-ocr page 1-

De invloed van eenige genees-
naiddelen op de labyrinth-
reflexen van konijnen,
eaviae en katten

::: i
i n i

;:::

: ï!:

RHIi

!Hi
: t::

D. J. Jonkhoff

ilj:

:::;

i li!
::: j

■" t :

-ocr page 2-

ÄS

-ocr page 3-

t

-ocr page 4- -ocr page 5-

DE lîfVLOED IM EEIIGE GEîïEESMIDDELEI OP DE LÂ-
BTRINTÏÏREELEXEI VAÎÎ £0IÎOTE¥, CAYIAE M KATTElî

-ocr page 6-

iLi jijj ^ämmi w

WTU.^:.- ^

: " ■»V

-ocr page 7-

DE INVLOED YAS EEH&E aEIEESMIDDELElf
OP DE LABïmTilEEELEXEI
YAI

KonjïfEir, CATiiE m KATTEI

A. BERGSMA :-: UITGEVER :-: DRACHTEN

PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR
IN DE GENEESKUNDE AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TEJJTRECHT,
OP GEZAG\'VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS D
r. W- VOGELSANG,
HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJS-
BEGEERTE, VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNI-
VERSITEIT, TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT
DER GENEESKUNDE TE VERDEDIGEN OP DINSDAG 5 JULI
1921, DES NAMIDDAGS TEN 5 URE DOOR

ARTS, GEBOREN TE BURUM (Fr.)

-ocr page 8-

Âiâiiïû^:

Î » nf^l)

ïï\'ll ffl

rUi- .1

vfJC/1 >\'/:V ÔAAÇîO Kaü ViäT T

-mî- \'^m ikîy-s^^ ^^r^nuom _

Tü-TJLnA\'f ;r!crn?:5i3V-

» ■

-ocr page 9-

AAN MIJNE OUDERS

-ocr page 10-
-ocr page 11-

Bij het voltooien van mijn proefschrift is het mij een genoegen
de hoogleeraren en assistenten der medische en philosophische Fa-
culteit der Groningsche Universiteit mijn hartelijlten dank te kunnen
brengen voor het ontvangen onderwijs

U, hooggeleerde MAGNUS hooggeachte promotor, dank ik voor
de hulp mij verleend bij het bewerken van dit proefschrift en voor
de prettige wetenschappelijke kring, die ik in Uw laboratorium heb
gevonden. De wetenschappelijke gastvrijheid en arbeidzaamheid wor-
den in uw laboratorium gevonden.

Ook U, hooggeleerde BOUMAN hxmg ik mijn hartelijken dank voor
het vele, wat ik als assistent aan de kliniek Valeriusplein heb geleerd.

U, hooggeleerde SCHUTTER dank ik, dat ik bij U als assistent heb
mogen werken. Veel heb ik onder Uwe ervaren leiding geleerd, wat
mij in de praktijk ten nutte zal komen.

U, zeergeleerde D£ KLEIJNbtn ik grooten dank verschuldigd Uwe
bereidwilligheid en hulp bij het bewerken van mijn proeftschrift heeft
voortdurend mijne hoogachting en dankbaarheid gewekt. Ondanks
Uw drukke werkkring hadt Gij steeds tijd voor mij over. Ik hoop
dit in dankbare herinnering te houden.

Tenslotte mijn dank aan alle collega\'s, vrienden en huisgenoten,
die bij mij de liefde voor de geneeskunde en voor wetenschappelijk
werk hebben bevorderd.

-ocr page 12-

INHOUD:

BIz.

Inleiding . • • • • \' . \' ^

HOOFDSTUK I.

De verschillende labyrinthreflexen en de onderzoekings-methoden 5

HOOFDSTUK II.

De invloed van chininum muriaticum op de labyrinthreflexen . 11

HOOFDSTUK III.
De invloed van strychninum nitricum op de labyrinthreflexen . 31

HOOFDSTUK IV.
De invloed van pikrotoxine-inspuitingen op de labyrinthreflexen 49

HOOFDSTUK V.

De invloed van kamferinspuitingen op de labyrinthreflexen . 65

HOOFDSTUK VI.
De invloed van inspuitingen van oleum chenopodii op de laby-
rinthreflexen

HOOFDSTUK VII.
Samenvatting van de werking der onderzochte giften op de laby-
rinthreflexen . . . . • • • • ^

Curven

-ocr page 13-

INLEIDING.

Onze tijd, waarin veel gereisd en gedanst wordt, stelt hooge eischen aan
het evenwichtsorgaan.

Toch tast de inedicus bij de behandeling van acute en chronische even-
wichtsstoornissen nog dikwijls geheel in het duister.

Flourens, Ewald, Bdrcny, Magnus, De Klcijn e.a. hebben door himne
onderzoekingen het mogelijk gemaakt, om bij dieren gedurende intoxicaties
nauwkeurig de labyrinthrefiexen te onderzoeken.

Hierdoor is het thans mogelijk den invloed van verschillende geneesmiddelen
op het evenwichtsorgaan van dieren te onderzoeken.

Gedurende de laatste jaren zijn er reeds vele onderzoekingen gedaan en
publicaties verschenen, omtrent de werking van verschillende vergiften op het
evenwichtsorgaan.

Gaan wij kort deze onderzoekingen na.

(Löwenberg i) geeft, voorzoover ik heb kunnen nagaan, de eerste publi-
catie betreffende onderzoekingen over de werking van plaatselijk op-of in de
omgeving van het evenwichtsorgaan aangebrachte stoffen.

Hij bericht, dat een geconcentreerde keukenzoutoplossing gebracht op de
vliezige booggangen, prikkelingsverschijnselen opwekt.

(Bronhardt 2) vindt, dat aetherisatie der beenige kanalen de verschijnselen
vati eenzijdige labyrinthexstirpatie geeft.

(Brown—Scqnard 3) vermeldt in 1880 de volgende ontdekking:

„Wanneer hij bij een cavia de m\'twendige gehoorgang eenige malen met
chloroform vult, ziet hij zeer spoedig daarna bij dit dier sterke motorische ver-
schijnselen optreden, vooral rollingen naar den kant van indruppeling, welke
na enkele uren weer verminderen, maar na dagen nog weer zijn op te wekken,
door het dier angstig te maRen of te doen schrikken".

Brown—Scijuard heeft deze verschijnseleii, die niet anders zijn dan die na
eenzijdige labyrinthexstirpatie door de chloroform, niet begrepen. Hij schrijft

1) Löwenberg: Uebcr die nach Durchschneiding der Bogengänge des
Ohrlabyrinths auftretenden Bewegungsstörungen. Arch. f. Augen- und Ohren-
heilkunde III, 1873.

\'Bronhardt: Exp. Beiträge zur Physiologie der Bogengänge des Ohr-
labyrinths. Pfl.\'s Arch. Bd. 12, 1876.

Brown—Seifiiard: Nouveaux faits relatifs à l\'action du chloroforme
appliqué à la periplierie du système nerveux (pean et conduit auditif externe).
Comptes rend, de la soc. de biol. serie 7, tome 2, 1880.

-ocr page 14-

ze toe aan zenuwstoornissen en vermeldt derhalve, dat bij sommige dieren

meningitis optreedt na de indruppeling. , u, ^ 0/ bii

(Vulpian bericht in 1883, dat eenige druppels chloralhydraat 25 bij
een konijn in de gehoorgang gebracht, heftige prikkelingsverschijnselen geven
met motorische stoornissen. Dit laatste is echter in 1901 onjuist bevonden door
(Friedmann 2) in het laboratorium van Ewald. • ,

Vele andere stoffen hebben nog bij plaatselijke aanwendmg mvloed op

het evenwichtsorgaan.

Cocaine („Koenig" ^ is hiervan het meest bekend.

De onderzoekingen hebben zich echter niet uitsluitend tot den mvloed

van plaatselijk aangebrachte stoffen bepaald.

De beschadigende werking van alcoholmisbruik bijv, op het labyrmth is
reeds dikwijls beschreven.
(Noquet % Politzer % Castex% AltJ), Barany ),
Diaggi Morian Tadokora "), Zytowitsch .

Nakamusa meent, op grond van path. anat. onderzoekmgen, dat het ganglion

vestibuläre niet wordt geschaad. ^i^nlinl

Morian vindt verlevendiging der calorische prikkelbaarheid na alcohol-
toediening;
Zytowitsch vermindering.

Bdrdny vindt ook vermindering der vestibulaire reacties enz.

Ook de werking van «/.^vergiftiging op het labyrmth is reeds dikw.jls

\'^""^^^Ifedmann: Ueber künstliche Reizung des Ohrlabyrinths. Diss. Strass-

^""\'^^^\'enig: Etude expérimentale des canaux semicirculaire. Paris 1897

^To\'q\'uet: Labyrintherkrankung bei Alcoholoxicationen. Revue mensuelle
de Laryng. 1889.

Rapport au XIV. Congrès intren.
de Médecine. Pari| 1903 Pag^ ^^^^^ übermäszigen Qenusz von

A, Ii ..nA Ein Wiener med. Wochenschrift 1903 Nr. 5.

8^) ᎠSp. iSlintoxication. Monatsschr. f. Ohrenheilk. 1911.

Diaggi: Labyrinthintoxicationen. Ref. Zentralbl. f. Ohrenheilk. 1910.

^ w) Morian - Beitrag zur klinische Kenntnis der neuritis acustica alcoholica.

Exp. "sSdi^ntbe\'; iie\'^krankungen des Gehörorgans durch

über die Einflusz des Alcohols.

der Nase und des Halses. Bd. Vlll. Heft 1-3.

-ocr page 15-

nagegaan. (Woakes O, Alt t), Gomperz 2), Politzer s), Delie % Nurse O,
Witmaack s), Alagna e. a.).

Zoowel alcohol als nicotine veroorzaakt volgens de meeste schrijvers
doofheid en duizeligheid, terwijl soms spontane nystagmus optreedt. De reflex-
prikkelbaarheid blijft meest behouden.

Na subcutane injectie van nicotine vindt Zitowitsch een neuritis cochlearis
en vestibularis.

Verder heeft arsenicum een duidelijke werking op het labyrinth.

(Blau 7) vindt path. anat. bij dieren, waarbij arsenicum-vergiftiging is op-
gewekt, zware veranderingen aan het ganglion spirale.

(Marik ») heeft bij een geval van arsenicumvergiftiging bij een mensch
duidelijke labyrinthverschijnselen waargenomen.

(Ehrlich 9) en (Röihig lo) maakten met arsacetin (atoxylderivaat) normale
muizen tot zoogenaamde dansmuizen, terwijl het gehoor intact bleef.

De n. vestibularis vertoonde geïsoleerde degeneratieve veranderingen, ter-
wijl het microscopisch onderzoek van de labyrinthen en van de n. cochlearis
geen pathologische veranderingen te zien gaf.

(Beek 11) vond, dat bacterierttoxinen zoowel op het ganglion cochleare als
op het ganglion vestibuläre sterken invloed hebben, namelijk schrompeling en
homogeniseering der gangliencellen, terwijl de zenuwvezelen van den n. acus-
ticus geheel intact blijven.

Gehoorstoornissen, oorsuizen en. duizeligheid zijn nog beschreven bij worst-
vergiftiging
(Haug en Zytowitsch Verder bij Joodmedicatie (Macauliff
bij kooloxyd (Kayser »), bij zwavelkoolstof (Heinzerling en bij zwavel-
waterstof
(Eulenberg i^).

Van de tot nu genoemde stoffen zijn vrij nauwkeurige publicaties verschenen.

De onderzoekingen berusten echter meestal of op pathologisch anatomische
vondsten of op tamelijk grove klinische waarnemingen.

I Connexion between stomachic and labyrinth vertigo.

Lancet 1868 pag. 365. j a

2) Gomperz: Diskussionsbemerkung. Arch. f. Ohrenh. 57. S. 107.

hcilk 3 1905 Tabakmisbrauch. Ref. Zentralbl. f. Ohrcn-

Ref. Zentralblatt f. Ohrenheilk. 3. 1905. S. 34.
y^imaack: Die toxische Neuritis acustica und die Beteiligung der
zugehörige Ganglien. Zeitschr. f. Ohrenheilk. 46 pag. 1.
Alagna: Zeitschr. f. Ohrenheilk. 1909. Bd. 59.
Blau: Arch. f. Ohrenheilk. 65. S. 26.

8) Marik: Wiener klin. Wochenschr. 1891. Nr. 31.

9) Ehrlich: Berl. klin. Wochenschr. 1907.

1") Röthig: Frankf. Zeitschr. f. Path. 1909 Bd. 3 en Deutsche med. Wo-
chenschr. 1909 Nr. 50.

") Beck: Zeitschr. f. Ohrenheilk. 1913. Bd. 68.

Zytowitsch: Arch. f. Ohrenheilk. 1911. Nr. 85. S. 233.
") Mac Auliffe: Journ. of Amer. med. Assoc. 1908.
Kayser: Naturforscherversammlung 1893.
Eulenburg: Handb. d. öffentl. Gesundheitswezen. 1881.

-ocr page 16-

de nathologisch anatomische onderzoekingen van de zenuwelementen

vanr Ä 1. .e

ipoeilijk zijn, is het niet te verwonderen, dat de resultaten

peliik geworden veranderingen in de prikkelbaarheid der f " ^^

SchiSe manieren.nauwkeurig na te gaan tijdens chronische en acute

vergiftigingen. ;„„inpd van viif verschillende

Experimenteel is nu in ^it proefschrift de mvloed v^

geneesmiddelen op alle labyrinthrefiexen nauwkeurig m alle

verandering der labyrinthrefiexen kan wijzen op een ve^^^
der functie van het evenwichtsorgaan, heb ik in hoofdzaak middelen onderzocht,

die in het algemeen de

Opgewekt en vol moed ben ik d>t onderzoeR g
belangrijke geneesmiddelen te zullen vinden, die m staat ]
derde labyrinthaire functie te verbeteren. prikkelende werking

boeven^^^ ^^ ^^
die kleine, onschadelijke dosen van deze ^»««en m staat ^ mensch
een in functie verminderd evenwichtsorgaan tot herstel te prikkelen.

O-

-ocr page 17-

HOOFDSTUK I.

DE VERSCHILLENDE LABYRINTHREFLEXEN EN DE
ONDERZOEKINGSMETHODEN.

Met \'t oog op de prikkels, die de labyrinthreflexen opwekken en de anato-
mische ligging der centra van de verschillende labyrinthreflexen, zooals
{Magnus
die heeft beschreven, kan men ze op de volgende wijze groepeeren:

a. Reflexen van beweging.

1. Draaireactie en -nareactie (opgewekt door pos. of neg. hoek-
versneliingen).

a. Op den kop (met nystagmus).

b. Op de oogen (met nystagmus).

2. Reactie op progressiebewegingen.

b. Reflexen van den stand.

1. Tonische labyrinthreflexen op de lichaamsspieren.

a. Op de extremiteiten.

b. Op den hals.

2. Labyrinthplaatsingsreflexen 2).

3. Conipensatorische oogstanden.

a. Verticale afwijking.

b. Raddraaiing.

c. De verschijnselen die optreden na eenzijdige labyrinthexstirpatie.

1. Kopdraaiing en -wending.

2. Rompdraaiing.

3. Tonusverlies der gelijkzijdige extremiteiten.

4. Deviatie van beide oogen (niet nystagmus).

d. Calorische labyrinthreflexen.

Op de volgende wijze worden deze reflexen onderzocht:

a. Reflexeii van beweging.

1. Draaireactie en -nareactie.

De konijnen worden in buikstand (kop vrij) op een konijnenplank vast-

1) Magnus: Beiträge zum Problem der Körperstellung. Pfluger\'s Arch.
Bd. 163 P. 405 en Bd. 174 P. 134 1919. ,

2) Als vertaling van het Duitsche woord „Labyrinthstellreflexe" heb ik
gekozen labyrinthplaatsingsreflexen, naar advies van Prof. B. Sijnions.

-ocr page 18-

draaien wordl de \'•"P ^^esleW^ ^^^^^^^ ^^ araairiehtmg

treedt hierbij op Uopnysiu^ ^^

naar de andere zijde gew

Na der d^ wo ^^^^^^^ kopnanystagrm^ o^

i„ de voorgaande draa * ^^^ ^^ oorspronkelijke draa.nchtmg.

met de snelle konijnen en katten gelijk. .

Deze reacties waren ^\'J. kopdraaireacties m buik-

Dikwijls werden de dieren voor onderzoek ^l^J^^P ^r. Het dier

stand vr^in de lucht gehouden kop geschiedt

Zdi dus met den kop naar binnen gedraa d. De kopara ^

rfn de draairichting, de -nareadie in omgekeerden ^ ^^ J [.^^..^eging.
"teeds met de snelle component ^ onderzocht

De oogdraaireacties en -nareacties (^^^^"/^X^ nenplank, de kop ge-
door het dier in buikstand op te op de draai-

iixeerd in een klem.

schijf gezet. Gedurende het "^e ^

beiJe oogen op tepn^ld aan de d.a^^^^^^^^

snelle component in de draainchtmg ^a het oph ^^^^^^^

er een horizontale afwijking van

slaat naar de tegenovergestelde richting. De dieren

zoowel bij draaien naar rechts als • met het te onder-

Dikwijls werden de dieren vr, in de lucht gel ^^ oogdraaireactie

zoeken oog naar den in de tegengestelde

geschiedt dan horizontaal \'"^e draairichting, de "area ^^^ ^^ ^^^
richting. De nystagmus slaat steeds met de snelle comp
zin als de oogafwijking.

- rei; .e U.ecM

worden ze verdeeld in:

«e. .. ..

reflexen.

Liftreacües. ^^ snel naar beneden

beweging worden de vertoont deze reaeties niet.

met beide Handen o»«en,d. dat de

-ocr page 19-

schoudermusculatuur rust op de voorste vingers en de duimen de rugniusculatuur
voelen, en wacht men nu tot het dier geheel rustig is, dan voelt men bij iedere
beweging met het dier, naar welke richting ook, een spiertrillen optreden,
welke bij het labyrinthlooze dier niet optreedt.

Wanneer men cavia\'s, konijnen en katten met den kop naar boven m de
lucht houdt, treedt bij snelle beweging van het dier naar beneden een uiteen-
gaan van teenen en achterpooten op. ..

Worden de dieren met den kop naar beneden gehouden, dan ontstaat bi]
liftbeweging naar beneden een strekbeweging der extremiteiten.

Zeer duidelijk is dit aan de voorpooten te zien; bij konijnen treedt tevens
strekking en achteruitslaan der achterpooten op, zooals bij het maken van

Deze^reactiebewegingen der extremiteiten zijn duidelijk labyrinthrefiexen,
omdat zij bij het labyrinthlooze, overigens gezonde dier, niet zijn op te wekken.

De juist beschreven reactiebewegingen bij het konijn vallen verschillend
uit naarmate de kop een anderen stand heeft of wel naarmate de labyrinthen
een anderen stand hebben. Het is hier niet de plaats om hier verder op in te gaan.

b. Reflexen van den stand.

1. Tonische labyrinthrefiexen op de lichaamsspieren, i)

a. Op de extremiteiten.

Bij katten en konijnen kan men deze reflexen, die tot stand komen door
verandering van den stand van den kop in de ruimte, \'t best onderzoeken,
doordat men, zonder den stand van den kop t.o.v. den romp te veranderen,
het geheele dier in de lucht van den buikstand in rugligging overbrengt, tr
ontstaat dan een sterke toename van de tonus der strekspieren van de extre-
miteiten, welke haar maximum heeft, wanneer bij rugligging de snuit c.a. 45
boven de horizontale geheven wordt, terwijl de strektonus minimaal wordt,
wanneer bij buikstand de snuit c.a. 45" beneden de horizontale staat.

Men onderzoekt deze reflexen het best aan gedecerebreerde dieren (katten).

De decerebratie geschiedt door doorsnijding der hersenen in \'t vlak van het

tentorium cerebelli, dat bij katten beenig is.

Deze labyrinthrefiexen zijn ook in zijligging te onderzoeken. Wanneer
in ziiliffEing op kopdraaien beide voorpooten gelijk reageeren, dan is dit een
teeken dat er duidelijk labyrinthrefiexen zijn (maximale strektonus wanneer
de schedel naar beneden staat; minimale strektonus, wanneer de schedel naar
boven gedraaid wordt).

R. Magnus: Münch, med. Woch P. 681.

% Magnus en A. de Kleyn: PHug, Arch 1912. Bd. 145. 1 .

W. Weiland: Pflüg. Arch. 1912. Bd. 147. P. .

R. Magnus en C. G. L. Wolf: P^ug-Ajch. 1913. Bd 149. 1 .

% Magnus en W. Storm van Leeuwen : Pflug. Arch j914. Bd. 159.1 . is/.

R. Magnus: Pflüg. Arch. 1914. Dd. 159. P- 224.

CA. Socin en W. Storm van Leeuwen: P«ug-Ardi. 1914. Bd. 159. 1 . ^^

R. Magnus en A. de Kleyn: Pflug. Arch. 1915. Bd. IbO. l .

-ocr page 20-

Een labyrinth is voldoende om de extremiteitspicren van beide lichaanis-

\'^"^De^: r:;:x:f-oorzaken met de tonische halsreflexen, dat iedere stand
van den kop overeenkomt met een bepaalden stand van het lichaam.

UitvoerL mededeelingen over deze tonische labynntre lexen vmdt men
in de op de vorige pagina aangehaalde stukken van
Magnus en z.jne medewerkers.

b Tonische labyrinthreflexen op den hals. , , j

Bij omleggen van buik- in rugligging zonder verandermg van den stand
van d n kop t.o.v. den romp ontstaat toename van de tonus der nekheffers.
dL tonus is maximaal, wanneer de kop in rugligging wordt gehouden, mond-
spleet 450 boven de horizontale geheven.

2. Labyrinthplaatsingsreflcxen. >) .,i 1 1 i-

Deze veroorzaken, dat, wanneer men een dier m een wllekeur,ge houding

vrij in de lucht houdt, de kop van het dier steeds den normalen stand nule ruimte

Inne mt, d. i. schedel boven, kaak onder, mondspleet c a 45« onder de horizontale.

Voc^rhetonderzoeknaardezereflexenhoudtmenhedieraanhebekkenofcen

rug vrij in de lucht. Wordt de romp in zijligging gebracht, zoo word de kop m den
normalen stand geplaatst. Bij hangen,
kop naar boven, wordt de kop ven-
trlarwaarts gebogL^ot ze in den normalen stand sta^. Bi, hangen, kop naar

b n den, wordt de kop dorsaalwaarts bewogen tot den normalen stand. In

mgl gging wordt de kop of zijwaarts gedraai^d of het dier r.cht z.jn voorste
ichaaLhelft ventraalwaarts op tot de kop in den normalen stand staat.

Behalve deze labyrinthreflexen op den kop zip er nog de „lichaamsp aat-
singsreflexen". Deze onderzoekt men door het dier in zijligging op de tafel
r leggen. Zij worden veroorzaakt door asymmetriscl^ prikkels van het onder-
Ik op het lichaam van het dier. Men kan deze prikkels practisch opheffen,
door op de naar
boven gewende lichaamszijde een met een gewicht verzwaarde
plank te leggen, om zoo ook op de bovenste lichaaniszijde ongeveer gelijken
Sruk uit té oefenen als op de onderste. De kop wordt dan naar den nomialen
stand geplaatst uitsluitend door de labyrinthplaatsingsref exen (plankpmef).

Geïsoleerd laten zich de lichaamsplaatsingsreflexen het best bij dieren zon-
der labyrinth onderzoeken.

3. Compensatorische oogstanden. 2) . , ,

De compensatorische oogstanden zijn het best bij konijnen en cavia\'s te

BÏ^dr\'onderzoekingen der compensatorische oogstanden, moet er steeds
voor eezorgd worden, dat bij de verschillende standen van den kop in de
ruimte, de stand van den kop t.o.v. den romp niet verandert, daar er ook
tonische halsreflexen op de oogen zijn %

Beiträge zum Problem der Körperstellung. Pflüg. Arch.

Labyrinthreflexe auf die

•"^AiïpenÏÏwegungen durch Thoraxbewegingen ausgelöst. Zen-
. J f iSnl Bd 20 2987 1906.
De Kleyn: Arch. Neerl. de Phys. de
lïmme ettr\'animLx"\' Tome II Hvraison 4, 1918 biz. 644.

-ocr page 21-

a. Verticale afwijking.

In rechterzijligging staat liet rechter (onderste) oog naar boven; het linker
(bovenste) oog naar beneden.

In linkerzijligging staat het linker oog naar boven; het rechter naar beneden.

Deze afwijkingen zijn zoo sterk, dat zij duidelijk aan het verschijnen van
den bovensten of ondersten cornearand in de lidspleet te zien zijn.

b. Raddraaiing.

Het hoornvlies wordt door cocaine ongevoelig gemaakt. Op de cornea
wordt met een gloeiend niessingsteinpel door zeer korte aanraking een kruis
gebrand van dezen vorm ( ).

De oogstand wordt het eerst in den normalen stand bepaald, daarna wordt
de grootte der raddraaiing bij verschillende kopstanden met een graadboog
gemeten. Wordt het dier meldden kop naar beneden gehouden, zoo zijn beide
oogen met de bovenste corneapool naar achteren (occipilaalvvaarts) gedraaid.

c. De verschijnselen die optreden na eenzijdige labyrintii-exstirpatie i).

1. Kopdraaiing en -wending.

De kopwending gaat naar de zijde van het ontbrekende labyrinth en is
het best bij normaalstand van het dier te zien.

De kopdraaiing gaat ook naar de zijde van het ontbrekende labyrinth, het
oor van deze zijde is buikwaarts gedraaid; ze is het duidelijkst te zien bij
hangen, kop naar beneden.

2. Rompdraaiing.

De romp is eveneens gedraaid naar de zijde van het ontbrekende labyrinth.
Deze draaiing is ook het duidelijkst bij hangen, kop naar beneden. Deze romp-
draaiing is secundair en het gevolg der halsdraaiing; derhalve moet de kop
t.o.v. de bovenste tlioraxapertuur recht gezet worden. Blijft er dan nog een
draaiing van de borst t.o.v, het bekken over, dan is deze veroorzaakt door het
uitvallen van de functie van het eene labyrinth.

3. Tonnsverlies der gelijiaijdige extremiteiten.

Dit wordt het beste in rugligging onderzocht. JVlen moet eerst den kop
nauwkeurig symmetrisch t.o.v. den thorax houden,
omdat de halsdraaiing alleen
reeds een tonusverschil van de extremiteiten veroorzaakt.

4. Deviatie van beide oogen (met voorbijgaande nystagmus).

Het oog van de geopereerde zijde is verticaal naar beneden (ventraal en
iets naar voren) gewend. I let oog van de intacte zijde is verticaal naar boven
(dorsaalwaarts) gewend.

De nystagmus slaat bij beide oogen met de snelle component naar de
zijde van het intacte labyrinth.

\') De labyrinthexstirpaties werden bij de konijnen gedaan door Dr. A. de
Klcyn
volgens zijn methode beschreven in Pfliiger\'s Archiv. (Bd. 154 biz. 183
1913 en Bd. 145 blz. 549 1913).

Bij de caviae werden de verschijnselen van eenzijdige of dubbelzijdige
labyrinthexstirpatie opgewekt door chloroform indruppeling in de uitwendige
gehoorgang (proef van
Brown Sequart).

-ocr page 22-

Deze oogafwijkingen zijn bij katten gering, maar bij caviae en konijnen
zeer duidelijk aanwezig.

d. Calorische labyrinthrefiexen. , • j

Deze worden opgewekt door thermische prikkels te laten mwerken m de

IfdToeklgen werden de calorische labyrinthrefiexen opgewekt
bij konijnen, door water van ca. 14" C. met een valhoogte van 1 M. m de

eehoorgang te laten loopen. , /j • i- \\

Er onfstaat door deze prikkel een beweging van de oogen (deviat.e) naar
de zijde van het oor dat uitgespoten wordt, met een nystagmus (snelle com-
ponent der oogbeweging) in de tegengestelde richting. Deze oogbewegmgen

werden geregistreerd op beroet papier op twee wijzen. , , . , ,

1. Lor verbinding van de gecocainiseerde cornea van het intacte oog

door een draad met een schrijver op beroet papier.

2. Door de musc. rectus ext. en de musc. rectus mt vnj te prepareeren
van den bulbus oculi en de distale einden hiervan te verbinden door draden met

die heeft beschreven.

1911 Bd. 78 H 1.

-ocr page 23-

HOOFDSTUK II.

DE INVLOED VAN CHININUM MURIATICUM OP DE LABYRINTHREFLEXEN.

Over den invloed van chinine op het labyrinth zijn vele onderzoekingen
verricht.

(Charcot >) heeft chinine aanbevolen tegen labyrinthaire duizeligheid, omdat
het verlammend zou werken op den n. acusticus.

(Corning^ vindt, op grond van proeven bij zichzelf genomen, dat chinine
geheel onwerkzaam is tegen duizeligheid door draaien.

Verder zijn het echter meest pathologisch-anatomische onderzoekingen,
waarbij op de labyrinthreflexen niet is gelet.

Alleen één onderzoeking van (Dreyfass 3) vond ik over den invloed van
chinine op de vestibulaire reflexen, n.l. op de draaireacties en op de verschijnse-
len, die optreden na eenzijdige labyrinthexstirpatie (door chloroformindruppeling).

Drei/fuss vond bij caviae een sterk verlammende werking van chinine op
het „tonuslabyrinth"
(Ewald). Hij raadde daarom aan bij den mensch ter
bestrijding van te sterke prikkeiingstoestanden van het labyrinth, (zeeziekte,
ziekte van
Menière e. dgl.) chinine ioe te dienen.

(Kirchner en anderen vinden na chininetoediening bij de obductie het
geheele labyrinth vol bloedextravasaten en sterke vulling der labyrinfhbloedvaten.

(Witmaack en latere onderzoekers meenen, dat de gevonden bloedingen
en hyperaemie van het labyrinth ontstaan zijn door agonale krampen en door
de wijze van dood maken. Zij dooden derhalve de dieren door verbloeding
en fixeeren dan den kop in toto.

In tegenstelling met de onderzoekingen van Kirchner e. a., maar in over-
eenstemming met de chininewerking op de retina (vaatvernauwing
(Holder
vindt Witmaack zelfs sterke ischaemie van het vliezige labyrinth na inwerking
van chinine.

Witmaack schrijft echter de klinische werking van chinine op het labyrinth

Quérison de la maladie de Menière par le sulfate de quinine. Gaz.
des hôpit. biz. 753. 1875.

M. Lewandowski: Handbuch der Neurologie.
Zeitschr. f. Ohrenheilk. 1905. Bd. 49. BIz. 343.
Ö Berliner klin. Wochenschr. 1884. No. 11. IVlonatsschr. f. Ohrenheilk.
1883. No. 5.

5) PfIüger\'s Archiv. Bd. 95. 1903. BIz. 209.

6) Archiv f. Ohrenheilk. Bd. 39. BIz. 139.

-ocr page 24-

niet toe aan circulatiestoornissen, maar aan door chmm mto^ca .e ontstane
delneratieve veranderingen van de zenuwelementen van het labyrmth
degene af eve ve g ^^ veranderingen aan
het ganglion sp.rale; deze

ziin n V stXr dan die aan het ganglion vestibulaire. Ook de zenuw-
einden in de cristae ampullarum en in de maculae sacculi en utricuh vertoonen
na chinineintoxicatie een duidelijke vermeerdering van gedegenereerde vezels.

Miine onderzoekingen over den\'invloed van chinine op de in het vorige
.ooSgenoen^elaUhrenex..^^^^

"c^ - — Vloeistof.

Hierdoor werden opgewekt: .^.^jjjUs betrekkelijk kleine dosen

1 \'Chronische chinme intoxicaties, door üageiijKbu ,

chinine te geven, n.1. 30 tot 100 ingr. pro kilo dier. . ,

2 Subacute intoxi aties, door enkele dagen aaneen groo e, met direct
dodelijke, dosen te geven, n.1. 100 tot 200 ^ ^ler.

3 Acute intoxicaties, door direct doodelijke dosen te geven
Door gebrek aan cavia\'s is dit laatste slechts eenmaa gedaan.

Tijdens deze intoxicaties werd de toestand der labyrinthreflexen nauw-

\'^"leTh—\'^er oorschelpen na geluidprikkels van

« onder^d.

De vers hijnselen die optreden na eenzijdige abyrm hexs irpatie z„n door
mij, evenals dior Drdjfuss, opgewekt bij caviae door chloroformindruppeling

in de gehoorgang.

De invloed van Chinineinspuitingen op de reflexen van den stand en

van beweging. .

1. aironischc Chinine intoxicatie.

De vergiftigingsverschijnselen waren zeer gering bij de dnonische chinine
intoxÏÏtie. Van waggelenden gang,
zoo.Xs Kirchner en Witmaack reeds bi,
deze kleine dosen hebben beschreven, is mets waargenomen.

De dieren zaten meestal stil ineengedoken m de kooi, vraten zeer goed.
Rii dit stilzitten werd vaak een voortdurend spiertrillen waargenomen.

Van een verlammende werking van chinine op de extremiteiten werd mets

waargenomen bij caviae.

PROEF I Cavia 1,2,3 en 4. (Tabel I). 20 Maart 1919. (Verkort protocol).

„,l;pi,f ^10 er 315 gr., 320 gr., 330 gr. Alle labyriiitlircllcxen

eerste injectie op dezen dag werden geen bijzondere verecliijnselen

waargenomen. ^ ^^ oog^aainyslagmxis cu kop-

levendiger te zijn, terwijl het spiertrillen bij progressiebewegingen
^ nr^f 1 toeSifeu. De andere reflexen van den stand en van beweging
uveranS D^tönische reilexen op de extremiteiten, die eerst niet dni-
demrgSd werden, worden nu goed waargenomen.
De gehoorreactie is weg.

-ocr page 25-

Datum

Gewicht
proef-
dieren

4 caviae

resp.
310 gr.
315 gr.

Genees-
middel :

Subcutaan
gedu-
rende
10 dagen
dagelijks
30 mgr.
p. k. dier
hydrochl.
chinini

i
1

I. Reflexen van den stand

II. Reflexen van beweging

Verdere
bijzonderheden

l

Labyrinth-plaatsing-
reflexen in de lucht

a

O
ö
g
X S

s

V

ü X
^
(U
O

to D
O

H

1c

0 ^

co

C co
dj bo
a O

s °

O

U

Draaireflexen

Reacties op progessiebewegingen

Ivopdraaireflexen

Oogdraaireflexen

Liftreactie

naar

Spiertrillen
na bew.

B

^ i ^ i
oiS es
üi5 £ g

O >2 O _Q

S " s ^

a a a

M O g
«J O O

sl-s\'g"
is

t:ifi
C
\'öb

"n

i ^

bo
c

\'öC
\'N

J

a

O

c

c >
E, O
c-^


JS

0-
p p

1)

g ë

bo ft

bo
C
\'bb
bp

1

V

O

a

4)

«

O

(3
O

M

a

M

1 9

11
S 2

O

t3
<0
O

•S

ts
<0
O

M

a

M

1

a B

L
co a
ß ~

bo-
ven

bene-
den

ê
JU

g
na

It)

c

u
^

nai

»H

O

O
>

ar:

)-c
(l>
J-l

ja

O
(0

5

M
O

m

co

! :)zu gr.
1 330 gr.

R

L

R

L

R

L

R|L

i
!

R

L

R

L

R

L

R

L

20 III \'19

cavia 1

1

30 mgr.

Symm.
-110-

?

4-
1

1


1


1


1

Gehootreactie

23 III \'19

»»

«









1


1


\\

„ —

24 III \'19

i>

9f








■f
1


1


1


1 \'


1

25 III \'19

Sjfflin.
-90°




4-




i


1


1


1


t


1

26 III \'19

f>

=F

>1

}


1

-r








27 III \'19

)>

Symm.
-100

}


4-



28 III \'49 Cavia 1

is dood. Aan hart en longen zijn geen afwijkingen. De darm is overvuld met faeces.

„De andere drie caviae 2, 3 en 4

20 III \'19

Gehoorreactie

Symra.
.110

30 mgr.

Dagelijks wordt 30 mgr. p. k. dier ingespoten tot 1 IV \'19.

Gehoor- 2 3 4
reactie — ^


Sjmin.

=F

30 mgr.

31 111 \'19

Bij 4

alleen
duide-
lijke
laby-
rinth-
rellexrn

beteekent normale labyrinth-reflexen

„ verminderde »

„ verlevendigde

„ afw^ezigheid der

-ocr page 26-

I. Reflexen van den stand

II. Reflexen van beweging

Gewicht
proef-
dieren

4 caviae
nl. 2, 3.
4 en 5
resp.

290 gr.

290 gr.

330 gr.

395 gr.

Genees-
middel :

Chin. mur.
subcutaan
dagelijks
100 mgr.
pro kilo
dier

D

Reacties op progessiebewegingen

raaireflexen

a

O

ö g

0) ^
X
C

^ \'c

4) Ë
4)
li
-s

c «

-g u

r

u

M C

S iS

C 05

s °

O

u

Kopdraaireflexen

Oogdraaireflexen

Liftreactie
naar

Spiertrillen
na bew.
naar:

Verdere
bijzonderheden

a:2 C3 u

c -S O O

V u

O ü o^

O m O .

«

O ^ 1
O
V c

n "öb 60.5

« U O 60

H

Datum

«

w

• 3

3
c Ë
> e»

Ö

0)

Ö

u

D

4-1

to

u
>

u
Ö

>H

O

Q

tn

0

O

0

ü

(U
u

>

ei

bo-
ven

bene-
den

B Ë

c
« _

ö —

R L

R L

R L

R L

R L

R L

R L

R L

Labyrinth-plaatsing-
reflexen in de lucht

00

bc

a

a

c

c

0

0 pj

ba

"Sb

c

.00

II

S ë

bo S

\'S

"n

oi

\'n

J

)->

Deze proefdieren maakten reeds proef II door.

Symni,
-110

lab.refl.
over-
wegen

28 IV \'19

Cavia 2

100 mgr.

-T

T-

=F

Gehoorreactie ±

Dagelijks 100 mgr. tot 7 V \'19.

100 mgr.

7 V \'19

qP

H-

Exitus. Sectie: inacr. geen afw.

28 IV \'19

Cavia 3

100 mgr.

Syniffl.
-110°

lab.refl.
ovet-
wejen

=F

=F

=F

?

?

»

Dagelijks 100 mgr. tot 9 V \'19, daarna wordt \'t dier met rust gelaten.

8 V \'19

100 mgr.

Symin.
-110

lab-refl.
over-
wegen

=F

=F

qp

T-

qp

"

26 V\'19

H-

99

»1

hF

=F

=F

HF

4-

»

28 iV \'19

Cavia 4

100 mgr.

Syium.
-110°

1




..

Dagelijks 100 mgr.

tot 9 V \'19.

8 V \'19

))

=F

HF

=F

=F

=F

..

12 V \'19

Exitus.

Sectie: macr.

geen afw.

28 IV \'19,

Cavia 5

100 mgr.

99

=F

=F

HF

T

?

?

4-

..

Dagelijks 100 mgr. tot 9 V \'19, daarna wordt \'t dier met rust gelaten.

8 V \'19

100 mgr.

Syram.
-110°

lab.refl.
over-
wegen

T

FF

HF

1

1 1

rr

1

HF

=F

=F

»

4-

26 V \'19

j

»

=F

HF

hF

1

4-

9t

-ocr page 27-

Bij de andere drie cavia\'s is alleen het toenemen van het spiertrillen bij
progressiebewegingeu zeer duidelijk waar te nemen. De overige reflexeu zijn
nog onveranderd.

25 Maart 191Ö. Bij cavia 1 vertoonen thans ook de reflexen van den stand
duidelijk stoornissen. Wordt het dier vrij in de lucht gehouden in realiter zij-
ligging, dan blijlt de kop racestal in zijli^ging; dus geen labyrinthwerking.

Soms gaat de kop een weinig naar den normalen stand. Bij hangen, kop
naar beneden, staat de kop niet meer 110°, maar hangt recht naar beneden d. i. ÜO".

De compensatorische oogstanden zijn in rechterzijligging: „linker oog sleclits
weiuig naar beneden, rechter oog zeer\'weinig naar boven."

In linker zijligging zijn de rellexeu van den stand iiorniaal.

De meeste reflexen van beweging zijn nog als op 2311I-\'19, alleen zijn
de veranderingen sterker geworden.

Bij cavia 1 is de kopdraaireactic en -nareactie bij draaien naar rechts levendig,
maar naar Jinks afgenomen.

De kopdraainystngmns is bij de drie andere cavia\'s zoo levendig, dat de
nystngmusslagen óver de mediaanlijn van het dier terugslaan, zoodnt de kop-
draaireactic bij oppervlakkige beschouwing nnar den verlieerden kant schijnt te
gnan. De kopdraaireactic ia minder levendig, maar is moeilijk te beoordcelen
door de zeer levendige r.ystagmus van den kop, bij draaien.

27 Maart 1019. Cavia 1. In rechter zijligging hangt de kop slap naar be-
neden en bij hangen, kop naar beneden, is de kop slechts zeer weinig ge-
heven (ca. ICO").

De compensatorische oogstanden zijn weer normaal.

Do reflexen van beweging zijn ook iets veranderd, de kopdraaireacties en
nareacties zijn minder levendig, terwijl de kopdraainystngmns en -naiiystfigmus
zeer levendig zijn.

De liftreacties zijn minder duidelijk geworden. Het spiertrillen na iirogcssie-
bewegiugen en het uiteengaan der pooten is nog aanwezig.

De andere drie cavia\'s 2, 3 en 4 vertoonen ook afname der kopdraaireacties
en -nareacties en verlevendiging\'der kopdraainyatngmus en -nanystagmus.

De verlevendiging der kopnystagmus treedt het meest op ilen voorgrond.

De liftreactie is bij deze dieren minder dniuelijk, terwijl het spiertrillen
bij beweging zeer levendig is.

Do overige reflexen zijn normaal.

Do reflexen van den stand vertoonen geen veranderingen.

28 Jlaart 1919. Cavia 1 wordt des morgens dood in zijn liok gevonden.

Sectie: Aan hart en longen zijn macroscopisch geen afwijkingen, liet colon

is overviild met faeces.

Verder is er macroscopisch niets te vinden.

De cavia\'s 2, 3 en 4 vertoonen hetzelfde beeld als den vorigeu dag.

31 Maart 1919. De cavia\'s 2, <3 en 4 hebben 10 dagen dagelijks 30 mgr-
chinine p. k. dier gekregen.

Do labyrinthplaatsingsreflexen in de lucht zijn nog allen aanwezig.

De tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten zijn onduidelijk; alleen
bij 4 overwegen do labyrinthreflexen.

De compensatorische oogstamlen zijn normaal.

Do kopdranireacties en -narenctics zijn minder duidelijk, terwijl de kop-
draainj\'stagmus en -nanystagmus veel levendiger zijn geworden.

Do liftreactie is minder duidelijk.

liet spiertrillen bij beweging "is sterk, maar ook in rust hebben de dieren
dikwijls een duidelijk trillen der s;.ieren, dat door bewegingen luig toeneemt.

liet uiteengaan der pooten is bij liftbeweging onveranderd gebleven.

Resultaat: Als constante verschijnselen bij deze vier dieren vinden wij:

1. Afname der kopdraaireacties en -nareacties.

2. Sterke toename der kopdraainystagmus en -nanystagmus.

3. De liftreactie is minder duidelijk geworden.

-ocr page 28-

4. Het spiertrillen is levendiger gew;orden.

Één dier ging tijdens deze intoxicatie dood, ofschoon bij de sectie geen
afwijkingen werden gevonden, durf ik dit toch niet als een zuivere chinine-dood
te beschouwen.

Dit dier was zeer gevoelig voor chinine, want reeds den vijfden dag
vertoonde het duidelijke afwijkingen.

Bij deze vier cavia\'s werd ook de gehoorreactie nagegaan.

Bij cavia 1 was reeds den derden dag der intoxicatie de gehoorreactie
niet meer aan te toonen, deze bleef daarna weg.

Bij een der andere drie cavia\'s, cavia 4, bleef de gehoorreactie aanwezig.

Bij cavia 3 was ze verzwakt en bij cavia 2 was ze weg aan het einde
der tien dagen.

PROEF II. 1 April 1919. (Tabel II). (Verkort weergegewn).

Vier cavia\'s, n.1. de drie die proef I overleefden en een nieuwe cavia 5,
waarbii alle labyrinthreflexen normaal aanwezig zijn. , ^^ . .q.q

Dagelijks wordt gedurende tien dagen, van 1 April tot 11 Apnl laiy, nu
60 mgr. chinine p. k. dier per dag ingespoten en worden de labyrmtliretlexen
onderzocht.

11 April 1919. De drie cavia\'s, die de eerste proef hebben doorgemaakt,
blijven na deze inspuitingen hetzelfde beeld vertoonen als aan het einde van
nroef I. De reeds toen waargenomen verschijnselen worden alleen auidelijker.

De labyrinthplaatsingsreüexen in de lucht ec de tonische labynnthretlexen
op de extremiteiten en de compensatorische oogstanden blijven onveranderd.

De kopdraainystagmus blijft uiterst levendig, evenzoo de -nauystagmus.

De kopdraaireacties en -nareacties zijn verzwakt.

De liftreactie is bij deze drie cavia\'s in het geheel niet meer op te wekken.

Het spiertrillen bij beweging blijft sterk aanwezig.

Bij liftbeweging gaan de pooten goed uiteen. • > >> o

Cavia 5 vertoont soortgelijke veranderingen als de cavia s 2, 3 en 4.

De kopdraaireacties zijn verzwakt. De kopdraainystagmus en -nanystagmus

zi\'n niet verlevendigd. ....

• Do liftreacties zijn minder duidelijk. Het spiertrillen na beweging is met

verl^end^gd.^^ labyrinthreflexen van den stand en van beweging zijn onveranderd.

PROEF III A en B. 28 April 1919. (Tabel III en IV).

Negen cavia\'s;

A. de 4 cavia\'s, die reeds proef II doormaakten en daarna 17 dagen rustten;

B. 5 nieuwe cavia\'s.

Dagelijks wordt aan de onder A genoemde 100 mgr. chin. mur. p. k.dier
subcutaan toegediend en aan de onder
B genoemde 80 mgr. p. k. dier.

De vier cavia\'s onder A bedoeld, hebben in 17 dagen geen chinine-injecties
gehad, om na te gaan of de aan het einde van proef II aanwezige verschijn-
selen weer teruggingen.

De kopdraaireacties en -nareacties bleven ook na dezen rusttijd zwak aanwezig.

De kopdraainystagmus en -nanystagmus waren bij cavia 4 nog altijd zeer
levendig. Bij cavia 2 en 3 was de kopdraainystagmus niet meer levendig.
Bij cavia 5 zijn ze nog niet levendig geweest.

De liftreacties, die na proef II afwezig of ten minste zeer zwak waren,
bleven bij twee proefdieren 2 en 4 onveranderd.

-ocr page 29-

a

B)

OQ
■ ^

CA

o^

O

o-

n

N

re

vO

tra
"i

3

tra
i-t

tra



p

3
c

co
O
C

Q-

\'S

3

ö

n
§

0-

0-

_ B

3

OCl

w
•ö
O

r*

Ctt
3

D-

P

sa
•1
3
P

•O

I-I

O
ft

<

n

l
»


to

Uo

n>
3

1

1

1

1

,

•1
fD

o-

w

3-

cr

3

D-
O
O
li
tra
n

3
p

p
rr

s c::

co

-H

S

I ^

-Hu.


-H

-H

-H

1

±±
±_±

m

s ^

If

(5-S

<

<

O
O

-ocr page 30-

Bij cavia 3 was echter de liftreactie na de rust weer aantoonbaar.

Dit dier had bovendien na de rust de gehoorreactie teruggekregen.

Het spiertrillen bij beweging was alleen bij cavia 2 na de rust nog
zeer levendig.

Er bestond dus wel een geringe neiging tot teruggang der opgetreden
verschijnselen, maar er was na 17 dagen nog geen algemeen herstel opgetreden.

PROEF UIA. 28 April 1919. (Tabel III). (Verkort weergegeven).

Cavia 2 van 28 April 1919 tot 7 Mei 1919 dagelijks 100 mgr. p. k. dier.

7 Mei 1919. Deze cavia maakt een duidelijk zieken indruk, het dier zit
ineengedoken neer, de haren onregelmatig en niet glad.

Het dier maakt bij naderen geen vlucht bewegingen meer.

De labyrinthreflexen van den stand zijn nog aanwezig.

De labyrinthreflexeu van beweging zijn als volgt: De kopdraaireacties en
-nareacties zijn do^ zwak aanwezig; de kopdraainystagmus eu - nanystagmus
zijn nog vrij duidelijk. . .

De oogdraaireactie is zwak aanwezig, de oogdraainareactie is niet te zien.

De oogdraainystagmus en -nanystagmus zijn weg.

De liftreacties zijn niet meer op te wekken. • t i

Het spiertrillen is ia rust en bij beweging beide aanwezig, dus niet als
labyrinthreflex.

Het uiteengaan der pooten bij liftbcwemng is nog aanwezig.

De gehoorreactie is niet meer op te wekken.

Het dier gaat \'s nachts dood.

Sectie: macroscopisch geen afwijkingen. ^

Cavia 3 van 28 April 1919 tot 8 Mei 1919 dagelijks ICO mgr. p. k. dier.

