ARCHIEF
|
|||||||||||||
TOOK
|
|||||||||||||
KERKELIJKE EN WERELDLIJKE GESCHIEDENIS VAN NEDEELAND,
MEEK BEPAALDELIJK VAN
UTEECHT.
(als vervolg ox- iiet archief voor kerkelijke en wereldsche geschiedenissen,
UITGEGEVEN DOOR WIJLEN DEN UEER J. J. DODT VAN FLENSBTJRg).
UITGEGEVEN
ONDER BEGUNSTIGING VAN
Z. M. DEN KONING DER NEDERLANDEN,
|
|||||||||||||
DOOR
|
|||||||||||||
Jfhr. Mr. A. M. C. VA3V ASCII VAJV WIJUK.
|
|||||||||||||
EEESTE DEEL.
|
|||||||||||||
UTRECHT,
KEMINK EN ZOON,
1850, |
|||||||||||||
On est las de voir l'histoire, tomme un sophisto docile et gage, se
pretcr a toutes les preuves que clincun en vent tirer, ce qu'ou veut d'elle, ce sont des faits. BAKANTE.
Histvire det Duct de Beurgogne.
|
||||||
Waaede Zwager!
Gij verwacht Tan mij toch niet, dat ik uw werk zal aanbevelen, waarlijk, het behoeft
zulk eene aanbeveling niet, en als het die noodig had, hoe zoude ik er mij het regt toe durven aanmatigen? Maar gij kent mijne belangstelling in de beoefening der geschiedenis onzes vaderlands en de vreugde, waarmede ik elke poging begroet om nieuwe bronnen voor haar te ontsluiten. Zie, daarom wil ik het u zoo gaarne zeggen, hoe het inij verheugde, toen gij het voornemen hadt opgevat, om het werk van den onvermoeiden Dodt yoort te zetten, wil ik u geluk wen- schen met die aangevangene taak. Moge bij eene oppervlakkige beschouwing, die dor en onaan- genaatn schijnen aan velen, die zich liever met het levendige verhaal en met de heldere voorstelling van het gebeurde, dan met de verzatneling dier oude oorkonden bezig houden, wie eenmaal ondervonden heeft welk een vreugde, welk een genoegen het schenkt, bij de nasporing en be- werking van die overblijfselen der vroegere eeuwen de geschiedenis als onder de behandeling te voelen herleven, zich als verplaatst te zien in dien vroegeren tijd en bij zijne meest beroemde personen, ingeleid tot hunne raadslagen en plannen, hem zal die schijn van dorheid niet meer afschrikken of terug houden. En zou de bewustheid van nieuwe, zuivere en overvloedige bronnen tot kennis der geschiedenis te openen, niet op zich zelve reeds genoeg zijn om die taak aangenaam en uitlokkend te maken? Zeker zult ook gij dit ondervonden hebben bij de uitgave van deze brieven, die zooveel licht verspreiden over een tijdvak der geschiedenis van het Sticht, waarvan ons nog zoo weinig bekend is en dat toch in zoo vele opzigten onze belangstelling wekt. Door zulke oorkonden alleen kan een vasten grond voor de geschiedenis des vaderlands verkregen worden en voor haar eene zekerheid worden gevvonnen, die elken twijfel buiten sluit. Zij ver- plaatsen ons midden in de handelingen, bemoeijenissen en gedachten van hen, die toen den gang der zaken bestuurden, en vermelden ons zoo menige bijzonderheid, zoo menigen trek, wier herinnering anders zou verloren zijn. Gij zijt er immers met mij overtuigd van, dat in die overblijfsels nog een scbat verborgen ligt, waaruit de geschiedenis opgehelderd, aangevuld en verbeterd kan worden en wier opsporing dagelijks eene meer dringende behoefte wordt, opdat zij niet verloren ga, maar vruchtbaar worde voor de kennis der vroegere tijden. Neen, daarbij kan de |
||||
kennis der geschiedenis onzes vaderlands niet winnen, dat men haar slechts navertelle en zich te
vreden stelle met het overgeleverde verhaal in nieuvven vorm te herhalen, dit alleen kan haar waarlijk bevorderen, dat men nieuwe hulpmiddclen \oor haar ontsluite, nieuwe berigten verzamele, en voor alien toegankelijk make wat mi begraven ligt en verspreid in de verschillende archieven en "verzamelingen. Gelukkig dat die overtm'ging dagelijks meer gevestigd wordt en zoo velen than* daaraan tijd en krachten besteden. Zoo zal het eens mogelijk worden, de geschiedenis op vastere grondslagen te vestigen en worden van alle zijden bouwstoffen verzameld, geschikt haar volkomener dan te voren op te trekken en te voltooijen. Maar hoeveel is hiertoenognoodig? Mogten nog velen , wien met u zich er de gelegenheid toe aanbood, uvv voorbeeld volgen en verzamelen en uitgeven wat er toe strckken kan, maar mogten ook alom gewestelijke en plaatselijke hesturen er toe medewerken , door hunne archieven te rangschikken en er behoorlijke inventarissen van te doen opmaken en die algemeen verkrijgbaar te stellen, opdat ieder althans weten kan wat daar nog te vinden is, mogten zij het gebruik er gemakkelijk van maken voor ieder, die in de kennis dier oude oor- konden belang stelt. Veler krachten zijn er nog noodig om die te bewerken, maar rijk is ook de winst, die hier te verkrijgen valt. Ga dan voort om voor de geschiedenis van Utrecht te verzamelen en uit te geven, wat nog in zoo rijken overvloed verscholen ligt in de verschillende verzamelingen, en moge de belangstelling van alien, dien de geschiedenis hunnes vaderlands ter harte gaat, en de bewustheid mede te werken tot haren opbouw en hare volmaking, u de moeite en vlijt beloonen daaraan besteed. Ziedaar wat ik u zeggen wilde, toen gij verlangdet dat ik een veoord aan u voor uw werk zou plaatsen; zij het voor u overboodig, welligt spoort het een anderen aan uw voelspoor te volgen, en blijft het niet onvruchtbaar voor onze geschiedenis. Zal dan uwe wensch vervuld zijn, zeker ook die van hem, die altijd blijft T. T.
|
|||||||||
UTRECHT, 38 Mei 1850.
|
B. J. L. DE GEER.
|
||||||||
I N L E I D I N G.
|
|||||
Op den 25. Augustus van het Jaar 1847 werd de heer Jens Jensscn Dodt, geboortig
uit Flensburg in Denemarken, door den dood aan zijn werkzaam en nuttig leoen ontrukt (l). De historische wetenschap verluor in hem een verdienstelijk beoefenaar. De ongewone warmte en onbezweken ijver, waarmede hij tot de eerste bronnen der vaderlandsche gesehiedenis doordrong, bijna uitsluitend met het doel om de vruchten zijns arbeids door openbaarmaking ten haren nutte aan te wenden, was daarom opmerkelijk, omdat hij vreemd was aan het land, waarvan hij de historische kennis tot eenig doel van zijne studien en onderzoe- kingen gekozen had. Van zijne jeugd af met voorliefde voor de geschiedkundige wetensohap bezield, (jaf eene toevallige zamenloop van omslandigheden aan dien smaak eene bepaalde rigting , zoodat hij zich de Nederlandsche gesehiedenis, nicer bijzonder van het Sticht van Utrecht, tot hoofddoel zijner wetenschappelijke werkzaamheden stelde, welker vrije ontwikkeling de rijke archieeen van Utrecht zoo zeer begunstigen. Begaafd met een vluggen geest, had hij, hoewel geen Nederlander, zich zeer spoedig zoowel in de oude taal als in het schrift der oude ovrkonden ervaren gemaakt, en daarin zulk eene bedrevenheid verkregen, dat hij met de grootste gemakkelijkheid het moevjelijkste handschrift wist te ontcijferen; voorzien met een voortrejfeiijk geheugen , vermeerderde hij daarbij, door zijne betrekking aan de Akademische hibliotheek, zijne reeds vroeger verkregene kennis van gedrukte bronnen op eene belangrijke wijze, hetgeen hem hij zijne onderzoekingen in de verschillende archieven van Utrecht zoo zeer behulpzaam was. Niet alleen in de openbare archieven maar zelj's uit de bijzondere verzamelingen, ivelker toegang hem goedgunstig verleend werd, wist hij met gevatheid en scherpzinnigheid het belangrijke tot opheldering der gesehiedenis op te deloen. Met deze ge- schiktheid en ervarenheid paarde hij tevens onvermoeide werkzaamheid, geduld en volharding. Wanneer hij een of ander feit, al ware het van ondergeschikt belong, tot klaarheidwenschte te brengen, deinsde hij voor geen arbeid terug, en rustte "niet, voor daarin zoo veel mogelijk geslaagd te zijn. In een woord, voor de zaak der hronnen-sludie, offerde hij alle levens- genoegen op, en leefde daarin met geheel zijne ziel. Ook in anderen trachtte hij, waar hij kon, diezelfde zucht tot onderzoek op te wekken, en waar hij die aantrof, met zorg aan te kweeken en tot even nuttige uitkomsten, in het belong der geschiedknnde, te leiden. Van daar die bekende bereidvaardigheid, waarmede hij anderen met zijne bedrevenheid en uitge- hreide kennis van bronnen ten dienste stand, die gemakkelijkheid, waarmede hij zijne met zoo veel vlijt en inspanning verzamelde bouwstoffen kon afstaan, en waarmede hij het onder- zoek van anderen tot het zijne maakte en daarin met dienzelfden ijver werkzaam was. Sedert verscheidene jaren in vriendschapsbetrekking met hem staande, geboren uit wederkeerig hulphetoon in historisch onderzoek, zou ih vele voorheelden van die onbaatzuchtige hulpvaar- digheid, maar ook van den ondank kunnen aanvoeren, waarmede hij soms door menig schrijver {') Eene korle Icvensscliels van hem Tindt men in de Algemeent Konst- en Letterbode, n°. 41 tan het jaar 1847.
|
|||||
IH1EIDIJC.
|
|||||||
II
|
|||||||
werd leloond, wiens icerk lauweren inoogstte, door dat men met den vrucht van Dodt's on-
derzoekingen, als met die van eigene nasporingen pronkle. Indien men opsomt, wat hij, sedert den tijd dat hij zich bepaaldelijk aan historisch
onderzoek toewijdde tot aan het tijdstip van zijnen dood, heeft aan het licht gebragt, dat zonder hem nog onbekend zou gebleven zijn (1), en daarbij in aanmerking neemt de aanzien- HJke verzameling van nagelaten afschriften en papieren, mcest door zijn eigen hand geschre- ven, den tijd, door zijne betrekking aan de Bibliotheck ingenomen en ook besteed aan zijne uitgebreide briefwisseling met vele geleerde mannen en beoefenaars der geschiedenis, die zijne wetenschappelijke hulp inriepen dan is het bijna ongelooflijk, wat al niet een onafgebroken arbeidzaam leven in een betrekkelijk kort tijdperk kan voortbrengen. Elk dan ook, die weet welk eetie behoefte aan onvermoeid arbeidzame mannen de historische wetenschap, bij hare tegenwoordige eischen, heeft, zal het met regt hetreuren, dat zulk een werkzaam leven, heticelk nog zoo veel beloofde, zoo vroeg icerd afgesneden. Nog zooveel beloofde, zcg ik, met een blik op zijn hekend tcerk, waarvan het laatste
deel nog na zijn' dood door zijne weduice werd uitgegeven. Het zou mij te ver van het doel dezer inleiding voeren, indien ik uitweidde over het aanial van belangrijke oorkonden en hescheiden, die hij in dat werk aan het licht bragt, welks waarde evenwel door eene ge- luhkiger gekozen en doelmatiger inrigting zoude vermeerderd zijn. Wat nu betreft het gebrek aan gewenschte orde en eenheid, zoo zal de rede daarvan bij aan alien, die den heer Dodt van meer nabij hebben gekend, gemakkelijk zijn te vinden in het ongeduld, dat den ijverigen man bezielde, om de gevondene bescheiden zoo spoedig mogelijk aan het licht te hrengen. Van daar dat men in een en hetzelfde deel zoo vele geheel op zich zelf staande en tot verschillende tijdoakken behoorende stukken aantreft, welke hij anders zoo gevoegelijk regelmatiger en wetenschappelijker had kunnen indeelen; dock in weerieil dezer gebreken heeft hij, door dit werk te ondernemen, het bewijs geleverd dat hij zich had geplaatst op het ware standpunt der historische wetenschap, welke zich niet meer vergenoegt met hetzelfde gebouw telkens in een anderen vorrn, uit dezelfde houwstoffen op te trekken, maar van hare beoefenaars eene nieuwe inspanning van krachten eischt, tot het opsporen en openbaar maken van oorspronkelijke oorkonden, zoo bij uitnemendheid geschikt om. het licht der waarheid over de geschiedenis te doen schijnen. Is dit op de algemeene vaderlandsche geschiedenis van onmiskenbare toepassing, elk die eenigzins met de gesteldheid van die van het Sticht van Utrecht bekend is, en weet hoe op hare belangrijkste tijdperken nog duistemis heerscht, zal moeten erkennen dat, meer nog dan in elk ander gewest, aan de open- baarmaking barer rijke en nog onbekende bronnen eene behoefte bestaat, die bij elk bepaald historisch onderzoek zich levendiger gevoelen doet. De onderneming dus van den heer Dodt mag in den ruimsten zin des woords verdienstelijk genaamd worden, en elk, die prijs stelt op de grondige kermis der Stichtsche geschiedenis, is hem erkentenis schuldig, dat hij, als vreemdeling, de groote taak, die op den ingezeten ruslte, heeft aangevangen en daaraan alle zijne krachten en bekwaamheden heeft ten dienste gesteld. (i) Behalve zijn bekend werk: Archief voor KerUelijkc en Wereldsche gcschiedenissen, waarvan het 1* deel in 1838
in het licht verscheen, begelcid door eene voorrede van den hoogleeraar II. J. Roijaards , heeft hij vele belangrijke hijdragen geleverd in de Jig. JConst- en Lellerborle, in het Tljdschrift voor Geschiedenis, Oudheden en Statistiek van Utrecht, in het Tijdschrift voor het Zeewezen van de heeren Pilaar enObreen, in de Verhandelingen en Berigten omtrent het Zeewesen van de heeren Tindal en Zwart, in het LellerlievendMaandschrift, in helBelgischMuseum, in het Muzikaal Tydschrifl Caeciliaeni, |
|||||||
IHLEID1NG.
|
|||||||
II!
|
|||||||
De erkende hehoefte dus aan geopenbaarde bronnen wordt te levendiggevoeld, om niet
bij velen het verlangen te hebben opgewekt, dat de onderneming van xcijlen den AeerDodt mogt worden voortgezet. Hoewel door mij reeds lang het voornemen daartoe was opgevat, heb ik echter lang geaarzeld, alvorens daartoe bepaald te kunnen besluiten. Niet dat ik tegen den moeijelijken en vervelenden arbeid huiverde, die daartoe gevorderd zou worden, of dat ik vreesde mij in mijne keus van belangrijke bescheiden beperkt te zien, of aan genoegzame ondersteu- ning en medewerking wanhoopte; eene zekere schroomvalligheid alleen om mij op eene lijn te plaatsen met zoo vele verdienstelijke mannen, die hetzelfde werk hebben ondernomen, deed mij versehuiven teat ik anders vroeger zou hebben ten uitvoer gebragt, tot dat eindelijk het besef van het hoog belong der voortzetting van het door Dodt begonnen werk en de ijver, die mij voor de zaak onzer bronnenstudie bezielt, bij mij de overhand namen. Eenmaal daartoe zijnde besloten e?i dezelfde koninklijke begunstiging, welke zijn werk genoot, verkregen bebbende, meende ik hetzelfde eenvoudig stelsel van uitgave te rnoelen volgen, namelijk, om mij van alle toelichting en commentarien op de uit te geven bescheiden te onthouden, maar dit geheel aan den geschiedschrijver over te laten, mij alleen tot tadk stellende om hem het gebruik der woordelijk in druk overgebragte bronnen zoo gemakkelijk mogelijk te maken door eene korte inhoudsopgave boven elk stuk te plaatsen, en door eene doelmatige tijdrekenkundige rang- schikking der bescheiden tot een en hetzelfde tijdperk, en zoo veel mogelijk tot een en het- zelfde historisch geheel behoorende, in acht te nemen, en door in twee verschillende registers, en een kort overzigt van den zakelijken inhoud der bescheiden, en eenegemakkelijke aanduiding van personen en plaatsen den onderzoekenden lezer te verschaffen. Door deze eenvoudige inrigting is het doel, hetwelk ik met deze uitgave beoog , het best mijns inziens te bereiken. Uit de groote verzameling afschriften van belangrijke oorkonden en bescheiden, of
door eigen arbeid of door aankoop verkregen, icas het moeijelijk voor mij eene goede keuze te doen, omdat ik mij voornam zooveel mogelijk volledigheid te brengen in de uitgave der tot hetzelfde tijdperk en tot hetzelfde historisch onderwerp toepasselijke bescheiden. Er berust in het voormalig archief der 5 kapittelen, thans met het provinciaal
archie/ van Utrecht vereenigd en onder hetzelfde opzigt gesteld, eene merkwaardige verza- meling brieven, gelijktijdige afschriften en concepten, in 12 folio boekdeelen, doch zonder doelmatige rangschikking, gebonden. Zij loopen van het jaar 1300 tot aan 1645, doch het is klaarblijkelijk, dat in deze verzameling van het eerstgemelde jaar tot aan het einde der regering van bisschop David van Bourgondi'e, en van het jaar 1528 tot aan 1645, zeer vele brieven ver- loren zijn gegaan, wegens de ontzettende gapingen die daarin voorkomen. Wat echter detijd- perken der bisschoppelijke regeringen van Frederik van Baden, Philips van Bourgondi'e en Hendrik van Beijeren, hetreft, zeldzaam zal er eene verzameling bescheiden vollediger gevonden worden, dan die, welke dit in de Stichtsche geschiedenis zoo gewigtig tijdperk (1496 tot 1528) toelicht. Gedurende die jaren volgen de brieven en stukken elkander soms bijna van dag tot dag op, zoo als men reeds in dit deel gereedelijk zal kunnen opmerken. Deze geregelde opvolging is te meer van belong, omdat al wat van die jaren is te boek gesteld, zich tot zeer weinige daadzaken en omstandigheden beperkt, en ook deze bisschoppelijke regeringen nimmer, zoo ver mij althans is bekend, aan een bepaald en grondig onderzoek zijn onderworpen. Daar tot dit onderzoek de vollediqe kennis zoo wel van den toestand der ttad Utrecht als van de handelingen der stedelijke regering van Utrecht, voor zoo ver die in de geschiedenis dezer bisschoppen ingrijpen, mij noodzakelijk voorkomt, ligt het tevens |
|||||||
IV IJIIIBIHO,
|
|||||
in mij'n plan van hewerking, om op de brieven en bescheiden, handelende over het bettuur
van bisschop Frederik van Baden, in dezelfde tijdrekenkundige orde uit de raadsdagelijksch- boeken, buurspraakboeken en kameraarsrekeningen al datgene te laten volgen, teat mij toe schijnt daartoe noodig te zijn. Op dezelfde wijze hoop ik de regeringen van de bitschoppen Philips van Bourgondie en Hendrik van Beijeren te behandelen. Voor hunne geschiedenis heb ik de bronnen nog vollediger kunnen verzatnelen, omdat een grooter aantal bescheiden over de jaren 15171528 op het stedelijk archief aanwezig zijn, en omdat ik in de papieren van het voormalig archief van het graafschap Bur en, en in particuliere verzamelingen vele zeer belangrijke stukken tot dien tijd betrekkelijk aangetroffen heb. Hoewel ik hoofdzakelijk met dit en de volgende deelen van dit werk, de toelichting
van de geschiedenis der drie bovengemelde kerkvoogden mij ten doel heb gesteld, zoo heb ik echter gemeend mij hie?' en daar eenige afwijking van dit plan te mogen veroorloven , door inlassching van stukken, welke meer in betrekking staan tot de algemeene of eene andere gtwcstelijke geschiedenis. De belangrijkheid dier stukken zal, hoop ik, die afwijking hi het nut der bronnenstudie kunnen regtvaardigen. Koor ik deze inleiding tot mijn werk eindige, zij het mij geoorloofd den lezer te
verzoeken bij de raadpleging der uitgegeven bronnen het navolgende op te merken. Vooreerst, dat ik alle de in den oorspronkelijken tekst voorkomende verkortingen,
voor zoo ver dit met zekerheid kon geschieden, heb weggelaten en de woorden voluit geschreven, eene vrijheid, die tot een gemakkelijker gebruik noodzakelijk was. Daar waar bij mij eenigen twijfel hestond, heb ik voorzigtigheidshaloe die verkortingsteekenen terug gegeven. Ten tweede, dat ik de spelling der woorden zoo veel mogelijk getrouw heb gevolgd,
zelfs dan, wanneer de v klaarblijkelijk voor de o of u en de j voor de i geschreven is, alsmede wanneer de lettergrepen van een en hetzelfde woord van elkander afgescheiden en omgekeerd wanneer twee op zich zelf staande woorden aan elkander gehecht voorkomen. Ten derde, meende ik zeer omzigtig te moeten handelen, met de aanduiding of de
brieven en bescheiden geheel eigenhandig geschreven, dan wel of zij alleen met de ondertee- kening vcorzien waren. Ookdit laatste is sotns zeer moeijelijk te bepalen , omdat het veel tijd* plaats had, dat ^mnjtiij' jwien het schrijven van den brief of het stuk opgedragen teas, met zijne hand tevens den naam van den afzender er onder plaatste. Er behoort eene gron- dige autographische kennis toe, om dit alles met zekerheid te kunnen bepalen. Om mij dus aan geene mistasting Moot te stellen, heb ik alleen dan, wanneer het klaarblijkelijk verschil in schrift geen twijfel overliet, de eigene onderteekening door eene kapitale letter aangeduid en daarin de verkortingen geheel teruggegeven. Ten vierde, mij strengelijk van alle commentarien onthoudende, en dit geheel aan
den geschiedschrijver wenschende over te laten, heb ik evenwel bij elk woord of zinsnede, die mij althans in het oorspronkelijke duister of als eene schrijffeil voorkwam, een vraagteeken geplaatst, tot aanduiding dat hier geene drukfeil hestond en ook dit mijne opmerkzaamheid niet was ontgaan. Ten laatste heb ik gemeend, wat de punctuatie en het aanbrengen der hoofdlettert
aangaat, de gewona regelen te moeten in acht nemen. |
|||||
j '
' ' '
: (;,)■,.■ T |3 , j
FREDERtK VAN BADEN.
■
POGINGEN TER ZIJNER BENOEIVflNG TOT COADJUTOR EN LATER TOT OPVOLGER
VAN DAVID VAN BOURGONME, ALS BISSCHOP VAN BTRECIJ.T. .: (14931496).
. , . |
- ;..'.:.:: ' \ '. ■■.■.. j . ■.
!J(j i ,l:l;i tft'JiiI:.ll;l [![][I5 II c If! ■
Maximiliaan van Oottenrijk zendt aan het kapittel van den Donx te Utrecht zijne
raden, ter zake van aangelegenheden de Utrechttehe kerk betreffende. Maximilianus, diuina faue'nte dementia Romanorum rex semper Augustus etc.
.1 (jo [-j
Honorabiles, deuoti, dilecti. Scribimus venerabili Dauidi, episcopo Traiectensi principi deuoto
nostro dilecto, de nonnullis negotijs utriusque nostrorum inprimisque ecclesie Traiectensis commo- dum concernentibus, quemadmodum ex presentium latoribus, oratoribus ac consiliarijsnostris, horum ocoasione emissis , cognoscere poteritis, desiderantes, ut hijsdem in omnibus et singulis, que nostro nomine uobis exponent, fidem indubiam ac firmam baud secus ac nobis ipsis hac re, nee non in illis, turn nostre contemplations, turn publici commodi intuitu, quoad melius fieri poterit, consultare laborareque uelitis. In eo nobis rem admodum acceptam facietis erga nos et quemlibet uestrum generose recognoscendam. Datum in opido nostro Lynntz, decima die mensis Junij, anno Domini etc. LXXXXIIJ, regnorum nostrorum Romani bctauo, Hungarie uero quarto annis. Get. maxi e. Ad mandatum domini regis proprium.
.-...*,....■■ iiji ■ ' i»*i ' ■ ■■ '.'■> .-,'! n>fl n
Opschrift: Honorabilibus, deuotis nostris dilectis, prcposilo, decano ,&V\'iV-
capitu.o ecclesie katedralis Traiectensis. A «A ifcw Deel, A. 133.
II, " ' ill ' J>; ,UH\(V'
■ utdnim
Keizer Frederik III. heveelt aan het genoemd kapittel deze sending aan. Fridericus, diuina fauente clemencia ,Romanorum; imperator, semper Augustus.
Venerabiles, deuoti, dilecti. Scribimus in presenciaruni in fauorem oratorum prope diem per carissimum filium nostrum Romanorum regem ad presulem et pastorem vestrum mitiendorum in quibusdam rebus et causis, non minus vsum et comoditatem «cclesie Traiectensis quam profectum dominiorum ipsius Romanorum regis concernentibus; quareivos hortamur summopere, dum dicti oratores coram aderunt, negocia ipsa Tna cum presule vestrcl ita dirigere relilis, quo illorum labor et studium fructum vtrimque pariat nunc sese sua sponte ofterentem, quern alias etiam precibus I. 1 |
||||
FREDER1K VAW BADEH (1493).
|
|||||||
2
|
|||||||
et data opera fortassis consequi non possitis. Datum in oppido nostro Lynntz, die tredecima mcnsis
Juny, anno Domini etc. LXXXXIIJ, imperii nostri quadragesimo secundo. Ad mandatum domini imperatoris proprium.
Opschrift: Honorabillbus, nostris deuotis dilectis, decano et capitulo
ecclesie Traiectensis. Deel, D. 97.
III.
Philip* van Bourgondi'e zendt aan voorn. kapittel zijne raden, ter zake van aan-
gelegenheden zijne landen en het Sticht van Utrecht betreffende. Philips, ertehertoge van Oistrijck, hertoge van Bourg., van Brabant, graue van Vlaendre,
van Artois, van Bourg., van Henegauwe etc. Lieue bezondere. Wij hebben ghelast onse lieue ende getrauwe raden ende meester vanden
requesten van onss huyse, meester Francois van Busleyden, proost van Ludijck, meester Willem
van Halphen proost van Leyden, onse eerst cappellaen ende meester Jan Haltfast, archidiacre van
Brabant jnde kercke van Ludijck, v te segghen ende te verclaren eenighe saken van onss weghe
grootelicks aenghaende die weluaert van onss landen ende ondersaten tot eenre zijde, ende de on-
dersaten van de stad ende Slicht van Vtrecht ter andere. Soe eist der wij an v scrijuen ende eern-
stelick verzoucken, dat ghij onse voorss. gescickte vulcomraen geloue gheeft van al tguent, dat zij v
desen male van onss weghe zegghen ende verclaren zullen, ende voorts v voughen jnder materie
als dat wij ons uwer moghen beloeuen. Lieue besondere God zij met v. Gescreuen in onse stad
van Antwerpen, den XVIIJ dach jn Julio, anno XC1IJ.
ii j
Get. pes. lager human.
Opschrift: Onzen lieue besonderen, den proost, deken endeluyden
vanden cappitel van sinte Martins kercke binnen der stadt Vtrecht. Deel, A. 135. t v
Philip* van Bourgondi'e meldt aan hetzelfde kapittel, dat hij aan bisschop David
van Bourgondi'e antwoord heeft verzocht op het vroeger aan hem gerigt voorttel, om Frederik, markgraaf van Baden tot zijn coadjutor in het bitdom te benoemen . en verzoekt het kapittel hierop hij den histchop aan te dringen.. Philippus, archidux Austrie, dux Burgundie, Lotharingie, Brabantie, Limburgie, Lu-
cemburgie et Geldrie etc. comes Flandrie, Tirolis j Burgundie, Arthesie, Hollandie,
Zelandie et Zutphanie etc.
Honorabiles, deuoti, dilecti. Non multo effluxo tempore fuerunt apud vos oratores etconsiliarij
nostri a nobis ad r. p. Dauid episcopum Trajectensem, consanguineum nostrum, et vestras dilectio-
nes deputati, eidem sue paternitati et vestris delectionibus, non null a, vtilitatem et salutem vtriusque
nostrorum patrias dominia ac communium subditorum nostrorum pacem et quietem concernentia,
jnclite memorie Frederici Romanorum imperatoris aui nostri, quern Deus absoluat, et serenissimi
Romanorum regis domini et genitoris nostri carissimi ac nostro nominibus exposituri, vti etiam
eorum relatione jntelleximus. Primo eidem r. p. episcopo, consanguineo nostro, et deinde vestris
|
|||||||
FREDERIK VAN BADEN (1493). 3
dilectionibus interserendo etiam responsum ab eodem r. p. episcopo, consanguineo nostro, acceptum
exposuerunt, ac vos de predictorum dominorum nostrorum ac nostro desiderijs et voluntatibus certiora fecerunt, rogaruntque et exhortatos fecerunt, vt pro ecclesie vestre jlliusque et communium vtriusque dominiorum vnione et tranquillitate animos vestros et vota ad desiderium et voluntatem eorumdem dominorum nostrorum ac nostrum jnclinantem prefatum r. p. Dauid episcopum, consanguineum nos- trum , vt jllustrissimum principem Fridericum, ex marchionibus Badensibus custodem et tbesaurarium ecclesie Coloniensis, consanguineum nostrum sincere dilectum, in suum et ecclesie vestre coadiutorem sine eius preiudicio aut auctoritatis vel reddituum diminutione reciperet acque sibi, si ipsum ab hac luce decedere contingeret, quae Deus auertat, succederet, si ad hoc apostolice sedis accederet auc- toritas, consentiret, sollicitare et eidem persuadere pariter et vestrum consensum prebere velletis, quemadmodum de hijs omnibus recentem penes vos adhuc existere credimus memoriam. Verum relato nobis per dictos deputatos nostrps ab eodem episcopo, consanguineo nostro, super propositis sibi recepto responso, carissimum dominum et genitorem nostrum de eodem certiorem reddere curauimus, quo audito intelligens sua maiestas jllud sine alicuius temporis prefixione fuisse et esse suspensum et ab hijs de Oueryssel dependere, quibus se episcopus astrictum esse asserit, ita quod sine eorum scitu vel consensu nichil agere valeat. Cum tamen nullum interesse in hijs habere possint, sed dumtaxat ad vos, vt dicunt docti, pertineat, pro alio et firmiori responso rescribere nos iussit. Rescripsimusque; sed aliud quam nostris deputatis factum extitit non recepimus. Cum quo eun- dem dominum et genitorem nostrum contentare nbn posse jndubie scientes, sed potius suam maiestatem, si scriberemus , commouere formidaremus. Idcirco iterato ad eundem r. patrem pro gratiori responso rescribimus, hortamurque ac requirinius et vos, quatenus consideratis quod nichil in preiudiciam ecclesie vestre aut episcopi siue illius auctoritatis et reddituum diminutionem queritur aut petitur, sed omnia pro vnione, concordia, tranquillitate et pace vtriusque dominiorum, presertim ecclesie et dominii Traiectensis, agantur, prefatum r. patrem , vt se voluntati regie maiestatis et nostre in tam salubri re accommodare et eidem consentire certiusque respondere velit, sollicitare et informare velitis, vestrum etiam ad premissa cum aliud non petatur, quin etiam per sanctos viros beatum videlicet Augustinum factum fuisse prohibetur, qui in vita sibi elegit successorem, quod et hie fieri potest quotidie, etiam fit et nouissime, vti intelleximus, de monasterio Parcensi prope Louanium factum est, prebentium consensum. De voluntate vero vestra et quid in ea re nostro intuitu facere intendatis per harum latorem nos certiorantes. Quod erga ecclesiam vestram et vos diligenti studio recognoscere curabimus auxiliante Altissimo, qui vos in augmentatione diuini cultus eundem pro regie maiestatis et nostro felici statu deuote deprecantes longeuos et felices conseruare dignetur. Ex opido nostro Machliniensi, die vicesima prima, mensis Octobris M°CCCC°XCIIJO. Get. phs, lager dublioul.
Opschrift: Venerabilibus, devolis, nobis sincere dilectis, decano et
capitulo ecclesie Traiectensis. Deel, A. 137.
V.
Philips van Bourgondi'e dringt bij de 5 kapittelen van Utrecht aan op antwoord
op zijn vroeaer tchrijven. Philippus, archidux Austrie, Burgundie, Brabantie etc. dux, comes Flandrie, Arthesij Bur-
gundie, Hanourie etc. Venerabiles ac sincere dilecti. Dedimus nuper epistolas nostras ad venerabiles dominos, deedftum et
1*
|
||||
FHEDERIK VAH BADEK (1493).
|
|||||||||
4
|
|||||||||
capitulum Traiectensem, nobis persuasuni habentes, quod de earumdem continentia ipsas vestras dilectio-
nes redderent certiores, quod cum pretermissum nobis videtur, cum paruni aut nihil responsi vsque in hunc diem nobis redditum sit preter peticionem friuole cuiusdem protelationis equissimi desiderij ac precum serenissimi domini regis Romanorum observantissimi nostri genitoris, quam epistole ipsius capituli, quarum copiam presentibus includi jussimus, continent. Has ad ipsas vestras dilectiones denuo damus nostras epistolas, exemplaria dictarum priorum litterarum eis includentes ammonitas requisitasque, cupientes easdem vestras dilectiones, quatenus in tempore et consulere velint perspicique tam necessitati quam saluti quietoque statui venerabilis jllius Traiectensis ecclesie, eiusdem diocesis ac vicinorum dominiorum caventque ac operam dent, ne tam pientissime, tam eque ac vtiles future serenissinij genitoris nostri ac nostre precaciones repellantur, quinymo efficiant ac cooperentur quantum salus ac quietudo ipsius ecclesie ac patrie eis cordi esse confidenciam habemus nostro desiderio fiat satis, aut quid in hijs animo constituerunt, quidve ex eis sperare poterimus ac domino serenissimo genitori renuntiare, vt per presencium nostrum tabellarium cerciores suis epistolis reddant requi- sitas facimus, easdem vestras dilectiones, quas vale exoptamus felices diutiue. Ex opido nostro Machliniensi, XIIa, die mensis Nouembris, anno I1IIMXIIJ°. Get. phs. lager luckier.
■ ■
Opschrift: Venerabilibus dominis, amicis nostris predilectis, pre-
positis, decauis ac capitulis maioris ac aliarum colle- gia tarum ecclesiarum ciuilalis Traiectensis. Oeel, A. 141. :■'■'■.:'
|
|||||||||
Maximiliaan van Oostenrijk verzoekt op nieuw den 5 kapittelen van Utrecht, om
bitschop David van Bourgondie te bewegen tot de aanneming van Frederik van Baden tot coadjutor. Maximilianus, diuina fauente dementia Romanorum semper Augustus ac Hungarie, Dalmatie,
Croatie etc. rex, archidux Austrie, dux Burgundie etc. Venerabiles, egregy, devotj, sincere dilectj. Cum ad nos redirent fideles nostri ac charissimi
filij nostri archiducis Austrie, quos ad vestras dilectiones nuper destinauimus, oratores, eaque, que per vos sibj super petitione nostra et prefatj nostrj chariissiini filij per eosdem facta, vt jllustris consanguineus noster Fridericus ex marchionibus Badensibus, venerabilis ecclesie cathedralis Coloniensis custos, ad coadiutoriam episcopatus Traiectensis cum titulj successione, illo tamen adiecto, quod, reverendo in Cbristo patre Dauid episcopo Traiectensi moderno consanguineo nostro dilecto superstite, ipse Fridericus nullam penitus in eodem episcopatu, nisi ipso episcopo requirente seu ordinante, ha- beret administrationem, per summum dominum nostrum et sanctam apostolicam sedem prouideri possit, ab eodem episcopo consanguineo nostro vestris opera et medijs preberetur consensus, responsafuere referrent, equo animo audiuimus nobisque summe placuerunt, vosque bene et sane consultos perinde cognouimus. Cum nemo ignorare possit, quod de eiusdem consaguinei nostri Frederici persona, si ad eandem coadiutoriam inodo, quo supra promoueretur, ipsi Traiectensi ecclesie subditisque eiusdem ac patrijs circumuicinis et eorum inhabitantibus, ne ipso episcopo decedente uel decesso in pristinas deuastationes, guerras ac dissensiones incidant, peroptime prouideretur, Verum cum intelligamus, eundem consanguineum nostrum episcopum modernum in hutusmodi consensu prestando se difficilem reddere et ea de causa quasdam excusationes minime suflBcientes allegare, hortamur denuo dilectiones |
|||||||||
PRFDERIK V\T BADEM (1494). . 5
|
|||||
vestras serioseque requirimus, quatenus pro dicte Traiectensis ecclesie subditorumque eius et aliarum
priuatarum circuniuicinarum vtilitate et commodo apud eundem episcopum modernum consanguineum nostrum, cui etiam ad presens desuper scribimus, instare velint ipsumque persuasum i'aciant, vt nostris equis desiderijs cedendo, memoratum suum consensum dictis excusationibus vlteriorjque dilatione postpositis, vt predicto nostro consanguineo Badensi de prefata coadiutoria per sanctam apostolicam sedem modo prenarrato prouideri possit, prebere velit, et rem justarn ecclesie patrijsque et subditis sepedictis vtilem nobisque et filio nostro summe gratam efficient eedem vestre dilectiones. Exciuitate nostra Wienensi, XXV die mensis Januarij, anno XCIIIJ regnorum nostrorum Romanorum VI* octavo, Hungarie vero etc quarto. Get. maxios r. lager mabteks.
Optchrift: Venerabilibus, egregijs ac deuolis preposilis, archidia-
conis, decanis ceterisque cathedralis ac aliarum eccle- siarum collegiatarum civilatis Traiectensis prelatis, canonicis, nobis sincere dilectis. Deel, A. 144. VII.
Philips van Bourgondi'e zendt Engelbert, graaf van Nassau, en den heer van Cruningen
aan de 5 kapittelen van Utrecht tot hetzelfde doeleinde. Philippus, archidua Austrie, dux Burgundie, Brabantie etc. comes Flandrie, Tirolis Ar-
thesii, Burgundie, Hanourie etc. Venerabiles et egregii, devoti nobis dilecti. Quoniam animo semper ergo vos fuerint indite recor-
dations maiores nostri, et precipue serenissimus Romanorum rex, dominus et genitor noster me- tuendissimus, si preteritorum rationem probe pensaueritis, satis vobis compertum esseputamus, qui turn vestri turn etiam ceterorum ciuitatis vestre jncolarum tutandorum gratia, in quo non modo graues jntolerabilesque jinpensas subire, sed proprias quoque personas discrimine rite obijcere non dubitarunt. Nee minori nobis nunc cure est, et vestra et totius jllius ciuitatis tranquillitas, quorum saluti, paci et quieti optime vt consulatur non minus quam de propriorum subditorum nostrorum soliciti, jndies magis ac magis prospicere non desistimus, veluti ex litteris nostris prius ad vosdatis et etiam ex oratoribus regijs et nostris, ad vos anlea missis, liquide satis intelligere potuistis. Accedit et buic nostro desiderio, quod nobis jdem dominus et genitor noster, vt vos solicitare non desistamus, monet et precipit, cuius jussis (ut equum est) parere cupientes, charissirnum consanguineum nostrum Engelbertum comitem de Nassou etc., eiusdem domini regis camerarium, comitatusque nostri Flandrie gubernatorem et locum tenentem generalem, necnon dilectum ac fidelem militem consilia- num et camerarum nostrum, dominum de Cruninghe, oratores nostros ad vos mittere jmpresentiarum $tatunnu8, qui prelibati domini et genitoris nostri voluntatem et desiderium, vobis plenissime aperient, quibus in referendis perinde nobismetipsis vos ex animo requirimus et rogamus fidem adhibere mdubiam, et rd° patri domino episcopo Traiectensi consanguineo nostro charissimo persuadere, vt ipsius domini et genitoris nostri et etiam desiderijs nostris morem gerere velit, quod profecto jllum vitro facturum esse minime ambigimus, presertim cum nihil contendamus, quod a tramite discrepet ratioms aut quod vobis ceterisque jllius ciuitatis jncolis aut ipsi etiam episcopo quomodolibet oiEcere possit, quin potius prodesse plurimum , in quo vestri et conciuium vestrorum saluti et quieti optime prospicietis et pericula, que vobis aliter impendere timendum est, cauebitis et rem turn |
|||||
------------------ ..................----------'" " " "'WW"
|
|||||
6 FREI>EIUK VAN BADEN (1494).
prefato domino et genitoris nostro, turn nobis etiam gratissimam facietis, quo pro merito, quod certe
faciemus quam maxime nos et memores jnuenietis et gratos opitulante Allissimo, qui vos feliciter fausteque conseruet. Ex opido nostro Mechlinensi, die IX" mensis Maii, anno nonagesimo quarto. Get. phs. lager lecairdrelier.
OptchHft: Venerabilibus, egregiis ac devotis prepositis, arcliidia-
conis, decanis ceterisque cathedralis c( allarum ecclesia- Tum collegiatarum ciuitatis Traiectensis prelatis et ca- nonicis nobis sincere dilectis. Deel, A. 147. VIII.
Maximiliaan van Oostenrijk herhaalt, met dankbetuiging voor het gunstig antwoord
aan Engelhert, graaf van Nassau, gegeven , deze aanbeveling. Maximilianus, diuina fauente dementia Romanorem semper Augustus, ac Hungarie, Dal-
matie, Croatie etc. rex, archidux Austrie, dux Burgundie etc. comes Flandrie etc. Venerabiles, nobis sincere dilecti. Retulit nobis dilectus fidelis noster affinis, Engelbertus comes
de Nassou, primus noster camerarius ac in absentia consanguinei nostri ducis Saxonie omnium provin- tiarum nostrarum inferiorum locum tenens generalis gratulabundus, vestram erga nos humanitatem ao honorem sibi per \os jmpensum, deinceps beneuolum vestrum responsum sibi nostra ex parte ja favorem jllustris consaguinej nostri Frederici marchionis de Baden, Traiectensis coadiutorie causa datum, mirum in modum nos commendauit, de quo vobis non mediocres habemus gratias, quippe nobis apprime gratum fuit eritque multo gratius, si iuxta responsi tenorem huius rei executionem videamus. Quare dilectiones vestras summopere hortamur quatenus predicto nostro consanguineo Frederico talem prebeatis assistentiam, vt tandem sibi de coadiutoria prefata, quod diu desideramus, prouideri possitis. In hoc enim nobis vnice gratam ac ecclesie Traiectensi vtilem efficietis, nam eius ac amycorum suorum auxilio industriaque multos controuersus, quibus episcopo moderno consan- guineo nostro vita functo implicarj posset, liberarj poterit. Ex opido Zittert, XVIU mensis Julij, anno XCIIIJ. Get. maxi"' b. lager martens,
Opschrift: Venerabilibus cathedralis ac aliarum ecclesiarum citi-
tatis Traiectensis prepositis, decanis et capitulis nobis sincere dilectis. Deel, A. 150, IX.
David van Bourgondi'e deelt aan de 5 kapittelen en de stad Utrecht mede zijn van
burgemeesteren, schepenen en raad der stad Deventer ontvangen antwoord.
Dauid van Bourgoen., bisscop tUtrecht, Eerbare lieue vriende. Uwen briefj ons nu gesant roerende, alsoe gisteren enen dach voir ons verraempt was gehouden te werden by ons, onsen staten onses lants alhijer ende oick onse ridder- schap ende gtede onses lants van Ouerijsell op dat voirgheuen des edelen onses lieuen neuen, greuen van Nassouwen etc., welke dach nu nyet gehouden js, soe onse ridderschap ende gedeputierde onser stede van Ouerijssell ouermyts onveilicheit jn Veluwen nyet en hebben doruen reijsen, alsgij verstaen |
|||||
FREDERIK VAK BADEN (1494).
|
||||||||||||
7
|
||||||||||||
hebben wt onsen scrrjften, ende die dacb, alse onser lieuer vrouwen assumpcionis neestkomende, men
onsen lieuen neuen voirss. die antwoerde doen soude zeer corts naekende js, sijn gij begerende van ons ofte wij des enige guet voirnemen bedacht mochten hebben, wij v dat doen wittigen, omme dair op oick bedacht wesende, dairop raits te neraen etc., als uwenbrieff voerder ludende js, heb- ben wij guetlijke ontfangen ende waill verstaen. Soe js wair enige Tan onsen ondersaten onses lants van Ouerijsell, alse nementlyke onse ridderschap onses lants van Vollenhoe, ons en woensdage lestuerleden tegens den auont deden scryuen, sy beducht waren voir rutheren ter Nyerkercke ende anders in Veluwen, ende dair omme op dese tijt bij ons alhijer nyet senden dorsten, als wij doe v onser stat voert daer aff deden scrijuen, ende terstont daer nae quaemen ons scrijften van ridderschap onser lande van Zallant, Twenlhe ende Drenthe, ende onser stede van Ouerijssell alleens ludende dair jnne sij hem ontschuldigende scrijuen, hem nyet doenlijke hoere gedeputierde, ouermits onve- licheit thans tot desen dage bij ons te senden, nochlhans op dese saken dat bycomen nyet alingen aff scryuende, meer geenre tanderen tijden die saken tot beteren wesen ende vreden gestalt senden willen, als gij sien moegen jn copie van ene hoirre brieuen hijer jnne gelecht. Ende wairt dan die saken hijer ommetrijnt jnden lande van Ghelre sich tot gevoege ofte sulcken wesen stellende worden, onse ondersaten van Ouerijsell veilich ende onbeanxt reijssen dorsten, souden wij sij v ende andere alhijer op enen anderen dach doen verscryuen bij ons te comen ende jnden saken te sluijten ende te doen, alse men nu dair jnne gedaen soude hebben, wairt oick die onleden hijer ommetrijnt des te lange duerende worden, duchte ons waill nutte, men onsen lieuen neuen greue van Nassouwen voirss. dese gelegentheit mitten alreguetlicxten jnden besten manieren dair toe dienende scrijftelijken dede weten. Got sy mit v. Gegeuen op onsen slote tot Duerstede, opten ijersten dach in Augusto, anno etc. XCIIIJ. Get. OTHEJ1BRIJNCK.
Opschrift: Eerbaren vnsen lieuen vrienden, prelaten, dekeoe ende
capiUelen onser vijirgoedsliuse, borgemeisteren , sclte- |
||||||||||||
penen ende raidt Ynss stat ?an Vtrecht.
|
Oeel. A. 152.
|
|||||||||||
Het in dezen brief vermelde afschrift is van den volgenden inhoud:
■ ■ .* . . .' ■
X. Burgemeetteren, tchepenen en raad der *tad Deoenter, antwoorden aan hi**chop
David van B our gondii, de verzochte hezending , ter zahe van de koninhlijke bood- fchap, niet te kunnen doen, wegens de onveiligheid der wegen veroorzaakt door de Geldersche hrijgsbenden. ' Den eerwerdigen in Gode vader ende heren, heren David van Bourgoen. bisschop tot Vtrecht,
onsen gen. lieuen heren. Eerweerdige jn Gode gened. lieue heer. Soe uwe genaden ons anderdages hebben doen scrijuen onse vriende op tsant Peters auont ad vincula ijerstkomende tegens den auont jn uwer genaden stat Wijck jnder herbergen te senden , omme des anderen dages tgelijken voert mitten dnen staten aldair ende anderen gedeputierden vrienden ene bequeme antwoerde te gheuene ende te sluijten op die bodeschap bij den edelen heren Engelbert, greven tot Nassouw, heren to Breda etc. aen uwen genaden gedaen, soe sulcx latest to Vollenhoe uuerkomen was etc., welke uwer genaden scrijfte wij mit behoirlijker eerwerdicheit aldoe doegentlijken ontfangen ende ter gueder |
||||||||||||
fREDERIK VAN BADEff (1494).
|
|||||||
8
|
|||||||
mathen waill verstaen hebben. Soe dan alle onser macht als guede ondersaten, soe behoirlijck is,
gehoersaem ende te willen geweest hebben ende noch gerne wesensolden, soe voele in ons is; dan soe nu ten middelen tijden, Got betert, dat lant van Gelre ende die wege dair jnne mit oirloge onveilich ende meenichvoldicheit der ruteren in alien plaetsen to lande ende to water belastetwerden ende ellijche uwer genaden ende oick onse openbair viande als nementlrjken Aernt van Heijden, Hermen van Velen ende meer anderen sicb jnden seluen lande, soe wy onderrichtet sijnt, dagelix verholden, ende twijuelen wij nyet uwe genaden waill erkennen, dat ons tessz tijt nyet doenlich en js, bij redenen voirger. ohse vrende ten seluen dage te besenden, ende bidden daeromme zeer oeliuoedelijken uwe eerwerdige genaden ons sulcx op desse tijt nyet jnden archsten, dan jn alien gueden affnemen willen ende dair mede dulden ter tijt ende soe lange men die lande ende wege onbevruchtet reijsen moege ende die dingen ten middelen tijden sick tot vorderen vreden gestalt hebben, willen wij alsdan gerne bereijt wesen den selven uwen eerwerdigen genaden Gode Al- tnachtich zelich ende gesont tot langen vroelijken tijden sparende beuolen. Gesc. des manendages nae sunt Jacobs dage, anno etc. XCIIIJ0. Burgermeistere, scepenen ende raidt der stat van Deuenter.
Deelj A. 151.
1 i . r ' ' .
XI.
Maximiliaan van Oottenrijk en Philip* van Bourgondie dringen op nieuw aan
bij de 5 kapittelen van Utrecht, op de henoeming van Frederik van Baden tot
coadjutor. Philips, hastaart van Bourgondie, en den heer van Cruningen desicege
door him afgevaardigd.
Maximiliaen, van Gods genaden Roomsche coninck, ende Philips, ertshertogen van Oistrijck,
hertogen van Bourgnen., van Brab, etc.
Eerweirdige, bezundere vrunden. Ghij hebt wel geweten de begheerte, die van onss wege
gedaen es geweest an den eerweirdigen vader in Gode onse lieve neue, den bisschop van Vtrecht,
ten eynde dat hij te vreden zij, dat onse bezundere lieue neue, heere Frederick, marggrave van
Baden, zij zijn coadiuteur ende naer zijn ouerlijden zijn naercommer jn tbisdom van Vtrecht,
Ghij hebt ooc wel verstaen de zaken, die ons geroert hebben te doene dit veruolch, die zijn prin-
cipalic om v te versekeren ende tonderhouderi jn goeden paeyse, ru*te ende justicie onder v ende
uwe ghelmeren. Ende om dieswille, dat onse voirss. neue van Vtrecht ons heeft doen weten, dat
ghij bij him vergadert zult zijn met den anderen van zijn bisdom, Sticht ende land van Vtrecht,
om te nemen vp dese materie een goede conclusie, ende daer naer ons eyndelicke andwoirde te
dbene, soe versoeken wy an V, alzo eernstelicken als wij doen muegen, dat ghij v voecht ende zo
doet, ter liefden van ons ende ooc om de weluaert van den kercken, bisdom ende Sticht van
Vtrecht, zoe dat onse begheerte ons geaccordeirt zij, angezien dat zij goet, rechtveirdich ende
eerliekenes, ende dat de rechten, hoocheit ende heerlicheit van onss voirsz. neue van Vtrecht egheens-
sins vermindert en sullen zijn, maer suit bewaert ende gepreserueert zijn van alien crankingen,
scaden ende jnconuenienten, ghelijc ghij breeder geaduerteert zult zijn bij onsen lieuen endegetrou-
Wen heer Philips, bastard van Bourg"en., onss neue ende den heere van Cruningen, ridder van
onss ordene, de welke wij om dese zaken jegenwoirdich zenden bij onss voirss. neue ende v
lieden, V versouckende hemlieden te gelouen als ons seluen. Eerweirdige, bezundere vrunden, onse
|
|||||||
9
|
|||||||
FREDERIK VAN BADEN (1494).
|
|||||||
Heere God zij met v. Gescreuen in onse stad van Mechelen, den XXVIHen in Aougst, anno
XCIIIJ.
Get. maxi"s k. phs. lager auchemant.
Opschrift: Eerweirdigen, onsen bezunderen vrunden, den prelaten,
dekens ende cappittel der vijf kerkeu van Vlrecht. Deel, A. 153.
Eene eensluidende brief met het opschrift:
Eerweirdigen, onsen bezunderen vrundeo, den gedepu-
teirden vanden drien staten vaudeii steden ende gestich- ten van Vlrecht. Deel, A. 154. XII.
Maximiliaan van Oostenrijk verzoekt- het kapittel van den Bom, om Frederik van
Baden met eene openvallende kanunnik prehende te hegiftigen.
Maximilianus, divina fauente dementia Romanorum rex semper Augustus, ac Hungarie, Dalmatie, Croatie etc. rex, archidux Austrie, dux Burgundie etc. Honorabiles, deuoti, dilecti. Ea que nobis super negocio ecclesie Traiectensis et illustrissimi Friderici ex marchionibus Badensibus respondistis, pergrato suscepimus animo, intelleximusque vos nostris peticionibus, quantum uestra interesset quantumque commode fieri posset, habunde morem gesturos. Verum, quum id in presentiarum dictum negocium dumtaxat remorari uideatur, quod idem Fridericus in ecclesia uestra non existit prebendatus, tali obstaculo hac uia oportune obuiari posse censuimus, ut canonicatus et prebenda, quos in dicta ecclesia uestra uacare, eorumque ac- ceptationem ab eo, cui oblate fuerunt, respui refutarique accepimus, eidem Frederico conferrentur. Hortamur itaque uos magnopere rogamusque, ut quo res ea expeditius felicem, quern summopere cupimus, sortiatur effectum, nostre maiestatis intuitu et contemplatione, de ijsdem canonicatu et prebenda dicto Friderico prouidere velitis. Facietis enim in hoc et nobis rem gratissimam et in virum non indignum, qui ecclesie uestre paci, honori et commodo sit futurus, uestrisque commodis gratiam referre possit, beneficium conferetis, quod et nos gratia et beneuolentia nostra, is vero gratuito animo fidelique industria et cura recompensare erga uos et ecclesiam ueslram non erimus immemores. Datum in oppido nostro Antwerpiensi, quinta die mensis Novembris, anno Domini millesimo qua- dringentesimo nonagesimo quarto, regnorum nostrorum Romani nono, Hungarie uero quinto annis. Ad mandatum domini regis proprium.
Opschrift: Honorabilibus, deuotis nobis dileclis, decano et capi- tulo katedralis ecclesie Traiectensis. Deel, A. 155.
XIII.
Maximiliaan van Oostenrijk deelt aan de ingezetenen van het Sticht van Utrecht,
zijne bezending aan den bissehop, tot verkrijging van zijn laatste antwoord, made. Bij den Coninck.
Lieue ende wel geminde. Om een eijndelicke antwoirde te hebben van eerweirdigen vader jn Gode onss aire lieue ende zeere geminde neue, den bisscop van Vtrecht, vp tghunt wij an hem hebben doen versueken, angaende onser aire lieue ende zeere geminde neue, marcgraue Frederick van Baden ende dier promocie tot den voirss. bisdom, als ghij wel gehoort ende verstaen hebt, zoe zenden wij jegenwoirdich bij den voirss. bisscop onss aire lieue ende getrouwen neue grauen van Nassou ende van Sorren, den heer van Cruninghen, ridder, onss camerlinck, ende meester r- 2 |
|||||||
FREDERIK VAN BADEN (1495).
|
|||||||
10
|
|||||||
Paul van Baenst, president onss raedtcameren in Vlaenderen, ende hebben denseluen beuolen Jiueren
last v te kennen te geuen. Soe begheeren wij aen v, dat ghij hun gelouen gheeft ende voort jnt voldoen van dies zij v seggen sullen van onser twegen, thueluyden grooten baten, proffijte, rusten, zekerheit ende weluaert, quijten wilt, als wij v geheeh'cken betrouwen, des wij bekennen sullen. Gegeuen in onse stad van Andwerpen, den Ven dach in Novembre, anno XCIIIJ. per regem lager dublioul.
Opschrift: Onsen lieuen ende getrouwen, den edelen ende onss
lieuen ende welgeminden, den jngesetenen, jnwoneren ende tgeheel gemeynte slants ende bisdoms van Vtrccht ende eenyegelick van dien. Dee!, A. 156. XIV.
Frederik van Baden zendt aan de 5 kapittelen van Utrecht zijn gemagtigde mr. Jan
Haltfast, om hem nader het verlangen van Maximiliaan en Philips, betreffende zijne henoeming tot coadjutor, mede te deelen. Prestantissimj patres, amici et confratres obseruandisshni. Recentem apud paternitates vestras
existimo fore memoriarn, quanta diligentia quotve litterarum et oratorum missionibus serenissimus Romanorum rex et illius jllustrissima proles Pbilippus, archidux Austrie, dux Burgundie etc. tranquil- litatem et pacera patriarum suarum et illorum subditorum cum vicinis dominijs et illorum subditis affeclantibus, procuratum sollicitatum et petitum fuerit, quod, occurrente vacacione ecolesie Traiectensis, eidem de persona sibi grata prouideretur, pollicentes et promittentes ecclesiam, ciuitatem, diocesin et ilia- rum subditos, vt propria donainia tueri et defendere. Cum jntimacione indulti a sede apostolica regie sue maiestati de nominando personam idoneam quam capitulum eligere dignaretur cum decreto jure canonico concessi, quid ve oratoribus ad hoc responsum fuerit neminem vestrorum ignorare existemo. Cum igitur regia maiestas jn eadem semper permanserit et ad hue sit voluntatis quam de contrario nunquam constare poterit, paternitates vestras sincero corde hortor et obnixe deprecor, vt singulorum promissorum memores rem hanc dirigere et ecclesie vestre taliter prouidere dignemini, ne regia maiestas sibi illusam con- queri possit. Cetera referet harum lator procurator meus, magister Johannes Haltfast, quem noscunt vestre paternitates, cui fidem adhibere velitis jndubiam. Quod autem tardior in mittendo fuerim non negligencie sed aduerse mee valetudini jmputare debetis; nichi] tamen apud summum pontificem obmissam existi metis, qui regie maiestati longe ampliora admissit. Ego vero quale .... diligencior ero fauente Allissimo qui paternitates vestras michi precipientes longeuas conservare dignetur et optime valeant Ex Treueri vigesima Augustj, anno etc. XCV. Get. p. m. baden , cancus Traiecten etc.
Opschrift'. Venerabilibus et prestantissimis fratribus et dominis
prepositis, decanis et capitulo quinque ecclesiarum Traiectensium fautoribus et amicis praecipue honorandis. Deel, A. 182. XV.
Burgemeesteren, schepenen en raad der stad Deventer, antwoorden aan de 5 kapittelen
van Utrecht, dat zij hunne gedeputeerden ter gelegenheid van de verkiezing van een opvolger des overleden bisschops zenden zullen, Werdige, wijze, voirsichtige, lieue heren, bijsondere guede vrende. Uwe weerdicheyden breef |
|||||||
PREDEHIK VAN BADEN (1496). 11
|
||||||||
nw an ons gesant, berurende ghij gheerne pays ende vrede jnden Gestichte van Vtrecht solden on-
derholden, na den mael die eirweerdige jn Gode vader, onse geneden lieue heer, heer Dauid van Bourgon. bisscop tUtrioht, den Got genadich moet syn, afliuich ys geworden etc., van ons dan begherende, opten tweeden dach jn Mey onse raidtsvrende aldair by uwe lieften tschickene, ende des gelicx van uwer liefden wegen an die ritterschap alhiir sulx oick te verbaetschappene, omme ten vurss. dage oick mede tschickene etc., so uwer liefden breef, den wy guetlick ontfangen heb- ben, myt vorderen woerden begrepen heft. Alsdan, lieue heren ende bijsonders guede vrende, wy oick gheerne pays ende vrede solden helpen onderholden, dair by dat Gestichte van Vtricht gevor- dert mochte werden, willen wy uwer liefden scriften na alien onsen vermoegen ende mit alien vlyte gheerne nagaen, ende der ritterschap vurss. dat alsoe mitten besten doen verkondigen, dair to sich vastelicken sail syn te verlatene. Gode den Heren Almechtich beuolen. Gescr. XXIJt<,n Aprilis, anno etc. XCVJ. |
||||||||
Burgemeisteren, scepenen ende raidt der stadt van Deuenter.
Opschrift: Den weerdighen, wijzen ende voirsichligen heren, pre-
laten ende capittelen der vijf gadeshuesen tUlriclit, onsen bysondere gueden heren ende lieuen vrenden. Deel, C. 22. XVI.
fPillem, hertog van Gulik, aan de vijf kapittelen van Utrecht. Zijne aanheveling van
Philips van Kleef tot opvolger van David van Bourgondie in het bisdom van Utrecht. Wilhem, hertzouch zo Guijlgen, zo dem Berge, greue zo Rauensberg, heren zoHeijnsberg
jnd zo Lewenberg etc. Wirdige, edele, eirbere ind eirsamen, lieue neuen jnd gueden friinde. Wir hain verstanden
wie dat der eirwirdige jnn Goede vnse lieue neue, bisschouff zo Vtricht, na dem willen des Al- mechtigen Gotz verstoruen sij, der selen vnser Heren Got genedich jnd barmhertzich sijn wille, jnd so wir dan jn sunderheijt den hoegeboeren fursten vnsen besunder lieuen neuen, heren Philips broeder zo Cleue etc., durch sunderlinge bewentenisse ind fruntschafft zo dem vurss Stifft to koemen vur ijemantz anders gern gefurdert ind gehulffen seijgen , schicken as daromb diese tgeenwoir- digen vnse lieue rede ind getruwen, heren Heijnrich van Hompesch , heren zo Wickeroide, ritter vnsen hoiffmeister etc. jnd Johan van Hariie, vnsen amptman zo Geijlenckircken, zo ucb, vmb mit uch jnder saiche van vnser wegen zo sprechen jnd zo handelen, wabij der vurss. vnse lieue neue van Cleue, zo dem obg. Stifft koemen mochte, as ir allet mit vorder vnderrichtongen an den gnt. vnsen reden vernemen werden, jnd begeren gutlich ann uch de gemelten vnse rede guelich to hoeren jnd ijn jn ijrem anbrengen zo diess zijt gelijch vnsseluen zo geleuuen , jnd uch darjnn vnss to eren ind gefallen vorderlich, gunstich ind guetwillich halden jnd bewijsen. Dat willen wir mit gnedigem willen jnd gunsten jnwendich jnd vijsswendich vnseren furstendommen jnd landen jnd sust vmb uch ind dat vurss. Stifft zo erkennen ind beschulden gantz geneijgtsijn. Gegeuen zo Spaerenberge, vff den neisten guedenstach na dem sondaige misericordia Domini, anno etc. XCVJ. Opschrift: An wiidigen , edelen, erbaren jnd ersamen, vnsen lie-
uen neuen jnd guden vrunden , prelaten jnd capiltel der vunff goitshusern bynnen Vtricht, samen jnd be- *>nder. Deel, A. 194.
2*
|
||||||||
12 FREDER1K. VAST RADEN (1496).
|
|||||
XVII.
Hendrik van Rompesch en Johan van Harve van de kapittelen van Utrecht, afge-
vaardigde van Willem van Gulik ter dier zake. Dezelfde actnbeveling. Vnsen fruntligen gruss jnd wat wr lieffs ind guds vermogen zuuor, werdigen, edelen jnd erbaren lieue heren jnd besonder gude vrunde. Der durchluchtige hogeborn. fiirste vnse gnedige alrelieffste heren, hertzouch so Guylge, zo dem Berge, greue zo Rauensberge etc., hait vns myt credencie brieuen jnd befele, wir vch hier by schicken, geferdigt myt vch zo sprechen, berurende den hogeborn. heren vnsen gnedigen lieuen hern, hern Philips broeder zo Cleue jnd zo der Marcke, doemprost etc. syne gnade mit dem Sticht zo Vtricbt to versehen jnd zo eyne buschoff daselbst komen to laissen, as yr datselfft etliger maiss jn den credencie brieuen verstaen werden, jnd so yd dan jtzont de ge- stalt hait, wir na gelegentheit nit presoenlich zo vch konnen komen, wir doch gantz gerne gedan hetten, so ist vnse vurg. befele jnd gewerffe, vch van wegen vnsers gnedigen hern, vurss. gutligen jnd fruntligen vur zo geuen jnd zo bidden, den gnt. vnse gnedigen hern, her Philips etc. der maiss wie vurss an zo nemen, as datselfft by busthoff Dauids zyden seliger gedechtniss verordent jnd van vch jnd etligen andern des Styfftz Vtricht bewanten troistligen zo gesagt mag syn, as wir verstaen, jnd wo desem wo obger. also geschuyt, haiien wir sulchen befele van vnsemgnedighern. vch troestligen jndgleuffligen zo zo sagen, dat syne gnade jn alien zemelichen dingen lyff, gilt, lant jnd lude by den gnt. hern Philips jnd dat Styfft Vtricht, troestligen setzen jnd stellen will, jnd sus vorder jn aller fruntschafft jnd gnaden tegen vch jnd andern bewanten des Styffts Vtricht zo erken- nen; dan wo sulchs verandert wurde jnd nyt engeschege, des doch vnse gnedige lieue hern nyt en getruwet na vurger. gelegenheit, kont yr gemyrken, dat sulchs dem loiieligem huyse van Cleue eyne groesse kleynicheit jnd verachtonge brecht, so ist vnse gnedige lieue her hertzoch zo Guylge, zo den Berge etc. vurss, dem durchluchten hogeborn. fursten jnd heren hern. Johan, herzoug zo Cleue ind greuen van der Marcke etc. also broderligen jnd fruntligen myt verbuntniss ind naeperschaflt bewant, jnd myt gantzem hertzen also zo geneigt, dat sulche vurg. verachtonge vnse gnedegin hern gantz besweronge brengen sulde, datselfft wir gerne verhoet segen. Begeren dar vmb hier van vre zo verlaisse troistlige bescr. antwort by brenger dess, vnse gnedigen hern, vurss vortan vur zo geuen sich allenthaluen dar na wissen zo haiien. Hier myt syt den Almecbtigen Gode befolen. Gescr. vnder vnss eyns sigel vff den nesten gudestage na dem sondage Jubilate, anno etc. XCVJ0. Henrich van Hompesch, her
zo Wickrode, ritter, hoeffm. etc.
Johan van Hariie, dross.
zo Geylenkirchen.
Opschrift: Den wirdigcn, edelen jnd erbaren hern, dech en jnd capitelen der wirdiger vunirgeUliuysero bynnen Vtricht, vnse lieuen hern, jnd besondern guden frunden samen jnd besonder. Deel, A. 196. xviii.
Johan, hertog van Kleef, aan de 5 kapittelen van Utrecht. Dezelfde aanbeveling.
VVerdighe, edele ind eirbere lieue neuen jnd guede vriende. Alsoe dat werdighe Sticht van Vytricbt onlanx, auermytz affganck seliger gedachten heren Dauids van Burgondien, bisschops da- |
|||||
FREDER1K VAN BADEN (1496).
|
|||||||
13
|
|||||||
selffs, dem Got genade erledicht, dat vns van gueden herten leyt is, jnd syne lieffden in synen
leuen nyemans lieuer totten seluen Sticht na syner doit to kommen gesien en hed, dan den hoe- gebaren onsen lieuen brueder heren Philips van Cleue ind vander Marcke, doempraest etc. Dairop dieselue vnse lieue neue vnsen lieuen brueder eyn tyt lanck bij sich in synen haue ind inden Sticht gehadt; deshaluen oick van syner lieffden ind meir anderen des Stichtz bewanten vertroist ge- weest, als allet openbair jnd lantkondich is, jnd wij dan nu na der hant vnse trefflicke vriende van rade op sulcker vertroestingh ind toeuerlait myt onsen schrifften jnd baetschappen an vwe lieffden jnd eirberheyden ind oick an die stat ind meir anderen aldair tot Vyfcricht hadden doin feugen, jnd sy dan vms kortheit der tijt des geleyds dair bynnen nyet kommen noch oere baitschap doin mochten, alsoe dat sij sonder bescheit weder van dan reysen moisten, als wij ongetwiuelt syn , vwen lieffden ind eirbairheyden waill kondich to wesen, des wij vns na aller vurg. gelegenheit, jnd oick, so onse lieue bruder vurg. chore bisschop ind eyn pryncipaill lijt des Doems aldair mede is myt alien, nyet tot vwer lieffden jnd eirberheiden jnd der stat verseen noch betrouwet en hedden, jnd solden wij oick myt onsen lieuen brueder vurg. inder electien eyns bisschops also voirtan van vwer lieffden jnd eirberheiden jnd der stadt ind sommighen anderen in vnser verkleynonghe jnd versmanighen veracht ind to rugge gestalt werden ind bliuen, des wij vns doch nyet en verhapen, noch vnse vuralderen jnd wij oick tegen dat Sticht ind stat van Uytricht nyet verdient noch verscliult en hebben , konnen vwe lieffden ind eirberheyden waill mercken, woe angeneme vnsen lieuen bruder vurg. jnd ons sulx aldan gewesen konde. Ind is dairomb onse andechtlicke bede ind begert, dat vwe lieffden ind eirberheiden die dingen ind gestalt myt onsen lieuen bruder vurg. anders jnd beth auerwegen jnd mytter electien also verfuegen ind schaffen willen , dat die begert ind vertroestingh onss lieuen neuen seliger gedachten ind anderen des Stichts bewanten, als vurg. is, tot behueff ons lieuen bruders vurg. nyet to rugge, dan vurgestalt werden moeghe, als wij nyet en twiuelen vwe lieffden ind eirberheyden auerleggen konnen, sich also oick na aller vurg. gelegenheit ind gestailt waill to yegen jnd to geboeren. Ind doch woe dem allet so begeren wij des doch eyn touerlatighe ind troistighe weder beschreuen antwort, dair sich na sail wesen to richten, van vwer lieffden jnd eirberheyden, die Got bewaeren wyll. Gegeuen to Cleue op guedesdach na den son- nendach Jubilate, anno etc. XCVJ. Johan, hertough van Cleue
ind greue van der Marcke. Get. die al v JOHAIT.
I
Opschrift: Den werdigen, edelcn ind eirberen, vnsen lieuen neuen
jnd vrienden, deken ind capittell, eerwerdigheu vyff gaitzhuyseren bynnen Vytricbt, to samenjndbesonder. Deel, A. 197. XIX.
Maximiliaan van Ooitenrijk aan de 5 kapittelen van Utrecht. Aanheveling van
Frederik van Baden tot opvolger van David Bourgondi'e.
Maximilian, van Gots gnaden Romischer kiinig, zu allentzeiten merer des reichs etc. Ersamen, lieben, andechtigen. Wir haben weylennd des erwirdigen Dauiden bischouen zu Vtricht ahgang des seele, Got der Allmechtig parmhertzig sein welle gnedigs, getrewes mitleiden emphann" |
|||||||
FUEDERIK VAN BADEN (1496).
|
|||||||
14
|
|||||||
gen, vnd darauf in crafft des gewalts, so vnnser heiliger vater babst vnns gegeben hat, den hoch-
gebornnen Fridrichen, marggrafen zu Baden vnd grauen zu Spanheim, vnnsern lieben oheimen vnd fursten zu einera kunfftigen bischof zu Vtricht, dartzu er von adenlicher gepurt auch seiner kunst, frumbkait vnd schickhlicheit, darynn wir jne erkennen tewglich ist, nominiert ynnhalt vnnsers kunigklichen briefs darumb ausgeganngen, als jr vernemen wordet. Demnach begem wir an euch rait allem vleyss vnd ernst, ir wollet auf solh vnnser nomination der genannten vnnsern fursten marggraf Fridrichen zu ewren bisschoff zu Vtricht annemen, vnd dheinen anndern erwelen, sun- der euch hierynn gehorsamiklich vnd gutwillig beweysen , als jr zuthun schuldich seyt, vnd wir vnns des ganntzlich vnd vngetzweyfelt zu euch versehen vnd dartzu verlassen. Daran tuet jr vnnser ernnstliche inaynung vnd danncknam geuallen. das wir mit alien gnaden gegen euch alien vnd ewr yedem erkennen wollen, auch alzeit ewr vnd ewrs Stiffts gnediger her, hanndthaber vnd be- schirmer sein, vnd nit verlassen. Wo ir aber solch vnnser nomination nit annemen, vnd verachten wurden, wir geursacht annders gegen euch vnd ewrem Stifi't fur zunemen, vnd zu hanndlen, damit jr zu gehorzamikait bracht werdet. Darnach wisset euch zu richten. Geben zu Augspurg an mittichen nach dem Sundag Jubilate, anno Domini etc. LXXXXVJ, to vnnser reichs im eylff- tcn jare. Get. MAxr h. lager ad mandatum domini regis proprium.
Opschrift: Den ersamen, vnnsern lieben, andechtigen den biobslen,
techannt vn<I capitlcln des Thumbs vnd annder stiffen zu Vtricht. Dee!, A. 198. XX.
Philips van Oostenrijk aan de 5 kapittelen van Utrecht. Zijne verklaring geen last
aan zijne krijgshenden te hehben gegeven, tot het plegen van vijandelijkheden in het Sticht. Zijne sterke aandringing op de benoeming van Frederik van Baden tot opvolger van David van Bourgondie. Philips, ertshertoge van Oistrijck, hertoge van Bourgnen, van Brabant, graue van Vlaendren,
van Artois etc. Eerweerdige, lieue, besonderen. Wij hebben bij uwen bode, bringer van desen, ontfangen uwen brief, gescreuen den XXJen dach van deser maent, bijden welcken ghij u beclaecht van vele fort- sen, sraden ende lasten, die daghelijcx gedaen worden vp die ondersaten des Stichts van Vtrecht, bijden ruteren ende knechten, liggende vp die huysen van Beest, Gollichem ende andere daer on- trent, ende hoewel dat bij sekere ambassatoeren, onlancx bij v geschickt van wegen mijns genadichs heeren en vaders, mijns heeren des Boems conyncx, vlieden toegeseit es geweest, dat die voirss fort- sen ende lasten afgestelt zouden worden, nielmin daer en js niet af geschiet, maer hebben die voirss. ruyteren zoe lane zoe meer gecontinueert jn huer onredelijcke exploicten, alsoe v voirss. brieuen dat langer ende breeder jnhouden ende begrijpen. Waervp, erweerdige lieue besonderen, wij hebben vele eernsticheden ende diligeutie gedaen, om die voirss. exploicten ende onredelijcke wegen van fortsen, begaen bij den ruyteren ende knechten voirscr. te doen cesseren ende afstellen, alsoe wij houden tot uwer kennesse gecomen zijnde, ende noch onlancx hebben den seluen knechten van deser sake zeer scerpe- lijck gescreuen, ende oick last gegeuen onss stedehouder van Hollant ende heeren Cornelijs van Berghen onss maerschalck, jn hueren gebreken dairjnne te voirsien, ende die voirss. knechten te dwingen metier cracht, hner quaet vpset ende exploicten af te stellen ende te repareren dieghene, die geschie |
|||||||
FREDERIK. VAN BADEN (1496). 15
|
|||||
zijn, ende noch om voirder prouisie daerjnne te doen, scriuen wij tegenwoirdich aen onss lieuen
ende getrouwen ridder, raedt ende camerlinck, den heer van Cruningen, bijden voirss. knechten te trecken vft yemant te schicken, om die selue knechten te onderwijsen, dat sij alle die geuangenen, die sij hebben vuyter voirss. Sticht van Vtrecht terstont te ontslaen, los, ledich ende quijt, ende dat zij hem verdragen ineer eenige van den ondersaten des selfs Sticht te vangen of te bescadegen, ende zullen bij effecte zoe doen, dat die seluen ondersaten kennen zullen, dat jWijse van scaden ende lasten verhueden willen. Ende als van dat der voirss. knechten seggen willen, die voirss. exploicten ge- doen te hebben vuyt crachte van onss brieuen, alst verclaert staet jn een cedel in uwen voirss. brief gesloten, het en sal nemmermeer beuonden worden, dat zoe zij; maer sal blijcken, dat wrjt hen verboden hebben bij vele brieuen, die wij hen doen geschreuen ende andere eernsticheden, die wij dairjnne gedaen hebben. Soe begeeren wij aen v zeer eernstelijck, dal ghij , dese saken ouermerckende ende oick tgene des wij v onlancx gescreuen hebben jn fauure van oris lieuen neue, macgrane Frederijck van Baden , ghij v voegen ende emploijeren wilt ter voirdenesse vanden seluen onsen neue van Baden ende zoe doen, dat hij van den bisscopdom van Vtrecht voirsien worde. Ende dit doende mit dat hij grootelijcx voirsien zult toter weluaert van v ende van den ondersaten des vurss. Sticht van Utrecht, zoe ghij zelue wel mercken cont. Wij sullen van v zeere danckelijck nemen ende zullen v ende v kerken ende godshuysen onderhouden ende doen onderhouden jn v rechten ende vrijheden, ende soe doen, dat ghij kennen zult, dat ghij ons zonderlinge liefde gedaen ende bevvesen zult hebben. Eerweerdige, lieue, besunderen, God zij mit u. Gescreuen jn onse stadt van Namen, den XXVIIJen. dach in Appril, anno XGVJ0. Get. phs. lager haneton.
.
Opschrlft: Den eerweerdigen, onsen lieuen besonderen, die prelaten ende capiltelen der vijf goetshuysen t Utrecht. Deel, A. 200.
XXI.
Philips van Oostenrijk zendt aan de 5 hapittelen van Utrecht zijne raden, Dezelfde
aanbeveling. Philips, ertshertoge van Oistrijck, hertoge van Bourgn<m, van Brab. graeue van Vlaendren,
van Artois, van Bourgnen, van Heneg. van Holl. etc. Eerweerdige , lieue, besonderen. Wy hebben gelast onsen lieuen ende getrouwen, die graue van Nassau, onsen neue ende stadhouder generael onsen lande van Vlaendren, die heeren van Mo- bais ende van Cruningen, ridderen van onss oirden, heer Pauwels de Baenst heer tot Vormiselle, onse president van Vlaendren, ende heeren Janne van Diuteuille, capiteyn van onss stede van Brugge, alle onse raiden, die vier ofte drie van hem ter stont by v te trecken, om v eenige saken te seggen ende vp te doen van onss wege, roerende tbisscopdom van Vtrecht tot behoef van onss lieuen neue maercgraue Frederijck van Baden. Soe begeeren wij aen v zeer eernstelijck, dat ghij dieselue onse geschicten ende raeden bouen genaemt, die vier ofte drie van hem, geloeuen wilt van tgene, des zy v tot desen male seggen en vpdoen sullen van onsen haluen der sake voirscr. angaende, ende v mder seluer sake rechten ende voegen na onss meyninge, als wij ons des tot v betrouwen. Int welcke doende ghij ons zonderlinge liefde ende vruntscap doen zult ende zullen dies dancbaer wesen tegen v ende uwer kerken jn alien saken, daer wij yet duer v zullen connen ofte niogen doen |
|||||
FHEDERIK VAN BADEN (1496).
|
||||||||||
16
|
||||||||||
mettcr hulpe Gods, die v, eerwerdige, lieue, besonderen bewaren wille. Gescreuen jn onse stadt
van Maestricht, den eersten dach aan Meye, anno etc. XGVJ. Get. phs. lager haheton.
Opschrift: Den eerweerdigen, onsen lieuen besonderen, prelaten
ende capittelen der vijf godshuysen tVJtrecht. Deel, A. 201.
|
||||||||||
FREDERIK VAN BADEN,
BISSCHOP VAN UTRECHT.
14961516. |
||||||||||
XXII.
Johan van JVisch verzoekt aan de 5 kapittelen van Utrecht voldoening van zijne aan
het Sticht geleende penningen. Weerdige jud eirbair, lieue vrende. Ick en twijuell nijet uwe eirbairheiden en zij wall jn- decliticb ind hebben wall gehoirt, woe merckelich ick bij uwen Gesticht tachteren zij , as van ge- reden geleenden gelde uwen heren inder tijt, doe bisscop Sweder van mijnen aelderen geleent is, ter suuime vijff dusent golden Rijnscb. g., na vermoge segell ind brieue dairvan wesende, ind dair to van gereden gelde mijn broeder, her Henrick, wilner heer van Wijsch, van uwen heren, doe inder tijt bisschop Rodolph zelige, vitgelacht ende betailt heuet, dat sich ter summen be- loept, vitgesocht den schaden bouen soeuen dusent golden g. na vitwijsonge gueder scbijne ind bewijze ick van allet dairvan heb, ind dat dairom voele guetlix verfollichs vur van mijnen broederen an v gedaen is, den, dan inder tijt in y uwen heren bisschop Dauid selige eijndrechtlich verkoeren gehat hebben, vur enen antwort worden is, tot wat tijede y eijnen eyndrechtigen heren off ruwaert slantz hebben woldent, uwe eirbairheiden soe verfuegen, dat mijn broeder vurg. to vreden solde gestalt werden, dat soe nijet en geschach. Ick heb zeder der tijt vaicke ind mannichmaell dairom an v uerfollicht ind guetlichen, dat ons allz noch ter tijt to gheijnre eijntschap noch toder beta- linge nijet gebracht noch gehulpen heuet, dair doir ick gedrongen worden zjj tot anderen verfollige. Ick doch lange genoech, omb gegaen was ind lieuer verlaten geweist weer; dair en bouen men mij groten zwaeren onuerwijnlichen schaden lo gefueght, angedain ind bedrongen, dat sich soe nijet en behoirden, ind off men oick wold voir trecken van ennigen dedinge gegaen weer, en is van uwer zijeden nijet achteruolght, dan in voele puncten verbraicken, dairom ick mij dair an nijet en haeld noch haelden en durff. Ind want ick mij dan to mijnen achterdeel ind schaden, vast langh gele- den, ind idt mijne noch jn guetlicheiden lieuer van v nemen, dan anders manen sold, soe begeer ick noch guetlichen ind vrentlichen van uwe eirbairheiden, mij noch van sodanen gereden vitge- lachten gelde ind vanden schaden vitrichtonge ind betalipge te willen doin, op des dat mij van |
||||||||||
FfiEDERIK VA? BADEN, BISSCHOP VAW UTRECHT, (1496).
|
||||||||
17
|
||||||||
p-heijnen noden darff, wess anders uerfollich dairora voir te nemen, des ick wall lieuer verlaten
wold, wess mucht ick ennichsins den mijnen geneken, dat will ick gerne verschulden omb uwe eirbaerheiden; jnd wes ick mijns langen verlijedens genijeten ind mij hijrvan wederfaeren sail, dair sich na te richten zij, bij brenger dis briefs eijne onbedecte toeuerlatige bescreuen antwort van uwe eirbairheiden, Got onss Heer gesunt will bewaeren. Gescreuen onder mijnen secretum upten dinxdach St. Johannis ante portam Latinam, anno etc. XCVJ0. Johan, here
tot VVijssch etc. Opschrifl: Den werdigen jnd eirbaeren heren, prelalen, dekenen
ind capittellen der vyff gaitzhuyse bijnnen Vlrecht, mijnen bisunderen lieuen vrenden. Deel A. 202. XXIII.
Oswald, graaf van den Berg, aan de 5 kapittelen van Utrecht ter zake van de leen-
goederen van Abcoude en fVijk bij Duurstede, waartoe hij bij overlijden van Jacob van Gaasbeek geregtigd is. Oiswailt, greue vanden Berge, etc.
Weerde ind eirbere, lieue vrunde. Also wij na gewoenten ind reehten der leengueden des Gestichtz ■van Vtrecbt beerft sijn mil der heerlicheyt, erue ind gueden van Apcouda, dat en leenguet des Slichtz vurss. is, jnd daerto gerechticht syn an den heerlicheyden ind gueden Wijck ind Duer- steden, dairomme na dode des edelen joncker Jacobs van Gaisbeeck, den Got gnade, daer sulx af herkompt, voill versuenks ind verfolchs bynnen behoirlicke tijt geschiet is an wilner dem eir- weerdigen jn Gode, heren Dauid van Burgondien, bisschop tVtrecht, omb geleyde jnd veylicheyt to hebben, dat leen voirg. tontfangen jnd totter gerechticheyt te mogen komen, des syne eirvvaer- dicheyden bis her to verweygeringe gedaen hebben, bauen mennichfoldige erbiedinge, as dat men die saicke wolde laten komen tot claringe des rechten ter stede, daer sich dat geboeren solde , jnd bisonder voir mannen van leene des Stichts vurss. ofle tot guetlicken dagen ind verhoer, vp gelegen steden ind plaitzen etc., dat ons allet nyet en heft mogen baten; dan tis ontlancht jnd mit desen wilde lopen, die en wijle tijt herwertz, God betert, jn desen lande hrjrombtrint gele- gen gewest sijn, verstreckt jnd ontfonden, dat wij noch ter tijt daermede tot ghenen bescheydt, daerto wij ons verlaten muchten, en hebben kunnen komen, gelijck men dit allet, dairt sijn stede ind tijt heft, wall bijbrengen sail. Ende so dan die eirweerdige jn Gode heer Dauid, bisschop vurss., den Got gnade, kortzleden na dem wille Gaidtz gestoruen is, jnd wij noch na als voir ver- suecken ind begeren gelijck vurss. staet, geuen wij uwen liefden dese gelegentheyt jn alien guede to kennen, gelijck wij hijrbevorens deser saicken haluen wal meer gedaen hebben, guetlicken be- gerende, ons Jiyrmede noch, tsij voir of jnder electie oder anneinynge des tokomenden bisschops, tot bescheyde, gelijck vurss. steet, to willen helpen, dat wij des en vijldragende entschap hebben mogen, jnd ons bij desen onsen bade weder doen schrijuen, wairto wij ons des verlaten mogen; want mochten wij daerto nyet komen, des wij doch nyet en hapen, zonderlinge angesien die guede gonst, wij altijt totlen Sticht vurss. gebadt ind bewijst hebben, so konnen uwe liefden wall mere- ken, die kenthek noit ons daertoe drongen, wij ander wege ind manieren suecken jnd voirnernen mosten, daermede wij to bescheyde der voirg. zaicken qwemen, dat wij doch anders zeernode l- 3 |
||||||||
■
|
||||||||
FREDERIK. VAH BA.DEIT, (1496)
|
|||||||
18
|
|||||||
doen jnd voernemen solden, kenne Got, die vwe Hefden will bewaeren. Geschreuen onder vnsern
secretum, vpten neesten vrijdach na den sonnendach Jubilate, anno Domini etc., XCVJ. Opschrift: Dem weerden ind eirberen heren, prelaten, dekenen ind
capittellen der vijf gaidshuysse bynnen Vlrecht, vnsern lieuen vrundcn. Oeel, B. 93. In den brief een strook papier van den volgenden inhoud:
Item, In gelijcken hebben wij doen schrijuen an den steden Vtrecht, Deuenter, Campen,
Zwolle ind Amersfoirt. Datum vt supra. XXIV.
Karel, hertog van Gelder, aan Johan van Montfoort; hewilliging in de verlenging
van het comprimis tot St. Victor eerttkomende. Kairle, hertoige van Gelre ind van Gulich, ind greue van Zutphen,
Edell, brjsonder lieue neue. Uwer liefiden schrijfften op die credencie ind baitschapp Hermans van Hamersfelt, aintreffende den guetlicken auerdraige laitste tUtrecht gemaickt, als dat uwe liefiden nyet en twyuelen sulx en sail synen voirtganck waill hebben, mede ruerende vanden com" primiss hyr beuoerens gemaickt, dat sulx eyn tytlanck vytgestalt muchte werden etc. Soe lieue neue hebben vijt Hermans baitschap van Hamersfelt waill verstain, ons ind onss lantschappen groiten hynder ind achterdeell maickt, datmen den laitsten auerdraige nyet na en geyt; doch syn wy des willen die guede aide gunst, vruntschap ind nabuerschap to onderhalden, ind hebben beliefft eyn uytstellinge ind verlegnisse de3 compromiss bis sunte Victoirs dach neest toecomende, dair moigen uwe liefiden doin verfuegen behoirlick schyn van wegen des vicarij ind der staten jn behoirlicker formen afi* gemaickt ind bynnen Deuenther gesant werde, om dergelycken van onss wegen oick to doin maicken, ind dat eyn ora dander auer te leueren; ind des wij vorder tot uwer liefiden wailbeuallen vermuchten, dairjn sullen ons guetwillicn vynden dieselue uwe liefiden, die Got onse Heer bewaeren moit. Gegeuen in onss stat Arnhem, op sente Johans dach Baptist natiuitas, nostro sub secrelo, anno Domini etc. XCVJ0. Get. gkauelt.
Opschrift: Den edelen, onsen byzonderen lieuen neuen, heren Johan,
borchgreue tot Montfoirt, heren to Pormerende ind Lyndschoiten etc. Oeel, A. 208. XXV.
Johan van Hemerten en Roelof de Vos van Steenwijk verzoeken aan de 3 staten van Utrecht
hunne gedeputeerden te JVijk hij Duurttede te zenden, ten einde dezen omstandig
in te lichten omtrent het geweldadig verhinderen van den schouw van den Lekdijk.
Weerdige, edele, eersame, vrome ende wijse, bijsundere lieue heren ende vriende. Uwer lieff-
den brieff ons nv gesant roerende, woe wij en manendage lestleden tot Amerongen, daer die dijck-
greve ende heemraden waren, omme den Leckedyck the schouwen, geweest solden zijn mit volcko
|
|||||||
BISSCHOP VAlf UTRECHT (1496). 19
|
||||||
van wapen ende weren, dair bij die schouwedach behijndert solde wesen, begerende van ons te
weten ofte wy der meynyngen solden zrjn, die schouwe the behinderen etc., als uwer liefden scrijften vorder ludende zijnd, hebben wij guetlijke ontfangen ende waill verstaen. Soe is waer, lieue heeren ende vriende, en sonnendage lestuerleden bij den edelen heren, heren Philips van Bourgoegnen ende den gemeynen raidt der stat van Wijck ouercomen wert, wij des manendages vpten schouwedach van hoerre wegen den dyckgreue ende heemraden ene quetlijke boetschap brengen souden, als wij jnden besten deden. Oic als uwe liefden roeren, ofte wij in nienyngen sijn solden, die schouwe te behynderen, vermoeden wij uwe liefden vanden eerbaren meister Adriaen Ram, canonick ten Doem, den prior tsant Kathrijnen aldair ende anderen heemraden waill verstaen hebben, ofte noch van hem die wairheit waill verstaende moegen werden. Ende woe dat verhaell ende verloip der handelingen vander quetsingen ende anders geschiet js, dat te lanck ouer te scrijuen vallen solde, belieft uwen liefden enige gedeputierde dair omme alhijer tot Wijck, dair sij doch vrij endeveilich comen ende wederkieren sullen moegen, ofte .anders op gelegene plaitse the send en , willen wij hem des sulck bescheit ende guet onderwys doen, omme uwen liefden weder aen te brengen , dair nae wij nyet en twijuelen onser billies the vreden sullen hebben the wesen uwe liefden, die Got onse Heer allyt bewaren moit. Gescreuen, vpten XIII dach jn Julio, ommetrynt den myd- dach , anno XCVJ. Der seluer uwer liefden guetwillige altyt
Johan van Hemerten, Roeloff de Voss van Steenwyck. Opschrift: Den weerdigen, edelen, eersamen , vroraen ende wijscn ,
prelaten ende capittelen der vylf goidshasen , ridderschap ende stadt van Vtrecht, onsen bijsunderen lieuen heren ende vrunden. Deel, C. 23. XXVI.
Frederik van Baden , elect van Utrecht, antwoordt aan de 5 kapittelen van Utrecht
dat hij, zoodra de wegen minder onveilig zijn , zich naar Utrecht hoopt te begeven. Fridericus, Dej gratia electus Traiectensis.
S. p. deuoti nobis dilecti. Ex vestris ad nos ex ciuitate nostra Traiectensi septima Julij datis litteris intelleximus, vos aduentum nostrum festinum propter certa vobiscum jmminentia pericula cupido desiderio affertare; verum cum non lateat oratores, quos ad presentandum nobis concordem elec- lionein, de persona nostra in episcopum Traiectensem per vos factam, in Breda ad nos misistis, quia decreuimus cum eorundem consilio ante obtentam a sede apostolica confirmationem nostras ciUitatem et diocesin propter administrationis carentiam non intrare, quern cum terminum nostris nobiscum illic Venturis amicis ad se parandis statuerimus, non possumus (ut vellemus libenter propter dicta imminentia pericula) commode ante prefixum eis terminum nos iliac conferre; sed, ne mora nostra prohxior sit, absentia hostes audaces reddat nostrisque subditis sit nocina, totis conatibus exactissimoque labore operam dabimus, celerius quo fierj poterit et commodius venire. Valete felicissime. Ex ciuitate Coloniensi, XIIU Julij, anno etc. XGVJ'°. Get. Fhidehich etc.
Opschrift: Venerabilibus, deuotis, nobis delectis, prelatia et capiluljs
quinque ecclesiarum nostrarum Traiectensium. D«e» A. 304.
3*
|
||||||
.
|
||||||
20
|
|||||||
FREDERIK VAN BADE5 , (1496).
|
|||||||
XXVII.
Schout, schepenen en geregt der stad IJsselstein aan de 5 kapittelen van Utrecht
ter zake van de geldelijke geschillen met den heer van IJsselstein. Werdighe, vrotne ind wise , voirsiohtige, bysonderen , liue heren ende goyde vrunden. Uwe eirsaemheiden hebben onss onlanxleden geschreuen onder die zegelen der vijff goetshusen van Vtricht, dat wy geen recht doyn en solden op alsulke zegell ende briuen ende sculden , als onsse heer van Ysselsteyn secht, dat ghy syne edelheiden sculdicb sijn sold, op een peen des bans ende op een deell merk siluers, als uwe werdicheiden brijff dat jnt lanck breder jnhalt, hebben wy ter goider maten verstanden. Dair op sail uwe werdicheiden geliuen the welen, woe dat die edell, wailgebaeren, onss liue heer van Yselsteyri voirss. off sijn gemeechticht jn die staende vierscaell van Yselsteijn enen scult brijff getoent hebben van dusent gulden siaers losrenten , myt dertien dusent gulden the lossen, ende oft saick waer, dat die voirss pennyngen totten daigen ende termijnen nae vermogen des brijffs nyet betailt en worden, so sail onsse here van Yselsteyn voirss. off sijn eruen oft' helder sbrijffs mytten aire gereetste rechten geestelick oft'werlichop v goiden moghen procedieren. Werdigei vrome ind wise, voirsichtighe, liue heren, desen voirg. brijff hebben uwe eirsaemheiden myt den vijff zegelen der vijff goetshusen bezegelt; hier omme en kunnen wy nyet verstaen nae vermogen der zegell ende brijff, die welke onsse here van Yselsteyn van uwe werdicheiden hebben, datmen ymant daer geen recht ouer doyn en sold, went die brijff dat jnt lanck claerlick wtwiset, nyet te- genstaende enige vonden, die men dair tegen sojd moegen vynden. Hier aft' begeren wy van uwer werdicheiden een onbedeckt antwoert, daer by wy dat beth verstaen moegen, dan wy noch verstaen hebben, ende anderen dair aff vorder moegen jnformyren, daer men des reclits bevraegen sail, ende oick mytten genen , die die saiken beroeren. Hier mede sijn uwe eirwerdicheiden, vrome, wise, voersichticheiden Gode bevolen. Gescreuen onder zegell onsse schout van Ysselsteyn, van wege onsser aire gerechtsluden, op Sinte Marien Magdalenen dach, anno dusent vierhondert ses ende tnegenttich. SchoutJ Scepenen ende gerecht der stede van Yselsteyn.
Opschrift: Erwerdighe, vromen ind wisen, voirsichligen, prelalen , dekenen
ende capittulcn der vijff goetshusen lUtrecht, zamenllick ind ygelick bysonder ouss liue heren ende goide vrunden. Deel D. 128. XXVIII.
Engelbert, graaf van Nassau, stadhouder van Vlaanderen verzoekt aan de 5 kapit-
telen en aan de stad van Utrecht, om hunne gedeputeerden naar de dagvaard te Heusden te zenden, ter zake van die van Beest en Gelicom. Lieue, besondere, guede vrunden. Wij hebben ontfangen uwe letteren, bijden bringer van desen, vanden welcken wy v jndachtich houden, dwelcken uwe letteren met andere, dat onss neue van Brederode ons gescreuen hadde, wy hebben gestelt jnden rade tot Mechelen ende den handt gehouden tot expedicie vanden materie jn sulker wys, dat geordonneert es geweest. Eerst, dat beuolen es die van Gorinchem, Lederdam ende alien anderen steden ende plaetsen gebuerlinge van die van Beest ende Gelicom, dat van nv voirtan zij en gedooghen noch laten commen jn hueren steden de selue van Beest ende Gelicom, noch hemlieden geuen eenich confort of hulpe, maer dat |
|||||||
EISSCHOP VAN UTHECHT (1496). 21
|
|||||
die selue houden nv voirtan als vyanden ons gnaden heer, des ertshertoghen van Oestenrijck. Ende
men heeft gesonden ende gedeputeert zeker commissarisen in Hollant, omme te conduiserne dess zake, tot welcken oic gestelt zijn heer Cornelis Van Berghen ende den heer van Crunnighen, om metter hulpen vanden ondersaten ons vorss. gnaden heeren als van die vanden Stich te constrain- gierene ende bedwingen die vorss. van Beest ende Gelicom te vertreckene, waer jnne zy hemlieden wel ende rustelicken employeren zullen, also hemlieden oic beuolen es, waer of van ons vorss. gnaden heer wegen ende van zijnen eyghenen penninghen een derde vanden costen betaelt wesen sal ende bij die vanden Sticht, aengesien dat de zake hemlieden jn als aengaet, tsurplus ende reste waer jnne van uwen twegen ghij v einployeert naer uwe verinogen, ende wy hope, dat by dess reyze een eynden hebben zullen vanden vorss. van Beest ende Gelicom mitter hulpen Gods, de v lieue, besondere, guede vrunden bewaeren willen. Gescreuen tot Brue3sel, den XXVen dach jn Juleo, anno XCVJ0. Die grave van Nassou ende tot Vianden, heer
tot Breda, stadthouder general in Vlaenderen etc. Get. e. de nassou vre. Bezondere, guede vrunden. Ic auerteren v, dat den IXea dach van Ougst, heer Cornille van
Berghe, de heer van Cruninghe, de commissarissen ende andere persoenen vuyten lande van Gelre wesen zullen tot Huesden, om te besongieren ter executie van dess materie; soe suldi aldaer zenden oick uwe gedeputeerden. Gescreuen als bouen. Opschrift: Eerbaeren ende wijscn, onss lieuen besondere goede
vrienden, prosten dekenen ende capitelen vanden kerken, mitsgaders die burgemeesteren, scepenen ende raed der stad van Vtrecht. Deel, D. 129. XXIX.
Philips, bastaart van Bourgondie, aan de 5 kapittelen van Utrecht. Onutandiy
verhaal van het gebeurde bij den schouw van den Lekdijk bij Amerongen. . Weerdige, edele, eerbare ende wijse, bijsundere, lieue heren neuen ende vriende. Uwer liefden hriefl my nv ter antworde gecomen op mijne scrijften aen uwen liefden gesant op dat wesen des XJ"" dages deser maent tot Amerongen bij uwer liefden gedeputierden, heemraden ende hoeren dienren tegens mijne ende der stat van Wijck gheschickde ende dienres gehandelt roerende, woe die selue uwe liefden hoeren gedeputierden dair op hebben gehoert, dair van zij verstaen, nae jnnehout eenre copyen my medegesant, dair nae den seluen uwen liefden anders dan nae mijnen schriften mij aengebracht duncket. Ende, want uwe liefden oick hoer gedeputierden ende heemraden mit mynen geschickten ende dienres anders nyet dan vrientschap ende begeren, sullen die seluen mijnen dienren ende dienre der stat van Wyck ende hoer geschicte, des uwer liefden ende der hoirre nyet be- duchtet wesen, bij alsoe uwe liefden ende die hoer vurss. des gelycx oick van my, den mijnen en der stad van Wijck moegen zijn etc., als die scryften vorder jnt lange ludende zijn, hebbe ic guetlijken ontfangen ende waill verstaen. Soe js nae jnnehout der jnnegelachten cedelen die wair- heit zeer gespaert, nementlijke, dat Geryt Steuensz. loegenachtich gestraffet solde zijn bij den schout van Wijck, ende gesecht solde hebben, die boitschap aen den dijckgreue, gedeputierden ende |
|||||
FREDERIK VAN BADEN, (1496)
|
||||||||
22
|
||||||||
Ueemraden te doene nyet aengenomen en hebben, dat bij hem, als jck verstaen, alsoe nyet geschiet
is; want hij bekent de boitschap des dages te voeren aengenomen, mer nyet gedaen te hebben, omme sekere redene hij niede roert ende oick op tijden, dat gebuerende, waill vorder openen sail. Oick als jnder jngelachter cedelen geroert wort van geleide, mijne geschicte uwer liefden gedepu- tierden ende heemraden toegesecht solden hebben, en sal men alsoe nyet, mer dat ende meer andere punten, jn der seluer jnnegelachter cedelen begrepen, anders ende dien contrarie ten ge- huerlijken steden ende tijden bij gueden luden, des wesens nyet eensijdich, ther wairheit waill bijbrengen kan. Ende want jc ende die mynen mit uwer liefden gedeputierden ende heemraden vurg. oick nyet dan vruntschap en begeren, moegen uwe liefden hoer gedeputierden ende heem- raden des voir mij, die mijnen ende die stat van Wijck ende die hoer onbeduchtet wesen, doch bij alssoe, want jc jn mynen voirschriften, die ic uwen liefden onvergeten holde, geroert hebbe, die gene van mijnre ende der stat van Wijck wegen op die reyse des vurss. dages geweest waeren, uwer liefden ende den hoerre onbeduchtet te zijn, dat welcke nv jn uwer liefden antworde wat onclaer ende bedecket schijnt, die selue uwe liefden my dair omme clairlijken ende onbedect bij desen mijnen bode ouer doen schrijuen, alle die gene vpten vurg. dach van mij ende der stat Wijck als voirss. geweest, des wesens onbeduchtet ende sonder achterdencken nae mijnen voir- scryften sullen moegen wesen van uwen liefden ende den hoeren, welcke uwe liefden Got Almech- tich vroelich ende gesunt allijt bewaeren moet. Gescreuen vpten slote Duersteden, vpten lesten dach jn Julio, anno etc. XCVJ. Philips b. van
Bourgen, ridder. Get. [VBE. BOCRGONDie
Opschrift: Den weerdigen, edelen, eerbaren ende wijscn, prelalen,
dekenen ende capiltelen der vyff goidshusen, borgemeis- teren, scepenen ende raidt der stat van Vtrecht, mijnen bijsundercn, lieuen neuen ende vrunden. Deel, D. 130 131. Naschrift: Oic alsoe enyge doen luden, als my voircoempt, jc ende die mijne die schouwe
souden hebben doen behijnderen, so en byn jc mitten mijnen der menyngen nye geweest, der schouwen ofte des landes saken achterdeell the doen, mer den seluen altijt gerne vorderinge nae mijne machten gedaen hebbe ende doen sail; dan js wair, ick bij mijnen geschickten vpten schouwe- dach vurss. aen den dijckgreuen uwer liefde gedeputierden ende heemraden guetlijken dede begheeren, men Geryt Steuensz de schouwe mede lieteberijden, nae vermoigen sijnresegelen endebrieuen, dairop uwer liefden gedeputierden ende heemraden onder anderen ter antworde deden, sulcx in hoeren beuele nyet te syn, dan wolden gerne te kennen geuen, dair sulcx gebuerde, als uwe liefden dat van hem waill verstaen moegen hebben, soe byn jc des noch sonder antworde , wair omme jck guetlyke begeer, uwe liefden den vurss Gerijt sijne pennyngen nae vermoegen sijnre commissien weder doen geuen ende opleggen, ofte hem belieuen hij die schouwe mede berijden moige tot profijten dair toe staende ther tyt toe die toecomende heer jn den lande alhijer gecomen, ende bij hem dair aff anders geordiniert sail sijn. Ende wat des geschien sail, dair aff begeer jc ene guetlijke beschreuen antworde bij desen seluen mijnen bode. Jlatum ut jn littera. |
||||||||
Get. van, bourg".
|
||||||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1496).
|
|||||||
23
|
|||||||
XXX.
Frederik van Baden, elect van Utrecht, zendt aan de 3 staten van Utrecht zijne
raden.
Friderich, von Gottes gnaden erwelter des Stiffs Vttricht. Vnnsern fruntlichen grus zuuor, wirdigen, edeln, lieben, andachtigen vnd getruwen. Wir sen- den zu vch, vnsere rete vnnd frunde, nemlick, den wirdigen vnd hochgelerten vnd vnsere lieben getruwen her Jacoben von Lare, beider recht doctor, official zu Trier, vnd Anthoni von Sottern, vnd Heinrichen von Hassel, wellichen wir befolben haben von vnsern wegen ettwas werbung an vch zutund, beruren vnser ynerten zu Vttricht vnd anders, als er van denselben vnsern frundern wyter vernemen werden. Begeren deszhalb an vch gutlick bittende, ir wollend sie sollicher wer- bung vnuerdriesslich horen, jnen irs anbringens diszmals glich wie vnsselbs glauben, vnd vch mit getruwen rate vnd sust so gutwillig in den sachen erzeugen als wir. Des haben ein sunder- lich gut vertruwen zu vch. Des sind wir guter meygung sollrichs gegen vch alien vnd vwer yedern insunders widderumb gnediglich zu erkennen. Geben zu Collen, an dem XVten tag Augusti, anno etc. XCVJ. Get. friderich etc.
Opschrlft: Den wirdigen vnd edeln vnsern lieben aendechtigen
vnd getruwen , den luten van den dryen staten vnsers Stiffs Vttricht yetzundt daselbs versammelt. Dee), D. 133. XXXI.
Frederik van Baden, elect van Utrecht, antwoordt aan de 3 staten van Utrecht, dat
hij zijne raden reeds naar Utrecht heeft a/gevaardigd. Frederich, van Godts gnaden erwelter des Stiffts to Vttrecht.
Vnsen fruntelick groit to voren, werdigen, edelen, lieuen, aindechtigen end getruwen. Wy hebben empfaingen, vwer schriuen ons nuw to geschickt, jn wellichem ghy ons onder andern saicken aintzoigen, wie ghy vwer zecker gedeputierde geordiniert hadden by ons te kommen, omb zecker saicken end puncten, den gemeynen orbair end welfairt onses lants end statt van Vttrecht aengaen, te openen end te kennen te geuen. Ende so ghy nw naderhant verstaen hebben, ons opperwairts gereist sin, dair die voirg. uwe gedeputierden beduchten, nyet wel veylich te mogen commen, begerde ghy nw, dat wy by vch schicken zecker onse raitsvrinde tzehen oft" tzolff tagen te voeren, eer wy by uch commen sullen etc., wie dan vwen briefe dat forder jnhaulden is, hain wy wel ende van vch vit gudem getruwen hertzen verstanden. Hierup soe benchten wy vch, dat wy te voren, eer ons dit vwen briefe tocomen is, onse zecker raits- vrunde myet onsen credentz briefen by vch to Vttrecht gesant hebben, welliche wy hopen, vp den sontach nest by vch sin sallen, den wy beuolen hebben, vch to erkennen te geuen diegetzyde end den tach, wan wy myt der hulpen Godes to Vttrecht comen sallen, end derseluen end oick ander saicken halb van onsern wegen werbung ain vch zetund, end vwers getruwen raits end guder onderwysung hierup te plegen, den seluen onsen vrunden wellent irs aanbrengens glick wir ons selbs gleuen, ende vorter, als ghy bitzheer getain haind, alle saicken end oirbaer onses |
|||||||
FREDERIK VAN BADEH, (1496)
|
|||||||
'24
|
|||||||
Sliffts, bitz to onser tokunfft, to dem besten stellen, als wy ons hierjnne alles getruwen flyszes to
vch versehen. Geben vp den XIXten tach Augusti, anno etc. XCVJ. Opsehrifl: Den wirdigen vnd edelen vnnsern lieben andechtigen vnd getruwen, prelaten vnd capitteln vnser funff gott9huser, ritterschafft vnd stalt van VUrecht. Deel, A. 207.
XXXII.
Bernt Freyse van Dolre meldt aan de 5 kapittelen van Utrecht de redenen, die hem
verhinderen, om zijri1 eed ah kastelein van het huis ter Eem te kamen afleggen. Eirweerdige, edele, wise, bisondere lieue heren ende guede vrunden. Alsoe uwe liefden nu wider aen mij doin scriuen , dal ic op manendage naistcomende mij voegen solde inden capittel generail, om den staten ein eedt te doen nae lude den lantbrief, ende, of ic voir enich beducht wer, uwe liefden wolden mij geleide verweruen vander stadt -van Vtrecht; ende, soe uwe liefden dan in uwe vour- scrifte gescreuen hadden, ic te veiliger of ende a;n comen mochte, ic enen hauen solde, uwe liefden solden die willigen, ende vermoegen mij weder te gijsel te senden op den huse ter Erne, soelange ic mijn eedt gedaen bad, daer ic doe guetwillich toe wass ende bin, ende raemde ende eijschte Euert Soudenbalch te gijsel, soe uwe liefden gescreuen hadden, die dat dan doe niet gelegen was, als uwer liefden brijefi' nu vorder mit anderen ende breder redenen vermelden, den ic guetlick ontfangen ende verstaen heb. Dair op nu uwe liefden belieue te wetene, dat ic altijt, oic nae lude mijn vourscriften nae vutwisinge den lantbrijeff mijn eedt guetwillich bereijt bin geweest te doen ende nocb bin ; dan om sulcke handel mij tanderen tiden op ende inden capittel generael weder- faren is, in welcke doch generail geleide biden staten ouercomen is ende geboert gehalden te we- sen, soe en wass mij doen nocb en is mij noch niet doenlick, buten anxste ende vrese mijns lijfs sonder gijselair aldair mij selven inder stadt van Vtrecht te voegen, ende raemde daer om doe, nae lude uwer liefden vourscrifte, Euert Soudenbalch te gijsel, ende noch doe en eijssche endo alt na lude uwer liefden vourscrifte, om dat ic te veiligen vrij of ende ain comen mach, om mijn eedt te doen, nae vutwisinge des landbryeffs, dair ic toe bereyt bin, ende als uwe liefden Euert voirn. als voirscreuen, nalude uwer liefden vourscriften gesant ende gewilliget hebben, soe sal ic mij van stonden aen aldair bi uwer liefden voegen mijn eedt doende, nae lude des landbrijeffs. Ende soe uwe liefden dan vorder inden seluen uwer liefden bryeff scriuen ende begeren antwoirdt, si onsse genedige heer te kunnen geuen inoegen etc.; dair belieue uwe liefden op te wetene, dat ic den huse ter Eeme lot noch toe wel bewairt heb ende noch, oft Got wil, oic wel doen sail, na lude den landbriefs ende tot belioulf mijn genedige toecomende heer, die ic hoip, soe ic verstaen heb, zeer corts inlandich werden sal, welcke mijn genedere toecomende heer ic alsdan wel redenen ende saicke te kennen geuen sail, waerom mij niet doenlick en is geweest, sonder gijseling mij seluen inder stadt van Vtrecht te voegen, dat ic hoip sijnder geneden mij des wel te vreden wesen sullen, begerende an uwer liefden vruntlick ende dienstlick, dese mij antwordt teser tijt van mij in duechden ende besten nemen, dat wil ic altijt weder om nae mijnen vermoegen ain uwer liefden versculden, die onse Heer Got in vrouden lang gesont bewairen moet. Gescreuen den XXIVen stadt {sic) in Augusti, anno Domini etc, XCVJ.
Bernt Freyse van Dolre,
mairscalck van Amersfoort ende Eemlant.
Opsehrifl: Eirweerdigen, edelen, wlsen ende voursienigen, prelaten, dekenen ende capittelen der vijf gotlzhusen tUtrecht, myii besondere lieuen heren ende guede vrunden. Deel, B. 99. |
|||||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1496). 25
XXXIII.
.....
Daniel van Bouchout meldt aan de B kapittelen van Utrecht de redenen, die hem
verhinderen zijri eed alt kattelein van het huis ter Horst te komen afleggen. Weerdige, edele, eerbare ende wijse, lieue heeren ende vriende. Uwer liefden brief! my nv gesant, dair jnne dieselue uwe liefden, nae voele verhaells van veruolge, uwe liefden aen my ende mynen bastert broeder Philips van Bouchout jn mijnen affwesen gedaen souden hebben , omme dat slot ter Horst jn uwen handen the stellen ofte den staten dair af eede te doen, begheren my en nianendage neestcomende jnden generaill capittell aldair te voegen, ende nae den lantbrieff eede the doen, souden uwe liefden anders tegens my myt rechte vorderinge moiten doen etc., als die brieff vorder jnt lange ludende js, hebbe jc guetlike ontfangen ende waill verstaen. So hope jc ten ijersten, dat slot ter Horst tot desen dage toe alsoe bewaert js, des gene gebreken comen zijn, ende, oft Got will, voertaen alsoe bewaeren ende doen besorgen sail, dat jck des tegens mijnen geneden heren elect, die doch, als jc hope, corts jn sijnre genaden landen alhijer comende wert, ende anders waill sail kunnen verantworden. Ende aldair binnen Vtrecht te comen en manendage naist- komende, en js my noch omme sunderlinge voirgeuallen saken , die jck op gelegen tyden ende plaitzen waill -vorder openen sail, nyet gelegen; dan ofte uwe liefden meenden, jc enyge vertreck ofte andere slyncke bijwege sochte, als jc nyet en doe, mochten die selue uwe liefden alsdan enige van hem senden op die Horst, tot Rienen, Wyck ofte Beuerweerde op enen sekeren dach ende tyt mij te voeren tytlijke gewittiget, woude jck my geerne dair tegens voegen, hoere redene te horen, dair op antworde te doen ende mij gebuerlike te bewysen, dat redelijke mijnre der wegen gene clagen sullen doruen zijn, begereride dese mijne antworde van my jnden besten willen nemen uwe liefden, die Got onse Heer Almechtich altyt vroelick ende gesunt bewaren moit. Gheschreuen vpten XXV011 dach jn Augusto, anno etc. XCVJ. Danyell van Bouchout, heer des landts van Boeler,
heer van Vlaenderen, heer tot Schynderbeke etc. Get. DANEEL.
Opschrift: Den weerdigen, edelen, eerbaeren ende wijsen, prelaten
ende capittelen der vijff goidshusen tUtrecht, mynen lieuen heeren ende vrunden. Deel, B. 100.
it ;, >i'
XXXIV.
Frederik van Baden, elect van Utrecht, aan Frederik, heer van IJstelstein. Ver-
zoek van teruggave der in beslag genomene geestelijke tiendvruchten.
Vnsern grus, edler lieber besunder. Wir vernemen wie vwer lute oder dienres kurtzlich vn-
sern geisthchen vndersassen zu Vttrecht ir zehend frucht mit sampt wagen, pferden vnd knechten
lm relde genomenn vnd das alles in vwer sloss gefurt, da sollichs noch also sy, vnnd nemlich die
armen knechte gefengklich gehalten werde etc. Desshalb ist an vch vnser guttlich. begerde, jr
wollend verfugen, das den gewalt vnsern geistlichen vndersassen, sollich ir gut vnd auch jr
tnechte widder uss gegeben werde. Ob dann einich jrrung oder geprechen zwisschen vch vnd den
selben vnsern vndersassen sin mogen, wollen wir als jr lanndtshere, so wir mit der hilfi- Gots in
kurtze hinabe zu vnsern Stifft komenn, sollicher mass dar jnn sehen, das vch der billicheit gegen
f* 4
|
||||
FREDERIK VAN BADEN (1496).
|
|||||||
26
|
|||||||
jnen kein mangel sin sail. In zuuersicht jr werdend jnen hirauf das ir widderumb lassen volgen, wol-
len wir vns zu gutem getruwen also zu vch versehen, vnd begem des vwren beschriben ant- . vrnrt mit desem botten. Geben zu Collen, \ff den Vten tag September, anno etc. XCVJ. Dem edeln vnnsem lieben, besundern Fridrichen von
Egmondt, hereon zu Yselstein. Deel, A. 211.
Afschrift.
XXXV.
Johannes Heeshoom meldt aan de 5 kapittelen van Utrecht zijn wedervaren in zijne
zending ter verkrijging van de pautelijke hevestiging der verkiezing van Frederik van Baden, tot bitschop van Utrecht. , Obsequiosam commendationem, venerabiles et egregii domini mei. Die XIIa mensis Augusti
proxima preteritj college mei et ego obtinuimus confirmarj electionem de persona reuerendissimi et illustrissimi domini nostri, domini Fredericj ex marcbionibus de Baden , ad ecclesiam Traiectensem per dignationes vestras ..... (?), quemadmodum ipse dignationes vestre ex venerabili domino Ber- nardo Mummen, decano sancti Lutgeri monasteriensi, plenius jntellegent, vnde de hoc calamine non extendo. Infirmitas omnium nostrorum et presertim mors domini Johannis Halffast, (cuj summa totius rei, quoad expositionem pecuniarum, credita fuerat) prestiterunt occasionem multorum malorum. Nam jnde euenit, ut littere apostolice tardius expedirentur, junctis alijs causis, quas dignationes vestre ex prefato domino decano intelligent. Euenit etiam et eadem infirmitate diu- turnior omnium nostrorum jn hac curia mora, adeo etiam, quod dominus decanus sancti Paulini extra muras Treuerenses collega noster et ego non audeamus adhuc itinerj nos committere, fuitque propterea consilium nostrum (ut cum hac die littere apostolice predicte fuerint assignite mercatorj, quj illas ad illustrissimum principem, dominum marchionem Badensem, reuerendissimi domini nostri germanum transmittet), quod dominus decanus sancti Ludgeri, qui ipsarum litterarum expeditio- nem expectauerat et jam pristinas vires fere recuperauerat, relictis familiaribus semiuiuis et, nouis assumptis, ad reuerendissimum dominum nostrum et dignationes vestras rediret, turn ut ulteriores expensas euitaret, turn etiam ut prefatum dominum nostrum reuerendissimum et dignationes vestras de omnibus hie gestis ac de statu nostro certiores redderet. Fuit, profecto! legatio nostra prosper- rima in accessu ad curiam et in celeri expeditione confirmationis, adeo ut in Lu annis et amplius nulla celerior fuerit obtenta confirmatio; sed nescio qua fortuna res nostre post ipsam con- firmationem tot habuerint impedimenta, ut ante hanc diem, licet omnes extreme diligentie adhi- bite fuerint, expedirj non potuerint, vtrumque sit, licet res nostre protracte sint, rite tamen et recte expedite sunt. Ego, cum ante festum sanctiRemigij non poteroesse Colonie, perdam blada et vina prebende mee sancti Andree Coloniensis, quod utique non contigisset michi, nisi infirmitate et debilitate meis impeditus fuissem et impedirer; qua de re supplico dignationibus vestris, ut dignentur compatj michi, et dare operam, ne hoc damnum michi ualde graue, simul cum magnis meis laboribus, infirmitate et periculo obsequij mej prefato reuerendissimo domino et dignationibus vestris impensi, causa patj ha- beam, quemadmodum eedem dignationes vestre se facturas in pleno capitulo michi promiserunt. Ero propterea dignationibus vestris perpetuo obligatus. Magister Walterus Bellens fecit tandem sig- narj commissionem contra generosum dominum Fredericum de Yselsteyn et alios etc. Ipse propter uotum factum in grauj infirmitate, quam nuper passus fuit, peregrinationis causa petijt sanctum Mariam de Loreto breuj reuersurus. Conaber mecum portare citalionem etc. Valeant felicissime |
|||||||
BISSCHOP TAX UTEKCHT, (1496).
|
|||||||
27
|
|||||||
dignationes vestre longissimis annis, quas Altissimus conseruare dignetur. Ex vrbe XX* Septem-
bris, annj 1496.
E. d. vestrarum.
Get. deditissimus
JO. DE HEESBOEM.
Opsehrift: Venerabilibus et egregijs dominis, prelatis et capitulis
...(?) ciui talis Traiectensis, dominis obser ...(?) Deel, A. 213.
XXXVI.
Burgemeesteren, schepenen en raden der steden Deventer, Kampen en Zwol antwoorden
aan de 3 Hat en van Utrecht hunne gedeputeerden niet te kunnen zenden. Zij mel- den tevens de door de Gelderschen gepleegde vijandelijkheden te ffattem, met ver- zoek hierin te voorzien. Weerdege, edele, walgebaren, vrome, eirbere ende eimme^ wijse, voirsicbtige, lieue heren, bysonders guede vrende. Wy gebieden ons tot v, als wy alrevrentlixt konnen ende moegen, ende begheren uwen weerdigen, edelen, erberen ende ersamen liefden guetlicken te wettene : so als ghy ons opten dertichsten dach der maent Augusti lestleden guetlicken deden scriuen \ander komst ons gneden heren des elects van Vtricht, onder anderen begherende, onse gedeputierde raidtsvrende dan by v dair tschickene, ende des gelijx der ritterschap hijr by ons geseten oick te vervvittigen, omme myt malkanderen jn saken, den ghemenen lande ende waluairt antrefFende, vruntlich te versprekene ende te beraden, myt meer anders etc., dat wy alsulcke uwer liefden scriften guet- licken hebben ontfangen, die vrende vanden ritterschap ende anderen steden hijr jn dessen Ge- stichte geseten ghemeenlicken dair op hebben doen verscriuen, hem die doen hoeren ende lesen ende alle jn gueder mathen wal verstaen; hebben oick onderlinge jn kallingen geweest, die be- sendinge an uwen liefden, na \ermoegen der voirg. scriften, tdoene. Dan, zeer gemynde lieue heren, bysonders guede vrende, so als uwe liefden tallen tijden bes noch voir dat ghemene beste ende waluaren desses Gestichtz ende landes geweest hebben, nyet twyuelende voirt an oick wal wesen sullen, hebben wy mitten ritterschap ende ghemenen steden vurss. auerwegen, so wy doch onse raidtsvrende thant omme merklicke noetsaken van hues qwellick moegen ontberen, ende uwe liefden doch dair ander manijren hebben, als wy hijr oick hebben, onsen gnedigen heren te ontfangene, nyet van noeden te wesene, die besendinge tessz. tijt tdoene. Ende begheren dair omme guetlicken ons dat nyet te verkijrene, dan jn alien guede af te nemene; ende schickent alsoe voirt dat ghemene waluaren desses landes ende Gestichtz voirtgesat moege werden ende blyuen, dair to wy ons oick gheerne tallen tijden neestlicken willen bewijsen, ende onsen vlijt dair mede ankijren. Voirt, ge- mynde lieue heren, bysonders guede vrende, en dat der hilligen kercken ende ghemenen lande ende Gestichtz beruert, ende ys van noeden, dattet gebetert werde, ende ys , als uwe liefden oick wal gehoirt moegen hebben, woe etzlicke ondersaten slantz van Gelre, bynnen Nymmegen ende anders oir woenstat hebbende, den Yselstroem der hilligen kercken aldair tobehoirende, van Hattem meer dan eens nw kortlick gevyolijrt ende den koepman syn guet dair oppe genamen, afhendich gemaickt ende to Hattem opgebracht hebben, alle bueten manijren van rechten, dat der hilligen kercken vurss., so oir die stroem tobehoirt, myt aller neersticheit wal behoirde te verdedingen. H.nde als wy dair die hillige kercken tljtricht ende dat ghemene Sticht jn ennigen dingen noede solde zeen verachtert, begheren wy andachlicken, sulx ten herten te nemene mitten besten ver- 4*
|
|||||||
FREDERIK. VAIJ BADEN , (1496).
|
|||||||
28
|
|||||||
daclit te syne ende thelpen beschicken, dat behoirlicken geslrafiet moege werden ende tanderen
tiiden meer verhoet moege blyuen. Dat widen wy gheerne verschulden ende verdienen, na alien onsen vermoegen , tegens uwe liefden, die onse Heer Got Almechticli jn Synen hilligen vrede lange waluarende gesont wil bewaren. Gescreuen altera exaltacionis sancte crucis, anno XCVJ, onder segell onss stadt Tan Deuenter, des \vy anderen tessz tijt hijr jnne mede gebruecken. Burgermeisteren, seepenen ende raide der stede
Deuenter, Campen ende Zwolle. Opschrifi: Den weerdigen , edelen, walgebaren, vromcn , erbercn
ende ersainen, wijsen, voirsichtighen lieren, dekenen, pre- lalen ende capillule der vijf gadeshuesen,der ghemeenre rilterschap des Nedergestichtz, burgemeisteren, seepenen ende raide der stadt van Vlricht, samenllicli ende bysonders, onsen lieuen heren ende gemyuden lieuen trenden. Deel, B. 101. XXXVII.
Frederik van JBaden, elect van Utrecht, zendt aan de 5 kapittelen van Utrecht zijn
dienaar van Waltmanshuizen.
Friderich, Dei gratia electus Traiectensis. Vnnsern fruntelick groit te voeren, vvirdichen end ersamen, liefen, andechttigen ende getruwen. Wy senden to vwe onsen dieners end lieuen getruwen Theus (Thens) van Waltmanshusen, dem \vy laist geuen hauen, van onsentwegen myet vwe to sprecken oem sacken, als ghy van hiem verstaen sallen. Bidden vwe hier vp gar gutelicken, dat ghy denseluen ons dienres fruntelicken verhoren, hiem sinre werbung vp dit made, gelick woe ons selfs, gleuben ende vwe mit goidem raide soe goitwillich in den sacken bewysen, als wy vwen betruwen, dat sal wy gern wedderurnb gegen vwe ende vwen kercken in alien gnaden herkennen. Geuen to Collen, vp den Vten tach Septembers, anno etc. XCVJ. Get. friderich etc.
Opschrift: Den wirdigen vnd ersamen, vnsern lieben andechtigen ?nd getruwen , probsten , dechan vnd gemeynem capittel vnser funff gotzhuser jn vnsen statt Vltricht. Deel, A. 212. XXXVIII.
Frederih, heer van IJaelstein, antwoordt den hisschop, zijne gedeputeerden ter zake
zijner geschillen met de 3 staten van Utrecht te JVijk hij Duerstede te zullen zenden. Hoicbwerdige, hoichgeboren, vermogende furst, gnedige lieue heer. Also uwe furstlicke gnaden inij nv hebben doen scriuen, verhalende uwer g. vurschriften ainmij gedain, berurendeeijnen quyt- licken dage te halden, der gebreken haluen tusschen uwe g. dreij sstateu des Nedergestichs Vyttrecht ende mij wesende, begeuen dairomme van mij nv jn uwer gnaden laitsten schriften, dat jck mij erschijnnen woulde en dijnxstdage te vurmiddage naestkommende bijnnen uwer g. stadt Wyck, omme den dage bouen geruert na te gaen, omme die twiste guytlicken neder to liggen, twelck an uwer g. vlyt nyet onbreken en soulde, gelick uwer g. brieff voirder melten, den jck guytlicken ontfangen ende verstain heb. So, genedige lieue heer, ther begeerten uwer gnaden schriften, wil |
|||||||
BISSCHOP VAT* UTRECHT, (1497).
|
29
|
||||||
jck miine frunden gherne opten vurgenombden dijnxstadh te vurmiddage schicken tot Wyck bij
uwe p. ende uwer g. rede, vanden seluen mijnen frunden uwe g. wail verstain sullen mijne gebreken der drie staten haluen, ende bidt uwe g. alsdan dair jnne te handelen, dat jck myt gunsten ende fruntscappen bij den mijnen koemen moege, dair mij uwe gr. guetwillich bevijnden sullen, tkenne God, die uwe furstelicke gnaden altyt frolick ende gesant bewaren. Gescreuen den VIJten dach jn Octobrj, anno etc. XCVJ0.
Fredrick broder tEgmont, neer tlJsselsteyn,
tot Bueren ende tot Cranendonck etc.
! II
Get. FRIDEK.ICK. Opschrift: Den hoichweirdigen hoichgcboien ende vermogenden
fursten ende heeren, heren Fredrick bijsscop IVyttrecht, merchgreue van Baden, mijn gnedigen lieueu heeren. Deel, D. 136. XXXIX.
Frederik van Baden, bisschop van Utrecht, verzoekt aan de 5 kapittelen van Utrecht
de uitkeering der prebende aan Johannes Heesboom. Fridericus, Dej. gratia marchio Baden, electus et confirmatus Traiectensis.
Venerabiles et egregij, deuotj nobis dilectj. Juxta petitionem vestram nobis jam factam volentes, vt venerabili nobis dilecto Joann de Heesboem, preposito sancti Andree Coloniensis centum vigintj florenes aureos Renenses, quibus ex prebenda sua sancti Andree Coloniensis ob moram nostre electionis, confirmationis et corporis sui grauem infirmitatem , quibus, dum in vrbe esset, detentus fuit, caruit, resunderemus. Scripsimus venerabilj et generoso nobis dilecto Wylhelmo de Montfort preposito ecclesie nostre sancti Saluatoris Traiectensis nostro in spiritualibus vicario, quatenus eidem preposito sancti Andree Coloniensis de dictis centum viginti florenis aureis Renensibus reddeat in^ tegre et satisfaciat. Ex opide nostro Ammersfort XXIIJa Nouembris, anno etc. XCVJt0. Get. H. HUJHDEBEKE.
Opschrift: Venerabilibus et egregijs deuotis, nobis dileclis, prelatis et capilulis quinque ecclesiarum nostrarum Xraiectensium. Deel, D. 137.
XL.
Drost en kastelein van Buren verzoeken den bisschop, om de uitspraak in zake
tusschen den heer van Usselstein en de 5 kapittelen van Utrecht, te willen uit-
stellen tot na hun van dien heer ontvangen antwoord.
Hoechweerdige, hoechgeboeren, vermogende furst, genedige lieue heer. Wij hadden, jn affwesen
des edelen jnd waelgeboeren onss lieuen heren van IJsselsteijn, geschickt twe guede priesters bij uwe
iursthcke genaden mit die rekenschap, berurende den capittelen van Vtrecht ende den edelen onsen
lieuen heren vurscr. jn meynongen, dat uwe furstlicke genaden, die vitspraeck tusschen beijden nae
vermogen dess compromiss hedden willen doen. Verstaen wij nu int wederkomen vanden twe pries-
teren vurss., dat uwe genaden begheren, den edelen onsen lieuen heren van IJselsteijn vurscr. selft"
persoenhck off ennige van sijnre edelheiden wegen volmechticht aldair tegenwoirdich to hebben, eer
uwe genaden jnder saecken ijets wat solden willen off kunnen geeijnden. Soe genedige lieue heer en
hebben wij anders nyet geweten, dan uwe genaden die vitsprake sonder bijwesen beyde der par-
tyen waell solden hebben mogen doen, ende der edell onse lieue heer voirg. en hefft oick selfis anders
nijet geweten. Jnd want sijne edelheiden nv all wijle alhijr jn desen oerde nyet en sijn, en is
|
|||||||
FREDERIK VAN BADEN (1497).
|
|||||||
30
|
|||||||
hijr nijemants, die die saecke volmechtich also aen sich nemen dar, ende wij hebben dair omme van
stont aen nae onsen heren voirg. gesant, ende sijn edelheiden uwer genaden begheren scrijfftlicken to erkennen gegeuen, ende sullen wederomme sijnre edelheiden antwoirdt daer van ontfangen, also balde alsmen kan ende mogelick wesen sail. Bidden daer omme seer dienstlicken uwen furst- licken genaden, die selue een vitstellinge ende opruckinge to willen doen mitter vitspraecken gedu- rehde ter tijt wy, die antwoert vanden edelen onsen lieuen heren viirscr. wederomme ontfangen hebben, welke antwoirt wij as dan sonder vertueuen off versume awe genaden voert ouerseynden sullen, om sich dan daer nae to ricbten. Jnd wess uwe genaden hijr jnne ter eren dess edelen ons lieuen heren van Yselsteijn doin sullen, begheren wij by brenger van desen, ons ene guijtlicke bescreuen antwoirt willen doen scryuen die selue uwe hoechgeboeren furstlicke genaden, die onse Heer Got in vrolicheiden gesont spaeren ende bewaeren will. Gescreuen onder segell mijns Jorden vander Lawick drosset, des wij beijde hyr jnne gebruijcken, opten manendach nae sunte Agnieten dacb, anno etc. XCVIJ0. Uwer furstlicker genaden guetwillige Jorden vander Lawick,
drost, ende Jaspar uan Eijsscheeren, castelleijn tot Bueren. Het navolgende antwoord des bittchopi getehreven in den bovengemelden brief:
Lieue vrunde. Uwen brieff ons nu gesant op onss scrijften aen den edelen onsen lieuen neuen
heren tot IJsselsteijn etc. gesant ende opt ainbrengen van sekeren priesteren bij ons geweest, roerende den dacb wij onsen lieuen neuen hadden doen beteikenen tusschen mijn vijff goidshuseu tUtrecbt en onsen neuen voirss., des gj begeren onder anderen, wij omme afwesens wille onses neuen voirss., dair aen gj dair omme hebben gescreuen, willen vutstellen thent v des antworde van hem comende wordt etc., hebben wij guetlicke ontfangen ende waill verstaen. So js wair, wij wtlandich ende jn anderen treffeliken saken ons aengeuallen onledich geweest zijn , dair bij wij tot noch toe der saken vorderingen nijet hebben moigen doen, ende hebben dair omme, nv mitten ijersten wij moch- ten ende noch tijtlijke binnen tijdendes compromisses, aen onsen lieuen neuen mit onse scrijften ende oick bij den geschicten priesteren dair aff vermaninge doen doen, dat vnserwegen des gene clagen noch gebreke wurden, ende sijn waill te vreden, die antworde onss lieuen neuen te vertoeven, bij alsoe gij ons die mitten ijersten, die comende wordt, voert ouer wittigen, omme mijn vijff goids- husen voirss. te laten weten ende gebuerlike te gheschien. Got zij mit u. Gegeuen op onsen slote Dnerstede, vpten XXIIJea dacb in Januario, anno etc. XCVIJ. Opschrift: Den hoecbweerdigeu ende hoechgeboeren Termogenden fursten
ende heren, heer Frederick, geboeren marckgreue to Baeden, sschop tot Vtrecht etc., onsen genedigen lieuen heren. Dee], A. 218. XLI.
Jan, burggraaf van Montfoort, antwoordt aan de 5 kapittelen van Utrecht, aan
hun verlangen naar zijne overkomst, ter zakevanhet morgengeld, te zullen voldoen.
Eerweerdighe, eersame, lieue heeren en goede vruenden. Alzoe jc eenen brieff, bij v eer-
same heeren mij gesonden, ontfangen hebbe aengaende dmergen gelt, daer ghij mij aff scrijft,
waerop, eersame, jc v op dees tijt geen antwoird gescriuen en can, mair jc sal selue corts tot
Vytrecht comen ende met v spreken, ende hoope dat ghij mijnder wail te vreden wesen suit, wilt
|
|||||||
BISSCHOP VAff UTRECHT, (1497).
|
|||||||
31
|
|||||||
God die v eerweerdege, eersame, lieue heeren ende goede vruenden altijt gespaeren wille. Ge-
screuen opten VIU** dach, jn Februario, anno XCVIJ. J. de Montfoird.
Opschrift: Den eerweerdigen ende eersamen, die prelaten ende capitte-
len der vijff goidsbusen tUtrccht, niijne lieue heeren ende goede vruenden. . Deel, D. 21& XLII.
i t
Jan, hurggraaf van Montfoort, antwoordt aan den bittchop, hem eerdaagg ter zake
der 5 kapittelen te zullen komen spreken. Eerweerdige vader jn Gode, hoochgeboeren, vermoegende vorst, genadige lieue heer. Jc
gebiede mij zeer dienstelic tot uwer vorstelliker genaden. Alzoe jc eenen brieff, bijder seluer uwer vorstelliker mij gesonden, ontfangen hebbe, aengaende den vijff goidsbusen, -vvaer op jc uwer vorstel- liker genaden egbeen bescreuen antwoird en seynde, mair jc hoop selue corts bij uwer vorstelliker genaden te wesen, ende als dan metter seluen uwer vorstelliker genaden vanden saken te spreken ende hoope, dat uwer vorstelliker genaden mijnder wail te vreden wesen sullen, ende mij dit jnt goede affnemen willen. Ende mach jc uwer vorstelliker genaden dienen, off gelieuen derseluer ennige saken, die jc vermach, daertoe sal mij der seluer kennen, altyt goetwillich endebereydt. Dat kenne God, die welcke v eerweerdige vader jn Gode, hoochgeboeren, vermoegenden vorst, genadige, lieue heer, altijt gespaeren wille met gesunde. Gescreuen VIIJ dagen jn Februario, anno etc. XCVIJ. Uwe genaden dienre,
de Montfoird. Opschrift: Den eerweerdigen vader jn Gode hoochgeboeren, ver-
moegenden vorst, heeren Fredericken, elect geconflr- meert tUylrecht, geboeren mercgreue tot Baden, mijnen genadigen Iieuen heeren. Deel, A. 220. XLHI.
■ .
De hisschop van Utrecht verzoekt aan het kapittel van den Dom antwoord op zijn
schrijven ter zake van de prebende van zyn' raad, Lodewijk van Montfoort. Van Goits genaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue uan Baden.
Lerbare, lieue vrienden. Als wij laitste bij v aldair gesant hadden vnse lieue getruwe rade, begerende vnsen Iieuen, getruwen raidt Loduwich, broeder tot Montfoerde, canonick onss kercken ten Doem tUtrecht, hem die absencie zijnre prouende aldair te geuen, soe wij zijnre jn onse ende onses Gestichts saken noitlijke tot rade te doene hebben etc., dair van ons tot noch toe, als gij onsen raden toegesacht hadden, gene antwoerde gecomen js. Wair omme wij v noch vermanen, begerende ons ene guede vorderlijke antwoert toe geuen, willen wij sulx tegens v verschulden. Got zij mit v. Gegeuen op vnsen slote totDuerstede, vpten VIJen dach jn Marcio, anno etc. XCVIJ. Get, H. IIUITDEBEKE.
Opschrift: Den eerbaeren, vnsen Iieuen vrienden, deken ende capittell
vnser kercken ten Doem tUtrecht. Deel, A. 222.
|
|||||||
32 tfREDERIK VAN BADEN (1497).
|
|||||
XLIV.
De hisschop van Utrecht, ontvangen hehhende van Frederik, heer van IJstelstein,
zijne toestemming tot verlenging van het compromis, stelt aan de 5 kapittelenvan Utrecht eene hijeenkomit met dien heer voor. Van Goits genaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue -van Baden.
"Weerdige ende eerbare, lieue vriende. AIs gij laitste aen ons hebben doen begeren, soe die tijt dess compromisses, tusschen v ter eenre ende den edelen onsen neuen van IJselsteijn ter andere zijden gemaict, nv vergangen js, dat wij aenden seluen onsen neuen veruolch deden, omme met v dat compromiss nae formen voir gemaict van weerde te holden, ende ene tijt lanck vvttestellen ende alsdan die sake ter gebuerlijker wtdracht te brengen. Dair op hebben wij mit onsen neuen van IJselsteijn gesproken, die sick ons, ter eeren ende geuallen, dat voirss. compromiss, nae der formen voir gemaict, met v van weerde te holden ende soe lange ons belieuen sail wt te stellen, guet- willich. heeft laten vijnden, mit toeseggen, soe wat wij dair jnne doende ende wtsprekende werden, sail hem allet liefT zijn, want hij nijet dan alle fruntschap mit v begeert te hebben, dat wij v jnden besten te kennen geuen; willende, gij corts nae desen toecomende paeschen enen dach voir ons te comen, v bequeme wesende, beteikenen, omme onsen neuen van Yselsteijn den voert te verkundigen, alsdan jnder saicken vrienlijke ende geboirlijke te geschien, dair bij guede vrientschap aen beijden tzijden onderholden moege werden. Onse Heer Got zij met v. Gegeuen op vnsenslote tot Duersteden, opten XXcn dach jn Marcio, anno etc. XGVU. Get. hosz.
Opschrift: Den weerdigen ende eirbaeren , vnsen lieuen vrienden, prelates, dekcnc ende capittele vnss vijII" goitshuzen tUtrecht. Deel, A. 223.
XLV.
De hisschop van Utrecht aan de 5 kapittelen, over het houden dier hijeenkomst. Van Goits genaden Friderick, bisschop tUtrecht, geboren marckgreue van Baden. Eerbaere lieuen vriende. Als gy ons nv ter antwoirt hebhen doen schryuen jnder saicke ro- rende vanden compromiss, tanderen tijden tusschen den edelen, onsen lieuen neuen heren Fride- rick broeder tEgmont, heren tot Yselsteyn etc. ende v gemaickt, ende nv op uwe begerte ende ons ten eren een tijtlanck wtgestalt etc., woe gy, aengemerct dat onse neue van Ysselsteyn nv hijr bij der hant js ende soe der dach cortter sy, soe beter geraemt ende beteykent hebben, dess dynsdages nae beloken paeschen voirden middage te Wyck by ons te wesen, alsoe verre alst dan ons gelegcn ende bequaem sail wesen, begerende van ons, wy den voirss. dach voirt den voirss. onsen neuen verkundigen wyllen ende v dan na der hant te kennen geuen, offt ons ende onsen neuen voirg. alsoe belieuen ende gelegen sail syn, omme v dair nae te moegen weten te rychten etc. Voegen daeromme v te weten, dat ons der dach als voirss. gelegen sail wesen, ende deshalucn mit onsen neuen voirg. gesproken ende mit hem ouercomen, dat hie den dach als voirss. aengenomen hefft, dair toe te wijllen komen, off'te die syne van hem voelmachticht te senden, ende voirt nae formen des compromiss geboirlijcke te geschien. Got zij mit v. Gegeuen op onsen sloete tot Duersteden, opten XXIIIJen dach in Martio, anno etc., XCVIJmo. Get. II. nUHDEBEKE.
Opschrift: Den eirbaeren onsen lieuen vrienden, prelaten, deken ende capittelen onser vijff goidsshusen tUtrecht. Deel, A. 224.
|
|||||
BISSCHOP VAR UTRECHT (1497).
|
|||||||
33
|
|||||||
XL VI.
Aalhrecht, her tog van Saxen, aan de 5 kapittelen van Utrecht. Klagt over vijande~
lijkheden aan de onderxaten van fVoerden door Claet Boeijen en de zijnen gepleegd. ferzoek om teruggave van het ontroofde goed en schadevergoeding voor geleden nadeel. Albrecht, bijder gracie Gods hertoge van Sassen etc. Eerwerdige, bijsundere, lieue heren. Wij zijn bericht, dat een genaemt Claes Boeyen met meer anderen zijnen gesellen vyter name van Gelresche dagelicx comen doire tGesticht ende landt van Vtrecht inden lande van Woerden, ende aldair onsen verwoenten ondersaten van Woerden vanghen, die brengen, scatten ende ranchonneren binnen uvve bedriue van Vtrecht. Is oick die voirss. Claes Boeyen onlancx jn Teccop geweest mit zijnen hulperen ende gesellen, ende aldair ge- nomen alien ketelen, potten, huusraet ende anderen goeden, die zij wech mochten brengen, ende die gebracht binnen die stadt van Vtrecht, ende die aldair onder malcander gebuyt ende gepart binnen eens burgers huus, genaemt Jan Pill, dat welck ons vyter maten zeere vremde geeft. Be- geren dairomme van uwer liefFden, also hier jnne te wijllen handellen, dat onss voirss. verwoenten van Woerden geuangen ende jnden bedreue der stadt van Vtrecht gebracht ende geschat, hoere raenchoen costen ende schaden weder gegeuen worden, ende die van Teccop hoiren genoinen goeden ende schaden hemluyden gedaen weder betaelt ende vpgericht, nae reden ende billicheyt; wijllen wij des om uwer liefiden verschulden; wel verstaende: jndien ons des niet geschyet, mogen uwer liefFden vermercken, dat ons alsullicx van die van Vtrecht ende hoiren ondersaten niet te lijden staet. Begeren hier vp van uwer lieffden eenen beschreuen antwoirt, dair nae wij ons weten te richten. Erwerdige, bijsundere lieue heren God zij met v. Gescreuen tot Mechelen den VJ dach van Meye, anno XCVIJ. Opschrift: Den erwerdigen, onsen lieuen bjjsanderen, den heren endefca-
pitel tanden vyf goidshuusen binnen der stadt van Vtrecht. Deel, A. 227.
XLVII.
Antwoord van de 5 kapittelen op den voorgaanden brief is van dezen inhoud:
Den hertoge van Zassen.
Hoechgeboeren, vermoegende forst, genedige lieue heer. Uwer genaden brief, inhoudendehoe dat dieselue uwe genaden bericht soude wesen, dat een genaemt Claes Boeijen mit meer ander zijne gesellen opten naem van Gelresche dagelicx komen doer t Sticht ende tlant van Vtrecht inden lande van Woerden binnen onsen bedriue van Vtrecht, dat ooick die voirss. Claes Boeijen onlanx in leccop geweest soude zijn mit zijne hulperen ende gesellen, nemende aldaer ketelen, potten, huijs- raet ende ander goede, die zij wech mochten brengen, ende die gebrocht souden hebben binnen onse stadt van Vtrecht, ende die aldaer onder malcanderen gebuijt ende gepaert soude hebben binnen eens burgers huijs, genaemt Jan Pijl, des uwe vermoegenden g, begherende zijn, hier inne verrichtinge van ons te doen geschieden, ende anders int lange breder vertogen, hebben wij guetelijck ontfangen ende wael verstaan. Waer op, geneden heer, uwe forsteliken genade belieuen te wetene, hoe dat wij uwer g. brief ontvangen hebben, van stonden aen sonder vertreck ons ewijsen als die ghene, die tot sulken handel bouenger, zeer leet is, scerpe inquisicie ende neerstich ondersoeck daerop hebben doen doen, ende hebben beuonden binnen onss stadt Jan Pijl in wes iuijs die butinge, in uwe g. brief beruert, gedaen soude wesen, den welcken wij voer ons en raet I. 5
|
|||||||
FREDERIK VAN BADEN, (1497).
|
|||||||
34
|
|||||||
out ende nijewe hebben doen komen, dese zake voerleggende mit groter aandachtene, die daerop
hehoirlike geexamineert wesende, ons ter antwoerde heeft gegeuen, seggende dess zaken alinge claer ende geheel ontsculdich te wesen, te weten: dat binnen zijnen huijse van Claes Boeijen oft enigen zijnen gesellen egheen geroeft goet gebrocht, gepaert oft gedeijlt en is, dat hij oick zeder dier tijt, dat onse genedige heer van Vtrecht ijerst binnen zijnre genaden stadt ontfangen werden, daer Claes Boeijen mede incomende was, nije mit liem gesproken noch geselscap gehad en beeft, andere dan omtrent drie dage nader seluer tijt, als hij buten onze stadt porten quam, ende in een herberge aldaer in geroepen worde, daer hij onder meer Claes voirss. sittende vant, verstaende dat hij vter stadt was, niet wetende in wat manieren oft hij daer wt was heten gaen oft ander- sins; ende is bereijt Jan Pijl voirss. zijn lijf te willen setten tegens ijemant, hij zij edel oft onedel, rijck oft erm, die hem desen zaken besculdigen soude willen. Genedige lieue heer, dese zijne onscult dunct ons billick te wesen, daer wij oick anderssins die contrarie ter waerheijt niet ver- nemen en konnen, mer het is doenlijck, soe tSticht ende tlant van Vtrecht wijt ende brede is ombesloten, dat enige knechten daer wel doer ende weder doer reijsen, soe van der Hollantscher zijde soe van de Gelresche zijde, die een opten anderen bescadende, dat ons onmogelijck waer te keren oft te verhueden; dan oft uwe forstelike genaden doer waer aenbrengen, ons enige knechten bij name wittigen ende ouerscriuen mochten, die binnen onse stadt ofte stat vrijheijt sulke oft dier- geliken hanteringe bedriuende weren, wouden wij ter waerheijt dat wtgegaen, sulke straffinge daerouer doende worden, dat wij des in ghenen gebreke wesen, ende dat der onsen mogelijck wel te vreden wesen souden dieselue uwe vermoegende genade, die God Almachtich behoeden wil selich ende gesont. Gescreuen opten XVIJ"1 dach in Meije, anno etc. XCVIJ. Getrokk.cn uit een oud kopijboek zonder paginering, berustende op het archief der stad Utrecht.
XLVI1I.
De kapiltelen van den Dom, Oud-munster en St. Marie verzoeken Frederik, heer van
IJsselttein, schriftelrjk vrijgeleide tot het innen hunner tienden in zijne landen. Edele, geboirtige, lieue, gemijnde heer. Also die tijt aenstaende is, dat die rapen ende garst ouer al rijp beghijnnen te werden, also dat wij geerne na onsen tijenden wtsijen souden, achter- uolgende tcompromijss, tuschen uwer edelheiden aen die eene ende ons aen dander sijden voer onse geneden heeren van Vtrecht hangende, soe begeren wij vruntlich uwe edelheiden belieuen wil, ons ende onsen dijenres mit den gene, die wij daer omme seijndende sullen werden; behoiriick getal vrij, vast en starck geleide scriftelick te willen geuen met haren lijuen, goeden, wagen ende peerden ende anders daer toe behoeff wesende, om onse voirss. tijenden te gaderen, te mennen ende anders te doen tot onsen ende onsen kercken meesten oirbaer ende profijt, also dat behoerlick is. Willen dat geerne weder omme versculden tegen uwe edelheiden voirss. na onsen vermogen, dair wij konnen, begerende vruntlich ende guetlic bescreuen antwoerde hier op bij desen onsen bode vander seluer uwer edelheiden, die God Almachtich lange tijt vrolick ende gesont wil sparen. Gegeuen tUtrecht onder tsignet heeren Euerts Zoudenbalch vicedoemdeken, dat wij samentlick hier jnne gebruken. Opten XXX dach in Meij , anno XCVIJ. Vice doeindeken, dekenen en capittelen der kercken ten Doem,
van Oudemunster en van sunte Marien tUtrecht. OpscMft: Edelen ende geboirtig n heeren Frederick, broeder tEgraont, heer tot Yselsleyn, tot liurren ende Cranendonck etc. onsen lieuen ende ghemijndeu here. Deel, A. 228. |
|||||||
BISSCHOP VAK UTRECHT, (1497). 35
XLIX.
Frederik, heer van Hssehtein, staat hun vrijgeleide toe bij dezen brief.
Eirsame, wise, voirsichtighe, goide vrunden. Uwer lijfl'den brijfF, jnhaldende, also uwe thijnden ouer all rijpp sijn ende werden, dair omme ghij gerne daer nae vitzijnsold, achteruolgende dat com- promyss, staende tusschen ons beiden ayn handen onss gnedigen heren von Vtricht, begerende daer- omme van onss, dat wij uwe eersaemheiden ende alien dynres mytlen genen die ghij daer omme zijnden solden, haer lijff goit, waigen ind perden vry strack geleide the geuen, om uwe thijnden the gaideren, te mennen ende the gebruken totter kirchen meesten oirber ind profijt, ende dat weder om the -versculden ayn onss nae uwen vermoegen, myt meer anderen woirden jn uwen brijff begrepen, hebben wij guijttelick ontfangen, doirlesen ind ter goider maten waill verstanden. Soe goide vrunden, ist wair, dat wij staen tsamen jn een compromyss ayn handen onss gnedigen heren voirss., twilck wij durch beden ind versuyck van syne gnaden gerne willen achteruolgen ind vol- trecken, als wij nyet en twyuelen uwe eersaemheiden oick waill doyn sullen; doch also dat selue compromys staende ende geduerende is tot sinte Jans mys neestkomende ende nyet langer, off hier en bynnen tot aynvatten ende beroipp onss gnedigen heren van Vtricht jn den syne genaden by desen myddelen tiden die vitspraeck tusschen onss beiden belijffden the doyn, soe moeght ghij ende uwe dynres daer toe dynende myt behoerlike getall vry komen, ongelet ind belast aan onsser we- gen, vnde keruen ende teykenen dat koern jn uwen tijnden, gelijck ghij sulx van alden herkomen gewoentlich sijt the doyn, des wij v en uwen dynres vry, strack veilicheit ind geleide tho scriuen ind geuen myt dess onss briue, ende haepen oick enttelick alsdan, dat onss gnedigen heer voirss. onss beiden also the vreden stellen sail ind nae vermoegen onsser zegell ind briuen, dat wij ayn beiden ziden des een goit benvgen hebben sullen, waer omme dattz alsdan van genen node sijn sail, om geleide the scriuen, ind willen voirt ayn dan goide nabuyrscapp onderhalden nae onss ver- inogen; oick veruremdt onss zeer, naedetn verbot wij onss duck verboeden hebben jn presencij onss gnedigen heren voirss. ende uwe gedeputierden tot Wijck, dat ghij daer nyet nae en hoirt, off sulx achteruolght, omme alle duysternysse ind onuerstant tusschen onss beiden jn the vallen jn lanckheit van tiden, ende jn den ghij daer nae hoeren wold, solden wij tsamen tot een corte eynde ende expedicie komen, myt weynich moenysse, twilck wij van goider herten gerne zegen, tkenne Got, die uwe eirsaemheiden bewaer langh, vrolich ind gesont. Gescreuen onder onss hantteiken opten lesten dach jnde Mey, anno XCVIJ. Frederick, broider tot Egmont, heer tot Yselsteyn,
tot Bueren, Craynnendonck etc. Get. fhedekick.
Opschrifl: Eirsamen ende wisen, Toirsichtighen heren, vicedomde- keti, dekenen ende capitluleu der kerken then Doem, Tan Oudemunster ende van sinte Marien tUtrecht, ons* goide vrunden. Deel, A. 229. L.
De 5 kapittelen van Utrecht verzoeken hem een under vrijgeleide, bepaaldelijk tot
het innen hunner tienden. Edele, geboirtige, lieue, gemijnde heer. Also wij laitswerf aen uwe edelheiden scriftelick bsgerende waren een vrij vast geleide voer onse dijenres mit den genen, die wij daerom seijnden 5*
|
||||
I
36 FREBERIK YAW BADEN, (1497) souden, omme onss kercken tijenden te gaderen, te mermen ende anders te doen tot onser kercken
meesten profijten, achteruolgende tcompromijss, tuschen uwer edelheiden aen die eene ende cms aen dander sijden voir onsen geneden heeren uan Vtrecht hangende, tot welcker onss begeerten uwe edelheiden sciuende zijn een geleide voer onse dijenres mit behoirlicb getal, om te komen ongelet van uwer edelheiden wegen, omme onse tijenden te keruen en dat koern te teijkenen sonder meer, jndien onse gened. heer voirss. die wtspraick doet voer sunt Jansmijsse, opt welcke, edele geboir- , tige lieue beer, bopen wij v in uwer voerscber memorien wel te wesen, hoe dat int laitste afschei- den voer onse geneden here van uwer edelheit aen die eene ende van onsen gedeputeerden aen die andere sijden versproken ende ouerkomen is, dat onse geneden heer die wtspraeck doen soude, wanneer sijne genaden te vollen beraden waren, pertijen voirss. voer sijne genaden bescreuen wesende, sonder engie termijn of prefijxien van tijt noemende of stellende, ende so oick inden voirss. compronijss van uwer edelheiden ouergegeuen is voer notarien ende tuge, hoe dat wij alle onss ecclesie goeden gebruijcken souden ende uwe hant dair of toget, stellende, die voirss. onse goeden vrij onse profijt daer mede te mogen doen, na inhout des acten daer op gemaict, daer wij tegenwoirdelick copie in desen onsen brieue besloten uwe edelheit van seijnden. Want dan die wtspraeck noch van onsen geneden heeren niet gedaen en is, ouermits dat uwe edelheiden anders belet geweest zijn, ende dat koern ende besonder die rapen en garst, welckmen alle dage mai- jende is, vergancklijck zijn, js dair omme noch onse eernstelicke begeerte, dat uwe edelheiden scriftelick willen geuen geleide onsen dienres mit een behoirlick getall, om mit horen liue en goe- den wagen ende peerden, ende anders daer toe behoef wesende onsen voirss. tijenden te gaderen, te mennen ende daer anders jnne te doen tot onss kercken meesten profijte, achteruolgende tcom- promijss voirss., op dat wij van ons eedts wegen onss kercken gedaen niet gedwongen en worden, daer vorder behulp in versuekende. Ende wes ons heer van wedervaren sail, begeren wij een be- screuen antwoirde van uwe edelheiden, die God onse heer bewaeren wil lanchliuich ende salich. Gegeuen tUtrecht onder tsignet heeren Euerts Zoudenbalch, vicedoemdeken, des wij samentlijck hier jnne gebruken. Opten IIIJ dach in Junio, anno etc. XCVIJ; Prelaten ende capittelen vijff goidshusen tUtrecht.
Opschrift: Edele ende geboirtigen heeren Frederick, broider tot
Egmont, heer tot l.Iselsteijn, tot Buren , tot Cranen- donck etc., onsen lieuen ende gemijnden heer. Deel, A. 230. LI.
Frederik, heer van IJsteUtein, antvooordt den 5 hapittelen van Utrecht onverpligt te zijn
tot een ander vrijgeleide, als hij hun heeft toegestaan. Werdige, wijze en vursichtige heren en guede frunde. Wij hebben uwen brieff ontfangen
en wail verstaijn beruerende van eijnen voirderen geleijde te hebben, omme uwen tijnden oeren vrber te doen etc. Soe guede frunde, en weeten wij sunderling van geenen geleijde, dair wij jn verbonden sijn v off den uwen te geuen na vermoegen dess compromiss an mijnen gen. heren van Vijtricht verbleuen, deine wij so na gegaijn hebben ende na gaijn wijllen, ende woe die vijt- spraick en geschiel, woe onss lieuer wesen sal; thuijssen dijt ende sent Johann heefft mijngen.heer beraits genoch; langer te staijn drijuen boeuen dat guijtlick verbot, wij v geboeden hebben ende iss onss nijet gelegen, ende dattz nijet en geijndt en iss geweist, en quam al bij onssen schulden nijet; alss wij tot Wick ter eynre porten jn quamen so reijsden gij ter ander porten vijt; op sul- |
||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1497). 37
-
cken manijeren verstaijn vvij onss redelicken wail, doch gij kundt wail gemercken, dat wij mijt
sulcker betalijnge nijet te vreden wesen en wijllen, dair omme verfolght gij an mijnen gen. heren omme eiin korte expedicie te hebben an onss, ende suit gij geen gebreck hebben, ofl' hijnder pedaen werden an uwen tijende contrarie wesende uwer segele ende briuen, wij van v hebben, tkenne God, die v altijt wailfarende bewaren. Gescreuen den derden daich van Junnio, anno domini etc. XGVIJ. Frederick broder tEgmont, beer tlJsselsteijn,
tot Bueren ende tot Granendouck etc. Get. FFREDERICK.
Opschrift: Den werdigen, wijsen ende rursichtigeD hceren, pre- laten en capiltelen, den vijir goitshuijss van Vijtriclit, onssen lieuen heren en guedeu vrunden. Deel, A. 231. LII.
Ludolf van Veen antwoordt aan de 5 kapiltelen van Utrecht, hunne belangens in
zake der tienden bij den bitschop te hebben hehartigd. Post plurimas salutes. Recepi litteras vestras, domini et confratres carissimi, quibus me exhor- tamini, ut apud dominum nostrum reuerendissimum Traiectensem operam dare velint, quo dominum de Yselsteyn suis scriptis informaturn facere velit, vt bijs, qui pro decimis ecclesiarum conscribendis ac colligendis palriam suam intraturj erunt, saluum conductum concedat ipsisque ecclesijs earum decimis ac reliquis bonis, in dominijs suis situatis, libere, vti sinat secundum formam et teno- rem romprornissi inter ecclesias et ipsum initi, quibus electis, ilico dominum nostrum reuerendissimum Traiectensem adij , ac, ut premissa faceret nomine ecclesiarum, atlentius rogaui, qui, postquarn litteras ecclesiarum sue dignacioni transmissas perlegerat, promptissimo animo litteras ad dominum de Yselsteyn secundum peticionem ecclesiarum dari mandauit, quorum copiam litteris domini nostri reuerendissimi ad vos iam iterum remissis includi procuraui, vt earum tenor vestras delectiones non lateret et, cum dominus noster reuerendissimus super litteris suis a domino de Yselsteyn responsum in scriptis expostulet, consultum estimabam a domino nostro reuerendissimo petere, \t' liceret vestris delectionibus scripta ilia domini de Yselsteyn aperire ac legere (ut quid agendum \obis fuerit in tempore perpendere possitis) ac scripta ilia iterum obsignata dignationi sua transmittere et, si res- ponsum eius minus conueniens fuerit, (quod tamen dominus noster reuerendissimus minime credit) poterunt dilectiones -vestre mentem suam eodem nuncio significare, qua coguita, omnem conatum impendam, vt ea ad effectum deducatur. Commendo me dignacionibus vestris, quos feliciter valere cupio. Ex castro Vollenhoe, X Junij anno etc. XCVIJ. Confrater vester, Ludolphus de Veno, decanus Traiectensis.
Opschrift: Venerabilibus et circunispcctis dominis, prelatis, decanis et capilulis quinque ecclesiarum Traiectensium, dominis ac confratiibus suis carissimis. Deel, A. 232. L1II.
De hisschop van Utrecht meldt aan de 5 kapittelen van Utrecht zijn schrijven aan
Frederik, heer van Ussehtein, ter dier zake.
Van Goits genaden Frederick, bisscop tUtrecbt, geboeren marckgreue van Baden. Eerbare, lieue vriende, uwe scrijuen ons nv gedaen mit samet den scrijften gij aen vnsenneuen |
||||
38
|
|||||||
FREDERIK VAff BADE]* , (1497)
|
|||||||
van Yselsteijn ende hie wederomme aen v gedaen hebben, hebben wy guetlijke ontfangen ende
waill verslain, ende ter stont onsen neuen van Yselsteijn doen scrijuen, als gij siende werden jnder copijen hijer jnne besloten; ende wes ons des van hem ter antwoert sail werden sullen wij v sender vertreck scrijftelijke te kennen doen genen, onse Heer Got zij mit v. Gegeuen vp vnsen slote tot Vollenhoe vpthen XIen dach jn Junio, anno etc. XGVU. Get. H. HUNDEBEKE.
Opschrift: Dem eerbaeren vnsen lieuen vrienden, prelaten , dekcneu
ende cappiltele vnss Tijff goilslmse lUlredit.. Deel, A. 233.
Het in dezen brief vermeld afschrift is van den navolgenden inhoud:
LIV.
De bisschop van Utrecht verzoekt Frederik, heer [van IJsteUtein, het verzochte vrij-
geleide te verleenen. Frederick etc.
Onsen vrienllijken groet te voerens, edele lieue neue. Onsse vijff goitshuse tUtrecht hebben ons
te kennen gegeuen, woe zij aen uwe lieffden hebben doen schrijuen ornme een vrij vaste geleide voir zij, hoere diernen mitten genen sij senden solden tot enen behoirlijken getall voir lijff, guet, wagen ende peerde, omme hoer tienden te gaderen, te mennen ende te gebruicken tot onss kercken meisten oirbair ende profijt, dair op gij hoen ter antwoert hebben doen scrijuen, indien wij die wtsprake vanden compromiss, tusschen onsen vijff goitshusen ter eenre ende uwer lieffden ter andere sijden gemaict ende aen ons \erbleuen, voirtt sant Johans misse naistcomende doende worden, soe mochten zij ende hoer diernen dair toe dienende mit behoirlijken getall vrij komen, ongelet ende onbelast van uwer wegen, ende keruen en teikenen dat koern in hoeren tienden, gelijck sij sulcx van alden heerkomen gewoentlick sijn te doen, mit voirgeuen, dat -voirss. compromiss nijet langer dan tsant Johanns misse duren ende zij dair jnne vertreck soicken solden etc.; bege- rende dair omme van ons uwe liefden te willen onderrichten den jnnehout der voirss. compromiss, ende jn wat manieren gij dat mit hoen weder aengenomen hebben, op dat zij duerende tvoirss. compromiss, als sich nae jnnehout des selven behoeren solden, vrij veilich ende onbelast van v hoer tienden, als zij van v begeert hebben, moegen gaderen, mennen ende gebruken etc. Soe dan uwe liefden voirgeuende js, dat voirss. compromiss nyet langer dan tsant Johans misse naistco- mende duren solde; js wair, dat sulx waill versproken wert jnder sake vanden compromiss, tus- schen v ende vurss. stat van Vtreoht gemaict, jnden onse stat voirss. dat weder aennemende worde, dat wy alsdan die wtsprake voir tsant Johans misse doen solden; dan wy holden v waill jnnedach- tich, dat gij dat voirss. compromiss, mit vnsen vijff goitshusen jn manieren voir gemaict, weder aengenomen hebben ende gans jn onsen handen gestalt, die wtsprake tot vnsen willen ende gevallen toe doen ende geschien, sonder enigen termijn ofte prefixien van tijt noemende ofte stellende, mer van ons begerende die wtsprake, soe wij ten vollen beraden weren, op dat vorderlixste te doen, als wij te doen toegesacht hebben; bij alsoe wij beijder parthien recht ende probation ijerste by on- partyelijken geleerden gesant ende dair op hadden doen scrijuen , als wij oick doe vnsen vijff goits- husen van v deden scrijuen jnder seluer manieren, dat compromiss aentenemen, als zij gedaen hebben; des haluen oick geen gebreck aen hoer geweest js jn overleueringe hoerre rechten ende probatien, mer sy die eer dan gij die uwe in onse handen sonder eenich vertreck ofte achterholt |
|||||||
BISSCHOP TAW tTRECHT, (1497). 39
gebracht hebben, dwelcke wij aen beijden seijden ene guede tijt geleden aen onpartielijke plaitse
bijden geleerden, omme dair op te scrijuen, gesant hebben ende nv meer dagelix wachtende sijn, ende die pecomen, willen wij soe balde wij jn onsen lande, dair Vtrecht staet, weder gecomen sijn, als wij bijnnen corts te doene willens sijn, sonder enigen vertreck beijder parthien voir ons ver- scrijuen ende ene eijntlijke wtsprake der sake doen. Begeren dair omme vrientlijke van uwe liefden den voirss. onsen vijtt'goitshusen sulck geleide te willen geuen, als zij begeert hebben, ende sich van recht ende formen des compromiss doeh behoiert, vnder anderen jnne houdende: dat die ene parthie voir der andere onbesorget onbeducht etc. sail wesen ende hoer guede gebruken. Ende wes des geschien ende onss vijft" goitshuse voirss. sich des tot v versien sullen, begeren wij ene bescreuen antwoert by desen onsen bode van uwer liefden, die Got Almachtich gesont bewaeren moit. Gegeueu op vnsen slote tot Vollenhoe vpten XJ0U dach in Junio, anno etc. XCVIJ. Den edelen vnsen lieuen neuen Frederick broder toe
-
Egmont, etc. Deel, A. 231.
LV.
De bisschop van Utrecht helooft aan de 5 kapittelen zijne bescherming tegen Frederik,
heer van IJgselstein, bij het innen hunner tienden. Van Goits genaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue uan Baden.
Eerbare lieue vriende. Alsoe wij laitste wt uvven veruolge beroeuende uwe tiende onder ge- biede ende heerlicheit onses neuen van Yselsteijn, omme geleide die te moegen vercopen ende mennen, scrijflelijke veruolch deden, dair op hij ons nv ene vertreckelijke antwoerfdoet, verstaen wij, gij na vermoegen des guetlijken compromiss uwe tiende aen te tasten jn meningen sijn, be- gerende wij u, jndien v des enige jnnedracht geschiede, gebuerlijke voirsich deden etc. Soe doen wij nv weder aen onsen neuen uan Yselsteijn scrijuen , als gij siende werden jn copije van onsen brieue aen hem gesant hier jnnegelacht, diegesien ende gedoirlesen moegen gij v dair nae weten te richten ende voert alle tienden nae vermoegen des compromiss aen te tasten, vercopen ofte mennen, alse dien gebuerlijke sijn sail; ende wairt v des enige hijnderinge ofte jnnedracht gedaen wurde, sullen wij v des tot uwen versoucke nae vnsen vermoegen gebuerlijke voirsich doen. Onse Heer Got zij mit v. Gegeuen vp vnsen slote tot Vollenhoe, vpten XIXea dach jn Junio, anno etc. XCVIJ. ■!:;> ■ Get. H. HDNDEBEKE.
Opschrlfi: Den eerbaeren vnsen lieuen vrienden, prelaten, dekenen
ende capitlele vnss^vijff goitshusen tUtrecht. Deel, D. 235.
Bet in dezen brief vermeld antwoord van Frederik, heer van IJstehtein, is van den
navolgenden inhoud. LVI. . ■
j
Dem hoichwerdigen, jn Gode hoichgeboeren furst jnd uermogende heren Frederick, ge- boeren margraue van Baden, bisscop tUtrecht, mijnen genedigen lieuen heeren. Uoichwerdige, jn Gode hoichgeboeren furst jnd gnedige, lieue heer. Jck hebbe uwer gnaden brieue guyttelick ontfangen doirlesen jnd ter goeder maten waill verstanden, jnhaldende dat uwe gnaden |
||||
40 PREDERIK. VA.K BADEff, (1497).
van mij vruntlijcke begetende sijn, dat jck uwer gnaden vijf goidshusen uan "Vtricht alsulke ge-
leyde geuen wolde, als sij luden van mij begeert hebben ende sich van recbt ende formen dess com- promiss doch beboirt etc. onder meer anderen woirden jnd articulen jn uwer gnaden brijff marck- lich begrepen jnd notiert. Ende so dan, hoichgeboeren furst jnd gnedige lieue heer, jck den voirss. vijf goidshusen op dese selue matery voirss. scriftelick antwoirt onlanxleden dair van jnd lanck heb laten weten, vnde nv van stonden ayn treckende byn nae mijnen gnedigen heeren, eertzhertoch van Oes- tenrijck, durcb sijnre gnaden vermaninge jnd scriften, wair omme jck jnder waerheyt op dese tijt nyet mutich en bin jnt lanck hier op te scrijuen; begeren vruntlijck ayn uwer gnaden mij dit jn den besten willen af nemen, ende so bald jck kan jnd mach wil ick uwer gnaden dair voirder be- screuen bescheyt jnd meyninge wittigen, biddende guytelick uwer gnaden mij doch willen helpen aen eyn korten eynde van deser saicken, aengaende den goidshusen ende oeck aengaende der stadt uan Vtricht, went jck tot nochtoe vanden weerlijcken staten nyet vernomenen heb, des mij vreemt heeft. Hoichgeboeren furst, gnedige lieue heer, wes jck uwer gnaden to wille jnd danck wesen mach, sullen uwe gnaden mij altijt goetwillich jn vijnden na mijnen krancken vermogen, tkenne God Al- mechtich, die uwe furstelijcken gnaden spair jn langen tijden vrolick jnd gesont. Gescreuen tot Gorichem opten XIIJen dach in Junio, anno etc. XCVIJ0. Frederick, broeder tot egmont,
heer tot Yselsteijn, tot Bueren etc. Frederick.
■
Deel, B. 103.
Set in deien brief vermeld aftchrift van bisschops antwoord aan Frederik, heer van Uttehtein, it van dezen inhoud. EVIL
Frederick etc.
Vnsen vrientlijken groet te voerens, edele, lieue neue. Uwe antwoerde op vnse scriften beroerende
vnse vijff goitshusen aen v gesant, daer jnne gij roeren, onder anderen: soe uwe liefden vpdiema- terijen, corts vnsen vijff goitshuse scriftelijke antwoerde gedaen hebben ende nv bij onsen lieuen heren ende neuen eertshertouch Philips uan Oestenrijck etc., jn meninge te reijsen sijn, endewaren gij nijet moetich, op dese tijt jnt lange hijr op te scrijuen, begerende van ons, wij v dat jnden besten affnemen wolden etc., hebben wij guetliche ontfangen ende waill verstanden. Soe dan, lieue neven, als wij verstaen, onse vijff goitshuse jn meningen sijn hoere tienden, als thants die tijt js, nae vermoegen des compromiss ende punten dair jnne benotelt aen te tasten, die te inennen ofte te vercopen, begeren wij guetlijken uwe liefden, hern des gene jnnedracht doen ofte laten geschien, ende hem nae vermoegen der voirss. compromiss, dair jnne uwe liefden sulx ouergegeuen heeft, hoer tienden laten volgen, als wij ons doch ganselijken tot uwen liefden versien, waill geschien sail; ende wairt onse vijff goitshuse voirss. bouen dat guetlijke compromiss hijr jnne enich jnne- dracht geuiele ofte gedaen wurde, mosten wij bem, als uwe liefden waill mercken kunnen, tot hoeren aenropen ende versoucken, als wij te doene schuldich sijn, dair jnne gebuerlijke voirsich doen ende laten geschien, dat wij verhopen van genen noden sijn sail, Got Almachtich, moit uwe liefden lange gesont sparen. Gegeuen vp vnss. slote Vollenhoe, vpten XXen dach in Junio etc. XCVIJ°. Deel, A. 236.
|
||||
BISSCHOP VAR UTRECHT (1497).
|
|||||||
41
|
|||||||
LVIII.
Ludolf van Veen, domdeken, aan de 5 kapittelen van Utrecht, ter dier zake.
Salutem plurimam. Litteras vestras, domini et confratres amantissimi, iterum ad me nunc datas vna cum litteris domini de Yselsteijn, domino nostro reuerendissimo missis hoc die recepi, quas, cum attencius perlegissem, dominum meum reuerendissimum ilico accessi, ac litteras domini de Yselsteijn dignacioni sue exhibui, quas, cum legisset, statim perpendit, dominum de Yselsteijn litteris illis nil aliud quam oc- casionem diflerende responsionis querere, et eum litteras vestras michi missas dignacioni sue exposuis- sem, beneuolum ac promptum ad iterum domino de Yselsteijn scribendum se prebuit, ut ex litteris dignacionis sue ad vestras dilectiones nunc missas clarius intelligere poteritis, quibus etiam copiam litterarum, quas domino de Yselsteijn nunc scribit, includi procurari, ut earum tenorem perfeccius noscere. Valeatis valere vos felices cupio, et si quid obsequii vestris dilectionibus impendere potero, in hoc paratum me offero. Ex castro Vollenlioe, XIX Junij anno etc. XCVIJ. Confrater Tester Ludolphus de Veno, decanus Traiectensis.
Opschrift: Vencrabilibus et cireumspectis liris, dominis, prelalis,
decanis et capitulis quinque ecclesiarum Traiectensium, domiois et confratribus suis carissimis. Dee), A. 237. LIX.
De bitschop van Utrecht zendt aan de 5 kapittelen aftchrift van zijn schrijven aan
Frederik, heer van IJsselstein.
Von Goides gnaden Frederick, biscop tUtrecht, geboiren marggraue uan Baden. Erbaren, lieuen, vriende. Hier jnn versloten senden wy v copy der antwort, ons van onsen
neuen van Ysselstein toecomen, wairop ons beduncken, wilt ghy vwer luede omme vwere tyenden ynteboeren ende anders, wes noet is, van vwer wegen te handelen, woel sonder sorgen ende laiste vyt senden moegen. Vnser Heer Goide zy mit v. Gegeuen jn onsen slote Duersteden opten XXVtea dach jn Junio, anno etc. XCVIJ. Get. hosz.
Opschrift: Den eerbaren, vnsen lieuen vrienden, prelaten, deckenen
ende capittelen onser vijff goitshuijsen tUtrecht. Deel, A. 239.
Dit anticoord luidt alt volgt;
LX.
Dem hoichweerdigen, jn gode hogeboeren furst jnd heren, beren Frederick, marckgreue
van Baden, bisscop tot Vtrecht, mijnen geneden lieuen heren.
Hoichweerdige, jnne godehogeboren furst, geneden lieue heer. Uwer furstlijker genaden brief! aen
mij gesant, beruerende die vijff goitshusen, uwer g. stat van Vtrecht ind dat compromiss tusschen hem
md mij gemaict, als dat selue compromiss toe onderhalden ind hemluden hoir tienden dairop toelaiten
aintasten, mennen md vercopen, ind wert dat hoirlude dair enbouen enige jnnedracht van mij gedaen
wurde, mosten uwe genaden tot hoeren aenroepen ind versueck, afi" die selue v. g. schuldich sijn, dairjnnc
!- 6
|
|||||||
42 PREBERIK VAX BADEN , (1497).
|
||||
gebuerlick voir sich doen ind laten geschien etc., ass die selue v. g. brieff dairaff vorder int lange,
jnnehelt, hebben jck huden tot IJselsteijn ontfangen ind ter gueden mathe verstanden. Soe geneden here, beet, bebbeh mij iiwe genaden vast toe ineer1 tijdeii van desen saken doen scrijven, altijt vermaende des compromiss vurss, sich dat nae haer jnnehalt naegaen solde, hebbe ick dat noch tot tess dage toe vnderholden, ass ick schuldich bijn toe doin, jnnehalt des seluen compromiss, md dat selue oick noch dencke te onderhalden, jndien dat ooick van v genaden ind den goitshu- sen, ast versproken is, vnderholden ind naegegaen wurde; ind oft sulx, geschiet, weten v genaden waill. Ind beruerende tleste punt, als off den voirss. vijff goitshusen dair jnne enige jndracht ge- uiele etc., hoepe jck nijet, dat v g. deshaluen eirige partie sonder reden tegen mij'maicken sullen, aengesien jck mij doch altijt int gevuech ergeuen , ind mijne gebreken inne handen van mijnen geneden heer vwer genaden brueders ind jn uwen genaden handen aen noetz gestalt hebbe, nae lade mijnre segele ind brieue, ind dat zij mij doen bouen sulck guetlick verbhjff ind oick guet- lick gebot jck den vijff goitshusen hebben laten doen, geerne jn uwer genaden ongenaden brengen en kan jck nyet verbeteren solden, ind hope dat ick mij noch sus lange alsoe gebuerlick ind ge- vuechlick gehadt hebbe jn den saken, dat jck my getrouwe, will Got, voir alien heeren ind lursten waill te verantwoirden; dan konde ick uwen g. anders jn enigen saicken dienst ofte will doen, dairtoe solden mij altijt gansswillick ind berert vijnden dieselue uwe f. g., die onse Heer Got in frouden gespaeren will. Gescreuen opten XXIen dach van Junio, anno etc. XCVIJ. Ind gened. heer, alsoe uwe genade duck jn anderen brieuen mit gescreuen hebben, hijer be-
uoeren geleide toe geuen, aff ind aen toe moegen komen etc. Soe g. lieue heer, en is van gherjnen noede hemluden van mij geleide toe hebben, soe zij doch altijt, jnnehalt dess compromiss, van aff ind aen komen moegen; oick en js hemluden noch tot desen dage toe anders nijet eruaeren oft vurkomen, hoewaill die wtspraeck vanden compromiss belt vp Lichtmiss, des noch nijet geschiet en js. Datum ut.
. . ..■ . i ■ . ■ . ■ ..'
Frederick, broeder tEgmont, heer tot IJselsteijn,
tot Bueren, tot Cranendonck etc. ■'.'..' .
Deel.A. 240,
LXI.
Ludolf van Veen, domdeken, aan de 5 kapittelen van Utrecht, ter dier zake.
Salutem plurimam. Litteras vestras, domini et confratres amantissimi, jam tercio ad me datas vna cum litteris domini de Yselsteijn, domino nostro reuerendissimo missis cum christiano nuncio recepi dominoque nostro reuerendissimo suas litteras presentaui, quarum tenorem, ut clarius noscere valeatis, earum copiam vobis per dominum nostrum reuerendissimum transmittj procuraui, et quamuis in litteris suis principalibus satis ambique respondeat taciteque imminat compromissum, sibisignatum non fore, ipsumque compromissum vsque ad festum purificationis tantum durasse, quorum vtrumque aliter se habet, cum compromissum sit in cedula. Tamen littere sue inclusa scribit vobis juxta formam compromissi saluo conductu opus non fore, in quo uerum scribit, cum in ipso compromisso tantum sit, vobis licere libere in patriis suis conuersari, bonisque vestris libere vti et frui. Et opinione domini nostri reuerendissimi et mea, si saluum conductum ecclesie ab eo non postulassent, consultius egissent, nam id petendo videbantur aliquantum et viribus ac tenore |
||||
SIS8CH0P YABT UTRECHT (1497). 43
compromissi hesitare, in hoc puta libere jn sua patria conuersarj poterant, et quamuis ex habundan-
tiori cautela id per ecclesias actum sit, non tamen expedire \idebatur, vt ei quoquo modo apparere
posset ecclesias de hoc dubitare, cum itaque in fine lkterarum vestrarum meam de hac re opi-
nionem scire pecieritis, sub correctione vestra michi cOnsultum etfpediensque videretur, vt decimas
vestras apprehendatis vendendo iuel euchenda, vti ecclesiis vtilius fore putaueritis, si tamen euchere
illas placuerit, cauendum erit* rie aurigas uel curias Traiectenses habeatur, nam eorum eompro-
missum jam expirasse hie jntellexi. Valere vos feliciter cupio. Ex castro Vo-llenhoe, XXV J Junij,
anno etc. XGVU. v . ■ .., ,
Non dissuaderem, ut qoodlibet ecclesiarum vnum currum vel duos pro decimis euehendis sibi
compareret, si eas euehere decreueritis potius quam uendere, nam in propriis curribus nullum
periculum formidarem , facilique aurigas reperietis, qui in propriis suis tutj conuersari poiuerint.
Hoc tamen totum vestris discretioni ac consilio committO. i
hi 'Miff' . ■'..'.■
Ludolphus de Veno, decanus Traiectensis, confrater vester.
Opschrift: Venerabilibus et circumspectis viris et dominis, depu-
latis qninquc ecclesiarum Traiectensium, dominis et confratribus suis et carissimis. Deel, A. 288. ■ :! ■ :.. (bloil ' '.,■■:: '
LXII.
De bisschop van Utrecht zendt aan de 5 kapittelen zyn dan Frederik, heer van
IJsselstein, ingeval van ongunttig antwoord, te zenden brief.
, ■....■
Von Gottes gnaden Frederick, bisscop tUtrecht, marggraue van Baden.
Erbaren, lieuen vriende. Vvven briefF ons nw gesant, roerende van dem brieue onse neue van Ysselstein aen onse drye state gescreuen hefft, dair van ghy ons copie senden, ende woe nue onsen ende onses voirss. neuen van Ysselstein laisten schriuen ende formen des compromiss, ghij vwe ge- schicten gesant hebben tot Ysselstein, ende in den land aldair ome vwe sroal tienden, die nw eens deels bereyt sin, te ontfangen, begerende etc., hebben wy guetlicke ontfangen ende wail verstan- den, ende hebben deshaluen van stond aen, aen onsen neuen van Ysselstein doen scriuen, des ghy suit 6ien werden jn copien hier jn gelacht; ock mede heiFt ons vwe medebroeder, heer Jacop uan Apeltheern vyt bevele, hem in vwer credencie gedaen, te kennen gegeuen, woe ghij an onsen neuen voirss. veruolch gedaen hebben, omme sekere mandate van hem te erlangen, omme vwen pachteren te gebieden, sie v vwe tienden sonder jnnedrachte iaten volgen ende gebruycken, dair van ghy noch geen antwort ontfangen, meer dagelix wachtende werden, senden v dairomme den brieft wy aen onsen neuen voirss. doen schriuen, op dat ghy hem den voert senden moegen, soe ghy geen guede antwort van hem ontfaen wurden, offt anders den te beholden; ende soe die antwort nyet ten besten geuele ende ghy hem onsen brieff soude senden wurden, js onse will, ghy die antwort, hie ons dairop senden werdt, opbrecken ende lesen, omme v dairnae moegen weten te richten. Vnse Heer Gott zy mit v. Gegeuen jn onses 6tadt van Grunijngen, op ten Xeu dach jn Julio, anno XCVIJ. Get. hosz.
|
||||||
Deel, A. 221.
Ret in den brief vermeld afschrift luidt aU votyt : 6*
|
||||||
H FREDKBIK VAN BADEW, (1497).
LXI1I.
Z?« bittchop van Utrecht verzoekt Frederik, Aeer ran IJttehtein , zich duidelijk
omtrent het toestaan van het vrijgeleide te verklaren. Vnsen vrientlijken groet te voeren, edele, lieue neue. Vnse vijff goitshuse hebben ons nv doen serijuen, woe zij in meniDgen waeren hoer tienden jn uwe liefden gebiede ende heerlicheit nae den compromiss, tusschen hem ende v wesende ende oick nae uvveh scrijften van den date des XXJea dages uan Junio, lestleden aen ons gesant, die onder anderen jnneholden: uwe liefden dat compromiss jnhalt des seluen nae gegaen hadden, ende dat noch te onderhalden jn meningen wa- ren etc. Desshaluen sij seker hoere geschicten in uwer liefden bewijnde, omme haer tienden ende -gueden aen te veerden gesant hebben, soe die smale tiende deels waill te ontfangen bereit sijn, den alle nijet tegenstaende en hebben zij die nijet moegen weruen, mer hem bij uvven ondersaten bedecktlijke ter antwoerde gegeuen is, sij nijet en weten, ofte dat uwen wille sij ofte nijet, want hem geen beueell dair off inder kercken gedaen sij, alse dat gewoentlick sijn soldo, iiiet achter- haldende bedecten woerden etc. Ende soedan, lieue nene, dat compromiss bij consent ende wille beijder parthijen tot onsen guetduncken ende geuallen ende nijet thent sant Johan lestleden Yerlen- get is, dair nae, ende oick nae eenre jnne gelachter cedulen jn uwer liefden brieue als voirss. aen ons gecomen, die jnneholdende is aldus: jnd geneden heer, alsoe uwe genaden duck in anderen brieuen niet geschreuen hebben, hijer beuoren geleide te geven, aff ind aen te moegen comen etc. Soe, geneden lieue heer, en is van geenen node hemluiden van mij geleide te hebben, soe sij doch altijt, jnnehalt des compromissis, vrij aff ind aen comen moegen, oick en is hemluden noch tot desen dage toe anders nijet eruaren ofte voir komen etc., nijet behoeuen en solden men onsen vijff goits- husen enige jnnedracht ofte vertreck in hoeren tienden mit manieren als voirss. maken solde, mer hem ganselijken laten volgen. Wairomme wij guetlijke begeren, uwe liefden hoeren ondersaten sulck beueell, tsij mit kercken sprake oft ander, nae aide gewoente doen wille, dairmede onse vijff goitshuse hoer koerne ende tiende, alse dat immers behoert, sonder enich vertreck ofte achterhalt van hoeren pachteren mennen ende gebruken moegen, sullen wij ten ijersten die sake, ende wij in onsen Nederstichte gecomen wesende, dat wij hopen corts geschien sail, ene eijntlijke wtsprake doen, des onses redelijke gene clagen sullen sijn. Ende wat des geschien sail, daer off begeren wij ene guetlick bescreuen antwoerde van uwen liefden, die Got Almechtich salich ende gesont altijt bewaren moit. Gegeuen in onss stat van Groningen, vpten X dach in Julio, anno etc. XCVIJ. Deel, A. 242.
