-ocr page 1-

TIJDSCHRIFT

VOOR

DIERGENEESKUNDE

m rOEGEVEN DOOR DE

KONINKLIJKE NKDERI ANDSE
\\E\\ATS( HAPPIJ VOOR OlERGENEESKl NDE

ONDLR Rl-.DAKTll\' VAN
Dr. .1. M. VAN I.EEUWEN, Voor/itter
Dr. .1. F. WESTENDORP. Penningmeester
Dr. J. S. VAN DER KAMP. Drs. C. I.. VAN LiMBOR(iH.
Drs. M. A. MOONS. Dr. D. 1 AI.SMA. Leden.

RF.DAK I 1 1\'R
.L C. DE GEUS

IIONDURI) tN \\\'I[ RHI l)[ F1

(i. VAN DI.IK IIV, - BRliUKKl.FN - 1979

BiöUOTHEEjt Dö^ |
RtJKSONIVElStTEIT
UTRECHT 1

mvAuv r^iiADicui v. CN^CN i,

( I HE VE I

-ocr page 2- -ocr page 3-

INHOl O

INDIA \\ \\N \\ VMI N

Auteurs

Akkcinians. .1. I\'. W, \\1.. 225

hciici. i . (1. m..
Bcix-iuich. . 713
Bciusma. R. 1 6.13
Ikitcus. \\. 1\'. (i. M . 107
Ikukclcn. I\'. \\an. 550. 621
Heumor. 11.. 1 19
Boer. (i. I , ck\'. 928
Bokhout. B. 591
Bollen. I , 9X6
Boom. .1.. XS. 1X9. 9.^4
Booisnia. .A.. 955
BorgMCL-dc. 1 , II. M.. X25
Bos. R.. ^47
Boiiws. .1.. 91."!. 95.1
Brake, .1. II. A. ter. .112
Bicukink. II. .1.. .120. 51 I
Broer. B., 9.19
Buiink. 11, .1.. 759

Dekker. A, W, C\'., .112
Dieten. S. W, ,1, van, 50
Diik, ,1, r, \\an, 829
Dijkhin/en, A. A.. 977
Dijkstra, R. O., 5.56
Dik, K. ,1,, ,180, 55(1, 587
Dinkla, i:.
r. B.. 798
Dorrestein, Ci. M,, 268, 995
Dubbelman, 1. M. A. 1 .. 761
Dul renne. .1., 707
Duifhui/en, M., 614

Egberts. ,1,. 614
HKinu, I .. 614, 955
i:mbden. .1. van. 92.1
[■rkeii, A. II. \\1.. 57

1 I-anke. ,1. A. I\',. .12

(leer. 1). \\an der, 962

(le\\als, (1, F-., .159

(leurts. II. .1. I\'.. 124

(lithendu. S, 955

(iolstein Brouwers, (i. \\\\ . M. van, 8,12

Cioedcgebuure, S. A,, 829

doren, T., .169. 466

(Irommers. h. .1,, 614, 962

(irootenhuis, (I.. 96. .187

C.roothuis, D. (i., 886

(iruvs, i:.. 417, 865

(luinée, P, A, M.. 92.1

(iuliek. I\'. .1. M, M,, van. .1

Haagsma. .1,, 591, 609
Harten, S, van, 7, 84
Hellemond, K, K. van. 501, ,543
Hendriks, ,1., 928
llol/hauer, C.. 674, 679, 7.59
Hol/müller, S. A.. 834
Hor/inek. M. C,. 9X8
Houvvers. D. .1.. 92X

Ingh. I, S. Ci, A. M. van den. 51 1

.laartsveld, T. H. .1.. 228

Kamp, ,1, ,S. van der, 41 1
Kampelmaeher, i:. II., 178, 923
König, C. 1). W., 759. X25
Ko/aki. S., 707
Kuiper, C\'. ,l„ 225

Laak, A, ter, 609
l.amberts. I h.. 557
l eengoed. 1.. A. M. (i. van. 431
l eest\'. I,. A. van der, 215
l eeuwen, ,1. M, van. 516, 822
Leeuwen, W. .1. van. 923
Lensing. IL li., 516
Leusden, L. VL van, 178
Logger, .1. C. 1.. 274

Maatie, K.. 312
Mauten. A,, 923
Megehelenbrink, 1), ,1,, 274
Meijs, t\', t\'. ,1. NL van der, I 1 I
Merk,\\, ,L L. .L, 5
Mev, (1. W. .1, van der. 971
Miert, A. S. .1. I\'. A. M. van, 886
Minderhoud, ,1,, 809
Mirek, VL H.. 633
Moerman. .A., 713
Molen, L:. ,L van der, 165
Moraal, 1... 263

Nie, C\'. ,1. van, 308, 41 1
Nieuvvenhui/en, I .. 312
Noternians. S.. 707

Oei. 11. L.. 516
Oosterom, ,L, 17X
Oostervvoud. R. A.. 124
Os. .1. I . van, 989
Osinga, A,, 194, 627, 955

Pastoor, P. W.. 479
Pekelder, .1. .1.. 686
Peters, .loh. C\'.. 385, 386
Peterse, D. .1.. 966
Pijper. L. W. de, 359
Poulos, P. \\V., 793

Remmen, ,1. 1 . A. M., 301
Renkema, .1. A.. 977
Rep. B. IL. 475, 747
Riessen, II. A. van. 43. 877
Rigter. 1. A. L., 133
Rijnberk, A,, 9X8

-ocr page 4-

Rondhuis. I>. R.. 225
Roivclaai. I). .1. \\an, 263
Rossing. \\V.. 312
Riiitcnhcm, l\\ .1., 22
Ruiter, A.. 231
Rutgers, A. C\'., .511
Rutgers. 1. .1, 1 .. 621
Rutgers. C\'arolien. K6.5
Ruyier. VV. O. de. 133

Sehoenmakers. M. .1. (1.. 359

Schothorst, M. \\an. IVX. 707. 923

Seuren. P.. 3X4

Snijders. .1. M. A.. 359

Sol. .1.. 124

Spaander. .1,. 24

Sprictsma, .1. C.. 131. 543

Staman. .1.. .W

Steen. (i. \\. d.. 301

Stibbe. S.. 51 I

Stok. \\V.. 591

\'lerpstra. .1. 1.. IX
lerpstra, C .. 92X
Tongeren. H. \\an. 659

Iruijen. \\V. I.. I2X

lllsen. F. W.. XX

\\ erhaegh. .1.. X29
\\erheyden. .1. H. M.. 194
\\ elden. N. A.. \\an der . 424
\\ enle. .1, l\'h.. .^01

V\'eruer. M. A. .1.. 386 in Voeten. A. C.. 215
Voogd. C\'. r:.. 923
Vrolijk. M.. XI2
Vries. (1. de. 723

Wagenaar. Ci.. 763. 9X9
W\'eijnians. .1.. 990
Weitenberg. A. M. 479
Wertenbroek. A. C\'. .1. M.. 674
Wester. I\'. \\V.. 550. 621
VVesterhuis. A. H.. 133. 3X6
Willenvse. A.. 221. 717
Wirahadiredja. R. M. S.. 255
Wit. .lacoba C\'. de. I7X
Wolters. S. A. B, I.. 57
Wolvekamp. W. I h. C .. 457

A.. 30X

^ adin. H.. 263

Zeeuwen. .A. I\'
Zelle. R.. 26X
Zwart. I).. 345

/>(\' informatie is in onderwerpen iipgespliisi.
Naslag van üe index gesc/iicdi hoofdzakelijk
langs iwee hoofdingangen:

1. de naam van de aiiieiir(s) in een apart
auteursregister:

2. de onder\\ver;>en. omvattende de titels van
de puhiikaties en referaten, zoveel mogelijk
per hoofdonderwerp gegroepeerd en waar
nodig ter bevordering van vlot opzoeken

van trefwoorden voorzien.

f-2\'n speeiale eodering geeft aan of het artikelen,
referaten dan wel andere rubrieken betreft.

-ocr page 5-

INDKX VAN ONDKRWERPKN

l\'oi\'liclniitg

l)c Nolycmlc codering (k\'Uci>.) aclucr cIc paginanummcis bij verwijzing i^ \\aii toepassing:

a \\erui|st naar een OORSl\'RONKf I UK AR I IKt:i.

kl verwijst naar een KLIMSC ili; l.i:S

siini \\crwi|st naar de rubriek Sl\'MMAR\'»

se verwijst naar de rubriek SIIOR I C\'OMMl!N\'IC A I lONS

pr verwijst naar de rubriek l i l BN VOOR l)H 1\'RAK I I.IK

kk verwijst naar de rubriek KLIMSfH Kl TJN

br verwijst naar de rubriek liRirVFN AAN DL, Rr.DAK I IE-:

vj verwijst naar de rubriek VT. l l.RINAIR .lOURNAAI,

vs verwijst naar de rubriek \\ I: l i:R1 \\AI RE SNAPSIIO I S

r verwijst naar de rubriek Rl-.Fl: RAHA\'

va verwijst naar de rubriek VRAACi FN AN I WOORD

in verwijst naar de rubriek IN(iFZOM)EN

bv verwijsi naar de rubriek BliRlC H IHN HN VFRSI.ACIEN

w verwijst naar de rubriek M EDE Dl: 1,1 \\(i E \\ Vlll VD

niij verwijst naar de rubriek K.N.M.v.D.

\\\'oor de index, van Iht\' i t\'icriiuirv Qiitiricrlv (naskian van artikelen overgenomen uit Ilw l fwrinarv
Qiianerlv.
die integraal zijn weergegeven in de afleveringen van 15 januari (2). 15 april (X). 15 juli (14) en
15 oktober (20) 1979 van hei
\'lljilschriji voor DiiTi^ciiccskuni/c). wordt vervve/en naar het hierbij aan-
sluitende supplement.

A \\l\'

Anaesthetiea - De invloed van anaesthetica op haeniatologische parameters bij palasapen (/{rviliroic-
hii.\\ iniius). S94 r

Bloed - Chronisch intraveneus toedienen van stollen en het alnemen van bloed bij niet genarcotiseerde
apen. 241 r

l-jidoeriene regulatie van de menslruele cvclus in dc beermakaak (Manna arcioklesj. 279 r
Kooi - Invloed van gegalvaniseerde kooien op apen. 6X7 r

I.ongmijtinlectie in een jonge rhesusaap. die in gevangenschap was geboren. 561 r
Maagdilataties bij apen. X6.1 r

Milieu - Ernstig bedreigde orang-octan helpen overleven door zijn wereld te redden. 56X
Shigella - Chimpansee als huisdier: oor/aak van een
Sliii;(\'lla inlectie, 769 r
A\\AI S 1 III sii:

De invloed van anacsihotiea op haeniatologische parameters bij patas apen !F.rvdirocvluispams). X94 r
Immobilon" - Het gevaar voorde mens bij gebruik van Immobilon- een zeer to.xischanaestheticum-in
de praktijk. 941 r
AM III EMIN I K A

Is \'5-nitro-ilipbenor wel een geschikt antbelmintieuni voor paarden \'. 6.1.1 b\\
A\\ I IlilOl ICA

Aminoglycoside - Onderzoek naar meehanisme van de toxische werking voor aminoglveoside antibio-
tica op zimuig-haarcellen. 900 bv
.Anlibiotictimbeleid en bacleriele resistentie. .IXX r

Diarree - liet kalvcrseizoen nader weer...... X90 va

1 )roogzcttherapie bij het rund in Denemarken. 56.1 r

Mvasthcnia gravis als complicatie van D-penieillaminc bij rheumatoïde arthritis. 561 r
Kolonisatie - resistentie van het maagdarmkanaal; nieuwe wegen v oordc inlcctiepreventic in ziekenhui-
zen. 524 r

Mastitis - Verloop Mastitisbesirijding op grond van hel aantal in Nederland in de handel ücbrachte
iniectoien 1971-1977. 22X pr

Mycoplasma svnoviac bestrijding II Hroedeibehandeling met het antibioticum tylosine tartraat. 466 a
Neomyeme - X\'erstrekking aan kuikens, die licht geïnlecteerd waren met
Salmonella n phiimiritini. 562 r
l\'enieilline - V erlaging van dc aantoonbaarheidsgrens van penicilline. 565 r
Pluimveevlees - Antibiotica in pluimveevlees. 527 r
Residue - Idenlillcatie van antibiotocaresidtien. 772 r

Salmonella - Invloed van I lavomycine op de Salnionella-m^MK en resistentie tenen anlibiotica bij
varkens. 4X2 r

Salmonella - Afname van het aantal tetracvcline-resistente Salmonclla-%v,\\nmKn in .Nederland. 92.1 a

-ocr page 6-

Spicihcschacllging; \\cr()or/a;ikt dcKir VL-isclillIcndc ()\\\\-icuai.\\i.lincpiiKlukli;n. ."<24 i

Stabiliteit \\aii ciiigc aiitibidtica. coccitliostatica cii unK\'ibc\\()iilciciitlc stDllcii tijdens bcicKimg cn

opslag \\aii iiiedicitialc riiciig\\ocdci pellets, 1 19 r

Sir. liiitihu nuf en meningitis. 640 r

I oeilienings\\Mj/en \\an antibiotiea. 6SX r

A I KOI ISC III KHIM I IS - /ie \\ AKKl \\
Al .11 S/KV

Ziekle \\aii .\\njes/k\\ en de \\erueiking \\an de /.g. \'stroties\' \\an \\aikens. 19.1 \\j
1 nlieaeties na \\iijes/k\\-\\aceinatie. I9S r

\\aceinatie met een tzeïnaeti\\eerti \\acein op een met het \\iiiis \\an ,Anies/k\\ besmet \\aikensjokbetlrijl.

r \'

Immuniteit en proieetie i.o.\\. Aiijes/kyviriis. i

liesti ijding \\an een latente inleetie met het \\ iriis \\an dc /ickte \\an Auies/k\\ op een \\ai kenslokbedrijl.
641 r\' \'

1 )e res lil talen \\ an een experimentele besmetting met het milis \\ an de Ziekte \\an Aiijes/k\\ bij biggen met
maternale immiiniteit. 642 r

N\'iriisisolatie en imnuiniteitsofiboiiw bij ge\\t>elige \\arkens na een experimentele besmetting met het

\\iiiis \\an de Ziekte \\an .Viijes/kx (Shope-stam). 689 r

Cellulaire imiminiteil in biggen na een Aiijes/k\\ besmetting. 7.12 r

Ziekte \\an .Aiijes/kx en \\ci\\\\erpen. 772 i\'

1 en beharuleling \\an de Ziekle \\an Aiijes/k\\ op een biggenbedrijl. S.12 \\j

B

BABI SIOSIS - HOM)

Beseherming \\an laiulbouuhiiisdieren - I erste l iiropese (\'(nilerentie. X9X b\\
BOI KBl SI\'KI Kl\\(i

Antibiotiea in der \\ etorinarniedi/in. 6.1
Allergie Drug Kcaetions (11.1 . Amos). 6.1

\\torphologieal and epidemiologieal aspeets ol Simian herpesvirus. 12.1

Sehueinekrankheiten (R, NeiindorI lind II. Seidel). 192

I ick-borne discases and their \\cetors (proceedings). 227

Atlas ol Small Animal Siirger\\. .12.1

\\ceni non honden. (II. en A. \\an koreest). .192

Mycotoxic l\'ungi. Mycotoxins and Mycotoxicoscs. .192

Xeem nou knaagdieren..... (II. en A. \\an t-oreest). 440

Canine Opbthalmolog\\. 440
Management and disease ol dairy goats. 4S4
I luloerine Diseases ol the Dog (I.I. Siegel). 4X.S
kai/enkrankheitcn. Klinik
uikI Iherapie. 4K5
Melkuinning. .^22

\\\'ogelkrankheiten. Zier und \\Sild\\i)gel. Beh;indlung. Haltung, ITlege (l . I bert). .^22

Animal \\1 ierobiologx, ,\'i66 r

Haltung von \\ ogehi Krankheiten tlei \\ (igel. 649

De Spteeuw (H. Callacher). 67.1

Honden in kleur (1. Wsedriip en 1 . S. \\an I,onkhu\\/en), 692
I iergebintshille (Riehler, (iot/e). 69,1

\\ etennary Conlorenee (I xehange ol inlormation between Bat/ and (1 I /.). 7.1

2nd. International Conlerenee ol Insiiinlions ol Iropieal \\ eterinar\\ Medicine.

Röntgendiagnostik in der Kleinticrpraxis. 7"4

Homöopathie lür I ieriin/e.

\\an l\'up tot Hontl (V\\\'. en C. I\'odiisehka), X41

Clilt- I ierc nml ihre Wallen 1(1, Habermehl). S4 1

(iutachtigen l iirlierschut/gercchte Haltiingvon Versuchstieren - (iulachten über l iervcrsuchc. Möglich-
keiten ihrer lünschrankung und Frsat/barkcit. 892
1 he Dog - lts domestication and bclia\\iour (M, W, l ox). 946
I inlühriing in der X crsiichstierkunde, 961, 990
\\ laams Diergeneeskundig lijdschrilt, 142, .19.1. 48.1. (\'9.1
British council scholarships. I cllouships and Bursaries. 927 h\\
Buiatncs: Report about the Xth International Courses toi huialrics Mexico. 67 b\\
Bl 11)1 I DH R

lumoren bij Tasmaanse dui\\cls, 7.1| r

-ocr page 7-

CanipvlohacliT - Bewaring van Campylobacter cultures. 990 in
C A\\ IA

Drachtigheidsdiagnose bij de ca\\ia. .1X9 r
Centraal Diergeneeskundig Instituut: Nieuw bouwactiviteiten voor\'Complc.x Oost" officieel gestart (Lely-
stad), 66 bv
CONCRCSSIN

VIth International Histochemistry and Cytochcmistr\\ Congress 19X0, 64
S\\niposium Vereniging xoor Immunologie. 64
Bijeenkomst Werkgroep Dierpathologen. 65. 355. 846
Tagung; \'Krankheiten der X ögeT. 140

Tirst [üiropean Conference on the Protection of Tarm .Animals. 140

Sensori.sche anaivse - cursus door Centraal Instituut voor Voedingsonder/oek 1\\(). 142 b\\
Internationale Vakbeurs \\oor Pluirn\\ee en Varkens. 14.3 b\\
X.XI Wereld Veterinair Congres, 160 mij
Voorjaarsdagen 1979, 200

■\\ arkensdag\' - Ned. Zoötechnische Vereniging. 230

Tirst i\'uropean Conference on the Protection of Tarm .-Xnimals. 245. 2X1. 296
Künstliche Besamung der TIaustiere. Wels Thaihcim. 273

f irst T.uropean Congress of the Turopean .Association lor Veterinar\\ Pharmacology and To.xicology.
2X3

5e Internationale S\\ mposium over infcctie/ickten van het schaap cn de geit. 286
.X.WII .Annual Colloquium; Protides of the Biological fluids. 319
9th International Conference of W.A.AVI\'. 328

The South African National and International Veterinary Congress. 328
Second T\'uropcan Symposium on I\'oultry Nutrition. 329
Tilth International Conference on Trichinellosis. 330
A.e.V.-Controle - Studiedag. 394
Modernisering in de vleessector. 394

III. Arbeitstagung über Pelt/tier-Kaninchen- und lleimtierkrankheiten. 395

Congres National Annuel de la Conference des \\\'étérinaires Specialistes des Petits Animaux. 396

2X. Tagung der l:uropaischen (lescilschaft für Veterinärpathologie, 396

Seminar über Schafkrankheiten, 396

.Wll. Wissenschaftliche lagung der (lesellschalf für Versuchstierkunde, 396
2nd International Symposium of Veterinary Taboratory Diagnosticians. 397
20. Arbeidstagung des .Arbeitsgebietes \'Tebensniittelhygienc der DVCI\', 397

X.XI Wereld Veterinair Congres. Moskou. 448 mij

P. A.O.-cursus \'l eiding en organisatie\' (Wageningen). 846
Trühjahrstagung Schwei/ Vereinigung für Kleintierniedi/in, 486
British Veterinary .Association Congress. 487

5. Internationaler Kongress der (lesellschaft für Veterinarriintgenologie. 489

Symposium op lespiratoire aandoeningen bij dieren. 515

Int. Vereniging \\an Dierhygiene. 515

Smith Kline - Windsurfdag \\oor dierenartsen. 515

P.,A.O.-cursus - Introduction to teamleadcrship (Wageningen). 570

A.().-\\ T T. - course in Da\\os. 571

Trstes Nationales Syniposiuni für (relenkehiiiirgie beim llurul. 571
World Small .Animal Veterinary .Association. 572

16. Internationales S\\niposion über Clcschichte der Veteriniirmedi/in. 572
Symposium \'Pijn bij inens en dier\'. 639

Centraal Diergeneeskundig Instituut 1904-1979 75 jaar. 654 mij.

13e Congres \\an de Deutsche Veterinarrnedi/inische (icscllschaft\\erslag, 724 b\\

XIIT Kongress der Turopiiischen (icsellschaft der Veterinarchirurgie, 736

Contactdag Instituut \\oor Pluim\\ceondcr/oek \'Het Spelderholt\', 758

lagung über \'Phvsiologie und Pathologie der f ortpllan/ung\', 758

Centraal Diergeneeskundig Instituut 75 jaar, 1904-1979. 785 mij

V,\\ ,D.O,-Dag; \'llvgiene in de \\leeslijn\'. 786 mij

International S\\\'mposium on Diseases of birils of prey (Raptor Disease Symposium 19X0), 804

XI. Internationales Kongress über Rinderkrankheiten, 846

\\\'erslag Tirst I uropean Congress on Veterinary Pharmacology and Toxicology. 901 b\\-
I T.AI -cursussen. 902

.lahresversammlung der Schwei/ Vereinigung für Kleintiermedi/in. 933
d. Seminar rmwelthygiene. 933

9th Internalional Congress on Animal Reproduction and .Artificial Insemination. Madrid. 952 mij
Cursus-C,B.S-.-cursussen .Medische Nheologie. 686 b\\

-ocr page 8-

diacinosl-

Wal is uw diagnose;. .149 kk
Dierenmishandeling - Dierenarts en Heselierming. X.14 in

dii;r(ii;m [ Ski adi i \\ samiai.i \\ inc. \'

Werkiiroep \'Diereeneeskunde en Samenle\\inc\' - I e/inüene\\elus: \'Omuaim met normen\'. X9 b\\. 141 b\\
DIERZlF,KTF.NBESrRl.lDING-r/<\'VACCINen VHI VD

Doorlopende agenda. 76. 100. 147. 206. 247. 291. .1.1.1. .1.54. 402. 44.1. 49.1. .5.10. 575. 600. 64S. 697. 7.1X, 779.
X06. X5(). 905. 94X. 1001

iieologie - Onderzoek naar de soeiaal-e\'eonomisehe oor/aken en gexolgen \\an de reeente eeologiselie crisis
indeSaliel. 901 bv

ESCHI-.RK HIA COI.I - RlAD. \\ ARKl N

r:SI Rl MA I l- - :if RIAD

r.riiiEK

l-.uropese eon\\entie in/ake Be.seherming \\an 1 andbouwhuisdieren. X44 b\\

Besluiten en aanbe\\elingen \\an liet IW.I!. (hederalion ol \\\'eterinarians in the I\'.l\'.C\'.) in/ake het
wcl/ijn \\an dieren. X77 a

Verslag Ix-rsie F.uropese Conferentie Bescherming san I andbouw huisdieren. S9X b\\
Huidige \\orm \\an legbatterijen algewe/en. 900 b\\

KAt I 1.11 n

(iastcoliegc: H\\pocalcaemie. .16X
Klinische a\\on"d. X9 b\\. .168 b\\. X45 b\\

Werkgroep Diergeneeskunde en Samenle\\ ing-betr. bundel Ic/ingencyclus\'Omgaan met normen\'.490 b\\
Dictaat N\'irus/iekten 1979. 776 b\\

Alscheid prol", dr. S, R, \\mnans. (losse inlegger r.\\. 1). 15-8-\'79|

CiF.11

l.isteriosis bij geiten. 556 \\|

Melkgeit - .1 over/ichtsartikelen gebaseerd op Symposium: \'Dairv (loats\'. 1.17 r
Rilt \\ alle\\ l ever, een veterinair en medisch probleem. 659 a
(ilAl I S.MIDDl l

Het gebruik \\an mediciinen en de dier\\eredelingssector. ge/ien )n het hclu \\an de kwaliteit \\an het
dicrliike cindprodukt. lila

De stabiliteit van enige antibiotica, cocidiostaüca en groeibexorilcreiule s(orien tijdens bereiding en
opslag van (medicinale) rnengv oederpellcts. I 19 a
Repertorium verpakte geneesmitldelen. 158 mij

De toelating van (.liergeneesmiddelcn. sera en entstollen in hel hetlen en in de toekoinst. 202 vv
Diergeneesmiddelen en e.Mravasculaire injeeties. 886 br

H

HAAS

Wild en landbouw bcslriidini;smiddelen. 241 r
HAMSIIR

1-cn overerfbaar Ivmrosarcoom bij de üoudhamsler. 62 r
HFRI

Boosaardige caiarrhaalkoorts bij edelherten. 770 v
Hoekstra. pri)l. dr. P. Zoölcchincu
-s I)icrcnnrts. 953
HOVIOIOPA niH

Beknopte inleiding in de veterinaire honioeopathic. 1.1.1 m
Contactgroep Veterinaire Homoeopathic (besluurssamenstellmg). 15.1
Kanttekeningen bij de veterinaire homoeopathic. 2.19 in
\\"elerniaire homoeopathic. .1X5 in

-ocr page 9-

hom)

Artciio-throinhiisis (primaire bi| Atghanen). 62 i\'
Arthrose \\an het ellebooggewrieht bij hond en kal. 79.1 kk
Aseptiek in de ehirnrgie bij kleine huisdieren. 274 kk
Babesiosis bij de hond in Nederland. .14.5 pr
Botulisme bij een htiiul. 58 r
1 )iseusprolaps. 77.1 r
I lleboog - 1 rauma elleboog. 90 kk

l-nteritis - Behandeling \\an acute haeniorrhagische I nteritis bij dc hond. 62 r
I rlelijke gebreken bij homlen. 424 a
1\'iithanasie bij honden. .191 r

l-Aithanasie - Beweegredenen tot euthanasie bij de hond. 7,14 r
I okkerij - llondenlokkerij in Nederland, 91.1 a
(inotobiotische honden. X.17 r

llai\'iiiohanoiiellü cuni.s inlectie en haemolytische anaemic t.g.\\, \'koudeaggkitininen\' bij een hond. 197 r

Hepatitis - Chronische actieve hepatitis bij de hond. 242 r

Heuptrauma bij hond en kat, 9.14 kk

Huid - bactenëlc huidinlecties bij dc hond, 221 kl

Huisdieren in bejaardcntehtii/cn en flats, 186 in

Insnoering long door een blocdvatring. .149 kk. 441 in

Ivsosomale stapclings/iekten, 865 a

Myocarditis - Sterfte bij pups t,g,\\. myocarditis, 6.14 \\j

Ondervoet - De \'dikke teen\', 189 kk

Othaematoom - Behandeling \\an het othaematoom bij Kleine Huisdieren. 9.19 \\j
Par\\o\\ irus-inleetie bij honden. 199 r
l\'arxovirus-infeelies bij honden in Nederland. 988 in
Ruptuur van dc muse, gracilis bij (ireyhounds. 48.1 r

SI 1 - Kruisrractiviteit \\an anti-nucleaire- cn anti-lymphocytaire antilichamen bij Sl.l\\ 991 r
rrichtiris-behandeling bij de hond, 1.19 r

I timor - Röntgentherapie \\an geselecteerde odontogenc tumoren bij de hond. 1,17 r
Tumor - Bottumoren rond het schoudergewricht. 457 kk
L urinaria .sienoci\'phala infecties in Nederlandse honden. 475 a

I nt inaria sicnocc/tliala - laiige epidemiologische aspecten van l iuinaria sicnovcphaia infecties in
Nederland. 747 a

V\\ aldenström (ziekte \\an) - Neurologi.sche verschijnselen bij een hond met de ziekte \\an Waldenstrom
en leticaemie. 416 r
HVPOMA(iNi:SAi:MH: -
zie RINH

IMMOBILON® - zie ANAES I HFSIF
l.MMl NI I LI I

Verworven immunodcficienlie bij een patiënte niet pericarditis constrietiva en exsudatieve enteropa-
thie. 58 r

Nieuwe entslof ter preventie \\an rabies bij de mens, 196 r

//ai\'Diohanonella canis inlectie en haemoK tische anaemic t.g.v. \'koude agglutininen\' bij een hond. 197 r

Hepatitis ■ Chronische actieve hepatitis bij de hond. 242 r

.Allergische dermalitis t.g.v. vlooiebeten; een overzicht van .1.10 gevallen, 278 r

Coli-entcritis bij biggen; huidige stand van zaken m.b.t. actieve imtminisatie. .124 r

Immuniteit en protectie t.o.v. Aujeszkyvirus. .126 r

Belangen locale immuniteit bij darminfecties, ,188 r

(lumboro (IBD) - gevoeligheid van kuikens van gecnte mocderdieren, .189 r
Varkenspest. ,190 r

Allergie bij de mens door contact met zoogdieren, 4,16 r

Neurologische verschijnselen bij een hond met de ziekte van Waldenstrom en leucaemie. 4,16 r
Multipele sclerose - Intensieve behandeling vanchronisch progressieve multipele sclerose met immutin-
suppressiva. 4XI r

Svnthcse van immunoglobulinen door schapen focti, al of niet na antigene stimulatie. 524 r
Fjiteritis - F!en immunisatie procedure, welke kan leiden lot een goede bestrijding van infeclieuze
enteritis. 561 r

Myasthenia gravis als complicatie van l)-penieillamine bij reumaloïde arthritis. 561 r
Immunotherapie - De huidige stand van de klinische iinniunotherapie. 562 r

Diarrhec - Verband lussen de zink sulfaallroebelingstcst. serum-imimumglobulinen en de v atbaarheid
van kalveren voor diarrhee. 640 r

Bestrijding van een latente infectie met hel virus van de Ziekte van Aujeszky op een varkcnsfokbedrijf.
641 r

-ocr page 10-

De resultaten van een experimentele besmetting met het virus \\an de Ziekte \\an Aujes/kv bij biggen met
rnaternale immuniteit, 642 r

Pinkengriep - Frvaringen met een geattenueerd RS-virusvaeein tegen pinkengriep, fien praktijkniede-
deling, 674 pr

Antilichamen tegen T. t>onclii in sera \\an \\arkens uit C\'alilornie, 6X7 r

Aujes/.kv - Virusisolatie en immuniteitsophouw bij gcNoelige varkens na een experimentele besmetting

met het \\irus \\an de Ziekte van Aujes/ky (Shope-Stam), 6X9 r

Aujes/ky - Immuniteit en proteetie t.o.v. .Auje.s/kyvirus, 6X9 r

Cyelofosfamide heelt geen elïect op een aseenderendc C. iriuile infectie, 7.t| r

Cellulaire immuniteit in biggen na een Aujes/ky besmetting, 7.32 r

Humorale en cellulaire immuniteitsontwikkeling bij varkens besmet met I.Ci.E.-virus, 7,39 r
Duivenmelkers/iektc Vonder\' duiven, 893 r

Immuniteit \\ oor experimentele staphylococcen mastitis, vergelijking van levende en dode \\ ac\'cins, X95 r
Eintbaarheid van maternaal immune biggen met /;".
coli. X96 r
1 mnuiunrespons na I .Ci.F.-vaccinatie, X96 r

Vibriose - Fliniinatie van genitale Vibriose bij koeien door systemische immunisatie met gedode cellen
of cel-vrije extracten van
Campvhhacier Jenis. 942 r

Kruisreaetiviteit van anti-nucleaire- en anti-lymphocytaire anti-lichamen bij SFF. 991 r
Injecties, 763 va

Injecties - Diergeneesmiddelen en extravasculaire injecties, 8X6 br

,laarrede 1979, 814
.lOHNF -
zie RL\'ND
,laarrede 1978, 7a

KAKKERLAK

Kakkerlakkenbestrijding in een proefdierenlaboratoriuin. 481 r
KALKOEN

Necro.se \\an de borstspier. 58 r
KAT

Arthrose van het ellebooggewricht bij hond en kat, 793 kk

Aseptiek in de chirurgie bij kleine huisdieren, 274 kk

lioxine tuberculose bij een kat, 717 kk

Elleboog - I rauma elleboog, 90 kk

Heuptrauma bij hond en kat, 934 kk

Huisdieren in bejaardentehui/en en flats, 3X6 in

Insnoering tong door bloet\\atring, 441 in

Katte/iekte - Passieve en actieve immunisatie tegen katte/iekte en niesziekte bij katten \\()ordierexperi-
menten, 107 a

Niesziekte - zie onder KAT: katteziekte. 67 a

Othaematoom - Behandeling \\an het othaematoom bij Kleine Huisdieren. 939 vj
\'I umor - weke delen Sareomen bij de kat. 326 r
Urine - Effecten \\an dieet op de urine bij katten, 894 r
Yersinin pscudtnuheri iilosix bij een kat. 4X1 r
KIKKER

Baeteriele huiduleeraties bij een kikker, 59 r
KIP

Eiproduktiedaling, 325 r

Ciumboro (H)D) - ge\\()eligheid van kuikens van geënte moederdieren, 389 r

EB. - Praktijkervaringen met enting tegen inlectieu/e bronchitis bij slachtkuikens. 986 pr

Intoxicatie - Een geval van 7wa\\\'elstof intoxicatie en stankoverlast bij slaehtrasvermeerderingsdieren in

opfok tengevolge van opslag \\an afgewerkte champignonmest. 383 yj

Legbatterij - Huidige vorm \\an legbatterijen afgewezen, 900 h\\

Mrcoplasnui synoviue - Exn praktijkonderzoek betreffende het effect \\an Slvcoplasnui syiuiviue-
infectie ten op/ichte van de invloed van diverse virus-infecties op de gezondheidstoestand en de
mestresultaten van slachtkuikens, 369 a

Mycoptasma svnoviae bestrijding. II Broedeibehandeling met het antibioticum tylosine tartraat. 466 a

NCD - Butyl Hydroxytolueen beschermt kippen tegen pseudo vogelpest virus. 325 r

Opname van vreemde voorwerpen door kuikens, 279 r

Pluimveegezondheidszorg - Een nieuwe opzet. 284 bv

Rachitisachtige afwijkingen bij slachtkuikens. 215 a

Salmonellose te beïnv loeden door kippendarm bacteriën.\\ 197 r

-ocr page 11-

SahnoncHa - Verstrekking van neomyeinc aan kuikens, die licht geïnfecteerd waren met Siiliiionclla
iv/)liinn/riiini. 5b2 r
Vogeltuberculosc. 4.14 \\ j

Zwavel - ll,S-vcrgiltiging van batterij-kippen. 278 r
Kluwcrprijs (dist Brocades). .S.\'i.\'i b\\
K.N.M.v.I). -
Actualiteiten

Benoemingen prol. dr. A. Brand cn dr. Hartman. I.\')6

Bosman. Drs. M. - Benoctning tot Adjunct-secretaris K..N.M.V.D., 65.1

Burek. .1. D. - Promotie. 102

C\'.D.I. - 15 iaar. 1904-1979. 78-\'i

llajer. R, - Promotic. 581

Hoekstra. Prof. dr. P. - afscheid vakgroep Zootechniek, 784
Kampelmacher, Prof. dr. E. H. - in Duitsland gehuldigd, 405
Kruijf. .1. M. van - Promotic, .1.17
Roon. P. S. \\an - Promotie, 406

Ruitenberg, Dr. lï. .1. - in de Directie \\an het R.l \\ .. 782

Seinen. W\'. - Promotie. 77

Valk. P. C. \\an der, .1.18

V.V,D.().-dag: \'Hygiëne in de \\leesliin\', 786

V\\\'egen, P, .1. M. \\an - promotie, .1.16

Zikkcn. A. - I\'romotie. 156

Numans, Prof. dr. S. R. - Afscheid (losse ongenummerde bijlage \'I vD 15-8-79)
K.N\' M.v.D. -
.\\fdelingen

Afd. Zuid-Holland: .laarverslag over 1978. 496
IC.N.M.v.D. - Algemeen

Bate uit het Pieter l.angcrhui/en l.ambertus/oon-fonds. 78
Letter of thanks (collega Arabwai l\'ganda). 104
Rijkskeuring of gemeentelijke keuring, 15.1
Draad/aagfoetotoom (embr\\\'otoom). .1.19
Collegae aan de .schandpaar.\\ 405

K.l. bij paarden - Mededeling \\ oor dieretiarlsen die zich (gaan) bc/ighouden met K,l, bij paarden. 604
Stichting Centraal Dierenartsen I aboratoriuni, 606
Mengxoederattcsten. 65.1

Begeleidingscommissie Mestkahercn bedrijven - mededeling, 65.1
C.D.1. 1904-1979. 75 jaar. 654

laiting \\an Sierpluimvee voor het a.s. tentoonstellingssci/oen. 654
Dr. Bart Rispens Memorial l und. 740
Stichting Pensioenfonds voor dierenartsen. 741

Erkenning gelijkwaardigheid Nederlands dieicnartsdiploma in V.S. en Canada verlengd. 7X2
9th International Congress on Animal Reproduction and Artilicial Insemination, Madrid, 952
K.N.M.\\ .D -
.-\\lgenieen Bestuur
.laarcongtes 1979. 76
Vaccinaties. 76
Be roe psaansp rake li ikheid. 76
K N.M.V.I). -
Bureau

Waarneming en assistentie. 79
Bcroepsaansprakeliikheidsver/ekering. 79
Repertorium \\erpaktc geneesmiddelen. 158
P.A.O. - publikatie periodiek nr. 10. 15X
Proceedings \'vooi jaarsdagen\'. 158
Contributil- 1979.252

laricNcn bcgcleiditig meslkalvercnbedrijvcn, 252

\\ acatiu-es in bestmcn cn commissies, verband houdende met dc 126c .Algemene Vergadering 1979
K N.M.x.D.. 251
Modelcontracten. 295

Commissie .Apotheekbcgclciding en diergeneesmiddelencontröle. 295

l ijst \\an vogelasielhouders. 295

P.A.O.-pubhkaties, 295

(loede \\rijdag, .1.16

Kosten dieren /onder eigenaren. .155

Koninginnedag, .156

Pubhkatics. 405

1\'nquêtc alnanie diergeneesmiddelen, 740

Platte-veer (doe-het-/elf) vcr/amelbanden Tijdschrift voor Dierxcneeskiinc/e, 74."!, 786, 861. 909
Contributie 1979, XOX
.laarhoek 19X0. 860
Contributie 19X0. 952

-ocr page 12-

Mededeling sluiting Rureau i.\\.m. l-eestdagen (Kerstmis en jaarwisseling). 100.1
Contributie 1980. lOO.I

K.N.M.v.D. - Commissie ter Bevordering van Diergeneeskundig en Vergelijkend ziektekundig onderzoek

Stand bijdragen. 210. 861. 909. 100.1
K.N.M.v.D. - Kreraad

Publikatie (betr. congressen, tentoonstellineen. keuringen etc.). 149
l\'ublikatic, .1.15
K.N.M.v.D - Croepen

(irocp Praktici (irote Huisdieren - verkrijgbaarheid rapport elïiciencv onder/oek dierenartspraktijken
(Doyle). 105

(irocp Cieneeskunde van het Kleine Huisdier - voorjaarsdagen 1979. 200
(iroep (icnceskunde van het Kleine Huisdier - Dierenarts assistenten
Nascholing (D.A.N.S.). .155

Cirocp (icnceskunde \\an het Kleine Hui.sdier - najaarsdag. 654

(irocp (ieneeskunde \\an hel Kleine Huisdier - Collcüa (iajentaan ceko/cn lol President van de
W.S.A.V.A.. 744

(iroep K.l. - en Zootechniek - studiemiddag. .140
(iroep Cieneeskunde van het Rund - bijeenkonisten. .140. 654. 908
(iroep Pluimveevvetenschappen - bijeenkomsten. 252. 70.1. 909
(iroep Pluimveevvetenschappen - .laarverslag over 1978. 582
Ciroep Veterinaire Homoeopathic. 652
K.N.M.v.D.
-Hoofdbestuur
Ciesprek met de Faculteit. 75
Begeleiding grote rundveebedrijven, 75
Orde \\oor Dierenartsen. 75
Vice-voor/ittcr. 75
■Algemene vergadring. 75
Stichting Cie/ondheids/org \\ oor Dieren. 75
Praktijkonder/oek. 76
Landbouwschap, 76
Subsidie, 76

Secretariaat (be/etting), 29,1

Einbryotransplantatie, 29.1

Dierenbescherming, 291

Wet Uitoefening Diergeneeskunsl, 291

Rapport Functieonder/ock kcuringsdierenarlscn, 291

TarieLsbclcid, 294

Herstructurering vleeskeuring, 294

Subsidie, 404

P.A.C)., 404

Paardenge/ondhcids/org, 404
(Onderscheiding voor de Secretaris, 404
Vestigingen, 404
Nieuwe leden, 404

Benoemingen (dienstcommissie veterinaire dienst, produktschap Commissie D.I.D.), 5,16

Specialisatie, 652

Honden- en Kattenbesluit, 652

(irocp \\ clerinaite Homoeopathic, 652

Nota \'Herstructurering Vleeskeuringsdiensten\'.". 652

Statuten K.N.M.\\.D., 652

Modelcontracten. 652

N.C,H,P., 652

Veterinair Dispuut \\an Veritas - fin. bi|drage. 652

K.N.M.v.D, - In Memoriam

Berendscn, H, 1,,, 579
Donker-Voet, Dr. .1.. 445
Heilersig. H, .).. 781
Hendrikse. D., 208
,lanscn, ,1,, 577
Lageweg. L,, 512
Logger, ,L C. L,, 907
Lubberts, IL, 1004
Meertens, ,L, 579
Quaed\\lieg, Li, A. A,, 650
Reitsma. Dr. K.. 5.14
Remmersvvaal, .A, ,1, .A,, 495

-ocr page 13-

Stonebrink. Dr, B., 6W
I bien, B, I ,, X.51 r
W-ldcn, \\an der, 701

\\\'las, B. de. 7,1
K,N.M.v D - Jaarcongres en .VIgeniene Vergadering
.laarcoiigres 197X - Welkoinslwoord.

.laarcongres I97X - Openingstoespraak door de Burgemeester van Breda. 5
.laarcongres 1978 - .laarrede 1978, 7a
,Iaarcongres 1978 - Uitreiking .laarprijs 1977, IX

,laarcongres I97X - De dierenarts in het wetenschappelijk imdcr/oek. 24a
.laarcongrcs 1978 - De dierenarts in de agrarische- en voedselvoor/.ieningsscctor, ,12a
,laarcongrcs 1978 - Collectieve verantwoordelijkheid van de dierenarts. 43a
,laarcongres 1978 - Paneldiscussie, 50
,Iaarcongres 1978 - Mededelingen, 75. 76, 210, 740

,laarcongres 1979 - \'Dieren, data en diagnostiek\' (Alg. informatie en korte samenvattingen te houden
le/ingen), 602

.laareongres 1979 - Welkomstwoord. 809

.laarcongres 1979 - Openingstoespraak van de Commissaris der Koningin in de provincie Zuid-

Holland. 812
.laarcongres 1979 - .laarredc 1979. 814
.jaarcongres 1979 - Uitreiking .laarprijs 1978, 822

.laarcongres 1979 - Dankwoord Prijswinnaars, Drs, W. A, Hunneman en Ir. M. .1. M, liclcn. 824
.laarcongrcs 1979 - verslag. 853
Algemene vergadering 1979 - verslag. 858
K.N,M,v,D, -
Personalia

80, 106, 161, 211, 253, 299, .143, 357, 409, 453. 498, 539, 584, 606, 655. 704, 745. 790. 807, 862, 910. 950,
IÜ07

l.ijst van dierenart,sen die in 1979 hun jubileum hopen te vieren, 82
K,N,M,v,D, -
Post Vcadeinisch Ondernijs

Ciroep Praktici Grote Huisdieren - Post Academisch Onderwijs 1979. 536

Commissie Post Academisch Onderwijs Veterinaire Volksgezondheid - mededelingen, 161, 297, 404,
702, 742, 90X
K,N,M,v.D, -
Specialistenregistratic
652

K.N.M.v.D. - larieven

larieven begeleiding Mcstkalvcrenbedrijven. 252
Mededelingen Begeleidingscommissie Mestkalvercnbedrijven, 653
K.N.M v D. - Vergaderingen

105, 211, 297. 407, 498, 788, 860, 1003
K.N.M v.D, -
Vereniging Vrouwen van Dierenartsen
Uit: \' \\ ewricmje\'. 538
.laatcongres 1979, 788
K N M.v.D, -
Veterinair .Advies Centrum Ontwikkelingssamenwerking (V..A,C\'.0.)

Plaatsingsmogelijkheden bij F.A.O., 410
K,N,M,v,l) -
World Veterinary Association

X.XI Wereld Veterinair Congres. Moskou, 83. 160, 448
KOM,l\\

Diarrhée en i\'..n>li bij het konijn. 922 r
l\'..coli en diarrhée bij konijnen, 242 r

K.l. - Fnige ervaringen met K,l. op een groot konijnenbcdrijl, 3()la
Vlucoïde enteritis bij het konijn, 770 r

Spierbcschadiging, veroorzaakt door verschillende o.\\y-tctracyclineprodukten, 324 r
Verslag\' l agung krankhciten der Pelztiere, Kaninchen und lleirntiere\', Celle, 995 bv
fvzzer (ziekte van): een epidemie onder konijnen, 437 r
KUNSTMATlCiF INSFMINATIF

Fokken op gezondheid. Pleidooi voor registratie, onderzoek en toepassing, 96 in
Ijiigc ervaringen met K,l. op een groot konijnenbcdrijl, 301 a
K,l, bij paarden, 604 mij
K.VV.F\'. \' Fellowships 19X0. 4X0 bv

i.fi kosf:

Oriënterend Icukosisonderzock in Californie. 771 r

Natuurlijke manier v oor overbrenging van bov ine Icucaemicv irus: rol v an bloedzuigende insecten. 9X5 r
Fysosomalc stapclingsziektcn (erfelijke). X65 r

-ocr page 14-

M

maatschappij - :ic K.N.m.v.d.
masn i is

1-cn niet alledaagse niastitis\\erv\\ekker. 1.12 xj
Acute Colirormc Mastitis, 194 in

Verloop \\an de niaslitisbestrijding op grond van het aantal in Nederland iti dc handel gebrachte
injeetoren. in de Jaren 1971 tot en met 1977, 228 p\\

Mastitiden - Onderzoekingen naarde lokale gammaglobuline-therapie van mastitiden bij het rund. 524r
Mastitiden - l-rnstige mastitiden in het late stadituii \\an dc droogstand en omstreeks de kallstijd. .\'i2.\'i r
Droog/et-thcrapie bij het rund in Denemarken. .56.1 r

Therapie voor bovine mastitis: De verenigbaarheid van uierwcefsel met mastitis theiapeutica. die via de
tepel wordt aangebracht. 8.17 r
Melkwinning. 8.17 r

Klebsiella - l:en uitbraak \\an Klebsiella Mastitis, 888 \\j

Itnniuniteit \\-oor experimentele staphylococccnmastitis. Vergelijking \\an levende en dode \\ accins. 89.1 r
Optreden van uierinfecties bij primipare runderen en melkvolgorde. 962 a
Strcptococcenmastitis bij een merrie. 992 r
MF.NS

Campylobacter en enteritis. 9.5 r

)\'. cmerocolilicu in het voedsel. 1.19 r

Septieaemie t.g.v. intraveneuze injectie vloeistoffen. 196 r

Nieuwe entstof ter preventie van rabies bij de mens, 196 r

Het gevaar van ziekteoverdracht van zeezoogdieren naar landzoogdieren: een overzicht, 241 r

Belang van locale immuniteit bij darminfecties. .188 r

M. Tithcrciilosis - fJe standvastige zuurvaste staaf. 4.16 r

Allergie bij dc mens door contact met zoogdieren. 4.16 r

Neonatale B.C.(i.-\\accinatic en kanker bij jonge kinderen. 4.17 r

Intensieve behandeling \\an chronisch progressieve multipele sclerose met immuunsuppressi\\a. 481 r
Kolonisatie-resistentie van het maagdarmkanaal; nieuwe wegen voor dc infectieprev entie in ziekenhui-
zen, 524 r

Myasthenia gravis als complicatie van D-penicillamine bij rheumatoide arthritis, 561
Immunotherapie - De huidige stand van de klinische immunotherapie, 562 r
Sir. ai;alai niic en meningitis. 640 r

Listeriose bij mens en dier in Nederland (1958-1977), 687 r

Toxoplasmose (therapie van). 688 r

Inleiding in de Pathobiochemie van Porphyrieën, 761 vj

Listeria iiioiu>i viof;fiifs infecties bij pasgeborenen: Onderzoek van een epidemie. 769 r
/.uigelingcn met infecties veroorzaakt door .SV/ï\'/^orocc;« iis^ulactiac beta-haemolytische
Streptococcen
van (iroep B. 769 r

De relatie ti.sscn bacteriën cn menselijke ijzerbindende eiwitten. 844 bv
Lysosomale stapelingsziekten (erfelijke). 865 r
Vermoedelijke /oönotisehe infectie bij een baby. 89.1 r
Lrinevvcginfcctie door Campv lobactcr. 89.1 r
Duivenmelkersziekte \'zonder\' duiven, 89.1 r

I let gevaar voor dc mens bij gebruik van Inunobilon" - een zeer toxisch anaestbeticum - in tic praktijk.
941 r

Kruisactiviteit van aniti-nucleaire- cn anti-lymphocvtaire antilichamcn hij SI T. 991 r

Dc invloed van voortdurend geluid op de gezoiulhcid van dieren. .125 i
Metingen van lawaai bij dieren op dc boerderij. .125 r

\\n IS

Muizen met een gedefinieerde microflora. 59
Hexamitiasis in een kolotuc laboratorium muizen. 242 r
Wisseltransfusie bij niuizen. .189 r
Meting van lichaamstemperatuur. 640 r

Cyclofosfamide heeft geen enkel effect op een ascenderendc C. renale infectie. 7.11 r
.^anestbesie bij muizen met een combinatie \\an ketaminc en protriazine. 7.11 r
Respiratosine infecties bij proefdieren. 942 r
M. BO\\IS _-/VRLND
MYCOBACITRH M .lOHNT r/c St HAAP
Mycotoxinen Atlatoxinc in een Zweeds graanmonster, 894 r

N

NF.MATODIROSF. - :te SCHAAP

Nijlgau - een geval van mogelijke ruminitis bij een Nijlgau. 57 vj
XIV

-ocr page 15-

NERTS

Aleutian Disease bestrijding bij nertsen. 591 vj

Verslag \'Tagung Krankheiten der Pelztiere, Kaninchen und Heimtiere. Celle, 995 bv

0

on us nc RUND

p

PAARD

.Anthelmintieum - Is 5-nitr()-diphenol wel een geschikt anthelmintictmi voor paarden.\', ó.\'!.\'! bv

Atresie van het ostium atrioventriculare dextrum (tricuspidalis) bij een te vroeg geboren veulen, 411a

Botnieuv.vorming - I raumatische periostale botnieuvworming bij het paard, 5X7

Ec/eem - Staart en manen. 562 r

Enteroto.xaemie bij twee \\eutens. 94 r

E\'okkerij - Doelgerichte (warmbloed) paardenfokkerij. 971 a

Huidleukose bij een paard. 51 I pr

Immunotherapie bij twee paarden met sarcoid. 62 r

Injecties. 763 \\a

Injecties - Diergeneesmiddelen en extramusculaire injecties, 886 b\\

Injecties, 989 in

K.l. bij paarden. 604 mij

Mastitis - Streptococcenmastitis bij een merrie. 992 r

Neonatale mortaliteit - Een onderzoek naar de baeteriele oorzaken \\ an de neonatale mortaliteit bij het
\\eulen. Een patholoog-anatomisch verslag. 165 a
Neonatale mortaliteit hij veulens. 386 in

Oxstocine - Opwekken van de geboorte van veulens ni.b.v. oxytocine. 279 r
Sequesters bij het paard. 3X0 kk

I umor - Inmiunotherapie van het sarcoid bij het paard. X36 r
PACHECOS DISEASES r/c VOCIEE

Pelsdieren - Verslag \'Tagung Krankheiten der Pelztiere, Kaninehen und Heimtiere\', Celle, 995 bv

Pluimveegezondheidszorg r/c ook onder V.ARKEN, 284

Porphyrieën - Inleiding in de Pathobioehemie van Porphyrieën. 761 \\j

POST ACADEMISCH ONDERWEfS

Post Academisch Onderwijs: P.A.O.-cursus \'Veehouderij en Milieu\' (Wageningen). 407 mij
zie ook onder K.N.M.v.D. - Post Academisch Onderwijs

proeediere:n

Neststerfte bij de rat. 137 r

Histologisch onderzoek van de dunne darm van kleine proefdieren. 138 r
Opleiding tot proefdierkundige. 143 b\\
Naakte (thymusloze) ratten, 197 r
Anaesthesie, 242 r

Hexamitiasis in een kolonie laboratorium muizen. 242 r

Endocriene regulatie \\an de menstruele cyclus in de beermakaak {Macaca unloiclcs). 279 r

VVisseltransfusie bij muizen, 3X9 r

Drachtigheidsdiagnose bij de cavia, 3X9 r

Kakkerlakkenbestrijding in een proefdierenlaboratorium. 481 r

\'Enquete dierproeven 1978\' ingesteld. 528 v\\

E)ierproeven - Advies omtrent te verei.sen deskundigheid uitgebracht door Commissie van Advies voor
de dierproeven. 573 \\ v

Verslag. 17e Congres (icsellschaft für Versuchtierkunde. Heidelberg, mei. 1979. 592 h\\
Meting van lichaainstemperattuir (muis), 640 r

.Anaesthesie bij muizen met een combinatie van ketamine en promazine, 731 r
Remming \\an bacteriën in drinkwater, 770 r

\\ crslag \\ lith Symposium of the International Committee on l aboratory .Animals. 801 bv
Maagdilataties bij apen. 836 r
(inotobiotische honden. 837 r

Kat - effecten \\an dieet op de urine bij katten, X94 r

.Anaesthetica - De itnioed van anaesthetica op haematologische parameters bij patos apen (i\'.rythroce-
hus /xilo.s).
894 r

Respiratoire infecties bij proefdieren. 942 r
Pro Medico - Medische informatiedagen (Cent). 927 b\\

QUAR EEREY

Overgenomen uit Tht\' I cleriiiary Quurierly

deel l.all, I.januari 1979. pag. 1-64: r/c INDEX QUAR EEREY Supplement

-ocr page 16-

deel I, all. 2. april 1979, pag. 65-1 19: :ie INDEX QUARTERLY Supplement

deel Lafl. 3. juli 1979, pag, 121-168: r/c INDEZ QIJ AR LERLY Supplement

deel 1. all. 4. oktober 1979, pag. 169-228: zic INDEX QUARTERLY Supplement

Ned. Samenvattingen van Engelse artikelen uit The I cwrinary Quarterly. 85, 351, 59.1. 798

RAL

Neststerlte bij de rat, 1.17 r
Naakte (thymuslo/e) ratten. 197 r
■Anaesthesie, 242 r
Reetilieaties, 211, .141. 410. 585. 65.1. 658, 777. 1006
REDAKLIE
Voorwoord. 1

Mededeling betr. eoinbineren all. I en 15 augustus 1979 tot één uitgave op 15 augustus i.\\.ni.
vakantieperiode. 581. 605

Doe-het-/ell\' banden Iplatte-veer svsteeni). 74.1 mij. 861 mij. 786 mij. 909 mij. 1006 mij
REP HELEN

Ziekten van de respiratietraetus bij reptielen. 895 r
RE.siDi t:n

Het gebruik van medicijnen in de dierveredelingssector. ge/ien in het licht van de kwaliteit van het
dierlijke cindprodtikt. lila
Chemie - Met de chemie als leidsv rouwe. 2.11 a
Antibiotica in pluimveevlees. 527 r
Drot)g/et-therapie bij het rund in Denetnarken. 56.1 r
Litscheiding sulla-verbindingen in melk. 992 r
Rilt Vallev\' lever, een veterinair en medisch probleem. 659 a
Ruiterdai; (veterinaire) 1979. 678
RLND

■AHR - .A-specilieke positieve .AHR-reactie(s) in tankmelk cn behandeling van runderen met I strti-
matc". 71,1 pr

■Anemie - Is de .Anemie bij hel mestkall normochroom ol hvpochroom\',\'. 54.1 a
Antibiotica (loedieningswijze van), 688 r

Bloed - vei loop van hel hemoglohinegehalte en de bematoerietwaarde van het bloed van mestkalv eren.
.501 a

Botulismus - Eerste geval van Botulismus type I^) bij runderen in Nederland vastgesteld. 609 a
Bovine Herpesvirusinleklionen, 567 r

Bronst - Het verloop van de lichaamstemperatuur van melkkoeien tijdens de bronst, .112 a
Biiiatrics - Report on the Xth International Congress lor Buiatrics Mexico. 67 bv
Bursitis omcnlalis - Een koe met een te dikke buik: bursitis onientalis 621 kl
Campylobacter - Bewaring van Campylobacter cultures, 990 in

Closindiiini homliinini - Ondcr/ock naar dc persistentie van ClDsiruliian hoiiiliniiiu opeen runilvcebe-
drijf, 707 a

Diarrhee - Verband tussen dc zink suHaattrocbehngstcst. scrum-immtiimglobulinen en de vatbaiirheid

van kalveren voor diarrhee. 640 r

Diarrhee - Het kalversei/oen nadert weer...... 890 va

Dier/iektcn - l-conomische aspecten van dier/iekten in het hij/onder bii melkvee. 977 a
Droog/ettherapie bij het rund in Denemarken. 56,1 r
Lractuur - Wervellracturen bi| pasgeboren kalveren. 829 br
(ilucose electrolvt oplossingen (orale) - selectieve toepassing. .121) br
Haenioglobinaemie (pucrpurale) - Een praktijkervaring bij het rund. 759 vj
Hoekstra. Prof, Dr, P. - Zoötechnicus dierenarts. 95,1

Hyponiagnesaemie - Hel vóórkomen van hv poniagnesaemic bij droogstaande runderen. 4.11 pr
Injecties. 76.1 va. 886 br. 989 in

.lohne - Een nieuw begin vooreen georganiseerde bestrijding van pa rat u here ul ose (Ziek te van .lohne) op
rundveebedrijven, 722 vj

,lohne - Recente ontwikkelingen in de diagnostiek van de /lektc van ,lohne, 8,15 r
Klauw - Overerving van een afwijking in de klaiiwvorm. 24.1 r
Kneuzingen bij koeien die over lange alstandcn zijn vervoerd. 942 r
Koe die niet kan staan, 627 kl

Leucamie - Natuurlijke manier van overbrenging van bovine leucacmiev iriis: rol van bloedzuigende
insecten, 895 r

Leucosis - Oriënterend leucosis-onderzoek in Californië, 771 r
Lev erbot. 7.12 r

Lysosomale stapelingszickten (erfelijke). 865 a

Mastitis - .Atypische Staphylococcen-niastitis op een bedrijf. 59 r

.Mastitis - Een niet alledaagse mastitisverwckker, 1.12 v j

-ocr page 17-

(■ntcritis - Ten iminunisatieproccdurc welke kan leiden lot een goede bestrijding \\an inlectieii/e
enteritis, 561 r

Imniunoglobulinen - De sxiithese \\an iniiminogiobulinen door seliapen loeli, al ol niet na antigene
stimulatie, 524 r

Immuniteit \\ oor experimentele sta pin locoeeen mastitis. V\'ergelijkitig \\ an lc\\cndc cn dode \\ ace ins, iS95 r
,lohne - Recente ontwikkelingen in de diagnostiek \\an de ziekte \\an .lohne. X.IS
Kreupelheid bij schapen in aansluiting op een enting tegen eeth\\nia contagiosa, 277 \\j
,1/, ,/ohiiei - F.nige aspecten \\an de immuunrespons t.o,\\. .M. Johnei na orale inlcctic, 1,16 r
M\\eoto.\\inen - I rcmor-verwekkende m\\coto.\\incn cn incoördinatie\\erschi|nsclen. 941 r
Nematodirosc bij lammeren als ge\\olg \\an uitzonderlijk koud voorjaar. 521 vj
Senuuodirus hallus - De definitieve \\cstiging \\an Xemaunhriis hallus in Nederland. 825 pr
l\'rolapsus \\aginae - I let gebruik van een gemodificeerde lepel \\olgcns Dalton bij de prolapsus vaginae
bij het schaap. 479 pr

Rift Valley l ever, een veterinair en medisch probleem. 659 a

Zwoegerzickte - Onderzoekingen omtrent de cpizoötiologie \\an zwocgerzickte bij schapen. 92S a
Sc.\\ - f eromonen. .19X b\\
S.Vli;i)l-SVNDRO()\\1 ■
zie V.ARKl N

Smith Kline organiseert Ned. Kampioenschap windsurlen \\t)t)r dierenartsen, 572 b\\
Stapclingsziektcn - ["rtclijkc l\\sosoniale stapclingsziektcn, X65 a
S I Al\'H^ IIVIC l S -
:ii\' VARKFN
S fi:Di:N I FNVF.RFNKilNCiFN

D.S. K. - Oproep medewerking lijst adressen dierenartsen die bereid zijn studenten praktijkervaring op
te laten doen, 79

D,S.K. - Svmposion 1979: Diergeneeskunde en specialisatie, 254

I),S,K, - Ie Almanak. 298. 449.\\5(M)

D.S.K. - 1\'eerdepieten 1979. .140, ,156

D,S,K. - Bijdrage buitengewoon lidmaatschap, ,141

D,S,K. ■ fwccde Almanak der D.S.K, is op komst!, 1006

Diergeneeskundige studenten werkgroep Mens-Dier-,Maat.schappij - discussieavonden: \'De dierenarts
met de billen bloot\', 157 mij; \'Wat is de rol van de dierenarts in de bio-industrie?\', .158 mij
C.S. Veritas - 6e lustrum Veterinair Dispuut Veritas, 517 mij, 744 mij
C\'.S. Veritas - Lezing acupunctuur en homoeopathic bij dieren. 105
Veterinaire Studenten Kegeiclub: \'Duim in \'t Ciat\' - 66e Dies, 808 mij
\\\'.S,R. \'De SollcNscl\' - I.Xc lustrum. 701 mij, 787 mij
Studiebeurzen - Lulbright-IIays-beurzcn. 775 b\\

Studietoets - Minister Pais wil Stud ie toetsen \\ oor geneeskunde, diergeneeskunde en tandhcclkuudc, 686 b\\

To.\\icologie "L.N.O. organisecnlc syinposiuni over to.xicologic, 841 b\\

■L(),\\oplasmose (therapie \\an), 688 r

TIMOR

Leu o\\ercrfbaar lymfosareoom bij dc goudhamster, 62 r
Immunotherapie bij twee paarden met sareose, 62 r

Röntgentherapie \\an gcscicctecrt,le odontogene tumorcn bij de hoiul. 117 r
Wcke dclcn sarcomen bij dc kat. 126 r

Neonatale B.C\'.Ci.-\\aecinatie en kankcr bij jonge kinderen. 4.17 r
Bottumoren rond bet schoudergewrieht. 457 kk
lunioren bij fasrnaause duisels. 711 r
Immunotherapie \\an bet sarcoid bij het paard. 816 r

Othaematoom - Behandcling van bet Othacmatoom bij Kleine lluisdicren. 919

u

L. SI FNOC i PllALA - itc IIOND

V

VAt C IN

Vaccinaties. 76 mij

Nieuw Nederlands Rabiesxaccin. 116 r

Het coli-vraagstuk bij biggen; vaccinatie een oplossing.\\ 119

Nieuwe entstoffen ter preventie van rabies bij de mens. 196 r

XVllI

-ocr page 18-

[ nireactics na Aujcs/kv-vaccinatie. I\')X r

Vaccinatie niet een geïnactiveerd vaccin op een rnet het virus van de ziekte van ,Aujes/ky besmet
varkenslokbedrijl. 235 a

Fcthvma contagiosa - Kreupelheid bij schapen m aansluiting op een enting legen ecthyma contagiosa.
2T VJ

Neonatale B.C\'.d.-vaccinatie en kanker bij jonge kinderen. 437 r

Registratie, keuring en onder/oek van entstoffen in het kader van de dier/iektenbestrijding. 176 a
\\ accinatie tegen .Atrofische rhinitis. 525 r

I nting van sierpluimvee voor het a.s. tenloonstellingssei/oen. 654 mij

Pinkenuriep - F.rvaringen met een geattenueerd R.S.-virusvaccin tegen pinkengriep. Praktijkmedede-
ling. 67\'"5 pr

Immuniteit v oor e.vperimentele staphv loeoccenmastitis. Vergelijking van levende en dode vaccins. X95 r
F:ntbaarheid van maternaal immune biggen met
li.coli. 896 r
Bordetella-vaecinatie ter bestrijding van A.R,. 896 r
Immuunrespons na F.Cl.F. vaccinatie. 896 r

Praktiikervaringen met enting tegen inlectieu/e bronchitis bij slachtkuikens. 986 pr
Vaccinatie met een geïnactiveerd vaccin tegen een infectie met porcine parvovirus (P.P.V.), 993 r

\\ARKFN

.Abortus bij /eugen door Sarcosporidien. 439 r

-Anus-massage en mest-eten bij mestvarkens. 838 r

.Antilichamen tegen 7\'. i^oiiclii in sera van varkens uit Californië. 687 r

.Atrofische Rhinitis - Sanering van een varkensfokbedrijf met .Atrofische rhinitis door medicinale en

bedrijfstechnische maatregelen. 95 r

Atrolische rhinitis (.A.R.) - vaccinatie tegen A.R.. 525 r

.Atrofische rhinitis - Serologische typering van Pasteurella\'s bij .Atrofische rhinitis, 642 r

Atrofische rhinitis - diagnostiek m.b.v. endoseopisch onder/oek. 771 r

Atrofische rhinitis - Bordetella-vaecinatie ter bestrijding van A.R.. 896 r

Aujes/ky - Ziekte van Aujes/ky en de bewerking van de /gn. \'stroljes\' van varkens. 193 vj

,Aujes/kv\' - luitreactics na .Atijes/ky-vaecinatie. 198 r

Aujes/ky - Immuniteit en protectie t.o.v. .Aujes/kyvirus, 326 r

.Aujes/ky- Bestrijding vaneen latente infectie met het virus van Aujes/ky op een varkensfokbedrijf. 6411
Aujes/kv - De resultaten van een e.xperimentele besmetting met het virus van de Ziekte van Aujes/kv bij
biggen met rnaternale immuniteit. 642 r

Aujes/ky - X\'irusisolatie en immuniteitsopbouw bij gevoelige varkens na een e.xperimentele besmetting

met het virus van de Ziekte van Aujes/ky (Shope stam), 689 r

.Aujes/kv\' - Immuniteit en protectie t.o.v . .Aujes/ky-virus. 689 r

Au|es/kv - Cellulaire immuniteit in biggen na een Aujes/ky besmetting, 732 r

.Aujes/ky - l:en behandeling van de Ziekte van .Aujes/ky op een biggenbedrijf. 832 vj

Begeleiding - Veterinaire begeleiding op varkenshouderijbedrijven, 128 pr

Brucellose bij wilde /wijnen in Florida, 278 r. 388 r

Coli - Infecties met niet van pathogene varkenscoli\'s te onderscheiden li.coli stammen, bij andere
diersoorten dan het varken, 88 pr

Coli - Het coli-vraagsttik bij biggen; vaccinatie een oplossing?, 139 r

Coh - Het coh-vraagstuk bij biggen; enkele /oötechmsche maatregelen. 198 r

Coli-enteritis hij biggen; huidige stand van /aken m.b.t. actieve immunisatie. 324 r

Coli - Fntbaarheid van maternaal immune biggen met H.coli. 896 r

niarrhee bij kunstmatig met rota-virus besmette biggen. 244 r

Diarrhee - Virusdiarrhee bij biggen. 564 r

Dermatitis en polyarthritis - .Siapliylococciis hvicus als veroor/aken van exsudatieve dermatitis en
polyarthritis. 482 r

Dysenlerie - Overbrenging van varkensdysenterie door dragers. 280 r

I nleritis - Frlelijkc resistentie van biggen tegenover neonatale enteritis veroorzaakt door i:.ci)li. 526 r
(lassen - Invloed van NH3 cn II2S op de resultaten van mestvarkens. 993 r
(leslachtsgeur - Het probleem geslachtsgeur van de beer. 943 r
llaeiiiuphilus plain,piwumnnim\' infecties, 838 r

Hypertrofie - Musculaire subaortastenose als oorzaak van eeneardiale hypertrofie bij het varken. 308
Pi"

l.lzer - Het efleet van diverse ijzerpreparaten op groei en haenioglobinewaarden bij pasgeboren biggen.
124 pr

Injecties. 763 va. 989 in

Injecties. Diergeneesmiddelen en extravasculaire injecties. 886 br

SahuoncHa - Invloed van Flavomvcine op de Suliuoiiellu-m\'iccUc en resistentie tegen antibiotica bij
varkens. 482 r

Schimmel - 1 fleet van schimmelig voer. dat zearalenon bevat, op drachtige zeugen, 243 r

-ocr page 19-

Mastitis - Acute C\'lilildrmc Mastitis. 194 in

Mastitis - \\eili)()p \\an dc niastitishcstiijding up uiond \\an hct aantal in Nederland in de handel
gchrachtc injectorcn in dc jaren 1971 tot cn met 1977. 228 pr

Mastitis - 1 hcrapie \\oor hcnine mastitis: l)e \\ereniubaarhjeitl \\an uierueclsel met maslitis-
thcrapcutica. die \\ia dc tepel wordt aangebracht. S.17 r
Mastitis - I cn \'uitbraak\' \\an
Klchsiella mastitis. XSS \\j

Mastitiden - Ondcr/ockingen naar de lokale gammaglobuline-therapie \\oor mastitiden bij het rund.
.124 r

Mastitiilen - I rnstigc mastitiden in het late stadium \\an de droogstand en omstreeks de kallstijd. -\'i2-\'i r
\\1clk\\sinning. 8.17 r

\\1ilt\\uur - l inancicle gc\\olgcn bij slachten \\an milt\\uurrunderen. 729 \\a
Milt\\mirondcr/oek kadavers bog nootl/akelijkV. 7.10 \\a

Mvcotoxinen - I renn)r-\\erwckkendc nncoto.xinen en incoörtlinatie\\erschijnselen. 941 r
Otitis - Hijdrage tot de otitis \\oor het kali\'. 4X2 r

Pericarditis - rranmatische pericarditis, een oude bekende in optima l\'orma. .1.10 kl

Pinkengricp - I\'r\\aringen met een geattenuecrd R,S-\\ irns\\accin tegen pinkcngriep. Pen praktijkmede-

dcline. 674 pr

Pinkcngriep. Het Bovine Respitatory Syncytial virus als oor/aak van een atypische interstitiële pneu-
monie bij jonge runderen. 679 a

Rctentio seeundinarum - Veranderingen in melkproductie cn kaherstcrlte i.v.m. retentio secundina-

riim of de geboorte \\an tweelingen. 641 r

Rilt \\\'alle\\- l ever, een veterinair cn medisch probleem. 6.19 a

Rug - Dc \'gebroken rug\' bij het kali\'. 117 in

\'Schokkende kaheren\'. 79X \\ j

Sporenelementen in koeien. 60 r

Stal - De verspreiding \\an /iekte-\\eruekkende micro-organismen \\anuit stallen onder Nederlandse
omstandigheden. 8.1.1 r
Stalklimaat (invloed \\an). 52.1 r

Sulla-vcrbindingcn - l.\'itscheiding sulla-vcrhindingcn in melk. 992 r
I oiletteergcdrag. 6X8 r

rierinlectie - Optreden \\an uierinrectie bij pritriipaire runderen en melkvolgorde. 962 a
I rinc - Pnkelc invloeden van Xyla/inc hydrochloride (Rompun") op dc urine van runderen. 4.18 r
X crgiTtiging - t\'hroniche C\'u-vergirtiging bij melkkoeien. 4,17 r

Vergiftiging - 1\'alende nierfunctie door kwik- en loodvcrgiftiging bij kalveren. 417 a

\\\'ibriose - Fliminatie van genitale Vibriose bij koeien door systemische imniunisatie met gedode cellen

of cel-vrije e.xtractcn van Caiiipvloluitier lciii\\. 942 r

\\ oeding van koeien rond het afkalven. 641 r

Voeding van melkkoeien rond het afkalven. De invloed van de krachtvoer-hoeveelheid op dc voerop-
namc. dc melkproductie en nierafmetingen, 7.11 r

\\\'oedcrkostcn - Nieuwe methode voor dc bewaking van voederkosten, 776 bv
\\ ruchtbaarhcid van ntelkvec in Kcnva, 955 a
W hite .Muscle Disease. 6X5 vj

Ycrsinca c-nifniidlinca - Serologische kruis-rcacties, I.1X r

/ooi/weren - Pen mogelijke invloed van de voeding op hel optreden van /ool/wcren bij het rund, 966a

SAI MONI I I A

Salmonella op gekoelde slachikuikens, 1.19 r

I pidcmiologisch SdliiKniella - onder/ock in een bepaald gebied (Project \'Walcheren\'). IV I let voorko-
men van
SahiKiiu\'lla m het rioolstelsel, in faeces van mensen en hui.sdieren. in winkels en in keukens en
toiletten in het dorp .Aagtckerke. 178 a

Salmonellose te beïnvloeden door kippendarnibacteriën\'.\', 197 r

Invloed van |-lavomycine op dc Salnninclla-\'mtccl\'ic en resistentie tegen antibiotica bij varkens, 482 r
\\ erstrckkim; van neomvcine aan kuikens, die licht eeïnfcctecrd waren met
Salmonella Ivphniniriiini.
562 r

.V(///)/(")(\'//(/-contamlnatic iloor het mes, 64.1 r
Oor/aken \\an humane salmonellosis. 690 r
Salnionellü /nilloriint antigeen. 805 w

.■\\fname van het aatUal tetracvclinc-rcsistcnte .V«//)/()»<7/»-stammcn in Nederland. 92.1 a
SCHAAP

Bloed - De relatie tussen het voorkomen van meconium bij pasgeboren lammeren en postnatale pH en
bloedgasvvaardcn. 614 a
Border discase. 56.1 r

l-ethyma contagiosa - :ie onder SC H.AAP - kreupelheid. 277 vj

-ocr page 20-

■S\\iri)r-s\\ ndioorii - Bex indingcn met het \'SMt I )r-s\\ ndioom hij een opnieuw bevolkt vermeerde-
ringsbcdriji\'. 240 \\ j

Staartbijten - Fnkele «aarnemingen o\\er staartbijten bij varkens in relatie lot de eiwit-en minera len-

voor/iening. 2X0 r

Stalklimaat (invloed \\an). 52.1 r

Stal - r.\\\'.-bestraling in varkensstallen. 56.1 r

Suiphvloiocvus /7i7<to - Voorkomen bij het varken en vetgelijkhare staphyloeoeeen bi| andere diersoot-
ten. .190 r

lallan - De ziekte van lallan. 94.1 r

I .(i.i;. - Int ra-musculaire enting met 1. (1.1:. v irus (transmissible gastron-cnteritis) bij varkens focti. 60 r
I .(i.F.-v irus - Humorale en cellulaire inimuniteitsontwikkeling bij varkens besmet met 1.(1.[-..-v irus.
7.1.1 r

r.d.F. - Immuunrespons na 1 .(i.I:.-vaccinatie. X96 r

Tn\'pDiwnm hyodysenicriac isolaties uit de omgev ing van varkens. X.IX r

Vaccinatie met een ücïnactiveerd vaccin op een met het virus van Aujeszkv besmet varkensfokbcdrijl\'.
255 a

Vaccinatie met een geïnactiveerd vaccin tegen een infectie met porcine parvovirus (P.P.W). 99.1 r
Varkenspest. .190 r \'

\\\'crgiftiging - reervergiftiging bij biggen door het gebruik van betonlak in kraamstallen. .122 vj

V omiting and Wasting discase, 525 r

Vruchtbaarheid - Beoordeling van de vruchtbaarheid van jonge beren. 1.1X r

\\ ruehtbaarheidsstoornissen - Het optreden van vruchtbaarheidsstoornissen door het Porcine Parvo-
virus: slachthuisbevindingen. .126 r

V ruchtbaarheid - Beoordeling van de vruchtbaarheid van jonge beren. 59 r
Wrang - "Smecrwrang" bij hel varken. 772 r

Zink - De invloed van een maag-darminfectie op het zink metabolisme en de klinische verschijnselen van
een zinkgebrek bij biggen. 4.1X r

Zinknietabolisme - Invloed van een maag-darminlectic op hel zinkmetabolismc en de klinische ver-
schijnselen van een zink-gebrek bij biggen. 944 r
Vereniging van .Artsen - .Automobilisten (V.V.,A.A.) - Prijsvraag op verkeers medisch gebied. 267 bv

VF.RtlH-1 KilNOFN

.Allato-xinc in een Zweeds graanmi)nster. X94 r

■Aminoglycoside - Onderzoek naar mechanisme van de lo.xische werking voor aminoglveoside antibio-
tica op zintuig-haarcellen. 900 bv

Bestrijdingsmiddelen - Wild en landbouw bestrijdingsmiddelen. 241 r

Immobilon" - zic MF.NS immobilon. 941 r

Koper - Chronische Cu-vergifliging bij melkkoeien. 4,17 r

Kwik lood - Falende nierfunclie door kwik- en loodvergiftiging bij kalveren. 417 a
Penlachloorphenol into.xieatie bij nestjongen van kanaries
(Scrinus canarius!. 26X pr
Schimmel - FffecI van schimmelig voer. dat zearalenon beval, op drachlige zeugen. 24.1 r
I eervergiltiging bij biggen door hel gebruik van betonlak m kraamstallen, .122 vj
Zwavel - H2S-vcrgiftiging van batterij-kippen. 27X r

Zwavelslofinto.\\icatie en stankoverlast bi| slachtrasvermeerdermgsdicren in oplok t.g.v. opslag van
afgewerkte champignonmesi. .1X.1 vj
VHI
Vd-Afrikaanse varkenspest

70, 99, 146. 204. 247. 290. .1,11. .15,1, 400. 401. 442. 492. 529, 575, 647. 697. 777. 77X, X49, 947
Rapport over situatie Alrikaanse varkenspest in Zuid-Amcrika en Afrika. 999
VHI VD-AlRenieen

Advies omtrent Honden - cn Katicnbcsluil uitgebracht, 6X vv
Klarenbcck, drs. S., Inspecteur te I trecht, 69 vv
Riinderhan van verdenking ontdaan, 9X r

Opnieuw grote belangstelling voor voorhehtings-cn instriicliedag, 144

De toelating van tliergeneesmiddclen. sera en cntstoflen in hel heden cn m de toekomst. 202

(ielijkstcllingsrichtlijnen (toelichting) voor diploma\'s, certilicatcn en andere titels van dierenarts. 2XX

Identificatieregeling per 2 april van kracht. 204

Omloo. drs, I\', A, A. - adjunct-inspccleur in Noord-Brabant. 290

\\letzlar. drs, .1, VV, 11, - adjuncl-mspecteur in Noordelijk Zuid-Ilolland. 290

Salnuinclla pullonini aniigeen, .122, 805

\'l-nquête dierproeven I97X" ingesteld, 52X

Dierproeven - ,Advies omtrent te vereisen deskundigheid uitgchracht door t ommissie van Advies voor
dc Dierproeven, 57,1

Verkiezing nieuwe Directeur-deneraal 0,1,1\\ uitgesteld tot mei 19X0, 574
Na 60 jaar Vleeskeurmgswet, 596
47e Congres van het (),1,F,, te Parijs, 644
Opvolging Direclcur-(icncraal (),l,l ,. 694

-ocr page 21-

Nicin\\L" adjuiicl-inspcclcur. 737

Bcschikkiiig maikt-on IcnIoonslcllings\\ci"boii pluinncc. 19^9.. 805
Crcnialic \\an tlodc honilcn cn katten. XO.^

Wcdciom onthciïing \\ctciinairc haiKiclshcpalingcn \\noi (ifoot-Biittannic. letland cn Dcncniatkcn.
S47

1-ntingsbcschikking riindcrcn montl- cn klaiiw/cci\' 1979-19X0. X4S
Wijnkcr. drs. 1\'. - adjinict inspcctctn- in \\oord-Biabant. X4X
Nictiw RijksLinarantainc statiiin te lliick \\an Holland. 90.1
VHI \\ D- AtroHsche
rhinitis. .199
VHl \\\'D-Aiijcs/k>.40l
VHI \\T)-Babesiosis, 491
VHl VI) - BesiTiettelijke dierziekten bulletins

69. 9X. 146. 204. 247. 290. 132. 3.54. 400. 442. 491. .52X. ,574. 59X. 646. 695. 737. 777. X05. X49.904. 947.
1001

Besmettelijke dier/iekten in luiropa. 24X. 694
VHl VI)-Bluetongue. 145.599.947
VHl VI)-Miltvuur, 529
VHl VI) - .Mond-cn klauw/eer

70, 98, 146, 205, 247, 331, 353, 400, 442, 492, 529, 575, 599, 647, 73X, 777, X06, 848, 850, 905, 947
\\ Hl VI)- Nev»castle disease. 332

VHl VI) - l\'seudo vogelpest. 647

VHl VI)-Rabies, 647

VHl VI)-Runderpest, 647

V Hl VD- Tcsehener ziekte, 98, 492, 777, 850

VHl V[)- Varkenspest, 247, 401, 77X

VHl VI)- N\'esiculaire varkensziekte, 70, 205, 331, 353, 442, X49, 905
\\ H1 VI)-Vleeskeuring

\\a 60 jaar Vlccskeuringsvvet, 596
VHl VD - N\'ogelpest. 401, 647

\\\'1S

Verslag Vissvmposinm te 1 elvstad, 9()X

\\i,!:rs

Keuring - Rijkskeuring ol\'gemeentelijke keuring, 153 mij

Keuring - Shechita, religious and historical research on the jev^ish method ol slaughter. 636 in
Keuring - Nota \'Ilerstructuiering X\'lceskeurmgsdiensten\', 652 mij
Miltvuiu\' - l inaneiële gexolgen bij slachten \\an miltvuur-runderen, 729 \\a
VI ilt\\uuronder/oek kadavers nog noodzakelijk.\\ 730 \\a
Streptococcen - D-Streptococeen in vlees en vleeswaren. 994 r
\\ 1 FFSKFI RING - \\\'HI VD en \\ I FI S

vff:f;s\\varfn

Microbiologie van rundergehakt. 439 r

Sireptococcen - D-Streptococccn in vlees en vleeswaren. 994 r
\\ FO

Allergische dermatitis t.g.v, vlooicbeten: een over/icht van 330 gevallen. 27X r
N\'OFDINXiSMlDDFFFNlfvCilfNF
.Antibiotica in Pluimveevlees. 527 r

■Antibiotica - Idcntiricatie voor antiobioricarcsidiicn. 772 r

Hiu iUus ccrciiy - Ciroei cn produktie van cnteroto.xine \\an liiu illus cerciis. 945 r

Biphcnvl - (iechlorccrile biphenvl verbindingen m vocdingsniitldclcn van dierlijke oorsprong. 526 r

Brandpreventie m koel- cn vrieshui/en. 945 r

(\'aiiipvlobaeter en enteritis. 95 r

Chemie - Met de chemie als leidsvrouwe. 231 a

Dccontaininatie van slachtwarmc runderkarkasscn met organische /uren. 359 a
Delvotcst getest. 439 r

Dulcitol-Malonaat-Phcnvlalaninc .Agar. 391 r
FFIS A voor Staphvloeocccnonder/ock. 391 r
I ntcrobactcriaceae in vlcesdecg. 994 r

Kanagawa positieve stam van ï \'ihrio /xiraluu\'nioh Ileus m de l \'.S^^A^. 772 r

Kolonietellers - lellen van bacteriekolonies met automatische kolonictcllers, 198 r

Krab - dc mieroHora van krab, 95 r

Media voor Campv lobaeter, X39 r

Microbiologie van rundergehakt, 439 r

Microbiologische normen voor kaas, 690 r

Micro-detcrminaticsvsteinen voor Fntcrobacteriaeeac, X39 r

-ocr page 22-

A/, h<>vi\\ - Persistentie \\an Mvedhaeteritini, 565 r
Penieilline - V erlaging \\an de aantoonbaarheidsgrens. 565 r
Sal/i}<>nflla op gekoelde slachtktnkens. 139 r
SdlDiinu\'lla-conVdminiiliC door het tiies. 643 r
Salmonellosis - Oor/aken \\an htunane salmonellosis. 690 i\'
Slaehtlijn - Runderslaehthjn I: een kritiek. 244 r
Slaehtlijn - Ktnulerslaehtlijn II: een alternatiel. 244 r
Spoorelementen m koeien. 60 r
Staph\\ioeoecen in pluinnee I. II. 733 r

Stomaehermethode \\ersus blendormethode bij de bepaling \\an kiemgetallen. 199 r
Stomachermethode. 327 r

Streptoeoeeen - D-Streptoeoeeen in \\lees en vleeswaren. 994 r
■| hermonttelease - Snelle bepaling \\an thermomiclease in \\oedmgsmiddelen. X97 r
V erontreiniging \\an rund- en \\arkens\\lees met
Yersiuca ci)icnii i>liiica. 60 r
V\'erontreinigers - W\'ateraetiv iteit en o\\erle\\ingskansen \\ oor laeeale \\ erontreinigers. 89"" r
Voed-sel - Waardering \\oorde \\eiligheid \\an voedsel. X39 r
Virussen in \\ leeswaren. 327 r
} vr.\\inua cnlcriicnliiica in bet \\oedsel. 139 r
) ersincu in rauwe melk. 643 r
Voedingsorganisatie I\'.N\'.O. - Herstructurering. IXX b\\
\\\'oeding - r.N.O. krijgt meer ruimte \\oor \\oedingsonder/oek. X43 b\\
VOCIPI.

.■•\\naesthesie van wilde en volière \\ogels. 4X3 r
.Anaesthesie van wilde en volière vogels. 691 r

voti. geen standaarddarmbacterie bij parkieten. 734 r
(ieslachtsbepaling bij volièrevDgels. 61 r

Pachecos disease, een acute uitbraak in een psittacidenbestand. 61 r
Papegaai - I oenanie van /oonose-verwekkers bij papegaai-achtigen. 991 r
Pentachloorphenol uuo.xicatie bij nestjongen van kanaries
(Scrinus canaritis). 26X pr
Respiratory function in birds, adult and embryonic, 566 r
Wormbestrijding bij duiven. X40 r
VOI,KS(i[ ZOM)Hl-H)

Medicijnen - Het gebruik van medicijnen in de dierverdelingssector. ge/ien in het licht van de kwaliteit
voor het dierlijke eindprodukt. lila
)\'. i\'iiii\'rDiiiliiiiia in het voedsel. 139 r

w

Wiri CIIA INCi

Het gebruik van medicijnen in de dierveredelingssector. ge/ien in het licht van de kwaliteit van het
dierlijke eindprodukt. I I I

De toelating van diergeneesmiddelen, sera en entstoffen in het heden en in de toekomst. 202 w
Decontaminatie van slachtwarme runderkarkassen met organische /uren. 359 a
Registratie, keuring en onder/oek van entstoffen in het kader van de dier/iektenbestrijding. 516 a
Na 60 jaar \\\'leeskeurim>swet. 596 vv
WII.ZI.IN

Besluiten en aanbevelingen van de I , (I etieration of Veterinarians in the I\\ l .C",) in/ake het wel/ijn
van dieren. X77 a

\\ erslag l erstc F uropese C\'onlerentie Bescherming van l.aiulbouwlniisdieren. X9X bv
Huidige vorm van legbatterijen afgewe/eii. 900 bv
World Small Animal N\'eterinarv Association - Collega (iajentaan geko/en tot President van de
W.S.A.\\ .A.. 744 mil

\\YI azini: in drocih oridi (rompl n») - zie ri nd

Zoogdieren - (levaar van /iekteoverdracht van /ee/oogdieren naar land/oogdieren; een ovcr/icht. 241

zw()i:(,i:rzii;k i r - zie sc

-ocr page 23- -ocr page 24- -ocr page 25-

THE VETERINARY
QUARTERLY

quarterly Journal of veterinary science

INDEX FOR VOEUME I
1979

I\'lJBl.lSHFD FOR FHF ROYAl, NETHFRFANDS VETERINARY ASSOCIATION
BY MAR FINUS NFIHOEF PUBLISHERS • THE HAGUE - BOSTON - FONDON

-ocr page 26-

EDITORS-IN-CHIEK

J. M. van Leeuwen (Chairman)

Central Veterinary Institute (Rotterdam, the

Netherlands)

J- F, Westendorp (Treasurer)
Meat Inspection Service (Alkmaar, the Nether-
lands)

J, S. van der Kamp

Animal Health Service (Groningen, the Nether-
lands)

C. L. van Limborgh

Veterinary Adviser Feed Industry (Putten. the
Netherlands)

D. Talsma

Veterinary practitioner ( Leeuvvarden, the Nether-
lands)

M. A, Moons

Secretary Royal Netherlands Veterinary
Association (Utrecht, the Netherlands)

CONSULTANT EDITORIAL BOARD
J, P. W. M. ,\'\\kkermans(Rotterdam, the Nether-
lands)

J. G. van Bekkum (Lelystad. the Netherlands)
J. Bouw (Utrecht, the Netherlands)
A. Brand (Utrecht, the Netherlands)
H. J. Breukink (Utrecht, the Netherlands)
M. Debackere (Ghent, Belgium)
M. ,1. Dobbelaar (the Hague, the Netherlands)
.1, Fabricant (Ithaca. New York, U.S..A,)
J, E, Gajentaan (Amsterdam, the Netherlands)
N. J. L, Gilmour (Edinburgh, Great Britain)
J. Goudswaard (Goes, the Netherlands)
P. .A. M. Guinée (Bilthoven, the Netherlands)
W. J, I, van der Gulden (Nijmegen. the Nether-
lands)

L, van der Heide (Storrs, Connecticut, U.S.,A.)
J, E. T. Jones (London, Great Britain)

E. H. Kampelmacher (Bilthoven, the Nether-
lands)

,1. H. Koeman (Wageningen, the Netherlands)
R, Kroes (Zeist, the Netherlands)
A. de Kruif (Someren, the Netherlands)
J. G. van Logtestijn (Utrecht, the Netherlands)
A, S, J, P. A, M, \\an Mien (Utrecht, the Nether-
lands)

W, Misdorp (Amsterdam, the Netherlands)
J. M. V. M, Mouvven (Utrecht, the Netherlands)
C, C, Oosterlee (Wageningen, the Netherlands)
M. Pensaert (Ghent, Belgium)
Ch, Pilet (Alfort, France)
A. Rijnberk (Utrecht, the Netherlands)
W, J, Roepke (Doom, the Netherlands)
E. J. Ruitenberg (Bilthoven, the Netherlands)
J. I. Ferpstra (Rotterdam, the Netherlands)
A. van I\'ienhoven (Ithaca, New York, U.S..A.)
M, Vandenplassche (Ghent, Belgium)
C. J. G, Wensing (Utrecht, the Netherlands)
G, H, Wentink (Utrecht, the Netherlands)
P. Zwart (Utrecht, the Netherlands)
EDFI ORIAL OFFICE
J. C, de Geus;

Managing Editor and Secretary
P,0, Bo.x 140.11 .1508 SB Utrecht
the Netherlands

the

veterinary
quarterly

an international journal publishing
papers on all aspects of
veterinary science anid the results
of applied veterinary research

-ocr page 27-

C ontributors

Adams. W. M.. 145
Adeyanju. .1. B.. 16.1

Berg, .1. \\an den, .17
Berg, Th. P, R, van den. 109
Bestebroer. A. C., 97
Boer. G. F, de, 2.1, 65
Boer, M. ,1. de, 97
Bokhout, B. A., 195
Boon. .F H.. 195
Borgsteede, F. H. M,. 181
Borm. F,. 2.1

Bosman, .Anneke, .A.. 121

EIgersma, A.. 97
Ellens. D. .F, 169
Elzinga, B. K... 115

(ieer, D. v, d,, 204
(ioedegebuure, S. A.. 189
Cioossens, .1. M. M., 109
Geren. E,, 158
Groenendal, J, E,. 23
Grommers, F. ,1., 204
Grootenhuis. G,, .17. 126

Hendriks. ,F, 195
Hooi, ,1, van, 29
Hoogerbrugge, A., 23
Horst, C. .1. (i. van der, 97
Houten, M. van, 204

Knapen, F. van. 5, 166
Krasselt. M., 23
Kroneman. .F, 121, 189
Kroon, A., 59

l eeuw, B. de, 134

Leeuw, P. VV. de. 169

l.inde-Sipman, ,lantine S, \\an der, 189

INDKX OK NAMKS

Maas, H, ,L L„ 23
McFerran, ,1. B.. 176
Molen. E. .1, van der, 126

Nouws, ,1, F, .M., 47

Oirsehot, ,1, T. \\an. 65
Oldenbroek. ,1, K.. 37
Oldenkamp, E, P., 115
Osterhaus, A., 59, 65
Over, H. ,1,, 75

Perié. N. M., 14
Pluimers, E. ,L, 82

Roppe, L. .1. .1. A., 145
Ro/emond. H,, 169
Ruitenberg, E, ,L, 5, 166

Sangster, B., 134
Schaaf, A, van der, 212
Schillhorn \\ an Veen, 163
Strien, M, ,1. van. 75

Taverne, VI. A. M., 145
Terpstra. C,, 138

Uilenberg, G,, 14

Vloten, ,1. van. 23

Vorstenbosch, C. .1, IL V. \\an. 14

Walsum, ,1. van, 90
Weiss,
.1. W,. 5
VVemnienhove, R.. 65
VVensvoort, P.. 75
Whitehead, C, C,. 150
Wilicmse. A, H,, 145
Wirahadiredja. R., 59

Ziv, C.. 47

-ocr page 28-

INDI X Ol SI B.IK(TS

Entries marked with (o) refer to original papers
t:ntries marked uitli (se) reler to short eonimunieations
l:ntries marked with (\\s) refer to the veterinary seene
Entries markes with (1) refer to letters to the editor

AEBENDAZOl E; see A Mil EE M1NTICS

Anaplasma mesacu-niin-Bkiod parasites of sheep in the Netherlands.
I
Anaphsmu niesaflerum sp.n, (Riekettsiales. Anaplasmataceae). 14 (o)
AN ITUn.MIN I ICS

Milkproduetion increase follouing treatment of Duteh dair\\ cattle with thiahenda/ole. 82 (o)
I he acti\\it\\ of albendazole against adult and gastrointestinal nematodes in naturallv inlectcd cakes in
the Netherlands. 1X1 (o)
AN 11 BIO 1 ICS

Serum chloramphenicol levels and the intramuscular hioavailabilitv of several parenteral formulations
of chloramphenicol in ruminants. 47 (o)
.Aortic arch - Persistent right aortic arch associated with a persistent left ductus arteriosus and an inter-
ventricular septal defect in a horse. 1X9 (o)
.A U\' levels - Inlluencc of ante and perimortem factors on biochemical and physical characteristics ol

turkev breast muscle. 29 (o)
A\\IAN SPECIES

Egg drop syndrome. 1976. (F.I)S \'76). 176 (o)

Eatty liver disease Nutritional and metabolic aspects of fatty liver disease in poultrv. LSO (o)
l.cukosis I be control of Ivmphoid leukosis in a llock white Plymouth Rock chickens. 2.1 (o)
Mycoplasma Haemadsorption inhibition test lor the identification ol
M\\ coplasnia litillisc/int uiii and

Mvcopliisnui svnoriac. l.\'iX (o)
Synovitis - Contribution to the aetiology of svnovitis in chickens, with special reference to non-infective
factors. IV. 90 (o)

1 urkey breast muscle Influenceol ante-and pcri-mortem lactors on biochemical and phvsical charac-
teristics ol turkev breast muscle. 29 (o)

B

Blood parasites ol sheep in the Netherlands. I, Anaplasina inesacienini sp.n. (Riekettsiales. .Anaplasma-
taceae). 14(0)
HOOK REA IEWS

■Animal tumors ol the female reproductive tract. Spontaneous and c.xpcrimcnlal. 6.1
Kompendiuni der .Allgcmeincn Immunologic. 61

Developments in biological slandaidization-Standardlzation ol rabies vaccines tor human use produced
m tissue culture (Rabies Mil. 119

bomne: species

■Albendazole 1 he activ ity of albendazole against adult and larv al gaslromtcstinal nematodes in natu-
rally infected calves m the Nethci lands. ISI (o)
Chloramphenicol Scrum chloramphenicol levels and the intramuscular bioavailabilitv ol several

parenteral formulations ol chloramphenicol in ruminants. 47 (o)
E. coll Detection of the K99 antigen of
i:s< hcrivltia culi in call faeces bv cnzv me-linkcd immunos(u-
bent assav (El ISA). 169 (o)
Easciohasis Perilobular fibrosis in chronic bovine fasciohasis. 7.5 (o)

IBR Diagnosis ol inlcctions bovine rhinotrachcitis bv direct immunofluorescence. IIS (o)
Eungworm infections Operational diagnostics of lungworm infections in cattle. Prcliminarv investi-
gation into the usefulness ol the inilircct haemagglutination. 19.5 (o)

Mastitis Differences in mastitis susceptibilitv between Holstein Eriesian. Dutch Eriesian and Dutch
Red and \\\\ bite Cows, Correlation between parameters for mastitis and lor production. 17 (o)
Mycoplasma mastitis .An inv estigation of (he pathology of Mycoplasma mastitis in the cow. 126 (o)
Semen Some biochemical parameters for qualification of bull semen. 97 (o)

I hiabendazolc Milk production increase following treatment of Dutch dairv cattle with thiaben-
dazole. X2 (o)

I\'ddcr infection Comparison of dairy cows with low or high rate of udder mlcction, 204 (o)
Zinc deficiency Chromosome studies m cattle with hcrcditarv zinc deficiency (lethal trait A 46),
121 (o)

-ocr page 29-

CAMM: SPFflF.S

1 Ik- lherap\\ ol otitis externa, I 15 (\\s)

Se\\ere extrapvraniidal s\\ndronie in a dog caused bv a Haloperidol (.Serenase") intoxication 114 (o)
CHI.ORAMPHIMCOI, see AM IBIOTK S

Chromosome studies in cattle with hereditary zinc deficiency (lethal trait A 46). 121 (o)

Distemper (Common diseases of pet animals m West .Africa). 16.1 (\\s)
DRt (IS

Se\\erc cxtia py ramidal syndrome in a dog causcd b\\ a Haloperidol (ScrenasC^) Intoxication. 1.14 (o)
Induction of parturition in the sou with a prostaglandin analogue (I.C.I. 80996). 145 (o)
Ductus arteriosus Persistent right aortic arch associated with a persistent left ductus arteriosus and an
interventricular septal defect in a horse. 189 (o)

l-DI lORIAI S

Introducing The Veterinary Quarterly. I
Aims and Scope, .1
PI.ISA

PI IS.A for the serolog\\ of I IP virus, 59 (sc)

Detection of the k99 antigen of i\'.scherichid call m calf faeces b\\ cn/vme-linked immunosorbent assav
(11.ISA) 169 (o)

pqi inp spi:ch:s

Prevalence of antibodies to equine viruses in the Netherlands, 65 (o)

I\'ersistcnt right aortic arch associated with a persistent left ductus arteriosus and an Interventricular
septal defect in a horse. 189 (o)
Pxtrapv ramidal Sy ndrome see C ANINP SIM-CIPS
Egg drop syndrome see AVIAN SPECIES

F

Fascioliasis Perilobular fibrosis m chronic bovine lascioliasis, 75 (o)

Fatty liver disease Nutritional and metabolic aspects of fattv liver disease in poultry 150 (o)
Fibrosis Perilobular fibrosis in chronic bov ine fa.scioliasis, 75 (o)
Feline paleukopcnia (Common diseases of pet animals in West Africa), 16.1 (vs)
I I I INF SPFCH S

I I ISA lor the serologv of I IP virus. 59 (sc)

Feline panleukopenia (Common diseases of pet animals in West .Africa). 16.1 (vs)
l owl Egg drop syndrome, 1976 (EDS "76), 176 (o)

CiOA I

Serum chloramphenicol levels and the intramuscular bioavailability ol several parenteral formulations
ol chloramphenicol in ruminants. 47 (o)

H

HAI OPI RIDOI (SFRI NASI ■) sec IN I ()\\ICA I ION
Hookworm (Common diseases of pet animals m West Africa). 16.1 (vs)

I

IBR-virus see \\ IRl S

Itiimunitv Detection ol the K99 antigen of l-sdwriihiii coli in calf faeces bv en/ymc-linked itnmuno-

sorbcnt assay (FFISA). 169 (o)
Imnumonuorcscencc Diagnosis of infectious bovine rhinotracheitis bv direct immunofluorescence,
1.18(0)

Immunoglobulin Comparison of dairy cows with low or high rate of udder infection, 204 (o)
Indirect haemagglutmation (III A) Operational diagnostics of lungworm infection in cattle. Prelimi-

narv investigation into the usefulness of the indirect haemagglutmation, 195 (o)
Influen/a (horse) see FQl INI SPFCH\'S

Intoxication Severe extrapyramidal syndrome in a dog causcd by a Haloperidol (Serenase®) intoxica-
tion, 1.14 (o)

-ocr page 30-

l eukosis rhe control of lymphoid leukosis m a Hock of White Plymouth Rock Chickens. 2} (o)
l.ungworm infections Operational diagnostics of lungworm infections in cattle. Preliniinar\\ investiga-
tion into the usefulness of the indirect haemagglutination. 195 (o)

M

MASTITIS

Differences in mastitis susceptibility between Holstein f riesian. Dutch Friesian and Dutch Red and
White cows. Correlation between parameters for mastitis and for production. .17 (o)
■An investigation of the pathology of Mycoplasma mastitis in the cow. 126 (o)
Comparison of dairy cows w ith low or high rate of udder infection. 204 (o)
Mycoplasma mastitis .An investigation of the pathology of Mycoplasma mastitis in the cow. 126 (o)
M vcoplasma Haemadsorption inhibition test for the identification of
M. f-uHisepiivum and M. svnuviae.
158 (o)

0

Otitis e.xterna The therapy of otitis e.xterna. I 15 (vs)

Panleukopenia (Feline) Common diseases of pet animals in West .Africa), 16.1 (vs)
PARASITES

Food-borne parasitic infections-old stories and new facts, 5 (o)

Blood parasites of sheep in the Netherlands. 1. Anaplasnm mesaeierutn sp.n. (Rickettsiales. Anaplasma-
taceae), 14 (o)

Operational diagnostics, of lungworm infections in cattle. Preliminary investigation into the usefulness
of the indirect haemagglutination. 195 (o)

Trivhinella spinalis Report 1977-1978 concerning Trichinella s;>iialis ^Hudiei in the Netherlands. 166
(sc)

Parturition Induction of parturition in the sou with a prostaglandin analogue (EC.I. 80996). 145 (o)
Pet animals Common disea,ses of pet animals in West .Africa. 16.1 (\\s)
PORCINE SPECIES

Possible aspects of normal and unphysiological commercial conditions on theestrus and early pregnancy
in pigs, 109
(0)

Induction of parturition in the sou with a prostaglandin analogue (I.C.I. 80996), 145 (o)
Prostaglandin Induction of parturition in the sow with a prostaglandin analogue (l.C.E 80996). 145 (o)
PL BEIC HEAE I H

Food-borne parasitic infections — old stories and new facts, 5 (o)

Report 1977-1978 concerning Trichinella spiralis studies in the Netherlands, 166 (sc)

Veterinary experiences as a Japanese prisoner of war and ex-POW along the Burma railroad from 1942
to January 1946, 212

QUARTERLY

Introducing The Veterinary Quarterly,
.Aims and Scope, .1

Rabies (Common diseases of pet animals in West .Africa), 16.1 (vs)

Residues Serum chloramphenicol levels and the intra-muscular bioavailability of several parenteral
formulations ol chloramphenicol in ruminants, 47 (o)

Semen Some biochemical parameters for qualification of bull semen, 97 (o)

Septal defect — Persistent right aortic arch associated with a persistent left ductus arteriosus and an

interventricular septal defect in a horse. 189 (o)
SHEEP

Blood parasites of sheep in the Netherlands. I. Aiiaplasnia niesaeienini sp.n. (Rickettsiales. Anaplas-
mataceae). 14 (o)

Serum chloramphenicol levels and the intramuscular biovailability of several parenteral formulations
of chloramphenicol in ruminants, 47 (o)
Sv nov itis Contribution to the aetiologv of synovitis in chickens, with special reference to non-invective

factors IV, 90 (0)
Serenase see INTO.XICATION

-ocr page 31-

rHIAUCNDAZOl.F see AN FHFI.MIM IC S

Fii;ks and tickbornc diseases (Common diseases of pet animals in West Africa). 16.1 (\\s)
TnvhinelUi spiralis Report 1977-1978 concerning TrirhincHu spiralis studies in tlie Netherlands. 166 (sc)
\'Fr\\ panosomiasis (Common diseases of pet animals in West Africa). 16.1 (vs)
Fumbu Fly infections (Common disease of pet animals in West Africa). 16.1 (vs)
lurkev Influence of ante- and pcri-mortem factors on biochemical and physical characteristics of
turkey breast muscle. 29 (o)

u

I dder infection Comparison of dairy cows v\\ith low or high rate of udder infection. 204 (o)

Veterinarv experiences as a Japanese prisoner of war and ex-POW along the Burma railroad from 1942
to Januarv 1946. 212
XIRl^S

FFISA for the serology of I IP virus. 59 (sc)

Prevalence of antibodies to equine viruses in the Netherlands. 65 (o)

Diagnosis of infectious bovine rhinotracheitis by direct immunofluorescence. 1.18 (o)

F.gg drop svndrome, 1976. (F.DS \'76). 176 (o)

z

Zinc deficiencv Chromosome studies in cattle with hereditary zinc deficiency (lethal trait 46), 121 (o).

-ocr page 32- -ocr page 33-

Bij het begin van de 104e jaargang

Aan hel heglii van hel nieuwe jaar wenst de Redakiie der i^ewoonie geirouw en
graaft de lezers en medewerkers van hel Tijdschrifi een gelukkig nieuwjaar.

Hel /.V zover!

Het streven, de Quarterly te doen ontwikkelen tot een zelfstandigegelteel Engelstalige
wetensehappeHjke uitgave heeft inmiddels zijn heslaggevonden. f)e oriënterende be-
sprekingen met een grote uitgeversmaatschappij, waarvan begin vorig jaar gewag
werd gemaakt, hebben tenslotte geleid tol een samenwerkingsverband met Maninus
Nijhojf Publishers in Den /laag, die uitgebreide ervaring heeft niet internationale
verspreiding van wetenschappelijke tijdschriften en die een effective doorstroming
via haar distributie-kanalen in de U.S.A. en Europa kan realiseren.
De eerste aflevering van ile nieuwe geheel Engelse quarterly, onder de eigen titel:
"/\'he Veterinary Quarterly\', zal in de loop van deze maand verschijnen.

/)eze Engel.se uitgave, het samenwerkingsverband met de uitgeversmaatschappij, en
het feit, dat de Redaktiein toenemende ttiate wordt geconfrotiteerd met specialistische
artikelen zowel in het /\'ngels als in het Sedcriands. hebben tevens tot een heroriëntatie
over (/e werkwijze en samenstelling van de Redakiie geleid.

Op grond hiervan heeft een reorganisatie van de /<edaktieplaatsgevottden welke neer
komt op het instellen van een //oofdredaktie van 6 personen, die het redaktioneel
beleid zal voeren en een Wetenschappelijke /iedaktie (Constdtant Editorial /ioard),
die de /ioojdredaktie bij de beoordeling van wetenschappelijke artikelen voor zowel
het "/Ijdschrift voor Diergeneeskunde\' als \'The Veterinary Quarterly\' terzijde zal
staan, //iertoe heeft de Redaktie een aantal deskundigen tut Nederland, maar ook uit
België, l\'rankrijk, Engeland en de U.S..4. aangetrokken, wier nanien ottder de vaste
tekst na de inhoudsopgave van dit tijdschrift te vinden zijn.

De Wetenschappelijke /iedaktie beoordeelt de artikelen op hun wetenschappelijke
mérites, terwijl de /Joofdredaktie o/) basis van de door de leden van de Wetenschappe-
lijke Redaktie uitgebrachte commentaren en adviezen die anoniem aan de betref-
fende auteurs worden doorgegeven de eindredaktie voert.

\' /\'he Veterinary Quarterly\' zal als geheel zelfstandige uitgave de grens overgaan. De
Redaktie heeft echter gemeend, de Nederlandse dierenartsen de wetenschappelijke

rijtl.schr. DicrKciiec.sk.. deel 1(14. aft. I. 1979 |

-ocr page 34-

inforniaiie welke daarin i.s verval, niet !e mogen onihouden. Daarom is heslolen de
wetenschappelijke inhoud van elke aflevering van \'The Veterinary Quarterly\' over te
nemen en de daarin gepubliceerde artikelen ook in het \'Tijdschrift voor Diergenees-
kunde\'af te drukken. Alhoewel dus de oude quarterly English issue als zodanig uit de
officiële jaargang van het Tijdschrift voor Diergeneeskunde verdwijnt, verandert er
voor de Nederlandse dierenarts weinig, aangezien het nieuwe tijdschrift \'The Veteri-
narv Quarterly\' op gezette tijden integraal, als overdruk in het \'Tijdschrift voor
Diergeneeskunde\' zal verschijnen.

De Redaktie heeft deze gelegenheid tevens te haat genomen, door de lay out en
opmaak van zowel het Tijdschrift als \'The Veterinary Quarterly\' te stroomlijnen en in
een aantrekkelijker, moderne vorm te gieten. Ook werd voor een kwalitatief hetere
papiersoort gekozen, hetgeen de weergave van micro- en röntgenfoto\'s ongetwijfeld
ten goede zal komen.

Doel en reikwijdte van \' The Veterinary Quarterly\' worden als volgt omschreven:\' This
new journal publishes original contributions in the English language on all aspects
of-veterinary science. It intends to bridge the ever widening gap between veterinary
practice and specialisms, by publishing the results cf applied veterinary research\'.

Het aandachtsgebied van het \'Tijdschrift voor Diergeneeskunde\' daarentegen richt
zich vooral op de meer algemene en praktische aspecten van de diergeneeskunde.
Naast de bestaande rubrieken \'oorspronkelijke artikelen\', \'uit en voor de praktijk\' en
\'klinisch klein\', werd in de loop van het afgelopen jaar tevens een nieuwe rubriek \'rönt-
genjournaal\' (ressorterende onder \'klinisch klein\')geïntroduceerd, die zich inmiddels
in een grote belangstelling mag verheugen. Bovendien zal in de toekomst meer gebruik
worden gemaakt van klinische lessen, literatuuroverzichten en verzamelreferaten, om
de dierenartsen die met uitvoerende taken zijn belast op de hoogte te brengen met de
nieuwste stand van zaken. Ook het \'veterinair journaal\' wordt graag gelezen, al zou
de Redaktie wensen, meer individuele bijdragen uit de periferie te ontvangen. Zij
hoopt dan ook dat de collega\'s hun \'drempelvrees\' zullen overwinnen en actuele
ervaringen en waarnemingen uit de praktijk op schrift willen stellen en indienen. De
Redaktie zal graag bij eventueel bijschaven van de stukjes behulpzaam zijn.

Bij het begin van het vorige jaar sprak de Redaktie haar bezorgdheid uit over de ver-
slechterende kopijpositie van Nederlandse artikelen, als gevolg van de toenemende
trend om in het Engels én in buitenlandse vaktijdschriften te publiceren. Deze zorg is
nog geenszins geweken en de Redaktie herhaalt haar dringend beroep op alle
schrijvers hun bijdragen voor beide tijdschriften te blijven leveren.
\'Tijdschrift en Quarterly bestaan per slot van rekening slechts hij de gratie van haar
lezers en schrijvers. Beiden kunnen alleen een gezond bestaan leiden door de actieve
ondersteuning van lezers en schrijvers.

De Redaktie spreekt de hoop uit. dat met de nieuwe opzet een goede grondslag is
gelegd voor de verdere uithouw van het \'Tijdschrift voor Diergeneeskunde\' en \'The
Veterinary Quarterly\' en dat beide tijdschriften nieuwe impulsen mogen geven tot het
schrijven van vele goede Engelse én Nederlandse artikelen!

RED A KTIE.

-ocr page 35-

H

Jaarcongres 1978

tevens 125e Algemene vergadering
Welkomstwoord\'

P. .1. M. M. van Gulick^

Dames en Heren,

Namens de Afdeling Noord-Brabant en
de Congrescommissie mag ik u allen hier
in Breda welkom heten en ik doe dat bij-
zonder graag.

Speciaal u Mijnheer Merkx wil ik verwel-
komen als Burgemeester van onze Con-
gresstad in 1978. Wij stellen het zeer op
prijs, dat u dit Jaarcongres wilt openen.
Dat van niet veterinaire zijde voor dit
Congres belangstelling bestaat stemt ons
tot vreugde. Het is dan ook een groot ge-
noegen u Mevrouw Hage-Noëlen u Mijn-
heer van Lunen, namens de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij ter bevorde-
ring van Pharmacie, te mogen begroeten.
Verheugd zijn wij, dat u Mijnheer Meyer
als Voorzitter van het Produktschap voor
vee en vlees, heden onze gast wilt zijn.
Evenals u Mijnheer Berkhout namens de
Centrale van Hogere Ambtenaren heet ik
van harte welkom.

Van de Landelijke Organisatie voor Se-
lecteurs zien we de Voorzitter, de Heer
Jeurissen als trouwe bezoeker van ons
Jaarcongres ook weer in Breda. Van
harte welkom.

De belangstelling van de Overheid voor
Diergeneeskunde wordt door ons als
prettig ervaren. Welkom Collegae van
den Berg en Zeegers, resp. als Waarne-
mend Directeur van de Veeartsenijkun-

\' Welkomstwoord, uitgesproken op b oktober 1978. ter gelegenheid van het .laarcongres 1978 \\an dc

Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Oiergeneeskunde. te Bicda.
- Drs. P. .i. M. M. van (iulick; voor/itter van de afdeling Noord-Brabant \\an de K.N.M.v.n.

Tijdschr. Dier^eneesk.. deel 11)4. a/l I. 1979

dige Diensten Plaatsvervangend Hoofd-
inspecteur van de Volksgezondheid.
De Stichting Gezondheidszorg voor Die-
ren is hier vertegenwoordigd door de Se-

-ocr page 36-

cretaris Collega Vervoorn en de
Provinciale Gezondheidsdienst voor Die-
ren te Boxtel door de Voorzitter Heer van
Hoof\' en de Directeur Collega Brus.
Uw aanwezigheid hier getuigt van goede
relaties.

Onderzoek in de Diergeneeskunde blijft
nuttigen noodzakelijk. U. Collega Bool,
Algemeen Directeur van het Centraal
Diergeneeskundig Instituut heet ik van
harte welkom.

Binnen de Maatschappij voor Dierge-
neeskunde speelt het Tijdschrift een grote
rol. De gewijzigde opzet zal nog méér.
dan voorheen, de Nederlandse ontwikke-
lingen op Veterinair terrein, óók in het
buitenland bekendheid geven.
U Collega Terpstra geeft ook dit jaar ex-
tra glans aan het Congres, door als Voor-
zitter van de Redaktie de .laarprijs \\oor
het Tijdschrift uit te reiken. Met u heet ik
ook Collega Westendorp als Penning-
meester van de Redactie welkom en even-
eens de grote ..onbekende" die later op
deze ochtend gehuldigd zal worden als
winnaar van de Jaarprijs 1977 van het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde.
Namens de Faculteit van Diergenees-
kunde, de wieg van Neerlands Veterinai-
ren. heet ik welkom de Dekaan en de Di-
recteur. resp. Collega van der Mey en de
Heer van der Wilk,

Als Praesisen Abactisvande D.S.K.. mo-
gen we dit jaar begroeten de Heer Rayma-
kers en Mej. Schuitemaker. We hopen
dat u tijdens dit Congres de juiste sfeer
zult proeven om de Maatschappij binnen
de D.S.K. uit te dragen.
Namens de Ereraad verwelkom ik graag
Mr. .lames en Collega Schuiling. Meer
dan eens wordt betreurd dat binnen onze
Maatschappij een Ereraad nodig is.
Moge uw werk in de toekomst alleen po-
sitief en constructief beoordeeld worden.

Van de Ereleden van onze Maatschappij
mogen we de Collegae Koopmans en
Commandeur begroeten, l^eze laatste te-
vens als oud-voorzitter.
In deze kwaliteit verwelkom ik ook Col-
lega Smits.

Heren, uw aanwezigheid en belangstel-
ling waarderen wij in hoge mate.
De Congrescommissie prijst zich bijzon-
der gelukkig met het team van sprekers
dat het wetenschappelijk gedeelte van het
Jaarcongres gaat verzorgen. Wij zijn dan
ook zeer verheugd dat de Heren Spaan-
der en Franke, als niet veterinairen hun
visie willen geven op het thema: ,,Dieren-
arts in de samenleving".
Dat Collega van Riessen dit van Veteri-
naire zijde wil belichten, daar zijn wij erg
blij mee.

Eveneens is ons zeer welkom, dat Collega
van Dieten. Erelid van de Afdeling Noord
Brabant, samen met Collega Willems de
discussies willen leiden.

Tenslotte wil ik er mijn vreugde over uit-
spreken. dat hier een zo groot aantal da-
mes aanwezig is.

Dames, uw zorg en belangstelling voor
het werk van uw echtgenoten vormt de
basis voor een goede ontplooiing van de
dierenarts in de samenleving.
Onze gelukwensen gaan uit naar het be-
stuur en de leden van de Vereniging
..Vrouwen van Dierenartsen" die hun 2e
lu.strum vieren.

Dames en FJeren. graag wil ik u attende-
ren op de tentoongestelde kunstig ver-
vaardigde voorwerpen in de wandelgan-
gen van het furfschip. gemaakt door
echtgenotes van Dierenartsen.
U ziet. de voorbereidingen voor dit Con-
gres zijn met zorg getroffen: aan u de eer
er naar waarde van te genieten.
Ik wens u een paar prettige dagen!

-ocr page 37-

üf^fö

Openingstoespraak\'

W. .1. I.. .1. Merkx^

Geachte voorzitter van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde,
dames en heren.

Hei vorig jaar zei de voorzitter van de af-
deling Groningen van uw maatschappij,
dat "een congres van dierenartsen in Ne-
derland veel weg heeft van een familiereü-
nie, zij het dat de familie wel heel groot is
geworden en leeftijdsverschil en spreiding
maken, dat de familieleden elkaar vaak
niet meer kennen. Toch hebben we allen
een gemeenschappelijke stamboom, die
wortelt in Utrecht\'.
Als ik uw programmaboekje opensla,
dan valt het open op de middelste pagi-
na\'s . moet ik tot de conclusie komen,
dal het in de eerste plaats een reünie is van
gezelligheid; een Bourgondische maal-
tijd, een avondfeest. Na wat zoeken vind
je het thema van uw vergadering:
\'Dc die-
renarts in de samenleving\'.
I-.en van de onderwerpen, die daarin be-
sproken wordt spreekt mij niet als burge-
meester, maar als oud-Wagenings stu-
dent, aan.

De dierenarts in de agrarische- en voed-
sel voorzieningen sector.
Steeds meer is voor de dierenarts een
functie ontstaan, waarmee hij een grote

\' (icln)udcii ler gelegenheid van hel .laareongies van de Koninklijke Nederlandse Vlaalsehappij voor
Diergeneeskunde, op 6 oktober I97S te Hreda,
Ir. W, .1, I.. .1. Merks: Burgemeester van Bieda.

tUdschr. l^ieiKCiwesk.. ch-cl 1(14. ufL I. 1979

plaats inneemt in de voedselvoorziening
van onze samenleving.
Vroeger leerde ik. dat de boer zijn eigen
melk maar op moest houden, maar tegen-
woordig kunnen wij boeren, u dierenart-

-ocr page 38-

sen hierbij niet meer missen, alhoewel ge-
zegd moet worden, dat het nogal eens
voorgekomen is, dat degenen, die in Wa-
genmgen hun studie niet konden volein-
den. dat die naar Utrecht gingen, om daar
alsnog een academische titel te verwer-
ven; de eerste dierenarts, die ik. toen ik
rustig naar het Turfschip kwam wande-
len. tegenkwam, was een jaargenoot van
me in Wageningen.