8 Mei 1919. Deze cavia maakt nog in het geheel geen zieken indruk.

Het dier bleef na de proef nog vele dagen gezond. Do labyrinthreflexen
van den stand zijn nog \'allo aanwezig.

De labyrinthreflexen van beweging zija minder duidelijk geworden.

De kopdraaireacties en -nareacties zijn nog zwak aanwezig.

De kopdraainystagmus is niet meer levendig.

De kopdraainystagmus is niet aantoonbaar.

De oogdraaireacties zijn aanwezig.

De oogdraainyatagmi zijn zwak.

De liftreacties en het spiertrillen bij beweging ziju nog aanwezig, maar
zeer zwak.

Bij liftbeweging gaan de pooten nog uiteen.

Bij dit dier zijn de kop- en oogdraainystagmus en -nanystagmus zwakker
geworden evenals het spiertrillen bij progressiebewegingen, bij geen der laby-
rinthreflexen is thans nog verlevendiging waar te nemen.

Cavia 4 vau 28 April 1919 tot 8 Mei 1919 dagelijks 100 mgr. p. k. dier.

8 Mei 1919. De labyrinthreflexen van den stan.1 zijn nog uiet beinvloed.

liet dier zit goed symmetrisch eu loopt goed.

De kopdraaireacties en -nareacties zijn zwak, do kopdraainystagmus en
-nanystagmus zijn nog duidelijk, maar niet meer levendig. .

De oogdraaireacties en -nareacties zijn aanwezig, terwijl de oogdraainystag-
mus en -nanystagmus zeer zwak tot afwezig zijn.

De liftreactie is niet meer op te wekken.

Het sniertrillen bij progressiebewegingen is niet meer te voelen, oi zeer

zwak voeloaar. i i - o-n

De labyrinthreflexen van beweging zijn dus in bet algemeen zwakker ge-
worden, vooral de kop- en oogdraainystagmus en -nanystagmus en de reacties
op progressiebewegingen.

-ocr page 31-

Cavia 5 van 28 April 1919 tot 8 Mei 1919 dagelijks ICO mgr. p. k. dier.
8 Mei 1919. De labvrintbreflexen van den stand zijn nog alle aa^^pzlo•
De kop- en oogdraaiVeacties en -nareacties zijn nog zwak aanwezig, behalve

^^ "^dI^copS^^^^^^^^ is levendig, de -nanystagmus, die eerst moeilijk was

op te wekken, is nu duidelijker.

De oogdraainystagmus en -nanystagmus zyn weg.

De liftreactie blijft zwak. . i , i

Het spiertrillen bij progressiebewegingen is aanwezig evenals het uiteengaan

der pooteu bij liftbeweging. . •, n i i •

ka tien dagen dagelijl?s 100 mgr. p. k. dier is dus alleen de oogdraai-
nareactie en de oogdraainystagmüs eu -nanystagmus met meer op te wekken.

Na deze inspuitingen gaan sommige verschijnselen der intoxicatie terug
bij cavia 5 en cavia 3. De andere twree sterven.

De kopdraaireacties blijven bij cavia 3 en 5 langen tijd zwakker dan nor-
maal; zij zijn \'t laatst 26 Mei 1919 onderzocht.

Resultaat proef lUA:

1. De reflexen van den stand worden door deze dosen niet duidelijk
beinvloed.

2. De kopdraaireacties en -nareacties zijn en blijven zwak. De kopdraai-
* nystagmus wordt meestal zwakker, maar blijft sterker dan de kop-

draaireactie.

3. De oogdraainystagmus en -nanystagmus worden zeer zwak of niet
meer op te wekken. De oogdraaireacties en -nareacties worden of
niet beinvloed of verzwakt. ,

4. De liftreacties zijn zeer zwak of afwezig.

PROEF IIID. 2S April 1919. (Tabel IVJ.
5 nieuwe cavia\'s 6, 7, 8, 9 en 10.

Gewicht rcsp. 445 gr., 4G0 gr., 5.30 gr., 425 gr., G32 gr. • .

Alle labyriiithrellex.n zijn normaal, alleen het spierlnllen na beweging is

l"iSgclijkS\' gSuTcnde 10 dagen kregen deze dieren 80 mgr. chiniue p. k.
dier subcutaan.

Cavia G van 28 April 1910 tot 7 Mei 1919 dagelijks 80 mgr. chinine p.k. dier.
7 Mei 1019. De reflexen van den slnnd zijn gelijk gebleven.
Het. (lier zit synnnetriscli maar zeer ineengedoken, loopt niet waggeJand.
De kopdraaireacties en -nareacties zijn verzwakt.

De kopdraainystagmus cu -uanyst.ignius waren den vorigen dag nog zcct
leveudig, maar zijn nu reeds veel zwakker geworden, de nanystagmus is zells

niet meer op te wekken. ... -s ,

De oog( ranireacties zijn nog aanwezig, de -nareacties zijn reeds zwak.
De oogdraainystagmus is nog zwak aantoonbaar, de -nanystagmus la met

meer op te wt\'kken. .. , ,

De oogdraaireacties zijn nog aanwezig, de -narcaetics zijn reeds zwak.
Do oogdraainystagmus is nog zwak aantoonbaar, de -nanystagmus is met

meer op te wekken.

De liftreacties zijn onduidelijker geworden.

-ocr page 32-

<

sO
<

ro /

O
<

vO

vO
<

n
p

5\'

O

ï

O
p

<
p\'

sD

i
i

r

1

1

1

4-

4-

4-

1

4-

4-

4-

4-

3

ï

:

4-

4-

5 1

3

s

3

4-

4-

4-

4-

-H

4-

4-

-H

4-

4-

-H

4-

■H

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

■H

4-

4-

4-

-H

4-

4-

4-

■H

4-

4-

4-

■H

4-

4-

-f

1

4-

4-

■H

4-

4-

4-

■H

4-

4

4-

4-

4-

4-4

4-

4-

4

4-

4-

4

4-

4-

4-

-f

4-

4-

4-

4

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

X

4-

4-

4-

UI
<

O

sO
<

«

s

O
p

s.

p

00

4-

4-

4-

4-

4-

ï

S

^ B

4-

4-

5

? a 3

a • =

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-
4-

4-
4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

■ 4-

4-

4-

4-

4-

4-

■H

4-

1

4-

4-

4-

4-


4-

4-

4-

3

4-

4-

NJ
<

G

co

in
n

O

vO

S\'

ïï-

to

C/5

CS
O

»vj
<

O
<

3

0

1
p

O

s

00
O

3

oq
^

4-

4-

4-

4-

4-

1

i.i

4-

»? ^
D * »

4-

4-

-H

-H

■H

1

-H.

■H

4-

1

1

1

4-

4-

4-

4-

4-

-H

■H

4-

4-

-H

4-

1

-H

-fl

-H -

ü

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

3

1

1

a

p

r*

c
3

vO

O
p

- O ^^ q

NJUiOOUig g « 3 ^

• • • • • •• n>

3

n
O

CA
P

\'S
(t
ö

«S *

5\'

OQ

B

^ co O

§ \'S g-B: 3 O

3 f» ^S. 3 o-rt

oq ^ d; P 3 rt f»

^ O g c n-cf

\'S
(l
ö

5"

OQ
(t
3

fS

23

Cl

!-!

Cl

3

i

D-

Cl

3

fi

sas

§
O-

jfL

-H

po

na-ieactie

1

nys-
tagmus

r

R. zijligging

1—\'
-n P

L. zijligging

rf

3 §■

hangen kop
boven

ht

CL. QT
Cl 0)

3-2.

5 a

hangen kop
beneden

rugligging

O .S
^oq

Tonische reflexen op
de extremiteiten

Compensatorische
oogstanden

reactie

r

O
"O
O-

■53
2.

(T

X
rt
3

r

r

na-reactie

nys-
tagmus

_r
r

na-nys-
tagmus

reactie

O

O

\'S

<1
p

p

S

(T

X
(5
3

■H

na-nys-
tagmus

<! cr

3 9

^ Or-
O- Cï
Cl 3
3 Cl

jj

3 =r

P Cl
P P
^ O
i-r

S\'

voor

achter

boven

beneden

LP
3 -O
3 P S-
P

£B O-Q-
•1 Cl 3.

rechts • ^

<

Cl

a-

Cl
•-1
CS

-H

links

Uiteengaan der pooten bij
liftbeweging of streicbe-
weging der pooten
bij beweging naar beneden

N

O

3

G-

Cl

•"(

3-

fl

O-

Cl

vO I ®
< <

D

so

f
>-«

ft
OQ

n
ö

o^

N

a

2-
S"

I-I

CU
13

00
O

3

oq

s-

KJ

OS
<

vO

<

O
O

CD
<

J» S.

•ü
3

n

W

O
V

tv)

OD
<

3

CL.
(1>

cl-

O

09
rr

P)
3
O-

O-

0)

3
c

•d

Si

SS?"

M S 2


►t

TO
n
Q-
C

n
3
O-
m

ff
cr

-t
s\'


s

Q-

0)
oq

3

n

3
^

(t

>1

Q-

fl

3

0-
«

N

a

•~t

a

22

X

s

O
3
O-
n
"i
N
O
O
3^


4-

■ &

n
-t

<T>
3

2L

<!
O

dö"

4-

4-

1

-H

■H

O

(I

sr
o

O

-ocr page 33-

Het spiertrillen bij progressiebewegingen is nog goed te voelen, maar niet
meer verlevendigd.

De pooten gaan nog uiteen bij het maken van liftbeweging.

Den volgenden nacht gaat het dier dood.

Sectie: Sterke overvulling van het geheele colon met faeces, verder macros-
copisch geen afwijkingen.

Cavia 7 van 28 April 1919 tot 9 Mei 1919 tien malen 80 mgr. p. k. dier subcutaau.

9 Mei 1919. De reflexen van den stand zijn onveranderd.

De kopdraaireacties en -nareacties zijn minder levendig.

De kopdraainystagmus is nog zeer levendig, de -nanystagmus is aantoonbaar.

Van de oogdraaiveflexen is do nystagmus levendig en zijn de andere re-
flexen aanwezig.

De liftreactie is moeilijk aantoonbaar, maar\'niet geheel weg.

Het spiertrillen bij progressiebewegingen is iets duidelijker geworden.

Het uiteengaan der pooten bij liftbeweging is gelijk gebleven.

De gehoorreactie is zwak of afwezig.

Cavia 8 van 28 April 1919 tot 9 Mei 1919 dagelijks 80 mgr. p. k. dier subcutaan.

9 Mei 1919. De reflexen van den stand zijn nog alle duidelijk aanwezig
en onveranderd.

De kop- en oogdraaireflexen zijn ook onveranderd, alleen de kopdraai-
nystagmus is zeer levendig gewordeni»

De liftreactie is nog goed aanwezig, alleen iets minder duidelijk.

Het spiertrillen bij beweging is beter te voeleu dan in het begin der proef.

Bij liftbeweging gaan de pooten goed uiteen.

Cavia 9 van 28 April 1919 tot 9 Mei 1919 dagelijks 80 mgr. p. k. dier subcutaan.

9 Mei 1919. De reflexen van den stand zijn nog allo normaal aanwezig.

De kofidraaireacties en -nareacties zijn minder levendig. Do kopdraai-
nystagmus is zeer levendig.

De oogdraaireflexen zijn onveranderd aanwezig.

De liftreacties zijn iets minder duidelijk.

Het spiertrillen bij progressiebeweging en het uiteengaan der pooten bij
liftbeweging is niet beinvloen.

De gehoorreactie is nog duidelijk aanwezig.

Cavia 10 van 28 April 1919 tot 9 Mei 1919 dagelijks 80 mgr. p.k. dier subcutaan.

9 Mei 1919. Alle labyrinthreflexen zijn nog goed op te wekken, alleen de
oogdraainystagmus en -nanystagmus zijn minder duidelijk en het spiertrillen
na beweging is duidelijker waar te nemen.

Resultaat proef HIß;

1. De reflexen van den stand worden door deze dosen niet duidelijk
beinvloed.

2. De kopdraaireacties en -nareacties zijn bij drie van de vijf dieren verzwakt.
De kopdraainystagmus is bij vier cavia\'s veel levendiger geworden.

3. De oogdraaireacties zijn weinig veranderd. De oogdraainystagmus en
-nanystagmus worden bij twee dieren minder duidelijk; bij twee andere
dieren wordt de oogdraainystagmus duidelijker; bij een dier blijft ze gelijk.

4. De liftreactie wordt door deze dosen bij vier van de vijf dieren
duidelijk zwakker.

De andere reacties op progressiebewegingen zijn niet veranderd.

-ocr page 34-

Resultaat der proeven omtrent den invloed van chronische chinine in-
toxicatie op de labyrinthreflexen van den stand en van beweging.

1. De reflexen mn den stand worden niet beinvloed door dosen chinine
van 30 tot 100 mgr. p. k. dier, dagelijks gedurende vele dagen toegediend.

Alleen een der cavia\'s (cavia 1) vertoont na vijf dagen chinine (30 mgr. p. k.
dier) gestoorde functie van de labyrinthplaatsingsreflexen in rechter zijligging.

2. De reflexen van beweging worden door deze dosen wel beinvloed.
De kopdraaireacties en -nareacties worden meestal duidelijk zwakker. De

kopdraainystagmus en -nanystagmus worden constant zeer levendig. De ver-
levendiging der kopdraainystagmus is meestal zoo sterk, dat het schijnt alsof
de kop bij draaien in abnormale richting draait.

De oogdraaireacties en -nareacties blijven meestal aanwezig, soms een

weinig verzwakt. ,. • ■•

De oogdraainystagmus en -nanystagmus worden meestal verzwakt, ]a zijn

herhaalde malen niet meer aan te toonen.

De liftreacties worden zeer sterk beinvloed. Zij zijn dikwijls geheel weg,
alleen bij cavia 10 is geen vermindering der liftreactie gevonden.

Het spiertrillen bij progressiebewegingen wordt door kleine dosen duidelijk
verlevendigd. Bij gevoelige dieren geven dosen van 100 mgr. p. k. dier reeds

vermindering dezer reflexen.

Het uiteengaan der pooten bij liftbeweging wordt door deze dosen met

beinvloed.

2. Subacute chinine intoxicaties.

\' PROEF IV. 14 Mei 1919. (Tabel V). Foto 1.

Cavift 10. Alle labyrinthreflexen van den stand en van beweging zijn nor-
maal ofschoon het dier reeds tien dagen 80 mgr. chinine p. k. dier heeft ontvangen.
11 uS voorm. 200 mgr. chinine p. k. dier wordt subcutaan ingespoten.
11 uur 15 min. vm. I)c reflexen van den stand zijn nog aanwezig.
De kopdraainystagmus en -nanystagmus zijn levendiger.
De overiffo reflexen van beweging zijn goed aantoonbaar.
11 i?u? 25 min. vm. 150 mgr. chinine p. k. dier wordt subcutaan ingespoten.

11 uur 35 min. De reflexSn van den stand zijn nog aanwezig, alleen de

^-^S^llS^SÄ^r^f tSn^fïïcZz^rïïïrïïffijk, terwijl

ZV^;SaÄmSrr\'i:iStngmus naar links zijn zeer levendig en
levemliger dan de kondraaireactie en -nareactie. De kopdraainystagmus en
-nanystagmus naar rechts zijn afgenomen. . . ^ , „

Het ëpiertrillen bij progressiebewegingen is niet meer te ^\'oclc"-
Het uiteengaan der pooten bij liftbeweging is niet meer waar te nemen.
De overige labyrinthreflexen zijn nog onveranderd. , , •

12 mr 30 min. Het dier zit met buik en kop op den grond, de vier pooten
zoo ver moo-elijk uitgestrekt, aldus een groot steunvlak vormend.

mj vluchtbewegingen loopt het dier erg wagge end en rolt d.kwyls om
soms eenige malen over den nig, daar het \'tevenwicht blijkbaar moeilijk kan

^^\'^"!)r\'ïabyrinthplaatsingsrcflexen zijn in zijligging zwak aauwezif, dejiop

komt niet meer in den normalen stand. „«.Hmon,,

Bij hangen, kop boven, wordt zijligging van den kop meestal verdragen.

-ocr page 35-

Datum

Gewicht
proef-
dier

Cavia
10
675 gr.

Genees-
middel :

Chin. mur.
subcutaan
pro kilo
dier

1. Reflexen van den stand

II. Reflexen van beweging

Verdere
bijzonderheden

1

Labyrinth-plaatsing-
reflexen in de lucht

e-

ß g

ti u

SI

^ \'e

<ü E

IH ü
kl

^ ü
O

co (U
^

(U
rJH

.2 fi

P

Ö co

<u bo

0, O

B °

O

U

Draaireflexen

Reacties op progessiebewegingen

Kopdraaireflexen

Oogdraaireflexen

Liftreactie

Spiertrillen
na bew.

B

r> 1 u

s

d -2 e S

iJi5 £ g

O ü O

O M O

«

M O M s

V V O

g,

s\'^.a\'l
sl

is

bo

C
\'bb
.SP

cd

bo
c
\'Bb
bo

» rN

\'FS

J-

a
0

fi

ti >

(0

a

si

V r-

bO fi
-fl

bo
G

\'Bb
.SP
"bb
3
1-

O
O

<a

V

O

ts

<a
u

fl
a

M

ö 5

a B

• M

M td
O —

O

ts
(d
O

O
<0
O

a

a

M

1 s

« s
° 5

a E

Al. a

bo-
ven

lai

bene-
den

G


>

0

c
0)
-T3
U
C
0)

nai
>->

O

O
>

ar:

Ö

u
cd

co
*■>

JU
O
<U
li

1

R

L

R

L

R

L

R

L

R

L

R

L

R

L

R

L

14 V \'19

cavia 10

Symm.
-110°

Ub.tell.
over-
wegen

Gehoorreactie

11.00 vm.

200 mgr.

11.15 vm.

)>




;

11.25 vm.

M

150 mgr.

11.35 vm.

91

1


..

12.30 vm.

99

=F

Symm.
-90°

-

=F

=F

T

T-

-

-

-

2.30 nm.

99

, 1 ,

1

-1-

-1

1

=F

-1-

T

1

1

1

15 V \'19

9*

Symm.
-110°

lab.ten.
«ver-
wegen

=F

=F

»

17 V \'19

10.00 vm.

200 mgr.

11.30 vm.

-

r.i.—

T-

T

T

T

19 V \'19
10
.30 vm.

1

-

T-

.

■ —

-

12.30 vm. Exitus.

-ocr page 36-

Verlamming der labyrinthplaatsingsreflexen na groote dosen chininum muriaticuiil.

De caviae 10 en 8 zijn gephotografeerd.

Cavia 10 (witte cavia in de rechterhand) en cavia 8 (grauwe cavia in de
linkerhand) hebben beide proef
\\\\\\b doorgemaakt, dus 10 dagen dagelijks 80
mgr. chin. mur. p. k. dier subcutaan gehad.

Vóór proef IV waren de labyrinthplaatsingsreflexen bij beide dieren intact
en gelijk.

Cavia 10 kreeg om 11 uur vm. 200 mgr. en om 11 uur 35 min. vm. 150 mgr.
chin. mur. p. k. dier subcutaan.

Cavia 8 is alleen als normaal contróledier gephotografeerd.

Om 2 uur 30 min. zijn deze photo\'s genomen.

Op photo la en photo Ib worden beide caviae vrij in de lucht aan den
rug vastgehouden.

Photo \\a toont het gedrag der labyrinthplaatsingsreflexen in zijligging vrij
in de lucht. Cavia 10 (in rechter zijligging) laat den kop slap hangen, dus
geen labyrinthplaatsingsreflex meer.

Cavia 8 (in linkei zijligging) plaatst den kop in den normalen stand, dus
goede labyrinthplaatsingsreflex.

Photo \\b toont het gedrag der labyrinthplaatsingsreflexen bij hangen,
kop naar boven, vrij in de lucht.

Cavia 10 laat den kop slap hangen of naar links of naar rechts. Op de
photo naar links. Ook hier dus geen labyrinthplaatsingsreflex meer.

Cavia 8 plaatst den kop recht, dus duidelijk labyrinthplaatsingsreflex.

Op photo \\c wordt cavia 10 in rechter zijligging op de tafel gelegd. De hand van
den onderzoeker is los vlak boven het dier om te zorgen, dat het niet van de tafel valt.

De achterpooten liggen beide links van het dier.

De kop en \'t voorste rompgedeelte worden iets naar den normalen stand
gebracht. Er zijn dus nog lichaamsplaatsingsreflexen, terwijl de labyrinthplaat-
singsreflexen verlamd zijn.

Na deze verlammingsverschijnselen herstelde het dier weer, zoodat later
alle labyrinthplaatsingsreflexen weer aanwezig waren.

Photo 1. PROEF IV. 14 Mei 1919. 2 uur 30 min

Photo \\c.

-ocr page 37-

I?ij hangen, kop naar beneden, hangt de kop 90" en symmetrisch.

De tonische reilexen op de extremiteiten bij omleggen van buik- in rugligging
zijn niet meer te voelen.

De cömpensatori-sche oogstanden zijn weg.

De kop- en oogdraaireacties en -nareacties zijn nog aanwezig, speciaal is
de kopdraaireactic niet duidelijk verzwakt.

De kopdraainystagmus en -nanystagmus zijn afwezig.

De oogdraainystagmus en -nanystagmus zijn zwak aanwezig.

De liftreactie is zwak aanwezig.

De andere reacties op progressiebewegingen zijn niet meer op te wekken.

De gehoorreactie is nog zwak aanwezig.

2 uur 30 min. nm. Do labyrinthplaatsingsreflexen zijn geheel weg, een
photo nu genomen (dieren in zijligging) (photo la) toont dit duidelijk aan.

De witte cavia is cavia 10, de donkere cavia is cavia 8.

Bij hangen, kop boven, laat de witte cavia (10) zijn kop in zijligging hangen
of rechts of links, tei\'wijl de normale cavia zijn kop in den normalen stand
houdt (zie photo Ib). , , j

Op photo Ic wordt de witte cavia in rechter zijligging op de tafel gelegd
met den kop over den rand.

Do kop wordt nu. duidelijk meer naar den normalen stand toe geplaatst
dan bij houden van het dier vrij in de lucht.

Do plaatsiugsreflexen van het lichaam op den kop (door de asymmetrische
druk op de lichaamshelft op de tafel) zijn dus nog zwak aanwezig, terwijl de
labyrinthplaatsingsreflexen reeds geheel, weg zijn.

De tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten zijn niet te voelen.

De compensatorische oogstanden zijn weg.

De kop- en oogdraaireacties en -nareacties zijn nog aanwezig, terwijl de
ko;j- en oogdraainystagmus en -nanystagmus niet meer zijn op to wekken.

De hftreacties zijn nog zeer zwak aanwezig.

De andere reacties op progressiebewegingen zijn weg.

De gehoorreactie is nog zwak aanwezig.

De algemeene toestand van het dier is zeer flecht; het is dyspnoeisch en
maakt telkens snokkende adembewegingen.

De labyrinthreflexen blijven, zooals ze het laatst beschreven zijn, den geheelen
dag door.

15 Mei 1919. liet dier heeft zich weer cenigzins hersteld, zit ineengedoken
in zijn kooi en is moeilijk tot loopen te brengen.

liet dier eet slechts, wanneer het voedsel onder zijn bek ligt.^

Wanneer het voedsel ook maar enkele cm. van zijn bek af ligt, beweegt
het dier zich er niet heen.

De algemeene spiertonus is Inag.

De labyrinthreflexen zijn weer alle aanwezig. Alleen de kopdraainystagmus
is zwak.

17 Mei 1919. 10 uur vm. Alle labyrinthreflexen zijn duidelijk aanwezig.

Weer wordt 2(X) mgr. p. k. dier subcutaan geinjiceerd.

11 uur 30 min. Do labyrinthplaatsingsreflexen zijn weg; alleen in linker
zijligging vrij in de lucht is cr soms nog geringe beweging van den kop naar
den normalen stand.

Hiermede in overeenstemming is, dat de compensatorische oogstanden in
rechter zijligging geheel weg zijn, terwijl ze in linker zijligging nog in aan-
duiding aanwezig zijn. _ --i i i

De kop- en oogdraaireacties en -nareocties zijn aanwezig, terwijl üe uop-
en oogdraainystagmus en -nanystagmus niet meer zijn op te wekken.

De reacties op progressiebewegingen zijn allo zeer zwak aanwezig.

De gehoorreactie is nog zwak aanwezig.

De lichaamsplaatsingsreflexen op den kop zijn duidelijk aanwezig, terwijl
de labyrinthplaatsingsreflexen weg zijn.

Deze toestand der labyrinthreflexen blijft bestaan tot 19 Mei 1919. De zwak
aanwezige labyrintliplaatsiugsrellex en de compensatorische oogstand in linker
\'ijligging gaau weg.

-ocr page 38-

De kop- en oogdraaireacties en-nareacties worden zeer zwak. De oogdraai-
nareaetie gaat weg.

De liftreacties en het spiertrillen na progressiebeweging is niet meer waar
te nemen.

Het dier heeft voortdurend sterke dyspnoe, maakt, telkens snokkende adem-
bewegingen en heeft diarrhee.

lijdens het onderzoek gaat het dier plotseling dood.

Sectie: Het colon is gevuld met een breiige massa, het mesenterium is
zeer bloedrijk.

Verder macroscopisch geen afwijkingen.

PROEF V. 20 Mei 1919. (Tabel VI Ie deel).

Cavia 9. Dit dier heeft reeds 10 dagen dagelijks 80 mgr. p. k. dier sub-
cutaan gekregen.

Het dier heeft hiervan weinig last ondervonden en schijnt thans weer geheel
normaal. De labyrinthreflexen zijn alle goed op te wekken.

10 uur 45 min. 200 mgr. chin. mur. p. k. dier wordt subcutaan ingespoten.

11 uur 45 min. Het dier loopt waggelend. De labyrinthplaatsingsreflexen
zijn in zijligging en rugligging \'zeer zwak.

liet spiertrillen bij progressiebewegingen is niet meer te voelen.

De andere labyrinthreflexen zijn nog aanwezig.

De gehoorreactie is zeer zwak.

2 uur 30 min. Weer een chinineinjectie n.l. 160 mgr. p. k. dier subcutaan.

De reflexen van den stand zijn alle dadelijk na de injectie weg of uiterst zwak.

De labyrinthplaatsingsreflexen zijn geheel weg.

De tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten zijn niet meer duidelijk
te voelen.

De compensatorische oogstanden zijn zeer zwak.

De draaireflexen zijn alle aanwezig.

Van de reacties op progressiebewegingen is alleen het spiertrillen niet meer
te voelen. De liftreacties en het uiteengaan der pooten bij liftbeweging zijn
nog waar te nemen.

3 uur nm. Het dier zit met den kop iets naar rechts gedraaid en op den
grond gesteund. De pooten zijn wijd uiteen geplaatst.

De lichaamsplaatsiogsreflexen op den kop zijn aanwezig, terwijl do labyrinth-
plaatsingsreflexen weg zijn.

Zijligging op de tafel verdraagt het dier niet (zie voor de labyrinthreflexen
tabel VI).

4 uur 30 min. nm. De reflexen van den stand zijn alle verlamd.

De compensotorische oogstanden alleen zijn soms zeer zwak aanwezig.

De kop- en oogdraaireacties en -nareacties zijn nog aanwezig, echter zwak.

De kopdraainystagmus en -nanystagmus zijn niet meer te zien, de oogdraai-
nystagmus is soms nog aanwezig.

De oogdraaiuanystagmus is niet meer waar, te nemen.

De liftreactie is zwak.

Het spiertrillen bij progressiebewegingen is niet meer to voelen.

Het uiteengaan der pooten bij liftbeweging is weg.

21 ilei 1919. De reflexen van den stand zijn weg. De lichaamsplaatsings-
reflexen op den kop zijn nog duidelijk.

De kop- en oogdraaireacties en -nareacties zijn zwak aanwezig. De kop-
en oogdraainystagmus en -nanystagmus zijn weg.

iiij progressiebewegingen is geen reactie meer waar te nemen.

Den volgenden morgen wordt het dier dood gevonden.

Sectie: Macroscopisch worden geen afwijkingen gevonden.
*

PROEF VI. 20 Mei 1919. (Tabel VII).

Cavia 11. Gewicht 440 gr. Allo labyrinthreflexen zijn normaal jianwezig.
De tonische reflexen op de extremiteiten zijn onduidelijk.

11 uur vm. 160 mgr. chinine p. k. dier wordt subcutaan ingespoten.

-ocr page 39-

II. Reflexen van beweging

I. Reflexen- van den stand

Reacties op progessiebewegingen

Draaireflexen

Labyrinth-plaatsing-
reflexen in de lucht

Gewicht
proef-
dieren

2 caviae
9 en 8
resp.
480 gr.
580 gr.

a

O

c V

u .ti
jj .-2
1 §

(D

co Ö
O\'TO

M ö

S «3

co 4_l

ü co

u bo
CU O

e °

O

u

Genees-
middel :

Chin. mur.
subcutaan
pro kilo
dier

Liftreactie
naar

Oogdraaireflexen

Kopdraaireflexen

Verdere
bijzonderheden

g^ 5 S
s s Si

O « O ^

- ° " S

V O O

g g"?"!
O

ja

Datum

bo
C

\'Bb
bo

a

O

c

c ^


M

bo

\'5)

öo

il

II

bo-
ven

C)0
B

\'Si

bo
3

E

Mg

L

R

R

R

R

R

R

R

R

N

J

gil«

N

cd

H

Spiertrillen
na bew.
naar:

bene-
den

Gehoorreactie

Symm,
.110°

lab.refl.
over-
wegen

Cavia 9

20 V \'19

200 mgr.

10.45

vm.

11.45 vm.

■f

H-

-1-

-T

160 mgr.

4-

2.30

nm.

Zit met den kop naar
recht* gedraaid.

3.00

nm.

Lich.plaatsingsredexen
zijn aanwezig.

T-

1=

=F

4.30 nm.

21 V \'19

\'s Nachts exitus. Sectie: macrosc. geen afwijkingen.

Acute chinineintoxicatie. Cavia 8. Proef I-

15 V \'19

Cavia 8

Sjinni
-110°

lab.refl.
over-
wegen

Gehoorreactie -f-

10.30 vm.

400 mgr.

4-

10.35 vm.

9)

=F

Symm.
.100

?

-


E

—,

•ff

10.40 vm.

?

-

Lich.plaatsingsreflexen
nog aanwezig.

10.50 vm.

?

-

=F

=F

1

—-

=F

10.55 vm. Exitus. Sectie: macrosc. geen afwijkingen.

-ocr page 40-

Proef VI biz. 20. Tabel VI! Chinine.

Voor de exitus decerebratie:
De tonische labyrintreflexen zijn weg.

Datum

Cavia
11

Gewicht
proef-
dier

Genees-
middel

Subcutaan
hydrochl.
chinine
pro kilo

I. Reflexen van den stand

11. Reflexen van beweging

Verder
bijzonderheden

Labyrinth-plaatsing-
reflexen in de lucht

0

ti u

(U ^

U (U
i

<u X

JU dJ
O
0) 0}
■S-o

O

H

u
.2 fi

g Si
ft 0

S °
0
U

Draaireflexen

Reacties op progessiebewegingen

Kopdraaireflexen

0 ogdraairef lexen

Liftreactie

Spiertrillen

na r>*»w

O

c-S a u
fJiS s g

O i: O ja

O » O ^

O- S

" O » 2

O «O

no g>-0 ft,

sg-.r!
ll^-s

is

a
\'Si
.ÊP

\'N
Pd

bo
c
\'5b
.SP

\'N

J

a
0

p

a ^

^r. 0

a
-d

a

O p

g ë
M g

60
a

\'5b
.SP
\'S)
2

• S

u
a
u

u

u

es
u

a
c

>
C

»
a

è
a
a
a

R

«

3
\' Ë

BO

a

■ S

u
ra

s

.2

t3
«

S
a
c

(A

1 3

« s
« s

1 «0

llc

bo-
ven

xtxi

bene-
den

G


>

O
-O

G
V

-u

u
c
u

na

>-i

O

O
>

ar:

<u

4.J
-g

(0

co

■w

-C
O

(U
^

co
.C

R

L

R

L

R

L

iL

1
i

i.

1

R

L

R

L

R

L

R

L

20 V\'19

440 Gr.

Sjmm.
-110°

?

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

Gehoorreactie -j-

11.00

160 mgr.

11.45

M

?

4-

4-

4-

4-

4-

tt

12.30

»9

?

4-

4-

4-

Gehoorreactie — -
\'t dier is vrij onrustig

2.20

=F

-90°

?

db

4-

In ruglieging komt \'t dier moeilijk

overeind.
De gang it waggelend.

\'19

21 V 9%

?

■f

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

Gang normaal

9,40

425 gr.

200 mgr.

11.30

db

±

=F

?

4-

4-

4-

2.30

±

-t

±

T-

?

1

4-

4-

4-

4.50

±

zt

±

±

?

-f

4-

• 4-

4-

22

200 mgr.

>

-f

4-

4-\'

4-

4-

4-

4-

4-

4-

6.00

?

-1-


4-

4-

t dier loopt nog recht

\'19

23 V|030

1

200 mgr.

?

4-

=F

HF

..........

11.50

160 mgr.

«9

?

--

4-

4-

4-

4-

=F

=F

qz

HF

ft .. 1» .. **

1.30

*

T-

T-

=F

zt

db

Gehoorreactie —

\'t dier is zeer duizelig. Krampen

5.00

=F

HF

-T-

Lichaamsplaatsings-
reflexen -f-

De andere tonische reflexen zijn evenmin aan te toonen. De onthersenings-stijfheid is niet duidelijk.

-ocr page 41-

12 uur 30 min. De labyrinthplaatsingsreflexen in de lucht zijn alle nog
aanwezig.

De tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten zijn onduideliik. De com-
pensatorische oogstanden zijn zeer zwak tot afwezig.

De kop- en oogdraaireactie eu -nareactie zijn aanwezig, terwijl er geen kop-
en oogdraainystagmus en -nanystagmus meer zijn waar te nemen.

Het spiertrillen bij progressiebewegingen is niet meer te voelen. De lift-
reactie en het uiteengaan der pooten bij liftbeweging is aanwezig.

Het dier loopt zeer waggelend, valt dikwijls om en kan dan ilWuilijk weer
overeind komen. Wanneer het stilzit rusten kop en buik op den grond en zijn
de pooten uiteen gespreid.

2 uur 20 min. De labyrinthreflexen van den stand zijn allo zeer zwak.
De lichaamsplaatsingsreflexen op den kop zijn nog duidelijk. De kop- en oog-
draaireacties en -nareacties zijn aanwezig, er is echte;- geen kop- en oogdraai-
nystagmus en -nanystagmus. Do liftreacties zijn duidelijk zwakker geworden.
Het spiertrillen bij progressiebewegingen is niet meer te voelen. Bij liftbeweging
gaan de pooteu nog uiteen.

21 Mei 1919, 9 uur 30 min. Alle labyrinthreflexen zijn weer duideli.\'k

aanwezig. , .

9 uur 40 min, Subcutaan wordt 200 mgr. chin, mur, p, k, dier ingespoten.

11 uur 30 min. De labyrinthplaatsingsrellexea in de lucht ziju zeer zwak;
in zijligging wordt de kop nog iets naar den normalen stand gedraaid, bij han-
gen, kop naar boven, heft het dier zijn kop niet weer op, wanneer de kop in
zijligging gedrukt wordt. Do tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten
zijn twijfelachtig aanwezig. De compensatorische oogstanden zijn weg of zeer zwak.

De reflexen vau beweging zijn alle waarneembaar, alleen het spiertrillen
bij progressiebewegingen is niet meer te voelen.

De lichaamsplaatsingsreflexen op den kop zijn nog duidelijk aanwezig.

Dit zelfde beeld blijft onveranderd den geheelon dag bestaan.

22 Mei 1919. 11 uur vm. De labyrinthreflexen zijn als op 20-V-\'19 aan- ,
wezig. Subcutaan wordt 200 mgr. chin. mur. p. k. dier ingespoten.

Het dier reageert op deze inspuiting zeer weini"-, alle labyrinthreflexen van
den stand en van beweging blijven aanwezig, alleen het spiertrillen bij pro-
gressiebewegingen is niet te voelen.

23 Mei 1919. 10 uur 30 min. vm. De labyrinthreflexen zijn aanwezig.
Weer wordt subcutaan chin. mur. (200 mgr. p, k. dier) ingespoten.

11 uur 50 min. De labyrinthreflexeu zijn nog ouveranderd. Het dier ver-
toont niets abnormaals. Nu wordt nog IGO mgr. chin. mur. p. k. dier subcutaau

ingespoten. , .. ,, „

1 uur 30 min. Dc labyrinthreflexen van den stand ziju alle weg. Po
lichaamsplaatsingsreflexen op den kop ziju nog zeer duidelijk aanwezig. Het
dier zit met wijd uitelkaar geplaatste pooten, zoodat buik en kop op den grond
rusten. De kop maakt voortdurend op en neer gaande bewegingen. Het dier
is moeilijk tot loopen te brengen eu rolt bij looppogingen spoedig om.

De kop- en oogdraaireactie en -nareactie zijn aanwezig, alleen de kopdraai-
nareactie is zwak aanwezig, Dc kopdraainystagmus cu -nanystagmus zijn zeer
zwak, die der oogen zijn niet op te wekken, .

Do liftreactie is weg of zeer zwak. De andere reacties op progressiebewe-
gingen ziju weg. , , , 1

5 uur nm. Het dier zit ineengedoken, steun zoekend tegen don wand van
de koói. Dikwijls maakt het dier vooral met zijn kop op krampen gelijkende
bewecringen. Do kop gaat bijvoorbeeld plotseling naar rechts of naar links, het
dier rolt hierdoor soms om en kan dan moeilijk weer overeind komen.

Bij ziiligging op do tafel wordt dc kop naar den normalen stand toe be-
wogen, De lichaamsplaatsingsreflexen op den kop zijn dus nog aanwezig.

De labyrinthreflexen zijn weg, alleen do kopdraaireacties cu -nareacties en
do oogdraaireacties en -nareacties ziju uog zwak aanwezig.

Onder aethernarcose is het dier in dit stadium plecerebreerd om duidc ijk
den toestand van de tonische labyrinthreflexen op de lichaamsspieren te onder-
zoeken.

-ocr page 42-

geen afwijkiugeu gevonden.

Het resultaat van de proeven IV. V en VI omtrent den invloed van
op^ de labvrinthreflexen van den stand en van

beweging:

De labyrinthrefiexen van den stand en van beweging worden door
deze dosen sterk verlammend beinvloed. , . ^

De labyrinthplaatsingsreflexen zijn eerder geheel verlamd dan de
lichaamsplaatsingsreflexen.

De compensatorische oogstanden zijn vrij spoedig weg.
De kop- en oogdraaireacties en -nareacties worden wel verzwakt, maar

zijn tot den dood aanwezig. , j

De kop- en oogdraainystagmus en -nanystagmus zijn evenals de re-
flexen van den stand vrij spoedig verlamd.

De liftreacties en het uiteengaan der pooten bij liftbeweging blijven
lang aantoonbaar, maar ze verlammen eerder dan de kop- en oog-
draaireacties..

3. Acute chinine intoxicatie.

PROEF I. Cavia 8. 15 Mei 1919. (Tabel 6 2e deel).

"%?l\'S,yrinll,pl..toin5srcClcxe„ zij. reeds duidelijk mm,Icr geworden. De
eomp»».»ri,=h„ oo^^t.Ä^ „ „ „d.ler geen draai-

iivstaKimis en -nanystagmus meer.

.op-en „„.dreaire.etie. e„
.„arenct°es noB a°ntoonl,.ar eE n. 25 minuten gaat het d,er dood.

üij de sectie geen afwijklugen.

De invloed van chinine ten opzichte van de tonische labyrinthrefiexen op de li-
chaamsspieren is nog apart nagegaan
bij gedecerebreerde katten in een paar proeven.

PROEF I. 30 Mei 1919.
Kat 1-G .„»],„,.narcose In de t,rächen een canule. De carotiden

lore^ e"is fn goede Äitie. He\'t hart klopt regelmatig, enkele spontane adem-

^"\'If urvm:\'\'DrtthIr":nrn\'gstijfheid begint reeds te komen; er zijn nog
geen tonische labyrinthrefiexen op ae extremiteiten.

1.

2.

3.

4.

5.

-ocr page 43-

11 uur 30 min. Ter hoogte van den 12den borstwervel wordt het ruggemerg
doorgesneden. De tonische strekking van de voorpooten wordt nu maximaal
en de invloed van de labyrinthen op dezen tonus is thans duidelijk. In rug-
ligging, wanneer de mondspleet 45° boven de horizontale staat, is de strektonus
der" voorpooten het sterkst, de tonus der voorpooten is duidelijk geringer, wan-
neer het dier 180" gedraaid wordt.

11 uur 35 min. Intramusculair wordt 100 mgr. chin. mur. p. k. dier
toegediend.

11 uur 40 min. De tonische labyrinthreflexen zijn duidelijker geworden.
Pe strekking der voorpooten is maximaal, wanueer de kop staat: schedel naar
beneden, mondspleet 45" boven de horizontale.

12 uur 30 min. Nog 8() mgr. chin. mur. intramuscula\'r. De onthersening-
stijfheid is nog sterk. Hot verschil in tonus bij omleggen vau rug- in buik-
ligging is niet meer zoo duidelijk.

Het dier ademt soms nog spontaan, het hart is goed.

2 uur nm. Het dier ligt geheel slap neer. Do kunstmatige ademhaling
werkt goed. Het hart klopt regelmatig, alleen wat langzaam. Dc lichaams-
temperatuur ia rectaal 34".

De ontherseningstijfheid is geheel verdwenen, do tonische labyrinthreflexen
zijn in het geheel niet meer te voelen. De tonische halsrei\'lexen zijn ook uiet
meer op te wekken.

Electr\'sche prikkeling der n. ischiadicus geeft nog contractie der betrclTendo
spieren. Bij doorsnijding treedt bij prikkeling van het )eriphore stuk nog wol
spiercontractie op, bij prikkeling van het centrale stuk treedt rr geen reflex
meer op. Het centraal zenuwstelsel is daar niet meer prikkelbaar, dit blijkt
ook hierdoor, dat het ruggemerg op de plaats van doorsnede niet meer op
electrischo prikkeling reageert.

2 uur 40 min. Het dier wordt gedood.

Sect\'c: Do decercbratiesnedo gaat tusschen voorste en achterste corpora
quadrigemina. Er is geen bloeding in of in do omgeving van do medulla. Do
n.D. acnstici zijn intact. Dc kleine hersenen zijn ongeschonden.

Nog meerdere proeven zijn op dezelfde wijze verricht.

Het resultaat van deze proeven is, dat dosen van 100 mgr. chin. nmr.
(p. k. dier) na decerebratie snel de prikkelbaarheid van het centraal zenuw-
stelsel verlammen. De ontherseningstijfheid is daardoor spoedig verdwenen.

Voor het verlammingsstadium werd duidelijk een verlevendiging dezer
labyrinthreflexen waargenomen.

Het resultaat van dc onderzoekingen naar den invloed van injecties van
chin. mar. op de reflexen van den stand en van beweging.

1. Injecties van chin. mur. van 30 tot 100 mgr. geven zeer weinig ver-
schijnselen, zelfs niet bij dagelijksche toediening; de labyrinthreflexen van den
stand zijn in het geheel niet beinvloed; de labyrinthreflexen van beweging zijn
verschillend beinvloed, sommige zijn verlevendigd, andere minder duidelijk
geworden.

2. Injecties van chin. mur. van 200 tot 400 mgr. geven zeer sterke in-
toxicatieverschijnselen. Op de labyrinthreflexen hebben ze een sterk verlam-
mende werking en een duidelijk electief verlammende werking d.i. het eene
reflexsysteem is veel eerder verlamd dan het andere. De reflexen van den
stand zijn eerder verlamd dan dc kop- en oogdraaireacties en -nareacties en
de liftreacties.

-ocr page 44-

3. Bij de chronische chinine intoxicatie (30 tot 100 mgr. per dag en per
kilo dier) werd gevonden:

a. Geen verandering der labyrinthreflexen van den stand.

b. Sterke verlevendiging der kopdraainystagmus en -nanystagmus. Hierbij
zijn de kopdraaireacties en -nareacties minder levendig.

c. De invloed op de oogdraaireacties, -nareacties, -nystagmus en -na-
nystagmus is gering, soms lichte verlevendiging, soms lichte verlamming.

d. Duidelijk verminderde levendigheid der liftreacties.

e. Beter voelbaar spiertrillen bij progressiebewegingen; ook was er dik-
wijls in rust, dus spontaan, sterk spiertrillen.

/. Het uiteengaan der pooten bij liftbeweging bleef bestaan.

4. Bij de subacute en acute chinine intoxicatie (200 tot 400 mgr. per
dag en per kilo dier) werd gevonden:

a. De labyrinthplaatsingsreflexen op den kop zijn verlamd in een stadium,
waarin de lichaamsplaatsingsreflexen op den kop nog duidelijk aan-
wezig zijn.

b. De compensatorische oogstanden zijn meestal gelijktijdig met de
labyrinthplaatsingsreflexen in de lucht, zeer zwak of verlamd, soms
zijn er geringe verschillen.

c. De tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten zijn eenige minuten
na de injectie iets levendiger, daarna treedt spoedig verlamming op.
De ontherseningstijfheid is dan ook verdwenen.

d. De kop- en oogdraaireacties v/aren tot den dood aanwezig, in het
laatst natuuriijk zeer zwak. Deze reflexen bleven het langst bestaan
van alle labyrinthreflexen.

e. De kop- en oogdraainystagmus en -nanystagmus zijn spoedig veriamd.

ƒ. De liftreacties bleven nu meestal verwonderiijk lang aanwezig, hoewel

ze tijdens de chronische chinine intoxicatie spoedig verzwakt waren.

g. • Het spiertrillen bij progressiebewegingen werd spoedig verlamd.

h. Het uiteengaan der pooten bij liftbeweging was pas in een Iaat stadium
niet meer op te wekken.

De invloed van injecties van chininum muriaticum op de calorische la-
byrinthreflexen bij konijnen. \' ,

Daar het caviaoor niet geschikt is voor deze onderzoekingen, werden
hiervoor konijnen genomen.

Het beeld der chininevergiftiging bij een konijn verschilt iets van dat der
vergiftiging bij een cavia. Bij het konijn veriammen zeer spoedig de achter-
pooten, zoodat het dier geen bewegingen meer kan maken, waardoor even-
tueele evenwichtsstoornissen in het springen te zien zouden zijn. \'De labyrinth-
plaatsingsreflexen op den kop waren niet of zeer weinig eerder weg dan dc
lichaamsplaatsingsreflexen op den kop.

Dc compensatorische oogstanden bleven langer aanwezig dan de labyrinth-
plaatsingsreflexen.

De overige labyrinthreflexen waren bij konijn en cavia gelijk.

-ocr page 45-

PROEF I. 24 Mei 1919.

Konijn 1.6 Kgr. Goede calorische labyrinthrefiexen.

10 uur. Aethernarcose. In de trachea een cauule voor kunstmatige adem-
haling.

De carotiden worden afgebonden. De n. n. vogi doorgesneden. De linker
oogspieren m. rectus ext. cn m. rectus int. worden geprepareerd en met draden
verbonden aan schrijvers op beroet papier. De m. rectus int. sin. met den bene-
densten schrijver, de m. rectus externus sin. met den bovensten schrijver. De
linker bulbns oculi wordt, nadat de spieren geprepareerd zijn, verwijderd.

De aethernarcose wordt op \'/lo voortgezet.

11 uur. üitspuiting rechter oor geeft duidelijk deviatie cn nystagmus.

11 uur 5 min. Uitspuiting linker oor evenzoo.

11 uur 10 min. Intramusculair wordt 150 mgr. chin. mur. p. k. dier ingespoten.

11 uur 11 min. Uitspuiting van het rechter oor geeft goede deviatie en
nystagmus.

11 uur 14 min. Intramusculair wordt 75 mgr. chin. mur. p. k. dier ingespoten.

11 uur 20 min. Uitspuiting van het linker oor. Goede deviatie en nystagmus.

11 uur 25 min. Intramusculair 150 mgr. chin. mur. p. k. dier.

11 uur 30 min. Uitspuiting van het rechter oor. De m. rcctus internus gaat
goed in deviatie met onregelmatige spierbewegingen en spicrtrilliugen, waarin
geen nystagmus is te herkennen. De m. rcctus externus geeft pas nystagmus,
nadat met het spuiten is opgehouden.

11 uur 40 min. Uitspiiiting van het rechter oor. De ra. rectus externus
geeft een geringe deviatie en nystngmus. Do m. rcctus internus vertoont niets.

11 uur 50 min. Uits|)uiting van hot linker oor. De m. rcctus externus
geeft weer een kleine deviatie en nystngmus. De m. rcctus internus vertoont
alleen fijne spicrtrilbewegingen,

11 uur 58 min. Uitspuiting rechter oor. Geen deviatie, geen nystngmus.

Dit uitspuiten der gehuorgaiig wordt nog vele malen herhaald tot \'2 uur
15 min., er is echter geen deviatie noch nvstagmus meer op te wekken.

2 uur 30 min. liet dier wordt gedood. Bij do sectie worden macroscopisch
geen afwijkingen gevonden.

Uit deze proef is gebleken, dat dqsen van 375 mgr. p. k. dier op de
calorische labyrinthrefiexen van dit konijn een sterk verlamnienden invloed
hebben.

PROEF II. Curve I. 27 Mei 1919.

Konijn 1.4 Kgr.

