelijk voor.

XVII.

De praesumtie van Art. 164 W. v. K. wijkt slechts
voor het bewijs van dolus of culpa bij den betaler.

XVIII.

Te regt leert Mr. a. c. holtiüs, dat bij eene ven-
nootschap onder eene firma, de eene socius den anderen
het gemis eener schriftelijke acte niet kan tegenwerpen.

-ocr page 7-

De regter moet ambtshalve de veroordeeling in de
kosten uitspreken.

XX.

Er bestaat geen regt tot revolutie.

XXI.

Geene Grondwet is op zich zelve eene nationale kracht.

XXII.

Aan de Eerste Kamer der Staten-Generaal behoorde
het regt van amendement en van initiatief te worden
toegekend.

XXIII.

,/In het repraesentative stelsel moet de regering eene
behoudende politiek volgen, in dien zin, dat zij de
volksontwikkeling niet vooruitloopt, maar haar volgt."
(Mr.
DE BOSCH KEMPER, Ned. Staatsregt en Staatsbe-
stuur, bl. 19).

XXIV.

Art. 2 C. P. verwart poging en délit manqué; po-

-ocr page 8-

ging moet ligter, délit manqué even zwaar als het ge-
lukte misdrijf worden strafbaar gesteld.

XXV.

Te regt zegt rossi: „la justice sociale est un devoir ;
la peine en est un élément, un moyen nécessaire et par
conséquent légitime. (Traité du dr. pén. 1. III. ch. 6.
p. 143).

XXVI.

Zeer juist leert stahl : „das die Gesammtheit der
Völker den Beruf hat, die untersten Fundamente sitt-
lich politischer Ordnung, wenn sie bei einem Volke
weichen, zu stützen, das ist eine unlaügbare Wahrheit.,.
Danach ist die Nichtintervention als Grundsatz irrig,
aber die Intervention darf doch nur in seltenen Fällen
eintreten" (die Staatslehre und die Principiën des Staats-
rechts, bl. 14).

XXVII.

De Christelijke weldadigheid, hoe schoon ook, be-
hoort in onzen tijd, wil zij waarlijk nut stichten, door
de wetenschap te worden voorgelicht.

XXVIIL

Belastingen op de noodzakelijkste levensbehoeften zijn
in beginsel af te keuren.

-ocr page 9-

Te regt zegt Mr. j. b. Baron van hugenpoth tot
den beeenclaauw:
„dat elk belastingstelsel en elke be-
lasting als uitdrukking daarvan tot grondslag moet heb-
ben de evenredige verhouding der belastingschuldigen
jegens de Maatschappij." (De gemeente, hare vrijheid
en hare finantiën, bl. 134).

k

-ocr page 10-

mmm

. ^ S* * ** - r.-

^cltö Oîtî n- •

/
#

, , ^ -