Ik ben mij er van bewust, dat het weten-
schappelijke gedeelte hiermee wat be-
perkt is weergegeven, maar ik heb de in-
druk, dat het voor deze bijeenkomst meer
dan voldoende is.

Ik heb. zoals gezegd, in Wageningen ge-
studeerd. of wat daar voor doorgaat, en
ik denk. dat wij in Wageningen als stu-
dent hetzelfde gevoel hebben gehad, als u
als veterinair in Utrecht, die schone Bis-
schopsstad, waar velen uwer nog op de
hoek van Biltstraat en Numankade, al-
waar, in de stad, eens hoefgetrappel, var-
kensgeknor en koeiengeblaat te horen
was, hun colleges liepen.
Daar studerend had je binnen de dierge-
neeskundige studentenkring het gevoel
een eigen maatschappijtje te zijn met ei-
gen mores. U overgevend aan zangbor-
rels, luide het lied van Absyrtus en zijn
groen-wit-groene kleuren zingend, uw
studieverdriet verdrinkend in \'Het

Schalkje\' op P.H.R.M., Unitas. Veritas
en al die andere sombere, rommelige, mis-
schien ietwat grove studentenverblijven.
De jongsten onder u kennen deze verha-
len nog slechts uit de overlevering; de Uit-
hof is gekomen, enorme aantallen studen-
ten. verzwaring van het studiepro-
gramma, de oude heroische
studentenverhalen bestaan niet meer.
Ik denk, dat velen vanavond dat nostalgi-
sche gevoel in het Bourgondische gebeu-
ren in dit Bredase Turfschip zullen onder-
vinden.

Het Turfschip, gelegen in deze Bourgon-
dische stad, waar feesten minstens zo be-
langrijk is, als wetenschappelijk bezig
zijn.

U heeft voor uw 125e jaarvergadering,
tenslotte een jubileum, een uitstekende
keus gedaan om in deze stad bijeen te ko-
men.

Uw collega\'s van deze regio zullen zonder
veel moeite in staat zijn u een onvergete-
lijke jaarvergadering te bezorgen, ook in
de uren, dat u niet in het Turfschip zult
vertoeven.

Ik hoop. dat de beroemde veterinaire lie-
deren vanavond uit volle borst zullen
weerklinken.

Hartelijk welkom!

-ocr page 39-

fillll

Jaarrede 1978\'

S. van Harten^

Mijnheer de voorzitter, mijnheer de
burgemeester, dames en heren,

Allereerst wil ik u, mijnheer de burge-
meester, onze dank betuigen voor uw be-
reidheid hier vanmorgen aanwezig te wil-
len zijn om ons Congres te openen.
Voor het eerst in de geschiedenis van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde houden wij ons
Congres in Breda en wij waarderen het
zeer, dat u met uw aanwezigheid het gast-
heerschap van de stad wilt onderstrepen.

De keuze van Breda als plaats van ons
Jaarcongres, zal zeker mede zijn bepaald
door het fraaie Congrescentrum, waarin
wij ons thans bevinden en dat landelijke
bekendheid en faam geniet.
Dit unieke complex, waarvan de bouw
getuigt van durf van het stadsbestuur cn
de bevolking, ontleent zijn naam aan een
gebeurtenis in onze vaderlandse geschie-
denis, die eveneens van durf getuigde.
De inname van Breda in 1590 was een ge-
schiedenis, waarnaar wij als schoolkinde-
ren geboeid luisterden. Het vormde op de
manier waarop men toen dit vak gaf een
welkome uitzondering op het opdreunen
van rijtjes jaartallen van bijvoorbeeld de
regeringsperioden van de graven van
Holland, waardoor ik er lange tijd van
overtuigd ben geweest dat zij uitsluitend

hebben geleefd om het leven van de
schoolkinderen te verzuren.

Anders was dat met Breda! Daar het

\' Uitgesproken op 6 oktober 1978, ter gelegenheid van de 125e Algemene Vergadering tevens .laarcongres

van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Oiergeneeskunde. te Breda.
■ Drs. S. van Harten; voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde,
B 28 a, Ottoland (Z,-H.).

Tijdschr. Dwrjyeneesk., deel 104. ajl 1. 1979

-ocr page 40-

spannende verhaal van een riskante on-
derneming, waarvan de soldaten nadien
getuigden, dat 7.ij \'ten zeerste voldaan
ende verrijckt" daarvan waren terugge-
keerd.

Mogen hun woorden tot de onze worden,
wanneer wij straks terugblikken op ons
.laarcongres 1978, dat wij in de goede stad
Breda mochten houden.

Mijnheer de Voorzitter van de Afde-
hng \\oord-Brahant.

Het is thans de tweede keer dat wij bij u te
gast mogen zijn. Voor het enthousiasme,
waarmee uw bestuur en in het bijzonder
de Congrescommissie deze dagen hebben
voorbereid zeg ik u thans reeds dank.

Het is mij een genoegen ook thans weer
onze dames onder mijn gehoor te mogen
hebben. Zij leverden aan ons congres een
bijzondere bijdrage met de fleurige ten-
toonstelling van eigen werk die aller aan-
dacht verdient.

De emancipatie is aan de dierenarts-
vrouw kennelijk niet ongemerkt voorbij
gegaan en het is verheugend, dat u naast
alle inspanningen die het beroep van uw
man ook van u vergt, tijd hebt gevonden
om aan uw artistieke begaafdheden uiting
te geven.

Het is wel eens goed ons te realiseren, dat
er naast de diergeneeskunst ook nog an-
dere kunsten bestaan, die ons tevens
mede inhoud geven.

Een extra woord van dank voor het da-
mescomité dat deze tentoonstelling voor-
bereidde is hier zeker op zijn plaats.

Dames en Heren.

Traditiegetrouw willen wij bij de aanvang
\\an ons .laarcongres die collegae herden-
ken. die ons in het algelopen jaar door de
dood zijn ontvallen.

Ook voor hen was de Diergeneeskunde
het beroep, waarin zij hun levenstaak
vonden en mede door hun inzet verkreeg
ons beroep de waardering die het thans
geniet.

Wanneer wij dan thans nog eenmaal hun
namen noemen te midden van zovele hier
aanwezige collegae, willen wij dit doen als
een eerbetoon en een oprechte dank voor

alles wat zij voor de Diergeneeskunde
hebben betekend.

Moge onze dank jegens hen ook in de toe-
komst tot uiting komen door de noden en
vaak ook de eenzaamheid van hun nabe-
staanden tot onze voortdurende zorg te
maken.

Ik wil u thans hun namen noemen:

H. van Aken te \'s Gravenhage

A. J. van Amerongen te Epe

J. ten Brink te Wageningen

-J. H. J. Cremers te Heerlen

H. Dallenga te Loppersum

D. .). Dees te Epe

H. J. Dijk te Krimpen a d IJssel

Dr. J. Grashuis te Dwingelo

D. Hendrikse te Gorinchem

Prof. Dr. J. Hoekstra te Zeist

r. IL Hofiiderken te Haren

C. Hoogenboom te Benschop

A. Hoogendoorn te Ouderkerk a d IJssel

G. Hoogstraten te Amstelveen

A. A. Kleinjan Sr. te Neede
.1. A. Knape te Leersum

T. C. van Soest te Zelhem

r. H. van der Spek te Hoogeveen

Dr. W. M. Verhaar te Emmeloord

B. .1. .1. Verscwel de Witt Hamer ic
fU recht

B. de Vlas te Zwolle

M. J. P. Vermoeten te Frankrijk

W. VI. Westerhof te Bodegraven.

Mag ik u verzoeken op te staan om hen te
gedenken en onze gedachten een ogenblik
bij hen verwijlen.
Dank u.

Naast droetlieid was er ook reden tot
blijdschap in onze gelederen.
Verschillende onzer wisten het algelo-
pen jaar de doctorstitel te behalen. Hel
bewerken van een dissertatie vormt in
deze tijd van superspecialisatie geen een-
voudige opga\\e. 1 och ziet elk jaar weer
een. naar verluniding. groot aantal colle-
gae hun wetenschappelijke spetnzin en
\\asthoudendheid bekroond met de eer-
volle doctorstitel.

Dit jaar mochten aan de lijst van doctores
in de Diergeneeskunde de volgende na-
men worden toegevoegd:

-ocr page 41-

Dr. B. Colenbrander te Leersum
Dr. J. E. Gajentaan te Amsterdam
Dr. R. Ilocnderkcn le Maarn
Dr. .1. P, KoDpman te Bemmel
Dr. P. Leeflang te Alphen a d Rijn
Dr. D. Nitschelm te Driebergen
Dr. J. F. M. Nouws te Wychen
Dr. A. D. M. E. Osterhaus te Bunnik
Dr. T. A. J. M. de Roij te Doorn
Dr. R. J. Slappendel te Driebergen
Dr. G. H. Wentink te Harmelen.

Als blijk van waardering voor hun maat-
schappelijke activiteiten werd dit jaar een
Koninklijke Onderscheiding toegekend
aan de collegae:

A. Boogaerdt te Nieuwveen

B. L. Thien te \'s Hertogenbosch

B. de Vlas te Zwolle (inmiddels overleden).
Vanaf deze plaats wil ik u gaarne een her-
haalde gelukwens doen toekomen met de
door u \\cr\\\\()r\\en wetenschappelijke en
maatschappelijke onderscheidingen en
delen wij als beroep in zijn totaliteit mede
in de eer die u te beurt is gevallen.
Het in het bijzonder noemen van slechts
enkelen die zich verdienstelijk gemaakt
hebben voor de Diergeneeskunde en het
beroep, heeft het gevaar in zich dat daar-
mee onrecht wordt aangedaan aan ande-
ren. die dezelfde verdiensten hebben en
dezelfde inzet hebben geleverd voor de
Diergeneeskunde.

Ik wil daarom dan ook dit welkomst-
woord besluiten met mijn respect en
waardering uit te spreken voor u allen. LI
allen toch draagt bij door uw inzet en uw
werk aan het bevorderen van de Dierge-
neeskunde.

Aan het scheppen of het benutten van de
voorwaarden voor die Diergeneeskunde
waar onze samenleving recht op heeft,
terwijl u daarnaast vanuit de plaats die u
op grond van uw beroep in de gehele sa-
menleving hebt verkregen, op velerlei
wijze aan het bevorderen van het welzijn
in die samenleving bijdraagt.

Dames en Heren,

De drie inleidingen van vandaag op het
.laarcongres ter gelegenheid van de 125e
Algemene Vergadering van onze Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde staan in het teken van
het onderwerp "De dierenarts in de sa-
menleving\'. Het lijkt mij een goede ge-
dachte datzelfde thema als leidraad voor
deze jaarrede te kiezen.
Feitelijk is dit onderwerp één v an de twee
hoofdredenen van bestaan voor onze
Maatschappij. Namelijk: het bevorderen
van de diergeneeskunde enerzijds en het
behartigen van de belangen van die dier-
geneeskunde anderzijds. Dit laatste is zo
lang als de Maatschappij bestaat geïnter-
preteerd als het hoog houden van de kwa-
liteit van het beroep en de uitoefening
daarvan. Hierover werd zo fundamenteel
gedacht dat er in de historie van de Maat-
schappij enkele malen diepgaande discus-
sies zijn geweest of de Maatschappij zich
wel mocht inlaten met de materiële belan-
gen van haar leden.

Telkens weer is het resultaat geweest dat
de Maatschappij zich als beschermer van
beide aspecten in de breedste zin heeft op-
gesteld. Men zou kunnen zeggen dat al-
tijd datgene is gedaan, wat op dät mo-
ment en onder dié omstandigheden goed
was om te doen.

Het optreden van de Maatschappij wordt
voor het grootste deel bepaald door de
omstandigheden in het veld buiten die
Maatschappij; een veld waarin de be-
roepsbeoefenaren willen en moeten func-
tioneren en in veel gevallen een geïnte-
greerd deel daarvan uitmaken.
Dat veld is de laatste jaren vaak in be-
roering. Wanneer u er de respectieve
jaarredes op na leest, komt ueen in inten-
siteit merkbaar toenemende stroom om-
standigheden en gebeurtenissen tegen die
alle in meer of mindere mate de Maat-
schappij dwongen tot het bepalen van een
standpunt en vaak het overgaan tot han-
delen of actie tot gevolg hadden. Dit
klinkt alsof de Maatschappij vanuit een
afwachtende behoudende opstelling een
soort verdedigende rol speelt. Bij nauw-
keurig lezen, zult u kunnen vaststellen dat
veel van wat in de loop der jaren is gezegd
en gedaan, gebeurde op momenten dat
het overleg nog gaande was en juist door
de open en eerlijke presentatie van on/.e
mening veel van onze ziensw ijze in de uit-
eindelijke oplossingen is verwezenlijkt.

Vandaag de dag is het al niet anders.

-ocr page 42-

De toenemende verwevenheid van de
problemen in onze samenleving, waarbij
niet meer kan worden gesproken van uit-
sluitend diergeneeskundige aspecten,
maakt de taak van de Maatschappij
steeds zwaarder en gecompliceerder.
Daarnaast valt waar te nemen dat vrijwel
geen enkele oplossing voor alle belang-
hebbenden op korte termijn hetzelfde ef-
fect heeft, met andere woorden de uit-
komsten van overleg en besluiten worden
niet door ieder gelijkelijk in dank aan-
vaard. De tijd dat velen in gemoede af-
wachtten wat \'hoger op\' is besloten, ligt
wel definitief achter ons.
Toelichting op en het verstrekken van
vóór en tegen argumenten is wel het
minste wat wordt gevraagd.
De tendenzen in onze samenleving zijn
zodanig dat een ieder als het ware aan de
conferentietafel wil zitten, althans zich
daar in figuurlijke zin ziet zitten. Het zou
erg nuttig zijn wanneer bij deze opvatting
de consequentie werd aanvaard ook pu-
bliekelijk de verantwoordelijkheid voor
de eigen oplossing te willen dragen. Allen
samen is niet bepaald \'t zelfde als de op-
telsom van individuele meningen.

Het is verheugend te mogen constateren
dat binnen onze Maatschappij de besluit-
vorming zo consequent mogelijk van on-
deraf wordt opgebouwd en alle aspecten
van de problemen de volle aandacht krij-
gen en ook meewegen bij de beslissing.
Dit maakt het voor de besturen en com-
missies niet alleen mogelijk om doelmatig
te functioneren, maar ten dele zelfs aan-
genaam om het werk te doen.
Ik wil dan ook gaarne van deze gelegen-
heid gebruik maken, de vele collegae die
in besturen en commissies hun bijdrage
aan deze besluitvorming leveren oprecht
dank te zeggen voor de vele vrije tijd die
zij daarvoor opofferen. Niet in de laatste
plaats waardering voor de moeite en tijd
die door de leden wordt besteed aan het
bezoeken van de vergaderingen van afde-
lingen en groepen. Het succes van de
Maatschappij staat of valt daarmee.
Toch neemt dit alles niet weg dat een aan-
tal zaken waarmee de Maatschappij
wordt geconfronteerd zo gecompliceerd
zijn dat zelfs met de steun van velen niet
altijd de ideale oplossing wordt gevon-
den, althans de door ons bepleite oplos-
sing niet haalbaar blijkt te zijn. Zoals
overal heeft de medaille ook bij ons
meestal een keerzijde.
Als sprekende voorbeelden hiervan zou
ik de volgende problemen willen noemen:

De herstructurering van de opleiding:
de algemeen gekoesterde wens tot zowel
verbreding als verdieping van kennis met
aan de andere kant de benarde financiële
positie van de overheid en de Faculteit.

De specialisatie als een concretisering
van kwalitatief betere diergeneeskunde
met als belemmerende factoren de oplei-
dingsmogelijkheden en de uitoefenings-
problematiek.

De wetgeving op het gebied van de
diergeneeskunde zoals daar zijn de uit-
oefeningswet. de tuchtwet en de dier-
geneesmiddelenwet.

Onvermijdelijk zullen deze wetten vice
versa implicaties hebben met andere dis-
ciplines en belanghebbenden.

Het F\'ensioenfonds voor praktize-
rende dierenartsen. Het grote belang van
de oprichting van dit fonds staat buiten
kijf. Toch levert het mogelijk voor een
groot aantal dierenartsen problemen op,
resulterend in een onverwacht groot aan-
tal reductie-aanvragen.

De zinvolle betekenis van het kleine
huisdier voor de mens in het huidige soci-
ale klimaat in onze samenleving tegen-
over het benauwend grote aantal dieren
dat met ons samenleeft.

Het in onze ogen onvoorstelbaar
grote aantal toekomstige dierenartsen in
relatie tot de bijdrage die die samenleving
van ons zal vragen in inzet en getal.

Het zijn waarachtig geen zaken die wij in-
tern met enkele discussiemiddagen oplos-
sen. Toch raken zij ons beroep en ons be-
staan tot in de kern.
Als iets zo langzamerhand heel duidelijk
is, dan is het, dat bij al deze vraagstukken
een grote zelfdiscipline van ons allen
wordt gevraagd en het inzicht bij ons al-
len nodig is dat in gezamenlijkheid de op-
lossingen moeten worden gezocht en ge-
vonden.

Wanneer wij die oplossingen niet vinden,
kunnen ontwikkelingen over ons komen
die zo ernstig zijn dat de opmerking \'wie

-ocr page 43-

had dal nu kunnen denken\'een wel wat al
te schamel excuus zal zijn.
Regeren is vooruitzien Dat geldt mijns
inziens in dezelfde mate vooreen organi-
satie van een beri.)epsgroep die preten-
deert en mijns inziens terecht pretendeert,
dat zij een maatschappelijke functie in dc
samenleving vervult.
Eén troost meen ik op voorhand te kun-
nen geven; Wie het eerste deel van het
boek van Gildesteijn tot Uithof heeft gele-
zen. komt tot de onweerlegbare, maar te-
gelijkertijd hoopgevende conclusie dat
overal waai\' door het beroep ten behoeve
van de samenleving in ééngezindheid een
doei werd nagestreefd dit na kortere of
langere tijd ook werd bereikt, alle tijde-
lijke teleurstellingen oi mislukkingen ten
spijt.

Vanuit deze overwegingen wil ik nader
ingaan op enkele van bovengenoemde
problemen waarmee wij thans, en som-
mige voor de zoveelste keer, geconfron-
teerd worden op bestuurlijk niveau.

De zorgen overdeoplekiingdrukken mo -
menteel zwaar op het bestuur van onze
l-aculteit. Waren de problemen toch al
groot, de financiële moeilijkheden van de
laatste tijd maken het ogenschijnlijk tot
een onoplosbaar geheel.

Het Hoofdbestuur acht het zijn plicht ui-
ting te geven aan het begrip dat bestaat
voor deze problematiek, wel wetend dat
de wensen die bij het beroep als geheel le-
ven over die opleiding maar heel moeilijk
te verenigen zijn met de oplossingen die
binnen de faculteit uitvoerbaar lijken.
Vanwege deze divergentie tussen theorie
en praktijk, als ik dal zo zou mogen noe-
men. lijkt het mij uiterst urgent dat door
gezamenlijk overleg van opleiding en be-
roep alles wordt gedaan om tot aanvaard-
bare- en tegelijk uitvoerbare oplossingen
te komen. Het is goed daarbij het oude ge-
zegde dat ook Keulenen Aken niet opéén
dag gebouwd zijn in gedachten te houden.
Met dien verstande dat Keulen en Aken
wél zijn gebouwd. De bouwers uit die tijd
hebben hun problemen aangepakt è« op-
gelost. Het zal de huidige bouwers niet
misstaan hetzelfde te doen.
Van veel belang bij deze problematiek is
uiteraard de verwachting omtrent de
kwaliteit die een dietetiaris iiü. maar
vooral laier dient te hebben. Wij praten
per slot van rekening nü over de dieren-
arts van 1990. een jaartal waarop velen
van degenen die nu lot besluitvorming
zijn geroepen alléén nog maar van ter-
zijde op de resultaten zullen kunnen toe-
zien, althans daar zelf de gevolgen niet
van behoeven te dragen.
Wanneer wij om ons heen zien en alk-
deeltjes van de legpuzzel wat nauwkeuri-
ger bekijken, zou het weieens kunnen zijn
dat meer moet worden erkend dal de bo-
men niet tot aan de hemel gloeien, ook
hier niet. en men als uitgangspunt voorde
oplossing zou moeten kiezen voorde stel-
ling dat een academische opleiding niet
eindigt bij het behalen van het diploma
maar de nascholing een wezenlijk element
is van het totale gebouw dat wij opleiding
plegen te noemen.

Mij dunkt dat preciesalsbij zoveleandere
problemen ook hier niet van één aspect
mag worden uitgegaan. Vlet name ben ik
van mening dat bij de herstructurering
van de opleiding niet alleen mag worden
uitgegaan van de financiële en personele
moeilijkheden waarin de f aculteit ver-
keert om daarmee de grote differentiatie
weer van stal te halen, maar zal de maat-
schappelijke relevantie vandcclstellingen
en eindtermen een zeer hoge prioriteit
vereisen.

Het zal nodig zijn de positie van de die-
renarts in 1990 hierbij te betrekken en met
name het aantal dierenartsen dat er dan
zal zijn in relatie tot de kuantiteit \\an de
diensten die dan \\an dit beroep zal
worden gevraagd.

Wanneer ik dan om het nog ingewikkel-
der te maken eraan herinner dal vroegere
studies over de combinaties van deze fac-
toren vrijwel steeds onjuist zijn gebleken,
dan is het beeld compleet om te constate-
ren dat feitelijk niemand de oplossing zo-
maar zal kunnen aandragen, maar dat
slechts door overleg in respect voor el-
kaars mening en problematiek getracht
kan worden de meest plausibele weg te
kiezen. Het zal niet eenvoudig zijn. maar
het zal wel moeten, willen we later niet het
vernietigend oordeel van die generatie
over ons krijgen.

-ocr page 44-

Het lijkt mij dat eigenbelang de grootste
vijand zal zijn van de beste oplossing!
Want wat denken wij met ons allen van de
toekomst van de honderden collegae die
de komende jaren afstuderen? Doen wij
dat af met het Kain\'s excuus \'ben ik mijns
broeders hoeder\' en bekruipt ons alleen
maar de zorg voor ons eigen bestaan la-
ter?

Of is het misschien zo dat begrip voor hun
toekomst behalve sociale rechtvaardig-
heid ook een werkelijke bescherming van
ons bestaan kan inhouden. Zullen wij tot
oplossingen durven te komen die voors-
hands tot ons nadeel lijken, maar op den
duur de enige uitweg zijn voor een - ook
tegenover mensen buiten ons beroep -
verantwoorde diergeneeskunde?
Ik geloof in dit laatste en dan niet zozeer
vanuit de materiële welstand, als wel in
het voortbestaan van de diergeneeskunde
als vrij beroep, als functie van de samenle-
ving in dienstbaarheid en betrouwbaar-
heid. Pas wanneer wij bereid zijn alles te
doen om deze visie overeind te houden en
al het mogelijke hebben gedaan om zo-
veel mogelijk jonge dierenartsen hierbij te
betrekken, pas dan heeft ons beroep er
recht op de bijstand van de overheid te
vragen, wanneer blijkt dat zonderdeze de
zaak niet te klaren is. Eenvoudiger ge-
zegd ben ik san oordeel dat voor vele
jonge dierenartsen nog een goede taak-
vervulling mogelijk IS in de praktijk en
andere functies waarin de diergeneeskun-
dige kennis van nut is:
Er zal een toenemend beroep op onze
kennis worden gedaan, met name in het
kader van de diergeneeskimdige bedrijls-
begeleiding. Vanwege het toenemend in-
zicht bij het bedrijfsleven dal de beste
resultaten in de agrarische onderneming
mede worden bereikt met de best moge-
lijke diergeneeskundige verzorging door
\\oor hun taak bekvsame dierenartsen.
Daarnaast de bestaanswaarde die de sa-
menleving het dier tegenwoordig gunt en
de diergeneeskundige verzorging die het
dier op grond daarvan toekomt.
Dit alles waar te maken zowel in kwaliteit
als in kwantiteit \\ ormt een uitdaging voor
ons beroep en in een aantal gevallen is de
optimale situatie nog lang niet bereikt.
Ik ben mij bewust hiermede ten dele ook
een appèl te doen op lokale omstandighe-
den en situaties en eigen inzet van de die-
renartsen. Men kan van mening verschil-
len of ook hier een taak ligt voor de Maat-
schappij. Wanneer het gaat om het bevor-
deren van de nieuwe trends meen ik: zeer
zeker.

Wanneer het gaat om het wijzen van de
dierenartsen op de consequenties: even-
eens.

Wanneer het gaat om optimalisering van
het diergeneeskundig aanbod, dat wil
zeggen het aantal dierenartsen ter plaatse,
wordt het moeilijker. Toch kunnen wij er
niet omheen en gaan wij er ook niet om-
heen.

Het instituut van de vestigingscommissies
en vooral hun begeleidende taak is een
hulpmiddel om ons aandeel in de opgave
uit te voeren.

De tijd lijkt gekomen dat zelfs een stimu-
lerende rol van deze commissies nuttig
zou kunnen zijn. Het feit dat nogsteeds in
drukke perioden in sommige praktijken
behoefte bestaat aan studentenassistentie
zou een aanwijzing kunnen zijn dat ge-
noemde rol geen fantasie is.
•Naar de mening van het Hoofdbestuur
behoort op sommige plaatsen de uitbrei-
ding van het aantal praktizerende dieren-
artsen nog tot een reële mogelijkheid. De
eerste verantwoordelijkheid hiervoor ligt
echter (gelukkig) bij de betrokkenen zelf
Ik spreek hier over kwantiteit.
De kwaliteit is even belangrijk en voert
weer terug naar het onderwerp opleiding.

in vrijwel alle disciplines wordt veel tijd
en energie besteed aan de nascholing. Dit
staat in het middelpunt van de belangstel-
ling, Vele vormen en mogelijkheden zijn
ontwikkeld en het is vooral bij de nascho-
ling dat theorie en praktijk elkaar ont-
moeten. zozeer zelfs dat de wederzijdse
rol af en toe vervaagt.
De praktijk bepaalt in belangrijke mate
mede welk onderwijs zou moeten worden
gegeven.

De veelheid van kennis die in dit kader
moet worden overgedragen, vaak sterk
onderwerp-gericht. heeft tot een aantal,
overigens waardevolle, initiatieven ge-
leid.

De overheid heeft dit ook ingezien en

-ocr page 45-

middels een Algemene Maatregel van Be-
stuur het kader gemaakt om de onder-
wijsgevende partijen en de beroepsbeoe-
fenaren via hun organisatie deze onder-
wijsvorm te laten ontwikkelen en uitvoe-
ren.

De Faculteit heeft sinds jaar en dag
aandacht gehad voor de nascholing in al-
lerlei vormen en. hetzij middels de inzet
van de docenten, hetzij als instituut als ge-
heel. regelmatig meegewerkt aan deze
kennisoverdracht.

De Maatschappij heeft aanvankelijk via
de al\'delingen. later meer en meer ook \\ ia
de groepen de nascholing als een middel
aangepakt om de twee doelstellingen van
de Maatschappij te verwezenlijken. De
tijd is aangebroken dat de afzonderlijke
initiatieven moeten worden gebundeld,
maar dat niet alleen. Om doelmatig en
met effect nascholing te geven, zullen vor-
men gevonden moeten worden om te ver-
zekeren dat alle dierenartsen wat kennis
en kwaliteit betreft op het niveau blijven
of komen, dat gedurende hun hele werk-
zame periode van hen mag worden ver-
wacht. Dit geldt mijns inziens niet alleen
voor de praktizerende, maar voor alle
dierenartsen.

Of dit blijvend aan de persoonlijke be-
reidheid kan worden overgelaten, is een
vraag die onvermijdelijk opkomt wan-
neer men diepei nadenkt over deze mate-
rie en de mate waarin tot nu toe van de ge-
boden gelegenheid gebruik gemaakt is en
door wie. Het is in elk geval een aspect
waar de Maatschappij heel nadrukkelijk
functioneert in het belang \\ an de relatie
dierenarts en samenleving.
De specialisatie is een samenleving.s-
aspect dat op dezelfde manier het doel en
de taak van de Maatschappij raakt en
haar de laatste jaren dan ook intensief
heeft beziggehouden. De collegae die
daarvan het voorbereidend werk hebben
gedaan, mogen wij met recht dankbaar
zijn. De lormele bevestiging van dc plan-
nen die morgen zal plaatsvinden, mag
zonder reserve een mijlpaal worden ge-
noemd. Opnieuw een bewijs dat de Maat-
schappij de bijdrage aan de samenleving
serieus neemt. Niet om het gewin. IJaar
zijn allen het over eens. Daar leent ons be-
roep zich niet voor. Dat is ook nooit ter
discussie geweest of het moest zijn om dat
vast te stellen.

Specialisatie is de actieve inzet van die-
renartsen tot verhoging van de kwaliteit
niet meer en niet minder.
Ik hoop en verwacht dat de toekomstige
specialisten er de verwachte voldoening
aan zullen beleven en dat ook de samenle-
ving er de vruchten van zal plukken.

De verantwoordelijkheid van de Maat-
schappij bestrijkt uiteraard wederom de
wijze waarop de specialismen en speci-
alisten functioneren in de samenleving.
De reglementering daarvan is onmisbaar
om fricties te voorkomen en het veterinair
werkklimaat in goede banen te houden.
Zowel dit reglement als onze Code zijn
daaraan aangepast en de specialisten zul-
len zich aan deze bepalingen dienen te
houden. Ik kan het waarschijnlijk niet
vaak genoeg herhalen: dit alles niet als be-
scherming van de stand, maar onmisbaar
voor het goed functioneren van de dieren-
artsen en het doelmatig benutten van dit
aanbod door de samenlev ing.

Een ander onderwerp waarbij de Maat-
schappij een plaats heeft, in de relatiedie-
renarts en samenleving is de wetgeving.
Hier zou ik vooral de nadruk willen leg-
gen op die aspecten van de wetgeving die
zich bewegen op het terrein van de dierge-
neeskunde als functie van de samenle-
ving. Met name noem ik dan de uitoefe-
ningswet en het tuchtrecht, terwijl ele-
menten \\an de diergeneesmiddelenwet
tot hetzelfde kader behoren.
Weliswaar geen wet. (helaas) maar van
hetzelfde belang is onze Code.
De regelmaat waarmee door u bij allerlei
gelegenheden naar de voortgang van deze
wetgeving wordt géinformeerd. alsmede
de van toenemende bezorgdheid getui-
gende wijze waarop, laat geen twijfel over
het belang dat u aan deze wetten hecht.
Een goede wetgeving is een deel van het
instrumentarium van de dierenarts. Het
bepaalt tegelijk zijn reikwijdte cn zijn
gren/en. \\ oor het hele beroep bepaalt het
het werk en het werkklimaat.

Het zou te ver voeren hier uitgebreid op
deze wetgeving in te gaan. Dit is al jaren
achtereen uitputtend gedaan en er bestaat
geen enkele twijfel dat onze standpunten

-ocr page 46-

voldoende en voldoende duidelijk te be-
stemder plaatse bekend rijn. Ik voel mij
wel genoodzaakt u bij herhaling deelge-
noot te maken van mijn zorgen over het
tuchtrecht.

Vermoedelijk mede ten gevolge van
nieuwe tendenzen in de opvattingen over
het medisch tuchtrecht, die hebben geleid
tot een advies van een staatscommissie
aan de verantwoordelijke bewindslieden,
ziet\'het er naar uit dat de ambtelijke in-
stanties verantwoordelijk voor het tucht-
recht in ons beroep, bovengenoemde ten-
denzen volgend, voornemens zijn de
tuchtrechtspraak in ons beroep te beper-
ken tot het diergeneeskundig handelen als
zodanig.

Daarmee zou in sterke mate worden afge-
weken van de voornemens die stonden
verwoord in een ontwerptuchtvvet date-
rend uit 1970. In dit ontwerp was als
derde criterium opgenomen dat aan
tuchtmaatregelen konden worden onder-
worpen. die gedragingen die inbreuk ma-
ken op de onder dierenartsen geldende
gedragsregels waardoor schade kan ont-
staan voor de uitoefening van de dierge-
neeskunst.

.\'\\ls toelichting werd verwezen naarde on-
toereikendheid van de tuchtrechtelijke
mogelijkheden van de Maatschappij zelf.
terwijl voor de kriteria de Code voor de
Dierenarts van de Maatschappij als richt-
snoer bruikbaar werd geacht.

Het bevreemdt zonder meer dat de argu-
menten uit dat jaar nu niet meer zouden
gelden Mij dunkt de rijden kunnen wel
veranderen, zij het langzaam, maar de
mens verandert niet, hoogstens zijn op-
vattingen. (.)m ons heenziende valt bo-
vendien te constateren dat veel verande-
ringen in opvattingen niet inhouden dat
het respect voor eikaars belangen verbe-
tert. In dit verband dan ook een reden te
meer om de argutnenten van 1970 nog
zwaarder te doen wegen dan toen.
Het Algemeen Bestuur en naar ik zeker
meen te weten de hele Maatschappij tilt
hier bijzonder zwaar aan. Zo zwaar zelfs
dat ik stel, dat zonder wettelijke regeling
van het zogenaamde derde criterium, be-
treflende het gedrag van de dierenarts,
het tuchtrecht een wassen neus is en
slechts incidentele vergrijpen, vaak inhe-
rent aan weliswaar laakbare, maar niet
meer redresseerbare fouten van dieren-
artsen, achteral worden beoordeeld zon-
der op enigerlei wijze een bijdrage te leve-
ren aan het instandhouden van het voor
ons beroep onmisbare werkklimaat. .luist
hierom is door de Maatschappij sinds 30
jaar gevraagd en niet uit eigenbelang.
.Vlet vallen en opstaan heeft de Maat-
schappij een Ct)de voorde Dierenarts op-
gebouwd, die de algemene leefregels van
alle beroepsbeoefenaren beschrijft.
Daarin behoudt elk ruimschoots de
ruimte zijn beroep in volle ontplooiing uit
te oefenen in overeenstemming met zijn
positie, taakomschrijving en verantwoor-
delijkheid.

De nieuwe Code voor de Dierenarts vast-
gesteld in 1976. is van een zodanige con-
structie en inhoud dat deze zonder meer
als grondslag kan dienen.
Een fundamenteel verschil tussen het me-
dische en veterinaire tuchtrecht is de posi-
tie van de patiënt. Deze is geen mens die
als patiënt zelf de gesprekspartner is en
uiteindelijk zelf over eigen behandeling
kan beslissen, maar het is een dier dat in
ons beroep letterlijk en figuurlijk onmon-
dig is.

Met alle respect voor de eigenaars van de
patiënten is een belangentegenstelling
tussen patiënt en eigenaar niet zelden in
het geding, waarbij dedierenartsdepartij
van de patiënt behoort te kiezen.
Om dat naar eer en geweten te kunnen
doen is een betrouwbaar werkklimaat
tussen de dierenartsen onderling een on-
misbare garantie die hem slechts via het
derde criterium in het tuchtrecht kan
worden gegeven. Dit is één van de grond-
slagen van de Code voor de Dierenarts
zoals wij die in de loop der jaren gezamen •
lijk hebben opgebouwd.
Een overheid, die de noodzaak niet on-
derkent dat deze regels dienstig zijn voor
het algemeen belang, schiet schromelijk
te kort in zijn begrip voor ons beroep en
het spanningsveld waarin dit moet wor-
den uitgeoefend. Niet zelden functioneert
de dierenarts tevens als politieagent c.q.
opsporingsambtenaar als vrije beroeps-
beoefenaar. De dierenarts past ervoor
wanneer dit in de ogen van de wetgever
zijn enige functie zou zijn.

-ocr page 47-

Concreet, vandaag staat de Maatschappij
de zoveelste keer voor de taak de dierge-
neeskunde in de nieuwe Wet Uitoefening
Diergeneeskunst en de Diergeneesmidde-
lenwet te verdedigen en daarmee te bevor-
deren. Wij hebben alle begrip voor de
technische- en wetenschappelijke zeker-
heden die in deze wetten moeten worden
geregeld. Dat dat niet altijd lukt, is ons de
laatste tijd maar al te zeer gebleken. De
regelrechte ellende die wij momenteel be-
leven met het Aujeszky-vaccin maakt dui-
delijk hoe kwalijk de gevolgen daarvan
kunnen zijn.

Ik wil op deze plaats niet twisten over de
vraag of aan houders van dieren in som-
mige gevallen en onder bepaalde voor-
waarden de toepassing van sera en vac-
cins wel of niet mag worden gedelegeerd.
Maar wanneer het tot op de dag van van-
daag de veehouders verboden is vaccins
in voorraad te hebben en vaccinaties uit te
voeren, vraag ik mij af waarom over een
verbod aan de dierenartsen dit vaccin aan
de veehouders te verkopen niet wordt ge-
sproken. De logica daarvan ontgaat mij
ten enen male. Wat mij niet ontgaat, isde
verwarring waarin zowel veehouders als
dierenartsen momenteel verkeren en
waar de goedwillenden op een onbehoor-
lijke manier de dupe van zijn. Ik aarzel
niet daar de gebrekkige wetgeving als me-
deschuldige voor aan te wijzen. Hel ver-
weer dat deze aangelegenheid van te on-
dergeschikt belang is. zodat het parlement
niet bereid zou zijn daar desnoods nood-
voor/ ie n i nge n v o o r goed t e ke u re n, zo u i k
op die plaats functionerend als een aantij-
ging van mijn plichtsbesef ervaren.
Wanneer ik de hele problematiek van de
Uitoefeningswet, de kanalisatie van de
diergeneesmiddelen en het tuchtrecht
probeer te overzien en daar d-; quintes-
sens van tracht te verwoorden, dan kom
ik tot de volgende stellingen:

1. De relatie tussen praktizerend dieren-
arts en cliënt dient publiekelijk vast te
staan, daarbij onverlet het principe van
vrije dierenarts-keuze.

2. De diergeneesmiddelen dienen via
deze relatie te worden gekanaliseerd, in-
clusief dié tniddelen die middels tweede-
lijns diergeneeskunde worden voorge-
schreven of aanbevolen.

3. Het werkklimaat van de dierenartsen
dient voorzover het de dierenartsen,be-
treft te worden gecontroleerd door tucht-
recht op basis van de rechten en plichten
verwoord in de Code voor de Dierenarts.

4. Op basis van verankering van deze ge-
gevens in de wetgeving is een oplossing
mogelijk voor alle praktische problemen
in het veld inzake de uitoefening van de
diergeneeskunde en ik zeg daar vandaag
bij \'inclusief de problematiek rond sera en
vaccins\'.

Ik zeg u dit, omdat het Hoofdbestuur het
zijn plicht acht voor dit belang alles, maar
dan ook alles te doen om de beslissende
instanties ervan te overtuigen dat u deze
ondersteuning niet kunt missen en waar
het uiteindelijk om gaat: dat de samenle-
ving deze bescherming niet kan missen.
Zogezien maakt het deel uit van de geeste-
lijke en lichamelijke milieubescherming
in de relatie dierenarts en samenleving.
Als ik het woord milieubescherming
noem, kom ik bij het laatste onderdeel
van vanmorgen.

De toenemende problemen die verband
houden met de, laat ik het voor het gemak
zeggen, kleine huisdieren. Velen van u
zijn daar wel om één of andere reden bij
betrokken en dus ook de Maatschappij.
Ook hier is geen sprake van een afwach-
tende houding.

Met elkaar trachten we oplossingen te
vinden om het dier in onze samenleving te
\'hoeden\', de eigenaar tot steun te zijn en
de betrokken instellingen en instanties
adviezen te geven voor het welzijn en de
goede verzorging van de dieren. De lange
lijdensweg met een te kortschietend Hon-
den- en Kattenbesluit loopt nu naar wij
hopen spoedig ten einde. Vanaf 1970
heeft de Maatschappij het initiatief geno-
men tot verbetering. Vanaf 1975 heeft de
gereorganiseerde commissie Dierenbe-
schermingsaangelegenheden onder voor-
zitterschap van collega Poll gewerkt aan
een herziening die belangrijke verbeterin-
gen inhoudt. Een greep: tatouage, verbe-
terde voorwaarden van asiels en handel
onder andere gereglementeerd toezicht
door dierenartsen, betere regels voor vac-
cinaties.

-ocr page 48-

Een ander aspect is de totale populatie ge-
zelschapsdieren. Elk ge/in is gaarne het
be/it van een huisdier gegund. Twijfels
kan men hebben over de juiste instelling
en begrip van sommige eigenaars over
wat houden en hoeden van deze dieren
feitelijk inhoudt. De geruchtmakende af-
faires en acties voor massale sterilisaties
en castraties, hoe goed ook bedoeld, los-
sen het probleem vermoedelijk niet op.
Als het zo eenvoudig was. dan was het al-
lang geen probleem meer.
Ik heb de indruk dat een deel van de pro-
blematiek ontstaan is door onvoldoende
inzicht in de betekenis van leven en dood
\\an een dier en het feit dat leven en dood
van dieren vaak \\ ergeleken wordt met le-
ven en dood \\ an de mens. Wellicht door
de nood gedwongen zal men dit onder-
scheid in het omgaan met dieren beter
gaan toepassen.

ik hoop vurig dat het tegelijk een beter
begrip voor dat onderscheid oplevert. Dit
zal de levende gezelschapsdieren zeer ten
goede komen en mogelijk zal van daaruit
pas een werkelijk waardig bestaan en wel-
zijn voor onze huisdieren het resultaat
zijn. Overbevolking doet geen van de be-
trokkenen goed, ook de dieren niet.

De dierenarts werkzaam in dit deelgebied
ziet intussen een geheel andere problema-
tiek op zich afkomen. De kwaliteit van de
diergeneeskunde in deze discipline is zo
toegenomen, dat vaak het le\\en van een
dier kan worden gered waar dit tot voor
kort niet mogelijk was. Het leven kan
soms ook worden verlengd, moet soms
worden verlengd op verzoek van de eige-
naar waarbij naar ons inzicht geen sprake
is van bevordering van het welzijn.
De dierenarts zal zich hier zijn verant-
woordelijkheid bewust moeten zijn.
Ook financieel gaan de therapeutische
mogelijkheden van de dierenarts en de
aanspraken die op de dierenarts wat zijn
kundigheid betreft worden gedaan, pro-
blemen opleveren.

Vele ingrepen en therapieën zijn kostbaar
en moeten veelal voor een tarief worden
gedaan dat onder de kostprijs ligt. het ho-
norarium daarbij inbegrepen. De vraag
naar deze ingrepen, die dikwijls levens-
reddend zijn. neemt gestadig toe. De die-
renarts zou niets liever willen dan deze
diensten verlenen. Zijn deskundigheid en
mogelijkheden laten het toe. Helaas,
maar waar, betekent zijn beroep ook zijn
bestaan. Dit dwingt meer en meerdieren-
artsen tot een keuze. Zal hij doorgaan met
het verrichten van deze economisch ge-
zien niet lonende ingrepen of zal hij ver-
wijzen naar een andere dierenarts, die wel
bereid is deze ingrepen te doen.
Vond in het begin verwijzing plaats op ti-
tel van deskundigheid, nu gebeurt het ook
op economische gronden. Dit versterkt
de noodzaak tot het ontwikkelen van de
eerste en tweede lijn ook in de geneeskun-
de \\an het kleine huisdier. Dit is op zich-
zelf een goede zaak. maar dwingt wel tot
helderheid wat het werkklimaat van beide
dierenartsen betreft in beider belang en
vanwege de dienstverlening als zodanig.
Ook zul lende omstandigheden, met name
ook de financiële \\ oorwaarden, zódienen
te zijn dat de min of meer gespecialiseerde
diergeneeskunde voor de betreffende die-
renarts uitvoerbaar wordt.
De Maatschappij zal hier uitdrukkelijk
naar buiten moeten treden, om de samen-
leving duidelijk te maken op welke wijze
ook dit probleem kan worden opgelost.
Intern zullen wij in alle openheid de mars-
route moeten bepalen naar die oplossing.
Specialisatie is er één van.
Blijvend respect en erkenning voor de
overige dierenartsen meteen gerichte des-
kundigheid \\oor de verschillende dier-
soorten iseenanderaspect. Deonderlinge
relaties van daaruit opbouwen is een
noodzaak.

I lel zich zonder zich om de gevolgen voor
de ander te bekommeren beperken tot de
lucratieve v errichtingen is daarbij uit den
boze en zal moeten worden verhinderd.
Het publiek zal tenslotte duidelijk ge-
maakt moeten worden dat deze kwaliteit
diergeneeskunde meer geld kost.
De Maatschappij maakt zich sterk voor
al deze relaties tussen dierenartsen en sa-
menleving.

Zij doet dat overal waar het zin heeft en
op de wijze die nodig geacht wordt. Zij
handelt daarbij namens u en voorde sa-
menleving.

Wij staan er immers voor. Wij zijn ervan
overtuigd, dat de dierenarts waar hij ook
is en hoe hij er ook gekomen is, afkomstig

-ocr page 49-

is van die ene wens dierenarts te willen
worden en zijn.

Daar doen de vele plaatsen waar dat die-
renarts-zijn niet of nauwelijks herken-
baar is niets aan af.

Kortgeleden merkte een collega die ogen-
schijnlijk buiten ons beroep in engere zin
zijn bestemming heeft gevonden nog op:
\'Hoewel ik al jaren ontrouw aan de dier-
geneeskunde \'sec\' ben geworden, blijft het
dier nog altijd mijn grote belangstelling
houden en heb ik er nog steeds geen spijt
van ooit de studie van \'dierenarts\' te heb-
ben ondernomen, ben er zelfs gelukkig
mee\'.

De liefde voor het dier en het leven, het
verkeren met mensen die met dezelfde in-
tentie zijn bezield, zijn de wezenlijke, bin-
dende elementen van ons functioneren m
de samenleving.

Wij leven samen, mensendier, totheilvan
beiden.

\'Niemand leeft voor zichzelf, tenminste
niemand behoort voor zichzelf te leven\'.
De doelstellingen van de Maatschappij
zijn op dat punt niet voor tweeërlei uitleg
vatbaar.

Dat legt verplichtingen op, de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde heeft zich van haar op-
richting af hardnekkig voorgenomen en
dat ook volgehouden, lees er het boek
\'Van Gildesteijn tot Uithof maar op na.
over die verplichtingen na te denken en de
consequenties tot gelding te brengen.
Zij zal dit in lengte van jaren blijven doen.

-ocr page 50-

Uitreiking Jaarprijs 1977\'

.1.1. Terpstra^

Mijnheer de l \'oorziner.

Het meest bezwaarlijke bij het voorberei-
den van het praatje ter begeleiding van de
jaarlijks terugkerende prijsuitreiking is
voor mij nooit een tekort aan bespreek-
bare ervaringen geweest, die de redaktie
in de achter ons liggende jaren bezig hiel-
den.

Er was vrijwel altijd een te veel, zodat het
verzorgen van de juiste klemtoon voorde
verschillende onderwerpen misschien niet
altijd even gelukkig is geweest.
Deze keer -- mijn laatste - meen ik tegen
alle goede regels in. met een korte aandui-
ding over een persoonlijke belevenis te
moeten beginnen.

Toen de voorzitter van onze Maatschap-
pij mij 6 jaar geleden vroeg, het Voorzit-
terschap van de Redaktie te verzorgen,
heb ik hierin tenslotte met grote huivering
toegestemd. Ik wist n.1. weinig af van de
activiteiten van de Redaktie en kende
vrijwel niemand van haar leden.
Nu. bij mijn vertrek kan ik echter met
dankbaarheid zeggen, dat ik het gevoel
heb van louter vrienden afscheid te moe-
ten nemen.

De bijeenkomsten met de redakteur de
heer De Geus waren voor mij altijd zeer

mM\' m^-

\' l\'\'«praak. gehouden ter gelegenheid van de uitreiking van dc.laarpi ijs voor 1977 van hcl I ijdsehrilt voorr
Diergeneeskunde op het door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij \\oor Diergeneeskunden georga-
niseerde .laarcongres 1978. te Breda, op 6 oktober 1978.
\' Dr. dr. b.c. .1. I. Terpstra. voor/itter Redaktie Tijdschrift voor Diergenec.skunde.

-ocr page 51-

leerzaam en bijzonder plezierig en de re-
daktievergaderingen ademden mijns in-
ziens zonder uitzondering een goede
geest, waarin elk lid de ander tot steun
was. als het er om ging de waarde van ons
tijdschrift als publiciteitsmedium te ver-
hogen.

De laatste jaren deden zich echter enkele
problemen voor die meer en meer op de
voorgrond traden en die alleen met be-
hulp van het Hoofdbestuur konden wor-
den opgelost.

Het eerste betrof het feit. dat er hoe langer
hoe meer artikelen ter publicatie werden
aangeboden vanuit een groeiend aantal
disciplines.

De beoordeling hiervan eiste intensief
overleg tussen de leden van de Redaktie
onderling en met de schrijvers.
En als dit niet voldoende was, ontstond er
behoefte aan een advies van één of meer
experts buiten de redaktie om, voordat
tot publicatie kon worden overgegaan.
Dit alles leidde langzamerhand tot de
overtuiging, dat een Redaktie hoe geva-
rieerd ook in samenstelling onvoldoende
is ons tijdschrift in de tegenwoordige tijd
te redigeren.

Er is de blijvende hulp nodig van experts
in een soort los - vast verband, die op ver-
schillende vakgebieden van ons beroep te
hulp kunnen worden geroepen.

Met de kennis van deze mensen achter de
hand zal de Redaktie kunnen worden ver-
kleind wat bij het vertrek van 4 van onze
leden zonder bezwaar kan worden verwe-
zenlijkt.

Wij hopen met deze verandering, de
nieuwsgaring over recente gebeurtenissen
en het tot stand komen van samenvat-
tende artikelen over onderwerpen, die de
belangstelling van velen zullen hebben,
ook beter van de grond zal komen.
Voorts gaf de Quarterly ons zorgen. Deze
heeft zoals u weet. als inhoud weten-
schappelijke artikelen in de Engelse taal
en een in het Nederlands gesteld maat-
schappijnieuws, referaten, mededelingen
enz.

Dit laatste is altijd een doorn in het oog
geweest van de meeste van onze onder-
zoekers, die hun produkten van studie
graag over de grenzen gebracht zagen in
een volledige Engelse uitgave. Het bleek
hun n.1. al gauw, dat het aantal reacties op
artikelen in de Quarterly belangrijk min-
der was dan wanneer zij in buitenlandse
tijdschriften publiceerden.
Ook het aantal buitenlandse abonnees
van de Quarterly bleef te laag. Dit leidde
er toe, dat een toenemend aantal artikelen
van Nederlandse origine, maar in een
vreemde taal gesteld, elders verscheen.
Voor zover deze geen informatie bevatten
voor de uitoefening van ons beroep was
dit terecht. Maar het gebeurde zo vaak,
dat dit wel het geval was.
Er was nog een reden, waardoor sommige
dierenarts-onderzoekers onze Quarterly
liever voorbij gingen. Voor de beoorde-
lingsprocedure van onze onderzoekers,
die verband houdt met hun kansen op
promotie lijkt het n.1. van belang in welk
tijdschrift zij publiceren. Er is mij wel ver-
teld, dat men in Amerika en ook hoe lan-
ger hoe meer in Nederland, afstapt van
het idee dat iemand \'goed\' is, als hij alleen
maar goede artikelen schrijft.
Het is vooral belangrijk in welk tijdschrift
dit gebeurt.

Voor ieder vakgebied schijnt er een be-
paalde hiërarchie van tijdschriften te zijn
die de kansen van promotie van de schrij-
ver min of meer in gunstige zin béinvloe-
den.

In dit verband ben ik wel eens de cynische
opmerking tegengekomen, dat het voor
een schrijver van minder belang is, dat
zijn artikelen worden gelezen, dan dat hij
aan de mensen waarvan hij bij zijn pro-
motie alTiankelijk is een overdruk van een
artikel kan tonen met zijn naam, uil een
tijdschrift dat in bepaalde kringen hoog
slaat aangeschreven.
Hel komt me voor, dat bij een dergelijk
promotiebeleid, de belangen van de
schrijver boven die van de dienstbaarheid
aan het beroep worden gesteld.
En dit laatste kan toch nooit de primaire
bedoeling zijn van een wetenschappelijke
publikatie.

Door dit alles zijn wij tot de conclusie ge-
komen. dat alleen een geheel in hel Engels
gestelde Quarlerly kansen van slagen
heeft en dat men voor hel verkrijgen van
voldoende abonnees, de hulp van een uit-

-ocr page 52-

gevers-maatschappij nodig heeft die op
dit gebied zijn sporen heeft verdiend. Van
de medewerking hiervan hebben wij ons
inmiddels via de firma Martinus Nijhof
verzekerd, zodat dit tijdschrift vanaf 15
januari 1979 zal kunnen verschijnen.

Er zullen er onder u zijn, die zich afvragen
waarom wij zo\'n moeite doen voor een
brede informatie in binnen- en buiten-
land.

Ik zou daarop willen antwoorden, dat wij
de stellige indruk hebben, dat wij als be-
roep nog steeds onderweg zijn, wat
meestal ervaringen met zich meebrengt,
waaraan eveneens aandacht moet worden
geschonken, als wij de ontwikkelingen die
onze interesse verdienen, willen blijven
volgen.

Een korte blik op de rol van de dierenarts
vanuit het verleden tot in de tegenwoor-
dige tijd is hier daarom misschien wel op
zijn plaats.

Voortgekomen uit het gilde van smeden,
hebben onze voorouders zich langzamer-
hand ontwikkeld tot degenen, die de zorg
over gezondheid en ziekte van dieren ter
harte ging. Kennis en begrip daaromtrent
groeide en noodde tot de oprichting van
een tijdschrift, dat in de vereiste weten-
schappelijke informatie voorzag en dat
een sociale band tussen allen onderhield.
Meer exact uitgedrukt, is het doel van ons
tijdschrift altijd geweest, het publiceren
van gegevens van wetenschap en maat-
schappij, die van belang kunnen zijn voor
de uitoefening van het beroep van de die-
renarts.

Maar door veranderingen van maat-
schappelijke structuren en de ontwikke-
ling van onze en van andere takken van
wetenschap, die aan de onze grenzen,
werden wij ingevoegd in andere interes-
sesferen en ontstonden tal van specialis-
men. die soms zelfstandig, soms multi-
disciplinair werkzaam waren ter oplos-
sing van bepaalde problemen.
IJlt een lezing tijdens een internationaal
congres van dierenartsen in Thessaloniki
in 1975. citeer ik hieromtrent het vol-
gende:

\'Er is wel geen beroep, dat op zoveel ver-
schillende manieren in verband staat met
menselijke basisbehoeften, dan dat van
de dierenarts in zijn verschillende ver-
schijningsvormen.

Ondanks het grote spectrum van onze
prestaties als afzonderlijk dierenarts, blij-
ven onze gezamenlijke prestaties vaak on-
begrepen zowel binnen als buiten ons be-
roep en onze grenzen.
De meeste dierenartsen zijn zo van het af-
zonderlijke vervuld, dat zij het geheel
nauwelijks kunnen overzien.
Hoe komt het, dat vrijwel alle mededelin-
gen over wereldvoedselproblemen zo wei-
nig bijdragen van dierenartsen duidelijk
laten zien.

Waarom is de hele betekenis van ons be-
roep voor de menselijke gezondheid nog
zo slecht begrepen door publiek en be-
stuursorganen van de meeste landen?
Driejaar geleden waren 219 dierenartsen
als hoogleraar van medische faculteiten
in de U.S.A. werkzaam in 35 verschil-
lende disciplines.

Een realistische schatting van onze on-
derzoekwerkzaamheden. die direct of in-
direct van invloed zijn op de menselijke
gezondheidsproblemen, leidt tot de on-
verwachte conclusie, dat de dierenarts
ongeacht zijn kleine aantal, het tweede
belangrijke beroep is, in het menselijke
gezondheidswezen, vanuit het standpunt
van onderzoek.

Een eerste verbetering in de verantwoor-
ding van ons potentieel eist een omvat-
tende documentatie van de veelheid en
verscheidenheid, die meer overeenstemt
met de werkelijkheid.
Dit zal een duidelijke omschrijving van
onze mogelijkheden en een scherper ge-
richt handelen mogelijk maken en plan-
ning van de vorming van de dierenarts\',
(einde citaat).

Hieraan mee te werken door een als Ne-
derlands herkenbaar tijdschrift binnen en
buiten onze grenzen is dus mede ons doel.
want het potentieel van de Nederlandse
onderzoekers is groot. Er is mij eens door
een collega gezegd, dat hij huiverig was
voor een idealistische benadering bij het
redigeren van ons tijdschrift.
Maar wat was de keuze, die leidde tot ons
beroep, anders dan het volgen van een
ideaal?

Er zijn collegae, waarvan mij gezegd is.
dat zij hun rol in de maat.schappij als die-

-ocr page 53-

renarts zien vervagen. Vooral de dieren-
arts-onderzoeker van tegenwoordig zou
soms moeite hebben, zich nog als dieren-
arts te herkennen.

Maar overkomt het tegenwoordig niet
veel mensen, dat zij soms plotseling tot de
ontdekking moeten komen, het spoor in
deze wereld even kwijt te zijn geraakt?
Daarvoor hoeft men geen dierenarts te
zijn.

De kroniekschrijver Kist merkte over dit
verschijnsel het volgende op:

\'Voor de moderne manier van omgaan
met mensen, vindt men onvoldoende
steun in de oude etiquette-boeken.
Ineens blijkt, datje iedereen bij zijn voor-
naam moet noemen, als je er een beetje bij
wilt blijven horen, of dat je alle aanwezige
dames op beide wangen moet zoenen, om
niet voor een dorpsnotabele te worden
aangezien.

De schrijver merkte ineens hoever hij ach-
ter gebleven was, toen hij de uitspraak
van een geneesheer-directeur van een
abortuskliniek las, die de gestegen omzet
van zij n etablissement verklaarde, door te
wijzen opeen verschuiving in het gedrags-
patroon van jonge mensen.
Vroeger gaven deze elkaar de hand, maar
tegenwoordig gaan ze met elkaar naar
bed\'.

Veranderingen in zeden en gewoonten,
zoals deze in de loop van de tijden optre-
den, zullen weinigen onberoerd laten,
maar ik betwijfel dat deze het wezen van
de mens en dat van zijn beroep zo zouden
kunnen aantasten, dat men zich hierin
niet meer zou kunnen herkennen?
Waarom kozen wij ons beroep?
Ik was een jongen van het platteland en
speelde als alle vriendjes met dieren.
De pas geborenen op de boerderij hadden
altijd mijn grote belangstelling. Van
dichtbij zag ik de mensen met dieren wer-
ken.

Dieren betekenden veel in hun levenson-
derhoud; en er bestond een goede verhou-
ding tussen mens en dier.
Het leek aanlokkelijk later tot deze ge-
meenschap te kunnen behoren. Hetvoor-
uitzicht van een rijk bestaan of andere
verstandelijke overwegingen hadden met
dit vooruitzicht dat tot de keus van die-
renarts leidde niets te maken.

Het was meer een houding; een uitdaging
tot een daad onder vaak moeilijke om-
standigheden; zo werd ten minste veron-
dersteld.

Aldus werd tenslotte de tocht naar
Utrecht met geloof en hoop begonnen.
Daar leerde ik hoe het dier er van binnen
uitzag, hoe het functioneerde, tot leven
werd, meer of minder optimaal, wat ge-
zondheid of ziekte betekende en wat men
kon proberen om het leven te behouden.
Het roezige studentenleven, met zijn
goede en minder goede dagen, de vrien-
den, de studie, die ondanks bezwaren
toch vaak als fascinerend mooi werd on-
dervonden, brachten langzamerhand,
stemmingen, voorliefdes en eigenschap-
pen tot bewustzijn, waarvan ik het be-
staan nooit had vermoed.
Daarna kwam het diploma en ging ieder
zijn weg.

Velen gingen de weg terug, die ze geko-
men waren en waakten over gezondheid
en ziekte van dieren. Ze werden in vele
opzichten nuttig en vervulden vooral op
het platteland bovendien belangrijke so-
ciale functies in gezins-en dorpsbelangen
en werden zodoende de vriend van mens
en dier.

Anderen, voor wie de vragen vanuit
Utrecht naar het hoe en waarom van le-
ven en dood te luid hadden nageklonken,
zochten hun plaats in een laboratorium
en probeerden op deze gebieden meer in-
zicht te krijgen, om onderweg even stil te
staan bij waarnemingen die konden lei-
den tot heil van mens en dier.
In latere jaren werd vaak aansluiting ge-
zocht met mensen van andere disciplines
die analoge vragen vanuit andere ge-
zichtsvelden benaderden.

Het leven en de steeds veranderende
maatschappij boden immers zoveel
nieuwe wegen van onderzoek.
Weer anderen maakten zich verdienste-
lijk in het bedrijfsleven en de organisatie
voor zover dit het welzijn van onze dieren
betreft en drukten zodoende mede een be-
paald stempel op verschillende gebieden
\\\'an de samenleving van vanaaag.
En allen in welke richting zij zich ook
manifesteerden waren zij dierenarts, her-
kenbaar door bepaalde inzichten waar-
onder eerbied voor leven en dood, door

-ocr page 54-

hun ervaringen zoals ontmoetingen met
dieren, imponerend vaak door hun
kracht en gratie, aandoenlijk ook door
hun trouw en broosheid van bestaan,
voorts door hun opleiding, die een eigen
directe en doelbewuste benadering van de
problemen van het dieren zijn milieu, met
zich meebrachten met vaak eenvoudig
aandoende middelen, waardoor zij ook
steun konden bieden aan aanverwante
takken van wetenschap.
Van zeer velen van hen kan worden ge-
zegd dat zij hun werken aan de maat-
schappelijke en ideële waarden van hun
beroep niet als offer hebben beschouwd,
maar veeleer als een behoefte.
Ik meen. dat men zoiets liefde tot dit be-
roep mag noemen en dat deze laatste voor
velen de meeste is geweest in hun werk-
zame bestaan.

In Engeland getuigde onlangs onze col-
lega James Herriot van deze ervaringen in
zijn werken als: \'AH creatures great and
small\' en \'All things bright and beautiful\';
boeken die terecht worden aangekondigd
als \'bursting with love\'.

Ik heb voorts de stellige indruk, dat dit
activerende sentiment in ons beroep nog
steeds gemeengoed is.
Ouderen mogen soms. bij het beoordelen
van gedrag, houding en een wilde haar-
groei van een jongere denken: \'het zal je
kind maar wezen\', jongeren mogen de ou-
deren zien als een vreemde vogel uit een
verleden tijd. maar 6 jaren lidmaatschap
van de Redaktie hebben mij in aanraking
gebracht met collega\'s van zeer verschil-
lende leeftijd en discipline en bij vrijwel
allen heb ik de betrokkenheid gevoeld
met de maatschappelijke en wetenschap-
pelijke idealen die in ons beroep besloten
liggen.

Het zal daarom. Mijnheer de Voorzitter,
mijns inziens wel meevallen met die zoge-
naamde onherkenbaarheid van de collega
als dierenarts. Het is juist de herkenning
en onderkenning van de positieve elemen-
ten van ons beroep geweest, die elk jaar
weer bij de Redaktie in publicaties de
meeste aandacht trok. waardoor één hier-
van bekroond kon worden met de prijs
van het jaar.

Deze keer werd die toegekend aan het ar-
tikel. dat op pagina 1073 van ons tijdsch-
rift verscheen onder de titel: \'Immunolo-
gische afweer en ontsteking\' en dat be-
werkt was door collega Ruitenberg.
Het betreft hier een onderwerp, dat als
een rode draad door de geschiedenis van
de Diergeneeskunde loopt en waarmee
verschillende collegae Ruitenberg op de
weg van verdienste zijn voorgegaan.
Het blijkt ook nu nog een fascinerend on-
derwerp. in die zin, dat het naast de tegen-
woordige grotere kennis van zaken wel
een beter inzicht geeft, maar dat de mens
toch in bescheidenheid achterlaat, in het
groeiend besef van een harmonie van vele
dingen waaraan het leven gebonden is en
dat geen menselijk denken ooit zal kun-
nen omvatten.

Zo, menen wij, heeft collega Ruitenberg
dit onderwerp voor ons behandeld,
waardoor hem dc prijs van het jaar werd
toegedacht.

Hartelijk dank voor de toekenning van de
.laarprijs van het
TijJsehriji voor Diergettee.s-
kunde
door uw redaktie. Ik ervaar dit niet
alleen als een persoonlijke waardering, doch
ook als een erkenning van hel beleid dat bin-
nen ons laboratorium en ons Instituut wordt
gevoerd, nl. om bruggen le slaan tussen het
laboratoriumonder/ock en de praktische in-
clusief klinische toepassingen ervan.
\' Rijks Instituut voor de Volksgezondheid. Postbus

Als redaktie vervult l\' een belangrijke rol in
het signaleren van maalschappclijke interes-
sen die resulteren in artikelen op bepaalde
onderzoeksterreinen. Hierbij kunt U als re-
daktie ook een actief beleid voeren door zelf
bepaalde ontw ikkelingen in de wetenschap te
signaleren en deze zo voor een breder publiek
kenbaar te maken. Voor wie zou het onder-
havig artikel (immunologische afweer en ont-
steking) vooral bedoeld moeten zijn ? Ik
1. Bilihovcn.

Jaarprijswinnaar Dr. E. J. Ruitenberg\' dankte de voorzitter van de Redaktie met de
volgende woorden:

Mijnheer üe l oorziner van hel \'l\'ijilschriji
voor Dierffeiwesktinde. Dames en Heren.

-ocr page 55-

geloof met name \\oor de studenten op de
l acultcit voor Diergeneeskunde. Zij moeten
immers kennis nemen van ontwikkelingen op
het brede gebied der diergeneeskunde, zodat
zij gestimuleerd worden zelfstandig een keu/e
te maken in welke richting zij hun loopbaan
w illen sturen. Dit betekent overigens ook dat
er op on/e faculteit een milieu moet zijn.
waarin de vele aspecten van de veterinaire
wetenschappen, inclusief het meer funda-
menteel gerichte onderzoek, tot hun recht
komen. Dit legt een zware verantwoordelijk-
heid op diegenen die het beleid op de Faculteit
tnede kunnen bepalen. Helaas, zien wij, dat
gedw ongen door de eisen tot bezuiniging een
realloeatie van begrotingsplaatsen plaats-
vindt, waarvan vooral de pre-klinisehe vak-
keti (voedingsmiddelen \\an dierlijke oor-
sprong, parasitologie, tropische diergenees-
kunde, virologie, biochemie, immunologie en
pathologie) de dupe worden. Het zijn immers
deze vakgroepen die ofwel plaatsen moeten
inleveren ofwel niet de noodzakelijke uitgroei
kunnen realiseren. Toch zijn het deze ge-
bieden die plaatsingsmogelijkheden voor de
dierenartsen in de toekomst zouden kunnen
garanderen. Om een enkel voorbeeld te noe-
men. Op wereldniveau zien wij stijgende be-
langstelling voor het voorkomen en bestrijden
van ziekten in de derde wereld. Zo is het
"e.xpanded immunization programtne\' van de
WHO erop gericht om voor 19X5 XO\'f van de
wereldbevolking te vaccineren tegen die in-
fectieziekten, waarvoor vaccins bestaan. Het
\'special programme for infectious and tropi-
cal diseases" is erop gericht orn vooreen zestal
ziekten, o.a. malaria en slaapziekte, vvaarv oor
nog geen vaccins voorhanden zijn, de dia-
gnostiek en therapie te verbeteren, waarbij dc
vergroting van de basale kennis op het gebied
van de immunologie dezer ziekten centraal
staat.

Op veterinair gebied wordt in het kader van
F.^O WHO L\'Nni\'programma\'s een aantal
parasitaire infectieziekten, waaronder east
coast fever, cysticercose en hydatidose, nader
bestudeerd. Op het gebied van de cysticercose
bestaat reeds een vaccin, dat onder e.xperi-
mentele omstandigheden bemoedigende re-
sultaten gegeven heeft. Kortom rnogelijk-
heden te over om vanuit de basale weten-
schappen meer toegepast werk te verrichten, ■
waarin ook plaats is v oor mensen met een op-
leiding in de diergeneeskunde.
Ik hoop dat dit pleidooi op de juiste wijze
wordt verstaan, aangezien ik van mening ben
dal diegenen die hierv oor binnen de Faculteit
voor Diergeneeskunde beslissingsbevoegd-
heid dragen een zeer zware verantwoordelijk-
heid hebben. Ik hoop dat zij oren hebben om
te horen en handen om aan de ploeg te slaan,
zodat zij de akker met vrucht kunnen bewer-
ken. Eerst dan geloof ik dat de jaarprijs v oor
het
TiJJ.schrifi voor Diergenecskiiinle 1977.
gegeven voor het onderhavige artikel, zinvol
is geweest.

-ocr page 56-

^IfiilTUT

De dierenarts in het wetenschappelijk
onderzoek\'

The l\'eiehnarian in Research
.1. Spaander-

SAMFNVAI UNCI

Hel veierinair-weienschappelijk curriculum, dat in vele opzichten verwantschap
vertoont met het medische, brengt met zich mee dat de afgestudeerde dierenarts
van \'vele markten thuis is\', ook op het zeer brede terrein van het wetenschappelijk
onderzoek.

De titel van de voordracht is zo ruim gesteld, dat een gerichte beperking nood-
zakelijk wordt.

Taak en junctie van de gevraagde inleider brengen met zich mee. dat hij als eerste
beperking heefi gekozen voor een benadering van het onderwerp vanuit de heden-
daagse behoefte aan maatschappelijk relevant wetenschappelijk onderzoek.
Hierbij tekenen zich om te beginnen twee hoofdrichtingen af
a. het herkennen, opsporen, bestrijden en voorkomen van de oorzaken die de

gezondheid van het dier bedreigen en verstoren,
h. het herkennen, opsporen, bestrijden en voorkomen van de oorzaken die de

gezondheid van de mens bedreigen en versloren.
De voordracht wordt geconcetureerd op het onderzoeksgebied dat heide rich-
tingen gemeenschappelijk hebhen en dat uit een hygiënisch oogpunt, zowel voor
de openbare gezondheidszorg als voor de openbare gezondheidsbescherming, een
grote mate van beleidsrelevantie bezit.

De terreinverkenning van dit gebied voert tot de conclusie dat de dierenarts door
zijn wetenschappelijke vooropleiding gepredisponeerd is oni zich te kunnen ont-
plooien tot wetenschappelijk onderzoeker en specialist op één van de vele vak-
gebieden welke dit onderzoekingsveld rijk is.

SIMMAKY

The veterinary research curriculum which is very similar to the medical curriculum

in several respects, requires that the qualified veterinarian should be conversant

with many subjects, including the e.xten.sive field of research.

The title of the present paper is so comprehensive that deliberate qualification is

required.

The responsibility of the speaker invited implies that the first limitation he has to

Voordracht, op 6 oktober 1978 gehouden, ter gelegenheid van het .laarcongrcs 1978, tevens 125e
Algemene Vergadering Konmklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde te Breda.
(Congresthema: ..De dierenarts in dc samenleving.")

Dr. ,1. Spaander: Directeur-Generaal van het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid. Postbus I,
Bilthoven,

24 Tijcischr. Diergeneest<.. üeet 104. ajl I. 1979

-ocr page 57-

impose upon himself is that of approaching the suhjecl am ihe basis of the
present-day need far socially relevant research.
To begin with, two main lines stand out clearly:

(a) identifying, detecting, treating and preventittg the causes of conditions which
menace and impair the health
q/\'animals.

(b) identifying, detecting, treating am! preventing the causes of conditions which
menace and impair the health
o/ man.

The present paper centres on the field of research which the two departments of
science have in common and the management of which is highly relevant both to
public health care and to protection of health from the point of view of hygiene.
Reconnoitering this field leads to he conclusion that the preliminary training of
the veterinarian predisposes him to the ability to develop into a research worker
and specialist in one of the many departments making up this field of investigation.

Mijnheer de Voorzitter, Dames en Heren,
De uitnodiging van uw Congrescommis-
sie om ter gelegenheid van uw Jaarcon-
gres 1978 een voordracht te houden heb
ik zonder aarzeling aanvaard, toen deze
aan mij werd gedaan. Uw plan om in dit
congres aandacht te schenken aan de po-
sitie en betekenis van de dierenarts in
onze samenleving, nü en in de nabije toe-
komst. trok mij wel aan. Mijn jarenlange
samenwerking met vele dierenartsen in
zeer uiteenlopende wetenschappelijk en
•maatschappelijk georiënteerde functies,
gaf mij het gevoel dat ik er best wat van
zeggen kon.

Ik heb uw verzoek dus aangenomen, zon-
der er toen overigens al te veel bij stil te
staan, dat de zo vlot weg geformuleerde
titel van de voordracht: .De dierenarts in
het wetenschappelijk onderzoek\' bij u wel
eens meer verwachtingen zou kunnen
wekken dan ik bij nader inzien wellicht
zal kunnen waarmaken.
Wanneer ik. overtuigd van de waarheid
van de oude zegswijze: \'in het verleden ligt
het heden, in het mi wat komen zal\', de
verleidelijke historisch-analytische weg
zou kiezen, dan zou ik u een boeiend re-
laas kunnen vertellen over de dierenarts
in de wetenschap, vanaf de eerste bij naam
bekende Sumerische dierenarts Urlugale-
dinna (1) tot en met de u allen bekende
Voorzitter van uw Maatschappij, en alle
belangrijke veterinairen, die in de tussen-
liggende 5000 jaar in het wetenschappe-
lijk veterinaire gebied een leidende func-
tie hebben gehad. Daarvoor is er stof te
over en er is al veel over gepubliceerd. Ik
denk hierbij bijvoorbeeld aaneen fascine-

rend standaard-werk, zoals de \'Histoire
génerale de la médecine, de la pharmacie,
de l\'art dentaire et de l\'art vétérinaire\'van
Laignel-Lavastine. professeur d\'Histoire
de la Médicine à la Faculté de Paris (2).
Maar genoeg hierover, dit was niet uw be-
doeling. is mij gebleken.
Ik zal daarom de \'Spiegel van de Histo-
rie\', hoe belangrijk en interessant ook, la-
ten voor wat ze is, maar niet zonder te
constateren, dat die één ding duidelijk
laat zien: de grote broederlijke verwant-
schap van de artsen en dierenartsen.

-ocr page 58-

Op grond van de spijkerschrifttekst op
het rolzegei van L\'rlugaledinna is lange
tijd beweerd, dat hij arts was zonder
meer. Pas recentelijk is aannemelijk ge-
maakt. dat hij een t/ZerpAzarts moet zijn ge-
weest. Dit is niet te verwonderen wanneer
men bedenkt dat in de \'Wet van Hammu-
rabi\' al veterinaire specialisten worden
genoemd: \'artsen voor runderen\'en \'art-
sen voor ezels\'.

Het is duidelijk: dierenartsen, mensenart-
sen. tandartsen en pharmaceuten verte-
genwoordigen historisch gezien wel on-
scheidbare. maar toch zeer stamverwante
maatschappelijke groeperingen, wier le-
den in ons land nog heden ten dage sa-
menklonteren in \'Koninklijke Neder-
landse Maatschappijen\'.
Het schijnt dat bij de Sumeriers de dieren-
artsen zich \'levensredder\' noemden. Dit
romantisch imago van de levensredder,
omzweeft nog heden ten dage het stere-
otype van c/eartsen c/edierenarts. De ver-
filming van Roothaert\'s \'Doctor Vlim-
men\' (3) zou niet hebben plaatsgehad, als
daarop geen wissel meer kon worden ge-
trokken.

Het beeld van de in laatste instantie een-
zame. curatief-actieve dierenarts of arts.
in het algemeen in directe relatie met hun
cliënten en patiënten, past niet op de meer
verstandelijke en afstandelijke figuren,
die hun werkterrein hebben verlegd naar
het gebied van het wetenschappelijk on-
derzoek.

Het hedendaagse wetenschappelijk on-
derzoek. vanaf het eenvoudigste diagnos-
tische toegepaste onderzoek tot en met
hel meest verreikende grensverleggende
fundamentele onderzoek, vereist een
nuchtere instelling, die het mogelijk
maakt om op rationele gronden te komen
tot samenwerking met andere onderzoe-
kers van eigen en van vreemde disciplines.
De \'lonely wolf", uit de romantische
school van Paul de Kruijff\'s \'Strijders
voor het Leven\'(4). die op wetenschappe-
lijk gebied in zijn eentje, ondanks alle ver-
guizing en miskenning, baanbrekend
werk verricht en de oorzaak van een ge-
heimzinnige ziekte (of liever nog van de
kanker!) ontdekt, is evenmin nog be-
staanbaar in onze wetenschappelijke we-
reld als de \'canis lupus\' in onze gecivili-
seerde samenleving. Om mee te doen bij
het wetenschappelijk onderzoek moet
men gedisciplineerd in een teamverband
of een dienstverband met anderen kun-
nen samenwerken en afhankelijk van de
situatie leiding kunnen aanvaarden of lei-
ding geven. Dit is de realiteit van het he-
den.

Hoe is de situatie op het ogenblik?
Er wordt wel eens beweerd, dat een veteri-
nair moeilijk zou kunnen samenwerken
en dat hij zich door zijn sterk op de indivi-
dualiteit gerichte opleiding (hetzelfde
wordt ook van artsen gezegd) moeilijk
zou kunnen voegen in team-en dienstver-
band.

Mijn ervaringen zijn anders, maar laat ik
de feiten laten spreken: Van de 2.280 le-
den van uw Koninklijke Maatschappij
hebben er anno 1978 rond 650. dat is
bijna 30% een functie bij het uitvoeren
van wetenschappelijk georiënteerd on-
derzoek. variërend \\an toepassing in de
praktijk van de vleeskeuring tot funda-
mentele bijdragen op universitair niveau.

Dii\'renarlseii in wciniverhand
Wetenschappelijk Onderwijs. I .N.Ü.
Rijksinstituten en Rijksdiensten
Vleeskeuring

Gc/ondheidsdiensten voor Vee
Industrie

lotaal

Ik heb geen gegevens uit het verleden, die
cijfermatig kunnen aantonen hoe groot
de trend is van de verschuiving van de
praktijkuitoefening naar het verrichten
van wetenschappelijk werk. maar de ver-
wachting bestaat dat inde komende jaren
deze tendens zich in versterkte mate zal
voortzetten. Van de thans in opleiding
zijnde numeriek omvangrijke cohorten
van veterinaire studenten, zal naar het
zich laat aanzien een toenemend percen-
tage in de komende jaren geen plaats
meer vinden in de curatieve diergenees-
kundige praktijk.

Een logische consequentie van deze ver-
onderstelling is en ik dacht dat dit ook
één van de achterliggende gedachten van
uw Congrescommissie is geweest, toen
die het huidige onderwerp als Congres-
thema voorstelde — dat men zich dan
gaat afvragen hoe en waar deze candida-
ten voor een meer wetenschappelijk ge-

200
90
220
90
50
650

-ocr page 59-

oriënteerde loopbaan een plaats zullen
kunnen vinden. Zal er plaats zijn voor
hen op de arbeidsmarkt?
Mijnheer de Voorzitter, ik zeg u meteen:
ik ben in dit opzicht
niet pessimistisch!
Een veterinair is zodanig opgeleid, dat hij
naar mijn mening, letterlijk en figuurlijk,
van veel markten thuis is en niet alleen
van de veemarkt.

Nu iets over \'wetenschappelijk onder-
zoek\'. Ook hier tekenen zich maatschap-
pelijke veranderingen af. die van groot
belang blijken voor taak en functie van de
wetenschappelijke werkers van nu en in
de nabije toekomst. De maatschappelijke
relevantie van het onderzoek is in de laat-
ste 10 jaar een belangrijk criterium ge-
worden bij het stellen van prioriteiten
voor het wetenschappelijk onderzoek. De
jongere generaties van wetenschappelijke
onderzoekers zijn en worden zich boven-
dien veel meer bewust van de noodzaak
van maatschappelijke gerichtheid van
hun onderzoekingen. Het Tart pour l\'art\'
van de onderzoeker ende \'weltfremde\'ge-
leerde in de ivoren toren zijn niet meer
van deze tijd.

De Wetenschap kan nationaalen interna-
tionaal voor de samenleving zowel goede
als kwalijke gevolgen hebben.
Bij de keuze van de prioriteiten voor het
onderzoek krijgt daarom ook de Over-
heid (oi\' moet ik zeggen de politiek) naast
de onderzoeker een stem in het kapittel.
De Nederlandse Minister van Weten-
schapsbeleid heeft dan ook namens de
Regering inspraak in de bestemming \\\'an
de overheidsgelden, die in de rijksbegro-
ting bij de verschillende ministeries voor
beleidsrelevant en beleidsonderbouwend
onderzoek worden gevoteerd. Bij de be-
grotingsbehandeling in het parlement
komt hierbij als richtinggevend docu-
ment het door hem gepresenteerde \'We-
tenschapsbudget\' (5) in openbare discus-
sie.

De belangrijkste afzonderlijke geldstro-
men. die er respectievelijk voor het uni-
versitaire onderzoek en voor het buiten-
universitaire onderzoek zijn. worden
zichtbaar gemaakt. Zowel objecten van
het fundamentele als van het toegepaste
wetenschappelijk onderzoek worden tot
onderwerp van overleg en inspraak. Dit
geldt voor de maatschappelijke discussie
over het grensverleggende D.N.A.-onder-
zoek èn voor de toepassing van kernener-
gie voor vreedzame doeleinden, om maar
een paar sprekende voorbeelden te noe-
men.

Sectorraden, waarin de wetenschappe-
lijke onderzoekers, de opdrachtgevers en
de gebruikers van de uitkomsten verenigd
zullen zijn en waar de onderzoekpro-
gramma\'s in hoofdlijnen voor de betref-
fende beleidsterreinen in gemeenschappe-
lijk overleg zullen kunnen worden vastge-
steld, zijn in opbouw (6). Van de adviezen
van deze sectorraden zal zeker een rich-
tende invloed op het door de overheid te
financieren wetenschappelijk onderzoek
uitgaan, en wellicht ook op het onderzoek
dat uit particuliere bronnen (fondsen, in-
dustrie) wordt betaald.
Een organisatie die nu al vele trekken van
zulk een sectorraad vertoont is de
N,R,L.O. (Nationale Raad voor Land-
bouwkundig Onderzoek). Verscheidene
projecten waarin door veterinaire onder-
zoekers wordt geparticipeerd, zijn al in
het registratiesysteem van deze Raad op-
genomen.

Bovendien zijn er landelijke stuurgroepen
in het leven geroepen, die als een soort
dwarsverband het wetenschappelijk on-
derzoek moeten bundelen en coördine-
ren. binnen de verschillende aandachtsge-
bieden. waarvoor ook bij de overheid
grote belangstelling bestaat: energie, mi-
lieuhygiëne, arbeidsmarkt, demografie.
De structuur van de T.N.O.-organisatie
die sedert 1930 in haar 36 diverse grotere
en kleinere instituten vele honderden we-
tenschappelijke onderzoekers van diverse
disciplines omvat, ondervindt de gevol-
gen van de grotere invloed, welke van
overheidszijde op de wetenschappelijke
onderzoekingsprogramma\'s niet al-
leen om financiële redenen wordt na-
gestreefd.

Door al deze beroering en verandering in
de wetenschappelijke wereld loopt een
heel duidelijke rode draad: de roep om
\'maatschappelijke relevantie\', dat wil zeg-
gen betere bruikbaarheid en toepasbaar-
heid van de uitkomsten van wetenschap-
pelijk onderzoek. Deze eis is een bepalend
criterium geworden bij de prioriteitsstel-

-ocr page 60-

ling voor onderwerpen van onderzoek.
Sterk praktijkgebonden en object-ge-
richte insteUingen zoals bijvoorbeeld het
Koninklijk Nederlands Meteorologisch
Instituut (K.N.M.I.). het Centraal Dier-
geneeskundig Instituut (C.D.I.), het
Rijksinstituut voor de Volksgezondheid
(R.I.V.), het Nederlands Kankerinstituut
(N.K.I.) en het Centraal Laboratorium
van de Bloedtransfusiedienst (C.L.B.) en
verschillende andere soortgelijke institu-
ten onder bereik van de Ministeries van
Landbouw en Visserij, Verkeeren Water-
staat. Cultuur, Recreatie en Maatschap-
pelijk werk. Volksgezondheid en Milieu-
hygiëne hebben in het verleden altijd al op
deze formule gewerkt en behoren als zo-
danig sedert hun oprichting tot de \'vaste
inventaris\' van het Ministerie, dat hen
destijds voor dit beleidsonderbouwend
onderzoek in het leven heeft geroepen. De
Directies van deze instituten - en hier
spreek ik uit eigen ervaring — hebben
nooit beter geweten, dan dat zij zich
moesten beperken tot het onderzoek ten
dienste van de onderbouwing van het be-
leidsgebied van hun Ministerie en de con-
trole en evaluatie van de praktische resul-
taten van de daaruit voortvloeiende wet-
telijke en andere maatregelen.
Het op wetenschappelijk verantwoorde
wijze herkennen, opsporen, bestrijden en
voorkomen van de oorzaken die de ge-
zondheid bedreigen en verstoren is een
formule, die zowel op het gebied van de
volksgezondheid en milieuhygiëne ten
aanzien van de mens, als op het gebied
van landbouw en visserij ten aanzien van
het dier, in de respectieve onderzoekings-
instituten en inspectie-en controlediens-
ten, wordt gehanteerd. Zowel de cura-
tieve, de preventieve als ook de epidemio-
logische benadering van de te onderzoe-
ken medisch veterinair biologische pro-
blematiek ligt hierin besloten.

De plaats, welke de dierenarts op het uit-
gebreide, wel haast oeverloze, gebied van
de wetenschap als wetenschappelijk on-
derzoeker al vervult en in de toekomst zal
kunnen blijven innemen ligt, als het gaat
om het maatschappelijk relevante onder-
zoek, - naast het bekleden van functies
bij het hoger en hoger beroepsonderwijs,
- vooral op dit specifieke beleidsterrein.

Het gaat hier om het onderzoeksgebied,
dat beide richtingen, èn de veterinaire èn
de medische discipline, in hun universi-
taire curricula gemeenschappelijk hebben
en dat van hygiënisch standpunt als ge-
zondheidsbescherming kan worden geka-
rakteriseerd.

Wanneer de gezondheidsbescherming
door veterinaire deskundigen in publieke
dienst wordt uitgevoerd, kan hiervoor de
moeilijk vertaalbare engelse vakterm \'ve-
terinary public heahh\' (7) worden ge-
bruikt.

Ik geef er de voorkeur aan tegenover el-
kaar te stellen de begrippen \'gezondheids-
zorg\'. kort gezegd: \'zieken verzorgen, her-
stellen of genezen\' en \'gezondheidsbe-
scherming\'. kort gezegd: \'gezonden ge-
zond houden\'.

Dit geldt net zo goed voor mensen als
voor dieren.

De gezondheidszorg en gezondheidsbe-
scherming kunnen zowel op particuliere
basis als in openbare dienst worden uitge-
voerd.

Dit is een beleidskwestie die, afhankelijk
van de maatschappelijke situatie, naar
plaats en tijd kan variëren. In Nederland
is de gezondheidszorg voor de mens gro-
tendeels op particuliere leest geschoeid;
de gezondheidsbescherming daarentegen
meestal een openbare (overheids) aange-
legenheid. In de veterinaire wereld is het
directe overheidsaandeel relatief beperk-
ter.

De gezondheidsdiensten voor vee zijn or-
ganen van belanghebbenden die, evenals
vele controle-en kwaliteitsbeheersingsac-
tiviteiten, via \'medebewind" in handen
van de bcroepsgenotencorporaties zijn
gelegd.

Niettemin bezit ook dit gebied een be-
langrijk overheidsaandeel in de veteri-
naire dienst, de algemene inspectiedienst
en de veterinaire inspectie van de volksge-
zondheid.

De gezondheid van mens en dier hangt in
vele gevallen met elkaar samen. Dit is in
het bijzonder het geval wanneer het gaat
om de afweer van pathogene en parasi-
taire organismen, die bij beide voorko-
men.

De kennis van hoe en waar de bestrijding

-ocr page 61-

bij het dier moet worden aangegrepen is
van groot prai<tisch belang.
De leer van de Zoönosen omvat een be-
langrijk gebied van de veterinaire weten-
schap, waarop nog zeer veel onderzoek
met grote beleidsrelevantie moet worden
verricht, niet alleen ten dienste van onze
westerse maatschappij in de gematigde
klimaatzones, maar vooral ook in het be-
lang van de ontwikkelingslanden in tropi-
sche gebieden. De hierop gerichte pro-
gramma\'s van de Wereldgezondheidsor-
ganisatie (W.H.0.) en de Wereld\\oedsel-
organisatie (F.A.0.) op dit gebied, zullen
u niet onbekend zijn.
Het onderzoek naar de mogelijkheden
om door middel van toepassing van de
kennis van de immunologie te komen tot
vaccinatieprogramma\'s zowel voor men-
sen als voor dieren, teneinde hen onvat-
baar te maken tegen de ziekten, die hen
bedreigen, is een gebied van de biolo-
gische wetenschappen, waaraan zowel in
het veterinaire als in het medische curri-
culum in toenemende mate aandacht
wordt besteed.

De gezondheidsbescherming kan aldus in
eerste instantie worden nagestreefd met
de onvatbaarmaking van het individu te-
gen de schadelijke invloeden van het mi-
lieu. Met behulp van vaccinaties kan men
de immanente immuun-biologische af-
weermechanismen van het levende orga-
nisme stimuleren en versterken. Af-
doende im.munisatie is evenwel alleen
maar mogelijk tegen een beperkt aantal
ziekteverwekkers van microbiologische
aard.

Bij parasitaire ziekten tengevolge van
grotere en meercellige organismen is deze
methodiek tot nu toe, helaas, minder ef-
fectief gebleken. Het ziet er naar uit, dat
de ontwikkeling van een vaccin tegen de
malariaplasmodiën nog tot de bereikbare
mogelijkheden behoort, maar een be-
gaanbare weg om te komen tot immunisa-
tie tegen bijvoorbeeld wormziekten, is
nog niet gevonden. Op het gebied van de
parasitologie ligt nog veel maatschappe-
lijk zeer relevant wetenschappelijk onder-
zoek te wachten.

Een veel omvangrijker programma op het
gebied van de gezondheidsbescherming
wordt gevormd doorde wetenschappelijk
verantwoorde maatregelen, ook dit
geldt weer voor mens èn dier ~ die moe-
ten worden genomen om de oorzaken, die
de gezondheid bedreigen de weg naar het
individu en de gemeenschap te blokkeren.
Voedsel, water en lucht vormen een
voortdurende transportweg van micro-
biologische, chemische en fysische agen-
tia die de gezondheid van de menselijke
en dierlijke consument bedreigen.
Controle op de hygiënische toestand van
het voedsel bestemd voor mens èn dier is
noodzakelijk. Dit geldt zowel voor voed-
sel van plantaardige en van dierlijke her-
komst, als ook voor het drinkwater, dat
mensen en dieren tot zich moeten nemen.
In het bijzonder als het gaat om het bin-
nendringen in de voedselketen van be-
strijdingsmiddelen en andere xenobioti-
sche stoffen, zoals bijvoorbeeld zware
metalen en radioactieve stoffen, dan blij-
ken de medische en de veterinaire proble-
men twee facetten te zijn van een zelfde
wetenschappelijk vraagstuk.
De wetenschappelijke onderbouwing van
dit maatschappelijk uiterst belangrijke
probleem is gelegen in het biologisch-to-
xicologisch wetenschappelijk onderzoek,
opnieuw een belangrijk gebied waarop
biotechnisch, veterinair en medisch-
biologisch geschoolde onderzoekers el-
kaar ontmoeten en tot een gemeenschap-
pelijke aanpak van wetenschappelijke
vraagstukken moeten komen. In het bij-
zonder geldt dit voor het histologisch en
pathologisch-anatomisch onderzoeksge-
bied.

Er zijn geen profetische gaven nodig om
te voorspellen dat in het bijzonder op
deze gebieden een toenemende behoefte
aan veterinair onderlegde en geschoolde
onderzoekers zal ontstaan.

Evenals bij het farmacologisch onder-
zoek is ook daar het gebruik van labora-
torium-proefdieren een onvermijdelijke
noodzakelijkheid. Opnieuw een gebied
waar de zoötechnisch geschoolde weten-
schappelijke onderzoeker een belangrijke
bijdrage kan leveren, zowel op het gebied
van de proefdiervoorziening als de proef-
dierverzorging.

Teruggrijpend op het thema van de ge-
zondheidsbescherming: het wetenschap-
pelijke verdedigingssysteem zal nog ver-

-ocr page 62-

der dienen te worden uitgebouwd.
Van mens en dier uit gezien hebben wij de
eerste verdedigingslinie van gezondheids-
bescherming gelegd bij het individu; on-
vatbaarmaken. immuniseren.
De tweede verdedigingslinie berustte op
het beheersen van de hygiënische rand-
voorwaarden. waaraan de ingesta moeten
voldoen: toezicht en controle om te voor-
komen. dat levensmiddelen en drinkwa-
ter besmet met schadelijke en ziektever-
wekkende agentia, de consument berei-
ken.

De derde verdedigingslinie, de meest mo-
derne. betreft het beheersen van de
hygiënische randvoorwaarden waaraan
het milieu - bodem, water, lucht — zal
moeten voldoen: toezicht en controle zijn
nodig om te voorkomen, dat persistente
schadelijke en ziekteverwekkende agentia
in het milieu worden gebracht en daar-
door onafwendbaar binnendringen in de
voedselketen en het drinkwater en de
tweede verdedigingslinie ondermijnen of
ontkrachten.

Het beleidsonderbouwend wetenschap-
pelijk onderzoek om te komen tot een zo
goed mogelijke strategie voor de beheer-
sing van de hygiëne van het milieu begint
geleidelijk van de grond te komen. Ik
noem u enkele voorbeelden:

het coördineren van het onderzoek
naar het signaleren van effecten van
milieuveranderingen, zoals dit ge-
schiedt m de Landehike Stuurgroep
Onderzoek Milieuhygiëne (LaSOM).
het uitvoeren van surveillance-en mo-
nitoringsprogramrna\'s zoals dit in in-
terdepartementaal overleg wordt ver-
richt in het kader van de Coördinatie-
Commissie voor de metingen van Ra-
dioactiviteit cn Xenobiotischc stoffen
(C.C.R.X.).
— het verrichten van ecologisch onder-
zoek zoals in het Walcheren-project
van het R.I.V.. gericht op het
Salnio-
/7<\'//«-vraagstuk.

het botulisme-onderzoek zoals dit
door het Centraal Diergeneeskundig
Instituut (C.D.I.) in samenwerking
met andere instituten wordt uitge-
voerd.

Deze projecten worden gekenmerkt door
hun multi-disciplinaire aanpak en het
meewerken van wetenschappelijke on-
derzoekers uit verschillende instituten.
Aan alle wordt door verscheidene mij be-
kende oudere en jongere veterinair ge-
schoolde onderzoekers bijgedragen.

Mijnheer de Voorzitter, ik heb reeds ge-
zegd. dat de dierenarts op grond van zijn
universitaire opleiding een belangrijke
bijdrage aan het wetenschappelijk onder-
zoek kan leveren. Ik heb zo juist geschetst
hoe en waar deze situatie al bestaat en op
welke gebieden en in welke richtingen dit
zich nog zal kunnen uitbreiden. Hel was
maar een ruwe schets en hel betrof maar
een relatief beperkt gedeelte van het uit-
gebreide gebied van de wetenschap, n.1.
dat gedeelte waarvan ik uit hoofde van
mijn functie enigszins kennis draag: het
toegepaste en beleidsrelevante onderzoek
op het gebied van de gezondheidsbescher-
ming.

Om te verifiëren, of ik u wellicht een te
eenzijdig beeld voor ogen stelde, heb ik
als proef op de som. voor mij zelf.de leer-
opdrachten van de gewone en buitenge-
wone hoogleraren en de welenschapsvel-
den van de vakgroepen van de Utrechtse
faculteit der diergeneeskunde nog eens
even doorgelopen.

Behalve de voornamelijk klinisch ge-
oriënteerde specialismen, zoals bijvoor-
beeld de gynaecologie en de chirurgie,
sluiten deze eigenlijk alle geheel of gro-
tendeels aan bij de onderzoeksvelden in
de gezondheidsbescherming, welke ik aan
u heb voorgelegd.

Ik kom tot de conclusie, dat ik met deze
verkenning van het wetenschapsveld van
de gezondheidsbescherming toch wel re-
delijk heb ingeschoten op dc wetenschap-
pelijke bagage, welke de afgestudeerde
dierenarts, die het grote gebied van het
wetenschappelijk onderzoek wil betre-
den. met zich draagt.
Welke kant hij wil uilgaan zal afhangen
van zijn aanlegen belangstellingen wordt
mede bepaald doorde mogelijkheden,die
hem worden geboden. Hij heeft daarbij
het voordeel dat hij als biologisch onder-
legd generalist in staat is verbanden te leg-
gen en een dialoog te onderhouden. Dit
geldt in het bijzonder voor het contact

-ocr page 63-

met wetenschapsbeoefenaren\\anandere,
niet-biologisch georiënteerde, discipHnes.
Wanneer het gaat om de wetenschappe-
lijl<e onderbouwing van vraagstuicken,
die het welzijn van mensen, planten en
dieren in onze hedendaagse samenleving
betreffen, dan is deze interdisciplinaire
samenwerking \\an op levende organis-
men ingestelde onderzoekers met che-
misch, fysisch en technologisch ge-
schoolde wetenschapsbeoefenaren, on-
ontbeerlijk.

fenslotte zou nog de vraag kunnen wor-
den gesteld of het voor de dierenarts
daarbij van voordeel zou zijn. indien hij
na zijn dierenarts-examen nog een
daarop aansluitende specialistenoplei-
ding zou moeten volgen, alvorens zijn

maatschappelijke keuze te doen.
Mijn antwoord op deze vraag heb ik
gezien vanuit de gezichtshoek van een
succesvolle deelneming aan het weten-
schappelijk onderzoek in team- ofdienst-
verband — aan het slot van de samenvat-
ting van mijn voordracht in uw program-
maboekje reeds neergeschreven:
De dierenarts is door zijn wetenschappe-
lijke vooropleiding gepredisponeerd om
zich na zijn dierenarts-examen zonder
omwegen te ontplooien tot wetenschap-
pelijk onderzoeker en daardoor tot speci-
alist op één van de vele vakgebieden, die
het onderzoekingsveld van de gezond-
heidsbescherming rijk is.
Er is daar een markt en van die markt is
hij uitstekend thuis.

1.1 ri R A 11 I R

1. Ilausman. W.: IJrlugalcdinna. der erste f icrarl/ der (ieschiclne. Berliiwr und Münchcncr l\'ieriinz-
Hche ii \'oihcim hri/i.
4. 73. (1966).

2, l.aignel-l.avastine: Histoire (iéiierale de la Médecine, etc. Albin Micbcl. Parijs,
Roolhaert, .A,: Doctor Vlimmen. .A. W. Brnna en Zoon. lUrecbt,

4. Kruijll. P. de: Strijders \\oor het leven. Holkenia en Warendortï. .Amsterdam,

.s. Wetenschapsbudget 1979: I vvecde kamer der Staten-Cleneraal. (I97X). kamerstuk l.S.IOI,

6. Nota Sectorraden Wetenschapsbeleid: Iwcedc Kamer der Slatcn-(ieneraal. ( 1977) kameistuk 1462.\'!.

7. Kampelmaeher. l:. H.; Veterinarv Public Health. ,\\>c/. Tijdschr. voor (.icnecskuitde. 122. 1660. fl97K).

-ocr page 64-

11

De dierenarts in de agrarische-
en voedselvoorzieningssector •

The Veterinarian in the Agrieuhural and h\'ood-Supplying
hidu.siries

,1. A. P. Franke^

SAMEW A l l 1\\(,

De grote betekenis van de veehouderijsector in ons land toont zich door de vol-
gende feiten.

Meer dan 250.000 arbeidsplaatsen, een uitvoer in 1977 voor de waarde van rond
9.600 miljoen gulden, een afzet aan de binnenlandse cotisumenten per jaar van
rond 11.000 miljoen gulden.
Een gezonde veestapel is noodzakelijk.

Rond 2000 dierenartsen hebben daar aan zeer sterk bijgedragen.
Schaalvergroting en versterking van de internationale concurrentiepositie waren
daardoor mogelijk.

Diergenezing verliest sterk betekenis, ziektepreventie is essentieel geworden.
Handhaving van de kwaliteit van de produkten maakt een hetere wetgeving op het
terrein van levering van medicijnen, antibiotica e.d. dringend nodig. Daarbij be-
hoort ook een duidelijke wet op de uitoefening van de diergeneeskunde.
Het grote belang van ziektepreventie vraagt een bredere kennis van de dierenarts.
Ook specialisatie is meer nodig.

Vooral in dienstverband zijn er in de toekomst nog veel mogelijkheden voor
dierenartsen, nationaal zowel als internationaal.

Op bepaalde terreinen als bijv. de Veterinaire Diëtist en Vleeskeuringsdienst kan
de monopoliepositie van de dierenarts verzwakken.

hl het licht van dit alles moet worden bezien of aanpassing en verbreding van de
opleiding te L trecht niet gewenst is.

SI MM AR V

l\'he major importance oj the livestock industry in the Setherlands is apparent
from the following facts.

Over 250,000 jobs, roughly 9.600 million guilders\' worth of exports in 1977 and
roughly 11,000 million guilders\' worth of annual sales to home consumers.
A healthy livestock population is essential.

.Approximately 2,000 veterinarians have considerably assisted in achieving these
aims.

\' Voordracht, op 6 oktober 1978 gehouden, ter gelegenheid \\an het .jaarcongres 1978. teven.s 125e
.Algemene Vergadering van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde te Hreda.
(t\'ongresthema; \'De dierenarts in de sameniev ing\'l.
- Ir. ,1- A. 1\'. ( ranke: oud-direeteur-generaal van het Ministerie van Landbouw.

-ocr page 65-

This made possible economies of scale and strenghtening the international com-
petetive position.

Curing animals has been robbed of much of its importance, whereas prevention of
diseases has become essential. To maintain the quality of products, improvement
of legislation concerning the supply of drugs, antibiotics, etc., is imperative. This
includes a well-defined Veterinary Surgeons Act.

The major importance ofdisea.se prevention requires more e.xiensive knowledge of
the veterinarian. Specialization has also become increasingly neces.sary.
Especially in employment, the future offers many possibilities for veterinarians,
national as well as international.

In particular fields .such as the Veterinary Service and the Meat Inspection Service,
the monopolistic position of the veterinarian may be impaired.
In the light of the.se facts, it should be considered whether adjustment and widening
of the training in Utrecht is not desirable.

INLEIDING

Toen men mij vroeg over dit onderwerp
op uw Jaarcongres te spreken, was het
voor mij — en dat is het nog steeds — een
vraag of het verstandig is om een buiten-
staander, die vrij onbekend was met de
wereld van de dierenartsen, hierover te la-
ten optreden. Niettemin — in een onbe-
waakt ogenblik — heb ik de vraag in posi-
tieve zin beantwoord. Wellicht vooral,
omdat de agrarische sector, met name de
veehouderij en de verwerking en afzet van
veehouderijprodukten mij na aan het hart
ligt en daarin juist de dierenartsen zo\'n
grote rol spelen.

l.aat mij beginnen vast te leggen wat ik in
dit verhaal onder deze sector versta. Kort
gezegd, zijn het de varkens-, rundvee-,
schapen- en pluimveehouderij, de handel,
de verwerkingen afzet van produktendie
door deze diersoorten worden geleverd,
zulks voor zover ze voor de voedselvoor-
ziening in binnen- en buitenland van bete-
kenis zijn. Ik laat dus de betekenis van de
geitenhouderij, maar ook van de wol- en
lederproduktie om enkele voorbeelden te
noemen, gemakshalve buiten beschou-
wing.

Deze veehouderijsector — waarin rond
tweederde van alle dierenartsen in ons
land een zelfstandig beroep uitoefent - is
van bijzonder belang. Niet alleen voor de
voedselvoorziening, maar evenzo voor
onze welvaart, ons welzijn en niet in het
minst voor de werkgelegenheid.
Ik wil dat graag met enkele feiten aanto-
nen. Jaarlijks wordt door de Nederlandse

huishoudens voor rond 10.700 miljoen
gulden (10,7 miljard) uitgegeven voor de
aankoop van levensmiddelen uit de vee-
houderijsector. Dit cijfer was in 1976
ruwweg 8,5% van de totale uitgaven van
de Nederlandse huishoudens. Van deze
10.700 miljoen gulden werd in 1976 rond
6400 miljoen gulden besteed aan de aan-
koop van vlees, inclusief pluimveevlees en

-ocr page 66-

4300 miljoen aan zuivelprodukten en ei-
eren. Bovendien werd door deze agrari-
sche sector nog voor 9600 miljoen gulden
in 1977 uitgevoerd naar andere landen.
Hiervan was bijna 4200 miljoen alleen
rund-, varkens- en schapenvlees en van
vlees gemaakte produkten. Trekt men
van deze uitvoer het zijn slechts ruw af-
geronde cijfers de in\\oer van voeder-
granen nog af, dan blijft er altijd toch nog
een batig uitvoersaldo van meer dan 6000
miljoen gulden. Misschien zegt u dat cij-
fer niet veel.

Laat ik het daarom anders stellen. Gedu-
rende de laatste economisch zo moeilijke
jaren kunt u herhaaldelijk in de media ho-
ren dat Nederland het hoofd nog steeds
vrij goed boven water kan houdendank-
zij de aardgasopbrengsten.
Welnu, in 1976 werd er aan aardgas voor
rond 6500 miljoen gulden uitgevoerd. En
daarmee is men de gasbel aan het uitput-
ten — iets wat we niet van plan zijn onze
veehouderijsector aan te doen. Het zal u
met deze cijfers duidelijk zijn dat deze sec-
tor, waarin het overgrote deel van de die-
renartsen hun werk vindt, niet alleen ten
aanzien van de voedselvoorziening maar
ook ten aanzien van de inbreng van rond
10.000 miljoen gulden aan buitenlandse
valuta, een van de belangrijke pijlers is
van onze nog steeds redelijke welvaart.
Meer dan 250.000 werkers vinden in de
veehouderij en de daarvoor werkende be-
drijven een volledige werkkring.
Formeel zelfs meer, maar een zekere kor-
ting op dit cijfer is door mij toegepast,
omdat in een aantal gevallen bijv. bij
de landbouwers op gemengde bedrijven
niet alle arbeid aan de veehouderijsec-
tor mag worden toegeschreven. Deze be-
langrijke sector levert Nederland boven-
dien niet alleen een stuk gezonde voeding,
maar nog een smakelijke voeding.
En dan komt u terecht bij het welzijn.
Bijna iedereen is tegenwoordig in staat
voldoende veehouderijprodukten te ko-
pen en veruit de overgrote massa van de
gebruikers beschouwt in ieder geval vlees
als een lekkernij.

Bij enquêtes onder de Nederlandse huis-
vrouwen is gebleken dat pratend over
vlees, gezondheid en smakelijkheid even
hoog werden aangeslagen. Uitspraken
als: \'Had Adam vlees bezeten, dan had hij
niet van de appel gebeten"; of: \'Vlees ge-
kocht. is gezondheid gekregen\'; of: \'Op
tafelzeil of damast, vlees is altijd eregast",
zijn geen kreten van reclamebureaus,
maar door mij zelf waargenomen uit-
spraken van huisvrouwen.
In deze sector moet ik wat zinnigs zeggen
over de positie en betekenis van dedieren-
arts. Daarin werken zo ongeveer 1800
dierenartsen, waarvan ongeveer 30% in
een of ander dienstverband en de rest in
een zelfstandige praktijk.
Maar allen werken wellicht een enkele
uitzondering daar gelaten aan het ge-
zondmaken en gezondhouden van onze
veestapel, alsmede aan het verstrekken
van een maximale zekerheid dat de pro-
dukten van deze veestapel en wel met
name de vleesprodukten in zo gezond
mogelijke vorm de consument bereiken.
Basis daarvan is een gezonde veestapel,
een feit dat vooral de laatste dertig jaar
een steeds meer overheersende factor is
geworden.

En hoe men het ook bekijkt, die gezond-
heid is in belangrijke mate bereikt — ook
al is het met steun van overheid en organi-
saties door dit kleine corps van onge-
veer 2000 dierenartsen. Ik gebruik hier
het woord \'corps\' zeer bewust, want bij
het behandelen van positie en betekenis
hebben we ook te maken met subjectieve
elementen. Eén ervan is hoe de dieren-
arts overkomt op diegenen die geen die-
renarts zijn.

Als u mijn persoonlijke indruk wilt, kan
ik die wel geven. Als een groep in het alge-
meen bijzonder aardige mensen die zich
nationaal en internationaal geweldig
goed hebben georganiseerd. Een soort
aardige en milieuvriendelijke maffia zou
je haast denken. Ze hebben in het alge-
meen een goede naam. maar hebben het
keurcorps wel zodanig georganiseerd dat
een verklaring van een dierenarts een in-
ternationaal erkend en vaak onontbeer-
lijk document is. Ook al zou de verklaring
slaan op feiten die bijv. een microbioloog
of een technoloog beter zouden kunnen
beoordelen. Maar de realiteit is dat in
EEG-richtlijnen. in FAO of wereldge-
zondheidsorganisatie in Bolivia, Ke-
nia, Japan of Spanje — waar ook ter we-

-ocr page 67-

reld een document van een erkend dieren-
arts, een document van grote betekenis is.

Omwikkelingen in de veehouderij en
de positie van de dierenarts

In de betekenis en positie van de dieren-
arts zijn belangrijke veranderingen aan de
gang en één van de dingen die men regel-
matig onder ogen moet blijven houden, is
de vraag of de dierenarts en de opleiding
zich daaraan voldoende aanpassen.
Vooral de laatste 25 jaar is het veehoude-
rijbedrijf enorm in beweging. Zulks speelt
vooral in de pluimvee- en de varkenshou-
derij. In goed sarhenspel tussen overheid,
praktizerende dierenartsen en de gezond-
heidsdiensten voordieren werd de bestrij-
ding van een aantal dierziekten goed aan-
gepakt. De algemene gezondheidstoe-
stand van onze veestapel werd aanzienlijk
verbeterd. Als gevolg daarvan werd de
economisch gewenste ontwikkeling naar
grotere produktie-eenheden minder ge-
vaarlijk. Een dergelijke ontwikkeling
naar schaalvergroting, naar een meer in-
dustriële benadermg van de produktie
was mede uitermate gewenst, omdat het
internationale handelsverkeer steeds ge-
makkelijker werd. Ook het ontstaan van
de Europese Economische Gemeenschap
gaf aanwijzingen dat een goede efficiënte
producent, werkend met goed gezond
materiaal, nog ongekende afzetmogelijk-
heden voor zijn veehouderijprodukten
zou kunnen vinden. Zulks mits men de in-
ternationale concurrentie aankan.

Wat betekent deze ontwikkeling.

Het zijn geloof ik voornamelijk:

a. Het aantal producenten neemt af de
hoeveelheden dieren per producent
nemen toe - en ziektepreventie wordt
veel belangrijker dan het genezen van
een indiv idueel ziek dier.

b. De meer industriële produktie - het
zoeken naar het verlagen van de pro-
duktiekosten - het werken met kleine
marges gaat samen met het gebruik
van hulpstoffen zoals antibiotica, che-
motherapeutica, hormonen, bestrij-
dingsmiddelen e.d. werken.

Het risico van residuen in het vlees
neemt hierdoor sterk toe.

c. Het welzijn van de mensen in de vorm
van milieuproblemen, maar ook van
de dieren die niet zelden minder le-
vensruimte hebben, begint een groei-
end probleem te worden, niet alleen
omdat de publieke opinie zich er meer
en meer mee begint te bemoeien.
Deze drie punten wil ik wat verder bezien
vooral voor zover dit de positie en de be-
tekenis van de dierenarts bëinvloedt.
Wat betreft het eerste punt - ziekte voor-
komen, is belangrijker dan genezen. Voor
de dierenarts betekent dat in feite een
compleet andere instelling — en in zekere
mate — een ingrijpende aanpassing van
de opleiding.

Het genezen van een dier was in zekere
mate een zaak die de dierenarts alleen
deed. Maar bij ziektepreventie komen,
vooral bij nieuw op te richten of uit te
breiden bedrijven, heel andere problemen
aan de orde, zoals bijvoorbeeld:

1. Wat is een eenheid die economisch en
in het licht van ziektepreventie verant-
woord is?

2. Als er meer eenheden hokken of
stallen dus — zijn, welke afstand moet
men minimaal in acht nemen?

3. Hoe moeten de bedrijven gebouwd en
ingericht worden?

4. Hoe en wat is de beste klimaat-be-
heersing en hoe kan men gemakkelijk
ontsmetten?

Dit zijn enkele van de vele problemen
waarmee de boer en zijn dierengezond-
heidsadviseur, de dierenarts, te maken
heeft. Volkomen andere problemen dus
als vroeger, waarbij ook een volkomen
andere instelling nodig is. Bij dit soort za-
ken dient men samen te werken met an-
dere deskundigen - economen, bouwers,
ventilatiedeskundigen, landbouwkundi-
gen en nog vele anderen.
Het is essentieel voor de dierenarts in dit
samenspel mee te doen. Zijn geïsoleerde
positie als diergenezer verandert dus hele-
maal naar een deskundig adviseur, die sa-
men met anderen de veehouderadviseert.
Gaat hij niet mee die kant op, dan wordt
zijn hoofdtaak misschien bijna alleen het
inenten van dieren en het verstrekken van
medicijnen. Maar in feite is de dierenarts
daar te duur voor.

-ocr page 68-

Medicijnleveranties

Medicijnleveranties geven ook al de no-
dige problemen.

Dit wordt vooral veroorzaakt door de
grotere belangstelling van de producent
voor diergeneesmiddelen. Een belangstel-
ling die zuiver economisch is. De boer
kan veel produkten ook buiten de dieren-
arts om krijgen en de dierenartsen zijn fi-
nancieel ook niet afkerig deze produkten
te leveren.

Het is vooral op dit terrein dat ik — maar
ik herhaal, ik ben een buitenstaander —
nog al eens kritiek op de dierenartsen
hoor. Ze leveren te veel aan de boeren en
later kom je met de problemen van de re-
siduen in het vlees te zitten. Natuurlijk
zijn de klachten overdreven, niettemin
hebben ze indirect invloed op de positie
van de dierenarts. Het verkrijgen van be-
langrijke inkomsten uit de levering van
diergeneesmiddelen kan een groot gevaar
voor de positie van de dierenartsen bete-
kenen. Een spoedige verbetering van de
wetgeving op het terrein van de dierge-
neesmiddelen. inbegrepen misschien pro-
dukten die formeel niet tot de diergenees-
middelen kunnen worden gerekend, lijkt
mij daarom dringend nodig. De veehou-
der zou bijv. die produkten niet op het be-
drijf mogen hebben, tenzij hij kan aanto-
nen dat ze door een dierenarts zijn voor-
geschreven. Gelukkig is een wetsontwerp
op dit terrein vrijwel gereed.

Dierenarts en ethiek

Bij dit probleem ben ik overigens ook nog
op wat anders gestoten, te weten wat de
ethiek van de dierenarts moet zijn die
enerzijds zijn inkomen moet verkrijgen
\\an zijn cliënten, de boeren, maar die an-
derzijds toch ook zijn morele verplichtin-
gen tegenover de maatschappij heeft?
Ik citeer nu uit de code voor de dierena rts:
\'De dierenarts is verplicht gegevens welke
hem bij de uitoefening van zijn taak met
betrekking tot dieren dan wel met betrek-
king tot eigenaren of houders van dieren
ter kennis komen jegens derden geheim te
houden\'.

Deze verplichting geldt niet: \'Indien het
algemene belang, en het algemeen veteri-
naire belang, het belang van de volksge-
zondheid, het belang van het dier, het be-
lang van de volksgezondheid en milieuhy-
giëne of een wettelijk voorschrift en de
juiste uitvoering daarvan zich kennelijk
tegen geheimhouding verzetten\'. En lid 3
zegt dan nog en ik citeer niet meer letter-
lijk, dat de dierenarts verplicht is, desge-
vraagd of ongevraagd, aan personen of
instellingen de gegevens ter kennis te
brengen. Ongevraagd mag men dat nala-
ten, indien de eigenaar van de dieren
daardoor onevenredig wordt geschaad.

Wat moet de dierenarts hiermee? Waar en
in welke gevallen zijn de maatschappe-
lijke verplichtingen zodanig dat hij waar-
nemingen op de bedrijven waaruit hij zijn
inkomsten verwerft, moet aangeven bij de
overheid? Wat moet een dierenarts doen
als één van zijn cliënten overdreven of
niet strikt noodzakelijke produkten aan
zijn dierenarts vraagt, terwijl de dieren-
arts als hij weigert, weet dat dezelfde pro-
dukten ook wel buiten hem om kunnen
worden verkregen? Dit en soortgelijke
overwegingen doen mij als buitenstaan-
der de behoefte gevoelen heel snel een
duidelijke wetgeving over de uitoefening
van de diergeneeskunde te realiseren en
zulks zo mogelijk tegelijk met een verbe-
terde wet over de diergeneesmiddelen in
werking te doen treden. Ik heb begrepen
dat men hiermee gelukkig nu actief bezig
is. Ik noem dit een dringend noodzake-
lijke aangelegenheid, omdat het ontbre-
ken ervan de naam en de positie van de
dierenartsen beslist nadelig befnvloedt en
ik bovendien het handhaven van de die-
renarts als één van de vertrouwde advi-
seurs van de veehouders acht. Alleen dan
kan de dierenarts ook een rol spelen bij de
welzijnsproblemen die ik als derde punt
noemde. Het welzijn van het dier, maar
ook bij aangelegenheden van het welzijn,
de milieuproblematiek van de mens.

Opleiding en specialisatie

De hiervoor geschetste ontwikkelingen in
de positie en betekenis van de dierenarts
van genezer van dieren naar ziektepre-
ventie en adviseur van de boer, roept wel
wat vragen op. Ik doel hier op vragen ten
aanzien van opleiding en specialisatie.
In een later stadium zal ik er meer van

-ocr page 69-

zeggen. Maar nu wel reeds wil ik opmer-
ken dat specialisten onder de dierenartsen
ten aanzien van deze bedrijfskundige za-
ken. naast voldoende algemene kennis op
dit terrein van de praktizerende dieren-
arts. dringend nodig zijn. Indien onder de
dierenartsen die specialisten niet vol-
doende aanwezig zijn. zal dit in het alge-
meen de positie van de dierenartsen in de
veehouderijsector nadelig beïnvloeden.
Laat mij ten aanzien van de praktizerende
dierenartsen en zij die daarvoor in oplei-
ding zijn nog een opmerking maken.

In de tijd dat ik werkzaam was op het M i-
nisterie van Landbouw was het opvallend
dat de weinige dierenartsen waarmee ik
contact had. en dat waren functionarissen
van de Veeartsenijkundige Dienst en de
Gezondheidsdiensten, allen begonnen
waren als gewoon praktizerend dieren-
arts en pas veel later in dienst waren getre-
den van een of andere overheidsorganisa-
tie. Men ging pas op veel latere leeftijd tot
een zekere specialisatie over. Hoewel het
mijns inziens juist blijft dat men in dienst
van bijv. de V.D. of de Stichting Gezond-
heidszorg enkele mensen heeft die goed
weten wat de praktijk en de problemen
van de praktizerende dierenarts zijn,
komt het me toch voor dat in de comple-
xiteit van het werk bij dit soort organisa-
ties, men toenemend behoefte heeft aan
specialisten.

Naar mijn mening zal vroegtijdige speci-
alisatie een goede zaak zijn. Reeds nu ziet
men dat praktizerende dierenartsen in
veel mindere mate later een functie bij dit
soort organisaties zullen kunnen krijgen.

De Gezondheidsdienslen
voor dieren

Duidelijker dan waar ook zijn het — van
in deze eerste linie werkende dierenartsen
de artsen bij de Gezondheidsdiensten
die, in nauwe samenwerking met prakti-
zerende artsen en de veehouders, werken
aan het voorkomen en uitbannen van
ziekten. Opmerkelijke resultaten zijn
daarbij bereikt — ai is men nog lang niet
waar men zijn moet. Binnen deze Ge-
zondheidsdiensten zien we — en dat kan
en moet stellig in de toekomst nog verder
gaan — het ontstaan van specialisatie. Zij
kunnen daarnaast al of niet via de Stich-
ting Gezondheidszorg voor Dieren ge-
makkelijk direct contact leggen met de
specialistische kennis die bij diensten als
Centraal Diergeneeskundig Instituut of
Rijksinstituut voor de Volksgezondheid,
maar ook bij bepaalde particuliere bedrij-
ven, aanwezig is. De tot standkoming van
deze gezondheidsdiensten, die terecht
niet alleen dierenartsen als specialisten
aantrekken, acht ik één van de belang-
rijkste organisatorische ontwikkelingen
in het kader van de gezondmaking van
onze veestapel.