10 uur. Proefopstelling als in de vorige proef. Do musc. rectus int. sin. is
verbonden met den bovensten schrijver, de musc. rcctus ext. sin. met den be-
nedensten schrijver.

Liclito Aetherroes \'/lo-

11 uur 15 min. Uitspuiting rechter gehoorgang. De deviatie en nystagmus,
welko door deze calorische [irikkel ontstaan, zijn weergegeven op curve I 1.

De musc. rectus int. sin. geeft een duidelijke deviatie en nystngmus.

De musc. rectus ext. sin. geeft een uiterst geringe deviatie en eerst na
eenige seconden fpuiten, een kleinen nystngmus.

j1 uur 20 min. Intramusculair wordt 100 mgr. chininnm mur. pro kilo
dier ingespoten.

11 uur 35 min. Uitspuitiiig rechter gehoorgnng. Curve I 2 toont de ca-
lorische deviatie en nystngmus, welke veel levendiger is dan tijdens de eerste
uitspuiting.

Do musc. rectus int. sin. geeft een veel duidelijker deviatie dan voor de
chinine inspuiting; de nystagmus is eveneens veel levendiger geworden.

I>e musc. rectus ext. sin. geeft lui ook een duidelijke aeviatie en nystagmus.

11 uur 50 min. Intramusculair wordt 1\'O mgr. chininnm mur. pro kilo
dier ingespoten.

De verlevendiging der calorische deviatie en nystagmus is na deze inspuiting

-ocr page 46-

niet raeêr duidelijk. De curve wordt zeer onregelmatig doordat de spieren
voortdurend trillingen vertoonen. _

2 uur .SO min. De vijfde intramusculaire inspuiting van 100 mgr. chin. mur.

pro kilo dier. < , ..,.i t • • • -i- *

Curve I, 3 geeft het beeld weer, dat na deze vijlde chinine inspuiting ont-
staat. Bij bet pijlteeken op de curve wordt weder de rechter gehoorgang uit-
•gespoten, er ontstaat echter geen deviatie en geen nystagmus. De curve ver-
toont alleen eeu licht spiertrillen, om aau te toouen dat het dier nog leeft.
Het calorische reflexsysteem is geheel verlamd.

Kort hierna wordt het dier gedood.

Bi] curve I is nog als curve I, 4 het laatste deel van een andere chinine
curve (uit proef XVI) gereproduceerd, omdat daar (op een kleine curve) duidelijk
vóór de verlamming een verlevendiging optreedt na chinine inspuiting.

In genoemde proef XVI schrijven, onder voortdurend uitspuiten van het
rechter oor, de geprepareerde oogspieren de musc. rectus int. sin. en de musc.
rectus ext. sin. de curve I, 4. In het verloop dezer proef, welke reeds vijf
uren duurt, heeft het dier reeds 300 mgr. chin. mur. intramusculair pro kilo
dier in refracta dosi gehad.

De calorische nystagmus is reeds verlamd geweest, maar is bij het begin
der gereproduceerde curve weer zwak aanwezig. Bij het pijlteeken wordt nog
5 mgr. chin. mur. intraveneus ingespoten. Na deze inspuiting treedt er eerst
een duidelijke verlevendiging op der nystagmus en daarna verlamming.

Proef II met curve I toonen duidelijk aan, dat kleine dosen chinine bij
konijnen een verlevendiging geven der calorische labyrinthreflexen, terwijl
groote dosen verlamming geven.

PROEF III. Curve II. 14 Oct. 1919.

Konijn 1.2 Kgr. . tx »

4 uur nm. Proefopstelling als in de twee vorige proeven. De musc. rectus
int. sin. is verbondeu met den bovensten schrijver, do musc. rectus ext. sin.
met den benedensten schrijver.

Het Hnker oor wordt voortdurend uitgespoten.

5 uur nm. Do proefopstelling is goed. Do nystagmus van den internus is
wat onregelmatig van vorm, overigens schrijven de oogspieren zeer goed.

5 uur 20 min. Curve II 2. Intraveneus wordt 20 mgi. chiu. mur. opgelost
in llingersche vloeistof pro kilo dier ingespoten. .

Deze eerste injectie geeft geen verandering der deviatie en nystagmus, do
nystagmus van den internus is alleen nog iets onregelmatiger geworden.

5 uur 30 min. Weer wordt 20 mgr. chin. mur. intraveneus pro kilo dier

^"^^iJe^lleviatic en nystagmus worden nog iets onregelmatiger dan de vorige

keer, verder geen veranderingen. .....

5 uur 40 min. Curve 11 2. Weer wordt dezelfde chinine inspuiiing gegeven.
Do reeds onregelmatige nystagmus wordt na deze derde injectie eerst duidelijk
sneller aan beide snieren, die van den internus is iets kleiner geworden.

Ruim een minuut na do inspuiting begint do nystagmus langzamer en
grooter te worden, het duidelijkst aan de musc. rectus internus.

Deze verlangzaming cu dit grooter worden van den nystagmus gaat lang-
zaam
weder terug. Zeven minuteu na deze injectie is de nystagmus weer ou-
goveer als voor deve derde inspuiting. , , , , , . . . ,

Deze verlevendiging der nystagmus dadelijk na de injectie gaat gepaard
met een verlevendiging der deviatie. Ü;.> curve II 2 komen de twee curven
dichter bij elkaar; dit beteekent een meerdere contractie van dc musc. rectus
cxternus cn ecu verslapping der musc. rectus internus. Aan het intacte oog is

-ocr page 47-

dat een meerdere wending van liet oog naar links d. i. naar den kant van iiit-
spuiting, dns verlevendiging der deviatie.

Deze deviatie gaat ecliter spoedig terug. De spieren geven dan beide een
lichte vermindering der deviatie aan. De twee curven op curve II 2 gaan meer
uiteen. Terwijl de deviatie minder wordt, is de nystagmus zeer groot en langzaam.

6 uur nm. Curve 11, 3. Nystagmus en deviatie zijn weer vrijwel normaal
geworden.

Voor de vierde maal wordt 20 mgr. chin. mur. pro kilo dier intraveneus
ingespoten.

De veranderingen, die nu optreden, zijn duidelijker dan na de vorige in-
spuiting, maar gelijksoortig.

De nystagmus wordt na een kleine vergrooting duidelijk kleiner en is zeer
snel geworden. Weer ruim een minuut na de inspuiting wordt de nystagmus
eerst langzamer en grooter en dan verlamd.

Deze verlamming der iiystugmus duurt ruim een minuut, daarna komt zij
weer terug; eerst zeer langzaam maar (mirabile dictu) dadelijk zeer groot.

Deze langzame en groote nystagmus neemt ua eenige minuten weer meer
normale vormen aan.

De deviatie wordt na deze vierde chinine injectie kortdurend sterk verle-
vendigd, de curven naderen elkander zeer. Deze verlevendiging wordt echter
spoedig gevolgd door een vermindering der deviatie, welke lauger duurt dan de
verlamming der nystagmus. Wauneer do nystagmus na do verlammiug weer
zeer groot is, dan is nog altijd do afstand tusschen do twee curvelijnen grootor
dan voor de laatste inspuiting (zie curve 11 3).

Hier is duidelijk vermindering der deviatie, terwijl de nystagmus uiterst
groot is.

ü uur 30 min. Weer zijn de deviatie en do nystagmus vrijwel normaal
geworden. De vijfde injectie van 20 mgr. chin. mur. jiro kilo (fier wordt in-
traveneus gegeven. Do curve hiervan is om haar grootte niet gereproduceerd.

De verlamming van de nystagmus duurt na deze inspuiting ruim vijf minu-
ten, het voorafgaande stadium van verlevendiging van deviatie en nystagmus
is echter nog korter dan de vorige keer.

Ook na deze verlammiug komt de nystagmus wel eerst zeer langzaam, maar
toch dadelijk maximaal groot terug. De nystagmus blijft ruim een kwartier
na de verlamming onregelmatig en langzaam.

Gedurende een half uur loopt er nu geen water in do gehoorgang, om do
oogspieren wat te laten uitrusten.

7 unr 30 min. De deviatie en de nystagmus zijn weer normaal. Weer wordt
20 mgr. chin. mur. p. k. dier intraveneus ingespoten. Er treedt hetzelfde beeld
up als om 5 uur 40 min.

De volgende inspuiting, 10 minuten later, geeft weer een zeer sterk ver-
lammende werking te zien evenals om ü uur 30 miu.

Na do achtste intraveneuse injectie zijn de calorische labyrinthrclloxcn blij-
vend verlamd.

Curve II 4 geeft door een pijlteeken het moment aan, waarop na de achtste
inspuiting met calorisch prikkelen van het linker labyrinth is opgehouden, bit
ophouden geeft in het geheel geen verandering in de curve; op de curve zijn
alleen lichto spiertrillingen to zien, die soms nog nystngmoied schijnen.

Het resultaat van de onderzoekingen naar den invloed van injecties van
chin. mur. op de calorische labyrinthrefiexen.

Deze drie proeven en de vele andere, welke niet gepubliceerd zijn, toonen
duidelijk aan, dat chin. mur. op de calorische labyrinthrefiexen niet uitsluitend
verlammend werkt, maar ook duidelijk prikkelend.

Kleine dosen chinine, zelfs intraveneuse dosen van 20 mgr. p. k. dier, hebben
geen duidelijke werking op de calorische labyrinthrefiexen.

Subcutane en intramusculaire dosen van 100 mgr. p. k. dier geven een dui-
delijke verlevendiging der calorische deviatie en nystagmus. Indien deze dosis

-ocr page 48-

eenige malen achter elkaar gegeven wordt, ontstaat er een vrijwel gelijktijdige
verlamming van deviatie en nystagmus. Het spiertrillen in deze latere mtoxi-
catiestadiën bemoeilijkt soms het controleeren der nystagmus.

Groote dosen chinine of herhaaldelijk toegediende kleine dosen hebben

een sterk verlammende werking.

De verlammende werking van chinine heeft bij de intraveneuse mjecties

een zeer voorbijgaand karakter.

Tijdens de intraveneuse chinine injecties treden de verlammmgs- en pnk-
kelingsverschljnselen bij de deviatie en bij de nystagmus niet altijd gelijktijdig

en gelijkvormig op. , , j. •

Op curve II 3 volgt op de inspuiting eerst een gelijktijdige verlevendiging
van deviatie en nystagmus, dan een snelle verlamming der nystagmus en der
deviatie. De nystagmus komt echter spoedig weer terug en is dadelijk zeer
groot, terwijl de deviatie zeer laat en.meer geleidelijk terug komt. Hier is
derhalve een stadium, waarin de nystagmus zeer groot is, terwijl de deviatie
zeer klein is, dus een analoog verschijnsel als wat t. o. v. de kopdraaireactie
en de kopdraainystagmus is gevonden bij de chronische chinine intoxicatie.

De invloed van subcutane injecties van chininum muriaticum op de ver-
schijnselen, die optreden na eenzijdige labyrinthexstirpatie.

Dit is nagegaan bij lö cavia\'s. De verschijnselen van eenzijdige labyrinth-
exstirpatie werden opgewekt door indruppeling van chloroform in den gehoor-
gang, evenals
Dreijfuss dit heeft gedaan >). Dreijfuss constateerde, vooral op
grond van deze proeven, dat chinine in het algemeen sterk verlammend werkt
op alle labyrinthreflexen, en raadde het derhalve aan bij prikkelingsverschijn-
selen van het labyrinth, zooals die bij den mensch optreden bij zeeziekte,
ziekte van Menière en dgl.

Uit de protocollen is het volgende te vermelden.

PROEF I. 4 cavia\'s. 21 October 1919.
Bii ieder dezer 4 dieren wordt ééu uitwendige gehoorgang geheel rnct chlo-
roform gevuld. Enkele minuten later vertoonen alle vier uieren duidelijk do
verschijnselen van eenzijdige labyrinthexstirpatio aan den kant vau het ingo
druppelde oor n.1. kopdraaiing en -wending, rompdraaiing, tonusyerlies der
eeliiLijdige extremiteiten
en deviatie van beide oogen met nystagmus. Het sterkst
treden eerst op de rolbewegingeii en den nystagmus van oogen en kop. De acute
verschijnselen der labyrinthexstirpatie verminderen na ongeveer een uur weer,

maar de dieren blij ven voortdurend de vier bovengenoemde verscbijuselen vertoonen.

PROEF 11. 4 cavia\'s. 21 October 1919.
De dieren worden ingespoten met 200 mgr. chin. mur. p. k. dier subcutaan.
Een kwartier na deze inspuiting, wordt bij ieder dezer vier dieren één gehoorgang

gevuld met chloroform. , • j j v.-

De verschijnselen zijn bij deze vier cavia\'s duidelijk veel minder dan bij
die van proef 1. De kopdraaiing en -wending, dc rompdraaiing, het tonusverlies
der gelijkzijdige extremiteiten en de deviatie van beide oogen met nystagmus, alles
is minder sterk dan in proef I. De dieren vertoonen geringe rolbcwegingen en hebben
geen of zeer geringen nystagmus van oogen en kop. Ue dieren zitten vrijwel
symmetrisch, wat ineengedoken en maken voortdurend kopbewegingen als bij
de vorige chinine intoxicaties. Bij het maken van bewegingen vallen de dieren

\') Zeitschrift f. Ohrenheilkunde 1905. Bd. 49, p.g. 343.

-ocr page 49-

om naar qc zijde van het ingedruppelde oor en rollen dan meestal over den rug.
De acute verschijuselen vau eenzijdige labyrinthexstirpatie zijn zeer gering na
de toediening van chinine. Het beeld der subacute chiuiue-intoxicatie overheersclit
(zie vorige proeven). Alle labyrinthreüexeu van den stond zijn verlamd.

Bij tvs^ee van deze vier dieren begint na vijl\'dagen kopdraaiing en-wending
op te treden als ook rompdraaiing. De compensatorische oogstanden ziju nog
beiderzijds afwezig.

De overige twee dieren vertoonen na deze vijf dagen in het geheel geen
exstirpatie-verschijnselen, zoodat het scheen alsof de chloroform hier niet had
gewerkt. Nogmaals wordt bij deze dieren een der gehoorgangen uauwkeurig met
chloroform gevuld, nadat de gehoorgang goed is gereinigd. Er outstaau weer
geen acute verschijnselen van eenzijdige labyrinthexstirpatie.

Tien dagen na de eerste chloroform indruppeling ontstaat ook bij deze dieren
zeer lichte kopdraaiing en -wending. De compensatorische oogstanden blijven
normaal aanwezig, de kopdraaiing en -wending is ook zoo gering, dat ze ge-
makkelijk kan worden hersteld. Waardoor dit wegblijven of gering optreden
der chronische verschijnselen vau eenzijdige labyrinthexstirpatie na chloroform
indruppeling en subacute chinine intoxicatie in deze twee gevallen is ontstaan, waar
de dieren zich reeds van de chinine intoxicatie moeten hebben hersteld, is mij
onduidelijk gebleven.

PROEF UI. 4 cavia\'s. 25 Octobcr 1919.

Deze dieren werden eerst behandeld met chloroform, weder door eenmalige
vulling van een der gehoorgangen. Zoodra de eerste verschijuselen der eenzijdige
labyrinthexstirpatie n.1. de rolbewegingen en do nystagmus optreden, werden
tweo dezer dieren intramusculair ingespoten met 200 ni^r. chin. mur. p. k. dier.

Wij hadden derhalve in deze proef twee chloi-olorm-dicron d. z. dieren
alleen met chloroform in de uitwendige gehoorgang eu twee chloroform-chinine-
dieren d. z. dieren welke na do chloroform nog chinine gekregen haddon.

Na enkele minuten werden de rolbewegingen van de chloroform-chinine-
dieren veel heviger dan die van de chloroform-diercn. De rolbewegingen vau
de chloroform-chinine-dieren duurden echter korter dan vau do chloroform-
dieren. Na 15 minuten waren de rolbewegingen bij do chloroforin-chinine-
dieren geheel opgehouden, terwijl do dieren zonder chinine nog duidelijk de
verschijnselen van eenzijdige labyrinthexstirpatie vertoonden.

Vier andere dieren worden behandeld met kleinere dosen chin. mur. van
40 mgr. p. k. dier voor do chloroform-iusnuiting; deze dieren vertoonden een-
voudig de verschijnselen vau eenzijdige labyrinthexatirpatie, zonder dat van
chininewerking iels was te zien.

Dosen van 80 m^r. p. k. dier gaven alleen bij gevoelige dieren de verlam-
mende werking van diinine to zien, nadat duidelijk prikkeling was waargenomen.

Met resultaat van deze proeven is geheel in overeenstemming met dat der
vorige. Groote dosen chinine hadden een sterk verlammende werking op de
verschijnselen, die optreden na éénzijdige labyrinthexstirpatie met een vooraf-
gaand prikkelingsstadium evenals bij de calorische reflexen.

Kleinere dosen van 40 mgr. p. k. dier, hadden in het geheel geen werking.

SAMENVATTING.

De invloed van chininum muriaticum op de labyrinthreflexen van caviae,
konijnen en katten is in \'t algemeen in kleine dosen prikkelend en in groote
dosen verlammend.

De verlammende werking van chinine is voor de verschillende labyrinth-
reflexen niet gelijk. Deze electief verlammende werking op de labyrinthreflexen
is zelfs nog verschillend bij de chronische en bij de acute intoxicaties.

-ocr page 50-

Bi] de acute intoxicaties zijn bijv. de reflexen van den stand eerder ver-
lamd dan, van de reflexen van beweging, de kop- en oogdraaireacties en
-nareacties.

Bij de chronische intoxicaties blijven de reflexen van den stand onver-
anderd, terwijl de reflexen van beweging het eerst veranderingen vertoonen.
Deze veranderingen zijn zoowel verlammingsverschijnselen (verdwijnen der
liftreactie) als prikkelingsverschijnselen (verlevendiging der kopdraainystagnius).
De gehoorreactie verdwijnt meestal reeds na kleine dosen chinine.
Bij de calorische labyrinthrefiexen zijn de deviatie en de nystagmus vrijwel

gelijktijdig veriamd.

De prikkelende werking van chinine op de labyrinthrefiexen is duidelijk

waargenomen bij:

1. De chronische chinine intoxicatie (de kopdraainystagnius).

2. De calorische labyrinthrefiexen.

3. De verschijnselen, die optreden na eenzijdige labyrinthexstirpatie.
Dosen chinine van 30 mgr. p. k. dier intramusculair of subcutaan en 20

mgr. p. k. dier intraveneus hebben of geen duidelijke werking of een verschil-
lende werking op de labyrinthrefiexen (verievendiging of veriamming).

Door deze proeven is er nog een overeenkomst gebleken tusschen de
werking van chinine op de labyrinthdraaireflexen en op de calorische laby-
rinthrefiexen.

Bij de labyrinthdraaireflexen is in een bepaald intoxicatiestadium de kop-
draainystagnius zeer groot, terwijl de kopdraaireactie zeer klein is.

• Bij de calorische labyrinthrefiexen is eveneens in een bepaald intoxicatie-
stadium de calorische nystagmus zeer groot, terwijl de deviatie zeer klein is.

Deze gelijksoortige chinine-werking op twee zeer verschillende labyrinth-
refiexen, die echter dit gemeen hebben dat ze beide waarschijnlijk door be-
weging der endolymph in de half-circelvormige kanalen worden opgewekt, toont
duidelijk de specifieke werking van chin. mur. op het labyrinth.

Met betrekking tot de vraag of chininum muriaticum therapeutisch ge-
bruikt kan worden bij labyrinthaire prikkelingsverschijnselen
(Dreyfiiss), leeren
deze proeven alleen, dat de algemeen veriammende werking op de labyrinth-
refiexen bij caviae, konijnen en katten een te groote dosis vraagt, waardoor
het ook algemeene ziekteverschijnselen veroorzaakt.

-ocr page 51-

HOOFDSTUK III.

DE INVLOED VAN STRYCHNINUM NITRICUM OP DE LABYRINTHREFLEXEN.

De meest bekende werking van strychnine is haar werking op de lichaanis-
refiexen n.1. sterk verhoogde reflexprikkelbaarheid, waardoor tetanische kram-
pen optreden.

Door (Sherrington e. a. \') zijn vele onderzoekingen gedaan over de wer-
king van strychnine. Hij toonde aan, dat door strychnine het geheele coör-
dinatiesysteeni van het centrale zenuwstelsel in verwarring wordt gebracht. De
normale inhibities der antagonisten bij spiercontracties der agonisten veranderen
door strychnine inspuitingen in contracties. De samenwerking der spieren is
verbroken, daar de antagonist den agonist tegenwerkt. Bij het opwekken
van inhibitiereflexen treedt in plaats van inhibitie contractie op, dus reflex-
omkeer.

De reciproque innervatie is bij strychnine-vergiftiging geheel opgeheven.

(Dayliss vond, dat door strychnine de vasomotorische reflexen worden
omgekeerd.

(Seemann vond omkeering der ademhalingsreflexen door strychnine-
inspuiting.

De invloed van strychnine-inspuitingen op de labyrinthreflexen is, voor
zoover mij bekend, niet nauwkeurig nagegaan. Alleen de invloed van strychnine
t. O. V. de tonische labyrinthreflexen op de lichaamsspieren is onderzocht door
(Magnus en Wolf <).

1) C. 5. Sherrington: On reciprocal innervation of antagonistic muscles.
Proc. Roy. Soc. B. vol. 76. P. 291. 1905.

The integrative action of the nervous system. London 1906.

Strychnine and reflexinhibition of skeletal muscle. 1907. Journal of Physiol,
vol. 36. P. 196.

5. C. M. Sowton and C. S. Sherrington: Reversal of reflex effect of an
afferent nerve by altering the character of the electrical stimulus applied.
Proc. Roy Soc. B. vol. 83. P. 435. 1911.

2) IF. M. Bayliss: On reciprocal innervation in vasomotorreflexes and
the action of strychnine and of chloroform there on. Proc. Roy. Soc. B.
vol. 80. P. 373. 1908.

3) y. Seemann: Uber die durch Strychnin hervorgerufene „Reflexumkehrs"
bij Atemreflexen. Zeitschrift f. Biol. Bd. 54. S. 153. 1910.

*) R. Magnus und C. G. L. Wolf: Der Einfluss der Kopfstelling auf den
Qliedertonus bei der Strychninvergiftung. Pflüg. Archiv. Bd. 149. P. 453.

-ocr page 52-

Zii vonden, dat de tonische labyrinthreflexen op de lichaamsspieren bi]
gedece ebreerde katten wel sterk verhoogde reflexprikkelbaarheid vertoonden
Lar zelfs door groote, heftige krampen gevende dosen
(0.44 mgr. p.k. dier)
ontstond geen omkeer der inhibities in contracties.

Sherrfngton heeft medegedeeld, dat de ruggemergsreflexsystemen veel ge-
voeliger zijn voor strychnine-vergiftiging dan de hoogere reflex-systemen. Het
chee; derLve wel de moeite waard, om eens voor f ^

te gaan, of ze op strychnine-vergiftiging reageerden, als de door Shcrnngon
e
/onderzochte reflexen. De genoemde onderzoekmgen van Magnus en Wolf
deden aan de mogelijkheid denken, dat ze dit niet zouden doen. _

Mijne onderzoekingen over den invloed van nitr. strychn. op alle genoemde

labyrinthreflexen zijn bij konijnen verricht.

Het spiertrillen bij progressiebewegingen is bi] konijnen met te voelen.
De invloed van strychnme op de tonische labyrinthreflexen van gedecere-
breerde katten is reeds door Magnus en Wolf onderzocht en daarom hier

"""\'do^\' intraveneuse injecties in een der oorvenen zijn de intoxicaties op-
gewekt. Voor de inspnitingen en op geregelde tijden na de inspuitingen zijn
de labyrinthreflexen van den stand en van beweging onderzocht.

Voor de inspuitingen is onder narcose in de trachea dezer dieren een
canule gebracht, omdat een strychnine-dier snel verbonden moet kunnen worden
n^een toestel voor kunstmatige ademhaling wegens optredende ademhalmgs-

\'\'\'\'\'chtnSche strychnine-vergiftiging (als bij de chinine) is «P^wekt

Slechts eenmaal in proef I is gedurende vijf dagen dagelijks 0.2 mgr.

strychnine intraveneus ingespoten. . . „ c, • i

De invloed van strychnine op de calorische labyrinthreflexen is onderzocht

door inspuitingen tijdens voortdurend uitspuiten der gehoorgang en tijdens

afwisselend uitspuiten, d. i. met rustperioden. . , ,

De oogbewegingen zijn hierbij geregistreerd, door het oog met een draad
door de gecocainiseerde cornea te verbinden aan een schrijver op beroc
napier of door de distaal vrij geprepareerde oogspieren
(musc. rectus cxternus
en internus) door draden te verbinden aan schrijvers op beroet papier.

De invloed van strychn. op de verschijnselen die optreden na eenzijdige
labyrinthexstirpatie is onderzocht door intraveneuse inspuitingen eenige dagen
na d labyrinthexstirpatie of door direct na de labyrinthexstirpatie s rychnme
in te spuiL. Dit laatste speciaal om na te gaan de invloed van strychnme
op de ontstane oogdeviatie cn nystagmus.

De invloed van intraveneuse stryehmnc-inspnitingcn op dc labyrinlh-re-
flexen van den stand en van beweging.

PROEF I. 5 April 1919.

Knniin 1 >> k<rr Alle labyrinthrcllexcu zlju noruinnl.

Sgèl^ks wtfdt 0.2 mgr. p.l. dier intraveneus ingespoten gedurende vijt dagen.

-ocr page 53-

II. Reflexen van beweging

I. Reflexen van den stand

Datum

Thala-
mus-
konijn

Gewicht
proef-
dier

!

Genees-
middel :

Nitras
Strychnini
.p k. dier
intra-
veneus

Labyrinth-plaatsing-
reflexen in de lucht

a

O

C 0)
(U ..S
X 53
0)

)H
4-1

lU X
Ü

O

U3 ü

■S-o
0
H

(U

O 13

■S ö

m «3
C M
U IMl

S

S °

O

U

Draaireflexen

Reacties op progessiebewegingen

Verdere
bijzonderheden

Kopdraaireflexen

Oogdraaireflexen

Liftreactie

1-» O fi

Spiertrillen

riQ r-^AVav

is . g

e:2 a «J
u u a

~ U O

O Ü O _Q
O M O

O" 5

M O «
u V a

g,

a °ëi> co.5

g S-S ?

g» s ? ^
lil

15

M
C

\'Sb
SP

"?3

00
c
\'Sc
.00

\'n

J

CU
O

ö

rH
Ö >
^ O

c-^
a
J:

a

(U

S Ï

^ s

iJO

c

\'5)
•SP
\'S)

3

IH

•S

t3

n
£

■S

1
O

al

a

M

t a

0) Q

ö Ë
S
2

.O

O

a
£

O

u
tt
O

is
ö

ïi
S2

bo-
ven

bene-
den

a

(3
>

O
-Q

C

0)
TJ
4)
G

<U

na

li
O

O
>

ar;

IH

(U
•w

u

co

ja

O

u

IH

w

.c

R

L

R

L

R

L

R

L

R

L

R

L

R

L

R

L

1 IV \'19

1.160 kgr.

Synim.
-110°

Ub.rell.
over-
wegen

Gehooireactie 4"

9.45 vm. Einde der operatie. Aether narcose af. Het dier ademt spontaa

n. Voor de inspuitii

tige

!n

worden de labyrinth-reflexen onderzocht.

10.40 vm.

0.01 mgr.

Symm.
-90

lab.refl.
«ver-
wegen

______

?

10.50 vm.

"

0.01 mgr.

Symm.
-100°

»»



1


1


1

..

10.55 vm.

M

0.05 mgr.

»»

-f



-f


1


?

..

11.05 vm.

9*

0.1 mgr.

tl


.







-1-


1


4-

..

11.10 vm.

99

0.2 mgr.

99


-1-


4-



4-



4-

-f

..

11.20 vm.

99

0.3 mgr.

99

»»




4-

..

11.30 vm.

99

99

u

?

11.40 vm.

99

=F

HF

Alg. krampen
raddraaiing -["

12.20 nm.

99

—\'

-

-

=F

=F

qp

Gehooireactie —

12.40 nm.

99

-

-

—■

»1

1 uur Exitus.

-f- beteekent normale

=F » verminderde

labyrinth-reflexen

verlevendigde

zeer sterk verlevendigde
afwezigheid der

-ocr page 54-

Er treedt, reeds na de eerste inspuiting, een duidelijk verhoogde retlex-
prikkelbaarheid op. Lichte gevoelsprikkels geven een sterke reactie; op den
derden dag worden zelfs lichte krampen waargenomen.

De protocollen vermelden t.o.v. de labyrinthreflexen het volgende:

Van de reflexen van den stand veranderen de labyriuthplaatsiogsreflexen in
de lucht in het geheel niet. De tonische labyrinthreflexen op de lichaams-
spieren zijn niet duidelijk waar te nemen. De compensatorische oogstanden
schijnen iets levendiger.

Vau de reflexen van beweging zijn de kop- en oogdraaireacties, -nareacties,
-nystagmus en -naoystagmus duidelijk levendiger geworden. De reacties op
progressiebewegingen zijn niet veranderd.

Op den vijfden dag treedt, na het geven van een grootere dosis, (0.4 mgr.
p. k. dier) ademstilatand op voordot verdere bijzonderheden konden worden
waargenomen. Bij dit dier was in de trachea geen canule gebracht, zoodat het
niet tijdig met de kunstmatige ademhaling kon worden verbonden.

/

PROEF II. 1 April 1919. (Tabel A).

Thalamuskonijn 1.76 kgr. Labyrinthreflexen aanwezig.

9 uur 15 min. Aethernarcose. In de trachea wordt een canule gebracht.
Onderbinding der carotiden en doorsnijding der n. n. vagi. Dc groote hersenen
worden verwijderd volgens dc methode van
Morita \') d. i. na trepanatie wordt
beiderzijds alles oraal van den thalamus uit den schedel verwijderd. Dit ge-
schiedde met weinig bloedverlies.

9 uur 40 min. Einde der operatie. Aethernarcose af. Het dier ademt nog

spontaan^.^^^ 40 min. Onderzoek der labyrinthreflexen. Do labyrinthreflexen
van den stand zijn aanwezig, alleen bij hangen, kop naar beneden, h^igt de
kop slap naar beneden, d. i. deze labyrinthplaatsingsreflex is weg. Ook de
andere labyriuthplaatsingsrefloxen zijn niet levendig.

De kopdraainystagmus en -nauystagnuis zijn niet waar to nemen. Do andere
reflexen van beweging zijn aanwezig.

Intraveneus wordt p. k. dier 0.01 mgr. nitr. strych. ingespoten.

10 uur 50 min. Bij hangen, kop iioar beneden, wordt do kop icts opge-
heven, dus naar den normalen stand toe bewogen.

De andere labyriiithplaatsingsreflexen en de compensatorische oogstanden
zijn eveneens levendiger. ..

De oogdraaireflexen schijnen iets levendiger, overigens zijn dc reliexen van
beweging niet veranderd.

Weer wordt 0.01 mgr. p. k. dier ingespoten. ,

10 uur 55 min. De labyrinthreflexen vertoonen nu reeds een duuioiijKO
verhooging der reflexprikkelbaarheid. .

De labyrinthplaatsingsreflexen zijn duidelijk. De compensatorisclie oog-
standen zijn zelfs zeer levendig. , , , •

De kopdraaireacties on -noreacties zijn levendig, ook de kopdraainystagmus
en -nanystogmus zijn thans aanwezig.

Do oogdraaireflexen zijn alle levendig. „„ino-

De liftreacties zijn aanwezig, maar hot uiteengaan der pooten bij liitoewegiu{,

is onduidelijk.

Nu wordt 0.05 mgr. p. k. dier ingespoten. .

11 uur 5 min. Do labyrinthreflexen zijn nog als om 10 uur 55 min.

Nu wordt 0.1 mgr. ingespoten. ,

11 uur 10 min. Status idem. Weer wordt ingespoten, nu 0.2 mp p. k. dier.

11 uur 20 min. Dc kopdraainystagmus is minder levendig. Do kopdraai-
nauystagmus is weg. Do oogdraaicystaginus en -nanystogmus zijn niet meer
levendig.

\') S. Morita: Schmiodoborg\'s Archiv. Bd. 78. Blz. 188. 1915.

-ocr page 55-

Nu wordt 0.3 mgr. p. k. dier ingespoten. , ^ ^ .. „ .

11 uur 30 min. De labyriuthretlexen van den stand zijn nog alle aanwezig,
de compensatorische oogstanden zijn uiterst levendig.

De kop- en oogdraaireacties eu -nareacties zijn met meer levendig.
De kop- eu oogdraainystagmus en -nanystagmus zijn weg.
De liftreacties zijn nog aanwezig. .

Het uiteengaan der pooten bij liftbeweging is reeds om 11 uur 5 mm. met

meer waarneembaar.

Er zijn nog geen krampen opgetreden.

11 uur 40 min. De eerste heftige algemeene krampen treden op met adem-

hali^sstüstand.^ deze krampaanval ziju de labyrinthplaatsingsreflexen gehnel
weg. De tonische labyrinthreflexen op de lichaamsspieren zijn met meer duidelijk
waar te nemen. De compensatorische oogstanden zijn nog uiterst levendig.
Pe reflexen van beweging zijn alle zeer zwak.

De kop- en oogdraaireacties en -nareacties ziju nog zwak aanwezig.
De kop- en oogdraainystagmus en -nanystagmus zijn weg.
De liftreacties zijn wesj. ,, ,

Tijdens de krampaanval ziju alle labyrinthreflexen weg, alleen de com-
pensatorische oogstanden zijn zella nog levendig. , .. , r

12 uur 20 niin. De compensatorische oogstanden zijn nog zeer levendig.
De kop- en oogdraaireacties en -uareacties ziju zeer zwak aanwezig. De andere

labvriuthreflexcQ zijn weg. ... -x ^ i j-

12 uur 40 min. De compensatorische oogstanden zijn nog uiterst levendig.

Alle andere labyrinthreflexen zijn weg. „ . . ,

Het dier heelt voortdurend heftige krampaanvallen tot den exitus om 1 uur.
Obductie- De groote hersenen ontbreken geheel. De thalamus en de corpora
quadrigemina zijn intact, in dc pons en op do basis geen bloedingen.
Macroscopisch worden er verder geen afwijkingen gevonden.

Resultaat dezer proef:

Bij dit thalamuskonijn geeft nitras strychnini reeds in zeer kleine dosen
(0.01 mgr. p. k. dier) een duidelijke verlevendiging der labyrinthreflexen.

Het duidelijkst zijn verlevendigd de compensatorische oogstanden. Ook
de labyrinthplaatsingsreflexen en de draaireflexen zijn duidelijker.

Grootere dosen (vanaf 0.2 mgr. p. k. dier) hebben een verlammende wer-
kmg op de labyrinthreflexen.

Het eerst is verlamd het uiteengaan der pooten bij liftbeweging, dan de
kop- en oogdraainystagmus en -nanystagmus, spoedig daarna de labyrinth-
plaatsingsreflexen en de liftreacties.

De compensatorische oogstanden blijven tot den dood maximaal levendig
aanwezig.

De kop- en oogdraaireacties blijven ook lang aanwezig, ze worden ecliter
zeer zwak en verdwijnen in de laatste intoxicatiestadieën.

PROEF III. 5 April 1919. (Tabel B).

Konijn 1.62 kgr. Dc labyrinthreflexeu van den stand pn vau beweging zijn

normaal aanwezig. , , i x

9 uur 30 min. vm. Aethernarcose. In de trachea wordteen canule gebracht.

10 uur 30 min. Alle labyrinthreflexen zijn, na de narcose, weder normaal

geworden. ......

10 uur 40 min. 0.05 mgr. nitr. strych. p. k. dier intraveneus.

11 uur 10 min. De labyrinthplaatsingsreflexen zijn nog goed aanwezig.

-ocr page 56-

Datum

Gewicht
proef-
dier

Konijn
I.62kgr.

Genees-
middel :

Intra-
veneus
Nitras

strychnini

I. Reflexen van den stand

r a

II. Reflexen van beweging

Verdere
bijzonderheden

Labyrinth-plaatsing-
reflexen in de lucht

« ."S

B

ü 5

.2 (ü
ö-ö
0
H

ü
-c
u

co c
"C

on3

ÏB

C w
ï bo
a O

B °
0
U

D

airef lexen

Reacties op progessiebewegingen

Kopdraaireflexen

Oogdraaireflexen

Liftreactie

•r\\ O O 1*

Spiertrillen
na bew.

B

-s

a -2 e u

£ S

O ä O ^
O • O

O. S

- ® - s

V C "

a \'cé 00-°
ld V a >»

ll ^^
IB

bo
c

\'3j

\'N

oi

bo
c
\'bh
.SP

\'N

J

i

bo
C

\'bo
"bc

s

a

O

e
ß >

co
J:

a

O e

^ s
S ë

M g
JZ

O

O
<0
V

c

<5

A
O

Ä
a

co
1
^

S. ß
« £

« s

O

ts

a

s

jj
O

a

V

■d
a

«

> 3
9> C

^ Ë
§5

bo-
ven

bene-
den

c

<u
>

0
ja

a

V

u
G
v

na<

M

0

ir:

u
u

(0
4->

ji
O
V

IH

co

.s

R

L

R

L

R

R

L

R

L

R

L

R

L

R

L

5 IV \'19

9.00 vm.

Symm,
-110°

lab.tefl.

over-
wegen

Gehoorreactie -j-

10.30 vm.

»9

»

Na de narcose
Gehoorreactie

10.40 vm.

0.05 mgr.

Voor de inspuitingen worden de labyrinth-reflexen onderzocht.

11.10 vm.

»1

>1












Levendige afweerbe-
wegingen.

■11.45 vm.

0.05 mgr.

»1














f9

12.30 nm.

0.05 mgr.

»»

ft



4-






4-






«»

2.15 nm.

0.4 mgr.












-f


4-

Lichte krampen.

2.30 nm.

0.4 mgr.

99

»

-f

2.45 nm.

0.4 mgr.

»9

19

2.55 nm.

-

=F

?

?

1

qp

=F

?

?

Heftige krampen.

3.00 nm.

Ademhalingsstilstand.

3.02 nm.

1

—-

Kunstmatige ademhaling.

3.04 nm.

-

=F

t Dier ademt weer
spontaan

3.10 nm.

1

*

?

?

3.40 nm.

-

?

Heftige alg. krampen.

3.45 nm. Exitus. Sectie: Macrosc. geen afwijkingen.

-ocr page 57-

II. Reflexen van beweging

I. Reflexen van den stand

Reacties op progessiebewegingen

Liftreactie
naar

bo- bene-
ven den

Labyrinth-plaatsing-
reflexen in de lucht

Draaireflexen

Genees-
middel :

Nitras
Strychnini
intra-
veneus
p. k. dier

0)

ö «
u bo
a O

e °

O

U

G g
V .tJ

r

Gewicht
proef-
dier

Konijn

Kopdraaireflexen

"i -i

llll
2 - O -O

O B O

5

V, O M «
V
O a

O \'5) ee.S

Spiertrillen
na bew.
naar:

Oogdraaireflexen

Verdere
bijzonderheden

Datum

a

a

0

O

c

c ^

(

li

4)

bo
c

a

(Ö •

JS

JC

e

4)
.TJ
\' 1)
G
ü
I-O

bo
c

bo

bo
c

\'bil
bo

bo
c

"a

>H

I 3
fi

a E

? e

N

J

N

od

R L

R L

R L

R L

V a 00

R L

R L

R L R L

& ^
a V

- ^ J

SjffllQ,
-110°

lab.refl.
over-
wegen

9 IV \'19

1.8 kgr.

2.30 nm. In de trachea wordt onder aether narcose een canule ingebracht.

3.35 nm.

»9

1

1

1

1

1

1

1

4-

4-

4-

4-

4-

1

1

1

1

1

1

1 ■

nm.
en 3.57 nm

resp, 0.4
en 0.5 mgr

-

3.58 nm.

HF

•—

■ —

Begin der alg. krampen.

1

4.00 nm.

Ademhaling weg.

4.03 nm.


tDier begint weer spon-
taan te ademen.

4.10 nm.


=F

1

4.15 nm.

?

?

?

?

?

?

T-
?

?

4.20 nm.

lab.refl.
over-
wegen"







-1-

4-

4-

4-

4-

4-

Alg. sterk verhoogde
reflex-prikkelbaarheid.

4.40 nm.

A At P Arv






-f
-F

4-

4-

4-

4-

4.41,5.00 en
5.39 nm.

resp. 0.2, 0.3
en 0.4 tngt.

1

Tot 5.39 status idem.

5.40 nm.

-

Heftige alg. krampen.

5.42 nm.

-1

Ademhalingsstilstand.

5.45 nm.

-

T
?

?

-r

T

1

1

5.56 nm.

4-

-,

4-

4-

4-

4-

6.10 nm.

0.3 mgr.

-

6.15 nm.

q=

}

=F

-

4-

■f

-f

-f-

—■

— —

6.20 nm. Exitus in een krampaanval. Bij obductie macrosc. geen afwijkingen.

-ocr page 58-

De tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten zijn voelbaar. De compensa-
torische oogstanden zijn zeer duidelijk.

De draaireflexen zijn zeer levendig, terwijl de reacties op progressiebewegingen
niet duidelijk ziju veranderd. .. , i

Het dier is zeer gevoelig voor seusibcle prikkels, dc peesrcflexen zijn hooger
dan voor dc inspuiting.

11 uur 45 min. 0.05 mgr. nitr. strych. p. k. dier intraveneus. Status idem.

12 uur 30 min. 0.05 mgr. nitr. strych. p. k. dier intraveneus. Status idem.

2 uur. Als te 12 uur 30 min.

2 uur 15 min. Het dier vertoont lichte krampen en spieronrust.

Dc reflexen van den stand en van beweging zijn als om 11 uur 10 min.

Nu wordt 0.4 mgr. nitr. strych. p. k. dier intraveneus ingespoten.

2 uur 30 min. Het dier is onrustig, heeft lichte krampen. Alle labyrinth-
reflexen van den stand en van beweging zijn aanwezig. Dc compensatorische
oogstanden zijn nllecn levendig.

Weer wordt 0.4 mgr. nitr. strych. p. k. dier intraveneus ingespoten.

2 uur 45 min. Status idem. Weer 0.4 mgr. nitr. strych. intraveneus.

2 uur 55 min. De labyrinthplaatsingsreflexen in dc lucht zijn nog zwak
aanwezig. Do tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten zijn niet meer to
voelen. De compensatorische oogstanden zijn zeer levendig.

De kop- en oogdraaireacties en -nareacties zijn nog aanwezig, de oogdraai-
nareactie is zwak. Do kop- en oogdraainystagmus ziju soms nog zeer zwak aan-
wezig, do -nanystagmi ziju thans niet goed waar te nemen.

Do reflexen bij progressiebewegingen zijn niet meer waar te nemen. Het
dier heeft een voortdurende spieronrust. j -i j

Dit is de toestand vlak voor een groote krampaanval met adcmstilstand.

3 uur nm.kramp. Allo labyrinthreflexen zijn weg; Het dier heeft ademstilstand.
Na enkele minuten kunstmatige
ademhaling gaat het dier weer spontaan ademen,
tcgolijkortijd komen de compcusatorischo oogstanden terug. Een paar miuuten
later zijn do kop- en oogdraaireacties en -nareacties, hoewel zeer zwak, weer
aantoonbaar; de oogdraainareactie is afwezig.

3 uur 10 min. Alleen in zijligging is er een geringe kopwending naar den
normalen stand, verder zijn dc labynnthplaatsingarcflexen wc^; de lichaams-
plaatsingsreflexen op den kop zijn eveneens afwezig. Do tonische Jabyrinth-
reflexen op den kop zijn niet op to wekken. Dc compensatorische oogstanden
zijn levendig.

De kop- en oogdraaircfloxen zijn weer aanwezig. . , i •

De reacties op progressiebewegingen zijn weg of zeer twijfelachtig aanwezig.

Het dier ademt spontaan. Voortdurend is een trillen der spieren te voelen,
zoowel in rust als bil beweging. .

3 uur 40 min. Vlak voor een algemeene krampaanval zijn reeds allo la-
byrinthreflexeu van den stand en van beweging weg, behalvo dc compensato-
rische oogstanden.

In dezo krampaanval gaat het dier dood.

Sectie: Macroscopisch geen afwijkingen.

Het resultaat van deze proef is:

1. Het refiexsysteem van de compensatorische oogstanden wordt door
atrychnine-inspuitingen niet verlamd, maar verkeert voortdurend, vanaf het begin
der intoxicatie, in een toestand van verlevendiging.

2. De draaireflexen vertoonen een duidelijk stadium van verhoogde re-
flexprikkelbaarheid gevolgd door verlamming dezer reflexen. De kop- en oog-
draaireacties blijven zeer lang bestaan.

PROEF IV. 9 April 1919. (Tabel C).

Konijn 1.8 kgr. De labyrinthreflexeu van den stand en van beweging zijn

-ocr page 59-

alle duidelijk aanwezig. Alleen het spiertrillen bij beweging is niet te

voelen^^^ 30 min. Aethernarcose. In de trachea een canule. Narcose af.

3 uur 35 min. De labyrinthreflexen zijn weer als voor de narcose. 0.4 mgr.
nitr. strych. p. k. dier wordt intraveneus ingespoten.

3 uur 58 min. Weer wordt intraveneus nitr. strych. (0.5 mgr. p.k. dier)
ingespoten. Dadelijk daarna ziju alle labyrinthreflexen van den stand weg,
behalve de compensatorische oogstanden. Van de reflexen van beweging zijn
alleen de kopdraaireacties nog zeer zwak waarneenribaar. Spoedig ontstaat
ademhalingsstilstand in een zware krampaanval. Alle labyrinthreflexen zijn
weg. Zoodra de spontane ademhaling weer begint, komen de compensatorische
ooistanden terug en zijn dadelijk zeer levendig. De kopdraaireactie komt pas
7 minuten na de compensatorische oogstanden terug, spoedig zijn dan ook de
oogdraaireacties weder waarneembaar en 5 minuten later d. i. ^ ,

4 uur 15 min. zijn de labyrinthplaatsingsreflexen weer terug. De lichaams-
plaatsingsreflexen op den kop zijn echter eerder terug gekomen dan de labyrinth-
flaatsingsreflexen op den kop. De kop-en oogdraainystagmus en-nanystagmus

ziin nog zeer zwak of afwezig. n „

De reacties op progressiebewegingen zijn nog met op te wekken, alleen de
liftreacties beginnen terug te komen maar zeer onduidelijk.

De tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten zijn met te voelen.

4 uur 20 min. De compensatorische oogstanden eu de kop- en oogdraai-
reacties zijn nu zeer levendig. De kop- en oogdraainystagmus en-nanystagmus
ziin thans duidelijk aanwezig. De liftreactie eu het uiteengaan der pooten bij
liftbeweging is thans ook teruggekomen. Het dier heeft een algemeen sterk

verhoogde reflexprikkelbaarheid. .

4 uur 40 min. 0.2 mgr. nitr. strych. p. k. dier Avordt intraveneus ingespoten.

Status idem.

5 uur. 0.3 mgr. p. k. Status idem.

5 uur 40 min. 0.4 mgr. p. k. dier. Algemeene krampaanval. De compen-
satorische oogstanden ziju het langst gebleven en komen het eerst terug. De
kopdraaireacties waren in dit geval bijna even spoedig weer terug als de com-
pensatorische oogstanden. . .. • n»

5 uur 5G min. De labyrinthplaatsingsreflexen zijn weer aanwezig. Uo
tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten zijn niet te voelen. De compen-
satorische oogstanden, do draaireflexen en dc Hftrcactics zijn weer waarneembaar.
Het uiteengaan der pooten bij liftbeweging is niet meer te zien.

6 uur 10 min. U.3 mgr. nitr. strych. p. k. dier. Alle labvrmthreflexen zijn
na de inspuiting weg behalve de compensatorische oogstanden en de kop- en
oogdraaireacties en -nareacties. . , . ,, i

Om 6 uur 15 min. zijn ook do labyrinthplaatsingsreflexen weer zwak aan-
wezig. Kort hierna sterft het dier in een algemeene krampaanval.

Sectie: Er worden geen afwijkingen gevonden.

In deze proef, waarin het dier herhaaldelijk, na een zware krampaanval
met ademstilstand weer bij komt, kan goed de volgorde van verdwijnen en
terugkomen der labyrinthreflexen worden waargenomen. Het resultaat is ge-
heel in overeenstemming met dat der vorige proeven. De compensatorisclie
oogstanden verdwijnen alleen gedurende een algemeenen krampaanval; zoodra
het dier weer spontaan ademt zijn deze reflexen zeer duidelijk.

De kop- en oogdraaireacties en -nareacties blijven lang aanwezig. De kop-
en oogdraainystagmus en -nanystagmus verdwijnen eerder en komen later

terug dan de vorigen.

De labyrinthplaatsingsreflexen op den kop zijn iets eerder weg dan de
lichaamsplaatsingsreflexen op den kop en komen iets later terug; het verschil
is echter minimaal.

-ocr page 60-

be tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten zijn in een vroeg intoxi-
catiestadium niet meer te voelen. De reacties op progressiebewegingen zijn
spoedig weg.

Er werden nog eenige proeven gedaan op dezelfde wijze en met gelijk
resultaat.

In deze proeven is ook nog nagegaan de invloed van de halsreflexen op
de oogspieren \'). Deze blijken even lang aanwezig te zijn als de kop- en
oogdraaireacties.