LXIV.
Philip* van Bourgondie verzoekt den 3 staten van Utrecht, aan Frederik, heer van
IJsselstein, zijne vertchuldigde penningen te voldoen.
Bij den ertshertoge uan Oestenrijck, hertoge van Bourgoingen, greue van Vlaenderen,
van Hollant etc.
Lieue ende getruwen. Onse getrouvve neve, die heer van Yselsteyn heeft ons te kennen gege-
uen, hoe al ist zoe, dat ghy luyden naer jnhoudt uwe zegelen ende brieuen, die hij van v heeft,
ende zekere composicie, die ghy mit him gemaict heft, him schuldich zyt zekere somme van
pennyngen, ende dycwyle daer omme vermaent geweest hebt, omme hen dairaff betalinge te doen,
|
||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1497).
|
|||||||||
45
|
|||||||||
zoe blyft phy des onwillich. Waeromme wy an v luyden scryuen, versoucken en begeeren, dat
pby den voerss. onsen neue van Yselsteyn vernouth eude betaelt van zyne verscheenen pennyngen, naer inhout van uwen brieuen; want daer des niet en geschiet, zullen wy denseluen van Yselsteyn recht en justicie doen ende laten wedervaeren, als des van rechts wegen behoeren sal. Lieue en fetrawe, God zy mit v. Gescreuen in onsen huyse ende dorp vander Hage, vp ten XVcn dacb in Julio, anno XCVIJ. Get. phs". lager bamijit.
Opschrift: Onsen lieuen ende waerden heeren, prelaten , deeckonen ende capittelen
der vyir goidtshuysen lUtrecht, ende onsen lieuen ende getrouwen gemeyn ridderscap des Nedergestichts, ende onse goede vrunden, borgemeisteren, scout, scepenen ende raedt ende nyeuwe der voorscr. stadt ran Vytreclit, samentlyckca ende ijegelyck bysonder» Deel, A. 243. - - :
LXV.
Frederik, heer van IJsselstein, weigert can de kapittelen de inning hunner tienden,
voor de nitspraak des hisschops. Werdighe, hoigeleerde, eirbare jnd eirssame, lieue herenjnd gude vrunde. Uwe laelste scrijfl'ten ain mij gesant jnt langli jnhalden, dat v bespijert wurd uwe thienden jri mijn land van IJssclsteijn geuallen, orn te moegen fueren jnd te gebruken, mijt meer anderen woerden, heb ic ontfangen, gelezen jnd ter gueden mathen wail verstain. Dair vp v geliefft te weten, dat ick achteruolgende sulcken aflgescheit mijt uwen geschicken vpten IXcn Julij geleden gemaickt jnd gesloten, begrepen dat ick vergonnen wold, dat men die brieue van den thienden inte fueren slaen mucht ain den porthen ind kercke doere tot IJselsteijn, dat v nijet bespijert en iss, alss ic versten; dan ghij zijdt een deels der tot gebruke komen ende, soe ick nu verstae, wurd bet dat mijnen feit mijsselicken voirgegeven van der stat van Vtrecht, dair dorch claerlicke oir gonste tegens mij ind den mijnen geopent wurd, dess ic mij denck te beclaigen, jnd heb dairvan jnd dessgelix van dess zaeken mijn antwordt gescreuen jnd gesant mijnss her g. van Vtrecht, die mij oick hijr van gescreuen hadden. Ende soe nv gijsteren uwe geschickte bij mij ind den mijnen tot IJsselsteijn gewest sijn, ind trac- tiert van dess maken vanden thienden, ende twijue ick deselue en hebben v onderricht van onss antwoirdt, die doch jnt sluijten wass: dat, aingesien die stat Vtrecht alsoe ongonstelicke mijt voir- gaende perteinzacien toende jnd begere tegens mij ind den mijnen, (dat ic wail walde noch afl' gestalt ind cassiert wurde), soe en wert mijnre meijninge nijet, dat men bijnnen Vtrecht enige wtter mijnen landen fueren solde te behoeren den geestelicken oft' werentlicken; dan soe dat compromiss noch onverclaert staet, dair mijnss heren geene wtsprake van doen willen, alss ick verstae, korts, salt mij belieuen, dat uwe tbienden bijnnen mijnen herlicheit aingespuert ind dair gelacht worden, md blijuen then tijden, dat dat compromiss vutgesproken wer. Ende omme v gude gonste te onderstaen, heb ic hijr bij gescreuen die geleijtsbriefl' ain uwen scbolten, alss ghij sien nioe^h. Ende will doin vernemen nae den gheenen, die uwen wagenar beanxt befit jnd; soe ic sulck verne- men, onuerschult geschiet te sijn, verdenck ic hen dairnae te straefen, jnd said gerne onderbalden, soe ver mij noch mijn segle ind brieue ic van v hebbe gehalden wurden, die gude gonste mijt v te ouerstam, dat ic gerne seghe; ind heb oick nv gelesen onse compromiss, dat soe ver nijet streckt, alss die scrijfl'ten ain mij gesant dat vermoegen. Begheren suss, dat ghij noch wilt fuegen, |
|||||||||
FREDERIK VAIT BADE5, (t497)
|
|||||||
40
|
|||||||
dat ic betaelt word, om onse gonste te onderhalden vander kost ind onliden te vermijden, dat ic
gerne sage, kenne Got, die v gespaeren moit langen gesont. Gescreuen jn profesto Marie Mag- dalene, anno etc., XCVIJ. Frederic, bruder tot Egmondt, heer tot IJsselsteijn,
Bueren ind Cranendonck. Get. FREDERICK.
Opsehrift: Den wcrdighen; hoiggeleerden, erbaeren jnd eirssamen dekenen inde
capitulen der \ijff goetshusen bijnnen Vtrccht, samentlickc jnd elck bijsonder, uiijneu lieuen hcrcn jnd gudea vrunden. Deel, A. 244. LXVI.
frijgeleidehrief van Frederik, heer van IJsselstein, verleend aan de 5 kapittelenvan Utrecht.
Wij Frederick, bruder tot Egmondt, heer tot IJsselsteijn, Bueren jnd Cranendonck, doin
kond ende bekennen overmijtz desen onsen hantgeteijken, dat wij vergont ende verleent hebben, gonnen ind verleenen, in crachten des apenen briefen hantgescrijften, den eirbaren Ott Hacke, Arnt van Amerongen ind Willem van Ass, schouten inden Doera tot Auder Monster ind tot sunte Marien tVtrecht, sementlick ende elck van hoer bijsonder, onse vrij, vast stracke geleijde te voet ind toe perde, toe water ind to lande, aen de komende ende verblijuende doer ende in onse heer- liclieit ind lande ind stat van IJssellsteijn, omb aldair te verkeeren ende communiceren mijt mij ende den mijnen, ondersaten ind dienres ind hoeren pechteren, om den goetshuysen bynnen Vtrecht hoir thienden te dourfueren ende te mennen, doch dat sij die vtt der heerlicheit vurss, nijet en doin fueren; ende voirt myt hoeren pechteren te ouerdragen, alst behoeren ind hoer guetduncken sail, duerende wess Bartholomei nestkomende, allet sonder argelyst. Orkonde onss hantteykens hyr beneden opgesat. Geschiet op sunte Marien Magdalenen auont, anno Domini, etc. XCVIJO. Get. FREDERICK.
-
Dec], A. 245.
-
LXVII.
Maxitniliaan van Oostenrijk aan het kapittel van den Dotn te Utrecht, ter zake
van een aan zijn raad, Simon van der Slui* , domproost, te verleenen uitstel, tot aan diens terugkonut uit Saxen. De par le roy.
Chiers bien amez. Pour ce que nostre ame et feal conseillier et maistre des requestes ordi- naire de nostre hostel, maistre Simon de Lescluse, vestre dompreuost est presentement en Saxsonne occupe desd. nous, au rnoyen dequoy il ne se peut trouuer par dela, nous vous requerons tres acertes et jusques a sa venue, qui sera bien brief, vous veuilliez differer du fait de lofibcial, quil vous doit nommer et le remettre jusques a son retour. Enquoy faisant nous feres seruice tres agreable, chiers et bien amez. Nostre Seigneur soit garde de vous. Donne en nostre ville de Bruxelles, le Xme jour de Aoust, IIIJXXVIJ. Get. maxim r. lager le flameng.
Opsehrift: A noz bien amez, les doien et chapilre de saint Martin dUtrecbt. Deel, A. 246.
|
|||||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1497).
|
|||||||
47
|
|||||||
LXVIII.
De bisschop van Utrecht verzoekt aan de 5 kapittelen hunne gedeputeerden te zenden,
om zijne uitspraak in zake der tienden te vememen.
Van Goites gnaden Frederick, bischop tUtrecht, geboiren marggraue van Baden. Erbaren lieuen \riende. Ons heff't onse neue van Ysselsteyn op bude doen verkunden, woe by op morgen te auent selffs offte doir sine vollmachtige bottschap gedencke hier tot Wyck te erschienen, omme den vytspraecke tusschen v ende hem van ons te ontfaen etc. Wairomme vvy aen v begheeren, ghy uwer vriende mit voire maicht ordinieren, op morgen te aue^it off' aen woensdage vast vroege oick alhier tot Wyck te cornen jn den voirss. saeken te doene, alsbe den geboirlicken sin salle sonder jnnevallen. Goit zy mit v. Gegeven op onsen slote tot Duersteden, opten XIIIJeu dach jn Augusti, anno etc. XCVIJ. Get, iiosz.
Opschrifl: Den erbaren, vnsen lieuen vrienden, prelaten, decken ende capittelen
cnser vyff goitshuyser bynnen onser sladt van Ytreclit. Deel, A. 247.
LXIX.
De bisschop van Utrecht antwoordt aan de 5 kapittelen, dat hij ter zake der tienden,
de verzochte dagvaard tot aan de terugkomst van Frederik, heer van IJsselstein, meent te moeten uitstellen. Van Gots genaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbare, h'eue vriende. Uwen brieft' ons nv gesant, roerende woe die duisternissen tusschen
deken ende capittel onss kercken tsant Marien tUtrecht ende onsen neuen van Yselsteyn, alse van den nijen tienden,., sij inden lande van Yselsteijn leggende bebben, noch nijet bij ons verclaert syn, ende alsdan den dach der betalinge alse vanden sesshondert gulden nv Victoris aenstaende js, begerende van ons, omme die duysternisse nedergelacbt te mogen worden, wij hijer en bijnnen, omme die verclaren, tusschen den voirg. parthien enen dach beraemden etc., hebben wij guetlijke ontfangen ende waell verstaen. Soe dan wij ter wairheit berichtet syn, onse neue voirss. nijet bijder bant, mer by onsen heren ende neuen den eertzhertouch getogen is, ende is nyet gelegen op dese tijt, also hy wtlandich is, eenige sekere dage cortelick te ramen, mer ten ijersten hij sich bijder hant stellende wert, sullen wy nae uwen begeren, uwen scrijften veruolch doen. Got zy mit v. Gegeuen vp onsen slote tot Duerstede, opten XXIIJen dach jn Septembri, anno etc. XGVJ. Get. hosz.
Opschrift: Den eerbaren unsen lieuen vrienden, prelaten , dekenen ende capittelen miss vyff goilshusen tUtrecht. Deel, A. 249.
LXX.
Burgemeesteren, schepenen ende raad der Had Zwolle, daartoe verzocht door Drenthe,
verzoeken de voorspraak der 5 kapittelen van Utrecht hij den bisschop, ter kwijt-
scheldtng der aan Drenthe opgelegde boete, tcegens het wangedrag van eenige hunner
onderzaten, bij gelegenheid zijner inhuldiging.
tdelle, werde ende wyse, bysonder lieue heren ende guede vrunde. Vnlanx verledden hadden dat
lant van Drenthe oir deputierde vrunde by ons gescbikt, ter kennen geuende, woe dat sye in vn-
|
|||||||
48 MEDERIK. VAN B.U)EIf (1497).
wijllen ende indignatie mijt den hoichgeboren ffurst, onssen gueden lieuen heren, gekoemen synt,
vermits dat sommyge synre gnade ondersaten aldair, doe syne gnade weren in Drenthe, om die oelde gewoente synre gnade voirvaders te achteruolgen, sich onbeheohliken tegens syne gnade ge- hath hebben, dat doch den wijesten ende besten Tan bem, soe wij uerstaen, zeer leijt was; dair op syne gnade scbarplicken an bem deeden veruolghen, syne gnade Tan alsoedane achterdeijll beteriuge te doene, offt zijne gnade dochten anders dairop verdacht te wesene. Soe hebben sije sijnt den tijden twe reijse by syne gnade gehath oir deputierde vrunde, rorende, woe dat solx nicht mit moitwyllen, dan vermyts onwettenbeit synre gnade buren aldair gescheit, dat hem alien van gansen herten zeer leyt weere, ende walden gerne im synre gnade vruntschap ende gunst toe heb- ben, als gehorsame ondersaten doen, men oirre ter redelicbeit nicht mys dancken solde. Dair op syne gnade van hem hebben doen eyschen eyne tnerckliche somme geldes, ende eyne tyt gesath eyn antwort dairop toe geuen, dwelcke somme geldes den schemelen huysman, soe sie seggben, vnuerdorven tblyuene wel te zwaer vallen solde; van ons begerende, als oeren neyesten mede onder- saten, in mijddelen tyden an syne gnade toe scryuene, mijt begerte desse saeke ten redden ende ter guytlickheyt koemen mocbte, die wolden des alynck ende all by synre ff. gnade, synre gnade hoeghen wysen raide, by synre gnade ridderschapen, steeden an desse zyde der Yselen ter vrunt- schap verblyuen, ende doen by synre gnade ende hem luyden, alse onderdanyge aire byllicbeit ende soe guede getrouwe ondersaten schuldych synt te doen etc., tot welcken \erblyue sye uth synre gnade antwort ons dair op gesant mercken, syne gnade geyn toeneghen noch behach te hebbene; wairom sye oir vrunde wedder by ons gehath hebben, begerende zeer vruntlycken an ines lyeffden, als medeledden Gestichtes, jnt guytlicheste te doen scryuen desser saeken ghelegenheit, op sye die beth onssen gneden heren gratie dorch ines lieffden begerte recupereren mochten; oick ander- maels desse saeke geheyll ende gans verbedende by onssen gneden heren, by synre gnade hoeghen reeden, by ines werde lijefften, prelaten ende vyff goitshuscn ende by den staten van synre gnade landen an beyden sijden der Yselen, ter vruntschap offte toe rechte, mer lieuer ter vrontschap toe verblyuens ende doen tot kentenisse synre gnaden, jnes lyeffden ende hem luyden voirss. alsoe, dat men verre in geynen dynghen byllik myt redden nicht mys dancken en sail, gelick wij syne gnade vts oerre bedden wyllen oick nv hebben doen scryuen. Ende want wy aldus vruntlicken van hem veruolch werden, ende sye sych aldus guytlicken ende hoichlicken erbeden , solden wy, als lieff'hebbers synre gnade ende syne gnade land, gerne enyghen onwyllen, tusschen synre gnade ende synre gnade ondersaten verresen, mit vruntschap voir vencklicken, des wy nicht en hoeppen, men j ons qwelicken affnemen end int archste keren sail. Begeren dairom seer vruntlicken byddende, dat jnes weder lyfFden desse saeke doch mede ten herten nemen, ende alsoe an syne gnade helpen | voeghen, soe sie oick oir vrunde nv by syne gnade geschyckt hebben, desse saeke int scharpeste onveruolcht offt nae oeren vorss. verbeede myt genoege neddergelacht werde, opdat syne gnade erlichest versoent ende synre gnade schemelen ondersaten onuerdoruen blyuen; dairtoe wy ons I oick gerne bedyghen onssen vlyt ende arbeit nicht sparen, gelick wy genslicken vermoeden jnes lieff'ten oick dar to raden wyllen. Ende begeren des hyr van bij dessen onssen boeden guytlicke bescreuen antwert vanden seluen nwen edellen werden ende wysen lyeffden, die Got tot langen , tijden behoede gesont. Gescreuen op Saterdach nae Mathei apost., anno etc. XCVIJ°. Burgermeisteren, scepenen ende rait der stad Zwolle.
Opschrift: Dera edellen, werden ende wysen heren, prelaten ende capittelen der vyff
goutshusen bynnen Utrecht, ynssen lieuen heren ende guden vrunden. Deel, A. 250.
|
||||
BISSCH0P VAH TJTRECHT, (1497).
|
|||||||
49
|
|||||||
De heide brieven der ateden Deventer en Kampen, gedagteekend 24 September, zijn nage-
noeg van denzelfden inhoud. Zie Deel D. 143 en Deel A. 251. LXXI.
De butchop van Utrecht verzoekt Herman Lochorst, ter zake van de betaling der
aan Frederik, heer van Usselstein, verschuldigde penningen.
Van Gottes gnaden Frederick, bischop tUtrecht, geboren marcgraue van Baden. Erbare, lieue, getruwe. Soe als wy in meyninge sin, mit der hulpen Goides ons op morgen Sattersdage te voegen by onsen neuen van Sachssen, omme onse borgere van Vtrecht so tot Ge- lekem gevangen sin te bescriuen, ledicb te maken, willen wy ghy by onsen vyffgoitshusen tUtrecht bestellen, zy mit den mynder den dach van mondach nerstkomende, alhier tot Duersteden ver- raempt is tuschen himluden ende onsen neuen van Ysselsteyn, hemluden ende die pennynge alhier brengen, dair wy einige van onseren dieneren alhier laten sollen, omme die seluen van hem te ontfangen, omme dat geen voirder verhinderinge jn die saken falle. Gott zy mit v. Gegeuen jn onsen slote Duerstede, opten VJten dach jn October, anno XCVIJ. Get. hosz.
Opschrift: Den erbaren, vnsen Lieucn getrawen raide ende vicaeren ,
heer Herman Lochorst, decken vuser kercken tot Ouden Minister tUtrecht. Deel, A. 256. LXXII.
frederik, heer van Ustehtein, dringt bij de 3 staten van Utrecht aan op de vol-
doening zijner, krachten* hezegelde brieven, verschuldigde penningen. Weet, erwerdige heren van den vijff goidshuijsen, goede vrunden, ende ghij gemeijn ridder-
scappe ende stat van Vtrecht. Alsoe inden Werde uan Vtrecht tusschen den drien staten ende ons een zoene gemaickt is, die gij ridderscap ende stat van Vtrecht bezegelt bebben, soe begeren wij claerlick scrifftelicken bij brenger van desen to weten, off gij die voirscr. zoenen brieuen on- derhalden willen off nijet; ende jndien gij van alsulcken merjnenge nijet en sijt, soe treden wij van den compromiss tusschen v ende ons gemaict ende gebleuen, ende dencken voirtan onse pen- ningen , na vijtwijsinge onser bezegelder brieue to achtervolgen, soe ons dat best dijenen sail. Hijr van uwe bescreuen antwort bij brenger van desen, omme ons to weten dair nae te richten. Gescreuen opten XXIIJ«n dach in Octobri, anno XCVIJO. Onder onse hantteijken Frederick, broeder tEgmont, heer tot Usselsteijn,
tot Bueren ende tot Cranendonck. Get. FREDERICK.
Opschrift- Den erwerdigen, prelaten, dekenen ende capittelen der vijff
goidshusen bijmien Vlrecht, onsen gueden rrunden ende gemeijn ridderscap ende stat van Vtrecht, staten des Ne- derslichts van Vtrecht Deel, A. 258. |
|||||||
W PREDERIK TAW BADEN (1497, 1498).
|
|||||
LXXIII.
Frederik, heer van JJsselstein, verzoekt aan de 5 kapittelen van Utrecht, de ridderschap
en de stad Utrecht te hewegen tot de nahoming van den met hem getroffen zoen. Eirwerdege, eirsame, wyse, guede vrunden. Wf dancken uwe eerwerdieheiden van goede betalinge herkomende vanden zoenen, tusschen den drien staten ende ons lest voir Vtrecht gemaickt, aingaende uwer portien. Dan soe het schynt, soe zijn die ander tween staten, te weten: ridderscap ende stat van Vtrecht, van ander meyninge; want, soe schynt, soe en willen zy der soene nyet vn- derhalde; waer omrae dat wy ain den drien staten gescreuen hebben, by brenger van desen, omme dair verstant ende welenscap scriftelicken te hebben, off zy der voirss. zoenen ons onderhalden willen off nyet; want jndien zy die soenen nyet en wolden onderhalden, soe beduchten wy, dat tot meer- der verderffeniss ende moeijeniss te moeten komen, van den welcken wy uwe eruen ende goeden nyet en sagen te bescermen, dat welck onss leet wesen solde, soe uwe eirwerdicheiden uwe aindeel ende part waill betailt bebben. Waeromme dat wy dit aldus aen uwe eirwerdicheiden gescreuen hebben, omme den anderen tween staten alsoe te onderwysen, dat sulcx uerhuedt wordt. Datgonne ons Got, die uwe eirwerdicheiden bewaren willen. Gescreuen onder onse hantteyken, den XXIIJen dacb in Octobrj, anno XCVIJ0. Frederick, breeder tEgmont, heer tot Ysselsteyn,
tot Bueren ende tot Craendonck etc. Get. FREDERICK.
Opsthrtfti Den eirwerdigen, vromen, eersamen prelaten, dekenen ende capitulen
der vyff goedshuysen binnen Vtrecht, onssen gemyuden vrienden etc. Lecta in capitulo XXVIJ Octobris, anno XCVIJ0. Deel, B. 104. LXXIV.
De stad Renen aan de geestelijkheid, de stad en steden van het Sticht, ter zake van
het mede verschijnen der steden op den regtdag des bisschops. Eirbere ind vrome lieue heer, ind heren ind geminde goide vrunde. Uwen lieuen brief ons
gesant, dat derde capittel beruerende die saic, of die stat inde steden des Gestichtc ind hoir bur- geren op ons genaden beren recht oic ten oirdel mede gaen sullen of niet etc., hebben wij guetlic ontfaen, ind redelic jnden besten verstaen. Wairop v liefden wij te kennen gheuen ind laten we- ten, dat die stat ind steden ende boir burgeren des Gestichts van Vtrecht bij tijden bisscop Fre- derick van Blanckenem, bisscop Rodolphus van Diepholt ende bisscop Dauids van Burgon. onss gnedigen seleger beren, opten recht ende totten recht ten oirdel gegaen hebben, ende die edele doirluchtige, vermogende furst, onse genaden here Frederick, geboren marcgreue tot Baden, onse priuilegien, recliten ind oude hercomen etc. geconfirmeert heeft, so bliuen wij dairbij , dat die steden ende burgeren vurss. int recht inde ghewoenten sullen tot ons gneden heren recht ordel helpen vijnden ende wijsen. Jnden besten nemende, Gode bevolen. Gescreuen onder ons burger- meisters segel, gebrukende jn desen, swoinsdach st. purificationis Marie, beatissime virginis, anno etc. XCVIIJ. Die stat Renen.
Opschrifl: Die eirbere ind vrome doemdeken, heren van de ecclesie, stat jnde steden des Gestichts, vergadert then generael ca- pittel tUtrecht, onse lieue here ende geminde vrunde. Deel, D. 146. |
|||||
BISSCHOP TAH BTHECHT, (1496). 51
|
|||||||||
LXXV.
|
|||||||||
De bittchop van Utrecht aan de 5 kapittelen van Utrecht, over de geschillen tusfchen
de ridderschap en de steden ter dier zake gerezen. Van Goits genaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbare, lieue vriende. Alsoe sekere twiste ende scelingen verresen sijn tusscben vnse ridder- schap ter eenre, ende onsen steden ter andere sijden, als wie op vnsen rechtdage ten oerdele gaen sail etc., daerop gij hemluden tot onss begeerten voir v te comen ten capittell generaill beb doen verscrijuen, soe dat dair op vort vten ijersten woerde omnie wederwoerde gegaen sijn, ende ten anderden zij aen beijden zijden hoir bescheit, een jgelick sich mede te bebelpen meende, bij brengen soude; ende als gij dair ten lesten beider parthien bescheit gehoert ende ontfangen hebbe, begeren wij guetlijke, gij dat doersien, v dairop rijpelijken beraden ende hoerre beider bescheit mit gansen vlijte overleggen, ende ons daer nae mit ten ijersten uwe guetduncken ende meninge dair aff wittigen, omme ons dair nae jnder saken gebueriijke te moegen bebben; want wjj ende onse vndersaten bij langer vertreck onses rechtdages tot merckelijken schaden ende acbterdeell gestalt mochten werden. Hijerjnne v neerstich bewijsen, als wij betruwen. Onse Heer Got zij mit v. Gegeuen vp onsen slote tot Duerstede, vpten X Jcn dach in Februario, anno etc. XGVIIJ. Get. HUNBEBEKLE.
Opschrifti Den eerbaren vnsen Heuen vrienden , prelaten , deken
ende capittelen vnss vijll' goitshusen tUtrecht. Dee), D. 147.
LXXVI.
Frederih, heer van IJsselstein aan de 3 ttaten van Utrecht, over het onderhouden
van den met hem getroffen zoen. Eerwerdige, edelle ind unse vrunden. Ick en twiuell nijet v en sij waill indechtich, dat ick
ter eren ind ter begeerten des hoechwerdegen, hoichgeboeren fursten, heren Frederick, geboeren lnarckgreeff' van Baiden, bisscop tUtricht ende des hoechgeboeren vermogende fursten, heer Crys- toffell, marckgreue tot Baden etc., alien verwonnen goiden, den die van Vtricht toebehoirden, geystelick ende werlick, oirre beijder genaden the lieue wt mynen handen gestalt ende ontslaigen hadde, die welke ick niyt alien lantrechten, dair die goeden gelegen sijn, affgewonnen hadde, ende nv hemluden wederomme gegunneu hebbe, ter begerten der twije fursten voirss., omme mijn pen- nyngen myt vruntscappen te krigen, ende die zoijn te onderhalden werden, alss dat bededijnckt ende verzegelt is. Sus bijn ick meer dan tot eijnde tijt van mijne genaden heren van Vtrecht gescreuen by syne genade t komen tot Wijck, omme sulke scelijnghe ende gebreck, tusschen den dnen staten des Neder-Gestichts van Utricht ende mij wesende, neder te leggen ende te scheiden, nae luden mijnre zegell ende brive. So heeft myn gnedige heer van Vtrecht, tusschen den eer- weerdigen prelaten der vijff goetshusen ende mij onsse gebreken aijn beiden ziden doirzijn ende gehoirt, ende daer nae onss guijttelick gescheiden: doch die gebreken tusschen der ritterscapp ende der stat van Vtricht hebben sijne genade vaste vertoegen bis hier toe, des ick mij altyt groetehck beclaicht beb ende noch doe, ende waell in meijninge was, dat mijn nae mijnen cleijnen vermoegen te vorderen, tselfl' mijn genedege heer van Utricht mij gescreuen ende van mij begeert heeft, sulcx aif te willen stellen, ende sijnre genaden raet ende dijnre, meister Euert van Enze tot mij s Hertoghenboscb gezant, mijt sijnre genaden brieue mede credencij haldende, die selue 7*
|
|||||||||
FBEDERIK. VAH BADEN (1498).
|
|||||||
52
|
|||||||
brijff ende credencij ick waell verstaen hebbe, jn tegenwoirdicheit des heren van Zeuenbergerr,
heer Cornelis ende den heer van Helmont, jn welker brijff mijn genedige heer van Vtricht van mij begeerden, mij bij sijne genaede te willen vuegen etc. Sus heeft sich die tijt vaste verlopen durch weders noet ende anders bes nv op Vridach lestleden, dat mijn genadige heer mij tot Wijck verscreuen heeft gehadt, orn die gebreken, wesende tusschen mij ende den tween staten te verenigen, ende mij na luden mijnre zegell ende brijff, te voldoijn, inijtgaders die gebreken jnder zoenen, tusschen den van Vtricht ende mij mede gemaict, by sijnre genaden te verrichten ende die zoyn voert ayn jn alien oeren puncten te onderhalden. Aldus bijn ick tot Wyck gekomen ende byn by mijnre genedege heer geweest, daer sijn gnaden vast menegerley reden gehadt hebben mijnre pennyngen antreffende. Soe heeft die domdeken mijne genedege heren voirss. eyn valse copy getoent, die selue men mij heeft laeten lesen end hoeren, die selue ick verstaen hebbe, dat mve gedeputierden vanden tween staeten, doe der tyt tot Wyck wesende, ouergegeven hebben, tselff anderen vrome luden sich mogentlick schamen solden. Ick en weet nyet wat ghij heren aldair doyn suit. Oick heb ick waiil verstaen, datmen my die zoyn nyet en dynckt te onder- halden , nementlich jn dat punt vanden ballyngen, daer van ick begeer nae vermoegen des zoyns- brijffs ende anders nyet die gehalden werden. Alsus eirwerdige, edelle ende wise heren, begeer ick van v, nae als voir mij, nae luden mynre zegell ende brijff, betalinge te willen doyn, ende myn zoyn the willen onderhalden, gelijck dat van myn genedige heer van Vtricht, zeliger gedachten, ende van den drien staten bezegelt is, tselff ick noch lieuer myt gonsten dan anders nemen will. Mach my dat nyet geschien, so weest jndechtich myns guyteliken veruollichts ende myns groeten kosten ende scaden, die jck durch quader betalinge dagelix lide ende sus lange geleden hebbe. Ende begeer daeromme van v, myn werdige lieve heren, prelaten ende dekenen der vijff Goets- husen, uwe tween anderen staten so the wellen onderwisen, dat sy my doyn, gelijck ghy gedaen hebt, vpp dat daer egeen vorder zwaericheit van en korae, twelck ick lieuer verhuyt zeghe. Hier van goede vrunden, begeer ick eyn claer, onbedeckt bescreuen antwoert by brenger van desen, waer nae jck my jnden besten mach weten the richten, vanden seluen tween staten voirss. goide vrunde. Hier myt sijt Gode beuolen. Gescreuen opten VU dach jnde Meerte, anno etc. XCVIIJ. Frederick, bruder tot Egmont, heer tot Yselsteyn,
tot Bueren, Grayndonck ind slans vander Lede etc. Get. FREDERICK.
Opschrift: Erwerdighen heren, prelaten, dekenen ende capiltnlen der vijff Goetshusen;
ende edelle, vrome, gemeyn ritterscapp, ende eersame, wise burgermeisteren, scepenen, oudt raet ende nyewe der stadt van Vtricht, zementlick ende yghelick bysonder, myne goide vrunden. Deel, D. 151. LXXVII.
De slad Renen aan de 3 staten van Utrecht, ter zake van den regtdag des bistchops.
Eirbere, vrome, lieue heer ind heren. So v liefdcn ons doen scrijuen ten generael capittel te comen, om te sluten ofl die steden ind hoir burgeren oic ten oirdel op ons genedichs heren recht gain sullen off niet, wairop wij v liefden sementlic te kennen gheuen, so wij anderdages deden, dat inde alse die steden ind hoir burgeren bij tijden bisscop Frederics, bisscop Rodulphs ende bisscop Danids, seliger gedachten, ten recht onss gen. heren gegaen ende ten oirdel geweest sijn, so blijuen |
|||||||
BISSCHOP VA1* UTRECHT, (1498).
|
|||||||||||
53
|
|||||||||||
wij dair bij, dat sij nocht ten recht ind oirdel ons gneden heren gaen ende helpen wijsen sullen,
na ouder gewoint. Jnden besten nemende, Gode beuoleu. Dess smanendages post jnuocauit, anno XCVIIJ. Die stat Renen.
Opschrlft: De eirbere ind wijse vrome heren, doemdeken, heren van de ecclesie,
ritter ende knecht, stat ende steden tUtrecbt, te generate capittel weseude, onse lieue heren ind geminde vrunden. Deel, D. 149. LXXVIII.
De hisschop van Utrecht stelt aan de 5 kapittelen eene hijeenkomst voor, ter zake
van de geschillen tusschen Frederik, heer van IJsselstein, en de stad Utrecht. Van Goits genaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eirbare, lieue vriende. Alsoe wij tot noch toe op die schelingen, tusschen onsen neuen van IJselsteijn ende vnss stat van Vtrecht wesende, in handelingen geweest sijn, hebben wij dair op vnsen neuen ende stat voirss. tegens en woensdage naist comende alhijer bij ons guets tijts voir- den middage te comen ende te wesen doen uerschrijuen, dat wij v jnden besten te kennen geuen, guetlijke begerende, gij alsdan oick uwe geschicte alhijer bij ons hebben ende senden willen, omme te ouercomene vander wtstellinge, ende termijne der penningen vnse neue voirss. hebben sail. Hijer jnne doende als wij belruwen. Onse Heer Got zij mit v. Gegeuen vp onsen slote tot Duerstede, vpten XJcn dach Martio, anno etc. XCVIIJ. Get. H. HDKDEBEKE.
Opschift: Den eerbaeren vnsen Iieuen vrienden, prelaten, dekenen
ende capittelle vnss \ijfr goithuse tUtrecht. Deel, D. 152.
LXXIX.
De stad Wijk bij Duurstede aan de 3 staten van Utrecht, ter zake der nit zet ling
ter voldoening van Frederik, heer van Usselstein. Eersame, wijze, bijsonder geminde heeren en vrienden. Teser tijt en ist ons nyet gelegen ten capittel te comen, om saken wij te doen hebben, ende so dat capittel verscreuen is, om ma- mer te vynden te vernogen den heeren . van IJselsteyn etc. ende wij den seluen nyet lastich off plechtich en siin, js onse menynge, dat wij onbelast dencken te blijuen, gelijck wij tanderen tijden oeck te kennen hebben gegeuen, van der wtsettinge daer toe dienende alst behoert, kent God almachtich, die ons voerspoedich mit een bewaeren moet. Gescreuen den XXJtea dach in Martio. anno XCVIIJ. |
|||||||||||
Die stadt Wijck bij Duersteden.
|
|||||||||||
-
|
|||||||||||
Opschrift: Ersameu, wijsen ende bisonderen, domdeken, heeren van den
capittel, ridderscap. stat ende steden sGestichs van Vtrecht, onsen iieuen heeren ende gemiuden vrienden. Deel, D. 154. |
|||||||||||
54
|
||||||||
PREDERIK VAK BADEN, (1498).
LXXX.
|
||||||||
De bisschop van Utrecht zendt aan de kapittelen van den Dom, Oud-Munster en
St. Marie., het afschrift van eene missive van den stadhouder en raad van Hol- land enz., met verzoek zich daarop te beraden. Van Gots gnaden Friderick, bisschop tUtrycht, geboeren marckgreuen van Baden.
Eirbare -vriende. Die stedehouder vnd raidt van Hollant hebben ons nv doen schryuen, be- rorende dat dagelixsche gerechte vnd thiensen vander buerschap den Achtersloit vnd vanden noualien, te weten: die thienden, die opgekomen souden syn seder dat die Ysselstroem aenden Nyewendam bedyckt wart, als ghy waill voirder suit siende werden in copien hoers briefls bier jnne besloten, dwelcke wy v senden, omme the doirsien, v dairop wyslicken the beraeden vnnd vns des v meninge vnd antwoirt the kennen the geuen, die wy alsdan den stedehouder vnd raede voirss. mugen doen wyttigen. Goit zy mit v. Gegeuen op onsen sloiteDuersteden, opten XXVIUten dach in Martio, anno etc. XCVIUmo. Get. H. HTJNDEBEKE.
Opschrift: Den eirbaeren, onsen lieuen vrienden, prelaten, dechan
ende capittelen onser drier goitshuser tUlrycht, als : then Doem, lOudemimsler ende tsant Marten. Deel, B. 106. Het afschrift in dezen brief vermeld, is van dezen inhoud.
LXXXI.
Engelbert, graafvan Egmont, stadhouder van Holland enz., verzoek aan den bisschop van
Utrecht, om de uitspraak in zake van de geschillen tusschen de 5 kapittelen van Utrecht en Frederik , heer van IJsselstein , aan de leenmannen des keizers te doen verblijven. Warden, eerwaerdigen vader jn Gode, hoechgeboeren furst, genaden heer heeren Frederick,
bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden etc., onsen genaden, lieuen heren. Harde, eerwaerdige vader jn Gode, hogeboeren furst, genaden heer. Wij gebieden ons dien-
stelijken tot uwen genaden. Ende der seluer belieue te weeten, hoe dat ons te kennen gegeuen is van wegen den heer van IJselsteijn, hoe dat hij te lene houdende es van mijnen genaden heer, den ertshertoge als graue van Hollant, die heerlicheit van IJselsteijn jn hoge, middell ende lege jurisdictie mit alle sijnen toebehoeren, ende al ist soe, dat hij diesselue heerlicheit als sulck altijt vredelick gebruickt heeft ende als noch gebruikt, ende jn possessie es vanden'selue heerlicheit, hoge middell ende lege jurisdictie ende tgebruick van den tienden aldair vallende, mitsgaders van de dagelixe heerlicheit den thijnse van den buerschap genoempt den Achtersloit, dat annex es dersel- uer heerlicheit, mit alien hoeren toebehoeren, soe heeft nochtans onlancx geleden belieft die aan de capittulen van den Doem, Oude-Munster ende van Sinte Marie tUtrecht, him vermetende ge- rechticht te sijn jndie dagelixe heerlicheit ende thijnsen vanden seluen Achtersloit ende oick van de noualien, te wetene: die thienden, die vpgecomen souden sijn seder dat die Yselstroem aen den Nijewendam bedijckt wart, den voirss. suppliant te betrecken voir uwen genaden jn vermijndertheit vander hoicheit ende heerlicheit mijns voirss. genaden heren; want, jndien yemant den voirss. sup- pliant nijet eijschen wilde ter cause ende omme der saken voirss., tselue schuldich ware ende be- hoerde te doen voir onsen voirss. genaden heren, sijnre genaden raitsluden ofte leenmannen, alsoe |
||||||||
BISSCHOP VAIT UTRECHT, (1498).
|
|||||||
55
|
|||||||
die suppliant die voirss. heerlicheit van Yselsteyn mit sinen toebehoeren, dairjnne begrepen is tguent
dair op questie valt, te lene hout van denseluen onsen genaden heer, twelck den suppliant coemt tot achterdele, ons dairomme versoukende hijer jnne te willen voirsien. Ende alsoe wij sculdich sijn, die hoicheit ende heerlicheit ons genaden heren voir te staen ende sijnre genaden vasallen te bescermen van onbehoirlijke molestacie, des versoecht sijnde, soe jst i harde, eerwaerdige vader in Gode, hogeboeren furst, genade heer, dat wij aen uwer genade scriuen, ende versoucken van wegen ons voirss. genade heren, ende begeren van onss wegen, dat uwer genade belieuen wille, gene kennisse noch judicature te nemen van den voirss. sake mit dat dair aen cleeft, mer dieselue sake, geschille ende questien van dien van uwe genade te stellen ende deselue, mitsgaders diepar- thien aen beijden tzijden, te reinittieren ende te seijnden voir onss voirss. genaden heer, zijnre genaden raden ende leeninannen, omme aldair geprocedeert te worden'jnde voirss. zake, soe nae rechte behoeren sal. Ende soe wes uwer genaden belieuen sulle willen, hijrjnne te doen, begeren wij uwe bescreuen antwoert bij den brenger van desen, omme onss dairnae te moegen rechten, soe tot conservacie ende onderhoudenisse van den hoicheit, heerlicheit ende recht van onss voirss. genaden heer behoeren sal; ende moegen wij uwer genaden enige diensten hertwaert ouer doen, dairtoe sullen wij altijt willich ende bereijt weesen, dat kenne Got, die v, harde, eerwaerdige vader jnne Gode, hoichgeboeren, genaden heer wult verlenen uwer genaden saligen begeerten. Gescreuen jnden Hage, vpten XXIIJen dach in Meerte, anno etc. XGVIJ, s. cursus curie Hollandie. Uwe guetwillige ende onderdanige dienaeren, die graue van Egmonde,
beer tot Bair etc., stedehouder generaill ende anderen die raden mijns geneden heeren eertshertoge van Oistenrijck, hertoge van Bourgen etc., gecommitteerde ten zaken zijnre landen van lioll., Zeelant ende Vrieslant. bed, B. 107.
LXXXII. De hisschop van Utrecht aan de 5 kapittelen van Utrecht, ter zake der uitzetting
van 18,000 g., ter voldoening van Frederik, heer van IJsselstein, en over die van 45,000 g. Van Goits genaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbare, lieue vriende. Alsoe wij corts geleden aen vnse drie staten vnses Nederstichts, alse
vander wtsettinge der penningen vnse neue van Ysselsteijn hebben soude, deden schrijuen, houden wij dat jnne Louden van dien noch jn uwe memorie te wesen. Soe verstaen wij nv van enigen, waerbn v jnder wtsettinge van den XVIIJm gulden vertreck ende ommewege gesocht souden werden, nijet tegenstaende sulx jnden capittel generaill bijden drien staten ouercomen, gesloten ende ons bijden gedeputierden vanden seluen bijgebracht js geweest. Wairomme wij guetlijke be- geren, gij v jnder wtsettinge nae onsen voirscriften, aen onsen drien staten gesant, nae onss be- geerten guetwillich bewijsen , desshaluen dair jnne bij v geen gebreck en geualle, ende die borgen des jn genen lasten comen, aengemerct die termijne der betalinge cort ende nv aenstaende sijn. Ende vander wtsettinge \anden XLVm gulden, wair onse guetduncken, soe wij ons corts bijder nulpe Goits jn onsen lande van Ouerijssel te voegen jn meningen sijn, gij die laten berusten thent onss wedercompste jn onsen lande alhijer; sullen wij v alsdan geerne op uwen veruolge ten besten nelpen raden, ende ons dair jnne mit onsen staten gebuerlijcke hebben ende bewijsen. Onse Heer |
|||||||
56 FllKDERIK VAW BADBIC , (1498)
|
|||||
Got zij mit v. Gegeuen vp onsen slote tot Duerstede, uplen IIIJen dach jn Aprille, anno etc.
XCVIIJ. Opschrift' Den eerbaren vnsen lieuen vriendcn, prelalcn, dekencn
ende capitlelen vnss vijff goithusen tUtrecht. Deel, B. 108.
LXXXIII.
De Had Amersfoort stelt aan de 5 kapittelen van Utrecht eene hijeenkomtt voor,
ter zake der uitzetting, Eirsame, wijze, bisondere guede vrunden. Alsoe wij dick ende menichwerue vnt scriuen van
uwe liefden onse gedeputierde vrunden aldair bi uwe liefden gehadt hebben opt stuck vanden vutsettinge etc., soe hebben uwe liefden onss meninge dair af wel uerstaen, die wij bi onse vrun- den aldair wel hebben doen voirgeuen, sonderlinge laitst int afgescheit etc. Jndien dair men onss niet dair bi helpen of brengen en wil, als uwe liefden genoich verstaen hebben en is onss niet doenlick, soe aldair tot cost onse vrunden aldair te voegen, als wij tot deser tijt toe gedain heb- ben. Begeren dair om vruntlick uwe liefden te samen willen spreken, ende onss doch behulpilick willen wesen, soe uwe liefden genoich van onsse vrunden int laitst afgesceit verstaen hebben, op Welcke wij alsdan gerne onsse vrunden aldair tot uwer liefden scriuen aldair voegen willen. Ende wes wij weder om uwe liefden te lieue doen mougen, dair toe vijnden ons bereijt uwe liefden, die onsse Heer Got jn vrouden lange gesont bewaeren moet. Gescreuen den XIIJen dach jn Junio, anno XCVIIJO. Die stadt Amersfoerdt,
Opschrift: Eirsamen, wijsen ende voursienigen, die gedeputierde vrunden der vijff goidlshusen tUtrecht, onsse bisouder guede vrunden. Deel, D. 156.
LXXXIV.
De hisschop van Utrecht zendt aan de 5 kapittelen zijne raden, ter zake der uit-
zetting ter verdediging van het Over-Sticht. Van Goits genaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbare, lieue vriende. Alsoe wij van onss ridderschap ende stat van Vtrecht behulp ende
bijstant begeerden, omme den genen, die sich jn onse lande van Ouerijssel viantsche wijse gevoicht hebben, wederstant te doene, werden wij nv berichtet, vnse ridderschap ende stat voirss. dat be- lieft, ende dairomme ene wtsettinge op onse ende uwe behagen begrepen ende voirgegeuen hebben. Ende als wij dan onse gemene landen ende ondersaten nae onsen vermoegen geerne voirstaen ende beschermen souden, js onse vrientlijke begeerte, gij die voirss. wtsettinge mede belieuen ende v dair nae hebben ende bewijsen willen, als gij waill vorder verstaende sullen werden van onsen lieuen getruwen raden, heren Herman van Lochorst, vnsen vicarijs etc., ende meister Vlrich Beijell, den wij deser sakerhaluen mit v te spreken heuelle gedaen hebben, die welcke wij begeren, gij hoers aenbrengens dairaff vp dese tijt gelijck ons seluen geloue geuen, ende v dairnae bewijsen tot beschermijnge vnss ondersaten, als wij ons des ganselijken tot v versien. Onse Heer Got zij mit v. Gegeuen in onss stat van Amersfoert, vpten XXlXen dach in Junio. anno etc. XCVIIJ. Get. II. IIU3DEBEKE.
Opschrift: Den eerbaren vnsen lieuen vrienden, prelaten, dekenen
ende capitlelen vnss vijff goitshusen tUtrecht, Deel, B. 109.
|
|||||
BISSCH0P VAN UTRECHT, (1498). 57
LXXXV.
De bisschop van Utrecht verzoeht aan de 3 staten van Utrecht, om middelen te be-
ramen ter voldoening van den laatsten termijn der aan den heer van IJssehtein verschuldigde penningen. Van Goits genaden, Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marcgreue van Baden. Eerbare, lieue vriende. Alsoe wij op die geschelen, ttisschen vnsen neuen van IJselsteijn ende onss stat van Vtrecht wesende, ene wtsprake gedaen hebben, daer jnne hem ene somme aan pen- ningen toegesacht js op sekere termijne ende bij ene zwaerlijke pene te betalen, dair afF die leste termijn der betalinge nv corts aenstait; ende, alsdan bij v jnt generaill capittell tot achtien dusent gulden ende betalinge der voirss. gelden ene wtsettinge ofte schattinge belieft js, soe ist onse zeer vrientlijke begeerte, gij dese sake waill ouerleggen, ende v mitten aire ijersten bij een anderen voegen, oick wege ende maniere vijnden, die voirss. gelde betailt moegen werden, op dat wij des jn gene schande, nocb onse lande bij versumenisse der betalinge jn schaden en comen; weer oick sake ijemants van v gebreck, achterdeell ofte anders hijer jnne bewoegen, dat nemen wij gans tot ons. Ende sijn in meninge, ons mitter hulpen Goits corts aldair bij v te voegen, ende v dair jnne nae billicheit ende redelicheit voirstant te doene, gij tot uwer meninge comen sullen moegen. Hier jnne wilt v soe bewijsen, als wij v ganselijken toebetrouwen ende tbeste tot wailvaert onss lande ende ondersaten dienen sail worden. Onse Heer God zij mit v. Gegeuen jn onss stat van Deuen- ter, vpten XXVJen dach jn Julio, anno etc. XCVIIJ. Get. H. HUNDEBEKE.
Opschrift: Den eerbaeren vnsen lieuen vrienden, prelaten, dekene ende
capittelen vnss yijff goitshuse, reddere ende knapen onseslants, burgermeistere, scepenen ende rade »nss stat van Vlrecht. Deel, B. HI. LXXXVI.
De gehroeders Roelof en Jan de Ruyter verklaren aan het hapittel van den Dom te
Utrecht, te willen verzoenen den door Jacob Apeltern bedreven doodslag van
hunnen vader.
Vnsen kleynen guetwilgen dienst altrjt, edell jnd wailgeboereu, weerdige, eirbaeren ind vrome
lieue heren ind besundere guede vrunde. Alsoe uwe lieffden ind eerbairheiden nv die gebreecken
haluen ind liandell, tusschen den vertzwiuelden jnd witsigen schelm, heren Jacob van Apelterenind
ons, gerne ten guetlichen daigen vp gelegenen plaitzen to Lenth bijden vrunden to gehoir saegen,
onder alinge vorder jnhalden uwer lieffs notulen etc. Belieuen uwe edelheiden ind eerbaire leeffden
jut guetlichen dairop te we ten, jnd claegelicken to kennen geuen, woe dat den snoden verwisden
vertzwiuelde verreder jnd mordener, heren Jacob van Apelteren, jae gheen vertzwijuelden schelm
verreder gesien en hebben dan he, gecomen is jnden wynter jnder nacht, jnd heeft onsen zeligen
vader Jan die Ruijter, den Got benade, bouen Got, eer ind recht zo verredelicken vanden bedde
gehailt, naickt ind beruoitz doir dijck ind dun geleijt ind gesloipt, so jammerlicken auer den
gerunnen hoigten van yss gevroren win, dair sijn vleyss ind bloit iss aen blijuen hangen, dat men
eghene kriste lude en pleech to doen, noch gheen man gehoirt en hiefft, sulx jammerlicken auerdait
jnd handell den snoden mordenar aen onsen zeligen vader ergaen ind bewisen heefft, jnd also
lange bijden wegen gesloipt, hint he doot gewiest is, jnd hebben hem soe jnden velde onder eynn
h 8
|
||||
FB.EDERIK VAN BADEN, (1498).
|
|||||||
58
|
|||||||
evkelboem gegrauen, alsmen onkriste luijde jnd andcre beesten plegen tdoen. Der schentlicker ind
onkrystelick moirt den snoden, sundegen, verfeemden verreder ind mordener, he noch de sijn, rait alien ons guede ons ghien mocht to beteren en solden hebben (sic), jnd nyet weert en is, dat sulcken eerloisden verreder ind mordenar der prauen besitten, jnd dagelix bij v, edell ind eerbair lieflden gain jnd conuersieren sail, jnd jn kircken off jn gaitzlmijsen komen, noch mit guede luijden eten noch drincken sail, jnd oick nyet weert en is, ennige daige mit ons off mit ennigen gueden kriste lude to holden. Dan angemeret die toeneyginge jnd vijt sonderlinge gunst ons dair to bewegene, wij tot uwe lieflden jnd eirbairheiden hebben, jnd willen deser thijt uwe lieflden nyet weijgeren, jnd geene, dorch uwer lieflden beghiret, op gelegenen plaitsen ind steden, nementlich, jnder Neder- Betuwen jnd dair dach, stede ende tijt beleijkenen , een ygelicken mit synen frnnden vrylick on- befairt aff ind ain tmoegen komen, jnd die saecken bijden frunden to beijden sijden to soenen, jn den dat uwe lieffden ind eirbairheiden ons vestlichen to scrijuen willen, dat den snoden ver- reder t yerst botz bieden sail IJC golden gul. jnd drie mail dat verbeteren ind vernieuwen na zwoen recht, dairto XIJ torlicien , clck van enen gulden XIJ mal weitz omb Gots wil, jnd XIJ cloister wijnninge, ind dat dode licham mitten gebeijnt ons vaders op reijn gewijde stede to brengen, dair ons dat gelieuen sail. Jnd wairt zaicke, dat ons des nyet gescbien en mucht, zo en dechten wij mitten snoden mordenar ghien woerd to halden jnd musten des ainkliger sijn, vijss ter hijt sich ter vytdracht queme, jnd slaen den snoden mordenar jnd verreder op voir alien kircken ind poirt, jnd kaicken so schentlich jnd heetzlicb, as wij erdencken moegen, jn alle stede alsmen sulcken vors. wicht pleegh tdoen, so dat lantmeer ind strantmeer iss, jnd vorspraicken wirden vanden from«it luyden, dat des nycht lange geschiet en is. Jnd wes dan hyr van geschien sail, dair men sich ent- licken to verlaeten inacli, bij bringer sbriefs uwe lieflden guellicke bescreuen antwoert, die onse Heer Got jn langen wailfarende voir alle onwil gespairen moet. Gescreuen des donresdaiges opten Petri ad vincula, anno Domini etc. XCVIIJ0. Roeloff die Ruijter ind Jan die Ruijter gebruederen.
Opschrift: Den edeln jnd waelgebaeren, -weerdige, eerbare jnd frorae meister
Ludolph van den Veen, doemdeken, jnd voirt tghemeyn capiltell ind heren des Docrass tUtrecht, sementlichen ind elck besunder, onsen lieuen heren ind guede liunde. Deel, B. 112. LXXXVII.
De bigschop van Utrecht aan de 5 kapittelen van Utrecht, ter zake van de uit-
zetting van 18,000 gulden.
Van Goits genaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden. Eerbare, lieue vriende. Uwen brief!'ons nv gesant, roerende die wtsettinge van den XVHJ'a
gulden, dair op gtj uwe gedeputierde, omine ons breeder jnformacie dair van te doene, jndien wij albijer langer vertuefden, ende v dat wittichden, bij ons senden wolden etc., hebben wij guetlijke ontfangen ende waill verstaen. Soe, eerbare, lieue vriende, sijn wij willens ons bijder hulpe Goits jn onsen lande aldair zeer corts te voegen, ende v alsdan, soe voele ons moegelijken js, ten beslen helpen vorderen, die sake ter gueder wtdracht gestalt sal moegen werden. Onse Heer Got zij mit v. Gegeuen in onss stat van Deuenter, vpten VIIJ dach in Augusto, anno etc. XCVIIJ. Get. H. HUHDEBEKE.
Opschrift: Den eerbaren, vusen lieuen rrienden, prelaten ende capiltelen
Tnser Tiiff golshusen tUtrecht. Deel, B. 113.
|
|||||||
EtSSGHOP VAN UTRECHT, (1498).
|
|||||||
50
|
|||||||
LXXXVIII.
...
Be stad Renen aan de 5 kapittelen van Utrecht, ter dezer zake.
Erbere, vrorae ende geminde heren inde vriende. Uwen lieuen brief gesant om mergcn
tUtrecht ten generael capittel te coinen, beruerende van XVIIJm Rijnsch guld. aengaende den heer van Yselsteijn etc., wair op wij eendrechtlic v eerberbeiden sementlic te kennen gheuen ind noch, als wij tot alien capittelen gedaen bebben, antwoerden: den wij en hebben mitten heer van Yselsteyn niet te scaffen dan min ende vruntscap, ende hem niet geloift, ende sijn gevrijt jnhalt onss priuile- gien, van onsen gnedigen heren gegeuen ind van drien staten besegelt; oic sijn wij LVIIJm Rijnsch guld. ten afteren, so wij v altijt geopent hebben. Aldus so sijn wij ende al onse goiden ouer al vrij, ende weder spreken van alien ghenen des geldes. Jndein besten nemende v eerberbeiden, want wij v alle voirpoirt sijn, ken Got, v bewarende. Gescreuen op sunte Lambert dach, anno Domini etc. XCVIU. Die stat van Renen.
Opschrift: Den erbere ende vromen, voirsichtige doemdeken, dekenen endeprelaten
der vijf golshusen tUtrecht, rittercn eude knapen, stat ende steden, ver- gadert tUtrecht ten generall capittel, onse lieue liercn ende vrunden. Deel, D. 159. LXXXIX.
Schout, burgemeesteren, schepenen en raad der stad Wijk bij Duurstede aan da 3
staten van Utrecht, ter dezer zake. Eersame, wijse, voirsichtige, bijsonder goede vrinden. V gelieft to weten, so als wij uwen brief ontfangen hebben, roerende to capitel generael to comen, om die gelden to helpen vijnden, aengaende mijn heer van Yselsteyn etc., so wij nu niet gestelt en sijn, bij v to comen , so wilt int best nemen, dat wij ons antwoort uwer eerbaerheiden int scrift ouer seynden. Also wij ge- preuiligiert sijn glieen gelden to betalen als van vreemder wtsetting des gemeens JNederstichts , of datmen ons oec gheen gelden ~en soude mogen eyschen, ende oec wij in deser saken gheen adhesi gedaen en hebben, noch plichtich geworden en sijn, noch gheen consent nocb oirsaeck geweest en sijn, om dese gelde mede to helpen betalen, begheren wij daerom vruntlick van uwer eerbaerheiden bij onsen rechten to bliuen, ende van deser saken ontslagen to wesen, als wij op ander tijden int capitel generael ter antwoord gegeuen hebben. God sij mit v. Gescreuen op sunte Lamberts dach, to "Wijck, anno XCVILR Scout, burgemeisteren, scepenen ende raet der steden van Wijck.
Opschrift: Eersamen ende wijien, prelalen ende heren vanden vijf goodhuseu tUlrecht, ridderen ende knechlen ende steden der Ncderslichs van Vtrecht, onse bijsonder goede vrunden. Deel, D. 161. XC.
Lodewijk van Leefdael verzoekt aan de 3 staten van Utrecht, vergaderd ten kapittel
generaal, teruggave der voorgeschotene gelden aan den spijker van de sluis aan de Grebhe. Eirweerdige, vrome ind voirsichtige, lieue, geminde heren inde vrunde. V eerberheiden wil-
ien sich yeroitmoidigen te weten, te kennen gbeuende, hoe dat een tijt van jaren geleden onsen 8*
|
|||||||
FREDERIK VAN BADEN, (1498).
|
|||||||
60
|
|||||||
gnedigen heer van Vtrecht, Dauid van Burgoen. mitten drien staten des Gestionis van Vtrecht
ouercomen ende gesloten waren jnt generael capittel, so enige wal jndechtich 6ijn mach, an enen spijker jnden Greb opter slusen te doen merken voir beschermenis des gemenen lants, wair om mijnen gnedigen beer, den Got gnedijs sij, mit sijnen drien staten aen mij scbicten den eerbaren, wijsen heren, heren Ludolf vanden Veen, doemdeken tUtrecbt, begerende ende biddende, ter lieften mijns gneden heren ende den staten vurss., die penningen te verscieten, te vijtleggen, wair mede men den spijker maken soude, tot dier tijt toe dat hij gemaict wair, dan souden sy een vijlsettinge doen, dair af jc betailt soude sijn, twelc jc mijnen gneden heer ende den staten vurss. dairtoe scrijften, jc mijnen gneden heer ende den staten vurss. ter liefften gheern dede, ende verleit aenden vurss. spijker bouen drie hondert Rijns. gul. current nae jnhout der hantscrijften, jc dair van heb van den genen mijn gen. heer ende die staten vurss. dair toe gesat geordineert hadden, tweerck te vueren, als selege Johan van Hemerten ter tijt ende Hubert van Sule. So bin jc noch ten afteren omtrent derde half hondert R. g.; ende so jc guetlic mijn penningen jn beboif des lants verleit heb als vurss., ind mogelic men mij bijden mijnen helpe, so is mijn vruntlic ende oitmoedige bede aen mijn lieue, vrome heren ende vrunde, dat docb nw te vuegen ind mede te ordineren, jc bij den mijnen comen moch, so jc gbenslic getreu jnne uwe liefden, die Got gesparen wil jn langen seligen tijden. Gescreuen die Lamberts, apost. anno XCVIIJ. Bij uwen vrunt Lodewick van Leefdael.
Opschrift: Den eirwerdigen, vromen heren vice domdekcn , dekene, prelaten
tUlrecht, ritteren, lumpen, stat ende steden, vergadert ten generael capittel UJlrecht, mijne vrome, lieue heren ind geminde vrunden. Deel, D. 160. LXI.
De stad Amersfoort aan de 5 kapittelen en de Had Utrecht, ten kapittel vergaderd
ter zake van de uitzetting der 18,000 gulden. Eirsame, wijze, besonder lieue heren ende guede vrunden. Soe uwe liefden ons nu gescreuen hebben aldair te capittel to coemen, roerende vant stuck des mergengelt etc., hebben wij guetlick ontfangen ende verstaen. Soe hebben wij, goede vrunden, tot alien capittel ende ander tot dese tijt gehouden tot onse grote cost onse deputierde vrunden aldair gebadt, die vut beveel van ons dair altijt tegen geseit hebben, ende nijet geconsentiert vant ouergeuen oft vutsettinge des mergen- gelts hit dat gemeen lant int generail capittel, soe sijn wij noch der meninge ende segen tegen alien puncten, alsoe voel ons ende onsen burgeren goeder des aentreflen mach, roerende vanden mergengelt oft vutsettinge des seluen mergengelts, vruntlick begerende des dese onsse antwoirt van ons int best teser tijt nemende; dat willen wij altijt weder om verschulden aen uwe liefden, die welck onse Heer Got jn vrouden lang gesont bewaeren moet. Gescreuen den XJen dach in Octobrj, anno etc. XCVIIJ, onder thantscrijft onss secretarius, dat wij teser tijt om gebreken wille hijr inne gebruijcken. Get. pijl. lager De stadt Amersfoert.
Opschrift: Eersamen, -wijsen ende voirsienige, prelaten, dekenen ende
capittelen ende andere vande staten, teser tijt te capittel wesende, onse besonder lieue heren ende guede vrunden. Deel, D. 164. |
|||||||
BISSCH0P VAN UTRECHT (1498). 61
XCII.
De hitschop van Utrecht aan de 3 staten, ter zake van het morgengeld.
Van Goits genaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren inarckgreue van Baden.
Lieue vriende. Soe op gisteren capittell generaill gehouden wert op soedane weigeringe, als onse stat van Amersfoert doende js jnden mergengelde, voerramende men hoeren oick mit een deell penningen vanden mergengelde tot hoeren lasten te behulpe comen soude, jn welcken ca- pittel gesloeten ende ons ter antwoert gedaen js, als dat onse drie staten bijder laitste ouerdracht, bij ons ende hoeren ouercomen ende besegelt, blijuen willen, welcke antwoert \oirss. wij den ge- deputierden vnss stat Amersfoert, huden albijer bij ons wesende, te kennen gegeuen hebben, omme sich dair nae te mogen weten te richten, dat Avij v inden besten te kennen geuen, omme die mandamenten bij onsen panderen voir onss stat poerten voirss. op te doen slaen ende voert die te executieren, alse dien gebuerlijke sijn sail. God zij mit v. Gegeuen vp onsen slote tot Duer- stede, vpten XIIJen dach jn Octobrj, anno etc. XCVIIJ. * |
|||||||||||
Get. II. HUISDEBEKE.
Deel, B. 116.
|
|||||||||||
Opschrift: Vnsen lieuen vrienden, den gedeputierden yan ons ende
den drien staten, gestalt tot opboeringe der vrtgcsetten penningen vanden margengelde. |
|||||||||||
XCIII.
Maximiliaan van Oogtenrijk, verzoeht aan het kapittel van den Dom te Utrecht, den
uitersten wil van Jan, heer van Merode, te bevestigen. Maximiliaen, van Gods genade Roomssche coninck, altijt vermeerdert rijcx etc.
Lieue ende besunderen. Van wegge onsen lieue ende besundere vrouwe Marguerite van Melun,
wedewe van willen heer Jan, heere van Mierode, js ons gethoent geweest, hoe dat die voorss. heer Janne bij zijne testament ende laetste ordonnantie, gemaect jn zijne levende litie, gestelt ende geordonneert heeft, dat die voorss. vrouwe Marguerite, zijnder huysvrouwe, soude naer zijne doot gebruijcken alien den goeden ende heerlicheden bem toebehoorende, ende regiment daeraf hebben, mitsgaders oic zijnen zone^ die hij van den voorss. vrouwe in guerite vercreghen hadde, tottertijt toe hij vijf ende twintich jaer out wesen soude, ende dat alzo verre als zij mit huwelick niet en veranderde; heeft oic geordonneert, dat zijnder voorss. huysvrouwe zoude moghe vercoupen vpte lande van Westerle die somme van \lh Rijnsgulden sjaers erflick, ende meer anderen dinghen gestelt jn zijne voors. testament, ons biddende bij den voorss. vrouwe Marquerite aen y luyden te willen scriuen ende begheeren, dat ghij tvoorss. testament des voorss. heer Jan van Merode con- firmeren ende approberen wilde, alzo verre alst v ende uwe cappitel aengaet. Waerom ende dat wij de voorss. vrouwe in guerite jn sonderlinghe recommandacie hebben, scriuen wij tegenwordelick aen v luyden, begheerende ende versouckende zeer ernstelick, dat ghij, in faueur ende ter liefde van ons, wilt confirmeren ende approberen tvoorss. testament ende laetste ordonnancie, gemaect bij den voorss. heer Jan van Merode, alzoo verre alst uwen voorss. cappitel aengaet, ende dat ghij der voorn. vrouwe jn querite laet gebruyken ende genyeten van alien den goeden van den voorss. willen heer Jan, hueren man, naer vuytwijs des voorss. testament. Ende dit doende ghij suit ons |
|||||||||||
-
|
|||||||||||
62 FREDEB.IK. VAN BADEN, (1498).
|
|||||
liefde doen, lieue ende besunderen. Got zij met v. Gegeuen in onsen stadt aan Loeuene, den
XlJston j^h Yan Novembri, anno etc. XCVIIJ. per regem p. s. lager waudiupont.
Opschrifl: Onsen lieuen, besunderen, den"proist, deken ende capitel tan
Sihte Martens kercke ju onsen stadt van Vuytrecht. Deel, 0. 166.
XCIV.
Maximiliaan van Oostenrijk verzoekt den bisschop van Utrecht, dit bij het Dom-
kapittel te bewerken. Maximilian, van Gods genaden Roemssche coninck, altijt vermeerdert rijcx etc.
Eerwardighe vader in Gode, hoochgeboren vorst, lieue ende getrouwe neue. Van weghe onsen lieue ende besunder vrouwe Marquerite van Melun, wedewe van willen beere Jan, heer tot Merode js ons gethoent geweest, hoe dat die voorss. heer Janne bij zijne testament ende laetste enz., scriven wij aen u, versouckende dat ghij, ter liefde van ons, zo vele doen wilt ende den hant daeran bout, dat die voorss. van den capitel confirmeren enz. Voorts eensluidend met den voorgaanden brief. Opschrift: Den eerwardighen vader in Gode, hoochgeboren vorst, onsen
lieuen en getrauwen neue, den bijscop van Vuytrecht. Deel, D. 167.
xcv.
Engelbert, graaf van Nassau, doet aan den bisschop van Utrecht hetzelfde
verzoek. Hogheghebooren vorst, ghenedigbe lieue heer ende vader jn Goede. Jck ghebie mij zeer tot uwen genaden ende hen ghelieve te weeten, dat vrouwe Mergriete van Meluijn, wittighe huijsfrou wilen des heeren van Merode ende van Gheele etc. mij heeft te kennen doen gheuen, hoe dat de voirss. heer van Merode haer man in zijnder levender tijt ghemaict heeft sekere testament, dwelc zij gberne van uwen capitulen van sinte Mertens ende van sinte Salvatoirs tot Vtrecht gheconfir- meert hadde, sonderlinghe inden clausulen hueren persoone aengaende. Ende want ic ghernen der voirss. vrouwen Mergrieten van Meluijn ende ennighe andere hoere vrienden belieuen soude, dair omme, genedighe.heer, soe begheer ic aen uwe ghenaden, dat hen gelieuen wille te jnduceren, oft bij ennigen van uwen dienderen doen jnduceren den voirss. tween capitulen van sinte Mertens ende van sunte Salvatoirs, om tvoirss. testament van den voirss. heer van Merode, in zijnder tijt ghe- maict, te approberen ende confirmeren, sunderlinghe inden clausulen der voirss. vrouwen van Meluijn aengaende, ende haer daer af behoirlijcke brieuen doen hebben, inden welcken, genedighe heer, ghij mij een sunderlinge eere ende vrienscap bewijsen suit, dwelcken onse Heer God, die v, ghena- dighe lieue heer ende vader, ghesparen wil langlivich, salich ende gesont. Ghescreuen tot Percke den XVsten dach van Nouembre, anno XIIIJc ende XCVIIJ. Get. Uwer g. diener,
E. DE NASSAU.
Opschrift: Den hoogheboorcn vorst, itiijnen ghcnedige heer ende
vader in Gode, niijnen heer van Vtrecht. Deel, D, 168.
|
|||||
BISSCIIOP VAN UTRECHT (1498).
|
|||||||||||||
63
|
|||||||||||||
XCVI.
*
De secretaris des bisschops van Utrecht verzoekt aan de 3 Haten van Utrecht eenige
geldelijke helooning voor zijne hewezene diensten. Werdige, edele, gestrenge, vrome, eirbare ende wijse, besunder lieue hern, onse guetwillige vlijtige dienst sij altijt uwen lieffden ende eirbairheijden voir an bereijt. Ende den selven halden wij waill kentlicken den groiten arbeijt, vlijtigen dienst ende gueden wille, wij bij derde halff jair herwarts in uwen lieflden ende eirbaerheijden saeken, ende sunderlinghe tusschen uwen lieffden ende den waillgeboeren heren Friderick van Egmondt, grauen to Bueren etc. gedaen ende gehat heb- ben. Ende so dan tusschen uwen eirbaerheijden ende sijn edelheijden bij onsen gnedigsten hern van Vtrycht een wtsprake gedaen ist, dair van ons, nae gelegentheijt ende grote der sake,oick onses verdienstes ende arbeits haluen waill enen mercklicken pennijnck tQebehoerde, als v lieffden ende eirbaerheijden dat wail weten ende genoich samlick veruarende sijndt, oick altijt den ghenen haer dienende genoich sani- lick ende erlicken the louen plegen, als ghij werdighen prelaten, deken ende capittelen der vijfl'goits- husen inder laitster wtsprake, tusschen uwer lieffden ende den voirss. greuen van Bueren bij onsen g. h. uan Vtrijcht, gedaen voele kleijuer ende deser seer ongelick an ons bewesen, ende ons dertich golden Rijnssche gulden daraff gegeuen hebben, des wij ons uwen eirbaerlieyden seer hoichlicken ende dienstlicken bedancken. Soe is onse dienstlicke bidden ende begerte uwer lieffden ende eirberheiden sulcken onsen arbeijt ende vlitijoheijt, wij wilHchlick gerne gedoen hebben ende altijt bij nachte ende daghe dienstlicke doen wilien, ouerleggen, ons met enen redelicken pennijnghe tot uwen ssggen ende guetduncken versien, ende an den ontfangcrs des margengeldes assigneren wilien. Dat wilien wij altijt vro ende spade mijt onsen armen vermogen onome uwe lieffden ende eirbaerheiden gerne guetwillichlick ende dienstlicken verdienen, dieselue Got Almechtich in langen, vrolicken, lieuen ende glucksamen state wailfarende bewaren merit. Gescreuen toe Duersteden den XXVlIJeu dacb in Novembri, anno etc. XCVI1J0. Altijt uwer lieflden ende eirbaerheiden guetwillige diener,
Die secretarie onses gnedigsten heren van Vtrecbt. Opschrift: Den wirdighen, edelen, stronger!, vesten, eirbaren ende wljsen prelaten
ende capittulen der vijft' goelshusen, riddereu ende knapen, stadt ende steden des Ncderstijchts Tan Vtrijcht, onsen besunder lieuen heren. Deel, D. 169. |
|||||||||||||
XCVII.
|
|||||||||||||
He ttad Renen aan Ludolf van Fcen, domdeken, ter zake van het morgengeld.
Eerwerdige, lieue ende geminde beer. So v liefden ons doen scriuen te capittel te comen te helpen raeden vanden mergengelde, soe inder betalinge gebrec valt, soe is v liefden wall kenlic ons wesens, dat wij den oncost niet en vermogen, ende hebben altijt wedersproken het mergen' gelt, want wij en sijns niet sculdich, en hebben niet geloift; wij sijn gevryt jnliout onss priuile- gien , van onsen gneden beer confirmeert ende vanden drien staten; wij hebben Renen bij ons seluen voir acht dusent Rijns. gul. gecoft; niemant en comet ons te baten; wij sijn uoch sculdich vele dusende, bouen al dat wij ons sijsen vercoft hebben. Got weet, wie dair scult toe hebben, mogehc dat men ons kcrspel vrij halt. Lieue heren, wij weder spreken alle geuens van gelde, so |
|||||||||||||
64 FREDERIK. VAN BADEN, (1498 1499).
|
|||||
wij altijt gedaen hebben, jnden besten nemende, Gode beuolen. Gescreuen des zwoensdages post
Katlierine st; virginis, anno XCVIIJ. Die stat Renen.
Opschrift: Den eirwerdigen ind wisen heren, heren Lodolph van den Veen,
domdcken Utrecht, onsen geminden lieueu heren. Deel, B. 118.
XLVIII.
De bisschop van Utrecht antwoordt aan de 3 staten van Utrecht, dat hij de stat en
van het Neder* en Over-sticht zal bijeenroepen, ter beraming van middelen tot verwijdering van het vreemde hrijgsvolk. Van Goits genaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbare, lieue vriende. Uwen brieff ons gesant, beroerende die knechten, thants jn onsen Gestiehte alhijer nedergelegert sijn, ende tgene daeromme jnden capittel generaill ouercomen js etc., als dat uwen brieff vorder vermeldet, hebben wij guetlijken ontfangen ende dat jnne houden van dien ten vollen verstaen. Soe eerbare, lieue vriende, dunckt ons sulcks v ouercomen zeer guet, ende willen oick ten ijersten dat stat hebben mach, vnse ridderschap ende steden aen beiden tsijden der Ysselen op ene gelegene plaitse nae uwen begeren doen verscrijuen, omme alsdan ge- buerlijke jnden seluen te ouercomen ende te sluten. Ende dat sich die knechten dus lange jn onsen Gestiehte alhijer tot verderffnissen onss ondersaten gelegert ende ontholden hebben, en js ons geen cleijn verdriet, als gij mercken moegen; hebben oick nacht ende dach, omme die voirss. knechten wt onsen landen te hebben, onsen merckelijken ende ernstelijken vlijt angekeert ende noch doen, als gij noch van ons waill vorder verstaende sullen werden. Onse Heer Got zij mit v. Gegeuen vp onsen slote te Duerstede, vpten XXVen dach jn Februario, anno etc. XCIX. Get. H. HUNDEBEKE.
Opschrift: Den eerbaeren vnsen lieuen vrienden, prelaten ende capittelen
vnss vijff goitshusen, ridderschap onses Nedergestichts, borger- meistere, scepenen ende raidt vnss stadt van Ytrecht. Deel, B. 122. XCIX.
De bisschop van Utrecht antwoordt aan de 3 staten van Utrecht, ter dier zake met
hen te zullen komen raadplegen. Van Goits genaden Friderick, bisscop tUtrycht, geboren marckgreue van Baden.
Eirbare lieue vrunde. A.ls ghy ons nv schryuen, berorende die rutheren ende knechte, oick die ouergfepe dagelix van hoer geschien, begerende, wy ons van stonden aen aldair bij v voegen wol- den, omme eerdrechtlicke hyer jnne the raden ende the ouerkomen, Wat prouisie men hyer jnne doen sail etc., hebben wy mit wyden jnholt uwes brieues guetlicken ontfangen ende verstanden. Soe, lieue vrunde, is ons jn waerheyt nyet myn dan anderen leyt ende verdriet, ons oick nycht weynich, sodane gewaelt ende ouergrepe an ons ende onse ondersaten gekiert hebben, oick des- haluen mit groten vlyte an ro. ko. mat. onsen bruder, merkgreue Ghristoffel, den hoifftluden ende anderen doen bearbeyden, omme sulx affgestalt ende gebetert the hebben, oick voirder dair jnne gehandelt, als ghy van ons noich wail vernemende sullen werde'n, ende bouen dat, by ons seluen noich onsen reden geyn maniere kunnen vynden, sulx sonder vremde behulp the mogen keren mit |
|||||
/
|
|||||
BISSCHOP TAN UTRECHT (1499). 65
ouertragtung voirder onwillen ende lasten dair dan wt verrysen moichten. Doich wie dem syndt
wy willens ons mitter hulpe goits op morgen guets tyts by v the voegen, ende v inden saken then besten helpen raden, ende doende als een guet heer tot voirstant synre ondersaten schuldich is te doene. Got zij mit u. Gegeuen in onsen slote Duerstede, den XVJ'n dach in Martio, anno etc. XCIX. Get. HUNDEBEKE.
Opschrift: Dem eirbaeren vnsen lieuea vrundcn ende capitulen onser vyff
goitsliuser, ridderen ende knapen onser Nedergestichts, boir- gemeisteren, scepenen jnd raedt onser sladt van Vtrycht. Deel, B. 123. c.
Wolter van JBaexen, droit van den heer van IJsselstein, aan de 3 staten van Utrecht,
ter 2ake van eene op hunne goederen door dien heer gelegde schatting van 8 slui- vers op elken morgen lands. Weerdige, vrome, eerbare ende wijze, lieue heren ende goede vrienden. Denbrieff, die vwe
weerdicheiden nv belieft hebben aen mij, burgermeisteren ende scepenen tot Ysellsteyn te scrijuen, daer off die materie jnden zeluen begrepen den vurgen. burgermeisteren ende scepenen mit alle nyet en beruert, jnhoudende : hoe Tan wegen dess edellen, waillgeboeren heren, heren Ffredericx brueder tEgmonde, greue tot Bueren ende Leerdam, heer Yan Ysellsteyn etc., op vwer kercken goeden ende landen, jnden lande van Ysellsteyn gelegen, een merckelike grote wtsettingh ende schattinge gedaen soude wesen op elken mergen VIIJ stuuer, sonder v dairtoe te roepen off wete te doen, twelck v vter maten zeer Tervreemt, aengemerckt dat jnden wtsprake tusschen onsen vurss. lieuen heren ende vwe weerdicheiden begrepen staet, v landen ende goeden rustelick ende vredelick sonder belet van sijnre lieffden oft den sijnen soude laten gebruken; begerende zulke wtsettinge weder roepen ende te niet gedaen worde, off anders zall v die noot dairtoe dringen, tegen onss te procederen mitten geesteliken rechte, nae wtwijzen priuilegien ende rechten v dair op ver- leent, mit meer ander woorden jnden zeluen vwer lieffden brieff begrepen, heb ick ontfangen ende verstaen. Wair op vwe weerdicheiden, soe dit den vurgen. burgermeisteren noch scepenen nyet en beruert, van my als drossz ende dyenre willen gelieuen the weten: hoe dat my veell meer ver- vreemt ende verwondert diss vwer weerdicheiden scrijuens, dan diezelve Tervreemden ende ver- wonderen konnen des wtsettingh, die van wegen dess edellen vermogende, mijns vurss. lieuen, heren, zoe sijn genaden een vrij heer van Ysellsteyn van hoogh ende van laegb sijn, geschietende gedaen is, nae ouden hairkomen ende gewoenten van desen lande, zoe jckt hier gevonden heb, ende voir mijnen tijden geweest is, dair uwer lieffden renthmeisteren, die lange jaeren van desen polder ontfanger geweest is, ende alle schulden ende gebreeck bat weet dan ick doe, mitten ge- zwoeren heemraiden dess landtz ende anderen, die dair nae ouden hairkomen ouer behaeren ende plegen the wesen, zelue mede tegenwoirdich ende ouer geweest is, soe sij alle jaer hoir schulden ende gebreeck den drossz inder tijt bij brengen. Dair dan die wtsettingh tot onderhoudenisse der molen, watringen ende anderss, dat den gemenen lande van node is, op wtgeset ende gedaen wort, daer de edelle vermogende mijn vurss. lieue heer noch sijnre genaden drossz geen baet noch pro- fijt, mer onlede ende moeijenisse aff hebben; alt meest gemerckt, datnadien die twee oude mo- lenen, die noch nyet te vollen betaelt en sijn, die op sante Marcuss dach, anno XCVIJ van den I. 9 |
|||||
66 FREDERIK YAK BADEN, (1499).
Gelressen gebrant worclen, dair sommige vanden vwen ende nijet vanden mijnsten den ondersaten
off toeseiden, dat die molens gevrijt waren ende voir geen barnen en dorsten sorgen, dat sij op vwe woorde ende geloue staen lieten ende qualick gehouden wort, dair tgemeen landt oick groten kost off hadde, nv weder om bij vwer weerdicheiden goetdoncken twee nijwe molens geset ende noch ennae betaelt sijn, die nocb huden opten dach bloot ende ongedect staen, dair dese wtset- tingh toe geschiet is, daer v lieffden mit alien redenen meer sculdicb waren den edellen, waell gebaeren, mijnen vursz. lieuen beren ende synre genaden dyenre aff te dancken, dan aldus on- billick te scrijuen. Ende dat v lieffden scrijuen van VIIJ stuiyer bij ons wtgeset, js onwairachtich; want dair sijn IJ st. opten Leckdijck wtgeset, dat v lieffden doch waill weten, dair wij nyet mede te doen en hebben. Jck en weet oeck nijet, dat die edelle waillgeboeren mijns lieue beer off jck off ijemant van sijnre genaden lude, dijenres off ondersaten vwe weerdicbeiden in enigen stucken aen vwer lieffden landen off goeden, jn enigen manijren groot off cleyn, hijnderlick off lettelick sijn, mer laten v lieffden dair mede begaen, verhueren, verpacbten ende verboren, ende helpen uwer lieffden gedeputeerden dairloe, zoe veell wij konnen ende mogen. Soe dan dese wtsettingb nae onden gewoenten tot slandtz oirbair, dair dess nv noot ende behoeftich is, geschiet ende gedaen is, dair alle anderen jngelanden ende geerffde waill mede te vreden sijn, ende uwer weerdichei- den landen ende goeden mede beholpen ende nyet meer mede bezwaert en worden, dan andere vwer gelijcken, souden v lieffden dair insgelick mede te vreden wesen, sonder aldus veell buten reden te scrijuen; dan ick en twiuell nyet, die descrecie ende redelicheit van den sornmigen van vwer weerdicheiden hebben hier veell beter verstant in ende gevoelen dan die scriften, ende, hoe waill sij mit sommiger jmportuynheit tot desen scrijuen gebrocht mogen wesen, soe dick gesien is ende beuonden, die mijnste redenen ende verstants hebben in enigen zaken, waill meest plegen te roepen ende werck te rnaken. Doch dese vwer weerdicheiden scriften ende beclachten, wanneer die edelle waillgeboeren, mijn vursz. lieue heer, sgemenen lantz oirbair, nvtschap ende profijt tot vordell der jngelander, geerffden ende slantz ondersaten in sijner genaden vrij heerlicheit, nae ouden gewoenten ende hairkomen, nijet doen en soude mogen, tzelve zeer vreemdelick luyt; wair een grote nijwicheijt, ende soude sijnre genaden vrij hoogh herlicheit grotelick aengaen ende be- rueren, zoe will ick dit sijne genaden ten eerste jck kan gaerne the kennen geuen; dan mij , die nijet en bijn dan een dijenre, huden drossz ende morgen Wolter, die nijet doen en kan noch hier in gedaen en hebbe, dan van sijnre genaden wegen , soe vwer lieffden brieff dat genoech jnhout, aldus te scrijuen ende mitten geesteliken recht te willen verdreegen en hadde van genen node ende veell beter gelaten geweest, dair ick onverueert voir bijn; ende alst vmmer alsoe wesen wolde, most "ick mit eeren ende redenen raet ende weegh zueken, mij tot mijnre ontschult voir sulken ongelijck te beschermen ende the behelpen, zoe veell ick soude konnen ende mogen. Hebben vwe weerdicheiden enige priuilegien den edellen wailgeboeren mijnen vurss. lieuen heren off sijnre ge- naden hoogh heerlicheit aengaende; hebben sij oeck mede verlangen tegen sijn genaden te rechten ende te doen te hebben, dieseluc sijn genaden zullen dair bij aventuer mede te vreden wesen, ende vuegh toe sueken ende weten te vijnden. Weerdige, vrome, eerbair, wijse, lieue heren endegoede vrienden, ander veell meer redenen, die hier op lopen ende waill te scrijven waren, die jckhoude v bescheidenheiden waill mercken konnen, laat ick omder korticbeit will ongescriuen. Bij alzoe vwe weerdicheiden hier nyet mede te vreden en sijn, ende den edellen, waillgeboeren mijnen vursz. lieuen heren hier vorder aff scrijuen ende aen sijn genaden doen veruolgen, worden mij dan die- zelue sijn genaden dair ijet vorder affscrijven off bevelen, will jck nae gelegentheit gaerne tbest in doen nae mijnen vermogen, kenne God Allmachtich, de vwe weerdige, vrome, eerbairheiden |
||||
BISSCHOP VATT UTRECHT, (1499).
|
|||||||
67
|
|||||||
behueden will ende bewaren salich ende gesont, waillvarende. Gescreuen tot IJselsteyn, den
XXVUn dach in Marco, anno etc. XCIX.
Wouter van Baexen,
drossaet tot IJselsteyn.
Opschrift: Den eirbaren vnsen lieuen vrunden, prelaten ende capitulen onser vijff goitshusen, ridderen ende knapen onses Nederstijchts, burger- meisteren, schepeiien ind raidt onser sladt van Vtrijcht. Deel, B, 124. CI.
Bezegelde brief, waarhij Johan, hertog van Kleef, verklaart, Frederik, heer van
UsseUtein , te hehben gemagtigd tot het verdingen der Ooer-Betuwe. Johan, hartough van Cleue ind greue van der Marcke.
Wy laiten weten alien vnsen drosten, amptluden ind ondersaeten; dat wy beualen ind mechtich gemackt hebben vnsen lieuen neuen, heren Ffrederick van Egmont, greuen tot Bueren ind Leerdainme etc., die gantze Auer Betouwe van vnss wegen mede te verdingen ind to brant- schatten tot den raeisten pennynck, die men dair van sail moegen kriegen, ind soe wes dair van koempt sail vnse neue vurg. den sesten pennynck hebben, ind die ritmeister den thienden, na alder gewoenten. Beuelen dairomb alien vnsen drosten ind amptluden vurg. vnsen neuen vurss. dairin nyet hynderfich, dan vorderlich to syn, ind in ind vyt vnsen steden ind vlecken to laiten reden ind verkeren, ind syn passpoert ind geleyde to halden, ind to helpen onderhalden; ind men en sail van ytlicken teycken noch sauuegard niet meir dan eynen ynckelen gulden nemen, ind van ytlioker passpoert van gefangen oick niet meir dan eynen ynckelen gulden nemen, noch van stock- gelt dergelycken. Dit vurss. willen wy van v, Wessell vanden Loe, her Steven van Wijlick, litter, ind Johan van Wijlick, vnsen drosten seinentlich ind alien anderen vnsen amptluden ge- halden hebben, beheltlich doch vnsen marschalck syne gerechtecheit na alder gewoenten. Jnd des ter oirkondt hebben wy desen vnsen brief!' mit vnsen secret segell doin besegelen, ind vnsselffs hant teycken dair by gesatt, vp dynxtach na vnss lieuer vrouwen lichtmiss, anno etc. XCIX (l). Dit oorspronkelijke stuk, thans onder mijne berusting, is voorzien met zijn op het
papier gedrukt (beschadigd) zegel in rood lak. CII.
Burgemeesteren, schepenen en raad der stad Deventer melden aan de 3 staten van
Utrecht de redenen, die hen verhinderen, op den dagvaard van 29 April eerstko-
mende te verschijnen.
Vnsen vrientliken groet ende wes wij liefs ende guetz vermoegen te voerens, weerdege, zeer-
geleerde, edele, walgebaren, eirbere ende ersame, wijze, lieue heren, byzonders gude vrende. So
als uwe liefden opten XXIXeu dach jn Aprijll verleden deden scriuen, om ons vanden verraemden
dage bynnen Vtrecht, dair wy onse geschickde vriende mede solden hebben gehat etc., solden
wy den so gheerne hebben gedaen, dan wair ommer sulx verbleef by ons, hebben ongetwyuelt
uwe liefden wth onsen antworde an ons heren gnade van Vtrecht, doe gesant, wal vernamen ende
verstaen, verhapende men ons jnt qwade des nyet en heeft afgenamen, om reden jn onsen scriften
(1) Dit sluk is niet volgens clironologische orde geplaatsl kunnen worden, omdat het eerst na het afdrukken ran het
Toorgaande blad door mij is aangetroffen onder de papieren van het voormalig arcliief van het graafschap van Bureu. 9*
|
|||||||
68 PREDEHIK VAN BADEN, (1499).
|
|||||
doe war geroert; ende so dan uwe liefden mede doen scriuen van enen anderen dage, des dinxdages-
na belaken Pinxteren bynnen Vtrecht aldair wederomme verraempt sal wesen, noch begerende onsc geschickte vrende dair dan mede by thebben etc., solden wy noch nyet gheerne sulx laten ver- blyuen; dan want vaste onse nabueren ende omgelegen landen jn oirloge ende veden ende groten ongemack syn gestat, als vvetten uwe liefden, konnen ende moegen uwe liefden wal erkennen, want men doch, Got betert, thant nyet wal kan wetten, wair men siek waren sal mogen, woe wal wy onse vrende van handen ontberen sullen mogen, oick dan gemerckt van ennigen voer hoelde onsen vrenden jnder reisen mochte geschien, bidden ende begeren wy noch een guet gedult thebben ende des vredich te willen syn, dat wy hijr omme onse vrende holden by hues tess tijt, ende ons des jn ghienen qwade af te willen nemen uwe liefden. Ende, so wy dan doch oris heren gnade vurss., na den afgescheide myt synen gnaden latest gehat dessen Meye, an desse zijde der Yselen tkomen verbeidende syn, willen wy alsdan als sunderlinge liefhebbers des ghemenen landes mit synen gnaden van dessen saken gheerne doen spreken myt synen gnaden, dan voert helpen raden schicken ende ordenijren, dair jnne ten vrede ende waluairt der ghemenen landes, so voelle als ons mogelicken sal syn, ende ons anders bewijsen als guede ondersaten syn schuldich tdoene, men onss myt reden te bedancken ende nyet te misdancken en sal hebben. Wair jnne wy oick vorder uwen liefden ende den ghemenen lande mogen syn to willen, dair to syn wy geneget van herten, kent God, die uwe samende liefden jn aller waluairt ende gueder vorderinge wil bewaren langen tijt, salich ende gesont. Gescreuen op dinxdach na Vocem jocunditatis, anno etc. XCIX. Burgermeester, scepenen ende raedt der stadt van Deuenter.
Opschrift: Den weerdighen, seer geleerden, edelen ende walgebaren, eerberen ende
eersamen, wijsen heren, prelalen ende capitulen der vijf godeshuesen, ridderschap, stadt ende steden der Nedergestichtz van Vtrecht, onsen lieuen heren ende bysonders guden vrenden. Deel, D. 177. cm.
Burgemeesteren, schepenen en raad der stad Zwolle, geven aan de 3 staten van
Utrecht dit insgelijks te kennen. Vnsen guytwillegen bereiden denst, werde, houhgelerde, edell, walgeboren ende ersame, by-
sonder lieue heren ende gude vrunde. Soe uw lieffden opten XXIXlen dach in April verleden an ons deden scryuen van den verraemden dage bynnen Vtrecht, daer wy onse vrunde mede solden hebben gehat etc., solden wy gerne hebben gedaen; dan wair by solx verbleff", hebben ongetwiuelt uw liefften oft onser antwert an onss gneden heren van Vtrecht doe gesant wall verstaen, wy om redden doe gerort verhaepen, men ons nicht jnt qwade verkert hefft. Ende soe dan uw liefften onse vrunde begeren op dinxdach na belaiken Pynxteren bynnen Vtrecht thebben ten verramden dage, solden wy gude vrunden solx ongerne affslaen; dan, want, leyder! die wege thants om die onleden wyllen also zer onvelich synt, ende verstaen oeck die vrunde uan Deuenter koirts ouver- warent an onss gneden heren gereiset weren, ende met XV reisygers in oerre wedderkompst voir- gehalden, des sie wallichte in laste gekoemen hadden, hadde Got nicht nementlicken versyen, dat sye omwege socliten, konnen uwe liefften wall erkennen, in wat perikell ende lasten onsen vrunden by die besendinge koemen mochten. Dan, soe wy onsen gneden heren an desse zijde verbeidende synt, willen wy gerne ende synnen oeck genslicken geneget, desser saken haluen myt gnaden te helpen raden ende ordineren, soe den tot walfaert slands denen sail, smen ons myt redden nicht |
|||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1499). 69
misdancken sail. Begeren frvntlicken dyt dessen tyt quytlickeste van ons tnemen, verschuldent
tallen tyden gerne tegens uw lieflTte, Got lange behode gesont. Gescreuen op dynxdach na Exaudi, anno XCIX. Burgemeisteren, scepenen ende rait der stat Zwolle.
Opschrift: Dem werden, edellen, walgeboren ende ersamen prelateo ende capittelcn
der vijf goitshuscn, rydderschap, stat ende steden, die der stalen des Nedergestichtes van Vtrecht, onsen bytondere lieuen heren ende guede vrunden. Dee], D. 178. CIV.
Burgemeesteren, schepenen en raad der ttud Kampm geven aan de 3 ttaten van
Utrecht dit intgelijks te kennen. Vnse vruntlike grute ende wes wij vermogen, weerdige, seer geleerde, edele, walgeboeren,
eirsame, wise heren ende guede vrunde. Soe uwe liefden opten XXIXeu dach jnden April verleden deden schriuen an ons vanden verraemden dage bijnnen Vtrecht, dair wij onse geschicte vrende mede solden hebben gehat etc., solden wij geerne bebben gedaen, dan waer omnie sulxs verbleef bij ons, hebben ontwijuelt uwe liefden wt ons antwoirt, an onsen genedigen heren van Vtrecht doe gesant, wal vernoemen ende verstaen, verhopende ons des jnt quaede niet en is verkiert, om redenen in vnsen scriften doe geroert. Ende soe dan uwe liefden nv doen scriuen van enen ande- ren dachfairde des dinxedages nae beloken Pinksteren bynnen Vtrecht aldaer vveder beraemt sal wesen, noch begerende onse geschicte vrende dair dan by toe hebben etc., solden wij noch niet geerne sulken laten verbliuen; dan want, God betert, de weghe noch seer onuelich synt, ende mede oick verstaen, dat de vrende van Deuenter, de onlanges verleden bij vnse genedigen heren van Vtrecht gewest synt, jnde reise weder ouer nae huis toe reysende jnde Veluwe voir geholden .synt gewest mit XV peerden ende reyseners, dair ouer sie jn lasten ende perikel gecomen solden heb- ben, hadde Heer Got niet versien-, dat sie doer enen anderen gueden wech velich weder toe huis gecomen hadden, konnen uwe liefden wel merken ende ouerdenken, dat ons niet gelegen is, ons vrende alsoe toe wagen ende ouer toe senden. Dan soe wij doch onss heren genaden , nae den af- scheyde mit synre genaden laest gehat, an dese side der Yszelen toe comende cortes verbeydende sint, willen wij alsdan mit synre genaden van dess haluen geerne doen verspreken, ende mit sijnen genaden dan voert helpen raden, schicken ende ordineren, om waluairt den gemenen lande, soe voele ons mogelike sal syn, ende ons tot bewisinen als guede vndersaten sculdich syn toe doene, ende men ons mit ghenen redenen toe misdanken sail hebben. Begerende dat ons voer een guetlick antwoert op dit pass willen affnemen , Gode bevoelen jn guder waluaert. Gescreuen opten dinxedage post Seruatij martiris, anno etc. XCIX<>. Borgermeister, scepenen ende rade der stat Campen.
Opschrift: Den weerdigen, zeer geleerden, edelen, walgeboeren, eirbere ende eirsame, vnsen beren prelaten ende capittelen der vyf godeshusen der stat ende steden des Nedergeslichtz van Vtrecht, vnsen beson- deren liuen heren ende gude vrenden. Deel, D. 179. cv.
De rtddertchap van Vollenhoven geven aan de 3 ttaten van Utrecht hetzelfde te kennen.
Weerdigen, vroemen, wijsen ende voorsichtigen, bijsunder gueden vrunde. Uwer liefften |
|||||
i
|
|||||
FREDEHIK VAN BABBIT, (1499).
|
|||||||
70
|
|||||||
breff, berorende die dachfairt bynnen der stat Vtrecht, des dinxdages nae belocken Pinkteren, be-
tekent ■van onss gnedigen heren van Vtrecht geholden te weerden, omme eendrachtlijke raet te vijnden, jndeen enige ruthere jnden Stichte sick begerden die ondersaeten bescheedigen, te wederstaene, bebben wij guetlijken ontfangen ende ter gueder mathe verstaen. Ende hebben die saken wall te sijnne genaemen; dan soe sich thants die tijde bewijsen, ende die handele der ruthere ommelanges den Gestichte van Vtrecht seer scarpelick gebruekt warden, ende doiruen wij omme onveijlicheijt der weghen nement wijt onss dair bij uwe liefften schicken. Dan soe wanneer onse gnedige heer alhijr in sijnre gnaden landen koemende wairt, sullen wij geern tot waluairt des lants die sake ten harten nemen ende belpen raeden bij sijne gnaden, onss bewijsen als guede, getrouwe onder- saeten. Begeren vruntlijke dit van onss voir een guetlijck antwoerdt uwe liefften will beleeuen tontfangen, dwelcke God Almachtich moet bewaeren in gueder waluaert tot langen tijden. Ge- screuen tot Vullenhoe, onder zegell des schulten van Vullenhoe j des wij tsamen jnne gebruken, anno etc. XCIX, opten XX,on dach in Maio. Die ritterscapp slands Vullenhoe.
Opschrlft: Weerdigen, vroeme, wijsen ende voirsichtigen prelalen, capittelen
der vij(T gotshuijsen, ritterscapp, stadt ende steeden etc. die drie staeten des Nederslichts van Vtrecht, onss fctfsunderen gueden vrunden. Deel, D. 180. CVI.
De ridderschap van Twente geven aan de 3 ttaten van Utrecht hetzelfde te kennen.
Werdighe, wal gheleerde, vrome, ghestrenge, ersame und voorsichtighe, lieue heren und guden frinden. Juwer werdighe, vrome, ersame lieffden scrifften an ons gesanth, onder anderen inholdende van den verraemden dach, als nemptlick des XVII dages der maent Apriles, bijnnen onses gnedigen heere zijnre gnade stat Vtrecht tkomen, voir vnd nu nae opten dinxdach nae be- laeken Pijnxtern verraemt, om aldaer onse gedeputijrde volmechtich mede ten daghe tschicken ende in tijden des vredes t helpen raden, sulcke aengrepen der rutheren ende knechten voirt mer verhuet mochten bliven etc., hebben wij mijt aller behoirliker guetlicheit ontfangen vnd wal verstaen. Solden oek gerne, na vermogen al onser macht, ons dair ynne also bewijsen, dair dat gemeyne lanth von sulcken angrepen ombelastet mochte blijuen, kent God. Dan werdige, vrome, ersame, lieue heren vnd frinden, want men de weghe ende straten ten sulfften ■verraemden daghe tkomen buten anxt lijues end gudes, als wal merckelick is, tesser tijt nicht wal en solde mogen gebruken, en steyt ons tesser tijth nyet an, onse gedeputijrde aldaer tschicken, gemerckt vnd an- gesien dat wij van ijteliken onsen heymeliken vrunden, inden lande van Cleeue und van Gelre ende daeromtrijnt woenafftich, voirt ons eyndeels van bloetzwegen na bewanth, onderrichtet sijnt, dat die van Wijsch end de capteynen mijtten gemeynen rutheren end kuechte, voirt mijt al orentho- stenders , die dijt verleden yaer onse viande woirden vnd noch sijnt, dewelcke noch hijr omtrent vast liggende ende reyssende sijnt, nemptlick, rechte voirt inder greuescap van Zuytphen omtrent vijr dusent, onses gnadigen heren sijnre gnade lande ende ondersaten ijrst daghes, als zie dat mijt- ten hoep der voirg. rutheren end knechten mijt gansser macht becommen konnen, gheheel vnd al gheneijget solden wesen mijt rove, name, brant vnd anders scerplike te ouerfallen, zolden wij ongetwijuelt van gansen herten ongerne gestaden, ende is ons daeromme nijt doenlick onse ghe- deputijrde van der hanth tsenden. Verhapen der juwer werdighe, vrome, ersame lieffden zulx wal in alien guden ouerleggen zullen, end ons tesser tijt nijet verkennen, dan ende guet benoegen |
|||||||
EISSCHOP VAN UTRECHT (1499).
|
|||||||
71
|
|||||||
thebben, ter tijt onse gnedige heer en dusser zijth der Yssele komende werden, wij doch hapen
als van groten noden is, ijrst dages sonder vertoch wal gescheyn sal. Willen wij alsdan als sonder- linge lijeffhebbers des ghemeynen landes ons na onser macht daer ijnne altijt gerne bewijsen, ge- lijck wij onsen gnedigen heeren oek ter guijtliker antwort gescreven hebben, kenne God Almech- tich, de welcke juwer werdige, vrome, ersame liefl'den zamentlick moet vroijlich, zalich sparen, gesont. Gescreuen onder segel Johan van Twyckel, amptman des landz van Twentbe, des wij samentlicken hijrijnne mede gebruken, opten dijnxdach na Pijnxteren, anno etc. XCIX. De ritterschap des landz van Twentb.
Deel, D. 181.
CVII.
De Had Renen meldt aan den hitschop en de 3 staten van Utrecht, den aantogt des
vijands op hunne stad en verzoekt den noodigen hy stand. Hogheboren, vermogende furst, gneden lieuen heer, ende ghij heren vanden drieen staten te capittel vergadert. Wij gheuen u liefden te kennen, hoe dat ons Hughe Luchtleuen, die selue de v genaden sijn lijff' tot Deuenter gegeuen had, laten weten heeft ende doir anderen woert op ons oeck laten weten hebben, dat die gaerde van stonden op ons comen sal. Ende wij dan cleijn ■van meninghe sijn ende gheen reesscap en hebben, waer mede wij Renen met behalden en mo- ghen, soe begeren wij oitmoedelic, dat v genaden ende lyefden von stonden aen ons senden wylle vyftich off sestich knecht, ghewapent mit reesscap, off wy sellen Rienen verliesen, tot onsen ende den Ghesticht grote seaij. Ende wes v hier jn belienen sal, begeren off een bescreuen antwoert, want wyt v inder besten te kennen gheuen. Gescreuen mit haest, op wonsdach Johannes et Pauli, anno etc. XCIX. Uwer genaden stat Reenen.
Opschrift: Den hoicgheboren, vermogende furst, eerweerdighen heren, heren
Frederick, Goils genaden bijsscop tUtrecht. geboren marggrauevan Baden, ende die heren der drieen staten des Gesticht van Vtrecht, onsen lieven ende ghemijnden heren. Deel, D. 183. CVIII.
De hisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter zake van het in dienst
nemen van krijgsvolk, ter hestrijding van den vijand. Van Goite genaden Frederick, bisscop tUtrecht, marckgreue van Baden.
Eerbare, lieue vriende. Als gij ons nv onder anderen doen scrijuen, woe dat wij verstaen die rutherie thants sijn omtrent den palen vnser Gestichts, omme hrjer vuer te comene, begerende, wij ons op morgen aldair bij v voegen wolde, aengesien aldaer sekere capiteyne sijn, die vhoeren dienst bieden mit volck van wapene, ende gij omme die aen te nemen buten ons nyet waill slu- ten en kunnen etc., hebben wij guetlijke ontfangen, ende geuen v dairop te verstane, dat die ruthere nv vuer vier vren in vnsen Gestichte geweest, dairinne geroift, gebrant ende een deel ^nss vndersaten geuangen hebben, ons montsacht oicb. noch nyet wetende, wt wes beuele; ende sijn dieselue thants tusschen vnsen steden Renen ende alhijer ouer all verspreit. Desshaluen, als gij waell ouerleggen kunnen, ons nyet moegelick is aldair in persone bij v te comen. Solden oick onse |
|||||||
72 FHEDERIK VAH BADEK (1499).
|
|||||
rede gerne aldair geschickt hebben, dan besorgen, sij nit wt reijsen ofte ten mijnsten int wederomme
komen gevoirlaget ende] nedergeworpen mochten werden. Wairomme, bijsondere lieve Yriende, wilt v bij eo anderen voegen, vnderlinge op dese sake bespreken, ende die ten besten nemen, opdat onse lande ende arme ondersaten soe yemerltjken nyet verderft werden, want in ons* macht nijet en js, als gij waill weten, dair allene wederstant te doene. Ende tgene gij teamen ouercomen van getall van rutheren aen te nemen, dat stellen wij gans aen v, soe voele onse lande lijden ende dragen moegen, ende geuen dairtoe vnsen consent ende willen. Wij hebben oick op dat tot ander- halff hondert reisiger ende ouer die hondert voitknachte aengenomen. Jndien gij nv teamen ouer quaemen tot enen getall te voete ende toe peerde aentenemen, omme mitter macht desen weder- stant toe doene, soe wilt ons dat laten weten, oick woe corts ende woe voele v die capiteynen brengen willen, ende oft gij dair en bouen enige meer bedorsten, want wij thants waill van benden toe krigen wusten, die ons hoeren dienst geboden hebben. Vorder hebben wij uwe scrifte, beroe- rende der ruthere voirnemen mit onsen landen van Ouerijssel, indient hem hyer voirginck, terstont aen onse rede, den gedeputierden van der ridderschap vnss lande Hollant, Twenthe, Vollenhoe ende Drenthe, ende den raits vrienden, bijnnen vnss stat van Deuenter vergadert wesende , mit vnss meninge dair beneuen scrijftelijke te kennen gegeuen, omme die oick ten herten te nemen , ende toe doene alse guede vndersaten bij hoeren lantsheren ende een lant bij den anderen jn noeden schuldich is van doene. Got zij mit v. Gegeuen op onsen slote tot Duerstede, vpten YIIJen dach in Julio, oinmetrent soeuen vren nae den middage, anno etc. XCIX. Get. hosz.
Oick, lieue vriende, na dem als wij desen brieff hadden doen schriuen, so is ons van vnses
oehemm van Cleue heufftluden gecomen, der entsegs brieff, des wij v oick copij hierinne ver- sloten senden. Datum vt in litteris. Opschrift: Deo eerbaren vnsen lieuen vrunden ende capitulen onser vijff goitshussen,
ridderen ende knapen onses Nedcrstiehts, boirgemeisteren, scepenen ende raidt onser stadt van Vtrecht. Oeel, B. 128. Het afschrift van het in dezen hrief vermeld rnanife*t der Kleefoche hooftlieden aan den
bisschop, luidt als volgt: CIX.
Dem doirlucbtigen, hoichgeboren fursten vnde heren Friderick; geboren marckgreuen to
Baden etc., vnde bisschop to Vtrycht. Voegen vwer furstlicker gnaden tho weten, Thoma Schlinitz, Goert van Bemmel vnd Jorien Kobeler, als ouerste hoifftlude des hoichgeboren fursten vnde heren, hertoigen Johan van Cleue vnde graue vander Marche etc., doen kondt vnde to weten alien men- schen, dat vnser guede gen. her van Cleue vns vpgenanten hoifftlude brieff vnd zegel hefft ge- toent, vnd ons derseluer brieue copije gegeuen hefft vnde ouergeleuert in vnsen handen eynder hoger verschrijuinge, des ein vwer f. g. voiruader, loeffliker gedachtnisse, bisschop Dauid zaliger, mit sampt etlicken steden verschreuen hefft vur etlicke summen pennynghe dairop untlenet to eren, profijt vnd nut, dairop bis her merckelike grote schade dairop gegangen vnd noich dagelix geyt, des srjn f. g. to dijckemail hefft guellicke ersoicht vnd erfordert mit rechte ende sust, vnde hefit sijner gnaden nycht mogen gedijen offt helpen, dairop vns vnser gnediger furst hertoich Johan van Cleeff etc., vns opgenanten hoifftlude mit sampt ander hoifllluden, vendreger, wayuel |
|||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1499).
|
|||||||
73
|
|||||||
vnde gemeyn knechte vns angeropen vnde gebeden, sijne gnade dairto te helpen, doer sijn eer
vnde recht vnde anders nycht; daerop sign gnade vns ouerste hoifftlude gemechtiget vnde gemaket hefft, tho sijnder f. g. lutenant vnde commissarien sijnder gnaden, sulcker ansprake mitdersomme pennijngen in tobrengen, mit sampt alle cost vnde schade, die dairop gelopen is, tegen uwen f. g. stede, lande ende lude, waer wij des mechtich to crijgen sijn, sulxs mit vnsen liue ende goet, met alien vnser niaclit sulxs doen willen; vnde vns des nycht sparen, so dach so nacht; vude dair* in nycht styl to staen, bis sijne f. g. sulcke hofftschult mit alien geleden cost vnde schade, so dairop gegangen is, vernuecht is. Daerop hebben wij, opgenanten hoifftluden, vendreger, weyuel vnde alle gemeyn knechte vns teghen vwer f. g. in ener opener vecht vnde vijantschap gemaict hebben van wegen vns gnedigen heren van Cleue, die vnse hoifftheer is, mit sampt alien vnser hulperen hulpen, wie die sijndt, die zo tegen vwer f. g, stede, sloite, landt vnde luijde, die tho dern Stichte van Vtricht hoeren, die sulcke ansprake vnde forderinghe annemen worden mit sampt uwen hulpers hulpen, de noich komen mochten, wie die sijndt die tegens vns weren, willen wij vnser eer vnd gelijmp daer mit verwaert hebben, als vromen krijegsluden to staet. Sulx wolden wij vwer f. g. nycht verhalden. Datum vnder vnser drijer ouerster hoifftlude signet vnde hanteyken hyer vnder gedruckt vnde gescreuen, op sondach nae vnss Vrouwen visitationis, anno etc. XCIX<>. Thomen Schlinits,
Goert van Bemmel, Jorgen Kobeler. Deel, B. 130.
ex.
Johan, hertog van Kleef, meldt aan de 5 kapittelen van Utrecht de redenen, die
hem tot de vijandelijkheden tegen het Sticht hebben bewogen. Johan , hertough van Cleue ind greue van der Marcke.
Werdege ind eirbere guede frunde. So gij vns nu vnder andern schriuen, wie gij verstain '
hebben, dat wij in meyningen sijn solden, volck van wapen to schickenn, vmb die schult, die stede Vtricht ind Amersfoirt vns to doin sijn, to forderen, vur wulke schult sij vns doch vp sekerenn dagen penninghe gebaden solden hebben vnd mede oirbodich gewest, ofl, vns beduncken sij vns mer schuldig sijn solden, des ten rechten to stain etc. So, guede frunde, en twiuelen wij niet v en sij wall kundich, dat vns die van Vtricht vnd Amersfoirt auer langen jaren sekere schulden na ver- mogen segell vnd brieue schuldig sijn, dar wij vast mennichfoldich veruolgh vmb hebben laiten geschien an dem steden vurss., oick an wilner den eirwerdigen in Gaide, vnsen lieuen neuen, heren Dauid uan Burgund., bisschop tot Vtricht etc., vnnd mede na an den eirwirdigen vnd hoichge- barenn fursten vnsen lieuen oehmen heren Frederick, nu bisschop tot Vtrecht etc., vmb dieselue stede te vnderwisen vns betalinge te doin, na vermogen vnser segell ind brieue, dat vns allet nit heuet moigen bathen, dan mit vphaldinghe van dagen ind vertaigliche schimpliche verlengde reden, allet biss hertoe vertoigen is; suss sijn wij dar durch geoirsaickt, so wij mit geyner vrientschap tot betalingen komen konden, dat wij doch lieuer gehadt hedden die knechte tot vnsen groten mercklicken kosten vp to brengen, vnse schult an die stede Vtricht ind Amerssoirt doin manen; ind doin sij v off ymant anderen, die des nit to schicken hebben, schaide, js vns van herten leet. Vnd so gij mede rueren, dat sij vns penninghe gebaiden ind voirt oirbodich werenn ten rechten to stain, dat is wair, sij hebben vns vp etzlichenn gehalden dagen gelt gebaden, dan nit na ver- I. 10
|
|||||||
FHEUERIK VAH BADEW , (1499).
|
|||||||
74
|
|||||||
mogen vnser brieue, des wij alsoe niet gesynnet waren an to nemenn, vnd en twiuelen nit, dat
sich id geboren off "vns oick van noden sijn sail, bekande vngecancellierde segell jnd brieue int recht to stellen, off dar auer ennige cleringbe to geschien laiten. Dat selue wij v alsoe voirt inden besten nit hebben willen verhalden. Gegeuen to Cleue vp guedestag na Ciliani, anno etc. XCCX0. Opschrift. Den werdigenn ynd eirberen, vnsen gueden frunden, prclaiten
dekenn vnnd capittelen der vijff goilshuss. bynnen Ytricht. Deel, li. 132.
CXI.
De bittchop van Utrecht aan de 5 kapittelen van Utrecht, ter sake van het in
dienst nemen van krijgvolk; voorts mededeelingen den vijand betreffende. Van Goits genaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbare lieue vriende. Als gij ons nv onder anderen scrijuen , woe dat gij ernstelijke ver- boedinge krigen, die rutheren desen nacht een aenvall souden willen doen aen onse stat aldair, begerende wij v terstont voir desen auont sonder enich vertreck vnsen lieuen neue ende getruwen raidt Loduwich van Montfoerde etc., oick Cornell's van Broickhusen ofte jemant anders mit alsoe voele rutheren toe peerde ende te voit, als wij ontberen moegen, aldair bij v senden wolden etc., hebben wij guetlijke ontfangen, ende geuen v dair op toe verstane: dat wij noch starckere tijdinge ende verbodinge krigen, als dat sij hoeren aenslach gemaict hebben alhijer voir vnse stat te ko- men, ende die te vnderstane te sturmen; wairomme wij op dese tijt vnses raits voirss. ofte yemants anders van ons nyet ontberen moegen; bedorsten oick waill meer ruthere alhyer, dan wy noch yets hebben; js Cornelis van Broichusen rait anderen, die wij bestalt hebben, noch nyet gekomen, dan sijn hoerre alle vre verbeidende; die gekomen wesende, wiMen wij v soe voele, wij hyer ont- beren moegen, gerne schicken. Vnse stede Utrecht ende Amersfoirt hebben ons dessgelijcx gescre- uen, omme hoen ruthere te senden; dan wij sijn noch bloede ruthere aen te nemen, soe ons die entlijke antwoert van onsen staten op die scrijfte, gisteren aen ons gesant, nyet gekomen en js, die wij hopen troiselijker vallen salle, oick nae aduenant wij v, dan gij ons nv schrijven, jndien men knechten mit eernste wederstant doen will, alst van groten noeden is, anders werden sij steden ende sloten mitten lande destrueren. Dat wilt ten herten nemen, ende ons vp dat vorderlixt die antwoert van onsen staten laten weten, ons mit aenneminge resiger ende voitknechten dair nae te moegen weten te richten. Got sij mit v. Gegeuen vp onsen slote tot Duerstede, vpten Ven dach in Julio, anno etc. XCIX. Get. hosz.
Opschrift: Den eirbaren vnsen lieuen vrunden ende capitulen onser vijlT goitsliusen. Deel, B. 131.
CXII.
De gedeputeerden van Ooerijssel betuigen aan de 3 staten van Utrecht hun leedwezen
over den inval van den hertog van Kleef.
Vnsen vrenlicken deenst ende wes wij guetz vermogen te voerens, weerdige, edele, vrome,
erbere, eirsame ende wijse lieue heren, bijsonders gude vrunde. So als uwe samende liefden nw
an ons hebben doen scriuen jnt lange vanden auerval der knechten jn name des hertogen van
Cleue etc., hebben wij guetlicken ontfangen ende wal verstaen. So ys ons lieue heren ende vrunde
|
|||||||
BISSCHOP VA1T UTRECHT, (1499).
|
|||||||
75
|
|||||||
die handel ende auerval ganss leeth Tan herten, kent Got. Ende, als ons dan onse gnedige lieue
heer bisschop tUtricht vander seluen saken oick jnt lange heft doen scriuen, hebben wij sijnen gnaden onse guede meninge om saken wij bewegen bij sijnre gnaden renthineisler van Sallant, Gheryt Mulert, montlicken doen verstaen, om die voirt zijnen gnaden te moeghen verwittigen, nyet twijuelende, dat selue en sal wal voirt kentlich gedaen werden uwen weerdigen, edelen , erberen ende ersamen liefde, die onse Heer Got Abnechtich jn gueder hoede ende vrede waluarende gesont bewaren wil. Gescreuen onder segel der stadt van Deuenter, des wij anderen tessz tijt hyr jnne mede gebruecken, op Sanct Margareten auent, anno etc. XCIX. > Gedeputyrde raede ende vrunde der lande van Sallant ende Twenlhe
ende der stede Deuenter, Campen ende Zwolle, bynnen Deuenter
ter dachfairt vergaddert. Opschrift: Den weerdigen, edelen, vromen, eirberen, eirsame, lieue, wijsen lieren,
prelaten ende trunden' der stadt en Nedergestichlz van Vtrecht,* onseu lieuen lieren ende bijsondcr guden vrenden. Deel, B. 133. CXIII.
De bisschop van Utrecht verzoekt aan de 3 staten van Utrecht, om, nu de vijandde
stad Renen heeft ingenomen, en de stad Utrecht hedreigd wordt, hepaald antwoord te geven, omtrent zijn voorstel van het in dienst nemen van krijgsvolk op 'glands kosten. Van Goils gnaden Friderick, bisschop tUtrycht, geboren marckgreue van Baden.
Eirbare, lieue vrunde. Woe jemerlicke de knechte vnse stadt Renen ingenomen, ende het dair-
jnne oick in vnse lande mit roue, brande ende anders gemaict hebben, is v wail kundich. Verstaen wij nv, woe de selue knechte yerst vnse stadt Renen mitten hoeren besat wesende jnder vergangen nacht opgebroken ende desen morgen voer vnse stadt Vtrycht gekomen syndt, desgelix dair voir rouen bernen, vangen ende spannen, twelck vns dan, kenne Goit alst behoert, van herten leytis; sijndt oick altijt voir desen besorget gewest; ende men hedde den alien wail voir sijn moegen, jndien men vns hedde willen volgen ende bij tijden ruthere an nemen. Edoich wie dern duchte vns noich ge- raiden, men ruthere to perde ende to voete, soe voele men der crijgen mach, an neme; want men sunder twijuel, als ghij oick wail ouerleggen kunnen, hoen myt vnsen vndersaten geyn wederstant doen mach, noch oick vnse stede behalden. Ende begeren hyeromme vruntlicke an v, ghij sunder alien vertreck vns uwe entlicke meyninge vnbedeckt willen laten weten, off't wij vrij ruthere sullen moegen an nemen ende woe voele, op kosten vnses gemeynen lants; wij hoipten de wail corts to be- comen. Jndien v meyninge also were ende de vijande dairrnede so cort by een anderen to holden ende hoen hoer prouyand to benemen, sij v wail verlaten solden, ende vns voirder to stercken, nutter hulpe Goits, vnser lande ende ruthere, de vijande to slaene, dair to wij myt lijue ende guede nae vnsen vermoegen helpen willen als een guet lantsheer tot voirstant sijnre ondersaten ende beschermnisse sijnre lande schuldich is van doerie, als wij ons dair toe altijt guetwillich erboden hebben, dan ghij weten wail in vnsen vermogen nycht en is, buten behulp onser lande sulx we- derstaene. Dit wylt inden besten ouerleggen ende then herten nemen, vmme vns, v, vnse stede ende arme vndersaten vthen lasten ende noden the helpen; bedenckenu'e, beter ene maent zoilts wtge- geuen dan sij hyer in vnsen lande lange to behalden, ende then lengsten myt groten pennyngen wt the moten kopen. VVij verstain oick, dat sij sijck alle daghe stercken to perde ende to voete, ende hoeren artelarije nae komen sulle, vmme stede ende sloite te bescheten. Hyeraff begerea wij 10*-
|
|||||||
FREDERIK VAH BADEH (1499).
|
|||||||
76
|
|||||||
vwe ijlende bescreuen antwoirdt. Goit sij mit u. Gegeuen in vnsen sloite Duersteden, den XIJ
dach in Julio, anno etc. XCIX0. Get. H. HUNDEBEKE.
Opschrift: Den eirbaeren vnsen leuenen vrunden, den dryen staten vnses
Nederstychts van Vtrychl. Deel, B. 136.
CXIV.
De bitschop van Utrecht zendt aan de 3 staten van Utrecht afschrift van den brief
van Dirk van Zwieten hetreffende de bewaring van hit huis te Loendersloot, met verzoek hierover te beraadslag-en. Van Goides genaden Frederick, bischop tUtrecht, geboeren marggraue van Baden.
Erbairen lieuen vriende. Vns hefft her Dierick van Zweden, ridder, nw doen schriuen ende mede
gesandt copien van sinen leen ende reuersbrieuen, aen vns begerende, dat wij hem, nae vermoegen derseluen sinre brieue ende seggele, vnse open huyse tot Loenresloit willen doen laten bewaren jnnhalt sins brieffs, welcken wij v mit sampt den voirsz. copien hiermede ouersenden, Ende so wij wt den voirsz. leen brieue nyet konnen vernemen, dat wij hem na sinen schriuen beholden sullen wesen, dat voirsz. vnse open huyse te doen verwairen; nyet demynn, soe ghij der sake beter dan mij berichtet sin, begeren wij aen v, ghij die sake wilt doen ouerleggen. Ende wes ghij vinden, wij hem hierjnne gehalden sullen wesen, v van onsen wegen tegen hem holden ende bewijsen, dair- mede vnse kercke ende oick her Dierick voirsz. elck bij sinre gerechticheit vnuercoertet blijue. Goit zij met v. Gegeuen jn vnsen slote Duersteden den XIJe" dachs in Julio, anno etc. XCVIIJ0. Get. nosz.
OpschHft: Den erbairen vnnsern lieuen vrienden, den dryen staten vnses
Nedergestichts Ultrecht. Deel, B. 137.
De brief van Dirk van Zwieten luidt ah volgt:
CXV.
Eirweerdighe vaider jn Goide, hoichgeboeren vermoegende forst, gnedige heer. Alsoe ick van
uwer gnaden ende den drieen staten des Gestichtz van Utrecht mijn huis the Loenresloit myt zijri toebehoeren te leen houde, ende dat tot een open huis van uwer gnaden ende den Gestichte van Vtrecht, nae vutwisinge segell ende brieue, die ick dairoff heb, dair ick uwer forsteliker gnaden copien hyrjnne besloiten mede ouerseynde. Ende alsoe ick, ouermits den oirloge ende lasten op dese tijt, beducht bin, datmen mij tselue huis oploipen zoude moigen, zoe ick des tot mijnen costen niet well machtich en bin the bewaeren, geue ick dieselue uwe genaden dit jnden besten te kennen, oitmoideliken begerende, dat uwe forstelike gnade dair een voirsien op willeu hebben, ende tselue huis willen laiten doin bewaeren, nae vutwisinge mijnre segell ende brieue. Niet te min, oft uwe forstelike gnaden alsoe niet gelegen en wair, ende van mij persoenlike lieuer bewairt hadde, soe will ick tselue huis well bewaeren op minen cost ende anxt, also verre men mij tot XXX personen toe versolten wille. Voert soe heb ick dese zaken the kennen gegeuen jnden gene- rail capittell tUtrecht, dair den doemdeken mij op ter antwoirt gegeuen heeft, datmen mij doin |
|||||||
BISSCH0P VAIf BTRECHT, (1499).
|
|||||||
77
|
|||||||
zoude nae vermoigen mijnre zegell ende brieue; dan oft raijn gnaden heer biden staten vanden
lande woude laiten bewaeren op hoeren cost, dan off zijt mij op mijnen cost ende anxt wouden laiten bewaeren myt XXX knechten te versouten alss bouen, stelden zij aen uwer gnaden. Ende wes uwer eerweerdicheiden hyrjnne gelieuen te laiten geschien, want ick vorder ghien ant- woirt crighen en kan , ten zij bij uwer forstelike gnaden, begeer ick een vruntlicke bescreuen antwoirde vanden seluen uwer genaden, die Godt behueden will zelich ende gesont. Gescreuen bynnen uwer gnaden stadt Vtrecht onder mijnen hantscrift, om gebrek mijns segels op dese tijt, opten XJen dach in Julio, anno etc. XCIX, Get. Dr. zweten van leiehbbrch.
gt<
Opschrift: Eirweerdigen vaider en Goide, hoichgeboeren, vermoigenden forst ende heer, lieeren Frederick, geboeren marckgreue van
Baeden, biden gnaden Goitz bisscop tUtrecbt, mijnen gne-
dighen heeren. - Dcel, B. 134.
Be in dezen hrief vermelde afschriften der bezegelde brieven zijn van den navolgenden inhoud:
CXVI..
Jck Derick van Zwieten, heeren Arents zoen, ridder, doe kondt ende the welen alle luiden,
dat ick voor mij ende voor mijn erff'genamen ende nacomelingen geloft hebbe ende geloue jn gue- den truwen, alse dat ick, noch anders niemant in gheenre tijt, dat huus te Loenresloit, noch oick die hofstede tot Loenresloit, vastr noch sterker en sell moigen maken, dan zij nv op den dach van Imiden zijn, mer ick sail dit voirss. huys mitte hofstede voert meer hueden ende verwairen alse des Gestichtz open huus ende tot behoeff des Stichtz van Vtrecht; voert soe en sail ick, noch mijn nacomelingen, die dit voirs. huus besitten zullen, den bisscop van Vtrecht, die ny is ende alle die naemaels comen sullen , der stadt ende den Gestichte van Vtrecht nummermeer vanden huis te Loenresloit, noch mitten huse the Loenresloit, tegens den bisscop van Vtrecht inder tijt, noch tegens der stadt, noch tegens den Stichte van Vtrecht, doen in gheenrewijs. Ende alle desen voirss. punten ende geloften, soe hoe die hier voirbescreuen stain, heb ick jn dat generaell capittel van Vtrecht, jn tegenwoirdicheit mijns liefs heren van Vtrecht voirss., der ecclesien, ridderen , knaepen, des raets van Vtrecht, der steden ende der manne des Stichts van Vtrecht, voir mij ende voir mijn nacomelinghen geloift, gesekert ende myt opgerichten vingheren then heiligen geswoe- ren, trouweliken ende ganseliken te houden ende nergent jn te verliesen in gheenrewijs. Ende desgelicx sail een ygelick besitter des huys van Loenresloit doen, ende dairop zijne opene brieue geuen, gelikerwijs als ick gedain hebbe, ende voirss. stait, eer hem mijn heer van Vtrecht oft die stadt van Vtrecht enige oirloge hebbe, ende ick des van mijn heer van Vtrecht, ofte van zijnre stadt van Vtrecht vermaent werde, dat huis ende hoffstede tot Loenresloit mijnen heer van Vtrecht ofte der stadt van Vtrecht, wie van hem des gheerde, openen ende ruymen zall, hem dairmede te behelpen, dat oirloge wt; behoudelick, alse dat oirloge gesoent ofte geleyt worde, dat zij mij dan dat huis ende hofstede voirss. weder ouerleueren zullen, alsoe guet alss zij waeren, doe ick hem die ouerleuerde, zonder argelist; ende dat ick dat huis, hofstede ende graften tot Loenresloit in goeden rake houden mach tot aire tijt. Ende waert, dat ick mijnen heer van Vtrecht offte die stadt voirss., dat huis ende hofstede voirss. tot aire tijt voirg. niet wellich ouer en leuerde , als voirss. is, ofte dat ick enich vanden voorwairden voirss. verbrake, soe belie ende |
|||||||
FREDERIK VAN BADE* (1499).
|
|||||||
78
|
|||||||
bekenne ick, dat ick dat huis the Loenresloit myt alle zijne gueden, twaeren eygelike guede ofte
leenguede, die men van den Sticht hout, den huis tot Loenresloit toebehoirende, clairlike verbuert heb, tot behoifFmijns heeren van Vtrecht, ende tGestichtz voirss. gelijke ofi'ick dairoff myt alien recht veruol- licht ende verwonnen waire. Ende alle ding zal wesen zonder argelist. In oirkonde sbriefs besegelt myt mijnen segele. Ende omme die meere oirconde ende kennesse der wairheyt deser zaken ende dingen voirss., soe heb ick gebeden, Ghijsbert van Nijenroide, heer van sant Meertensdijck etc. heeren Johan van Renesse, heeren Steuen van Zulen van Nieuelt, ridder, Johan van Renesse, heer Johansz. ridders, Jan van Zulen van Nathewisch, ende Ghijsbert van Nijenroide Splinterss, manne des Gestichte van Vtrecht, desen brieff mede myt niij ende ouer mij te besegelen. Ende wij Ghijsbert van Nijenroide, heer van sant Meertensdijck en Johan van Renesse, Steuen van Zulen van Nieuelt, ritter, Johan van Renesse, heer Johansz. ridders, Johan van Zuilen van Nathewisch ende Ghijsbert van Nijenroide , Splinterss. voirss. tuigen in desen brieue, dat alle dese voirss. pun- ten myt recht geschiet zijn, ende hiermede ouer ende aen geweest hebben, daer dit geschiet is, gelijck voirss. staet. Ende hebben des ende ora bede wille Dircx voirss. desen brieff als manne Ge- stichts van Vtrecht mede besegelt myt onsse segelen tot enen oirkonde ende kennesse der wairheyt. Dese brieuen zijn twee alleens sprekende. Gegeuen int jaren ons Heeren dusent vierhondert zess ende tseuentich opten derden dach in Februario. Deel, B. 136.
CXVII.
Wij Dauid van Bourgoen., bider gnaden Goitz, bisschop tUtrecht, maken kont alien luiden,
dat voir vns, voir onse drie staten ons lantz ende onse manne hier naebescreuen jn een generaell capittel tUtrecht, dat dairop geleit was, gecomen is Derick van Zwieten, ende versochte aen ons, nae doide heeren Aernts van Zweelen, ridders zijns vaiders, dat huis ende hofstede tot Loenresloit mitten lande gelegen tusschen Steuens Brugge ende Coper Zijtwynde mitten dagelicxsschen gherichte van Loenresloet van Oucoep ende van den A, myt tijnse, tienden, mitten swaenendryft, visscherien ende mannen dairtoe behorende, die men scbuldich is van onsen Geslichte van Vtrecht te houden; oick aldair ouerleuerende alle alsulcke verbontbrieue, ende dairop doende zulke eede ende lofi- nisse, alss des naeden verbontbrieuen voirss. geschien zall vander besitter des huyss voirss., eer men hem verlydinge vanden voirss. huise myt alien zijnen toebehoeren doin zall. Dairomme wij Dericsz voirss. verlijet ende beleent hebben verlien ende belenen myt desen onsen brieve dat voirss. huis mitten hofstede tot Loenresloit mitten lande, dagelicxen gherichten, tijnse, tyende, zwaendrijft, vis- scherien ende mannen, gelijck voirss. is, te houden van ons, onsen Gestichte in alle manieren als heer Aernt voirsz. die te houden plach, ende alsmen ons Gestichtz leen myt recht schuldich is the houden, behoudelike ons onsen Gestichte ende mallick zijns rechtz. Hier waeren ouer ende aen de edele onse lieue neue ende getruwe rait, heer Johan, borchgreue tot Montfoirde, ridder, ende heer tot Purmereynde, heer Johan van Bouchout, heer Johan van Renesse, ridder, Johan van Zuilen van Nathewisch, Efrederiek vten Hamme, onse manne ende anders voell meer guede luide genoich. Jn oirkonde sbriefs besegelt myt onsen segell. Gegeven in vnss stadt van Vtrecht, jnd jair ons Heren dusent vierhondert zess ende tseuentich, opten derden dach in Ffebruario. Aldus onder- feykent beneden opter plyke. J. Wijchers.
Deel, B. 135, keerzijde.
|
|||||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1499). 79
|
|||||
CVIII.
De hitschop van Utrecht aan de 3 ttaten van Utrecht, ter zake van het in dienst
nemen van krijgsvolk, , Van Goits genaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboren marckgreue van Baden.
Eerbare; h'eue vriende. Alsoe gij ons tot twee malen omme knechte bynnen onss stat aldair
te senden gescreuen hebben, ende hebben van der gene ouer te ontberen gehadt wt onss stat al- hyer; dan js nv een hoiftman, geheiten Aernt van Nijewegen, bij ons geweest, sijnen dienst mit anderhalii hondert knechten, die hij bij een heeft, biedende, den welcken wij v toesenden, omme hem aente nemen ende te doen als anderen knechten, bij ons ende v aengenomen sijn, dair wij onsen willen ende consent toe geuen. Got zij mit v. Gegeuen vp onsen slote tot Duerstede, opten XIIJ0B dach in Julio, anno etc. XCIX. Get. H. HUNDEBEKE.
Opschrift: Den eerbarea vnsen lieuen vrieiulen, den drien staten viises
Nedersticbls. Deel, B. 139.
CXIX.
De bisschop van Utrecht meldt aan de 3 ttaten van Utrecht den bij stand van
Overijssel te hebben ingeroepen.
Van Goils genaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden. Eerbare, lieue vriende. Uvven brieff ons nv gesant, roerende woe gij hadden doen scrijuen
den gedeputierden reden ende frienden vnss lande Sallant ende Twenthe ende anders, vnss stede Deuenter, Canipen ende Swolle, bynnen onss stat Deuenter; ter dachuaert vergadert wesende, vanden ouerualle der knechten van wegen onses oeheras van Cleue, begerende etc., dair op die $elue v ter antwoert deden, sij ons hoere antwoert ende meninge doir onsen rentmeister van Sal- lant Geryt Mulert hadden doen verstaen, begerende v die te laten weten etc., hebben wij guet- lijke ontfangen ende waill verstaen. Soe, eerbare, lieue vriende, js wair, vnse voirss. rentmeister ons wt aengeuen der voirss. gedeputierden vnss ridderschap ende steden wat troists ende hulpe toegescreuen heeft, dair op wij terstont, jn hoepeninge meerre behulp ende troistes teweruen, vnse lieue, getruwe raden, vnsen drosten van Couoerden ende ineister Euert van Ensse, aen die voirss. onse ridderschap ende steden gesant hebben, ende tgene ons dair van ter antwoert wert, willen wij v ongewittiget nyet laten. Onse Her God zij mit v. Gegeuen vp onsen slote tot Duerstede, vpten XVen dach jn Julio, anno etc. XCIX. Get. H. BUNDEBEKE.
Opschrift' Den eerbaren Tnsen lieuen vrienden, den drien staten Tnses
Nederstichts van Vtrecht. Deel, B. 141.
cxx.
De hitschop van Utrecht aan de 5 kapittelen van Utrecht, ter zake van het in
dienst nemen van krijgsvolk.
Van Goits gnaden Friderick, bisschop tUtrycht geboren marckgreue van Baden. Eirbare, lieue vrunde. Alsoe ghij vns op ghesteren auent geschreuen hebben, v bett resiger «n knechte dienen solden, ende dair best toe gesijnnet weren; oick mede, woe gbij verstaen |
|||||
80 FB.EDERIK VAN BADEN , (1499)
hebben vanden ouersten \nser stadt Vtrycht, dat zij nv knechte genoich angenomen hebben;
derhaluen begerende, wij van stonden aen, hundert reysiger tot uwer behoiff an nemen, ende v de aldair mit vnsen lieuen getruwen raidt Ludwijck van Montfordt, ende Cornells Broickhusen, offte yemants anders, schicken willen, de ghij betalen ende wtreyken zellen een maent lanck etc. Dairop wij v to verstaen geuen, dat wij een guet deel reysiger op uwer ende stadt Vtrycht voir- schrijffte bestailt ende angenomen hebben, der wij van vre to vren verwachten. Dan sijndt noichter tijt van reysiger getuge soe starck nycht, dat wij so voile van bier vntberen mugen; want wij dagelix der vijande alhier voir vnse stadt besorget sijndt. Nye the myn hebben wij opte seluen schrijffte gbesteren auent vnsen diener Reder ende Westrum mijt XXV perden aldair gesant, ende senden desen auent tegenwoirdich noich XXV to perde; willen oick, so yerst ons meer ko- men , tot hundert toe offte mer voirt aldair bij v schicken; dan en moegen op dese tijt onsen raidt voirss. noich oick Cornell's oirsaken haluen van hier nycht vntberen. Ende, soe wij onse stat, sloit ende sladt alhier myt rutheren genoichsam besorget hebben, jndient dan van noden weer, in eigner personen aldair bij v komen. Wij senden v oick copijen vanden bestelbrieue, als wij onse ruthere to perde aennemen. Got zij mit v. Gegeuen in vnss sloite Duersteden, den XVen dach in Julio, anno etc. XCIX0. Get. H. HCNDEBEKE.
Opschrift; Den eirbaeren, vnsen lieuen vrunden , prelaten, deken ende capiltelen vuser »ijff goitshusen tUtrycbt. Deel, B. 142.
Het in dezen brief vermeld aftchrift des betteltbrief* it van dezen inhoud:
CXXI.
Wij Frederick, van Goits genaden bisschop tUtrycht, geboeren marckgreue van Baden, maken
kont alien luden, dat wij bestalt ende aengenomen hebben, bestellen ende nemen hem aen mit desen vnsen brieue tot vrjf C perden toe ofte dair onder, ene maent lang, en sullen hem geuen op elck peert die maent geduerende VIIJ golden g., ofte payment hoerre werden dair voir, dair toe sullen wij hoeren guet voir schaden sijn ende hoir hoiftheer wesen, wes sij voirden vianden verliesen ende hoen aff geschoten, gestocken ofte gelemmet woert. Des sullen wij hebben ende sail ons be- hoeren alle gevangen reisige, ende sail hoeren maent ende solt jnnegaen, wanneer sij bij ons, ofte des dages als zij wt rijden, jn onsen dienste comende worden, zonder argeliste. Jn oirber sbriefs besegelt mit vnsen segell. Gegeuen vp onsen slote tot Duerstede, jnt jair ons Heren dusent vier- Jiondert negentnegentich, vpten dach etc. Deel, B. 148.
CXX1I.
Engelbert, graaf van Egmont, stadhouder en raden van Holland enz., berigten aan
de 3 ttaten van Utrecht, de vijandelijke bedreiging van Jan van Zuylen van Nyevelt, tegen de Had Leiden, ingeval zij in gebreke blijft eene, bij de overrom- peling der stad in 1481 door de Hoeksche party, afgeperste schuldhekentenis, ten behoeve van Hendrik van Zuylen van Nyevelt, niet voldoet, Ernstig verzoek om tegen deze geweldadige vervolging te waken. Eerwairdighe, edele, voirsienige ende wijze heeren ende vrunde. Wij gebieden ons vruntlicken tot. uwe eersaemheden, ende der seiner belieue te weten: hoe dat die scout ende eenige van |
||||
BISSCHOP TAK UTRECHT (1499). 81
den burgermeesteren der stede van Leyden voir onsclachtich gecommen zijn, te kennengeuende, hoe
dat zij vp huyden bij handen van eenen bode, dragende de busse vande stadt van Vuytrecht, onl- fangen hebben eenen brief, gescreuen bij heer Jan van Nyevelt vp ghysteren den dach van Mag- dalene bynnen de stadt voirss., dairbij de selue van Nyevelt die van Leyden vermaent ende maent, dat zij him betalinge willen doen, hebben ofte te vreden stellen van seker brieuen ende segel, die hij mainteneert ende seyt te hebben vande seluer stede van Leyden, ofte, jndien dat him tselue niet gebueren en mocbte, dat hij deselue brieue vercopen soude den ghenen, die harder manen sal dan hij doen soude, mit meer ander dreygementen, breder verclairt inden voirss. brief, die chijnt mit die hant vanden seluen heeren Jan gescreuen te wesen, alsoe ons eenige geseyt hebben, die seggen, dat zij dat scrijft vanden seluen heeren Jan wel kennen, ende dair of dat wij copie hier jnne hebben doen leggen. Ende vmme uwe eerbairheden en edelheden te aduerteren woen die brieuen toecommen, dair mede de selue van Nyevelt maent, zoe es wair, dat ontrent ne- ghenthien jaeren geleden wijlen heer Reijer van Bruijchuysen mit wijlen Heynrick van Nyevelt broeder van heeren Jan voirss. ende meer andere gecomen zijn vuyt ende deur den Gestichte van Vuytrecht, ende hebben verradelicken jnnegenomen die voirss. stede van Leyden; den scout, bur- germeesteren ende ander wethouderen, aldair gestelt bij ons genaden heer, alsdoe ertshertoge van Oistenrijck, als nv Roemsch coninck, gevangen ende in vangenisse geleyt, ende gestelt eenige jnden regimenten , die himlieden beliefde, sonder dat zij een wette hadden gestelt ende geauctoriseert, alst behoirde, ende hebben alsoe mit crachie ende gewelt gecregen ende afgedruct, onder andere brieuen, den brief verleent wijlen Heynrick van Nyevelt, dair mede de selue van Nyevelt als nv maent. Ende mijn genaden heer voirss., reducerende wederomme de voirss. stede iq sijne onder- danicheyt ende gehoirsaemheyt, verhoerende, dat de selue brieuen gegeuen ende mit crachte zyn ondersaten ofgedruct waeren, heeft die brieuen te nyente gedaen ende verclairt van ghenen effect, ende die van Leyden verboden, vptie verbuernissen van hoeren lijuen ende goeden, dat jnhouden van dien brieuen niet te betalen. Ende alsoe vuyt desen blijct die onduechdelicheyt vanden scuH bij die voirss. van Nyevelt gemaent, die welcke van Nyevelt, woenachtich bynnen de stadt ende Gestichte van Vuytrecht, ondersaet es van den Gestichte, ende alsnv bij sijne brieuen voirss. den on- dersaten van onss voirss. genaden heer dreygende es, gelijck vuyt zijn scrijuen te verstaen es, mit- ten ghenen, die vianden zijn der stadt ende Gestichte van Vuytrecht; soe ist, dat wij aen uwe eerwairdicheden ende edelheden scrijuen, versoucken van wegen ons genaden heeren, den ertsher- toge , ende begeren van onss wegen, dat deselue uwe eerwairdicheden ende edelheden alsoe veel doen bijden voirss. van Nyevelt, die jnwoenende es der stadt ende Gestichte voirss., dat die proceduren ende dreygementen, bij him gedaen, pfgestelt ende te nyente gedaen worden, ende dat dese lan- den ende ondersaten van dien dair bij geen vorder last ofte scade en gebuerde noch en geschye. Ende dair des niet en gebuert, ende die van Leyden of ander ondersaten deser landen eenige scade bouen desen gebuerde, sullen wij tselue moeten doen verhalen naer jnhoudt vanden tractate, voir- tijts gemaict tusschen wijlen hertoge Philips, graue van Hollant, ende wijlen biscop Roelof van Diepbolt, biscop van Vuytrecht, ende sulx als mij beuinden zullen naer rechte ende redene dair toe te behoeren. Ende van tgunt des hier of gebueren sal, begeren wij uwe bescreuen antwoirdebij- den brenger van dess, bijden welken wij oick gescreuen hebben van dese sake an mijnen gena- den heer van Vuytrecht, omme ons dair nae te mogen richten, ende oick dair nae te mogen aduerteren onss voirss. genaden heer, die wij hier of als noch verbeydende dese uwe antwoirde niet geaduerteert en hebben. Eerwairdige, eedele, voirsienige ende wijze heeren ende vrunde, onse Heere God zij mit v. Gescreuen jnden Hage, den XXIIJen dach jn Julio, anno XCIX. h n
|
||||
82 FREDEB.IK. VAN BADEN, (1499).
|
|||||
Die graue van Egmonde, heer tot Bair etc., stedehouder generael
ende anders, die raide ons genaden heeren, ertshertoge van Oistenrijck, hertoge van Bourgen etc., gecommitteert ten saken zijnre landen van Hollant, Zeelant ende Vrieslant. Get, WIJNGERDEN.
Opschrift: Eerwairdighen, eedeleu , vromen ende wijzen heeren;, die vanden
drien staten der stadt ende Neder Geslichte van Vuytrecht, onsen lieuen heeren ende goede vruuden. Deel, B. 144. Ret afschrift van den brief van Jan van Zuylen van Nyevelt aan de stad Leyden, luidt
a Is volqt: CXXIII.
Copie.
Eerbare, guede frunde. Soe als ick v dick ende menich mael gescreuen heb, om mij te vol- doen nae vtwijsinghe mijnre zeghel ende brijf, twellick mij nijt en heft moeghen boeren, zoe js noch mijn vrunttelick begheren an v eersaemheden, dat ghij mij betalinghe doen wilt, of toe vreden stellen. Jn die en dat bet mij nijt geboeren en mach, soe duyck mij die noet daer toe, dat ic sij vercopen moet die ghenen, die v ter auenturen harder manen sal dan ich sold. Aldus scrijf ic v eens voer al, wair gbij v toe verlaten moeghet; want ickes mij aff doe, in die en dat het alsoe verloept, dat bet barder gemaent wart dan ic ghedaen heb. Hier moeghen uwer er- saemheyden dat best in deen omt doen dat gheeyn, dat v proeffitijlick is. Hier aff begheer ick en bescreuen antwoerde bij brengher van desen, waer ic mij toe verlaten mach. Gescreuen to Vtrecht vp suntte Maria Maddalena dach, anno XCIX. Aldus onder geteykent: JanvanZulen van Nievelt, ritter. Ende vpten rugge es gescreuen: Anden eersaem h. borghermeijster, schepenen ond raet der stede van Leyden onde ghemeyn poerteren, mijnen guede frunden. Ghecollationeert teg It ens dat principael bij mij Get. WIJNGERDEN.
Deel, B. 145.
........ CXXIV. Christoffel, marhgraaf van Baden, zendt aan den bisschop ende 3 staten van Vtrecht,
Hanns Hofwarten von Kercheym ridder, ter zake van den Kleefschen oorlog. Cbristoff, van Gottes guaden marggrafe zu Baden etc., vnnd graf zu Spanheym.
"Vnnser fruntlick grus zuuo, wirdigen, wolgebornnen, edeln, ersamen vnnd wijsen, lieben, oheymen vnnd frund. Wir haben vernomen, wie das bertzog Johann von Cleue etwas gegen vnn- serm lieben herren vnd bruder, dem bischof van Vttricht, vch vnnd dem Stifl't Vttricht furgeno- men ban sol, das vnns warlich jun alien truwen leyd ist, vnnd haben demnach vnnsern rate vnnd lieben, getruwen Hanns Hofwarten von Kercheym, ritter, abgefertigt van vnnsern wegen an vch deshalb etwas werbung zu thun, wie jr von jne vernemen werden. Begeren demnach an vch, gutlick bittende, jr wollennd jne solher siner werbung gutlich horen, jne dero ditzmals glich vnsselbs glauben jnn gutwilliger bewijsung; daran beschicht vnns von vch gefallen, geneygt sollich* |
|||||
BISSGHOP VAN UTRECHT, (1499).
|
|||||||
83
|
|||||||
geyn vch gunstlich zu beschuldenn. Datum Costemitz, vfF sonntag nach sanct Jacobstag, apostolj,
anno etc. LXXXXIX°. Opsehrifi: Den wirdigen, wolgebomnen, edeln, ersamen vnnd wysen vnnsern
lieben Oheymen vnnd frunden, prelaten , grafen, herren, ritteren,
knechten vnnd den stetten van den dryens tenden der loblichen
Vndern Gestiffts zu Vtricht. Deel, B. 146.
cxxv.
De hisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter zake van het in dienst
nemen van het kriigsvolk. . , Van Goits genaden Frederick, bisscop lUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Vnsen vrientlijken groit te voerens. Eerbare, edele, lieue neuen, getruwen ende vrienden. Die Ouerijsselsche ruthere bijnnen onss stat Amersfoert liggen, ende van ons noch nyet aengeno- men, hebben thants bij ons geschickt; dessgelijcken sijn bij ons geweest Cornelis van Broichusen ende Christoffell die Bast, , soe hoere maent eens dels wt ende eens deels volnae wt js, ons voirge- uende, woe hemluden nyet doenlijken zij des maents onder thien golden g. tedienen, ende wij hoen voir bewijselijken schaden hoiftheer souden sijn. Ende als wij dan op dese tijt vanden knechten van Renen noch gene antwoert hebben, en dunckt ons noch onsen raden, alhyer bij onswesende, geensijns geraden, wij die voirss. rutheren rijden lieten, aengesien, wie waill wij die knechten kregen, sonder rutheren nyet voele schaffen solden moegen. Duchte ons dair omme geraden, wij die voirss. ruthere, die wij ons versien waill omme negen golden gulden ende bewijselijken scha- den te vermoegen, wij die behielden ende nyet en lieten rijden, want sulx ons ende onsen ge- meinc een groit afl'sien wesen solde, jnden wij sij rijden lieten; dat wij v jnden besten te kennen geuen, begherende hijer van bij brenger van desen uwe onvertoichlijke antwoert, ons dair nae te moegen weten te richten, want wij die ruthere dair nae verholden. Onse Heer Got zij mit v. Gegeuen vp vnsen slote tot Duerstede, vpten IIIJen dach in Augusto, anno etc. XCIX. \ Get. H. HUNDEBEKE.
Opschrift: Den eerbaeren, edelen, vnsen licucn neuen, getruwen ende vrienden,
vnsen reden ende gedeputierden der drier statcn teser tijt bynnen vnss stat van Vtrecht vergadert wesende. Deel, B. 147. - ■ ■■■;'■
CXXVI.
De hisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, terzelfde zake.
Van Goits genaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Vnsen vrientlijken gruet te voerens. Eerbare, edele, lieue neuen, getruwen ende vrienden. Sijmon Grues, hoiftman etc., heeft ons nv gescreuen, als gij sien moegen jn sijnen brieue hyer innegelacht, die wij begeren gij ons mitten yersten weder senden; dair vp aen hem hebben doen scrijuen, als gij dessgelijcken siende werden in copien van onsen brieue hyer jnne besloten. Ende ofte dan die voirss. Sijmon achteruolgende onse scrijften mit een deell hoiftluden alhyer bij ons quame, ende onder twee maenden nyet bestalt ofte aengenomen wolden wesen, begeren wij dair \an uwe meninge, omme ons dair nae mit hemluden te moegen weten te richten; dat doch, als gij waill mercken kunnen, mitten yersten geschien moste. Onse Heer Got moit uwe altijt wail- 11*.
|
|||||||
84 FREDERIK VAW BADEN, (1499).
|
|||||
uarende bewaeren. Gegeuen op onsen slote tot Duerstede, vpten IIJ dach jn Augusto, anno etc.
XCIX. Get. H. HUHDEBEKE.
Oick als wij seker schrifften onses vedters Tan Sachsen, beroerende die ossen, aen vnse sta»
Vtrecht gesant hebben, begeren wij, gij vervoegen ons dair vp onuertoichlijke antwoerde come. Datum v. s. Opschrift: Den eerbaeren, edelen, Tnsen Iieuen neuen, gctruwcn ende vrienden,
vnsen reden ende gedepulierden der drier staten voses Nedersticbts, teser Ujt bynnen ynss stat van Vtrecht vergadert wcsende. Deel, B. 148 en 149. Het aftchrift van het anlwoord det bittchopt aan den hooftman Symon Cruet, it van
dezen inhoud. CXXVII.
Van Goets geneden Frederick, bisscop tUtrycht, geboeren marckgreue van Baden.
Wij bebben verstanden, woe de hoiftlude ende ghemeyn knechte, bijnnen vnser stat Renen
liggende, op ghesteren vrijdach gemeyn gbehalden ende gesloten hebben, tusscben den voirss. vrij- dach ende morgen sondach hoir gelt van den hertoech van Cleue the willeii hebben, ofte enige andere heren ende fursten te versueken etc. Want wij dan oick gherne knechte hebben solden, ende die des hoechgeboernen fursten, heren Christoffelen, marckgreuen to Baden etc., vnses Iieuen broeders, geboirne vndersate bist, ende vns deshalven voir yemants anders billick dienen, ende sust behulpelick wesen soldest, begheeren wij an dy, soe du oick, als wij berichtet werden, vnderden knechtea eyn hoiftman bist, du wiliest vns vanden gemeynen hoippe tot dusent, vijfthien hon- dert ofte twee dusent to gueder kriegsknechte opbrengen, die wij alsoe aennemen ende hoen ter maent vier golden gulden gheuen willen; ende jn dien du meyndest vns tot sulcken getail op to brengen, mogestu op morgen ofte ouermorgen tot dertich personen to vanden knechten ofte dair vnder vngeuerlich alhier bijnnen vnse stad Wijck bij vns komen, omme van roue, brantscattinge, gevangen ende alien anderen noetturstigen saken voirder te ouercomen ende to sluten, ende alsdan den knechten onse brieue ende zegele dair op te geuene. Hier to schicken wij dy vnse gheleyde ende veylicheyt. Ende oft du mitten geschicten alsoe komende wurden, so laet eynen boden voer hen an vns komen, soe willen wij dy oick enen vanden vnsen mitten seluen vnder oeghen senden, omme dich mitten anderen to veylighen. Hier aff begheeren wij vnvertogen antwoert. Gegeuen op vnsen sloete tot Duersteden, den HJea dach jn A.ugusto, anno etc. XCIX°» Opichrift: Aen Symon Crues, hoiftman etc. Deel, B. 150. CXXVIII.
De bittchop van Vtrecht verzoekt aan de 5 kapittelen van Utrecht, hem terttond
SO0O gulden ter hand te ttellen.
Van Goits genaden Frederick, bisscop tUtrecbt, geboeren marckgreue van Baden. Eerbare, lieue vriende. Wij holden v waill jnnedachtich die saken, wij mit onsen neuen van Montfoert mit v versproken hebben, ende, jndien die genen voertganck weruen mochten, be- geren wij guetlijke van v, gij ons alsdan van stonden aen drie dusent gulden schicken; want wij sust geen ander gelt op te brengen weten. Hier van begeren wij ter stont uwe bescreuen ant- |
|||||
BtSSCHOP TAN BTHECHT, (1499). 85
I
woert. Got zij mit v. Gegeuen op onsen slote tot Duerstede, vpten XVII J"* dach in Augusto,
anno etc. XCIX. Get. aosz.
■ ■
Opschrift: Den eerbaren vnsen lieuen vrienden, pretaten ende capiltelen vnss Tijff gotshusen tUtrecht. Oeel, B. 151.
CXXIX.
Be bittchop van Utrecht verzoekt aan de 3 ttaten van Utrecht, het hapittel generaal
tot den volgenden dag uit te ttellen, wegens zijne vele bemoeijingen op heden.
Van Goides genaden Friderick, bisschop tUtrecht, geboiren marggraue van Baden. Erbaren, lieuen vrienden. Soe als wij, omme saken vns ende vnsen landen merklichs aen- gelegen is, op hueden donredage capittel general bynnen vnse stadt Vtrecht hebben doen leggen, sin wij ganser meyninge gewest, vns op hueden selfs darbij te voegen, ende die voirss. saken v voer te leggen ende te kennen te geuen, soe hebben wij mit vnsen ruttervolck, dat wij gem ter- stundt in dat landt van Cleue sulden doen aiffertegen, soe voele te doen, dat vns nyet moegelicken is, desen dach bynnen vnse stadt Vtrecht te comen. Warumb wij aen v guetlicke begeren, ghij dat voirss. general capittel wilt verlegen ghent morgen fridach, ende v bynnen vnser stadt aldair bij een verhalten; willen wij mit der hulpe Goides morgen tijtlicke bij v wesen, v die voirss. saken te openen, ind voirt mit vwen raidt, dair jnne helpen beslieten, wes tot wailuairt ende bescermnisse vnser lande ende lude dienen sail. Goit zij mit v. Gegeuen in vnsen slote Duersteden, des XXIXen dachs in Augusto, anno etc. XCIX. Get. hosz.
Opschrift: Den erberen vnsen lieuen vrienden den dryen staten vnser
Nedergestichts tUtrecht Deel, B. 152.
. ■ ■
CXXX.
De bittchop van Utrecht zendt zijne raden aan de 3 ttaten van Utrecht, ter zake
van den met den hertog van Kleef te treffen zoen. Van Goides genaden Friderick, bischop tUtrecht, geboiren marggraue van Baden.
Erbairen, lieuen vriende. Wij sinden bij v, vnse getruwe raiden, den edelen vnsen lieuen neuen Lodewick, broeder tot Montfort, ende Henrick van Gendt, mit copije van een compromise eener zwoene, doir des hoigeboren fursten vnses lieuen oeheims, des hertogen van Gulchs raiden, nw alhier bjj vns, mit raide, will ende consent vnser ridderschap ende stede op een voirder aen- brengen aiffgeredt ende bededingt, daervan wij v copije hier mede senden, als ghif die meyninge voirt van den voersz. vnsen raiden beter vernemen sullen. Begern dairomme aen v ghij den seluen vnsen raiden hoers aenbrengens op ditmails gelijck onsselfs willen geloeuen, ende v jn desen dingen holden ende bewijsen, als v nae gelegenheit aller saken beduncken salle, ten besten mitte ende wailvairt vnser lande dienen sail. Goit zij mit v. Gegeuen jn vnser stadt Deuenter, des XIIIJen dachs jn Septembri, anno etc. XCIX. Get. friderich. lager hosz.
Opschrift: Den erbaren, vnsen lieuen vrienden den dryen staten vnses
Nedergestichts tUtrecht. Deel, B. 153.
|
|||||
^a«_
|
|||||
86 FKEDERIK VAN BADEN, (1499)
|
||||||||||||||||||
PVYYI
|
||||||||||||||||||
CXXXI.
|
||||||||||||||||||
De hisschop van Utrecht verzoekt aan het hapittel vanden Dom, zijri1 raad Lodewijh
van Montfoort zijne residentie te laten hehouden. \z\ Van Goides genaden Friderick, bischbp tUtrecht, geboeren marggraue van Baden. Erbairen, lieuen vriende. Soe als wij den edelen vnsen lieuen neuen ende getruwen frundt,
Lodewijch broeder tot Montfoirt, vwen mede capittulair dagelicx gebruyken in vnser ende \nses Geslichts saken ende gescheffde, ende jn sonders nw in desen vnsen lasten siner vast behoifende zijn, begern wy aeh v guetlicke, ghij vns ten eren hgm sinre residencie, hie nw op Remigij naist- comende doende sulde, op dit maele guetlicke nae laten ende vertragen willen; hieran sail vns van v bewijst werden gueder danck ende gevallen. Ende wes' die voirsz. vnser neue ende raidt \nser voirbedeh bierjnne g«nyeten sail J begern wij uwer besfcreuen antwort mit desern boden. Goit zij mit v. Gegeuen jh vnser stadt Deuenter, des XIXen dachs in Septembri, anno dtc. XCVIIIJ0. (jet. hosz.
* ■ * r - ~ ' *
Opschrift: Deri erbairen vnsen lieuen vrienden, dekcn ende capittel vnser
kercken ten Doem tUtrecht. Deel, D. 190.
!' 'i :, ! ''A . ■ 115, , : ■') . ; ' . ;,' !■ ; '
CXXXII.
De hisschop van Utrecht verzoekt aan voornoemd hapittel antwoord op dit schrijoen.
Van Goidts genaden Friderick, bisscbop tUtrecht, geboiren marggraue van Baden. Erbairen, lieuen vriende. Soe alsoe Avij v latst hebben doen scriuen, beroerende den edelen
■vnsen lieuen neuen, Lodewijch broeder tot Montfort, sinre residencie haluen etc., begern wij aen v ghij vns bierop uwe antwoirt, wes die voirss. vnse neue ende raidt vnser beden hier jnne ge- nyeten sail mit deser boden to schicken willen, omme hem dairnae moegen weten te holden. Goit zij mit v. Gegeuen jn vnser stadt Deuenter, des XXVJen dachs jn Septembrj, anno etc. XCVIIIJ. |
||||||||||||||||||
Get. nosz.
|
||||||||||||||||||
■ . '. ■ '■ ..' -i an ',-.. . . .
|
||||||||||||||||||
Opschrift: Den erbaren vnsen lieuen vrienden, decken ende capittel vnser
kercken ten Doem tUtrecht. Deel, B. 154.
|
||||||||||||||||||
CXXXIII.
|
||||||||||||||||||
'
|
||||||||||||||||||
tn "i I
|
||||||||||||||||||
De hisschop van Utrecht antwoordt aan de 5 kapittelen van Utrecht, dat, de uitspraak
in de geschillen met den hertog van Klgef aan de vorsten van Gulik en Baden
zijnde verhleven, de han tegen den hertog bekoort te worden opgeheoen.
Van Goides genaden Friderick, bischop tUtrecht, geboiren marggraue van Baden.
Erbairen, lieuen vriende. Vwer schriuen vns nw gedaen, vnder anderen roerende, woe vnse
lieue, getruwe raidt, heer Joban van Zuylen van Nyeuelt, ridder, van vnsen wegen, noetlike aen
v begert hebbe die maledictie, ghij nw guetstijt opten hertogen van Cleue etc. gelesen hebben,
aifftestellen, ende soe ghij dan nyet vernemen, v mits der zoen van eniche restitutie vwer schulden
haluen te geschien, dat ghij dit jnt yerst vns te kennen geuen, ende deshaluen vnser antwort
verwachten wolden etc., hebben wij mit voirderen jnnhoult vwes briefs gelesen ende wail verstaen.
Ende soe dan, lieue vriende, jn der voirsz. zoene beredt ende beteydingt is, dat die vehde, tus-
|
||||||||||||||||||
BISSCHOP VAIT UTHECHT (1499).
|
|||||||
87
|
|||||||
schen den hertogen van Cleue ende vns^ ganse aiif sin salle, ende hierop alle vorderinge ende
aenspracke, vnser elcke parthije ende sine stede ende vndersaten aen die ander te sprecken hebben moegen, gestallt ende verbleuen zijn aen den beiden fursten, Gulche ende Baden, behoert sich hierop, dat die voirsz. maledictie ter stundt oick aiff'gestallt werde. Wairomme wij noch als voir, aen v begeren, ghij sulcx, soe bij y te geschien, bestellen ende vervoegen. Gegeuen jn vnser stadt Deuenter, des tweeten dachs in Octobrj, anno etc. XCIX. Lret. HOSZ.
■>-■■,■) '■■■■' :■-■'. - ...,<:.... . , ,. '
Opschrift: Den crbaircn, vnsen lieuen vrienden, prclalen ende capitteleii
»nser vijff goidshusen tUtricht. Deel, B. 156.
'■■■■■ ' ■
CXXXIV.
Jan, graaf van Egmont, ttadhouder en raden van Holland enz., aan de 3 staten
van Utrecht, ter zake van de schuldvordering van Hendrik van Zuylen van Nye- velt, ten laste der stad Ley den; zij verzoeken hen zory te dray en dat hieruit geene vijandelijkheden ontspruiten. Eerwairdige, edele, voirsienige heeren ende goede vrunde. Wij gebieden ons vruntlicken tot uvver liefden ende der seluer belieue te weten: hoe dat eenige gedeputeerde der stede van Leyden vp huyden bij ons gecotnmen zijn, ende hebben ons te kennen gegeuen ende verthoent eenen bref, gescreuen an die stede van Leyden bij Jorgiaen Kobeler, Johan van Alphen, Thuest vanden Buesch, mencie makende, dat heer Jan van Zuylen van Nyevelt, ridder, himluyden aenwijsinge gedaen heeft vp ende aen eenen brief, die de voirss. stede van Leyden in voirleden tijden ver- screuen soude hebben, wijlen Heynrick Van Nyevelt; ende zijn dairomme die selue Kobeler, Johan van Alphen en Thoest van den Buesch de selue stede manende, bij himl. te schicken ende mit him te ouercommen; of dair des niet en gebuerde, dencken te staen omrae betaelt te zijn, mit vorder jnhouden, als uwe liefden sien mogen bijde copie vanden seluen brief hier jnne geleyt. Ende houden wij uwe liefden wel jndachtich, dattet tractaet, voirtijts gemaict tusschen wijlen hertoge Philips van Bourgoen. ende wijlen biscop Boelof, beyde saliger gedachten, jn een punt jnhoudt ende begrijpt, waert dat yemant vuyt den Gestichte van Vuytrecht yet te eysschen of eenige actie hadde tegens yemant vuyt dese landen van Hollant, dat hij tselue veruolgen sal mit rechte, ende anders niet. Ende soe wij voirtijts verhoirt hebben, dat de voirss. heer Jan van Nyevelt seyde, vuyt brieuen van verscrijuinge ten achteren te wesen an die voirss. stede, hebben wij himgepresenteert, jndien hij quame voir ons recht spreken, wij wilden him doen een guet, cort en onvertoghen recht. Ende niet jegenstaende dien (en dat- hij tselue sculdich waire te doen naer jnhout den tractate voirss.) zoe soude hij contrarie van dien getranspoirteert hebben die selue briene, meynende dese landen ofte stede van Leyden dair bij te bescadigen ofte doen besoadigen, jn wel grotecleyn- achticheyt vanden mogentheyt van onsen genaden heer, den ertshertoge, die vande saicke gead- uerteert es, die sonder twijuel, noch wij in sijnre genaden naem, tselue sonder verhael te doen niet hjden en zullen. Ende alsoe die selue heer Jan van Nyeuelt een jnwoenende ondersaet ende onder den bedwanck des Nedergestichts staende es, soe scrijueh wij an uwe liefden, versoucken van wegen ons genaden heeren des ertshertogen voirss., ende begeren van onsei wegen, dat ghij luyden bij v roept den voirss. heeren Jan van Nyeuelt, ende 'hem alsoe onderwijst ende bedwinct, dat hij wederroepe die vpdraginge vanden brieue voirss., ende dese landen ende ondersaten van dien |
|||||||
88 fEBDERIK. VATT BADBS, (1499).
ter cause vanden seluen brief faytelicken niet te doen bescadighen, ofte dair des niet gebueren
en mach, ende eenighe -vanden ondersaten deser landen ter cause vanden brieue ende ouer- drachte, bij heeren Jan van Nyeuelt gedaen, bescadicht werden; zullen wij van noedtswegen dair toe bedwingen worden, omme die onderhoudenisse vanden hoicheyt, heerlicheyt van onss voirss. genaden heer ende tot beschermenisse vanden ondersaten dese zijnre genaden landen, dat wij den bescadichde persoonen zullen hoere scade doen restitueren ende wederkeeren vanden goeden, toe- behoerende den jnwoenenden ondersaten der stadt ende Gestichte van Vtrecht, beyde geestlicken ende wairlicken, wair wij die sullen mogen beuinden ende gecrijgen, zoowel bynnen dese landen van Hollant, Zeellant ende Vrieslant§ als oick inde voirsz. Gestichte, twelck wij omme te scuwen meerder quaet lieuer verhoet sagen. Ende begeren bijden brenger van desen te seynden uwer liefden bescreuen antwoirde, wes hier of gebueren sal, omme ons dair nae te mogen voeghen. Ende mogen wij uwe liefden wederomme vruntscap doen, sullen wij gairne bereyt wesen, weet God Almachtich, die v, eerwairdige, edele, voirsienige heeren ende goede vrunde, spaere lancliuich ende gesont. Gescreuen jnden Haghe, den XJen dach in Octobri, anno XCIX. Uwe goetwillige, die graue van Egmonde, heer tot Bair etc.,
stedehouder generael, ende anders die raide ons genaden heeren ertshertoge van Oistenrijek, [hertoge van Bourgen etc., gecoinmit' teert ten saken zijnre landen van Hollt., Zeellt. en Vriesl. Get. WIJKGERDEIT.
Opschrift: Eerwaerdighen , edelen , voirsicnighen, wijsen heeren, die vanden drien staten der stadt ende des Nedergestichls Tan Vuytrecht, onsen goeden heeren ende vrunden. Deel, D. 191. Het in den brief vermeld afschrift det overdragtshriefs van Hendrik van Zuylen
van Nyevelt it van dezen inhoud, . exxxv.
Copie.
Eerbaere, voirsienige ende wijse heeren. Wij gheuen v vruntlich tho kennen, dat wij in tijden voirleden etslike saicken penningshaluen wtstaende ende tho doen ghehadt hebben mitten eerbaeren jnd vromen heeren Johan van Zuijlen vanNijeuelt, ridder, wair op hij ons vernuecht ende aenwij- 6inge gedaen heeft op ende aen eenen hrieff, die uwe eerbaere liefden in tijden voirleden den eerbaeren jnd vromen Henrick van Zuijlen van Nijeuelt, saligher gedachten, jnd zijnen eruen verscreuen jnd gedaen hebben, welcken brieff wij op dese tijt ons gherechtelick opghedraghen wesende jn onsen handen hebben. Begheren dairomme zeer vruntlich op uwe eerbaere wijse heeren, dat ghij ons guetlich wtrichten ende vernueghen willen nae luydinge dies seluen brieffs; ende jst dat uwe liefden van sulcker meyninge zijt, mit ons daer van the willen ouercomen, soe scrijuen wij v tot vijff off zess personen toe off dair onder een goet, vrij, vast geleyde tho Wagheningen off tot anderen vlecken jnden gestichte van Vtrecht, dair mij veijlich comen jnd wesen moghen, off jnd aen, ende ghij ons bij brenger van desen wittighen suit, dair wij uwe liefden een goet, vrij, vast ge* leijde jnd verjlicheijt weruen jnd doen hebben sullen. Ende off uwe liefden des nijet en souden willen doen, soe ghedeynct ons guetlich scrijuens ende verbeydens, twelck wij nyet en deyncken daer bij tho laten. Hier van begheren wij terstondt uwe guetlike bescreuen antwoirde bij brenger van dess; ende off uwe eerbairheden nyet en belyeffden oris enige antwoirde tho scrijuen bij bren? |
||||||
-J
-Mm II I I llfnfTI '
|
||||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1499). 89
ger van desen, konnen uwe liefden wel mercken, dat zij onlancx zullen moeten ind willen betaelt
sijn. Hier mede zijt Gode beuolen. Gescreuen tho Wagheningen op Sinte Victoers auondt, anno etc. XCIX. Aldus onder gescreuen: Jorgen Kobeler, Joban van Alpen, Thuest van den Bus. Ende opt en rugge was gescreuen: Eerbaeren, voirsienigen ind wijsen, scholt, borgerineisteren, scepenen ind raide der stede van Leyden, onsen bijsonderen, lieuen vrunden. Deel, D. 192.
|
|||||||||
CXXXVI.
|
|||||||||
. ■■■.
|
|||||||||
De bisschop van Utrecht aan Jan, graaf van Egmont, stadhouder en raden van
Holland cm., ter dier zake. Copie.
Van Goitz genaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren marckgraue van Baden. Vnsen fruntlicken groit te voerens. Lieue swager, eersame ende wijse, bijsonder guede vrunde, Tgene gij onss nu ende tho meer mailen doen scriuen, ende wij v dair op ter andtwoerdt doen ge- uen hebben, beroerende sulck veruolch ofte vorderinge als vnse lieue getruwe raide, heere Joban van Zuylen van Nyeuelt, ritter, op te stede van Leyden doende js, doer cracht van sekeren brieuen hij vander seluer stede heeft, holden wij v wael jndechtich, nycht van noden tho verhalen; nycbt tho myn, so gij jn uwen laitsten scriften roeren, woe gij jnden yersten an onss versocbt heb- ben , de brieuen jn onsen handen te nemen, daer op wij v ther antwoerdt solden hebben doen scriuen, als dat de brieuen in onsen handen waeren etc. So, lieue zwager ende guede vrunde, steit onss nycht voer, dat sulke schrifte van onss wtgegaen sijnt; dan is wael waer, dat onse antwoert vnder anderen verraeldet, woe dat heer Johan voergemelt op de tijt ouerbodich was, sijn zegel ende brieue jn onsen handen te leggen, ende de saeck an onss als zijnen lantffursten tho verbliuen, tachtervolgen tgene wij daer jnne wtsprekende worden, als tho wetene : off de brieue bundich ofte nycht wesen solden, so verre doch de stede van Leiden de saeke oick an onss keren ende verbliueu wolde, twelck sich doch allet thent hier toe vertogen heeft, sonder entlike antwoerdt van uwen lieffden ende eersaemheiden ende oick der stede van Leyden daer aff te krijgen; doch wie dem so hebben wij den voirs. heer Johan uwe laitste schrifte voer doen holden, de onss daerop ther antwoert gedaen heeft, woe dat hij inde guetlicheit menichfoldich veruolch gedaen hebbe ander stede van Leiden, ornme hem betalinge to doen , lude sijnre verscriunge, sij daer en bouen oick ouerbodich geweest, de sake an onss te verblijuen, als bouen geruert js, twelck hem allet nycht hebbe moigen baten, dan sij de ene tijt voer ende de ander nae myt schympelike ende spotliken woerden vpgehalden, dair duer hij dan geoirsaeckt worden sij, ende hem de noot ge- drongen hebbe, ander wege te soeken, omme totten sijnen the komen , ende hebbe desshaluen sijne breue getransporteert, vercoft ende ouergegeuen in handen Jorien Kobeler, Johan van Alpen ende Thoest van den Busch, menende wij hem ofte oick enen yegeliken vnsen ondersathen quellick verbeden ofte oick bedwyngen solden kunnen tsijne te mogen vercopen etc., myt meer anderen woerden. Vnde als gij mede roeren ende vermelden in uwer laitsten schrijften vanden tractaet, voertijts gemaict tusschen onsen Gestichte ende der graeffscap van Hollant, in enen punte jnhol- dende: waert dat yemant vthen Gestichte van Vtrecht yet tho eysschen off enige actie hadde tegens yemant vten lande van Hollant, dat hij tselue veruolgen sail myt rechte ende anders nyet; oick mede: oft enige vanden ondersaten slantz van Hollant, ter cause vanden breuen ende ouerdrachte i. t2 ;
|
|||||||||
FREDEIUK VAN BADEN (1499).
|
|||||||
90
|
|||||||
bij heren Johan voirs. gedaen, beschedicht woirden, dat ghij alsdan van eedtz wegen dairtoe be-
dwongen solden werden, den beschadigde persoenen hoeren schaden doen restitueren ende weder- keren vanden goeden, toebehoirende vnsen ondersathen vnser stad ende Stichte van Vtrecht, beide geesteliken ende weirlijken ; waer gij die sollen mogen bekumraen inden landen van Hollant, Zeelant ende Vriesslant. Soe, lieue zwager ende goede frunde, js wael waer, dat de voirs. tractaet sulcx vermach; dan, angesien dat een yegelick sijn guet vercopen ende zijnen vrijen willen daer- mede doen mach, als heren Johan voirs., so wij verstaen, an handen der drier personen gedaen heeft, de vnse ondersathen nocb bewantten nycht en sijndt, ende wij oick nycht bedwingen en kunnen, verduchte onss nycht wenich, jndien deselue personen de schult anders dan myt recht vorderden, datmen sulcx alsdan opte vnse verhalen soude, so heer Johan de brieue vrij ouer- gegeuen heeft, ende sick der sake nycht inne beladet. Nyet tho min zoe wij ongeern sien solden enich onwille der ofte andere oirsaken haluen tusschen beyden landen erwassen solde, hebben wij vorder mitten seluen heer Johan doen 6preken, ende myt groter swaerheyt hem daer toe doen brengen, dat hij van stonden aen an Joryen Cobbeler, Johan van Alphen ende Thoust vanden Bussche gescreuen heeft, omme de vorderinge drie ofte vier dagen the laten berusten, ende will oick de saicke geerne an onss als sijnen lantffursten inden rechten ader guetlicheit verblijven, so verre hij sijn brieue wederomme wt handen des drier crijgen ende hebben mach, daer toe hij sijn beste eude vermogen doen sal, doch bij alzo dat de stede van Leiden in gelijker mathe de sake an onss keeren ende verblijuen sail; dan hem en wil geenssins gelegen sijn, die sake voer v lyefden ende eersaemheyden myt rechte te veruolgen. Wairomme, lieue zwager ende goede frunde, omme lasten ende schaden bij euentuer hier wt verrijsen mochten tho verhueden, war onse fruntlike begeerte, gij dese dingen ouerbracht, ende de stede van Leyden alzo onderwijsen wolden dese saicke an onss oick te keeren; wolden wij alsdan beyden partijen enen corten dach ende gelegen plaets beteyckenen, de saicke aldair an beyden zijden verhoeren ende onss so gelijckmetich dair- jnne halden, de partijen aen beyden zijden dess billix een guet genuegen hebben sollen. Ende wat dess geschien sal, dair aff begeren wij ene corte vnvertogen antwoirdt bij desen jegenwoerdigen vnsen bode, sick heer Johan voirss. dess moge weten te halden van uwen lyeffden ende eersaem- heyden, de selue God Aelmechtich langtzijt vrolich ende gesont bewaren moet. Gegeuen in vnser stat Vtrecht, den XV dach in Octobrj, anno etc. XCIX. Aldus ondergeteyckent -. H. Hundebeke, ende vpten rugge staet gescreuen: Dem wailgeboeren vnsen lieuen swager, eirsamen ende wijsen, vnsen bijsundere guede vrunden , heren Johan, greuen tot Egmondt, heren tot Baer etc., stadtholder generail ende anders den raiden vnses leuen heeren ende vedteren, heren Philips, ertshertoigen etc. tho Oisterich etc., gestalt ten saeken van sijnre lieffden, landen, Hollant, Zelandt ende Vrieslandt.
Oeel. D. 196, 197.
CXXXVII.
Jan, graaf van Egmont, stadhouder en raden van Holland enz., aan den bisschop
van Utrecht, ter dier zake. Copie.
Harde, eerwairdige vader in Gode, hoge geboren, grotmogende vorst, genadige heer. Wij
gebieden ons dienstelicken tot uwer genaden ende derseluer belieue te weten: dat wij vp huy- den ontfangen hebben eenen brief van antwoirden, onder uwer genaden name gescreuen van date |
|||||||
BISSGHOP VAW OTREGHT (1499). 01
den XVe° dach \an deser maent, vpt guent dat wij onlancx uwer genaden gescreuen hadden gran-
der ouerdrachte, bij heeren Jan van Nijenvelt, ridder, uwer genaden ondersaet, raidt ende huysge- sin gedaen, vanden brieuen die bij zeyt te bebben vanden stadt van Leyden, jnboudende den brief van andwoirden, eerst: dat een yegelijck zijn goet vercoope ende zijnen vrijen wille daer mede doen mach, als heeren Jan voirss., zoe huer genaden verstaen , gedaen heeft anden cappeteynen aldaer geroert, bij uwer genaden ondersaeten nocb onder uwer genaden bewant niet en zijn, ende uwer genaden oick niet bedwingen en mogen, ende: dat uwer genaden verdunct, jn dien de selue parsoonen de schult anders dan mit recbt voird«rden, dat men zulicx alsdan vp uwer genaden ondersaeten verhalen zouden, zoe heeren Jan voirss. dc brieuen vrij ouergegeuen heeft, ende zich der zaeken niet mer en beladet, met voirder verhael &c. Genadige heer, wij en twiffelen niet, uwer genaden ende uwer genaden raidsluyden, geleerde en verstaen wel, dat nae rechte niet toe- gelaeten en wordt, zulicx ouerdracht, als tschijnt dat heeren Jan voirss. gedaen zoude hebben, ende in zulcken parsoonen, die haere zaecken niet met justicie ende recht, mair mitter daet vuytrechten, alsoe uwer genaden ende uwer genaden ondersaeten onlanx wel vernomen hebben, daer ons leet toe is van goeder herten. Ende daer der voirss. brief, onder uwer genaden naem geschreuen, voirder jnhoudt, dat uwer genaden mitten voirs. heeren Jan van Nyenvelt hebben doen spreken, ende mit groter zwaerheyt him daer toe doen brengen, dat hij scrijuen zoude an- den cappiteynen, wyen hij transpoirt gedaen zoude hebben, omme de voirderinge drie ofte vier dagen te laeten berusten, ende dat de selue heeren Jan de zaeke oick gaern an uwer genaden ver- blijuen wille, zoe verre hij zijnen brieuen weder vuyt handen vanden drien benoemde parsoonen gecrijgen kan , dan him en js in geensins gelegen, zijn zaecke voir ons mit rechte t veruolgeu; ende dat wij die van Leyden wilden onderwijsen, dese zaecke oick an uwer genaden te verblij- uen, vp dat voirder lasten ende scaden verhoet worden, gelijck den brief breeder inhout. Soe en twijflelen wij niet, uwer genaden ende uwer genaden raidsluyden, geleerde en verstaen wel, dat wij die van Leyden niet onderwijsen en zouden mogen, dese zaeke te verblijuen, zonder eerst onsen genadigen heer den eertshertoge te aduerteeren, die wij van deser zaeke jnt lange gescre- uen hebben, ende noch ouersenden copie vanden brief van andwoirde, vuyt uwer genaden name gescreuen, alsoe zijnre genaden dese zaeke hairtelicken ter harten heeft. Ende indient zoe zij, dat de voirs. heeren Jan van Nyenvelt ons susspect houdt in zijnen zaeken, hoe wel wij geen onrecht en zouden willen wijsen om zijner wille, zoe mach hij daer omme ende van deser zaeke die van Leyden betrecken voir onsen voirs. genadigen heer, den eertshertoge, die wel bedwanck heeft ouer zijnre genaden ondersaeten, ende den voirs. van Nyenvelt wel recht sal laeten gebueren, gelijck dagelicx geschiet veel anden parsoonen die him met rechte beclagen, ende beboert tselue oick Wel t geschyen, naer inhoudt vanden tractate, jn onsen eersten brieuen geroert, ende oick nae rechte, als uwer genaden ende uwer genaden raidsluyden voirs. wel weten; want nae rechte een eysscher js schuldich te volgen den geenen, die hij anleggen ende eysschen wille voir zijnen or- dinarius rechter, ende en heeft de voirs. van Nijenvelt noyt gemaent mitten brieuen, die vercre- gen zijn mit zulcke onbehoirlijcheyt ende crachte , als wij uwer genaden voir tijts gescreuen hebben. Dan nv onlancx zoe tot onser kennisse gecommen js, dat de cappiteynen ende knechten jnnegeno- men hadden uwer genaden stede van Reenen, ende him drogen als uwer genaden vijanden , me- nende als nv zijnen tijt te hebben, ende de ondersaten van onsen genadigen heer alsoe te dreygen, gelijck wij oick tselue uwer genaden gescreuen hebben. Ende dunct ons, omme den redenen voirs., ende oick omme dat dien brief bij uwer genaden niet geteykent en js, alsoe ander vorsten hoere brieuen seluer teykenen, dat sulicx scrijuen bij uwer genaden niet geschiet en js, ende senden 12*
|
||||
92 FREDERIK VAH BADE1V, (1499).
|
|||||
daer omme uwer genaden copie van dien brief, hier jnne besloten; begerende als voeren jn onsen
eersten brieuen zullicx procedueren ende ouerdracbt vanden voirss. van Nyenvelt te willen doen of stellen, ende him die js in uwer genaden dienst, ondersaet ende bedwanck, daer toe te bedwin- gen , omme de brieuen te leueren in uwer genaden handen, ende daer zijnde, daer of gedaen te worden, dat recht vermogen sal, daer mede deselue van Nyenvelt behoert tevreden te wesen, vp dat daerbij voirder scade an beyden zijden verhoet mach blijuen. Want jndien de ondersaten deser landen ter cause voirs. bescbadicht worden, zullen wij voirt vaeren, ende naer volgen onse eerste scrijuen, ende zullen reden hebben ons daerjnne voir eenen yegelijcken mit reohte ende redenen te verandwoirden, twelck wij van hartten noode doen zouden, mair zullen, omme te be- waeren de hocheyt ende heerlicheit van onsen vors. genadigen beer ende te quyten onsen eedt, daer toe gedruct worden, dat alsoe te moeten doen, twelck wij lieuer verhoet zagen, wet God Almachtich, die v harde, eerwaerdige vader in Gode, hochgeboren, grotmogende vorst, genadige heer, wil bewaeren in gesonden lijue. Gescreuen inden Hage, vpten XVIJ"n dach in Octobrj, anno negen ende tnegentich. Onder getcreven Uwer genaden goetwillige dienaer, die graue van Egmonde, heer tot Baer, ende stadhouder generael, ende anders de raide mijns genadichs heeren eertshertoge van Oistenrijck, hertoge van Bourg0"., gecommitteert ten zaeken zijnre landen van Hollant, Zee- lant ende Vrieslant. Ende but/ten vpten rugge: Harde, eerwaerdige vader in Gode, hochgeboren, grotmogende vorst, onsen genadigen heer, heer Vrederyck, bissoop tVtrecht, geboren marc- graue van Baden, Deel, D. 184, 195.
.
CXXXVIII.
,
Jan, graaf van Egmont, stadhouder en raden van Holland enz., aan de 3 staten
van Utrecht, met toezending van de a/schri/ten der beide voorgaande brieoen ter dier zake. Eerwaerdige, eedele, vrome, wijse heeren ende vrunde. Wij gebieden ons vruntlicke tot uwe
eersaemheden, der seluer belieue te weten, hoe dat wij onlancx gescreuen hebben an onse genadige heer van Vtrecht, an uwe eersaemhede ende an die stadt van Vtrecht, aengaende die vpdrachte, die heer Jan van Nyevelt, ridder, gedaen soude hebben an zekeren cappiteynen, van eenen brieff, die hij als erfgenaeme van wijlen Henrick van Nyevelt hebben soude, sprekende vptie stadt van Leyden, ende waeren versouckende antwoirde, dair off ons eenen brieff van antwoerden gecom- men is onder die naem van onsse genadige heere van Vtrecht ende oick vander stadt van Vtrecht, ende en hebben noch gheen antwoirde gehadt van uwe eersaemheden. Ende alsoe vuyt dese saicke veel ongenouchten ende beroerten spruyten niochten, die wij gheerne verhoet saghen, scrijuende wij wederomme an onsse genadige heer bij zijnre genaden brief, dair of ons vervreemt, gelijck uwe eersaemheden dat zien mogen bij der copie vanden brief van onse genadige heere voirss. ende vanden brieuen, bij ons dairvp geschreuen, beyde hierinne geleyt, ende versoecken uwe eersaemheden hier jnne te willen voirsien, dat voirder scade ende ongenouchte verhoet worde; ofte bij gebreke van dien, ende indien die ondersaten deser landen vuyt saicke vanden vpdrachte voirss. bescadicht worden, sullen wij dat verhalen ende daer jnne voirtvaeren, naer inhout van onse eerste brieuen, twelck wij lieuer verhoet saghen, weet God Almachtich, die v, eerwaerdighe eedele, vrome, wijse heeren ende goede vrunden, spaeren gesont. Gescreuen jnden Hage, den XVIJen dach in Octobrj, anno etc. XCIX. |
|||||
BISSCHOP VAU UTRECHT, (1499).
|
|||||||
93
|
|||||||
Uwe goetwillige, die graue van Egmondt, heer tot Baer etc., stad-
houder generail, ende anders die raide mijns genadichs heren erts- hertoge van Oistenrijck, hertoge van Bourgne, gecommitteert ter zaicken zijnre genade landen van Hollant, Zeelant etc. Get. J. WIJNGERDEN.
pschrift: Eerwaerdighcn, edelen, Toirsienighen, wij sen hecrcii ran den drien staten der stadt ende des Nedergesli flits ran Vuytrecht, onsen goe- den heeren ende vruuden. Deel, D. 193. CXXIX.