Openbare- en andere slachthuizen

Bij de openbare slachthuizen treft men
veelal een dierenarts als directeur aan.
Vaak is deze functie gecombineerd met de
functie van hoofd van een keuringsdienst.
Voor zover bekend, is slechts aan één par-
ticulier slachthuis een dierenarts als direc-
teur verbonden. Dit verschil is duidelijk
als men beseft dat in het verleden de open-
bare slachthuizen meer dienstverlenende
instellingen waren, terwijl de particuliere
slachthuizen vrijwel puur commerciële
activiteiten verrichten.
Nu de overheid de dienstverlenende func-
tie van de openbare slachthuizen in het al-
gemeen geen hoge prioriteit geeft en het
afschaffen van de nadere keuring ex arti-
kel 8 verdwenen is, zijn alleen dan slacht-
huizen in overheidsexploitatie te handha-
ven, indien het dringend nodig is in ver-
band met de vee-en vleesafzet of de volks-
gezondheid, dan wel indien de exploitatie
van het slachthuis zichzelf zal kunnen be-
druipen. Het verlenen van subsidies uit
gemeentelijke of andere overheidsmidde-
len zal in de meeste gevallen niet aan-
vaardbaar zijn. Hierdoor zullen als regel
alleen die openbare slachthuizen blijven
bestaan die uitermate efficiënt geleid en
gebruikt worden. Voor een dergelijke
functie is de dierenarts niet opgeleid en
hoewel een beperkt aantal die organisato-
rische en management functie wel in de
vingers heeft, zal men in het algemeen
moeten verwachten dat nieuwe plaatsen
voor dierenartsen als directeur van een
openbaar of particulier slachthuis slechts
in uitzonderingsgevallen beschikbaarzul-
len komen.

-ocr page 70-

Dierenarts en vleeskeuring

De werkzaamheden van de dierenarts in
de Vleeskeuringsdiensten zou ik in drie
groepen willen verdelen.
De eerste — het duidelijkst gericht op de
gezondheidsbescherming van de consu-
menten - - is de controle en keuring vóór,
tijdens en na het slachten. Op dit terrein is
de positie van de dierenarts vrijwel on-
aantastbaar.

De tweede is de controle, begeleiding en
keuring van het vlees dat na de slachting,
eventueel via verdere bewerking, de bin-
nenlandse consument zal bereiken. Bij
deze taak komt een groot aantal werk-
zaamheden naar voren waarbij de dieren-
arts lang niet altijd de meest gekwalifi-
ceerde persoon is. Ik denk daarbij bijv.
aan de verwerking in vleeswaren en vlees-
conservenfabrieken waar niet zelden le-
vensmiddelentechnologen. microbiolo-
gen of personen met andere opleidingen
veel beter bepaalde processen kunnen be-
oordelen. Ook de controle op residuen in
het vlees is in feite geen typische taak van
de dierenarts. Bij de werkzaamheden op
deze terreinen van verwerking en afzet
zullen stellig in de toekomst in de Vlees-
keuringsdiensten naast dierenartsen an-
dere academisch gevormden meer posi-
ties kunnen en zelfs moeten gaan bekle-
den. De derde groep zijn de werkzaam-
heden. de aangelegenheden betreffende in
en uitvoer. Hierbij blijft duidelijk de die-
renarts de eerste aangewezene — en niet
alleen omdat de voorschriften zowel in
het intracommunautaire verkeer in de
E.E.G. als ook van andere landen certifi-
caten van dierenartsen verplicht stellen.
Zowel bij in-als bij uitvoer komen daarbij
voor ons essentiële problemen aan de
orde. waarbij de verantwoordelijkheden
en kennis van de dierenartsen onmisbaar
zijn. Bij invoer, omdat de dierenarts beter
kan beoordelen wanneer het risico van
het binnenhalen van dierziekten mini-
maal is. Bij uitvoer, omdat als er proble-
men met de van ons afnemende landen
zijn. de dierenarts het beste dat soort pro-
blemen kan bezien en eventueel oplossen.

Gezien het essentiële belang van de uit-
voer van veehouderijprodukten voor ons
land mag ten aanzien van in- en uitvoer
geen enkel onnodig risico worden gelo-
pen dat deze uitvoer in moeilijkheden kan
brengen. Zo de vleeskeuringsactiviteiten
beziende, zijn er dus twee van de drie ta-
ken, te weten de keuring vóór. tijdens en
na slachting en anderzijds de werkzaam-
heden verbonden aan in- en uitvoer van
vlees en vleesprodukten waar de positie
van de dierenarts uitermate sterk blijft.
Bij het derde deel. de begeleiding van
vlees dat al of niet bewerkt de binnen-
landse consument bereikt, ligt zulks in zo-
verre anders dat hierbij andere deskundi-
gen in sterke mate erbij zullen moeten
worden betrokken, al blijven ook hier
dierenartsen onmisbaar. Onmisbaar
enerzijds, omdat de vraag wat uitgevoerd
gaat worden vaak pas in een later distri-
butie- of verwerkingsstadium wordt be-
paald. anderzijds, omdat tijdens het ge-
hele verwerkings-en distributieproces het
van daadwerkelijk belang is om bij het
constateren van afwijkingen bij vlees of
organen dit te kunnen terugkoppelen
naar het slachthuis of nog verder naar de
veehouder. Zulks betekent evenwel ech-
ter niet dat de dierenarts altijd en bij ie-
dere distributieschakel de eerst verant-
woordelijke moet zijn. Goed samenspel
kan hier veel problemen voorkomen of
oplossen. Zo verwacht ik op den duur
vooral om redenen van doelmatigheid -
bij de kwaliteitscontrole op levensmidde-
len één controledienst.
Dat zal dan zeker niet de huidige Keu-
ringsdienst van Waren kunnen zijn. Men
kan dan echt niet volstaan met keurings-
dienstpersoneel dat in de winkels wat
monsters gaat nemen en kijkt of overi-
gens aan wat algemene voorschriften
wordt voldaan. Men dient dan breed en
goed opgeleide keurmeesters te hebben
die voldoende verstand hebben van een
reeks van produkten en die weten wan-
neer een echte deskundige - of het nu op
het terrein van marmelade is of van vlees
erbij gehaald moet worden. Als zoiets
tot stand komt. kan de Vleeskeurings-
dienst zich terugtrekken van de controle
bij detaillisten.

Anderzijds zijn er andere terreinen waar
naar mijn mening de Vleeskeuringsdienst
onder bepaalde voorwaarden een taak-
verbreding zou kunnen verkrijgen. Ik

-ocr page 71-

denk daarbij met name aan produkten als
vis en melk. Ik weet dat vis geen vlees is,
dat de zuivel krampachtig vasthoudt aan
haar keurings- en controle-organisaties,
toch heeft de inschakeling van een vlees-
keuringsdierenarts bij problemen als resi-
duen in de melk of de invloed van uieront-
stekingen op de kwaliteit van de melk be-
slist zin.

Het is daarbij wel jammer, dat bij de
melkaanvoer alles in één of enkele tanks
gaat waardoor de herkomstbepaling niet
meer mogelijk lijkt. De Vleeskeurings-
dienst wel te betrekken bij de keuring van
de aan de fabrieken aangevoerde melk en
bij de controle van vis en de visverwer-
kende industrie lijkt me zeker een goede
zaak. Wel is ook dan een goed samenspel
met anderen nodigen zouden meer speci-
alisatiemogelijkheden bij de opleiding in
Utrecht gewenst zijn. Dit alles over-
ziende, acht ik zekere wijzigingen in
de positie en betekenis van de dierenart-
sen bij de Vleeskeuringsdiensten wel
waarschijnlijk. Hun positie zal evenwel
--- mits aan specialisatie en samenspel
met anderen voldoende aandacht wordt
gegeven — niet essentieel veranderen. Ik
wil daarbij nog wel het volgende opmer-
ken:

Betekenis en positie zijn vrij algemene ter-
men. Stellig speelt bij die positie ook de
publieke opinie een zekere rol. Het gemor
bij het bedrijfsleven dat het echt niet
gemakkelijk heeft in deze jaren - over
slachttarieven en keuringskosten neemt
duidelijk toe. Daarbij en het zijn nu nog
uitzonderingen, begint men te mopperen
over die dure dierenartsen in dienst van
keuringsdiensten, slachthuizen e.d. Het is
nog maar een klein beetje. Maar men be-
gint dat nu tevens te verbinden met de be-
perking van het aantal studerenden aan
de Faculteit.

De opmerking dat men het aantal dieren-
artsen bewust beperkt tegelijkertijd bij
de vleeskeuringen de dierenartsen een
soort monopoliepositie geeft en op deze
manier ervoor zorgt dat de heren dieren-
artsen wel een goed inkomen hebben
heb ik toch het afgelopen jaar juist buiten
de kring der meer deskundigen nog al
eens gehoord.

En dan kwam er soms achteraan \'de keur-
meesters weten veel meer van de vleeskeu-
ring dan de dierenartsen\'.
Maar toch naarmate men ontevredener
wordt over zaken als slacht-en keurtarie-
ven en naarmate de dierenarts een relatief
dure kracht is, neemt de pressie toe meer
werk te laten doen door middelbare
krachten, of de boer zelf. hetwelk op den
duur wel invloed kan hebben op betekenis
en positie van de dierenarts in de agra-
rische- en voedselvoorzieningssector.
Laat men daarom vooral letten op doel-
matigheid.

Dierenarts in overheicisverband

Het diergeneeskundig jaarboek 1978 ver-
der raadplegende, kwam ik tot twee groe-
pen dierenartsen die ik nog heb overgesla-
gen en die wel in de agrarische- en voed-
selvoorzieningssector werkzaam zijn, te
weten de dierenartsen verbonden aan het
Staatstoezicht op de Volksgezondheid en
aan de Veterinaire Dienst en bij de Stich-
ting Gezondheidszorg voor Dieren.
Begonnen bij de basis, ben ik nu bij de top
aangeland. Slechts een deel van het werk-
terrein van deze diensten kan gezien wor-
den als vallende onder het onderwerp van
mijn uiteenzetting. Indien ik hier dus niet
spreek over zaken als veterinair onder-
zoek e.d., dan is dat bewust, omdat ik
hierover niet te spreken heb.
Essentieel voor de landbouw- en voedsel-
voorzieningssector zijn naast de grote
hoofdtaken, het gezondhouden van de
veestapel en de controle op de veterinaire
sanitaire eisen gesteld aan vlees en vlees-
produkten, vooral de bemoeiingen met in-
en uitvoer en daarnaast de zeer uitge-
breide internationale activiteiten. Deze
dienst of diensten zijn enerzijds de lei-
dinggevende instanties voor het binnen-
landse dierengezondheidsbeleid, ander-
zijds de belangrijkste adviseurs van de re-
gering ten aanzien van de nationale en in-
ternationale gezondheidstoestand van de
veestapel en daaraan gekoppeld voor-
waarden voor in- en uitvoer.

Ik zal er in dit betoog niet toe overgaan
het belang en de betekenis van de V.D.
uitvoerig te schetsen. Ze is van grote bete-
kenis voor de hele agrarische- en voedsel-
voorzieningssector, zeker indien men zich

-ocr page 72-

ervan bewust is dat men het landsbelang
dat deze sector betekent, moet dienen en
niet dicteren. Zo nu en dan mankeert daar
wel wat aan. iets dat men overigens van
iedere overheidsdienst kan zeggen. De
taak van V.D. en V.G. moet men niet al-
leen zien in het bewaken van volks- en
diergezondheid, maar ook aan het mee-
helpen en bevorderen van een gezonde
veehouderijproduktie inclusief de daarbij
behorende vleesbewerking en -verwer-
king en de invoer en de uitvoer van deze
produkten. Ik stel dit om twee redenen.
De eerste dat veel dierenartsen zo gebio-
logeerd zijn door hun veterinair techni-
sche activiteiten dat ze het belang van in-
ternationaal handelsverkeer nog al eens
vergeten. Voor de Nederlandse veehou-
derij, die zo afhankelijk is van de export,
kan zulks schadelijk worden.
De tweede reden is dat zowel in internati-
onale discussies — in E.E.G.-verband,
maar ook in tal van andere internationale
organisaties als W.H.O., F.A.0. dat be-
lang van onze uitvoer ook door de veteri-
nairen die daar praten en onderhandelen
niet uit het oog moet worden verloren.
Dit soort organisaties biedt overigens ze-
ker ook plaats voor Nederlandse dieren-
artsen. En tenslotte, ik heb in het begin
van dit betoog al eens gezegd dat als je iets
van een buitenlandse veterinaire dienst
nodig hebt, je er echt alleen een dierenarts
op af moet sturen. Ook dat blijft een be-
langrijke taak van de V.D. - het overwin-
nen van overdreven diergeneeskundige
eisen van invoerlanden die via veterinaire
regelingen nog al eens protectionistische
neigingen laten schuil gaan.

Nu over de positie van de dierenartsen in
deze diensten.

Het is naar mijn mening eer misgreep als
men denkt dat in V.D./V.l. alleen of
hoofdzakelijk alleen dieren irtsen de be-
langrijke posities kunnen innnemen. De
tendens tot toenemende overheidsbe-
moeiingen neemt toe. Internationale af-
spraken zijn meer en meer nodig. De in-
dustriële verwerking van dierlijke pro-
dukten vraagt, zeker als we ze ook in het
buitenland willen afzetten, meer inzicht
in de processen en de te verwerken ingre-
diënten.

In toenemende mate zal ook bij deze
diensten een zekere specialisatie nodig
zijn. Specialisatie waar vaak de dierenart-
senopleiding het meest geschikt voor is of
geschikt voor te maken is. Maar ook spe-
cialisatie van mensen die voedseltechno-
logie, biologie of iets van dien aard gestu-
deerd hebben. Voor de uitwerking van
maatregelen in het binnenland zal men ze-
ker behoefte hebben aan een aantal die-
renartsen, dat zelf praktisch werkzaam is
geweest, maar daarnaast zal men zowel
bij de V.D. als bij de V.I. duidelijk meer
en meer behoefte krijgen aan specialisten
uit verschillende opleidingen.
Dit geldt ook voor de Gezondheidsdienst
voor Dieren. Het betekent voor de positie
en de betekenis van de dierenartsen in
deze diensten dus met name dat de uit-
breiding in de toekomst zeker niet alleen
aan de dierenartsen ten goede zal komen
en zulks zeker niet als bij de studie in
Utrecht niet een sterkere specialisatie
wordt doorgevoerd. Dit is juist zo belang-
rijk, omdat wij enerzijds moeten consta-
teren dat het aantal veehouderijbedrijven
nog steeds dalende is, terwijl het aantal
dieren per bedrijf stijgt. Indien men daar-
naast moet vaststellen, dat bij de grotere
bedrijven het percentage ziekten aanzien-
lijk hoger ligt dan bij de kleinere bedrij-
ven, ligt daarbij een duidelijke aanwijzing
dat het probleem van ziekte-uitbanning
of beter ziektepreventie nog lang niet vol-
ledig is opgelost.

Er is dus echt nog genoeg te doen, ook
voor de Stichting Gezondheidszorg voor
Dieren en de Gezondheidsdiensten.

Dierenartsen in andere posities

De plaatsen binnen de agrarische- en
voedselvoorzieningssector waar dieren-
artsen werkzaam zijn onder de loupe ge-
nomen hebbend, komt me nog een sector
naar voren waar ik naar mijn gevoel te
weinig dierenartsen tegenkom. Ik bedoel
het voedselvoorzieningsbedrijfsleven
zelf. De vraag komt op je^af waarom in de
leiding van belangrijke bedrijven in deze
sector nooit of vrijwel nooit een dieren-
arts is. Ik denk b.v. aan bedrijven als Co-
veco, Unilever en dergelijke. En evenmin
kan ik mij herinneren dat dierenartsen in
de politiek een grote rol hebben gespeeld.
Er zijn ongeveer 4000 landbouwkundig

-ocr page 73-

ingenieurs en 2200 dierenartsen. Zonder
de pretentie daarbij compleet te zijn, kan
ik zo maar noemen als na-oorlogse minis-
ters die landbouwkundig ingenieur wa-
ren: Peters, Staf, Visser, Lardinois, Vre-
deling, Tuynman.

Als topmensen in het bedrijfsleven ken ik
ook vrij veel Wageningers. Soortgelijke
posities worden zelden of nooit ingeno-
men door dierenartsen. De verklaring die
hiervoor gegeven wordt, is dat de dieren-
artsen in de eerste plaats denken aan en
opgeleid worden voor een zelfstandig be-
roep, terwijl de Wageningers overwegend
in dienstverband werkzaam zijn. Ik ge-
loof die verklaring wel. maar wil er toch
de opmerking aan vastkoppelen dat bin-
nen de sector waarover ik vanmiddag
spreek, ik weinig of geen uitbreidingsmo-
gelijkheden zie voor zelfstandig of in
groepspraktijk werkende dierenartsen,
maar wel in de sectoren waar men in
dienstverband werkt. Ik denk aan de ge-
zondheidsdiensten. keuringsdiensten.
V.D. en internationale diensten, Ook in
ontwikkelingslanden bestaan stellig mo-
gelijkheden voor jonge dierenartsen.

Dierenarts en middenkader

Nog een heel andere vraag d ringt zich aan
me op.

In de veehouderij werkt men met kleine
marges — in de medische wereld ziet men
verpleegsters die allerlei inentingen ge-
ven. Zal er - zeker als een dierenarts re-
latief duur is — niet de ontwikkeling gaan
ontstaan dat of de veehouders zelfallerlei
entingen kunnen gaan verrichten, dan wel
dat nog meer speciaal opgeleide middel-
bare krachten, meer werk al of niet onder
toezicht van een dierenarts gaan doen.
Als die ontwikkeling komt. dan zien we
misschien een situatie ontstaan dat het
aantal in de veehouderij benodigde die-
renartsen zelfs terug gaat lopen. Mis-
schien is deze vrees één van de achter-
gronden waarom men het aantal studen-
ten op de Faculteit zo beperkt houdt.
Toch is die beperking een zeker gevaar.
Als men daardoor het aantal dierenartsen
zodanig beperkt dat ze extra duur blijven,
werkt men het opvullen van gaten door
mensen van andere studierichtingen, dan
wel door middelbare krachten in de hand.

Als daarnaast het betrekkelijk gering
aantal studenten een rem zou gaan bete-
kenen om naar verdere duidelijke speci-
alisatie te gaan, dan werkt men eveneens
in de richting van een geringere vraag
naar dierenartsen. Het argument dat er
voldoende geld of ruimte voor een derge-
lijke studie-uitbreiding zijn, is op korte
termijn wellicht van betekenis, maar kan
op den duur altijd worden overwonnen.

CONCLUSIES

1. Er is — vooral in de jaren na de laatste
wereldoorlog — veel veranderd in de vee-
houderijsector. De betekenis van de vee-
houderijsector voor onze welvaart is
enorm gegroeid.

Een exportwaarde van deze sector van
rond 10,7 miljard gulden, werkgelegen-
heid voor ongeveer 250.000 mensen bete-
kent in de Nederlandse economie heel
veel.

2. De betekenis en de positie van de die-
renarts als genezers van het individuele
dier is daarbij sterk teruggelopen, terwijl
de betekenis van de preventieve dierenge-
zondheidszorg sterk is gegroeid.

3. Het aantal veehouderijbedrijven zal
eerder afnemen dan groeien en mede als
gevolg daarvan moet worden aangeno-
men dat het aantal praktizerende dieren-
artsen in deze sector niet zal toenemen,

4. De dierenarts is in het algemeen wei-
nig betrokken bij de problemen van de
bedrijfsgeneeskunde het ontbreken
van een goede opleiding in Utrecht is ze-
ker één van de oorzaken,

5. Het belang bij de voorziening van ge-
neesmiddelen is voor veel dierenartsen
groeiende. Hieraan zitten zoveel gevaar-
lijke kanten, dat het dringend nodig is via
een goede diergeneesmiddelenwet en een
wet op de uitoefening van de diergenees-
kunde duidelijk voorschriften vast te leg-
gen.

6. Zulks is mede dringend nodig om de
gezondheid van veel dierlijke produkten
door het voorkomen van te hoge residuen
in de hand te houden,

7. De dierenarts die zich. uit hoofde van
zijn oude taak en roeping het genezen
van dieren - vaak nogal geïsoleerd op-
stelde, dient in de toekomst veel meer sa-

-ocr page 74-

menwerking te zoeken met personen van
andere opleidingen.

8. Plaatsing van een groter aantal die-
renartsen in dienstverband is mogelijk,
mits verdergaande specialisatie in de op-
leiding tot stand kan komen. In de toe-
komst zal het percentage dierenartsen in
loondienst eerder stijgen dan dalen. Men
kan dat voorkomen door de toelating aan
de Faculteit te beperken. In dat geval zul-
len posten die uitermate geschikt zijn
voor personen met een opleiding aan de
Faculteit te Utrecht ingenomen gaan
worden door personen met andere acade-
mische opleidingen en door mensen met
een middelbare opleiding.

9. Met name in internationale organisa-
ties, in ontwikkelingslanden, bij diensten
als de Veterinaire Dienst en de Gezond-
heidsdienst, maar ook bij de Vleeskeu-
ringsdiensten heeft men de mogelijkhe-
den posities waarvoor dierenartsen heel
geschikt zijn, door mensen met andere
opleidingen te laten vervullen. Voor het
bedrijfsleven is dit eveneens het geval.
Indien zulks op noemenswaardige schaal
geschiedt, vermindert de betekenis en de
positie van de dierenarts in de veehoude-
rij en voedselvoorzieningssector.

10. In het licht van deze conclusies zal
men dienen te bezien of een vergroting
van het aantal te Utrecht studerenden en
een verdergaande mogelijkheid tot speci-
alisatie gewenst is of niet. Ook een menta-
liteitswijziging bij de afstuderenden is no-
dig, in die zin dat men dienstverband en
geen praktijk als een normale zaak gaat
zien.

Mijne dames en heren, ik heb met mijn !e-
kenverstand geprobeerd iets te zeggen
van de positie van de dierenarts in de
agrarische- en voedselvoorzieningssec-
tor.

Wat de dierenartsen in de na-oorlogse ja-
ren gepresteerd hebben op het terrein van
het gezondmaken van onze veestapel
dwingt groot respect af. De woorden
\'Daar werd iets groots verricht\' zijn hier
zeker niet overdreven.
Het einde van deze arbeid is niet bereikt
en zal wellicht nooit geheel bereikt wor-
den. Veel is en blijft er te doen. de dieren-
artsen hebben in dit werk een essentiële
positie.

Maar een positie die meer en meer dwingt
tot samenwerking.

Samenwerking onder elkaar, met ver-
schillende diensten, maar ook met perso-
nen met andere opleidingen. Als de die-
renartsen zichzelf wat minder gaan bezien
als een onder zichzelf bewegende groep
begenadigde mensen en als men bij de op-
leiding voldoende rekening houdt met de
veranderingen, die in de veehouderijsec-
tor zich voltrekken, dan zal de positie van
de dierenarts in de agrarische-en voedsel-
voorzieningssector hoewel steeds in
beweging en ontwikkeling - blijven wat
ze is; Eén van de belangrijkste pijlers van
een sector die nog steeds groeiende is en
die voor de toekomst van Nederland, ten
aanzien van welvaart en welzijn, niet weg
te denken is.

-ocr page 75-

Collectieve verantwoordelijkheid van
de dierenarts\'

Collective ResponsihiHtv of the Veterinarian
H. A. van Riessen\'

SWIl\'NVArïINCl

De schrijver tracht duidelijk te maken dat in de geschiedenis van de diergenees-
kunde drie kenmerkende draaipunten aan te wijzen zijn die de aandaciu van
binnen naar huiten gericht hehhen.

De verantwoordelijkheid van de diergeneeskunde ten aanzien van volksgezond-
heid. de ontwikkeling van diagnose en therapie en het welzijn van dieren maken
duidelijk dat de diergeneeskunde een onajhankelijke wetenschap is die krachtens
oosprong en bestemming een eigen-aardig oordeel heeft over de onderhavige
problemen. De erkenning dat dit oordeel niet tot stand kan komen zonder sanien-
werking met andere disciplines is op zichzelf reeds een bewijs dat de diergenees-
kunde volwassen geworden is.

SI MM \\i<v

It is (Utempted to show that there are three characteristic turning-pohtts in the
history of veterinary medicine, which have directed attention from within
outwards.

The responsibility oj veterinary medicine in regard to public health, the develop-
nient oj diagnosis and treatment and the welfare of animals tnake it clear that vete-
rinary medicine is an independent science having its own views on the problems
concerned, resulting jrom its origins ami purpose. The fact that the.se views ad-
mittedly could not be developed without co-operating with other disciplines is
evidence in itself that veterinary medicine has grown up.

Voordracht, op 6 oktober I97X gclioiidcn. ter gelegenheid \\an het .laarcongrcs I97X. te\\cns 12.Sc Algc-
nicnc Vergadering \\an dc Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergcnccskiinde te itreda.
((.\'ongresthenia: \'De dierenarts in de Samenleving\').

N.B. Door onvoldoende voorbereiding en een tijdens de veigadering opgedragen bekorting is een
gedeelte van de/e voordracht anders uitgesproken dan hier beschreven. Ook in dc groepering van de
onderwerpen werd in de/e publikatie een logischer volgorde betracht. Inhoudelijk is er naar dc mening
van de schrijver geen verschil tussen wat destijds uitgesproken werd en thans schriltelijk vastgelegd is,
Drs, H. .A, van Riessen; oud-voor/itter van dc K.N,M.v .D., llootd van de \\ eterinairc Aldcling .A,C I\\
Chemiclarma,

-ocr page 76-

Inleiding

In de laatste 25 jaar is de collectieve ver-
antwoordelijkheid van de dierenarts in
toenemende mate — in onze kring en
daarbuiten — in discussie en onder de
aandacht gekomen. Eigenlijk zeg ik dat
verkeerd; er is altijd wel aandacht voor de
collectieve verantwoordelijkheid ge-
weest. maar het terrein waarop die aan-
dacht betrekking had. heeft zich sinds 25
jaar gaandeweg verlegd van binnen naar
buiten.

De traditionele beroepsverenigingen die
in de vorige eeuw ontstaan zijn hadden
allemaal gemeen dat ze op grond van aca-
demische opleiding en kennis een mono-
polie opeisten; via afspraken over inter-
collegiale relaties dat monopolie wilden
beschermen; en steevast weigerden de
afnemers in de keuken toe te laten, dan
wel in het overleg te betrekken. De aan-
dacht lag sterk bij de interne ethiek niet
bij de competentie.

De Maatschappij voor Diergeneeskunde
vertoonde die trekken vermoedelijk nog
sterker dan andere beroepsverenigingen.
Dat is ook begrijpelijk omdat dierenart-
sen vanaf hun oorsprong een strijd op
twee fronten hebben moeten leveren. Al
hebben ook een paar medici en een enkele
predikant aan de wieg van ons beroep ge-
staan, onze echte beroepsvoorvaderen
zijn de hoefsmeden geweest. Dat bracht
met zich mee dat ze het m de praktijk
met de beperkte middelen waarover ze
beschikten -- moesten opnemen tegen
empiristen, belezers, verloskundigen en
castreurs. En in de wetenschappelijke we-
reld, ook bij de overheid, werden ze voor
half aangezien omdat eigenlijk niemand
wilde geloven dat dit wroetend handwerk
in modder en mest iets met wetenschap
had uit te staan.

Vanwege een uitblijvende erkenning op
die twee fronten is de blik tamelijk naar
binnen gericht geweest. Geroep om er-
kenning als wetenschap, geroep om ver-
heffing van de school tot hogeschool en
faculteit, geroep om bescherming door de
overheid tegen alle vreemd volk dat zich
met diergeneeskunde bemoeide, was niet
van de lucht. De collectieve verantwoor-
delijkheid kreeg daardoor heel sterke ac-

centen naar binnen: Wij moeten in ons in-
dividueel en onderling gedrag de rijen
sluiten en onze positie beschermen.
In een vroegere Code wordt een openlijk
beroep gedaan onderlinge geschillen bin-
nen de diergeneeskunde zelf te beslechten
vanwege - en dat is opvallend de
noodzakelijke eenheid naar buiten. Ook
wordt om dezellde reden nogal na-
druk gelegd op het \'kiezen van de conver-
satiekring\' en heel kenmerkend ^ \'de
zorg om de plaats die ons in de samenle-
ving toekomt". De kennissenkring dient
\'met zorg\' gekozen en de richting is. . . ho-
gerop. Ook met de keuze van de echtge-
note bemoeide zich de Code: \'Een kiese
aangelegenheid", die \'een ernstige overwe-
ging waard is\'. Voorts moet men altijd
\'heer\' blijven, \'een schone jas" dragen en er
\'een gepaste zin voor humor\' op na hou-
den.

Alvorens men in de lach schiet dat deze
dingen in de Code hebben gestaan, dient
men te bedenken hoe moeilijk onze voor-
gangers het hebben gehad om erkenning
van hun beroep te verkrijgen. De collec-
tieve verantwoordelijkheid moest daar-
door wel sterk zelfverdedigende trekken
vertonen, In de term \'de eer en de waar-

-ocr page 77-

digheid van het beroep\' zat een bijklank
van afscherming, bescherming van een
bepaalde kring. Zoals gezegd, de tijden
waren er ook naar en het zijn niet alleen
de dierenartsen geweest die geleerd heb-
ben de zin en de bestemming van hun be-
roep nauwkeuriger te formuleren.

Drie draaipunten

Er zijn - denk ik - enkele momenten, zo
men wil scharnieren geweest waarop de
geschiedenis van de diergeneeskunde ge-
draaid is van binnen naar buiten.
Toen in het einde van de vorige eeuw de
ontdekkingen in de bacteriologie een aan-
vang namen en tevens de samenhang tus-
sen diergeneeskunde en volksgezondheid
begon te schemeren is zij het na een
lange weg — een begin van erkenning
door de overheid verkregen in de vorm
van de vleeskeuringswet.
Een tweede moment uit de tweede helft
van deze eeuw zou men kunnen aandui-
den als de overwinning op de empirie
met een sterk verbeterde diagnostiek en
doeltreffende geneesmiddelen zoals anti-
biotica, chemotherapeutica, anthelmin-
tica. hormonen en vaccins en een indruk-
wekkende uitbreiding van de mogelijkhe-
den in de chirurgie. Daardoor heeft de
diergeneeskunde erkenning gekregen als
zelfstandig vakgebied.

Een derde moment begint zich in het laat-
ste kwart van deze eeuw af te tekenen. Ik
zou dat als volgt willen aanduiden. Het
zijn voornamelijk economische motieven
geweest die de doorslag hebben gegeven
tot oprichting van de Rijks-veeartsenij-
school.

Eerder stond reparatie van een bruikbaar
dier dan het belang van het dier zelf op de
voorgrond.

Hoewel de geneeskunde \\an dc gezel-
schapsdieren een geheel andere weg heelt
genomen dan de geneeskunde van de pro-
duktiedieren. komen beide voriuen van
diergeneeskunde in steeds sterkere mate
voor problemen te staan inzake het wel-
zijn van de dieren.

Bij de gezelschapsdieren worden ingrepen
van de dierenarts gevraagd die het dier ge-
schikt moeten maken als gezelschap voor
de mens in de moderne samenleving. Bij
de produktiedieren wordt van de dieren-
arts medewerking gevraagd het dier aan
te passen in systemen van voeding, huis-
vesting en verpleging, waarin economie
en arbeidsbesparing het sterkste en ook
laatste woord hebben.
Daarmee komt de dierenarts voor funda-
mentele vragen te staan betreffende de
oorsprong en de bedoeling van zijn be-
roep inzoverre dat beroep toch ook onlos-
makelijk samenhangt met het welzijn van
de dieren.

Hier zijn drie draaipunten aangegeven in
de geschiedenis die voor het volwassen
worden van de diergeneeskunde kenmer-
kend zijn. Ik kan niet ontkennen dat deze
indeling een persoonlijke inslag heeft en
dat andere indelingen mogelijk zijn.
Maar ik acht het kenmerkende voor deze
drie momenten in de geschiedenis dat ze
de onafhankelijkheid en de zelfstandig-
heid van de diergeneeskundige weten-
schap in steeds sterkere mate illustreren,
terwijl dat
lijkt alleen maar in tegen-
spraak tot het voorgaande - die emanci-
patie van de diergeneeskunde alleen maar
tot stand kon komen met behulp van an-
dere disciplines. Ook de erkenning van
dat laatste is een vorm van volwassen
worden.

Eigenaardig is tegen deze achtergrond dat
ook de cliënt een proces van volwassen
worden heeft doorgemaakt. Elk beroep,
ook dat van koningen en keizers, had
vroeger iets van een samenzwering tegen
leken. Maar als de brave soldaat
Schweyck door dat beeld heen begint te
wandelen staat elke vanzelfsprekende
autoriteit van het beroep open voor dis-
cussie. De kennis-afstand is verkleind en
als gevolg daarvan staat de kwaliteit van
het werk in toenemende mate aan kritiek
bloot. En wie niet luisteren wil en toch
nog in die fortificatie wil blijven zitten zal
ontdekken dat het daaroiriheen erg stil
geworden is en dat de frontlijn al lang veel
verder ligt.

Nog steeds merk ik in E.E.G.-verband in
de Federatie van Veterinairen in Europa
dat een beroep op dat vanzelfsprekend
monopolie van de dierenarts gebruikt
wordt om bepaalde posities en werkge-
bieden te verdedigen. Het is een steeds
minder begaanbare weg. want het zwaar-

-ocr page 78-

tepunt is in de/.e eeuw steeds meer ver-
schoven van onderhnge bescherming
naar -.erantwoordeiijkheid. van monopo-
lie naar competentie.

Een nieuwe Code

Men kan dankbaar constateren dat de
K.N.M.v.D. onlangs de Code op ingrij-
pende wijze in bovenstaande zin heeft
aangepast.

Het uitgangspunt staat in het nieuwe arti-
kel I:

,.De dierenarts is gehouden te handelen in
overeenstemming met:

a. het algemeen belang en het algemeen
veterinair belang;

b. het belang van de volksgezondheid en
de milieuhygiëne;

c. het welzijn van het dier. voorzover niet
in strijd met het algemeen veterinair
belang;

d. de eer en de waardigheid van de dier-
geneeskundige stand.\'

Alhoewel in de algemene toelichting op
de Code vermeld staat dat de in dit artikel
genoemde criteria alle van even groot be-
lang zijn en met de gebezigde volgorde
geenszins bedoeld is enige prioriteit te
stellen, ben ik toch zo vrij op te merken
dat de gekozen volgorde - zo al geen ac-
centen
legi in ieder geval vroeger ge-
legde accenten
wegneenu. De omschrij-
ving van de verantwoordelijkheid volgt in
zijn onderscheidingen duidelijk de ont-
wikkeling die de diergeneeskunde heeft
doorgemaakt en pas als die verantw oor-
delijkheden ten aanzien \\an a, b en c zijn
\\ astgelegd kan aan de hand daarvan
z i n n i g ge f o r m u lee ixl vs o rd e n wa t\' d e ee r e n
de waardigheid van de diergeneeskun-
dige stand\' is.

Vanzelfsprekendheden inzake die \'eer en
waardigheid\' zijn er niet meer.
Gelukkig is de Maatschappij die in de
Code zijn volgorde juist weet te kiezen en
de aandacht eerst naar buiten, dan pas
naar binnen richt.

In dezelfde zin is artikel 8 opmerkelijk,
dat de dierenarts gehouden is zijn kennis
en vaardigheid in het kader van zijn be-
roepsuitoefening op peil te houden en aan
de eisen van de tijd aan te passen. Dat lijkt
naast de verplichting tot een passend ge-
voel voor humor, een nette kennissen-
kring, een oppassende echtgenote en de
schone jas een wezenlijke aanvulling, die
- overigens — door de \'vaderen der dier-
geneeskunde" nooit ontkend is. gezien
hun ook in moeilijke tijden hardnek-
kig \\ olgehouden uitgave van het T ijd-
schrift.

Er is reden ten aanzien van de drie ge-
noemde draaipunten in onze geschiede-
nis, die ook in de Code vermeld worden,
nog eens na te gaan hoe de diergenees-
kunde als een zelfstandigen eigen-aardig
beroep zijn verantwoordelijkheid anno
1978 ziet.

Volksgezondheid en milieuhygiëne

Over samenhang tussen diergenees-
kunde, volksgezondheid en milieuhy-
giëne is in deze vergaderingen en ook
daarbuiten - al zo vaak overtuigend be-
wijsmateriaal aangevoerd dat ik geen be-
hoefte voel nog eens op een doel te schie-
ten waarin in uw gezelschap tenminste
geen doelman staat. Toch moet men
nooit helemaal gerust wezen met de gang
van zaken alsof iedereen reeds van die
samenhang overtuigd was. Regelmatig
worden wij toch nog met uitspraken ge-
confronteerd dat diergeneeskunde een
van de agrarische wetenschappen zou zijn
en in die zin een verlengde hulp-weten-
schap. Dat zou een onder v oorbijgaan
van de feitelijke stand van zaken mis-
vatting zijn met fatale gevolgen voor de
volksgezondheid en het milieu. Wie de
onafhankelijkheid van de diergenees-
kundige wetenschap tussen de agrari-
sche en medische wetenschappen wil aan-
tasten en één- of anderzijds tot inlijving
wil overgaan zal er achter komen dat de
aangerichte schade op den duur niet meer
in een ordentelijk functionerend parle-
ment te verdedigen is. We hebben een be-
roep dat gehouden is zowel de produktie
te bevorderen als het te consumeren pro-
dukt te bewaken. In deze eigen-aardige
combinatie zijn er redenen genoeg de
diergeneeskunde haar onafhankelijkheid
te laten en gelijktijdig tegen de dierge-
neeskunde te zeggen dat die onafhanke-
lijkheid pas kan bestaan als andere vak-
bekwaamheid en wetenschappelijke ken-
nis de uitoefening van die onafhankelijk-
heid mogelijk maakt.

-ocr page 79-

De toepassing van de therapeutica

Het is met de toepassing van veterinaire
therapeutica in Nederland niet goed ge-
steld. Er zijn twee dingen gebeurd de laat-
ste dertig jaar. Enerzijds is door een waar-
lijke uitbarsting van resultaten uit de far-
maceutische research het arsenaal van de
dierenarts zo efficiënt geworden dat hij
langs de weg van therapie of preventie de
meeste problemen op kan lossen. Ander-
zijds is — mede door deze mogelijkheden
de intensieve veehouderij ontstaan met
de herhaling en dus herkenbaarheid van
ziektesymptomen voorde veehouder. De
oplossing leek dus eenvoudig en in veel
gevallen een aantrekkelijke verleiding:
Laat de veehouder beschikken over het
therapeutisch en preventief arsenaal om
het aan te wenden naar eigen inzicht.
Daar staat dan die 20e eeuwse \'volwassen\'
geworden mens. Hij heeft het een en an-
der uitgevonden. Hij past dat toe — liefst
massaal — en komt nadien tot de ontdek-
king dat de problemen die hij daarmee
veroorzaakt meer zijn dan de problemen
die hij wilde oplossen.

Het zou verstandig zijn als de produktie-
veehouderij en de diergeneeskunde we-
derzijds tot erkenning kwamen van de
problemen die de ontwikkeling van
nieuwe diergeneesmiddelen oproept.
De werkzaamheid van geneesmiddelen
neemt toe, maar daarmee ook de verfij-
ning in de diagnose, de dosering, de tijd
van toepassing in routine-preventiebe-
handeling. de gevolgen voor het residu,
de mogelijkheden van resistentie. I.^at
hoort een praktizerend dierenarts te we-
ten.

Het is daarom niet zonder reden dat de
K.N.M.v.D. in een bindend besluit heeft
vastgelegd dat afgifte van diergeneesmid-
delen verbonden moet zijn met een diag-
nose en controle van het resultaat.
Dat is niet alleen het onvervreemdbaar
recht van de dierenarts, het is ook zijn
o n \\ e r V ree md ba re
\\\'C ra n t wo o rd e 1 i j k h e i d.
Ik heb mij — en ik ben sinds de laatste 30
jaar niet de enige altijd verbaasd dat de
overheid de diergeneeskunde terzake van
de registratie en de kanalisatie van dierge-
neesmiddelen inde kou heeft laten staan.
Enerzijds wordt de dierenarts verant-
woordelijk gesteld voor de toepassing van
diergeneesmiddelen en de gevolgen daar-
van en anderzijds bestaat een vrijheid in
de produktie en toepassing van dierge-
neesmiddelen dat de dierenarts in de ver-
ste verte niet meer weet wat buiten hem
om in zijn praktijk gebeurt. Men moet
zich toch werkelijk afvragen hoe het
mogelijk kan zijn dat in een land dat
o.a. met export van dierprodukten zijn
betalingsbalans recht houdt deze on-
gecontroleerde produktie, distributie en
toepassing van diergeneesmiddelen 25
jaar lang heeft kunnen voortgaan ten-
gevolge van een overheidsbeleid dat ter-
zake van de diergeneesmiddelen naar
een woord van Carmiggelt lijkt op de
schichtige gymnastiek van heren die el-
kaar een tijdbom doorgeven.
Er zijn aanwijzingen dat een wetgeving
die dc registratie en kanalisatie van dier-
geneesmiddelen regelt in voorbereiding
is. Maar voorlopig zit de dierenarts dage-
lijks met het onoplosbaar conflict tussen
de verantwoordelijkheid die de Code van
hem vraagt en de uitoefening van zijn
praktijk die dwingt tot tussenoplossingen
die in die verantwoordelijkheid nauwe-
lijks passen. Het zou niet verstandig zijn
in die situatie het hoofd of de moed te
verliezen.

De gezamenlijke vaststelling dat de Code
de collectieve verantwoordelijkheid van
de dierenarts juist formuleert, zal toch op
den duurduidelijk maken waarde hoofd-
routes en de sluiproutes van de dierge-
neeskunde liggen.

Dierenarts en
Jarniaceutische industrie

Dit ingebreke blijven van een wetgeving
betreffende diergeneesmiddelen heeft
ook voor een deel de verhouding be-
paald tussen de veterinair-farmaceutische
industrie en de dierenarts. Voor zover de
diergeneesmiddelen-distributie goed ver-
loopt berust dat op een \'gentleman\'s
agreement\'. Enerzijds erkent die farma-
ceutische industrie dat de dierenarts de
enige is die krachtens zijn opleiding de di-
agnose en de richtige toepassing van ge-
neesmiddelen of preventia kan beoorde-
len. Anderzijds erkent de dierenarts dat

-ocr page 80-

de toename van zijn therapeutische en
preventieve mogelijicheden te danken is
aan het speurwerk van de farmaceutische
industrie.

Maar deze \'overeenkomst tussen heren\'
bUjkt niet bestand tegen de vloedgolf van
octrooi-diefstallen, \'parallel-importen\'en
activiteiten van heren die voor de distri-
butie van diergeneesmiddelen geen ken-
nis van zaken doch alleen een modern
vervoermiddel nodig hebben.

De verhouding tussen dierenarts en far-
maceutische industrie wordt door het
ontbreken van een effectieve wetgeving al
te zeer op de proef gesteld. Met als gevolg
een toenemende wederzijdse irritatie.
De dierenartsen zeggen: \'Uw reclame is
agressief, u bevordert de verkoop van uw
produkten met oneigenlijke middelen, de
frequentie van uw schriftelijke en monde-
linge voorlichting is irritant en heeft op
den duur de uitwerking dat wij niemand
van u meer geloven en de indruk hebben
dat gij allen met hetzelfde soort zeepsop
overgoten zijt; ware het alleen maar door
de wijze waarop uw reclame die voor zeep-
merken begint te benaderen\'.
De farmaceutische industrie zegt: \'U be-
seft niet hoe lang wij bezig zijn en hoeveel
investeringen wij ons getroosten om een
effectief en internationaal erkend dierge-
neesmiddel tot stand te brengen en u be-
seft helemaal niet hoe wij in angst en vre-
zen in die zeven ä tien jaar die daarvoor
nodig zijn de eisen die — behalve in Ne-
derland - door de overheid gesteld wor-
den gelijktijdig met onze kans om te mis-
lukken zien toenemen. En u beseft in de
verste verte niet hoe de moed ons in de
schoenen zinkt als wij een geslaagd ge-
neesmiddel. dat na die zeven ä tienjaar in-
spanning ons eigendom geworden is, na-
gemaakt zien door firma\'s die van huis uit
liever over bekwame juristen dan over be-
kwame farmaceuten beschikken\'.
Ik denk dat het goed is dit wederzijds on-
genoegen in deze bijeenkomst te formule-
ren. Het zou een begin kunnen zijn tot
hervatting van het overleg tussen de
K.N.M.v.D. en de F.I.D.l.N. Men moet
niet geloven dat alleen de dierenartsen
zich ongelukkig voelen op de weg waar ze
nu moeten lopen. Die gevoelens zijn we-
derzijds. ik denk dat de serieuze farma-
ceutische industrie net als de dierenarts
met verlangen uitziet naar een wettelijke
regeling van de bestaande chaos. Het zou
zinvol zijn alvorens een dergelijke rege-
ling tot stand komt met elkaar te over-
leggen over verantwoorde voorlichting,
over wederzijdse erkenning van eigen-
dom (octrooi en wettelijke bevoegdheid
tot uitoefening van de diergeneeskunde),
over oneigenlijke middelen tot verkoop-
bevorderingen en over het onderscheid
tussen U.D. en de \'Winkel van Sinkel\'
waar \'alles te koop\' is. Gezien de onder-
scheiden en toch niet tegengestelde ver-
antwoordelijkheden zou een dergelijk
overleg nodig zijn.

Het welzijn van dieren

Er is - als het over de collectieve verant-
woordelijkheid van de dierenarts gaat —
een nieuw probleem dat niet te ontlopen
valt. Zo nieuw is het probleem nu ook
weer niet. Het heeft alleen gelijk de ver-
vuiling van de Rijn en de kaalslag van
onze mooie natuurgebieden publieke
aandacht gekregen. Er is de laatste 25 jaar
het een an ander aan de hand met de ma-
nier waarop wij dieren gebruiken en door
mutilaties aan dat gebruik aanpassen.
De eerste ervaring is: onmacht. Het moet
nu eenmaal zo. We zeggen - en praten
daarin anderen na dat onze produktie
en consumptie moeten groeien, die groei
noemen we daarna vooruitgang, terwijl
we in feite over de uitkomst van dat pro-
ces en de morele gevolgen daarvan geen
zinnig woord weten te zeggen. We hebben
een tijger bij de staart. Zijn tempo bijhou-
den lijkt de enige redding. Loslaten is le-
vensgevaarlijk.

Er is een economische groei die tegen zijn
eigen makers revolteert. Die door voor-
lichting, techniek en democratisering van
de welvaart volwassen geworden mens
moet gaandeweg erkennen dat de proble-
men hem over het hoofd groeien. Het ge-
heel wordt omschreven als onmacht.
Het is niet te ontkennen dat het draaiboek
van de huidige dierlijke produktie uitslui-
tend door de economie wordt volgeschre-
ven en dat de veehouder en zijn vee op het
ogenblik onder dezelfde wals geraken die
in de vorige eeuw de zelfstandige en des-

-ocr page 81-

kundige ambachtsman verpletterd heeft.
Die gang van zaken zou ons reeds als na-
denkende staatsburgers moeten veront-
rusten. Voor wat ons onderwerp van de
\'collectieve verantwoordelijkheid van de
dierenarts\' betreft lijkt nadere aandacht
\\an dierenartsen, voor wat dieren in dit
proces overkomt, noodzakelijk.
Er is in Nederland een rapport van de Na-
tionale Raad voor Landbouwkundig On-
derzoek T.N.0. verschenen dat er niet
om liegt. In dat rapport staan niet de uit-
spraken van wereldvreemde dierenbe-
schermers, maar de nuchtere conclusies
van landbouwingenieurs, producenten,
dierenartsen en ethologen. Mensen die
weten waarover ze het hebben. Ik meen
die conclusies als volgt te kunnen samen-
vatten.

- Wij bezorgen mestkalveren kunstma-
tig een anaemie en door onthouden
van ruw\\ oer. waardoor de dieren niet
herkauwen, dwangverschijnselen
door verveling.

- Het onthouden van stro aan varkens
betekent een verarming van hun om-
geving die leidt tot staartbijten. kani-
balisme en ernstige beengebreken.

■ Castratie van mannelijke varkens is
niet nodig en is voeg ik daar per-
soonlijk aan toe — voor wie weet hoe
dat gebeurt een voor het dier onaan-
gename ingreep.

Het couperen van staarten bij mest-
varkens elimineert niet de oorzaken
van gestoord welzijn.
Euthanasie voor gebruiksdieren met
een infauste prognose zou verplicht
gesteld moeten worden; ook de eutha-
nasie van eendagskuikens dient wette-
lijk geregeld te worden,

- Er bestaat zoveel twijfel over de batte-
rij kooien voor pluimvee dat een ver-
dere uitbreiding daarvan moet wor-
den afgewezen.

Geforceerde rui dient te worden
gekwalificeerd als dierenmishande-
ling.

Natuurlijk heeft vaststelling van de con-
clusies geen enkele zin als daarbij niet be-
dacht wordt dat de veehouder een verant-
woord inkomen moet hebben en dat
maatregelen die niet op E.E.G. niveau ge-
nomen worden alleen maar zullen leiden
tot concurrentievervalsing en verschui-
ving van het kwaad.
Als wij over het houden van produktie-
dieren min of meer\'naar hun aard\' -
gaan nadenken en daaruit conclusies
trekken, zullen de prijzen van dierlijke
produkten omhoog gaan. Het is tenslotte
de samenleving van al die consumenten
bij elkaar die met politieke wilsuitdruk-
king bepalen zal of de huidige ontwikke-
ling van dierlijke produktie voort mag
gaan óf door wettelijke maatregelen tot
verantwoorde vormen moet worden te-
ruggebracht. Gelooid door ervaringen
met de vleeskeuringswet en de wettelijke
regeling van diergeneesmiddelen moeten
dierenartsen niet al te veel vertrouwen
hebben dat de overheid en in casu het Mi-
nisterie van Landbouw zich overhaast
over die onderwerpen zal ontfermen.
Enige van te voren berekende hardnek-
kigheid van de zijde van de diergenees-
kunde in het stellen en duidelijk maken
van het onderhavige probleem zal niet
mogen ontbreken.

Economische processen voltrekken zich
niet onalTiankelijk, We maken ons zelf
wijs dat ze onomkeerbaar zijn. In onze
vermeende — onmacht geven we als ver-
ontwaardigde televisiekijker de produ-
cent en de veehouder de schuld, terwijl de
gezamenlijke onwil er iets aan te doen en
er voor te betalen zich aan de aandacht
onttrekt.

Ik denk dat dierenartsen die zowel de pro-
blemen \\\'an de veehouder als die van zijn
vee kennen over dit onderwerp verstan-
dige dingen kunnen zeggen, lm ik denk
ook dat ze gezien de oorsprong en de
bedoeling \\an hun beroep niet om het
probleem heen kunnen.
Of dierenartsen werkzaam zijn in de
praktijk, in overheidsdienst, bij een insti-
tuut van onderzoek of bij het bedrijfsle-
ven. het verandert er niets aan dat ze hun
in artikel 1 van de code otnschreven ver-
antwoordelijkheid van huis uit bij zich
hebben en hun hele leven lang mee ne-
men.

De mensen zeggen wel eens dat dierge-
neeskunde niet goedkoop is. Daar heb-
ben ze inzake de collectieve verantwoor-
delijkheid van de diergeneeskunde op een
eigenaardige wijze gelijk in.

-ocr page 82-

Dames en Heren.

Wij zijn \\olgens het programma ihan.s
gekomen aan het wetenschappehjk ge-
deehe \\an het .laarcongres 1978 van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij
\\oor Diergeneeskunde. In dit weten-
schappelijk gedeelte hel klinkt wat
vreemd /al een niet-weienschappelijk
thema:
\'De dierenarts in de samenleving\',
worden behandeld.

Paneldiscussie\'

Dr. S. W. .1. van Dleten^

Introductie ochtendvergadering

\' l\'anddisciissic op 6 oktober 1478 gehouden naar aanleiding \\an de inleidingen, gegeven ter gelegenheid
van het .laareongies 1978. tevens 125e .Algemene Vergaderuig. van de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde te Hteda (C\'ongresthema: "De dierenarts in de samenleving\').
De panel-diseussie vond plaats onder leiding van Dr. S. W. .1. van Dieten.
\' Dr. S. W. .1. van Dieten; direkteur K.l. Vereniging\'De Kempen\' in Veldhoven.

-ocr page 83-

Hr /ijn meerdere redenen aan te \\ oeren,
waarom de behandeling van het thema;
\'De dierenarts in de samenleving\', nuttig
en zinvol kan zijn. In de in juni uitge-
komen brochure; \'Wat is en doet de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij
\\oor Diergeneeskunde?" wordt bij de
omschrijving van dc taak van de
K.N.M.v
.I). o.a. opgemerkt; \'Een orga-
lüsaiie van mensen üient zich telkens op-
nieuw te heraden over haar taak. haar
<>rganisatie en haar eigen functioneren\'.
Dit geeft in feite reeds een voldoende ver-
antwoording voor de keuze van het thans
aan de orde komende thema.
Het was met name de mening in de Af-
deling Noord-Brabant dat de
huidige
wijzigingen in de maatschappijstructuur
en in de uitoefening van het diergenees-
kundig beroep, een e.xtra urgentie voor
dit thema betekenden. En zo is dit thema
op het congresprogramma gekomen.

Bij de programmavoorbereiding waren
alle betrokkenen het er gauw over eens.
dat dit zij het niet-wetenschappelijke
thema, wel een wetenschappelijk ver-
antwoorde behandeling vereiste. Dit
heeft geleid tot het \\erdelen en behande-
len van het thema in drie gedeelten, met
naar onze mening, voor ieder deelonder-
werp een illuster inleider. In de thans be-
gonnen vergadering is nu het deelonder-
werp aan de orde;
\'De dierenarts in het
wetenschappelijk onderzoek\',
en dit zal
worden ingeleid door
Dr. J. Spaander,
medicus en directeur-generaal van het
Rijks Instituut voor de Volksgezond-
heid. Sommigen van ons kennen u per-
soonlijk. en velen kennen u \\an naam.
Alle aanwezigen hier zijn benieuwd naar
uw inleiding. Ik wil u daarom verzoeken,
om uw inleiding te beginnen, geef u daar-
voor gaarne de gelegenheid.

Discussie naar aanleiding van de inleiding door Dr. .1. Spaander

I riHiK.sU\'lli\'r F. //. Hooi:

Na iiu magistraal betoog /ou ik gaarne enige kant-
tekeningen plaatsen.

(1) Soms is de maatschappelijke rele\\ anlic \\an een
onder/oek niet direct duidelijk (bij\\. immunolo-
gisch onder/ock). terwijl ertoch veel aandacht, veel
denk\\ermogen aan gcge\\cn moet worden. In het
huidige tijdsbestek is het moeilijk om de beslissende
o\\erheid hiervan te overtuigen,

(2) I heelt gesproken over N.R.I ,O, Ikhebdaarin
gemist de commissie die lot doel heelt, de coördi-
natie van hel diergeneeskundig onder/ock.

(.1) Ik /OU de mening van collega Ruitenberg gaar-
ne willen ondersteunen. Immers, /es. /even jaar
dicrcnartsstudie moet de dierenarts mentaal in staat
stellen, de genetisch reeds aanwe/ige mogelijk-
heden van wetenschappelijk onder/oek. tot ontwik-
keling te brengen. .Ms men /iet wat er gebeurt aan
on/e lacultcit. hebben een groot aantal tn net
wetenschappelijk onder/oek acticvc mensen, daar
ernstige /orgen over.

(4) .Aansluitend aan het voorgaande punt. wil ik
gaarne een stelling bij de promotie van Dr. Von
l iggelen citeren: \'.Multidisciplinair onder/ock ver-
eist multidisciplinaire belangstelling bij de partici-
panten.\' In de opleiding dient daar veel aandacht
aan besteed te worden.

.4i,i\\<

.-1(/ d): De enige plaats waar. naar mijn opvat-
tingen. het lundamenlele ondcr/oek kandoorgaan.
is in de instituten. ,\\ls men het instituut uitsluitend
w il belasten met opdrachten van maatschappelijke
relevantie, dan is hel gauw afgelopen.

.Ad (2): Ik ben graag bereid van uaan te nemen, dal
de N,R,I..Ü. bundelend werk kan verrichten en dat
het belangrijk is dat de commissie voor dc coördi-
natie van het diergeneeskundig onder/oek dit «aal
doen.

Ad Het lijkt mij met passend om op een dis-
cussie in te gaan ten aan/ien van het ge/cgde van
collega Ruitenberg, Ik ben wel met u van mening,
dat in algemene /in. de mentale voorbereiding van
in welk vak dan ook. in hoge mate afhangt van het
gedrag en het oplrcden van de professoren en van
wat /ij vertolken.

.■\\d(4): Dat nuiltidiscplinair onder/oek een multi-
disciplinaire belangstelling vereist, is keihard waar.
Op grond van het lesprogramma en de professoren
van de veterinaire faculteit, moet ik aannemen, dat
de dierenarts in het multidisciplinaire team kan
praten. Of bij dc opleiding van chemici of techno-
logen aan de I .H, etc, het omgekeerde wordt ge-
daan. is nog wel een probleem.

-ocr page 84-

r hebt laten /ien dat een \'
de dierenartsen werk/aam
en het wetenschappelijk
dat daar nog wel wat groe
heb daar twijfels over.

Ook naar de mening van collega Ruitenberg zijn er
nog wel mogelijkheden voor de dierenartsen, maar
zij leggen het af in de vergelijkende sfeer. Bij vaca-
tures wordt nogal eens de voorkeur gegeven aan een
bioloog. Dit betekent dat de opleiding in de dierge-
neeskunde op dit punt tekort schiet. Trekken wij
een parallel met de opleiding in de biologie, dan
missen wij een differentiatie in de dierenartsen-
studie. Die differentiatie is o.a. door de hier thans
vergaderende maatschappij afgcwe/en. althans in
wat verdere vorm. Hoe staat u tegenover differen-
tiatie in de studie?

■il:

Atuw

De differentiatie bij de biologen is inderdaad veel
groter, hetgeen ook geldt voor de medici en de
farmaceuten. Wanneer je de ontwikkelingen be-
kijkt, blijf ik \\an mening, dat in het veld van het
gezondheidsbescherming, zowel bij de voedselcon-
trole, als bij het milieu-effectenonderzoek en de
praktische toepassingen, juist een veterinair ge-
schoolde, best een entree kan vinden. Hij zal dan
wel in die richting moeten gaan en hoe. dat zult u in
de faculteit nog moeten bekijken.

Prof. Dr. E. //. Kampclmacher:

Ik geloof dal het onjuist is wat collega Rijnberk zei.
Er verschijnen voortdurend advertenties in het
TijJsihrifl v<ior Dierffeiiceskiinde: \'Oezocht arts.
dierenarts ol bioloog\'. Dan komen er rond honderd
iderd biologen, nul artsen
;én dierenarts. Men heeft er
n heeft nog te veel andere
■nigs/ins beschroomd voor
Blijven wij /o doorgaan
ze: vandaag is 15\' ; van de
van het R,l.\\\'. dierenarts,
ut 1 a 2\' ,. Het ligt aan ons-
beweren. dat er geen poten-

stcHcr l\'roj: Dr. A. Rijnberk:

ij groot pcrcontage van
is in dc gc/,ondhcids/org
.inder/oek. l) suggereert
i in /.OU kunnen zitten. Ik

afisiellcr (onhekeiu/):

Een directeur van W.H.O. heeft voor de Duitse
televisie gezegd: De West-Europese gezondheids-
instanties werken in Afrika te amateuristisch. Bij-
voorbeeld worden daar de ziekenhuizen gebouwd
volgens West-Europees model. .Als wij dan over
maatschappelijk relevant spreken, bedoelt u dan
relevant voor de Nederlandse maatschappij? Men
zegt dat de West-Europeaan geen begrip heeft voor
de problematiek aldaar.

Aniv

Ik heb zeer nadrukkelijk niet bedoeld, alleen rele-
vant voor de Nederlandse maatschappij.
Men moet de bevolking van deze ontwikkelings-
gebieden helpen.

Het gaat over problemen als Cysticercose, bilhar/ia,
malaria, zoönosen, waarbij zich tussengastheren
vertonen, waar de veestapel onder lijdt, en/., die
moeten worden aangepakt. Daarom meen ik dat
veterinairen daar zeer goed werk kunnen doen.
Niet om er een hondjeskliniek te stichten, als ik dat
wat uitdagend mag zeggen. Het gaat naat de pre-
ventieve sfeer, om de primary health care. Ditzelfde
geldt ook voor medici en anderen.

briever
en als \\

geen interesse voor. uk
mogelijkheden, men is
wetenschappelijk werk
dan voorspel ik u bij d
wetenschappelijke staf
over 25 jaar is dat hoog
zelf. en het is onjuist t
tiele vraag is.

binnen \\an: ht
ij geluk hebben

r

■d:

Introductie eerste gedeelte middagvergadering

Dames en Heren,

Ik hoop dat u van de zojuist genuttigde
Brabantse koffietafel hebt genoten. In
feite was dit: \'De dierenarts bezig met zijn
voedselvoorziening." Het deelonderwerp
dat thans aan de orde is luidt
iets anders,
en wel:
\'De dierenarts in de agrarisehe-
en voedselvoorzieningssector\'.
Wij prijzen ons gelukkig. Ir. Franke.dat
u dit gedeelte van het thema, \'De dieren-
arts in de samenlev ing\', voor ons in wilt
leiden. U hebt indertijd als directeur-
generaal van het Ministerie van Land-
bouw. de dierenarts bezig gezien in de
agrarische- en voedselvoorzieningssector
en met diverse dierenartsen samenge-
werkt. Uw visie, uw kritiek en hopelijk
ook uw advies over het functioneren van
de dierenarts in de agrarische- en voed-
selvoorzieningssector, is voor ons duide-
lijk van belang. Mag ik u verzoeken om
thans uw inleiding te beginnen.

-ocr page 85-

I \'nuif-siellcr (onhekeiul):

Kan de voorzitter inlormatie verschaffen of er op
dit moment werkeloze dierenartsen zijn\' Ik heb in
dit verband wel een \\ raag.

Het is mij bekend dat de dierenartsen niet eens naar
de Randstad willen verhuizen, laat staan enkele
jaten in het buitenland willen functioneren. Ir.
Franke zei: Fr zijn vacatures in de Randstad bij het
wetenschappelijk onderzoek en ik denk bij de ont-
wikkelingshulp. Ik denk dat het probleem een
diepere relatie heeft. Ik zie dit als buitenstaander op
de faculteit, bet is de mentaliteit. .Als wij met zijn
allen deze mentaliteltsverhetering niet kunnen be-
reiken. zal het destructieproces verder gaan.

niscussielcicler:

Naar ik meen zijn er wel enkele werkeloze dieren-
artsen; dit zegt in wezen niets over dit probleem,
immers, hierbij kunnen allerlei factoren een rol
spelen. Fen ernstige werkloosheid is er moincnteel
niet.

■>rd Ir. ./. Fraiiki

Het is nauwelijks mijn terrein. Ik heb alleen inijn
ervaring in VVageningen genoemd: een enorme toe-
loop \\an studenten en een sterke verbreding van de
opleiding. Dan leert de praktijk: na het afstuderen
van een groot aantal zijn er een paar honderd wer-
kelozen. maar na acht. negen maanden, blijken ze
vrijwel allen aan de slag te zijn,

I raaastcUcr Prof. Dr. .-f, Rijnherk:

Omdat de Faculteit nogal eens genoemd is, heb ik
toch de behoefte om nog iets op te merken. Men
stelt, dat we terreinen dreigen te v erhezen omdat de
studenten op een aantal fronten niet goed ge-
schoold zijn. LI hebt genoemd: management, eietcn.
melk en andere. Als we aan deze eisen willen vol-
doen. is evenals in Wageningen diffeientiatie
nodig.

VVat zich thans afspeelt, is hol de rekening gepresen-
teerd krijgen van een foute beslissing van ongeveer
tien jaar terug, toen het voorstel van dc Faculteit
om te dil ferenliëren door deze maatschappij is afge-
wezen, Ik ben er persoonlijk van overtuigd dat een
verdere dilTerenliatie veel meer mogelijkheden geeft
voor de afgestudeerde.

dringend behoefte aan mensen voor de begeleiding
van de grote bedrijven niet hun problemen.

l.imhorgh:

Wat ik naar voren wil brengen heeft weinig met
diergeneeskunde, maar meer met dc mentaliteit
waarover Ir, Franke sprak, te maken.
In het bedrijfsleven zijn topmensen, die geen uni-
versitaire studie hebben gemaakt en helemaal niet
gespecialiseerd zijn.

Ik wil naar voren brengen dat het mogelijk is,
kennis te verwerven, ook als men die kennis van te
voren niet specialistisch bezit. Dat is die mentaliteit.
Vooits moet men wanneer men afgestudeerd is niet
bang zijn om beneden zijn niveau te beginnen. Na
tien jaar kun je toch wel eens boven belanden.

I raaasli\'llcr D. J. I crvoorn:

Ir. Franke stelt, dat hij straks weleenseen keurings-
dienst met een andere opzet verwacht. Een dienst
waarvan de keurmeester niet alleen marmelade,
maar ook produkten van dierlijke herkomst be-
kijkt. Even later heeft hij gesproken over specia-
lisme in deze. Daarom gaarne een nadere toelich-
ting op deze filosofie.

Ik heb gedacht aan één keuringsdienst en binnen
die dienst specialistische keurmeesters, onderver-
deeld in groepen. Hierbij zeker een groep voor
vleesprodukten, inclusief v is en een aantal andere
produkten. Die keurmeesters kunnen terugvallen
op een multidisciplinaire samengestelde staf van
academische deskundigen en de keurmeesters we-
ten wanneer dit nodig is. Deze keurmeesters moeten
niet alleen hierarchisch naar boven tot de baas
gaan, maar ook indien nodig naar bijvoorbeeld de
V.D, of andere organisaties. Dit was mijn,i;i\'</«<7)^\',

Pr. ,/, SiHiaiulcr:

Ik geloof dat dit een algemeen probleem is, Hoe
ver moet men specialisten \'in het veld\' hebben. Dit
moet niet te ver gaan, want dan vv(u(lt zo\'n dienst
onuitvoerbaar. Denk bijvoorbeeld aan radio-acti-
viteit. Daarom moet er een terugkoppeling zijn
naar dc instituten met hun specialisten.

C. /..

Discussie naar aanleiding van de inleiding door Ir. J. A. P. Franke

sieller II. , van tic-n Bcrf;:

i\',

( . /), ir, wil hier graag op ingaan en stelt dat

de opleiding te verbeteren is.
f^e pas afgestudeerde heeft weinig of geen ervaring
met het zelfstandig doen van enig onderzoek. De
gelegenheid hiertoe tijdens dc studie zal er boven-
dien toe leiden om ook deze kant van hel vak te
gaan bekijken en belangstelling te kweken voor
andere mogelijkheden die er zijn.
Hij wijst verder op hel feit dat er nu al twee en een
half jaar geen ho( igleraar is in de bcdrijfsdierge-
neeskunde. Het is het vak van de toekomst en er is

Zal de groei van de veestapel van dit ogenblik blij-
ven doorgaan\'.\' En hieraan verbonden de vraag:
Wal gaal er gebeuren met het vervoer van levende
slachtdieren\'\' Meer slachtingen hier. of een groei
van de levende C-xporl \'

.4niv

Ik ben geen profeet, maar naar mijn gevoel ver-
wacht ik nog wel een voorzichtige uitbreiding van
de veestapek

Het hier slachten of een groei van de e.xport van

■d:

-ocr page 86-

levende dieren /al worden bepaald door een g
aantal eoneurrenlielaetoren.

Bij sbf\'hten hier: slaehtkosten. slachtcapacileit
("■..rnigskosten. transportkosten, ete.

t Deels de/elfde factoren kunnen in het ontvangende
land het slachten daar meer of minder aantrekke-
lijk maken. Ik durf niet te /eggen hoe dc/c ontwik-
kelingen /uilen /ijn.

Introductie tweede gedeelte middagvergadering

Dames en Heren.

Gaarne willen wij nu beginnen aan het
laatste deelonderwerp van het thema:
\'De dierenarts in de samenleving\'.
Het is omschreven als: \'Collectieve ver-
antwoordelijkheid van de dierenarts\'
en
wordt ingeleid door dierenarts Drs. H. A.
van Riessen. Ik mag zeggen, bekend aan
alle dierenartsen.

Collega Van Riessen. als oud-voorzitter
van on/.e Maatschappij en door uw func-
tioneren in meerdere sectoren \\an ons
beroep, èn door uw grote belezenheid,
was u de aangewezen man om de inlei-
ding over dit gedeelte van het thema te
houden.

Men kan de aangewezen man zijn. maar
men moet het ook nog kunnen en willen
doen. Wij verheugen ons bij voorbaat op
uw inleiding en ik geef u derhalve graag
het woord.

Discussie naar aanleiding van de inleiding door Drs, H. A. van Riessen

goed dat wij weten dat het inet dc medicijn-
■ niet in orde is. dat 20 jaar geleden de huis-
1 mest kalveren in een
ten. dat er thans moei-
konijncnslachtingen
problemen komen.
• e verantwoordclijk-
:happij voor Dierge-
ten aan/ien \\an de

fcu a
heeft

Bindend Be
diergenecsmidde
Meer kon dc Ma
wetgeving n
dam men,

.Vangc/ien dc Maatschappij
over haar niet-leden bl
dend Besluil betrekkcli
standigheden ligt de vi
hjk bij de overheid.

Betrcflcndc het wcl/ijn van dc dieren kunt ti ook
met stellen dat de Maatschappij het bij woorden
laat. Voor haar deel heeft /e haar verantwoordelijk-
heid genomen, er /ijn congressen aan het onder-
werp gewijd en tevens is omdat alleen maatrege-
len op [■.li.(1.-niveau kans van slagen hebben
meegewerkt aan een rapport van de l ederatie van
Dierenartsen in liuropa. Dat rapport /al dienen als
uitgangspunt voor een F.uropees congres in .\'Vm-
sterdam het komende voorjaar 17 en IX april
waar F.uropese landbouworganisaties, de etholo-
gcnvcreniging. de dieienbeschermingsvercnigingen
cn de Federatie van Dierenartsen in F.uropa /uilen
samenkomen in een sericu/c poging ter/ake van het
wcl/ijn van de produktiedieren tot gc/amenlijkc
standpunten te kiunen. Ik /eg niet dat er wonderen
verricht worden, maar men kan ook niet stellen dat
dc .Maatschappij ter/ake van de onderhavige pun-
ten haar verantwoordelijkheid ontloopt.

I lauKsIcttcr /). ./, I i

Het i>
afgifti

vesting \\an de kippen
andere richting had gem

:s ontstaan bij d
)g andere en met
nu on/e eollecti
oen wij als Maat
Ciaarne uw \\isi
n dit alles.

lijkc situati
cn dat er n
Maar wat i
beid\'.\' Wat i
neeskundc\'.\'
realisatie v;

/len van dc distribut
Maatschappij de leden geb
lil nr, en daarmede
en aan v
tschappij
et doen

,ni geneesmiddelen
nden via het
e afuifie van
n gc-bonden.
itbreken van
edgoll m te

lorwaa
bij h
)m de

cn bevoegdheid heeft
f het effect van dat Bm-
. In dc Nederlandse om-
uitwoordclijkheid duide-

UKsIcttcr ,/. /.. van Os.

Wij hebben vandaag een spiegel voor gekregen van
juist ook twee met-collegae. Verder proef ik sterk
dal er nog een onuitgesproken discussie is over dif-
ferentiatie bij dc opleiding.

Dr. Spaander vindt dierenartsen bij/onder bruik-
bare mensen; volgens Ir. Franke bekleden wij on-
voldoende algemene Itincticscn volgens \\\'an 1 im-
borghishet/o cn dii ervaar ik/elldok datje,
naarmate je verdcrgcspeclalisecrd bent.jc /o bruik-
baar voor dat speciale gebied bent. dat |e je eigen
carrière ermee hcleinmcrt. Volgens Dr. ferpstra
hebben wij /o\'n afliniteit niet ons beroep, dat we m
feite hierin gespecialiseerd /ijn. en daardoor gemid-
deld minder in algemene functies komen. Betekent
dit alles dat de beide eerste inleidcis en ik wil ook
graag bet oordeel van collega \\ an Riessen willen
/eggen, dat wij het beroep als algemeen dierenarts
/oals het nu is. liever in stand houden, dan gaan op-
delen in dissociaties.

.Amwoord vciii t)r. ./. .Spilan,Ier:

De drie spiekers hebben uit volstrekt verschillende
hoeken /oals de commissie heeft gevraagd
heel duidelijk, de vragen trachten te beantwoor-
den: Hoe komt de afgestudeerde dierenarts in de
achterliggende jaren in het patroon van de maat-
schappij voor; waar liggen dc mogelijkheden voor

r,

-ocr page 87-

dc tdckomsl gc/icn het grote aantal studerenden,
en hoe ligt dit in het toekomstige patroon\'.\'
Mijn invalshoek is het wetenschappelijk onder-
zoek; ik denk duidelijk te hehben aangegeven dat le
met moet proberen na het dicrenartse.xamcn nog
een specialisatie \\an vier jaar daarop te zetten,
voordat jc een dierenarts de kans geelt, in te treden
in meer multidisciplinair onderzoek. Afstuderen
geschiedt in de produkliexere periode, dan is hij
flexibel, dan kan hij solliciteren als die enkeling
(schetsing Prof. Dr. Kampelmacher). De vraag is
dus of de afgestudeerde het eindprodukt
voldoende getraind is in die richting. .Als buiten-
staander durf ik niet te oordelen, maar een differen-
tiatie voor het eindexamen, zoals dit bij de biologie
en in Wageningen is. zal een mogelijkheid zijn.

denk dat dat ook maatschappelijk het meest rele
vant is.

i ruuKslcllcr (). ./. Roepke:

Collega Van Riessen zal het duidelijk zijn. dat ik
nog even op die batterijkooi terugkom. Die batte-
rijen vormen geen ideaal huisvcstingssvstccm, maar
het systeem heeft dermate voordelen ook voor
het dier dat die voordelen veel groter zijn dan de
nadelen. Spreker wijst verder op de m feite verkeer-
de emotionele benadering van het publiek. Men
stelt hel dier als mens voor. Op deze fout van het
publiek moeten wij ook wijzen. Zo gauw als wij een
betere methode dan hel batterij-sysleem hebben, ga
ik direci mee.

\'>rd Ir. ,/, hrunkL

sieleide

nis

Am

Ik kan ver meegaan met Dr, Spaander, Immers, ik
heb aangeduid dat men dc opleiding in de huidige
vorm kan handhaven en dan is er geen belangrijke
uitbreiding van posities voor afgestudeerden van
litrecht te verwachten,

(la je tijdens een studie differentiëren, dan zijn er
naar mijn gevoel veel meer mogelijkheden. De keus
die men wil maken is aan u. aan de Faeullcil. aan de
Maatschappij.

\'d H. A. ynn Rte

,Als men zoals in dc di.scussic met Ir. Franke ge-
beulde stelt dat dc Maatschappij die diUeren-
tialie heeft tegengehouden, dan is dit een verteke-
ning van de geschiedenis.

De Faculteit heelt een heel ingrijpende differen-
tiatie voorgesteld: de
liyaieiii.sehe nehnng. die nau-
welijks nogals klinisch dierenarts was te herkennen,
en de
kUni.sehe richiiiiK. De Faculteit bepaalde
ilaarmec tevens hoe ons beroep er in de toekomst
zou uitzien. De Maatschappij reageerde met: l kan
niet eenzijdig de toekomst van ons beroep bepalen,
liw indeling kan wellicht opleidingstcchnisch dc
heste zijn, maar daar zal dc maatschappij zich niet
aan storen. I\'w oplossingen moeten maatschappe-
lijk relevant zijn: Fen antwoord op wat dc huidige
maatschappij van de diergeneeskunde vraagt.
Daarom is voorgesteld om tedoen wal in Furopa in
hel algemeen gebeurd is: Nadat de dierenartsen
gevormd zijn, kan dc opleiding aangepunt worden
in de richting ilic dc student interesseert: kleine
huisdieren, grote huisdieren, pluimvee, een indeling
naar diersoorten of: microbiologie, volksgezond-
heid. hygicnc. milieuhygiëne een indeling naar
vakgebieden. Deze vorm van kleine differentiatie
heeft dc Maatschappij altijd voorgestaan, omdat
daarmee zovvel de dietgeneeskundige identiteit be-
houden. als de gewenste elasticiteit verkregen
wordt. Ik denk dal hel zich hij dc opleiding nu ook
zo ontwikkelt cn dat het grote verschil van mening
ook weg is, We zijn tot een redelijk compromis
gekomen met de Faculteit, dat in eerste aanzet
gezocht moet worden naar een differentiatie op
basis van een algemene dierenartsopleiding. Ik

De discussie gaat nu naar technische aspecten en
dit ligt in feite niet in de bedoeling. Mag ik daarom
een kort antwoord van collcira V^in Riessen.

■d //. ,1.

Am

Na een boeiend voorbeeld van antropomorfisme
stelt spreker, dat zijn bezwaar niet zo zeer tegen de
kooi is. Zijn bezwaar is dat er op het moment dat de
kooi kwam. cr niet meer nagedacht is ov er de moge-
lijkheden om het kippen h<niden op de bodem aan
te passen, flet staken van het nadenken hierover is
het bezwaar: Immers, men verbeeldt zich dat de
batterij het eind is. Overigens zou je mogelijk de
batterijen aan kunnen passen, zodat de kippen tot
een normaler gedrag kunnen komen.

i rauüsteUer Pr. ./. ,/, .\\l. de Bruin:

Ik heb gehoord dat men van plan is aan dc Facul-
teit een nieuwe leerstoel in de proefdierkunde ic
vestigen. Ik vind dit niet juist en zoiideze lievcrver-
vangen zien door een leerstoel welzijn dieren.

Rie

Antwoord //. I,

Ik denk met dat het verstandig is een ruilvoorstel
aan de Faculteit Ie doen, want procldierkunde is al
iaren lang aan de orde. Ik kan het met u eens zijn
dat het de hoogste tijd wordt, dat dc Maatschappij
voor Diergeneeskunde de leerstoel bijvoorbeeld
ovct ethologie sticht. Zo zullen op zijn minst dieren-
artsen en aankomende dierenartsen meer met dit
probleem worden geconfronteerd. In dat verband
ben ik hel helemaal mei u eens.

I rauKsleller Prof. Dr. /). /.nan:

len aanzien van de opleiding van dierenartsen
enige opmerkingen.

(1) It zijn duizend aanmeldingen per jaar cn deze
moeten loten. Ziet u mogelijkheden om het soort
studenten dat wij krijgen te veranderen door hun
motivatie en mentaliteit te meten.

(2) Wij zitien eenmaal met 17.1 studenten per jaar
met het Vlimmen-ideaal. cn vragen de student om te
komen studeren voor een wetenschappelijke car-
rière.

•n Ri<

-ocr page 88-

(3) On/e onderwijseapaeiteit wordt bepaald door
het aantal onderwijsiiren. Wil men een nieuwe leer-
stoel opbouwen, proefdierkunde of welzijn, dan
moet dit af van het aantal beschikbare ondervvijs-
uren. (ielukkig is het Faculteitsbestuur in de/e ver-
standig. Het is niet eenvoudig om nieuwe vakken,
waar wij dachten dat toekomst in /at. verder uit te
bouwen.

(4) Verder wordt ge/egd: Hoe kweek ik een be-
paalde research-mentaliteit aan? Dat kan natuur-
lijk wel en er moet plaats zijn voor research van
studenten.

\\ raagsteller //. Razemoncl:

Fen korte opmerking. Er is een tegenstelling gesug-
gereerd lussen de leerstoel van wel/ijn voor proef-
dieren en een leerstoel voor proefdierkunde. Ik
denk dat één van de laken van de leerstoel voor
proeldierknnde /al kunnen /ijn. het wel/ijn van
prt)etdieren.

Antwoord //. A. van Ries\\cn:

Op dat idee ben ik nog niet gekomen, maar hel is
nog waar ook wat u /egt.

Betrelfende de opmerkingen van Prof. Zwart het
volgende: Ik denk dat je niet van te voren kunt be-
kijken wal de motieven om diergeneeskunde te
gaan studeren zijn. Overigens is de situatie niet /o
somber. Van de ongeveer 2000 werkende dieren-
art.sen. functioneert slechts de helft in de praktijk.
Er wordt dus niet alleen voor Vlimmens opgeleid.
Velen beginnen met het Vlimmen-ideaal. maar in de
loop van de studie, en ik denk meer dan vroeger,
begint men aan andere functies te denken. Het enige
wat w ij de Faculteit hebben gevraagd is: Schep aan
het eind van de studie de mogelijkheden voor
andere richtingen dan de praktijkuitoefening.
Overigens mijn waardering voorde Faculteit, dat /e
alle moeilijkheden van de steeds wisselende studie-
programma\'s ten spijt, toch in staat is. maar weer
ieder jaar dierenartsen af te leveren.

Slotwoord discussieleider

Ik dacht aan het slot van het wetenschap-
pelijk gedeelte van het jaarcongres 1978
enkele opmerkingen te mogen maken.
Het brengen van het thema \'De dieren-
arts in de samenleving\' is duidelijk een
gelukkige greep geweest. Dit blijkt uit de
grote belangstelling voor de drie eminen-
te inleidingen en het grote aantal collegae
dat aan dc discussie heelt deelgenomen.
Ik dacht dat het ook zinvol geweest is, om
twee inleiders buiten ons eigen vakgebied
te hebben, want deze ziener veelal anders
tegen aan, dan eigen beroepsgenoten.
Terzijde mag ik opmerken, dat ik een
beetje gcl\'ruslreerd werd. toen Ir. ranke
zo maar een hele rij ministers opnoemde,
die uit de gelederen van Wageningen
kwanten. Dat kunnen wij niet, maar het
deed me wel denken dat er ook dieren-
artsen zijn, die voor de tiiaatschappij ge-
weldig veel hebben gedaan.
Zo is het de Schotse dierenarts John
Boyd Dunlop(l84() 1921) geweest, die
als dierenarts de rubber luchtband heeft
ontwikkeld. Dit heeft een geweldige in-
vloed gehad op de rijwiel- en autoindus-
trie en is voor dc samenleving van on-
scharbare betekenis geweest.
Namens de Koninklijke Nederlandse
Maatschappij voor Diergeneeskunde en
alle aanwezigen dank ik de drie inleiders.
Dr. Spaander heeft niet alleen de ge-
schiktheid van de dierenarts voor weten-
schappelijk werk aangehoord, maar ons
daarbij tevens veel over de achtergron-
den en de benodigde mentaliteit in deze
sector heeft verteld.

Hartelijk dank zeggen wij aan Ir. Franke,
voor zijn glashelder betoog en zijn kriti-
sche opmerkingen ten aanzien van ons
beroep in de agrarische- en voedselvoor-
zieningssector.

Dankbaar zijn wij voor de enthousiaste
inleiding van collega Van Riessen. Met
hem heb ik het wat rnoeilijker. We dach-
ten eerst, we zullen het onderstrepen met
muziek, tnaar dat viel niet zo goed. Wij
hopen dat de frustraties die hij gekregen
heeft door het op zich nemen van zijn in-
leiding inmiddels verdwenen zijn. Mocht
dit niet zo zijn. dan adviseer ik hem
dringend om vanavond het Bourgondi-
sche feest goed mee te vieren. Dan zal dit
zeker lukken.

Tenslotte hartelijk dank aan de velen die
aan de discussie hebben deelgenomen.
Ik verklaar hierbij deze namiddagver-
gadering, en daarmede het wetenschap-
pelijk gedeelte van het programma, voor
gesloten.

.V. li\'. .1. van Diden.

-ocr page 89-

Een geval van mogelijke
ruminitis bij een Nijlgau

Op 21-1-1978 werd in de hoofdstedelijke
diergaarde \'Artis\' een Nijlgau-wijfje (Bu-
selaphus tragocamelus) liggend in de stal
aangetroffen.

Siaius Praesens: Zeer soporeus dier.
Ooglidreflex nauwelijks aanwezig. De
patiënt kon niet staan en lag met de kop
in de linker flank. P. 80. T. 37.5, A. 40.
Oogslijmvlies rood. huid-turgor aan de
halsvlakte normaal. Pensbewegingen
zwak en vertraagd.

Er werd een symptomatische therapie in-
gesteld met corticosteriden en Vitamine
B-complex.

Na 24 uur overleed het dier.

Sectie: Het meest opvallend was. dat hele
vellen epitheel van pens, netmaag en
boekmaag gemakkelijk loslieten. Dit was
ook reeds
intra vitam het geval geweest,
getuige de aanwezigheid van dit epitheel
in de pensinhoud.

Het sub-epitheliale weefsel was niet rood.
Geen peritonitis aan de buitenzijde van
de voormagen.

De lever was ernstig gedegenereerd, zeer
bros en papperig en puilde uit op de snee-
vlakte.

Bij histologisch onderzoek bleken in de
wand van de voormagen oppervlakkige
ulcerative laesies aanwezig te zijn. Tevens
werd de macroscopisch zichtbare lever-
degeneratie bevestigd.
Bacteriologisch onderzoek van maag-
inhoud en nier leverde geen pathogene
kiemen op.

Gezien het sectiebeeld werd gedacht aan
een ruime ruminitis door een mogelijke
overmatige opname van krachtvoer.
Tengevolge hiervan zou een snelle plaat-
selijke Ph daling in de voormagen kun-
nen zijn ontstaan.

Nawoord:

Hel baclerioiogisch onderzoek werd verricht door
Drs. .1. I. Hoogendijk, l^ab. v. Medische microbio-
logie van hel Wilhelmina Ciaslhuis le Amsterdam.
Het histologisch onderzoek werd verricht onder
leiding van Dr. W. Misdorp. Antonie van t.eeu-
wenhoekhuis te Amsterdam.

(A. //. M. Erken en S. A. B. I. Wolters;
praktizerende dierenartsen Atnsterdani).

-ocr page 90-

Bacteriologie

Botulisme bij een hond

Richmond. R. N.. Hatheway, Ch.. and Kaufmann.
A. F.: Type C botulism in a dog../.
Am. I er. Med.
.-I.V.V.. 173, 202-203. (1978).

De auteurs, werk/.aam aan het Center for Disease
Control te Atlanta, USA. beschrijven een geval van
botulisme bij een hond. Het betrof een driejarige
coonhound (mogelijk een hond, die afgericht is op
het vangen van wasbeertjes, vergelijkbaar met de
\'mollcnhondjes\' in ons land? Rcf.), waarvan de
eigenaar had gezien, dat het dier op de dag vóór de
symptomen optraden, had gegeten van enige dode
kippen uit de tuin van de buurman.
De symptomen worden in het \'case report\' uitv oerig
beschreven. De therapie bestond uit behandeling
met polyvalent antitoxine, doch het dier stierf
ondanks aanvankelijke verbetering ongeveer 10
dagen na het optreden van de eerste symptomen.
Door onder/.oek van faeces, braaksel en bloed, af-
genomen voor het antitoxine was toegediend, kon
vastgesteld worden, dat het botulisme type C be-
trof.

Bij navraag bleek, dat de kippen van de buurman
veel maden hadden gegeten van enige cadavers van
.Amerikaanse martnotten (prairiehonden), die door
de hondeneigenaar in dc tuin waren gegooid. De
auteurs nemen aan, dat de maden indirect de
toxinebron /ijn geweest,

./. (.ii)ud.s\\\\ aard.

Immunologie

Verworven immunodeficiéntie bij een
patiënte met pericarditis constrictiva en
exsudatieve enteropathie

Krediet. R, F., Meewissen. S. (1, M, en von dem
Borne, A. F. G. Kr.: Verworven immunodeliciëntie
bij een pati\'énte met pericarditis constrictiva en
exsudatieve enteropathie,
Sed. 7. (icnee.sk.. 122.
1248-12^0 (I97H).

Bij een 30-jarige patiënte was reeds in 1972 pericar-
ditis constrictiva gediagnostiseerd. Geleidelijk (tus-
sen 1972 en 1975) ontwikkelde zich echter hypalbu-
minaetnie en hypo-gammaglobulinaemie.
Er weid aan eiwitverlies met de faeces gedacht en in
1975 werd dan ook de diagnose \'exsudatieve en-
teropathie\' gesteld. Het pericard bleek toen in
sterke mate verkalkt te /ijn. Bij klinisch-immuno-
logisch onder/oek werden toen voorts de volgende
afwijkingen gevonden: sterk verlaagd lg(i, anergic
van de huid, verminderde stimuleerbaarheid van de
lymfocyten in de lymfocytenkweek en verlaagd
percentage \'F cellen, (verantwoordelijk voor de cel-
gebonden immuniteit;
Ref.).
Na pericardi\'èctomie werden de Ig-titers weer nor-
maal, evenals de huidtesten terwijl ook aantal en
functie van de lymfocyten weer binnen het \'nor-
male\' waren gekomen.

Bij pericarditis constrictiva treedt een langdurige
verhoging van de druk in de venen op: dit leidt
tot exsudatieve enteropathie.
De lekkage van lymfe en lytnfocyten in de darm
kan een secundaire iinmuundeficiënte, /oals door
de auteurs werd be,schreven, tot gevolg hebben.

./. (ioudswaard.

Kalkoen

Necrose van de borstspier

Oregon Disease: a problem of blood supply. Anon-
iem.
Poiillrv huernatii»mt. 17. no. 9 (sept. \'78), p.
70D.

Een nieuw ontdekte aandoening bij kalkoenen en
slachtkuiken-ouderdieren wordt in de V.S, \'Oregon
disease\'genoemd of\'deep pectoral myopathy\'. Hier-
bij treedt versterf op van de diepe borstspieren met
een groene verkleuring, overgaand in een droge ne-
crose, Deaandoeningschijnt veroorzaakt te worden
door een aantasting van de wand van de bloedvaten,
met als gevolg een storing van de bloedaanvoer.
Er zijn tot nu toe géén ziekteverwekkers bij gevon-
den en over de oorzaak tast men nog volledig in het
duister.

Hoewel de dieren geen ziekteverschijnselen verto-
nen, wordt de aandoening wel als ernstig be-
schouwd. vooral omdat het vlees er uiteraard niet
meer aantrekkelijk uit z.iet.

Het is volkomen een raadsel waarom speciaal de
bloedvaten naar de diepere borstspieren zijn aange-
tast,

W, J. Roepke.

-ocr page 91-

Kikker

Baeteriele huiduleeraties bij een kikker

mogelijk op eenvoudige wijze binnen een bestaande
kolonie enkele dierverblijven te isoleren en hierin
dieren een minimale Hora te laten behouden.

./. P. K(

,pman.

Cooper..!. F... Needham..). R.. Griffin. J.: A bacte-
rial disease of the Darwin\'s frog
(Rhinoderma dar-
wini). Lab. Anini..
12. 9I-9S. (I97H).

Kikkers die in Chili in een koel klimaat leven, wer-
den bij ± 21° C. gehuisvest en gevoed met kleine
huiskrekels.

l aesies begonnen als kleine grijzige vlekjes op de
snuit, die overgingen in ulceraties welke zeer uitge-
breid konden worden.
De meeste dieren stierven; enkelen genazen.
Bacteriologisch werden
Aeromonas liquefaciens,
Cilrobacler freundü
en Acinetobacter sp, géiso-
leerd. De eerstgenoemde werd vooral als potentiële
verwekker gezien.

Fr zijn therapeutisch in dergelijke gevallen goede re-
sultaten behaald met dagelijkse baden in Colistine

(Ref.).

P. /.Han.

Proefdieren

Muizen met een gedefinieerde microflora

Sedlacek. R. S. and Mason. K. A.: simple and
ine.xpensive method for maintaining a defined flora
mouse colony.
I.aboralorv Animal .Science. 27.
667-670. (1977).

Voor grotere fokkolonies van muizen met een mini-
male llora worden kostbare en gecompliceerde iso-
latoren gebruikt. In dit artikel wordt beschreven
hoe in een niet geïsoleerd gebouw door het nemen
\\an een aantal maatregelen de microflora van een
dergelijke muizenfokkolonie constant gehouden
werd. In eerste instantie is geprobeerd met geauto-
claveerde kooien, voeding, strooisel en water, filter-
deksels op kooien en sterke persoonlijke hygiëne van
de verzorgers de Hora constant te houden. Ondanks
deze maatregelen kwam een besmetting met staphy-
lococcen en Streptococcen tot stand. Daarna is
gebruik gemaakt van een stofarme werkbank waar-
in de kooien werden geplaatst bij het wisselen.
Bovendien werd de luchtaanvoer van het dierver-
blijf geleid via de filters van de stofarme werk-
bank. Hierdoor trad een aanzienlijke daling op van
de in de lucht aanwezige kiemen. Tevens werd be-
gonnen muizen besmet met
Slaphylocoecus aureu.s
en Slaplu l(,coccus epidermidis te verwijderen.
Door deze maatregel werden in de twee jaar hierna
deze bacteriën niet meer aangetroffen. Dieren be-
smet met
Streptococcen werden niet verwijderd,
maar ze werden uitgeschakeld voor de fok. Op deze
manier lukte het in 24 maanden ook de Strepto-
coccen te elimineren. Kennelijk trad een dermate
verdunning op door de filtering van de lucht, dat
verspreiding voorkomen werd. Het blijkt dus

Rund

Atypische Staphylococcen-mastitis op
een bedrijf

Thawley, D. G.. Marshall. R. B.. Cullmcore. .1.. and
Markham, ,1.: Atypical staphylococcal mastitis in a
dairv herd. ./.
Am. Vel. Med. .-I.v.s.. I. 4:>-42li.
(1977).

Een bedrijf met een geschiedenis met te veel klini-
sche en subklinische gevallen van mastitis werd on-
derzocht. ± 50\'yc van de melkmonsters bevatten co-
agulase-positieve staphylococcen. hiervan vertoon-
den 55% eigenschappen die veelal voorkomen bij
humane staphylococcen (alpha-haemolyse en een
positieve granulaire coagulatie met koeienplasma
die pas na langere incubatie optreedt).
Men.sen die contact hadden met dit bedrijf waren
dragers van deze staphylococcen via de neusholten.
Op dit bedrijf veroorzaakten deze staphylococcen
meestal een subklinische mastitis die vaak slecht re-
ageerde op de therapie met antibiotica.

J. I. Terpslra.

Varken

Beoordeling van de vruchtbaarheid van
jonge beren

Röstel, W., Meyer, I., und Petersen. E.: Beitragzur
Zuchttauglichkeitsbeurteilung jugendlicher Eber.
lieranzl Umsch.. 4. 225-230. (197H).

De meeste dekstoornissen worden veroorzaakt door
gewrichtsontsteking en gebrek aan libido; dit laatste
vindt vaak zijn oorzaak in een verkeerde huisvesting
en voeding en in onkunde van de beerhouder bij het
leren dekken.

Doel van het onderzoek was om op grote schaal na
te gaan of het mogelijk is om door het beoordelen
van het sperma de vruchtbaarheid te voorspellen.
Van 242 beren die onvoldoende zouden dekken of
bevruchten en waarvan sperma werd onderzocht
waren er 183 met onvoldoende bevruchtingsresulta-
ten (impotentia coeundi) en 59 met onvoldoende
dekresultaten (impotentia generandi).
Ter vergelijking diende 2Ü9 keer sperma-onderzoek
van goed bevruchtende k.i. beren.
Opvallend wordt genoemd dat het percentage afw ij-
kende spermiën ruim 2 maal zo hoog (28.4%) was bij
beren met vruchtbaarheidsstoornissen dan bijgoed
bevruchtende beren (13,9%).

-ocr page 92-

Bij 41 beren met onvoldoende bevruchtingsresulta-
ten werd geen afwijkend sperma gevonden, terwijl
wel afwijkend sperma werd gevonden bij meerdere
goed bevruchtende beren.

Opvallend is het ge/rcÉ\'/ontbreken van persisterende
protoplasma-druppels bij 27 niet-bevruchtende be-
ren. terwijl dit bij fertiele beren niet gezien werd.
Schrijvers komen tot de conclusie dat van onvol-
doende vruchtbaarheid sprake is als:

1. het ejaculaat minder dan 80 ml. is;

2. minder dan 80.000 spermiën per mm\' aanwezig
zijn:

3. er minder dan 60% beweeglijkheid is;

4. meer dan 10% kopkap-afwijkingen heeft;

5. er meer dan 10% persisterende protoplasma-
druppels aan de hals zijn;

6. er meer dan 50% persisterende protoplasma-
druppels aan het verbindingsstuk zijn;

7. persisterende protoplasma-druppels geheel ont-
breken.

6\'. van Dommelen.

Varken

Intra-musculaire enting met TGE virus
(transmissible gastro-enteritis) bij var-
kens foeti

Redman. U. R.; Bohl. E. H.; Cross. R. E.: fntraletal
inoculation of Swine w ith transmissible Gastroente-
ritis virus.
Am. J. of Vel. Research. (6J. 907-911.
(1978).

De laatste jaren is het duidelijk geworden, dat ver-
schillende zoogdierfoeti in staat zijn op antigeen
prikkels te reageren. Bij zeugen is voorverschillende
virussen vastgesteld, dat ze foetale infecties kunnen
geven, die zich als misvoriningen, abortus en on-
vruchtbaarheid kunnen manifesteren.
Een KiE virus infectie bij zeugen deed vermoeden,
dat er een beïnvloeding van de embryonale sterfte
was.

Na laparotomic werd bij 3 zeugen op de 95.77 en 74
drachtigheids dag enkele foeti met I GE virus (Pur-
due stam) intrarnusculair ingespoten en met kleur-
stof herkenbaar gemaakt.

Als controle golden enkele met fysiologische inge-
spoten. Door hysterectomie op de lOc dag dracht
werden de biggen voor onderzoek verkregen.
.Mle ingeente dieren waren seropositief voor EGE.
IgM. IgG en IgA waren in geentc biggen sera aanwe-
zig (Igfvl en IgA normaal bij geboorte niet aanwe-
zig). Ook darmwand was dunner en had villus astro-
fie in vergelijk met niet besmette dieren.
Er blijkt geen verspreiding van TGE virus te zijn
naar niet geënte foeti.

Op 32ste dag na geboorte werden 3 serologisch ne-
gatieve dieren gechallcnged en werden klinisch ziek.
Een big met titer 580 was resistent. Trans-uterus im-
muniteit zou ontwikkeld kunnen worden.

f. J. Voüie.

Voedingsmiddelenhygiëne

Spoorelementen in koeien

Ven, W. S. M. van de. Gerbens, J„ Driel, VV. van,
Goeij. J. J. M. de. Ijioe. P. S.. Holzhauer. C. en
Verweij. J. H. P.: Spoorelementen in koeien uit ge-
bieden langs Rijn en IJssel.
Ixinc/huuwk. Tijdsch-
rift. 89-8. (1977).

Verontreiniging van weidegebieden met chemische
stoffen, inclusief spoorelementen. kan leiden tot een
zodanig expositie van vee. dat de mens via vlees en
melk hiermede wordt belast.
Bekend zijn vergiftigingen van vee met fluoride,
lood en molybdeen (luchtverontreiniging), van
schapen met koper (varkensmest).
Uiterwaarden vormen in dit opzicht een specifiek
probleem in verband tnet aan slik geadsorbeerde to-
xische stoffen,

i;)e auteurs stelden een onderzoek in naar de relatie
bodem, plant, dier in twee uiterwaarden gebieden
van Rijn en IJssel van de volgende elementen: anti-
moon. arseen, cadmium, cobalt, chroom, koper,
kwik, lood. molybdeen, nikkel, seleen, ijzeren zink.
Ook vergeleken zij de gevonden waarden met die af-
komstig van binnendijksgebied. De gevonden ge-
haltes in lever, nieren vlees van runderen geven geen
aanleiding tot enige zorg.

Ook is de opname hier bij het eten van dierlijke
weefsels niet significant hoger dan bij het eten van
dezelfde weefsels van binnendijksgebied.
De inname van de elementen kobalt, koper, molyb-
deen, nikkel, seleen, ijzeren zink via consumptie van
runderwcefsels blijft ver beneden de toxische grens.
Ook de gehaltes aan cadmium en kwik zijn vergele-
ken met buitenlandse gegevens aan de lage kant en
vormt dus slechts een geringe belasting.
De belasting met arseen is geheel verwaarloosbaar.

//. MoL

Voedingsmiddelenhygiëne

De verontreiniging van rund- en varkens-
vlees met Yersinia enterocolitica

Hanna, M. O., J. C. Zink, D. E., Carpenter, Z. L.
and Vandcrzant. C.: Dev elopment of
Yersinia eme-
rocolilica
on Rawand Cooked Beefand Pork atdif-
ferent temperatures.
J. Fd. Sei.. 42. 1180-1184.
(1977).

Yersinia enieroeolilica kan een groot aantal klini-
sche syndromen opwekken bij de mens. zoals acute
gastro-enteritis, enterocolitis, pscudo appendicitis,
ileitis terminalis en mesenteriale lymphadenitis, pe-
ritonitis. cholecystitis, bacteremia en abcessen.
De frequentie van voorkomen van Versiniasis bij de
mens neemt toe. Dit zou een gevolg van betere
kweekmethoden kunnen zijn. waardoor dit bij nor-
male temperatuur langzaam groeiend micro-orga-
nismc eerder wordt onderkent. I3e epidemiologie

-ocr page 93-

van dit iibiquitair micro-organisme dat zowel bij ge-
zonde als bij zieke species voorkomt is nog niet dui-
delijk, hoewel er een sterk vermoeden is van een fre-
quente ■food-borne" transmissie naast contact mfec-
ties.

In tegenstelling tot vroegere bevindingen werden re-
cent 15-20 serotypes geïsoleerd uit de
blindcdarminhoud van varkens, die voor de mens
van groot belang zijn. Dergelijke types worden ook
geïsoleerd van vacuum verpakt vlees. De psychro-
trofe eigenschappen \\an dit micro-organisme ma-
ken het dus een potentieel risico voor de volksge-
zondheid.

IX- auteurs onderzochten de mogelijkheden tot
groei op rauw en gekookt vlees, ook onderzochten
zij Bismuth sulfiet op bruikbaarheid als isolatie me-
dium.

Zij toonden met 3 stammen een duidelijke toename
van de aantallen aan na 10 dagen op rauw rundvlees
bij 0-1° C.

Op rauw en gekookt varkens-en rundvlees opgesla-
gen bij
Cwerd na lOdagen of 24 uur bij 25° Ceen
grote toename van het aantal cellen waargenomen.
Bij 25° C was de toename opgekookt vlees duidelijk
groter. Dit zou een gevolg kunnen zijn van de veran-
derde fysico-chemi.sche eigenschappen en of van
de andere begeleidende flora.
Naast
Yersinia enierocoHiica isoleerden de auteurs
staphylococcen en micrococcen van gekookt en
pseudomonaden en microbacteriën van rauw vlees.
Bismuth sulfiet agar bleek een goed specifiek telme-
dium te zijn.

//. \\foi.

Vogel

Geslachtsbepaling volièrevogels

Harrison, G. J. Endoscopic examination of avian
gonadal tissues. V.M. S.,A.C, April 1978,479-184.

Succesvolle fok met kostbare vogels is van directe
betekenis voor een kweker.

Ciedrag, uiterlijke kenmerken en onderzoek van de
legbeentjes zijn vaak imvoldoende als geslachtsken-
merken.

C\'hroinosomenonderz.oek is kostbaar cn geeft
slechts in handen van een expert betrouwbare resul-
taten. Hetzelfde geldt voor analyse der geslachts-
hormonen in de faeces.

De auteur beschrijft een directe inspectie van de go-
naden met een fibcr-oplische endo.scoop.
Dc meeste vogels worden onverdoofd gefixeerd op
een stuk metaal, of plastic gaas. Beide vleugels ge-
strekt omhoog en over elkaar gedraaid (als bij kip-
pen gedaan wordt). De vogel wordt op de rechter zij
gelegd: de poten naar achteren gefixeerd met pas-
sende metalen haakjes,

lluiddesinfectie; aansnijden van de huid juist ven-
tro-craniaal van de trochantor major van de femur;
inbrengen van de endoscoop (Model 400, Dyonics
ine,); trocard verwijderen: canule met luchtslang in-
brengen; lucht inblazen; endoscoop inbrengen en
geslachtsorganen bekijken. Als de endoscoop vrij
ver naar achteren ingebracht is, is het noodzakelijk
eerst een luchtzakvvand te perforeren.
Enige oefening is gewenst.

Enkele ziekten kunnen soms tevens gediagnosti-
,seerd worden (Aspergillose),
De auteur verricht de bepaling bij de mensen thuis,
mits er tenminste 10 vogels zijn. Op aanvrage wordt
een ,M rechts of een F links getatoueerd,

P. Zwarl.

Vogel

Pachecos disease, een acute uitbraak in
een psittacidenbestand

Ehrsam, H,, Hauser, B, and Metzier, Pa-
checos Papageienkrankheit - akuter Ausbruch in ei-
nem einheimischen Psittazidenbestand,
Schweiz.
.Arch. Tierheilk.. \\2Q. 23-28. (1978).

De auteurs beschrijven een uitbraak van deze virus-
ziekte in een bestand van 2.1 papegaaien (Ara\'s,
■•Xmazones en Kakatoes) en 7 Zuid-Amerikaanse
parkieten. De ziekte trad op 14 dagen nadat 5 kaka-
toes aangezocht waren uit een import quarantaine.
De ziekte verspreidde zich vrij snel (in ± 10 dagen)
over de verschillende papegaaiensoorten, die als af-
zonderlijke groepen gehuisvest waren. De parkieten
bleven gezond.

Het klinisch beeld was acuut met een lethaal ver-
loop, De vogels waren apati,sch met een dun vloei-
bare, sterk geel gekleurde ontlasting, in het eindsta-
dium vaak vermengd met bloed, Dc eetlust was ver-
minderd, wel hadden de dieren meer dorst . Ook bra-
ken kwam voor. Enige uren na dc eerste
verschijnselen traden krampen van de hals, vleugels
en poten op, waardoor ze niet meer op de zitstok
konden blijven zitten, Dc amazonepapegaaicn stier-
ven enige uren na het optreden van de eerste ver-
schijnselen, dc kakatoe na een of twee dagen en de
ara\'s na meerdere dagen,
In lotaal zijn 18 vogels gestotven.
De voornaamste pathologische veranderingen wa-
ren een sterk vergrote, holle hel rode lever met een
fijne gele marmertekening. Onder het kapsel sorns
zeer vele
Petechien. Ook de milt was sterk gezwol-
len. De rest van dc organen waren niet veranderd.
Histologisch vertoonde de lever een diffuse vacu-
alaire dustrofie en verdeeld over de Icverlobben,
verse coagulatienecrosehaardjes geïnfiltreerd met
leucocyten. Rond deze necrosehaardjes waren vele
inlranucleaire insluitlichaampjes in de Icvercellen te
vinden. Deze werden ook gevonden in galgang epi-
ihcel, In één geval werden ook deze acidofiele in-
sluitlichaampjes in het tubuluscpilheel in de nieren
gevonden,

In Kippenembryofibroblasten culturen kon een ty-

-ocr page 94-

pisch Herpes virus gekweekt w
lijk cytopathogeen effect.
De herkomst van het virus is niet duidelijk, de ver
spreiding lijkt, afgaande op het ziekteverloop vandi
ene kooi naar de volgende, vooral door direct con
tact of via de ontlasting.

G. .V/. Dorre.slein

Oncologie

Een overerfbaar lymfosareoom bij de
goudhamster

H. Stianzi. Ph. [Rossenbach und F. Mettler: Ein ü-
bertragbares Evmphosarkom beim Goldhamster.
Deum he Tierärzil. Wsch.. 84. (3). 111-113, (1977).

In een Zwitserse kolonie van goudhainsters werd
een zeer hoog percentage (72%) spontane lympho-
sarcomen gevonden.

De localisatie was meestal in de dunne darm. soins
ook subcutaan. Er werden geen metastasen gevon-
den.

Bij enkele dieren bestond ook een leucaemie.
1 ransplantatie door middel van celsuspensie en
weefselbrokjes gelukte, evenals celvrije overdracht
bij jonge dieren. Ook hierbij werden geen metasta-
sen ontdekt. Een oorzakelijk virus is nog niet ont-
dekt.

W. Misdorp.

Oncologie

Immunotherapie bij twee paarden met
sarcoid

.E.and C. E. Aldcss:
oid: A report of2ca-
.. \\1\\. (5). 499-452.

M. Wyman, M. D.. Rings. M
Immunotherapv in equine sar(
ses. ./.
.-Xm. \\ ei. Med. ,4,v,v,>,
(1977).

Sarcoiden zijn buidtumoren bij paarden, welke zeer
waarschijnlijk door een virus worden veroorzaakt
en vaak recidiveren na chirurgische behandeling.
Het eerste paard bad een steeds weer recidiverend
sarcoid (ook na Cryochirurgie) vlak bij het oog.
l.ocale BCG injectie met daarop volgende operatie
bleek ook niet voldoende, tnaar gecombineerde toe-
diening van BCG met dc inmiddels gekweekte tu-
morcellen gaf aanleiding tot verdwijning van de tu-
mor (iollow-up periode 8 triaanden).
Het tweede paard met een sarcoid van de conjunc-
tiva werd herhaald behandeld met BCG intratumo-
raal. Hoewel de tumor aanvankelijk niet slonk, was
er na 4 maanden geen spoor meer van te bekennen
(follow-up periode nu 6 maanden).

li\'. Misdorp.

Primaire arterio-thrombosis bij afghanen

.Andell. 1... Bergman. A.. och Eunkquist. B.: \'Pri-
mär\' artärthrombos hos afghaner.
Sven.sk Veterinär
Tidning.
9 . 373-373, (1978).

Bij nauwverwante afghanen. teven van 5, 8 en 9
jaar. wordt met behulp van klinisch onderzoek en
angiografie thrombosering van de achterste vertak-
kingen van de aorta aangetoond, hetgeen door sec-
tie bij twee honden wordt bevestigd.
De derde teef werd zonder enig merkbaar effect be-
handeld met anticoagulantia en throtnbolytica.

.4. Striemian.

Ziekten kleine huisdieren

Behandeling van: Acute Haemorrhagi-
sche Enteritis bij de Hond

Treating acute hemorrhagic diarrhea as shock.
Wise. R. D. and D. G. Farmer.
Vei. .Med.. 72, I (2).
1853-1854 (1977).

Het ontstaan van deze acute cn vaak dodelijke
ziekte is niet geheel duidelijk (enteroto.\\aemie?).
Dikwijls zijn er in de anamnese geen aanwijzingen
die het ontstaan ervan kunnen verklaren. De hond
defaeceert vrijwel continue, met faeces gekeninerkt
door slijm met bloed en bloedstolsels. Door het
acute verloop en de ernst van de diarree kan het dier
binnen zeer korte tijd in een comateusc toestand ge-
ra ken.

.Acht honden lijdende aan deze aandoening werden
succesvol behandeld op de manier zoals schrijvers
de hypo-volaemische shock behandelen:

1. Solu-Delta-Cortef ® ± 20 mg, per kg. lich. ge-
wicht (meestal met meer dan 100 mg. in totaal;
alleen zeer grote honden tncer) intraveneus.

2. Om een langdurig effect van de corticostcroid-
therapic te verkrijgen werd eveneens intraveneus
toegediend: dexamethasone. 4 mg. per kg. lich.
gewicht.

.V Chloromycetin ® of penicilline intramusculair.

4. Een anticholinergicum intramusculair.

5. Infuus van een Ringer\'s plus lactaat oplossing
(Hartmann;
Ref.) in een dosering van ± 40 ml.
per kg. lich. gewicht.

De resultaten waren uitstekend: binnen één tot twee
uur was de diarree gestopt en warende honden weer
alert. Vijf uur na de ingestelde therapie konden de
honden naar huis. De volgende dag waren bij con-
trole de meeste dieren klinisch normaal.
De nabehandeling bestond uit: Biosol-M «tabletten
of -druppels plus een breedspectrum-antibioticum
gedurende vier dagen. Tevens werd een dieet-advies
verstrekt zoals gebruikelijk bij diarree.

A. H \'. van Foree.si.

rdenmeteenduide- Ziekten kleine huisdieren

-ocr page 95-

Allergic Drug Reactions

Harry E. Amos (prijs 4.95. Uitgave Edward Arnold
(Publishers) Ltd., 25 Hill Street. London WLX8LI
(1976).

1 )it 136 pagina\'s tellende boekje uit de serie \'Current
topics in immunology\' geeft in korte en bondige
tekst een heldere uiteenzetting van wat er op dit ge-
bied der immunologie bekend is, hetgeen dit boekje
zeer aanbevelenswaardig -maakt voorde kleine huis-
dierenpraktijk, alwaar het woord allergie steeds va-
ker gebruikt gaat worden!
Duidelijk worden de overgevoeligheidsmechanis-
men beschreven, ingedeeld in de typen I-IN\', vol-
gens schema van Coombs en Cieli, tevens wordt
in aparte hoofdstukken ingegaan op de
in vitro on-
derzoekmethoden der genoemde typen.
Bij de beschrijving der klinisch waarneembare ver-
schijnselen vormt o.a. de huid een interessant onder-
deel. zeker daar waar het gaat om het testen van an-
tigenen.

De complexe interacties, welke leiden tot immuno-
gene medicijnantigenen, worden beknopt
beschreven; echter uitvoerig wordt ingegaan op de
antigene determinant van het penicilline-molecuul.
Na lezing is de enorme omvang van dit probleemen
de noodzaak van een multi-drsciplinaire aanpak wel
heel duidelijk geworden.

A. Strietman.

Antibiotika in der Veterinärmedizin

Fischer I erlag. .Jena,

H, Erolldenier. (VLB Gusta\\
1977, pp. 2H4)

De auteur is verbonden aan de afdeling Geneesmid-
delenonderzoek van het Staatliches Veterinarmedi-
zinisches Prüfungsinstitut te Oost-Berlijn.
l üt dien hoofde heeft Dr. Erolldenier veel werk ver-
richt bij het beoordelen en vergelijken van antibio-
tica en op basis daai-van gefabriceerde preparaten.
Dit was voor hem dan ook de reden oin zijn ervarin-
gen op dit gebied te boek te stellen ten behoeve van
de praktizerende dierenarts.
Het boek is bijzonder overzichtelijk opgesteld.
Het eerste deel betreft een inleidingen een omschrij-
ving van een aantal begrippen, zoals werkingsspec-
trum, dosis-effectiviteitsrelatie, resistentie, combi-
naties van antibiotica en nevenwerking. De auteur is
er in geslaagd om in heldere taal een aantal ingewik-
kelde problemen uiteen te zetten.
In het tweede deel van het boek worden zeer vele in

de veterinaire praktijk gebruikte antibiotica be-
schreven. ingedeeld naar groep. Door een conse-
quente indeling per behandeld antibioticum naar
o.a. structuur, aard van de stof, residuen, bloedspie-
gels, handelspreparaten en literatuur is het de
auteur gelukt een zeer praktisch handboek samen
te stellen.

Het boek bevat een schat aan gegevens over bloed-
spiegels, uitscheidingstijden en vele andere theoreti-
sche en praktische wetenswaardigheden op het ge-
bied van de antibiotica. Met name wordt veel aan-
dacht geschonken aan residugegevens. Een bezwaar
is echter, dat de gehele inhoud wat te veel is toege-
spitst op oostduitse omstandigheden, wat o.a. blijkt
uit het bijna uitsluitend vermelden van oostduitse
preparaten. Uit de aard der zaak wijkt de formule-
ring van deze preparaten veelal af van de hier ge-
bruikelijke produkten. zodat gegevens over resi-
duen en bloedspiegels niet zonder meer van toepas-
sing zijn op de hier in de handel zijnde preparaten.
Hoewel duidelijk blijkt, dat naar volledigheid is ge-
streefd. o.a. uit het feit, dat 31 van de 284 pagina\'s
betrekking hebben op literatuur, komt toch een aan-
tal voor ons stotende omissies voor.
7o mist men onder de aminoglucoside antibiotica
het kanamycine, onder de macrolide antibiotica het
oleandomycine, onder de halfsynthetische penicilli-
nes het nafcilline en onder de polypeptide antibio-
tica de polymyxinen.

Zowel aan decefalosporinen.alsaan hetampicilline
wordt maar zeer weinig aandacht besteed. Vooral de
antinncotische antibiotica worden wel erg summier
behandeld. Bij de groep polyeenantibiotica treft
men alleen fumagillin aan. een antimycotisch wer-
kend antibioticum, dat uitsluitend geïndiceerd is bij
nosema infecties van bijen. Gezien het grote belang
van de bijenteelt in de oostblok landen is het begrij-
pelijk dat juist aan dit antibioticum aandacht wordt
geschonken. De veterinair veel belangrijker poly-
eenantibiotica nystatine, natamycine (= pimaricine)
en amphotericine komen niet ter sprake.
De Nederlandse prakticus zal veel waardevollegege-
vens in dit boek kunnen vinden. Vooral voorde wat
meer theoretisch ingestelde dierenarts die bijvoor-
beeld werkzaam is bij instituten, vleeskeurings-
diensten en keuringsdiensten voor waren zal dit
boek een bruikbaar naslagwerk zijn.

E. P. Oldenkamp.

-ocr page 96-

Vlth International Histochemistry
and Cytochemistry Congress 1980

Brighton, England, 17th-22nd August
1980

I he Ro\\al Microscopical Socift> cordially invites
colleagues to the \\ lth International Congress of
Histochcmistrv and Cytochemistry in (Ircat Britain.
Ihe Congress will be held at the Brighton Metro-
pole I rade & Conference Centre from Sunday.
.August 17th until f-riday. .August 22nd. 19X0.

Scientific programme

The programme will be organized into symposia.

free communications and poster sessions.

Ihe topics to be included are as lollows:

Methodology - innovation and validation;

Quantification;

Immunocyiochemistry;

Histochemistry in pharmacology and to.xicology;

Development process;

Cell injurv. senescence and cell death;

Cell uptake and transport;

Histochcmistrv in palhologv;

Haematology;

Chromosomes chromatin;

Mineralised tissue.

Abstracts

.Abstracts forms will be available from the Royal
Microscopical Society. 1 hev should be returned
bv not later than 14th .lanuary. 19X0. Acceptance
will be subiect le receipt of the lull registration fee.

Publications

Invited papers will be published in a separate vo-
lume from that containing the abstracts ol contri-
buted papers, free communications and poster
sessions.

Poster sessions

1 here will be separate lopic-orientalcd poster ses-
sions and registrants will be able to submit normal
abstracts for these sessions the timing of which
will not conflict with the free communication ses-

Symposia

1 hesc will have both invited and contributed
papers,

language

Ihe official language ol the Congress will be
Ijiglish,

Organizing ( onimiltee

I\'rcsiileni: Professor P, B, Ciahan.
Sccrelarv-Cicncral: Dr. (iillian R. Bullock.
Commiuec: Professor C. W. M, .Adams; Dr. Do-
rfen E. Ashhurst; Dr. I, D. Bovven; Dr. Shirley
A. M. Cross; Dr, M, Isabel Eilipe; Professor.I. R.
(larrett; Dr. .1. D. Harrison; Dr, Olga High; Pro-
fessor S. .1. Holt; Dr. B, D. l ake; Professor A. 0.
E:. Pearse; Dr. P. .1. Sunvard,

Information

For further information please contact;
Ehe Administrator.
Roval Microscopical Socielv.
.37 3X St. Clements.
Oxford OX4 1 A.I.
F.K.

