-ocr page 1-

STELLINGEN

ter verkrijging van den graad

\'Wf0rn §rf ^pmmtscp m ^eämJadescIj ^cgf,

aan de

HOOGESCHOOL T£ UTRECHT,

NA MAGTIGING VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS

Br. W. KOSTEE,

Gewoon Hoogleeraar in de faculteit der Geneeskunde,

MET TOESTEMMING VAN DEN ACADEMISCHEN SENAAT
f

VOLGENS BESLUIT DER REGTSGELEERDE FACULTEIT,

TE VERDEDIGEN

dook

WILLEM LODEWIJK VAN VOORST VADER,

Geboren te Goes.

Op Zatnrdag, den Maart 1868, des namiddags len 2 «re.

UTRECHT,
j. a. B E O E s E.
1868.

-ocr page 2-

gedeukt bij g. a. van hopten, te ctaeoht.

-ocr page 3-

STELLINGEN.

I.

Recte Windscheid (p. 708): Das den Rang der
Pfandrechte bestimmende Zeitverhältniss ist nicht
nothwendig das ihrer Entstehung.

II.

Causa tributorum potior est privilégie dotis.

III.

Non adsentior Keiler dicenti: r/Dagegen können
die einzelnen Elemente des Eigenthums im Gegen-
satz zu dem was Inhalt einer Praedialservitut sein
kann, allerdings mit der actio confessoria geltend
gemacht werden."

-ocr page 4-

IV.

Art. 77 B. W. is overbodig.

V.

De vrouw wier huwelijk door echtscheiding ont-
bonden is, heeft indien er uit dat huwelijk geene
kinderen bestaan, geen regt om levensonderhoud
van de ouders van den man te eischen.

VI.

Een huwelijk in een vreemd land aangegaan tus-
schen Nederlanders of tusschen Nederlanders en
vreemdelingen is niet nietig, indien de huwelijks-
afkondiging van art. 138 B. W. niet heeft plaats
gehad.

VIL

De woorden: veroordeeling tot eene onteerende straf
art. 264: 3" B. W. hebben geene betrekking op de
veroordeeling die geschied is door den militairen
regter noch op de veroordeeling bij een buiten-
landsch vonnis.

VIII.

Ten onregte beschouwt onze wet het regt van
bewoning als een afzonderlijk regt.

-ocr page 5-

Ten onregte heeft de H. R. beshst dat men op
grond van schennis of niet toepassing der art. 1378
v
]g. B. W. niet in cassatie komen kan.

X.

Verjaring wordt niet gestuit door een verzoek om
kosteloos te procederen.

XI.

Door de woorden: meerderheid van siemtnen in
art. 320 Kh. wordt bedoeld de meerderheid van
alle reeders.

XII.

Jiet ware wenschelijk dat onze wet (art. 562 Kh.)
ook bergloon toegekend had voor het redden van men-
schen.

XIII.

Art. 360 R. moet verklaard worden uit art. 65
R. O. N^ 1 al. 2.

XIV.

Art. 272 Gemeentewet bepaalt geene strafien te-

-ocr page 6-

gen hen die slechts formaliteiten onvervuld gelaten
hebben.

XV.

Tot besluiten in art. 133 Grw. mogen niet ge-
bragt worden de uitspraken van gedep. staten in
zaken van schutterij en belastingen.

XVI.

Het toekennen van administrative Regtspraak aan
den Raad van State is wenschelijk.

XVII.

Teregt zegt van de spiegel (Hist. der Satisf. v.
Goes p. 39): ,/het eenige onderscheid tusschen de
gehoorzaamheid der ingezetenen in een vrijen en
willekeurigen staat is, dat in de eersten de wetten
regeeren en in den tweeden de wil van den Opper-
gebieder."

XVHI.

Teregt zegt alexis de tocqueville (l\'Ancien ré-
gime et la révolution): f/Parmi toutes les sociétés
du monde, elles qui auront toujours le plus de peine
à échapper pendant longtemps au gouvernement ab-
solu seront précisément ces sociétés où l\'aristocratie
n\'est plus et ne peut plus être."

-ocr page 7-

XIX.

De straf van deportatie is af te keuren.

XX.

Teregt zegt j. sttjart mill (On Liberty): No
person ought to be punished simply for being
drunk.

XXL

Door nacht in den C. P. moet nief verstaan wor-
den de tijd tusschen zonsondergang en opgang.

XXII.

Ten onregte beweren caenot en rogron dat
in art. 437 C. P. § 2 de doodslag moedwillig
moet zijn.

XXIII.

Art. 222 C. P, is niet toepasselijk ten opzigte van
afgetreden ambtenaren.

XXIV.

Het verleenen van pensioenen is als algemeene
regel af te keuren.

-ocr page 8-

XXV.

Exploitatie van spoorwegen door den staat is niet
wenschelijk.

XXVI.

liet stelsel van aanwerving van vrijwilligers ver-
dient de voorkeur boven dat van conscriptie.

XXVII.

Ten onregte beweert men dat de grondbelasting
op bepaalde tijden herzien moet worden.

XXVIII.

Het heffen van een regt van successie in de regte
lijn verdient afkeuring.