De hittchop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter take van de betaling der
aan den heer van IJsselstein vertchuldigde penningen. Van Goits genaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbare, lieue vriende. Uwen brieff ons nv gesant, beroerende onder anderen: soe vnse neue van IJselsteyn ene sekere wtstellinge onss stat aldair belieft ende toegelaten heeft, jndien men hem ter stont ene merckelijke somme bestelde etc.; ende alsdan gij nv die voirg. summe, bereitmaken wouden, omme die van stonden aen ouer te senden, hebben v dair op onse gedeputierde, alse: heer Wijnant van Doirnick, meister Johan van Diepholt ende Goedert die Koenynck, totten ontfange des mergengelts gestalt, te kennen gegeuen, woe zij ons enen eedt gedaen hebben, geen gelt van- den margentale comende ouer te geuen, sonder onsen consente ende sunderlinge weten, begerende wij onsen gedeputierden scrijftelick beueell ende consent geuen wolden, zij alle alsulcke penninge, alse men vnsen neuen van IJselsteyn tot affcortinge ende betalinge der sommen vanden XVIIJ gulden noch schulden js, ende bij uwen weten ende consent gekiert sullen werden, vrijlijken te volgen ende te betalen laten, op datraen doir alsulcke gebreke, inder pene dair onder gestalt, nyet en valle. Soe eerbare, lieue vriende, doen wij nv hyer bij nae uwen begeren aen onse gedepu- tierde voirss. scrijuen, dien alsoe gevolgich te sijn. Vorder als gij roeren, woe sekere vanden ouersten onss stat Amersfoert bij onsen gedeputierden gecomen sijn, begerende, datmen mitten boeren des margengelts omme Amersfoert woude laten berusten, thent onss ouercoempste in onsen lande aldair etc., begerende gij dairomme van ons, jndien wij hyer yet langes te vertoeuen wil- lens weren, wij alsdan onss stat Amersfoert hyer bij beueell deden, zij geen vorder vertreck in betalinge der margengelts en deden ende lieten geschien, aengesien andere dessgelijcken sich dair jnne waill onwillich stellen mochten enz., soe sijn wij in menynge ons zeer corts, of Got will, jn onsen lande aldair te voegen; doch jndien ons andere merckelijke saken voirvielen, dair doir onse ouercoempste verhijndert mochte werden, willen wij alsdan aen onss stat van Amersfoert, nae uwen begeren, ernstelijch doen scrijuen ende beuelen, in betalinge des margengeldes geen vertreck te suecken, dan dat, gelijck andere onse vndersaten, sonder vertreck te betalen. Got zij myt v. Gegeuen vp onsen slote tot Vollenhoe, vpten lesten dach in Octobrj, anno etc, XCIX. Get. H. HimSEBBKE.
Oick, eerbare, lieue vriende, is ons voir gecomen, woe vnse rentmeister onses lants aldair,
verboeden soude hebben den bouluden onse landen ende gueden gebrukende, dat sij geen margen- gelt en betaelden voir onss ouercoempste in onsen lande aldair etc. Soe hebben wij als nv hyer bij aen onsen rentmeister voirss. doen scrijuen, hij sich mitt onsen bouluden voirss. bijden gede- putierden voegen sail, omme die statboicke te doirsien ende dair jnne beuonden, sij schatbair |
|||||||
94 FREDERIK. VAH BADEK, (1499).
|
|||||
sijn, van hoen alsdan schattinge te laeten boeren; ende beuonden, sij in voirlijden van susdaenige
ofte der gelijcken schattinge ofte margengelde nyet te geuen plegen, hoen alsdan dair nae vrij te holden. Opschrift: Den cei bareii vnsen lieucn vrienden, prelaten ende capittelen vneer »ijir goitshusen, ridderschap onses lauts, borgermeister, scepenen
ende raidt tnser stadt van Vtrecht. Deel, B. 156, 157.
CXL.
Gijtbert van Buren aan het kapittel van den Dom te Utrecht, ter take van de ge-
legde helatting op de goederen in den lande van Buren. Eersaem ende wijze, voirsichtige, bisonder lieff heren. So as uwe eersaemheyden niij gescre-
uen hebben van alsulck mergengelt, as jnt lant van Bueren geset is opten vythemse geerfden, elken mergen een oert van enen gouden gulden, dat betaelt soud werden aen mijnen heer, degreeffvan Bueren, dat hem geschenct soud wesen tot sinen willekoeui, begerende op niij, dat inden besten te verkallen, dat uwer kerken lant also buyten uwen weten ende consent van sulken pennyngen onbelast mocht bliuen, wanttet geestelick gemortificeert goed es etc., gelijck uwer eersaemheyden brieff aen mij geseynt dat vorder jn belt, heb jck guetelick ontfangen ende redelick verstaen. Waer op uwe eersaemheyden gelieuen te vveten: het is waer, dat de jngeseten der stat ende lants van Bueren, mijnen heer de greeff van Bueren ghescenct hebben, doe hij yerst greef geworden was IIJC gouden gulden, vijf jair lanck duerende, daer gheen gheerfden van buyten den land van Bueren toe gelden sullen, dan alleen die jngeseten der stat ende lants van Bueren; dan het is byn- nen twe jaeren geschiet, dattet lant van Bueren aff gebrant is bouen dingtael ende goede veylicheyt, dat den lantluden enen groten penninck gekost had; so hebben die lantluden noch anderwerff een wedersaet geworuen tegen ander derpen, dat hem noch een grote som van pennyngen gecost heft, die sij tot Culenborch mit fynancien ende kommer hebben moeten weruen, ende sijn also jn bruijck weren bliuen sitten op hoer pachtgoet etc., so heft mijn heer de greeff van Bueren ge- consenteert, dat alle vythemse gheerfden den armen ondersaten des lans van Bueren tot hoeren commer, as vorss. is, geuen sullen van elken mergen lans I oert van enen gouden gulden, ende daer en sal mijn heer noch nyement enen stuuer baten aff hebben, dan alleen die arme lantlude, die so bouen veylicheyt beroefft ende verbrant sijn. Aldus, lieff heren, heb jck trouwelick dat best gedaen, ende heb met den drossat ende ritmeyster gesproken, dan jck en kan anders nyet gewer- uen, dan dat der kerken lant van den Doem mede sal moeten gelden, want die Regeliers van Boemel ende ander geestelickheyt, die int lant van Bueren groet goet hebben, mede gelden. Dan die drossat heft beueel gedaen, dat men die pennyngen manen sal vande pachters ende die pechters sullent verleggen ende sullent weder korten aende pachters, die sij sculdich sijn. Jtem so heft den Doem tot Ass omtrent LXXX mergen lans, die aen de heerlicheyt van Bueren geweest hebben, ende hebben oeck een tijt ledich gelegen; daer sullen uwe eersaemheyden den pastoer van Bueren een beueel off moeten doen, so hij der kerken goet bewaert, want die huys- lude anders mit recht daer op veruolgen sullen. Bisonder, lieff heren, uwe eersaemheiden sullen in deser sake, om Goeds wil, goedertieren wesen, want dat gelt jnden gemeynen orber van den arme lantluden komen. Lieff heren, jck heb dat best gedaen ende altijt gheern doen wil > wat jck uwen eersaemheyden te lieff gedaen kan, dat ken ohse Heer Got, die uwe eersaemheyden bewaeren wil gesont. Gescreuen met mijn hant, op sunte Mertens dach, jnden wynter, anno etc. XCIX. GIJSBEKT VA1T BUREN.
Opschrift: Eersame ende wijsen deken ende capittel der kerckcn vanden
Doem tot Vtrecht, mun bisonder lieff heren. Deel, D. 198.
|
|||||
---,-----------------_----............
|
|||||
BISSCHOP TAW UTRECHT (1499). 95
CXLI.
Jan van Egmont deelt aan zijnen hroeder Frederik, heer van Uttelttein, mede de
aan hem gepleegde ontvreemding van eenen hezegelden brief van Arnold, hertog van Gelder, Edel, wailgeboren, lieue broeder. V lieffden hebben mij nv myt meister Peter Brant entbaden,
woe v lieffden verhoert heddeu, dat Jan Goltsmyt mijn dienre mij eynen brieff afFhendich vnd ondragen solde hebben, den ^artoch Arnolt seliger besigelt sold hebben, aingaende die auergiffte des lantz van Gelre. Soe is wair, lieue broeder, dat ick Johan Goltsmit onder die knecht, die voer van wegen mijns heren van Cleue te Rienen lagen, ende dair na van wegen mijns heren van Vtricht bynnen Gennep gelegen hebben, gesant hadde, om mij altoes te laten weten, wair die knecht voerscr. dat hoefft hynne keren wolden, tsoe mij vele scrifl'tlike vnd oeck muntlike verbadinge vnd wairschuwynge quainen, dat Robbrecht van Aerberch mitten knechten voer Purmerend trecken wolde, dair toe ick mij van als tot mijnen groten kost versien hadde, alzo dat mij voer hoer koemst nyet vele en gruwelden; soe en hadde ick in langen tijt vanden seluen Jan Gotsmit egeen tijdinge gehadt vanden knechten, als hij mij gelaefft altijt te laten weten, ende hebbe warechtich verstaen, dat hij zeder der tijt, dat hij van mij toech onder die knecht nyet geweest en hefi't, vnd hefft al tot Doesborcb vnd tot Nijmegen geweest; dan hebbe alzo voel vernomen, dattet certein wair is, dat hij mij eynen brieff gestolen hefft, die hertoch Arnolt eens liet besegelen ende myt sijnre hant onderteykenden, doe hij tot Remunde laetstwerff kranck lach, dair mede hij erffli- ken auergaff hertoch Kaerl ende sijnen eruen ende nakomelinge dat ganse lant van Gelre, als v lieffden wael weten moegen. Ende soe gerynge als ick dese thijdinge vernam, hebbe ick al mijne brieue, die ick hebbe, auersien, ende en hebbe nyet daer vyt gemyst dan den seluen brieff, den wel- cken ick korts te voeren gesien hadden, eer hij van mij toech onder die knechte als voerss. steet. Ende woe hij ain desen brieff gekommen is, dat is alzo toe gekommen, om dat ick on myt meer anderen beualen hadde, enen brieff te soeken onder mijne brieuen, die hertoch Willem van Hollant in voerthiden be(se)gelt hadde, die hij sacht dat hij gesien hadde, doe hij Wolters vanDalen knecht was, eer hij mijn artchiert wart, soe mach hij den brieff voerscr. gestalen hebben ende hefft on mijnen heer van Gelre gebracht, die daer zeer wael mede te vreden was, als ick verstaen hebbe, woe wael on dat nyet voel helpen en mach, want ick den brieff te Mechelen gehadt hebbe, dair hij op die tijt vandes konyncx ende mijns gnedichs heren vrunde gesien is, die on myt alien nyet en achten, seggende dat hoerre beydergnaden myt den brieff sich nyet behelpen en wolden, dan mit- ten rechten van den rijck ende mit anderen brieuen, die hertoch Kaerl daer van hadde. Alsus hefft hij nyement scade hier mede gedaen, dan hem seluen, want hij een dieff ende verreder dair mede geworden is. Jck danck Got, dat hij mij geen ander brieue genomen en hefft, als: van mijnen tol tAernem ende andere brieuen van losrenten, van Baer ende van mijn assignacj van XXXIIJm gulden bij terminen te boeren vanden tol van Gorkem, die ick noch, Got heb danck, alle gader gevonden hebbe. Et moet wael een recht volmaeck verreder sijn, want synt der thijt, dat hij mij den brieff gestalen hadde, screeff hij mij twe mael om meer teergeltz. Jck hebbe synt wael gedacht, dat die geen, die hem nyet en scaemt een openbaer bordeel hoer te truwen, dat die aire scanden doer gekommen is; hij heflt omtrent XIIIJ jaer mijn dienre geweest ende hefft altijt mytten monde soe quaet Gelres geweest, dattet wonder was, ende hefft nv sijnen aert alsus getoent. Jtem Gerit Myddeldorp sacht mij tjaer te Mechelen, dat ick desen Jan Goltsmit nyet geloeuen en solde, want >ck doch sinen vader wael kende. Lieue broeder, ick hebbe verstaen, dat een obseruant bij v |
|||||
FREDERIK VAN BADEW, (1499).
|
||||||||
96
|
||||||||
lieffden is, die v gesacht ende gebeden sold hebben, dat gij mij waerschuwen solt, dat ick wael
toe sien solde, want ick sommigen bij mij hedde, die mij verraden solden. Lieue broeder, is dair wat aen, soe hefftet mij vreemde, dat v liefden mij dat nyet gescreuen noch ontbaden en hebben om te bet tot mij seluen te seluen te sien, angesien dat onser nyet voel en sijn, ende als ick nyet en weer, soe weer otniner een te myn. Alsus soe bidde ick v, lieue broeder, off gij yet hier van wust, dat mij van weer te weten, dat v lieffden mij dat wolden scriuen off ontbieden. Jtem alzo v lieffden mij laetst screuen verstaen te hebben, dat die konynck van Vranckrijck
mijnen heer van Gelre dair behalden solde hebben, ende dat gij ain mijnen heer van Gulick gesant hedt, om die wairheit dair van te weten, soe hebbe ick kortz een persoen int lant van Gelre gesant gehat, die mij voer waer gesacht hefft, dat sijn selleffs dienre die van on kommen sijn, die seggen dattet waer is ende vloecken die geen, die on geraden hebben, dat hij ye in Vranckrijck reet. Ende dit selue hefft Henneken mijn kemerlinck nv tAndwerpen in de merckt hoeren seggen des greuen dienre van Nassou, die op die tijt oeck dair was. Hier mede, lieue broeder, sijt Goede beuolen, ende scrijfft somwilen van uwer thidinge. Gescreuen myt mijnre hant op aire Zielendach, annoXCIX. J. DEGMOHT.
Opschrift: Den edelen, waelgeboren, mynen bisondereo lieuen broeder, hereu Ffrederick, greue tot Bueren, heer tot UsseUtein etc., in sijn bant
Het oorspronkelijke, thans onder nujne berusting, is afkomstig uil het voormalig
archief van het graafschap Buren. ■ CXLII.
De stad Uoorn aan den domdeken van Utrecht en den deken van Wett-Fries land,
ter zake van kerkelijke aangelegenkeden* Nae betaemlike grueten, zeer vermoghende, wize ende gheestelike prelaten. Jn tiden onlancx
gheleden, hebben wij ontfangen uwen brieuen, dair wij v niet te vollen van dancken kunnen, want ghij anziet dat weluaren der stede van Hoirn, om die dienste Godes dair inne te ghescien, zonder des van ons versocht te wezen, alst bliket bij vwen brieuen, dair op ontfangen ende lief- lick ghevisiteert ende wel verstaen. Dair om wij vwer liefden ende moghentheit laten weten mids dezen , dat wij op een dinghesdach laest verleden hebben wt cracht van uwen brieuen tot tien vren voir middach versocht an den deken van Hoirn, uwen dienair ende die ghemeen priesterscap van Hoirn, om dat zij wilden voertan die dienst ten Goids doen ende weder annemen als hem ghescreuen was, twelck wy niet ter effect hebben kunnen doen, mer zij hebben hair beraet ghenomen tot drie vren na middach, ende als doe zoe hebben wij vernomen, dat uwen deken in beveynsde manieren zoude obediert hebben uwen scriften mit woirden alzoe ludende, dat noch hy noch zijn priesterscap tot noch misse ghedaen heft, noch yemant van hemluden, tot groete confusye, discordie ende vermineringhe van die dienste Godes in die stede van Hoirn, ende het te verduchten is van meerder marcklike periculen dair van te comen, het wair dat het bij be- hoirlike prouisie van uwe vermoghende onse gheestelike heren ende prelaten en verscuttet wair. Hier omme begherende, dat ghij den zelfden quaetwilligen uwen deken alsoe wilt beuelen mit den ghemeen priesterscap mit veerder scriften, op (dat) die diensten Godes voirtganc moghen hebben ende alle quaet in uwe jurisdictie verhuet mach zijn, ende uwen brieuen obedientie ende ghehoirzaemheit hebben. Ende oick oetmoedelike begherende, jndien vwer euerentie guetduncken zall, om mit den hoede een priester te ordineeren, die hier die dienste Godes aen name mit den ghemeen priesterscap |
||||||||
■
|
||||||||
BISSCHOP VAS UTRECHT, (1499). 97
|
|||||
ende anders als uwen gueden raet hier inne draghen zall. Ende om ons nae uwen raet te leuen
ende te reguleren, wilt onder uwe signet weder orame scriuen, dat ghij van wilt gedaen hebben ende wij als kinderen des onderdanicheits zullen bereit wesen om le onderhouden ende te achleruolghen, niet alleen dit onzen voirdeel niet (?), wes die guede stede Tan Hoirn v ler lieften kan gedoen, dat ken Gotd, die uwer liefden wil sparen, lanckliuich, zalich ende ghezont. Ghescreuen wt Hoirn onder dat signet der stede voirscr., op sunte Andries auont, anno XCIXO, bij ons Die stede van Hoirn.
Opschrift: Den eerwairdighen, voirsichligen ende wizen, onzen gheesteliken prelaten ende beeren, den doemdeken ende capittulaeren heeren des jurisdictie van Westurieslaot, hairen besonderen vrundeu ende gebieders tot Vtrecht. Deel. B. 158. CXLIII.
De hitschop van Utrecht, zich nit het Sticht moetende verwijderen, herigt aan de 3 staten
van Utrecht de personen, die hij in zijn afwezen tot zijne stedehouders heeft aangesteld. Van Goides genaden Friderich, biscop tUtrecht, geboiren marggraue van Baden.
Erbairen, lieuen vriende. Van den hoigeboiren fursten, onsen lieuen broeder, heren CristoffeJn, marggrauen to Baden etc., zijn wij nv doir schrifft vrientlike gebeden ende ernstlicke ervoirdert, vns bij sin lieffde bynnen die stadt Trier te voegen, merckelicher sacken haluer, dair van sinre lieffden sinen kynderen ende dem furstendoeme Baden ere ende wailfaert mach comen. Ende want vns dan siner lieffde, als vnsen eenigen broeder, sulcker sijnre begerde gheyns zyns weygeringe te doen geboert, sin wij dairop in meenynge mitter hulpe Goides vns op morgen alhier to erheuen ende den naisten wegk totten gemelten vnsen lieuen broeder te voegen; doch ganser hopenynge in coerter tijt weder te comen. Hebben dair omme jn sulcken vnsen aiffwesen tot vnsen stede- houlderen geordeniert der erbairen ende edelen, vnse lieue getruwe raiden, meister Ludolp van den Vene, decken vnser Doemkercken, heer Willem van Montfort, proest vnser kercken totten Oude Munster tUtrecht, Johan heren tot Montfort etc., ende Lodewijch, broeder tot Montfort, wellicx wij v hiermede in den besten alsoe te kennen geuen, aen v begerende, off in vnsen aiff- wesen enige saken yn vallen woirden, die van noeden weren, aen ons te brengen, sulcx tot allre tijt aen die voirsz. vnse stedehouldere laten langen, die welcke van vnsen wegen einen yegeliken mit hoeren getruwen raide behulpelicke sullen wesen 3 dairmede jn sulcken vnsen aiffwesen vnse lande ende vndersaten tem besten moigen vnderholden ende bescermt werden. Goit zij mit v, Gegeuen jn vnsen slote Duerstede, opten IXen dach in Decembrj, anno etc. XCVIIIJ. Get. iiosz.
Opschrift; Den erbairen vnsen lieuen vrienden, den dryen staten vnses Nedergestichts van Vtrecht. Deel, B. 159.
CXLIV.
De hisschop van Utrecht aan de 5 kapittelen van Utrecht, ter zahe van de aantas-
ting van den schout van den Dam, door de IJsseltteinsche hrtjgsknechten. Van Goits genaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbare, lieue vrienden. Uwen brieff vanden date den XXJen dach deser maent van ons ge-
sant, onder anderen beroerende, woe een deel reisiger den scholte onser kercken ten Doem sijn tasse met tgene dair jnne wesende genoemen hadden, ende alsmen dan nyet vaste en wisse wie die I. 13
|
|||||
98 EREDERIK VAN BADEN, (1499).
|
|||||
gene waeren, dat als voirss. deden, waeren gij van ons begerende, wij dair omme ondersoick lieten
geschien , ende onderuonden, dair nae bearbeiden, den voirss. scholte sijne affgenotnen tassche mit tgene dair jnne wesende weder gegeuen ende bestalt worde etc., bebben wij guetlijke ontfangen ende waill verstaen. Soe, lieue vrienden, sijn wij berichtet geworden, dat enige rutberen bij onsen neuen van IJselsteyn wesende gedaen solden hebben; dair op wij aen hem deden scrijuen, onder anderen van hem restitucie begerende; heeft bij ons nv dair op ter antwoerde gedaen, als gij sien inoegen in copijen van zijnen scrijften, hyer jnne gelaclit; wair op wij begeren, gij den voirss. scholte bij sijnen ede versoucken, ofte hij yet meer, bouen tgene bij weder gecregen heeft, verloe- ren heeft ofte nyet. Ende jndien bij noch ten sijnen nyet gecomen js, wilt ons dat mitten yer- sten wittigen; willen wij alsdan ter stont sulx onsen neuen voirss. doir onsen scrijften doen ver- staen, dair doir wij hopen die voirss. scholte ten sijnen comen sail. Onse Heer Got zij met v. Gegeuen vp vnsen slote tot Duerstede , vpten XXVJen dach jn Decembrj etc. XCIX. Get. n. IIUNDEBEKE.
Opschrift: Den eerbaeren, vnsen lieuen vrienden, prelalen ende capillelen vnser v^jn" goitshuseu tUtrecht. Deel, R. 120.
Bet in dezen brief vermeld afschrift van het antwoord van den heer van IJssehtein,
luidt a Id us: CXLV.
Den hoichweerdige jnne Gode, hogeboeren ende vermogende fursten ende heren, heren
Frederick, van Goits genaden bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden, mij- nen geneden lieuen heren. Hoichweerdige, jnne Gode, hogeboeren vermoegenden fursl, gen. lieue heer. Uwer genaden
brieft' op huden sondach heb jck alhyer tot Gorkum ontfangen ende waill verataen, Soe, gen. lieue heer, en heb jck van egheen gelt geweten, dat uwer genaden ondersait genomen was; dau soe jck wt IJselsteyn rijden soulde eirgisteren, waert mij sulx te kennen gegeuen, hoe die scholtes vanden Doem tUtrecht gelt genomen solde sijn, (des) mij nijet genoich verwonderen en konde, soe heb ick mij die saick soe ondervraicht, dat een van mijnen dienre, doe ter tijt mit mij jnden velde wesende , den seluen scholtes voirss, sijn lass ende gelt hem genomen solde hebben, soe heb jck , gen. heer, den seluen knecht voir mij jnden velde komen laten, ende den seluen soe voirbracht, dat hij dat selfde gelt, dat hij sacht dat he den scholtes affgenomen had, ons wederomme van ston- den aen ouer geuen most mit enen cleynen pater noster, tselff jck wederomme jnder stat Yselsteyn gesunden heb, omme den scholtes des weder te doen geuen mit sijn slotelen ende den tess, die bynnen Yselsteyn gebleuen was, mit allet tselffde, dat den scholtes affgenomen mochte sijn. Js den scholtes hyer en bouen yet meer genomen, dan hij weder gekregen heeft, dat hij mij die dan selue weet te wijse, ofte bore naemen warachtlijken nomen, jck wilse soe straffen, dat v ge- naden sien sullen dattet mij leit js , ende dat ick zeer ongerne uwer genaden ondersaten noede arch van mijnen wege weder uaeren solde laten, dan anders dan doicht ende ere te bewijsen, te beschudden ende voirder te doen; twelck die van Vtrecht mij ende die mijnen mit cleynen saken der gelijoken nyet en doen, ende weigeren mij geleide, ende kieren mijnen boden durch hoer stat nyet te moegen rijden, dvvelck sich moegelich nae luden der dedinge ende soenen nyet geboeren en soil. Onse Heer Got uwe genaden altijt wailuarende jn frouden bewaeren, Gescreuen op sun- dach voir Kersdach, anno etc. XCVIIJ0.
Frederik van Egmont, greue tot Bueren , tot Leirdam,
heer tIJsselstevn ende tot Granendonck.
Deel, B. 121.
|
|||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1499, 1500). 99
CXLVI.
Verzoeh van Jan van der Aa, aan de 5 kapittelen van Utrecht, tot hetaling van
100 gulden, hem nog onthrehende aan de hem toegekende som wegens zijne hemoei- jingen in de vereffening hunner geschillen met den heer van IJsselstein. Eerwerdige, edel, vrome vnd wijse, vorsienige heren. Jck gebiede mij zeer tot uwe lief- / den, den welcke ic hof e wel in dechtich te wesen , woe dat eaijge van v heren tanderen tijden van mij begeert bebben, alsoe twijste ende geschille geweest is tussen den edelen vnd waelgebo- ren mijnen beer van lselsleyn aen deen sijde, ende uwe liefden aen dander, dat ic waeldoende de saken ende gescillen mit vrinden hulpe soude willen tot eendrach ten helpen beleyden, men soude dat op mij versculden ende verdienen, vnd wes kosten ic daer om dede, dat uwe liefden mij die verstoren ende vergelden souden. Soe eest, goede heren, als uwe liefden wael kenlic is, dat ic genen acrbeyt gespaert, met vrinden hulpe dese saeken hebben helpen tot eendrachten beleyden tot mijnen groeten kosten, die mij noch nyet vernucht noch betaelt en srjn , hoe waell dat uwe liefden om mij daer toe te helpen , dit in handen van goeden zekeren inannen gesleelt hadden , dwelck noch tot geender wtdrachten gecomen is, noch tot geender betalinge en neb mogen co- men. Js dair om mijn vrindelic begeren, alsoe mij noch koeck gebreckt vandea vier hondert gouden gulden, die mijn heer van Iselsteyn mij sculdich was, ende mij aen uwe liefden bewesen heeft, hondert corrente gulden off daer ontrent, als dat wael blijcken mach bij brteuea ende quitancien, daer van wesende, dat uwe liefden mij tot mijnen resten van hondert gulden , ende mijn wtgeleyde kosten behelpen willen, als dat wael billicx ende reden is; jck wil dat altijt nae mijnder machten op den seluen uwe liefden gerne versculden. Ende wanneer ic mij tot den sel- uen penn. sal mogen verlaeten, sal belieuen uwe liefden mij een bescreuea andtword te seynden met brenger des brieils. Bijsondere lieue heren , onse Her God will uwe liefden gespaeren in voerspoit ende lange gesonden leuen. Gescreuen tot Gorcum na Alder Kijnder dach, anno XCIX. Get. GERTRVT VAIfDER AA , HER JAJXS HVSFHOWEJ* BA1LI.
Opschrift: Eerwerdige, edele, vrome ende vorsienige, prelaten, dekenen ende
capittelen der vljff godshuser, ridderscap, slat ende stede de9 GesLichs van Wttert, aen dese sijde des Yselen, mijn bijsunder lieue heren. Deel, D. 202. CXLVII.
Rijck van Rijckensteyn zendt aan Ludolf van Veen, domdehen, en Jan, burggraaf
van Montfoort, ah stedehouder des bisschops, de klagte der stad Wijk te Duur- stede over den dvjkgraaf van den Lekdijk. Mijnen willigen dienst te vorens, wirdige ende edel leue heren. De stadt van Wijck ende
andere mijns g. h. vndersaten bier vmlangs geseten , hebben mij in afl'wesen mijns g. h. clage- lickea tkcnnen gegeuen, woe dat de dijckgreue klockenslach gedaen ende geboden hebbe, elck op- ten dijck the koinen. Ende want dan in voir tijden bij den drien staten ouerkomen sij , dat de dijckgreue geynen klockenslach doea sulle , ten sij dat dat water an den nagel, den v lieffden her doemdekea vaa wegen der drien staten bfcbben helpen steken, gekomen sij, soe en sij op dit mail dat water op twei lagen nycht andea nagel gekomen , meer noich dair toe thants een lage gevallea ende sij noich vallende. Meynen dairomme de dijckgreue de costen opte lande nycht reken sulle, den alien nycht tegenstaende ea wille de dijckgreue hoea nycht oirloiffgeuen, comende 13*
|
||||
100 FREDERIC VAN BADEN (1500),
tot hoeren groten costen ende achlerdeel jn desen marckte, van inij begerende boen van wegen
mijns g. h., de een ouerste dijckgreue sij, oirloiff lo geuen , des ick mij , als een vytheymsche ende der saeke ten vollen nycht verstant hebbende, nycht bebbe willen vnderwynden, dan geue uwen lieffden, alse stbadtbouderen mijns g. h. sulx inden besten tkennen van wegen mijns g. h., begerende mij dair jnne then besten the willen raiden, offte alse stadtholdere anden dijckgreuen the doen schrijuen, woe dan sulx best duncken sail uwen lieffden, de selue Got Almechtich lange vrolick ende gesunt bewaeren moet. Gescreuen mitter haest tot Duersteden, opten XXIIIJen dach in Februario, anno etc. VC, Altijt vwer lieffden guetwillige
Rijck van Rijckensteyn, boiffmeister. Opschrift: Den wirdigen ende edelen meister Ludolph vanden Vene,
doemdekeu lUtrycht ende her Johan, linen tot Montfoirde etc., stadthoudern mijns gnedigen hercn ran Ulrycht, inij- nen besunder leuen hercn. Deel, A. 275. CXLVIIL
Philip*, aartskertog van Oostenrijh, aan het kapittel van den Dom te Utrecht, ter
zake der pauselijke a/laatehrieven* Philippus, archidux Austrie, dux Burgundie etc., comes Flandrie, Thirolis, Arthesij etc.
Venerabiles et egregii, amici nostri charissimi. Placuit sum mo domino nostro sanctissimo ad jnstantissimas preces nostras concedere jndulgentias plenarias anni Jubilej jn omnibus ecclesijs et locis ditioni nostre subjectis, quas reuerendus in Cbristo pater, dilectus ac fidelis consiliarius noster, dominus Petrus, episcopus Tornacensis, in bac parte commissarius apostolicus et earumdem jndulgentia- rum executor, duceret eligendas, qui eadem fretus auctoritateetdenostrisquoquepermissioneet consensu, eas jpsas jndulgentias jn nonnullis ecclesijs et locis nostrarum ditionum, sub diocesi et jurisdictione Trajectensi episcopi consanguinei nostri charissirai existentibus, ponere et collocare jnstituit. Vestras proinde dilectiones ex animo requirimus et rogamus, velint cum nostro turn vel sancte sedis apostolice jntuitu consenlire, ut indulgentie jlle possint in locis jllis, que in dicta consistunt diocesi, executioni debite demandarum (?) mandando omnibus subditis et officiarijs veslris etiam per litteras patentes, quatenus opus sit, quo res pro eius qualitate geratur bonestius decentiusque, vt prefato Tornacensi episcopo aut suis deputatis jn premissorum executione omiiem operam, auxilium assistentiam et fauorem exbibeant et faceant, ab jllis quorum jntererit exhiberj, omnibus jmpedimentis, contradictione et disturbio semotis, non obstantibus etiam certis priuilegijs et litteris apostolicis, vobis in contrarium concessis, quibus non vtendo nunc presentim in re tarn pia tamque justa nihil de jure vestro de- trahetis, quin ymo bonori vestre optime consuletis mandatis apostolicis jta, vt equum est morem gerendo et nobis quoque rem gratissimam eflfeceritis, cuius non erimus immemores, si quid a nobis deinceps in rem vestram effici possit, nouit Altissimus Deus, qui dignationes vestras con- seruare dignetur jncolumes. Ex opido nostro Gandensi» die XXVJ" February, anno quingentesiruo. Get* phs. lager haneton.
Opschrift: Venerabilibus et egregjjs vlris, preposito, decano et capitulo
nsignis et maioris ccclesie TraiectcnsU, amicis nostri* clia- rUsimis. Deel, A. J76. |
||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1500). 101
CXLIX.
De hisschop van Utrecht dringt hij de 3 staten van Utrecht ernstig aan tot ophrenging
der verzochte 12,000 yuld., ter betaling van het krijgtvolk enz*9 in gebreke waar- van htj protesteert tegen alia nadeel, daaruit voor den lande kunnendevoortvloeyen. Van Goits gnaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbare, lieue vriende. Soe als wij laitste aen vnsen affscbeit van Vtrecbt, nementlijke den XIIJen dach in desen maent, aen vnse vijff goitshuse bebben doen veruolgen ene entlijke antwoert vp sukk loeseggen zij ons laitst gedaen bebben beroerende die besegelinge voir die twaeleff du- sent gulden, soe zij ons belieft bebben, op onse tafelgueden vp te brengen etc., hebben die voirss. vnse vijff goitsbusen ons aenden gemelten vnsen affscbeit onder anderen ter antwoert ge~ geuen: dat sij desshaluen vpten dinxdage naist dair nae generaill capittell bouden, ende ons alsdan ene entlijke antwort geuen souden, dair op wij dan die edele ende eirbare, vnsen lieuen neue ende getruwen raden Loduwich, broeder tot Montfoerde, ende beren Joban van Zulen ende van Nyeuelt, ritter, hebben geordiniert sulcke voirss. antwoert van onss wegen toe ontfangen ende ons die mitten yersten te verkundigen; dwelcke onse raden ons op gisteren hebben doen scrijuen, dat sij bouen voele veruolchs, vpten voirss. dinxdage ende oick donredage dair nae in deser sake gedaen, gene entlijke antwoert hebben moegen krigen, welck ons nyet genoicb en kan verfreem- den, aengesien, dat wij docb vorders nyet doen veruolgen, dan dat gene ons hyerbeuorens bijden voirss. vnsen vijff* goitshuser belieft is. Oeck sulke voirss. gelden anders nyet dan op vnse eygen tafelgueden opgebracbt sullen werden, ende die docb nyet jn onsen profijte, mer tot behoiflf ende bescbermenisse vnser lande verschoten sullen werden, woe waill nochtans dat oirloge van ons nyet heergecomen js. Ende soe wij dan vp onse voirss. goitshusen voir gedaen toe segge ende gueden geloue, die voirss. rutheren , omme te verhueden roiff, brandt ende andere lasten ende verderffnisse vnser lande, desgelijcx oick onse borgere Van Vtrecht ende anderen, den wij ene merckelijke sonime opgesproken bebben, init groter moeyenisse ende arbeit ende dairstreckinge, allet ende meer dan jn onsen vermoegen geweest js,-r-dair toe mit onsen brieue ende segelen, thent beer toe opgeholden ende te vreden gestalt hebben, ende die termijne hoerre betalinge eensdeels verschenen ende die anderen nv vast verlopende sijn; begeren wij noch aen v mit gansen eernste, jn vermaninge der voirss. vnss vijff goitshusen gedaen toeseggen, gij ons noch sonder enige vertreck ene entlijke antwoert vanden voirss. saken willen geuen, da mit wij ons tot betalinge der voirss. rutheren ende Ynsen borgeren van Vtrecht ende andere, dair nae moegen weten te richten, ende onsen segelen ende brieuen, wij desshaluen ouer ons hebben moeten geuen, genoicb gedoen kunnen; dan jndien ons hyer jnne ommers gene beboirlijke ende wtdragende antwoert, veruolgen mochte,des wij ons doch tot v wt gueden gelouen ende vertruwen nyet versien willen, ende hyer en bouen vnse lande ende ondersaten vanden voirss. rutheren met roiff, brant, vengenisse ofte anders belast worden, soe ons jn geenrewege moegelick js, anders enige gelden op te brengen, des willen wij hyer mede onse vnschult, dat sulx mit onsen willen ofte doir onsen versuem nyet en geschiet, gedaen ende mit desen onsen brieff protestiert hebben, Welx wij v alsoe jnden alrebesten te kennen geuen. Onse Heer Got zij met v. Gegeuen vp onsen slote tot Voilenhoe, vpten XXIIJ dach jn Martio, anno XVC. Get. nosz.
Opschrift-. Den eerbaren, vnsen lieuen vrieoden, den drien slaten vases Nedergestichls van Vtrecht. Deel, A. 279.
|
||||
102 FREDERIK. VAK BADEN, (toOOj.
|
|||||
CL.
Burg.) tchep. en raad der Had Groningen verzoeken burg., schep. en raad der stad
Utrecht, hunne afgevaardigden te zenden op de door den hisschop van Utrecht vastgestelde dagoaard, tusschen den hertog van Saxen en de stad Groningen. Werdige, erbaere, duchtige ende ersame lieuen heren, gude vrende. De hoechwerdige,
doerluchtige hoechgeborne fl'urste, onse gnadige lieue here van Wtrecht, tusschen den doerluchtigen ende hoechgeboernen ff'ursten van Saxen etc. ende ons een dachuaert op den sondach Judica naestko- mende begrepen ende geramet hefft, omme tusschen den partien vorss. een wes guetlicks handels to verhandelen ende toe doende. Alsdan wij een mede 1yd sint des seluen Stichtes van Wtrecht vorg. ende geerne Gestichts luden bliuen willen, soe wij sculdich sint, jnden wij soe seer neer benomvet en worden, dat wij van nodes wegen daer wtgedrongen worden, wij ongeerne, kent Got, deden; begeren daer omme andachtliken juwe erbarheyden, vp den vorss. dage Judica toe Vullenhoe willen doen schicken ende hebben juwer erbarheyden vulmachtigen vrende, omme dat beste, alst nutte ende orber sal wesen, myt malkanderen to helpen raden; mede begeren oec ons neet jnden quadesten affhemen willen, dat wij juwe erbarheyden sulks neet tijtliker verwittigen ende to weten hebben doen, angemarkt onse gnedige beer vorg. ons des een cleyne tijd vor datum sbriefl's hefl't doen verwittigen. Hyr jnne juwe erbaere werdicheyden syck soe bewisende, als wij ons dess en alles gudes ganslike vorseende sint tot de selue juwe werdicheyden, de God de Here salichlike gesund, waluarende bewaere. Gescreuen onder onss secreet, des sondages to myd uasten, anno etc. quinquentesimo. Borgermeisteren ende raedt der stad Groningenn.
Opschrift: Den werdigen , erbaeren, duchtigen ende ersamen doemdeken
ende capiltelen, borgermcsteren scepenen en raedt tUtrecht, onsen besunderen lieuen heren ende ^uden vrenden, Deel A. 281. CLI.
De hisschop van Utrecht dringt nader hij de 3 staten van Utrecht aan, op de op-
hrenging der genoemde som, tot de hetaling van het krijgsvolk. enz. Van Goides genaden Frederich , biscop tUtrecht, geboiren marggraue van Baden.
Erbaren, lieue vriende. Vwe antwoirde, vns nv to gesandt op vnser schriuen , wij onlancx vnsen dryen staten gedaen hebben, beroerende die versegelinge der twolff duysend enckel gulden etc., hebben wij mit breyderen jnnhoult vwes brieffs, mit sampt bijgelaiehter verteykenisse der ar- ticulen, dairjnne ghij meenen noch gebreoke wesen sail, gelesen ende wail verstaen. Ende soe dan die terrnijnen der betalinge der rutteren ende oick vnsen boirgeren ende anderen nv op dese Pascha verschijnen werden, dairtoe wij een merckelicke somme pennynge hebben moeten, ende die anders gheenszyns dan op vnse tafel gueden op te brengen weten; oick ons corte haluer der tijt nyet moegelike is, nae vwer begerde, die voirsz. articule ende gebrecken voir desen Pascha te doen rechtuerdichen ; begeren wij noch nae als voir aen v, mit alien ernst, ghij die sake noch beter ouerleggen, ende der voirsz. vnser begerde, vwer voirgedaner tosegge nae, vns noch een vnnerlo- gen eyntlike antwoirt willen doen geuen, dairmede wij den voirsz. rutteren ende vnsen boirgeren ende anderen gelouen gehalden, ende vnser seggel ende brieuen genoich gedoen konnen, te verhueden voirder last, besweringe ende verderffnisse, soe vnsen Janden ende vndersaten wt deser vertreckinge |
|||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1500). 103
comen maich; soe zijn wij der meyninge, vns, raitter hulpe Goides, nae desen Pascha bij v te
voegen , nae vvren raidt ende guetduncken die voirsz. articule ende gebrecken te rechtuerdichen, ende nae ervyndunge yegelicken gebrecken dair jnne te doen ordinieren, als sich wail behoeren sail; dan wij selffs gar vngern sien ofTte hoeren solden, dat die voirsz. yngeboerde pennynge anders dan tot profijt ende beschermenisse vnser lande gecomen weren. Ende woe wail wij vns, nae al- rer gelegenheit der saken, genselike tot v willen versien, gbij vns die voirsz, eyntlike antwoirde langer nyet vertrecken werden, begeren wij doch, wt groeter noeden der saken, ghij vns die mil desen vnsen boden ouerschriuen willen, vmb dair nae moegen weten te bolden. Goit zij mit v. Gegeuen in vnsen slote tot Vollenhoe, opten VIJen dach in Apprili, anno etc. XVC. Get* hosz.
Opschrifti Den erbairen, vnsen lieuen vrienden , prelaten ende capittelen vnser vijff goitshusen tUtrecht. Dee], A. 284.
clil
De bisschop van Utrecht meldt aan de 3 staten van Utrecht, tot stedehouder in
zijne afwezigheid, Jan, hurggraaf van Montfoort, te hehhen aangesteld. Van Goits gnaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgraue van Baden.
Eerbare, lieue vriende. Alsoe gij weten, wij corts nae Colne vpter dacbuaert, tusschen onsen
oehem den bertoge van Gleue ende ons verraempt ende aengestalt, reysende werden, hebben wij jn onsen affwesen tot onsen statholder gemaict ende geordiniert den edelen vnsen lieuen neuen en getruwen raidt, heren Johan, beren lot Montfoerde etc., onses lants saken te expedieren, ende weert v hyer en bynnen enige saken voir quemen, dair jnne gij onses neuen voirss. van onser wegen bedorsten, begeren wij guetlijke, gij hem dair jnne omme sijns raits van onser wegen te doene te hulpe nemen, omme dair nae die saken gueden voirtganck moegen gewynnen. Hyer jnne doende, als wij ons ganselijcken tot v versien, willen wij dat tegens-v jn alien gueden erken- nen. Onse Heer Got zij mit v. Gegeuen vp onsen slote tot Duerstede, vpten XXIII Jea dach in Aprille, anno XVc* Get, IIUHDEBEKK.
Opschrift: Den eerbaeren vnsen iieuen vrienden, deu dryen stalen vnses Nederstichls. Deel, A. 286.
CLIII.
■
De bisschop van Utrecht verzoekt aan de 3 staten van Utrecht den 23 July hunne
gedeputeerden te Wijh te Duurstede ter dagvaard over 'stands zaken te zenden.
Van Goits gnaden Friderich, bisschop tUtrycht, geboren marckgreue van Baden. Eirbaere, leue vrunde, De saken, v vnlangs jnden drien generail capittulen van vnser wegen
geopent, hebhen wij den gedeputierden vnses drier stede, Deuenter, Campen en Svvolle, dairop vp huden bij vns verschreuen ende erschenen, oick tkennen doen geuen, die vns dairop geantwordt hebben, woe sulcke saken lestich sijnnen ende vnse gemeyne lande an beyden zijden der IJssulen angaen, dair jnne v sunderlunge behoer voir te ramen; des haluen van vns begerende, v noich dairop the verschrijuen ende uwen voirraem the hoeren. Sus hebben wij vnse gemeyne ritterschap ende stede an dese sijde der IJssulen dairop doen verschrijuen tegen morgen ouer achte daghe, nementlicke: opten XXIIJen dach dezer tegenwoirdiger maent, to acht vren voir middaghe, alhier |
||||
104 FBEDERIK VAN BADEW (1500).
|
|||||
bij vns the komen. Ende is dcm nae Tnse guetlicke begerte, ghij , ansiende de wailuaert vnser
lande, willen tegens de voirss. tijt uwe gedeputeerde init voire macht dair jnne voir the ramen alhier bij vns hebben ende schicken, omme mitsampt vnser ritterschap ende steden alhier eendrecht- licken dair jnne the ouerkoxnen ende the sluten. Ende wie wail wij vns genslicken dairto verlaten, begeren des nycht the myn uwe bescreuen antwordt. God zij mit v, Gegeuen in vnss sloile "Vol- lenhoe , den XV*n dach, in Julio, anno Domini XVC. Get, HUKDEBEK.E.
. ■ .
Opschrift: Den erbaeren vnsen vrunden, prelaten ende capiUulen vnsen vijff goitshuser, ridderen ende knapen vnses lants , burgher-
meysteren schepenen ende raidt vnser sladt Tan Ytrycht. Deel, A. 292.
CLIV.
Dvjkgraaf en heemraden van Schieland, Delftland en Rijnland verzoeken a an de 5
kapittelen van Utrecht, hunne afgevaardigden te zenden op de dagvaard te **Hagey den 10 Aug.y ter zake van het openzetten der Ussel-sluis door de stad Gouda, Eersame, voirsienyge, wijse, lieue ende bij sonder zeer geminde heeren ende guede vrunden. Wij gebieden ons hertelijken tuwairt ende v wil belieuen te weten: als dat tot ons gecomen zijn die van Woerden, Bodegrauen, Zwanenburgerdam, Alphen ende meer ander, die welcke ons ge- claecht ende te kennen gegeuen hebben die grote laste, jntrest ende scade, die op hem luyden ende op dat Neder Sticht ende oic op heel Noort-Hollant jnden winter voirleden geschiet is bij- den jnlaten vanden wateren, gedaen bij die stede vander Goude mits op setten van zekere sluyse jnden Ysseldijck, ende jn meninge zijn dese toecomende winter noch ongelijc meer te doen, seggende: wij hebben nu een veynster op geset, mer wij sullen voirt die doeren op setten; twelck wesen soude tot grote verderflijke scade vanden lande, soe wel dat Neder Sticht van Vtrecht, als Scielant, Delflant, als Rijnlant, jst dat hierjnne gheen prouysie gedaen en wort. Wair om wij opten lIJen dach van Augusto lest leden dachuairt gehouden hebben jnden Hage, om dit voirss. te weder staen, dair dat gesloten js v luyden gemeenlic te scrijuen, ende uwe aduys dair of te heb- ben, so ghij luyden dair mede jn gelant sijt. Wair om wij begeren zeer vriendelijken an v, dat ghij bij ons wilt cornen, ofte uwe gemachtichde senden jnden Hage, opten Xen dach van Augusto naist- comende, om des anderen dages smorgens te achte vren te wesen bij alle die ghemene hoge hyemraden ende steden van Noorthollant, om hier op dachuairt mit malcander te houden ende dit voirss. te weder staen, so dat behoirt. Eersame, geminde vrienden, hier jnne doende, so mij v volcoraelijc toe getrouwen, want ghij ons tuwairt altijt bereyt vinden suit, dat kenne God, die v alien wil sparen gesont. Tot Leyden opten Ven dach jn Augusto, anno XVe. Uwe guetwillige, dycgraue ende hoge hymraden
van Scielant, Delflant ende Rijnlant. Opsrhrift: Onse lieue geminde vrienden, die deken ende gemene
capiUel van Oude Monster ende voirt alle die gemene collegieu ofte goidshuysen van Vtrecht etc.| Deel. D. 206. |
|||||
BIS3CH0P VAN UTBECHT, (1500). 105
CLV.
De hisschop van Utrecht verzoekt aan het kapittel van den Dom te Utrecht f om aan
zijn raady Lodewijk van Montfoort, in diens a/wezen, zijne prebende te doen behouden. Van Gades gnaden Friderich, bisschop tUtricht, gebaren marggreue van Baden.
Erbare, lieue vrunde. Dat ghij den edelen onsen lieuen neuen ende getruwen raidt Lodewich, broeder tot Montfort, een deell jaren herwarts, tot vnser begherten, absencie sijnre prebenden al- dair belielft ende guetwillichlichen gegeuen hebben, dancken wij v seer hoichlicken, inyt erbedinghe sulx altijt tegens v jn sunderheyt te verscbulden ende genediehlicken te erkennen. Ende want wij des voirss. onser neuen jn onsen ende onses Gestichts saken noch dagelix ofte docb dat meeste- deel vanden jare tdoene bebben, soe dat bie sijne tijt aldair nicbt compleren kan, js dem nae onse guetlicke ende \lijtighe begeerte, gbij willen ons te leue ende geuallen den vorgemelten onsen raede absencie sijnre prebenden van desen to komenden jare belieuen, als wij ons des genslicben tot v versien. Godt sij myt v. Gegeuen jn onsen slotte Vollenhoe, den XXIten dacb in Septem- brj, anno Domini XV0. Get* II, HUNDEBEKE.
OpschHft: Den erbaren onsen lieuen vrienden, deken ende capittel onser
kercken then Doem tUtricht. Deel, A. 297.
CLVI.
De bisschop von Utrecht verzoekt aan het kapittel van den Dom te Utrecht ant-
woord op den voorgaanden brief. Van Goits genaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbare, lieue vriende. Alsoe gij den edelen vnsen lieuen neuen ende getruwen raidt Lodu- wich van Montfoerde, tot onss begeerten, twee jaer herwarts ene beliefnisse toegelaten ende gedaen hebben, ende als wij dan hem wt onsen dienste nyet waill ontberen raoegen, deden wij aen v, ons op onsen slote tot Vollenhoe wesende, schrijuen, guetlijke begerende, gij, ons toe eren ende wailgeuallen, den voirss. onsen neuen noch een jair sulcke belieffnisse deden ende toelieten , als gij dat waill vorder wt onsen voirscrijften verstaen hebben, dair van wij noch zonder antwoert sijn; begeren wij zeer guetlijke, gij hem noch nae onsen begeren ene belieffnisse gunnen ende toelaten, willen wij dat tegens v jn alien gueden erkennen, dair van wij noch uwe guetlijke antwoert bege- ren. God zij mit v. Gegeuen op onsen slole tot Duersteden opten XXVen dach in Novembrj , anno XV<=. Get. II. HUNDEBEKE.
OpschHft: Den erbaeren vnsen lieuen vrienden^ deken ende capittel
vnss kercken then Doem tUtrecht. Deel, A. 306.
CLVII.
Raymundus, pausselijk legaat, zendt Pieter Jacobsz. van Vollenhoven y kanunnikvan
'/ kapittel van St, Pieter, aan het kapittel van den Dom te Utrecht f ter zake
der aflaatsgelden,
Venerabiles ac prestantissimi viri, amici nostrs tanquam fratres noslri charissimi, salutem.
!Non dubitamus dilectiones vestras memores priuilegiorum et benificiorum a sancta sede et pontifice
moderno susceptorum, memores decime vobis opera nostra relaxate, quam omnes alie nationes
I. 14
|
||||
FREDERIK VAN BADEN, (1501).
|
|||||||
106
|
|||||||
et ipsi quoque cardinales dederunt, memores insuper cliristiane necessitatis et communis periculi,
cuius propulsandi gratia collecte sunt sanctissimi jobilei pecunie, quas credimus secundum intencionem pontificis et ordinacionem imperij apud \os decenter numeratas et ad bonam custodiam repo- sitas, vt, cum. ad defendendam catholicam fidem aliquando arma sumentur, auxilium atque subsidium inde habeant christiani milites. Nihilominus quod tarn pontifex quam imperium instru- menta a nobis exigunt super numero pecuniarum, vnde quoque repositarum, mittimus presencium exhibitorem3 dominum Petrum Jacobi de Vollenhoe, canonicum sancti Petri Traiectensi, ad collegenda huiusmodi instrumenta, atque ad vos perferenda ad assistendum insuper numeracioni pecuniarum non dum numeratarum, cui vt plenam credencie fidem, tanquam notario nostro, et benignam fauorem dilectiones vestre prebeant, plurimum rogamus. Get, Vester amicus et frater R (aymundus) carmkams
GuRCEN. LEGATUS.
Opschrift: Venerabilibus ac prestantissimis viris, dominis, decano et capitulo
juclite ecclcsic Traiecteasis, amicis nostris charissimis. Deel D. 209.
CLVIIL
Johan, hertog van Kleef, verleent tolvrijheid aan de burgers der at ad UsseUtein ,
gedurende ket leven van Frederik en zijn zoon Floris van Egmont. Wy Johan, van Gaitz gnaden hertough van Cleue, greue vander Marcke jnd van Katzenelln-
boegen etc., doin kondt vnd bekennen oftentlich myt desen brieue vur vns, vnse erven vund na- komelingen , dat wir vmb beden will des waelgebaeren vns besonderen lieuen neuen , beren Fre- dericks van Egmont, greuen zo Bueren vund Leerdamme, heren zo Yselsteyn etc. van vnsern sunderlingen gnaden vund gonsten eirlaefft vnd gegont bauen, erlouuen vnd gonnen vestlich jn craflft diss brieffs, dat alle die borgeren vund jngesessen des genanten vnss neuen stat van Yselsteyn, die nu jn der seluer stat Ysselsteyn woenen, oeder jn zo komen zyden daerjn zu woenen koemen \verden, myt alien oeren koufl'uianschafl'ten jn vnssen furstendommen, landen vund gebieden, zo wasser vnd zoe lande, tolffry jn maiten hierna geschreuen, vnd vur vns, vnsen landen, luyden, vnderdaenen vund den vnsern vnd vur alle den ghoenen, der wir ongeuerlich mechtich syn, vnse vurwairde vnd geleide hauen beschuydt vnd beschyrmpt syn sullen, myt naemen sullen die vurg. burgeren tot Yselsteyn van nu voirtan vrie syn jnd gebeill ind all vnuertolt blyven an vnsen toellen tot Orssoy jnd Huessen, jnd an vnsen toellen tot Lobith vnd Buederick sullen sy haluen toll geucn , jnd dyt sail dueren vnss neven leuenlanck, jnd nyet langer, vund na synen doede so sullen die vurg. burgeren vnd jnwoe- neren tot Ysselsteyn syns soens Fflorys leuenlanck, vund ouk nyet langer, geuen vnd vertollen an vnssen toellen tot Orssoy vnd Huessen haluen toll vnd an vnsen toellen tot Lobith vnd Buederick tweedeill, vnd des derdendeels sullen sy verlaiten syn sonder argelist, jnd na oer beyder doede sail dese vnse gnade vnd gyffte allet doet vnd toe nyet syn, vnd der vurg. vnser vryonge sail ouck van nymantz anders dan van den boirgeren vnd jngesessen der stat Ysselsteyn, de nu dajnne woenen oeder bynnen vurg. zyde da jnne zo woenen komen, jnd daer jnne jrst jaer vnd dach sullen g«- woent vund huys vnd roeck opgehalden hebben , gebruyckt werclen, vnd vp dat dajnne nyet an- ders van vprecht gehandelt weirde, so sullen die burgeren vnd jngesessen van Ysselsteyn , de sich deser vnser gnaden vnd vryonge vurg. gebruicken willen, sulchen certificatien vnd schyn van vnsen lieuen neuen vnd synen soen vurg. an vnse tolle vnd beuelre brengen, daer vyss de vnser wairaff- tich vernemen moegen, dat sy burgeren jnd jngesessen zoe Ysselsteyn vnd nyrgent anders jn maiten |
|||||||
ursscnop tan utheght (1501). 107
|
|||||
vurg. syn* ouch, de war 80 de burgeren vund jngessessen van Ysselsteyn lanxs vnse toelle fueren, ny-
mantz anders dan jn zobehoerende noch anderen deill, oeder gemeyn dairane hauen, sonder en- nick argelist. Beuelen hieromb alien vnsen tolneren vnd toldenereh, zoe wasser vnd zo lande, de burgeren vnd jngesessen der stat van Yselsteyn de vurg. zitlanck tolvry, vngeletz vnd vnbesweirt, gelick als dat bauen gescreuen vnd vtgedruckt steit, vur vnsen toellen myt yren kouffmanschafften zehen, koemen vnd faeren zo laessen. Voirt beuelen wir alien vnsen amptlueden, beuelren, vnder- danen vnd den vnseren, den genielten burgeren vund jngesessen van Ysselsteyn myt yren lyuen, haeuen vund guederen de vurgenanten zytlanck vnse vurwairde vund geleide vurg. vast, reyne vund vnuerbraicken zoe halden, vund zy zo bescbudden vund beschyrmen. Dat alles vurger. willen wir alsoe gentzlich gehadt vund gedain hatn bij deser vnser gnaden der tollvryonge, geleyds, be- schuydtz vnd beschyrmps, we vurgeroirt. Geloeuen wir Johan, hertzoich van Cleue vnd greue vander Marcke etc, obgenanten vur vnse, vnse eruen vnnd nakomelingen, by vnsen fvrstlichen tru- wen vund eren , die burgeren vund jngesessen zoe Ysselsteyn de zytlanck obgeroert vestelich. zoe laissen, zoe hanthaeuen vund zoe behalden, dair weder nyet zoe doin noch laissen geschien, off* ouch wir off vnse onderdaenen myt ennygen den burgeren vund jngesessen zoe Ysselsteyn zo doin bedden, oeder bynnen vurgenanten zyde zo doin gewonnen , des sullen de burgeren vund jngesessen vurger. zoe rechte vund reden nae gelegenheit der saichen stain vund komen, vund dairan en sail dese vnse verschryuonge nyet hinderlick syn , sonder alle argelist vund geuerde. Dis in oir- konde der wairheit hain wir vnse ziegell myt vnser reenter wyse vund willen an desen brieff doin hangen. Gegeuen zo Buederick, jnden jaeren vuns Heren duysent vunffhondert vund eyn, vffden neisten satersdaege na Sent Pouwels daege conuersionis. Het zegel van dit charter, afkomslig uit het voormalig arcbief van het graafschap Buren, en thans onder mijn«
berusting, is verloren gegaan. CLIX.
-
Willem , hertog van Gulik, verleent aan deze burgers dezelfde vrijketd, gedurende
het leven der vermelde heeren. Wir Wilhem, van Gotz genaidenn herzouch zo Guylge, zo dem Berge jnd greue zo Rauens- berge etc., doin kont ind bekennen offentlich mit desem brieue vns vnss, vnse eruenn jnd nakom- lingen, dat wir vmb bedeu wille des wailgebornen vnss besonderen lieuen neuen heren Frederichs van Egmondt, greue zo Bueren jnd Leerdam, heren zo Yselsteyn etc., van vnsern sunderlingen genaden ind gunsten erloufft ind gegondt hauen, erlouuen ind gonnen vestlich jn crafft dis brieffs, dat alle de burgeren jnd jngesessen des genanten vnss neuen stat van Yselsteynn, de nu jnder seluer stat Yselsteynn woenen, oeder jn zokoemen zyden dar jnn zo woenen koemen werden, mit alien yren kouffmanschafften jn vnsen furstendommen, landen ind gebieden, zo wasser ind zo lande, tollfry jnd vur vnss, vnsen landen, luyden, vnderdanen vnd den vnsern, jnd vur alle den ghienen, der wir vngeuerlich mechtich syn, vnse vurwarde ind geleyde hauen beschudt ind beschirmpt sijn sullen, wilcbe vnse genaide der tollfryonge geleyde beschudt ind beschimpt vurschreuen vff huyde datum dis brieffs angain vort duyren jnd waeren sail des vurg. vnss lieuen neuenn van Yselsteynn jnd synre eliger kynderen yre aire jnd jglichs leuenlanck, ind nyt langer, der vurg. vnsen vryonge sail ouch van nymantz anders dan van den burgeren jnd jngesessen der stat Ysel- steynn, de nu dajnne woenen, oeder bynnen vurss. zyde darjnn zo woenen koemen werden, ge- bruycht. Jnd vp dat dajnne nyt anders dan vprecht gehandelt werde, so sullen de burgeren ind 14*
|
|||||
108 FKEDEBIK VAN BADEN, (1501).
ingesessen van Yselsteynn, de sich deser vunser genaiden jnd vryongen vurss. gebruychen willen,
sulchen certificatien jnd schyn van vnsem lieuenn neuen van Yselsteynn jnd synen kynderen vurss. an vnse tolle ind beuelre brengen, dar vyss de vnsen wairhafl'tich vernemen mogen, dat sy burgere jnd jngesessenn zo Yselsteynn jnd nyrgent anders syn , ouch de war so de burgeren ind jngesessen van Yselsteyn lanxs vnse tolle faeren , nymantz anders dan yn zobetzoerende noch anderen deyll oeder gemeyn darane bauen, sonder eynicb argelist. Beuelen hiromb alien vnsern tolneren jnd toldeneren, zo wasser ind zo lande, de burgeren ind jngesessen der stat Yselsteynn de vurg. zyt- lanck tollfry, vngeletzt ind vnbesweirt vur vnsen tollen mit yren,kouffmanschafften zehen, koemen ind faren so laissen. Vort beuelen wir alien vnsen amptluyden, beuelren, vnderdanen jnd den vnse- ren, den gemelten burgeren ind jngesessen van Yselsteynn myt yren lyuen , hauen jnd guederen de vurg. zytlanck vnse vurwarde ind geleyde vurss. vast, reyne ind vnuerbrochen zo haldenn jnd sy zo beschudden jnd bescbirrnen. Dat alles vurss. willen wir also gentzlicli gehadt ind gedain hain bij deser vnser genaiden der toll vryonge, geleydtz, beschudtz ind beschirmps, we vurger. Geloeuen wir Wilhem, bertzouch zo Guylge, zo dem Berge etc., obgnt. vur vnss, vnse eruen jnd nakomlingen, by vnsen furstligen truwen ind eren, de burgeren ind jngesessen zo Yselsteyn, de zytlanck obgeroirt, vestlich zo laissen, zo hanthauen jnd zo behalden, dar weder nyt zo doin noch laissen geschien, off ouch wir off vnse vnderdanen mit eynichen den burgeren jnd ingesessen zo Yselsteynn zo doin hedden oeder bynnen vurss, zyde zo doin gewonnen, des sullen de burgere jnd ingesessen vurss. zo recbte ind reden na gelegenheit der sachen stain ind koemen, ind darane en sail dese vnse verschryuonge nyt hynderlich syn, sonder alle argelist ind geuerde. Dis in vr- konde der wairheit hain wir vnse siegcll mit vnser rechter wyse ind willen an desen brieff doin hangen. Gegeuen zo Haimborch, jnden jarenn vnss Heren duysent vunffhondert jnd eyn, vff den neisten saterstach na sent Pauwels dage conuersionis. Van beuell mijns genedigen alrelieffsten beren, bertzouch
etc, vurg. ind ouermitz h. Johan Nagell, pst etc. Get, VVILH. LUNIJCK.
HeL segel van (lit charter, van hetzelfde archief afkomslig, is insgeiyks verloreu gegaan.
CLX.
Maximiliaan van Qostenrijk geeft aan den bisschop van Utrecht zijne ontevredenheid
te kennen, wegens de niet zending zijner raden op den rijksdag te Nuremburg.
Hij vermaant, bij bedreiging van het verlies zoowel zijner regalien als ztjner en
det Stichts privilegien, om aan zijne bevelen te gehoorzamen, betreffende de op-
brenging van de gevorderde penningen en de volkstelling in zijne parochien.
"VVij Maximilian van Gots genaden Romischer konig, toe alien tijden merer des rijcx, toe
Hungeren, Dalmacien, Croacien etc., konig, ertshertoge toe Osterrick, hertoge tot Bourgundj ,
toe Brabandt ende paltzgraue etc., onbieden den erwerdigen Friderichen, bischopen toe Vtricht,
vnsem fursten ende lieuen, andachtigen vnser gnad ende allet guet. Erwerdige furst, lieue, an-
dachtige. Wtj hebben v hier beuoren ernstelicke beschriuen ende ervorderen laten, etlicke vwe
raiden te ordenieren, op manendach na den sonnendach Inuocauit jn der Yasten nest uerleden vor
vnsern geordenierten stadtholder, regenten ende raiden des heiligen rijcx regiment, nw toe Nurem-
burg, toe erschenen ende vnderrichtinge der ordinancien, die wij ende vnser ende des heiligen
|
|||||
__ .__.._. _ ___._. .__. __ .. ______ .__.
|
|||||
■*
|
|||||
BISSCHOP VAN UTRECHT (1501). 109
rijcx, kurfursten, fursten ende staten oplen latst geholtenen rijcx dach toe Augspurgk voirgeno-
men ende besloten hebben , toe ontfangen, welchs ghij bitzher veracht ende nyet gedaen hebben; dair aff wij nyet vnbillick ein misbebagen heben ende den voirsz. ordinancien, dairan der kersten- heit ende den heiligen rijche hoer behaldung, ere ende wailfaert ligt, uiircklick verhinderinge brengt. Dairomme dan wt den seluen ende anderen treffenliken oirsaken, die voirss. vnse geordenierte stadtholder, regenten ende raiden gevrsaket worden sin, na wtwijsinge der voirsz. ordinancien, vns ende die churfursten ende twoelff geordenerlen geistelicke ende werentlicke fursten toe hem te be- scriuen, als sie gedaen. Ende dairop mitten ghenen, die also erscbenen zijn, eintrecbtiglich be- sloten heben, dat den voirsz. ordinancien na hoeren jnhaldungen na geuolcht ende \ollentreckt werden sollen, welcx vns oick soe te beschien gentzlichen geliefft. Ende vermanen dairop vwe andacht dij den plichten dair mede ghij vns ende dem heiligen rijche verwandt sin, oick bij priuie- rung ende verliessung vwer regalien ende vvver ende yegelicken gnaden frijheiden priuilegien ende wes ghij ende vwe Sticht, van vns ende den heiligen rijcke hebben, ende dair toe bij Yermijdinge vnser ende des rijcx ongenad ende straffe van Romischen koniglicker macht, ernstlick gebiedende, dat ghij noch der kerstenheit ende den heiligen rijche te vnderholdung ende te verhueden kersten- lichs bloetstortinge die voirsz. ordinancien, der welcker eopien v doir dat voirsz. regiment toe ge- sandt werden, tusschen datum sbriefs ende sant Jacobs dach des apostelen nestkomende, annement ende vollentrecken, ende doir vwen bij brieff consentieren, oick na vermoegen derseluen ordinancie, dat gelde dat tot eenre hulpen wtgestalt is, van den geistelicken ende in den steden, ynburen ende tot Nurembergk sonden, ende dairbij den voirsz. regiment die getale vanden volcke jn den prochekercken vnder v gelegen in schrifften verkundigen ende dit voerder nyet verachten, wey- geren vertrecken noch v, hier jnne sueckende maken; darbtj wij mercken moegen, dat ghij der kerstenheit ende heiligen rijcx verdruckung ende ewigen schaden nyet gern sien, noch ons oirsake geuen, deshaluen tegens v als vngehorsamea vter ouerhandt voir te nemen ende te handeln. Dar an doet vwe andacht vnser ernstelicke meyninge ende ein besonder guet gefallen tot sampt der billicheit mit alien genaden tegens v ende vwen Sticht toe erkennen ende toe guet nyet vergeten. Geuen toe Nurembergk an den anderen dach des manets Apprilen, ua Christi geburt, vijffthien hondert ende jm yersten vnser rijche, des Romischen jm sessthienden, ende des Hungerischsn jm eylfften jaren. Ad mandatum domini regis proprium.
Jn simili forma mutatis mutandis doen der Romischen koniglichen maiestat geordenierte
statholder, regenten ende raide des heiligen rijcx regiment to Augspurgk, minen gnedigen heeren van Vtrecht, oick schriuen. Deel, A. 314 en 315.
CLXI.
Copie van den bijbrieff^ die Ro. Ko. Ml. oick die geordenierten statholder, regenten
ende raiden des heiligen rijchs regiment toe Nuremberg, begeren mijn gnedige heren van Vtrecht den heiligen rijche geven ende verseggelen salle, Wij Frederick etc., bekennen voir vns, A'nse nakomen oppenbair mit desen brieff, ende maken
kondt allermengklich. Also die aire doirluchtigste, groetmachtichste furst ende here, her Maximi- lian, Romischer konig etc., vnser aller gnedigster heren, mit consente der kurfursten, fursten ende gemeenre staten des heiligen Romischen rijcx, opten yerst geholden rijchs dach tot Worms vergad- |
|||||
PREDEBIK. VAN BADEN, (1501).
|
|||||||
110
|
|||||||
dert waren, einen gemeenen lantfreden, oick ordinancien des camergerichts ende vnderholdinge
fredens ende rechtes voirgenoinen ende gemacht hefft, jnneholt der brieue deshaluen wtgegaen. Ende want dan sijt derseluer tijt die viant Cristi, die Turck, sin macht ende grammykeit in dat kerstelick volck merklich ersterkt hefft, ende des voirt ende voirt jn ernstilicker arbeit ende voir- neinen staet, oick sich ander gewalde tegen dat heilige rijcbe ende sine staten erhefft, die welcke der seluen ettzelicke gewaliglich vnder sich genoodet hebben, dair doir te besorgen staet, datsijna erlangter gelegenheit ende merung hoerer macht nyet rusten, dan boeren voete voirder jn dat heilige rijcke te setten, bestaen mochten. Dairomme ende sulcken sweren saken te wedderstaen, oick denseluen ende anderen turbulieren der kerstenheit ende rijchs ernstlijcke wederstandt te doen, oick freden ende recht jn dem heiligen rijche te onderholden , ende anderen mercklichen oirsaken baluer, der vurg. vnse nllregnedigste heren der Roniische konig, mitwilleu, consent loeseg- gen ende anneinen der churfursten, fursten ende ander staten des heiligen rijchs opten rijchsdach, nw tot Augspurgk geholden, vergaddert, ordinantie eyns regiments ende raits, oick eiri gemeene hulpe jn den heiligen rijcbe ende anders voirgenomen ende gesloten hefft, jnneholt der brieue, onder sinre koniglicher maiestaat, oick ettzlicker churfursten, fursten ende andere staten segelen deshaluen wtgegaen, derwelcker innholt wij doir vnse ambassatoren, die wij mit vnser volremacht ende beuele op sulcken voirss. rijcxdach gehadt, clairlicke verstandt hebben ontfangen. Dem na ende tot voirderinge gemeenes nutte hebben wij sulcke voirss. ordinancie des regiments ende raits, oick der hulpe ende anders, woe dat opten voirsz. rijcxdach besloten is, voir vns, vnse na- comelinge ende die unsen, der wij vngeueirlich machtich sijn, oick beliefft, toegesegt ende angeno- men; oick vns tegens der koniglicben maiestaat ende den churfursten ende anderen staten der heiligen rijchs verplicht ende verbunden hebben, ende doen dat hiermede in cracht deses briefs, bij vnsen furstelicken eren ende werden; gelouen ende versprecken alle ende yegelicke punctc ende articule, jn den voirss. ordinancien ende verscriuingen begrepen, vnses deells mit sampt den vnsen 3 derwelcke wij vngeuerlich machtich sijn, getruwelicken ende oprichtiglick te holden ende te vollen- trecken, ende bij anderen belpen te voerderen jn all wege, sonder argeliste. Des tot oirkunde etc. Deel, A. 316 en 317.
CLXII.
Maximiliaan van Oostenrijk verzoekt aan den bitschop van Utrecht, om op den
rijksdag te Nuremburg^ bepaald op den dag na St, Jacob, te vertchij'nen, ter zake van den oorlog tegen de Turken. Maximilian, van Goits genaden Romischer konig toe alien tijden merer des rijchs etc.
Erwerdige furst, lieue andachtige. Doir vnse ende vnser geordenierten stadtholder , regenten
ende rede des heiligen rijcx regiment, alhier toe Nurembergk, brieue, die v hierbij toecomen werden, gbij bericht der besluten, soe die selue statholder, regenten ende rede mitten churfursten ende fursten, die op hoer verschriuen, dat sij wt treffenlichen noetsaken in kracht des rijchs ordi- nantien wt gaen laten heben, tot hemluden gecomen zijn, gedaen hebben , dat den seluen ordinancien noch voeltreckung beschien sail. Ende dairop op dat hochste errnant ende erfordert, denseluen voirgenomen ordinancien na te comen, ende tusschen dit ende sante Jacobs des heiligen appostelen dach nestcomende, dat gelde tot eenre hulpe wtgestalt is; van den geistelicken ende jn den steden yn te boeren ende tot Nuremberg toe senden, ende dairbij den gemelten regiment, die getale volcks jn den proche kercken, vnder v,' gelegen, in schrifften ouer te schicken; dair wt |
|||||||
EISSCHOP VAN UTRECHT (1501).
|
|||||||||
Ill
|
|||||||||
genomen moege werde die hulpe, so dat heilige rijche sich versien ende hebben moege etc., wel-
licx allet soe toe geschien vns genselicke geliefft. Ende want sythaer mercklicke ende trefFenlicke saken toegeuallen zijn, die wt gueden wail bedachten oirsaken hier jnne ongemeldet blijuen, dair wt gemeenre kerstenheit den heyligen rijcke ende Duijtscher nacion, ewige verdruckung zerstoe- ringe, oick berouuinge des keyserlichen kronen ende werden des Romischen rijcx, die vnse der Duijtschen vor alderen mit hoerer mandlicheit, swerem costen ende hurten bloet uergieten op vns gebracbt hebben, wair nyet zeer dapft'erlich ende wtdragelicke dair tegens voirgenomen, vnge- twijuelet comen woerde , van welcken sacken wij mitten voirss. regiment des heiligen rijcx geraet- slaght ende bij vns selfs ende hem ervonden hebben, dat groete ende swere halff derseluen saken Yns buyten die churfursten, v ende der andern fursten ende staten des heiligen rijchs, nadenmael vns ende eenen yegelicken van den seluen sulcx op dat allre hochste beroert, nae vermoegen der voirsz. ordinancien, nyet wail geboerlicke sin will, dair jnne te beslieten. Wairomine wij vwe andacht vermanen der plicht, dairmede ghij der kerstenheit ende heiligen rijche toe behoeren ende verwandt sin, op dat hochste ende ernstelichste wij vmmer konnen, biddende ende gebiedende, dat ghij beueben der voirsz. wtstellinge des hulpe geldes ende beteykinge des volcks der proche kercken opten voirsz. sante Jacobs dach nestkomende jn eigener persone te nacht alhier tot Nurembergk an der herberge erscheynen ende morgejis dair na mit sampt vns ende den churfur- sten, fursten ende staten des heyligen rijchs, diewelcke wij gelijcker wijse beschreuen hebben, jn den voirss. sacken, dat getruweste ende beste helpen ratslagen, handelen ende beslieten, ende dair jnne op nyemandts weygeren, vertrecken noch doir icht (?) v sueckende maken, die merck- licke ende grote noelturff't angesien, dair doir v ende vwen nakomen nyet zoe gemessen en werde dat ghij den voirss. swere saken te verhoeden, verachtlich ende sinnich gewest hebben, ende die kerstenheit heilig rijche ende Duijtsche nacion verlaten hebben; willen wij vervoegen, dat die saken, die als voirss. ijlende ende haestich sijn ende ganse gheynen vertreck erlijden mach , voirderlicke beraden, ende ghij ende die andern nyet lang op geholden werden, ende dat tot sampt der billic- heit tegens v ende vwen Sticht jn alien genaden bedencken ende erkennen, ende te guet nyet vergeten. Geuen toe Nuremburg an manendach na den sonnendach Quasi Modo Geniti, anno Domini etc., der mynderen getale, jrn yersten vnser rijche des Romischen jm sesstiendcn ende des Hungerischen jm eylfiten jaren. Ad mandatum domini regis proprium.
Jn simili forma mutatis mutandis doen der Romischen koniglichen maiestaat, geordenierten stadtholder, regenten ende stede des heiligen rijcx regiment to Augspurgk, mijnen gnadigen horen van Vtricht, oick schriuen. Dee), A. 318 en 319.
CLXITI.
Be hisschop van Utrecht aan de 5 hapittelen van Utrecht, ter sake van het onreg-
matig helasten der Stichtsche onderzaten, in ttrijd hunner voorregteny door Everwijn, graaf van Benthem, Van Goits gnaden Friderich, bisschop tUtrycht, geboeren marckgreue van Baden.
Eirbaere, lieue vrunde. Als ghij vns nv hebben doen scrijuen, wie dat die vrijen eigen sant Mertijnslude, wonende jn den kerspelen Vlsen ende Emmenichen, van den edelen vnsen lieuen neuen ende getruwen raidt Euerwijn, greuen tho Benlhem etc., bouen alden herkomen mit eenre schat- |
|||||||||
■
J
|
||||||
112 FREDERIK VAN BADEN, (1501).
tinge van vier enckel gouden gulden vp elcke bouwinge beswaert, geschattet ende aen hoer guct
gepandt werden, begerende de voirss. sant Mertijnslude in hoeren alden rechten , herkomen ende priuilegien tlie vnderholden ende the beschermen; oick mede den voirss. greuen the vnderrichten, hij de seluen lude in hoeren alden priuilegien ende herkomen, sunder enige schattinge offte pande hem afT the nemen, vredelicke sitten late etc., wie dan uwe schrijfften, de wij guetlicke ontfangen ende wail verstain hebben, sulx verder ende breider verineldende sijndt. Soe lieue vrunde, sull ghij weten, dat do wij mit verwilgung ende to doen vnser ghemeyner ritterschap ende steden aen dese zijde der IJssulen in desen vergangen groiten, swaeren lasten ende vnleden yerst mit dem van Wijsch nae mitten Cleuesschen, ende anders tot wederstant van dien vp alle vnses Gestychts jngeselenen aen dess zijden, schattinge wthsatten, waert bij vns ende den seluen eendrechtlicken ouerkomen ende gesloten, een yegelick in vasen landen aen dese zijde geseten, wcm de oick toebehoerden, wthbeim- schen oft'te landtsaten, nyemants wlhgesundert, de scattinge geuen ende betalen solde, als oick geschiet js. Des sjjck do de furmelte vnse neue van Benthem ser hoich beclagede, ende sijck hart dair widder stalde , jn gelicker mate menende ende voirnemende , sijne vrij eigen lude ende guedere, in vnsen landen geseten ende gelegen, nae hoeren alden rechten, herkomen ende priuilegien, oick van sulcker schattinge behoerden vrij the wesen, ende, op dat sijne lieffden do the vreden gestalt ende andere hem ingelicker manieren anhangen moichten, die oick in merkelicken getalen lude ende guedere vnder vns sittende ende liggende hebben, gesweget ende nycht gereppet worden, want vns dat groit achterdeel, oick wederstant jnder schattinge jngebracht solden hebben, waerdt bij vns mit ripen raide ende wailbedachten moede der voirss. vnser ritterschap ende steden ouer- dragen ende den greuen togesacht, dat hij de schattingen ouer sijne lude ende guedere im vnsen landen geseten ende liggende belieuen solde, soldmen hem tot sijner nottrufi't ouer de vnse vnder hem gesetem, desgelix oick gestaden. So ist dat de ghene, aen v geclaget hebben, vnder den greuen, gelick een groit deel der sijner vnder vns, geseten sijndt, ende der voirss. oirsaken haluen mede schattinge geuen moeten. Hebben nyet the myn nv vnlangs mitten voirg. greuen muntlicke gesproken, oick doir vnse schrijffte aen hem begert, de voirss. ynse vrij eigen sant Mertynslude gnedichlicken te tractiren ende mitten swaerlixsten nycht te ouervallen, twelck ons alsoe to ge- schiene belauet ende togesacht is, dat wij v voir ene antwordt jnden besten tkennen geuen. Gaidt Almechtich beuolen. Gegeuen jn vnsen sloite Vollenhoe, den IJ'len dach in Augusto, anno Domini XVc ende een. Get. H. HUNBEBEKE.
Opschrift: Den erbaren vnsen^lieuen vrunden , prelalen ende£capitlulen vnser tijff goidshusen tUlrycht. Deel, D. 216.
CLXIV.
Everwijn, graaf van Benthem , aan de 5 kapittelen van Utrecht, ter dezer zake.
Weirdighenn ende eirbernn, biszunders guden frundes. Als gij vns doen scriuen, wo gij cla- ghelick verstaen hebben van vrig eyghenn luden, den guden hillighen sunte Peter vnd sunte Mertea tbobehorich im vnszen lande vnd kerspellen Empzickem vnd Ulzen wonnende, dat doe, bouen oelde ghewonte, priuilegien vnd rechticheiden, vermiddest vnser schattinge ouervallen sollen weir- den forder vwes breues inholt, hebben wij verstaen. So, guden frundes, hebben de suluen ghe- buren vorg. derhaluen der waerheit ghespoert vnd loghenne ghebruckt. Wij hebben dorch mannigher dan eyner saken bij, toe lathen vnd medde settinge vnszer voichmans, vndersathen vnd andere, eyne houeslicke schattinge ouer vnse vndersathen vnd vnses landes inwonneren gheordineirt |
||||||
BISSCnOP VAN UTRECHT, (1501). H3
|
|||||
de nicht vmbillich edder vndrechlijck is, vnde andere vnse nabueheren, ouck de houchborn ffurste,
vunsze ghenedighe lieue heer bisschopp tUtrecht etc., iho lathen vnd nicht wedder seggen, so w3 de vrommeden anders nicht, dan vnse eighenen bouen vnd benedden enne sittenen midt vngheborlijck setlen der schattinge oueruallenn, vnd doch des armen ghenedich vnd barmhertich wesen willen. Also duncket Yns vwe schrifften vngheborlijck, anghesein wij vwe gheburenghelijck de vnse vor ghewalt beschermen vnd voer Vtrecht .,, verdennyngen; ouck is vns de sulue mathe vndt vnszen buren buthen vnsen lande wonnende, vaker dan eyns gheschein, des wij doch gheduldet hebben, vnde weren wall vnse gude begberthe, gijder gheburen anbrengen nicht twillen horen noch ghelouen vnd vw sulcker schrifTt nieie intholden, so id sick inder waerheit anders nicht be- uinden sail, des wij vns ouck also ghenslijck an vw alien, Godde Almechtich vrolijck vnd ghe- sundt beuollen, versein vnd gherne verschulden. Vnder yunsszern seer., to Benthem gheuen vppten dach Laurencij, anno XV0 primo, Euerwijn, greue tho Benthem vunde vann Steinfibrden.
Opschrtft1 Denn weirdighenn vund eirbernn prelalhen rnde capiUelleoa der vijir goddeshues bynneu Vtrecht, vnnszenn biszunders gudcitu frundes sempllicken. Deel, A. 321. CLXV.
De hisschop van Utrecht geeft aan de 3 staten van Utrecht een omstandig herigt van
den stand der zahen tusschen den stadhouder van Friesland en de stad Groningen
van zijne en der steden van Overijssel pogingen ter verzoening der partijen. Hij
deelt hun de ontvangene tijding mede van den aantogt van den burggraaf van
Leysing voor Groningen, Essen, enz,9 alsmede van de aankomst van den hisschop
van Munster te Meppel, en verzoekt derhalve zoo spoedig mogelijh hunne gedepu-
teerden tot hem te zenden.
Van Godes gnaden Frederick, bischop tUtricht, gebaeren marckgreue van Baden.
Eirbaire, lieue vriende. Wij sijndt vngetwijuelt, v sij wal bewust der handell ende vnleden, soa
tusschen den stadtholder jn Vrieslandt ende vnsen stadt Groninghen thent heer toe gewest ende
noch dagelix syck vermeerende sijndt, dairomme wij dan voele veruolchs, soe schriftlicken , soe
doir vnse rede an beyden deylen gedaen ende gesoicht hebben, die geschelen toe guetlicken daghen
ende to gehoir te brenghen; soe dat vnse stadt Groningen altijt auerboedich gewest is, hoers deels
die gebrecken an vns als hoeren lantzfursten ende den ghenen, deer die zoene, dair vth dese vnleden
verresen syndt, gededingt ende helpen maken heft, then rechten to verblijuen, oick genoichsame
seckerheyt dair voir tdoene, tachleruolgen igene wij wthsprekende woerden, dat welck wij van.
der ander sijde thent noch toe nicht hebben moegen erlangen, ten weer wij hoen yrsten tkennen
geuen die saken, wairop wij die wthsprake doen wolden; dat vns dan als eynen vnparthijelicken
ende gelijckmetige richter nicht geboeren wil ofte getemet, mer heft vns desgelix, mutatis mutandis, an
vnse dree stede Deuenter, Campen ende Swolle doen schriuen die stadthalder vurss., als gij syen
mogen in copie, hyr jnne besloeten. Sus heft vnse stadt Groningen vnse ritterschap an dese sijde
der IJsulen ende steden vurss. angeroepen, myt vlij tiger begeerte byddende, sie bauen suleke
hoer rechtserbedinghe nicht toe verlaeten, mer hoen als vnses Stichtz vndersaten ende een mede-
glidt trost, hulpe ende bijstant tdoene. Meenen oick jn verhoeringe der saken bij vns nicht
geuonden solde werden, sie den tractaet ofte zoene vurss. jn enyge sijnen articulen gebroecken
hebben, raeer vander wedderparthijen hoen die all tijt jn voele puncten gebroecken sijn; soe dat
I. 15
|
|||||
114 FREDERIK VAN BADEN, (1501),
|
|||||
sie tot tegenweer noetlicken gedrongen worden zijn. Hyr vp sijnt ritterschap en de stede vnser
lande an dese zijde der IJssulen alhyr bij vns fewest, ende hijnder syck an hoer vrunden getoe- gen, vmrae sich te beraeden. Want dan dese saken tot achterdeell vnses Gestichtz wall wijder verloepen mochte, ende oick dagelix Toele vngeboerlicheyden ende auergrepen der haluen jnvnsen lande van Drenthe geschien, myt vangenschap vnser armer vndersaten, ransoeninge ende afne- minge hoere beesten, bebben wij v als den auersten staten vnses Gestichtz sulx nicht willen ver- swigen, meer gheuen v dat jnden besten tkennen, myt guetlicker begeerten, gij die saken ende tgenne dair wth verrijsen mach, myt malckanderen ripelicken auerleggen, bewe^en ende ten hert- ten nemen willen, v dair vp beradende, wes nustz dairjnne gedaen ende voirgenomen sail werden, ende mytten seluen uvven berade ende guetbeduncken enyge van v alhyr bij vns schicken, omme vorder ende breder gelegentheit des handels, dan omme sijnre lanckheyt ende anders auer te scbriuen steyt, van vns te verstaene , ende vns myt sampt vnse ritterscbap ende stede an dese sijde jndien ende anderen toevellen, wie dan voir vnse lande ende vndersaten vruchtbairlicst dienen sail, ten besten te helpen raden. Dit vurss. bebben ritterscbap ende stede vnser lande an dese sijde begeert, desgelix van boer weghen an v te doen scriuen. Ende wie wall vns genslicken versien, gij tot waluairt vnser lande ende stadt Groningen alsoe doende weerden, begeren des nyet- temyn uwe guetlicke bescreuen antwort. Godt zij myt v. Gegeuen vp vnsen slotte Vollenhoe, den vyerden dach jn Septembrj, anno VX. Get. nosz.
Vorder hebben wij tijdinge gecregen, woe sicb die borcbgreue van Leysingk aen dese zyde
mitten hope vanden knechten voir onss stat Groningen toe Essen, toe Hoern ende toe Helpen ne- dergeslagen ende gelegert beeft, ende sijn aldair gecomen en woensdage lestleden des nachts; oick dat vnse broeder ende neue, die bisscbop van Munster, toe Meppen mit IIII0 peerden, dair Aernt van Heiden mit sijnen vrienden onder is, gecomen solde sijn, dat wij v mede jnden besten te kennen geuen, omme, soe die sake baist heeft ende ijlende js, uwe gedeputierde des toe eer bij ons te schicken. Datum. Opschrifti Dem eirbairen vnsen vrunden, prelaten, deken ende capitulen
vnser v\jf gotzhuser, ridderen ende knapen vnses lanlz, burger- meisler, schepenen ende raidt vnser stadt Vtricht. Decl, D. 220, 221. ■ .
CLXVI.
■
Hugo, burggraaf van Leysing, Hadhouder van Vriesland, berigt aan den bisschop
van Utrecht, dat de her tog van Saxen, wegens de vvjandelijke gedragingen van Groningen, verpligt is geworden, tegen haar op te trekken en haar tot gehoor- zaamheid te brengen. Verzoeht hem, diens krijgsvolk op zijn grondgebied toe te laten en van leeftogt te voorzien, tegen hetaling, alls hulpverleening en toevoer aan Groningen te verbiedenf belovende van zyn' kant den Stichtschen bodem te eerbiedigen* Dem hoichweerdigen, hogeboeren fursten vnd heren, beren Friderichen, bisscbop zu
Vtricht, geboeren marchgreue zu Baden, vnssen gen. beren. Iloichweerdige, bogeboime furste, vnsen vrientlijken dienste sij v g. toe voeren bereit. Gne- dige here, nae dem v g. guet weten dragen, wie sich die stat Groningen in moitwilliger onge- |
|||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1501). 115
|
|||||||
hoirsaem tegen des heiligen Ro. rijcx ende vnss g. h. van Sachsen ene tijtlang vnd ytzont ouer
hoere tractait, segell ende brieue, so doir v g. ende des Stichts verwanten beredet vnd verhandelt, voir den Dam geholden heeft. Derhaluen vnss g. h. van Sachsen vnd tins toe krige ende kriech- schen voirnemen veroirsaket, vnd hebben alsoe, dairmede wij die van Groningen notigen ende toe gehoirsaem brengen moegen, een blochuys aen der Groninger Diep ende Adewerdsche Sijle gebouwet, vnd als wij vorder, die van Groningen toe benoetigen, v g. lande te beroeren noittruf- tieh werden, js vnse vrientlijke bede, willet mit den uwen vervoegen, vns ende den vnsen vn- uerhijndert toelaten, ende ons toevoeringe der profiande oinnie vnse gelt wt uwer gnaden Sticht als v g. endes Stichts vrienden gnedelijken vergunnen, ende vnsen vianden toevoeringe ende bijstant ende hnlp, dairmede v g. vnderdane jn sulcken doene vanden vnsen onbeschedicht blijuen, ver- bieden. Jn vertruwen, v g. werde sich hyer jnne tegen den voirgedachten vnsen g. h. van Sachsen vrientlijken holden, willen wij wederomme bij den vnsen verschaffen, dat v g. noch v g. Sticht ende vnderdanen in genen beschedicht werden sullen, ende sich tegen v g. ende v g. Sticht nyet anders dan als friende frientlijken bewijsen; vnd wat dat v g. te doen willens zij, bidden v g. guetlijke antwoert, dair v g. behegelijken dienst toe bewijsen, zijn wij altijt vngespaerten vlijts gans willich. Datum Adewirdt op tsant Lauerens dage, anno etc. primo. Hugo, burchgraue van Leysing, heer toe Penigk
vnd stadholder zu Vrieslant. Deel, D. 222.
CLXVII.
De bissehop van Utrecht verzoekt Ludolf van Veen^ domdeken, tegenwoordig te zxjn
op de dagvaard te Wijk bij Duur&tede, tusschen den aartshertog van Oostenrijk en den her tog van Gelder, Van Goits gnaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marchgreue van Baden.
Eerbare, lieue, getruwe. Alsoe opten IJea dach Octobris bynnen vnss stadt "Wijck ene dach- vaert voir vns verraempt js, tusschen den duerluchtigen, hogeboeren fursten, vnsen lieuen heren en vetteren, eertshertogen etc., aen ene, onsen oehem van Gelre aen andere sijden, willen wij,' oft GotwiH, ter dachvaert te guede alsdan aldair sijn. Begeren wij guetlijke, gij v opten voirss. dage bij vns voegen willen. Got zij mit v. Gegeuen in onsen cloister Assen, opten XXVIJcn dach jn Septembrj, anno XVC en I. Get. H. HUNDEBEKE.
Opschrift: Dem eerbaeren vnsen lieuen getruwen rait, mcister tudolph vanden Veen, doemdeken vnss kercken ten Doem tUtrecht. Deel, D. 225.
CLXVIII.
De hisschop van Utrecht verzoekt den domdeken Ludolf van Feen, de 3 staten van
Utrecht ten kapitteUgeneraal te beschrijven% ten einde hun gevoelen te vernemen
over den door hem ontvangen brief van Maximiliaan van Oostenrijk*
Van Goides genaden Friderich, bischoff tUtrecht, geboren marggraue van Baden.
Erbare, lieue, getruwe. Vns is kortelick gecomen een vnses allregnedigsten heren des Romi-
schen konigs brieff, dair van wij v copije hier jnne versloten senden, begerende ghij sulcke scliruTt
15*
|
|||||||
-
... ___ |
|||||||
116 TREDERIK V\X BADE5, (1501).
vnsen dryen staten te kennen geuen, omme vns hoer raide ende guetduncken hierop laten weten,
omme vns jn antwoirt tegens die koniglichen maieslet, dair nae moegen weten geboerlicke le lidlden. Goit zij mit v. Gegeuen jn vnsen slote Duersteden, opten XXJen dach jn Nouernbrj, anno etc. XVC primo. Get, hosz.
Opsckrift: Den erbairen Tnsen Iieuen, gelruwen raidt, meesler Ludolph van den Yene , deckeo vnser kcrckcn tea Doem lUtrecbt. Deel, D. 227.
Het aftchrift van den brief van Maximiliaan van Oottenrijh aan + den bisschop van
Utrecht j kandelende over ketzelfde onderwerp (zie: brief CLXCLXII biz. 108 en volg.)» f> van dezen inhoud, CLXIX.
Maximilian, van Goits gnaden Romisch konig, zu alien zijten merer des rijcx etc.
Eenverdige furst, lieue andechtige. Ghij zijn doir vnser oick vnser geordenyert stadtholder,
regenten ende rede des heiligen rijcx regiment briefen, bier beuoerens aen der kurfursten, v ende ander fursten ende staten des heiligen rijcx, wtgegangen, bericht, woe dieselue vnse stadtholder, regenten ende rede mitten churfursten ende fursten, die op hoir beschriuen, dat zij wt craicht der ordonnancie opten nestgeboldenen rijcxdach tot Augspurgk voirgenomen, wt merklichen, treffenlicken oirsaken gedaen, aldair gecomen zijn, eyntrachtiglichen besloten hebben, dat den- seluen ordinancien nae hoeren wtwijsinge nae \oIch ende "volstreckinge beschien sail; ende dem nae op dat hoichste vermaent, denseluen ordinantien te leuen, oick jn tijt, nae vermoegen der- seluer, dat gelde toe bulpe wtgesat, van den geestelicken ende jn den steden yn te boeren, ende alhier tot Nuremberg to senden; ende denseluen regiment, dair bij die getale volck9 jn den pa- rochien kercken vnder v gelegen schrifl'telicken to kennen te geuen, dair wt die hulpe, die dat heilige rijcke sich versien ende hebben, moege genomen wirde v oick dairbij aengetoent, woe mercklicke, treftenlike saken dairaen gemeener kerstenbeit, den heiligen rijcke ende Duijtschen nacion hoer beholtung ende eer oflTte ewige verdruckinge ende aichter deel gelegen is, voir ougen zijn, init hochster ermanynge, op sanct Jacobs, des heiligen apostelen dach nest verschienen, personliche alhier toe Nuremberg toe erschi.uen, ende dat yngeboirt hulpe gelde ende beteykeninge des volcks, nae wtwijsinge des voirsz. ordnancie te doende ende mede te brengen. Ende woe wail op sulcke vnse beschriuen ende eruorderinge ettliche churfursten, fursten, prelaten, greuen ende gesanten van den steden, oick churfursten, fursten, prelaten, grauen, heren ende stede ambasiatoren er- schrienen zijn, hebben die dach mit sampt dem geordinierten rijcx regiment ouerlaicht, dat van swaere ende groite der saken, die te handelen zijn sonder vnser personlick tegenwoirdicheit, als wij wt merckliche swaren des heiligen rijcx ende vnser selff's erfllanden anligenden sacken, vns tot den voirss. rijcx dach nyet voegen moichden; oick des churfursten, v ende ander fursten aitt" wescn, doir zij nw nyet wail nuttelicks offte fruchtparlichs gehandelt heft't moegen werden. Ende dairomme oick, nae denmaele sich ettzlicke hurfursten ende fursten oppenbair hebben laten mercken, dat zij persoenlike bynnen die stadt Nurembergk nyet comen en willen, hebben wij mit raide des legaten, die nw van der baeflstelicke heilicheit, der kerstenbeit ende dem heiligen rijcke te guede ende frede, ende ordinantien jn Duijtscher nacion te voerderen, mit beuele gesant ende voirder van vns totten voirss. regiment ende vergadderung bescheiden is, besloten, desen tegen- woirdichen rijcx dach tot Franckfurt te leggen, ende den churfursten, ende anderen fursten ende |
||||
1ISSGH0P VAK UTRECHT, (1501). 117
staten, die nw nyet alhier zijn, sulcx te verkundigen, den op sanct Katherinen dach nest komende
in eigener persone te besoicken. Demnae vermanen wij noch y andaclit, die voerss. ordinancien,
ende der plicht, dairmede ghij der kerstenheit ende den heyligen rijcke verbunden zijn, op dat
hoechste end^e ernstlichste wij vmmer konnen, biddende ende gebiedende, dat ghij noch beneuen
der sendinge des hulpe geldes ende beteykenynge des volcks op ten voirsz. sante Katherinen dach
nestkomende, jn eigener persoene te auondt toe Franckfurt aen der herberge erschienen, ende aen
den moirgen dair nae mit sampt vns ende anderen kurfursten, fursten ende staten des heiligen rijcx,
die wij desgelicx beschreuen bebben, jn den Yoirss. swaeren anligenden saken dat beste ende
getruwelichste helpen raidtslagen, handelen ende beslieten, offte wair ghij lijues noede aen per-
soenliker toe coemste verhindert woerden, doch vwe trefFenlicke ambasiatoren mit vollre macht
dairbij schicken, ende vmmers hierjnne weder vp vns noch suse yemandt anders vertrecken wey-
geren, noch anders dair jnne verhinderen laten, noch v soeckende maken, die groete ende noit
doirffte der saken angesien, als gij der kerstenheit heiligen rijcke, v selfs, vwen naecomelingen ende
Duijtscher nacion, oick nae vermoegen der voirsz. des rijcx ordinancien, die vbinden ende verplich-
ten, schuldich zijnt, ende wij vns genselicke ende vngetwijuelet tot v verlaten. Willen wij, dair
aen zijn, dat die saken, die ye meer svvaerer ende erschreckenlicher werden, ende gheynen langeren
verlreck erlijden moegen, voerderlicke te handelen voirgenomen, ende ghij ende die anderen nyet
langk aldair opgebolden werden. Ende sulcx tot sampt der billicheit tegen v ende vwen Gestichte
gnediglichen erkennen ende te guede nyet vergeten. Gegeuen tot Nuremberch, den vrijdach des
heyligen Cruytsdach exaltationis, anno Domini etc., der mijnderen getale jm yersten, vnser rijcks,
des Romischen jm sessthienden, ende des Hungerischen jm twaelfften jairen.
* regem. In consilio jmperij
Sixtus Olhafs (?), secretario
virf rmi domini B. archiepiscopi Magnuntis, archicanrii, ac
Johannes kerchenmeisler, legum doctor etc. ssl.
Den eervrerdichen Friderichen, bischopen toe Vtricht, ynsern
fursten ende lieuen andachligeo. Deel, D. 228f 221).
CLXX.
-
Cedula jn der ko, m. hriefe gelegen it, Voirt, als tot sendung ende teringe des ambasiatoren, soe vanden voirsz. nestgeholdenen
rijcxdach tot Augspurgk jn Franckreick geschickt, oick van derseluer tijt haer van vnderholdinge wegen friedens, rechtens, ende ander noetdoirifte des heyligen rijcx, bij vijfl' duysent gulden vnge- uerlicke van des heiligen rijcx wegen dair geleent ende \vt gegeuen, die enigen van den staten, die sulcke pennynge wtten hoeren verschoten hebben, nae dem die tijt dair jnne hem die te beta- len toegesegt was, verschenen is, geloifft zijn wedder te betalen, ende die ghene, die sich die sacken te guede van des heiligen rijcx wegen dair voir obligiert hebben, te quyten ende schadeloes te holden geboirt. Js deshaluen doir die choirfursten, fursten ende staten, die opten voirsz. rijcxdach gewesen zijn, besloten ende aen den aiflscheit desseluen daichs geordenyert, diewijl dat voirsz. gelde hierbeuorens opten gemelten dach tot Augspurgk doir die gemeyne staten des heili- gen rijcx te verschietten toegelaten ende consentiert is, soe dat cyn yegelicke sin deele, aen sulcke voirsz. somme geldes, woe hem dan verkundicht wert, opten voirsz. rijcxdach tot Franckfurt mit hem brengen offte schicken sail, sonder yne fallen. Dairop is v, tot vwen deele XXXIIJ golt |
||||
118 EflEDERIK VAN BAT>Eff (1502).
|
|||||
gulden wtgesat; begeren wij aen v, ernstelicke beuelende, ghij wilt dieselue voirsz. somme geldes,
opten voirgemelten sante Katherinen dach, mit y, tot Franckfurt brengen, offte schicken ende dair jnne nyet vngeborsam wesen, dair dotr deshaluen tegens y te handelen ende voir te nemen, nyet van noeden werde. Dair aen doet vwe aendacht vnser ernstelicke meyninge ende gefallen. Datum vt jn littera. Deel, D. 230.
CLXXL
Burgemeesteren en raad der Had Groningen, vernomen hehhende, dat de her tog van
Saxen van voornemen it, hunne stad aan te vallen, velrzoeken, in dat geval, aan de 5 kapittelen van Utrecht, den noodigen hijstand. Werdigbe, boeebgeleerde ende erbare, besunder lieue heren ende vrende. So wij neet alle
wegen wt starken ende stantachtighen gheruchte ons dagelix voerkomende, men oeck wt onser loffwerdigen ende getruwen vrenden seker warninge sekerlike vernomen hebben ende berichtet sint, wo de doerluchtighe ende hoechgeboerne ffursten, de hertoge van Saxen etc., in vaster me* hinge , wille ende vpsate sint, in desen tokomenden somer alle hoer g. macht vlijt, ende arbeit toe besegen ende to besteden, om onse stad geweltlike, dat God Almachtich verhoeden will, to verdrucken, to ouervallen ende tot hoer g. onderdanicheiden to brengen, twelcke, so dat neet allewegenjn groten onuersetliken ende onuerwinliken scaden ende hinder vnser stad, mer oeck meden in scantlike ende scadelike mutulatie, leemte ende affbreken des gansen Gestichts van Wtrecht wesen wolde. Heuet ons daer om nut ende noetdrufftich geducht, juwe werdicheiden ende er- baerheiden, de welken, als enen marckliken mede gbelit des vorss. Stiebts van Wtrecht, sulks bilick neet weynich mede to kompt, tvorss. der ffursten van Saxen onbilick voernemen guetliken to erkennen to gheuen, ende oeck mede jnden besten te waruen; ende sende daer omme an de- selue juwe werdicheiden ende erbarheiden dese onse yegenwoerdige scrifften; bidden oeck ende begeren vrentliken ende anstandcliken juwe werdicheiden ende erbarheiden, de vorg. des Stichts van Wtrecht ende onss stad sake ernstlike ter barten nemen, ende om ons ende onse stad vorss. mit troest, raed ende hulpe tegens der ffursten van Saxen onbilick voernemen, truwelike bij to staen, vlijtlike verdacht willen wesen, so deselue juwe werdicheiden ende erbarheiden, alse gude litmate svorss. Stichts der conseruacie ende beholt des seluen Stichts jn eren to gude, oeck na juwe werdicheiden ende erbarheiden gelofftnisse, verscriuinghe ende versegelinge, daer aff wij copienhyrbij senden, sulks teempt ende behoert to docn, juwe werdicheiden ende erbarheiden oeck voele enen komender ende mitter wesen will, der vorg. ffursten onbilick voernemen ende wrede ende on- teemlike ghijricheit na heerscapie, dwelke mit onse stad neet en gesadiges wil wesen voer ende bij de selue onse stad, dan vorder jnden vorg. Stichte ende naer bij juwe werdicheiden ende erbar- heiden to keren ende to verweren. Ende, wo wall wij tot sodanen juwen werdicheiden ende erbarheiden truwe bijstant bilick gued touorsich hebben moten, nochlans de myn neet, om ons onse borgeren ende onss stad alhyr des te beth gesatiget ende getroestet te mogen sijn, bidden wij vrentlike ende anstandelike juwe werdicheiden ende erbarheiden, mitten eersten ende sunder vertoch vp deser saken raed nemen ende ons so sunder langer vertoeuen mit enen guden toeuer- latigen antword, twelke wij hen to noch toe, na mennich versoeck daer omme ghedaen, neet heb- ben konnen bekomen, ende ons nv van noden is, guetlike, besceiden versekeren ende vertroesten willen. Dat willen wij altijd mit lijff ende gude na onss vermoge geerne weder verschulden |
|||||
BISSCHOP VAI* UTRECHT, (1502).
|
|||||||
119
|
|||||||
ende vorderen tegens deselue juwe werdicheiden ende erbarheiden, de God de Here salichliken
^hesund bewaeren will. Ghescreuen onder odss stad secreet, des dinxedaghes voer Judica, anno etc. IJC*
Borgemeister ende raedt der stad Groninghenn.
OpschHft: Den werdighen, hoechgeleerden ende erbaeren heren, prelaten
ende capittelen der vijff godes huesen der stad Wtrecht, vnsen bisunderen licucn heren ende gueden vrenden. Deel, B. 167. - - .
CLXXII.
Be bisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter zake van het bezel ten
der stad Reenen, Van Goits gnaden Friderich, bisschop tUtrycht, geboren marckgreue Yan Baden.
Eirbaire, lieue vrunde. Als ghij nv an vns doen schrijuen, bebben de vede offte vnlede, als
tusschen den boichgeboren fursten, vnsen oehemen Geldren ende Cleue verresen is, berorende dair doir gbij gevreest sijndt, vrije stede Renen waill jngenomen werden moichte etc., mit be- gerten wij alsulcke beboirlicke remedie ende prouisie ordineren wolden, tot bewaernisse der voirsz. ende anderer vnser stede ende sloite, dat wij noich alle vnse ondersaten des ^een achterdencken, meer vnbelastet blijuen moichten. Doen wij v dairop the weten, dat wij gans waill geneigt weren ghewest, vns yan bier alsdair in vnse lande the voegen, omme vp de voirss. ende andere nottrufftige saeken mit v rait the nemen, ende dair jnne voirsicht tho gescien; dan vermits wij noich ene tijtlanck jn merckelicken ende lestigen saeken ynser lande alhier tdoen hebben; oick want tusschen den Munsterschen ende vns corts een dach gehalden sail werden vp geschelen prin- cipalicken van vnser stadt Vtrycht, the weten: van den schulden, Aerts van Heyden berkomende, nyet wetende, woe die dachfart tot fruntschap offte anders geendet sail werden, so en wyl vns nycht gelegen noich doenlicken wesen, noich ter tijt vns van alhier tho erheuen. Dem nae, lieue vrunde, offt v beduchte, desen lopen nae, van noeden wesen, vnse stadt Renen thobesctten, wer waill vnse meyninge ende mit guelbeduncken, ghij dan dairop geboirlicke maniere ouerlechten ende tsamen ouerquemen, de voirss. vnse stadt tot beschermnisse ende op costen vnser lande al- dair, alse sulx behoert ende tgeschien plecht, behoirlicke the besetten, dairtoe wij v all behulp doen ende vnse handt in helpen halden willen. Godt zij mit v. Gegeuen in vnsen sloite Vollen- hoe, den yersten dach jn Julio, anno Domini XV« ende twee. Get, II. UUSDEBEKE.
Op$chrift: Den eirbaeren vnsen lieueu vruuden, prelaten ende capiltulen
tnser Tijff goidshusen, ridderschap, stadt ende steden vnses Nederstychls van Vtrycht, de drie staten desseluen Stycbts. Deel, A. 330. CLXXUI.
De Lisschop van Utrecht verzoekt den 3 staten van Utrecht, het afnemen van den
eed aan den kastelein van Duurstede, Adriaan van Pallaes, uit te stellen tot aan zijne terugkomst in het Sticht, Van Goits genaden Friderich, bisschop tUtrycht, geboren marckgreue van Baden.
Eirbaere, lieue vrunde. Vns hefft tkennen gegeuen vnse lieue, getruwe diener ende castelieyn vnses sloites Duersteden, Adriaen van Pallaes, wie dat bij van v versoicht ende schrijfftlicken ghe- |
|||||||
120 FBEDEBIK. VAN BADE*, (1502).
maent woerden, sij vp en dinxsdage naestkomende bij v jnden groiten capittelhuyse vnss ker-
cken then Doem tUtrycht tkomen, orame v Tan wegen des voirss. vnses castelleynschap naeden lantbrieue loeffte, sekerheyt ende eede tdoene. Sus, lieue vrunde, als ghij wth onsen lailsten an v gesanten schrijfften sunder twijuel wail verstaen hebben, vns omme merckelicker oirsaken willen nycht gelegen is, noich ter tijt van hen aldair in vnse lande tkomen, so begeren wij serguetlicke an v, ghij willen vnser vorss. castelleyn suleker loiflte ende vorderinge thent vnser ouerkompste in vnse lande aldair verdragen, ende des vngemoit laten, als bij vnsen tijden thent noich to ge- tchiet is, dair so balde wij wederomme aldair in vnse lande gekomen, ende des dan van v voirder vermanninge geschuyt, willen wij geboirlicke dair jnne geschien laten, ghij des billicken een guet benogen dragen sullen. Ende, want wij een gans betrouwen hebben, ghij deser vnser begerte the vreden sijndt, so hebben wij den voirss. vnsen castelleyn doen weten, op de voirss. tijt nycht bij v the doruen komen. Godt zij mit v. Gegeuen in vnss sloite Yollenhoe, den IJen dach in Julio, anno etc. secundo. Get. H. HUNDEBEKE.
Opschrift: Den eirbaeren vnsen Heuen vrunden, prclaten en capiUulen vnser vijff goidshuysen, ridderschap, stadt ende sleden desNederslychU van Vtrycht, die drie staten desseluen vnses Nederstychls. Deel, A. 333. CLXXIV.
De 3 staten van Utrecht antwoorden aan den bisschop van Utrecht, dat zij het
afleggen van den eed door voornoemden haste lein, 14 dagen hebben uitgesteld. Ver- zoehen voorts zijne overkomst te hespoedigen, ter zahe van bezel ten der stad Reenen. Mijnen gen. heeren van Vtrecht.
Eerwerdige, hoechgeboeren, vermoegende furst, geneden lieue heer. Alsoe uwe furst. gen.
aen ons doen scriuen, berueuende hoe uwer gen. dienre ende castelleyn op Duersteden, Adriaen van Pallaes, uwen gen. te kennen hadde doen geuen, dat hij van ons versocht ende gemaent worde in den capiltel te comen, omme van wegen der casteleynscap, naden lantbrieue, loefte, zekerheyt ende eede te doen, des uwe gen. begherende zijn, wij sulke lofte ende vorderingen thent uwer gen. ouer- kompste alhier verdragen ende hem des omgemoit laten wolden, ende anders in uwer gen. brief, den wij daerop guetelijck ontfangen ende wael verstaen hebben, breder vertogen, Soe, gen. lieue heer, zijn wij genegen uwen furs. gen. in alien geboirliken zaken dienstlike te gemoeten ; dan na loep, twesen ende gelegentheyt des tijts dunckt ons van groten noede te wesen, als uwe gen. vnge- twiuelt oick wail mercken konnen, dat uwe gen. ten vorsten ende wij ons sorchuoldich maken tot waelfaeren ende bescermenisse des gemenen lants, steden ende sloten , afteruolgende sulke olden pollicien ende ouerdrachten, als bij onsen voervaderen daerop rijpelike ende wijselike voertijts ge- maect ende ouerdragen zijn geweest, wanttet dan, na vermoegen van dien, sonderlinge bij den Jantbrief, den uwe gen. oick beloeft ende bezwoeren hebben te holden, geboirlijck zijn, den cas- telleynen ende amptluden van uwer gen. ende des Stichts sloten hoiren geboirlijken eedt ende zekerheyt te doen in den gemenen capittel huyse, na inholt des seluen lants briefs, ende wij ons versien, dat, in gebreke van dien, uwer gen. kercken ende den gemenen Stichte wel groot ende onuerwinlijck perikel geboeren mochte, als oick van geliken Yanden slote van Duerstede die selue uwe gen. wael indachtich moegen wesen, soe, gen. lieue heer, hebben wij tot uwer g* scrifften die sekerheyt ende eedt van Adriaen van Pallaes voirss. noch tot viertien daich toecomenden |
||||
EI3SCH0P VAN UTRECIIT, (1502).
|
|||||||
12 J
|
|||||||
ittgestelt (*) ende bij desen voirss., want oick uwe gen., die God Almachtich tot lange vrolyke tijden
behueden wil, sterfltjck zijn, begheren wij ten dienstelike, uwe gen. Adryaen van Pallaes, castelleyn voirss., belieuen te doen scriuen ende beuelen, dat hij sulke geloefte, zekerheyt ende eedt alsdan, na vermoegen des lantsbriefs voirss., geboirlike doende worde sonder vertreck. Voert gen. lieue Leer, soe uwe gen. op ons voer brieuen van die stat Rcnen te doen bewaeren ons ter antwoerde doen scriuen, dat uwer gen. meyninge wael wesen solde, mit guet beduneken wij daerop geboirlike manier ouerlechten ende tsainen ouerquamen, die voirss. stat op coslen uwer Qen. landen alhier, als sulx behoirt ende pleeclit te gescien, beboirlike te besetten, daer uwe gen. boer hant aen holden wolden, dunct ons, opt waelnemen van uwen gen., den seluen uwe furs, mogentbeyden, als onsen lantsbeer, geboirlike te betamen boer steden, sloten ende landen te beschermen ende te doen be- waeren , ende begberen daer omme oetmoedelike uwe gen. herwerts ouer mitten yerste zich be- lieuen te vuegen, om sulx te voernemen ende te vorderen; anders beduchten wij weynicb daertoe gedaen zel worden. Ende wes ons daertoe zel staen te doen, daer willen wij ons geboirlike toe vuegen, altijt te wille ende dienste der seluer uwer furs, gen., die God behueden wil waelfaerende, zelich ende gesont. Gegeuen onder des domdekens vanden ecclesien ende beeren Jans van Renesse, ridders, van den ridderscap wegen segelen , ende onder tsignet uwer gen. stat van Vtrecbt, va-nder seluer stat ende andere steden wegen. anno XYC. twee, op den 17en dacb in Julio. Vwer forstliker genaden goetwillige
prelaten, dekenen ende capittelen vanden vijf goitshuysen, ridderscap ende stat van Vtrecbt. Gelrokkeo uit ecn kopijboek ronder paginering, berustendc op het archief der slad Utrecht.
CLXXV.
De Msschop van Utrecht antwoordt aan de 3 staten van Utrecht, dat hij wegen*
verschillende redenen zijne terugkomst moet uitstellen. Herhaald verzoek, om met de afneming van den eed aan zijn' kastelein te Duurstede tot dien tijd tewachten* Van Goits gnaden Friderich, bisscbop tUtrycbt, geboren marckgreue van Baden.
Eirbaere, lieue vrunde. Soe gbij vns nv vp vnse voirschrijffte, jnden yersten vnsen castelleyn
tho Duersteden, ende tben anderen vnse stadt Renen berorende, ther antwordt doen scbrijuen, als dat ghij de sekerheyt ende eedt, vanden voirss. vnsen castelleyn noicb viertbiendage lanck wtge- stailt hebben, begerende , wij hem doen scbrijuen ende beuelen wolden, v alsdan sunder langer vertreck sulcke gelooffte sekerheyt ende eede tdoene; ende vp de saeke vnser stadt Renen, vns mitten yersten aldair jn vnse lande voegen wolden, omme seluest sulx voir the nemen ende the vorderen, want gbij anders beduchtende sijndt, dair weynich to gedaen solde werden; oick vns al» uwen lansheren gebore , vnse stede, sloite ende lande iho beschermen ende tdoen bewaeren, dair gbij v geboirlicke tho vuegen wolden, wie dan uwe schrijffte sulx wijder en breider vermeldeu etc. Wij sint vngetwijuelt, ghij sijnnen wtb vnsen voirschrijfften grnntlicken ende genoichsamlick bericht woerden, woe dat wij, vermits groiten vnleden ende merckeliken saeken vnse lande alhier angaende, noich ene tijtlanck alhier verthouen moeten, Daer en bouen sijndt oick vp eerghisteren vijfl' schepe mit knechten alhier jn vnse lande gekomen, de doich mitter hulpe Gaides gestoylet, {I) Dit was op den kant met cene andere hand geschreven en in het concept ingelascht
I. 16
|
|||||||
FREDERIK VAX BADEN (1502).
|
|||||||
122
|
|||||||
veruolcht ende weder wth gedreuen sijndt; ende, alst geruchte gaet, sick notch meer bij hoen
versamelen ende tsamen doir vnse lande jn Frieslandt tho trecken jn meyningen sijn solden; desgelix so de dach mitten Munsterschen gehalden, nycht, als wij gehapet liadden, vergaen is, dairafi' ghij corts waill verneinende werden. Der aller voirss. oirsaken haluen vns merckelicker van noden is, noich ene tijtlanck alhier tblijuen, dan ouer the komen; begeren dairomme noich nae als voir guetlicke an v, ghij willen dem voirss. vnsen castelleyn sulcker loifTle, sekerheyt ende eede tbent vnser ouerkompste verdragen ende, so dan v voirder vermaninge dairafF gedaen werdt; sail alsdan dien geboirlick dair jnne geschien. Oick willen wij in middelcn tijden mitter hulpe Gaides, dat. voirss. vnse sloit Duersteden alsoe doen bewaeren, dat deshaluen gheyn sorge sijn sail; ende, oflft v beduchte noich van noden wesen, vnse stadt Renen tho besetten, so bcger wij jngelicken ghij , jn anmerckinge vnser voirss. gelegentheyt, willen noich nae vnsen voirschrijfften behoirlicke maniere ouerkomen, omme de voirss. vnse stadt the besetten; ende ofFt ghij yemants van vnsen reden dairbij begherden, ende vns dat gewittiget, willen wij ter stont yemant vanden vnsen dair tho ordinieren ende bij v schicken, omme mit v de manieren the ouerkomen, dwelcke vns dan angebracht» wille wij, tgene wij bevijnden tot beschermnisse vnss lande dienende, de handt daer an bolden sulx vollentogen werde. Oick, so yerst wij de principalixste vnse saeken alhier geendet ende anders de doirtuchte der knecbte vnbesorgt sijndt, vns sunder enich vertoech aldaer in vnse lande voegen. Godt zij met v. Gegeuen in vnsen slote Vollenhoe, den YIIJen dach jn Julio, anno etc. secundo. Get. H. DU5DEBEKE.
Opschrif: Den cirbaeren vnsen licuen prelaten ende capitlelen vns vijff
goitshusen , ritterschap, stadt ende steden vnses Nederslichls van Vtrycht, de drie stalen bijenander vergadert. Decl t A. 33J. CLXXYL
De hisschop aan het hapittel van den dom te Utrecht, ter zake van de hczwaren
door het hapittel gemaakt\ in de afhondiging der iwuselvjke aflaatsbullen, in strijd met de door de Utrechtsche kerk van Rome verkregene voorregten. Van Goits genaden Frederick, bisscop tUtrecht, marckgreue aan Baden.
Eerbare lieue, vriende. V schrijuen ons nv gedacn, beroerende, soe wij weynich tijts verleden vnsen getruwen procuratoir fiscaill, meister "Willem Buser, mits sekere creden tie, aen onsen vijff goits- husen aldair gesant, tkennen doen geuen liadden, ons bijden eerweerdigen vader jnne Gode, heren Raymundus, cardinaell en legait de latere etc. sekere jndulgentie ende afflaten anni jubilei ouerge- sant weren, die wij doe op enen corten dacb geordiniert badden, jn onss kercken bynnen vnss stat aldair te publiceren, mit begeerten gij mitten anderen onsen goitshusen aldair souden helpen raeden, dattet mit solempniteiten ontfangen ende jnnegeleit mocbt werden, dair op gij sekere preuilegien , v vanden stoill van Roemen gegunt, alligierden, alse datmen gene afflaeten bynnen vnss stat ofte Gestichte van Vtrecht publicieren soude moegen, gij en hadden yerste die principaill bulle geuisitiert ende dair van uwe brieue van admissien gegeuen, twelck gij onsen fiscaill voirss. te kennen geuen, begerende ons sulx aen te brengen, ende dat gij blijuen mochten in rustelijken besitte ende gebruick uwer priuilegien, riyet nochtants jn achterdele vanden voirss, afflaten, mer omme onderhou&enisse |
|||||||
EISSCHOP VAN UTRECHT) (1502).
|
|||||||
123
|
|||||||
uwer priuilegien; endc begeerden dairomme die brieue der afflaten te besiene, dairvp v twee brieue
gelangt worden , die gij jnt doirsien discordierende yonden, ende docbte v dairomme geraden, men die principalc bulle jnt publicieren exhibieren soude, protestierende nochtants openbairlijken -voir notarius ende tugcn, dat gij die publicatie der afflaeten nyet en dachten te behynderen. Ende soe dair nae die voirss* onse procuratoir fiscaill mit andere credentie brieue van ons bij v ende anderen onsen goitshuscn gecomen js, te kennen geuende, dat wij die voirss. uwe antwoert nye zeer guetlijke van v ontfangen badden, dan doe enen vnsen dienre aenden legaten gesant hadden, omme die voirss. uwe antwoert hem te kennen te geuen etc., alse dat uwe scrijfte verder vermoegen, hebben wij guetlijke ontfangen, waill verstaen endc voegen wij v dair op te weten : Altse dat wij uwe antwoert nye onguetlijke ofte quaelick genomen , noch oick dair van laeten luden noch. te seggen beuoelen hebben, gemerckt van onse profijt dair nye inne gesocht en hebben, want wij, als gij waill mercken moegen, doir publicatie des afflaits merckelijck achterdeell in onss jurisdic- tien lijden solden, dan tselue bij ons dair jnne gevordert geweest js, hebben wij doir gehoirsaemheit des stoels van Romen ende ongunst te vermijden geschien laeten; want v waill jnnedechtich js, woe die legaet jnden verleden wynter sekcre afflaten op ons ende enigen anderen commissarien affge- sant hadde, die nyet gepubliciert worden, omme sekere gebreken doe dair jnne bevonden, dwelcke comende tot kennis des legaits, ons van hem tot groter ongunste verkiert ende affgenomen woert, ende schicktcn dairomme op naer den legaten enen vnsen dienre, omme ons te excusieren, die welcke dese afflaten weder gebracht heeft; ende soe wij dan vpt nye weder besoicht weren, alst tot kennisse des legaits queme, dat die publicatie dair van verloegen worde ende genen voertganck neme, sonder enige redene ofte oirsake dair bij te verstane, soude ons ende onss kercke tot meerre ongunste comen ende afl'genomen werden, ende hebben dair omme, soe wij v dat hebben laeten weten, enen onsen dienre aenden legaten geschickt, hem tgene bij v daer jnne beswaert ouergelacht, ende ons dair van v dairop ter antwoert gecomen was, jn alien besten tot onschult van ons ende onss kcrcken te kennen doen geuen, want wij ongeerne onss kercken profijte verachtert sien sou- den , ende oirsake te geuen enige opsprake nae hide uwer brieue te geschiene j ende hadden dair omme geerne gesien, totter seluer meninge gij enige bijden legaiten oick gesant hadden. Ende soe gij dan vorder in uwen scrijften roeren, gij die sake der publicatien ende admissie des afflaits nochtants heell en all stellen in guetduncken ende wille van ons, jn sulcken manieren dat, jndien ons guetdachte, voor ons ende onse vndersaten, die publicatie vanden voirss. afflaten vp die brieue, jn uwen scrijften begrepen, sonder die originaele bulle te toenen, behoerlijken weren te geschien , sijn wij des te vreden geweest ende oick noch sijn , ende hebben die toe- gelaten ende noch toelaten op maten jnden seluen uwen scrijften begrepen etc.; soe duchte ons waill geraden, men die publicatie vertoegen hadde, thent wederomme compste onses dienres, wij dairomme als voirss. wtgesant hebben, want velicht bijden legaten der gebreke bij v als voirss. beswaert prouisie geschien mochte , offte dair anders yet jnne verandert te worden, Weert nochtants v hyer jnne anders geraden duchte ende ons dat verwitteget, willen wij ons jn desen ende alien anderen saken , dair jnne van onss kercken rechten, ere ende profijt moegen vorderen, mit ganser herten ende ernstlijken vlijte bewijsen, als ons van doene moegelijken sijn sail. Onse Heer Got zij mit v. Gegeuen vp onsen slote tot Vollenhoe, vpten lesten dach jn Julio, anno XVC en U. Get, STROIJAES.
Opschrift: Den eerbaercn vnsen lieuen vrienden, tfomdeken ende capitlcll
vnser Kercken len Doem UUrecht. Deel, A. 336.
16*
|
|||||||
121 FRtDEIUK VAX BADEJ (1502),
clxxvii.
Raymundut, pautelijk gezant aan het kapittel van den Dom le Utrecht, ter zahi
van de afkondiging der paiiselijke aflaatshullen. Venerabiles viri amici, nostri charissimi, salutem plurimam. Recepimus litteras vestras scriptas
Traiecti XXIIIJ mensis Julij , allegantes excusationes propter quas destulistis, non dicimus quod noluistis, admitterc publicationem jubilei sacratissimi, cum ad nullum principem aut prelatum vel capitulum spectet admittere dictam publicationem jubilei , sed dumtaxat dare fauores oportunos , cum fuerint requisiti per nos aut commissarios nostros, et hoc quibuscunque sub pena excom- municationis ipso facto et interdicti et alijs penis, in bullis apostolicis contentis, et de nouo per nos infligendis, si opus sit, contra renitentes rebelles et facientes, prout, proth dolor! fecistis, et jam ostendissemus vobis, vos incurrisse dictas penas, si non fuisset amor non vulgaris, quem jam du- dum ad vos gessimus a tempore fe. re. d. Sicti. Et jmo neque possuinus admirari de causis, quas allegatis contra admissionem islius cruciate vniuersalis, que etiam prece et precio obtenta est a multis principibus in suis dominijs, prout bene scit illustrissimus dominus archidux et, vt credimus, nos pro sola natione Germanie gratis obtinuimus, memoresque illius facturi sumus. Tacemus quod data est nobis commissio ponendi decimas vobis et toti nationi Germanie, tantum tamen effecimus litteris et nuncijs apud summum pontificem, quod sua sanctitas est contenta pro nunc de supersedendo in dicta decima ponenda in Germania et in locis nostre legation* subdilis, jnformata per scripta nostra et per nuncios, postquam fuimus admissi in legatum, sic quod spe- rabamus agere cum auxilio et fauore diocesanorum ceterorumque prelatorum et canonicorum eccle- siarum cathedralium et collegiatarum et totius cleri Germanie, quod ex publicatione istius sacra- tissime cruciate et jubilei satis nunc sufficeret pro bono auxilio, jmpendendo contra perfidissimos Turchos, absque grauando clerum cum dictis decimis vobis significando. Quod si s. d. n. jntelle- xerit rationes vestras, quas nolumus dicere friuolas ob honorem vestrum, fortassis mandabit nobis ex jmperio, quod vobis solis jmponatur decima loco penitence pecuniarie in recompensa damnorum jrreparabilium, qua fecistis contra auctoritatem pontificis nostram et totius jmperii, vtinam non fecissetis! De publicatione vero Jubilei et cruciate in futurum, quia nichil ad vos spectat neque ad quemcunque alium principem aut prelatum, nisi dare fauores, cum fueritis requisiti, prout fuistis, cogitabimus, quid agendum erit in tempore oportuno in ciuitate et diocesi Traiectensi; ideo caueant illi, qui se jnmiscuerunt et qui adhuc se inmiscent in diuinis, qui jmpediuerunt dictam publicationem et videant clausulam his introclusam extractam a bullis jubilei. Quis enim sane mentis potest allegare, quod summus pontifex dederit priuilegium publicationis alicui ecclesie in preiudicium generalis cruciate; secus est de jndulgencijs, datis et concessis in ecclesijs et locis particular"ibus vel hospitalibus, sicut fuit in ecclesia Xanctonensi, de qua scribitis. Potest autem vobis allegari, si enim debetis effundere sanguinem, si opus sit, pro tuitione lidei vt qui- cunque bonus Christianus, ac omnia bona exponere, dempta necessitate vite, quid opus est allegare damna ecclesie vestre , de qua summus d. n. potest capere omnia jocalia vestra et ecclesie vniuersalis bene congregata pro tanta necessitate fidei, sicut nunc proth dolor! est, si aliunde non suflBcerent pecunie ; neque querendum esset a sua sanctitafe in hoc casu, quare hoc facis? turn jam perfidissimi Turci sunt in maximo numero in faucibus Germanie et Hungarie, et attendat quod agitur etiam de tuitione ecclesie et ciuitatis Traiectensis, sicut de aliis partibus Germanie, De transumptis vero uostris et dominum Colouiensem et etiam dominum Maguntin, speramu* |
||||
BtSSCHOP VAS UTRECHT, (1502), 12*>
sic agere, quod in ciuitate et diocesi vestra Traiectensi cognoscetis, quod dicta transumpta sufficient,
prout sufficerunt in omnibus locis Germanic, "vbi non fuimus in propria, cum non honestum videatur quod bulle jubilei sint absentes a nobis. Vtinam ! hoc saperetis ad sobrietatem el non tangerelis auc- loritatem pontificis, (qui mandauit quod transumptis adhibeatur fides) neque Caesaris legati de latere et jllustrissimus senalus imperials et attenderetis, quod debet dari fides cardinalibus legalis , presertiin prout videre poteritis per clausulam hijs inclusam, Miramur, quod vultis plus sapere quam totum jmperium, et, si fa team ur vos omnes doctos esse et aliquos doctissimos, non credimus tamen, vos doctiorcs esse summo pontifice et sacro collegio, qui mandarunt sub penis contentis in bulla, quod publicaretur jubileus et cruciata libere in omnibus locis noslre legationis , vbi videretur expe- diens. Vobis ergo satis debebat, quod lotum jmperium Nurimberge nos admisit cum omnibus facullatibus et voluit jnteresse in publicatione jubilei et etiam ecclesia vestra metropolitana ciuitatis Coloniensis, in qua sunt et maiori numero doctores, vt credimus, quam in aliqua ciuitate totius noslre legationis, quod debuit satis fuisse vobis et non plus velle sapere, quam quod deceat in ista materia, vt proth dolor! videmus. Quod voluislis sapere, prout speramus, jntelligetis vel auctoritas summi pontificis sancte sedis et nostra deerit, nisi cum humilitate, qua decet, dedecori et damno jrrepabile per vos facto in hac parte sue sancti Cesari et toti jmperio non satisfeceritis, vt ceteris rebellibubus (parcatis nobis) sitis in exemplum cetera latius jntelligetis, cum ad vos veniemus, infra prion temporisspatium vel mittemus pro publicatione jubilei vobis non requisitis et parcatis nobis, si, vt jndignus legatus, qui a solis vobis recepimus jniuria in nostra legatione et pontifex in persona nostra non ideo mi- reminj, si preter bonam voluntatem nostram lacessiti talibus jniurijs hec vobis scribimus, fortassis non grata, jmitando Christum in hoc, qui aliquotiens verbis jniuriosis et contumeliosis reprehendit Judeos rebelles et obstinatos. Jn his vero, que non concernunt auctoritatem summi pontificis et sancti sedis, in hac materia habebitis nos semper beneuolos, memores honorum a vobis receptorum tempore alterius legationis, in qua etiam non defuimus benefacere omnibus, vbi potuimus, neque deerimus salua auctoritate summi d. n. et nostra in Lac materia. Venerabiles viri. Omisimus scribere illud, de quo plus dolemus in ista materia preter com-
temptum et spretium auctoritatis summi pontificis et sancte sedis, scilicet: quod propter culpa* vestras et aliorum, qui fuerunt causa retardationis publicationis jubilei, timemus quod multe amine illarum vestrarum prouinciarum, que promeruissent jubileum , si fuisset admissum, quando fuistis requisiti, que postea diem clauserunt extremum vel sunt in penis eternis, quia non potue- runt promereri dictum jubileum, ob non publicationem jubilei, vel saltern sunt in penis purga- toris, in quibus non essent, si constricte et confesse in articulo mortis virtute jubilei aut confes- sionalis anirne talium fuissent separate a corporibus. Beatus enim est, qui non eget tantis grattjs » ad quod principaliter deberetis atlendere et non ad excusationes, quas nobis fecistis per litteras. vestras. Valete ielices. Ex Argentina, die XVJ Augusli MDIJ0. Get. vester R. CAa"3 GuncEi*. legatus*
Opschrift: Vcnerabilibus viris , dominis decano et capitulo jnsignis
ecclesie Traiectcusis, amicis nostris carissimis. Decl, B. 179, 180-
CLXXVIII.
Raymundus t pauselijk gezant aan het kapittel van den Dom, ter dier zahe.
Venerabiles viri. Omisimus vobis scribere 6uper vno, quod allegastis contra publicationem |
||||
126 FB.EDERIK VAN BADEN", (1502).
jubelei, de quo non possemus non ridere. Non credimus tamen, quod processerit a saniorj parte
vestri capituli, scilicet: quod, cum in bullis jubilei non fiat mentio nisi de tribus clauibus, nos cum senatu jmperialj addidimus quartam pro maiori securitate pecuniarum. Si enim ad nos tanquam cardinalem jndignum tarn legatum de latere spectat declarare omnia dubia, que possent contingere circa publicalionem jubilei, etiam animarum salutem concernenlia, quanto magis ea, que sunt minoris moraentj , ea fortiorj ratione possumus declarare de quarta claue, que est minus quam omnia, prout declaramus. Etiam possemus addere decern, si placeret nobis, pro maiorj securitate pecuniarum, nt prediximus, neque a quocunque spectat scire aut querere, quare hoc fecimus. Scimus enim tos non jgnorare, quod si daretur nobis facultas per bullam declarandj dubia, possemus tamen hoc facere in quantum legatus de latere, quj omnia potest vt ponlifex, vt habetur in clausula cxtracta a corpore juris his interclusa, nisi expresse summus pontifex sibi resignauerit. Etiam possumus jnterdicere et excommunicare quoscunque rebelles in nostra legacione et absoluere excommunicatos "vndecunque venientes, turn in prouincia quam extra earn, donee nostra legacione functi fuerimus et in Yrbem redierimus. Jmmo scribimus vobis, quod pro causis tumentibus potest legatus de latere apponere manum in multis, reseruatis summo pontefici, cum spe-ratificationis, ob eminentia pericula euitanda, prout apposuimus manum in quodam jnterdicto, quod abbas etreligiosi Wissemburgenses obtinuerunt in rota contra comitem Palatinum et quosdam de suis, quod fuit op- positum Spire tempore jubilei, quod suspendimus, de quo multi curtisani, plus sapienles quam decent, multum murmurarunt, dicentes quod non poteramus facere, prout tamen possemus, si vellemus, omnia priuilegia, que habetis a sede apostolica, prout ipso facto suspensa et quassata sunt virtute jubelei, et estis sub interdicto, vt patet per clausulam hijs inlroclusam, extractam a bullis jubelei, et hoc propter rebellionem vestram, et jam vos tales declarassemus , nisi esset amor, quem ad vos gerimus a multis annis, et vt videatis, quod papa approbauit suspensionem dicti jnterdicti Spiren., mittimus vobis copiam breuis , quod super hoc sua sanctitas misit. Jdem fecit de absolucione co- mitis Palatini, quem etiam absoluimus. Ceterum cupimus, vt videatis tenorem bullarum, ex quibus videbitis, quod papa non jntellexit neque jntelb'gimus, quod deb eat querj admissio ab aliquo prelato aut quocunque alio, sed dumtaxat quod queratur assistencia et fauores pro publicacione jubilei, ac ad ponendam cistam in ecclesijs cathedralibus, et si a vobis aut ab alijs ecclesijs, secundum quod videbatur expediens, quesita est admissio, hoc semper fuit preter mentem pontificis et nostram. Ex quo enim est cruciata vniuersalis conclusa et publicata per summum pontificem et sacrum collegium (fluxere duo annj) quam nullus potest ignorare, ipso facto tenentur omnes principes et prelati admittere publicationem jubilei et cruciate, et dare fauores oportunos. Jgnoscat Deus illis j qui, cum debuissent ista reduxisse ad mentes vestras, non fecerunt! quod si fecissent, credimus, quod non fecissetis (parcatis nobis) illas friuolas obiectiones, quas fecistis, jncurrendopenas predictas. Et si fiat obloculio, quod jllustrissimus senatus assignauit nobis terciam partem pro expensis factis et faciendis in publicationem jubilei in nostra legatione, turn pro statu, turn pro dispositione cruciate ac aliis diuersis jmpensis, respondemus, quod inuitis nobis est assignata tercia pars, cum non queramus aliquam partem, sed illud, quod querebant apostoli in publicatione legis, scilicet: quotidianas impensas et si aliunde haberemus statum, non quereremus, prout scit Dominus Deus. Fuit enim dictum inter nos et senatum, quod de illo, quod remanebit de dicta tercia parte, deductis expensis, fiet ratio, sicut de aliis duabus partibus toti jmperio. Jdeo jn postremum decreuimus facere leuari terciam partem per jmperium, prout optauimus, quod leuaretur dicta tercia pars pecuniarum, quam bactenus prouenerunt, quod tamen jmperium adhuc facere distulit. Jtem mittimus vobis copiam vnius breuis, quod superioribus diebus recepimns, |
||||
BISSGHOP VA* UTRECHT (1502). 127
ex quo intelligetis, si sit mens summi pontificis , quod pecunie applicentur fabricis ecclesiarutu
et quod conuertantur in alios vsus quam protuitione fidej. Jdeo erant multi, qui querunt hanc partem aut tunicam in istis pecunijs sine expresso mandato sue sanctitatis, quibus debet did, quod dicitur de Juda, si aliter baberent dictas pecunias quam summus ponlifex ordinauerit, »pecunie tecum in perditione." Get. R. leg at vs.
Dee!, B. 181.
CLXXIX.
De hisschop van Utrecht aan het hapittel van den Dom te Utrecht, ter dier zakem
Van Goits gnaden Frederick, bisscop tUtrecbt, geboeren marchgreue van Baden. Eerbare, lieue vriende. AIs gij ons nv doen scrijuen hebben, die jndulgentien anni jubelei beroerende, sundcrlinge als dat gij wt der antwoert des hoiehweerdigen legaten aen v gesant nyet mercken kunnen sijne boicbvveerdicheit uwe meninge van tgene gij jn dess saken gedaen, bewegen ende oick protestiert hebben, te dege verstaen hebben, woe waili gij nochtants v dair jnne waill bopen toe verantworden voir den legait ende alle anderc , daert van noeden wesen mach, alst pas geuen sail; oick mede dat v guetduchte ende begeren, jndien wij noch' yet guets tot vnss kercken ende ondersaten profijt ende salicheit gevijnden mocbten jnder publicatie deser afflaten, wij sulx vorderen ende toe wercke stellen wolden; ende jndien wij van v dair jnne yet begeerden te doene, souden wij v altijt bereifc ende guetwillich vijnden etc., hebben wij mit wijderen uwes brieffs jnhalt, den wij guetelijke ontfengcn, gueder maten waill verstaen. Soe, eerbare, lieue vriende, woe ende wat des legaten verstant van uwe onschult js ons onkundicb, ende moegen tzeer waill lijden, gij v dair jnne verantwoerden kunnen; mer als v guetduchte ende mede bege- - ren, jndien wij noch yet guels tot vnss kercken ende ondersaten profijt ende salicheit gevijnden mochten, wij sulx vorderen ende tot wercke stellen wolden. Wij hebben voir hen dese jndul- gentie voir ons ende onss ondersaten salicheit mit groeter begeerte doen bearbeiden ende erlangen; oick sij erlanget wesende, mit soe groeter reuerentien, als wij mochten ende waill getemet % willen doen intronisieren; daer toe geleerten confessoren , predicatoren, ende alle andere noittruftige reetschap doen bestellen, ende uwen gedeputierden, bij ons wesende, op boir aenbrengen een sul- cke antwoerdt doen geuen, als wij nae vermoegen der afflait bullen ende onss commissien behoir- licbste doen mochten, ende gij billijken mede te vreden beboirden te wesen, soe dat aen onss tsijden onses bedunckens ee^een gebreck ofte versuem daer jnne gescbiet js. Sus hebben wij onse onschult bijden legaten doir onsen secretarien doen laten, die ons ter antwoert ontboeden heeft, all wolden vnse goitsbuse thants den afflait toe laeten , dat wij nochtants den nyet publicieren doen solden, ende heeft dair omme de commissie gesuspendiert, thent wij anders van onsen aire heilichsten vader, den paus , oifte van sijnre hoichwerdicheyt in beueell krigen; sus sijn onse hande dair jnne gesloten, als gij dit ongetwijuelt doir onsen lieuen getruwen rait meyster Ludolph vanden Vene, doemdeken vnss kercken aldair, den wy sulx doir den voirss. onsen secretaryen deden seggen omme t voert tkennen tgeuen, waill verstaen hebben; nyet te myn, soe wij seer balde wederomme in onsen lande aldair komende werden, ende ons dan enige gebuerlijke wege van v voirgeholden worden, die ons eerlijken ende doenlijken sijn, willen wij ons oick vorder dair jnne gebuerlijke |
||||
128 FREDERIK VAU BADEX, (1502).
bewijzen. Onse Heer Got zij mit v. Gegeuen op vnsen slote tot Vollenhoe, vpten IXeQ dach jn
Scptcmbrj, anno XVC en J J. Get. STROIJAE5.
Opschrift: Den eerbaren vnsen lieuen \rienden, doemdeken code
capitlell vnser kerckeu ten Docm (Utrecht Deel, A. 388.
■
CLXXX.
Johanf her tog van Kleefy aan de 5 hapittelen van Utrecht, ter sake van het leguen
van schatting op eenige geestelijke goederen* Johan, hertough Yan Cleue, greue vander Marcke vnd Tan Katzenellenboegen etc.
"Werdigen ind eirbern, lieuen, andechtigen. Vwe schrifft nu an vns gedain, darjnne gij v beclaigen, woe vnse amptman in Lymersch, Wessels vanden Loe, vwer kircken, vnd in sunder- heit des praistien guedere, in der Lymerscb gelegen, mit vngewontlicher schattingen sulle beswercn etc. So en sijn in vnsen lande van Lymersch geyne guedere gelegen, sij sijn geestlicb ader werlt- jicb, die en stain vns alle ter schattingen vnd, woe waill dan ertijtz vanden vurg. vwer praistien guedene geyne schattinge en mach sijn geboirt, js v ind vwer kirchen to guede geschiet, des men vns mit danckberheit billichen solde hebben toe to meten; docb durch vwer beden jnd sent Merten ter eren hebben wij vnsen amptman vurss. nv heualen, dat hie die selucn guedere to dcser tijt oick sail laiten vngeschattz, dat wij v alsoe inden besten veder te kennen geuen, vmb v dar na moigeri weten to richten. Gcgeuen to Cleue, vp sent Mathijs auent, anno etc. secundo. Opschrift: Den werdigen vnd eirberen vnsen lieuen, andechtigen domdeken
voud capi>iUell der kirchen ten Doem tUtrecht. Deel, D. 233.
CLXXXI.
Karel, Iiertog van Gelder, zendt aan de 5 hapittelen van Utrecht zijrt raad Hendrik
van Gent, ten einde hen te overreden zich met den hertog van Kleef met te verzoenen. "YVerdige, wailgebaeren, edelle, hoichgelierde, eirbere ind aindechtige, lieuen neuen ind guede
vrunde. Wij verstain, vwoe summigen zeer bardt ind heymelick veruolgen die gebreken, tusschen v ind vnsen neuen van Cleue wesende, to vereyningen, twelck auermitz deels duysent gulden uwe lieflclen onsen vurger. geuen ind vernuegen geschien solde etc., Jnd as ghij dan mercken moeght *ulx onsen vijanden merchlicken behulp ende stuer tot onsen ind onss lantschapp. groten hynder ind achterdeell wesen solde, js onse gutliche bede ind begerte , vwe lieffden willen den handell vurss., die wijle wij mit onsen neuen van Cleue in vijantschap stain, ons to lieue ainstain ind berusten laiten, op dat die guede aide vruntschap ind naberschap, tuschen ons lange tijt geweest, onderbalden ind onse vijanden durch v nyet gestijfft nocb gesterckt en werden; as wij sulx onsen lieuen rait ind getruwen Henrick van Ghent allet voerder beualen hebben, van onss wegen mit v to bekallen, denseluen wij begeren gelijck onsseluen to geloeuen, ind v alsoe hyr jnne to halden ind to bewijsen, as wij des ind alles guetz gentzlick tot v betrouwen; dair sail ons zeer dencklich ind lieue ain geschien, ind willen sulx altijt ]\\ sunderbeit gnedencklick erkennen, ind mit v alien |
||||||
BISSCHOP VAN UTRECHT (1502).
|
|||||||
129
|
|||||||
sementlich ind besunder gunstlick vur ogen hebben. Gegeuen in onss stat Tyell, op manendach
post. Remigij apostoli,' nostro sub secreto-, anno Domini etc. secundo. Kairle, hertouch "van Gelre etc. jnd greue van Sutphen.
Get. charles. lager virssew. Opschrift: Deu werdigen , wailgebaeren, edelen, hoichgelierden, eirberen ind andech-
tigen, onsen lieuen neuen ind gueden vrunden, dekenen ind capittuleu der vijfT godshuysen nynneu Vtrecht, sementlich ind elckeii besunder. Dcel , B. 187. CLXXXII.
Frederiky heer van IJsselstein, aan de 5 kapittelen van Utrecht, ter zake van ket
helasten hunner geestelijke goederen in den lande van Buren.
Werdighe heren ind goide vrunden. Wij hebben uwer lijffden bryff ontfangen, doirlesen ind
ter goider maten waill verstanden, juhaldende: woe dattz v utennaten zeer veruremdt, dat wij
een pont schetlinghe jn onss lande van Bueren wt hebben doyn setten, daer jnne'uwer kerken
guden mede te contribueren geset sijn, jnd sullix nyet en behoirden, aengezijn ten war geschiet
biden banreheren, ritterscapp ind steden slans van Gelren, jnd oick om des tractaetz will, gemaickt
tusschen uwen staten van Vtricht ende onss. etc., myt meer anderen woerden jnden seluen uwer
lijffden scrijfften begrepen. Soe, werdighe heren ind goide vrunden, onss veruremdt oick noch
meer, onss sullix voir te halden, then weer saick ghij doch myt onss tc doyn wolden hebben;
went wij nyet en twijuelen, uwer lijffden waill kentlich ind kundich is vander seluen geliken off
onsse beider nabueren, nementlich inden landen van Gelre, nyet geschat en werden ind rutergelt
oeren heren geuen moeten; jnd als uwe lijffden rueren vanden consent ende wille der banreheren
ind steden slans van Gelre, sullix te doyn helt onss bezegelden leenbrijff slans van Bueren
daer nyet aff, dat wij als greue van Bueren den banreheren, ritterscapp off steden voirss. sullix
vraegen. Oick als die selue uwe scrijfften vorder bemeldende sijn vanden tractaet, dair omme
wij sullix oick nyet doyn en solden, goide vrunde, wolden uwe lijffden daer van spreken, hedden
wij meer oirsaick onsser des toe beclaigen myt redenen, dat sullix van uwer ziden meer ge-
breckx is dan van onsszer ziden; want wij des gensselick dijncken tonderhalden, jndent onss ge-
boeren mach; edoch en hebben wij vten seluen tractaet nyet verstaen, dat wij ,verbonden solden
wesen, so wanneer wij onssz. ondersaten voirss. op behoirlike schettinge setten, dat alsdan alle goL
den vrij solden wesen, jnd hebben dair omme onssz. ondersaten voirss. uwer kerken goiden aldair
liggende mede myt oeren goiden oer aendeell op gelacbt ind getaxeert jnden seluen schettinge,
kunnen wij uwe goiden dat nyet quytte scelden ende hemluden dat laten betalen. Begeren hier
omme, goide vrunden, onss hier van nyet willen ^moijen, went uwer lijffden neeste nabueren
sullix meer doyn op uwer kerken goiden dan wij , want wij die meer vordels gedaen liebben ende
noch gerne doyn solden dan anderen, jnd willerr uwe lijffden, als die scrijfften jnhalden, des
vorder verzuken, moeten wij onss liden, ind willen des verdechticht wesen ind onss daertoe ver-
zijn. Werdige heren ind goide vrunden, dit is tselue wij uwe lijffden op dese tijt hier van ter
antwort vuegen the weten, beuelende die selue [uwe JijUden Got Almechtich. Gescreuen altera
Willebrordj, anno XCC ende twee,
Frederick van Egmont 3 greue van Bueren, van Lederdam,
beer tot IJsselsteyn, tot Craendonck etc. Get. FFREDERICIC.
Opschrift: Werdighe in Gade, ind cirsame, wise heren, prelalen, dekenen ende capituleo
der vyff goetshuyssea tUlricht, on&sB lieue heren ind goide vrunden. Deel, B. 193.
I- 17
|
|||||||
:
|
||||||
130 FREDERIK VAN HADES, (1502 , 1503).
GLXXXIIL
Raymundus, pamelijk gezant, aan het hapittel van den Dom te Utrecht,' ter zake
van het onder het volh verspreid gerucht, dat het geld der aflat en tot ander gehruik zoude zvjn aangewend, Reuerendi patres, eximii viri, amici nostri charissimi salutem. Ex omnibus istis copijs, quas in
presentiarum mittimus dignationibus vestris, intelligetis pontificis, imperij & nostram mentem curam atque solicitudinem circa pecunias sacratissiini jobilei non leuandas neque inter nos diuidendas, (ut quidam detrectatores, filij diaboli, apud deuolum populum disseminarunt), sed bene jntegreet fideliter conseruandas, donee realiter in Christi acerrimam hostem assumatur expeditio, vbi (ut speramus) proprijs vestris manibus Christi militibus contra perfidissimum Thurcum pugnaturis distribuetis eas. Itaque rogamus, quatenus cum diligencia facialis vna cum commissarijs nostris dictas pecunias numerari &, deductis honestis commissariorum expensis, reliquam omnem summam, tain duas jmperij quam nostram terciam partem, tuie et fideliter conseruari in locis, in quibus prouenerunt'i' Nos enim paruam aut nullam habemus curam de tercia parte nostra, dummodo soluantur expense per nos et commissarios moderate facte. Ytinam commissarij nostri haberent eandem! ,Tn omnern autem euentum non mutabimus sentenciam, mallemus enim perdere vitam quam consentire, quod dicte pecunie conuerterentur in alios usus quam a deuoto vestro populo pia intencione Deo dicate sunt et sacre fidei. Etsi totum imperium (quod non credimus) aliter intenderet cum istis pecunijs agere, decreuimus eos excommunicationis sentencia aggrauare & nos quibuscunque periculis potius exponere quam declinare ab incepto, quod voluimus dignationibus vestris , tanquam amicis nostris carissimis, pro consolatione signiilcare, que bene valeant. Ex Erfordia XXTJ Dccembris MDIJ. Get, VESTER AMICUS R. GAR1'9 GURCEPf. LEGATUS.
Opschrift: Ueuerendis patribus ac eximijs viris dominis, decano et capitulo insignis ccclesie Traiectensis, amicis nostris charissimis. Dcel, D. 235.
CLXXXIV.
Maximiliaan van Oostenrijh aan de 5 kapittelen van Utrecht, ter zake van de door
Johan, hertog van Kleef', aan de steden Utrecht en Amersfoort voorgeschotene geld en, Maximilian, von Gots gnaden Romischer kunig zu allenn tzeytten merer des reichs.
Ersamen, lieben, andechtigen, vuns der hogeboren Johanns, hertzog zu Gleue , vunser lieber oheim vnd furst furbracht, >vie jm die stat Vtricht vnd Amersfurdt cin mergkliche summa ge- lichens gelts lawt brief vnd sigel zutun vnd schuldig, audi ettlichen kawfflewten so jm verwanndt jr gelt vnd gute, so sy in der stal Vtricht .... vnd damit sij von alter gewonheit mit anndern kawff- lewten daselbs gehanndelt baben, vnd .... in der letsten vehd zwischen jme vnd derselber stat gevveltigklich genomenn sey, vergehallen werde, des ir vnd sij vor jr manigfelltig guetlich erfordern von jnen nit bekomen mugen, das jn zu grossem scaden vnd nacbteil raiche, vnd vuns darauf die- muetigklich angerufFen vnd gebetten, jme hier jnne mit vunser kunigklichen hilfF gnedigklich zuer- scheinen, wann .... nyemandfs das sein vergebalten werden sel. Demnach begern wir an euch mit alien ernnst, jr wellet bey den genannten stetten Vtricht vnd Amersfurt bestellen vnd dar ...sein, das *ij den genannten vunscn lieben oheim, hcrtzog Johannsen von Cleue seiner schuld, souil sij jme der billichen zuthun sein, enlenngct, vernieben, entrichten vnd benuegigmachen, auch |
||||||
|
||||||
BISSCHOP VAN UTRECHT (1503).
|
|||||||
131
|
|||||||
seinen verwanndten jr gelt vnd kawffmansgut verfolge vnd jnen solchs alles wider billichejt lenngett
nit verhalten, da durch nit not werde vuns ferrer darumb an zu lanngen, darain tut jr vunser mei- nung vnd gutgeuallen. Geben in vuns stat Antwerpen , ain achtenden tag des monats February , anno Domini Christi XV% vnd im dritten, vunser reiche des Romischen sibenzehenden, vnd des Hungrischen am dreyzehenden jaren. Per regem. ad mandatum dominii regis proprium.
Get. SIEGLER.
Opschrifti Den ersamen, vunsern lieben andechtigen, den funff stifftcn
zu Vtricht. Deel, A, 341.
*
* . CLXXXV.
De stad Amsterdam verzoeht aan het kapittel van den Dom te Utrecht, om voortaan
geestelijke personen tot het doen van question te zenden* Eerwaerdighe, eerbaere, wijse ende voirsienige, gheminde beeren. Wij gbebieden ons tot uwe
eerbaerheyt, soe wij vruntlixt moghen. Ende der seluer belieft te weten, hoe onder den ghemeen volcke deser stede grote murmuratie is ende sekeren tijden gheweest heeft, vuyt saecke dat tot veel tijden die ghenen, de jn beueel hebben die reliquien ende heylicbdomme van uwer kercken, om daer inede te questeren, waerlijcke luyden zijn , dickwil van vuytwendighen bambochte, ende dat bij den seluen murmuratie gheschepen ware te commen- bespottinghe vander heyligher ker- cken, ten ware dat daer jnne voirsien worde, soe dat dair omme jnden kercken deser stede ghe- ordineert is, dat die questores, alhier commende ende niet wesende jn priesterlijcken state, niet toegelaten sullen worden, boire boetschepe te doen vpter stoel vander kercken , mar sullen hem moghen vijnden op die voete ofle scabell van sekeren outaren , als van ouden tijden gewoenlic is jn den kercken dess stede te ghescbien, twelck niet wesen sal tot schaede off jn achterdeel van uwer kercken. Dair off wij gaerne uwe eerbaerheyt aduerteren tot dien eynde off enich quaet rappoirt dair aff gliedaen worde, die voirss. saecke jnt beste te willen verstaen, als wij des ende alles guets tot v betruwen, dat kenne die Almachtighe God onss Here, die uwe eersaemheden bewaren wil, salich ende gesont. Gescreuen den darden dacb Aprilis, aano Domini duysent vijff bondert en'de drie. Die stede van Aemstelredarnme.
Opschrift: Eerwaerdighen, eerbaren voirsienighen ende wij sen , prelaet,
deken ende capittel vanden Domkercke tot Vtrecht, onss ghe- tninden hcren, Deel, A. 345. CLXXXVI.
Karely her tog van Gelder, verzekert aan het kapittel van den Bom te Utrecht, dat
op hunne goederen in Gelderland geene schatting zal worden gelegd.
Kairle, hertouge van Gelre etc. jnd greue van Zutphen.
Weerdige, hoigeleerde jnd erbaire, lieue, aindechtigen. Vwe brieff betreffende eniger be-
zweermsse van scbattingen ofte staetpennyngen, dairop vwe gueden in vnsen landen gelegen gesat
weerden sulden, begerende sulx verdrach te hebben, achterfolgende die siegele ende brieue, v ende
anderen gaitshuysen van vnsen voiryaideren verleent ende bij ons geconformiert, mit vorderen
17*
|
|||||||
132 FREDER1K VAN BADEN, (1503).
begrijp, js bij ons guetlicken ontfangen encle verlesen. So ist dat wij ongerne gestaden sulden ,
vwe gueden meer dan ander geistlicke gueden , die mit dergelijcke preuilegien prilegiert ende jn vnsen landen gelegen sijn, besweert sulden weerden; dan, so ons dese schattonge, genoempt slaet- pennongen- offt ruytergelde, pontzgewijze van vnsen banerheren, ritteren, knechlen, sleden jnd der gemeynre lantschappen auergegeuen jnd accordiert sijn, die alle vnse lantschap durch bauen en beneden opgeboirt ende ontfangen weerden, van geistlicken vnd werllicken , weert dan vwe gueden dair en bauen besweert wurden , des wij nyet gelouen konnen , ende gij voirder brieue ende preuilegie*n vur te brengen liebben, dairaff gevrijet to wesen, sulx gehoirt indgesyen, wolden wij ons asdan dairjn anders nyet bewijsen offt balden, dair so ons nae redenen geboeren solde, des oick nyetmyn eyn guet befallen dragen sulden vwe weerdicheiden, dieselue vnse Her Got bewae- ren moit. Gegeuen to Arnbem op goensdaige, post visitationis Marie, nostro sub secreto, anno etc. XVC lertio. Get, sucnTELEff.
OpschrifC: Den weerdigen, hoigeleerden jnd erbairen, vnsen lieuen ain- dechtigen , doemdeken en capittell der kercken then Doera tUtrecbt. Deel, A. 348. CLXXXV1I.
Karel, hertog van Gelder, aan den bi&schop van Utrecht, ter zake van de door den
hertog gevangen genomene heemraden op den Lekdijk. Dem eerweerdigen, jn Gode boegeboeren fursten, heren Frederick, bisscop tUtrecht,
geboeren marckgreue van Baden, vnsen lieuen oehemen. Vnsen vrientlijken dienst jnd wes wij lieffs jnd guets vermoegen te voerens. Eerwcerdige, jn
Gode boecbgeboeren furste, lieue oebem. As uwe liefden, ons nv hebben doen scrijuen der ge- vangenhaluen van Vtrecbt, onder anderen begerende, wij die selue ontsiaen ind ledich laeten wol- den, docb ofte sulx ommers nyet wesen mocbte, uwer liefden alsdan, bij brenger sbrieffd, ouerniits onse scrijften, toe laeten weten, vyt was oirsaken wij vermeynden die voirss. gevangene gebuerlick te hebben laiten vangen etc., hebben wij allet verslaen. Soe, lieue oehem , js wair, dat wij on- lancxleden aen die stat Vtrecht hebben doen scrijuen, woe wij enen dienre hedden, geheiten Kus- tergen, den seluen wij onsen vianden afbruecke te doene wtschickende wurden, begerende bij oer onbesorcht verkieren mocbte etc.,, sonder ons sulx aff toe scrijuen, hebben zij den seluen gevangenj oick sunder enige billicke oirsaicke ind manieren van rechten jnd op enen ongebuerlijken dach nementlijke: sdonredages tegen den auont gevangen, ind svridages toe drie vren nae middage ter doit bracbt, twelck allet, as wij des genoicb mit wairbeit onderricbt sijn, wt rechten moitwille jnd parthien meer dan wt eniger billicker oft redelijker oirsaken, van den van Vtrecht tot vnsen onwille jnd verachtinge jnd tot wailbeuallen vnss vianden gedaen jnd geschiet is. Woe lijdelick ons sulx geweest is, kunnen uwe liefden waill mercken. Der oirsaken haluen hebben wij die van Vtrecht doen vangen, der meningen die gene, onsen dienre voirss. soe oneerlick ind ongottlick ter doit helpen brengen hebben, der gelijckcn tdoen jnd straffen laeten, twelck wij voir ene guetlijke antwoirt jnd oirsake nyet en hebben willen verswigen uwer liefden, die selue Got Almachtich lange tijt wailuaerende in vrolijken gesonden leuen bewaeren moit. Gegeuen in onss stat Tyell; vp sunt Lauwerens auont martins, nostro sub secreto, anno etc. tertio. Kairle, berlouch van Gelre etc., jnd grene van Zutphen etc.
AfschrifU Dee), B. 198. |
||||
BISSCHOP VAK UTRECHT, (1503). 133
|
|||||
clxxxviii.
Rarely hertog van Gelder, aan de 3 staten van Utrecht , ter dier zake.
Weirdige, wailgebaeren ind edele, hoegelierde, eirbare, aindechtige, froeme ind veste, eirsame, wijse ind vursichtige, lieue neuen, frunden ind besunderen. Wij hebben van broeder Joest vanden Berge uw lieifden credentie brieue ontfangen, oick dair beneuen uwe meyningen genoechsam ver- stain etc. En twijuelen wij nyet der geuangen baluen onse oirsaicke ind meyninge vytter antwort wij alrelaitst der stat Vtrecht hebben doin schrijuen, waill vernamen ind verstain sullen hebben uwe sementlicke liefiden, dieselue Got onse Heer bewaeren moet. Gegeuen jn onser stat Tyell op satersdach, post Laurentij martirf nostro sub secreto, anno Domini etc. tertio. Kairl, hertoge van Gelre etc., jnd greue van Zutphen.
Get, vihssex.
Opschrift: Den weirdigen, wailgeboeren indedelen, hoegelierden,cerbairen* aindechtige, vroemen ind vesten eirsamen, wijzen ind voir- sichtigen, onsen lieuen neuen, vrunden ind besunderen, den dryen staten sGestichtz Tan Vlrecht, sementlick ind elcke be- sunder. Deel, A. 354. CLXXXIX.
De bisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter dier zake.
Van Goits gnaden Friderich, bisschop tUtrycht, geboren marckgreue van Baden.
Eirbare, lieue vrunde. Vns heflft vp vnse laitste schrijffte, de geuangen borger berorende,
ter antwordt doen schrijuen vnse oehem van Gelre, als ghij in injelachte copijen sien moegen. Sus, indieri wij yet guets voir der dairjnne doin moichten lot verlossinge van hoen ende vns dat verwittiget, salmen vns dairtoe van gueden herten geneigt ende bereyt vinden. Godt zij mit v. Gegeuen in vnsen sloite Vollenhoe, den XVIJ° dach in Augusto, anno elc. tertio. Get. H. UUSDEBEKE.
Opschrift: Den eirbaeren, vnsen lieuen vrunden, prelaten en capittulen vnss
vijff goitshusen, ridderen ende knapen vnses Nederstychts, bor- germeistero, schepenen ende raed vnss stadt Vlrycht. Deel, A. 857. Het ingesloten afschrift van den brief van den hertog van Gelder luidt ah volgt ;
cxc.
Dem eerwerdegen, jn Gode hogeboeren fursten, heren Frederick bisschop tUtrecht, ge-
boeren marckgreuen van Baden, onsen lieuen oehemen , Vnsen vruntlichen dienst ind wes wij liefs ind guets vermoigen altijt to vorens, eerwerdige,
jn Gode hogeboeren furst, lieue oeheine. As uwe lieffden ons nv op onse vurschrifften antreflende die gevangen van Vtrecht weder hebben doin schrijuen, onder anderen: dat sulcke ind dergelichen geschele ind gebreken behoren te koinen to gehoir op gewoentlicker mailstat, als Spijkerskamp, nae vermoigen des traclaits, wilner gemaict lusschen onsen vurvaderen, bisschop Rodoloph ende |
|||||
.-
|
||||||
184 FREDERIK VAT* BADE!*, (1503),
hertoich Arnoldt, lofflicher gedachtoniss, allet myt wijder jnhalt jnd begert uwer leeffden schriff-
ten, hebben wij genoichsam verstain. Soe, lieue oeheine, will vns vyt uwer lieffden schrifften, oick na vermoigen des tractaits vurss. beduncken, die stat Vtrecht gehalden wees geweest, al sulcke geschele jnd gebreken, sij tot onsen diener Kustergen vermeynden gebaidt te hebben, bil- licke to gehoir solden hebben laten komen op gewoentlicke mailstede, eer sij hon so vereelten ind onerlich bouen onse guetliche schrifften ther doit gebracht solden hebben, konnen dairomme noch nyet anders mercken, dan men onsen diener so beefft willen verijlen jnd ther doit brengen tot onsen onwille ind wail beuallen vnss vijanden, mer om enige gewoenliche gebreecken tusschen uwer lieffden, ons ind ons beiden ondersaten sijn muchten, wolden wij nae vermoigen des tractaits vurg. vnse rede gerne op gewoenliche mailsteden schicken ind na redenen ind billicheyt dairjn tracteeren ende handelen laten. Oick as uwe lieffden rnede scbriuen, mitten geuangen gheen haesticheit to gebruycken etc. Js deshaluen noch na as vur onse meyninge, den seluen geuangen nyet anders doin noch geschien laten, dan men den onsen onbillich gedain hefft. Vnse Her Got 'moit uwe lieffden vrolich ind gesont bewaren. Gegeuen op onss borch to Nyemegen, op dinxdach onsslieuer Vrouwen dach assumptions, nostro sub secreto, anno etc, IIJ°. Kairle, hertoich van^Gelre etc. jnd greue van Zutphen.
Dee!, A. 358.
CXCI.
De hisschop van Utrecht herigt aan de 3 staten van Utrecht, dat hij Jacob de Edel
tot kameraar van den Lekdijk heeft aangesteld.
Van Goits gnaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden. Eerbaere, lieue vriende. Alsoe, vermits doede Willems van Amerongen, dat camerairscap van onsen Leckedijck ledich geworden js, hebben wij dair mede, soe ons dat op dese tijt te vergeuen gebuert, vnsen getruwen tolner tUtrecht, Jacob die Edele, versien, soe dat hij dat bedienen ende verwaeren sail, dat wij v jnden besten tkennen geuen , zeer vrientlijke begerende, den voirss. onsen dienre dat te willen laeten volgen, ende hem vorder daer jnne hij uwer bederffbehulpelijken ende vordelijken sijn, alse hem te gunnen ende te belieken tgene v beroeren mach, willen wrj omme v in alien gueden erkennen ende jn toecomende tijden onuergeten voir oegen holden. Got zij mit v. Gegeuen op onsen slote tot Duerstede, vpten IIIJen dach in Septembrj, anno etc. ID. Get, STROIJAES.
Opschrift' Den eerbaeren, vnsen Heuen vrienden, prelaten ende capiltulen vnss vijff goilshusen, ritterscliap vnses lants, borgermeister, sccpenen ende raidt vnss stadt van VLrecht. Deel, A. 359. CXCIL
Karel, hertog van Gelder, aan hisschop Frederik van Baden, ter zake der gevangene
Utrecht schen.
Den eerwerdegen, jnne Goede hoechgeboeren furste, heren Frederick, bisscop tUtrecht jnd geboeren merckgraue van Baden, onsen lieven oehenien. Vnsen vruntlijken dienst ind wes wij lieffs ende guets vermoegen altijt too voerens, eerweer- dige, jnne Goede boicbgeboeren furst, lieue oehernen. Uwer liefden scrijften, beruerende die ge- |
||||||
A
|
||||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1503). 135
|
|||||
vangen van Vtrecht, onder anderen innehaldende, woe dat uwe liefden sich op onse voirscrijften
vorder ende jnt lange besproken, oick id tractait tus6chen onsen beiden voirvaderen, lofflijker gedachlen, gemaict, doirsien hedden, dair nae uwer liefden beduchte , dat sich gebuert hedde, wij yerste een bekomen verraempt solden hebben van tgene, wij verkort vermeynden toe zijn vanden van Vtrecht, eer wij die seluen solden hebben laeten vangen, begerende dair online noch, wij onse rede, omme der gebreken will, den XXea dach deser tegenwoirdiger maent op Spijkers- camp schicken jnd hebben wolden etc., allet mit wijder jnbalt uwer liefden-scrijften, hebben wij guetlijke ontfangen jnd verstaen. Soe, lieue oehem, eer wij uwer liefden onse voir antwort ouer sehickten, hadden wij ons oick vp dese gebreken mit onsen reden ende vrienden besproken, jnd den tractait voirss. waill doirsien, soe bedunckt ons noch nae als voir, dat sich billix gebuert ende beteemt hadde, die van Vtrecht een bljeencomen verraempt hadden, eer sij onsen dienre soe oneerlick, sonder manieren van rechten vercellen ende ter doit gebracht solden hebben, js ons dairomme jnd oick, soe wij onse rede ytzont, omme onser menichuoldiger lasten will, toe voele plaetsen schicken jnd hebben moeten, nyet.gelegen, die seluen omme der gebreken will ter plait- sen ind dage voirss. te moegen schicken, mer wanneer enige gewoentlijcke gebreken tusschen uwen liefden, oris ind onser beider vndersaten weren, willen wij dairomme die onse geerne op gelegen plaitse ter dage schicken, jnd dair jnne geschien jnd handelen laeten des billick jnd rede- lick syn sol. Vnse beer Got moit uwe liefden in gesonden waluaerenden lieuen langen tijt ge- spaeren. Gegeuen jn onss stat Aernhem op saterdach post natiuitalis Marie, nostro sub sigillo, anno etc.
Oick lieue oehem, as uwe liefden begeren, wij die gefangen in temelijker bewairnisse wolden
doen balden etc., sail sigh nyet anders befynden zij altijt temelick jnd gebuerlick gehalden sijn, jnd dergelijcken voertaen gehalden sallen werden, des wij ons aen Johan van Roedenborch be- draegen. Datum uts. Kaerle, herlouch van Gelre etc. jnd greue van Zutphen.
Afschrift. Dcel, A. 361.
CXC1IL,
De hisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter dier zake.
Van Goits genaeden Frederich, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbaere, lieue vriende. Uwen brief ons nv gesant, alse vander antwoert, die v tsament-
lijke guet bedunckt op onsen voirracme, laitste jnden capittell aldair bij onsen raeden voirgegeuen als opt capittell generaill te verscrijuen jn saken der gevangen borgeren vnss stat Vtrecht aen- gaende, mit ouersendinge eenre notelen, soe vnse stat Vtrecht aen sekeren steden slants van Gelre doen scrijuen solde, begerende, wij die doirsien ende dair nae oick jnden besten mit vnss stat voirss. aenden voirss. Gelreschen steden doen scrijuen wolden, woe dat uwe scrijften breder ver- moegen, hebben wij guetlijke ontfangen ende waill verstaen. Soe, eerbaere, lieue vriende, alsoe wij laitste tot uwen versoucke onse raeden aldair bij v sehickten, omme' op die laitste antwort, ons van onsen oehem van Gelre gecomen, vnsen voirraeme te doene, alse dat ons guet beduchte men inden voirss, saken niilten yersten capittell generaill verscreue etc., js noch nae wie voir, omme sunderlinge saken ons dair toe merckelijke bewegende, onse bevoelen ende guet beduncken, datmen noch jnden voirss. saken mitten aire yersten ende opt vorderlichste capittell generaill verscrijuen dede, omme dair jnne voir te geuen tueruolch der voirss. saken ende die 6crijften dair jnne |
|||||
136 FllEDERIK. VAN BADEN (1503).
tusschen onsen oeheni van Gelre ende ons ouergegaen sijn, ende ...... soe gehoert, dan dair nae
dair jnne tsamentlijke bij onsen gemeenen staten tgeschien laeten nae vermoegen der notulen ons
nv ouergesant, ofte anders soe dan beuonden ende gesloten sail werden nutste ende beste dienen sail. Got sij mit v. Gegeuen op onsen slote tot Duerstede, vpten XVIIJcn dach in Septembrj, anno etc. IIJ. Get, sthoijaes.
Opschrift: Den eerbaeren, vnsen lieuen vrienden den depulalen der drier staten, thants bynnen vnss stat van Vlrecht bt) een wesende. Deel, A. 362.
CXCIV.
De bisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter zake van de henoeming
van Jacob de Edel, tot kameraar van den Lekdijk.
Van Goides gnaden Friderich, bischop tUtrecht, geboren marggraue van Baden. Erbaren, lieue vriende. Soe als wij anders dages gescreuen hebben aen vnse staten, aen- gaende camerairschap van vnsen Leckedijcke, begerende, dat selue ampt willen laten volgen vnsen dienre Jacob de Edel etc., so ist, dat wij nock begeren, dat ghij den seluen vnsen dienre dat willen laten volgen, so wes aen v come te geuen, ende hem vorderlicke dair jnne willen wesen. Ende waert bij also, dat men dat voirsz. ampt, soe sommigen seggen, bij gebuerten geuen solde, soe behoerde vns dat die yerste reyse te geuen, twelck nyet geschiet en is jn viertich offte vijfftich jaeren, als wij verstaen, meer alltijt een van vns offte vnsen voirvader presenliert ende die bij vnsen staten toe gelaten, als gebuert is van Willem Foyt, Lambert Foet, Florijs van Pallaes, Bartholomeus van Waill ende nv letst Willem van Amerongen; soe is waer, waert sacke, dat men dat bij buerten geuen solde, dat ons dat mitten yersten te vergeuen behoert. Hierommeso is, dat wij begern ende noemen den voirss. Jacob de Edel vnsen dienre, dat selue ampt willen laten volgen, soe wes ghij dairinne te geuen hebben, want wij verhopende zijn, dat hij dat truwelicke ende waill bedienen sail, ende hij dair toe nutte ende bequem wesen sail. Hierinne willent v guet- willig bewijsen, vns deser vnser begerde op dit pas nyet weygeren , alsoe wij v genselicke wail betruwen. Goit zij mit v. Gegeuen in jvnsen slote Duersteden, opten Ven dach in Octobrj, anno XV< IIJ. Get. iiosz.
Opschrift: Den erbaeren, vnsen lieven vrienden, prelaten , decken ende capittule onser vijff goilshusen, riddercn ende knapen vnses lanls, ende bor- germeisteren ende scepenen ende raidt vnser stadt van Vlrecht. Deel, A. 365. cxcv.
Herman, aartsbisschop van Keulen, aan het kapittel van den Dom, ter zake der
pauselijke ajlaatsbullen,
Hermanus, Dei gratia archiepiscopus Goloniensis, princeps elector Westualie Angarieque,
dux et ecclesie Paderbornensis administrator.
Venerabiles, nobis sincere dilecti. Etsi vos non ignorare existimemus, quomodo duobus nunc
annis effluxis Caesarea mlas atque clarissimus sacrj Romani imperij Nurenberge congretatus vnanimj
omnium consensu reuerendissimum in Christo pattern, dominum Rayroundum, sacrosancte Romane
|
||||
EISSCHOP VAN UTRECHT, (1503). , 137
|
||||||||
ecclesie,.. sancte Marie none presbyterein, cardinalem, apostolice sedis de latere legatum, dominum
et amicuin nostrum charissimum, ad hanc inclitam Germaniam aliasque prouincias jdeo admisit et jnduxit, ut populo, sedenti in regione longinqua et in vmbra mortis peccantj, jnduJgenciarum sacratissimuin lumen subministraret, quantis autem diligencia, cura et laboribus hec omnia curauerit, ipsi nos vidimus et experti sumus; jn sui autem status manutencionern et innumerabilium onerum recompensam assignauit eidem reuerendissimo legato totum tuncjmperiumlerciam omnium pecuniarum partem ex dicto jubileo prouenientium, etiam potissimum ab earn causam, quod dictus reuerendissimus dominus legatus nobis sacratissimum jubileum gratis adduxit, per quern multa animarum milia, vt speramus, saluata sunt; verum vbi jam audiuit reuerendissimum quondum senem in apostolatus culmen esse euectum (qui, cum jn minoribus esset, quam beneuolentissime eidem semper fauisse dicitur) et conuentu principum sacri Romani jmperij ad diem festum Vndecim Milium Virginum Franckfordie jndiclo et celebrando ad sanctitatem suam atque sedem apostolicam immorate pater sanctus, ut redh'et, festinare nobis significant. Nos vero eidem reuerendissimo patri sancto de pecu- nijs partis sue tercie in ecclestjs vestris nondum satisfactum esse intelligentes, ao semper dedecus esse et contumeliosum nostre nationi Germanice considerantes, eundem reuerendissimum dominum legatum sine debita et honesta viaticorum sumptorum prouisione hanc nostram Germanicam egredj, cupimus et hortamur, vt, postquam pater siue reuerendissimi commissarij atque nostrj deputatj ad vos declinare contigerit libere, tranquiile et sine quibuscunque difficultatibus dictam jubilei pecu- niam segregari et numerari permittatis, terciam partem in usus reuerendissimi dominj legati deputatam abducj faueatis , et reliquas duas partes sub bona custodia juxta prefatj senatus jmperialis ordina- tione aliorumque administratione siue articulorum tenorem reponi curetis. Jn hoc enim domino et amico nostro, reuerendissimo legato, atque nobis rem facietis gratissimam. Bene valete. Ex arce nostra Popelstorff, sexto decimo mensis Nouembris, anno etc. tercio. Opschrift: Venerabilibu9 nobis sincere dilectis, decano et eapilulo ecclesio
majoris Traiectensis. D, 242.
CXGVL
Burgemeester, schepenen en raad der Had Kampen, heklagen zich aan de 5 kapitte*
len van Utrecht over onregt kun door den Msschop aangedaan. Erwerdigen, wisen ende voirsichtigen bijsonders lieue heren. Want ons ende onsen borgeren
van onsen genadigen heren wart buten manieren van rechte ende redene ouerkst gedaen, ende wij mannichmael an sijne gnade hebben doen veruolgen, sulx muchte achterbliuen, na hide der consul- tacie hyr bij gesonden ende onse rechticheiden, gelijck mennich jaer bouen gedachten der menschen gebruket hebben, vorder rustelick onuerbroeken gebruken, dat welcke van sijnen gnaden, soe id behoort, niet wart ouergelecht, ende niet wal drachlick were, wij sonder onse toe doene onse pri- uilegien ende guede gewoenten solden vorliesen. Js dair orame onse begeren, juwe eerwerdicheiden sijnen ffurstelicken genaden nae inholt der voirsz. consultacie willen onderwisen ende yorderen, op onse costen die drie staten myt enen stemmelicken dach willen verscriuen, jn dien dat uwen eer- werdigen wijsheiden guet duchte, dair wij onse vrende alsdan wiJlen bij uoegen ende ordinieren; anders warden wij gedrungen, gewalt myt gewalt te weder staen, dat wij, kenne Godt, dngeerne sien solden. Ende off uth der seluester consultacien uwe eerwerdicheiden mochten enige dubitacie krijgen (soe wij ons niet en verhopen) senden dair omme onsen pensionarium jegenwordich, die uwen eerbaeren liefften wijder vruntlicken mach toe verstaen geuen, begerende bij den seluen van uwen I. 18 |
||||||||
138 FREDP.RIK VAN BADE*, (1503).
|
|||||
eerwerdicheiden, die Godt bewaere gesont, een scrifftelick anlwort. Gescreuen anno etc. XVC 3-.,
ipsa die presentasionis gloriose Virginis. Borgemeister, scepenen ende raidt der stadt Campen.
Opschrift: Den eerwerdigen, eerbaeren, wisen heren, prelaten, doemdeken,
dekeaen ende capiltelen vanden Doem , van Oud Minister, van Sanct Peter, van Sanct Johan ende van Sancte Marien kercken tot Vtrecht, onsse bijaunderen lieuen heren. Deel, A. 366.
Lecta in capilulo coram V ecclesijs XXV Nob"9 A0. 3°.
CXCVII.
De Msschop van Utrecht antwoordt aan de 5 kapittelen van Utrecht, op deze tegen
hem door de stad Kampen ingehrayte klagte. Van Goits genaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbare, lieue vriende. Uvren brieff ons nv gesant mit copien eens brieffs eude eenre con- sultatien v van onss stat van Campen gecomen, dair jnne vnse voirss. stat Campen onss beclagen van sekere ouerlast, hem van ons geschien soude, begerende dairomme , gij ons nae jnholt der con- snltacien onderwijsen ende capittel generaill der drier staten verscrijuen wolden, dair op gij v mit malckanderen besproken, die sake en weynich ouergelacht ende op onse beuallen ende guetdun- cken een capittel generaill te verscrijuen geordiniert bebben, woe dat uwen brieff breder vermach; bebben wij guetlijke ontfangen ende waill verstain. Dair op, eerbare, lieue vriende, voegen wij v mitten besten te \veten: Alse dat wij ons jnt gene, dair jnne onse stat Campen onss beclaicbt, anders nyet gehadt noch bewesen bebben, dan ouer tgene bij onss ritterscbap ende steden jn die saken der clacbten gewesen ende geclaert js geweest, schijne gegeuen bebben, gelijck als dataltijt van olts bij onsen voirvaderen gewoentlijken geweest ende thent noch achteruolcht worden js, dair wij oick als een lantfurst gene weigeringe, soe waill aen die zijde als aen dese zijde der IJselen op behoeren te doene, woe gij dat selues waill ouerleggen kunnen, Oick bebben wij tgene bij ritteren, knechten ende gedeputierden vrienden onss steden aen die sijde der IJsulen in dese voirss. saken gewesen ende geclaert js geweest, mit ondersoeckinge alles gevoichs, soe voele oris moegelijken geweest js, een deell jaeren opgebolden, in boepeninge die ter guetlicheit gevonden ende nedergelacht solde werden, wie waill nochtans wij van onss ganser ritterscbap ende onsen steden, cleyne ende grote, meer dan eeus veruolcht worden zijn, nae der wijsingen voirss. rechtvtige te laeten geschiene. Ende soe dan die gebreken der saken voirss. sich ter guetlichheit nyet bebben willen laeten vijnden, hebben wij bij ons verscreuen, als wij nv laitste tot Vollenhoe waeren, die voirss. onse ritterscbap ende steden1, cleyn ende groit, bearbeydende noch wat guets daer jnne te vijnden, dat nyet heeft willen wesen; dan hebben onse gemene ritterschap ende steden groit ende cleyn voirss. eendrachtelick, wtgesundert die gedeputierden vnss stadt Campen, ons vpt nye versocht ende dair toe aengeroepen, tgene gewesen ende geclaert ware nae gewoenten vnss lande aldair ter execusien wolden doen stellen, te wetene: den dijckgreue op die bijstere dijcken nae den dijck- boicke te laten berijden, ende Henrick Brouwer pantbrieue nae der wijsingen te geuen, dwelcke wij nyet hebben inoegen weigeren, gelijck gij dat selues waill mercken moegen. Ons solde byer wes van geschien ofte te guetlicheit jnne gehandelt werden, kunnen gij waill voelen, sulx bij onsen gemenen lande, die sulcke vonnisse ende claringe gedaen bebben ende verantwoerden sullen |
|||||
BISSGHOP VAN VTRECHT , (1503). 139
|
|||||
willen, gescbien moste, dat wij v jnden besten tkennen geuen. Got zij mit v. Gegeuen vp
onsen slote tot Duersteden, vpten XXVIIJen dach hi Novembri, anno etc. IIJ. Get. strouaes.
Opschrift: Den eerbaeren, vnsen vrienden, dekenen ende capittelen vnser vijff goitshusen tUtrecht. Deel, B. 200.
cxcvnr.
Fredertk, heer van IJsselstein a an de kapittelen van den Dam en Oude Munster te
Utrechty ter zake van regtsvervolging teg en zijne onderzaten. Eerwerdighe, voirsienigbe ende wijse, bezunder goede vrunden. Alsoe als jc v tot anderen
tijden gescreuen hebbe, beruerende dat proces bangende tusschen v ende onse ondersaten vanden Achtersloet, dair gbij ons jnt lange een antvvorde vp gescreuen hebt, te lanck to verbalenne, be- gherende noch na als voren al sulcks afte willen stellen, ende tot mijnen verhoeren laten staen ende comen, Jn dien gbij in enighen saken vercort zijt, dair sal jc v jnne laten Yerricbten ende jndien gbij oick qualicken gejnformeert zijt, dat dair bij oeck te willen laten, want mij onbil- licken dunct, alsulken verdachvarden jn mijnen lande te geschiedenne, sonder aldair eerst gerich- telick te procederen, want dergelicken in hondert jaren nyet gesien en is. Oeck soe moeten alle vuytsettingben om die sloeten, sluysen ende anders dairmede te onderhaldenne bliuen staen, alsoe als dair nyemant en js, die sich des onderwinden wil, dair dor gbij ende mijn arme ondersaten jn groiten verderffelicken scaden comen zult. Begberen dair om nocb na als yore, alle alsulken recbtvorderingben te willen laten rusten , bijs dat wij bijden anderen geweest zullen zijn, om dair na gelegentheyt vuyt te richtenne, dair jc zeer gbeerne alle mijn vermoghen jnne doen willen, kenne God, die v gesparen wille in langen saligen leuen. Gescreuen tot Brussel den IJ jn De- cembrj, anno IIJ. Ffriderick van Egmont, graue van Buren, tot Lederdam;
beer tot IJsselstein. Get, ^FREDERICK.
Erwerdigbe beren, gbij condt nv wel duncken, dat onse ondersaten in groeten lagen zijn,
ouermits roef ende brant, ende solden zij nv oeck voirder belast werden, dat dunct mij onbillich. Hier vp begbere jc uwe bescreuen antworde mit brenger van desen, om mij dair na moghen weten te richten. Opschrift: Den eirwerdigen, voirsienigen ende wisen , domdecken ende capiltef
ende kercken vanden Dom ende Olde Munster tUtrecht, mijnen goi- den vrunden. Lecta IIJ Dec. anno 3°. Deel, D. 245. CXGIX.