(Inlichtingen tevens op het Redaktie secretariaat
verkrijgbaar)

Symposium --

Vereniging voor Immunologie
I.unteren, 22-23 maart 1979

Het Svmposium wordt gehouden in het Congres-
centrum \'dc Blije Werell\' ic I.unteren en duurt van
donderdagmiddag 22 maart 1979. 16.00 uur tot
vrijdag 23 maart 1979. uiterlijk 16.00 uur.
De deelnameprijs voor het totale Symposium, incl,
inschrijfgeld, maaltijden en logies / 100. Dege-
nen die slechts het vrijdag-programma kunnen bij-
wonen betalen / .50, voor inschrijfgeld, lunch,
koffie en thee. Aangezien het aantal plaatsen is ge-
limiteerd lol 200. wordt men geregistreerd in volg-
orde na ontvangst van het ingevulde inschriiffor-
mulier cu de deelnameprijs via een betaalcheque of
via overschrijving. Zij die geregistreerd zijn om-
vangen hiervan tijdig bericht. Een boekje met
samenvattingen en programma wordt hij hel begin
van het Symposium uitgereikt,

l\'rograniniu

16.00-17.00 uur: inschrijvingen kennismaking

17.30-1X.30 uur; diner

19.00 uur: begin van het programma.

P, .1, ,A. Capel (Nijmegen): \'De klassieke comple-
ment activatie\'.

M. R, Daha (leiden): \'Complement activatie via de
alternatieve route\'.

R. van I urth (I.ciden): \'Synthese van complement
componenten\'.

.1. H, M. Berden (Nijmegen): \'Biologische activi-
teiten van het complement systeem\'.

-ocr page 97-

2.1 niiiarl 1979

M. iV Dic\'iich (Mam/); \'Complement receptors\'.
P. C, .1, I e\\h (l eiden); \'Interactie \\an complement
met tagoc\\tercnde
lcLicoc\\tcn\'.
M. H. Pep>s ( London);\' I he role ol complement in
the induction ol the immune response\'.
L. .A. \\an Roven (.Amsterdam); \'De relatie \\an com-
plement en het stollingssx\'steem\'.
L- Hertens (Ltrecht); \'Interactie van complement
met allcrgcncn\'.

L. .A. \\an I\'s (Leiden); \'Het lot \\an circulerende
im m uuncomple.vLcn".

.1. L. Molenaar (Amsterdam); \'Complement be-
palingen cn hun klinische relevantie\'.
I h. Veltkamp-X\'room (.Amsterdam); \'Complement
in dc imnnmopathologie\'.
VL R. Daha (Leiden); Slotbeschouuine.

Inlichtin)>en:

Cursuscommissie; Dr. A. ,A. \\an den Broek. Histo-
logisch Laboratorium, Oostersingel 69 1. 971.1 LZ
(Ironingcn, I el. 0.50 - 1 I 51 85,

Bijeenkomst

Werkgroep Dierputhologen
Dinsdag 30 januari 1979

De bijeenkomst /al ilinsila^njiililuii worden ge-
houden (aanvang 14,00 uur) in vergadcr/aal \'1 van
het Rijksinstituut voor de Volksge/ondhcid. .An-
tofue van Leeuvvcnhoeklaan 9. Bilthoven.

/\'riigrujiiiiui:

14.00 M. ,Attia; \'Cytological changes in the pitui-
tary gland and under chronic progesterone
treatment in beagle dugs\',
14.20 .1, M.Bcrkvens cn .1, IL ,1, van Nestelrooij;

\'Morlologie van hv polvsctumorcn\',
14,40 Pau/c,

15,20 S, ,A, (iocdebuure; \'Secundaire becntumo-

ren bi| dc hond\',
15,40 P, Wester; \'Maagcarcinoom bij bet paard\',
16.00 I h, S, (1, .A, \\rvan den high; \'Atvpische
pneumonic bij hct rund\'.

-ocr page 98-

Nieuwbouwactiviteiten voor
Complex Oost\'
officieel gestart

C entraal Diergeneeskundig Instituut
te Lelystad

Het werk \\aii het Centiaal Diergeneeskiitidig In-
stituut (C.I).I.). met natne op het gebied van dier-
geneeskundig onder/oek en de ontwikkeling \\an
seia. entstollen en diagnostiea. is van enorme
waarde voor de ge/ondheid van onze veestapel.
Ruimtegebrek en andere problemen ten aan/ien
\\an de huisvesting van het instituut bebbe^i soms
een belemmering gevormd voor een doelmatige
aanpak. Dat werd als des te onaangenamer gevoeld,
omdat bepaalde extreme lactoren juist een intensi-
vering van de werkzaamheden noodzakelijk heb-
ben gemaakt.

■Aldus minister Van der .Stee (landbouw cn visserij)
in zijn toespraak ter gelegenheid van dc olïiciële
start van de nieuwbouwactiv iteiten voor\'Complex
Oost\' van het C.D.I. te l.elvstad op 22 novetribcr
1978.

Dc veehouderij heelt in ons land. vootal dc laatste
jaren, een diastische groei vertoond die wordt ge-
kenmerkt door concentiatic en bcdrijlsvcrgroting.
Schaalvergroting en intensivering leiden in dc vee-
houderij onherroepelijk tot bet in betekenis toe-
nemen van lecds bekende inlecticzicktcn en tevens
tot het zich openbaren van nieuwe. Ook bepaalde
bedrijrsvormen. zoals het oplokbedrijl in de rund-
veehouderij. brengen een risico voor de gezond-
heidstoestand van de veestapel met zich mee.
Bovendien heelt de toegenomen invoer van dieren
cn dierlijke produkten de kans op het binnen-
dringen van aanvankelijk in ons land onbekende
/ickt\'en vergroot. Dit alles hecti dc bchoelte aan
onder/oek als nood/akclijke onderbouw voor het
beleid, dat gericht is op het ge/ond houden van on/c
veestapel, sterk doen toenemen. Voor de verwc/cn-
lijking van dal beleid /ijn wettelijke maatregelen
onmisbaar.

Wctcevin);

Wij hebben reeds lang ccn Veewet cn een Vogel-
/icktcnwcl die maatregelen ter voorkomingen be-
strijding van besmettelijke /iektcn inhouden en
mogelijk maken. Daarbij kwam in 1964 de /oge-
naamde Antibioticawet. die door een systeem van
kanalisatie van dc handel in bepaalde diergenees-
middelen beoogde Ic voorkomen dal dc/e middelen
in handen van ondeskundigcn komen.
Zoals bekend, is momenteel een nieuwe (ie/ond-
heidswct voor dieren in voorbereiding die tc /ijner
tijd dc Veewet met enkele aanverwante wetjes en
ook de Vogel/icktcnwet /al gaan vervangen. De/e
Cie/ondheidsvvet voor dieren /al niet alleen een aan
dc gewij/igde omstandigheden aangepaste /ickten-
bestrijding mogelijk maken. Zij voor/iet bijv. ook
in maatregelen in het belang van het wcl/ijn van
dieren, een lacet dat de laatste tijd steeds meer be-
tekenis heeft gekregen.

.-.ru
iij

De met de Antibioticawet opgedane ervaring leerde
dat hel wenselijk was de in die wel neergelegde
kanalisatieregeling in diverse op/ichtcn aan tc
scherpen. Dal heeft geleid tol de indiening bij de
fwccde Kamer van bet ontwerp van Wet Kanali-
satie Diergeneesmiddelen. Dit ontwerp beperkt
/ich nog tot een verbetering van de kanalisatie-
aspecten. Wij /ijn nu be/ig weer een stap verder te
gaan met het ontwerpen van een Diergeneesmidde-
lenwet. Daarmee wordt in de eerste plaats beoogd
waarborgen te scheppen voor dc kwaliteit van dier-
geneesmiddelen. Bij het toenemend gebruik van
diergeneesmiddelen wordt het steeds meer van be-
lang dal die middelen vóórdal /ij in de handel
komen, van overheidswege op hun kwaliteit wor-
den getoetst. Dit houdt in cncr/ijds de deugdelijk-
heid voor het doel waarvoor hel middel bestemd is.
andcr/ijds het niet schadelijk /ijn. De nodige waar-
borgen hiervoor kunnen niet voldoende worden
bewerkstelligd door het v ooral toetsen van dc mid-
delen op /ich/elf. Daarnaast is het nodig aan dc
labrikanten. importeurs cn handelaren bepaalde
eisen te stellen op bet gebied van deskundigheid en
ten aan/ien van de inrichting cn uitrusting van hun
bedrijl.

De minister merkte hierbij op dal hij in dit kader
het begrip \'diergeneesmiddelen\' niet gebruikte in de
beperkte betekenis van middelen die voor gcnc/ing
bestemd /ijn. Hel is namelijk de bedoeling dat de/c
Dicrgcncesmiddclenwcl /ich ook /al uitstrekken
tot veterinaire sera. entstoffen, diagnostiea cn smet-
sloffen. Voorde
/c groepen van produkten bestaan
wcliswaai bepaalde regels, maar dc wetgeving op
dat gebied is niet alleen versnipperd, /ij is boven-
dien lang niet toereikend en onvolledig.
Naast de nieuwe /ickicproblemen en de verscher-
ping van dc \'oude\' problemen die /ich tengevolge
van dc schaalvergroting cn intensivering in de vee-
houderij vocndoen. is ook de kans op verspreiding
van smetstoffen sterk toegenomen. Daar komt bij
(tal dc voorbchocilcnde behandeling met sera en
entstoffen en de toepassing van diagnostiea een
steeds belangrijker plaats /ijn gaan innemen, (ic-
/icn dc aard van de/e middelen en het feit dat bijv.
onvoldoende werk/aambcid van ccn entstof /eer
ver strekkende gevolgen kan hebben, is een kwali-
teitsregeling voor de/e middelen even nodig als
voor de overige diergeneesmiddelen. Ook andere
onderdelen van een Diergeneesmiddelenwet zullen

L«Jl

-ocr page 99-

-a. entst
n even\\
ir de andere middt
.Ie bewindsman v;

1. entstoffen en diagnostiea
mi de wettelijke voor/ier

ll

uiwens \\(
1 gelden.

II r sei ;
Kort.

ngen

veterinaire si
n grote trekk

vooi de
/uilen i
met die
Voorts
s\\ steem

oden
i ij dig

len.

in mening,
ang \\noraf
igelijkheid
kende voor

OOI

■n diai
moete

mostic
n lopc

dat hel
an dier-
noet in-
ch riften
het middel uit-
k moet het bii\\.
\'ijn omtrent de dosering \\dorschrilten te
rgclijke voorschriften kunnen van groot
In met de residuwerking van hct middel,
il de wet ruimte bieden om bepaalde mid-
1 toe le laten voor veterinair gebruik, als
band met risico\'s voor het onvatbaar wor-

van bacterien gewenst is. de/c middelen le
Tveren voor toepassing bij de mens.

rakier van een Diergeneesmidde-
thans voor ogen staat, brengt met
in ook een plaats wordt ingeruimd
1 kanalisatie van de handel in
Fen kanalisatiercgeling met
be

cen/clfde doelstelling als beoogd is met dc /.g.

Nntibioticavvet en met hct óók reeds genoemde
wetsontwerp Kanalisatie diergeneesmiddelen. Hel
ligt ook in de bedoeling de groepen van middelen,
waarop de kanalisalieregeling van toepassing is,
enigs/ins uit te breiden, onder meer met de groepen
sera. enistoffen cn diagnostiea. .Als gevolg van de
opneming van de/e kanalisalieregeling /al de Dier-
geneesmiddelenwet tevens dienen ter vervanging

voor de k waliteitstoet
geneesmiddelen, tévens de m
houden tol het geven van bepe
omtrent de doeleinden waar\\
sluitend mag worden gebruikt
mogeliik
geven. I).
belang /i
Verder /;i
delen nie
het

Het algemene k
lenwet. /oals dii
/ich mee dal daarin
voor een systeem v;
bepaalde middelen

Report about the X. International
Congress for Bniatrics,
Mexico (D.F.)

[■ollowing the invitation of the .Mc-xican Asso-
ciation of Veterinarians Specialists in Cattle, the
tenth Congress ol Ihe World Organi/ation for
Buiatrics was held from the 16.-19. August 197X in
Mexico City. Dr. .1. Avila (iarcia (President). Dr,
F, Hidalgo y Tcran (Secretarv) and Dr, Aline S, de
■Aluja (Scientific Program) were responsible for its
preparation and organi/ation. Fhe President of
Mexico, I iecnciado ,1, Pope/ Portillo, held the
inaugu rati

if the 1,1.50 participants from 42
le- and North
taining nearly
outlined into 6 sections;
Problems of Dairy Cattle Produc-
Improvcment of Milk and Beef
ting factors and solu-

200 entries w
Rcproductio
lion, Maslili
Production in the trop
lions. Nutrition, Miscellan

In 4 large auditoriums, parallel sessions were held
in Spanish, Frcnch, Spanish and (lerman simul-
taneously,

Fhe unabridged ctrngressional report will be com-
pleted shortly and manv mav be acquired from the

Organi/ing Committee - World Congress

lor Buiatrics

Ave, Morelos 20-^07

México 1, D I , - Mexico

his jubilee convention did ni;
irtanl scientific and practical
also colourful and altractiv
, for which the participant
ivith a great ovation in the fma

As its predecessor, this lubilee convention did not
only enhance imp
contributions, but
sociable gathering
thanked their hosts
session.

During the congress, new chicfs-of-slaft were voted
for the Sociedad 1 atinoamericana de Buiatria,
Furthermore the Indian Society for Buiatrics (60
members), the Netherlands (iroep Cieneeskunde
van hct Rund (200 members) and the Israel Asso-
ciation for Buiatrics (90 members) were admitted
as affiliated members of the World Association for
Buiatrics, Fhe membership standing is thus roughly
5,65.1 persons. I he composition of the executive
assembly remained unchanged.
Fhe next meeting of the World Organi/ation for
Buialrics, following the invitation of the Israel
Association for Buiatrics. will be held in 19X0 in
Israel, and the ensuing congress in 19X2 in .Amster-
dam on behalf of the inv italion of the Netherlands
Groep (ieneeskunde van bet Rund,

van de Antibiolicavvel en
K a na 1 i sa tie d ie rge nces m id deIen.
.Als startsein voorde nieuwbouwactivileite
de bewindsman een boom afkomstig va
dige C D I.-vestiging le Rotterdam en
verwachting uit dat de/e evenals hei Inslituut d
de betere mogelijkheden hier verder tol ontplooiing
/OU komen. (Pcrshcricht Min. v. l/in,lhoi,»)

hel welsontwe

n planne
n dc hui-
sprak dc

:)r

I he majority

-ocr page 100-

Van de Veterinaire Hoofdinspectie van de
Volksgezondheid tevens Directie van de
Veterinaire Dienst

Advies omtrent wijziging Honden- en
Kattenbesiuit uitgebracht

Op 9 oktober 1964 kwam het Honden-en
ICattenbesluit tot stand, dat regels bevat-
te ler nadere uitwerking van artikel 2 van
dc Wet op de dierenbescherming. Sedert-
dien /ijn echter verscheidene problemen
aan het licht getreden, die deels op onbe-
kendheid met. deels op onvolkomen-
heden in het besluit zijn terug te voeren.
Deze problemen en de enorme groei van
het aantal huisdieren brachten de nood-
zaak met zich mee. binnen het raam van
artikel 2 van de wet. in het besluit nieuwe
voorschriften op te nemen met betrek-
king tot onder meer toezicht en controle
op dc uitvoering.

Met de uitwerking hiervan werd de Com-
missie herziening dicrbeschermingsbe-
sluiten belast, die op oktoberjl. adv ies
heeft uitgebracht aan de Staatssecretaris
van C.R.M. Dit gebeurde in de vorm van
een ontwerpbesluit met de daarbij be-
horende nota van toelichting.
Over het algemeen verwacht men. dat de
Staatssecretaris na overleg met de
Minister van l.andbouw cn Visserij
het ontwerp ongewijzigd zal laten, doch
de commissie wel zal verzoeken sommige
punten nog nader uit te werken. Met be-
trekking tot het toezicht en de controle
op de uitvoering heeft de commissie de
volgende belangrijke w ijzigingen voorge-
.stcld:

de inschakeling van de Veterinaire
Dienst (B. en W. van gemeenten moeten
hoewel zij voor de uitvoering van het
besluit verantwoordelijk blijven over-
leg plegen met de districtsinspecteur van
de V.D.);

houders van vergunningen voor of
mede voor het kopen, het ten verkoop
voorradig hebben, het verkopen, het in
bewaring nemen of het africhten van
honden, dienen in de toekomst te zorgen
voor identificatie van het dier door mid-
del van tatoeage (op deze wijze wordt een
doeltreffender controle mogelijk op o.a.
de herkomst van de dieren, de data van
in ontvangstneming en aflevering als-
mede de inenting tegen hondc- ol katte-
ziekte);

het terugbrengen \\an de zgn. entings-
termijn van 3 weken naar 7 dagen (weten-
schappelijk onderzoek heeft aangetoond,
dat de tijdsduur tussen het moment van
enting en het tijdstip waarop het dier
immuun geacht mag worden, op 7 dagen
kan worden gesteld);

het creeren van een uitzonderings-
positie op bepaalde punten voor dieren-
asiels (bijv. op het gebied van het in-
entingsvoorschrift: zwerfhonden of-kat-
ten zullen ten tijde van de opname veelal
nog niet geënt zijn tegen honde- respec-
tievelijk katteziekte);

-ocr page 101-

houders van vergunningen \\oor het
ten verkoop \\oorradig hebben of in be-
waring nemen van honden en katten
moeten voortaan beschikken over een
bewijs \\an vakbekwaamheid;

het beperken van de geldigheidsduur
van de vereiste vergunningen (een maxi-
male geldigheidsduur van 3 jaar /.al het
mogelijk maken de vergunninghouders
tussentijds meer te controleren).

Verder wil men nog een voorschrift op-
nemen dat bepaalt, dat het doden van
dieren slechts mag geschieden door een
dierenarts en beoogt men de vervoers-
voorschriften voor honden en katten te
laten vervallen. Een en ander /al im-
mers op basis van de Wet dierenvervoer
geregeld kunnen worden.
Bovendien ligt het in de bedoeling de ver-
gunningen behalve die voor het af-
richten te binden aan een bepaald per-
ceel. Op de/e wijze kan er een einde
komen aan de markt- en straathandel in
honden en katten.

De door de commissie voorgestelde wij-
zigingen en aanvullingen \\an het Hon-
den- cn Kattenbsluit brengen met zich
mee. dat de problemen met de handel en
in de asiels tot het verleden gaan behoren.

Invoering identificatieregeling
tijdelijk uitgesteld

In verband met afleveringsmoeilijkheden
bij de leverancier van het \\ t)oi de uitvoe-
ring van dc identificatieregeling benodig-
de technische materieel, is besloten het in
werking treden van de regeling tijdelijk
uit le stellen. Men hoopt de regeling zo
spoedig mogelijk na de oorspronkelijke
geplande datum van I januari 1979
le doen ingaan. De varkenshouders en
-handelaren zijn op de hoogte gesteld en
zullen in iedere geval tijdig worden inge-
licht over de nieuwe datum van invoe-
rmg.

Drs. .S. Klarenbeek Inspecteur in l trecht

Per 1 januari is Drs. .S. R. Klarenbeek
aangesteld als Inspecteur van de Veteri-
naire Dienst, tevens Veterinair Inspec-
teur van de Volksgezondheid in het dis-
trict-ambtsgebied Utrecht.
Vanaf 1 augustus 1965 is hij in dezelfde
functie werkzaam geweest in hel district-
ambtsgebied Noordelijk Zuid-Holland.
Na aanvaarding van zijn nieuwe functie
zal de heer Klarenbeek v oorlopig nog be-
last blijven met de waarneming in Nt)or-
delijk Zuid-Holland.

Malta slacht alle nog resterende varkens

Volgens Maltese persberichten hebben
de autoriteiten van hel eiland besloten nu
ook alle resterende varkens te slachten.
Tot deze uiterste maatregelen is overge-
gaan. daar men sinds de eerste uitbraak
van de Afrikaanse varkenspest (maart)
niet in is geslaagd de ziekte lol slaan te
brengen.

Maltese slagers zullen het hierdoor ter
beschikking komende varkensvlees ech-
ter niet mogen kopen en bovendien
moesten hun voorraden op 30 november
j.1. reeds zijn uitverkocht. Na die datum
zal de verkoop van varkensvlees namelijk
lot nader order zijn verboden. Het vlees
van de nu nog te slachten dieren zal in
zijn totaliteit worden verkocht aan de
vleesverwerkende industrie.

BFSMH I I LM.JKF, DILRZIFK I FN
Dier/iektcnbuilclln nr.
22 \\an de Veterinaire
Dienst, over het tijdvak 16 tot .10 november I97X.
vermeldt de volgende aantallen van aangilteplich-
tige besmettelijke dier/iektcn in .Nederland.

Atrofische rhinitis

Totaal 20 gevallen in IX gemeenten:

Drenthe 1 geval

Overijssel 5 gevallen in gemeenten

(ielderland 4 gevallen

I\'trecht 2 gevallen

Zeeland 1 geval

Noord-Brabant 6 gevallen

l.imburg 1 geval

-ocr page 102-

Schurft

l otaal 4 gevallen in 4 gemeenten:

CirDuingen 1 geval

Drenthe I geval

N oo ril-I Uil land I geval

Zuid-Hol land I geval

Rotkreupel

\'hitaal 45 gevallen in 33 gemeenten:

Groningen 5 gevallen in 4 gemeenten

F-riesland 21 gevallen in 10 gemeenten

Drenthe 5 gevallen

Overijssel 2 gevallen

Utrecht 2 gevallen

Noord-Holland 7 gevallen

Zuid-Holland 3 gevallen

Miltv uur

1 otaal 3 gevallen in 3 gemeenten:

Gelderland I geval

Utrecht 2 gevallen

varkens/iekte. Van een lotaal van 370 varkens
bleken er 10 besmet Men is tot strenge sanitaire
maa t regelen overgegaa n.

At KIKAANSF VAKKFNSPFS I
Portugal

In IS districten van Portugal werden m oktober 394
bedrijven met de Afrikaanse varkenspest hcsmet-
Op de/e bedrijven waren 19.57b varkens aanwe/ig.
waarvan ei 3.766 aan de /iekte stierven en 15.810
werden algemaakt.

MOND- KN KI AUVVZPf R

Joego-Slavlé

Op 22 november deelde de Veterinaire Dienst te
Belgrado mee. dat 4 dagen eerder een uitbraak van
mond- en klauw/eer type A was vastgesteld in de
havenplaats Ploce. Het betrof een stal waar 1497
runderen en 900 schapen verbleven, die voor de
doorvoer bestemd waren.

De betrokken dieren worden alle algemaakt. Ver-
der heeft mende importen doorvoer van dieren rnet
gespleten hoeven en daarvan afkomstig vlees ver-
boden cn is men overgegaan tot strenge voor/orgs-
maatregelen.

Rusland

Volgens een telegram van de Russische Veterinaire
Dienst is op 26 novcinbci 1978 mond-en klauw-
/eer tvpe G waargenomen bij runderen rn het dorp
Staraia Saiata. republiek Moldavië. Van de 157
aanwe/rge dieren waren er 6 besmet, welke /ijn
algemaakt. Dc overige werden geslacht. In hel be-
dreigde gebred en de aangren/eride districten wiudi
thans geënt rnet monovalent vaccin type C en
strikte maatregelen /ijn genomen.

I urkije

Van 16 tot 31 oktober 1978 kwam in de I hracische
provincie Istanboel I geval van mond-en klauw/eer
van het type O, voor.

Daarnaast werden gedurende die periode 42 uit-
braken gemeld in .Anatolie. Hiervan waren er 7 van
het tvpe A,, en de overige van het type O,.

V FSIGUI, AIRF \\ AR K FNSZIF K I F
Oostenrijk

Te Sieghartskirchen. district I ulln, is op 27 novem-
ber 1978 een uitbraak geconstateerd van vesiculaire

-ocr page 103-

Januari:

16

Knny \'Noord-Holland hoven het 11\'. Vergade-
ring \'het Oude Slot\' (Markt) te Sehagen. aan-
vang 2(),.\'*() uur.

■Md. (lelderland K.N.M.v.D. .Mdelnigsverga-
dering. 1.eden vergadering, .laarbeurs-congre.s-
gebouvv. l \'treebt.

Bijeenkomst Werkgroep Dierpathologen.
RijksLnstituut voor de Volksgezondheid, aan-
vang 14.00 uur (pag. 65)

3(1

Februari:

I Contactgroep Veterinaire Homoeopathic
Nederland. Vergadering. Heatriv-gebouvv.
.laarbcursplein. 1\'lrccht. aanvang 20.00 uur.

I ,\\ld. Noord-Biabant K.N M.v.D l\'rov. (ie-
zondheidsdienst Bo.xtcl: werkvergadering
DH\'Slklilvt\'lfn.

1.^ Kring\'Noord-Holland boven het 1.1\'. V ergade-
ring. "het Oude Slot\' (Markt) te Sehagen.
aanvang 20..30 uur.

13 -Md. Nooid-Hrabant K N,M.v.D. l\'rov (le-
zondheidsdicnst Bo.xtel wei kvcrgadcring nm-
i/crcii.

14 (irocp Cieneeskunde van hel Kleine Huisdier,
laaivcrgaderiiig.

14 15 C l .O-studiedagen, .laarbeurscongrescen-
trum. l trecht.

22 Ciroep Volksgezondheid K.N VI.v D I eden-
vergadering. .laarbeurscongresgcbouw.
r Hecht.

22 23 I agung \'1\'hv siologie und Pathologie der
I cirlpllanzung der Haustiere\'. M linchen (pag.
1303 (197S)).

Maart:

6 .Aid. Noord-Hrabanl K.N.M.v.D. Prov Cie-
zondheidsdicnst Boxtel wcikvergadermg viir-
kfii\'..

9 10 \'I quilania\', l agung über Plcidekrankhei-
ten(pag. I303 cn I326(I97X)).

12 14 Course \'Current Awareness ol Zoonotic
Diseases\'. Roval Socielv ol Medicine. 1 ondon
(pag. 1276(1978)).

13 Kring\'Noord-Holland boven het l.l\'. Vergade-
ring \'het Oude Slot\'(Markt) te Sehagen. aan-
vang 20.30 uur,

15 Aid. Noord.Biabani K.N.M.v.D, Prov. Cic-
/oiulhcidsdiensl Bo.Mel; werkvergadering
k It\'iih\' huisdieren.

20 Aid. C.clderland K.N.M.v.D. Aldelingsverga-
dcring.

23 Svniposium Vereniging voor Immunologie;
Svmposium over "Complement\' (pag. 1216
(1978) en pag. 64),

25

,\\pril:

3 Aid, Noord-Brabant K.N.M.v.D. Prov. Cic-
zondhcidsdicnst Boxtel: werkveigadering
schapen.

5 8 DVCl-kursus. Bad.Nauheim (pag. 77|
(1978)),

6 8 B,S,.A.V.,A, 22nd Congress. 1 ondon. (pag.
95-5( 1978)),

10 Kring \'Noord-Holland boven het 1.1\'. Ver-
gadering "het Oude Slot\' (Markt) te Sehagen.
aanvang 20.30 uur.

24 Aid. Nooid-Brabant K.N.M.v.D. Prov. Cie-
zondhcidsdienst Boxtel: werkvergadering
pluimvee.

26 Comactgroep V eterinaire Homoeopathic Ne-
derland. Vcrgatlcring. Beatrix-gebtniw. .laar-
beursplein. 1\'trecht. aanvang 20.00 uur.

26 Ciroep Volksgezondheid K.N.M.v.D. I cden-
vcigadering.,laarbeurscongresgcbouw.
1 t recht.

.Mei:

8 Kring \'No()id-Holland boven het I.)\'. V erga-
dering \'het Oude Slot\' (Markt) te Sehagen.
aanvang 20,30 uur
17 A.C.V.-Con(rolc: traditionele studiedag. Cul-
tuieel C.\'einrutn \'De Reehorst\'. Bcnnckomsc-
weg 24. I de ((lid ).
r \\ld Ciclderland K NM.v.D Aldehngsvcrga-
ilci lllg

IX 20 (irocp (ieneeskunde van het Kleine Huis-
dici: \'V oorjaaisdagen 197\')\' R \\|<ongrescen-
tium. .Amsterdam, (pag. 1202 (^PS))
19 27 "Das I icr und wir\' 1 aclimesse und liilor-
mationsschau und Pacdogica\' 2 I chimittcl-
mcsse. Basel.

Juni:

9 lagung der Schweizerischen Vereinigung
lur Kleintieiniedizin. Zürich,
K ring "Noord-Holland boven het 1,1\', Vergade-
ring \'het Oude Slot\' (markt) te Sehagen, aan-
vang 20.30 uur.

(\'(mtactgroep Veterinaire Homoeopathic Ne-
derland. vetgadering Beatrix-gebouw. .laar-
beursplein. Utrecht, aanvang 20.00 uur.

14

Juli:

1 7 21e Wereld Veterinair Congres. .Moskou,
(pag. 403. 467 en 1314(1978)).

-ocr page 104-

22 26 l-uropcan Association lor Animal Pro-
duction - 3()th Annual Meeting (pag. I2X.3
(I97K)).

1980
Juni:

.10 .1 jidi \\ 1 Internat.
Kopenhagen.

Konizrcss der I.P,\\ .S.

Augustus:

21 2."! \\ll S\\mposium ol the International
(.\'ommittec on l aboratory .Animals. I trecht.
(pag. .166 en 1.102 ( 1978)).

September:

2 7 lOth International Conlcrencc on Health
Education. London.

12 14 5. Internat. Kongress der (iescllschalt
liir V\'ctcrinariöntgcnologie (A). Mtinchcn.

1.1 C\'ontactgioep \\ etermaire Homoeopathic Ne-
derland. Vergadering. Beatri.x-geboiiw. .laar-
beursplein te I trecht. aanvang 20.00 uur.

20 (irocp Volksgezondheid K..N.M.\\.I). l eden-
vergadering. .laarbeurscongresgcbouvv.
I trecht.

Augustus:

17 22 \\ Ith International Histochemisirv and
( vtocbemistrv Congress 19X0. Brighton ([Vig.
64)

September:

In Wien .1, Kongress der Intern, (iescllschalt
für lierhvgiene.

In IsracM .\\l Kongress für Buialrik (.V),
I 6. .11. .lahrestagung der fairopaiscbcn Ver-
einigung lür 1 icr/uchi. München.

Oktober:

25 Contactgroep Veterinaire Homoeopathic Ne-
derland. Vergadering. Bcatrix-gcbouvv. .laar-
beiirsplein. I trecht. aanvang 20.00 uur.

■...\'/ heest hiiiixl lintzetteiul cnin me . .

December:

1.1 (irocp Volksgezondheid K.N.M.v.l). leden-
vergadering. .laarbeurscongresgcbouvv.
l trecht.

11 Contactgroep \\ etermaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering. Beatri.x-gebouvv. .laar-
beursplem. utiecht. aanvang 20.00 uur.

-ocr page 105-

in memonam

B. DE VLAS

op 4 augustus 1914 te
en overleed op 17 augustus

studiegenoten.
Friese
erd hij

Benus de I \'las wen/ <
lx\'euwarüen gehort
197,S le Zwolle.

Beriiis de Mas. \'Houwe\' voor ji/n ■
hraehl zijn eerste jeugd door in de
hoojdstad Leeuwarden. Dagelijks
geconfronteerd niet hel transportbedrijf van zijn
vader, een bedrijf waar vrije lijil niet bestond,
waar hard werken geboden was en waar de inzet
van het gehele gezin een vanzeljsprekende zaak
ivas.

hl die jaren werd op hem een stempel gei/ruk 1
dat zijn gehele verdere leven onuitwisbaar bleek
te ziin. namehjk dat van een hardwerkende,
onvermoeibare en zakelijk ingestelde iiian.
/i/n ambities gingen echter verder dan het
ouderlijk bedrijf Hij doorliep de Handels U.H.S
te Leeuwarden en de Middelbare
Landbouwschool te (ironingen. Ongetwijfeld
weril in dal laatste instiiuul zijn verlangen om
diergeneeskunde te gaan stuiteren gebo.
eigen praktijk zou iiitsiekend passen in
van denken cn werken!
De studie aan de zesde Faculteit voor
Diergeneeskunde te t irec/il went <lan o.
1934 aangevangen en op II mei 194(1. d,

ilaags te ro/-,
werd hem ile

bczciier had nog maar
grenzen overschreilen.
i\'verliathltgd.

In lUc zes stmlieiaren hebben velen hein leren
kennen als een opgewekte en intelligente
medestudent, die weldra een groot aantal
vrienden om zich heen wist te verzamelen. Reeds
m deze tt/d trad hij op de voorgrond door in
1939 tot voorzitter van D.S.K. geroepen te
worden. Het studenten-huis W illem Barentsz-
straai J6 is een adres, dat bij vele collegae nog
onuitwisbare herinneringen ojtroept.
herinneringen, waar steeds de naam De
I Las
voorkomt.

/.im eerste werkzaamheden als dierenans
voltrokken zich in hel algemeen paar<letidepi
van de Militair l etermaire Dienst, waar Bertus
zich op de tweede oorlogsdag als burger meldde
om zijn diensten aan te bieden, diensten die
gaarne aanvaard werden.

\\a de oorlog volgile een waarnemingsperiode in
vcrscliillenile praktijken, maar nu in november
1941 in het huwelijk getreden te zijn met

■en. F
zijn 11

•n
ijze

„k in
Duits.

n onze
dierenartsbul

in

!>l

FUsaheth Kooij vestigde het jonge gezin zich op
.■\\nieland. waar hij de algemene dierenarts-
praktijk ging uitoefenen cn daarmede de lang
gekoesterde wens van zcltsiaiulig prakticus in
vervulling zag gaan. Op dat Friese eiland werd
hij levens hoofd van de vleeskcuringsdiensi en
gemeente-veeurls en mede door zijn op de
landbouw.school opgedane kennis werd hij
weldra een in alle opzichten gewaardeenl
raadsman voor zijn clienien.
Foen echter na afloop van de twecile
wereldoorlog de gelegenheid kwam zich op het
vaste land te vestigen greep hij die met beute
handen aan cn nam de praktijk van collega
\\ ehhoen te /wolle in november 1945 over. In
deze omvangrijke praktijk van grote en kleine
huisdieren kon Bertus zich volledig uitleven.
Daarnaast werd hem door het geiiieentebestuur
het veterinair toezicht op dc /wolse veemarkt
opgedragen en volgde op I juli 1946 zijn
benoeming tot waarnemend ihrecteur van het
Openbaar Slachthuis cn de l Iceskeuringsilieiist.
l l\'ebruari 195<S vormde een keerpunt in zijn
loopbaan want o/y die i/atiim zegde hij dc
praktijk vaarwelen werd benoemd tol
volainhtelijk directeur van de zojuist genoemde
gemeentelijk instelling. Hoewel dit voor hem een
uiterst moeilijke beslissing was heelt het
voormtzicht een dergelijk groot bedrijf te mogen
leiden voor hem toch ile doorslag gegeven,
waarbij nog kwam dat het contact met zi/n
talrijke eliènten in zekere zin toch behouden
bleef iloordat hem tevens de leiding vaJi het
veterinair markttoezicht werd opgedragen, een
functie ihe in 1963 wer,l uitgebreid tot het
ihrecteurschap over het gehele veemarktcomple.x.
ht beide functies heeft De l Las veel opbouwend
werk verricht. Modernisering van het oiiile

-ocr page 106-

slachthuis en verbetering en uithreidin)^ van de
veentarki-outillage met tenslotte het tot stand
kotyten van de IJsselhal werdeti onder zijn
directeurschap verwezenlijkt.
Met trots kon hij gewag maken van het feit. dal
de Zwolse veemarkt was uitgegroeid tol de
tweede in het land en wat de rundermarkl betreft
zelfs tot de eerste.\'

Saasl zijn gewone dagelijkse bezigheden kon hij
nog tijd vinden om veeieeltle.ssen le geven aatt de
Rijks .Middelbare Ixindbouwschool en was hij
bijzonder actiej in hel veterinaire verenigings-
leven. Zo uïj.v hij van 1959 lol 1964 besluursHd
van de afdeling Overijssel van de K.N.M.v.I). en
werd tevens afgevaardigde in het .Algemeen
Bestuur.

De groep volksgezondheid van genoemde
maatschappij benoemde hem van 1965 lot 1970
lol voorzitter, een junctie, die hij op uitstekende
wijze vervulde.

Berius was een sportieve man. die zijn echte vrije
lijd dan ook doorbracht in de hockeyclub, terwijl
op de kegelbaan zijn vrienden in hem een
geduchte tegenstander hadden. Zij geliefkoosde
sporten lagen echier op het water, zoals
schaatsen en zeilen met zijn gezin als de
weersomstandigheden hel maar even toelieten.
Zijn fraaie schip was in de weekeinden een
iweede huis en vortinle vele jaren de
belangrijkste bron van ontspanning.

Lil hei huwelijk werden zes kinderen geboren,
één zoon en vijf dochters. Toen Sake Jan echter
op zeer jonge leeftijd overleed maakte het gezin

üini

De Vlas de moeilijkste periode van hun leven
door.

Gelukkig heelde ook hier de tijd de wond van dit
smartelijke verlies en heeft hij met zijn vrouw en
dochters nog vele goede jaren in Zwolle
doorgemaakt.

Toen de eerste symptomen van een slopende
ziekle zich openbaarden bagatelliseerde hij ze
van den beginne af. Slechls enkele vrienden
werden door hem ingewijd en het was
verbazingwekkend met welke kracht hij zich
verzette. Suggesties ont zijn functies neer le
leggen ondervonden de grootste tegenstand,
maar toch dwong zijn ziekte hem uiteindelijk lol
overgave.

Op 21 oktober 1977 werd op grootse wijze in de
burgerzaal van het Zwolse stadhuis ambtelijk
afscheid van hem genomen, bij welke gelegenheid
hij lol Ridder in de Orde van Oranje Sas.saii
werd benoemd, een welverdiende onderscheiding!
Er brak een moeilijke tijd aan. een tijd waarin
hij nog slechts vreugde vond in zijn gezin, een
moeilijke tijd ook vooral voor zijn vrouw die
hem op zo uitnemende wijze verpleegde.
O/) 17 augustus I97H kwam het einde en op de
maandag daarna werd hij onder zeer grote
belangstelling op de begraafplaats Kranenburg in
het graf van zijn enige zoon bijgezet.
Een uitnemend collega en een goed mens was
heengegaan.

.A. ,1. .ABR.All.AMSE.

-ocr page 107-

ïl

,r
O

L

J,

a

K

J

Van het Hoofdbestuur

Tijdens dit gesprek kwamen diverse onderwerpen aan de orde,
onder andere de opleiding, de subsidieaanvrage ten behoeve van
het P,A.O, en de differentiatie (röntgenologie. H,D,,
gynaecologie etc,). Ook het bezoek van de Amerikanen werd
besproken. Tijdens het gesprek van het Hoofdbestuur met de
Amerikaanse delegatie zijn vooral de specialisatie en het
postacademisch onderwijs in Nederland en Amerika ter sprake
geweest.

De Commissie begeleiding Grote Rundveebedrijven maakt goede
voortgang. Men hoopt het eindrapport nog deze winter gereed te
hebben.

Begeleiding grote
rundveebedrijven

Orde voor Dierenartsen

Vice-voorzitter

Algemene Vergadering

Dc Werkgroep Orde voor Dierenartsen heeft de opmerkingen
die gemaakt zijn in het Algetneen Bestuur bestudeerd. Nu de
tuchtrechtspraak wordt opgenomen in de W.U.D. zullen de
voordelen van een Orde ten opzichte van een Maatschappij nog
eens helder en duidelijk naast elkaar gezet moeten worden
alvorens men tot een besluit kan komen.

Het Hoofdbestuur besluit voor het verenigingsjaar 1978 1979
H. B. M. Overhaus te benoetnen tot vice-voorzitter van het
Hoofdbestuur.

Het Hoofdbestuur constateert dat het .laarcongres 1978 in Breda

als zeer geslaagd kan worden aangemerkt.

f)e .laarrede van de voorzitter heeft in dc pers ruime aandacht

gekregen.

Het Hoofdbestuur spreekt zijn waardering uit voor de tnanier
waarop de Afdeling Noord-Brabant dit congres georganiseerd
heeft.

Gesprek met de
Faculteit

Het Hoofdbestuur is accoord gegaan met de volgende
benoemingen c.q. herbenoemingen voor dc zittingsperiode die
begint op 1 januari 1979 en eindigt op .31 december 1982:
Adviserend lid van het bestuur van de Stichting: M. A.
Moons

l.id van de Commissie Varkensgezondheidszorg: .1. Ci. M.
Claessens

Plaatsvervangend lid van de Commissie varkensgezondheids-
zorg: J. M. Wijsmuller

Adviserend lid van de Commissie Varkensgezondheidszorg:
M. A. Moons

l.id van de Afdeling Pluimvee: .1. A. H. van Lieshout
Plaatsvervangend lid van de Afdeling Pluimvee: P. H. A. M.
van Maanen

Adviserend lid van de Afdeling Pluimvee: M. A. Moons
Tijdschr. Dicrgcneesli.. deel 104. ufl. I. 1979

Stichting Gezondheids-
zorg voor Dieren

-ocr page 108-

l ijdcns dc eerste vergadering \\an dc Werkgroep Praktijk-
onderzoek v\\crden een aantal aspecten \\an dit onder/ock
besproken, die door dc Werkgroep zullen worden
geïnventariseerd cn als basis genomen voor verdere gesprekken.

liet Hooldbcstiiur gaat accootd tnct herbenoeming van collega
(i. M. van der Wal als adviseur van dc commissie l\'aardcn-K.I.
Ditzelfde geldt voor de collegae S. W. .1. van Dictcn cn C. M.
Willcms respectievelijk als adv iseur van dc commissie Runder-
en Varkens K.l.

Het Hoofdbestuur besluit dc Veterinaire Studenten Kcgclclub
Duim in \'t (lat ccn bijdrage tc verlenen ter gelegenheid van hun
dertiende lustrum.

l evens besluit het Hoofdbestuur dc Centrale V ereniging tot
Bestrijding van l ubcrculosc ccn fiiiancicMc bijdrage tc verlenen
ter gelegenheid van het vijlcn/cvcntigjarig bestaan van de
vcrcnigitig.

Praktijkonderzoek

I.andbouv^ schap

Subsidie

Van het Algemeen Bestuur

Dc I hemacommissic heeft inmiddels tvvcetiiaal vergaderd.
I ijdens dc eerste vergadering zijn dc algemene ciitcria voor ccti
jaarcongrcsthcnia otiischrcvcn cn ccn groot aaiUal suggesties
voor onderwerpen gedaan.

In dc tweede vergadering is ccn beperkt aantal suggesties
diepgaander besproken, waarbij uiteindelijk is besloten na te
gaan ol een congresdag te organiseren is rotul het thema
"Diagnostiek en infortnatica\'. Dc titel is overigens slechts
V oorlopig.

\\ accinaties

1 )c mociliikhcdcn incl dc uitvoering van ilc ,\\ujeszkv-inentingen
houden het .\'Mgcmccn Bestuui al lang bezig. (iclijkti|dig is
aatidacht besteed aan ccn goede tanclsopbouvv. alsmede het
trachten verhinderen dat praktici het vaccin afgeven aan ilc
varkenshouders.

Bij dc Overheid is onophoinlelijk al het mogelijke gedaan om
deze algiftc via dc wet (ccn noodwet) tc verbieden cn zowel
montlcling als schriltclijk is dc praktici op het ontoelaatbare van
het afgeven van het vaccin gewezen cn duidelijk gemaakt dal het
.Mgcmccn Bestuur op dit standpunt blijft staan.
Dit volhouden heeft cr intussen wel loc geleid dat ook v;in dc
zijde van het Landbouwschap cn dc Stichting Ciczondhcidszorg
V oor I )icrcn mm ol mccrtluidclijke uiisprakcti zijn gceiaan dat otidet
de huidige omstandigheden deze vaccinaties door dc dierenarts
behoren tc worden uitgevoerd. Deze nuances in de uitspraken
worden veroorzaakt doordat men bevreesd is daarmee

Jaarcongres 1979

-ocr page 109-

tcgeliikerlijd een uitspraak tc diicn over andere vaccinaties en
tevens dat men /ich niet wil vastleggen voor toekomstige
ontvv ikkelingen.

Niettemin bestaat de indruk dat serieus wordt overwogen door
middel van het toelaten van slechts enkele vaccins en het
voorschrijven van (een) entscheniaCs) een grondslag te vinden
voor nadere regels, het/ij bij verordening van het l.andbouvv-
schap. cn in het kader daarvan o.m. val te kriigen op de
uitvoering van de entingen door de dierenarts. De discussies /ijn
daarom /o moeilijk, omdat alle betrokkenen, /owel de Overheid
als het bedrijlsleven, de problematiek van de Aiijes/kv-entingen
relateren aan andere vaccinaties.

Beroeps-

aansprakelijkheid

Op ver/oek \\an een prakticus is Mr. .lames gevtaagd /ijn
mening te geven over de aansprakelijkheid van de prakticus voor
hct niet nakomen van alspraken. met name in verband met
toegezegde periodieke controles ol behandelingen. Dc \\ raag doel
zich voor of van Maatschappij-zijde hierop moet worden
ingegaan en regels onurenl contracten en eventuele vrijwarings-
clausulcs moeten worden omwikkeld.

uitvoerig bestudeerd. In geen enkel onderzoek is
echter aandacht geschonken aan dc cficctcn van
organolinvcrbindingen op het immuunsvstccm.
In dit proclschrift wordt aangetoond dal het
belangrijkste aangrijpingspunt van bepaalde
alkvltinvcrbindmgen gelegen is in hct Ivniloïde
svsieem. Dc lunctionele betekenis hiervan is
geëvalueerd met behulp van verschillende
imnuiuntcstcn. Bovendien zi|n proeven
iii viun
uitgevoenl met humane cellen om hct potenticle
gevaar voor dc mens tc bepalen.

Promotie collega W. Seinen (Utrecht)

■Aan dc R jjktiniversiteit le I ircchl
promoveerde op donderdag 9 november
197h! de heer \\V. Seinen,
geboren m 1946 te Dievcren wonende te
I trecht. Stadhoiiderslaan K9. tol doctor in
de diergeneeskunde op hel proelsclirirt:

Ininii/noldxii il v oJ alk vhin < (iiii;>i)unil.s.

-ocr page 110-

tall

Uil dil onderzoek wordt geconcludeerd dat
bepaalde dialkyltinvcrbindingen. in het bijzonder
di-n-butylin- DBI C) en di-n-octyltindichloride
(DOTC). een selectieve cytotoxi\'sche werking
uitoefenen op T-lymfocyten van de rat. Als
gevolg van dit unieke fenomeen treedt atrofie op
van het lymfoïde systeem en daardoor een
onderdrukking van de T-cel afhankelijke
immuniteit. Deze immunosuppressie is het meest
opvallend bij ratten die blootgesteld worden aan
organotinverbindingcn gedurende de ontwikke-
lingsfase van hel immuunsysteem. //;
vitro.
hebben de/c verbindingen een vergelijkbare
werking bij de mens en de rat.
Voor bepaalde organotinverbindingcn, in het
bijzonder DBTC en DO I C, geldt dat de effecten
op het immuunsysteem de meest gevoelige
parameters van de toxiciteit zijn. Daarom dient
het gebruik van organotinverbindingen opnieuw
geëvalueerd te worden, temeer omdat de
toxicileitsexperimenten werden uitgevoerd in een
tijd dat de immunosuppressieve eigenschappen
nog niet bekend waren.
Aangezien DBTC en DOTC een immuno-
suppressieve werking vertonen, selectief in die
testsystemen waarbij T-lymfocylen betrokken
zijn, kunnen deze verbindingen mogelijkerwijs
therapeutisch gebruikt worden in die patho-
logische omstandigheden waarin sprake is van
een ongewenste T-cel" reactiviteit.
In tegenstelling tot vele andere cytotoxische
geneesmiddelen destrueren DB I C en DO TC
lymfoeyten zonder myelotoxiciteit of een
gegeneraliseerde cytotoxiciteit te veroorzaken.
Daarom vormen deze verbindingen mogelijk een
mteressante bijdrage lot de ontwikkeling van een
geneesmiddel tegen I-cel neoplasicën.

Collega Seinen begon cie studie in 196.3
aan de Faculteit der Diergeneeskunde.
Het dierenarts diploma werd verkregen in
1970. Van maart 1970 tot januari 1973 was
hij verbonden als proefdier-patholoog aan
het Centraal Instituur voor Voedings-
onderzoek TNO te Zeist. Sindsdien is hij
verbonden aan de werkgroep Pathologie-
l oxicologie van de Faculteit der Dier-
geneeskunde,

Promotoren: Prof. Dr. P. H\'emvoon.
gewoon hoogleraar in de algemene en
bijzondere ziektekunde der dieren.
Pro/: Dr. II. van Genderen. gewoon
hoogleraar in de diergeneeskundige farma-
cologie en biologische toxicologie.

Bate uit het

Pieter Langerhuizen

Lambertuszoon-fonds

Van de Hollandsche Maatschappij der
Wetenschappen te Haarlem werd het
volgende persbericht ontvangen:

Het bestuur van de Hollandsche Maatschappij
der Wetenschappen heeft besloten de bate van
vermoedelijk ƒ 18,000, , die in 1979 door de
Maatschappij uit het Pieter Langerhuizen
Lambertuszoon-Fonds zal worden verleend, le
besteden tot bevordering van de studie der
zoölogie, met inbegrip der veterinaire
wetenschappen,

\'I ol het ontvangen van de bate komen in
aanmerking personen, al dan niet leden van de
Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen,
alsmede al dan niet rechtspersoonlijkheid
bezittende instellingen.

Aanvragen tot het verkrijgen van de bate dienen
vóór I februari 1979 le worden gezonden aan de
secretaris der Maatschappij, Prof, Dr. A.
Quispel, Spaarne 17, 2011 CD Haarlem, met
inachtnetning van de volgende bepalingen:

a, de naatn, voornamen, woonplaats en
werkkring van de aanvrager, en wanneer het
een instelling betreft, een duidelijke
aanduiding dier instelling;

b, hel doel waartoe de bate zal worden besteed;

c, een zo nauwkeurig mogelijke begroting of
berekening der kosten;

(I, al datgene, wal dc reden van de aanvrage,
zowel als de omstandigheden waaronder de
aanvrage geschiedt, nader kan in het licht
stellen of aannemelijk maken,

F)e beslissing over de toekenning van dc bate
berust bij de algemene vergadering van de
Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen,
welke in mei 1979 zal worden gehouden.
Hierna ontvangen allen die een aanvrage hebben
ingediend schriftelijke mededeling omtrent de
toekenning.

Over de voortgang van het onderzoek, waartoe
dc bate verstrekt werd. dient ten minste eenmaal
per jaar aan het bestuur van de Hollandsche
Maatschappij der Wetenschappen tc worden
gerapporteerd. Bij publikatie van de resultaten
van bel onderzoek, waartoe de bate verstrekt
werd, is de begunstigde gehouden de
ondersteuning van het Fangerhuizen-Fonds tc

-ocr page 111-

vermelden, en de Hollandsche Maatschappij der
Wetenschappen een exemplaar te zenden.
Aanvragen van het gehele bedrag hebben de
voorkeur boven kleinere aanvragen. In verband
met de werkzaamheden der beoordelings-
commissie kunnen aanvragen welke na het
verstrijken van termijn van inzending zijn
toegezonden
nier voor behandeling in
aanmerking komen.

. Quispei

nogmaals aan deze verzekering deel te
nemen, omdat:

a. deze verzekering schade-statistiek
beschikbaar stelt om bijvoorbeeld te
gebruiken bij het Post Academisch
Onderwijs;

b. moeilijke of principiële gevallen
beoordeeld worden door een commissie
waarin namens de K.N.M.v.D. zitting
hebben de collegae Dr. .). Gajentaan en
.1. H. H. van Lipzig;

c. de premie redelijk is en de voorwaarden
gunstig zijn (geen eigen risico).

Nadere informatie en inschrijfformulieren
zijn verkrijgbaar bii de K.N.M.v.D. en de
V.V.A.A.

Van het Bureau

Waarneming en assistentie

Het aantal dierenartsen dat op dit moinent
(6 december 1978) beschikbaar is voor
kortdurende assistentie c.q. waarneming is
zeer gering. Vrijwel iedereen is voor kortere
ol langere tijd aan het assisteren of
waarnemen in de praktijk, vaak zonder dit
aan het waarnemingsbureau te melden.
Hoewel dit een gunstige ontwikkeling is, is
het voor het waarnemingsbureau bij/onder
moeilijk om effectief tc functioneren. Wij
doen daarom een dringend beroep op
iedere dierenarts die bij het waarnemings-
bureau ingeschreven staat, om e/At\'
waarneming en assistentie, hoe kort ook, te
melden. Dit geldt eveneens voor wijzigingen
van adressen, telefoonnummers etc.

HoofdheStuur en
Secretariaat van de
K. N. M. D, wensen alle

leden een gelukkig en
voorspoedig nieuwjaar en
hopen dat de goede
contacten die in 1978 met de
leden hestonden in 1979
voortgezet en uitgebreid
zullen worden.

Beroepsaansprakelijkheids-
verzekering

In verschillende publikaties in het
Tijdschrifl voor Diergeneeskunde en in de
aan alle praktici toegezonden informatie is
de aandacht gevestigd op de
gemeenschappelijke beroepsaansprakelijk-
heidsverz.ekering van de K.N.M.v.D.
V.V.A.A.

Het Hoofdbestuur adviseert de leden

DSK

Aan alle praktizerende dierenartsen
in Nederland

Enige jaren geleden is door het toenmalige
D.S.K.-bestuur een oproep geplaats in dit
tijdschrilt waarin om adressen werd gevraagd
van dierenartsen die bereid waren een student

-ocr page 112-

gedurende korte of langere tijd in hun praktijk te
laten meelopen. Uit de reacties hierop is
toentertijd een lijst samengesteld \\an ± 50
dierenartsen die hun medewerking wilden
\\erlenen, en van de/e adressen is dankbaar
gebruik gemaakt.

■Aangc/ien de/c lijst alweer enige jaren oud is.
vragen wij ons al in hoeverre wij nog op de/e
adressen kunnen terugvallen. Daarom /ouden wij
diegenen, die /ich indertijd hebben opgegeven
maar nu geen belangstelling meer hebben, willen
vragen om ons dit te berichten, levens /ouden

wij hct /eer op prijs stellen om nieuwe adressen
te ontvangen.

.\'\\ls u /ich bij ons (D.S.K.. Bitstraat P2.
l trecht) wilt opgeven, wilt u dit dan doen onder
verinelding van de periode waarin u de student
kunt ontvangen en de veterinaire richting waarin
u werkt (grote huisdieren, gemengd, kleine
huisdieren).

Bij voorbaat on/e hartelijke dank voor uw
medewerkinc.

Namens het Bestuur.
Liscnc Oven/iiiii.
D.S.K, h.t. vicc-abactis.

Personalia

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde meldden /ich dc
collegae:

Mensink. C\'. (i.; 1978: llirecht, Menadostraat M).
Met/lar, .1. W. II.: 1962; Breukclcn. I.innaeusdrect 77.
Kouwet. Mej. H. M. .1.; Gent-1978; (irubbenvorst, Horstcrweg 49-51.
Zuurhout. .1. \\V.; I97X; Utrecht, .lansdam 1 bis .A.

,Ms lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde heelt het Hoofd-
bestuur aangenomen;

.Alsma, G.; 197K; Suameer (l-r.). S. I\'. llockstraweg 28.

Bron-Diet/. Mevr. G. M.; 1978; Btmnik. Vletwcide M.

I ngcl, ,1, M, .1.: 1978; Berkcl-linschot. Burg. Panislaan .1.

Groot. Mej. .A. C\'. de; 1978: l.ondon (U.K.). 516 Queensgate IMacc (SW 7).

Heide, .1. van der; 1975; .Akkrum. I.jouwerterdijk 2.

Henimink. .1. G.; 1978; l.unteren. Beeklaantjc 10.

Holtkamp. .1,: 1978; VVinsimi (Gr.), I\'raediniusstraat 4,

Hul/en. \\V. 11. van; 19.18; Airisteidam. \\an Brecstraat 187 hs.

Schaaf. .A. van der: 1978; lUrecht. Van 1 lellandlaan 1 14,

Als Kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappji voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen;

,1, H, U, l ieten. Wccidsingel vv/ II. Utrecht,

Cl, Hegen. Klaverstraat ,11, Utrecht,

Mej, M, M, Oosterbaan, Krimvvcg 9 B, Hoenderloo.

Vicj, A, U, M, van der i\'luym. Schoolstraat 1,1, Utrecht,

Adreswij/lglngen. cn/.:

16? Al.snia. (,.: 1978; Suameer (I r,). S, I\', llock-
straweg 28; tel, (05116) .1561; p„ ass, bij C.
Hennis cn H. Oosterhof (toevoegen als lid),
167 Haas. A.: 1978; 7414 (il) Deventer. Have-

/atelaan 1,1; tel, (05700) 11 1.18.
171) Bi-rg. M. van ilfii: 1961; 8102 RL Raaltc.

Hogehroekscweg 29,
17/ Uil. .-1, /\', ./,; 1975; 4.1.17 KL Middelburu,

17.^

176

RusthofstrAat 45: tel, (01 184) 1,11 18; p,, ass.
bij I , .A. van Di|k. A, ,1. C., VI. Kuysen I ,1,
.1- Schofaerts,

linsch. T. S. ,4, van dc: 197,1; .1419 GR Wil-
Icskop, l\'rovincialeweg A 75; tel. (0.1484)
2766; p.

R„sscrs. M.: 1978; 77.11 ZK Ommen, Me-
relstraat 99,

Bion-lUciz. Mevr. (,. M.: I97S; ,1981 ZL
Bunnik, Vletwcide .14; tel. (0.1405) 1564; p,.

-ocr page 113-

ass. bij M. H. W, C. l.oth (toevoegen als lid).

I7H Huitcnuin../. //. M.: 1966; [•;tten-Leur(N.Br.);
p.. geass. met K. H. .1. I.ambeek. .1. F. Ci.
Maathuis en M. A. B. van Oosterhout.

ISO CUwsscns. Dr. ./. P. C.: 1947; IJ-1964; 470 I .1E
Roosendaal. Hogestede 93.

/,V.? /)/H.v(\'/!. Z\'..- 1978; 8521 Nd St. Nieolaasga.
De Rijlst 35; p., ass. bij K. .1. Koopmans.

IH5 Dijkstra. K.: 1971; 9123 .IA Metslawier.
Roptawei I I.

I8H Engel. J. M. ./.. 1978; 5056 AD Berkel-
Enschot. Burg. 1\'anislaan 3; tel. (013) 331310
(privé), 331648 en 430268 (prakt.); p., ass. hij
W. R. ,1. Rasenberg (toevoegen als lid).

190 *Elorscliiitz. Mej. M. ./.. 1978; 9951 CB
Winsum (Gr.). Praediniusstraat 4; tel. (05951)
2424; wnd. d.

190 Foreest. .Jhr. ,4. H\'. van: 1967; Oosterbeek;
tel. (085) 334238 (privé), 333730 (bur.).

192 Freeke. /.. ./.. 1969; /.evenaar; tel. (08360)
23323 (privé), 25100 (piakt.).

194 *C,iesen. ./. /l. ./.; 1978; Oirsehot; tel. (04997)
2203.

2X1 Croot. Mej. .•!. C. de: 1978; Eondon (U.K.).
516 Queensgate Place (SW 7); tel. (09-44-1)
589-0292; d. (toevoegen als lid).

196 *C,r(H>t-liri>u\\ver. Mevr. (,. C. de: 1978; 7495
RN Ambt Delden. Kappelholsweg 12; tel.
(05407) 1362 (privé). 1302 (prakt.).

196 *(,fii<it. R. II. de: 1978; 7495 RN Ambt
Dclden. Kappelholsweg 12; tel. (05407) 1.^62
(privé). 1302 (prakt.).

201 Heide. ./. van der: \\975: i<49l (.,C Akkrum,
l.jouwerterdijk 2; tel. (05665) 1302; p.. geass.
met P. .A. Humaldaen.l. H. Zerb (toevoegen
als lid).

202 Heintniitk. ./. (,.: 1978; 6741 BW l.unteren.
Beeklaantlc 10; tel. (08388) 39IO(privé). 3355
(bur.); d. Verbeek\'s Oplokbcdrijven B.V.
(toevoegen als lid).

204 /lofkani/K Dr. //. ,V. 1929; U-1930; 8441 RB
Nieuwerbrug (I r ). Fier 4.
Hohkainp. ./.. 1978; 9951 GB Winsum
(Gr.). Praediniusstraat 4; tel. (05951) 1800;
p.. ass. bij ,1. Bruins B/n.. VV. .1, F. Eusink cn
M. Nicolav (toevoegen als lid).

20fi Hithen. H. H. van: \\(ü\\ /.\\ Amster-

dam. Van Breestraat 187hs.;tel. (020)720159;
r.d.; ou<l-h. vl.k.dnst.; plv. i. (toevoegen als
lid).

20,S Hilkeina. ./. IE: 1974; 8491 EN Akkrum.
lleechein 52; tel. (05665) 2223.

210 Johsv. E.: 1971: Grijpskerke (Z.); p. (assoc.
met I. G. Klok beëindigd).

216 A/oA. /. C . 1951: 3235 EP Rockanje. Wa-
linxweg 2: tel. (01884) 1212; d. (assoc. met
E. .lohse beëindigd).

221 Krom. ./. E.: 1971; Meppel. Zuideinde 99.

222 l.amheek. K. //. ./.. 1972; Hoeven; p., geass.
met .1. H. M. Buiteman..E F. G. Maathuis en
M. B. van Oosterhout.

229 Maathuis. ,/. F. (,.: 1977; Sprundel; tel.
(01653) 4118 (privé). (01608) 13645 (prakt.);
p.. geass. met .1. H. M. Buiteman. K. H. ,1.
Eanibeek en M. A. B. van Oosterhout.

2J0 *Menstnk. (. (,.: 1978; Utrecht; p., ass. hij
B. Gerritsen, ,1. Kiestra, .1. P. v. d. Eaan en
.1. B. G. Verhagen.

2J0 *Metzlar. J. H\\ IE: 1962; Breukelen; tel.
(03462) 1796 (privé). (030) 784090; adj. i. V. D.

23H Oosterhout. M. .1. B. van: 1960; Etten-l.eur
(N.Br.); p.. H-D.. geass. met ,J. H. M. Buite-
man. K. H. .1. Eambeek en .1. F. (i. Maathuis.

242 Pon. II. ,/. B. du: 1976; 1943 B.I Beverwijk,
p a Waranda 29; tel. (02510) 23555; wnd. d.
(/-ie ook pag. 283).

247 *Rouwet. .Mej. H. ,1/../,. (lent-1978; 5971 ND
Cirubbenvorst. Horsterweg 49-51; tel. (077)
62525; d.

249 Schaaf. .4. van der: 1978; 3571 A(i Utrecht.
Van Eiellandlaan 114; tel. (030) 719071; wnd.
d. (toevoegen als hd).

2.\'i2 Schoonman. B. (I.: 1958; Winterswijk; p.,
geass. met D. .1. Ubbels en A. VV. .A. .1. Ver-
meulen.

2-i-/ .Sevinga. .\\l.: 1978; 8491 AS Akkrum.
Boarnsterdijk 45; p.. ass. bij .1. v. d. Heide.
P. A. Humaida en .1. IE Zcrb.

262 Fhhels. D. .!.: 1969; Winterswijk; p.. geass.
met B. G. Schoonman en A. VV . A. .1. Ver-
meulen; plv. i.

26.1 I <-(■/(. H . >7,/) ,/iv 1956; 9482 I VV lynaaHo
((iem. Vries). Zuidlaarderweg 26; lel. (05921)
3146 (privé). (050) 232377^ b.g.g. 232379
(bur.); adj. i. V.D. en adj. i. V.G.

265 ï\'ernteulen. -I. U. ,1. ./.. 1976; Winterswijk;
p.. geass. met B. G. Schoonman en D, .1.
U\'bbels.

272 M\'etzels. H ./.: 1974; 6216 GW Maastricht.
Eenhoornsingel 30.

27.5 Hijck. \\l. .1. van: 1978; 9104 BD Dam-
woude. Hoofdweg 89; lel. (051 I I) 1520.

276 Wijngaard. ./. (.\'. van ilen: 1976; Wijk bij
Duurstede; Ir. R M.E.S.

277 Zuring, .i.: 1977; 34.M GB Nicuvvcgem.
Berkstraat 17; tel. (03402) 42376; p.. ass. bij
D. Oskam en VV, Pons.

Overleden:

.1. .lansen te Waardenburg op 29 november 1978

-ocr page 114-

I

Jubilea

H. H. M. Ovcrhaus tc Ouderkerk a d Anistel

S. l evy te Tlsl

H. I - l.ansink le Borculo

J. M. Hoogland te\'s-(jra\\cnhage

(alwe/ig) 25 jaar op 10 januari 1979
(alwe/ig) 25 jaar op 13 januari 1979
(alv\\e/ig) 40 jaar tip 17 januari 1979
(ahse/ig) 65 jaar op 25 januari 1979

l ijst van dierenartsen die in 1979 hun jubileum hopen te vieren

25 jaar(1954)

10 januari
13 januari
9 februari
9 februari
9 februari
6 maan
6 maarl
6 april
1
3 april
13 april
13 april
1 3 april
13 april

6 mei
IX mei
IX mei
IX mei
IX mei

IX mei
IX mei
19 juni
19 juni
19 juni

19 juni

1 juli

2 |uli

3 uili
3 luli

3 luli

4 |uli

5 |uli

X oktober
X oktober
X oktober
X oktober
30 oktober

7 december
7 december
7 december
^ december

15 december
15 december
22 december

3(1 jaar (1949)

20 mei
3 juni

H. II M. Ovcrhaus
S. l.evy

J. C. de Oraal

C\'.flol/haucr

Dr. 1-. H. J. Jaartsveld

J. (1. M, Claessens

(1. A. Zeclen

L. C. Blanken

Dr. W. J. Kraan

Dr. \\V. Misdorp

tl. K. Roek

J. B. Wichers

Prof. Dr. 1). /.wart

K. Schuiling

W\'. .X. Hermans

J. Hoving

S. Piersma

Mevr. Dr. .A. M. Schuiringa-

Sybcsma

Dr. VV. Sybesma

P. van der Veen

11. Moerman

P, F. de Nijs

I, P, Risscciivv

Wagner
H. S. van der Mciilen
B Bosch

Prol. dr, P, \\\\ - \\F van .Adrichcm
P, F, ,1, .lansen
V. D. van 1 urnen

Heuff
P, .1. Borm
H Blaak
M, Fngclen
J, F,, flagc
F. P. lalmon
Dr. M, .1, Dobbelaar
.1, HoogervverI
\\V, P, lerlouvv
\\ , \\ enema
J, F, Vlasblom
(j, Alberda
,1 (i, Cronc
H. A. C. Hce/cn

V. N. Feermakers
W. .1. \\ij hof

Ouderkerk a d .Vmslel
Flsl

Cironingen
Ro/endaal
Boxtel
Udenhout
Buss
Ulli
Ben nek om
l\'trecht
Amsterdam
Felde
Beilen
Bilt hov en
Barend recht
F tree hl
Hardenberg
Hcmelu m

Fryium (post Ndordhorn)

Zeist

Bolsvvard

Ivvello

Hulst

Schoonhtnen
Dirksland
R u urio
F Iburg
\\\\ ageningen
Filhtuirn
Vlagtvveddc
Deurne
I Cl ncLi/en
1 )oeshurg
Vught

Bergen (N.-IF)
Fclystad
Wassenaar
.Arnhem
leiderdorp
Heeren veen
Schoonhoven
\\\\ itmarsum
l den

1 ,aag-Keppcl

Helvoirl
F ich ten voorde

(alwe/ig)

(a fwe/ig)

(alwe/ig)

(aanwe/ig)

(aanwe/ig)

(aanwe/ig)

(alwe/ig)

(alwe/ig)

(aanwe/ig)

(afvve/ig)

(alwe/ig)

(aanwc/ig)

(afwe/ig)

(aanwe/ig)

(alwe/ig)

(aanwe/ig)

(aanwe/ig)

(alwc/ig)

(aanwe/ig)

(aanwe/ig)

(aanwe/ig)

(aanwe/ig)

(alwe/ig)

(afvve/ig)

(alvve/ig)

(afvve/ig)

(alwc/ig)

(a fwe/ig)

(alwe/ig)

(alvve/ig)

(alwc/ig)

(afwe/ig)

(afwe/ig)

(aanwe/ig)

(alwc/ig)

(alvve/ig)

(aanwe/ig)

(alwc/ig)

(afwe/ig)

(afwe/ig)

(alwc/ig)

(afwc/ig)

(aanwe/ig)

(afwe/ig)
(afvve/ig)

-ocr page 115-

3 juni
30 juni
30 juni
30 juni
3(1 juni
30 scplcmbci
30 september

28 oktober
12 no\\ember
16 november
19 december

19 december

40 jaar(1939)

1 7 januari
25 juiu
6 oktober
6 oktober

45 jaar(1934)

22 maart
3 mei

1 juni

1 juni

5 juli

6 iuli
14 j uli

20 december
20 december

50 jaar(1929)

2 februari

23 maan
22 |um
22 jtmi

29 juni
9 iuli

12 juli

14 november
18 december

18 december

55 jaar(1924)

19 juni
19 juni

27 septetnber

65 jaar(1914)

25 januari
18 juli

.1. A. .1. M. Peters

1). van den Akker

.Ihr. P. B. .Alberda van Ekenstein

.1. .1. Melesscn

A. Pie

R. .1. Bakema

(i. II. P. .1. Gouda Quint

f. van der l.aan

■A. .1. \\an Groenland

.1. M. de .long

G. Boneschanser

1. van Roon

Ii. 1.. 1 ansink
A. .1. Braak
1). hrieling
A. \\an Ilouwelingen

Dr. .1. G. Ojemann

•A. .Angelino

M. (iaakeer

Dr. I. S. Zwanenburg

P. van Schälk

,A. van Keulen

11. 1.1. van Werven

C\'h. Karimoen

tamsüi

Prof. Dr. Dr. h.e. .1. D. Verlinde

.1, B. VI. Buiteman
W. .1. I.. de Groof
Dr, II, S. Hofkamp
P, Sjollema
11. .1. Schuring
11 I.. Bciendsen
Dr, 1 A, de Zeeuw
M. lioogenboom
M. Smjder
B, van Wijk

W. Becrnink

Prof. Dr. Dr. h.e. .lac, ,lansen
11. .1. Hcilersig

.1. M, Hoogland
11, van den Beri;

Olden/aal

Zwolle

Ier .Apel

Koog a d Zaan

Goor

Zuidlaren

Renk um

Do k k u m

Outlenbosch

,Assen

Kruiningen

Waalwijk

Bore ulo
Driebergen
Kam pen
Fde

Amsterdam
Och ten
(iocs

Schiedam-Kctel

Rotterdam

Blaricum

Didam

Uden

I eiden

lttcn-l,eu r
Vlissingen
11 cere in een
I eeuwarden
\\ ij kerk
Hilthoven

St, Antonius ( België)
\\\'eenendaal
Ba r ne\\eld
Alphen a d Riin

Nijkerk

Ouilemirdum

(afwe/ig)

(afvve/ig)

(onbekend)

(afwe/ig)

(afwe/ig)

(afwe/ig)

(aanwe/ig)

(aanwe/ig)

(afwe/ig)

(afwe/ig)

(afwe/ig)

(afwe/ig)

(afwe/ig)
(aanwe/ig)
(afwe/ig)
(afwe/ig)

(afwe/ig)

(aanwe/ig)

(afwe/ig)

(afwe/ig)

(afwe/ig)

(afwe/ig)

(afwe/ig)

(atwc/ig)

(afwe/ig)

(alwe/ig)

(afwe/ig)

(afwe/ig)

(alwe/ig)

(afwe/ig)

(aa nwe/ig)

(aanwe/ig)

(alwe/ig)

(alwe/ig)

(onbekend)

(alwe/ig)
(afwe/ig)
(afwe/ig)

(afwe/ig)
(afwe/ig)

Iwcllo

Den Haag
W\'e/ep

REC TIHC ATIK

XXI Wereld Veterinair Congres

In het Tiidschiifi vaar Diergeneeskunde van
I december 1978 stond bij de publikatie in/ake

dc reis naar Moskou in verband met het ,\\,\\1
Wereld Veterinair Congres vermeld, dat de reis
na de speciale postcongresstour naar .Amsterdam
via Wenen gemaakt wordt met .Australian
Airlines. Dit dient tc /ijn:
Austrian Airlines.

-ocr page 116-

Trivalent dood-olie-adjuvans vaccin
tegen Neonatale Escherichia Coli
Enterotoxicose.Wericzaam tegen
de adhaesiefaktor
K88

0149K91K88

0141K85a,b

0138K81K88

-ocr page 117-

Ten gerieve van de Nederlandse lezers volgen onderstaand de samenvattingen in het
Nederlands van de artikelen uit
The Veterinary Quarterly, Vol. I, nr. I, 1979:

Food-borne parasitic infections - old
stories and new facts

Ruitenberg, E. J.. Knapen. F. van. and Weiss. J.:
The Veterinary Quarterly, F (I). 5. (1979).
Samenvatting

Er wordt een overzicht gegeven van parasitaire in-
fecties. die met het voedsel worden overgebracht.
Zowel de parasitaire infecties die van conventionele
slachtdieren afkomstig zijn als die via vis en schaal-
dieren een probleem voor de volksgezondheid kun-
nen vormen worden in de beschouwingen be-
trokken.

Fot de eerste groep behoren Cysticercose, echino-
coccose en trichinellose, tot de tweede groep kun-
nen verschillende trematode. cestode, nematode en
wellicht ook protozoaire infecties worden gere-
kend. Voorbeelden van trematode infecties zijn
heterophyidiase. die door zeevissen naar de mens
worden overgebracht en
Paragciiiinu.s spp. para-
sieten (de oosterse longbot). die door schaaldieren
worden overgebracht. Tot de cestode infecties be-
hoort diphyllobothriase (veroorzaakt door
Diphyl-
lohothriuni latum,
de zogenaamde brede lintworm
van de vis, die zowel door zoetwater als brakwater
vissen wordt overgebracht. Bijzondere aandacht
wordt gevraagd voor de ziekte sparganose, veroor-
zaakt door larven van
Spirometra sp.. die naar
de huid of subcutane weefsels migreren.
Van de nematode infecties wordt de eosinofiele
granulomateuze enteritis veroorzaakt door de ge-
nera
Anisaki.s. Phoeaneiiia en Cinitraeaecum ver-
meld. Deze infecties worden door zeevissen of
schaaldieren overgebracht. Nog twee nematode in-
fecties
Angi(>.\'iin>ngylii:- eantonensi.s, die eosinofiele
meningoencephalitis bij de mens veroorzaakt en
Capillaria phitippinensis. die darmafwijkingen te-
weeg brengt, kunnen door zoutwater vissen worden
overgebracht.

Vrij levende amoeben (o.a. Maegleria. die ineningi-
tis veroorzaakt) kunnen theoretisch een schaaldier
als vehiculum gebruiken en zo de mens infecteren.
Behalve dat deze parasieten zelf pathogeen voor de
mens zijn. kunnen chemische veranderingen bij
vissen die door de parasiet worden veroorzaakt, de
gezondheid van de mens benadelen.
Er werd bijzondere aandacht gevraagd voor de
recent ontwikkelde serologische methode, de en-
zyme-linked immunosorbent assay, met deze me-
thode kan een bestaande infectie niet alleen in het
slachthuis, maar ook in het bedrijf of in grote
kuddes worden aangetoond.

Tenslotte worden strategieën besproken, waarmee
parasitaire infecties zowel bij conventionele slacht-
dieren als bij vissen kunnen worden gecontroleerd.

Blood parasites of sheep in the Nether-
lands - I.
Anaplasma mesaeterum sp.n.
(Rickettsiales, .\\naplasmataceae)

Uilenberg, CF, Vorstenbosch. C. .1, A. H. V. van.
and Perié. N. M.:
\'The l\'eteriiian Quarterly. 1.
(I). 14. (1979).

Samenvatting

Bij twee verschillende gelegenheden kon een ana-
plasma worden geïsoleerd uitschapen op.Ameland.
De parasiet bleek zeer pathogeen voor ontmilte
schapen, terwijl een intact dier spontaan herstelde,
nadat het erythrocytenvolume met 40\'; was ge-
daald. Fherapie met Oxytetracycline bleek werk-
zaam te zijn. De palhogeniteit voor geiten leek
laag te zijn, en ontmilte runderen konden niet
worden geïnfecteerd. Deze anaplasma verschilt van
.-inaptasnta ovis in de ligging in de rode cel. nl.
minder dan 30\'\'( marginaal in tegenstelling met ,4.
ovis waarbij dit percentage meer dan 70\':; is; er was
geen volledige kruisimmuniteit met ,4,
oris en deze
laatste leek veel pathogener voor geiten te zijn dan
de Nederlandse anaplasma, waarvoor de naam
Anapla.sma mesaeterum sp.n. wordt voorgesteld.
i:)e ultrastructuur van deze parasiet is gelijk aan die
van
A. marginale en .4. ovis. De overbrenger
moet worden gezocht bij de twee op Ameland voor-
komende tekenso
oi ten. I.xoiles ricinus en Haema-
physatis punctata.
De praktische betekenis van
.4.
mesaeterum inoet nog worden onderzocht.

-ocr page 118-

The control of lymphoid leukosis in a
flock of White Plymouth Rock chickens

van. Groenendal. J, E,
Hoogerbrugge, A,, and
lerinai v Quarierlv. 1, d).

Boer. (i. F. dc. Vloten. J
Maas. H, ,1, F.. Borm, F,
Krasselt, M,:
The I
23. (1979).

chemisch albraakpatroon ondergingen een aantal
vleeskvvalilcitscriteria (kleur, malsheid, uaterbin-
dend vertnogen) significante veranderingen.
Tevens waren duidelijke aanwijzingen voorhanden
dat het borstvlees van kalkoenen onderhevig is aan
afwijkingen welke sterke gelijkenis vertonen met
het PSE-syndroom bij het varken.

Samenvatting

E.xperimenten ter bestrijding van lymfoïde leukose
verliepen met gunstig resultaat bij een ingeteelde
White Plymouth Rock lijn van een Nederlands
pluimveefokbedrijf. De bestrijding was in eerste
instantie gericht op het onderbreken van virus-
overdracht via broedeieren, de belangrijkste scha-
kel in de besmettingscyclus van deze ziekte. Na-
komelingen van hennen die bij eerder onderzoek op
homogenaten van embryonen uit bebroede eieren
steeds virus-vrije eieren hadden geproduceerd, wer-
den gedurende twee maanden opgefokt in isolatie
Deze kuikens werden vervolgens overgebracht naar
conventionele kippehokken nadat ze waren inge-
spoten met de in de praktijk voorkomende leukose-
virus-subgroepen A en B, Ten gevolge van leef-
tijds-resistentie komen lymfomen bij op dergelijke
wijze behandelde dieren niet tot ontwikkeling,
maar ontstaat wel immuniteit ten aanzien van her-
infectie met de in het \'vaccin\' verwerkte virus sub-
groepen. Virusuitscheiding via het broedei was niet
aantoonbaar bij drie generaties van de White Ply-
mouth Rock koppel waarbij de bestrijdingsmaat-
regelen werden toegepast. Bij geen van de bij het
experiment betrokken hennen werd lymfoïde leu-
kose aangetoond.

Influence of ante- and peri-mortem
factors on biochemcal and physical cha-
racteristics of turkev breast muscle

Differences in mastitis susceptibility
between Holstein Priesian, Dutch Frie-
sian and Dutch Red and White cows

C orrelatlon between parameters for niastiti
for production

Cirootenhuis. G.. Oldenbroek. .1. K,., and Berg.
J. van den;
The Veteruiarv Qiiarlerh. I. (I). 37.
(1979).

Samenvatting

Op het proefbedrijf ..\'t Gen" zijn 3 melkveerassen
vergeleken in het vóórkomen van mastitis.
Het roodbonte ras M RY (DRW) heeft hogere melk
celgetallen en tneer uierinfecties dan het Fries-
Hollandse veeslag (DF) en de Noord-.Atnerikaanse
Holstein Eriesian (HF).

Er is een negatieve correlatie vastgesteld van het
melkcelgctal met de produktie en met de melk-
snelheid bij dc HF.

Uit geen der gegevens blijkt dat hogere produktie
en betere mclkbaarheid samen gaan met meer mas-
titis. Integendeel, binnen rassen blijkt het oingc-
keerde. Selectie op mastitis is tiiogelijk zonder
nadelige invloeden op produktie en mclkbaarheid.
Flet nemen van kvvartiermonsters na een zeer korte
voorbehandeling van de koe leidt tot hogere cel-
getallen. Het resultaat van het droogzetten van voor
mastitis geselecteerde dieren is gunstig; een hoger
titis geselecteerde dieren is gunstig; een hoger
celgctal bhjit bij deze meer gevoelige dieren echter
vaak gehandhaafd.

and

The I\'eterinarv Quanerly. I. (I).

HooE ,1. van:
29. (1979).

Samenvatting

Onderzoek van de tn. pcctoralis major van kal-
koenen toonde aan dat het verloop van de post-
mortale glycogeen- en A 1 P-afbraak sterk afhanke-
lijk is van de ante- en peri-mortcm behandeling.
Het toepassen van een aangepaste bedwelming ver-
minden het optreden van peri- cn postmortale
spierstress-reacties anzienlijk,
Fransport over een afstand van 260 km (4 uur) had
geen aantoonbaar ef fect op de glycogeen- en 1 P-
reserves van de borstspier op het ogenblik van de
slachting. Opleggen van een 24 uur durende rust-
periode na transport had wel een afname van het
glycogeen- en ,A1 P-gehalte tot gevolg,
,Als gev olg van wijzigingen in het postmortaal bio-

Serum chloramphenicol levels and the
intramuscular biovailability of several
parenteral formulations of
chloramphenicol in ruminants

Nouws, J, M. F, and Ziv,
Quanerh. \\.(l). 47. (1979).

Samenvatting

Na inspuiting van 7 verschillende veterinaire
chlooramphcnicol preparaten, te weten het in water

The l\'elerinar\\

-ocr page 119-

oplosbare chlooramphenicol succinaat. en 20. 25
en 5ü9{ oplossingen van chlooramphenicol base in
diverse organische oplosmiddelen, werden de
chlooramphenicol concentraties in serum van run-
deren. schapen en geiten op microbiologische en
chemische wij/e onder/ocht. Het elïect van de for-
mulering. dosering, intramusculaire inspuiting aan
één of twee zijden, de bepalingsmethode, absorptie
vanuit de injectieplaats, serum piek concentraties
en tijdsduur van \'effectieve\' chlooramphenicol con-
centraties werden aan de hand van serumspiegels
geanalyseerd.

Ofschoon er verschillen in absorptie en serum piek
concentraties tussen de 6 produkten bestonden,
waren de/e wel \\an in\\ loed op de tijdsduur waarbij
een microbiologisch actief concentratie niveau van
lO^/g ml in serun\'i bestond, maar hadden niet een
wezenlijke invloed op de tijdsduur waarbij een ni-
veau van 5
fig ml bereikt werd.
Bij de } onder/ochte species bleek intramusculaire
injectie aan 2 kanten een gunstiger effect te hebben
op de tijdsduur van voornoemde serum concen-
traties dan de onderlinge verschillen tussen de
produkten /elf in wat betreft absorptie, eliminatie,
piek serum concentraties en dosering. I)e vorm van
de concentratie vs tijdscurven bij runderen en
schapen, welke de/elfde dosering hadden gekregen,
waren identiek, maar verschilden van die bij geiten.
Na injectie van chlooramphenicol base, lag de
chemisch bepaalde serum concentratie 20 tot 46\'\';
hoger als het op microbiologische wij/e bepaalde
gedeelte.

Gedurende 60 minuten na intra\\eneu/e en intra-
musculaire toediening van de natrium succinaat
ester van chlooramphenicol bij schapen was het
chemisch bepaalde gedeelte 2 keer /o hoog als
het microbiologisch actieve deel, maar nadien was
de verhouding identiek aan die bij chloorampheni-
col base Produkten.

De beschikbaarheid \\an chlooramphenicol base,
na intrainusculaire inspuiting aan 2 kanten, was
slecht (51 tot X0,5< (\' van de dosering) en indien aan
één zijde ingespoten, werden nog lagere waarden
berekend.

In de discussie wordt nader ingegaan op het effect
\\an de doscringswijze op de tijdsduur van micro-
biologisch effectieve serumspiegels. Om micro-
biologisch effectieve serumspiegels te verkrijgen
dient dc dosering van het intramusculair toege-
diende chlooramphenicol produkt minimaal 50
mg kg tc bedragen, waarbij dc dosis op 2 plaatsen
geïnjiceerd dient te worden.

voor de Serologie van het feline infectieuze perito-
nitis (Hl\') virus wordt beschreven. De test is ana-
loog aan een eerder ontwikkelde indirecte hclero-
loge immunofluorescentietest
(IFT ), waarin TGE
virus antigeen werd gebruikt. Bij het testen van
geselecteerde feline sera met beide methodes,
bleken de titers goed overeen te komen. Dit recht-
vaardigt de conclusie dat de ELISA een betrouw-
bare test is voor de serologic van het FIP virus.

KMSA for the serology of VIP virus

Osterhaus, A, D. M. E.. Kroon, A., and Wiraha-
diredja, R.:
The \\\'elerinar\\ Quarterlv. 1. (I). 59.
(1979).

■Samenvading

Een enzyme linked immunosorbent assay (ELISA)

-ocr page 120-

fID

Infecties met niet van pathogene varkenscoli\'s
te onderscheiden
E. coli stammen, bij andere
diersoorten dan het varken

Infections with Strains of Escherichia coli Indistinguishable
front Non-Pathogenic Porcine Colifonn Organisms in Animals
Other than Swine

F. W. van Ulsen\'

SAMENVATTING

Er wordt melding gemaakt van een 60-talpost mortem isolaties van zgn. varkens-
coli\'s bij allerlei diersoorten.

Klinisch betrof het gevallen van abortus (rund, hond) en van enterotoxicose
(schaap, hortd, kat, konijn, geit. ree, cavia en vogels).

SUMMARY

A report on sixty cases in which so-called porcine coliform organisms were isolated
post-mortem from various species of animal. Clinically, these were cases of
abortion (cattle, dogs) and enterotoxaeinia (sheep, dogs. cats, rabbits, goats,
guinea pigs, deer and birds).

In 1974 werd 5x een pathogene varkens-
coli (3x 0149K91K88 en 2x 0138K82)
geïsoleerd uit een verworpen runder-
vrucht.

Dit was aanleiding meer aandacht te be-
steden aan
E. coli\'a uil andere landbouw-
huisdieren en de laatste jaren ook aan
E. coli\'s uit gezelschapsdieren.
Een en ander werd vergemakkelijkt door-
dat het Rijksinstituut voor de Volksge-
zondheid te Bilthoven sera aflevert voor
snelagglutinatie van zgn. varkenscoli\'s.
In nevenstaand overzicht van plm. 3 jaar
werden de oorspronkelijk door Sojka ge-
bruikte namen ingevuld, wegens een
beter overzicht.

De volgende niet van pathogene varkens-
coli\'s te onderscheiden stammen werden
geïsoleerd: 20x Abbotstown = OI49K9I
K88, 8x E57 = 0138K81K88, 8x E68 =
014IK85abK88, 2x G1252 = 0147K89

K88, 2x 07 = 08K87K88, 13x E4 =
0139K82 en 7x E145 = OI41K85ac.
In ruim 3 jaar werd dus 60x een zgn.
varkenscoli uit een andere diersoort ge-
ïsoleerd. Serologisch waren ze hiervan
niet te onderscheiden. Deze pathogene
toxinevormende
E. coli\'a gaven 28x bij
het rund en lx bij de hond aanleiding tot
een abortus. In de overige 31 gevallen
was steeds een cattharale enteritis met
enterotoxicose, speciaal bij jonge dieren,
doodsoorzaak.

Klinisch gezonde varkens kunnen, behal-
ve met het virus van Aujeszky (tonsillen)
of\' met
Sahnonella\'s (gal, darm, klieren)
ook besmet zijn met pathogene
E. coli\'s.
Gezien bovenvermelde isolaties, zou men
zich kunnen voorstellen dat (bezoedelde)
slachtafvallen en/of varkensfaeces, ook
als besmettingsbron kunnen fungeren
voor abortusgevallen of enterotoxicosen
bij andere diersoorten dan het varken.

Dr. F. W. van Ulsen; Dierenarts-bacterioloog bij de Gezondheidsdienst voor i:)ieren in Overijssel
Zwartewaterallee 8, Zwolle.

-ocr page 121-

Van de Faculteit

Klinische Avond

Donderdag 8 maart 1979 zal door de Kliniek voor
Kleine Huisdieren wederoin een klinische avond
worden georganiseerd, waarop algmeen klinische
en orthopaedische patiënten worden gedemon-
streerd.

Aanvang: 20.00 uur.

Plaats: Kollegezaal van de Kliniek voor Kleine

Huisdieren.

Iedereen is welkom!

Lezingencyclus \'Omgang met normen\'

(ieorganiseerd door dc Werkgroep T^iergences-
kunde en Samenleving\'.
1 februari 1979: Inleiding door Prol\' Dr. K, R.
Heeger:

8 februari 1979: Inleiding door Mevr. Drs. .1. H,

C. Brooymans-Schallenberg:
15 februari 1979: Inleiding door Drs. M. .1. .A.
Nabuurs.

Plaats Eaculteit der Diergeneeskunde, Collegezaal
Kliniek voor Kleine Huisdieren.
Tijd: 12.30 uur.

Belangstellenden zijn van harte welkom!

Diersoort

E.coli type

Kliniek

Totaal

Rund
(foetus)

I3x Abbotstown, 6x E57,
5x E4, 2x E68, 2x EI45

Abortus

28

Schaap
(lam)

3x Abbotstown, 2.x G7,
2x E4, lx E68, lx EI45

Enterotoxicose

9

Hond

(pup)

3x Abbotstown, 3x E4,
lx E57

Abortus lx
Enterotoxicose 6x

7

Konijn

lx Abbotstown, 2x E68,
Lx GI252, lx E4

Enterotoxicose

5

Siervogels

2x E68, 2x E145

Enterotoxicose

4

Cavia

lx GI252, lx E4

Enterotoxicose

2

Geit

lx E57, lx EI45

Enterotoxicose

2

Kat (kitten)

lx E68, lx E4

Enterotoxicose

2

Ree

lx EI45

Enterotoxicose

1

LITERATUUR

L Haeringen, H. van: /•;. coU inl\'ecties bij biggen. Dissertatie. Utrecht. 1974.

-ocr page 122-

ïfcl fclf lipJiPH

Trauma elleboog

Traumatic Ethow in Small Animals
J. Boom\'

SAMENVATTINO

Enige afwijkingen aan de elleboog, traumatisch van oorsprong, worden gedemon-
streerd. De mogelijkheid van een verkeerde interpretatie wordt besproken.

SUMMARY

Some traumatic abnormalities in the elbow are demonstrated.
Misleading interpretation of the radiographs is discussed.

INEEIDINCl

Afwijkingen in tiet gebied van de elle-
boog ten gevolge van trauma kunnen
zich op de röntgenfoto manifesteren als
een (sub)luxatie en of als een fractuur
c.q. fissuur.

De combinatie van een luxatic van de
radius en een fractuur van de ulna, is de
z.g. Monteggia-fractuur, welke humaan
zeer berucht is.

Wat betreff fracturen in het elleboogs-
gebied is de meest voorkomende de late-
rale condylfractuur van de humerus. Zijn
beide condylen van de humerus afgebro-
ken en bovendien onderling gefractu-
reerd. dan wordt gesproken \\an een
Y-fractuur.

Ook fracturen van het olecranon komen
regelmatig voor.

Patiënt 1: Dobermann Pincher, l\'/^jr-
Daags tevoren aangereden,
rechtsvoor kreupel, crepitatie
in elleboog te voelen.

Op de ML opname (fig. I) zijn de ge-
wrichtsvlakken van de elleboog als zo-
danig niet duidelijk waarneembaar, om-
dat de distaie humerus en de proximale
radius ulna elkaar overlappen. De AP
opname (fig. 2) laat een duidelijke dis-
locatie zien tussen de humerus en de naar
lateraal geluxeerde radius ulna. Weke-
deelzwelling is aanwezig, evenals een
aantal speldeknopgrote schaduwtjesjuist
lateiaal van het olecranon. mogelijk
straatvuil. Geen zichtbare defecten aan
de botten zelf.

F^atiënt 2; Kat. 2 jr. Van zeshoog ge-
vallen. twee dagen tevoren,
linker voorpoot niet belast,
haematoom rond elleboog,
crepitatie voelbaar.
Wanneer we op beide opnamen (fig. 3 en
4) de belijning van de radius volgen,
blijkt deze gaaf te zijn; wel zien we. dat de
proximale gewrichts\\ lakte ten opzichte
van de humerus is geluxeerd. De ulna

\' J. Boom. namens de Vakgroep Radiologie. Faculteit der ülergeneeskunde.

-ocr page 123- -ocr page 124-

vertoont een dwarsfractuur, waarbinnen
een klein los botfragment zichtbaar is.
De fractuurstukken zijn ten opzichte van
elkaar gedisloceerd. Bovendien is de ge-
wrichtsspleet tussen olecranon en hume-
rus te wijd.

Patiënt 3: Bouvier. 4 jr. Aangereden,
tien dagen tevoren, de linker
voorpoot wordt af en toe be-
last, de linker boeg knapt
doch is niet pijnlijk, boven de
elleboog wat spieratrofie, on-
der de elleboog wat verdikt,
elleboog pijnlijk bij strekken,
geen voelbare crepitatie, ole-
cranon verplaatsbaar.
De AP opname (fig. 6) geeft in dit geval
praktisch geen informatie.
De ML opname (fig. 5) laat een intra-
articulaire olecranonfractuur zien met
enige dislocatie tussen de fractuurstuk-
ken. Een los botschaduwtje is zichtbaar
ter hoogte van de processus anconeus,
mogelijk een afspringfractuurtje.

Patiënt 4: Foxterrier,3\'/2mnd.Trauma,
zes dagen tevoren, dikke elle-
boog links, poot wordt niet
belast, pijnlijk, crepitatie
voelbaar.

De ML opname (fig. 7) laat een correcte
aansluiting zien van de radius; ulna aan
één der beide humeruscondylen. Vervol-
gen we echter de craniale humerusbe-
grenzing naar distaal, dan overlapt deze
de ulna te ver naar caudaal en is zelfs de
grens van de hierop aansluitende cond\\ 1,
caudaal van de ulnabegrenzing, zicht-
baar.

De AP opname (fig. 8) laat een fractuur
zien van de laterale humeruscondyf
De humerus met de niet gefractureerde
mediale condyl is ten opzichte van de
elleboog naar mediodistaal gedisloceerd.

N.B. Let op de zichtbare epifysairlijnen
in de proximale radius en de distale hu-
merus naast de nog niet vergroeide apo-
fyse van het olecranon bij dit jonge dier.

DISCUSSIE

Naast een ML opname van de elleboog
mag een AP opname niet ontbreken.
Met name de luxatie laat zich vaak op de
AP opname beter beoordelen dan op de
M L opname. Een schijnbare (sub)luxatie
op de ML opname kan ontstaan, indien
de opnamerichting dusdanig is. dat het
elleboogsgewricht niet loodrecht wordt
getroffen. Dit beeld kan lijken op de ML
opname van patiënt 1. Losse botscha-
duwtjes zijn niet altijd het gevolg van een
fractuur (zie Arthrose elleboog).
Ook aanwezige epifysairlijnen tot de leef-
tijd van ongeveer tien maanden kunnen
tot een verkeerde interpretatie aanleiding
geven.

Niet genoeg kan worden gewezen, niet
alleen bij het elleboogstrauma, op de
noodzaak van het bezit van goed ver-
gelijkbare normaalbeelden. Daarnaast
ervaart men met regelmaat het gemak
van een verzameling losse botten. Deze
kunnen in de hand worden genomen en
vanuit elke gewenste gezichtshoek be-
keken. Vaak blijkt dan iets. dat in eerste
instantie afwijkend lijkt, binnen het nor-
male patroon te vallen.

-ocr page 125-

Fig. 6. Olecranonlractiiiir .Al\'.

-ocr page 126-

Algemeen

Viroiden,

èèn-moleculaire-ziekte-ver wekkers

Diener, T, O.: Viroids in agriculture. Virology in
agriculture, (I),
273-282, Universe Books New York
(1977).

Een aardappelknolziekte in de U.S.A., waarvan
men oorspronkelijk meende dat ze veroorzaakt
werd door een apart virus, is blijkens de onderzoe-
kingen van Diener en Raymer te Beltsville, Mary-
land, 1967, toe te schrijven aan een één-moleculair
agens in de vorm van een boodschapper-RNA mole-
cuul, de functie hiervan ontbreekt echter. Het is nog
veel kleiner dan een bij planten veelvuldig voorko-
mend RNA-virus en meet ongeveer 75000 daltons.
Het heeft voorlopig de naam gekregen van Potato
Spindle Tuber Viroid (PSTV) en is het eerste agens
dat hij een geheel nieuwe klasse van plantenziekte-
verwekkers zal worden ondergebracht. Morfolo-
gisch lijken de verwekkers van de spongieuse ence-
phalopathieën bij mens en dieren ook tot deze groep
te behoren. Doordat ze geen eigen protéinemolecu-
len vormen kunnen ze niet serologisch worden aan-
getoond . Er is evenmin sprake van een zeker ruststa-
dium dat als virion zou kunnen worden aangeduid.
Dit verklaart ook de grote resistentie tegen fysische
invloeden als verhitting, uitdroging en UV-bestra-
ling. Doordat de desbetreffende RNA-moleculen
vaak in vrij compacte groepen voorkomen lijkt het
agens van PS\'EV en de verwante viroiden van chry-
santen, citrus-soorten en komkommers qua grootte
vaak op een echt virion.

Door middel van gemerkte atomen (\'H) in uracil
heelt men recentelijk kunnen vaststellen dat de ver-
menigvuldiging van het viroid plaats vindt in de cel-
nucleus terwijl tevens werd aangetoond dat het anti-
bioticum actinomycin D de vermeerdering van het
viroid in sterke mate remt. De specifieke opbouw
van viroiden is toe te schrijven aan een bepaald
DNA-patroon dat in de kern van de plant voor-
komt. Blijkbaar isdit patroon in sterke mate gevoe-
lig voor de remmende invloed van het antibioticum.
Schrijver voorspelt dat in de toekomst veel meer de-
generatieve aandoeningen bij planten zullen moeten
worden toegeschreven aan viroiden. Als voorbeeld
meent hij de cadang-cadang ziekte van de cocos-
palm te kunnen noemen. Deze besmettelijke ziekte
vormt een grote bedreiging voor de economie en de
voedselvoorziening van de eiland bevolking inde In-
dische en Stille Oceaan. Opsporing van resistente
rassen, zoals dat in Amerika reeds bij aardappelen
geschiedt en ook bij schapen, wat betreft scrapie, in
het Verenigd Koninkrijk op gang komt, lijkt het
aangewezen antwoord.

(Het artikel \'Viroids in Agriculture\' vormt het laat-
ste hoofdstuk in het nieuw verschenen boekwerk,
dat de voordrachten bevat van de sprekers op het
Beltsville Symposium dat periodiek plaats vindt in
genoemde Amerikaanse stad in Maryland. Het
wordt gesponsored door \' Ehe Beltsville Agricultu-
ral Research Center\' maar vrij veel veterinaire viro-
logen namen er in 1976 ook aan deel. Tevens was dit
het geval met onderzoekers van medische en biolo-
gische faculteiten. Als Nederlandse deelnemers wor-
den J. F. Bol, E. M. J. Jaspersen Eous van Vloten-
Doting uit Leiden genoemd. Het voorzitterschap
werd ingenomen door de bekende planten-viroloog
T. O. Diener van het plant-virologisch laborato-
rium, BARC, in Beltsville;
Ref.)

A. van der Schaaf.

Bacteriologie

Enterotoxaemie bij twee veulens

Dickie,C. W., Klinkerman, D. E.. Petrie, R. J.;En-
terotoxaemia in two foals. ./.
.Ani. iel. Med. Ass..
173. .W6-.W7. (1978).

De auteurs wijzen er op. dat Clostridium enteroto-
xaemie bij het veulen kennelijk weinig voorkomt,
gezien het feit, dat slechts twee tneldingen hierover
in de literatuur zijn terug te vinden. In beide gevallen
werd de ziekte veroorzaakt door
Cl. perfringens,
type B. Het hier gerefereerde artikel betreft entero-
toxaemie bij veulens door
Cl. perfringens type C.
In het ene geval was sprake van een veulen, dat bin-
nen 24 uur stierf, ondanks een goede navelbehande-
ling en een profylactische injectie met penicilline.
Het andere veulen was 3 dagen oud toen het dood
werd gevonden. In de \'case report\' wordt niet ver-
meld of ook dit dier profylacti.sch rnet penicilline be-
handeld was.

[\'atholoog-anatomisch werd een dunne darm aan-
getroffen die donkerrood was, gevuld met bloed en
necrotisch epitheel. Microscopisch werden vrijwel
alleen Gram-positieve staven in de darminhoud
aangetroffen. Via de muizenproef werden
Ci per-
fringens
toxinen a en IJ aangetoond in de darmin-
houd, terwijl ook de gekweekte
CL perfringens Ant
toxinen produceerde.

Tot slot merken de auteurs nog op dat de merries
niet abnormaal veel graan hadden gehad, terwijl
ook de maag van de veulens niet oven uld was ge-
weest met melk. (Een oorzaam voorde\'dysbacterie\'
in de darm kon dus niet worden gevonden;
Ref.).

J. Goudswaard.

-ocr page 127-

Varken

Sanering van een varkensbedrijf met
Atrofische rhinitis door medicinale en be-
drijfstechnische maatregelen

Humke. R.. Dingeldein W. und Sperling H.: Sanie-
rungsversuch in einem Ferkeler/eugerbetrieb mit
Rhinitis atrophicans durch therapeutische meta-
phvlaktische und hvgienische Massnahmen.
Tä L\'s
}?. 380-386. (1978).

F,en vermeerderingsbedrijl met 16 oudere zeugen. 20
gelt/eugen en een oude en jonge beer vertoonde bij
de biggen en jonge zeugen een klinisch in ernst toe-
nemende mate. Atrofische rhinitis. ontstaan door
aankoop van een jonge zeug.
Er werd niet overgegaan tot totale sanering maar tot
medicinale behandeling daar de omstandigheden
hiervoor tamelijk gunstig waren: ruimtelijke schei-
ding in verschillende afdelingen en goede bedrijfs-
voering. De biggen werden ineen aparte meststalaf-
gemest. De oudere zeugen tnet biggen werden na 3
dagen behandeling en wassing in een van tevoren
ontsinette afdeling geplaatst. De jongere zeugen en
de beren werden in een andere afdeling geplaatst die
niet was ontsmet. cr\\an uitgaand dat dit materiaal
zwaarder gëiniëcteerd is. Na de behandeling werd
ook deze afdeling ontsmet.

De behandeling bestond in de toepassing van borgal
p.i. en trafigal (een antibiotica-mi.x?) via het voer.
IX- injectie-behandeling was in de afdeling met
jonge zeugen intensiever dan bij de oudere, resp. 9
maal en 3 maal in de zoogperiode. De jonge zeugen
werden via het voer gedurende 4 weken, de oudere
zeugen 12 dagen (rond de partus) behandeld. De be-
handeling strekte zich uit over een periode van 4
maanden.

Klinisch hebben zich in een periode van 3 jaar vol-
gend opgenoemde behandeling,geen verdachte ver-
schijnselen tneer voorgedaan.
Bij controle van de slachtvarkens daalt het percen-
tage varkens met conchae atrofie van IW\'i naar56\'"(
(er werden ook biggen \\an elders algemestI. Nadat
ook de meststal geheel was ontruimd werden hier bij
een 5()-tal onderzochte dieren ook geen duidelijke
conchae-atrofieën meer vastgesteld.
(F^en goed resultaat, \\ooral wanneer bedacht wordt,
dat vooraf geen antibiogratn werd gemaakt.
Waarom wordt slechts van een bedrijfje dit gunstige
resultaat vermeld\';
Ref.).

IF. .4. J. Cronmijk.

Voedingsmiddelenhygiëne

De microflora van krab

Ward. D. R., Pierson, M, D. en l assell, K, R, van:
I he Microflora of Unpasteurized and Pasteurized
Crabmeat.
J. Fd. Sei.. 42, 597-600 en 614. (1977).

Verse krab is niet lang houdbaar (10-14 dagen).

Krab wordt dan ook gewoonlijk gepasteuriseerd bij
85° C en vervolgens gekoeld bewaard om de houd-
baarheid te verlengen. Hoewel de houdbaarheid
hierdoor belangrijk verbeterd wordt, neemt tegelij-
kertijd het gevaar van C7, /
k«!////)///;; v ergiftiging toe.
De auteurs onderzochten de aerobe en anaerobe
flora in krab voor en na pasteurisatie en opslag.
Het bleek dat ongepasteuriseerde krab een ana-
ëroob — aëroob kiemgetal had van IC tot 10^ per
gram. Dit getal daalde tot 10\' na pasteurisatie en
liep bij opslag bij 33° C op tot 10»-I0\' g in 3 maan-
den.

De meerderheid der flora in gepasteuriseerde en on-
gepasteuriseerde krab bestond uit melkzuur-vor-
mende, niet sporevormende gram positieve staafjes.
Voor pasteurisatie produceerden zij 11,8 en groei-
den bij 37° C. na pasteurisatie werd geen H,S ge-
vormd en groeiden zij niet bij 37° C.
De e.xperimenteel gevonden geringe hitte resistentie
geeft geen verklaring voor de overleving van het pas-
teurisatieproces.

//. .Mo/.

Voedingsmiddelenhygiëne

Campylobacter en enteritis

Severin W. P. .1.; Campylobacter en Enteritis. Sed.
T. Ceneesk..
122, 499-504, (1978).

Recent zijn er publikatics verschenen over gastro-
enteritis bij de mens tengevolge van
Campylobacter
fetus
(vroeger Vihrio fetus).

De schrijver onderzocht gedurende 2 zomermaan-
den in 1977 alle faeeesmonsters van enteritis-patiën-
ten op de aanwezigheid van
Campylohacier. Van de
5X4 onderzochte monsters bleek 119c
Campylobac-
ter
en 10% Salmonella te bevatten. Fevens werd de
faeces van 120 gezonde mensen onderzocht. Hierin
werd geen
Campylobacter gevonden.
De symptomen van de patiënten waarvan uit de fa-
eces
Campylobacter werd geïsoleerd waren:

koorts bij hel merendeel van de patiënten (tussen
de 39 cn 41° C);
een algemeen gevoel van slapte;
enkele dagen na het begin van de ziekte buik-
krampen en misselijkheid;

en aansluitend daarop profust, waterdunne of
slijmerige, stinkende diarree, soms met bloed,
I er behandeling van de ziekte dient naast een streng
dieet het gebruik van erythromycinestearaat of fura-
zolidine te worden overwogen.
.Ms oorzaak voor deze voedselinfeclie wijst de
schrijver op de mogelijkheid van een voedselinlec-
tie. Met name wordt genoemd een infectie tenge-
volge van het consumeren van slachtkuikens of een
besmetting die all<omstig is van schapen.
(Aangenomen moet worden dat slachtkuikens het
agens alleen transporteren aangezien
Campylobac-
ter
na de bereiding van de slachtkuikens zeker dood
zal zijn;
Ref.)

J. ,W. de Kniijf.

-ocr page 128-

■Mi®

(Buiten verantwoordelijkheid van de redaktie)

Fokken op gezondheid

Pleidooi voor registratie, onderzoek en toepassing

Ocachu- Rechktie.

Als reactie op een "I nge/onden" van collega U wland
(II in het rijdschrift van I-I()-I97X publiceerde
collega Oosterlee een \'Ingezonden" in het
rijd-
schrift van 1-12-1978 (2). Mede omdat mijn onder-
zoek in beide stukken wordt aangehaald geef ik ook
gaarne een reactie.

Collega Oosterlee heeft, zij het wat terughoudend,
positief gereageerd op het stuk van collega uwland.
(iaarne wil ik ook positief aan die discussie bij-
dragen omdat ik het onderwerp erg belangrijk acht
en op het gebied van "fokken op gezondheid" al
\\erschillend onderzoek heb verricht en er nog mee
bezig ben.

Mjn proefschrift over \'Voortplantingsstoornissen
bij het Paard\' (.3) van 1956 is er voor een belang-
rijk deel aan gewijd en één van mijn stellingen
luidde toen: \'Bestrijding van ziekten door toege-
paste genetica geeft de meest essentiële verbetering
van de gezondheidstoestand \\an een populatie van
dieren".

Fen aantal duidelijke
stapel zijn in de na-o
streden. De\'infectii
rol spelen en m bela
torenziekten\'.

Mede door veranderingen in de wijze san vee-
houden en door de schaalvergroting komen bedoel-
de ziekten soms sterker naar \\oren.
Het betreft infecties door smetstoffen met een mm
of tneer voorwaardelijke pathogeniteit. Deze infec-
ties komen vaak eerst tot uiting als "ziekten\' onder
bepaalde bedrijfsomstandigheden.
Lrfelijke invloeden spelen in principe een rol bij
elke infectieziekte. lichter naar mate de agentia
minder pathogecn zijn spelen bijkotriende factoren
als omgevingsinvloeden en erfelijke factoren een
grotere rol.

(iaarne ben ik met collega Oosterlee van tricnmg
dat \'nog veel fundamenteel onderzoek op het ter-
rein van het resistentie-mechanisme en het gene-
tisch bepaald zijn daarvan, noodzakelijk is\'.
Ik verschil van mening als hij stelt dat toepassing
van selectie in de praktijk eerst verantwoord is als
het bedoelde fundamentele onderzoek is gedaan.
Zonder de vereiste zorgvuldigheid geweld aan te
doen is het raadzaam om. indien uitvoerbaar, reeds
te gaan selecteren al zijn er met betrekking tot een
bepaald onderwerp van selectie nog wel onopge-
loste vragen welke meer fundamenteel onderzoek
vereisen. Men hoeft iriet inv
Oering van een selectie,
ook die op meer resistentie tegen een bepaalde
ziekte, niet te wachten tot het fundamentele onder-
zoek hieromtrent voltooid is; dat zou té lang duren.
Schrijvend over mijn onderzoek op het gebied van
erfelijk bepaalde verschillen in vatbaarheid voor
mastitis stelt collega Oosterlee dat dit is gebaseerd
op een "berekende erfelijkheidsgraad van het cel-
getal in melk\'. Dit nu is niet juist, ik heb nooit
een erfélijkheidsgraad van het celgetal berekend,
wel heb ik tussen groepen van koeien erfelijke ver-
schillen in gevoeligheid voor mastitis, onder meer
e,\\perimenteel, vastgesteld (4. 5), Diverse malen heb
ik overwogen om het erfelijke aandeel in bijv, het
eelgetal te bepalen, maar heb er van afgezien omdat
een bepaalde erlelijkheidsgraad slechts geldt voor
de populatie van dieren die in het onderzoek zijn
betrokken. Hierdoor lopen de waarden van deerf^e-
lijkheidsgraad, h-, voor mastitis sterk uiteen. Dit
blijkt ook duidelijk uit het aangehaalde onderzoek
van Duysings en Hooghiemstra. Bij de groepen
roodbonte afstammelingen is de door hen bereken-
de h\' = 0..^()0 - 0.145 cn voor de zwartbonten
O.O.\'i.l 1 0.055.

infectieziekten van onze vee-
oologse periode voldoende be-
\'iekten\' welke nu nog een grote
mg toenemen, zijn veelal \'fac-

He is uiteraard niet zo dat het celgetal bij hel rood-
bonte ras duidelijk erfelijk is en bij het zwaribcmie
niet. (ienoemd verschil is een gevolg van het feit dat
de onderzochte zwartbonte groepen genetisch ho-
mogener waren dan de roodbonten.
Uit het feit dat de h- en de heterogeniteit bij de
roodbonten veel groter is. volgt wél dat binnen dal
ras hel meeste resultaat van selectie valt te ver-
wachten.

Ik ben het eens met de uitermate voorzichtige lor-
mulering van collega Oosterlee dal \'ingrijpen in het
weerstandsmechanisme in relatie tot één ziekte ge-
volgen kàn hebben voor de resistentie ten opzichte
van andere ziekten\'. In verband met de waar-
schuwende strekking ten aanzien van mogelijk on-
gunstige ncven-effecten zou ik w illen opmerken dat
selectie op resistentie tegen één ziekte ook een
gtinstige invloed (neven-effect) kan hebben op hel
algemene weerstandsvermogen. Dit lijkt waar-

-ocr page 129-

schijnlijkcr dan dat de resistentie tegen andere gunstige neven-effecten op gewenste produktie-
/iekten zou gaan verminderen. eigenschappen.

Uiteraard moei vóór een eventuele invoering van
selectie op mastilis-resistentie mei zorgvuldigheid

geoordeeld worden over, onder meer. mogelijk on- Rotterdam, december 1978. (,. Grooienhuis.

UntRATUUR

1. Uwland, ,1.: Fokken op Ciezondheid. rijdschr. Piergeneesk.. 103, 19. (I97H).

2. Oosterlee, C.C.: Kokken op (lezondheid, een uitdaging voor het onderzoek. Tijd.schr. Diergenee.sk.. 103,
2.1(1978).

3. (Irootenhuis, Ci.: Een statistisch onderzoek betreffende de voorlplantingsstoornissen bij het paard.
Diss. Utrecht. 1956.

4. (irootenhuis, G.: f he difference in hereditary susceptibility to three mastitis agents between two
daughter groups.
Tijdsehr. Diergeneesk.. 103.2.?. (1978).

5. (irootenhuis, (i.: Verschil in vatbaarheid voor mastitis tussen het EH- en hel MRY-veeras. Tijdsein.
Diergeneesk..
103. 2.!. (1978).

-ocr page 130-

Van de Veterinaire Hoofdinspectie van de
Volksgezondheid tevens Directie van de
Veterinaire Dienst

Runderhart van verdenking ontdaan

In november ontstond er als gevolg van
publikaties in enige landelijke dagbladen
nogal wat opsehuddmg. Een geïmpt)r-
teerd runderhart /ou \\olgens een
Noord-Hollandse dierenarts namelijk
\\erantwoordelijk /ijn geweest \\\'oor de
dood van een kat. Via de regionale m-
spectie in die provincie werd het hart
doorgezonden naar het R.I.V. te Bilt-
hoven. De/e instelling deelde begin de-
cember mee, dat uit het daar verrichte
onderzoek is gebleken, dat hct bacterio-
logisch beeld \\an het hart niet atwijkt
\\an het normale. Elke grond tot verden-
king is daarmee geheel geëlimineerd.

/eer van het t\\pe O, voor. Daarnaast werden ge-
durende die periode 24 uitbraken gemeld in .Ana-
tolic. Hiervan waren er 6 van hct tvpc en dcc
overige van het tvpe O,.

I HS( H[;\\[ R ZIf k I i;
Ooslenrijk

N\'olgens een telegram van dc Oostenrijkse Veteri-
naire Dienst is op 27 nov ember 1978 in de gemeente
St. Margarethen an derSiering. district St. Pochen,
Peschener /ickte uitgebroken. \\\'an de 16 dieren
bleken cr 2 besmet.

Nadat dc aanvvc/ighcid van dc /ickte via histolo-
gisch en virologisch onder/ock was vastgesteld,
werd besloten tot slachting van dc varkens over tc
gaan en isolaticmaatregelen te treilen.

MOND- PN Kl Al WZIT R
Oosl-Duitsland

Dr, H. Schwedler, directeur van de Oostduitse
\\ ctcnnaire Dienst, liet op I 1 december weten dat
dc dag daarv oor in de gemeente Stablbrode. district
(Irimmen. een uitbraak van mond- en klauw/eer
was gesignaleerd, van de 75 aanwc/ige dieren
bleken er 2 besmet met virus van hct type C\'.
Om dc uitbiaak te onderdrukken heelt men daar-
omheen een beveiligd gebied iimestcld, aan de
gren/en waarvan sanitaire controles plaatsvinden.
\\ erder is men rondom de uitbraak overgegaan tot
inenting met type C\'-vaccin van alle dieren met ge-
spleten hoeven.

I urkije

Van I tot 15 november 1978 kwam inde Phracische
provincie Istanboel I geval van mond-en klauw-

HISMI 1 1 I I I.IKI Dll RZII Kil N

Dicr/iektcnbulictin Nr, 2.\' van de \\etcrmaire
Dienst overhel tijdvak 1 tot I5dcccmbcr 1978. ver-
meldt de volgende gevallen van aangilteplichtige
dier/iekten in Nederland.

Atrofische rhinitis

lotaal 15 gevallen in l.\'t gemeenten:
Overijssel 5 gevallen in 4 gemeenten

(ielderland 5 gevallen in 4 gemeenten

Noord-Rrabant 5 ücvallen

5 gemeenten:
1 geval
I geval

1 geval

2 gevallen

Tijdschr. l)iergeiu\'esl<.. deel 104. all 2. 1979

■Schurft

I otaal 5 gevallen in

(ironingcn

Priesland

(ielderland

Zuid-Holland

-ocr page 131-

Miltvuur

Utrecht I geval
Rotkreupel

Totaal 27 gevallen in 20 gemeenten:

Groningen I geval

Friesland 9 gevallen in 7 gemeenten

Drenthe 13 gevallen in 8 gemeenten

Overijssel 2 gevallen

Noord-Holland 2 gevallen

Vogelcholera

Noord-Brabant

geval

A F RIK A A N S E V A R K F: N S P F S T
Brazilië

Op 7 december gaf de Braziliaanse ambassade te
Parijs voor het Braziliaanse Ministerie van Eand-
bouvv onderstaande tabel uit met cijfers ov er de Afri-
kaanse varkenspest in dat land tot 20 oktober 1978.

Aantal

monsters

Onderzocht

Positi

ef bevonden

Rio de Janeiro

33

21

Minas Gérais

22

13

Parana

71

40

Sâo Paulo

97

48

Santa Catarina

56

28

Piaui

3

3

Espirito Santo

10

6

Goias

27

14

Rio Grande Do Sul

17

5

Para

27

21

Mato Grosso

1

1

Pernambuco

17

14

l^aranhao

3

2

Rio Grande do Norte

1

1

Ceara

6

2

Totaal

391

219

-ocr page 132-

rJl

Januari:

Maart:

Promotie tot doctor in de diergeneeskunde
van Ir. P. .S. van Roon, Rijksuniversiteit te
Utrecht, aanvang 16,15 uur.
Kring\'Noord-Holland boven het IJ\'. Vergade-
ring -het Oude .Slot\' (Markt) te Sehagen, aan-
vang 20,30 uur.

Kring van Dierenartsen \'De (}eldersc Vallei\',
Vergadering,

Bijeenkomst werkgroep pluimveebedrijfsbege-
leiding. Gezondheidsdienst voor Dieren te
Zwolle, 14,00 uur,

Afd, Gelderland K,N,M,v,D, Afdelingsverga-
dering, Ledenvergadering, .laarbeurs-congres-
gebouw. Utrecht.

Vereniging van Directeuren \\an Gemeente-
lijke Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten in
Nederland, ,laar\\ergadering.
Bijeenkomst Werkgroep Dierpathologen,
Rijksinstituut voor de Volksgezondheid, aan-
vang 14,0<) uur (pag. 65)

30

Februari:

13

13

14

14

20

22

1).

Ci roep G eneesk unde va n het R und K. \\. M
Ledenvergadering.
Contactgroep Veterinaire Homoeopathic
Nederland, Vergadering, Beatrix-gebouw.
,laarbeursplein. Utrecht, aanvang 20,00 uur.
Afd. Noord-Brabant K.N.M.v.D. Prov. (ie-
zondhcidsdienst Boxtel: werkvergadering
ntesikulveren.

Kring \'Noord-Holland boven het 1.1\'. Vergade-
ring. \'het Oude Slot\' (Markt) te Sehagen.
aanvang 20.30 uur.

Afd. Noord-Brabant K.N.M.v.D. Prov. Ge-
zondheidsdienst Boxtel: werkvergadering n//;-
(iercn.

(iroep Geneeskunde van het Kleine Huisdier,
.laarvergadering.

15 CLO-sludiedagcn, ,laarbcurscongrescen-
trum. Utrecht,

Afd, Noord-Holland K.N.M.v.D. Afdelings-
vergadering. Calé-restaurant Kaan. Provin-
cialeweg I, Oosthuizen,
(iroep Volksgezondheid K.N,M.v,D, Leden-
vergadering, .laarbeurscongresgcbouw.
Utrecht.

