ÏEB VEEKRIJGING VAN DEN GEAAD
van
Doctor in het Romeinsch en Hedendaagsch Recht,
AAN DE HOOGESCHOOL TE UTRECHT,
NA MACHTIGING TAN DEN EECTOE MAGN-IPICUS
gewoon h00gi.eehaak in de geneeskunde,
MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT
TOIGENS BESLUIT BBE KECHTSGELEEEDE EACULTEIT,
TE VEEDEDIGEN
op Vrijdag den 20st«n Maart 1868, des namiddags ten 2 ure,
Booa
geboeen te leeüwaeden.
U T K E C II T,
W. F. DANNENFELSEE,
1868.
//
Gedrukt ter Boek-, Plaat- en Steendrukkerij „de ixdustme," Utrecht,
-ocr page 3-Creditor in pignore tantum de culpa levi, non
levissima, tenetur.
Leges 41, al. 2, D. „de pignoraticia actione vel
„contra" ^ et 22 D. „de pignoribus et hypothecis
„et qualiter ea contrahantur, et de pactis eorum"
non consiliari possnnt, nisi accipiendo solutionem
Cujacii in observ. XIX, 26.
Restitutio Cujacii iu observ. XXV, o5, legis 23
D. „de jure dotium" abuudat.
In geval echtgenooten zijn gehuwd onder beding,
dat tusschen hen zal bestaan gemeenschap van
winst en verlies, heeft de vrouw en hebben hare
erfgenamen bij ontbinding van het huwelijk het
recht om van deze gemeenschap afstand te doen;
alle overeenkomsten daartegen strijdende zijn nietig.
De eigenaar van een met erfpacht bezwaard
onroerend goed kan niet, op grond van wanbetaling
van den canon, door de gewone rechtsmiddelen
vonnis vragen en krachtens dit vonnis het erfpachts-
recht executoriaal doen verkoopen, ten einde uit de
opbrengst van den verkoop te verhalen de hoofd-
som van de niet betaalde canon, interessen en
kosten.
Ten onrechte is door het Provinciaal Grerechtshof
in Noord-Brabant, bij arrest van 19 Februari
1867 (Wbl. V. h. R. 2944), bevestigd een vonnis
der Arrondissements-Rechtbank te \'s Hertogenbosch,
d.d. 27 Juni 1866, waarbij is aangenomen, dat de
bepalingen van de art. 1555 v. Burg. Wb., han-
delende over het recht van wederinkoop, ook
toepasselijk zijn, indien dit recht is bedongen,
nadat de oorspronkelijke koopovereenkomst is ge-
sloten, en in deze van dit beding geen melding
is gemaakt.
VII.
Een bekentenis van koop en levering, maar on-
der bijvoeging, dat de verkoop is geschied op
krediet, kan worden gesplitst, zoodat daardoor de
bekennende het feit van op krediet gekocht te
hebben moet bewijzen.
VIII.
Het kapitaal van een Vennootschap en comman-
dite kan niet worden verdeeld in aandeden in
blanco.
IX.
De verklaring, vermeld in art. 457 Wb. v. Kooph.,
moet, om aanspraak te geven op overligdagen,
geschieden door middel van een exploit.
X.
De door de Rechtbank aan den gefailleerden man,
die van zijn vrouw van tafel en bed gescheiden is,
opgelegde verplichting tot alimentatie van laatst-
gemelde geeft aan haar het recht, vermeld in art.
881, al. 2, j. 786 Wb. v. Kooph.
XI.
Het ware wenschelijk, dat in de gevallen, waarin
de eischer wordt toegelaten om kosteloos te proce-
deeren, de wet ook aan den vermogenden gedaagde
zulks voorwaardelijk toestond, met dien verstande
nl., dat hij verweerder alleen dan gehouden zal
zijn tot betaling van salarissen en kosten, indien
hij, hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk, in het onge-
lijk gesteld wordt.
Wanneer een vonnis is beteekend zonder eenig
voorbehoud aangaande het recht van appel,
moet de partij, op wier verzoek de beteekening
is geschied, geacht worden in het vonnis te heb-
ben berust, en kan deze derhalve daarvan niet
meer in hooger beroep komen.
Het reyindicatoir beslag kan gelegd worden
onder eiken houder.
Een voorziening in cassatie, anders dan in het
be ang der wet, is niet ontvankelijk, wanneer de
.]iidex facti den beklaagde heeft vrijgesproken op
grond, dat diens schuld, om welke reden dan
ook, met is bewezen.
XV.
De wettelijke bewijsleer in strafzaken is af te
keuren.
De bepalingen van art. 65, al. 3, en 189
Wb. V. Strafv. zijn toepasselijk ook dan\', wanneer
de wetenschap aan de in die artikelen bedoelde
personen is toevertrouwd door anderen dan den
beklaagde.
XVII.
De ondersclieiding in overtreding, wanbedrijf
en misdaad mag niet afhangen van de op de feiten
gestelde straf, maar van den aard der strafbare
handelingen.
XVIII.
Het helen van door diefstal of andere misdaad
of wanbedrijf ontvreemde of verkregene goederen
is niet te beschouwen als een delictum sui generis,
maar als medeplichtigheid, zoodat de wetenschap
van de misdaad of het wanbedrijf bij den heler,
zal deze strafbaar zyn, moet bestaan hebben vóór
of op het oogenblik, dat de goederen in ontvang
genomen zijn.
XIX.
Tot strafbare poging van bedriegelijke oplichting-
wordt vereischt: „la délivrance ou remise des
fonds, etc."
XX.
De solidariteit bestaat ten aanzien van verschillende
personen, die bij vonnis aan een en dezelfde politie-
overtreding zijn schuldig\' verklaard, alleen voor de
kosten en niet met betrekking tot elke andere
pecunieele veroordeeling.
XXI.
Een koninklijk besluit, waarbij de infameerende
gevolgen van een strafvonnis worden opgeheven, is
ongrondwettig.
XXII.
De bepaling van art. 2 der Wet van 4 Julij
1850, regelende het Kiesrecht, dat voor betalen
gehouden wordt het aangeslagen zijn in de kohieren,
verdient afkeuring.
XXIII.
Het ten vorigen jare ingediende Wets-ontwerp
tot aanvulling van art. 195 Grenieente-wet, betref-
fende het schorsen van markten uit hoofde van
ziekten, die de volksgezondheid bedreigen, of andere
bijzondere omstandigheden, is deels overbodig, deels
strijdig met de Grondwet.
Winkel-vereenigingen hebben de meeste kans te
-ocr page 10-n ^ , /
/u rU )
slagen, wanneer zij uitgaan van en beheerd worden
door het volk zelf.
XXV.
Ziekenbussen zijn een der beste middelen tot voor-
koming van armoede. Het is echter af te keuren,
dat ondernemers hunne werklieden dwingen om
deel te nemen in ziekenbussen, die aan hunne onder-
nemingen verbonden zijn, vooral wanneer het getal
hunner werklieden gering is, en wanneer deze bij
ontslag uit den dienst hun aandeel in de bus
verliezen.
XXVI.
Een matige successie-belasting, geheven ook zelfs
van nalatenschappen toekomende aan bloedverwanten
in de rechte linie, is aan te bevelen.