Raymundus3 pauselijk gezant, aan de 5 kapittelen van Utrecht, ter zake der pau-
selijke ajiaatshullen* Nobiles, venerabiles ac egregij domini, catbedralis et collegiatarum ecclesiarum ciuitatis Tra- iectensis prepositi, decani ceterique canonici, amici nostri charissimi, salutem plurimam. Ex copijs.. litterarum bijs presentibus inclusis et alligatis, (quas scripsimus ad capitula ciuitatum metro- politarum Coloniensis & Maguntinensis ad jllustrissimum principem Fredericum, Saxonie ducem, pnncipem electorem ac magnificum coilsulatum ciuitatis Coloniensis), intelligetis, quod non silencio, torpore ac infructuose bactenus nostre legationis tempus peregimus, sed cum multarum animarum 18*-
|
|||||
FREDERIK VAN BADE?*, (1503, 1504).
|
|||||||
140
|
|||||||
(ut speramus) salute ac communi totius nostre legationis populi Militate. Quod si non feoissemus
plura ministerio Dei bona opera in nostra legatione quam desperatam illam humano iudicio pacem inter serenissimum Dacie regem ac potentissimam ciuitatem Lubicensem, quorum manus bine inde ad belligerandum tunc erant paratissime. Accedit etiam ad illam, (quod non ruinoris est glorie) scilicet serenissime regine Dacie ab illo indignissimo captiuitatis jugo liberatio, quam turn censuris ecclesiasticis, turn paternis exhortationibus, turn districtis monitis, collaborantibus nobiscum magnificis viris dominis de consulatu Lubicensi (ut in tractatu pacis promiserant), tandem ex faucibus illorum rebellium et periidorum Suecorum vindicauimus pleraque alia nostra scripta his nostris alligata videbitis lectu dignissima. Et cum his valete felices. Ex Spiro XV Decembris, anno M°D°IIJ0. Get. Vester amicus R. car1'3 gurcen. legatus.
Opschrift: Kobilibus, venerabilibus ac egregiis viris dominis, cathcdralis et collegiatarum ecclesiarum ciuilatis Traiectensis prepositis, decanis ceterisque canonicis, amicis nostris charissimis. Decl, D. 246.
■
Raymundus, pauselijk gezant, aan de 5 kapittelen van Utrecht, ter zelfde zake.
Nobiles, venerabiles ac egregij viri, amici nostri charissimi. Etsi jam diu nobis fuit animus
ad vos mittere ex nostris propter factum terciae partis pecuniae & sacratissimi jobilei ex parte jmperij, tamen liucusque destitimus rati, quod tam pontifex vnuni de suis vel episcopum vel prothonotarium quam caesarea mtas vna cum principibus electoribus aliquos (qui nos exonerarent) deputarent propter dictas pecunias colligendas, ne nos de cetero intromittere cogeremur. De Alexandro autem et Pio foelic. recor. pontificibus morte praeuenlis nihil in ea re obtinuimus; de moderno autem nostro pontifiee, ad cuius etiam sanctitatem de ista re scripsimus, omni die responsum magnis expectamus desiderijs. Jncerti quid hac in re nobis sua sanctitas erit praeceptura, principes autem jmperij tam Magunciae quam Franckfordiae nouissime congregati, nullomodo nos exoneratum iri permittunt, existimantes apud nullum fidelius banc pecuniam conseruari, apud nullum attencius recoiligi quam per nos, qui & substanciam quod aetatis nostre reliquum fuerit libenter expendemus pro necessi' tatibus illis, in quarum fines dictae pecuniae sunt collocatae, quamquam tamen inuitissime (testis est nobis Deus) de tanto nos onere intromittere velimus. Nihilominus infra octo dies, fauentibus superis, expectamus responsum summi domini nostri moderni, post quae habita illico ad vos mittemus pro pecunijs apud vos collocatis, quas ut tunc immediate ad nos transmittere velitis cupimus, ofFerentes vobis nostram operam (postquam Deo duce nostram ad vrbem redierimus) in quibuscunque causis nostrum imploraueritis auxilium. Cum hoc felices valeant dd. vestrae Ex Spiro XVIJa Decembris M0D0IIJ0.
Get* Vester amicus R. carIIs gurcex. legatus.
Opschrift: Nobilibus, venerabilibus et egregijs viris, dominis preposilo,
decano et capitulo insiguis ecclesie Traiectensis, amicis nostris charissimis. Deel, D. 217.
■ .
CCI.
Raymundus, pauselijk gezant, aan de 5 kajnttelen van Utrecht, ter zelfde zake.
Venerabiles et egregij viri, insignis ecclesie Traiectensis decani et canonici, tanquam fratres
nostri charissimi, salutem plurimam. Etsi multis simus vicibus a diuersis sacri jmperii Roman* |
|||||||
BISSCHOP VATf UTRECHT, (1504).
|
|||||||
141
|
|||||||
principibus jllustrissimis cohortati atque admoniti, turn in Maguntium, turn in Herbipolensem, turn
etiam in Franckfordicum dietis, vt ad omnia Germanie loca, (jn quibus sacratissimus jubileus extitit publicatus, pro receptione tercie partis dicti jubilei et confessionalium nobis per jllustrissimum senatum Nuremberge congregatum, totum jmperium in capile et jn membris representantem), nostros deputaremus commissarios, eo quod nullus dictorum principum se de eiusdem collectione jntro- mittere presumpsit, existimantes fortassis apud nullum easdem pecunias securius reponi, diligcntius conseruari quam per nos, qui nedum illas, sed totum quod vite quodque substancie nostre resi- dium fuerit, quam libentissime ac promplissime illos jn fines conferemus, pro quibus apijsChristi fideliura mentibus sunt elargite. Nos tamen a tanto labore et onere malentes esse releuatos (attento quod abutentibus admodum suit llebiles et amare pecunie timemusque plus necessario de eisdem per nos aut nostros quandoque fuisse expensum) semper expectamus, quod pontifex Alexander (ad quern de ista re scrip.simus, iluxit quasi annus, prout ex copijs illarum litterarum presentibus jntroclusarum videre poteritis) ; deinde quod Pius Tercius fe. re. qui, vt dicitur, prothonolarium quendam ad preces nostras ad Germaniam descensuruin ordinauerat; postremo etiam expectauimus, vt pontifex modernus episcopum aut prothonotarium aut alium qualemcumque prelatum dignum ad nos misisset, qui vna cum nostris et ordinariorum locorum commissarijs numeration! dictarum pe- cuniarum seu receptui jnterfuisset, atque de illis imperio ac camere apostolice (que non moritur) nobiscum rationem fecisset, eo quod per mediam ferine Germanie partem dicte pecunie necdum. sint subleuate culpa nostra. Enim vero tamen cum jam eo usque nostre legationis tern pus decursum est atque peractum, vt diutius jn nostra legatione remanere non speremus neque possemus, inultum et varijs nostrum ad hoc jmpellentibus animum causis, neque tantum jn eadem stetisse- mus, nisi promissio liberationis regine Dacie, quam fecimus illustrissimo principi Friderico, pro nostra virili elaborandum nos detinuisset, et assecuralio pecuniarum sacratissimi jubilei moram figere nos coegisset jn Germania, que mora post expirationem jubilei fuit nobis dampnd, quolibet mense, de quadringentis ducatis et etiam, vt oblocutioni et detractioni multorum ignorantium nostre reuo- cationis (vel potius absolutionis) causas resisteremus, pro h on ore nostro ct sancte sedis cum darano fortassis jrreparabili propter electionem pontificum Pii et moderni, de quo tamen minor nobis est cura quam ab aliquo cogitari posset. Venerabiles viri, quia ergo speramus de hora in horam habere responsum nobis gratissimum de
summo pontifice, ad quern misimus cursorem (fluxere quadraginta dies) pro obtinenda redeundi licentia, sine qua cum honore nostram minime possumus deserere legationem, quo habilo decreui- mus ceptum nostrum continuare jter, redeundo ad sanctam sedem apostolicam (que nos emisit) summumque dominum nostrum papam modernum, qui nobis a tempore cardinalatus nostri semper plus quam dominus et benefactor fuit singularissimus, dum jn minoribu^ ageret ofFerendo nobis, cum erat jn Aninione et nos etiam eramus extra vrbem jn ducatu Ferrariensi propter similem causam anno primo Alexandri, dimidiam partem status sui, si apud eiusdem dominum intra Romam stare potuis- semus ; secundo etiam mittere ad vos hucusque distulimus, cupientes quod pontifex et jmperium absoluis- sent nos ab hoc onere potius quam honore, eo quod inuitissime nos preter vitam et necessitatem (que nee Christo Saluatori nostro nee apostolis legem graue predicantibus negata fuit) de pecunijs sacra- tissimi jubilei hactenus nos intromisimus, attento quod vel paucos vel nullos nouimus quam horribiliter vite sue olauserint periodum, qui plus justo aut debito ausu quodam temerario vel receperint vel dare poposcerint de dietis pecunijs, quorum exempla jn presentiarum retexere superuacuum nunc judicamus ministris, prohxum vobis esse ducimus eo, quod non in dispositione sint horninis sed solius Dei, cuius vie loDge a nostris discrepant, cum Deus equissimus, omnium rerun* dimensurator et judex, preter |
|||||||
142 FREDERIK VAN BADEN, (1504).
|
|||||
horribilem illam, acerbam atque damnatam (humana presumptione) mortem temporalem pertimes-
cimus destructissimam tandem post mortem corporis dehijs quam seuissime disquesiturus est ratio- nem, quibus vtinana! non dicatur, quod reprobis dicatur, »jte maledicti etc. Verumtamen cum omnino nos jamjam ad urbem redituri aspirauimus jtineri, quod vix sine magnis possemus perficere expensis , neque preter illas (quas apud vos conseruatas habemus) aliquas ullas reliquas quaspiam scimus, quapropter coacti sumus mittere presentium latores cum plenaria commissione, quos videbitis in dicta commissione nominates, hortantes et requirentes vos, nomine pontificis sancte sedis et nostro, quatenus beneuolos et opportunos eisdem fauoresjmpartiristudeatis, propter -amorem non vulgarem, quern habuimus et habemus ad vos et ad vestram ecclesiam a multis annis, secun- dum quod a Cesare, jllustrissimo senatu et nobis ordinatum exstat, que ordinationes jmmutari non possunt, nobis non consencientibus, quas si aliqui male consulti, ut credimus. via facti jnfringere per- moliti sint, bee fecerunt, quia nohiimus plus complacere hominibus quam Deo, memores eorum, que dixit Christus suis apostulis, dico autem vobis amicis meis, ne vereamini ab hijs, qui occidunt corpus, et post hoc non habent amplius quidfaciant; ostendam autem vobis, quern timeatis, timete eurn qui, postquam occiderit, habet potestatem mittere in jehenna; jta dico vobis, timete." Ceterum cum non satis dolere possumus et admirari, quod multis in locis, proth dolor! a quibusdam attemptari visum est, qui insaciabilis auaricie cupidine alios sunt exetati, quod decimare ac partiri dictas conantur pecunias ipsasque student diripere, quasi prede aut aucupio derelicte forent, nunc petendo mercedern pro commissarijs, nunc pro campanarijs, nunc pro dampnis fabrice, nunc pro subsidijs eiusdem} que omnia nichil ad rem iaciunt, male ad memoriarn reduccntes eorum, que con- tinents jn bullis apostolicis et in breui nobis a pontiiice Alexandro destinato, cuius copias hijs jntrocludi iussimus. idem etiam valde jmmemores, qui jam jllicita voragine pecunias ohligurire cupiunt dicti jubilei, quanta jnprimis Domino nostro Saluatori, de cuius fidei periculo agitur, atque sponse sue ecclesie Catholice debeant, in quibus jnsuper et quantis obligati sint sacro jmperio Romano ac proximis suis, dirissimis Turcarum mactationibus expositis, qui verisimiliter (illud quod psal- mista aijt) ad nos jn dies acclamitant, facti sumus opprobium vicinis nostris et jllusio hijs, qui in circuilu nostro sunt, neque de talibus aliquis existit, qui eosdem exaudire velit. O male Concor- des , nimiaque cupidine ceci, nulla fides regni sociis etc.! qui dicti auarissimi pecuniarum com- mestores, adeo eorum ducuntur cecitate, vt cum nichil, quod ad tarn pijssimum opus neces- garium contribuant, inuenire velint, tandem vereri et perhorrestere deberent huiusmodi friuolas, sacrilegas et perditas molestias, nobis nostrique similibus sancte sedis legatis jn numeratione pe- cuniarum opponere, cum magis secundum juris diuini et humani dispositionem omnes spirituales pro sue vocationis statu tenentur jmpendere et exhibere honores, obedientiam , et vbi opus erit, subsidia quoque, quam exconari aut illicito modo aggrauari, ac si essent questores sancti spiritus sancti Anthonii aut alterius cuiusuis sancti, quos bene (neque sine eorum dimerito) circumcidere et deglubere nouistis, cum dicti questores in eorum questura populum jnterdum magis ad praua peruertant, quam ad meliora erigant. Praeterea etiam dictos auaricie veneno inebriatos, quos amor et obediencia debita erga sanclam sedem et nos ab eorum malo proposito non reuocat, saltern jngratitudinis ac contumelie vitium compescere deberet, ne in gratiarum a nobis recepta- rum recompensam pecunias expeterent, quibus nos (nemine sollicitante, aut collaborante nobiscum) sacratissimum adduximus jubileum, quern alie nationes pretio et precibus impetrare opportuit mag- nis, qui etiam totum statum nostrum, quern habebamus in vrbe, quam paratissime dereliquimus, vt populo Germanic jn regione longinqua et in vmbra mortis peccanti sacratissimarum indulgen- tiarum splendore illustraremus, pacemque vniuersalem in ecclesia Dei, et realem expeditionem |
|||||
BISSGHOP VAN UTRECHT (1504). 143
contra perfidissimos Tburcos (quantum nobis esset possibile) excitaremus, prout bene de nobis fldem
fecit fe. re. pientissimus Pius Tertius in litteris quibusdam (quas ex Viterbio cuidem sollicitatori regio tunc in urbe existenti scripsit) postquam sine culpa et peccatis nostris conspexisset nos ad- uersis emulis prosecutum jri, de bono opere nos lapidare satagentes. Tamen jlle Optimus Maximus Deus, solita sua pietate, hucusque in manus calumpniantium et prosequendum nos minime incidere permisit, prout etiam jllustrissimi principes in Franckfordicum dieta nouissime congregati, atque etiam alij, qui erant jn desperata nostra pace Lubicensi bene de nobis testati sunt. Jtem deberent etiam tales attendere, quod omnibus principibus, prelatis et capitulis aut eorum familie de talento nobis credito, id est de facultatibus nostris, libenter gratis inseruiuimus, quantum cum Deo po- teramus. Jtem preterea multa destinauimus documenta salubria magnis expensis ad loca (in quibus pro-
pria non potuimus comparere persona) presertim vt libertatem ecclesiasticam (quam ex officio nostre legationis exauctum jri cupimus) pro virili nostra defenderemus, illorum tamen omnia multi, (vt Johannem Herodes predicantem surda aure spreuit) exaudire noluerunt, et precipue jnter hos magis sunt illi culpandi, qui, postquam a nobis inultis fuere condonati gratijs, facullatum nostrarum etiam pecunias a nobis expetere non erubuerunt. Et quod beneficiorura omnium, que contulimus jn Ger- manos, maximum est, quia a decimarum solutione orancm Germanie clerum jndustria et suppu- tatione nostris liberum et jndempnem conseruauimus, quas tamen vniuersalis ecclesie clerus, etiam ipsi domini reuerendissimi cardinales exonerunt (?), de quarum auctoritale, quam nobis dictus pontifex Alexander per bullas suas plumbatas denunciaret, commisit, mittimus vobis earumdem copias im- pressas, quamquam credamus nos antea vobis misisse, ut eo crebrius ad mcmoriam reducatis, quam maximo beneficencie munere vos omnes sub nostra legatione prosecuti simus. Requirimus ergo et paterne hortamur vos omnes, vt sine quauis molestia et difficultate banc pecuniam ad nos cum presentium latore transmissam curetis, deductis tamen moderatis expensis, in publicatione jubilei factis, quoniam nostre non sunt dicte pecunie neque cuiusuis viuentis , nisi eo modo, quo per pontificem , imperium et nos declaratum atque statutum extat. Ergo ad nullum locum (etiam sacrum) de hijs quicquam contulimus aut impresentiarum collatum jri paciemur, auro enim non placent (?) sacra. Demum mittimus etiam vobis litteras domini reuerendissimi et jllustrissimii pxincipis domini
Goloniensis (fluxere bene quatuor menses) conscriptas, ex quibus considerabitis, quo modo sua Excia ceterique Romani imperii principes electores per nos bee ita fieri voluerunt, ex quibus etiam potissimum considerabitis argumentum , quod non curamus ea , que nostra sunt, sed potius que domini nostri Jhesu Ghristi, eo quod tarn diu eas apud nos conseruauerimus, ne antea ad vos mi- simus pro dictis recipiendis pecuniis, sed semper alicuius ex vrbe aduentum, ut supra diximus, expectauimus. Preter hec omnia timor etiam nos occupat, ne aliqui post recessum ex Germania nostrum sortem super dictam pecuniam mittendam, quisque partem et tunicam de eadem accipiat, cui facto atrocissimo ad mortem inclusiue resistere voluimus, ne populus simplex de nobis scandali- zetur atque contra sanctum murmuret, seruus enim sciens voluntalem domini sui et non faciens earn , vapulabit plagis multis. In summa omnium, ut breuiter concludamus, quicquid in causts vestris aut ecclesiarum
vestrarum vnquam (postquam ad urbem redieremus) possemus, posse autem multa apud modernum pontificem, confidimus, pollicemur vobis omnibus operam beneuolentiam et, vbi opus erit, protec- tionem nostram, plus quod gratis vobis expedituri quam precibus et pretio magni (equidem vix etiam obtinebitis) apud alios sfficere possetis, Et cum bijs bene felicesque valete, quibus omnibus |
||||
FREDERIK VA>* BADEN, (1504).
|
|||||||||
144
|
|||||||||
nostrum ad urbem regressum optamus esse commcndatissimum. Ex ciuitate Spirensi, prima January
anno M°. D\ IIIJ°. Get, vester bo^us amicus.
CARD"5 GURCEN. LEGATUS.
Opschrift: Venerabilibus et egregijs viris doroinis, preposilo decano celerisque cano-
nicis ecclesie Traiectensis, amicis nostris lanquam fratribus charissimis. Lecta in capitulo VIIJ Febr. anno quarto., Deel, B. 202.
ecu.
Philips van Oostenrijk verzoekt bet kapittel van den Dom te Utrecht om Adriaan
Florensz* met eene kanunniks prebende te hegiftigen, Philippus, archidux Austrie, princeps Hispaniarum , etc.
Venerabiles, amici nostri dilecti, salutem, cum prompto animo complacendi. Gum honorabilis
deuotus inagister Adrianus Florentij, sacre theologie professor, decanus sancti Petri opidi nostri Louaniensis, ob doctrine virtutumque merita et ccteras animi sui dotes nobis et vniuersis aulicis nos- tris admodum gratus acceptusque existat, vt non immerito dignam eius promotionem etiam sponte nostra propria desidercmus, presertim jn ea ciuitate vnde originem trabit, cum id nedum nobis gratuiu et sibi vtile, sed ad promoventium eum honorem atque decorem procul dubio futurum speremus. Vestras dilecliones jdcirco hortamur atque ex animo requirimus, vt si umquam rem nobis gratam exhibere voluerint, dictum magistrum Adrianum, conterraneum suum, vnanimitcr et con- corditer (etiam cum concensu jllius, qui in ordine vicis sue conferendi crit) sub expectatione prime prebende jn ecclesia vestra vacature nostro jntuitu in confratrem et canonicum creare, atque de ilia prouidere velint cum vicariis ad hoc requisitis , quod nobis post litanias orationesque et pro- cessioncs , quas per vestras dilectiones pro salute ac reditu nostro effusas fuisse perc-epimus (vnde etiam ingentes gratias habemus) data occasione id libenter recognituris pergratum erit jntelligere, responsum vestrum desuper cupide expectaturis et prompto animo, si quando opus erit, vicissim promeritis erga easdem vestras dilectiones, quas Deus ad vota conseruet. Ex opido nostro Bru- xellensi, die XV Januarij XVC IIIJ". Get. phe. lager dublioul.
Opschrift: VenerabiliDus, decano et capitulo cathedralis ecclesie ciuitatis
Traiectensis, amicis nostris sincere dileclis. Deel, D. 249.
CCIII.
Philips van Oostenrijk verzoeht van den bisschop van Utrecht deze begiftiging bij
het voornoemd kapittel te bewerken. Venerande in Christo pater, jllustris princeps, consanguinee nosier carissime. Scribimusjmpre-
sentiarum venerabilibus, decano et capitulo ecclesie vestre Traiectensi jn fauorem honorabilis et pre- docti viri, magistri Adriani Florentij, theologie professoris, decani sancti Petri opidi nostri Louaniensis nobis sincere dilecti, cuius promotionem ob singulares eius virtutes amraique dotes sponte propria plurimum desideramus, presertim in loco suo natiuo , requirentes idcirco dictos decanum et capi- tulum, vt nostro jntuitu sub expectatione prime prebende vacature eundem jn canonicum creent, et de jlla sibi provideant, Hortamur etiam paternitatem vestram reuerendam , et cum affectione |
|||||||||
BISSCHOP VAN UTRECHT (1504).
|
|||||||
145
|
|||||||
rogamus, ut nostra contemplatione apud prefatos decanum et capitulum auctoritatem suam jnter-
ponere et tantum apud eosdem efficere velft, quod nostro jn hac parte desiderio effectualiter satisfiat, quemadmodum per nos jn rebus sibi gratis vicissim fieri Yelit, quod cum ad ecclesie ornatum et decorem turn digni viri promotionem cedet p et jn hoc rem nobis gratissimam exhibebit eadem v. paternitas reuerenda, mutua beneuolentia occasione recognoscendam erga eandem, quam Deus felicem conseruet. Ex opido nostro Bruxellensi, die XV0 Januarij, anno XVC IIIJ. Consanguineus vester Philippus, archidux Austrie, princeps Hispaniarum, Get* pee. lager dublioul.
Opschrift: Ueuerendo jn Chrislo patri, jllustri priucipi FM episcopo Traiectensi,
consanguineo nostro charissirao, Deel, A. 369.
CGIV.
De hutchop van Utrecht ondersteunt het verzoek des aartshertogs bij de 5 kapittelen
van Utrecht, Fridericus, Dei gratia episcopus Traiectensis, ex marchionibus Baden.
Venerabiles, nobis m Chris to dilecti. Binas recepimus litteras serenissimi et jllustrissimi principis, domini Philippi archiducis etc., principis Hispaniarum, domini et consanguine! nostri charissimi, vnas ad nos, alias advosdalas, quas vobis transmittimus nostras vnacum hijs inclusas, volentes vt in eis videre poteritis. Et cum persona ipsa, que nobis etiam antea ab alijs plurimum commendata ac admo- dum digna existit, cuiusque fama turn litterarum scientia turn animi virtutes, in tota Alamania multuni pollent, mereatur, vt earn fauore prosequamur generoso, perpendente3 etiam quod nobis et ecclesie nostre ipse magister Adrianus apud principem et alibi seruire et vtilis esse possit; hinc est quod vos ex corde et quantum possumus seriosius rogamus, quatenus dicti principis et nostro etiam suarum virtutum intuitu velitis prefatum magistrum Adrianum juxta principis preces sub expectationc prime prcbende vacature in canonicum creare et de ilia sibi prouidere. Jn hoc enim principi et nobis rem exhibebitis gratissimam, data occasione recognoscendam et, licet plene confi- damus vos hoc non dencgaturos principi et nobis, petimus nihilominus responsum preseriti nuntio ad significandum ])rinqipi. Valete domini felices. Ex castro nostro Duerstede XXVIIJC Januarij, anno XVC quarto. Get* H. HUJSDEBEKE.
Opschrift: Venerabilibus, nobis in Chrislo dilectis, decano et capitulo
ecclesie nostre maioris Traiectensis. Deel, A. 368.
ccv.
Burgemeesteren, schepenen en raden der Had Kampen verzoeken aan de 3 staten van
Utrecht, om, aloorens den hertog van Saxen en de stad Groningen op hunne
nevensgaande schriften te antwoorden9 het eerst hun gevoelen deswege te vernemen,
Weerdige, wise, vrome ende voirsichtige, bisonder lieue heren end guede vrunde. Die hoich-
geboeren forste, hertoicb Georien toe Zassen etc. heft nv an vnsen genedigen heren ende anderen
onsen vrunden ende ons jn geliken doen scriuen , als juwe weerdecheiden sien mogen jn copien
"van sijnre geschriften dair van in schrifte vnss g. heeren van Vtrecht jngelacht, soe wij vermoden
uwe eirberheyden wel jn geliken verstaen ende ontfangen hebben, dairop die iorst toe Zassen sijner
I. 19
|
|||||||
146 FUEDEIUK VAN BAOEX (1504).
g. treflike rede toe Vollenhoe -voir onsen g. heren, ritterscapp ende dcpulierden raitsvrunden der stede
an dese sijde der IJszelen gegat ende geuoget hebben, vervorderende ende begerende die eyntlike antvvoirde O]) sulke scriften, als sijne genaden an onsen g. heren ende den steden ghedaen heft. Ende soe dan onsen g. heren mit ridderscap ende den slcden an desse sijden met en geboirt, op sulke ende der geliken saken allene antwoirt toe geuen ende toe handelen , dan mede bij "\veten ende toedoen van uwen weerdegen eerbarheiden, wanttet ene gemene lantsake is, ende den gemenen lande des Gestichtz -van Vtricht beroirt ende angaet, soe is die eyntlike antwoirt vertogen, hent ten tijden uwen weerdecheiden sulxs voir geholden weer, ende juwe menijnge dair op weder vernoemen hadden. Begeren dair omme guetlike, soe uwe wijsheiden dair jnne behoeren voer toe raemen, alst ouergelacht is, dat uwe liefden des voirss. forsten van Saszen scriften doirsien ende mitten besten wijslicken ende wal ouerleggen willen, ende ons dan mitten aire jersten juwer liefl'den me- mijnge ende guetdoncken clairliken doen scriuen, om wij sijne g. ene behoiflike antwoirde mogen helpen ordineren. Verlaten wij ons-gansliken om deselue uwen weerdigen ende eirbaeren liefden tot langen tijden, Gode Almechlich salich ende gesont beuoelen, vpten XXIIJlcn dach in Maio, datum anno VGIIIJ. Burgermeisteren, scepenen ende raide der stat Campen.
Oic, eerbaere, lieue vriende, heft die stat van Groenijngen vnsen genadigen here nv oic doen
scriuen, als ghij sien mogen jn copien van oeren brieue, jn sijnen g. brief gelacht, ende oic oir vriende dair op bij vnsen gen, heer ridderscap ende steden voirss. gehat, vorderende de eyntlike antwoirt. Dus begeren wij die copien wel doirsien willen, ende ons dair van uwe guede menijnge ende guetdonken ouerscriuen , omme de stat van Groningen dair nae oic ene geboirlicke antwort toe mogen geuen. Datum ut supra. Opschrift: Den weerdigen, edelen, cirbern, gestrenge ende wijsen, prelalen,
deken ende canittel des vijff godeshuisen, gemene rillerscap ende steden der Nederstichtz Tan Vtricht, ynsen lieuen heren ende bi- sonderen guede trunden. Deel, A. 374, 375. De -brieven aan de 3 staten van Utrecht geschreven door de ridderschap van Salland,
Twenthe, F'ollenhoven en Drenthe Deel A, 376; door hm'g., schep. en raad der stad Deventer, Deel A, 378, 379 en door burg., schep. en raad der stad Zwolle, Deel A, 380, 381 zijn «a- gegenoeg van demelfden inhoud. CCVI.
De bisschop van Utrecht verzoekt aan de 3 staten van Utrecht* zich over de toegezonden
schriften van den hertog van Saxen en van de stad Groningen rijpelijk teberaden,
en hem deswege hun gevoelen mede te deelen.
Van Goits gnaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden,
Eerbare lieue vriende. Die hogeboeren furste, vnse lieue neue, heer Joeryen, hertouch toe
Sachsen etc. heeft nv aen ons ende oick, soe wij verstaen, aen vnse 6tat van Vtrecht ende anderen
vnsen steden aen dese zijde der IJsulen doen scrijuen, als gij sien moegen jn copien van sijnre
liefden brieue dair van hyer jnne gelacht, dair op sijne liefden vorder hoere trefflijke rede al-
hyer voir ons ritlerschap ende den gedeputierden raitsurienden vnss steden onss lande aen deze
zijde der IJsulen gehadt ende gevoicht hebben, veruorderende ende begerende die entlijke antwort
|
||||
BISSCHOP VAS UTRECHT, (1504). 147
vp sulcke scrijfte, als die voirss. onse neue liertoch toe Sachsen etc. als voirss. aen ons ende vnsen
steden gedaen heeft. Ende soe dan ons mit vnss ritterschap ende steden aen dese zijde der IJsu- len nyet en gebuert, op sulcke ende der gelijcken saken allene antwoert te geuen ende te handelen, dan inede bij weten ende toedoen van v, als die steden van onsen lande aen die zijde der I Jsulen, want ene gemene lantsake js ende onsen gemenen landen merckelijken beruert ende aengait, soe hebben wij die entlijke antwoirt vertoegen ende opgeholden thent wij v sulx voirgehalden ende uwe meninge dair op weder vernoemen hadden. Sus begeren wij zeer guetlijke, soe alhyer bij onsen gemenen landen ouerlacht worden js, dat gij daer jnne behoeren voir te ramen, dat gij onsen neuen herlogen toe Sachsen etc. scrijften waill doirsien, v dair op wijselijken ende waill beraden , ende ons dan mitten aire yersten uwe meninge ende guetbeduncken clairlijken scrijuen, soe dat wij dair nae mit onss ritterschap ende steden onss lande aen dese zijde der Usulen onsen neuen herto- gen toe Saxen etc. ene behoirlijke antwoert ordinieren ende geuen moegen. Onse Heer Got zij mit v, Gegeuen vp onsen slote tot Vollenhoe vpten XXIIIJen dach in Meije, anno etc. Ill J. Get. STttOYAES.
Opschrift: Den eerbaeren vnsen lieuen vrienderii prelaten, dekenen ende
capittulen vnss vijff goilshusen , riddere ende knapen vnses 'iants, borgermeisleren, scepenen ende rade vnss slat ende steden vnses lants van Vtrecht aen die zijde der IJsulen, dair Vtrecht stait. Deel, A. 382. Oick, eerbare lieue vriende, iieeft onse slat van Groeningen ons nv oick doenschrijuen, als gij
sien moegen jn copien van hoeren brieue hyer jnne gelacht, ende oick boer vriende dair op bij ons, onss ritterschap ende steden voirss. gehadt, vorderende die entlijke antwoert; dus begeren wij dat gij die copien waill doirsien, ende ons dan dair van mede uwe meninge ende guetbeduncken ouerschrijven ende onss stat van Groeningen dair nae oick ene gebuerlijke antwoert te moegen geuen. Datum Deel, A* 382.
Ilet in dezen brief besloten afschrift van het schrijoen des hertogen van Saxen aan den
hisschop Inidt als volgt; ccvir.
Dem erwirdigen in Gott vatter vnd hochgebornen fursten, vnserm lieben heeren vnd
oeheymen, beren Friderichen, bischoffen zu Vtricht, vund marggrauen zu Baden. Vnser fruntlich dienste vund was wir liebs vund guts vermogen allsijt zuvor. Erwirdiger jn Gott vatter vnd hochgebornen furst, lieber here vnd oeheym, Vwez liebde ist vnuerborgen, wie die stadt Gronijngen sich dem hochgebornen fursten vnserm lieben beren vnd vatternseligen, heren Albrechten ettwan hertzogen zu Sachssen etc. vund vns als gubernatorn ynd poteslat des heyligen rychs, geburliche pflichte vnd anders, was sie dem heyligen rijche zutun schuldig sin, biszheer nit alleyn geweygert, sunder auch mercklichen jnbalt vnd hinderunge getan, die Vmblande vnd ander vnser lande, die vns von wegen des heyligen rijchs zusteen jn nutzleche vnd gute regie- rung zu stellen, auch noch taglich ijntragk thun, vnd sich des alles widder Gott, ere vnd recht, vnderstanden, do durch gemelten vnsern heren vnd vattern seligen, vnsern bruder vnd vns, jn merckliche beswerung, vnkost vnd scheden gedrungen, darumb vns gegenthal wal gezimpt hette. So aber die van Gronijngen, zur zyt als wir vnser notturff widder sie zu begijnnen jn 19*
|
||||
FREDER1K. VA5 BADE*, (150ij.
|
|||||||
148
|
|||||||
vbung gestanden, jre sache anden hochgebornen fursten, vnsern lieben oeheyin, heren Pliilipssen,
ertzhertzogen zu Osterrich etc., erbotten, vund wir allzijt meer geneigt geveest, friedlicher wijze vnser gerecbtigkeit zu bekommen, haben wir usz verwantnis vnd angeborner fruntschafft vnser gebreche widder die Yan Gronijngen zu verhoere vnd zimlecher handlung aucb an gemelten ■vnsern oeheym gestellt, vnd als sinre lieb, am sonabendt nach Quasi Modo Geniti nestuerscbienen zu Brussel, vnser vnd die van Gronijngen notturfftiges vortragen bat jnnemen, vnd nach verboerter sache beyden parthijen vns ind den von Gronijngen nacb vil bandelunge, so jn der sacben ver- lauffen , siner lieb entlich meynung guetlichs entscheits vorbalden lassen, wie uwer leeb usz jnli- gender zedell verzeychent befinden vund yeglichem tbeyll, vns vnd den van Gronijngen sollchen vorscblagk von nestuergangen sanct Marlics tag vier wochen langk jn bedacht gegeben, den sinre lieb zu ader abzu schriben, vnd bijnnen den selben vier wochen vff beyden theylen gullichen anstandt zu halten, das wir, desglichen die van Gronijngen, also bewilliget; vund ob wir woll jn sollichen vnsers oeheymen vorslagken inerglich nachteyll vnd beswerung befunden, die wil wir aber zuuor vns gegen siner lieb bewilliget jn diser sache der billicbeit siner lieb zu verfolgcn, vnd entlicher furslagk von siner lieb zimlich gelijch vnd treglich angeseben vnd bedacht ist, haben wir vnser verwillung zu volgen, eer dan wij usz siner lieb landen geschieden , desselbigen siner lieb furslagks zu geleben zu gescrieben , vnd sin ane zwijuel, die will sollicher furslagk der stadt Gronijngen usz vil vrsachen nutzlecher dan vns anzunemen ist, sie werden dairjn zu bewilligen nich weygern; so sie aber den abslaghen, alsdan jst jr muUvill, den sie gegen Romischer kor ml vund das heylige rijche, truth widder ge- melten vnsern oeheymen, vns vnd andere vnser heren vnd frunde gedencken zuverfuren, zu ermes- sen, vnd will vns alsdan init hilff des Allmechtigen Gots, Romischer koniglecher maiestat, vnsers lieben oeheymen, ertzhertzog Pliilipssen, der wir vns jnder von Gronijngen weygerung hoichlich getrosten, auch ander vnser heren vnd frunde bijstandt geburen, der wegen zu gebruchen, da mit wir jrem mutwillen widdersteen, vnd sie zur billecheit bringen moegen. Nachdem wir aber wis- sen, das die von Gronijngen sich vwer lieb vnd vvver lieb Stiffts verwanlen jn desem jrem mut- willen vil getrost, sie auch bij vwer lieb bandthabung befunden, villicbt vwer lieb Stiffts ge- rechtigkeit, so die an der stadt Gronijngen zu haben vermeynen, su erhalten; wollen wir vns vnzwiuelich versehen, dei wll jn vil berurten vnsers oeheymen, ertzhertzog Philipssen vorskge vwer hebden Stiffts gerecbtigkeit, ob der eltwas daran haben soil, an keynen ordt abbruch geschicht; wir auch nyemals begert auch noch nit begeren, vwer Hebden, oder derselben Stillt, jn deni oder anderen sin recht zu swethen; vwer lieben werden vnsers furnemens widder die von Gronijngen, ob wir, wie oben berurt, dar zu verursacht werden, nicht beswrerung tragen, sich auch der von Gronijngen mit schutz oder bandthabung wridder vns, als gubenator Romischer koniglicher maiestat vnd des heiligen rijchs , dem vwer lieb nicht weniger dan wir verwandt vnd des selben gerecbtigkeit zu erbalten schuldig sin, nicht annemen, vns auch jn vnserm begijnnen keyn hinderunge thun, sonder fruntlick hilff vnd bijstandt geleysten, als wir in glichen vnd andern fellen bij vwer lieb zutun geneigt sin. Vund ob wir wol jn dem alien keynen zwijuel tragen, docb so bitten wir fruntlicbs vlijs, vns bier jnnen vwer lieb willen zu vermelden, dar nach zu richten vund sich fruntlich gegen vns zu bewijsen, als wir gantz vertruwen tragen, sin wir geneigt gutwillig ge- gen vwer lieb zu verdienen. Geben jn Memblick, sonabendts nach jnuentionis Crucis, anno Domini XVC quarto. Georg, van Gots gnaden hertzog zu Sachssen, landtgraue
ia Thuringen vnd marggraue zu Mijssen etc. Deel, A. 335, 386.
|
|||||||
BISSCHOP VAX UTRECHT, (1504).
|
|||||||
149
|
|||||||
Met navolgend afschrift was bij dezen brief gevoegd.
CGVIIL
Vorschlagk ertzhertzog Philipssen etc.
Jteni. Das die van Gronijngen sollen bewilligen vnd sich verpflichten, hertzog Georgen vnd
hertzog Heinricben van Sachssen etc. vnd jren erben, als gubematorn vnd potestaten Romischer koniglicher maiestaat vnd des heyligen rijchs, alles zu pflegen das sie Romischer koniglicher maiestaat vnd dem heyligen rijche schuldig sin vund vormals getan haben, doch vnscbedlich des Stiftts zu Vtricht gerechligkeit. Jtem. Die van Gronijngen sollen audi der Vmblande forder gantz mussig gaen, sich daer
jnneii eynichen gezwangk zu haben nicht vndersteen, vund den vorgeschrieben fursten gar keynen jniragk tun, die nutzlich gelijck ander Vrieslandt jn gute regierung zu stellen, doch das eynein yeglichen sin recht, was er vff die zijt mit recht erblich dar jnnen gehapt, blijben soil. Vnd vmb die scbeden, die hertzog George van Sachssen etc. vff hohe summa jm vortragen
hat taxieren lassen, sail vff hertzog Philippen steen, beyde partb mit vvissen gutlicb oder durch rechtlich erkendtnisse zu ertscheydem Deel, A. 388.
Het in den brief des bisschops vermeld afschrift van bet schrijven van de stad Gro-
ningen is van dezen inhoud: CGIX.
Den hoichweerdigen, doerluchtigen ende hoichgebornen fursten ende heren, beren Fre-
derich , biscop tUtrecht ende geboeren marchgreue van Baden, onsen genedigen lieuen heren. Hoichweerdige, doerluchtige, boichgeborne furste, gnedige lieue heer. Soe onse gedeputierde
rade ende vriende, dewelcke wij tot versoeck des doerluchtigen ende hoichgebornen fursten ende heren, heren Philips; ertshertoge van Oestenrick, hertoich van Burgundien etc., nv bij sine , furstlike genaden , om aldair to trateren ende to handelen myt den doerluchtigen ende hoichge- bornen fursten ende heren, heren Georgen, hertogen van Saxen etc., ofte siner genaden rade in sodane scelingen ende gebreken, als tuschen sine genaden op de ene ende oris op de andere zide wesen moegen , geschicket «nde gehadt hebben, nv weder bij ons gecomen, ons onder anderen jngebracht hebben, wo de voirg. furste van Saxen nocb van ons en juwer gen. stat hiereernstlike ende stantelike eyschende ende versoekende is, dat deselue juwer g. slat sine g. hulde, cede ende plicht doen solen, de selue sine gnaden to willen, ende solen doen allent dat gene, dat de seine juwer g. stat den Roemschen rijke sculdich is toe doende; welke siner gnaden eysch, so ons de jn gener manieren redelick, teemlick noch lijdelijck beducht heift, js dair omme van ons ganslike geweygert ende affgeslagen; ende soe wij dair omme wt siner g. rade druwende woerden 3 den onsen jnden voirg. handel toegesecht, ende anders siner g. oerloge ende gewelt bevruchtet ende dair op verdacht moten wesen, geuen wij dair omme dit juwe f. g., den welcken als onsen recli- ten lantfursten ende beren dat merkelike mcde to kompt ende antreffet, oitmoedelike to erken- nen, mede de selue juwe f. g. om troest, raet, hulpe ende bijstandt anstandeliken anropende; ende begeren oitmoedelike, juwe f. g, ons nv sonder langer vertoch een touerlaticb antword, dat welcke wij went to noch, na mennich veruolch dairom gedacn, nyet hebben erlangen mogen, verwittigen |
|||||||
150 FIYEDERIK VAK BADEN, (1504).
willen bij dess bode, wat wij ons des troestes, rades, hulpe ende bijstandt tot juwer f. g. verhopen
ende vastlike vorseen solen mogen, want ons dat van noden is to weten, op dat wij onse dingen dair na schicken ende ons dair na hebben ende holden solen mogen. Dat willen wij altijt rayt liff ende gude na alien onss vermogen geerne dancbarliken weder vorschulden ende vorderen te- gens de selue juwe f. g., de Got de Heer salichliken gesont bewaren will. Gescreuen vnder vnss secreet, op sunte Johannis dach ante portam Latinarn, anno etc. quarto. Borgermeisteren ende raed der stat Groningen.
Deel, A. 387.
ccx.
De bisschop van Utrecht verzoekt den domdeken Ludolf van Veen^ hem toetezcnden
een vidimus van het verhond tusschen Arnold, hertog van Gelder en bisschop Rudolf van Diepholt gesloten. Van Goits gnaden Friderich, bisschop tUtrecht, geboren burggraue van Baden. Erbare, lieue getruwe. Wij verstaen, woe bij tijden bisschops Rolofs, vnzes voirvaders sali- ger gedachten, tusschen sinre liefde ende herlocli Arnt van Gelre ein tractait gemaikt is, dair van wij nw een geloflich vidimus tot eenre dachfaert, die nv in vnsen lande van Ouerijssel ge- holden werden sail, te gebruycken van groter noeden hebben. Begeren dair omme van v, ghij ter stundt aen darnach willen vernemen jn den capittelhuys tUtrecht ofl'te bij burgerineister ende raidt alldair, wair die- originale brief vanden voirss. te vijnden zij , ende vns dan sonder vertreck een vidimus onder vwen offte vnses officials zeggel laten maiken , ende bij desen tegen- woirdigen boden alhier senden; verlaten wij ons guetzelicke. Goit zij mit v, Gegeuen in vnsen slote Duerstede opten XXVIJCU dach in Julio, anno XVC IIIJto. Get. hosz.
Opschrift: Den erbaren vnsen lieucn getruwen raidt, meysler Ludolph van den Vene, doemdeken vnser kerchen ten Doem tUliecht. Deel, A. 392.
CCXL
De bisschop van Utrecht verzoekt aan den domdeken Ludolf van Veeny om kapittel
generaal te beleggen, ter zake van ontvangen schriften des aartshertogs van Oos-
tenrijk, hetrejfende den oorlog tegen den hertog van Gelder*
Van Goits genaden Friderich, biscop tUtrecht, geboren rnarcgraue van Baden.
Erbair, lieue getruwen. Op gisteren auondt sindt vns van vnsen lieuen heeren ende neuen ,
erlhertoch Philipssen etc., gekomen seckere schrifHen, aengaende die vehdc ende oirlage, die sijn
liefde tegens dat landt van Gelderen voirnemen will. Ende want dan sulcke sijnre liefde be-
gerde nyet alleen vns, meer oick vnse gemeyne lande mede aengaende is, soe willen wij hierop,
ghij mitten yersten dat wesen mach capittel generaill doen verscriuen, ende vns sulcks oick doen
verwittigen; willen wij alsdan die vnse jn dat voirss. capittel doen senden , sulcke voirss. saken
vnsen dryen staten doen openen, omme hoeren gueden raide hier van te vernemen, dar mede wij
vns jn voirder antwort moegen weten geboerlicken te halden. Goit zy mit v. Gegeuen jn vnsen
slote Duersteden, opten XXVJen dach in Septembrj, anno XVC IIIJ.
Get. hosz.
Opschrift: Den erbaren, vnsen lieuen getruwen raidt, meyster Ludolp van den Vene, doemdeckeq vnser kercken ten Doem lUlrecht. In sinen affwesen, vicedecano. Deel, D. 263. |
||||
BTSSCHOP VAN UTRECHT (1504). 151
GCXIL
Karel, her tog van Gelder> hehlaagt zich aan de 3 staten van Utrecht, dat de his-
schop van Utrecht zijn huts en burg Oijen in handen van den aartshertog van Oostenrijk heeft overgeleverd. Kaerlc, lierloich van Gelre etc. ind greue van Sutphen.
Weerdige , wailgebaeren, edele, wailgeleerde, erbaire , aendechtige, vrome, veste, cersame,
wijse ende voirsjchtige lieue neuen, vrunden ende besonderen. Wij en tvvijuelen nyet v en zij genoich kondich, woe jn voerleden jairen vnsen heren ind neuen, den ertzhertouch van Oistenrijck, ind ons zekere tractaeten ende bestanden gemaickt ende verdraegen zijn, nae lude siegele ende brieue, jn welcken onder andei'en jn eenen artikell geruert ende geslaeten is, wij onse huyss ende borch Oeijen mitter-heerlicheit ende sijnen toebehoeren jn handen .onss ohemen busschops tUtrecht als sequester stellen ende lieueren sulden , aTlet nair voirwoirden eens artikels, wij vwen lieffden bier jn beslaeten rnijt auersenden, jnd as wij ons dan anders aen den ertzhertouch vurs. nyet en hebben konnen off moigen versfen, nae sijnen voirnemen sich die dijngen ther veden ende ver- loep begeuen wulden, hebben wij hier beuoir ende to gucder tijt onse burch vurss, jnder gestalt ende nae siegell ende bfieuen weder jn onsen handen gestalt to werden van onsen ohemen van Vtrecht vurss. begeren ende gesijnnen doen. So dan die ertzhertouch vurs. bouen ende nyet tegen- stainde goede besiegelde bestantzbrieuen, mit onss bcider hant beteikent ende belaifft, ons ende die onse vijantlich ontsacht hefft, hebben wij noch andermaill onse borch vurss. van onsen ohemen in vurs- rnaethen jn doen gesijnnen, dat ons allet voir ende nae van hem bouen ende contrary oick in verachtonge sijnre hoichgelaiffte siegell ende brieuen jnhalt, jngelachter copien, geweigert is, vnuerschult van ons off den onsen, des wij ons nummer vertrouwt off* versien hedden; jnd dat meir is, heft die vurs onse oheme, nyet aendenckende sijne hoichlaiffteneer, segell noch brieuen, ons nv dieselue onse burch affhendich gemaickt, jnd jn handen onsen vijanden gestalt. Woe furstlich, eerlich, billich ende behoirlich onse oheme , den wij nyet alleen onse borch dan waill hoiger ende merder toebetrouwt hebben, dair jnne mit ons gewandert heft, willen vwe lieffden waill ende duechtlic.k bedencken. Datselve wij nyet en hebben willen vnuerkondicht laiten sijn vwen lieffden, die onse Here Got wraelfairende bewaeren will. Gegeuen tot Arnhem, op saeters- dach nae Omnium Sanctorum, noslro sub secreto, anno XVC quarto. Opschrift: Den weerdigen , wailgebaeren, edelen , wailgeleerden, eerbairen, audechligen,
Tromen ende vesten, eersamen, wijsen ende Yoirsiclitigen, onsen lieuenn neuen, frunden ende besonderen, den dryen slaeteu dess Geslichlz van Vlrecht, se- mentlich ind besonder. Deel, B. 207. Bij dezen brief xcaren door den hertog overgelegd de vier navolgende afschriften , met
dezelfde hand op e'en Mad papier geschreven. CCXIII.
Deze twee naheschreueenen artieulen sijn jnden hestande hegrepen besegelt, hehan-
teykent ind beswaeren. Ende, om meer versekerheit van tvurss, bestant, so sail van stonden aen die plaitze van
Oijen gestelt werden jnde handen van eynen derden, to weten: van mijn heer van Vtrecht, die belouen ind eedt doin sail, die vurss. plaitse gedurende dat vurss, bestant, nementlick: tot dattet |
||||
J 52 PREDEBIK VAX BADEX , (1504J.
opgeschreuen werde vander eenre off vander ander anderen zijden, jnd vier maenden lanck dairnae,
getrouwelicken to bewaeren, sonder vyt noch vander vurss. plaitze to doyn off te laiten geschien enige schaide den landen , vndersaeten noch parthie, houdende voir enige van beyden fursten. Ende sail die vurss. heer van Vtrecht geuen sijn besegeltheyden, dat so wanneer dat vurss.
bestant to eniger zijden opgeschreuen werdt, dat he alsdan die vurss. plaitze van Oijen in sulcken staet ende sterckte, as ze tegenwoirdich is, wederstellen ind restitueren sail in handen mijnsheren Kairle van Gelre, bijnnen den eynden vander vyerder der maentjnaer topschrijuen } also dat dijt bestant twee maenden dueren sail» naer die wederstellonge ende restitutie vurss. Deel, B. 203.
CCXIV.
»
Antwort des busscliops van Utrecht op schrifften onss gen* Keren van Gelre.
Den hoegeboeren fursten, heren Kairlen, hertoigen van Gelre ende van Gulick, ende
greuen van Sutphen , vnsen lieuen oehemen. Onsen vruntlicken dienste ende wes wij lieffs jnd guetz vermoigcn altijt to /voerens. Hoege-
baeren furst, lieue oehemen, soe als uwe lieffde ons onlanx geleden heefft doin scrijuen, onder
anderen beruerende, dat huys Oijen etc., hebben wij gelesen, jn gueden mathen verstanden. Ende
want wij de conseruatorie des bestandts, ter begerde uwer lieffde ende oick onser lieuen heren
ind neuen, des ertzhertoigen etc., guetlicke hebben beladen ind angenamen, ende ons jn alien
articulen des bestandtz gern behoirlicken ende wair dat wesen muchte, nae willen jnd belieuen
beyder uwer lieffden halden, jnd bewisen solden, so hebben wij jnden besten sulcx uwer lieffden
schrijuen ende begerde den vurss. onss heren ende neuen te kennen doin geuen, war op ons sijn
lieffde weder heeft doen antwoirden, nae lude des copije sijner liefde briefz hijrjnne versloten ,
wij jnden besten nyet hebben willen verhalden desseluer uwer lieffden, die onse heer Goide in ge-
sonder wailfairt langh tijdejnoete bewaren. Gegeuenjn onsen sloite Duersteden, opten Ven dach
Februario, anno XVC IIIJt0.
Frederick etc.
Deel, B. 209.
ccxv.
Antwort des ertzhertouge, aengaende Oijen, op sehrifften des husschops van Vtrecht*
Den eirwerdigen vaider jn Gaide, hoegebaeren voirst, vnsen besunder lieuen neuen,
heer Frederick, bisschop van Vtrecht, geboeren marckgraue van Baiden. Ende als vanden huyse Oijen, die onse vursz. neue begert bij v lieffden jn handen weder
gestelt ende auergegeuen te worden , naer volgende den vursz. bestandt ende oick v zeggell ende brieuen, bij den welcken v lieffden gehalden zouden zijn, hem denseluen borch , jn geuall vede offte oirloge tusschen ons beyden, eyn halff jair vur wtganck den bestandtz, jn handen stellen, als zijn vursz. brieuen dat vorder jnnehalden, dieselue onse neue mach uwen lieffden hijr van schrijuen, dat hem guetdunckt, meer dieselue uwe liefden bij hoeren zegel ind briefen noch bij den jn houden des bestandtz en is nyet gehouden noch en mach offte behoirt tvursz. huys ende borch Oijen in sijn handen tp stellen, dan vier maenden naer datselue bestant wedder seyt woirt, te weten: twee maenden vur die experacie desseluen bestantz, zoe v lieffden besegelde brieuen jnd oick die brieuen van den vursz. bestant dat clairlicken jn halden ende begrijpen; wairom v lieffden dat selue huys ende borch van Oijen nyet en behoirt noch en vermach wt hoeren handen to stel- |
||||
BISSCIIOP TAW UTRECHT, (1504). 153
len, ende tnaoh hoer dieselue lieffden bij den redenen vurss. dair Tan guetlick ende redelick excu-
sieren ende ontschuldigen, begerende so te witlen doin ende voirts tvurss. huys enda borch Oijen
in goide zekerheide doin ind laiten bewaeren jnd besorgen, als zij tot nT toe gedain heefft. Ende
oft' y lieffden bij den Turss. heren Karlen hijromme vorder verfolght woerde, ons terstont dair
aff te onderrichten , ende onse ineininge dairop te Terwachten. Hijr jnne doende, als wij gantz-
lich toe betrouwen dieselue t lieffden, die onse Heer Got Trolick ende gesondt bewaeren will,
Geschreuen in onss stat Tan Brussel, den XXIIJen dach in Januario, anno XCV ind drye.
Philips, ertzhertouge Tan Oisterrick, prince Tan Castillen,
Tan Leon, Tan Arragon etc., hertough van Bourgondien ,
van Brabant, etc.
Deel, B. 208.
CCXVI.
♦
Episcopo Traiectensi*
Vnse Truntlicke diensle jnd wij lien's jnd mij lieffs ind guetz Termogen alttjt to voerens. Eirwerdige in Gaede boegebaeren furst, lieue oehem, uwer lieffden antwoirt mijt in gelachter copyen van dese ertzhertoigen brieff, beruerende onse borch Oijen etc., hebben wij ter goeden maten waill Terstain, jnd balden uwen lieffde genoicb jndechtich der besegelder brieue desbaluen gegeuen sijn cleerlick begrijpen, woe die weder auerleueringe onss borch Oijen geschien jnd der twee maenden lanck to voerens weder jn banden wesen solde, eer tbestant vyt ginge. Aldus en hebben wij derseluer onss borch aen nyemantz heysschen noch to besijnnen dan ain uwer liefden, die sulx oick selue waill begrijpen konnen; Toirtmeer die gelegentheit Tanden auerfaringen des bestantz to beyden zijden hebben uwen liefden duck jnd Toell gehoirt, jnd aff onse wederparthie noch meynen wolde, die auerfaringen ijrst Tanden onsen Tyt Puderoijen off anders geschiet weeren, wij konnen waill anders bewijsen jnd hebben, as uwe lieffden we ten, hijr beuorens meer dan tot eynre tijt auermitz onsen vrunden jn uwer lieffden tegenwoirdicheit dairop genoichsamentlich doen antworden; willen noch gerne onse Trunde bij uwen lieffden schicken, wanner die tijt jnd stede be- teyckent wurdt vanden selucn uwen lieffden, die onse Heer Got beWaeren moet in vroltcken leuen ommermeer wailfaerende. Gegeuen in ons stat Tyell, op sente Michails dach, anno etc. quarto. Dit {aatste afschrift schijnt voorzien te zijn met de handteekening van XAIRLE, HERTOUCH VAN GELRE ETC.
Deel, B. 208 en 209. CCXVII.
Brief > waarbij de hisschop van Utrecht zicfi verhindt den burg Oijen, krachtens
de voorgaande bepalingen van het hex land, te bewaren. Ffrederick, Tan Gaits genaden bisschop t]Jtrecht, gebaeren marckgreue van Baden etc. doin
kont. Soe vmb meerder Tersekerheyt will dess laitsten guetlicken bestantz tusschen den hoegebaeren heren, vermoigenden fursten ind heren Philipz, ertzhertouch van Oesterrick etc,, onsen lieuen heren ind neuen, ende hoegebaeren fursten, her Kairl, hertouge Tan Gelre, Tan Guylick ind greue Tan Zutphen, onsen lieuen oehem, ind hoirre beyder lieffden landen, luyden, dienres ende on- dersaten, bewanten ind parthie holdende bededinght is jn sekeren articulen desseluen bestantz, dat men de borch ind plaitze Oijen in eyn derde hant, nementlich in onse handen stellen solde, niit erzlicken Turwarden ind conditien, int selue bestant Torder jnt langhe Termeldende; ende so wij dan onsen lieuen rait ende getrouwen Henrick Tan Loenenborch, hoiffmeister etc. van x. 20 |
||||
154 FREDERIK VAN BADE* (1504, 1505).
|
|||||
onsen weegen op die vtms. borch ind plaitz gestalt hebben , die getrouwelicken ind onparthie-
licken te bewaeren, bekennen wij mit deesen onsen openen brieuen yur ons ind onse nakome- lingen, dat wij gelaifft hebben ind jn krafft des bricffs gelauen bij onss furstlicker eeren, trouwen, ind gelouen, dat wij die selue borch ind plaitze bij den vurg. onsen hoiffmeister, off nae zijnre doit bij eynen anderen getrouwen ind onparthielicken, schiltboirtigen, bequemen man sullen doin ind laten bewaeren, sonder ons die te laten ontfremden off affhendich maicken, mer die waill be- waeren ind besorgen laten , allet nae luyde ind jnhalt der arliculen dairop sprekende jnden seluen bestande vurg. verder begrepen, ende dair tegens nyet te doin, noch laten geschien jn ennigen maniei*en. Oick en sullen wij vyter borch ind plaitze Oijen , so lange wij die jn onsen handen hebben, egeynen schaide laten geschien der eynen noch der anderen parthien van beyden zijden. Ende gelauen voirt, dat onse drossz nw jnder tijt off namaelz geseth sail werden, alle jair ind toe gesijnnen beyder fursten, guede bewijslicke rekenschap doin sail, ende nyemant ennijge renthen to hantreyken dan bij wille, weeten ind consent beyder fursten vurg.. Voirt off sich geboirden, dat wij tot ennijger tijd ennijgen anderen amptman dairop stelden, die sail gehalden sijn, sulcke verzegelonge terstont te geuen, als die vurg. onse hoiffmeister gedain heefft. Ende offt sich begeue, dat sich die saicken weder verliepen ind ther veden quemen, dat Gott verhueden will, so sullen wij alsdan die selue borch ind plaitze vurg. twee maendt vur vytganck dess bestandtz vrij jn handen dess hoigebaeren fursten, hertougen van Gelre, onss oehem vurss., wederstellen, sonder ennijge weijgeronge off vertreck, jn sulcken state ind sterckten, als dat tegenwoirdich is, then weer saicke dat durch ongeluck van brant oft dergelicken, buyten onsen schulden, enige argeringe ain die tijmmeronge ind vestenissen geschiedea off bij sich seluen verniele ind vergancklich wurde, dat solde weesen tot last van beyden fursten , ind wij solden sulx op kost beyder fursten vurg. weder omb doin reparieren ind maicken alst nu is, ind die auerleueronge doin geliok vurg. steyt, also dat dieselue borch ind plaitze twee maende lanck to voerens weder in handen onss lieuen oehem , hertougen van Gelre etc. weesen, eer idt bestandt vytgaen sail. Oick is bevorwert, dat wrj ghene mercklicke tijmineringe noch vestenisse ain der borch Oijen sullen doin maicken, vorder dan thant dair is; beheltlick de reparatie van tghone dat bij ongeluck off doch bij sich seluen veruallen wurde te geschien, gelick vurs. steyt, ind jn alien doin nae luyde ind jndhalt desseluen bestandtz vurg. sonder arch ind list. Oirkonde der wairheyt hebben wij onsen segell bij onss reenter wetenheyt aen desen openen brieue doin ind heyten hangen. Gegeuen op omen sloite to Vollenhoe, jnden jaer ons Heren duysent vierhondert XGVIIJC, op ten XXVIJstca dach jn April!. Bit afschrift was vermoedelijk door den hertog gelijkelrjk overgelegd.
Deel, B. 210.
CCXVIII.
Raymundus, pauselijk gezants berigt aan het kapittel van den Dom te Utrecht zijne
behouden terughomst van zljne zending te Rome. Nobiles, egregij et venerabiles viri, amici nostri charissimi, salutem plurimam. Quoniam latere d. v. non credamus, quo fausto et felici sidere nos superum adiuti auxilio post multa viarum in- commoda in urbem redierimus, vbi loci non in minori auctoritate et honore, tarn apud sumraum dominum nostrum quam sacrum collegium citra detractionem loquendo habemur, quam aliquis re- uerendissimorum dominorum cardinalium, nichil etiam minus meriti de eisdem quam aliquis eorum, [verum equidem ex quo aliqu nobiscum fuerunt d. v. aduersitatis nostre propter bonum commune superiori anno participes volumus, vt de bona nostra valetudine etiam congaudere debeant, quare |
|||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1505). 155
|
|||||
cupimus vehementer, ut eisdem in aliquo recompensationis genere gratificari poterimus, cuius
expediciom tanta animi dexteritate mentisque industria complectetur, ut ipsa facti experientia facile comprobauerint, se a nobis plurimum obseruari periculum ante, vbi voluerint, aput nos cum effectu faciant] (*). Ceterum mittimus presencium exhibitorem capellanum nostrum ad quedam Ger- manie loca pro nonnullarum causarum nostrarum expeditione, cui inter cetera certos commisimus articulos v. d. nomine nostro referendos, cui in hijs plenam credulitatis fidem nomine nostro at- tribuant in hoc et rebus suis mature consuluerint, et nobis rem gratissimam fecerint eedem v. d., que bene valeant. Rome, XIJ January MDc Vt0. Get. TESTER B0HU8 AMICUS R. CARlis GURCEPf.
Opschrift: Nobilibus, egregijs et venerabilibus dominis, dccano et capitulo insignia ecclesie Traiectensis, amicis nostris charissimis. Decl, A. 394.
CCXIX.
Be hittchop van Utrecht aan het kapittel van den Bom te Utrecht, ter zake der
benoeming van eeri* fahriekmeester.
Van Goits gnaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden. Eerbare, lieue vriende. Wij hebben verstaen, woe dat meister Cornell's, werckmeister vnss
Doemkercken aldair geweest, js gestoruen, zij der zielen Got gnade. Ende want wij dan vnse voirss. Domkerke mit enen anderen gueden meister gerne beholpen sagen, ende ter wairheit be- richt sijn, dat meister Gerijt Splijnter, vnses kokenscrijuers dochter man, een konstenair js ende jn die loidtze gearbeidet, oick voell guets wercks jn ende aen vnse Domkercken ende anders wair geinaict ende tgelech van vnss voirss. kercken waill geincorperiert heeft, wolde wij den seluen, omme des voirss. kokenscrijuers oick sijns swagers konsten ende eerbairheit willen, ende vnss ker- cken te guede, sunderlinge geerne gevordert sagen; ende begeren dairomme aen v mit sunderen ernste ende vlijte, gij willen den voirss. meister Gerijt, vns to eren ende gevallen, lot einen werckmeister vnss voirss. kercken aennemen ende hem dat ampt gunnen. Sail vns dair aen van v sunderlinge te dancke geschienj ende willent jn toecomende tijden omme v jn alien gueden erkennen ende onuergeten voir ogen holden. Onse Heer Got zij mit v. Gegeuen op onsen slote tot Duerstede, vpten XXJen dach in Februario, anno etc. quinto. Get, STROIJAES.
Opschrift: Den eerbaren vnsen lieuen rrieuden, domdekcn ende capittel
vnscr Kercken ten Doem tUtrecht. Deel, D. 267.
ccxx.
Gerrit van Wou> klohkengieter, aan het kapittel van den Bom te Utrecht f ter zake
van geleverde klokken. Mijnen dyenst toe voeren, ersame voersijchtijge wijse lyeve heren. Alsoe v ersaeme
lyefden mij lest voer Kersmijs geschreven ende nv nocb nae mijt rnijnre huysvrouwen ontbaden hebt, dat ick self of daer schijcken soude mijt twe guede mannen, dye hem des verstunden dye klocken laten toe werderen, of sij te verber waren nae den sarters of cedullen, dyedaer of gemaikt S1jn» soe dat dan nyet anders sijn en mach, soe sal ick also doen mijt der holpen Gades ende kommen korts nae Paessen, of schijcken volmechtijgen; dan of v lyeften daer enijge klockgyeters mede over hebben wouden, dye dye klocken besyen ende hoeren souden, en sijn hyer geen toe (1) Deze geheele zinsnede, woordelijk aldus in 't oorspronkeiyke, is moeijeiyk te verstaan.
20*
|
|||||
15G FREDERIK VAN BADEN (1505).
|
||||||
krijgen, ten sljn al mijn kneclitcn gewest ende hebben hoer ambocbt van mij geleert, ende sijn
oeck dels van mijnen bloede, dat ick vruchte al quemen dye daer, v ersame lyefden en souden dye saeck nyet aen hem stellen wijllen; sus bijn ick des wael gewegen ende toe vreden , in dyen v ersnmbeyden daer klockgyeters bij bebben wijlt, dat v ersamheyden dye dan laet verscrijuen woe v dat best gclyeucn sal, dat sij in Hollant of in Brabant, of waer dat sij op dye kost van den ongelijken, ende mij als dan enen stemmelijken dach wijlt doen beteykenen, ick sal mijt der liolpen Gades dan bij v kommen of schijcken; wat dan dye vyer goede mannen doer onderwij- sijnge der klockgyeters dan wt sprekende warden, nae onse verwarden, soe dat tussen v ende ons bekald ende overkommen is, dat sal mij wael, ende we doen hyerop v guetelijke beschreuen ant- wort, daer wijl ick,, mij dan mijt der bollepen Gades inden besten gern nae rijchten, dat ken God, dye v ersamheyden in selijcheyt wijl bewaeren. Gescreven in Kampen, des saterdages nae half Vasten, anno XVC ende V. Gerijt van Wou, klockgycter, v guede
vryent ende wijllijge dyenre. Opschrift: Den ersame, voersijcutijge wijse heren, doemdeken ende kapijttel
der kerken ten Doem tUlricbt, myn bisuuder guede vryend. Deel, D. 2G8.
CCXXI.
Burgemeesteren, schepenen en raad der stad Kampen aan het kapittel van den Dotn
te Utrecht, ter zahe van fiunnen schoohneester Johan Martensz* Werdige, wijze, erbaere ende guede vrunde. Wij bebben verstaen, woe meister Johan Martenss., onse scboelmeister pleecht te wesen, sick bij juwen werdicheiden verloefft solde hebben die schole ende tchoer to inspirieren. Soe wij dan inder meininge weren alhijr een sonderlinge guede maniere to ordinieren mijtten schoelen, wt orber vnser gcmeente, soe en wil ijmmers sulx nocb. ter tijt niet wesen. Wair omme, werdigen, lieuen heren, js onse vruntlicke ende denstlicke begeerte, jndient uwen liefften to doen staet, ons to lieue wolden weder quyt schelden den seluen meister Johan vander lofftenissen , om hijr bij ons to blijuen, want hie die wijse ende maniere vander scholen best gewonllicken is; ende twiuelen niet, soe veer hem des van uwen werdicheiden verlaten wert, hij en sal onser begeert niet onthoeren. Bijsonder werdigen, lieuen heren, hijr inne wilt ons doch op dijtmael niet weygeren, wair wij tallen tijden uwen werdigen liefTlen weder inne to willen kunnen wesen, wij sullen, kenne Godt, guetwillich beuonden werden. Ende, woe wal wij ons des ganselicken betruwen, begeren nochtans bij dessen onsen boeden een toeuer- latich bescreuen antwort van juwen werdigen, wijsen ende duchtigen lieffden, Gode Almachtich Leuolen. Gescreuen onder tsecrcet segel, anno Domini XVC ende V, die Martis, post Palmarurn, Borgermeisteren, scepenen ende raidt der stadt Cam pen.
Opschrift: Den werdigen, wijzen, erbaeren ende vorsichtigen, prelalen ende
heren, doemdeken ende capittel van den Doem tUtrecht, ouscn bysouderen gunsligheu, lieuen heren. Deel, D. 269. CCXXII.
Burgemeesteren, schepenen en raad der stad Kampen, aan Ludolf van Veen, dom-
deken te Utrecht, ter zelfde zahe. YVeerdige, wise ende voirsichtige, bisonder lieue beeren. Wij hebben meister Johan Martenss. |
||||||
* .
|
||||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1505),
|
|||||||
157
|
|||||||
nv omme saken, ons dair toe bewegende, eernstliken angelacht ende van hem begeert, hie onse
schoele toe riegieren weder annemen wolde, dair op hie oris weder geantwoert heft, dat hie juwen weerdigen liefden ende den capiltel jnden Doem ald'aer sich verloeft heft, die schoele toe riegieren, anders wolde hie dat beste geerne gedaen hebben; ende nae voelen woerden ende handelingen tuscen hem ende ons dair van gewest, heft hie ons eyntlic geantwoert, dat hie niet en... ende loe docne, then weer wij an juwen eirsa. .. , voirsichtich*. jnt g .. tlick kosten verschriuen ende verweruen, dat uwe eirsame liefden mitten capittel tot vnser vruntliker bede des hem oerlouen wol- den, op dat hie dair jnne sijn eer ende loffnisse voldede. Wairomme wij nw cnen brieff senden , haldende an uwen eirsamheiden ende den capittel voirss. samentliken, begerende, men ons den seluen meister Johan wil gonnen the holden, wij willen dat weder versculden, dair wij des mogen, ende schriuen daerjnne nv hit priuaet desen breef an uwen liefden, betrouwende gansliken uwe liefden nv, als sie altoes plegen, desse sake alsoe jnden besten den capittel ende heren voer geuen; dat meister Johan voirss. bij ons tblijuen geoerlouet werde, ende dat tot onsen vruntliker ende naestiger begeerte hier jnne wilt doen, soe wij ons des ende alles gucdes ganseliken uwen lief- den toe betrouwen, die God Almechtich jn saliger hoede lange salich ende gesont bewaren. Ge- screuen opten dinxerdach nae Palmarum, anno XVC ende V. Burgermeisteren, scepenen ende raet der stat Campen.
Opschrift: Den weerdigen, wisen ende voirsichLigen heren, meysler Ludolph
vanden Vene, doemdeken tUtricht, doctoer jnden rcchtcu etc., ousen lieuen heren eude guden vrunt. Deel, D. 270. CCXXIIL
Frederik van Geldennek aan Daniel van Bouchout, ter zake van het verdingen van
Beverweert, Werhhoven en Odijk, Edel, lieue joncker. Uwer liefden sijndt altijt voir an van mij bereyt mijnc guetwillige dienste.
Ende des ghij vnder anderen begerende sijndt the weten, wat antwordt mijn g. h. van Vtrijcht, vp sijnre gnaden laetste schrijffte ^e^e^exi hefFt vanden dingmeisteren Jan Faulquier ende Val- ckenborch, sullen v lieffden weten, dat mijns g. h. bode de voirss. dingmeisters wail vijff daghe gevolcht hefl't, ende doich sunder schrijfllicke antwort gekomen is, want Jan Faulquier vermits onlede sijns heren, als hij gesacht hadde, hem gheyn schrijfftlicke antwordt gheuen en konde, mer hadde den boden muntlicke togesacht, hij wolde gherne enen golt gulden dairomme gheuen, dat bij mijnen g. h. van Vtrijcht enen vruntlicke antworde wederomme schrijuen moichte, dan en kondes des op de tijt nijcht doen, ende dair mede was hy vpgeseten ende wechgereden; oick had hij den boden gesacht, wes hij dede dat gescheege vth beuele sijns heren des hertoigh van Gelre, de also vnderricht were dat Beuerwerde, Werchouen ende Owijck v. tostunden, ende hoge herlicheyt oick to halse ende to buycke aldair tho richten hedden, dairop de bode geantwordt hadde, hij wolde sijn lijfF dair voir setten, dat sulx also nijcht en weren ende sich also nijcht bevijnden en solde, want nyemanthe jnden Gestichte van Vtrijcht hoge herlicheyt hedde dan allene mijn g. h, Wust ick uwen lieffden oick enige andere diensten tho bewijsen, wold ick des gans gevleten sijn. Gaide Almechtich in gesunder wailfairt beuolen. Gescreuen den den XXen dach in Martio, anno etc. quinto. Friderich van Geldenneck, erffcokemeisler, boiffmeister etc.
Opschrift: Den edelen Daniiel van Bgucaout. her tot Boelrer etc., mijnen lieuen joucheren. Deel, A. 305.
|
|||||||
FHBDBBIK VAW BABE?!, (1505).
|
|||||||
158
|
|||||||
CCXXIV. ^1
Karel t hertog van Gelder, aan de 3 staten van Utrecht» ter dier take.
Kairle, hertough van Gelre etc. ind greue van Zutphen. Weirdige, edelle, hoichgeleerde, eirbare, aindecbtige, veste ind vrome, eirsame, wijze ind vursichtige, lieuen neuen, vrinde ind besundere. As uwe lieffden ons hebben doin schrijuen, woe dat denseluen mit capittell generaell tkennen gegeuen sij , als dat onse dingmeister Jan Faulquier ind Valck^nborch van onss wegen die huysluyde to Beuerweerde, to Werchouen ende to Oijck gemaent ind gedreyght hedden, dat sij solden komen dingen , off zij wolden dair voirt op vaeren ind vervolgen, wye uwe schrijfften ind begert sulx wijder verinoigen, hebben wij verstain. Jnd hoewaill wij genoicbsam onderricht sijn, die vurss. ondersaeten Daniell van Boechoutz alleen to verdedingen stain, oick dat hij dairan ein hoigen ind legen heer wesen solde, willen wij nochtans, uwe lieffden to gefallen f die vurss. ondersaeten ongemoyt ind onbeschedicht laiten, hij alsoe oft' sich to eniger tijt mijt wairheit beuonde, zij Daniell vurger. to verdedingen ende toe stunden , wij onsen hynder ind scade deshaluen geleden alsdan ain uwen lieffden guederen verhaelen moigen, dieselue uwe lieffden Got Almechtich moit bewaeren. Gegeuen in onss stat Arnhem, op dinxsdach post Pasche, nostro sub secreto, anno etc. quinto. Get. virssen.
Opschrift: Den werdigen, edelen, hoichgeleerden \ eirbaeren, aindechtigeu, vestai ind fromen, eirsamen ind besondcren prelaten, capittelen der vflff Goitzhuyssen, rilterschap ind Btat van Ylrecht, der dryer etalen des Nederslichts elc. Deel, A. 396. ccxxv.
Edsardi graaf van Oost-Friesland , verzoekt, namens den hertog van Sazen, aan de
5 kapittelen van Utrecht, dat aan de Had Groningen geen hijstand worde verleend. Vunse frindelicke ende willige dienste touorn , erwerdigen ende andachtigen, acbtbaren ende
werdigen, besundern gunstigen berrenn ende goeden friende. Ons js ghein twiffel v zij wel wetende, woe dij dorluchtige, hochgeborne forste ende herre, herre Albert, vor wilenn bertogen to Sassenn etc., onss gnedige herre, zaliger hochlofflicker gedachtnisse, van Romischer koniglicher maiestat, alien chorforsten, forstenn ende anderen standen des hilgen Romischen ricks ouer dij Friesslande comissie enpfangen, ende tot eynem ewiger gubernator gesett, welcke gerechtickeit nw vp onsen gncten herren, hertogen Georgenn to Sassen etc. geeruet is; doch was grote mergklichen vnkostenn ende daerleggen zijn forstlicke gnade vp desse lande, die ssulfftigenn jn subjectie ende gehorsam to brengen, gedaen, Szo nw openbar, dat dij van Groningen ont nwto ende noch met den Vmblanden zijnen forstlicken gnaden vngehorsam zijn, ende die sulfftigenn an sich geholden, darann sie doch gaer gheyne gerechtickeit hebbenn. Ende onsen gnetcn herre ouermits dat sulfftigen tot grotenn vnkosten ende daerleggenn gedrungenn, ende zijnen forstlicken gnaden alle rechtlicke vitdracht ende entschap vor behorlickenn rechter geweigert, wil ons sulckens an stadt ende van we- genn vorss. vnss gneten herrenn niet langer to gedulden betamen, ende dij Vmblande jn gehorsam to brengen gedenckenn, vorzien ons sulckens van alien standen, nae Romischer koniglicher com- missie vor billix angemerckt worde. Begeren derhaluen an v, ghrj willen den vorss. van Groningen hir jnne in gheyner maniren hulpe noch bijstant leysterenn, als wij ons to geschreue, om goede naeberschap to vnderhaldenn, tot v ganslickenn vorzien, dat wort ons gneten herre tegens v jn |
|||||||
BI3SCH0P VAN UTRECHT (1505).
|
|||||||
159
|
|||||||
besundern gnaden erckennen vnd beschulden, szo willen wij et altoes gerne vordienen. Begeren des
bij desem boden v beschriuene antwort. Datum Lewarden, den lIIJe" dach April, anno XVC quinto. Die regenten ons gnetea herre, hertogen Georgenn to Sassenn etc.,
jnn Friesslannde. Opschrift: Den crwecrdigen ende andachtigen , achtbaren ende werdigea abbeten, prelatea ende gemeyne geestlickeyt des Stifftes lo Vtreeht, vunsen be- suudern guostigeoD herrenn ende goeden friennden. Dec! , B. 213. CCXXVf.
Gerrit van Wou, klokkengieter te Kampen, van Let kapittel van den Do?n te Utrecht,
ter zake van geleverde klokken. Mljnen dyenst toe Yoeren, erwerdijge voirsijchtijge, lyeve heren. Jck doe vwer erwerdijcheyt toe weten, dat ick mij daer nae schijck, dat ik mijt der holpen Gades omtrent dat mijddel van deser toekomende weken nae Wttrecht mijt een del mijnre knechten ende gereysschappen komen sal, om dat werck in den naem Gades toe begijnnen. Soe eerwerdijge lyeve heren sullen v lyeften weten, doe ick int laetste van Wtrecht reysden, ende quam op den Stenwech omtrent Vreendael, daer quaemen een deel knechten, \vt dat kloester loepen ende eysten mij van den wagen, om dat ick den hartoch van Gelre bussen gegalen hadde, daer ick hem op dat guetelijxte op antworden, »het weer waer, ick hadde voel heren ende steden bussen gegaten, dat weer mijn ambocht daer ick mijn kost mede wan, mijt klocken ende mijt bussen toe gyeten, dan mij en solde nyet bevijn- den, dat ick der hartoch van Gelre bussen gegaten of gelevert hadde, dye enen vijnger lanck weren gewest, sijnder der tijt dat dye ertsehartoch sijn vijant were geweest, daerom en hadden sij geen reden tot mij, dan wolden sij enen dijnckpenck hebben, dye wolde ick hem gern schencken;" doe seden sij , »neen, ten wer om geen drijnckgelt toe doen, ick solde varen, dar mij Got geleyde.". Sus quam ick daer hen, dan enyge, dye op den wagen mede waren, seden, dat daer een was van den knechten, dye sede, hij sal hyer wael hen komen, dan weer hij bij den knechten van IJselsteyn, hjj soude daer quelik aen wesen. Sus, bijsunder lyeve heren, weer mijn vryendelijke begere, dat v ervverdijcheyden wilde laten beverken den toe Jselsteyn ende oeck toe Neerden op mijnen kost, dat ik veylicheyt muchte krijgen , toe water ende toe lande, voer mij ende mijn knechten, ende goet over en weder over toe reyssen, also duck als mij dat noet wesen sal, ende v eirwerdijcheydendes geleyds bryeue wijllen weruen ende mij dye koppijen daer aff wijllen seynden, soe sal ick ter stunt bereyt sijn toe reysen, Got geve, mijt lyeve. Hyer in wijlt ommers dat beste doen, als v erwer- dijclieyt bet weten dan ick v sus geschrijuen kan ; ende sijt den Alraechtijgen Got bevolen. Ge- schreuen in Kampen den XVten dach in Aprijl anno XV« en vijf. Gerijt van Wou, klockgyeter van Kampen.
Opschrift: Den erwerdtfge, voirsijchlijge heren, domdeken ende kapijtlel des
erwerdUgen Doems tot Wtrecht, mUn bijsunder guden ytyenden. Deel, D. 272.
CCXXVII,
De bistchop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter zake van den aan Gro-
ningen te verleenen Mjstand. Van Goits gnaden Friderich, bischop tUtrecht, geboren marggraue van Baden.
Erbaren, lieue Yriende. Soe als latst jnden generaill capittel tUtrecht bij v jn die saike,
|
|||||||
|
|||||
160 FREDERIK TAB BADE3C, (1505).
aengaende onse stat Groenijngen, een voirraem ende begrepen is, ende dairbij ouercomen warde,
dat men die selue meenijnge vnser ridderschap ende steden van Ouerijssel oick voirholden doen solde, oinme hoer willen ende guetduncken dair op te vernemen etc., soe hebben wij bijnnen mid- deler tijt die selue vnse ridderschap ende stede ter Nyerbrugge bij een verschreuen gehadt, aldair wij hern sulcke vorss. voerraem doir vnse rede hebben doen openen, wairop vns vnse rede wedder geschreuen hebben, dat denselven vnsen ridderschap ende steden sulcke voirraem , oick sere wail bchaget. Ende sijn willig ende bereyt mit vns ende v, yerst aen vnse stadt van Groenijngen ende dairnae, off van noeden weesen will, aen vnsen oehem, den hettogen van Saxen etc. te schriuen, begerende aen vns, wij alhier die mijnute, op wat mate off forme vns guetduncken soil, aen die voirsz, vnse stadt van Gronijngen te schriuen', sullen doen begrippen ende hem yerstdagen copie dair van alldair senden sullen, omme hoer briefe dairnae mitten yersten moegen expedieren etc. Hierop so hebben wij een mijnute aen vnse] voirsz. stadt vau Groenijngen op vwer voerder beha- gen doen ontwerpen, die wij v hier jnne versloten senden, die wij begeren, ghij doirsien ende nae vwen guetduncken verbeteren; ende so uerre v behagen will, sulcke meyninge mit vns ende den voirsz. vnsen ridderschappen ende steden van Ouerijssel aen die voirsz. vnse stadt Gronijngen te doen schriuen, moegen ghij vwe briefe mitten yersten doen expedieren; deszgelicx sullen wij ende die voirsz. vnse ridderschappen ende stede van Ouerijssel oick doen , omme dat die boden ten voerderlicksten dairmede nae Groenijngen reyssen moegen. Goit zij mit v. Gegeuen jn vnsen slote Duerstede, opten yersten dach in den Meije, anno XVC. quinto. Get, hosz.
, Oick erbaren, lieue vriende, senden wij v oick hierbij een copie van tgene vns van onsen
raiden, die opter dachfaert ter Nijerbrugge gevvest, gescreuen is, omme dat ghij dair wt alle gele- genheit des te beter vernemen moegen. Datum vt in litteris. Opschrift: Den erbaren vnsen lieuen prelaten ende capittelen vnser vijff goitshuysen,
ridderschap, boirgermeisteren, scepenen ende raidt onser stadt ende steden vnses Nederstichts van Vtrecht, aen dese zijde der IJsselen. Deel, D, 274, 275, De drie in dezen brief vermelde afschriften zijn van den navolgenden inhoud:
CCXXVIIL
Evert van Ensse aan den hisschop van Utrecht.
Hoccbweerdigen, jn Goide hoichgeboren, vermoegende furst, heren Friderich, bischop
tlltrecbt, geboeren marggraue van Baden, mijnen gnedigen heren. Hoechweerdigen jn Goide hoichgeboren, vermoegende furst, gnedige heer. Ick gebiede mij octmoedelicke tot vwen f. gna- den, ende geue die selue te kennen, woe ick op hueden, mit v f. gnaden amptluden, ridderschap ende steden, die meyninge vwer gnaden staten aen deze zijde, nae vwer gnaden beueell, te kennen gegeuen hebbe, betreffende den handel ende begeerte, der aen Gronijngen; ende ridderschap ende stede alhier hebben ons ter antwort gegeuen, ^dat hem den voerraem woel behaget, ende sijnen mede bereyt yerst aen den van Groenijngen ende dair nae oick mit v f. gnaden ende den staten alldair aen den fursten van Sachssen nae der meyninge te schriuen, Sus wilt van noede wesen , dat v f. gnade yerst dages doen ontwarpen bij raide mijns heren des doemdeckens, die die ant- wort der staten gegeuen heflft, mijnute, dairnae v f. gnade mit hoeren staten aen den van Groe- nijngen schriuen willen, ende die yerst dages der stadt van Deuenter ouer senden, dairnae ridder- |
|||||
BISSGHOP VATt UTRECHT, (1505).
|
|||||||
161
|
|||||||
schap ende steden aen dese zijde der IJsselen mede schriuen sullen, mutatis mutandis; ende dat
v, f. gnade willen bij den selven boden den van Deuenter, uwer f, gnaden stadt, laten weten, tot wat tijden ende dach v gnaden bode mitten boden der staten aen de zijde te Rolde jn Drenthe willen weesen, dair nae sich die ritterschap ende steden moegen schicken hoere boden oick te hebben, omme voirt samentlick tot Groenijngen te gaen; ende dat die van Deuenter tijts ge- noich te wesen, sulcx weten moegen, omme hoer brieue rede te laten maken, ende ridderschap ende andere steden, twelck sije aengenomen hebben, te verwittigen, dat selue bij hem oick te ge- schiene, ende sende dair omme oick ouer het gene mij voerstaet jn den capittel latst tUtrecht ge- raempt woert, dair nae men schriuen solde aen die stadt Groenyngen; doch duechte mij guet, als voer, dat v. f. gnade eenen van v f. gnaden secretarijs aen den doemdeken gesandt haddcn , omme die mijnute nae sinen raide toe antwaerpen. Oick, gnedige heer, hebben v f. gnaden raide, hier ter dachfart wesende, van den van Groenijngen op hueden dese brieue ontfangen, die ick ywen f. gnaden ouersende; ende ridderschap en steden alhier begeren, dat v f. gnade van stunden aen willen doen schriuen aen den greuen van Oest Vrieslandt ende oick aen den regenten van Saxen, dat sie v. f. g. vndersaten jn Drenthe ende die guedere, soe sye jn Drenthe gelegen sijnen, ende v. f. gnaden hoeren te vrijen, woe wail die te Groenijngen hoeren verschonen etc., jn der besten forme, gelijcke v f. gnade op die guedere, den joncker van Bolair toe behoerenJe, aen die Gelderschen gedaen hebben, ende dat die bode yerst dages wt gienge, ende dat men ommers jn v f. gnaden lande gheen gewalt en bedrijue. Oick, gnedige heer, sail ick, nyet langer hier vertoeuen, dan mij moegelicke wesen sail vwer gnaden saken halue. Vnse Heer Gode will v f. g. bewaeren salich ende gesont. Toe Nijcrbrugge, op ten donredage op sente Marcus auont, annoV10. V f. gnaden guetwillige diener,
Euert van Ensse. Deel, D. 276.
CCXXIX. Een vorteyckenisse ende memorie van den voirraem, latst bij den dryen staten jn der
sacken Groenyngen aengaende heschreuen, item. Jn den yersten op die dachfaert te kennen te geuen, woe mijn gnedige heer, die schrifften ende begeerte sinre gnaden stadt Groenijngen den in den staten aen dese zijde der IJs- selen voirgeholden hebbe, ende sijnen gesloten opt behaegen der lande van Ouerijssel, dat mijn gnedige heren mit sijner genaden beyde lande van die van Groenijngen schrifftlick versoecken sullen, off sie gewegen sijnt hoer recht ende onrecht te stellen aen mijnen gen. heren ende sinre gnaden staten aen beyden sijden, ende sich dairbije willen laten onderwijsen, den fursten van Saxen te doen ende te laten tgene mijn gen. here ende sijne staten voirss. kennende werden, dat sie hoeren te doen; ende so verre die van Groenijngen der meyninge weren, ende dairvan seggele ende briefe mijnen gnedigen heren mit sijnre genaden staten mit hoeren aenhangenden seggel geuen wolden, soe were deser staten guetduncken, dat mijn gnedige heren ende sijne staten den van Groenijngen hulpe ende bijstandt doen solden ende voerstaen jn hoeren rechten ende voir gewalt, gelijcke een andere Stichtsche stadt; ende datmen op sulcke meyninge dan dair nae bij mijnen gnedigen heren ende sinre genaden staten jn der besten forme schriuen solden aen die fursten uan Saxen, omme die sake te gehoer te laten comen, want hoer gnaden op die stadt te seggen hadde, omme dair nae, die van Groenijngen gehoert, te moegen onderwijsen tot redene; anders en koenden sije die \&n Groenijngen in hoeren rechten nyet verlaten etc
Deel, D. 277.
I. 21
|
|||||||
FREDERIK VAN BADEN, (1505).
|
||||||
162
|
||||||
ccxxx.
De hisschop van Utrecht aan de stad Groningen,
Lieue vriende. Soe als gij ons bijnnen corten verscenen dagen hebben doen schrijuen ende onder anderen ons te kennen gegeuen, dat gij seker wairninge ende wairschuwinge gecregen hadden, woe die hogeboeren Hurst, vnse lieue oehem, die hertoge van Sachssen etc., jn vaster meninge ende opsate zijn solde, jn desen toecomenden somer vnse stat Groningen gewaltlijke te verdrucken, te oueruallen ende tot sijnre liefden onderdanicheit te brengen etc.; wair op gij dan aen ons bulpe, troist ende bijstant begeert bebben, mit vorderen jnneholt ende begrepe des seluen uwes brieffs etc. Ende want dan dese sake onsen gemenen landen mede aengaende was, hebben wij thent heer toe buten vnsen staten op sulck voirss. uwe begeren v ^ene eyntlijke antwoert kennen geuen, rner hebben jn middeler tijt den staten beider vurss. lande dat selue uwe scrijuen ende begeren, als gij aen sije oick gedaen moegen hebben, doen voirholden ende te erkennen geuen laeten, die welcke beide onse staten dair op mit ons eendrechtelick ouercomen ende gesloten hebben, dat soe verre gij die saken, dairomrae die schelingen tusschen den voirss. vnsen oehem van Saxen ende v sijn, heell ende all stellen ende verblijuen Avillen aen ons ende vnsen voirss. staten aen beiden tsijden der IJsulen, ende doen ende achtervolgen tgene wij ende die voirss. vnse staten erkennende werden, gij nae rechte ende redene behoeren te doene, ende ons ende den voirss. vnsen staten dair uwe opene brieue van geuen ende uwen aenhangenden segell, soe sal men v hulpe ende bijstant doen ende voirstaen jn uwen rechten ende voir gewalt, gelijck eenre andere vnss Stichtsche stat. Sulx geuen wij v hyer mede jnden alrebesten tkennen, oinme v dair nae moegen weten te holden, ende 'begeren mitten yersten ons uwe meninge hyer van laeten toe weten, omme onj mit vnsen staten jn desen saken mitten besten dair nae moegen toe stellen. Got zij mit v. Ge- geuen vp onsen slote tot Duerstede. Aen die stat van Groenijngen.
Deel, D. 278.
CGXXXI.
Burgemeesteren en raad der Had Groningen verzoehen aan de 5 kapittelen van
Utrecht spoedigen hijstand* Weerdige, hoecbgeleerde ende erbaere, besunder lieue heren ende vrende. Juwe werdicheiden icrifften vermeldende der selue juwe werdicheiden antword van den bescherm, hulpe ende bijstand juwe werdicheiden tegens der doerfachtigen ende hoechgeboernen ifursten, der hertogen van Xaxen etc. geweldich voernemen tegen ons, de onse ende onse stad hijr, dair omme wij onlanges leden an juwe werdicheiden gescreuen ende versoeck gedaen hebben, hebben wij guetliken ontfangen ende vorstaen; weten oick ende seggen juwe werdicheiden voer dat selue antword hogen, groten ende onstarffliken danck, ende juwe werdicheiden gelieue dair vp te weten, dat wij den seluen ant- worde nae juwe werdicheiden hijr bij enen ons bezegelden brieff ouersenden, vermeldende onse verbliuinge ende stellinge onss saken mit den vorss. ffursten van Xaxen bij onss gnadigen lieuen heren van Vtrecht ende de staten siner gnaden lande ende Stichte, daer to wij altijt oeck guetwillich ende dijckwrjls doer onss scrifften ende bij onsen geschickten muntlike ouerbodich geweest sint, ende begeren hijr omme vrentlike juwe werdicheiden ons noch na hoer gelofften mit den eersten hulpe ende bijstant doen ende bewiseh willen, want ons dat tegen der vorg. ffursten van Xaxen bewan- |
||||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1505).
|
|||||||
163
|
|||||||
teiiende besunder des greuen van Oest Ureesland ende der regenten jn West Ureesland geweldich
voernemen , deshaluen se ons dagelix mit brande, roue ende anders feyten van oerloge, oeck jn-
den Stichte Yan Wtrecht wreetlike veruolgen, van node js; ons oeck de manieren ende gestalte-
nisse des seluen bijstandes ende hulpe mit de alder eersten weder verwittigen willen, vp das wij on$
daer na oeck mogen weten to stellen. Dat willen wij altijt mijt lijff en gude na alle onss macht
geerne weder vorschulden ende vordenen tegens de selue juwe werdicheiden , de God de Here sa-
lichliken, gesunt bewaeren will. Gescreuen onder onss stad secreet, des wondesdages na Pinxteren,
anno etc, quinto.
Borgermeistere ende raed der stad Groningenn.
Opschrift: Den werdigen, hoechgeleeiden ende erbaeren heren, den prelalen
ende capittelen der vijff godeshusen lUlrecht, onss bisunderen lieuen heren ende vrendeon. Deel, B. 215. CCXXXII.
Be stad Vianen aan het kapittel van den Dom te Utrecht, ter zake van de ingt-
stelde vervolging tegen den kanunnik PFillem van Weerdenhorch* Eerwairdijge, bemijnde heeren, wij ghebieden onss dienstelijcken tot uwer eerwairdijger lieffden. Die selue belieuen te weten, dat wij uwen brieff an onss gescreuen ontfangen endeouer- lesen bebben, ruerende van uwen rnede oanonick beren Willam van Weerdenborcb, als dat onse gheboirtigen heer van Brederode hem met den scepen recbte heeft doen leggen van sekeren excessen, dien hij gedaen solde hebben jn voirleden tijden met beren Reyner van Broechusen, ritter , jnder stede van Vyanen etc.; begeren vruntlijck an onss, dat wij hem sulcx rechts ende anspraken ver- dragen, gemerct dat bij een geestelijck persoen js, diemen nae geestelijcken ende weerlijcken ende oeck statuten prouinciaell ende sijnodaell met gene weerlijcken rechle besprecken mach, met meer woerden etc. Soe dan, eerwaerdijge bemijnde heren, voir ons jnden rechter waerheit ge- comen js, dat beer Willam voorscr. op die tijt to Vyanen geweest js jnt harnijs als een ruterman ende nyet als een geestelijck canonick, ende sulcke hanteringe anden houe van Vyanen ende bur- geren gehandelt heeft, dat wij well wouden, dat ghij hem alsoe jn uwen geestelijcken bedwange gerestringeert hadt, dat sulcke onbehoerlijcke weerlijcke wercken van hem nyet gesciet enwaeren; dan te wijsen oeuer sijn persoen ofte goet van tvoirscr. excesse hoepen wij onss alsoe dair jnne te beraden, dat wij nyet dair jn doen ende wijsen en sullen dan recht js, kent God Aelmachtich, die uwe eerwairdige lieffden bewaeren moet salich ende gesont. Gescreuen tot Vyanen, optenXXX"1 dach van Meij , anno etc. XVC en vijff, onder onse stede segnet etc. Die stede Vyanen.
Opschr\[t: Den eerwairdljgen , voirsichtigen doemdeken, prelaten , capittell der kereken ten Doem lUtrecht, onsen bijsonder gemijnden heeren. Deel, B. 216.
ccxxxm.
Maximiliaan van Oostenrijk zendt aan de 3 slaten van Utrecht zijne raden, ter
zahe van de verleening van hijstand tegen de Gelderschen.
Maximilian, van Gots gnaden Romischer kunig etc. Ersamen, andechtigen vnd lieben getrewen. Wir haben den edeln ind vunsern lieben getre- *en Zienharten van Frawnberg, vunserm rat, obristen hofscbencken vnd phleger zu Haimburg vnd 21*
|
|||||||
166 HIEDERIK VAN BADEN, (1505).
CCXXXVII.
Karelf hertog van Gelder , aan de 3 staten van Utrecht* Omstandig verhaal zijner
grieven tegen den huize van Oostenrijk, Weerdige, wailgebaeren, edele, hoigeleerde ind eirbaere, besonder lieue neue jnd guede
vrunde. Wij halden uvven lieffden waill jndechtich to wesen, onse mennichuoldige erbiedinge, hijrbeuoerenz bij tijde onss alregnedichsten heren dess Roemschen keysers, laefHicker gedechten, sijne keyserlicke ma, ind dair na opten conijncklicken dage to Worms ain onsen gen8ten heren den Ro. ko., allet niit temelicker demuedicheit, jnd ainden kurfursten ind fursten des rijckx duck ind voile mit vruntlicker begeerten geschiet, dair durcb wij verhaepten affgestalt solde weerden die onge- nade auer ons ind onse lantschapp, van ainbegijnne onser jnkoernpste to desen onsen vaderlicken erue vurgenamen wurden, onuerschult aire dingen, dair wij billick groite gnade ind gonste vanden Ro. ko. ma. geeygt hedden, soe wij jn sijnre gnaden dienst nedergelegen, ind bis jnt soeuende jair gevencklick waeren, dair auermitz hulp ind bijstant van anderen onsen heren, maghen ind vrunden vyt gevryet sijn tot onsen groiten kost ind schade, dat billicken sijne ko. ma. gedragen solde bebben, ind nochtant wij niet anders en begeerden dan jn rusten ind vreden bij onser lantschappen to blijuen, ind der Ro. ko. ma. onsen gnedichsten heren allet to doin, wess eyne guet getrouwe furst dess rijckx schuldich weer to doin; wij deden oick nptet temelicker manieren dienstlick ind guetlick vermanen jn onsen baitschappen ind sclirijfften, woe onse gemijnde lieue heer ind vader, zeliger gedachten, hertouge Adolph, den hoigen huyse van Bourgon., dair hij eyne arme neue to was, soe mennigen trouwen dienst gedain, sijne lijff ind leuen duck gewaight, ind then lesten jn dienst der duerluchtiger hoigebaerene furstijnnen, vrouwe Marien, hertoigijnnen van Bourgon, etc., ind nader hant ertshertoigijnnen to Oisterrich etc., soe getrouweliek sijn bloet gestort ind sijn lijff gelaiten heefft, dess Gaide erbermen ind sijnre lieuer zielen genedich wesen moet; wat toesage onsen lieuen heren ind vader jnder seluer reysen van oeren furstelicken lieff- den gescbath mit auerleueringen dess standaertz bijnnen der stat van Ghent, wat hoiger vernia- ningen oer lieffde jnt vyterste van oeren leuefl dede ain die Ro. ko. ma. tenseluen maill ertz- hertoigen to Oisterrich etc., ind woe troestlick ind vestlick sijne ko. ma., dairop antwoirden, dess wij ind onse lantschap groet vertroiuven hadden, ind noch jn verbapingen sijn, die Ro. ko. ma. genedelick sail gedencken; mer, leijder! durch slijncker jnformaciea van onsen ind onss lantz quaet- willenden, die saicken, de soe langer soe meer then archsten weder ons opgeruert, ind nv jnl leste dairtoe gebracht sijn, dat die durluchtichste hoigebaeren vermogenste furst, onse heer ind neue, ertzhertoige to Oisterrich, to Bourgon. etc. ijtzont, die ko. weerde van Castilien, dair wij ende onse lantschap in guetlicken tractait ind vrede mede stonden, malckanderen sess maende to voerenz op doin schrijuen , onse ontsachte vijandt geworden ind terstont vijantlick tegen ons jnd onse lant- schap gedain heefft; wij geswijgen dess ongeboirlicken voirnemens van anderen onsen wederpar- thien, Cleue ind IJsselsteyn, die durch eygenen moitwill, die eyne bauen den guetlicken tractait, bij die ko. weerde van Vranckrijck gemaickt, dair hij genoichsamich in begrepen wass, off hoen die vrede beliefft hedde, jnd IJsselsteyn jnden tractait bij die ko. weerde van Castilien eenwerff ind ander werff waill benoempt stonde, sulx allet affgeslaigen ind niet in vreden hebben willen wesen, wije dem allet, muchten wij ind onse lantschap gnade ind gonst ain die Ro. ko. ma. onsen gnedichsten heren ind ain die durluchtichste co. weerde van Castilien, onse heren ind neuen erlangen. Des solde men ons van herten geneyght ind willich vijnden, allet to doin, wess temelich jnd geboirlick sij jn rechten ind redenen, ind nyet adders en begeren, |
||||
BtSSGHOP VAK UTRECHT, (1505). 167
|
|||||
dan onse lant jn ruste ind vreden to gebruycken ind den Roemschen rijck to doin, wess eyn guet
getrouwe vroem furst dess rijckx schuldich is to doin. Begeren hijromme vruntlick, uwe lieffden dese onse oitmoidige temelicke verbiedingen, die vurgeschiet sijn jnd noch tegenwoirdelick alsoe onse gantze meyninge ind begeerte is, ther herten to willen nemen, soe wij uvven lieffden alles guelz toebetrouwen, ind suit onss to eren then rechten ind then redenen mechtich wesen ind mede betrachten, jndien wij tot geynen bescheyde mit recht noch mit redenen gekomen kunden, ind men ons ind onse lantschap ommer alsoe beheerden ind auervallen wulde, dat dan sulcke gewalt ind onrecht den Almechtigen Gade verdrieten muchte, dair wij ind onse guede getrouvve onder- $aten alle sementlick op getroist willen wesen, jnd oick ongetwijuelt betrouwen hulp ind bijstant, yan heren, maghen ind vrunden to krijgen, ind sijn dess mit malckanderen auerdraigen, alst nyet anders wesen en raach, lijlF ind guet totten vytersten toe bij to setten, ind wederstant to doin, dair wij meynen vur Got ind vur die werlt ons genoichsamelick jn gequyt to hebben; want iheynden onsen erbiedingen vur ind na bedunckt ons geen ander wech en sij dan noitwere ind wederstant, die jn natucrlicken ind beschreuen rechten behoirlicke ind nyemanden vur geslaiten is, betrouwen die rechtveerdigen rechter Got Almechtich sail onse rechtueerdige saicke ind ons* wederparthien onbehoirlicke vurnemen, jndien sij dairjn beheerden ind geen redenen noch be- scheydenheit gebruycken willen, alsoe berichten, dat wij ind onse lantschap bij eren blijuen sullen, hoewaill die lantschappen to alien zijden verheert, verbrant ind verdoruen weerden, ind bether jn tijde sulx verhuedt weer, dair onsenthaluen geen gebreeck ain sijn solde, want onse vyterste meyninge is rust ind vrede to erlangen jn behoerlicker manieren. Dit geuen wij jnden besten le kennen uwen lieffden, die Got bewaeren will. Gegeuen op onss borch to Nijmegen, op satersdach post Odulphi, nostro sub secreto, anno etc, quinto. Kairle, hertouge van Gelre etc., jnd greue van Zutphen,
Get. Charles. lager d. stoir.
Opschrift: Den weenligen, waelgebaeren, edelen, hoigeleerden ind eirbaeren, onsen
besonderen lieuen neuen jnd vrunden, der vtfff gaitzhuyseren, ritter- schappen ind steden vauden dryen staiteu dess GestiehtE van Vtrecht. aementlich ind elcKen besonder. Deel, A. 399, 400. GGXXXVIII.
De hisschop van Vtrecht aan de 3 staten van Utrecht ter zake eener klagtey dU
Steven van Zuijlen van der Haar aan hem zoude hebben gedaan over JVillem Torch.
Van Goits gnaden Frederick, bisscop tUtrijcht, geboren marckgreue van Baden.
Eirbare lieue vrunde. Vp sulcke clachte als Sleuen van Zuylen vaftder Hair an v gedaen
hefft van gewaelde ende dreyginge hem geschiet sijn solden, dairaff vns sijne supplicacie mit sampt
etzlicken copien de materie antreffende ouersanten, gheuen wij v tho verstaen dat de voirss. Ste-
uen in sijnre supplicacie die waerheyt ser gespaert hefft, schrijuende ouer vns, dat hij vns tot
diuersen stonden tghewelt geclaget endej dat the corrigeren gebeden hebbe, twelck also nyet en
is; mer tis geboert, dat hij mijt etzlicken anderen vp ene tijt bij vns gekomen is, ende hefft
yns tgelech der saeken tkennen gegeuen; soe hebbe wij hem dairop doen antwoirden, jndien bij
naeder lantrechte ouer yemants clagen wolde, wij solden naeden lanlrechte dairop doen veruol-
gen; so hefft hij vns.geantwoirdt ende oick expreslicken dair van geprotesticrt, dat hij nijcht en
clage, mer gheue vns sulx slechts tkennen. Sus want de voirss. Steuen an vns ouer nyemants ge-
|
|||||
166 FREDERIK VAN BADEN , (1505).
CCXXXVII.
Karelj her tog van Gelder , aan de 3 staten van Utrecht* Omstandig verhaal zijner
grieven tegen den huize van Oostenrijk. Weerdige, wailgebaeren, edele, hoigeleerde ind eirbaere, besonder lieue neue jnd guede
vrunde. Wij halden uwen lieffden waill jndechtich to wesen, onse mennichuoldige erbiedinge, hijrbeuoerenz bij tijdeonss alregnedichsten heren dess Roemschen keysers, laefflicker gedechten, sijne keyserlicke ma, ind dair na opten conijncklicken dage to Worms ain onsen genate11 heren den Ro. ko., allet mit temelicker demuedicheit, jnd ainden kurfursten ind fursten des rijckx duck ind voile mit vruntlicker begeerten geschiet, dair durch wij verhaepten affgestalt solde weerden die onge- nade auer ons ind onse lantschapp, van ainbegijnne onser jnkoernpste to desen onsen vaderlicken erue vurgenamen warden, onuerschult aire dingen, dair wij billick groite gnade ind gonste vanden Ro, ko. ma. geeygt hedden, soe wij jn sijnre gnaden dienst nedergelegen, ind bis jnt soeuende jair gevencklick waeren, dair auermitz hulp ind bijstant van anderen onsen heren, maghen ind vrunden vyt gevryet sijn tot onsen groiten kost ind schade, dat billicken sijne ko. ma. gedragen solde hebben, ind nochtant wij niet anders en begeerden dan jn rusten ind vreden bij onser lantschappen to blijuen, ind der Ro. ko. ma. onsen gnedichsten heren allet to doin, wess eyne guet getrouwe furst dess rijckx schuldich weer to doin; wij deden oick met temelicker manieren dienstlick ind guetlick vermanen jn onsen baitschappen ind schrijfften, woe onse gemijnde lieue heer ind vader, zeliger gedachten , hertouge Adolph, den hoigen huyse van Bourgon., dair hij eyne arme neue to was, soe mennigen trouwen dienst gedain, sijne lijff ind leuen duck gewaight, ind then lesten jn dienst der duerluchtiger hoigebaerene furstijnnen, vrouwe Marien, hertoigijnnen van Bourgon. etc., ind nader hant ertshertoigijnnen to Oisterrich etc., soe getrouwelick sijn bloet gestort ind sijn lijff gelaiten heefft, dess Gaide erbermen ind sijnre lieuer zielen genedich wesen moet; wat toesage onsen lieuen heren ind vader jnder seluer reysen van oeren furstelicken lieff- den geschath mit auerleueringen dess standaertz bijnnen der stat van Ghent, wat hoiger vernia- ningen oer lieffde jnt vyterste van oeren leuen dede ain die Ro. ko. ma. tenseluen maill ertz- hertoigen to Oisterrich etc., ind woe troestlick ind vestlick sijne ko. ma., dairop antwoirden, dess wij ind onse lantschap groet vertrouwen hadden, ind noch jn verhapingen sijn, die Ro. ko. ma. genedelick sail gedencken; mer, leijder I durch slijncker jnformacien van onsen ind onss lantz quaet- willenden, die saicken, de soe langer soe meer then archsten weder ons opgeruert, ind nv jnl leste dairtoe gebracht sijn, dat die durluchtichste hoigebaeren vermogenste furst, onse heer ind neue, ertzhertoige to Oisterrich, to Bourgon. etc. ijtzont, die ko. weerde van Castilien, dair wij ende onse lantschap in guetlicken tractait ind vrede niede stonden, malckanderen sess maende to voerenz op doin schrijuen , onse ontsachte vijandt geworden ind terstont vijantlick tegen ons jnd onse lant- schap gedain heefft; wij geswijgen dess ongeboirlicken voirnemens van anderen onsen wederpar- thien, Cleue ind IJsselsteyn, die durch eygenen moitwill, die eyne bauen den guetlicken tractait, bij die ko. weerde van Vranckrijck gemaickt, dair hij genoichsamich in begrepen wass, off hoen die vrede beliefft hedde, jnd IJsselsteyn jnden tractait bij die ko. weerde van Castilien eenwerff ind ander werff waill benoempt stonde, sulx allet afifgeslaigen ind niet in vreden hebben willen wesen, wije dem allet, muchten wij ind onse lantschap gnade ind gonst ain die Ro. ko. ma. onsen gnedichsten heren ind ain die durluchtichste co. weerde van Castilien, onse heren ind neuen erlangen. Des solde men ons van herten geneyght ind willich vijnden, allet to doin, wess temelich jnd geboirlick sij jn rechten ind redenen, ind nyet anders en begeren, |
||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1505). 167
|
|||||
dan onse lant jn ruste ind vreden to gebruycken ind den Roemschen rijck to doin, wess eyn guet
getrouwe vroem furst dess rijckx schuldich is to doin. Begeren hijromme vruntlick, uwe lieff'den dese onse oitfhoidige temelicke verbiedingen, die vurgeschiet sijn jnd noch tegenwoirdelick alsoe onse gantze meyninge ind begeerte is, ther herten to willen nemen, soe wij uvven lieffden alles guelz toebetrouwen, ind suit onss to eren then rechten ind then redenen mechrich wesen ind mede betrachten, jndien wij tot geynen bescheyde mit recht noch mit redenen gekomen kunden, ind men oris ind onse lantschap omraer alsoe beheerden ind auervallen wulde, dat dan sulcke gewalt ind onrecht den Almeehtigen Gade verdrieten muchte, dair wij ind onse guede getrouwe onder- saten alle sementlick op getroist willen wesen, jnd oick ongetwijuelt betrouwen hulp ind bijstant, van heren, maghen ind vrunden to krijgen, ind sijn dess mit malckanderen auerdraigen, alst nyet anders wesen en niach , Iijff ind guet totten vytersten toe bij to setten, ind wederstant to doin, dair wij meynen vur Got ind vur die werlt ons genoichsamelick jn gequyt to hebben; want iheynden onsen erbiedingen vur ind na bedunckt ons geen ander wech en sij dan noitwere ind wederstant, die jn natuerlicken ind beschreuen rechten behoirlicke ind nyemanden vur geslaiten is, betrouwen die rechtveerdigen rechter Got Almechtich sail onse rechtueerdige saicke ind ons* wederparthien onbehoirlicke vurnemen, jndien sij dairjn beheerden ind geen redenen noch be- scheydenheit gebruycken willen, alsoe berichlen, dat wij ind onse lantschap bij eren blijuen sullen, hoewaill die lantschappen to alien zijden verheert, verbrant ind verdoruen weerden, ind bether jn tijde sulx verhuedt weer, dair onsenthaluen geen gebreeck ain sijn solde, want onse vyterste meyninge is rust ind vrede to erlangen jn behoerlicker manieren. Dit geuen wij jnden besten le kennen uwen lieffden, die Got bewaeren will. Gegeuen op onss borch to Nijmegen, op satersdach post Odulphi, nostro sub secreto, anno etc. quinto. Kairle, hertouge van Gelre etc., jnd greue van Zutphen,
Get. Charles. lager d. stoir.
Opschrift: Den weerdigen, waelgebaeren, edelen, hoigeleerden ind eirbaeren, onsen
besonderen lieuen neuen jnd vrunden, der vijff gaitzhuyseren, ritter- schappen ind steden vauden dryen staiten dess GesticliU van Vtrecht. aementlick ind elcken besonder. Deel, A. 399 > 400. CGXXXVIIL
De hisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht ter zake eener klagte, die
Steven van Zuijlen van der Haar aan hem zoude hebben gedaan over JVillem Torch. Van Goits gnaden Frederick, bisscop tUtrijcht, geboren marckgreue van Baden. Eirbare lieue vrunde. Vp sulcke clachte als Steuen van Zuylen varider Hair an v gedaen hefft van gewaelde ende dreyginge hem gesdiiet sijn solden, dairaff vns sijne supplicacie mit sampt etzlicken copien de materie antreffende ouersanten, gheuen wij v tho verstaen dat de voirss. Ste- uen in sijnre supplicacie die waerheyt ser gespaert hefft, schrijuende ouer vns, dat hij vns tot diuersen stonden tghewelt geclaget ende^ dat the corrigeren gebeden hebbe, twelck also nyet en is; mer tis geboert, dat hij inijt etzlicken anderen vp ene tijt bij vns gekomen is, ende hefft vns tgelech der saeken tkennen gegeuen j soe hebbe wij hem dairop doen antwoirden, jndien bij naeder lantrechte ouer yemants clagen wolde, wij solden naeden lantrechte dairop doen veruol- gen; so hefft hij vns.geantwoirdt ende oick expreslicken dair van geprotestiert, dat hij nijcht en clage, mer gheue vns sulx slechts tkennen. Sus want de voirss. Steuen an vns ouer nyemants ge- |
|||||
FBEDERIK. VAN BADEN (1505).
|
|||||||
168
|
|||||||
claget en hefft, oick Willem Torek in vnsen landen nijcht geseten, noch vns bedwenlicken en
is, so is de saeke wes herto anstaen blijuen, mer jndien Steuen voirss. noich naeden lantrechte ouer yemants clagen wil, de vns bedwenlicken offte vnse vndersate is, offte den wij bekomen kunnen, willen wij dair jnne geschien ende doen laten alst naeden lantrechte geboeren sail; offte duchte v hier jnne yet anders van vns the geschiene ende vns de wege van v voirgegeuen, wille wij vns dair jnne nae behoirlicheyt so bewijsen, hij sich vnser billicken nijcht the beclagen sail hebben. Godt zij nait v. Gegeuen in vnsen sloite Duerstede den XVIIJea dach in Junio, anno etc, quinto. Get. H. HUNDEBEKE.
Opschrift: Den eirbaeren vnsen lieuen vrundeni prelaten ende capiltelen vnser vijff goitshuysen, ridderen ende knapen vnses lants, bor- germeisteren, schepenen ende raide vnser stadt van Vtrgcht, den drien staten. Deel, D. 283. CCXXXIX.
f
De bisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter zahe van de schouw op de
nieuwe grift uit den Rijn. Van Goits gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbare, lieue vriende. V schrijuen ons nv gedaen op sulcke scrijfte, wij gesant hadden
aenden deputaten vanden Olden Rijn mit eenre supplicatien, ons ouergegeuen bijder ritterschap onses Ouerstichts, vnse stat van Wijck ende andere, die slagen hebben jnden Olden Rijn tusschen Wijck ende Vtrecht, hebben wij guetlijke ontfangen waill verstaen, ende sulcke uwe scrijfte den voirss. supplianten voir doen holden, die welcke ons dair op ter antwoert doen, dat sulx nye jnden capittell generaill eendrechtelick ouergegeuen zij geweest; dan soe wij noch geerne sagen, dat jn deser saken nyemants bouen alden hercomen ende behoeren beswairt ofte belastet worde, begeren wij noch aen v guetlijke, dat gij die schouwe geverst ende verlengt willen laten, ter tijt gij die deputaten des Olden Rijns bij ons schickende werden, ende ons dat dan te voerens laeten weten, soe willen wij dan die voirss, supplianten dair tegens doen verscrijuen, omme dan jnden saken nae behoeren te laten geschien. Got zjj rait v. Gegeuen vp onsen slote Duerstede, vpten XXIXen dach jn Junio, anno etc. quinto. Get. strouabs.
Opschrift: Den eirbaren vnsen lieuen vrienden, prelaten ende capittelen vnss
vijff goitshusen, ritterschap onses Nederstichts, aldair wesende, borgermeistere, scepenen ende rait vnser stat van Vtrecht, de drie staten. Deel, D. 284. CCXL.
De bisschop van Utrecht meldt aan de 3 staten van Utrecht den uitslag zijner" po-
gingen bij Maximiliaan van Oostenrijk ter zake der stad Groningen. Verhlaart zich voorts hereid, aan Steven van Zuylen van der Haer regt te laten wedervaren. Van Goits gnaden Frederick, bisschop tUtrijcht, geboren marckgreue van Baden.
Eirbare lieue vrunde, Wij hebben guetlicke vntfangen ende gueden mathe wail verstanden |
|||||||
EISSCHOP VAN UTRECHT (1505). 169
|
|||||
uwe schrgffle. Jnden yersten, berorende der Ror kor mat. mandamenten ende die brieue vnses
vetteren van Sachssen jn saeken angaende vnse stadt Gronijngen, wairop ghij weten sullen, dat wij mijt Kor. mat. als van dien voele sprake gehadt, ende de saeken mijt alien ernste veruolcht hebben, dan en bebben noich nijcht anders moegen erlangen, dan dat sijn ko. mal. vnse lande rent bij een ander ende hoer raiden dairbij hebben will, omme mede van deser saeke tho spreken; ende doen daironune tegenwoirdich byerbij scbrijuen an vnsen lieuen getruwen raidt ende doem- deken vnsen kercken then Doem tUtrijcht oinme capittcl generail the doen verschrijuen, als gij wail vernemende suit werden. Ende als ghij vns voirder doen scbrijuen, berorende Sleuen van Zuylen mijt ouersendinge copien twyer supplicacien, die ene jnden laitsten generail capittel v, ende dander landeren tijden vns ouergegeuen etc., blijue wij des bij vnsen voirschrijfften, te weten, dat vns de voirss. Steuen, persoenlich bij vns wesende, ouer gewaelt nijcht geclaget, mer doir Ernst van Usendorn tgelech der saeken tkennen gegeuen hefft, expreslicke protestirende, dat hij nijcht ouer ghewelt en clagede; oick so en vermeldet sijn supplicatie vns ouergegeuen nijcht, dat hij vns ge- claget hebbe, als behoert naeden lantrechte, desgelix so en is vns dairjnne bij vnsen raiden nijcht tonrechte angebracht, als sijn supplicatie vermeldet, geschiet the moegen wesen; want wes dairjnne geschiet, js in vnser tegenwoirdicheyt ende bij vnsen welen geschiet. Sus jndien die voirss. Sleuen offte yemant anders dit selue mitten lantrechte veruolgen wil, willen wij hem dat apenen, ende vns dair jnne so bevvijzen, alst behoeren sail. Wuste ghij oick ennige ander wege, ende vns de voirgegeuen, willen wij vns -center gerne geboirlicke dairjnne bebben nae vnsen voirschrijfften. Godt zij mit v. Gegeuen in vnsen sloite Duerstede, den XJcn dach in Julio, anno etc. quinto. Get. H. HUNDEBEKE.
Opschrift: Den eirbareo vnsen lieuen vrunden, prelaten en capillelen vnser
vijff gotshuysen, ridderschap vnses Neder Stijchls, borghermeisteren, schepenen eude raidt vnser stadt Vtrijcht, drie staten etc. Deel, D. 285. GCXLI.
De hisschop van Utrecht verzoekt aan de 3 staten van Utrecht de helegging van
het kapittel-generaal, om over het aan den hertog van Saxen te geven antwoord te raadplegen. Van Goits genaden Friderich, bisschop tXJtrijcht, geboren marckgreue van Baden.
Eirbaere, lieue vrunde. Wij hebben vp ghesjeren vntfangen de antwordt vnsen vetteren van Sachssen angaende vnse stadt Gronijngen; als wij verstaen, ghij dergelicken vntfangen bebben, sus dunckt vns guet ende van noeden wesen, datmen van stunden an dairop capittel generaill doe verschrijuen, alse gewoentlicken is, omme jnden voirss. capittel sulcke antwoirdt doen boeren ende voirt rait dairop the nemen,*wes voerder dair jnne nuts gedaen sail wesen. Godt zij mijt vf Gegeuen in vnsen sloite Duerstede, den Ven dach in Augusto, anno etc. quinto. Get. H. IIODEBEK.K.
Opschrift: Den eirbaren vnsen lieuen vrienden, prelaten ende capiltelen
vnser vijff goitshuysen, den rilterschap vnses Neder Stijchts, thants bijnnen vnss stadt Vtrijcht wesende, borgbermeistereo, schepenen ende raidt vnser stad "Vtrijcht. Deel, D. 286.
J. 22
|
|||||
FREDERIK. TAW BADEN, (1504).
|
|||||||
170
|
|||||||
CCXL1I.
De bisschop van Utrecht aan de 5 kapittelen en aan de stad Utrecht, ter zahe van
de Groningsche aangelegenheden.
Van Goits gnaden Friderich , bischop tUtrecht, geboren marggraue van Baden. Erbaren, lieue vriende. Vwer schriuen vns nw gcdaen, berorende onse stadt Groenijngen, hebben wij met sampt der muntlicker onderrichtinge der geestelicken persone, alhier aen vns ge- sandt, te gueder maten verstanden ; wair op wij v te kennen geuen, dat wij op sulcken voirraein, Jatst bij den gescliickten van vnsen dryen stalen ende vnsen reden jn deser saecke gedaen, vnse ridderschap ende siede van Ouerijssel, die aen dmxdage toekomende deser saeke halue ter dachfaert ter Nijerbrugge sullen weesen, \erschreuen hebben, omme hoerrer gedeputierde vriende mit voire macht en vrijdage nae Natiuitatis Marie eerstkomende bijnnen vnser stadt Wijck te hebben ende te schicken, dair hijn wij desgelicx vnse drye staten van Vtrecht vollmachtich te komen off te schicken oick verschriuen doen willen, als ghij bijnnen corten dagen vcrnemen sullen werden omme aldair samenllicke jn der voirs. saecke eyntlicke te sluyten; hebben vns doch nyet te mijn jm besten alhier bij beyde vnse alregnedichste herren die konige etc. gevoecht, dair bij wij vns noch dagelicx bearbeyden, oft* wij noch yet gucts jn der voers. saeke bij hoeren ko. gnaden moechten erweruen, meer wij vijnden des noch kleynen troist; dit allet wij v soe jnden besten verkundigen. Ende soe yerst als wij vmmers konnen, gedencken wij vns mitter hulpe Goides, weder te buys te voegen. Godt zij mit v. Gegeuen tot Bruessel opten XXVIJ dach jn Augusto, anno etc. Vto. Get* hosz.
Opschrift; Den eerbaren vnsen lietien vriendeq, prclaten ende capiltelen der vijIT Goelshuysen ende borgermeisler, scepeneu ende raidt vnser stadt van Vtrecht. Deel, C. 36. CCXLIII.
De bisschop van Utrecht verzoeht aan de 5 kapittelen van Utrecht de toezending
htinner gevolmagtigden* Van Goits genaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbare', lieue vriende. S'oe als Jaitste jnt generaill capittel tUtrecht bijden geschickten van
vnsen drien staten ende vnsen raden ouercomen ende gesloten wart, dat wij aen onse ritterschap ende stede van Ouerijsell solden doen schrijuen ende begeren, dat sij hoere gedeputierde vriende mit voire macht bijnnen onser stadt Wijck op enen sekeren dach, den wij bemluyden beteykenen doen, schicken solden, omme aldair mit vnsen drien staten van Vtrecht, die dessgelijcx oick guetwillich waeren aldair te comen ende te schicken, jnder saicke onsser stat Gronijngen aen- gaende helpen ten besten raden ende entlijke sluten etc., soe hebben wij byer op die voirss. vnse ritterschap ende *tede van Ouerijsell doen verschrijuen ter dachuaert bijnnen die voirss. onse stat Wijck, op vryedage nae Natiuitatis Marie naistcomende, guets tijts voir den middage. Wairomme wij aen v guetlijke begeren, gij nyet en laten uwe gedeputierde vriende mit voire macht opten voirss. vryedach oick tot Wijck te schicken ende te hebben, omme jnder voirss. sake, die sich van dage tot dage toe meer tot groter swairheit aenstelt, helpen entlijke sluten; want dese dinge |
|||||||
171
|
|||||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1505).
|
|||||||
geen langer vertreck erlijden moegen. Verlaten wij ons ganselijke. Got zij mit v. Gegeuen
vpten V"n dach jn Septembris, anno etc. quinto. Get* stroijaes.
Opschrift: Den eirbaeren vnsen lieue vrienden, prelaten, dekenen ende capillelen vnss vijff goitsliuseu lUtrecht. Deel, D. 237.
CCXLIV.
De bisschop van Utrecht verzoekt aan de 3 staten van Utrecht, hunne gedepu-
teerden te zenden op de dagvaard te Doesburg, alwaar hij door Maximiliaan van Oostenrxjk is gelast te verschijnen. Van Goits gnadcn Friderich, bisschop tUtrecht, geboren marggraue van Baden.
Erbaren, lieue vriende. Van vnsen allregnedigsten heren, den Romischen konig, js vns nw
gekomen een sinre gnaden brieiF, dair jnne sijn ko. m*. Yns jn der saeke , vnse stadt Gronijngen berorende, eenen dage duet beteyckenen bijnnen die stadt Doesborch, op maenendach nestko- mende, als ghij aen copie van denseluen brieif voirder vernemen sollen werden. Ende wan vns dan nyet geboerlicke sijn will, der ko. m*. sollick hoer begeerde te weygeren, omme te verhoe- den voirder ongnade ende vnwillen, soe sijn wij der meenijnge mitter hulpe Goides vns tot sulcken voirsz. dage tot Doesborch te voegen. Ende soe die sacke groot ende swaer is, ende wij hier bevoerens buyten die staten onser lande nyet jnne gedaen hebben off noch nyet gern doen solden, soe begeren wij van v guetlick, ghij den gedeputierden vrienden van vnsen dryen staten, die ghij en vrijdach nestkomende alhier tot Wijck ter dachfaert werden schicken, mede vollmacht ende heueel doen willen, omme mit vns ende den gedeputierden vrienden van vnser ridderschap ende steden van Ouerijssel, den wij desgelicx oick hebben doen schriuen, van alhier voirt totten voirss. dage tot Doesborch te reysen, alldair tot wailfart vnser lande ten besten helpen mede handelen ende tractieren. Doch js vnse meyninge ende guetduncken, dat men nyet te mijn en vrijdach opter dachfaert alhier mit rate ende handelinge voert vaere ende in der saike eyntlicken sluyte. Goit sij mit v. Gegeuen jn vnsen slote Duerstede, opten IXea dage jn Septembrj, anno XVC quinto. Get. nosz.
Opschrift: Den erbaren vnsern lieuen vrienden, prelaten ende capiltelen vnser vljff gotshuyseu, ridderschap, stadt ende steden vuses landts vanYtrecht aeu dese zijde der Ussulen. Deel, D. 288. llet in dezen brief betloten afschrift van den brief van Maximiliaan van Oostenrijh9
luidt alt volqt: *r
; . '
CCXLV.
Maximilian, van Goits gnaden Romischer konig etc.
Eerweerdige furst, lieue andachtige. Wij hebben der schelingen halue, die sich holden tus-
schen den hochgebomen vnsen lieuen oehem ende fursten, hertoich Georgen van Saxen , oick v ende der stadt Gronijngen eenen dach op maendach nae Grucis Exaltationis nestkomende, tot Doesborch, jn den quartier van Zuytphen gelegen, angesetzt, ende dair op vnse trefienlicke rede geordeniert, jn meyninge aldair endtlicken jn solichen schelingen te handelen. Dem nae beuelen Wjj v andacht ernstlick, dat ghij op sulcken dage jn eigener persone erschijnen, oick den van 22*
|
|||||||
172 FREDEKIK VAT* BADE*, (1505).
Gronijngen verkunden, dat wij denseJuen dach aengesat heben, dair mede sije hoer bottscbap mit
volhnachtigen gewalt oick dair op schicken, soe willen wij einen eerhalt tot Gronijngen schicken, die sije op sulcken dach ende weder te huys geleyte, ende willend nyet wtblijuen; dair aen doende vwe andacht vnse ernstelicke meyninge. Gegeuen tot Bruessell anden anderen dage Septembris, anno etc. quinto, vnses rijcx jn den twijnlichsten jaeren. per regem. Ad mandatum domini regis proprium.
Opschrift: An eerwaerdigen Friderichen, bischopen lot Vtrecht, vnsen furslen
ende lieueu andechtigen. Deei, D. 289.
CCXLVI.
Burgemeesteren en raad der stad Groningen verzoeken van den butchop van Utrecht
beslissend antwoord omtrent hun verzoek om hijstand* Den hoichweerdigen, duerluchtigen ende hoichgeboeren ffursten ende heren, hereri
Ffrederick, bijscop tUtrecht ende geboeren marckgreue van Baden, vnsen gnedegen lieuen heren. Hoichweerdige, duerluchtige, hoichgeboeren furste, gnedige lieue her. Soe vnse gedeputierde,
dwelke nv laitsten toe Hattem ter dachuaert geweest sijnt, ons weder jnne gebracht hebben, woe juwe furstlijke gnaden ende die gedeputierde der staten der seluer v g. lande, nae voele handele jnden geschelen ende gebreken, tusscben den doirluchtegen ende hoichgeboeren fursten, den hertogen van Saxen etc. vp die, ene ende ons op die andere sijden ter voirg. dachuaert gehat, den seluen onsen gedeputierden jn entlijken ende affsceydenden antwoert hebben doen seggen, dat nae den juwe gnaden ende den gedeputierden der staten voirss. nae voele verarbeidens gene wege vijnden en konden, dair doir die voirss. schelingen hen gelacht ende juwer gnaden stat Groningen jn oeren. noden gereddet ende geholpen mochten werden, ten weer dan sake die voirss. juwer gnaden stat hoir Ommelanden verlaten ende sick der neet meer onderwinden en wolde; ende begeerden dair- omme juwe gnaden mit den gedeputierden der staten voirss., wij die \oirss. Ommelanden verlaten ende ons der ontslaen , ende wat dair op onse meninge weer, jn thien dagen nae datum des voirg. alFscheils juwe g. scrijftlijke weder verwittigen wolden, mit brederen redenen ons die voirg. onse gedeputierde te kennen gegeuen hebben; soe hebben wij ons dairop mit der wijsheit en der ganser gemeente onss slat beraden, ende mit den alien eendrachtlijke verdragen, ende den nae soe doen wij juwe f. g. oitmoedelijken dair op ter antwoert weten: datnae den ons nyet mogelijken en js, die voirg. lande toe verlaten, sunder merckelijke afl'breken ende verkorten onss rechts, tweleke wij ons totten den seluen landen vaslelijke vermenen toe hebben, mede oick sunder onentlijke ende onuerwijnlijke schaden, ende seker ende onuerwijnlick verderff juwes g. stat voirss. soe vnse gedeputierde voirss., alsse ons bericht hebben juwe f. g. oick wail breder ende clarer te kennen gegeuen hebben, dair omme soe js ons van noeden, die verlatinge der voirg. lande toe weigeren ende nyet toe te laten, went ter tijt toe, die selue landen ons mit recti te, dair wij ons noch toe verbeden, affgehant worden. Ende aenroepen dair op noch oitmoedelijke ende aenstan- delijke juwe f. g. als onsen rechten lantfursten, ende bidden ende begeren juwe f. g. mitten staten voirss. soe raden ende schicken willen , juwer g. stat voirss. jm oeren noede van stonden aen ge- reddet ende gehulpen ende tot oeren rechten ende oirber, gelijck een andere Stichtsche slat, ver- dedingt ende beschermpt werden ende neet oneerlijke verlaten blijue, soe sick dat nae v f. g. hoge geloftnisse, verscrijuinge ende vorselinge, voeren jn v f. g. huldinge ende nae jn juwer g. |
||||
BISSCHOP VAN UTBECHT (1505, 1506),
|
|||||||
173
|
|||||||
segele ende brieue, ons onlanck gesant, sampt oick dio staten voirss. segele ende brieue ende
maninge Yerlroistinge, voirtijdes toegesecht, nae ere ende^ gelimp nyet anders en beboert noch temelick js. Ende jn gevalle juwe f. g., dat God verhueden moit, ende wij ons oick tot die sclue juwe f. g. nyet versien willen, ons hijr en bouen noch verlatende worden, ende wij dan genodiget worden, wat te doende, dat juwe genade ongeerne sien, ende wij noch ongeerner doen solden, soe bidden ende begeren wij oick oitmoedelijken , v f. g. ons dat nyet wijten noch jnt quade affnemen en willen, want dat dan van ons, nae maninge ende behoirlijke wairninge ende vermaninge, nyet anders dan om reddinge onss lijue, leuende ende gueden gedaen sail worden; ende bidden ende begeren hyer omme oick , v f. g. ons hyer op mit entlijke antwoirde sunder enich laiig vertoch gnadelicken bescheiden willen, dair nae wij ons moegen weten te hebben ende toe holden. Dat willen wij altijt mit lijfF ende mit guede nae alien onser vermoegen geerne weder verschulden ende verdienen tegens die selue v f. g., die God die Heer salichlijken, gesont bewaeren will. Gescreuen onder vnss stat secreet, op donredach nae Eluendusent Maichden dach, anno etc. quinto. Borgermeistere ende raidt der stat Groningen.
Deel, A. 483, 484.
CCXLVII.
De histchop van Utrecht aan Ludolf van Veeny domdeken^ ter zahe van de aflaatt-
gelden. Van Goits gnaden Friderick, bisschop tUtrycht, geboren marckgreue van Baden.
Eirbaere, lieue getruwe. Als v bewist is tveruolch, dat Willem van Oij van wegen Ro. ko. ma. gedaen hefft, omme thebben dat afilaetsgelt, dat in vnsen Gestichte veruallen is, soe ist dat vnse drie stede Deuenter, Campen ende Swolle hem sulck gelt hebben volgen laten, wair omme hij an vns begert hefft, wij an v versueken wolden, offt men dat oik bijnnen vnsen stadt Vtrijcht volgen laten wolde, want hij tho Hattem nae der antwordt verwachtet, ende en solde nyet gherne vorgeuens tUtrijcht dairomme komen , twelck wij v jnden besten tkennen gheuen, omme vns bi desen vnsen boden ons entlicke antwordt dair aff the schrijuen, de wij hem voirt verwittigen doen moegen. Godt zij mijt v. Gegeuen in vnsen sloite Duerstede, den XXIIJctl dach in Decembrj, anno etc. quinto. Get, H. HUNDEBEKE.
Opschrtft: Den eirbaeren vnsen lieuen, getruwen raidt, meistcr Ludolph vanden Vene,
doemdeken vnss korcken ten Doem tUtrijcht. Deel, D. 29(t.
CCXLVIII.
De hissckop van Utrecht zendt aan de 3 ttaten van Utrecht afschrift van het door
hem ontvangen anticoord der stad Groningen* Van Goits gnaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboren marckgreue van Baden.
Eerbare, lieue vriende. Alsoe wij corts geleden onder anderen aen v doen scrijuen ende copie
ouergesant hebben, woe wij bij rade onss lantschap aen gene zijde der IJsulen aen onse stat Gro- ningen doen scrijuen hebben etc., heeft onse slat Groningen dair op ons nv ter antwoert gedaen, als gij sien moegen jn copie van hoeren brieue hijer jnne gelacht, twelck wij v mede jnden besten |
|||||||
FREDERIK VAN BADE5 (1506).
|
||||||||||
174
|
||||||||||
tkennen geuen. Got zij mit v. Gegeuen vp onsen slote tot Duerstede, vpten IJcn dach jn Jannario,
anno etc. sexto. Get. stjioijaes.
■ Opschrift* Den erbairen vnsen Iieuen Trienden, prelalen, deKenen ende capiltulen vnss vijff goitshusen, ritterschap onses Stichts bijnnen Vtrecht wesende, ende borgermeistere, scepenen ende rait onss slat van Vtrecht. Deel, B. 218. Dit antwoord is van den navolgenden inhoud:
CCXLIX.
Den hoichweerdigen, doirluchtegen ende hogeboeren fursten ende heren, heren Frederick,
bisscop tUtrecht ende geboeren marckgreue van Baden, vnsen gneden lieue heren. Hoichweerdige, doirluchtige, hogeboeren fursten, gened. lieue heer. VI. g. scrijftelick ant- woert, beroerende vnse antwoert op den allscheit der dachuaert toe Hattern laist geholden, oris nv vreder toegesant, onder anderen jnneholdende: dat nae den maill >vij nae vwer gnad. ende den staten uwer gnad. lande guetlijke onderwijsinge ende guetduncken ommers die Ommelande , daer toe sich die Ro. ko. m*. ende dat heilige Ro. rijcke gerechticheit toe te hebben vermelen, als onse gesehickede vriende vp der dachuaert, toe llattem geholden, genoichsaem gehoert hebben, nyet affstaen ofte verlaten en willen, dat v gnad. ende hoere lantschap aen beiden tsijden swair ende lastich wesen solde, ons tot beschernmisse der lande voirs. tegens die Ro. ko. m*. ende dat ganse Ro. rijcke enige hulpe ofte bijslant te bewijsen; js dair omme noch v g. ende hoerre lantschap rait ende guetduncken, dat wij ons noch wijselicker hyer op willen beraden ende ons der voirg. Ornmelanden noch ontslaen ende die laten volgen , dair die Ro. ko. nit. ende dat heilige rijck die geordiniert ende gestalt hebben, soe willen v gnad. ende hoere lantschap noch onderstain em^e middelen, Wege ende maniere te vijnden tot vnss vordell, soe voele v gnad. mogelick wesen sail, gelijck onsen gedeputierden vrienden dat oick tot Hattem van v g. ende den gedeputierden v. g. staten overgegeuen was. Oick begeren v. g, ende hoere staten die meerredeell van dese sijden van ons te we ten , oftet soe queme, dat v. g. mitten voirg. staten ouercomen ende sluten worden, ons hulpe ende bijstant te doene, ende gesijnnen worden jn v g. stat Groningen te komen tot be- schermenisse van ons aldair, als v g. alsdan van noeden wesen solde aldair jn en wt toe reysen , ofte wij v g. ende der seluer lantschap alsdan oick aldair willen jnlaten nae v g. ende der lant- schap wille, ende soe starck als v g. ende den landen van noeden wesen sail, ende v g. mitten landen bewairt sijn moegen, nae de mail nu alrehande volck bijnnen der seluer v g. stat js, met begeerte vnss antwordes hyer op, ende brederen jnholde der selue voirg, v g. scrijften, hebben wij alle guetlijke ontfangen ende verstaen. Dair op v f. g. gelieue toe weten, dat wiewaillwij noch nyet anders sien oiFte verstaen en kunnen, dan dat verlaten ende aff'scheiden der Ornmelan- den van v f, g. stat voirs. nyet sunder seker ende onuermidelick perikell der Yerderflnisse der voirs. v g. stat wesen will, nochtans de mijn nyet soelen wij v g. ende der seluer staten gueden rait dair jnne nyet onthoeren willen, wanneer wij vanden seluen enige middele ende manieren, doer den welken die voirs. v g. stat wt der voirs, YerderlTnisse waill bewaert ende beholden inoege blijuen, gehoert ende verstaen sullen hebben, Vorder gelieue v f. g. oick te weten, dat soe wTanneer juwe gnad. ende der seluer lantschappen bijnnen die voirg. v g. stat tot bescherm der seluer stat komen soelen willen, soe willen wij v g. ende der seluer lantschappen jn die voirs, stat |
||||||||||
... _
|
||||||||||
_
|
||||||||||
BISSCHOI' TAN UTRECHT (1506). 175
|
|||||
laten jnkomen, soe starck als v g. ende die selue lantschappen nutte ende noit tot hoere bewaringe
duncken sail; doch begeren oitmoedelijcke v f. g. ons hoeren brieft' mit aenhangenden segell dairop geuen willen, dat v f. g., v g. stat voirg. bij hoeren olden rechten, priuelegien, vrijheiden ende heercomen genadclijcken soelen willen laten, nae vermoege der hoge geloften, verschrijuunge ende versegelinge v f. g. ende der seluer voirvaderen, ende die jn geenre manieren vercorten ofte aff'breken soelen willen. Bidden oick ende begeren oitmoedelijken v f. g. ons dese voirs. onse be- geerte nyet jut quade noch ongenadelijke aflnemen willen, aengesien die oirsake, dwelcke ons nae onsen beduncken nyet onbillick, omme dit voirs. te begeren, bewegen beeft. Ende js dat die hogeboeren fursten van Saxen raden, des gelijcken oick die greue van Oist Frieslant, soe wij mit den sprake gehadt bebben, ons nyet bedectlick nier openbair voirgeuen ende seggen, dat v g. ende der selue staten mit een ouercomen sijn ende verdragen, dat die selue v g. boer stat voirs. dair toe noedigen ende dringen sail, dat se die Ommelanden nae wille des voirs. vorsten van Saxen verlaten ende anders dinge, der seluer stat seer lasticb wesen solden, consentieren ende toelaten solden, woe waill wij ons des tot v f. g. nyet versien en willen. Ende soe v g. stat voirs. sich tegen v f. g. ende den gansen Stichte wen tot noch nyet anders, dan alse getruwe ondersaten ende guede litmaten des Stichts geholden ende bevvesen hebben ende voirt meer sich alsoe oick gerne bewijsen soelen willen, hyeromme bidden ende begeren wij oitmoedelijke, v f. g. alsoe mitten seluen Stichte raden ende schafl'en willen, v g. stat voirs. sonder langer vertoch in hoeren uoeden gereddet ende tot hoeren rechte ende voir hoir verderffenisse, gelijck een andere Stichtsche stat, verdedingt ende beschermpt worde; ende wat des geschien sail, ons een scrijftelick antwoert mitten yersten weder te senden, dair nae wij ons moegen weten te richten. Dat willen wij mit aire onse macht, lijues ende guets altijt geerne weder verschulden ende verdenen tegens die selue v f. g., die Got die Heer salichlijken, gesont bewaeren will. Geschreuen onder onss. staten secreet, vp tSant Jansdach euangelista, anno &t. quinto. Borgemeistere, rait, gesworen ende anders gemeente mitten
gemeenen gilden der stadt Groeningen. Peel, B. 219, 220.
CCL.
Frederik, heer van IJssehtein^ zendt aan de 5 kapittelen van Utrecht, de door hem
ontvangen hevehchriften des konings. Werdighe jn Gade jnd eirsame, wise, goide vrunden. Wij schicken uwer werdicheiden al-
sulken mandaet ind mandament van wegen onssz alregnedichsten lieuen heren, der R. k. ma., als ghij zijn moight, omme v daer mede moegen weten te richten, dwillich wij v jn alien gueden ind inden besten to kennen geuen, jnd solden dat selue mandaet eer geschickt bebben, mer so wij die laet gekreghen ind langh onder wegen geweest sijn, eer die seluer tot onssz handen ge- komen sijn, oick wedershaluen en hebben wij v die nyet moegen schicken; daer omme willen uwe werdicheiden dat voir egeynen onverstant aennemen. Hier mede sijn uwe werdicheiden Gode beuolem Gegeuen opten XVIIJea dach in Januario, anno VJ. Frederick van Egmont, greue van Bueren, tan Liderdam,
heer tot IJselsteyn, tot Cranendonck etc. Get. FREDERICK.
Opschrifti Werdighe jn Gade jod eirsamen, wiseu onssz goide vrunden, prelaten,
dekeoen ind eapittulen der vU£T gaetshuyssen tUtricht. Deel, D. 291.
|
|||||
PREDERIK VAN BADEN , (1506).
|
|||||||
176
|
|||||||
CCLI.
De hwchop van Utrecht aan het hapittel van den Dom te Utrecht, ter zahe van de
aflaatsgelden*
Van Goits gnaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren rnarckgreue van Baden. Eerbare, lieue vriende. Uwen brieff ons nv gesant als vanden afflaits gelden, jn onss kercken
van Vtrecht vergadert sijn, beroerende, soe wij neling vnsen doemdeken scrijftelick tkenncn ge- geuen hadden, woe dat wij van Willein van Oij van wegen der Ro. ko. mt. versocht weren ge- weest, ouime alsulcke gelde, als jnden voirss. afflait ofte jubileo jn onse kercke van Vtrecht ver- gadert weren, hem ouer te leueren, begerende vnse doemdeken, dat aen onse vijft' goitshusen ende ouersten onss stadt Vtrecht versuecken wolde, ofte sij des te vreden solden wesen, mit tgene dair vorder jnne geschiet js; ende oick dat Willem van Oij naederhant vander Ro. ko. m1. macht- brieue getoent heeft, jnden welcken die edele vnse lieue neuen, die greue van tHoern etc., die beer van Poilhera etc. en die voirg. Willem van Oij tsamentlijkc ende nyet elck bijsunder ge- machticht staen, doir welcker macht Willem voirss. begeert heeft, hem die gelden to leueren, ende soe gij dan nyet gemercken en kunnen, dat Willem voirss. die gelden allene sonder die ander twee mit hem gemachticht, mits dier inachten genoicht gemachticht sij, die gelden te boeren wt oirsake die Ro. ko. ml. dair wt nemen mochte, alse hem sulx nyet allene beuolen le hebben etc.; ende oick, soe gij verstaen, wij vanden cardinaill ende legait etc. beueell hebben dat derdendell te ontfangen mit verderen redene jn uwen scrijften begrepen, en kunnen gij die gelden nyemant ouerleueren, begerende dair omme van ons vnse meninge dairop te weten, woe dat wair is, dat die edele vnse lieue neuen , die graue van tHoern etc., die beer van Polhem etc. ende Willem van Oij , als wij tot Hattem ter dachuaert waren, voirhielden ende tkennen ga- uen, dat zij van r\o. ko. m1. beueell hadden, die afflaitsgelden jn vnsen Gestichte te vorderen ende te ontfangen, dair op sij vns hoere beueell toenden, ende soe sij jn anderen noitlijke saken nae der Ro. ko. ma. reisen mosten, deden zij Willem van Oij beueell, nyet allene jn dier, mer oick in anderen saken, dair jnne sij tsamentlijke van Ro. ko. m*. geordiniert weren, dat hij die afflaits gelden allene nae vermoegen hoerre commissie vorderen ende ontfangen solde,' ende lieten hem dair op de Ro. ko. m*. quytancien, dair mede hij die afflaits gelden jn vnsen lande van Ouerijsell ontfangen heeft, twelcke wij alle holden onsen domdeken en vicarijs, die dair mede bij waeren, alsoe geschiet te wesen noch waill voirstait ende inne dachtich js. Vorder als gij schrijnen, dat wij beueell ende commissie vanden cardinaill ende legait etc. hadden, dat derden- deell vanden afflaits gelden te ontfangen etc., is wair, dat wij mitten anderen commissarien, voir ende nae, jnsunderheit commissie ende beueell gehadt hebben, dat derdendeell jnne te vorderen ende te ontfangen, dat wij oick soe aldair doir onsen raden doen vorderen hebben, twelck oick van v vp die tijt affgeslagen werdt; ende want dan nv die Ro. ko. m*. omme alle tgelt, dat dair js, doit vorderen ende oick die cardinail ,....., solde vns swaer ende lastich wesen , mit onwille
ende ongenade der Ro. ko. m*. dat derden deell dair aff te vorderen, gelijck gij dat selues wail*
ouerleggen kunnen; twelck wij v soe jnden besten tkennen geuen. Got zij mit v. Gegeuen op vnsen slote tot Duerstede, vpten XXJen dach in Januario , anno etc, VJt0# Get* STROIJAES,
Opschrift* Den eirbaeren vnsen lieuen vrienden, domdeken ende capittell vnser
kercken van Vtrecht. Dec], A. 40C.
|
|||||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1506). 177
CCLH.
De hisschop van Utrecht stelt aan de 3 staten van Utrecht voor> ook hunne
gedeputeerden te zenden op de dagvaard te Hattem, ter zake der Groningsche aangelegenheden* Van Goits gnaden Frederick, bisscop lUtrecht, geboeren marckgreue van Baden. Eirbare, lieue vriende. Onse rede, van onss wegen tot Hattem ter dachuaert wesende, bebben ons nv doen scrijuen, als gij sien moegen jn copien van hoeren brieue byer jnnegelacht. Ende soe vvij dan der meningen sijn, ons jn persone mitten yersten tot Hattem ter dachuaert te voegeu, begeren wij zeer guetKjke, dat gij oick mitten yersten uwe gedeputierde mede tot Hattem ter dachuaert scicken willen, omme nocb te onderstane ende te besiene , ofte men wat gucts jnder saken vijnden mocbte; want wij ons oick sonder twijuell ganselijke versien, dat onse rilterschap ende stede vnses lants van Ouerijsell die boere oick vpter voirs. dacbuaert bebben ende schicken sullen. Dairomme v byerjnne bewijsen, als wij betruwen. Got zij mit v. Gegeuen op onse slote tot Duerstede, vpten XIIIJen dacb jn Ffebruario, anno etc. VJ°. Get* stroijaes.
Opschriffc Den eirbaeren vnsen lieuen vrienden, prclaten, deken ende capillelen vnss vijff goitshusen, ritterschap onses Neder Geslichts, borgermeislere, scepenen ende raden vnss stat ende steden van Utrecht. Deel, A. 407. Het in dezen hrief hesloten afschrift van den brief der raden des bisschops luidt ah
volgt: CCLIII.
Dem boichweerdigen, boicbgeboeren fursten ende beren , beren Frederick, bisscop tUtrecht,
geboeren marckgreue van Baden, vnsen gnade lieuen beren. Hoichweerdige, bogeboeren furst, geneden lieue heer. Die greue van Bueren is en maendage
verleden alhyer tot Hattem gecomen, ende beeft ons, op buden voir bem bescheiden, ons doen openen sijn beuele, bij van Ro. ko. ml. tot dess dachuaert heeft nae vermoegen eenre instructie etc. Ende want dan sulcke instructie soe jnnehoudende is, dat wij buten uwer gnaden op deser dacbuaert nyet vorder bandelen en kunnen, dunckt ons van noeden, js oick des greuen van Bueren vrientlijke begeerte, dat sich v f. gnade tem furderlicksten in eigener persone alhyer voege, want sijn liefde verbiet bem, wes hij guets in deser sake gedoen kan, des genen vlijt te sparen ende blijftdairop albijr v g. toecompste verwacbtende. Oick beducht ons guet sijn konde v g. vervoegen, dat enige vanden staten des Neder Sticbts in soe corter tijt mede albyer quemen, want sulcx tot vorderinfe der saken dienen solde. Ende wij bebben oick des gelijcx den gedeputierden van v g. ritterschap ende steden van Ouerijsell oick gescreuen, sicb ten aire vorderlixten alhyer te voegen, dair aen wij nyet en twijuelen, sie sich guetwillich bewijsen werden. Desgelijcx js den van Groningen geleide van den Sachissen toe gesant, ende hopen ganselijke dat die oick nyet wtblijuen sullen. Dat allet wij v f. g. indeii aire besten te kennen geueu, die welcke onse Heer Got lange vrolick ende ge&ont bewaeren raoit. Gegeuen tot Hattem, vpten XVea dacb in Frebruario, anno etc. VJto. "V f. g. geboersaem rede en amptlude, nv alhyer tot Hattem
ter dacbuaert wesende. Deel, A. 408.
I. 23 |
|||||
i
|
|||||
178 FBEDERIK VA^ BABES (1506).
CGLIV.
De bisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter dier zake.
Van Goits gnaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marcgreue -van Baden. Erbare, lieue vriende. Ons sijn nv van onss stat van Deuenter scrijfte mit jnnegelachter eopien ten handen gecomen , als gij hijr June besloten siende werden. Ende soe gij dan dair wt vermercken kunnen, die sake lastich js ende dair jnne ten eynde, buten die uwe dair bij te heb- ben, nyet gesloten en will werden, begeren wij zeer guetlijke, dat gij die saken waill betrachten, ouerleggen end ten herlen nemen ende uwe gedeputierde mit ons tot Hattem ter dachuaert schic- ken ende hebben willen, die wij op nv en donredage naistcomende tauonds tijde bijnnen onss stat Amersfoert verwachten sullen. Wij waren der meninge ons eer ter voirs. dachuaert gevoicht te hebben, dair omme uwe gedeputierde mit ons veilich ouer te mogen comen, hebben wij onse reyse soe langc vertoegen. Dus wilt v der saken te guede hyer inne bewijsen, als wij ons des ganselijke tot v betruwen. Got tzij mit v. Gegeuen vp vnsen slote tot Duerstede, vpten XVJeu dach in Ffebruario, anno etc. VJto. Get* STEOUAES.
Opschrift: Den eerbaeren vnsen lieuen vrienden, prelaten, dekenen ende
capittelen vnss vijffgoitshusen, rillerschap vnsen Neder Gestichts fcurgermeisteren, echepenen ende raden vnss stat vndc steden van Vtrecht. Dcel, D. 295. Ilct in dezen brief besloten afsclirift van burgemeesteren , schepenen en raad der stad
Deventer aan den bisschop luidt aldus: CCLV.
Den hoichweerdigen jn Got, hoichgeboeren , vermocgenden fursten ende heren, heren
Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren marchgreue van Baden, vnsen gned. leeuen heren. Hoicliweerdige jnne Got, hogeboeren, vermoegenden furst, genedige, lieue beer. Doxch be- geerten vwer gnad. stat Campen heeft uwer gnaden stat Swolle ons louergesant dese copie hyer jnne versloten, ende ons onder anderen mede doen scrijuen, van noeden tsijn vp die sake vwer gnade stat Groningcn vorder voirsich tdoen etc., bij ons dan genedige furst ouergelacht, dat op die sake voele dachuaerden geholden sijn geweest, tot groten costen, die alle onvruchtbair sijn, ende wij noch nyet vermercken konnen wt den handell ende verdrach, latest tot Hattem geschiet, die ons doch zwair ende lastich weer geweest, ende anders, dat die hoichgeboeren furst, hertogen van Saxen, bij enigen geboirlijken middell ofte wege, die sake handelen will laten, ende die van Groningcn nae hoeren hoichlijken verbieden uwer gnad., onsen ende anderen scrijften, mit eren noch reden, sonder ewige aff'broick der rechticheit uwer gnad. kercken, sus jn oeren vtersten lasten nyet toe verlaten staen, ende v f. g. ende der selsten lantschappen mitter eenre dachuaert voir ende der ander nae tot vorder benauwinge uwer gnad. stat Groningen, sonder den seluen enigen troist tdoene, vpgeholden werden; beducht ons als anderen uwer gnaden steden voirg. mer. ckelick van noeden, diepelijker ende grontlijker dair vp raidt tslaen, dan bes noch toe is ge- |
||||
msscnop tax utregut, (1506). 179
schiet. Geuen dair omme dit selue v f. g. jn den besten tkennen, biddende ende begerende, dat
die selue v f. g. bij gevalle, dat op deser verraemden dachuaert tot Hattem nyet gevonden will werden, ten vrede ofte gebuerlijker entschap gedeynde, des wij sorge hebben, so willen nemen ten herten, ende mitt v g. gemene lantschappe mitten yersten jn dess saken soe versien, datuwer gnaden stat bouen oir verbieden recht ende redelicheit nyet verlaten ende van v g. kercken nyet vervreempt en werden, als wij ons des versien; willen wij gerne mit alien vlijt ende vermoegen voertsetten ende voir wesen helpen, kent Got, die v f. g. jn langen gesonden leuen bewaeren will. Gescreuen den Xen dach jn Februario, anno etc. VJl0. Oick, genaden furst, heeft uwer gnade stat Campen, nae dat dese vnse scrijfte bereit weren,
ons toegesant der mede jnne gelachte cedule dair wt to vernemen , wes dat v g. stat Groningen wort voir gebracht, ende beduchten wt den ende anderen redenen, soe verre sij nyet anders getroist en werden, dat sij mit sulcken ende tder gelijken wegen tot andere meninge gebracht moegen werden, Vwe gnaden willen dair omme die sake soe ten herten nemen, dat den bij tijde voir- vanck geschie. Ende begeren des alletz uwer gnaden guede meninge ons scrijftelick te gronde tdoen verkundigen, om byer oick verder dair jnne te moegen helpen raden, alst tot waeluaert dienen sail, dair wij ons ganselick toe verlaten. Datum. Borgcrmeistere, scepenen ende rait der stat Deuenter.
Deel, D. 296.
Be in dezen brief vermelde afochriften zijn van den navolgenden inhoitd:
*
CCLVL
An den eersamen meister Gheert van Wow, clocheghieter toe Campen.
Eersame etc. Wilt weten dat ic vruntlicke van v begere, dat ghij wal willen doen ende verhoren van juwen lieuen heren burgermeister ofte scepen juwer stat, ofte sie enige composicie ofte tractaet tusschen der stadt Gronijngen ende den fursten van Sassen sij gemaict ofte geraemt, dat tot eniger vrede mochte dragen ofte begrepen mochte wesen mijt mijnen gnedichsten heren van Vtredit, capittel, ridderscliap ende gemeene steden, dat totten eynde des vreden mochte dragen; want wij nv ten tijt in groten noeden sijn, des Got Almechtich sij bekant, want wij gene vertroestinge crigen van heren noch steden; want wij doer schrijuinge mijns gnedichsten heren van Vtrecht, capittel, ridderscliap ende steden des gemenen Stichts van Vtrecht, durch v versegelinge ende brieue in groter benauwinge ende dwanck sijnt gecomen, als vanden fursten van Sachsen; want hadde mijns g. h. ende uwe steden segel ende brieue gedaen, wij en hadden dat blochuyse in Drenthe voir ons stat Gronijngen nyet laten slaen, al solden wij dair omme all hebben gestoruen; want hadden wij dair en deel borgers ofte jnwonre omme willen troesten, wij hadden dat wel moegen keren, mer doer schrijuen van bijstandt te doen, als voirs. is, soe jst verbleuen; ende ist sake, dair^ Got voir sij, die bitterlicke noet toe dringet, dat wij onder den fursten van Sachsen sullen moeten gaen, dan soe sullent menich steden ende coipluden ouer men- nich jair bitterlic beclaegen; want de furst van Sachsen ende sijne bewanten hebben sich al rede laten ontfallen, ist sake dat bij een weldich heer van Gronyngen wort, soe wil hij een veste sette op Schiermonckoge geheten, ende is een eylandt an Gronijngen gebide, ende licht jnder zee, ende dair geet ene diepe hauene an, dair men mijt hulcke ende coggen mach omseylen, als iw inwoenren wel kundich is; dair mach men oick af sien, alle schepen seylen oest ende west, 23*
|
||||
181) FREBF.RIK VAJf BADE]* , (1506).
soe dat men dair af mach dwingen Hollant, Zeelant, Bijge en Reuel, Dansick, Lubeke ende
Ilamborch ende alle de gene, die de zee willen bruycken. Dit ouerdencken jw, lieue heren ende vrunden, wal, want dit jnder waerheit alsoe is, ende oick soe sal vijuden, ende oick wij stat Gronijngen nv noch immermeer vamlcn Stichte sullen willen scheyden ; mer soe als wij verstaen , dat ons onse g. h. mi I ten gemenen vijff goitshuysen van Vtrecht ons van den Ommelanden onser stat Gronijngen wil dringen ofte afscggen, soe wij verstaen, ende dair dan nyet voir sullen hebben, het sij mijt stapel recht of anders, ende sus dan soe dringet ons die bitterliche noet dair toe, dat wij van Gronijngen oic moeten bliuen , dair onse Ommelanden bliuen, want wij alle onse neringe ende noeldrufte dair wt hebben , ende alle onse marckten daer wt gestichtet sijnnen. Dit ouerge- merckt ende tractiert wel, wes w ende ons van noeden sij le doen ende te laten, want weert dat wij noch enijge vertroestinge of bijstandt van mijn g. h., capittel, ridderschap en steden mochten crigen, het were jut heymelicke ofte openbair, wij solden ons noch bitterlicke lijden een tijt lanck; ende ten is noch alse vterlicke mijt ons nyet gecomen, wij soldent noch een tijt ]anck wel holden, als wij vertroestinge dan wisten van heren ofte van steden, ende den fursten van Sachsen wal wederstaen, als voers. is, mer wij worden meeste mede gedwongen ende gedron- gen van w vijft' goitshuysen; als* wes onse burgers of inwoenren in uwen steden coipen ofte heb- ben gccoift, als dat men meent doer Goeuoerden te brengen, soe wort dat de voerluden jnt hey- melicke verwittigct, dat siet dan laten staen, dattet dan den droste werde verwittiget toe Coe- uerden, hit heymelicke ofte openbaer, op (?) dattet altijt dair doir mochte; als dan soe kunnen wij altijt, als Got wil, wal in krigen mijtten macht, Ende ons is oic verwittiget, als van wegen den van Sachsen, dat sij wTillen ene veste setten in onse stat Gronijngen, ende dan soe willen sie ons bij alle onse priuilegien ende olde recht laten, ende den stapel wt alle onse Omtnelanden in Gro- nijngen te wesen, als van alder gewoente is geweest; ende ons is verwittiget, ist dat wij ant Sticht blijuen, als wij van rechtz sullen vnde oic willen, soe wil onse g. h. dair ene veste in hebben, want dat is to vermarcken, dattet alsoe sij, want hij heeft der stat Gronijngen gescreuen ofte wij hem willen jnnelaten, also sterck als hem bclieft, mijtter macht; ende oio soe ist al eer tijts van w vijf goitshuysen ende steden wel begeert geweest, dat ghij samentlicken in Gronijngen vede mochten coipen ende vercoipen, als van alrehande beesten , en doir Gronijngen toe neysten in des greuen landt van Eemden oic te coipen ende vercoipen, des soe willen w onse heren toe- laten ende gonnen , jndien ghij ons vrunlscap bewijsen ende wij mijt w in eren mochten bliuen, an Got wil, ende samentlicke eendraftich. Eersarne, lieue vrunden, soe is vrunllic mijn be- geerte, dat ghij dit alien willen ouermercken ende bedencken, w wijslicken, wes w all van noeden sij, ende wes noch van noeden mochte werden ouer menich jair, al sijn wit nw, het mocht noch w of een ander beschien; hier op een vruntlicke antwordt, dair jc onse vrunden mede mochte troesten, want sie een part in groter armoede leuen, ende liden groten honger ende hebben elende, want de cost ongelicke gedeelt is. Yruntlic gescreuen des woensdach voir Licht- missen onser lieuer Vrouwen , anno XVC VJto. Bij mij, Sijmon Claess. Kangeter, bowmeyster geheten
der stat Gronijngen, vrunllic gescreuen. Vitulus.
Eersame etc. Dese brief presenteert doch uwe heren, dat sie sich wijslic hier jn beraden, vtant het v en ons van noeden is, want het spil is ten eynde gecomen, en is vermoeden dat mijn |
||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1506). 181
g. h, in onse stat nyet macli comen mijt al sijn macht, als bij schrijft, oft dair moist meer be-
scheits bij wesen dan liij noch scrijft, oft wij weren all verdoruen. Lieue vrunt, laet mij doch een schriftlic antwort comen bij desen boden, of jc sie de borders nyet toe vertroesten etc. dat. ut supra, Copia.
Dit sijnnen die recbten, die de stadt Groenijngen beholden sullen bijnnen boier stadt, soe
veer als sie den fursten van Sachsen in wijllen laten , en bulden "voir enen heren ende laten hem dair jnne bouwen, alsoe veer alsmen dat ouercomen mach. Al de rcnthen ende zijsen sullen,si] beholden, omme to behoef der stat ende hoir schulde mede te betalen, mer wes guede uth der stadt gaen oft gebrocht worden van die vreemde coipman, dair inach die furst den tollen op- setten, soe als hem des belieft. Ende die marckten sullen bijnnen der stadt blijuen, als olst is geweest. Oick en salmen gheen koernen wth den landen voeren ofte ander guet, mer dat sal to Groenijngen comen ter marckt, als dat jn oldes plech to wesen; ende dat bier sal men to Groe- nijngen brouwen, dat men jn den lande drinckt. Oick sullen die burger en die ghilden bij oeren olden rechten blijuen, ende oic en wil hie die stat nyet beswaren mijt onbehoirlicke dingen ofte oir meyers ? mer hij wil die stadt tot alien tijden verbeteren ende die rechte, die inden lan- den plegen te wesen, die wil hie holden inder stadt, op dat die stadt neringe sal bebben. Oick meer off dair enijge vede op mochte staen mijt anderen heren, dair die furst van Sachsen hulpe toe doen wolde, dair en sail die stadt gheen doen mede bebben ; mer Vrieslandt sullen sic hem helpen becraftigen, oftet hem van noeden were, ende mach dit nyet geschien, dat die stadt blijft bij den Stichte van Vlrecht, soe wil hie die marckten leggen in die lande, woe hem des belieft, ende der stadt guede antasten, wair sie sijnnen; mer wil gij hier een dach op holden bijnnen Groenijngen ofte buyten Groenijngen, dat schrijuet ons bijden boden wederomme, dair wij dit bij schrijuen, ende alle verleden dingen die sullen vergeten wesen, Deel, D. 297, 298, 299.
CGLVII.
De bissehop van Utrecht verzoekt de 3 staten van Utrecht, hunne gedeputeerden te
Vollenhoven te zenden^ om met die van Overvjssel over de Groningsche zaak te beraadslagen. Van Goits genaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
. Eerbare, lieue vriende. Opt stuck vnss staten van Groningen beroerende, doen wij ons ritterscap ende steden vnses lants van Ouerijsell bij ons tot Vollenhoe te comen ende te schicken verschrijuen vpten VIIJcn dach jn Meerte loecomende tegens den auont jnder herberge, omme des anderen dages jnder saken te helpen raden ende entlijke te sluten. Ende soe dan van noeden wesen sail, die uwe dair bij te bebben ende te ordinieren, twair oick die saken gevonden ofte nyet gevonden en werden, begeren wij zeer guetlijke, gij uwe gedeputierde vriende mil voire macht vpten voirs. VIIJcn dach jn Meerte bij ons tot Vollenhoe hebben ende schicken willen, omme aldair dan jriden saken mit malckanderen te ouercomen ende te sluten , alse tot wailuaert der saken dienen sail; verlaten wij ons des tot v ganselijke, Alhyer en js noch nyet dragelik jnder saken gevonden, dan ofte voir den voirs, beraempien dage wes guets gevonden worde, |
||||
rREDERIK TAN BADEJT , (1506).
|
|||||||
182
|
|||||||
willen wij v doen verwittigen, eer uwe gedeputierde dair comende werden. Got zij mit v. Ge-
geuen tot Hattem, vplen XXIIIJen dach in Ffebruario, anno etc, VJto. Get. STROIJAES.
Opschiift'. Den eerbaeren vnsen lieuen vrienden, prelaten, deken ende capillelen vnss
vijff goitslmsen, rilterscap vnses Neder Slichts, borgmeisteren, scepenenende raden vnser slat ende steden vnses lanls van Vlreeht, dair Vtrecht slait. Deel, A. 409. CCLVIII,
Philips van Bourgondie magtigt ?/ir. J. van Dorp en m*. L, Cottereau, o?n op de
dagvaard te Utrecht te handelen, ter zake ztjner geschillen met den hertog van Gelder. Philips i bijder gratien Gods coninck van Castillien, van Leon , van Grenaden etc., eerlshertoge
van Oisterijcke, prince van Arragon, hertoge van Boergoengen, van Lothr., van Brabant, van Styer, van Corinte, van Carmole, van Lernborg, van Lutscmborch ende van Gheldre, graue van Vlaenderen, van Habsburg, van Tijrol, van Artoys, van Bourgoengen , paelsgraue ende van Henegouwe, lantgraue van Elsaten, merggraue van Burgauw ende des heijlichs rijcx, van Hollant, van Zeelant, van Ferretten, van Kiburg, van Namen ende van Zuytphen graue, heer van Vries- landt, op de Maertst, van Esclauenyen, van Portenauw, van Salnis ende van Mechelen, alien ghe- nen, die dese onse letteren sullen sien of horen lesen, saluyt. Alsoe onlancx een seker dachuaert geaccepteert is geweest ten XXcn dage deser tegewoerdiger maent van Merte, diennende jn der Sticht Yan Vtrecht oft elders voer die conseruatoeren, geordineert ende gesamentlicken aengenomen ende gecoren ten onderhoude ende volcomen der tractaten ende appointementen, lestweruen ver- accordeert tusschen onss ende onsen neue, heren Kaerle van Gheldre, om aldaer verstaen, be- kendt ende berecht te wesen, aengaende den atteraptaten ende jnbroken der seluer tractaten ende den geloften van elckcr zijde gedaen, "\vaerom van noide sij te ordineren ende raechtigen enige gedeputeerde ora terseluer dachuaert te occuperen van onser wege; doen te weten, dat wij, ons te Allien betrouwende jnder wijsheyt verstannisse ende goeder discretie onss beminden ende getrouwen raid'en, meister Jheronimus van Dorp, president jn Gheldre ende meester Lenaerdt Cottereau, liebben deselue geordineert, gedeputiert ende gemechticht, ordineren, deputeren ende mechtigen , hen geuende volcomen ende sonderlingen last ende beuell bij desen onsen letteren, om jn naem van onss ende onser wegen ter voerscr. dachuaert voir de voirs, conseruatoren te compareren ende aldair bescheydelic ende mit warachtigen redenen den voirs. conseruatoeren bethoenen ende verclaren van stucke te stucke die jnfractie, vyolatie ende gebrekelichede, die van der sijde des voirs. heeren Kaerle onsen neue geschiet ende gebuert sijn geweest tegens sijne geloften ende den jnhouden der seluer tractaten, nyet wederstaende wies vnj van onser sijde altijts vuluaerdich sijn geweest themwaerts te volcomen, daer wij toe gehouden waeren, jn dien bij hadde willen ver- staen sijnen voirs. geloften. Ende die voirs. jnfractie ende gebreken alsoe verthoent ende ver- claert sijnde te versoecken ende begeren, voerts oick bij alien redelicken wegen de reparatie des seluen jnbreken, bij den seluen heeren Kairle eerstweruen ende al voeren gedaen te wesen, gemerct dat die vijolatie ende jnbreke der tractaten van sijnder sijde begonst is; den redenen van weder partije dair op te aenhoeren ende verstaen ende op hoeren redenen wt der te andworden verand- woirden ende replickieren, ende eyntlinge jn dese saken mit datter voerder aencleuen mochte con- cluderen ende sluyten , off, jndient noidt sij, die te verleggen tot enighen anderen dage off dagen ende anderssins all te doen, dier sij sullen bevinden ende verstaen behoirlic sijnde; gelouende jn |
|||||||
EIS3GH0P VAN UTRECHT, (1506). 183
goeder trouwe ende coninclicker sprake te houden, goet vast ende van weerden, vvfes bij den
voirs. onse gedeputeerden heer jn gedaen sal wesen, sonder nemmer daer en tegen te gaen, alvvaert oic sake datter sonderlinger macht toe behoefde. Des terconden hebben onsen segel bier aen doen hangen. Gegeuen jn onss stadt van Mecbelen, den XVeu dach jn Merte, jnt jaer onss Heren dusent vijffhondert en vijue, ende van onser rijcke tweeste. Bij den coninck jn sijnen raidt, dair mijn beer van Ghierue, stadtbouder
generael, de heer van Fresnon, de president vanden groiten raide ende ineer anderen tegenwoerdich waren. Besele.
Afschrift. Deel t B. 223. CGLIX.
De gedeputeerden der a tad Groningen verzoeken aan de 3 siaten van Utrecht, dat de
stad Groningen en de Ommelanden van het Sticht niet worden onttrokken, Weerdige ende hoechgelierde, edele ende vrome, eersarue en wijse, bijsundere lieue heren
ende gude vrienden. Wij en twijuelen neet, juwe weerdicheyden, vroemheyden ende ersamlieyden bebben wt relacie der ersamen ende wijsen deputaten der stad Vtricht wal vornamen ende vor- staen dat handel ende den affscheyt, de vnser stad saken haluen vp den dach to Hattem, nv laetsten gh eh olden , ghemaket is; ende so vnse stad doer den seluen affscheyt vntemelfcker wijse ghenodeget wort, hoer mit ede, vorsciuinge ende vndersettinge borer anderen to obligeren ende vorbinden ghehoersam to syen, der rechtkenninge der f. k. m. van vnser stad, waer de den fforsten van Saxen dair der kercken van Vtricht to behoren sal (?), oick van den kosten ende scaden, de de fForste van Saxen deshaluer geleden hefft, dat vnse stad sich tegen sijne genaden gheweldich voernemen ghevveert, bore lijue ende guede bescbermt ende sich truwelick bij den Stichte be- holden hefft, ende in summa na den vnse stad doer den seluen affscheyt neet alleingenjammerlicken ende onbehoerlicken vorlaten, mer nu oick van den ghenen, de de selue stad tot horen rechte ende waluaert helpen ende voer scaden ende vordarff bescudden ende bescarmen solden, jn vnuor- midelick vorlies ende verdarff lyues ende gudes voruoert ende gebracht wort, konen wij gheen ander touersich hebben, dan dat vnse stad een markelicb ende seker affkeren van den Stichte hijr wt kfijgen wil; ende so dat dair van des forsten van Saxen luden listige lusteringe ende anders vorarbeydinge oick neet vnuormerct blijuen wil, so wij des dagelix van vnsen vrenden gewarnet worden, konen wij neet anders vormarken, dan dessen affecheyt ene veste sekere oersake des affbrekens onser stad van den Stichte van Vtricht, dat Got vorhoden moet, wesen wil, so wij dat wal breder Yoer vnse g. h. van Vtricht ende sijne g. staten vp de voergeroerden dagen to kennen gegeuen hebben, wo wal dat neet gebatet hefft, ende wij vaste vormoden, de vors. depu- taten van Vtricht, de dat gehoert hebben, juwe weerdichheyden, vroemheyden ende ersamheyden wal nagesacht hebben, vp dat dan jn desser saken noch wat beters geraden ende geuonden moge worden; ende al so dat vordarff vnser stad ende dat affbreken ende leemte des Stichtes vorhodet worde, daer vur senden wij an juwe werdioheyden, vroemheyden ende ersamheyden desse vnse scrijfften, ende bidden ende begeren oetmoedichlijken ende vrientlicken, dat juwe weerdichheyden vroemheyden ende ersamheyden, de oeck, soet bijlick is, jn dessen handel neet hebben willen consenteren, noch desse vnser stad ende oeck des gemenes Stychts sake ten herten nemen willen, ende vorarbeyden ende scaffen, daer dat nutte en noet wesen sal, dat desse handel ghewandelt |
||||
184 TJIEDERIK VA.B BADEN, (1506).
i
ende vnse stad jn anderen maneren nu jn horcn noden Da it den eersten ghereddet en gheholpen
moge worden, eade an ende bij den Stichte beholden moge blijuen; jn welken juwer weerdich- heyden, vioemheyden ende ecrsamheyden handel, gij de stad van Gampen wal to liulpe krijgen ende hebben sullen , so vns dat van der seluer stad wal to kennen gegeuen is, en oeck die voirss. handel van Hattem neet en behaget, wair vm se oeck daer jn gheen consent gegeuen hebben. Sus willen doch juwe weerdichheyden, vroeraheyden ende eersamheyden erenstlicken to der vorge- roerder saken denkcn, vorsekert wesende, dat jnden daer neet anders to gedaen wort, datSlichte van Vtricbt scanllick en vneerlicken gbeleemt, afifgebroken ende ghekrenket wil worden, dat Got Almaehtich vorhoden wil. Ende wat nu juwe weerdichheyden, vroemheyden ende eersaemheyden hijr jn beleuen sal to doen, daer off begeren een bescreuen antwoert weder vm bij dessen boden, vp dat wij vnse dingen daerna mogen weten to bolden ende to richten, ende wij ende vnse ganse stad sullen alle tijt gheerne mit aller macht, lijue ende guden, dat weder verschulden ende vordenen tegen de selue juwe weerdichheyden, vroemheiden ende eersaemheyden, die Got Alle- machtich salichlijken, waluarende bewaren wil. Gescreuen to Campen, den negentijnden dach Marcii, jnden jaer van sessen. _ * De deputaten der stad Groningen.
Opschrifti Den weerdigen ende hoechgeleerden, edelen ende vromen, eersamen eu
wijsen heren, prelaten en capituleu der godeshusen, ridderscap en bor- germestere, scepenen en raid der slad Vtrecht en des Neder Slichts* vnsen bijsunder Ieuen heren ende guden vrendeu. Deel, A. 410. CCLX.
Karel, hertog van Gelder, maytigt Reinier van Gelder, hast; mr. Willem Lanck,
mT Hendrik Zalsberch en Herman van Cranenvelt, om op de dagvaard te Utrecht te handelen , ter zake zijner geschillen met de huize van Oostenrijk. Wij Kairle vander gen. Goits, hertoge van Gelre etc., jnd greue uan Zutphen, alien den
ghenen , die desen onsen brieff sullen sien ofte hoeren lesen saluyt, Alsoe onlancx eyne seker dachfairt geraemt wurden is, den twinlichsten dach van deser tegenwoirdige maendt van den IVIeert geholden te weorden bijnnen der stadt van Vtrecht voir den conseruatoeren dair to con- stitueert, gemechticht jnd gekaren tot onderhaldinge jnd volcoinenheit der tractaten jnd appoin- tementen, lestwerfF aecordeert tusschen onsen heren jnd neuen , de co. weerde van Castilien, jnd onss, omb aldair verstaen, bekindt jnd bericht to wesen, aengaende die attemptaten jnd jnbreken der seluer tractaten jnd geloften ain elcker zijden gedain; wairomb wij ordineert jnd gemechticht hebben, ordineren ende mechtigen onse deputeirde, omb therseluer dachfaert te occuperen van onser wegen, to welen, onse lieue rede ende getrouwen Reyner van- Gelre, bast, heren tot Arssen meister Willem Lanck, doctoir, meister Henrick Zalsberch, licentiaet jnden rechten, jnd Herman van Cranenuelt secretaris, oen beuelende onse stadt Tyell voirain, sonder vorder sich jn die materien to geuen, van onsen neue van Montfoirde to eysschen na vermogen dess verdrachts, tusschen onsen heren jnd neuen den co. gemaict, jnd sijnre hogeloiften dair beneuen, als sulx geschiet is, hoen volcomen jnd sunderlingen last ind beuell geuende ouermits desen onsen brieue, omb jn onsen naem jnd van onser wegen ther vurs. daichfairt vur die voirs. conseruatoeren to compa- reren, jnd aldair bescheidelic jnd mit waraftigen redenen den voirs. conseruatoeren bethoenen jnd verclaren van stuck to stuck die jnbroke, vyolatie jnd gebreken, die vander zijden der voirscr. qnss heren jnd neuen skoninck geschiet jnd gebuert sijn geweest tegen sijne geloften jnd inhalt |
||||||
EISSCHOP VAX UTRECHT, (1506).
|
|||||||
185
|
|||||||
der seluer tractaten, nyet wederstaende dat wij van onser zijden altijt oerbodich sijn geweest,
ihem waerts to volcomen dair wij to gehouden waeren, jndiensijne ko. weerde hedde willen ver- staen tot sijnen geloiften jnd toesagen, jnd die voirscr. gebreken jnd jnfraclien, alsoe verthoent jnd verclairt wesende, to versuecken; ind begeren voirts oec mit alien redelicken wegen die re- paratien der seluer jnbraken bijder vurs. ko. weerde yerstwerff' jnd all to voeren gedain to wesen, aengemerct dat die vyolatie jnd jnbreken der tractaten van dier zijden begonnen; die redenen der wederpartijen dair op to horen verstaen, jnd op hoeren redenen weder to antwoirden, verant- woirden jnd repliceren, eyntlick sluyten jn deser saken, mit datter vorder aencleuen mach to concluderen jnd sluyten, gelouende sulcx jn forstelicker trouvven jnd geloouen to balden, guet, vast jnd van weerde, wess bij den voirsz. onsen gedeputeirden hier jn gedain sail weerden, sonder nimmermeer dair en tegen to gaen, all waert saicke, datter sonderlinger macht to behoeffden. Des to oirkonde hebben wij , hertoge vurs., onsen segell aen desen onsen brieue doin jnd heiten hangen. Gegeuen jnd jair onss Heren dusent vijfihondert ind sess, op sondach Letare Jherusalem. Charles. Concordat cum originali,
Get, keijen, nolarius.
Dee!, B. 224.
Ilet afscfirift des volmagtshriefs der afgevaardigden van den aartshertog van Oostenrijk
(biz. 182) schijnt met dezelfde hand geschreven te zijn. ccLxr.
Claechten van den gecommitteerden van Philips, co» van Castilien, ende de gecommitteer-
den van Caret , hertogh van Gelder, aen den heere van Montfoert ende domdeeeken Veen, bij de voirs, fursten gestelt tot conservateurs vanden tractate ende appointementei tusschen haer beijden gemaeckt over tgualick onderhouden vanden voirs, tractate, Opten dach van huyden den XXVIJ jn Martio, anno Domini XVC ind sess, soe compareerden
voir den edelen ende wailgeboren, weerdigen ende eirsamen heren Johan, heren tot Montfoirde etc., ende meister Ludolph vanden Veen, doemdeecken tUtrecht etc., als conseruatoren der trac- taiten vnd appoinctementen, eertijts tusschen den aire hoichmechtichsten ende doirluchtichsten fursten ende heren, heren Philips, conijnck van Castilien etc., ter eenre, ende den hoigeboeren fursten ende heren Kairle, hertoge van Gelre ter andere sijden, bij beiden partijen \'oirs. dair to gekoeren ende geordineert, sij luyde sittende jnt groot capittelhuys der kercke ten Doem tUtreche, die gedeputierde van wegen der ko. ma. van Castilien vurs. ten eynre, ende die gedeputierde vrunde heren Kairle van Gelre ter andere sijden. Ende nae dien die vurs. conseruatoiren hadden verhailt dat inholden vanden brieuen, aen hen als conseruatoren geschreuen van wegen der ko. ma. ende oick bij heeren hertoge van Gelre voirs., presenterende bereit to wesen, om te hoiren die vurs. partijen op die eyne ende andere sijden, soe hebben die gedeputierde der ko. ma. be- gonnen te proponeren, twelck die gedepuleerde des hertogen van Gelre hebben willen beletten, seggende daer lot begeerten des vurs* hertogen dese tegenwordige dachfairt verraemt hadde ge- weest ende niet tot begeerten der ko. m, voirs., ende die voirs. gedeputierde van wegen der ko. ma. sustinieerde die conlrarie; hebben die vurs. conseruatoiren begeert aen den gedeputeerden van Gelre to willen laiten yerst proponeren der ko. ma. gedeputierde, welch die van Gelre tenlaesten geconsentiert hebben, mit protestacie dat sij oick solden mogen proponeren, eer sij schuldich solden I. . 24 |
|||||||
186 FREDERIK. VA3 BADEN, (1506).
|
|||||
wesen to antworden op die proposicie van de voirs. gedeputeerden ko. ma. gedaen. Ende alsoe
hebben die gedeputeerde der ko. ma. van Castilien geproponiert bij monde van meyster Jeronimus van Dorp, president, ende bij vele middelen ind redenen begeert, dat die voirs. beren van Gelre schuldich. solde wesen to volgen der voirs. ko. ma. in Hispanien nae vitwijsen des tractaitz, twelck bij hem besworen js geweest to achter uolgen, ende heefft dairaff gegeuen sijne zegele ind brieue, begerende dat bij den vurs. conseruatoren verclaert solde wesen, alsoe to moiten gesbhien, ende dat die gedeputeerde van Gelre niet ontfanckber en solden wesen te proponeren enige clacbten off attemptaten , ten were dat yerst ende voir all dat punt als principail geeyndt were, gemerekt dat dair bij blijcken solde, dat die voirs. here van Gelre die yerste infracteur vanden voirs. trac- tait geweest were, ende dat bij schuldich sijn solde, hem dair op yerst ind voirall lo verclairen ende daerop to antworden. Nae dwelcke proposicie, soe hebben die gedeputierde van wegen des bertogen van Gelre oick geproponiert bij monde van meister Henrick Saltzbergh, licenciaet, ende hebben begeert bij vele middelen ende redenen, dat mijn hcren van Montfoirde schuldich solde wesen, nae volgende sijne geloiffte wederomme to leueren jn handen vanden vurs. hertoge van Gelre die stat van Tiell, sustinirende dat sulx geschien solde eer sij schuldich solden wesen to antworden op die proposicie, gedaen Yan wegen der ko. ma.; ind nae vele redenen op die ende ind dandere sijde geopent, soe hebben die voirs. conseruatoiren geseyt ende verclaert, dat elck vanden partijen solde geholden wesen, bijnnen dien dage to leggen jn horen handen die copyen vanden tractaite ende declaracie, dair mede sij hem solden willen [behelpen , ende dat sij wederomme solden komen ter voirs. plaitzen des anderen dages te acht vren voirmiddage. Ten welcken dage, to weten den XXVIIJ dage der vurs. maent, comparerende die voirs. gedeputierde van beiden sijden, ende elcx verhalende sijne proposicie, des daegs te vorens als voirs. is gcschiet, begeerden die voirs. conseruatoirs vanden voirg. gedeputeirden van beyden sijden, te weten: off beyde die voirg. fursten huer partijen van wille weren, die voirs. tractaten ende appoyntementen jn alien horen punten ende stucken volcomelick te holden ende na te gaen, ende ofte sij gedeputeirden elcx dair van volcomen machte ende procuracie hadden, want anders solden sij hier jnne verloren arbeyt doen, wert dat sulcke machtige fursten nae huere declaracie ende verclaringe weynich doen ofle na vragen solden mogen, Daerop die gedeputeerde der ko. ma. antworden, dat sij dair ofl' volcomen raacht hadden, ende om dat to toonen, deden sij lesen openbairlick bore procuracie, gesegelt mitten groiten segell der ko. ma., verclaerende dat die jnlencie vanden konijnek was, tvoirs. tractait to willen achter volgen] ind naegain, behaluen dat van wegen tsheren van Gelre van gelijcken gedain wurde. Daerop die vurs. van Gelre seyden, dat in desen landen gheen ge- woente en weren op enigen dachfairden to toonen ofte to brengen enige procuracie, ende ge- merekt dattet kenlich was ende openbairlick, dat sij waren geschickt ter dachfairt van wegen des voirs. bertogen van Gelre, dat sij niet schuldich en weren enige andere procuracie off macht to thoonen, begerende dat voir all die voirs. heere van Montfoirde schuldich solde wesen weder- omme te leueren jn handen des voirs. bertogen van Gelre die stat van Tiell; ende die voirs. ge- deputierde van wegen der ko. ma., sustinirende die contraric, presentierden jn tijden ind wijlen lo verantvvorden den voirs. heere van Montfoirde, ende thoonen dat bij niet schuldich en was to res- litueren die vurs. stat van Tiell jn handen vanden vurs. heere van Gelre, ende dat jnpertinent was nu dairoff to spreecken, gemerct die sake den partijen derectelic nyet aengaende was; refere- ren hem beyde partijen dair op ter verclaringe der voirscr. conseruatoren, soe waert bij den voirs. conseruatoren verclairt, dat die gedeputeerde des hertogen van Gelre geholden solden wesen vorder macht ind procuracie to toonen, gemerekt dat niet en was alleene een dachfairt, dat elcx |
|||||
BISSCHOP VAN tTRECHT, (1506). 187
vanden partijen begeerden an hem luyden recht as conservatoiren; ende soe \erre die voirs. her-
toge yet vermeynde to eisscben den here "van Montfoirt angainde Tiell off anders, dat hij dat schuldich solde wesen to doin op andere bequamer plaetse ende stonde dan hier, gemerckt dieselue here van Montfoirde dair satt als conseruatoer, ind neet en mochte wesen richter ind partie, ende dat die doemdeken alleene nyet conseruatoir wesen en mochte. Dwelck hoirende die gedepulierde des hertogen van Gelre hebben begeert dach tot manendach naestkomende to VIIJ vren voir- middage , am to seinden bij den vurs. hertoge van Gelre om te erlangen ind to hebben volcomen macht ind procuracie nae die vitspraecke vurs., welck hem luyden geconsenteert js geweest. Op welcken manendach soe en heefft men niet gedain, ende was wtgestalt bij den conseruatoiren tot des dinxclages; op welcken dinxdach, den lesten dach des voirs. maentz van Meerte, soe compa- reerden die voirs. gedepulierde an beiden sijden voir die voirs. conseruatoren, ende aldair openden ende seyden die voirs. conseruatoiren, dat sij ontfangen hadden vanden voirs. hertoge van Gelre enen beslotenen brief!', komende aen hem luden ende den gedeputierden der ko. ma. ende den sijnen, oec der steden aldair ter dachuaert vergadert wesende, dwelcke dair jnt openbaer gelesen wardt; ende dair nae soe deden die gedeputierden van wegen des vurs. hertoge van Gelre lesen ene procuracie, hem luyden geseynt vanden vurs. hertoge van Gelre, ende contendeerden dat die gede- putierde van wegen der ko. ma. geholden solden wesen voir all off to doen alsulcke brieue van gebot ende verbot, as die ko. ma. geschreuen hadde den heere van Montfoirde, hem beuelende op lijff ende goet neet te restitueren die stat van Tiell, twelck alsoe niet en behordei gemerckt dat een conseruatoir behoirt vrij to wesen ind niet bedwongen. Op dwelcke die deputierde der ko. ma. sustineerden jnden yersten, dat die voirs. procuracie niet sufficient en was, gemerckt dat sij geen volcomen macht en hadde, om nae volgende den voirs. appointementen to procederen, het tractait to achteruolgen dan op seeckere condicien, ende dat sij niet mechtich en waren om to doen t voirs. versueck, nae vitwijsen hoerre procuracien, begerende dat voir all die voirs. procu- racie solde verclairt wesen bij die voirs. conseruatoiren niet sufficient, presenterende altijt, soe verre sij brachten suffitiente procuracie, in tijden ende wijlen to antworden op die voirs. begerten vanden voirs. gedeputierden; protesterende, jndien die voirs. here van Gelre niet will voldoine tvoirs. ap- pointemente der voirs. conseruatoiren, dattet aen der ko. ma. nyet en hielde, mer aen den voirs. here van Gelre, het tractate en solde worden onderholden; ende die gedeputeerde van wegen des hertoge van Gelre, sustinirende die contrarie, ende dat die procuracie sufficient was, soe is bij den voirs. conseruatoiren verclaert geweest, dat die voirs. procuracie, in horen begijn spreeckende van Tiell, en was niet claer geset, want men dair wt mocht nemen twee verstanden, ende dat dair onime die voirs. gedeputierde des heren van Gelre voirs., schuldich solden wesen vorder verclaringe dairop to brengen; nietemijn aensyende die voirs. conseruatoiren, dat dit geschiet were tusschen groiten fursten, vrienden ind maigen, soe begeerden sij waill to spreecken elck vanden voirs. gedeputierden alleyne, om to siene off sij enich goet middell dair tusschen solden rnoigen vijnden, welck die voirs. gedeputierde ten beiden^ sijden geconsentiert hebben. Actum tot Vtrecht, ler plaitzcn ind dage vurs. Deel, B. 224.