23 Tagung \'Physiologie und Pathologie der
Fortpflanzung der Haustiere". München (pag.
1.303 (1978)).

11

16

23

23

25

25

Kring van Dierenartsen \'De Gelderse Vallei".
Vergadering.

Afd. Noord-Brabant K.N.M.v.D. Prov. Ge-
zondheidsdienst Boxtel: werkvergadering
var-
kens.

8 Lagung über Krankheiten der Vögel. Fach-
gruppe "Genugel\' der D.V.G.. Universität
München.

Klinische Avond Kliniek voor Kleine Huis-
dieren (pag. 89).

10 "Equitania". Tagung Uber Pferdekrankhei-
ten(pag. 1303 en 1326 (1978)).
14 Course \'Current Awareness of Zoonotic
Diseases\'. Royal Society of Medicine. London
(pag. 1276(1978)).

Kring\'Noord-Holland boven het IJ". Vergade-
ring "het Oude Slot\'(Markt) te Sehagen. aan-
vang 20.30 uur.

Afd. Noord.Brabant K.N.M.v.D. Prov. (ie-
zondheidsdienst Boxtel: werkvergadering
kleine huisdieren.

Afd. Cielderland K.N.M.v.D. Afdelingsverga-
dering.

Vereniging van Directeuren vanGemeenteJijke
Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten Ne-
derland. Ledenvergadering.
Symposium Vereniging voor Immunologie:
Symposium over "Complement\' (pag. 1216
(1978) en pag. 64).

23

April:

3

10

17

24

26

26

Afd. Noord-Brabant K.N.M.v.D. Prov. Ge-
zondheidsdienst Boxtel: werkvergadering
schapen.

8 DV(;-kursus. Bad.Nauheim (pag 771
(1978)).

8 B.S.A.V.A. 22nd Congress. Londen (pag
955(1978)).

Kring \'Noord-Holland boven het LI". Ver-
gadering "het Oude Slot" (Markt) te Sehagen.
aanvang 20.30 uur.

Kring van Dierenartsen "De (ielderse Vallei\'.
Vergadering.

■Afd. Noord-Brabant K.N.M.v.D. Prov. Ge-
zondheidsdienst Boxtel: werkvergadering
pluimvee.

(iroep Geneeskunde van het Rund K.N.M.v.D.
Ledenvergadering.

Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering. Beatrix-gebouw. Jaar-
beursplein. Utrecht, aanvang 20.00 uur.

12

13

15

20

22

-ocr page 133-

26 (iroep Volksgezondheid K.N.M.v.l). I.eden-
vcrgadering, Jaarbeurscongresgebouvv.
l\'treeht.

19

20

Afd. Noord-Holland K.N.M.v.D. Afdelings-
vergadering. Café-restaurant Kaan. Provin-
cialcweg I. Oosthuizen.

Groep Volksgezondheid K.N.M.v.D. l.eden-
vergadering. .laarbeurscongresgebouw,
Utrecht.

Mei:

8 Kring \'Noord-Holland boven het 1.1\'. Verga-
dering \'het Oude Slot\' (Markt) te Schagen,
aanvang 20.30 uur.

17 A.e.V.-Controle: traditionele studiedag. Cul-
tureel Centrum \'De Reehorst\'. Bcnnekomse-
weg 24. Ede(Gld.).

17 Vereniging van Directeuren vandemeentelijke
Slachthui/en en Vleeskeuringsdiensten in Ne-
derland. Ledenvergadering.

17 Aid. Gelderland K.N.M.v.D. Afdelingsverga-
dering.

18 20 (iroep Geneeskunde van het Kleine Huis-
dier: \'Voorjaarsdagen 1979\'. RAl-congrescen-
trum. Amsterdam, (pag. 1202 (1978)).

19 27 \'Das l ier und wir" Fachmesse und Infor-
mationsschau und \'Paedogica" 2. Fehrmittel-
m.esse, Basel.

Juni:

Oktober:

25

26

6 ,Iaarcongres 1979, tevens 126e Algemene
Vergadering K.N.M.v.D. te Den Haag.
Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering. Beatrix-gebouw, ,laar-
beursplein. Utrecht, aanvang 20,00 uur.
Vereniging van Directeuren vanCiemecntelijke
Slachthuizen cn Vleeskeuringsdiensten in Ne-
derland, Ledenvergadering.

November:

22

22

Vereniging van Directeuren van (iemeentelijke
Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten in Ne-
derland. Eeden vergadering.
Ci roep Geneeskunde van het Rund K .N .M . 1).
Ledenvergadering.

9 Fagung der Schweizerischen Vereinigung
für Kleintiermedizin, Zürich.
Kring\'Noord-Holland boven het FF. Vergade-
ring \'het Oude Slot\' (markt) te Schagen, aan-
vang 20,30 uur.

Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. vergadering Beatri.x-gebouw, .laar-
beursplein, Utrecht, aanvang 20,00 uur.

14

Juli:

I 7 21e Wereld Veterinair Congres, Moskou,
(pag. 403.467 en 1314(1978)).
23 26 European Association for Animal Pro-
duction (FA,AP) - 30th .Annual Meeting Harro-
gate(UK)(pag. 1283 (1978)).

Augustus:

21 23 VH Symposium of the International
Committee on Faboratory .Animals. I\'trecht.
(pag. 366 en 1.102 (1978))\'
30 GroepGeneeskundevanhct Rund K.N.M .v.D.
Fcdenvergadering.

12

December:

13

Groep Volksgezondheid K.N.M.v.D. Feden-
vergadering, .laarbeurscongresgebouw.
Utrecht,

Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering. Beatrix-gebouw, .laar-
beursplein, utrecht, aanvang 20.00 uur.
Afd. Noord-Holland K.N.M.v.D. Afdelings-
vergadering. Café-restaurant Kaan. Provin-
cialeweg I. Oosthuizen.

13

19

Kongress der EP,V S,.

1980
Juni:

30 3 juli VI Internat.
Kopenhagen.

Augustus:

17 22 Vlth International Histochemistry and
Cytochemistry Congress 1980. Brighton (pag.
64)

September:

7 lOth International Conference on Health
Education. London.

14 5. Internat, Kongress der Cicsellschaft
für Veterinärröntgenologie (A), München.
Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland, Vergadering, Beatrix-gebouw. .laar-
beursplein te Utrecht, aanvang 20.00 uur.

12

September:

In Wien 3. Kongress der Intern. Gesellschaft
für I ierhygiene.

In Israel .XI Kongress für Buialrik (A).
1 6, 31. .lahrestagung der Europaischen Ver-
einigung für \'1 ierzucht, München,

-ocr page 134-

•Hi

Promotie de heer J. D. Burek
(Midland, Michigan U.S.A.)

Aan de Rijkuniversileit te Utrecht
promoveerde op donderdag 23 november
1978 de heer .1. 1). Burek.
geboren in 1945 te Joplin. Missouri. U.S.A.
en wonende te Midland. 5517 Whitehall
(Michigan U.S.A.) tot doctor in de
diergeneeskunde op het proefschrift
getiteld:

l\'ulhology oJ aging rats. a morphological
and e.xperimcnial suuty of the age-
associated lesions ill aging H\\! BI.
H .-tC,, RL/, and (li AG.\\B\\) Fl rats.

I

Korte samenvatting van het proefschrift;

I r bestaat een grote leemte in on/c kennis van
de normale biologische variabiliteit van proef-
dieren die worden gebruikt voor biomedisch
onder/oek.

l én van de oor/aken van dit hiaat is hel
ontbreken van gegevens over de spontaan
voorkomende leeftijdgebonden afwijkingen en de
inv loed van de/e afwijkingen op de vorm van de
overlevingseurve van een bepaalde dier-
po pil lat ie.

liet doel van de/e studie was te nachten on/e
kennis aan le vullen door middel van bestudering
van de levensduur van twee ingeteelde
ratteslammen en hun IT-hvbride. levens werden
de /iekelijke alwijkingen, die met het stijgen van
de leeltijd gevonden werden bij de/e dieren
gehouden onder gestandaardiseerde omstandig-
heden in het laboratorium, gerelateerd aan de
gegevens over levensduur van de groep dieren.
Daarnaast werden ratten op verschillende
lecltijdcn gedood teneinde de afwijkingen,
gevonden hij de/e dieren, te vergelijken met die
van spontaan gestorven ratten uit de ver-
ouderingseohorten.

Spontaan voorkomende, leeftijdgebcmden pa-
tronen van tumoreu/e en niet-tumoreu/e
afwijkingen werden bestudeerd in 670 ratten,
(legevens betreflende de overlevingsduur werden
verkregen van 791 dieren die hun leven op
natuurlijke wij/e voltooiden.
\\ oor de/e studie werden mannelijke en
vrouwelijke dieren gebruikt van de ingeteelde
BN Bi (rown Norwav) en V\\ ACl Rij (VV istar)
stam en de(VV\'A(l \\ BN)I 1 hvbrideV.e werden

102

KOMNkI IJKi; NFDE Rl

gehouden onder gelijke omstandigheden en
waren vrij van longontsteking tengevolge van
myeoplasma.

Cievonden werd dat mannelijke en vrouwelijke
BN Bi, mannelijke en v rouwelijke (\\VA(1 x
BN)FI en vrouwelijke VVACl Rij ratten een 50\',
overlevingsduur hadden van ongeveer 30
maanden.

Dit komt overeen met de meeste literatuur-
opgaven betreffende andere lattestammen waar
een 50\', overlevingsduur van 2X-30 maanden
werd waargenomen.

In enkele stammen leeft het mannetje korter dan
het vrouwtje, hetgeen ook het geval is bij de
mannelijke VVACi Rij rat. Bij de/e laatste werd
een 50\'i overlevingsduur gevonden van ongeveer
24 maanden. Bovendien behoeven vrouwelijke
ratten waarmee eerder gelokt is met persé een
kortere levensduur te hebben dan virginale
dieren. (levonden werd dat bij de BN Bi stam
de/e vrouwtjes langer leefden dan de virginale
ratten van de/e stam. Fr was bovendien geen
bewijs voor de veel gehoorde opvatting van de
grotere v italiteit van een 11 hybride, tenminste
indien de levensduur als maatstaf wordt
gebruikt.

In de/e studie werd gevonden dat de .50\'V
overleving van mannelijke en vrouwelijke Fl
rallen niet verschilde van die gevonden in dc
beide ouderstammen.

Bestudering van de leeftijdgebonden afwijkingen
resulteerde in verschillende bevindingen, waarbij
een relatie met dc levensduur kon worden
vastgesteld.

Dc resultaten van de evaluatie van dc
pathologisch anatomische afwijkingen gevonden
bij dc/e dieren kunnen als volgt worden

1\'ijüschr. niergcneesk.. üecl 104. ii/l 2. 1979
ANDSl MAAISCHAPPLl VOOR DIFRGtNFESKtiNDF

-ocr page 135-

samengevat:

1. Ratten stierven met, ol tengevolge van
multipele, leeltijdgebonden alwijkingen. De dood
was niet noodzakelijkervvijs het gevolg van een
specifieke afwijking.

2. In sommige organen of weefsels overheersten
tumoren, in andere niet-tumoreu/e afwijkingen
en in weer anderen waren verschillende
combinaties van beiden aanwe/ig.

.t. De multipele pathologie resulteerde door-
gaans in sterfte en bepaalde daardoor de vorm
van de gevonden overlevingscurves.

4. De leeftijd waarop de meeste afwijkingen in
dit verouderingsonder/oek begonnen lag in deze
rattepopulaties tussen de 12-IK maanden. Bij een
individuele rat kon het tijdstip van ontstaan
echter variëren tussen jonger dan IH en ouder
dan -\'\'ü maanden.

5. Van sommige afwijkingen bleef de frequentie
in de populatie stijgen met de leeftijd, anderen
bereikten een piek en bleven op die hoogte,
terwiil weer anderen een piek bereikten die
gevolgd werd door een daling. Om /ulke
gevarieerde patronen in het voorkomen van
afwijkingen vast te stellen, zijn studies
betreffende de levensduur absoluut noodzakelijk.

6. De tvpen en patronen van leeftijdgebonden
afwijkingen waren voor iedere rattestam ver-
schillend. Desalniettemin waren de overlevings-
curves gelijk.

7. Des te ouder de populatie, des te groter de
verscheidenheid van afwijkingen binnen de
populatie en binnen de individuele rat.

IlISi

Samenvattend kan gezegd worden dat. teneinde
op een verantwoorde wijze in langlopende
proeven studies te verrichten naar oorzaak en
gevolg van veroudering op het niveau van een
populatie, het intacte dier. een verouderende cel of
zelfs op het subcellulaire niveau, men ratten
nodig heeft die tenminste de waargenomen 50\'\'(
overlevingsduur van de betreffende stam hebben
overschreden.

Het is tevens van het grootste belang om
geïnformeerd te zijn betrelfende het spontaan
voorkomen van leeftijdgebonden afwijkingen in
verouderde ratten, zowel in het intacte dier als
op het niveau van de afzonderlijke organen of
weefsels.

Deze informatie is belangrijk omdat deze
afwijkingen pathologische processen weer-
spiegelen, die direct van invloed kunnen zijn op
de uitkomsten verkregen in proeven met
verouderende dieren.

De heer Burek behaalde zijn B.S.. D.V.M.,
en M.S. degrees aan de Universiteit van
Michigan U.S.A. in 1968, 1969 en 1970. Hij
is Research Specialist bij het To.xicology
Research l.aboratory. Health and
Knvironment Research te Midland.
Hij is lid van een aantal verenigingen op
vakgebied.

1\'rotnotoren: Prof. Dr. C. h. Ilolluiulcr.
bijzonder hoogleraar in de gerontologie.
Dr. P. y.nun. gewoon hoogleraar in dc
tropische en protozoairc ziekten.

(irote verschillen werden gevonden toen de
percentages van afwijkingen in ratten, die
spontaan stierven, werden vergeleken met die
van ratten die op bepaalde leeftijden werden
gedood. Van sommige afwijkingen lag het
percentage bij gedode ratten dicht bij hetgeen
gevonden werd in een risicogroep berekend met
de zgn. \'life table\' methode.
\\\'an andere afwijkingen daarentegen lag het
dichter bij hetgeen gevonden werd bij dieren die
spontaan stierven. I cnslotte bleek dat van nog
andere afwijkingen het percentage bij de gedode
ratten ergens lag tussen het percentage dat was
berekend door middel van de \'life table\' methode
cn het percentage gevonden in spontaan
overleden ratten van de/elfde leeftijd.
Uitkomsten als de/e wij/cn duidelijk op de
nood/aak om op bepaalde leeftijden dieren voor
onder/oek te doden.

Dit geldt /owel voor verouderingsonder/oek.
alsmede voor chronische toxiciteitsstudies en
voor kankeronder/oek.

103

KONINKl.IJKt NHDKRI ANDSH MAA I SC H Al\'Pl.! VOOR DIERGhNHf SKUNDK

-ocr page 136-

Gastsprekers zijn Drs. H. van der Ree,
die in zijn kleine huisdierenpraktijk
naast de \'conventionele\' geneeswijzen
ook veel gebruik gemaakt van de
acupunctuur en Drs. 1. A, T. Rigter,
die het onderwerp homoeopathie in de
diergeneeskunde en zijn praktische
ervaringen hiermee zal toelichten.
Na de uiteenzettingen van beide
dierenartsen is er natuurlijk
gelegenheid tot het stellen van vragen
en het aangaan van een discussie.
Acupunctuur en Homoeopathie zijn
twee geneeswijzen die nu. na
frequenter gebruik in de humane
geneeskunde, ook in de belangstelling
\\an de diergeneeskunde komen te staan.
Steeds meer dierenartsen gaan zich
verdiepen in deze onderwerpen en ook
bij de studenten in de diergeneeskunde
groeit de interesse. Wij menen met de
organisatie van deze lezing een bijdrage
te kunnen leveren in deze ontwikkeling
en hopen dan ook dat zowel studenten
als afgestudeerden van deze
gelegenheid gebruik zullen maken om
nader kennis te maken met deze
therapeutische mogelijkheden in de
d ie rge nees k u nd ige p ra kt ij k.

Namens het V.D.V\'. bestuur,
loon Meesters,
h.t. \\ ice-praeses.

104

\'Letter of thanks\'

Zoals men /ich k;ui herinneren werd
ongeveer een jaar geleden aan de
Nederlandse collegae. \\ la het
/\'iji/si lu ijl
voor Dicrgcnccskiini/e. ccn bijdrage
gevraagd ten behoeve van het levens-
onderhoud cn dc lamilic hereniging in
Kcnva van een l.\'gandese collega, die om
veiligheidsredenen in Nederland was
gebleven na het volgen van een
internationale cursus.
F.ind januari van dit jaar vertrok dc heer
■Arabwai. wiens naam indertijd niet voluit

werd genoemd, naar Kenya, waar hij vrouw
en kinderen aantrof. Aanvankelijk was het
moeilijk om aan werk te komen, maar ruim
een maand geleden werd onderstaande brief
ontvangen, waaruit blijkt dat de heer
Arabwai een werkkring heeft gevonden en
dat hij en zijn familie \'gesettled\' is.

.-I. //. P. Syatauw-van Oosterw ijk Bruyn.

KOMNKl flKf NFDl Rl.ANDSI" MAA fSCll APPI.I VOOR DIERGENEESKUNDE

Kakuma Catholic Mission
P.O. [.odwar
I ia Kilate Private Bag
KtiSYA

Dear colleagues.

t ssish on hehatj of my family and myself !o
e.xpress our hearifell graniude for your generous
financial ami maierial assistance and the spiritual
encouragement that you accorded me w hite I
was in your heuuiiful country, the Netherlands.
.Always true to the Dutch hospitality and the
unique Dinch principles of\'.Action Groups\'
concerned with the welfare of humanity the
w oriel over, and inspired hy the spirit of the
veterinary profession, you responded with such
deep kindness to the request to help u colleague.
Once niore thank you very much!!
it is prohahly fitting t<i brief you about our
present situation. Immediately / left the
Sethertands in January I97K. / ii «.v offered a
two-year contract period by C ehemo through the
Catholic .Secretarial. Ken\\ a. to conduct the
Livestock Disease Control priigrumme in the
nomadic I urkana District in the Sörth M esternpan
oj Kenya. I he itiain a(tiviiies in the proiira/ntne
Inv(dve mass vaccinauons of livestock against
such tliseases as .Anthra.x. Ulackquarter. Haemor-
rhagtc septecaemia. Hrueellosis. etc. and mass
prophylactic treatment against Trypanosomiasis,
plus the routine drenching of goats, sheep and
cattle against gastrointestinal parasitism and the
supervision of tick control. It is quitte a task
l>assing the message across the nomads for the
first time in their history hut there is hope they
will eventually respottd positively.
Meanwhile, my family and / are settling in this
new place quite well. The morale is high us it
had atreath been boosted bv your kind
generosity: thanks a tot!!
In emiing. we wish to cttnvev to vim our
warmest greetings from .A frica and wish you all
long and prosperous lives in the veterinary
profession.

From your gratejul frieitds.

Darlington and Rose Mary .Arabwai.

-ocr page 137-

Welke vergaderingen en
besprekingen waren er?

Afdeling Pluimvee (Stichting Ciezondheids-
zorg voor Dieren)

20 Hoofdbestuur

Hoofdbestuur Produktschap voor Veevoeder

21 Halothanetest

22 Beleidscommissie Volksgezondheid

XmcmiH\'i I97H:
1 Werkgroep l\'raktijkonder/oek
3 Aujes/kyproblematiek
6 Voorlichtingsavond voor co-assistenten
X llooldbestuur Bestuur Nederlandse Vereni-
ging tot Bescherming van Dieren
Hooldbestu ur

Redaktie \'I ijdschrift voor Diergeneeskunde
Ledenvergadering Ciroep Praktici Cirote Huis-
dieren

Bestuur D.S.K. voorzitter en secretaris van de
Maatschappij
Ziekenfonds voor Dieren
Apotheekcommissie
I hemacommissie .laarcongres
Commissie Begeleiding (irote Rundvee-
bedrijven

Commissie CJeorganiseerde Dierziekten-
bestrijding

Commissie Varkensgezondheidszotg
Stichting (iezondheidsdicnst voor Pluimvee
l inanciële Commissie
Commissie Bcrocpsaansprakclijkheid
.Afdeling Pluimvee (Stichting (iezondheids-
zorg voor Dieren)
P1 u i m veead \\ iesco m mi ss ie
.laarcongrescom missie
Hoofdbestuur
Algemeen Bestuur
Contactcentrum Vrije Beroepen

29

10

Dcccmhcr IV7,S:
1 larieloverleg MestkaKerenbedrijven
4 Aujeszkyproblematiek

6 Algemeen Bestuur Clroep l\'raklici Cirote Huis-
dieren

7 Raad voor Veterinaire Aangelegenheden
P.A.O. Veterinaire Volksgezondheid

X (iemedicineerd Voeder

11 Redaktie \'I ijdschrift voor Diergeneeskunde
Nabespreking P.A.O. (iroep Praktici Cirote
Huisdieren

Commissie Begeleiding (Irole Rundvee-
bed rijven

14 Stichting Ciezondheidszorg voor Dieren

15 Fmbryoiransplantatie

IX Ziekenfonds voor Dieren

Begeleidingscommissie MestkaKeren-
bedrijven

1.1

14

15

Groep Praktici
Grote Huisdieren

Bij de Cjroep Praktici Cirote Huisdieren is
nog een beperkt aantal exemplaren van hel
rapport belretïende onderzoek dierenartsen-
praktijken ten bate van de Ciroep Praktici
Grote Huisdieren door de organisatie-
adviseur K. Ci. H. H. Doyle, het zo
genoemde efficiency rapport, aanwezig.
Ook voor niet-leden van de Groep is dit
rapport, zolang de voorraad strekt,
verkrijgbaar.

Hel rapport, met bijlage voor zover nog
van toepassing, wordt u toegezonden na
overmaking van/■ 50, l.n.v. Ciroep
Praktici Grote Huisdieren onder vermelding
van "rapport Doyle", aan de Rabobank te
Woudenberg, op rekeningnummer
.37.24.06.0,33. Ciironummer van de bank
5619.

105

KON1NKLI.JKK NFDPRl.ANDSH MAATSCHAPPl.l VOOR DlERGt^NF.PSKUNDt:.

Veterinair Dispuut
van het C.S. Veritas

A cupunctuur en
homoeopathie bij dieren

Onder deze titel organiseert het
Veterinair Dispuut op dinsdag 20
februari een voor iedereen gratis
toegankelijke lezing. De avond, die
gericht is op een ieder die interesse in
deze onderwerpen heeft, vangt aan om
21.00 uur. Het gebeuren vindt plaats in
de grote benedenzaal van de studenten-
vereniging C.S. Veritas, Kromme
Nieuwe Gracht 54 te Utrecht.

-ocr page 138-

Personalia

Adreswijzigingen, enz.:

171 DU. ..1. /\' ./.; 1975; Middelburg; tel. (01 180)
15666 (privé) (01184) I.3II8 (prakt.).

193 *C:cmeri-Siaal. .Ucvr. O. C van: 1971;.35II
PC\' Utrecht. Oude dracht 327; tel. (010)
314589; p.

197 HaJ-kamp. //. Th.: 1970; Nijkerk (did.). Ha-
z.elaarshof 16.

I9li Hallink. G. ./. ./..- 1977; 3405 CR Benschop.
Benedeneind Zuidzijde 433; tel. (01822) 561;
wnd. d.

209 Inxcn. .-i. R. J. van: 1975; 7256 KK Keyen-
borg, Broenenbergweg 4.

209 .lansen. H. li.: 1973; 3581 .IB Utrecht. Van
Alphenstraat 18; tel. (030) 517498; d. (zie ook
pag. 281).

210 /..; 1971:4356CB Oostkapelle.Oude
Domburgseweg 35; tel. (01 188) 1886 (privé).
1443 (prakt.); p.

219 Kraak. ./. H.: 1973; 6095 CA Bae.xem. He-
renhol 4; tel. (04748) 1702 (privé). (04749)
1889 (prakt.).

222 Kuiipers. .Mej. .U. H. .M.: 1975; Schiedam;
tel. (OIO) 713926 (privé). 353000 (bur.).

222 Lamhoov. E.: 1976; Veenendaal; tel. (08385)
14614 (privé). (0.3404) 171II (bur.); wet.
medew. I.V.O. \'Schoonoord\'.

22.1 [.angevoon. .4.: 1953; 7531 .IA Ijischede.
Brecklenkamplaan2; tel.(053)333270(privé).

22.f Eee. .Me/. E. van tier: 1977; 7478 1\'A Die-
penheim. Nijenhuizerlaan5; tel.(05475) 1906.

229 Manders. C../. .1/..- 1975; Orvelte; tel. (05934)
317 (privé). (05933) 1253 (prakt.); p.. ass. bij
M. Muideren W. Schuurmans.

229 .Meer. .Mep M. C . van der: 1977; 4901 [Xi
Oosterhout. lorenstraat 21; tel. (01620)
249l5(privé).27422(prakt.); p..ass. bij M. N.

.1. den Hartog.

2.U) Meursinge. ./. .-(..■ 1964:6881 VP Vclp. H.
Avclinghstraat 5; tel. (085) 634067; p.

232 MoL C. .4. .4. SE: 1974; 1213 VP Hilver-
sum. Soestdijkerstraatweg 13; tel. (035)
233871 (privé). 17620 (prakt.).

23.\'i Meolaiie. ./. IE .M.: 1975; 6291 CL Vaals.
Bloemendaalstraat I.

Jubilea

I:. L. I.ansink te Borculo

.1. M. Hoogland te Den Haag

.1. B. M. Buiteman te Ftten-Leur

.1. C. de (iraal te (ironingen

C. Holzhauer te Rozendaal

Dr. 1-. H. .1. .laartsveld te Boxtel

81

236 Menwenhuis. H. U. R.: 1978; Utrecht. Kapel-

weg 17; tel. (0.30) 716613; wnd. d.
236 Meiiwenltiiijsen. //. Th.: 1955; Krimpen a d
lJssel;tel. (01807) 1391 I (privé).(070)793035
(bur.).

239 O.stnga. Dr. .4.: 1953; U-1959; doutum; tel.
(05100) 83330 (privé).

240 * Paling. .Mej. Y. \\E: 1978; Utrecht; tel. (030)
514074 (privé), 516683 (prakt.); p., ass. bij I h.
R. F. Ottenschot.

242 Pliiiniers. E //., 1968; 2243 (iB Wassenaar.
Kievitslaan 23; tel. (01751) 77403 (privé)
(070) 793126 (bui.); i. V.D. en V.H. i.
249 Sander. E. IE: 1970; 5528 AS Hoogeloon.

Casterseweg 13.
261 Timmer. ./. H : 1978: 7948 l/I Nijeveen.
Kolderveense Bovenboer 39; tel. (05229) 1654
(privé). 1272 (prakt.); p., ass. bij N. P. Saat-
hol.

264 I\'m-, .M. ter: 1971; 9331 .IB Norg (Dr.).

Asserstraat 49.
26H I rev. P de: 1973; 3732 FH De Bilt. Burg.

de Withstraat 19; tel. (030) 760772.
269 I tniren. .4. .VI. van: \\914: H224\'gA Lely-
stad, Archipel 13-03: tel. (03200) 40113
(privé), 22514 t. 335 (bur.).
275 Wtmde. E. van der: 1974: 1056 RG Amster-
dam-West. Mercatorstraat 6 11; tel. (020)
187938.

277 /immer. G. .M.: 1976: 8242 CD Lclvstad.
Boeier 02-21.

Overleden

F. ,1. A. A. Quaedvlieg te Hevthuvsen op 22 decem-
ber 1978

Mel bestuur van hot Veterinair Dispuut Unilas is
als volgl samcngesleld:

Wenno Wagenaar
Hennie Akkermans
Maurice Hanians
Wim de Vocht
Hans Mensinga

Praescs

.\'\\b-actis

Fiscus

\\\'ice Praeses
Vice Ab-actis

Praeses

Ab-actis

Fiscus

Vice Praeses
Commissaris

llel bestuur van \'( erberus\'. \'( ave ( anein\' is als
volgl samengcsleld:

D. Imkamp
H. P. Meyer
J. F. Alberdingk I hijm
R. W. F. Becking
(i. .1. C. Wennink

(afwezig) 40 jaar op 17 januari 1979
(afwezig) 65 jaar op 25 januari 1979
(afwezig) 50 jaar op 2 februari 1979
(afwezig) 25 jaar op 9 februari 1979
(aanwezig) 25 jaar op 9 februari 1979
(afwezig) 25 jaar op 9 februari 1979

KONINKI.I.IKE Ntnt Rt.ANDSF MAA ISCHAPPI.) VOOR [)lFRC.CNi;[ SKtINDF

106

-ocr page 139-

Fsraiiite ^rtteli

Passieve en actieve immunisatie
tegen katteziekte en niesziekte bij katten
voor dierexperimenten

Passive and Active Immunization Against Feline Enteritis
and Rhinotracheitis in Experimental Cats

A. P. M. G. Bertens\'

SAMÏW-MTINC;

E)e effecten van passieve en actieve immunisatie tegen niesziekte op sterfte en
morbiditeit werden nagegaan in een groep van 335 katten. Passieve inununisatie
bracht de sterfte ten gevolge van pneumonie terug van 5% naar 1%. Na de vacci-
natie tegen niesziekte kwam de sterfte ten gevolge van pneumonie op (Fi tegen
5..ff bij de niet gevaccineerde dieren terwijl de ziekteverschijnselen ten gevolge van
deze aandoening aanzienlijk waren verlaagd ondanks de entreacties die optraden.

SUMMARY

The results of passive and active imnuinization against feline rhinotracheitis with
regard to mortality and morbidity were studied in 335 cats. Passive immunization
reduced mortality from pneinitonia from 5 per cent to I per cent. Vaccination
against rhinotracheitis also reduced mortality from pneumonia from 5.3 per cent
to 0 per cent atu! niarkedly reduced morbidity of these conditions.

INLEIDING

De kans op uitbreken van katteziekte (fe-
line panleucopenie) en katteniesziekte
(Feline rhinotracheitis) in ruimtes waarin
meerdere katten gehuisvest worden is
groot. Dit probleem speelt dan ook een
grote rol in quarantaineafdelingen en
dierverblijven waar katten ondergebracht
worden voor dierexperimenten.
Katteziekte wordt veroorzaakt door het
Feline panleucopenie-virus dat bij kat-
achtigen aanleiding geeft tot enteritis die
met membraanvorming gepaard gaat en
die indien de dieren onbeschermd zijn, ge-
woonlijk in 1 tot 5 dagen tol de dood
leidt. Niesziekte wordt veroorzaakt door
verschillende herpesvirussen en katten-
calicivirussen die gewoonlijk aanleiding
geven tot een mild verlopend ziektebeeld
waarbij conjunctivitis en een catarrhale
ont.steking van de bovenste luchtwegen
op de voorgrond treden. In het verloop
van de ziekte kunnen enkele complicaties
optreden waarin een pneumonie waarbij
verschillende bacteriën een belangrijke
etiologische rol spelen, wel de meest ge-
vreesde is.

Katteziekte kan een grote sterfte veroor-
zaken doch deze kan dooreen behande-
ling van alle aangekochte katten met im-
muunserum en vervolgens met vaccinatie
doeltreffend beperkt worden (1).

Drs. A. I\'. .M. G. Bcrtens. Dierenarts Centraal Dierenlaboratorium. Katholieke Universiteit Nijmegen.

-ocr page 140-

Bij de katteniesziekte ligt het probleem
anders omdat hierbij de mortaliteit laag,
doch de morbiditeit hoog is. Tijdens de
quarantaineperiode en ook nog daarna
moet vaak een behandeling met antibio-
tica worden ingesteld om de sterfte ten ge-
volge van pneumonie te verminderen en
de ziekteduur te verkorten.
Nagegaan is of passieve immunisatie van
katten tegen katteziekte en niesziekte met
daarop volgend vaccinatie tegen deze
ziekte in de quarantaine van een proefdie-
renlaboratorium gunstige resultaten
heeft bij katten en de sterfte ten gevolge
van deze aandoeningen zowel tijdens de
quarantaineperiode als tijdens de periode
dat de dieren voor experimenten worden
gebruikt, vermindert.

MATERIAAL EN METHODEN

Het onderzoek betrof 335 katten welke in een peri-
ode van 15 maanden werden aangekocht. De katten
werden verkregen via de handel in groepen van 20
tot 30 dieren. De dieren werden individueel gehuis-
vest in roestvrijstalen kooien (60 x 45 x 45. 1 x b x h)
welke tevoren goed gereinigd en gedesinfecteerd wa-
ren. In de kooien bevonden zich roestvrijstalen kat-
tebakken gevuld met Litalabo® (Ruco. Waalre).
Deze kattebakken werden twee maal per week gerei-
nigd en opnieuw gevuld. De kooien stonden op stel-
lingen. twee boven elkaar in een overdekte en om-
muurde ruimte welke niet verwarmd werd.
"s Morgens kregen de dieren ongeveer 150 ml met
water verdunde gepasteuriseerde melk. \'s Avonds
werd blikvlees(Bogena B.V.. Rotterdam).gekookte
lever of kattemeeU Hope Farms. Woerden)gegeven,
ongeveer 150 gram per kat.

Direkt bij aankomst werden 215 dieren passief
gélmmuniseerd tegen katteziekte en 120 dieren te-
gen katteziekte en niesziekte. Dit gebeurde respec-
tievelijk inet Feliserine® (Hoechst. Amsterdam),
een preparaat dat antilichamen bevat tegen het kat-
tepanleucopenievirus en met Serocat® (Rhodia,
.Amstelveen), een preparaat dat antilichamen bevat
tegen het kattepanleucopcnievirus. tegen kattcher-
pesvirus en legen kattecalicivirus.
Van de dieren die tien tot dertien dagen na aan-
komst nog aanwezig waren werden er 128 actief
geimmuntseerd tegen katteziekte (Felocine®. Nor-
den Labs) en 121 dieren tegen katteziekte en tegen
niesziekte (Feline viral Rhinotracheitis Calici vac-
cine FVR-C. Clin -Midy Veterinair. Breda).
Beide vaccins bevatten levende afgezwakte virussen.
Een week na deze vaccinaties werden de dieren over-
gebracht naar de voorraadafdeling.
Hierbij werd ten aanzien van de quarantaine-afde-
ling gestreefd naar een all-in. all-out systeem, hoe-
wel dit bij een grote vraag niet altijd tnogelijk was.
Enkele dagen na aankomst van de dieren werd uit
maximaal de helft van de kattebakken faeces verza-
meld en onderzocht op de aanwezigheid \\an w orm-
eieren en coccidicn. .Ms dit onderzoek positiel uit-
viel werd de hele groep behandeld met anthelniin-
thica. Omdat in bijna8()<V vandemonsters
7\\>\\us(ti-
ris
eieren gevonden werden, werd de behandeling
steeds begonnen met piperazine (2(X) mg kg). Wer-
den eieren van andere wormsoorten gevonden dan
werd de behandeling voortgezet met Mebenvet®.
(.lanssen Pharmaceutica. Beerse. België) als het
darmnematoden of cestoden betrof en of met Ri-
percol® (Janssen Pharmaceutica. Beerse. België)als
er longwormlarven gevonden werden. Gekozen
werd voor een groepsbehandeling omdat aangeno-
men werd dat de dieren voordat ze aankwamen al
langer contact met elkaar hadden gehad en omdat in
een groep meestal meerdere dieren met dezelfde
wormen besmet bleken te zijn.
Wanneer de dieren de melk vlot opnamen werd ge-
durende twee dagen Tylosine® (Ceva) in een dose-
ring van 50 mg kal door de melk vermengd om mo-
gelijke bacteriële. maar vooral mycoplasmabesmet-
tingen tegen te gaan. Dieren welke verschijnselen
van niesziekte kregen werden gedurende 6 dagen om
de andere dag behandeld inet Albipen). (Gist-Bro-
cades. Delft).

Alle gestorven dieren zijn geseceerd. Aan de hand
van de macroscopische afwijkingen werd vastge-
steld of de dieren aan katteziekte. een longontste-
king of een andere oorzaak gestorven waren.

RESULTATEN

Tabel 1 geeft in kolom 1 en 2 een over-
zicht van de sterfte in de periode, dat de
katten uitsluitend met een van de im-
muunsera zijn behandeld. De sterfte in de
groep welke passief ge\'immuniseerd is te-
gen zowel niesziekte als katteziekte is sig-
nificant lager (p < 0,05) dan in de groep
welke alleen passief geïmmuniseerd is te-
gen katteziekte.

In beide groepen werden bij ongeveer
eenzelfde percentage van de gestorven
katten katteziekteverschijnselen aange-
troffen, eventueel gecombineerd met
pneumonie (4,8% tegen 5%).

De lage sterfte in de groep welke passief
geïmmuniseerd is tegen zowel katteziekte
als niesziekte wordt veroorzaakt door het
significant (p < 0.01) minder optreden
van pneumonie.

Wat betreft de sterfte na de vaccinatie laat
tabel 1, kolom3,4,5en6ziendatersigni-
ficant (p < 0,05) minder katten dood gin-
gen in de groepen welke gevaccineerd wa-
ren tegen zowel katteziekte als niesziekte.
Deze geringere sterfte is het gevolg van
het ontbreken van dodelijke gevallen van
longontsteking in deze groepen. Een be-
handeling wegens klinische ziektever-

-ocr page 141-

liibcl I. Dc slertlc bij kutten na vcrschilicndc behandelingen.

O

vO

Kolom

1

2

3

4

5

6

Sterfte

cioodsoorzaak

Aantal behandeld

Passieve immi
katteziekte

120

inisatie tegen:
katteziekte
niesz iekte

215

Na passieve
tegen kat
en

vaccinati
kattez iekte

53

immunisatie
;tez i ekte

.e tegen
katteziekte

niesziekte
28

Na passieve i
tegen kattezi
e

vaccinat
katteziekte

75

mmunisatie

ekte niesziekte

in

ie tegen

katteziekte

niesziekte
93

Sterfte totaal

12 (10%)

15 (7,4%)

3 (6,0%)

1 (3,6%)

5 (6,6%)

2 (2,1%)

Kattez iekte

3 ( 2,5%)

7 (3,2%)

0 (0%)

0 (0%)

0 (0%)

1 (1,1%)

Pneumonie

6 ( 5%)

2 (1,0%)

2 (4,0%)

0 (0%)

4 (5,3%)

0 (0,0%)

Katteziekte
pneumonie

3 ( 2,5%)

3 (1,6%)

0 (0%)

0 (0%)

0 (0%)

0 (0%)

Andere oorzaak

0 ( 0%)

3 (1,6%)

1 (2,0%)

1 (3,6%)

1 (1,3%)

1 (1,1%)

-ocr page 142-

schijnselen moest vóór de vaccinaties bij
10% van de dieren worden ingesteld. Dit
gold onafhankelijk van het feit of de die-
ren passief geïmmuniseerd waren tegen
alleen katteziekte dan wel tegen katte-
ziekte en niesziekte. Vermeld kan nog
worden dat na de vaccinaties bij 6% van
de tegen niesziekte gevaccineerde katten
en bij \\ \\% van de niet hiertegen gevacci-
neerde katten een antibiotica behande-
ling moest worden ingesteld.

DISCUSSIE

Passieve immunisatie tegen niesziekte
van katten die korte tijd worden aange-
houden en actieve immunisatie bij dieren
die langere tijd moeten overleven, leiden
tot vermindering van het aantal klinisch
zieke dieren en van de sterfte tengevolge
van niesziekte. Beide methodes verdienen
dan ook toegepast te worden in omstan-
digheden dat katten van verschillende
herkomst bijeengebracht worden.

Het bij aankomst vaccineren van katten
welke voor experimenten worden aange-
kocht is niet aan te raden omdat daarmee
de sterfte nauwelijks gereduceerd wordt.
Passieve immunisatie tegen katteziekte
bij aankomst, gevolgd door een vaccina-
tie 14 dagen later heeft meer succes (1).
Onzes inziens houdt dit verband met de
stress waaraan deze dieren de eerste da-
gen blootstaan en het niet eten waardoor
de respons van het afweersysteem laag is.
De mogelijkheid bestaat dat op het mo-
ment van vaccineren nog antilichamen
aanwezig zijn. De fabrikanten van Sero-
cat® (Mérieux) en Feliserine® (Hoechst),
vermelden op de
bijsluiter dat door de
passieve immunisatie met deze hyperim-
muunsera de dieren ongeveer
vier weken
beschermd
zijn. Wij hebben echter geko-
zen voor een vaccinatie na 14 dagen uit
praktische overwegingen. De quarantai-
neperiode kan niet te lang duren omdat
we anders geen all-in all-out systeem
kunnen hanteren. Het feit dat er noch
niesziekte noch katteziekte is opgetreden
bij katten welke zeer lang (tot 9 maanden
toe) in ons instituut verbleven, wijst erop
dat de
ontwikkelde immuniteit stevig ge-
noeg is om doorbraken te voorkomen.
De door andere auteurs
beschreven entre-
acties, — niezen en een lichte
Conjunctivi-
tis (2, 3, 4) — werden ook door ons waar-
genomen. Deze gaan echter snel over en
zijn niet zodanig ernstig dat de dieren
minder gaan eten. Desondanks moest in
een aantal gevallen met antibiotica wor-
den ingegrepen, doch dat was bijna twee
maal minder dan bij de niet tegen nies-
ziekte geënte katten.

Een goede preventieve behandeling van
katten tegen katteziekte is uiteraard
noodzakelijk. Hierdoor kan de sterfte tij-
dens de quarantaineperiode ten gevolge
van katteziekte, die zonder behandeling
30% kan bedragen (1), sterk worden gere-
duceerd, Dat desondanks toch enkeledie-
ren aan deze aandoening stierven, kan
verklaard worden door het reeds bestaan
van de ziekte bij aankomst. Dit kan wor-
den afgeleid uit het feit dat de sterfte aan
deze ziekte plaatsvindt binnen enkele da-
gen na aankomst.

11 1 ERA H ER

1, Bcncns, .A, I\' M (I.: \\ oorktmicn cn hchandclcn \\an kaltc/icktc cn nics/ieklc. HiiiU\'chnick. 16, 101.
119—t.

2. Bit tic. .E 1 . and Riibic. W. .1.: Imnumoecnic and piotcctuc cllccts ol the E-2 strain ollcline \\ iral R hino-
trachcitis \\irus. I///. ,/. I <7.
Res.. ,S\'9. (1975).

Bittlc. .1. E.: Eclinc \\iral rhniotrachcitis (EVR) \\accinc dcsclopnicnl. The I\'raiiicinf; \\ cieriiuiruin.
46. 9. (19-^4).

4. Kahn, D. li,. lloo\\cr, E. A,, and Bittlc, ,1. I .: Indiiction of immunity to feline caliei\\iral disease.
Inlci iian aiul /niimiiiiiv. I 1. lOO.I. (1975).

-ocr page 143-

Liill

Het gebruik van medicijnen in de
dierveredelingssector, gezien in het licht
van de kwaliteit van het dierlijke
eindprodukt\'

The L si\' of Drugs in Aninial Brceding. l iewcd in ilw Liglu of
ihc Qualiiy of ihe l inishcd Aninial Product

C. C. J. M. \\an der Meijs-

SAML NX AT l INCi

Hd is gezien onze export van dierlijke voedingsmiddelen noodzakelijk:
garanties op te houwen dat deze eindprodukten vrij zullen zijn van residuen van
diergeneesmiddelen of gestelde residue-toleranties niet overschrijden:
de wetgeving inzake de toelating en het gebruik van diergeneesnu\'ddelen en vee-
voederac/ditieven mede af te stenmien op overdrachtsfactoren aan dierlijke
eindprodukten. Er zullen goede onderzoekmethoden omwikkeld moeten
worden:

bij de keuring van dierlijke eind/n-odukten op voldoende schaal onderzoeken in
te stellen naar residuen van groepen van diergeneesmiddelen. Bij over-
schrijdingen moet de veehouder voor eventueel onjuist gebruik gerechtelijk
vervolgd worden en het betrokken produkt afgekeurd worden:
omwikkeling in landen waarheen export plaats vindt nauwlettend te volgen en
het beleid mede hierop af te stemmen:

een vergaatuie harnuniisatie van de diergeneesmiddelen-wetgeving en onder-
zoekcriteria te bereiken.

SUMMARY

hl view of the export of foods of animal origin by the Setherlands. it is essential:
to provide guarantees that these finished products shall be free from veterinary
drug residues or that any residues shall not he in excess of fixed tolerance levels:
also to adjust legislation concerning the permissibility and use of veterinary
drugs and feed additives to factors stimulating the transfer to finished animal
products, .{dequate methods of investigation will have to be developed:
to perform adequate tests for residues of groups of veterinary drugs on in-
specting finished products of animal origin. H hen these residues are in excess
of permissible levels, stock farmers should be prosecuted for possible improper
use and the product in question should he condemned:

closely to follow developments in countries to which the.se products are being
exported and to base policies on these developments:

to achieve a high degree of harmonization between legislation concerning vete-
rinary drugs and criteria of investigation.

Naar een inleiding, gehouden op de Studiedag van de A.C.V.-Controle op 10 mei 1978.

Drs. C. C. ,1. M. \\an der Meijs; Directeur Vocdings- cn Kwaliteitsaangelegenheden Ministerie van 1,and-

bouw en Visserij.

Tijüschr. Diergeneesk.. ileet 1(14. aft. J. 1979

-ocr page 144-

De toename van het gebruik van dierge-
neesmiddelen maakt de taak van de keu-
ringsdierenarts gecompliceerder. Hier-
door ontstaan risico\'s dat residuen \\an
deze diergeneesmiddelen in de dierlijke
eindprodukten terecht komen.

lOI l\',\\SSIN(. \\ .\\N 1)11 RC.FNt l s-

MIDDI I l N IN Rl 1 .Al ll lOI 1)1

KW .M I I I I I \\ AN HM 1)11 Rl I.IKI

I INDPROni KI

Het aantal diergeneesmiddelen dat op de
markt aanwezig is, is omvangrijk. Het
Repertorium Diergeneesmiddelen (16)
rubriceert in het groepsoverzicht 20
hoofd- en 90 nevengroepen.
Voor de hoofdgroepen zijn orgaansyste-
men, zintuigen, organen, farmacologi-
sche eigenschappen of diverse andere
kenmerken als leidraad gekozen. Van
verschillende middelen is weinig bekend
omtrent het uitscheidingspatroon, de om-
zettingen en eventuele stapeling in het
dier.

CDRAI 11 1-

1. Stoffen met antibacteriële werking

(antibiotica en chemotherapeutica).
Behandeling \\an uierontstekingen
met penicilline veroorzaakten residuen in
de melk, die de yoghurtculturen verstoor-
den. Ongewenste penicillineresten in
melk waren de oorzaak van allergische re-
acties bij een consument (3). Ook worden
uiers met penicillineresten verwerkt in
\\ leesprodukten.

in de zestiger jaren wordt een test ontwik-
keld op basis \\an de reactie tussen het in
dc melk aanwezige penicilline en het en-
zym penicillinase. Deze test was eenvou-
dig en zeer specifiek en werd gebruikt
door melkfabrieken en de Keuringsdiens-
ten van Waren als nadere identificatie-re-
actie. die uitgevoerd wordt op monsters,
waarin de aanwezigheid van bacterierem-
mende stoffen was aangetoond.
Daar de test specifiek was werden andere
antibiotica niet aangetoond en werden
voor de behandeling van uierontstekin-
gen andere antibiotica gebruikt zoals de
tetracyclines - chloramphenicol etc.
Pas in de zeventigerjaren worden er iden-
tificatie-testen voor andere antibiotica
ontwikkeld, zodat er een betere juridische
basis komt voor de vervolging van de le-
veranciers, die melk afleveren welke bac-
terie-remmende stoffen bevat. We moe-
ten in het oog houden dat het onderzoek
van de melk wegens de duur van het on-
derzoek (ook al bedraagt deze slechts en-
kele uren) altijd repressiefis. De geconta-
mineerde melk is bij het bekend worden
van de uitslag van de proef altijd reeds
verwerkt.

Voor het aantonen van therapeutisch ge-
bruikte doseringen antibiotica in slacht-
dieren is de
Sarcina lutea icst ontwikkeld.
Deze test is in de Vleeskeuringswet (3)
voorgeschreven bij noodslachtingen en
bij dieren die ervan verdacht worden met
antibiotica behandeld te zijn.

Het aantal positieve onderzoekresultaten
bij noodslachtingen is sterk gedaald. De
Sarcina lutea test is echter ongevoelig
voor chemotherapeutica zoals Sulfapre-
paraten. Hierdoor en tengevolge van het
feit dat gezonde slachtdieren in Neder-
land niet onderzocht worden komt het
voor dat vers vlees en vleesprodukten in
W. Duitsland en de U.S.A. positief be-
vonden worden op antibiotica en chemo-
therapeutica. in W. Duitsland wordt
geïmporteerd vers vlees steekproefsgewijs
onderzocht. Bij positieve bevindingen
wordt de betrokken grossier ol het slacht-
huis op een lijst van verdachte bedrijven
geplaatst. Volgende zendingen \\ an derge-
lijke bedrijven wordenzowel inde U.S.A.
als de Bondsrepubliek systematisch on-
derzocht en pas \\ rij gegeven na negatieve
onderzoek-uitslagen. In de U\'.S.A. na ±
10 op el kaar volgende negatieve bev indin-
gcn. in W. Duitsland moeten voordat be-
drijf in een periode van drie maanden alle
zendingen negatief zijn gebleken.
Recent is in Nederlandse vleesproducten
(o.m. luncheon meat en ham) in dc
U.S.A. sulfamethazine aangetoond en
worden zendingen van de betrokken fa-
brikant systematisch op sulfamethazine
onderzocht.

Swarm (17) e.a. hebben gewezen op toxi-
sche schildklierreacties veroorzaakt door
bepaalde
Sulfonamiden. Verder onder-
zoek van deze toxische reacties door ver-
schillende sulfapreparaten zou wel eens
aanleiding kunnen zijn voor een verlaging

-ocr page 145-

van de huidige tolerantiegrens van 0,1
ppm. in de U.S.A.

2. Antiparasitica

Dit zijn stoffen die gebruikt worden voor
de bestrijding van parasieten (o.m. luizen,
teken, mijten etc.). Deze stoffen kunnen
bij uitwendige behandeling door de huid
geresorbeerd worden, door de maag en
darmen bij likken van behandelde huid-
gedeelten of via de longen bij inademen.
Hiertoe behoren bepaalde gechloreerde
koolwaterstoffen zoals lindaan en meto-
xychloor.
L.indaan dient niet alleen v oor
melkgevende runderen uitgesloten te
worden, maar voor alle slachtdieren.
Deze stoffen stapelen zich in het vet en
worden niet afgebroken in het lichaam.
Een inwendig te gebruiken antiparasiti-
cum is het broomfenofos (bifenylderi-
vaat) dat gebruikt wordt voor de lever-
botbestrijding en zich in de lever stapelt.
Residuen van deze stoffen zijn zeer to-
xisch.

Een voorbeeld van de organische fosfor-
verbindingen is het dichloorvos. bekend
door het gebruik in de vliegenstrips. Al-
hoewel deze stoffen snel afgebroken wor-
den in het dierlijke organisme kunnen ze
aanleiding geven tot ongewenste residuen
in dierlijke eindprodukten. In de residu-
beschikking van de Bestrijdingsmidde-
lenwet (2) zijn residu-toleranties aangege-
ven voor deze stoffen.

3. Sedativa

Kalmeringstriiddelen vinden toepassing
bij slachtdieren voor transport naar
slachtplaatsen ter voorkoming van stress.
Vooral bij slachtvarkens wordt het ge-
bruik veelvuldig geconstateerd. Er is nog
maar weinig bekend over het voorkomen
van residuen. Door het R.l.V. is in het ka-
der van het Surveillance onderzoek van
de Veterinaire Hoofdinspectie een aan-
vang gemaakt met onderzoek.

4. Overige diergeneesmiddelen

Ook andere diergeneesmiddelen zoals bij-
voorbeeld coccidiostatica en chloor en
broom bevattende diergeneesmiddelen
hebben de belangstelling van de levens-
middelenhygiënist. Coccidiostatica kun-
nen ongewenste residuen achterlaten.
Chloor en broom bevattende geneesmid-
delen komen in de belangstelling in ver-
band met de mogelijke complicaties zoals
die door fluor veroorzaakt kunnen wor-
den.

5. Ontsmettingsmiddelen

Residuen van ontsmettingsmiddelen, zo-
als b.v. chlooraminen zijn ongewenst in
dierlijke eindprodukten, omdat rnetabo-
lieten van deze stoffen kankerverwek-
kend kunnen zijn.

CIROI IBI VORDl RFNDI
1)11 R(lFNE[.SMIl)l)i:i I N

1. Stoffen met hormonale werking

Het gebruik van oestrogenen bevordert
de groei en de eiwitsynthese.
Synthetische hormonen zoals DES, ethi-
nyloestradiol en trienbolmenacetaat. zijn
middelen die vanwege de carcinogene ei-
genschappen verboden zijn.
Een verordening van het Produktschap
voor Vee en Vlees regelt dit verbod.
In het verleden werd dit verbod regelma-
tig ontdoken waardoor vleesimporte-
rende landen (o.m. Italië en W. Duits-
land) inaatregelen troffen waardoor de
export in moeilijkheden kwam. Er werd
een identificatie en registratieregeling
voor vette kalveren ingevoerd wat nood-
zakelijk was om de positieve bevindingen
bij de keuring na het slachten juridisch te
kunnen vervolgen.

Hierdoor is in ons land een einde geko-
men aan het gebruik van deze stoffen. In
ons land geldt dit verbod tot nu toe
slechts voor hormonen (al dan niet na-
tuurlijke) met oestrogene werking.
Voor alle andere stoffen met hormonale
werking o.m. thyreostatica en stoffen met
eveneens anabole werking bestaan (nog)
geen verboden. Echter bij positieve bevin-
dingen van onderzoeken, voorgeschreven
door de Vleeskeuringswet. volgt alleu-
ring.

Thyreostatica hebben zover bekend is in
Nederland nauwelijks toepassing gevon-
den.

In het buitenland is het gebruik regelma-
tig aangetoond.

-ocr page 146-

2. Antibiotica en Chemotherapeutica

Deze stoffen veroorzaken een duidelijke
groeibevordering en een verbeterde voe-
derconversie. Het nutritieve effect wordt
echter minder zichtbaar als op de bedrij-
ven een verbetering van de hygiëne
plaatsvindt. Deze toenemende verbete-
ring zal in de naaste toekomst niet kun-
nen leiden tot het uitbannen van antibac-
teriële middelen in veevoeder.
De gebruikte doseringen zijn zo laag
voorgeschreven dat voor residuen in dier-
lijke eindprodukten bij voorgeschreven
gebruik geen problemen lijken te bestaan.
In 1969 werd van Engelse, Japanseen Ne-
derlandse zijde naar voren gebracht dat
de toelaatbaarheid van enkele antibiotica
voor nutritieve doeleinden betwijfeld
moet worden. Deze twijfels zijn het ge-
volg van het resistent worden van organis-
men voor bepaalde antibiotica en che-
motherapeutica die veelvuldig in veevoe-
der gebruikt worden. Deze resistentie kan
niet alleen bij de bacteriën van moeder en
dochter overgaan, maar ook van de ene
bacteriesoort op de andere overgedragen
worden. Resistentie is de laatste jaren
veelal sterk toegenomen aangezien uit de
darmflora van slachtdieren grote aantal-
len van deze resistent geworden bacteriën
geïsoleerd kunnen worden (o.m.
Salmo-
nella
en /■.\'. coli), l\'it een oogpunt \\an
preventieve geneeskunde moet het resis-
tent worden van bacteriën voorkomen
worden door slechts die stoffen toe te
staan, die de bedoelde resistentie niet
kunnen veroorzaken. Daarnaast is het
wenselijk slechts die stoffen toe te laten
welke niet of zeer weinig in de humane of
veterinaire therapie worden toegepast
(l.inton) (14).

.ADVII S (ll Z.ONDin IDSK.A.AI)

I N V()ri)lN(,SRAAI)

Het gebruik van antibiotica en chemot-
herapeutica en de daaraan verbonden be-
zwaren is aanleiding geweest dat door de
Gezondheidsraad en de Voedingsraad in
1977 een rapport is uitgebracht onder de
titel: \'Advies inzake het gebruik van anti-
biotica\' (7).

De volgende aanbevelingen uit dit rap-
port zijn belangrijk:

1 14

Het regionaal registreren door middel
van medische en veterinaire peilsta-
tions van het verloop van het patroon
van bacteriële resistentie tegen anti-
biotica, alsmede van het gebruik van
antibiotica zowel in de humane als in
de veterinaire sfeer wordt bepleit.

Deze peilstations dienen begeleid te
worden door een commissie van des-
kundigen.

— Het in het verkeer brengen van anti-
bacteriële middelen bestemd voor
diergeneeskundig gebruik, dient af-
hankelijk gesteld te worden van offi-
ciële toestemming.
Verbetering van wetgeving (toelating,
kanalisatie en gebruik) en van opspo-
ringsbeleid o.a. met betrekking tot
slachthuizen, veemarkten, veevoeder-
mengbedrijven en alle mogelijke han-
delskanalen is vereist, teneinde te ver-
zekeren dat deze voorschriften zullen
worden gerespecteerd.
Het wordt noodzakelijk geacht het
toedienen van antibacteriële middelen
aan dieren te binden aan voorschrif-
ten en toezicht van de behandelende
dierenarts, dan wel te doen geschieden
volgens voorschriften van een offi-
cieel centraal regulerend en admini-
strerend orgaan. Een sluitend stelsel
van wettelijke maatregelen dient te
beletten dat illegaal gebruik optreedt.

- Bij de beoordeling van de toelaatbaar-
heid van antibiotica voor nutritief ge-
bruik moet de resistentie problema-
tiek worden betrokken.

Nutritief gebruik van antibacteriële
middelen wordt alleen verantwoord
geacht wanneer de resistentie van bac-
teriën tegen deze middelen doeltref-
fend wordt gecontroleerd.

- Antibacteriële middelen, die in de hu-
mane en veterinaire therapie een be-
langrijke rol spelen, dienen in principe
niet te worden gebruikt voor nutri-
tieve doeleinden. De toegelaten anti-
biotica moeten niet in mengsels wor-
den toegelaten dan nadat een voorstu-
die heeft aangetoond, dat hiertegen
geen bezwaren bestaan.

- Het voorkomen van antibiotica in
voormenselijke consumptie bestemde
produkten is zeer ongewenst, aange-

-ocr page 147-

zien dit een onbestemd toedienen van
deze middelen en hun metabolieten en
afbraakprodukten betekent.
Hierbij wordt opgemerkt: toelating
van middelen waarbij een onthou-
dingstermijn in acht moet worden ge-
nomen, voordat de dieren mogen
worden geslacht, behoort, naar het
oordeel van de Commissie, niet te
worden gecontinueerd.
Controle op de naleving van derge-
lijke voorschriften is vrijwel ondoen-
lijk, terwijl het de veevoederindustrie
bijna onoverkomelijke moeilijkheden
zou bezorgen als behalve met dose-
ringsschema\'s ook nog met tijdslimie-
ten rekening zou moeten worden ge-
houden.

()M)I RZ.OF.k.MI 1 HODIFKFN \\OOR
Hl I A.AM ONFN \\ AN RFSIDt\'FN \\ AN
1)11 R(,[ NHKSMIDDFI FN IN
niFRFI.IKF FINDRROnt K I F.N

Voor het terugdringen van ongewenste
residuen van diergeneesmiddelen in dier-
lijke eindprodukten moeten bij de keu-
ring onderzoekmethodieken gebruikt
kunnen worden die voldoen aan de vol-
gende eisen (6):

zo laag mogelijke aantoonbaarheids-
grens;

goed reproduceerbaar:
- goed te standaardiseren:
snelle diagnose;

eenvoudig uitvoerbaar en niet al te
kostbaar.

Voor het grootste deel van de diergenees-
middelen voldoen de huidige onderzoek-
methodieken niet aan al deze eisen.
Vooral de snelheid en de eenvoud van de
analysetechniek moeten sterk verbeterd
worden. Hierdoor is een systematisch on-
derzoek van alle dierlijke eindprodukten
niet mogelijk. Voor antibiotica is een een-
voudige biologische remzóne-test ont-
wikkeld. Chemotherapeutica daarente-
gen vereisen bij een lage aantoonbaar-
heidsgrens gas- of vloeistof-chromato-
grafisch onderzoek. Een biologische test
is hiervoor in ontwikkeling. Stoffen met
oestrogene werking kunnen aangetoond
worden door middel van histologisch on-
derzoek van de prostaat of de klieren van

Bartholini, door een biologische test met
infantiele muizen of ratten, of door bio-
chemisch onderzoek, te weten de verbe-
terde vaginaalmethode. Bij deze laatste
test ligt de aantoonbaarheidsgrens bij 15
ppb.

Voor thyreostatica is een biologische me-
thode ontwikkeld met behulp van ratten
(groei van schildklier) en een biochemis-
che methode voor het aantonen van syn-
thetische thyreostatica. Voor antiparasi-
tica als lindaan en metoxychloor is er
gaschromatografisch onderzoek vereist.
Andere farmaca vereisen eveneens ge-
compliceerde onderzoekmethodieken,
waarvan chromatografie. colorimetrie,
atoomabsorptie, massaspectografie. etc.
ter beschikking staan (15).

BFSTAANDF WFFFFFFIKF

BFPAlINOFN

Antibioticawet (1): deze wet stelt slechts
regels met betrekking tot de handel in an-
tibiotica, hormoonpreparaten, thyret^ta-
tica en chemotherapeutica bestemd voor
de aanwending bij dieren. Zij regelt echter
niet de toelating, de kanalisatie en het ge-
bruik. waardoor ongewenste residuen in
dierlijke eindprodukten voorkomen kun-
nen worden.

Vleeskeuringswet (19); In de Vleeskeu-
ringswet is voor bepaalde gevallen een
onderzoek op antibiotica en hormonen
voorgeschreven. Bij intoxicaties door
zware metalen en pesticiden kan afkeu-
ring volgen indien uit een scheikundig on-
derzoek is gebleken dat in vlees vergiften
zijn aan te tonen waardoor schade voor
de gezondheid van de mens is te verwach-
ten.

Warenwet (20): Krachtens art. 3 van het
Algemeen Besluit Warenwet kunnen de
Ministers van Volksgezondheid en Mi-
lieuhygiëne. van Landbouw en Visserij en
van Economische Zaken in onderlinge
overeenstemming voor eetwaren toleran-
ties vaststellen voor eventueel giftige stof-
fen. Tot op heden is dit artikel nog niet
voor het aanwijzen van bepaalde stoffen
gebruikt.

Bestrijdingsmiddelenwet (2): Op grond
van de residubeschikking zijn toleranties
gesteld voor residuen van stoffen die aan-
gewend worden als bestrijdingsmiddel.

-ocr page 148-

Daar een aantal bestrijdingsmiddelen
ook als diergeneesmiddel gebruikt wor-
den. zijn er voor deze diergeneesmiddelen
\'toevallig\' residue-toleranties vastgesteld.
Het is duidelijk dal de bestaande wetge-
ving en de onderzoekmogelijkheden niet
toereikend zijn voor het voorkomen van
problemen. Daarnaast is er nog onvol-
doende bekend overde verwerking van de
diergeneesmiddelen door het dierlijk or-
ganisme.

.A.VM\'.ASSINCI V.AN \\V[- I (IHVl N(i
In het advies van de Gezondheidsraad en
de Voedingsraad wordt op verschillende
plaatsen gewezen op de noodzaak van
aanpassing en vernieuwing van de be-
staande wetgeving. Een nieuwe dierge-
neesmiddelenwet moet voorzien in een
toelatingsbeleid en registratieplicht voor
diergeneesmiddelen waarbij gebruik vei-
lig en effectief moet zijn en residuen aan-
toonbaar moeten zijn. De toelaatbaar-
heid van residuen kan gesteld worden op
nul of op de analytische aantoonbaar-
heidsgrens, of er kunnen tolerantie-gren-
zen op basis van toxicologische gegevens
gepubliceerd worden. Indien het produkt
geen problemen veroorzaakt behoeven
geen toleranties te worden vastgesteld (9).
Het is noodzakelijk hierbij eveneens aan-
dacht te besteden aan de etikettering,
waarbij naast de benaming ook de con-
centratie moet worden aangegeven.
Het ontwerp van een diergeneesmidde-
lenwet bevindt zich reeds in een zeer ver-
gevorderd stadium. Bij dit ontwerp wordt
vanzelfsprekend volop rekening gehou-
den met de in voorbereiding zijnde richt-
lijnen van de EEG op dit gebied.
Er wordt bij beide ontwerpen (dierge-
neesmiddelenwet en EEG-richtlijn) zeer
veel aandacht besteed aan het residuen
probleem. Resistentie moet zoveel moge-
lijk worden voorkomen.
Een eerste vernieuwing van wetgeving in-
zake het gebruik van diergeneesmiddelen
is het landbouwkwaliteitsbesluit inzake
gemedicineerd \\oeder(13). Dit besluit
voorziet in de mogelijkheden het gebruik
van diergeneesmiddelen aan voorschril-
ten te binden, kwaliteitseisen te stellen en
recepturen te standaardiseren. Een derge-
lijke regeling biedt de mogelijkheid tot
een effectieve kwaliteitscontrole.
De te verwerken geneesmiddelen moeten
worden toegelaten door de Minister van
Landbouw en Visserij in overeenstem-
ming met de Minister van Volksgezond-
heid en kunnen getoetst worden op de te
ontwerpen eisen. Een in te stellen recep-
tuurcommissie zal de minister adviseren
bij de vaststelling van de lijst van stan-
daard\\ oeders en de toelating van dierge-
neesmiddelen.

De leverancier van dierlijke eindproduk-
ten zal moeten worden verboden in voor-
geschreven wachttijden (na het toedienen
van diergeneesmiddelen) dierlijke eind-
produkten af te leveren die niet voldoen
aan te stellen residue-toleranties (4, 8).
De wijziging van de Wet Uitoefening
Diergeneeskunde zal bindende voor-
schriften \\ oor dierenartsen moeten \\ oor-
schrijven.

Bij het eventueel aanbieden van slachtd ie-
ren (van in nood gedode dieren) zal de
aanbieder verplicht moeten worden, de
toepassing van diergeneesmiddelen die
vallen binnen de gestelde wachttermijnen
mede te delen aan de keuringsdierenarts.
Hiertoe is het noodzakelijk dat bij de alle-
vering van diergeneesmiddelen en medici-
nale veevoeders deze wachttermijnen ver-
meld worden.

Speciale aandacht is gewenst indien com-
binaties van nutritieve toepassingen en
therapeutisch gebruik van diergenees-
middelen plaats vindt.
De dierlijke eindprodukten moeten steek-
proefsgewijs onderzocht worden. Bij po-
sitieve bevindingen c.q. overtredingen
moet het mogelijk zijn door een goede
identificatie en registratie van de veesta-
pel in te grijpen op de veehouderijbedrij-
ven (12). Door de laatste wijziging van de
vleeskeuringswet kan het beleid in deze
gestalte gaan krijgen.

W 1111 I I.IKI BM\'Al IN(,1 \\ IN
BI I ANdRI.IKI IMPOR 11 RI NDI
I AM)I N

l\'.S..\\.

In de Verenigde Staten zijn inmiddels
voor verschillende diergeneesmidde-
len wettelijke toleranties vastgelegd
t.w. voor (II):

-ocr page 149-

gechloreeide koolwaterstoffen in
dierlijke vetten;

antibiotica in spieren en organen (le-
ver en nier);

organische fosforverbindingen in vet-
ten;

arseen in lever en spier;
groeibevorderende stoffen in lever en
spier;

zeranol in eetbare dierlijke eindpro-
dukten;

Sulfonamiden in dierlijke eindpro-
dukten:

andere diergeneesmiddelen als fura-
zolidon. Carbadox.
Het gebruik van penicilline en tetracy-
cline is voor preventief gebruik en als
groeibevorderingsmiddel verboden
(U.S.A. Federal Register) (18). Strepto-
mycine en
Sulfonamiden worden even-
eens bestudeerd op het gevaar van resis-
tentievorming en kunnen eventueel dus
ook uitgesloten worden (van Houweling,
10).

Het \\alt tc verwachten dat de Ameri-
kaanse wetgever in de toekomst haar be-
leid op het volgende zal afstemtnen:

1. De veehouder te verplichten bij het ter
keuring aanbieden van slachtdieren, be-
handelingen met diergeneesmiddelen te
vermelden.

Wachtperioden in verband met de le-
verantie van dierlijke eindprodukten
na behandelingen met diergeneesmidde-
len verplicht voor te schrijven. Identifica-
tie van slachtdieren te regelen.

2. Van landen die naar de U.S.A. expor-
teren te eisen dat de wetgeving ten aan-
zien van diergeneesmiddelen in deze lan-
den gelijkvormig is aan de Amerikaanse
wetgeving en dat deze op identieke wijze
wordt nageleefd en gecontroleerd.

West-Duitsland

Het is verboden dierlijke eindprodukten
in het verkeer te brengen, indien te hoge
residuen van stoffen met pharmacologi-
sche werking of ongewenste metabolieten
hiervan, aanwezig zijn. Stoffen met far-
macologische werking zijn geregistreerde
diergeneesmiddelen of toegelaten additie-
ven in veevoeders.

Bij de registratie of toelating van nieuwe
diergeneesmiddelen ofadditieven worden
wachttijden vastgesteld. Voor stoffen die
in het verleden reeds werden gebruikt en
waarvan de wachttijden nog niet zijn
vastgesteld geldt steeds een wachttermijn
van 5 dagen. Uitzonderingen kunnen
hierop gegeven worden, als deze stoffen
in een hoeveelheid van minder dan 0,01
ppm aanwezig zijn of fysiologische gehal-
ten niet overschreden worden (5).
De Minister van Landbouw kan het ge-
bruik van bepaalde diergeneesmiddelen
voor bepaalde doeleinden uitsluiten en
het gebruik bij eindprodukten produce-
rende dieren in verband met wachtterinij-
nen en het gebruik in vastgestelde wacht-
tijden geheel verbieden.
In de vleeskeuring is steekproefsgewijs
onderzoek voorgeschreven voor antibio-
tica, stoffen met hormonale werking,
stoffen met pharmacologische werking en
landbouwbestrijdingsmiddelen.

Italië

In de Italiaanse wetgeving geldt in prin-
cipe dat geen residuen in dierlijke eind-
produkten mogen voorkomen. Er bestaat
geen lijst van toegestane toleranties.

In de E.E.G. is een aanvang gemaakt met
het stellen en het harmoniseren van resi-
due-toleranties in vlees en pluimveevlees.
Dit geldt voor antibiotica en stoffen met
een hormonale werking (o.m. oestroge-
nen en thyreostatica). Niet verwacht kan
worden dat met harmonisatie van wetge-
ving inde E.E.G. inzake gebruik van dier-
geneesmiddelen, het stellen van residue-
toleranties en eventuele onderzoekme-
thodieken op korte termijn gestalte zal
krijgen.

-ocr page 150-

1 ITt RA II IR

1. Aiitibioticawel. lulitic Scluiuiman cn .lordcns, 27-1. (1976).

2. Residucbcschikking \\an dc bestiiidnigsmiddclcnuct: F-dilie Schuurman cn .lordcns. 9X-II. (197H)
.3. Borric. P.. Barrett..!.: Hcrmatitis causcd b\\ Pcnicdiui in Bulked Milk Supplies.
Hr. Mat. ./nur.. 1267

11961).

4. Brühann. \\\\ .: Die I niset/ung son l-rkenntnissc der I mucltlorschung in Rechtssorschrilten, dar
gestellt am Beispiel \\on l.ebensmittcln tierischer Herkunlt. . l/c /i/v,
fur l.chciisiiuiicllivgiciic. 2.V
"(19-2).

5. Bundesgesetzblatt: (lesetz zur Neuordnung und Bereinigung des Rechts im Verkehr mit Lebensmitteln

I abakerzeugnis.sen. Kosmetischen Mitteln und sonstige Bcdarlsgegcnständcn nr. 9.5 (20 augustus
1974).

6. (iemmer. II.: Erste Prlahrungen mit den in der AB. zum Fleischbeschaugesetz \\orgeschrieben
L\'ntersuchungsvcitahrcn zur Rückstandsanal> tik.
.An luv für l.chcnsnuiielhygieiic. 26.52. (1975).

7. Ciezondheidsraad en \\ oedingsraad. (2) .April 1977. .Advies inzake het (iebruik van Antibiotica,

H. (iropp. .F. Kölling. K.: Aktuelle Problematik der Rückstände in \\om Fier stammenden Nahrungs-

tiiitteln. Schliulu- und i ichoficiiung. 74. /7.i. (1974).
9. Houwelmg. C\'. D. \\an. Norcross. M. .A.: Animal Drug residues. Hazards to Mankind, I c;. Toxicol..
18. 130. (1976).

10. Dr. \\an Houwcling tells FDA Plans lor Animal Antibiotics .lournal ol the Amerivan Veterinary

Medical Association, dec. 1977.
I I. Huirne. A. ,1. A,: N\'erslag van ecn studiereis naar de l\',S,.A, (1977), (niet gepubliceerd),
12, Kotter. K.: f remdstoffen in Fleisch von Schweinen aus lebensmittelhygienischer Sicht,
F/ci.schw in-
schiifi.\\2. 1711.(1973).

1,V l,andbouwkvvaliteilsv\\et: Concept 1.andbouw kwaliteitsbesluit inzake (iemedicineerd Voeder. Stii..
.V52. I97H.

14. l.inton, A. 11.: Antibiotic Resistance and Public Health. Id. Ree.. 100, 354. (1977).

15. 1 hiel, W ,: Neue Methoden zum Nachweis gesundheitsschädlicher Rückstände in v om l ier stammen-
den l.ebensmittcln,
l lci.sclm iriscluili. 2, 233. (1973).

16. Repertoriutri diergeneesmiddelen: Ie editie 1978-1979.

17. Swarm. R. 1 .. Roberts, (i. K,S.. I.e\\>. A. C.. Hines. F. R.: Observations on the 1 hyroid (iland in rats
Follow ing the Administration o! Sullamctho.xazolc and Frimethoprim.
To.xicoi , l/>/\'/, Phtirniacol..
24, 351. (1973).

18. U,S,A, Federal Register, \\ol, 42, no, 168: M) aug, 1972 FDA - Penicillin in animal Feeds,

19. Vlccskeuringswet. F\\litic Schuurman en .lordens. 98-1. ( 1978).

20. Warenwet. Fditie Schuurman en .lordcns. 99-1. (1978).

-ocr page 151-

De stabiliteit van enige antibiotica,
coccidiostatica en groeibevorderende stoffen
tijdens bereiding en opslag van (medicinale)
mengvoederpellets\'

Siahilii v uj Cl Sumher of .4 niihioiics, Coccidiosiats and Growth-
Sn\'nnilan\'?ig Suhsiances during Manufaciure and Siorage
of (Medicau\'d) h\'eed Pellets

H. Beumer-

SAMI N\\Al UNCI

Dc invloed van de procesonisiandigheden en opslag op de stahiUteii van enkele
aniihioiica. coccidiosiaiica en groeibevorderende sio/fen hij de verwerking in
(medicinale) mengvoederpelleis werd nagegaan, deels in een slachikuikenvoer en
deels in een overgangsnwel voor slacluvarkens. De voedermengsels, inclusief de te
lesten toevoegingen, werden door middel van stoom op 80° C geconditioneerd en
daarna gepelleteerd. .\\a elke bewerking in het proces en ook in monsters pellets
die gedurende I maand waren opgeslagen, werden de gehaltes aan antibioticum
etc. bepaald en vergeleken met de berekende gehaltes.

De uitkomsten duiden er op. dat géén van de onderzochte additieven erg gevoelig
is voor de bij dit onderzoek toegepaste procesomstandigheden. In alle gevallen
vonden u t\' na I maand opslag m)g 9(F,\'( (f \'meer van de gehaltes na mengen, zodat de
verliezen tijdens het proces en de opslag samen vrijwel steeds binnen de luiuw-
keurigheidsmarge van de bepalingen zelf\' liggen.

SUMMARY

The effect of processing and storage on the stability of a number of ainibiotics.
coccidiosiats and growth-stinuilating substances, viz. lasalocid. monensiti-.\\a.
avoparcin, olac/uindo.x. carhado.x. sulf adintidine-Sa and Hncomycin in (medicated)
feeds was studied. Mi.xtures containing the additives were conditioned by steam at
a temperature ofH()° C. and pelleted. After each stage in processing and following
storage of the pellets for a month, the concentrations of amibiotics. etc.. were
determined and compared with the concemrations as calculated in the original
feed mi.xtures.

The results suggested that none of these substances were very susceptible to the
conditions of processing applied. All .samf)lesofstored pellets werefound to contain
at least 90 per cent of the concentrations present in the original feed mi.xtures, the
combined negative effects of processing and storage hardly being beyond the
margin of accuracy of the analyses.

\' Dit onder/oek werd gefinancierd door de Vereniging \\an Nederlandse Meng\\ oederfabrikanten.
\' Ir. H. Beumer. Instituiit \\oor(iraan. Meden Brood I NO. Wageningen.

Tijilschr. Dicrgcnec.sk.. deel 1114. a/l. 3. 1979 119

-ocr page 152-

INLEIDING

in 1972 verrichtte Van der Waals een on-
derzoek naar de stabiliteit van een aantal
medicamenten in veevoeder (1). Hierbij
bleek dat sommige van de onderzochte
stoffen schade ondervonden van het pro-
ductieproces, terwijl andere niet stabiel
waren bij opslag van het voeder.
Sindsdien zijn er een aantal nieuwe anti-
biotica, coccidiostatica en groeibevorde-
rende stoffen ter beschikking gekomen en
voorgedragen voor toelating in veevoe-
ders of reeds (voorlopig) toegelaten. Van
deze stoffen is de stabiliteit onder de in de
Nederlandse mengvoederindustrie ge-
bruikelijke procesomstandigheden niet
bekend.

Daarom werd een onderzoek uitgevoerd
om na te gaan in hoeverre enkele van deze
nieuwe additieven bestand zijn tegen het
pelleteren bij hoge temperaturen en in
hoeverre ze stabiel zijn bij opslag van de
geproduceerde pellets.
Hiertoe werden deze stoffen in gebruike-
lijke doseringen gemengd met een charge
mengvoeder, die ven olgens door middel
van stoominjectie werden verwarmd en
direct daarna gepelleteerd. Na elke bewer-
kingsfase is het gehalte aan actieve stof
bepaald, evenals in pellets die een maand
waren opgeslagen. Deze gehaltes zijn v er-
geleken met de gehaltes, die uit dosering
en analyse van de uitgangspreparaten wa-
ren berekend.

MATERI.Al.EN

Bij het onderzoek is gewerkt met een slaehtkuiken-
meel en een overgangsmeel voor slaehtvarkens.
beide van handelskwahteit. Het slachtkuikenmeei
was aanmerkelijk grover gemalen dan het over-
gangsmeel. De samenstelling van de mengsels is ver-
meld in tabel I.

I abel 1. Samenstelling van de\\oeders (kg ton).

Ingrediënt

Slachtkuikenraeel

Overgangsmeel
slaehtvarkens

Ka is

Uli?

, 3

Soyaschroot \'jO % Braz.

317

103

Taiiocameol

I^n

i MrV,\'»:-)^] CS

-

,

OnLül. mai::

-

ion

a i ü u t, c n V \' rr. 1■ ■:

Lii\'. nriï.\'i.U

I40

-

VisniüeJ

-

Un

ftentruclievc-t

65

3n

Melasse

20

1.0

üi-caJ ci umfosfaat

T \'S

1-\'. ,7

Krijt

1

Zout

,c

Choline cloride f-

-

Vi t. min. premi x \')

3,r,

3,7

Bevat geen antibiotica of coccidiostatica.
Waarvan 700 g kopersullaat.

De onderzochte medicamenten, eveneens van han-

delskwaliteit, waren;

l.asalocid. gedeclareerd gehalte

15 9c

Monensin-Na

20 9f

Avopa reine

2 %

Olaquindo.x

10 %

Carbadox 1

10 </(

Carbadox 11

5 %

Sulfadimidine-Na

100 c;

l.incospectine

4.4\':;

Om /O goed mogelijk bij de praktijk aan te sluiten,
werden dc drie eerstgenoemde stoffen (coccidiosta-

-ocr page 153-

lica) onderzocht met het slachtkuikenmeel, de ove-
rige met het overgangsmeel voor slachtvarkens. De
preparaten werden steeds via een premix met het
voer gemengd in doseringen, die overeenkomen met
de in de praktijk gebruikelijke.

METHODEN

a. Productie en opslag van de pellets

De antibiotica coccidiostatica werden via een pre-
mix van ca 1 kg in de vereiste dosering toegevoegd
aan .10 kg meel en gedurende 10 minuten gemengd in
een Collettc planeetmenger. Het mengsel werd ver-
volgens in een pennemixer door middel van directe
stoominjectie verwarmd tot 80° C ± 2° C. Direct
hierna werd het mengsel gepelleteerd opeen CPM-
laboratoriumpers met ringmatrijs (0 2.4 mm. pers-
kanaallengte 19 mm \\ oor het slachtkuikenmeel en
0 4,8 mm, perskanaallengte 32 voor het overgangs-
meel voor slachtvarkens). De pellets werden ge-
koeld op een bandkoeler waarbij de koellucht in de
eerste koelf\'ase werd verwarmd om het vochtgehalte
van de pellets wat te verlagen. Alle persproeven wer-
den in duplo uitgevoerd, waarbij ernaar werd ge-
streefd steeds onder dezelfde omstandigheden (pro-
duktie in kg h. belasting van de pers. pelletkwali-
teit) te werken.

Van de mengsels, het geconditioneerde meel en de
gekoelde pellets werden monsters getrokken voorde
bepalingen van het vochtgehalte en van het gehalte
aan antibiotica coccidiostatica. De monsters van
het geconditioneerde meel werden zo snel mogelijk
afgekoeld door ze aan de lucht uit te spreiden. Van
de pellets werden monsters gedurende 1 maand bij
25° C en 67% relatieve vochtigheid bewaard en
daarna geanalyseerd.

l abel 2. Bepalingsmethoden voor de antibiotica coccodiostatica.

Ani.ibioticura/
concidi ostaticiijn

j\'\'xtract.iemi dde ] en

Bepal ir.fsir.ethode

La.salocid \' )

90

\'•ii\'t.har.ol

Mier.: Bae . sur t; "I i s

)

1

Conc ,

: !-\'ethanoi

NVjnens i ii-Na

Voer:

A\'-eton

Sriect r. : 1 ^ nn

Avnparoine ")

A\'.-t,.:

p,-water-HCl (^\'SiBP,\' :;

Mier.: Rae . Gul>li 1 is

Olaquindox

{

Conc .

: Water

f
)

Voer:

Acetor.-water (9:1)

Gpeel.r.: en mm

Carbadox 1 en II

ailorofrjrm-methanol (3:1)

Sneel.r.: \'.f\'O mm

Gul fadiinidine-Ma

K,N-d,

inethylfomamind

npeetr.: mm

chloroform ( 1 3)

Lincomycine

Methanol-HCL

Mier.: Sareina Lutea

\' Volgens officiële EE(i-methode.

\' Volgens voorgestelde IT:G-methode. gepubliceerd m .lournal of the .\'\\(),\\C.
\' Volgens Icveranciersvoorschriften.

Van de duploproeven werden de antibiotica cocci-
diostatica gehaltes alleen na mengen en na
I maand
opslag bepaald, om een indruk te krijgen van de re-
produceerbaarheid.

b. Analyses antibiotica en coccidiostatica

De analyses van monensin-Na en carbadox t en 11
werden door het Centraal Instituut voor Voedings-
onderzoek TNO te Zeist verricht. De overige bepa-
lingen werden uitgevoerd door de Landwirtschaftli-
che Untersuchungs- und Forschungsanstalt-Kiel.
Alle bepalingen zijn voorzover mogelijk volgens de
aan de commissie van de Europese Gemeenschap-
pen voor officiële controle van veevoeders voorge-
stelde methoden. Van lincospcctine. dat uit een
mengsel van gelijke delen lincomycine-HCl en spec-
tinomycine-sulfaat bestaat, bleek alleen de bepaling
van het lincomycine-gehalte mogelijk.
De voor de verschillende stoffen gebruikte bepa-
lingsmethoden zijn schematisch weergegeven in ta-
bel 2. Voor de spectrofotometrisch geanalyseerde
stoffen de extractiemiddelen en de gebruikte bacte-
waarbij de extinctie wordt gemeten, weergegeven,
voor de volgens de agar-diffusiemethode bepaalde
stoffen de extractiemiddelen en de gebruikte bacte-
riestammen, Afhankelijk van de bepaling werden
deze analyses in twee- tot viervoud uitgevoerd.

RESULTATEN

De uitkoirtsten van het onderzoek zijn sa-
mengevat in tabel 3. Hierin geeft de eerste
kolom de gehaltes, die uit de toegepaste
dosering en de analyse van de uitgangs-

-ocr page 154-

preparaten werden berekend. De analy-
seuitkomsten zijn, na omrekening op de-
zelfde vochtgehaltes als in de monsters na
mengen, vermeld als percentage van de
berekende gehaltes (kolom 2 t.e.m. 5). De
laatste kolom tenslotte geeft de gehaltes
na opslag als percentage van de gehaltes
na mengen.

Ter informatie zijn in de laatste regel de
gemiddelde vochtgehaltes na de verschil-
lende bewerkingen vermeld.

niSCl\'SSIF FN CONCFUSIES

Bij de beoordeling van de uitkomsten
dient men rekening te houden met het
feit, dat de nauwkeurigheid van antibioti-
ca, coccidiostatica-bepalingen over het
algemeen niet groter is dan ± 10%. Ook
was het aantal analyses bij dit onderzoek
slechts beperkt. De conclusies moeten
dan ook met de nodige voorzichtigheid
worden gehanteerd.

In de meeste gevallen werd in de uitgangs-
preparaten een hoger gehalte gevonden
dan het gedeclareerde gehalte. Vermoe-
delijk houden de fabrikanten van de addi-
tieven reeds rekening met enig verlies en
gezien de verliezen ten opzichte van de be-
rekende gehaltes, die reeds na mengen op-
treden, lijkt dit een juiste handelwijze.
Afgezien van carbadox I en II waren de
analyse-uitkomsten van de duploproeven
(na mengen en na opslag) redelijk tot
goed met elkaar in overeenstemming.
De matige reproduceerbaarheid en nogal
wisselvallige uitkomsten van carbadox I
en II hebben te maken met het feit, dat bij
de extractie ook bepaalde bestanddelen
uit het voeder worden geëxtraheerd, die
storen bij de spectrofotometrie.
Bij de concentraten is dit veel minder het
geval, omdat de extracten daarvan veel
verder worden verdund en dus ook de
mogelijk storende stoffen.
Wanneer men de resultaten in tabel 3
overziet, dan moet in de eerste plaats ge-
steld worden, dat géén van de onder-
zochte stoffen erg gevoelig lijkt voor de
bij dit onderzoek toegepaste proces- en
opslagcondities. Immers na opslag werd
in alle gevallen 90% of meer van het ge-
halte na mengen teruggevonden. Aanne-
mende, dat het verlies na mengen wellicht
meer duidt op de moeilijkheid van kwan-

l abel 3. Antibioticum coccidiostaticumgehaltes in de voermonsters als percentage van de berekende
gehaltes. Ciemiddelde vochtgehaltes van de monsters.

Antibioticum/
coccidiostaticuin

Berekend
gehalte
(ppm)
= 100 2

Gehaltes in voermonsters 1\'

Gehaltes na
opslag als

van
na menge.n

Na
menge n

M

Na
cond.

Ha
persen

Na
opslag

1)

Lasalocid

130

96

9U

91

90

ol

Monensin-Na

105 ,5

97

87

88

87

90

Avoparcine

22,2

86

88

Rl

83

96

Olaquindox

53,2

«9

101

<51

90

101

Carbadox I

38,0

82

68

83

83

101

Carbadox II

5li,0

83

03

86

81

101

Sulfadimidine-Ha

397

88

00

86

80

91

Lincomycine

23,1

102

108

1

118

106

lOli

Gem. vochtgehalte

11,li

i

lil ,3

i

! 12,1

Ciemiddelde van de analyses van de monsters van twee persproeven.

-ocr page 155-

titatieve extractie uit de voeders dan op
een reëel verlies aan antibioticum, vallen
de verliezen na opslag vrijwel alle binnen
de nauwkeurigheidsmarge van de bepa-
lingen zelf.

Indien men aan deze kleine verschillen
toch nog enige betekenis wil toekennen
voor de stabiliteit van de antibiotica/coc-
cidiostatica, vak het volgende op te mer-
ken.

Monensin-Na lijkt vooral gevoelig te zijn
voor conditioneren, maar wel stabiel bij
opslag. Lasalocid en avoparcine vertonen
een zeer lichte achteruitgang bij persen en
opslag, terwijl sulfadimidine-Na een be-
perkte houdbaarheid lijkt te hebben.
Ondanks de wisselvallige uitkomsten van
carbadox I en II moet geconcludeerd
worden dat deze stof, met olaquindox en
lincomycine bestand is tegen de toege-
paste procesomstandigheden en stabiel
bij opslag. Voor wat betreft olaquindox
en carbadox is dit in overeenstemming
met elders verricht onderzoek (2, 3).
Het feit dat voor lincomycine vrijwel
steeds een hoger gehalte in het voer werd
gevonden dan het berekende, dit in tegen-
stelling tot de overige medicamenten, is
uit dit onderzoek niet te verklaren.
Tenslotte kan nog opgemerkt worden,
dat de gegevens betreffende de stabiliteit
van de onderzochte medicamenten goed
bruikbaar zijn voor de praktijk, mits bij
de conditionering geen intensievere
warmtebehandeling plaatsvindt, dan bij
dit onderzoek is toegepast.

I ITERATUUR

Waals, Urs. P. van der: Stabiliteit van medicamenten in veevoeder. De invloed van de procesomstandig-
heden op enige antibiotica en coccidiostatica bij de verwerking in mengvoederpellets: een moment-
opname.
Tijdschr. Diergcneesji.. 98. dü). (1973).

.lansen, H. D, und Friedrich. W,: Ermittlung der l emperaturstabililät von Zusat/stolfen im Misch-
lutter unter pra,\\isnahen Bedingungen - Erste Versuchsergebnisse,
Kra/ijiilier Nr, 59, (6). 2:1-222.
(1976).

Friedrich, W,: Untersuchungen zur Temperatur- und Pre.ssstabililät van BAYO-N-OX, Bayo-n-o,\\
Symposium, 25 Febr, 1977, Düsseldorl,

lite SÄ

Morphological and epidemiological
aspects of Simian herpesvirus infections

M, Brack

11 crlu.i^ Piiiil I\'urc v. Berlin iind lltinihiirg. /V^\'/y

Brack heeft in dit boekje van ruim 60 pagina\'s op
uiterst overzichtelijke wijze informatie bijeenge-
bracht over .31 Herpes virussen die bij apen voorko-
men, Het betreft typische herpes virussen, cytome-
galievirussen, varicella-rosterachtige herpes virus-
sen, oncogene en mogelijk oncogene herpes virussen
en niet geklassificeerde herpes virussen.
De informatie wordt zeer bondig verstrekt, waarbij
alle gegevens voorzien zijn van verwijzingen naarde
ca 275 titels tellende literatuurlijst.

Van elk virus woidcn vermeld: serologic, celkweck,
natuurlijke en secundaire gastheren (ook experi-
menteel onder vermelding van de infectieroute), kli-
nische verschijnselen bij oorspronkelijke en secun-
daire gastheren bij verschillende infectieroutes,
morfologische veranderingen bij diverse gastheren,
infectiewijzen en dc epidemiologie. Ook de vermel-
ding dat diverse gegevens onbekend zijn is in dit de-
gelijke werkje een waardevolle informatie.
Brack wijst er op dat de tot nu toe bekende overzich-
ten over apenherpes virussen geen klinische en mor-
fologische gegevens bevatten.
Toch zijn deze van grote praktische betekenis voor
hen die betrokken zijn bij de verzorgingen het expe-
rimenteel gebruik van apen,

U\', J, /, van der Gulden.

-ocr page 156-

1 It i® pil

Effect van diverse ijzerpreparaten op
groei en haemoglobinewaarden bij
pasgeboren biggen\'

Effect of I arious Prepannions of Iron on the (irowi/i
and Haemoglobin Eevels of Newborn Pigleis

H. .1. P. Geurts-. R. A. Oosterwoud- en J. Sol-

SAVnW A I UNCI

In een proef werden 4 ijzerdexiraanpreparaien. die in prijs sterk verschilden, mei
elkaar vergeleken.

Op de eersie. tweede of derde levensdag werd de biggen 100 of200 mg ijzer inira-
miisculair toegediend. Er was geen verschil aantoonbaar lussen de 4 preparaten,
noch bij een dosering van 100 ntg ijzer noch hij een dosering van 200 mg ijzer, in
gewicht of haemoglobinegehalte in de eersie 8 levensweken.

Sl\'MMARY

/■\'(Htr preparations of iron de.viran. which differed markedly in price, were
conipared in an e.xperimental study.

100 or 200 nig. of iron were injected intraniuscularly on the first, second or third
day oj life of the piglets. Differences in weight or concentration of haenioglobin
were not detectable during the first eight weeks of life, neither at a dosage cf
100
Dig. nor at a dosage of200 mg. of iron.

I\\LH11.)ING

Al vele jaren is het de gewoonte, dat big-
gen in de eerste levensdagen door de var-
kenshouder of dierenarts per os of per in-
jectie ijzer toegediend krijgen ter preven-
tie van anaemie.

In de literatuur wordt algemeen gesteld,
dat een injectie met een ijzerdextraanpre-
paraat de beste resultaten geeft om anae-
mie bij jonge biggen te voorkomen. Zo
vond o.a. Oosterwoud in 1974 (IJz.ertoe-
diening aan jonge biggen - proefverslag
no. 16 Varkensproefbedrijf Raalte) in een
vergelijkend onderzoek tussen een orale
ijzerdextraantoediening (247 mg ijzer)
binnen 24 uur na de geboorte van de big-
gen en een ijzerdextraaninjectie (260 mg
ijzer) op de Ie of 3e levensdag, dat bij
orale ijz.erverstrekking het haemoglobi-

llet onginek- \\crslag is op tc \\ ragen bij de (ie/ondheidsdienst \\oor Dieren in Overijssel, /.vvarteuatcr-
allee 8 te Z.vuille.

Drs. II. .1. P. (ieiirts. desliids co-assistent bij de Cle/ondbeidsdienst voor Dieren in Overijssel tijdens een
keii/c-co-assistentscliap bij de Vakgroep Bedrijlsdiergcneeskiinde en Buitenpraktijk van de Faculteit der
Diergeneeskunde. > alelaan 10 te l\'lrecbt.

Drs. R. Oostervvoud. l.)ierenarts bij de Cie/ondbeidsdienst voor Dieren in Overijssel. Zwartewaler-
allce 8 te Zwolle.

Drs. .1. Sol. Dierenarts bij dc Cie/ondbeidsdienst voor Dieren in Overijssel, tevens wetenschappelijk
medewerker b.u.v. van de Vakgroep Bedrijlsdiergcneeskunde en Buitenpraktijk van de 1\'aeulteil der
Diergeneeskunde. \\\'alelaan 10 te L\'trecht.

124

Tijdsehr. Dieraeneesk.. deel 1(14. cijl J. 1979

-ocr page 157-

negehalte gedurende de eerste 3 weken la-
ger was dan bij intramusculaire toedie-
ning. Het verschil in gewicht in dezelfde
proef was op de leeftijd van 8 weken 2 kg
in het voordeel van de injectiemethode.
Dit verschil was significant, maar er was
geen significant verschil qua gewicht tus-
sen de injectie op de 1 e of 3e levensdag. Er
zijn echter vele injiceerbare ijzerdex-
traanpreparaten inde handel, die alle vol-
gens de fabrikanten 100 mg ijzer per ml
bevatten. Tussen de preparaten bestaan
aanzienlijke prijsverschillen en de vraag is
dan ook of de dure preparaten beter zijn
dan de goedkope.

OPZET V.AN DE PROEF

Voor de proef werd gebruik gemaakt van
4 ijzerdextraanpreparaten, die aanzien-
lijk in prijs verschilden en die alle mini-
maal 100 mg Fe ml bevatten. Deze pre-
paraten van verschillende fabrikanten
werden beschikbaar gesteld door de
A.U.V. te Cuyk en gecodeerd als A, B, C
en D.

De proef werd uitgevoerd op 2 bedrijven
met resp. 130 en 95 zeugen.
De biggen werden aselect gekozen met
behulp van computerlijsten. Na rang-
schikking van de biggen werd achtereen-
volgens het gewicht en geslacht bepaald
en een bloedmonster met behulp van een
vaccinostyle uit een oorvene genomen
voor de bepaling van het haemoglobine-
gehalte.

Het ijzerpreparaat werd toegediend op de
le, 2e of 3e levensdag. Hiertoe werd de
naald ongeveer I cm loodrecht gestoken
in de nekmusculatuur. waar in één depót
100 of 200 mg ijzerdextraan werd géin ji-
ccerd.

Vervolgens werden de biggen getatoueerd
om herkenning later in de proef mogelijk
te maken. De biggen werden na 1,2 en 3
weken nogmaals gewogen en ook werd
dan weer een bloedmonster genomen. Op
de leeftijd van 8 weken werden de biggen
voor de laatste maal gewogen.
De statistische bewerking werd uitge-
voerd door de heer H. W. Antonisse, sta-
tisticus bij de Vakgroep Zootechniek van
de Faculteit der Diergeneeskunde te
Utrecht en hiervoor werden de volgende
gegevens op ponskaarten gezet: worp-
nummer, preparaat, haemoglobinege-
halte bij gebooite = HbO, na 1 week =
Hb I, na 2 weken = Hb2, na 3 weken =
Hb3, gewichten bij geboorte = GO, na 1
week = GI, na 2 weken = G2, na 3 weken
= (i3, na 8 weken = (j8.
Voor de biggen behandeld met 200 mg
Fe, werden gele ponskaarten gebruikten
voor de groep 100 mg Fe rose ponskaar-
ten.

RESLT.TATEN

1. Kwaliteit van de verschillende ijzer-
dextraanpreparaten

In tabel I zijn de gevonden waarden weer-
gegeven

Het valt op dat alle preparaten ijzergehal-
tes boven de 110 mg Fe ml hebben en dat
alle preparaten zeer uniform zijn wat be-
treft ijzergehaltes. Tijdens de proef wer-
den nooit abnormale reacties waargeno-
men op de plaats van de injectie.

2. IJzergehalte van de verstrekte korrel
en korrelopname

Op beide bedrijven werd na 1 week aan de
biggen dagelijks verse korrel verstrekt.
Het ijzergehalte van de korrel was voor
bedrijf A. 502 p.p.m. en voor bedrijf B.
800 p.p.m. in de droge stof.
De registratie van de korrelopname is
minder nauwkeurig geweest, omdat het
dagelijks wegen zeer arbeidsintensief is.
Bovendien worden wel eens bakjes omge-
gooid en verdween de inhoud in de mest-
put.

Bij bedrijf B. is van 2 groepen biggen toch
een indruk verkregen hoeveel korrel de
biggen opgenomen hebben tot de leeftijd
van 3 weken. Het betrof enerzijds een
groep van 72 biggen. Deze groep had in
de 2e en 3e week 11 kg korrel opgenomen,
hetgeen per big neerkomt op een opname
van 152 gr in de eerste 3 levensweken.
De andere groep van 64 biggen had in de
2e en 3e week 12,5 kg korrel opgenomen,
hetgeen per big neerkomt op een opname
van 195 gr in de eerste 3 levensweken. In
de eerste 3 weken wordt dus hoogstens
resp. 120 en 156 mg ijzer opgenomen met
het voer.

-ocr page 158-

3. Invloed van de preparaten op haemo-
globinegehalte in het bloed bij een do-
sering van 200 mg of 100 mg ijzer

Na statistische bewerking bleken er tus-
sen de 4 geteste preparaten geen verschil-
len te bestaan in het haemoglobinegehalte
gedurende de eerste 8 levensweken, noch
bij een dosering van 200, noch bij een do-
sering van 100 mg ijzer. Wel was er een
significant verschil in het verloop van het
haemoglobinegehalte gedurende de
proefperiode tussen een dosis van 100 en
200 mg ijzer.

De 100 mg-groep vertoonde een minder
snelle stijging en een sterkere afvlakking
in de haemoglobinewaarden dan de 200
mg ijzergroep.

Er was na statistische bewerking, geen
verschil tussen de 4 geteste preparaten
aantoonbaar in gewichtsverloop bij de
biggen in de eerste 8 levensweken, noch
bij een dosering van 100. noch bij een do-
sering van 200 mg ijzer. Ook was er in de
proefperiode geen verschil in gewichts-
verloop bij een dosering van 100 of 200
mg ijzer.

6. Haemoglobinewaarden en gewichten
van biggen op de le, 2e of 3e levens-
dag

ffet valt op dat de haemoglobinewaarden
in de eerste 3 levensdagen al snel dalen.

label

l.l/ergehalte en pH van de ij/erdextraanpreparaten \\oor de prod.

Preparaat

1 laeon

Ee gebalte mg ml

pll voor proef

voor proef

1

115

.A

1

115

5.4

}

1 16

4

1 16

B

1
-)

11.1
117

5.1

1 14

4

I 10

1

1 1.1

C

1

1 14

5.1

T,

1 14

4

1 14

I)

1

1 1.1

6,0

->

1 1.1

De gewichten daarentegen nemen al snel
toe.

Het is dus duidelijk dat biggen reeds snel
na de geboorte een sterke daling van het
Hb-gehalte in het bloed vertonen en dat
tijdig extra ijzer toegediend moet worden
ter preventie van anaemie.

CONCLUSIE

Naar aanleiding van het verrichte onder-
zoek kunnen de volgende conclusies ge-
trokken worden:

1. Er zijn geen duidelijke verschillen tus-
sen de onderzochte ijzerdextraanpre-
paraten. die sterk in prijs verschillen,
wat betreft het ijz.ergehalte.

Het ijzergehalte lag bij alle onder-
zochte preparaten boven de 100 mg ij-
zer ml.

2. l ussen de ijzerdextraanpreparaten is
geen verschil in uitwerking op de big-
gen wat betreft haemoglobinewaar-
den en gewichtsverloop in de eerste 8
levensweken aantoonbaar.

3. Er is een significant verschil in het hae-
moglobine\\erloop bij een dosering
van 100 mg ijzer ten opzichte van 200
mg ijzer. Er is daarentegen geen signi-
ficant verschil in gewichtsverloop tus-
sen deze doseringen.

-ocr page 159-

4. Met een èéninallige injectie \\an 100
mg ijzer in de vorm \\an ijzerdextraan
kan volstaan worden zonder dat er
groeivertraging optreedt, althans on-
der de omstandigheden van deze 2
bedrijven, die tijdig korrels aan de
biggen verstrekken.

1 abel 2. Ciemiddcldc haemoglobineuaarden (g ) op 0. 1. 2 en weken (resp. HbO. Hbl. Hb2. Hb.3) bij
een dosering \\ an 200 mg ij/er.

Preparaat

Aantal biggen

HbO

Hbl

Hb2

Hb3

.A

40

8,74

9.23

10,79

1 1,43

B

41

8,93

9,39

10,82

1 1,87

(

.18

8,92

8.94

1 1,04

1 1,50

I)

?9

8,97

8,99

11,18

1 1.66

l abel .V

Ciemiddelde baemoglobinewaarden (g \'7 ) op 0.

1, 2 en

3 weken (resp. HbO. Hbl. Hb2, Hb3) bij

een dosering \\an 100 mg ij/er.

Preparaat

.Aantal biggen

HbO

Hbl

Hb2

11 b3

A

.15

9,14

9.40

10.65

10,54

B

35

9,.14

8,94

10.56

10,54

(

31

9.15

9,28

10.20

10,56

1)

32

9,49

9.1 1

10.22

10,65

label 4.

Ciemiddelde geu iebten

in grammen op 0, 1,2, 3 en 8 weken (resp. CiO. Cil

, Ci2.

Ci3 en Ci8) bij een

dosering van 200 mg ij/er.

Preparaat

.Aantal biggen

CiO

Cil

(i2

Ci3

C18

A

40

1408

2532

3565

4610

14.655

B

41

1471

2644

3844

5015

15.244

C

38

1400

2582

3774

4858

14.339

I)

39

1451

2654

3846

4974

15.769

l abel -S.

Ciemiddelde gew iebten in grammen op 0. 1,2.3

en 8 ue

ken (resp. CiO.Cil

,C12,

Ci3 en (i8) bij een

dosering \\an 100 mg ij/er.

Preparaat

Aantal biggen

CiO

Cil

Ci2

Cl 3

Ci8

A

35

I486 2685

4014

5071

15.143

B

35

1420 2649

3909

4983

14.751

(

31

1481 2677

3897

4961

15^584

1)

12

1400 2697

4016

5078

15^566

1 abel 6,

Ciem. haernoglobinew

aaiden (HbO) en gem^ gevechten (CiO) van biggen op de 1 e^

2e ol 3e leven\'

dag vóór de behandeling tegen

anaemie

met ij/erde^\\traan intramusculair.

Peel tijd

■Aantal biggen

Hbo (g<,)

CiO (g)

1 dag

121

9.67

1301

2 dagen

135

8,79

1400

3 dagen

106

8,41

1551

-ocr page 160-

Veterinaire begeleiding op
varkenshouderijbedrijven\'

l\'ererinary Supervision of Pig Farms
W. T. Truijen^

SAMHNVA I I IN(I

Sinds hel begin van de georganiseerde varkensgezondheidszorg in I95H is er in de
structuur van de varkenshouderij veel veranderd. Ondanks voorlichting en ver-
beteringen op allerlei gebied, blijkt dat de resultaten de laatste jaren iets dalen.
Ziekten zijn hiervan waarschijnlijk de ho<fdoorzaak.

De veterinaire hegeleiding van de bedrijven dient daarom aangepast te worden. Dit
aanpassingsproces in Noord-Brabant in 1965 begonnen, wordt in een viertal
onderdelen besproken nl. het integratie-systeem, het slachthuisonderzoek, de be-
geleiding door de praktizerende dierenarts en het praktijkonderzoek.

SlIMMAKV\'

The structure of pig-farniing has undergone considerable alterations since
organized pig health care started in 1958. Despite education and improvement in
a variety of fields, results have heen showing a slight decrease in recent years.
Veterinary supervision of pig farms should therefore he adjusted.
I his process cf adjustment which started in the Province of North Brabant in
1965. consists of four sections, each of which is discussed. These are the system
of integration, e.xaniination in the slaughter
-hoi4.se. supervision by the prac-
titioner and field studies.

Toen in 1958 begonnen werd met de var- Factoren die dit 7,iei<terisico echter verho-

i<ensziektebestrijding door de Gezond- gen zijn;

heidsdiensten was de situatie geheel an- de bedrijfsvergroting (± 8 x);

ders dan nu. Er is in die 20 jaar veel veran- de sterke concentratie in bepaalde ge-

derd. bieden:

Het instituut \'dekberen voor algemene de moderne arbeidsbesparende huis-

dekdienst\' is een verdwijnende zaak; de vestingssystemen en de steeds hogere

handel in biggen en fokvarkens verdween produktie-eisen.

van de markten en vindt nu plaats recht- Ziekten zijn in de moderne varkenshou-

streeks van bedrijf naar bedrijf; fokdagen derij van grote economische betekenis.

werden vervangen door voorlichtingsda- omdat ze de produktiviteit in sterke mate

gen. kunnen doen dalen.

Dit alles verminderde het ziekterisico. De resultaten in de varkenshouderij zijn

\' samcn\\anendc tekst \\ an de inleiding, gehouden op de studiedag van de A.C.\\\'.-Controle op 10 mei 197S.
- Dr. W\\ T.
I ruijen; (ie/ondheidsdienst voor Dieren in Noord-Brabant te Bo,\\tel.

128 I\'ijdschr. mergeneesk.. deel 104. ii/l J. 1979

-ocr page 161-

(daardoor) de laatste jaren iets gedaald,
terwijl ze eigenlijk veel beter zouden moe-
ten zijn t.g.v. een aantal zaken zoals:
vroeg spenen, toepassing van kruisingen,
betere voorlichting en meer vakmans-
schap.

Het is daarom dat wij van mening zijn,
dat de veterinaire begeleiding intensiever
moet worden. Gezien de geweldige inves-
teringen op veel bedrijven en het belang
\\an een ziektevrije varkensstapel voor
onze export, zal een toename van de vete-
rinaire begeleiding volkomen verant-
woord zijn.

In bepaalde gebieden, waar dit reeds een
aantal jaren gebeurt, blijkt dit ook uit de
financiële resultaten op de bedrijven.
Veterinaire begeleiding dient steeds aan-
gepast te worden naarmate de situatie op
de bedrijven en de structuur in de var-
kenshouderij zich wijzigt,
in Noord-Brabant is dit aanpassmgspro-
ces begonnen in 1965. Zoals de zaken zich
vanaf die tijd ontwikkeld hebben, zien wij
(voorlopig) vier mogelijkheden tot een
betere veterinaire begeleiding:

1. Via het integratie-systeem. Hierbij
komen, met behulp van een individuele
nummering van biggen, per kwartaal pro-
duktiecijfers per bedrijf beschikbaar,
waardoor bedrijven met slechte of achter-
uitgaande resultaten extra aandacht krij-
gen.

2. Via het slachthuisonderzoek. Bij dil
onderzoek van varkens aan de slachtlijn
komt direct een aantal gegevens beschik-
baar. op de uitbetalingsstroken, [daar-
naast krijgen de bedrijven per kwartaal
een overzicht van percentages aangetaste
longen, aangetaste- en afgekeurde levers,
\\arkens met borstvliesontsteking cn
transporlstcrfte.

Via begeleiding door de praktizeren-
de dierenarts.

De praktizerende dierenarts, die het
dichtst bij het bedrijf staal, is de eerst
aangewezene om de bedrijven ziektekun-
dig te begeleiden. Steeds meer bedrijven
zien dit in en maken hiervoor met hun
dierenarts een goede afspraak. Op de be-
drijven die in de bovengenoemde 2 syste-
men meedoen, kan de dierenarts hierbij
gebruik maken van de beschikbare cij-
fers. Daarnaast en zeker op de overige be-
drijven, dient een aantal gegevens die
door de varkenshouder bijgehouden wor-
den, een goede begeleiding mogelijk te
maken. Op de bedrijven die goed begeleid
worden door de dierenarts, laat de Ge-
zondheidsdienst haar routine-bezoeken
vallen en richt zich, steeds in overleg met
de dierenarts, meer op de probleembe-
drijven.

Hiervoor zijn een aantal "spelregels\' ont-
worpen en dil alles voldoet in de praktijk
zeer goed.

4. Via praktijkonderzoek worden reeds
jaren allerlei ziekteproblemen onder-
zocht en gedeeltelijk opgelost. Dit alles
is van groot belang en wij zien dit als
een wezenlijk onderdeel van de veteri-
naire bedrijfsbegeleiding.
Kort samengevat willen wij stellen dal
voor een goede veterinaire begeleiding
nodig zijn:

a. betrouwbare gegevens over het be-
drijf. betreffende zaken als vrucht-
baarheid, produktie en afwijkingen
aan dc slachtlijn:

b. het regelmatig beschikbaar komen
van deze gegevens, waarbij eenmaal
per kwartaal wel het minitnum is:

c. de medewerking van de varkenshou-
der;

I alicl I. Optiouvv van de kostprijs (liron: Ziiid-Ncderlandse prijzenscliema. I.V.1-1978).

t)ig mcstvarken

Voer

41\'ii

42\'7 1

Arbeid

2.VV

5\'i

tluisvesting

2()\'V

T\'i

Aankoop big

.18\'-, 1

Diversen

16\':;

8r;

(waarvan veterinaire kosten

2jci

\' Hierop hebben ziekten de grootste invloed.

129

-ocr page 162-

d. een goede samenwerking \\\'an de
praktizerende dierenarts met andere
begeleidende instanties, die meer ge-
specialiseerd op de problemen kun-
nen ingaan.

l abel 2. Imegrailes; resuliaten lokbedrijven.

.Aantal grootgebrachte biggen per toom

(iroei per big per dag
(in grammen)

Integraties

Brabant-

Integraties

1970

X.1

8.4

296

1971

X.4

8.4

289

1972

X.7

8.5

298

197.3

X.K

8.6

294

1974

X,8

8.6

308

1975

K.6

8.4

303

1976

H.6

8.3

305

1977

8.7

8.3

298

Bron:

C.\\ . 1\'. Tilburg.

label .V

Integraties: resultaten rnestbedrijven.

(iroei per mestvarken per dag (in grammen)

Integraties

Brabant\'

1970

566

575

1971

578

575

1972

612

.595

197.3

631

61 1

1974

647

635

1975

641

608

1976

637

606

1977

653

627

Hron: C.N .1\'. 1 ilbiiru

label 4. I ong-le\\erondcr/oek; ^ Verbetering na stalkhmaatsonder/ock en advisering op bcxlrijven met
meer dan , lonuaandoeningen.

Bc/ochtc bedrijven

Idtaal veecentrale

Aantal

aang.

Pleuritis

.Aantal

aang.

Pleuritis

bedriiven

longen in \' i

in

bedrijven

longen in \'

f m

2e kuartaal 1975

123

44.3

3.9

1 187

24.1

3.3

2e kuartaal 1976

1 15

23.8

3.2

2039

16.3

2.6

2e kwartaal 1977

1 16

22.0

3.7

2054

15.6

3.1

\\ ee- en \\ leescentrale. lioxtel.

-ocr page 163-

label 5. I.ong-le\\eronder/oek; \' \\erbctering. resultaten na 2\' . jaar.

2c 3e

4e kw. \'75

2e ^ 3e

4c kw. \'76

2e 3e

kwartaal

le kw. -76

kwartaal

le kw. \'77

kwartaal

1975

1976

1977

Aantal \\arkens

424.000

440.000

420.000

464.000

444.000

\'i niet aangetast

69.2

75.0

76.7

7X,6

81,3

\'\'( aang. longen

21.9

17.1

16.0

16,1

N.?

<\'i aang. le\\ers

1(1.1

X.3

6.x

4,X

3.4

afgek. levers

3.3

2.x

3.2

2.7

2.3

\'"( Pleuritis

3.2

2,5

2,X

2.7

3.4

* Vee- en Vleescentrale. Boxtel.

I abel 6. Long-leveronder/oek; " percentage aangetaste longen per bedrijf en groei per dag (2e kwartaal
1975).

■•Xangetaste longen (in <";)

.•\\antal bcdrij\\en

("iroei per dag

O - I ()
10 - 20
20 - .30
.30 - 45

109
175
lOX
29

664 gram
644 gram
634 gram
61 I gram

lotaal gemiddeld

421

644 gram

Vee- cn N\'leescentrale. Boxtel.

-ocr page 164-

ïl Hl

Een niet alledaagse
mastitisverwekker

Op 15 oktober 1978 werd op het bedrijf
A. te E. een vaars ziek onder verschijnse-
len van hoge temperatuur en verscherpt
vesiculair ademen. Een voorlopige be-
handeling werd ingesteld met penicilline-
streptomycine intramusculair. De vol-
gende dag bleek het dier aan beide achter-
kwartieren een acute mastitis te vertonen:
er was weinig waterig secretum waarin
vlokjes, de kwartieren waren hard en ge-
zwollen, de koorts bleef. De behandeling
bestond uit chloor^ynphenicol intramus-
culair en mastalone® (o.a. tetracycline
en neomycine) intramammair.

Op 17 oktober werd weer met chloor-
amphcnicol behandeld, \'s Avonds bleken
ook kalveren \\ an 3 ä 4 weken ziek te zijn,
met verschijnselen vandiarrheeen bijéén
dier tevens sutlieid. Dit laatste stierf na
1 ä 2 uur gevolgd door een der anderen.
Toen bleken ook 5 kalveren van enkele
maanden diarrhee (grijsachtig tot bloedc-
rig-slijmig) en koorts te vertonen. De
dieren werden met duoprim® en electro-
lyten-mix behandeld.
De beide gestor\\ en kalveren werden op de
üezondheidsdienst onderzocht. Er werd
een sepsis, ecn abomasitis en een pseu-
domembraneuze enteritis van het laatste
deel van de dunne darm en de hele dikke
darm gevonden.
Uit organen en darm-
inhoud werd een 5.
cluhiin gekweekt
welke een \'ouderwets\' antibiogram bleek
te bezitten, n.1. gevoelig voor strepto-
mycine. chlooramphcnicol. tetracycline,
neomycine, ampicilline,
Colistine, fura-
zolidone cn trimethoprim.
Inmiddels had de mastitis bij de vaars
zich naar het LV kwartier uitgebreid
(gezwollen, matig hard, melk normaal
aspect). Het dier werd met chlooramphc-
nicol en het kwartier met kanacilline
forte® behandeld, nadat een melk-.

132

bloed- en faecesmonster was genomen
voor laboratorium-onderzoek.
Het faeces-onderzoek leverde geen bij-
zonderheden op;
ui! de melk. welke al-
leen \\lokken bevatte,
werd echler een
rein-cultuur van S. duhiin gekweekt.
De
bloedkweek op deze kiemen was negatief;
het serologisch onderzoek ten opzichte
dan
S. duhiin \\erliep dubieus.
Vanaf de dag waarop de vaars ziek werd
(15 H)) was al melk. vanwege de behan-
deling met antibiotica, aan de beide
groepen kalveren gev oerd, gemengd met
kunstmelk cn melk van andere koeien.
Een derde groep kalveren, welke alleen
kunstmelk melk van andere koeien
kreeg verstrekt, bleef gezond. De 8 kal-
veren herstelden na herhaalde behande-
ling met duoprim® en K-D-neo®-poeder.
De vaars kreeg op 24 10 een pseudo-
membraneuze enteritis waaruit .S.
duhiin
werd gekweekt. Het dier herstelde na
chlooramphcnicol i.m. gedurende 10 da-
gen.

Ook de mastitis aan de drie kwartieren
was inmiddels genezen: begin november
was de kweek uit de melkmonsters nega-
tief Wel bleef het dier A\'.
duhiin met de
taeccs uitscheiden; het werd derhalve af-
gevoerd.

De overige koeien ( i 60) werden op uit-
scheiding gecontroleerd, waarbij 3 pas-
santen (kweek alleen via ophoping posi-
tief) werden gev onden. I ater bleken deze
negatief

(Ciroe/y.sfiraklijk /.uiphen-Laren:
P.
V. Harten. /.. Starkenhurg:
(jezondheid.sdienst voor Pieren
in Cielderlaitd: (i. //. .4. Over-
goot\')-

tijitsi hr. nicrgcm-est... dcet Itl4. ti/l. 1979

-ocr page 165-

De ailernaiieve geneesmeihoden slaan in de
publieke helangslelling. De Redaktie beoogt
met het navolgende stuk. dat op haar verzoek
is geschreven, de dierenarts hekend te maken
met degedachtengang van drie collega\'s, over
de veterinaire homoeopathie. Zij hoopt op
deze wijze de discussie te stimuleren en bij te
dragen tol een verantwoorde standpuntbepa-
ling.

Redaktie.

(ieachte Redaktie

1. Definitie

Homoeopathie is de wetenschap achter de medica-
menteu/e geneeswijze, die een zieke behandelt met
een trapsgewijs bereide verdunning of verwrijving
van een stof, die in onversneden vorm in staat is bij
een gezonde gelijkende ziekteverschijnselen (homo-
ios pathos) op te wekken.

Men spreek tegenwoordig liever van homoeo/Zifra-
pie om aan te duiden, dat het accent ligt op het beoe-
/enen
van een therapie.

2. (iesehiedenis

De Duitse arts, Samuel Christian Frtedrich Hahne-
mann (1755-1843), wordt beschouwd als de grond-
leggervan de homoeopathie. Ofschoon Hippocrates
(460-359
V. Chr.) reeds de basisgedachte van de ho-
moeopathie formuleert in zijn uiteenzettingen \'De
Morbo Sacro\' en \'De Locis in Honiine\'. is Hahne-
mann toch degene geweest, die deze geneeswijze
grondig heeft bestudeerd, veelvuldig heeft toege-
past, en de resultaten ervan heeft opgetekend.

3, \'Siniilia siniilibus curentur"

F.en zeer belangrijk principe in de homoeopathie is
de toepassing van de zogenoemde \'Similiareger of
\'Cielijksoortigheidsregel\':
\'Simi/ia simitibus curen-
tur\' (\'Dat het geUjke door het gelijkende genezen\'
worde\').