De oogdraainanystagmus werd in deze proeven ook eenige malen op de
draaischijf onderzocht vóór en na strychnine toediening. De slagen der na-
nystagmus werden geteld na vijf malen gelijkmatig ronddraaien, eerst naar
rechts en dan naar links, met zooveel mogelijk constante snelheid. De duur
der draaiing, de duur der nanystagmus en het aantal slagen werd genoteerd.

Eerst werd dit eenige malen bij normale konijnen onderzocht; hierbij
bleek, dat deze oogdraainanystagmus bij hetzelfde dier en op denzelfden dag
quantitatief zeer verschillend is door niet waar te nemen oorzaak. Bij strych-
nine vergiftiging werd als regel gevonden snelle vermindering van het aantal
nanystagmusslagen. Hieraan wil ik weinig waarde hechten.

Het resultaat van de onderzoekingen haar den invloed van nitras strych-
nini inspuitingen op de reflexen van den stand en van beweging.

1. Inspuitingen met nitr. strychn. van 0.01 mgr. tot 0.2 mgr. p. k. dier,
intraveneus toegediend, geven bij konijnen t.o.v. de labyrinthreflexen in het
algemeen verhooging der reflexprikkelbaarheid.

Deze verhooging der reflexprikkelba.irheid is bij de reflexen van den stand
het duidelijkst aan de compensatorische oogstanden. De labyrinthplaatsings-
reflexen zijn bij deze dosen ook zeer levendig. De tonische labyrinthreflexen
op de extremiteiten zijn, (zie de onderzoekingen van
Magnus en Wolf), bij
gedecerebreerde katten, bij deze dosen verlevendigd. Aan intacte dieren is
dit moeilijk waar te nemen.

Van de reflexen van beweging zijn na deze inspuitingen de draaireflexen
zeer levendig; een verlevendiging der oogdraainanystagmus kon slechts in één
geval bij het thalamuskonijn met zekerheid geconstateerd worden. Een ver-
levendiging der reacties op progressiebewegingen werd niet waargenomen.

2. Inspuitingen van 0.4 mgr. p. k. dier en meer geven spoedig algemeene
groote krampaanvallen met ademhalingsstilstand en verlamming der reflex-
prikkelbaarheid.

De verlammende werking van strychnine t. o. v. de labyrinthreflexen is
•evenals bij chinine zeer onderscheiden voor de verschillende reflexen.

De compensatorische oogstanden zijn alleen verlamd tijdens een adem-
stilstand; zoodra het dier weder spontaan ademt, komen ze terug en wel direct

\') Zie pag. 8.

-ocr page 61-

maximaal. De verlamming der compensatorische oogstanden is derhalve waar-
schijnlijk een stikkingsverschijnsel. ^ , u ^

De kop- en oogdraaireacties Wijven na de compensatorische oogstanden het

langst aanwezig. De kop- en oogdraainystagmus en -nanystagmus, de lift-
reactie, het uiteengaan der pooten bij liftbeweging, de labyrinthplaatsingsreflexen
en de tonische reflexen op de extremiteiten zijn eerder verdwenen dan de
eerstgenoemde; in deze vijf groepen is geen constante volgorde gevonden.

3 De labyrinthplaatsingsreflexen op den kop en de lichaamsplaatsings-
reflexen op den kop zijn bij strychnine-vergiftiging gelijktijdig of bijna gelijk-
tijdig verlamd. .....■

4 In deze proeven kon alleen verlevendiging door kleinere dosen en

verlamming door grootere dosen worden geconstateerd. Omkeer der inhibities
in contracties, zooals
Sherrington c. a. voor andere reflexsystemen vonden,
werd niet waargenomen. Bij de compensatorische oogstanden b.v. zijn de con-
tracties der oogspieren in zijligging maximaal en moeten derhalve ook de

inhibities maximaal zijn.

De onderzoekingen over den invloed van strychnme op de labyrinthre-
flexen van den stand en van beweging hadden hetzelfde resultaat als de
onderzoekingen van Magnus en Wolf over den invloed van strychnine op de
tonische labyrinthreflexen op de lichaamsspieren.

De invloed van intraveneuse inspuitingen van nitras strychnini op de
calorische labyrinthreflexen.

De invloed van narcotica op de calorische labyrinthreflexen, is reeds na-
gegaan door
Bdrdny, Rosenveld e. a. i). Zij vonden o.a., dat in lichte narcose
na koud water uitspuiten van het oor nog een duidelijke deviatie en nystagmus
optreedt, terwijl diepe narcose bij den mensch wel sterke deviatie, maar

geen nystagmus geeft. (Ruttin). . ,

In dit onderzoek is bij dieren de invloed van een sterk reflex exitans op deze

reflexen nagegaan.

PROEF I. 12 April 1919. Curve I.
Koniin 1.38 kgr. Calorisch beiderzijds goe\'d prikkelbaar.

9 mi 30 min." Actheruarcose. lu de trachea wordt een canule gebracht.

Aan de gecocainiseerde linker cornea wordt een draad bevestigd en deze ver-
bonden aan een schrijver op beroet papier. Het dier wordt geplaatst met den

Bmiit naarïict kymograüon. Narcose ai\' \'Kunstmatige adeuiha ing b ijft doorpan

10 mir 30 nin.° Uitspuiting linker gehoorgang met water 14« C. liet oog
gaat naar den kant van i\\itspuiting. De schrijver op het kymograflon ga«t n^ar
Cn Deze deviatie van het oog gaat gepaard met nystagmus (snelle com-
pS^ent der oogbewegingen), welke opgeschreven wordt naar beneden. Normale

cnrvG

5kuïSmin: C.) rechter gehoorgang. Il^t

1) Verhandlungen d. Deutsch, otolog. Ges. XX. 1911. Blz. 154.
Neurol. Zentralbl. 1911. nr. 2.

-ocr page 62-

oog gaat naar rechts, met nystagmus in tegengestelde richting. Op de curve
gaat de schrijver naar beuedeu met nystagmus naar hoven.

11 uur 10 min. Uitspuiting linker gehoorgang. De devinlio is minder sterk
dan in de normale curve, cTé nystagmus is kleiner en sneller.

11 uur 15 min. ü.3 mgr. nitr. strych. p. k.

11 uur 30 min. De tijfllijn wordt gebracht op hetzelfde niveau als de nystag-
musschrijver, de tijd wordt niet o;«geschreven, dc tijdlijn dient alleen om de
deviatie duidelijker te denionstreeren.

Uitspuiting linker gehoorgang. Deviatie gering, nystagmus uiet duidelijk
waar te uemcu door kram])achtige bewegingen der oogspieren.

12 uur 30 min. Uitspuiting rechter gehoorgang. De deviatie is duidelijk.
De nystagmus is zeer uioeilijk goed te bcoordeelcn door do spicrtrillingcu en
de spierkrampen, deze laats\'c ziju synchrooiu met die der overige lichaamsspieren.

1 uur 2iJ min. Uitspuiting linker gehoorgang. De deviatie is duidelijk.
De nystagmus is tusschen de spierkrampeu en aau het oog cu op de curve dui-
delijk waar te nemen.

1 uur 30 min. Uitspuiting rechter gehoorgang geeft hetzelfde.

2 uur. 0.3 mgr. nitr. strych. p. k. Daarna uitspuiting rechter gehoorgang.
Dc deviatie is duidelijk, zij gaat gepaard niet heftige spierkrampen die niet op
nystagmus gelijken en synchroom zijn met dc spierkraiupen der extremiteiten.

De compensatorische oogstanden zijn zeer levendig.

2 uur 15 min. Uitapuiting linker gehoorgang. Geen deviatie. Geen nystag-
mus. De oogspieren verkeeren in voortdurende trilling.

2 uur 35 min. Tijdens een uitspuiting van het\' rechter oor treedt een
strychnine-kramp op (zie curve I proef I). Vlak voor het uitspuiten is bij het
teekcn -f-, een kranipaanval begonnen. Zooura deze is afgeloopen begint bij
het pijlteeken de uitspuiting. Eerst ontstaat een vrij levendige deviatie (op do
curve ook duidelijk te zien), met onregelmatige Ppicrbewcgingen, waarin geen
nystagmus is te herkennen. Een minuut na het begin der uitspuiting ontstaan
weer algemeene krampen bij het teekcn a. !>e deviatie is tijdeus den kramp-
aanval opgeheven, dc krampaanval begint zelfs met ecu afwijking van het oog
naar links d. i. naar den kant, die niet wordt uitgespoten. Do (loor den calo-
rischcn prikkel normaal geiiihibcerdo oogspier, wordt door do strychninckrainp
tot contractie gebracht. Hier is reeds een aancluiding van reflexomkeer; spoedig
is echter het refiexsysteem verianul eu zien wij nic\'ts anders meer dan ecu
levendig spiertrillen aan de curve. Deze krampaanviil duurt 1\'/, minuut; da-
delijk na het einde van do kramp komt de normale calorische deviatie terug
met oogsniercontractics, die veel op nystagmus gelijken.

Dadelijk na het ophouden met uitspuiten, bij het, tweede pijlteeken op do
curve, ontstaat een nieuwe krampaanval; de deviatie, die na uitspuiting nog
eenigen tijd blijft bestaan, vertoont nu wederom hetzelfde beeld als bij den
krampaanval gedureiidü het uitspuiten. Weer gaat do schrijver, en dus het oog,
in een richting tegeu\'^esteld aan de normale deviatie, de oogspier, die derhalve
nominal door de calorischo prikkel nog in inhibitie moest zijn, is door do
strychninekranip in contractie gegaan. Evenals tijdens dc uitspuiting gaat
deze reflexomkecr spoedig over in reflcxverlaiumiug.

2 uur 50 min. Uitapuiting linker gehoorgang. Deviatie treedt op metspier-
trekkingen, waarin geeii nystagmus is to herkennen.

3 uur. Uitspuiting rechter gehoorgang. Status idem. Tusschen de spier-
trekkingen zijn thans echter ook nystagmoido bewegingen.

3 uur 15 min. Uitspuiting linker gchoorjjang. Het rellcxsystccm is verlamd.
Geen deviatie, üoeu nystagmus.

Thans worden nog de labyriutrcflexcn van den stand cn van beweging
nagegaan.

; »De labyrinthplaatsingsreflexeu cn do lichaamsplaatsingsreflexen op den kop
\'\'ijn beide niet meer op te wekken.

De tonische labyrinthreflexen op do extremiteiten zijn weg.

Dc conipensatorische oogstanden ziju duidelijk.

Dc tonische halsreflcxen op do oogen ziju uog aanwezig.

De kop- en oogdraaireacties eu -nareacties ziju nog aanwezig, do kop- cu
oogdraainystagmus cn -nanystagmus ziju verlamd.

-ocr page 63-

De reacties on pro^ressiebewegingen zijn weg.

Het dier wordt gedood.

Sectie: Geen afwijkingen gevonden.

PROEF II. 15 April 1919. Curve II.

""^ïil\'lTSs tï " de ie.puiUng

\'"^nürs\'/\'jf\'l5H,"Sui,.r Sr.^dt de,ia.le op e„
een kleine en snelle ^ gehooi-gang. Er komt geen dnidelijke

dev,;L!"veY e"èn • - HSi^^X^s ^ nS

^rnmm^

te latep loopen; dan ontstaan <le/.o oogbewegingen echten
.e^jer „y.t»gm,,s„nv.l d.

levendige n5st.gn>M»»n™l hon°dl plotseling op. liet oog g..t niterst l.ngza.m

"ïï\'uS S\'\'min!\'\'\'üi""p\'.lg "Sr gehoorgang ,zie enr.e II, proet II,
21 Er ontstaat ïeer spoedig Sen heftigen nyat.g.no.aanv«l; J"™ X

00 den kor."vezig. Tonlsehe labyrinthretlexon op de extremiteiten af™.
ÏÏl Mmpen™?orl»cU°e oogstanden zijn nog levendig aanwez.g. Behalve de

-ocr page 64-

nanystagmus zijn alle draaireflexen nog aanwezig. De reacties op progressie-
bewegingen zijn niet meer waar te nemen.

11 uur 48 min. 0.3 mgr. nitr. strych. p. k.

11 uur 50 min. Uitspuiting rechter gelioorgang. Er ontstaat wel deviatie,
maar geen nystagmus. Geruimen tijd nadat de deviatie is terug gegaan, ontstaat
er een spontane nystagmus.

12 uur. Uitspuiting rechter gehoorgang. Geen deviatie en geen nystagmus.
Het oog en de schrijver der curve goan zelfs een weinig in de richting tegen-
gesteld aan de normale calorische deviatie.

12 uur 5 min. Uitspuiting linker gehoorgang. Weer geen deviatie en geen
nystagmus. Wel overweegt hier in de afzonderlijke krampen der oogspieren de
spier, die de contractie voor do deviatie moest geven.

De eerstvolgeude uitspuitiugen geven hetzelfde beeld, er is geen duidelijken
invloed van het uitspuiten to zien; voortdurend is het oog onder invloed der
strychnine krampen der oogspieren, afgewisseld door spiertrillen. Wel komt er
tijdens calorisch prikkelen meer spieronrust en schijnt er een neiging tot devi-
atie te bestaan, maar deze gaat dadelijk weer terug.

12 uur 45 min. Uitspuiting rechter gehoorgang. Deviatie cn nystagmus
ziin aanwezig. Dc nystagmus houdt spoedig weer op, terwijl do deviatie lang
blijft bestaan.

12 uur 55 min. Uitspuiting linker gehoorgang. Pas na een mmuut uit-
spuiten komt de deviatie zonder nystagmus. Deze deviatie duurt zeer lang en
wordt telkens onderbroken door spierkrampen in do andere richting.

1 uur 5 min. Uitspuiting rechter gehoorgang. Er ontstaat deviatie en nystagmus,

1 uur 20 min. Uitspuiting linker gehoorgang. Er ontstaat ^een deviatie en
geen nystagmus tijdens liet uitspuiten; pas wanneer met uitspuiten korten tijd
is opgehouden begint de nystagmus, die zeer levendig wordt en waarop volgt
een langdurende en sterke deviatie zonder nystagmus.

1 uur 25 min. Uitspuiting rechter gehooreang. Er ontstaat deviatie en nystagmus.

1 uur 30 min. Uitspuiting linker gohoorpng. Geen deviatie on geen ny-
stagmus, na hot uitspuiten ontstaat een deviatie.

1 uur 35 min. Uitspuitingrochtergehoorgang. Erontstaatdeviatioen nystagmus.

1 uur 40 min. Van dc labyrinthrcllexen vau den stand en van beweging
zijn alleen do compensatorische oogstanden en do kop- en oogdraaireacties uog
aanwezig. , . . ,

2 unr 10 min. Uitspuiting linker gehoorgang. Er ontstaat deviatie, zonder

nystagmus, (Zio curvc II fig, 3). p,, r-

2 uur 30 min. Uitspuiting linker gehoorgang. (Zio curve II proef 11 fig. 4).
Er ontstaat een levendigo doTiatic, juist op het hoogste punt dor deviatie sterft
het dier.

Sectie: Geen afwijkingen gevonden.

PROEF- III. 29 April 1919. Curve III.

Konijn 1.3 kgr. Labyrinthen goed prikkelbaar.

2 uur 30 min. Aethernarcose. In do trachea wordt een canule gebracht.
Aan de gecocninisecrdo linker cornea wordt een draad
bevestigd en deze ver-
bonden aan een schrijver op beroet papier. Do
kunstmatige ademhnling bli^
doorgaan. Lichte narcose wordt voortgezet. In een verhouding aether/lucht —
1/10 wordt geen invloed van do narcose op do calorischo labyrinthreflexen
waargenomen, sterkere aether concentratie beinvlocdt duidelijk dezo calorische
reflexen. . ,

Hefr dier staat met den snuit naar het kymografion. Uitspuiting van het
linkeroor geeft normaal een omhooggaan der curve.

3 uur. Uitspuiting rechter gehoorgang. De verhouding aether/lucht is 2/10.
Er ontstaat deviatie cn nystagmus. Na de calorischo deviatie en nystagmus
ontstaat een narcose nystagmus in omgekeerde richting als dccalorische nystagmus

3 uur 20 min, Uitspuiting rechter gehoorgang. De verhouding aether/luch
is 4/10. Er treedt wel diviatie op, maar geen nystagmus. , ^ , ,

De narcose wordt nu voortgezet op 1/10. Na 20 minuten wordt het rechter
oor uitgespoten. Er treedt wel deviatie op, maar geen nystagmus.

-ocr page 65-

fr Ä Ä\'l au de

geen Dysta^mus alleen eeytc^ ^^^ i ,

of nystagmus te ^espe^en ^a gP^ui J, de rormnl^e calorische

f^\'iJiniL\'vanaf ten W^lfuUsJufting. De nystagmus gaat met kleine
deviatie, dus vanaf Gen Kam uitspuiting, aldus een totale reflexomkeer

veÄnfde\'urve moe" voT de cïloriscïe deviatie de lijn omhoog gaan,

rij gaat echter plotseling 2\\e\\\'o"^onent slaat op de curve duidelijk naar boven.
De nystagmus d.i. de sne^^^^^^^ ^^ nystagmus duurt kort; de

maar 13 .on^^^ilf „S^ ze begonnen is, ofschoon met uitspuiten

t^rvrrÄt; TaLfSfièvfatL is opgfhouden, blijft de nystagmus nog

eeuigen «jd bestaan in abnorme ^^^^^ ^^^^

De\'spi rtrmfngeS dTe\'SÄ^^^^ zi\'chtBaa zijn, houden ee\'rst op bij het
"e spif [ . ontstaat er een normale deviatie met kleine en snelle ny

uitspuiten (pijlteeken) dan on^^^^^^^^ ee ^^^^^^^ niettegenstaande met

neX comrnent^g^^^^^^ in abnormale richting, ze is «"\'\'ter «"^ege mat.g. ^Wanneer

m^n^vè^ntlagm^•»lnaonBC.cc^co„ ,„l„„ut, ont.laat otl.tcr d= nonualc doviat.c

beid» w^ge-^i^ Uitspmling rocblor gohoorgaag. Deviatie ei. ny.tagmu.

\'"""vaTSifómkeer wordt verder niets waargenomen, daarom wordt nog eens

Ä!l.pui;r„rCer\' gehoorgang. Er treedt geen deviatie op.

™ MfroTeäiÄeYaSdrÄEt/sCt meer

Tirikkplhaar De exitus is om 6 uur 20 miü. ^ ... . ,

^ sSue: AaS de inwendige organen wordt geen afwijking gevonden.

Er zijn, behalve deze drie, nog een tiental proeven gedaan op dezelfde

wijze en met soortgelijk resultaat. . ^ . x, r. j

Uit deze proeven bleek duidelijk, dat de calorische labyrinthrefiexen door
intraveneuse inspuitingen van nitras strychnini in verwarring gebracht worden.

Wanneer wij een schema willen maken van hetgeen na calorisch prikke-
len van een gehoorgang aan den oogbol kan gebeuren, kunnen wij on-
derscheiden:

Normale deviatie, d. i. deviatie naar den kant van uitspuiting.
Abnormale deviatie, d. i. deviatie naar den niet uitgespoten kant.
Geen deviatie, d. i. middenstand van het oog.

-ocr page 66-

Normale nystagmus, d. i. nystagmus (snelle component) naar den nîet
uitgespoten kant.

Abnormale nystagmus, d. i. nystagmus naar den kant van uitspuitmg.
Geen nystagmus.

Bij calorisch prikkelen kunnen aan den oogbol de volgende variaties

voorkomen.

1. Normale deviatie en normale nystagmus.

2. „ „ „ geen

3. Abnormale „ „ abnormale „

4. „ „ » geen

5. Geen g, „ „ »

Wanneer wij nu de proeven en curven na strychnine-vergiftiging nagaan,
dan kunnen wij deze vijf variaties terug vinden. , i ♦

1. Normale deviatie en normale nystagmus vinden wij tijdens de lichte
strychnine-vergiftigingen, de nystagmus en deviatie zijn dan alleen wat
verlevendigd; ook in latere stadia komt echter dikwijls nog normale deviatie
en nystagmus voor, dan echter wat onregelmatig van vorm.

2 Normale deviatie en geen nystagmus. Hiervan zijn vele voorbeelden,
ook curve 11 fig. 2 en 4. In fig. 2 ziet men dit pas wanneer met spuiten is
opgehouden.

3. Abnormale deviatie en abnormale nystagmus. Hiervan is een voor-
beeld in curve III. .

4. Abnormale deviatie en geen nystagmus. Dit is te zien op curve III.

5. Geen deviatie en geen nystagmus. Hiervan zijn weer zeer vele voorbeelden.

Wij zien, dat al de schematisch mogelijke oogbewegingen op de curven

zijn terug te vinden. ,

Elke uitspuiting geeft als verrassing een der genoemde vormen, daar het

geheele reflexsysteem in verwarring verkeert na strychnine-mspuitingen.

In deze proeven was duidelijk refiexomkeer waar te nemen. Het was
echter een zeer inconstant verschijnsel.

Vooral om een duidelijker beeld te verkrijgen van de juist waargenomen
verschijnselen van strychnine-vergiftiging werden nog in eenige proeven de
ooïpièren (musc. rectus internus en musc. rectus externus) vrij geprepareerd
en verbonden met schrijvers op beroet papier.

PROEF IV. 5 Mei 1919. Curve IV.

Konijn 3.1 k.r De De

9 nur vm. Aethernarcose. In do "aclica worni toa "oginsertio eu

musc. recü int. en ext. sin. worden vnjgcpro^^ van hun o g ^ ^^^

met draden verbondon aan «P ^^^^^^^^^^^^^ Ï)e musc. rectus

Ï2!:nuSijrd^c=e schrijft de benedenste

lijn op do curve.

-ocr page 67-

10 uur 30 min. Uitspuiting linker gehoorgang met water van 14° C. (Zie

curve normale curve. De musc. rectus externus vertoont een duidelijke

contractie (deviatie) met mooien regelmatigen nystagmus. De musc. rectus internus
eeeft een kleine deviatie en een kleinen nystagmus. , , , •

^ 10 nur 50 min. Bij het teeken wordt 0.34 mgr. nitr. strych. p. k. intra-
veneus ingespoten. , , i a ;i/>

Er ontstaat, ni ongeveer 50 seconden, een algemeenen krampaanval. Aan de

oogspieren zien wij het volgende: (zie curve IV fig. 2). h«, ^„rvp^

De mudc. rectus externus gaat eerst in contractie (sterke stijging der curve),
dairna eerst even een vermindering van deze contractie en dan weer een ver-
sterking; zoodra deze krampaanval
weer afneemt, wordt het linkeroor uitgespoten.
De rectus externus gaat nu weder langzaam m
maximale contractie, in bet
begin met eenige onregelmatige spierbewegingen en met spiertrillingen.
Siy-

staemus wordt niet waargenomen. ___

De musc. rectus internus gaat eveneens eerst in contractie, op de curve een
scherpe top vormend. Op deze contractie volfft een sterke inhibitie (daling der
curve! Behalve de eerst optredende gelijktijdige contractie van de beide anta-
gonisten, vormen de curven van de twee oogspieren
eikaars spiegelbeeld, de eene
Ipier is gecontraheerd (externus), de andere is in inhibitie (internus). In het
begin
der strychninekramp, hebben wij dus een opheffen der samenwerking der
twee antagonisten, beide spieren gaan in contractie, daarna komt weer de samen-
werking en gaat de internus in inhibitie. Na de kramp wordt dadelijk het
linkeroor uitgespoten. Hierop volgt een sterke contractie van den musc. rectus
externus en een sterke inhibitie van den musc. rectus internus met onregelmatge
spierbewegingen waarin geen nystagmus is te herkennen.
Hier dus weer sterke
deviatie zonder nystagmus. Fig. 2 curve IV toont zeer duidelijk den grooten
invloed van strychnine op het calorische reflexsysteem.

10 uur 58 min. üitspuitiug linker gehoorgang. De musc. rectus externus
eeeft eerst nystagmus en geringe deviatie, pas na eenige seconden ontstaat
duidelijk deviatie, die even later weer terug gaat, terwijl de nystagmua blijlt;
het is een normale calorische nystagmus. Aan den musc. rectus int. is een kleine
calorische nystagmus waar te nemen, eveneens met geringe deviatie.

11 uur 10 min. üitspuiting linker gehoorgang. De musc. rectus externus
gaat in contractie, de internus in inhibitie. De nystagmus van den internus is
zeer klein, de externus schrijft een goede nystagmus.

11 uur 20 min. Uitspuiting linker gehoorgang. De musc. rectus externus
gaat goed in contractie, de internus geeft inhibitie, beide zonder nystagmus, na
lang uitspuiten ontstaat een kleinen nystagmus.

12 uur. üitspuiting linker oor. Eerst ontstaat een kleine contractie van
" beide spieren, dan gaan ze beide in inhibitie, terwijl ook algemeene krampen

optreden. Na deze inhibitie gaat de externus in contractie, de internus blieft
eerst in inhibitie; daarna gaat de internus een
weinig in contractie, terwijl juist
de externus weer verslapt. Weer derhalve een aanwijzing van reflexomkeer.

12 uur 30 min. Exitus.

Sectie: Macrosc. geen afwijkingen.

PROEF V. 6 Mei 1919.

Konijn 1.45 kgr. De labyrinthen zijn calorisch goed prikkelbaar.

6 uur nm. Aethernarcose. In de trachea wordt een canule gebracht. Proef-
opstelling als in de vorige proef. Het dier heeft 20 mgr. atropine gehad.

7 uur. Uitspuiting rechter gehoorgang (water 14"). De musc. rectus internus
komt in contractie met sterke nystagmusslagen. De musc. rectus externus geeft
slechts geringe deviatie met nystagmus. i , j .

7 uur 10 min. 0.5 mgr. nitr. strych. intraveneus. Na enkele seconden tre-
den algemeene krampen op, beide spieren gaan eerst in contractie, de externus
blijft iets langer in contractie dnn de internus, daarna gaan ze beide in middeostand.

7 uur 11 min. Uitspuiting rechter gehoorgang. De internus, die op dezen
calorischen prikkel in contractie moet gaan, antwoordt op dezea prikkel door
een geïsoleerde spierkramp; na deze kramp blijft zo in een lichte deviatie stand
zonder nystagmus. De externus reageert niet op dezen prikkel.

-ocr page 68-

? nur 40 min. Uitspuiting rechter gehoorgang. De internus geeft een mooie
contractie met een kleine nystagmus; de externus is in inhibitie zonder nystagmus.

8 uur 20 min. üitspuiting rechter gehoorgang. De internus geeft contractie
en nystagmus. De externus geeft inhibitie en nystag^mus.

8 uur 30 min. üitspuitmg rechter gehoorgang. De internus gaat een weinig
in inhibitie, maar vertoont voortdurend contracties. De externus gaat een wei-
nig in contractie, maar vertoont voortdurend inhibities, synchroom met ae con-
tracties der internus. Hier is derhalve weer reflexomkeer.

8 uur 50 min. üitspuiting rechter gehoorgang. De internus trekt samen
met nystagmus, de externus verslapt zonder nystagmus.

9 uur. 0.3 mgr. nitr. strych. intraveneus.

9 uur 10 min. üitspuiting rechter gehoorgang. De internus geeft weer een
geïsoleerde contractie en blijft daarna in een lichte contractiestand. De externus
doet niets alleen eerst wat spiertrillen.

9 uur 30 min. Uitspuiting rechter gehoorgang. Geen reactie aan beide
spieren waar te nemen.

10 uur. üitspuiting rechter gehoorgang. Contractie van den externus zon-
der nystagmus. De internus reageert niet. Het geheele calorische reilexsysteem
is hierna verlamd.

10 uur 30 min. Do tonische reliexen van den hals op de oogspieren zyn
nog duidelijk aanwezig. Compensatorische oogstanden en kopdranireacties zijn
nog
aanwezig. De andere reliexen van deu stand en van beweging zijn niet
meer op te wekken. .

10 uur 35 min. Het dier wordt gedood. Bij do sectie worden geen afwij-
kingen gevonden.

In al onze curven was de inhibitie van de oogspier, die in inhibitie moest
gaan, gering evenals de nystagmus aan dezen spier.

Uit deze twee proeven blijkt in de eerste plaats, dat het reflexsysteem der
calorische labyrinthreflexen tijdens strychnine-vergiftiging in verwarring verkeert.
Dikwijls zien wij twee antagonisten tijdens
strychnine-intoxicatie tegelijk con-
traheeren, evenals
Sherrington dat zag aan willekeurige spieren der extremiteiten
door opheffing der reciproque innervatie, maar nooit konden wij een bepaald
intoxicatiestadium vinden, waarbij iedere inhibitie overging in contractie met
vaste regelmaat. Ook werd in deze proeven eenige malen reflexomkeer bemerkt.

Het hoofdkenmerk van deze strychnine-vergiftiging is de verwarring van
het reflexsysteem. Nu eens is alleen de nystagmus vair een der spieren of
van beide weg, dan de deviatie. Nu eens is de deviatie uiterst leven-
dig zonder nystagmus, dan weer is de nystagmus levendig zonder duidelijke
deviatie, terwijl hierin geen bepaalde regelmaat is te herkennen.

Het resultaat van deze onderzoekingen over den invloed van strychnine
op de calorische labyrinthreflexen is, dat wij hierin drie stadia moeten onder-
scheiden.

1. Een stadium van lichte intoxicatie, waarin alleen verhoogde reflex-
prikkelbaarheid bestaat.

2. Een zwaarder intoxicatiestadium, waarin de calorische labyrinthreflexen
in verwarring verkeeren en soms ook reflexomkeer vertoonen, zooals
Sherrington e. a. dit bij andere reflexsystemen tijdens strychnine-in-
toxicatie waarnamen.

3. Het eindstadium der intoxicatie, waarin slechts verlamming van het
geheele reflexsysteeni werd waargenomen.

-ocr page 69-

Dan is nog duidelijk waargenomen, dat tijdens strychnine-intoxicatie dik-
wijls levendige deviatie optreedt zonder nystagmus.

De invloed van stryehnine-vergiftiging op de versehynselen, die optreden
na ^L^dige labyrinthexstirpatie (speeiaal t.o.v. de deviatie van beide oogen

met nystagmus).

Dit onderzoek is nog verricht om na te gaan, of ook bij de oogdeviabe en
-nystÏÏmurdie ontstaan na eenzijdige labyrinthexstirpatie, refiexomkeer zou

zijn waar te nemen.

r ^rrtïr::." ijderde labyrinth .rticaal naar

- 0 kan men de

.rooL deï deviatie en van den nystagmus wijzigen, door de plaatsmg van den

Tn in de ruimte te veranderen. Zij vonden een maximum en een mm.mum.

\' MaximuTdeviatie en minimum nystagmus bij plaatsing van den kop zoo,
dat het oocr der geopereerde zijde naar boven staat. , „„

Minium deviatie en maximum nystagmus bij plaatsmg van den kop zoo.
dat het ooe der geopereerde zijde naar beneden is. ...... „„

Bil alle andere plaatsingen van den kop in de rumüe z.jn devat.e en

nystagmus van intermediaire grootte.

PROEF I. 13 Mei 1919. Curve V.

9 uur 30 min. Aethernarcose. „ternus cn nternus *an het

Venacanule in de W^^enare^^^^ verbonden aan schrij-

Bin. schrijft de bovenste hjn,

de musc. rectus interns sin. do benedenste.

; r\'-r\' "g^cTSf;,» d» 0„.,unc d.viauc e«
nyst^gmus^^^^ rectus externus is in contractie.

1-ra. 0.0 .gr. „ur.

Strych. p. k. ingespoten. «iffcmeene krampen. Beide snieren gaan in

cont a\'ctrd\'e^rc. rSu^tSu» in extractie dan l. musc. rectus
internus, deze heeft een sterk spiertrillen.

11 uur. Geen nys^tagmu^ wel ^ spierkrampen. Aan do curve

1) Pflüg. Archiv. Bd. 154, 1Q13, blz. 188.

-ocr page 70-

onregelmatige nystagmus. Bij de spierkrampen gaan beide spieren in contractie.

Na deze krampaanval (zie fig. II) vertoont de musc. rectus internus een nystag-
mus met duidelijk dc snelle component naar beneden, terwijl voor de strychnine
toediening op de normale curve de snelle component naar boven gaat.

De musc. rectus externus geeft ua de krampaanval nystagmus met de snelle
component naar boven, daarna is er in korten tijd geen nystagmus waar te
nemen, hierop ontstaat weer nystngmus met de snelle component naar boven
(zie fig. II vergroot weergegeven). Op de normale curve gaat dc snelle com-
ponent naar beneden. , , v •

Hier is derhalve eveneens reflexomkeer ontstaan door de sfrychnine ver-
giftiging, als bij de calorische labyrinthreflexen.

11 uur 40 min. Ue nystagmus is weer normaal geworden; nadat de ny-
stac^mus een tijdlang niet was waar te nemen, is zij vlak voor ecu krampaanval
teruggekomen. Bij de kramp gaan weer beide antacouisten in contractie, daarna
vertoonen ze normale nystagmus, dus omgekeerd als te 11 uur 15 min.

Aan het einde der proef schijnt de contractietoestand van den exlernus s erk
afgenomen, dus vermindering der deviatie door verlamming von bet retlex-

sysJe^m.^ ^^ deviatie kan op de curve geen goed oordeel worden geveld omdat

deze deviatie constant aanwezig is. , , i

12 uur 10 min. Weer normale nystagmus, die begint vlak voor een kramp-
ainval, overigens hetzelfde beeld als om 11 uur 40 min.

1 uur 30 min. Calorische prikkeling van het nog intacte labyrinth (water 14 O).

Geringe contractie van deu musc. rectus internus sinister. De musc. rectus
externus reageert niet. Geen der twee spieren geeft nvslagmus. _

1 uur 45 min. Uitspuitiug rechter gehoorgang. Lichte contractie van den
musc. rectus internus sin., overigens geen reactie.

2 uur. Dc invloed van dc tonische halsreflexen op de oogspieren is nog
aanwezig. Wending van het lichaam naar het rechter oor (kop stevig in kop-
klem) geeft samentrekking van den musc.
rectus externus einister cu verslapping
van den musc. rectus internus sinister.

Deze proef is oen bevestiging vau wat gevonden is voor do calorische laby-
rinthreflexen. liet reflexsysteem van deze rcaexen is in volkomen verwarring;
reflexomkeer was hier zeer duidelijk waar te nemen. _ . • i -i

In deze proef ging do door do eetizijdige labyrinthexstirpa\'ic in inliiDiiio
verkeerende spier tijdens de krampen in contractie, samen met den reeds samen-
getrokken spier, dus ook hier ophefling der rccipro<inc innervatie.

SAMENVATTING.

De werking van strychnine op de labyrinthreflexen is drieerlei:

1. Verhoogt strychnine de reflexprikkelbaarheid, wanneer men het geeft
van 0.01 tot 0.02 mgr. p. k. intraveneus.

2. Brengt strychnine het labyrinthaire reflexsy&teem in verwarring, inhi-
bities worden tot contracties, waarbij geheele reflexomkeer kan worden aan-
getoond. Deze verwarring en reflexomkeer kan alleen duidelijk worden waar-
genomen bij die proeven, waarbij de oogspierbewegingen nauwkeurig worden
geregistreerd. Bij het onderzoek naar de reflexen van den stand en van bewe-
ging, waarbij door den aard van het onderzoek alleen grovere en langer
durende bewegingen goed kunnen worden waargenomen, wordt geen verwar-
ring en reflexomkeer gezien.

3. Verlamt strychnine de reflexprikkelbaarheid, wanneer men het geeft in
dosen van 0.4 mgr. en hooger.

-ocr page 71-

Deze verlammende werking van strychnine is zeer electief.
De compensatorische oogstanden zijn alleen verlamd tijdens een adem-
halingsstilstand, maar blijven overigens tot den dood maxunaal levendig De
ÏrycLine verllmt dit reflexsysteem niet. De kop- en oogdraaireacties worden
pas in een laat stadium verlamd en zijn dus
zeer resistent.

De calorische deviatie blijft in het algemeen langer bestaan dan de nystag-

mus in één proef zelfs tot aan den dood.

üLijls is er tijdens het uitspuiten wel een sterke nystagmus maar een
zeer gèrinie deviatie, welke eerst na het uitspuiten levendig wordt, terwijl met
het stiieen der deviatie de nystagmus minder wordt.

De labyrinthrefiexen van den stand en de kop- en oogdraainystagmus cn
-nanystagmus zijn verlamd op eenigzins wisselende P^"«^«" der vergj^^hgmg.
Deze reflexgroepen zijn echter constant veel eerder verlamd dan de compen-
satorische oogstanden en de kop- en oogdraaireacties.

-ocr page 72-

HOOFDSTUK IV.

DE INVLOED VAN PIKROTOXINE INSPUITINGEN OP DE LABVRINTHREFLEXEN.

Pikrotoxine is evenals strychnine een sterk werkend krampgift. Bij mensch
en dier worden na pikrotoxine-toediening heftige krampen waargenomen, vooral
in de extremiteiten, waardoor het lichaam mi eens in opisthotonus, dan weer in
emprosthotonusstand wordt gebracht.

Het is het werkzame bestanddeel van de zoogenaamde kokkelkorrels (Fructus
Cocculi), die gebruikt worden als vischgift, en om bier meer bedwelmend te maken.

Medicinale vergiftigingen zijn voorgekomen, doordat kokkelpoeder gebruikt
werd in omslagen bij hoofdongedierte, doordat tinct. cocculi als abortivum
was gebruikt (door
Menko beschreven in 1896) en doordat het als middel
tegen nachtzweet werd aangewend \').

Onderzoekingen van Qottlicb, Roeber, Falck, Luchsingcr e.a.\'\') toonden
aan, dat pikrotoxine een hersenvergift is, maar dat het ook het ruggemerg sterk
beïnvloedt.
Morlta vond, dat konijnen wier groote hersenen waren wegge-
nomen even goed de pikro-toxinekrampen vertoonen als normale konijnen
Roeber en Pollock and Holmes vonden *) sterke werking op het vaguscentrum.
Pollak and Treadway^) vonden prikkeling van het ademcentrum, voordat de
krampen nog begonnen. Dit zijn alle waarnemingen bij konijnen, waaruit
blijkt dat pitrotoxine bij deze diersoort vooral werkt op de hersenstam.

Onderzoekingen van Magnus toonden aan: „dat bijv. de centra der
labyrintiiplaatsingsreflexen liggen in de middenhersenen, dat de centra der
kopdraaireflexen nog bij het kleinhersen-oblongata dier aanwezig zijn, dat de
compensatorische oogstanden nog bij het middenhersendier aanwezig zijn,
terwijl de centra van de tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten caudaal
liggen van de plaats van intrede der octavi.

>) R. Kobert: Intoxicationen pg. 1093.

2) Qottlicb: Arch. f. exp. Path. u. Pharm. Bd. 30, biz. 21, 1892.
Rocbcr: Arch. f. Anat. u. Phys. 1869, biz. 38.

Dr. Falck: Deutsche Klinik 1853, p. 47-52.

Luchsinger: Pflüg. Arch. Bd. 16, biz. 530, 1878. ,oo

3) Sukcta Morita: Arch. f. exp. Path. n. Pharm. Bd. 78, biz. 188, 1915.
Pollock and Holmes: Archiv, of int. med. 1915, bd. 16, biz. 213.

5) Pollak and Treadway: Archiv, of int. med. 1913, bd. 12.
R. Magnus: Pflüg. Arch. Bd. 163, biz. 405, 1916.

Pflüg. Arch. Bd. 159, biz. 224, 1914.

-ocr page 73-

Daar derhalve de centra der labyrinthrefiexen alle in de medulla oblongata en
de hersenstam liggen, heb ik nagegaan of pikrotoxine een bijzondere werking op
de labyrinthrefiexen bezit.

Mijne onderzoekingen over de werking van pikrotoxine op de labyrinth-

reflexen zijn gedaan bij konijnen en katten. . ut

S] katten is na decerebratie de werking van pikrotoxine onderzocht op de

tonische labyrinthrefiexen op de lichaamsspieren.

Bij konijnen is haar werking op de andere labyrinthrefiexen nagegaan.
Onder aethernarcose werd bij konijnen voor de inspui mgen een canule m
de trachea gebracht, opdat ze snel in verbinding gebracht konden worden met
h t oes ei\'voor kunstmatige ademhaling, evenals bij ^e stryc nme-proev^
De reflexen van den stand en van beweging zijn onderzocht door d gen

aaneen kleine dosen pikrotoxine (beneden 2 mg^ p. k di^) ^^^^^^^^
spuiten of door ineens groote dosen pikrotoxine (2 mgr. en meer) mtra

\'\'""VwSg van pikrotoxine is derhalve evenals bij chinine onderzocht
tijdens chronische en tijdens acute pikrotoxine intoxicatie bij dieren, waarbij
voor de inspuitingen de labyrinthrefiexen normaal aanwezig waren

Het spLtrilfen bij progressiebewegingen is bij konijnen met te voelen
De invloed van pikrotoxine op de calorische labyrinthrefiexen .s onderzocht
door het intraveneus in te spuiten, waarbij de gehoorgang hetzij voortdurend,
hetzij intermitteerend met koud water werd uitpspoten.

De oogbewegingen zijn evenals bij strychnine nagegaan door of het intacte
oog, of de geprepareerde oogspieren met draden aan schrijvers op beroet

\'\'\'^\'De^\'n^edtln pikrotoxine op de verschijnselen, die optreden na eenzijdige
labyrinthexstirpatie is niet nagegaan.

De invloed van intraveneuse pikrotoxine inspuitingen op de labyrinth-
reflexen van den stand cn van beweging.

a. Chronische pikrotoxine intoxicatie.

PROEF I. (Tabel X).

Knniiti 13 kgr. De itvbyrinthreilexen zijn normaal fianwczig. Alleen de
tonisdie Wrlth?etlexen op\'de extremiteiten zijn niet duidelijk te yoelen.
lonisciie X i intraveneus ingespoten-

Lr^ iur LJ wordt een verfevendigin^ der labyrinthreilexen vau den
slanï ïn ^n bewegiug waargenomen. Deze verlevendiging is met -zoo sterk,
dat \'ij met ± op tabel is aangeduid. Vooral «au de compensatorische
nn,r<,tandeu ct aan de draairellexen is de verlevenaiging duidelijk, «n^r

oogstanden labyrinthplaatsinpreÜexen op den kop

Sk"\'le?ênl£er"geS De toniscl/e labyVinthrefTexen op de lichaams-

dezelfde verhooging der retlexprikkel-

baarheid waargenomei!.

6 Juni 1919. 10 uur vm. Weer 0.05 mgr. pikroto.xine p. k. dier intraveneus.

-ocr page 74-

Proef I blz. 50. Tabel X Chron. Pikrotoxine intoxicatie.

II, Reflexen van beweging

I. Reflexen van den stand

Reacties op progessiebewegingen

Spiertrillen
na bew.

a-s a «

«iS £ S

O - 2 -O

O m O .

O- a
►.Om"
u ü O

bC

a \'Ec 60.S

s

S\'vS\'^

Draaireflexen

Labyrinth-plaatsing-
reflexen in de lucht

0}
\'S

2 c

CX)
g

O, O

6 O

O

O

Genees-
middel :

Pikro-
toxine
p. k. dier

Liftreactie
naar

Oogdraaireflexen

Gewicht
proef-
dier

Konijn

Kopdraaireflexen

Verdere
bijzonderheden

Datum

naar;

bo
C

\'i

cx

a

-Sc

M 2

ta
c

\'Sb
bo

4)
)-■

1)
m

\'S\'

O

H

bo
d
\'S)

\'dc
li

bene-
den

bo-
ven

a £

V r<

M g

R L

R L

R L

R L

R L

R LR L

R L

5 VI M9

4-

4-

4-

4-

4-

-f

4-

-i-

4-

-F

4-

-F

4-

4-

1.3 kgr.

0.05 mgr.

10.00 vm.

4-

4-

4-

4-

4-

4-
4-

4-

-f

-i-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

-h

4-

4-

4-

De labyrinth-reflexen
zijn allen iets leven-
diger.

11.00

vm.

4-

4-

4-

T

-f

4-

4-

4-

4-

4-

-f

4-

4-

4-

4-

-h

4-

6.00

nm.

4-

4-

T

4

4-

4-4-4-

6 VI \'19

lO.OO vm.

4-4-4-

T"

4-

T"

0.05 mgr.

T"

4

"4
4-

4
4

-f

4-
±

-t-4:


4-

4-


4-

11.00 vm.


4

4

T"

"4-
4-

4

i
4

_4:_
4
4-

4-

4-4-4-4-4--1-4-4-4-

4 -f-l-

-t- -i--f

De icopdraainyitagmus is
\'t meest verlevendigd.


4






4-

7 VI \'19

iO.OO vm.

4-

0.05 mgr.

4

4

T"
4

"4-

4-
4_
\'4-
4-

4-





-i-

4-

8 VI \'19
lO.OO vm.

4-

0,05 mgr.

4-
4--f
4


T
4

4-4--f--i-
.....

-f-f-r^ I

-l--|- 4- -j- 4-

4-

9 VI \'19
lO.OO vm.

4-

0.1 mgr.

4
4

4
4

4

4
44



-h

11 VI \'19

0.2 mgr.

"4

4

T"
4

4
T"
4

4-44
4-44

t T

4-

4-

0.6 mgr.

12 VI \'19

_4L
4
4
4
4-

4--f

4
4- 4-

4"

±±±±±±±±±±-\'t±
-f4- 4- -f- -f ,
4--4- 4-4- -H

• " I 4-4-4-I-4

4- _; ; ;

4
444 4-
4-4 4



4-


13 VI \'19

0.6 mgr.

4T
• ■



4

4-

4-

4-



4-

14 VI \'19

0.6 mgr.

4

4

4

-I-

4-

4-4-

4-

4-

T-

16 VI \'19

qP

mgr.

4

De labyrinth-reflexen zijn
allen vrij levendig.

T? VI \'19

lO.oo vm.

4-

4-

H-4-4-4-4-

4-

4-

4-4-

4-

4-4-4- 4-

4-

4-

4-

10.30
mgr.

te
1

10.50 vm.

T

Geen krampaanvallen,
diarrhee.

=F=F

12.00 vm.

3.00 nm. Exitus in een krampaanval nadat nog 2 mgr. p. k- is ingespoten.

-ocr page 75-

Een uur later is de verlevendiging dezer labyrintlirellexen nog duidelijker
dan den vorigen dag. Ter vergelijking wordt bij de draaiproeven naast" het
pikrotoxinedier altijd een normaal dier mede gedraaid.

De labyrinthplantsingsrellexen op den kop en de compensatorische oogstanden
zijn zeer levendig.

De kop- en oogdraaireaeties en-nystagmus zijn zeer duidelijk veel levendiger
dan voor de inspuitingen. De kop- en oogdraainareacties en -nanystagmi zijn
minder duidelijk verlevendigd dan de draaireacties en -nystagmi, maar zij zijn
toch veel levendiger dan voor de inspuiting. De reacties op progressiebewegingen
zijn duidelijker bij het pikrotoxinedier dan bij het normale dier.

Deze sterke verlevendiging blijft den geheelen dag door bestnan.

7 Juni 1919. 10 uur vm. liet dier heeft nog duidelijk zeer levendige laby-
rinthreflexen. Weer wordt 0.05 mgr. pikrofoxine p. k. dier intraveneus ingespoten.
Na deze inspuiting wordt niets anders waargenomen dan verhoogde reflexprik-
kelbaarheid, vooral do kopnystagmus is thans, evenals bij dc chiuiuc-intoxicatie,
zeer levendig, de kopdraaireactie is echter hier ook zeer levendig. Dc tonische
labyrinthreflexen op do extremiteiten zijn thans voor het eerst duidelijk te voelen.

8 Juni 1919. Status idem. 0.05 mgr. pikrotoxiuc.

9 a 1919. Nu wordt 0.1 mgr. pikrotoxino ingespoten. Dezelfde verle-
vendiging der reflexprikkelbaarheid; vooral dc kop- en oogdraaiiiystagmi zijn
zeer levendig.

11 Juni 1919. 0.2 mgr. p. k. Status idem.

12 V 1919. 0.6 ,

13 , 1919. 0.G , , , , ,

14 , 1919. 0.6 , , , , r

16 » 1919. Om 10 uur vm. wordt 1 mgr. pikrotoxino inlravencus gegeven.

10 uur 3\') min. Het dier heeft een zeer snelle ademhaling, maakt voortdurend
heen en weer ganndo kopbewegingen, spreidt do voorpooten, zoodat hot met den
bnik op den grond ligt. Vluchtbewegingon zijn niet meer op te wekken, zoodat
de gang- of evenwichtsstoornissen niet meer zijn waar te nemen. Geen kramp-
aanvallen komen voor.

Do labyrinthplaatsingsreflexen op deu kop zijn in rechter en linker zijlig-
ging nog aanwezig, maar reeds zwakker dan normaal, bij hangen, kon naar
boven, gaat de kop nog naar den normalen stand, in rugligging hangt (Ie kop
naar beneden, bij hangen, kop naar beueden, staat de kop in een stand —90";
deze labyrinthreflex is dus niet meer aanwezig.

Do lichaamsplaatsingsroflcxen op den kop zijn nog duidelijk aanwezig,
eveneens do halsplaatsingsrcfloxen.

Do coinponsatorischo oogstanden zijn nog aanwezig, maar niet meer levendig.

De tonische labyrinthreflexen op do lichaamsspieren zijn niet te voelen.