CCLXII.
Uitspraak, waarhij de comer vat eur en aan de Geldersehe afgevaardigden hevelen
hunne magtbrieven over le leggen, Jnder saken hangende voirden edelen ende waelgeboren, werdigen ende eersamen heeren Johan,
24*
|
||||
188 PUEDERIK VAJ? BADEN (150G).
hcer van Montfoirde etc. ende meister Ludolff vanden Veen, doemdeken tUtrecht als conseruatoirs
des tractaels ende appoyntements tanJercn tijden tusschen den alremogensten ende doirluchtichslen forsten ende heeren, heren Philips bijder gracien Goids coninck van Gastilien etc. ter eenre, ende den hoichgeboren vermogenden forsten ende heeren , heren Kaerlc, hertog van Gelre elc. ter an- dere zijden bij beyden parlijen voirscr. dair toe gecoren ende geordineert, jnder welcker saecke onder andere vander voirg. h. m. wegen begeert is geweest; dat die gedepuleude des voirg. hertoge van Gelre toonen ende ouerleueren solden huer procuratorium ende machlsbrieue, hem vanden seluen hueren heeren, den hertoge van Gelre in deser .saken verleent, gelijck als sij dat vander voirscr. k. m. vvegen voirden voirs. heren den conseruatoirs geioont ende ouergeleuert hadden, op dat men in der seluer sake een goet ende volcomen process houden ende maken mochle, wair op de gedeputeirde des hertogen van Gelre geantwoirt hebben, dat sulcx van ghenen noode en were, aengernerct dat die voirg. heeren die conseruatoirs, des voirs. heeren tshertogen van Gelres brieue, jnden welcken sijne genade begerende waren, sij in deser saecken sijnen gen. raets- vrunde, die hij dair om opten XXen dach deser maent Martio bij hem luden seyndende soude, werden, ontfangen hadden, oec dat jnden tractaet ende appoynttemente voirs. dese submissie ge- noch blijckende waer, ende oec dattet jn desen landen gheen gewoente en were enige machts- brieue op bescreuen ende beteyckenden dachuaerden bij consente van beyden partijen geraemt ouer te leueren ofte te toonen, stellende beyde de gedeputeirde ten lacslen na vele arguatien bey- der partijen sulcx tot verclaringe ende wtsprekinge der voirg. conseruatoirs, wair op die selue conseruatoris gemerckt, dat dese saecke een groite ende treffelicke saecke is, grooten forsten ende heeren aengaende ende nyet alleene een gemeyne dachuaert van beyden partijen geraemt, dan oec jn hemluden als conseruatoirs opte onderhoudinge des voirs. tractaets ende oec om alle schelin- gen, die dair wt rijsen mochten, neder te leggen van beyden partijen verbleuen ware, oec dat jnden brieuen vander voirg. heren des hertogen van Gelre wegen, hemluden gepresenteirt, ghene gedeputeirde ofte raetsvrunde, die sijne gen. bij hemluden seyndende solden weerden, namentlijc gespecificeert ofte genoemt en staen, verclaert ende wtgesproken hebben, dat die gedeputeirde des voirs. hertogen van Gelre toonen ende ouerleueren solden huere procuratorium ofte machtbrief tot deser saecken genoch dienende, twelc dieselue geueputeirden des hertogen voirs. aengenomen ende gelooft hebben, tusschen nv ende een maendage naestcomende des voirs. heren den conseruatoers ouer te leueren. Actum tUtrecht, jnden grolen capiltelhuys der kercken van Ytrecht, des sa- tersdaegs na hahTasten, den XXVIIJeu dach jnden Meerte. Concept. Deel, B. 231.
CGLXIII.
Karel9 hertog van Gelder, verzoekt aan Jan% hurggraaf van Montfoort, en Ludolf
van f^een, conservateuren. mit&gaders aan de Bourgondische en Geldersche geool* magtigen, om, zonder aanzien des persoons, naar regt en billijkheid uitspraak te doen in zijne geschillen met den huize van Oostenrijk. Kairle, herlouge van Gelre etc., jnd greue van Zutphen.
Edell, werdige, hoigeleerde ind eirbaere, besunder lieue neue ind vrunde. Soe dese tegen-
woirde dachfairt der guetlicker bijkoempst ijtzont bijnnen Vtrecht wesende, durch belieflenisse, bewillonge ind sunderlinger begeerte onss heren ind neuen des conijneks van Castilien ind onser verraempst, ijrst opten vier en twijntichsten dach van Januario neest vurleden nae Yerlenght opten |
||||
BISSCHOP VAN UTB.ECBT, (1506).
|
|||||||
189
|
|||||||
twijntichslen dach van desen tegenwoirdigen maendt vanden Merle, dair as wij vcrstain geschickte
vrunde ind deputierden van bey den deelen sich erschijnicht hebben. om den daige nae te gain, jn malhen des verraempt ind jngegaen is, to weten, dat wij beyde onse heer ind neue ind wij die conseruatoeren constituiert jnd van den seluen begeert hebben den last ain to nernen, dair beneuen onse heer ind neue, die k. w. van Castilien, sich sub mi t tie/1 heeft't gensselick ind geheell den conseruatoeren, as sijne k. w. ons snlx schrifl'tlick van Mechelen jn eyn jnstructien bij deels onser geschickter vrunde ouer doin schicken heefft. Dair bouen verstain wij , gij geschickten ind deputierden onss heren ind neuen vurs. den conseruatoeren gebott ind verbott bij lijff ind guede van wegen der ko. w. duet, twelck direcklelidk tegen will ind belieuonge skonijnckx geschuyt, jnd oris geen submissie dan eyn auerheronge bouen die conseruatoeren beduncken will wesen , dat op geynen redenen noch billicheyt en steet. Dair omine wij van v conseruatoeren begeeren, ind jn cracht uwer macht, conslitucien jnd beueels gesijnnen, dat gij sonder enige parthijen ain to sien, recht ind reden ainmerckt, ind dairnae judiciert ind erkent, ast van rechtz ind redenen wegen billick behoeren sail. Dairmit moigh dij uvver commissien den rechtz ind beyden parthijen genoich doin, v onsen neuen, heren van Montfoirde, vermanende vwer hoigenlaiff'ten gij sonder iniddell ons gedain van onser stat Tiell, jnd dairop der ko. w. beueell schrijlTtlick ind muntlick ontfangen hebt, v nyet kierende ain enich gebott off verbott, gelijck vurs., want v sulx nyet ontlasten mach. Dess version wij ons tot uwer lieffden weerdicheit ind eirbaerheit, die Got onse Here bewaeren moit. Gegeuen op onss borch to INljmegen, dess sonnendages Judica, noslro sub secreto, anno etc. sexto. Get. Charles. * lager d.stoik.
Opschrift; Den edelen, wecrdigen, hoegelierden ind eirbacren h. .Tohan, heren to
Montfoirdt etc,, meister Ludolph vanden Veen, doemdeken (Utrecht, conseruatoeren, meister Jheronimus van Dorp, president, ind meister Lenardt Coltereau, deputierden onss heren ind neuen der co. w. van Castilien, voirt onsen ind onser lanlschapp geschickten reden ind vrunden, ijlzont op die dachuaert lUlrecht versament, onsen besunderen lieuen neuen ind vrunden, sementlick ind besunder. ' Dccl, B. 232. CCLXIV.
Middelen heraamd door Jan, hurggraaf van Montfoort, en Ludolf van V*en, dom-
deken, ter verzoening der heide partijen. Alsoe een dach opghenomen is ghewest tusschen den statholder generael des duerlichghen ende
hoechgeboren fursten des coninck van Castillgen an die ene, ende den hoechgheboren fursten, den hertoch van Ghelre, an die andere siden, opten XXten dach van Meerle laetleden, voirden con- seruatoren des tractaets, tusschen den fursten, vurs. vortijts ghemaket op al sulcke ghebreken ende ouergrepen als beyde fursten voirss. meenden ghesciet toe wesen teghens dat tractaet voirs., soe hebben die conseruatoren voirs. naden dat sij die ghedeputierden der beyden fursten voirs. op sekere ghebreken ghehoirt hadden, sich laten duncken, dat, anghemerket dat die voirs. trac- taet vruntlike tusschen den forsten voirs. in guder vruntscap ghemaket ende auercamen ware ende dat sie onder malcanderen van bloots weghen na bewant waren, beter ende vruntliker wesen sull- den, dat men die gebreke ende ouergrepe in guder vruntscap tractierde ende ouerquame, dan nut maniren uan rechuorderinghe ofTt processe; ende hebben dair omme nyet als conseruatoers, |
|||||||
190 FREDERIK VAN HADES (1506)*
|
|||||
mer als middelers, die gheerne sien sollden dat die tractaet in sulker vruntscap onderhollden
mochte worden, ghelijke die in guder vruntscap ouercomen ende ghemaket was, gheraemt ende begrepen seker vrunllike middele ende maniren, om die ghebreken voirs. vruntlike moghen nedergelecht worden, opt behaghen ende correctie van beyden fursten voirs. offt horen statholderen, in maniren alse nauolghende: soe beyder forsten ghedeputierde opten voirs. gheraemden dacli opelike voir den conseruatoirs ghesecht ende bekent hebben, dat beyder fursten ellick, als voirs. _, in ganser menijnghe sijn den tractaet voirs. volcomelike toe onderhollden, soe veer die van den andere parthie beui onderholden wordt, ende ellick van den fursten bij boire gedeputierde voirs, voirnamen, dat die tractaet voirs. bij den anderen partbien ierst gbebroken was, ende bem dat vermat toe bewijsen , mit vele redenen an beyden sijden, dair bij voir den conseruatoers voirs. gheopent ende gbealJegiert. Want dan die tractaet voirs. inbolt, dat durende die tijt des bestants die hartocb voirs. der coninclike maiestaet gheselscap doen ende dijnen sollde, wair hem dat be- lieuen sollde, is concepiert dat bijnnen een redelick tijt, als bijnnen drien maenden na den datum, die conseruatoers cerlificiert sullen wesen van weghen der fursten voirs., dat sij dit teghenwoirdighe concept achteruolghen sullen willen, die hartocb voirs. hem bereyt maken sollde ende reysen bij der coninclike maiestaet, na inholt des tractates; bijnnen welker tijden vanden drien maenden voirs. men on beyden seyden bijnnen VIIJ dagben den conseruatoren die ouer grepen in schrijfft ouergheuen sollde, dair op die parthien an beyden sijden oick binnen VIIJ daghe den seluen conseruatoren antworde op gheuen sollden, op welke antworde beyden parthien oick bijnnen acht daghe sollden moghen repliceren , ende darna bijnnen acht daghen dupliciren, indien hem dat behjffde; na welken ansprake, antwoerde, replike ende duplike die conseruatoers dat bewijs van beyden parthien horen sullen op allet tghene , dat sij hem vermeten sullen hebben toe be- wijsen, ende dairna enen sekeren dach den parthien betekenen, om hoir wtsprake op alien ouer- grepen ende ghebreken, bij beyden parthien ouergheuen, toe doen, die welke beyde parthie volco- melick na volghen sullen, na inholt des tractaets ende all bijnnen der tijt, dat die hartoch die reyse naden coninck doen solde. Oick alsoe na inholt des voirs. tractaets die coninclike maiestaet den hartoch voirs. versekeringhe gheuen sollde, js concipiert, dat indien die hartoch die verse- keringhe noch nyet ontfanghen heefl't, dat men hem die noch na inholt des tractaets gheuen sail; ende off op die forme ende manire van die versekeringhe enighe questie verrese tusschen den fursten voirs., die sail ghestelt worden tot dicrecie ende guelduncken der conseruatoren voirs. Voirt is concipiert, dat als die hartoch bij der coninclike maiestaet ghecomen sail wesen, ende men certificacie darvan vander coninclike maiestaet sail ontfanghen hebben, off dat hij sijnre toe vreden is, salmen den hartoch voirs. die stede Tijle weder in sijnen offt in sijn statholders banden stellen, na luden ende inholt der brieuen bij der coninclike maiestaet dair van ghegheuen, sonder enich langher vertreck. Op dijt concept ende menijnghe voirs. salmen die conseruatoers voirs. die menijnghe der fursten laten weten bijnnen nv ende XIIIJ dagen na Paesschen naistkomende, ende die tijt durende sullen beyde parthien berusten ende cesseren van enighe nye drjnghe toe attemp- tiren, mer den tractaet voirs. volcomelicke an beyden sijden onderhollden in alien maniren off dair (nye) von enijge parthien teghens ghedaen hadde gheweest; ende alle gheuanghen an beyden sijden naden tractaet voirs. sullen dach hebben op behoirlike burchtocht, ende alle rechtuorderinghe naden seluen tractaet, an beyden sijden begonnen ende angelecht, sullen die selue tijt durende wtgestelt worden. Actum jnt cleyn capittelhuys der kercken ten Poem tUtrecht* opten tweeden dach in Aprille, anno XVC en sess. Concept Deel, B, 233,
|
|||||
BISSCI10P VAN UTRECHT, (1506). 191
GCLXV.
De hisschop van Utrecht herigt aan de 3 staten van Utrecht^ dat Ay, na de misluk-
king der pogingen om de zaak van Groningen tot een gewenscht einde te brengen, met over leg der staten van Ooerijssel heeft hesloten een getal krijgslieden in dienst te nemen en daarmede de grenspalen van het Sticht te hezetten. Van Goits genaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marokgreue van Baden.
Eerbare, lieue vriende. V schrijuen ons nv gedaen, woe dat gij verhoert hebben, dat die
hoichgebocren furste, vnse oehem, hertoge toe Saxen etc., ene grote vergaderinge van volcke toe peerde ende toe voete makende is , voirnemende onse stat Groningen swairlick te belasten ende te becrachten, des gij beducbt sijn, die selue vnse stat nae alien gelegentheit ons affgetogen ende verureemt mocbte werden, tot enen sorgelijken jnneganck ende begin van meer Sticlitsche steden ende landen te verliesen; ende dat sulck bestant, als v nv nyeling tusschen den voirs. onsen oehem, hertogen toe Saxen etc. ind ons gemaict js, op sulcker maten van des hertogen wegen gemaict solde wesen, omme sich Hyer en tusschen bereit te maken, ende dan sijn opzet te voile voeren; ende want dan wij mit vnsen vndersaten tegens vnsen oehemen van Saxen voirs., ende oick onse stat Groningen hoir altijt ten rechte verboeden hebben voir enen onpartyegen richter, solde ons dairomme waill toebehoeren, die voirs. vnse stat Groningen voir sulcke lasfeu voir te staen, dair gij oick die hant aen liolden willen, ende doen gelijck guede ondersaten bij hoeren lantsheren behoeren te doene , omme SUcht jn eren te holden etc., hebben guetlijke ont- fangen ende waill verstaen. Soe, eerbare, lieue vriende, voegen wij v dair op te weten, woe dat wij van aenbeginne zeder dese onleden verresen worden sijn, nae alle onser machten, soe voele ons moegelick geweest js, jn desen saken, coste ende moijenisse ongespaert, gearbeit ende gehandelt hebben, soe dat wij drie ofte vier tractaten ende bestanden opgericht ende gemaict hadden, dair doir wij gehoipt hadden ene ewige vrcde wtgecomen solde hebben; ende jn middelen lijden des opgerichter tractaten ende bestanden, ende oick dair nae, hehben wij als die gene, die alle dingen geerne ten besten gesien ende ongeluck vermijdet hadden, mcnichuuldelijke doir onse scrijften ende doir onse geschickte op viere ofte vijff dachuaerden tot diueerschen tijden, vnsen staten soe waill als die aen dese sijden, te kennen doen geuen, wat laste ende swairheiden gesien waeren dair wt te verrijsen, jndien die gebreken vorder verliepen ende nyet tot vreden gestalt en wor- den; begerende altijt dair op uwes raits, woe men sulx enen voir vanck solde moegen doen, dair van wij nye ter entlijker mcninge hebben kunnen comen, dan altijt vertoegen worden js, ende dat dair doir, vermits die staten aen die sijde aen dese sijde nyet deputieren ofte die staten van dese sijde aldair nyet deputieren wolden, ende oick sonder malckanderen nyet entlijcke sluten en wolden; dan dair nae wij, ouerleggende dat die gebreken sich tot vreden noch nyet stellen en wolden, hebben wij noch bijnnen vnss stat van Wijck, omtrijnt Exaltationis sancte Crucis lest- leden, enen dach aengeseth, dair vnse staten aen die sijde \erschenen ind dessgelijcken oick die staten van deser sijde gedeputiert hebben, twelck wij van zie alsoe te doene mit groter swairheit erlangt hebben, op welcken dage wij noch die grote laste, vnser slat Groningen ende onsen ge- menen lande dair wt verrijsen mochlen, te kennen gauen; dan soe doe bij der Ro. ko. m*. ene dachuaert tot Doisborgh verraemt was, ende nae tot Hattem verlacht, wart doe dair jnne nyet gehandelt, mer bij onsen staten totter voirg. dachuaert tot Hattem affgestalt; deden wijdoeweder voirholden, jngevalle ofte vp der voirs. dachuaert nyet vruchtbaer gevonden en worde, woe men dan die dingen aenstellen solde; ende hebben wij nochtans, woe waill wij ernstelijke dair jnne |
||||
192 FHEDER1K YA* BADE!*, (1506).
arbeidcn, gene entlijke antwordt van onsen, staten aldair kunnen erlangen; ende ons dair nae
init onsen staten van beiden tsijden der IJsclen tot Hattem ter dachuaert comcnde, js bijder Ro. ko. m*. commissarien, als den greuen van lloerne ende andere van sijnre ko. m*. wegen aldair ter dachuaert wesendc , ene notele gemaiet, gelijck gij weten, die welcke bijder Ro. ko. ml. afl- geslegen werdt; ende hebben sijne ko. m*. doe weder enen anderen dach tot Hattem, alse opten XVen dach jn Deccmbrj Icstleden , doen verramen , die verstreckt wort thent den yersten dach in Februario Jeslleden, op welcken dage wij doir onsen scrijften anders menichuoldelijken begeert ende ersocht hebben, onse stalen aen beiden tsijden der IJsuIen dair op mede schicken ende deputieren wolden, dwelcke die staten aen die sijde affslogen ende nyemant dair geschickt en hebben; twelcke aenmerckende onse staten aen dese sijde, hebben sij mit ons wege gesocht, dcse vnse Jande wt roiff' ende brant te vrijen; ende want dan die van Groningen nyet naegaen en wolden f & tgene hem van ons mit onse gemene lantschappen op die yerste dachuaert, tot Hattem geholden, geraden wort, woe dal den gedepulienlen van aldair waill kenllijken js, js lang ende breet ge- liandelt, ende ten lesten mit groter swairheit aenden ko, m'. commissarien ene notele erlanget tot vordell der van Groningen, soe voele ons ende onss lantschappen alhynr moegelijken geweest js, die welcke wij bij onsen raden en den gedeputierden onser staten aen dese sijde vnser staten aldair voir hebben doen holden, mit begeerten dat die staten aldair, die mede besegelen wolden, soe solde men vaste op die notele gestaen hebben; dan soe sij sulx nyet doen en wolden, hebben die rede onses oehemen van Saxen etc., buten der verselinge der staten aldair, die notele nyet willen aennemen, mer hebben op een aenbrengen aen onsen oehemen voirs., hoer beraet geno- men, ofte onse oehem voirs. die notele aenneempt ofte nyet, thent Paeschen toceomende. Ende neempt dan onse voirss. oehem sulcke notele aen, soe moeten vvij mit onse lantschappe aen dese sijde die selue notele naegaen; doch woe die antwort dair van comcn mochte, dwelcke wij voir Paeschen naistcomende hopen te weten, omme dair nae dan mit vnse lantschapp rait te nemen, hebben wij onsen domdeken bij desen boeden doen schrijuen, hij mitten aire yersten capittell generaill onsen staten aen die sijde, alst hem gelegen sail wesen, doe verschrijuen; oeck weten wij, ons die antwoert gecomen wesende nae den affscheit van desen lesten dage, alhyer genomen, wair wij onse staten aen dese sijde te comen sullen weten. Voert geuen wij v te kennen, dat wij bij rade ende goetduncken onser staten alhyer opten voirs. lesten dach alhyer geholden, ouer- comen ende gesloten sijn, van stonden aen een seker getall van knechten aen te nemen, als wij doende sijn, omme onsen palen van onsen lande alhyer, dair dat noitlijchste wesen sail, voir dat yerste mede te besetten, ter tijt dat wij mit v aldair, ende onse staten alhyer, nae gelegentlieit voirs., dair anders jnne versien ende te rade worden. Onse Her Got zij mit v. Gegeuen vp vnsen slote tot Vollenhoe, vpten IIJen dach in Aprille, anno etc. sexto. Get, STROIJAES.
Qpschrift: Den eirbaeren vnsen lieuen vrienden, prelalen, dekene ende capittele vnser vijflT goitshuisen, rilterschap vnses Neder Slichts, borgermeister, scepenen ende raden vnser stat ende fteden aen die z\)de der Usulen, dair Vlrecht stail. Deel, B. 413, 414.
CCLXVI.
De bifschop van Utrecht verzoekt aan de 3 staten van Utrecht, naar aanleiding van nevens-
gaand afschrift van den brief van den graaf van Bent hem, kapittel generaal te beleggen* "Van Goits gnaden Friderick, bisschop tUtrecht, geboeren marggraue van Baden.
Erbare, lieue vriende. Alsoe ghij laest aen vns deden schriuen als van tsluck vnser stadt |
||||
BISSCHOP VAN UTRECHT (1506). 193
Groenijnge, berorende als van seckeren wairnijngen ghij vernomen hadden ende anders, voirder
jn vwer schrift'ten begrepen etc., dair op wij v doe ter antwort deden, als wij vngetwijuelt sijn, v die bij vwen boden ter handen gekomen is. Ende soe wij dan jn. desseluer vnser antwort v onder anderen inede deden schriuen, doch woe die antwort, als van der nottele latst tot Hattem bij Ro. ko. rat, commissarien gemaict, comen moechte, die wij hoipten voir Paeschdacb lestleden te weten, dat wij vnsen doemdeken deden schriuen mitten yersten dairop capittel generaill alldair te doen verscriuen, dat wij verstaen alsoe geschiet is; ende soe vns dan bijnnen tijt, op sulcke nottele, als bij den commissarien der Ro. ko. int. gemaickt is, doir den edelen vnsen lieuen neuen, den greuen van Bentheim, van den hochgeboeren fursten, vnsen lieuen oeheim den hertogen van Saxen etc., die antwort gekomen js ende deser jnne gelachter copien, moeten wij mitter ridder- schap vnser landen Sallandt, Twente, Vollenboe ende Drenthe ende vnsen steden Deuenter, Swoll, ende andern vnsen cleynen steden vnser landen voirsz. sulcke voirsz. nottele, der oirsacken als jn vnser vorantwoert breeder gerurt is, vollentrecken ende nae gaen; dat wij v soe jnden besten te kennen geuen. Vnse Here Goide zij mjt v. Gegeuen in vnsen slote Vollenhoe, opten XIIJen dach in Aprili, anno XVC sexto. Get. hosz.
Opschrtft: Den erbaren vnsen lieuen vrienden , prelaten ende capittelen vnser vijf goitshusen, ridderschap. vnses. Neder GesLichts, boir-
gcrmeisteren, scepenen ende raiden vnser stadt ende steden
van Vtrecht aen die zijde der Ussulen. Deel, A. 415.
Het ingesloten afochrift van den vermelden brief van den graaf van Benthem luidt
ah volgt: CCLXVII.
■
Den eerweerdigen, jn Goidt hoichgeboren fursten vnd berren, herren Friderich, bischopen
toe Vtrecht, geboren marggraue van Baden, mijnen besunderen gnedigen, lieuen herren. Eerwerdige, jn Goide hochgeboren furst, gnedige lieue herren. Jck geuen vwen gnaden te
kennen, dat die jrluchtige hochgeboren furst, mijn gnedige herren, hertoch George van Sachssen js jnne gegaen soedaenen nottel vnd scheidt, als am latstentot Hattem is gemackt, dair inede jck hier op gereden sij , die aen te nemen, ende te holden, so verre dat claerlicken wtgedruckt vnd alle puncten, de jn der nottelen begrepen staen , geholden ende na noetdurfft vollentogen werden, waer van voirder die claer meyninge den comissarien der ko. m*. gescbreuen js, die vwer gnaden dair van alle bescheidt te kennen werden geuen. Bidde hieromrae vwe gnade dien- stelicken daer alsoe aen te sijn, dat soedane nottele ende contract voirsz. geholden ende vollentogen werden, welck ick alsoe mijnen gnedigen herren van Saxen toe gesacht hebbe, geschien sail, op dat jck des gheyn vermercken kriege; daer sich vwe gnade sunder twijuel nicht anders jnne i hebben will dan id sich geboiren sail. Wair mede ick vwen gnaden dienst ende willen bewijsen kan doe ick alltijt gern, kenne Goit, die v g. vroelick vnd gesundt moete sparen ende bewaren, Vnder mijnen handteykene ende secrete geuen tot Dreeszen, opten guedensdach naist den sondage Judica, anno XYC sexto. Euerwijn, graue tot Benthem ende Steenforden.
Euerwijn. Deel, A. 416.
t 25 |
||||
J 94 FREDBfllK VA* BADBH , (1505).
CCLXVHI.
JVillem van Croij, heer van Chievres, stadhouder enz.+ betuigt, natnen* den honing,
zijne erkentelijkheid aan Jan, burggraaf van JUontfoort, en aan Ludo If van Veen voor hunne bewezene diewtten* Besunderen keeren ende goeden vrienden, jc gebiede mij mit goeder herten t v vaerts. Bijden
rapport van meester Leenart Cottereau , soe voir hem als die anderen , ons alregenedichste heer sconincx gedeputeerden jnde dachuaert tot Vtrecht, keb ic, mit sconincx raidt alhier geordonneert, verstaen wat aldair gedaen eude gebesongneert js geweest, ende onder anderen die vpeninghe jnden eynden ende affscheyden vanden seluen dachuaert, oni alle perijkelen ende jnconuenienten te schauwen, bij v gedaen, ende beyde den parthien scrijil'telijck ouergegeuen, jnt welcke jcende den \oirs. raidt hebben claerlijck gekent ende gemerct uwe duechdelijke ende wijs toegaen, son- der parcialiteyt oft aOectie, wair aft* bouen den Godsloen, die ghij dair mit verdient, jc v van sconincx weegen mit goeder herten bedancken. Hebben hem dair off geaduerteert, ende ben des wel te binnen, dat hij v corleHnghe oic selue bedancken sal ende van sijne tijdinge aduerteren. Ende voirts, aengesien dat mijnen heer Kaerle van Ghelre sconincx soe nae bewant endemaechjs, ende om alle quaden ende jnconuenienten te schouwen, sunderlinge destruclie vanden lant, soe ben jc wel te vreden, van sconincx weegen uwe voirs. oepeninghe te accepteren ende te aenne- men, ende den seluen jn des voirs. heer naem acceptere jc ende aennemen bij desen, ende sal altijt willich sijn te aenhoeren ende verstaen tot altghene ghij goet ende redelijck bevinden suult, altoes hij aduys aan sconincx raide alhier wesende. Jck bidde v mij te willen aduerteren vanden antwordt, die mijn voirs. heer Kaerle vp de selue uwe vpeninghe doen sal; want, soe verre hij dien accepteren sal, jn dien geuall soe sich jc voirts tot den geheel jnhoudt van uwen gescriiFte doen furnieren ende voldoen binnen den daige ende tijt dairtoe jn tselue verclaert. Besunderen heeren ende goeden vrienden, jc bidde onss Heer God v te hebben jn sijn behouden. Gescreuen te Mechelen, op den XVIIJten dach van April, XVC ende VJ, nae Paesschen.- Willem van Croy, heer van Chierues, sconincx van Gastillien,
jn desen sijnen landen stadliouder generael, al uwe. Get, TOUT VRB COUSIM ET A3JT lager DL'ttLIOUL,
W. DE CKOY.
Opschrift: Den eerweerdigeu ende edelen heeren, die domdeken vand«n kercke
tan Vtrecht ende den heer van Montfoirt, mijnen neue, mijneu be- sunderen heeren ende goeden vrienden ende elck van hen. Heel, B. 237. CCLXIX.
Philips van Bourgondie verklaart aan Jan , burggraaf van Montfoort , en Ludolf
van Veen, domdeken , genoegen te nemen in het door hen onderworpen bestand.
Philips , van God6 gnade conijnck van Castillen, van Leon ende van Grenaden , ertsher-
toge van Oisterrijck etc.
Lieue besonderen, onse lieue ende getrouwe. Die stadhelder generael ende luyden van onsen
raide bij ons geordineert jn onsen lande van Brabant ende andere daerwaertsouer hebben ons jnt
lange geaduerteirt ende onderrecht vanden handel, afTscheyts des dachfaerts onlancx voir v gehalden
|
||||
BISSCHOP VAN UTRECHT (1505). 195
|
|||||
jnder stack van Vtrecht, tusschen onsen raiden ende geschickten ter eender, ende die raiden ende
vrunden heeren Karels van Gelre ter ander zijden, mitgaders oick van zekeren concepte, bij v geraemt als vrundelijcke middelaers, opdat die tractaten tusschen, ons ende den voirs. heeren Kaerel te voeren gemaect besegelt ende bezwoeren, onderhalden ende geachtervolcht mochten worden (jn welke handelingen, concepte ende ramingen wij beuinden, dat ghij duechdelick, recht- uaerdelick ende zonder faueur of partyelicheit geprocedeert hebt). Ende hoewel die voirs. beer Kaerel tegen ende contrarien die tractaten voirscr. gedaen ende gevoirdert heeft, zoe ouermids dat by jn gebreke es geweest ons te volgen ende te dienen,, navolgende die zelue tractaten alst anders- sins jn diuersschen manieren, zoet eenen yegelijcken merkelick bekant es; nietmin an ons altijts tot redelicheit te voegen, zijn te Yreden v voirscr. concept na te gaen ende bebben onsen voirs. stad- helder generael ende luyden van onsen raide geordineert ende beuolen, tselue concept van onsen wege te accepteren ende te achteruolgen, op dat zij alnoch niet gedaen en hebben, zoe verre het bijden wederpartie oick onderhalden ende geachtervolcht worde; twelke wij v beteyckenen, be- geerende dat ghij ons recht jn dese sake jn alle redelicheit ende rechtuaerdicheit altijt voir gere- commendeert bebben wilt. Lieue besonderen, onse Heer God zij met v. Gescreuen te Falemuwe, den XXIJen dach jn Aprill, anno XVC ende VJ. &t, phe. lager de flameng.
Opschrift: Onseu lieuen besonderen heeren, Johan, heer van Mont-
forde etc., ende Ludolff vanden Veen, domdeken tVtrecht, ende elcken van hen nijsonder. Deel, B. 234. CCLXX.
Rarely her tog van Gelder, aan Jan, hurggraaf van Montfoort^ en Ludolf'van Veen,
domdeken; omstandige opsomming van de hem door het huis van Oostenrijk aan- gedane verongelijkingen. Kairle, hertouge van Gelre etc., jnd greue van Zutphen.
Weerdige, wailgebaeren ind edell, lieue vrundt ind iieue. Soe gij laitste, nyet as conserua-
toers mer als mijddelers, die gerne syen solden dat die tractait, tusschen der co. w, van Casti- lien ind ons gemaickt, jn sulcker vruntschappen onderhalden mochte weerden, gelijck die jn gueder vruntschappen auerkomen ind gemaickt was, seker vruntlicke mijddelen ind manieren op behaigen van onss beyden fursten geraemt ind begrepen hebt. Jnden ijrsten: want onser beyden deputierden gesacbt bedden, yegelick van ons jn gantzer meyningen weer, den tractait volco- melick to onderhalden, soe verre die vander anderen parthijen hem onderhalden wurde; jnd men tot elcker zijden vur nam, die tractait bij der anderrer parthijen ijrst gebraicken wass, vermetende sich dat to bewijsen; jnd wanttan die tractait jnhielde, wij der co. ma. geselschap doin ind dyenen solden, wair kem dat belieuen solde etc. weer uwe concept, dat bijnnen dryen maenden nae onser belieilhiseen wij ons bereyt maicken solden ind reysen bijder co. ma., bijnnen welcker tijt vanden dryen maenden vurs. men aen beyden iijden die auergrepen schrifftlick hoeren, ant- woirde dairop geuen, weder replicieren ind duplicieren solde, ind bewijss dairop hoeren, om uwe vytspraicke op eynen zekeren dach to doin bijnnen der tijt dat wij die reyse doin solden, bedunckt ons uwer beyder bewegen guetwesen, die gerne sien solden die tractait jn sulcker vruntschappen onderhalden muchte weerden, as zij gemaickt is; mer dattet gebreck nyet ijrst aen ons geweest en sij, hebben uwe lieffden vyt voele. certificacien laitste tUtrecht opter dachfairt genoich verstain, 25*
|
|||||
196
|
|||||||
FREDERIK VAX BADE*, (1500).
|
|||||||
dair gij , neue van Montfoirdt, beth dan yemantz ter werlt bescheyt aff weet, als nementlick be-
ruerende onser hoiger heerlicheit jurisdictien, renthen ind domeynen, nyet alleen vanden alingen platten landen, mer oick vanden steden end vlecken, die die co. w. jnhedde, wes ons dairaff toegesacht, jnd op datselue ind vorder schriff'ten ind baitschappen wij ons persoenlick to Bruessell vueghden, dair wij den eynen dach vur den anderen, den derden ind den vierden dach nae, soe vander Veluwen, so vanden lande van Kessell, so van Boemelreweerdt jnd anders zeer bedrongen worden, reclit contrary den tractait ind toesagen, twelck v soe waill as ons tenseluen niaell nyet en scheen to behagen. Edoch oft' men sulx dairbij laeten solde , hebben uwe lieffden opter dach- fairt waill |verstain, watt besparronge ind gewalt ons dagelix gesuhuyt aen tgbene, nae luyde der declaracien vanden tractait ons apentlick toegededingbt is, nementlick aen dat drossz ind scholtz amp ten slantz van Zutphen , aen onsen ricbterampten van Doetinchem, van Steenre, aen onsen bosch geheyten die Mofl'te, gehoerende tot onser stat Wagenijngen, jnd anders meningerleye. Wij geswijgen der particulaer gebreken sonder getall, jnd dat meer is, nyet tegenstaende uwer liefl'den raminge vurs., mede jnbaldende alle recbtuorderingen, nae den tractait begonnen ind aen- gelacbt, solden vytgestalt weerden, jnd men solde berusten van enige nyhe dingen to attemptieren als off nye van eniger partbyen tegens den tractait gedain bedde geweest, weerden noch huyden des dages der burger guede onser stat Nijmegen van beren Cornelis van Bergben belast ind toe- geslagen, dergelijcken oick Wilbem van Aswijn nyet en cessiert, mer nocb van nyhes aingebauen beefft, oick opten beyligen Paeschdacb sulx continuiert auer onser ondersaten guede jn Veluwen. Oick heefi't die greuijnne van Haerne onser burger pechte, th'ijnze ind renthen van Ruermunde, Venloe ind anders, jnden lande van Haerne gelegen, nae jnganck des tractaitz ind noch huyden deser dagen toegeslaigen ind besperret, dat die ondersaten sulx nyet en moigen gebruycken, twelck jiochtant opten dage tUtrecbt ind nae uwer lieffden ramingen ander geluydt beefft ind belt, Hjjr vyt macbmen inerken, woe ons ind onse gueden getrouwen ondersaten gelegen solde wesen, wij verre buyten lantz rijden ind vnse ondersaten verlaiten solden, die jn onser tegenwoirdicbeit ind bauen segele ind brieue ind muntlicke toesage sus onbillick besweert ind belast weerden , jnd dit- selue steet v beyden hoichlick to betrachten; want off uwe liefl'den behoirlicke vytspraick deden vanden auergrepen jnd die nyet gehalden en wurde, dair muchten nochtant uwe lieffden sweerlick jn bedacht weerden. Om deser ind deser gelijcken redenen will, ind bauen all, want wij nyet zekerlick en weten, wair ind jn wat gestalt, die co. w. wesen mach, en is ons nyet moigelick to certificieren, dat wij uwe concept jn den artijckell, als bij die co. w. to reysen ind certificacie dairaff to schicken, achteruolgen solden, jnd dairomme solde van noide wesen optijrstdie gebreken to slicblen ind sulcken gront tusschen der co. w. ind ons te maicken, as wij ons vermoedt ind ongetwijuelt verbaept hadden, doe die tractait ijrst gemaickt wairt, dair gij, neue van Montfoirde, gelijck vurger. steet, alle bescheyt aft'weet. Voirtmeer dat punt als vander verzekeringen, woe die gescbien solde etc, nae gelegentheit des verloips, wij bauen segelen, brieuen, muntlicken toesagen ind hogelaifften bevonden hebben, en konnen wij sulx nyet auerleggen, jnd wolden dairom gerne uwes guetdunckens dairop verstain , wanttet onsen persoen ind onser sementlicker lanlschap, die sulx as billick is swaer betrachten , hoichlick beruert. Jnd soe jnt sluyten van uwer lieffden con- cept geruert wurdt, wanneer wij bij der co. w. onlfangen gekomen solden wesen, jnd men cer- tificacie dair van vander co. w. ontfangen hedde, off' dat hij onser to vreden wier, datmen ons alsdan onse slat Tiell weder in onsen off' onser stathelders handen stellen solde, nae luyde ind in- halt der brieue bij sijnre co. w. dair van gegeuen etc., en weten wij nyet, watt brieue desshal- uen gegeuen moigen wesen; anders dan dat uwe lieffden van Montfoirdt geschreuen ind muntlick |
|||||||
BISSGHOP VAX UTRECHT (1506). 197
|
|||||
beualen wass, ons onse stat Tyell bijnnen sulcker tijt, as gij weet ende langer omkomen is, weder
auer to leueren, twelck uwe lieffden ons oick hoichlick toegesacht ind gelaifft hadden, jnd dair durch hebben wij sulx aen v ind nyemant anders to.gesijnnen, jnd en heefl't sijne siede nyet jn deser saicke to trecken off ontlech hijrrnede to suecken; wieren v oick dairenbauen ander brieue off' beueell gegeuen, des bedden sich uwe lieffde mil eren ind mit gueden redenen billick to ont- leggen gehadt ind noch hedden, Weerdige, wailgebaeren ind edell, lieue vrundt ind neue, dese dinghen willen uwe lieffden nae den besten redenen ind so grontlich auerleggen ind waill betrach- ten, wij groete redenen hebben ons te beklagen jnd vorder besorgbt to wesen, auermitz die mercklicke besweringen ind afbruecken, die ons bauen den tractait geschiet sijn ind noch dagelix geschien, jnd auermitz andere woirde ind gelait, die nyet en is to verhalen. Jnd wilt ons uwer lieffden meyninge apentlick schrijuen, dair wij ons mit onsen frunden ind steden gerne op be- sprecken willen, jnd by v ter dachfairt schicken, want onse stede der meynongen sijn, sij mit vns ind wij mit oen, den tractait onuerbrekelick to halden, so verre die auergrepen behoirlick verricht weerden bij raide ind guetduncken uwer beyder lieffden, die Got onse Heer bewaeren will. Gegeuen op onsen borch to Nijmegen, op sent Marcus dach euangeliste, nostro sub secreto, anno etc sexto. Get. Charles. lager d. stoir. Opschrift; Den weerdigen, wailgebaeren ind edelen onsen lieuen vrundt ind
neuen, meyster Ludolph vanden Veen, doemdeken lUtrecht,
doctor etc., ind beren Johan , heren tot Monlfoirde, to Naeld- ^
wijck, to Pormerenden ind LUndtschaten, ther Capellen, erffmair-
schalck van Hollant etc., sementlick ind elcken besunder. Deel, B. 235, 236.
CCLXXI.
Philip* van Bourgondie, ttadhouder van G elder land, verzoekt aan Janf burggraaf
van Montfoort, en Ludolf van Veen^ domdeken, hem mode te deelen of den her toy van Gelder de overkomst van voornemen is te volgen, Edell, weerdige ind hoigeleerde, lieue neue ind guede vrunde. Wij verstain, woe datter
statbelder generaill mitten hoighen rait der ko. m, van Castilien aen v lieffden doin schrijuen heb- ben beruerende dem affgescheyt dess laitsten gehaldenn daige, vur v lieffden as conseruatoeren bijnnen Vtrecht geschiet, dat selue ther tijt accordiert ind gesloten is to doen afterfolgen. So dan dat selue affgescheyt clairlicken vcrmach, dat beyde parthyen oir clachten ind bescheyde dair van bijnnen viertiendaigen van deser tegenwoirdigen maent Mey vur v lieffden jnleggen sullen, ende weeten wij nyet, off heeren Kairll van Gelre jngelicken dessijns is sulx to achteruol- gen. Begeren dairomb guetlicken , v lieffden onss doch willen doin schrijuen die meynonge dair van, so voile v lieffden dess eyn weeten hebben, op dat wij ons van weegen der ko. ra. dair nae jn alien gueden moigen weeten to richten, jnd wess wij dese onse scrifften genietensullen, begeren wij eyn weder beschreuen antwoirt van uwe lieffden, die selue vnse Heer Got jn gueden regiment bewaeren moit. Gegeuen to Arnhein, opden anderden dach van Mey, anno Domini etc. sexto. Bijden statbelder generaill, van wegen der k. m. van Castilien , van den lande van Gelre etc. Get. phe. BouRone, , lager broichuysen.
Opschrift: Den edelen weerdigen ind holchgeleerden Johan, heren tot Monlfoirde,
tot Purmereynden, vander Lintschaiten, ind meister Ludolph vauden Veen, doemdeken lUtrecht etc, onsen lieuen neuen ind guede vrunt, semenllickeu ind cllicken bijsonder. Deel. B. 238. |
|||||
198 FREDEEIK VA.N BADE5 , (1506).
cclxxh.
Antwoord der heide conservateuren aan Karel , her tog van Gelder, op zijn sehrijoen
van den 25 April (zie biz, 195). Hoechgeboren, vermoghende furst, ghenadighe liue here. Vwer genaden breue an ons onlanx
ghesant, rorende dat concept bij ons als gude middelers ende nyet als conseruatoers, opt behaghen vander coninclike maiestaet van Castilien ende vwer ghenaden gheraemt, dair inne gheroert wor- den sekere beswaringhe, uwen genaden bouen den iersten tractaet tusschen der coninclike maiestaet voirs. ende vwe ghenaden ghemaket, ende sekere ouergrepen nader declaracien opten iersten voirs. tractaet ghemaket, ende oick sekere rechtuorderinghe ende besate, op vwer ghenaden ondersaten guederen bouen dat voirsz, concept bij ons gheraernt, geschiet sollden wesen, van ons oick be- gherende onse guetdunoken op die versekeringhe vwe ghenaden ghescien sollde, mit anderen wor- den, hebben wij vruntlike ontfanghen ende mit malcanderen inden besten ouerghelecht. Soe gheue wij vwe ghenaden inden besten toe kennen, dat die edele ende walgheboren here van Cheuers als statholder generael der coninclike maiestaet van Castilien, ons heeff doen scriuen, eer wij die antworde van vwe ghenaden ontfanghen hadden, dat sijne lijffden als stadholder generael des co- nincx voirs. onse concept voirs. in alien punthen achteruolghen wolldcn, indien vwe ghenades des ghelikes doen wollden, van ons oick begherende, wij sijne lijffden wollden certiliceren van vwer ghenaden antworde opt dat selue onse concept, twelke wij vwre ghenade inden besten toe kennen gheuen. Voirt, ghenadighe liue here, was onse menijnghe ende oick noch is, na luden onses con- cepts, dat indien men den tractaet an heyden sijden holden wolde, dat alsdan alle bewijselike beswaringhe ende ouergrepen, na den tractaet gheboirt moghen wesen, gherepareert ende ghebetert souden worden, eer vwe ghenaden sich op die reyse nader coninclike maiestaet gheuen sollden; ende vander versekerijnghe men swen ghenaden doen sollde, were onse guetduncken op vwer ghenaden behaghen, dat vwer ghenaden ouerleueren watsekeringhe vwer genaden vander conincliker maiestaet begheren wollden, ende ghesciede dan dair weygheringhe op, wollde wij dair gherne onsen arbeyt ende neersticheit in doen, om dair een manire in toe vijnden, dair men moghelike an beyden sijden hoirden mede toe vreden- toe wesen. Ende offt vwe ghenaden enighe maniren der versekerijnghe bedacht hadden ende dair op enighe bij ons scicken wollden, omme dair mit ons communicacie op toe hebben, wijllen wij ons oick gheerne dair in mit aire neersticheyt guet- wijllich in maken. Ende begheren, dat vwe ghenaden dese onse antworde inden besten van ons nemen wijllen, die tot deser tijt toe vertoghen is, om dat wij nyet bij malcanderen hebben konnen ghewesen om saken, die ellix van ons in anderen landen toe done heefft ghehadt, ende houden wij vwe furstelike genaden bett toe liue doen jn onser macht wesende, dair wijllen wij na onsen ver- nioghen altijt wijllich ende bereyt in wesen, kenne Got etc. IIIJ10 Maij, anno VJ, sub secreto etc. Concept. Deel, B. 239. CCLXXIII.
Antwoord van Jany burggraaf van Mont/oortf en Ludolf van Veen aan Willem van
Croij, stadhouder enz,f op zijn schrijven van den 18 April (zie biz. 194). Wai]geboeren, edelen en vermogenden heeren, Willem van Croy, heer van Chieuers etc.,
statholder generaill der k. in. van Castilien etc., vnsen bijsunderen lieuen heeren. Walgeboren, edele, vermoghende liue here, wij ghebiden ons seer dijnstelicke tot \wen
|
||||
BIS3CH0P YAW UTRECHT, (1506). 199
|
||||||
lijffden in alien, W« wij vermoghen. Wij hebben ontfanghen ende wel verstaen vwer lijffden breue
van antworde op alsulke openinghe, als bij ons concipiert ende ghedaen was opter dachuaert laest tUtrecht gheholden, nyet als conseruatoers mer als grude middelers, orn die tractaect tusschen den hoechgheboren ende duerluchtighen forsten den coninck van Castilien ende mijn here van Ghelre in vruntschappe ghemaeekt, voirt in vruntschappen onderhalden mochte worden, inholdende onder anderen, dat vwe lijffden, inden name ende als statholder generael der conincklike maiestaet voirs., annemen toe achteruolghen onse concept voirs, in alien sijnen articulen ende op tijden, inden seluen onsen concept begrepen, furniren ende achteruolghen wolden, jndien mijn heer van Ghelre voirs. des ghelikes doen wolde, begherende van ons certificiert toe wesen vander antworde mijns heren van Ghelre voirs. op onse voirs. concept. Wair op sail belieuen toe weten vwe lijfTden, dat wij nocii ghien entlikc ende vutdraghende antwoirde op onse voirs. concept van mijn here van Ghelre voirs. ontfanghen hebben, mer heeff ons ghescreuen, dat angaende die verzekerijnghe men sijne ghenaden doen sollde, die en cost hij nyet ouerleggen, anghemerket die ouergrepen en*te beswaringhe, die hem bouen seghelen ende breuen bij monttelike toesegghen ghesciet waren, van ons dair op ons raet begherende; wair op wij sijne ghenaden ter antworde ghescreuen hebben, dat sijne ghenaden alsulke versekeringhe ouerlegghen ende begheren mochte vanden coninclike maiestaet, als hij meende dat hem ghenoech wesen sollde; ende wairt dat hem dair dan weygheringhe op gescide , wolden wij ons dan gheerne onledich in maken, omme dan een middel in toe helpen vijnden? dair beyde parthien mogheliek mede toe vreden hoirden toe wesen, na inholt onses concepts voirs., twelke wij vwe lijffden inden beslen toe kennen gheuen; ende of ft ons voirder antworde dair op quarne van mijnhere van Ghelre, sullen wij vwe lijffden oick naif- ten iersten toe kennen gheuen mitter hulpe van Gode, dte vwe lijffden langhesparen wijll, vrolieh ende ffhesont.
■mk--
Concept. Deel, B. 239 verso. CCLXXIV.
PVillem van Croij» heer van Chievresr utadhouder, aan Jan, burggraaf van Mont-
foort, en Ludolf van Veen. Vernemende dat de hertog van Gelder van voorne- men is het verdrag niet te onderhouden, verklaart hij, namens den honing , te protesteren van alle nadeelen uit het hervatten der vijandelijkheden voort- sprnitende. Eerweerdige, edele, besundere lieue heeren, jc gebiede mij mit goeder herte tuwaerts. Van
sondaghe lestleden ouer acht daige heb ic vast verwacht van uwen tijdinghen, ende hadde gehoept gehadt dat volghende dien briefuen, die ghij mijnen heer den deken onlancx gescreuen hadt, inij ouergescreuen ende gecundicht hebben soudt al sulcke antwordt, als mijnen heer Kaerle van Ghelre bij sijnen gedeputeerden v luyden gedaen souden hebben binnen den seluen sondach XXVJt0 Aprilis laestleden vp die vpeninghen, bij v gedaen jnde dachuaert, voer v gehouden als conseruateurs der tractaet tusschen mijne alregenedte heer ende den voirs. heer Kaerle wesende, eiftte ten onderhouden van dien, wair aff jc nyet gehoirt en hebbe, ende mach dunken, dat ghij oick vanden voirg. heer Kaerle noch van sijnen gedeputeerden nyet vernomen en hebt; want jc geaduerteert ben, dat hij onlancx zekere vergaderinghe vanden principaelste, soe vanden edelen als vanden steden die hij al noch heeft, binnen Nijmeghe gehouden heeft, ende dat hij afdaer naer vele ends diuerssche clachten, den welcken hij buyten den waerheyden ende dien verswighende |
||||||
--------------1-------_^-------____________________......_______________;___________ ____
|
||||||
FREDERIK VAN BADEN (1506).
|
|||||||
200
|
|||||||
ouer den coninck gedaen heeft, als dat men hem dat traclaet nyet gehouden en souden hebben
ende anders aen den seluen vergadert verclaert heeft, dat hij bedwonghe, ende oick dair om in wille ende rneyninghe was, die oirloghe tegen den coninck te aennemen, ende die steden ende plaetsen, vp hern genomen, weder om jnne te nemen; seggende, dat hij daer toe hulpe, bijstant ende assistencie vanden coninck yan Vranckrijke hebben soude , ende dair om vanden seluen ver- gadert oick hulp, bijstant ende assistentie begheert heeft; alsoe jc dunken mach, dat ghij dat al yer ende breeder moegt ghehoirt ende verstaen hebben dan vvij luyden alhier. Des nyet yegen- staende, om v altoes te meer te kennen te geuen, der rechtuerdicheyt vanden coninck, zoe scriue jc weder om aen v, ende verclaren v bij desen van sijnre majesteyt weegen , dat hij gesijnt ende gans willich js, den seluen tractaet tonderhouden jn alien sijnen pointen ende arliclen, ende die vpeninghe , bij v voirt gestelt jnde dachuaert voirs., ende continueert ende blijft vast jn dien, soe jc v hier voirtijts gescreuen hebben. Bidden v dair om vriendelick ende ernstelijc, dat ghij my ouerscriuen wilt, off den voirg, heer Kaerle van Ghelre v ennighe antwordt vp de voirs. uwe oepeninghe gedaen heeft, ende wat ghij van sijnre meyninghe vp den seluen vpeningben gehoirt ende verstaen hebt, om mij daer naer van sconincx wegen te weten te richten; ende oft soe waere dat den voirg. heer Kaerle tot den onderhouden vanden voirs. tractaet nyet verstaen, noch den seluen uwen vpeninghe dair toe nyet jnnegaen en wilde, jn dien gevalle, soe heb ic alhier geprotesleert, jn presencie van notarius ende getuygen, vanden deuoiren ende dilligencie, van sconincx wegen tot den onderhouden vanden voirs. tractaet gedaen ende tot den voldoen van uwer voirs. oepeninghe; jnsgelijcx vanden coninck onschult tot den quaden ende jnconuenienlen, die gcscien, comen ende volgen sullen bij den oirloghe, jn dien ennich oirloge wert; oick vanden schaden ende jnteresten, die den coninck ende den sijnen bijden seluen orlogen lijden souden moeghen, ende van dien te verhalen vp den voirg. heer Kaerle ende den sijnen, ende vanden seluen ende anderen te verclaren jn tijde ende wijle; ende dier gelijke protestacie, van weeghen als bouen voer, doen wij mits desen v als conseruateurs vanden seluen tractaet, bidden ende begheeren hier aff vp al uwe scrifftelijc antwoirdt ende kennisse, mij aduerterende off ic v ennighe vrientscap doen mach, wair toe ghij mij bereit suit vinden. Eerweerdige, edele, besundere, lieue heeren, onse Heer God zij mit v. Gescreuen te Loenen, opden VIJten dach van Meye XVV ende sesse. Willem van Croy, heere van Chieures, van Arschot etc.,
stadthouder general vanden coninck van Castillen, jn sijne
landen van herwerts ouer, al uwe.
Get, w. de grot. lager dubuoul.
Opschrifti Den eerweerdige, edele onsen besunderen goedea vrienden, die domdeken
der kercke van Vtrecht, ende den heere van Montfort ons neue, conserua- teurs etc.. ende elc van lien besunder, Deel, B. 240, CCLXXV.
Willem van Croxj, heer van Chievre*, stadhouder enz aan het kapittel van den Dom
te Utrecht. Danhhetuiging voor de plegtige processien en heden hij gelegenheid van
honing* afreize naar Spanje gehouden ; mededeeling van >s vorsten hehouden aanhomtt*
"VVillem van Croij, heer van Chierues, stadhouder generael etc. Eerweerdige, voirsienege
ende wijse, besonder goede vrunden. Wij zijn duechdelick onderrecbt vande goede diligentie ende
|
|||||||
BISSCHOP VAS UTRECHT, (1506).
|
|||||||||
201
|
|||||||||
eernsticheit bij v gedaen zijdert tvertrecken van onsen gnadichsten hcer den conijnck van Cas-
tillen met processien, predicacien ende andere duechdelijcke geweercken, Gode Almachtich voir zijn voirspoet ende weluaert menichfuldelijck te bidden ende doen bidden, daer van wij v van wegen desseJfs ons genadichsten heer met goeder herten zeer bedancken, ende sullen zijn ko. m. des jn goede maten onderrechte, hopende ontwijflelijck dat hij tselue zeer gename ende bequame van v afnemen, ende dat jn tijden ende jn wijlen tegens v goedelick erkennen sal. Ende want wij hou- den ende meynen, dat ghij wel begeert goede ende blijde tijdingen van zijn co. weerden te ver- hoeren, soe eyst dat wij ser v beieykenen inids desen, dat die selue onse gnadicbste heer die conijnck opten XXVJon dach in April lest geleden metter coninghine zijn huysvrouwe ende al zijn gesel- scbap totter Colongne jn Galissie jn zijn gnade conijnckrijek van Castillen jn goeden voerspoeden ende gesonde gelandt ende aengecommen es, jn meyningen den heyligen appostel Gods sint Jacob Alboen te versoucken, ende van dair den recbte wecb na den conijnchrijcke van Leon te reysen, aldaer die conijnck van Arragon huer vader hem te gemoete treckt, om hem met alder eeren ende weerdicheit te willecommen ende te ontfangen als een vader zijnen kinderen pleecht te doen. Alle die ondersaten der conijnckrijcken voirscr. groot ende cleyne bedriuen zoo groote vruecht ende blijschap van hueren ko. weerden ancommen, dat men tselue niet en zoude connen gescriuen, als ghij voirdert zult mogen zien ende vernemen bij den copien en vuytscrijften , die wij v hiei jnne besloten zeynden; begerende ende versouckende met zonderlingen liefden ende vruntscepe die voirscr. processien, bedingen ende goddelijcke oefleningen te willen continueren ende achteruolgen; ons ouerscriuende of wij eenige saken duer (vuer) v doen mogen, om v dair jnne te gelieuen ende danckelick te wesen na ons vermogen metter hulpe \an Gode Alrnachtich, die v jn zijn heylige hoede bewaeren wille. Gescreuen te Mecbelen , den Xen dach jn Meye, XVC ende W. Get, w\ van croy , al uwe. lager uanetok.
Opschrift: Den eerweerdigen, voirsienigen ende wjjsen, onse besonderen goede
vrundcn, domdeken , cappittlen ende anderen vanden gheestelichelt f burgermeesteren , scepenen ende raedt der stat van Vtrecht, tsamcp ende elken van hen bjjscnder. Deel, B. 241. CCLXV1.
Willem van Croij, heer van Chievre*, verzoeht aan Jan, burggraaf van Montfoort
en Ludolf van Veen, domdeken, mededeeling van het nader te geven gunstig antwoord van den her tog van Gelder. Willem van Croy, beer van Chierues, stathelder generael etc.
Edel ende vrome, besonder goede vrunden. Wij hebben ontfangen uwen brief, jnhaldcnde antwoorde op onse voirgaende brieuen, bijden welcken wij v beteyckent hadden, dat wrij alsulck concept, als bij v ter laetste dachfaert tUtrecht gehalden op die ouergrepen vanden tractaten gemaict ende gesloten tusschen onsen genadichsten here den coninck van Castillen ende mijnen here Karel van Gelre geraemt ende geconcipiert was, van wegen ons voirs. genadteu heeren ac- <;epteren ende achteruolgen wilden, op dat mijn here Karel voirscr. desgelijcx van zijnder zijde doen wilde, dair van ghij vanden seluen beren Karel alnoch Qeen eyntlicke antwoerde ontfangen en hebt, mair beeft v die selue heer Karel gescreuen, dat aengaende de versekeringe die men hem tfoen zoude, die en konste bij niet ouerleggen, begerende dair op raeds van v; wair op ghij hem gescreuen heft, dal bij alsulcke sekerheit ouerleggen ende begeren mochte, als hij meynde hem J- 26 |
|||||||||
202 FREDERIK VAN BADE*, (1506).
|
|||||
genoech le wesen, als v voirscr. brieuen dit voerder jnhouden ende uermogen. Wair vp, edel
vrome, besonder guede vrunden, vvij dancken v van uwer voirs. anlwoerde ende oic van al tgene des ghij jn deser sake tot her toe gedaen ende gehandelt hebt, begerende ende versouckende Kcer ernsieJic, dat ghij ons vanden meyninge des voirs. heren Karels,-soe verre v dit tot kennissen nomen sal, onderrechten wilt, ons oick ouerscriuende v antwoorde ende meyninge op die laetste bn'cuen, die wij v gescreuen ende gesonden bebben , op dat wij ons altijt jn alle saken tot alle redelicheit voegen ende ons voirs. genadiclisten heeren eere ende recht bewaren ende verantvvorden inogen, dair ende alsoot beboeren sal, als wij jn meyningen zijn te doen melter hulpe Gods, die v, edel ende vrome, besonder goede vrunden, bewaren wille. Gescreuen te Mecbelen, den XJe" dach van Meye, anno XV0 VJ. Get, w. de croy, tout vre. lager haneton.
Opschrift: Den edclen ende vromcn, onsen besonderen goeden vrunt, heren Johan,
heer van Monlloit etc., ende heeren l.udolf vanden Veen , doemdefcen tUtrecbt, ende eleken bijsonder. Deel, B. 242. CCLXXVII.
Be hisschop van Utrecht meldt aan de 3 staten van Utrecht, dat de dagvaard te
Hattem is uitgesteld tot zaterdag na Pinxteren^ wegens deinneming van Groningen door den yraaf van Oost-Friettland, Van Goits gnaden Friderich, biscop tUtrecbt, geboren marggraue van Baden.
Erbaren, lieue vriende. Wij geuen v te kennen, woe wij nae vermoegen des latsten aiff- scheits van Hattem, ende sonderlinge op begeerde ende veruolge van enigen der Ro. ko. mt. com- missarien corte na desen verJeden Paeschen by ons tot Vollenhoe, oick voert bij den gedeputierden vrienden van vnser ridderschap ende steden, bijnnen vnser stadt Swoll gewest hebben, vns mitten soluen gedeputierden vrienden opten verleden thyenden dach jn deser maende May , weder ter dach- faert tot Hattem gevoecht hatten. Soe sijnt alldair verschenen geweest WiHem van Oyen, mit ('enigen andern der Ro. ko. mt. commissarien, desgelicx van vnses oehems van Sachssen wegen sinen Jiefde raidt Christoff van Tubenheim. Ende want die selue Cristoff onder anderen sinre wcrnijnge vns ende den voirsz. gedeputierden vrienden te kennen gaff, dat hij van vnsen oeheim van Saxen aifigeuerdicht were totter seluer dachfaert tot Hattem, omme den tractat dairbevoe- rens alldair bedeedingt van sinre liefde wegen aen te nemen, ende voert helpen endlicke jn der sacke te sluten; meer soe hij opten wech hadde vernomen, dese veranderinge doir den greuen van Oest-Vricslandt mit jnnemijnge vnser stadt Groeningen geschiet, soe were nw jn sinre rnachte alleyn nyet -buyten den anderen sijn mede toe geordenyerte vriende, die opten wech weren, oick bij sulcke dachfaert te komen, voirder jn deser sacke te handelen off te sluyten etc. Hier op soe bebben die voirsz. ko. commissarien jn den besten v-nd alien saken te guecle een aiffscheidt gemacht, soe dat eiri ander dachfaert jn deser sacke geholden werden sail op saterdage nae den heyligen Pijnxdage nestkomen op eenre gelegen plaitse, die die voirsz. ko. commissarien vns acht dage te voerens sollen doen beteyckenen. Sulcke gelegenheit deses handels hebben wij v wt gueder meyninge nyet willen verholden, omme dat ghij dair van een weeten bebben moegen. Ende wes vns opter gemelter toekomender dachfaert werdt wederfaeren, sullen wij v oick vmier- |
|||||
BISSCHOP VATf. UTRECnT , (1506). 203
wittigct nyet laten. Vnser Here Goide zij mit v. Gegeuen jn vnsen slote tot Duersteden, oplen
XXVea dage jnden Meye, anno XVC sexto. Get, hosz.
Opschrift: Den erbaren vnsen lieuen vrienden, prelaten ende capittulen vnser vijfT goitshuysen , ridderschap, sladt ende steden vnses landts van Vtrecht. Deel* A. 417. CCLXXVIII.
De hissehop van Utrecht zendt aan de 5 kapittelen van Utrecht het door hem ont-
vangen anticoord van Frederik, heer van IJsselstein^ op zijn schrijven over de klagten der kapittelen St, Pieter en St, Jan. Van Goits gnaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden, Eerbare, 3ieue vrunde. Alsoe gij enige gedeputierde van v alhyer bij ons gehadt hebben, ons tkennen geuende sekere gebreken den capittelen vnsser kercken tsant Peter ende tsant Johan bij den greuen van Bueren etc. toegevoicht etc., deden wij desshaluen aen bem scrijuen, die ons nw weder dair op ter antwoert gedaen heeft, als gij sien tnoegcn jn copien van sijnen bricue hyer jnne gelecbt; dat wij v soe jnden besten tkennen geuen. Got zij mit v. Gegeuen vp onsen slote tot Duerstede, vpten XXJea dach jn Julio, anno etc. VJto. Get, stroijaes.
Opschrift: Den eerbaeren vnsen lieueu vrienden, deken ende cappitulen vnser vijff goitshusen tUtrecht. Deel, D. 303.
Bet antwoord is van den volgenden inhoud:
CCLXXIX.
Den hoichweerdige, hoichgeboeren , vermoegenden furst ende beren, beer Ffrederick ,
bisscop tot Virecbt, geboeren marcgreue van Baden, mijnen genedigen lieuen beren. Hoichweerdige, boicbgebperen, vermoegende furst, gened. lieue beer. Jck bebbe v. g.
brieff guetlicb ontfangen ende waill verstaen. Soe bedunckt mij , gened. beer, dat v g. capit- telen die v g. tonrecbt aenbracbt hebben, soe jck den seluen nyet toe kort en meyn heb ge- daen , jck ben te vreden ende en heb hem hoir guet nyet verboden toe gebruicken , dan jck heb mijnen ondersaten beuoleh, sich hoers guets nyet tonderwijnden , dair omme dat v g. capittelen ende heren altijt ouer quader betalinge kroenden ende mij dan duck omme veruolcht hebben; sus will ick , dat sij hoer guet seluer gebruken ende sich hoere guede toe goede maken ende die selue vueren, dair hem dat belieuen sail. Ende soe het, ^en, lieue beer, nv jnden landen, leider I gelegen js, moit jck jn mijnen lanfgen toesien, ende mijn ondersaten tot mijnen meesten nvt ende oirbair gebruken ende nyet tot den hoeren ; oick en weet jck nyet, datsij jn mijnen lande enichrecht hebben te gebieden noch toe beuelen, sus wftlen v gnaden v heren alsoe onderwijsen, ouer mij sulcke onge- buerlijke clacht aff te willeri stellen en sich hoirre kercken kroeden ende nyet mijns lants. Voert scrijuen v gnaden van enen artikell jnden tractait begrepen , hoere guede te laten gebruken ; soe gen. heren, wan sij dat artikell toe recbt ouerlesen, soe en heb jck hem teser tijt nyet toe kort gedaen, soe dair jnne stait, dat jck bem hoere guedere rusteliek sail laten gebruken tot hoeren schoensten, sonder belet van mij oft den mijnen; aen dat punt en heb jck dat tractait nyet gebroken, dan dat tractait js aen mij en den mijnen meer dan jn enen punt gebroken, tseluc jck waill kunde 26*
|
||||
204
|
FK ED ERIK. VAN BADEN, (1506),
|
||||||
bewijsen. Voerl soe mij v gnaden noch van eenre clagen scrijuen van den heren van tsant Johans*
van twee block tienden, die jck hem behijndert solde hebben dese tweejaeren; soe, gneden Heuea liner, hebben srj mij ende mrjnen voirsaten menich jair gebruikt, tselue mij moegelijker stont te heclagen dan hem ; doch will jck des ende anderen ongeboirlijke clagen geerne jn mver gnaden tegenwoerdicheit toe verantwoerden komen, dan teser tijt kunnen v gnaden waill mercken, datjck tot alien vren dair nyet bijcomen kan , dan tot wat tijden v gnaden mij scrijuen bij v gnaden lot Wijck toe com en , omme hoer ongebuerlijke clacht te hoeren ende mijne geboirlijke antwoert dair op te hoeren, soe sullen v gnaden, als jck hope, mij redelick vijnden, ende wair jck jn yet onredelicks voir mij naem , will ick mij van v gen. jn aller billicheit ouderwijsen laten ; ende wair mit jck v gnaden sus dienste hewijsen kunde, sullen v gnaden mij guetwillich ende bereit vijnden, die selue Got bewaeren froh'ck gesont. Gescreuen voir YVageningen, vp maendage post Diuision. Apostolorum , anno etc. sess. Frederick van Egmont, greue tot Bueren, tot Leerdam,
heer tIJsselsteyn, tot Cranendonck etc. Dee!, D. 301.
CCLXXX.
De bisschop van Utrecht aan den aartshisschop van Trier, ter zake der Groningsche
aanyelegenkeden, Min fruntlich willich dinst vnd was ich liehs jnd gutz vermag zu vor, lieber here jnd vetter. Vl.
scriben, mir getan mit Kuntzen mjn boden, heb jch verstanden, wie v 1. uff Vocem Jocunditatis su Trabaeh sij gewessen bij min brueder, jnd jn der massen gesijnden das nitt wol mit vmb zu liandeln jst gewest vonder suhen , das mir von hertsen leid ist mirs brueders halben alsoe gelegen js, vnd auch so wolten v 1. tiff vnser Lieben Frauwen Visitationis zu Badden zijn, dan wol v 1. mit min bruder dar reden, jvnd von Baden mich lassen wissen jn kurtzem was uwer meynung dar jn sij, vnd daer uff inich gebetten mit nijmant daer von zu handeln oder entlich sich bj sen (?); vntz v 1. wissen das hertzog .forgen von Sassen oberster maerscalck, her Henrich von Schijnijtz, bij mir ist gewest vnd gantzen gewalt gehabt mir von der sachen zu handelln , vnd tmir geboden von sins heren wegen vers*- oherung zu thun wie jch sij haben will; dar uff ich vmb geantwairt, jch kan vmb kein antwoird ad aff geben, jcli wol mich mit v 1. vnd min brueder beraten , vnd ich had vmb auch noch kein pens, geheischen ; daer uff hatter mir geseit, wen jch vmb scrib, soe wol ir verschaffen das sin her selber bij mich kommen sol wo bin ich will, vnd v 1. vnd ander gelerter die versiche- rung alsoe zu machen, vnd bij dem bapt alsoe zu versichern nach aller noturft, er sterb oder 6terb nitt, so soil jck versichert sin, vnd da weiss nijmant von dan sin here vudter, vnd haben auch gclobt nijmant da von zu sagen; aber v 1, schriben mir getan haet, had ich alle sachen lassen sten hiss v 1. mir wider botschafft and, jnd ir wil esz vor sinen bruder hertzog Friderich liaben vnd der selb weisz noch nitt vonder suchen, auch soe ban jch noch uff dissen eag kein ser ist (?) van v 1. gehabt, das mich ser befrembt. Auch, lieber her vnd vetter, so bitt ich v 1. wol das best dun jn der Gronijnger sachen , alsz v 1. van vnsern diner wir versten , Jerominus ; auch soe ban ich an ko. ml. gheschriben, alsz v 1, vernemen jn min andern brifen, dach mich bedunck der greff hab auch nitt ser erlich gethan an k. m'. vnd auch an dem hertzog van Sassen. Dar omb bitt jch v 1. wol dar an sin, das die stadt wider an den Stift mog kom- men , vnd jch wolt die stat woll behalten haben, wer esz nitt Yerbotten worden van ko. m. |
|||||||
BISSGHOP VAN UTRECHT, (1506). 205
Von nuwen sidung weis ich v L nitt andersz zu schriben, das der krich im land von Geller
wider an gett, vnd jcii auent die Burgonschen solten den hertzog van Geller verdriffcn, soe wollen se inich verderben vnd min arraen lud; vnd der hertzog van Geller hatt dern konig van Kastilien zwo stat wider an gewonnen , vnd er hatt intt Meden II duysent kneciit vnd II hondert phert; vnder k. in. lud stellen sich so dorlich an, das ein scand ist, vnd wollen si sich nitt anclers anstellen, er moch jn Brabrant auch angewunnen ; vnd die Burgunschen ligen vor Wageningen , alsz uch min diner weil sagen soil. Auch soe bid jch v 1. sij woll mir vmb ein gut cleyn woll traben pliert helfen, das wil ich allzijt vmb v 1. verdinen, die God der Almechlich lang zijs sparen woll frolich vnd gesundt. Gescriben jn Duersleden ufl'sant Peters tag ad Vincula etc., auno XVC vnd VJ. Frederich bisschoff tu Vtrecht.
Mijnen lieben hern tetter van Trier, inn siner liben hanL
Afschrift. Deel, A. 419. Uet in dezen brief vermeld afschrift van den brief des bisschopt aan Maximiliaan van
OoHenrxjk luidt ah volgt: CCLXXXI. I
i
Aller durchluchtigster, gross mechstigster konig, allre gnedigster furst vnd here, v k. mtsyent jn sculdiger gehorsamkeit von mir allzijt mit wijs bereyt, mijn onder thenige, willige dienste aire gnedigster here. Mir zwijmt nit v ko. m*. hebe noch jn vnuergessener gedechtnisse, wie jch die selbe jn eigner persone auch durcb rnanig faltige mijnre scriften habe gnutsam vndrichte jnd furgebracht, was gerechtigkeit mjn kirch von Vtrecht zu der stadt Gronijngen hatt, vnd wie die selbe stadt durch v ko. gnad. Yorsaten Romsch keysere vnd konige, lobh'cher gedechnisse, der gemelten mijnre kerchen von Vtrecht, vmb selickeit willen jr vnd jren nachkomen sielen, mil- *| tichlich gegeuen, jnd die selb mijn kerche, die biss bier zu durch krafft sollichen keyserlichen jnd
konichlichen giften ruwiglich jnn gehapt vnd besessen, mit vnder theniger bitte, das v k. ml. als een bescermer der heyliger kerchen mich daer bij gnedichlich bant haben, vnd sonder recht vss sollicher langer possessie nit vss keben zu lassen etc., vnd wie wel jch mijn vff sollich mijn vnder thenig an ruffen van v ko. gnaden alzijt gnedige antwoert, vnd sonderlich letsch jrn belege van Aernheym , habe ontfangen , der ich mich getrost vnd mich hier uff zu nijmant keyns args ader enigs geweltichlichen furnemens gegen mich oder mijn ondersassen vnd zu bewanten ban ver- sehen, soe haben doch, wer sollichs vnd auch were alle mijne zijmliche vnd wolle erbietunge rechts des hoechgeboemen fursten mijns oeheyms, heren Jorgen, hertzog zu Sachssen etc., haupt- lute vnd regenten jn Vriesslant mit hilff des grauen van Oest-Vrieslandt etliche blockhusere mit, gewaltiger hant vff mijn Stifs eerde vnd grunt vff geslagen, vnd bestanden die gemelt stadt Gronijngen vss zu hungeren, vnd vss mijnre kerchen van Vtricht handen vnder jgen gewalt jn bringen, vnd wie wol jch mijn sollichs met der helff Gots vnd mijnen lantscafft wol hetten moegen keren, als jch das mit recht vnd billicheyt heft thun moegen, habe ich doch alleyn zu eren v ko. nil. vnd vff der selbegen scrifften vnd mandementen, mer deser habben zu gekommen, (?) sollichs gutlichen lassen ruwen, vnd die tage v ko. gnad. mir gem Hattem thete ansetzen als der gehorsam jn persone gesorcht, auch den vertrigh, daselbs durch v ko. mt. gnad. commissarien zwijschen den obgenanten mijnen vetteren van Sachssen v(nd) mir v(nd) mijnen |
||||
FREDERIK VAN BADER (1506).
|
|||||||
206
|
|||||||
lantschafften beteydingt, gutwillichen angenommen vnd zu scriben, so hat doch, wel solliehs
alles vnd weder v ko. gnage commissareen handlung vnd tractierung vnd angenomenen vertragk daselbs zu Hattem geinacht, der graue von Oest-Vrijslandt, der docli selbs jn persone audi ettlich tzijt vft' gemelten tage zu Hattem mit gewest is, sonder enige bewarung die vorgemelt mijns Stifs statt Gronijngen mit listickeit jngenommen, die mijnen kirchen von Vtrecht geweltlrjch vnd vnredlich ontfremdt, vnd zijmmert dar jnne ein starck beuestigunge, nach sinen beiullen, wellichs ich v k. mf. klegliehen zu erkennen gebe, mit vndertheniger bitte, dwijll jch mich jn desern handel anders nitt dan ein gehoirsamen v gnad. scriiFten vnd gebotten ban gehalt, audi der ge- melt graue sollich sin vnredh'ch furnemen betreben halt, wer vnd weder den tractat durefa v ko. gnad. coinmissarien zu Hattem bteydingt, v ko m*. wolle jne tun vndervvijsen vnd dar zu halten, sicli der gemelt statt Groningen zu ontslachen vnd die wider zu stelJen jn handen mijnen kircben van Vtrecht, mit ruining vnd abtrettung der beuestigung, er dar jnne gemachthat; auch dan des glich der vorgemelt mijn vetter van Sacbssen aucb wider abtue die blochusere, durch die sinen vff mijns Still's eerde vnd grundt offgeslagen, dar vss mijnen vndersassen jernerlichen be- scbedigt vnd verderft worden sijnt, als jch keynen tzwiuel trage, uwer ko. gnad. erxnessen konne solliehs billich vnd behoirlicb ist, als der hochwerdich furst, mijn lieber here vnd Yetter des cerzbisscofl' van Trier etc., v ko. ro*. aller gelegentheit bier von clarlichen vnd gruntlichen vnderricbtunge tun wurdet; dem v ko. gnad. sijns aenbrengeus glich mir selbs wolle glauben, vnd sicb gegen mir vnd mijnen kirchen von Vtricht hier jnne so gnediglich bewijsen, als ich des ein gantz vertruwen habe zu der selben v ko. m*, die Got Almechlig jn gesonder frolichen wofart langzijt gnugsamlich wolle bewaren. Gegeben vff den XXIXcn dage jn Julio, anno XVs VJLo.
Fridericb etc.
Aen die Ho. ko. ml. Deel, A. 419 verso, 420. CCLXXXII.
^
De hi*schop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter zahe der aanstelling van eenen kameraar hij ket collegie van den Lekdijk* Van Goits gnaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreve van Baden.
Eerbare, lieue vriende. Wij verstaen, woe dat gij corts geleden capittell gehouden ende sprake
gehadt hebben als van enen nyen camerair vp onsen Leckendijck te stellen etc., twelck ons ireemde geeft, aengesien sulx altijt gewoentlick geweest is ende te geschien plege bij ons ende vnsen voirvaderen , dat thent noch acbteruolcbt ende gehouden worden js. Ende doen dair omme tegenwoerdich aen v scrijuen , guetlijke begerende nyet te mijn versueckende dat gij dair vorder nyet jnne en sluten ; dan als gij dair vorder sprake op holden willen, ons dat te voeren tlaten weten, soe sullen wij v dan onse meininge dair aft* doir onsen raden ofte scrijftlijke laten weten, omme dan dair jnne nae onder gewoenten ende tot wailuaert van onsen gemenen lande tgeschien laten. Onse Heer Got zij mit v. Gegeuen vp onsen slote tot Duerstede vpten VIIJen dach in Septembrj , anno etc. VJto. Get, stroijaes.
Opschrift; Den eerbaren vusen lieuen vrienden , prelaten ende capittelen vnser vyffgoitshusen, ritlerschap vnsesNederStichts, borgermeistere, scepenen ende raden vnser sladt ende steden IVederSticIils van Vtrecht Deel, A. 421f |
|||||||
BISSCHOP VAK UTRECHT, (1506). 207
GCLXXXIH.
De bisschop van Utrecht verzoekt aan de 3 staten van Utrecht hunne yedeputecrdcn
bij hem te zenden. Van Goidts genaden Ffredcrick , bisscop tUtrecht, geboeren mercgreue van Baden.
Eerbaren, lieuen vrienden. Omme sonderlinghe swere saicken wille ons dagelix voirfailen, wairomme die noidturfte ervoirderet vnser dryen slaten gueden raidt jnne te plegen, begeeren wij aen v guetlioken, ghij eenighe vanden treifenlichsten van vnsen staten aldair op eenen zeckeren daich alhier bij ons willen senden, omme mit ons jn sulcken saicken helpen raiden ende commu- nicieren , wes tot wailfaert vnser lande ende vndersaten ten besten dienen sail weerden; verlaien wij ons gansselicken. Goid zij met v. Gegeuen vp onsse slote tot Duerstede, den VJle" daich in Octobrj, anno etc. sexto.
Get, hosz.
Opschrift: Den eerbaren vnssen lieuen vrienden, dekenen ende capittelen vnsser vijff goitshuysen, ridderscap vnses Neder Stichts, borgermeestere, scepencn ende raidt vnsser slat van Vuytrecht. Deel, A. 422. GGLXXXIV.
Be bisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht; nader en dringend verzoek des wege.
Van Goits gnaden Ffrederick , bisschop lUlrecht, geboeren marcgreue van Baden. Eerbare, lieue vriende. Alsoe wij corts geleden aen v doen scriuen hebben mit begeerten ghij eenighe van v alhier bij ons scicken wolden, omme mit ons in zaken onsen gemeenen lan- den merkelijke aengaende te communiceren etc., woe dat onse scrijften breeder vermochten, holden wij v innedachtich te wesen ; daer op ghij ons ter antwordt doen, vermits die wege doir dat opbreken aan Wageningen ende anders rivet wail veylich en sijn, dat wij dese saike een weynich vertrecken ende vuytstellen wolden biss ter tijdt, datmen sien oft mercken moclite woe sich die gelegenheyt hieromtrent aenstelde etc., woe dat v scrijften breeder vermochten, hebben wij guetlijke ontfangcn, waill verstaen, ende voegen v daer op te weten : alse dat than-ts bij ons te comen die wege waill veylich sijn ; ende soe wij dan besorgen, dat in middelen tijden des vcr- treckes waill wes verrisen mochte, dar men waill op behoorde te versien ende verdacht to wesen, begeeren wij zeer guetlijke, dat ghij mitten aire eersten eenighe van v alhier bij ons deputeren ende sclncken willen, omme tsamentlijke jn saken onsen gheemeenen landen merckelijke aengaende ende tot wailuaren van dien mit malkanderen te communiceren ende te helpen raiden; verlateri wij ons des gansselijcke. Onsse Heer God zij mit v. Gegeuen op vnsen slote tot Duerstede, vpten XVen dach in Octobrj, anno etc. VJto. Get. strouaes.
Opschrift: Den eerbaren vnsen lieuen Trienden, prelaten ende capittelen, vnser vijf goitshuysen, rilterscap vnses Neder Gestichts, borgermeestere, scepenen . (
ende raide vnser'stadt van Vtrecht. Deel, D. 305.
CCLXXXV.
De bisschop van Utrecht zendt aan de 3 staten van Utrecht den door hem met
overlcg der staten van Overijssel ontworpen brief aan de stad Groningen. Van Goits gnaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbare, lieue vriende. Alsoe gij ons laitste v geuoelen ende guetbeduncken ouer gescreuen
|
||||
208
|
|||||||
FKEDERIK VAST BADEN, (1506).
|
|||||||
hebben, alse aengaende tstuck vnser stat Groningen, hebben wij onse lantschappen aen gene zijde
der IJsulen ter dachuaert vergadert wesende voir doen holden, die sulcke uwe guetbeduncken noch op dese tijt nyet geraden en dochte, ende dat omme twee redene wille: alse ten yersten , waert sake datraen mitten banne vp onsen oehem van Saxen procedierde, twelck jn onwillen op genoemen solde worden, dat dan onse landen aen gene zijde der IJsulen jn roiff ende brant gestalt solden werden, vermits die knechten aldair ommetrijnt rnit groter macht Iiggen, die meu mitten yersten soe nyet wederstaen solde kunnen. Ende ten anderden: weert oick dat die van Groeningen vernemen, soe sij hulj), troist, bijstant ende ene eyntlijke antwoert dair op begeerden, dat sij geen ander behulp ofte troist en solden vernemen dan sie mitten banne voir te staen , dat sij dan velicht andere wege soicken mochten, dat onsen Gestichte ende tsant Martijn tot merckelijke affbroke cornen solde. Sus is op dese tijt. bij vnsen lantschappen aen gene sijde der IJsulen voir tbeste geraden, dat wij aen onse stat Groningen doen scrijuen solden, als gij sien moegen jn copien van onsen brieue aen sie gesant hyer jnne gelacht, dwelcke wij v jnden besten tkennen geuen. Got zij mit v. Gegeuen vp onsen slote tot Duerstede, vpten XXVIIJeu dach jn Decembrj , anno etc. sexto. Get. STROIJAES.
Opsehtift: Den ?erbaeren vnsen Heuen vrienden, prelated, dekcnen ende capitteien vnser vijff Goitshusen, rilterschap vnsesSlichtsbynnen Vtrecbt wesende, ende borgmeistere, scepenen ende rait vnser stat van Vlrecht. Deel, A. 423. Bet in dezen brief betloten afschrift van den brief aan de stad Groningen is van dezen
inhoud; CCLXXXVI.
Fredericb etc.
Lieue vriende. Soe als ghij ons onlancx verleden op sulcken affscheidt, wij ende die gedepu^
tierden vriende van den staten onser lande vwen geschikten vrienden tot Hattem deden voirbolden, vwe scrifftlicke antwort hebben doen toesenden, onder anderen jnneholdende, dat nae dien v nyet moegelicke en were, die Ommelanden te verlaten sonder merckelicke affbreken ende verkorten uwes rechts, des ghij nocb totten seluen landen vastelicke vermeenden te hebben, ende oick 6onder onentlicken ende onouerwintlicken scbaden ende seeker onuermijdelick verderff onser stadt aldair, wair omme ghij van noden sij die verlatinge der voirs. lande te weygeren ende nyet toe te laten wen der tijt toe die selue lande v mijt recht, dair ghij v noch dairtoe verbieden weren, affgekandt worden, ons dair op noch aenroepende, biddende ende begerende wij mijt onsen staten voirs. soe raiden ende schicken wolden, onse stadt voirs. jn hoerer noede van stonden aen gereddet, gehol- pen ende tot hoeren rechte ende oirbair, gelicke een andere Stichtsche stadt, verdedingt ende be- schermt werde, ende nyet oneerlicke verlaten blijue etc., woe v brieff sulex breider jnneholdende is, hebben wij gelesen ende te gueder maten verstanden. Wair op, lieue vriende, wij v guetlicke te kennen geuen , dat wij sulcke uwe schrifften ende antwort den staten beider onser lande, woe wail wij onderricht sijnt, ghij hem der maten oick hadden doen schrijuen, te kennen hebben doen geuen, die welcke mijt ons onder anderen ouerlacht hebben, nae de maill ghij nae onse ende der seluer onser staten guetlicker onderwijsinge ende guetduncken, vmmers die Ommelande, dair- toe sich die Romische ko. m1. ende dat heylige rijeke gerechticheit toe te hebben vermeten, als nwe geschickte vriende opter dachfaert tot Hattem geholden genoichsaam gehoert hebben , nyet |
|||||||
BISSCIIOP VA.N UTRECHT, (1507).
|
|||||||
209
|
|||||||
afslaen ofF verlaten willen, dat oris ende onser landtschap aen beyden zijden swaer cndo laslich
wesen solde, v tot bescbermnisse der lande voirs. tegens die Ro. ko. in*, ende dat gansse Romi- sche rijcke enijge hulpe off' bijstandt te bevvijsen. Js dairomme nocb onse ende onser landschap raidt ende guetduncken , dat ghij v noch wijselicker hier op willen beraiden , ende y des voirs. Ommelanden noch ontslaen ende die laten volgen, dair die Ro. ko. m*. ende dat heylige rijcke die geordineert ende gestelt hebben, soe willen wij ende onse landtschap noch onderstaen enige middele, wege en manyer te vijnden tot uwen vordel, soe voel ons moegelicke wesen sail, gelijcke uwen gedeputierden dat oick tot Hattem van ons ende gedeputierden onser staten voirgegeuen was Oic begeren wij ende onse staten die meerdeel aen deser zijde van v te weten, offtsoe quame, dat wij xnijt malckanderen ouercomen ende sluyten worden v hulpe ende bijstandt te doen , ende ge- sijnnen worden jn onse sladt Gronijngen te komen tot bescbermnisse van v, aldair als ons alsdan van noeden wesen solde aldair jnne ende wt te reysen, off' ghij ons ende onse landtschap alsdan oick aldair willen jnne laten nae onsen wille, ende soe starck als ons van noeden wesen solde, ende wij bewaert sijn moegen, nae demail nv alrehande volcke bijnnen der seluen onser stadt is. Ende wes y jndien alien gelieuen wil te doen, begeren wij uwe guetlicke beschreuen andtwordt, omme ons ende onse landtschap alhier dair nae moegen weten te richten. Gegeuen jn ons sloite Vol- lenhoe, opten XIXen dach jn Septembrj, anno etc. V*° (*). Vnsen lieuen vrienden, borgeraeislere, raidt ende gemeenen ghilden onser
stat van Gronijngen samentlicken. Deel, A. 424.
CCLXXXYIL
Willem, graaf van den Berg, en Frederik, graaf van den Berg, gehroeders, aan
den bU-schop van Utrecht, ter zahe van de heerlijkkeden van Abkoude, Duurstede en fFijk. Willem, greue then Berghe, heer then Bijlant etc., jnd Ffrederick, greue vanden Berghe,
heer tot Hedell, gebroederen. Eerbere ind eirsame, wijze ind voirsichtige, lieue vrunde. Alsoe wilner die edele ind wallgeba-
ren onsse lieue heer ind vader, greue vanden Berghe, zeliger gedachten, beerft ind gerechticht is gewest an die herlicheyden van Apkoude, dat vander Sticht van Vtrecht te leene ruert, daer to van Duerstede ind Wijck, daeromme sijne lieffden na voille anden guetlicken verfolghs int leste na doede des eirweerdigen in Goide heren Davidtz van Burgondien, bisschop tot Vtrecht, an vwen eirber ind eirsaemheyden guetlicken gescreuen hebben, as wall ineer geschiet was; dat sijnen lieff- den voirweygeringe geleydtz geschiet weer sijne leene voirg. to ontfangen ind tot sijnre gerech- ticheyt to- komen; daeromme an vwe eirber ind eirsamheyden begerende sijne lieffden, id weer voir off' inder electie des eirweerdigen hogebaren fursten onsses guedigen lieuen heren van Vtricht nv wesende, ther eynlschap ind tot bescheyde daer mede willen helpen, off* die kentlichen noet worde sijne lieffden dringende andere manieren off wege voir te nemen, daer mede hie then sijnen qweme ; daerop vwe eirber ind eirsamheyden ter seluer tijt guetlicken ter antwortt geschreuen hebben, dat jn der tegenwoirdiger tijt gij onversien wesende van eynen lautzheer, die saicke nyet wall (l) Blijkbaar is in het afschrlft de dagleekening verkeenlclijk overgenomen, en zal waarschijnlyk moeten zijn
XIX September, anno etc. VJt0. I. 27
|
|||||||
FKEDEKIK. VAN BADEN, (1507).
|
|||||||||
210
|
|||||||||
-
|
|||||||||
gehandelt en mochte werden, dnn na dion ghij ind vwe Sticht bij der graci Goidtz versien sol-
den wesen van eynen toekomenden lieren ind bisschop , wolden ghij onss heren ind vaders guet- licken schrijuens gerne indechtich wesen etc., woe wij dit vyt den schrijfften des haluen gegaen allet vers tain bebben. Jnd want wij dan verstaen, dat onsse lieue heer ind vader vursz. sicb daerop ind anders vast lange guetlick verleden ind verwacbt, ind des doch allet ghene eyntschap nocb heschcyt gekregen en befit, ind nv kortzleden bijnnen jairs na den wille Goidtz Almechtich afflij- uich worden ind gestoruen is, ind die voirss. gerechticheyt voirt op onss geerflt hefl't, hebben wij nv daeromme jn alien guede gescbreuen anden eerweirdigen, hogebaren fursten onssen gnedigen lieuen beren, bisschop tot Vtrecht, jnboilt der affschrijfft hijrbijnnen gelacht, dat wij vwen eirber ind eirsamheyden in alien guede to kennen geuen, guetlicken begerende, doch nv also toe willen helpen schicken ind vuegen, dat wij nv tot onsen belenijnge ind gerechticheyt voirg. ko- inen mogen, ass sich billich geboirt, willen wij gerne weder verschulden; jnd off onss des nyet wederfaeren en mochte, des wij nijet en verhopen konden, vwen eirber ind eirsamheyden wall mercken, dat ons dan noch die kentlicke noet dringen wolde id onsse mijt anderen wegen off manieren to moeten vorderen ind mannen, ass wij best konnen solden, des wij doch lieuer ver- Jaeten, ind beth geneyght solden wesen, die guede gonst, die sus lange tusschen den Sticht ind onssen voirailderen gewest is, voirtan to onderhailden, ass wij mit gonsten then onssen komen moehten; jnd waer to wij onss des jnden besten verlaeten sullen, begeeren wij guetlicken onss weder to willen doen schrijuen bij desen baede, die selue vwe eirber ind eirsamheyden, die Got Almechtich walfarende moet bewaeren. Gescreuen onder onss eyns secreet, opten naesten sater- dages naden heiligen Derthien dagh, anno etc. septimo. Opschrift: Den eirberen ind eirsamen, wijzen ind voirsichtigen burgermeystere,
schcpenen ind raet der slat van Vtrecht, onssen lieuen vruuden. Deel, D. 308.
Affschrijfft.
Eerwerdige, hogebaeren furst, gnedige, lieue heer. Wij en twijuelen nyet vwe genaden en
hebben waill gehoirt, wo wilner die edele ind wailgebaeren onse liene her ind vader, greue vanden Berghe, zeliger gedachten, van bloets wegen beerfft ind gerechticht is gewest an die heerlicheiden van Apkoude, Duerstede ind Wijck, ind want dan sijne lieffden na den wille Goitz Almechtich bijnnen jairs affliuich _worden ind gestoruen srjn, nu sulx voirt vp ons geerft hebben, ind die heerlicheit van Apkoude dan van vwen gnaden ind uwer gnaden Sticht to leen ruert, ind wij gerne dat vurg. leen ind anders an vwe gnaden versuecken, ind^mit Duerstede ind Wijck oick gerne to bescheide gehulpen sijn solden, bidden wij bedienstlicken, dat vwen gelieuen will ons mit Apkoude ind anders, wij van vwer gnaden Sticht hailden, to beleenen, ind oick ons tot onsser gcrechticheit van Duerstede ind Wijck to laten komen, ind ons dairop geleyde ind veylicheit geuen ind des eyn geboirlick schijn bij desen bade doen seynden willen, dairop wij beyde of!" onsser eyn sich bij vwen gnaden fuegen ind tot onsser belenijnge ind gerechtieheit vurg. komen mogen; dat wijllen wij vwen gnaden altijt gerne weder ail' verdienen, ind wairto wij ons des inden besten verlaten sullen , bidden wij bedienstlicken ons weder to willen doen schrijuen bij desen bade vwe gnade, dier Got Almechtich flrolich ind gesont ommermer moit bewaeren. Gescreuen vnder onsser eyns secreet, vp vrijdage post Ephemia diu., anno Domini etc., septimo. Deel, D. 309.
|
|||||||||
BISSGHOP VAX UTRECHT, (1507).
|
|||||||
211
|
|||||||
CCLXXXVIIL
De hisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter zake van den ophrengst
der gelden tot betaling van het verschuldigde aan den her tog van Kleef,
Van Gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren merggreue van Baden. Eerbare, lieue vrunde. V scrijuen ons nv gedaen, onder anderen beroerende, alsoe men arbeidende geweest is jnder saken van Cleue, daer toe wij ons guetwillich gemaict ende v tot meer slonden by onsen raiden ende anders hadden laten blijken, wes bij v den staten jn desen ende opten pennijnck daer toe te Yijnden ouercomen worde, souden wij daer toe guet gehoir ge- uende worden, ende die hant daer aen Louden, ende sijn soe dicwill hier op vergadert geweest, omme guede wege tot desen te vijnden, ende soe gij dan beduchtende zijn, die sake vorder ver- loopen inoehte tot last ende schade onses gemeenen lants, sijn gij nv bij malcanderen geweest, omme te ramen ende te ordineren, wes men den maerschalck van Cleue doer vnse neuen van Montffort ter antworde doen soude, alse dat onse neue voers. hopende ende meynende vnse steden Vtrecht ende Amersfort daer toe te willigen, dat zij tot sekeren termijnen besorgen ende betalen solden alle gout ende siluere ende geleende i)enningen, soe die jnden schultbrieuen benoempt staen, ende daer toe, all weert dat die brieue nyet meer en houden dan een jaer renten vanden ge- leenden penningen, dat sij nochtans omme alle vrientscap te onderholden, oick betalen solden alle renthen vanden verleden jaeren vanden penningen voirs; ende jndien dan op sulck onses neuen van Montftbrls scrijuen aenden voers. maerschalck vnse oehem van Cleue gehoer gaue, dat men alsdan enen dach beteykenen solde op behoirlijke plaetsen, omme daer June te sluten , dair van men die penningen vijnden solde, bij ons ende den staten op tgemene lant op die behoir- lichste maniere ende minste scbade, begeerende bier van onse guetduncken, woe dat v scrijfte breder vermoegen, hebbeu wij gelesen, waill verstaen ende voegen v daer op te weten: als dat waer is, gelijck v scrijften dat vermoegen, dat wij enigen uvven gedeputierden albier jnder voers. saken bij ons geweest zijn , ende v oick doir onse raide jnt generall capittell dickwijll voer doen geuen hebben, dat wij die bant daer ane holden wolden, tgene hier jnne eendrachtelijken bij vnsen drien staten belieft worde, omme verderff onser lande te vermijden, zijnen voertgang heb- ben mochte, dan verstaen die raminge nv bij v geschiet soude wesen, ende ons toegescreuen hebben nyet mit wille ende eendrachticheyt onser staten toe gegaen soude zijn, mer enige totter voers. raminge nyet geneigt wesende mit dreigementen ende onbehoirlijke manieren toegebracht sijn, sulx mede te belieuen, twelck ons zeer mishaget, ende will ons oick nyet behoeren ouer den genen daer toe mit sulcke manieren als voirs* toegebracht sijn tselue te belieuene ofte toe te latene, want wij altrjt hebben laten luden, dat wij nyemant daer toe dringen kunden jn desen wes ouer te geuen, sonder tgene sij mit hoeren vrijen wille doende worden. Onse Heer Got zij mit v. Gegeuen vp vnsen sloote tot Duersteden, vpten XXIIIJea dach in Ffebruario, anno etc. septimo. Get. stkoijaes.
Opschrift: Den ecrbaeren , vnsen Heuen vrienden , prelaten , dekenen ende capittulen vnsen vijf gotshuisen , ridderscap, stadt ende steden vnses Neder Stichts van Vtrecht. Deel, A. 428. CCLXXX1X.
Hendrih Penninch aan Ludolf van Veen^ domdehen% ter zake van de schuldvordering
van den hertog van Kleef 9 ten laste der steden Utrecht en Jlmerefoori, Post debitam commendationem. Video, preceptor colendissime, quod fruslra litus aramus, quia 27*
|
|||||||
212 VEEDEHIK. VAN BADEN (1507).
|
|||||
Traiecten. in viam reclam ducere non valemus, id quod nunc offerunt ante dies plures oblu-
lerunt, sed non voluit dominus noster jlluslrissimus huiusmodi oblatione contentari, verurn exposui principi nostro ea, que vestra dignitas michi significant, super quibus sua celsitudo ducalis proprijs scriplis respondet ac mentem suani in boc negotio declara't, quemadmodum ex eisdem scriptis vestra dignitas plane intelliget, etsi in eandem Traiecten. ac Amorsforden. consentire noluerint. Vereor quod omnem operam , quam buic rei inpendere possumus, perdemus, neque persuadere vellem, quod dignitas vestra de cetero pro-concordia seu antiqua aniicitia reparanda Jaboraret, potent aliquin dominus noster jllustrissimus medijs alijs suum debitum consequi. Hijs valeat vestra dignitas felicissime michi vti suo semper precipiendo. Ex Cliuis, sexta Marty, anno etc, septimo. Vestre paternitatis deditissimus Henricus Pennijnck etc.,
Get. HENRICUS PENIKCK, 3IANU PBOPRIA.
Opschrlft'- Venerabili et egregio viro, magislro Ludolpho de Verio,
vtriusque juris doctori, ecclesie Traiectensis decano et suo preceptorj pluritnum honoraodo. Deel, D. 312. GGXC.
J oh an, hertog van Kleef, aan Ludolf van Veen^ domdeken , ter dier zake.
Johann, hertough van Cleue, greue vanden Marcke ind vann Katzenellenbogen etc.
Werdige, lieuc, andechtige. Vwe scbrilft nu an den eirberen onsen lieuen rait ind getruwen
hern Henrick Pennijnck, doctor, onsen cantzeler etc. gedain, berurende die gebrecken der schulden baluen luschen oris, die van Vtricht ind Aemmersfoirt, heuet ons dieselue onse cantzeler nu to kennen gegeuen, ind dancken v uwes arbeytz ind vlijtz gij dair inne nu ind to meir maelen men- nichuoldich angekiert hebben, ind sijn geneight sulx wederomb mijt gnaden tegen v to sijnen tijden erkennen. So gij dan schriuen, dat die van Vtrecht ind oere medegedelinge willen sijn ons onse sijlueren ind golt wederomb to geuen, ind dairtoe die geleende pennijngen mijt eynen jair hanlgellz ind nijt vorder, jnd gij doch vermoeden, sij ons dat hantgelt bis an desen daighe villicht durch onderrichtingh betaelen sullen etc., konnen wij dair vyt nijt anders vermercken dan die van Vtricht oere segele, brieue ind hoigelaefften der maiten gegeuen gentslicb to rugh stellen ind der nijt naegain willen, moeten wij dat der tijd beuelen. Ghjj hebben hijr beuoeren van onsen geschickten reden ind frunden onser voirster meynonge vp der dachfart tot Bredae waill verstain , ind ons oick nijt en twieuelt v datselue durch onsen raet ind cantseler vurg. naederhant int lange waill verclairt ind auergeschreuen worden is, dair wij dat oick noch bij laiten, wolden waill die- selue van Vtricht ind Aemersfoirt in oeren onbillichen vurnemen sich anders onderrichten lieten, doch weir dat ommer oinb duysent gulden to doin, wolden wij ons onsen neuen van Montfoirt ind v ther eren, so men deshaluen to daige queme, waill temelichen ind geboirlichen vijnden laiten ; datselue wij v in alien gueden alsoe to kennen geuen. Gegeuen tot Cleue, vp satersdach nae den sonnendach Remiscere, anno etc. septimo. Opschrift: Den werdigen, Ynsen lieuen, andechtigen heren Ludolpli yanden Venne,
doctoir in beyden rechten, deken tot Vtricht etc. Deel, D. 313.
CCXCl.
Gerrit Wou^ klokkengieter te Kampen, aan het kapittel van den Dom te Utrecht
ter zahe van geleverde klokken, ' Mijnen dyenst toe voeren, erwerdijge ende voersijchtijge lyeve heren. Vwer erwerdycheyt |
|||||
BISSCIIOP VAW UTRECHT, (1507).
|
|||||||
213
|
|||||||
gelyeft to weten, alsoe v erwerdijcheyden mij lestleden geschreven heben, dat ick self daerkomen
soude om toe besyen ende toe hoeren enijge schelijnge dye aen enijge klocken sijn soude, soe dat sij nyet en souden sijn naer onsen vorwarden, als daer af gemackt sijn. Jck en hoep nyet, bij der hollepen Gades, dat daer enijge gebreken in sijn daer sij slrafber om wesen sullen, of sij moeten sijch anders verandert hebben, dan sij laets waren, doe ick daer was; weer dat wael alsoe dat daer enijcb gebreck in weer, daer ick nyet vol in doen en inocbte, ick en soude dat nyet laten, ick en soude dat erwerdijge kapijttel daer in toe vreden stellen, al soude mrj dat voel koslen, meer ick en haep nyet, bijder hollepen Gades, dat dye gebreken soe groet sijn alst van somijgen gemackt wort. Jck soude lange bij v eerwerdijcheyden gewest hebben, dan om der onveylicheyt, wijl en heb ick nyet dorven reysen ende noch en doe , eer dye dijngen in den lande een ander gestalt hebben, ende ick en kan, weet Got, mijn geelt nyet ontberen; het dunck mij oeck een onbehoerlijck dijnck sijn, al weer dat saeck dat daer van summijge klocken enijcb mijshagen weer, dat men mij daer om al mijn gelt van al den klocken ontbalden solde, want ick en heb noch nyet enen stuver ontfangen van al dye XIIJ klocken van loen ende onkosten , dye daer op gegaen sijn, dye zeer groet sijn geweest, als al man wael gesyen heeft. Sus, eerwerdijge, lyeve heren, want ick self nyet komen en mach van groeter sorgen ende anxt wegen, soe seynde ick v mijn huysvrou mijt Johan Bredae, onser stat sekertaryus, ende bijd zeer vryendelijken, dat gij mijn gelt seynden wijlt; heb dij enijge schelijnge daer gij moegelijcken nyet mede toe vreden en wijlt sijn, halt twe of drye of vyer hondert hartoch Phlijps gul. in hent, ter tijt dat ick veylich reysen mach, ick sal dan ter stunt, mijt der holpen Gods, nae alle bescbeyde elck onverkort bij v eerwerdijcheyt kommen ende stellen v toe vreden mijt voldoen sonder twijvel. Ersame, lyeve heren, wijlt ommers dat beste doen, want dat is mij soer gelt geworden, mijn verdyenst is daer seer kleyn aen; wosten v lyeften die waerheyt daer van, dat solde v wonder hebben, want dye kosten sijn toe groot geweest, dye daer op gegaen sijn. Hyer mede sijt Got bevolen. Geschreven in Kampen, des dijnxdages voer half Vaslen, anno etc. XVc ende seeven. Gerijt van Wou, klockgyeter, v willijge dyenre.
Opschrift: Dye erwcrdtfge, voersychtijge, wjjsge heren, doemdeken ende kapijttel
der hcrken ten Doem tUtrecht 9 uiijn Mjsomler lyeve heren. Deel, D. 314.
CCXCII.
Everard van der Mark, butchop van Ludih, ttelt Frederik, heer van IJssehtein, tot
zijrt raad aan9 tegen eene jaarlijksche hezoldiging van 100 gouden Rijnsg, Gopie.
Erard vander March, bijder ghenaden Gots busscop tot Ludick, hertoge tot Button, greue tot Loen etc., doen te weten enen ijgheliken , dat wij wt sonderlinghen redenen ons dair toe bewegende, anmerckende den menichfuldighen dienst, die der edel ende wailgheboren onse lieue neue, here Frederick van Egmondt, greue tot Bueren ende Leerdain, here tot IJselsteyn etc., onsen vurvaders zeliger ghedachtenisse, heren Lodewich van Bourbon ende Johan van Hoerne, buscopen ende onsen Stijirt van Ludick vurtijts ghedaen ende bewesen heeft, betrwen dat hij ons ende onsen Stijfft vurs. noch doen sail, hebben den seluen beeren nv angenomen ende annemen mit desen vur onsen rait ende huysghesijnne, omme ons ende onsen Stijfl't belsten van nv vort an te doene ende ergsten te warnen, ende voerts te doene all dat een goet getrvve man ende rait sculdich es te doene, ende ons te dienen, doch op onsen cost, soe wanneer wij hem des sullen doen angesinnen , |
|||||||
214 FREDEBIK VAN BADEN, (1507).
|
|||||
jn alien behoerliken saken, behaluen ende vuytgescheiden alleyne die ghenen, die der Ro. ko.
maiestat, sijnre ko. mat3. kijnderen ende des hogheboren fursten heren Willi em, hertoge tot Gulick etc., ende houre genaden landen ende ondersaten aengaen; ende des sullen wij detn vurs. heren Frederick, soe lange hij onse man wesen sail, alle jaer doen geuen ende betalen de somme van hondert golde korfursters Rijnsgulden, of die werde daer voer, ende vier ponchons wijns van Ghieure i dor of all soe goet, jn sijnen vrij ende zeker behalt bijnnen der stat Endouen, doe van der irste dach der betalinghen vallen ende verschijnen sail halff" Remigij nestkomende ende halflf te Lichlmisse daer nae volgende, ende soe voert van jaer te jaer, soe langhe hij onsen man sijn oil als vurs. is; ende hier op hebben wij vanden vurs. onsen neue Frederick den behoerliken eedt ontfangen. Jn oirkonde der waerbeyt soe hebben wij onsen bandteyken hier onder ghesat ende onsen segel secreet doen hangen an desen brief, die gegeuen is in onser slat Breda, des veertijnsten dachs vander maent Marcij , jnden jaren ons Heren dusent viefl'bondert ende seuen, stil ons geistlieks hoffs van Ludick. Volgens een gclijklijdig afschrift , berustende onder de papieren van het voormalig archief van Buren.
CCXCIII.
Koenraad, buschop van Munster, aan de 5 kapittelen en aan de stad Utrecht, hou-
dende verzoeh tot het doen van heden in het Sticht', ten be/ioeve der minrebroeders- orde van Keulen. Conrait, van Godes genaden bisscop to Munster , vnde administrator der kercken to
Osenbrugge. Werdigen, erberen vnde ersamen, guden frunde. Jegenwordige de erber vnde geisllige, vnse
leue andechtige mester Wesselus van Munster, minister fratrum ordinis minorum prouincie Coloniensis, heff vns als conseruatori ores ordens tkennen geuen, wo ein Ynde sijnen broderen van dem er- werdigen jn Gode bogebornen fursten vnsen besunder leuen broder vnde neuen, beren Ffredericke bisscop to Vtrecht, geboeren marggreuen van Baden etc., jndracht geschee oren almijssen jn sijner leffden Stichte to bidden, tegen orer oldc gewonte , besitt ynde priuilegien ende van den hilligen stole to Rome gegeuen, zo gij forder van em wall vernemen werden. Js dar vmme, vth fijnen anfalle vnde docb vth sunderliger guder toneginge wij to eren orden dragen, vnse guetlike beger, gij vns to gefallen em vnde sijnen orden, dor jdt stede macb bebben, forderlick vnde gutgunsticb willen sijn, vnbehindert mogen gestadet werden tou ghennen, se van den hilligen stole to Rome mede berechtiget sijn vnde bess her to ock gebruket hebben, vpt wij als eyn conseruator der wegen ores forderen anfallens verdragen blijuen, vnde se vnser bede schrifffc mogen geneten. Dat verschulde wij jn gelijken vnde mereren vmme juw gerne weder. Gegeuen tou Sassenberge, des dinxedages na dem sundage Judica, anno Domini XVC septimo. Opschrift: Den werdigen, erberen vnde ersamen, vnsen guden frunden, domdeken
vnde capillellen der kercken, borger mester en vnde rade der stadt Vtrecht, Deel, D. 315.
CCXCIV.
■
De bisschop van Utrecht stelt aan de 3 ttaten van Utrecht voor, om hunne gedepu-
teerden te zamen met de zijnen te doen vertrekken naar de aawtaande dagvaard in de zaah der stad Groningen. Van Goits gnaden Frederick, bisscop tUlrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Jilerbare, lieue vriende. Alsoe wij op stuck vnser slat Groningen, beroerende enen van ons |
|||||
BISSCHOP VAN UTRECHT (1507).
|
|||||||
215
|
|||||||
tot costents schicken sullen, verstaen wij van onsen reden ten capittell aldair geweest sijn, bij v
ouercomen is, oick enen mitten seluen wij ten voirs. dage schicken sullen te ordinieren ende te schicken, dair van wij v hoichlijke dancken. Ende soe dan die dach tot costents vpten XVcn dach in Meye toecomende wesen sail, hebben wij ouerlacht, dat die sake geen lang \ertoch lijden mach, ende ons dair nae gestalt mit peerde ende anders dair toe dienende, dat die gene van onser wegen reysen sail, nv en maendage toecomende guets tijt van dair reysen sail. Dus begeren wij aen v zeer guetlijke, dat gij den genen, die van uwer wegen ten voirs. dage reysen sail, dair en tegens oick mit peerden ende anders rede maken , op dat sij dan tsamen moegen reysen. Verlaten wij ons des tot v ganselijke. Got zij mit v. Gegeuen vp onsen slote tot Duerstede, vpten XXIIJea dach in Aprille, anno etc. VIJ°. Get* stroijaes.
Opschriftt Den eerbaereu vnsen lieuen vrienden , prelaten, dekenen ende capittelen vnser vijff goits husen, rilterschap vnses Iants, thants
bijnnen Vtrecht wesende, burgernieisLcre, scepenen ende raidt
vnser stat van Vtrecbt. Deel, B. 247.
CCXCV.
Gerrit TVou, hlokkengieter van Kampeny aan het kapittel van den Domtter zakeder
geleverde klokken. Jhesus.
Mijnen dyenst toe voeren, erwerdijge wijsse lyeve heren. Also v werdijchheyden mijlestmael
toe gescreven hebben, dat ick v lyeften solde een maent toe voren solde beteykenen laten, als oick wolde kornmen om dye overleverijnge van den klocken toe wijllen doen; daer op sullen v erwer- dijge lyeften ter antwort weten : dat ick selfs nyet gekomen en kori om voel reden , dye toe voel weren toe schrijven, doch om der onveylijcheyt wij I, ende oick dat ick van stunden aen oest west reysen moet toe Luybijck ende anders, dair ick voel werx aen heb genomen toe maken. Soe mij dan den tijt lanck valt toe verwachten, soe sal mijn lyeve huysvrou , of Got wij It, bij v toe Wttrecht kommen omtrent onsen Lyeven Vrouwen dach Assomcio, of twe of drye dage daer nae, sonder noetsaken; soe begeer ick vryendelijken op v eerwerdijchheyden daer tegen wijllen schijcken alsullijke meysters, dye des verstant hebben of guede mannen, dye dye klocken besyen ende hoeren. Jn dyen ick mijnre vorwerden nyet genoch gedaen en hebben, ende enijge klocken weren, als ick nyet en haep, dan mij sij guet vijnden, sal men daer soe voel voer in halde als redeltjck is ter tijt ick vol gedaen heb; ende bijd vryendelijken v werdijcheyden doch aen wijllen syen, dat ick van al dye klocken van meysterloen noch enijge kosten, dye daer om gedaen sijn, nijt enen penck ontfangen en heb , ende mijns 'geldes grotelijken toe doen heb ; soe en wijlt doch mijn huysvrou nyet al heel ongetroest van v erwerdijgheyden scheyden laten. Js enijge schelijnge tussen vwer werdijchheyden ende mij, als ick, God geve, mijt lyeve bij v lyeften kommen mach, sal ick mij sunder twijvel mijt alien reden mijt v erwerdijcheyden wael verdragen , ende betrou v erwerdrjc- heyden dat hyer in toe wijllen doen, dat ken Got, dye v alien in zelijgheyt wij I bewaren. Geschrc- ven in Kampen, op sunte Peter en Pouwels avont, anno XVC ende seeven. Gerijt van Wou, klockgyeter,
v wijllijge dyenre ende guede vryent. Opschriftt Den erwerdijge, wijse, Yoersijchtijge heren* doemdeken ende kapyttel der kerken ten Doem tWtrecht mUn bijsunder lyeve v..... Deel B., 248.
|
|||||||
FuEDEHIK VAN BADEN , (1507).
|
|||||||
216
|
|||||||
CGXGVf.
De hisschop van Utrecht aan de 5 kapittelen van Utrecht, ter zake der schuldvor-
dering van den her tog van, Kleef. Van Gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren merggreue van Baden.
Eerbaere, lieue vriende. Uwe schrijften rnit jnnegelachter copien, als vnse stadt Utrecht
aen vnsen oehem van Cleue ende zijne lyefl'den dairop wederomme aen v doen schrijuen hebben beroerende de schultvorderinge des voirs. vnses oehems, hebben wij guetlicke vntfangen ende wail! verstaen. Soe laten wij v weten, dat vnse bewegen in deser saicke, omme die penninge op geboert the werden in vnsser stadt Wijck, nyet hercompt omme eenige schrijfte, die vnse voirs. stad Vtrecht roert, gekomen the wesen vuten houe van Cleue , als dat vnse oehem van Cleue mijn boerende solde wesen dan Xm gulden nae luyde der schrijften vnser stadt Vtrecht voirs.; dan vnse bewegen is alleenigen in deser saicke geweest, alsoe vnse vnderssaten ende jngesetene vnses landts nae uwen ende anderen vnser staten guetduncken betalen sullen, dair toe wij oick bij hoiren guetduncken vnse consent gedaen hebben, dat vnse voers. vnderssaten rnit eener betalinge vrij ende quyt wesen ende niet voerder belast werden solden anderwerue oflte derdewerue the betalen , alst in voertij- den well geschiet is geweest; niet thernijn, jndien dat gij mitten anderen vnsen staten yemants daer bij schicken willen , omme the sien dat alle dinck geboirlijke geschien zall , dair wij oick guet voir willen wesen, hebben wij des een guet benuegen. Ende offt hier en bouen, als gij roeren, enich voerder verloip geschiede, moege gij waill mercken, dat bij vns sulcx nyet toekomen zall, want wij omme sulok verloep te verhueden belieff't hebben nae vnser staten guetduncken, dat vnse schamele vnderssaten, de des nyet schuldigh sijnnen, de penninge betalen zullen. Ende want wij vnser raiden in merckelijken anderen vnsen geschaften noetlickqn te doen hebben, en wil vns nyet gelegen sijn, sij int toekomende generaell capittell the senden. Gheuen v dairomnie vnse meuinge inden besten tkennen. Got zij mit v. Gegeuen vp vnsen slote tot Duersteden, vpten XXIen dach in Augusto, anno etc. septimo. Get, H. HUHDEBEKE.
Opschrift: Den eerbaeren vnsen lieuen vrienden, prelaten, dekenen ende CApittelen vnsser vijir goidtshuyssen binnen vnsser stadt Vtrecht. Deel, A. 430.
Het afschrift van den brief van de stad Utrecht aan Ilendrik Penntnck en verdere raden
van den hertog van Kleef', luidt als volgt: ccxcvir.
Weidigen, vroemen ende voirsichtigen heren, heren Henrick Pennijnek, doctoer, cantzeler, ende
andere rede des hogebaeren fursten, tsherlogen van Cleue, onlanx tot Antwerpen ter dachvaer ge- weist, onsen lieuen heeren ende gueden frunden. Werdige , vroeme , voirsichtige *heeren ende guede frunde. Onse gedeputierde raitsvrunde, die
onlanx tAntwerpen bij vwen liefden ter dachvaert sijngeweist, doen vns verstaen, dat zij bij mijn her den doemdeken tUtrecht geweist sijn, verborende enen brief van vwen weerdicheyden ten zijne liefden ende den seluen gedepulierden gescreuen, jn welcken brief vwe liefden vermaninge doen, bijnnen den benoemden tijt van acht daegen in onsen laitsten schrifl'ten geen vorder antwoerde ontfangen te hebben, ruerende den verdraege int aifsceyden tAntwerpen mit malcanderen genoemen , mit meer woerden in vwer liefden brief voerder vertogen. Alsoe dan vwe liefden begerende sijn die meyninge van desen plaerlick ouer gescreuen te worden, ist waer, dat wij benugen gehad hebben vpten verdrage bouen |
|||||||
WSSCHOP VAK TJTEBCHT, (1507).
|
|||||||
217
|
|||||||
gescreuen, ende dairomme wij veruolgh gedaen hebben die betalinge vanden benoemuen penningen
wtgeset te worden bij mijnen gen. beer van Vtrecht ende zijnre gen. staten, die oick alsoe dair- bg wtgeset sijn , mer duer zekere spraeke ende faem, die alhier gespreyt worden, die ons gemoe- ten van enigen, die tot desen niet zeer willich en zijn geweist, ende bij desen zich meer onwillich maeken, als datter scbrifften gesten ist (?) gecomen waeren wten huyse van Cleue, ludende, datmijn gen. beer van Cleue vanden benoemden pen. onder Xm gulden boeren solde, van welcken scbrifften ons zeer vervremt, ende daer duer indracht ende twiste verrijsen, van tot wat plaetsen men die wtgesette pen. boeren solde, ende daer jnne gesocht worde, dat men die boeren solde tot anderen plaetzsen dan daer men in gelicken wtsettinge die gelden pleecb te boeren, soe dat bij deser in- dracht vanden scriuen vten houe voirs., ende dat men dairomme die pen. tot ongewoentlichen plaetsen gerne boeren solde, wij belet zijn vnse antworde bijnnen der tijt bouenger. ouer te zeynden; niet te mijn zijn wij genegen dat verdragen vurs. gehelike te volcomen na alien onsen vermogen, ende willen dairomme bearbeyden om tselue ter gueder wtdracht gevordert te worden, om die aide guede vrunt- schap mit mijnen gen. heer, den buse ende onderzaten van Cleue vortaen in aire billicheit te onderholden. Twelck wij inden besten verkundigen ende laten weten den seluen vwen werdigen ende voirsicbtigen liefden, die God behueden wil zelich ende gesont. Gescreuen des vrijdages na Suute Peters dacb ad vincula, anno etc. septimo. Die stat van Vtrecht.
Collationata et auschultata est bee presens copia per me, Johannem dArnhem, sacra jmperialj
auctoritate notarium, et concordat de verbo ad verbum cum suo vero originalj, quod protestor
hac scriptura manus mee proprie.
Deel, B. 219.
CCXCVIII.
Johan, hertog van Kleef, aan de 5 kapittelen van Utrecht, ter dier zake.
Johann, hertough van Cleue, greue vander Marcke ind vann Katzenellenboigen etc. Werdige ind eirbere lieue, andechtigen. Wij hebn onlanx , mijt naemen ombtrint Paesschen
vurleden, durch uwer sunderlinger begerten auermitz uwen geschickten op uwen credentie brieuen lertijt an ons gedain , ind v ter eren vns gegeuen ind guetwillich vinden laiten in eynen middell ind verdraege der schult ind gebrecken baluen, tuschen ons ind den steden van Vtricht ind Aemersfoirt, des men dan auermitz etligen frunden to beyden zijden vorder in guetlicher scbriff- ten ind dair nae voirt tot Antworpen to daige gekomen, dair breyder van desen verdraege tractiert worden is; jnd woe wall men der sommen, als myt naemen vp yhTduysent golde Rijn- sche gulden., verdraegen was, js dan noch inden affscheitz ind verdraechs cedulen tot Anworpen etlige twyst geuallen, welke twyst kortz dair nae die van Vtricht affgeschreuen hebn, alsoe dat men to beyden zijden der verdrachs cedulen eyn benuegen bad, ind der voirt to achteruolgen solden dieselue van Vtricht onsen reden in deser saicken arbeydende bijnnen acht daighen nae sulcher vurg. toeschrifft die meynonge vorder hebn auergeschreuen, dat sich dan ombtrint die XI1IJ daighe vertoege, alsoe dat onse rede vurg. der vurg, schrifften anden geschickten frunden, van wegen die van Vtricht ind Aemersfoirt tot Antworpen gewest, vermaeninge deden. So is oen dairop van den van Vtricht nu am lesten eyn antwort gekomen, als dat in middeler tijt schrifft vit vnsen baeue gekomen weir, dat wij nijt meir dan onder die Xm gulden hebn ind boeren solden , mijt wyederen antoegen, so uwe werden ind eirberheiden in copien hijr inne ge- lacht vorder syen moegen. Ende konnen wij ons sulcher schrifft nijt verslain; konnen oick I. 28 |
|||||||
218 FREDBRIK. VAFT BADEN (1507).
|
|||||
dair vyt nijt vermercken, wer sij onse rede off' oere geschickte vriende dair mede besmadden sullen
willen; wij geuen gestant in desen onsen brieue, dat vns van vnsen reden vurg. is angebracht worden, dat wij die XIm gulden vurg. hebn solden; js dair vorder in bededinght, des hebn wij geyn weten, dan vns will nijt anders beduncken, dan die van Vtricht hijr mede, so sij ge- woenllick sijn, oere beheyndicheit gebruycken ind voirt vertreck ind vytwege sueken willen, nu sij onse vterste meynonge in deser saicken gehoirt heb; doch, woe dem allet ons en sal dit- selue nyet erren noch bebijnderen nu den nijt naegegain werde, wij sijn onser segele ind brieue noch vnuertegen. Geuen v dese gestalt in alien gueden to kennen, omb des cyntlich eyn weten 10 hebn , ind besunder so dese hendelinge ind scheidinge durch uwer begerten ind v ther eren angegain worden is. Wij begeren oick, dat ons die ghoene genoempt off auergeschreuen moegen vverden, die die schrifft vyt onsen haeue solden hebn gain laiten, als dat wij onder Xm gidden hebn solden, gelijck vurg. steyt; wij solden ons mijtten scluen in straiffingh bewiesen ast ge- boirt, jnd off nu durch ons, ader ijmantz van onser wegen, tegen die van Vtricht ind Amersfoirt deser saicken haluen wes wurde vurgenaemen, dat gij deser onser schrifft dan eyn gedencken hebn willen. Doch omb vorder mayenisse, last ind onwille to verhueden, begeren wij mijt desen baeden clair ind onbedeckt to weten, wat vp den vurg. verdraege die vyterste tneynonge sij. Gegeuen lot Cleue, vp donrestach St, Laurentij , anno etc. septimo. Get. johar.
Opsckrift: Denn werdigen ind eirberen vnser lieuen , andechligen prelalen vund capituleti der \ijff goilshuyseren bijnnen Vtrecht. Deel, B. 250.
GGXCIX.
De Had Hoorn verzoeht aan het kapittel van den Dom te Utrecht, na een omstan-
dig verhaal van de gedragingen van Claes Veertz*, de vordering tegen de landlte- den van het dorp Ztcaay voor den wer eld lij hen regter, alsmede die tegen Claex Veersz ty voor den deken van PVest-Friesland te brengen. Eerwairdige, voirsienige ende vromen heren, wij gebieden ons mit alle onderdanicheyt tuwairts, ende laten uwer lyeften weten: hoe dat lot onser kennisse gecomen is, dat eneii, geheten heer Claes Veersz., geprocedeert ende sekere rechtuorderinge gedaen ende gehantiert heeft op enige personen, wonende jnden dorpe van Zwaech onder onse juredixie gelegen; wair omme, vermogende heren, wij uwer lyeften laten weten, hoe dat de voirs. heer Claes Veersz. zoen geboren is vuyten dorpe van Zwaech, soe is wair, dat de voirs. heer Claes gecomen is jn Zwaech bij sijn broder ende andere sine magen ende vrunden, ende heeft dair voir die arme groue land luyden geseit ende op gegeuen van zijn grote ontsich ende macht, seggende hern seluer die eerste cappeliaen te wesen van onsen aire genadichsten coninck, ende dat die cancellier noch die heren jnden hogen raet nyet anders wijsen noch doen en souden dan hem en belyefde; ende de selfde seyde voirt, »soe als ick v hoeft ben, soe ben ic van Goids wegen sculdich voir v te spreecken ende v eride v rechten te bescermen , ende ghij hebt een hantuesten ende priuilegie, jnhoude ende vei'clarende dat ghij sculdich sijt te hebben te Hoirn een burgermeester ende twee scepenen , ende ic weet y hier toe te helpen, ende verseker v, dat het alsoe wesen sal," mit veel breder woirden, die men al nyet scrijuen en mach; concludendo, soe heeft hrj dese scamele landluyden geinduceert ende daer toe gebrocht, dat sij mit hem verbonden sijn dat hij se helpen soude, gelijck voirs. staet. Soe is waer, dat de voirs. heer Claes Veersz. heeft die ouwe hantuesten vuyt Zwaech ge- nonien, en heeft een confirmacie vercregen, dat onse k. in. heeft geconfinneert ende geraelifeert dat priuilegie, dat sij dat hebben ende gebruycken souden jn sulcken scijne als sij dat tot desen |
|||||
BI3SCH0P VAN UTRECHT (1507). 219
|
|||||
dage toe gedaen hadden, ende alsoe die van Swaech meenden dese confirmacie aldus te gebruycken,
soe hebben wij vander stede wegen van Hoirn ons bier tegen geopiseert, ende is in eeu grote pleyte gecomen, die grote penningen gecost heeft, ende was wel gesien, dat vuyt dat werck een nyev Kaessenbroet gesproten soude bebben; want beer Claes Veersz. seyde tot alle plaetsen ende steden, dat die burgermr. van Hoirn, die dorpen onder bem luyden gelegen, soe scandelijcken scatten, dat bet iiyet te seggen en was; ende seyde voert, »ic verseker v dat die burgermeesteren van Hoirn v restiticie doen sullen ende bet sal bij duysenden wesen," ende dat saet wordt voert gesait in alle die dorpen, gelegen onder die stede van Hoirn. Ende want een communiteit altijt licbtelijcken op die beenen gebrocbt sijn, ende van natuyren gaerne tegens die regieres sijn, soe was dit een werck om die gemeente op ter loep te brengen. Nu soe is waer, dat die burgermr. van Hoirn die pleyte tegens die van Zwaech ende heer Claes Veerszoen als solisiterer van Zwaecb gewonnen hebben mil alle die costen, welcke pleyt die van Zwaech wel gecost heeft verre bouen die duysent gulden; ende nv is wair, dat beer Claes ende Pieter Veers, sijn broder dese penningen ontfangen heeft ende nye rekeninge gedaen wair hij die geemploijeert of gelateu heeft, ende begeren dat hij come ende doe rekeninge ende reliqua, als dat behoert. Sus, ver- mogende heren, soe bidden wij oitmoedelijcken uwer wijsheit ende rechtuaerdicheit, dat gbij dese arme land luyden op hair vrije voeten setten wilt, gelijck als dat behoirt; want dese personen wairlijck sijn ende dese penningen vuyt een wairlijcke saicke ende vuyt een pleyte comen, sus soe behoirt dese saecke wairlijck berecht te wesen, want al wair die saecke gees lei ijcken, twelck neen, soe ist nochtan onduechtelijck, want men noch beuinden sal hoe dat instrument gecomen is ; voirt soe sijn wij gepriuiligeert, dat men ons nyet verdagen en sal init genen geestelijcken recht ter eerster jnstanci dan voer onse seenstoel, welcke artikel ende priuiiegie wij gebruyct hebben, soe dat geen memorij van menschen ter contrarie gedencken en macb. Voirt soe hebben dese arme land luyden van die daginge nyet geweten noch tot hare kennisse nyet gecomen, ende nye- mant en mach jn scade comen sonder weet, ende dat men dat nijmmer meer mit die wairheit beuinden sal, dat sij vander daginge yet geweten hebben. Voirt soe is wair, doe meester Otto, deecken van »West-LJriesIant, dese saecke tot sijnre kennisse gecomen was, soe sijn die burgermr. mit die land luyden vuyt Zwaech tot den voirs. meester Ot, deecken voirs. gegaen, ende hebben hem gebeden, ofte hij woude scrijuen an den doemdeecken ende heren vanden capittele, ons ende onsen ondersaeten onscult, gelijck voirs. staet doe antwoirde den voirs. deecken van West- Urieslant, dat hij den doemdeecken ende heren vanden capittele alle gelegentheit soude scrijuen, dat hij hoepte dat men ons geen onrecht doen en soude, ende ouermits den oirloge van Gelre onse ondersaten nyet wes mogelijck is sonder anxt ende vrese tot Vtrecht te comen, dat ouermits dese redenen bouen verclaert, soe bidden wij oitmoedelijcken, dat ghij of wilt doen alle datguene, dat ghij ju deser saecke gedaen moecht hebben, ende wilt heer Claes Veersz. remitteren voir onse seenstoel, te weten voir den deecken van West-Urieslant, nauolgende onse oude priuiiegie ende possessie, want wij die nyet en dencken te verliesen noch ouer te geven. Dit doende, ver- mogende heren, ghij suit wel doen, ende oft onsen heren yet gelyeft, dair gebieden wij ons altijjt toe bereit, dat kerme God, die v altijt wille bewaren ende lange, vroem, salich ende gesont sparen. Gescreuen tot Hoirn, opten XXVen dach jn Augusto, anno XVU senen. God sij mit v. Die stede van Hoern.
Oec niet steghenstaende dat die selffde heer Claes seyt ende allegiert, dat hi niet comparieren een deerff jn ende onder die zeendstoel van Hoirn om sijnen zaeck te intentieren voir den deken, omme cracht offte wreetheit sijnre aduersanten, dat alzoe niet en is in die wairheit; 28*
|
|||||
FREDERIK \\X BADE*, (1507).
|
|||||||
220
|
|||||||
want die stede van Hoirn certificiert als mijts desen, hem niet te mijsscien jnt mijnste noch int
meeste, in worden noch in wercken, seltende dair voir hondert enckel gul* tot discreci van vwen deken van West-Vrieslant, in dien dat si verbuert worden, ende als vwe deken Yoirscr. ons te ken- nen gegeuen heeft, dat hi borge gheworden is in sijnen missiue mijn heren ghesonnen, dat men her Glaes voirscr. in sijnen rechtworderinghe in ende onder onsen zeenstoel van Hoirn niet sullen hijnderick wesen, ja enen nop van sijnen tabbeert van dese lofnisse ofte borstoch, wij burgemeis- .steren der stede van Hoirn voirscr. hebben outlast ende ontlasten als mijts desen den sehTdenvwen deken voirscr. dair ijnne niet ghescien in contrarie. Hier op, moghenden ende wisen heren, oii'het v wilde belieuen enen besloten antwort te scriuen, op dat die stede van Hoirn ende onsen on- dersaten van Zuuaech hair dair nae moghen regulieren ende voeghen. Opschvift: Den eerwairdigen, wij sen ende moegende heeren , den doemdeken ende doemheren tUtrecht, onsen bijsonderen lieuen heeren. Deel, D. 319, 320,
CCG.
Margaret ha van Oostenrijk verzoekt aan het hapittel van den Dom te Utrecht
vergunning voor den geestelxjhe Gilli* van den Moot en tot het doen van aflaten in het Sticht, ten hehoeve van het hlootter van St. Bernard. Margriete van Oistrijcke ende Bourgoingnen, hertoginne douaigiere van Sauoijen.
Eerweerdege jn Gode, besondere goede vrunden. Wij houden v jndachtich, hoe wij onlancx
gescreuen ende versocht hebben gehadf aenden eerweerdichsten vader jn Gode, onsen lieuen oeme die bijsscop van Vtrecht, dat hij ter liefden van ons zoude willen laeten ende gedoogen eene, genoempt broeder Gilles vanden Moeten, religioes van sinte Bernardts godshuys, oft zijne ge~ committeerde predicken ende verclaeren binnen zijnen bijsdom van Vtrecht die jndulgentien ende aflaten bij onsen alreheilichsten vader den paeus gegeuen ende verleent alien den ghenen, die den voirs. goidshuyse huere aelmoessenen geuen ende duecht doen souden. Ende hoewel onse voirs. oeme ter liefden van ons te vreden hadde geweest, die voirs. jndulgencien ende aflaten te laten verthoenen ende achteruolgen jn zijnen voirs. bijsdom , ende dat hij te dien eynde v gescreuen eude onse brieuen gesonden hadde, begeerende aen v die voirscr, boetscapen ende aflaten oic te \wllen admitteren, niet min ghij hebt des weigerende geweest. Ende want wij tvoirs. goidshuys ja grooter weerden ende zunderlinge recommandacie hebben, soe om dat schoen godsdienst, die men dagelicx aldaer doet, als oick ter liefden van onsen lieuen neue, heeren Philips van Sauoijen, t'ommandateur van dien, soe scriuen wij hier om aen v, begerende ende versouckende zeer erns- tclick, dat ghij jn faueure ende contemplacie van ons ende tot deser onser begeerte wilt laeten ende gedoegen den voirs. broeder Gillis , die voirs. gracien ende aflaten van sinte Bernaerds pre- dicken ende verthoenen jn ende ouer al tvoirs. bijsdom van Vtrecht ende jn uwer jurisdictie, nauolgende die brieuen van affaeten ende jndulgentien, die hij dair af heeft van onsen voirs. alre- heilichsten vader den paeus, gelijck ende jn alder manieren dat men hem toegelaten ende ge- doocht heeft jnden bisdommen van Coelen, Triere ende andere, alzo wij hopen dat ghij ghenouch onderrecht zijt. Hier jnne zult ghij ons zunderlinge vruntscap bewijsen, dat kenne God Almech- tich, die v eervveerdige jn Gode, besondere goede vrunden jn zijnre zaliger hoeden bewaren wille. Gescreuen te Bruessel, den XXlXeQ dach van Augusto, anno XVC VIJ. Get. marguerite. lager hasbtow.
Opschrift: Den eerweerdigen jn Gode, onsen besonderen goeden vrunden
den deken ende capitlel van sinte Merlens kerke tot VtricUt, Deel, D. 321.
|
|||||||
BIS90H0P VAJ* UTRECHT (1507). 221
|
|||||
CCCL
De ttad Amertfoort aan de 3 staten van Utrecht, ter zahe van de schuld Bordering
van den hertog van Kleef* Eirsaeme, wijse, bisundere, lieue heren ende goede vruntden. Soe wij nu een manendacli toecomende te capittel gescreuen sijn op sekere brieuen des hertouge van Cleue, aldair gesant nae vermelden der seluen dach etc., doen uwe liefden dair op te weten: hoe dat int laitste capittel aldair ten einde ouercomen wart ende gesloeten biden gemeine staten, men die pen. van slont aen vutstelde ende beliefde te laten boeren aen handen inijn genedige heer ; dair toe raemde dair inede dat meerdeil vanden staeten, ende wij mede des te vreden waren; ende off dair nu enige indracht ingebrocht wert, nyet tegenstaende dat ouercomen tlaitste capittel, ende dat vorder dan tot scaide van ons ende tlant quame, bemercken uwe lyefden wel, wij ons , dier dan dair vorder dbehijnderinge van laitste capittel ende beliefiinge gesciede, ons merckelicke te beclagen sullen liebben, soe wij ons noch vant latste capittel ende belieuen doe gesciet ons guetwillich presenteren ende belieuen. Dwelcke wij alsoe uwe liefden int beste te kennen mit desen onsen brieue geuen, vruntlich begerende uwe liefden onsse meninge hijr of int guetelicxste verstaen, ons weder om in onsse vermuegen nyet sparende, tkenne Got, die uwe aire liefden toe langen tiden vrolic ende gesont bewaren moet. Gescreuen in octauo Assumptions Marie, anno Domini etc. septimo. Die stadt Amersfoerdt.
Opschrift: Edelen, wijzen ende voursienlgen prelateo, dekenen ende capittelen der vijf goitzhusen ende andere deputaten vanden drien staten des Niddr Stichtz van Vtrecbt aldair te capittel weseode, onse bieunder Heuen heren eude guede vrunden. Deel, B, 251. CCCII.
De hutckop van Utrecht aan de 5 kapittelen van Utrecht, ter dier sake.
Van Gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren merggreue van Baden. Eerbaere, lieue vriende. Alsoe uwe gedeputeerde corts geleden alhier bij ons gevveest sijndt, ikennen geuende ende in sunderheit begeerende, dat wij consenteeren ende toelaten wilden sulcke penninghe, als bij vns ende vnses drier staten tot betalinghe vnses oehems van Cleue in vnsen Gestichle toegelaten sijn, bij vnsen gedeputierden binnen vnsser stadt Vtrecbt opgeboert ende ont- i'angen mochten werden wolden gij ons wederomme verscbafFen ende leueren segele ende brieue van vnser voirs. stadt Vtrecht, daer jnne sij bekennen solde, dat wij sulcke opboeringhe op hoer sonderlinghe ende vlitige bede, oick omme raeerder gelegentheit wille vnsser vnderssaten, der schulden doch nyet te doen hebbende, beliefft ende gecontentiert hebben, vp dese tijt te ge- schiene bij vnsen gedeputeerden binnen vnsser stadt voirs., louende mede inden seluen brieue, dat sij sulcke penninghe nyet aentasten noch in eniger wijss sick der onderwijnden sullen willen , dan alleene doir vnse gedeputierde, onverhijndert van sij, opgeboert, voert geministreert ende vuytgereikt sullen werden, ten effect dair toe zij geordiniert sijn etc.; wair op wij doe den seluen uwe gedeputierden ther anlwordt deden geuen, wij vns dair op beraden, ende v vnse meninge binnen tween ofte drien dagen wederomme bij vns selues bode tkennen geuen wolden, want wij dan nie in meyninghe geweest oft oick noch en sijn, sulcke opboeringhe te verhijnderen offte de penningen in vnsen handen thebben, zijn wij omme uwer bede willen ende v to lieue te |
|||||
222
|
|||||||
FREDERIK VAN BADEN, (1507).
|
|||||||
vreden, dat die penningen bij vnso gedeputierden binnen vnser stadt voirs. opgeboert werden,
beholtelicken dat gij vns yersten in vnsen handen leueren sulcke brieue van vnser stadt, als voers. es. Got zij mit v. Gegeuen vp vnsen sloote tot Duersteden, vpten XXXea dach in Augusto, anno etc. Septirao. Get, hosz.
Opschrift: Den eerbaeren vnsen Heuen vrienden, prelaten, dekenen ende capittulen vnser vijff godtshuysen binnen vnser stadt van Vtrecht. Deel, D. 322.
GCCIII.
De bisschop van Utrecht aan de 5 hapittelen van Utrecht, ter dier sake.
Van Goits gnaden Frederick, bisscop tUtreoht, geboeren ruarckgreue van Baden.
Eerbare, lieue vriende. Uwen brieff ons nv gesant op sulcke antwoert wij v corts geleden deden, als dat wij omrae uwer bedenwille te vreden weren, dat die wtgesette penninge, die tot be- talinge des bertogen van Cleue belieft sijn, bij vnsen gedeputierden bijnnen vnser stat Vtrecht vpgebuert souden werden, doch dat onse stat Vtrecht ons segele ende brieue geuen souden, sulx tot hoerre begeerten geschiet te wesen, ende sij die penningen nyet aentasten noch sich der in geenrewijs te onderwijnden, dan allene die bij onsen gedeputierden boeren ende voert kieren laten tot betalinge des hertogen van Cleue etc., die welcke vnse antwoert gij den ouersten vnsser stat Vtrecht voirs. voert deden weten , die dair op bij v jnt capittell gecomen sijn, v te kennen geuende, sij te vreden sijn ons segele ende brieue als voirs. te geuene, woe dat uwe scrijfte breder vermoegen, hebben wij guetlijke ontfangen ende waill verstaen. Soe, eerbare, lieue vriende, sijn wij noch te vreden, die voirs. penningen bij die vnse bijnnen vnser stat Vtrecht vpgebuert te werden, doch dat vnse voirs. stat Vtrecht ons segele ende brieue als voirs. geuen sail; dus wilt zij dair aen vermanen dat sij ons sulcke hoere segele ende brieuen senden, soe willen wij dan ter stont vnse gedeputierde totten voirs. penningen te boeren, stellen ende ordinieren, ende die mandamenten voert wt laten gaen; dat wij v soe jnden besten tkennen geuen. Onse Heer Got zij mit v. Gegeuen vp onsen slote tot Duerstede, vpten IIIJen dach jn Septembrj, anno etc. VIJO. Get, STROIJAES.
Opschrift: Den eerbaeren vnsen lieuen vrienden, prelaten, dekenen en capitlelen vnss vijii' goitshusen tUtrecM. Deel, A. 431.
CCGIV.
De Msschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter zake van de hezending
hunnentwege naar de dagvaardy tuxschen hem en den hertog van Saxen over de
Groningsche aangelegenheden te houden.
Van Goits gnaden Frederick, bisschop tUtrijcht, geboren marckgreue -van Baden.
Eirbacre, lieue vrunde. Alsoe tusscheii den hoichgeboeren fursten vnsen lieuen oehemen,
hercn Georf en, hertoigen tho Sachssen etc. ther eenre, ende vns ther andere zijden een dach-
f'aerdt beraempt ende angesat is vp sant Katherijnen dach naistkomende, bijnnen Schuttorppe
/'ehalden the werden, angaende vnse stad Gronijngen, dair wij vnse raiden vp de seluen tijt hebben,
desgelix vnsen drien Ouerijsselschen steden, Deuenler, Campen ende Swolle, omme hoere gede-
|
|||||||
11ISSCHOP VAT* UTRECHT, (1507). 223
putierde raitslrunde oick aldair the hebben doen schrijuen ende begert hebben; sus is vns**
guetlicke begerte, ghij der voirs. saeke the guede ende wes guets dair jnne the moegen vijnden uwe gedeputierden mitten vnsen opteu seluen dach oick aldair schicken ende hebben wijlt; endv jndien vnser stadt Vtrijcht nijcht gelegen en wair, yemants van uwen raitsfrunden totten voirs. daghe the schicken, js jn geuail van dien vnse begherte, alsdan meister Gherijdt Zuggeroede , canonick vnser kercken tOude-Munster, die opten rijcxsdage tho costen inder voirs. saeke ghe- west is, ende den wij deshaluen van v vnsen vijff goitshuysen begeren, ghij aldair van uwer wegen schicken willen, mede van vnser stadt wegen beuel ende last gheuen willen mijt vnsen raiden totten voirs. daghe the reysen, ende inder saeke tbeste the]pen doen; als wij vns des ende alles guedes tot v versien. Godt zij mijt y. Gegeuen in vnsen sloite Duersteden, den XVJa" dach in Nouembrj, anno etc. VIJ. Get, H. HUNDEEERE.
Opschrift: Den eirbaeren vnsen lieuen vrunden, prelaten deken ende capittelen
vnser vijff goitshuysen, burghermeisteren, Bchepen ende rait vnser stat tUtrijcht. Deci, A. 434, cccv.
De bisschop van Utrecht verzoeht aan Ludolf van P'een, domdeken, om aande staten
de ontvangene tcaarschuwing omtrent eeri* aanslag op de stad Utrecht mede te deelen. Van Goits gnade Friderich, bisschop tUtrijcht, geboren marckgreue van Baden.
Eerbaere, lieue getruwe. Vnsc swagher de stadtholder ende raidt in Hollandt hefft vns
wairschuwijnghe gedaen van jnnemijnghe vnser stadt Vtrijcht, als ghij sien moeghen in hoeren. hrieue hyer bij wesende, op den welcken wij be^heren , ghij vnsen staten aldair thantz wesende opt yerste bij een anderen doet komen, ende hoen sulcx tkennen gheuen, omme dairop rait ende voirsicht thebben, ende tgene aldair bij hoen dair teghenz ouerdraghen sal werden, wijlt vns mitten voirs, brieue wederomme verwittigen ende ijlentz ouersenden. Godt zij mijt v. Geglieuen in vnsen sloite Duersteden, den VIJten dach Decernbrj, anno etc. VIJ. Get. n. HUKDEBEKE.
Opschrift: Den eirbaeren vnsen lieuen, gelrouwen raidt. meister Ludolph vanden Vene, doemdeken vnser kercken then Doem lUtr. Deel, D. 323.
CCGVI.
De Had Amersfoort aan de 3 staten van Utrecht, ter zake van de tchuldoordering
van den her tog van Kleef. Eirsame, bijsunderen guede vrunden. Uwer lieffden bryeff ontfangen ende jnt breet&te verstaen,
beroerende van der vytsettinge der penningen, wair meede den hertoge van Cleeff ghecontenliert mocht werden, ende dair jnne veranderijnge als bij Zoist ende anderen jn Eemlant soude moeten gheschyen, dair op wij uwer lyeffden te weeten doen : alsoe onlangs leeden bij den selffden staeten onss Ghe- ttichts gheordiniert was elck guet huys op vyer eynckel gulden te gheuen, soe hebben wijt jut beste ouerleyt midts desen ordinancien die penningen ghevonden souden wesen, mar doch verstaende dat uwer lyeffden jn absenci van onss ander ordinanci ouer koemmen souden wesen, welck wij nyet gheconsentiert en hebben noch en consentieren, ten wair dat bij der vorster ordi- nancien te kort wesen mochte, onss dan dat te weeten gedaen, willen wij onss guetwillich bij |
||||
224
|
PREDERIK VAN BADEJT (1507).
|
||||||
uwer lyeffden voegen, guet middell te vijnden om op te brengen die penningen voirscr., ende om
onyeilicfaeyt der wegen onsse deputierden op dese tijt nyet reyssen en mochten, begerende vrunt- lick voir guetlick antwordt, dat jn tbeste van onss te neemen. God sij mijt v. Ghescreuen i Amersfordt, op den sesten dacb Decembrj, anno septimo. Burgermeisteren, scepenen ende raidt der stadt Amersfordt,
uwen gheers. etc.
Opschrift? Eerwerdigen, wijsen, voirsichtigen prelaelen ende cappittelen der
vijfr godshuyssen, ridderscap eNeder Slights tUtricht ende der stadt van Vtricht, den dryen staeten dess Stichts etc., onssen ghetruweu vrunden. Dee], C 38. GCCVIL
De bisschop van Utrecht verzoekt aan burgem., schep. en raad der Had Utrecht ,
afschrift van den brief van den hertog van Gelder, waarin van hem eene onaun- stige melding wordt gemaakt. Van Gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren merggreue van Baden.
Eerbare , lieue vrienden. Vns is tkennen gegeuen, hoe dat die hertooge van Gelre op uwe schrijfften aen v een antwoerdt geschreuen hebbe vp sulcke wairschuwijnghe als vnse swager de stadtholdere ende raidt van Hollant aen vns geschreuen hadden van jnneminghe vnsser stadt aldair, dwelcke antwoerdt inden generaell capittell voir onsen drien staten gelesen woerden sij. Ende want wij inder seluer antwoerdt onverschult merckelijken geroert werden, vnse eere aengaende, begeeren wij, ghij vns daer van bij desen tegenwoerdigen onsen parseuant ene copie ouersenden wilt, onime the weten tgene also ouer vns geschreuen is. Got zij mit v. Gegeuen in vnsen slote tot Duersteden, vpten XVJen dach in Decembrj, anno etc. VI J°. Get, U. UimDEBEKE.
Opschrift; Den eerbaeren vnsen lieucn vrienden, borgermeeslereo, scepenen
ende raidt vnsser stadt van Vtrecbt. Dee!, A. 435.
CCCVIII.
De bisschop van Utrecht verzoekt aan de 3 staten van Utrecht, om aan hem dim
brief zelven of wel een autentiek afschrift daarvan toe te zenden. Van Gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren merggreue van Baden..
Eerbare , lieue vrunde. Alsoe wij onlancx aen v doen schrijuen ende begeert hadden vmme vns copije the willen senden vander antwoerdt shertoogen van Gelre aen v gesandt, daer op ghij vns uwe antwoerdt doen schrijuen, ende inder seluer allene een extract vuth shertoighen brieue getoogen geinsereert hebben, sunder vns de hele copie ouer the senden; want dan den voers. her- toigen antwoerdt inden generaell capittell voir onsen gemeynen staten al heell gelesen ende ouer all gepubliceert woerden is, ende wij inder seluer antwoerdt vnverschult geroert weerden, vnse eere merchelicke aengaende, dat sich alsoe nimmermeer beuijnden sail, so dat tot vnser vnschult den originaell brieff tot zijnen tijden vns solde dienen moegen, js noch nae als voer vnse zeer eernstelicke begeerte, nyet the tnijn versuecken v, dat gij vns den voers. principaell brieff, ofte ten minsten een copie auctentijck daer vuth bij desen tegenwoerdigen parseuant ouersenden wilt, so gij als vndersaten vns als uwen lantfursten sulcx nae plichten ende gelegentheyt nyet hoeren aff te slaen; ende wie waiil wij vns des gensselicken tot v versien, begeeren nyet the mijn ene guetlicke |
|||||||
BIS5CIIOP VAX UTRECIIT, (1507).
|
|||||||
225
|
|||||||
beschreuen anlwoerdt bij desen seluen boden. Got sij mit v. Gegeuen jn vnsen slote tot Duer-
teden, vpten XXcn dach in Decembrj, anno etc. VlJ. Get. H. HUITDEBEK.E.
Opschrift: Den eerbaeren vnsen lieuen vrienden, prelaten en capittulen vnsser vijtr gotahuyzen , ridderschap vnses Pieder Stichts, bor- germecsteren, scepenen ende raidt vnsser stadt Vtrecht, bin- nen der seluer vnser stadt bij een ander wesende. Deel, D. 324. Bet navolgend afschrift van het antwoord van Jan, graaf van Egtnont, stadhouder, en
raden van Holland enz. op den brief van den bisschop van Utrecht, ged. 12 Dec, teas ver- moedelijk in dezen brief besloten. CCCIX.
Harden, eerwairdigen vader in Gode, hoichgeboeren, grootmogenden furst ende heeren (
heeren Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren merggreue van Baden, onsen lieuen genedigen heeren. Harde, eerwairdige vader in Gode, hoichgeboeren, grootmogenden furst, lieue gen. heer. Wij gebieden ons mit gonstiger herten zeer dienstelicken tot uwer genaden, vanden welcken wij brieuen ontfangen hebben van date den XIJen dach van deser maent, dair jnne besloten lach zekere copie van enen briefl", die de drie staten, binnen uwer genaden stadt van Vtrecht wesende, aen der seluer uwer gnaden gescreuen souden hebben. Ende alsoe wij mit goeder aendachte ge- visiteert hebben den voirs. brieue mitten copie, ende ons zeer wel indachtich is, dat wij ge- screuen hebben, datter enige wesen zouden jnden Gestichte, die den heer van Gelre behulpelick daer toe geerne wesen souden totter jnneininge van uwer gnaden stadt van Vtrecht, ende uwer gnaden ende oick die voers. drie staten begeerende zijn te moegen weten van ons, wie de ghene zouden moegen wesen, die sulex zouden willen attempteren, vp dat dair tegens remedie gevonden raocht werden. Wairop wij uwer gnaden inden besten laten Avelen , hoe dat ons sulex ouerge- chreuen is geweest van enm'ge onse heymelicke vrienden, zonder dat wij nameJicken onderricht zijn vanden persoenen, ende alsoe wij niet geerne sien solden, dat uwer gnaden stadt alzoe ouer- vallen ende berooft zouden werden, zoe hebben wij vuyt sunderlinge aflfectie uwer genaden daer aff geaduerteert, ende daer wij voerder kennisse ende bescheit zullen konnen gecrijgen, wie die gheen moegen wesen, die sulck faueur dragende zijn totlen heer van Gelre, wij willen mit aire neersticheyt uwer genaden ende den voers. drie staten daer aff* zeer gaerne aduerteeren, als wij van gelijcken souden begeeren ons te geschieden, omme te bet vp te ouercompste vanden vijanden voirdacht te wesen, ende tsellfde groote vrientscap maken sail mitter goeder naebuerscap, bid- dende zeer dienstelicken desen onsen serijuen ouer danckelicken te willen nemen, ende daer wij uwer gnaden in ennigen saicken moegen complaceren, daer jnne willen wij ons emploeijeren alst behoert, dat kenne Got, die v harde, eerwaerdige vader in Gode, hoichgeboeren, grootmo- genden vorst, lieue gen, heer, wil sparen salich ende gesondt tot volcominge van uwe edele begeerle. Gescreuen inden Hage, den XVIIJen dach in Decembrj, anno XVC en zeuen. Uwer gen., guetwillige, die graue van Egmondt, heer tot Bair etc.,
stadtholder generall, ende anders die raide mijns gnad. heeren des Roomsche conincx ende onsen erflachtige heer, die eertshertooge van Ostenrijck, prince van Spaengnen, hertooghe van Bourgnen, gecommitteert in Hollant etc. Assendelfft.
Deel, D. 325.
I, 29
|
|||||||
226
|
|||||||
FREBERIK VAIT BADEW , (1507).
|
|||||||
CCGX.
De hisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, over het beramen van mid*
delen tot verzekering van rust en vrede in het Slicht, Van Gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren merggreue van Baden,
Eerbare lieue vriende. So wij vnlancx, als wij altijt inder gelijcken saicken te plegen ende v ongeerne verswijgen solden, zekere wairscuwinghe aen v doen scrijuen hebben van jnneminge vusser stadt Rienen , omme onder v mit malkanderen the ouerleggen, wat voorsicht ende prouisie v ducht nutz dair tegcns gedaen the vverden etc., daer op ghij vns ther antwoerdt schrijuen, dat Renen vnse ende wij aldair een lantsheer sijnnen, ende der haluen aen. vns begeeren, wij enen voirraem ende guetduncken begrijpen, ende v dat ouerscrijuen wilden, hoe bequaemlicxst tot rust ende vrede vnser lande dair tegens gedaen werden solde. Sus ist, lieue vrunde, dat vns nyetwaill doenlicken is, buyten v daer jnne ennige voerraeni the doene, want wij altijt bij v in sulcken tuide der gelijcken saicken samentlicken behoirlicke ordinancie ende ouerdracht the ordineren plegen; ende want dan vnlancx ouerdragen weerdt, dat wij derhaluen aen den hoichgeboeren iursten, vnsen lieuen oehem , den fursten van Anholt doen schrijuen solden, als wij gedaen heb- ben , ende noch , vermidts zijnre lieffden vander handt affwesen, sonder antwoerdt zijnen, des wij <Ioch dagelicx verwachten. Wairomme , oft v nut duchte in middelen tijden ende voer wij die Bntwoerdt gecregen hebben enige communicatie the holden, soe wilt capittel generaell daer op doen verschrijuen ende vns dat verwittiget, willen wij vnse raide gheerne aldair schicken, omme vnderlinge the ouerleggen ende manieren the vijnden, als dien tot voirstant vnser landen ende vndersaten best dienen sail. Got zij mit v. Gegeuen jn vnsen slote tot Duersteden, vpten XXJ** dach in Decembrj, anno etc. VIJ. Get. II. HUTWEBEKE.
Opschrift: Den eerbaeren vnsen lieuen vrienden, prelaten ende capittulen vnsser vijfT gotshuysen, ridderschap vnses iVeder Stichts, burgcrmccsteren , scepenen ende raidt vnser stadt Vtreclit, binnen der selueu vnser stadt bij een andcr wesende. Deel, A 436. GCCXI.
De bisschop van Utrecht zendt aan de 3 staten van Utrecht de klagten der dorpen
Amerongen^ Leersunij Tull en *tTVaal> Doom en Freesicijk, over de uitzetting tot voldoening der schuldoordering van den hertog van Kleef, Van Gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, merggreue van Baden.
Eerbaere lieue vriende. Vns hebben vnse yndersaten van Amerongen ende van Lersem tkennen gegeuen , als dat zij mit deser vuytsettinge totter betalinge shertooghen van Cleue mer- ckelicken beswaert werden, als gij in hoeren supplicatien hier jnne besloten siende suit werden, die wij begeeren gij doersien, ende voert daer jnne doen willen tgene v dunckt behoirlicken, so dat nyemants voer den anderen beswaert en werde. Got zij mit v. Gegeuen in onsen slote tot Duersteden, vpten XXI*n dach in Decembrj, anno etc. septimo. Get. H. HUNDKBEKE.
Opschrift: Den eerbaeren vnsen lieuen vrunden , prelaten,'dekenen ende capit-
tulen vnsser vijff gotshuyzen, ridderschap vnses Neder Stichts, borger- raeesteren, scepenen ende raidl vnsser stadt Vlrechl, binnen der seluer vnsser htadl bij een ander weseude. Deel, A. 437* |
|||||||
BISSCHOP YAK UTREGI1T , (1506). 227
CCCXIL
Bij dozen brief warm gevoegd de navolgende oorspronkelijke hlagten :
Hoichweerdigen, hoichgeboeren, vermoegende fursten ende heren, heren Frederick,
bisscop tUtrecht, geboren marchgraue van Baden, onsen aire genedichsten lieuen heren. Hoichgeboeren, vermoegende furst, genedige lieue heer. Uwer hoichweerdiger fursteliker genaden geuen wij , gemeyne naebueren van Amerongen, uwer genaden arme ondersalhen oit- moedeliken tkennen , woe dat die maerscalck onss mitten clockenslach wyt beueel ende van wegen der drie stathen vanden lande zeer scerpeliken tkennen gegeuen heeft, woe dat onse arme derp van Amerongen getaxeert ende wytgestelt iss op vier ende tsoeuentich gueder huyse ende elke guet huyss gestalt iss op vier gouden R. gulden van gewichten , die welke, g. lieue heer, alhier inder waerheit althans nyet beuijnden en sail konnen, dat men wilneer licht wael gedaen solde hebben, aengesien dat die maerscalck vander Eem daer thans afftreckt Gijnckel, Neder Amerongen mijttet wout, die tsamen waell belopen vier ende veertich gueder huyss, ende onss Elst, die stat van Renen oick afftreckt. Ende oick, genedige heer, bij den alden boeken ende registeren van verleden settingen en kan men thans nyet voert nae genaeuen, aengesien dat Amerongen dorch vedeende brant volnae tsamen vernyelt ende verdoruen iss, alsoe dattet thans. Got betert, een arme gemeynt iss, als uwe f. g. dagelix selue wael sien ende hoeren mach , ende oick onse scamele gemeynt te water off te lande ongescedicht noch ongepilieert nyet verkeren en moegen om hoer broot te wijnnen, sij en werden geuangen ende beroeft, als uwe g. cortlix wael vernomen hebben. Ende oick, genedige lieue heer, soe en sijn daer Qeen derpen in uwer genaden Sticht van Vtreehl, die meer ouerlasten dagelix ende gebuert, ouermitz doer tochten vanden ruteren ende knechten van beyden parthijen, als onss arme derpen gesciet, ende eten ende voederen onss dagelix aff tgene dat wij hebben, twelck nv twee werff bijnnen acht dagen gesciet iss, alsoe dat wij onse eetwaer tUtrecht tot Wijck ende voert tot anderen plaetsen vluchten ende vueren moeten, ende hebben dess selue gebreck ende en doruen oick kunne dess nachts jn onsen huse gaen slapen. Bidden hier omrae uwe f. g. zeer oetmoedeliken omme Goits wille, omme onse arme scemele gemeynte des ongebuerliken settens willen doen vcrlathen ende aff scrijuen , off then mijnsten ons markeliken te willen laten verlichten, wantmen den groten taxt voers. van gueden husen alhier nyet beuijnden en mach, want anders die selffde luttick guede huse tot verderffliken scade komen solde, aengesien dattet meeste deel vanden ronden derp alte samen arbeiders ende broot ganck »ijn. Ende oick, genedige lieue heer, men onse derp jnder laetster wytsettinge zeer markeliken tot Vtrecht verlichten most, want sij den voers. taxt van gueden husen nyet beuijnden en costen. Hier jnne, genedige lieue heer, willen uwe f. g. doen jnder aff scrijuinge ofte verlichtinge, als wij arme ondersaten gantz betrouwe totten seluen uwen f. g. hebben, kenne God, die de selffde uwe hoechweerdige f, g. altijt wil gespoeren vrolich, guetsmoetz, lang leuende, jn gesonden liue. Deel, A. 438.
CCGXIII.
Hoichweerdighen, hoichgeboeren fursten ende heren, heren Friderick, bisscop tUtrecht*
geboren marchgreue van Baden, vnsen genedighen lieuen heren. Hoichgeboeren, vermoegende furst, genedige lieue heer. Uwe hoichweerdige fursteliken ge-
naden geuen wij, naebueren van Leersum, uwer genaden arme ondersathen oitmoedeliken tkennen, 29*
|
||||
228 FAEDEHIK. YAK BADEK, (1507).
woe dat ons die maerscalck in. Jan van Meerten mitten clockenslach van wegen ende wyt beueel
der drier statben vanden lande zeer scerpeliok tkennen gegeuen lieeft, woe dat onse arme derp
van Leersum getaxiert ende wylgestalt iss op zess ende twijntich gueder huse, ende elke guet
huyss geslalt iss op vier gouden gulden van gewichte, die welke , genedige lieue heer, men
lhans alhicr nyet beuijnden en sal konnen, iwelck men nae den alden boeken ende registeren
wilneer jn verleden wytsetlinge licbt wael gedaen solde hebben; mer, gen. lieue heer, onse derp
iss althans alsoe vcrarmet ouermils verleden vede, ende oick alsoe bestoruen, dat die lantheren
vanden eruen dat meeste deel weder otnme aen hem nenien moeten, ende liggen voel der eruen,
God betert, thans ledich. Oick mede so sijn onse scont mitten kerckmeysteren laetst ontboeden tot
Vtrecht, om die guede huse van onsen derp te taxeren, twelck sij bij hoeren ede doe deden,
ende taxeerden dat op soeuen gueder husen, twelck men oick inder waerheit vorder of}' hoger
nyet sal konnen bevijnden , wanttet een arme scemele wytbestoruen gemeynte iss ende sijn doer-
gaende meeste arbeyders ende brootganck, want sij nergent onbescedicht vaeren noch keren en
moegen om hoer broot te wijnnen, ende oick dagelix verwachten moeten doertochlen van ruteren
ende knechlen, die ons tot groten scade, last ende verdriete brengen, ende ons tgene wij hebben
afl' eleu ende voederen ende onse perde wyter onse stallen nemen, alsoe dat geen derpen daer meer
mede belast sijn dan die van Amerongen ende wij scemele lude van Lersum. Hier omme, gen,
lieue heer, bidden wij uwer f. g, zeer oetmoedeliken omme Gots wille, omme Onss der onge-
boerliker settinge te willen verdragen ende gracie te willen laten wederuaeren nae andere dess
geliken derpen, des vrij gants betrouwe hebben totten seluen uwen f, g., kenne God, die de
selifde altijt will gespoeren jn gesonden liue.
Deel | A. 439.
CCCXIV.
Eersamen, vromen ende wijsen lieuen heeren ende goede mannen. Die bueren wtet Tull ende
tVVaell gheuen v eersameheyden inden besten the kennen, hoe dat sij gheset zijn, soe sij verstaen
hebben, op LXXXI1IJ gouden g. van gewichte, twelck hernluyden dunct nae andere gerechten
all veel te veell ende ongelijc the wesen, wanttet Tull ende tvVaell nyet meer fonts en heeft ,
nae jnnehout der carneraers boeck vanden Leckendijck dan XV hoeuen, ende oick soe en sijn dair
op dese lijt ten aire meesten mer tien goeder huysen, ende die ander dair voert wonende, alsmen
inder wairheyt bevijnden sell, zijn all arme luyden, ende moeten hoer broet dagelicx mit hoeren
handen wijnnen, mit sloten te greuen, mit dijcken ende anders , die welcke arme luyden onser
schout eerlijts hoer sommige dair oil'ouergeleuert heeft A^oer goede huyzen, dat alse nyet en js T
dan dattet sle^hs dair simpelheyt off'te versuymheyt vanden seluen scout geschiet js. Aldus bidden
die bueren voers. den eersamen heeren oetmoedelijcken, datmen hem dese somme voers. wat woude
verlichten nae gelegentheyt der saecken , want dair nyet dan die tien goeder huyzen en sijn, ah
voers. js.
Deel, A. 440.
CCGXV.
Eerweerdige, edele, vrome ende wijse heeren, prelaten, dekenen, capittelen der vijff goids-
huyzen, ritterscap, stadt ende steden des Neder Stichts, ten capittel generael vergadert wesende. Uwer eerweerdicheyden goetwillige ondersaten van Doern geuen oetmoedelike te kennen, hoe dat zij nv een scerp rnandament gecregen hebben om huysgeldcn te moeten geuen ten gelale van goede huysingen , als zij hadden jnden jaer van XCV1IJ lestleden , twelck, lieue heeren, hem nv |
||||
BfSSCHOP VAX UTRECHT, (1507, 1508).
|
||||||||
229
|
||||||||
nyet Wel moegclick en js, want uptie tijt hadden sij tot seuen goede huysen loe, die doe die
rijcste vanden derp waeren ende nv alheel wech ende verdoruen zijn vermits sterften en den Cleefschen oirloege , ende dair en bouen zijn dair noch veel arme dair zij doch voir opleggen moeten. Bidden dairomme die voirs. ondersaten van Doern oitmoedeliken, dat inijn heeren van- den drie staten dit jnden besten aenmerckende, hem luyden verlichtinge hier jnne doen willen na gelegentheyt der saken. dee], A, 441.
CCCXVI.
Eerweerdighc heeren. Alsoet kerspell van Vreeswijck voirtijls gheset js XXXVJ guedenhuyse
jn der scattinghe vanden Cieefschen vede, welk scattinghe doe ther tijt, ouermits den hoipe vender veeden» vanden scamelen bij nae inede betailt worde. Ende alsoe nv jnder vuytsettinghe die schout mitten kerckmeisleren jnden capittelhuise ontboiden zijn om hoir huisinge jnt scrift the geucn, dairvan zij ouergeleuert hebhen XXIIIJ goider huise. Niet tegenstaende dat hebben uvre eerweerdicheiden biden gesehicfen t voirs. kerspell geset op XXXVJ goeder huise, twelck zij, eer- weerdighc heeren, niet vuyt brengen en moigen, ghemerct zij niet meer en hebben dan zeuen ploige, ende zij en bouwen niet bouen zeuenthien hoeuen lantz, want dat ander vuyt die stadt van Vtrecht ende vuyt dat cloester jnt Glieyn gebruict werden; ende die selue huise, die jnder scaltinge vanden Cleefschen mede geset vvorden, zijn verdoruen, ende dair molten eens deels van- der luyde, die aolmisse leeuen, ende die andere zitten neringlois. Aldus, eerweerdige heeren, dit gemerct ende aensiende, vvillen uwe eerweerdicheyden te vreden wesen mijtten XXIIIJ huse , die dat nochtans quaet genoich hebben zellen the betailen. Deel, A. 442.
CCCXVII.
De bisschop van Utrecht herhaalt aan de 3 staten van Utrecht zijn verzoek, hetref-
fende den brief van den hertog van Gelder, en deelt hen mede zijne verdere bemoei- jingen in het belong der stad Reenen% en zijn gevoelen omtrent hare verdediging* "Van Gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren merggreue van Baden.
Eerbaere lieue vn'ende, Alsoe wij then anderen mael onlancx aen v doen schrijuen hadden ,
omme vns den originaell brieff off then minsten auctentijek copie the Avillen senden vander ant- woerdt shertogen van Gelre, daer op ghij vns doe ter antwoerdt deden schrijuen, dat gij mit vnscn raiden, die wij op donredach vergangen ten generaell capittell sendende woerde . vander ouersendinghe der voers. copien breder verspreken ende communiceren, ende alsdan vns ene guet- licke antwoerdt ouerschrijuen wolden, daer mede wij moegelicken the vreden ende een benoegen hebben solden etc. Want wij dan vnse raide then voers. generaell capittell gesandt hadden, ver- staen wij vanden seluen, dat gij uwen schrijfften nae ouer all gheyn spraecke offte communicatie der haluen mit hen gehadt hebben, vns nyet weynich verdunckt. Sus is noch nae als voir vnse zeer ernstelicke begeerte, dat gij vns den originaell brieff ofte auctentijek copie ouersenden wilt, redene ende oirsaecken haluen in vnsen voerschrijfften geroert, als ghij vns sulx nyet en behoeren noch oirsaecke hebben te weigeren. Ende wie waill wij vns des tot v versien, begeeren nyet te niijn uwe beschreuen antwoerdt bij desen tegenwoerdigen onsen boden. Got zij mit v. Gegeuen in vnsen slote tot Duersteden, vpten yersten dach in Januario, anno etc. oclauo. Get. H. HUJNDEBEKK.
|
||||||||
- - __.... ___........ ...___ ....
|
||||||||
FREDERIK VAN BADEN , (1508).
|
||||||
230
|
||||||
Ende so ghij mitten seluen vnsen raiden spraecke gehadt hebben aengaende de bewarmge vnser
stadt Rienen , als dat v guet duchte, wij opt nye aen de doerluchtige hoichgeboeren furstijnne ende vrouwe, vrouwe Margriete, eertsbertoginne van Ostenrijck etc., desgelijcx aenden hoichge- boeren fursten vnsen lieuen oehem, den fursten van Anhalt doen scbrijuen wolden, omme boer rueyninge tbe vernemen vander jnnemingbe der voers. vnser stadt Renen, ende dat wij in mid- delen lijden yemants van onsen houeluyden mit acbt oft thien peerden binnen de voers. vnse stadt senden wolden, soe bebben wij sulcke schrijfte aen de voers. vrouwe Margriete ende den fursten van Anhalt nv opt nye vutgesandt, ende de antwoerdt vns dair van gekomen, wij v onverwit- tiget nyet sullen laten; dan wij ouerleggen, dattet een cleyn troost ende toeuerlaet sijn solde, thien oft twelff personen binnen onse voers, stadt te senden; oick en solde nyemant mit soe cleyn getal daer binnen leggen willen. Datum vt in litteris. Opschrift: Den eerbaeren vnsen lieuen vriendeu, prelatcn ende capitlulen tiisb
vijff gotshuyzen, riddcrschap vnses Neder Stichts, borgermeesteren , scepenen ende raidt vnsser stadt Vtrecht, binnen der selucr vnsser stadt by een andere wesende. Deel, A. 443, 444. CGCXVIII.
De hisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter dier zake.
Van Gots gnaden Frederich, bisschop tUtrecht, geboeren merggreue van Baden.
Eerbare lieue vriende. Wij hebben guetlicke ontfangen ende gueder maten waill verstanden uwe schrijfften ende antwoerdt, beroerende de ouersendingbe des originael briefs shertogen van Gelre off'te auctentijck copijen daer van, daer jnne ghij vnder anderen scbrijuen, dat de ridder- schap vnses Neder Stichts aldair nyet bij een ander vergadert is geweest, waeromme ghij vns den originaell brieff oft copie nyet ouersenden nocb oick antwoerdt ouerschrijuen hebben kunnen , meer jndient vns guetduchte, dat gij bier op capittell generaell ende de ridderschap vnses Neder Stichts bij een ander verschrijuen deden, solden wij omme alsulcken capittell the verschrijuen enen dach beramen ende v den verwittigen etc. Tis waer, dat wij nv drie mael aen v doen schrijuen ende begeert bebben, omme vns den originaell brieff off auctentijck copien daer van ouer tb« senden, als wij gemeynt ende waill beboirlicken geweest hedde, gbij vngeweigert gedaen heb- ben solden. Sus want wij sodanen brieff ofte copien daer vuyt alleene daeromme begeert hebben, omme tgene ons ouerscbreuen woerden is, des wij heell ende al onschuldicb zijn , ende sicb inder waerheit alsoe nimmermeer beuijnden noch yemants bewaren sail kunnen, bij v ende anderen, daert vns van noeden ende guet dunct, vnse furstelicke eere ende ghlijmp aengaende , ende dair jnne the verantwoerden ende te vntschuldigen , alsoe wij te doene in meyninge zijn, op dat nyemants oirsaecke hebbe, vns daer mede the bedencken, jndient van vns vnverantwoerdt bleue; soe bebben wij aen den eerbaeren vnsen lieuen getruwen raidt ende doemdeken vnsser kercken ten Dom tUtrecht doen schrijuen, omme hierop generaell capittell the willen doen ver- nchrijuen tegens en maendaghe naistcornenden ouer acht dagen ther prieine tijt aldaer the zijne , bmme Vnse vnschult ende verantwaringbe the hooren; want dan textract, dat gij vns vnlancx ouersant, getogen vuthen brieue shertogen van Gelre, int eynde inholdende is aldus, twelck wij mit geenen segswoerden dan waerafftigen scbrijften,, bewijs ende schijn tanderen tijden to voer- scbijn ende voir oogen brengen willen, soe begeeren wij zeer guetlicke, dat ghij in middelen tijden daeromme veruolghen, ende alle tgene ghij derhaluen crijgen kondt, voerderen willen, omme |
||||||
Bisscnor yaw utrecht, (1508). 231
|
|||||
inden voers. generaell capittell openbaerlicke voert the brenghen ende the doen hoeren, want wij
vns sulcker ticlite gans vnschuldich kennen, alst dat waill blijcken sail. Ende als ghij noch be- geerende zijndt, wij aicht oft thien van v'nsen dienren binuen vnse sladt Rienen schicken wol- den, dunckt oris sulcx, als wij v oick voer hen ter antwoerdt doen schrijuen hebben, een cranck troist ende toeuerlait wesen. Oick en kunnen wij thants nyemantz van vnsen dienren vntberen, vermidts wij hoere hier, ende in anderen vnsen sloten tot bewaffinghe der seluer, noitlicke tdoene hebben, twelck wij anders geerne doen solden; waeromme, jndient v van noeden dunct vnse voers. stadt the besetten, dunckt vns guet wesen, dat alsdan inden toekomende generaell capittell ouerdragen woerde, wairmen de gelden daer toe sail vijnden moegen. Got zij mit v. Gegeuen in vnsen slote tot Duersteden, vpten Veu dach in Januario, anno etc. VII J. Get. II. HUNDEBBKE.
Opsrhrift; Den eerbaeren vnsen Heuen vrienden, prelaten ende capillulen vnser vijff ^otshuysen, ridderscliap vnses IVeder Sticbts, borger- meesteren, tcepenen ende raidt onser stadt Vtrecht, binnen der seluer vuser stadt by een ander wesende. Deel, B. 251. CCCXIX.
De histchop van Utrecht aan de 3 etaten van Utrecht, ter dier zake.
Van Gots gnade Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren merggreue van Baden.
Eerbare, lieue vriende. Alsoe vnlancx van den hertoigen van Gelre ene antwoerdt aen v gekoinen ende in den generaell capittell voir v ende anderen, dair verschenen waren, openbaer- licken gelesen woerden is, op sulcke schrijifte ende wairschuwinghe, als onse swager de sladlholder ende raidt in Hollandt aen vns gedaen hadden van jnneminghe vnser stadt Vtrecht, daer jnne als lot vnser kennisse quam, wij buten ennigen schulden merckelike geroert waren, vnse eer aengaende, daer omme wij dan tot drie malen aen v, aldaer wesende, doen scrrjuen ende ernstlicke begeert hebben, vns jlen originaell brieff, offte ten ten minsten copije auctentijck daer van te willen ouer- senden, omme vns jnt tgene alsoe ouer vns geschreuen woerden js, the verantwoerden, den wel- cken brief!' offte copie desseluen ghij vns thent her toe geweygert hebben, vns na alle bewantenisse vngeboirlicke geducht heefft, doch op eene tijt vns een exlraect offte clausule daer vuyt ouerschrij- uende, aldus luydende: »geuen v in alien gueden tkennen, dat uwe heere handelinghe gehadt heefi't in achterdeell van uwen lijuen ende guede dragende, ende in sgantzen Gestichts aif brueck, twelck wij mit geynen segswoerden dan waerafl'tigen schrijfften, bewijs ende schijnt anderen tijden tho voerschiju ende voer oogen brengen willen" etc. Ende want wij vns sulcker licbte ende ouer- sohrijuens gans heell en all vnschuldich kennen, ende sich jnder waerheyt alsoe nimmermeer be- vijnden noch yemants waer maecken sail kunnen, hebben wij capittell generaell daerop doen verschrrjuen, omme vnse furstelijke eere ende ghlijmp daer jnne the verantwoerden, ende voer v vnse vnschult tkennen the geuen, ende der haluen aen v begeert, dat ghij in middelen tijden veruolch doen wolden aen den hertoich van Gelre, omme the vercrijgen ende the bewaeren tgene hij alsoe ouer Vns gescreuen heeff't, ende tselue jnden voers. generaell capittell openbaerlicke voert the brengen ende the doen hooren; waer op, lieue vriende, wij in meninge waren vnse raiden aldaer bij v the schicken, muntelicke vnse vnschult voer v the doene; dan vermidts alrehande ende merckelijke gescheffte vns nv voergekomen, daer jnne wij hoere noittelicke tdoene hebben, en is vns vp dese tijt nyet gelegen, sij van hier the ontberen; gheuen v <laer omme tot vnser vnschult |
|||||
232
|
HtEDEHIK VAN BADEX (1508).
|
||||||
schrijflleliken tkennen, dat wij mids vvoerden, werckenoder schrijfften inne achterdeell vanuwenlijuen
ende guede, offte in ail'brueck vnses Gesticlits ne gheyn handelinghe gehadthebben, als dat de voers. ciausule iuholdende is , mer kennen ende seggen vns sulcx ouerschrijuens gantz vnschuldich, ende en sail sich indei* waerheyt also niramermeer beuijnden noch yemantz ouer ons waer rnaken kunnen ; dan con- irarie is vvaer, dat wij altijtz cost, moeyenisse ende arbeyt vngespaert daeromme gearbeyt hebben, omine v, oick andere vnse landcendc vndersaten nae alien vnsen veruiuegen the beschermen, voer the staen ende in vrede te holden, als wij oick noch te doene gantz begerich ende geneigt sijndt. Ende begeeren daeromme, offt ghij vanden hertoich van Gelre yet gecregen hedden, daer jnne men voernemen wolde vns the beschuldigen, ghij sulcx openbaerlicken aldaer doen lesen, ende vns daer nae bij desen tegonwoerdigen ouersenden willen , vvant vnse gantze begeerte ende meyninge is sulcx int licht the coinen , ende voer enen yegelicken onverswegen the blijuen. Ende als ghij op onse laitste begeerte des brieffs offte copien in uwer antwoerde roerden, dat die ridderschap vnses Neder Stichts op die tijt aldaer nyet bij een andert vergadert weren geweest, waeromme ghij vns den originaell brieff offte copie buyten hen nyet ouersenden heft kunnen; suswant ghij dan nv bij een ander vergadert sijndt, ende wij des brieffs offte copien noitelicke tdoene hebben, omme vns bij auderen heeren, fursten ende vnsen frunden , daert vns van noeden dunckt, sulcx ouerschrijuens the verantwoerden, ende nyemantz oirsaicke en hebbe vns in sulcken off dergelijcken the verdencken, jndient van ons vnverantwoerdt bleue js desgelijcx noch nae als dicwils voer vase begeerte, ghij vns den originaell brieil offte copije daer vuyt ouersenden, ende vns der nyet laager weygeren wilt, als wij vns nae behoeren gensselijcken tot v versien, doch uwe beschreuen antwoerdt hier aff begerende. Got zij midt v. Gegeuen in vnsen slote Duersteden, vpten XVJea dach in Januario, anno XVC octauo. Get* II. HUMHUILKE.
Oick lieue vriende, als vnlangs leden bij vnsen raiden ende v jndeu generaill capittel geslolen
woerdt, wij aenden doirluchtige , hoichgeboren furstijnne, vrouw Margarete, ertzherlogijnne van Oisterrick etc., ende aen vnsen oehem, den fursten van Anholt doen schrijnen solden, als wij gedaen hebben, aengaende die wairschuwijnge van innemijnge onser stadt Renen; soe is vnse bode op ghesteren wederomme alhier bij vns gekomen, seggende, dat hem van wegen vrouw Margneie voirs. ther antwordt gewoirden sij , dat hoere lieffde vns bij hoers seluest boden ene antwordt dairop doen schrijuen ende senden willen, dwelke gekomen wesende wij v vnverwittiget nyet laten sullen. Oick soe en hebben wij noich gheyn entlicke antwordt gecregen van onsen oehem van Anhalt, dan hefft vns tkennen gegeuen, dat sijne lieffden noich gheyn beuel geschiet en sij tegens vnse vndersaten aen oirsaken yet the handelen, twelck wij v oick inden besteu tken- nen gheuen. Ende wes vns dairaff voerder ther antwordt komende werdt, willen wij v terstont ouersenden. Datum vt in litteris. Ende aengaende die bewaringe vnser stadt Renen, js vnse guetlicke begherte ghij mijt mal-
ckanderen ouerleggen, ende vns wederomme bij desen tegenwoirdigen vnsen nerseuant doen schrij- uen willen tgene v dunckt best dair jnne gedaen te wesen, Opschrift: Den ecrbaeren vnsen lieuen vrienden, prelaten, dekene ende capittelle
voser vijffgodshuysen. ghemeyne ridderschap, burgermeesteren, scepeneo ende raidl onsser stadt ende sleden onses lanls van Vtrecht, jnden ge- neracll capittetl vergadert wesende. Deel, D. 326, 317. |
|||||||
DISSCHOP VAN UTRECHT, (1508). 233
CCCXXI.