Als voorbeeld kan men stellen de behandeling van
een cholerapatiënt met
Arsenicum album. De ho-
moeopathische verdunningen en verwrijvingen van
Arsenicum album worden bereid uit arseentrioxide.
Arseentrioxide is in staat bij de gezonde mens sym-
ptomen op te wekken, die sterke gelijkenis vertonen
met die van de Aziatische cholera. Deze gelijkenis is
zo sterk, dat de acute arsenicum-intoxicatie zeer
moeilijk van cholera is te onderscheiden, terwijl de
darmbeelden pathologisch-anatomisch niet te diffe-
rentiëren zijn.

3.1 .Xrudt-Schulz-regel

De beide Duitse hoogleraren Arndt en Schulz, ver-
bonden aan de Greifswalder Universität (1855), stel-
den de "Biologische Grondwet\' of\'Arndt-Schulz-re-
gel\' op, die als volgt luidt: \'Schwache Reize fachen
die l.ebenstätigkeit an, mittelstarke fördern sie,
starke hemmen sie. stärkste heben sie auf.
Daar hiermee de werkingsomkeer van een stof na
verdunnen of verwrijven wordt aangegeven, draagt
de Arndt-Schulz-regel bij tot een beter begrip van de
Similiaregel.

3.2 l\'otentiëren

Het blijkt, dat het stimulerend effect van de lage ver-
dunningen en verwrijvingen kan worden versterkt
door potentiëren.

Potentiëren is het trapsgewijs, onder krachtig
schudden (oplosbare stoffen) of wrijven (onoplos-
bare stoffen), verdunnen respectievelijk verwrijven
van een stof.

Een homoeopatisch werkend (dieren)arts spreekt
derhalve bij voorkeur van potentie in plaats van ver-
dunning.

De homoeopathische potenties kunnen worden be-
reid in trappen van 1 op 10. de decimale .schaal, of 1
op 100, de centesimale schaal. De decimale poten-
ties worden aangegeven met de letter D, de centesi-
male met de letter C, met daarachter het aantal ver-
dunningstrappcn (zie voorbeeld op pag. 134).
D3 betekent derhalve een verdunning of verwrij-
ving, die via 3 potentietrappen van I op 10
verkregen is. Voor een homoeopathisch werkend
(dieren)arts is een D3 niet identiek aan een verdun-
ning van I op 1000.

Het begrip \'potentiëren\' en de \'Arndt-Schulz-regel\'
zijn van/iv/u/amfAirce/belang voor de homoeopathi-
sche geneeswijze.

Beknopte inleiding in de veterinaire homoeopathie

l\'iidschr. Diergeneesk.. deel 1114. all J. 1979

133

-ocr page 166-

Voorbeeld van

Het potentiëren van een oplosbare stol (schematisch)

I deel oertmcttiur • 9 delen \\erdunningsmedium. krachtig schiidden; Hl
I deel Dl • 9 delen \\erdunningsmedium. krachtig schiiddcn; 1)2

1 deel 1)2 * 9 delen \\erdimningsmediimi. krachtig schudden: D3

4. (.rondstoffen
geneesmiddelen

Als grondstoffen voor de homoeopathische genees-
middelen kunnen dienen:

a. Planten of plantaardige produkten

Ruim 80Cf van de gebruikte homoeopathische ge-
neesmiddelen is van plantaardige afkomst. Vermoe-
delijk is dat de reden waarom homoeopathie vaak
gelijkgesteld wordt met kruidengeneeskunde. het-
geen onjuist is.

Als voorbeelden kunnen genoemd worden: Aconi-
tum napellus
(monnikskap). Arnica montana (val-
kruid).
Calendula officinalis (goudshioem). en Cra-
taegus oxvacantha
(meidoorn.

b. Dieren of dierlijke produkten

Bijvoorbeeld: Apis melliflca (honingbij), en het gif
van de slang
Lachesis muta.

c. Delfstoffen
Bijvoorbeeld:
Siticea (kie/elzuur).

d. Chemische verbindingen
Bijvoorbeeld:
Arsenicum album (arseentrio.xide).

5. (iren/en aan de homoeopathie

a. Daar het vermoedelijke werkingsmechanisme
van de homoeopalischc geneesmiddelen een on-
dersteuning is van het lichaam in /ijn eigen afweer
tegen ziekteverwekkende agentia, dient men er reke-
ning mee te houden, dal het maximale therapeuti-
sche effect van een homoeopathisch geneesmiddel
bepaald wordt door het maximaal genezend vermo-
gen van het lichaam zelf,

b. Daar het doel van dc (dieren)arls is snel. veilig en
grondig genezen, moet hij te allen tijde dat genees-
middel kiezen, dat de patiënt het beste dienen kan.

or de homoeopathische

Eerst naarmate kennis van en ervaring met de ho-
moeopathie groeien, kan een(dieren)artsgel;idelijk
aan verantwoord wat meer ruimte maken -oor de
homoeopathie in zijn praktijk. Gelet op de grote
hoeveelheid, bij juiste toepassing, deugdelijke allo-
pathische\' geneesmiddelen en het beperkt verstan-
delijk vermogen van de mens. zal de homoeothera-
pie het op de universiteiten gedoceerde therapeu-
tisch pakket niet altijd, maar wel in een aantal geval-
len kunnen vervangen of aanvullen.

6. \\ oordelen van de homoeopathische

genees» ijze

.luist, toen de homoeopathische geneeswijzede kans
kreeg zich te ontwikkelen, dank zij een sterke verbe-
tering van de diagnostiek en de kennis van de patho-
logie in de laatste decennia, werd ze onder de voet
gelopen door een enorm aanbod van allopathische
medicamenten.

Omdat het gebruik van allopathische middelen dik-
wijls een veel minder gedetailleerde diagnose vereist
en daardoor de toepassing ervan eenvoudiger is.
lijkt de trefzekerheid groter. Niettemin dienen we te
beseffen, dal allopathische middelen veelal de ziek-
teverwekkende agentia of de symptomen bestrijden,
of een substituerende functie hebben, maar de gene-
zing toch aan het lichaam zelf overlaten.
.Allopathie ondersteunt het lichaam derhalve vaak
op het niveau van de aanval, homoeopathie op het
niveau van de verdediging.

De v oor de keuze van een homoeopathisch genees-
middel noodzakelijk gedetailleerde diagnose en de
gerichte werking op het \'specifieke\'verdedigingssys-
teem van het lichaam zelf (\'specifieke prikkelthera-
pie\') zijn de redenen, waarom een homoeopathische
therapie grondiger (causaal, zonder reeidief) kan
zijn.

Een tweede belangrijk v oordeel van de f

Het begrip allopathie zou betrekking hebben op de medicamenteuze geneeswijze, die ziekten behandelt
met tegenwerkende geneesmiddelen (Galenus: \'Contraria contrariis curcnlur\'), E!chler. het begrip
allopathie werd hel eerst gebruikt in de homoeopathie om daarmee in leite aan tc duiden een
andere
iitedicamcnteu:e gencesw t/ze dan de homoeopathische.
De omschrijving van beide begrippen \'homoeo-
pathie\' en \'allopathie\' wordt moeilijker als men bedenkt, dat vaccinatie volgens hel similia-prineipe
werkt, terwijl er gepotcntieerde geneesmiddelen zijn. die niet volgens het similiaprincipe werken.

mocopa-
ikeisvan
it van hel

ihischc geneesmiddelen is. dal cr i\'cen spr
neveneffecten ten gevolge van de toxicitt
ihcrapeuticuiTi.

.Als derde voordeel kan genoemd worden, dat ho-
moeopathische medicamenten veelal aanzienlijk
goedkoper zijn dan allopathische.

-ocr page 167-

7 1 (icnccsmnldcldiaunosc

[)c keu/e van het passende homoeopathische ge-
neesmiddel oftewel het stellen van een
geneesmid-
deldiagnose
leidt in principe naar een homoeopathi-
sche potentie van die stof. die in onversneden vorm
een intoxicatie-beeld oftewel
een geneesmiddelheeid
opwekt, dat voldoende gelijkend is aan het ziekte-
beeld.

Daartoe verzamelt men symptomen, die kenmer-
kend zijn voor het ziektebeeld, en vergelijkt deze
met de bekende, in de handboeken vermelde, intoxi-
catie-beelden.

Omdat bij dieren de subjectieve symptomen (sensa-
ties) ontbreken en de anamnese dikw ijls te gebrek-
kig is, stelt een homoeopathisch werkend dierenarts
veel belang in de röntgenologische bevindingen, de
klinisch-chemische gegevens, e.d., naast een dege-
lijke kennis van de Pathogenese van ziekte- en ge-
neesmiddelbeeld.

7.2 l\'otentic-kcuze

De potentie-keuze wordt bepaald door de gevoelig-
heid van het weefsel, orgaan of lichaam voor het te
gebruiken middel. Een ziek weefsel, orgaan of li-
chaam is gevoeliger voor een homoeopathische po-
tentie van het passende middel of
simiHum dan een
gezond.

.■\\cute en of locale afwijkingen bij voor het middel
minder gevoelige patiënten kunnen behandeld wor-
den met de lage potenties (DI-DI2).
Chronische en of constitutionele afwijkingen bij
\\ oor het middel gevoeliger patiènten kunnen behan-
deld worden met hogere potenties (D.3Ü en hoger).

7. (peneestiiiddeldiiijinost\' eri polenlic-kt\'ii/e

Objectieve en competente waarnemers constateren
therapeutische effecten van de homoeopathische
potenties. Maar om een goed inzicht te verkrijgen in
het werkingsmechanisme en de toepassingstechniek
ervan, is nog zeer veel onderzoek nodig onder lei-
ding van farmacologen en klinici.
,Ms eerste taak voorde veterinaire homoeopathic is
bewijzen te leveren, dat homoeopathische potenties
therapeutisch werkzaam kunnen zijn bij dieren. Ge-
let op hel feit. dat de homoeopathische behandeling
door zijn specifieke gerichtheid een nauwkeurige
ziekte- en geneesmiddeldiagnose vereist, moet een
proefopzet hiermee voldoende rekening houden.

Tenslotte nog een drietal punten van belang, te we-
ten:

a. Het bestuderen van de dier-toxicologie en doen
van vergiftigingsproeven oftewel
diergeneesmid-
delproeven
bij de verschillende diersoorten, om
te komen tot betrouwbare geneesmiddelbeelden
bij dieren. I hans werkt de veterinaire homoeo-
pathic nog te veel met geneesmiddelbeelden van
de mens.

b. Het opstellen van bruikbare regels voor de po-
tentie-keuze, hetgeen een sterke verbetering kan
betekenen voor de toepassingstechniek.

H. Discussie

c. Het stimuleren van farmacologen tot het doen
van onderzoek naar het werkingsprincipe van de
gepotentieerde geneesmiddelen.

Drs. A. 11. VVesterhuis, Iünbaanstraat I. 67(17 EA Wageningen: voorzitter van dc Contactgroep
\\ cterinaire Homoeopathie Nederland,

Drs, I, 1, Rigter, Dorpsstraat 2a. 71.56 I I lieltrum: sccictaris van dc Contactgroep N\'etcrinaire
Homoeopathie Nederland.

Drs, W, G, de Ruvter, ,loh, buyeslaan 4, 1141 GS Monnickcndam: lid \\an dc Contactgroep Veterinaire
Homoeopathie Nederland,

.1. //. » esu\'rhuis^
I.
.-I. 7. Rigier
U , (,. dc RuMcr\'

-ocr page 168-

Algemeen

Nieuw Nederlands Rabiesvaccin

Wezel. A. L. van and Steenis. G. van: Production of
an inactivated rabies vaccine in primary dog kidney
cells.
Develop, hiol. Siamlard.. 40 . 69-75. S. Kar-
ger. Basel 1978).

In het Rijks Instituut voor de Volksgezondheid is
praktisch tegelijkertijd met de ontwikkeling van het
H DCS-weefselcultuur vaccin ter voorkoming van
rabies bij de mens in Noord-Rijnland-Westfalen dit
ook verricht in Nederland. Door de bovenge-
noemde auteurs is echter niet uitgegaan van embry-
onale diploide longfibroblasten van humane oor-
sprong maar van hondeniercellen. Men had hier-
mede al veel ervaring aan het instituut doordat de
primaire kweek hiervan ook gebruikt werd voor het
bereiden van het mazelenvaccin dat op het ogenbUk
op vrij grote schaal bij de mens wordt toegepast.
In tegenstelling met het HDC\'S-vaccin wordt voor
dit vaccin niet de groei van de cellen in monolayers
toegepast maar worden containers van 40 1. gebruikt
en worden hierin de niercellen op microcarriers tot
vermenigvuldiging gebracht. De steriele niercellen-
suspensie wordt verkregen door het verse nierweef-
sel van jonge Beagles afkomstig uit een gesloten ko-
lonie van deze dieren na homogenisatie met steriele
trypsme onder volkomen steriele cautelae te laten
groeien in een medium met 8% kalfssereum en
0.25% lactalbuminehydrolysate. Na 7-8 dagen heb-
ben de hondeniercellen zich aan dit milieu bij 37° C
aangepast en reeds een concentratie van 10\' per ml
bereikt. .Na verwijdering van de vloeistof en wassing
van de cellen met een nieuwe serumvrije cultuur-
vloeistof wordt dc eelmassa gecontroleerd op afwe-
zigheid van verontreinigingen en vervolgens geënt
met de Pitman-Moore rabiesvirus stam die aange-
houden wordt op het H DCS-mediuin.
De uiteindelijk voor de vaccinbereiding bedoelde
weelsclcultuur wordt 4 a 5 dagen gekweekt op se-
rumvrije vloeistof in hoeveelheden van 40 I. De-
zelfde met virus geënte weefsel-cultuur kan herhaal-
delijk w orden gebruikt. De totale oogst van ëcn par-
tij omvat 250 I. .Na filtratie en concentratie van het
virus wordt het voor verdere zuivering nog onder-
worpen aan gelfiltratie met behulp van een Sepha-
rose-kolom. De uiteindelijk verkregen oogst is 1%
van het oorspronkelijke volume van 250 1.
Het wordt getest op steriliteit en virusconccntratie
en vervolgens geïnactiveerd met 1:4000 IS-propiolac-
tone net als het virus van de HDCS-cultuur. Door
bewaring bij 4° C gedurende 3 weken wordt het
overschot aan IJ-propiolactone gehydroliseerd en zo
onschadelijk gemaakt. Het gëinactiveerde virus
wordt na verschillende controles op deugdelijkheid
verdund met PBS tot I 40 van het volume \\an de
oorspronkelijke oogst en met 5% lactose gestabili-
seerd voor vriesdrogen. De immunogene eigen-
schappen komen overeen met die van het HDCS-
vaccin. Het bezit geen ongewenste antigenen en
geeft geen anaphylactische reacties btj herhaalde
toepassing bij de mens. (Door het snel optreden van
rabies-immuniteit zou het vaccin ook zeer geschikt
zijn voor noodenting van honden;
Ref.).

A. van der Schaaf.

Bacteriologie

Enige aspecten van de imuunrespons ten
opzichte van
M. johnei na orale infectie

Gilmour, N. L. J.. Angus. K. W.. and Mitchell. B.:
Intestinal infection and host response to oral admi-
nistration of
Mveohaeterium johnei in sheep. Vel.
Mier..
2 . 223-235. (1978).

De eerste auteur van dit uitmuntende artikel over
paratuberculose is ongetwijfeld een van de onder-
zoekers. die in het laatste decennium het meest heeft
bijgedragen tot de kennis omtrent pathogenese en
diagnostiek van deze infectie bij herkauwers. Zijn
proefdier (ook in het huidige onderzoek) is het
schaap. (In het algemeen mag gesteld worden, dat de
meeste gegevens, verkregen uit paratuberculose on-
derzoek bij kleine herkauwers, ook wel gelden voor
het rund;
Ref).

In dit artikel hebben de auteurs de kolonisatie door
.V/.
johnei van de darm en de patholoog-anatoini-
sche afwijkingen in darmwand en lymfklieren gere-
lateerd aan niet alleen de vertraagd type overgevoe-
ligheidsreactie ten opzichte van aviaire tubcrculine
maar ook de activiteit \\an de macrofagcn. De e.x-
perimenten werden uitgevoerd bij 30 oraal gëinfec-
teerde Cheviot Suffolk schapen.
Uit het onderzoek blijkt, dat dieren tiiet een initieel
sterke overgevoeligheidsreactie een kolonisatie van
\\f johnei in de darm vertonen, die tenminste tien
maal lager is dan die van dieren met een zwakke re-
actie.

r.leetronenmieroscopisch bleek o.a.. dat de phago-
lysosomen van epitheloide cellen in de \'sterke reac-
tie\' groep veel kapotte en deels verteerde bacteriën
bevatten, terwijl die in de "zwakke reactie\' groep
juist zeer veel intacte
M. johnei herbergden.

J. Goudswaard.

-ocr page 169-

Geit

Forage utilization and nutrient require-
ments of the goat

.I.E. Huston

Dairy goat management

G. E. W. Haenlein

The dairy goat as a model in lactation stu-
dies

B. E. Larson

Journal of Dairy Science.b\\. (7). resp. 988-993:994-
1010: 1011-1022 en 1023-1029. (1978).

Onder het hoofd "Symposium; Dairy Goats\' bevat-
ten deze 4 artikelen ruim 40 pagina\'s informatie over
de (melk)geit. Het zijn alle overzichtsartikelen met
in totaal ruim 200 literatuurverwijzingen, ruim de
helft van na 1970 en voor plm. 90% uit W.-Europa
en de U.S.A.

Waar Collega Herweyer in zijn openingstoespraak
van het M.S.D.-symposium over het schaap (I sept.
1978) enerzijds een toenemende belangstelling voor
de geit in Nederland signaleerde en anderzijds wees
op de geringe beschikbare informatie met betrek-
king tot de geit. geven deze artikelen een overzicht
van de, ook door deze auteurs regelmatig als te ge-
ring beoordeelde, beschikbare informatie, vooral op
zoötechnisch gebied.

De mondiale betekenis van de geit wordt geschetst,
in een historisch perspectief geplaatst, terwijl tevens
verwachtingen voor toekomstige ontwikkelingen
worden gegeven. Hierbij wordt ook de betekenis
van de geit vergeleken met andere herkauwers in de
verschillende milieu-omstandigheden.
Er is een overzicht gegeven van de belangrijkste ras-
sen met hun specifieke produktierichtingen. Op de
melkproduktiegeschiktheid van enkele rassen, te-
vens vergelijkingen in fysiologisch en economisch
opzicht met rundvee, wordt ingegaan. Aandacht
wordt geschonken aan de voeding, zowel de voe-
dingsfysiologie als behoefte en voederings- resp. be-
weidingssystemen.

De genetische aspecten van produktiekenmerken en
de consequenties voor de mogelijke foksystemen
worden besproken. Hierbij worden ook de moge-
lijkheden van kunstmatige in,seminatie. ook ten aan-
zien van de technische aspecten, betrokken.
Specifieke aspecten van de voortplantingsbiologie
van de geit. zoals puberteit, voortplantingsseizoen,
oestrus, oestrische cyclus en fertiliteit worden be-
halve kwalitatief soms ook kwantitatief beschreven.
In het laatste artikel zijn de overeenkomsten en ver-
schillen van de geit met de koe gegeven, met de be-
doeling de mogelijkheid te beoordelen de geit als
proefdier te gebruiken bij onderzoek naar invloeden
op de lactatie. Gewaarschuwd wordt om onderzoek-
resultaten bij geiten zonder meer \\an toepassing te
verklaren voor melkvee.

Deze artikelen geven een redelijk overzicht van het-
geen van de geit bekend is, ten aanzien van rassen,
belang van de geit in de wereld, produktie, voeding,
management en voortplanting, terw ijl de produktie-
vergelijking met andere herkauwers interessant zijn.

Ziektekundige aspecten komen nauwelijks ter
sprake.

Voor iemand met belangstelling voor de geit zijn het
lezenswaardige artikelen.

L. Elving.

Oncologie

Röntgentherapie van geselecteerdeodon-
togene tumoren bij de hond

Langham. R. E.. Mostosky. U. V.. and Schirmer. R.
G. S.; X-Ray therapy of selected odontogene neo-
plasms in the dog. ./.
.4m. l el. Med. .Assoc.. 170.
(8). 820-823. (1977).

Bij 14 honden met adamantinoom en 2 met amelo-
blastische odontomen van de kaak werd röntgenbe-
straling toegepast.

De dosering varieerde van 1800-4200 rads toege-
diend in .3-6 bestralingen gedurende 7-20 dagen.
Slechts 2 maal werd een recidief waargenomen en
wel bij lage dosering. Daarom wordt aanbevolen om
tenminste 3600 rad toe te dienen.
Beennecrose werd slechts waargenomenalserosteo-
myelitis was. Behandeling van de laatste aandoe-
ning resulteerde in regeneratie van het aangetaste
been.

H\'. Misdorp.

Proefdieren
Neststerfte bij de rat

Norris. M. L., and Adams. C. E.; Incidence of pup
mortality in the rat with particular reference to nes-
ting material, maternal age and parity.
Laboratory
Animals.
10. 165-169. (1976).

Nestbouwactiviteiten beginnen bij de rat ongeveer 5
dagen vóór de partus, bereiken hun hoogtepunt na
het werpen en nemen daarna geleidelijk af. De au-
teurs hebben nagegaan of de aard van het nestmate-
riaal van invloed was op het percentage gespeende
jongen. Ze vergeleken daarbij houtwol en papier
(Kleenex tissues) terwijl in een aansluitend experi-
ment aan een derde groep geen nestmateriaal werd
verstrekt. De sterfte van dag 1-20 was in de papier-
groep 61% en in de houtwolgroep 17%. Dit komt
neer op een verhoudingsgetal van 3.6 ten ongunste
van de papiergroep. Hoewel de gegevens in de tekst
en in de tabel niet met elkaar in overeenstemming
zijn, valt wel te berekenen dat dit getal in de loop van
de zoogperiode stijgt van 2.5 (dag I-5) via 4.2 (dag 6-
10) naar 8 (dag 11-20). ondanks de waarneming dat
de nestbouwactiviteiten reeds 5 dagen na de partus
sterk afnamen. De auteurs bespreken dit interes-
sante fenomeen niet. De meeste ratten lieten het
aangeboden papier ongemoeid. Slechts een minder-
heid der dieren maakte er snippers van en gebruikte
het voor de nestbouw. (Niet is nagegaan wat het ef-

-ocr page 170-

lect geweest /ou /ijn indien het papier in de vorm
van snippers wasaangeboden. Daardoor isde waar-
neming dat de sterfte in de groep die geen nestmaie-
riaal kreeg 72\' ; was. in relatie tot desterfte bij dc pa-
piergroep, mets/eggend;
Ref.).
Dc invloed van de leeftijd \\an de moeder en het
worpnummer (tot 1.1) op de sterfte leek niet groot.
Een andere conclusie was, dat het aantal gespeende
jongen ook béinvloed wordt door de nestgrootte.
De neststerfte is groter bij w orpen met meer dan 9
jongen en trad ook eerder na de geboorte op. (Overi-
gens is de/e conclusie ook wel bestreden, /ie I\'. P. .A.
B. Weynen; Sterfte tijdens de /oogperiode bij de
Swiss muis en de Wistar rat,
Bioleclnuek. 12.218-
22-i. (1973): Ref.).

//, Rozemond.

Proefdieren

Histologisch onderzoek van de dunne
darm van kleine proefdieren

Moolenbeek, C. en Ruitenberg, E, ,1.: Histologisch
onder/oek van de dunne darm van kleine proefdie-
ren.
Biotechniek. 16, 105-111. (1977).

De (Nederlandse) landelijke werkcommissie labora-
toriumdieren (I..VV,1..) geeft een maandblad uit
voor biotechnici en dierver/orgers die bij de behan-
deling en ver/orging van proefdieren de onderzoe-
ker ter /ijde staan. In dit blad worden onder meer tal
van technieken beschreven die bij hct diere.xperi-
inenteel onder/oek van belang /ijn,
In het onderhavige artikel wordt in de vorm van een
fotoreportage een methode beschreven voor het be-
studeren van histologische coupes van de darm van
kleine proeldiercn. Na het vrijprepareren van de
darmtractus wordt de/e opengeknipt waarna de in-
houd met behulp van een houten stokje wordt ver-
wijderd, Daarna wordt het te onder/oeken darm-
segment om een stokje gerold, waarbij men begint
met dc serosa/ijde om bet stokje.
Hct aldus gemaakte rolletje l/gn. swiss roll) wordt
daarna met behulp van een bladpincet v an hel stokje
in de fi.xatie-v loeistof geschoven.
Ook voor het maken van cryostaat-coupes is de
techniek geschikt. Het grote voordeel van dc me-
thode is dat men een aan/ienlijk gedeelte van de
darmtractus in cén coupe kan over/icn,

//, Rozemond.

Rund

Serologische "kruis-rcacties"

Hurvell, B,; Bakgrunden tillden serologiska korsre-
aktionen mellan Yersinia och Brucclla samt möjlig-
hctcr till differentialdiagnostik med EI.lS,A-teknik
och rakeelektrofores.
Sord. let. Med.. .10, 305.
(1978).

Yersiniii enierocohtica serotype 0-9 komen bij mens
cn dier (varken /ou reservoir /ijn)vrij frequent voor
cn geven aanleiding tot complicaties bij dcdiagnc,)se
van brucellose bij mens en dier door serologische
■kruis-reacties".

Hierdoor is het niet goed mogelijk een goede diffe-
rentieel-tliagnose te maken met behulp van de ge-
bruikelijke serologische methodieken als agglutina-
tie- en complcmentbindingstesten. Door toepassmg
van immunologische, immuno-chemische en struc-
tuur-chemische methodieken heeft men aangetoond
dal de gemeenschappelijke structuur van Brucella
en Yersinia wordt bepaald doorde lipopolysaccha-
riden van de celwand. Met behulp van gaschroma-
lografie en massa-spectometrie heeft men structuur-
analyses van de lipopolysacchariden van Brucella cn
Yersinia gemaakt. Het blijkt dat twee monosaccha-
riden (t.w, glucose en galactose) de geineenschappe-
lijke component van de lipopolysacchariden zijn.
De vaststelling van een kruis-reactie tussen Yersinia
0-9 en
Salmonella urbana (O-.W) bevestigt de veron-
derstelling dat glucose en galactose verantwoorde-
lijk /ijn voor de serologische kruis-reacties tussen
Brucella en Yersinia 0-9,

len behoeve van de routinematige differentieel-
diagnostiek is een aangepaste EI.IS.A-techniek ont-
wikkeld. l\'it de resultaten van de/e onder/oek-
methode blijkt dat de differentiatie tussen anti-
lichamen van Brucclla en Yersinia/eer goed moge-
lijk is.

Eveneens blijkt dit goed uitvoerbaar te zijn met be-
hulp van declectro-immuno assay techniek (\'rocket
electrophoresis\'),

,/, J. Koopman.

Varken

Beoordeling van de vruchtbaarheid van
jonge beren

Röstel, \\V,, Mever, 1, und Petersen, E,: Beitragzur
Zuchttauglichkeitsbeurteilung jugendlicher Eber,
Herarztl. Lmsch.. 4, 225-230. (1978).
1 )e meeste dckstoornissen w orden veroorzaakt door,
gew richtsontsteking en gebrek aan libido;dit laatste
vindt zijn oorzaak in een verkeerde huisvesting cni
voeding cn in onkunde van de beerhouder bij hct
aan leren dekken,

I )ocl v an het onderzoek was om op grote schaal na
tc gaan of hct mogelijk is om door het beoordelen
van hel sperma de vruchtbaarheid le voorspellen.
Van 242 beren die onvoldoende zouden dekken of
bevruchten en waarvan sperma werd onderzocht
waren er I X.1 met onvoldoende bevruchtingsresulta-
tcn (impotentia coeundi)en 59 met onv oldoende de-
kresultaten (impolentia generandi).
I cr vergelijking diende 209 keer sperma-onderzoek
van goed bevruchtende k,i, beren.
Opvallend wordt genoemd dat het percentage afwij-
kende spcrmiën ruiin 2 maal zo hoog (28,4\' ;) was bij
beren met v ruchtbaarhcidssloornissen dan bij goed
bevruchtende beren (1.1,9\';).

Bij 41 beren met onvoldoende bevruchtingsrcsulta-
len werd geen afwijkend sperma gevonden, terwijl
wel afwijkend sperma werd gevonden bij meerdere
goed bevruchtende beren.

-ocr page 171-

Opvallend is het ^Wtcp/ontbreken van persisterende

protoplasma-druppels bij 27 niet-bevruchtende be-
ren. tervvijl dit bij fertiele beren niet gezien werd.

Schrijvers komen tot de conclusie dat van onvol-
doende vruchtbaarheid sprake is als:

1. het ejaculaat minder dan 80 ml. is:

2. minder dan 80.000 spermiën per mm\' aanwezig
zijn;

.V er minder dan 60\'t beweeglijkheid is;

4. meer dan 109\'r kopkap-afwijkingen heeft;

5. er meer dan 10^7 persisterende protoplasma-
druppels aan de hals zijn;

6. er meer dan 50\'r persisterende protoplasma-
druppels aan het verbindingsstuk zijn;

7. persisterende protoplasma-druppels geheel ont-
breken.

G\'. va/7 Dommelen.

Varken

Het coli-vraagstuk bij biggen; vaccinatie
een oplossing?

Rozemond. H.: Het/riif.sonimkkeling. 9. (4). J.?.?-
(1978).

In dit artikel wordt de coli-diarree problematiek bij
de biggen \\ an geboorte tot rond het spenen, beschre-
ven. len aanzien van de geboortediarrhee blijkt in-
jectie va n drachtige zeugen, meteen vaccin waarinde
coli-stammen: 0149: K9I. K88; 014I: K8.5 cn
01.18: k81. K88 verwerkt zijn. tot goede resultaten te
leiden op bedrijven met diarrhee problemen veroor-
zaakt dooreen van bovengenoemde coli-stammen.
I er preventie van slingerziekte is deze enting niet
werkzaam, terw ijl de diarrhee bij biggen van2 a.1 we-
ken in veel mindere mate tegengegaan wordt. I\'a-
renteralccnting van biggen, om de diarrhee rond hel
spenen te voorkomen, helpt niet. Ofschoon bij proe-
ven met orale enting wel betere groei en een lager
vocderverbruik werd vastgesteld, bleek ziekte en
sterfte op die wijze (nog\'; A\'c/Jnicl te voorkomen.

.1. M. Wijsmuller.

VoedingsrnidtJelcnhygiënc

Salmonella op gekoelde slachtkuikens

Bomar. M l, und Hajek. M, /,.: Vorkommen von
Salmonellen in kiihlgelagerten Schlachthühncrn,
Arch. Ichensm. Ilvg.. 28.2/7-2/,S, (1977).

De schrijvers rapporteren een onderzoek over de in-
vloed van de gassamcnstelling op salmonellae op
slachtkuikens wanneer deze bij 1° (" worden be-
waard.

l il het onderzoek blijkt dat hoe hoger het percen-
tage CO, is hoe kleiner de kans is opgroei van saltn-
onellac.

(Dc wijze van het bepalen van de salmonellae is on-
voldoende beschreven;
Ref.)

J. M. de Kruijf.

Voedingsmiddelenhygiëne
Yersinea enterocolitica in hel voedsel

l.ee. \\\\ . H.: .Anassessmentof )crsimacnterocoliiica\\
and its presence in loods. J. Fd. Prot.. 40. 486-489,
(1977).

Yersinia enieroeolilica is een van de w einige voor de
mens pathogene bacteriën die groeit bij lage tempe-
raturen (0-5° C). I ypische vertegenwoordigers van
>\'. enieroeolilica vergisten geen rhamnose. Deze ty-
pische vertegenwoordigers zijn geïsoleerd zowel fiij
infecties bij de mens als bij het dier. fit voedsel werd
echter zelden de typische )\'.
enierocoloiica gëiso-
leerd. Wel werden regelmatig isolaties van atypische
vertegenwoordigers uit vis. oesters, v lees en w ater
beschreven.

Ook bij de mens zijn atypische ). enieroeolilica
beschreven. Atypische vertegenwoordigers vergis-
ten rhamnose en raffinose en zetten esculine salicine
en Simmons citraat om.

Bij het onderzoek van voedingsmiddelen dient zo-
wel aan de typische als aan de atypische
Y. enieroeo-
lilica
aandacht geschonken te worden.
De betekenis voorde volksgezondheid van de bacte-
rie is nog onvoldoende bekend. Mede doordat vaak
met vermeld is om welk type het gaat.
Het voorkomen en de virulentie van de verschil-
lende lypen dient nader te worden onderzocht.
(Het artikel heeft een royale literatuurlijst;
Ref.)

,/. .U. de Kruijf.

Kleine Huisdieren
Trichuris-behandeling bij de hond

.lens Klitsgaard: Panacur® (Fenbendazol) et effek-
livt middel mod piskeorm.
Dansk Vei. Tidsskr.,b\\.
(18). 870, (1978)

Deze Deense dierenarts heeft jarenlang te kampen
gehad met een praktijk-probleem betreffende een
heftige Frichuris-besmetting bij honden in een grote
kennel. Ondanks een regelmatige behandeling met
verschillende wormmiddelen bleken bij alle honden
ouder dan één jaar sleeds weer I richuris-eieren in de
faeces aanwezig te zijn.

Direct na behandeling was hel aantal eieren wel aan-
merkelijk gereduceerd doch telkenmale nam korte
lijd later het aantal eieren in hoge mate toe.
Fen behandeling met Panacur 22\'; - granulaat gaf
een uitstekend resultaat. Bij 15 van de 17 behan-
delde honden werd geen enkel Frichuris-ci gevon-
den (bij de overige twee faeces-monsters waren één
resp. twee eieren aanwezig) twee weken na toedie-
ning van ± /.\'lO
mg. Fenbendazol per kg. liehaams-
gew ichi
door de maaltijd. De twee honden met posi-
tieve faeces-monsters werden nogmaals behandeld.
Fwee herhaalde lacces-onderzocken (4 weken resp.
4 maanden na de ingestelde therapie) bleven nega-
ticF

Fen reden voor schrijver om aan te nemen dat deze
behandeling (er trad geen enkel bijverschijnsel op
zoals braken ol diarrhee) ccn uilslckende melhode is
om een heftige Trichuris-besmctting te bestrijden.

.4, IF. van Foreesl.

-ocr page 172-

Tagung:

\'Krankheiten der Vögel\'

München. 7-8 März 1979

Die Fachgruppe \'(ienügel\' der Deutschen Veteri-
närmedizinische Ciesellschalt lädt zusammen mit
dem Institut für Krankheiten des Haus- und Wild-
genUgels, der Zier- und Zoo\\ögel der Universität
München zu einer l agung über Krankheiten der
Vögel, am 7. und X. März 1979 in München ein.
Tagungsort: Hörsaal im Mittelbau der I lerärtz-
lichen Fakultät München. Königinstrasse,
lagungsleiter: Prof. Dr. I. (ivIstorlT.
Beginn: Mittvsoch. 7. März 1979, 9 Uhr.

7 Mär/

Kutnrnerrield: Hautveränderungen unbekannter
■Ätiologie bei Agaporniden und Wellensittichen,
Heidenreieh: Röntgendiagnostik beim Vogel,
Heidenreich: Knochenchirurgie beim N\'ogel,
Keymer, Norvvich: Reproductive Disorders ol le-
male birds.

(ierlach Sailstorler: Die normale Nasenllora bei
verschiedenen papageien-.Artcn und deren Be-
deutung lur die klinische Diagnostiek.
Busche Kösters: Respiratorische Störungen als

l.eitsymptom beim Vogel,
(ierbermann: Die Wirksamkeit von Do.xycyclin

gegen ( hluin\\ dia psiiiai i bei der Maus,
.lakoby: Doxvcyclin /ur Behandlung und Prophv-

la.xe der Psittakose.
Düthgen Bretschneider Wachendörler: Psitta-
kosetherapie und prophvlaxe bei Agaporniden.
N\\iiiphensittichen und anderen Problemvögeln.
Clünder Hinz: Vorkommen und Bedeutung von

Pnterobactcriaceen bei Körncrlresscrn.
Hinz Bechir: Untersuchungen zur Vakzination
von I auben gegen Salmonellose,
(ierlach: Diagnose der Pseudotuberkulose bei
lebenden V ögeln.

der passiv
■ n Vogelkr
Clinical (.

•n Immunpropl
inkheiten.
ondition:

n captr

•s He

.ilate
raktei

Nachvv

)usa: P(
1 - Näht

ickenii
re Ch;

rung.

kcnvirusinlektion bei (ireil-

on Anatoxin B bei Wellen-

140

8 Mär/

.laxe

Kösters: Zur I ragi
und -therapie v
Cooper. I,ondon:

birds ol prev^
Kaleta Heidenreieh

beim Storch^
Wintcroll Acrae M
taciden und Palkt
Heidenreieh: I

vögeln.
Kleber: löxicität
Sittichen.

(irimm: Indirekte Haemagglutination fürdie Diag-
nose der Aspergillose.

■Anmeldungen zur Peilnahme an

Prof Dr. i. (ivistorff. Mittenheimer Strasse

8042 Oberschleissheim.

Zimmerreservierung: Fremdenverkehrsamt, Rin-
dermarkt, 8()()() München 2,

Unkostenbeitrag für Mitglieder der Deutschen
Veterinärmedizinischen Ciesellschalt und .Akade-
mie für I ierärztliche Fortbildung 40,- DM, für
Nichtmitglieder 60,- DM,
Die 1 agungsgebu

Die l agungsgebühr ist zu Beginn der l agung zu
entrichten. Die lagung vvirdt für die PHichtfort-
bildung der ,A I F mit 7 Doppelstunden anerkannt.

\'li/dschr. Dieraeneesk.. deel 104. ajl J. 1979

First European Conference
on the Protection of Farm
Animals

Kerste Europese C onferentie over het
welzijn van de produktie-dieren -17 en 18
april 1979, RAI C entrum .Amsterdam

Sinds dc laatste tien jaren zijn vragen over het
uel/ijn van de Produktic-dieren in steeds sterkere
mate tot de publieke opinie doorgedrongen. Het
blijken vragen te /ijn die niet alleen de producent
doch ook de consument raken; niet alleen de dieren-
beschermers doch ook de diergeneeskunde, de
agrarische en de ethologische wetenschappen; niet
alleen de actiegroepen, doch ook de politici; niet
alleen Nederland doch ook [\'uropa. Daarom is een
conferentie waarin alle betrokken groeperingen
vertegenwoordigd /ijn en dan in Europees ver-
band van het grootste belang voor ecn even-
wichtige en verantwoorde oordeelsvorming.
De eerste Europese conferentie over het wel/ijn
van de produktic-dieren wordt georganiseerd door
Europese landbouworganisaties, de dierenbescher-
mingsverenigingen in Europa, de l ederatie van
dierenartsen in Europa en de Europese veterinaire
ethologen, en /al plaats vinden op 17 en 18 april
1979 in het R.AI Centrum te Amsterdam,

54.

-ocr page 173-

Leidende Europese politiei, /oötechniei. dieren-
artsen, ethologen en vertegenwoordigers uit het
bedriilsleven, de dierenbeschermingen consumen-
tenkringen zullen het woord voeren over de poli-
tieke, wetenschappelijke, sociale en economische
aspecten van de dierlijke produktie.
In een drietal zittingen zullen achtereenvolgens
de intensieve varkenshouderij, pluimveehouderij en
rundveehouderij onder het aspect \\an de produ-
cent, de consument en de dierenbescherming aan de
orde komen, tegen de achtergrond \\an de huidige
wetenschappelijke kennis.

In de slotzitting zal aandacht besteed worden aan
de E:uropese instellingen, de Commissie, hel Euro-
pese Parlement, de Raad van Europa en de Eede-
ratie van Dierenartsen in Europa voorzover zij
een rol kunnen spelen in wettelijke bescherming \\an
het welzijn \\an de produktie-dieren. Nadere in-
lichtingen over het programma zullen binnenkort
worden gepubliceerd.

De conlerentie is toegankelijk \\oor iedereen die
interesse in het onderwerp heelt. N\'erdere details
en aanmeldingsrormulieren zullen beschikbaar zijn
na 1 januari 1979 bij de voorzitter van de Stuur-
groep:

Philip Brown. BSc.. M RC\\\'S.
I he Manor Hou.se. I he Causevvav. Horsham.
Susse.x. RH12 IHG.
United Kingdom.

Sponsoring and supporting Organizations

Eederation of Veterinarians of the EEC (E.V .E.):
I he British Veterinary .Association:
I he Belgian Veterinarv .Association:
Danish Veterinary .Association:
Royal Netherlands Veterinarv .Association:
Union Européenne des Vétérinaires Praticiens:
Société Vétérinaire pour la Protection Animale
(Belge):

Royal Society lor the Protection ol Crueltv to
Animals:

Central Council ol Societies in Scotland (Scottish
SPCA and Glasgow and West ol Scotland
SPCA):

Aberdeen Societv lor Prevention ol Crueltv to
Animals;

International Societv lor the Protection ol
Animals;

I he Irish Society lor the Protection of Crueltv
to Animals;

L\'Ister Society for the Protection of Crueltv to
Animals;

Nederlandse Vereniging tot Bescherming van

Dieren;
Danish SPCA;

European Association for Animal Production:
National
l armers Union (United Kingdom);
Comité des Organisations Professionnelles .Agri-
coles de la C.E.E.;
Comité Générale de la Co-opération Agricole de la

CEE ;
British Poultrv Eederation.

Diergeneeskunde
en samenleving

Omgaan met normen

Inleidingen-cyclus 1979

Collegezaal Kliniek voor Kleine Huisdieren, aan-
vang steeds 12..30 uur (einde ca. 1.3.45 uur).

leeger. theoloc
over: Xoniifn

filo
cth-

" .V\'

Zij hebben
gen iemand
.erantvvoor-
■denen bijv. voor
ie v eel pijn teweeg

:)f komen

mze han-
redenen\'

I februari 1979

Prof Dr. E R
hoogleraar E^thiek
neu.

Handelingen zijn meer dan gedrag,
redenen, niet alleen oorzaken. Wij vr
naar zijn redenen, wanneer wij hem ter
ding roepen, had hij goede
zijn experimentnen met dieren
brachten\'

Zijn commercicle doelen goede redenen
alleen medische doelen in aanmerking\'
Onze ethische normen zijn redenen voor
delingen. Wanneer zijn normen goede
Hoe kunnen wij met normen beslissen\'.\' Wannee
hebben wij goede redenen v oor normen \' Hoe kun
nen wij over normen beslissen\'

lenbi
d va

:iktize

rg. pr
n Be h

Omgaan
ulekvno-

iir de ras-
: praktijk,
andienen,
• an ver-

logie.
Wannee
hondenl
zullen z
die hun
schillend
toelaatb;
De nagestreefd
pen kunnen b<i
Een aantal coii^

I de
okk(
ich

lorza
: nor

ar is.

1979

H lebi
D

.1. H, C. Brooymans-Schal
rend dierenarts, lid van de Ra;
Kynologisch (.bied m Ncderlar
luel iliergeneeskuinliii-eihisehe ii

erenarts zich openstelt
j in ol ook buiten
iherroepelijk conllicten a;;
ik vinden in het hanteren
nen over wat goed. respe

■ belangen in de verschillende groe-
vendien sterk uiteenlopen,
rete voorbeelden wordt besproken.

:h afwenden van

an na;
an het

15 februari 1979

Drs. M. .1. .A. Nabuurs. wetenschappelijk medewer

:n m het

c oplossing ligt ze
■ze activ iteitcn. maar eerder in het zoeken van een
:g binnen deze groepen, die uiteindelijk leiden
.■I: het bevorderen van het welzijn

het d(
lier!

-ocr page 174-

ker aan liet Centraal 1 Jiergcnceskiindig Institmil.
daarvoor prakticus. over:
l eriindfrcndc luirnicn
voor dl\' dwrcnans \'

Parallel niet de grote veranderingen die plaats
vonden en be/ig /ijn plaats te vinden in de diei-
houderii. is ook het beroep van dierenarts in-
houdelijk sterk aan het veranderen.
Oe eisen die aan een (irote Huisdierenpraktieus
worden gesteld, /ijn nauwelijks nog te vergelijken
met die van 10 ii 15 jaar geleden.
Het is niet overdreven te stellen, dat het beioep
van dierenarts een /eer belangrijke ontwikkeling
doormaakt; in bepaalde op/iehten mag /ells wel
van een crisissituatie gesproken «orden. Ciepro-
beerd /al worden, de/e stelling aan de hand van
voorbeelden uit dc praktijk duidelijk te maken.

een hall uur, daarna

Duur der inleidingen ca.
gelegenheid tot discussie.

Cursus sensorische analyse

( enlraal Instituut voor \\Oedingsondtr/oek I NO,
Zeist.

Cie/ien dc grote belangstelling voor de in totaal

\\ laatiis Diergeneeskundig rijdschrift

Onderstaand volgt ilc inhoud van allcvcringb van
het I
liuims Ihergi\'inv.sktiinhf; lijdsilinfi. 47. (6).
(I97S):

Noveni her/december
Oorspronkelijke artikelen

Wouters. 1 .. Dc Moor, A,: Retinoscopische rc-

fracticbepaling bi| hct paatd.
Meuicmans. (1.. Dekegcl. D , Peeters,.!.. Halen. P.;
Isolation and characterisation ol an Herpesvirus
from parrots. (Isolatie en tvpcring van een
Herpesvirus bij parkieten),
Spanoghe. I ., Dehruycker, R, M,, Okcrman, I ,:
Relatie tussen de bactericle Hora en het optreden
v an letsels in dc ademhalingswegen bij konijnen.

vijl gehouden cursussen over sensorische aralvse,
/al ook in 1979 een cursus worden georganiseerd
door het Centraal Instituut voor \\ oedingsonder-
/oek (Cl\\()) PNO te Zeist en het Psychologisch
l.aboratoriuni der Rijksuniversiteit te L trecht.
De cursus wordt gehouden in hct Cl\\ ()-I \\() ge-
durende tien wekelijkse bijeenkomsten op dins-
dagen van ca 9.45 uur tot ca 16..30 uur. beginnende
27 februari cn eindigende H mei 1979. Op din.sdag
10 april is er geen cursus en dc bijeenkomst van
dinsdag 17 april wordt verschoven naar woensdag
IX april.

Het minimum aantal deelnemers bedraagt 20. hct
ma.ximalc aantal is .3(1.

Het progratnma omvat de volgende onderdelen;
1. sensorische meetmethoden; 2. selectie, training
en motivatie; 3. statistiek; 4. werking van de /in-
luigcn; 5. organisatie van het sensorisch onder-
/oek.

1 ijdens de cursus /al cr ruime gelegenheid bestaan
voor praktische oefening, discussie en verduide-
lijking van theoretische in/ichtcn.
De kosten bedragen / 1.025, (exclusief BIW)
met inbegrip van / 100. verblijfkosten.
Nadere informatie en aanmeldingsformulieren /ijn
te verkrijgen bij de heer 1 . .1. van (iemert (CIVO-
PNO. l lrechtscwcg48. Postbus 360. 3700 ,\'\\.1 Zeist,
tel. 03404-1841 1. toestel 254).

\\ anhcmclrijck, .1-, Pcryn. M ,: De docltrcffc:idhcid
onder praktijkomtandighcdcn van Prostaglan-
dine 12 alpha bij dc behandeling van stiboestrus
bij runderen.

l it cn voor de Praktijk

De keyser, H,: Zevenlingdracht bij een Oost-
vlaamse koe.

Over/ichtcn

Dc Wilde, R.: Vet als voeding cn /ijn invhcd op
het vetmctaholisme bij dieren.

Bürvenich, C,; koorts: Pathogenese en mogelijke
centrale mediatoren.

\\andeputte-van Messom, (i,: Endogene )pioid-
achtigc peptiden en analgesic.

-ocr page 175-

Opleiding tot
proefdierkundige

De Kommissie Opleiding Proefdierkundige (KOP)
ingesteld door de l.W\'L-Proefdierkundige Fede-
ratie in 1977. maakt bekend, dat vanaf I januari
1979 de mogelijkheid wordt gegeven opgeleid te
worden tot

Proefdierkundige.

Hiervoor komen in aanmerking, academici met een
medisch-biologische opleiding (voorlopig wordt
hieronder verstaan arts, dierenarts, tandarts, vrije
studierichting-geneeskunde diergeneeskunde, bio-
loog, landbouwkundig ingenieur).
De opleiding bestaat o.a. uit het volgen van stages
op erkende instituten. De volgende deelgebieden
komen aan de orde: Ethiek en Wetgeving. .Alge-
mene Biologie en Zootechniek (vergelijkende mor-
fologie. fysiologie, endocrinologie en gedrag; gene-
tica. fokken van proefdieren, microbiologie, kwali-
teitscontrole). Dierproeforganisatie (methodologie
en statistiek, literatuurrecherche en dokumentatie),
l echnische ingrepen aan proefdieren (anaesthesio-
logie en biotechniek). Research en dierproeven
(immunologische technieken, radiobiologie, le-
vensduurproeven, farmacologie, screeningsproe-
ven, bio-assays, toxiciteitsonder/oek). De studie
vereist een tijdsduur van 12 maanden, waarbij
onderbrekingen in verband met vervullen van hui-
dige funktie mogelijk /ijn. In overleg met kandi-
daten kunnen vrijstellingen worden gegeven bij
aanwezigheid van voldoende kennis en ervaring
opgedaan in deelgebieden.

Nadere inlichtmgen /ijn te verkrijgen bij de secre-
taris van de Kommissie Opleiding Proefdierkun-
dige. Dr. .1. P. Koopmandel. 0X0-51 .1567).
levens kunnen kandidaten zich hier schriftelijk
aanmelden. Het adres luidt:
Dr. .1, P. Koopman.

Secretaris Kommissie Opleiding Proefdierkun-
dige.

p a Centraal Dierenlaboratorium.
Katholieke Universiteit.
6525 1 Z Nijmegen.

Internationale Vakbeurs
voor Pluimvee en Varkens
Brussel - 3-4 maart 1979

Sinds 1971 werd te Brussel om de twee jaar een
Internationale Vakbeurs voor Pluimvee en Varkens
georganiseerd.

•Aangemoedigd door het succes van de vorige Vak-
beur/en. nam het inrichtend comité — waarin afge-
vaardigden zetelen van het Ministerie van Land-
bouw. UGE.XPO, de Landsbond van de Varkens-
fokkers, de Beroepsvereniging van de Fabrikanten
van Samengestelde Voeders voor Dieren, het Ver-
bond voor Pluimvee en Eieren, de Nationale Dienst
voor .Afzet van Land- en Tuinbouwprodukten. de
Nationale Vakgroep voor Varkens- en Pluimvee-
houders en de Landbouworganisaties — de beslis-
sing opnieuw een Internationale Vakbeurs voor
Pluimvee en Varkens in le richten.
Deze Internationale Vakbeurs voor Pluimvee en
Varkens (I.V. P.V.) gaal door te Brussel in de Eeuw-
feestpaleizen (Heiz.el). op zaterdag 3 en zondag
4 maart 1979.

In hel kader van deze Vakbeurs worden ook de
Nationale Varkensprijskamp en een Nationale
Eokvarkensveiling georganiseerd.
De FV.P.V. heeft als doel een ontmoetingsplaats te
zijn voor de varkens- en pluimveehouders en de in-
stellingen die aan deze bedrijfstak geïnteresseerd
zijn. zoals stallenbouw. veevoeder-industrie, finan-
ciering, farmaceutische nijverheid, officiële en vrije
voorlichtingsdiensten, afzet, enz.

Éti 1 mfimm

-ocr page 176-

Opnieuw grote belangstelling
voor voorlichtings- en
instructiedag

De jaarlijkse N oorlichtings- en instructie-
dag \\oor «p/ichters. controleurs en
pluimveekeurmeesters v\\erd ditmaal ge-
houden op zaterdag 2 december, weder-
om in het .laarbeurscongresccntrum te
l\'trecht. Van de ± 240 betrokkenen
woonden er 176 dc dag bij.
Voorzitter Dr. l.eet\'lang opende de
ochtendvergadering. In zijn welkomst-
woord besteedde de heer l.eetlang, die
sinds I januari 1978 als I nspecteur \\an de
X\'cterinaire Dienst is belast met de
nieuwe Sectie Vorming en Opleidingen,
o.m. aandacht aan de opleiding \\oor dc
\\clerinaiI-ondersteunende beroepen.
Bij iedere opleiding zijn drie aspecten te
onderscheiden: het niveau, dc inhoud en
de organisatievorm.

Het niveau simt z.i. duidelijk aan bij een
middelbare beroepsopleiding.
De
inhoud van de opleidingen vraagt,
gezien maatschappelijke veranderingen
cn technologische vooruitgang, voort-
durend om aanpassing.
Bij zijn verhandeling over de
Ie verkiezen
organisalievornt voor dc opleidingen lot
d c V e ten na i r-o n d e rs l e u ne n d e be r oc pen,
besprak hij de komende overschakeling
van onderwijs in cursusverband naar een
vorm die kan worden ondergebracht in
bestaande dagopleidingen.

144

Na deze inleiding nam Dr. M. .1. Dobbe-
laar. Veterinair Hooldinspecleur van de
Volksgezondheid tevens Directeur van
de Veterinaire Dienst, als eerste het
woord. H i| ging nader in op de discussies
rond het levensmiddeicnbeleid die in
leite al jaren aan de gang zijn. maar
nu door het streven naar een Rijksvlees-
keuring (genoemd in de memorie van
toelichting op de wijziging van de Vlees-
keuringswct rond art. 8) naar een beslis-
sing toegroeien. Bij dit beleid zijn twee
modellen denkbaar.
I-en integratie-
model. waarbij het gehele levensmidde-
Icnbeleid. uitvoering en toezicht in één
organisatie wordt txidergebracht en een
samenwerkingsmodej. waarbij dc. Minis-
ters van
I.andbouw en van Volksgezond-
heid ieder een eigen verantwoordelijk-
heid zullen hebben en ook ieder een
eigen ambtelijk apparaat. Zoals het er
naar uitziet, zal aan hel laatste model
door de Vlinisters dc voorkeur worden
gegeven, hetgeen tevens dc t)pheHing van
de personele unie Veterinaire Dienst
Veterinaire Inspectie betekent. Ook kwa-
men aan dc orde dc aanpassingen in dc
organisatie zowel centraal als in de
districten en hel landelijk onderzoek
van de heer ierbijhc in de sector van de
pluimv eev Iceskeuring.

Dr. Ir. S. Nolermans behandelde het
onderwerp \'Hechtingsmechanisme van
bactcrién in verband met slachthygiéne\'.
(iebleken is. dat bacteriën zich zeer snel

Van de Veterinaire Hoofdinspectie van de
Volksgezondheid tevens Directie van de
Veterinaire Dienst

Hjdsi hr. nirrgcnecsk.. ileci 1(14. all I. 1979

-ocr page 177-

aan het opperv lak \\an het vlees hechten
en dat /ij zich daarna, dank zij deaanzien-
lijkc hoeveelheden slijm die ze produ-
ceren. nog stcv iger verankeren.
F aecalc verontreiniging v ormt de belang-
rijkstc besmettingsbron. Na iedere mogc-
hjkheid hiertoe zou dan ook voordat de
bacteriën zich kunnen hechten, direct
reiniging (sproeireinigen) moeten plaats-
V inden.

(Jeseheiden middagprogramma

Dit jaar had men voor de opzichters
en controleurs enerzijds en de pluimvee-
keurmeesters anderzijds aparte middag-
vergaderingen georganiseerd.
Bij de eerste groep voerden Dr. .1. I\'. W.
M. .Akkermans van het C.D.I. en Drs. F.

H. I\'luimers van de V.D. het woord.

I,)e heer Akkermans besprak de ziekte
van Aujes/ky en de heer 1\'luimers hield
een verhandeling over de \'EECi-richtlijn
mzake gezondheidsvraagstukken op het
gebied van het intracommunautaire han-
delsverkeer in vleesprodukten\'.

Dr. Ir. B. Erdtsieck opende de middag
voor dc pluimvcekeurmeesters met het
onderwerp \'Mechanisatie in pluimvee-
slachterijen\'. Nu het einde van deze ont-
wikkeling in zicht is. wordt het nood-
zakelijk de kwaliteit van de bewerking
en de hygiëne van het apparaat en pro-
dukt. die daarbij /ijn achtergebleven,
weer meer aandacht te geven.
De heer .1. G. .1. M. Schetter (R.G.D.)
ging nader in op "Gehoor en gehoor-
bescherming\'. Hij behandelde o.a. het
door de R.(i
.l). uitgebrachte rapport
"(ichoorbeschcrming voor pluimvee-
keurmeesters\'. Besloten werd met het
aangeven van de daarin gestelde grens-
waarden voor \'veilig geluid\'.

Bluetongue

Australië

Via de Australische ambassade in Parijs
gal\'het Bureau of Animal Health te Can-
berra op 20 december een communiqué
uit omtrent de bluetongue-situatie. Uit-
gebreide onderzoekingen meer dan
200.000 tests onder de runderen, scha-
pen en andere herkauwers uit geheel Aus-
tralië, hebben aangetoond dat de ver-
spreiding van het bluetongue-virus be-
perkt is gebleven tot een klein gebied
in het noordwesten.

Slechts op 6 veehouderijen in deze streek
werd serologisch bewijsmateriaal aange-
troffen van een recente verspreiding van
het bluetongue-virus (serotype 20).
Uit onderzoekingen is gebleken, dat het
virus zich de laatste tijd aanzienlijk min-
der sterk heeft verspreid en tevens maak-
ten serologosche tests duidelijk dat de
aantallen aangetaste dieren recentelijk
zijn afgenomen.

Australië benadrukt, dat er bij de scha-
pen en runderen daar te lande nogs teeds
niet gebleken is v an enige klinische ziekte
of pathologische verschijnselen, die men
kan toeschrijven aan infectie door het
bluetongue-virus.

Turkije

Volgens een bericht van de Veterinaire
Dienst te Ankara, deden zich na een af-
wezigheid van meer dan 9 maanden in
oktober en november 1978 in Turkije
voor het eerst weer gevallen van blue-
tongue voor.

In de provincies Izmir. Aydin. Manisa
en Balikesir werden 606 schapen aange-
tast. waarvan er 148 stierven. Na de
eerste uitbraken verspreidde de ziekte
zich in een mildere vorm.
Neutralisatieproeven in de weefselcul-
turen van herstelde dieren leverden de
antistof op tegen het B\'T type 4-virus.
De activiteiten op het gebied van de
diagnostiek, virus-isolatie, identificatie
van het virustype en de vaccinproduktie
vinden plaats in samenwerking tussen
het World Reference
l.aboratory te Pir-
bright en het Instituut voor Veterinaire
Controle en Onderzoek te Etiik.
In de komende lente zal men met het
reeds te EtIik geproduceerde vaccin over-
gaan tot inenting volgens de preventieve
vaccinatieschema\'s van alle schapen in
de aangetaste provincies en de omliggen-
de gebieden.

Dankzij strenge sanitaire maatregelen,
heeft men de ziekte thans onder controle

-ocr page 178-

en zijn er sedert 15 november 1978 geen
nieuwe gevallen van bluetongue meer
waargenomen.

BESMETTEl.MKE DIERZIEKTEN

Dierziektenbullelin Nr. 24 van de Veterinaire
Dienst over het tijdvak 16 tot .11 december 1978
vermeldt de volgende aantallen gevallen van aan-
gifteplichtige besmettelijke dierziekten in Neder-
land.

Atrofische rhinitis

I geval
1 geval
i gevallen
1 geval
I geval

1 geval

2 gevallen in 1 gemeente

Totaal 10 gevallen in 9 gemeenten:

Friesland
Drenthe
Overijssel
Gelderland
Noord-Holland
Zuid-Holland
Noord-Brabant

Schurft

Totaal 12 gevallen in II gemeenten:

Van de 104 aanwezige dieren waren er 22 besmet,
welke zijn afgemaakt. De overige werden geslacht.
In het bedreigde gebied en de aangrenzende dis-
tricten wordt thans geënt met monovalent vaccin
type C en strenge veterinaire maatregelen zijn ge-
nomen.

Het in dezelfde republiek gelegen district Falesty.
waar de ziekte een maand eerder reeds was ge-
signaleerd. is er nu weer vrij van.

Afrikaanse varkenspest

AFRIKAANSE VARKENSPEST
Spanje

Gedurende de tweede helft van november 1978
werden in 25 Spaanse provincies 61 bedrijven be-
smet met de Afrikaanse varkenspest. Hier waren
18..176 varkens aanwezig, waarvan er .1..186 aan de
ziekte stierven en 14.990 werden afgemaakt.

Groningen
Overijssel
Noord-Holland
Zuid-Holland
Zeeland

2 gevallen

1 geval

2 gevallen

6 gevallen in 5 gemeenten
1 geval

Rotkreupel

Fotaal 10 gevallen in 9 gemeenten:
—\'------------I geval

Groninge

Friesland

[)renlhe

Gelderland

Utrecht

.Millvuur

Overijssel

4 gevallen in .1 gemeenten
2 gevallen
2 gevallen
I geval

I geval

V ogelcholera

Fotaal 2 gevallen in 2 gemeenten:
Overijssel I geval

Gelderland I geval

MOND- EN KFAtiWZEER

Turkije

Van 16 tot .10 november 1978 werden in Anatolië
40 uitbraken van mond- en klauwzeer gemeld.
H iervan waren er 12 v an het type A,, en de overige
van het type O,.

Rusland

Volgens een telegram van de Russische Veterinaire
Dienst is op 25 december 1978 mond- en klauwzeer
type C\' waargenotnen bij runderen in het dorp Nijnie
Andrushi. republiek Moldavië.

-ocr page 179-

Februari:

1 Diergeneeskunde en samenleving: \'Omgaan
met normen\'. Inleidingen-cyclus 1979 (pag.
141).

I GroepCieneeskundevanhet Rund K.N.M.v.D.
Ledenvergadering.

I Contactgroep Veterinaire Homoeopathie
Nederland. Vergadering, Beatrix-gebouw,
.laarbeursplein. Utrecht, aanvang 20.00 uur.

1 Afd. Noord-Brabant K.N.M.v.D. Prov. Ge-
zondheidsdienst Boxtel: werkvergadering
mesikalveren.

8 Diergeneeskunde en samenleving: \'Omgaan
met normen\'. Inleidingen-cvclus 1979 (pag
141).

13 Kring\'Noord-Holland boven het IJ". Vergade-
ring. \'het Oude Slot\' (Markt) te Schagen,
aanvang 20.30 uur.

13 Afd. Noord-Brabant K.N.M.v.D. Prov. Ge-
zondheidsdienst Boxtel: werkvergadering
ileren.

14 Groep Geneeskunde van het Kleine Huisdier,
.laarvergadering.

14 L"! CLO-studiedagen, ,laarbeur,scongrescen-
trum. Utrecht.

15 Diergeneeskunde cn samenleving: \'Omgaan
met normen\'. Inleidingen-cvclus 1979 (pag
141).

20 Afd. Noord-Holland K.N.M.v.I). Afdelings-
vergadering. Café-restaurant Kaan, Provin-
cialcweg I, Oosthuizen,

22 Groep Volksgezondheid K,N,M,v,D, Leden-
vergadering. -laarbeurscongresgebouw.
Utrecht,

22 Promotie drs, ,1, M, dc KruyL tot doctor in de
diergeneeskunde, R.U,, aanvang 14,45 uur,

22 Promotie drs, P, ,1, M, van Wegen, tot doctor
in de diergeneeskunde, R,U,. aanvang 16,15
uur,

22 23 Tagung \'Physiologic und Pathologie der
Fortpflanzung der Haustiere\'. München (pag.
1.303(1978)),

28 Afd. Friesland K.N.M,v,D, Ledenvergadering,
Motel le Fleerenveen, Aanvang 20,00 uur.

Maart:

5 Kring van Dierenartsen "Dc (ielderse Vallei",
Vergadering,

6 Afd. Noord-Brabant K.N.M.v.D. Prov. Ge-
zondheidsdienst Boxtel: werkvergadering
var-
kens.

7 8 Tagung über Krankheilen der Vögel, Fach-
gruppe \'Geflügel\' der D,V,G,, Universität
München (pag, 140),

7 DSK Symposion: \'Diergeneeskunde en spe-
cialisatie", Blauwe Zaal, Transitorium 1. De
Uithof, Utrecht,

8 Klinische Avond Kliniek voor Kleine Huis-
dieren (pag, 89),

9- 10 \'Equitania\', Tagung über Pferdekrankhei-
ten (pag, L303 en 1326(1978)),

12—14 Course \'Current Awareness of Zoonotic
Disea.ses". Royal Societv of Medicine, London
(pag. 1276(1978)).

13 Kring\'Noord-Flolland boven het LI". Vergade-
ring \'het Oude Slot" (Markt) te Schagen, aan-
vang 20.30 uur,

15 Afd, Noord,Brabant K,N,M,v,D, Prov, Ge-
zondheidsdienst Boxtel: werkvergadering
kleine huisdieren.

20 Afd, Gelderland K,N,M,v,D, Afdelingsverga-
dering,

22 Vereniging van Directeuren vanCiemeentelijke
Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten Ne-
derland. Ledenvergadering,

23 Symposium Vereniging voor Immunologie:
Symposium over \'Complement\' (pag, 1216
(1978) en pag, 64),

23-24 \'Homoeopathie voor dierenartsen\' - cur-
sus georganiseerd vanuit A,T,F, (Akademie
für tierärztl, Fortbildung), Inlichtingen bij
Contactgroep Vel, Homoeopathie Ned,

April:

3 Afd, Noord-Brabant K,N,M,v,D, Prov, Ge-
zondheidsdienst Boxtel: werkvergadering
schapen.

5 8 DVCi-kursus, Bad,Nauheim (pag, 771
(1978)),

6 8 B,S,A.V,A, 22nd Congress, London, (pag,
955(1978)),

10 Kring \'Noord-Holland boven het 1,1\', Ver-
gadering \'het Oude Slot" (Markt) le Schagen,
aanvang 20,.30 uur,

17 Kring van Dierenartsen \'De Gelderse Vallei\',
Vergadering.

17 18 Eerste Europese Conferentie over het wel-
zijn van de produktie-dieren, RAI Congres-
centrum. Amsterdam (pag. 142),

24 Afd, Noord-Brabant K,N,M,v,D, Prov, Ge-
zondheidsdienst Boxtel: werkvergadering
pluimvee.

26 (iroep Geneeskunde van het Rund K ,N,M ,v, D,
Ledenvergadering,

26 Contactgroep Veterinaire Flomoeopalhie Ne-
derland. Vergadering. Beatrix-gebouw, Jaar-
beursplein, Utrecht, aanvang 20,00 uur,

26 Ciroep Volksgezondheid K,N,M,v,D, Leden-
vergadering, Jaarbeurscongresgebouw,
Utrecht,

-ocr page 180-

Mei:

8 Kring \'Noord-Holland bo\\en het 1.1\'. \\\'erga-
dering \'het Oude Slot\' (Markt) te Sehagen.
aanvang 20..\'O uur.

17 A.C.V .-Controle: traditionele studiedag. Cul-
tureel Centrum \'De Reehorst\', Bennekomse-
vseg 24, Ede((ild .),

17 Vereniging van Directeuren \\ an (iemeentcliike
Slachthui/en en Vleeskeuringsdiensten m Ne-
derland. ledenvergadering.

17 Aid. Noord-Holland K.N.M.v.D, Aldelings-
vergadering, Calc-restaurant Kaan, Provin-
cialewcg I, Oosthui/en,

17 Aid, (ielderland K,N,M,v,D, Ardelingsverga-
dering,

18 20 (iroep (ieneeskunde van het Kleine Huis-
dier: \'Voorjaarsdagen 1979\'. R.M-congrescen-
trum. Amsterdam, (pag. 1202 (1978)).

19 27 \'Das l ier und wir\' Fachmesse und Inlor-
rnationsschau und \'Pacdogica" 2. I.ehrmittel-
messe. Basel.

Juni:

8 9 Tagung der Schweizerischen Vereinigung
lür Kleintiermedi/in, Zürich,

12 Kring\'Noord-Holland hoven het 1,1\', Vergade-
ring \'het Oude Slot\' (markt) te Sehagen, aan-
vang 20,-30 uur,

14 Contactgroep Veterinaire Homoeopathic Ne-
derland, vergadering Beatri,\\-gebouw. ,laar-
beursplein. Utrecht, aanvang 20,00 uur.

Vergadering . ...uf..

2.\'i Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. V^ergadering. Beatrix-gebouw. .laar-
beursplein. Utrecht, aanvang 20,00 uur,
\\ ercniging v an Directeuren v an (iemeentelijke
Slachthui/en en \\ leeskeuringsdiensten in Ne-
derland. ledenvergadering.

November:

22 Vereniging v an Directeuren v an (ictneentchjke
Slachthui/en cn V leeskeuringsdiensten in Ne-
derland, ledenvergadering,

22 (iroep(ieneeskundevan het Rund K,N.M v ,1).
ledenvergadering.

December:

13

13

(iroep Volksgezondheid K.N.M.v.D. Feden-
vergadering, ,laarbeurscongresgebouw,
Utrecht,

Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering. Beatrix-gebouw. laar-
beursplein. utrecht, aanvang 20,00 uur.
Aid. Noord-Holland K.N.M.v.D. Aldelings-
vergadering. Café-restaurant Kaan. Provin-
cialevveg 1. Oosthuizen.

Oktober:

6 ,laarcongres 1979, tevens 126e .Mgemene
K.N,M.v.D. te Den Haag,

omoeopathie Ne-

26 \\

Juli:

1 7 21e Wereld Veterinair Congres. Moskou.

(pag. 403. 467 en 1314(1978)).
23 26 1 uropean .Association for .Animal Pro-
duct ion ( F;.A,AP)-3()th Annual Meeting 11 arro-
gate (U K)(pag. 1283(1978)).

1980
Juni:

Kongress der I.P\\ .S..

3 luli \\\'l Internat.
Kopenhagen.

30

Augustus:

21 23 \\H Svmposium ol the Intcrnalional
Committee on l aboratory Animals. Utrecht,
(pag, 366 cn 1,^02 (1978))"
30 (iroepdeneeskundevanhet Rund K N,M.v,D.
1 edenvcrgadering.

September:

2 7 lOth International Conference on Health
Education. Eondon.

12 14 .S, Internat, Kongress der (lesellschaft
für Vctermärröntgenologie (,A), München,

13 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland, Vergadering. Beatrix-gebouw. .laar-
beursplein te Utrecht, aanvang 20.00 uur.

19 Afd, Nootd-Holland K.N.M v.D. Afdehngs-
vergadering. Café-restaurant Kaan. Provin-
cialeweg 1. Oosthuizen.

20 (iroep Volksgezondheid K.N.M.v.D, l eden-
vergadering, ,laarbeurscongresgebouw.
Utrecht,

,\'\\ugustus:

17 22 \\ Ith International Histochemistry and
Cvtochemistrv Congress 1980, Brighton (pag.
64)

September:

In Wien 3, Kongress der Intern, (lesellschaft
für Eierhygiene,

In Israel XI Kongress für Buiatrik ( AI
I 6, 31. .lahrcstagung der Europäischen Ver-
einigung für Fierzucht. München.

-ocr page 181-

Dierenartsen, die op enigerlei wij/e als
toezichthoudend dierenarts betrokken
/.ijn of worden bij concoursen,
tentoonstellingen, keuringen en
dergelijke, dienen met het navolgende
rekening te houden:

1. Een groot aantal organisaties die
concoursen, tentoonstellingen,
keuringen en dergelijke organiseren,
dienen er volgens de gehanteerde
reglementen \\ oor te zorgen dat onder
meer een dierenarts aanwezig is.
Hieruit kan worden afgeleid, dat dc
organisatie een eigen verantwoordelijk-
heid heeft, opdat tijdens een van de
eerder genoemde evenementen de
mogelijkheid \\an diergeneeskundige
hulpverlening aan de deelnemende of
\\oor deelneming bestemde dieren
aanwezig is.

2. i^e dierenarts, die aan een door de
organisatie gedaan verzoek om tijdens
de georganiseerde bijeenkomst
aanwezig te zijn ge\\olg geeft, stelt zich
voor vorenbedoelde hulpverlening
beschikbaar en is daartoe tijdens het
evenement aanwezig.

Een recht, laat staan een exclusief
recht, tot die hulpverlening kan daaruit
door de \'aangezochte dierenarts" niet
worden afgeleid; hij /al het moeten
respecteren, indien de eigenaren van de
dieren of degenen die geacht kunnen
worden hen te vertegenwoordigen
(bijvoorbeeld verzorgers) daartoe een
andere dierenarts inschakelen.

4. Evenmin kan daaruit door de
\'aangezochte dierenarts\' een (exclusief)
recht worden afgeleid om. behalve het
houden van een algemeen wakend oog.
intensief toezicht en controle uit te
oefenen op het welzijn van de dieren.
Dit geldt eveneens voor alles wat
verder tot uitoefening van de
diergeneeskunde moet worden
gerekend.

5. indien evenwel de \'aangezochte
dierenarts\', op verzoek van of namens
de eigenaar van een aanwezig dier dan
wel met uitdrukkelijke of stilzwijgende
toe stemming van de eigenaar of zijn
vertegenwoordiger, tot uitoefening van
de diergeneeskunde ten aanzien van
dat dier overgaat, moet hij geacht
worden dit als \'prakticus\' (in de zin
van artikel 14 sub a van de Code voor
de Dierenarts\') te doen cn kan hij er
met name jegens een andere dierenarts
aanspraak op maken dat dier als zijn
patiënt in behandeling te hebben,
alsmede dat de eigenaar \\an dat dier
tot zijn \'praktijkgebied\' (in de zin van
artikel 37 sub 2 van de Code) behoort.

6. Wanneer en zolang de \'aangezochte
dierenarts\' volgens bovenstaande ten
aanzien van een aanwezig dier als de
behandelende prakticus. en dc eigenaar
van dat dier als tot zijn \'praktijkgebied\'
behorend, moet worden aangemerkt,
dient een andere dierenarts /ich in
beginsel van elke diergeneeskundige
activiteit met betrekking tot dat dier te
onthouden, zonder medeweten en
instemming van de \'aangezochte
dierenarts" (/ie artikel 37 sub 4). artikel
45 en 49 cn dc toelichting op artikel 14
en 15 van de Code). Deze artikelen
omschrijven onder meer wat verstaan
dient te worden onder \'prakticus\' en
\'praktijkgebied\' en hoe de dierenartsen
zich bij de uitoefening van de
diergeneeskunde ten opzichte van
elkaar dienen te gedragen.

7.1e bijlage op pag. LSI.

iiiji,

Publikatie van het Hoofdbestuur en de Ereraad

7//(A<7i/. Dicruciwc.sk.. dcc! 104. ufl. .<. IV79

komnki i.iki: nedi-:ri .andsi maaisc h.m\'I\'i.i voor du r(ii;m i ski sdi

-ocr page 182-

7. Het onder 6 genoemde beginsel
geldt met uitzondering van het in
behandeling nemen (waaronder in dit
geval een diergeneeskundige
behandeling in engere zin, zoals
onderzoek en\'of therapie, wordt
verstaan) door een andere dierenarts
conform artikel 50 van de Code. Dit
zelfde geldt voor een \'dierenarts-
deskundige\' (in de zin van artikel 54
van de Code) op grond van artikel 56
van de Code.

8. Het hierboven onder 5 t m 7
gestelde geldt overigens uiteraard
evenzeer indien een andere dierenarts
dan de \'aangezochte dierenarts\' op
verzoek van of namens de eigenaar van
een aanwezig dier met betrekking tot
dat dier de diergeneeskunde uitoefent.

9. Een andere dierenarts dan de
\'aangezochte dierenarts\', die het
voornemen heeft tijdens een concours
e.d. de diergeneeskunde uit te oefenen,
behoort, alvorens op enige wijze
stappen ter uitvoering van dat
voornemen te doen, dit (gezien het
bepaalde in de artikelen 1, 9, 47, 49 en
57 van de Code) met de \'aangezochte
dierenarts\' te bespreken, met name in
verband met de juistheid hiervan
vanuit collegiaal oogpunt (in het
bijzonder gelet op het bepaalde in
artikel 37 sub 4 en artikel 51 van dc
Code). Deze artikelen handelen over
algemene gedragsregels van de
dierenarts en hun onderlinge
verhouding.

Daarnaast is overleg hierover met de
\'aangezochte dierenarts\' van belang,
omdat deze hem relevante diergenees-
kundige informatie kan verstrekken, er
van uitgaande dat hij in principe mag
verwachten dat de \'aangezochte dieren-
arts\' zich collegiaal opstelt. Gezien het
bepaalde in artikel 9 sub 2 van de

Üalljo

150

Code behoort hij eveneens overleg te
plegen met hel bestuur dat met de
organisatie \\an het evenement belast is
en wel in verband met de onder twee
genoemde verantwoordelijkheid van de
organisatie, waarmee hij geacht moet
worden bekend te zijn.

10. Een dierenarts moet en kan,
onverschillig of hij al dan niet
\'aangezochte dierenarts\' is, indien en
zodra hij op voet van hetgeen hiervoor
is gesteld als \'prakticus\' ten aanzien
van aan bedoelde evenementen
deelnetnende of voor deelneming
bestemde dieren de diergeneeskunde
uitoefent en op zichzelf gerechtigd is
uit te oefenen, geacht worden zijn
praktijkadres te dien aanzien ter
plaatse van het evenement te hebben
en aan het bepaalde in artikel 37 sub 1
en 4 van de Code te voldoen. Dit
brengt overigens zonder meer met zich
mee, dat hij volgens artikel 19 \\an de
Code voor een ononderbroken
diergeneeskundige dienstverlening en
verzorging en bij afwezigheid voor
deugdelijke waarneming zorgdraagt.

11. In het bovenstaande is door de
Ereraad en het Hoofdbestuur in het
bijzonder acht geslagen op het
specifieke en tijdelijke karakter van het
diergeneeskundig optreden tijdens een
evenement, de onmisbare ontwikkeling
van de veterinaire begeleiding en de
vrijheid \\an dierenartskeuze die mede
in verband met die ontwikkeling aan
eigenaren van de dieren niet kan
worden ontzegd. Daarnaast is een
verantwoorde veterinaire gang van
zaken mede door goede onderlinge
verhoudingen tussen daarbij betrokken
dierenartsen van groot belang.

KOMNKt.l.lKr. N\'Et)l;RI.ANI)SE M A A t SCH Af\'flJ VOOR t)IER(;t;N[-r.SKi:NDl

noorniiEsrvcR
ERERAAD

-ocr page 183-

Bijlage:

Genoemde artikelen uit de
Code voor de Dierenarts

artikel I

Dc dierenarts is gehouden te handelen in

overecnslemniing met:

a. het algemeen belang en het algemeen
veterinair belang:

b. hel belang \\an dc volksgezondheid en de
milieuhygicne;

c. hct wel/ijn \\an hct dier, voor/over niet in
strijd mei het algemeen veterinair belang;

d. de eer en dc »aardigheid van dc
diergeneeskundige stand.

artikel 9

1. De dierenarts behoort te allen tijde goede
collegiale verhoudingen berustende op
onderlinge verdraag/aamheid en onderling
\\etrou\\ven. als ook aandacht \\oor elkanders
belangen, te bevorderen en tc onderhouden.

2. Dc dierenarts behoort goede verhoudingen
met instanties, instellingen en ondernemingen
waarmede hij in het kader van /ijn
berocpsuitoeiëning en werksleer in contact
komt ol staal, te onderhouden.

De dierenarts behoort goede verhoudingen
met /ijn beoeiënaren \\an andere beroepen
waarmede hij in het kader \\an /ijn
beroepsuitoefening cn werksfeer in contact
komt of staal, te onderhouden,

4, Dc dierenarts behoort goede verhoudingen
met hen die een wettelijke beperkte
bevoegdheid tot lutoefening van de
diergcnecskunsl bc/itlen, tc onderhouden,

artikel 14

Onder \'prakticus\' wordt verstaan:

a, de dierenarts die geheel of gedeeltelijk in vrij
beroep, al of niet bedrijfsmatig, voor eigen
rekening en risico de diergeneeskunst
uitocicnt;

b, een associatie of groepspraklijk of enig ander
samenwerkingsverband dat ten doel heeft dc
uitoefening van de diergeneeskunst in v rij
beroep en voor gc/amcnlijkc rekening cn
gc/amenlijk risico en de aan het
samenwerkingsverband deelnemende dieren-
artsen /elf;

c, dc dierenarts, verbonden aan een klinische
vakgroep van de Faculteil der
Diergeneeskunde, voor/over hij dc
diergeneeskunst op ver/oek en ten behoeve
van derden uitoefent binnen het kader van de
facultaire verantwoordelijkheid voor hct
onderwijs, het onder/oek en dc patienten-
behandcling;

d, de dierenarts die in relatie lot een vennoot-
schap. welke ten doel heeft de bevordering
van de uitoefening van de diergeneeskundige
praktijk, de betreffende praktijk uitoefent;

e, de dierenarts die de diergeneeskunst uitoefent
in relatie tot een rechtspersoon met een louter
ideele doelstelling welke een ruimte
e.xploiteert waarin de mogelijkheid van
onder/oek en behandeling of tevens van
opname en ver/orging van /ieke dieren
aanwe/ig is;

f, de dierenarts, die een van hiervoren onder

a, t me, bedoelde prakiici assisteert dan wel
voor de/c waarneemt,
Toc/ic/uiiig

Het leek gewenst duidelijk te onderschrijven wat
onder \'prakticus\' dient te worden verslaan.
De kwalificatie onder a, laat de mogelijkheid
open voor prakti/eren naast hel hebben van een
andere functie (onder de in artikel 12 genoemde
voorwaarden) en treft ook de \'clandestien\'
prakti/erendc dierenarts.
De kwalificatie onder b, omval ook bijv, dc
groepspraklijk waarin een dierenarts deelneemt
lol wiens taak uitsluitend organisatorische
werk/aam heden, administratieve werkzaamheden
cn of laboratoriumwerk/aamheden en dergelijke
behoren; ook die dierenarts /elf wordt als
\'prakticus\' aangemerkt.
Dc kwalificatie onder d. is opgenomen in
verband met de na overleg van Maatschappij en
Ministerie van .luslitie gecreeerde mogelijkheid
om in relatie tol een vennootschap, in hct
bij/onder een besloten vennootschap, praktijk uit
te oefenen.

artikel 15

Onder \'het uitoefenen van de diergeneeskundige
praktijk\' wordt verslaan: hel als prakticus
uitoefenen van de diergeneeskunst in de /in van
artikel 1 van de Wet op de l\'itocfcning van dc
Diergeneeskunst.
ToelKluma

Door dc onderhavige kwalificatie /al niet (meer)
kunnen worden ge/cgd dal enige andere
dierenarts dan een \'prakticus\' in de in artikel 14
aangeduide /in een diergeneeskundige praktijk
uitoefent, f)c aandacht wordt er op gevestigd dat
\'uiloefcnen der diergeneeskunst\' overeenkomstig
de desbetreffende kwalificatie in de l\'itoefcnings-
wet mede omvat het verstrekken c,q, loepassen
van de geëigende medicijnen, vaccins, sera
en diagnostiea.

artikel 19

De prakticus behoort in het kader van /ijn
praktijkuitoefening /org tc dragen voor een

151

KOMNKI klKF NEDERI ,ANDSE MAATSCHAl\'l\'l.l VOOR DIERC.F.Nl I SKI NDE

-ocr page 184-

ononderbroken diergeneeskundige dienst-
verlening en verzorging.

artikel M

1. Onder \'praktijkbereik\' van een prakticus
wordt verstaan het gebied opgevat naar
geografische ligging en of naar een bepaalde
diersoort c.i]. bepaalde diersoorten dan wel
naar een bepaald vakgebied waarvan de
begrenzing met betrekking tot de toelaat-
baarheid van uitoefening van de
diergeneeskundige praktijk, gerekend vanuit
het praktijkadres van de prakticus, wordt
bepaald door een redelijke bereikbaarheid
voor daadwerkelijk eigen onder/oek en
toepassing \\an therapie, ook in spoedgevallen
en wel te allen tijde.

2. Onder \'praktijkgebied\' van een prakticus
wordt verstaan de gezamenlijke eigenaren,
houders of hoeders \\an dieren ten behoeve
waarvan hij. al dan niet krachtens afspraken
met een andere prakticus c.q. andere praktici
en e\\entueel beperkt tot een bepaalde
diersoort c.q. bepaalde diersoorten of tot een
bepaald vakgebied feitelijk de diergeneeskunst
uitoefent.

y. Het praktijkgebied van een prakticus mag

niet meer dan zijn praktijkbereik omvatten.
4. Het is een prakticus niet toegestaan in het
praktijkgebied van een andere prakticus op
enigerlei wij/e de diergeneeskunst uit te
oefenen ten/ij en voor/over de/e Code dit
toelaat.

artikel 45

In geval uitoelening van de diergeneeskunst tot
hun laak behoort, dienen niet-praktici te
handelen overeenkomstig de in Hoofdstuk Hl
voor praktici gestelde regelen voor /over de/e op
de uitoefening van de diergeneeskunst en al
hetgeen daarmee rechtstreeks verband houdt,
betrekking hebben.

Joc/i,Illing

Voor /over hun taak dit vereist, dienen de
ambtelijke dierenartsen en bedrijfsdierenartsen
het beginsel van redelijke bereikbaarheid ook in
spoedgevallen te allen tijde in acht te nemen.
Dierenartsen in dienst van hun werkgever als
niet-prakticus, /uilen de collegialiteit in twee
op/ichten ervaren. Ien eerste toepassing van de
wet. waarbij controle of correctie nodig kan zijn
en ten uveede onderling. Het laatste kan
bemoeilijkt worden indien derden trachten uit
hoofde van hun positie hiervan óf misbruik te
maken (inlichtingen inwinnen) óf deze te
doorbreken (tegen elkaar uitspelen).
Redelijke bereikbaarheid dient ook geboden te
worden door die dierenartsen verbonden aan
(semi-)ambtelijke diensten en bedrijven, die
directe politiële of adviserende taken hebben ten
aanzien van de dierziektenbestrijding of de
volksgezondheid.

152

artikel 47

De dierenarts behoort de positie van een andere
dierenarts te respecteren.

artikel 49

1. De prakticus behoort de praktijkuitoefening
van een andere prakticus in elk opzicht te
respecteren.

2. Hij dient zich te onthouden van elke directe
of indirecte poging een cliënt van een andere
prakticus tot de zijne te maken.

artikel 50

1. Het is dc prakticus niet toegestaan een
patiënt behorende tot het praktijkgebied van
een andere prakticus in behandeling te nemen
c.q. daaromtrent advies uit te brengen,
behoudens;

a. ingeval van nood;

b. ingeval van overeengekomen waarneming;

c. indien hij door die prakticus in consult
wordt geroepen;

d. indien hij door een tot diens praktijk-
gebied behorende dierhouder in consult
wordt geroepen, en mits met instemming
van die prakticus.

2. In de hiervoren bedoelde daarvoor in
aanmerking komende gevallen dient de
behandelende prakticus zijn collega omtrent
het ziektegeval en de ingestelde behandeling
in te lichten en de verdere behandeling aan
hem over te laten.

artikel 51

1. Indien een cliënt van een gevestigde prakticus
wil overgaan naar een andere gevestigde
prakticus. dient laatstbedoelde prakticus dit
te weigeren indien waaromtrent hij zich
naar vermogen moet vergewissen dc wens
lot overgaan niet berust op een
vveloverwiigen. door redelijke motieven
gedragen besluit, dan wel indien ten aanzien
van eventueel nog bestaande financiële
verplichtingen van de cliënt jegens de
oorspronkelijke prakticus geen regeling is
getroffen.

2. Indien een cliënt van een gevestigde
prakticus welke met instemming van dc
bevoegde vcstigingscommissic heeft plaats-
gevonden naar laatstbedoelde prakticus
wil overgaan is deze gerechtigd die overgang te

KOMNKI l.lKf M:|)1:RI.,\\M)S1 M A.MSCH.AI\'PI.I voor DIl RCllM-i skundi:

-ocr page 185-

acccpleren, ten/i| ten aan/ien van eventiieel
nog bestaande tinaneiéle verplichtingen jegens
de oorspronkelijke prakticus geen regeling
mocht /ijn getroffen.
.1. Indien een cliënt van een gevestigde prakticus
wil overgaan naar een andere gevestigde
prakticus. die krachtens contractueel beding
jegens eerstbedoelde prakticus niet tot
overname gerechtigd is, /al die prakticus /ich
van overname moeten onthouden ten/ij er
timstandigheden /ijn op grond waarvan /ulks
in redelijkheid niet van hem kan worden
gevergd en, /o daartoe alsdan aanleiding
mocht bestaan, een financiële regeling met de
eerstbedoelde prakticus is getroffen.

artikel 54

Onder \'dierenarts-deskundige\' wordt verstaan dc
dierenarts, al dan niet prakticus, die /ich door
opleiding en of ervaring en functie in
deelgebietlen der diergeneeskunde dan wel ten
aan/ien \\an één of meerdere diersoorten een
meer dan gemiddelde deskundigheid heelt
verworven.

artikel 56

Met betrekking tot het als dierenarts-deskundige
c.q. specialist ilc diergeneeskunst uitoefenen in
hel praktijkgebied \\an een prakticus is het m
artikel bepaalde \\an toepassing ten/ij er
omstandigheden /ijn op grond waarvan naleving
van die bepaling in redelijkheid niet van hem kan
worden verlangd.

artikel 57

Praktici en dierenarts-deskundigen c.q.
specialisten behoren met eerbiediging van
elkanders positie een vruchtbare samenwerking
na te stieven.

Contacgroep Veterinaire
Homoeopathie Nederland

liet beslutir van de Contactgroep
\\etcrinaire Homoeopathie is als viilgt
samengesteld:

A. H. Westerhuis, vcior/itter

I, A. r. Rigter. secretaris

(i, T h. A. Mcnges. penningmeester.

iJiil

Rijkskeuring of
gemeentelijke keuring

De V raag of de Vleeskeuringsdienst op
gemeentelijk of op Rijksniveau
georganiseerd dient te worden is niet nieuw.
Hij de totstandkoming van de Vlees-
keuringswet in 1919 heeft de I vvecde
Kamer daar uitgebreid over gediscussieerd.
De Bewindslieden van toen verdedigden
tegenover de Volksvertegenwoordiging met
kracht een gemeentelijke organisatie.
Bij dc indiening van het wetsontwerp tot
wijziging van de Vleeskeuringswet. dat per
I januari 1978 kracht van Wet kreeg,
maakten dc Ondergetekenden /ich juist
sterk voor een Rijksvleeskcuringsdienst. Zij
hanteerden de argtirnenten. die indertijd
door hun voorgangers met klem waren
bestreden.

Zoals bekend heelt de K.N.M.v.D. nog
geen officieel standpunt ingenomen. Het
Hoofdbestutir heeft in /ijn commentaar op
het wetsontwerp stet k aangedrongen op een
gedegen onder/oek naar de pro\'s en de
contra\'s van een Rijksketiring /onder
daarbij van bepaalde vooronderstellingen
uit te gaan.

Niettemin is het interessant te vernemen
hoe over de/e materie werd gedacht in 1919
en ook later omstreeks 19.10 toeti dc
discussie hierover opnieuw is opgelaaid.
Hier volgen citaten uil het bock; I
leest h-
keiirliigsw el en hiitir uiloe/eiiini;
gcschrcv cn
door mr.
I . l.ietaert l\'eerbolte. Directeur-
(ieneraal van de Volksgezondheid en prof.
dr. H. C". 1,. E. Berger, dierenarts. Hoofd-
inspecteur bij het Staatstoezicht op dc
Volksgezondheid, tevens Directeur van het
Veeartsenijkiindig Staatstoezicht, Deze
citaten zijn uit de tweede druk (augustus
1922) cn uit de derde druk (augustus 19.1.1).
De meningen daarin verkondigd zijn
uiteraard voor rekening van dc schrijvers.

(iemeentelijke keuring
niet Rijkskeuring

\'Aangezien reeds verschillende gemeenten een
keiiriniisdienst hadden ingesteld, mccnile dc

15.-^

KONINKI,I.IKf M-:i)l KI ANDSl M A A I SCH A Pl\'1,1 VOOR I )l 1 R(ii:M:i SK t ! N 1)1

-ocr page 186-

Regcenng. dal /ij op de/en weg moest voorgaan
en een vvettelijl<e regeling gegrond moest worden
op gemeentelijke keuringsdiensten. [)e vrijheid
van de gemeenten, een dienst op te riehten of dat
niet te doen. kan tegenover het dringende
algetneene belang niet in stand worden
gehouden. Wat tot dusver /aak van autonomie
was. werd /aak van de Rijkswetgever, wiens
voorschriften de gemeenten zouden moeten
uitvoeren, /ooals dat met /ooveel wetten het
geval is. Dc taak van den Rijkswetgever was dus:
I. /orgen. dat alle gemeenten des Rijks een
keuringsdienst /ouden hebben; 2. zoodanige
voorschriften voor die diensten en de keuringen
te geven, dat gelijkheid van keuring voor het
geheele land door deugdelijk werkende keurings-
diensten. zooveel tnogelijk gewaarborgd zou zijn.
Bij de behandeling van de artikelen zal blijken,
welke voorschriften de wetgever daarvoor in het
leven heeft geroepen. Een Rijkskeuring achtte de
Regeering niet wenschelijk.
Dit het Voorloopig Verslag bleek, dat
verscheidene leden de voorkeur zouden geven
aan ccn Rijkskeuring. Op dit punt gaf de
Regeering niets toe. niet omdat zij. /ooals /ij in
dc Memorie van .Antwoord schreef,
gemeentelijke diensten feilloos achtte of omdat
/ij
/OU meenen. dat met die diensten het doel van
het wetsontwerp volmaakt /ou worden bereikt.
De Regecring was /ich van de onvolkomenheid,
die de praktijk ic aanschouwen /ou geven, /eer
wel bewust, maar /ij achtte de voorgestelde
regeling m \'s lands belang verre te verkie/en
boven een Rijksdienst, die in ieder geval /eer
duur
/OU werken, door de centraliseering een
ongewenschle en onvaderlandsche richting /ou
inimden en de volmaaktheid van werking /eker
met /ou brengen, (iaf dc Rijksdienst automatisch
uniformiteit en alleen daarvoor kan hij bcpleil
wotden dan bleven /eker klachten over
starheid en gemis aan voeling met de bevolking
met uit. Werd daarentegen bij een Rijksdienst
aangestuurd op ecnige soepelheid, met
inachtneming van het gestelde doel, dan werd de
gemeentelijke dienst genaderd en verviel het
motief voor de instelling van een Rijksdienst, Dc
Regcenng schreef ook hel volgende in de
Memorie van .Antwoord: \'Volkomen gelijk-
waardigheid van de keuringen door het geheele
land is. naar de mccning van de
ondergcteekenden. een hersenschim\',
l\'c Regeering meende, dat ten onrechte in het
Voorloopig Verslag /ooveel nadruk werd gelegd
op de absolute gelijkwaardigheid van alle
keuringen, die voornamelijk m het belang van
den handel werd verlangd, niet in het belang van
dc volksgezondheid cn dit laatste belang achtte
zij met de voorgestelde regeling ten volle
behartigd. I e dien aanzien zij wees daarop
bevatte het Voorloopig Verslag geen argument van
ontkennende strekking. Dc handelsbelangen
staan naar het oordeel der Regeering op de
tweede plaats.

154

Het ontwerp is wet geworden zonder verandering
in deze grondslag\'.

(aug. 19.1.^)

Het eerste wetsontwerp stelde de z.g.
huisslachtingen vrij van keuring.
De motivering van het standpunt der
regering vinden we in de .Memorie van
T oelichting als volgt weergegeven:

\'De geheele regeling beoogt wering van voor de
Volksgezondheid schadelijk vleeseh
(vleesehwaren). Hierbij moet natuurlijk gedacht
worden aan de handel in vleeseh. aan vleeseh.
dat ten verkoop wordt aangeboden.
Op dit publiek terrein kan en moet de overheid
maatregelen nemen.

Daarnaast ligt een particulier terrein, waarop
naar de meening van de ondergeteekenden de
overheid zich niet mag begeven. Wanneer ecn
particulier een dier slacht om het v leeseh voor
zich en zijn gezin te gebruiken, geschiedt iets. dat
de Volksgezondheid met raakt en heeft
bovendien de particulier alle gelegenheid zich te
beschermen tegen ondeugdelijke waar. Voor de
z.g. huisslachtingen is be.seherming van
overheidswege misplaatst. Daarom is zij in art, 9
van het wetsontwerp van de keuring
uitgezonderd; kennisgeving zal volgens hel
ontwerp wel verplichtend zijn opdat cr
gelegenheid tot wering van wetsontduiking zij,\'

(aug, 1922)

KOMNKI IIKf MDIRI ANDSf M A Al SC 11 A l\'l>l,l VOOR Dl ERC, EN E ESK lDE

l\'en gedichtje uit die tijd:
/)(■ I Iccsi hkcuriiii;s\\\\ c!
l reel hoer u uaii uw vlcc.si /i kapoi.
ll\'anl w eel, \'l /,v ongekeind. dus rol:
dij woogt ook and\'ren
7 laleii ewn
Hij u aun huis: zij zelf dan weten
Aan w at gevaar zij stellen hloot
Hun leven: hun ook dreigt de dood.
Maar wil. gij hoer. u niel ver/neten
l w vriend oj huur te laten eieii
l w vleeseh hij HEM aan huis: gij dan
- -AUliis mijn w et - hun moord\'naar. man\'
(jijgaal de kast in dan voin- maanden."....
En wijs de Honderd zich nog waanden \'.\'
(de I vveede Kamer bestond toen nog uil
honderd leden)

-ocr page 187-

\'Fciiigc omstandigheden hebben er aanleiding tc
gegeven, dat in den laatsten tijd wederom
Rijkskeuring wordt bepleit. Wij vatten de
oor/aken hiervoor summier samen als volgt:

1. er /ijn gemeenten, die met haar keurings-
diensten en haar slachthui/en niet onbelangrijke
winsten maken, wat op de slagers een
ontstemmenden invloed heelt, doordat /ij
meenen, aldus te hooge keurlooncn te betalen:

2. de vrijstelling van huisslachtingcn van de
keuring is gepaard gegaan met hct /.g.

\'uitponden", waartoe de boeren vrijheid vonden
in dc verklaring van den Minister bij de
behandeling van een begrootingsontwerp. Dat
uitponden kan leiden tot
boeren met de slagers, vvii
wettelijke eischcn moet \'
boeren slachten op hun
kosten, cn het vleesch tege
concurieercnde prij/cn verkoopen. Het handels-
belang dringt dus naar voren en tooit /ich met
een vcertie van de hygiene door een beroep op
den toestand van boerenerven.
In hoever de/e handelsgrieven juist /ijn, kan men
niet bepalen, maar ontkend kan niet worden, dat
er een kern van waarheid in schuilt. Dc
gemeentelijke winsten /ijn een belasting op een
belangrijk volksvocdsel en al moge men wellicht
kunnen of willen betoogen, dat die belasting per
kilo vleesch gering is en in hoofd/aak op den
consument /al drukken dat neemt niet weg, dal
die belasting in beginsel /eer ongewen.scht is.
Moeten nu de/e grieven reden /ijn om een

:oncurrentie van de
er inrichtingen aan
.ildoen, terwijl de
rven, dus /onder extr
rn scherp

ik

lagen bril.
mensch
een

elf waken
kant.

00 .

Dc men
voor /i|
Daarna:
keuring

iitcn
hm vo

Zoo was het gedurende geslachten met den str
tegen besmettelijke ziekten en zoo is het ook
gebleven bij de Hesmcttclijkc ziektenwct van
I92X: de gemeentelijke autoriteiten voeren den
strijd: de gemeente draagt dc kosten; de
Rijkswetgever heeft alleen zekere, op de
wetenschap gegronde normen voor die strijd
vastgesteld. Zou men nu werkelijk met deze
historie, die een karaktertrek van het
Nederlandsche volk en van het Nederlandsche
Staatsbestel is, op grond van beperkte

et.

Rijkskeuring tc verlangen\'.\' V\\\'ie dc /a
bekijkt haar a-historisch door een be
De /org voor dc ge/ondheid van den
heeft twee kanten: een mdiv idueclc ei
sociale,

. h moet op de eerste plaats
ge/ondheid: de individueele
.t moet de Overheid /otgen
an vleesch, dat aan consumi
verkocht /al worden. De historisch
Nederland is, dat de strijd tegen gevaar
volksgezondheid, dat voortspruit uit de
maatschappij, wordt gevoerd door de gi

handelsbelangen willen breken\' [:n meent men
daarmee zijn doel te zullen bereiken\'\' Versmaadt
het Rijk winst? Er is een schier
bovenmenschelijke naïviteit noodig om dat te
kunnen denken. Heeft men er nooit aan gedacht,
dat de wetgever bij machte is, winst maken met
deze diensten te verbieden\' Doet hij dat. dan is
er op dit punt geen reden van voorkeur voor een
Rijksdienst meer. Een derde motief v óór
Rijkskeuring is de uniformiteit in de keuring, en
de mogelijkheid van meer dwingend optreden
voor een betere naleving en uitvoering van dc
wet door Rijksambtenaren dan door
gemeentelijke functionarissen. Het groote corps
Rijksambtenaren, dat voor een Rijkskeuring
noodig zou zijn, zou toch nooit zóó gedrild
kunnen worden, dat absolute uniformiteit en
onverbiddelijke gestrengheid tegen de boeren, die
het handelsbelang nu v raagt, zou zijn
gewaarborgd.

De plaatselijke omstandigheden, waaronder de
Vleeschkeuringswet moet worden uitgevoerd, zijn
zeer verschillend. Wijs beleid vordert, dat
daarmede rekening wordt gehouden, omdat
alleen dan opvoedende kracht van dc wet kan
uitgaan. Dc criticus, die bij deze wijze van
handelen fouten ziet en tahula rasa wil maken,
schiet te kort in psychologisch besef en lijdt aan
a-pacdagogisch rationalisme. Dit neemt niet weg.
dat het aantoonen van feilen nuttig is. Maar
en hiermede besluiten wij dit onderdeel : een
Rijksdienst zou een bedenkelijke en niet
voldoende gemotiveerde verandering zijn. Op de
uitvoering van dc wel houdt de Regcering
toezicht door een velcrinairen dienst van de
volksgezondheid. Hapert er iets bij een
gemeentelijken dienst, dan hebben (iedcpulccrde
Staten dc bevoegdheid in te grijpen \'

(aug, I9,VV

Ouderkerk a d .Amstel //. II. \\l. Ovcriuiiis.

-ocr page 188-

Promotie collega
A. Zikken (Enschede)

Aan dc Rijksuniversiteit tc Utrecht
promineerde op donderdag 7 dccciiibcr
197X collega A. Zikken, geboren in 1946 tc
(iictcn en wonende tc [\'nschcdc. Hol/ikweg
12, tot doctor in de diergeneeskunde op het
proclschrilt:

linkele klini.sclu- en hii>ehenüsvlu\'
aspeden van hel puerperiiuu van hel
rund

156

Korte samenvattlni; \\an het proefschrift:

Onder het puerperium van het nuid wordt
verstaan de periode die volgt op de geboorte van
het kali en gediuende welke het geslachts-
apparaat anatomisch en functioneel terugkeert
naar de toestand die bestond vóór het begin van
de graviditeit,

I ijdens hel puerperium komt dc nagebooite af.
worden de almetingen van de baarmoeder kleinei
en vindt een herstel plaats van dc cvclische
activiieit in de ovarièn.

Het verloop van het puerperium is van belang
voor dc verdere vruchtbaarheid van het
desbeirclicndc dier.

De in dit proclschrilt beschreven studie is bedoeld
als een bijdrage tot dc vergroting van dc kennis
van hel puerperium en om een bijdrage te
leveren tot het oplossen van problemen die /ich
voordoen bii het zoeken naar niogeli|kheden om
de tussenkallUid bi| ruiulcrcn tc reduceren,
l it dc lesullalen van hel klinisch ondcizock
bliikl dat goede hvgiénische oinstaiidighcdcn
voor. Iiiiicns en na dc partus een positieve
invloed hebben op het alkomcn van dc
nageboorte, hel herstel van dc uterus cn hel
heistcl van dc cvclische acliviteit in de ovariën.
Uil hel biochemisch onderzoek bliikt dal zodia
gedurende het puerperium hel gluciironzuur- cn
glucosegehalte van de vaginale inhoud noimalc
cvclische waaiden vertonen, de uteius wcci
geschikt hikt voor conceptie.
Bovendien kon door het instellen van een
onderzoek naar de aanwezigheid van gluciiron-
zuur in de vaginale inhoud omstreeks 1" ilagen
na inseminatie vast worden gesteld ol runderen
drachtig waren geworden, ol dat hennscminatie
na enkele dagen noodzakeliik zou ziin.

Collega Zikken begon zijn studie in dc
dicrgenccsktindc in 1964. Het dicrcnarts-
c.xanicn werd in 1970 algclcgd. Van
oktober 1970 tot september 197.3 was
promovendus verbonden aan het Instituut
VDor Verloskunde. K.l. cn Voortplanting
van dc [-aciilteit der Diergeneeskunde tc
l\'trccht. Van oktober 197.1 tot oktober
1976 was hij in dienst van I NO; sinds
laatstgenoemde datum is hij wcrk/aani in
ccn grocpspraktijk tc Hnschedc.
I\'romotoren:
Prof. dr. C. II. H . de lioi.y
gewoon hoogleraar in dc veterinaire
biologie en
.Mevr. dr. C. .1. (i van der
Hors!,
emeritus gewoon lector in dc
klinische chemie van dc voortplanting.

Si,

(Pershericht Rijksuniversiteii l irechi)

even

aan
ct

Benoemingen

I{|| koninkliik besluit van 14 dcccmbcr 1978
nr. .12 is benoemd aan dc Rijksuniversiteit
tc l trecht met ingang van dc dag waarop
hij zijn ambt zal aanvaarden
Dr. .1. Brand (1\\ april 19.3.3)
tot gewoon hoogleraar in de faculteit
der Diergeneeskunde om onderwijs tc gi
m dc bedrijfsdiergcneeskiindc.
Collega Brand begon in 1950 dc studie
liczc I nivcrsitcit cn behaalde in 1956 h
dicrcnartsc.xamcn.

Daarna was hij o.a. verbonden aan het
1 aboratoniim Nobilis \\.V. tc Boxmeer e
Zwancnbcig\'s 1 abrickcn tc Oss. Sinds
lantiari 1966 is collega Btatid verbonden
aan ilc Kliniek voor N\'crloskiindc cn
()Vttaecologic van de
I aculteit der
Diergeneeskunde van de Rijksuniversiteit
tc Utrecht.

■ hij tot doctor in dc
ict proefschrift; Unk
.\'11 biochemische
ia van het I cxelsc
stnisscizocn.

In 1970 promoveerde
diergeneeskunde op I
niicromorfologischc i
aspecten van dc ovar
schaap tiidcns het oc

kOMNkl I.IKI M-DI KI ANDSf M A A I SC M A l\'l\'l.l VOOR Hl f RC b M I SK11 M)[;

Bii Koninklijk Besluit van 14 tlcccmbci
1978 nr. 31 is bcnocnul aan dc
Rijksuniversiteit tc Utrecht met ingang van
ilc dag waarop hij zijn ambt zal aanvaarden
Dr. H\'. Hanwan (2 juni 1936)
tot gewoon lector in de f aculteit der
Diergeneeskunde om onderwijs le geven

-ocr page 189-

m de veterinaire anatomie en embryologie.
Collega Hartman \\oltooide de studie in de
diergeneeskunde aan de/e Universiteit in
1961. Na /e\\en jaar praktijk te hebben
uitgeoefend tc Sneek trad hij in mei 1969 in
dienst bij het Veterinair Anatoinisch

Ijiii.

Instituut van de Rijksuniversiteit
te Dtrecht. In 1973 promoveerde hij tot
doctor in de diergeneeskunde op het
proelschrift: 1 he peKic outlet in
female goats.

(Persherichi Ri/kMiniveiwiii\'ii L Hecht)

De dierenarts met de billen bloot

De diergeneeskundige studenten werkgroep Mens-Dier-Maatschappij organiseert op I maart
a.s. een discussieavond met als onderwerp:

Dc dierenarts niet de billen bloot
ofwel

De taak van de dierenartsen houdt niet op bij de behandeling van het individuele dier
vanavond toegespitst op de gezelschapsdieren.

•Ms gespreksleider /al optreden: H\'. /.. Urugsnia. medewerker \\an de Haagse Post en \\ an het
televisie-actualiteitenprogramma Vara-Visie.

Inleiders zullen zijn:

Midas Dekkers

Bioloog, publicist en schrijver van het boek \'Het
lidelgedierte - Over het vreemde verbond tussen
mens en dier\':

\'in de troetelindustrie ut>rdl veel verdiend\'
\'Ook dierenartsen pikken een llinke graan mee.
Dc meeste hebben echter meer belangstelling
voor de portemonnee van de \'cliënt\' dan voor het
wel/ijn van de \'patiënt"
\'Nergens treedt de tweeslachtigheid van de
diercnhouderij duidelijker aan het licht dan bij
tic veterinait. Hij is de hogepriester van de
dierencultus die na een kort ritueel en
gerinkel \\an wat duiten oordeelt over dood cn
leven. Hi| is ook dc enige rechter die /elf normen
stelt, /elf oordeelt en /elf het vonnis voltrekt\'

( iiiu liiste: De dierenarts van nu is blijkbaar geen
knip voor de neus waard.

en van Harten

Dierenarts en voor/itter van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde:

\'Bij het denken cn doen van dc dierenarts hoort
het wel/ijn van het dier voorop te slaan\'
\'De dierenarts dient op te komen voor de
belangen van het dier\'
\'In voorkomende gevallen wordt van on/e
beroepsgroep een volstrekt uniforme mening cn
derhalve ccn uniform optreden verondersteld\'
Probleemgebied dierenartsen: \'Dc /involle
betekenis van het kleine huisdier voor dc mens in
het huidige sociale klimaat in lui/c samenleving
tegenover het benauwend grote aantal dieren dat
met ons samenleeft\'.

Cnnetusie: De dierenartsenstand Is er blijkbaar
meer dan ooit mee bezig haar verantwoordelijk-
heid t.a.v. de gezelschapsdieren na te komen.

(ienoeg nu van deze mooie woorden! Mens-Dier-Maatschappij wil tot een concrete aanpak
komen en legt daarom de volgende onontkoombare vragen voor:

/. Welke functies van de gezelschapsdieren in de Nederlandse samenleving zijn
waardevol\'.\'

2. Welk gezelschapsdierenbestand is daartoe nodig\'\'

157

KOMNKI I.IKF, NIU)1::RI ANDSt; M.A.M SCH .APPI.I VOOR Dit RClFNt PSkt NDI

-ocr page 190-

Welke verzorging en gezondheidszorg komt daarbij ais belangrijk naar voren\'.\'
4. Hoe kan de diergeneeskundige dienstuitoefening daar aan tegemoet komen\'.\'

De beide heren zullen in een directe confrontatie antwoorden op deze klemmende \\ragen op:
donderdag 1 maart 1979, aanvang 20.00 uur in de Theaterzaal van de Kargadoor (begane
grond). Oude Gracht 36, Utrecht. Iedere geïnteresseerde is van harte welkom!

Werkgroep Mens-Dier-Maatschappij

\'Afhankehjk van soort en ras. wordt het dier
voor velerlei doeleinden gebruikt. De mens laat
het gebruik van het dier echter steeds meer
ontaarden in misbruik. Vele dieren worden dan
ook sterk beknot in hun webijn\'

Dit onvrede inet die situatie, hebben enkele
diergcneeskunde-studentcn in het najaar van
1977 de werkgroep \'Mens-f>ier-Maatschappij"
opgericht. Ook omdat /ij meenden, dat juist
binnen de Faculteit der Diergeneeskunde veel

Van het Bureau

Proceedings 1977

Regelmatig komen bij het secretariaat
verzoeken binnen om een e.xemplaar van de
Proceedings van de Voorjaarsdagen 1977
van de Ciroep Cieneeskunde vati het Kleine
Huisdier, tneestal van buitenlandse
bibliotheken.

Omdat dc/e Proceedings uitverkocht zijn
zou het secretariaat de leden die hun
Proceedings hiervoor willen afstaan willen
verzoeken deze tegen vergoeding van de
kosten terug te sturen naar het secretariaat
van de K.N.M.v.D.. .lulianalaan 10 tc
Utrecht.

P.A.O.-publikatie
periodiek nr. 10

Vanaf begin februari 1979 zal bij het
secretariaat de P..A.O.-publikatie "Dc cav ia
als patiënt\' verkrijgbaar zijn.
In dit referaaf . dat de intentie heeft een
handzaam overzicht van per orgaansv steem
gerangschikte afwijkingen te geven cn de
mogelijkheden tot het stellen van diagnosen
bii de individuele cavia aan tc bieden.

aandacht aan de/e problematiek en vooral aan
de ethische aspecten daarvan dient te worden
besteed.

De werkgroep houdt /ich be/ig met dc relatie
mens-dier. waarbij een kritische benadering \\an
het gebruik en misbruik van het dier door mens
cn maatschappij centraal staat.

Inlichtingen:

.lan Anema, Oude Kerkstraat 7. Utrecht,
tel. 030 - 71 .S6 47;

Dick Schumer. Cornelis Fvertsenstraat 9.
litrecht. tel. 030 - 71 96 86.

wordt onder andere aandacht besteed aan
het algemeen onderzoek, respiratie tractus.
circulatie apparaat, digestie tractus.
locomotie apparaat, zenuwstelsel en
zintuigen, urogenitaalstelsel. anesthie en de
voortplanting.

I^ezc publikatie. waarvan de kosten / 12,50
bedragen, is samengesteld door S. Westra.
student diergeneeskunde aan dc Faculteit
der Diergeneeskunde in Utrecht.

Bestelling van de publikatie is mogelijk
door overschrijving van / 12..50
op giro 51 1606 t.n.v. K.N.M.v.D..
.lulianalaan 10, l\'trecht.

Repertorium
verpakte geneesmiddelen

Net als vorig jaar wordt aan leden van de
Maatschappij de mogelijkheid geboden het
Repcrtoriutn verpakte geneesmiddelen
(humaan) bij de K,N,M,v,D, te bestellen,
In dit repertorium staan die verpakte
geneesmiddelen vermeld, welke in
Nederland in de handel zijn en voldoen aan
de wettelijke bepalingen. Per geneesmiddel
worden merk- en fabrikantennaam.

-ocr page 191-

samenstelling, eigenschappen, indicaties,
contra-indicaties, voorzorgen, bijwerkingen,
dosering en verpakking vermeld. De
geneesmiddelen zijn gerubriceerd in
hoofdgroepen, veelal voorzien van een
inleiding die een goede oriëntatie over de
toe te passen geneesmiddelen kan
bevorderen.

De prijs zal bij v oldoende deelname /\'29. -
voor leden \\an de K.N.M.v.D. bedragen.
Verzending van de repertoria zal geschieden
via de K.N.M.v.D.

ÏMM

Belangstellenden wordt verzocht het
hieronder afgedrukte bestelformulier uit te
knippen en vóór 15 februari 1979 aan het
bureau van de K.N.M.v.D. te zenden,
postbus 14031. .3508 SB Utrecht (tel. 030 -
5101 11).

Zij die reeds eerder een abonnement hebben
genomen, behoeven niet weer een formulier
in te sturen.

Het Repertorium verschijnt 2 maal per jaar.

Bestelformulier abonnement Repertorium verpakte geneesmiddelen

(humaan)

Ondergetekende .....................................................................................................................

Naam .....................................................................................................................................

Adres .....................................................................................................................................

Woonplaats ...........................................................................................................................

Dierenarts tc ..........................................................................................................................

wenst ............ e.xetnpl. van het Repertorium verpakte geneesmiddelen (humane spccialité\'s)

a / 29, per Rcpertoriutu.

Datutn .....................................................................

Handtekening ..........................................................

S.v.p. vóór 15 februari 1979 retourneren aan de K.N.M.v.D., postbus 14031, 350X SB Utrecht
(tel. 030 -51 01 II).

-ocr page 192-

XXI Wereld Veterinair Congres, Moskou 1-7 juli 1979

Wedstrijd voor deelnemers aan het XXIe W ereld Veterinair ( ongres

1^0 ..al. a^üo I. n

XXI BCEMMPHblM BETEPHHAPHblH KOHrPECC
XXI WORLD VETERINARY CONGRESS
XXI CONGRES MONDIAL VETERINAIRE
XXI WELT-TIERARZTEKONGRESS
XXI CONGRESO MUNDIAl DE VETERINARIA

Het Organiserend Comité bereidt een
wedstrijd voor van tilms. dia\'s en foto\'s,
welke door congresdeelnemers uit W.V.A.-
lidlanden kunnen worden aangeboden.
De congresleden zijn volledig vrij in de
vorm en keuze van de demonstratie, binnen
het kader \\an veterinaire en zoötechnische
onderwerpen. Iedere deelnemer dient in de
begeleidende brief te bevestigen, dat het ter
hand gestelde materiaal door hem haar zelf
gemaakt is.

1 II..MS

De aangeboden films mogen weten-
schappelijk. educatief ot populair-
wetenschappelijk zijn; in kleur of in
zvsart wit. van de formaten: 24 mm. 8 mm.
8 mm Super of 16 mm breed en dienen
/ni
iiiigiisni.\\ 1975
gemaakt te zijn.
Films mogen met of zonder geluid worden
getoond. Ma.ximale lengte: .10 minuten.

DIA\'S

Dia\'s mogen worden aangeboden in kleur
of in zwart wit. formaat: 24 x .16 mm. in
raampjes van 50 .x 50 mm. hlke dia dient
voorzien te zijn van een op- of onderschrift,
dat op een aparte kaart geschreven moet
staa n.

FOTO\'S

Foto\'s mogen alleen in zwarliwil
aangeboden worden en niet kleiner zijn dan
18x24 cm.

De foto dienen betrekking te hebben op een

gebied van veterinaire activiteiten of op dc
dierenwereld.

Commentaren bij de films cn op- en
onderschriften bij de dia\'s en de toto\'s
dienen in één van de 5 werktalen \\an het
Congres gegeven te worden (dat zijn:
Russisch. Engels. Frans. Spaans en Duits).
De films, dia\'s en foto\'s dienen
vóór i april
1979
gezonden te worden aan: Organizing
Committee of the XXIst World Veterinary
Congress. Orliko\\ per. I II. Ministry of
Agriculture of the USSR. Bid. B I. room
404. USSR MOSCOW 1071.19.
Bij bet beoordelen van de foto\'s, dia\'s cn
films wordt rekening gehotiden met
originaliteit en wetenschappelijke en
artistieke waarde.

De foto\'s zullen beoordeeld vvorden door
gehcitne stemming van alle Congresdeel-
nemers. Voor het bepalen welke dia\'s en
films worden vertoond, zullen speciale
commissies benoemd worden. Deze
commissies zullen samengesteld worden uit
specialisten op het gebied van veterinaire
wetenschap en de praktijk, zootechniek,
cinetnatografic cn fotografie. T ijdens de
slotzitting van het Congres, zullen
diploma\'s en medailles toegekend worden
aan de winnaars van de v\\edstrijd.
F.cn speciale prjjs van US $ 1000. zal
toegekend worden aan de maker van de
beste toto. Deze prijs zal alleen worden
uitbetaald, indien de winnaar op het
Congres aanwezig is.

-ocr page 193-

Commissie Post Academisch
Onderwijs Veterinaire
Volksgezondheid

Mededelingen

Bijzondere Vleestechnologie

Deze cursus is bedoeld als een vervolg op de
cursus \'Inleiding in de Vleestechnologie\' en werd
sinds IV76 al enkele keren gegeven. Er wordt
aandacht besteed aan de meer recente
ontwikkelingen op dit vakgebied. In het
komende studiejaar zal deze cursus in enigszins
gemodificeerde vorm worden verzorgd. Het
aceent zal weer komen te liggen op de statistische
aanpak \\\'an de bemonstering. Daarnaast zal o.a.
aandacht besteed worden aan onderwerpen als:
gekoeld transport, technologische en analytische
aspecten van eiwitten in vleeswaren, beoordeling
van verhittingsprocessen. verwerking van meat.
raffinage van vetten en het begeleiden van vlees
dat onder voorwaarde van sterilisatie wordt
goedgekeurd. Tijdens deze cursus zal eveneens
aandacht gevraagd worden voor de wettelijke
aspecten met betrekking tot de vleesprodukten.
Deze cursus zal in de laatste week van mei 1979
door de V.V.D.O. afd. l echnologie kunnen
worden gegeven. Kosten ca. / 550, p.p.
De Commissie zal het bijzonder op prijs stellen
indien belangstellenden zich
uiwrliik 9 niaari
uansiaande
voor deze cursus willen aanmelden.
Opgemerkt zij, dat deze cursus in principe alleen
bestemd is voor leden van de Maatschappij.
Aanmelding bij het bureau van de Maatschappij
(Ellen Bonnes.\'tel. 0.30-51 01 II).