De kop- en oogdraaireacties on -nareacties zijn nog goed aanwezig. Dc kop-
en oogdraainystagmus en -nanystagmus zijn reeds verzwakt.

Do liftreacties zijn onduidelijk geworden.

Het uiteengaan der pooten bij liftbewcging cveneeng.

17 Juni 1919. 10 uur vm. Allo labyrinthreflexen zijn weor duidelijk aan-
wezig, zelfs weder levendig, alleen do tonische labyrinthreflexen op de extre-
miteiten zijn niet te voelen. Het dier schijnt zich geheel hersteld tc hebben en
springt bij nadering weg.

10 uur 30 min. 1 mgr. pikrotoxino p. k. dier intraveneus.

10 uur 45 min. Het dier zit weor ineengedrongen in een hoek, do voorpooten
wijd uiteen, kop en buik op den grond. De ademhaling is zeer snel. Met den
kop maakt het dier telkens heen en weer gaande bewegingen.

10 uur 50 min. De labyrinthplaatsingsroflexen on den kop zijn bij ruglig-
ging en bij hangen, kop naar beneden, geheel weg. Bij hangen, kop naar boven,
en in rechter of linker zijligging zijn ze soms nog zeer zwak aanwezig.

De lichaamsplaatsingsreflexen op den kop zijn nog zeer duidelijk aanwezig,
zoo ook de halsplantsingsreflexen.

De compensatorischo oogstanden zijn afwezig.

De kopdraaireacties en -nareacties zijn aanwezig.

-ocr page 76-

De kopdraainystagmus cn -nanystagmus zijn zeer zwak of afwezig.
De
oo<^draaireacties en -nareacties zijn zwak aanwezig.

De oogdraainystagmus eu -nanystagmus waren afwezig of zeer zwak aan wezig.
De liftreacties en het uiteengaan der pooten Uij liftbeweging is met meer

aantoonbaar. ^^ ^^^^ Arische oogstanden zijn zeer ^^ak aanwezig. De
draaireflexen zijn nog zwakker geworden. Overigens zijn de labyrinthreflexen
STebTeven llet^dier maakt%en zieken indruk, heeft diarrhee cn zit meen-

gedoken in z^n^hok. ^^^^^ ^^^^^^ ^^^^ ^^^^^^ nog eens 2 mgr.

pikrotoxine intraveneus in te spuiten. Er ontstaari krampaanvallen, de abyrinth-
Fèflexen zijn spoedig geheel verlamd, de kopdraaireacties blijven het langst

aantoojibaar._^^^^ labyrinthreflexen zijn nog zonder registratie onderzocht; deze
zijn evenals de andere labyrinthreflexen niet meer op te wekken.
Exitus. Bij de sectie worden geen afwijkingen gevonden.

Er werden 5 proeven gedaan op dezelfde juist beschreven wijze en met

gelijk resultaat. .

Het meest op den voorgrond tredende verschijnsel is: sterke verievendigmg
der labyrinthreflexen door zeer kleine dosen pikrotoxine; behalve deze verle-
vendiging is dan aan de dieren geen enkel verschijnsel waar te nemen.

Deze verlevendiging der labyrinthreflexen gaat slechts langzaam terug, zelfs
dosen 0.05 mgr. p. k. dier gaven na 24 uren nog duidelijk verhoogde reflex-
prikkelbaarheid t. o. v. de labyrinthreflexen.

Twee dieren werden, na een voorafgaande reeks van 4 dagen dagelijks
0.05 mgr. pikrotoxine en eenmaal een dosis van 1 mgr. p. k. dier gekregen te
hebben, verder met rust gelaten; zij herstelden geheel, maar zeer langzaam.
Nog dagen na de inspuitingen was duidelijk de verhoogde reflexprikkelbaarheid
der labyrinthreflexen waar te nemen, zonder eenig ander verschijnsel.

Dosen van 1 mgr. gaven na deze chronische pikrotoxine intoxicatie soms
lichte\' krampen soms niet. Het eerste verschijnsel van een zwaardere vergif-
tiging is de snelle ademhaling. Het dier gaat dan ineengedrongen in een hoek
zitten en is niet meer tot vluchtbewegingen te brengen. De voorpooten wor-
den, evenals bij de chinine intoxicatie, zoover mogelijk uiteen geplaatst om een
groot steunvlak te verkrijgen, kop en buik rusten op den grond. Met den kop
worden dikwijls heen en weer gaande bewegingen gemaakt, ook gelijkende
op de bij chinine vergiftiging waargenomene kopbewegingen.

De sterke werking van pikrotoxine, speciaal op de labyrinthreflexen,
blijkt duidelijk bij het vergelijken van de pikrotoxinewerking op de verschil-
lende plaatsingsreflexen. Terwijl de labyrinthplaatsingsreflexen op den kop nog
zeer zwak of reeds afwezig zijn, zijn de plaatsingsreflexen op den kop door
asymmetrische prikkeling der sensibele lichaamszenuwen en de halsplaatsings-
reflexen i) en de plaatsingsreflexen op het lichaam door asymmetrische prik-
keling der sensibele iichaamszenuwen nog zeer duidelijk aanwezig.

Deze toestand met lichte krampen, waarbij sommige labyrinthreflexen zeer

\') R. Magnus: Pflüg. Archiv. Bd. 163, bIz. 451, 1Q16.

-ocr page 77-

Proef II biz. 53. Tabel XL Acute Pikrotoxine intoxicatie.

I. Reflexen van den stand

II. Reflexen van beweging

Reacties op progressiebewegingen

Liftreactie
naar

bo- bene-
ven den

Draaireflexen

Labyrinth-plaatsing-
reflexen in de lucht

0.
O

C V

(t) z

X C

u 4)

-g S

.2 «

Genees-
middel :

Pikro-
toxine
p. k. dier
intra-
veneus

Ü
jn

2 c

si

C w
V M

a o

S o
o
U

Oogdraaireflexen

Kopdraaireflexen

Gewicht
proef-
dier

Konijn

Spiertrillen
na bew.
naar:

Verdere
bijzonderheden

B!S O 2

Ü g

o «> o ^

o.^ a. S

M o ^ «

u u n

T3 oe-Xl «

Datum

bo
c
\'Si

bo

00
c

bo

a

V

S ^

V (H
ÖC fi

c n

a
o

c

c ^
a

&0
a

.SP
\'
m
3

i i

i i
» 5,

S-e

R L

R L

R L

R L

R L

R L

R L

R L

Oil ^

V f

a:

t diet vettoont geen
afwijking.

-f

5 V \'19

1.3 kgr,

?

10.00

2 mgr.

vm.

^


=F

10.10

vm.

10.15 vm.
10.20

4-

-f

vm.

10.30

vm.

10.40

vm.


10.50

vm.

Elxitus door ademhalingsstilstand.

-ocr page 78-

duidelijk waren verlamd, duurde ongeveer een Va uur tot 1 Va uur na de inspuiting,
daarna herstelden de dieren langzaam.

De labyrinthreflexen bleven dan echter vele dagen lang zeer levendig.

De verlammende werking van pikrotoxine blijkt in deze vijf proeven anders
te zijn dan die van chinine en strychnine.

De labyrinthplaatsingsreflexen worden tegelijk met de compensatorische
oogstanden zwakker, zij verlammen echter iets eerder. Zij zijn evenals bij
chinine zeer veel eerder verlamd dan de andere plaatsingsreflexen.

De tonische labyrinthreflexen op de lichaamsspieren worden levendiger
door de pikrotoxine inspuitingen.

De compensatorische oogstanden blijven niet tot den dood aanwezig,
zooals bij strychnine vergiftiging. Zij zijn in een krampen gevend intoxicatie-
stadium van pikrotoxine spoedig verlamd. (Zie hiervoor foto
II).

De kop- en oogdraaireacties blijven het langst aanwezig. Zij worden
langzaam bij sterker wordende intoxicatie zwakker en zijn tenslotte of verlamd
of uiterst zwak.

De kop- en oogdraainystagmus en -nanystagmus zijn eerder verlamd dan
de kop- en oogdraaireacties en -nareacties.

De liftreacties en het uiteengaan der pooten bij liftbeweging zijn gelijk-
tijdig verlamd met de labyrinthplaatsingsreflexen en de kop- en oogdraainy-
stagmus en nanystagmus.

Deze verlammingsverschijnselen zijn nog nauwkeuriger waargenomen bij
de acute pikrotoxine intoxicaties.

b. Acute pikrotoxine intoxicatie.

PROEF II. 5 Juni 1919. (Tabel XI).

Konijn 1.3 kgr. Dc inbyrinthrcflcxcn zijn alle normaal aanwezig. De to-
nische labyrinthreflexen op de lichaamsspieren zijn onduidelijk.

10 uur. 2 mgr. pikrotoxino p. k. dier intraveneus. _

10 uur 10 min. Het dier zit stil en ineengekrompen neer,bij Dadenng maakt
het geen vluchtbewegingen, de ademhaling is zeer snel, zoo snel, dat zo moeilijk
luist te tollen is. Met den kop worden voortdurend heen en weer gaande be-
wegingen eemaakt. De voorpooten zijn zoo ver mogelijk uiteen geplaatst, zoodat
kop en buik op den grond rusten. . .,

Do labyrinthplaatsingsreflexen op den kop zijn bij rngliggiug en bij handen,
kop naar beneden, reeds afwezig. Bij hangen, ko? naar boven, wordt de kop
noar den normalen stand gedraaid, maar zeer zwak; in rechter en linker zij.
ligging zijn deze reflexen nog aanwezig. ..

De tonische labyrinthrellcxcn op de lichaamspieren zyn onduidelijk.

De compensatorische oogstanden zijn nog zeer levendig.

Do kopdraaireacties zijn eveneens levendig en de -nareacties zijn aanwezig.

De kopdraainystagmus on -nanystagmus zijn zeer zwak of atwezig.

De oogdraaireacties en -nareacties zijn aanwezig. , , , •

De ooffdraainystagmus en -nanystagmus zijn zeer zwnk of olwezig.

De liftreacties en het uiteengaan der pooten bij liftbeweging zijn zeer zwak

of opnemen van den grond voor het onderzoek dezer reliexen, ontstonden

bii dit dier lichte tonische cn Iclonischo krampen. ..

10 uur 15 min. De labyrinthplaatsingsrellexen op den kop zijn geheel
weg. De halsplaatsingsrellexen zijn nog aonwezig (bij zijligging op de tafel
zit het lichaam op wanneer men den kop in den normalen stand zet).
De plaatsingsrellexen op deu kop en op het lichaam door asymmetrische

-ocr page 79-

prikkeling der sensibele lieliaaraszenuwen zijn nog wel aanwezig, maar reeds

^^"S\\onische labyrinthreflexen op de lichaamsspieren zijn onduidelijk.

De compensatorische oogstanden zijn nog zwak aanwezig.

De kop- en oogdraaireacties en -nareacties zijn nog duidelijk aanwezig.

De kop- en oogdraainystagmus en -nanystagmus zijn a^ezie.

Dltb\'J.fX^^^ zijn totaal terwijl de

nadere p Ltein-sreflexen nog aanwezig z\'^n. De compensatorische oogstanden
zijn afwezy^o^^^^^^^^ 7.wak. De tonische labyrinthreflexen op de lichaamsspieren

oogdraaireacties en -nareacties zijn dnideli^

De kop- en oogdraainystagmus en -nanystagmus zijn met meer te zien

De reacties op progressiebewegingen zijn met meer op te wekken, alleen
de liftreactie is fibms nog zeer zwak aanwezig. i , • „

10 .1^30 min. De llbyrinthplaatsingsrefVexen zijn weg, de andere plaatsings-
reflexen zijn nog aanwezig, de hnlsplaatsingsreflexen zelfs nog duidelijk.

De compensatorische oogstanden zijn minimaal.

De kop- en oogdraaireacties en -nareacties zijn nog duidelijk, de overige
labyrinthreflexen zijn in het geheel niet meer op to wekken.

10 uur 40 min. Toestand als te 10 uur 30 mm. , , . .

10 uur 50 min. Alle labyrinthreflexen zijn weg, alleen de kopdraaireacties

^\'^°Het^dTe7heei?voortd2d tonische en klonische krampen, ook in kaak en
tong, met sterke speekselvloed. Nu eens treedt opisthotonus ^an weer e W
thotónus op. Om 11 uur ontstaat tijdens deze krampen ademhalingsstilstand.
Bij\' de sectie klopt het hart nog, het v.as dus een stikkin^sdood. Afwi k.ngen
aan de inwendige organen werden verder niet gevonden, de darmen vertoonden
een zeer levendige peristaltiek.

De werking van 2 mgr. pikrotoxine p. k. dier intraveneus op de labyrinth-
reflexen is bij vijf konijnen onderzocht met geheel gelijk resultaat. De ver-
lammende werking van pikrotoxine treedt hierbij sterk op den voorgrond.

De labyrinthplaatsingsreflexen zijn altijd veel eerder verlamd dan de andere
plaatsingsreflexen.

De compensatorische oogstanden zijn, vergeleken bij de strychnine vergif-
tiging, spoedig zwak of geheel weg.

Om dit verschil duidelijk aan te toonen, werden nog twee konijnen ge-
nomen van gelijk gewicl]t (1.6 kgr.), een witharige en een grijsharige. Tege-
lijkertijd werd het witte konijn intraveneus ingespoten met 0.4 mgr. nitras
strychnini p. k. dier en het grijze konijn met 2 mgr. pikrotoxine p. k. dier.
Tevoren was bij beide dieren onder aethernarcose in de trachea een canule
gebracht, de dieren bleven daarna verbonden aan de kunstmatige ademhaling
en werden twee uur na de intoxicatie gefotografeerd (zie photo II). Beide
dieren hadden reeds heftige krampen gehad en waren in gelijksoortig te achten
intoxicatiephase.

De kopdraaireacties blijven tot den dood aanwezig; ze zijn in de laatste
stadia zeer zwak.

De kop- en oogdraainystagmus en -nanystagmus, deVeacties op progressie-
bewegingen en de labyrinthplaatsingsreflexen waren gelijktijdig en in een vrij
vroeg stadium verlamd.

-ocr page 80-

De invloed van strychnine en van pikrotoxine op de compensatorische oogstanden.

Voor photo II zijn twee konijnen genomen, een witte en een grijze van
gelijk lichaamsgewicht. (1.6 kgr.).

Om 12 uur worden beide dieren ingespoten.

De witte krijgt intraveneus 0.4 mgr. nitr. strychnini p. k. dier.

De grijze krijgt intraveneus 2 mgr. pikrotoxine p. k. dier.

Op grond der vorige proeven zijn dit ongeveer gelijksoortig te achten
krampen gevende dosen.

Vóór de inspuitingen is bij beide dieren, onder aethernarcose, in de trachea
een canule gebracht.

Beide dieren blijven hierna voortdurend verbonden aan de kunstmatige
ademhaling, ook tijdens het photografeeren, en liggen in zijligging naast elkaar
op de tafel, gephotografeerd van boven af.

Twee uren na de inspuitingen is de photo genomen.

Het witte (strychnine) konijn heeft zeer levendige compensatorische oog-
standen. De witte selera is duidelijk te zien.

Bij het grijze (pikrotoxine) dier zijn de compensatorische oogstanden verlamd.
Het oog staat in middenstand, terwijl het dier in zijligging ligt.

Beide dieren zijn in gelijksoortig krampen gevend intoxicatie-stadium.

Photo 11.

-ocr page 81-

De tonische labyrinthreflexen op de lichaamsspieren waren niet duidelijk
en zullen later besproken worden bij gedecerebreerde dieren.

Het resultaat van de onderzoekingen naar den invloed van pikrotoxine-
inspuitingen op de reflexen van den stand en van beweging.

1. Intraveneuse pikrotoxine-inspuitingen hebben in alle opzichten een zeer
specifieke werking op de labyrinthreflexen. Reeds zeer kleine dosen pikrotoxine,
(0.05 mgr. p. k.), geven een duidelijke en lang durende verlevendiging der
labyrinthreflexen, zonder dat verder aan het dier eenige afwijking kan worden
waargenomen.

2. Deze verlevendiging betreft al deze labyrinthreflexen maar is het duidelijkst
waar te nemen aan de draaireflexen; zoowel de draaireacties als de draainystag-
mus zijn zeer verlevendigd.

3. Hoogere dosen pikrotoxine (2 mgr. p. k. dier) hebben een zeer electief
verlammende werking op de labyrinthreflexen, zoodat het beeld der pikrotoxine-
vergiftiging t. o. v. de labyrinthreflexen dan veel gelijkt op de chinine-vergif-
tiging. Bij de pikrotoxine-vergiftiging treden heftige krampen op.

De labyrinthplaatsingsreflexen zijn veel eerder verlamd dan de andere
plaatsingsreflexen.

De compensatorische oogstanden zijn in een betrekkelijk vroeg stadium
verlamd.

De kopdraaireacties blijven tot het laatst, hoewel zwak, aanwezig.

De overige draaireflexen en de reacties op progressiebewegingen zijn,
evenals de labyrinthplaatsingsreflexen, spoedig verlamd.

De invloed van intraveneuse pikrotoxine-inspuitingen op de calorische la-
byrinthreflexen.

PROEF /. 11 funi 1919. Curve niet gereproduceerd.

Konijn 1.6 kgr. Beide labyrintlien zijn calorisch goed prikkelbaar.

2 uur 30 miu. Actheniarcose. In de trachea wordt een canule gebracht.
Aan de gecocainiseerde cornea wordt door doorsteking een draad bevestigd, en
dfcze verbonden aan een schrijver op beroet pnpier. Narcose wordt afgezet,
kunstmatige ademhaling wordt voortgezet.

3 uur. Eerst wordt het rechter oor, daarna het linker oor uitgespoten, met
water van 15" C. De oogen vertoonen een normale deviatie cn nystagmus. Op
de curve wordt een regelmatige en duidelijke deviatie en nystagmus geschreven.

3 uur 30 min. 0.8 mgr. pikrotoxine p.k. dier intraveneus. Uitspuiting lin-
ker gehoorgang. De deviatie en de nystagmus zijn levendiger dan voor de inspuiting.

4 uur. 1 mgr. pikrotoxine p. k. dier intraveneus. Uitspuiting linker gehoor-
gang. Er ontstaan lichte krampen,
waardoor het oog onregelmntige bewegingen
maakt. De deviatie eu nystagmus zijn nog levendig, <lu nystaj^Miius is echter
reeils onregelmatig. Do krampen gaan in de richting dor deviatie. De nystag-
mus is wel snel, maar reeds kleiner dan bij de vorige iiitspuiting.

Uitspuiting von de rechter gehoorgang geeft deviatie mot onregelmatige
oogbewegingen cn nystagmus.

4 uur 30 min. 0.8 mgr. pikrotoxine p.k. dier introveneus. Uitsjiuiting vau
de linker gehoorgang. Do deviatie noch do nystagmus zijn op te wekken, er
treden alleen wat onregelmatige oogbewegingeu op. Na liet uitspuiten treedt

-ocr page 82-

een kleine deviatie met nystaemoide bewegingen op, die moeilijk van eenvoudig

spiertrillen zijn te onderscheiden. , , , u i • i,

De uitspuitingen werden nog eenige malen herhaald, deviatie noch nystag-
mus ziin meer op te wekken. Het oog verkeert in voortdurende trilling. _

Na deze proef, waaruit bleek, dat na pikrotoxine toediening in kleine dosis
verlevendiging der calorische labyrinthreflexen plaats vindt, terwijl na grootere
dosis (meer dan 2 mgr. p. k. dier) verlamming
van deviatie en nystagmus op-
treedt, werden nog de labyrinthreflexen van den stand en van beweging nagegaan.

5 uur 30 min. De labyrinthplaatsingsreflexen op den kop zijn nog zwak
aanwezig, de halsplaatsingsreflexen, en de plaatsingsreflexen door asymmetrische
prikkeling der sensibele lichaamszenuwen zijn nog zeer duidelijk.

De compensatorische oogstanden zijn nog aanwezig. .

De kop- en oogdraaireacties en -nareacties zijn aanwezig. De kop- en oog-
nystagmus en -nanystagmus zijn niet meer aanwezig.

De reacties op progressiebewegingen zijn afwezig.

6 uur. De labyrinthplaatsingsreflexen op den kop zijn weg, terwijl de an-
dere plaatsingsreflexen nog duidelijk zijn.

De compensatorische oogstanden zijn weg.

Van de draaireflexen is «Heen de kopdraaireactie nog zwak aanwezig.

De reacties op\'progressiebewegingen zijn afwezig.

6 uur 15 min. Alle labyriuthreflexen zijn weg. ^ , ^

5 uur 20 min. Ademhalingsstilstand. Na kunstmatige ademhaling gedu-
rende 30 min. ademt het dier weer spontaan, de labyrinthreflexen keeren met
weer terug. Het dier wordt gedood. Bij de sectie worden geen afwijkingen
gevonden.

Nog eenige malen werd op dezelfde wijze de invloed van pikrotoxine-
inspuitingen op de calorische labyrinthreflexen nagegaan. Hierbij bleek het-
zelfde als bij de reflexen van den stand en van beweging. Kleine dosen pikro-
toxine, zelfs van 0.05 mgr. intraveneus en p. k. dier, gaven reeds verlevendiging
dezer reflexen, terwijl dosen van 2 mgr. p. k. intraveneus verlamming der ca-
lorische labyrinthreflexen gaven. Meestal waren deviatie en nystagmus tege-
lijk verlamd. Zoodra deviatie en nystagmus eenige malen bij uitspuiten verlamd
bleken, werden nog de reflexen van den stand en van beweging onderzocht
om de verhouding bij de verlamming van deze reflexen t. o. v. de calorische
labyrinthreflexen na te gaan. Het resultaat was zeer wisselend, nu eens waren
de labyrinthplaatsingsreflexen op den kop reeds, verlamd, dan weer waren ze
nog verzwakt aanwezig. De compensatorische oogstanden waren meestal nog
aanwezig. De kopdraaireacties waren altijd nog aanwezig, evenals de oogdraai-
reacties. De kop- en oogdraainystagmus en -nanystagmus waren altijd reeds
afwezig. De reacties op progressiebewegingen waren eerder weg.

PROEF II. 18 Juni 1919. Curve I.

Konijn 1.6 kgr. Beide labyrinthen zijn calorisch goed prikkelbaar en ovo-

"^\'\'g^Tvm.^Tethe^nircS"\' In dc trachea wordt een canule gebracht cn deze
verbonden met de kunstmatige ademhaling. Dc carotideu worden onderbonden.

De vagi worden doorgesncder. , , i „ i,»»

De musc. rcctus externus eu internus von het linker oog worden aan het
distale einde losgemaakt van de ooginsertie. Deze inserties worden met draden
verbonden aan Pchrijvers op beroet papier. Hot oog met de overige oogspieren
en het derde ooglid worden zonder veel bloedverlies verwijderd.

10 uur. Einde der operatie. Narcose op 1/10.

-ocr page 83-

10 uur 30 rain. Üitspuiting van de recliter gehoorgang. De musc. rectus
internus gaat in contractie en geeft een mooien nystagmus. De musc. rectus
externus wordt een weinig geinhibeerd en heeft een kleineu nystngmus (curve
1 fig. 1). Er wordt voortdurend gedurende de geheele proef water van 14" C.
in de rechter gehoorgang geleid.

10 uur 38 min. 0.7 mgr. pikrotoxine p. k. dier intraveneus (zie curve I fig. 2).
Ongeveer een minuut na deze uitspuiting (op de curve bij de s. van sinister) wordt
de deviatie en de nystagmus van den musc. rectus internus eerst kleiner gedurende
eenige seconden, dan zijn plotseling gedurende ruim 10 seconden deviatie en uystag-
mus geheel verlamd. Op dit verlammingsstadium volgt, langzaam begiuncnd, een
heftig prikkelingstadium. De deviatie wordt eenige seconden zeer sterk, do
r.ystagmus zeer snel en grooter dan voor de uitspuiting. Dit prikkelingsstadium
duurt ongeveer 40 seconden. Deviatie en nystngmus worden daarna zeer klein,
verdwijnen echter niet weer en komen hierna langzaam weer op het niveau
voor de inspuiting. Dit laatste is niet meer op de curve te zien.

De musc. rectus externus (deze schrijft de curve onder de tijdlijn) vertoont
soortgelijk verlammingsstadium en daarna eveneens een langzaam groeiend
prikkelingsstadium, waarbij vooral de nystagmus eerst zeer snel eu daarna zeer
^root wordt. Po inhibitie, die tijdens het verlammingsstadium grooter is geworden,
£omt in de p\'rikkelingsphose weer op het niveau voor de inspuiting. Het prik-
kel ingsstadium van den externus duurt langer dan van den internus. Na dit
prikkelingsstadium komt ook hier weer een verkleiiiiug en verlangzaming van
den nystngmus, die daarna langzaam de grootte bereikt van voor iie inspuiting.

Aan het dier wordt behjvlve dit verschijnsel niets anders waorgenomen.
Van spierkrampeu wordt nog niets bemerkt, snelle ademhaling is evenmin
aanwezig.

10 uur 50 min. 0.6 mgr. pikrotoxine p. k. dier intraveneus. Een soortgelijke
reactie treedt op als na de vorige inspuiting, maar nu zijn verlammings-eu prik-
keliügsverschijnselen meer vermengd. Deviatie en nystagmus worden wel veel
kleiner, maar do nystagmus is veel sneller dan voor de inspuiting. Beide spieren
gaan ook uu evenals do eerste mnal in inhibitie. De deviatie en nystagmus
worden na dit stadium eerst minder levendig en dan weer langzaam grooter.

11 uur 15 min. Met uitspuiten is even opgehouden, omdat het kymografioii
een klein defect had. Daarna wordt opnieuw (Te rechter gehoorgang uitgespoten.
De deviatie is nu veel sterker dan na het eerste uitspuiten, voordat hot dier
nog pikrotoxine had gehod. Do nystagmus is echter reeds kleiner cn onregel-
matiger dan bij de eerste uitspuitiiig met hier en daar lichte spierkrampen.

De musc. rectus externus geeft geen duidelijke inhibitie, de nystagmus is
onregelmatig, maar levendig.

lier zijn weer prikkelings- en verlammingsverschijuselen dooreen gemengd.

11 uur 40 min. Weer wordt 0 6 mgr. pikrotoxine p.k. dier intravetieiis
ingespoten. Thans is het stadium der algemeene krampen opgetreden. Deviatie
en nystngmus worden iiog meer onregelmntig aan bei( e spieren. De oogspier-
trekkingen en krampen bemoeilijken nu het onderzoek. Spoedig zijn deviatie
en iiystafMuus verlamd. Er treden nog
krampvormige, op deviatio en nystngmus
gelijkende aanvallen in een der spieren op, die op dezelfde wijze voortduren,
wanneer met uitspuiten reeds eenigeu tijd is opgehouden (curve 1 fig. 3).

12 uur 30 min. Het dier wordt gedood; bij de sectie worden geen afwij-
kingen gevonden.

Deze proef werd zes malen herhaald, telkens trad een soortgelijk ver-
schijnsel op, dat moeilijk goed te verklaren is. De intraveneus in een oorvenc
of de vena jugularis ingespoten pikrotoxine geeft na ongeveer een minuut
plotseling verlamming der calorische labyrinthreflexen en daarna sterke prikkeling.

Ter verklaring acht ik het volgende \'t meest waarschijnlijk: Het in de
bloedbaan ingespoten pikrotoxine kan na een minuut het vestibulaire reflex-
systeem bereikt hebben, zoodat het in het reflexsysteem dringt in een nog
vrij sterke concentratie. In deze concentratie verlamt nu het reflexsysteem

-ocr page 84-

doordat dit als het ware met pikrotoxine wordt overstroomd. Na deze verlamming
Teedt een heftige prikkeling op. Dit schijnt mij alleen verklaarbaar doordat de
concentratie van de pikrotoxine en het bloed geleidelijk vermmdert. Er ,s echter
Tg zooveel achtergebleven, of het reflexsysteem is

men zoo geprikkeld, dat er een sterk verhoogde pnkkelbaarhe.d .s ontstaan.

Dit verschijnsel bewijst de zeer specifieke werking van p.krotoxme op de
calorische lab>Tinthreflexen. Terwijl aan het geheele d.er geen enkel ander
vergiftigingsve schijnsel werd waargenomen, vertoonden deze calorische laby-
ZLLen de meest duidelijke verschijnselen, welke doen denken aan een
snedfieke werking op de centra der calorische labyrinthreflexen.

Ms Jn bijzonderheid werd nog waargenomen, dat bij deze kortdurende,
plotselinge verlammingen telkens inhibitie van beide spieren optrad, z.e curve
Tfig\'
2), terwijl bij de strychnine-krampen contractie van beide spieren kon
worden waargenomen, (zie strychninecurve IV fig. 2).

In het algemeen wordt na pikrotoxine-vergiftigmg waargenomen:
1. verlevendiging der calorische labyrinthreflexen door kleine dosen pikro-

toxine (0.05 verlevendigings- en verlammingsverschijn-

selen werden waargenomen; „„„„„

3. verlamming der calorische labyrinthreflexen. In deze laatste zes proeven

waren deviatie en nystagmus altijd tegelijkertijd verlamd, zooda geen stadium

werd waargenomen, waarin wel deviatie en geen nystagmus optrad.

De invloed van pikrotoxine-inspuiting op de tonische labyrinthreflexen op
de lichaamsspieren bij gedecerebreerde katten.

PROEF /. 20 Juni 1919.

onthci.ening8.ijfheid is zeer .

ï tonus der voorpoolen

RcrinlX van dc achterpooten is duidelijker clan van dc voorpooten ^^^^

In r Wiemne is de tonus van nek en voorpooten maximaal,
tonische labShren^ op de voorpooten. De achtcrpooten zijn met gestrekt

KSeUt" itot^zMn Salsreflc duidelijker dan de Inbyrinthreflexcn
Bij kopdS wann^^ het dier hangt, met den kop naar beneden, zijn

or hnlirpflpxpn OD dc voorpootcn waar te nemen. , , , i *__...

er b.isreuexcn pp , jg ^^ kop nog rugwaarts ge rokken de onus

der voorpooten geeft •\'een CockSan 135-: De tonus der achterpootcn is nog
duidelijk, dc staart staat dorsaalwaarts.

-ocr page 85-

Photo III. PROEF I. 20 Juni 1919.
De invloed van pikrotoxine-inspuitingen op de tonische labyrinthreflexen
op de lichaamsspieren.

Fig. 1. 10 uur 40 min. De gedecerebreerde kat wordt gehouden in den
maximumstand voor de tonische labyrinthreflexen op de lichaamsspieren d.i.,
kop met den schedel naar beneden en horizontale mondspleet.

De voorpooten vertoonen duidelijk een actieven sterken strektonus.
Tegen de werking der zwaartekracht in zijn de voorpooten maximaal gestrekt.

Fig. 1.

Fir. 2.

Fig. 2. 12 uur 30 min. Nadat 1.2 mgr. pikrotoxine p. k. dier intraveneus
is ingespoten, is de strektonus van de gedecerebreerde kat veranderd in een
buigtonus.

Het dier wordt ongeveer gehouden in den z.g.n. minimumstand voor de
labyrinthreflexen.

Tegen de werking der zwaartekracht in zijn de voorpooten sterk gebogen. Er
is dus na de pikrotoxine-inspuiting een sterken actieven buigtonus der voorpooten.

-ocr page 86-

Bij kopdranien ia zijligging is de tonus der voorpooten sterk, wanneer
de schedel nanr beneden staat; wanneer de schedel naar boven staat, is do
tonus der voorpooten veel minder (90"). Er zijn derhalve duidelijk tonische
labyrinthreflexen.

In riigligging sterke tonus der voorpooten, in buikligging geringe tonus
der voorpooten.

Bij kopdraaien, hangend, met den kop naar beneden, zijn er zwakke hals-
reflexen op de voorpooten.

11 uur 10 min. 0.8 mgr. pikrotoxine p. k. dier intraveneus.

11 uur 13 min. Korte trekkingen der schoudcrspieren eu der pectoralis.

11 uur 15 min. In rugligging sterke tonus der voorpooten. lu buikstand
is de tonus minder. Bij kopdraaien in zijligging eveneens duidelijke labyrinth-
reflexen op de voorpooten, op de achterpooton meer halsreflexen.

Er is derhalve nog geen duidelijke toename der labyrinthretlexon.

11 uur 20 min. 0.4 mgr. pikrotoxine p. k. dier intraveneus.

11 uur 21 min. Krampaanval met retractie van den kop in den nek, de
voorpooten en de achterpooton zijn tijdens de kromu beulen in buiging. In
rugligging is dc tonus der strekspieren sterker dan in buikstand, dus duidelijk
labyrinthreflexen. In zijligging bestaat er een duidelijke tonus der buigspieren,
en een veel mindere tonus der strekspieren. In rugligging overheerscht eveneons
de buigtonus, toch hebben hierbij de strekspieren ook nog vrij goeden lonus,
die in buikligging vermindert. Dc tonus der buigspieren schijnt in rugligging
iets minder dan in buikliggin^.

Er treedt derhalve na pikrotoxine-inspuiting een actieve tonus der buig-
spieren op.

Bij kopdraaien in zijligging blijkt, dat dc labyrinthreflexen op dc voorpootcn
nog sterk aanwezig zijn, daarbij is de tonus der strekspieren, bij schedel be-
noden, maximaal, en bij Bchedel boven, minimaal. Ilct omgckeordo vertoonen
de buigspieren, maar hot verschil is minder duidelijk dan bij dc strekspieren.

Tijdens het onderzoek heeft het dier krampen.

De krampen uiten zich door strekkingen der extremiteiten, verder loop-
bewegingen, spreiden van dc tcenen cn retractie van deu nek, wisselend opistho-
tonus en emprosthotonus. In rugligging vertoont het dier vooral s<erko loop-
bewegingen.

De tonische labyrinthreflexen op de voorpootcn zijn nog zeer duidelijk, de
tonische halsreflexen zijn eveneens duidelijk.

11 uur 40 min. Hevige krampen met ademhalingsstilstand.

11 uur 50 min. Het dier heeft nog zeer duidelijk tonische labyrinth- cn
halsreflexen op dc voorpooten. In rugligging is do tonus der strekspieren
maximnal en do tonus der buigspieren minimaal. In buikliggiug is de tonus
der buigspieren maximaal en do tonus der strekspieren uiterst gering. Destrek-
king der voorpooten bij rugligging is nog duidelijk, maar dc tonus der buig-
spieren is in dezen stand rce( s sterker dan in het begin der proef. De opge-
treden actieve tonus dor buigspieren werkt hier tegen dc tonische labyrinthreflexen
op do strekspieren in. In buikliggiug werkt dc actieve buigtonus met de tonische
labyrinthreflexen in dezelfde richting; wij krijgen in bnikligging derhalve oen
maximale buigingder voorste extremiteiten, waardoor de touischc labyrinthreflexen
verlevendigd schijnen; het is nu echter niet uit te maken, of er verlevendiging der
labyrinthreflexen is of alleen versterkte buigtonus, die nu beter tot uiling komt.

12 uur 30 min. Ilct dier heeft heftige krampen, do acticvo strcktouus is
geheel weg en heeft plaats gemaakt voor eon octieven buigtonus. De outher-
seningsstijilieid is niet verdwenen, maar is overgognan op de buigspieren, zoodat
het dier voortdurend in uiterste cmprosthotonusstaud ligt. In ziiligging zijn do
)Oü(eu zoo sterk mogelijk gebogen, klauwen eveneens maximaal gebogen. Do
lop wordt zeer sterk ventraalwaarts gebogen, üpisthotonus, dio eerst nog af-
wisselde met emprosthotonus komt tliaus uiot meer voor, alleen is cr een
afwisselend toenemen cn afnemen der voortdurend bestaande buigtonus In
rugligging is er thans geen strektonus meer waar to nemen, do pooten blijven
gebogen, de tonus der buigspieren schijnt iets minder dan in buikligging, maar
de tonus der buigspieren wisselt spontaan ook reeds. In buikligging (zie photo
III fig. 2) zijn do voorpooten cn de kopbuigors sterk gebogen, do buigtonus

c

-ocr page 87-

neemt in deze liouding duidelijk toe. Aan de achterpooten is de tonus-venneer-
derino- niet sterk genoeg om ze omhoog te heffen. . • ,

üe invloed de? tonische labvrinthretlexen op de extremiteitspieren uit zich der-
halve op een geheel andere wijzefterwijl bij het gedecerebreerde dier door dp invloed
SriabyriXn een actieve toename der strektonus wordt waargenomen wanneer
d^ schedel naar beneden gericht is, (foto III fig. 1), wordt er nu, na de piLro-
foxine\'rnspuiting, een actfeve toename der buigtonus waargenomen, wanneer

^fut 30° m" Het SSgeheÏr^a gewïrdL en vertoont geen reflexen meer.

Lcüe^e decerebratiesnede gaat tusschen de voorste en achterste corpora
ciuadrfgemina, er is geen bloeding aan de basis. Verder worden geen alw.j-
kingen gevonden.

Deze proef werd nog vele malen herhaald met gelijk resultaat; bij de
dieren waarbij vóór de pikrotoxine-inspuiting zeer zwak tonische labyrinth-
reflexen op de extremiteiten waren aan te toonen, werden deze na de inspuiting

duidelijker voelbaar. . , ^ -i i •

Het hoofdverschijnsel, dat altijd werd waargenomen is, dat na pikrotoxine-
inspuiting bij de gedecerebreerde
kat een actieve tonus der buigspieren optreedt,
zoodat het beeld der ontherseningsstijfheid geheel is veranderd.

De invloed der tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten uit zich tege-
lijk geheel anders; in plaats van een actieve tonustoename der strekspieren bij
ligging, schedel naar beneden, treedt er na pikrotoxine-inspuiting een actieve
tonustoename der buigspieren op, bij ligging schedel naar boven.

Om deze merkwaardige werking van pikrotoxine, die voorzoover ik weet
nog niet bekend was, en nu toevallig te voorschijn kwam, nader te onder-
zoeken, zijn nog andere proeven gedaan.

Volgens een methode, aangegeven door Magniis en Wolf i), werden
bij eenige katten voor de dccercbratie onder aethernarcose de musc. biceps
en de mu^c. triceps van hun distale inserties vrijgeprepareerd en de voorpoot
in het elleboogsgewricht geexarticuleerd. De spieruiteinden werden dan ver-
bonden aan schrijvers, om op beroet papier de bewegingen te registreeren,
die optreden bij draaien van den kop, bij zijligging van lietMier.

Soortgelijke proeven zijn gedaan door Bcntoff om den invloed van
de tonische labyrinthreflexen op de extremiteitspieren bij het gedecerebreerde
dier te registreeren. Hij vond o. a., dat 12 a 13 uren na decerebratie de
buigtonus van een vastocrureus-semitendinosus preparaat sterker was dan de
strektonus.

PROEF II. 8 September 1919. (Curve niet gereproduceerd).

9 uVr\'vmf\'"\'Acthernarcose. In de trachea wordt een canule gebracht voor
kunstmatige ademhaling. De carotiden
worden afgebonden cn de n. n. vagi
doorgesneden. In de v. iugularis wordt een canule gebracht.

Tet di^r t^ordt in rechter zijligging gelegd. Van de linker scapula- cn

1) Phlüg. Archiv. Bd. 14Q. Pg. 449. . . , u • . • n^ iv\'

2) Beritoff J.S. Quarterly Journal of experimental physiologic. Bel. iX.

Pg. 199.

-ocr page 88-

boven arm 3treek wordt de huid afgeprepareerd. De spieren, die de scapula met
den thorax verbinden, worden doorgesneden. De scapula wordt daarna zijwaarts
omgeklapt, waardoor de geheele plexus bracliialis bloot ligt, met al zijn arm-
takKen en de bloedvaten van den arm. Alle zenuwen, behalve die voor den
musc. biceps en den musc. triceps, worden nu doorgesneden. Nu wordt de n.
radialis superficialis vrij geprepareerd, boven den elleboog aan een draad
verbonden en doorgesneden. Dc art. brachialis wordt boven den elleboog onder-
bonden. Het proximale deel van het olecranon wordt afgeknipt met de insertie
van den musc. triceps, deze wordt over een lengte van
2 cM. vrij geprepareerd
van het distale einde van den humerus. Het clleboogsgewricht wordt geluxccrd,
ulna cn radius worden verwijderd, behalve het gedeelte waar dc musc. biceps
aan insereert. De musc. biceps wordt eveneens 2 cM. vrij geprepareerd van het
distale einde van den humerus. De scapula en de humerus worden in klemmen
gefixeerd. De distale einden van biceps en triceps worden met draden verbonden
aan schrijvers op beroet papier.

9 uur 50 mm. Decerebratie, als in de vorige proef zonder veel bloedverlies.

10 uur. Narcose af. Het dier ademt nog spontaan.

10 uur 30 min. De outherscningsstijfheid is zeer duidelijk. Bij kopdraaien
in zijligging ontstaat een verlevendiging der strektonus, wanneer dc schedel
naar beneden gericht is. De touischc halsreflexen op de voorpooten zijn ook
zeer duidelijk, d. i. bij kopdraaien ontstaat or een sterkeren strektonus in het
kaakbeen, d. i. het been, waarheen de kaak gewend is. De labyrinthreflexen
zijn hier duidelijker dan de halsreflexen.

Op de nu geschreven curve is aan biceps en triceps geen verandering waar
te nemen, wanneer de schedel naar boven wordt gedraaid (op de curve aange-
teekcnd door de letters S. B.). Bij K. B. (d. i. kaak naar boven) geeft dc triceps
eeu kortdurende contractie, terwijl de biceps verslapt.

Nu wordt de hals meer dan JIO" naar rechts gedraaid, de triceps geeft nu
een sterke tonische contractie en do biceps een hiermede overeenkomende ver-
slapping. Bij terugkeer tot, den middenstand (op dc curve aangegeven door do
letters ÏI. S.) wordt do contractie opgeheven.

Wij hebben hier sterko labyrinth- cn halsreflexen, dio een duidelijke con-
tractie geven der musc. triceps dus een verlevendiging der strektonus.

11 uur 10 min. 2 mgr. pikrotoxino wordt intraveneus ingespoten. Er ont-
staan heftige krampen; dc biceps geeft levendiger contracties dan do triceps.
Do voortdurende krampen maken het echter moeilijk, om de tonische hals- of
labyriathreflcxen duidelijk te registrceren.

12 uur. Thans overwegen gohecl dc biccpscontracties. Do invloed van de
hals- en labyrinthreflexen is echter niet duidelijk meer, bij kopdraaien ontstaat
er geen contractie der triceps, maar de biceps geeft ook geen duidelijk te
registreercn contractie, de reflexen zijn reeds to veel verzwakt.

Het dier wordt gedood. Bij dc sectie blijken alle zenuwen, die naar dc
voorpoot gaan tc zijn doorgesneden, behalve dio voor biceps en triceps. Do
decerebratiesnedc gaat tusschen do voorsto on achtersto corpora quadrigomina,
zonder verder belangrijke bloedingen. Overigens zijn gecu afwijkingen
waar-
genomen.

Resultaat: deze proef toont aan, dat na pikrotoxine-toediening een actieve
tonus der biceps optreedt, terwijl bij de optredende krampen deze ook voor-
namelijk aan de biceps zijn waar te nemen. De invloed der tonische hals-
en labyrinthreflexen kon in deze proef niet goed geregistreerd worden.

PROEF III. 10 September 1919. (Zeer verkort). (Curve II).
Kat 1.2 kgr.

Proefopstelling als in proef II. De triceps schrijft de bovenste curve, dc

biceps do benedenste, daaronder do tijdlijn.

Voor de pikrotoxine-toediening (2 mgr. p. k. dier intraveneus) (zie curve II
fig. 1) is cr bij kopdraaien K. B. (d. i. kaak uaar boven) ecu contractie der triceps.

-ocr page 89-

De biceps geeft slechts onregelmatige spierbewegingen. Na de pikrotoxine-
inspuiting (zie curve 11 fig. 2) ontstaat bij kopdraaien K. B. eerst geen reactie
van den triceps en evenmin van den biceps. Bij draaien schedel naar boven
(S. B.) ontstaat echter een maximale contractie der musc. biceps, deze contractie
is een echte tonische reflex, want ze blijft juist zoo lang als de kop in dezen
stand wordt gehouden. (De tijdelijke vermindering van dezen tonus
gaat
gepaard met een duidelijke contractie van den m. triceps). Zoodra de kop weer
naar den middenstand (M. S.) wordt gedraaid, gaat de bicepscontractic terug
naar het vroegere niveau. Dit werd eenige malen herhaald (zie curve II, 2).

De krampen uiten zich thans voornamelijk als bicepskrampen. Soms be-
staat na kopdraaiing een vrij lang latent stadium, voordat de reflectoire con-
tractie der biceps optreedt, (zie curve Jl fig. 2).

Sectieresultaat als na proef II.

PROEF IV. 18 September 1919. (Zeer verkort weergegeven). Curve III.

Kat 1.5 kgr.

Proefopstelling als in proef II. De biceps schrijft de bovenste curve. Do
triceps de benedenste.

Voor de pikrotoxine-inspuitiug geeft de triceps een duidelijke tonische con-
tracHe bij kopdraaien, kaak naar boven (K. B.), met de hierbij behoorende ver-
slapping van den biceps (curve III fig. 1).

Deze eerst duidelijke tonische contractie der triceps vermindert zeer spoedig.

Er wordt 1 mgr. pikrotoxine p. k. dier intraveneus ingespoten.

Dadelijk na de inspuiting wordt de contractie dei triceps na kopdraaiing
K. B. weer levendiger (op curve niet gereproduceerd), dit is echter slechts een-
maal aan te toonen, want reeds bij de volgende kopdraaiing geeft bij K. B. de
triceps geen contractie. Er treden sterke bicepscontracties op en bij kopdraaiing
schedel naar boven (S. B.) treedt er nu een tonische bicepscontractie op, die
ophoudt, zoodra de kop weer in den middenstand wordt gebracht (zie curve III
fig. 2).

Nadat de invloed der tonische hals- en labyrinthreflexen op de biceps
eenige malen was geregistreerd, als ook het uitsluitend optreden van biceps-
contracties tijdens de krampen, werd het dier gedood.

Bij de sectie werd hetzelfde gevonden als na proef II.

Het resultaat van de onderzoekingen naar den invloed van intraveneuse
pikrotoxine-inspuitingen op de tonische labyrinthreflexen op de lichaamsspieren.

Dit resultaat was zeer verrassend, doordat pikrotoxine een stof bleek te
zijn, welke de ontherseningsstijfheid in wezen veranderde. De sterke strek-
tonus, die reflectoir optredend het geheele beeld van het onthersende dier
typeert, wordt als door een tooverslag verandert in een sterken buigtonus.
Het voor de injectie in opisthotonus liggende gedecerebreerde dier niet sterk
gestrekte extremiteiten, ligt na de injectie in sterke emprosthotonusstand als
een kluwen ineengekrompen, de kop naar den buik gewend, de pooten in alle
gewrichten zoo sterk mogelijk gebogen.

De invloed van deze sterke buigtonus is ook op de tonische hals- en
labyrinthreflexen merkbaar. Bij kopdraaien in zijligging treedt na pikrotoxine-
inspuiting geen actieve vermeerdering van den tonus der strekspieren op,
wanneer de kop zoodanig wordt gedraaid, dat de schedel naar beneden slaat,

-ocr page 90-

dus in den maximumstand voor de hals- en labyrinthreflexen, maar er treedt
een tonische contractie van de buigspieren op, wanneer de kop zoodanig
wordt gedraaid, dat de schedel naar boven staat, dus in de minimunistand
voor de hals- en labyrinthreflexen op den strektonus.

SAMENVATTING.

Intraveneuse pikrotoxine-inspuitingen hebben op alle hier onderzochte
labyrinthreflexen een sterk toxische en specifieke werking»

Reeds kleine pikrotoxinedosen (0.03 mgr. p. k. dier intraveneus) geven
een duidelijke en langdurende verlevendiging der reflexen van den stand
en van beweging, terwijl overigens aan het dier geen enkel verschijnsel is
waar te nemen.

. Na chronische vergiftiging met opklimmende dosen pikrotoxine tot dagelijks
1 mgr. p. k. dier treden reeds krampen en verlammingsverschijnselen van de
labyrinthreflexen op. Wanneer dan met de uitspuitingen wordt opgehouden,
zijn laatstgenoemde verschijnselen weer spoedig teruggegaan, maar nog vele
dagen lang is er een sterk verhoogde reflexprikkelbaarheid, zonder dat verder
aan het dier eenig verschijnsel wordt waargenomen. De dieren herstellen
weder geheel. «

Na grootere pikrotoxinedosen (1 tot 2 mgr. p.k. dier en meer intraveneus)
treedt de verlammende werking van pikrotoxine op den voorgrond. Ook deze
verlammende werking laat duidelijk de specifieke werking van pikrotoxine op
de labyrinthreflexen zien.

De labyrinthplaatsingsreflexen op den kop zijn van alle plaatsingsreflexen
verreweg het eerst verlamd.

De compensatorische oogstanden blijven langer dan dc labyrinthplaatsings-
reflexen, maar wanneer men t. o. v. deze reflexen de strychnine- en de pikro-
toxine-intoxicatie vergelijkt, (zie photo II), dan blijkt duidelijk de meer ver-
lammende werking van pikrotoxine op dit reflexsysteeni.

De tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten worden, na pikrotoxine-
inspuiting soms wel tijdelijk levendiger, cn na grootere dosen veriamd, maar
vertoonen bij gedecerebreerde katten het merkwaardige verschijnsel, dat na
pikrotoxine-inspuiting de ontherseningsstijfheid optreedt als actieve buigtonus,
in plaats van actieve strektonus.