Karelf hertog van Gelder, vergunt aan het hapittel van den Do?n te Utrecht den
toevoer van wijn langs den Rijn, onder voorwaarde, dat aan zijne onderzaten uit Utrecht leoensmiddelen worden toegevoerd. Weerdige, wailgebaeren, edele, hoigeleerde, eirbacre ind aindechtige, lieue neuen ind beson-
deren. Als uvve lieffden ain ons gescbreuen ind begeert bebben, wij Jacob Strick, burger tUtrecht,
v to lieue, vergonnen wulden, eyne schip mit wijnen tot uwen lieffden ind der vurg, stat beboiff
onsen Rijnstroem aff te bringen bis jn die vurs. stat, mit wijderen jnhalde, bebben wij verstain,
ende bebben tot uwen versueck sulx gerne beliefft, ende denseluen Jacob des eyne beboirlicken
geleydtschijn doin geuen , bij alsoe dat onsen ondersaten vyt der stat vurg* soe wail as onsen
vyanden daigelix prouande volgen vnd toegevuert sail werden, twelck ons redelick ende billick
bedunckt. Onse lieue Heer Got moet tiwe lieffden vroelick ind gesont bewaeren. Gegeuen in
onse stat Wageningen, op vrijdach naden heiligen Darthtien dach, nostro sub secreto, anno etc.
octauo.
Kairle, bertoich van Gelre etc. ind greue van Zutpben.
Get* CHAHLE3.
Opschriftt Den weerdigen, wailgebaeren, edelen, hoigeleerden, eirbaeren ind
aindechtigen, onsen lieuen neuen ind besonderen beren, deken ende capittell der kercken (ben Doem lUtrecbt Deel, A. 445. cccxxu.
Karel, hertog van Gelder, verhlaart aan de 3 staten van Utrecht, van het slot
Loendersloot geen dingtaal te zullen vorderen. Kaerle, hartoech van Gelre etc., jnd greue van Zutpben.
Weerdige, edelen, eerbere, wijze ind vursichtige, besonder guede vrunde. Soe ghij aen ons geschreuen hebt, beruerende die buerluyde onder den buyse van Londersloit geseten, daer wij den seluen bryeue doen schickcn hedden, orn oiren dingtail bijnnen onsser stat Wagenijngen toe brengen etc., hebben wij duechdelick ontfangen ind wail verstain. Dairop wij v jn alien gueden to kennen geuen, dattet wail sijn mach, enige bryeue komen vanden geynen, die van onsser wegen bijnnen onsser stat Waegenijngen beueell hebben, ain die van Londersloit, om dess wil sij Hollander sijn, jnd woewaell her Derick van Sweeten ijtzont aldair geen jurijsdijctie ind heerlicbeyt heefft, is een wijssell off ouergifft geschiet jn deser tegenwoirdigen veden , soe dat gj bedencken ind auerleggen kundt, dattet nyet onbillick noch ongeboirlick sij die seluen te vorderen; nyet to niijn, jndempt anders weer, dattet v ind den Gestichte van aldz toebeboirt, bewant sij, willen wij die onse doen onderrichten , se oiren bant aff trecken sullen , want wij anders nyet auer v ind dess Gestichtz ondersaten doen ind geschien laten willen dan ons selffs. Dat wij jn alien gueden tber antwoert doen geuen uwer weerdicheit, die Got onse Heer bewaeren moet, Gegeuen in onsser stat Wa- genijngen , vp donresdach sunte Angnelis auont, anno etc. XVC ind acht. Get. H. ERCKLENS.
Op$chrift: Den weerdigen, edelen, eerberen, wijsen jnd voorsichligen prelaten capillellen der vijfl" gaidshuyzen, ridderschapp dess Neder Stichts, stat ind slede slantz van Vtrecht, drye stalen sGeslichtz, onssen besonde- ren gueden vrundeu. Dee!, A. 446. I. 30 |
||||
234 FREDERIK TAW BADEN, (1508).
|
|||||
CGCXXIII.
De bi&schop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter zake van de bewaring der
stad Reenen en het verbod in Holland van toevoer van levensmiddelen naar het Sticht. Van Gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren marggreue van Baden. Eerbare, lieue vrunde. Wij hebben verstanden uwe schrrjfften, jnden yersten ennige ver- gaderinge van rutberen ende knechten in meyninge sijnde vnse stadt Renen jnne tbe nemen , ende voert die mandamenten in Hollandt gepubliceert vanden prouijanden beroerende; dair op ghij van vns begeerende sijt, wij onse raden op morgen then generaell capittell bij v schicken wolden, omme mitten seluen jnder bewaringe vnser voers. stadt Renen, ende tegens de voers. mandamenten behoirlicke maniere ende prouisie moegen vinden. Soe, lieue vrunde, wolde wij onse rade then voirs. capittell gheenre geschickt hebben, dan vermits merckelicken saicken vns voirgekomen, hebben wij der een deels vander hant gesant, ende der anderen noitelicken alhier bij vns the doene, soe dat wij op dese tijt nyemantz aldair sullen schicken moegen. Begeeren daeromme, dat ghij op de voers. twee saicken communiceren, delibereren ende ouerkomen willen thene v daer jnne tot wailluaert vnser lande dunckt nutz gedaen the wesen; tselue ons ouerschrij- uende, willen wij dan geboirlicke daer jnne gescbien laten. Godt zij medt v. Gegeuen in vnsen slote Duersteden, vpten XVIJen dacb in Ffebruario, anno etc. VIIJ0. ; Get, H. HUHDBBEKE.
Ofschrift: Den eerbaeren, vnsen lieuen vrunden, prelaten ende capit-
tulen vnser v^jff gotshuyzen, ridderschap, borgermeesteren, flcepcnen ende raidt vnser stadt Vtrecht, aldair bfj eeo ander wcscude. Oeel, A, 447. ■*
CCGXXIV.
Burg, j schep.9 en raad der stad Wijh bij Duurstede, verzoeken aan de 3 staten van
Utrecht verschoond te blijven van de uitzetting van het huisgeld, Weerdige, edele , eerbare, vrome, wijse ende vursichtige lieue heren ende guede vrunden.
Uwer eerbairheiden ende liefden brieff ons nv gesant, jnhoudende woe onses gen. heren rent- meister uwen eerbairheiden ende liefden te kennen gegeuen heeft, woe dat noch ter tijt jn onsen voirpoirten ende vrijheiden gene wtsettinge gesciet ende is, alsoe dat dair bij belet ende verachtert wort omme die huisgelden te ontfangen; ende want dan der stat Vtrecht voirpoirten ende vrij- heiden hore wtsettinge gedaen ende bore cedulen dair van ouergegeucn hebben, begerende van ons wij onse voirpoirten ende vrijheiden gebieden ende jnformieren willen, zij oick soe hore wt- settinge doen ende hoere cedulen dair van ouergeuen, soe dat uwer weerdicheiden ende liefden brieff breder vermacb, hebben wij guetlick ontfangen ende waell verstaen, ende voegen uweVi weerdicheiden ende liefden dair op te weten, als dat wij, offte die voirpoirten ende vrijheiden onser stat, xnit deser wtsettinge sunderlinge niet te doene noch onse consent dair doe gegeuen heb- ben, want van dien dair omme dese wtsettinge nv gesciet is, wij oeck doe dair en tegens mit onsen rechten lantsheren van ruteren ende knechten grote menichuoldige oncosten gedaen hebben, die wij buten slants costen betalen mosten ende wtdragen , gelijck uwe weerdicheiden ende liefden waell seluer genoech kondich is, ende oeck van onsen gedeputierden, ten capittell generaell we- sende, toe velen tijden genoichsaem gehoert ende verstaen hebben; dunckt ons dair omme onbe- |
|||||
BISSCnOP VA5 UTRECHT, (1508). 235
|
|||||
hoirlike onse voirpoirten ende vrijheiden wess tot deser wtsettinge gelden souden. Begeren hier
omme zere guetlike den voirpoirten ende vrijheiden onser stat sulcx te willen verdragen, ende zij voirt meer dair van ongemoeyt te laten. Onse here Got inoet uwe weerdicheiden ende liefden altijt waeluaerende, salich ende gesont bewaeren. Gescreuen wt Wijck bij Duersteden, oplen XIIIJen uach jn Meerte, anno etc. VIIJ«. Burgermeisteren, scepenen ende raet der stat Wijck bij Duersteden.
OptchHftt Den weerdigen, edelen, eerbaren, vromen, wijsen ende voirsich-
tigen, prelalen ende capittelen der vijff goitzhusen, ritterscap ende stat van Vtrecht, onsen Mjsundercn lieuen heren ende guede vrunden. Deel, A, 448. cccxxv.
De hisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter zake van het verbod in
Holland van toevoer van levensmiddelen naar het Sticht,
Van gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden. Eerbare , lieue vrunde. Soe ghij in uwe schrijfften nv aen vns gesandt roerende sijdt, dat wij uwen deputaten Iaitste alhier bij vns gheweest ther antwoerdl gegeuen hebben solden, soe wat maniere ende prouisie bij vnsen drien staten tegens de mandamenten, so in Hollandt gepu- bliceert woerden sijndt omme gheynrehande prouijande ende gueden vuyt Hollandt in vnsen Gestichte the laten brengen, gevonden woerde, wij daer die hanl aen holden ende vns daerjnne guetwillich laten vijnden solden, daer op ghij capittell generaell gehalden ende dair jnne gesloten hebben, wij mandamenten publiceren doen solden, dat nyemants van vnsen vndersaten enighe gueden vuyth vnsen Gestichte laten voeren offie in Hollandt brengen solde , begeerende van vns full the geschiene ende te doen vnderholden. Geuen v dair vp the verstaen, dat wij den seluen uwen gedeputierden op de selue tijt nyet anders ther antwoerdt gauen, dan dat vns guet ende nut duchte, sulcke mandamenten nyet vuyth the laten gaen ter tijt toe vnse ende oick uwe ge- deputieerde wederomme vuyt thoff gekomen weren, oirsaicken haluen wij hen doe deden seggen, dwelcke als wij vermoeden, sij v waill aengebracht hebben; doch offt ghij dair mede so lange nyet vertoeuen en wolden, dat ghij dan communicatie vnderlinge hielden, ende uwe guetduncken vns dair van laten weten; alsdan wolden wij vns wijder daer vp beraden, ende v ene behoirlicke antwordt wederomme weten laten. Wairomme noch vnse gevoelen ende guetbeduncken is, men der gedeputieerden ende tgene sij erwerven werden verwachte, omme daer nae dan the geschiene, alse tot wailuaert vnsser lande best dienen sail. Got zij midt u. Gegeuen jn vnsen slote Duer- steden , vpten XXIIIJett dach jn Martio, anno etc. VIIJ. Get, h. EtmnEBEKE.
Opschrift: Den eerbaeren vnsen lieuen vrunden , prelaten ende capittulen vnsser vijff gotshuyzen, ridderschap, borgermeesteren, scepenen ende raidt vnsser stadt Vtrecht Deel, B. 259. CCCXXVL
fFillem van Nijevelt aan de 3 staten van Utrecht, ter zake van de bewaring van
den huize Loendertloot. Eerwardige, voersijnige ende wijse lieue here. Jck, schamel dienre ende bewaere desshueszes toe Lonresloet, geue uwer liefften mijt den drien staten oitmodelick tkennen, alsoe dat huess toe 80*
|
|||||
236 FREDERIK VAN BADEN, (1508).
Lonresloet een open huess der drfen staten, ende jck nu thant sere beduycbtende bijn van ouervall
tsellen mogen conien offte geschien vanden hogeboeren, vermogenden hartoge van Gelre etc.; wairomwe dat jck sere gharne sage, dat huess vanden lande vant Sticht nyet in anderen heren han- den en quame , dat doch uwe eirwardicheyden vanden drien staten willen schriuen anden vurscr. hartogen van Gelre, dat uwe lieffden dat huess voir uwe open huess holdende zijt, ende oick dat dair aff den Gelerschen noch hoiren partyen ghene schade noch last geschiet en js noch oick ge- schieen sell, dat he off sijn vermogentheyden van sijnen volck ende rutteren dat huess vurs. in ruest, vrede ende onbeschadich late, ende hoer luede schade, lasle ende hande ende anderen dair aff ende oick vanden buerlueden halden will. Hierjnne willen doch uwe eirwerdicheyden doen, alst behoirt, nyet mere dan om Goits will hier dat beste jn doen willen. Geschreuen opten XXHIJtca dacli jnde Mey, anno elc. acht. Willem van Nyeuelt, beware tLonresloet,
oitinoedelick ende dienstlick geschreuen. Opschrlft: Eerweerdigen , voersijnigen, vromen ende wysen heren, heren meister Ludolph vanden Veen, domdecken, mijlten eerbaeren drien staten desa landts van Vtrecht, mijneo Heffuen heren, oitmodeliek, vrientlick ende dienstlick geschreuen. Deel, D. 830. CCCXXVII.
De bisschop van Utrecht aan de 3 staten van Vtrecht, ter zahe van de Bourgonducht
krijgslieden, liggende in het Sticht,
Van Goits gnaden Friderich, bisschop tUtrijcht, geboren marckgreue van Baden, Eirbaere, lieue vriende. Soe ghij vns nv doen schrijuen hebben angaende de Bourgoensche
knechte, thantz in vnsen landen opte Vaert, te Jutfaes ende te Lopick liggende ende vnse vnder- saten mercklicke besohadende etc., twelck oick voir hen ter vnser kennisse komende vns nycht weynich verdroten hefft; dairomme wij dan terstont an de ouersten dairaff gesant hebben mijt hemluyden the spreken, sulcke ghewelde ende ouerlast mijt reparacie the willen affstellen; dairop wij voirt tot voirslant vnser vndersaten, so voel moegelicken sijn sail, veruolch doen willen. Godt sij mijt v. Gegeuen in vnsen sloite Duersteden, opten XXVJen dach in Mey, anno etc. VIIJ. Get, II. I1UXDEBEK.E.
Opschrift: Den eirbaeren vnsen licuen vrunden, prelaten ende capittelen vnser
tijlT goitshusen , ridderschap, thantz hijnnen vnser stadt aldair wcsende, ende vnser stadt Vlricht, drie staten etc. Deel, B. 261. GCGXXVIII.
Karelt hertog van Gelder f aan de 3 staten, ter zake van den huize Loendersloot,
Weerdige, wailgebaeren, edele, wailgeleerde, eirbaere, aindechtigen, vrome ind veste, eirs- same, wijze jnd vursichtige, lieue neuen, vrunde ind besonderen. Vwer lieffden schrijuen ain ons gedain, beruerende idt huyss ind sloit Lonresloet, dat der kercken ind Stichtz van Vtrecht a pen huyss ind to leen jnden generael capittell der dryer staten ontfangen weer, begerendei wij idt huyss mitten jnwoeneren ind bueren vanden onsen onbelast ind onbeschedicht blijuen wulden laten, woe uwer lieffden brieflf deshaluen wijder vermelt, hebben wij guetlick ontfangen jnd ver- stain. Sullen wij op dese trjt dair inede to vreden wesen, idt selue huyss tot uwer begeerten |
||||||
Btsscnop van utrecht (1508). 237
mitlen jnwoeneren ind bueren onbelast ind onbeschedicht blijuen sitten, soe verre ons ind den
onsen geynen schade dairaff* en geschuyt off toegevuecht werde jn enniger manieren, woe wail wij weten, ons ind den onsen daigelix schade dairaff* geschiet jnd gedain is, ind soe balde ons van uwen lieffden toegescreuen wurdt, sulcx ouerbrekelick gehalden sail werden ind dair guet vursijt, sullen wij uwen lieffden dan wederomme toeschrijuen idt vurg. huyss mit sijnen toebehoeren onbeschedicht ind onbelast blijuen sail. Jnd wairna wij ons sullen weten te richten, begeren wij eyne weder beschreuen antwoirt van uwen lieffden, die Got onse Heer vrolick ende gesont be- waeren will. Gegeuen in onse stat Wezijp, op vrijdach post Dominicam Cantate, nostro sub secreto, anno etc. octauo. Kairle, hertoige van Gelre etc., jnd greue van Zutphen.
Get, gharles. lager d. stoir.
Opschrift: Den weerdigen, wailgebaeren, edelen, wailgeleerden, eirbaeren ind
aindechtigen, vromen ind vesten, eirssamen, wijien jnd vursichtigen, onsen lieuen neuen, vrnndeu jnd besouderen, den vijff gaitshuyseu, rilterschap tUtrecht wesende, etat Vlrecbt jnd drye staten etc. Oeel, A. 450. CCCXXIX.
Splinter van Nyenrode en Willem van Nyevelt verzoeken aan de 3 staten van Utrecht
het noodige krijgsvoorraad en levensmiddelen ter aoede bewaring van den huize Loendersloot* Eerweerdige, hogeboeren, edelen ende vromen, wijze, voersijnige ende wijze lieue heren.
Wij, schamele uwer aire lieffden dienres dess buses van Lonresloet, geuen uwer liefden oitmodelick tkennen, alse dat wij seer beduychtende sijn voer die Burgonschen dat huess toe Lonresloet tholden tegens gewelt, want dair gbene knechten off' proiiisij van oirloch op en is, begerende wij dair omrae aen uwen lieffden raet, woe wij schamele dieneer ons dair jnne hebben sellen, om ons dair jnne tvrijen, offt ons mijt gewelt genamen worde, op dat onsse eere dair mijt bewairt is, ende die certilicatien ende die hoge geloeffte wij uwen drie staten gedain heben, dat die aff ende toe nyet wesen mach; want wij ghene bijstant en heben, ende oick bereyt sijn, uwer aire lieffden dat huess toe Lonresloet in uwen handen toe leueren, ende die slottelen van dat huess toe gheuen van stonden aen. Ende wairt saicke, dattet uwer aire lieffden sijnne waire, dat huess vurs. van ons noch bewairt te willen heben, so begeren wij sere oitmodelicken , dienstlick , datmen ons als dan prouisie doen willen van knechten, prouiande, kruyt, buschen ende anders, dair men dat huess vurs. mijt bewaeren sel mogen. Ende wess hier aff wesen sell, begeren wij uwe guetlick bescreuen antwort, woe wij nae uwer aire lieffden raet dairjnne ons heben sellen. Geschreuen opten anderen dach in Junio, anno etc. acht. Splijnter van Nijenrode, Wilhelm van Nyevelt, uwer
aire dienres ende bewaeres des huess Lonresloet. Opschrift: Den eerwardigen ende hogeleerden, edelen ende vromen, eerbaeren
beeren vander ecclesien, ridderen ende knechten, bnrgerraeisteren ende raet van Vlrecht, ende drieen staten deas Geslichts van Vlrecbt, vrijutlick ende dienstlick geschreuen. Deel, A. 451. |
|||||||
.__...... .. _._____________
|
|||||||
- I----------------------------_.
|
||||||
238 TOEDEIUK VAN BADEN (1508).
CCCXXX.
Rarely her tog van Gelder, aan de 3 Hat en van Utrecht, ter zahe van den huize
Loendersloot.
■
Kairle, hertouch van Gelre etc., jnd greue van Zutphen.
Weerdige, edele, hoigeleerden, eerbaere, frome ende wijse, lieue neuen, aindechtigen ende
besonderen. Vwer lieffden schrifften ons nu gesant, id huyss Loenresloet beruerende, dairaff den onsen geyne schade geschien sulJe, nae luyde eyner certiflcacie dairop gegeuen hebben Splijnter van Nyenrode ende Wilhelm van Nyeuelt, bast., is bij ons verstaen; sijn wij ongetwijuelt, vwe lieffden en hebben onlanx onse guede meynonge dairop vernomen. Want wij dan deser gueder luyde eyne kontschap en hebben, ende aen sulcke certificaeien ongehalden sijn, jnd so verre vwe lieffden dair selffz voir sekeren ende lauen willen, blijuen wij bij onser voirantwoirt. Dat wij so mitten besten weder to kennen doen denselven vwen lieffden, die onse Heer Got bewaeren will. Gegeuen to Zutphen, op vrijdach nae Ascensionis Domini, nostro sub secreto, anno etc. VIIJ0. Get. SUCHTELEIT.
Opschrifl: Den weerdigen , edelen, hoichgeleerden, eerbaeren , fromen , eersamen
ende wijsen, onsen lieuen neuen, aindechtigen ende besonderen, doem- deken ende capittelen der njff gaitshuysen, rilterschap ende slat Ylrecht, drye staeten etc Deei, A. 452. CCCXXXI.
De hisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter zahe der Bourgonduche
krijgslieden. Van Goits genaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboren marckgreue van Baden,
Eirbaere , lieue vrunde. Wij hebben guetlicke vntfangen uwe schrijffte aengaende die ghe-
welden, ouerlast ende beschadinge \nser vndersaten vanden rutheren ende knechten angekiert werden, dairop ghij begberende sijt dat wij persoenlicken bijnnen vnse stadt Vtrijcht komen ende helpen raden ende vuegen wilden, so dat vnse lande ende vndersaten dair van vnbelast ende ver- lost moegen werden etc. Soe weren wij vngetwijuelt des guedes willens ende neigung, dan ver- mitz mercklicke oirsaken vns nv voirgekomen ende dairtoe bewegende, en is vns op dese tijtnyet gelegen van hier tho vertrecken; dan so die ghewelden ende ouerlasten boucn tosage der hoifft- luden vns gedain, als wij verstaen, dagelix argeren ende vermeren, omme dan dairop tot voir- stant ende beschermjjnge vnser vndersaten mit malckanderen rait thebben, begeren wij dat ghij enige wth vnsen staten alhier bij vns schicken willen, de dingen ripelicken helpen ouerleggen, ende was men dan dairjnne nutz ende oerbaerlixst vijndende werdt, dair sullen wij ons altijt guetwil- lich jnne vijnden later). Godt ^ij mit v. Gegeuen in vnsen sloite Duersteden, den VIJ dach in Junio, anno etc. VIIJ0. Get. II. nUIVDEBEKE.
Opschrift: Den eirbaeren vnsen lieuen vnmden, prelaten ende capittulen vnser
vijff goidshuysen, ridderen ende Knapen roses Neder Stichts, bor- gliermeisteren, schepenen ende raidt vnser stadt Vtryclit. Dec], B. 262. |
||||||
.
|
||||||
BI9SCH0P VAK UTILECHX (1508).
|
|||||||
239
|
|||||||
CCCXXXII.
Karelf hertog van Gelder, verzoekt aan de 3 staten van Utrecht, hem te melden of
zij al dan met zijne gewapende tusschenkomst zullen gedogen. Kairle, hertoch van Gelre jnd van Gulick, jnd greue van Zutphen.
Werdige, edelen, hoigeleerde, eirbere, wijse hid vursichtige, besonder guede vrunde. So gich ijtzont begeeff't, dat onser wedcrpartbijen van uwer werdicheyt ind lieffden jnd den staten dess Gestichtz vergont wurdt oiren leger to begrijpen jnden Gesticht jn merckelicken achterdeell jnd schade sGestichts ind der ondersaten , as wij dess allet onderricht sijn; ofi't sich dan alsoe be- geue, wij mitten onsen sich to velde ergeuende jnd dergelijcken onsen leger jnt Gesticht nemende wurden, nyet op guetzonge der ondersaten sGestichts dan beheltlicken verhantieronge van velongen, van vilalien jnd kopinge ind verkopinge duegelick om onse pennongen, begeren wij eyn weten to hebn, wes wij ons tot v jnd den sementlicken staten versien sullen; jnd wes hijr van uwer gueder meynongen sijn sail, dair wij ons nae sullen bebn to richten, begeren wij eyn onuer- taichlicke antwort van uwer werdicheyt ind lieffden, die Got onse Here bewaeren moit. Gegeuen jn onser lantschapp van Veluwen, op sente Johans dach Baptiste natiuitatis, nostro sub secreto, anno etc. XV* ind acht. Get. U. BRCKXENS.
Opsehrift: Den werdigen, edelen, hoigeleerden, eirberen , wljsen ind vursichtigcn
prelateo, ritterschappen , staten dess Geslichts jnd stat Vtrecht, onsen besonderen guedeu vruuden, scmentlick jnd besonder. Deel, A. 454. CCCXXXIII.
■
Karel, hertog van Gelder, zendt aan de 3 staten van Utrecht het verzochte vrijge- leide; klagte over de aanrandiny der zijnen door deBourgondischen $ waarschuwing
voor de goede bewaring van Reenen. Kaerle, hartoech van Gelre jnd van Gulich, jnd greue van Zutphen. Weerdige, edele, hoigeleerde, eerbere, wijse jnd voersichtige, besonder guede vrunde. Wij schicken uwer werdicheyt jnd lieffden onse geleydtschijn, alst behoert, nae uwer schrijfften ind begeerten, jnd begeren noch eyn onbedect weten toe hebben op onse voerschrijiften, wes wij ons tot v versien sullen, nadem onssen wederpart vergont wurdt, zich jnt Gesticht te legeren tot last, hinder ind schaide dess Gestichtz ind ondersaten, twelck wij duegelick om onse pennijngen begeert hebben, nyet jn achterdeel der armen ondersaten, jnd soldt ons beduncken, men mijt redenenon* sulcx quaiick solde moegen weigeren; woe dem sij verstaen, wij oick woe v kortz leden, as die seluen ons geclaicht hebben van onssen dyeneren ind knechten vyt Wesop komende bijt huyss Ackauwe, vanden knechten dairop liggende meer hoemoetz ind gewaltz aengedaen sij dan onse vijanden ind wederparthije den onssen bewijsen, dess wij ons totten staiten ind stat Vtrecht wey- nich vertrouwet ind versien hedden, aengemerckt wij anders nyet dan vruntschapp ind nabuer- schapp mit v vytstaende weten toe hebben, jnd dess Gestichtz ondersaeten gelijck den onsen voor gewalt ende onrecht geneycht weren toe verdedingen, twelck den onsen weder oeuell bewesen worden is, wij nyet waell voer naberschapp ind vruntschapp verstaen konnen; oick sijn wij ge- waerschouwt van gueden geloeffiicken luyden, dat Nijss van Leuendaill, scholtz to Ryenen, mijt |
|||||||
240 , FREDERIK VAK BADEH, (1508).
|
|||||
sijnen aenhanck, ind deels die hij jn naem ind van wegen der Ro. keyserlicken ma. aengenomen
heefFt ind versoldt, ind hij selffs eyn dyener is, ass hij sich apentlick vermith, der ko. ma. vurg., voele hantieronge ind handels heefft van jn neminge der stal Ryenen; dess wilt acht laiten nemen mit gueder bewaringen ind touersicht, waerbij die staten ind Gesticht nyet tot lasten ind wij ind onsse ondersaten tot schaden ind hijnder en komen, twelck wij burgermeysteren, scepenen ind rait der stat Ryenen doen waernnen ind schrijuen hebben, ora dess acht to nemen, op dat dair vorder geen verloep van ontstae. Jnd wes.wij ons op dese voersz. punten versien sullen, begeren wij een weder beschreuen antwoert van uvver weerdicheyt ind lieffden , die Got onse lleer bewaeren moet. Gegeuen jn onssen lanlschappen van Veluwen, op sunte Peters jnd Pauwels auondt, anno etc. XVC ind acht. Get, n, ebcklews.
Opschrifti Den weerdigen, edelen, hoigeleerden, eerberen, wijsen ind foersichligen
capitlulen , ritterschapp ind deputierden vanden staten dess Neder StichU, stat ind steden van Vlrcchl, onsen besouderen gueden vrunden, sement- lick ind besonder. Deel, C. 40. CGCXXXIV.
Frijgeleide door Karel9 hertog van Gelder, verleend aan de gedeputeerden der 3 staten
van Utrecht*
Kairle, hartoich van Gelre jnd van Gulich, jnd greue van Zutphen. Wij doen kondt jnd bekennen, dat wij deputierden jnd geschickten vrunden der staten dess
Neder Gestichtz van Vtrecht, die Yander staten ind gemeynen lantschappen wegen reysende war- den jnden leger onsser wederparthije om oirer saicken to handellen ind hantieren, onse stracke vurwerde, veylicheyt ind geleide gegeuen hebben ind geuen vyt oire gewairsom jnden leger vurss. ind wederom vytten leger jn oiren gewaersom , allet to moegen reysen vrij, veylich ind ongeleth voer ons, onse amptlude, rijtmeisteren, hoefftlude, ruyteren ind knechte, jnd alle des genes der wij ongeuerlich mogich ind mechtich sijn, jnd om onsser will doin jnd laeten willen. Aengaende op datum sbrieffs, duerende bis die vurs. deputierden ind geschickten wederom komen sullen srjn jn oiren gewaersom jnd vrij seker behalt ongeueerlicken, Gegeuen onder onsen secreet segell hijr op gedruckt, dess guesdaeges nae sunte Johans dach Baptisle natiuitatis, anno XVC ind acht. Get, H. ERCKLEffS.
Voorzien met het op papier gedrukt zegel, Veel, A. 455,
CCCXXXV.
De bistchop van Utrecht belooft, onder toezendtny van het afschrift zijn* tchryven*
aan Rudolf van Anhalt t aan de 3 staten van Utrecht het welzijn zijner onderzaten
te zullen hehartigen.
Van Gots gnaden Friderich, bisschop tUtrecht, geboeren marggreue van Baden.
Erbaren, lieue vriende. V schriuen ons nw gedaen van den datum des eersten dachs ju
Julio etc., hebben wij op huede mitter toegeschickten mijnute ghij begrijpen doen hebben, dair-
nae ghij begeren wij beuenen v oick mede schriuen doen willen aen den hochgebomen fursten,
|
|||||
BIS5CH0P VAN UTRECHT, (1508). 241
|
|||||
vnsen lieuen oeheini, den furs ten van Anhaelt etc., nae vnser verbeteringe gedoirsien ende te
gueder maten verstanden. Ende want vns bedunckt, dat dieselue vwe raijnute redelicke gestallt , ende dat all saken dair jnne nae noittrufl't genoich gerort werden, so weten wij tot deser reyse die nyet le verbetern, dan wij dair jn sulcker formen mutatis mutandis mit een wenig veran- deringe aen den voirs. vnsen oebeim van Anbalt oick schriuen, gelijck ghij aen der copie hier jnne versloten te sien hebben, ende were vns dese vwe mijnute eer toegecomen gewest, soe solden wij dese vnse schrifl't oick gern eer gevoerdet hebben, als die ghene die tot voirstandt ende be- scermenisse vnser lande ende vndersaten, so voel jn vnsen xnacht is, alltijt bereyt ende geneicht is, sich mit alien vlijtigen ernst te bewijsen. Ende wij willen, wilts Godt, morgen auondt vnsen bode mit vnsen brief bij v hebben, mit heuele mil vwren bode voert nae den voirs. vnsen oeheini van Anhalt te reysen. Goidt zij mit v. Gegeuen jn vnsen slote Duersteden , opten IJen dach jn Julio, anno etc. VIIJ0. Get. hosz.
Opschrift: Den erbaren, vnsen lieuen vrienden, prelaten ende capiltulen vnser vijir Golshuysen, rilterschap ende stadt van Vtrecht. Decl, B, 266.
Het in dezen brief vermeld afschrift is van dezen inhoud;
CCCXXXVL
Vnsen fruntlicken dienste alltijt te voerens, hochgeboren furst, besunder lieue oeheini. Soe
vnse vnd vnser dryer staten vnses landts van Vtrecht, gedeputierde reede ende vrienden bijnnen cort geledcn dagen aen vwer liefde schriuen ende gleyde veruolgen doen hebben, dat zye veylich bij vwer liefde coinen, ende weder ahT reysen moechten; des wij verstaen dieselue vwe liefde, der wij des vrientlicken dancke seggen, sich guetwillich hierjnne hebbe bewijst. Ende so dan die voirs. deputaten vernamen, dat dageltcx voel ende meniger hande ruttere ende knechte langs den seluen wech verkieren, die men nyet wail erkennen mach, wie die sijn, off* wat aenslege die vorhanden moegen hebben, soe sin zye wt der oirsake verhindert worden tot deser reyse bij vwer liebde zu komen; ende soe dan nyet te mijn vnse ende vnser lande ende vndersaten grote noit- turfl't ervordert, vwer liefde sulcke mercklicke besweringen, die die voirs. deputaten beuele hadden aen vwer liefde montlick te verbotschappen, lenger nyet te verholden , soe geuen wij die vwer liefde hier mede jn den besten schreftlicke te erkennen, also soe sich vwer lieffde, als capitain generaill etc. nw mit heerscracht jn vnsern Gesticht hefft gelegert, ende dair wt ende aen dagelicx hoerre vijande versoicken ende krencken, werdet vns aengebracht, dat doir sulcken Ieger die vn- dersaten ende jnnewoneren vnses Gestichts van vwer lieflde rutteren ende knechten swerlicken verderlft werden, die welcke denseluen vnsen vndersaten menigerhande onmanyerlick verdriet, schaden, ouerlast ende gewalt aen doen ende toe voegen aen lijflf ende guede, die mans personen vangen, pijnigen, wouden ende schatten, die vrouwen, meechden ende krorn vrouwen vercrachtende, ende anders onbehoerlicke mit hem leuende, ende voert nyet alleen vnsen armen vndersaten hoer eten- spijse ende gedranck, meer oick mede hem hoer beesten, huysraidt ende allet dat zye vijnden, nemen , jn stucken slaende ende breckende ende bernen, hoer huyser jn den grundt aiifbrecken ende wechvoeren ende wel meer ander gewalt drijuende, jn alien manyeren op zye oppenbair vijande weren; twelcke wij nyet en meynen bij vwer liefde will ende consent geschiet, aenge- merckt wij mitten buys van Burgundien ende den landen eiide vndersaten dair toe behoerende, ende oick mit vwer lieide nyet en weten yet wtstaen te hebben dan guede vrientschap ende nae- I. 31 |
|||||
FREDERIK VAN BADE* (1508),
|
|||||||
242
|
|||||||
buerschap, ende wij vns oick deser vehde ende oirlagen aen gheynre zijden en croeden noch on-
derwijnden. Js dair online vnser fruntlich bitte ende begeerde, dat vwer liefde den voirsz. leger
j 11 vnsen Gesticbt begrepen, weder rumen, ende den buyten vnsen Gesticbte, dair vwer liefde
gelegen platzen genoich bebben moegen, willen verrucken, als sich dat nae reden ende recbt ende
besunder nae vermoegen der besegellen traclaten, die voer tijden tusschen den lande vanHollandt
ende vnsen Gesticbt gemackt ende opgericbt sijnt, vmmers alsoe behoert, ende voert mit alien
gueden rust bestellen ende ordinieren, dat sulcke onmanyerlicke ende grote verderfflicke lasten,
gewalten ende schaden aiffgestelt ende gestrafft, ende die toegcvoecht sehade opgericht ende ver-
stoert, ende besunder die gevangen vrij ende scbadeloes wt gelaten, ende voert meer der gelijcx
te geschien, verboet werde, als dat billick ende beboerlich is; want vwer liefde sonder twijuel
wail ouerleggen konnen , dat vns ende vnsen landen, die bem der oirlage ende vehden als voirs.
nyet onderwinden nocb gheyn vijande en sijn, sweerlicke sijn solde dese lasten lcnger te lijden#
Ende wes tot ontlastinge vnses Gestiebts ende der armen vndersaten dair jnne wonende, geboeren
sail moegen, begeren wij een vrientlick beschreuen antwort van derselver vwer liefde, der wij
fruntlicken willen ..sen gantz geneicbt sijn. Gegeuen in vnsen slote Duersteden, opten IJeu dage
jn Julio, anno etc. VIIJ°.
Van Gots gnaden Fridericb, bischop tUtrecbt,
geboeren marggraue van Baden.
Den hoichgeboren fursten, hcren Rudolffen, fursten tot Acnhalt,
grauen tot Ascanien ende heren tot Bernburgk, capilain generaill etc., vnsen besuuderen lieuen oeheymen. Deel, B. 267, 268. CCCXXXVII.
Hendrik van Broekhuizen en Werner Spiegel, stedeKouders te Weesp, aan burgermn
schep, en raad der Had Utrecht, ter zake van geweldadiyheden der krijtjslieden, leggende op den huize van Abhoude* Eirbaere, eirsame, wijze ind vursichtige, besonder guede frunde. Vns komen daigelix clacbten voer
vanden gbenen, die vyt ind jn deser stat verkeeren ende komen veerbij Apkouwe, woe dat ze vanden huyse aldair bescbedigbt, gefangen ind opgebalden werden, dat ons onbiliick bedunckt, so wij ons van wegen onss gen. lieffsten heren bertougen van Gelre etc. nyettan guede frunt- schap ind naebuerscbap totten gbenen dairop liggen bis her toe versien bebben, die wij noch omb aire bewantenissen, dairmede idt vurg. huyss Apkouwe den Gestichte ind stat van Vtrecht jn jurisdictien ind protectien toegedain is, gerne mit redenen onderhalden, Wairoinme wij guetlick begeeren vwe eirbairheyden verschailen ind dair aen sijn willen, dat sulcke ongcboirlicheit vurg. terstont affgestalt moege werden; want gescbege des so nyet, solde ons nyet moigelick sijn den hoop van desen knechten albijr mit redenen op to halden vur sehade ind moetwill, den van Apkouwe dair durch vanden seluen geboeren mucht, dat wij lieuer verhuedt zeghen, kenne Got, die vvve eirbairheyden bewaeren moet; docb wes hijr van gescbien sail, begeren wij eyn toeuerlatige beschreuen antwoirt. Gegeuen bijnnen der stat van Weesp, opten IIIJen dachJulij, anno etc. VHJ°. Henrich van Broickhuysen, slalmeyster, ind Werner Spyegell, ritmeyster,
stathelderen to Weesp etc. Ilumie handteekening onleesbaar.
Op$chri[li Den eirbaercn, eirsamen, wijsen ind vursichligen burgermeisteren, scliepcnen ind raet der slat van Vtrecht, onsen besonderen gueden vruudeu. Deel, B. 265.
|
|||||||
243
|
|||||||
BISSGHOP VAff UTRECHT (1508).
|
|||||||
CCCXXXVIII.
Rudolf, print van Anhalt, aan de 3 stolen van Utrecht, ter zake van geweldadig-
Jieden zijner hrijgshenden en van eene deswege te houden dagvaard*
Rudolf, van Gods gnaden prince tot Anhalt, graue tot Ascanien ende beer tot Bernburg, capiteyn generall etc, Eerweerdigen, venerabelen, strenglien, eersaraen, wijsen, lieue besunderen. Uwer scrijften rurende vele groote, sware lasten, krachten, fortsen ende gewalt, dio ghij seigt dagelicx geschien bijden ruyteren ende knecliten onder onse beuel liggende jn Sticht van Vtrecht, hebben wij init uwer meyningen dairop wel verstanden. Dwelck jnder waerheyt all soe nyet beuonden en sal wordden, noch oick dat onse luyden dair jnne soe beschuldicht zijn, mair salmen beuinden, dat ouer v zijde, ende sunderlinge vanden stadt Vtrecht, meer ongelicx geschien js tegen onsen alre- gened8ten heeren Ro. key. mt. ende mijn heer die ertshertoge landen ■ dan bij zijnre mt. ende gnade luyden tegen Sticht. Ende om dat wij nyet en weten vanden tractate, die ghij mitten lande van Hollant moegt hebben, en kunnen wij v op desen tijt gheen voorder antwordde ^e^e- uen, mair sullen van v scrijuen de staten desselfs lant van Hollant aduerteren. Ende oft ghij wildet bij ons schicken uwe gedeputierden, als ghij eens jn meyninghe gehadt hebt, op eenen bescheyden dach, ons dat laet weten, wij sullen tegen den seluen dach bij ons bescheyden gede- puteerden slants van Hollant, om alsdan ouer alle zijden elcks sijn gebrecken ouer te bringen ende te verclaren; ende en twiffelen nyet, ghij en suit bekennen ongelijck te hebben, ende als ghij excuseert v deputaten alhier nyet te derven seynden om menigerhande ruteren ende knechten, die lancx den wege verkeeren, sullen wij, als ghij dien schicken wilt, sulx leuendich geleyde toeseynden, dat zij veiiich sullen moegen ouercomen ende wederkeeren. Gescreuen jn onsen legger bij Wesp, Vla Julij, anno etc. octauo. Get. R. PRIHCE Z. AWHALT ETC,
Qpschrift: Den eerweerdigen, venerabelen, strengben, eersamen, wijzen onsen
lieuen, besunderen prelaten ende cappitelen der vijf godshuysen, ridderscap ende stadt Vtrecht, ende drie staten des Neder Slichts van Vtrecht, Deel, A. 456. CCCXXXIX.
Rudolf van Anhalt aan den hisschop van Utrecht, ter dier zake.
Den eerwerdegen jn Gode hoichg. furst, heren Frederich, bisschop tUtrecht, geboeren
marckgreue van Baden, onsen bisunderen lieuen oehem. Vnsen fruntlichen dienst le voeren, eerwerdige, jn Gode hoichgeboeren furst, bisunder lieue oehem. Uwer liefden brieuen vol van vele groote sware lasten, krachte ende gewalt, diemen ieigt bij onsen ruyteren ende knechten gedaen op uwen ondersaten, ende der gelijken brieuen vanden staten uwer Neder Stichts, hebben wij ontfangen ende de meyninge dair van wel ver- standen; wair op wij de selue staten antwordde doen, sulx als wij op desen tijt moegen, soe uwer liefden bij hemlieden veel vernemen sail. Bet verwondert ons zeer van alle sulken onmen- ichelike krachten dair afF men onsen luyden besculdicht, want wij wel weten, dat jnder waer- heit nyet beuonden en sail worden; ende zijn nyet de ghene , al waeren wij jn vijanden landen ende tonser kennisse quame, die sulcke beuzen crachten soude jn gheenssins lijden ende onge- 31*
|
|||||||
FREDERIK VAN BABEPf, (1508).
|
|||||||
214
|
|||||||
straefft laten, ende dat wij nocli konste geweten yemant vanden onsen, die dat gedaen hadde,
soude terstont gestraefft worden. Voerts en sal men die andere slucken oick nyet all zoe beuin-
den , mar ter contrarien salmen gcnoich beninden uwen ondersaten , ende sunderlinge de stat van
Vtrecht, jn meerder ongelicx tegen desen landen; ende offte de staten uwen Stichts op zekeren
bescheiden dach vvolden bij ons seynden boire gedeputierden ende ons dat laten weten, wij souden
oick tegen den seluen dach bescheiden bij ons te coinen gedeputierden vanden slaten van liollant,
om van alle saken samentlijck te bekallen ende verstaen , waer dongelijck gelegen js, want wij
ghern dair jnne doen souden ten besten al dat moegelijck waere, om dat men ons naemails
dair aff ghien quade last en wiste op te leggen, De gedeputierden , die de staten Stichts hier
schicken wilden , en deruen gheen excusacie nemen, nyet te deruen reysen om menigerande ruy-
theren } die onder wegen sijn; als wij hoere compste weten, willen hem sulcx leuendich geleyde
loeseynden, dat zij veylich ouercomen ende wederkeeren sullen. Ende altijt waer wij uwer liefden
weten vruntschap te bewijsen, der seluer kent ons dairtoe guetvviilich ende bereit. Gescreuen jn
onsen logger bij Wesp, Vta Julij, anno etc. VIIJ0.
Rudolff, van Gots genaden prince tot Anhalt, graue tot Ascanien
ende heer tot Bernburg, capiteyn generall etc.
Afschrift. Deel, B. 269. CGCXL.
Rudolfs priiis van dnhalt, hetuigt aan den bissehop van Utrecht niets vijandigs
tegen hem noch de stad Utrecht hi den zin te hebben,
Dem eerwirdigen vnd hochhebornen fursten, heren Friderichen, bischoffen zu Vtricht, geborn marggrafen van Baden etc., vnserm fruntlichen, lieben oeheym.
Vnser fruntliche dienst zuuor3 erwerdiger, hochgeborner furst, fruntlicher, lieber oeheym.
Vwer liebde schriben , darjnne vns die selben anzougen wie vwer liebde angebracht sij , das vwer
licfde sladt zu Vtricht leglick warnung komen , wie das wir vns jn alien manyeren darnach stel-
len ettwas vijantlichs gegen derselben stadt fur zu nemmen mit mererm jnhalt etc., vns fruntlich
bittende Mas vnser gemocte hier jnne sij , vwer liebde bij disem botten zu ernuern. Daruff fugen
wir vwer liefde zu uernemen, das wir ^e^en vwer liebde oder derselben StifFt jn vnfruntschap
nichts zetun haben ; auch diser zijt von der Romischen keyserlichen maiestat etc. , vnserm aller
gnedigsten heren, keynen beuel; wo vns aber durch jr maiestaat eynicherley beuolen wurde, des
wir noch nit wissen, musten wir vns demselben nach halten, dan derselben vwer liebde fur vns
fruntlich ze dienen , sijn wir geneigt. Datum jn vnserm leger bij Weesepen, den VUen dach
Julij, anno etc. octauo.
Rudolff, van Gots gnaden furst zu Anhalt, graue zu Ascanien
vnd heren zu Bernburg etc., capitain generall etc.
Get. R. PRINCE Z. AEKHALT ETC.
Deel, B. 270. CGCXLI.
Be bissehop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter zake der bedrevene gewel-
dadigheden uit het huis te Ahkoude*
Van Goits gnaden Frederick, bissehop tUtrijcht, geboren marckgreue van Baden. Eirbare, lieue vrunde. Als ghij vns nv doen schrijuen hebben, woe vnser stadt Vtrijcht |
|||||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1508).
|
|||||||
245
|
|||||||
schrijffte gekomen sijndt vanden schatmeisleren ende ritmeisteren iho Wesep, dat van vnsen huyse
Apcoude dagelix die ghenen, die wth ende inder stede Wesep konaen , groite ghewalde mijt van- gen ende vphalden angedaen werden etc. Tis waer, dat voir hen oick vns voirgekomen is, dat op ene tijt doir den knechten oplen voirs. vnsen huyse do liggende, wat handels geboert was, vns gans mishagende, den welcken knechten wij dairomme ter stont oirloff deden gheuen ende van dair vertrecken, ende hebhen andere wederomme in hoer slede dairop doen leggen, omme allene vnse voiis. huys tbelpen bewaeren, ende nyemants gheyn ouerlast dair wth tdoene, dat sij vns moeten louen hebben; versien vns oick dat sijndt den tijden dair wth van hoen tegens vnse verbot nyet voirgenomen woerden sij ; doicb nye the mijn hebben terslont dairomme doen schrij- uen an vnsen castelleyn aldair , omme vns dair van the aduerteren , ende jndien sick bevijnt, nae der voirs. tijt yet geboert tsijne, willen wij sulx vngestraefft nyet laten. Godt sij mit v. Gege- uen in vnsen sloite Duersteden, den IXen dach in Julio, anno etc. VIIJ0. Get, H. HUPSDEBEKE.
Opschrift', Den eirbaren vnsen lieuen vrunden, prelaten ende capiltelen vnser
vijfF goidshusen, ridderschap vnses Neder Siijchts, borghermeisleren, schepen ende raidt vnser stadt Vlrijcht. Deel, B. 271. CCCXLII.
De hissckop van Utrecht aan de 3 stolen van Utrecht f ter zake der Bourgondische
krijgslieden* Van Goits gnaden Frederick, bisschop tUtrijcht, geboren marckgreue van Baden.
Eerbare, lieue vrunde. Wij hebben guetlicke vntfange uwe schrijfften, vermeldende, dat v
vanden hoichgeboren fursten, vnsen lieuen oehem, den fursten van Anholt, gheyn volcomen ant- woirdt gekomen sij, angemerckt dat dairjnne vander rumijnge des legers ouer all nyet vermaent, noich den anderen punten ghenoich gheantwordt en werdt, ende dairop an vns begerende, v copije vnses brielfs vanden furgemelten vnsen oehem vntfangen, offt die bij euentuyr yet meer tlan die uwe tot wailuaeren vnser vndersaten inbolden inoichte, the willen ouersenden; ende voirt v bij onsen raden enen bequamen voirraem the verwittigen, offte anders schrijfftlicke tkennen the gheuen, in welcker manieren wij voirt samentlicke tot wailuaeren vnser lande ende vndersaten doende sullen werden etc., schicken dem nae v bier jnne beslolen die voirs. copije vnses brieffs, ende offt v voirder guet ende geraden ducbte tsamen noich eens anden voirs, vnsen oehem the schrijuen , ende op vnse voirschrijffte een volcomen antwordt the begeren, dairaff wilt vns uwe meyninge verwittigen, willen wij gherne mijt v doen schrijuen; doich jndien ghij meenden yet anders nutter dair jnne Iho gcschiene, soe wilt yemants wth vnsen staten alhier bij vns schicken, omme samentlicke dairop the communiceren ende the ouerleggen, wat voirder dair jnne tot vnder- holdinge vredes ende voirstant vnser lande ende vndersaten best dienen sail. Godt sij mit v. Gegeuen in vnsen sloite Duersteden, den IXeu dach in Julio, anno etc. VIIJ0. Get. II. BUHDEBEKE,
Opschrift: Den eirbaeren vnsen lieuen vrunden, prelalen ende capiltelen vnser
vijff goidshuysen, ridderschap vnses Neder Stijcht^, borghermeistereo3 scbepen ende raidt vnser stadt Vtrijcht. Deel, B. 273. |
|||||||
FREDEIUK VAN BADEN, (1508)
|
|||||||
24G
|
|||||||
CGCXLIII.
De bisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter zake van eerie te howhn
dagvaard met den prins van Anhalt. Van Goits gnaden Frederick, bisschop tUtrijcht, geboren marchgreue van Baden.
Eirbare, lieue vrunde. Op uwe schrijfften, nv an vns gesant, bebbe vvij an den hoichge-
boren fursten vnsen lieuen oehem, den fursten van Anhalt, nae uwer begherte ende guetduncken, die vns oick wail behage, doen schrijuen ; begerende dat sijn lieffden vns op boer voirschrijflten ende antwoirde enen corten dach op te gebreken ende ouergrepen bijnnen Neerden bcteyken ende den seluen dach vns twee offte drie dagbe toe vorens verwittigen wille, omme vnse raiden mitten gedeputierden vnser drier staten aldair bij sijne liefifden tbo scbicken ende de gebreken aldair the apenen; ende vns dair van de antwordt gekomen wesende, wij v de voirt ther stont tkennen gheuen sullen. Godt sij mit v. Gegeuen in vnsen sloite Duersteden, den XVJen dach in Julio, anno Domini M°D°VIIJ°. Get, H. HUHDEBEKE.
Opschrifl: Den eirbaeren vnsen lieuen vrunden, prelaten ende capitteleo vnser vijff goidsltuysen, ridderschap vnser NedcrStijchls, borghermeisteren, schepen ende raidt vnser stadt Vtrijcht. Deel, A. 461. CCCXLIV.
Dirk van Zwieten verzoekt aan Goijert de Koninch, om Splinter van Nijenrodt
meerder bezoldiging toe te leg gen* Eerbaeren, wijsen ende vromen Gboijert die Koninck ende ghemeen buer. Ick begheer
vruntlicb dat gbijt mitten anderen docb also maken wilt, dat Splinter van Nijenroyde mijnen neue twe souden heeft. Het is doch een kleyn saeck voir v luyden, ende hij kan qualick diener voir nijt wesen, ende ghedenckt die dienst, die jck v luyden in voirlcden tijden ghedaen heb, als doe die here van IJselsteyn voir Vtrecht lach ende tot anderen tijden meer. Ende als ghij wel weet, so bebbent die drie staten buyten mijn consent in ghenomen; aldus ist wel reden dat sij die costcn betalen. Als ick die costen betalen sal, so wil ick dair ander gast op leggen, die sij nijt bedancken. en sellen. Mijn neeff scrijft mij, dat Wilm van Mjuelt so vuel nijt en heeft, dat hij die cost mijt besorghen en mach. Hier op een vruntlich antwoirdt. Ghescreven den XVUen dach in Julio, anno XVC ende acht. Get* D. V. ZWETBIt V. LEIEWBERCH.
Zonder Opschrift. Deel, B. 273.
CCCXLV.
De bisschop van Utrecht verzoekt aan het kapittel van den Dom te Utrecht, eentge
stukken te liggenf henoodigd in zijne zaak tegen den graaf van Oost-Friesland en Groningen voor den abt van St, Geertruide te Leuven aanhangig. Eerbaeren, lieue vriende. Soe wij tegens den greuen van Oist Frieslandt ende vnse stadt
Groenijngen eene saicke inden rechte hangende hebben voirden weerdigen heeren den abt van saint Gerlruydt to Louen, jn welcker saicken wij tot defensie vnser ende vnser kercken rechten zekere brieuen ende jura te doende hebben, dairomme dan vnse lieue getnrwe procuratoirfiscaell |
|||||||
BISSCIIOP VAN UTRECHT, (1508). 247
meester Willem Buser eene compulsorye heefft Jaten decerneren ende mede gebracht. Sus want
wij verstaen, dat ghij in uwen archijuen alreley brieuen, olde registeren ende anders hebben vns dairloe dienende, zo is vnse guetelicke begeerte, dat ghij den voirs. vnsen procuratoir fiscaell jnt gheene vns daer jnne tot voirstant vnser kercken gerechten dienen mach, guetelicken wilt laten transsumeren mit aller vordernisse ende behulp daer to noettrufftich, als ghij vanden zeluen waili torder verstaende zult werden, des wij v also gensselicken to betrouwen. Got zij mit v. Gegeuen in vnsen slote Duersteden, vpten XlXen dach in Julio, anno etc. VIIJ°. Get, II. HUNDEBEKE.
Opschrift: Den eerbaeren vnsen lieuen getruwen ende vrunden, domdeken
ende caplltell vnsser kercken then Dom (Utrecht. Deel, IS. 275.
CCCXLVI.
Sckoutf burg., tchep. en raad der Had Amsterdam, heloven aan de 3 ttaten van
Utrecht^ om op hun verzoek de helangen van net Sticht te hehartigen. Eerwaerdige, edele, wijse, voirsienige, lieuc heeren ende goede vrunden. Uwe lyefden bryeft" van date den XVlIJen Julij, anno acht, onder andere mencie makende van sekeren grooten clachten van ghewelden, bijden ruteren vanden dourluchtigen flbrst ende prince van Anhalt den ondersaten des Neder Gestichts gedacn etc., hebben wij ontfangen guettelijcken ende deursien; doene daer op vwen lyefden voer antwoerde inden besten weten, dat ons die sake van deser tegenwoerdiger oirlogen nyet voirder an en gaet dan als ondersaten van onssen ghenad. beer den eertshertoge van Oistenrijck etc., tegen den welcken ende sijnder ghenad. raet ons nyet en staet te doene, gelijck uwe lyefden, soe wij nyet en twijfelen, batt kunnen verstaen dan wij souden kunnen ichriuen , van wyens wegen de voirs. flbrst ende prince van Anhalt dese oirloge voert, ende de leegher, daer zijne flbrstelijcke genad. nv leggen, g:emaict heeft, soe dat alle remedien, die noote- lijcken ende behouftelijcken zijn te geschyen, versocht moeten werdden an onsen ghened. heer dertshertoge ende zijnen raedt ende nyemant anders. Nyet te min, als ondersaten vanden voirs. eertshertoge, onssen ghenad. heer, willen wij gaernne, ten onderhouden van alle goede oude nabuerscape, dese sake verscriuen anden voirs. flbrst ende prince van Anhalt, ende oick an onsen lieuen ende geduchtigen hecren, mijnen beer den stadtholder ende rade van Ilollant, dairjnneleg- gende de copie van uwer lyefden bryefl", ende versoeeken alle remedie ende restitutie tegens voir- leden ende toecomende gewelden ende afgenomen goeden, daer ons hertelijcke leet toe is voer uwer lyefden ondersaten, die ons mogelijck sal wesen te verweruen; daer af wij uwer lyefden, nae dat wij antwoerde gecregen sullen hebben, gaernne sullen aduerteren, biddende dese antwoerde ons inden besten te willen af nemen, eerwaerdige, edele, wijse, voirsienige, lieue heeren ende goede vrunden. Onse Heer God zij mit v. Gescreuen den XXIIJen Julij, anno XVC acht. Scout, burgermeesteren, scepenen ende rade der stede van Aemsteredamme.
Op$chrift: Eerwaerdigen, edelen, wijsen, voirsienigen heeren, prelaten ende capiltelen
der vijf goidshuysen, ridderscap sNeder Gestichts ende stadt ?an Vtrecht, drien slatcn sNeder Ghcstichls, onsen goeden vrunden. Deel, D. 332. CCGXLVII.
De Had Leiden geeft aan de 3 Haten van Utrecht hetzelfde antwoord.
Eerwairdige, ed^le, vrome, voirsienige ende wijse heeren ende bijsondere goede vrienden. |
||||
PftEDERIK VAN BADE5 (1508).
|
|||||||
248
|
|||||||
Uwer liefden brieue an ons gesonden, hebben wij ontfangen, gelesen ende wel verstaen, doir
weleken ghij ons aduerteert, hoe dat die vorst van Anhoult mit sijne ruj'teren ende knechten gelegert ende begrauen zoude zijn jnden Stichte ende lande van Vtrecht, contrarie den tractaet deser landen, tot anderen tijden dair vp gemaict, ende oick tiegen recht ende redene, ende voirt dat dieselue ruyteren ende knechten dagelicx grote ende menigerhande forlsen, gewelden ende ouerlasten van Hue ende goede aen doen den ondersaten van uvven bedriue, breder jnt speciael bij den seluen uwer brieue herhaelt, mit andere redenen ter materie dienende. Wair vp uwe heerlicheden zij gelieilick te weten, dat aengacnde die gelegertheyt ende begrauinge vanden Yoirs. vorst ons niet condich en js, ende wij tot dien gheensins onthiet gegeuen en hebben, contrarie den tractaten vanden lande. Ende aengaende die grote onmenselicke, onredelicke ende onbehoir- licke fortsen ende gewelden, van dien en hebben wij jnder wairheyt voir desen tijt niet gehoirt, mer zijn orn die selfde vuyt goeder herten vuyterlicken leet, wandt tusschen goede vrienden ende naegebuyren , gelijck wij mit uwer liefden altijt begeren te wesen, sulcx jn geenre manieren en behoiren te geboeren, ende dair omme zonder enich twifel zullen wij van stonden an ons voeghen bij den staten van desen lande ende tselffde hemluyden verthoenen, ende soe verre als ons inoge- lick js, mit alle naesticheyt spreken ende arbeyden, dat jn sulcke fortsen ende gewelden voirsien worde, jn aire manieren als nae redene toe behoirt ende als de conclusie van uwer liefden brief!' breder verhaelt, dat kenne God Ahnachtich, die v eerwairdige, edele, vrome, voirsienige ende wijse heeren ende bijsondere ghoede vrienden, sparen ende bewaeren wil. Gescreuen den XXVJ*n dach jn Julio, anno XVC acht. Die stede van Leyden.
Opschrift: Eerwairdighen, edelen, vromen, voirsienighen ende wijscn heeren, onsen bijsonderen goeden vrienden, den prelaten ende capittelen
der vijff goidshuysen, ridderschap ende stadt van Vuytrecht, den
drien staten des Neder Stichts van Vuytrecht. Dccl, D. 333.
CCCXLVIIL
Jan} graaf van Egmond, stadhouder generaal enz.9 en raden van Holland, Zeeland
en Vriesland) aan de 3 staten van Utrecht, ter zake van het houden eener dag- vaard te Naarden, met Rudolf van Anhalt. Eersame, eedele, wijse ende voersienighe heeren ende goeden vrunden. Wij hebben uwer ersaemhede brieue ontfangen van date den XVlUen dach van deser jegenwordige maent van Julio, ende desgelijcx zekere anderen brieuen vanden hoichgeboeren vorst onsen lieuen heer, beer Frederick, biscop tUtrecht, van eener substancie ende materie, jnhoudende zekere clachten gedaen bijden ondersaten des Gestichts van Vtrecht, van dat die prince ende vorst van Anhaelt mit zekere z*yner cappiteynen ende knechten hueren leger gemaict zouden hebben bijnnen den Gestichte, ende daer duer menichfoudelicken bescadinge den ondersaten vanden Gestichte, als uwer eersaemheden ende liefden brief dat weder jnhouden, daer of dat wij uwe ersaemheden wel houden jndachtich. VVaer vp uwer eersaemheden zal belieuen te weten, dat die voers. prince van Anhaelt mit alle zijne cappiteynen ende knechten ondersaten zijn ons alder genad. heeren des keysers van Romen , ende van zijnre keyserlijcken maiesteyt geschict jn desen landen, omme den ondersaten ons genad. heeren des eertshertogen te beschermen vanden groeten fortsen, gewelden ende vploppen, die heml. dagelijcx gebueren bij den rebellen Gelderschen, daer jnne wij hopen ende niet en twijuelen de voers. prince Yan Anhaelt mit zijne cappiteynen ende knechten hem voegen mit alle nersticheyt |
|||||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1508). 249
te doen alst behoert, ende en connen niet geloue, dat de voers. prince van Aenhaelt, die een
vorst ende prince van eeren js, zoude willen lijden dat zijn cappiteynen ofte knechten eenige vanden vndersaten des Slichts oft oick eenige andere, die hem niet en houden als vijanden vanden keyserlijcke maiesteyt of van onsen genad. heer den eertshertoge van Oistenrijck, eenichsins bouen reden beschadigen zouden. Ende niet te mijn alsoe wij scriftelijcke vanden prince van Anhaelt verstaen hebben, dat uwe eersaemheden versocht bebben an zijne vorstelijcke genade eenen dach- uaert te houden bijnnen de stede van Naerden, daer men van alsulcke handel ende ouvergrepen tracteren en cotnmuniceren sal, zoe hebben wij tot begeerte vanden voers. prince beloeft, eenige onse gedeputeerde aldair te schicken vpten derden dach van deser toecomende maent van Augusto, daer wij hopes die gedeputeerde van uwe eersaemheden mede te vinden, ende zulcx mit heml. te versprecken, dat uwe eersaemheden nocb oick onsen genaden beer den biscop van Vtrecht geen reden hebben en zullen onser te beclagen. Eersame, eedele, wijse en voersienighe heeren, ons Heeren Godt zij mit v. Gescreuen jnden Hage, den XXVJea dach jn Julio, anno XVC endeacht. Die graue van Egmondt, heer tot Baer, stedehouder general ende anders
die raide ons alder genaden heeren des keysers van Romen ende hertoge Karel, ons erfachtigen heer, eertshertoge van Oistenrijck, prince van Spaengen etc., gestelt ten zaken van Hollant; Zellant ende Vrieslant. Get* SEUENDER.
Opschrift: Eersamen, eedelen, wljsen ende voirsienighen heeren, den prelalen ende
capittelen der vijff goidtshuysen , ridderscap sNeder Slichts ende stadt van Vtrecht, drie staten sNeder Slichfs, onsen bijsunderen lieuen heeren ende goeden vrunden. Deel, D. 331. CCCXLIX.
Schout, burg., schep. en raad der stad Haarlem, geven aan de 3 staten van Utrecht
hetzelfde antwoord (zie CCCXLVI). Eerweerdige, eedele, wijse ende voirsichtige heeren ende guede vrunden. Wij gebieden ons vruntlijken tuwer liefden. Uwe scriften ons gesonden ontfangen , gevisiteert, gelesen ende met rijper deliberatien ouerdacht, hebben ons druefnisse ghegenereert meerder dan wij nader tijt ge- legentheyt wel dragen moghen ende wel reden is. Uwe liefden bekinnen wel, hoe dat waer is onse alregedte heer ende deurluchtichste keyserlike maiestaet, alder behoirlijcste tutoor, voocht ende beschermer der weesen, onsen erfachtigen heeren Chaerle, eertshertoge van Oistenrijck prinche van Gastillien etc., zijuen broeder ende zusteren onmundige, onbejairde kijnderen met anderen diuersen lastigen zaicken zijnre k, m. ende den Romischen rijke zunderlinge aengaende gheoccupeert, begerende nochlans de zelue haire personen, landen, ondersaten ende substancien te conserueren van jnjurien, schaden verminderinge ende oppressien te preserueren ende jegens jnuasie te defenderen, heeft verwillicht, gheordoneert ende gecommitteert gouuernante der zeluer zijnre genaden dochter, vrouwe Margrite, hertoginne wedue douagiere van Sauoye etc., als naeste bloet, mit zekere andere grote personagen, omme alle der landen zaicken rustelijck ende vredelijck beleet te werden, alst ontwijfelijck is. Nu is waer, dat zijnre genaden k. m. zekerlijck gejnfor- meert vander jnuasien, destructien, demolicien deser landen, berouinghe ende oppressie der onder- saten, als superintendent willende met behoirliker remedien ten voirn. gebreken voirsien, heeft verwecket, toegeschickt ende nedergesonden van zijnre k. genaden wegen jnden landen hairwaerts- ouer den eedelen, hogegheboren, vromen, vlitingen furst, den prinche van Aenholt, omme als capi- U 32 |
||||
FHEDEKIK. VAS BADEN, (1508).
|
|||||||
260
|
|||||||
teyn general mit heeren Florijs, zone tot IJselsteyn, heere tot sinte Martensdijck etc., ouer alle
dese landen jnden voirs. gebreken te remedieren, vpstellende wapeninghe te water ende te lande, zoe hem dat guetduncken ende gelieuen zoude willen; ende oft mi zoe zij , dat die hogegheboren Torst ende prinche van des k. m. genaden wegen, omme zijne vijanden te crincken ende te straffen zijne legher begrepen ende ghenomen heeft vp den Stiehtschen bodem ofte aerde, ende dair wt die ondersaten zeer onmenscheliken getracteert, gevangen, gepinicht, gespolieert, gebrant ende gedestrueert werden, ende alsulke fortsen, gewelden ende ouerdaden gescbieden, dat em- itters onuerdragelijck ende negeensins en behoirt gehenget oft ongeremedieert te zijn, ende dattz bij ons nyet mogelijck en waer gheremedieert te werden, alst oick jnder waerheyt is, mar js ons Tan herten leet, jndien eenigen onschuldigen, wye die zijn, alsulx geschiet als voirs. is. Uwe liefden begheren dat wij die capiteynen onderricbten ende zoe jnformeren zolden, dat die arme geuangen costeloos ende schadeloos quytgelaten werden, haire afgenomen goeden gerestitueert ende scbaden verstoert, dair wij met alien vlijte ons gairne toe vougen zouden, ende oick jnder waer- heyt gedaen hebben, mar en hebben alle onse diligencien gheen vrucht moghen doen, wij oick gbeen gbebot ouer onder capiteynen, hooftluyden ofte knechten en hebben, zij oick jn onse sol- dye nyet en zijn, hoe wel nochtan zijn mach, dat die penningen, die wij onsen alregedten heer, den eertshertoge sculdich zijn bijden ren jn betalinge der voirs. wapeningen geconuerteert moghen werden, hebben noch onse beste gedaen, wanneer die ruyteren eenigen koipluyden haire goeden genomen hebben ende omtrent ons mitten zeluen goeden comen, wij dair af gheaduerteert ende vanden koopluyden versocht, hebben die goeden doen bringhen in goeder bewaernissen ende hoeden, ende den koopluden beraden, waer zij hem beclagen ende remedie versoucken zolden, omme met justicie beschermet ende gerestitueert te zijn , jnt zoe geschieden mochte. Ende want wij uwe liefden, die wij gairne beholpen zaghen ende voirder schaden ende lasten verhoet, die wij nyet remedieren en moghen, zoe zoude wel zijn onse vruntlijck begheren, dat v gelieuen wilde te scicken eenige uwe gedeputeerde aenden voirn. hogegheboren furst van Aenholt ofte aen die k# in., dair af wij verstaen zijne genaden na bij zijn desen landen, der zeluer tguent dat voir*. is te kennen gheuende, ten zeluen, jndien die zoe waren, wel remedieren zouden, dwelck is dat beste ende vterste, dat wij uwe liefden zouden connen ofte moghen doen vp dese tijt, gemerckt die redenen voirs. Ende oft ons yet andcrs mogelijck waer, zouden wij ons gairne tuwer liefden ende uwer ondersaten alsulx bewijsen als wij jn geliken aen uwe liefden voir ons ofte den onder- saten deser landen zouden willen ofte moghen begheren, kenne God Almachticb, die v eerwer- dige, eedele, wijse ende voirsichtige heeren ende guede vrunden zalich, vroeni ende langliuich gesparen ende jn zijnre zaligen hoeden hebben wille. Gescreuen binnen der stadt van Hairlem, desen zaterdage , XXIXe Julij , anno XVC ende aeht. Schout, burgermeesteren, scepenen ende raide der stadt Hairlem,
uwer liefden guetwilh'ge.
Opschrift: Eerweerdlghen , eedelen, wijsen ende voirsichtighen prelaten ende capiltelen
der vijf goidtshuysen, ridderschap ende stadt van Vtrccht, den drye staten des Aeder Stichts, onsen bijzonderen beminden heeren ende guede vrnnden. Deel, D. 335. CCCL.
Schout, hurg., schep. en raad der Had JDelft, geven aan de 3 staten van Utrecht
hetzelfde antwoord (zie CCCXLVI). Eersamen, edele, wijse ende voirsienijghe heren ende guede vrienden. Wij hebben ontfaen |
|||||||
BISSCHOP VAN UTHECHT, (1508). 251
|
||||||
uwer liefden brieuen ende des gelijck sekere andere brieuen vanden hoechgeboeren vorst, onsen
genadijgen here van Vtrecht, die wij rijpelijck ouergelesen ende tijnhout van dien vvel verstaen hebben, wair op uwe eersaemheden sullen gelieuen te weten, dat die prinche van Anhalt mijt sijnen cappeteynen ende knechten ondersaten sijn ons alrcgenadichsten heeren, des keysers van Roinen, ende van zijne keyserlijcke maiesteit gheschict jnden landen, om dan ondersaten ons ge- nadiehs heeren van Oestenrijck te bescermen van den groten fortsen ende gewelden hem angedaen bij den rebellen Geldersschen; ende oick nyet en twijfelen, dat die vorst ende prinche van Anhalt, die js een prinche van eeren, gedogen soude te gheschien , dat tegen der eere ware. Ende ver- staen mede, dat desen angaende een dachuairt geconcipeert js opten derden dach van deser toe- coinende maent, dair uwe eersaemheden mede wesen sullen, aldair men desen aengaende commu- niceren ende tracteren sal, dair wij mede senden sullen onse gedeputeerde ende sulcx te helpen spreken ende doen, dat uwe eersaemheden gheen redenen en sullen hebben onzer te beclaghene, edele, eersame ende wijse, voirsienijghe heeren, onse Here God zij mijt v. Gescreueu opten XXIXen dach in Julio , anno XVC ende achtte. Scoudt, burgermeesteren, scepenen ende rade der stede van Delf,
uwer liefden guede vrienden.
Opschrift: Eersaraen, edelen, wijsen ende roirsichlijgen hcrcn, den prelaten ende
capittelen der vijf goodshuysen ende ridderschap des Neder Stichs ende stadt van Vtrecht, onsen lieuen heren ende gheminden vrienden. Dee!, D. 336. CCCLI.
De bisschop van Utrecht zendt aan de 3 staten van Utrecht afschrift van zijn
schrijuen aan Rudolf van Anhalt, en verzoeht dit insgelijks te doen, en om tevens geleide te verzoeken aan den hertog van Gelder* Van Goits gnaden Frederick , bisschop tUtrijcht, geboren markgreue van Baden.
Eirbaere, lieue vrunden. Nae den affscheyde tho Nerden genomen, doe wij nv schrijuen an
den hoicbgeboren fursten vnsen lieuen oehem den fursten van Anhalt, als ghij in ingelachter copijen vnses brieues sien moegen. Sus wilt in gelicker scriuen oick mede an sijn lieffden doen schrijuen, ende uwe boden mitten vnsen daer aen gaen laten. Voirder so wij an sijn lieffden omme gleyde doen schrijuen hebben voir vnse rede ende uwe gedeputierden tot tsestich personen toe, twelck an der Geldrisschen sijde oick van noeden wesen sail, begeren dairomme dat ghij van stunden an sodane gleyde vanden hertoich van Gelre voir vnse rede ende uwe deputierden oick erlangen wilt. Gode sij mit v. Gegeuen in vnsen sloite Duersteden, den XXIXcn dach in Julio, anno etc. VIIJ0. Get. H. HUNDEBEKE.
Opschrift: Den eirbaeren vnsen lieuen vrienden, prelaten ende capittelen vnser vijir goidshuysen, ridderschap bijnnen vnser stadt, borghermeisteren, schepenen ende raidt vnser stadt Vtrijcht. Dee], B, 276. Dit afschrift is van dezen inhoud:
CCCLII.
Vnser fruntelicker dienste altijt the voerens, hoichgeboeren furst, besunder lieue oeheim.
Naeden affscheyt soe vnse ende vnser drier staten rede ende gedeputeerde vriende cortelicke tot 32*
|
||||||
_^__________________________.
|
||||||
252
|
|||||||
FREDERIK VAN BADEN, (1508).
|
|||||||
Neerden van uwer lielfde genomen, sijn wij willens mitter hulpe Gots vnse reede desgelijcx die
selue vnse kdrie staten hoere vriende te scbicken ende hebben binnen der stadt Amsterdamme, als nv en dinxdage nestkomende ouer acht dagen des auondts aldair jnder herberge te wesen, omine des anderen dages dair nae in alien gebreeken the bandelen ende the tractieren, woe sich dat nae vermoegen der voirs. affsclieyt behoeren sail vveerden, doch beholtlicke hier jnne , dat doir dese besoeckijnghe der dachuaert lot Amsterdamme sulcke voirtragh, die eertijts tusschen den lande van Hollandt ende vnsen Gesticbte gemaect ende opgericht is, welcke begrijpt datmen op gebreecken tusschen beiden voers. verrijsen mochten tot Puetkuep tot dagen comen sail, onge- crenckt ende onuermijndert blijuen zall; wellicx wij bier mede alsoe inden besten verkundigen der seluer uwer lieffde, die vnse Heer Got in gesonder, vrolicker wailfaert lange tijt will bewae- ren. Gegeuen jn vnsen slote Duersteden, opten XXIXen dach in Julio, anno etc. VIIJ"°. Anden furst van Anhalt, capitain generaell etc.
Oick, besunder lieue oehem, als oick aenden voers. afischeyt van Neerden affgeredt ende versproken wairde, dat uwer liefTde mitten aire eersler aen handen vnses domdekens tUtricht, meester Ludolphs vanden Vene verteyckent schicken doen solde sulcke tijehten ende opseggen, die men op vnses Gestichts vndersaten, daeromme men zij gevangen ende beschedicht heefft, meenet te hebben etc., soe begeeren wij oick vrientlicke, dat uwer lieffde sulcke articlen nv bij desen boden den voirs. vnsen domdeken toeschicken doen willen, omme dat die ghene, die beschuldicht werden, bem in hoer verantwortung daer nae moegen weten te holden; desgelijcx begeerende wij oick vrientlicke, dat uwer lieffde ons bijden seluen bode toeschicken willen uwer lieffde schrijff- telick geleyde voir vnse ende vnser dryer staten reede ende gedeputieerde vriende mit hoeren dienren, die totter voers. dachuaert tot Amsterdamme comen werden tot sestich personen toe off dair onder onbegrepen, wellicx wij jn desgelijcx ende anderen geerne weder vrientlicke omme die selue uwer lieffde verdienen willen. Datum vt in litteris. Dcel, B. 277.
CCCLIII.
Rudolf van Anlialt helooft aan de 3 staten van Utrecht, de door de zijnen bedrevent
geweldadigheden te zullen straffen. Rudolf, van Gots gnadn furst zu Anhalt, graue zu Ascanien vund heer zu Bernburg
etc., capitenij general etc. Vunsern grus vnd genaiglen willen zuuor, ersam , bochgelert vnd besonnder lieben. Ewr schreibn babn wir verstannden, vnd darauf den potten solang aufgehalten, das wir ye gern gewest vnd erfarn betten, wie es darumb ein gestalt, aucb wer dieselbn wern die solhs gethan soltn babn, sij aber noch biss her nit erfarn kunen; wellen aber vunser ernssigs nacbfragen babn, damit ewrm vndersass widerkerung beschehe; zaigen euch auch an, das wir in allem Jeger haben vmslagen vnd bey leib vnd gut verbietten lassen das kainer mer auf die Stiftische angreife, es were dann sach, das mon sij auf warhaffter tat die vheind zespeisen befunde, vnd wellen jn allem vleis darauf halten vnd merken lassen , damit vunserm zusagen volziehung beschehe; dann worin wir ewch genaigtn willen wissen, zu ertzaigen sein wir genaigt. Datum im leger bey Wespen, den XXX tag Julij , anno etc. octauo. Get, R. PRINCE Z. ANHALT ETC.
Opschrift: Den ersamen, hochgelerten Tunsern liebn, besondern prelaten, dekenen vnd capitel der funf gotsbewsen, ritterschafTt Tnd stat von VUricM. Deei, A. 462.
|
|||||||
BtSSGHOP VAN UTRECHT, (1508). 253
CCCLIV.
De graaf van Egmond> stadhouder enz.j en raden van Holland enz.t verzoehen aan
de 3 staten van Utrecht, de hepaalde dagvaard te Amsterdam uit te stellen. Eedele, eerwaerdige ende vrome, wijse heeren. "YVij hadden gescreuen, dat wij enige van onser medegesellen bij raide seynden zouden vptie dachuairt geraemt binnen der stede van Aem- stelredam, dair off die furst van Anholt ons oick gescreuen heeft, zoe en js ons vp desen nyet doenlicken yemant aldair te seynden, gelijck als wij den selfden furst hebben scriftelicken laten weten, ouermits die ouercoemste vanden keyser, die ons heeft doen beschrijuen lerstont te comeri bij zijnre k. m. binnen der stede van Dordrecht, aldair wij stadthouder jn persone zijn gereyst mit enige vanden raide. Schrijuen dairomme an uwer liefden, begherende van wegen ons aire genad. heeren des keysers voirs. ende onsen erfachtigen heeren des eertshertoge van Oistenrijck , prinche van Spaenge, ons te willen houden voir geexcuseert, ende den voirs. dachuairt doen con- tinueren tot vp ein bequamer dach, ende de prefixen dach ons te jnsinueren, op dat wij alsdan enige gedeputeerde zullen mogen seynden, die verstaen zullen totten saicken ende affairen, die men alsdan tracteren zal, ende twelck vp desen tijt nyet doenlick en js, dat kenne God, die uwer liefden wilt sparen gesont. Gescreuen jnden Hage, den lesten dach jn Julio, anno XVC ende acht. Uwer liefden goetwillende, die graue van Egmont, beer tot Bair, stadhouder
generael, ende anders die raide gecommitteert ten saicken van Hollant. Get, ASSENDELFT.
Opschrift; Eedelen, eerwaerdigen, vromen ende wtjsen heeren, den gedeputeerden,
representerende den drie staten des Gesticbls van Vlrecbt. Deel, B. 278.
' CCCLV.
Rudolf van Anhalt bertgt aan de 3 staten van Utrecht, het verzochte geleide aan
den bisschop te hebben gezonden, Eerweerdegen, venerabilen, strenghen, vromen, eersamen, wijsen, besunderen goede vrun- den. Uwe briefuen van daten XXXea Julij hebben wij ontfangen, ende op tgene des wij dair bij verstaen, dat ghij gesijnt zijt uwe gedeputieerden vriende tot Amsterdame te seynden op jn dijnxdach naestcomende, om jn alien gebreken te handelen, soe de selue briefen dat breeder jnne halden, seynden wij naer uwe begheerten onsen lieuen oehem den bisschop van Vtrecht onse geleyde brieff voer de selue gedeputieerden. Datum jn onsen legger voer Wesp, primo Augusli, anno etc. octauo. Rudolf, van Gods gnaden prince tot Anhalt, graue tot Ascanien,
ende heere tot Bernburg, capitain generall etc. Get* R. PRINCE Z, ANHALT ETC. lager HANNART.
Opschrift: Den eerweerdigen , venerabilen, strenghen, vromen, eersamen ende wijsen,
onsen besunderen goede vrunden, der prelaten ende capitteEen der vijfgods- huysen, ridderscap des Neder Sticbs, stadt vau Vtrecht ende drye staten sNeder Stichs etc. Deel, B, 279. CCGLVI.
De Had Dordrecht geeft aan de 3 staten van Utrecht hetzelfde anttooord (zie CCCXLVI).
Eersame, edele, voirsienige ende wijse, bijsondere geminde heeren ende vrienden. "Wij |
||||
254 PRBDERIK VAN BADEN , (1508).
|
|||||
hebbcn ontfangcn uwen eersaemheyden brieue, jnboudende zekere clacbten bijden ondersaten des
Gesticbls van Ylrecht, van dat die prince ende vorste van Anholt mit sijnen capiteynen ende knecblen hairen leger gemaeckt souden hebben binnen den Stichte van Vtrecht, ende dat den seluen capiteynen ende knechten die ondersaten van den seluen Gestichten seer bescadicht worden, mit meere woerden jn substancien jnden seluen brieue begrepen, gelijck wij uwen eersaemheyden well jndachtich Louden. Daer op die selue uwe eersaemheyden belieuen sail te weten, dat die voirscr. prince van Anholt ende sijne capiteynen ende knechten sijn ondersaten ons alder genadichsten heeren des keysers van Romen, ende geordonneert bijder seluer k. m. tot beschermenisse van den lande tegens den fortsen ende oplopen, die de Geldersche off te anderen den seluen landen dage- licx doen; ende en hopen nyet, dat die prince van Anholt, die een prince ende vorst js van eeren, yemant gedogen soude, doer sijnen capiteynen ende knechten beschadicht te werden, die hem nyet en draecht als vijant vander k. in.; nyet te min, jndien die contrarie geboert als uwen lieffden scriuen, des wij nyet en weten, sullen uwe eersaemheyden, jndient v gelieft, tselue te kennen mogen geuen de k. m., die alhier jnden lande is, om bij hem dair jnne voirsien te worden alst behoeren sail; wij willen ende hopen mit uwer eersaemheyden ende lieffden vrunlschap tonderhouden, naer alien onsen vermogen, dat kenne God Almachtich, die uwe eersaemheyden gespare salich ende gesont. Gescreuen opten eerste dach jn Augusto, anno XVC ende acht. Die stede van Dordrecht.
Opschrift: Eersamen, edelen, voirsienighen ende wij sen heeren, den prelaten ende capittelen der vijff goedtshuyssen, ridderscap sNeder Stichts ende stadt van Vtrccht, drie staten sNeder Stichts, onsen bijzondcren gemiuden heeren ende vrunden. Dee], Ji. 280. CGCLVII.
Hendrik van Nijenrode, bastaart, Ttlaagt a an de 3 staten van Utrecht, over gepleeg den
paardenroof door de Gelderschen* Eerwerdljge, vromen, wijsen heeren. Uwer eerweerdicheit sullen belieuen te weten, hoe dat die Gelresse mijn perden die een reysse voir ende die ander reysse na benomen hebben, voirnemende sij mij voir vijant houden, ouermits dat die Burgonsse mijn buys jngenamen hebben. So dan, bijsonder, eerwerdijgen, lieuen heeren, dat buten mijnen will ende consent geschiet is, ende mij seer leet is, als uwer eerwerdicheit wael mercken mogen, so is mijn vrunttelijken ende dienstelijken begeeren, uwer eersamenheit mij te willen voirstaen ende te willen he!pen, dat jc weder bij mijnen perden comen mach ende bij de mijnen voirt blijuen mach, also jc een Gestichts man ende een ondersaet bijn, ende mij altijt geholden hebbe als een goet Stichts man sculdich is te doen; ende wes uwe eerweerdicheit mij een antwoirt dair off willen doen schrijuen, wair na jc mij inden besten sail mogen voegben, ende soe wes uwer eerwerdicheyt van mij altijt gedaen willen hebben, sullen uwer eerwerdicheit mij altijt willich vijnden, dat ken Godt, die uwer eer- werdicheit spairen will, lanck, vrolick ende gesont. Gescreuen opten huysse tAbcoude, des wons- dages na sunte Peters dach adt vijncul., anno etc. VIIJ. IIIJ volen, J vole XLVIIJ fr. g., VJ merien ende J vieriarigen hencst.
Die alle uwer goetwilligen Heynrick, die bastert van Nijenrode.
Opschrift: Eerwerdijghen, vromen ende wijsen heeren, prelatten ende capitteUeo
der vijff godtshussen, ridderscap ende stadt van Vtrccht, mijnen bij- sonder lieuen heeren. Dcel, A* 463, |
|||||
BISSGUOP VAN UTRECHT, (1508). 255
CGGLVIIL
De Had Gouda geeft aan de 3 staten van Utrecht hetzelfde antwoord (zie CCCXLYI).
Eerwairdighen, welgheleerden, eedelen, wijsen ende voirsienighen heeren. Wij hebben *p huyden ontfanghen uwer heeren brieue vander date den XVIIJea Julij lestleeden, jnhoudende on- der ander veele diuerssche ouerlasten , jnden Ghestichte ende lande van Vtrecht gedaen bijden ruteren vanden vermoghenden vorst, prince van Anholt, cappiteyn general ons aldergenadichs heeren Kaerl van Oestenrijck etc., jnsgelijcx van zijn leger vpten landen ende territoer des voirs. Gestichts, mit veel ende diuerssche duechdelicke woerden ende vermaningen, dies wij uWer eer- waerdicheeden, eedelheeden ende wij9sheeden jndachtich houden , der welcker zal ghelieuen te wetene, dat alsulcke ouerlasten, crachten ende ghewelden, jndient alzoe zij, des wij hopen neen, niet ghesciet en zijn bij onsse ontbiet ofte gedoghen, mar tot onsse verdriet ende onwille, als v lieden ende uwer heeren ondersaeten , vrunden ende goetwilders ghelijck wij tot haer toe tuwairts ons ghetoecht hebben, niet wetende anders dan alle minne ende goede vruntscappe. Ende van alsoe veel alst roert die heer ende prince van Anholt tonderwijsen, omme zijne leger te willen rumen, hebben mijnen heeren te considereren, dat dese tegenwoirdighe wapeninghe leggende onder mijn heer die prince van Anholt voirs., niet an en becleeft dese stede vander Goude ofte anderen steden van Hollandt, dan als verweerders, die van alien zijden vanden rebellen Geldersschen an bevochten worden, mar angaet die hoechheyt ons ghenadichs heeren, die eertshartoge van Oestenrijck. Aldus kunnen uwer eerwairdicheeden, eedelheeden ende discretien wel bevoelen , dattet tselfde te doene niet en staet tot onssen onthiet ofte beuele, mar tot zijnder ghenaeden ofte der keyserlicker maiesteyt oude vader ende mombair des voirs. aertshertoge; niet te min hebben verstaen van eenige onsse ghe- committeerde, die gheweest zijn bijden voirs. vorst van Anholt zedert de date van uwer eer- saemheeden brieue aldaer ter selver tijt bij uwer heeren ghedeputeerden ende oeck bijden racdt van mijn heere die biscop van Vtrecht, alsoe versproecken ende gedaen is van als, dat wij hoepen de saecken ten goeden gevoughe ghescickt zijn. Wij willen nochtans, eersamen, wijsen, goeden vrunden, jn als ons voughen tot uwer begeerten te volcomen van alsoe veel ons mogelick zal zijn mitten anderen steden van Hollandt, (an wien wij verstaen jnsgelijcx gescreuen te wesen), spree- ckende ende de saecke ten goeden fijne brenghende , altijts minne ende vruntscap tonderhoudene, kenne Godt Alinachticb, die uwer eerwairdigen, eedelen, wijsen, voirsienighen heeren sparen jn gesonde, Gescreuen ter Goude, den IIIJen dach jn Augusto, anno XVC acht. Die stede vander Goude.
Opschrift: Eerwairdigen, welgheleerden, eedelen, wijsen endo voirsienighen heeren,
prelaeten ende capittelen der vtff goodshuysen, ridderscap sKeder Stichts ende stadt van Vtrecht, onsse sonderlinge goede vrunden. Deel, D. 337. ■ ■
CCCLIX. Geleidehrief van Karel, hertog van Gelder, verleend aan de 3 staten van Utrecht.
Kairle, hertouge van Gelre etc. jnd greue van Zutphenn.
Wij doin kondt ind bekennen, dat wij durch begerte der prelaten ind capittelen der vijfl'.
gaetzhuysen der ritterscap des Neder Stichtz ind der stat Vtrecht geschickten raden ind vrunden des busscops van Vtrecht, der prelaten, capittelen, ritterscap jnd der stat Vtrecht vurs., tot eestich persoenen, jnd so voele peerden toe off daironder, mit oere aire lijuen, haue ind guede |
||||
256 FREDERtK. VAN BADEN, (1508).
vnse straicke vurwairde, veylicheyt ind geleyde gegont ind gegeuen hebben, gonnen ind geuen
auerinitz desen onsen apenen placait, vyt oer gewairsame nae dem van Anholt te reysen, vm mitten seluen oer saicken te moigen tractieren ende handelen, so duck id oen bijnnen tijde dis geleidtz gelieuen ende gelegen sijn sail, jnd wederom jn oer gewdirsame keren , allet veylich ind ongeleth vur ons, onse amptluyde, ritmeistere, hoifftluyde, capiteynen, dienre , volich van wapenen to perde ind to voit, lande luyde, ondersaten jnd vur alle die gheyne die wij ongeuerlick moigich ind mechtich sijn, jnd om onsen wille doin ind laiten willen, aengaende op buyden data van desen duerende seess weken lanck hier neest naeijnanderen volgende; bij also dat srj oick geleyde halden jnd contrary ons noch den onsen bijnnen der tijt vurs. iryet doin en sullen. Allet vurs. sonder argelist. Oirkonde onss secreet segels hierop gedruckt, des goensdages nae sent Peters dach apostoli ad vincula, anno etc octauo. Get, Charles. lager virssen.
Voorzien met het op papier gedrukt zegel des hertog*. Deel, D. 338.
CCCLX.
De hisschop van Utrecht a an de 3 staten van Utrecht, ter zake van het houden der
dagvaard te Amsterdam.
Van Gots gnaden Friderich , biscop tUtrecht, geborn marggraue van Baden. Erbaren, lieue vriende. Vwes schriuen vns nw gedaen mit jngelacbter copie sbriefs van Itadtholder ende reeden jn Hollandt nw aen v gesandt, beroren die dacbfaert, die en dinxda(ge) nestkomen(de) bijnnen der stadt Amsterdamme geholden werden solde etc., bebben wij gelesen ende to gueder maten verstanden. Wair op wij v guetlicke laten weeten, dat vns tot deser reyse van den voirs. stadthalder ende reden van Hollant gheyn scbrefft toegecomen is, meer die hochgebornen furst vnse lieue oeheym , die furst van Anhalt etc., hefl't ons nw te kennen doen geuen, woe die voirs. stadtholder ende rede aen sijn liefde oick schriuen doen bebben, dat hem nyet moegelicke is, den voirs. dach en dinxdage nestkomen(de) bijnnen Amsterdamme te besoicken, als ghij sulcx aen der copie siner liefde briefs hier jnne versloten breyder te vernemen hebben. Ende soe wij dair wt vermercken, dat nyet te mijn die voirs. vnse lieue oeheim van Aenhaelt wail der mey- ninge is, den voirs. dach tot Amsterdamme, jn dien vns ende v sulcx gelieuen will, sijnen voir- gangk te laten, soe sijn wij vnses deels guetwillich, jn dien v sulcx oick guetduncken ende gele- gen sijn will, den voirs. dach en dinxdage nestcomende doir vnse rede bijnnen der stadt Amster- damme te doen besoicken; welcx wij v soe jnden besten te kennen geuen, ende begeren hier uff vwe meyninge ende guetduncken bij desen bode oick te vernemen. Goidt zij mit v. Gegeuen jn vnsen slote Duersteden, opten IIIJen dach jn Augusto, anno etc. VIIJ0. Get. jiosz,
Opschrift: Den erbaren vnsen lieuen vrienden , prelaten ende capittulen vnser vijff gotshusen, ridderschap ende stadt van Vlrecht, vnsen dryen staten etc Deel, D. 339,
Het in dezen brief vermeld afschrift luidt a Id us:
CCCLXI.
Den eerwerdigen jn Goide hoichgeboren furst, heren Frederich, bischop tUlrecht, geboren
margraue van Baden, onsen vrientlicken lieuen oehem. Ynsen fruntlicken dienst alltijt te voeren, eerwerdige jn Goide hochgeboren furst, fruntlicke
|
|||||
■
|
|||||
BISSGHOP VATT UTRECHT, (1508).
|
||||||||
257
|
||||||||
lieue oeheym. Op dese vre liebben vns vnse neue, die stadtholder, cnde raidt van Hollandt ge-
scb'reuen, hoe omtne groot mercklick saken, die hem toecomen sijn, ende oick omme zecker dachvaert, dair toe sye bescheyden sijn van vnsen alregnedigste heren Romische keyzerlicke ml., en is hem nyet moegelick le comen nw ten dinxdage nestkomen(de) op die dachfaert, die tot Arn- sterdainme genommen is mit vwer liefde raiden ende die gedeputierde vrienden der dryer staten Slichts, alsoe den seluen raidt dat oick vwer liefden drye stalen breyder schriuen. Ende woe wail den voirs. raidt van Hollandt jn der dachfaert van dinxdage nestkoinende nyet comen oil' senden en mach, soe sijn wij nochtans wes gesint, jn dient vwer liefden soe geualt ende vwen drye staten Stichls, die selue dachuaert te holden om alleenlijck bandelen op stuck betreffende vwer liefde gevangen vndersaten, ende dat vwer liefden alleenlick senden opten voirs. dinxdage eenigen vwer liefden raidsvrienden ende oick van den drye staten, cnde vns lalen weten, wes derseluer vwer liefden ende staten doen sullen, omme vns dair nae te rijehten. Hochgeboren furst fruntlick lieue oeheim, vnse Here Goide wille v vrolick, langklieuich gesparen. Datum in den leger aen die Ghcynbrugge voir Weesop,.IJa Augusti, anno etc. octauo. Rudolf, van Gots gnaden prince tot Anhalt, graue van Ascanien,
heren tot Bernburg, capilain generall etc. Deel, D. 340.
CCCLXII.
De bisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter zake der dagvaard te Amsterdam,
Van Gots genaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden. Eerbaren, lieue vriende. Uwe anlwoerdt ons nv toegesandt op sulcke vnse sclirijuen wij v gedaen hadden , als aengaende die dachfaert, die en dinxdage nestkomen(de) binnender stadt Amster- dam me geholden werden solle etc., hebben wij midtsampt der copie des geleitsbrieffs, ghij van onsen oehem van Gelre erlangt hebben, gelesen ende ter gueder mathen verstanden. Ende soe wij dair vuyt vernemen, dat v oick waill gelieuen zall midt vns die voers. dachfaert te doen besoe- cken, soe willen wij, wilt Got, vnse reede ordineren ende bescheyden, dat die op morgen maen- dach lauondt binnen vnser stadt van Vtrecht wesen zullen, ende voirt nae der voers. dachfaert te reysen. Wij hebben oeck nv van stonden an weder doen schrijuen aen onsen oeheim van An- halt, dat zijn lieffde die tijehten etc. noch sonder eenige vertrecke senden wille aen handen vnses domdekens meester Ludolphs vanden Vene etc., ende versien vns gansselicke dat zijn lieffde hier jnne nyet werde laten vallen; dat allet wij v inden besten tkennen geuen, omme v dair nae moegen weten te rijehten. Got zij midt v. Gegeuen in vnsen slote Duersteden, vpten VJen dach in Augusto, anno etc. VIIJ°. Get. hosz.
Ofsclirifl: Den eerbaren vnsen lieuen vrienden, deeken ende capillulen vnsser vijff golshuysen, ridderschap ende borgermeesteren, scepenen ende raidt vnsser stadt van Vtrecht, den dryen stalen vnses Keder Stichls. Deel, B. 281. CCCLXIII.
De bisschop van Utrecht zendt aan de 3 staten van Utrecht, afschrift van zijn
schrijoen aan den graaf van Nassau. Van Gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbare, lieue vriende. Op uwe schrijfifte nv aen vns gesandt, doen wij tegenwoerdich schrij- I. 33 |
||||||||
. . ____ . ___..____
|
||||||||
r
|
||||||
258 rnEDERiK vaw badets, (1508).
uen aen die wailgeboeren ende den edelen vnsen lieuen neuen, den greuen van Nassouwe end©
den Leer van Emmeryes, dair van wij v de copie Lier jnne besloten ouersenden, omme dairnae aen de selue mede tho schrijuen. Got zij midt v. Gegeuen jn vnsen slote Duersteden, vpten XIIIJen daeh in Augusto, anno etc. VIIJ0. Get. H. HUNDEBEKE.
Opschrift: Den cerbarcn vnsen lieuen vrunden, prelaten ende capitlulen vnsser
vijff golshuysen , ridderscnap binnen vnsser sladt, borghermeestereo, scepenen ende raidt vnsser stadt van Vtrecht. Deel, A. 464. Dit afschrift is van dezen inhoud;
GGCLXIV.
Frederick etc.
Vnse vrientlicke groit the voerens, wailgeboeren, lieue neue. Vns js voirgekomen, hoe dat
zekeren capitaynen vnder uwer lieffden ende "den heeren van Emmeryes, als wij verstaen, liggende nv verbij vnse stadt Vtrecht naeden leger gereyst, sich vermeten hebben souden, dat sij cortelinge voir vnse stadt Vtrecht ende in vnsen landen komen wolden, omme vanden seluen een somme van pennijngen the hebben, in manieren offt sij vijantsscher vvijse solden willen komen. Ende wie waill wij nyet en vermoeden sulx v voirnemen te wesen, op dat doeh vnse vndersaten weten moegen, waer thoe sij sich verlaten sullen, begeren wij wes daer aff wesen mach, uwer lieffde schrijfltelicke antwoerde bij desen tegenwoerdigeri vnsen boden, die selue v lieflfden Got Alrnech- tich lange vrolich ende gesont bewaeren moet. Datum Duerstede, XIIIJa Augusti, anno etc. VILK Anden greuen van Nassouwe.
Deel, A. 465.
CCCLXV.
Hendrik van JSijenrodey bastaart, verzoekt aan de 3 staten van Utrecht, bij den
hertog van Gelder op de teruggave van het hem ontnomene aan te dringen, Eerwaerdighe, vroeme, eersame, wijsse heeren. Vwer eirwaerdicheit hebben mij ouerghe-
sent die antwoert van mijn ghenadighe heer van Ghelre, soe vwen eerwaerdicheit aen zijn ghe- naden voir mijn ghescreuen hadden, ende die antwoert jnhoudende js ghue, dat jc mijn altijt teghens mijn ghenadighe heer van Gelre vnde zijnnen mit woerde ende mit werke ghesat hebbe vnde mit raet vnde mit daet, soe die seluer antwoert dat seluer veerdcr begrepen heeft. Soesellen v eirsamheit belicuen te weten ghue datmen jnder waerheit bevijnden sel, dat mijn ghenadighe heer van Ghelre noch ten zijnen doer mij zijn gheraden jnt cleyn of jnt groet, noch jn raet noch jn daet mijn ye teghens zijnre ghenade ghesat hebbe, noch zijnnen luden , ende jc altijt dat verantwoerden wil voer v eersaeniheit, also dat v eersaemheit mij dat moechghelike verdraghen sell, tot wat tijen dat v eersaemheit belieuen sell dat van mij ghedaen te hebben, waerdoer v eersaem- heit wel merken moeghen, mijn ghenadighe heer van Ghelre jnden besten van deser saecke niet gheinformeert en js, so jc jn twee jaeren wt Broekelen off van mijn huys niet gheweest en hebbe, als jc wel houde v eersaemheit wel kenlick js. Js mij oetmoedelike, dienstelike , vruntlike be- gheren, v eersaemheit te willen duer scriuen aen mijn ghenadighen heer van Ghelre, dat zijn ghenaden mijn wil laten berusten, vnde jc het seluer weer mochte crighen dat mijn benoemen waer, soe jc een Slichs man ben, vnde anders niet en begheer te duen dan dat een ghuet Stichs man |
||||||
[____ _____
|
||||||
------
|
||||||
BXSSCHOP VAN UTRECHT (1508), 259
schuldich js te duen, dat ken God, die vwer eersaemheit spaeren vril langhe, vrolick unde ghe-
sont. Ghescreuen opten huse tot Apcou , opten XVJ dach jn Auguslo , anno etc. acht. V diender altijt, lleynrick die bastart tot Nycnroe,
Opschrift: Eerwaerdighen , vroemen , voirsichtighen , wijssen lieeren , prelaten ende
capittelen der vijf godshusen, ridderscap dcs Nedcrs Stichs, stadt van Vtrecht, mijnen bijsonder lieue heerea. Deel, D. 341. CCCLXVI.
De bisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, over het te geven antwoord
aan Rudolf van Anhalt % in eene zaak9 hetreffende de hulphetooning van Utrecht aan den her tog van Gelder, Van Gots gnaden Friderich , bischop tUtrecht, gcboeren marggraue van Baden.
Erbaren, lieue vriende. Soe lalst opter dachfaert tot Amsterdamme bij den hoehgeboren furst, vnsen lieuen oeheim den fursten van Aenhalt, capitain general etc., vnsen reeden ende den gedeputierden vrienden van vnsen dryen staten aen den aifl'scheidt versprochen was, dat dieselue vnse oeheim van Anhalt bijnnen acht dagen den nesten alhier aen vnse handen senden solde die tuychnisse, dair mede men Jan Reynersz., boirger vnser stadt van Vtrecht, meent te ouer- luygen, dat hij vehdc plichtich sijn salle etc., soe hefft vns hierop dieselue vnse oeheim van Anhalt nw doen schriuen ende medegesandt een gecollacioniert copie van eenre getuychnisse, jn weloker eenige knechten tegens den voirsz. Jan Reyners zoen getuycht hebben, als ghij aen bier jnne gelachter copie sien sullen werden; ende soe sich dan nae vermoegen des voirs. aiffscheidts behoert, dat wij ende ghij den voirs. vnsen oeheim van Aenhalt bijnnen dryen dagen, als vns dese sinre liefden screfl'ten toecomen sijn, antwort hierop te geuen , soe heben wij omme dese sake te voerdern, soe die tijt corte is, ouerlacht, dat guet solde weesen, tot vordell ende ontscholt des voirs. Jan Reynersz., vnsen oeheim van Aenhalt weder te schriuen een sulcke meyninge. Jnt eerst, soe als die twee getuygen hebben getuycht, dat zye Jan Reynersz. den gansman hebben sien rijden op eenen wagen van Weesep, mit meer wagens, geladen mit den guet wt Weesep, ende dat zye hem op die tijt selfs gevangen solden hebben, weren sie starck genoich geweest; hierop bedunckt vns antwort te geuen zijn, dat wair is, Jan Reynerszoen hefft selfs alltijt onge- pLjnnieht belijt, dat hij bijnnen der stadt Weesep gewest hefft, meer nyet ten achterdell den Burgunschen dan tot groten vordell ende quyttung een deel der gevangen Hollanders, die bijnnen Weesep waren, den welcken hij tot hoeren versoick ende begerde, als hij des voir den voirs. vnsen oeheim van Aenhalt, vnsen reden ende vwen gedeputierden vrienden schijn voir brengen latcn hefft, behulpelicke gewest is, dat sij quyt worden sint; anders hefft hij alldair nyet bedreuen. Ten anderen, so is te vermoeden, dat die voirs. twee getuygen des ghenre die Jan Reynersz. gevangen hebben, mede gesellen , die omme vrientschap off gunst dese tuychnisse moegen gedaen off villicht mede deell ende parth aen der bute gebadt hebben, wair omme hem oick gheyn voll- comen geloue te geuen is. Ten derden, waerts wail wair, dat Johan Reynersz. voirs. eenige handtieringe mit copen ende vercopen mitten Gelderschen bijnnen Weesep gehadt hadde, dair hij van dair reyste, des men doch mi tier wairheyde nijmmer bewijsen sail moegen, soe were doch onbeboerlicke, soe hij des ontgaen ende aen verscher gedade nyet gegrepen en were, dat men hem ouer lang dair nae eerst in vnsen Gesticht van sinen bede holen ende wech voeren solde, wairomme dat oick mit ghenen reden geschiet is. Wair op men noch aen den voirs. vnsen oeheim van Aenhalt begeren sail, das sijn liefde noch verschaffen will, den voirs. Jan Reynersz. 33*
|
||||||
_.
|
||||||
260 FREDFRIK VAX BADEN, (1508).
|
|||||
sinre venckenisse buyten sinen schaden ont&lagen ende quyt geladen werde etc. Dezen vnsen
voirraem vnd gutduncken geuen wij v hiermede jn den besten te kennen, ende begeren, soe Jan Reynersz. voirs. v naher bijder handt wonet dan ons, ghij vns all gelegenheyt, wes men voirder tot sinre ontschult ende quytung schriuen sail moegen, mit \wen guelduncken op morgen sonnendacb alhier schrefftelicken laten weten, omme vnsen brieff dair nae moegen doen expe- dieren, dat vnse bode ouermorgen mitten vwen voirt nae vnsen oebeim van Anhalt, nae ver- moegen des voirs. abscheidts, reysen moege. Godt zij mit v. Gegeuen jn vnsen slole Duerstetlen, opten XIXen dacb jn Auguslo, anno etc. VIIJ. Get, hosz.
Opschrift: Den erbareti vnsen lieuen vrienden, prelalen vnd capitlulen vnser vijff gotshuysen, rillerschap bijnnen vnser stadf, vnd boirgcrmeisleren, scepen ende raidt vnser sladt van Vtrechf. Deel, B. 282, 283. Het in dezen brief vermeld afschrift van het schrvjven van Rudolf van Anhalt a an den
bisschop van Utrecht, is van den volgenden inhoud: CCCLXVII.
Onsen fruntlicben dienst altijt te voerens, eerweerdige jn Gode boichgeboeren furst, fruntliche,
Jieue ocbem. JSauolgende tgene dat geseyt was jnt affscheyden van vns van uwer lieffden gede- putieerden ende der drie staten Sticbts, senden der seluer uwer lieffden de copie van alsulcke kontscbap oft getuycbenisse, als de knechten nocb voirt brengen tegen Jan Reyerss., dese selue getuychenisse beefl't bereet geweest ten dage ouerleden, die dair toe gestelt was, mair om deswille dat wij tot bueden bij onser alregnedt0 heer ko. key. mt. geweest zijn, is tgebreck gelegen dat uwer lieffden dese getuycbenisse nyet gesonde en is woerde; uwer lieffden wille bestellen, dat ons bier op een antworde gedaen zij , omme voerts jnde saicke te procederen soe beboeren sail. Ge- screuen mitten baesten jn onsen leger voer Wesp, XVIJ Augusti, anno VIIJ0. Rudolff, van Gods gnaden prince tot Anbalt, graue tot Ascanien,
ende beer tot Bernburg, capiteyn generall. R. prince z. Anbalt.
OpscHrifl: Den cerwerdighen in Gode hoichgeboeren furst, fruntlicke, Heue oehem , beeren Frederick, bisschop lot Vtrccht, geboeren marckgreue van Baden. Deel, B. 284.
Deze verklaring luidt als volgt:
CCCLXVIII.
Wij Joban Diericksz. van Zoest, snhout, Gberijt Pietersz. ende Aernt Diericxz., scepenen
binnen Woerden , certiiiceren midts desen voir die gerecbte waerbeit ende doen kont ende kenlick alien luyden, dat voir ons gecomen is vpten dacb van buyden ter vierscbaer, RoelofF Ariandtsz. ende Andries Hugensz., ende deden dair toe mit haren ede midt opgerechte vingeren wolstaeffts eedts aenden heyligen, die den schout voers. van sheeren wegen volcomelicken sonder enicb ver- dracbt van bem ontfinck , daer sij mitten recht van Moes Hans ende van Frans die Vlaemmijnck toe gebrocbt worden, ende sij hem des mit recbte niet en inocbten verweren. Soe tuychden ende seiden Roeloff Ariaens. ende Andries Hugensz. voirs. bij baeren voers. ede, boe dat sij mit boer selffs sessen gereyst sijn op een auentuer, ende hebben een laech geleyt aende Vecht, jn |
|||||
UISSCHOP VAN UTRECHT, (1508). 261
|
||||||
cen hout, soe hebben sij gesien, dat Jan Reynersz. den gansinan comen rijden op cen wagen vuyt
Wesep, midt meer wagens, geladen midt die goeden vuyt Wesep, ende sij souden desen voire. Jan Reynerzone seluer vp die tijt geuangcn hebben, jndien sij starck genoech geweest hadden. Daer nae soe isser gecommen drie scbuten van Vtrecht mit vitaelgie omme te reysen nae Wesep, ende die eerste schuyte vaerden sij aen ende sloegen die tonnen midt bier ont stucken, ende vin- gen den man die dat goet voerden, ende schatten bem tot haren wille, ende die andere schuyten worden bem ontdragen vande Geldersehen. Ende dit gescbiede vpte selue tijt, doe den hertocb van Geldre toecb vuyt Wesep verbij Vtrecht nae Wageninge. Ende wantmen schuldicli is luychenisse der waerheyt te geuen ende kennisse dair van te dragen, jndien men des versocht worden, soe hebben wij Jan Diericks. van Zoest, schout, Gherijt Petersz. ende Aernt Diericxz., scepenen voirs., elck onsen zegell hier beneden vp spatium brieffs gedruckt tot eenen getuyche, vpten XIJen dach in Augusto, anno XVC ende acbte. GecoIIationeert mitten originalen brieuen bij mij ,
Get. HA3XART.
Deel, B. 285.
CCCLXIX. De hissckop van Utrecht zendt aan de 3 staten van Utrecht afschrift van zijn
brief aan M aximiliaan van Oostenrijk, ter zake der Bourgondische krijg&lieden. Van Gots gnaden Frederick, bisscbop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden. Eerbare, lieue vriende. Wij bebben hierbij nae uwen guetduncken aen Roomsscbe keyser mat, jn behoirlicken formen doen schrijuen, zijnre ma1, de gebreken ende ouerlasten, soe vnse ondersaten bijden Bourgoensschen ene tijt harwerts toegevoecht zijn ende noch dagelix aengedaen werden , tkennen geuende ende remedie dair op begerende, als ghij in jngelaehter copien siende sullen werden, daer nae ofift alst v best duncken sail, ghij oick aen zijn keys1- ma1 doen schrijuen ende uwen boden mitten vnsen daer aen gaen laten moegen. Got zij midt u. Gegcuen jn vnsen slote Duersteden, vpten XIXeu dacb jn Augusto, anno etc. VIIJ0. Get, n. huisdebeke.
Opschrift: Den eerbaren vnsen lieuen vrienden, prelaten ende capilllen vnsser vijff gotshuyzen, ridderschap binnen vnsser sladt, borgermeesteren, scepenen ende raidt vnsser stadt van Vtrecht* Deel, A. 466. CGGLXX.
Karel, hertog van Gelder, antwoordt aan de 3 Haten van Utrecht op de klagte van
Hendrik van Nijenrode. Kairle, hartouge van Gelre etc., ind greue van Zntphenn.
Weerdige, edele, hogeleerde, eirbare ind vrome , eirsame, wijse ind vursichtige, lieue neue, aindcchtige ind besundere. Vwer liefden brieff mitten jngelacbter schrijfften Henrix des bastartz van Nyenraede, hebben wij genoicbsam verstain, jnd hoewaill bij in sijnen schrijfften ruert, nye mit worden off mit werken, mit raide off mijt dait tegen ons off die onse gedain lo hebben, jst nochlans contrarien dairvan v ind oick genoich lantkundich, twelick wij so sijnen tijden 3 offt van noiden wier, waill bewijsen ende bewaeren sulden; verdunckt ons hierom nyet wenich, men den vure. bast, sus bart verdedingen will vm acht off thien peerden bon vngeucrlich ontfreempt sijn |
||||||
'
|
||||||
2t>2 FKEDERIK VAN BADEN (1508).
|
|||||
moigcn, aengesien hem huyss, hoiff ind guet vandcn Bourgonschen genamen ende verdoruen sij.
Dairvan jnd oick van thujas Nycnraide wij ind die onse oick die Stichsche ondersaiten dagelix beschedicht ind gekrenckt werden, twelick men na onsen beduncken biliieker veruolgen solde, affgestalt to werden, vp datmen tanderen lijden gheene redenen en hedde, sulx to gedencken jnd vur to halden vwen liefden, dieselue Got Almechtieh bewaeren moit. Gegeuen to Wagenin- gen | op goensdach sent Bartholomeus auont, apost. nostro sub secreto, anno etc. octauo. Get* Charles. lager viivssen. Opschrifti Den weerdigen, edelen, hogeleerden, eirbaeren ind vromen, eirsamen,
wysen ende vursichtigen, onsen lieuen neuen, aendechtigen ende by- sonderen prelaten Ind capiltelen der vijff gaitzhuysseu, ritterschap sNeder Stichtz ind Btat van Vtrecht, drie staten des Neder Stichtz. Deei, C. 41. CGCLXXI.
De bisschop van Utrecht verzoekt aan de 8 staten van Utrecht, de belangens van
Hendrih van Nijenrode te behartigen. Van Gots gnaden Friderich, bischop tUtrecht, geboren marggraue van Baden.
Erbaren, lieue vriende. Vns hefft Heinrick die bastart van Nijenrode nw doen schriuen, als ghij aen copie sins briefs hier jnne versloten sien sullen werden. Ende want vns dan sulcke sfjn ]>egeerde nyet onbehoerlick bedunckt, begeren wij aen v guetlicke, ghij soe voel v moegelick is, hem mit vwer gueder voerderinge bij den hertogen van Geldern behulpelicke willen wesen, dat hij tot reslitucien zijnre genomen perde comen ende voirder onbelastet moege blijuen, a]s sich dat nar alle reden alsoe behoert, ende wij v des genselicke toe betruwen. Godt zij mit v. Gegeuen jn vnsen slote Duersteden, opten XXIIIJen dach jn Auguslo, anno etc. octauo. Get, hosx.
Opschrift; Den erbaren vnsen lieuen vrienden, prelaten ende capittulen vnser vijff gotshuysen, ridderscap bijnnen vnser sladt, ende boirgermeis- tercu, scepeD ende raidt vnser sladt van Vtrecht. Deel, D. 342. Ret in dezen brief vermeld aftchrift, luidt aldus :
■
GCGLXXII.
Hoichweerdige vader jn Goide, hoichgeboren, vermoegenden vorst ende heer, heer Frede-
rich, bischop tUtrecht, geboren marggraue van Baden, rnijnen gnedigen lieuen heren. Hoichwerdige vader jn Goide, hoichgeboren, vermoegenden vorst, gnedige lieue heren. Vwer vorstelicke genaden sollen belieuen te weten, woe dat ick v voerstelicke gnaden raede jnt weer- omkomen van Amsterdamme te kennen gegeuen hebbe, woe dat die Burgunsche mijn huys jnge- nommen hebben buyten mijnen will ende wete, des mij die hertoch van Gelre voir vijandt hout ende hefft mij rnijn perden doen neraen, die een reyse voer die ander reyse nae, ende noch jn meyninge is mij veerder te bescayen, soe hebbe ick bij raede v voirsllicke gnad. rede gescreuen aen v f. gnaden drye staten, zye mij voirstaen willen, soe ick een landtsat ben ende een Stichts man, ende ick mij aen beyden zijde mij alltijt leech gehouden hebbe, des v f. gnaden drye staten aen den hertoch van Geldre versoickt hebben, ende noch gheen wtdragende antwort gecregen hebbe, wair nae jck sal mij moegen rijehten. Js mijn oetmoedelicke, dienstlicke begerde, v f, |
|||||
BISSGHOP VAIi UTRECHT (1508). 263
|
|||||
gnaden te willen doen schriuen aen v f. gnaden drye staten, dat zye die sake voert vervolgen
willen aen den hertoch van Gelre, dat ick wederomme moechte comcn bij inijn perden, ende voert bij den mijnen blijuen, want men nyet bevijnden en sail jn der warheyt, ick tnij ye anders gehadt hebbe, voir off nae, dan een guet Stichts man hem schuldieh is te holden , dat kenne Godt, die v f. gnade sparen will, lang, vrolich ende gesundt. Geschreuen op vwer f. gnaden buys tot Apcoude, op sante Bartholomens auondt, anno elc. acbt. Vwer furslicker gnaden vndersate ende oetmoedige diener alltijt,
Heinrick, die bastart van JNyenrofde.
Deel, D. 343.
CCCLXX1II. Maximiliaan van Oostcnrijk antwoordt aan de 3 staten van Utrecht, dat het Sticht
door zijne krijgsbenden geen nadeel zal worden toegebragt, indien zij zick als yetrouwe rijks onderdanen yedragen , en de Gelder&chen niet langer ondersteunen. Maximilian, von Gots gnaden erwerlter Romischer kayser, zu allenn tzeiten merer des
reicbs etc. Ersamen, andechtigen vund lieben getrewen. Ewr schrciben so jr vuns bey disem botten getan habt, dar jnn jr cuch beklagt, wie jr vund ewer, vndersassen von vunserm leger vorWesj> vund annderm vunserm kriegsvolk zu ross vund fuess, so statigclich bin vund wider zeucht, mergk- lich vund jamerlich beschedigt werde, vund darauf an vuns begert bey vunserm lieben oheim vund fursten von Anbalt zu uerfuegen vnd zu bestellen, euch hinfur vor solher beschward vund lasst zu enntladen etc., mit mererm jnnhalt berurts ewers scbreibens, baben wir verstannden. Darauf solt jr wissen, das wir genaigt sein die beilig kirchen vund religion, audi annder vunser vund der beiligen reicbs verwandten vund vunderthanen, die sicb in getrewer diennstperkeit gegen vuns . dem heiligen reich vund den vunsern ertzaigen, vor schaden, beschwarden vnd lasst zu bewaren, vund sonnderlicb euch, wo jr euch der gstalt getrewlich vund zirnlich gegen vuns vnnd den vunsern beweysst, bey gueten wirden vund friden zu hanndhaben. Wir wellen euch aber daneben nit verhalten, das vuns .♦.. glewblich angepracbt vund zu erkennen geben wirdet, wass gstalt jr euch mit den ewern in diser vuns gegenwurtigen kriegs.. . »g vund vahd mit den Ghelderischen , als vunsern vund des heiligen reichs vund vunsers hawss Burgundj Yeinden, seer partheysch ertzaigen vund halten, also "das jr denselben Ghelderischen in vil weg hie zu ertzellen on(?)not furdrung, hilf vund zueschub beweysen , vnd den vunsern durch eucli vnd die ewern ofFenparlich verhinde- rung vund nachteil begegncn sol. Das allcs vuns an euch, als vndertanen vund verwanndten vunser vnd des heiligen reichs, dieweil wir euch doch dess mit nichten vrsach Qahen, jr auch den Gliel- derischen also anzuhanngen kains wegs gedrungen noch notturstig seit, mergklich befrembdt vund misfallet. Darumb, ob euch bischer durch die vunsern ichts beswarlicbs zugefuegt, das war vmb berurter ewr vund der ewern widerwartigen hanndlung willen beschehen. Begern demnach an euch, als vunderthanen vund verwanndten vunser vund der heiligen reichs, jr welt ewer parthey i'urdrung, hilff vund zueschub, damit jr den Ghelderischen bisscher angehanngen seit, absteen , euch derselben in alweg haimlich vund offennlich entslagen, auch die vunsern mit nichten be- Jaidigen beschwarn, sonnder jnen hilff, furdrung vund guten willen beweysen; desgleichen auch bey den ewern zutun strangclich verfuegen vnd bestellen, vund euch in alweg halten vund ertzaigen als gehorsamen, getrewen vunderthanen vnd verwandten vuns vnd des heiligen reichs, vnd guten nachperen vunsers hawss Burgundj gepurt. So schreiben wir hiemit vunserm oheim |
|||||
FREDKBIK VAN BA.DE5 , (1508).
|
|||||||
2Gi-
|
|||||||
vund fursten von Anhalt, sofer solhs als vuns nit zweyflt tun werdt, bey den vunsern auch mit
ernst darob zu sein, euch vnd die ewern furler schadenns, beswarung vund vberlasses zu uertragen vnd zu entladen. Das woken wir euch auf ewer begem nit verhalten. Geben in vuns statt Dortricht in Holannd, oni XXVllJ tag Augustj, anno etc. im achtenden vunsers reicbs, der Romischen in XX1IJ jaren. per re^ein p. ^ mandatum domini jmperatoris proprium.
Get. vogt (?).
Opschrift: Den crsnmen vunsern andeclitigen vund vunsern vnd des reichs lichen, geLreweu, den thumbprobst, tertian mien , cappitlen vnd gemainer geisllichail, auch der rillerschaflt, vund burgermaister vnd rat der stall VtlrlchL Dee!, A. 467.
CCCLXXIV.
De stad Reenen aan de Had Utrecht, verzoek betreffende de bescherming barer
vest en leg en de Bourgondischen, Eirbaire, vromc, wijsse ende voirsichtige, lieue gemijnde flrunden. Alsoe v lyefl'den aen vns
enen boede gesendt badde, als ruerende van die Burgoensche, dair wij v flruntelic aft" dancken, sue hebben ons raets frunden aen onse gnedige beer geweest^ ende bebben hem van die Burgoen- sche te kennen gegeuen, hoer vvij ons dair in halden sullen, ofl'sij aen onse stadt quamen incle eysten onse stadt; soe heeft ons gnedige heer geseyt, wij sullen boir ter antwoert gheuen, als dat wij ons mit onsen gnedigen beer beraeden wij lien , mer soe wij verstaen konnen van onsen gnedige heer, soe en sullen wij gheen noet bebben, soe wij hoepen; mer wij begeren zeer dyen- stelic van uwer lyeffden, als dat ghij doch aen onse gnedige heer verscriuen wijlt, dat wij vijftich off sestich landluden in onse stadt crigen mogen, om ons stadt te beet mogen te bewaren, so wij gheern doen soude mitter hulp van Godt, dat kenne Godt, die uwer eirbairheyden bewaren ende gesparen wijllen lange, vrolic ende gesondt. Gescreuen des donderdages nae sanct Johans dach decollacio, anno XVC ende acht. Die stadt van Renen.
Opschrift: Die eirbare, vrome, wijsse ende voirsichtige burgermeysleren, scepene ende raede der stadt Vtrecht, onse bijsoudere goede ffrunden. Decl, D. 344.
CGCLXXV.
De stad Reenen aan de stad Utrecht, nader verzoek deswege. Eirbare, vrome, wijsse ende voirsichtige, lieue, gemijnde flrunden. Wij begeren zeer dyen-
stelick van uwe eirbairheyden, als dat ghij doch schicken wijlt inden beeslen, als dat ghij ons doch an wijlt senden van stonden aen sestich land luden, om ons stadt mede helpen te bewaren, want wij zeer beduicht sijn, aengesien datter enen hoep knechten op een vierdel weges bij onser sladt liggen, inde en hebben gheen hoeftman ende doen dat zij wijllen; aldus soe en wijlt niet laeten ghij ein sehicksche ons ter tijt toe dat die knechten op beyde zijden gescheyden sijn, Avanttet mit ons van noede es, inde wij zeer nerstelic tot onser stadt zien, ende op beyde zijde doen alst behoert van prowande vyt te reyken; inde wees wij hier in genieten sullen inde beesten begeren wij v guettelic bescreuen antwoert bij brenger sbriefFs » ons inden beesten nae weten te hebben. Onsen lieuen Heer Godt zij mit v. Gescreuen op sunt Jelio dach, anno etc. acht. Die stadt van Renen.
Opschrift: Die eirbaire, vrome, wijsse ende voirsichtige burgermeysleren, schoul ende scepen der stadt van Vtrecht ■ onse bijsonder goede flrunden. Deel, A. 468.
|
|||||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1508). 265
CCCLXXVI.
De hisschop van Utrecht vieldt aan de 3 staten van Utrecht, zoo spoedig doenlijk
zijne raden hij hen te zullen 2 ende n. Van Goits gnaden Friderich, bisschop tUtrijcht, geboren marchgreue van Baden.
Eerbaere, lieue vrunde. Owe schrijtYte vns huden ther handen gekomen, waeren wij gesloten ende jn meyninge vnse rede desen auendt aldair bij v gehat thebben, dan vermitz dat die hoich- geboren furste , vnse oeheim Yan Aenhalt, cortz dair nae mijt groiter raacht van rutheren ende knecbten alhier tho Wijck quam, ende aldair ouer schepet, so hebben wij sulx desen dach \*er- toegen; willen nyet the mijn mitten alreyersten dieselue vnse rede aldair bij v schicken, online opten voire, uwe schrijffte mit v the ooinmuniceren, alst best dienen sail. Godt sij mit v. Ge- geuen in vrisen sloite Duersleden, den IJea dach in Sep tern brj, anno Domini M°V0VIIJ°. Get, H. HUJIDEBEKE.
Opschrift: Dea eirbacren vnsen lieuen vrunden, prelaten ende capiltelen vnser
vijff goidshuyseu, ridderschap vases Neder Stijchts, borghermeisteren, scbepenen ende raidt vnser stadt Vtrycht. Deel, D. 345. CCCLXXVII.
Splinter van Nijenrode en Willem van Nijevelt verzoehen aan de 3 staten van
Utrecht^ ontslagen te worden van hunne belofte om het huis Loendersloot onzijdig te he war en. Werdigen , hoichgeleerden ende vromen, eerbaeren ende wijsen , guede vrijnden. Alsoe wij nae den jnnemen van Wesep, tot vordell vanden dryen staten ende doer vrijntschap ende be- wartenisse van heer Derich van Zvveten, ritter, vtlandsch wesende, dat huess van Loenresloet ende die bevvaringe vanden aengenomen heben, ende dairop den drien staten ene certilicatie aft* gegeuen, dat huess omparlijlicke toe bewaren gelickerwijs wij dat sonder twijuell tot deser tijt toe gcdaen heben, alsoe sijrit ons nu merckelicke saecken voirgeuallen, doir welke wij vanalsulke loeOten ende bewarnisse ontslagen begeren toe wesen, want ons nyet langer in alsulke verbant en dient toe staen, twelck wij uwe lieffden jnden besten tkennen geuen, alsoe dat uwe lieffden dair behoerhcke prouisye op docn mogen, begerende dairom seer vrijntlicke, dat die selffde uwe lieffden bij brenger van desen onsse certificacie weder restitueren wellen, ende ons van alsulke loefften jndie begreppen ontslaen ende quyt schelden. Wij willen nochtans drie off vier dagen nae datum van desen brieff, dat huess van Lonresloet, als wij dat vonden, ghern ouerleueren. Werdige, edele ende eerbaere, guede vrijnden, wij gebieden ons seer vrijntlick ende diensth'cke tot uwe lieffden, Geschreuen op dat huess van Loenersloet, opten vijfftiensten dach van September , anno XVC ende acht, bij uwer lieffden guetwilgen dienaeren, Splijnter van Nyenrode ende Wilhem van Nyevelt, bast,
Opschrift: Den werdigen ende boechgcleerden, edelen ende vromen, erbaeren
ende wUsen , prelaten ende heron der vijff goilshuezen, ridderen knechten, stal ende steden der drien staten dcs Neder Slichts van Vtrccht, onsse bisouderen gueden beren ende vrijnden, diensLIicken geschreuen. Deel, C. 42.
I. 34 ■
|
|||||
/
|
|||||
266 PREBEMK VAN BADE* , (1508)
|
|||||
CCGLXXVIII.
De bisschop van Utrecht zendt aan de 3 staten van Utrecht het antwoord van Dirk
van Zwieten, over de bewaring van het huts Lqendersloot, Van Gots gnaden Frederick, bisschop lUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbaeren , lieue vriende. Soe ghij vns vnluncx geleden bijden eerbaeren vnsen lieuen getruwen raidt, meester Harinan Hagen, toegeschickt hebben een missiue brieff van Splinter van Nyenrode ende Willem van Nyeuelt, bastart, aen v gesandt, beroerende die bewaringe des buys tot Loen- reslot etc., hebben wij vanden seluen meester Harman mit uwen guetduncken, wes wij voert in deser saicke aen die selue twee scbrijuen ende vervolgen doen solden, te gueder mathen verstanden. Ende soe ons dan nae gelegentheit dat beste bedunckt heefft, dat wij den principaeli hoifftman den dat huys toebehoert, te weten, her Dierick van Zweten, ridder, hier van doen scbrijuen ende aduiseren, als wij oick gedaen hebben, js vns hier op vanden seluen antwoert gekomen, dair van wij v copie hier jnne versloten senden , wij v jnden besten nyet hebben willcn verhol- den. Got zij midt v. Gegeuen in vnsen slote tot Duersteden, opten IIIJen dach in Octobrj, anno etc. VIIJ0. Get, hosz.
Opschrift: Den eirbaeren vnseu lieuen vrunden, prelaleu ende capilluleii vnsser \ijff go is huys en , tidderschap Mnnen vnsser stadl, borghermeesteren , schepenen ende raidt vnsser stadt van Vtrecht. Deel, A. 4(J9. Dit antwoord luidt als volgt:
CGGLXXIX.
Hoichgeboeren, vermogenden furst, Frederick, geboeren marckgreff van Baden, bisschop
tot Vtrecht, mijnen besonderen, lieuen, gen. heeren. Hoichgeboeren, vermogenden forst, lieue gen. heer. Jck gebye mij zeer uwer ff. g. ende
uwen gen. sail helieuen te weten, hoe dat ick uwe brieuen ontfangen hebbe, inhoudende dat ic dat huys van Loenresloet soude doen bewaren, op dat uwer gen. met die drie staten A'anden lande des geen schade bij en lede, daer uwe f. gen. op helieuen te weten, dat ick dat geerne doen will nae mijnen armen vermoegen, dan jck begeer assistencie ende bijstandt van die van Abcoude ende Loenresloet, mijn dagelix heerlicheit met daer Ae ende Oudecoep, de selue mede onder mijn heerlicheit gelegen sijn als bouen, ende oick wat redene dat die leenmannen behoerende tot Loen- resloet j de welcke jc voel te leene houdende bin vanden drie staten vanden landen des Stichts van Vtrecht, dat sij mij assistencie ende bijstant deden, omme dat huys van Loenresloet tonder- houden, want die voers. leenmannen noeyt moeyenisse offte kost gehadt en hebben bij mijns vaders tijden, saliger gedachten, offte binnen mijnen tijden, ende nochlans die voers. leenmannen syn schuldich dat voers. huys te bewaren, alst van noede is, dat uwe ff. gen. bet weet dan jck. Lieue, gen. heer, wilt dan hier jnne dbeste doen, ick wilt wederomme verdienen mit mijnen armen dienst, dat kenne Got Almechtich, die v ff. gen. sparen will salich ende gesont. Gescreuen jut blockhuys op den Hijnderdam, den lesten dach in Septembrj, anno etc. octauo. Lieue, gem heer, wilt mij hieraff senden een beschreuen antwoerdt. Uwe ff. gen. guetwillge dienre,
Dierick van Zweten, ridder, heer to Leyenborch. Deel, A. 470.
|
|||||
BISSGUOP VAN UTRECHT (1508),
|
267
|
||||||
CCCLXXX.
De buschop van Utrecht zendt aan de 3 staten van Utrecht, afschrift van zijn
sclirijven aan Willem Turek.
Van Gots gnaden Friderick, bissohop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eirbaeren, lieue vriende. Nae uwer begeerte ende guetduncken, doen wij bier mede schrij-
uen aen Willem Turck, als gbij aen bierjnne besloten copie siende sullen werden, dat wij v~soe
inden besten tkennen geuen, dat ghij uwen brieff daer nae oick moegen weten te expedieren.
Got zij midt v. Gegeuen in vnsen slote Duersleden, opten XVen dach in Octobrj, anno etc. VIIJ0.
Get* hosz.
-
Opschrift: Den eirbaeren, vnsen lieuen vrienden, prelaten ende capitlulen vnser vijff gotshuysen, ridderschap binnen vnsser stadt, borgermeisteren,
schepenen ende raidt vnsser stadt van Vlrecht Deel, A. 471.
De brief de* hisschops aan hem, luidt aldus;
■
CCCLXXXI.
Frederick, etc.
Lieue vrundt. Vns is tkennen gegeuen woe die ruytberen ende knechten, die in uwenhuyze tot Tfyenrode liggende, vnse vndersaten dagelis vuytten buyze vangen ende beschadigen, ende bem boir huysraede, bedden, slapelakenen ende ander nemen, wellichs sicb alsoe nyet en behoert, ende ons langer nyet to lijden en staet. Begeeren ende versoecken daeromme aen v midt ernste, dat ghij vervoegen sulcke gewaldige ende onbehoirlicke handelinge Yuyt uwen voers. buys affge- stalt werde, ende ,nv voertaen nyet meer en geschie; oick dattgene, dat vnsen vndersaten geno- men h, bem weder gegeuen ende restitueert werde, als sich dat alsoe behoert. Ende wie waill wij vns sulx tot v alsoe te geschiene genselicke v^rsien, begeeren wij nyet te mijn bier van uwe beschreuen antwoert bij desen onsen bode. Got zij midt v^ Datum XVa Octobrj, anno etc. VIIJ0. Opschrift: Vnsen lieuen vrundt Willem Turck, ende jn sijnen affweaen den gbenen
die van zijnre wegen beuell heefft. Decl, A. 472.
- :-
CCCLXXXII.
. -■■ -..-.,. .
Willem van Ussehtein aan de 3 staten van Utrecht, ter dier zake,
Erwerdighenn, vromenn jnd ersamenn, bijsonnderen, ghudenn frunde. Jck gebiede mij zeer dienstlick jnnd vriendelick tot v. Ende so v lyeffden nu hebben doin scbriuen, vermeldende hoc v deeglix vanden ondersathen des Sticbtz van Vtricht klegentlick tkennen sij geuen, boe dattie knecbts tot Nyenrode liggende die solfften gebueren offt ondersathen beschedighen mit vangben , spannen, oeck mit slapingbe jnd beddinghen jnd voert, wes dar bij gehorende berouen etc., wair vp v gelieuen wijl te wethen , dat v alsullix zeer scberplicken oick onmanijrlijken ainge- brocht is, jnd nijmands ijnder waerheyt bij bringhen off bewijsen sail konnen, dat ijmands vanden vurscr. geburen off ondersaten jcbtzwess bouen reden ind recht na bewant der tijt aingelangt off bescbedighet is, dan this wair, datter tot seuen offt acht bedden to ten hoechsten ind oeck nijt raer, dair ouer die sommigken mit reesschappen dair bij, vanden vurscr. Jcnecbten gehaelt 34*
|
|||||||
268 FIIEDERIK VAH BADE5 (1508).
|
|||||
sijn, meer nijt beroefft wierde, omme dattet den winter naket, ind ommer so well bewairt
sellen sijn off sije die vursc. gehuere ijn boren husen hadden, ende enen jgelijken gebuer dat sijne alinck ind ali weder omme te geuen, well touerleggen, alss men sij roeffden off name , dat sij dat buus te Nyenrode zeer woll betalen moste, schijr offt morghen. Jtem voert een ander, ghude \nende, is binnen jairs geleden datter etlijk borger jnd jnnewoners der stadt Vtert dair vt sijn gegaen off gekomen, ind hebben die ondersathen vanden huus Nyenrode gebrantschatt jndberoifft ind nu nocb der tijt bijnnen v stat Vtert gaen, wijlke v alsdo klegentlick te kennen is gegeuen, jnd gliij dat solffte ongericbt bebben gelaten ind ongestrafft, oick genen antwurt hebben wijllen schriuen; dunckt v alsulck voert meer dinghe gelijck ind recht tsijne, die deeglix vanden uwen geboren jnd dus te lanck sollen vallen te schriuen, kan jc ijn inijn verstant, oeck ween ichs vraeghe, nut vinden. Onse Ileer Got moet v bewaren tot langen salighen tijden. Gescreuen den XVIJe" dach jn Octobrj , anno XVC VIIJ. Get, WIJLHELM WAN YESSELSTEVN.
Opschrift; Denn erwerdighenn jnnd geestlijkcnn prelaten, dekencn, capittelenn der
\ijir gotzhusenn, erbernn jnnd veslenn rijlterschappeim jnnd ersamighenu vursljnnijghen jnnd wijsen burgermeislereun, schepenenn jnnd raelt der stadt van Vtret, mijnen bijsonnderen, ghueden vrienndenn. Deel, A. 473. CGGLXXXIII.
Be hisschop van Utrecht zendt aan de 3 staten van Utrecht het antwoord van Willem
van IJsselstein, ter dier zake. Van Gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eirbare, lieue vriende. Soe wij nae uwer begeerten ende guetduncken aen VVillem Turck
tho Nienroede hadden doen schrijuen, heefft ons nv Willem van Uselsteyn b., in affwesem Wil- lems Turck voers. doen schrijuen, als ghij jn jngelachter copien sijns brieffs voerder siende sullen werden, wij v jnden besten tkennen geuen. Got zij midt v. Gegeuen in vnsen slote Duersteden, opten XIXen dach in Octobrj, anno etc. VIIJ0. Get. H. BUHDEBEKE.
Opschrift: Den eerbaeren vnsen lieuen vrienden, prelaten ende capittulen vnsser vijff gotshuyzen, ridderschap binnen vnsser stadt, borghermeesterenp scepenen ende raidt vnsser stadt van Vlrecht. Deel, A. 474. Dit antwoord luidt aid us:
CGCLXXXIV.
Den eerweerdigen jn Gode hoichgeboeren, vermogenden fursten ende heeren, heeren
Frederick, van Gots gnad. bisschop tUtrecht, geboeren marckgraue van Baden, mijnen
genad. lieuen heeren.
Mijnen willigen dienst uwer ff. gen, altijt bereit, eerweerdige jn Gode, hoichgeboeren, ver-
mogende furste, gen. lieue heer. Alsoe uwe ff. gen. mij hebben doen schrijuen, vermeldende
hoe die knechts to Nyenrode liggende, dagelix uwen ff. gen. gebueren ende landtsaten bernen
ende beschedigen, ende midt slaepgereesschaft, als bedden, slapelaickenen ende anders, waerop
uwen ff. gen. gelieuen willen te weten, so sulx seer scberpelick ende onmannyerlick uwen ff. gen.
aengebracht is, ende ten sail sich inder waerheit nyet beuinden, dat yemandts van uwen gen. on-
|
|||||
bissciiop vau utrecut, (1508).
|
269
|
||||||
dersatea off gebueren buten reden ichtzwess beroefft ofte aingelangt is, dessolfften daertoe zeer weinich
off lultel gebucrt is; dan, gen. furst, this waer, datter vanden gebueren etzlijke slapinge, als bed- dinge ind anders daer toe gehoerende, dorch noitshauen, omme dat sich den winter naket, gehaelt is vanden knechten op Nyenrode liggende, mer niet beroefft, wantmen ouerleggen moet dat sullicke schier off morgen betaelt rnoest sijn vanden huys Nyenrode, ende der solfften bedden ten hoichsten bouen soenen ofte acht nyet en is, ende op Nyenrode bet sullen bewaert sijn dan inden voirs. gebueren huys , ende enen jderen dat sijne wederomme te geuen, dat ininslc mitten meesten, also balde dat die oploep oder vede oft kost tot Nyenrode nedergelacht is. Onse Heer Got moet v furstelicke gnad. tot langen saligen tijden gesont bewaren. Gescreuen den XVJen dach in Octobrj, anno XVC VIU°. Uwer ff. gen. guetwillige dienre,
Willem van Dselsteyn, b. Deel, A. 475.
CCCLXXXV. Hendrik van JNijenrode, hastaart, verzoekt aan de 3 ttaten van Utrecht, ominhezit
van zijn hut* te worden gesteld. Eerwaerdighe, bij sonder, lieue heren. Vwer eerwaerdicheit js wel jndachtich, ghue dat jc vwer ewaerdicheit te kenne ghegheuen hebbe, ghue dat die Ghelressen mijn peerden vnde mijn beesten ghenomen hadden buten mijnnen schulden, so die Bourgonsen mijn huys jnghenomen hebben ende noch jn hebben buten mijnnen wil, daer op v eerwaerdicheit mijn te antwort ghe- gheuen hebben, als dat jc zyen solde, dat jc mijn huys wederomjn mijnnen handecreech, woldo v eersaemheit bet beste daer jn duen, om jc voert bijden mijnne te bliuen, daer jc veruollicht hebbe mit grote cost aen heeren Florijs van IJsselsteyn, alsoe dat hij beuolen heeft Heynrick Vryess, cappeteyn van mijn buys, dat hij trecken solde jnden Haghe, vnde ontfanghen zijn pen- ninghen voir hem vnde zijn knechten, vnde rumen mijn mijn huys, dat jc alle die vre wachtende zijn. Hierenbouen js mijn huisvrou en saterdaghe voerleen, so zij van Vtrecht nae huys thue vuer, hebben hoer die Ghelressen tselue benomen welk sij hadde, ende hacr ghedreycht van dien auont te barnen; waer daerom mijn vrunllike dijnstelike begheren, v eerwaerdicheit mijn jn deser saecke te willen voirstaen, om mij te willen helpen raden ghue jc mijn jn deser saecken houwen sell, wanttet gheen reden en waer jc bier en bouen tot meerder last vnde schade comen soude. Hier jn willen v eersaemheit dat beste duen als dat moechghelick van redens weghe behoert, vnde jc altijt wederom verdienen wil nae mijnne vermoghen, dat ken God, die v eerwaerdicheit sparen wil, langhe, vrolick vnde gesont; vnde wes vwer eerwaerdicheit hier af ghuetdunckensel, waer mijn vruntlike begheren, v eerwaerdicheit mijn dat willen duen scriuen. Ghescreuen opten huge van Apcou, opten XXIJtea dach van Octobrj , anno etc. acht. Heynrick die bastart van Nyenroe.
Opschrift: Eerwaerdighe, vrome vnde wtjssen heren, prelaten, deken, capittelen der vijf godshusen , ridderscap vnde stadt van Vtrecht, drie staten des Neder Sticks van Vtrecht, mijnnen bij sonder lieuen heren vndeghuede vrunden. Deel, A. 476. CCGLXXXVI.
De Msschop van Utrecht aan de 3 si a ten van Utrecht, ter zakevanhet hut* Nijenrode.
Van Gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden. Eirbaere lieue vriende. Uwer schrijuen ons nv gedaen, beroerende die anlwoert van Willem |
|||||||
270
|
FREDERIK VAN BA.DE3 (1508).
|
||||||
b. van IJselsteyn, gecornen op sulcke vnse ende vwe schrijuen, wij aen Willem Turck gedaen
hadden van beschedinge vnsos Gestichts vndersaten etc., hebben wij midt breder jnneholt vwen brieffs te gueder maten verstanden......v dan die fasten ende schaden, die vuyten voirs, buys
Nyenrode vnsen vndersaten ges......vns kondich sijn, js onse guetduncken, dat ghij ten besfcen
willen ouerleggen, wes voerder in deser saicke nutte ende guet gedaen sij , ende vns dan vwe mey-
ninge bier van laten weten; willen wij ons alsdan hier jnne holden ende bewijsen, als dat be- boirlicke wesen sail. Voert aengaende Henrick die bastart van Nyenrode ende sijn buys etc. , hebben wij ..... verleden dagen bieromme schrijuen ende veruolgen doen, dair wij alle vren
antwoert ait" verwachtende sijn, soe dat wij hopen die voers. Heinrick weder tot zijnen buys sal
mogen komen, dair doir voirder last aenden eynde verhoedet moege blijuen, dat wij v soe inden besten tkennen geuen. Got zij midt v. Gegeuen in onsen slote Duersteden , opten XXVJen dach in Octobrj, anno etc. VIIJ0. Get. nosz.
Opschrift: Den eerbaeren vnsen lieuen vrienden , prelaten ende capiltullen vnsser vijff golshuysen , ridderscap vnsser stadt, borghermeesleren , scepencn ende raidt der stad van VtrecliL Deel, A. 477.
■
■
CGCLXXXYII.
Eendrik van Nijenrode, battaart, meldt aan de 3 ataten van Utrecht de terugbekoming
van zijn huis. Eerwaerdighe, vrome, bij sonder, lieue here. So jc v eersaemheit anderdaechs te kennen ghegheuen hebbe, ghue die Ghelressen mij mijn peerden vnde mijn beesten ghenomen hebben buten mijnnen schulden, als v eersaemheit dat wel veerder jndachtich tzijn, daer op mij te antwortghecomen js, dat jc zyen solde, dat jc mijn huys jn mijnnen handen creech, alsdan wolden v eersaemheit duen veruolghen, zo als jo een Stichs man ben, aenden hartoch van Gbelre, dat jc voert solde moghen bliuen op mijn buys, vnde dat seluen bewaeren, vnde Yoert solde onbescadicht bliuen bijden mijn- nen; so zullen v eersaemheit weten, dat jc mijn neersticheit daer jn ghedaen hebbe om mijn huys te crighen, alsoe dat jc mijn huys op dese vre jn mijnnen handen hebbe. Js daer om mijn vruntlike begberen v eersaemheit mij te willen voerstaen, also dat jc onbeducht opte mijnnen wesen mochte vnde te mijnnen ghebruken mochte als een guet Stichsman hoert te duen, vnde jc mij niet en weet te hebben jn deser saeoken dan bij vwen eersamheit rae, js mijn vruntlike dyenstelike begheren, v eersamen mijn te willen wederduen scriuen, ghue dat jc mij jn deser saecken daer thue voghen seell, dieselue v eersaemheit God sparen moten langhe, vrolick vnde ghesont. Ghescreuen opten buse tot Apcou, opten eersten dach van Nouembrj, anno etc. acbt. Heynrick, die bastart tot Nyenroe.
Opsehrift: Eerwaerdighe, vrome vnde wijsse here, prelaten, dekcnen, capittelen, ridderscip, sladt van Vtrecnt, drien slaten des Neder Slichs van Vtrecht, mijn bijsonder lieue heren vnde ghuede vrunden. Deel, A. 478. CCCLXXXVIII.
Karel, hertog van Gelder, meldt aan de 3 staien van Utrecht de redenen, die hem
'tot de inneming van lief huh Kuynre hebben bewogen, Kairle, hertouch van Gelre etc., ind greue van Zutphen.
Weerdige, edele, eerbaire, voirsichtige ind irome, lieue neuen, aindechtigen ende besondere
|
|||||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1508). 271
guede frunde. Wij sijn ongetwijuelt we lieffden en hebben noch in gueder gedechtnissen, die
fruntlicken toeneygonge ind sunderlinge gelouen ind betrouwen , wij lotten busschop van Vtrecht gehadt ind bewesen hebben, want wij onse huyss Oeyen jn nyemanlz dan jn sijnen band en op voirwoirde ind condicie dairbij begrepen, gestalt hadden, dairvan'he ons segele ind brieue ende voirt hoichgelaiffte in eydtzstat gedain hefft, datselue huyss weder tot onsen handen to stellen, jnhalt derseluer segele ende brieue. Des allet ind sijne hoigelaiffte noch eer nyet aingesien , heefft he dat huyss jn onser vijander handen gelieuert, dair durch onse vijanden die vede mijt ons ain- gehauen ons ind onse landen onverwinlicken schaden gedain hebben, dat welcke nye geschiet en weer, hedde de busschop segele ende brieue ind sijne hoichgelaiflten vurs. gehalden, des wij ons duckmaill voir vwen lieffden ende voirt den steden Deuenter , Campen ind Zwolle schrifflick ind inuntlick hebben doen beclaegen, doch geen verrichtonge konnen erlangen; weeren noch waill to vreden vwe lieffden vwen heren alsoe onderwijsden, dat he ons dair van vernuechden, die wijle euer sulx noch ter tijt nyet geschiet en is, sijn wij geoirsaeckt woirden id huyss ende vleck Guenre weder ain onss to nemen , dair die busschop geboth ende verboth hefft, nyet jn aflterdeill off affbroicke dess Stifftz, dan dencken sulx ind sijne ende anders nyemantz renthen, wair wij die bekomen konnen, so lange jn to halden ind to gebruycken, thent he ons onse huyss Oeyen jn sulcker gestalt, as id wass doe wij id hem op guet betrouwen jn handen staldten, weder lieuert, ind dair beneuen opricht ind vernueght kost ind schaeden, wij ind onse landen deshaluen gedain ind geleden hebben, nyet des willen off meynongen v off den vwen enigen schaden dair vyt geschien te laeten, dan sijn geneyght guede naeberschap mit vwen liefften tonderhalden, as wij biss noch gedain hebben, ind wes wij vwen lieffden to wailbeuallen gedoen konnen, sullen ons dieselue altijt guetwillich toe vijnden. Dat selue wij so mitten besten to kennen geuen vwen lieffden, die onse Heer Got bewaeren will. Gegeuen to Zutphen, op aller Heiligen dach, nostro sub secreto, anno etc. octauo. Get. CHARLES.
Opschrift: Den weerdigen , edelen , erbaeren , voirsichtigen , wijsen ende fromen , onsen lieucn neuen, aindechtigen ind hesonderen gucden frunden , dryen staeten des Gcstichtz van Vlrecht, sementlicken ende besonder. Deel, B, 238. CGCLXXX1X.
■
De stad Amersfoort meldt de 3 staten van Utrecht hnnne gedeputeerden, tcegens
vrees voor den vijand, niet ten kapittel-generaal te kunnen zenden* Edele, eirsame, wijse, bisundere guede vrunden. Alsoe wij desen donredage nae uwe liefden
scrifte aldair te capittel geweest solde hebben, ende dair op onse gedeputeerde gescict ende bereet waren, sijn ons desen auont merckelicke wairscuwinge gecomen van vrunden, datmen dair op halden sal, ende en doruen dair omme onsse vrunden nyet seinden te capittel, die anders dair geweest solden hebben. Begeren dair om uwe liefden int best willen nemen teser tijt, aenmer- ckende onscult ende sorge ende tbeste dair inne doende, ons ouerseindende copie des brieffs shertoegen van Gelre; versculden wij altijt an uwer liefden, der Got in vrouden lang gesont bewaren moet. Gescreuen opden achten dach Nouembris, anno Domini etc. acht. Die stadt Amersfoerdt.
Opschrift: Eirweirdige, edelen, eirsamen ende wijsen deputaten der vijf goitzhuseu , rilteren ende knapen , stadt ende stede aldair lUtrecht te capittet wesende, onse bfjsonder goede vrunden, Deel, A. 479. |
||||
272 FKEDERXK VAN BADEN, (1508),
CGCXC.
Karel, her tog van Gelder, regtvaardtgt zich bij de 3 staten van Utrecht otntrent
de inneming van Jut huis Kuynre, en verzoekt nogmaah hunne tusschenhonut in zijne geschillen met den bisschop. Kairle, hertoige van Gelre etc. jnd greue van Zutpken.
Weerdige, edele, hogeleerde, eirbaere ind vursichtige, besondere lieue neuen jnd guede vrunde.
Wij halden uwe weerdicheit jnd lieffden jndechtich der mennichuoldiger, guetlicker erbiedingen jnd veruolchz, wij vur jnd na schrijfllick ind muntlick gedain jnd laten geschien hebbcn ain die ^taiten jnd steden dess gantzen ind alingen Neder jnd Auer Geslichtz van Vtrecht, beruerende idt huyss Oyen, dairjn wij jnd onse lantschapp bauen gueden betrouvven jnd geloue van onsen oehem busscop tUtrecht, den wij vur ennigen heren ind fursten, maigen jnd vrunden toebetrouwet jnd onse saicken jn handen gestalt hedden, verkort ind bedraigen sijn wurden, dair doir wij onse lant- schapp jnd ondersalen tot alien desen verloip ind veden onuerwijnlicken schaden jnd achterdeell komen jnd verloipen sijn, jnd dess guetlicken veruolchz hijromme geschiet is, hebben wij tot geenre beteringen off vytdrachten moigen komen, dan ons guetlick geduldt ind geleden omb be- wanteniss van vruntschappen jnd nabuerschappen tusschen ons, v ind sGeslichtz ondersaten jn al- sulcken verhapinge jnd meyninge gij uwen heren alsoe onderricht jnd die saicken opgenamen hebben soldt, wairbij wij vorder geenss claigens en bedorfften, twelck sich bis noch toe alsoe be- geuen heefft, dat dair van geen verrichtinge noch vytdracht gekonien is; hijr beneucn heefft sich begeuen, dat onse wederpaert deels huyzen jnden Gesticht jngenamen hebben ind noch huyden desen dach jnhalden tot onsen jnd der onset' last, schade jnd achterdeell, nyet tegenstaende vrij- heit ind veylicheit wij denseluen auermitz beden van v jnd anderen vrunden sGestichtz verleent ind vergont hadden, dairop ons gelaifften ind hoichlicken toesage geschiet sijn; dan euenwail nyet heefft willen helpen , jnd bauen die geloifften ons ind die onse mennichuoldelick beschedicht init roue, brande, name ind venckenschappen, dess wij ons oick duck ind genoich samlick ain v be- claight hebben jnd noch huyden bij daige die hogeleerde meister Wijnant van Arnhem , doctoir, antwoirt jnd vytdrachten van onser wegen aldair verwachtende is. Oick heefft sich begeuen, dat onse dyenre ind knechten jn onsen dyenst jnd zoldt liggende, van deels huysen jnden Gesticht meer veruolcht ind benauwel wurden sijn, dan van onser reenter wederpaert jnd vijanden, jnd alsulcken smaetheit aingedain, mit oeren slippen aff to snijden, dair ons smaidelickc jnd mijs- haiclicken ain gedain is, dan mit roue ind brande, twelck wij allet omb alles besten will guet- lick geleden jnd verduldt hebben, vermeynende alsulcken vurraet daerop geschien solde, dat wij dess eyne guet benuegen nemen muchten, twelck nyet geschiet en is, jnd euenwail die huysen jngehalden blijuen , jnd wij jnd die onse dach bij dach dair van beschedicht weerden. Dairomme ende vyt redenen vurs. wij geoirsaickt sijn wurden, jnd die kentlich noit ons dair to gedrongen jnd geporret heefft, dat huyss to Kuynre in to doin nemen, omb jn gelijckcn onse vijanden dair vyt to beschedigen, nyet jn meyningen v off dess Gestichtz ondersaiten jn groit off cleyn dair vyt to beschedigen, dan hebben onsen hoifftluyden jnd knechten aldair beueell gedain, sich ge- lijmpelick to halden mitten jnwoenres vanden Kuynre, jnd omb oeren pennijnek duegdelick teren, gelijck jn onsen steden jnd vlecken, jnd sich jn groit noch cleyn ain nyemantz te keeren, dan alleen ain die renlhen ind domeynen der heerlicheyt, toebehoerende den busscop, ter tijt die »aick opgenamen jnd vij tot geboirlicken verriclitinge jnd vytdrachten komen, twelck wij uwer weerdicheit jnd lieffden jn alien guede to kennen geuen, noch na as vur guetlick vermanenje, |
||||
BISSCHOP TAJ UTSKCHT, (1508).
|
||||||||
273
|
||||||||
biddende, dat grj alsoe verfuegen wilt, dat wij tot geboirlicker verrichtinge jnd vytdrachten komen
moigen, jnd die vijanden der huysen verlalen, dat ons jnd den onsen vorder geen schade offacli- terdeell dair van en koine, soe wij verstain , dat die busscop ruytere jnd kneehle ainneemt, ons vorder to beveden dan hij vur gedain beefft tot onsen groiten schaden; dat willen wij wederomme tegen v sementlicken bekennen jnd ons then redenen alsoe geboirlicken laten \ijnden jnd onder- richten, dat gij vuelen jnd mercken suit, wij anders nyet dan gunst, vruntschap jnd nabuerschap mit v ind dess Geslichtz ondersaten en suecken ind dencken lo balden. Jnd wes hijr van uwer gueder meyningen sijn sail, dair wij ons na sullen hebben to richten, dess begeren wij eyne we- der beschreuen antwoirt van uwer weerdicheit jnd lieffden, die Got onse Heer bewaeren moet. Gegeuen jn onser stat Wageningen, op guesdacb na sente Wilbrordus dach, nostro sub secreto , anno etc. octauo. Get. Charles. lager d. stoiiu
Opschrift; Den weerdigen, edelen, hogeleerden, eirbaeren, wijzen jnd vursichtigen,
prclaten, capitlnlen , rilterschappen des slailen des Neder Slichtz jnd stat Vtrecht, onsen besonderen lieuen neuen jnd gueden vrundeu, sementlick ende elcken besonder. Deel, it, 289. CCCXCI.
Karel, hertog van Gelder, verhlaart aan de 3 stat en van Utrecht genoegen te nemen
met kun voorstel.
Kairle, hertoch van Gelre jnd van Gulicb, ind greue van Sutphen. Werdige, edelen, eirbere, wijse ind vursicbtige, besonder guede vrunde. So uwe lieffden ons geschreuen hebn op onse vurschrijfften, hebn wij derseluer alsoe eyne benuegen, as men dern naegaet, twelc wij wederom vur eyn guetlicke antwort doen geuen uwen lieffden, die Got onse Heer bewaeren moet. Gegeuen onder onser secreet siegell bijrop gesat, dess dijnxdaiges nae sente Mortens dach translations, anno etc. XVC ind acbt. Het op papier gedrukt zegel is verloren gegaan. Opschrift: Erwerdigen, edelen, eirberen, wijsen ind vursichtigen, prelalen jnd
capittulen der vijff goidtzhuysen, ridderschapp jnd stat Vtrecht, drye staten dess Neder Gestichts, onsen besonderen gueden vrunden, se- mentlick ind besonder, Deel, B. 290. CGCXCIL
De stad Reenen meldt aan de 3 statcn van Utrecht, hunne gedeputeerden, wegens
vrees voor den vijand% niet ten kapittel-generaal te kunnen zenden* Edele, vermogende, Heue, gemijnde beren ende gctrouwe ffrunden. Wij gheuen v oetmoe-
delick te kennen, hoe dat onsen gnedigen heer bij ons in onse stat geschijckt heeft sijnre genaeden ichutten mit omtrint hondert knechten, inde soe wij dan te capittel gekomen solde hebben en vrijdage toekomende, soe en is ons (?) noch en dorven wij op dat pas niet komen, noch vyt onse stadt reyssen, mer niet te mijn wees onsen gnedigen beer mitten drie staeten inde gemelten car pittel inde der stadt van Amersfoert dair in doende sijn, wijllen wij goet wijllich in bereyt sijn, mer wij begeren dyenstelic vanden gemeen capittel, als datmen doch rust inde vrede wij 11 helpen raeden te houden, welc ons beest dyent, jnde weel jnden generael rapitell gesloeten wort, be- I. 35 |
||||||||
I
|
||||||||
274
|
||||||||
FREDERIK. VAW BADEN, (1508).
|
||||||||
geren wij v guettelic bescreuen antwoert bij brenger sbrieffs ons nae weten te hebben jnden
beesten, dat kenne Godt, die uwer edel, verinogende beren inde goede frunden bewaren inde gesparen wijll lange, vrolick ende gesont. Gescreuen des gwonsdages nae sinte Mertijns dach, anno XVC ende acht. Die stadt van Rienen.
Opsehrift; Die eerwaerdige heren, prelaeleo ende capittelcn der vjjff goetshusen, rijdderscap inde stadt van Vtrecht, onse bijsondere lieue heren inde guede ffrunden. Deel, A. 480. CCCXCIII.
Be hitsckop van Utrecht zendt eentg krijgsvolk naar de stad Reenen.
Van Goets genaden Friderick, bijsscop tUtrecht, geboren marckgreue van Baden.
Lieue vrunde. Wij schicken tegenwoirdich vnsen lieuen getrouwen diener Bernt van Nijes-
seren mit een deel knechten aen v, omme v vnse stadt aldair helpen bewaren, ende begeren dat ghij die selue guettelicke vntfangen, jnnemen, logieren ende omme hoir gelt tractieren wijllen; sij hebben ons moeten loeuen, oick sal vnse vurs. diener dair voirt nu aen sijn, dat sij nyemant ouerlast doen ende hoire weerde waell betaellen sullen. Sus wilt mit hoert tbeste doen ende goede toesicht hebben, wij sullen voirder bij v doen, als een goet lantz furst. Godt zij mit v. Gegeuen op vnsen sloete Duersteden, den XVen dach jn Nouembrj, anno VI1J. Opsehrift: Vnsen lieuen vrunden , burgemeisleren, scepen ende raedt vnser
stadt Rienen. Deel, A. 181.
CCCXCIV.
Jan, hurggraaf van Montfoort, aan de 3 staten van Utrecht, ter zake van de inne-
ming van het huts Kuynre door den hertog van Gelder, Eerweerdige, vrome, eerbare ende wijsse, lieue heeren, neuen ende goede vruende. Alzoe
ghij mij gescreuen hebt vanden clachten van mijnen gen. heer van Vtrecht, beruerende dat in- nemen zrjnre genaden huyss ende vlecke tot Kuynre, ende deshaluen van v hulp ende bijstant begeert heeft etc., ende oic mede vanden saicken vanden hertoech van Gelre, ende begeert dat jck mij seluen aldair bij v vuegen wolde op en vrijdach nv naistcomende, omme te helpen raiden tot nutscip, proflSjt ende oirbair des Gestichts ende des gemeens lants, soe sal v dairop gelieuen te weeten, lieue heeren, neuen ende goede vruenden, dat mij sulex op dit pas niet moegelick en js te doen ouermits gelegentheyt des weers, ende en solde mij niet gerne absent maicken van v luyden, dat jck yet solde moegen helpen raiden mit v luyden tot proffijt ende orbair des gemeens Gestichts ende lants voirs., jndient mij moegelicken waire van doene; doch niet te min jck holde v luyden vroet genoich, dat ghij waill weet, datmen mit alsulcke saicken niet en behoirt te verhaesten, ende mij docht goet gedaen, dat ghij luyden scbickten aen mijnen voirs. gened. heer van Vtrecht, omme te besien of men dese saicken tussehen beyden forsten vatten mochte. Jck holde mijnen gen. heer waell zoe wijs, dat zijne gen. nyet aenverden en sullen ennige saicken, zijne gen, en sullen de selue saicken waill ten eynden weeten te driuen. Sus lieue heeren, neuen ende goede vruende, al scriue jck aldus, ghij zijt wijs genoich, ghij weet waill wat ghy luyden |
||||||||
4
|
||||||||
EISSCHOP VAN UTRECHT, (1508).
|
||||||
275
|
||||||
behoirt te doen jn desen saicken. Anders met sunderlincs, dan God Almachtich wille v,
eerweerdige, vrome; eerbaere ende wijsse, lieue heeren, neuen ende goede vruenden , altijt ge- spaeren vrolick, selich ende gesont. Gegeuen tot Montfoirt, opten XXIJen dach jn Nouembrj, anno et octauo. J, de Montfoird.
Opschrlfti Eerweerdigen, vromen eerbaeren ende wijssen, prelaten, dekenen ende capittelen der vijiV goidshuysen, ritterscap ende stadt van Vtrecht, mijneo lieueu heeren, neueu ende goede vruenden. Dee!, C. 43. !
i
cccxcv.
De bisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, over de a/paling van de
Vecht door WiUem van IJsselstein*
Van Gots gnaden Frederich, bisschop tUtrecht, geboren marggraue van Baden. Erbaren, lieue vriende. Vwer schrijuen vns nw gedaen, berorende sulcke ouergrepen ende beschedigunge, die wt ... huys tot Nyenrode op vnse vndersaten ende andere geschien sollden, oick dat deselue van Nyenroide vnsen vryen stroem die Vechte toe gepaelt, hebben wij mit voirder jnneholt vwes briefs gelesen ende te gueder maten verstanden. Ende geuen v hierop guetKcke te kennen, dat wij voer ende eer ons dese vwe brief toe quame, van desen voirs, saken hebben doen schriuen ten ernsteliken aen Willem Turck, dairop wij siner antwort verwachtende sijn; «oe eerst vns die selue toe compt, willen wij alsdan v nyet verholden. Godt zij mit v. Gegeuen jn vnsen slote Duersteden, opten XXVIIJen dach jn Nouembrj, anno etc. VIIJ. I Get. hosz.
Opschrift: Den erbaren vnsen lieuen vrienden, prelaten ende capillulen vnser vijff |
gotshuysen, ritlerscbap vnses landts ende boirgermeisteren, ecepen ende i
raedt vnser stat ende sleden vnses Neder Gesticbt van Vlrecht. Dec], A, 482.
CCCXCVL
Karelt hertog van Gelder, aan de 3 staten van Utrecht, ter zake van de gevangen-
neming eeniger Stichtsche onderzaten* Kairle, hertouch van Gelre etc. jnd greue van Zutphen.
Weerdige, edele, hoigeleerde, veste ind frome, eirbair ende voirsichtige lieue neuen, aih-
dechtige ind besondere guede frunde. As vwe lieffden ons nu hebben doen schrijuen, vermae- nende des ghoenen wij v voir schrififtltcken ind nae bij meester Wijnant van Arnhem, doctor, muntlichen hedden doen verkondigen, woe dat wij opten busschop noch den Gesticht van Vtrecht nyet nyess voernemen solden laeten, geduerende den tijt vwer deliberacien, ind dat daer en bauen drye des busschops dienre geloofft ende eyn huysman, bij id veer to Culenborch geseten, gefenck- \ lick gebracht weer tot Wagenijngen etc. mijt langer jnhalde, hebben wij verstaen. Daer op
wij v te weten doen, dat wij achterfolgende onsen voirschrifften nyet anders en weten dan guede fruntschap ind naeberschap tonderhalden, ende dat dair en bauen des busschops dienre geloofft ind die huysman gefangen sijn, js onss tonwillen ind sonder onsen beueell geschiet. Doen dair- omme ernstlicken schrijuen onsen officieren to Waegeningen, den seluen dryen oere gelaifften quyt te schelden ind den huysman der gefencknisse kosteloiss tontslaen, dat wij vwen lieffden, 35*
|
||||||
276 FREDERIK VAST BADEI* , (1508).
|
|||||
die onse Heer Got beware, mijtten besten weder to kennen doen. Gegeuen to Zutpbcn , on
dijnsdacb, post Katherine virginis, nostro sub secreto, anno etc. VIIJ. Get. Charles, lager suchtelen.
Opschrift: Den weerdigen , edelen , Iioigeleerdcn, vesten ind fromen, eerbaeren ind
voirsichligen, onsen lieuen neuen, aindechtigen ind besonderen gueden frunden , prelaten jnd capittulen der vijff goetzhuyseren lUtrecht, riller- schappen, slat ind stedeii sNedcr Stichlz van Vtrecht. Deel, B. 291. CCGXGVir.
Burg., schep. en raad der steden Deventer, Kampen en Zwolle, ter zake der inneming
van Kuynre. Edele ende walgebaeren, werdighe, eirbere, eirsame ende wijse tberen, bijsondera gude vrunde.
Wij bolden ongetwiuelt vwen liefden en sij voirkomen, woe dat van weghen des boichgebaeren i'ursten, bertoge van Gelre etc., jngenamen sij die veste ende vlecke ter Kuenre, wair wtb to beducbten staen ineer jnconuenienten to verrijsen sij, want dan nyet wal lijdelick wil sijn, die lande ende palinge sanct Martens sus gedeylt ende afgebroecken te werden , hadden wij oris ver- seen, soet een Jantsake is, dat wij dorcb verweckinge ende tot versoeck des boechweerdigen, lioechgebaeren fursten, ons g. 1. h. van Vtrecbt der selften en vwe guede meninge ende voerraeni dair op solden bebben verkregen , om ons dan oeck na older gewoenten dair op tbebben mogen ver- sijnnen, soe dan sulx bes noch verbleuen is, ende den XXIIIJtea dach deser maent Nouember ons scrifte vanden stadlbolder der lande van Gelre ten banden gekomen sijnt, lude deser copien hijr jnne versloelen, hebben wij tegenwoirdicb dair op onsen g. 3. h. van Vtrecbt versocht ende ge- aduerteert, mit begeerlen dese afbroecke ende lasten soe to nemen ten berten, dat die lande ende bepalinge sanct Martens weerden geheelt, ende die veste ende vlecke ter Kuenre weder kome jn banden sijnre gnaden alst beboert, ende ons dair van sijnre g. entlicke meninge mitten ijrsten tlaten weerden , om ons albijr oeck dair op tmogen beraden. Wair omme wij oeck begeren an " vwe edele, weerdige ende eirbere liefdenj dat die seluen so spreken mit sijnen gnaden ende vwe liefden bij sich, dat wij bijr van entlicke toverlatige meninge ende voerraem na older gewoenten inogen vernemen ende verkrigen, ende dair jn soe raden, alsmen wolde dat wij bijr solden doen jn desen landen, ofter dair jnt Neder Sticbt soe gelegen weer, oft geboerde, dair Got voer sij, tanderen tijden willen wij ons dan oick gerne ten besten dair op versijnnen, alst na noettruft ende gelegenbeit der saken hoeren ende dienen sal. Ende v dair jnne mitten besten to bewijsen, dat willen wij ons vermoegens gerne verscbulden ende verdienen tanderen tijden tegen vwe edele, weerdige, eirbere ende eirsame liefden, die Got Almechticb gesont bewaeren will tot langen tijden. Gescreuen onder tsecreet zegel der stadt Deuenter, des wij bijr to satnent gebruecken, den lesten dach jn Novembrj , anno etc. acht. Burgermeistere, scepenen ende rade der drier stede Deuenter,
Campen ende Swolle. Jtem den stadbolder doen wij ter antwort scriuen bij desen baden, onder anderen, dat die
zake onsen g. h. ende den gemenen lande angaet, ende willen sijnen g. dair op aduerteren als wij oeck doen tegenwoirdicb, ende ons bij to doen van den ende der selften lantscappe so bolden |
|||||
BISSCHOP VAN UTRECUT, (1508).
|
277
|
||||||
ende bewijsen, datmen onser na reden des mogelick belijden hebben zall, dat wij oick jnden
besten tkennen geuen. Datum vts. Opschrift: Den edelen ende walgebaeren , weerdigen , eirberen , eirsamen ende wijseri
Iieren , prelaten , deken ende capitule der vtjff gadeshuesen, ritterschap, burgcrmeisleren , scepcncn ende raden der stadt ende des NederSUchtz van Vtricht, samentlick ende elcken bijsonderen, onsen sonderlinx goeden vrunden. Deel, B. 29G , 297. Het aftchrift van den brief van Floris, keer van IJ&selstein, aan burg., sehep. en raad
der Had Deventer, luidt aldus; CCCXCTIIL
Copie.
Ersame, wijse, voersiehtige, bijsonder gude vrenden. Wij hebben verstaen wo mijn heer \an Gelre jn heft laten nemen dat hues ende vest van Kuenre, jn meningen oris alregnadteu heren der k. m. ende ons gnetcn heren des princen van Castillen, eertzhertogen van Oestenrijck etc., hoer gnaden ondersaten daer wth to beschadigen. So aduerteren wij v daer af, dat ghijsulx nyet en lact gescheen , ende jnden dat ennige schaden geschieden wth vwen Gestichte dencktmen wederomme op den Gestichte van Vtrecht te verhalen, na jnholt eens tractaetz tot anderen tijden gemaeckt tusschen den landen van Hollant ende den Gestichte van Vtrecht, daer af wij v die copie hijr jnne besloten senden. Guede vrende, hijr wetten sich vwe ersamheden na te richten , want die k. m. ons sulx beuolen heft. Hijr mede sijt Gode beuolen. Gescreuen jnden Hage, den XJJten dach jn Novembri, anno XCVVIIJ. Fflorijs van Egmonde, heer tot sanct Martinsdijck , tot Scherpenisse etc.,
stadtholder generael slantz van Gelre etc. (Sus onderteikent) Fflorijs.
Jtem die articul ende punct vanden tractaet bouen geroert, begint alsus: Jn den eersten. So sullen heer Rodolph van Diepholt die stadt van Vtrecht ende anders die steden des Geslichtz van Vtrecht, an beiden zijden der Usui vurs. voert an onse gude vrende ende nagebure wesen ende ons getruwelick dienen voer ennige furste die leeft, ende sullen oeck gude vrende wesen alle onsen lande luden steden ende ondersaten etc. Ende endet aldus; Des gelijx en sullen sie nyet gehengen, dat enige vreernde, die onse vijanden sijn of worden konnen, sullen inder stadt, steden ende Gestichte vurs., ons oft den onsen daer jn, daer wth oft daer doer to schadigen jn enigerwijs, alle argelist hijr jnne wth gescheiden. Opschrift: Erberen, voersichtigen ende wijseu, burgmeisleren , scepen ende raedt
der sladt van Deuenler, onseu bijsonderen gudcu vrenden. Deel, B. 298.
CCCXCiIX.
De bisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter zake van de a/paling
van de Fecht door Willem van IJsselstein. Van Gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren marggreue van Baden.
Eirbaere, Heue vriende. Als wij onlancx aen Willem Turck ende jn zijnen affwezen aen Willem van IJselstayn, b., doen schnjuen hebben, de fortsen ende ouergrepen ende oick die |
|||||||
273 FREDERIK VAT* BADEW, (1508).
Vechte sluytinge beroerende, heefft ons de voirs. Willem de b. ter antwoert gescreuen, als ghij
in jngelachter copijen zijns brieffs siende sullen werden; daer en bouen wij noch aen hem willen doen veruolgen, onime de palen van stonden aen nae zijnen schrijfi'ten \uyt te trecken ende die Vechte te opene, twelck wij v alsoe inden besten tkennen geuen. Got zjj inidt v. Gegeuen in onsen slote Duersteden, opten derden dach in Decembri, anno etc. VIIJ0. Get. H. IlUiNDEBEKE.
Opschift: Den eirbacren vnsen lieuen vrienden, prelaten ende capittulen onsser
vyff gotshuysen, ridderschap biunen vnsser stadt, borgermeesteren , scepenen ende raidt vnsser stadt van Vtrecht. Deel, A. 484. Het in dezen brief hesloten aftckrift van den brief van Willem van Usselstein, luidt
als volgt; CCCC.
Den hoichweerdigen, hoichgeboeren, vermogenden fursten jnd heeren, heeren Frederick,
van Gots gnaden bisschop tUtrecht, geboeren marcgreue van Baden etc., mijnen ge- nedigen lieuen heeren. Hoichweerdige, hoichgeboeren, vermoegende furste, gen. lieue heer. Jck gebye mijn zeer
dienstelieken tot uvver ft', gen., ende uwer f. g. belieue te we ten, hoe dat ick als stadtholder van Willem Turck, mijnen neue, uwer ft*, gen. brief! vriendelicke ontfangen hebbe, jnnehoudende van enige uwer ff. gen. ondersaten beddingen affgehaelt solden hebben tot hoeren onwille opten huyse van Nyenrode, soe willen gelieuen uwer ff. gen. te weten, als dat uwer ff. gen. nyet en sullen vinden, dat enige bedden gehaelt sijn van v ff. gen. ondersaten, dan tot sess offt soeuen toe ten hoichsten, die welcke onder hem alien nyet bouen een pont grote weert en sijn, ende sijt soe wel gehaelt hebben vanden ondersaten vuyt Hollant als van den ondersaten uwer ff. g,, ende soe vroe als die Hollanders den hoechten oirloff geuen, salmen die voirs. bedden uwer ff. g. ondersaten guetelicken wederomme geuen, ende is daer enich binder van slijtinge aengeschiet, salmen hem oick guetelicken vernuegen. Bidden dairomme v ff. gen. oetmoedelicken], v ff. gen. alien aenbrengen nyet te gelouen, want sollick dorch haet ende nijt gescbiet, dat sich inder waerheit alsoe beuinden sal; jst saicke dat yemant enige clachte uwer f£, gen. ouer ons aenbringt, Willem Turck mijn neue ende mij, wij willen voir v ff. gen. comen ende ons verantwoerden, dat v ff. gen. benuegen aen hebben sollen. Aengaende voertan uwer ff. gen. schrijfften vanden boem te sluytene in uwer gen. stroem die Vechte, wairop uwe ff. gen. gelieuen willen te wetene, dat alsulck nyet gescbiet is uwer ff. gen. ondersaten te belastigen offte the beschedigen , dat oick nyet gescbiet is; dan, gnedige furste, die Gelderssche, onse viande, zijn gekomen van Vtrecht midt prouanden, heymelicken verbij slijkende bij nachte, doch sijn sij op eenen auont gecomen illicit vele schuyten ende prouanden, wolden per fortse verbij \aren nae Wesep, welck ons ver- boitschap, ende wij dairomme den boem oppen inden Vechte gelecht, alsulcx. teschuttene, omme dat wij onsen heeren, die ons versolden ende wij dienen, recht willen dienen, gelijck v ff, gen. geerne sien ende hebben solden van v ff. §ent knechten ende dienren; nyet te mijn, genadige furste, die boem is nacht ende dach opene, dat dair woll twee gueder scepen neuen den anderen ongedrongen doir moegen varen, ende ic will hem geerne affwerpen doen van stonden an nae uwer ff. gen. verschrijuonghe, die welcke v H. gen. Godt Almechtich tot langen zaligen tijden |
||||
BISSGHOP YAW UTRECHT, (1508). 279
bewaeren will, frolich, geluckich ende gesont. Geschreuen thot Nyenrode, altera die post
Andree , anno VIIJo. Uwer ff. gen. guetwilh'ge dienre,
Willem, die b. van Uselslayn. Deel, A. 485.
CCCGI.
Jan, graaf van Egmont, stadliouder enz,, ende raden van Holland enz.9 beklagen
zich aan de 3 staten van Utrecht over hunne verstandho tiding met de Gelderschen, en verzoeken hun% zich onzijdig te houden, Eedele, eersame ende wijse ghoede vrunde. Al ist zoe, dat wij wel houden jn uwer ken-
nisse ende memorie te wesen, ende bet genouch uwer liefden ende eersaemhede kundich ende niet te ijgnoreren en js tjnhouden vanden zoene ende concordacj , dair vp voortijts gemaict tusschen wijlen hertoghe Philips van Bourgen , graue van Hollandt, saligher memorien, zijnen landen ende ondersaten ter eender zijde* ende wijlen heere Rudolf van Diepholt, biscop, die stede ende Gestichte van Vuytrecht ter andere, begripende onder andere, dat die vander stadt ende Gestichte voors. niet en zullen gehenghen, dat eenighe vreemde, die vianden zijn oft worden ons genad. heeren voors., cornmen zullen jnder stadt, stede ende Gestichte van Vuytrecht voorn., zijnre genaden ofte den zijnen dair jn, dair vuyt of dair doir te beschadighen jn eenigerwijs, als breeder blijcken inach bij een extract vuyten voors. zoene ende concordaten bier jnne geleyt. Dies niet jegen- staende ende directelicken jeghens gaende de voors. zoene ende concordaten, zijn bijnnen zekeren tijt harwairts veel contrarieteyten geschiet ende gebuert, bijzonder dat de Gelderschen vianden ende quaetwillende ons ghenad. heeren ende hoeren ghenaden landen doer die Gestichte gecommen zijn, ende hebben gebrant, eerst dat schone dorp van Bodegauen, ende dair nae js jnnegenomen dat buys te Muyden, die stede van Weesp, ende zijn daghelicx gaende ende commende geweest, beschadighende, vanghende, pillierende ende openbair oorloghe andoende den landen ende onder- saten van onsen voors. genaden heeren, welcken vianden ende quaetwillende gedoocht ende toege- laten zijn geweest, gaende, kerende ende conuerserende jn ende doer die stadt ende Gestichte van Vuytrecht voors., als noch genoucb dagelicx geschiet, dat die vianden vuyt ende doer de voors. stadt ende Stichte van Vtrecht die rebellen ende vianden bijnnen Weesp vitallieren ende onder- houden ende worden, alsoe die voors. vianden jn hoere perseuerance bijden zeluen van Vuytrecht ende Gestichte niet alleen gedoocht ende toegelaten, mair genouch jn effect onderhouden, gesus- tineert, geassisteert ende gesterckt, al contrarie ende in verachtinghe vanden voors. zoene ende concordaten, twelck alsoe niet en behoort. Ende want wij van ons voors. genad. heeren weghen altijls begeert hebben ende begheren te onderhouden dieselue zoene ende concordaten % soe ist dat wij an uwer eersaemheden scrijuen van deser aduerterende, versouckende ende begerende van ons voors. genad* heeren weghen, dat ghijluydcn zoe vervuecht, dat zulcke ende diergelijcke jnbre- kinghe ende jnfractie vanden voors. zoene ende concordaten niet meer en gebeuren, ende oick voirsien ende bestellen wilt dat van als, des ter contrarie geschiet is, reparacie ende wederkeringhe gedaen zij; of wij deyncken ons dair of te beclaghen ende tselue jn tijden ende wijlen te doen verhalen, zoe ende als dat van rechtswegen behoeren sal, twelck wij gerne verhueden zouden; hopende dat bij uwer eersaemheden zoe dair jnne voirsien zal werden, dat dies van gheen noode en sal wesen, ende begheren niet inijn bier van een guetlijcke bescreuen antwoorde van uwer |
||||
280 FfiEDERIK VA5 BADE!* , (1508).
eersaemhede, die Godt Almachtich bewaeren ende spaeren will jn salighe gesonthede. Gescreuen
jnden Hage, den IlIJcn dach in Decernbrj, anno XVC acht.
Die grave van Eginonde, heer tot Bair etc., stedehouder generael, ende
anders die raede der k. m. ende hertoge Karel', onsen erfachtigen beer, eertshertoge van Oistenrijck, prince van Spangen, ende gecommitteert, ten saken der landen van Hollant, Zeelant ende Vrieslant. Get, SEUEHDER,
Opschrift: Edelen, eersamen ende wijsen, die drie statcn van de stadt ende Sticht
van Vtrecht, onsen goeden vrunden. Deel, A. 486.
CCCCII.
Karel, hertog van Gelder, verklaart aan de 3 staten van Utrecht genegen te zijn
tot het houden eener dagvaard. Kairle, hertouch van Gelre etc., jnd greue van Zulphen.
Weerdige, edele, eerbare, eersame ind voirsichtige, lieue neuen, aindecbtigen ind guede
frunden. Vwe scbrijuen nv weder ain ons gedaen, v bedanckende vandie quytscheldinge der dryer gefangen ind des huysmans van Culenborch, ind onder anderen ruert vanden aeuergrepe van onsen ruyteren ind knechten tegen den busschop uan Vtrecbt aint buyss ind vleck inde Cuenre gescbiet, begerende wij eynen dach benoemen wulden om bij malckanderen to schicken , ther plaitzen jnden tractait begrepen, tusschen onsen voirheren en vadern laifflicker gedacbten, ind den Stifft van Vtrecht eertijtz gemaickt weer, ind wij die tijt geduereude nyet gehengen off consentieren wulden, yet nijhess vanden onsen vurgenomen wurde tegens den busscbop offte sijne ondersaeten ind buysluyde, woe vwe schrifFie wijder vermelt, hebben wij verstaen. Ende twijuelen wij nyet, vwe liefTden en hebben waill vernomen vyt onsen voirschrifl'ten, jn koirten daegen ain vwen lieffden ind den Aeuerijsselscben steden gedain, vyt wes oirsaicken ind reden wij die Cuenre hebben doen jnnemen, hebben wij oick den tijt van XIIIJ daigen die saicke jn gedult laeten ainstain ind nyet nijwes doen voirnemen tot vwer lieffden begherten , wie waill wij wisten sicb der busschop dairnae stelden rait sijnen bulperen die onse te krencken, jnd is mijtter stat van Campen ind anderen voir die Cuenre gefallen, dair durch, as vwe lieffden kennen mercken , wij geoirsaeckt weerden, die onse nyet te verlaeten; nyetomijn sullen wij altijt willich wesen, wan- neer dat vwe lieffden ons den dach ind plaetze des bijkomens drye off vier daege to uoirn ver- kondigen op die vurg. plaitze die onse to schicken, der meynongen wij altijt geweest ind noch s*gn, ind ons nae alien reden to onderwijsen laeten, luyde onser voirschrifften, bij alsoe vwe lieffden verscbaffen, datmen terstont van alien vijantlicken bandell ind aeuergrepe cessiere ind die berusten laete; dat wij uwen lieffden, die onse Heer Got bewaere, weder te kennen doen. Gegeuen op onsen slot Wilp , op maendach post Lucie virginis, nostro sub secreto, anno etc. octauo. Get. Charles. lager suciitelek,
Opschrift: Den weerdigen, edelen, eerbaeren, eersamen, w\Jsen ind voirsicbtigen, onsen
lieuen neuen, aindechtigen ind gueden frunden, prelaten, capittelen der vijff godzhuyseu, ritterschappen sNeder StiflTtx ind stat van Vtrecht, dryen slaeten. Dee!, B. 299, CCCCIII.
Herman Rinck aan het kapittel van den Bom te Vtrecht, over geleverd koperwerk. Mijnen seer frunthchen, demoedigen dienst zu foeren, eirwerdigen, boichgelierten, lieuen |
||||
BISSGHOP VAff UTRECHT, (1508, 1509). 281
|
|||||
heeren. So ich vers tain van mijnen dienre jn mijnen coperwerck huyse, so wie ouwe kirchewerck
seer erlich, constich vnd waill geinacht sij na vyrem guede gefalle vnd palronen, so ich dan dat mijn vyre eirwerdicheiden capitlele verlacht hain, so ijt ouch eyne lang zijt gestainhait, istmijne oetmoedich, fruntlich bede, ijr mit bijredich vnd behulplich sijn willen, so danich vurscreuen koperwerck verordinet werde an den zollen bij diessen cygenen werdigen des capittels boede da selffs zoll fry verdaediget inoege werden, ader genedich an den zoll halden, dar zu ich ouch gerne mijn best flijss end arbeit zu doin will, jn sonderheyt an den zoll zu Wagenijngen. All zijt mit erbeidnisse mijns cleynen vermoegen dienst, kenne Got, der eyer erwerdicheit in gesuntheyden hauen vnd bewaeren will, Amen. Datum Colonie XVC vnd VIIJ, adie XXIU Decembris, jn haist. Herman Rinck, ijouwar erwardickhijden oytmodigen
denar altijt berait, ma. propria, Opschrift: Den erwerdigen, voersichtigen, hoichgeleerden ind wailgeboeren heren, dechen end capittel ijm Dorm tot Vytricht, mijnen lieuen heron, Deel, B. 300.
CCCCIV.
Karely hertog van Gelder, aan de 3 staten van Utrecht, over hunne hemiddeling in
zijne geschillen met den hwchop* van Utrecht.
Kairle, hertouge van Gelre etc., jnd greue van Zutphenn. Werdige, edele ind hoichgelerde, eirbaere ind frome, eirsanie, wijse ind vursicblige lieue tieum, aindechtige ind besondere, Vnse stat Zutphen heefft ons desen morgen eynen brief? vur- gebracht, den die stat Deuenter ain zij hadden doin schrijuen, dairvan wij uwen lieffden copie hierjn gelacht schicken; jnd so wij durch vwe begert toegeschriuen hebben die gebrecken ende ftchellongen, tusschen onsen oehemen van Vtrecht ende ons wesende, vur vwen liefden to verhoir te komen etc., hebben wij onse stat Zutphen beualen den van Deuenter weder ter antwoirt to schrijuen, inhalt desen anderen ingelachter copien, twelick wij vwen liefden nyet en hehben willen verswijgen, so wij waill erlijden muchten, die gebrecken vurg. vur v to verhoir queemen, nae dem wij sulx toegeschreuen hebben vwen liefden, die seluen God Almechtich bewaren moit. Gegeuen jn onser stat Zutphen, op manendach post Agnetis virginis , nostro sub secreto, anno etc. IX. Get, charles. lager virssen. Opschrifti Den weerdigen, edelen ind hoigeleerden, eerhaeren ind vromen, eirsamen,
wijscn ende voirsichtigen, onsen lieuen neuen, aindechtigen indbesonderen, prelaeten ende capiltelen der vijif gaitshuysen, ritterschappen ind stat Vtrecht, drye staeten dess Ncder Stichlz. Dee!, A. 487. De in dezen brief vermelde afschriften luiden ah volgt;
CGGCV.