Personalia

,Ms lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde meldden zich de
collegae:

Boer, A.: 1978; Utrecht. Croeselaan 182 bis.

Ciroot-Brouwer, Mevr. (i. C. de; 1978; Ambt Delden, Kappelholsweg 12.

Kalis, C. 11. .1.; 1974; Utrecht. Zonstraat 69.

Kimman, 1. (j.; 1978; Heerhugowaard. lorenmolen 61.

Eankamp. C. I h.; 1939; \'s-(iravenhage. Bazarstraat 18.

Strijkstra. (i. 1.; 1978; Katlijk (Er.). Bisschoplaan 18.

Eeunissen. (i. D.; 1977: Baarn. Eerd. Huycklaan 16.

Verhoeven. IE: 1978; l angbroek, (iooyerdijk 43

Vries. .E A.; 1978; Heerlen. Cieerostraat 10.

.Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft hel Hoofd-
bestuur aangenomen:

Elorschijtz. Mej. M. .1.; 1978; Winsum (Gr.). Praediniusstraat 4.

Eambers-1 akcns. Mevr. .A. M.: 1978; Middelbeers (N.Br.). Kromvensedijk 7.

Eambers. .1. IE; 1978; Middelbeers (N.Br.). Kromvensedijk 7.

Keijnders. Mej. W. A. H. A. .E; 1978; Utrecht. Zuilenstraat 13.

Slaats, B. .1. II. M.; 1978; Someren. Postelstraat 39.

Speelman. N. G.; 1978; Driel. Casimirstraat 12.

Vries. Mej. C. .1. de; 1978; Zwolle. Hardesteinstraat 37.

Wijck. m! A. van; 1978: Damwoude. Hoofdweg 89.

.Ms Kandidaatlid van de Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft het Hoofd-
bestuur aangenotnen:

A. P. .1. Berends. Schimmelpennincklaan 6. 3571 BH Utrecht.
R. .1. (ierritsen. Adelaarstraat 39. 3514 C B Utrecht.

H. van Herck. Argonautendreef II. 3561 BM Utrecht.

B. Hilgersom. .lan van Scorelstraat 24. 3583 CP Utrecht.

-ocr page 194-

.1. T. M. Marée. Dr. Weitjenslaan .W .A, 2685 VZ Poeldijk.
W. .A. de Leeuw. Kerkdreef 40. 2922 BH Krimpen a d LIssel.
Mej. C. .1. M. van der Ploeg. Peltlaan 77, ,3527 EB UlreehL
R. \'C. .1. de Theije, LB B.-laan 101. 35X2 .XH Utrecht.

.\\dreswijzlginj;cn. en/..:

166 P. ,/.,■ 1978:3981 ZM Bunnik, Vlet-
wcide 84; d.

167 Baars. P. C. R.: 1972; Boekelo; p., geass. met
.A. Langevoort, .). Stevense. H. W. Wessels,
H, E. Wieringa en Dr. L. van Zuyien.

167 Baaijen. Th. .\\l.: 1977:2231 .AG Rijnsburg,
Rijnsburgerweg 122; tel. (01718) 22306; wnd.
d. (zie ook pag. 280).

167 * Hakker. C: 1978; 3583 XG Utrecht, Nassau-
straat 22; d.

/ófl Barkema. .4. R.: 1969; Hoogeveen; p., geass.
met .A. E. G. M. dc Leeuw.

171 Binnema. ./.; 1971; Nijverdal; p., geass. iriet
B. H. .1. Vulink.

171 Hisperink. (j. .!.: 1976; Hoogeveen; p., geass.
met H. van Rhee.

172 Blok. A. /... 1974; Ophemert; tel. (03445) 798
(privé). (03440) 12976 (prakt.).

173 Bollen. /.. .V. .\\l.: 1962; LIsselsteyn (I..): p..
geass. met C\'. .1. Pel en A. J. P. M. van
Sundert.

177 Broekhuizen. K. J.: 1976; Leerdam; p.. geass.
met H. .1. v. d. Zweep.

177 Broer. H. //.; 1975; Nicuwpoort. Vuurkruid-
straat 13; lel. (01843) 695; d.

177 *Broersnia. K. .S.: 1978; 9064 K.l Oudkerk
(Er.), Eysingapad 3 I; d.

179 »/ii//\',!,\'(\'/v, /:.; 1978; 3581 IC Utrecht. Oud-
vvijkcrlaan 12 bis. d.

IK2 *nerk.senia. A. !\'.; 1978:3583 IIP Utrecht,
Mauritslaan 22; d.

IH5 m/khuizen. C. A.: 1974:5241 AZ Rosmalen,
Sttiensestraat 58; p.. ass. bij .1, .A. Rockïls,
.1. Ph. \\cnte en .1. M. Wijsmuller.

186 Thhens. H O.: 1974: Scherpcn/eel; p.. geass.
met H. Reitsma.

IH6 F.nherls. II. ./. -1.; 1976; 6.542 SZ Nijmegen,
Emmalaan 8; tel. (080) 779891 (privé). 777596
(prakt.); p,. kl. huisd.

186 */:!;!;ens. H.: 1978; 3512 VM Utrecht, Van
Asch van Wijckskade 3 bis; d.

1911 Flor.schüi:. Mej. M. .!.: 1978:9951 CB Win-
sum (Gr ), Praediniusstraat 4; tel. (05951)
2424; wnd. d. (toevoegen als lid).

192 Tri/link. .1. .\\l. .!.: 1973; N unspect; tel. (0.1412)
1057 (privé), 2353 cn 4442 (prakt.); p.. geass.
met 11. A. R. Kok en D. v. d. WerlL

19} Genugien. T. C. M. van: 1975; 5831 I E Box-
meer. Elderom 315-08; p.. ass. bij D. M. .1.
van Beek en L, ,1. Kuypcr.

197

197

198

198

207

2117

2/7

219

219

220

hraveiand-Woherheek. Mevr. T.. (i.: 1969;
.Alphen a d Rijn; p., H-D.. geass. met C. N.
M. Mul en ,1. H. Rootert (assoc. met G. .1,
Schouten beëindigd).

Haan. H. de: 1977; 4400 Salta (Argentina).
Corina Lona 656: .Animal Health Officer
(Infectious Diseases); assoc. exp. E.A.O..
U.N.D.P. (/ie ook pag. 2X1).
Haan-Dijker. Mevr. /.. de: 1977; 4400
Salta (Argentina), Corina l.ona 656; Animal
Health Officer (Parasitologist); assoc. exp.
E.A O., U.N.D.P. (zie ook pag. 281).
Hamers. H. ,/. ./. .M.: 1962; Zieuwent; tel.
(05445) 690 (privé), 249 (prakt.); p.. geass.
inet W. W. A. M. Kruysen.
Hansiede. (i.: 1976; 3X71 H H Hoevelaken.
Sportweg 24.

Herder. K. A. .M.: 1973: Bathmen (Ov.): tel.
(05704) 2226 (privé), L34X (prakt.).
*Hoopen. .Mej. J. C. wn: 1978; 3581 HB
Utrecht, Ramstraat 15; d.
»Hoorweg. H. H.: 1978; 3512 ,1C Utrecht.
Domplein 8 bis; tel. (030) 313175; wnd. d.
"Kalis. C. H J.: 1974; Utrecht; tel. (030)
517547 (privé), 613221 t. 15 (bur.); d. G.v.D.
prov. Utrecht.

*Kalishoek. I..: 1978; 3582 XC Utrecht.
LB.B.-laan X7; d.

\'Kimman. T. G.: 197X; lleerhugovvaard. ko-
renmolen 61; tel. (02207) 19288; p.. ass. bij
S. D. Blanksma cn L. C. Pille.
Kok. H. A. R.: 1971; Nunspect. Laan 117;
tel. (0.1412) 4442 (privé). 2353 (prakt ); p..
H-D,. geass. met .1, M. ,1, Erijlink cn > , D,
V, d. Werf,

Koopmans. P.: 1940; 8525 GH Langweer,
Pontdijk 10 A; tel. (05138) 9128; p.
Kooi. ,/, ,/,; 1972; Lid: tel, (0.1440) 16297,
Krahhenhorg. Th. /\',. 1965: Ravenstein: p.,
geass, met E, Planting en P, H, M. VVvers,
Kruvsen. IE, IC. .1, ,1/,, 1976; Zieuwent: p.,
geass, met 11, .1, ,1, M, Hamers,
Lamher.s-Takens. Mevr. ,1, M.: 1978; 5091
SP Middelbecrs (N Br,), Kromvcnsedijk 7:
tel, (04244) 1309; wnd. d. (toevoegen als lid),
Lamhers. ,/. //,, 1978:5091 SP Middelbecrs
(N,Br,). Kromvcnsedijk 7; tel, (04244) 1309
(privé), (04254) 666 (prakt,); p,,ass, bij C. W,
M, .Augustijn, H, A. M, Elsinghorst, ,1. A, IL
van Lieshout, M, ,1, .1, v, d. Linden, P, ,1, ,1. ,A,
Schröder en IL Vaarkamp(toevoegen als lid),
Langevoon. .4.: 1953; Enschede; p,, H-D,,

-ocr page 195-

geass. met P. t\', R. Baars. .1. Ste\\ense. H. VV.
Wessels. H. F. Wieringa en [)r. .A. !.. \\an
Z.uvlen.

*l\'ankamp. C. TIl: 1939:2518 A.1 \'s-Graven-
hage. Ba/arstraat 18; tel. (070) 659541; p.

I.imkvcUL P. r. m.: 1974; 6077 AF: St.
Odillenberg. St. VVirostraat 12,

22.? /(\'(\'(/u. A. F. a. M. lie: 1974; Hoogeveen; p..

iieass. met .A. R. Barkema.
225 *nc:,\'iif;ii. R. IF..- 1978:3583 VF Utrecht.

I red. Hendrikstraat 1 ; d.
228 Maar. Dr. R. F. de: 1940; U-1947; 2563 AD
\'s-Gra\\enhage. Faan van Meerdervoort 277;
tel. (070) 632588; dir. bur. Vecin,
2M .Minnc. P. A. (/c/v 1976; 3583 \\ P F\'trecht.

Fred. Hendrikstraat 98; wnd. d.
2}2 .Molenaar. C.: 1974; .Micoiide; p.. geass. met
S. de Vries (assoc. met A. Plumiers beëin-
digd).

2.U .Mul. c: ,V. .U.. i960; Alphen a d Rijn; p..
H-D.. geass. met Mevr. E. G. Ciraveland-
VVolterbcek cn .1. H. Rootert; wnd. h. \\l.k.
dnst. (assoc. met G. .1. Schouten beëindigd).
2.?,V
OoiiLs. P C. .M.: 1966; Pedreguer (pro\\. .Mi-
cante) Spanje. .Apartado dc Correos 102; d.
(/ie ook pag. 282).

*Oor.uhoi. ./. A. vu/i, 1978; 3583 RI\' Etrecht.
Vossegatslaan 27 bis; d.
2-)ll Pel. C. .1.: 1974; Venray; p.. geass. met E. N.

M. Bollen en A. .). P. M. van Sundert.
241 PlaniinK. A.. 1977; Berghem( N.Br,); p..gcass.
met I h. E, Krabbenborgen P, H. M, \\V\\ers,

241 Pla.ysilweri. P. .M. C. ».: 1976; 5111 VC
Baaric Nassau, Cor \\an de Bokstraat 26; p,,
ass, bij W, ,1, Sehoorlemmcr.

242 Pluimers. A.: 1966; Abcoude; p. H-D.. (assoc.
met (i. Molenaar en S. de Vries beëindigd).

242 Ponte. .!.: 1973; Abcoude; p.. ass. bij Ci. Mole-
naar en S. de \\ rics.
285 Puls- van der Kamp. Mevr. (,. .\\l.: 1972;
Cotonou (Rep. pop. du Bctiin. W. Alrika).
B.P. 1048; d. Vet. luvest. Fab.
245 Keiisma. //.. 1973; Scherpen/eel; tel. (03497)
3510 (privé). 1221 (prakt ); p,, geass, met

II. O. Ebbens.

245 Reiinders. Met. H . .-I. II. A../,; 1978; 3512 NB
Utrecht, Zuilenstraat 13; (cl. (0.^0) 319000;
wnd. d. (toevoegen als lid).
245 RItee. II. van: 1955; Hoogeveen; p.. H-D..

geass. met Ci. .1. Bisperink,
247 *Roos. S.: 1978:4695 BE St, Maartensdijk,

Parallelweg 16; tel. (01666) 2676; wnd. d.
247 Rooterl. ./, II.: 1975; Alphen a d Rijn; p,,
H-D,, geass, met Mevr. E. Ci. Gravcland-
Woltcrbeek en C. N. M. Mul (assoc. met G. .1.
Schouten beëindigd).
247 \'Rutgers. Mej. //. C.: 1978; 3583 .FE Utrecht,
.1. W. Frisostraat26;tel.(0-30)516265;wnd.d.

247 C. /?..■ 1978; 3581 GD Utrecht.

Wittevrouvvensingel 37 bis; tel. (030) 3141 12;
wnd. d.

249 *Sehaftenaar. H.. 1978; Praia. Kaapverdi-
sche Eilanden (Cabo Verde). Inst. Cabover-
deano de Solidariedade. Caixa Postal 22; d.
(zie ook pag. 283).

250 *Seliillliorn van l een. Th. IF.\' 1970; Mich.
48824, East l.ansing. Coll, of Vet, Medicine,
Michigan State University; assoc, prof, (zie
ook pag, 283).

252 Schouten. O. J.: 1968: 2563 AD \'s-Graven-
bage, Eaan van Meerdervoort 275A; tel,
(01720) 21387 (privé), (070) 458327 (prakt,);
adviseur Pet-O-Tel, (assoc, met Mevr, E, G,
Ciraveland-Wolterbeck, C, N, M, Mul en
,E H, Rootert beëindigd),

252 Schrama. II. J.: 1972; 4021 AB Maunk.
Garststraat 3; tel, (03449) 1373( privé).(0,3440)
16297 (prakt,),

252 Schrama-Mettrop. Mevr. T. ,-1, L.: 1976;
4021 AB Maurik, Ciarststraat 3; tel, (03449)
1373.

254 Sevinga. M.: 1978; Akkrum; tel. (05665)2008
(privé), 1302 (prakt,),

254 Staats. B. ./, II. .M: 1978; 57 I I EM Someren,
Postelstraat 39; tel, (04937) 1863 (privé), 2044
(prakt,); p. (toevoegen als lid).

255 *Smulders. F../. .\\l.: 1978; 3583 AC Utrecht.
A. van Ostadclaan 71 bis; d,

256 Speelman. O.: 1978; 6665 CP Driel,
Casimirstraat 12; tel, (08306) 1408; p,, ass, bij
C, .1. Dekkeren R. 11, Eunenborg(toevoegen
als lid).

257 Sta.ssen. P. F. S.: 1977; 5913 111) \\enlo.
Herungerwcg 170; tel. (077) 16231; p.

257 Steenhuis Geertsema. F. F.: 1976:2401 \\T1
Alphen a d Rijn, Vlicstroom 287; tel, (01720)
20200
(pTakt,);p,, ass, bij Mevr, E, G, Grave-
land-Wolterbeek, C. N, M, Mul en ,1, 11.
Rootert.

258 Stevense. ./.; 1965; Enschede; p.. H-D.. geass.
met P. C. R. Baars, .A. Eangevoort, 11. W.
Wcssels. 11. E. Wieringa en Dr. ,A. E. van
Zuvlen.

259 *s\'triikstra. G. F.: 1978; 8455 .IM Katlijk
(Er.), Bisschopslaan 18; tel, (051,30) 31412;
d, in m dnst.

259 Sundert. A../. P. M. van: 1975; I.eunen(Cicm.
Venrav); p.. geass. met E. N. M. Bollen en
C. .1. Pel.

260 .4, //i, /,,: 1978; 3816 CH Amers-
foort, Ringweg-Randenbroek 24 B; tel. (033)
51844 (privé). 21818 (prakt ); p.. ass. bij Ih.
M. Bosman, E, H, den Rrceje en F. W. M,
Feld.

260 *Teuni.ssen. G. F).: 1977; Baarn; d. stoeterij
\'Gallantsfarm\'.

-ocr page 196-

262 Timmers. H J.: 1975; 8013 AA Zwolle. Hor-
tensiaslraat 21; tel, (05200) 24138; p.. kl.
huisd.

262 Togiema. .!.: 1976; Ermelo; p.. geass. niet
H. J. Zech.

2X4 L uertmiie. I\'. ( .; 1960; S id i Bon Sa id ( I ti iic-
sie). 9 Bvd. Habib Ehametir; tel. (01) 271 131.

26J * l aum/rager. A. «.. 197X; 9202 VH Drach-
ten. De Posten 35; tel. (05120) 16894; d.

265 * I erhaegh. ./. M. /..; 1978; 3572 TC Utrecht.
Palmstraat 4; tel. (0.30) 714023; wnd. d.

268 *r„,v../. //.,• 1978;3.561 .IH Utrecht. Rubicon-
dreef I10; d.

26H i ries. Mej. C. J. äe: 1978; 8012 ES Zwolle.
Hardesteinstraat 37; tel. (05200) 15938; wnd.
d. (toevoegen als lid).

269 * I ries. ,/. A. de: 1978; 6417 XC Heerlen.
Cicerostraat 10; tel. (045) 713872; wnd. d.

269 \\\'ries. S. de: 1970; Vinkeveen; p,. geass. met
G. Molenaar (assoc. met A. Pluitners be-
ëindigd).

269 Wtiink. ß. II .!.: 1976; Nijverdal; p.. geass.
met .1. Binnema.

272 Werff. >. /). van der: 1972; Niinspeet; tel.
(0.1412) 2353 en 4442; p.. H-D., geass. met
.E M. J, Eriilink en H. A. R. Kok.

272 Hessels. II. H\'.; 1968; Enschede; p., H-D.,
geass. met P. C. R. Baars. A. Eangevoort.
J. Stevense. H.
E. VVieringa en Dr. .A. l.. \\an
Zuylen.

272 *n\'estaeesi. P. II. .V/.; 1978; 1115 BA Dui-
vendrecht. De Ha/elaar 310; d.

272 H \'esirhenen. (,. van: 1969; tel. (03440) 12976.

27.i Wiehers. (). R.: 1952; Zuidwolde (Dr.); tcl.
(05287) 1595 (privé), (05200) 30777 t. 128
(bur.);d. G.v.D. prov. Overijssel; Ir. praktijks.

27.? ii ieringa. //, /-,; 1977; [inschede; tel. (053)
352155 (privé), 323252 (prakt ); p.. H-D.,
geass. met P. C. R. Baars. A. Eangevoort.
.1. Stcvense. H. W . Wesseisen Dr. A. 1 . \\an
Ztiylen.

275 *Ho,id. ,/. P.: 1978; 6813 HE Arnhem.
,1, Vcthstraat 4; d,

275 ii iiek. .M A. van: 1978; 9104 BI) Dam-
woude. Hoofdweg 89; tel. (05111) 1520; p,.
ass. bij E, Broersma, K, Dijkstra, M, P, Kwa-
kernaak, I. v, d, Eaan, ,1. G, E, Papcen R, I),
Reinders (toevoegen als lid).

275 I) KTV. P. II. .\\l.. 1957; Schaijk (N.Br.); p..
geass. met 1 h.
E. Krabbenborg en E. Plan-
tmg.

y.eeh. II. ,/,; 1970; Ermelo; p,, geass. met
J. Togtema.

/.nvlen. Dr. A. /.. van: 1963; M-1965; Ensche-
de; p.. H-D.. geass. met P. C. R. Baars. .A.
Eangevoort. .1. Stevense, H. W. Wessels en
H. E, Wieringa.

/.weep. II. J. van der: 1958; l.eerdani; p..
geass. met K. .), Broekhui/en.

277

Benoemingen:

E\'ervol ontslag als rijkskenrmeester in bij/ondere
dienst;

P. J. Bruins te Oss per I maart 1979
E. Eambooy te Veenendaal per I januari 1979

Benoeirid als plaatsvervangend inspecteur bij de
V.D.;

C. P. Burger te Beerta (Cir.) per I oktober 1978

NOor hel Dierenartsexamen slaagden:

d.d. 22 december 1978
(ieslaaxd \'Ciim Lande\':
Mej. IE C. Rutgers

G. R. Ruttcman

(ieslaagd \'mei genoegen\':
E. Kalishoek
T. (j. Kimman
S, Roos
.1. H, Vos

P, W, M, Westgeest

(ieslaagd:
P, .1. Arends
C. Bakker
K. S. Broerstna
E. Burgers

E. Derksema

H. Eggens

Mei. E. C. ten Hoopen
R. W. Eie/.enga
.1. A. van Oorschot
E. ,1. M. Smulders
.1. M. E. Verhaegh

d.d. 6 november 1978;
H B. Hoorweg

d.d. 29 november I97X:
.EP. Woud

d.d. 20 december 1978;
■A. B. Vaandrager

277

■lubilea

.1. B. M. Buiteman te Etten-Eeur
.1, C. de Graaf te Groningen
C. Holzhauer te Ro/endaal
Dr. E. 11. .1. .laartsveld te Boxtel

(afwe/ig) 50 jaar op 2 februari 1979
(afwe/ig) 25 jaar op 9 februari 1979
(aanwe/ig) 25 jaar op 9 februari 1979
(aanwe/ig) 25 jaar op 9 februari 1979

KONINKI.1.IKE NEDERI ANHSE MAAISCHAPPU VOOR DIERGENEESKUNDE

164

-ocr page 197-

f ^ffffliilte ^rtH®

Een onderzoek naar de baeteriele oorzaken
van de neonatale mortaliteit bij het veulen

Een patholoog-anatomisch verslag

Studies on the Bacterial Causes of Neonatal Mortality in Foals

Report on Post-Mortem Findings

E. J. van der Molen\'

SAMENVATTING

Gedurende twee Jaar is een onderzoek gedaan naar de oorzaken van neonatale
sterfte hij veulens. In lotaal zijn 121 vetdens onderzocht. Het blijkt, dat baeteriele
infecties een belangrijke rol spelen. De van oudsher belangrijke infectie bij het
veulen, veroorzaakt door
A. equuli (1.6%). blijkt te zijn verdrongen door E. coli
(56%). E. coli infecties treden vooral gedurende de eerste levemweken op en geven,
afhankelijk van het verloop, verschillende pathologische beelden. De acuut ver-
lopende infecties zijn vooral gekenmerkt door pathonwrfologische veranderingen
in longen en lyntjoïde organen. De subacuut verlopende infecties gaan veelal
gepaard met polyarthritis en polyserositis. Een andere belangrijke infectie tijdens
de eerste levensweken is
Klebsiella pneumoniae (10 %). Het pathologisch beeld bij
deze infectie vertoont veel overeenkomst met de subacuut verlopende
E. coli in-
fecties. Infecties met
Salmonella spp. (7%o) komen overwegend hij oudere veulens
voor (1-3 maand), lijdende aan polyarthritis.

Ook C. equi en Streptococcen infecties (11%) komen voornamelijk bij de oudere
veulens voor (1-3 maand). Het pathologisch beeld is gekenmerkt door gegenerali-
seerd voorkomen van purulenteprocessen in verschillende organen. Bij 12(\'\'c van de
veulens is. ondanks een septicaemisch sectieheeld, het bacteriologisch onderzoek
negatief

In de discussie wordt ingegaan op de betekenis van de geconstateerde patho-
morfologische beelden bij de verschillende infecties in relatie tot de Pathogenese.

SUMMARY

The causes of neonatal mortality in foals were studied over a period of two years.
The total number of foals studied was 121. Bacterial infection was found to be
an important factor. Infection caused by
A, equuli f/.6 per cent) which previously
was the most important one, has been superseded by
E. coli infection (56 per cent).

Drs. F. .1. van der Molen: destijds werk/aarn op het Veterniair Pathologiseh Instituut. Faculteit der Dier-
geneeskunde. Rijksuniversiteit Utrecht. Biltstraat 166. I hans \\crhondenaan het Centraal Diergenees-
icundig Instituut, aldeling Rotterdam.

-ocr page 198-

E. coli mfeciions pariicularly occur during the first weeks of life and. depending on
the course of the disease, give rise to various pathological changes. Infections
running an acute course are mainly marked hy pathological changes of the lung
and lymphoid organs. Infections running a subacute cour.se are frequently asso-
ciated with polyarthritis and polyserositis. .Another important cause of infection
during the first weeks of life is
Klebsiella pneumonia (10 per cent). The pathologi-
cal changes occurring in this infection are markedly similar to those in subacute
E. coli infection. Infections with Salmonella spp. (7 per cent) mainly occur
in the older foals (1-3 months) affected with polyarthritis.
C. equi and strepto-
coccal infections (11 per cent) also mainly occur in the older foals (1-3 months).
The pathological features are characterized by generalized purulent lesions in
various organs. In spite of the fact that post-mortem findings suggested septi-
caemia. bacteriological e.xaniination was negative in 12 per cent of the foals.
The discussion is concerned with an assessnietu of the relationship between the
pathomorphological findings and the pathogenesis of the various infections.

INLEIDINCI

Veulensterfte is nog steeds een belangrijk
probleem in de paardenfokkerij.
Vooral in de eerste levensweken treedt
sterfte op. Uit literatuurgegevens blijkt,
dat naast factoren zoals chronische endo-
metritis. te vroege geboorte, complicaties
bij de partus en onvoldoende opname
van colostrum, baeteriele infecties een
belangrijke rol spelen bij de etiologie van
veulensterfte (5. 7. II. 17. 19). De spaar-
zame onderzoeken op dit gebied geven
een verschillend beeld voor wat betreft
het voorkomen van de verschillende bac-
teriën. Zo vonden Dimock
et al. (7) dat
bij een groep van 566 veulens 48\' ( der in-
fecties werd veroorzaakt door
.Actinotia-
cillus equuli.
Streptococcen infecties
kwamen op de tweede plaats met
4(V",.
Slechts 7\'"(\' der infecties werd veroor-
zaakt door /:\'.
coli. Lût een onderzoek van
Platt (17) blijkt bij een groep van 61
veulens een groot deel der infecties te
worden veroorzaakt door /:\'.
coli ni.
4.V7. terwijl het aantal .-f.
equuli infec-
ties relatief gering is (29\'7).
Uit de Nederlandse literatuur zijn weinig
gegevens omtrent de oorzaken van veu-
lensterfte cn het voorkomen van de ver-
schillende bacteriën bekend, (irooten-
huis (8) vond bij veulens, waarvan het
merendeel slechts enkele dagen had ge-
leefd in 15 van de 53 gevallen
T. coli.
.Andere bacteriën, waaronder equuli
en Streptococcen, werden slechts enkele
malen geïsoleerd. Het merendeel van de
gevallen bestond uit menginfecties.

Van recente datum zijn voor ons land
geen gegev ens over de oorzaken van neo-
natale veulensterfte bekend. Dit was aan-
leiding een nader onderzoek in te stellen.

M.M ERl.V.M. EN METHODEN

In het onder/oek is uitgegaan \\ an levend geboren
\\eulens. variërend in leeftijd \\an I dag tot maan-
den. De meeste veulens werden ä terme geboren.
I n enkele gev allen was er sprake van abortus (I tot
1.5 maand te \\ roeg geboren). De onderzochte groep
bestond in totaal uit 121 veulens verspreid over de
jaren 1974 en 1975. De veulens betroflen die van
ponies. rijpaarden en dravers.
Het merendeel der cadavers werd binnen 24 uur ge-
seceerd. Van de verschillende groepen veulens werd
sv stematisch histopathologisch onder/oek v erricht.
I evens wetd van elk veulen bacteriologisch onder-
/oek gedaan. Hiervoor werden lever. milt. nier.
longen en hersenen en /o nodig andere afwijkende
organen onder/ocht. Voor het aërobe onder/oek
werden gebruikt bloedagar. serumagar en briliam-
groenlenolroodagar.

Ziektebeelden met een niet specifiek neonataal
karakter, /oals tetanus, steatitis en ileiis ten gevolge
van hggingsveranderingen van het maagdarm-
kanaal. /ijn in dit onder/oek buiten beschouwing
gelaten. Veulens met één van de bovengenoemde
aandoeningen vormden slechts een klein deel van
het ter sectie aangeboden materiaal (S\',). (ievallen
van virusabortus /ijn eveneens niet in het ondcr-
/oek betrokken, daar ilit onder/oek /ich heeft ge-
richt op de neonatale oor/aken van veulensterfte.

ONDERZOEKRESl I I A EEN

De veulens zijn ingedeeld naar aard van
de geïsoleerde bacteriën, waarbij in de
groep T. (Y)//infecties een onderverdeling
is aangebracht op ijrond van het sectie-
beeld.

-ocr page 199-

1. V eulens waaruit Escherichia coli is
geïsoleerd (68 dieren)

Bij 569c van de onderzochte veulens werd
H. coli geïsoleerd. De leeftijd in deze
groep varieerde van 1 dag tot 3 weken.
Het merendeel der veulens stierf in de
eerste levensweek. Op grond van het
sectiebeeld kunnen deze veulens in 3
groepen worden onderverdeeld.

a. Groep veulens variërend in leef-
tijd van I tol 4 dagen met een sepsis-
heeld, longafwijkingen en kenmerken
van ondervoeding (21 dieren)
Bij deze groep werd in de anamnese ge-
steld, dat de veulens reeds vanaf de ge-
boorte sloom waren, niet gingen staan
en niet wilden drinken. Daarnaast werd
in de anamnese vaak melding gemaakt
van ziekte van het moederdier of van
een abnormaal verlopen partus.
Bij sectie werd veelal een uitgedroogd
cadaver aangetroffen. Vaak was er dui-
delijk sprake van cachexie. In het laatste
geval waren de vetreserves grotendeels
uitgeput. Het nog resterende vetweefsel
rond de gewrichten, rond het hart en
langs de wervelkolom was hydropisch. In
de lichaamsholten was vaak transsudaat
aanwezig. In een aantal gevallen was
sprake van een catarrhale enteritis, ge-
paard gaande met gasvorming. In het
colon werd vaak nog meconium aange-
troffen, waarbij soms een obstipatie ge-
vonden werd. Veelvuldig werd hyper-
en of para-keratose van de pars oeso-
phagea van de maag waargenomen. In
veel gevallen ging dit gepaard met een
keratotisch beslag van het tongslijmvlies.
Een constante bevinding in deze groep
waren de afwijkingen in de longen. Deze
waren onvoldoende ontplooid en de con-
sistentie was verhoogd. De totale hoe-
veelheid atelectatisch longweefsel kon
sterk variëren en beliep soms ± 75*% van
de longen. De verspreiding was erg gril-
lig; atelectatische gebieden werden afge-
wisseld door normaal luchthoudend of
emfysematcus longweefsel (Fig. I en 2).
Vaak was er sprake van foetale ate-
lectase (Fig. I). De bronchi en bron-
chioli waren meestal duidelijk verwijd
(Fig. 2 en 3). In de alveolen bevond zich

/ a-v . M\'.
é ♦•>• . . .s.»

♦ , V ■

x\'M

een wisselende hoeveelheid geaspireerd
materiaal, bestaande uit hoornschilfers,
bacteriën en niet nader tc definiëren de-
bris (Fig, 3). Vaak ging dit gepaard met
een ontstekingsreactie, gekenmerkt door
infiltratie van alveolair macrofagen en
neutrofiele granulocvten in de alveolen
(Fig, 5),

Bij 3 veulens werden naast bovenge-

•x; \'"-i

-ocr page 200-

noemde afwijkingen veranderingen ge-
zien overeenkomend met de zgn. hya-
liene membraanziekte bij de mens. In al-
veolen en broncholi zag men acidofiele
membranen, die zich langs de wand had-
den afgezet. De membranen waren
P.A.S. positief Macroscopisch vertoon-
den deze longen op sneevlakte een vlees-
kleurig aspect. Het longweefsel was
slecht samengevallen en de consistentie
was duidelijk toegenomen. In 2 van de 3
gevallen was er sprake van een pneumo-
thorax. gepaard gaande met uitgebreid
interstitiëel en subpleuraal bulleus emfy-
seem. Éénmaal was er in de anamnese
sprake van zgn. \'barkersymptomen\'.
Naast deze specifieke afwijkingen in de
longen waren er de pathomorfologische
veranderingen wijzend op een septicae-
mie. Zo werd een ophoping van bacte-
riën. zowel intra- als extravasaal, in ver-
schillende organen gezien. Met name in
lever, nieren, bijnieren, longen en herse-
nen werd dit waargenomen, vaak gepaard
gaande met hyperleucocytose. De afwij-
kingen in de milt waren vaak karakteris-
tiek. Bij sectie werd een opvallend kleine
milt aangetroffen. Histopathologisch
werd een dergelijke milt gekenmerkt
door depletie en necrose van follikels in
de lichaampjes van Malpighi (Fig. 8).
Deze miltafwijking werd vaak gezien in
combinatie met een sterk geïnvolueerde
en oedematcuze thymus. Microscopisch
werd een dergelijke thymusafwijking ge-
kenmerkt door ernstige lymfocyten-
depletie in de schors waardoor de oor-
spronkelijke schors-mergstructuur ver-
loren wasgegaan(Fig.6). De lymfeklieren
waren meestal opvallend klein. In dc
schors \\an dergelijke atrofische lymfe-
klieren werden kleine inactieve follikels\'
aangetroffen.

Vrijwel steeds kon een geringe lot matige
degeneratie van de parenchymateuze or-
ganen worden gezien. De leverdegenera-
tie ging in veel gevallen gepaard met aan-
wezigheid \\an miliaire necrosehaardjes
waarin ophopingen van bacteriën wer-
den aangetroffen. De nieren vertoonden
naast degeneratie in veel gevallen talrijke
miliaire purulente ontstekingshaardjes,
voornamelijk in de schors gelocaliseerd.
Opvallend in deze groep veulens was het
-\'7 -

Fig. 4. l ong veulen. 4 dagen oud. In alveolen
uitgebreide hyaliene membraanvorming ( — ). In
bloedvaten emboli bestaande uit bacteriën ( ►).
H F. 80

frequent optreden van omvangrijke ne-
crose van tubuli in de schors (Fig. 9).
Macroscopisch kenmerkten deze nieren
zich door opvallende lysis van het schors-
gedeelte. Deze karakteristieke nierafwij-
kingen traden met name op in gevallen,
waarbij in de longen de hiervoor beschre-

-ocr page 201-

r:

/

#

V I

5 • ,

Fig. 5. Long veulen, 2 dagen oud. Longweefsel
onvoldoende ontplooid. In alveolen naast débris
talrijke alveolair marol\'agen { —^ ). H.E. 200 \\.

ven afwijkingen werden aangetroffen. In
de bijnieren werden eveneens karakteris-
tieke laesies in de schors waargenomen.
Naast uitgebreide bloedingen werden de-
generatie en necrobiose gezien (Fig. 11).
In een aantal gevallen was er sprake van
infarcering van schorsgedeeltes. Evenals
in de nieren werden ook hier purulente
ontstekingshaardjes aangetroffen, vaak

Fig. 7. Milt veulen, 2 dagen oud, [.ymlfollikels in
lichaampjes van Malpighi bij/onder celarm a
,g,v.
ernstige depletic ( ~
1. H.F. 20 .v.

in combinatie met dergelijke laesies in de
nieren.

Opvallend in de hersenen was de mas,sale
bacteriaemie, soms leidend tot vor-
ming van emboli. Daarnaast kon er in
veel gevallen worden gesproken van een
exsudatieve meningitis. Slechts in 2 ge-
vallen werd in deze groep een serofibri-

Fig, 6, Thymus veulen, 4 dagen oud. Ernstige
depletie van lymfoïde cellen, hetgeen heeft geleid
tot verlies van de norinale schors-mergstructuur.
I.obulus (I) bijzonder celarm. Oedeem in intra-
lobulaire septa (s). H.E. 80 x.

Fig. 8. Milt veulen, 2 dagen oud. (iedeelte van
lichaampje vam Malpighi; centraal necrose van
lymfoïde cellen met pyknose en karyorrhexis (c);
zowel centrale als perifere gebied fp) celarm a
.g.v.
lymfocytendcpletie. H.E. 80 x.

-ocr page 202-

V*.\'
f

« V

c

n

■ -V (. I -Xi • 1V, ...

V

Fig. 9; Nier veulen. 6 dagen oud. In de schors uil-
gebreide necrose van tubuli contorli (n). mogelijk
als gevolg van acidose. H.E. 80

neuze polyarthritis gezien. In de overige
gevallen was de synovialis vaak sterk
hyperaemisch. hetgeen soms gepaard
ging met hemorrhagische synovia.

b. Groep veulens variërend in leef-
tijd van 2 dagen tot 3 weken niet naast
een sepsisheeld, polyserositis enjoj
polyarthritis enj of meningitis (43 die-
ren)

De gemiddelde leeftijd in deze groep was
hoger dan die in groep a. Het merendeel
der veulens was ongeveer 1 week oud.
Uit de anamnese blijkt dat deze veulens
aanvankelijk vaak vitaal waren en vol-
doende dronken. Pas enkele dagen na de
geboorte werden bij de dieren ziektever-
schijnselen waargenomen, met als meest
opvallende klinische bevinding ontste-
king van verscheidene gewrichten. De
cadavers verkeerden meestal in een slech-
te voedingstoestand. Soms was er duide-
lijk sprake van cachexie. De huid ver-
toonde regelmatig decubitis met name
rond gewrichten en ogen.
In 41 van de43 gevallen werd een exsuda-
tieve polyarthritis geconstateerd. Het ex-
sudaat varieerde van serofibrineus tot
fibrinopurulent. De gewrichten waren
vaak duidelijk gezwollen vanwege de
grote hoeveelheid exsudaat in de ge-
wrichtsholten.

In 759f van de gevallen ging de poly-
arthritis gepaard met ontsteking van één
of meer sereuze vliezen. Slechts 2 maal
werd een polyserositis gezien zonder dat
er sprake was van een polyarthritis. Pleu-
ra en pericard waren vaker aangetast dan
het peritoneum. De ontsteking varieerde
van fibrinopurulent, waarbij vaak weinig
dik vloeibaar exsudaat werd gevormd,
tot serofibrineus met vorming van veel
vloeibaar exsudaat. Het eerste beeld
werd vooral in de buikholte aangetrof-
fen. In de borstholte en pericard werd
vaker een serofibrineus beeld gezien. In
de borstholte gingdit vaaTc gepaard met
atelectase van de longen. In een deel van
de gevallen met atelectase had zich een
catarrhaal-fibrineuze pneumonie ont-
wikkeld in de topkwabben en de craniale
gedeeltes van de hoofd kwabben.
In 10 van de 30 gevallen, waarbij de her-
senen histologisch zijn onderzocht, was
er sprake van een purulente c.q. fibrino-
purulente meningitis. In de overige ge-
vallen was er een duidelijke toename
vast te stellen van het aantal intravasale
polymorfkernige leucocyten. Het endo-
theel van de meningeale bloedvaten was
gezwollen en intravasculair werden bae-
teriele emboli aangetroffen.

»Vi«\' .

-ocr page 203-

In één geval zag men een meningoence-
phalitis met aanwezigheid \\an micro-
abcesjes in de hersenstam.
De overige pathomorfologische verande-
ringen. die in deze groep werden gevon-
den. kwamen overeen met de in groep a
beschreven beelden in relatie tot de sep-
tieaemie. Bacterieaemie en hyperleuco-
cytose werden ook in deze groep veel-
vuldig vastgesteld. De parenchymateuze
organen vertoonden meer of minder ern-
stige degeneratie. In de bijnieren werden
in sommige gevallen necrosehaardjes
aangetroffen. Enkele malen werd in deze
groep een purulente haardnefritis gezien,
éénmaal in combinatie met microabces-
jes in de longen. In het laatste geval werd.
behalve
E. coli. uit de longen 5"/r zoöepi-
demicus
geïsoleerd.

I ig. I I. Bijnier veulen. 2 dagen oud. Necrobiose van /óna fasciculata (D. Zona glonierulosa \\ertoont
eveneens necrobiose in aan lasciculata gren/end gebied (g|. In /óna fasciculata bacteriel\'nibolie in capil-
lairen ( —^ ), In de/c gebieden levens uitgebreide necrosc niet karyorrhe.xis cn pyknose. H.r.. XO

c. Overige veulens waaruit E. coli is
geïsoleerd (4 dieren)
Deze veulens hadden een van de vorige
groepen afwijkend sectiebeeld. Alle veu-
lens vertoonden een sepsisbeeld. Bij twee
veulens (6 en 8 dagen oud) werd het sectie-
beeld daarnaast gekenmerkt door opval-
lende nierafwijkingen. De nieren waren
bleek, oedemateus en sterk gezwollen. In
de schors was sprake van diffuse necro-
biose van tubuli contorti. hetgeen in één
geval had geleid tot macroscopisch waar-
neembare lysis van de schors. Het merg
vertoonde hemorrhagisch oedeem, ge-
paard gaande met infarcering van gedeel-
tes van het merg. In dat geval gingen de
nierafwijkingen gepaard met uitgebreide
subcutane oedemen en transsudaat in de
lichaamsholten. In beide gevallen kwa-
men de longafwijkingen overeen met de
in de groep a aangetroffen histopatho-
logische beelden en werden gekenmerkt
door grillig verspreide atelectase naast
emfyseem, verwijde bronchi en bron-
chioli. aspiratie van debris. hoornschil-
fers en een ontstekingsreaktie met infil-
tratie van macrofagen en neutrofiele gra-
nulocyten in de alveolen. Bij één veulen
was een aantal ribben gefractureerd
en werd een exsudatieve meningitis vast-
gesteld. Beide veulens vertoonden vol-
gens de anamnese zenuwverschijnselen,
waaronder visusstoornissen. Van de ove-
rige veulens leed er één (8 dagen oud)
aan een peritonitis, ontstaan vanuit een
flegmoneuze omphalitis. Het andere veu-
len (1 dag oud) was afkomstig van een
hyperlipaemische merrie en vertoonde
zelf een hyperlipaemisch sectiebeeld met
vervetting van de parenchymateuze or-
ganen.

-ocr page 204-

2, Veulens met sepsisbeeld waaruit
Klebsiella pneumoniae is geïsoleerd
(12 dieren)

De leeftijd in deze groep varieerde van
1 dag tot 4 weken-. De meeste veulens
waren 1 a 2 weken oud. Het sectiebeeld
werd gekenmerkt door polyarthritis al of
niet in combinatie met polyserositis, in
10 van de 12 gevallen werd een e.xsuda-
tieve polyarthritis met een purulent tot
fibrinopurulent karakter vastgesteld. Bij
6 van de 10 veulens ging deze afwijking
gepaard met een purulente of fibrino-
purulente (poly)serositis. In 2 van de 6
gevallen werd alleen een pleuritis gezien.
In de meeste gevallen ging de pleuritis
vergezeld van een catarrhaal-fibrineuze
pneumonie, gelocaliseerd in de voor-
buitendelen \\an de longen. Bij 6 veulens
werd een purulente meningitis vastge-
steld, In de overige gevallen was er in de
meningeale vaten een groot aantal leuco-
cyten waar te nemen, met zwelling van
het vaatendotheel.

E:venals in de vorige groep werd ook hier
bij enkele veulens in de longen hyaliene
membraanvorming waargenomen. Één-
maal betrof het een veulen van 9 dagen
oud met een fibrineuze pleuritis. Een
tweede veulen van 4 weken oud had ge-
durende langere tijd diarrhee gehad ten
gevolge van een worminfectie en was aci-
dotisch. De longen waren volumineus en
stevig, met in de topkwabben een catar-
rhale pneumonie. In de hoofdkwabben
was uitgebreid hyaliene membraanvor-
ming opgetreden, gekenmerkt door af-
zetting \\an P.A.S.-positief materiaal
langs de alveolaire wanden. Bij het eerste
\\eulen was er sprake \\an zgn. \'barkcr-
\\erschijnselen",

In deze groep werden op grond van het
scpticaemisch verloop van de infecties
soortgelijke pathomorfologische veran-
deringen gezien als bij de K. (■()//infecties.
Veelal was er een duidelijke bactcriaemie
met h\\ perleucocytose in de \\erschillende
organen waar te nemen. In lever, nieren
en bijnieren ging dit soms gepaard met
de vorming van granuloompjes. Evenals
bij groep a van de /:\'. (ï;//infecties werd in
de milt en thymus regelmatig een uit-
puttingsbeeld gezien in resp. lichaam-
pjes van Malphigi en schors.

.1. Veulens met sepsisbeeld waaruit
salmonellae zijn geïsoleerd (9 dieren)

De leeftijd in deze groep was gemiddeld
hoger dan in de vorige groepen. Infecties
met
Salmonella werden gezien bij veu-
lens van enkele weken tot enkele maan-
den oud.

Polyarthritis en enteritis waren de meest
frequente sectiebevindingen. t)e arthritis
had overwegend een exsudatief karakter,
variërend van serofibrineus tot fibrino-
purulent. De ontsteking ging in enkele
gevallen gepaard met aantasting van het
gewrichtskraakbeen. Ook tendovaginitis
en osteomyelitis werden éénmaal gezien.
Een combinatie van polyarthritis met
polyserositis kwam voor bij 2 veulens.
Bij één veulen werd een purulente menin-
gitis vastgesteld.

In 5 gevallen was er al of niet in com-
binatie met bovengenoemde afwijkingen
sprake van een enteritis, overwegend van
het colon. De ontsteking variëerde van
zuiver exsudatief (vnl. pseudomembra-
neus) tot meer proliferatief met talrijke
actieve lymffollikels. plasmacellen, histo-
cyten en fibrosering van de subrnucosa.
Ook trad necrose op met ulceratie, uit-
gaande van de Peyersche platen. Bij één
veulen werden naast een ulceratieve coli-
tis abcesjes in de wand van het colon
aangetroffen. In de lever werden granu-
loompjes gezien, soms in combinatie met
necrosehaardjes (I.edschbor lever). Eén
veulen leed aan een hv\'popyon.

Van de meer algemene verandcrmgen
waren liet meest in het oog springend
de massale bacterie-ophopingen en de
hyperleucocytose in de verschillende or-
ganen. In de thymus en milt werd in een
aantal gevallen een duidelijke lymfo-
cyten-depletie waargenomen. De milt
vertoonde soms het beeld van hyper-
plastische splenitis met prolileratie van
het R.E.S. In de nieren was regelmatig
necrose van het tubulusepitheel opge-
treden. Soortgelijke veranderingen wer-
den in de bijnieren aangetroffen. De ge-
ïsoleerde
Salmonella stammen behoor-
den tot de B groep, met uitzondering van
één stam. geïsoleerd uit een veulen met
pseudomembraneuze colitis. Deze be-
hoorde tot
Salmonella groep D.

-ocr page 205-

4. Veulens met sepsisbeeld waaruit
Streptococcus zoöepidemicus en/of
Corynehacterium equi zijn geïsoleerd
(13 dieren)

f)e leeftijd in deze groep varieerde van
enkele weken tot enkele maanden. Bij de
jongere veulens werd vooral
Str. zoö-
epidemicus
geïsoleerd, terwijl bij de
oudere veulens meer een
C. equi infectie
voorkwam. Binnen de groep was een
grote mate van overeenstemming wat be-
treft het sectiebeeld. Het beeld werd ge-
kenmerkt door de aanwezigheid van tal-
rijke purulente ontstekingshaarden in
verschillende organen.
De longen vertoonden vaak een catar-
rhaal-purulente pneumonie met de vor-
ming van omvangrijke abcessen. Ter
plaatse van de abcessen was vaak ver-
groeiing opgetreden van viscerale met
parietale pleura. Meestal werden de veu-
lens in dit chronische stadium aange-
boden. Er was dan sprake van een puru-
lente neusuitvloeiing, die het gevolg was
van een uitgebreide purulente bronchitis
c.q. bronchiolitis. H istopathologisch
kenmerkte de pneumonie zich in het
acute stadium door de aanwezigheid van
grote aantallen alveolair macrofagen met
af en toe vorming van reuscellen. Het
chronische stadium was gekarakteriseerd
door purulent verval, hetgeen leidde tot
de boven beschreven abcesvorrning met
afkapseling van het ontstekingsproces
door vorming van bindweefsel.

In 4 van de 13 gevallen kon van gegenera-
liseerd vóórkomen van abcessen worden
gesproken, die behalve in de longen wer-
den aangetroffen in de subcutis, skelet-
spieren, colonwand, hersenen en ver-
schillende in- en uitwendige lymfklieren.
Éénmaal werd een doorbraak van ge-
abcedeerdc inwendige darmbeenslymf-
klieren naar het wervelkanaal vastge-
steld.

Bij 5 veulens werd een exsudatieve poly-
arthritis gezien. Soms ging dit gepaard
met aantasting van het gewrichtskraak-
been. De veulens met gewrichtsontste-
kingen kwamen zowel voor bij de
Strep-
tococcen- als bij de C. equi infecties.
Opmerkelijk was het voorkomen van
hypopyon in combinatie met purulente
meningitis bij 3 veulens. In alle 3 gevallen
betrof het
C. equi infecties.

5. Veulens met sepsisbeeld waaruit
Actinobacillus equuli is géisoleerd (2
dieren)

De veulens waren resp. 2 en 5 dagen oud.
Meest opvallend bij deze veulens was de
aanwezigheid van talrijke micro-abcesjes
in verschillende organen zoals longen, le-
ver, nieren en bijnieren. De localisatie van
de micro-abcesjes in de nieren beperkte
zich overwegend tot de schors. De ontste-
kingshaardjes gingen vaak uit van glome-
ruli. Zowel in glomeruli als in bloedvaat-
jes in het interstitium werden omvang-
rijke bacteriekolonies aangetroffen (fig.
10). Behalve de nieren waren ook de bij-
nieren ernstig aangetast. In de schors zag
men uitgebreide bloedingen. Dit ging
gepaard met necrobiose van epitheelcel-
len en verlies van de oorspronkelijke
schorsstructuur. Ook hier werden om-
vangrijke bacteriekolonies aangetroffen,
van waaruit zich micro-abcesjes hadden
ontwikkeld. Dezelfde ontstekingsbeelden
werden in de longen en de lever gezien.
Wel waren de purulente ontstekings-
haardjes hier minder talrijk.
Naast bovenbeschreven specifieke laesies
was er bij het ene veulen sprake van een
haemopurulente polyarthritis; het andere
veulen leed aan een catarrhale enteritis.

6. Veulens met sepsisbeeld en een ne-
gatief bacteriologisch onderzoek (15
dieren)

De leeftijd bij deze veulens liep vrij sterk
uiteen en is globaal in 2 groepen onder te
verdelen. De veulens van enkele dagen tot
1 week oud vertoonden in de meeste ge-
vallen een duidelijk sepsisbeeld. Er wer-
den identieke afwijkingen gevonden als
bij de bacterieel positieve veulens. De be-
langrijkste laesies waren exsudatieve po-
lyarthritis, polyserositis en meningitis,
pneumonie, depletie van thymus en milt,
bloedingen gepaard gaande met necrose
van bijnierschors en in enkele gevallen
een enteritis. De veulens verkeerden
meestal in een slechte voedingstoestand.
Soms was er duidelijk sprake van cache-
xie. Bij één veulen van 2 dagen oud waren

-ocr page 206-

de longen grotendeels atelectatisch. Van
de groep oudere veulens vertoonden alle
dieren een duidelijk sepsisbeeld. De be-
langrijkste afwijkingen in deze groep be-
stonden uit polyarthritis en polyserositis,
waarbij het ontstekingsbeeld overeen-
stemde met de in de \\orige groepen be-
schreven veulens met dit beeld.

7. Restgroep met sepsisbeeld (2 die-
ren)

Eén veulen van 12 dagen oud leed aan een
Pseudomonas aeruginosa infectie. Er was
sprake van een fibrinopurulente polyar-
thritis met rond de spronggewrichten te-
vens een tendovaginitis. In zowel de lin-
ker als de rechter femur werd een necroti-
serende osteomyelitis waargenomen.
Bij het tweede veulen werd
Enterobacter
aerogenes
geïsoleerd. Inde longen was bij
dit veulen uitgebreide hyaliene mem-
braanvorming opgetreden, gepaard
gaande met intravasale stolling, Lobulair
verspreid was er sprake van een catarrhale:
pneumonie,

In de dunne darm werden talrijke infarc-
ten aangetroffen. Dit had geleid tot een
praeperforatieve peritonitis met onder-
linge verkleving van darmlissen. De ove-
rige organen vertoonden afwijkingen ten
gevolge van sepsis, zoals degeneratie van
de parenchymateuze organen en milt-
zwelling.

DlSCÜSSlf-

Uit het onderzoek blijkt, dat bacteriële in-
fecties een belangrijke rol spelen bij de
mortaliteitsproblematiek van het veulen.
De belangrijkste bacteriën, die door de
verschillende auteurs genoemd worden,
komen ook in de door ons onderzochte
groep veulens voor (5. 7. 1 I. 17), Opval-
lend in dit onderzoek is het grote aandeel
der
E. coli infecties (56%), Uit het onder-
zoek van Platt (17) blijkt, in vergelijking
met het onderzoek van Dimock (7), een
toename van het aantal
E. coli infecties.
De verschuiving lijkt ten koste te gaan
van de van oudsher belangrijke infectie
bij veulens veroorzaakt door
A. equuli.
Platt (17) constateerde een afname van
het aantal
A. equuli infecties, vergeleken
met het onderzoek van Dimock (7). Op-
vallend klein is het aantal
A. equuli in
onze groep veulens (1,6%),
De verschuiving ten gunste van de
E. coli
infecties is mogelijk een gevolg van de
toegenomen resistentie ten opzichte van
de in de praktijk toegepaste antibiotica.
Voor zover gevoeligheidsbepalingen zijn
gedaan van
E. co//stammen, blijkt er een
grote resistentie te bestaan tegen de
meeste toegepaste antibiotica (medede-
ling Prof. Frik vakgroep Veterinaire Bac-
teriologie).

Opvallend groot is in vergelijking met an-
dere onderzoeken (5. 7, 11, 17) het per-
centage veulens waarbij
Klebsiëlla
pneumoniae
is geïsoleerd, met name in de
eerste levensweken. Of de toename van
deze infectie ook samenhangt met dc vor-
ming van resistentie ten opzichte van de
gebruikte antibiotica is, gezien de gevoe-
ligheid van deze bacterie voor de meeste
antibiotica, niet waarschijnlijk.

De E. coli infecties treden het meest op in
de eerste levensweek (zie tabel I),
Er kan een onderscheid gemaakt worden
in acuut en subacuut verlopende infecties.
In de acuut verlopende gevallen is er
sprake van een septieaemie met macro-
scopisch vaak geringe laesies in de orga-
nen. De veulens zijn meestal 1 a 2 dagen
oud, en vaak niet vitaal na de geboorte.
Mogelijk dat hier reeds voor of tijdens de
partus de infectie plaats heeft gevonden.
Bevindingen uit het onderzoek onder-
steunen deze veronderstelling. Bij veulens
uit groep la van één of enkele dagen oud
worden veelvuldig bacteriën in de longen
aangetroffen. Dit pleit voor een inleetie
via besmet vruchtwater, temeer daar er
bij deze groep veulens vaak sprake is van
aspiratie van vruchtwater, waarschijnlijk
ten gevolge van hypoxie.
Het feit dat. zoals vaak blijkt uit de anam-
nese. het veulen vanaf de geboorte niet vi-
taal is. zal mede van invloed zijn op de
verdere levenskansen. Dit temeer, daar
onder dergelijke omstandigheden het
veulen onvoldoende colostrum zal opne-
men, Deze opname van colostrum gedu-
rende de eerste 24 tot 36 uur is essentieel
voor de opbouw van de passieve immuni-
teit (10). Gedurende deze periode worden
in de dunne darm de specifieke immuun-
globulines geresorbeerd. Veulens, die in

-ocr page 207-

deze periode niet voldoende colostrum
opnemen, vallen gemakkelijk ten prooi
aan baeteriele infecties.
Uit dit onderzoek blijkt bij de groep veu-
lens, gestorven in de eerste levensweek, er
vaak sprake te zijn van ernstige ondervoe-
ding, waarbij soms de vetreserves zijn uit-
geput. Dit is in overeenstemming met het
onderzoek van Platt (16). Deze ondervoe-
ding zal naast de reeds genoemde facto-
ren een belangrijke rol spelen bij het ver-
loop van de ziekte.

De veulens, waarbij de infectie sub-
acuut verloopt, behoren meest tot groep
b van de
E. coli infecties en de Kleh.siella
pneumoniae
infecties. Bij deze veulens
zijn de pathomorfologische veranderin-
gen vaak \\eel ernstiger dan bij de-
acuut verlopende infecties. Fïr is naast
een sepsisheeld veelal sprake \\an
polyarthritis, polyserositis en meningitis.
In veel gevallen komen deze afwijkingen
gecombineerd voor.

De pathomorfologische veranderingen in
de lymfoide organen, die met name bij de
acuut verlopende infecties worden gezien,
zullen een belangrijke invloed hebben ge-
had op het verloop van de ziekte. Dit
geldt vooral voorde baeteriele infecties in
de eerste levensweek. De veel geconsta-
teerde thymusinvolutie kan erop duiden,
dat naast een infectie ook stressfactoren
mogelijk een rol spelen. Hartmann e.a.
(9) hebben bij kalveren onder experimen-
tele omstandigheden aangetoond, dat bij
toediening van ACTH en cortisol involu-
tie optreedt van de lymfoide organen, met
name van de thymus. Ook de veel gecon-
stateerde depletiebeelden in de mih hou-
den mogelijk verband met de onder in-
vloed van stressfactoren vrijkomende bij-
nierschorshormonen.
In de bijnieren worden \\aak ernstige lae-
sies aangetroffen, bestaande uit bloedin-
gen en necrose van de schors. In een aan-
tal gevallen was er sprake van infarcering
van de cortex. Deze laesies, voornamelijk
gezien bij de jongere veulens, kunnen ver-
band houden met in de bloedcirculatie
aanwezige bacterie-toxinen.
Uit experimenten met proefdieren is ge-
bleken, dat dergelijke laesies in de bijnier-
schors ten gevolge van bacterie-toxinen
kunnen ontstaan (4. 17). Het is mogelijk,
dat we hier met een soortgelijke Pathoge-
nese te maken hebben. De betekenis van
deze laesies zal zijn. dat het veulen niet
meer in staat is adequaat te reageren op
ongunstige milieuomstandigheden gedu-
rende de eerste levensweken. Tezamen
met de pathologische veranderingen in de
organen van het R.E.S., vormen de afwij-
kingen in de bijnierschors een belangrijke
factor met betrekking tot de weerstands-
vermindering bij het pasgeboren veulen.
In zes gevallen was er sprake van hyaliene
membraanvorming in de longen. Meestal
was dit in combinatie met andere afwij-
kingen zoals atelectase. aspiratie van
vruchtwater, pleuritis en longemfyseem

Tabel 1. Leeftijdsverdeling der veulens t.o.v. de belangrijkste
baeteriele infecties.

Bacteriën

Totaal

Leeftijd in

weken

0-1

1-2

2-3

3-h

5-6

6-12

E. coli

68

U6

li

5

1

1

Klebsiella pneumoniae

12

5

U

2

1

Salmonellae spp.

9

1

1

1

5

Str. zoöepidemicus
C. equi

13

2

3

2

5

-ocr page 208-

met pneumothorax. Een aantal auteurs
(3, 13, 18, 19) brengt de hyaliene mem-
braanvorming in de longen in verband
met het zogenaamde neonatale malad-
justment syndroom, ook wel barkers of
dummies genoemd. Vooralsnog blijkt uit
dit onderzoek niet, dat deze zogenaamde
barkers een pathomorfologisch uniform
ziektebeeld vormen. Slechts bij 2 van de 6
veulens met hyaliene membraanvorming
in de longen werd er in de anamnese
gesproken over barkerverschijnselen.
Daarnaast was er bij een aantal veulens
sprake van dergelijke verschijnselen, zon-
der dat er in de longen specifieke afwij-
kingen werden aangetroffen. Bovendien
kwam de afwijking voor bij verschillende
bacteriële infecties en op verschillende
leeftijden. Opvallend in dit verband is,
dat door Mahaffey (13) een aantal bar-
kers wordt beschreven, waarbij de patho-
logische veranderingen in de longen veel
overeenkomst vertonen met de longafwij-
kingen bij de acuut verlopende
E. coli in-
fecties. Het bacteriologisch onderzoek
verliep echter in die gevallen negatief.
Hoewel in onze groep veulens deze long-
afwijkingen veel voorkomen, is er slechts
in enkele gevallen sprake van barkerver-
schijnselen. Ook onderzoek van het cen-
traal zenuwstelsel bleek geen verdere
klaarheid te kunnen brengen omtrent het
ontstaan van deze verschijnselen.

Er blijkt een duidelijke correlatie te be-
staan tussen de aanwezigheid van long-
veranderingen en het optreden van tubu-
lonefrose in de nieren in groep a van de E.
co/i infecties. Deze nierafwijkingen wor-
den door enkele auteurs (18. 19) toege-
schreven aan anoxaemie cn of acidose
die ten gevolge van de beschreven longaf-
wjjkingen kunnen optreden. Denierafwij-
kingen bij twee veulens uit groep Ic, be-
staande uit ernstige tubulonefrose en he-
morrhagisch oedeem met infarcering van
het merg, zijn voor zover kan worden na-
gegaan niet eerder bij veulens beschreven.
Mogelijk dat hiervoor wat betreft de ver-
anderingen in de schors sprake is van een
kwantitatief verschil met de nierafwijkin-
gen bij de veulens van groep a, temeer
daar hier dezelfde longafwijkingen wer-
den gezien.

De infecties veroorzaakt door Salmo-
nella
spp., Sir. zoöepick\'micus en C.
equi,
komen vooral voor bij oudere veu-
lens (zie tabel 1). Dit stemt overeen met
bevindingen van andere onderzoekers (6,
18, 20). Bij de
Streptococcen infecties iser
vaak sprake van een
menginfectie. Ook
dit stemt overeen met resultaten van an-
dere onderzoekers (17, 20). In alle geval-
len ging het om
Str. zoöepidemicus \'mïtc-
ties. Str. equi werd niet geïsoleerd, het-
geen
overeenkomt met de bevindingen
van Platt (17). Zowel (".
equi als Strepto-
coccen infecties komen vaak enzoötisch
voor zoals blijkt uit de onderzoeken van
Bain e.a. en Sippel e.a. (2, 20).
In ons materiaal waren veulens met C.
equi en Streptococcen infecties vijfmaal
afkomstig van hetzelfde bedrijf.

Door enkele auteurs (2, 5, 20) wordt ge-
steld, dat wormlarven een belangrijke rol
kunnen spelen bij het ontstaan van C \'.
equi
infecties. Het verspreid vóórkomen van
purulente processen in verschillende or-
ganen zou verband houden met de trek-
tocht van de migrerende larven. Mahaf-
fey (14) constateerde dat de infecties op
bedrijven, waar systematisch werd ont-
wormd, sterk terugliepen. Slechts in één
geval van C
equi infectie werd door ons
een spoelworminfectie gezien.
Wat betreft het aantal veulens, waarbij
het bacteriologisch onderzoek negatief
verliep, kan worden opgemerkt, dat de
meeste van deze veulens toch een duide-
lijk sepsisbeeld vertoonden, zodat moge-
lijk ook hier infectieuze agentia een be-
langrijke etiologische rol hebben ge-
speeld. Ook de aard van de afwijkingen in
de verschillende organen verschilde niet
wezenlijk van die bij de bacteriologisch
positieve veulens. Mogelijk dat hier de
meestal toegediende antibiotica van in-
vloed zijn geweest op de resultaten van
het bacteriologisch onderzoek.
Resumerend kan worden gesteld, dat
bacteriologische infecties, meestal verlo-
pend als een septicaemie, nog steeds een
belangrijke rol spelen met betrekking tot
de mortaliteit bij veulens tijdens de op-
fokperiode. Daarbij is vooral de verdrin-
ging van de van oudsher belangrijke in-
fectie met
A. equuli. die verantwoordelijk
was voor het optreden van de zgn. veulen-
ziekte, door
E. coli infecties, een in het

-ocr page 209-

oog springende bevinding. Het is op waarop de infectie op verschillende leef-

grond \\ an dit onderzoek niet te zeggen in tijden plaatsvindt, verdient verdere stu-

hoeverre deze situatie algemeen geldt in die.

Nederland. t)aartoe zou een meer lande- Op die manier zal er meer inzicht kunnen

lijk gericht onderzoek noodzakelijk zijn. worden verkregen omtrent etiologie en

Bovendien is het nodig dat er meer onder- pathogenese van sterfte gedurende de ne-

zoek wordt verricht omtrent de predispo- onatale periode. Dit onderzoek heeft

nerende factoren, zoals stress en onder- daartoe een bijdrage willen leveren,
voeding, die van invloed zijn op het
adequaat functioneren van de im-
munologische afweer. Uit het onder-
DANKBETUIGING

zoek is gebleken, dat er vooral bij de

1 j • r ■ i_ . • Met dankzegging aan Prol. Dr. J. E. Enk en mede-

acuut verlopende mfecties m het im- ,,e,kers van de ^kgroep Veterma.re Baeteriolog.e

muunapparaat uitgebreide pathomorfo- voor het ter beschikking stellen van de baeteriologi-

logische laesies optreden. Ook de wijze sehe gegevens.

I ITERATUUR

1. Bain. A. M.: C\'. et/ui infection in the equine. Aiisir. l el. ./.. }9. 116. (1963).

2. Bain. .A. M.. Rofe. .1. C.. Hotsen. 1. K.. and Murphy. S.; Huhronému niegiislomu larvae associated
with pulmonary abscessus in a foal.
Ausu. I el. ./.. 45. 101. (1969).

.1. Baird..l. D.: Neonatal maladjustment syndrome in a thorouhgbred foal. .4i/.s7r. I ei../.. 49. .\'i3(). (1973).

4. Bavaud. C.: Endoto.xinaemie und Nebennierenblutungen. E.xperimentelle Untersuchungen an AG\'1 H
vorbehandelten Ratten.
I ireli. Arch.. A .360 . 71. (1973).

5. Bredin. K. .1.: I he clinical approach to some foal diseases in an .Australian stud practice, /ri.\'.h I ei. ./..
27. 63. (1973).

6. Burrows. (1. E.: ( . eqiil infection in two foals. ./. Am. I el. Med. ,4.vv.. 152. 1119. (196,S).

7. Dimock. W. V\\ .. I-dwards. P. R. and Bruner. D. \\V,: Infections observed in equine fetuses and foals.
( finiell I el.. 89. (1947).

X. Grootenhuis. H.: De perinatale lethaliteit bij het paard. Tiidschr. Iliergeneesk.. HI. 341. (1956).
9. Ilartmann. IE. Helmann. P.. Meyer. 11. und Steinbach, (i.: Allgemeines Adaptationssyndrom (Selyel

beim Kalb. 5. Mitt. .Archiv für i..\\perimemelle \\ eieriiuirmedi:in. .30. .\'\'9, (1976).
10. .leffcott. I . B.: Passive immunity in the foal. I el. AmmaL 14. 79. (1973).

I 1. .lubb. K. V. and Kennedy. P. C.: Pathology of domestic animals vol. 1. Academic Press. New York.
535.(1970).

12. Maguire. I,. C.: Ehe role of Hader ium vi.ieii.sum equi in the causation of equine diseases. I <■/. Kee.. 70.
989. (1958).

13. Mahaffey. E. M.: Convulsive and allied syndromes in newborn foals. I <7. Kec.. 69. 1277. (1957).

14. Mahaffey. 1 . M.: Respiratory conditions in horses. \\ el. Ree.. 74. 1295. (1962).

15. Mäusle. E.: Electron microscopic studies of infectious adrenal cortical hemorrhages in rats, lieilr.
Path..
151. 179. (1974).

16. Piatt. IE: l-tiologica I aspects of perinatal mortality in t he "E borough bred, lü/imie I el../., 5. //6. (1973).

17. Piatt. IE: Septicaemia in the foal. A review of 61 ca.ses. lir. l ei. ./.. 129. 221. (1973).
IX, Roonev. .1. R.: .Autopsy ol the horse. Williams and Wilkins. Baltimore. X7. (1970).

19. Rossdale, P, D,: Modern concepts of neonatal disease in foals, h.qume I el. ,/,, 4, 117. (1972).

20, Sippel, W, 1 ., Keahev, E, I , and Bullard, I , I .: Corynebacterium infections in foals: etiology, patho-
genesis and laboratory diagnosis, ./.
Am. l ei. Med. I.s.s.. 153, 160. (1968).

-ocr page 210-

Epidemiologisch Salmonella-onAtxzotV.
in een bepaald gebied (\'Project Walcheren\')

IV. Het voorkomen van Salmonella in het riool-
stelsel, in faeces van mensen en huisdieren,
in winkels en in keukens en toiletten
in het dorp Aagtekerke\'

EpiJenüological Siuclies on Salmonella in a Panieular Area
(\' H \'aleheren Projeei \'j

I ( . The liuii/t\'ncc of Salnumella in the Sewage Sysieni. in faeces of Man and
Peis as wel! as in Shops. Kiiehens and f.avaiories in ihe l \'illage of Aaglekerke

.1. Oosterom^ .lacora C. de Wit\\ M. van Schothorst^
F. M. van Leusden- en E. H. Kampelmacher-

l\'ii het Rijksinsiiluui voorde l Olk.sgezondheid. Bilihoven

SAMLNVAI riNCl

In hel kader van epidemiologische Salmonella-(;;«(/t\'/T«i\'A//!g6\'n op Walcheren is
gedurende langere lijd in hel dorp Aagtekerke de hesmening van hel rioolwater
onderzocht en is gebleken, dat dit rioolwater veelvuldig en vaak met grote aan-
tallen salmonellae is hesmet. in het hier beschreven onderzoek is getracht een ant-
woord te vinden op de vraag hoe deze besmetting tot stand kan komen. Hiertoe
werd gedurende drie weken in juni 1977 in het dorp Aagtekerke onderzoek gedaan
naar het voorkomen van salmonellae in het rioolstelsel, in faeces van mensen en
huisdieren, in winkels en in keukens en toiletten. Naast de positieve bevindingen in
het rioolstelsel (en in injluenien en effluenten van de rioolwaterzuiveringsinstal-
latie) werden slechts uit enkele faecesmonsters van humane en dierlijke oorsprong
salmonellae geïsoleerd. Bij serotrpering bleken de stammen uit humane faeces
overeen te komen met de typen die in het rioolstelsel werden gevonden.
Dit feit. tezamen met de resultaten van de kwamitatieve bepalingen doen ver-
moeden. dat het rioolstelsel slechts door het kleine aantal uitscheiders werd
besmet.

De vermindering van de besmetting, welke tijdens de onderzoekperiode in het
rioolstelsel werd gevonden, zou er op kunnen wijzen, dat salmonellae zich niet
zonder meer in een dergelijk milieu kunnen handhaven, althans niet bij de tempe-
raturen. die bij de monsternemingen in het rioolwater werden gemeten. Een ver-

■ Dit (inclLT/ock weid uitge\\(ieid in opdracht \\an de Hooldinspectic \\oor dc H>gicne \\an hct Mihcu ni
sanicnucrking met een aantal instanties cn personen (/ie annex).

Drs, ,1, Oostcrom, Dr, M, \\an Schothorst, 1 , M, \\an l ensden en l\'rol, Dr. k, 11, Kampelmacher; 1,abo-
ratoriuni \\Oi)r Zoönoscn en I-e\\ensniiddclenmici(ibiologic. Rijksinstituut \\ooi dc \\ olksge/ondhcid.
Postbus 1, Billho\\en,

\' Mw. Ir, ,lacora C , de Wit; 1 aboratoriuni \\otir 1 .c\\ensmiddelenmicrobioltigic en-h\\giëne, Pandbouw-
hogeschool W ageningen, dc Dreven 12. W ageningen,

-ocr page 211-

»leenlering van kienicn under gunsiiger onisiandigheden kan vooralsnog niet
warden tiiigesloten.

Een onder de plaal.selij\'ke hevolking ge/iouden enqueie oniireni voedingspaironen
en keukenhygi\'ene heeft aangeioond dai eontaminatie hinnen de huishoudens.
idigaande van voedingsniiddelen. zeer goed nuigelijk is.

Sl\'MMARY

.4s pan of the epidemiological investigations on Salmonella on the island of H\'al-
cheren. the contamination of sewage water in the village of Aagtekerke was studied
over a prolonged period. These studies showed that this sewage water was
frequently contaminated hy large numbers
«/\'Salmonella. In the present study,
efforts were made to find an answer to the question of the origins of this conta-
mination. For this purpose, the incidence
o/\'Salmonella in the sewage systetn. in
faeces of man and pets as well as in shops, kitchens and lavatories in the village of
.1 agtekerke was studied for a period of three weeks in June 1977. In addition to the
findings in the selvage system (including the inlet water and effluents of the sewage
works) which were positive for
Salmonella, this organism was only isolated from
a few faecal samples of human and animal origin. Serotyping showed that the
strains isolated from human faeces were similar to those found to he present in the
sewage system. This fact, in conjunction with the results of the bacterial counts,
suggests that the sewage system was only contaminated hy the small number of
carriers.

The reduction of contantination observed in the sewage system during the period
of investigation could be evidence of the fact that
Salmonella organisnis cannot
survive by themselves in an environment of this type, at least not at the tempe-
ratures recorded on collecting .samples from the .sewage water. (Irowth of
organisms under more favourable conditions cannot he ruled out.
.•!/? inquiry on dietary habits and kitchen hygiene <fthe local population showed
that contamination within households, originating with the food, is a real possi-
bility.

I. INLEIDING

Sinds enkele jaren worden er op Walche-
ren onderzoekingen verricht naar het
voorkomen van
Salmonella bij mens en
dier, in voedingsmiddelen en in het mi-
lieu. Hierbij is de hypothe,se opgesteld dat
er kringlopen van
Salmonella-Wxtm^n be-
staan, welke een rol spelen bij de instand-
houding van
Salmonella-mitcX\\e.s (I, 2).
Gebleken is, dat enerzijds slachtdieren en
de daaruit verkregen voedingsmiddelen
een bron van besmetting voor de mens
kunnen vormen (3) en dat anderzijds via
een voortdurende besmetting van de ri-
oolwaterzuiveringsinstallaties grote aan-
tallen salmonellae in het oppervlaktewa-
ter worden gebracht, waardoor misschien
via insekten, vogels of knaagdieren, vee-
voeder en slachtdieren weer kunnen wor-
den besmet (4, 5, 6).
In het dorp Aagtekerke is gedurende
langere tijd de aanvoer van salmonellae
met het rioolwater naar de zuiveringsin-
stallatie nagegaan door het tweewekelijks
bemonsteren van een aantal rioolputten
en de zuiveringsinstallatie zelf. \'Vastge-
steld werd, dat het rioolwater veelvuldig,
en vaak met grote aantallen salmonellae
was besmet. In dit onderzoek is getracht
een gedeelte van de hier beschreven kring-
loop nader te verklaren door een ant-
woord te zoeken op de vraag hoe de be-
smetting van rioolwater (en daarmee van
het effluent van de rioolwaterzuiverings-
installatie) tot stand kan komen.
Aangezien er in Aagtekerke geen levens-
middelenverwerkende industrie is, een
slagerij ontbreekt, en er geen boerderijen
op het rioolstelsel zijn aangesloten kon
worden gedacht aan een constante toe-
voer van salmonellae vanuit de gezinnen,
hetzij door het voorkomen van
Sal-
»;(;/;É\'//fl-uitscheiders. hetzij door met
Salmonella besmette voedingsmiddelen,
waarbij in de eerste plaats aan vlees en ge-
vogelte moet worden gedacht. Daarnaast

-ocr page 212-

diende met de mogelijkheid rekening te
worden gehouden dat salmonellae zich in
het rioolstelsel en in het zuiverings-
systeem kunnen handhaven en misschien
zelfs kunnen vermeerderen.
Bij dit onderzoek is getracht meer inzicht
in deze problematiek te verkrijgen door
het verzamelen van faeeesmonsters van
de bevolking, het bemonsteren van goot-
stenen in keukens, vanfaeces van huisdie-
ren, van snijmachines, weegschalen en en-
kele levensmiddelen in winkels, van toi-
letten in scholen en openbare gebouwen
en door het regelmatig bepalen van het
^a/wo^e/Za-kiemgetal van rioolwater,
van influent en van effluent van de riool-
waterzuiveringsinstallatie. Bovendien is
in een huis-aan-huis enquête informatie
ingewonnen omtrent voedingspatronen
en keukenhygiëne, teneinde eventuele
contaminatiemogelijkheden binnen de
huishoudens te kunnen aantonen.
Het onderzoek te Aagtekerke werd uitge-
voerd in de periode van 6 juni tot en met
25 juni 1977.

2 M.Al l RIAAl. 1;N Mf I HODi;

2.1 Situering van het onderzoekterrein

Het dorp Aagtekerke ligt temidden van weilanden
op 2 kilometer afstand van Domburg op het voor-
malig eiland Walcheren. Er wonen ca
lüoü mensen,
waarvan ca 600 in huizen welke op het rioolstelsel
zijn aangesloten. Er is in het dorp geen levens-
middelen verwerkende industrie. Binnen de be-
bouwde kom liggen drie boerderijen, waar alleen
Ul de wintermaanden rundvee staat opgestald. Van
deze boerderijen komt slechts het afvalwater van
het woongedeelte in het rioolsysteem,
In de dorpskern worden geen varkens gehouden. In
twee nieuwbouwstraten hebben veel gezinnen één of
meerdere honden, in de rest van het dorp bezitten de
bewoners praktisch geen honden.
Even buiten het dorp. richting Westkapelle, bevindt
zich een camping, welke eveneens op het rioolstelsel
is aangesloten. Er slaan permanent ca 50 caravans,
waarin ten tijde van dit onderzoek tussen de 20en 40
personen verbleven.

In de zomermaanden zijn er vrij veel toeristen in het
dorp. Ongeveer 25 huizen worden alleen als tweede
woning of vakantiehuisje gebruikt en bovendien
verhuren naar schatting gezinnen een kamer of
een groter deel van hun huis aan vakantiegasten.
Eijdens dit onderzoek waren in Aagtekerke. mede
als gevolg van het slechte weer. vrijwel geen vakan-
tiegasten. met uitzondering van het weekeinde van
II en 12 juni 1977.

De voedselvoorziening in het dorp wordt verzorgd
door enkele w inkels: twee zelfbedieningskruideniers
verkopen naast het normale verpakte assortiment
diepvriesvlees, onverpakt brood, onverpakte vlees-
waren, kaas en fruit. Eén van hen verkoopt ook on-
verpakte groenten en soms onverpakt gebak.
De plaatselijke zuivelwinkel heeft alleen verpakte
artikelen en een klein kruidenierswinkeltje buiten de
kern verkoopt verpakte artikelen en wat fruit. Een
groentewinkel verkoopt onverpakte groenten en
fruit, deels uit eigen tuin. naast enkele verpakte krui-
deniersartikelen. Overigens hebben veel inwoners
een eigen groentetuin.

In Aagtekerke is geen slagerij, wel wordt door een
slager uit Oostkapelle eens per week vlees aan huis
bezorgd. Op onregelmatige tijden wordt door een
groenteman van buiten het dorp langs de deur ge-
vent.

Van slechts een gedeelte van het dorp stroomt het ri-
oolwater door natuurlijk verval naar de rioolwater-
zuiveringsinstallatie. waar het water wordt opge-
pompt, behandeld en geloosd in een sloot. Het riool-
stelsel van een deel van de nieuwbouw, tezamen met
een nieuw aangelegd riool langs de weg naar West-
kapelle, mondt uit ineen pompput, vanwaar het wa-
ter door middel van een persleiding om het dorp
heen wordt geleid naar het terrein van de rioolwater-
zuivering (zie fig, 1),

Het water uit de persleiding wordt gezuiverd in twee
Eimco-putten, gaat door een nafilteren komtdan in
een sloot terecht. Vanwege het gevaar voor overbe-
lasting was de persleiding niet op de eigenlijke zui-
veringsinstallatie aangesloten. Afgezien van een
tweetal overlopen bestaan er in Aagtekerke dus
twee, geheel van elkaar gescheiden, rioolsystemen.
Gedurende de periode dat het rioolwater in Aagte-
kerke wordt onderzocht (ca 2 jaar), zijnergeen spo-
ren van ratten in de rioolputten aangetroffen, zelfs
niet na het neerleggen van vleesafval.
In hel dorp bevinden zich een lagere school met ca
40 leerlingen en een kleuterschool met ca 50 kleu-
ters. Een tweede lagere school met 80 leerlingen ligt
buiten de dorpskern en is niet op het riolerings-
systeem aangesloten, maar loost via een septic tank
op een achtergelegen sloot.

In het schoolseizoen wordt tweemaal per week een
peuterereche gehouden in een gebouw aan hel
Dorpsplein. Verder zijn er in het dorp een vereni-
gingsgebouw. een gymnastiekzaal, een pension cn
een café.

2.2 Knquéle

Om een indruk te verkrijgen over de mogelijkheid
van verspreiding en vermeerdering van salmonellae
binnen de huishoudens is in 176 huishoudens, geves-
tigd in de kern van het dorp. een enquête gehouden
waarin de volgende punten aan de orde kwamen: ge-
zinssamenstelling. voedingspatronen, voedselberei-
ding en -bewaring, keukenhygiëne, het voorkomen
van maagdarmstoornissen en de aanwezigheid van
huisdieren.

-ocr page 213-

8324

Fig. 1. Plattegrond \\an .Xagtekerke met een schema van het rioolstelsel
en aanduiding van de monsterplaatsen.

verklaring van de cijfers

1 t/m7 en 12 : noolputten gebruikt voor bemonstering
8: influent rioolwaterzuiveringsinstallatie
9 effluent rioolwaterzuiveringsinstallatie

10 ; Eimco-putten

11 nnonsterplaats sloot

-ocr page 214-

2.3 Onderzoekingen

2.3.1 Rioohvaler

In aansluiting op een reeds bestaand tweewekelijks
onderzoek van het rioolwater in Aagtekerke zijn in
de periode van 6junit m25juni 1977 op elke maan-
dag-, woensdag-en vrijdagochtend rioolwatermon-
sters genomen voor onderzoek op het voorkomen
van salmonellae. De eerste keer zijn de monsters ge-
nomen uit 7 rioolputten en uit in- en effluent van de
rioolwaterzuiveringsinstallatie (monsterplaatsen I
t m 9: zie fig. 1). De tweede keer is hieraan een mon-
ster toegevoegd van water uit de persleiding en van-
uit de sloot waarin wordt geloosd (monsterplaatsen
10 en 11), terwijl daarna ook steeds een monster is
genomen uit een achtste rioolput in de nieuwbouv^ -
wijk (monsterplaats 12).

Aangezien het rioolwater zowel kwalitatief als
kwantitatief op
Salmonella werd onderzocht, is
steeds gezorgd voor direct vervoer naar het Labora-
torium voor Zoönosen en Levensmiddelenmicro-
biologie van het Rijksinstituut voor de Volksge-
zondheid te Bilthoven. Tussen het begin van de
monstername en het begin van het onderzoek in
Bilthoven verliepen maximaal 6 uur.
De rioolmonsters werden genomen met steriele fles-
,sen van 250 ml, welke met behulp van een grijper
aan een lange stok in het water werden gedompeld.
Hierbij werd levens een thermometer in het rioolwa-
ter gehangen, zodat ook een overzicht is verkregen
van de temperatuur van het water tijdens de mon-
stername.

2,3.2 Oppervlakiewaier

Vanuit de sloten rondom het dorp zijn driemaal per
week vier monsters genomen. Drie monsterplaatsen
waren geografisch verspreid rond het dorp gekozen,
de vierde monstername geschiedde uit de sloot,
waarin de grootste lagere school loosde. De mon-
sters werden genomen met steriele glazen potten van
200 ml inhoud, welke in hel water werden gehouden
tot zij voor tweederde waren gevuld.
Deze potten werden bewaard en vervoerd als hier-
voor vermeld.

■ faeces

,3,3 Hum,

Bij de enquete is in elk gezin gevraagd of men zijn
medewerking wilde verlenen aan een faecesonder-
zoek. Indien mogelijk werden voor ieder gezinslid
twee plastic faecespotjes verstrekt, zodat het onder-
zoek tweemaal kon worden uitgevoerd. Van de 540
bij de enquête geregistreerde personen hebben er
425 meegewerkt aan hel mzamelen \\an 835 laeces-
monsters,

\\\'anwege een regelmatig bestaande, zeer sterke be-
smetting van de rioolput, waarin het rioolwater
wordt verzameld van onder andere lagere school en
kleuterschool in de dorpskern (monsterplaals 7), is
bovendien besloten een faecesonderzoek te verrich-
ten van de kinderen van deze beide scholen. Hiertoe
werden aan de leerkrachten faecespotjes uitgereikt.
Op de lagere school zijn 12 faecesmonsters verza-
meld en op de kleuterschool 102 monsters.
Door de plaatselijke wijkverpleegster wordl iwee-
maal per maand consultatie gehouden vooralle kin-
deren beneden één jaar. Hierbij werden van 13 kin-
deren door middel van een steriele wattenstaaf 25
rectaalmonsters verzameld.

De wattenstaven werden tol onderzoek bewaard m
reageerbuizen met ca 10 ml Stuart-transportme-
dium. Wattenstaven en faecespotjes werden opge-
slagen in een koele ruimte tot maximaal na drie da-
gen vervoer naar het laboratorium volgde.

2,3,4 Keukenhvgiëne

Tijdens de enquête werd bij elk gezin de gootsteen
met een swab afgeveegd. Op deze wijze werden 163
gootstenen onderzocht. De gebruikte swabs beston-
den uit een aantal lagen hydrofiel gaas, samenge-
knoopt tot een bol met een doorsnede van ca 7 cm.
Vóór gebruik werden de swabs enigszins bevochtigd
en na monstername bewaard in ca 250 ml Stuart-
iransportmedium. De swabs werden opgeslagen in
een koele ruimte en binnen 3 dagen vervoerd naar
het Laboratorium voor Zoönosen en l.evensmidde-
lenmicrobiologie, alwaar direkt onderzoek volgde.

2.3.5 Huisdieren

In de enquête was ook het houden van huisdieren
betrokken. Was intensief contact van de huisdieren
met gezinsleden waarschijnlijk, dan werd een mon-
ster van faeces of strooisel van het hok genomen. Zo
zijn bemonsterd 11 konijne-, cavia- of hamster-
kooien, 21 vogelkooien en 2 schildpadkooien. Bo-
vendien zijn tien katlebakken bemonsterd. De mon-
sters werden deels met een steriele plastic zak, deels
met een swab genomen. Met behulpvan plastic fae-
cespotjes werden ook zoveel mogelijk hondefaeccs
door de eigenaren verzameld. Van de honden werd
zodoende soms lweemaal een monster genomen: op
deze wijze zijn 22 monsters van de 25 in hct dorp ge-
registreerde honden verkregen.
In het dorp zijn twee speelweitjes waar vaak honden
worden uitgelaten; het merendeel van de 48 mon-
sters hondefaeces. welke met een steriele plastic zak
werden opgeraapt, kwam van deze twee plaatsen
(Burg, Oeuzestraat: 14 monsters, I hibautstraat: 32
monsters; zie fig, I),

Bij bezoek aan een gezin is tweemaal een vliegenvan-
ger met insecten voor onderzoek meegenomen. De
vliegenvangers werden in een steriele glazen pot be-
waard. Alle monsters werden verder behandeld als
hiervoor aangegeven,

2.3.6 /.and-enwawrhakken

In de kleuterschool bevinden zich in de lokalen twee
zandbakken en twee waterbakken, welke driemaal
per week werden bemonsterd,
Len zandbak buiten bij de kleuterschool en één bij
een speelplaats werden eveneens driemaal per week
onderzocht. Een zandbak in het zaaltje waar de peu-
tercréche werd gehouden werd tweemaal per week

-ocr page 215-

bemonsterd. Ook van enkele zandbakken van ge/in-
nen is een monster genomen.
Van het /.and werd een hoeveelheid opgeschept in
een steriele glazen pot van 200 ml en hierin bewaard
tot maximaal drie dagen later onderzoek volgde. De
waterbassins werden met een steriele swab bemon-
sterd, welke verder werd behandeld als onder 2..1.4
aangegeven.

2.3.7 Winkets

In twee zelltedieningswinkels in het dorp is drie-
maal per week bemonsterd. Zo is negenmaal een
snijmachine en een fonteintje in de ene en negen-
maal een snijmachine en weegschaal in de andere
winkel met behulp van een swab onderzocht,
rweemaal is een monster genomen van afsnijdsel
dat bij de snijmachine was blijven liggen, terwijl één-
maal een donker gekleurd stuk diepvriesvlees is
meegenomen, waarop de uiterste verkoopdatum
niet meer stond vermeld. In één zelfbedieningswin-
kel werd ook groente verkocht; hiervan is driemaal
per week wat afval in een steriele plastic zak verza-
meld.

Bij de groentewinkel zijn driemaal per week op de-
zelfde wijze monsters groente genomen.
De swabs /ijn behandeld als onder 2.3.4 beschreven;
de andere monsters zijn in een plastic zak naar het
laboratorium verzonden.

Ook hier geschiedde de opslag in een koele ruimte en
\\ond het vervoer plaats na maximaal drie dagen.

2.3.8 Sanitair

Driemaal per week zijn met swabs monsters geno-
men van het sanitair in diverse openbare gebouwen
en opde op het rioolstelsel aangesloten camping. In
totaal werden zo I 12 monsters ver/ameld; 12 swabs

,an 2 toilette

toi-

1 de peutercréche, I8swabs\\an;

letten bij de g\\ ninastiek/aal, 9 swabs van het aan-
recht en 18 swabs van 2 toiletten in het v erenigings-
gebouw, 18 swabs van2 toiletten in hetcafé,36 swabs
van 4 toiletten op de camping en één swab van het
aanrecht v an het pension. Omdat in het pension v rij-
wel geen gasten verhieven, met uit/onderingvanéén
weekeinde, /ijn hier geen toiletten bemonsterd.
De swabs /ijn verder behandeld als onder 2.3.4
aangegeven.

2.4 Methoden

Het rioolwater werd in het Laboratorium te Biltho-
ven zowel kwalitatief als kwantitatief op salmonel-
lae onderzocht door middel van de M PN-methode.
Daartoe werd respectievelijk 3x10 ml, 3 x 1 ml. 3 x
0,1 ml. 3 x 0,01 ml en 3 x 0,001 ml rioolwater ingezet
in 100 ml resp. 15 ml gebufferd peptonwater(BPw ).
Vanuit dit medium werd na 16-20 uur bebroeding
bij 37° C lOmlovergeënt in 100 ml natrium-tetrathi-
onaat-briljantgroen-gal-bouillon volgens Muller-
Kauffmann (TBB). Na 24 en 48 uur bebroeding bij
43° C werd vanuit de TBB uitgestreken op briljant-
groen-fenolrood-agar-platen (BGA). Deze platen
werden na 24 uur bebroeding bij 37° C afgelezen,
waarna verdachte kolonies opde gebruikelijke wijze
biochemisch en serologisch werden onderzocht.
Sero- en faagtypering werd verricht in het Nationaal
Salmonella Centrum, Rijksinstituut voor de Volks-
gezondheid (dr, P, A. M. Guinée.mw.drs. W. J. van
Leeuwen).

Alle swabs werden na aankomst te Bilthoven vanuit
het Stuart-medium ingezet in 225 ml Bl\'w en op de
hierboven beschreven wijze verder op
Salmonella
onderzocht.

Van alle humane faecesmonsters werd maximaal 1 g
in 15 ml BPw onderzocht. De wattenstaven van het
zuigelingenonderzoek zijn in hun geheel gebracht in
15 ml BPw. Na 16-20 uur bebroeden bij 37° Cwerd 1
ml overgeënt in 10 ml TBB, waarna het gebruike-
lijke
Salnionella-ondermek werd verricht. Bij een
positieve bevinding werd een MPN\' ingezet van het
restant van de desbetreffende faeces. dat onderwijl
was bewaard bij 4° C. Bij deze MPN-bepaling werd
ingezet 5 x 0,1 g, 5 x0,01 g, 5 x 0,001 gen 5 x0,0001 g
in 15 ml BPw en als boven beschreven verder onder-
zocht.

Van de overige monsters, inclusief de hondefaeces,
is lOgramin 100 ml BPw gebracht of, indien de hoe-
veelheid monster te gering was, 1 g in een buis met 15
ml BPw, terwijl de vliegenvangers in hun geheel in
225 ml BPw zijn onderzocht.

label 1. l otaal aantal onderzochte en positieve monsters genomen le Aagtekerke.

aantal gen

lomen

aantal posi

tl eve

monsters

monsters

rioolwater en zuiveringsinstallatie

104

66

swabs goolslenen

163

f ace es m 0 n s t e r s ge z i n n e n

835

6

faecesmonsters scholen

1 14

rectaalswabs zuigelingen

25

zand- en waterbakken

61

winkels

63

sanitair

1 12

huisdieren

116

5

slootwater

36

3. RLSULIATEN

Uit het rioolv\\\'ater en het in- en effluent
van de rioolwaterzuiveringsinstallatie
werden tijdens de onderzoekperiode veel-

-ocr page 216-

vuldig Salmonella-^i&mmzn geïsoleerd
(tabel 2). Er bleek echter een afname van
de besmettingsgraad te bestaan, zodat de
laatste serie bemonsteringen vrijwel nega-
tief was. Door het vrij slechte weer in juni
1977 is de temperatuur van het onder-
zochte water op eenzelfde niveau geble-
ven en wel rond 16° C.
In tabel 1 wordteen volledige opsomming
gegeven van alle genomen monsters en
van alle positieve monsters. Alle onder-
zochte monsters uit woningen, uit win-
kels, uit openbare gebouwen, alsmede:
van slootwater waren negatief; slechts uit
enkele faecesmonsters van humane en
dierlijke oorsprong konden salmonellae
worden geïsoleerd (tabel 3).
Van de 540 bij de enquête geregistreerde
personen hebben er 425 (76,0%) meege-
werkt aan het verzamelen van 835 faeces-
monsters. Van 98.2% van de meewer-
kenden (74,7% van de totale geregi-
streerde bevolkingsgroep) zijn twee fae-
cesmonsters ontvangen. In totaal werd bij
0,7% van de onderzochte bevolkings-
groep
Salmonella in de faeces aange-
toond.

Tabel 2. Onder/oek rioolwater en in- en efOuent van de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Aantal
salmonellae en de vastgestelde typen op de verschillende monsterplaatsen per 100 ml water. De temperatuur
van het water schommelde tussen 14 en 19° C en was in de meeste gevallen 16° C.

Monsterplaats

D/b

8/6

lO/ó

13/b

1

<

< 3

< 3

< 3

2

7500

S.braenderup

23

S.braen(derup

< 3

43

S.braenderup

j

46000

S.braenderup

930

s.braenderup

4 30

S.brae.nderup
S.panama G

23

S.braenderup

9iü

S.panama 0
S.t.m.II jO\'...**"*

1-j

S.panama
S.t.m.II yO\'j

< 3

\'O

S.panama G
S.t.m.II "jO^

90

S. panama f!

\'j

< 3

< 3

< 3

6

930

S.braenderup

1\';)0

S.braenderup

930

?.braenderup

930

S.braenderup

7

34000
. braenderup

4 500

S.braenderup

\'OOO

S.braenderup

93

S.braenderup

8

\'»30

.S.braenderup
. panama G

93

.S. braenderup

S.bra-=rj:1erup
S.panan.a \'ï

■\'i

S.braenderup

9

7^0

.S.braenderup
.s. panama (}

93

S.braenderup
S.panama
0

T;00

S.braenderup

S. braer.iierup

10

9300

S.braenderup

4 3L-

R.braenderup

93

S. braerulerup

11
1

2\'(00

S.braenderup

.S. braenderup
. panama ;

2-C

S.braenderup

2 3

S. braendei\'up
■Oc.

S.braenderup

daLurr; ynonsternane

MPK per 100 ml

.\'\'^.\'yp\'r.l muriur, :\'aag\'.,ype TI ■

-ocr page 217-

De personen van wie positieve faeces wer-
den verkregen, zijn:

1. een huisvrouw, wonende nabij mon-
sterplaats 12, faeces onderzocht op
23. 6 en 27 6, met als M N F\' 13. g resp.
^ 16.000 g en typen
S. hraenderup
en biochemisch Salmonella resp. 5.
hraenderup en S. panama O.S.

2. een kleuter, wonende nabij monster-
plaats 4, faeces onderzocht op 21/6 en
23/6, met als MPN tweemaal 33,. g en
type tweemaal
S. panama i\'a.a.giype: G.

3. een kleuter, buurjongetje van eerder-
genoemd kind, bleek bij onderzoek op
23/6 en 27 6 met de faeces salmonel-
lae uit te scheiden met als MPN
2100 g resp. >16.000, g met typen 5.

17./6

20/D

22/O

2- ü

< 3

< 3

< 3

< 3

<

5

< 3

< 3

9

S. pancim™ G

4

S.panama G

<

S. hraenderup
.S. panama G

4

S.panama G

S.panama \'ï

9

S.hraenderup
S.panama G

. panama G

< 3

< ^

11

S.t.m.II ^05

23

s.t.m.ii:

< 3

< 5

< 3

< 3

<

\'1

.S. hraenderup

9

f). hraenderup

< 3

11

.S. hraenderup

<

j

hraenderup

.S. hraenderup

j

fi. hraenderup

j

Y

.3. hraenderup

< 3

9

S.panama \'1

j

S.panama G

5
G

. panama l

21

S.i, .m.IT 505

S.hraenderup

< 3

9

3.panama G

.panama u

V

. hraenderup

j

3

. panama G

■1 j

.j.panam;^ G

<)

. hraenderup

< 3

3

9

.j. hraenderup

S.hraenderup

< 3

:3

hraenderup

>

panama O.S. en S. typhi murium
faagtype 11 505 resp. S. typhi murium
faagtype 11 505.
Van de hondefaeces, welke op de twee
speelweitjes werden verzameld, waren vijf
monsters positief. Driemaal werd
S. ha-
dar
géisoleerd, éénmaal werd S. derby
aangetoond en éénmaal S. worthington.
Het onderzoek van hondefaeces verkre-
gen via de eigenaren heeft geen positieve
monsters opgeleverd, zodat de uitschei-
dende honden onbekend zijn gebleven.
In totaal werden 176 huishoudens (met
559 personen) in het dorp geënquêteerd;
hiervan waren 9 huishoudens (met 34 per-
sonen) niet aangesloten op het rioolstel-
sel. Van de huishoudens, die wel van het
rioolstelsel gebruik maakten, weigerden

-ocr page 218-

er 11 (met ca 17 personen) om mee te wer-
ken aan de enquête, terwijl 2 alleenstaan-
den nooit thuis werden getroffen. In to-
taal werden aldus 92,7% van alle gezin-
nen, gebruik makend van het rioolstelsel,
ondervraagd.

De met de enquête verkregen informatie
is moeilijk op waarde te schatten, gezien
de slechts enkele gevallen, waarin sal-
monellae uit monsters konden wordenge-
isoleerd. In de drie huishoudens waar
salmonellae werden aangetoond, konden
uit de beantwoording van de enquêtevra-
gen geen duidelijke aanwijzingen worden
gevonden omtrent de infectiebron.
De antwoorden op de enquête-vragen ge-
ven overwegend het beeld van wat nor-
maal is; waar men \'meestal\' iets koopt of
bewaard, hoe men \'meestal\'iets bereidt of
schoonmaakt. Uit deze gegevens kan men
opmaken dat men onder normale om-
standigheden een goede hygiëne hand-
haaft. Er moet echter rekening mee ge-
houden worden dat men zich in de ant-
woorden beter heeft voorgedaan dan men
is, vooral waar het vragen over hygiëne
betreft.

Opmerkelijk is tenslotte dat men zich er
wel van bewust is dat levensmiddelen bij-
voorbeeld met de handen of door vliegen
kunnen worden besmet, doch niet dat le-
vensmiddelen zelf (vlees, kip, groente en,
indien diepgevroren, het vrijkomende
dooiwater) een bron van besmetting kun-
nen zijn.

l abel 3.

Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt,
dat het rioolstelsel aanvankelijk met
grote aantallen salmonellae was besmet,
doch dat deze besmetting gedurende de
onderzoekperiode een vrij abrupte af-
name te zien gaf tot praktisch nul (tabel

2). Tegelijkertijd met deze vermindering
werden onder de bevolking enkele uit-
scheiders gevonden, die waarschijnlijk
wisselend kleine tot zeer grote hoeveelhe-
den salmonellae in het rioolstelsel brach-
ten (tabel 3). Geen van deze uitscheiders
heeft overigens vóór of tijdens de onder-
zoekperiode de huisarts geraadpleegd en
er is derhalve in deze gevallen geen thera-
pie ingesteld.

Opmerkelijk is, dat de Salmonella-lyptn,
welke bij deze uitscheiders werden geïso-
leerd, ook de enige typen zijn die in het ri-
oolstelsel werden aangetroffen (tabel 2 en

3). Zelfs is het zo, dat 5. typhi murium
faagtype II 505 alleen maar stroomaf-
waarts van de aangetoonde besmettings-
bron was terug te vinden. Dit geldt in
grote lijnen ook voor
S.panamaid&giypt
G
(tabel 1 en 2, figuur 1). Voor 5\'. braen-
derup
gaat deze redenering niet op. On-
danks het feit dat de vrouw, bij wie dit
type werd aangetoond, regelmatig op ver-
schillende plaatsen binnen het dorp ver-
bleef, geeft dit geen verklaring van alle
positief bevonden monsterplaatsen.
Waarom deze uitscheiding van salmonel-

Positieve laeeesntonslers

datum
onder/oek

MNP g

serotypen en
laagtypen

1) huisvrouw

23 6

13

S. l-inienderup

bioehem. Salmonella

27 6

> 16,000

S. Itraendenip

S. panama O.S.

21 kleuter

21 6

33

S. panatna Ci

23 6

33

S. panatna Ci

3) kleuter

23 6

2100

.V, panama C),S,

S. typhi nntriutti 11 50,5

27 6

> 16,000

.V, n /)/ï; murium 11 505

Posit ie ve hotj liefaei es

S. hadar

3.\\

geïsoleerde typen

S. dert^v

l,\\

S. worthington

l.\\

4. DISCTJSSIH

-ocr page 219-

lae niet heeft geleid tot een constant be-
smettings-niveau van het rioolstelsel, is
niet duidelijk.

Wellicht moet worden aangenomen, dat
de desbetreffende
Salmonella-pos\'iüeve
inwoners vóór het onderzoek nog grotere
aantallen salmonellae verspreidden en
dat tijdens de monstername al een sane-
ringsfase was ingetreden. Hiervoor pleit
het feit. dat de vrouw, bij wie
Salmonella
werd aangetoond tijdens de enquête heeft
verklaard eind mei - begin juni 1977 gedu-
rende vier dagen last te hebben gehad van
diarrhee. Bovendien zijn vanaf drie we-
ken na het onderzoek nog driemaal van
de positieve personen faeces onderzocht,
telkens met een week tussenruimte: in alle
gevallen was de uitslag negatief.
De in hondefaeces aangetoonde
Salmo-
/7f//a-typen zijn nergens anders in het
dorp aangetroffen. Waarschijnlijk onder-
gaan deze faeces zoveel invloeden van
buitenaf (o.a. uitdroging en zonlicht) dat
vele van de aanwezige kiemen snel afster-
ven. Bovendien komen hondefaeces in
Aagtekerke meestal niet in het riool te-
recht.

De resultaten van het kwantitatieve en
kwalitatieve onderzoek van faeces en ri-
oolwater en het ontbreken van andere, re-
levante, besmettingsbronnen in Aagte-
kerke doen vermoeden dat een rioolstel-
sel louter door enkele uitscheiders kan
worden besmet. Mocht dit zo zijn, dan
betekent dit dat enkele
Salmonella-u\\X-
scheidende personen voldoende zijn om
inlluenten en daarmede effluenten van ri-
oolwaterzuiveringsinstallaties regelmatig
te besmetten.

Uit de aanvankelijk grote besmetting van
het rioolstelsel, de snelle daling hiervan
en de aanwezigheid van uitscheiders kan
in elk geval de conclusie worden getrok-
ken, dat bij de omstandigheden die tij-
dens deze onderzoekperiode heersten
geen effectieve vermeerdering van
7;e//a-kiemen in het rioolstelsel mogelijk
was. Injuni 1977schommeldederioolwa-
tertemperatuur rond de 16° C.
Aangezien vermeerdering van salmonel-
lae in het rioolstelsel door de resultaten
van deze eenmalige steekproef niet geheel
is uit te sluiten, zullen verdere proeven
meer inzicht moeten verschaffen.
Naast een herhaling van bovenvermeld
onderzoek zou het wenselijk zijn om bij
een aantal Sfl//»tiw//a-uitscheiders gedu-
rende langere tijd dagelijks het aantal
salmonellae in de faeces te bepalen, ten-
einde meer gegevens te verkrijgen om-
trent kwantitatieve aspecten en duur van
de uitscheiding bij verschillende perso-
nen. Tevens zou men kunnen werken aan
experimenten in het laboratorium of in
het natuurlijk milieu, teneinde met na-
tuurlijk rioolwater, kunstmatige of na-
tuurlijk gevormde sliblaagjes en toevoe-
ging van vastgestelde aantallen gelabelde
salmonellae, onder bepaalde omstandig-
heden eventuele vermeerdering van kie-
men \\\'ast te stellen.

ANNEX

De hierna genoemde instanties en personen werkten
aan het onderzoek mee:

Geneeskundige Inspectie van de Volksgezondheid
(drs. S. Lelie); Veterinaire Inspectie van de Volksge-
zondheid (drs. G. .longeneel); Burgemeesteren Wet-
houders van de gemeente Mariekerke; Stichting
Maatschappelijk Werken Gezinsverzorging tc Mid-
delburg (W. C. van der Stel en mw. N. .lansen);
drs. B. Vaandrager, huisarts te Domburg; drs. J. D.
Ercgercs. schoolarts te Middelburg,

LI I ERAH LR

Edel, W., Schothorst. M. \\an en Kampelmacher. E. H.: Epidemiologisch SulmoiwIiu-oniicT/oeV. ineen
bepaald gebied (\'Project Walcheren"). 1. Met voorkomen van
Salmaiwl/a bij mens, varken, insecten,
meeuwenen m levensmiddelen en ellluenten.
Tiiilsclir. Diergeneesk.. !304. (1975).
Edel, W., Schothorst, M. van. Leusden, E. M. van en Kampelmacher, E, H.: Epidemiologisch Sahno-
/?(\'//o-onderzoek in een bepaald gebied (\'Project Walcheren\'), lil. Het voorkomen van Salmonella bij
mens, insecten, meeuwen en in levensmiddelen, hakblokafkrabsels. ellluenten van rioolwater-
zuiveringsinstallaties en rioolalvocren \\an slagerijen,
\'lijdsehr. Diergeneesk.. 102, .fó.\'ï. (1977/.
Edel. W. cn Karnpclmaeher. E. IL: Epidemiologisch Salmonella-ondcr/oci^ in een bepaald gebied
(\'Project Walcheren\') 11.
Salmonella in mesenteriale lyrnlVlieren en rectuminhoud van normale slacht-
varkens geslacht op Walcheren.
Tijduhr. Diergenee.sk.. 101, 529. 11976).

Kampelmacher, E. H. en Noorie .lansen, Lucretia M. van: Salmonella in elïluenten \\an rioolwater-

-ocr page 220-

zuiveringsinstallaties en rioolalvoeren van slagerijen en oppervlaktewater op Walcheren.
(1976).

Kaïnpelmachcr. I-. H. en Noorlc .lansen, l.ucretia M. van: Vergelijkende onderzoekingen over de iso-
latie van
Salmonella uit cfnucnten. 5. 2Ml. (1972).

Kampelmacher, F!. H.: Spread and Significance of Salmonellae in Surface Water in the Netherlands.
In: Bacterial Indicators; Health Hazards Associated With Water, AS I M STP6.35 ,A. W. Hoadley and
B. .1. Dutka. American Society lor Testing and Materials (1977), p. 148-158.

ffliiffl 1 i/Klii

Herstructurering van de
Voedingsorganisatie TNO

Den Haag; Al enige tijd heeft het bestuur van de
Voedingsorganisatie TNO, onder leiding van ir. B.
van Dam. als voorzitter opgetreden na het overlij-
den van ir. J. van Mameren in 1977, zich bezonnen
op de toekomstige structuur van de organisatie. De
belangrijkste reden daartoe was wel de aanvaarding
door het kabinet Den Uyl van de nota hoofdlijnen
voor 1 NO.

Om reden van financiële en organisatorische aard
wenste de overheid de overheidsfinanciering meer te
stroomlijnen en het onderzoekpotentieel van heel
INO (5000 rnanjrneer af te stemmen op inaatschap-
pelijke ontwikkelingen. Aan de unieke relatie tussen
overheid - TNO - bedrijfsleven, die nu bijna 50 jaar
bestaat, wilde men niet tornen.
Een der uitvloeisels van de herstructurering van
I NO zal zijn dat de bijzondere organisaties, zoals de
Voedingsorganisatie "1 NO, zullen worden opgehe-
ven. Het is de bedoeling dat een raad van bestuur lei-
ding geeft aan de hele organisatie. Deze raad zal o.a.
haar laak uitoefenen door middel van een aantal
hoofdgroepen, waarin laken van overeenkomstige
instituten zijn gebundeld.

Aan de uitwerking van het hele plan wordt hard ge-
werkt.

Hel bestuur van de Voedingsorganisatie heeft al
enige weken geleden op basis van een aan haar uitge-
bracht voorstelen na een positief advies daarop van
de ondernemingsraad, een aantal belangrijke beslui-
ten genomen.

Op een nader te bepalen tijdstip zullen de onder de
Voedingsorganisatie ressorterende instellingen wor-
den samengebracht in een \'hoofdgroep\', genaamd:
\'Hoofdgroep\' Voeding en Voedingsmiddelen TNO.
Fol die \'hoofdgroep\' zullen een viertal instituten
gaan behoren, namelijk:

CIVO-lechnologie, directeur ir. J. J. Doesburg
Dit instituut zal uit de volgende groepen bestaan:
•Afdeling Oliën, Vetten en Margarine

Afdeling Nederlands Centrum voor Vleestechnolo-
gie

Afdeling Algemene Technologie
Inslituut voor Visserijprodukten

CIVO-analyse, directeur drs. W. J. Klopper
bestaande uit:

Afdeling Levensmiddelenchemie
Afdeling I oxicologische analyse
Afdeling Microbiologie

CIVO-voedIng en Toxicologie, directeur dr. R.
Kroes

bestaande uit:
Afdeling Voeding
Afdeling Klinische Biochemie
Afdeling Biologische \'loxicologie

Instituut voor Graan. Meel en Brood, directeur dr.
G .longh

De eerste drie instituten zijn gevestigd te Zeist
(waarbij het Instituut voor Visserijprodukten als
onderdeel te IJmuiden blijft), het vierde instituut
blijft in Wageningen gevestigd. Eveneens le Zeist zal
een stafbureau worden gevestigd onder leiding van
de heer E. .1. Meis. De hoofdgroep zal worden geleid
door prof. ir. B, Krol.

De voorgestelde indeling in vier ongeveer even grote
instituten is hel gevolg van een functionele herverde-
ling van de onderzoekcapaciteit en beoogt een doel-
treffender integralic en coördinatie.
Op deze wijze zal er naar worden gestreefd, evenals
in het verleden, te voldoen aan dc behoefte aan toe-
pasbaar wetenschappelijk onderzoek op het terrein
van de voeding en de voortbrenging van voedings-
middelen. Daartoe behoort tevens het geven van
voorlichting en het uitbrengen van adviezen.
Bij de verdere uitwerking van de besluiten zal de her-
kenbaarheid van de bestaande afdelingen niet verlo--
ren mogen gaan.

Hel bestuur verwacht dat de continuïteit van het
werk van de bijna 40 jaar oude voedingsoiganisatie
door deze besluiten ook in de toekomst gewaar-
borgd zal blijken te zijn.

(Persheneht TNO).

-ocr page 221-

ÏBl Hl"

De \'dikke teen\'

The \'Thickened Toe\' in the Dog
J. Boom\'

SAMENVATTING

De techniek, betreffende het maken van röntgenopnamen van de ondervoet van
de hond. wordt besproken en met enige voorheelden geïllustreerd.

SUMMARY

The technique for manufacturing radiographs of the distal e.xtremity of the dog
is discussed and illustrated with .some e.xamples.

INLEIDING
Bij de \'dikke teen\' kunnen we röntgen-
ologisch een aantal veranderingen terug-
vinden, die als zodanig reeds eerder ter
sprake kwamen n.1. arthrotische veran-
deringen, trauma en tumoreuze ontaar-
ding. Bovendien speelt bij de \'dikke teen\'
nogal eens een al dan niet röntgenolo-
gisch zichtbaar corpus alienum een rol.

OPNAMEEEGHNIEKEN
Ook hier zullen weer foto\'s in twee
richtingen, loodrecht op elkaar moeten
worden vervaardigd: in het ene geval
zal de Ml. opname meer informatie
geven, in het andere geval de AP of PA
opname.

Omdat bij de normale standaard MI. op-
name naast de metacarpalia c.q. meta-
tarsalia ook de tenen elkaar dusdanig
overlappen, dat bepaalde details over het
hoofd gezien kunnen worden, verdient
het aanbeveling de verdachte teen met
een bandje of een tangetje naar voren
of naar achteren, in ieder geval buiten
de schaduwen van de andere tenen, te
trekken (zie fig. 2 en 3). Bij het maken
van de AP of PA opname kan het voor-
deel hebben de tenen met behulp van
wattenpropjes te spreiden.

Patiënt I: Greyhound, 2\'/, jaar. Een
week tevoren uit het veld gekomen,
toen alle tenen rechtsachter verdikt,
nu alleen nog de vierde teen.
De M L opname laat een luxatie zien tus-
sen de phalangen I en II van de vierde
teen. Tevens is een afspringfractuurtje
aanwezig, distaal ter hoogte van phalanx
I en een corpus librum craniaal van
phalanx II van de tweede teen. Identifi-
catie van de vierde c.q. tweede teen is
slechts mogelijk door middel van de PA
opname, die de afwijking echter minder
spectaculair toont en niet is afgedrukt
(fig. 1).

Patiënt 2: Duitse Dog, 7\'/, mnd. Rechts-
voor kreupel sinds 2\',, maand, derde
teen dik en hard.

Drs. J. Boom. namens de Vakgroep Radiologie. Faculteit der Diergeneeskunde.

-ocr page 222-

Fig. 2. Fractuur phalanx separ. Ml .

-ocr page 223-

In dit geval blijkt de waarde van het
\'separeren\' van de verdachte teen tijdens
het vervaardigen van de ML opname
(fg. 2). Deze opname laat een duidelijke
fractuur zien in het proximocaudale deel
van phalanx II, terwijl deze op de stan-
daard ML opname (fig. 3) makkelijk
over het hoofd wordt gezien. Hoewel
geen duidelijke callusvorming aanwezig
is, duidt de vervaging van de fractuur-
lijnen en de structurele verdichting in
phalanx 11 langs de fractuurplaats op een
proces van oudere datum. De AP op-
name (fig. 4) geeft in dit geval zelfs geen
ondersteunende informatie.

Patiënt 3: Ierse Wolfshond. 8 mnd. Heeft
al enige tijd dikte aan de buitenteen
rechtsvoor.
Rondom en daardoor deels de phalangen
I en II van de vijfde teen en metacarpal
V overlappend zijn op de AP opname
korrelige kalkafzettingen te zien binnen
de gezwollen weke delen (fig. 5).
Hoewel de botten zelf door deze super-
positie niet volledig betrouwbaar te be-
oordelen zijn. lijken ze niet veranderd.
Na operatief ingrijpen en pathologisch
onderzoek bleek hier sprake te zijn van
een calcinogranuloom. Het proces was
volledig beperkt tot de wekedelen.
Trauma was overigens niet bekend.
(ML opname niet afgedrukt.)

Patiënt 4: Irish Kerry Blue Terrier. 13 jr.
Gedurende 2 maanden linksvoor
kreupel, gezwollen buitenteen. prae-
scapulaire lymphklier vergroot.
Op de AP opname is naast een weke-
deelzwelling van de vijfde teen linksvoor
een ernstig botverval zichtbaar in pha-
lanx IH, waarvan nog slechts proximaal
een klein gedeelte intact is (fig. 6). Bij een
dergelijk botverval moet primair aan een
tumoreuze ontaarding worden gedacht;
in het gebied van de ondervoet betreft
dit dan meestal een plaveicelcarcinoom.
Pathologisch onderzoek bevestigde deze
verdenking.

(M L opname niet afgedrukt.) De thorax-
opname gaf geen aanwijzingen voor me-
tastasen.

-ocr page 224-

DISCUSSIE
Voor we tot beoordeling van de foto\'s
overgaan, is ook hier weer kennis van de
normale anatomische configuratie van
belang. Naast de paren sesambeentjes
aan de caudale zijde op de overgang van
de metacarpalia resp. metatarsalia naar
phalanx 1, die als zodanig aan de tweede
t/ m vijfde teen nog wel herkenbaar zijn.
moeten we erop verdacht zijn, dat zich
ter hoogte van dit gewricht ook craniaal
een klein rond sesambeentje bevindt bij
deze tenen. Niet altijd vallen deze sesam-
beentjes zo duidelijk op, doch wanneer
zichtbaar, moeten ze niet worden aange-
zien voor een corpus alienum of afspring-
fractuurtje.

Ditzelfde geldt voor het iets grotere
sesambeentje. dat zich bevindt in de pees
van de abductor pollicis longus. mediaal
ter hoogte van de onderste geledingen
van de carpus.

prei

Schweinekrankheiten

Rudolf Neundorf und Heinrieh Seidel
(Veb. Gustav Fischer Vertag. Jena).

Bij Veb. Gustav Fischer Verlag te Jena verscheen in
1977 de tweede druk van dit handboek.
Naast de hoofdauteur, H. Seidel, hebben nog ruim
twintig anderen aan de samenstellingervan medege-
werkt.

Als de meest bekenden onder hen kunnen genoemd
worden H. .1. Rïr, P. Rommel. D. Schimmel en H.
Ciünther.

In een vijftiental hoofdstukken omvattende meer
dan lüüO bladzijden komen vrijwel alle problemen
aan de orde die van betekenis zijn bij de opzet, de be-
geleiding en de dierziekte prophylaxis van grote in-
dustrieel opgezette \\arkensproduktiebedrijven in
dirigistisch geregeerde staten.
De beste hoofdstukken handelen overde voortplan-
ting (geschreven door F. Rommel). Fr wordt zowel
ingegaan opde fysiologie en de pathologie terwijl bij
de bespreking van dit onderwerp de hygiënische en
economische aspecten niet vergeten zijn.
Ook het eerste hoofdstuk handelende over de fysi-
ologische data betrekking hebbende op de samen-
stelling van bloed- en andere lichaamsvloeistoffen,
op de functies van hart, longen en nieren alsmede op
de electrocardiografische kengetallen is zeker de
moeite van het bestuderen waard.
In alle hoofdstukken wordt het geschrevene toege-
licht aan de hand van schema\'s en tabellen die zeer
overzichtelijk zijn. De foto\'s, waarvan de meeste uit-
gevoerd in zwart wit geven weer wat bedoeld wordt.
Het boek bevat veel meer informatie dan de titel
doet vermoeden.

Er is echter door de samenstellers tneer gestreefd
naar een \'totaalbehandeling\' dan naar overzichte-
lijkheid van de onderwerpen. Het geheel doet hier-
door soms wat rommelig aan. Men heeft de lezer
teveel willen geven.

■Men zou zich voorts kunnen afvragen of onderwer-
pen als het varken als proefdier bij vergelijkende
pathologische studies en het electrocardiografisch
onderzoek in dit boek thuis horen.
Het hoofdstuk voeding is geheel gericht opde Oost-
Duitse situatie. In West-Europa en de U.S.A. wor-
den andere normen gehanteerd.
In tegenstelling tot de eerste druk is thans meer ge-
bruik gemaakt van gegevens uit de veterinaire litera-
tuur van de westerse wereld. Hierdoor is het niveau
van het werk duidelijk verbeterd.
Samenvattend moet echter gezegd worden dat het
boek meer bruikbaar is voor de varkensspecialist
dan voor de praktizerende dierenartsen de veteri-
naire student.