De invloed van de labyrinthen op de lichaamsspieren blijft hierna princi-
pieel gelijk, maar komt in hoofdzaak tot uiting in de buigspieren, terwijl bij
de normale ontherseningsstijfheid de tonische labyrinthreflexen in hoofdzaak
op de strekspieren werken.

De vroeger door Magniis cn De Kleyn gevonden wet blijft ook nu van
kracht, n.1. dat de tonus der bm\'gspiercn maximaal is bij schedel boven (d. i.
in den minimunistand t. o. v. den invloed der labyrintlien op den tonus der
strekspieren) en minimaal bij kaak boven (d. i. in den maximumstand t. o. v.
den invloed der labyrinthen op den tonus der strekspieren).

De kopdraaireactie cn -narcactie blijven het langst, soms tot den dood.

Dc oogdraaircactie cn -narcactie blijven ook zeer lang aanwezig.

-ocr page 91-

De kop- en oogdraainystagmus en -nanystagmus ondergaan na kleine dosen
sterke verlevendiging, maar zijn na groote dosen spoedig verlamd.

De reacties op progressiebev/egingen zijn spoedig verlamd.

De specifieke werking van pikrotoxine op de labyrinthreflexen bleek nog
het duidelijkst bij het registreeren van de calorische deviatie cn nystagmus
aan de geprepareerde oogspieren (proef II curve I blz. 56).

Na eene voorbijgaande verlamming ontstaat een levendige reactie van
dit reflexsysteem, terwijl overigens aan het dier geen enkel intoxicatieverschijnsel
valt waar te nemer.

O-"-"\'........"-\'O

-ocr page 92-

HOOFDSTUK V.

DE INVLOED VAN KAMPHER-INSPUITINGEN OP DE LABVRINTHREFLEXEN.

Terwijl de invloed van kamfer op het hart en de circulatie reeds dikwijls
het wetenschappelijk denken in actie heeft gebracht, zijn mij over de werking
van kamfer op de labyrinthrefiexen geen dierproeven bekend.

Over de werking van kamfer op het centraalzenuwstelsel bestaat in de
literatuur geen overeenstemming.

Husemann beval kamfer aan als antidotum tegen strychnine-vcrgiftiging O-
Harnack en Dinz 3) meenen, dat kamfer, naast prikkelende werking bij hoo-
gcre dieren op het ruggemerg, speciaal verlammende werking heeft.

Qoitlieb bestrijdt deze verlammende werking van kamfer op het rug-
gemerg en vindt alleen prikkelingsverschijnsclen door het geheele centrale
zenuwstelsel.

Hoffniann cn Wicdcmann toonen aan, dat kamfer bij koudbloedige
dieren overwegend verlammingsverschijnselen geeft, terwijl bij warmbloedige
dieren het vergiftigingsbeeld beheerscht wordt door epileptiforme krampen,
volgens hen door heftige prikkeling der medulla oblongata, waar zij een
krampcentrum aannemen, dat door kamfer geprikkeld wordt.

Suketa Morita experimenteerde op groothersenlooze konijnen\'); hij vond,
dat bij konijnen zonder groote hersenen na kamfer-inspuiting geen krampen
optreden en meent daarom, dat kamferkrampen optreden door prikkeling der
groote hersenen.

Jakob Isaak») geeft in 1913 een publicatie over de werking van in water verza-
digde kamferoplossingen. Hij toont aan, dat deze oplossingen, intraveneus toe-
gediend, veel duidelijker de kamfcrwerking op het centraalzenuwstelsel, speciaal
klonische krampen, geven dan subcutane inspuitingen van kamferolic en toe-
diening per os. Er is dan slechts weinig kamfer noodig, de werking treedt
dadelijk op en wordt niet afgestompt door herhaalde inspuitingen.

Lehrb. d. Arzneimitteiienre mz. si/.
Vorlesungen über pharmacologic blz. 406, 1886.
Archiv, f. experim. Pathol. u. Pharmac. Bd. 30, blz. 39.

\') Handb. d. gcs. Arzneimittellehre 1883, biz. 482.

2) Lehrb. d. Arzneimittellehre bIz. 517.

3)

_______________

5) Inaug. Dissert. Dorpat 1866.

6) Archiv, f. exp. Path. u. Pharm. Bd. 6, blz. 217.

7) Archiv, f. exp. Path. u. Pharm. Bd. 78, 1915, blz. 212.

8) Pflüg. Archiv. Bd. 153, 1013, blz. 491.

-ocr page 93-

Door deze in water verzadigde kamfer oplossing toonde hij bi] genarco-

tiseerde dieren de prikkelende werking van kamfer aan op de schors der groote

hersenen en vooral ook op het ademcentrum. , ^ , ••, „„^ t,:;

Een bezwaar is, dat kamfer in water zeer slecht oplost. Isaak vond bij

15° C. circa 1 : 600. , , , . „

Ten opzichte van mogelijke werking van kamfer op de labyrmthreflexen

kan alleen vermeld worden, dat het sterk is aanbevolen tegen zeeziekte. Auer-
back
>) meent, dat het hierbij werkt, doordat kamfer vaatverwijdmg m de
hersenen geeft en zoo een betere bloeddoorstrooming. Hij nam een combi-
natie van camphor trit. 0.2,
Coffein, natric. benz. en diuretine ana 0.5 en noemde
dit
Eiähalattin. Verder komt kamfer voor in geheimmiddelen tegen zeeziekte
b.v. „Mothersills seasick remedy" waarvan de werkzame bestanddeelen zijn:

broomkalium, Coffeine en kamfer. .....

Ten slotte zij nog vermeld, dat kamfer m het lichaam spoedig wordt
omgezet, n.1. geoxydeerd tot kamferol en door de nieren uitgescheiden als
camphoglycuronzuur
Schmiedeberg 3). Door deze omzetting wordt kamfer
spoedig onwerkzaam gemaakt.

Mijne onderzoekingen over den invloed van kamfer op de labyrinthreflexen

zijn gedaan bij konijnen. , , .

De kamfervergiftigingen zijn opgewekt of door subcutane inspuitingen van

lOo/o kamferolie of door intraveneuse inspuitingen van in Ringersche vloeistof

verzadigde kamferoplossingen. ^ • „

Deze waterige kamferoplossingen zijn verkregen door m aether fi)n ge-
wreven kamfer 10 dagen te schudden in een schudapparaat bij kamertempe-
ratuur. De kamfer loste dan op in een verhouding 1 op 700 Ringersche vloeistof.
De labyrinthreflexen zijn voor en gedurende de inspuitingen nauwkeurig

onderzocht. , , ,

De invloed van kamfer op de labyrinthreflexen van den stand en van

beweging is onderzocht tijdens chronische kamfervergiftiging en tijdens acute

kamfervergiftiging. . j

Chronische kamfervergiftigingen zijn opgewekt door gedurende eenige
dagen dagelijks subcutaan 10 % kamferolie in te spuiten. De dosis (500 mgr.
kamfer p k. dier) is zoo genomen, dat geen levensgevaarlijke verschijnselen
optreden, maar wel een duidelijke invloed op de labyrinthreflexen wordt waar-
genomen. . _ .

Acute kamfervergiftigingen zijn opgewekt door subcutaan zeer groote
dosen (1 gr. kamfer p. k. dier) ineens of door intraveneus kamfer opgelost
in Ringersche vloeistof te geven. Deze intraveneus toegediende kamferop-
lossingen geven een zeer sterke kamferwerking; hierdoor zijn ze bij. uitstek
geschikt om de verschijnselen van acute kamfervergiftiging na te gaan.

1) Therapie der Gegenwart 1913, blz. 358. • n^ iw -ïrs

2 PenzddtundStintzing: Handbuch der gesamten Therapie. Bd. IV, blz. 388.
3) Zeitschr. f. physiol. Chemie. Bd. 2, blz. 422, 1879.

-ocr page 94-

Bij het opwekken van acute kamfervergiftigingen is meestal, onder aêtlief-
narcose, in de trachea van het dier een canule gebracht, om het snel te kunnen
verbinden met een toestel voor kunstmatige ademhaling.

De invloed van kamfer op de calorische labyrinthreflexen is onderzocht
als bij de vorige intoxicaties, zoowel na subcutane inspuitingen van 10 %
kamferolie als na genoemde intraveneuse inspuitingen.

De invloed van kamfer op de verschijnselen, die optreden na eenzijdige
labyrinthexstirpatie, is niet nagegaan.

De invloed van kamjerinspuitingen op de labyrinthreflexen van den stand
en van beweging.

a. Chronische kamfervergiftiging.

PROEF /. 23 Sept. 1919. (Tabel XII).

Konijn 1.95 kgr.

2 uur nom. Alle labyriuthreilexen van den stand en van beweging zijn
duidelijk aanwezig.

Subcutaan wordt 500 mgr. kamfer p. k. dier ingespoten.

4 uur nam. Het dier vertoont algemeen sterk verhoogde reilexprikkelbaarheid,
het is hierdoor overgevoelig voor lichte sensibele prikkels en zeer angstig.

De labyrinthplaatsingsretlexen zijn in rechtei zijligging, bij hangen, kop naar
beneden, eu in rugliggiug duidelijk zwakker geworden. In linker zijliggingen
bij hangen, kop naar boven, zijn ze nog goed aauwezig, maar toch ook iets
verzwakt.

De tonische labyrinthretlexen op do extremiteiten en de compensatorische
oogstanden zijn duidelijk aanwezig.

l)e draaireacties zijn duidelijk levendig; do andere draairellexen zijn niet
verlevendigd, maar wel goed aanwezig.

Pe reacties op progressiebewegingen zijn duidelijk verlevendigd, vooral do
liftreacties.

24 Sent. 1919. Do labyrinthplaatsingsreflexen zijn alle duidelijk aanwezig.
De tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten zijn zeer duidelijk to voelen.
De compensatorische oogstanden zijn goed aanwezig.

De kopdraaireacties zijn nog even levendig als de vorige dag. De andere
draaireflexen zijn aanwezig.

Do reacties op progressiebewegingen zijn niet meer levendig.

2 uur nam. Subcutaan wordt 5(X) mgr. kamfer p. k. dier ingespoten.

4 uur nam. De labyrinthreflexen van den stand en van beweging zijn alle
zeer levendig.

Het dier verkeert geheel in een toestand van verhoogde reflexprikkelbaarheid.

25 Sent. 1919. Het dier is nog in denzelfden toestand van verhoogde re-
flcxprikkelb.iarheid.

10 uur vm. Subcutaan wordt 500 mgr. kamfer p. k. dier ingespoten.

11 uur vm. Do verlevendiging van allo labyrinthreflexen van den stand
en van beweging is nog aanwezig, alleen de kop- en oogdraa\'nanystagmus zijn
niet meer duidelijk verlevendigd.

3 uur nam. Weer 500 mgr. p. k. dier subcutaan.

3 uur nam. De labyrinthreflexen blijven uiterst levendig, beljalvc do kop-
en oogdraainanystagmus.

2G Sept. 1919. De algemeen sterk verhoogde reflexprikkelbaarheid is rog
aanwezig. Het dier is zeer overgevoelig voor lichte sensibele prikkels eu
zeer angstig.

De labyrinthreflexen zijn nog even levendig als do vorige dag.

10 uur vm. Subcutaan wordt 500 mgr. kamfer p. k. dier ingespoten.

2 uur nam. Behalve de kop- en oogdraainanystagmus, blijven alle laby-
rinthreflexen zeer levendig.

-ocr page 95-

27 Sept. 1919. Het dier maakt een zieken indrnk, zit ineengedoken in de

kooi en heeft diarrhee. , , . j u

De sterke verlevendiging der lahyrinthreflexen van den stand en van be-

weeingr is niet meer aanwezig. .. , j.

De kop- en oogdraaireacties en de oogdraainystagmus zijn nog levendig.
De andere draaireflexen, de reacties op progressiebewegiDgen en de reflexen van
den stand zijn niet meer levendig. , „ - , •

9 uur vm. Weer wordt snbcutann 500 mgr. kamfer p. k. dier inpspoten.
Na deze inspuiting treedt spoedig een duidelijke verlamming der laby-
rinthrefiexen op. .. „ 1 1 i 1

10 uur vm. De labyrinthplaatsingsreflexen zijn nlle nog slechts zwak aan-
wezio-, alleen bij hangen, kop nasr boven, wordt de kop reclit gezet.

De tonische labyrinthrefiexen op de extremiteiten zijn zeer zwak of niet

meer (e voelen.

De compensatorische oog^^tanden zijn nog aanwezig.

De kop- en oogdranireacties zijn niet meer levendig; de kop- en oogdraai-

nareacties zijn nog aanwezig. .. i- i r •

De kop- en oogdrnainystagmus en-nanystagmus zijn of zeer zwak of afwezig.
De reacties op progressiebcwegingen zijn nog goed aanwezig, maar ook

verzwakt. , .

11 uur vm. Subcutaan wordt nog eens 500 mgr. p. k. dier ingespoten.
Spoedig na deze inspuiting zijn, behalve de compensatorische oogstanden en

de kop- en oogdraaireacties, aÜe labyrinthrefiexen van den stand en van be-
weging weg. , . .. , ..
Do compensatorische oogstanden cn de kop- en oogaraaireacties verdwijnen

het jj^tst.^ ^^^^ ^^^^ ^^^^ ^^^^^ ^^^ gevonden : tusschen do

pleurabladcn een slijmerige massa; de nieren hebben op doorsnede een slechte
schorsteekening cn zijn troebel; het hart is groot.

Behalve deze proef is nog bij vier dieren op dezelfde wijze de invloed
van chronische kamferintoxicatie op de labyrinthrefiexen nagegaan. Behoudens
lichte wisselingen waren de uitkomsten gelijk en is het niet noodig al de pro-
tocollen en tabellen weer te geven.

Het resultaat der proeven omtrent den invloed van chronische kanifer-
vergiftigingen op de labyrinthrefiexen van den stand en van beweging.

1. Kamferinspuitingen (500 ni.gr. p.k. dier subcutaan) hebben een sterk
verlevendigende werking op deze reflexen.

2. De eerste kamferinspuitingen van 500 m.gr. p.k. dier geven soms eerst
verlammingsverschijnselen en later prikkelingsverschijnselen, n.l. in twee
van de vijf proeven. In de andere drie proeven waren de labyrinth-
reflexen dadelijk na de eerste inspuiting levendig.

3. De voorbijgaande verlammingsverschijnselen treden pas op, wanneer
dagelijks grootere dosen gegeven worden, hier twee malen 500 m.gr.
p.kj dier.

4. De verlevendiging geldt voor alle labyrinthrefiexen van den stand en
van beweging, nu eens is deze groep iets meer beinvloed dan die,
maar over het geheel is het een gelijkmatige verlevendiging van alle
labyrinthrefiexen.

5. De verlammingsverschijnselen worden beneden uitvoeriger beschreven
bij de acute vergiftigingen. Uit deze proef blijkt alleen dat de kop-

-ocr page 96-

Kamfer Proef I. Tabel XII.

11. Reflexen van beweging

I. Reflexen van den stand

Labyrinth-plaatsing-
reflexen in de lucht

Genees-
middel

Subcutaan
als 10 7o
ol. camph. .M

Reacties op progessiebewegingen

Draaireflexen

a

O

C 4)
(U Ä

X S

ia

u (U

M
4->

<u X
JU
<u
ü

(O V
O

H

Gewicht
proef-
dier

Konijn
1.95
kgr.

4)

M Ö

\'C JJ
OT)
C

e

rt I V

S "O

«i ö S

O S O -Q

O « O ^

O. O. S

Spiertrillen
na bew.
naar:

Oogdraaireflexen

Liftreactie

Kopdraaireflexen

Verder
bijzonderheden

naar

Datum

a

O e
g

S %

bp S

&

c

C >

^ O

a

bo
a
•5b

t30

öo
c

•5b

(S

bo

C

\'S)

1 3

>. S
O S?

> 3
C

^ Ë.

2 ^

C co

0) &0

a O

S °

O

U

bo-
ven

bene-
den

sl-S ?

Hr

R L

R L

R|L

R L

R L

R L

R L

R L

N

N

J

cö\'

23.9\'19

4

500 mgr.

2.00

nm.

4



4-

ih

4.00

nm.


Alg. lichtverhoogde rellex-
prikkelbaarheid

4

4-

24.9 \'19

500 mgr.

2.00

nm.

4
4










1



4.00

nm.

4
4







25.9 \'19

500 mgr.

10.00

vm.


-f


4








4-

n.00

vm.

500 mgr.

3.00

nm.

4



T








5.00

nm.

4


4

lO.OO vm.

26.9 \'19




500 mgr.

27.9 \'19

4

4

4

500 mgr.

9.00

vm.

IQ.OO

4

4

4

vm.

500 mgr.

il.OO

vm.

11.30

!i Dood door ademhaling stilstand. Tevoren waren ruim een kwartier alle labyrinthre
( Sectie: groot cor. In de pleura slijmerig vocht. Nieren bleek en gezwollen.

lexen verlamd.

12.00

-ocr page 97-

II. Reflexen van beweging

I. Reflexen van den stand

Reacties op progressiebewegingen

Liftreactie
naar

bo- bene-
ven den

Genees-
middel :

Intra-
veneus
Kamfer
in Ringer
p. k.
dier

D

efl

Labyrinth-plaatsing-
reflexen in de lucht

r a a 1 r

exen

8*

<u
u

co C
O

ß

C v

«.-5
X C

Gewicht
proef-
dier

Konijn
1.5 kgr.

Spiertrillen
na bew.
• naar:

Oogdraaireflexen

Kopdraaireflexen

Verdere
bijzonderheden

BÏ O S

£15 £ g

O i; O j
O « O

^ O M g

V O O
?

a\'5, M.S

a V <3 eo

■ 3t \'m
g" 5 ? »

Datum
30 IX \'19

&o
c
\'
m
00

bo
c

"Sc
bo

O.
O

fi

c ^

li

(O

-c

bo
G

.SP
2

2 -a

C co
a O

" s

a E

g ë
M g

jS

R L

R L

R L

R L

R L

RiL

R L

R L

O

U

10.00 vm.

20 mgr.

10.11 vm.

=F




10.20 vm.

10.58

vm.

HF


=F

10

11.10 vm.

mgr.

10

11.20 vm.

-F

mgr.

11.25 vm.

=F

vm.

.30

±

T-

11.40

T-

=r

vm.

2.00

nm.

T

2.35 nm.

10

=F

mgr.

4.00 nm,

20 mgr.

T-

krampen.

qprp

4.20

T-

T-

nm.

4.24 nm. Dood door ademstilstand. Er worden bij de sectie geen afwijkingen gevonden.

J

-ocr page 98-

en oogdraaireacties cn de compensatorische oogstanden het langst
aanwezig zijn.

6. De verlevendigende en de verlammende werking van kamferinspui-
tingen op deze labyrinthrefiexen is zeer voorbijgaande. Twee konijnen,
die zes dagen dagelijks 500 m.gr. kamfer p. k. dier subcutaan hadden
gekregen, en een sterke verlevendiging der labyrinthrefiexen vertoon-
den, hadden twee dagen na de laatste inspuiting in het geheel geen
verhoogde refiexprikkelbaarheid meer.

b. Acute kamfervergiftiging.

PROEF II. 30 September 1919. (Tabel XIII).

Konijn 1.5 kgr.

10 uur vm. Alle labyrinthrefiexen zijn normaal aanwezig.

10 uur 11 min. 20 mgr. kamfer in Ringer p.k. dier intraveneus. Direct ont-
staan er sterke verlammingsverschijnselen t.o.v. do labyrinthrefiexen. Het dier
blijft na de inspuiting in zijligging liggen, er ontstaan lichte krampen in de
extremiteiten cn in do oogspieren. De labyrinthplaatsingsrefle.\\cu vrij in do
lucht en de andcro plaatsingsreflexen zijn zeer zwak. De tonische labyrinth-
reflexen op do extremiteiten zijn niet meer te voelen, of zeer zwak waarneem-
baar. De compensatorische oogstanden zijn nog aanwezig. De draaireflexen op
kop en oogen cn de reacties op progressiebewegingen zijn niet meer waar to
nemen, alleen het uitatrekken der pooten bij beweging naar beneden is nog
zwak aanwezig.

10 uur 20 min. Het dier heeft zich weder hersteld. Zijligging wonlt niet
meer verdragen. Alle labyrinthrelloxon zijn weder aanwezig, alleen do kon-
draainystagmus cn -nonystagmus en de oogdrnniuanystngmus zijn nog zwak.

10 unr M min. De lahyrinthplaatsingsrefloxen vrij in de lucht zijn zeer
zwak, evenals do andere plaatsingsrofloxen. Do tonische labyrinthrefiexen op
do extremiteiten zijn niet to voelen. De compen.saforischo
oogstanden zijn aan-
wezig. De
kopdrnainystagmuB en -nanystagmus zijn zeer zwak. De overige
labyrinthrefiexen zijn aanwezig. .

11 uur 10 min. 10 mgr. kamfer in Rinj^or p. k. dier wordt intraveneus
ingespoten. Do
Iabyrinthi)laat9ing8rcfle.\\cn zijn weer duidelijk annwezig. De
tonische labyrinthrefiexen op do extremiteiten, dn Uopdraainystngmus en -na-
nystagmus en do reacties op progressiebewegingeu zijn zeer zwak. De overigo
labyrinthrefiexen zijn annwezig.

11 uur 20 min. Weer wordt 10 mgr. j). k, dier intraveneus ingespoten.
Alle labyrinthrefiexen van den stand zijn zeer zwak. De kop- en oogtlrnai-
reacties eu -nareacties zijn nog duidelijk en de kop- cn oogdraainystagmus en
-nanystagmus zijn geheel weg. De reacties op progressiebewegingeu zijn mot

waar te nemen. ,, , ,

11 uur 25 min. De labyrinthrefiexen zijn nu olie weg, alleen de kop- on
oogdraaireacties en -nnreocties zijn zeer zwak aanwezig. De plaatsingsreilexeii
op den kop cn op het lichaam door asymmetrische prikke lug der sensibele
lichaamszenuwen on do halsplaatsingsrefloxon zijn zeer zwak aanwezig, terwijl
de labyrinthplaatsingsreflexen geheel verlamd zijn. .

Do tonische labyritithreflo.xen op de extremiteiten zijn met to voelen, terwijl
de tonische halsrofloxen op de extremiteiten nog licht waarneembaar zijn. »

Do compensatorische oogstanden blijven slechts korten tijd we^.

In de oogspieren treden trekkingen op, zoodat het soms sclnjnt, alsof er
spontane nystagmoiedc bewegingen optreden.

Het beeld der kamfervergiftiging is nu zeer wisselend.

11 uur 30 inin. In zijligging gaat do kop weer een weinig naar den nor-
malen stand, wanneer men het dier vrij in de lucht houdt. Kr zijn dan dus
weer lichte labyrinthplaatsingsreflexen op den kop. De andere labyrinthplaat-
singsreflexen zijn echter nog niet waarneembaar.

-ocr page 99-

De tonische labyrinth- en halsreflexen op de extremiteiten zijn niet te
voelen.

De compensatorische oogstanden zijn zeer zwak aanwezig.

De kop- en oogdraaireacties en -nareacties zijn weer duidelijker. De kop-
en oogdraainystagmus en -nanystagmus zijn nog afwezig.

De reacties op progressiebewegingen zijn weer annwezig.

11 uur 40 min. De labyrinthplaatsingsreflexen zijn zwak waar te nemen,
evenzoo de tonische labyrinthrefiexen op de extremiteiten en de compensatorische

""^^^De "^draaireflexen zijn alle iets levendiger geworden. Van de reacties op
prot^ressiebewegingen is alleen de liftreactie zwak waar te nemen.

2 uur nam. Alle labyrinthrefiexen zijn weer aanwezig. De tonische laby-
rinthrefiexen op de extremiteiten en de liftreacties zijn met duidelijk.

2 nur 35 min. 10 mgr. kamfer p. k. dier wordt intraveneus ingespoten.

Dadelijk na de inspuiting treden weer de verlammingsverechijnselen op.
De labyrinthplaatsingsreflexen, de tonische labyrinthrefiexen op de extremiteiten
en de compensatorische oogstanden zijn alle zeer zwak of afwezig.

Van de reflexen van beweging zijn do kop- en oogdraaireacties en -nare-
acties aanwezig. De kopd raai nystagmus en -nanystagmus zijn weg. De oog-
draainystagmus en -nanystagmus en het strekken der pooten by beweging naar
beneden zijn soms nog zwak waar te nemen. De liftreacties zijn weg.

4 uur nam. 20 mgr. kamfer p. k. dier intraveneus. De labyrinthplaatsings-
reflexen en do tonische labyrinthrefiexen op de extremiteiten zijn geheel af-
wezig; de compensatorische oogstanden zijfl nog zwak aanwezig. _

De kop- en oogdraaireacties en -nareacties zijn nog zwak aanwezig; de kop-
draainystagmus en -nanystagmus zijn weg; de oogdraainystagmus cn -nany-
stagmus zijn zwak aanwezig. .

De liftreacties zijn weg; de strekking der pooten bij beweging naar beneden

is nog zwak aanwezig. ^ . i

4 uur 20 min. liet dier vertoont vrij heftige krampen. De compensatorische
oogstanden zijn zeer zwak of afwezig. \'Hetzelfde geldt van de kop- en oogdraai-
reacties en -nareacties. De overige labyrinthrefiexen zijn zeker weg.

4 uur 24 min. Dood door ademhalingsstilstand. De kunstmatige adem-
haling kon niet spoedig genoeg worden aangezet. Bij de sectie worden geen
afwijkingen gevonden.

Deze proef, gedaan om te onderzoeken den invloed van intraveneuse in-
spuitingen van kamfer opgelost in Ringersche vloeistof, is eenige malen her-
haald. De uitkomsten waren evenals bij de subcutane inspuitingen in hoofd-
zaak gelijk, zoodat ook hier slechts één protocol en één tabel is gepubliceerd.

In deze proef is nu eens 20 m.gr. kamfer p.k., dan weer 10 m.gr. p.k. dier
intraveneus ingespoten in een oorvene.

Dosen van 10 m.gr. kamfer p.k. dier, geven, bij het intacte dier intraveneus
ingespoten, meestal alleen kortdurende prikkelingsverschijnselen, zoodat hier-
mede geen chronische kamfervergiftiging kan worden opgewekt.

Dosen van 20 m.gr. kamfer p. k. dier intraveneus geven meestal eerst
overwegend verlammingsverschijnselen, dan verlammingsverschijnselen en prik-
kelingsverschijnselen en tenslotte alleen prikkelingsverschijnselen.

De verschijnselen zijn bij deze dosen sterk wisselend.

Dosen van 40 m.gr. kamfer p. k. dier intraveneus werken sterk verlammend
en snel doodend door ademhalingsstilstand.

Tenslotte is er nog een acute kamfervergiftiging door intraveneuse kamfer-
inspuitingen opgewekt bij een konijn, dat reeds vijf dagen dagelijks 500 m.gr.
kamfer p. k. dier subcutaan had gekregen in den vorm van IQo/o kamferolie.

-ocr page 100-

Tabel XIV.

Datum
30 IX \'19

Gewicht
proef-
dier

Konijo
1.95 kgr.
heeft reeda
5 dagen
dagelijks
500 mgr.

kamfer
p. k. dier

gehad
subcutaan

Genees-
middel :

intrav.
kamfer
p. k. dier

I. Reflexen van den stand

II. Reflexen van beweging

Verdere
bijzonderheden

Labyrinth-plaatsing-

.. £1___ 1 l-.-Ui.

PH
O

c

.2 aj
CTS
O

H

(U

i.
•C

O\'?

1«
cn

C <0

6 °
O

U

Draaireflexen

Reacties op progressiebewegingen

rei

bc
c

.ä"
"n

ai

lexcr

bo
c

•S)

\'n

J

1 in

a

O

c

li

fl

3C lU

O.

O e
^ g

g ë
^ s

-Cl

bo
G

"Si

3
>1

i^opdraaireflexen

Oogdraaireflexen

Liftreactie

T-k O O V>

Spiertrillen
na hew.

a V
£ g
O £ O J3
O « O ^

O"-- O" 5

M 0 M 2
V V °

-O «-a

□ \'ëé M.5
cd «j a oc

Is

is

c

J

a

u

0

Ü
a
i>

n

9)

« s

= 1
(0

li

O

tJ
a

V

O
0
O

a

a

«

1 3
°
2

i «
SL 3

^ a

a S

sf

bo-
ven

bene-
den

G

V
>

O
-Q

C
u

U
C
U

nai
0

ar:

li
0)
4-*

(0

«
-s

V

>H

03

.c

L

R

L

R

L

R

L

R

L

R

L

R

L

R

L

10.30 vm.



4-


1

4-














4-


T-

4-

10.40 vm.

20 mgr.

11.40 vm.

=F





4-

4-




4-

12.00 vm.

20 mgr.

i

-f






4-

4-

4-

4-

4-

4-

=F

4-

12.05 nm.

qp

=F

=F

qp

T-

4-

4-

4-

T-

T

12.15 nm.

20 mgr.

12.20 nm.

T-

^

H-

4-

T-

=F

4-

4-

4-

T-

12.25 nm.

20 mgr.

krampen.

12.30 nm.

T-

T-

T

4-

4-

4-

4-

T-

1.52 nm.
2.00 nm.

-----------

1

-f



4-


4-

4-

4-

4-



4-



4-

4-

20 mgr.

2.15 nm.

1

■f

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-




4-

4-
4-

3.40 nm.

20 mgr.

3.45 nm.

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4-

4.10 nm.

20 mgr.

4.25 nm.

4-

4-

4.50 nm.

HF

qp

=F

=F

nm, Exitus.

-ocr page 101-

Door deze inspuitingen is het dier reeds voor de proef zeer overgevoelig
en angstig, terwijl ook de labyrinthreflexen zeer levendig zijn,

PROEF III. 30 September 1919. (Tabel XIV).

Konijn 1,95 kgr. (heeft reeds 5 dagen 500 mgr, kamfer d,d. en p, k. dier
subc. gehad).

10 uur 30 min. De labyrinthplaatsingsreflexen zijn alle duidelijk aanwezig.

De tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten en de compensatorische
oogstanden zijn zeer levendig.

Alle draaireflexen zijn zeer levendig.

De liftreacties alleen zijn minder duidelijk dan normaal.

Het strekken der pooten bij beweging naar beneden is goed aanwezig.

10 uur 40 min. 20 mgr. kamfer p. k. dier wonlt intraveneus ingespoten in
■ een oorvene.

11 uur 40 min. De labyrinthplaatsingsreflexen zijn zwak geworden, In
zijligging wordt de kop nog naar den normalen stand gedraaid. Üe toni-
sche labyrinthreflexen en de compensatorische oogstanden ziju niet meer
levendig.

De kopdraaireflexen zijn nog alle zeer levendig.

De oogdraaireacties en -nareacties ziju niet meer levendig; de oogdraai-
nystagmus en -nanystigmus nog wel.

De reacties op \'progressiebewegingen zijn nog als voor de inspuiting.

12 uur. De reflexen van den stand zijn thans alle aanwezig.

De kopdraaireflexen zijn uog levendig, behalve de kopdraainareacties.

De oogdraaireflexen zijn alle aanwezip;, maar niet meer levendig.

De reacties op progressiebewegingen zyu nog als vroeger.

Weer wordt ntraveneus 20 mgr. kamler ingespoten.

12 uur 5 min. De labyrinthplaatsingsreflexen zijn zeer zwak. Do touische
labyrinthreflexen en do compensatorische oogstanden zijn aanwezig.

Do draaireflexen zijn niet meer levendifj.

De kop- en oogdraaireacties cn -nareacties zijn nog aanwezig, üe kop- en
oogdraainystagmus en -nanystagmus zijn onduidelijk waar to nemen.

De reacties op progressiebewegingen zijn weg.

12 uur 15 min. Weer 20 mgr. kamfer p. k. dier intraveneus,

12 uur 20 min. De labyrinthreflexen van den stand ziju alle zeer zwak.

De kop- en oogdraaireacties en -nareacties zijn nog aanwezig. Du kop- cn
oogdraainystagmus en -nanystagmus zijn zeer zwok. Do roadies op progressie-
bewegingen zijn Aveg.

12 uur 25 min. Weer 20 mgr. kamfer p. k. dier intraveneus.

12 uur 30 min. Dc labyrihtlireflexeu zijn als voor do inspuiting.

1 uur 52 min. Dc labyrinthreflexeu zijn weer alle teruggekomen. Do kop
cn oogdraainystagmus en -panystsgmus zijn zelfs weer levendig.

2 uur. Wrer 20 mgr. kamfer p. k. dier intraveneus.

2 uur 15 min. Dc oogdraainystagmus cn -nanystagmus ziju nog levendig.
De reacties op progressiebewegingen zijn^weder verzwakt. De andere labyrinth-
rcfloxen zijn goed aanwezig,

3 uur 40 min. Weer 20 mgr, kamfer p, k, dier intraveneus,

3 uur 45 min. Do labyrinthplantsingsreflcxcn en de tonische labpinth-
reflexen zijn zwak aanwezig. De coinpcnsatorischc oogstanden zijn nog duidelijk.

Do kop- cn oogdraaireacties en -nareacties zijn aanwezig. Do kopdraai-
nystagmus cn -nanystagmus zijn weg. De oogdraainystagmus en -nanystngmu.^
zijn nog zwak ainwczig.

De liftreacties cn het strekken der pooten bij beweging naar beneden zijn
aanwezig.

4 uur 10 min. Weer 20 mgr. kamfer p. k. dier intravcncup.

4 uur 25 min. De labyrinthplaatsingsreflexen zijn weg; oveuecus do toui-
sche labyrinthreflexen.

De compensatorische oogstanden zijn nog zeer zwnk aanwezig of weg. Even-
zoo dc kopdraaireacties en -nareacties. De kopdraainystagmus en -nanystagmus

-ocr page 102-

is weg. De oogdraaireacties en -nareacties zijn nog vrij duidelijk aanwezig.
De oogdraainystagmus en -nanystagmus zijn zwak.

De reacties op progressiebewegingen zijn weg. , , „ ^ , .

4 uur 50 min. Alle labyrinthreflexen zijn verlamd, alleen de oogdraai-
reflexen zijn nog zwak aanwezig. _ x- ji. j

Het dier gaat om 4 uur 54 min. dood. Bij de sectie wordt gevonden:
Troebele zwelling der nieren; slijmerig vocht in de buik en tusschen de long-
vliezen; het hart is groot.

In deze proef is een konijn, dat reeds eenige dagen dagelijks 500 mgr.
kamfer p.k. dier subcutaan gehad heeft, zeer resistent tegen intraveneuse
kamferinspuitingen. Het dier schijnt beter de kamfer onschadelijk te kunnen
maken dan het intacte dier.

Overigens blijkt in hoofdzaak uit deze proef dat de kamferwerking zeer.
wisselend is en is zij een bevestiging der vorige proeven.

Het resultaat der proeven omtrent den invloed van acute kamfervergifti-
ging op de labyrinthreflexen van den stand en van beweging.

1. Intraveneuse kamferinspuitingen hebben een zeer sterke werking op de
labyrinthreflexen van den stand en van beweging, waarbij de verlam-
mingsverschijnselen het meest op den voorgrond treden.

2. Deze krachtige werking is zeer voorbijgaande. Hierdoor zijn de ver-
schijnselen zeer wisselend.

3. De verlamming geldt, evenals dit bij de verlevendiging door subcutane
inspuitingen het geval is, voor alle labyrinthreflexen van den stand
en van beweging. Nu eens worden deze reflexgroepen, dan weer die
het sterkst beinvloed. Er zijn geen reflexen gevonden, die tot den
dood zeer levendig aanwezig zijn, zooals bijv. de compensatorische
oogstanden bij strychninevergiftiging.

In het algemeen zijn de kop- en oogdraaireacties en de compensato-
• rische oogstanden het langst aanwezig en verdwijnen de draainystagmus
en nanystagmus van kop en oogen het eerst.

De invloed van intraveneuse en subcutane\'kamferinspuitingen op de calo-
rische labyrinthreflexen.

PROEF I. 24 September 1919. (Curve I).

Koniin 1.7 kgr. , i u i * a

10 uur vm. Aethernarcose. In Jb trachea wordt een canule gebracht. Aan
de gecocainiseerde cornea ^a^l het linker oog wordt een draad bevestigd, deze
wordt verbonden aan een schrijver op beroet papier. Narcose wordt afgezet.

Kunstmatige ademhaling gaat door. , . .ooo^ u

10 uur 30 min. Uitspuiting van het rechter oor (water 12" C.). Lr ontstaat
deviatie naar den kant van ui\'spuiting, met nystagmus in tegengestelde nchting

(zie 5Q0 mg,., kamfer p. k. dier wordt subcutaan als 10 "/„

kamferolie ingespoten, _ ^ . . .

11 uur 30 min. Uitspuiting rechter gehoorgang. De deviatie is gelijk, de
nystagmus is iets levendiger dan voor de uitspuiting.

11 uur 35 min. 500 mgr. kamfer subcutaan p, k, dier,

12 uur fi min. Uitspuiting rechter gehoorgang. De deviatie is veel leven-
diger geworden, de nystagmus is sneller en grooter geworden; wanneer met

-ocr page 103-

uitspuiten wordt opgehouden, duurt de nystagmus ook veel langer dan voor de
kamfer-toediening (zie curve I fig. 2). Hier is een sterke verleveudiging na
één gram kamfer p. k. dier suhcutaan ingespoten.

2 uur nam. Uitspuiting van de rechter gehoorgang geeft nog dezelfde sterke
verlevendiging der calorische labyrinthretlexen.

2 uur 10 min. Weer wordt 500 mgr. kamfer p. k. dier als 10kamferolic
subcutaan ingespoten.

2 uur 30 min. Uitspuiting rechter gehoorgang. De deviatie is nog zeer
levendig, de nystagmus is echter klein cn na het ophouden met uitspuiten spoe-
dig verdwenen. Wij hebben hier dus het vcrsehijnsel, dat dc calorische deviatie
door de kamfer nog duidelijk verlevendigd wordt, terwijl de nystagmus reeds
in een stadium van verlamming verkeert (zie curve I fig. 3).

3 uur nam. Uitspuiting rechter gehoorgang. (Zie curve I fig. 4). Er ont-
stiat weer een duidelijke deviatie en nystagmus. Ook de nystagmus is thans
zeer levendig. Eenigen tijd na het uitspuiten, wanneer de calorische deviatie
en nystngmus reeds ruim een minuut zijn opgehouden, ontstaat er opnieuw
een deviatie en nystagmus, zonder dat een nieuwe labyrinthprikkeling is voor-
afgegaan. Deze deviatie en nystagmus vormen juist het spiegelbeeld der voor-
gaande deviaiie en nystagmus. Dit verschijnsel berust misschien op een centrale
nawerking in analogie met de door
Sherrmpton gevonden „rebount\'.

3 uur 30 min. 500 mgr. kamfer p. k. dier subcutaan.

3 uur 50 min. Uitspuiting rechter gehoorgang. Er ontstaat een duidelijke
deviatie, de nystagmus is echter zeer klein, langzaam en onregelmatig.

4 uur 10 min. üitspuiiing van de rechter gehoorgnng. Weer komt er dui-
delijk deviotie, de nystagmus is nog kleiner, aan het. oog bijna niet waar te
nemen. Bij het begin van het uitspuiten treden oogspiertrekkingen op.

4 uur 20 min. 500 mgr. kamfer p. k. dier subcutaan.

4 uur 30 min. P> treden algemeene krampen en spiertrekkingen op. Uit-
spuiting rechter gehoorgang geeft goede deviatie, tusschen de spierkrampen zijn
nog zwnkke nystsgmusslagen. . , . .

4 uur 40 min. Uitspuiting rechter gehoorgang geeft nog levendige deviatie,
maar een minimale nystagmus.

4 uur 50 min. Uitspuiting rechter gehoorgang. Er ontstaat nog een leven-
dige devir.tie, maar geen nystngmus (zie curve I fig. 5).

5 uur. Het dier wordt afgespannen. Do rcÜexen van den stand en van
beweging worden nu nog onderzocht. De kop- en oogdraaireacties cn -nare-
aciies zijn nog annwezig, de overige labyrin\'hreilexen zijn niet meer waar te
nemen, liet dier ademt niet meer spontaan, het hart klopt nog geruimen tijd
door. De kop- cn oogdroaireilcxen zijn spoedig weg.

Bij de sectio wordt macroscopisch geen afwijking gevonden.

Deze proef is nog eenige malen herhaald, met gelijk resultaat.

De resultaten zijn:

1. Subcutane kamferinspuitingen werken op de calorische labyrinthrefiexen
eerst sterk prikkelend en pas bij zeer groote dosen verlammend.

2. Dc verlammende werking van zeer groote dosen kamfer is spoedig
voorbijgaande, zoodat weer verhooging der calorische labyrinthrefiexen
optreedt.

3. Zeer groote dosen kamfer, verlammen eerst de snelle phase van den
calorischen nystagmus, dan de calorischè deviatie, zoodat er constant
een stadium optreedt, waarin de deviatie nog levendig is, terwijl de
snelle phase van den nystagmus niet meer is op te wekken.

Ook de invloed van intraveneuse kamferinspuitingen op de calorische laby-
rinthrefiexen is in een vijftal proeven nagegaan, zoowel bij doorloopende
uitspuiting als bij uitspuiting met onderbrekingen. Nu eens werd de nystagmus

-ocr page 104-

geregistreerd, doordat een draad door de cornea verbonden was met een
schrijver, dan weer doordat de vrijgeprepareerde musc. rectus internus en externus
verbonden waren aan schrijvers, welke op een kymographion de bewegingen
opschreven.

De resultaten waren als de juist vermelde voor de subcutane inspuitingen,
alleen was de wisseling der verschijnselen veel grooter. De verlammings-
verschijnselen gingen spoedig weer voorbij, terwijl dikwijls sterke prikkelings-
verschijnselen optraden.

Ook hierbij werd constant waargenomen, dat de snelle phase eerder ver-
dween, dan de deviatie, zoodat er altijd een stadium optrad, waarbij sterke
deviatie werd waargenomen zonder snelle phase van den nystagmus. (Zie
curve II, Proef II, 20 September 1919, konijn 2.2 kgr.).

SAMENVATTING.

Bij dit onderzoek naar den invloed van kamferinspuitingen op de\'laby-
rinthreflexen bleek de werking van intraveneuse kamferinspuitingen veel sterker
dan die van subcutane inspuitingen.

Intraveneus toegediend werkten dosen van 40 m.gr. p. k. dier, direct sterk
Aerlammend; bij de meeste dieren gaven dosen van 20 m.gr. p.k. dier reeds
verlammingsverschijnselen.

Subcutaan toegediend gaven dosen van 1 gr. p. k. dier verlammingsver-
schijnselen, die echter snel weer terug gingen.

In proef I (24 September 1919) traden pas verlammingsverschijnselen op,
nadat 1 Va gr. kamfer p.k. dier subcutaan was ingespoten, terwijl het blijvende
verlammingsstadium pas optrad, nadat 2V2 gr- P- k. dier was ingespoten. In een
enkel geval gaven dosen van 500 m.gr. p. k. dier reeds lichte en voorbijgaande
verlamming van sommige labyrinthplaatsingsreflexen op den kop.

Subcutane kamferinspuitingen geven sterke en vrij lang durende verleven-
diging der labyrinthreflexen. 500 m.gr. kamfer p. k. dier geeft bij de meeste
dieren een duidelijke verhooging der reflexprikkelbaarheid, kleinere dosen geven
of een geringere of meestal geen reactie of een reactie op enkele reflexen.
De reacties op progressiebewegingen en de kop- en oogdraainystagmus ver-
toonen het eerst deze verievendiging.

Intraveneuse kamferinspuitingen geven ook duidelijk verievendiging der
reflexprikkelbaarheid; deze is weer het eerst en het duidelijkst aanwezig bij de
kop- en oogdraainystagmus.

Verlammingsverschijnselen treden na intraveneuse kamferinspuitingen zeer
spoedig op, terwijl subcutane kamferinspuitingen van 500 mgr. p. k. dier, da-
gelijks gegeven, bij de meeste konijnen geen verlammingsveischijnselen geven.

De veriammings- en prikkelingsverschijnselen zijn zeer wisselend, doordat
kamfer in het lichaam spoedig wordt omgezet tot een onschadelijke stof
(kamphoglucuronzuur).

De veriammingsverschijnselen treden meestal het eerst op of bij de la-
byrinthplaatsingsreflexen op den kop, of bij de kop- en oogdraainystagmus en
-nanystagmus, of bij de reacties op progressiebewegingen. De kop- en oogdraai-

-ocr page 105-

reacties en -nareacties en de compensatorische oogstanden blijven meestal het
langst aanwezig. Nauwkeuriger is de verlammende werking niet op te geven,
daar deze sterk wisselend is.

Bij het onderzoek naar den invloed van kamferinspuitingen op de calorische
labyrinthrefiexen blijkt ook duidelijk de sterke verhooging der reflexprikkel-
baarheid, zoowel na subcutane als na intraveneuse inspuiting. Vooral na in-
traveneuse inspuiting, maar ook na subcutane inspuiting, treedt na een stadium,
waarin reeds veriammingsverschijnselen optreden, weer sterke verhooging der
reflexprikkelbaarheid op, ook hier dus sterke wisseling der verschijnselen.

De veriamming van de calorische labyrinthrefiexen is het eerst te zien aan
de snelle phase van den nystagmus, zoodat er altijd een stadium optreedt,
waarin de deviatie nog levendig is, terwijl de snelle phase reeds is veriamd.

:::0

-ocr page 106-

HOOFDSTUK VI.

DE INVLOED VAN SUBCUTANE EN INTRAVENEUSE INSPUITINGEN VAN
OLEUM CHENOPODII OP DE LABYRINTHREFLEXEN.

Oleum chenopodii is een in Amerilia en in de tropen veel gebruikt middel om
vi^ormen te verdrijven, vooral tegen Ankylostomum is het zeer aanbevolen. Phar-
macologisch is het ook voornamelijk in Amerikaansche tijdschriften beschreven.
Salant, Mitchell en Nelson beschreven de sterk verlammende werking er van
op de peristaltiek. Zij vinden verder sterke werking op het zenuwstelsel; in het
algemeen prikkelingsverschijnselen voorafgaande aan verlammingsverschijnselen.

Salant en Livingston 2) beschreven de sterk verlammende werking op het
geïsoleerde kikkerhart. Zij vonden sterke daling der bloedsdruk van cardialen
oorsprong reeds door kleine dosen; verder veranderingen in prikkelbaarheid
van den vagus en verandering in het ademhalingstype.

Salant en zijn medewerkers gaven ol. chenopodii zoowel per os als sub-
cutaan. Voor intraveneuse inspuitingen werd een 5o/o emulsie gebruikt. Bij
katten, konijnen en cavia\'s is per os een dosis van 0.8—1 c. cM. p. k. dier doo-
delijk binnen 4 ä 5 uren. Subcutaan is 0.3-0.4 c.c. p.k. dier doodelijk, in
5 uren tot 3 dagen. Intraveneus zijn de opgaven zeer verschillend.

De werking van ol. chenopodii op de labyrinthreflexen is nog niet be-
schreven, wel werden vijf vergiftigingsgevallen van chenopodiumolie bij men-
schen beschreven 3), waarbij sterke labyrinthverschijnselen werden waargenomen
als duizeligheid, doofheid en oorsuizen; verder misselijkheid, braken en wag-
gelende gang.

In mijne proeven is de invloed van subcutane en intraveneuse inspuitingen
van chenopodiumolie op de labyrinthreflexen nagegaan bij konijnen, katten en
cavia\'s.

\') Am. Journ. of Phys. 36 p. 440, 1915. 38 p. 67, 1915. 39 p. 37, 1915.
Journ. of Pharmacol. 2 p. 391, 1910. 8 p. 119, 1916.
Proc. of the Soc. for. Exp. Biol, and iVledic. Vol. XII, p. 130 en 163,1915.

2) Am. Journ. of Phys. 41 p. 21, 1916.

3) T. R. Brown: Maryland Med. Journ. 1878 iv. 20.
Alfred North: Am. Journ. Otol. 1880 ii 197.
Alfred North: New. York Tribune 1880. June 15.
A. C. Pole: Maryland Med. Journ. 1880 vii 107.

Oppikofer: Korrespondenzblatt f. Schweizer Arzte Nr. 6, blz. 161, 1919.

-ocr page 107-

Proef I blz. 77. Tabel XV. Chenopodium.

1. Reflexen van den stand

II. Reflexen van beweging

Labyrinth-plaatsing-
reflexen in de lucht

CU

O

g

g

D

.■s

X

(U

4-»

lU

\'e

>1

u

Ü

X

V

O

co

u

\'g

TD

O

H

Reacties op progessiebewegingen

aireflexen

Dra;

Genees-
middel :

Oleum
chenopodii
p. k.
dier

ja

O

co C
"C JJ
O T:


C m

(u bc

PU O


U

Gewicht
proef-
dier

Konijn
1.5 kgr.

a

B H

ii-« iJ g

O i- o^

O. 0,5
M O M «

« O O

si

Spiertrillen
na bew.
naar:

Oogdraaireflexen Liftreactie

Kopdraaireflexen

Verdere
bijzonderheden

naar

Datum

a

O

c
ö
>

Cd

P.