Ersame ende wijse, bijsonders guede vrunde, Soe als vwe liefden ons desen dach hebt scriuen
doen van bestemder dachfairt, mit verhalinge der boetscap des marschalx ons g. h. van Gelre ende den scriften an ende van den staeten des Neder Stichtz daer vp gegaen, heben wij mijt vorderen jnneholde guetlicken ontfangen ende verstaen, ende begheren v dair vp guetlicken to weten: soe als bij vwen liefden ende ons ten yrsten alleen is opgenomen, dat elck mijt sijnen vrenden dair to dienende bij sijnen lantfursten solde onderstaen sijns vermogens, dat die gebrecke tuschen beyden ghebracht mochten werden tot vrentlicken dagen, om vorderen onwillen voer tkomen, dat wij I. 36 |
|||||
282 FEEDEB.IK VAN BADEN (1509).
|
|||||
daer vp ende vp vwe scrifte den dach Jnnocentiuni an ons gesant rait sampt den steden Campen ende
Swolie, oeck der ridderscap des Auer Stichtz alhijr, des woensdagstna Circumc. Domini onsen g. 1. h. van Vtreclit bijnnen sijne stat Swolie mit ernste hebben versocht, ende mijt swaerheyt bewillicht soe veer, dat sijne gnaden lijden mochten dat enighe dachfarden luschen beyden worden verraempt; want dan vwe liefden van wegen ons g. h. van Gelre dair op ons den dacli Ponciani verleden liebt to doen scriuen een vrentlicken dach tholden, die doe van onsen g. 1. h. van Vtrecht om koirtheyt willen der tijt, oeck nae vwen scriften, verlengt ende wtgestalt is worden thent opten manendach na Agnetis als marghen, die van beyden zijden, als wij voer desen daghe niet anders gehoirt en hebben, is angenomen ende belieft, heft sich onse g. ]. h. van Vtricht mit ritterschap ende steden deser sijnre gnaden lantscappe ganslick dair to verlaten, ende die seluen dair op hijr bijnnen Deuenter verscreuen, daer sich die rechte uoirt verholden, jn inennighen mergen den dach na to gane, vervrempt ons ende anderen, dair vmme van vwen liefden ons sulcken bestemdach -den latesten dach ende ter Jester weer op tscriuen. Want dan onsen g. h. van Vtricht mijt sijne gnaden ritterscap ende steden, als wij verslaen, mercklicker oirsaecke haluen niet ghelegen wil sijn na der verscriuinghe ain die staten des Neder Stichtz to vertoeuen, ende want die oeck voer jnder dachfairt nyet geeyschet noch geropen sijnt, ijs onse andachtige beegerte, dat vwe eyrsam- heyden noch , tot onderhoidinghe der gueder naburscap ende den vrede to gude, die dinghen bij onsen g. h. van Gelre so onderstaen, dat de dachfairt an der Steynen Kamer mijt geleyde an beyden zijden desen to komende dinxedach off wonsdach op langeste geholden moghe werden, ende dat vwe liefden dit mijtten vrenden nemen ten herten, ende ons onuerlaechlicke antvvoerde laelen weten bij desen onsen baden, om sich dair na tmoghen schicken jnden besten. Got Al- mechtich will vwe liefden gesont bewaerende. Gescreuen op sinte Agneten dach, anno etc. nono. Burgermeysteren, scepenen ende raet der stadt Deuenter.
Opschrift: Den eirsamen ende wijsen burgemeysteren , scepenen ende raede der
stadt Zutphen , onsen bijsonders gueden vrunden. Deel, A. 488.
CCCCVI.
*
Eirsame, wijze ind vursichtige, besondere Heue vrunde. Wij hebben uwer lieffden brieff
gisteren op sondach geschreuen desen vur mijddach guetlicken ontfangen, den hogeboeren fursten onsen gen. lieuen heren, hertoigen van Gelre etc. doin hoeren , ind van sijnen furstlicken gnaden dairop ter antwoirt gekregen, dat die slaiten des Neder Stichtz jn deser dachfairt gekomen sijn vyt der oirsaicken dat uwer lieffden jntlicke antwoirt vanden dage van ainbegijnne des guetlicker spraicken ind schrijfften tusschen uwer lieffden ind ons bis tot Ponciani vurleden vertacgen is, jnd sijne f. g. jn mijddeler tijt vanden vurs. stailen dairomme versocht sijn, den sijne f. g. een uwer lieffden antwoirt hijr quam, vergont heefft dat ze dairjn solden moigen tractieren, ind dat selue hon toe doin schrijuen, dairop sijne f. g. sekerlick aduertiert is, dat die vurs. staiten dair van onss heren gnaden van Vtrecht hebben doin schrijuen, jnd wij hebben van sijnen f. g. soe verre vorder erlanght, offt saicke weer dat onss heren gnaden van Vtrecht den vurs. staiten sulx dede affschrijuen, jnd onse gen. lieue'heer, hertoige van Gelre etc., dess vanden vurs. staiten off uwe lieffden weten hedde, jnd dairop versocht wurde, wulden sijne f. g. hijrjn sich gueth'ck ind geboirlicken halden jnd guede antwoirt geuen dese selue sijne f. g. antwoirt; wij in alien guede |
|||||
BISSCHO? VAX UTRECHT, (1509). 283
|
||||||
verwiltigcn mven lieffden, die Got Almechtich gesont bewaren will. Gescreuen onder onser stat
secreet segel, op manendach post Agnelis, anno etc. IX0. Burgermeisteren, scepenen ind rait der stat van Zutphen.
Opschrlft; Den eirssamen, wijzen jnd vursiclitigen burgermeisteren, scepenen ind raet
der slat van Deuenter, onsen besonderen lieueu rruuden. Deel, A. 489.
CCCCVII.
Ersame ind wijse, besunders guede vrinde. So as uwe eirsamheden ons nu weder doin schri-
uen, dat dieseluen vnsen brieff vnsen g. h. van Gelre heft doin hoeren, dair sijne gnaden ter antwoirt op hieff't doin geuen , die oirsaecke wairomine dat die staten vanden Neder Slicht sich mede tot desen dachfairt fueghen wolden, hebben wij allet mit vorderen inholde guetlick ont- fangen, vnsen g. 1. h. van Vtrecht sijnre gnaden ritterscap ind steden vur doin geuen, die sulx hebt verstain; jnd vernemen van sijnen gnade wair to wesen, dat sijnre gnaden staten van ghenre sijden der saicken weghen schrijfftlicke versocht hebt sijne gnaden, jnd heefft den onder anderen ter antwoirt schrijuen doin, dat zijne gnaden oirsaicken haluen na gelegentheyt thantz den sijnre gnaden ondersaiten die beseyndinge der dachfairt off briefft doin schrijuen. Als uwe liefden dan schrijuen vorder van onsen gen. heer van Gelre erlanght thebben, soe verre als sijne gnaden vanden staten ofl't ons des weten hadden ind dairop worde versocht, woulden sich sijnre gnaden dairjn gebuerlick ind guetlick halden jnd guede antwoirt geuen; so geuen wij vwen liefden die antwoirt van onsen gen. heer ain die staten gesant, jnden besten tkennen, begerende noch bij onsen g. h. van Gelre mitten besten die dingen tonderstaen, dat die dach- uairt anden Sieynen Karaer mit geleydes versekeringe ain beyden sijden , so men deser sijden on- beuairt sail sijn, woensdach den auont Pauli toekoniende to IX vren vurmiddage geholden moige werden, als onse vurschrijffte ain beyden sijden gegain vermoigen ; beduchten anders dat durch langher vertreck die dinge willen komen tot vorderen verloipe, jnd onsen g. I. h. van Vtrecht sijnre gnade ritterscap ind steden deser sijden merckelicker orrsaicke haluen nyet gelegen will sijn sich dairop heer sus langer to verthueuen; jnd wes dess geschien sail moigen, willen ons jntlicken doin schrijuen bij desen onsen baden vwe liefden, die Got Almechtich gesont bewaren will. Ge- screuen den manendach nae Agnetis, anno IX°. Burgermeisteren, scepenen ind raidt der stat Deuenter.
Opschrift: Den eirsamen ende wijsen, vursichligen burgermeisteren, scepenen ind
rait der stat Zutphen, vnsen besonders gueden vrunden. Deel, A. 490.
CCCCVIII.
Van Gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eirbaeren lieue vriende. Uwer schrijuen vns nY gedaen midt toeschickinge copie sbrieffs v vanden hertoich van Geldern gesanclt, dairjnne der selue hertoch onder anderen beliefFt, die sche- linge ende gebrecke, tusschen hem ende vns wesende, voir v te verhoer te comen, wairop ghij dan aen vns begeren, wij v een voirraempt op gelegen tijt ende plaitse, orame die voers. schelinge te inoegen verhoeren, beteyckenen doen solden , midt voerder jnneholt vanden seluen uwen brieff, hebben wij boeren lesen ende the gueder maten verstanden; ende Iaten v hierop guetelicke weten, 36*
|
||||||
.-
|
||||||
284 FREDERIK VAN BADEK, (1509).
|
|||||
dat wij hierbeuoerens ter ernstelicker begeerde vnser gemeenen ridderschap ende stede belieft heb-
ben , een dachffaert midt den Geldersschen te doen bolden opter gewoentlicker mailstede alhier tot Deuenter bijder brugghen, welcken dach die selue vnse stadt van Deuenter ende stadt Zuytphen iiv aenschrijuen doen heefft, ende is nw bij vns ende vnser landtschap alhier ouerlacht, dat nae gelegentheit des bandels die tijt nyet erlijden mach, die saicke voer v te verhoer te laten komen, wellix wij v soe jnden besten te kennen geuen. Got zij raidt v. Gegeuen jn vnser sladt van Deuenter, opten XXIJen dach in Januario, anno etc. nono. Get. nosz.
Opsckrift: Den eirbareo vnsen lieuen vrienden, prelaten ende cappitulen vnsser vijff
golhuysen, ridderschap binnen vnsser stadt, borgermeesteren, scepenen ende raidt vnsser stadt van Vtrecht, aldair bij een ander wesende. Deel, B. 301. CGCCIX.
Karel, hertog van Gelder> zendt aan de 3 si a ten van Utrecht zijtf secretaris Johan
van Vicrsen. Kairle, hertouch van Gelre etc., jnd greue van Zutphen.
Weerdige, edele, erbaire ende frome, eersame, wijse ende voirsichtige, lieue neuen, ain-
dechtige ind besondere. Wij schicken tegenvvoirdich onsen secretaris Johann. van Viersen jn onsen saicken ain vwe lieffden , ass de selue van hem verstaen werden mnntlicken. Begheren fruntlicken vwe lieffden willen hem dairop hoeren, ende as onsseluen geloeuen dieselue vwe lieffden, onse Heer Got beware. Gegeuen jn onsen stat Zutphen, op dijnsdach post Agnetis virginis, nostro sub secreto, anno etc, nono. Get. gharles. lager suchtelen.
Opsckrift: Den weerdigen , edelen , hoigeleerdeu , erbairen ind fromen , eersamen ,
wijsen ind voirsichtigen onsen lieuen neuen, aindechtigen ind besonderen prelaeteu ind capiUelen der vijff gaitzhuysen, ritlerschappeu ind stat Vtrecht, drye staeten sKeder Stichtz. Deel, A. 491. CCCGX.
De Bourgondische krijgslieden antwoorden aan de 3 staten van Utrecht, dat zij naar
het Sticht gezonden, te Amerongen de hevelen des Msschops afwachten* Erbern, wijssen hern, vnsserm willigen denst. Ewer schriven mir wal vernomen haben, so laissen mir ewer wijshaiet wissen, das mir won kaiesserlich maiegestat geseind sind worden zu , vnsserm genedigen hern van Utrich, da sinder mir zu Wijck kumen zu dem stathalter vnssers genedigen hern, der hat vns hie her geschaffen bijs vns botschafft kum von vnsserm genedigen hern von Utrich, wass mir vns halten scllen vnd legen niemant zu leid, da dan antworl von vnsserm genedigen hern wartten sije; dar vmb bjjtte mir ewer wijshaiet wol vns nichtz vor ijbel haben. Actum Amerongen, am 28 tag January, anno etc. IX jar. Hoptman Friedrich Webel vnd gemein knecht.
Opsckrift: Dem erbrenn, vr^ssen hern zu Utrich. Deel, A. 492. |
|||||
BISSCHOP VAN UTRECHT (1509). 285
CGCCXL
De bisschop van Utrecht aan de 3 slat en van Utrecht, over gepleegden moedwil door
zijne krijgsknechten, liggende op den huize Zuylenstein. Van Gots gnaden Frederick, bisschop lUtrecht, geboeren inarckgreue van Baden.
Eirbaeren lieue vriende. Wij hebben uwer schrijuen vns nv gedaen hoeren lesen ende te gueder malen verstanden; ende soe gij onder anderen daer jnne roeren van fortsen ende gewal- den, die vnse ruytheren ende knecblen op vnsen buys tot Zuylensteyn liggende op vnses Gesticbts vndersaten, Geldersschen ende andere bedrijuen ende voirnemen solden etc., en twijffelen wij nyet, gbij weten woe wij nv een tijt mitten hertogen van Geldern gestaen hebben ende noch staen, wairomme wij dan vuyt noidturfft ende tot beschermenisse vnsen vndersaten nyet alleen vnse tot Zuylensteyn, meer voert all andere vnse slote ende steden midt ruytheren ende knechten hebben doen besetten; ende is vns noch gheyn waerachtijge schijn voirgebracht, dat die selue vnse dienres tot Zuylensteyn yemants vanden vndersaten vnses Gestichts beschedicht offt enige verdriet gedaen hebben, oick des van vns te doene geen beueell; doch nyet temijn off sulx geschiet were, ende vns die selue beschedichten personen, ende daer bij wat scaden off foertsen hem doir de vnsen gedaen sail wesen jn schrijfft ouergesant werdt, willen wij alsdan vnse dienres daer tegens doen verhoeren, ende jnden sie desschuldich werden beuonden, hieromme behoirlicke straffe ende restitutie laten doen ende geschien, ende vervoegen dat sulx voirder affgestalt ende nyet meer geboeren solde. Got zij midt v. Gegeuen in vnser stadt van Deuenter, opten XXIXen dach in Januario, anno etc. IX0. Get* hosz.
Opschrifi: Den eirbaeren vnsen lieuert vrunden, prelaten ende capitlulen vnsser
vijff goUhusen, ridderschap binnen vnsser stadt, borghermeesteren , scepenen ende raidt vnsser stadt van Vlrccht. Deel, C. 45. CCCCXII.
De bisschop van Utrecht meldt aan de 3 staten van Utrecht de redeneny die hem
bewegen zijne krijgslieden nog eenigen tijd in dienst te houden Van Gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbaeren lieue vriende. Vwer schrijuen vns nv gedaen, beroerende enige rutheren ende knechten, die binnen vnsen Gestichle tot Amerongen, Leersen, Coten ende dairomtrent liggen solden, hebben wij midt voirder jnneholt uwes brieffs mitten jnnegelachten copien der schrijfften , die tusschen v ende den seluen rutheren ende knechten ergangen sijn, horen lesen ende verstanden, ende geuen v bier op guetelicke the kennen, dat wij nyet en twijuelen, gbij weten woe wij mitten hertogen van Geldern nv een tijt gestaen hebben ende noch staen, wairomme dan vnse ulregnadichste lieue beer, die Romsche keyser, vns dese voirs. knechten toesenden doen heefft; ende woe waill nv enige vns dachffaerden tusschen vns ende den seluen hertogen van Geldern alhier geholden sijnt ende noch geholden werden sullen, konnen wij docb noch nyet geweten, woe sich die eynUen sullen werden, ende en twijuelen nyet, ghij pelffs waill ouerleggen moegen, off het tusschen vns ende den voirs. hertocb van Geldern nv nyet gevonden werdt, dat vns alsdan van noeden sail wesen, die voers. knechte ende andere crijchsslude, soe voell wij der nv hebben, |
|||||
.... _.._: ________
|
|||||
286 FREDERIK VAT? BADE* , (1509).
|
||||||
te gebruycken; dat wij v soe inden besten verkundigen. Got zij midt v. Gegeuen in vnser
stadt Deuenter, opten laelsten dach in Januario, anno etc. nono. Get, H0S7-.
Opschrift: Den eirbaeren vnsen lieuen vrienden, prelaten ende capittulen vnsser yijff godlhusen , ridderscliap binnen vnsser stadt, borghermeesleren, scepenen ende raidt vnsser stadt van Vtrecht, n? bij een ander wesende. Deel, C. 46. CCGGXIII.
De bisschop van Utrecht verzoekt man de 5 kapittelen van Utrecht, hunne gedep.
bij hem te zenden. Van Gots gnaden Frederik, bisschop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eirbaere, lieue vriende. Omme saicke willen vnse lande merckelicke aengaende, soe be- geren wij zeer guetelicke, dat ghij twee vuyt v deputieren ende de zeluen en maendage nestko- mende to negen vren voir middage alhier bij vns schicken ende bebben wilt, omme sulx tehoeren ende voert daer jnne te helpen ordineren ende voegen alst tot wailuaert vnser vndersaten best dienen zall; verlaten wij vns gensselicke tot v. Desgclijcx bebben wij aen vnse ridderscap binnen vnsser stadt Vtrecht wesende, ende oick aen vnsen stadt Vtrecht ende steden Ammersfoert ende Renen doen schrijuen. Got zij midt v. Gegeuen jn vnsen slote Duersteden, opten XVJea dach in Februaiio, anno etc. nono. Get, H. HUNDEBEKE.
Opschrift: Den eirbaeren vnsen lieuen vrienden, prelaten ende capittulen vnsser
vijff godshusen binnen vnsser stadt Vtrecht. Deel, C. 47.
CCCGXIV.
De bisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, over het vertrek zijner krijys-
lieden te Amerongen liggende* Van Gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbaere lieue vriende. Wij hebben uwer schrijuen vns nv gedaen boeren lesen ende ver-
standen, ende soe ghij onder anderen daer jnne roeren van een groot getall rutheren ende knech- ten, die in vnsen dienst ende soldye tot Amerongen ende dair omtrent liggen, daer ghij begeeren wij vervoegen willen, die vuyt vnsen Gestichte reysen ende vertrecken etc., laeten wij v hierop guetelicke weten, dat tselue sulcke knechten sijn, dair mede wij vnlancx geleden vnse buys ende vlecken ter Kuenre ontsetten ende weder in vnse ende vnser kercken van Vtrecht handen gebracbt hebben, die welcke knechten anders nyet dan hoer betalinge verwachten. Soe yerst zij die moegen krijgen, sullen sij alsdan guetwillich wesen te vertrecken; dat wij v soe jnden besten te kennen geuen. Got zij raidt v. Gegeuen in vnsen slote Duersteden, opten XXJeu dach in Februario, anno etc. nono. Get. noszt
Opschrifti Den cirbaren vnsen lieuen vrienden, prelaten, dekenen ende capittulen vnsser vijlF godtshuseren, ridderscliap vnses Neder Stichts, borghermees- teren, scepenen ende raidt vnsser stadt van Vtrecht. Deel, D. 348. ccccxv.
Be bisschop van Utrecht verzoekt aan de 3 staten van Utrecht hetzelfde (zie CCCCXII),
Van Goits gnaden Frederick, bisschop tUtrijcht, geboren marckgreue van Baden, Eirbare lieue vrunde, Soe ghij vns vnlangs vp vnse schrijflfte ther antwordt doen schrijuen |
||||||
-
|
||||||
BISSCDOP VAN UTRECHT (1509). 287
|
||||||
hebben , twee vuyt elcx vanden uvven bij vns the willen schicken op sulcken dach als wij v be-
teyken woerden, dem nae js vnse guetlicke begerte, dat ghij achteruolgende tselue uwe gedepu- tierden en woensdage naistkomende guets tijts voir den middage alhier bij vns hebben wilt, als wij ons des genslicken tot v verlalen. Wij hebben oick vnsen steden Amersfordt, Renen ende Wijck den voirs. dach beteykent. Godt zij mil v. Gegeuen in vnsen slote Duersteden, den XXVcn dach in Februario, anno etc. IX0. Get, H. IIUNDEBEK.E.
OpschHft: Den erbaeren, vnsen lieuen vrunden, prelaten ende capittelen vnser vijff goidshuysen, ridderschap vnsser sladt Vlrijcht, borghermeisteren, scepenen ende raidt derseluer vnser stadl, bij een ander wesende. Deel, C. 48. CCCGXVI.
De stad Amsterdam antwoordt aan de 3 staten van Utrecht, dat de hrijgslieden,
liggende op den Hinder da m9 door haar niet worden betaaldy en dat niet op haar, maar op V keizers last het blohhuis aldaar wordt afgebroken, Eerwaerdige, edele, wijse, voirsienige heeren, wij gebieden ons tuwarts als wij meest moghen. Uwer edelheyden bryeff geschreuen den XXVIJen dach Februarij, anno etc. negen, mentie ina- kende vanden knechten ieggende op den Hinderdatnme, die \an daer souden vertrecken, bij ons betaelt werdden , ende voert tblockhuys bij ons afgebroecken ende thout ende ijsser daer af co- mende bij ons gebracht werdden hier binnen der stede oft elswaert, mit begheerten wij thout ende ijsser daer souden laten bliuen, omme redenen in uwer eerwaerdicheyden bryeff breder verklaert, hebben wij ontfangen guettelijcken ende duersien, doende den selnen uwen eerwaer- dicheyden ende edelheyden vor antworde daer op inden besten weten, dat wij ons der saken vanden betalingen vanden knechten opden Yoirs. blockhuyse noch oick den afbreeken vanden seluen huyse egeenssins en onderwinden noch oick onderwinden en sullen, ende ons oick nyet aen en gaet, mair der key. im, die daer af gedisponeert en gheordineert heeft te geschyeden nae belyeften bij zijn rentnaeyster van Kennemerlant, daer oeuer wij gheen beuel noch gebott en hebben, biddende dese antwoerde ons inden besten af te willen nemen , ende onser hier mede te vreden te zijne, eerwaerdige, edele, wijse, voirsienige heeren. Onse Heer God zij mit v. Ge-> screuen den eersten dach Marcij, anno XVC negen. Die stede van Aemstelredamme.
OpschHft: Eerwaerdigen, edelen, vrijsen ende voirsienigen heeren, prelaten ende capittelen der vyff goidshuysen, ridderscap eade stadt van Vtrecht, onsen lieuen heeren. Deel, A. 493. CGCCXVII.
Be hisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht over zijn gegeven last, be'
treffende de vervolging zijner wegens schulden.
Van Gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren marggreue van Baden. Eerbare lieue vriende. Wij hebben guetelicke vntfangen ende waill verstanden uwe schrijffte, beroerende tbeueel wij vnsen officiaell gedaen hebben, omme gheeyn citatie op vnsse vnderzaten van schulden herkomende tusschen dit ende Paesschen nestkomende te decerneren etc.; soe, lieue vriende, hebben wij uwen gedeputieerden nuwelix alhier bij vns geweest} de oirsaicken vns daer toe bewegende tkennen gegeuen, omme v de voert ouer te brengen, als wij vngetwijuelt zijndt, |
||||||
»
|
||||||
288
|
|||||||
FREDER.IK VAN BADES, (1509)
|
|||||||
8ij jn alrebesten gedaen hebben, te weten, dat vnse voirs. vndersaten vns clagelicke tkennen
gegeuen hadden, woe dat zij die ene tijt voir ende dander nae bijden ruytheren ende knecbten aen beyden zijden merckelicken belast ende beswaert waeren, so dat sie hoer scbulden so balde niet betalen en konden, vns dairomme dtenstelicken aenroepende ende biddende, vvij tot hoeren verlichtenisse sulck voirs. beueell vnsen officiaell doen wolden, als wij tot sulcker meyninge ende bede gedaen, ende tanderen tijden in gelijcken saicken waill meer geschiet is ; wij v jnden besten tkennen geuen. Got zij midt v. Gegeuen in vnsen slote Duersteden, opten VJen dach jn Meerte, anno etc. IX°. Get, H. HUHDEBERE,
Opschriftz Den eirbaeren vnsen lieuen vrienden , prelalen , dekcnen ende capittulen
vnsser vijff godshuysen, ridderschap vnses Neder Stichts, borghermees- teren, scepenen ende raidt vnsser stadt van Vtrecht, aldair bij een ander weseude, Deel, C. 49. CCGCXVIII.
De stad Amersfoort deelt aan de 3 staten van Utrecht haar gevoelen mede over het
verbreken van den landhrlef door den bisschop van Utrecht. Wcerdige, edele, eirsame, wise, besundere lieue heren ende guede vrunden. Wij hebben
int lange verstain van onsse gedeputierde vrunden, aldair inden laitsten capittel geweest, dat voir- geuen men bidocht onsse genedige heer den lantbrieff verkort ende te nae gegain solde bebben, ende dat soe sine geneden onser alder pachten sijnder genaden ondersaten deden voir balden, biddende vut begeert den steden van Oeuerijssel, om den ruteren vutden lande te krigen, dat hem elcke goet huus van dien wolden lenen IJ g., ende die ander dair nae, sine geneden solden hem die weder om betalen of korten aent tgeen vanden eerste gelden sinen geneden vanden staeten toegescict, belieft ende betaelt solden worden, dair op onsse gedeputierde vast vele ant- woirdt op deden; soe hebben wij den lantbrieff int lange doir sien, mit die onsse oeuergelacht, oeuerleggende tvoirnemen onss g. h. vourscr., en bevijnden wij nyet, ende bedunct ons dat mijn gen. heren den lantbrieff int voirnemen vourscr. enichsins verminret oft verkort heeft, als uwe liefde vorder sulcx van onse gedeputierden doe int lange verstonden; dwelc teser tijt wij voir onsse antwoirdt vruntlick begerende int best willen nemen uwe aire liefden, die Got in vrouden lang gesont beware. Gescreuen op manendach post Reminisscere, anno Domini etc. negen. > Die stadt Amersfoerdt.
Opschrift: Weerdigen, edelen, vrijsen ende vourslenigen drien staten, teser tijt te
capittel wesende, onsse besunderen lieuen heren ende guede vrunden. Deel, D. 347.
CCCCX1X-
De bisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, over het huisgeld ter betaling
der krijyslieden en het sluiten van het consistorie.
Van Goits gnaden Friderick, bisschop tUtrecbt, geboeren tnarggraue van Baden,
Eerbaeren lieue vriende. Uwer schrijuen vns nv gedaen, beroerende die buysgelden die, vns
vanden vndersaten deses vnses Neder Gestichts tot betalinge der ruytheren ende knechten te ver-
schieten guetwillichlich geloifft sijndt, ende oick aengaende dat wij vnse consistorie solden hebben
doen toesluyten etc., hebben wij allet mit voerder ende breyder jnnebolt desseluen uwes brieffa
|
|||||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1509). 289
|
|||||
hoeren lesen ende te gueder maten verstanden, ende soe ghij dan noch onder anderen in sulcken
uwen brieff begeren, jndien vns gelieuen will eenige van vnsen reden bij v te senden, omme van eenigen puncten off articulen v te openen off voer te holden, wiHen ghij v geboerlicke daer toe geuen etc., solden wij van desen ende anderen saicken gem selffs midt uwen gedeputieerden vrienden spraecke ende communiuatie hebben; wairomme wij guetelicke begeren, dat ghij awe gedeputieerde vriende van elcken staten en donreclage nestkomende to negen vren voirden mid- dach albier bij vns hebben ende senden willen, omme vnse meyninge ende begeerde bier van van vns te vernemen ende die voerder aen v te brengen; ende woe waill wij Yns des tot v genselioke versien, ghij vns deser vnser begeerte gheyn weygeringe doen werden, begeren wij doch nyet the mijn bier van uwe beschreuen antwoert. Got zij midt v. Gegeuen in vnsen slote Duersteden, opten XXVCH dacb jn Martio, anno etc. nono. Get. hosz.
Opschrift; Den eirbaeren vnsen lieuen vrienden, prelaten, dekcnen ende capitlulen vnsser vijff gotshuyseren , vidderscliap vnser stadt, borghermeesteren , scepenen ende raidt vnsser stadt van Vlrecht. Deel, C. 50. CCCGXX.
Jan j hurggraaf van Montfoort, aan de 3 staten van Utrecht, over hunne hezending
naar den hisschop. Weerdige , eersame, eerbare, vrome ende wijsse lieue heeren, neuen ende goede vruende. Alzoe
ghij mij gesonden hebt bij uwen bode Weessel eenen brieff aen v gesonden van mijnen gened. heer van Vtrecht, jnden welcken zijne gen. begerende zijn, datmen bij zijne genaden enighe van v luyden schicken solde, omme alle zaickeu ten besten te vuegen, soe lait jck v dairop weeten, dat mij goet docht geraden, dat ghij bijden seluer zijnre genaden schicten enige vanden drie staten, die spreken connen ende derren, omme meer quaets te verhueden , dat anders gebueren mochte, ende omme ons bij onsen priuilegien te bliuen, die wij jn eeren holden willen, wattet oic cost. Ende seynde v tegenwoirdich wederomme den voirs. brieff van mijnen voirs. gen. heere. Anders niet op dit pas dan God Almachtich wille y gespairen jn eenen zaligen leuen. Gegeuen tot Montfoirt, desen dinxendach XXVIJ dagen jn Marcio, anno VXC negen. J. de Montfoird,
Qpsehriftx Weerdigen, eersaraen, eerbairen, vromen en wtfssen deckenen ende capittelen der vijff goidshuyzen der stadt van Vtrecht, ende den
drien staten des Neder Gestichts, mijnen lieuen heeren, neuen ende
goeden vruenden. Deel, C. 51.
CCCGXXL
De stad Amersfoort aan de 3 staten van Utrecht, over net schenden van den land-
brief door den hisschop van Utrecht.
Weerdige, edele, wijse, bisundere lieue heren ende guede vrunden. Uwer liefden bryeff
ons aen oudt raidt, nye ende gemeinte gesant, beroerende sekere articulen vanden lantbryeff mit
copia der seluer, mijn geneden heer him dair inne nyet geboirlick bewesen, lude der seluer, dair
omme uwe liefden gesloeten ende oeuercomen sijn den lantbryeff ende uwer priuilegien te bewaren ende
te houden nae vermelden der seluer uwer liefden bryeff, den wij guetlick ontfangen ende inden
raidt out, nye ende gemeinte doen hoeren, die int lange ouerlegen, den seluen lantbryeff, dair onse
I. 37
|
|||||
290 FREDERIK VAN £\OEX (1509}.
segel mede aen is ende oic mil copia uwe liefden ons gesant collacionerende, nyet bevijnden, datmijn
g. heer int voirnemen laitst, gelijck wij doe ter antwoirdt deden, den lanlbryeff yet tenaegegain heeft, soe uwe liefden dan mit meer articulen roeren, dat 6ine geneden sonder consent den staten vede aengeheuen heeft mit slutende der consistorien, oic roerende tinhout der zoenen bisscop Roelof ende Acrnolt, hertoege van Gelre etc., en sijn wij noch nyet onderrichet hoe tselue gesciet, nyet wetende dat mijn g. heer rouiF of brant gevoert heeft, dan allein nae sijn ingenomen huus ende sloele widerstaen ende gecregen, als sijn geneden van eren ende eidts wegen sculdich waren te doen, naeder hant nyet en weten sine geneden vorder gevedet heeft, dan sijn jndachtich, dat sine genaden In drien capittelen aldair tselue hebben doen openen om raits ende hulpe, om sijnder g. kercken goede alsoe wider te krigen, dair op sine geneden geen entelicke antwoirdt en kregen ; dan ons docht goet datmen sulcs gescien vours. mijn g. heer voir hielde, gelijck dat geboert om sijnder geneden antwoirdt, eermen vorder dair jnne dede; want wij en bevijnden noch nyet, dat mijn genedige heer den lantbryeff gebroicken heeft, want die parthie van alien geboert opge- hoert eerst te sijn; ende hoe wel uwe liefden mitlen staten gesloten sijn, dair men ons bi behoirde genoett hebben ende oic te sijn 3 ende in absentie van ons gesciet is , sijn wij oick gansse dier meninge onsse rechten, priuilegien ende den lantbryeff te houden ende nae te gaen, ende dair bi te bliuen; dwelck wij uwe liefden doen voir antwoirdt, vruntlick begerende uwe liefden int best van ons nemende, versculden wij akijt aen uwe liefden, die onsse Heer Got jn vrouden lang gesont bewaren moot. Gescreuen op dijnxdach post JudicaJ, anno Domini etc. negen. Die stadt Amersfoerdt;
Opschrift: Weerdigen » hoichleerden, edelen, eirsamen ende wijsen prelalen, dekenen ende cnpiUelen der vijfFgoidshuysen , ritterscap ende stadt Vtrecht, onsse besundere lieue heren ende guede vrunden. Heel, C. 52. CGCCXXII.
De hissekop van Utrecht herigt de 3 staten van Utrecht, dat hij verhinderd wordt
persoonlijk te Utrecht te komen, maar zijne gedep, ter vergadering zenden zaL "Van Gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren marggraue van Baden.
Eerbaere, lieue vriende. Als ghij vns op vnse laitste schrijfTte ende begeerte, omme uwe gedeputieerden op hueden alhier bij vns te willen hebben, ther antwoerdt doet schrijuen, dat uwes bedunckens de saicken waill eysschende weren, men sij voirder ende breder aldair dan mijt sin- gulaer personen ghij daer thoe bij vns vuegen mochten verspreken solde moegen, begerende dair- omme wij in eigener personen, offte, jndien vns sulx vngelegen weer, alsdan enige van vnsen reden aldair bij v schicken wolden, omme communicatie dairop te hebben. Soe, lieue vriende, en is vns op dese tijt oirsaicken haluen nyet gelegen persoenlicken aldair the moegen komen, dan willen als en satersdage naistkomende tho negen vren voir den middage, enige van vnsen reden aldair bij v hebben, dem nae begerende ghij tegens de selue tijt aldair in vnsen Domcapittell- huyse bij een anderen wesen, ende verschrijuen wilt. Got zij midt v. Gegeuen in vnsen slot* Duersteden, opten XXIXoa dach in Martio, anno etc. nono. Get. II. HUNDEBEKE.
Opschrift: Den eirbacren vnsen Heuen vrienden 3 prelalen , dekenen ende capiltulen
vnsser vijff gotshuyseren, ridderschap, borghermeistercn, scepenen ende raidt vnsser stadt van Vtrecht. Deel, D. 3-ia. |
||||
BISSCHOP VA!f UTREGUT (1509). 291
CCGCXXIII.
De bisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht over eene dagvaard, tehouden
hinnen Amsterdam, ter zake van den dijh bij Muiden.
Van Gots gnaden Friderich» bischop tUtrecht, geboren marggraue van Baden. Erbare, lieue vriendt. Vns hebben statholder ende reedo jn Hollandt nw doen schriuen, be- roeren die lasten der dijcken tot IJpsloet by Mueden, als ghij aen copien van hoeren brieff bier jnne versloten te sien hebben , ende want dan dese sake vnse ]andt ende vndersaten oiek merck- iicke mede aengaende is, soe hebben te guede der saken den voirs. stadtholder ende reeden toe- geschreuen, dat wij van deser sake wegen eenige van vnsen redden bij hoere vriende willen schic- ken Cnde hebben bijnnen die stadt Amsterdamme, als nemlicke en maendach nestkomende weesende den XIIIJen dach jn deser tegenwoirdiger maende May, des auondts alldair jn der ber- berge te weesen. Begeren dairomme aen v guetlicke, dat ghij die vriende van vnsen staden bijnnen vnser stadt aldair bij een willen doen vergadderen, hemluden sulcx te kennen geuen , ende an zye begeren van vnsen wegen, dat zye deser sake te guede eenige van boeren vrienden deputieren willen, vpten den voirs. maendach mede tot Amsterdamme te reysen, jn den voirs. saken ten besten te helpen raiden. Godt zij mit v. Gegeuen jn vnsen slote Duersteden, vpten VIIJon dach jn den Meye, anno etc, nono. Get, hosz,
Opschrift: Den crbaren vnsen lieuen vriendt, hcer Jacob van Appeldern, doemdecken vnser kercken leu Doeni lUlrecht. Dee!, C. 53.
Het in dezen brief vermeld afschrift is van dezen inhoud:
CCCCXXVI.
Harden eerwaerdigen vader in Gode, boichg. ende groitmoegenden furst, heeren Frede-
rick, bisschop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden, onsen lieuen genadtea heer. Harde eerwaerdige vader in Gode, hoichg. groitmoegende- furst, gned. lieue heer. Wij gebieden ons seer dienstlicken tot uwer genaden, ende der seluer belieue te wetcn, dat na den vertreck ende affscheyd van v g. gedeputierde, die alhier bij ons geweest sijn, mijtten welcken wij gaern gecommuniceert hebben, jn meyniuge die saike vander dijckaige van IJpensloot, om- trent der stede van Muyden noch bet te dringen tot conseruatie ende bewaernisse van beyde den landen, soe js op huyden voir ons gecomen die scout van Amstelredam , die ons jnt lange te kennen gegeuen beeft vanden periclen ende ongeregeltheit vander voirs. dijckaige, jn sulcken schijn, jndien gheen grote prouisie gedaen en wordt, soe js te verduchten, dat noch meer jnvn- dacie gebueren sail, gelijck alst geschiet js mettie Dordrechtsche wairde. Ende omme jn deser saike rijpelicken te delibereeren, soe hebben wij geordineert enige van onse medegesellen jn raide te reysen bijnnen der stede van Amstelredam, omme aldair mettie vander wet ende anderen luy sulcx verstaende, te ramen ende concipieren enige concepten ende ordinancien, hoe ende jn wat manieren datmen desen dijck soude mogen repareren, verhelen ende onderhouden. Ende alsoe v g. ondersaten bij desen grotelicken geintressert souden wesen, soe jst, harde, eerwairdige vader in Gode, hoichg., groitmoegenden furst, lieue gen. heer, dat wij jegenwoirdelicken scrijuen an v g. ende der seluer hier oft* aduerteeren, versouckende ende begerende, alsoe dat werck haestelicken moet veruangen wesen, dat v g. belieuen wille tot sekeren corlen dage, als v g, bequaem js, sekere 37*
|
||||
292 FREDERIK. TAN BADEN, (1509).
|
|||||
gedeputierde te seynden tot Amstelredam voirs., ende ons den seluen dach te lalen weten, omme
mijt onse medegesellen jn raide ende anderen aldair wesende ende die wij noch voirder schicken sullen ten seluen dage , die v g. ordineren sullen, sulcke raminge te concipieren ende goede con- clusie tsamen te nemen, hoe ende in wat manieren datmen sal moegen procederen tot verhe- linge ende reparacie vanden voirs. dijck , ende oeck hoe datmen voir die anstaende tijt den seluen dijck onderhouden sail moegen, ouergemerct dat die lasten vanden water gescepen sijn meerder te worden, ouermits tverloop vanden stromen, ende dat die tempeesten ende winden jairlici bijder verhengenisse Goits meerder ende starcker op commen. Hierjnne doende als v g. discretie wel kunnen hemercken hier toe te hehoeren ende ons te laten weten v g. goede gelieften ende antwoirde, dair nae wij ons sullen moegen voegen, ende helieuen v g. ons enijge saeken te com- mitteren, willen ons dair jnne emploijeren naer onsen vermoegen , dat kenne Got, die v, harde, eerwaerdige vader jn Gode, hoichg., groolmoegende furst, lieue g. h., wil sparen salich end* gesont. Gescreuen jnden Hage, den IIIJen dach jn Meye, anno XVC en negen. V g. goelwillende, die graue van Egmondt, heer tot Bair etc.,
stathouder generael, ende anders die raide ons alregenadtcn heer des Romischen keyser ende onsen erfachtige heer, den erlshertoge, gecommitleert in Hollandt, Zeelandt. Deel, B. 308.
CCCCXXV.
Jan, burggraaf van Montfoort, antwoordt aan de 3 staten van Utrecht, het kapittel-
generaal niet te kunnen hijwonen* Weerdige, eersame, eerbaire, vrorne ende wijsse lieue heeren, neuen ende goede vruende. Uwer eersameden brielF aen mij gesonden, beruerende dat jck mij op morgen goits tijts voir middaige ter generaill dachuaert aldair bijden seluer uwer eersameden vuegen wolde, ommejnder zaicken van onsen gen. heer van Vtrecht ende den herloich van Gelre te helpen raiden, ende doen wes behoirlick weesen zall, hebbe jck guetlick ontfangen ende waill verstaen. Wairop , lieue heeren, neuen ende goede vruende, jck lait uwer eersameden guetlick weeten, hoe dat jck niet verhoirt en hebbe, datter noch enige raide van beyden zijden gecomen zijn, aldus en eest mij niet gelegen altijt ouer ende weder te reysen, wanttet mij zeer qualicken geloent werdt; doch niet te mill alsoe balde als de selue raide aldair gecomen sullen weesen, ende zij mijnre begeren, zoe zall jck mij seluen aldair bij uwer eersameden vijnden laiten, de selue God Almachtich be- wairen moit, vrolich, zelich ende gesont. Gegeuen tot Monlfoirdt, op sunte Peters endePauwcls auont aposlolorum, anno Domini etc. nono. J. de Montfoird.
Opschrift: Weerdigen, eersamen, eerbairen, vromen ende wijsen prelaiten, deckenen ende capittulen der vijff goidshuysen, rillerscap, borgermeisteren ende raidt der stadt van Vtrecht, mijneu lieuen heeren, neuen ende goede vrumlen. Deel, B. 309. CCCCXXVI.
Be stad Gouda aan de 3 staten van Utrecht, ter zake der sluissluiting.
Eerwairdighe, wijse, voirsienighe heeren ende goede vrunden. Wij hebben vp huyden ont- fangen uwer liefden brieuen, roerende den uwtwaeteren van uwer heeren landen duer die Dub- |
|||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1509). " 293
belde Weteringhe ende die Wierick, mils meer verliaels der gescillen ende differenten, die jnder
seiner saecken cortelinge gcweest zijn, mits oeck meer andere, ter seluer materie dienende, alle twelcke wij jn uwer heeren versseher memorien houden te zijn. Waer vp zal v ghelieuen te wetene , dat wij dier saecken annopende ende alle ghelijcke niet gedaen en hebben of en dencken te doene dan mit justicie ende rechte, den welcken achleruolgende vp wocnsdach laetstgeleeden ende oeck vp gisteren die sluyssen ende scuttinghen, jn uwer heeren brieuen gementioneert, ge- sloetcn ende gestopt zijn geweest, ende dat bij ordonnantie van mijn heer den stadthoudere ende raedt deser landen van Hollandt, Zeelandt ende VriesJandt, ghemarct die gheheele bederflenisse (jn geualle het niet gedaen geweest en hadde) die ontwijfTelicken ons ouercomen soude, ende oeck onssen genadigen heere jn zijnen domeynen, meynende nochtans uwer eerwaerdicheeden oi'te uwen preuilegien mits dicn niet vermindert te hebben, alleen tzoute ende tbracke waetere uwtslutende, twelck wij nae redene ende rechte niet en behoiren te gedoghen noch oeck en denken ; niet te inin, om oris jn dese ende alle andere saecken nae redene, justitie ende alle bestens wille te vou- ghene, hebben onsse gecomrnitteerde vp dese vre gesonden an onsse ghenadige vrouwe van Sauoyen, regente van wegcn der k. in. deser landen (men dese saecke angemarck zijnre m. domeynen) groetelicken roercnde ende an treffende zijn, om tzelfde bij hoer genaeden ghehoirt ende geor- donncert uwer heeren antwoirde (alsoe ghij tzelfde begheert) gescreuen te worden, daer van jn gheene ghebreecken wesen en zullen, kenne Godt, die v, eerwairdige, wijsse heeren, spare jn ge- sonde. Gescreuen ter Goude, den VIIJCU dach jn Julio, anno XVC IX. Die stede vander Goude.
Opschrift: Eerwairdlghen, discreten, wjjsen ende voirsienighen heeren, die drie staeten des Neder Stichts van Vtrecht, onssen bisonderen geminden heeren. Deel, A. 494.
CGCGXXVII.
Karel, fiertog van Gelder, aan de 3 staten van Utrecht, over de verlenging van den
met den hisschop overeengekomen wapenstilstand, Kairle, hertouch van Gelre etc., hid greue van Zutphen.
Weerdige, edelen, hoegeleerde, eirbare ind vrome, eirsame ende wijse lieue neuen, aindech-
tigen ind guede vrunde. Alsoe wij ter begerten van vwen lieffden vnse rede op die gebrecken tusschen onsen ohemen van Vtrecht ende ons wesende bijnnen Vtrecht, onlanx ther dachfart geschickt gehadt, die ons jn oeren repoirt onder anderen aingebracht hebben, wij tot vwer be- gerten sulcke ainstant laitstz tusschen onsen ohemen vurs. ind ons opgenomen, noch verstreckt sijn laten wolden tot midwijnter Natiuitatis Ghristi neestkomende etc., hedden wij ons van vwen lieffden evnre anderen antwoirt versien gehadt, nyetomin willen wij vwen lieffden to gefallen dat- selue ainstant, gelijcker mathen so laitst bededinght is, noch ainnemen ind vytgestalt laten sijn totten seluen Natiuitatis Christi, bij alsoe dat vander zijden jngelijcken geschie, beheltlick oick offt onsen vurs. ohemen off ons bijnnen middeler tijt des vurs. ainstantz gelegen weer, nyet Ian- ger dair jnne verbonden to sijn, dat die eyn den anderen sulx altijt vierthien daigen to uoeren sail opschrijuen moigen; sulx wij jn alien guede to kennen geuen, begerende des oick weder be- schreuen antwoirt vanden seluen vwen lieffden, die onse Heer Got bewaren will. Gegeuen jn onse slat Zutphen, op vrijdach post Diuisionis apostolorum , nostro sub secreto, anno etc. nono. Get, Charles. lager sughtele^.
Oick hebben vwen lieffden vanden seluen onse radcn verstaen, die gefangen van beydcn zijden
|
||||
294 FREDERtK VAN BADEK (1509).
|
|||||
beruerende; soe begeren wij guetlicken vwe lieffden willen dair ain sijn, id selue vwe lieffden
onsen reden dairop hebben gesacht, nagegaen weerde, as wij des oick so tot vwen lieffden ver- sien j begerende dairaff wedor beschreuen antwoirt. Datum uts. Get. CHARLES.
Opsckrift: Den weerdigeu , edelen, hoigeleerden, eirbaeren , vromen , eirsamen ind wijsen , onsen lieuen neuen, aindechtigen ind gueden vrunden , dryen staten des Neder Gestichlz van Vtrecht. Deel, B. 310, 311. CCCCXXVIII.
De stad Gouda aan Frederik^ heer van IJssel&tein, ter zake der sluusluiting enz.
Edelen, waelgheboeren, vroemen, wijsen ende "voirsienigen heere. Wij hebben uwen be-
*loeten brieue ontfangen, roerende dat die van Vtrecht jn meeninge zijn die slusen wederomme te openen rait machte, vande welcke uwer eedelheeden ons aduerteert raits uwen brieue, vp auentuer zulcx gebuerde, wij we] toe souden sien dat wij daer gheen scade bij en lijden, daer van wij uwer liefden hartelicken bedancken. Jtem angaende van den zwarten heyncst, die uwer eedelheeden laetst werff alhier besaecht, is uwer begeerte dat wij den seluen heynxst souden willen copen ende v scencken, wij hebben ter cause van desen rait raalcanderen communicatie geholden; mar, geminde heere, tselfde te doene en is jn onsser raacht niet, anders dan bij consent vander gemeender vroetscap deser stede. Aldus, eedele heere, die vroetschap vergadert zijnde, zullen tzelfde hartelicken openen ende te kennen geuen , ende zulck alsdan geordonneert ende geconsen- leert wordt, daer nae zullen wij v laeten weten, »kenne Godt Almachtich, die v eedele, wailge- boeren, voersienigen beer, spare jn gesonde. Gescreuen ter Goude, den XXIXcn Julij, anno XVC ende negen.
Die stede vander Goude.
Opschrift; Eedelen, waelgeboeren, vromen, wijsen ende voirsienigen heer, Frederick van Egmondt, graue tot Bueren, heere tot IJselsteyn ende lot Cranendonck etc., onssen lieuen ende bisonderen bemijnden heere. Archief van Buren. CCGCXXIX.
De hissehop van Vtrecht aan de 3 staten van Vtrecht, over den wapenstihtand met
den hertog van Gelder.
Van Gots genaden Friderich, biscop tTJtrecht, geboren marggraue van Baden. Erbaren, lieue vriende. Vns hebben vnse hoffmeister ende reede, die nw bij v tUtrecht ge~
weest hebben, te kennen doen geuen, wes alldair gesloten is jn der sake aengaende den aenstandt
tusschen vns ende vnsen oeheim van Gelderen etc., hier op so hebben wij sulcken aenstandt nae
vermoegen der mijnute, gbij vns bij denseluen onsen reeden toegesandt, op vnser zijde oickbelieft
ende aengenomen, ende hierop vnsen bestandt brief nae vermoegen des aiffscheits alldair bij t
geschiet, doen expedieren, den welcken brief! wij v hiermede sendcn, begerende soe v dergelijcken
vnsen oeheims van Geldern hrieff toegebracht werdt, dat ghij alsdan elcken van ons beyden den
sijnen, als sich dat behoert toe schicken. Godt zij mit v. Gegeuen jn vnsen slote Duersteden,
opten IJen dach jn Augusti, anno etc. nono.
Get. nosz.
Opsthrift: Den erbaren vnsen lieuen vricnden, prelaten ende capittulen vnser vijfT
gotshuysen, ritterschap vnser stadt ende boirgermeisleren, scepenen ende raidt vnser stadt van Vtrecht. Deel, B. 313, -
|
|||||
BISSCHOP VAN UTRECUT, (1509). 295
ccccxxx.
Karel, hertog van Gelder, aan de 3 staten van Utrecht, ter dier zake,
Kairle, hertoich van Gelre etc,, jnd greue van Zutphen.
Weerdige, edell, hoigeleerde, eirbare, eersame ende wijse lieue neuen, aindechtigen ende guede frunde. So vvve lieffden vyt baetscbappen dess weerdigen vwes doemdekens verstain, vvij den ainstant nae vwer begherte aingenoemen bebben, scbicken wij dem nae vwen lieffden bierbij den brieff behanteikent ende bezegelt dess toeuerseyns ende vertrouwens vwe lieffden vveerden cms gelijcke brieff onss ohemen bisschopz tUtrecht toescbicken, ende v jnden dijngen mijt nersticheit ende vlijt, luyde desseluen doemdekens ainbrengen, onledich maicken. Onse Heer Got beware die- selue vwe lieffden gesont. Gegeuen jn onse stat Doesborch, op sonnendach post ad vincula Petrj, nostro sub secreto, anno etc. IX0. Get. gharles. lager suchtelejt.
Opschrift: Den weerdigen, edelen ende hoigeleerden, eirbairen . vromen, eirsamen
ende wijsen, onsen tieuen neuen, aindechligen ind gueden frunden, pre* laten ind capiltelen der vijlTgaitzhuyseien, ritlerschapp ende stat Vtrecht, drye staeten des Neder StiffU van Vtrecht. Deel, B. 314. CGCCXXXI.
De hisschop van Vtrecht zendt aan de 3 staten van Utrecht, het antwoord des
stadhouders en raad van Holland, hetreffende de Goudsche sluts.
"Van Goits gnaden Frederick, bisscbop tUtrijcht, geboren markgreue van Baden. Erbare lieue vrunde. Wij bebben vntfangen die antwordt vanden wailgeboren vnsen lieuen
twager, den stadtholder ende raidt van Hollant, berorende die openinge vander sluyse, die wij v hier jnne besloten ouersenden, die gbij voirt den gedeputierden van vnsen staten tkennen wilt gheuen. Godt sij mit v. Gegeuen in vnsen sloite Duersteden, den XXen dach in Augusto, anno etc. nono. Get. h. mmDEBE&E.
*
Opschrift: Den erbaereu vnsen lieuen vrunden, boerghermeisteren , schepeueu
ende raidt vnser stadt Vtrijcht. Deel, A. 495.
Dit afschrift is van dezen inhoud;
GCCGXXXII.
Harden eerwaerdigben vader in Gode, boicbgeboren vorsten, beren Frederick bisscbop
tot Vtrijcht, geboren marckgreue van Baden} vnsen lieuen gnadigen heren. Harde eerwaerdige vader in Gode, hoichgeboren vorst, lieue gnadige her. Achteruolgende
tgunt dat wij uwer g. lestwerf gescbreuen hadden, hebben wij beschreuen gehadt die vander Goude bueren gedeputierde bij vns te seynden, de vp buyden bij vns ghewest zijn, ende hebben vns gesyt vp uwer gnaden schrijven, dat sij nye anders geseyt en bebben, dan tgunt dat hemluy- den bij vns geappoincteert worde, xecbtelicken partijen gehoert, dat sij tselue zouden achteruolgen ende anders nyet; doicb orame alle goede naebuyrscap the onderhouden, ende hopende dat bij- |
||||
FIIEDERIK VAN B.Uir.N , (1509).
|
|||||||
296
|
|||||||
de stoppinge die een wijltijts ghewest is, gedaen vuyt crachte van cornmissie ende bij commis-
sarijssen "van onse gnad. vrouwe, dat water zijnde inden Groten Waerdl van Woirden nyet zoe zout offte brack en is , alst was ten tijdeii dat die sluysen gesloppet woerden, hebben vp huyden verclaert ende geordinneert die vurs. sluyze open gedaen te worden, bij prouisie ende tertijt toe dat partijen bij vns in rechte gchoert anders geappoincteert sal zijn ; begerende an uwer gnaden, die van uwen Gestichte ende jngeseten vanden waterscap voirs sulcx the willen vnderwijsen datse mit recht ende nyet feytelicken en willen procederen, wij presenteren hemluyden goet cort recht ende expedicie van justicie te doen; ende dat zij hemluyden oiok sulx voegen, dat zij den dijck van hueren ommeloep zoe hoich , breyt ende starck maken, datse dat zoute water buyten keren moegen, dairbij dese questien verboet moegen blijuen. Ende moegen wij uwer gnaden jn enigen saicken belieuen, die geweten zullen mit goeder harten alles best dairjnne doen, dat kenne Got Almachtich, die v, harde eerwaerdige vader in Gode, hoecbgeboren vorst, lieue gnadige her, wil iparen salich ende gesont. Geschreuen jnden Haghe den XIXea dach in Augusto, anno XVC en XL Uwer gnaden goetwillende als dienaren , die graue van Egmondt,
heer tot Bair etc., stadthouder generai!, ende anders die raide ons alre- gnadigsten beren des Roemschen keysers ende eertshertoigen, gecom- mitteerden ten saicken van Hollant; Zeelant ende Vrieslant. AssendelfTt.
Deel, A. *9G.
CCCGXXXIII. De raden des hisschops aan hurgermeesteren der stad Utrecht, ter dier zake.
Erbaere, strengen, wijse ende voorsichtige. Uwen lieflden schrijti'ten die openinge vanden
sluysen berorende, hebben wij guetlicken vntfangen ende wail verstanden, soe hefft vnse gnedige her van Vtrijcht ghesteren auendt schrijffte ende antwordt vntfangen vanden stadthouder ende raide van Hollant, jnholdende datmen die sluyse van stunden an apenen sail, als uwe lieflden wlh schrijften vnses g. b. an die stadt van Vtrijcht gesant wail verstaen suit werden. Hieromme en dunckt vns nijcht van noeden so ijlentz aldair tkomen, voir dat uwe lieffden vp vnses g. b, schrijft'ten ende des stadtholders ende raits van Hollant antwoirdt mitten stalen gecommuniceert ende vnsen g. h. hoer guetduncken laten weten hebben. Godt Almechticb moet uwe lieffden lange vrolick ende gesunt bewaren. Geschreuen den XXen dach in Augusto, anno etc. IX°. Rede vnses gnedigen heren van Vtrijcht, thants bij sijnre gnaden wesende,
Opschrift: Deu erbaeren, strengen, wijsen ende voorsichtigen heren Johan van Renesse
van IUjnouwen, Johan van Zulen van IVyeuelt, ritleren , Gijsbert die Craen ende Henrick. van Voerde, borgnermerslers vande stadt vegen van Vtrijcht geschict wesende, vnsen goeden vrunden. Peel, A. 497. CCCCXXXVI.
Jan, graaf van Egmond, stadhouder en raden van Holland enz», aan den huschop
van Utrecht, ter dier zake.
Harden eerwaerdigen vader in Goede, hoichgebooren vorst, heren Frederick, bischop tot Vtrecht, geboren marggraue van Baden, vnsen g. here.
Harde eerwairdige vader jn Gode, hojchgeboren vorst, genad. here. "Wij gebieden vns mit |
|||||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1509). 297
gueder affectie tot vwer genaden. Hebbende van derseluer eenen brieff ontfangen van date den
XIXcn dach van deser inaent, bij der welcker vwen genaden begerende sijn, dat wij eenige gede- putierde seynden zouden vptie Putkuyp, op donredage den XXVIJen dach oick van deser maent, te negen vren, offt jn dien dese plaitse.....t gelegen en ware, alsdan tot Mont fort te comen,
omme alldair communicacie te hebben, hoe vwer gnaden vndersaten des Neder Gestichts lot restitu-
cie huerer geleden schades moegen comen, bij hemluden gehadt ende geleden bij der stoppings van zeckere sluyze duer onbehoerlick voirnemen der stede vandcr Goude, nae voerderen jnhouden der voirs. briefe, die wij te gueder maten wel verstaen hebben. Ende alzoe vwer gnaden hier vp vnser guetlick beschreuen antwoirde begeren , hebben wij dese sake jn deliberaciegcstalt mit eenigc commissarissen, die tegenwoirdelick bij vns gcsonden sijn van wegen der hoichgeborenste voer- stijnne, vnse lieue gnedigste vrouwe van Sauoijen, regente. Ende ouergemcrct die gelegenheyt dersel- uer sake, soe ist, harde eerwaerdige vader in Goide, hochgeboren vorst, gnedige lieue heren , dat wij voer antwort aen vwer gnaden schriuen, dat wij derseluen wail houden jndachtich, dat vwer gnaden tot anderen tijden een dachvaert hadden doen beschriuen , gehouden te werden vptie Put- kuyp voirs., dair op vwer gnaden vp tie tijt bij vnser voirs. genadige vrouwe geschreuen was, dat men die dachfaert gaern houden zoude bijnnen der stede van Schoenbofen, omme alldair te versprecken van den twijsten ende differenten , wtstaende tusschen die voirs. stede van der Goude ende den jngelanden van Woirden mitten Neder Gesticht, welcke dachfaert vpgeschreuen zijnde, js die saicke zoe verre verlopen , dat wij zekere appoinctemente gegeuen hebben , dat die conten- dere sluyse voor een tijt geopent zoude worden. Ende ouermits dat dieselue van der Goude van desen vnsen appoinctement......erden, js vns die handt wt cracht van zecker relienemente ge-
sloten, soe dat dese saicke bij justicie ge......is bouen jn den groten raidt. Wairomme wij
alsus vwer gnaden schriuen ende behoerlicke begeerdte nyet en zouden moegen acquiesceren, omme
yemandt te seynden ten benoemde dage ende plecke buyten expresse onthiet ende wete van vnser voirs. genad. vrouwe, als ouerste gouernante, der welcker wij van vwen schriuen guetlicken zul- ]en aduerteren, alsoet wail van noeden is eens een dachfaert gehouden te worden. Ende van !gent dat heurer gnaden belieuen sail willen , vns voir een antwort te doen ouerschriuen, zullen wij vwer genaden alsdan terstundt dair aff laten we ten; begerende mits desen dat vwer genaden desen vnsen schriuen ouer danckelick willen nemen, ende moegen wij vwer genaden jn cenigen saken te wille weesen, zullen vns gem dair jnne emploijeren als guetwillige vrienden sijn schuldich van doen} dat kenne Godt Almechtich, die v, harde eerwaerdige vader jn Goede, hochgeboren vorst, genadige heren, will sparen ende bewaren salich, wailfarende ende gesont. Geschreuen jn den Hage den XXIJen dach in Septembrj, anno XVC IX. Vwer gnaden goetwillende, die greue van Egmondt, here tot Baer,
stadthouder general, ende anders die raide vns allergnedigsten heren des keysers ende erthertogen, gestalt ten saken huerer gna- den landen van Hollandt, Zeelandt ende Vrieslandt. AfschrifU Deel, D. 350. CCCCXXXV.
De bisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter zake van ket onderhoud
van het Iiooft voor de stad Wijk bij Duurstede. Van Goits gnaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbare lieue vriende. Alsoe wij en saterdage verleden onse reden bij den gedeputierden L 38 |
|||||
. . _
|
|||||
298
|
|||||||
FREDERIK VAN BADE*, (1509).
|
|||||||
vanden staten aldair opten affscheit, jnden lailsten vergangen capittell genomen, dat hoift bij
onser vrouwen Capelle voir onse stat van Wijck gelegen beroerende, geschickt hebben, omme te hoeren sulck besclieit, dafr doir gij bijbrengen ende bewijsen souden, wij gehouden souden sijn, dat voirs. hoi ft te doen laten maken, verstaen wij vanden seluen vnsen raeden, woe dat bijden voirs. gedeputierden hem nyet bewesen ofte bijgebracht en werdt, wij dat voirs. boift te doen maken gehouden weren, dan hem voirgaeuen wij mitten camerair doen spreken souden, hij dat hoift liete maken ; beuonde sich dat wij dat te lalen maken gehouden weren , dat wij hem dan dat doen betalen souden; wouden sij jn gelijcken oick soe aenden voirs. camerair be- stellen. Ende want ons dan sulx ongebuerHjke voirgenomen dunckt, aengesien dat voirs. hoift die naisle XL jaren herwart ende dair ouer altijt op des gemenen lants cost gemaict worden js, ende wij, noch onse voirvader, dair nye mede bezwaert worden sijn, ende oick die landen onder den gerichte van Wijck gelegen, gelijck andere landen gelegen jn onsen Gestichte , onrait ende hoiffgelde, soe die wtgestalt werden ende van noeden js, nae lioere margentale ende ge- woenten totten Leckendijck jairlix betalen, ende onse dijcke, die ons te doen maken behoeren , en werden bij den voirs. hoifde nyet beschermpt, gemerct die bouen den voirs. hoiffde meeste- deell liggen, als kenlick genoich js, ende oick dat voirs. hoift lecht jn guet, dat mede totten Leckendijck hoiffgelt ende onrait betailt; oick mede liggen meer dijcke aen ende ommetrijnt onse dijcke tusschen onse stat Wijck ende thoift gelegen, die nyet bij ons ofte onsen gerichte van Wijck dan bij anderen derpen, jn onsen Gestichte gelegen, gemaict werden; ende sail onse gerichte van Wijck last ende onrait mit andere vnses Gestichts gerichten dragen, behoert oramers dat sij desgelijcx die vrijheit ende dat vordell gelijck zie genyeten, Doch alle dese redene voirs. op ene fcijde gestelt ter wtdracht ende entschap der saken, gemerct wij ende onse voirvader jn vrijheit des hoifts nyet te maken ouer die XL jaren, als wij verstaen, geweest zijn, mer altijt bij onsen gemenen lande als voirs. gemaict js, all waren wij die mijnste van vnsen lande, soude men ons dair bij laten, sonder nyeuwicheit te beginnen, ter tijt men ons mit rechte anders ouergenge; dat wij v soe jnden besten te kennen geuen mit begeerte gij den camerair dat voirs. hoift nae ouder gewoente, sonder langer vertoch, te laten maken beueel doen willen, omme te vermijden ver- derfllijken ende onuerwijnlijken schaden vnser lande, die doir gebreck van dien anders wt ver- rijsen mochte. Onse Heer Got zij mit v. Gegcuen vp vnsen slote tot Duersteden, vpten XXVen ilach jn Septembrj, anno etc. IX°. Get. stroijaes.
Opschrift: Den eerbareii vnsen lieuen vrienden , prelaten ende capiltelen vnser vijff goitshusen, rilterschap, borgemeistere, ^cepenen
ende rnede vnser slat ende slcden oitses Gestichts van Vlrecht. Deel, A. 493.
■
CCGGXXXVI.
Burg., schep* en raad der Had Beventer aan de 3 staten van Utrecht, over den
wapenstilstand tusschen den hisschop van Utrecht en den hertog van Gelder. Edele ende walgeboeren , weerdige, erbere, ersame ende wijse, voersienige, bijsonders lieu« heren ende vrende. So als vwe liefden an ons scriuen doen vanden anstant tusschen den hoech- geboeren ffursten, onsen gnedigen lieuen heren van Vtrecht ende Gelre etc., begerende daer van unse ende der lantschappe alhijr gude meninge etc, hebben wij mit vorderen jnneholde guetlick ontfangen ende verstaen, ende willen die selue scrifte onuertaechlicken voert communiceren van deser lantschappe daer to gedeputeert, ende daer antworde ende onse gude meninge na weeten |
|||||||
BISSCHOP VAK UTRECHT, (1509).
|
299
|
||||||
docn vwen edelen, weerdigen, erberen ende ersamen liefden, die Got Almechtich jn langen ge-
sonden leuen bewaren wil. Gescreuen penultima Septembris, anno etc. nono. Burgeineistere, scepenen ende raedt der stat Deuenler.
Opschrift: Den edelen ende walgeboeren , weerdigen, erberen, ersamen, wijsen ende
voersenigen heren der dreen slaten der Neder Stichlz van Vlrecht, onsen tyjsonders guden vrcnden. Deel, B. 315. CCCCXXXVII.
De hisschop van Utrecht zendt nan de 3 stat en van Utrecht het antwoord des stad-
houders en der raden van Holland enz., ter zake der Goudsche sluis.
Van Gots gnaden Frederick , bisschop tUtrecht, geboren marggreue van Baden. Eerbaere lieue vriendt. Vns hebben nv die wailgeboeren vnse lieue zwager, stadtholder, ende raidt van Hollant, op onse scbrijffte die dachflaert beroerende een schrijfftelicke antwoerdt gege* uen, lude de copien bier jnne besloten, die wij begeren gij voert den staten tkennen geuen, ende baer guetduncken daerop ons voert tkennen geuen willen, Got zij midt v. Gegeuen jn onsen slote te Duerstedcn, opten XIIIJen dach in Octobri, anno XVCIX°. Get, n. IIUNDEBEKE.
Opschrift: Den eerbaeren vnsen lieuen vriendt, heren Jacop van Apeltern, doradeken vnsser kercken then Dom tUtrecht. Deel, A. 499.
Het vermelde afschrift luidt alibis:
CCCCXXXVHI.
Harde eerwaerdige vader jn Gode, hogeboeren mogenden forst, Qen, heren, wij gebyeden vns
zeer dienstelicken tot uwer genaden, Ende der seluer belieue the we ten, dat wij ontfangen heb- ben uwer gen. besloten brieff van date den VUen dach in deser jegewoerdiger maent, ons ter antwoerde gezeynt vp vnsen brieff uwer ^en, onlancx gescreuen, beruerende de saicke tusschen die vander Goude ter eenre zijde, ende die van Woerden midt hoeren adherenten ter ander, aengaende de sluyse ende tguent dat daer off mit rechte gedaen ende geappoincteert is, te weten, dat de materie in rechte voer ons gestaen hefft tusschen partijen, ende is geappoincteert geweest, dat die sluyze contencieus geopent soude woerden, van welcke appoinctement die van- der Goude geappelleert hebben, ende js ons bij relienement daerop die handt gesloten, omrae nyet vorder daer jnne te procederen, off yet te doen, als onsen brieff dat voerder jnhoudendc was, breeder verhaelt in uwer gen. brieff voerscr., jnhoudende dat uwer gen. dunckt onse anu woert nyet behoerlick the wesen, als datmen doer appellatie den tractaet omrae ruste ende vrede ende weluaeren beyder landen gemaict weygeren zoude nae te gaen; ende versoecken daeromme uwer genaden aen vns, dat wij noch op die voers. gebrecken schicken souden willen des dijns- daechs nae sinte Lucas euwangelist, wesende den XIXeo dach van deser jegewoerdigen maent, vp Putcuyp, off jndien die plaetse ons nyet gelegen en ware, tot Montfoert, omme op die gebreecken te communicieren etc. Waerop uwer gen. belieue te weten, dat ons oick verdunckt ende ver- vreemt, dat uwer genaden schrijuen omme dachffaert ende communicatie te holden van deser saicke, want den tractaet jnnehout, dat jndien die stadt van Vtrecht, de stede Ammersfoert off andere steden des Gestichts van Vtrecht eenich gebreck creegen, off yemant vanden hoeren tot eeniger tijt tsijn genomen woerde, off scade geschiede bouen die zoene, soe sal heer Roedolff, ttadt ende steden voers., wien die scade geschiet waer, daer omme scrijuen ende hoere gebrecken 38*
|
|||||||
300 FREDERIK VAN BADEN, (1509),
|
|||||
off scade openen ende grooten, ende onse genad. heren daer aff te dagen eysscheu, nauolgende
die teneur vanden articule des selffs tractaets in uwer gen. brieff geleyt, twelck nyet en is in deser jegenwoerdige saicke aengaende die vander Goude, ende nyet aen en gaet de voers. zoene noch de jnfractie van dien, maer is een saicke priuee, die uwer gen. onderzaten, die hem zeggen beschadicht bij die vander Goude, behoeren te volgen bijnnen deser landen voerden rechteren van die vander Goude, als ons stadthouder ende raden ons genad. heren, als dat blijct bij tvoers. traclaet in een article beginnende. Item sullen alle die ondersaten etc., twelck wij hier jnne besloten senden. Ende alsoe dan
die vander Goude ende die van Woerden midt hoeren adherenten, daer vwer gen. ondersaten mede begrepen sijn, voer ons contencioes ende pleytende sijn geweest, ende daer op gegeuen js appoin- ternent tot voerdeele vandie van Woerden midt hoeren adherenten als voers. staet, waer van die vander Goude geappellieert hebben gehadt ende vercregen een relienement, daer mede dat die van Woerden ende andere gedachffaert sijn voerden grooten rade van onsen genad. heren, soe en be- hoeren wij noch en mogen yet anders daer jnne doen; nyet te mijn, omme jn deser saicke te doen al dat ons mogelicken is, zoe hebben wij geschreuen aen die vander Goude, dat sij deser saicke zouden willen laeten tractieren mit vruentschap, ende jndien zij luyden dat doen willen, zoe sullen wij uwer genaden beteykenen dach ende plaetse, ende alsdan daer jnne doen dat uwer genaden mogelick van ons behoeren te vreden te wesen, wilt Got Almechtich, die v, harde eerwaerdige vader jn Gode, lioichgeboeren, mogenden vorst, gen. heren, wilt altijt bewaren ende sparen in salicheyt tot volcominge van uwer gen. begeerten. Gescreuen jnden Hage, den XJen dach in Octobri, anno XVC ende negen. Uwer gen. guetwillige ende 'onderdanige dienaeren, de graue
van Egmondt, heren tot Bair etc., ende anders dieraidtvan Hollandt ende Vryeslandt. Jlem geuielt dat heer Roedolll die sladt van Vtrecht, die stede van Amersfoerdt creegenew^.,
eyschen bijnnen eenre tnaent daer naestuolgende tot Pulcuyp etc. Jtem zullen alien die ondersaten van beyden zijden veylich ende ongehijndert in des anders
landen ende steden te water ende te lande onder malcanderen mogen varen, keeren ende wesen
op hoer gewoentlijcken tolle, preuilegyen, rechten ende vrijheden, vuytgenoraen die ballinge
toe beyde zijde, die anders nyet daer jnne en sullen mogen verkieren dan alsoe voers. is. Ende
waer yemandt vanden ondersaten voers., die deen vp den anderen yet te seggcn off aen te spreeken
hadde, dat sal hij doen midt rechte ende anders nyet, ende des salmen hem dan een onuertogen
recht doen tot alien plaetsen daer dat gebuert, zonder eenich vertreck daer aen le soecken offte
laten geschien jn eeniger wijs etc.
Deel, A. 500, 501.
CCCGXXXIX.
J)e bisschop van Utrecht zendt aan de 3 staten van Vtrecht afschrift van zijn
schrijven aan den stadhouder en raden van Holland enz,, ter zahe van het
herstellen der dijkeyi tusschen Muiden en Amsterdam,
Van Goits gnaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbare lieue vriende. Op sulcke scrijfften die stathouder ende raidt van Hollant aen ons
gesant, ende onse reden mit v communicatie . ... dt hebben, doen wij dair op aen zie scrijuen,
gelijck gij sien moegen jn copien dair van hyer jnnegelacht, dat w\j v jnden besten te kennen
|
|||||
BISSCUOP VAN UTRECHT, (1509). 301
geuen, omine oick dair nae aenden statholder ende rait van Hollant te moegen doen scrijuen.
Onse Heer Got zij mit v. Gegeuen vp onsen slote tot Duerstede, vpten XXVJen dach jn Octobrj, anno etc. IX0. Get. 6TnOIJAES.
Opschrift: Den eerbaeren vnsen licueu vrienden, preUlen, dekenen ende capittelle
vnser vijlT goitshusen , ritterschap vnses Kedcr Stichls, borgermcistere, scepenen ende raidt vnsser slat van VtrechL Deel, I!. 286. Dit aftchrift luidt aU volgt :
CCCGXL.
Frederick etc.
Vnse fruntlike groit te voeren9, wailgeboeren lieue swager, eerbare, hoiehgeleerte ende wijse, be-
sunder guede vriende. Als v lieffden ende eerbaerheyden nv anderwerfi'aen vns doen schrijuen ende be- geert hebben noch eenen anderen dach te willen raemen ende alsdan vnse reden ende oick enige van onsen staten te schicken tot Amstelredamme, tot welcken dage ende plaetse ghij mede vergaderen doen wolden die vanden sleden ende anderen jnnegelanden der landen die daer toebehoeren , omme samentlicke aldair te aduiseren, concipieren ende ordineren, hoe ende in wat manieren men die gebroecken dijcken tusschen Mvyden ende Amstelredamme sal moegen best maicken, stoppen ende reparieren ende die costen van dien veruallen etc. Soe ist, lieue svvager ende guede vrunde, dat wij midt vnsen staten cominunicatie daer op gehadt, ende de saicken samentlicke waill ende rijpelicke ouergelecht hebbende, bevijnden, dat jndien die gebroecken dijcke wederomme gestoppet ende rcparieert worden , dat vnse landen ende vndersaten meer achterdeels ende scadens dan Yoerdeels daer bij hebben ende lijden solden, gemerct dat vermits sulcker stoppinge twater bijnnen vnsen landen bedijckt, geholden ende geenen vuytganck hebben offte des quyt werden en solden kunnen, then waer dat die vander Gouda die sluis wolden openen, de sij in desen vergangen sommer, bouen reden, recht, priuilegie ende acht herkomen gestoppet hebben. Sus is noch nae als dicvvils voer onse guetelicke begeerte , uwe lieffden ende eerbaerheyden willen den vanden Gouda noch alsoe vnderwijsen ende daertoe vermoegen, dat sij die voers. sluysen yerst openen ende twater sjjnen curs hebben laten, als van alst behoert ende plecht te geschiene nae vermoegen sulcker ouerdrachten ende preuilegien, als vnse vndersaten voertijts vanden greuen van Hollant midt groten merckelicken penningen erlangt ende thent deser turbatien toe rustelicken gebruyckt hebben ; ende oick sulcken gelouen vns ende vnsen landen daer voer stellen die voers. sluysen nyet wederomme te stoppen , noch enige jndracht daer jnne te sullen maicken, mer altijt twater daer doer the leyden ende sijnen loep te laten hebben, alst nae vermoegen der voers. ouerdrachten, preuilegien ende alden herkomen behoert, twelck alsoe gedaen wesende, willen wij ende vnse staten voers. geerne vnse rede ende sij hoer gedeputeerden schicken ende hebben opte gewoentelicke mailstadt, alse ten Putcuyp, omrhe aldair dan samentlicke mitten uwen vanden voers. jnnegebroecken dijcken ende oick anderen saicken te helpen ordineren, concipieren, tractieren ende concluderen, alst tot wail- uaert der lande ende vndersaten aen beyden zijden best dienen ende behoren sal, dairtoe wij van gueden hertten altijt geneycht geweest ende noch sijn, kent Got Almechtich, die vwe lieffden ende eerbaerheyden lange tijt vrolick ende gesont bewaren moet. Datum Duersteden XXVIJ Octobris, anno etc. IX°. An den stadtholder ende raedt van Hollant.
Deel, B. 287.
|
|||||
.. . ______
|
|||||
302 FBEDERIK TAN BADEN, (1509).
|
|||||
CCGCXLI.
Philips van Kleef verzoekt a an de 3 staten van Utrecht voldoening zijner verschul-
digde penningen. Lieue gheminde heeren , jc ghebiede mij zeere tot t. Alzoo jc verstaen hebbe van mijnen
penningmaistre Gerard Douse, die bij v lieden zeer langhe tijden veruolght beeft, de weygheringhe, die ghij nv doet om betalinge te doene vanden penninge, wair Tan jc op v luden bewisen ben vuyter naem Tan mijnen beer Tan Cleuen, des mij grootelijc verwondert, dat jc om zoo cleenen somme moet zoo groolen cost Tan Teruolghe doen; gbij moecbt wel dincken, datlct mij begliint te verdrieten, waerom jc t lieden rade, dat gbij niet meer egbeene onschout en nempt, noch vp die van Amersfort nocb andere, maer bezyet dat gbij mij mijne penningen beschict; oft neen, jc beloue t lieden dat jc allc mijne scbade ende costen Tp t Terbaelen zal milten principaele, al zoudic t poorters Teruolghen ende doen balen tot aende poorten Tan Vtrecht, want jc zye wel dat jc anders niet en zal connen totlen mijnen geraken. Lieue gheminde, wilt v seluen quyten, zoe moecbdj v wacbten van scbade, ende mij hier jn Trintscap doen, dwelck jc tuweerts zoude willcn bekennen, dat weet God, die vluden bewaren willt. Gescreuen tot Bruessel, den XXYJCU jn October.
Get, PHE DE CLEUES, TOUT TBE.
Opschrift: An mijnen lieuen gheminden vrundcn , den domdeken, edele heeren ende anderren gouuerneurs vander 6tede ende Sticht van Vtricht. Deel, A. 502.
CCCCXLII.
Bury*) schep. en raad der steden Deventer, Kampen en Zwol aan de 3 staten van
Utrecht, over eene te houden dagvaard ter hijleyging van de geschillen tusschen den hisschop van Utrecht en den hertog van Gelder, Edele ende walgebaeren, weerdige, eirbere, cirsame ende wijse beren, bijsonders guede
Trunde. Soe als wij mit sampt gedeputeerden Tander ritterscbap deser landen Tan Ouerijsel op gebreke tuscben den boechweerdegen, boechgeboeren ffursten, onsen gnedigen lieuen beren, biscbop tUtrecbt ende bertogen Tan Gelre etc., onse Trende bijnnen Vtrecbt geschickt badden, daer onder anderen ende jnt slueten Tan etzlicken wort Toergegeuen, die sake Tan jnneminge des bueses Oyen ten hogen baue tsullen besenden, bebben ter seluer tijt die gedeputeerden van vwen liefden onse geuoelen dorch de onse aldaer daer op wal gehoert# Ende want daer nae ter Nyenbruggen vanden weerdigen beren Jacob Tan Apeltem, doemdeken etc., vander seluen besendinge montlick ende nw nae Tan Twen liefden scriftlick Ternyet is, sijn wij Tan gantsen berten geneiget tdoene tot waluaren, ruste ende vrede der landen allet dat ons ennichs sijns mogelicken sij , dan soe wij sus nocb ter tijt gheen auerleggen nocb bedencken kennen, dat ennich oerber, nutt oft profijt tot benlegginge der gebreken tuscben beyden fursten Tan sulcker besendinge heft mogen komen, hebben wij daer omrae ende andere mercklicke oersaken die antworde dair Tan sus lange Terhol- den, doch hapens dat wij opt beuallen vwer liefden ten Treden dragende alhijr Torder solden heb- ben erlangt. Soe dan sulx noch niet sijn heft willen , ende een clausule jnden Terlengden anstant begrepen staet, dat die staten Tan beyden zijden der IJsulen middeler tijt des bestants op gelegen *teden ende tijden eens of meer, daer na sich die sake begheuen ende eyschensal, bij een anderen komen opten vurs, twijsten ende sclielingen te communiceren, ende bearbeyden om beyde fursten vanden geschelen guetlick to scheyden etc.; bedunct ons daer na nutte ende Tan noeden, want |
|||||
BISSCHOP TAW UTRECHT, (1509). 303
|
|||||
die tijt des bestantz onlanx omrne komende wort, dat vwer liefdcn ende geschicte vrende deser
lantscappe van Oeuerijsel mitten ijrsten des een bijkomen maken, vorder vander saken te cominu- niceren, woe dat nutte sij voert geuordert te weerden. Ende want wij vermoeden dat sulx hijr bij der bant ende an dese zijde, daer die schade geschiet ijs, nutter ende bequemest gehandelt ende versproken sij , ende die ritterscbap deser lande sicb oeck de beth daer to tgheuen bebben, die sich ten ijrsten jnder besendinge aldaer guetwillicb bebben gemaect, ijs onse guetlicke ende denstlicke bede ende begeerte, dat vwe edelbeyden, weerdige, eirbere ende eirsame liefden, ons ende deser gemenen lantscappe ten eeren, gonste ende willen, tesser tijt der selfften vulruechtige gescbicte vrende schicken an dese zijde der IJsulen bijnnen Deuenter oft Gampen, mitten ijrsten dat mogelicken is, anmerckende dat andere stede, die sus jnt middel wal beth gelegen weren, na gelegenbeyt der saken daer to niet soe beqweeni en sint otn mit malckandercn die dinge ten besten thelpen auerleggen, alst na noettruft ende den articul des bestantz ende na gelegenheyt der saken dienen sal; ende des niet to weygeren tesser tijt, vvillen wij ons vermogens mitter lant- scappen alhijr tanderen tijden gerne verdienen tegen vwe liefden, die Got Almechtich vwe edel- beyden, weerdige, eirbere ende eirsame liefden jn langen waluarende bewaren will, Gescreuen opten auent Omnium Sanctorum, anno etc. nono. Onder tsecreet segell der stadt Deuenter, des wij hijr to sament gebruecken. Burgermeisteret scepenen ende rade der stede Deuenter, Campen
ende Swolle. Opschrift; Den edelen en walgebaeren, weerdigen, eirberen, eirsamen ende wijsen
heren, dekenen ende capilulen der vijf godeshuesen, ritlerschap, stadt ende gheraenen staten des Neder Stichtz van Vtrecht, samentlick en besonderen , onsen sonderlinx guden vrunden. Deel, B. 316. CGGGXL1II.
De hisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, over den nieuicen dijk door
Holland op Stichtschen hodem opgeworpen.
Van Gots gnaden Frederick, bissbcop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden. Eerbaere lieue vriende. Wij bebben guetelicke ontfangen uwe schrijfFte, vermeldende woe
dat die Hollanders gemaect ende geslagen bebben enen nyen dijck op buerluden ende vnses Ge- stichts gemeenen gront, waer doer onses Gestichts waterganck genselick belettet solde werden, tot groten achterdeele ende verderffelicken scaden van vns, uvver ende andere vnser vnderzaten etc. Sus want dese saicke v alien ende onse ghemeyn lant als voers. mede aengaet, duchte vns geraden, datmen opt voerderlicxste capittell generall daerop dede verschrijuen, ende vns dat tijte- licke genoech verwittiget, willen wij vnse rade mede totten voers. capittell senden, omrne sa- mentlicke aldaer the ouerleggen tgene inder voers. saicke tot onderholdinge vnser, vnses Gestichts ende uwer rechten ende preuilegien, ende omrne te verhueden verderffelicken schaden, nuts ende best gedaen sail wesen. Godt zij midt y. Gegeuen in onsen slote Duersteden, opten XXen dach in Nouembri, anno etc. nono. Get, H. nUXDEEEKE.
■
Opschrift: Den eerbare vnsen lieuen vrunden, vnsen drye staten vnses Neder Gestichts, altehant bynnen vnser stadt Vtrecht by ceo anderen vresende, Deel, A. 503.
|
|||||
304 FREDERIK VAN BADEN, (1509)
CCCCXLIV.
Karelj her tog van Gelder, aan de 3 staten van Utrecht, over de bijlegging zijner
g etch Men met den hisschop van Utrecht. Rairle, hertouge van Gelre etc., ind greue van Zutphen.
Werdige, edele, hoichgeleerde, cirbere ind frome, ersame, vvijse ind vursichtige lieue neuen,
andechtrge ind besondere. Also onse Heue rait ende marschalck Wilhem van Oij onlanx van onser wegen aldair bij vnse liefden gewiest is, verslain wij vyt sijnen repoirt, die selue vwe Hefden begeren solden, wij die schelonge ind gebrecken, tusschen onsen oehemen van Vtrccht ende ons wesende, vur vwe liefden to verhoer wolden laiten komen, vmb dieselue scelonge nae bil- licheit guetlick neder to leggen, vorder verloup ende onwilJe to verhueden etc. Sijn wij dairtoe altijt guetwillich gewiest, jnd hebben inden neestleden jair omtrint jnden Vaslen onse geschickte rede des- haluen aldair bijnnen der stat Vtrecht gehaedt, des wij uwe liefden noch waell gedechtich balden; oick noch. onlanxleden vyt vwer liefden versoeck ende begert den seluen toe doin schrijuen, dattet ons gelieuen solde op alsuleke tijt ende plaitse, as ghij ramen ende ons alsdan wittigen soldt, die onse to schicken, vm die gebrecken vurger, to verboir to laiten komen etc., dairop onse ter tijt geen antwoirt wordcn is. Sus so kan men waill mercken, deshaluen gheen gebreck onssenthaluen ge- wiest en is; nyetomin sail ons noch nae vwer begerten belieuen, die gebrecken vurs. vur vwe liefden to verboir to laiten komen op gelegen tijt ind plailze van v verraempt, ende oris alsdan gewitticht sullen werden, dair wij die vnse alsdan toe oirdinieren ende schicken sullen tot wail- beuallen van vwer liefden, dieselue Got Almechtich bewaren moit. Gegeuen jn onse stat Zut- phen, op dinxdach post Ponciani mr., nostro sub secreto, anno Domini etc. nono. Get. ciiarles. lager virssen.
Oick hebben wij beschickt ouermits den ambasiaten der ko. w. Vranckrijck albier bij ons
nv gewiest zijn, vwe liefden, jn sulcker mathen as die seluen begert hebben, inden tractait des vredens onlanx etc. te Camerick gemaeckt, mede declariert ende begrepen sullen werden, allet tot uwer liefden wailbeuallen. Datum vts. Get. charles. lager virssen,
Opschrifti Den weirdigen , edeTen, hoichgeleerden, eirbaren ende fromen, ersamen,
wijsen ende vursichtigen, onsen lieuen neuen, aindechtigen endebesunderen prelaeten ende capittelen der \ijff goetshuyssen, ritterschappeu sIVeder Stichlz ind stadt van Vtrecbt, drye staeten des Neder Stichts. Deel, B. 321, 322. CCCGXLV.
Rocland le Fevre, heer van Liesveld, aan de 3 staten van Utrecht, over de te
Schoonhoven te hoitden dagvaard. Edel, eerweerdig, vrome heere, jk gebiede mij tuwaerts. Jck hebbe uwer liefden brief ontfangen ende die conclusien bij eynde vander Neder Stichte genomen vp die dachuaert die te balden voer dese reyse tot Schoenhouen, daer jck uwe liefden van dancke, ende hebbe mijne genadichste vrouwe daer van geaduerteert. Jck hebbe uwer liefden briefuen gecomniiniqueert metten stadhoudere eenige vanden raide ende oick met dye vanden staten albier vergadert wesende , ende hebben dach genomen haere gedeputeerde met eenige vanden raide ende mij te schicken tot Schoenhouen, vpten dertiensten dach van deser maendt sauonts jnder herberghe, v hiddende. |
||||
BISSGHOP VAN UTRECHT (1509). 305
mij te willen ouerscriuen oft den voors. dacli v bequaem wesen zal, zij souden den dach cortler
genomen hebben , maer zij moeten hier wesen om zekere noodtzaken bij mij den IXea dacb. Edel eerweerdighe, vrome heere, wilt ouer mij beuelen, ghij zult mij uwen getrouwen diener ende vrundt vijnden, dat kenne God, die v spaere jn zalicheyden, Jnden Haghe, desen IIIJen dach van Decembrj XV° neghen. Get* DE AL UWE GOEDE YRUND,
R. IE FEURE, HEER VAN THEMESICKE. . . , Opschrift: Edelen, eerweerdigen ende vromen heer, mijnen heer den doemdeken
van Vtrecht. Deel, A. 504.
CGCGXLVI.
Be hhschop van Utrecht aan Jan, htrggraaf van Montfoort, over de wapenstilstand
met den her tog van Gelder. Van Gots genaden Frederick , bisscbop tUtrecbt, geboeren marckgreue van Baden.
Vnse frunielicke groite the voerens, edele, lieue neue ende getruwe. Soe onlancx vnse rede mijt uwer lieffden spraecke gehadt bebben vanden handell tusschen vnsen oehem van Gelre ende vns, dragende tot verlenginge des bestants, anders dat onse meyninge were capittell generall daer op te doen verschrijuen, ende midt onsen staten daer op te communiceren ende te sluten, alst tot wailuaert onser lande best dienen solde, daer op uwe lieffden doe mijt doctor Langk gesproecken, die aengenomen hadde, hijnder sick aen vnsen oebem van Gelre omme verlenginge des voers. bestants te schrijuen; ende tselue hem ther antwoert queme, wolden uwe lieffden vns onuertoi- cbelicken weten laten. Want wij dan daer van noch nyet vernomen en hebben, ende die tijt des bestandts zeer corts vuytgaende is, ende ons oick waerafftighe tijdinge komen, woe dat vnse oehem voers. in weruijnge sij van rutheren ende knechten, der lhants in groten getale bij een anderen sijn; sus is onse guetelicke begeerte, uwe lieffden vns bij desen vnsen bodenschrijfftelicke laten weten willen, wes v van doctoir Langk ter antwoert gekomen, ende waer thoe wij vns verlaten sullen moegen; want soldet nyet verlenget, ende wij midt onsen landen op gueden waen opgehalden werden, soe eysschet tijt ende saicke, dat wij van stonden aen capittell generall daer op doen verschrijuen, omme midt onse voers. staten the ouerleggen, wat nuts tot wailuaerdt ende beschermnienisse onser lande ende vnderzaten daer jnne gedaen sail werden, op dat wij ende vnse vnderzaten soe gans vngestelt ende weerloes nyet ouerrasschet en werden. Got Almechtich moet uwe lieffden lange vrolick ende gesont bewaren. Gegeuen in onsen slote Duersteden, opten XIIJen dach jn Decembri, anno etc. nono. Get. h. iui.idebeke.
Opschrift: Den edelen vnsen lieuen neuen ende getruwen raidt, heren Johan,
heren tot Mootfoerdt, tot Naeldwijck, Ihot Puermereyndc etc. Deel, B. 317.
CCCCXLVII.
Janf hurggraaf van Montfoort, aan Jacob van uipeltem% domdehenf ter dier zake.
Weirdige, wijse, lieue heer ende bisondere goede vruent, Mijn gen. heere van Vtrecht
heeft aen mij nv geschreuen eenen brieff, beruerende verlenginge des bestants tusschen zijnre f. g.
ende mijnen gen. heer van Gelre, wes dair van solde moegen geschieden, alzoe ghij sien moight
bijden jnhouden des brieffs van zijnre f. g. hier jnne besloten, zoe en Lebbe ick der seluer zijner
I. 39
|
||||
306
|
EB.EDEBIK VAN BADE*, (1509).
|
|||||||
gen. dair op gheen voltogen antwoirde connen laiten weten, ouermils dat jck van doctoir Langhe
nochtertijt deshaluen nyet vereysschet.cn hebbe, die wij tsamentlijck dair mede belasten, als jck sceyde van Vtrecht. Ende zoe dan die tijt des voirs. bestants zeer corts expirerende ende vuyt- gaende js, ende verstae dat mijn beer van Gelro vele ruyteren ende knechten aennemendc ende versamende js , js dairomme mij zeere vruentlick begeren, dat ghij mijnen voirs. gen. heer van Vtrecht scriftelicken wittigen wilt, wes ghij van doctor Langh voirs. vernornen hebt der zaicken voirs. aengaende, opdat mijn gen. heer van Vtrecht ende zijnre gen. landen op goeden waen niet veraftert of verrasset en worden. Ende wes bier toe bij v gedaen js jn deser zaicken, begere jck awe bescreuen antwoirde. Weerdige, wijse, lieue heer ende goede vruent, onze Heer God inoet v bewairen vrolich, zelich ende gesont. Gegeuen tot Montfoirt, XIIIJen dach jn Decembrj, anno Domini etc. IX°. Jtem zoe uwc f» g. scriuen, generaill capittel hier op te doen verschrijuen, docht mij nut
geraden, op correctien van mijns heeren genaden, dat uwe f. g. bij sich ontboden den voirs. domdeken, omme mit hem te verspreecken vanden voirs. zaicken, opdat sich dese dingen nyet vorder en Yerstoerden (i). J. de Montfoird.
Opschrift: Den weirdigen ende wtfssen heeren Jacop van Appellern , domdeeken lUtrecht, ende proost tot Elst etc., mijnen lieuen heeren ende bison- deren goeden vruent. Deel, B. 318. ccccxlviii.
Burg., schep, en raden der steden Deventer, Kampen en Zwol, aan de 3 staten van
Vtrecht, ter dier zake, Edele ende walgebaeren, weerdige, eirbere, eirsame ende wijse heren, bijsonders guede
vrunde. Soe als wij anderdages ouer een wijle an vwe samenden liefden schrijuen deden, bege- rende tschicken van vwen vrenden an dese zijde der IJsulen, om mit malckanderen to communi- niceren vanden geschelen tusschen onsen gnedigen lieuen heren van Vtrecht ende den hoechge- baeren fursten, hertogen van Gelre etc., na vermogen des anstants jnden somraer verleden gemaict, wair op vwe liefden mit sijnre gnaden rede onlanx jnt closter to Wijndesem geschickt liebben, dair dan Yan vwer liefden weghen voirgegeuen ende begheert is worden, die besendinge tdone an die hoechgebaeren furstijnne, vrow Margrete van Oestenrijck, dauogere van Saphoyen, hebben wij den so gernc gedaen. Ende so dan jn sake der geschelen, als wij verstaen, sonderlinx niet vorder gehandelt en is, ende oeck niet vernomen hebben dat bij vwen liefden gearbeydet sij om anstant verlengt thebben, ende die tijt des seluen zeer cortz omme komende wort, hebben wij voir tbeste geschickt van onsen raitzfrunden bijnnen Zutphen, om die dingen bij den hertogen tonderstane, dat vorder onwille ende verloep bleue verhoet, ende oeck dat verenicht mochten weerden beyde fursten, allet op een beuallen onss g. 1. h. van Vtrecht ende vwer liefden. Ende verstaen van den seluen onsen geschicten raetzfrunden, die ghijsteren van sijnen gnaden wedcr- omme bij hues gekomen sint, dat hem sulcke antworde nyet geworden sij, die ons behaechlicken dunckt wesen. Sus gheuen wij dat selue jnden besteh tkennen vwen liefden, mit andacht bege- rende, dat vwe liefden die dingen so nemen ten herten, dat die lande onbescbadicht blijuen, soe wij onsen g. 1. h. van Vtrecbt dairvan oick hebben aduerteert; ende ons deses vwer liefden glide |
||||||||
(t) Dit laalste gedeelte met dczelfde hand geschreven, is blijkba«r later Mjgevoegd.
|
||||||||
BISSGHOP VAN UTRECHT, (1509).
|
|||||||
307
|
|||||||
meninge doen scriuen bij desen baden, willen wij gerne verschulden tanderen tijden tegens die
selue vwe liefden, die Got! Altuechtich gesont bewaren will. Gescreuen onder tsecreet segell der stadt Deuenter, des wij bijr to sament gebruecken, den XIIIJea dach jn Decembrj, anno etc. IX°. Burgermeistere, scepenen ende rade der stede Deuenter, Cainpen ende Swolle. Opschrlfti Den edelen ende walgebaeren, weerdigen, eirbere, eirsame ende wijsen
heren , prclalen , dekenen ende capitulen, voirt gheinenen stalen ende sleden des Neder SiicMs van Ylrecbt, samenllicken ende elck bijsonderen, onsen lieuen heren ende sonderlinx guden vrunden. Deel, JJ. 319. CCCCXLIX.
Philips van Kleef dringt nader hij de 3 staten van Utrecht aan, tot hetaling
zijner verse huldigde penningen, Eerbare, voorsienijghe, lieue ende besundre Yrunden. Jc ghebiede mij gonstelijck tuwarts. Alzo mij bouen maten verwondert, dat uwe liefden zo ghebreckelijck zijn, van mij te doen vpleeh ende betaelinghe vanden penninghen, die ghij mij sculdich zijt, daer orame dat jc veele ende lane veruolch hebbe rnoeten doen tot mijnen grooten oncost jn zulcker wijs, dat ghij mij groote redene ende oirzaeke gheeft, omme mij te doen rechtene tot mijndre voers. scult bij arreste ende bestelle vanden persoenen ende goeden uwer ondersaeten, ende anderssins bij rigeure te voordrene mijne betaelinghe; niet min hebbe mij dies lot noch toe gheleeden, want jc ghehoopt hadde, dat uwe liefden jn zaeken, daer toe jc gherecbt bein, gonstelijck weesen zouden > dwelckejc zo niet beuonden en hebbe; zo eist, dat jc verstaen hebbende van onzen dienaere Gherart Douze, dat ghij treffelijck belooft zoult hebben, zonder ghebreck mijne penninghen gheheel ende al vp te doen legghene ende te betaelene corts naer dezen hoochtijt des Kersmesse, waeromme jc tot dien tijt mij noch lijdende weesea zal, bedenkende dat ghij uwe beloften dezerwarf balden zult, als jc dat aen v begherende bein. Jndien ooc ghij dies niet en volbrocht, zo en denke jc niet meer dese zaeke scriftelijek noch bij versoeke aen uwe liefden te naervolghene, maer zal bij alien weeghen ende rigeuren mij daer toe pooghene te doen rechtene, zo begheere jc ten desen omme hendelick te weetene uwe meyninghe jn deze saeke, dat ghij mij daer of uwe scriftelijcke andt- woorde ouersenden wilt. Eerbare, voorsienijghe, lieue ende besundre vrunden, Godt wille uwe liefden gbespaeren jn een saelich leuen. Ghescreuen jnde stat van Bruessel, den XVIJeu dach van Decembre, anno XYC IX. Get* PHE DE ClEUES, AL UWE.
Opschrift: An eerbare, voersienijghe, niijne lieue ende besundre vrunden, de staeten van Vtrecbt etc. Deel, A. 505.
CCCCL.
Karelt hertog van G elder 3 aan de 3 staten van Utrecht, over de verhnging vanden
wapandilstand met den hisschop van Utrecht*
Kairle, hertouch van Geire etc., jnd greue van Zutphen.
Weerdige, edele, hoigeleerde, eirbare ind frome, eirsame, wijse ihd vursichtige lieue neuen,
aindechtigen ende besonderen. Vwer HeflUen ind eirsamheyden brielf aen ons gesanth van ver-
lengenisse dess ainstantz nu Kersmisse vytgaende beruerende, hebben wij onder anderen woirden
dair jnne jnt lange vermelt, vernomen. Halden wij denseluen vwen lieffden ind eirsamheyden jn
39*
|
|||||||
308 FREDEKIK. VAN BADEN, (1509, 1510).
gueden gedachten, dat wij durch vwen versueck, begerten ind verfolgh, dit laitsle ainstant ange-
namen hebben, des toeuersiens ind vertromvens, so vns aenquam die dingen bijnnen middeler tijt geslicht worden, ons wederkcronge ind beteronge geschiet sijn solde, as wij verhapen gij noch jn arbeyt ind verfolgen wesen suldt; euer wurd dena alsoe nyet geschien, moeten wij ons dulden ind lijden as wrij gedain bebben, wij so jn alien guede weder to kennen doen denseluen vwen lieffden ind eirsamheyden, die onse Heer Got beware. Gegeuen jn onse stat Zutphen, opsonnen- dach post Thome apostoli, nostro sub secreto, anno etc. IX0. Get, ciiarles* lager suchtelen.
Opschriftt Den weerdigen, edelen, hoigclecrden , eirbaereu ende fromen, eirsamen,
wij sen ende vursichtigen, onsen lieuen ncucn, aindechtigen ende beson- deren, prelalen ende capittelen der vijff gaitzhuysen, ritlerschappen ende stat Vtrecht, drye at a ten sNeder Slichlz. Dee!3 A. 506. CCCCLI.
Philips van Kleef aan de 3 staten van Utrecht, ter zake zijner schuldvordering.
Lieue ende wel gheininde. Jc ghebiede mij zeere tot v lieden. Alzoo uwe gedeputeerde le te Bruessel gheweest hebben, ende wij ghebeden hadden onsen neuen vander Marche, meester Roeland ende andere mit hemluden spraeke te houden vanden penninghen, die wij v beesschende zijn, waer op zij alsdan antworde gauen, biddende wij wilden te vreden zijn ende verbeyden tot den XIIIJten daeghe van dezer maent, ende alsdan de rekeninghe van v lieden rentmeester ge- hoort zijnde, ghij soudet mijnen dienere aldaer zijnde zulcke corle ende goede expeditie doen als dat jc redenen soude hebben te vreden tzijne, op dwelcg jc hebbe ghescreuen aen mijnen dienare, dat hij van stonden an de zelue rekeninghe gedaen zijnde, op (of) jn dien ghij niet en vul- doet, hij sonder letten bij ons comme, ende, naer trapport dat hij ons doen zal, wij sullen bezien wat ons des te doene staet; v lieden nietemin te kennen gheuende, dat wij jn gheene meyninghe en zijn, v yet meer versoucks te doene om belalinghe te gecrijghene, maer zullen terstond ons vuyterste beste doen de voirn. penninghen, midts gaders den costen, scaden ende lasten daer op geresen, al tsamen jnne te halene, ende op vlieden te verreykene, met oic alien anderen costen, die ter causen van dezen zullen moeghen gerijsen, tzij jn veruolghe van justicien oft anderssins, ghelijc mij van noode zijn zal, nyet aensiende cost, last, scade noch verdriet, dat jc v lieden zal moghen aendoen, midts dat jc wel merke, dat ghij dat gheenssins aen mij verdient en hebt, want ghij mij niet en hebt getracteert naer mijnen staete, maer als den snootslen boer van uwen lande, ende van al des ghij bier jnne wille bebt te doene, zult ghij mij antworde gheuen bij mijnen dienere, op dat jc voorts mach weten wat jc te doene hebben zal. Lieue ende wel ghe- miude, onse Heere God zij met v. Ghescreuen in onzen slote Tedinghen, den XIllen jn Januario. Get, PHE. VAN CLEUES, ...(?) AL UWE.
Opschrift: An onzen lieuen ende wel gheminden v rind en, domdeken, edelen ma mien s officiereo ende alien anderen heeren der staten ..nden lande van Vtrecht. Decl, A. 509.
CCGCLII.
De bwchop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, over het wederregtelijk
invorderen van ongelden uit zijne tafelgoederen.
Van Goits genaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden. Eerbare lieue vriende. Onse pacbters tot Werckbouen hebben vns te kennen gegeuen, wo« |
||||
BISSGHOP VA* UTRECHT, (1510).
|
|||||||
309
|
|||||||
dat die camerair Gijsbert vander Ae, van onsen landen tot onser tafelen behoerende, die zie van
jaren tot jaren van ons hueren, vordert enige ongeldcn totten Hijnderdam wtgestalt, die van hem- luden voir desen tijt nye gevordert geweest sijn ende oick nye dair toe gegeuen hebben. Ende want sich dan dat alsoe bevijnden zall, dunckt ons sulx vanden voirs. camerair onbehoirHjke voir- genomen, ende doen dairomme tegenwoirdich aen v scrijuen, guetlijke begerende gij den voirs. camerrair sulcke onderricbtinge doen, hij die voirs. onse pachters dier saken haluen ongemoyet late, 6oe dat behoert, ende wie waill wij ons des soe te geschien versien, begeren des nyet te mijn dair van bij brenger van desen uwe guetlijke bescreuen antwoert. Got zij mit v. Gegeuen vp onsen slote tot Duerstede, vpten XIIJen dacb jn Januario, anno etc. X°. Get, stroijaes.
Opschrift: Den eirbaeren vnsen lieuen vrienden, prelaten, dekenen ende capiltulen
vnser vijflf goitshusen, rittersschap ende stat ende steden vnses lants van Vtrecht, die drie staten. Deel, A. 510. CCCCLIII.
De Had Amersfoort aan de 5 kapittelen van Utrecht, over de schuldvordering van
den her tog van Kleef. Weerdige, boichleerde, eirsame, wise, lieue heren ende guede vrunden. Uwer liefden bryeif*, beroerende, wij eniger onse Yrunden aldair treffelicke bi uwe lieiden scicken solden op* scrifte die bertoege van Cleue aen uwe liefden gedain etc., hebben wij guetlick ontfangen ende verstaen; doen uwe liefden dair op twetene, dat wij int scicken aldair weinich pronjts doen solden, dan allein tot grote cost ende sorge voir onse gescicte om onveilicheit der wegen, dair omme onsse vrunden onwillich te reyssen, als uwe liefden bevroiden; dan wij vermoiden uwe liefden jndechtich, hoe dat int eerste ouergeuen der huysgelden mijn g. h. van Vtrecht die selue gelden solde hebben doin boeren bi sijnder geneden olde rentmeister Jac. Peters., ende weder lot betalinge doin bringen onss die scult bryeff leuerende; dan die stadt van Vtrecht heeft him sulcs selfs onderwijnden willen, ende heeft doir veruolch tselue beueel aen genomen, des wij ons nochtans nyet onderwonden hebben, hoe wel wij , lude segel ende bryeif oic getransfixiert bi mijnen g. h. van Vtrecht, dat een derden deel dair of geboert solden hebben, ende hebben die tijt, nyet achteruolgende hoer beueel, tot noch toe laten verloepen, hoe wel dair gelden genoich vutgeset waren, die scult te vryen ende alle oncosten betailt; hebben oic onse deel goet Jaten maicken, sonder ons enichsins dair jnne te bewijnden, dan alleen die stadt van Vtrecht dair inne ende mede lalen betyen; dus en weten wij nyet rait scicken aldair enich profijt daer jnne te doen; belruwen oic die stadt van Vtrecht hijr jnne toesicht hebben sullen, dat die saicke nyet vorder verloepen sullen, eernstelicke ende vruntlick dair omme begerende, uwe liefden mit die stadt van Vtrecht willen raden ende berichten, datter rest voert jn betalinge gebrocht wert, ende konden wij uwe liefden yet te lieue of te wille doen, presenteren wij ons altijt guetvvillich tot uwe liefden, die Got in vroude lang gesont bewaren moet. Gescreuen XINJea Martij, anno Domini etc. thien. Die stadt Amersfoerdt.
Opschrift: Weerdigen, koichleerden, eersaemen ende wijssen prelaten, dekeneo
ende capittelen der tijf goidzhusen tUtrecht, onssen besunderen lieuen heren ende guede vrunden. Deel, A. 511. |
|||||||
310 FREDEWK VAN BADEN (1510).
|
|||||
CCCCLIV.
Ds bisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, over het sluiten der rekening
van het huisgeld. Van Goits genaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbare lieue vriende. V schrijuen ons nv gedaen, soe die gedeputierde totter rekeninge vanden huysgelden gestalt mit Aelbert van Leuwen die rekeninge doende ende comende totten voirsteden ende restanten, ende hebben sij die nyet kunnen sluten buten den van Amersfoert, Renen ende Wijck, ende hebben dairomme aen onse steden Amersfoert ende Renen mit jnnege- lachter copien des heren van Rauensteyn, soe hij aen v doen scrijuen heeft, doen schrijuen hoere gedeputierde aldair te schicken mit bescheide ende betalinge van hoeren voirsteden ende aenpaert, ende schicken ons nv oick die copie mit begeerte vnse stat Wijck te onderwijsen, die hoere oick aldair soe te schicken etc., hebben vvij gelesen, waill verstaen ende voegen v dair op te weten: alsoe gij jn uwen scrijften nyet en roeren den sekeren dach, soe die gedeputierden vnser steden Amersfoert ende Renen aldair verschijnen solden , ende op dat dan die gedeputierde vnser stat Wijck nyet te vergeues en comen, soe begeren wij dat gij ons den sekeren dach, soe die gedeputierde van Amersfoert ende Renen dair sijn sullen, toe doen scrijuen, soe willen wij Yer- voegen, vnse stat Wijck die hoeren oick daer bij deputieren sail. Onse heer Got zij mit v. Gegeuen vp onsen slote tot Duerstede, vpten XXJea dach jn Januario, anno etc. decimo. Get* stroijaes.
Opschrift: Den eerbaren vnsen lieuen vrienden, domdeken, dekenen ende capiltelen
vnsser vijff goitshusen, ritlcrschap vnses Seder Stichts, borgermeisteren, schepenen ende rait vnser stat Tan Vlrecht, die drie slatcn. Deel, A. 512. CCCCLV.
De stad Reenen aan Jacob van Apeltern, domdeken, ter dier zake.
Eerweerdige, lieue heren inde goede ffrunden. Alsoe ghij ons scrijuet inden beesten, om bij v te comen die rekeninge te hoeren vanden huysgelde mitten rentmeyster Aelbert van Leuwen, hebben wij guettelic ontfaen inde inden beesten verstaen, soe sullen v, erweerdige heeren inde goede vrunde belieuen te weten, als dat wij vande saick vanden huysgelde niet en weten ende voir ons tijt geschiet is, soe begeren wij dyenstelic van v, als dat gij Henrick Waltena (?) ende Jacop van Dolre verscreuen wijlt, want sij vande saeck weten inde dair een deel penningen aff geboert hebben vande ondersaeten, ende wij ons des niet en becroeden, aen gesien wij sulx niet sculdich en sijn, nae jnhout ende vermogen onser preuilegien, die ona voirvaderen bijsscoppen tUtrecht gegeuen hebben, inde wij dair jammerlic ouer verdoruen sijn, als ghij seluer waell weet; inde begeren oetmoedelic datmen ons des verlaeten wijlt, want wij sulx gheen macht en hebben te gheuen, aengesien wy zeer arm sijn, dat kenne Got Aelemachtich, die uwe eerweerdige heren inde guede ffrunde bewaren ende gesparen wijll lange in saligen leuen. Gescreuen den XXVen dach jn Januario, anno X. Die stadt van Rienen.
Opschrift.- Den eerweerdige heren der ?ijff goels-huyssen inde rijddersscap der stadt
tan Vlrecht, onse eerweerdige heren inde bijsondere guede frunden. Deel, A. 513.
|
|||||
BISSCHOP TAN UTRECHT (1510). 311
|
|||||
CCCCLVI.
De bisschop van Utrecht deelt aan de 3 staten van Utrecht tnede het verzoek van
Overyssel, betreffende de geschillen met den her tog van Gelder*
Van Gots genaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboren marckgreue van Baden, Eerbare , lieue vriende. Ridderschap ende stede vnser lande van Ouerijssell hebben vns nv
doen geuen te kennen, woe dat zij aenden steden Nyemegen, Zuytphen, Ruemundc ende Venloe doen scbrijuen hebben, nae lude deser jnnegelachter copien, begerende wy oick soe raidt v aen die voers. steden doen schrijuen wolden, dat wij v soe inden besten tkennen geuen, guetelicke begerende, gij oick soe doen willen, ende uwen boden midt uwen schrijfflen opt yerste aen die voergen. steden verdigen. Voirder doen sij vns oick toeschrijuen, soe vnse oehem van Gelre midt vns bouen recht ende reden moitwillen will, dat sij vns midt lijff ende guet behulp ende bijstant doen willen , begerende wij hen v oick doen vervaren wouden, wat gij bij vns doen, laten ende opsetlen willen, ende hem dat te verwittigen tegens en donredage nestkomende, des auonts to Swolle, daer dan vnse Jandtschap van Ouerijsell vergadert wesen sullen. Sus begeren wij zeer guete- licke, dat ghij dit opt corste ouerleggen ende vns bij desen vnsen boden toe doen schrijuen wil- len | wes wij vns des tot v versien sullen moegen, ende wij vnser ridderschap ende steden aen gene zijden der IJssulen tegens den voers. dach daervan aduertieren sullen moegen. Ende oick woe waill wij vns versien, ghij midt vns aen die vier voers. Gelderssche steden schrijuende werden, begeren wij nochtans hij desen vnsen boden v beschreuen antwoerdt. God zij midt v. Gegeuen op onsen slote Duersteden, opten XXVlUen dach in Januario, anno etc. decimo. Get. STROIJAES.
Opschriff. Den eerbaeren vnsen lieuen vrienden, domdeken, deckenen ende capittulen vnsser vijft" gotshuyseren, ridderschap vnses Neder Stichts, borgermeesleren, scepen ende raidt vnsser stadt van Vtrecht, de drye staten. Deel, B. 313. Het in dezen brief vermeld afschrift luidt aldus:
CCCCLVII.
An Nijmmegen, Zutphen, Riiemunde ind Venloe.
Eersame etc. Alsoe seeker verloep tusschen dem hoichwerdigen, hoichgeboeren fursten, bisschop tUtrecht ende hertoch van Gelre onse gned. heren geweesst sijnnen van jnneminge der huse Oyen ende der Kuenre, die int voirleden jaer jn guetelickheyt opgenomen worden, in hoepen ende gueder meyninge daer en tusschen alsulcke middele ende wege te vijnden, waer dorch voerder verloep verhuedt ende die guede nabtterschap ende verkieringe van beyden landtschappen onder- bolden mochten blijuen. Ende hebben hier en tusschen vnsen gen. heren van Vtrecht zijnre gnaden rede ende geschickte vrunde der selfl'ter staten aen beyder zijden der IJssulen gehadt, ar- beyt ende kost gedaen midt moeyenisse jnt hoge hofl van Bourgoignen, oick geweest bij onsen gen. heren van Gelre, van wegen der staten voers. hoer repoert vuyten hogen houe geOpent, onsen gen. heren vnschult vanden huyse Oyen doende, ende anders ten vfede dienende, staende bestandts gearbeyt, dat allet ombatelicken aen vnsen gen. heren van Gelre verblijfft. Ende dan onse gen. lieue here van Vtrecht altijt heefft moegen lijden, der gebrecke tusschen beyde to comen te gehoer voer enigen fursten, heren ofifte steden der saecken ompartyelick, ende wolden sijne gnaden sich oick vijnden laten nae erkantenisse ten reden der selfFten; woerdt sulx allent van onsen gene- digen heren van Gelre afigeslagen, daer vuyt wij nyet anders gevoelen ende vernefnen konnen, dan srjne gen. nyet anders dan moetwillicheyt botten alsulcke erbiedinge op onsen gen. lieuen |
|||||
312 FREDERIK VAN BADES , (1510).
|
|||||
heren -van Vlrecht Yoer te nemen jn meyninge is. Elide wij dan als sonderlinge guede vriende
ende naest gesetene naebuers. nyet anders en soecken ende begeren dan ennicheyt beyder fursten ende heren, oick verhanteringe beyder heren vnderzaten, ende die lande midt roff ende brant onverdoruen ende in rust ende vrede, als beyde waill nutte weer, blijuen inochten, begeren wij zeer fruntelicken, dat v lieffden nemen dese saicke ten hartten, ende schicken uwer lieffden vrunde aen onsen gen. heren van Gelre uwen landtfursten, ende alsoe bearbeyden alsulcker erbie- dinge bij zijnre gnaden aengenomen, offt die saicke int guetelicheyt opt nye opgenomen ende ondervangen worde, want uwe lieffden bedencken konnen, hoe moegelicken ons eedts ende eeren haluen weer, onsen gen, lieuen heren naeder erbiedinge ende gestaltenisse aff te gaene ende te verlaten, dan moeten sijnen genaden behulp ende bijstant doen, als guede getrouwe vndersaten hoeren natuerlichen heren ende landtfursten schuldich sijn to doen, dat ommers nutte mijt ge- voege ende ander wege , verderffenisse der lande an to siene, alsus voer te comen weer, daer v lieffden jn doen ende sich bewijsen willen, als liefhebbers des vreden, daer wij ons aen dese zijde arbeyt noch cost aen sparen willen, ter guetelicheyt opgenomen wurde, soe voell vns moege- licken is. Ende hoe waill wij vns des versien, begerens nyet the mijn een antwoert. Deel, B. 324.
CGCCLYIII.
Willem van Rossum aan de hisschoppelijke raden. JBerigt uit Kampen.
Hoichgeleerde , veste ende frome, bijsondere guede frunde. Ghijsteren, dinxedach, sijn vrouwe
van Catnpen alhier bij mij koemen, die Henrick van Essen ind Luyken Wtter Marck hebben syen richten etc. Gescreven op goensdach post Pauli conuersionis, anno etc. decimo. Willem van Rossum, heer tot Soelen, rentmeister etc.
Dem hoichgeleerden, vesten ind fromen, mijns gen. lieuen heren,
reden, mijncn bijsonderen lieuen neuen ind gueden frunden. Afschrift. Deel, D. 354. CCCCLIX.
De Msschop van Utrecht zendt aan de 3 staten van Utrecht afsckrift van zijn
schrijven aan de dijkgraven en heemraden van TVoerden enz,, ter zake van het morgengeld tot herstel van sluiswerk cnz. Van Goits gnaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbare lieue vriendt. Alsoe vnse staten onder anderen ons doen scrijuen aen die dijckgreuen ende heemraden van Woerden, Oudewater ende anderen te scrijuen etc., doen wij nv aen sie gcrijuen, als gij sien mogen jn copien van onsen brieue hyer gelacht, daer nae vnse staten, jndien hemluden sulx beualt, oick doen scrijuen moegen. Vorder als van verraminge eenre andere dachuaert tusschen den Boirgoen. ende ons mit onsen staten, hebben wij verstaen v eenige scrijften vanden heren van Lijsuelt ten handen gecomen solden sijn, dair nae men dan ene dach- uaert verramen mach, dair wij die onse dan, bij senden willen. Got zij mit v. Gegeuen vp onsen slote tot Duerstede, vpten yersten dach in Ffebruario, anno etc. X°. Get. sthoijae*.
Opschrift: Den elrbaeren vnsen lieuen vriendt, heren Jacob van Apeltern, doemdeken Tnser kercken ten Docm tUtrecht. Deel, A, 514.
|
|||||
BISSCHOP VAK UTRECHT, (1510). 313
Het in dezen brief vermeld aftchrift is van dozen infioud:
CCCCLX.
Frederick, etc.
Lieue vriende. Wij verslaen woe gij aen vnse ondersaten tot Camerijck, Hermelen ends
anderen onder de waterschap behoirende, eene wete gedaen hebben, woe gij eentlrachteh'ck opten iu£rgen eenen stuuer ommegeslagen hebben, omme dair mede die schutdoeren der slusen bij die vander Goude gestopt te maicken , ende anderen oncosten mede te betalene, ende dairomme van stonden aen een gebot lyeten gaen, op elcken mergen eenen st. omme gestagen ware, ende dat een yegelick sijn mergengelt betale ende sijnen schaden schut etc. Ende want dan op meniger- hande gebrecken iSchoenhouen opten XXen dach in Januario lestleden ene dachfaert tusschen anser lieuer vrouwen ende nijchten ende vns mit vnsen staten verraempt was, daer wij ende vnse staten die vnse schickten, dan en verscheen van onser lieuer vrouwen ende nijchten wegen daer nyemant, daer men doe oick vanden voers. stuuer, opten mergen als voers. gestalt, gesproe- cken souden hebben. Ende want wij dan versien noch corttelinge een ander dachflaert verraempt gall werden, begeren wij guetelicke gij die voers. dingen aen willen laten staen thent die dach- flaert gehouden sail sijn, ende onse voers. ondersaten bier en bijnnen ongemoeyet laten; weer des nyet, ende gij daer en bouen vnse vndersaten ouervallen wouden, moesten wij wege ende maniere soecken, daer doer hem sulx verlaten worde, wij lieuer verhuet sagen. Ende wes wij ons des soe te geschien versien, begeren des nyet the mijn hyer van bij desen vnsen boden uwe guetelike beschreuen antwoerdt. Datum Duersteden Xa Febr., anno decimo. QpschHft; Vnsen lieuen vricnden dijckgreue, heemradeu van Woerden, Oudewater,
Bodegrauen midt die stadt van Woerden, ende dat dorp Bodegraueo Isamentlicke ende bijsondereu. Deel, A. 515. CCCCLXI.
Johan, hertog van Kleef, aan de 5 kapittelen van Utrecht, over zijne schuldvorde-
ring ten laste van de steden Utrecht en Amersfoort.
Johan, hertough van Cleue, greue vanden Marcke ind uan Katsennellenbogen etc. Werdige ind eirbare lieue, andechtige. Soe wij hierbeuoeren mitten steden Vtricht ind
Amersffort guetlicken gescheiden ind verdraegen worden sijn, wulchen verdrach vns van oen niet gehalden, so sij vns dairaff noch mercklichen to doin ind verplicht sijn, des wij , ader die ghoen dairan wij dat voirtan hadden verwijsen laten, bauen menichuoldigen verfolgh dairomb to meer tjjden geschiet, niet en hebben tot betaelingh gekomen moigen tot vnser mercklichen hijnder ind schaeden; jnd woe waill sij dan nae jnhalt des verdrages alle die betaelde pennijngen billichen verlaren hebben, jnd wij tot vnser segelen jnd brieuen wederomb gelick to voren gerechticht sjjn solden, soe begeren wij doch van v, die vurg. van Vtricht ind Amersfort inden beslen to onderrichten, dat wij , ader die ghoen dairan wij dat verwesen hebben, sonder langer vphalden ind vertreck des ghoenen vns noch ander sommen gebrickt, mitsampt cost ind schaeden als dat billich is, vernueght ind betaelt worden moigen; want geslege des niet, solden wij weder nae vmen brieuen gedencken, jnd vnse schoult volkomelick in forderen moiten; jnd woe waell wij I. 40 |
|||||
.
|
|||||
314
|
|||||||
FREMHIK VAN BADEN, (1510).
|
|||||||
liieran niet en twiuelen, soe btfgeren \vy de6 doch van v eyner loeuerlatiger antwordt. Gegeuen
to Cleue, altera die Purificationis Marie, anno etc, decimo. Get. johan.
Opschrift: Den weerdigen ind cirbcrcn Tnsen gneden frunden, prelaten ind capittelen der vijff gaitzhuysen bijnnen VtricM. Dee). A. 516.
CGCCLXII.
De 3 stalen van Utrecht aan den hissckop van Utrecht, ter zahe der hijlegging
zijner getchillen met den hertog van Gelder. Episcopo Traiectensi*
Eirwerdige vader etc. Soe wij in nerstiger handel zijn om v f. genade mijtten hoichgebo- ren, vermogenden forsten, hertoich van Gelder etc., te verenigen, ende daer orn veel arbeyts gedaen, cost en arbeit met gespaert en hebben, ende voift niet sparen en willen, hebben wij der ritter- scap eride steden van Ouerijssell nv eztlike scrifi'ten gesonden, daer van wij uwer g. aduerteren, na lude copie hier jnne gelacht. Ende soe wij voert corts leden Jan Volkier, erffkamerlinck dess hertogeh Van Gelre, onder anderen enige punten deses bandels haluen belast hadden van onser wegen te verspreken mitten hertoich van Gelre, die welke ons nv zijn antwoirt ende relatie bij gebracht heeft, die wij daer off (na) in scrift hebben laten stellen, als uwe genade zien mogenjn cOpie bier jnne besloten. Ende want wij dan vast in desen handell doende zijn, ende doctor Lange ende die Voers. erffcarnerlink, raden dess heftogen van Gelre, altehant hier tUtrecht zijn in anderen handell tusschen zijnre g. ende den prince van Caslille mijt den heer van Liesvelt etc., op dat dan dese dingen handelende altehant te bet mochten tot voertganck comen, begeeren wij oitmoe- delijk, dat uwe f. g. uwer g, tfaden hier bij ons Vuegen, om in desen handell weder te beginnen ende te tracteren, daer wij ons alsoe vlijtich ende goetwillich \n bewijsen willen, als wij sculdich sijn te doen. Begeren mede uwe g. in middeller tijt geen ouergreep op dese zijde der IJssulen laet geboren , mer sulx besorge te verhueden, daer bij dese dingen anders offt voerder verlopen mochten, als wij uwen f. g. wel herteliken toe betrouwen. Mede verstaen wij, uwe g. doctor Lange Yoers. geleyde gesonden hebben, durende drie daech lanck tot XVJ personen, twelc wij begeren uwe g. verlenct ouerseynden willen den seluen hier wesende, gedurende een maent off ten minsten X1IIJ daich lanck. God Almachtich etc. Gescreuen opten IIJen dach in Frebruario, anno X°.
t)rie staten.
Concept. Deel, B. 325. tivl in thrift $v*teld antwoord en verslag van Jan Falquier luidt als volgt;
CCCCLXIII.
► Edele, vrorne, hoichgeleerde, eersame, wijse prelaten ende goidshusen, ritteren, knechten
ende stadt van Vtrecht, drie staten hier vergadert wesende* Soe ick vanden deputaten uwer liefden Onlanx aennaiii, by mijn gen. heere van Ghelre etc. te verspreken : ten ijrsten, dat sijn g. hoch v te lief ende te gefallen jn guetelicken benuegen wesen woude, die geschelen tusschen sijn gen. «nde onse gen* heren van Vtrecht, van uwen liefden als drie staten sNeder Stichtz te handelen «nde te Verlijken; ende mede enen gevangen vten lande van Steyn te verlaten zijn ge- vancknisse, soe uwe lieffden hem verantwoert wouden voir enen Stichtschen man. Ten anderen om enigen getall van personen geleyde te weruen, die wter Hollant, Zeelant, Brabant, Vlaende- ren etc, souden moegen te water ende te lande off aen prijuanden ende comanscappen aen bren gen |
|||||||
BISSGHOP VAN UTRECHT (1510).
|
|||||||
315
|
|||||||
ende ouerbrengen ombelet jnden stadt en Gestichte van Vtrecht, als jck dese puncten allet van
uwer liefl'den doe best verstonde ende aennam. Soe ben ick bij mijn gen. heer van Ghelre ge- weest, ende dese dingen zijn g. voirgehalden; soe heeft jnden yerslen ende opt ijrste punct sijn g. mij niede gegeuen, dat sijn gnade sich ganselich gebiet tot uwen lieflclen als staten sNeder Sliehtz, ende will noch gherne lijden ende gedogen ende benuegen hebben; oick mede begerende dat uwe liefden die geschelen tusschen zijn g. en den bisscop van Vtrecht uwer liefden fl'ursten handelen ende verlijken, ende will uwer lieffden des wel ende nyemants lieuer betrouwen ende oick sulx grotelicken en hoichlijken verschulden ende bekennen. Mede wil sijn g. den gevange vanden lande van Steyn verlaten, dair jck nu ora gescreuen heb ouer te comen, ende will altijt uwer liellUen jn als te gefallen ende ter eren doen allet, hem doenlijck ende uwer lieffden vordelick js ende wesen sail rnoegen, ende goede gunste ende nabuerscap onderhouden. Jtern mede will sijn g. op \wen gen. heren van Vtrecht ende opten gansen Neder Stichts van Vtrecht nergens jn middeler tijt schedigen oft ^ehen^en geschediget te werden, ende heeft mede dair om beueeli gedaen op alien palen ende vlecken des Neder Sliehtz, te weten, te Wageningen, Nyerkercke, Elborch etc., ende anders op lijf ende goet nyemant te schedigen, noch op onsen gen. heer van Vtrecht, noch den sijnen jnt Neder Sticht van Vtrecht, ende will die sijn straeffen; off sij sich anders bewesen, ten wair off die vanden Neder Sticht ofte onsen gen. heer van Vtrecht wter sijn vlecken, sloten off steden des Neder Stichtz enich ouergreep oft beschadinge hier en bouen deden, soe cost men wail mercken, dat sich dat anders begeuen soude. Jtern mer soe die van Gampen zekeren handell ongeboirlick gehadt hebben, ende sommige edele mannen sijnre g. dienres gerecht hebben, als Dirck vanden JBerch, Henrick van Esch ende ander, ende sijn g. enen edelen man geseynt hadde aenden capiteynen ende hoep der knechten, om des haluen op die van Campen ende den Gesticht niet feylelick te vorderen oft laten geschien, des niet tegenstaende die voirs. gerecht sijn, ende die edel man qualick gehandelt is, ende woe wel mijn gen. heer van Ghelre te doen heeft gehadt mit koningen, heren ende ilursten, nochtans en is sjjn genaden sulken hoemoet nye geschiet. Ende denekt sijn g. dair an Hjff ende guet vp te setten, ende sulx te straffen ende te wreken, Jtern voert mede soe hebben die van Ouerijsel enige deputierde gehadt voir die ongeboirlijke
handell van dier van Campen voirs. bij mijn ^en* heer van Ghelre, ende is sijn genaden geboden op een aenbrengen van elcke der drie steden dusent gulden ende een last kruyts tot verlijkinge van hem seluen; mer heeft mijn gen. heer van Ghelre sulcke beteringe niet genoich duncken wesen, soe is dat verbleuen, dair na nv die van Campen sulx als voirseit is op mijns gen. heren dienres gehandelt hebben. Opt anderde punct hebben «ijn gen. geleyde gegont tot XXXV personen toe, prijuanden
ende comanscappen off ende aen te brengen jnder stadt, steden en voirt den Gestichte van Vtrecht wter Hollant, Zeelant, Brabant, Vlaenderen etc., pngeveirlich te reysen ende te keren, dair men sulcken personen guede geleyts brieuen aff geuen sail. Ende begheert mitten staten des Neder Stichtz alle goede gunste, vruntschap ende nabuerscap ende ongescrifte der ondersalen beyder lantscappen tonderhoudeiu Jtern dit gheue jck uwer lieffden jn alien goeden te kennen van wegen mijns gen. heren,
begerende uwe lieffden niet op en hoeren, uwen gen. heren mijt mijnen gen. heren van Ghelre te verlijken ende mede verYtiegen, van deser sijde jn desen Neder Stichte gheen gebreck oft ouer- greep en gevall, dair bij dese dingen anders verliepen. Dcel, B. 326.
40* |
|||||||
FREDERIK VAN BADEN (1510).
|
|||||||
316
|
|||||||
CCCGLXIV.
De 3 staten van Utrecht aan de riddertehap en drie steden van Overijwel, ter dier zajte.
Copye.
Edelen, vromen , eerbaren, wijsen ende voirsichtigen ritteren ende knechten, burgermeis-
teren, scepenen ende raden der drie steden van Ouerijsel, Deuenter, Campen ende Zwolle, tsamentlicke ende elcx bijsonder, onsen bijsonderen goede vrunden. Edele, vrouie, eerbare, wijse, voirsichtige goede vrunde. Soe onse geneden heer vanVtrechfc
altijt moegen lijden ende hem begeuen heeft gehadt die gebreken tusschen sijnre g* ende den iiertoch van Gelre voir sijnre g. staten ons van deser ende uwer lieffden dier sijden der IJssukn te gehoer te laten comen ende te handelen, dair jnne wij ende uwe liefden vast veel arbeyts ende cost gedaen hebben, ende noch alhier jn gelijken staen sulx ernstelick te bearbeyden, ende dair jnite gheen arbeyt noch cost sparen en willen, ende onlanxleden onse gen. heer ons heeft doen scrijuen, woe uwe liefden jnsonderheyt hebben gescreuen aenden vier steden slants van Ghelre, na lude eenre minute jn zijnre g. scriften besloten, gedragende tot dien eynde onder anderen, dat uwe liefden noch in handel deser voirs. gebreken soude willen wesen, ende gheen arbeyt noch cost sparen, otn beyde die furs ten te verlijken, verkeringe der ondersaten beyder landen onderling tonderhouden ende verloop te vermijden; dan soe die voirs. minute van uwer liefden verscrijuens aende steden des lants van Ghelre gheen date en heeft, ende dair om niet connen weten, wan- neer die brieuen alsoe van uwer liefden geseynt moegen sijn, ende soe wij mede verstaen dair enich handell geschiet soude wesen omtrent ende bij die van Campen, dat sich die hertoch van Ghelre ten herte soude moegen nemen, tot verachteringe deses guetelijken handels, dair off wij nochtant niet onderrecht en sijn; ende mede wij verstaen, uwe lieffden enich secrete handelinge van desen voirs. gebreken der forsten soude gedaen hebben bijden hertoch van Ghelre, dair bij dese dingen bij na verlijct waren, des wij seer well hadden moegen lijden, ende noch gheern sien zouden te geschien, begeren wij guetelich, dat uwe liefden ons uwe goede meninge mit on- derrichtinge der gelegentheit ende gestaltenisse deses handels aldair, jn als mede die geschiet mach wesen omtrent ende bij die van Campen, ende vanden voirseyden secreten handell bij den hertoich van Ghelre gedaen, hoe ende bij wat manieren ende middelen dese gebreken tusschen den forsten sich begeuen mochten hebben gehadt (!); wij willen alsdan na gelegentheit noch altijt arbeyt ende cost nyet sparen, alle dese dingen te ondervatten ende te verlijken; mede off bij den handel omtrent ende bij die van Campen bij auentueren yets verloepen mochte wesen, twelck wij oick dan bearbeyden willen, mede aen ons gekeert mach werden. Begerende oick mede uwe vrome liefden noch jnt heymelick ende anders bij alien goeden middelen, sonder arbeyt te sparen, ons helpen dese geschelinge aldus op te nemen ende te vervatten, hoe ende dair sij verbleuen sijn, tot welfairt beyder fursten ende landen ende alle goede nabuerscap ende gonste mit rust ende vrede tonderhouden als wij hoepen ende niet en twijfelen, sonder jnne vallen well ganselicke doensellen uwe vrome liefden, die God Almachtich bewaren ende gesparen will salich ende gesont. Ge- screuen tUtrecht onder tsignet sdoemdekens, dat wij tsamentlijke hier jnne gebruken, opten IIJen dach in Februario, anno X°. Doemcleken, dekenen ende capittelen der vijff goidshusen, ritterscap
ende stadt van Vtrecht, drie staten sNeder Stichtz.
Deel, B. 227.
(1) Iu dit afschrift schijaen de woorden willen overschHjven weggelaten te z\Jn.
|
|||||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1510). 317
CCCCLXV.
De 3 stat en van Utrecht aan den bisschop van Utrecht, ter diet zake,
Eerwerdege vader in Gode, hoichgeboren vermogenden forst, gen. lieff heer. Soe wij huden capittel generael geholden hebben, om uwer genaden antwort te geuen op uwer genaden voir- Louden ende begeerten, soe hebben wij uwer genaden scrifften, aen ons gedaen vanden date den XXVNJten in Januario leslleden mijt ingelachler copien dess verscriuens der ritterscap ende drie steden van Ouerijsell, aenden vier Gelresschen steden, ende mede uwer g. brieffnv aen ons gescreuen, daer onder anderen uwe g. onse behulp ende bijstant jnne begeren tegens sulken handell, die bertoch van Gelre tegens uwer g. mijt moitwille bedriuen soude willen, doen openen ende die in alien goeden well verstaen; daerop wij uwer g, in alien besten te kennen geuen, dat wij verstaen dat die moitwillige handell, die nv bij rooff ende brant geschiet Ouerijsell, toecomen zouden alleen om dat die van Campen enige handell gedaen hebben aenden knechten ende anderen, als wij niet en twijfelen uwe genaden wel genoech kenlick is , ende sulx niet wesen soude der gebreken haluen, wesende tusschen uwer g. ende den hertoich van Gelre, jn welker gebreken, handell wij tegenwordich doende zijn, soe die forste van Gelre noch goit benuegen heeft die bij ons verliket te werden , daer jnne wij oiek geen cost noch arbeit sparen en willen, hopende die tot enen goeden eynde te brengen. Ende als aengaende uwer g. nv antwort te geuen op uwer g. begeerte, willen wij ons breder daer op beraden elcx mijtten zijnen tegens dat anderde capittel, dat uwe g. daer op mach begeeren te doen verscriuen, begerende dat uwe genade in middeller tijt wt den Neder Sticht nyet nijwes te handen en trecke offt gehenge te trecken, daer bij vorder verloep comen mochte. Mede hebben wij die rede vanden hertoch van Gelre hier wesende voirgeleit ende gebeden, dat zij lude aen zijn genaden jnden besten verbootscappen willen, zijn genade die dingen vanden gebreken, nv ver- resen tusschen zijn g. ende die van Ouerijsell des handels haluen van die van Campen, willelaten aenstaen sonder rooff ende brant, ende mede laten voir ons te gehoir corn en , ende geleyde ouer- scfaieken willen voir uwer g. raden, om off ende aen mijt ons ongeveerlick te verkeren, off ende aen te comen om alle dingen te mogen ondertasten ende ten besten te vuegen; daer de rede ons op ter antwoirt gedaen hebben, zij dat alsoe in alien besten aen horen g. heeren van Gelre ver- botscappen willen, ende ons van den goiden meninge zijnre g. doen scriffteliken aduerteren. Ende hebben die selue Gelressche rede mede begeert antwoert van ons, datalsoe die hertoich van Gelre heueell gedaen heeft op alle zijnre g. vlecken ende palen aenden Neder Stichte, te weten, Wa- geningen, Nyerkerke, Elborch etc., nergens te schedigen in middeller tijt dess voirs. onsen han- dels na lude dess aenbrengens vanden erffcamerling, off uwe g, dess gelijxs aen uwer g. onder- saten ende vlecken oick sulx mede beueel doen willen. Ende off zijn g. ende die zijnen in desen Neder Sticht van uwer f. g. ende den uwen, voer een den anderen oick huede dragen off be- ducht wesen sellen, daer van een vanden scrifften op eergisteren aen uwer g. gedaen van uwer f. g. goede meninge ende antwort begeren. Mede laten wij uwer g. gueteliken weten, dat die dachfaert vanden gebreken der waterscap ende anderen geschelen weder geraemt is op een vridaeh toecomende, toe Scoenhouen sauonts jnden herberge te wesen, daer uwe g. die sijnen alsdan mogen vuegen ende wij de onse alsdan hebben sellen. Onse Heer God etc. Opten Jen dach in Februario, anno X°. Drie staten.
Episcopo Trajectensl.
Concept. Deel, B. 328, 329.. |
||||||
318 FREDERIK VAN BADEX (1510).
GCCCLXVI.
De hisschop van Utrecht oan de 3 staten van Utrecht, ter dier zake.
Van Gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbare, lieue vriende. V schrijuen vns gedaen vanden date den IIJea dach jn Februario lestleden, beroerende woe gij in nerstigen handell weren, omme vns noch mitten bertoch van Gelre 1c verenigen ende dat gij vnsser ridderschap ende steden onser landtscbappen van Ouerijssell etzlicke schrijiften toegesandt bebben, ons daer van aduertierende, ende mede daer beneuen schicken copie der relatien als Jan Falckier voer v gedaen beefft, mede uwe antwoert, die onder anderen op sulck behulp ende bijstandt, als wij aen v doer onsen scbrijfften op gisteren inden capittell generaell begeert bebben, vermach, woe die moitwillige handell bij roiff ende brant nv in onsen lande van Ouerijssell gescbiet toekomen soude alleen , omme dat die van Campen enigen handell bedreuen hadden aenden knechten ende anderen, ende nyet wesen soude der gebrecken haluen tusschen vns ende den hertoch van Gelre wesende etc., bebben wij gelesen, waill verstaen, ende voegen v opt yerste te we ten: alse dat vns nyet betaemen will, gelijck gij ouerleggen kun- nen, soe die hertoch voers, mit roeff ende brandt jn onsen lande van Ouerijssell ligget, sonder onser landtschappen van Ouerijssell voers. daer van yerste geaduerlieert te hebben, vns in desen handell te geucn, ende bebben daeromme uwe schrijfften hem voert ouergesandt, omme boer meyningen daer van te vernemen. Ende als opt anderde, sijn wij ongetwijuelt, gij en hebben genoech vuyt onsen schrijfften gisteren voer v inden generaell capittell gelesen, verstaen, woe die hertoch van Gelre den knechten jn onsen lande van Ouerijssell tot Genemueden liggende, daer van die hoifftman onse ende onser landtscbappen openbaer ontsachte vijant was ende noch js, die onse vndersaten jnden gront verdoruen, oick mechden ende vrouwen vercrachten, kramen ende cloisteren schenden, midt gelde geschot, bussen, cruyt, spiessen ende anders, behulp ende bijstandt gedaen beefft, oick die sijne vnsen boden, nae onser lande van Ouerijssell reysende ende van daer herwaerts comende, geschent, geslagen, hoer gelt genomen ende onse brieue doen eten heb- ben; ende nv daer en bouen midt den seluen knechten sich in onse lande van Twenthe neder- geslagen, Ynse ende tsanct Mertens vndersaten inden gront verderuende, oick enige vnse dienre doitgeslagen, oick voer onse stadt Oldenzaell sich mitter macht gelegheert heefft, ende ander ongebuerlicheden bedrijuende; die welcke alle des handells, woe sich die tot Campen nae uwen schrijfften begeuen mach hebben, ommers nyet te schaffen hebben, die nyemant dan vns alse vnses Gestichts bewanten behoeren te verdedingen ende te verantwoerden; begerende dair omme noch als voer, dat gij, als vndersaten ende mede geleden vnses Gestichts van Vlrecht, den seluen, die dus jammerlicken buyten redene ende hoer schult verdoruen ende ouervallen werden, midt hulp ende bijstandt midt ons willen helpen voerstaen ende beschermen, soe gij daer toe ommers plichtsbaluen gehouden zijn, ende wij bier beuoerens in uwen lasten ende noeden dese selue tot behulp ende bijstandt verweckt hebben, dat wij in toecomenden tijden noch geerne nae onsen vermoegen , jndient van noeden were, daer Got voer sij, doen souden. Ende doer deser oirsaecken kunnen ghij waiil ouerleggen, woe ons van onser landtschappen van Ouerijssell affge- nomen soude werden, des heren dienre geleyde the geuen, die onse lande aldaer midt roeff ende brant ouervallet. Ende opdat gij ons dan nae uwen schrijfften bier van- entlicke antwoert doen nioegen, hebben wij aenden domdecken doen begeren, hierop capittell generaell te doen ver- schrijuen opten yersten donredach inden Vasten toecomende, toe prime tijt, ende dat tot sulcker |
||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1510).
|
|||||||
319
|
|||||||
nieyninge, soe die saicke haeslich is, datmen die brieue cansere ende vuyt late gaen, soe dat
men in dit toekomende capittell sonder voerder vertoch sluyten sullen. Onse Heer God zij midt v. Gegeuen in onsen slote Duersteden, opten VJea dach in Februario, anno etc. decirao. Get. STttOIJAES.
Opschrlft: Den eirbaren Tiiseu lieuen vrienden , domdecken, deckenen ende capiUulcn onser vijff goitshuysen, ritterschap vnses Neder Stichts, borgemeeslere, sccpenen ende raidt vnsser stadt van Vtrecbt, de drye staten. Dee], B. 331. CCCGLXVII.
De ridderschap en 3 steden van Overijssel aan de 3 staten van Utrecht, ter zelfde
zake. Edele ende walgebaeren, weerdige, gestrenge, eirbere ende eirsame, wijse heren, bijsonders lieue vrende, Soe als vwe liefden ons scriuen vanden gebrecken, wesende tusschen den hoech- weerdigen, boechgebaeren fursten, onsen gnedigen lieuen heren van Vtrecbt ende Gelre, woe dat jnden seluen vele cost ende arbeits gedaen sij , ende dat vwe liefden noch gbeen cost noch arbeyt dair jnne sparen willen, om die gebrecken nedergelacht to warden etc., dair op begeren wij vwen liefden to wetten: voir tijrste, dat ons leeth is sulcke costen ende arbeyt gedaen thebben, want die tsamen verlaren sijnt, om reden willen als vwe liefden jnt slueten ons breues verneinende weerden. Ende als vwe liefden dan vorder scriuen doen, dat wij noch jn vorderinge solden sijn, na jnneholt eenre minuten, na der welcken dat wij an die stede Nijmmegen, Zutphen, Ruer- munde ende Venloe hebt scriuen doen, dair op willen vwe liefden jnden besten verstaen. Want sich een grote vergaderinge van knechten jn ons gnedigen heren lande, jn Drenthe gelegert had- den, voel ende mennichvoldich hoemoet ende gewalt daer bedriuende, ende na vernemen, dat die van den bertogen van Gelre, soe sijn lude dach op dach reden tuschen beyden, opt archste deser lande angenomen sijn gewest, dat wij dair omme noch der saken to guede andie vurs. steden opt geuoechlixte den XXVIIJlen dach der maent Januarys vergangen hebt scriuen doen, hapens dat die gebrecken noch solden sijn ondervangen worden, dat wijder verloep weer ge- bleuen verhoet, meer hebben des gheen entlicke antworde erlangen inogen; dan, want die knechte die in Drenthe, als vurs., gelegen hebben, daer opgebraken ende sich jn ons gnedigen heren lande, jn een steedken Genemueden gehieten, jn Zallant oplen zeekant gelegen, wederomme gelegert hebben, ende daer omtrcnt XIIIJ dage lanck vijantlick verhanteert, cloesteren en andere geestlicke huese wthgeslagen ende gheestlicke luede verdreuen, beroeft ende geschijnt, jofferen ende vrouwen verkrechticht, ende sulcke ondaden oeck an beesten ende anders soe vermennich- foldiget, dat der gelijcken hijr to lande nyel gehoert en sijnt, hebben wij an die seluen scriuen doen, om entlick to wetten tot wat ende sulx bij hem wort voirgenomen; hebben sie ter ant- wort gedaen, dat sie des een heren hadden. Heft sich onlanx dair na begheuen, dat diehertogen van Gelre sonder ontseggen ennige schepe wth der Elborch, mit krijchsluden, gelde, bussen, speetzen ende anders den voirg. ondaderen auer zee heft toegesant, om die dair mede to willen starcken; hebben die van Gampen sulx vernomen, ende als liefhebbers van sanct Marten soe wth geschict van oeren burgeren, die schepe mitten lueden opter apenbaer daet beuonden, genomen ende tot oerre stadt gebracht. Ende want onder den seluen ennige beclaecht, oeck ons g. h. gevangen ende apenbaer straten ende stroem schinders beuonden sijnt gewest, dat oeck kentlich was ende apenbair, hebben sie van den vijr personen ter justkien gestalt, ende daer auer recht |
|||||||
FREDERIK VAW BADEN, (1510)
|
|||||||
320
|
|||||||
gedaen, dat sie voer pawes ende keyser, alien fursten, heren ende gueden luden, ter eeren mit
rechte verantweren sullen. Ende want die boese opsaet der anderen knechten, als men weet to Genemueden doe liggende i daer mede gestuert is worden, sint sie daer opgebraken, dat vurs. steedken geplundert ende \oert verneelt, ende bij den hertogen getogen, die bouen guetlicfee sprake ende bandelinge, die die Tan Deuenter mit sijnre gnaden reden daer seer kort to voepen gehat hebben, onverwaernt ende onontsacht, moetwillende daer mede ende anderen sijnre luden, doe voert jn dat lant van Twenthe gevallen is, dat beroeft, verbrant, gedingtaelt, vlecken, steden ende andere buese jngenomen, kercken nocb niet verschoent, dat wij ons alsoe na der hoechlicker verbedinge onses lantfurste ende beren, als wij v gedachticb balden, ende oeck na der guetlicker bandelinge niet en hadden verseen. Ende want sijne g. sich dan noch daer sal verhoelden, ende mit geschut ende aire macht jn vorderinge is, die gebele Twente mitten steden tonderwerpen, ende jn gehoersamheit tbrengen ende to holden, mogben wij, mit gheenre eeren noch eetzhaluen onsen Iantfursten so verlaten, dair jnne na uwer liefden scriften jn vruntschap sus vorder to bandelen. Ende soe wij dan hapen ende meningen sint sulcken hoemoet ende gewalt, onsen g. I, h. als onsen Iantfursten mitter hulpen Goetz thelpen stueren ende wtbdragen, begeren wij mit ganzer andacbt, soe wij vrentlixt mogen , dat vwe liefden als principalen des Gesticbtz, dese gelegenheyt anmarcken, ten berten nemen ende bewegen, ende mit alien vwen vermogen dair anne sijn, dat sulcken hoemoet ende gewalt werde gestraft ende gestuert na behoeren, ende dat vwe liefden onseren aire Iantfursten ende sanct Marten voer all ende ons hijr jnne niet en verlaten; dan doende hijr jnne, als wij bij jnneminge van Renen ende anders to voeren vaken hebben gedaen, ende als vwe liefden willen, dat wij ende dese lantscappe wederomme doen sullen tot anderen tijden. Ende des een toverlatige onuertogen bescreuen antwort bij desen onsen baden, willen wij ons vermogens gerne verschulden tegens vwe liefden, die Got Almechtich gesont be- waren will. Gescreuen des fridages na Purificationis Marie, anno etc. decimo, onder tsecreet zegel der 6tadt Deuenter, des wij hijr to sament gebruecken. Ghemene ritterschap van Auerijssel ende burgermeistere, scepenen
ende rade der stede Deuenter, Campen ende Swolle. Opschrift: Den edelen ende walgebaeren, weerdlgen, eirberen, eirsamen ende wijsen
heren, prelaten, dekenen ende capittulen der vijf gadeshusen, ghemenen ritterschap ende stateii des Neder SlicMz, ende voiit burgermei stereo, seepenen en rade der stadt Vtrecht, vnsen bijsonders guden vrunden. Deel, B. 332. CCCCLXVIII.
De lUschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht* ter dier zake.
Van Gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbare, lieue vriende. V schrijuen ons gedaen vanden date wesende den derden in Februario, lestleden, beroerende den nestigen bandell, daer jnne gij weren, omme ons mitten hertocb van Gelre te verenigen, ende dat gij oick aen onse ridderschap ende steden onser Jandtschappen van Ouerijssell etzlicke schrijffte toegesandt hadden, daer van gij ons aduertieerden ende schickten ons mede daer beneuen copie der relation van Jan Folckier voer v gedaen; ende soe gij dan vast jnden bandell doende weren; begeerden gij van ons, wij vnse rede bij v aldaer voegen wolden, omme in desen bandell weder the beginnen ende te tractieren, soe dat uwe schrijfFten breder |
|||||||
BISSCnOP VAN UTEEGHT, (1510). 321
vermoegen, hebben wij gelesen, waill verstaen ende deden v daer op weder ter antwoert, alse
dat ons nyet betaemen wolde, gelijck gij ouerleggen kunden, soe die Yoers. hertoch midt roiff ende brant in onse lande uan Ouerijssell liggende, sonder der voers. onse landtschappen daer van yerste geaduertieert te hebben, ons in desen handell le geuen, ende hadden daeromme uwe schrijff- ten hem voert ouergesandt, omme hoer meyninge daer van te vernemen, daer op uwe gedepu- tieerde tot tween diuersschen tijden oick bij ons geweest sijn, jn gelijcken van ons begerende; den wij ter antwoert deden , soe wij uwe schrijflte midt jnnegelachter copie , soe gij aen onse landt- schappen van Ouerijssell doen schrijuen badden, ende oick die relatie van Jan Folckier onse rid- dersschap ende steden van Ouerijssell voers. toegeschickt, daer van wij noch gene antwoert en hadden, en were ons noch buyten sie nyet betaemelick jn enigen handell te geuen; dan hoer antwoert gecomen wesende, wolden wij v die ter stont doen toeschicken. Ende want ons dan nv hoer antwoert gecomen is, mit eenre jnnegelachter copien , soe zij oick aen v doen schrijuen, die welcke wij v oick midt copie van hoeren schrijfften aen ons gesandt, hier June gelacht toesenden, omme, jn geualle offte den boeden hoer schrijffte aen v houdende onder wegen genomen mochten worden, gij dan hoer meninge daer vuyt verstaen mochten, dwelcke alle wij begeren, gij waill doersien, die ten hertten nemen ende mit malkanderen rijpelicken ouerleggen willen , ende ons noch nae onsen voerschrijfften, als vndersaten ende mede geleden vnses Gestichts, vnsen vndersaten die dus jammerlicken verdoruen werden, mit ons willen helpen beschermen ende voerstaen, want ons buyten hem nae hoeren schrijfften nyet gebuerlicke en js in enigen handell te geuen. Ende wes wij ende onse landtschappen des soe tot v entlicke versien sullen moegen, begeren wij daer van jn dit tegenwoerdighe generaell capittell eene onuertochelicke toeuerlatige beschreuen antwoert. Got zij midt v. Gegeben op onsen slote tot Duersteden, opten XIIJea dach in Februario, anno etc. decimo. Get, STROIJAES.
Opschrift: Den eerbaren vnsen lieucn vrienden , doradecken , deckenen ende capittulen vnsser vijil" golshuysen, ridderschap, stadt ende steden Tnses Gestichts aen dese zijde der 1 Jssulen , to capittell generaell vergadert wesende. Deel, B. 333. Hel in dezen brief verm eld afschrift luidt als volgt:
CGCCLX1X.
Hoichweerdige, jn Got hoichgeboeren furst, gen. lieue heren. Vwer ff. ^en. schrijffte des
daets den V3en in Februario, beroerende den ernstelicken versoeck ende requisition bij uwen gnaden aen der selfften staten aldaer geschiet, hebben wij midt bijwesenden copien van scrijfften vwer gnaden staten ende anders guetelicke ontfangen ende verstaen, ende begeren daer op te weten v ff. ^en.i Ten yersten, dat waer is, dat vwer g. staten inneholt der copien aen vns hebt doen schrijuen, daer wij oeren lyeffden gisteren dach, den achsten in Februario, wederop ter antwoert gescreuen hebt, luede der copien hier jnne versloten, daer wij antwoerde van verbeyden, ende versien vns gansselicke dat sij vnse meyninge daer vuyth waill vernemende werden. Als uwen ff, gen. dan voerder van hoeren lyeffden die antworde Johan Folkiers, eerffkamerlingk etc., is ouer- gesant, ludende ten yersten, dat die hertoch van Gelre lijden sal moegen, dat uwe ff. gen. midt sijnen gnaden bij uwer gnaden staten aldaer verennicht werden, ende will mitten seluen staten nyet dan guede naebuerschap holden, ende will oick op uwe gen. noch der selfften staten aldaer nyet schedigen laten etc., hebben wij waill verstaen, ende en kunnen daer vuyth nyet anders vermercken, I. 41 |
||||
322 FREDEBIK. VAX BADETT , (1510).
|
|||||
socmen hier beuoerens vns der gelijcken alhier heefft toegesacht, als wij bewijsen moogen, dan
dat men sanct Martens ende uwer gnaden lande geerne van een anderen sceyden solde, ende maecken uwen gnaden een affkieringe vanden lande alhier, om sijnen moitvvillen ende ongeboir- licken ouervall de beth millen eenen voer ende den anderen na te moegen vollen brengen, dat wij an Got vertruwen nutninermeer te sullen geschien. Opt anderde den van Campen beroerende en salmen nurnmermeer anders bevijnden, dan sulx voer een bedecksel sijns moitwillen woert voergenoinen, want wat reden die van Campen des gehadt hebben, werden vwe gen. vuyth deser jnnelacbter copicn voer tyerste genoich verstaende, dat sij oick alsoe voer alien menschen ter eeren verantwerden sullen; ende dat die seluen nyet nyet op archste deser uwer genaden landtschappen sullen sijn vuytgewcest nae den antwoerde Johans voers., heefft men riede, ende sal sich noch voerder openbaer contrarie beuinden. Opt derde, dat wij ennige gedeputieerde gehadt sullen heb- ben voer den handell der van Campen bij den hertogen, ende hem geboden voer elck stadt Jm gulden ende J last krudes, ende dat voer hem selues etc., ende sal sich, gnedige furst, alsulx nimmermeer ter waerheyfc ervijnden, ende en sail oick geen mensche geboeren wesen, die sulx in it ter wacrheyt nabrengen sal moegen, ende vernemen jnt een nyet anders dan jnt ander, dat men uwer gnaden ende uwer gnaden lande ende stedc midt listigen reden ende vonden geerne van een anderen verscheyden solde, omme de beth moitwille tmogen gebruycken; dan tijs waer, dat wij vwer gnaden stede Deuenter, Campen ende Swolle onse geschickte raidtsfrunde bijnnen Zuytphen gehadt hebben, omme die geschelen tusschen vwen ff. gnaden ende den hertogen ton- derfangen, daer wij krancke antwoert vercregen, als wij uwen gnaden voer der hoichtijt voerleden voert scrijuen deden; hebben doe enige treffelicke rede des hertogen onse vriende jnt heymelick aengelangt, om sijn gnaden gelt ende kruyt te lenen, meenden sye dat daer mede uwe ff. ^en. midt sijnen gnaden verenicht, ende die lande aen beyden sijden jn ruste ende vrede gestalt solden werden; daer nae heefft sich weder begeuen, nementlick den dach Thome Cantuariensis, dat van- den seluen treffelicken reden bijnnen uwer gen. stadt Deuenther gekomen sijnt, ende alsmen uwe genaden geerne verenicht hadde gcsien, ende uwer gnaden lande in ruste ende vrede gestalt, hebben wij aen die seluen doen verhoeren, wat des hertogen meynonge weer vanden gelde ende krude to leenen; ijs hem geantwoert, dat hij begeerde geleent te hebben van elck stadt IIJm gulden , ende van elck stadt IIJ last kruydts, men solde daer genoichsam gelouen voer doen; daer op ge- antwoert woert, dat sulx onmogelicken weer, ende datmen dat den vrienden nyet aenhrengen dorste, alst oick nyet geschiet en is; ende en js voirder daer toe nyet geschiet, datmen soe mitter waerheyt bcuijnden sail. Ende wij hoepen dat uwe ff. gnaden geen ontruwicheyt aen vns beuonden hebben tot enigen tijden , ende sijndt oick van gantzen hertten geneygt ende van gueder meyninge , voert an op te setten bij uwen ff. gnaden, als onsen rechten lantfursten ende heren, lijff ende guet, ende dat onrecht, hoemoet', gewalt ende ongnade, bij gratien des Almechtigen Godes, uwen gnaden te helpen straffen ende vuyth to dragen nae alien vnsen vermoegen, doende als guede getruwe vndersaten hoeren rechten lantfursten ende heren te doene schuldich zijndt. Sijndt oick tot geenen tijden van meningen geweest bouen dat hoechelijke verbieden uwer genaden, uwe gnaden to verlaten jn cleyn noch groit. Als uwer gnaden staten dan schrijuen die gebreckenoch te willen onderfangen, dunckt vns nae gestalt in geenre manieren geraden; dan bidden ende be- geren, dat uwe ff. gen. wederoinme doen bij ons, als wij vns verbieden; hopen wij, bijder gratien Gods, die dingen to eenen gueden ende the helpen stuercn, ende dat uwe gnaden onuer- tochelick sich hier voegen aen dese zijde, ende eysschen, verwecken ende vermanen vwer gnaden staten aldacr, dat sij versien den affbroeck van sanct Mertens guede, ende laten hem mit be- |
|||||
BISSCUOP VAN UTRECHT, (1510). 323
|
|||||
henden reden ende woerden nyet vpholden, als wij nv bevijnden, datmen midt vns hier heefft
gedaen, ende dat hoeren lyeffden daeromme sanct Martens pale ende lande helen, beschudden ende
beschermen helpen, als sie van plichte schuldich sijnt* ende wij eertijtz voer die lande aldaer
hebben gedaen. Aen ons en salinen, wilt Got, vijnden geen gebreck. Ende deses vwer ff. g.
toeverlatige antwoerde willen wij ons vermoegens midt lijue ende guede verdienen, kent Got Al-
mechticb, die uwe ff. gnaden gesont bewaren will. Gescreuen den IXen dach in Februario, anno
etc. decimo, onder tsecreet segell der stadt Deuenter, des wij bier tho saraen gebruycken.
Gedeputieerde vander riddersschap vwer gnaden landen van Sallant,
Twenthe ende Vollenhoe, ende vwer gnaden stede Deuenter, Cani-
pen ende Swolle, bijnnen Deuenter versamelt.
Deel, 1). 334, 335.
Hicrbij was ook overgelegd een afschrift (Deel, B. 336) van den briefs zie CCCCLXVII.
CCCCLXX.
De Had Amersfoort meldt aan de 3 staten van Utrecht, hare gedep., wegens vrees
voor den vijand, niet te durven zenden op net generaal kapittel, Weerdige, hoicbleerde, edele, geboirtige, eirsame, wise, lieue beren ende guede vrunden,
Alsoe wij op liuden aldair te capittel generaill gescreuen waren, soe hebben wij onse gedeputierde rede gehadt om aldair te comen, so quamen ons tidinge ende wairscuwinge int opsluten van onser stadt poirten, dat een getal van rutheren hem tusschen uwer liefden ende onsse stadt be- geuen hadden; vermoiden dat si op die selue van die onsse wachtende waren, ende alsoe beduch* tende die onsse aldair nyet en dorsten reyssen noch comen, dwelck wij uwe liefden int best vermonden doen, begerende int beste te willen nemen tselue onscult uwe liefden, die Got in vrouden langliuich bewaren moet. Gescreuen den eirsten donredach in die Vasten, anno Domini etc. thien. Die stadt Amersfoerdt.
Opschrift: Weerdige, hoichleerden , geboirtigen , eirsamen ende wijsen prelalea, dekenen, cap i Helen , ritteren ende knapen, burgermeysteren, scepeoen ende raidt der stadt van Vlrecht, onsen bisonderen lieuen herea ende guede vruuden. Deel, B. 337. CCCGLXXI.
De 3 staten van Utrecht aan den her tog van Gelder, over de hijlegging zvjner
geschillen met den hisschop van Utrecht. Hoichgeboren, vermogende furst, gened. lieff heer. Soe ons bijgecoinen is, dat uwe g.
eens handels baluen gescbiet bij die van Campen aen etzliken knechten, mijtten volck van wapenen gewaltliken inder Twenthe gecomen zijn, roiif ende brant gesticht etc., daer om oick onsegenedigo heer van Vtrecht ende wij mede van die van Ouerijsell ernsteliken geeyscht ende versocht werden om hem luden hier jnne tegens sulx ouervallen bijstant ende behulp te doen, om sinte Mertens palen ende landen te bescudden ende te bescermen, als wij plichtich zijn te doen. Soe dan, g. 1. heer, wij in gueteliker handel noch staen te tracteren tusschen ons gen. heren van Vtrecht ende uwer g. anderen gebreken haluen, daer jnne wij veel arbeyts ende cost gedaen hebben ende noch vort niet sparen en willen; ende uwer g. erffcamerlfng corts liden onder anders ons te kennen 41*
|
|||||
324
|
|||||||
FREDERIK VAN BADE5, (1509J.
|
|||||||
gegeuen heeft, dat uwe g. noch gerne gedogen ende benuegen hebben wolden, ende mede be-
geerden sulx bandel van ons ende nyemant lieuer te voltrecken , ende woe we] die van Campen enich bandel gedaen badden alss voers. is, dat uwe g. docbte te straffen, woude uwe g. nochtant niet scbedigen oil' gehcngen geschediget te werden op onss gen. heren van Vtrecht oil' den zinen in dese Neder Sticht ende sulx beueel gedaen hadde den zijnen, beheltliken wten Neder Sticht wederom geen ouergreep oil' bescbedinge en gescbiede op uwer g. lande van Gelre ; ende want wij onlanx liden uwe g. reden als doctor Lange ende den voirs. erflcamerling bier bij ons wesen(de) voirbielden ende baden, zij aen uwer g. veruolgen wolden, dat uwe gen. die gebreken voirs, tusschen uwer g. ende die van Ouerijsell nv verresen mede mijt den anderen geschelen, wesende tusschen ons gen. beren van Vtrecht ende uwer g., sementlik voir ons te gehoer wouden laten comen, daerop zij ons toe sachten, zij dat aen uwer g. in alien gueden verbotscappen wouden, ende ons uwer g. goede meninge scrijffteliken wederom aduerteren, daer van wij noch nyet ver- nomen hebben. Ende soe daer een tractaet is tusschen den ganschen Gestichte van Vtrecht ende uwer g. voirvadren ende beren ende den lande van Gelre, die vermach dat men schaden, die bo- Yen des tractaets vermogen geschieden , te gehoer en verrichtinge bebort laten te comen, als die tractaet dat vorder begript, ende wij halden uwen g. genoich kundich is; ende wij ons noch geern als middelers hier jnne vuegen wouden, begeren wij oitmoedelik mit gansen vlite, dat uwe f. g. ons noch te gefallen die vors. geschelen verresen wesende tusschen die van Ouerijsell, mijt sampt den anderen Iwisten tusschen ons gen. heren van Vtrecht ende uwer f. g., aen ons mede te gehoer willen keren , ende van rooff ende brant ophouden ende tvolck wtten velde te rugge doen vertrecken, ende ons slonde ende stede beteykenen, daer wij onse gedeputierde vrunde alsdan van stonden aen vuegen willen, orn mijt uwen g. dese dingen te verspreken in alien goeden, om die vort te moegen verliken, om voerder verloep te schuwen ende goede gonste, vruntscap ende na- buerscap ende verkieringe der ondersaten beyder landen tonderhouden. Ende hier van begeren wij uwer f. g. toeverlatige, onvertogen, guetlike bescreuen antwort, daer na wij ons alss dan in alien goeden vuegen willen tot rust ende vrede, God Almechtich etc. Onder tsignet des doemde- ken etc., opten XVen dach in Februario, anno X°. Uwer f. g. goetwillige,
domdeken, dekenen etc., ires status. Concept. *>eel, B. 338. CCCCLXXII.
Karelj hertog van Gelder , aan de 3 staten van Utrecht, ter dier zake.
Kairle, hertoich van Gelre etc., jnd greue van Zutphen.
"YVeerdige, edele, hoigeleerde, eirbaere, vrome, eirssame ind wijze lieue neuen , aindecbligen ind fuede vrunde. As uwe lieffden ind eirbairheiden ons hebben doin schrijuen v ainkomen is, wii dess handelshaluen geschiet bij die van Campen mit etzlicken volck van wapenen inden Twente gekomen sijn, roiff ind brant gesticht, deshaluen die busscop van Vtrecht oick gj vanden Auerijsselschen omb hulp ind bijstant versocht sijdt, sente Martijns palen to beschermen, als qj plichtich weert tdoin , mit vorderen jnhalde ind uwer begeerten, gj noch gerne as mijddelers soe wail jn die saick van Auerijssell as des busscopz geneicht weert to handelen, wanneer wij v deshaluen tijt ind stede beteyckeneu doin, hebben wij jnt lange hoeren lezen, ind ther gueder maten verstain. Gheuen uwen lieffden ind eirbairheiden dairop jn alien guede to kennen, dat |
|||||||
BtSSCHOP VAN UTRECHT (1510). 325
|
|||||
wij geloeven gj plichtich sijdt, den busscop vurs. jn sijnen billicken saicken bijstendich to sijn, dan
wess redenen ind billicheit die busscop tegen ons gebruyckt heefft, hebdij jn voile dachfairderi schrijfftlick ind muntlick genoichsam. verstain. Mer den moetwilligen homoit bauen ennige vede off oirsaick die van Campen op die onse bewesen jnd deels onse joncheren, haiffluyde ind dienres oneerlicken ind schentlicken gericht hebben, woe wail wij oen, doe sij ze gevangen hadden, deden schrijuen opter vurg. stat Campen archste nyet \ytgeweest hedden, ind nyet dan guede nabuer- schap met oen vytstaens wisten, euenwail hebben sij ze soe vennetelick gericht, woe ons sulx to dulden steet, konnen uwe lieffden mercken. Oick hedden die van Campen wail konnen bedencken, weer onse meyninge geweest op sij to archwilligen, solde wail jn onse machlen geweest sijn, want oen die hoip vanden knechten drye weken lanck na genoich gelegen heefft; ende twiuelen oick nyet uwe lieffden ind eirbairheiden van onsen erffkemerlinck vur ind onse cancellier na wail ver- stain hebben, woe die handell geschiet srj, oick v van onser wegen aduertierende, wij ander nyet en wisten, mitten Neder Sticht dan alle guede nabuerschap tonderhalden, ind mit den busscop. Sijn wij noch vanden seluer meyningen, jndien sich der busscop mit sijnen lijue ind die sijnenyet en kroeden ennich bijstant den van Campen ind der anderen twee Auerijsselsche steden tdoin jnd billich uwe lieffden ind der busscop sulcke oneerlicke ind schenllicke vurnemen solden helpen straiffen, jnd nyet en baipen der busscop off uwe lieffden ennich weten off consent dair to gedaen off gegeuen hebben; mer dess ghenen onse erffkemerlinck ind na onse cancellier v aingebracht hebben, beruerende die twiste tusschen den busscop jnd ons wesende, sijn wij omb uwess versueckx ind begeerten wille, na as voir geneight to verhoer tlalen komen, wanneer ons dach ind tijt op gelegen plaitze verwitticht wurdt, alss dan willen wij ons na redenen ind billicheit dairjn balden ind bewijsen, as sich dat na gelegenlheit behoeren sail. Onse lieue Heer Got moet uwe lieffden ind eirbairheiden Yrolick ende gesont bewaren. Gegeuen jn onse stat Oldcnzeell, op guesdach naden sonnendach Inuocauit, nostro sub secreto, anno X°. Get. charles. lager D. stoir.
Opschrift: Den weerdigen , edelen , hoigeleerden , erbaeren, vrorocn, ersamen ende
wijsen, onsen lieuen , aindechligen neuen ende gueden frunden , doem- deken, dekenen, capiltulen, ritterschappen, dryen staetea dess Neder Stiil'tz ende stat Vtrecht. Deel, IV 339. CCCCLXXIIL
Evert van Ensse aan Jacob van Apeltern, domdeken, ter dier zake.
Weerdige, vorsinnige, besonder lieue beer, jc gebede mij tot v, w. Ende mijn g. h. sendet v w. den geleys breff mitten dreen breuen anden steden na uwes w. begeren. Ende als v w. be- gheren te wetene mijns g. h. meninge, off men een bestant verweruen moechte etc., hebic oeck sulx sijn genaden vorgeholden, dan sijn g. hebben mij geantwoert gelijc sijn g. uwen deputijrde altijt geantwoert heff, dat sijn genaden sich hijr in buten sijn genaden lantscape van Ouerijsel, dar thans te last is, niet geuen moegen, als v w. volen moegen de redene eijschet. Ende kondick v w. yet te willen doen, dar war ic bereyt toe, kenne God, v w. bewaren wil salich ende ge- sont. Toe Wijc, opten XVIIJen in Februario, anno X. V w. dijnre,
Euert van Ensse.
Opschrift: Weerdigen ende wtjsen heren, heren Jacob van Appellern, doemdeken lUtert, mynen lieuen heren. Deel, D. 353.
|
|||||
320 FREDERIK VAN BIDE??, (1510).
CCCCLXXIV.
Jacob van Apeltern en Steven van Zuylen van Nyevelt aan ..... (?) ter dier
zake. Eerbare, frome, wijsze, voirsichtige, guede frunde. Wij sijn allwijll geschickt van wegen
der dryen staeten dcss Neyr Stichs van Vtricht ain onsen gen. heren, hertoch van Gelre etc., bij weten onss gen. lieuen heren van Vtricht, gelick uwer aire liefden dat voirder moegen sien wt brieuen onss gen. lieuen heren van Vltricht, ind hebben etlick beueell mit onsen heren van Gelre to co m in un icier en ind toe handelen jnden handell van dat sloet Oeyen, ind voirt beyden vorsten toe verlicken ind toe verenijgen als vanden handell vurs.; soe verstain wij wtter etlicker copien uwe lieffden gescreuen solden hebben vanden daet dess vrijdachs nae Purificationis Marie, anno etc. decimo, ain ons gen. heren van Vtricht, wair ju onder anderen wij beuijnden, dat uwe lieffden nyet gestalt en solden willen wesen den handell, die allwijll geboirt is ind noch dechlick gebuyrt, dat Got beteren moet, thot fruntliche verhoeren en soldt willen laeten komen, dan mit dergelicken weder ain uwen vijanden soldt willen keren, dat wij doch lieuer anders syen solden, ind wolden alsulx gheer nae alle onsen vermoigen ondervangen mit gantzer vlijt ind neer- sticheit, soe voill ons sulx moigelicken solde wesen. Js dairom onse vrientlick begeren ind ge- sijnnen ain uwer aire lieffden ons willen scrijuen, dess ghienen uwe lieffden van ons gedain willen hebben jn deser verloepen ind toekoemenden handell, om noch dat meeste quaet vorder toe vermyen ind toe verhueden. Die drie staeten dess Neder Stich hebben ain onsen heren van Gelre gescreuen, dan die baede is beroefft van sijnen brieuen tusschen Zutphen ind Oldenzeell, wairbij die saicken sich wess nochtoe vertoegen hebben; begeren oick datmen onss versorgen wil mit ge- noichsam geley vur ons beyden mit onsen dienres tot XV peerden toe off daironder, nae be- gherten onsen g. h. van Vtrecht scrifften; ind wes wij uwer aire lieffden te willen indthereeren gedoin konnen, salmen ons altijt willich ind bereyt toe vijnden, dat kenne Got, die uwe lieffden gesont ind wailuaerende gesparen will. Gescreuen op sente Peterss dach ad Cathedram, anno etc. X°. Jacop van Apeltern, domdecken tot Wttricht,
Steuen van Zuylen van Nyefelt, lantkoramenduyr der balyen van Wttricbt Duysschess ordenss. Zonder Opschri/t. Deel, D. 35G.
CCCCLXXV.
Be bisschop van Vtrecht verzoekt aan de 3 staten van Utrecht, hem, geene hinder-
palen in den iceg te leggen , bij het oplneden van de tot zijnen Gelderschen krijgttogt benoodigde wagens* Van Gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren marggreue van Baden.
Eerbare, lieue vrunde, V schrijuen ons nv onder anderen gedaen, beroerende wij geen ge- bot omme wagens offte ander behulp en souden doen etc., voegen wij v daer op te weten: Alsoe die hertoch van Gelre onse lande van Ouerijssell midt roiff ende brant ouervallende, onse steden ende vlecken becrachtende, die wij nyet behoeren te verlaten, omme die dan toe te trecken, js ons van noeden, wij in onser tochte een merckelicke getall van wagenen te hebben, die wij nergens dan in onsen lande alhier te becomen weten. Dus begeren wij dat ghij vns daer jnne geen jnnedracht offte verhijnderinge doen. Voerder soe gij roeren die knechten hierommetrent liggende gewelden ende scaden souden toevoegen etc., ende hebben wij sulx noch nyet verhoert, |
||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1510). 327
|
|||||
ende weert sij in ennigen dingen licfat misbruyckten ende onbehoirlicke hielden, souden wij daer
ouer behoirlicke straffinge laten geschien , dat wij v soe te kennen geuen. Got zij midt v, Ge- gcuen in onsen slote Duersleden, opten XXVIJcn dach in Februario, anno etc, dccimo. Get, stroijaes.
Opschrifl: Den eerbaeren onsen lieuen vrienden, prelaten, deckenen ende capiltulen onsser vijiF godshusen, ridderschap tiiscs Neder Stichls, borgermeesleren, scepeneu ende raidt onsser stadt van Vlrecht, die drye staten. Deel, B. 340. CCCCLXXVI.
Evert van Ensse aan Jacob Dan Afpeltem, domdeken, over de Geldersche geschillen,
Weerdige, vorsinnige, lieue beer, jc gebede mij dijnstlic tot v w. Ende ick hebbe mijnen
g. h. de scriffte voirgeholden, de welcke ic v w. na hore begheerte wederomme bij desen boeden sende. Weerdige, lieue heer, ic sic niet, woe de handel luschen mijnen g. b. ende den bertoch van Ghelre gebandelt sal moegen weerden, ten ware het ander des gelijx oeck geuonden worde, woe solde rnijn g. b. sijnre g. arme lande aldus jamerlic mit roff ende brant buten horen schul- den oueruallen worden moegen laten, twelck v w. selues willen bedencken etc. Onse Heer God wil v w. bewaren salicb ende gesont. Toe Wijck, opten ijrsten inde Meerte, anno X. V w. dijnre,
Euert van Ensse.
Opschrlfti Weerdigen, voirsinnige hercn Jacob van Appellernei domdeken tt'trecht, mijnen lieuen hercn. Dec], D. 357.
CCCCLXXVII.
Bernard, marhgraaf van Baden, aan de 3 staten van Utrecht, Klagte der yachter*
den hisschops te Driehergeny over de invordering van het huisgeld ter betaling van den hertog van Kleef. Bernart, van Goits gnaden marckgreue tbo Baden.
Vnse fruntlicke groite the vorens, werdige, hoichgelerten, edele, strengen ende vrommen, boichwijse, ersame ende voirsicbtigen lieue neuen ende guede frunde. Vns hebben vnses heren ende vettern van Vtrijchts pachteren tbo Drijbergen wonende tkennen gegeuen, wie dat sij wth beuel van uwen lieffden ghemaent ende ghemoyt werden vanden wthgesatten huysgelden tot betalinge sbertogen van Cleue. Want wij dan vnderricht sijndt, dat vnse her ende vetter jn de belieffnisse des huysgelden sijnre lieffden pacbters wtgesondert hefft, als dat sij die buysgelden nijcbt mede betalen en sullen, verstaen oick dat sij altijt van alien wtsetlingen vrij plegen ende behoeren the wesen; sus begeren wij inden name ende van wegen vnses heren ende velteren, ghij alsoe ver- vuegen willen, dat de voirs. pachters vngemoyt blijuen, offte then mijnsten de sacke anstaen laten willen thent wederkompste vnses heren ende vetteren an dese zijde der Ussulen. Ende wie waill wij vns des genslicken versien tot uwen lieffden, begeren der nyet the mijn uwe guetlicke be» screuen antwoirde, wair tho sick de voirs. pacbters verlaten sullen moegen. God Almechtich moet v lieffden lange vrolick ende gesunt bewaren. Gescreuen tbo Duersteden, den XIXen dach in Martio, anno etc. decimo. Opschrift: Den wcrdigen ende hoichgelerten, edelen, strengen ende vrommen,
hoiclnvijscii v er anim ende Yoirsichligcn , vnsen lieuen neuen ende gueden vrunden, prelaten, dekcn ende capitlelen der vijif goitshuysen, ridderschap seeder Sujchts, boirglicrmeisteren, schcpeuen cade rait der stadt Vtrilcht, bijnneu Vlr. vergaddcrt. Deel, A. 517. |
|||||
323
|
||||||||
FREDEIUK VAN BADE* , (lolO)*
|
||||||||
CCCCLX XVIII.
Be 3 stolen van Utrecht aan Roeland le Feore, heer van Liesvelt, over de Geldersche
geschillen*
Edelen, vromen ende werdigen heren, heren Roelant le Feure, ritter, Leer lot Liesfelt
ende Themesicken, onsen bijsonderen lieuen heren. Edele, vrome, werdige, lieue heer, onsen vruntlijken gruet ende wes wij vermogen te voe-
rens. Alsoe wij onse deputeerde vrunde mitten deputierden van Ouerijsell ende enige vanden
raden onss. gen. heeren van Vtrecht onlanx. leden der geschelen haluen, verresen tusschen den her-
toich van Ghelre ende onsen gen. lieuen heren van Vtrecht, heercomende van desen huyse Oyen,
bij onse alregenedichste vrouwe, hertoghinne van Sauoyen, gesehict hadden, den onder anderen
van hoer hoichmogentheyden ende genaden toegesacht wart, men gherne van wegen ons alre-
genedichsten heeren ende princen van Castilien etc. woude die geschelen voirs. helpen vuegen
ende vorderen tot gueder, guellicker, eyntlicker wtdracht, woe well onse gen. heeren van Vtrecht
well meer troistes dair jnne hadde behoert te wedervaren, dair bij voerder verloep der dingen
well verhuet wair geweest; ende woe well wij jn handel deser geschelen naderhant als voer noch
veel arbeyts ende costs gedaen hebben, om die dingen voirs. te moegen verlijken; ende dan die
dingen alsoe verblijuende, corts leden, God betert, tot voerder verloop van roeft'ende brant ende
bloetstortinge, jn groten achterdeel ons gen. heren ende des Gestichts gecomen sijn, twelck alte
sainen oirsaickelick ende oirspronclick wt dat werck des huyses Oyen heercomende js, soe begeren
wij guetelick ende dienstlick, dat uwe vrome edelheyden, ons te lieff, dese saken ter herten ne-
inen ende mit alien vlijte ende ernste aen onse aire genedichste vrouwe voirs. jn alien besten ver-
boelscappen ende bearbeyden willen, soe 4at onse deputierden vrunden als voirs. toegesacht was,
nv noch om vorder lasten, bloetstoriingen ende ouergrepen, roeff ende brant the verhueden,
mijt sampt alien geschelen wten verloop voirs. Ouerijsell verresen, samentliken noch opgenomen
ende jn een hestant geset mack werden (!), jn handen ende tot gehoer te comen, om tot vrede
ende eendrachte die forsten ende alle dese zaken ende landen verleken ende verdragen te moegen
werden, dair uwe vrome edelheyden ongetwijfelt well veel goets jn doen sellen moegen. Souden
hier om bij uwer edelheyden enige onse vrunde gesehict hebben gehadt, hadde wij die selue
uwen edelheyden tot ene sekere plaitze weten te becomen, ende noch gherne doen sellen, ist van
node ende uwe edelheyden yemant vanden staten jn desen handell behoefden; en willen oick dair
jnne noch genen cost noch arheyt sparen sulx te bearbeyden, als wij oick duslange altijt'gedain
hebben, willen wij oick uwer edelheiden goed, troestlicke antwoert hierop jn alien goeden ver-
hoepen ende wachten; want wij ons alles goedes vertrouwen aen uwen edelheyden ende sulx
arbeyts ernsts ende vlite weder verschulden ende verdienen tot alien tijden tegens uwen vromen
edelheyden, die God Almachlich bewaren will welfarende, zalich ende gesont. Gescreuen tUtrecht,
onder tsignet des vice doemdekens, dat wij tsamentlicken hier jn gebruken , opten XXIIIJcn dach
in Meerte, anno X°.
Prelaten, dekenen ende capittelen der vijff goidshuysen, ritlerschap
Concept. ende stadt van Vtrecht, drie staten sNeder Stichls.
Opschrift: Den erbaeren ende wijsen Euert Zoudenbalch, scepenborgermeister
der stadt van Vtrecht, onsen besonderen lieuen neuen. |
||||||||
(1) Deze woorden waren aan den kant en met eene andere hand geschrefen.
|
||||||||
BISSCUOP VAN UTRECHT (1510). 329
Op den omslag was het navolgende geschreven;
Eerbare, wijse, lieue neue. Uwen brieff an cms gesonden, hebben wij ontfangen ende
redelicken ter goeder maten waill doirsien ende verstaen , ende hebben een weinich dair jnne ge- corrigiert op correctie van v, ende wair waill van noode dat ghij v seluen hier bij ons gevueght hadt, omnie breder hier van mit v te spreken, jndient moegelicken ware, dan wij v hier van alzoe souden connen gescriuen, mit v brengcnde dese copie of die auijse vanden staten. Ende hier zijt God mede beuolen. Gescreuen tot Montfoirt, op Palm sondach, anno etc. decimo. Deel, B. 341.
CCCCLXXIX.
Johan, hertog van Kleef, aan de 5 kapittelen van Utrecht, over zijne schuldoorde-
ring ten laste van de steden Utrecht en Amersfoort.
Johan, hertough van Cleue, greue vanden Marcke ind van Katzennellenboghen etc. Werdige ind eirbere guede frunde. Vwe schrifft nu op onse voirschrifft weder an ons ge-
langht, belreffende alsulchen rest der pennongen, soe die van Vtricht ind Aemersfoirt nae dem verdrach ind gescheide, tusschen ons ind oen bededinght, ons noch to doin sijn, onder anderen meldende, woe gij oen sulche onse schrifft in den besten voirgegeuen, oick dair op capittell ge- neraell gehalden, mijt wijder antreck ind begerten derseluer uwer schrifft etc., hebn wij ons lesen, soe hebn ons die van Vtricht oick nu deesshaluen gesehreuen gebrechen der mijstaelinge, be- gerende die dijngen dair mede noch bis tot Pijnxten beruslen to lalen willen, hebn wij oen dairop nu onse meynonge weder doin schrijuen, als gij van oen waill verstaende werden. Js dairomb onse meynonge ind begeren, dat uwe werdicheiden ende eirberheiden dair an die hant halden jnd sij also onderrichten willen, dat wij alsulchen rest mijt desshaluen geleden schaeden , soe wij onsen schulderen verricht hebn ind noch vorder doin moiten, op tijt vurs. verkrigen, ind ons ader onsen schulderen betaelt werden moige, woe sich billich geboeren sail, op dat ons nyet van noden durue sijn, durch redeliche, billiche oirsaicke dairomb to doin, des wij doch lieuer verhuedt segen. Gegeuen tot Cleue, op manendach nae den heiligen Palmdach, anno etc. decimo. Opschrift: Den werdigen ind eirberen onsen guedcn frunden , prelaten ind capittelen
der vijff gaiUhuysere btjnnen Vtricht. Deel, A. 518.
CGGCLXXX.
Johan, hertog van Kleef, aan burgem., schep. en raad der stad Utrecht, ter dier
zake. Johan, hertough van Cleue, greue vanden Marcke ind van Katzennellenbogen etc.
