-ocr page 1-

STELLINGE

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD

HSÖT<

aak dk

HOOCESCHOOL TE UTRECHT,

OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS

Dr. W. K08TEE,

Gewoon Hoogleeraar in de faculteit der Geneeskimde.
MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT

en

VOLGENS BESLUIT DER REGTSGELEERDE FACULTEIT,
TE VERDEDIGEN

JAN FRANS JACOB PLIESTER,

Geboren te Zevenaar.

Jaimarij 1868, des immiddags len 2 lu-e.

utrecht,
j.
G. b r o e s e.
1868.

-ocr page 2-

bedrukt bij G, A. VAIi HOFtEK, TE utrkcht.

iSSBCSSX

-ocr page 3-

STELLINGEN.

I.

In lege 24 D. de conditionibus (XXXV, 1.) pro
//cujus interest conditionem impleri" legendum est
//cujus interest conditionem non impleri."

II.

Non facio cum vangerow (Fand. ^ 541. Anm.)
//Hiernach muss ich den Gedanken, welchen
ulpian
in der 1. 10 D. de rebus dubiis ausspricht, für den
allein richtigen und praktisch entscheidenden hal-
ten, und die Kritik hat sich demnach nicht gegen
diese 1. 10, sondern nur gegen die 1. 3. § 7. D.
de adimendis vel transferendis legatis zu kehren."

III.

L. 8. C. de revocandis donationibus (VHI, 56)
interpretanda est ex fragm. Vatic. § 272.

-ocr page 4-

IV.

De regter is verpligt de grondwettigheid eener
wet te beoordeelen.

V.

Te onregte wordt beweerd dat het huwelijk bui-
tenslands gesloten, zonder dat hier te lande de af-
kondigingen hebben plaats gehad, bij ons niet gel-
dig is.

VI.

Te onregte wordt geleerd dat in art. 658 B. W.
aan ieder het
regt is toegekend, om hetgeen hij op
eens anders grond gebouwd heeft, weg te nemen.

VII.

Art, 941 B. W. is niettegenstaande art. 1712
B. W^. niet van toepassing op schenkingen.

VIII.

De erfgenaam die vóór den afloop der termijnen
van art. 1082 en 1083 B. de legaten afgeeft
doet zulks op zijn gevaar. De termijn van drie
jaren voor het verhaal aan de schuldeischers toe-
gestaan, loopt alsdan ten voordeele van den erfge-
naam eerst van den dag waarop hij de afgifte had

-ocr page 5-

mogen doen, al ware die termijn ten voordeele van
den legataris afgeloopen.

IX.

De dief is gehouden tot vergoeding van de waarde
der gestolene zaak , al kon hij ook bewijzen dat de
zaak bij den bestolene evenzeer zoude zijn vergaan.

X.

Te onregte wordt beweerd dat de eigendom eener
verkochte zaak niet van den verkooper op den koo-
per overgaat, vóór dat de levering heeft plaats gehad.

XL

Nu de wetgever het beginsel „koop breekt huur"
heeft verworpen, behoorde hij te zorgen voor open-
baarheid bij huren en pachten.

XII.

De regter kan noch ambtshalve, noch op verzoek
van de tegenpartij de openlegging bevelen van an-
dere boeken dan het journaal, het
copie-boek der
brieven en de balans.

XIII.

Ondernemers van openbare rij- en voertuigen

-ocr page 6-

kunnen niet bij van hen uitgaande reglementen of
bekendmakingen, hunne verantwoordelijkheid voor
schade of verlies van aan hen ter vervoer overgege-
vene goederen beperken.

XIV.

De termijn van 3 x 24 uren in art. 379 W. v.
K. is niet fataal.

XV.

Het ware wenschelijk dat in ons Wetboek van
Koophandel eene bepaling wierd gevonden als die
van art. 461
van het fransche Wetboek van Koop-
handel.

XVI.

Afzonderlijke motivering omtrent de feiten, komt
bij arresten in cassatie niet te pas.

xvn.

De bepaling van art. 19 Rv. verdient de voor-
keur boven de bepalingen der art. 48 sqq. Pr.

xvm.

Te onregte merkte de eerste afdeeling der Staten-
Generaal wederspraak op tusschen art. 1933 B. W.
en art. 191 Rv.

-ocr page 7-

XIX.

De beklaagde of zijn verdediger heeft het regt
om bij het opstellen der memorie van suggestie (art.
134 W.
v. Sv.) de gedingstukken in te zien.

XX.

Doodslag in duël gepleegd is volgens den Code
Pénal moord (assassinat).

Art. 270 C. P. is
selijk.

XXI.

op minderjarigen niet toepas-

XXII.

Het behoud van de doodstraf in het geval
art. 381 C. P. is af te keuren.

xxm.

Aanbeveling van eeii\' kandidaat bij de verkiezin-
gen, op grond van zijne bepaalde denkwijze over
deze of gene punten is afkeurenswaardig.

XXIV.

De vermeerdering der middelen van bestaan alleen
laat toename van bevolking verwachten.

van

-ocr page 8-

T

_ 10 ^

XXV.

Het toenemend gebruik van werktuigen is niet
nadeelig voor de welvaart der arbeidende standen.

XXVI.

De Staatsloterij behoorde afgeschaft te worden.