S ë

M g
.-C

ÖC
G

\'Sb
bo

öo
g

\'50

\'n
OC

W)
g
ÖO

.SP
\'öb
3

iH

SL 3

a

il

bo-
ven

bene-
den

R

R L

R L

R L

■f3

R|L

R L

R L

R L

9/10 \'19

4-

0.3 c.c.

9.30 vm.

4-

4-
4-


-f


\'t Dier is onrustig.

10.00 vm.

4-
4-

4-
4-


10.30 vm.


4-
4-


4-

=F

10.45 vm.

4-

4-
4-

4-
4-

4-

11.00 vm.

11.15 vm.

4-

4-
4-


4-

11.30 vm.

4-

Trekkingen in pooten
en oogspieren.

4-

=F

12.00 vm.

4-
4-

4-
4-

=F

12.15 nm.

12.30 nm.

Alg. krampen.

=F

=F

h

12.45 nm.

4-
4-

4-
4-

=F

1.00 nm.

4-

4-

4-
4-

HF

1.15

nm.

1.25 n.m Dood. Sectie: macr. geen afwijkingen, alleen wat vocht in de pleura en sterke peristaltiek.

-ocr page 108-

De labyrinthreflexen van den stand en van beweging werden bij konijnen,
die deze reflexen goed vertoonden, onderzocht, na subcutane injectie van 0.3
c.c. chenopodiumolie p.k. dier.

De calorische labyrinthreflexen werden bij konijnen onderzocht na intrave-
neuse inspuitingen van een 5 "/o emulsie van chenopodiumolie, zoowel door
de bewegingen van het intacte oog als door de bewegingen van de geprepa-
reerde oogspieren, de musc. rectus externus en internus, ieder afzonderlijk te
registreeren.

De tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten werden nog nagegaan
bij gedecerebreerde katten na intraveneuse inspuitingen van een emulsie van
chenopodiumolie, om deze reflexen van den st.^nd duidelijk te vergelijken met
de kopdraaireacties.

De invloed van chenopodiumolie op de reflexen, die optreden na eenzijdige
labyrinthexstirpatie, is nagegaan bij konijnen en cavia\'s.

Deze proeven werden gedaan bij konijnen, die meer dan 8 dagen tevoren
eenzijdige labyrinthexstirpatie hadden ondergaan, zoodat de acute gevolgen
dezer exstirpatie als rollingen, nystagmus van kop en oogen niet meer aanwezig
waren, terwijl de kopdraaiing en -wending, de rompdraaiing, het tonusverlies
der gelijkzijdige extremiteiten en de deviatie van beide oogen zeer levendig waren
en het dier geheel gezond was.

Bij de cavia\'s waren de verschijnselen van eenzijdige labyrinthexstirpatie
opgewekt, door eenige weken tevoren chloroform in de gehoorgang te drup-
pelen. Bij al deze cavia\'s waren duidelijk aanwezig kopdraaiing en kopwending,
rompdraaiing, tonusverlies der gelijkzijdige extremiteiten en deviatie van beide
oogen. De chenopodiumvergiftiging werd opgewekt door subcutane inspui-
tingen van 0.4 c.c. p.k. dier.

De invloed van inspnitingen van oleum chenopodii op de labyrinthreflexen
van den stand en van beweging.

PROEF I. 9 October 1919. (Tabel XV).

Konijn 1.5 kgr.

Alle labyrinthreflexen van den stand en van beweging zijn duidelijk aanwezig.

9 uur 30 min. \'Subcutaan wordt 0.3 c.c. ol. eben, ingespoten.

10 uur. Het dier is onrustig. Alle labyrinthreflexen zijn zeer levendig,
alleen de tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten zijn niet duidelijk le-
vendiger geworden.

10 unr 30 min. De tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten zijn
moeilijk waar te nemen. De labyrinthplaatsingsreflexen op den kop zyn nog
aanwezig, maar niet meer levendig. De overige labyrinthreflexen zijn nog
zeer levendig.

10 uur 45 min. De labyrinthplaatsingsreflexen zijn reeds zeer zwak, de
kop gaat in zijligging, vrij in dc lucht, niet meer in den normalen stand. De
halsplaatsingsreflexen en de plaatsingsreflexen op den kop en op_het lichaam
door asymmetrische prikkeling der sensibele lichaamszenuwen zijn nog zwak
aanwezig. Het dier verdraagt zijligging, maar springt bij aanraking direct in
den normalen stand. De tonische rabyrinthreflexen op de extremiteiten zijn
niet meer te voelen.

De compensatorische oogstanden zijn niet meer levendig.

De drjiaireflexen en de reacties op progressiebewegingen zijn nog zeer levendig.

-ocr page 109-

11 uur. Het (lier ligt in zijligging op cleu tafel, op sensibele prikkels gaat
het dadelijk recht zitten. Het dier maakt voortdurend kauwbewegingen, maar
heeft geen krampen. De labyrinthplaatsingsrellexen op den kop ziin geheel
afwezig, de andere plaatsingsreflexen zijn zwak aanwezig, vooral de plaatsings-
reflexen op den kop door asymmetrische prikkeling der sensibele zenuwen zijn
niet meer levendig. De tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten zijn weg.
De compensatorische oogstanden zijn zeer zwak geworden.

De labyrinthreflexen van beweging zijn nog levendig.

11 uur 15 min. Het dier springt plotseling uit de kooi en komt in zij-
ligging op den grond neer, maar gaat dan dadelijk in den normalen stand. Op
de plaats waar het is neergekomen blijft het dier echter zitten, alle vier pooten
wijd uiteen, buik en kop op den grond rustend.

Van de reflexen van den stand ziju alleen de compensatorische oogstanden
nog zeer zwak aanwezig, de andere zijn afwezig. De reacties op progressie,
bewegingen zijn niet meer levendig, maar nog wei aanwezig.

11 uur 30 min. De labyrinthplaatsingsreflexen op den kop en de tonische
labyrinthreflexen op dc extremiteiten zijn niet meer aanwezig. De compensa-
torische oogstanden zijn zwak aanwezig.

Alle draaireflexen zijn levendig. De liftreacties zijn zeer zwak aanwezig.
Bij beweging van het dier naar beneden woiden do achterpooten gestrekt.

12 uur. Nog hetzelfde beeld als om 11 uur 30 min. De compcnsatorische
oogstanden en de reacties op progressiebewegingen zijn iets zwakker geworden.
Het dier vertoont lichte spiertrekkingen. Aan de oogen ziet men spontane
nystagmoiede bewegingen door trekkingen der oogspieren.

12 uur 15 min. De labyrinthplaatsingsreflexen op den kop eu de tonische
labyrinthreflexen op de extremiteiten zijn weg. De compensatorischc oogstanden
zijn zwak aanwezig.

De draaireflexen ziju alle zeer levendig. De liftreacties zijn nu zeer
levendig; bijna krampv\'ormig worden de pooten gestrekt, wanneer met de lift-
beweging naar boven wordt opgehouden. Bij plotselinge beweging van het
dier naar beneden, worden de pooten niet meer gestrekt, deze labyrinthreflex
(Sprungbereitschaft \') is derhalve niet meer waarneembaar.

12 uur 30 min. Alle labyrinthreflexen van den stand ziju thans niet meer
op te wekken.

De kop- en oogdraaireacties, -nareacties, -nysta^us en -nanystagmus zijn
niet meer levendig, maar nog duidelijk aanwezig. De kopdraaireacties en -na-
reacties zijn het sterkst verzwakt. De liftreacties zijn nog duidelijk aanwezig,
maar niet meer zoo sterk. De andere reacties op progressiebewegingen zijn weg.

Het dier vertoont trekkingen in do extremiteiten en in de oogspieren.

12 uur 45 min. Het dier heeft een heftige krampaanval (opisthotonus en
adcmstilstand).

Spoedig na deze krampaanval zijn de draaireacties en -nareacties op kop
cn oogen maximaal levendig, terwijl kop- en oogdraainystagmus en -nanystagmus
minder levendig zijn. Deze zijn n.1. snel en klein. Bij de zeer levendige oog-
■ draaireactie is tijdens het draaien geen nystagmus waar te nemen.

Van de reacties op progressiebewegingen zijn alleen de liftreacties nog zwak
aanwezig.

De labyrinthreflexen van den stand zijn niet mecf waarneembaar.

1 uur. Weer na een algemeene krampaanval met ademhalingsstilstand en
opisthotonus.

De labyrinthplaatsingsreflexen op den kop zijn weg. Bij hangen, kop naar
beneden, wordt door tonische contractie van de nekspieren de kop vrijwel in
den normalen stand gehouden, dit is echter geen labyrinthwerkiug meer. De to-
nische labyrinthreflexen op de extremiteiten en de compensatorische oogstanden
zijn niet op te wekken.

De draaireacties en -nareacties van kop en oogen en de liftreacties zijn
maximaal levendig. Door de draaibewegingen of progressiebewegingen ontstaat

\') A. de Kldjn en B,. Magnus: Labyrinthreflexen auf Progressivbewegingen,
Pflüg. Arch. Bd. 18«, 1921.

-ocr page 110-

een maximale tonische contractie der normale efl\'ectoren der reflexen. De reflex-
bewegingen treden krampvormig op.

De kop- en oogdraainystagmus cn -nanystagmus zijn klein en snel.

De strekbeweging der achterste e.^tremiteiten bij beweging van het dier
naar beneden in den stnnd kop naar beueden, is niet meer op te wekken.

1 uur 15 min. Het dier vertoont nog hetzelfde vergiftigingsbeeld.

1 uur 25 min. Dood van het dier. Bij de sectie worden macroscopisch
geèri afwijkingen gevonden. Er is wat vrij vocht in de pleura en nog leven-
dige darmperistaltiek.

Op dezelfde wijze is deze proef bij 8 konijnen verricht. Deze acht proe-
ven hadden allen dit resultaat, dat er telkens een stadium was, waarin de re-
flexen van den stand niet meer waren op te wekken, terwijl de reflexen van
beweging, vooral de draaireflexen, nog zeer duidelijk waren.

De kop- en oogdraaireacties en -nareacties en de liftreacties bleven tot den
dood bestaan, zelfs in de laatste stadia maximaal levendig. Vóór deze termi-
nale sterke verlevendiging was er een stadium, waarin ook de reflexen van
beweging minder levendig waren.

De labyrinthplaatsingsreflexen op den kop waren zeer spoedig niet meer
op te wekken, n.l. in een stadium, waarin de andere plaatsingsreflexen, als de
halsplaatsingsreflexen en de plaatsingsreflexen op het lichaam en op den kop
door asymmetrische prikkeling der sensibele lichaamszenuwen, nog duidelijk
aanwezig waren.

De tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten waren (aan de dieren,
v/aarbij ze in het begin der proef duidelijk waren) na chenopodium-inspuiting
spoedig niet meer waar te nemen. Verlevendiging dezer labyrinthreflexen werd
niet waargenomen.

De compensatorische oogstanden bleven van de reflexen van den stand
het langst op te wekken, maar er kwam altijd een stadium, waarin de com-
pensatorische oogstanden weg waren, terwijl de reflexen van beweging nog
goed waren op te wekken.

De kop- en oogdraaireacties en -nareacties waren altijd reeds een half uur
na de chenopodium-inspuiting duidelijk versterkt, ook de kop- en oogdraainy-
stagmus en -nanystagmus waren dan versterkt. Soms trad er hierna een stadium
op, waarin de draainystagmi sterker waren dan de draaireacties, zooals dit bij
chinine geregeld werd waargenomen. In de laatste stadia der vergiftiging
wekte draaiing of progressiebeweging telkens een maximale krampachtige contrac-
tie op van de spieren, die bij deze reflexen contraheeren. Aan de oogen waren
deze contracties zoo sterk, dat bij draaien alleen de witte sclerae nog te zien
waren, daar het oog bijna 90" werd gedraaid. In deze stadia waren de kop-
en oogdraainystagmus en -nanystagmus of afwezig of zeer klein.

De reacties op progressiebewegingen waren meer wisselend dan de draai-
reflexen. Na de eerste verlevendiging der liftreacties volgde, meestal vóór de
algemeene krampaanvallen, een vermindering in levendigheid, soms waren ze
dan in het geheel niet meer op te wekken. In het stadium der groote kramp-
aanvallen waren de liftreacties geregeld maximaal levendig evenals de draai-
reacties. Vooral bij beweging naar beneden of bij ophouden der beweging
naar boven ontstaat een tonische strekking der voorpooten.

-ocr page 111-

Het strekken der achterpooten bij beweging naar beneden (Sprungbereit-
schaft) nam altijd na een verlevendiging langzaam en geleidelijk af; de^e reflex
was meestal nog aanwezig, in een stadium, waarin de liftreacties met meer
waren op te wekken. Later kwamen dan de liftreacties maxmiaal levendig
terug, terwijl deze reflex niet meer kon worden waargenomen.

Resumé • De reflexen van beweging worden door chenopodiumolie niet
geheel verlamd. De kop- en oogdraaireacties en de liftreacties waren in zeer ver
gevorderde vergiftigingstoestanden meestal zeer levendig.

De reflexen van den stand zijn in een vrij vroeg stadium verlamd, vooral
de labyrinthplaatsingsreflexen, zoodat er een stadium is, waarin de reflexen van
den stand afwezig zijn, terwijl de reflexen van beweging nog duidelijk aan-

"^"\'L^rhet verlammend stadium was vooral t.o.v. de reflexen van beweging
een duidelijk prikkelingsstadium waar te nemen. De labyrinthplaatsingsreflexen
en de compensatorische oogstanden waren ook het eerste uur na de inspuiting
zeer levendig, daarna verlamden ze snel.

De invloed van inspuitingen van oleum chenopodii op de calorische
labyrinthreflexen.

PROEF I. 13 October 1919. (Curve IJ.

9 uTviu? Aethernarcose. In de trachea wordt een cannle gebracht. Beide

carotiden X\'den afgebonden. In dc vena jngnlans wordt een veneucanule
XS
ITZbc. rectus externus cn de musc. rectus internus van het Iinka-
oog wordervrii^ de distale spierinserties worden met draden vei-

Sofden aan scffijvers^ op beroet papier. Voortdurende uitspuiting aur. s. met

mirïö min. Met uitspuiting der linker gehoorgang wordt begonnen.
De musc. ïectus externus sin. gaat in^contractie en geeft een zeer nystag-

n ns da-.r deze spier de duidelijkste deviatie en nystagmus gee t, cn de bewe-
"ïg\'en van de iXs internus volkomen gelijksoortig j^.^të

extfrnus wordt alleen de invloed van crienopodium op de rectus externus be-
LhrS normale curved fig. 1 eerste deel). De snelle component gaat op

\'\' w\'uur\'s m^\'ab7 cc. ol. chenopodii p.k. dier wordt intraveneus als

minuut na de inspuiting ontstaat er een duidelijke
vcrmindS dei deviatie, de nystagmus heeft een
derde van haar vorige grootte.
rn^nS seconden s ii-\'^^ deviatie weer tot haar vroeger niveau, de nystagmus
?^liift eelLr kleiner ^ voor de chenopodium inspuiting en langzamer. De
deviitie en nV\'taJ^inr bovendien onregelmatig, er treedt clkens na

t ge secönSn ec" soortgelijke vermindering ^ "P

oïcT^etfiÏTS\'wij vóór de inspuiting, dat de deviatie en nystagmus
20
nTn. na de cirste chenopilium inspuiting, nog f
dat dc onregelmatigheden, die nog geli,keu op die, vlak \' «
sneller op elkaar volgen. De devir.tie cn nystagmus zijn klem ge^^orden cu dc
Titrafno-miiq iq wppr .sucllcr dttu vlak na dc inspuiling. r^ j •

ook kleiner cn langzamer met onregelmatigheden (zie curvc I tig. 2).

-ocr page 112-

11 uur. Het kymografion wordt stop gezet, met uitspuiten van de linker
gehoorgang wordt opgehouden. ^„„^ .

12 uur. De uitspuiting der linker gehoorgang met water van lO\'C.isweer
begonnen. De deviatie en nystagmus zijn zeer levendig, vooral de nystagmus
is veel levendiger dan toen met uitspuiten werd opgehouden.

Intraveneuse inspuiting van 0.07 cc. ol. chenopodii p. k. dier, als 5 7„ emulsie.
Weer ontstaat hetzelfde beeld als na de vorige inspuitingen. Het begin is wat
onregelmatiger, doordat bet dier sterker reageert op het manipuleeren aan de
venencanule! Er blijft ook nu, na de eerste sterke inzinking, een goede devi-
atie, terwijl de nystagmus klein, langzaam en onregelmatig wordt.

12 uur 30 min. Het dier reageert sterk op sensibele prikkels. De deviatie
is noo- zeer goed, de nystagmus is nog onregelmotig, maar weer levendiger.
Weer^dezelfde chenopodiumdosis intraveneus.
De deviatie en nystagmus ver-
toonen hetzelfde. De nystagmus is alleen nog kleiner, onregelmatiger en lang-
zamer geworden. i -i

1 uur. Om de deviatie duideliik waar te nemen, wordt uu met uitspuiten
opcrehouden, (zie curve I fig. 3). Zoodra met uitspuiten is opgehouden, gaat
de deviatie langzaam terug, de contractie van den musc. rectus externus pn.
houdt op. De nawerking der uitspuiting op deviatie en nystagmus is mini-
maal of niet aanwezig. De sterke daling der deviatie bewijst dat deze nog zeer
levendig was. Na ruim twee minuten wordt met uitspuiten weer
begonnen.
Dadelijk volgt een zeer sterke contractie der spier, dus nog levendige deviatie,
terwiil er een langzame en onregelmatige nystagmus optreedt.

1 uur 5 min. Weer wordt 0.07 cc. ol. chenopodii intraveneus ingespoten.
Bij het begin der inspuiting sterft het dier. Bij de sectie worden macrosco-
pisch geen afwijkingen gevonden.

Deze proef is eenige malen herhaald met gelijk resultaat. Hieruit blijkt\'

dat de calorische labyrinthreflexen tijdens de chenopodiumintoxicatie niet geheel

verlammen en zich in dit opzicht gedragen als de labyrinthreflexen op be-
weging in de vorige proeven. ^ ^

Dit is des te begrijpelijker, omdat volgens de onderzoekingen van Barany )
de calorische labyrinthreflexen ontstaan, doordat door de calorische prikkel
lymphstrooming optreedt in de halfcirkelvormige kanalen en dit dus boog-
gangsreflexen zijn. De reflexen tengevolge van draaiing zijn volgens de
Mach-Breuersche theorie eveneens booggangsreflexen.

De calorische deviatie bleef tot den dood zeer levendig (zie curve I fig. 3),
zij vertoonde echter reeds na de eerste injectie een kortdurende inzmkmg
waarna de deviatie zich weder geheel herstelde. Er bleven echter voortdurend
soortgelijke kortdurende inzinkingen der deviatie bestaan, die op vrij regelmatige
tijden terugkwamen en aan de deviatie een onregelmatig type gaven.

De calorische nystagmus werd sterker beinvloed dan de calorische de-
viatie. Reeds na de eerste inspuiting was de nystagmus, na de mzmkmg
van deviatie en nystagmus, kleiner en langzamer dan voor de mspuihng,
terwijl ze ook onregelmatig werd. De nystagmus bleef echter tot den dood

aanwezig.

I) Monatsschrift f. Ohrenheilkunde 1906, blz. 229.

-ocr page 113-

De invloed van inspuitingen van ol. chenopodii op de tonische labyrinth-
reflexen op de extremiteiten bij gedecerebreerde katten.

PROEF I. 14 October 1919.

9^^u/30^min. Aethernarcose. In de trachea een canule. Kunstmatige
ademhaling. De nn. vagi doorgesneden. De carotiden onderbonden. Decere-
bratie ter hoogte van het tentorium cerebelli.

10 uur. Êinde der operatie. Narcose af. Het dier op verwarmde opern-

tietatel.^^^^^ Er is zeer goede ontherseningsstijfheid. De tonische labyrinth- en
halsreflexen zijn beiden zeer duidelijk aanwezig.
De kopdraaireactie is goed op te wekken.
Dc corneareflex en de patellairreflex zijn levendig.

11 uur 20 min. Intraveneus wordt Ü.07 cc. ol. chenopodii p. k. dier als

5 */„ emulsie ingespoten. , .. ., ,

11 uur 25 min. Dc tonische labyrinth- en halsreflexen zijn thans uiterst
levendig. De kopdraaireactie is eveneeua levendig.

11 uur 35 min. Weer 0.07 cc. als om 11 uur 20 mm.

11 uur 40 min. De tonische labyrinth- en halsreflexen op de extremiteiten
zijn, zoowel bij omleggen van buik- in rugligging als bij kopdraaien m zij-
ligging, zeer zwak voelbaar.

De kopdraaireactie is nog levendig.

De algemeene spiertonus van het dier is nog goed. De patellairreflex en
de buigreflex op knijpen in de teeneu zijn levendig. Het dier is zeer gevoelig
voor sensibele prikkek^ het reageert sterk op aanraking. Wanneer men in esu
oor kniipt, treden er levendige strek- en buigbewegingen der pooteu op.

12 uur. De tonische labyrinthreflexen zijn zeer zwak aanwezig, evenzoo dc
tonische halsreflexen.

De kopdraaireacties zijn nog duidelijk. ... ,

12 uur 15 min. Weer een injectie van 0.07 cc. ol. chenopodii p.k. dier

intrY^en^e^u^s.^^ min. De tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten zijn niet

meer te voelen.

De kopdraaireacties zijn nog duidelijk waarneembaar.

12 uur 35 min. De tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten zijn
zoowel bii omleggen van buik- in rugligging als bij kopdraaien m zijligging
totaal-weg. De tonische halsreflexen op de extremiteiten zijn eveneens met meer
waar te nemen.

De kopdraaireacties zijn nog duidelijk aanwezig.

De algemeene toestand van reflexen en tonus is nog als om 11 uur min.
2 uurf De tonische hals- en labyrinthreflexen zijn weg. De kopdraai-
reacties zijn alleen door zeer snel draaien soms nog op te wekken.

Het hart klopt zwak en onregelmatig. Het dier wordt gedood. _
Sectie: De decerebratiesnede gaat door de voorste corpora quadrigemina.

Dc medulla oblongata is intact, ook verder worden er geen afwijkingen gevonden.

Uit vier proeven, die op deze wijze werden verricht, bleek duidelijk, dat
bij gedecerebreerde katten de reflexen van den stand, hier de tonische labyrinth-
reflexen op de extremiteiten, eerder verlamd zijn dan de reflexen van beweging,
hier de kopdraaireacties.

Ook deze proeven waren derhalve in overeenstemming met de resultaten

der vorige proeven.

De invloed van inspuitingen van ol. cheiwpodi op de versehynselen, die
optreden na eenzijdige labyrinthexstirpatie bij konijnen en cavia\'s.

In al de vorige proeven werd tijdens chenopodiumvergiftiging een stadium

-ocr page 114-

Bü toenemende chenopodium-intoxicatie verdwijnen de kopdraaiing en -wending
door de rechtszijdige labyrinthexstirpatie langzaam.

Photo IV. 22 Oct. 1919. Chenopodiimproef I.

Photo IVa. Proefkonijn In de rechter hand, contrólekonijn in de Hnker hand!
r
Sv dieren ondergingen 17 October 1919 labyrinthexstirpatie van het rech-
ter labyïntS! Zij vSoSen daarna de verschijnselen die optreden na eenzijdige

Tn"r"nk\'e1"!;and krijgt geen inspnitingen (controle-dierj
Om Tuur 34 min. is bij \'tproefdier in de rechter hand 0.4 cc. ol. chenopodn
subcSL
p. k. LT ïngespJten\'; waarna prikkelingsverschijnselen optreden ais

\'\'\'""om 3uif\\5 min. wordt intraveneus 0.04 ccM. ol. chen. p k. dier ingespoten.
Om 3
uur 4? min. wordt de kopdraaiing bij hangen, kop naar beneden,

iimls\'mii.\'^s^phl\'^-Vb genomen, de kopdraaiing is duidelijk minder

4"u"u?l5 mfn\'?S\'to IVc genomen, de kop staat nu bijna recht.
DeTe nhoto\'s geven duidelijk aan hoe de kopdraaiing en -wending (door
de e^nzijdiS labyrhithexstirpatie) langzaam wordt opgeheven na inspuiting van

\'De"Sexen van den stand zijn thans alle verlamd of zeer zwak, de com-
pensatorische oogstanden verhouden zich als de kopdraaiing.
\' De draaireacties en -nareacties aan kop en oogen en de hf eacties z^i
levendig, de andere reflexen van beweging zijn aanwezig. Er waren m dit
stadium 4.45 nog geen krampen opgetreden.

a.

b.

c.

-ocr page 115-

waargenomen, waarin de labyrinthreflexen van den stand niet meer waren op
te wekken, terwijl de labyrinthreflexen van beweging nog duidelijk, soms nog
zeer levendig, aanwezig waren. Nu werden er nog chenopodiumvergiftigingen
opgewekt bij konijnen en cavia\'s, die duidelijk de verschijnselen van eenzijdige
labyrinthexstirpatie vertoonden. De verschijnselen die optreden na eenzijdige
labyrinthexstirpatie, n.1. de kopdraaiing en -wending, de rompdraaiing, en de
deviatie van beide oogen zijn volgens onderzoekingen van
Magniis en De
Kleyn
i), directe labyrinthuitvalsverschijnselen bij konijn en cavia en zijn
identiek met de labyrinthreflexen van den stand. Dit blijkt ook hieruit, dat
ze afhankelijk zijn van den stand van den kop in de ruimte. Er kan een
maximum- en een mininiumstand onderscheiden worden, tenminste voor de
kopdraaiing en -wending en de veranderde oogplaatsing.

Er werd derhalve verwacht, dat deze verschijnselen reeds in een vrij vroeg
stadium niet meer konden worden waargenomen, terwijl de reflexen van be-
weging nog duidelijk aanwezig waren.

f.

PROEF /.

Konijn 1.5 kgr. en contrólc-konijn.

17 October 1919. Het rechter labyrinth is bij beide dieren verwijderd door
Dr. A. de Kleijn volgens zijne methode \').

22 October 1919. Bij hangen, kof) naar beneden, is bij beide dieren de kop
naar rechts gedraaid. De tonus der extremiteiten is
rechts bij rechtgezetten kop
miuder dan links. De oogen zien naar de zijde van het
ontbrekende labyrinth.
De dieren vertoonen alle verschijnselen die optreden na eenzijdige labyrinth-
exstirpatie volkomen gelijk.

De draaireacties en nareacties, -nystagmus en -nanystagmus zijn op typische
wijze aanwezig.

1 uur 30 min. Subcutaan wordt bij een der dieren 0.4 cc. ol. chenopodii
p. k. dier ingespoten.

2 uur 30 min. De acute verschijnselen die optreden direct na de labyrinth-
exstirpatie, als rollingen en nystagmus van kop en oogen, beginnen weer terug
te komen. Het dier rolt tenminste telkens naar rechts om en dan vaak over
den rug, terwijl kop en oogen nystagmus vertoonen. De prikkelbaarheid van
het intacte labyrinth schijnt te zijn toegenomen.

De kopdrnaiing bij hangen, kop naar beneden, is ruim 90".

3 uur. Noff in hoofdzaak lichte prikkelingsverschijnselen.

3 uur 15 min. Intraveneus wordt 0.04 cc. ol. chenopodii, in 5 7„ emulsie
ingespoten, om de verlammingsverschijnselen iets eerder te doen optreden.

3 uur 30 min. Het dier maakt voortdurend rolbewegingen als vlak na dc
labyrinthexstirpatie. De kop is bij hangen, kop
naar beueden, meer dan 90°
gedraaid.

De drasireflexen zijn aan kop en oo^en duidelijk.

V 3 uur 45 min. Het dier rolt no^ telkens om, heeft kop- en oognystagmus.
Bij hangen, kop naar beneden, is de kopdraaiing minder geworden, n.1. schom-
melend tusschen 70" en 45" (zie nhoto IVa). Op de photo is deze vermindenng
duidelijk door vergelijking met het andere konijn.

4 uur. Het dier vertoont nog sterke rolbewegingen en kan niet meer recht

1) Pflüg. Archiv. Bd. 154, 1913, blz. 163. . . . \' ,

2) Pflüg. Archiv. Bd. 145, 1913, blz. 549 en Pflüg. Archiv. Bd. 154,
1913, blz. 183.

-ocr page 116-

7ittcn Bii hangen, kop naar beneden, is de kop 45» naar rechts gedraaid. De

ven I zijWinro t^iel ^ verdragen en de kop is bij

dezl itii -i e h nLr boven gev^^end. (Linker z jbgg-ng .s n 1. bij een

onii waar het rechtcr°labyrinth is weggenomen, gehee onmogelijk)

Bij hangen, kop naar beneden, is de draaiing naar rechts met meer dan 30 ,

&e°ooJe?iertoonen nog spontaan nystagmus. De deviatie van beide oogen
i. no- Zideliik. Deze is moeilijker in graden nit te drukken dan de kop-
IraLiS-^. El kan echter thans nog geen vermindering geconstateerd worden

-^ÄÄXÄ S^rÄpiÄi^^de verande-
o^clIiSi^^ S^^aSes zijn l^endig, ter. ijl de Uop-^

ooJraain/stagmuseu-nanystagmusaanwezigzijn.Deliftreactieszy^

^ kopdraaiing eu -wemlmg ^

iref;ne?ns of gehee vveg of^^^^^^^ compensatorische oogstanden

veiSS zieh^eveSzoo-^De kop- en oogdraaireacties nog zeer ämdelijk

lanwezig!^ de kop- en oogdraainystagmus en nanystagmus zijn zeer zwak. De

die ontstaan na éeimjdige . labyHnth-
exstirnatie zi n of geheel afwezig of zeer zwak aanwezig. De draaireacties op

Top e\'n oX^efzyn^iog aanwezfg, terwijl de kop- en oogdraainystagmus niet

oSafï\'en algemeene krampaanval; hierna zijn de
verschi ÏLlen die ontreden na eenzijdfge labyrinthexstirpatie, met meer waar
t^pTeS Het dier heeft geen labyrinthreflexen van den stand meer, bij
han-
gen kon nlr bi eden, hingt de kop slap naar beneden. De oogdraaireactie
l^n nol duidelijk, de kopdraaireacties zijn nog zwak aanwezig. Er is geen

"^\'\'Är! Ttdier wordt gedood. Bij de sectie zijn geen vermeldenswaardige
afwijkingen gevonden.

Deze proef werd bij twee konijnen verricht. Bij beide dieren waren van
de verschijnselen, die optreden na eenzijdige labyrinthexstirpatie, de kopdraanng
en -wending, tijdens
chenopodium-vergiftiging, pas in een zeer laat stadium
geheel verdwenen en dan nog niet voortdurend, nu
eens waren ze geheel weg,
dan weer waren ze zwak aanwezig. Al heel spoedig, reeds bij lichte cheno-
podium intoxicaties, trad echter vermindering der kopdraaiing en-wendmg op.
De andere verschijnselen die optreden na eenzijdige labyrinthexstirpatie, ver-
hielden zich bij de
chenopodium-vergiftiging als de kopdraaiing en -wendmg,

maar waren minder duidelijk waar te nemen.

De draaireacties van oogen en kop bleven tot den dood bestaan en waren
alleen tijdens de krampaanvallen geheel verdwenen.

ge%v
fleze

-ocr page 117-

Twee cavia\'s na linkszijdige labyrinthexstirpatie met gelijke verschijnselen.
De cavia in de linker hand kreeg één uur voor de photo 0.4 ccM. ol. chen.
subcutaan. De kopdraaiing en -wending is daardoor opgeheven. De cavia
in de rechter hand kreeg geen inspuiting.

Photo V. 23 October 1919. 2 uur nm.

Photo V. Twee cavia\'s uit proef II. . ,. . j

ÈSe dieren vertoonden vóór de proef alle verschijnselen die optreden na
linksSe labyrinthexstirpatie geheel gelijk, doordat 3 weken tevoren m de
nker gèhoo gang van beide dieren eenige druppels chloroform
zijn mgedruppeld.

of cavi?in de rechter hand is de contróle-cavia. Deze heeft geen cheno-

DTcTa\'Ktin\'kêr hand kreeg om 1 uur subcutaan 0.4 ccM. ol. chen.

E^uur na de inspuiting om 2 \'\'• ^OeT

draaiin^r en -wending zijn geheel weg bi de cavia m de linkei hand De re-
flexen van den stand zijn zwak. De reflexen van beweging z.jn duidelijk.
Het dier loop" nog goed en niet meer in een cirkel als voor de inspuiting.

-ocr page 118-

Reeds vóór een algemeene krampaanval met ademhalingsstilstand was op-
getreden, was de kopdraaiing en -wending langzaam minder geworden, om
alleen soms zeer zwak weer terug te komen. (Zie photo IV).

Ook voor deze proeven gold derhalve, dat er een stadium is, waarin de
verschijnselen die optreden na eenzijdige labyrinthexstirpatie verlamd zijn, terwijl
de- reflexen van beweging nog zijn waar te nemen.

Uit deze proeven blijkt tenslotte nog zeer duidelijk, dat in het begin der
intoxicatie, wanneer nog slechts kleine hoeveelheden chenopodium de nerveuse
centra bereikt hebben, een sterke verlevendiging dezer verschijnselen optreedt,
zoodat weer de acute verschijnselen der labyrinthexstirpatie te voorschijn komen,
als heftige rolbewegingen en nystagmus van kop en oogen.

PROEF II. 23 October 1919.

3 cavia\'s; gewicht resp. 27.5, 290 en 310 gr.

Drie weken voor de proef waren bij deze dieren de verschijnselen vaneeu-
ziidige labyriDthexstirp.itie opgewekt door chloroform indruppeling in een der
eehooro-angen. Thans ziju de blijvende verschijnselen, die optredeu na eenzij-
dio-e labyrinthexstirpatie, alle duidelijk aanwezig. De dieren vertoonen geen
rotbewegingen meer en geen nystagmus vau kop en oogon. .

1 uur \'s n.m. Subcutaan wordt 0.4 cc. ol. chenopodii p. k. dier ingespoten.

1 uur 30 min. Dadelijk na de inspuiting cn ook thans nog maakt het dier
voortdurend rolbewegingen en heeft nystagmus van kop eu oogen.

Vau de verschijnselen, die optreden na eenzijdige labynnthexstirpatie, zijn
de kopdraaiing en -wending, bii hangen, kop naar beneden reeds d\'iuiehjk
afcrenomen; bi] de andere is een dergelijke afname
minder goed waar te nemen.
° De draairellexen cn de reacties op progressiebewegingen zijn
allen zeerlevendig.

2 uur. De dieren zitten nog op den grond, kop en romp zijn een weinig
gedraaid en gewend naar de zijde van het geüxstirpeerüe labyrmth. t5ij nade-

rinff vlucht het dier nog weg.

^Bij hangen, kop naar beneden, is cr geen kopdraanng en -wending meer
waar te nemen, de kop hangt recht n.nar beneden. (Zie photo V.) pe lomp-
Taaiin; ireveneens we|. Geen toiiusverlics is aan de -\'Xèf ate
De deviatie van beide oogen is of zeer zwak aanwezig ot gelieel a wezig.

De kop- en oogdraaireacties cn de reacties op progressiebewegingen /.ijn nog

mTm ■ De dieren zitten zeer ineengedrongen op den grond, de haren
staan rechtop, bij zitten is de kop nog minimaal gedraaid en gewend naar de

ïlftü\'Sna eenzijdige labyriiKhcxstirpatie, en de

^^\'^r^i^r\'^^iïï S^e^J? tht";?ijwr:^cht. net dier. .rdraagt^zij.
lia.ing op deu tafel. Zoowel in rcchtcr- als in linkerzijligg ng blijlt het cenigeu
fl i-ren. Hii liggen maken de dieren voortdurend loopbewegingen met alle
v er èxCniteiten. Wanneer men de dieren op eeu draaischijt legt cn rond-
draait zict^m^^^^^^^ sterken invloed van het draaien op deze loopbewegingen,
irb^ten\'met draaien of bij ophouden met draaien

beweaingen op maar worden een volgende keer nog sterker. Men ziet een diii
Selijkeii^rnvlo& vLi het draaien op deze loopbewegingen, maar dc verschijnselen

Bi^\'ha"gS°\\on naar beneden, is er geen kopdraaiing en -wending meer
Geen iei Schijnse^en, die optreden na eenzijdige labyrinthexstirpatie, is meer

Dffabyrinthréllcxen van den stand zijn eveneens allpve^
en de reacties
O) progressiebewegingen zijn nog duidelijk aanwezig.

Dc (Ue en Cirveu in den juist beschreven toestand ongeveer dnc u^n.
DaarVatrS pas algemeene krampaanvallen op met ademhalingsstilstand. Zells

-ocr page 119-

na deze groote krampaanvallen kwamen van de reilexen van beweging, de kop-
en oogdraaireacties en de liftreacties weer duidelijk terug, terwijl geen reflexen
van den stand en geen verschijnselen, die optreden na eenzijdige labynnthex-

stiroatie meer waren waar te nemen. .

Om 7 uur werden de dieren gedood, een was reeds in een krampaanval ge-
storven De reflexen van beweging, tenminste de kop- en oogdraaireacties en
de liftreacties bleven tot den dood bestaan, terwijl de verschijnselen, die op-
treden na eenzijdige labyrinthexstirpatie, reeds ongeveer vier uren verlamd waren.

Het resultaat van deze proef is, dat bij cavia\'s, nog duidelijker dan bij
konijnen door een subcutane inspuiting van 0.4 cc. ol. chenopodii p. k. dier
de verschijnselen, die optreden na eenzijdige labyrinthexstirpatie, in een vroeg
intoxicatiestadium worden verlamd, terwijl de reflexen van beweging tot den

dood aanwezig blijven.

Terwijl de dieren nog op hun pooten stonden en bij nadering vluchtbe-
wegingen maakten, waren de kopdraaiing en -wending, bij hangen kop naar
beneden, niet meer waar te nemen.

Gedurende het eerste half uur na de inspuiting werden duidelijk prikke-
lingsverschijnselen waargenomen, daarna begonnen de verlammingsverschijnselen.

Twee uren na de inspuiting v/aren er geen verschijnselen, die optreden
na eenzijdige labyrinthexstirpatie, meer waar te nemen, terwijl van de reflexen
van beweging de kop- en oogdraaireacties en de liftreacties nóg vijf tot zes
uren na de inspuiting aanwezig waren.

SAMENVATTING.

Door dit onderzoek naar de werking van intraveneuse en subcutane in-
spuitingen van oleum chenopodii op de labyrinthreflexen is als meest merk-
waardig verschijnsel te voorschijn gekomen, dat er altijd een intoxicatie-stadium
bereikt wordt, waarin alle tonische reflexen, opgewekt door den stand, totaal
verdwenen zijn, terwijl de draaireacties op kop en oogen en de reacties op
progressiebewegingen nog behouden, ja dikwijls versterkt zijn.

Verder werd waargenomen:

1. De calorische labyrinthreflexen en de reflexen van beweging, welke
beide ontstaan door beweging der endolymphe in de halfcirkelvormige
kanalen, worden tijdens chenopodium\'intoxicatie slechts tijdelijk (ge-
durende de krampaanvallen) verlamd, maar blijven overigens tot den
dood aanwezig. Ze zijn meestal in de laatste stadia zelfs zeer levendig.

2. De verschijnselen, die optreden na eenzijdige labyrinthexstirpatie en
de reflexen van den stand, welke beiden zeker niet ontstaan door
beweging der endolymphe, zijn (vooral bij cavia\'s) in een vroeg intoxi-
catiestadium verlamd.

3. Van de reflexen van den stand zijn de labyrinthplaatsingsreflexen en
de tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten het eerst verlamd,
daarna de compensatorische oogstanden.

4. De labyrinthplaatsingsreflexen op den kop zijn eerder verlamd dan de
halsplaatsingsreflexen en de plaatsingsreflexen op den kop en op het

-ocr page 120-

lichaam door asymmetrische prikkeling der sensibele lichaamSzenuWert.

5. De tonische labyrinthreflexen op de extremiteiten zijn bij de gedece-
rebreerde kat door chenopodium-inspuiting eerder verlamd dan de
kopdraaireacties.

6. Bij het konijn gelukte het de tonische verschijnselen der labyrinth-
exstirpatie (de deviatie van beide oogen en de kopdraaiing en- wending)
te doen verdwijnen, terwijl de draaireacties nog aanwezig zijn. Zeer
fraai is daar te zien, hoe de kopdraaiing en -wending bij toenemende
intoxicatie langzaam minder wordt, om tenslotte geheel te verdwijnen.
(Photo V).

7. Bij de cavia verdwenen de verschijnselen van eenzijdige labyrinth-
exstirpatie, opgewekt door chloroformindruppeling in een der gehoor-
gangen, na chenopodium toediening veel eerder dan bij de konijnen,
waar labyrinthexstirpatie was geschied.

8. In de laatste intoxicatiestadia kregen de kop- en oogdraaireacties en
de liftreacties het karakter van krampen der betrokken spieren, zoodat
de reacties maximaal en langduriger dan normaal optraden en tot den
dood bestaan bleven.

9. De kop- en oogdraainystagmus bleven meestal tot den dood aanwezig.
Ze werden echter zeer klein en zeer onregelmatig.

10. De liftreacties gingen na de eerste verlevendiging langzaam minder
worden en waren dan soms tijdelijk niet meer op te wekken. In de
laatste stadia waren deze echter constant maximaal levendig aanwezig.

11. De calorische labyrinthreflexen verlammen door chenopodium-inspuiting
niet. Reeds na de eerste intraveneuse inspuiting van 0.7 cc. p. k. dier
volgt echter een kortdurende inzinking, zoowel van de deviatie als
van den nystagmus. De deviatie herstelt zich hierna dadelijk weder
geheel en vertoont alleen op regelmatige tijden terugkeerende kort-
durende inzinkingen. Zelfs in de laatste stadia is de deviatie maximaal
levendig. De nystagmus wordt sterker beïnvloed dan de deviatie.
Reeds na de eerste inzinking herstelt zij zich niet geheel, maar blijft
kleiner, langzamer en onregelmatiger dan voor deze inzinking. De
nystagmus blijft echter ook tot den dood bestaan.

12. Bij de labyrinthreflexen van beweging en bij de reflexen, die optreden
na eenzijdige labyrinthexstirpatie, werd dadelijk na de inspuiting van
ol. chenopodii een duidelijk prikkelingsstadium waargenomen. Bij de

\' reflexen van den stand eu bij de calorische labyrinthreflexen werd
eveneens dadelijk na de inspuiting verlevendiging waargenomen, maar
niet zoo duidelijk en korter durend.

-ocr page 121-

HOOFDSTUK VII.

SAMENVATTING VAN DE WERKING DER ONDERZOCHTE GIFTEN OP DE
LABVRINTHREFLEXEN.

De vijf, naar hun werking op de labyrinthreflexen onderzochte geneesmid-
delen, hebben dit gemeen, dat ze allen in kleine dosen prikkelend en in groote
dosen verlammend werken.

Overigens is hun invloed zeer verschillend, ja bij ieder van deze genees-
middelen is een (voor dit gif) specifieke werking op de labyrinthreflexen waar
te nemen.

Behalve deze vijf is nog de werking van urotropine op de labyrinthreflexen
onderzocht, omdat urotropine dikwijls is aangeraden ter bestrijding van chro-
nische ooretteringen.

Zeer groote dosen urotropine vertoonen echter geen werking op de laby-
rinthreflexen.

I. De werking dezer giften op de labyrinthreflexen van beweging.

a. De draaireaeties en -nareacties op den kop.

Deze worden reeds door kleine dosen chinine, subcutaan gegeven, duide-
lijk zwakker, zonder dat verlevendiging is waargenomen.

Groote dosen chinine verzwakken deze reflexen nog meer, maar ze worden
er niet geheel door verlamd.

Bij zware chinine-intoxicaties blijven deze reflexen het langst van alle la-
byrinthreflexen bestaan.

Door intraveneuse strychnine-m%^mi\\ngtn (0.01—0.2 mgr. p. k. dier) wor-
den deze reflexen in \'t algemeen duidelijk verlevendigd.

Grootere dosen strychnine (0.2 mgr. en meer p. k. dier) geven verlamming
van deze reflexen in een zeer vergevorderd intoxicatiestadium. Nooit is reflex-
omkeer of stoornis in de reciproque innervatie waargenomen.

Intraveneuse pikrotoxine-im^wMingtn (van 0.05 mgr. tot 2 mgr. p. k. dier)
verlevendigen duidelijk deze reflexen. Door grootere dosen dan 2 mgr. p. k.
dier worden ze zeer verzwakt, na een prikkelingsstadium, maar blijven zeer
lang aantoonbaar.

Subcutane inspuitingen van 10"/o kamfer-oWe: (500 mgr. kamfer p.k. dier),
geven een sterke verlevendiging der kopdraaireacties en -nareacties. Door hoo-
gere dosen is geen totale verlamming der kopdraaireacties waargenomen, alleen
verzwakking; de kopdraainareacties waren in de laatste intoxicatiestadien niet
meer waar te nemen.

-ocr page 122-

intraveneuse kamferinspuitingen (20 mgr. kamfer p. k. dier) geven ook voor
deze reflexen een wisselend beeld, maar niet zoo duidelijk als voor de andere
draaireflexen.

Na verlammingsverschijnselen kunnen weer prikkelingsverschijnselen optreden.

01. chenopodii subcutaan ingespoten (0.3 ciVl^ p. k. dier) geeft een sterke
verlevendiging dezer reflexen, welke tot den dood blijft bestaan.

In de laatste intoxicatiestadiën, met heftige krampen, treden deze reflexen
krampvormig en maximaal op, meestal nadat eenige afname der reflexprikkel-
baarheid was waargenomen.

b. De draaireacties en -nareacties op de oogen.

Kleine dosen chinine hebben meestal geen duidelijken invloed op de oog-
draaireacties, soms werken ze een weinig verlammend, soms een weinig ver-
levendigend.

Ook na zeer groote chininegiften worden deze reflexen meestal niet geheel
verlamd. Zij blijven met de kopdraaireacties het langst bestaan.

De werking van strychnine op deze reflexen is gelijk aan die op de kop-
draaireacties: na verlevendiging trad verlamming op.

Deze reflexen blijken evenals de kopdraaireflexen zeer resistent tegen
strychnine-intoxicatie, de verlamming ontstaat pas in een vergevorderd intoxi-
catiestadium.

Pikrotoxine werkt op deze reflexen eerst verlevendigend, daarna verlammend.

De oogdraaireacties zijn ook na deze vergiftiging zeer resistent en in een
zwaar intoxiatiestadium nog aanwezig.

De kamfervjtxVmg op deze reflexen is in hoofdzaak gelijk aan die op
de kopdraaireacties, dus sterke verlevendiging der reflexprikkelbaarheid.

De chenopodinmsNtxVXng op deze reflexen is gelijk aan die op de kop-
draaireacties.

c. De draainystagmtis en -nanystagniiis op den kop.

Kleine dosen chinine (30—100 mgr. p. k. dier) subcutaan eenige dagen
achtereen gegeven werken op den kopdraainystagmus duidelijk verlevendigend,
zoo zelfs, dat de kopdraaireactie in tegengestelden zin schijnt te gaan.

De verlevendiging der kopdraainanystagmus is meestal ook duidelijk.

Groote dosen chinine verlammen deze reflexen spoedig, zoodat een stadium
optreedt, waarin de kopdraaireactie nog aanwezig is, terwijl de kopdraainystag-
mus niet meer aantoonbaar is.

Na strychnine\'mioxicdiixc. is de verlevendiging dezer reflexen niet zoo dui-
delijk als die der kopdraaireacties.

De verlammende werking treedt hier echter veel eerder op dan bij de
kopdraaireacties.

Pikrotoxine verlevendigt reeds in kleine dosen den kopdraainystagmus,
terwijl grootere dosen verlammen. Ook hier is de kopdraainystagmus eerder
verlamd dan de kopdraaireactie.

Subcutane Aam/mnspuitingen (van 500 mgr. kamfer p. k. dier) geven eerst
een duidelijker worden en na meerdere inspuitingen een verlammen der kop-
draainystagmus.

-ocr page 123-

Bij intraveneuse kamfertoediening is \'t wisselend karakter der kamferwerking
duidelijker dan bij de kopdraaireacties. Na verlamming dezer reflexen treedt

weder verlevendiging op.

Chenopodium verlevendigt eerst den kopdraainystagmus, daarna verzwakt
het deze, zoodat ze soms moeilijk is waar te nemen.

In de laatste intoxicatiestadiën, met heftige krampen, waarin de kopdraai-
reacties krampvormig en maximaal tot stand komen, is de kopdraainystagmus
of zeer klein of afwezig.

d. De draainystagmus en -nanystagmus op de oogen.

Deze nystagmi worden door kleine dosen chinine niet beinvloed.

Groote dosen chinine werken verlammend, meestal zonder dat een dui-
delijke verlevendiging is waar te nemen.

Strychnine■\\n^m\\imgtn geven eerst een sterke verlevendiging dezer reflexen,
terwijl daarna in een betrekkelijk vroeg stadium der intoxicatie verlamming
optreedt.

Denzelfden invloed heeft pikrotoxine-ms^^mWng.

Subcutane kamferinjecties hebben een duidelijk reflex-prikkelende werking.

Intraveneuse kamfer-\\n\\&c{\\ts hebben een wisselende werking; na verlam-
ming dezer reflexen komen ze weer levendig terug.

Chenopodium heeft op deze reflexen een sterk prikkelende werking.

Eerst in de laatste intoxicatie-stadiën zijn ze verlamd of zeer snel en klein.

e. De reacties op progressiebewegingen.