Eirsame, guede frunden. So wij v altera Purificationis Marie neistleden hebben doin schriuen veruolgen, berurende alsulche rest, als wij an v ind die van Amersfort na dem verdrach ind gescheide, tusschen vns ind v bededinght, noch achterstendich sijn, begerende vns, offvnsenschul- deren wij dairan gewesen hebben, sonder langer vphalden jnd vertreck to betaelen, wie sich billich geboirt, hebben wij v\Ve antwordt ind wederschriefft, vermeldende wie sulx met moitwil- lich noch vit enichgerhande ferpelie, meir alleyn bij sekere noetsaeken ind gebrecken in vwer schrifft angetoegen middeler tijt gefallen sijn, verbleuen were, begerende vns noch to verhjden willen bis to Pijnxten neistkomende, mit wideren inhalt ind begerte derseluer vwer schrifft etc. ontfangen ind verstain. So en hedden wij ons alsulche vitstellinge ind vertreck nae aller billic- I. 42 |
|||||||||
_ i _ ______.
|
|||||||||
830 FREDERIR VAN BADEN (1510).
|
|||||
heit tot v niet versien, so wij alsulclien rest der scholt an etlichen vnsen scbuldeners bewesen
hebben jnd dair durch tot schaeden komen, als wij oick noch degelix doen, sulchen schaedegelt wij den seluen verricbten moiten. Dairomb vns alsulche vitstellinge bis tot Pijnxten niet waell lijdelich en is, als gij mit reden afF to nemen hebben; niet to mijn so vern gij ons off vnsen schulderen , luyt vwer scbrifft, dat rest vurg. mit deshaluen geleden schaeden vp die vurg. tijt gewijsselick vitrichten ind betaelen, willen wij ons noch mit v so langh guetlich verlijden; euer wurde ons sulx dan niet gehalden, konnen gij mercken vns asdan durch redeliche, billiche oir- saeke des dair bij niet to laten stonde; dat wij v niet hebben willen verhalden. Gegeuen to Cleue, vp dinxstach na Palm dach, anno etc. decimo. Opschrift: An die cirsame vnse guede vrunde, burgermeistere, schopencn ind rait
der stadt Vtrecht. Deel, A. 521.
CCCCLXXX1.
Roeland le Fevre* h'eer van Liesvelt, aan de 3 staten van Utrecht, over de Geldersche
geschillen, Eerwerdighe, edellen, vrommen heeren, jck ghebiede mij dienstelick tuwaerts. Hebbende awe
brieuen ontfanghe, roerende der vedde wesende tuysschen mijnen g. h. van Vtrecht, de stede van Ouerijsselle ter eender, ende den hertoghe van Ghelre ter ander, toe comendc vmme dat buys van Hoyen, ende dat jc daer jnne het beste doen wilde aen mijnen ghenadighe vrouwe, dat die zaeken mocbten commen tot een verdracb van wantbestants (sic). Eerwerdighe, edellen, vrommen heeren, ghij wet den aerbeyt ende narsticbeit, die jc ghedaen hebben vmme alle ghescijl af te legghen tot alle zijde, ende de weder stoot die daer theghens gedaen wert van zommeghe, die lieure tuwist zaghen dan eendrachtkeyt; nietemin jc hoppe bij mijnen g. vrouwe, de welcke gbe- negben js tot alle paise, de zaeke voert te brenghen tot eender goeder eynde, ende mij emploi- jeren jn uwer begheerte, dat ghijs ghewacr werden zult; biddende ende verzoucke aen uwe liefde met aire diligentie uwe ghedeputeerde tot tuwee oft drye omme desen zaeke te zenden bij mijnen g. vrouwe, daer zij mij vinden zullen; want dye mij grootelijcke wel dienen zullen jn desen materien. Eerwerdighe, edellen, vrommen heeren, belieft v yet anders jn mijn vermoghen, ghij zult mij ghereet vinde, dat kent God, die v spare wille jn zalicheit. Tot Themiske, desen XXVIIJen jn Meerte, anno neghen voor Pasche. Get. DE ALUWE GOEDE WILLIGHE,
ft. LE FEURE, HEER VAN THEMESKE. . . . (?) Opschrift: Eerwerdighe, edellen, vrommen heeren, den prelaten, deckennen ende
capitlen der vijf godshuysen , ritterscap, stadt van Vtrecht, ende drie staten sNeder Stichts. Deel, B. 3*2. CCGCLXXXII.
De hisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter dier zake.
Van Gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboren marckgreue van Baden.
Eerbare, lieue vriende. Op die ongebuerlijke toetaste ende ouergrepe van naeme, roift', brandt ende ouervallinge onser steden ende sloten, ende venckenisse vnsen vnderzaten bij den her- toch van Gelre ende den sijnen aen dese zijde der IJssulen geschiet ende voirgenomen, hebben |
|||||
BISSCHOP VATC UTRECHT, (1510). 331
wij ende oick onse ritterschap ende steden aen dese sijde der IJssulen tot voelen tijden muntelicke
ende oick schrijfftelicke aen v als medegeleden vnses Gestichts, omme sulx te helpen wederstaene ; omme troest, hulp ende bijstandt doen versoecken ende begeren, ende oick alrelaiste als uwe gedeputieerde vriende, alse nementlicke heren Johan Krijsch, proest etc., en heren Frederick die Conijnck, canonick onser kercken ten Dom tUtrecht etc., alhier bij vns, onsen ridderscap ende steden waren, gelijck wij oick houden zie v oick voergeholden hebben, daer van wij thent noch van v gene antwoert erlangen hebben kunnen, dat ons nae aller bewantenisse, gij tsancte Merten ende onsen Geslichte toegedaen sijn, soe te behoeren nyet en dunckt; ende doen daeromme te- genwoerdicb aen v schrijuen, guetelicke begerende, nyet the mijn ernstelicke versueckende , gij noch dese saicke ten herten nemen, die rijpelicken ouerleggen, ende vns nocb, als vndersaten ende medegeleden onses Gestichts, nae onsen voerschrijfften onsen armen vnderzaten, die dus jammer- licken verdoruen sijn , midt ons willen helpen beschermen ende voerstaen. Ende wes wij ende onse landtschappen des soe tot v entelicke versien sullen moegen, begeren wij daer van tegen- woerdich bij desen onsen boden ene onuertochelijcke toeuerlatige beschreuen antwoert, sonder voirderen capittele daer op te holden, aengesien in deser saicken lange genoech ende voele capitte- leu geholden zijn. Onse Here Got zij altijt midt v. Gegeuen in onser stadt Deuenter, opten VIJen dach in Aprille, anno XVC decimo. Get, stroijaes.
Opschrift: Den eerbaren onsen lieucn vrienden, deckenen ende capittulen onser vijff gotshuseren, riddersscliap vnses larilz, borgermeesteren, scepenen ende raeden vnsser sladt ende steden vnses lants van Ytrecht, aen die zijde der IJssulen. Deel, D. 358. CCCCLXXXNI.
De gedeputeerden der staten van Ooerijssel aan de 3 staten van Utrecht, ter dier
zake. Weerdige, edele ende walgeboeren, erbere ende ersame wijse heren, bijsonders lieue vrende.
Op die ongeboerlicke totastent, ouergrepen, namen, doetslagen, roef, brant ende ouervall van steden, vlecken, sloeten ende landen, ende vengnissen der armen ondersaten bij den hoechgeboeren fursten hertogen van Gelre gescheet etc., hebben wij tot meer tijden an vwe liefden, als prin- cipael medegeleden des Gestichtz, ende noch alrelatest dorch vwer liefden gedeputeerde vrende, den weerdigen , erberen heren Johan Krijsch, proeszt etc., ende Frederick die Coninck, canonick ten Doem aldaer, om troest, behulp ende bijstant to wederstande van den doen versoecken ende begeren, als wij holden van den seluen wal voergebracht tsijn vwen liefden, Ende want wij des thent noch gheen antwort erlangt hebben, dat ons na plijcht ende bewantnisse, daerghij sanct Marten ende den Gestichte jn togedaen sijn, so nyet en dunckt to behoeren, doen wij daer omme tegenwoerdich noch an vwe liefden scriuen, mit andacht begerende, nyet to mijn eernstelick versoeckende, dat vwe liefden die sake noch nemen ten herten, die rijplick ouerleg- gen ende als medegeleden des Gestichtz na onsen voerscriften die armen ondersaten, die sus yamerlicken ouervallen ende verdoruen sint, helpen voerstaen ende beschermen, so dat na alien reden ende billicheit ommers nyet anders en behoert; ende anmercken nochj wes dat wij ende dese lantschappe alhijr jn lasten ende noeden der lantschappen aldaer hijr beuoerens gerne hebben gedaen ende, als vwe liefden willen, tanderen tijden meer to geschiene. Ende wes wij des so tot Ywen liefden entlick sullen mogen verseen, begeren wij daer van tegenwoerdich bij desen boden 42*
|
||||
332 FREDERIK VKX BADEN, (1510).
|
||||
een onuertaechlicke toverlatige antwort, sonder vorder capittel daer op tholden, want jn desen
saken lanck genoech ende voel capittule geholden sint. Got Alraechtich wil vwe liefden gesont bewaren. Gescreuen den VIIJen Aprili, anno Xmo, onder tsecreet segel der stadt Deuenter, des wij sament gebruecken. Gedeputeerde vander ghemeen ritterscliap ende steden des
landen van Ouerijsel, bijnnen Deuenter vergadert, burge- meistere, scepenen ende raedt daer seluest. Opschrift: Den weerdigen, edelen ende walgeboeren, erberen, eisamen ende wijsen heren , prelaten , dekenen ende capittulen der vljf goetzhusen, stolen, burgemeisteren , scepenen ende raden der stadt ende steden Neder Ge- slichtz van Ytrecht, samentlick ende bijsonders, onsen lieuen vrendcn. Deel, A. 523. CCCCLXXXIV.
Raden van den hertog van Gelder aan de gedeputeerden der staten van Utrecht,
houdende klaehten over geweldadigheden van Stichlsche onder z at en j eg ens de Gelderschen. Weerdige, edelJ, eirbare jnd vrome, wijse jnd vursijchtige, bijsonder lijue heren jnd vrunde. Wij en twijuelen niet uwe werdijcheit ind lyeffden hebben vvaell verstaen , woe onse gne. beer hertoych van Gelre beueell gedaen heefft doir sijnre gnaiden steden , Jantscappen jnd gebiede, dat nijmandt bij lijff jnd guet schedigen sail op die ondersaeten dess Neder Gestijchtz; verstaen wij dat men van gelijcken gevuelen jnd meynnongen sij van der zijden, iwellick wij van wegen onss heren jnd ffursten onver- breickelick gehaelden bebben jnd vurder dencken tonderhaelden. Sus heefft sijcb begheuen, dat Gijsken van Riet jnd Arnt Pijll tAmersfoirt jnd to Emeness woenachtijch jnd geseetten, hebbende hoer adders aldaer, mit meer anderen sijcb daer ornmetrijnt verbaldende bijss sij boiren aenslach sien, deels vanden ondersaeten onss gen. heren van Ede ind sBernefelt, die hoer marckten tAmersfoirt versueken woldcn , gefangen jnd bij schonen hogen dage hart vurbij der poirtten jnd sijngelgraue der stat gebraycbt, daer darttijch off vijrtijch burger jnder poirtten stonden dit aensiende, jnd den seluen wegewijsonge deden bent thuys ther Erne jn eens weertz buys, genandt Ot van Wol- leffswijnckell, daer sij mit den gefangen henacht jnd vertuyfft sijn, die se ther pijnen gestaldtjnd sdeels geranssoent hebben jnd sdeels mit sijcb ther Eme to schijp genamen hent to Camppen. Dess gelix vanden dinxdach opten gonsdach snacbtz nw leistleden sijnnen drye knecht geweist to Redijnckhem, daer enen van dess cloesters houweluyden gefangen jnd gebraycbt to Remmerden bij Rijnen, daer een tijtlanck vertuyfft; van daer sijnnen sij mit den gefangen gestueicken nae Amersfoirt jnd nae der Eme. Js oick koirtzleden geboirt, dat enighe knecht komen sijn bij Engelen jn Brabant, jnd hebben sdeels laeken genamen, burgeren van Nijmeghen toebehoirende, jnd ge- braycbt to Wijck. Desse jnd der gelijcken auergrepen sijn geboirt jnd geschien degelix, daer wij verfollijck omme gedaen hebben, dan en vernemen van gheenre restitucye jnd affsteliinge. Duss begheren jnd versueken wij, in name jnd van wegen onss gen. heren hertoigen van Gelre, dat uwe lyefden jnd weerdijcheyt desse dijngen bewegen willen, dat alsoe daer op versien wairdde dat sullix restituieert jnd affgestaldt wairdde, want anders to besoirgen stonde, daer vurder onwill jnd verloep aff komen solde, twellick wij jnder waerheyt verhuydt hebben jnd verhuyden, jnd alle onse diligentye jnd nerstijcbeyt daer toe kijren jnd gebruycken sullen; dansoldt alsoegehenght jnd gestaedt wairdden, konnen uwe liefden jnd werdijcbeyt bedencken, onse gne. heerjn gelijcken den ruytteren jnd knechten vyt der graeffschap jnd to Oldenzeell lijggende, wederomme gestaeden soldt wi-llen, dat sij oick vyt den Neder Stijcht sdeels haelden, dat dan tot vurder onwijll dragen |
||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1510). 333
|
|||||
solde, twellick men Jijuer vermijdt jnd ongherne saege, jnd solder lijuer ffruntscap jnd naberscap
haelden mit uwe lyefifden jnd werdijcheyt, die onss Heer God Almechtijch bewaer. Jnd hijr van een guetlick wederbeschreuen antwoirdt, daer sijch die vrunde der gefangen op vertroisten rnoe- gen etc. Geschreuen opten XIJ3ten jn AprijU, anno XVC jnd thien. Rede jnd vrunde onss gen. Keren, hertoigen van Gelre,
desser tijt bijnnen Wagenijngen beueell hebbende. Opschrift: Bern werdigen , edelen, eirbaren, vromen, wijsen jnd vursijchligen prelaetea,
heren , rijtterscappen jnd gedeputijrden vanden drye staeten jnd slat Vlrecht, onsen bijsondcren lyeuen heren jnd vrunden, sementlijck jnd bijsonder. Deel, A. 524. GCGGLXXXV.
Jnstructie voerden gedeputeerden, die reysen zellen op die dachfaert te Campen,
die begheert is vanden stolen sNeder Stichts , op communicatie te hebben montUjck mit vrunden ende reden ons gened, heren van Vtrecht, op sulke hehalp ende hij- stant etc. y als zijne gened. hegeert hehhen vanden seluen staten, Alsoe zeker onlede, twist ende gesceel verresen is, God betert, tusschen onsen gened. heer
van Vtrecht ter eenre ende den hertoge van GeJre ter ander zijden, beruerende thuys van Oeyen ende die Kuynre etc., wairomme die staten des Neder Stichts dick ende menichwerff bearbeyt ende genen cost gespaert en hebben, tseluer te rnoegen verliken; soe vermits scickingen jnt hoege hoeff, dair onse genad. heer die zijne ende die staten van Ouerijsell die hoere oick mede hadden , die wes hem dair wedervoer noch wel voerstaen mach, ende oick anderssins meer communicatien dair op ten beyden zijden gehadt, wair doer men verhoepte die saken ten goeden eynde, alst oick jn dcels bleeck, te hebben mogen brengen; twelck, God betert, voerder jnden lande van Ouerijsell verlopen js, ende noch gesien is voerder te rnoegen verlopen, dat ons hertelijcke leet js, ende eramers gherne verhuet sagen- Jtem om voerder verloep te rnoegen scutten ende opt woert onse gened. heer altijt heeft
mogen liden, die staten dat beste deden etc. (*) , soe hebben die staten sNeder Sticht voirs., als lief bebbers van sunle Merten ende als goede middellaers cost noch arbeyt sparende , noch ge- scict gehadt bij mijn heer van Liesvelt, om dese saken voert te vervolgen, om onse genad. vrouwe van Sauoeijen, wair van die deputaten sulck repoert als die gescicte, die deken van sunt Jan, Gijsbert die Craen, ende Lourens van Beesdt gebracht hebben, ons gened. beeren raeden oft gedeputeerden vrunden te kennen geuen sellen. Jtem zellen die gedeputeerde vander staten wegen onsen genad. beer van Vtrecht hoechliken
bedancken, dat zijne gnaden wt deser zijde nyet en heeft willen gehengen gescadicht te vverden, om zijnre gnaden arme ondersaten sNeder Stichts wt roeff, brant ende ganse verderfnisse te bliuen, ende voert oitmoedelicken begherende, zijne gnaden dat noch soe voert willen doen verhueden ende onderhouden etc. Jtem soe dan mijn gened. heer en zijnre gnaden staten van Ouerijsel van ons hulp ende bij-
stant begheeren etc., soe hebben die staten sNeder Stichts genoech ouerwegen ende ouerleyt, dat bij hoir hulp, diemen begeert, mijn gned. heer ende die ganse landen nyet gevordert, mer tNeder (l) Dit was in plaats gesteld van het navolgende, hetwelk doorgehaald was, enige vanden staten sNeder Stichts
jnt reysen no Ouerijsell toeseyden, also dat zijne genad. wel lyden mochten dat die staten alhier noch tbeste deden etc. |
|||||
FUEDERIK VAN BADEN (1510).
|
|||||||
334
|
|||||||
Sticht sonderlinge ganselike bij verdoruen souden worden, bij veel redenen. Jnden yersten , want
de Bourgoen. alle vlecken omtrent den Neder Sticht behaluen Wageningen alleen jn hebben, soe datmen den Gelresschen nyet en soude konnen crencken van deser zijden. item ten anderen, soe soude die hertoge voirs. op sulken roeff, scaede ende dingtael, als hij wt dat Neder Sticht jn cor- ten tijden wel crijgen soude, wel veel meer ruteren ende knechten bouden ende versolden moegen, oick tot achterdeel van onsen gened. heer en zijnre genaden Ouer Sticht, bouen alien anderen gansen verderffnissen sijnre gnaden ondersaten ende landen alhier, tvvelck erniners best verhuet waer, als onse genad. heer en zijnre gnaden staten aldair emmers wel mercken moegen. Dan soe die staten sNeder Sticbts noch na als voer gherne goede middelaers wesen souden,
begheeren zij noch oitmoedelijcken, om voerder scaede ende bloetstortinge, last ende verdriet te scuwen ende te verhueden , dat mijn gnad. heer ende zijnre gnaden staten aldair dese saken noch willen laten comen tot gehoer, ende omme geboirlicken tusschen beyden partijen te laten handelen, jndien men oick den staten sNeder Stiehls gheen geloeue en soude willen gheuen, dat dan onse gnad. heer daer toe beliefden te keysen enige ander vorsten, heeren ofte steden des geloeft we- sende; willen de staten alhier aen den seluen bearbeyden, oname dien te verwilligen tselue aen te neinen ende ten goeden eynde te brengen. Jtem die saken alsoe tot gehoer ende sceydinge komende, ende die dan tot eeren van onsen
gened. heer van Vtrecht ende sonder affbreken van sunte Mertijns goeden geboirlicken nyet gehan- delt en souden willen werden, wij alsdan een goet beraet daerop nemen, onsen gned. heer en zijnre ^nsiden staten aldair sulken geboirlicken antwoerde dair op te gheuen, dair zijn gnaden onser dan moegelicken jnne te vreden sellen hoeren te wesen. Jtem te gedencken omme te vermanen, dat die van Campen alhier tot Bunscoten genomen
hebben vijff visch scepe, om des willen zij seggen willen, die van Vtrecht ende voert die Gel- ressche dair doir gespijst souden werden etc., twelck den staten alhier zeer vervreemt; bcgheerende sulcx afgedaen, wedergekeert ende verhuet te werden etc. Deel, D. 352, 353.
CCGCLXXXVI.
De his&chop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter dier take.
■
Van Gots gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboren marggreue van Baden*
Eerbare, lieue Yriende. Uwe schrijuen ons nv gedaen op die gebrecken, wesende tusschen
den hertoch van Gelre ende ons midt onser landtschappen aen dese zijde der IJssulen, als op dat mennichfoldich veruolgen tot voelen tijden tot wederstant van dien, bij ons, onser riddersschap ende steden aen dese zijde der IJssulen, muntelicke ende oick schrijfftelicke aen v gedaen, ende mede op die vermaninge doer den decken van sainct Seuerijn tot Coelen etc., ende heren Frederick die Konijnck, canonicke vnser kercken then Dom tUtrecht, laiste alse gedeputieerde van v alhier bij vns wesende, alse omme te sluyten ende ons antwoert te geuen van sulcke behulp ende bij- stant, gij in desen bandell bij ons doen ende opsetten solden willen, dwelcke alsoe bij v gehoert, hebben gij dese dingen mennichfoldichlicken ouerwegen, ende souden noch geerne wege ende ma- niere vijnden, daer mede gij ende andere onse vndersaten vuyt voirder roiff, brant ende verderff'e- nisse blijuen mochten, ende hebben daeromme aenden heren van Lyessuelt etc. doen schrijuen, lude uwer jnnegelachter schrijff'ten, die op een bestandt loepen, ende hadde v weder daer op ter anU |
|||||||
BISSCHOP VAN UTRECHT (1510), 335
woert gedaen, oick na hide der copien van zijnen schrijflften hier jnne gelacht, daer op ghij die
uwe te houe geschickt hebben etc., woe dat uwe schrijff ten breder vermoegen, hebben wij gelesen, waill verstaen. Ende verfrempt ons sulcke uwes veruolgens, want wij ende onse lande des nye aen v gesonnen hebben, ende ons ende onse lande nyet lijdelick will wesen in enigen bestande the geuen, soe lange die herloch voers. enige onser vlecken jnne heefft, ende onsen armen vndersaten van hoeren geledenen scaden hem soe ongeboirlicken toegevoecht, restitutie gedaen sail werden. Ende want wij dan ende onse landtschappen voers. mennichfoldichlicken omme hulp ende bijstandt aen v doen versuecken hebben , ende des noch sonder toeuerlatige antwoert sijn , doen wij daer- omme noch tegenwoerdich aen v schrijuen, guetelicke begerende, nyet te mijn raidt gansen ernst versoeckende, gij noch dese saicken ten Iiertten nemen ende ouerleggen die moetwillicheyt bij den voers. hertoch voirgenomen, ende oick igene v in nwen noeden tegens die CleefFsche van ons ende onser landtschappen aen dese zijde der IJssulen tot voerstant van v geschiet js, die des ommers nyet to schaffen Ladden, ghij noch als vndersaten ende medegeleden onses Gestichts nae onsen voerschrijfl'ten tegens den voers. hertoch vns ende onser landtschappen voers. hulp ende bij- standt doen willen. Ende wes wij ons ende onse landtschappen voers. des soe tot v versien ende verlaten sullen ende gij bij ons doen off'te laten willen, begeren wij daer van bij bringer van desen uwe entelicke toeuerlatige beschreuen antwoert, sonder voerder capittele daer op le holden, offte andere ommewege te suecken, omme vns daer nae te moegen weten the richten. Onse Here Got zij midt v. Gegeuen jn onse stadt Deuenter, opten XIIIJen dach in Aprill, anno XVc decimo. Get, stroijaes.
Opschrift: Den eerbaercn onsen lieuen vrienden , prelaten, deckenen ende capiltulen
onser vijff gotshuseren, riddersschap onses Jants, borgermeesteren, scepe- nen eude raidt vnser sladt van Vtrecut, die drye staten. Deel, D. 359. CCCGLXXXVII.
Gedeputeerden der staten van Ooerijssel aan de 3 staten van Utrecht, ter dier zake.
Weerdige, edele, walgebaeren, eirbere ende eirsame, wijse heren, bijsondere guede vrunde.
Soe als vwe liefden an den hoechweerdigen, hoechgebaeren fursten, onsen gnedigen, lieuen heren van Vtrecht, vanden gebreken, wesende tuschen sijnen gnaden ende sijnre gnaden lantscappe alhijr ende den hoechgeboeren fursten hertogen van Gelre, hebt scrijuen doen, onder anderen, dat vwe liefden gerne weghe ende manieren vinden solden , waer bij dat vorder roeff, brant ende verderfl- nisse bleue verhoet, ende hebben dair omme anden heren van Lijsfelt schrijuen doen, die vwen liefden weder geantwort heft, na lude twyer copien jnden breue mede besloten, ende dat vwe liefden daer op to houe hebben gesant, hebben wij van onsen gnedigen lieuen heren vorder ver- staen. Ende vervrempt ons nyet weynich sulx veruolchs van vwen liefden, anmerckende dat onse gnedige lieue heer noch wij des an vwe liefden nyet gesonnen hebben noch begheert, Ende want dan jn ghenen weghen draechlick noch lijdelick wil sijn, ennich bestant an te nemen, so lange als die hertogen ennige vlecken jnne heft van desen landen, ende oeck soe lange als die schade desen lande ende den schemelen lueden ende ondersaten togeuoecht, die soe yamerlicken onver- waernt ende onuerschult ouervallen, doetgeslagen, beroeft ende verbrant sijnt, nyet gerestitueert en is; begeren wij noch mit eernst andachtlick , dat vwe liefden als mede geleden des Gestichts |
||||
336 FREDERIK. YAW B\D«iN, (1510).
eilde als ondersaten eens fursten ende heren ende liefhebbers sanct Martens, den onverwaernden,
yamerlieken ouerval ende moetwillen wal betrachten, ende ons noch na onsen voerschriften behulp doen ende bijstant tot desen saken, om alsulx gestraft te weerden na behoeren, als vwe liefden schuldich sijnt, ende wij tot anderen tijden gerne gedaen hebben, ende vorder noch gerne solden doen. Ende wes wij ons ende dese lantschappen des soe tot v versien ende verlaten sullen, ende ghij bij ons doen ofte laten willen, begeren wij daer van bij brenger van desen vwe entlicke toeuerlatige beschreuen antwort, sonder vorder capittele daer op te holden ofte andere ommeweghe te soecken, omme ons dair na te richten jnden besten. Onse Heer Got wil vwe samenden liefden gesont bewaren. Gescreuen onder tsecreet der stadt Deuenter, des wij hijr to sament gebrueken, des sonnendage Misericordia Domini, anno etc. decimo. Gedepuleerde vrende vander ghemeen ritterschap ende steden
der lande van Auerijssel, bijnnen Deuenter vergadert, bur- germeisleren, scepenen ende raet daer seluest. Opschrift: Den weerdigen , edelen, walgebaeren , eirberen ende eirsaraen, wijsen heren,
prelalen, dekcn ende capitlelen der vijf gaetzhusen , ghemenen ritterschap, steden ende staten des Neder SlichU, burgermeisteren , scepenen ende raede der sladt van Vlrecht, samentlicken ende elck jn sonderheyt, onsen bijsonders gueden Trunden. Deel, D. 361. CCCCLXXXVIII.
Bernard, markgraaf van Baden, aan de 3 staten van Utrecht, over de Geldersche
klachten. (zie CCGCLXXXIV).
Bernart, van Goits gnaden xnarckgreue tho Baden. Vnse fruntlicke groite the vorens, werdige, hoichgelerte, edele, erbare ende frome, ersame, wijse ende voirsichlige, lieue neuen ende guede vrunde. Wij bebben guellick vntfangen vwe scbrijfften mijt ingelachter copyen sulcker clachten, als rede vnses oehemen, sberloigen van Gelren, beuel bebbende bijnnen Wagenijngen , an v gedaen hebben van drijgerley ouergrepen. Voegen uwen liefi'dcn ende erbaerheyden als opt yerste the weten, dat wij voir deser tijt dair van gheyn ghewach gehoert, noich oick enige clachte derhaluen an vns gekomen sijndt. Sus want der voirs. rede schrijffte vermelden, dat enige borghere van Amersfordt den bandel gesien ende dair tho wegewijsonge gedaen hebben solden, moichten uwe lieiFden ende erbaerheyden an de van Amersfordt de gelegentheyt dair aft' doen vernemen. Als opt ander den bouman van Redinckhem berorende, js waer, dat vns dair van de stadt Amersfordt aduertyert hadde, als dat enige knechte mijtten gefangen legen ommetrent hoere stat, sus sante wij ter stont etzlicke rutheren van hier wth mijt beuele, jndien de knechte in dienste vnses heren ende Oehemen van Vtrijcht, Ouerijssel legen, ende paspoiten bij sick hedden, hoen alsdan den gefangen the nemen, ende veilich wederomme nae Redinchem the laten gaen, jndien sij oick also in dyenste nijcht en legen, noich paspoert en hedden, alsdan dairmede nae behoeren omme te gaen ende sij tho straiten. Ende also vnder wegen sijnde omme hoer beuel the vollenbrengen, cregen sij tAmersfordt wair- afftige tijdinge, dat hemluyden twerck voirgedaen ende de knechte bij enigen vander Nyerkercken doirsteken weren. Ende dat derde, dat enige knechte bij Engelen in Brabant sdeels laken, borgheren van Nijmegen tobehoerende, genamen ende tho Wijck gebracht hebben solden, en is vns in waerheyt daeraff nijcht kentlicken noich oick voirgekomen; hebben dairomme nv op sulcke |
||||
BISSGHOP WAV UTRECHT, (1510). 337
|
|||||||||||
schrijffte hier tho Wijck neerstelicke jnquisicie geschien laten, mer sulx jn cleyn notch in groit
nijcht kunnen wthgaen noich bevijnden; oick so en vermelden die voirs. rede schrijffte nijcht, wat knechte dat sulcke voirs. stucken gedaen hebben; wuste wij enigen ruther ader knecht an deser sijden in enigen vnses beren ende oehemen vlecken offte costen liggende, de der ennich gedaen hedde, solden wij denseluen vngetwijuelt tot restitutie vermogen ende dair tho vngestraiff't nijcht laten, want wij hemluyden, sonder ineer ader voirder beuel thebben, sulx vngern gestaden, mer dese lande nae vnsen vermogen gherne in ruste ende vrede halden solden. tMach wail sijn, dat sulx offte dergelicken vellicht geschuyt bij enigen knechten op hoer seluest euentuyr, van nyemantz dienst offte zolt hebbende in decsel van anderen; wuste wij oick dergelicken geschieden van knechten Ouerijssel, in dienste vnses heren ende oehemen liggende, wolden wij desgelix sijnre lieffden sulx tkennen gheuen, omme sulx verhoet the blijuen. Got'Almechtich moet v lieffden ende erbaerheyden lange, vrolick ende gesunt bewaren. Gegeuen den XVIJea dach in Aprilj , anno etc. decimo. Op$chrift; Den werdigen , hoichgelcrlen , edelen, crbaren ende vromen , ersamen ,
wijsen ende voirsichtigen vnsen Iicucn neuen ende gueden vrienden, prelaten, deken ende capitlelen, ridderschap ende stadt van Vtrijcht, |
|||||||||||
als drie staten sNeder Stijchls.
|
Deel, D. 360.
|
||||||||||
CGGCLXXXIX.
De 3 staten van Utrecht aan den bisschop van Utrecht, over deGeldersche geschillen.
Eerwerdigen vader jn Gode, hoichgeboeren, vermoegenden furst, gen. lieue heer. Vwergena-
den schriften aen ons nv gedaen, ruerende die schickinge tot Gampen ofte tot anderre gelegen plecke van ons begeert etc., mit vermelden, dat uwe gen. mitten yersten ons enen dach toe scrijuen doende werden mit gheleyde etc., doch dat wij onse eyntlike antwoert ende meyninge na uwer gen. ende der seluer uwer gen. lantschappen aldair voirschrijften jn desen capittell, op hud en verscreuen ende nv gehouden , nyet vertrecken souden, dan uwer gen. sulker eyntlike toe- verlatige antwoert te doen scrijuen willen etc., mit wijder jnhalt hebben wij oitmoedelick ontfangen ende well verstaen. Gen, lieff heer, soedan die steden ende riiterscap van buten Vtrecht niet te capittell quant (1), hebben wij nochtant dese sake hertelijken ende rijpelijken, als die gelegent- heyt deshaluen well eysschet, ouerwogen, ende souden ons gherne, als wij tot noch gedaen hebben, bewijsen als guede suite Merlijns ende uwer gen. ondersaten; kunnen uwe gen. well ongetwijfelt aenmercken, daltet (2) na gelegentheyt sulx ouer wech te scrijuen niet geraden is, soe gelegent- heyt ende geboirlicheyt deser dingen noitelicken communicatie eysschet montlijken te geschien, om die herten ende goede rneynongen van beyden sijden te openen, mit gelech der middelen, maniren ende wegen, als jn dess ijmmers van groten node is, mit woerden ende weder woerden te verspreken (3); sellen wij dairomme uwer gen. scriften oitmoedelike verbeyden van verscrijuinge |
|||||||||||
(1) Deze zinsnede kwain in plaats van de navolgende op den kant geschrevene en doorgehaalde woorden: So
dan die van Amersfoirt, Renen ende Wijck niet te capiltel en connen schicken noch scriuen, ende alleen Ernst van Usendoren vander ritterscap buten Vtrecht wesende > bij onss ritterscapy bijnnen Vtrecht wcsende, verscheen. (2) Om veel grote merckelike saken ende reden. Deze woorden waren doorgehaald.
(3) Uwe gen. kunnen well ouerlegen, wess perijkelt sulkes schrijuens onverdacht opcomen soude moegen, daer Hj dese
handell aldair seer weynich gevordert were, mer wij atsoe onverwairt in roeff ende brant ende ganser verderflicheyt ten sloten gesien souden wesen te comen. Deze zinsnede was insgeiijks doorgehaald. I. 43
|
|||||||||||
FREDERIK VAN BADEN, (1510)
|
|||||||
338
|
|||||||
den plecken ende dages xnijtten geleyde, die voirs. communicatie bij onsen deputierden vrunden
init uwer gen. rade te halden, willen wij onse vrunde sulcke onse goede meyninge ende voernemen mede geuen tot onderrichten van alien gelegenlheiden ende na geboirlicheyt, dat onser moegelijken een benuegen sellen inoegen bebben die selve uvve fforstelike gen., die God Almechtich bewaren ende gesparen will, lanck, welfarende, zalich ende gesont. Gescreuen lUtrecht, onder tsignet sdoemdekens, dat wij tsamentlijken bier jnne gebruycken, op manendach na Jubilate , XXIJa Aprilis, anno etc. decimo. Vwer f. gen. oitmoedige ende guetwillighe ,
Concept. Doemdeken, dekenen ende capittelen der -vijff goidshusen, ritterschap ende stadt, drie slaten uwer gen. Neder Stichlz
van Vtrecht.
Opschrift: Eerwerdigen vader jo Gode, hoichgebocren , vermoegenden forsten ende
heren, heren Frederick, geboeren niarckgreue van Baden, Tan Goits gnaden bisscop Utrecht, vnsen gen. lieuen heren ende fursten. Deel, 1>. 343. ccccxc.
Bernard, markgraaf van Baden, aan de 3 staten van Utrecht, (zie CGGCLXXXVIII).
Bernardt, van Goits gnaden marckgreue tho Baden.
Vnse fruntlicke groite the vorens, werdige, boicbgelerten, edele, eirbare ende vrommen, ersame, wijse ende voirsichtige. Wij bebben opt nye vntfangen uwer lieflfden ende werdicbeyden schrijffte, mijt ingelachter copijen der van Wageningen, berorende sdeels ouergrepen, dairop ghij vngetwijuelt vnse antwordt, de wij v wail indecbticb holden, ghenoich verstaen bebben ende op dese tijt gheyn andere gegeuen en kunnen> vermits wij gbeyn voirder vnderrichtunge des bandels bij Amersfordt geboert, ende oick sunderlinge der laken tho Wijck gebracht sijn solden, gecrigen noich ervaren en kunnen, wie wail dairop ernstlicke ende neerstlicke inquicitie geschiet is; oick so en werdt in der van Wageningen schrijfften nijcht genoempt der werdt, de ther Horst liggen ende dairmede ghewest sijn solde, moichten anders voirder dairop veruolgen laten. Oick wanneer sulx ofl'te dergelicken geboirden, mochten de van Wageningen tselue billix alhier an vns in tijden veruolgen, op dat de waerbeyt op vusscher daet wtgetreden woerde. Got Almechtich moet uwe lieffden ende werdicheyden lange gesunt bewaren. Gegeuen Duersteden, den XXVen dach in Aprilj, anno etc. decimo. Opschrtftt Den werdigen, boichgelerten, cdelcn, erbaren ende frommen, ersamen,
wijscn ende voirsichtigen, vnsen lieuen neuen ende gueden frunden, prelaten, dekenen ende capittelen der vijff goitshuysen, riddcrschap ende sladt van Vlrijcht, als drie staten. Deel, D. 362. ccccxcr.
De Had Amersfoort aan de 8 staten van Utrecht, ter dier zake,
Weerdige, edele, erbare, vroeme, wise, bisondere, lieue heren ende goede vrunde. Wij
bebben uwer liefden bryeff mit ingelachter copien der reden ende vrunden shertougen van
Gelre etc., to Wageningen beueel hebhende, ontfangen ende verstaen. Ende als dat Gijsgen
van Rijt, Aertgen Pijll mit den hoeren begeuen hebben, enige ondersaten van Veluwen omtrent
|
|||||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1510). 339
onier stadt geuangen etc., lude der copien, doen uwe liefden daer op teweten, dat sulcx een deels
alsoe geschiet is, mer dat si der gestant van onss solden hebben, oft binnen onser stadt onthalden oft woenaclitich oft lange iaeren woenachtich sijn geweesl, en sal men inder waerheit alsoe nyet bevijnden, ende Aertgen die alleen onse stadt geboeren is, heeft X of XIJ iaeren der krijch nae gevolcht, als openbair condich is; ende datmen mede scrijft dat ten seluen tiden deriich of veertich burgeren inder poirten stonden, dit aensiende, ende den seluen wegewisenge ter Eem deden, en sal men oic inder wairheit alsoe nyet bevijnden, dat dair enige burgeren als vourscr. inder poirten om des bandels wille waren, dan alleen om die poirte te bewaren gevvoentliker wise , ende deden oic dair oinme terstont veruolch, doe tonser kennisse quam, ter Erne, soe voel ons mogelick van doene was, ende oic scriftelick aen die mairscalck ende aen mijn g, beer, om die selue geuangen , gelijck die rede te Wageningen dat genoich scriftelick van ons verstaen hebbcn. Ende is ons hertelick leet, ende uwe liefden bedencken wel, hoe sulcx ende dier gelijcken wel te doene is bi ontiden ende anders, dat ons ende uwe liefden nyet wel te scutten en is. Ende als vanden geuangen, die te Redinchem gehaelt wert, hoe dair inne gehandelt is, om die geuangen te ontlasten ende te qwiten, heeft genoich gebleecken; hebben ons dair genoich ter geboirlicheit inne bewesen, ende van ander handel is ons oncondich, dair wij verbieden ons, soe voel men ons dair jnne bedragen mach , ter antwoirdt te staen voir mijn g. heer van Gelre etc., gelijck sine geneden ons sulcx tanderen toegestaen hebbcn, off wij bi slijncker informacie aen sijnder f. g. bidragen worden te verantwoirden, alsoe dat sine geneden dies moegelick ons benoegen hebben sullen* Willen oick onsse vterste vlite ende diligentie dair toe doen, soe voel ons moegelick van doene sal sijn, dat sulcx ende dier gelijcken handels vermeet bliuen, ernstlick ende vruntlick dair omme begerende , dese onse antwordt van onss int best nemende teser tijt uwe liefden, verschulden wij altijt weder omme in onsse vermogen aen uwe liefden, die Got in vrouden lang gesont be- waren moet. Gescreuen den XXVJen dach Aprilis, anno Domini etc. thiene. Die stadt Amersfoirdt.
Opschrift: Den weerdigen , edelen, vroemen, wijsen prelaten, heren, rilterschap,
deputaten der drier staten vud stadt van Vtrecht, onse besundercn lieuen heren ende gueden vrunden. Deel, B. 344. CCGGXCII.
Philips van Kleef aan de 3 staten van Utrecht, over zijne schuldvordering.
Lieue ende zeere wel gheminde heeren, jc ghebiede mij zeere mit goeder herten tot v. Jc houde v lieden jndachtich, hoe jc van wegen mijns liefs heeren ende neuen, mijn heer den her- toghe van Gleuen, op de stadt ende Sticht van Vtrecht bewesen bin om zekere somme van peuninghen, die mij deselue hertoghe tachter ende sculdich es, waer op van uwent wegen zeker beghinsel van betalinghe gedaen es, maer vander resten jc negheene besceyt gecrijgen en mach, wat veruolch dat jc dair jnne hij mijnen lieden gedoen kan, niet jegestaende dat de daghen vander betalinghen al ouerstreken zijn, dwelck mij zeere verwondert, Waeromme, lieue ende zeere wel gheminde heeren, jc v lieden vruntlijc bidde ende begheer, dat ghij mitsgaders dea anderen goeden heeren vanden drye staten wilt mij hier jnne gunstich wesen, ende dair af zoo doen als dat jnijn dienaer, die v nv veruolghende es , hier af mach gecrijghen corte expeditie, ende bijden seluen mij moghen gesonden worden mijnen penninghen. Ghij zult mij dair jnne 43**
|
||||
FREDERIK YAW BASKS (1510).
|
|||||||
340
|
|||||||
groote vrintscap doen , dewelke jc nimmermeer en zal vergheten om tot uwairts te bekennen 9
dat kenne God, die v, lieue ende zeere wel geminde, gesparen vville jn gesonde. Gescreuen te Edinghen, den XXVI Jlon jn Aprilj. Get* LE TOUT VRE., PHE DE CLE17I3S.
Opschrift: An mijne lieue ende zeere ghemiude heeren , mijn heeren den deken
ende capiltel vanden Dom, ende anderen heeren ende edelen mannen der Sticht van Vtrecht. Deel, A. 526. GGCGXCIIL
Philips van Kleef aan de 3 staten van Vtrecht, ter dier zake9
Eerbare, voirzienighe, lieue vrinden, wij ghebieden ons met goeder herten tuwarts. Ach- teruolghende igheene ghie lieden ons ontboden hebt bij onzen penninckmeester Gheerard Douze, brengber van desen, ons betalinghe te doen vander reste wij noch tafter zijnde aen v lieden vanden penningben ons geassigneert zijnde Tan onsen lieuen neue ende heere, den hertogbe van Cleue, wij yeghewordelijcke zenden onsen voirs. penninckmeestere, omme die vp te beffene ende ontfangben van onzen weghen 9 ende v dair af quytancie te gheuen ende quytsceldingbe te doen, gbelijc dat behoirt, v lieden vrindelic biddende, dat gbij ons zoudt willen onse costen, scaeden ende jnteresten mede betaelen, die wij ter causen van dien daeromme gbebadt ende gheleden hebben, alzoe wel jn dlangbe veruolgben als jn andere scaeden van penningben, die wij hebben moeten nemen tot costen, ouermids dat gbijlieden ons gheene daghen ghebouden en hebt. Ende bierjnne doende, alzoe wij ons gansselic tot v betrouwen, ende waert zake dat wij v lieden weder omme jn eenigher manieren mochten vrinscap doen, daer willen wij ons hertelic toe voeghen, dat kenne God, die v eerbaren, voirzienighe, lieue vrinden bewaren wille. Gescreuen jn onze stadt van Edinghen, den XXUen dach van Meye, anno XVe ende thien. Get* PHE DE CLEUES, AL tTyVE.
Opschrift: Onsen lieuen ende beminden, den domdecken ende andere vanden
drye staeten sNeder Stichs van Vtrecht Deel, A. 528.
GGCCXGIV.
Jan9 hurggraaf van Montfoort, aan de 3 staten van Utrecht, over de Geldersche
geschillen. Weirdige, eersame, eerbare, vrome , wijse , voirsienige, lieue beer, neuen ende goede vruende.
liwen brieff an mij gesonden, mencie makende, als dat jck mij seluen aldair bij v vuegen solde ten generaill capittell, omme mijt V te ouerleggen, wes nuts gedaen zall werden jnden zaicke, die mijn gen. beer van Vtrecht ouergescreuen heeft, beruerende den leenmannen des Neder Ge- stichts, mit meer vorder verhails jnden seluen uwen brieff' breder begrepen, hebbe jck guetlick onlfangen ende waill verstaen. Dairop, lieue beeren, neuen ende goede vruende, jck lait v guetlick weeten op correctie, dat mij die zaicke nyet zoe lastich en dunct te weesen, omme aldair te comen, want ghij sulcx waill doen zult buyten raide ende auijse van mij , aengemerct dat de voirs. zaicke begonnen js geweest buyten den drie staten des Neder Gestichts. Aldus omme noch vuyt alien verdriet ende oorloge te bliucn, moight ghij v seluen waill excuseren mitter zaicken voirg. ende oick alien dienst weygerende zijn dishaluen mijnen voirs, gen, heer. Weirdige, |
|||||||
BtSSCHOP VAN UTRECHT, (1510).
|
341
|
||||||
eersame, eerbare» vrome, wijse, voirsienige, lieue heeren, neuen ende goede vruende, onse Heer
God zij mijt v. Gegeuen tot Montfoirt, opten Ven dach jn Junio, anno etc. decirno. J. de Montfoird.
Opschrift: Weirdigen, eersamen, eirbaeren , vromen , wijseu ende voersienigen, prelaten, dekenen ende capittelen der vijf goishuysen, rilterscap, burgermeisteren ende raidt der stadt van Vtrecht, mynen lieuen heeren, neuen ende goeden vruenden. Deel, A. 530. CCCCXGV.
De 3 staten van Utrecht aan den hisschop van Utrecht, ter dier zake.
Eerweerdige vader jn Gode, hoecbgeboren, vermoegende furst, genedige lieue bere. Vwer
furstlicker genaden antwoirt op onsen scriften als vanden dienst der leenlude uvver genaden kercke van Vtrecbt etc., die wij onlanx oitmoedelick ontfangen bebben} hebben wij na gelegentheyt der saken buden jnden generail capittel dair op verscbreuen doen boeren ende guetelick verstaen. Soe dan, genedige lieue beer, uwer genaden voirvaderen, loffliker gedacbten, biscoppen tUtrecht, na vermoegen plichte ende hoige geloefte jn hoeren tijden waeren, buten raet ende express consent der prelaten ende ecclesie van Vtrecbt ende anders der staten deses Neder Sticbts jn gheen oirloch sicb bebben moegen begeuen, ende uwe f. gen. na geliker plichte ende gelofte ons jns- gelijken gehouden sijn, ende sulcke onlede Ouerijsell nv verresen, buten rait ende express consent voirs. tot open oirloch verlopen is, dat ons van goeder ganser herten leet js (*), kunnen uwe gen. bedencken ende ongetwijfell well bedacht bebben, woe billick die stilsate ons na sulcker geboirlicheyt geboert alhier toe te staen, dair van wij uwer f. gen. boichliken bedancken, ende begeren dair omme oick mede oitmoedelicken, uwe f. gen. sulcker goeder aendacht noch aen- merckende ende navolgende, na gelegentheyt van saken, reden ende anders voirs., mede na ver- moegen plichte ende hoge gelofte uwer g., jnsgelicken tvoernemen opter voirs. uwer gen. kercke leenluden aenstaen laten willen , dair bij anders wij jn desen Neder Sticht jn roeff ende brant, ende dese dingen tot groter ende voerder verloep besorgen souden moegen comen, twelck wij aldus jnden besten ouerlegen ende oitmoedelicken te kennen geuen uwer f. g., die wij hier toe ende tot ons alsoe alles goedes toebetrouwen, ende die God Almachtich bewaren ende gesparen will welfarende, salicb ende gesont. Gescreuen tUtrecht, onder tsignet sdoemdekens, twelck wij tsamentlick hier jnne gebruycken, opten XXJen dach jn Junio, anno X°. Uwer f. g. oitmoedige ende goetwillige ,
Concept Doemdeken, dekenen ende capittelen der vijff godshusen,
ritterscap ende stad van Vtrecht, als drie staten
sNeder Stichts. Deel, D. 363.
CGCCXGVI. De 3 staten van Utrecht aan den hisschop van Utrecht, ter dier zake,
Aen mijn heer van Vtrecht.
Eerwerdige vader jn Gode, hoichgeboeren, vermoegenden furst, gen. lieue heer. Alsoe,
God betert, die onleede Ouerijsell, dien wij besorgen dagelix vorder ende meer te verlopen tot >
(1) fladden wij die geschelen geme helpen opnemen ende noch souden ter gehoer te comen, dan is ons atlijt snl.c aff*
gestagen. Deze woorden waren aan den Kant geschreven , doch doorgehaald. |
|||||||
FREDEftlK VAK BADEff, (1510).
|
|||||||
342
|
|||||||
groten costen uwer gen. ende uwer gen. landen aldair, altehant jn zwaeren, lastigen oirloch ver-
comen is, dat ons van herten ganselick leet js; wair om sulx verloop te schuwen, wij gherne dese dingen van aenbeghin opgenomen hadden ende noch gherne doen souden, om die tot gehoer te brengcn ende te raoegen verliken, dair wij scriftelick ende bij deputatien menichfoldich veruolch , cost ende arbeyt om gedaen ende niet gespaert en bebben, om bij sulke voirnemen wegen ende middelen tot vrede gedragende dair jnne te vijnden, jn twelc wij niet alleen niet gehoert zijn , iner oick jn etzlicken deputacien onse gescicte vrunde antwoert van wantrouwen reporteert hebben. Want wij dan verstaen, dair well enige jn goeder meninge wesen souden, dese dingen optenemen , alsoe, gen. lieue beer, wij dan verhoren van veel volxs van wapenen, die comende soude wesen, om nocb voerder ende meerder lasten ende verloep te verhueden, begeren wij oitmoedelic, uwe f. g. ons noch enige guede voernemen, saken, middelen of wegen te openen gewerdigen willen, dair bij wij nocb dese dingen tot gehoer brengen sellen moegen. Bedochte oick uwe gen., wij bij ons selues sulx niet doen souden moegen , willen wij dan noch om sulx te vervolgen, aen heren, fbrsten, landen ende steden, den uwe gen. sulx betruwede, noch cost noch arbeyt sparen, sulx geschien mochte tot eren uwer f. gen. ende wederkeringe van sinte Mertens goeden; ende off dit noch all off geslagen worde, kunnen uwe gen. mercken, wij ons bij deser erbiedinge voir God Alniachlich ende sinte Meerten ende alle heeren ende forsten, ter eren genoich sellen veranlwoer- den ende volstaen moegen. Ende sullen oitmoedelick uwer f. gen. antwoert bier op verwachten, dair na wij ons jn alien besten hier jnne vuegen ende bewijsen willen tot eren uwe gen. ende welfaert der landen, der seluer uwer g., die onse Heer God Almachtich bewaren ende gesparen will, walfarende, selich ende gesont. Gescreuen tUtrecht, onder tsignet dess doemdekens etc., opten XXIIJen in Junio, anno X. Uwer f. g. oilmoidige ende goetwillige ,
Concept. Doemdeken, dekenen ende capittelen der vijff goidshusen, ritterscap ende stadt van Vtrecht, als drie staten uwer
g. Neder Stichtz. Dee!, D. 364.
CCCCXCVII.
Gedep. der staten van Overijssel en burg,, schep, en raad van Deventer, aan de
3 staten van Utrecht, ter dier zake. Weerdighe, edele ende walgebaeren, eirbere, eirsame ende wijse heren, bijsonders guede
vrunde. Wth scriften vwer weerdicheyden ende erberen liefden, den XXIIJtea jn Junio verledden an den boechweerdigen, hoechgebaeren fursten, onsen gnedigen lieuen heeren van Vtrecht ge- sant, verstaen wij , dat vwe liefden die gebrecke ende onlede alhijr geerne solden opnemen willen, om die tmogen brengen to gehoer, mit meer anders etc. Soe dan, gude vrunde, hadden wij ons etzont na gestalt mitten lantscappen alhijr so nyet vereien noch verhapet tot vwen liefden, sonder die seluen solden ons tot desen handell ende waluaert des ghemenen besten troest, behulp ende bijstant gedaen hebben, als vwe liefden wth onsen voirscriflen, die wij niet hoiden van noeden to verhalen, genoechsam hebben verstaen, so dat die grote ongnade ende die ongeboirlicke voer- neminge ende moetwillicheyt, bij den hertogen van Gelre ende den sijnen buten ennige redelicke oersake onuerwaernts den schemelen wijehteren an dese zijde der IJsulen mit auervallinge van name, roue, brande, doetslage ende anders togevoecht, die. doch meestendeell ten gronde verbrant ende Yerdoruen sijnt, twelch noch dagelix bij den seluen gescheet , hadde mogen weerden gestraft |
|||||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1510). 343
|
|||||
ende gestuert. Ende want wij des daer van thent noch gheen entlicke antworde erlangt hebben,
dat ons na plicbt ende bewantenisse, dair ghij sanct Marten ende den Gestiehte jnne to gedaen sijn, so te behoeren nyet en dunekt, doen wij dair orame tegenwoirdich nocb an vwe liefden schrijuen, mit andachl begerende , nyet to mijn ernstlick versoeckende, dat vwe liefden die sake beth nemen ter herten dan sus gedaen is, die rijplicke auerleggen ende, als ondersatcn ende mede- gelede des Gestichtz, na onsen voerscriften den armen ondersaten, die dus yauierlicken verdoruen, verlopen, verbijstert ende tot ewijger verderfnisse gekomen sijnt, helpen voerstaen ende beschermen na behoer, so dat na alien reden ende billicheyt ommers nyet anders en behoert; ende anmercken noch, wes dat wij ende dese lantscappe alliijr jn lasten ende noeden der lantscappen aldaer hijr beuorens geerne hebben gedaen, ende willen tanderen tijden meer to geschene. Ende wes wij ons des so tot vwen liefden entlick versien sullen mogen, begeren wij daer van tegenwoirdich bij desen onsen baden een onbedeckte, claerlicke bescreuen antwort, sonder vorder capitele dair op tholden, angesien jn deser zaken lange genoich ende voele capitule geholden sijn, om sich dair na tmogen hebben jnden besten. Got Alniechtich will vwe liefden gesont bewaren. Gescreuen onder tsecreet segell der stadt Deuenter, des wij hijr to sament gebruecken , den Xen dach jn Julio, anno etc. decimo. Gedeputeerde vrunde vander ghemene ritterschap ende steden der
lande van Auerijssell, bijnnen Deuenter versamelt, burgermeisteren, scepenen ende raedt daer seluest. Opschrift: Deo weerdigen, edelen, walgebaren, eirberen ende eirsamen, vijsen heren,
prelaten, deken ende capiltelen der vijf gadetzhusen, ghemene ritterschap, steden ende staten des Neder Stichti, burgermeisteren , scepenen ende raet der stadl Vtrecht, samentlick ende elck ju sonderheyt, onsen bijsonders gueden vrundeu. Dccl, B. 345. CCCCXCVIIL
De hisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter dier zake.
Van Goits genaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboren marggreue van Baden.
Eerbaire lieue vriende. V schrijuen ons gedaen vanden date den XXIIJcn Junij lestleden, beruerende, alzoe die onlede alhier voerder ende meer verlopen, die gij besorgen tot groten ende zwaren costen gedragende noch geerne opnemen wouden, omrae die tot gehoer te brengen, woe dat uwe schrijfften breder ende int lange vermoegen, hebben wij guetelicke ontfangen, waill ver- staen, ende voegen v daer op te weten: woe dat wij nyet tegenstaende onse ende onse landtr schappen aen dese zijde der IJssulen menichfoldige veruolgen schrijfl'telicke ende anders aen v omrae hulp, troist ende bijstant tegens des hertogen van Gelre ongebuerlicke voernemen ende moitwillicheit gedaen, noch gene antwoert en vernemen, dat wij ons soe tot v nyet versien en hadden, Ende want dan noch die voirs. hertoch nyet stille en staet, dan in zijne moetwillicheit, soe langer soe meer Yerhart, ende nae sijn vermoegen voertvaert, onse arrae vnderzaten verbernende ende jnden gront verderuende , ende oick onse landtschappen voers. v in uwen noeden, alse inder Cleeffscher veheden, der sij ommers nyet tschaffen hadden, merckelicke bijgestaen hebben midt loesendinge van gelde ende anders, alsoe dat genoech landtkundich ende openbaer js, doen wij noch tegenwoerdich aen v schrijuen, guetelicken begerende, nyet the mijn ernstelicken versueckende, ghij noch als inede geledere onses Gestichts, die dingen ter hertten nemen 3 onse ende onser |
|||||
'
|
|||||
344 FRBDEBIK VAN BA.DEW, (1510).
landtschappen mennichfoldige veruolgen aen v gedaen, ouerleggen ende ons bij onsen boden on-
bedeckt ende claerlicke schrijuen willen, soe voele capittelen daer op geholden ende lange beraets genoech gehadt hebben, wcs wij ende onse landtschappen ons tot v entelicke versien sullen moe- gen, ons jnden besten daer nae te hebben, Onse Heer Got zij midt v. Gegeuen in onse stadt \an Deuenter, opten XJen dach van Julio, anno etc. decimo. Get. stroijaes.
Opschrift: Den eerbaren onsen lieuen vrienden, doemdeken, deckenen ende capittulen onser vijff godtshusen, ridderscap onses IVeder Stichls, borgermeesteren , scepenen ende raedt vnser stadt van Vtrecht, die drie staten. Deel, D. 365. CGCCXCIX.
De 3 staten van Vtrecht aan den hisschop van Utrecht, ter dier zake.
Eerwerdige vader jn Goede, hoichgeboren vermoegenden furst, gen. lieue heer. Uwer
fursllike genaden scriften van date den XJen in Julio op onsen voerscriften vanden date den XXIIJen jn Junio nv aen ons gedaen, hebben wij oitmoedelick ontfangen ende wel verstaen. Soe dan, Qen. lieue heer, dese uwer gen. scriften niet antwoertlick luden ther meninge van onsen -voerscriften voirs., ende uwe f. genaden genoichsam scriftelick ende jn deputacien oick alrelaest te Campen, daer uwer g. rade waren, onse goede meninge verstaen hebben, om dese geschelen ende verlopen aldair Ouerijsell te helpen vuegen ende brengen tot gehoer , ende om die te ver- lijken, daer wij vele menichfoldige costen ende arbeyt om gedaen hebben ende noch altijt jn meninge zijn te bearbeyden, ende cost ende arbeit niet te sparen; soe wij dan in voertijden lot wederstandich handell jn geliken dingen wel bereyt ende niet verhoert waren , ende beducht zijn dese dingen dair noch vorder verlopen mochten, om sulx te verhueden, begeren wij noch oit- moedelick, dat uwe f. g. ons noch op die voirs. onse voerscriften vanden dale van XXIIJen in Junio voers. uwer f. g. guede guetlicke antwoert ende meninge mit openinge van enige goede middelen off wegen, scriftelick oft mondelick, bij enigen uwer g. raitsvrunden oft anderen ver- wittigen willen, op dat wij sulcke onse goede voernemen veruolgen ende voltrecken moegen, dair toe wij mit goeder ganser herten ende meninge geneygen zijn ende altijt wesen willen, twelck wij aldus voer onse goede guetlicke meninge ende antwoert jnden besten te kennen geuen uwe f. g., die God Almachtich gesparen ende bewaren will, lanck, welfarende, zelich ende gesont. Gescreuen tUtrecht, onder tsignet sdoemdekens, twelck wij tsementlick hier jnne gebruycken, opten XXen dach July , anno etc. decimo. Vwer f. g. oitinoedige ende guetwillige,
Concept. Doemdeken, dekenen ende capittelen der vijft* goidshuysen, ritterscap ende stadt, als drie staten uwer genaden Neder
Gestichts van Vtrecht. Deel, D. 366.
D.
Be stad Amersfoort verklaart aan de 3 staten van Utrecht, zick volkomen aan den
landhrief te willen honden. Weerdige, hoichleerde, edelei vroeme, eirsame, wijse, besundere lieue heren ende guede vrunden. Uwer liefden bryeff mit ingelachter copie des antwoirdts des merckgreefs, vermanende |
|||||
EtSSCHOP VAN UTRECHT, (1510). 345
|
||||||
aen ons oft wij biden lantbryeff bliuen ende onderbouden willen, hebben wij guellick ontfangen
ende verstaen. Hebben dan verstaen van onsse vrunden, dat inden laitsten capittel ouercoinen wert
biden staten, welc si aennamen bi ons te brengen , datmen doen scriuen solde aen die marckgreue van
die belastinge van die lantluyden van die scattinge, oirsakelick vant bolwercken ende grauen te
Renen, oick mede van die vangenisse Jan Goerts te lantrecht te willen laten verburgen, gelijck
breder inden capittel geopent wert; verstaen dan nyet vut der antwoirdt, dat die mercgreue Yan
die beswaringe der lantluyden scriftelic geaduerteert is, mer hoe dat si of nyet, is ons oncondich;
ende als van die vancknisse Jan Goerts, lude des marcgreuen antwoirdt, soe verre die warach-
telick bevonden wert, hebben nocb nyet verstaen , op correctie, die cracht ende gewoentlicke ge-
bruyck des lantbryeff dat stuck te cort geschiet; dan wij sijn des gansselicx beuoelens ende me-
nincx biden lantbryeff te bliuen, gelijck wij dick tot versceyen tiden scriftclick ende oic wel mont-
lick voirden staten te kennen gegeuen hebben, vruntlick ende dienstelick begerende dese onsse
antwoirdt int best teser tijt nemende, versculden wij altijt guelwillich aen uwe liefden, die Got
in vrouden langliuicb bewaren moet. Gescreuen den IIIJen dach jn Septembrj, anno Domini etc.
decimo.
Die stadt Atnersfoerdt.
Opschrift: Weerdigen, hoichleerden, edelen, vroeraen, eirsamen ende voursiennigen prelaten
ende capiltelen , rilteren ende knapen , burgermeisteren , scepenen ende raidt der stadt van Vtrecht, onse bisuuder lieucn heren ende guede vrunden. Deel, A. 534. DL
Burgem., sehep, en raden der steden Deventer , Kampen en Zwol} over de Geldersche
geschillen, Wcerdige, edele ende walgebaeren, eirbere, eirsame ende wijse, lieue heren, bijsonders guede vrunden. Wij holden vwen liefden genoech jnnedechtich, woe niennichfoldichlicke wij an v doen scbrijuen ende oeck vwen geschickten hijr gesant voer doen gheuen hebben die onbehoirlicke totaste, auergrepe, mit roue, brant, auervallinge van steden ende slotten, dingtale, doetslage ende anders, bij den hertogen van Gelre an ons ende die lantscappen an dese zijde der IJsulen gekeert ende loegeuoecht, met andachtlicker begerten ende ernstlicker versoeckinge vwe liefden, als mede- geleden des Gestichts, die dingen ten herten nemen, ende ons ende dese lantschappe vurs. tsant Mertens palen wolden helpen beschermen ende voerstaen , allet luede onser voirschrijften, dair van wij ihent noch van vwen liefden sonder ennige troestlicke toeuerlatige antwort verbleuen sijn. Ende want dan, gelijck als vwe liefden wetten, bauen hoechlicke verbedinge ons g. h* ende onsen die gebrecken men ons opleggen mochte, wij an fursten, heren ende steden tekijren, oeuerbadich gewest sijn , ons ende dese lantschappe vurs. dese vehede moetwillichlicke ende ongeboerlicke toegeuoecht ende opgedrongen worden is, ende soe dese stede ende slote jngenamen ende allet gchandelt ais vurs. is, om dan den weder te staen ende tsanct Martens palen weder tot desen Gestichte te brengen, gelijck wij met onsen g. h. ende deser lantscappen bij die hulpe van Got nu gedaen hebben, en is sulx sonder groten mercklicken zware costen nyet gescheet, die wij ende dese alinge lantscappen wal tsamentlick behoeren wth tdragen, ende deser lantscappen sonder behulp van anderen allene te draghen to swaer vallen solde, daer to vwe liefden, als medegeleden ende guede sanct Martens ende des Gestichts lude, behulp ende bijstant behoeren tdoene, gelijck als vwen liefden jn voer- tijden jnder Cleefscher veden, die wij en dese lantscappe omtners nyet to schaffen en hadden, mit toesendinge van gelde ende anders jn openbaer vede mit v getreien sijnt, als genoech iant- l, 44 |
||||||
'
|
||||||
FREDERIK VA.PC BADEN, (1510).
|
|||||||
346
|
|||||||
kundicli ende apenbaer is; doen wij noch tegcnwoerdich an v schrijuen, guetlicke begerende, nyet
te mija versucckende, dat vwe liefden noch, als medegeleden des Gestichls, die dinghen ter herten nemen, onse ende deser lantscappe mennichfoldige veruolgen an v gedaen ende oeck die grote lasten, wij ende dese lantscappe thantz jnne gekomen sijn, ouerleggen, ende dair na ons onbedeckt ende claerlicke bij desen onsen baden ter stont ende sonder vertoch toe doen schrijuen, wes hulp, troest ende bijstant wij ende dese lantscappe des tot v versien sullen, ende jnden des nyet en geschede, salmen villich omrne redene voors. andere weghen ende manyeren, die costen gelijck te vijnden, voernemen, dat wij v soe jnden besten tkennen gheuen. Godt Almechtich will vwe lieffden gesont bewaeren. Gescreuen opten dach Remigij, anno etc. decimo, onder tsecreet segell der stadt Deuenter, des wij hijr to samen gebruecken. Burgermeisteren, scepenen ende rade der stede Deuenter, Campen ende Swolle.
Opschrift: Den weerdigen, edclen , walgebaereu, eirberen ende eirsamen, wij sen heren,
prelalen, deken ende capitlelen der vijff gadeshuesen, ghemene rillerschap, steden ende staten des Neder Stichtz, burgermeisteren, scepenen ende raedt der stadt Vtricht, samentlicken ende elck. jn sonderheyt onsen bijsonders gueden vrunden Deel, D. 367. Van gelijken inhoud it de brief door de ridderschap van het Over Sticht aan de .3 staten
van Utrecht geschreven; opten dach Remigij, anno etc. decimo, onder tsiegell Johans van Bucborst, des wij samende ritterschap hijr toe gebrueken. Deel, D. 368.
Dir.
De drie staten van Utrecht aan den hisschop van Utrecht, ter dier zake.
Erwerdige vader jn Gode, hoichgeboren, vermogenden forst, gened. lieff beer. Huden in
onsen capittel general hebben wij oitmoedeliken gehort ende ripeliken ouerwegen uwer g. fcchrhTten vanden date prime October lestleden mijt sampt scrijfl'ten der ritterscap ende drie steden van Ouerijsell alleens ludende, mede uwer g. antwort eergisteren op onsen neesten scrilften , dair jnne wij declaratie begheert hadden etc. Soe dan, genedige lieff' heer, wij van aenbeghijn deses verloops, Ouerijssel menichfoldich arbeit, veruolch ende cost gedaen hebben dese geschelen tonder- \angen , als uwe g. sulk onses scriuens den van Ouerijsell eertijts mij voir touerreysen uwer ge- naden mijt onsen scrijften aen doen scriuen deden, die uwer genaden antwoirden scrifftelick van- den date IXen Febr. lestleden, hem na den gestalt in geenre maniren geraden dochte, uwe g. dese dingen liet bij ons onderfangen, dan dat uwe g. bij hem deden als zij hem verboden etc., daer na die dingen noch vorder verloepen zijn. Jtem mede antwoirden zij ons vridage na Purifi- cations daer te voren op onsen scriften, zij niet mochten na onsen schriften sus vorder jnt vrunt- lick bier jnne handelen, dan van meningen weren sulx gewalt te stueren. Jtem oeck hem luden vervreemt heeft, luden huer scriften van date sondaechs na Natiuitatus Domini lestleden, wij doe noch veruolch deden, dese dingen tonderfangen, ende hem niet lidelick was, enich bestant aen te nemen, soe lange die hertoch enige vlecken jnne hadde etc. Ende soe uwe g. altijt heeft laten luden, wel te mogen liden, men wes goeder dede, dan uwe g. wilden buten die vors. van Ouerijsel hierjnne niet doen. Soe dan, gen. lieff heer, bij deser onser declaratie ende behulp na uwer g. begeerte, uwe genade niet alleen weinich gevordert, mer die vijanden gesterct wesende , xouclen bouen alien (wesen tot) verderffnissen uwer g. ondersaten alhier, soe wij die Gelressche wenich |
|||||||
SlSSCnOV VAU UTRECHT (1510), 347
|
|||||
crencken soude mogen van deser zijden, ende die van Ouerijsell dat principael lit niet en zijn,
dair bij uwe g. behort in lantsaken alleen te raden, doen ende laten uwe g. nv aen ons scriuen buten die van Ouerijsell geen vorder declaratie kunnen maken, alleens off dese staten onder hem stonden, ende wij mijt hem ende niet zij mijt ons belioirden te raemen, begeren wij oitmoedeliken, uwe genade oucrwegen willen uwer genaden hoichgeloiffte ons gedaen ende den lantbrieff, wes uwe g. pliehtich is ende mijt ons sculdich is te doen, off anders begerende antwort na den voirscrifflen etc., kunnen wij dair bij verstaen, soe die ritterscap ende steden Ouerijsell ons ge~ licken scriuen, dat uwe g, sulx verbont mijt hem buten ons hedden, dat zij ons souden aen deser zijden inden orloch willen bedwingen, offt ons selffs ende uwer gen. ondersaten alhier ouervallen , twelck wij ganseliken verhopen ende wel ongetwijfelt kunnen bedencken van uwer f. g. meninge niet en is, alst immers wel behort, soe uwe g. onse heer ende forste ende vorstander is, ende plichts halue ons sculdich is te bescermen , alss uwe f. g. oick dus lange gedaen ende ons buten den orloich behouden hebben , wair van wij uwen f. g. hoichliken dancken, begerende oitmoedeliken uwe f. g. ons dess alsoe voirt doen verhueden, wij willen noch altijt ons onledich maken, cost ende arbeit nyet sparende, dese dingen op te nemen; wil uwe g. des lidelic wesen, soe uwe g. nv uwer g. vlecken.....weder in handen hebben , ende sulx vervolgen aen heeren, forsten,
landen, luden ende steden, daer uwe g. dess behagelixst wesen plachte, ende dese dingen alsoe
inden besten onderfangen offt opgenomen wesende, ons bewijsen als goede ondersaten, dat uwe f. g. ons dan mogelicken dess een benuegen sullen mogen hebben. Ende hier van begeren wij oitmoedelike uwer f. g. goede meninge ende antwort, daer na wij tot alien besten tot rust ende vrede raden ende ons vuegen mogen. God Almechtich etc., onder tsignet dess domdekens, opten XIIIJen dach in Octobris, anno X°. Concept* Prelaten ende capiltelen der vijff godshusen, ridderscap, stadt van Vtrecht
ende steden Amersfort ende Wijck, drie staten sNeder Stichs,
Episcopo Trajectensi. Deel, B. 346, 347. DHL
De hisschop van Utrecht aan de 3 staten van Utrecht, ter dier zake.
Van Goitz gnaden Frederick, bisschop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbare, lieue vrunde. Alsoe gij vns na desen laitsten gehalden capittell op sulcke schrijften
wij ende vnse lantscappen van Oeuerijssell aen v gedaen hebben, voele articulen doen schrijuen, onder anderen vnse antwoert daer op begerende, woe dat uwe scrijften breder vermoegen, hebben wij gelesen, waell verstaen. Ende want wij dan alle tijt twaeluaren van vnsen lande geerne gesien hebben ende noch van herthen geerne sien souden, begeren wij aen v guetlicke, dat gij mit vnsen neuen van Montfoerdt, den wij hyer bij doen scrijuen, enige van v, die dat waeluaren van vnsen lande oick geerne sien souden, alhyer bij vns tegens inorgen donredach voer middage schicken ende hebben willen, omme daer op tot waeluaren van vnsen lande onderlinghe communicatie te hebben. Onse Heer Got zij mit v. Gegeuen vp vnsen slote tot Duersteden, opten XVJen dach in Octobrj, anno etc. Xmo. Get. STKOIJAE8.
Oick willen wij v merghen thoe Vechten vnse rutheren onder oighen schicken. Datum xts.
Opschrift: Den eerbaren vnsen lieuen vrunden, prelaten ende capittelen onser vijff
goilshusen , ritterschap, burgermeysleren, scepenen ende raidt niser stadt ran Vtrecht, die drie statlien. Deel, D. 369, 370.
44*
|
|||||
348 FREDERIK VA5 BADEX , (1510).
|
|||||
D1V.
De hisschop van Utrecht zendt aan de 3 staten van Utrecht het verzochte geleide
voor hunne gedeputeerden. Van Goits gnaden Frederick, bisscop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden.
Eerbare, lieue vriende. V" scrijuen ons nv gedaen, beroerende onder anderen, woe gij be- geren, wij v voir uwen gedeputierden, gij bij ons schickende werden, mit geleide doen besorgen vvillen etc. Ende want dan sulx van genen noeden geweest en were, schicken wij v nocbtans onse geleide hyer bij , als gij siende werden, ende willen v oick tegens morgen toe acbte vren onse rutheren tot Vechten onder ogen schicken; dat wij v soe jnden besten tkennen geuen. Got zij mit v. Gegeuen vp onsen slote tot Duerstede, vpten XVIJen dach jn Octobrj, anno etc. decimo. Get. stroijaes.
Opschrift; Den erbaren vnsen lieuen vrienden, prelaten vnser vyff goitshusen, ritlerschap thants bijnnen Vtrecht, ende borgermeisleren, scepenen ende rait ?nser stat van Vlrechl, vnse drie stalen. Deel, D. 371. Deze geleidehrief is van dezen inhoud;
DV.
Wij Frederick, van Goits gnaden bisscop tUlrecht, geboren marckgreue van Baden, maken
kont alien luden ende bekennen mit desen vnsen brieue, dat wij voir ons, voir alien onsen rutheren ende knecbten ende voir onsen vndersaten ende voert voir alle die gene, der wij machtich ende moegende sijn, gegont ende gegeuen hebben, gunnen ende geuen mit desen vnsen brieue den edelen vnsen lieuen neuen, heren Johan, heren tot Montfoerde, tot Naeldtwijck, tot Purmerende etc. mit sijnen dienren ende oick den gedeputierden, die nv bij ons van onsen drien staten van Vtrecht ^eschickt sullen werden, mit boeren dienren een guet, vrij, vaste, seker geleide ende veilicheit mit hoeren lijuen ende gueden te sullen moegen comen, wesen ende verkieren, toe lande ende toe water, ouer all jn onsen lande aen dese zijde der JJsulen, ende veilich, ongeleth ende onuerhijndert aen boeren lijuen ende gueden dair aff te kieren, jnnegaende op dach, datum van desen, ende sail dueren thent sij wederomme van ons jn hoere gewairsaem gecomen sullen sijn, zonder arge- list. Jn oirkonde sbrieffs, besegelt rait vnsen secrete. Gegeuen vp onsen slote tot Duerstede, vpten seuentienden dach jn Octobrj, anno etc. decimo. Get. STROIJAES.
Voorzien van het op papier gedrukt zegel des hisschop*.
Deel, D. 372.
De geleidehrief door den hisschop gedurende 14 dagen verstreht aan den gedeputierden
van onsen drien staten, die nv nae vnsen lande van Ouerijsell ofte dairommetrijnt reysende werden, tot twijntich persoenen toe ofte dair onder, is van denzelfden inhoud, ged. slot te Duurstede, 20 Octoher 1510, en voorzien van hetzelfde zegel, Deel, D. 373.
De geleidehrief door den hertog van Gelder verstreht aan den gedeputierden der
dryer staeten dess Neder Gestijchtz van Vtrecht, durende ther tijt toe se hoir zaeken Auerijssell off anders waer verscbafft jnd gedaen hebben, edoych bij alsoe dat sij nijmandt van onsen offonss |
|||||
BISSCHOP VAN UTRECHT, (1510). 349
|
|||||
slants wederparthyen jn hoire geselscappen en hebben nocb mit sych en nemen, is nagenoeg van
dien inhoud, en voorzien met 9s her togs op papier gedrukt zegeL Deel, D. 374.
DVL
De bisschop van Utrecht verzoekt aan de 3 staten van Utrecht, hunne gedep.terstond
tot hem te zenden. Van Goits gnaden Frederick, bisschop te Utrecht, geboren marckgreue van Baden,
Eerbare lieue vriende. Alsoe gij den affscheit nae laitste bij uwen geschickten, alhyer bij ons
wesende, genoernen, die uwe bijden hertouch van Gelre schicken wouden, verstaen wij gij sulx gedaen hebben, die thantz weder vanden hertouch bij v gecomen zijn. Begeren dairomme gij uwe geschickte ter stont alhyer bij ons schicken willen, omine ons nae den voirs. affscheit uwe antwoert te geuen , dair nae wij ons jnden besten sullen moegen weten te richten. Onse Heer Got zij mit v. Gegeuen vp onsen slote tot Duersteden» vpten XXIXca dach. jn Octobrj, anno etc. decimo. Get, stroijaes.
Opschrift: Den eirbaren vnsen lieuen vrienden, prelaten ende capiltelen vnser vyff
goitshusen , ritterschap bijnnen Vtrecht, borgermeisteren , scepenen ende rait onser slat van Vtrecht, vnsc drie staten. Deel, D. 375. DVIL
De bisschop van Utrecht verzoekt aan de 3 staten van Utrecht, dat de deken van
St. Pieter niet te fFijk maar te Arnhem zich bij hem vervoege.
Van Goits gnaden Frederick, bijschop tUtrecht, geboeren marckgreue van Baden. Eerbare lieue vriende. IJwen briefF ons nv gesant, die wij ommetrijnt negen vren naeder
zonnen ontfangen hebben, beroerende, woe dat gij op sulck repoert, als v die deken vnser kercken tsant Peter tUtrecht gedaen heeft, den seluen deken geordiniert hadden tegens inorgen voir middage alhyer bij ons te voegen, omme ons uwe guede meninge te openen , woe dat uwen brieff breder vermach, hebben wij gelesen, waill verstaen, ende voegen v dair op mitten besten te weten, woe dat wij v toe lieue des voirs. dekens toekoempste bij ons geerne verwacht wolden hebben, dan omme sunderlinge saken ons voirgevallen, ende oick omme rutheren ende knechle jn onsen lande aen gene zijde der Usulen liggende, sijn wij der meninge ons morgen guets tijts van hyer nae vnsen lande van Ouerijsell te voegen, jn meninge morgen auont bijnnen Aernhem te wesen, dair op ons ruthere onder ogen comen sullen. Ende indient v gelieft, mougen gij den voirs. deken aldair bij ons schicken morgen auont te wesen, den wij dair geerne guetlijke ver- hoeren willen; dat wij v soe jnden besten te kennen geuen. Onse Her Got zij mit v. Gegeuen vp onsen slote tot Duerstede, vpten XJen dach jn Novembrj, naeder zonnen , anno etc. decimo. Get, stroijaes.
Opschrift: Den eirbaren vnsen lieuen vrienden, prelaten ende capittelen vnser vijff
goitshusen, ritterschap vnses Neder Stichts ende borgermeisteren, scepenen ende rait vnser stat van Vtrecht, die drie staten. Deel, A. 536. |
|||||
350 FREDERIK VAS BADEN, BISSCHOP VAN UTRECHT (1510).
|
|||||
DVIII.
Gerrit van den Thoirn en Johan Krijsy gedep., aan de 3 staten van Utrecht. Mede-
dee ling omtrent den siaat hnnner onderhandelingen met den hertog van Gelder. Eyrwerdighe, edele, vursichtighe end wijse liefFen lieren. Wij gebeeden onss denstlich tot
vwer weerden end lieffden, end geiflen den selfften to kennen, wye wij onsem beueell nae, geyn
arbeyt en sparen bij dach noch naichten, jn naem vanden dryenstaeten, bij onseme eyrwerdichste,
hoichgeboeren end genedigen lieren van Vtrecht aen die eyn, end den hoichgeboeren furste,
hertoicb to Gelre etc., an die ander zijde, to arbeiden, terlangben end tvenveruen die con-
clusie deser freeden beyder landen nae etlighe concept, daer op gemackt, vwer werden end licfi-
dcn gepresentiert end vourgeholden, dorch mij deken van sent Peter ondersch. etc. Hebben oick
daer orame jnt eirst erlangt eyn bestandt van XIJ daghen, wilch bestandt op sent Thomas
dacb neystkoemende weeder wtgaeri sail, soe ver alsulchs neyt verlanckt een wurdt, bij consent
beyder fursten vursch., tot gelijcken beeden van onss etc. sijnt eytsons jn desen bestande onlee-
dich end bearbeyden to concordeeren etligen articulen jndem concept vursch. begreepen, end
andern articulen end puncten , die wth den selffuen daichlichs erwassen end vour desser tijt neyt
bij gebracht sijnt etc., boepenen neyt to mijn, mijt Gotz gratien, dee selfften tsamen sullen raoe-
gen to accorderen bijnnen corten daghen, end daer ornme to Zutphen geleeghen, all op den
vijfften dacb to, nae wederkompst mijns dechens van sent Peter vurss., end nu donresdach laetz-
leeden, hijr to Deuenter gekoemen, mijt alsulche aff'scheyt daer genoemen, om ter enschop to
koemen, daer dan wij onsen genedigen heren van Vtrecht, so sijn f. gnaden to Swoll vertoegen
was, neyt gefonden hebben. So dan sijn f. g, gesteren auondt bier weeder gekoemen is, end wij
hude desen vurmiddach van sijnre gnaden end sijnre gnade staeten, op alsulchs recess van Zutphen
gebracht, jnt lanck verhoirdt ende daer op sijnre gnaden end der staeten antwordt ontfangen,
die noch neyt ter entschaep en dregt, end daer omrae noch desen selffuen dach weeder to Zutphen
reysen moeten, om to verarbeiden alsulche noch onuerleicken articulen to accorderen, kunne wij
vwer weerden end lieffden geyn gantze bescheyt dess freeden op desser tijt oeuerschriuen , dan so
balde alsulxs accorde gescheyt sijn sail, sullen wij eyrst daigs daer van dee selfften vwer werden
lieffden van aduerteren, kenne Godt Almechti'ch, dee vwer egenanten werden end lieffden samlich
ind besonder bewaren, froelich end gesont. Geschreuen to Deuenter, op sondach, hora XIJ,
XV Decembris 1510.
Bij all uwe vrunden ende deputaten, -
Gerrijt vanden Thoirn,
deken sent Peters tUtrecht.
End Johan Krijs,
deken tot sanct Seuerrjn bijnnen Collen ,
kanonick then Doem tUtricht etc,
Opschrift: Eyrwerdeghe, hogheleerten preJalen, heren der vijff gotzhusern, ridderen
eudeknechten, burgermeisleren ende raet der stal Virecht, onsen besonderen, licfl'uen heren end frunden. Deel, B. 343, |
|||||
()
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I N H 0 U D.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIOUDJCNDE.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
j)agtei:kenixg en plaats.
|
DOOR WIEN GESCH
|
AAN WIEN GESCHREVEN.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zending zijncr raden tc Utrecht, ter zake van aan-
gelegenheden dc Utreehtsche kerk betreffende Aanbeveling dezer zending
Zending zijner raden, ter zake van aangelegenheden
zijne landen en het Sticht van Utr. betreflende Mededeeling dat hij aan biss. David van Bourgondie
antwoord heeft vcrzocht op het vroeger aan hem gerigt voorstel, om Frederik, markgraaf van Ba- den, tot zijn coadjutor in het bisdom tc benoemen, en vcrzoek aan het kapittel, hicrop bij den bis- schop aan te dringen Aandringing op antwoord op zijn vroeger schrijven
Hcrhaald verzoek om bisschop David van Bour-
gondie te bewegen tot dc aanneming van Frederik van Baden tot coadjutor Zending van Engelbert, gi*aaf van Nassau, en den
heer van Cruningen, tot hetzelfde doeleinde Dankbetuiging voor het gunstig antwoord aan En-
gelbert, graaf van Nassau, -gegeven. Herhaling der aanbeveling Mededeeling van zijn vanburgem., schep. en raad
der stad Deventer ontvangen antwoord Antwoord dat zij de verzochte bezending, ter zake van
de koninklijke boodschap, nlet kunnen dom, wegens de onveilig/wid der wegen, veroorzaakt door de Geldersche fcrijgsbenden Herhaaldc aandringing op de benoeming van Fre-
derik van Baden tot coadjutor. Philips, bastaard van Bourgondie, en den heer van Cruningen, des- wege door hen afgevaardigd Verzoek om Frederik van Baden met eene open-
vallende kanunnik prebende te begiftigen Mededeeling zijner bezending aan den bisschop,
tot verkrijging van zijn laatste antwoord Zending van zijn* gemagtigde mr. JanHaltfalt, om
hem nader het verlangen van Maximiliaan en Philips, betreffende zijne benoeming tot coad- jutor, mede te deelen Antwoord dat zij hunne gedeputeerden ter gele-
genheid van de verkiczing van een* opvolgerdes overleden bisschops zenden zullen |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1493, Junij 10, Lyntz.
i » 13, p
i Julij 18, Antwerp.
> Oct. 21, Mcchelen.
|
kapittel van den Dom
te Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MAXIMILIAANV
OOSTENRUK. keizer Fred. Ill
PHIL. V. BOUKG
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 kapitt. van Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Nov. 12, i
1494, Jan. 25, Weenen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MAXJMILIAAN V,
OOSTENBIJK.
PHIL. V. BOUKG.
MAXIMILIAANV.
OOSTENRUK. David v. Bourg.
Burg., schep. en
raad der stad Deventer. MAX. V. OOSTEN.
EN PHILIPS V. BODRGOND1E. Max. v. Oostenr.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Mei9, Mechelen.
i Julij 18, Zittert. i Aug. 1, Duurstedc.
i Maand. na St. Jacob,
(Julij 28). |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 kapitt. en de stad
Utrecht.
hiss. David v, Bourg |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Aug. 28, Mechelen.
|
5 kapitt. van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8.
9. 9. 10.
10. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
> Nov. 5, Antwerpen
i » > 1495, Aug. 20, Trier.
1496, April 22, Deventcr,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kapittel van den Dom
te Utrecht,
ingezetenen van het Sticht van Utrecht.
5 kapitt. van Utrecht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
FRED. V. BADEN.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Burg., schep. en
raad der stad Deventer. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) Even als in de brieven is ook in deze inhoudsopgave de eigenhandige onderteekening met eene kapitale letter aangeduid. Voorts is,
tot meerdere gemakkclijkheid voor het onderzock, de inhoud der afschriften en conccptcn, met eene curcijf letter gedrukt, terwijl ookom deze rede hier de bladzijden en nict de summers der brieven enz, aangewezen zijn. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
352
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I N H 0 U D.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DOOR "VV'IEN GESCH. AAN "WIEN GESCHREVEN
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIOUDENDE.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dagteeki:mng en plaats.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bl.
Aanbeveling van Philips van Klcef tot opvolger van
David van Bourgondie' in het bisdom van Utrecht 11. Dezelfde aanbeveling namens Willem van Gulik 12.
Dezelfde aanbeveling. 12.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
"Willem,hertogv,
Gulik. H. v. Hompesch
enJ.v. Hariie. JOHAN,HERTOG
VAN KLEEF. MAXIMILIAANV.
00STEN1UJK. PHILIPS V. OOS-
TENK1JK. |
5 kapitt. van Utrecht
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1496, Woensdag na Mis,
Dora., (April 20), Sparenberg. » Woensd.na Jubilate.
(April 27). » Woened. na Jubilate.
Kleef. i Woensd.na Jubilate,
Augsburg. » April 28, Namen.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aanbeveling van Frederik vr.n Baden tot opvolgcr
van David van Bourgondie. Verklaring, geen last aan zijne krijgsbenden te heb-
ben gegeven, tot hetplegen van vijandelijkhcden in het Sticht. Zijne sterkc aandringing op dc benoeming van Frederik van Baden tot opvolger van David van Bourgondie Ter zakc van de leengoedcren van Abcoude en
Wijk bij Duurstede, waartoe hij bij overlijdcn van Jacob van Gaasbeek gcregtigd is Zending zijner raden met dezelfde aanbeveling
Verzoek om voldoening van zijne aan het Sticht
geleende penningen
Bewilliging in de verlenging van het comprimis tot St. Victor eerstkomende
Verzoek om hunne gedeputecrden te "VVijk bij Duurstede te zenden, ten eindedezen omstandig
in te lichtenomtrent het geweldadig verhinderen
van den schouw van den Lekdijk
Antwoord dat hij, zoodra de wegen minder onveilig zijn, zich naar Utrecht hoopt te begeven
Ter zake van dc geldelijke geschillen met den heer van Usselstein
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oswald, graaf v.
den Berg. PHILIPS V. 008-
TENRIJK. Johan v. Wisch.
Karel, hertog v.
G elder. FRED. V. BADEN,
ELECT V. UTR Schout, schep. en
geregtderstad Usselstein. ENGELB., GRAAF
V. NASSAU.
PHILIPS, BAST.
V. B0URG.
FRED. V. BADEN, ELECT V. UTR.
Fred. v. Baden,
elect v. Utr. Bernt Freyse v.
Dolre. DANIEL V. BOU-
CHOUT. Fred. v. Baden.
elect v. Utr. FRED. V. BADEN,
ELECT V. UTR. Burg., schep. en
raden der ste* den Deventer, Kamp. enZwol JOH. HEESBOOM.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vrijd. na Jubilate,
(April 29). Mei 1, Maastricht.
Dingsd. St. Joh. ante
port.Lat.(Mei3). St. Johan Baptisto,
Arnh., (Junij 24). Julij 13.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johan v. Montfoort.
3 staten van Utrecht. 5 kapitt. van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IS
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
« 14, Keulen.
St. Maria Magdal.
(Julij 22). Julij 25, Brnssel.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
80.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verzoek om hunne gedeputeerden naar de dagvaard
te Heusden te zenden, ter zake van die van Beest en Gelicom 20. Omstandig verhaal van het gcbeurde bij den schouw
van den Lekdijk bij Amcrongen 21, Zending zijner raden 23.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» 31, Duurstede,
Aug. 15, Keulen. » 19, i 24, 25,
Sept. 5, Keulen.
» 5.
Altera Exalt. Cruris,
(Sept. 12). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten van Utrecht,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antwoord dat hij zijne raden reeds naar Utrecht
heeft afgevaardigd
Mededeeling dcr redenen die hem verhinderen om zijn' eed als kastelein van het huis ter Eem te
komen aneggen
Mededeeling der redenen die hem verhinderen om zijn' eed als kastelein van het huis ter Horst te
te komen afieggen
Verzoek van temggave der in beslag genomene geestelijke tiendvruchten
Zending van T. van "Waltmanshuizen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 kapitt. van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2-i.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Frederik , heer van
Usselstein.
5 kapitt. van Utrecht. 3 staten van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antwoord van hunne gedeputeerden niet te kunnen
zenden. Zij melden tevens de door de Gelder- schen gepleegde vijandelijkheden te Hattem, met verzoek hierin te voorzien 27. Mededeel. van zijn wedervaren in zijne zending ter
verkrijging van de pauselijke bevestiging derver- kiezing van Fred, van Baden, tot biss. van Utr. 36, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 kapitt. van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sept. 20.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
353
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I N H 0 U D.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DOOR WIEN GESCH
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HOUDEXDE.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1UGTEEKENING EJf PLAATS.
|
AAN WIEN GESCHREYEN'.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iii.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antwoord van zijnc gcdeputeerden ter zake zijner
geschillen met de 3 staten van Utrecht te Wijk bij Duurstede te zullen zenden Verzoek om de uitkecring der prebende aan Joh.
Heesboom Verzoek om de uitspraak in zake tusschen den
heer van IJsselstein en de 5 kapitt. van Utrecht te willcn uitstellen tot na hun van dicn heer ontvangen antwoord. Met antwoord des biss. Antwoord van aan hun verlangen naar zijne over-
komst, ter zake van hct morgengeld, te zullen voldoen Antwoord van hem eerdaags ter zake der 5 kapit-
telen te zullen komen spreken Antwoord op zijn schrijven ter zake van de pre-
bende van zijn' raad, Lodewijk van Montfoort Ontvangen hebbende van Frederik, heer van IJs-
selstein, zijne tocstemming tot verlenging van het compromis, stclt hen eene bijeenkomst met dien heer voor Over het houden dier bijeenkomst
Klagt over vijandelijkheden aan de ondcrzaten van
Woeiden door Clacs Boeijen en de zijnen ge- pleegd. Verzoek om teruggave van het ontroofde goed en schadevergoeding voor geleden nadeel Antwoord op den voorgaanden brief
Verzoek om schriftelijke vrijgcleide tot het innen
hunner tienden in zijne landen |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 kapitt. van Utrecht.
bisschop v. Utrecht.
5 kapitt. van Utrecht,
bisschop v. Utrecht,
kapitt. van den Dom. 5 kapitt. van Utrecht |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1496% Oct. 7, IJsselstein.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
FREDERIK, HEER
V. IJS3ELST. Fred. v. Baden,
biss. v. Utr. Drost en kastel.
van 13uren. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
88,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Nov. 23, Amersf.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2'.),
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1497,
i
|
Maand. na St. Agn.
(Jan. 23), |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
29.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan, burggraafv,
Montfoort. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Febr. 8, Montfoort.
t » i
» Maart 7, Duurst.
» 20, »
* » 24, i
» Mei 6, Mecliclen.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
31.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
biss. v. Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
31
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
32.
32. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 8
Aalbrecht, hert
van Saxen. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
33.
33. 34.
35.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 kapitt. v. Utr.
kapitt. v.d.Dom,
Oud-Munster en St. Marie. FREDERIK, HEER
V. IJSSELST. 5 kapitt. v. Utr.
FREDERIK,HEER
V. IJSSELST. Ludolf v. Veen.
biss. v. Utrecht.
biss. van Utrecht.
biss. v. Utrecht. Fred. v. IJsselst.
biss. van Utrecht. Ludolf v. Veen. domdeken.
biss. v. Utrecht. biss. van Utrecht.
Ludolf v. Veen, domdeken.
biss. v. Utrecht. biss. van Utrecht.
|
den hertog van Saaen.
Frederik, heer v. IJs- selstein. kapittelen van den
Dom, Oud-munstcr en St. Marie. Frederik v. IJsselst.
5 kapitt. van Utrecht
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mei 17, Utrecht.
Mei 30, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i 31, IJsselst.
Junij 4, Utrecht.
» 3(1), IJsselst.
» 10, Vollenhov.
» 11, »
Junij 11, Vollenhov.
Junij 19, Vollenh. Junij 13, Gorinchem.
» 20, Vollenhov. Junij 19, Vollenh. » 25, Duurst.
t/wMj)' 21, Utrecht.
Junij 27, Vollenh. Julij 10, Groning.
/»&/ 10, Groningen.
|
Verleening van vrijgeleide
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verzoek om een ander vrijgeleide, bepaaldelijk tot
het innen hunner tienden 35. Antwoord onverpligt te zijn tot een ander vrijge-
leide, als hij hun hceft toegestaan 36. Antwoord van hunne belangens in zake der tienden
bij den bisschop tc hebben behartigd. 37. Mededeeling van zijn schrijven aan Frederik, heer
van IJsselstein, ter dier zake 37. Verzoek om het verzochte vrijgeleide te verleenen 38.
Belofte zijner bescherming tegen Frederik, heer
van IJsselstein, bij het innen hunner tienden 39. Over het innen der geestelijke tienden 39.
Anwoord op dien brief 40.
Ter dier zake. 41.
Toezending van het afschrift van zijn ontvangen
antwoord van Frederik, heer van IJsselstein 41.
Ovei* het innen der geestelijke tienden 41.
Ter dier zake 42.
Toezendingvan zijnaan Frederik, heer van IJsselst.,
ingeval van ongunstig antwoord, te zenden brief 43. Verzoek om zich duidelijk omtrent het toestaan van
het vrijgeleide te verklaren 44. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fred.,, heer v. IJsselst.
5 kapitt. van Utrecht. bissschop van Utrecht.
Frederik v. IJsselstein. 5 kapitt. van Utrecht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fred., heer v. IJsselst.
5 kapitt. van Utrecht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fred., heer v. IJsselst,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) BUjkbaar heeft de schrijver zich in do dagteekening vergist; waarschxjnlijk is de brief op 4 Junij geschreven.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
45
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
354
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I N H O U D.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PAGTEEKENING EN FLAATS.
|
DOOR WI1N GESCU
|
AAN WIEN GESCIIHEVEX.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KOUDENDE.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B).
Verzoek om aan Frederik, heer van IJsselstein,
zijne verschuldigde penningen te voldoen 44. Weigering van de inning hunner tienden, vdor de
uitspraak des bisscliops 45. Vrijgeleide 46.
Ter zake van een aan zijn raad Simon van der
Sluis, domproost, te verleenen uitstel, tot aan diens terugkomst uit Saxen 46. Verzoek om hunnc gedeputeerden te zenden, om
zijne uitspraak in zake der tienden te vernemen 47. Antwoord dat hij ter zake der tienden, de verzochte
dagvaard tot aan de terugkomst van Frederik, heer van IJsselstein, meent te moeten uitstcllen 47. Daartoe verzocht door Drenthe, verzoeken de voor-
spraak bij den bisschop, ter kwijtschelding der aan Drenthe opgelegde boete, wegens het wan- gedrag van eenige hunner onderzaten, bij gele- genheid zijner inhuldiging 47. Ter zake van de lossing der te Gclicom gevangene
burgers 49. Aandringing ter voldoening zijner, krachtens beze-
gclde brieven, verschuldigde penningen 49. Verzoek om de ridders. en de stad Utr. te bewegen
tot de nakomingvandenmet hemgetroffenzoen 50. Ter zake van het mede verschijnen der steden op
den regtdag des bisschops 50. Over de geschillen tusschen de ridderschap en de
steden ter dier zake gcrezen 51. Over het onderhouden van den met hem getroffen
zoen 51. Voorstel tot cene bijeenkomst, ter zake van de ge-
schillen tusschen Frederik, heer van IJsselstein, en de stad Utrecht 53. Ter zake der uitzetting ter voldoening van Fre-
derik, heer van IJsselstein 53. Toezending van het afschrift van eene missive van
den stadhouder en raad van Holland enz., met verzoek zich daarop te beraden 54. Verzoek om de uitspraak in zake van de geschillen
tusschen de 5 kappitteten van Utrecht en Frederik^ keer van IJsselstein, aan de leenmannen des keizers te doen vervlijven 54. Ter zake der uitzetting van 18,000 g., ter voldoe-
ning van Frederik, heer van IJsselstein, en over die van 45,000 g. 55. Ter zake van den regtdag des bisschops 52.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1497, Julij 15, 'silage.
» dag voor Mar. Magd.
(Julij 21).
» St, Maria Magdal. avond {Julij 21).
» Aug. 10, Brussel. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten van Utrecht.
5 kapitt. van Utrecht.
5 kapitt. van Utrecht,
kapittel van den Dom
te Utrecht. 5 kapitt. van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PHIL. V. BOU11G.
FEEDER1K,HEER
V. IJ3SEL3T.
» »
MAX1MILIAANV.
OOSTENRIJK.
biss. v. Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i » 14, Duurst,
» Sept. 23, »
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Burg., schep. en
raad der stad Zwolle. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Zat. na St. Matthcus,
(Sept. 23). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
biss. v. Utrecht.
FREDERIK,HEER
V.IJSSELST.
D »
de stad Eeenen.
biss. v. Utrecht. FREDERIK,HEER
V. IJSSELST. biss. v. Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Herman Lochorst.
3 staten van Utrecht.
5 kapitt. van Utrecht.
gecstelijkh., de stad en
steden v. h. Sticht.
5 kapitt. van Utrecht.
3 staten van Utrecht.
5 kapitt. van Utrecht.
3 staten van Utrecht.
kapittelen v. d. Dom,
Oud - Munster en St. Marie. bisschop van Utrecht.
5 kapitt. van Utrecht.
3 staten van Utrecht.
> » » i
3 staten van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Oct. 6, Duurstede.
» i 23, IJssels.
> i 23, j
1498, Purificatio. Maria,
(Febr. 2). n Feb. 11, Duurstede. » Maart 7,
» Maart 11, Duurst.
i b 21.
t » 28, Duurst.
» Maart 23, 's Hage.
» April 4, Duurstede. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de stad Wijk bij
Duurstede. biss. v. Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan, graaf van
Egmondj stad- houder v. Hol- land enz, biss. v. Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de stad Reenen.
de stad Amersf.
biss. v. Utrecht, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Maaud. na Invocav.
(Mei 21).
i Junij 14. i 29, Duurst. » Julij 26, Deventer.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorstel tot eene bijeenkomst, ter zake der uitzetting 5 6
Zending zijner raden, ter zake der uitzetting ter |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
&6.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verdediging van het Over-Sticht.
Verzoek om middelen te beramen ter voldoening van den laatsten termijn der aan den heer van
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
57.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IJsselstein verschuldigde pennningen
Verklaring van te willen verzoenen den door Jacob Appeltern bedreven doodslag van hunnen vader 57
Ter zake van de uitzetting van 18,000 gulden 58 Ter dezer zake 59 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Dond. St. Peter ad
vincul. (Aug. 1). i Aug. 8, Deventer. > St.Lamb.,(Sept.l7) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebr. Roelof en
Jan de Ruyter. biss. v. Utrecht. de stad Reenen. |
kapittel van den Dom
te Utrecht.
5 kapitt. van Utrecht. > i |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
358
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I N n O U D.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DOOR MIEN GESCII.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HOUDENDE.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IMGTEEKENING EN PLAATS.
|
AAN WIEN GESClIItEVEN
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bl.
59.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter dezer zake
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schout, burgem.,
schep. en raad der stad Wijk bij Duurstede. Lod. v. Lecfdael.
de stad Amersf.
biss. v. Utrecht
Maximiliaan van
Oosteurijk.
» »
ENGELB., GRAAF
VAN NASSAU.
secretar. desbiss
van Utrecht.
de stad Keenen.
biss. v. Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1498, St.Lamb., (Sept.17)
Wijk bij Duurst. |
3 staten van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verzock ora teruggave der voorgeschotene gelden
aan den spijker van de sluis aan de Grebbe Tcr zake van de uitzetting der 18,000 gulden
* Ter zake van het morgengeld
Verzoek oni den uitersten wil van Jan, heer van
Mcrode, te bevestigen Verzoek om dit bij het Domkapittel te bewerken
Hetzelfde verzoek
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
St. Lambert.
Oct. 11.
» 13,Duurstede.
Nov. 12, Leuven. » 12,
» 15, Percke.
» 28, "Duurst.
Woensd. na St. Ca-
tharine, (Nov. 28) 1499, Pebr. 25, Duurst. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verg. teD kapitt. gen.
5 kapitt. en de stad Utr,, ten kap. verg.
3 staten van Utrecht, kapittel van den Dom te Utrecht.
bisschop van Utrecht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
60,
61.
61,
62. 02.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verzoek om eenige geldelijke belooning voor zijne
bewezene diensten 63.
Tcr zake van het morgengeld 63.
Antwoord dat hij de staten van het Neder- en Over-
Sticht zal bijeenroepen, ter beraming van midde- len tot verwijdering van het vrcemde krijgsvolk 64. Antwoord tcr dier zake met hen te zullen komen
raadplegen 64. Ter zake van eene op hurine goederen door dien
heer gelegde schatting van 8 stuivers op elken morgen lands 65. Bezegclde brief, waarbij Johan, hertog van Kleef,
verklaart, Prederik, heer van IJsselst., tehebben gemagtigd tot het verdingen der Over-Betuwe 67. Medcdeeling der redenen, die hen verhinderen, op
den dagvaard van 29 April e.k. te verschijnen 67. Dezelfde medcdeeling . 68.
Dczclfde mcdedeeling 69.
Dezelfde medcdeeling 69.
Dezelfde mededeeling 70.
Mededeeling van den aantogt des vijands op hunne
stad en verzoekt om den noodigen bijstand 71. Tcr zake van het in dienst nemen van krijgsvolk;
voorts mcdedeelingen den vijand betreffende 74. Ter zake van het in dienst nemen van krijgsvolk,
tcr bestrijding van den vijand 71. Ontzegsbrief 72.
Verzoek om, nu de vijand de stad Reenen heeft in-
genomen, en de stad Utrecht bedreigd wordt, bepaald antwoord te gcven omtrcnt zijn voor- stel van het in dienst nemen van krijgsvolk op 's lands kosten 75. Mededeeling der redenen, die hem tot de vijande-
lijkheden tegen het Sticht hebben bewogen 73. Toezending van den brief van Dirk van Zwieten,
betreffende de bewaring van het huis te Loen- dersloot, met verzoek hierover te beraadslagen 76. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten van Utrecht.
Ludolf van Veen,
domdeken.
3 staten van Utrecht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maart 16, b
i 25, IJsselst. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wolterv.Baexen
drostv.d.heer v. IJsselstein. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dingsd. na L. Vr.
Lichtm., (Feb. 6). Dingsd. na Vocem,
(Mei 7). Dingsd. na Exaudi,
(Mei 14).
» na Servatus (Mei 14).
Mei 20, Vollenhov. Dingsd. na Pinste-
ren, (Mei 21). Woensd. St. Johan.
enPaul.(Junij26) July 5, Duurstede.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
burg., schep. en
raad der stad Deventer. » v Zwolle.
» I
Kampen.
de ridderschap v. Vollenhovcn.
dc ridderschap v. Twente.
de stad Rencn. biss. v. Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bisschop en de 3 staten
van Utrecht.
5 kapitt. van Utrecht. 3 staten van Utrecht.
bwcfiop tan Utrecht.
3 staten van Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zondag na L. Vr.
Vmtaiio {Julij 7).
Julij 12, Duurstede,
|
Kleefsche hoofd-
lieden.
biss. v. Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Woensd. na Cilianus
(?) Kleef.
> Julij 12, Duurstede. |
5 kapitt. van Utrecht,
3 staten van Utrecht, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Johan, hertog v.
t Kleef.
biss. v, Utrecht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
35G
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I N H O U D.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HOUDENDE.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DOOR WIKN GESCH.
|
AAN WIEN GESCHRETEN.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DAGTEEKENING EN PLAAT3.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in.
76,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter dier zake
Brief waarbij Dirk van Zwleten belooft het slot Loen-
dersloot ten behoeve van het Stichi getrouwelijk te |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1499, Julij 11, Utrecht,
1476, Febr. 3, » |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^bisschop van Utrecht
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DIRKV.ZWIETEN
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
77.
78.
79. 79.
79. 80.
74.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brief, loaarbij bisschop David van Bourgondie Dirk
van Zwieten beleent met het /mis Loendersloot Ter zake van het in dienst nemen van krijgsvolk
Medcdeeling van den bijstand van Overijssel te
hebben ingeroepen Ter zake van het in dienst nemen van krijgsvolk
Brieft waarbij de bisschop verklaart 500 paarden
voor erne maand in dienst te hebben aangenomen Betuiging van hun leedwezen over den inval van
den hertog van Kleef Mededeeling van de vijandelijke bedreiging van
Jan van Zuylen van Nyevelt, tegen de stad Lei- den, ingeval zij in gebreke blijft eene, bij de overrompeling der stad in 1481 door de Hoek- sche partij, afgeperste schuldbekentenis, ten be- hoeve van Hendrik van Zuylen van Nyevelt, niet voldoet. Ernstig verzoek om tegen deze gewel- dadige vervolging te waken Verzoek om betalhig der schuldbekentenis
Zending van Hanns Hofwartcn von Kcrchcym,
ridder, ter zake van den Kleefschen oorlog
Ter zake van het in dienst nemen van krijgsvolk Terzelfde zake Ter dier zake Verzoek om hem terstond 3000 gulden ter hand hand te stellcn
Verzoek om het kapittelgeneraaltotdcnvolgendcn dag uit te stellen, wegens zijne vele bemoeijingen
op heden
Zending zijner raden ter zake van den met den hertog van Kleef te treffen zoen
Verzoek om zijn* raad Lodewijk van Montfoort zijnc rcsidentie te laten behouden
Verzoek om antwoord op dit schrijven Antwoord, dat de uitspraak in de geschillen met den hertog van Kleef aan de vorsten van Gulik
en Baden zijnde verbleven, de ban tegen den
hertog behoort te worden opgeheven
Ter zake van de schuldvordering van Hendrik van Zuylen van Nyevelt, ten laste der stad Leiden;
zij verzoeken hen zorg te dragen dat Meruit
geene vijandelijkheden ontspruiten
OverdragtWief van Hendrik van Zuylen van Nyevelt\ ten behoeve van de Kleefsche veldoversten
Ter dier zake |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1499, Julij 13, Duurstede.
t » 15, n » »
» Julij 1$, Duurstede.
St.Margareta avond
(Julij 19), Devent.
» Julij 28, 's Hage |
biss. v. Utrecht
t c
|
3 staten van Utrecht
j> p 5 kapitt. van Utrecht.
3 staten van Utrecht, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedeputeerden v.
Overijssel. Jan, graaf van
Egmond,stad- houder en ra- den van Hol- land enz. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
80.
88.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
St. Maria Magdal.,
{Julij 1%Utrecht. Zondag uaSt. Jacob, (Julij28)Costemitz. Aug. 3, Duurstede. Aug, 3, Buurstede.
Aug. 18, Duursted. » 29, »
|
Jan van Zuylen
van Nyevelt. Christoff., mark-
graaf v.Baden. biss. v. Utrecht.
» > biss. v. Utrecht.
biss. v. Utrecht
|
de stad Leiden.
bisschop en de 3 staten
van Utrecht.
3 staten van Utrecht. » »
hoofdman Symon Crues.
5 kapitt. van Utrecht. 3 staten van Utrecht,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
83.
83. 84.
84.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
85.
85.
86.
86. 88,
87.
88.
89. 90,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Sept. 14, Deventer,
■> » 19, a
> » 26, »
» Oct. 2, »
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kapittel van den Dom
te Utrecht. 5 kapitt. van Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» 11, 'a Hage.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan, gr. van Eg
mond, stadh en raden van Holland enz.
|
3 staten van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» iStf. Victors avond,
(Julij 20), IVagen. » Oct. 15, Z7to?c/^. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
f. v. Utrecht,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan, graaf van Egmond,
stadh. en raden van Holland enz. bisschop van Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter dier zake
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» > 17, * a Hage.
|
Jan, graaf van
Egmond, stad- houderenraden van Holt, em |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toezending van de afschriften der beide voorgaande
brieven ter dier zake |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Oct. 17, 's Hage.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten van Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
357
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I N U O U D.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DAGTEEKENING EN PLAATS.
|
DOOR WIEN GESCII
|
AAN MUSS GESCJLREVEN
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HOUDENDE.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bl.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
biss. v. Utrecht.
JAN V. EGMOND.
GIJSBERT VAN
BUREN. de stad Hoorn.
biss. v. Utrecht.
i i
Fred. v. IJsselst.
GERTRUDA V. D.
aa , (namens
harenechtgen. Jan v. d. Aa). Rijck v. Hijcken- steyn. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter zake van de betaling der aan den heer van
IJsselstein verschuldigde penningen
Medcdeeling van de aan hem gepleegde ontvrecm- ding van eenen bezegelden brief van Arnold ,
hertog van G elder
Ter zake van de gelegde belasting op de goedercn in den lande van Buren
Ter zake van kerkelijke aangelegenhcden
Kennisgeving derpersonen, diehij in zijn afwezen
tot zijne stedehouders heeft aangesteld Ter zake van de aantasting van den schout van den
Dom door de IJsselsteinsche krijgskncchten Ter dier zake
Verzock om betaling van 100 gulden, hem nog
ontbrckendc aan de hem toegekende som we- gens zijne bemocijingen in de vereffening hun- ner geschillen met den heer van IJsselstein Toezending der klagte der stad Wijkbij Duurstede
over den dijkgraaf van den Lekdijk |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten van Utrecht
aan ' zijnen brooder
Frederik, heer v. Us selstein.
kapittel van den Dom te Utrecht.
domdeken v. Utrecht
en den deken van West-Friesland.
3 staten van Utrecht. 5 kapitt. van Utrecht.
bismhoj) van Utrecht.
5 kapitt. van Utrecht,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1499, Oct. 31,Yollenhov.
» Aller zielen dag,
(Nov. 2). » St. Maarten,
(Nov. 11). i St. Andries avond,
(Nov. 29) Hoorn » Dec. 9, Duurstede
> > 26, i
» Zondag voor Kersdag
{Dec. 22).
» Aller kinderen dag (Dec.28)Gorinch
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9S.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
95.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
94.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
96.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
07
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
97.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
99,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1500, Febr. 24, Duurst.
» » 26, Gent.
1500,.......(?) > Maart 23, Vollciili.
> Zondag na Halfvas
ten, (April 5).
» April 7, Vollenh.
i » 24, Duurst. » Julij 15, Vollenh.
» Aug. 5, Leiden.
* » Sept. 21, Vollenh.
> Nov. 25, Duurst.
h
|
Ludolf v. Veen, dom-
deken, enJan,burg- graaf v. Montfoort, als stedchouderen des bisschops. kapittel van den Dom
te Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
99,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter zake der pauselijke aflaatsbrieven
|
100.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PHILIPS, V. OOS-
TENRIJK.
RAYMUND., PATJ- SELIJK GEZ.
biss. v. Utrecht
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zcnding van Pieter Jacobsz. van Vollenhoven,
kanunnik van 't kapittel van St. Pieter, ter |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zake der aflaatsgelden
|
105,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten van Utrecht
|
Ernstige aandringing tot opbrenging der verzochte
12,000 gulden, ter betaling van net krijgsvolk enz., in gebreke waarvan hij protesteert tegen alle nadeel, daaruit voor den lande kunnende |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voortvloeijen
|
101.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Burg., schep. en
raad der stad Groningen. biss. v. Utrecht
|
burg., schep. en raad
der stad Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verzock om hunne afgevaardigden te zenden op
de door den bisschop van Utrecht vastgestelde dagvaard, tusschen den hertog van Saxen en |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de stad Groningen
|
102.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten van Utrecht
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nadere aandringing op de opbrenging der ge-
noemde som, tot de betaling van het krijgs- |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volk enz.
|
102,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededeeling van tot stedehouder in zijne afwe-
zigheid , Jan , burggraaf van Montfoort, te |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben aangesteld
|
103.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verzoek om den 23. Julij hunne gedeputeerden
te Wijk bij Duurstede ter dagvaard over 'slands |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zaken te zenden
|
103,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dijkgr. en heem-
radenv. Schie- land,DelfsIand en Kijnland. biss. v. Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 kapitt. van Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verzoek om hunne afgevaardigden te zenden op
de dagvaard te's Hage, den 10. Aug., ter zake van het openzetten der IJssel-sluis door de |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de stad Gouda
|
104.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kapittel van den Dom
te Utrecht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verzoek om aanzijn'raad, Lodewijk van Montfoort,
in diens afwezen, zijne prebende te doen be- houden . 105. Verzoek om antwoord op den voorgaanden brief 105,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
45*
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
_...
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8fl£
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.a u o n k i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
,HSTUBMX0 KSEIW KAA .HOB30 KaiW £00(1
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.aazaauon
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.eTAAJI ftH OMIKaH311TOAa
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
n
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-all bfiia lab eiogiud ob hbb biarfyivloi insalisY
na ihoboiU flRV naval iad abn9*rnbag ,niaiaIoa bnomgSI nev aboil noos njjs m -og tbiodjhv obtlosob eiogtnd asob hbb inaaii9Y iiaiaad ablamiov tab naval Jarf 9bnaijjb
iaixi eh anggow ,biorlnabatvaiao lanys gnighxiaS -naujaTl aJ goba^ih nob qo nabBi ian[is gnibnas iad msv gnigiaibad [id EinBGoiiav jjll .giud eab na lanjis ale naiiBgai lanjis lawoos taaiIiOY -ag ai nalavad anys n«s mo tnaigofivhq aJdoiJ3 ob n/5V gnignoidqo ab abnanaiiad tnamfisiood ni gnillaieillov ob na nagninnaq obiolrrovog naidoo'fjjq anjis
-^ «j& iaio .^\IL ."S. .oS. s& ,^jr\6^i iwfc nfea *qjft -ad ^lisdmeiM ai gBbajfjii nab qo mo jlaosioY
,aon|idaaiav at ,doafil .)8 Bfr gfib nab qo blccq najfix/T ab nogai gofroo nab hby aius iai -idaiiB lab naJafilad giJfimgoino iad ncv afc ioT <naigaiiooY lonnnd bjixia ni tnoiBSiabno arfoa modina£L nev "ifiBig tnjjvnav5£ loob aifis tasab ioT
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
,7 goiiad ,nfidol»
.fcaia
gohad , maliiW
.iilxxO nxjY nev mjfiiiimixfiM
oljhiiaiaoO |
M sa gjibiaicS cI0SX
tgffh995(ad anlnuT iiiobajja(08.n/jl) fl « K
.drcmroft ,lhqA S c
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aox
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vox
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.idoaiiU .7 qodaeaid
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
801
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ML
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iaxmiD sn gebxiBfiM t
.(QXIhqA) toboM .gixrdxidiudTl .YodnaJIoY eS .gnA « |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
,0XX
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
idaoiiU aM9 .iiiqfii 3
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
idaoiiU .v .eaid
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.XXX
,srx
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
^Bfiig , njiwiavS
modinoa xiB7 Icfiiggixxd togx/H
gnia^oJ ncv .7 iobnod*bfiia
.bnalaahl |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
t aniin9iUB J ,i3 i
dtnoS (01 .gi/A) taniinaiuB J .i3 *
.btiwabA |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
JxIooiiU flBT qodoesid
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ab snag07f <xioxb3 xibt gohod ob *eb gniloababaK
-lav «nogninoiO msv nognigfiibag o^ylobnfi'yv A9 naiiaii oi qo ififid nogai tnob*iowog ai igilq ijfoosiaY ,nagu9idoibioxfmeB5*ioodog ioi iBBd ooi baidagbnoig njix qo jllovagjhi enaib ,mad -od nagai tnaixioov oJ Jgofioal xibv na naijel aJ fins loovaoJ na gninaahavqlnd olfc gnilsJ 'a{p nev 9bnavol3d tnoboidiav a) nagninoiO |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ml
|
nagiboidiao ai mabod nodaaWobS nab toed.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.idooiiU nev astute 8
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nadoaajjJnojIcsiab haute nab nrjv ighadgibnfiiamO
-o'iO bfiJa ob no bnelaohl nnv Tabnodbeje nab -iovO xifiv nabaja 10b no ea\ta anv nognin yll .ao\ihGC[ Tab gninaosiov lad nagnigoq laaay nab nev abam gnibyj anagnfivJno ab assa ilaab toov gnia^oJ ncv ieGiggind nab nav ^oines -nBfl 9b nev obomalu ,.8118 ,naaa3! ^nagninoiD tIaqqoM oJ loiaxinM ncv qodaaeid nab nu v jamoi oacnditilogom gibaoqaoos avfcdiob Hoosioi na |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ido9i)TJ .7 .eaid
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.voifnalloY (£ ,iqa8 i
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.8XX
|
nobnos ai mod ioi xiob-iaaixjqabag
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
biBBYgfib ab qo ajis ai gifnoownagai" mo iaoxiaV"
goiiodai'iBB nob nodoaani tobaiainijC[ yd iffW ai |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■mob (iiaaY .v ^lobuJ
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
idoaiiU .7 .eaid
idoaiiU .v .aeid |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.uaaeA eTS .JqaB *
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.axx
|
' labia0 nr>v gohad nab no sljiinaJaoO nsv
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-Ioiiiq65l noi idaaiiU ncv noifiJa 8 ob mo jfoosioV
naJoovog nuxf abnia nai movyidaaod oi kfi'ianag nagaevino mod 100b nob iavo namamav oi |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
,ob9iaiJJx;(I tXS .70K t
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SXX
BXX
.VXX |
jfjhnoiaoO ncv nfifiiiimbcfiM ncv land
iohd ais) ^*«tsns&jKo ij&EjjwAit 'w^o &mS&ftft£L (.glov na 80X .sld IIZJOZJO
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
.(TX.^).Ua^
Boibjjtioo7 .bagaid ,£0BX
.(8 hssM) |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nuv nozfiS ncv gohad ob iub ,abnoddad namoaiaY
-137 tn9ll67 ai nee beia onnnd tai namamoov 8X1 biusleyd xiogiboon A9b Icv9g fob ai ami noioos |
iiooiiU xifiv .iiiqai 6
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bmi na ,.magmd
-oiO bfiia lab .xiasaia |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
359
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I N H O TT D.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UOUDENDE.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DOOU WUR GESCH. AAN WIEN GESCHREVEN.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MAGTEEKENIXG EN PLAATS.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BI.
Ter zake van het bezctten der stad Eeencn 119.
Verzoek om het afnemen van den eed aan den
kastelein van Duurstede, Adriaan van Pallaes, uit te stellen tot aan zijne terugk. in het Sticht 119. Antwoord dat hij wegens verschillende redenen zijne terugkomst moet uitstellen. Herhaald ver- zoek, om met de afneming van den eed aan zijn' kastelein te Duurst. tot dien tijd te wachten 121. Antwoord dat zij het afleggen van den eed door
voornoemden kastelein, 14 dagen hebben uit- gesteld. Verzoeken voorts zijne overkomst te bespoedigen, ter zake van bezetten der stad |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten van Utrecht
s »
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
biss. v. Utrecht
» » |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1502, Julij 1, Vollenhov,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» i a,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 July 8, Vollenhov
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten v. Utr. bisschop van Utrecht
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» » 17, Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reenen
|
120.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter zake van de bezwaren door het kapittel ge-
maakt in de af kondiging der pauseiijkc aflaats- bullen, in strijd met de door de Utrechtsche kcrk van Rome verkregene voorregten Ter zake van de afkondiging der pauseiijkc
aflaatsbullen Ter dier zake
Ter dier zake
Ter zake van het Ieggen van schatting op eenige
geestelijke goederen Zending van zijn' raad Ilendrik van Gent, ten
einde hen te overreden zich met don hertog van Kleef niet te verzoenen Ter zake van het belasten hunner geestelijke goe-
deren in den lande van Burcn Ter zake van het onder het volk vcrsprcid gerucht,
dat het geld der aflatentotandergebruikzoude zijn aangewend Ter zake van de door Johan, hertog van Kleef,
aan de steden Utrecht en Amersfoort voorge- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kapittel van den Dom
te Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
biss. v. Utrecht
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
July 31. Vollenhov,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
122.
124.
125. 127. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Aug. 16, Straasburg
. ... (?).
» Sept. 9, Vollenh.
» St. Mathaeus avond,
(Sept. 20), Kleef.
t Maand. naKemigius (Oct. 30), Tiel.
i dag na St. Wille-
brordus, (Nov. 8) i Dec. 22, Erfurt. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
RAYMUND., PAU-
SELIJK GEZ. biss. v. Utrecht.
Johan, hertog v. Kleef. KAREL, HERTOG
VAN GELDER. FREDER1K,HEER
V. IJSSELST. RAYMUND., PAU-
SELIJE GEZ. Maximiliaan van
Oostenrijk.
de stad Amsterd.
Karel, hertog v.
G elder. Karel, hertog van
Gelder.
Karel, hertog v. Gelder.
biss. v. Utrecht. Karel, hertog van Gelder.
biss. v. Utrecht. Karel, hertog van
Gelder.
biss. v. Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 kapitt. van Utrecht,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
128.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
129.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kapittel van den Dom
te Utrecht. 5 kapitt. van Utrecht
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
130.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1503, Febr. 8, Antwerpen.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schotene gclden
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
130.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verzoek om voortaan geestelijke personentot het
doen van questien te zenden
Verzckering dat op hunne goederen in Gelderland gecne schatting zal worden gelegd
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kapittel van den Dom
te Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
April 3.
Woensd. na Visitat.
Mariae, (Julij 5).
Arnhem.
St. Laurens avond, (Aug.10), Tiel.
Zat. na St. Laurens (Aug. Ib^Nymfig.
Sept. 4, Duurstede. .-.. (?) Arnhem.
Sept. 18, Duurstede
Oct. 5, Duurstede. Nov.l6.Popelstorf.
Praes. Mariae
(Nov. 21). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
131.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
131
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter zake van de door den hertog gevangen genomene
heemraden op de?i Lekdijk 132.
Ter dier zake 133.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bisschop van Utrecht.
3 staten van Utrecht. > i
Usschop van Utrecht.
3 staten van Utrecht.
bisschop Frederik van
Baden.
3 staten van Utrecht. » b kapittel van den Dom
te Utrecht.
5 kapitt. van Utrecht |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter dier zake
Ter dier zake |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
133.
133. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededeeling dat hij Jacob de Edel tot kameraar
van den Lekdijk heeft aangesteld 134.
Ter zake der gevangene Utrechtschen 134.
Ter dier zake 136.
Ter zake van de benoeming van Jacob de Edel, tot kameraar van den Lekdijk 136.
Ter zake der pauschjke aflaatsbullen 136.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Herman, aartsb.
van Keulen.
Burg., schep. cu raad der stad
Kampen.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beklag over onregt, bun door den bisschop aan-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
137
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedaau
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
360
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I N H O D D.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DAGTEEKENING EN PL A ATS. DOOR WIEN GESCH. AAN WIEN GESCIIREVEN
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HOUDENDE.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
£1.
138.
139. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 kapitt. van Utrecht.
kapittelen v. d. Dom,
en Oud-Munster te Utrecht. 5 kapitt. van Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antwoord op deze tegen hem door de stad Kampen
ingebragte klagte
Terzakevanregtsvervolgingtcgenzijneonderzaten Ter zake der pauselijke aflaatsbullen
Ter zelfde zake
Ter zelfde zake. Verzoek om Adriaan Florisz. met een kanunniks
prebende te begiftigen Verzoek om deze begiftiging bij het voornoemd
kapittel te bewerken Ondersteuning van het verzoek des aartshertogs
Verzoek om, alvorens den hertog van Saxen en
de stad Groningen op hunne nevensgaande schriften te antwoorden, heteersthungevoelen deswege te vernemen Verzoek om zich over de toegczonden schriften
van den hertog van Saxen en van de stad Gro- ningen rijpelijk te beraden, en hem deswege hun gevoelen mede te deelen Over de Groningsche aangelegenheden
Ter dier zake
Verzoek om hem toe te zenden een vidimus van
hetverbondtusschen Arnold, hertog van Gelder
en bisschop Rudolf van Diepholt gesloten
Verzoek om kapittel generaal te beleggen, ter zake van ontvangen schriften des aartshertogs van
Oostenrijk, betreffende den oorlog tegen den
hertog van Gelder
Beklag dat de bisschop van Utrecht zijn huis en burg Oijen in handen van den aartshertog van
Oostenrijk heeft overgeleverd
Deze twee nabeschreueenen articulen sijnjnden be- standebegrepen besegeltt behanteykentindbeswaeaen
Antwort des ertzheriouge, aengaende Oijen, op schriff- ten des busschops van Vtrecht
Antwort des busschops van Vtrecht op schrifften onss gen. lieren van Gelre
Ter dier zake Brief, waarbij de bisschop van Utrecht zich verbindt
den burg Oijen, krachtens de voorgaande bepalin- gen van het bestand, te bewaren Berigt van zijne behouden terugkomst van zijne
zending te Rome Ter zake der benoeming van een' fabriekmeester
Ter zake van geleverde klokken
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1503, Nov. 28, Duurstede. b
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Dec. 2, Brussel.
|
FREDERIK,HEER
V. IJSSELST. RAYMUNDUS,
PAUSEL. GEZ. » »
B I
PHILIPS V. OOS-
TENRIJK. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» » 15, Spiers.
» » 17, »
1504, Jan. 1, »
b Jan. 15, Brussel, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
139.
140.
140. 144.
144.
145. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kapittel van den Dom
Utrecht,
bisschop v. Utrecht. 5 kapitt. van Utrecht.
3 staten van Utrecht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
biss. v. Utrecht.
Burg., schep. en raad der stad
Kampen.
biss. v. Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b 28, Duurst.
Mei 23. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
145.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mei 24, Vollenhov.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
146,
147, 149.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zond. na Inv. Cruris,
{Mei 5), Memblik. St. Joh. ante Port
Zat., {Mei 6). Julij 27, Duurstede,
|
bisschop van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
George, her tog v.
Saxen.
de stad Groningen biss. v. Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ludolf v. Veen, dom-
deken. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
150.
150,
151,
151.
152.
152.
153. 158.
154.
165. 155, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sept. 26, Duurst.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten van Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zat na Aller Heilig
(Nov. 2), Arnhem |
Karcl, hertog v.
Gelder. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Jan. 23, Brunei.
» Febr. 5, Duurstede.
i St.Michiel {Sept.29)
Tiel. 1498, ^n7,26, Vollenhov. 1505, Jan. 12, Rome.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bisschop van Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KAREL,HERTOG
VAN GELDER |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kapittel van den Dom
te Utrecht. » 9
B »
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
RAYMUND., PATJ-
SELIJK GEZ. biss. v. Utrecht,
Gerrit van Wou, klokkengieter.
burg., schep. en raad der stad
Kampen.
» - i> Erederik v. Gel- dennek,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Feb. 21, Duurstede.
Zat. na Half Vasten (Maart 8), Kamp.
Dingsd. na Palmar., (Maart 18).
Maart 20,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter zake van hunnen schoolm. Johan Martensz. 156,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter zelfde zake 156.
Ter zake van het verdingen van Beverweert,
Werkhoven en Odijk 157. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lud. v. Veen, domd.
Daniel van Bouchout. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I K H O U D. 361
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AAN WIEN GESCIIKEVEN.
|
UOUDEXDE.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DAGTEEKENING EN PLAATS.
|
DOOR WIEN GESCII,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BI.
158.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter zelfde zakc
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Karel, hertog v
G elder.
Edsard, graaf v Oost-Friesl.
Gerrit van Wou, klokkengieter
biss. v. Utrecht. Evert van Ensse.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten van Utrecht
5 kapitt. van Utrecht.
kapittel van den Dom
te Utrecht.
3 staten van Utrecht bisschop van Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1505, Dingsd.naPaaschen
(Maart 25) Arnh.
» April 4, Leeuward.
> > 15, Kampen.
> Mei 1, Duurstede.
» St, Marcus avond,
{April 24) Nijerbr. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verzoek nnmens den hertog van Saxen, dat aan
de stad Groningen geen bijstand worde verleend 158.
Ter zake van gcleverde klokkcn 159. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter zake van den aan Groningen te verleenen
bijstand 159.
Ter dier zake 160.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een vorteyckenisse ende memorie van den voirraem,
latst bij den diyen staten jn der sacken Groenyn- gen aengaende beschreuen 161. Ter dier zake 162.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de stad Groningen.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
biss. v. Utrecht.
burgem., en raad der stad Gro-
ningen.
de stad Vianen. Maximiliaan van
Oostenrijk. Edsard, graaf v.
Oost-Friesl. biss. v. Utrecht.
Willem Sloet.
KAREL,HERTOG
VAN GEIDER. biss. v. Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
# Duurstede.
» Woensd. na Pinste-
ren, (Mei 14). » Mei 30, Vianen.
> Junij 2, Graaf.
» Dag na St.Bonifac.,
(Junij 6) IJde. > » 7, Duurstede.
» > 8 , Wijk tc
Duurstede.
» Zaterd. na St. Odul- phus, (Junij 14).
Nijmcgen.
» Junij 28, Duurst. t 29, »
> Julij 11, »
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 kapitt. van Utrecht. I Verzoek om spocdigen bijstand
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
162.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kapittel van den Dom
te Utrecht.
3 staten van Utrecht. 5 kapitt. van Utrecht.
3 staten van Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter zake van de ingestelde vervolging tegen den
kanunnik Willem van Weerdenborch 163.
Zending zijncr raden, ter zake van de verleening
van bijstand tegen de Gelderschen 163.
Ter zake van het tretfen van een bestand met de
stad Groningen 165.
Ter zake van het onderhoud der nieuwe grift uit
den Kijn 164.
Ter zake van zijnc aanstelling tot kastelein van
het slot Duurstcdo 164.
Omstandig verhaal zijncr grieven tegen den huize
van Oostenrijk 166.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter zake eener klagte, die Steven van Zuijlen van
der Haar aan hem zoude hebben gedaan over Willem Torek. 167. Ter zake van de schouw op de nieuwe grift uit
den Kijn 168. Mededeeling van den uitslag zijner pogingen bij
Maximiliaan van Oostenrijk, ter zake der stad Groningen. Verklaart zich voorts bereid, aan Steven van Zuylcn van der Haer regt te laten wedervaren 168. Verzoek om de belegging van het kapittel-generaal,
om over het aan den hertog van Saxen te gc- ven antwoord te raadplcgen 169. Ter zake van de Groningsche aangelegenheden 170.
Verzoek om detoezendinghunnergevolmagtigden 170.
Verzoek om hunne gedeputeerden te zenden op de
dagvaard te Doesburg, alwaar hij door Maxi- miliaan van Oostenrijk; is gelast te verschijnen 171. Ter dier zake 171.
Verzoek om beslissend antwoord omtrent hun
verzoek om bijstand 172. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten van Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Aug. 5,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aug. 27, Brussel.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 kapitt. en de stad
Utrecht.
5 kapitt. van Utrecht. 3 staten van Utrecht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sept. 5.
» 9, Duurst. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sept. 2, Brussel.
Dond.naElfduizend
Maagden dag, (Oct. 23). Dec. 23, Duurst.
St. Jan Evangelist,
{Dec. 27). |
Maximiliaan van
Oostenrijk. Burgem. en raad
der stad Gro- ningen. biss. v. Utrecht.
de stad Groningen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bisschop van Utrecht,
bisschop v. Utrecht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lud. v. Veen, dorad
bisschop van Utrecht. |
Ter zake van de aflaatsgelden
Nader verzoek om bijstand |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
173.
174. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
t,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
46
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
362
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I N H O D D.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DAGTEEKENING EN PLA.A.TS. DOOR WIEN GESCH. AAN WIEN GESCHREVEN
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIOUDENDE.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bl.
173.
175.
176. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
biss. v. Utrecht.
FREDERIK,HEER
V. IJSSELST. biss. v. Utrecht,
biss. v. Utrecht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1506, Jan. 2, Duurstede.
» Jan. 18.
» » SI, Duurst. » Feb. 14, »
» Febr. 11, Hattem.
» » 16, Duurstede
» Mr. 10.
|
Toezending van het afschrift van het door hem
ontvangen antvvoord der stad Groningen Toezending van de door hem ontvangen bevel-
schriften des konings Ter zake van de aflaatsgelden
Voorstel om ook hunne gedeputeerden te zenden
op de dagvaard te Hattem, ter zake der Gro- ningsche aangelegenheden Ter dier zake
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten ran Utrecht.
5 kapitt. van Utrecht.
kapittel van den Dom
te Utrecht.
3 staten van Utrecht. bisschop van Utrecht;
3 staten van Utrecht.
bisschop van Utrecht. Gerrit van Wou.
3 staten van Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
177,
177. 178.
178 |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedeput. raden des
bisschop s.
biss. v. Utrecht. Burg., sc/iep. en raad der stad
Deventer.
Symon Claesz. Cangiter.
biss. v. Utrecht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b Woensdag voor Vr
Lichim, (Jan. 28). Febr. 24, Hattem. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over de Groningsche aangelegenheden
Verzoek om hunne gcdeputeerden te Vollenhoven
te zenden, om met die van Overijssel over de Groningsche zaak te beraadslagen Magtigt mT. J. van Dorp en mT. L. Cottereau, om
op de dagvaard te UtrecM te handelen, ter zake zijner gesehillen met den hertog van Gelder Verzoek dat de stad Groningen en de Ommelanden
van het Sticht niet worden onttrokken Magtigt Beinier van Gelder, bast., mT. Willem
Lanck, mT. Hendrik Zalsberch en Herman Cra- nenvelt, om op de dagvaard te Utrecht te hande- len, ter zake zijner gesehillen met de huize van Oostenrijk. Notarieel afschrift, get. keijen. |
179.
181.
182.
183. 184.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» jtfjzarl 15, Mechelen,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Philips v. Bmtr-
gondie.
gedeput. der stad
Groningen.
Karel, hertog van Gelder. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Maart 19, Karapen,
i Zondag JMare Jeru-
salem,[Maart %%) |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
* Maart 27 en 28
Utrecht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Claechten van den gecommitteerden van Philips, co.
van Castilien, ende de gecommitteerden van Caret, hertogh van Gelder, aen den heere van Montfoert ende domdeecken Veen, bij de votrs. fursten ge- stelt tot conservateurs vanden tractate ende ap- pointemente, tusschen haer beyden gemaeckt over tqualick onderhouden vanden voirs. tractate 185. Ultspraak, waarbij de conservateuren aan de Gel-
dersche afgevaardigden bevelen hunne magtbrieven over te leggen. Concept. 187. Verzoek om, zondcr aanzien des persoons, naar
regt en billijkhcid uitspraak te doen in zijne gesehillen met den huize van Oostenrijk 188. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i > 28, Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Zondag Judica,
(Maart 29) Nijmeg, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan, burgg. v. Montf.,
en Ludolf v. Veen, conservateurs, mits-
gaders aan de Bour- gondis. en Gelders. gevolmagtigden. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KABEL, HERTOG
VAN GELDER. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Middelen beraamd door Jan, burggraaf van Mont-
foort, en Ludolf van Veen, domdeken, ter verzoe- ning d-er beidepartijen. Concept. 189. Mededeeling dat hij, na de mislukking der pogin-
genom de zaak van Groningen tot een gewenscht einde te brengen, met overleg der staten van Overijssel heeft besloten een getal krijgslieden in dienst te nemen en daarmede de grcnspalen van het Sticht te bezetten 191. Verzoek om naar aanleiding van nevensgaand
afschrift van den brief van den graaf van Ben- them, kapittel generaal te beleggen 192. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
April 2, Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
April 3, Vollenhov
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
biss. v. Utrecht.
|
3 staten van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
> i 13,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
363
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I N H 0 U D.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HOUDENDE.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AAN WIEX CESCHREVEN
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DOOR WIEN GESCII.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UAGTEEKENING EN PLAATS.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bl.
193.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over de Groningsche zaken
Betuiging, naraens den koning, zijner erkentelijk-
heid voor hunne bewezene diensten |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Everwijn , ffraaf bisschop van Utrecht
van Benthem.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1506, Woensd. na Judica,
{April!) Dresden.
» April 18, Mechelen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan, burggraaf van
Montfoort, en aan Ludolf van Yeen, domdeken. Jan, burggr. v. Montf.
en Ludolf v. Veen, domdeken. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
WILLEM V.CROY,
HEERV.CHIE-
VRES , STAD-
HOUDER ENZ.
PHIL. V. BOURG. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
194.
194.
195. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verklaring van genoegen te nemen in het door
hen ontworpen bestand Omstandige opsomming van de hem door het huis
van Oostenrijk aangedane verongelijkingen
Verzock om hem mede te deelen of den hertog van Gelder de overkomst van voornemen is na
te volgen
Aniwoord op zijn schrijven van den 25. April Concept.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i 22. Falemuwe
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
St. Marcus , (April
25), Nijmegen.
t Mei 2, Arnkem. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KAREL, HERTOG
VAN GELDER. PHIL. V. BOURG.
STADHOUDER V. GELDERL. Jan , burggr. van
Montf. yenLud. v. Feent domd. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
197.
198. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Karel, hertog v. Gelder.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
> Mei 4.
>
> Mei 7, Loenen.
» i 10, Mechelen,
» i 11, »
i » 25, Duurst. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anticoord-op zijn schrijven van den 18. April 19-8.
Concept. Vernemende dat de hertog vau Gelder van voor-
nemen is het verdrag niet te onderhouden, ver- klaart hij, namens den koning, te protesteren van alio nadeelen uit hot hervatten der vijan- delijkheden voortspruitende 1!>9. Dankbetuiging voor de plegtige processien en
beden by gelegenheid van konings afreize naar Spanje gehouden; mededeeling van 'a vorsfcen behouden aankomst 200. Verzoek om mededeeling van het nader te geverj
gunstig antwoord van den hertog van Gelder 201. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Willem v. Croij, stad-
houder enz.
Jan, burggr. v. Montf. en Ludolf v. Veen.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
WILLEMV. CROY,
HEER V.CHIE- VRES, STADH. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kapittel van den Dom
te Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 t
I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan, burggr. v. Montf.,
en Ludolf v. Veen, domdeken. 3 staten van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededeeling dat dc dagvaard te Hattem is uitge-
steld tot zaturdag na Pinksteren, wegens de inneming van Groningen door den graaf van Oost-Friesland Ter dier zake
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
biss. v. Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
202,
203. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fred, v, IJsselst.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Maand. na Division
Apost.t {Julij 20) Wageningen. t Julij 21, Duurst,
|
bisschop van Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toezending van het door hem ontvangen antwoord
van Frederik, lieer van IJsselstein, op zijn schrijven over de klagten der kapittelen St. Pieter en St. Jan Ter zake der GroningscJte aangelegenlieden
Ter zake der aanstelling van ecnen kameraar bij
het collegie van den Lekdijk
Verzoek om hunne gedeput. by hem te zenden Nader en dringend verzoek deswege Toezending van den door hem met overleg der staten van Overijssel ontworpen brief aan de
stad Groningen
Over hunne aangelegenheden Ter zake van de heerlijkheden van Abcoude, Duurstede en Wijk
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 kapitt. van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
biss. v. Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
203.
205. 204. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
biss. v. Utrecht.
biss. v. Utrecht. |
Maximil. v. Oostenrijk.
aartsbmchop v. Trier. 3 staten van Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Julij 29.
> St. Pieter advincula,
{Aug. 1) Duurst,
> Sept. 8, Duurst.
» Oct. 6, »
» » 15, » i Dec. 23, I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
206.
207. 207. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
207.
208. 209.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan de stad Groningen,
bisschop van Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
biss. van Utrecht.
Willem, graaf v.
d. Berg, en Erederik,graaf v. d. Berg. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» <&/?£. 19, Vollenhov
1507, Zaterd. na 13 dag, (Jan. 9). |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3(»4
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I N II 0 U P.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AAN WIEN GESCHREVEN
|
HOUDENDE.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DAGTEEKENIXG EN PLAAT8.
|
DOOB WIEN GESCII
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SI.
Ter zake van den opbrengst der gelden tot beta-
ling van het verschuldigde aan den hertog van Kleef 211. Ter zake van de schuldvordering van den hertog
van Kleef, ten laste der steden Utrecht en Amersfoort 211. Ter dezer zake 23 2.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1507, Febr. 24, Duurst.
» Maart 6, Kleef. |
3 staten van Utrecht,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
biss. v. Utrecht
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ludolf v. Veen, dom-
deken. Ludolf v. Veen, dom-
deken.
kapittel van den Dom te Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HENDRIK PEN-
NINCK. Johan, hertog v,
Kleef.
Gerrit van Won. klokkensrieter.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zat. na Remiscerc,
(Maart 6) Kleef. Dingsd. voor Half
Vasten, (Maart 9) Kampen. Maart 14, Breda.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter zake van geleverde klokken
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
212.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Everard van der Mark, bisschop van Ludiks stelt
Frederik, heer van IJsselstein, tot zijtb raad aan, tegen eene jaarlijksche bezoldiging van 100 gou~ den Rijnsg. 213. Verzoek tot het doen vanbedeninhetSticht, ten
behoeve der minrebroeders-orde van Keulen 214. Voorstel om hunne gedeputeerden te zamen met
de zijnen te doen vertrekken naar de aanstaande dagvaard in de zaak der stad Groningcn 214. Ter zake der geleverde klokken 215.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 kapitt. en de stad
Utrecht.
3 staten van Utrecht |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Koenraad, biss.
vanMunster.
biss. v. Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dingsd. na Judica,
(MaartSS) Saasenb. April 23, Duurst.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kapittel van den Dom
te Utrecht. 5 kapitt. van Utrecht.
Rendrik Penninck, en
verdere raden v. d. hertog van Kleef. 5 kapitt. van Utrecht
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
St. Pieter en Paulus
avond, (Junij 28) Kampen. Aug. 21, Duurst.
Vrijd. na St. Pieter
ad vine, {Aug. G). Dond.naSt.Laurent.
(Aug. 12) Kleef.
In octavo Assump. Marie, (Aug. 22).
Aug. 25. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerrit van Wou,
klokkengieter.
biss. v. Utrecht.
de stad Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter zake der schuldvordering van den hertog van
Kleef
Ter die zake « |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
216.
216. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
217.
221. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
JOHAN,HERTOG
VAN KLEEF. de stad Amersf.
de stad Hoorn. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten van Utrecht.
kapittel van den Dom
te Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verzoek, na een omstandig verhaal van de gcdra-
gingen van Claes Veersz., de vordering tegen de landlieden van het dorp Zivaag voor den wereldl.regter, alsmede die tegen Claes Veersz. voor den deken van "West-Friesjand te brengen 218. Verzoek om vergunning voor den geestelijke
Gillis van den Moeten, tot het doen van aflaten in het Sticht, ten behoeve van het klooster van St. Bernard 220, Ter zake der schuldvordering van den hertog van
Kleef 221. Ter dier zake 222,
Ter zake van de bezending hunnentwege naar de
dagvaard, tusschen hem en den hertog van Saxen over de Groningsche aangelegenheden te houden 223. Ter zake der schuldvordering van den hertog van
Kleef 228. Verzoek om aan de staten de ontvangene waar-
schuwing omtrent een' aanslag op de stad Utrecht mede te deelen 223, Verzoek een afschrift van den brief van den hertog
van Gelder, waarin van hem eene ongunstige melding wordt gemaakt 224. Verzoek om aan hem dien brief zelven of wel een
autentiek afschrift daarvan toe te zenden 224. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
29, Brussel.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MARGARETHA V.
OOSTENRIJK. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 kapitt. van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
biss. v. Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aug. 30, Duurst.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sept. 4,
Nov. 16, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de stad Amersf.
biss. v. Utrecht, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dec. 6.
7,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ludolf v. Veen, dom-
deken. burg., schep. en raad
der stad Utrecht. 3 staten van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
<?2
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
"
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T--....... ...... ■ ■
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
■.;;■;■■ -.-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
367
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
t5JH0tJ D.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IJAGTEEKENING EN PLAATS. DOOR WIXS GESCH.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AAN >VIEN GESCIIREVEN
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HOUDENDE.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in.
Ter zake van het houden der dagvaard te Am-
sterdam 256. Ter die?- zake 256.
Ter dicr zake 257.
Toczcnding van het afschrift van zijn schrijven
aan den graaf van Nassau 257. 258.
Yerzoek om bij den hertog van Gelder op de
teruggavevan hethem ontnomeneaan tedringen 258. Over het te geven antwoord aan Rudolf v. Anhalt,
in eene zaak betrefrende de hulpbetooning van Utrecht aan den hertog van Gelder 259. 260.
Geregtelijke verhlaring van Roelof Arntsz. en
Andries Hugensz. 260. Toezcnding van het afschrift van zijn' brief aan
Maximiliaan van Oostenrijk, ter zake dcr Bour- gondische krijgslieden 261. Antwoord op deklagte van Hendrik van Nijenrode 261.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
biss. v. Utrecht.
Rudolf v. Anhalt.
biss. v. Utrecht. |
3 staten van Utrecht.
bmcJtop van Utrecht
3 staten van Utrecht, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1508, Aug, 4, Duurstede.
» Aug. 2, Weesp.
i Aug. 6, Duurstede.
» » 14, » » Agr. 14, Duurstede.
i Aug. 16, Apcoudc.
» » 19, Duurst.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Engelh.graafv. Nassau
3 staten van Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
blss. v. Utrecht.
Hendr. v. Nijen- rode, bastaart. biss. v. Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rudolf v. Anhalt.
|
bisschop van Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Aug. 17, Weesp.
I a 12. i Aug. 19, Duurst.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
biss. v. Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woensd. St. Bar-
tliolomeus avond, (Aug. 24) Wagen. Aug. 24, Duurst.
St. Bartftol. avond,
{Aug. 24) Abcoude
Aug. 38,Dordrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
KAREL, IIERTOG
VAN GELDER. biss. v. Utrecht.
Hendrik v. Nijen-
rode, bastaart. Maximiliaan van
Oostcnrijk. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verzoek om de belangens van Hendrik van Nijen-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rode te behartigen
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
262,
262. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bisschop van Utrecht.
3 staten van Utrecht, de stad Utrecht.
» »
3*staten van Utrecht,
» n
3 staten van Utrecht.
bisschop van Utrecht.
» b Willem Turck.
3 staten van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antwoord dat het Sticht door zijne krijgsbenden
geen nadoel zal worden toegebragt, indien zij zicli als getronwe rijks onderdanen gedragen, en de Gelderschen nict langer ondersteunen Verzoek betreffende de bescherming barer vesten
tegen de Bourgondischcn Nader verzoek deswege
Mededeeling zoo spoedig doenlijk zijne raden bij
hen te zullen zenden Verzoek om ontslagen te worden van hunne be-
lofte om het huis Loendcrsloot onzijdig te be- |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
263.
264.
264. 265,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de stad Beenen.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dond. na St. Jan
dccoll. (Aug 31).
St. Gillis, (Sept. 1).
Sept. 2, Duurstede.
i 15,Loendersl.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
biss. v. Utrecht.
Splinterv.Nijen-
rodeenWillem van Nijevelt. bisa. v. Utrecht.
Dlrh v. Zwieten.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
265,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waren
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oct. 4, Duurstede.
Sept. 30, Hinderd.
» 15, » Oct. 15.
Oct. 17. » 19, Duurst.
Oct. 16.
Oct. 22, Apcoude.
Oct. 26, Duurstede.
Nov. 1, Apcoude. Alter Heiligen,
(Nov.l)Zutphen. Nov. 8.
|
Toezcnding van hetantwoord van Dirkvan Zwieten
over do bewaring van het huis Loendersloot 266. 266.
Toezending van het afschrift van zijn schrijven
aan Willem Turck 267. Over bedreven getceldadiglieid uit het huis Nijenrode 267.
I I a 267. Toezending van het antwoord van Willem van
Usselstein, ter dier zake 268. 268.
Verzoek om in bezit van zijn huis te worden ge-
steld 269. Ter zake van het huis Nijenrode 269,
Mededeeling der terugbekoming van zijn huis 270.
Mededeeling dcr redencn die" hem tot de inneming
van het huis Kuinre hebben bewogen 270. Mededeeling van hunne gedeputeerden, wegens
vroes voor den vijand, niet ten kapittel-generaal te kunnen zenden 271, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
biss. van Utrecht.
WILLEM V. IJS-
SELSTEIN.
biss. v. Utrecht.
Will. v. IJsselst.
Hendr. v. Nijen- rode, bastaart.
biss. v. Utrecht. Hendr. v. Nijen- rode, bastaart.
karel, hertog van gelder.
de stad Amersf. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bisschop van Utrecht.
3 staten van Utrecht, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
368
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I N H 0 V D.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
365
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I N H 0 U D.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
AAN WEN GESCHKEVEX.
|
IIOUDENDE.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DAGTEEKENING EN PLAATS.
|
Dooit \vm:n (ii;;s< ii
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hi.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan, graaf v. Eg-
mond, stadh., en raden van Holland enz. biss. v. Utrecht.
|
Antwoord op den brief van den bisschop van Utrecht,
ged. 12 Dec. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1507, Dec. IS, 'sHage.
» Dec. 21, Duurst. I I 9
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
225,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over het beramen van middelen tot verzekering
van rust en vrede in het Sticht Toezending der klagten der dorpen Amerongen,
Leersum, Tull en 't Waal, Doom en Vreeswijk, over de uitzettiug tot voldoening der schuld- vordering van den hertog van Kleef |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
226.
227. 227. 228. 228. 229. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Amerongen.
Leersum.
Tull en H Waal.
Doom.
VreeswijJc.
biss. v. Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bisschop van Utrecht.
» » |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Herhaling van zijn verzoek, betreffende den brief
van den hertog van Gelder, en deelt hun mede zijne vcrdcre bemoeijingen in het belang der stad Eeenen, en zijn gevoelen omtrent hare verdediging Ter dezer zake
i » Vergunning om den toevoer van wijn langs den
Hijn, ondcrvoonvaarde, dataan zijne onderzaten uit Utrecht levensmiddelen worden tocgevoerd Verklaving van het slot Loendersloot geen ding-
taal te zullen vorderen Ter zake van de bewaring der stad Beenen en het
verbod in Holland van toevoer van levensmid- delen naar het Sticht Verzoek van verschoond te blijven van de uitzet-
ting van het huisgeld |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1508, Jan. 1, Duurstede
|
3 staten van Utrecht
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
229.
230. 231. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
> » 5, I
i i 16, »
p Vrijdag na 13 dag,
(Jan. 7) Wagen. » Dond. na St. Agnes
(Jan. 27), Wagen. > Pebr. 17, Duurst,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B 9
KAREL, HEItTOG
TAN GELDER |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kapittel van den Dom
te Utrecht. 3 staten van Utrecht
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
233.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Karel
|
her tog v.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
G elder
biss. v. Utrecht |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
233.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
234.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3» Maart 24, Wijk bij
Duurstede. |
Burg., schep. en
raad der stad Wijk bij Duur- stede. biss. v. Utrecht.
Will. v. Nijevclt.
biss. v. Utrecht. KAREL, HERTOG
VAN GELDER. Splinter v.Nyen-
rodeenWillem v. Nyevelt. biss. v. Utrecht.
Karel, hertog v.
Gelder. Karel, hertog v.
Gelder. » » |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
234.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter zake van het verbod in Holland van toevoer
van levensmiddelen naar het Sticht 235. Ter zake van de bewaring van den huizc Loendersl. 235.
Ter zake van de Bourgondische krijgslieden, lig-
gende in het Sticht 236. Ter zake van den huize Loendersloot 236.
Verzoek om het noodige krijgsvoorraad en lcvens-
middelen ter gocde bewaring van den huize Loendersloot 237. Ter zake der Bourgondische krijgslieden 238.
Ter zake van den huize Loendersloot 238.
Verzoek om hem te melden of zij al dan niet zijne
gewapende tusschenkomst zullen gedogen 239. Toezending van het verzochte vrijgeleide; klagte
over de aanranding der zijnen door de Bour- gondischen; waarschuwing voor de goede be- waring van Beenen 239. Verlecning van vrijgeleide 240.
Belofte, onder toezending van het afschrift zijns
schrijvens aan Rudolf van Anhalt, het welzijn zijner onderzaten te zullen behartigen 240. 46*
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
* » 24, Duurst.
» Mei 24.
i » 26, Duurstede.
» Vrijd. na Cantate,
(Mei 26) Weesp. i Junij 2. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Junij 7, Duurstede.
> Vrijd. na Asc. Dom.
(Junij 9), Zutphen
» St. Johan Bapt., (Junij 24) Veluw.
y St, Pieter en Paulus avond, (Junij 28)
Veluwe,
i Woensd. na St. Job.
Bapt., (Junij 28). > Julij 2, Duurstede.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Karel, hertog v,
Gelder.
biss. y. Utrecht, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedeput. der 3 staten
van Utrecht.
3 staten van Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I N H O U D.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
369
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I N H 0 TJ D.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DAGTEEKENING EN PLAATS.
|
DOOR WIEN GESCH.
|
AAN WIEN GESCIIREVEN'
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
HOUDENDE.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bl.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de stad Amster-
dam. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antwoord dat de krijgslieden, liggende op den
llindcrdam, door haar niet worden betaald, en dat niet op haar, maar op 's keizers last het blokhuis aldaar wordt af^ebroken Mcdcdceling van hnar gcvoelen over het verbreken
van den landbrief door den bisschop van Utr. Over zijn gegeven last, bctreil'ende de vervolging
zijner ondcrzaten wcgens schulden Over het huisgeld ter bctaling der krijgslieden
en het sluiten van het consistorio Over hunne bezending naar den bisschop
Over het schenden van den landbrief door den
bisschop van Utrecht
Mcdcdceling dat hij vcrhinderd wordt persoonlijk te Utrecht te komen, maar zijnc gedep. tcr
vergadering zenden zal
Over eene dagvaard, te houden binnen Amsterd., tcr zake van den dijk bij Muiden
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1509, Maart 1.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
287.
288,
287,
288,
289, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de stad Amersf.
biss. v. Utrecht.
biss. v. Utrecht.
Jan, burggraaf v.
Montfoort.
dc stad Amersf. biss. v. Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
> Maand. na Remise.
(Maart 5).
> b G, Duurst.
i Maart 25, Duurst.
» d 27, Montf.
Dingsdag na Jiulica,
(Maart 27).
» Maart 29, Duurst. » Mei 8, Duurstede
» Mei 4, fs Hage. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
289.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
290.
291.
291.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan van Egmond,
stadh. enz.t en raden v. IIoll. Jan, burggraaf v.
Montfoort. de stad Gouda.
KAREL, HERTOG
VAN GELDER. de stad Gouda.
biss. v. Utrecht. KAUEL, HERTOG
VAN GELDER. biss. v. Utrecht.
Jan van Bgniond.
stadh. enz., en raden v. IIoll. de raden des bis-
schops. Jan van Egmond,
stadh. en raden v. Hollandenz. biss. v. Utrecht.
Burg., schep. en
raad der stad Deventer. biss. v. Utrecht.
|
hisschop van Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antwoord van het kapittel gencraal niet te kunnen
bijwonen 292.
Ter zake der sluissluiting 292.
Over de verlenging van den met den bisschop ovcrcengekomen wapcnstilstand 293.
Ter zake der sluissluiting enz. 294.
Over den wapcnstilstand met denhcrtog v. Geldcr 294.
Ter dezer zake 295.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
i St. Petrus en Paulus
avond, (Junij 28).
Montfoort.
i Julij 8. » Vrijd. na Div. apost. (Julij 20), Zutph,
» Julij 29. » Aug. 2, Duurstede. i Zond. na St. Petrus ad vine, (Aug. 5)
Docsburg.
Aug. 20, Duurst, i Aug. 19, 3sHage.
|
3 staten van Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fred, hecr v. IJsselst
3 staten van Utrecht, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toczending van het antwoord des stadh. on raden
v. Holland enz., betreifende de Goudsche sluis 295,
Ter dier zake 295, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hisschop van Utrecht,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Aug. 20.
» Sept. %%/sHage.
» Sept. 25, Duurst.
» % 29. » Oct. 14, Duurstede
i Oct. II, 'sHage.
» Oct. 26, Duurst.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
burgemeestercn
|
der
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
296.
296. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stad Utrecht.
hisschop van Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter zake van het onderhoud van het hooft vdor
de stad Wijk bij Duurstede 297. Over den wapcnstilstand tusschen den bisschop
van Utrecht en den hertoor van Gclder 298. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toczending van het antwoord des stadhouders en
der raden van Holland enz., ter zake der Goud- sche sluis Ter dier zake
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
299.
299, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan van Egmond,
stadh.) en ra- den v. Holl. biss. v. Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hisschop van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten van Utrecht,
|
Toezending van het afschrift van zijn schrijven aan
den stadhouder en raden van Holland enz., ter zake van het herstcllen der dijken tusschen Muiden en Amsterdam 47
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
300.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
*?0
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
INHOUD.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DAGTEEKENING EN PL A ATS.
|
HOUDEN DE.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DOOE WIEN GESCH. AAN WIEN GESCHKEVEN.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bl.
301.
302.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1509, Oct. 27, Daunt.
» Oct. 26, Klcef. # dag voor Allerhei-
ligen, (31 Oct.) Deventer. |
|Sm*. v. Utrecht.
PHIL. Y. KLEEF.
burg., schep. en
raad der sfce- den Deventer, Kampen en Zwol. biss. v. Utrecht.
KAREL, HERTOG
VAN GELDER. ROEL. LE FEVRR,
HEER V. LIES- VELE*. biss. v. Utrecht.
Jan, bunrgraaf T.
Montfoort. burg., schep. en
raden der stc- den Deventer, Kampen en Zwol. PHIL. V. KLEEF.
KAREL, HERTOG
VAN GELDER.
PHIL. V, KLEEF.
biss. v. Utrecht.
|
Ter dier zake
Ycrzoek om voldoening zijner verschuldigde pen-
ningen
Over eenc te houden dagvaard ter bijlegging van de geschilien tusschen den bisschop van Utrecht
en den hertosr van G elder
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stadh. en raden v. Hell
3 staten van Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
302.
303.
304. 304. 305.
305. 306. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over den nienwen dijkdoorHollandopStichtschen
bodem opgeworpen
Over de bijlegging zijner geschilien met den bis- schop van Utrecht Over de te Schoonhoven te houden daervaard
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» Nov. 20, Duurst.
t Dingsd. na St. Pon-
ciani, (Nov. 20) Zutpherc. » Dec. 4, 's Hage.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over de wapenstilstand met den hertog v. Gelder
» i » * » >
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan, burggraaf van
Montfoort.
Jacob van Apcltcrn, domdeken.
3 staten van Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
> » 13, Duurst.
* » 14, Montfoort » » 14, Dcvcnter. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Naderc aandringing tot betaling zijner verschul-
digde penningen Over de verlenging van den wapenstilstand met
den bisschop van Utrecht Ter zake zijner schuldvordering
Over net wederregtclijk invorderen van ongelden
uit zijne tafclgoedercn Over het sluiten der rekening van het huisgeld
» i i Mededeeling van het verzoek van Overijssel, be-
treffende de geschilien met den hertog v. Gelder |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ff i 17, Brussel.
» Zond.naSt. Thomas
(Dec. 23), Zutph.
1510, Jan. 12, Edinghen.
> s 13, Duurst.
i » 21, »
» i 25.
> * 23, Duurst.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
307.
307.
308. 308.
310. 310. 311.
311. 312.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» i
Jacob van Apeltcrn.
3 staten van Utrecht. Nijmegen, Zutphen ,
Roermondeen Venlo. bisschoppelijke raden. 3 staten van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de stad Reenen.
biss. v. Utrecht. biss. van Utrecht.
Willem v. JRossum
biss. v. Utrecht.
biss, van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Berigt uit Kampen
Toczending van het afschrift van zijn schrijven aan
de dijkgraven en heemraden van Woerden cnz., ter zake van het morgengeld tot herstel van sluiswerk enz. Ter dier zake
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woensd.na St. Paul.
conv.t {Jan 30).
Febr. 1, Duurst. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
312.
313. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dijkgraqf en heemraden
van fPoerden, Oude- toater en Bodcgraven 5 kapitt. van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Febr. 10, 7?««r^.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over zijne schuldvordering ten laste van de ste-
den Utrecht en Amersfoort Ter zake der bijlegging zijner geschilien met den
Iiertog van Gelder. Concept.
Set in schrift gesteld antwoord en verslag van Jan Falquier
Tar dier zake |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» dag voor Purif. Ma-
rine , (Febr. 1) Kleef. » Febr. 3.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
JOHAN, HERTOG
VAN KLEEF. 3 staten v. Uir.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
313.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bisschop van Utrecht.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
314.
314.
316. 317.
318.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ridderschap en 3 steden
van Overijssel.
bisschop van Utrecht. 3 statea vau Utrecht. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
> iitfr. 3, Utrecht.
i i 5.
» Febr. 6,Duurstedc.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Concept.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b r
biss, v. Utrecht,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
»
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
t N H O V D.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIOUDENDE.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DOOIt WIEN GESCII.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DAOTEEKENIXG EN PLAATS.
|
AAN WIEN GESCHREVEN.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BI.
aia.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ridderschap en 3
steden v.Ovcr- ijssel. biss. v. Utrecht.
gedep. v. Salland
Twente en Vol- lenhoven en. der steden Deventer Kamp.mZwol. KAHEL, HERTOG
VAN GELDER. |
Ter zelfde zake
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1510, Vrijdag na Purif.
Marie, (Febr. 8)
Deventer.
Febr. 13, Duurst Febr. 9, Deventer, |
3 staten van Utrecht,
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten van Utrecht.
bisschop van Utrecht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
320.
321. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over zijne geschillen met den bisschop
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woensd. na Invo-
cavit, (Febr. 13) Oldenzaal. Dond. in denVastcn,
(Febr. 14). Febr. 15.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten van Utrecht.
|
324.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de stad Amersf.
|
Medcdeeling dat zij hare gedep. wegens vrees voor
den vijand niet durven zenden op het generaal kapittel 323. Over de bijlegging zijner geschillen met den bisschop
van UtrecU " 323. » » 325.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten v. Utr,
|
hertog van GeUer.
Jacob van Apeltern,
domdeken. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Febr. 18, "Wijk te| Evert v. Enssc
Duurstede.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jacob v.Apeltcrn
en Steven van Zuylenv.Nye- velt. biss. v. Utrecht.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
St. PetrusadCathe-
dram, (Febr. 22)
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
326.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Febr. 27, Duurst.
|
3 staten van Utrecht. Vcrzoek om hem geene hinderpalen in den wcg
te leggen, bij het opbieden van de tot zijnen Gelderschen krijgstogt benoodigde wagens 326, Jacob van ApcltcrnJOver de Geldersche geschillen 327. domdeken.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maart 1, "Wijk tc
Duurstede. » 14. t 19, Duurst. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Evert v. Enssc.
dc stad Amersf.
Bernard , mark- graaf v. Baden 3 staten v. Utr.
Johnn, hertog v.
Kleef. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 kapitt. van Utrecht.
3 staten van Utrecht. |
Over de schuldvordering van den hertog van Kleef 309.
Klagtc der pachtcrs des bisschops te Driebergen, |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
over dc unordering van het huisgeld ter beta-
ling van den hertog van Kleef 327. Over de Geldersche geschillen. Concept. 328. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maart 24, Utrecht.
Maand. na Palmdag
(Maart 25), Kleef. Dingsd. naPalmd.,
(Maart 26) Kleef. Maart28,Thcmiske
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eoeland le Fevrei Jieer
van Liesvelt.
5 kapitt. van Utrecht. burg., schep. en raad
der stad Utrecht.
3 staten van Utrecht. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over zijne schuldvordering ten laste van de steden
Utrecht en Amersfoort |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
329.
329. 330.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over de Geldersche geschillen
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ROEL. LE FEVRE
HEERV. LIES- VELD. biss. v. Utrecht,
gedep. der staten vanOverijsse
radenv.d.hertojr van Gclder.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
April 7, Deventer.
» 8, t » 12.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
330.
331. |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedep. der staten van
Utrecht. |
Klagten over gcweldadigheden van Stichtsche
onderzatcn jcgens de Gelderschen 332. Jnstructie voerden gedeputeerden, die reysen zellen
op die dachfaert te Campen, die begheert is van- den staten seeder Stichts, op communicatie te hebben montlijck mit vrunden ende reden cms gened. heren van Vtrec/d, op sul/ce behulp ende bijstant etc., als zijne gened. begeert hebben vanden selue/i staten. Concept. 333. Ter dier zake 334.
» » 335.
Over de Geldersche klagten, (zie CCCCLXXXIY) 336.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» 14, d
Miseric. Domini,
(April 14)Devent. AprU 17. |
biss. v. Utrecht,
gedep. der staten vanOverijssel.
Bernard, markgr. van Baden.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 staten van Utrecht.
i) u
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
372
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I K H 0 U D,
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
REGISTER.
|
|||||||||
A.
Aa, den, 78. 266.
Aa, Gijsbert van der, 309.
Albert, hertog van Saxen, 158.
Ahcoude, 17. 209. 210. 242. 266.
AcMersloot, 54. 139.
Adewerdsche Sijle, 115.
Adolf, hertog van Gelder, 166.
Adrianus Florentii, 144. 145.
Aerberch, Robbrecht van, 95.
Alarnania, 145.
Alexander, 140142. *
Alphen, 104.
Alphen, (Alpen), Johan van, 87. 89.90.
Amerongen, 18. 21. 226228. 285.
Neder-, 227.
Amerongen, Arnt van, 46. Willem van, 134. 136.
Amersfoort, 18. 24. 73. 74. 83.93.130. 178. 211. 212. passim.
Amsterdam, 252. 253. 956. 257. 262. 291. 292. 301.
Andries Hugensz., 260. Aninio, 141. Aniwerpen, §Q. 216. Apeltkeern, (Apelteren), Jacob van, 43. 57.
Arragoni 201. Ass, 94, Ass, Willem van, 46.
Aswijn, Willem van, 196. Augsburg, 109111. 116. 117, Badent 87. 97.
Baenst, Paul van, 10. 15.
£aer, 95.
t
|
Barneveld, 332.
Bast, Christoffel die, 83. Beesdt, Laurens van, 333. Bmt, 14. 20. 21. Bellens, Walterus, 26. Bemmel, Goesen, 72. Berch, Dirk van den, 315. Berg, Frederik van den, 209. Willem van den, 209.
Berge, Joest van den, 133. Beverweerde, 25. 157. 158. Beijell, Ulrich, 56. Bodegraven, 104. 279. Boeler, 25. Boeijen, Claes, 33. 34.
Bolair, 161. Bommelerweerd, 196. Boucliout, Johan van, 78. Philips van, 25.
Bourgondie, 241. 263. 311. 312. Braband, 156.194.205.314.315.336. Brant, Pieter, 95. Brawbach, Frederik van, 164. Breda, 7. 19. 21. 212. Breda, Johan van, 213. Brederode 162. Breukelen, 258. Broickhusen, Cornelis van, 74. 80. 83.
Reiner van, (Broeckhu- sen), 71. (Bruychuysen), 163.
Brouwer, Henrik, 138. Brussel, 196. Buchorst, Johan, 346. Buederich, 106. 107. Busch, Thuest (Thoest) ran den, 87. 89. 90.
Busleyden, Francois van, 2. Buren, 29. 94. 129. Byge, ISO. |
C.
Castilie, 201.
Christoffel, niarkgraaf van Baden, 51.
64. 84. 97.
Cornelis, mr., 155. Coper Zuiwinde, 78. Cottercau, Leonard, 182. 194. Cornelis van Berghen, 14. 21. 155, 196.
Craen, Gijsbert de, 333. Cranevelt, Herman, 184. Cruningen, van, 5. 8. 9. 15. 21. D.
Bacia, 141.
Dalen, Wolter van, 95.
Bam, den, 115.
Bansjg, 180.
David van Bourgondie, 1. 2. 4.11.12.
13. 16. 17. 50. 52. 60. 72. passim.
Belftland, 104. Beventer, 6. 18. 69. 71. 72. 79. 103. 113.160. 161. 173. 178. passim.
Diepholt, Johan van, 93. Duiteville, Janne van, 15. Boesburg, 95. 171. 191. Boetichem, 196. Doirnick, Wijnant van, 93. Dolre, Jacob van, 310. Boom, 228. 229. BordrecJitsche waard, 291. Dorp, Jeronimus van, 182. Douze, Gerard, 302. 307. 340. Brenthe, 47. 48. 72. 114.161. 179. 193. 319.
Briebergen, 327. Bulbele teetering, 292. 47*
|
|||||||
374
|
|||||||||||
EEG1STEK.
|
|||||||||||
H Gheyn, 229.
Goertsz., Jan, 345. Golsmit, Jan van, 95. Gorinchem, 20. 95. 98. Gouda, 104. 255. 297. 299. 300. 301. ss Gravenhage, 104. 269. Groningen, 113. 114. 146149.158. 160. 162, 165. 169173. passim. Grues, Simon, 83. H.
Hacke, Ott, 46.
Hagen, Herman, 266.
Halphen, Willem van, 2.
Haltiast, Jan, 2. 10. 26.
Hamme, Erederik Vten, 78.
Hamersfelt, Herman van, 18.
Harmelen, 313.
Hariie, Johan van, 11.
Hasscl, Henrichen von, 23,
Hattem, 27.172174.178.179.183.
184.191193.202.205.206.208.
209.
Hcesboom, Johannes, 29. Helmoni, 52. Helpen, 114. Hendrik, hertog van Saxen, 149.
Herodes, 148. *8 Hertogenbo8cht 51. Heusden, 21, Iluessen, 106. Hcyden, Arnt van, 8/114. 119.
Hinderdam, 266. 287.'309. Hoern, 196. Hofwarten, Hans, von Kirchevm, 82.
Holland, 21. 54. 72. 8890. 156, 180. 223. 224. 231. 234. 235.
passim.
Holland, Noord-, 104. Hompesoh, Hehrrich van, 11. Hoorn, 96. 114. 218220. Horst, ter, 25. 338. Hungaria, 124. J.
Jacob van Gaisbeeck, 17.
Jan, heer van Mcrode, 61. 62.
Jan, heer van Montfoort, 78. 84. 87.
97. 185189.196. 211. 347. 848.
Jan van Hoorn, 213. Jeronimus, 204. Johan, hertog van Kleef, 72. H. 74. 79. 82. 84. 86. 95. 103. 106. 119.
128.130. 211. passim.
Johannes, 143. Juda, 127. Jutfaas, 236. |
|||||||||||
Duurst&de, 17. 49. 119. 120. 123.164.
165. 209. 210. E.
Edet 332.
Edele, Jacob de, 134. 136.
Edsard, graaf van Oost-Friesland, 162.
163.175. 202.
Eem, ter, 24. 332. 339. Eemden, 180. Eemland, 223. EUmrgt 315. 317. 319. Mat, 227. Fmmenes, 332. Emmenichen, (Empzickem), 111. 112.
Endoven, 214. Mngelen, 336. Ense, Evert van, 51. 79. Esch, (Essen), Henrik van, 312. 315. Essen, 114. Evenvijn, graaf van Benthem, 111, 112. 193.
E.
Falkier, (Faulquier, Volkier) 157. 158.
314. 318. 320. 321.
Fevre, Roeland le, licer van Liesveld, 312. 314. 333335.
Floris van Egmond, heer tot IJseelstein, 106. 250. 269.
Foet, Lambert, 136. Eoyt, Willem, 136. Erederik, hertog van Saxen, 139. Frederik van Blanckenheim, 50. 52. Freclerik van Egmond, heer van IJsscl- stein, 29. 30. 32. 3739. 4145.
47. 53. 57. 59. passim.
Frieshnd, 88. 90. 118. 122. 149. 205. 293.
Friesland, West; 163. G.
Gfffe,201.
Geldeneck, Frederik van, 157.
Gelre, 7. 8. 27. 95. 135. 150. 182.
185. 276.
Gellcou, (Golliclem), 14. 20. 21. Gendt, Henrik van, 85, 128. Gent, 166. Genemuiden, 318320.
Gennep, 95. George, hertog van Saxen, 49. 102. 145. 146. 149. 158. 160162.
165. 169.. 171. passim.
Gerwania, 124.125. 137. 141143. 145.
Geylen/circhen, 11. Gheeh*, 62. |
|||||||||||
K.
Kamerik, 304.
Kamerik, 313. Karel van Egmond, hertog van Gelder, 95. 115. 119. 133. 136. 152154.
182. 186. 189. passim.
Karel van Oostenrijk, 249. 253. 255. Kampen 18. 79. 103. 138.173.178. 179. 184. 222. 271. 280. passim.
Kennemerland 287. Kleef, 70. 74. 128.166. 211. 216. 217.
Keulen, 19. 23. 26. 28. 103. 134.139. 143. 201. 214. 220. 221.
Kessel, 196. Kobeler, (Cobbeler) Jorien, 72. 87. 89. 90.
Koevorden, 79. 180. Konynck, Frederik de, 331. 334. Godert de, 93. 246.
Kooten, 285. Krysch, (Kryss), Johan, 331. 850.
Kuinre, 271. 272. 274. 276.277. 280. 286. 311. 333.
Kuilenburg, 275. 280. Knntzen, 204. Kustergen, 134. J
L.
Lange,(Langh), Willem, 184.305.306.
314. 324.
Lare, Jacobus von, 28. Lawik, Jorden van der, 30. Leerdam, 20. 65. 106. 107- Leei'sum, 227. 280. 285. Leeuwen, Albert van, 310. LeMijk, 18. 6. 99. 134. 136. 206. 228. 298.
Lenth, 57. Leon, 201. Lescluse, Simon de, (van der Sluis), 46.
Leiden, 2. 81. 82. 9. 9092. Levendail, Nijs van, 239. Leuwn, 3. 246. Lobith, 106. Lochorst. Herman van, 56.
Lodewijk van Bourbon, 213. Lodewijk van MontfooTt, 31. 74. 80. 85. 86. 97. 101. 105.
Loe, Wessel van den, 67. 128. Loendersloot, 76. 78. 233. 235. 338. 265. 266.
Luheh, 180. 215. Luchtleven, Hughe, 71. LudeJc, 2. 213. 214. Lymersch, 128. M.
St. Maartensdijc/c, 78.
|
|||||||||||
375
|
|||||||||||
REGI3TEK.
|
|||||||||||
Spiegel, Werner, 242.
Spijkerskamp, 133.
Stevensbrugge, 78.
Steenre, 196.
Steyn, 314.
Steynen kainei*, 282. 283.
Strick, Jacob, 233,
Sule, Hubert van, 60. 61.
Sweder van Kuilenburg, 16.
T.
Teecop, 33.
Thoirn, Gerrit van der, deken van St.
Pieter, 349. 350.
Tkl, 184. ] 86.187.189.190.196.197. Torek, (Turck), Willem, 267. 268.570. 275. 277. 278.
Trier, 23. 97. 206. 220. Tubenheim, Christoffel van, 208. Tall en't Waal, 228. Twente, 72. 79. 193. 318. 320. 323. Twynckcl, Johan van, 71. U.
TJlzen, 111. 112.
V.
Vaart,de, 236.
Valckenborch, 157.158.
VecU, 260. 275.278.
VecHen, 347. 348.
Veen, Ludolf van, 60. 97. 127. 185.
188. 252. 257.
Veersz., Claes, 218220. Pieter, 219.
Vclen, Herman van, 8. Velmee, 6. 69. 196. 338. Venlo, 311. 319. Vianen, 163. Vlaanderen, 3. 10. 314. 315.
Vierscn, Johan van, 284. Vilurbium, 143. Vollenhoven, 7. 72.102. 105.146.181. 202.
Vollcnhoven, Pieter van, Jacobsz, 105. Vormiselle, 15. Vrankrijk, 96. 117. 166. 200. 304.
Vreeswijk, 229. Vredendaal, 159. W.
Wageningen, 38. 89.196.207. 233.261.
275.281.315. 317.334.336.passim, Walmanshnisen, Theus van, 28. Waltena, Henrik, 310. Waill, Bartholomew van, 136. Webcl, Prederik, 284. |
|||||||||||
Marck, Luiken Wtter, 312.
Margaretha van Oostem-rjk, 230. 232.249. 297. 306. 328. 833. Marguerite do Meleun, 61. 62. Maria van Hongarije, 166. Martensz, Johan, 156. 157. Maximiliaan van Oostennjk, 166. 261. Mechelen, 95. 189. Meden, 205. Meerten, Jan van, 228. Meppen, 114. Moes, Hans, 260. Moeten, Gillis van den, 220. Mqffte, die, 196. Montfoort, 297. 299. Mulert, Gerrit, 75. 79. Muiden, 291. 301. Murmnen, Bernardus, 26. Munster, 114. Munster, Wesselus van, 214.
Myddeldorp, Gerrit, 95. N.
Naarden, 159. 246.249.
Neuremburg, 108. 109. 116. Niekerk, 7. 315. 317. 336. Kyenbrugge, 160. 170. 302.
Nyeicendam, 54. Nijenrode, 262. 267269. 275. 278.
Nijenrode, Gijsbert van, Splintersz., 78. Nijenrode, Henrik van, bastaard, 260. 262. 270.
Nijenrode, Splinter van, 238. 246. 266. Nyessercn, Bernt van, 274, Nyevelt, Willem, bastaard, 246. 266. Nijmegen, 27. 95. 196. 199. 311. 319. 332. 336.
Nijwegen, Arnt van, 79. O.
Odijk, (Owijck, Oijck), 157. 158.
Ommelanden, 147.149. 158.172.174. 175. 180.
Oldenzaal, 318. 326. 332. Orssoy, 106. Otto, deken van West-Friesl.,219. 220.
Oucoep, (Oudecoep), 78, 266. Qver-Beluwey 67. Overijssel, 3. 6. 7. 55. 56. 72. 150. 160. 170. 171. 176.177. passim.
Oij, (Oijen),Willem van, 176.202.304. Oijen, 151.152154. 271. 272.302. 311. 326. 328. 330. 333.
P.
Pallaes, Adriaan van, 119. 120,
Floris van, 136.
Pennynck, Henrik, 216. |
Petrus, episcopus Tornacensis, 100.
Philips, bastaard van Bourgondie, 8. 19.
Philips van Kleef, 1113. SG2. Philips van Oostenrijk, 10,40. 81. 87. 90. 145.148151.153.185.183.
197. 279.
Philips van Savoijen, 220. Pietersz., Gerrit, 260. Jacob, 309.
Pius III, 141. 143. Polhem, van, 176. Ptideroijen, 153. Purmerend, 95. Putkuyp, 297. 299. 300. 301. Pijl, Arnt, 3S2. 338. Jan, 33. 34.
R.
Earn, Adriaan, 19.
Raymundus, 122. 136.
RedincJchem, 336. 339.
Reenen, 25. 63. 71. 75. 91. 95. 119.
121. 122. 227. 230. 232. 234.
passim.
Reinier van Gelder, bastaard, 184. Remmerden, 332. Renesse, Jan van, Jansz., 78. 121,
Reyniersz., Jan, 259. 260. 261, Revel, 180. Riet, Gijsken van, 332. 338.
Roedenborch, Johan van, 135. Rocland, Mr., 308. Roelof Adriaansz., 260. Roermonde, 95. 196. 311. 319. Rolde, 161. Rome, 122. 214. Rudolf van Anhalt, 226. 230.232. 241. 243. 247251. 253. 254256.
259. passim.
Rudolf van Diepholt, 16. 50. 52. 81. 87. 133.150. 277. 279. 299. 300.
Rijn, 164. 233. Oude-, 164. 168.
Rijnland. 104. Ruyter, Jan dc, 57. S.
Salland, 75. 79. 193.
Saxen, 6. 46. Schlinitz, Thoma, 72. Schieland, 104. Schoonhoven, 297. 304. 313. Schultorppe, 222. Schynytz, Hcnrich von, 204, Sottcrn, Anthoni von, 23. Soudenbalch, Evert, 24. 36. Spankeim, 14. Splynter, Gerrit, 155. |
||||||||||
376
|
|||||||||||||||||||
REGISTER.
|
|||||||||||||||||||
Worm, 109. 166.
Wou, Gerrit van, 179.
Wijk bij Duurstede, 7.17. 19. 21. 22.
25. 28. 29. 32. 35. 36. 47. passim.
Wijndesem, 306. Wylich, Johan van, 67. Steven van, 67.
|
|||||||||||||||||||
Weerdenborch, "Willem van, 163.
Weespy 239. 245. 259. 261. 263. 265. 278. 279.
Werde, de, 49. mrkkooen, 157.168. 308. Weasel, 289. Westerle, 61. Westrum, 80. Wierich, 293. Willem van Croy, heer van Chicvres, 198. 200. 201.
Willem, hertog van Gulik, 12. 85. 96. 107. 214.
Willem, hertog van Holland, 95. Willem van Montfoort, 29. Willem van IJsselstein, 268. 269. 277.
Wyseh, 70. 112. Wysch, Henrik van, 16. Woerden, 33. 104.296.297.299.300. 312
Wollefswijnckell, Ot van, 332. |
Zeeland, 88. 90. 180. 293. 314. 315.
Zevenbergen, 52.
Zoest, 223.
Zoest, Johan, Dirksz., 260.
Zuggeroede, Gerrit, 223.
Zuylen van derHaar, Steven van, 167.
168.
Zuylen van Natewisch, Jan van, 78. Zuylen van Nyevelt, Henrik, 92. Jan, 8082. 88
92. 101.
Zuylen van Nyevelt, Steven, 78. Zuylestein, 285. Zutphen, 70. 171. 196. 103. 231. 284. 306. 311. 319.326. 350.
Zwaag, 119. 220. Zwanenburgerdam, 104. Zwieten, Arnt van, 78. Dirk van, 76. 78. 233. 265. 266.
Zwolle, 18. 79. 113. 173. 178.193. 202. 222. 271. 276. 282. 312. 322.
|
||||||||||||||||||
U.
|
|||||||||||||||||||
Upesboty 291.
IJsendoren, Ernst van, 337. IJssel, 27. 48. 54. 64. 69. 103. 112. 114.138. 146. 147. 161. passim. Usseldijky 104. IJsselstein, 20. 47. 98. 159. 166. |
|||||||||||||||||||
Z.
|
|||||||||||||||||||
Zalland, 7. 319.
Zalsberch, (Saltzbergh), Henrik, 184.
186. |
|||||||||||||||||||
VERBETERINGEN IN DE 0PSCHR1FTEN DER BRIEVEN.
Bladz. 12 stoat: van de kapittelen van Utrecht, afgevaardigde, lees: aan de kapittelen van Utrecht, afgevaardigden.
b 13 » David Bourgondie, lees: David van Bourgondie. ' D 41 » de bisschop van Utrecht zcndt aan de 5 kapittelen afschrift van zijn schrijven aan Frederik
van IJsselstein, lees: de bisschop van Utrecht zendt aan de 5 kapittelen van Utrecht afschrift
van zijn ontvangen antwoord van Frederik, heer van IJsselstein.
b 49 b de bisschop van Utrecht verzoekt Herman Lochorst, ter zake van de betaling der aan Frederik, heer van IJsselstein verschuldigde penningen, lees: de bisschop van Utrecht aan Herman van
jLochorst, ter zake van de lossing der to Gelicom gevangene burgers.
» 54 en 80 » Engelbert, graaf van Egmont, lees: Jan, graaf van Egmond. » 222 v de bisschop van Utrecht aan de 3 statcn van Utrecht, lees: de bisschop van Utrecht aan de 5 kapittelen en stad Utrecht.
b 276 » Burg., schep. en raad der steden Deventer, Kampen en Zwolle, lees: Burg., schep. en raad der steden Deventer, Kampen en Zwolle aan de 3 staten van Utrecht.
» 287 » de vervolging zijner wegens, lees: de vervolging zijner onderzaten wegens* 9 291 » zijne gedep., lees: zijne radon* |
|||||
DRUKFEILEN.
Inleiding bl. II, regel 19 van boven, stmt: daarvan bij aan alien, lees: daarvan voor alien.
i i i) 8 van onderen, staat: op hare belangrijke tijdperken, lees: over hare enz.
d i IV, i 13 » . » dat aan bij wien, tees: dat aan dengene, wien.
Bladz. 172,fc brief CCXLVI, staat: Deel A 483, 484, lees: Deel A 403, 404.
t 212, i CCXC, regel 6 van onderen staat: Remiscere, lees: Reminiscere. » 264, i CCCLXXV, laatste regel van onderen staat: op Sunt Jelio dach, lees: op Sunt Jelis dacb.
i 317, » CCCCLXV, » » i i) opten len dach in Februario, lees: opten Vc» dachonz. Inhoud bl. 364, kolom 1, regel 3 van boven staat: Zat. na Remiscere, lees: Zat. na Reminiscere.
b » 369, » 1, » 8 i i » Maand. na Remise, » Maand. na Reminisc. |
|||||