Ten opzichte van de liftreacties heeft chinine een duidelijk verlammende
werking.

Reeds door kleine hoeveelheden chinine (30 mgr. p. k. dier subcutaan)
worden deze reflexen verzwakt, zonder dat een verlevendiging kan worden
waargenomen.

Het spiertrillen na beweging wordt na kleine dosen chinine levendiger,

na groote dosen zwakker.

Het uiteengaan der pooten na liftbeweging wordt door kleine dosen chi-
nine weinig beinvloed. Het is echter in de laatste intoxicatie-stadiën verlamd.

Tijdens strychnine-mioyiizdAiQ is geen verlevendiging der reacties op pro-
gressiebewegingen waargenomen.

De liftreacties en het uiteengaan der pooten bij liftbewegingen zijn in een
relatief vroeg intoxicatiestadium verlamd.

De reacties op progressiebewegingen worden na subcutane Aöm/mnjecties
duidelijk verlevendigd en na groote dosen verlamd.

Intraveneuse kamferinjecties hebben een spoedig veriammende werking.

De liftreacties zijn na chenopodiumms^uiimg eerst zeer levendig, daarna
worden ze minder duidelijk waarneembaar.

In het laatste intoxicatiestadium, waarin heftige krampen optreden, komen
de liftreacties evenals de kop- en oogdraaireacties maximaal levendig en kramp-
vormig tot stand.

-ocr page 124-

Het uiteengaan der pooten na liftbeweging wordt door chenopodium-
inspuiting eerst duidelijker en daarna zwakker.

Het krampvormig en maximaal levendig tot stand komen als van de lift-
reactie is bij deze reflex niet waargenomen.

n. De werking van deze vijf geneesmiddelen op de labyrinthreflexen van
den stand.

a. De tonische labyrinthreflexen op de lichaamsspieren.

Deze worden bij gedecerebreerde katten na chininems^uiimg (intramusculair
meer dan 100 mgr. p.k. dier) eerst levendiger om daarna spoedig te verdwijnen.

Van kleine chininedosen wordt geen werking gezien.

Na strychnineinspuiting vonden JVAagnus en Wolf voor deze reflexen sterk
verhoogde reflexprikkelbaarheid maar geen reflexomkeer.

Bij het onderzoek naar den invloed van pikrotoxine op deze reflexen bleek,
dat pikrotoxine het geheele beeld der ontherseningsstijfheid veranderde.

De normale ontherseningsstijfheid door maximalen tonus der strekspieren,
wordt een ontherseningsstijfheid door maximalen tonus der buigspieren.

Het eerst rechtop staande onthersende dier ligt na pikrotoxineinjectie als een
kluwen ineengerold.

De tonische hals- en labyrinthreflexen worden ook sterk beinvloed.

Brengt de onderzoeker den kop in den maximumstand, dan wordt de
strektonus niet meer sterker. De kop in den minimumstand gebracht, geeft
echter een duidelijke tonusvermeerdering der buigspieren.

Na Aam/mnspuiting kon een duidelijke verlevendiging dezer reflexen wor-
den waargenomen en later verlamming.

Na chenopodiammsxinWmg zijn alle reflexen van den stand, ook de tonische
labyrinthreflexen op de lichaamsspieren in een vroeg intoxicatiestadium verlamd,
nadat een verlevendiging was voorafgegaan.

b. De labyrinthplaatsingsreflexen.

Na kleine dosen chinine (30—100 mgr. p. k. dier subcutaan) kan geen
verandering aan deze reflexen worden waargenomen.

Na groote dosen chinine (100—200 mgr. p.k. dier) worden deze reflexen
eerder verlamd dan de lichaamsplaatsingsreflexen en de halsplaatsingsreflexen.

Na strychnine\'ms^uMmg worden deze reflexen eerst levendiger en later verlamd.

De labyrinthplaatsingsreflexen en de andere plaatsingsreflexen zijn gelijk-
tijdig verlamd.

Na pikrotoxineins^mimg ontstaat bij kleine dosen een duidelijk verhoogde
prikkelbaarheid en bij grootere dosen een verminderde prikkelbaarheid tot
totale verlamming dezer reflexen.

De labyrinthplaatsingsreflexen zijn bij pikrotoxineintoxicatie, evenals bij
chinine, veel eerder verlamd dan de andere plaatsingsreflexen.

Subcutane kamferm]tc\\.its geven een verhooging der reflexprikkelbaar-
heid. Deze reflexen zijn • meestal na de eerste inspuiting verzwakt, op deze
verzwakking volgt een verlevendiging, welke ook na volgende inspuitingen
blijft bestaan.

-ocr page 125-

Intraveneuse kamferinjecties hebben een veel sterkeren invloed; na 20 mgr.
kamfer intraveneus treedt reeds verlamming op, welke na korten tijd overgaat
in verlevendiging.

Chenopodiummzpniimg^n hebben een sterk verlammende werking op deze
reflexen.

De verlamming dezer reflexen treedt zeer snel op. Vooraf was slechts
een licht prikkelingsstadium waar te nemen.

c. De compensatorische oogstanden.

De prikkelbaarheid dezer reflexen wordt door kleine chinineAosm niet
merkbaar veranderd. Groote dosen chinine kunnen deze reflexen in een laat
intoxicatiestadium verlammen.

Strychninemspwximg&n geven een sterke verlevendiging dezer reflexen,
welke zeer lang ook na groote krampenverwekkende dosen blijft bestaan, zelfs
wanneer reeds alle andere labyrinthreflexen verlamd zijn, zijn deze maximaal
levendig aanwezig. Alleen tijdens ademstiistand gedurende de krampen zijn
ook deze reflexen verlamd.

Kleine dosen pikrotoxine geven een sterke verhooging der prikkelbaarheid
dezer reflexen. Groote krampengevende dosen pikrotoxine verlammen deze
reflexen veel eerder dan identische dosen strychnine.

Kamfer subcutaan gegeven verhoogt ook van deze reflexen de prikkelbaarheid.

De verlammende werking van kamfer blijkt beter uit intraveneuse kamfer-
injecties.

Van de reflexen van den stand zijn de compensatorische oogstanden \'t
laatst verlamd na
chenopodiutmns^xnimg. Zij zijn echter in al de genomen
proeven eerder verlamd dan de reflexen van beweging.

II!. De werking van deze vijf geneesmiddelen op de verschijnselen, die
optredén na éénzijdige labyrinthexstirpatie.

Na intramusculaire of subcutane inspuiting van chinine (100 mgr. en meer
p. k. dier) ontstaat na een kort stadium van verhoogde reflexprikkelbaarheid
een verlamming de.:er verschijnselen.

Wanneer bij cavia\'s eerst chinine (bijv. 200 mgr. p.k. dier subcutaan) wordt
ingespoten en een kwartier na deze inspuiting één der gehoorgangen wordt ge-
vuld met chloroform, zijn de deviatie van beide oogen en de kopdraaiing en
-wending en de rompdraaiing en de tonusvermindering der gelijkzijdige extre-
miteiten veel minder, dan waimeer geen chinine is ingespoten. Bovendien
hebben de dieren dan bijna geen nystagmus van kop en oogen, geen rolbe-
v^eging en zitten ze symmetrisch.

De chinine werkt hier zeer lang na, eerst 10 dagen na de chloroformin-
spuiting treedt bij sommige chinine-chloroform dieren lichte kopdraaiing en
-wending op.

Wanneer eerst de gehoorgang met chloroform wordt gevuld en de chipine-
inspuiting (200 mgr. p. k. dier subcutaan) pas wordt gegeven, wanneer de eerste
verschijnselen der eenzijdige labyrinthexstirpatie beginnen op te treden dan

-ocr page 126-

worden dadelijk na de chinineinspniting de verschijnselen alle veel heviger,
dan wanneer geen chinine is ingespoten.

Deze prikkelingsverschijnselen door de chinine duren slechts c.a. één
kwartier, dan treden de verlammingsverschijnselen op.

Kleine chinine dosen (minder dan 100 mgr. p. k. dier) hebben meestal
geen duidelijke werking, noch verlammend, noch prikkelend.

De invloed van intraveneuse strychninems^mimgm is alleen nagegaan aan
de deviatie van beide oogen en de bijkomende nystagmus. Hierbij is geen
verlevendiging waargenomen door de strychnine, wel verwarring. Zeer duide-
lijk is hier de totale refiexomkeer van deviatie en nystagmus waargenomen,
na een krampaanval. (Zie strychninecurve IV).

Ook ging de oogspier, die voor de inspuiting in contractie verkeerde, in
inhibitie, er is derhalve stoornis in de reciproque innervatie.

De werking van pikrotoxine en kamfer op deze verschijnselen is niet
nagegaan.

De invloed van chenopodiunnmpwMmgm op de verschijnselen die optreden
na eenzijdige labyrinthexstirpatie is nagegaan bij konijnen en cavia\'s.

De chenopodiuminspuitingen zijn bij de konijnen vijf dagen na de laby-
rinthexstirpatie gegeven.

De acute verschijnselen der exstirpatie waren of verdwenen of nog zeer
zwak aanwezig.

Na inspuiting van 0.4 cc. ol. chenopodii p. k. dier treden weder de acute
verschijnselen der labyrinthexstirpatie op, n.1.
rollingen en levendiger nystagmus
van kop en oogen. Er wordt dus een duidelijke prikkeling waargenomen.

De rollingen duren nog voort, wanneer reeds vermindering van sommige
verschijnselen als de kopdraaiing en -wending is opgetreden.

De deviatie van beide oogen, de kopdraaiing en -wending, de rompdraaiing
en het tonusverlies der gelijkzijdige extremiteiten zijn pas in een laat intoxicatie-
stadium verlamd.

De verschijnselen, die optreden na eenzijdige labyrinthexstirpatie, zijn ech-
ter verlamd in een intoxicatiestadium, waarin de kop- en oogdraaireacties en
de liftreacties nog levendig aanwezig zijn.

Bij cavia\'s zijn de chenopodiuminspuitingen gegeven drie weken nadat
door chloroformindruppeh\'ng in de gehoorgang de verschijnselen, die optredeu
na eenzijdige labyrinthexstirpatie, zijn opgewekt.

De acute verschijnselen der eenzijdige labyrinthexstirpatie zijn reeds terug-
gegaan. De dieren vertoonen geen rollingen meer en hebben geen nystagmus
van kop en oogen.

De deviatie van beide oogen, de kopdraaiing en-wending, de rompdraaiing
en het tonusverlies der gelijkzijdige extremiteiten zijn duidelijk aanwezig.

Evenals bij konijnen treden ook bij cavia\'s na inspuiting van 0.4 cc. ol.
chenopodii p. k. dier, weer rollingen op en nystagmus van kop en oogen.

Twee uren na de inspuiting zijn er geen verschijnselen, die optreden na
eenzijdige labyrinthexstirpatie, meer waar te nemen. De dieren staan dan
weder geheel symmetrisch, maken bij nadering vluchtbewegingen en loopen
rechtuit weg, niet meer in een cirkelgang.

-ocr page 127-

De draaireacties en liftreacties zijn vijf ä zes uren na de inspuiting nog
zeer levendig.

IV. De werking van deze vijf geneesmiddelen op de calorische labyrinth-
reflexen.

Kleine dosen chinine hebben ook op deze reflexen weinig invloed. Zelfs
20 mgr. p. k. dier hydrochl. chinini, intraveneus gegeven, heeft nog geen dui-
delijke werking.

Grootere dosen chinine of vele achter elkaar gegeven kleine dosen, hebben
een sterk verlammende werking.

Voordat de verlamming dezer reflexen optreedt, is echter telkens een
stadium van verhoogde reflexprikkelbaarheid waar te nemen.

Een eigenaardig verschijnsel is nog, dat na de intraveneuse chinineinspui-
ting dadelijk na het verlammingsstadium, een maximaal groote nystagmus op-
treedt, terwijl de deviatie zeer gering is. Dit is een verschijnsel, dat analoog
is aan \'t gevondene bij de draaireacties. Ook daar is na chinineinspuiting
de kopdraainystagmus veel levendiger dan de kopdraaireactic.

De invloed van strychnine\'ms^mimgm is in drie stadiën te verdeelen.

Tijdens lichte strychnineintoxicatie is er een sterk verhoogde reflexprikkel-
baarheid.

In het volgeffde vergiftigingsstadium is \'t reflexsysteeni dezer reflexen
geheel in verwarring (curve II proef VI). In dit stadium treedt soms totale
reflexomkeer op.

Bij \'t begin der krampaanvallen gaan meestal beide antagonisten tegelijk
in contractie.

De reciproque innervatie is derhalve dan opgeheven.

In \'t eindstadium treedt verlamming dezer reflexen op.

De calorische nystagmus verlamt meestal eerder dan de deviatie.

■Pikrotoxine heeft op het reflexsysteem der calorische labyrinthreflexen van
deze vijf de meest specifieke werking.

Korten tijd na de intraveneuse inspuiting, wanneer overigens aan het dier
nog geen bijzondere verschijnselen zijn waar te nemen, vertoonen de gepre-
pareerde oogspieren eerst sterke verlammings- en daarna prikkelingsverschijnselen.

In \'t algemeen kon ik ook bij de pikrotoxineintoxicaties drie stadiën
onderscheiden:

1. Verlevendiging der calorische labyrinthreflexen door kleine dosen
pikrotoxine (0.05 mgr. p. k. dier intraveneus).

2. Een tusschenstadium, waarin zoowel prikkelings- als verlammingsver-
schijnselen werden waargenomen.

3. Verlamming dezer reflexen door groote dosen pikrotoxine. Deviatie
en nystagmus waren, voor zoover kon worden waargenomen, altijd
tegelijk verlamd.

Subcutane /tam/mnspuiting verlevendigt sterk de prikkelbaarheid der calo-
rische labyrinthreflexen.

Zeer groote dosen verlammen de reflexen. Eerst verlamt de calorische nystag-
mus, dan de deviatie, zooals ook in diepe narcose wordt waargenomen.

-ocr page 128-

Na de verlamming der reflexprikkelbaarheid treedt dikwijls weer verleven-
diging op.

Intraveneuse kamferinspuitingen werken intensiever, maar in wezen gelijk.

Door chenopodiumm?.^mi\\ngm worden de calorische labyrinthreflexen wel
beïnvloed, maar niet geheel verlamd. Zij gedragen zich in dit opzicht evenzoo
als de labyrinthreflexen van beweging.

De calorische deviatie is evenals de kopdraaireactie nog in \'t laatste into-
xicatiestadium levendig.

De nystagmus is dan wat onregelmatiger en langzamer geworden.

DE BELANGRIJKSTE RESULTATEN DEZER ONDERZOEKINGEN:

1. Hydrochloras chinini heeft slechts in zeer groote dosen, welke scha-
delijk werken op het geheele dier, een verlammende werking op de
labyrinthreflexen.

2. Kleine dosen hydrochloras chinini (30 tot 100 mgr. p. k. dier), eenige
dagen achtereen gegeven, veroorzaken soms een verminderde leven-
digheid van de liftreactie en van de kopdraaireactie en -nareactie.

3. De kopdraainystagmus en -nanystagmus worden door de in 2 genoemde
dosen sterk verlevendigd. Deze verlevendiging is zoo sterk, dat de
kopdraainystagmus verder uitslaat dan de kopdraaireactie. Hierdoor
is het soms alsof de kopdraaireactie in abnormale richting gaat.

Bij de calorische labyrinthreflexen is t.o.v. hydrochloras chinini soort-
gelijk verschijnsel waargenomen. Ook daar treedt in een bepaald
intoxicatie-stadium een zeer groote nystagmus op, terwijl de deviatie
relatief gering is.

Tenslotte is ook nog t.o.v. de verschijnselen, die optreden na eenzij-
dige labyrinthexstirpatie, een duidelijke verlevendiging waargenomen
na chinineinspuiting.

4. De reflexen van den stand en de overige labyrinthreflexen worden
door deze kleine dosen niet beïnvloed.

5. De labyrinthplaatsingsreflexen worden door chinine veel eerder ver-
lamd dan de halsplaatsingsreflexen en de lichaamsplaatsingsreflexen
door asymmetrische prikkeling der sensibele zenuwen.

6. Nitras strychnini heeft een duidelijke verlevendigende werking op alle
labyrinthreflexen, wanneer men het geeft in zeer kleine dosen n.1. 0.01
tot 0.2 mgr. p. k. dier intraveneus. Dosen boven 0.2 mgr. p. k. dier
intraveneus werken verlammend.

7. Op sommige labyrinthreflexen werkt strychnine evenzoo als reeds door
Sherrington e. a. voor andere reflexsystenien is beschreven. De de-
viatie en nystagmus worden n.1. na strychnineinspuiting zoowel bij de
calorische labyrinthreflexen als na eenzijdige labyrinthexstirpatie totaal

/ omgekeerd. Wanneer dc deviatie voor de strychnineinspuiting bijv.
naar rechts ging en de nystagmus naar links, dan ging na de strych-
nineinspuiting in een bepaald intoxicatiestadium dikwijls de deviatie
naar links en dè nystagmus naar rechts.

-ocr page 129-

Q6

De reciproque innervatie is eveneens gestoord. Dikwijls treedt er
contractie op van twee antagonistische oogspieren, b.v. de musc. rectus
externus en internus.

8. Bij de labyrinthreflexen van den stand is na strychnineinspuiting nooit
refiexomkeer of stoornis in de reciproque innervatie v.\'aargenomen.
Bij sommige reflexen van den stand bijv. de compensatorische oog-
standen (verticaalafwijking) is tot den dood een maximaal levendige
reflexprikkelbaarheid en geen spoor van refiexomkeer of stoornis in de
reciproque innervatie.

9. I^ikrotoxineinspuitingen hebben een zeer specifieke werking op alle
labyrinthreflexen.

Kleine dosen (0.05 mgr. p. k. dier intraveneus) werken reeds duidelijk
prikkelend op de labyrinthreflexen, zonder dat overigens aan de proef-
dieren eenig verschijnsel is waar te nemen.

Groote dosen (2 mgr. p. k. dier intraveneus) werken sterk verlammend,
evenals chinine.

10. De labyrinthplaatsingsreflexen zijn na pikrotoxineinspuiting evenals na
chinineinspniting, veel eerder verlamd dan de andere plaatsingsreflexen.

11. Bij het onderzoek naar de werking van pikrotoxine t.o.v. de tonische
labyrinthreflexen op de extremiteitspieren bij gedecerebreerde katten
is toevallig ontdekt, dat pikrotoxineinspuitingen den sterken strektonus
van het gedecerebreerde dier verandert in een sterken buigtonus.
Normaal doen deze labyrinthreflexen in hoofdzaak den strektonus toe-
nemen en afnemen in den maximum- en minimumstand van den kop.
Na pikrotoxineinspuiting, wanneer de buigtonus overheerscht, werken
genoemde labyrinthreflexen in hoofdzaak op de buigspieren. In den
minimumstand van den kop ontstaat er een tonische contractie der
buigspieren en in den maximumstand een duidelijke vermindering der
buigtonus, maar geen tonische contractie der strekspieren als bij het
normale gedecerebreerde dier.

12. Kamfer heeft een sterk prikkelende werking op alle labyrinthreflexen,
wanneer men het geeft in groote dosen (500 mgr. p. k. dier subcutaan
als lOo/o kamferolie). Na het geven van zoo groote dosen werden
bij konijnen overigens geen ernstige verschijnselen waargenomen.

De verlammende werking van kamfer treedt op bij subcutane inspui-
ting van 1 gr. kamfer p. k. dier als lO^/o kamferolie en na intraveneuse
inspuiting van 20 mgr. kamfer opgelost in Ringer\'sche vloeistof.

13. De werking van kamfer is sterk wisselend, na verlamming treedt
meestal snel prikkeling op.

14. De calorische nystagmus is na kamferinspuiting veel eerder verlamd
dan de calorische deviatie.

15. Oleum chenopodii heeft nog een zeer merkwaardigen invloed op de
labyrinthreflexen. De reflexen van den stand en de verschijnselen die
optreden na eenzijdige labyrinthexstirpatie worden in een vroeg into-
xicatiestadium verlamd, terwijl de reflexen van beweging, speciaal de kop-
draaireacties en de liftreacties, tot den dood aanwezig zijn en in de laatste^

-ocr page 130-

De werking van verschillende geneesmiddelen
op de labyrinthrefiexen van dieren.

Kopdraaireacties
en

^ -nareacties.

Chinine

Strychnine

Pikrotoxine

Kamfer

Ol. chenopodii

KI. dosen >r.p.h.
Gr. dosen r.p.h.
niet geheel
verlamd

KI. dosen «Cr.p.h.
Gr. dosen | r.p.h.

Zeer kleine dosen

reeds <r r.p.h.
Gr. dosen > tot
1 t.p.h.

Subc. inj. -^r.p.h.
intrav. inj. geven
wisselend beeld
of > of < t.p.h.

KI. en gr. dosen
<C r.p.h. in \'t
laatst kramp-
vorming.

cg Oogdraaireacties en
-nareacties.

KI. dosen ==r.p.h.
Gr. dosen | r.p h.

als boven.

als boven.

als boven.

als boven.

2

^ Kopdraainystagnius
en

-nasystagmus.

KI. dosen «Cr.p.h.
Gr. dosen | r.p.h.

als boven.

als oven.

als boven.

als boven
alleen in \'t laatst
is de nystagmus
verlamd.

Oogdraainystagmus
en -nanystagmus.

KI. dosen = r.p.h.
Gr. dosen | r.p.h.

als boven.

als boven.

als boven.

als boven.

-- -.

•s 2 Liftreactie.
«
ee
S5.S

KI. dosen > r.p.h.
Gr. dosen | r.p.h.

Spoedig
verlamming
r.p.h.

KI. dosen < r.p.h.
Gr. dosen | r.p.h.

als boven.

als boven.

2 60--

^ ^ Uiteengaan
C _Q der pooten bij
^ hftbeweging.

KI.dosen = r,p.h.
Gr. dosen | r.p.h.

als boven.

KI.dosen < r.p.h.
Gr. dosen | r.p.h.

als boven.

Kl. dosen < r.p.h.
Gr. dosen | r.p.h.

Labyrinth-plaatsings
1 reflexen.
! (Dier vrij in de lucht).

KI. dosen == r.p.h.
Gr. dosen | r.p,h.

KI. dosen < r.p.h.
Gr, dosen | r.p.h.

KI. dosen < r.p.h.
Gr. dosen | r.p.h.

als boven.

KI. dosen < r.p.h.
Gr. dosen | t.p.h.
zeer spoedig.

1 ,, -—— \'

Tonische
j ^ labyrinth-reflexen.

KI. dosen = r.p.h.
Gr. dosen | r.p.h.
na korte < r.p.h.

als boven.

Strektonus wordt

tot buigtonus.
Kop in minimum\'\'
stand geeft tonus-
vermeerdering der
buigspieten.

als boven.

als boven.

1--

; Compensatorische
oogstanden.

KI.doscn==r.p.h.
Gr. dosen | r.p.h.
in zeer Iaat
stadium.

KI. dosen r.p.h.
Gr.dosen Cr.p.h.

KI. dosen < r.p.h.
Gr. dosen | r.p.h.

als boven.

als boven.

\'\'»chijnselen die optreden
na eenzijdige
labyrinth-exsirpatie.

KI.dosen==r.p.h.
Gr. dosen | r.p.h.
na korte < r.p.h.

Reflexomkeer en
stoornis in de
reciproque
innervatie t. o. v.
de deviatie van
beide oogen en
1 den nystagmus.

Gr. dosen | r,p.h.
na < r.p.h.

Calorische
labyrinth
-refjexeD.

V \'

KI.dosen = r p.h
Gr. dosen | r.p.h.

na <■ r.p.h.
Nystagmus ver-
toont zeer groote
uitslagen als bij
draainystagmus.

KI. dosen < r.p.h,
Grootere dosen
vervvrarring van het
reflexsysteem en
soms reflexomkeer
en stoornis in de
reciproque
innervatie.
Gr. dosen | r.p.h.

Zeer kl. dosen

< r.ph.
Gr. dosen eerst
r.p.h.\'
dan 1 r.p.h.

Subc. en intrav.
inj. geven wis-
selend > of <

r.p h.
Deviatie blijft
veel langer

dan de
nystagmus.

Gr. en kl. dosen
< t.p.h.
geen | r.p.h.

= geen invloed op
{ verlamming.

vermindering,
vcrhooging.

r.p.h. = refiexprikkelbaarheid.

-ocr page 131-

intoxicatiestadiën krampvormig, dus maximaal levendig, tot stand komen.
De calorische labyrinthreflexen blijven evenals de reflexen van beweging
tot den dood toe aanwezig.
16. Overigens werkt ol. chenopodii, evenals de andere onderzochte ge-
geneesmiddelen, in groote dosen verlammend en in kleine dosen
prikkelend op de labyrinthreflexen.

-ocr page 132-

.ii5tnr.4 ioj .j^thnov-^i iciîinixsn; srib .Minrncvcirftni;! ii^\'.lf.ïiitiro\'vfoiin
(inv py/.^V-.^ï\'fb jiwiiW ii^/\'^Ji^-îrfinifMfi\' af),

iiîirî!. ,Üh<K!n!;:;,;v Je lilOV/ ,Ôî

, ö\'xieis r: ■ f!:; üjoojg r;-

q<5 î.\'nsI-jvUhq-

-ocr page 133-

HDe iaaTT-loed. Tra-n li37"d.rocl::Lloras clairxiiii op d.e calorisclie la\'b\'^\'riELtlirefleszen. Toij koziijrierL (bij iutérraitteerend uitspuiten)

A.D.

Curve I fig. 1.

Fig. 1 geeft weer de calorische deviatie en nystagmus voor de chinine-inspuiting. De
oogspierbewegingen van de m. m. recti externus en internus van het linker oog schrijven
de curve. Het rechter oor wordt uitgespoten met water van 14" C. De m. rectus int.
schrijft de bovenste curve. De m. rectus ext. de benedenste curve. T is de tijdlijn.
Bij de pijlteekens begint \'t uitspuiten.

De m. rectus int. geeft een duidelijke deviatie (contractie) en nystagmus.

De m. rectus ext. geeft een zeer kleine deviatie (inhibitie) en een.zeer kleine nystagmus.

Curve I fig. 2.

Fig. 2 geeft weer de calorische deviatie en nystagmus 15 min. na een chinine-
inspniting (intramusculair) van 100 mgr. p.k. dier en 20 min. na de curve op fig. 1.

De m. rectus int. geeft een veel duidelijker deviatie en nystagmus; eveneens de
m. rectus ext.

De tijdlijn schrijft langzame gang.

Cjivelfig.3.

Curve I tig. 4.

Fig.4. Het laatste stuk van een andere chinine curve (proef X VI).

De musc. rectus int. sin. en de musc. rectus ext. sin. schrijven
de calorische deviatie en nystagmus, welke is ontstaan door voort-
durend uitspuiten van het rechter oor. Voor fig. I 4 kreeg \'t dier
drie intramusculaire inj. van 100 mgr. chin. mur. p. k. dier. De
nystagmus is reeds verlamd geweest. Bij \'t pijlteeken wordt 5 mgr.
chin. mur. intraveneus ingespoten. Dit geeft een duidelijke ver-
levendiging.

-ocr page 134-

in-TT-loed TT-an clniiriiiii op <ie calorisclie*laTo3^riELtl::i.refLe22:eaa bij feorLianerL (bij voortdurend uitspuiten).

Curve II, blz. 26, proef III, 14 Oct. 1919.

IDe

Curve II fig. 1.

Fig. 1 geeft weer de calorische deviatie
en nystagmus vóór de chinine-inspuiting en
vlak na de eerste intraveneuse inspuiting van
20 mgr. p. k. dier (bij de twee pijlteekens).

De m. rectus int. sin. schrijft de bovenste
curve. De m. rectus ext. sin. de benedenste
curve. Uitspuiten van linker gehoorgang met
koud water. De nystagmus is onregelmatig.

Deze eerste chinine-injectie verwekt geen
verandering van deviatie en nystagmus.

Curve II fig. 2.

Fig. 2. \'t Begin der curve laat zien, dat de nystagmus iets onregelmatiger is geworden na
chinine-injecties van 20 mgr. p. k. dier. Nu wordt (bij de pijlteekens) voor de
derde 3 dLSe
dosis gegeven.

De nystagmus van den musc. rectus internus wordt na deze uitspuiting gg^st sneller kleiner en
onregelmatiger gedurende ongeveer eene minuut, daarna wordt hij langzamer en grooter De deviaHp
ondergaat eveneens verandering, de curve-lijnen komen iets dichter bij elkaar (verlevendigina der deviatie^
De nystagmus van den m. rectus
ext. wordt ook eerst sneller en later langzamer. Hierbij wordt deze
nystagmus niet groot.

Cu.ve II/ig. 3.

Fig. 3 vertoont de calorische deviatie en nystagmus na de vijfde intraveneuse
chinine-inspuiting.

De veranderingen zijn nu zeer duidelijk.

De curve-lijnen komen na de inspuiting eerst dichter bij elkaar (verlevendiging
der deviatie) en gaan daarna uiteen (verlamming der deviatie).

De nystagmus wordt bij beide spieren na deze inspuiting eerst kleiner en sneller,
daarna grooter en langzamer, ja verlamd zelfs gedurende ruim een minuut. De
nystagmus yan de m. rectus internus komt na de verlamming dadelijk maximaal groot
terug, terwijl de afstand der twee curven grooter is dan voor de inspuiting, dus de
deviatie kleiner.

Curve 11 tig. 4.

Fig. 4 geeft \'t einde der curve weer. Bij
\'t pijlteeken wordt met het uitspuiten opge-
houd en. Na 8 intraveneuse chinine-inj. van
20 mgr. p. k. dier zijn de calorische labyrinth-
reflexen verlamd.

-ocr page 135-

Curve IV, blz. 43, Proef IV, 5 Mei 1919.

Curve V, blz. 46, Proef I, 13 Mel 1919.

^\'vJvjVi

111111111 I

t.

^/z ^ r.

Fig-

Ficr ] jjeeft weer de deviatie en nystagmus van het linker oog, die
is ontstaan een unr na de exstirpatie van het \'^^yrmj^^^

Het dier heeft nog geen strychnine-mspuiting ontvangen, n^.

derhalve de normale curve. , ,

De musc. rectus ext. sin. schrijft de bovenste curve.
De musc. rectus int. sin. schrijft de onderste curve.\'
De middenste lijn is de tijdlijn.

De curve is ca. 2 maal vergroot. , , duideliik

De musc. rectus ext. is in contractie; de nystagmus slaat cluiaeiijK

"\'"De"mus"c. rectus int. is in inhibitie; de nystagmus slaat naar boven.

Fig. 2.

Fier O rrpeft weer de deviatie en nystagmus van het linker oog ca.

r-\'V» nitr. s.yCn. p. U. di.

Het dier li^^^xt. sin. schrijft de bovenste curve.
De musc.
ree us ^ ^^ ^^^^^^^^

D^SSen^Hin^

De curve is ca. j inhibitie; de nystagmus slaat duidelijk

De musc. rct-ii\'^

naar boven. ■ . jg contractie; de nystagmus slaat naar beneden.

De musc. recti. ^^^^^ omkeer van de deviatie cn nystagmus, die

OPWS «Sie\' l»byrin.hex».:rp,.ie.

Fig. 1.

Fig. 1. De middenste lijn is de tijdlijn. De bovenste wordt geschreven door den musc. rectus int. sin. De benedenste door den

\'""^De^SilteeSns^\'ïeven aan het begin en het einde van het uitspuiten van de linker gehoorgang met water van 14" C. Het proefdier
heeft nog geen strychnine gehad. De musc. rectus ext. vertoont een duidelijke calorische deviatie en nystagmus. De musc. rectus int.
vertoont een zeer kleine deviatie en nystagmus.

dus omkeer der deviatie en van den nystagmus. öij nexomkeer zeer duidelijk "ar te nemen,
de abnormale deviatie weer terug. Aan het oog was de ijk waar

Fiff 2 Bii het teeken (enkele minuten nadat fig. 1 is geschreven) wordt 0.34 mgr. nitr. strychn. p.k. dier intraveneus ingespoten. 50 seconden na de inspuiting ont-
staat er bii a eeïi alJemeene ktamparnval. Beide spieren |aan te|elijk in contractie. De musc. rectus int. gaat na deze contractie dadelijk in inhibitie Tusschen de pijlteekens
Wr een\\uSïitinnarhet h^^^^^^^ "et bedd is feheel anders dan op fig. 1. Er ontstaat een deviatie van den m ree us externus met slechts enkele nystagmusslagen
wolr^jdem Se 2Ï heïft vL het uitspuiten alleen deviafie zonder nystagmus ontstaat. Tevens treedt er een zeer sterke inhibitie van den musc. rectus mt. op zonder nystagmus.

-ocr page 136-

IDe in^rloed. -vaar^. iaraLtra-^ene-u-se insp-o.itirLg\'ea:! -va^n. nitras atTy-olCLTHlnl op d.e caloriscliLe la."b37\'rirLtlirefles:erL-

//, blz. 40, Proef II, 15 April 1919.

Deze curve geeft te zien het verdwijnen van de calorische deviatie en nystagmus tijdens een strychmne-kramp.
De figuur vertoont een rechte lijn n.1. de tijdlijn, welke, om niet storend te werken voor de duidelijkheid van den
nystagmus, geen tijd schrijft, maar toch wel veranderingen in de deviatie verduidelijkt. ... -n i-

De andere lijn wordt geschreven door de bewegingen van het linker oog onder invloed van calorische prikkeling van
het rechter labyrinth. \' , i ,

Nadat 1.1 mgr. nitr. strychn. p.k. dier intraveneus is ingespoten, begint bij \'t teeken een algen^ene krampaanval.
Zoodra deze is afgeloopen wordt bij \'t pijlteeken de rechter gehoorgang uitgespoten met water van 14« C. lir ontstaat een
duidelijke deviatie met onregelmatige nystagrtioiede bewegingen.

Een minuut na \'t begin van het uitspuiten ontstaat bij \'t teeken a weer een algemeene krampaanval, evenals voor t uitspuiten.
De deviatie is tijdens de krampaanval opgeheven. De krampaanval begint zelfs met een sterke contractie van de spier
die tijdens de deviatie in inhibitie is. Overigens gelijkt de curve-lijn tijdens \'t uitspuiten geheel op die voor het uitspuiten.
Spoedig na \'t einde der kramp komt de normale deviatie weer met nystagmus. Bij \'t tweede pijlteeken wordt met uitspuiten
opgehouden en zien wij een soortgelijke krampaanval optreden.

Fig. 1.

Fig. 1 geeft weer de normale deviatie en nystagmus van het
linker oog na uitspuiting van de linker gehoorgang met koud
water (tusschen de pijlteekens).

De rechte lijn is de tijdlijn. Tusschen de pijlteekens wordt de linker gehoorgang met koud water uitgespoten. De curve van het linker oog is reeds voor \'t uitsouiten
zeer onrege matig, aldus de spieronrust reeds voor\'t uitspuiten weergevend Dadelijk bij \'t begin reeds van het uitspuiten ontstaat een heftige nystagmus-aanval met eerinee

rl«>iMQt.A Mo rriinin.t -----*------------.,1 A^ af P ptc ctpr^Ar P- ^iu*______...... __ S ƒ = "ici gcilllgc

Er treedt echter een nieuwe nystagmus-aanval op. Ook gedurende

De curvelijn is zeer

aiiA»*\'\'^ opit.1 tjiii U3l 1 CCU3 vuul i w v v.iiu. Lyctuciljiv UIJ l UC^Ill rccl

deviatie. Na ca. een minuut houdt deze nystagmus-aanval op, terwijl de deviatie iets sterker wordt,
deze sterke nystagmus is de deviatie klein.

Bij \'t tweede pijlteeken wordt met het uitspuiten opgehouden. Er ontstaat nu na \'t uitspuiten een levendige deviatie zonder nvstaemus
onregelmatig door spieronrust. Deze levendige deviatie gaat verminderen na ca. 3 min. onder optreden van heftige
nystagnius-aanvallen

Fig. 3 en fig. 4 geven het einde van curve II weer. Zij zijn gereproduceerd omdat dit de eenige curve is geweest, waarbij in het laatste
intoxicatie-stadium van strychnine de deviatie nog zeer levendig is, terwijl de nystagmus niet meer is waar te nemen.
|n fig. 4 gaat \'t dier dood juist op \'t hoogtepunt der deviatie.

-ocr page 137-

3Z>e irLvloed van TJikrotosrine op d.e toiaisctLe 3n.a,ls- ena laTo3^ri3:itlirefle:H:en. te2:i opziclite Tran rrL-a.sc. "biceps ean. rcL-a.sc. triceps iDij gred.ecereToreerae 3sa.tterL.

C«... //, ///, blz. 61. \' Curve III, Proef IV, blz. 62.

J^Ö SB MS

1

KB

SB

MS

A ^ -
Kb Sn M5

\'f

l^B

SB

Curve II! fig. 2.

Fig. 2. Na pikrotoxine-inspuiting (1 mgr. p. k. dier intraveneus) is de invloed van kopdraaien een geheel andere.

De triceps reageert in \'t geheel niet meer op kopdraaien. Wanneer de kaak naar boven wordt gebracht geeft
de biceps geen contractie, maar zoodra de schedel naar boven wordt gedraaid geeft de biceps een tonische contractie,
die zoolang duurt als de kop in dezen stand wordt gehouden, zoodra de kop in den middenstand JW S staat is de
contractie der biceps afgeloopen.

Spontane contracties zien wij ook alleen aan den biceps optreden.

triceps

tyd

tyd

Curve 11 fig. 1.

Fig.1 toont, dat bij
kopdraaien vóór de
pikrotoxine-inspui-
ting de triceps-con-
tractie overweegt.

De m. biceps en
triceps zijn geprepa-
reerd zooals op pag.
60 en 61 is aangege-
ven en schrijven dc
curven.

Bij de letters K B
wordt de kaak naar
boven gedraaid, dus
in den maximum-
stand voor hals-en la-
byrinthreflexen ge-
plaatst.

tijd

Curve III fig. 1.

Fig. 1 geeft weer dc invloed
van de tonische hals- en labyrinth-
reflexen op de geprepareerde m.
biceps en triceps vóór pikrotoxine-
inspuiting.

Bij kopdraaien (kaak naar boven
K B) ontstaat een tonische con-
tractie van den m. triceps en een
inhibitie van den m. biceps.

Curve II fig.2.

-ocr page 138-

IDe in-srloed TT-axi. Pi3s:roto2^i2n.e op ca,loriscl:ie loij ^scnijnerL.

Curve /, Proef //, blz. 56.

int.

ext.

Curve 1 tig. 1.
Fie. 1 geeft weer de calorische
nystagmus vóór de pikrotoxine-
inspuiting. . .

De oogspierbewegmgen van de
m. m. rectus int. en ext. van het
linker oog schrijven de curve. Deze
bewegingen worden veroorzaakt
door voortdurend uitspuiten der
rechter gehoorgang met water van
14» C.
t. is de tijdlijn. _
De m. rectus int. is m contractie
en schrijft een mooien nystagmus.

De m. rectus ext. is m mhibitie
en.schrijft een duidelijken ny-
stagmus.

Curve 1 fig. 3.

Fig. 3 geeft weer de verlamming van de calorische laby-
rinthreflexen na groote dosen pikrotoxine (ongeveer 2 mgr.
p. k. dier).

Het rechter oor wordt nog voortdurend uitgespoten. De
m. rectus int. reageert hier niet meer
ojd, evenmin de m.
rectus ext. Soms treden nog krampvormige oogspierbewe-
gingen op, die iets op deviatie en nystagmus gelijken, maar
geen calorische labyrinthreflexen zijn.

P^f ? dT\'inspuiting, worden de deviatie en nystagmus reeds kleiner en zijn dan spoedig geheel verlamd gedurende ruim tien seconden. Op dit verlammings-

stadium volgt langzaam beginnend een heftig prikkelingsstadium, welke weer langzaam afneemt.
De musc. rectus int. vertoont deze
veranderingen duidelijker dan de externus.
Behalve deze verschijnselen is aan het dier geen enkel ander intoxicatieverschijnsel
waargenomen.
Tijdens de verlamming-gaan beide spieien tegelijk in inhibitie.

-ocr page 139-

XDe irL-^loed. TT-ari cp d.e ca.loriscl:ie la,TD3rri3atl:Lrefles:erL.

Curve /, Proef I, 24 Sept. 1919, blz. 72.

Fig. 3
Fig. 2

Curve Mig. I.

Fig 1 laat zien de calorische deviatie eir nystagtrrns {«óór kamlerinspuiting) die ontslaat door uit-

er ïe\' v?n\'«grgaat\'naar

boven, dit is duidelijk aan het einde der curve te zien. „phn.iHen

De tijd is op deze curve niet aangegeven. Zij is tijdens de geheele proef gelijk gehouden.

/fv \' \' M-

^ BT

Curve 1 fig. 2 en fig- 3.

Fia 2 is de onHerste curve en geeft weer de calorische deviatie en nystagmus, nadat twee malen 503 mgr. kamfer p. k. dier subcutaan is ingespoten.
Bif\'het eerste mJlteekén 12 uur 6 min. wordt weder de rechter gehoorgang uitgespoten met water van 120
c. , . ^ -u»«!

De deviatie is\'^ Uans veel duidelijker dan op fig. 1. De curvelijn gaat veel meer naar beneden. De nystagmus is vooral na \'t tweede pijlteeken,

""\'\'d^ovls^^^^^^^^^ \'t inbrengen der buis van den irrigator, vóór het eerste pijlteeken, oogspiercontractie ontstaat.

jiaeiijK- verievenuigu.

n het dier blijkt ook hieruit dat reeds door \'t inbrengen der buis van den irrigator, ---- -------- . . nó ^ "

Fig.\'3 is^deTövënste cu.ve. Bij min. wordt weer de rechter gehoorgang uitgespoten met water van

De

^ 3 is de hnvenste cu. /e. dij i ccimc jjijh."-«."^— - «u. jj uim. wuiul weer ue icv-i"^— ^.-iioui^aiij
\'minuten von deze uitsjuit.ng is voor de derde maal 50J m^r. kamfer subcutaan ingespoten.
: deviatie is nog \'elendig. De nyicagmus is e:hter klein en langzaam en aan het 00^ nioeilij

Curve II (fig. a, g en q) geeft weer de invloed van intraveneuse kamfer-
inspuitingen op de calorische labyrinthreflexen bij voortdurend uitspuiten van
de linker gehoorgang met water van 12° C.

De linker cornea is door een draad verbonden aan een schrijver op beroet papier.

Fig. a is geschreven vóór de kamferinspuiting. De deviatie is door \'t
voortdurend uitspuiten niet te demonstreeren, alleen de grootte en de snelheid
van den nystagmus zijn aangeduid.

Fig. g is geschreven nadat 2 malen intraveneus 8 mgr. kamfer p. k. dier
is ingespoten. Er is thans een duidelijke verlevendiging der nystagmus. Het
beeld is overigens zeer wisselend, vlak na de intraveneuse inspuitingen treden
meestal verlammingsverschijnselen op van den nystagmus, die dan weer overgaan
in prikkelingsverschijnselen.

Fig. q is alleen gereproduceerd, om te toonen, dat de deviatie nog aanwezig
is, wanneer de nystagmus reeds blijvend verlamd is. Bij het pijlteeken is, nadat
de proef is opgehouden, weer de linker gehoorgang uitgespoten.

van de deviatie en nystagmus, die tijdens het uitspuiten ontstaat.

Voor dit laatste pleit misschien dat \'t alleen

I Hpviatie Tusschen de pijlteekens is de rechter gehoorgang uitgespoten met water van 120 C. . ,,

Fig. 4 is geschreven een half uur na fig. 3. De nystagmus is thans weer zeer J^^endig ejenals^de dev.at^^.^^^^^^^^^ j^^^s^a^j^^ken spontaan een nieuwe deviatie en nystagmus, die \'t spiegelbeeld vormt

ETM gTat\'liüiSjÏTetsta\'r^rv\'et^^^^^^ SrcomponÄd/n\'";^^^^^^ ontstaat misschien in \'t overgevoelige labyrinth na de afkoeling een hyperaemie en door deze verwarming dit verschijnsel

Dit verschijnsel is misschien een centrale nawerking in analogie met de door ^;ierrmgton gev algemeene overgevoeligheid optreedt als bij kamter.

tijdens kamfervergiftiging herhaalde malen is waargenomen en nooit bij de andere intoxicaties, waar j
Uit deze curve blijkt vooral het wisselend beeld der kamferwerking.

Fig- 5 geeft weer het eindstadium der kamferwerking. Er is nog levendige deviatie, zonder

\'^^^Ti^schen de pijlteekens is weer de rechter gehoorgano- uitgespoten met water van 12« C.
Vijf malen is subcutaan 500 mgr. kamfer
p. k. dier ingespoten.

Curve II, Proef II, 20 Sept. 1919, blz. 74.

-ocr page 140-

IDe ixi-^loed. Tra-n insp-ULiting\'en olevLm dnenopodii op d.e la.\'b3rrir3Ltixre£Le2sezl.

Curve /, Proef I, blz. 80, 13 Oct. 1919.

C/IA\'V\'J?.

\' (»MD) iMiMM m«im UMIUH tontH» nn\'k«» »uumu

Fig. 1.

Fig 1. Het eerste gedeelte vóór de pijlteekens geeft weer den normalen nystagmus van den
vrij geprepareerden musculus rectus externus sinister. Deze ontstaat door voortdurend uitspuiten
van de linker gehoorgang met water van 10»
C. (valhoogte 1 M.). . ^

De musc. rectus ext. is in contractie; de snelle phase van den nystagmus gaat naar beneden.
Bij de twee pijlteekens wordt 0.07 c.c. ol. chenopodii in raveneus als 5 % emulsie ingespoten.
Zeer spoedig na de inspuiting ontstaat er een
vermindering der deviatie; de nystagmus heeft dan
een derde van zijn vorige grootte. Na deze vermindering komt de deviatie spoedig weer op de
hoogte vóór de inspuiting met op onregelmatige tijden terugkeerende dalingen.
Pe nystagmus is echter na de inspuiting kleiner en langzamer.

musc,
rectus
ext.

tijd

Fig. 2. Het begin dezer curve vertoont den nystagmus van den
musc. rectus ext. sin. 20 min. na de eerste chenopodiuminspuiting op
fig. 1. Wanneer wij deze nystagmus vergelijken met fig. 1, dan is ze
duidelijk kleiner geworden, terwijl telkens soortgelijke inzinkingen van
deviatie en nystagmus ontstaan als vlak na de eerste injectie.

Na de tweede chenopodiuminspuiting van 0.07 cc. p. k. dier. (Bij
de twee pijlteekens) ontstaat een nog sterker vermindering van de de-
viatie dan na de eerste injectie. De snelle phase van den nystagmus
wordt na deze laatste onregelmatigheid kleiner en langzamer.

î ik/

h - c ,

Fig. 3.

Fig. 3 geeft weer het eindstadium van proef I. Wij zien hieruit ten duidelijkste, dat de calorische deviatie en nystagmus na chenopodium-
intoxicatie tot den dood aanwezig blijven. De nystagmus van den musc. rectus ext. sin. blijkt aan \'t begin van fig. 3 reeds zeer onregelmatig
te ziin. Bij \'t eerste pijlteeken wordt met \'t voortdurend uitspuiten opgehouden. Duidelijk zien wij nu hoe levendig nog de deviatie is. De
curve gaat langzaam naar beneden, terwijl de nystagmus direct ophoudt. . . , ^ . ..

Bij \'t tweede pijlteeken wordt opnieuw water van 10" C. in de linker gehoorgang geleid. Dadelijk weer levendige calorische deviatie met
langzame nystagmus. Bij de twee pijlteekens wordt de 5e chenopodiuminspuiting gegeven, dadelijk daarna is het dier dood.

-ocr page 141-

STELLINGEN.

I.

De halsreflexen van Magnus en De Kleijn kunnen
klinisch van belang zijn voor de prognose.

II.

Bij eenvoudige amandelvergrooting bij. kinderen heeft
tonsillotomie voordeden boven tonsillectomie.

III.

Wanneer een hersenabsces wordt vermoed, is lum-
,baaipunctie geïndiceerd.

IV.

Endolumbaleneosalversan-inspuitingenzijnafte keuren.

V.

Hypnose- en suggestieproeven op menschen als pu-
blieke vermakelijkheid (Rubini) moeten door de overheid
verboden worden.

-ocr page 142-

De operatie van West-Polyak verdient de voorkeur
boven de operatie van Toti.

VII.

Chloroform narcose mag alleen gegeven worden,
indien tegen aether narcose zeer ernstige bezwaren bestaan.

VIII.

Psychopathie is geen ziektebeeld.

IX.

De open pleurapunctie volgens Adolf Schmidt ver-
dient de voorkeur boven de punctie van Potain.

X.

Bi] oogverwondingen, waarbij men bang is voor het
optreden van sympathische ophthalmic verdient de enucleatie
van het verwonde oog, de voorkeur boven de exenteratie.

XI. \' V

Tonsillectomie geschiedt bij kinderen zeer goed in
aetherroes en met het instrument van Sluder.

0

XII.

Elke albuminuric, die in de zwangerschap ontstaat,
is een pathologisch verschijnsel.

-ocr page 143-

■oiv r*

. J

, V <1.

Aj;:.
s

■ -1

V\'\'

\'.•fi-iM.:

\' <

-ocr page 144-

-ï **

t t

^ -HL.

1 t

w t

\'rmmrn -

-ocr page 145-
-ocr page 146-