Voor de laatsten kunnen boeken als Swine Diseases
van Dunne en Huisvesting. Voedingen Ziekten van
het Varken van Hoorens meer worden aanbevolen.
De prijs bedraagt bij Fischer Verlag Jena (Oost-
DuitslandjA 135. bij Enke Verlag Stuttgart (West-
Duitsland) ƒ 161,45.

J. P. W. .W. .Akkernmns.

-ocr page 225-

Ziekte van Aujeszky en de
verwerking van de z.g.
\'strotjes\' van varkens

In de maanden november en december
1978 werd op het Centraal Diergenees-
kundig Instituut, afdeling Rotterdam, na
sectie bij zes honden de ziekte van
Aujeszky vastgesteld.
Bij navraag bleek dat de betreffende
dieren steeds rauwe slachtafvallen had-
den geconsumeerd.

In twee gevallen werd op de vraag of er
strottenhoofden met adnexa (zogenaam-
de \'strotjes\') van varkens waren ver-
strekt positief geantwoord; in de overige
vier gevallen kon deze vraag noch in posi-
tieve, noch in negatieve zin worden be-
antwoord.

Uit eerdere onderzoekingen is gebleken
dat in deze strotjes, vooral wanneer zich
hierbij tonsillen en lymfklieren bevinden,
het virus van de ziekte van Aujeszky kan
voorkomen, soms zelfs in een zeer hoge
concentratie (10^ TCID,,, per g weefsel).
Hoewel er circulaires zijn uitgegaan van
de Hoofdinspectie van de Volksgezond-
heid (circulaire 132333 van 12 januari
1976 en 115254 van 29 januari 1976) naar
de directeuren van de abattoirs en de
districtsinspecteurs van de Veterinaire
Diensten met het nadrukkelijke advies
\'strotjes\' le steriliseren blijkt dit in de
praktijk toch niet altijd te worden opge-
volgd.

Natuurlijk kan men stellen dat de eige-
naren van honden en katten slachtafval-
len alleen gekookt aan hun dieren mogen
verstrekken. Vele honden en katten hou-
den echter niet van gekookte \'vleespro-
dukten\', zodat dit vaak wordt nagelaten.
Een en ander is een wat vreemde situatie.
Enerzijds wordt het vlees van runderen
die geleden hebben aan de ziekte van
Aujeszky gesteriliseerd voordat het in de
handel wordt gebracht alhoewel slechts
bij hoge uitzondering virus in dit vlees
kan worden aangetoond en anderzijds is
men in de praktijk meer dan nonchalant
met \'strotjes\' van varkens.
Opgemerkt moet nog worden dat in ton-
sillen en keel van varkens nog andere
pathogene en facultatief pathogene
micro-organismen kunnen voorkomen
zoals
Yersinia enierocoHtiea (veroor-
zaakt darmaandoeningen alsmede een
lymfoadenitis mesenterialis bij de mens),
Ervsipeloihrix rhusiopaihiae (vlekziek-
te) en /J-haemolytische Streptococcen (to-
xinenvormers).

niiQ

Dit laatste zou een reden te meer zijn
om te stellen: \'strotjes van varkens moe-
ten naar de destructie\'.

(Centraal Diergeneeskundig Instituut.

Afdeling Rotterdam)

iimi

-ocr page 226-

Acute Coliforme Mastitis

Geachte Redactie.

Het vrij uitgebreide onderzoek dat door Ver-
heyden (3) wordt beschreven heeft een waar-
devolle bijdrage geleverd aan ons inzicht be-
treffende het voorkomen ende frequentiever-
deling van de verschillende mastitisverwek-
kers in Nederland. Hij wijst o.a. op de zeer
uiteenlopende literatuurgegevens, die in dit
verband zijn gepubliceerd en schrijft dit onge-
twijfeld terecht vooral toe aan het verschil-
lende uitgangsmateriaal. Het laatste wordt
o.a. bepaald door de veehouder, want hij be-
oordeelt of de dierenarts al of niet wordt ge-
raadpleegd voor de desbetreffende patiënt.
Uiteraard is daardoor het patiëntenmateriaal
in de Buitenpraktijk niet goed vergelijkbaar
met het mastitis patiëntenbestand waarmee de
doorsnee praktizerend dierenarts wordt ge-
confronteerd. omdat in het laatste geval de
aan een visite verbonden kosten hoger zijn dan
in de Buitenpraktijk en daardoor de veehou-
der selectiever te werk gaat bij het consulteren
van een dierenarts.

Wanneer de patiënten worden ingedeeld in
een groep \'wel algemeen ziek\' en een groep
\'niet algemeen ziek\', dan moeten van tevoren
de te hanteren criteria duidelijk worden aan-
gegeven.

Uiteraard zal altijd een grens ontstaan, die qua
uitgangspunten discutabel blijft.
Eveneens is de ziekteduur nooit exact te bena-
deren. omdat de onderzoeker daarbij afhan-
kelijk is van de informatie, die anderen hem op
grond van visuele waarnemingen hebben ver-
schaft. Verheyden (3) wijst er op dat van \'niet
algemeen ziek zijn\' wordt gesproken wanneer
alle klinische parameters normale waarden
hebben.

Hij schrijft eerder dat mastitis in de grote huis-
dierenparktijk een aandoening is die veelal
met verschijnselen van algemeen ziek zijn ge-
paard gaat. Uit zijnonderzoek blijktdaarente-
gen dat van het onderzochte materiaal 478
(310 ^ 168)
niet ziek en 402 (306 4- 96) wel
ziek waren.

Het door ons onderzochte materiaal (1 en 2)
betrof uitsluitend patiënten, die als gevolg van
de mastitis zodanig algemeen ziek waren dat
de eigenaar diergeneeskundige hulp raadzaam
achtte.

Waarde mastitis zich beperkte tot locale ver-
schijnselen. eventueel gepaard gaande met
niet alarmerende algemene ziekteverschijnse-
len werd normaliter geen consult gevraagd en
in ieder geval geen visite afgelegd.
Vergelijken wij het door ons onderzochte ma-
teriaal met de door Verheyden beschreven pa-
tiënten, dan dient te worden bedacht dat een
deel van de acute mastitiden gepaard gaande
met verschijnselen van algemeen ziek zijn niet
door ons werden onderzocht, terwijl wij an-
derzijds patiënten hebben ondergebracht bij
acute mastitiden, die volgens de indeling van
Verheyden bij de chronische mastitiden beho-
ren. Hierdoor kregen wij een patiëntenbe-
stand. dat vermoedelijk een vrij goede afspie-
geling is van het mastitis acuta gravis materi-
aal, waarmee de doorsnee runderprakticus in
Nederland wordt geconfronteerd, maar dat
zeker niet het totale bestand van acuut zieke
mastitis patiënten in de desbetreffende onder-
zoekperiode in ons praktijkgebied vertegen-
woordigt.

Evenals Verheyden werden ook wij getroffen
door hel hoge percentage van de onderzochte
mastitiden. waarbij coliforme bactcrien als de
verwekkers konden worden aangetoond. Ver-
der zagen wij deze aandoening vooral bij
hoogproduktieve dieren in de eerste maand
van de lactatie, terwijl in ongeveer 80% van de
gevallen de achterkwartieren w aren aangetast,

.\'). O.si/iga\'.

mil

(Buiten verantwoordeiijl<heid \\an de redaktie)

I.ITF.R.AI Ul R

1, Osinga. .A.. Meijer, P., Dijkstra. R. (1.: Mastitis acuta gravis tiij de Fries Hollandse koe. Tijdschr. Dier-
geneesk.. 101, 548. (1976).

2. Osinga, .A.. Dijkstra. R. and Meijer. P.: Colitorm Mastitis in Dutch Friesian Cows. International
Congress on disease of cattle - Paris -6-9 September 1976 11 - 1049.

Verheyden, ,1. K. M.; Fen onder/oek naar de frequentie van voorkomen van de verschillende mastitis-
verwekkers bij het rund.
Tijdschr. Diergeneesk.. 10.3. 1265. (1978).
\' Dr. A. Osinga. De Pólle 10, 9084 BT Cioutum,

-ocr page 227-

Naschrift

Geachte Redactie,

In antwoord op het schrijven van dr. Osinga
het volgende:

Dr. Osinga stelt terecht, dat het patiëntenma-
teriaal in de Buitenpraktijk niet goed verge-
lijkbaar is met het patiëntenbestand, waarmee
de doorsnee praktizerend dierenarts wordt ge-
confronteerd.

In de Buitenpraktijk werden bij 478 patiënten
geen verschijnselen van algemeen ziek zijn
waargenomen, terwijl dit bij 402 patiënten wel
het geval was.

De stelling, dat in de grote huisdierenpraktijk
bij patiënten, welke ter behandeling van mas-
titis worden aangeboden, veelal naast lokale
symptomen tevens verschijnselen van alge-
meen ziek zijn worden waargenomen, wordt
door deze bevinding echter niet ondermijnd.
Integendeel, veeleer bewijst het de stelling, dat
het patiëntenbestand in de Buitenpraktijk af-
wijkt van het patiëntenbestand, dat de door-
snee praktizerend dierenarts normaliter ter
behandeling krijgt aangeboden.
Om deze reden werd in de discussie gesteld,
dat de prakticus vooral met de groep acute
mastitiden, gepaard gaande met verschijnse-
len van algemeen ziek zijn, wordt geconfron-
teerd.

Volgens dr. Osinga worden meestal zelfs \'alar-
merende\' algemene ziekteverschijnselen waar-
genomen.

Een indeling van de patiënten in groepen, zo-
als die in dit onderzoek werd gehanteerd, is
uiteraard afhankelijk van een aantal niet
meetbare factoren (opmerkingsvermogen ei-
genaar, de tijdsduur tussen het ontstaan van
de infectie en het eerste melkmaal daaropvol-
gend, etc.). Teneinde het begrip Verschijnse-
len van algemeen ziek zijn\' een wat objectie-
vere basis te geven werden de polsfrequentie,
de lichaamstemperatuur en het aantal pens be-
wegingen per 5 minuten mede bij de beoorde-
ling betrokken (zie materiaal en methoden).
Hierdoor bevat de groep patiënten, waarbij
verschijnselen van algemeen ziek zijn werden
waargenomen, beslist niet alleen patiënten,
waarbij de symptomen \'alarmerend\' waren.
Niettemin is het percentage coliforme micro-
organismen, dat geïsoleerd werd uit acute
mastitiden, waarbij verschijnselen van alge-
meen ziek zijn werden waargenomen, opval-
lend hoog (34%).

De mogelijke relatie tussen de frequentiever-
deling van de mastitisverwekkers enerzijds en
lactatiestadium en predispositie van de afzon-
derlijke kwartieren anderzijds is een te com-
plexe materie om in kort bestek in dit naschrift
te behandelen.

In een latere mededeling zal op deze aspecten
van het ziektebeeld nader worden ingegaan.

J. H. M. VerhevdenK

Drs. .1. H. M. Verhevden. Vakgroep Bedrijlsdiergeneeskunde en Buitenpraktijk. Yalelaan 20. l.Urecht.

-ocr page 228-

Algemeen

Nieuwe entstof ter preventie van rabies
bij de mens

Kuwert. E. K.: Tollwutschutzimpfung mit
H D.C S.-Gewebekulturvakzine: ein entscheiden-
der Durchbruch bei der sogenannten\'Wutschutzbe-
handlung\' des Menschen.
Deutsche Tierärztl.
Wschr..
85. 273-279. (1978).

De leider van het centrale adviesbureau voor de an-
tirabiesenting in Noord-Rijn-Westfalen en tevens
verbonden aan het Instituut voor Medische Virolo-
gie en Immunologie van de Universiteitskliniek in
Essen heeft ter voorlichting van het personeel en ou-
derejaars studenten van de Diergeneeskundige Ho-
geschool te Hannover een voordracht gehouden
over bovengenoemd onderwerp. Het spreekt van-
zelf dat in het betreffende gebied waar regelmatig de
zogenaamde sylvatic rabies ook bij huisdieren voor-
komt de veterinair bijzondere risico\'s loopt bij het
uitoefenen van zijn beroep en hij dus veel belang
heeft bij de toepassing van veilige entmethoden om
zichzelf, zijn familieleden en personeel tegen de do-
delijke infectie met het virus te beschermen.
De nieuwe entstof blijkt de oplossing te geven voor
een alleszins veilige vaccinatiemethode die zowel
voor als na de contaminatie met het virus kan wor-
den toegepast. Voor de opwekking van een volledige
immuniteit na een vermoedelijke besmetting door
beet of krab door een dol dier zijn 6 vaccinaties no-
dig in de loop van 3 maanden. De hoeveelheid ent-
stof is slechts 1 ml en deze geeft praktisch geen be-
zwaren ook niet na de herhalingen. Dit is toe te
schrijven aan de aard van de entstof. Het virus
wordt namelijk gekweekt in weefselculturen van
longfibroblasten die diploid zijn en afkomstig van
longweefsel van een menselijk embryo. In een zeker
stadium van de groei wordt de H.D.C.S. (Human
Diploid Cell Strain) cultuur geënt met de zuivere
Pitman-Moore rabies-virus-stam, die afkomstig is
van het betreffende instituut in Philadelphia.
Wanneer de concentratie van het virusfixe maxi-
maal is wordt het geïnactiveerd met bêta-propi-
olakton 1:4000 gedurende 18 uur bij een tempera-
tuur van 2-4° C. Het moet wel door centrifugering
na ultrafiltratie nog sterk worden ingedikt om vol-
doende immunogen te worden. De entstoffen die uit
dierlijk hersenweefsel worden gemaakt zoals het ori-
ginele Pasteursc vaccin en die van Hempt en Sempel
hebben hct grote bezwaar dat ze door hun neurale
oorsprong soms aanleiding kunnen geven tot het
ontstaan van antistoffen die het zenuwweefsel van
de patiënt kunnen aantasten. De entstoffen die met
behulp van weefselkweken van hamster- of kalver-
niercellen dan wel eendenembryonen worden bereid
hebben dit bezwaar weliswaar niet maar ze geven
wel de kans op heftige anafylactische reacties door
de herhaalde inspuitingen met lichaamsvreemde ei-
witten. Bij de 50.000 entingen met het H.D.C.S.-
vaccin zijn deze nooit voorgekomen. Doorbraken
van complete Sempel- en hempentingen zijn in
Duitsland 17 maal vastgesteld; een daarvan trad
zelfs op 200 dagen na de verwondingen door een
dolle kat. De immuniteit na de toepassing van de
eerste enting van het H.D.C.S.-vaccin treedt reeds
op na 7-14 dagen; bij de D.E.V.-enting (duck em-
bryo vaccin) duurt het 20-30 dagen en bij de neuro-
gene vaccins zelfs nog langer. Als immuniteitsduur
wordt vooreen preventieve H.D.C.S.-enting3jaar
aangegeven en voor de DEV-enting 1 jaar. De an-
dere entingen geven een nog korter durende immu-
niteit en zijn dus ongeschikt voor preventieve toe-
passing.

(Een nieuw aan het RIV te Bilthoven ontwikkeld ra-
biesvaccin z.ou dezelfde immuniserende eigenschap-
pen bezitten en, hoewel met primaire kweek van
hondeniercellen bereid, door de bijzondere cultuur-
methode en reinigingswijze geen ongewenste over-
gevoeligheidsreacties na herhaalde toediening bij de
mens veroorzaken;
Ref.)

A. van der Schaaf.

Bacteriologie

Septieaemie ten gevolge van intraveneuze
injectievloeistoffen

Borghans. J. G. A., .loosten, H. J. M.en Holst, M.
\'T h. C.: /\'.vc(/</(«H()Ha.ï(e/)ü( /u-bacteriaemiedoorin-
traveneus toegediend fentanyl.
Ned. T. Genees-
kunde.
122, I7/4-I7I6. (1978).

In een kort literatuur overzicht over Rs. eepacia wij-
zen
de auteurs erop dat dit micro-organisme kan le-
ven in aqua bidest.. of aqua bidemia, en een aantal
desinfectantia, o.a. quaternaire ammoniumbasen en
chloorhexidine.

Septieaemie ten gevolge van dit micro-organisme
komt nogal eens voor bij heroine verslaafden. In het
ziekenhuis ook nogal eens tengevolge van onzorg-
vuldige desiniëctie bij intensieve verpleging (hartbc-
waking, beademing, couveuse) en bloedafname.
De auteurs beschrijven een uitbraak bij 7 patiënten
ten gevolge van intraveneuze injectie van fentanyl.
TX\' injectievloeistof bevatte tussen 10\'\' en 10\' ml
kweekbare gramnegatieve staafjes die hetzelfde bio-
type en antibiogram vertoonden als 10 isolaten uit 7
operatiepatiënten, waarbij de narcose met dit mid-
del was ingeleid. Aanvankelijk werd gedacht aan
pseudo-bacteriaemie ten gevolge van onzorgvuldig-
heid bij de bloedafname, slechts een zorgvuldig op-

-ocr page 229-

gezet onderzoek der mogelijke oorzaak deed de ver-
denking op de genoemde injectievloeistof vallen.
Alle patiënten vertoonden 1-5 dagen na de operatie
hoge koorts gedurende een periode van 1-7 dagen.
Er zijn enkele aanwijzingen dat ook andere zieken-
huizen in diverse landen dezelfde moeilijkheden
hebben gehad in de bewuste periode.
De auteurs zijn van mening dat dit incident bewijst
dat a-septisch afvullen onvoldoende garantie biedt
voor de steriliteit.

Ook van de toegevoegde conserveermiddelen mag
men geen afdoende werking tegen intragene injec-
ties verwachten. Hittebehandeling na afvullen en
sluiten achten zij noodzakelijk.

H. Mol.

Immunologie

Haemobartonella canis infectie en hae-
molytische anaemie ten gevolge van
\'Koude-agglutininen" bij een hond

Bellamy, J. E. P.. MacWilliams, P. S., and Searcy,
(i. P.: Cold-Agglutinin Hemolytic Anemiaand
Hae-
moberlonella canï.s
Infection in a Dog. J. .-im. l ei.
Meel.
/I.vi.. 17.3. 397-404, (1978).

De auteurs beschrijven de symptomen van de in de
titel genoemde vorm van anaemie bijeen 9jaar oude
gesteriliseerde cocker spaniel. Ook het uitgevoerde
laboratoriumonderzoek wordt uitvoerig beschre-
ven. Met behulp van de Coomb\'s test en zware keten
specifieke antisera werd aangetoond, dat de ery-
throcyten met IgM en antilichamen waren gecoat.
(Een overeenkomstig geval werd beschreven in
Tijdsehr. Diergeneesk.. 100. 445. (1975): Ref.)
Ondanks bloedtransfusies stierf het dier 16 dagen na
opname. Eén dag voor de dood intrad werd //.
canis
in de rode bloedcellen waargenomen. In de discussie
wordt ingegaan op het tegelijkertijd voorkomen van
auto-immuun-haemolytische anaemie (AlHA) met
koude-agglutininen en de
H. canis infectie. H. canis
wordt gewoonlijk niet alseen primair pathogene pa-
rasiet bij de hond beschouwd.
Infecties met //.
canis werden wel beschreven na
(therapeutische) splenectomie.
De auteurs menen, dat de AlHA de \'primaire\'ziekte
bij deze patiënt is geweest. Mogelijk dat de infectie is
overgebracht met de bloedtransfusie. Ook de cor-
tison behandeling kan de latente infectie met
H. ca-
nis
manifest gemaakt hebben.

J. Goudswaard.

Kip

Salmonellose te béinvloeden door kip-
pendarmbacteriën?

Seuna, E., Raevuori. M.. and Nurmi. E.; An epi-
zootic of
Satrnonellq lyphimurium var. Copenhagen
in broilers and the use of cultured chicken intestinal
flora for its control.
Brit. Po. Sei.. 19. (3). 309-314.
(1978).

Een uitbraak van S. lyphimurium var. Copenhagen
bij mestkuikens in Finland gedurende 1975 en 1976
wordt beschreven. Alleen bij de afnemers van één en
dezelfde fokker kwam de ziekte voor. Zowel bij de
moederdieren als in de broederij werd enkele malen
S.
lyphimurium var. Copenhagen aangetoond.
Daar in andere onderzoekingen aanwijzingen zijn
verkregen, dat darminhoud of darmbacteriën van
normale gezonde kippen het aanslaan van een.Sö/-
/?!<)«e//ö-infectie zou voorkomen (vooral anaërobe
bacteriën) is deze methode in de praktijk beproefd.
De behandeling bleek echter géén significante ver-
schillen op te leveren in het aantal besmette bedrij-
ven. noch in het verloop der infectie binnen de kop-
pels.

In laboratorium-experimenten, waar darmbacte-
riën werden gegeven vóór de
Salmonella besmetting
plaats vond, was wel een aantoonbaar effect aanwe-
zig. Darmbacteriën plus
Salmonella\'s gelijktijdig,
gegeven leverde weinig effect op.
Closiridium infecties (uit de verstrekte darmflora!)
moesten worden tegengegaan door Zink-baeitra-
cine extra te verstrekken.

Op het gevaar van het verspreiden van andere dar-
minfecties wordt — zij het zeer onvolledig gewe-
zen.

ff. J. Roepke.

Proefdieren

Naakte (thymusloze) ratten

Festing, M. F. W.: More on the nude rat. Ral News
letter.
No. 2. 14-16. (1977).

Beschreven worden de geschiedenis, de ervaringen
met de fok en waarnemingen met betrekking tot
lymfocyten en lymfoideorganenvannaakte(\'nude\')
ratten.

De variant \'nude\' werd voor het eerst opgemerkt in
een rattenkolonie van het Rowett Research Institute
in 1953. Het lukte niet de met deze dieren opgezette
fok in leven te houden. In september 1975 werden in
dezelfde kolonie opnieuw enkele \'nude\' dieren aan-
getroffen.

Bij verder fokken stierven meer dan 80% van de
nude jongen in de eerste week na de geboorte. Bij
sectie bleken de \'nude\'jongen geen thymus te bezit-
ten. De ervaring opgedaan met \'nude\' muizen dat
fok onder kiemvrije of SPF omstandigheden goede

-ocr page 230-

resultaten oplevert, gold ook voor de \'nude\' ratten.
De eigenschap \'nude\' is recessief. Zowel homozy-
gote mannen als vrouwen zijn fertiel. Ook homozy-
gote vrouwen zijn in staat hun nest te verzorgen.
Het thymus restant bij \'nude\' ratten is relatief groter
dan bij \'nude" muizen en zichtbaar als een bruin
weefsel, dat voornamelijk uit cellen van mesenchy-
male oorsprong bestaat en slechts enkele lymfocy-
ten bevat. De milt en lymfeklieren hebben een vrij-
wel normaal gewicht. De T cel gebieden bevatten
vrijwel geen lymfocyten. De B cel gebieden zijn nor-
maal ontwikkeld.

\'Nude\' ratten stoten huid van andere rattestammen
in een periode van 67 dagen niet af.

H-\'. J. /. van der Gulden.

Varken

Het coli-vraagstuk bij biggen; enkele zoö-
technische maatregelen

Van de Kerk. F.; BedrijfsoniKikkeling. 9, (4).
JJ6-JJ9. (197/i).

Ingegaan wordt op factoren die van grote invloed
zijn op het ontstaan en de preventie van coli-diarree
bij biggen. De voeding van de drachtige zeug is van
belang in verband met het geboortegewicht der big-
gen: 10 kg groei meer dan bij de drachtige zeug geeft
biggen welke een gemiddeld 50 gram zwaarder ge-
boortegewicht hebben.

Het eiwitgehalte en de eiwitsamenstelling van de
zeugenvoeding heeft invloed op de antistoffen in het
colostrum.

Het voeren van snijmais-silage (I kg) aan drachtige
zeugen zou een gunstige invloed op de darmflora
van de zeug hebben, waardoor de pasgeboren big
met een gestabiliseerde Hora in aanraking komt.
Huisvesting en stalklimaat zijn erg belangrijk en
ook een nest (strobed in een \'biggenkist\') wordt
warm aanbevolen.

Hygiënische maatregelen om de infectiedruk te be-
perken zijn van belang, en ook de coli-vaccinatie
van drachtige zeugen blijkt het uitvalspercentage
der biggen gunstig te bëinvloeden. lenslotte wordt
uitgebreid ingegaan op te neinen maatregelen om di-
arree bij het spenen te voorkomen, waarbij beperkte
voedering van de biggen gedurende een week na het
spenen als zeer belangrijke preventieve maatregel
genoemd wordt.

./. .Vf. Wijsmuller.

Varken

Entreacties na Aujeszky-vaccinatie

.lakubik, .1. und Wittmann, G.: Schutzimpfung mit
inaktivierter .Aujeszkyvirus (AV)-Vakzine in der In-
kubationszeit einer AV-lnfektion. Versuch, eine
Provokation der Infektion auszulösen.
D. 7\'. W., 85,
285-288. (1978).

Auteurs onderzochten in 52 proefdieren de invloed
van een vaccinatie met een geïnactiveerd Aujeszky
vaccin gedurende de incubatieperiode van een expe-
rimentele Aujeszky-besmetting.
Het vaccin betrof een door hel Bundesforschungs-
anstalt für Viruskrankheiten der Tiere te Tübingen
(Did.)ontwikkeld vaccin. (Met dit vaccin wordt ook
in Nederland geëxperimenteerd:
Rej.)
De invloed van vaccinatie gedurende de incubatie-
tijd werd gescored aan de hand van gemiddelde li-
chaamstemperatuur, aantal koortsdagen en morta-
liteit.

Naast een proefgroep waren 2 controle-groepen, n.1.
één met alleen experimenteel besmette en één met al-
leen geënte dieren.

Challenge vond plaats met 10\'\'FC1D;(, intranasaal.
De leeftijd van de dieren op moment van besmetting
was 8 weken en 5-6 maanden. Vaccinatie vond 2. 4
en 6 dagen na challenge plaats.
De conclusie is dat vaccinatie met een gëinactiveerd
A.D. vaccin gedurende de incubatie niet leidt tot een
activering van een proetF)esmetting en dat dit waar-
schijnlijk ook onder praktijkomstandigheden niet
het geval zal zijn.

./. C. Baars.

Voedingsmiddelenhygiëne

Tellen van bacteriekolonies met automa-
tische kolonietellers

Fruin. J. T. and Clark, W. S.: Plate Count .Accu-
racy: Analyses and Automatic Colony Counter Ver-
sus a \'Frue Count.
J. Food Proleet.. 40, 552-554.
(1977).

Koloniegelallen die (a) op de klassieke wijze door
analisten en (b) door middel van een automatische
kolonieteller (ACC) waren verkregen, werden ver-
geleken met de koloniegetallen die met behulp van
foto\'s van de bebroede platen (de \'fotogetallen\' of
\'ware getallen\') waren geregistreerd.
De door analisten gevonden getallen kwamen goed
met de fotogelallen overeen. Analisten telden platen
die waren bereid uil reincullures nauwkeurigerdan
platen die waren bereid uit fijnverdeeld vlees met ge-
mengde bacteriecullures.

Bij gebruik van de ACC werden bij ,33% van de ge-
telde platen aanmerkelijk hogere koloniegetallen
dan de fotogetallen gevonden. Deze onnauwkeurig-
heden werden voor een belangrijk gedeelte veroor-
zaakt doordat de petrischalen niet goed op de ACC

-ocr page 231-

aansloten. Andere oorzaken waren: weefseldeeltjes
of luchtbellen in het medium; een niet volkomen
glad oppervlak van de agar; vingerafdrukken op de
bodem van de platen; spreiders en e.xtreem grote
kolonies. Platen, waarbij deze complicaties niet op-
traden, leverden met de ACC\' wel betrouwbare ko-
loniegetallen op.

De auteurs bevelen uitgebreid onderzoek aan, waar-
bij de nauwkeurigheid van alle beschikbare soorten
ACC\'s zou moeten worden getest, teneinde deze me-
thode van kolonies tellen in te kunnen voeren als een
officiële telmethode, (Op grond van de in dit artikel
vermelde gegevens is te veel optimisme over de
bruikbaarheid van de ACC als standaardmethode
bij het onderzoek van voedingsmiddelen van dier-
lijke oorsprong geenszins gerechtvaardigd;
Ref.)

,W, P. Smit.

Voedingsmiddelenhygiëne

Stomachermethode versus blendorme-
thode bij de bepaling van kiemgetallen

Schiemann, D. A.: Evaluation of theStomacherfor
Preparation of Food Homogenates.
J. Food Pro-
tect..
40, 445-448. (1977).

Er waren vergelijkingen gemaakt tussen de aerobe
kiemgetallen van gehakt, selderij en wenerworst, be-
paald na homogenisatie met een Waring Blendoren
met een Stomacher. De blendor was voorzien van
twee snelheden (resp. 11.200 en > 18.000 omwente-
lingen per min.). Bij de blendormethode werd ge-
bruik gemaakt van 1:10 verdunningen en bij de sto-
machermethode van I ;2 en 1:10 verdunningen. De
homogenisatietijd was voor alle vier methoden pre-
cies 2 minuten.

In vergelijking met wenerworst vertoonden de resul-
taten met gehakt een grotere variatie. Dit w ijst er op,
dat de onregelmatige verdeling van de l>acteriën in
gehakt invloed heeft op de kiemgetallen. Vet in vet-
rijk gehakt zou bovendien een regelmatige verdeling
van dc bacteriën in een waterige verdunningsvloei-
stof kunnen belemmeren.

Bij geen van de drie onderzochte soorten voedings-
middelen werden tussen de vier methoden (blendor-
methode: twee snelheden en stomachermethode:
twee verdunningen) significante verschillen in
aerobe kiemgetallen waargenomen.
Met de blendormethode werden geen significante
verschillen geregistreerd tussen lage (22.400 omwen-
telingen) en hoge (> ,36.000 omwentelingen) snelhe-
den. Bij hoge snelheden bestaat het risico van warm-
teontwikkeling. waarbij beschadiging van bacteriën
kan ontstaan.

Met de stoinachermethode werden geen significante
verschillen gevonden tussen 1:2 en 1:10 verdunnin-
gen. De 1:2 verdunning levert een brijige substantie
op die problemen geeft bij het pipetteren. Daarom
verdient de 1:10 verdunning de voorkeur.
De auteur concludeert dat de stomachermethode
waarbij monsters vlees niet vermaald, maar krachtig
\'gemasseerd\' worden een goed alternatief biedt
met vele voordelen boven de blendormethode, (Het
gebruik van de stomachermethode bij de bepaling
van kiemgetallen is uitgebreid beschreven door G,
E. Geräts en J, M, A, Snijders;
Tijdsehr. Dierge-
nee.sk..
102, 1084-1092. (1977); Ref).

M. P. Smit.

Ziekten van het Kleine Huisdier

Parvovirus infectie bij honden

Eugster, A. K., Bendele. R. A.. and Jones, E. P.;
Parvovirus infection in dogs.
J. Am. Vet. .Vied, /li-
.wc.. 173. (10), 1340-1341. (1978).

Op dit moment staat het optreden van een parvovi-
rus infectie bij de hond. welke zich o.a. uit in een
bloederige diarree, in de V.S. in het middelpunt der
belangstelling
(Ref). Genoemde auteurs beschrij-
ven een beeld, weik zowel klinisch als histologisch
overeenkomt met panleukopenie bij de kat. In 1977
beschreef Eugster e.a. het voorkomen van een wate-
rige diarree bij 7 negen dagen oude puppies ten ge-
volge van een parvovirusinfectie. Deze diarree hield
5 tot 10 dagen aan waarna de dieren, al of niet be-
handeld. herstelden. De laatste maanden wordt ech-
ter een ander beeld waargenomen. Klinisch neemt
men vomeren en diarree waar en tengevolge daar-
van dehydratie. Het braaksel is waterig en grijswit
van kleur en de faeces zijn de eerste en tweede dag
grijs- of geelachtig van kleur, gevolgd door een wis-
selende hoeveelheid al of niet gestold bloed, Eén
groep honden vertoonde 3 dagen na het begin van de
ziekte tevens verschijnselen van het respiratie-appa-
raat. Van één nest stierven pups zowel op een leeftijd
van 7 als 14 dagen en toonden bij sectie alleen een
haemorrhagische enteritis en een interstitiële
pneumonie. De dieren hadden tijdens de eerste da-
gen van de ziekte een temperatuursverhoging (39,6-
40,7° C) vertoond en een opvallende leukopenic
(300-3()()0 mm\'). Histologisch werd necrose van het
darmepitheel waargenomen. Deze necrose strekte
zich uit van de toppen der villi tot diep in de krypten.
Een ontstekingsinfiltraat in de lamina propria was
nauwelijks aanwezig. Eveneens werd een pneumoni-
tis en een diffuse zwelling van de hepatocyten waar-
genomen. Onderzoekingen naar pathogene bacte-
riën, schimniel. wormen, oöcysten. arsenicum en
strychnine verliepen steeds negatief, Electronenini-
croscopisch, echter, werden parvovirussen in grote
aantallen gevonden. Een symptomatische behande-
ling van aangetaste honden in één kennel leidde in
90% van de gevallen tot herstel. Wat de transmissie
betreft, denkt men in eerste instantie dat de hond
zelfde bron van het virus is van waaruit verspreiding
optreedt, maar m,i, zal ook onderzocht moeten wor-
den of het gemitigeerde panleukopenie vaccin voor
de kat een rol zou kunnen spelen;
Ref).

H. A. Solleveld.

-ocr page 232-

Vrijdag 18 mei

HOOFDI\'ROCIRAMMA (simiiltaan-vertaling)
9.00 - 12..\'(0 uur
I >//(•
mededelingen

D. Mattheeuws. (iem (B): (ilucose-assimilalic en

insulinc-secretie bij glucose-tolerantietests;
H. Solleveld. Rijswijk (M.|: l o.xische effecten van
antimicrobiclc stoffen bij selectieve decontami-
natie;

S. Schul/. Marburg (BRD): Craniomandibulairc
osteopathic:

.1, Rothui/en. I ttecht (M ): llepato-enccphalopa-
thie:

S. Westra. Zeist (M ): Voeding van dc cavia:
H, van Bree, (ient(B): Radiologische aspecten van

het doorbreken cn de resorptic van tanden:
B. Mayr. München): l\'ind-,A\\i I\'atamunitcits-ln-
ducer:

.A. D. M. L-. Osterhaus. Bilthoven (Nl ): Virus-

diarree bij de bond:
R, ,1. Y. Moraillon, Alfort (1): Fpidemiologie van

respiratoire /Ickten bij de hond:
M. .Appel, Ithaca (USA): Canine adenovirus type 2.

14.00- 15..Wuur

Oflieiële opening van hel Congres

.1. R. Collins. Houston (USA): l-mcrgcncy clinics:
,A. N. I\'. \\an Heijst. l\'trecht (NF): Frvaringen van
het Nationale Vergiftigingen Informatie Cen-
trum,
16.00- 17..10 uur

R. W. Kirk, Ithaca (US.A): Antibiotica.

SKMINAR (Fnglish)
9.45 - 12.45 uur

.1.1, M. Hart. I.oughton ((iB): Small .Animal Prac-
tice Management,

Exeu RSI F

1-1.-30 - 18,00 uur

.1. S, M, M, van Dieten. E. Eagcrweij, P, H, H,
Poll en H, W, de Vries, Utrecht (NE): Workshop
anesthesie in de Kliniek voor Kleine Huisdieren,
Utrecht.

Zaterdag 19 mei

HOOEDPR(XiRAMMA(Simultaan-vertaling)
9,00- 10,-10 uur

R. .1. Kolata, Athens (USA): Ifauma,
I 1,.10 - 12,-30

P. F. lerekhov. Moskou (USSR): Vascularisatie
van tumoren;

B, Clerc, Alfort (F): Spoedgevallen in de oogheel-
kunde,

14,00 - 17,.30 uur

R. E, W. Halliwell, Gainesv ille (USA): Klinische

diagnostiek van dc huid;
W, Misdorp. .Amsterdam cn ,A, Willemse, Utrecht

(NE): Huidtumoren,
R, E, W, Halliwell, Gainesville (USA): Uitwendige

behandeling van huidaandoeningen;
A, Willemse. UtrechtlNl ): Huidaandoeningen van
de kat,

OOGHEEFKUNDF (Engels)
9,00- 10 .10 uur

K, C. Barnett, Kennett (GB): PRA:
F, Pollet, Gent (B); Protein mapping van het voor-
kamervocht:

C, Peruccio, I urijn (I): Fundus,pathologie;

R. Curtis, Kennett (GB): Fensluxatic bij dc I ibe-

taanse terrier;
Win, F, .lackson, l akeland(US.A): Ooglidcorrectie
bij pekine/en en mopshonden,

CURRENf RESEARCH AND NEW
DEVEI,OPMENrS(Fngels)
10,45 - 12,00 uur
Dermalologie

S, Kristensen. Kopenhagen (DK): Microflora van
de huid;

VOORJAARSDAGEN 1979

Annual Congress Netherlands Small Animal Veterinary
Association

18 -19-20 mei, Amsterdam
RAl-lnternationaal C ongres C entrum

-ocr page 233-

1-:. p. Oldenkamp. Delft (NIJ: Myeophyt«;

S. I,. Martin. Columbus (USA): Huidbiopsieen;

A. Willcmse. Utreeht (Nl ): Allergietest (film);

R. E. W. Halliwell. Gainesville (USA): RASE;

R. W. Kirk. Ithaca (USA): Effect van kortwer-
kend methylprednisolon bij de kat,

CURRENE RESEARC H AND NEW

DEVEEOPMENTS (Engels)

Ifaunia! Enwrgencies

14,00 - 15.00 uur

R, E. Eeighton, Davis (USA); Cieautoclaveerde
bone grafts bij de kat,

R, ,1, Kolata, Athens (USA): De betekenis van de
perifere buidternperatuur;

In de hal rondoin de Grote Zaal /al weer een ten-
toonstelling gehouden worden,
Congresgeld incl. Proceedings: / 160, ,
Seminars: / 25, ieder.

Het volledige programma met aanmeldingsformu-
lieren wordt aan de leden van de Ciroep Cienees-
kunde van het Kleine Huisdier toege/onden.
.Andere belangstellenden kunnen dit programma
aanvragen bij Dr. .1. E. Ciajentaan. .lob. Verhulst-
straat 115. 1071 MZ .Amsterdam.

SYMPOSION (Engels)

W. .1. Biewenga. A. A. M. E. Eubbcrink, ,1, ,1, \\an
Nes, R, .A, A, van Oosterom, R. ,1, Slappendel,
E, .1. van Sluis en H. W. de Vries, Utrecht (NE):
Dc \'critical care unit\' van de Kliniek voor Kleine
Huisdieren,

/ondag, 20 mei

SEMINAR (Duits)
9,00 - 12,00 uur

W, Kraft, München (BRD): Eaboratorium diag-
nostiek,
SEMINAR (Engels)
9,00 - I2,(K) uur

R, E. W. Halliwel, Gainesville (USA) en J. R,
Collins, Houston (USA): Allergie.

9.00 - 12.00 uur

C. C. Capen. Columbus (USA): Calcium metabo-
lism.

9.00 - 12.00 uur

K. C. Barnett, Kenneth (GB)en R, Curtis: Ziekten

van de lens,
9.00 - 12.00 uur

R. ,1. Kolata. Athens (USA): 1 rauma van het
abdomen,

EVOO - 16,00 uur

R, E, Eeighton, Davis (USA): Orthopedische as-
pecten van trauma,

I.VOO - 16.00 uur

P. Poulos cn A. A. Stokhof, Utrecht (NE); 1 rauma

van de thorax,
1,3,00 - 16,00 uur

R, W. Kirk, Ithaea (USA); Pyodermie,

SOCIAAI. PROGRAMMA

Hel randprogramtria is nog in voorbereiding.
Het congresdiner /al plaatsvinden in het Eido.
Iransport van de RAI naar het Eido per boot.
terug per bus.

-ocr page 234-

Van de Veterinaire Hoofdinspectie van de
Volksgezondheid tevens Directie van de
Veterinaire Dienst

De toelating van
diergeneesmiddelen, sera en
entstoffen in het heden
en in de toekomst

De huidige situatie in Nederland ten
aanzien van de toelating van diergenees-
middelen. sera en entstoffen is voor ver-
betering vatbaar. Op het gebied van de
diergeneesmiddelen bestaat er alléén
voor middelen tegen uitwendige para-
sieten een regeling en wel \\ia de Bestrij-
dingsmiddelenwet.

Aan sera en entstoffen is in de Veewet
slechts één artikel geheel gewijd, nl. ar-
tikel I I. Op grond hiervan mag voor vee-
wetziekten alléén geënt w orden met lev en-
de entstoffen die door de directeur VD
zijn toegelaten en waaraan hij te \\ oren de
eisen stelt. F.veneens van groot belang is
artikel 12 van die wet. dat het dc minister
mogelijk maakt de in- of doorvoer van
alle potentiële smetstofdragers (bijv. vee.
vlees, vleesafval) slechts voorwaardelijk
toe te staan of zelfs te verbieden. Deze
bevoegdheid tot nader mgrijpen heelt ge-
resulteerd in dc Beschikking in-en door-
voer van Vee en Veeprodukten. Bij ar-
tikel 1 hiervan is de import van zaad van
vee. alsmede sera en entstoffen bestemd
voor gebruik bij vee (alléén eenhoevi-
gen. herkauwers en varkens) verboden,
tenzij ontheffing wordt verleend.
Uiteraard geldt voor alle geïmporteerde
entstoffen tegen veeziekten (niet uitslui-
tend die in de zin van de Veewet) dat zij
geen dragers van smetstoffen mogen zijn.

EC;, Benelux en Europese Farmacopee

Het ontstaan van de Benelux (1948) en
de EG (1960) en het van kracht worden
van de Europese Farmacopee (8 mei
1974) hebben de zaken op het betrokken
gebied er voor Nederland niet gemakke-
lijker op gemaakt. Immers het principe
van een vrij intra-communautair verkeer
geldt vanzelfsprekend ook voor sera en
entstoffen. Wij kennen echter geen regels
voor de binnenlandse produktie daarvan
en binnen de 9 van de EG mogen aan de.
uit één der andere lidstaten, te impor-
teren sera en entstoffen slechts dezelfde
eisen worden gesteld als aan het produkt
uit het eigen land. Dit wetend zal men
beseffen dat Nederland noodgedwongen
bijna alles moet toelaten.
Ten op/ichte van de entstoffen die in
Nederland (geen fabricagevergunningen
toelating nodig) of in de rest van de
Benelux worden geproduceerd, is het
zelfs nog veel moeilijker om enig beleid
te voeren. Tegenover niet EG-landen ligt
de situatie ogenschijnlijk wat gunstiger.
Enige verlichting in de huidige situatie
wordt gelukkig geboden door artikel 36
van het Verdrag van Rome. Op grond
hiervan kunnen bij in-, uit- of doorv oer
verboden of beperkingen worden opge-
legd ter bescherming van de gezondheid
van mensen, dieren of planten.

-ocr page 235-

Ten aan/ien van de Europese Farma-
copee i(an men het volgende opmerken.
De E.F. bevat o.a. een aantal monogra-
fieën (de overeengekomen officiële nor-
men van de aangesloten landen) die de
eisen voor de afzonderlijke substanties en
entstoffen vastleggen.
Op I januari jl. is reeds een zevental
strikt veterinaire monografieën van im-
muun sera en entstoffen van kracht ge-
worden.

Op Ierland na hebben alle EG-landen de
EF als \'de\' norm aanvaard. Het op far-
maceutisch gebied zo belangrijke Zwit-
serland daarentegen is weer wel bij de
EF. maar niet bij de EG aangesloten.
Dit soort toestanden wel lid van de
ene organisatie instelling, maar niet \\an
de andere of omgekeerd en de daaruit
voortvloeiende verschillende conse-
quenties wat betreft de te stellen toe-
latingseisen werken uiteraard compli-
cerend.

Diergeneesmiddelenwet
zal orde op zaken stellen

In E(i-verband wil men komen tot har-
monisatie, door het vatstellen van
\'Richtlijnen".

Eën daarvan is de Richtlijn betreffende
de aanpassing van de wetgeving van de
lidstaten inzake diergeneesmiddelen
voor diergeneeskundig gebruik. De
nieuwe Nederlandse f)iergeneesmidde-
lenwet is hierop afgestemd. Het ontwerp
ligt thans klaar en zal na het formeel
overleg tussen 1. & V en V & M hopelijk
dit jaar aan de Kamer kunnen worden
aangeboden. Dc wet omvat de dierge-
neesmiddelen in engere zin, de sera en
entstoffen alsook een kanalisatierege-
ling, waarmee hij de bestaande leemtes
in de wetgeving zal opv ullen. De regeling
betreft de van te voren bereide en ver-
pakte geneesmiddelen die in een zoda-
nige farmaceutische vorm in de handel
worden gebracht,dat zij v oor het gebruik
gereed zijn de zgn. \'Fertigarzncimit-
tel\'. Voor de grondstoffen wordt in dc
Diergeneesmiddelenwet geëist dat ze aan
de kwaliteitsnormen van de farmacopee
voldoen, t^ij de Fertigarzneimittel doet
zich een opvallend probleem voor. Het is
zeer moeilijk voor geneesmiddelen van
te voren toelatingseisen vast te stellen,
aangezien er geen \'standaard\' zieke die-
ren bestaan \'standaard\' zieke mensen
trouwens evenmin. Bovendien is er bijna
geen limiet aan het aantal ziekten waar-
voor geneesmiddelen aangeboden zou-
den kunnen worden. Er zijn nu zeker
reeds meer dan 2000 veterinaire genees-
middelen op de Nederlands markt (een
kleine 4000 humane). De overheid kan
daarom vooraf geen normen voor de
werkzaamheid opstellen, doch slechts
verlangen dat het geneesmiddel de \'door
de fabrikant opgegeven\' werkzaamheid
bezit. Bij het Bureau Registratie Dierge-
neesmiddelen, waarvan de oprichting in
voorbereiding is, zullen de aanvragen om
toelating van veterinaire geneesmidde-
len en sera en entstoffen moeten worden
ingediend.

Toelatingsaanvragen voor diergenees-
middelen zullen in Nederland niet leiden
tot een compleet heronderzoek van over-
heidszijde. Een uitzondering hierop
vormt misschien het analytisch-chemisch
onderzoek. Een controlerend volledig
heronderzoek zou vanwege het grote
aantal diergeneesmiddelen een zo kost-
baar en omvangrijk onderzoekings-
apparaat vergen, dat dit niet te ver-
wezenlijken is (ook bij humane genees-
middelen heeft dit niet plaats). Wanneer
men de door de importeur of fabrikant
overgelegde gegevens te summier of du-
bieus acht, dan zal men de aan\\ rager op-
dragen zelf additionele proeven te doen.
Dc beoordeling van elk diergeneesmiddel
zal bestaan uit de bestudering van het
daarbij aangeboden informatiedossier
door een commissie van deskundigen,
vergelijkbaar met de inmiddels ingestelde
Receptuurcommissie voor de toelating
van gemedicineerde veevoeders en het
College ter beoordeling van verpakte ge-
neesmiddelen in de humane sector. Zo\'n
dossier zal o.a. gegevens moeten bevatten
omtrent de kwalitatieve en kwantitatieve
samenstelling van alle bestanddelen van
het geneesmiddel, de dosering voor de
verschillende diersoorten, de farmaceu-
tische vorm, de wijze van gebruik en van
toediening, de therapeutische indicaties.

-ocr page 236-

contra-indicaties cn nevenwerkingen,
alsmede beschrijvingen van de door de
fabrikant toegepaste bereidingswijze en
controlemethoden.

Bij de sera en entstoffen ligt de situatie
anders. Het aantal ziekten waarvoor tot
nu toe entstoffen zijn ontwikkeld, is be-
perkt (ongeveer 40),

Sera en entstoffen worden bij gezonde
dieren toegepast en kunnen op \'proef-
dieren\' door middel van besmettings-
proeven op hun werkzaamheid worden
onderzocht.

De eisen kunnen van te voren worden
opgesteld, hetgeen reeds voor een tien-
tal entstoffen is geschied in de Europese
Farmacopee. Een deel van de opgestelde
eisen is gemakkelijk te controleren, maar
het vaststellen van de werkzaamheid
vormt een probleem, aangezien hierover
slechts door tamelijk kostbaar laborato-
rium- en veldonderzoek uitsluitsel kan
worden verkregen.

in het kort kan men stellen, dat in het
toekomstige toelatingsbeleid voor dier-
geneesmiddelen, sera en entstoffen de
fabrikant de deugdelijkheid van zijn pro-
dukten zal moeten aantonen en dat de
overheid zelf slechts op beperkte schaal
onderzoek zal verrichten.

BESMi;rri;i I.IKE ZK-KTEN

Dier/.icktcntiulletin Nr. I \\an de Veterinaire Dien.sl
over tiet tijdvak
I tot 15 jantiari 1979 vermeldt
de volgende aantallen gevallen \\an aangilteplieh-
tige besmettelijke dier/iekten in Nederland.

.Atrofische rliinitis

Totaal 21 gevallen m 20 gemeenten:
(ironingen 2 gevallen

1 geval

2 gevallen

4 gevallen
gevallen

1 geval

2 gevallen

5 gevallen in 4 gemeenten
I geval

Drenthe
Overijssel
(ielderland
Utrecht
Zuid-Holland
Zeeland
Noord-Brabant
l.imburg

.Schurft

fotaal X gevallen in 8 gemeenten:

1 geval
1 geval
I geval
I geval
I geval
gevallen

Cironingen
Eriesland
Drenthe
Overijssel
Utrecht

Noord-Holland

Rotkreupel

Totaal 18 gevallen ui 13 gemeenten:

Eriesland 9 gevallen in 5 gemeenten

Drenthe 3 gevallen in 2 gemeenten

Overijssel 3 gevallen

(ielderland 1 geval

Noord-Holland I geval

Zuid.Holland I geval

Identificatieregeling
per 2 april 1979
deflnitief van kracht

Per 1 januari jl. had de Identificatie-
regeling voor varkens in werking moeten
treden. Moeilijkheden bij de atlevcring
van de voor de uitvoering daarvan be-
nodigde tangen waren echter verant-
woordelijk voor een tijdelijk uitstellen.
Nadat het materiaal opeigen punten werd
aangepast, zijn hiermee gedurende dc
maanden december 1978 en januari 1979
nog uitgebreide proefnemingen verricht,
teneinde de verzekering te hebben, dat de
tangen te gebruiken zijn.
Overheid en bedrijfsleven hebben nu in
gezamenlijk overleg besloten de regeling
per 2 april 1979 definitief te doen ingaan.
De varkenshouders en -handelaren zul-
len hieromtrent worden ingelicht.

AER1K AANSE V ARKENSIM S I
/.uid-Afrika

Dc Zuidafrikaanse Veterinaire Dienst maakte op
12 januari bekend, dat .Afrikaanse varkenspest is
uitgebroken in een gebied, gelegen op 26° 58\'
oosterlengte en 23 52\' /uiderbreedte, dat reeds
onder controle staat in verband met klassieke var-
kenspest.

Aange/ien de verkoop van daaruit afkomstige var-
kens normaal al niet is toegestaan, heeft de/c uit-
braak geen consequenties voor de e,\\port. De
nood/akelijke voor/orgsmaatregelen /ijn geno-
men.

Italië

(iedurendc de periode van I tot en met 15 januari
werd op Sardinië (provincie Nuoro) één uitbraak
van Afrikaanse varkenspest gemeld.

-ocr page 237-

Uitbraak vesiculaire
varkensziekte in België

Recentelijk hebben zich in de Bel-
gische provincie Antwerpen op een
viertal bedrijven gevallen van
vesicu-
laire varkensziekte (S.V.D.)
voor-
gedaan.

Een dezer bedrijven is op slechts 5 ä
6 km van de grens met Nederland
(dichtbij Reuzel) gelegen.
Met het oog op verplaatsingen van

varkens moet rekening gehouden
worden met mogelijke insleep \\an de
ziekte in Nederland.
Verzocht wordt dan ook waakzaam
te zijn en bij symptomen die moge-
lijk wijzen in de richting van deze
ziekte, die sterke overeenkomst ver-
toond met mond-en klauwzeer, con-
tact op te nemen met de desbetref-
fende districts-inspecteur van de
Veterinaire Dienst.

v [• S1C U r A1R F V A R K F N S Z1 [ K r E-
België

Volgens een telegram van de Veterinaire Dienst te
Brussel /ijn er op 19 januari twee uitbraken van
vesiculaire \\arkens/iekte gesignaleerd in de pro-
vincie Antwerpen, één te Nijlen en één te Vorse-
laar.

Alle varkens /ijn geslacht en vernietigd.
Men is tot de volgende maatregelen overgegaan;
hel instellen van beschermde /ones van 5 km;
binnen een cirkel van 15 km rondom de uil-
braken;

dienen de varkens op de bedrijven geïso-
leerd te worden,

is de toegang op de bedrijven aan iedereen,
behalve /ij die daar beroepshalve moeten
/ijn, verboden,

is elke vorm van transport, circulatie, toe-
voeging ol verwijdering van varkens ver-
boden behalve, in het laatste geval, wan-
neer /ij algemaakt dienen le wordenen daar-
toe een vrijgeleide hebben;
het instellen van een verbod op hel houden van
markten en jaarmarkten voor varkens, alsmede
op hel verzamelen van die dieren in de hele
provincie Antwerpen.

MOND- 1 N KFAl W\'ZFFR
tiirkijc

Van I lot 15 december 197K kwamen ui Anatolie
22 gevallen van mond- en klauwzeer voor. Hiervan
was er I van het tvpe .-X,,. Dc overige waren van
het type O,.

Van 16 lol 31 december betrof hel in Anatolic
de volgende aantallen; 3 gevallen van het type
A,, en 10 van het type O,.

Rusland

De Russische Veterinaire Dienst liet op 17 januari
weten, dat 2 dagen eerder bij vee in hel district
Drokievsk. republiek Moldavië, mond. en klauw-
zeer was vastgesteld. Van een groep van 93 dieren
waren er 19 besmet, welke zijn vernietigd. De
overige werden geslacht, in hel bedreigde gebied
wordt thans geënt met monovalent vaccin type (.\'
en strenge veterinaire maatregelen zijn genomen.

rhailand

In 1 hailand werden gedurende hel laatste kwartaal
van het vorige jaar 121 monsters uit 29 provincies
op mond- en klauwzeer onderzocht. Bij 106 hier-
van werd virus van het type O aangetoond. De
overige 15 bleken negatief.

Bangladesh

19 monsters

16 tvpe O. 1 tvpe A en 1 type .Asia 1. 1 negaliel

Birma

3 monsters

3 type O

India

2 monsters

1 type O en 1 type ,A

Italië

1 monster

1 type O

l.vbië

6 monsters

alle negatief

Malta

13 monsters

13 type A

Maleisië

23 monsters

14 type O. 9 negatief

Nigeria

4 monsters

alle negatief

Oman

10 monsters

6 type O, 4 negatief

Pakistan

7 monsters

4 type O en 2 type A, 1 negatief

Rhodesië

15 monsters

4 type SA I 1 en 10 type S.AF 2, 1 negatief

1 urkije

4 monsters

2 type 0 en 2 type A

Kwartaalrapport 1\'irbrighl

Hel kwartaalrapporl van het World referencc labo-
ratorv te Pirbrighl. I ngeland. over de periode
I oktober tol en met 31 december 1978 vermeldt
hel onderzoek van 107 monsters uit 12 landen.
In 81 monsters (79\';) werd virus aangetoond.

-ocr page 238-

Februari:

15 Diergeneeskunde en samenleving. \'Omgaan
met normen\'. Inleidingen-cyclus 1979 (pag.
141).

20 Aid. Noord-Holland K.N.M.v.D. Afdelings-
vergadering. Café-restaurant Kaan. Provin-
eialeweg 1, Oosthui/en.

22 Groep Volksgezondheid K.N.M.v.D. Leden-
vergadering, .laarbeurscongresgebouw.
Utrecht.

22 Promotie drs. ,1. M. de Kruyf, tot doctor in de
diergeneeskunde. R.U., aanvang 14.45 uur.

22 Promotie drs. P, ,1. M. van Wegen, tol doctor
in de diergeneeskunde. R.LL, aanvang 16.15
uur,

22 -2.3 Tagung \'Physiologie und Pathologie der
fortpflanzung der Haustiere", München (pag,
1.303 (1978)),

27 Werkgroep Pluimvee Noord-Oost, Vergade-
ring, Gezondheidsdienst voor Dieren. Zwolle,
aanvang 14,00 uur,

28 Afd, Friesland K,N,M,v,D, Ledenvergade-
ring, Motel te Heerenveen, Aanvang 20,00
uur.

Maart:

I Studenten Werkgroep Mcns-Dicr-Maatschap-
pij. discussieavond: \'De dierenarts met de
billen bloot\'. Utrecht, aanvang 20.00 uur (pag,
157),

5 Kring van Dierenartsen \'De Gelderse Vallei",
Vergadering,

6 Afd. Noord-Brabant K,N,M,v,D, Prov, Ge-
zondheidsdienst Bo,xtcl: werkvergadering \\\'ar-
kens.

7 8 \'Fagung über K rankheiten der Vögel. Fach-
gruppe \'Geflügel\' der D,V,Ci,, Universität
München (pag, 140),

7 DSK Symposion: \'Diergeneeskunde en spe-
cialisatie\', Blauwe Zaal, 1 ransitorium 1, Dc
UithoL Utrecht,

8 Groep Pluimveevvetcnschappen K,N,M,v,D,
I cdcnvcgadcrmg, Philips-Ontspanningscen-
trum, Findhoven, .Aaanvang: a, 11 uishoudeliik
gedeelte 10,30 uur, b. Wetenschappelijk ge-
deelte 13,30 uur,

8 Klinische .Avond Kliniek voor Kleine Huis-
dieren (pag, 89),

9 10 \'Fquitania\', Fagung über Pferdekrank-
heiten (pag, 1,103 en 1326(1978)),

12 14 Course\'Current .Awareness of Zoonotic
Diseases", Royal Society of Medicine, London
(pag. 1276 (1978)).

13 Kring\'Noord-Holland boven het LP. Vergade-
ring \'het Oude Slot\' (Markt) le Schagen, aan-
vang 20,30 uur.

15 Afd, Noord-Brabant K,N,M.v,D, Prov, Ge-
zondheidsdienst Bo.xtel: werkvergadering
kleine huisdieren.

20 Afd. Cielderland K.N.M.v.D. Afdelingsvcrga-
dering.

22 Vereniging van Directeuren van Gemeente-
lijke Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten
Nederland. Ledenvergadering.

23 Symposium Vereniging voor Immunologie:
Symposium over \'Complement\' (pag. 1216
(1978) en pag. 64).

23 24 \'Homoeopathie voor dieienartsen\'- cur-
sus georganiseerd vanuit ,A,1,F, (Akademie
für tierarztl Fortbildung), Inlichtingen bij
Contactgroep Vet, Homoeopathie Ned,

April:

3 Afd, Noord-Brabant K,N,M,v,D, Prov, Ge-
zondheidsdienst Boxtel: werkvergadering
sehapen.

5 8 DVG-kursus. Bad Nauheim (pag. 771
(1978)).

6 8 B,S.A,V,A. 22nd Congress, l.ondon (pag,
955(1978)),

10 Kring \'Noord-Holland boven hel LI\', Ver-
gadering \'het Oude Slot\' (Markt) te Schagen.
aanvang 20,,30 uur,

17 Kring van Dierenartsen \'De Gelderse Vallei\',
Vergadering,

17 18 Perste Furopese Conferentie over het wel-
zijn van de produktie-dieren. R.AI Congres-
centrum. Amsterdam (pag. 142),

24 Afd, Noord-Brabant K,N,M,v,D. Prov, Ge-
zondheidsdienst Boxtel: werkvergadering
/>hiiinvee.

26 (iroep Cieneeskunde van het Rund K ,N, M ,v. D,
ledenvergadering,

26 Contactgroep W\'terinaire Homoeopathie Ne-
derland, Vergadering Beatrix-gebouw. .laar-
beursplein, Utrecht, aanvang 20.00 uur.

26 (iroep Volksgezondheid K,N,M,v,D, Fedcn-
vergadcring, .laarbeursgebouvv.
Utrecht,

Mei:

8 Kring \'Noord-Holland boven hel LI\', Verga-
dering \'hct Oude Slot" (Markt) te Schagen,
aanvang 20,30 uur,
17 ,A,C,V,-Controle: traditionele studiedag, Cul-
lureel Centrum \'De Reehorst", Bennekomse-
vveg 24. Ilde (Gld ).
17 Vereniging van Directeuren van (icmeente-
lijke Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten
Nederland. Ledenvergadering.

-ocr page 239-

Aid. Noord-Holland K.N.M.v.D. Aldelings-

\\ergadering. Calé-restauranl Kaan. I\'rovin-

cialcucg I, Oosthui/en.

.•\\fd. (ielderland K.N.M.v.D. Aldeling.sverga-

dering.

20 (Iroep (ieneeskunde van het Kleine Huis-
dier: \'Voorjaarsdagen 1979\'. R.M-eongreseen-
truni. Amsterdam (pag. 1202 (I97X) en 200).
27 \'Das l ier und wir\' Fachmesse und Inlor-
mationsschau und \'Paedogica\' 2. L.ehrmittel-
messe. Basel.

Juni:

X 9 lagung der Schwei/erische Vereinigung
für Kleintiermedi/in, Zürich.

K 10 Congres National de la Conférence Na-
tionale des vétérinaires spécialistes de petits
animau,\\. Lyon.

12 Kring\'Noord-Holland hoven het 1.1\'. Vergade-
ring \'het Oude Slot\' (Markt) te Schagen, aan-
vang 20.30 uur.

14 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland, vergadering Beatri.x-gebouw, ,laar-
beursplein. Utrecht, aanvang 20,00 uur.

17

27 29 2X, Internationalen Fachtagung für Fort-
pflan/ung und künstliche Besamung, Wels
I halheim (Österreich),

Oktober:

5 6 ,laarcongres 1979, tevens I26e Algemene
Vergadering K,N,M,\\ ,D. te Den Haag,

II 13 Fachgruppe für Kleintierkrankheiten,
.laarcongres. Berlijn.

25 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering. Beatrix-gebouw. .laar-
beursplein. Utrecht, aanvang 20.00 uur.

26 Vereniging van Directeuren van (iemeentelijke
Slachthui/en en Vleeskeuringsdiensten in Ne-
derland. l.edenvergadering.

November:

22 Vereniging van Directeuren van (iemeentelijke
Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten in Ne-
derland.
l.edenvergadering.
22 (i roep (ieneesk unde van het R und K .N. M .v. D.
l.edenvergadering.

Juli:

I 7 21e Wereld Veterinair Congres. Moskou
(pag, 403,467 en 13 14(1978) en 160),
23 26 European ,Association for ,\'\\nimal Pro-
duction (FF,\'\\P) - 30th .Annual Meeting Har-
rogate (UK) (pag, 1283 (1978)),

Augustus:

December:

13 Groep Volksgezondheid K.N.M.v.L:). l eden-
V ergadering. ,1 aarbeurseongrescent rum,
Utrecht.

13 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland, Vergadering, Beatrix-gebouw, ,laar-
beursplein. Utrecht, aanvang 20,00 uur.

19 Afd. Noord-Holland K.N.M.v.D. Afdelings-
vergadering. Café-restaurant Kaan. Provin-
eialeweg 1, (kosthuizen.

23 VII Sv iriposium of the International
Committee on l.aboratorv .Animals, Utrecht
(pag, 366 en 1.302 (1978)).\'
(iroep (ieneeskunde van het Rund K N. M .v .D.
l.edenvergadering.

September:

7 lOth International Conference on Health
I dueation, London,

3 8 South African National and International
Veterinary Congress, .lohanncsburg. South
Africa.

12 14 5. Internat. Kimgrcss der (lesellschaft
lür Veterinarröntgenologie(,A). München.

13 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering. Beatrix-gebouw. .laar-
beursplein te Utrecht, aanvang 20.00 uur,

19 Afd. Noord-Holland K.N.M.v.D. Afdelings-
\\ergadering. Café-restaurant Kaan. Provin-
cialeweg I. Oosthuizen.

20 (iroep Volksgezondheid K.N.M.v.D. I.eden-
vergadering. .laarbeurscongresgcbouw.
Utrecht.

21

30

1980
.luni:

2 4 Groep Geneeskunde van het Kleine Huis-
dier: \'Voorjaarsdagen 1980\', .Amsterdam,
30 3 juli \\ I Internat. Kongress der I.P.V.S..
Kopenhagen.

Augustus:

17 22 VIth International Histochemistry and
Cvtochemistrv Congress 1980. Brighton (pag.
64)

September:

In Wien 3. Kongress der Intern. Gesellschaft
für Tierhygiene.

In Israël XI Kongress für Buiatrik (,A).
1 6 31. .lahrcstagung der t:uropäschen Ver-
einigung für fierzucht, München,

-ocr page 240-

Bekendheid tnet en liefde voor ons beroep werd
hem dus van jongsaf meegegeven, en het was dan
ook niet verwonderlijk, dal hij zich na het
beëindigen van zijn H.B.S.-tijd te Gouda in 1911
als veterinair student le Utrecht liet inschrijven,
daarmede de voetsporen van zijn vader volgend.

van zijn jaar werd zijn studie
mohilisatie van I9I4-I9I8
■oor hel vervullen van actieve
isi. In de rang van luitenant-

Zoals zovelei
gedurende dc
onderbroken
militaire dien
paardenarts v^
voltooide hij
•larts.
dit mom
tdheid te
zien en kt
zoon overgeve
De tweetle gen
Groot-Ammer
In tlatzeljtl,

tiier,
Naa
gezc

Uitgi

erd hij gedemohitis
daarna in 1918 zijn

■erd en
studie als

■ zijn vatler,
verlangend
are taak aan zijn

t,ok thü
tiverliet.
zijn te n

viens

:n tie
n.

■ratie llentlrik.se had zich in
gevestigd.

r trad hij in het hu
Mejufjrtniw Seehje Keijser. in wie
een tnmwe levensgezellin had gevt
tevens een uitstekende dierenarts-s
gedurende zijn tange praktijkperit>
terzijde sttind bij de uitoefening vc

wetijk met
hij niet a.
intlen. ma.
Ttntw. die
tIe trouw
in zijn ber

■ ju

ep.

■ verwierf in hun geliefde
ok een

ving dan
\'.\'.speet en

mgt

,vijz

rt,p
m zijn

en

Het echtpaar Hendriks
Groot-.4mmers en verre t
uitstekende naam en gent
waartlering van velen.
De t>ngedwt/ngen en innemende
ctillega Hendrikse anderen tegemoet trad i
wezenlijke belangstelling voor andermans
problemen maakten hein tol een vraagbau
leidsman voor velen.

Reeds gedurentle zijn siutlenlenlijd had hij blijk
gegeven over bestuurlijk talent te beschikken, en
was hij gedurende 2 jaar secretaris van de
legendarische studentenvereniging \'Absyrtus\'
geweest.

Ot>k in zijn woonplaats werd vete maten een
beroep op hem gedaan en dientle hij de
dorp.sgemeenschap als oprichter en voorzitter
van verschillentle .sport- en krui.sverenigingen.
Binnen ons beroep was collega Hendrikse een
trouw lid van kring en afdeling.
In 1940 volgde zijn benoeming als voorzitter var
de afdeling ZuitJ-Holland van tIe K.N.M.v.D..
van welke taak hij zich ottk gedurende tle
moeilijke oorhgsjaren op een uitstekentle
manier heeft gekweten.

Ontler zijn leiding werd het eeuwjeest van tieze
oudste afdeling van tjnze Maatschappij in 1947
luisterrijk gevierd, liit tle herdenkingsrede, welkt

I uitsprak bleek, hoezeer
t an deze afdeling had
tuit tleze lijn redenerend
van dierenartsen

II tJok in tle loektimsi ons
.samenleving te tloen

\'tien als tiftlelings-

hij bij tieze getegenh
hij zich in tle historie \\
verdiept en hoe hij van
een hechte organisatie
notidzakelijk achlle on
beroep zijn plaats in tit
belwuden.

In 1949 volgth\' zijn tijh
voorzitter.

Enkele jaren later tieeti men opnienw een beroep
op hem en nam hij van 1951-1953 het
secretariaat waar.

Zijn faam als goed bestuurtler teiiide ertoe, tlai
hij in 1952 tot algemeen votirziiier van tle
K.W.VI.v.D. werd gekozen.

Met waardigheid wist hij ons beroep naar buiten
te vertegenwoordigen, terwijl hij binnen onze
gelederen bekend stond als een man. die
tegenstellingen probeerde te overbruggen en zich
inspande om tle eenheid te bewaren.
Zijn carrière als dierenarts had inmiddels een
andere wending genomen.

De historie had zich herhaald toen ook een van
zijn beide zonen tle traditie voortzettend, ons

In memoriam

DINGEMAN HENDRIKSE

Op II augustus 1978 overleed eollega
D. Hendrikse, oud-voor:itter van de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor
Diergeneeskunde, op de leeftijd van 85 jaar.
Collega Hendrikse werd op 9 december 1892
geboren le Groot-Ammers. alwaar :ijn vader een
omvangrijke grote huisdierenpraktijk uitoefende.

-ocr page 241-

heraep had gekozen en hem vanaf IV46 in de
praktijk terzijde stond.

Deze samenwerking duurde lot 1951. toen hij
benoemd werd lot directeur van de
vleeskeuringsdienst en het abattoir te Gorkum.
Deze functie bracht tevens de verhuizing naar
Gorkum met zich mee.

Hier volgden nog een aantal gelukkige jaren voor
het echtpaar Hendrikse. dat zich in hun nieuwe
woonplaats snel wist aan le passen en nieuwe
vriendschappen verwierf.

Tot zijn overlijden was collega Hendrikse lid van
de Rotary.

Zijn bestuurlijke kwaliteiten bleven ook hier niet
onopgemerkt, wat bleek uil zijn verkiezing als lid
van de Gemeenteraad, waarbinnen hij later de
junctie van welhouder-toeoburgemeesler ging
bek leden.

In 1958 volgde zijn pensionering en mocht hij het
genoegen smaken nog vele jaren met zijn
echtgenote in goede gezondheid te genieten van
een welverdiende rust.

Zijn verdiensten waren reeds erkend door zijn
benoeming tol erelid van de K.S.M.v.D. en

ojficier in de orde van Oranje Nassau.

In 1973 ging zijn levensgezellin van hem heen en

werd zijn leven eenzamer.

Toen ik hem ter gelegenheid van zijn 60-jarig

dierenartsenjuhileum feliciteerde, klonk zijn stem

mat en vertelde hij dat hem enkele maanden

geleden zijn oudste zoon door de dood was

ontvallen.

Deze slag is hij niet meer te boven gekomen en
kort nadien kwam ook aan zijn leven plotseling
een einde.

Bij zijn begrafenis te Groot-Amtners bleek hoe
zeer hij nog leefde in de harten van zijn oude
dorpsgenoten.

Natnens de K. S. M. w D. mocht ik hem mede de
laatste eer bewijzen.

De diergeneeskunde verliest in hem een collega,
die ons beroep op vele posten voortreffelijk heeft
gediend en aan wie wij allen dank en waardering
verschuldigd zijn.
Hij ruste in vrede.

.S. VAN HARTEN.

-ocr page 242-

Jaarcongres 1979

De computer staat voor de deur!
Hier en daar is de computer reeds door
een kier van die deur de
diergeneeskunde binnengeslopen.
Daar kijken we nog wat vreemd tegen
aan. Nieuwsgierigheid, vrees en
vreugde strijden om de voorkeur. Om
deze reden moet de rol. die de
computer in het thema van ons
jaarcongres gaat spelen, wel als een
bom inslaan.

De afdeling Zuid-Holland is ditmaal de
eer te beurt gevallen om dit grootste
evenement, dat de K.N.M.v.D. kent. te
mogen organiseren.
Op 5 en 6 oktober zal het
Congresgebouw in Den Haag u met
gespreide armen willen ontvangen. De
perfectie, die de congrescommissie
nastreeft zal alleen met een dergelijke
accommodatie gerealiseerd kunnen
worden.

Naast perfectie wordt ook aan
gezelligheid ruim aandacht geschonken.
Wie aan Den Haag denkt, denkt aan
Haagse bluf. kak en hopjes, maar
eveneens aan tempo doeloe. dc sfeer
van het oude Indië. zoals die nog
steeds achter vele van de gevels van de
deftige Residentie heerst. Ons leek het
de sfeer, die bij uitstek geschikt is om de
inwendige, de feestvierende en de
keuvelende mens een heel plezierige
avond te bezorgen.

Congrescommissie 1979.

[Sill

Commissie Bevordering
Diergeneeskundig en
Vergelijkend Ziektekundig
Onderzoek

De Commissie Bevordering Diergenees-
kundig en Vergelijkend Ziektekundig
Onderzoek deelt hierbij mede dat de renten
uit de kapitalen van het .lubileumfonds van
de Faculteit der Diergeneeskunde, het
D. F. van EsveldI\'onds en de Prof Dr.
D. A. de Jongstichting beschikbaar gesteld
kunnen worden ter ondersteuning van
onderzoek dat dient te liggen op het gebied
van de diergeneeskunde of van de
vergelijkende ziektekunde.
Zij. die hiervoor in aanmerking wensen te
komen, worden uitgenodigd zich vóór
15 april 1979 schriftelijk aan te melden bij
de secretaris. Hierbij dient opgave te
worden gedaan van het te verrichten
onderzoek en tevens een beknopt
werkschema en een globale begroting der
kosten te worden overgelegd.

Namens de Cie B.D.V.Z.O.
de Voorzitter.
Prof. Dr. D. Zniin.

De Secretaris.
Dr. P. Zwart.

Burg. v. d. Weverstraat 16.
.39X1 EK Bunnik.

-ocr page 243-

Adviescommissie Pa ra veterinairen
l arieven Mestkalverenbedrijven
Hoofdbestuur

Commissie Post Academisch Onderwijs Vete-
rinaire Volksgezondheid
Commissie Varkensgezondheids/org
Afdeling Pluimvee van de Stichting (lezond-
heidszorg voor Dieren
I hemacommissie .laarcongres
Bestuur Pensioenfonds
.laarcongrescommissie 1979
Aujeszky

College van Directeuren
Beleidscommissie Volksgezondheid
Ledenraad N.C.H.P.
Hoofdbestuur

Jti/n/an 1979:

3
10

11
12

17

22

25

26

30

31

!(□ . . O Iii. a^a

Welke vergaderingen en
besprekingen waren er?

In het 15 januari-nummer (\'77/</.v(7(r. Diergeneesk..
104. 102. (1979)). staan in het bericht over de pro-
motie van collega .1. D. Burek enige onjuistheden
vermeld:

de correcte titel van het proefschrilt luidt:
\'Pathology of aging rats. a morphological
and experimental study of the age-
associated lesions in aging BN BI.WAG Rl.l,
and (W\'AC) x BN) L I rats\':

als een van de promotoren staat vermeld:

Dr. P. Zwart, \'gewoon hoogleraar in de

tropische en protozoaire ziekten\'.

De juiste leeropdracht van de promotor

dr. P. Zwart luidt echter:

\'lector in de ziektekunde der bijzonder dieren\'.

RECTIFICATIE
Promotie collega J. D. Burek

Personalia

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde meldden zich de
volgende collegae:

Boon, J. H.; 1970: Veenendaal, Sterkenburg 1.
Broersma, K.. S.: 1978: Veenwouden, H. Schaperlaan 5.
Hoeven, Mej. J. H. ,1. van der; 1974; Heemstede, Binnenweg 35,
Huiten, P. .1. M. van; 1978; Heeswijk-Dinther, Heilarenstraat 51.
Mooiweer. \'I.; 1978; Gorredijk. Brouwerij 48.
Oorschot. .1. ,4. van; 1978; Zaltbommel. Klipperstraat 4.
Rutgers. Mej. H. C.; 1978; Utrecht, .L W. Krisostraat 26.
Vaandrager, A. B.; 1978; Drachten. De Posten 35-37.

.Ms lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor [diergeneeskunde heeft het Hoofd-
bestuur aangenonien:

Bekkum. A. E. van; 1978; Schoonrewoerd. Overheicop 64 .A.

Damen. C. P. R. M.; 1978; Capelle a d Els.sel, .lekerdal 21.

Duifhuizen. M.; 1978; Veenendaal. Linge 21.

Eloor. J.; 1977; Eiel, Hellouwlaan 24.

Giesen. ,1. .A. .E; 1978; Oirsehot. Karei Doormanlaan 13.

Mensink, C. G.; 1978; Utrecht. Menadostraat 30.

Metzlar. .1. W. H.: 1962; Breukelen, Linnaeusdreef 77.

Kouwet. Mej. H. M. .E; Cient-1978; Grubbenvorst. Horsterweg 49-51.

Rulkens. R.\'.L; 1978; Oosterhout (N.Br.). Hoogstraat .34.

Vrijer. H. de; 1978; Hendrik Ido Ambacht. Guldenweg 73.

Zuurhout. .1. W.; 1978; l.ltrecht, .lansdam 1 bis A.

Als Kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

,1. Hilvering. Biltstraat 74 bis. Utrecht.
P. P. Slotboom. Bekkerstraat 82, Utrecht.

-ocr page 244-

mm

Adreswijzigingen, enz.:

169 Bckkum. A. E. van: I97X; 4145 KV Schoon-
rewoerd. Overheicop 64 A; tel. (03454) 1532
(privé). (03451) 2270 (prakt.); p.. ass. bij J. P.
H. Vermey en H. .1. v. d. Zweep (toevoegen
als lid).

17: ./W. W.,-1972; 3871 CM Hoevelaken.

Clauslaan 20.
172 Boerhof. J.: 1971; Kampen; p.. geass. met
G. Fennema. H. A. Hagen. K. Hoving en
P. Werkhorst.
176 Bos.sers. M.: 1978; Ommen; tel. (05291) 2939
(privé). 1866 (prakt.).

176 Brand. Prof Dr. A.: 1956; U-1970; Bilthoven;
tel. (030) 780465 (privé). 531096 (bur.); hlr.
R.U. (F.d.D.. vkgr. Bedrijfsdiergeneesk. en
Buitenprakt.).

177 Brink. G. van den: 1973; Dordrecht; tel. (078)
146706 (privé). 138793. 179914 en 170708
(prakt.).

177 *Broersma. K. S.: 1978; 9269 PI. Veen-
wouden, H. Schaperlaan 5; tel, (05110)4444;
p,, ass, bij G, de Boer, F, in \'t Hout en J, Nie-
hof,

IUI Cromhach. J. G.: 1974; 6171 ,ID Stein.

Diependaalstraat 21,
IUI Damen. C. P R. ,V/,, 1978; 2904 CH Capelle
a d IJs,sel. Jekerdal 21; tel, (OIO) 514640
(privé), 515027 (prakt,); p,. ass, bij Mevr, A,
Beuvery-Asman en L, 1., E, Beuvery (toe-
voegen als lid),
184 Duifhuizen. ,V/,; 1978; 3904 NA Veenendaal.
Einge 21; tel, (08385) 16518 (privé), 19167
(prakt,); p,. ass, bij J, H, Boon, H, Verkerk
en W, Th, G, Vullings (toevoegen als lid),
IH4 Duivelshof J. A. M.: 1974; 5541 EC Reusel.
De Lend 12,

190 Eennema. G.: 1970; Kampen; p,, geass, met
,1, Boerhof. H, A, Hagen, K, Hoving en P,
Werkhorst,

190 Eloor. ,/„• 1977; 4006 .XJ I iel, Helloiiwlaan
24; tel, (0.1440) 15768 (privé), 16297 (prakt,);
p,, ass, bij ,1, ,1, Koot en 11, ,1, Schrama (toe-
voegen als lid),
194 Giesen. ,/. A. .!.: 1978; 5688 BP Oirschot,
Karei Doormanlaan 13; tel. (04997) 2203; p..
ass. bij K. M. E. Böhm, A, van Dorsser en
M, G, A, Gloudemans (toevoegen als lid),
198 Hagen. H. A.: 1973; IJsselmuiden; p,, geass,
met ,1, BoerhoE G, Fennema, K, Hoving en
P. Wcrkhorst,
198 lltinsiede. G.: 1976; Hoevelaken; tel. (03495)
68.54 (privé). (033) 21818 (prakt,); p,. ass, bij
Eh, M, Bosman, E, H,den Breejeen F. W, M,
Feld,

204 * Hoeven. Mej. ./. //. J. van der: 1974; Heem-
stede; p.

207 Hopmans. J. /,, //,; 1975; Dordrecht; tel,

(078) 170708,
207 Hoving. K.: 1977; 8271 EE IJsselmuiden,

Groenendael 196; tel, (05202) 14455 (privé),
12255 (prakt,); p,, geass, met J, BoerhoE
Ci, Fennema, H, A, Hagen en P, Werkhorst,
208 *Huhen. P. J. M. van: 1978; 5473 RA Hees-
wijk-Dinther, Heilarenstraat 15; tel, (04139)
2483 (privé). 2395 (prakt,),
281 .lansen. G. ./.: 1962; Huntly (New Zealand).

122 River Road,
215 Kingma. H. P.: 1961; Hellendoorn; tel.

(05486) 54860 (privé). 55065 (prakt.).
217 Kok. A. G. G.: 1975; 6713 NE Ede, Pr, Hen-
driklaan 1; tel, (08380) 20595; p,. ass, bii
M J, Gorter, F, E, de Ciroot. T, H, Hofstra
en ,1, van \'t Riet,
219 Koopmans. W. T.: 1948; 8501 CE ,loure,
Kooilaan 8; tel, (05138) 4695 (privé). (05150)
12731 (bur,); h, vl,k,dnst,
221 Krijnen. J. G. T.: 1977; 2717 AP Zoetermeer,
Beethovenrode 51; tel, (079) 510100; p,, ass,
bij R, J,
V, d, Elier. A, A, P, Groenewegen en
J, J, de Groot,
221 Kuiper. A. E. Chr.: 1971; Uden; tel, (04132)
65191 (privé). (073) 219012 (bur,); k,d,; i,k,
b,d,

227 Eoon. ./, Th. G. van: I960; Dordrecht Dub-
beldam; tel, (078) 160090 (privé). 136321
(bur,),

227 EOwik. B. J. E.: 1974; 7591 P,l Denekamp,
Eattropperstraat 7; tel, (05413) 2660 (privé),
2268 (prakt,),
230 .Mensink. C. G.: 1978; 3532 SM Utrecht,
Menadostraat 30; p,, ass, bij B, Cierritsen.
J, Kiestra, ,1, P, v, d, Eaan en .1 B. C. Ver-
hagen (toevoegen als lid).

230 Meizlar. J. H\'. H : 1962; 3621 XV Breukelen.
Einnaeusdreef 77; tel, (03462) 1796 (privé),
(030) 784090 (bur,); adj, i. V,D, en adj, i, V.Ci.
(toevoegen als lid).

231 .Meijer. G. P : 1964; Leeuwarden; tel. (05100)
82874 (privé), 34355 (bur,),

232 *Mooiweer. T.: 1978; 8401 PS Gorredijk,
Brouwerij 48; tel, (05133) 2782; p., ass, bij
W, van Dijk, ,1, Gutteling, S, ,1, Henstra,,!. R.
de Nooij. Ci. Siebenga cn P. R. l ulner.

237 Olde Riekerink. II. G. A.: 1963; 7590 AA
Denekamp, Postbus 40; tel, (05413) 2668
(privé), 2268 (prakt,),

238 Oldenkamp. E. P : 1957; l.eidschendam; tel,
(070) 276950 (privé), (015) 792173 (bur,),

238 \'Oorsehoi. J. A. van: 1978; 5301 ES Zalt-
bommel. Klipperstraat 4; p,, ass, bij ,1, ,1. C,
M. de Schutter.

239 O.S. ./, /., van: 1957; Voorburg; tel, (070)
868598 (privé). (015) 792166 (bur,),

239 \'Oskam. J.: 1948; Meerkerk; tel. (01837)
1208; p. (assoc. beëindigd).

240 * Paping. Mej. A. C. J. M.: 1977; 6228 BG
Maastricht, Cuyleborg 157; tel, (043)610324;
P

-ocr page 245-

241 Peter. J. G.: 1976; Dordrecht; tel. (078)
1.34111.

241 Pieter.se. M. C.: 1974; 3512 NV Utrecht,
Dorstige Hartsteeg 12; tel. (030) 314493; d.
(zie ook pag. 283).

246 Roekel. S. H. van: 1977; Meerkerk; p., geass.
met R.
V. d. Veen.

247 *Roos. S.: 1978; 4635 RM Huybergen, Hol-
landseweg 42; tel. (01644) 860; p., ass. bij
A. M. Mouws.

247 Rouwet. Mej. H. .W. Gent-1978; 5971 ND
Grubbenvorst, Horsterweg 49-51; tel. (077)
62525; d. (toevoegen als lid).

247 Ridkens. R. J.: 1978; 4901 PK Oosterhout
(N.Br.), Hoogstraat 34; tel. (01620) 32284; p.
(toevoegen als lid).

254 Slingerland. J.: 1956; Dordrecht; tel. (078)
131914 (privé), 146706 (prakt ).

25H Straver. G. M.: 1977; Schoonhoven; p., geass.
met J. L. Vlasblom.

261 Thien. B. L: 1938; \'s-Hertogenbosch; tel.
(073) 134052; r.d.; oud-h. vl.k.dnst; oud-dir.
slachth.; oud-dir. Veem bedr.; O.O.N.

263 »Vaandrager. A. B.: 1978; 9202 VH Drach-
ten, De Posten 35-37; tel. (05120) 16894; p.,
ass. bij W. P. Cnossen.

263 Veen. R. van der: 1969; 4231 ZD Meerkerk,
Bazeldijk .36; tel. (01837) 1383 (privé). 1208
(prakt.); p., geass. met S. H. van Roekel.

266 Vermiinl. J. J. F.: 1976; 2861 I.H Bergam-
bacht, Benedenberg 96A; tel. (01825) 2687
(privé), 1695 (prakt ); p., ass. bij G. v. d. Berg,
R. de Haas en A. C. dc Zeeuw.

li O , . .

267 Vla.shlom. J. L.: 1954; Schoonhoven; p.,
geass. met G. M, Straver.
Vries. T J. de: 1968; l.uttenbcrg; tel. (05724)
427 (privé), (05486) 55065 (prakt.).
Vrijer. H. de: 1978; 3341 CJ Hendrik Ido
Ambacht, Guldenweg 73; tel. (01858) 5767;
wnd. d. (toevoegen als lid).
Werkbarst. P.: 1957; Usselmuiden; p., geass.
met .1. Boerhof, G. Fennema, II. A. Hagen en
K. Hoving.

Westendorp. Dr. ,/. F: 1952; U-1965; 1817
BA Alkmaar, Hclderseweg 24.
Winter. A. J.: 1973; 7156 RN Beltrum, Ring-
weg 5; tel. (05448) 606; p.

274 *Wirahadiredja. Dr. R. M. S.: Hannover-
1961; Hannover-1964; 2923 GC Krimpen
a d IJsseF Ereprijs 4; tel. (01807) 16845
(privé).(OIO) 153911 t. 13 (bur.); wet. medew.
C.D.I.

* Wijngaard-de h in. Mevr. J. van den: 1976;
2132 EE Hoofddorp, Graan voor Visch
15011; d.

Wijngaard. ./. C. van den: 1976; 2132 EE
Hoofddorp, Graan voor Visch 15011; Ir.
R M.I..S.

276 landstra. P.: 1957; (}outum; tel. (05100)
8.3020 (privé), 21741 (bur.).

277 /Murhout. J. W.: 1978; 3512 HA Utrecht,
Jansdam I bis A; tel. (O.W) 311086; wnd. d.
(toevoegen als lid).

269

269

272

272

274

276

276

Jubilea

J. G. M. Claes.sens te Udenhout
G. A. Zeelen te Bussum
(aanwezig) 25 jaar op 6 maart 1979
(afwezig) 25 jaar op 6 maart 1979

computerpraat

A-QRIAAN: EINDELIJK IS HET ME GE-
LUKT OM MET ROKEN TE STOPPEN.

B-ERTUS: IS DE MONTEUR GEWEEST?

jaarcongres 5-6 oktober

-ocr page 246-

cloprostenol

Planate Is een synthetisch Prostaglandine uit ICI-
research speciaal
ontwikkeld voor toepassing bl]
varkens.

Eén Injectie bl] zeugen en gelten brengt na on-
geveer 24 uur de partus op gang.

Dosering 175 )ig in 2 ml per l.m. Injectie.

lef

ICI HOLLAND BV
Veterinaire Afdeling
Wijnhaven 107
3011WN ROTTERDAM
TeL:010-14 01 22

Verkoop voor Nederland Duphar - Amsterdam.

-ocr page 247-

\'Julie 1

Kachitisaciitige atwijkingen bij
slachtkuikens\'

/<i( kcis-Liki\' Cha/igcs in Hrailcr C hlikfiis
A. C\'. Votncn^ I,. A. van der l.eesl-

SAMl \\\\ ,\\ I 1 l\\Ci

lu\'ii uamloi\'iiiiig nil slucniKiiihi\'ns uw innnoloug-unaianiisvn gepuurd guui met
rachitisuvhiigi\' vcrsiiu/nM\'icn tr.u.v.) wordi hcschrcvcn.

Ih\' zicku\' wiirdi nici vvrtnn -zuuKi iiuor acjicwniics in iw vnciicrs. licnuntlclingcn
nici
VII. DJ. culniini cn lusior hennen geen ol nauwelijks ej/ccl.
Er zijn aanwijzingen gevonuen aai er een relatie hesiaat met de herkomst van de
kuikens.

Ook staat wel vast dut de zicKie necin/isgeoonuen is. Met name gaan i\\uikcns
de racltitisacmige verscnitnseten vertonen op strooisel waar eerder kuikens met
dezcliiie zicKte op geiiuisvest waren,
i.en nesmetiettike aanuoemng lijkt w uursi ittjnltjk.

btj kuikens niet rachiiisacmige verscm/nseien wontt regemiattg ccn ncii/niru-
letite kliermaagonisteKing waargenomen. Deze ontsteking is over te brengen op
S.H.h. kuikens. (Jj dtt een toevallige hevinaing is oj dat ilit l\\j>is(h is voor dit
ztektet\'eeld ts met duidelijk.

SIMMAKY

.•I disease in broiler chichcns associated w ith rickets-like s\\ niptoms observed on
post-monem e.\\umination is described.
Ihe disease is not cau.sca nv deticiencics in the jecd.

Ircatmeni with vnamm Dx. calcium and phosphorus has little ij anv ejjcct.
!here is evidence to suggest a relationship w ith the origin oj the broilers.
It also
IS an esiaoiisned luci mat tne disease is related to the jarm. I\'arttcularlv those
broilers w til develop rickets-like svmptoms. w Inch w ere housed on litter previously
used jor chn hens w iin tlte same disease.
It probabiv is an intecitous disease.

.\\on-/>uruleni injiainmatton oj the glandular stomach is constantiv ob.served in
chickens showitig rtcKeis-like svmptoms. 1 his di.sease is transmissible to SEI
chickens, it is not clear whetner this is an accidental jinding or t vptcul of this
clinical picture.

1 cti gcdccllc van uu ai iiKci is aK iiicOcdL\'iinu bcspiiikcn op dc bijccnkoiiisl \\aii rliiinu ccnictlcvvci kcrs
van dc (ic/ondliciusuicnsicn op I rcbniari 1973.

Or. C . \\Ocicii. dieiciiai ls (.ic/ondhcidsdicnsl \\oor Dicicn. \\lolcnu ijkscucg 4X. Hovlcl.
1.. .A, \\. d. l.ccsl. lloold slacblkuikcnscclor llcndn.x \\ ocdcrs H\\ . \\ ccisiiaal Hovincci,

-ocr page 248-

INLEIDING

Sinds 1972 worden op het laboratorium
van de Gezondheidsdienst voor Dieren in
Noord-Brabant regelmatig kuikens aan-
gevoerd. welke bij patholoog-anatomisch
onderzoek verschijnselen vertonen zoals
men die ook vindt bij rachitis.
Voedermonsters zijn onderzocht, maar
afwijkingen in vitaminen of mineralensa-
menstellingen die de problemen zouden
kunnen verklaren, zijn niet gevonden.
Omdat onder veldomsiandigheden het
toedienen van vit. D3 of de mineralen cal-
cium en fosfor geen direct effect sorteert,
moet hier van een andere aandoening
sprake zijn dan van de \'klassieke rachitis\'
waarvan bekend is dat ze onmiddellijk
zeer gunstig reageert op een dergelijke
toediening.

HET KLINISCHE BEELD

Koppels kuikens die lijdende zijn aan
deze rachitis-achtige verschijnselen
(r.a.v.) vertonen een klinisch beeld dat
zeer typisch is.

Vanaf een leeftijd van 3 dagen tot ca. 2
weken kan de ziekte ontstaan.
De aangetaste dieren vertonen een onze-
kere slappe gang, de groei van de dieren
staat vrijwel stil. Het percentage aange-
taste dieren varieert van enkele tot tien-
tallen procenten.

Bij kuikens van enkele dagen valt het
soms op dat de dieren samendringen alsof
ze kouwelijk zijn. De zieke dieren blijven
in de regel leven.

Het koppel wordt onregelmatig. Onge-
veer 14 dagen na het begin van de uit-
braak wijzigt zich het beeld. Deziekedie-
ren worden weer vitaal en groeien weer,
maar het koppel blijft onregelmatig.
Bij sectie wordt weer een verkalking in de
botten aangetroffen. Het bot breekt erg
gemakkelijk en is als het ware bros.
Als de ziekte op een leeftijd van 3 dagen
begint is het percentage aangetaste dieren
meestal hoger dan wanneer de ziekte later
uitbreekt. Opvallend is bij deze zeer jonge
kuikens dat de veren nog doorgroeien en
omdat ze met hun vleugeltjes moeten ba-
lanceren raken de veertjes de grond, bre-
ken soms en worden ruw.

DE VERSPREIDING

Toen de ziekte in 1972 voor het eerst werd
vastgesteld bij een slachtkuikenhouder in
de gemeente Erp was het opvallend dat de
nadien aangetaste bedrijven allen tot één
integratie behoorden. Op al deze bedrij-
ven werd hetzelfde voeder verstrekt en de
gedachte drong zich op dat er een ver-
band met het voer bestond.
Dat al deze bedrijven ook dezelfde kui-
kenbroeders hadden, trok op dat ogen-
blik nog niet de aandacht.

HET BEDRUP

De volgende interessante bevinding was
dat, als op een bepaald bedrijf de ziekte
was vastgesteld, de volgende koppels op
dat bedrijf eveneens aangetast werden
maar dat het tijdstip waarop de dieren
aangetast werden later was en het aantal
zieke dieren minder werd.

HET JAARGETIJDE

In de volgende grafiek wordt het percen-
tage ingezonden dieren met r.a.v. in de ja-
ren 1975 t/m 1977 per maand weergege-
ven. Het lijkt er op dat de ziekte golfsge-
wijs optreedt en wel in winter en voorjaar
meer dan in zomer en herfst. Het aantal
dieren ingezonden met r.a.v. was in 1977
duidelijk hogerdanin 1975 en 1976. Of de
ziekte in de praktijk ook meer optreedt
valt niet te zeggen omdat veel inzenders,
die dieren vooreen routine-onderzoek in-
zenden en hiervoor de mindere kwaliteit
dieren gebruiken bij hun selectiecriteria,
ook kuikens met r.a.v. (uiterlijk te her-
kennen aan de \'rubber noses\') zijn gaan
uitzoeken. Met andere woorden: de kui-
kens die voor het routine-onderzoek wor-
den aangeboden zijn geen a.selectegroep.

DE KUIK.ENBROEDER

Een bevinding die ten aanzien van de ver-
spreiding ook van belang blijkt isde vol-
gende:

Eerder is medegedeeld dat de aandoening
integratiegewijs optrad.
In geval een integratie door meerdere kui-
kenbroeders bediend werd bleek dat de
aangetaste koppels niet van alle kuiken-
broeders afkomstig waren. Het was nog

-ocr page 249-

(iraliek I. I\'ercentage slachtkuikens met R.A.V. van het totaal aantal
ter sectie aangeboden slachtkuikens.

J" Jl

10
9

3" Jl J s O n d

12
11
10
9

31 a 3 O n <J

-ocr page 250-

dee. \'75 en jan. \'76

15 koppels algeleverd l.\\ «el 14x met

12 koppels atgele\\erd lO.x uel 2x niet\'

Kuikcnbidcdcr I
nicik A
merk H

label I.

Ciegesens \\erkregen

r.a.\\, op een leeltljd \\an 7 dagen

Kinkenbroederij II
W itbenige kuikens
(leelbenige kuikens
no\\. \'76 en jan. \'77
H koppels algele\\eid
16 koppels algeleserd

Xx met
2x met-

I4x uel

C hikwadraatmethode = 15.52 p < 0.005
- t\'hikuadraaimeihode = 17.00 p < 0.005

meer opvallend dat in twee gevallen een
bepaald soort kuiken de problemen ga-
ven en andere niet. Dit is toen nader on-
derzocht (zie tabel I).

Dit geelt aanwijzingen dat er een duide-
lijk verband beslaat met het materiaal
van herkomst, ü.i. mag een relatie met
een bepaald vermeerderingsbedrijl\' niet
worden uitgesloten.

ShCl ihbtvi.vüiNüEN

Als kuikens met de r.a.v. ter oriuerzoek
worden aangct)ouen vallen de verschillen
in grootte als regel het eersie op. Het
blijkt dat in de meest ernstige gevallen alle
bonen ontkalk: zijn. In minder ernstige
gevallen zijn alleen de metatarsi onikalkt.
Een beginnende callusvormmg op de
overgang wervel rib wordt aangetrolten.
Een enkele maal maakt de kliermaag een
ieis gezwollen indruk.
Bij histologisch onderzoek van üe/e maag
vindt men vaak een nonpurulente gastri-
tis.

Het is bekend dat dergelijke ontstekingen
ook bij andere aandoeningen voorko-
men.

Om deze reden werd ter vergelijking naast
het histologisch onderzoek van de klier-
maag van kuikens rnet r.a.v, tevens een
dergelijk onderzoek uitgevoerd van de
kliermaag van gezonde slachtkuikens ca,
14 dagen oud.
Het resultaat was als volgt:
Van 36 koppels rnet r.a.v. werden de
kliermagen van 1 tot 3 kuikens onder-
zocht.

Van 31 koppels werd bij een ol\'meerdere
dieren een nonpurulente gastritis vastge-
steld, van 18 gezonde koppels waarbij een
dergelijk onderzoek plaatsvond was dit
bij 6 het geval. Dit verschil is niet signifi-
cant (chikwadraat methode X- = 3.73 p>
0.10) maar het lijkt er toch wel op dat een
gastritis vaker wordt vastgesteld bij kui-
kens met r.a.v. dan bij kuikens zonder
deze verschijnselen. De overige organen
vertoonden bij sectie geen afwijkingen.
Hierbij moet wel vermeld worden dat
geen systematisch histologisch onder-
zoek is uitgevoerd.

BhHANUELlNG

Toen de eerste gevallen van de r.a.v. zich
voordeden werd geadviseerd een behan-
deling m te stellen zoals deze gebruikelijk
is bij rachitis. Het was al direkt duidelijk
dat behandelingen met viiarninen A en Dj
en extra mineralen gedurende een of twee
dagen geen enkel effect sorieerde.
In de praktijk blijkt dat de problemen ca.
14 dagen duren.

Het lijkt erop dat indien de aangetaste
koppels ca, 14 dagen de dubbele hoeveel-
heid van het normale vitaminenpakket in
de voeders toegediend krijgen dit tot ef-
fect heeft dat de dieren minder ernstig
aangetast worden en na het ophouden
van de extra toediening sneller opknap-
pen, zodat het nadeel van de ziekte indien
deze vroeg begonnen is. op slachtleeftijd
beperkter blijft.

Het mag niet uitgesloten worden geacht
dat de kalk normaliter toegediend als
CaCOj mogelijk minder\'opgelost\'wordt
en dus ook minder wordt opgenomen dan
een in water oplosbare calcium verbin-
ding en wel het CaCU.

-ocr page 251-

In de praktijk vindt een CaCl2 toediening
in het drinkwater nog al eens plaats. In
België wordt het zelfs veelvuldig toege-
past.

Men behandelt de dieren dan met 0,8%
lot 1% CaCl2 door het drinkwater gedu-
rende 2 dagen. De resultaten van deze be-
handeling zouden zeer wisselend zijn
maar beter naarmate de dieren reeds lan-
ger aangetast zijn. Het effect zou zijn dat
de vitaliteit van de dieren toeneemt.
Op kleine schaal is nagegaan of het toe-
dienen van een dubbele concentratie van
de vitamine praemix en het toedienen van
1% CaCl, door het drinkwater, beide ge-
durende 14 dagen, enig effect opleverde.
Van een bedrijf waar de r.a.v. begonnen
waren op een leeftijd van ca. 8 dagen
werd op de leeftijd van 14 dagen een
aantal aangetaste dieren uit het koppel
verwijderd.

Van een lO-tal dieren werd sectie verricht.
Een 5-tal kliermagen werd histologisch
onderzocht. De specifieke kliermaagaf-
wijkingen werden aangetroffen.
Er werden drie groepen van 25 aangetaste
kuikens gehuisvest.

Groep 1 kreeg het normale slachtkuiken-
voer zoals dit ook aan het koppel van oor-
sprong werd toegediend. Groep 2 kreeg
gedurende 14 dagen 1% CaCl2 door het
drinkwater verstrekt. Groep 3 kreeg ge-
durende 14 dagen de dubbele concentra-
tie van de vit. praemix door het voeder
verstrekt.

De behandeling werd ingezet op een leef-
tijd van 10 dagen.

De proefkuikens werden vanaf een leef-
tijd van 14 dagen wekelijks individueel
gewogen. Het gecorrigeerde gewicht met
betrekking tot het geslacht wordt aange-
geven in tabel 2.

Het oorspronkelijke koppel werd gewo-
gen op een leeftijd van 45 dagen. Ter ver-
gelijking wordt de standaardgroei van
een vergelijkbaar koppel vermeld (I).
De resultaten zijn weergegeven in tabel 2.

Opmerkingen:

a. de\'groeistilstand\' kwam vooral in de
3e week tot uiting;

b. het gewicht nam daarna weer snel toe;

c. ten aanzien van de behandelingen on-
derling leek het, dat aanvankelijk de
Vit.groep\' beter groeide - later de
\'CaClj groep\';

d. uiteindelijk werd er nauwelijks een
verschil opgemerkt tussen de behan-
delde en de onbehandelde dieren;

f. de drie proefgroepen waren allen sa-
mengesteld uit aangetaste kuikens.
Van het oorspronkelijk koppel was ca.
10% aangetast. Een vergelijking van
de proefkuikens met het oorspronke-
lijk koppel is dus moeilijk.
Samenvattend kan gesteld worden dat
het in dit experiment niet aangetoond is
dat behandelingen zinvol zijn.

HET INFECTIEUZE ASPECT

Uit de wijze van optreden mag een be-
smettelijk agens als oorzaak niet worden
uitgesloten. Kouwenhoven e.a. (2) heb-
ben aangegeven dat een kliermaagontste-
king veroorzaakt zou kunnen worden
door een filtreerbaar agens.
Omdat bij kuikens met r.a.v. eveneens
kliermaagontstekingen werden vastge-
steld werd uit een koppel met duidelijke
r.a.v. van een 5-tal kuikens de kliermaag

l abel 2.

Cieu icht in grammen
Ciroen 2

Standaardgroei

(iroep 1

Ciroep 2

Ciroep 3

Oorspronkelijk

in grammen

controlegroep

CaCE groep

Vit. groep

koppel

vergelijkbaar met

oorspronkelijk koppel

2 w 179

176

171

204

w 225

210

272

397

4 w 453

492

523

625

5 w 726

790

750

922

6 w 1063

1 1 12

1083

1218

45 d

1247

7u 1270

1398

1295

1494

8 w 1726

1833

1731

-ocr page 252-

DF NAAMGEVING

Bij pathaloog-anatomisch onderzoek
werden verschijnselen aangetroffen welke
overeenkwamen met die van rachitis. Ra-
chitis is een ziekte waarbij een primaire
deficientie van vit. Dj, calcium of fosfor
een rol speelt. Bij de besproken r,a,v, is
zeker geen sprake van een primaire defi-
cientie. Om deze reden moet het gebruik
van de naam rachitis ontraden worden,
In Noord-Brabant wordt gesproken over
\'beenverweking\', door anderen wordt de
aandoening ook wel \'weke botten ziekte\'
genoemd. De ontkalking van de beende-
ren c,q, het niet verkalken rechtvaardigt
de verschijnselen osteomalacie te noe-
men.

De klinische verschijnselen wettigen deze
benaming echter niet.
Een afspraak over een uniforme naamge-
ving van deze ziekte lijkt daarom drin-
gend gewenst*,

CONCLUSIE

Rachitisachtige verschijnselen bij slacht-
kuikens, die niet veroorzaakt worden
door primaire deficienties van vit. Dj, cal-
cium of fosfor in de voeders worden veel-
voudig aangetroffen. Het is gebleken dat
de aandoening verband houdt met de her-
komst en dat de ziekte bedrijfsgebonden
is.

Waarschijnlijk komt de ziekte groepsge-
wijs voor en wel meer in de koudere dan
in de warmere maanden.
Het is niet uitgesloten dat de ziekte ge-
paard gaat met een nonpurulente proven-
triculitis. Extra toedieningen van vitami-
nen of CaCl2 hadden experimenteel geen
invloed op het ziektebeeld. Zeer waar-
schijnlijk is er sprake van een infectieuze
oorzaak.

DANKZEGCilNG

Hartelijke dank /Ijn wij verschuldigd aan ir, P. .A,
iansscn en dr, M, K rasselt v oor hun daadw erkelijke
medewerking en advie/en,

I 11ERATUUR

.lanssen. W, M, M, A, en Schagen. Ph, .1, W, van: Het vcrldop van de groei en dc voederconversie hij
slachtkuikens,
l.unjhouw kumlig l\'ijilsitirifl. II, 4M. (1971).

Kouwenhoven, B., Davelaar, F, G,, and Walsum, ,1, van: Inlectious proventriculitis causmg rcccnting in
broilers,
.Aviaii Pathohgv. 7, IH}. (1978).

Inmiddels is landelijk afgesproken door medewerkers van Ge/ondheidsdienstcn, I acultcit cn \'Het
Spelderholt\', de aandoening Osteoporose te noemen.

met behulp van een ultraturrax fijnge-
maakt en vervolgens gecentrifugeerd.
Van de bovenstaande vloeistof werd I ml.
per os toegediend aan 10 ééndags S.P.F.
kuikens, gehuisvest in een isolator.
Op een leeftijd van 14 dagen werden de
kuikens afgemaakt en de kliermaagjes
histologisch onderzocht, In alle klierma-
gen werden dezelfde ontstekingen aange-
toond zoals deze voorkwamen bij de kui-
kens met de r.a.v, R.a.v, werden bij de
kuikens niet aangetoond.
Uit dit onderzoek mag niet de conclusie
getrokken worden dat de r,a,v. direct ver-
oorzaakt worden door kliermaagafwij-
kingen.

Een verdergaand onderzoek in deze rich-
ting is zeker gewenst.
Er is ook gewezen op de mogelijkheid dat
de ziekte bij achtereenvolgende koppels
op hetzelfde bedrijf terugkeert.
Om deze reden werden in een 2-tal proef-
hokken die gescheiden waren door een
boardwand van ca, I meter hoogte, per
hok een 100-tal kuikens gehuisvest met
r,a,v.

De kuikens werden op een leeftijd van 46
dagen afgevoerd.

Direct hierop werd uit één hok het strooi-
sel verwijderd en met een l%chloramine-
oplossing ontsmet en nieuw strooisel in
het betreffende hok gebracht.
Vervolgens werden zowel in de niet
schoongemaakte en in de ontsmette hok-
ken met nieuw strooisel in ieder 100 een-
dagskuikens van dezelfde herkomst ge-
bracht.

Op een leeftijd van 14 dagen bleek dat op
het oude strooisel een 25-tal kuikens met
geringe tot ernstige r,a.v, werd aangetrof-
fen.

Op het nieuwe strooisel werd slechts één
kuiken met geringe r.a.v. gevonden.
Dit experiment wijst op de aanwezigheid
van een infectieus agens.

-ocr page 253-

Baeteriele huidinfecties bij de hond

Bacteria! Skin Infections in the Dog
A. Willemse\'

samenvathnc;

ht dit artikel wordt een overzicht gegeven van de meest voorkomende baeteriele
huidaandoeningen bij de hond.

Na een inleidittg over de oorzaken voor het ontstaan van pyodermieën en enkele
algemene morfologische dermatologische begrippen, worden systematisch de
oppervlakkige en de diepe pyodermieën behandeld.

Naast de bacteriologische diagnostiek wordt tenslotte het resultaat vermeld van
het bacteriologisch onderzoek van 53 op de Vniversiteitskliniek aangeboden
honden met een pyodermie.

Tevens worden richtlijnen gegeven voor het instellen van een adequate therapie.
summary

The most common bacterial skin conditions in dogs are reviewed in the present
paper.

An introductory part on the pathogenesis of pyoderma and some universal mor-
phological dermatological concepts is followed hy a systematic study of superficial
and deep forms of pyoderma.

hi addition to the bacterial diagnosis, the results if bacteriological e.xaniination of
fifty-three dogs with pyoderma submitted to the University Clinic of small animal
medicine are reported.

Moreover, a guide to the institution of adequate therapy is suggested.

INLEIDING

De huid heeft naast een thermoregule-
rende functie, een beschermende taak.
Enerzijds dient water- en electrolytenver-
Hes te worden tegengegaan, anderzijds
moet het lichaam worden beschermd te-
gen invloeden vanuit het milieu, zoals
zonlicht, chemicaliën en bacteriën. Door
de aanwezigheid van de vacht, de opbouw
van de epidermis (met name het stratum
corneum, bestaande uit verhoornde epi-
theelcellen) en de secretieprodukten van
de talgklieren, kan de huid aan deze taak
voldoen.

Het blijkt dat de normale hondehuid
vooral
Micrococcus sp. en Staphylococ-
cus aureus
(100-200 organismen cm^)
herbergt en bij seborroe bijna uitsluitend
coagulase positieve staphylococcen (tot
lO\'-lO\'" kiemen cm^). Van de geïnfec-
teerde huid daarentegen worden naast de

Drs. A. Willemse. Vakgroep Geneeskunde van het Kleine Huisdier, Yalelaan 8. De Uithof 3508 TD
Utrecht.

-ocr page 254-

reeds genoemde Si. aureus als secundaire
bacteriën nogal eens Streptococcen,
E.
coli, Proteusen Pseudomonasgcisokerd.
Voor het aanslaan van een bacteriële in-
fectie van de huid spelen diverse factoren
een rol:

— Verzorging van de hond: kammen,
borstelen en wassen. Teveel wassen
zal een nadelig effect sorteren, omdat
hierdoor de oppervlakkige lipiden-
film van de huid verdwijnt.

— (Micro) trauma.

— Hoge relatieve vochtigheid c.q. een
hoog stofgehalte van de lucht kan lei-
den tot een ander micromilieu van de
huid.

— Parasitaire infecties.

— Een algemene slechte conditie door
infectieziekten (Ziekte van Carré,
endoparasieten), ondervoeding en
stoornissen in het afweermechanisme
(aangeboren of verkregen, zoals
agammaglobulinaemie en comple-
ment deficienties).

— Een afwijkende talgklierproduktie
(seborroe). De lipidenlaag van de nor-
male huid bestaat voornamelijk uit
cholesterol en wasesters; bij seborroe
is de hoeveelheid vrije vetzuren aan-
zienlijk gestegen en de di-esterwassen
zijn sterk gedaald. Een en ander is
aanleiding tot een verandering van het
micromilieu en secundair van de mi-
croflora.

DEFINITIES

Onder pyodermie verstaat men elke py-
ogene infectie van de huid. Men onder-
scheidt twee vormen:

a. Oppervlakkige pyodermie: een bacte-
riële infectie, waarbij multipele abcesjes
aanwezig zijn in intacte haarfollikels of
onder het stratum comeum van de epi-
dermis.

b. Diepe pyodermie: een bacteriële infec-
tie, waarbij ook de structuren rondom en
onder de haarfollikels in het proces be-
trokken zijn.

Deze vorm gaat veelal gepaard met ne-
crose, fistelvorming, temperatuursverho-
ging en lymphadenopathie.
Ter beschrijving van het afwijkende huid-
patroon is nomenclatuur onontbeerlijk.

Veelvuldig voorkomende begrippen zijn:

— acanthosis: diffuse hypertrofie van
het stratum spinosum;

— comedo(nes): talgprop in een follikel-
opening. Waarneembaar als zwarte
puntjes in de huid;

— crusta: korst = ingedroogd exsudaat
op het oppervlak van een laesie;

— erytheem: tijdelijke roodverkleuring
van de huid;

— hyperkeratose: verdikking van het
stratum corneum;

— hyperpigmeniatie: toename van het
pigment (melanine) in de epidermis
en of de dermis;

— lichenificatie: een verdikking en ver-
harding van de huid, waarbij een ge-
prononceerd huidreliëf ontstaat;

— macula: een omschreven, niet verhe-
ven huidvlek, waarbij de oorspronke-
lijke kleur van de huid is veranderd;

— papel: een kleine stevig aanvoelende
verhevenheid van de huid. Vaak roze-
rood van kleur als gevolg van ontste-
king of epidermaal oedeem;

~ pustel: kleine, omschreven verheven-
heid van de huid gevuld met pus.

OPPERVLAKKIGE PYODERMIEËN

Pyotraumatische dermatitis

Een acute, vochtige dermatitis die in een
half uur tijd kan ontstaan na likken, bij-
ten en of krabben als gevolg van ernstige
irritatie of jeuk. Het is een secundaire
bacteriële infectie.

Etiologie: Ectoparasieten (vlooien), aller-
godermatosen, otitiden of een slechte ver-
zorging van de vacht.
Een pyotraumatische dermatitis ontstaat
niet op basis van een anaalzakontsteking.
Voorkeurslocalisatie: Lumbosacraal ge-
bied, flank, laterale zijde van de knie en
de oorbasis.

Raspredisposilie: Vooral honden met een
dichte vacht zoals de Golden retriever, St.
Bernard en de Duitse herder.
Klinisch beeld: Een scherp omschreven,
pijnlijk, kaal huidgedeelte met sterk ery-
theem, exsudatie en in het beginstadium
vaak papels.

-ocr page 255-

Therapie:

— Primaire oorzaak wegnemen.

— Haren rondom laesie wegknippen en
reinigen met milde desinfectantia of
adstringentia zoals chloorhexidine\',
chloorhexidine cetrimide^. polyvi-
nyl pyrrolidon jodium op zeepbasis\'
of hexachlorofeen\'\'.

— Locale crème behandeling met als
werkzame bestanddelen locaalanaes-
thetica
(Xylocaine), antibiotica of een
combinatie van een antibioticum en
een corticosteroid (b.v. neomycine -l-
prednison).

— Zonodig kan ter opheffing van de he-
vige jeuk en het doorbreken van de vi-
cieuze cirkel éénmalig een injectie met
corticosteroiden worden gegeven.

Prognose: goed.

Intertrigo

Een secundaire bacteriële infectie die ont-
staat als gevolg van de ophoping van
vocht, stof, urine of voedsel tussen dicht
tegen elkaar liggende huidplooien.
Localisatie en raspredispositie
lipplooi - spaniel
neusplooi - pekingees
staart - Boston terrier. Engelse en
Franse bulldog

vulva - geen raspredispositie, echter
veelal bij adepeuze teven met een on-
volledig uitgegroeide vulva.
Klinisch beeld: Afhankelijk van het sta-
dium van de aandoening onderscheidt
men papels. pustels, erytheem, een voch-
tige dermatitis, hyperpigmentatie en hy-
perkeratosis. Vooral bij de lipplooider-
matitis is de primaire klacht een sterke
foetor ex ore.
Therapie:

- Een chirurgische correctie is de enige
afdoende wijze van behandeling. Alle
overige therapieën zijn symptoma-
tisch (zie hiervoor de locale behande-
ling bij een pyotraumatische dermati-
tis).

Prognose: Bij een chirurgische therapie
goed. In alle andere gevallen voortdurend
recidivering.

\' Hibitane® - I.C.I.. Rotterdam.

2 Savlon® - I.C.I., Rotterdam.

3 Betadine® - Dagra. Diemen.

Phisohex® - Winthrop, Haarlem.

Impetigo

Een primaire pyodermie optredend bij
honden in de leeftijd van enkele weken tot
3 ä 4 maanden, waarbij vlak onder het
stratum corneum dunwandige pustels
worden gevormd. Veelal worden bij het
bacteriologisch onderzoek haemolytische
Streptococcen gekweekt.
Een slechte conditie veroorzaakt door
endoparasieten, de ziekte van Carré of
ondervoeding zouden het optreden van
deze pyodermie bevorderen.
Localisatie: Buik, liezen en oksels.
Klinisch beeld: Papels met een erythema-
teuze zoom en pustels. Door het uittreden
van exsudaat en het conflueren van de
pustels ontstaan honingkleurige. crus-
teuze plaques.
Therapie:

— Verbeteren van de conditie en behan-
deling van het eventuele primaire lij-
den.

— Antibiotica per os gedurende mini-
maal 3 weken.

— Locaal milde antiseptica b.v. pyrro-
lidon jodium, lotio Kummerfeldi,
solutio carbonis detergens 10-15% en
hexachlorofeen.

Prognose: Goed.

Folliculitis

Een ontsteking van de huid met opper-
vlakkig gelegen ontstekingsinfiltraten
rond de haarzakjes. Het is niet steeds een
op zichzelf staande aandoening, als wel
het eerste stadium van diverse huidaan-
doeningen zoals scabies en allergoderma-
tosen,

Kortharige rassen zijn gepredisponeerd,
Localisatie: Vaak op de rughuid en in de
liezen.

Klinisch beeld: In de beginfase multipele
papels en kleine korstjes.
Soms overgaand in kleine pustels, die
rond de haarschacht zijn gelocaliseerd.
Het optreden van jeuk is geen constant
symptoom. Het klinisch beeld kan ge-
completeerd worden door pleksgewijze of
meer diffuse haaruitval. In het chronische

-ocr page 256-

stadium treedt hyperpigmentatie op. Va-
rianten
op deze oppervlakkige folliculitis
zijn de zgn.
\'kort haar-pyodermie\'en het
\'Schnauzer comedo syndroom\'. De eerste
vorm treedt op bij gladharige rassen zoals
Dobermann pinschers, Duitse doggen,
Dalmatiers en de Weimarse staande
hond.

Op de romp ziet men kleine diffuus ver-
spreide papels en een cent- tot stuiver-
grote annulaire alopecia met hyperpig-
mentatie.

Microsporie is de belangrijkste differen-
tieel diagnose.

Het \'Schnauzer comedo syndroom\'wordt

gezien bij miniatuur schnauzers. Het kli-
nisch beeld
bestaat uit een folliculitis, die
zich beperkt tot de rughuid en zich uit
door papels of nodulae, comedones en
een ernstige seborroe.
Een derde variant is de zogenaamde
bac-
teriële allergische reactie.
Een opvallend
verschil met de voorgaande vormen is het
optreden van een heftige jeuk.
Localisatie: Voornamelijk op buik en lie-
zen.

Klinisch beeld: Naast elkaar voorko-
mende papels, pustels en annulaire huid-
laesies van wisselende grootte, die zich
snel uitbreiden en die gekenmerkt zijn
door een perifere erythemateuze en schil-
ferige zone. Centraal is in een wat ouder
stadium sprake van toename van pigmen-
tatie. De pustulaire fase van de aandoe-
ning is vaak erg kort.
Therapie:

Langdurig antibiotica - minimaal 4
weken.

- Wassingen met milde desinfecterende
zepen, zoals pyrrolidon jodium sham-
poo en koolteershampoo\'. of halamid
(1 c. 10 Itr. water).
Zo nodig bestrijding van de seborroe.
voorzover daar geen primaire oor-
zaak voor kan worden gevonden, met
shampoos met een keratolytische of
een antiseborroe werking: Se-sulfide^,
acid. salicylicum 5-10%. resorcine 5-
10%, koolteerdestillaten 2-5%of ben-
zoylperoxide 5%.
-- Glucocorticosteroiden zijn gecon-
traindiceerd.

\' Cragmatar" - Norden - SniiUi Klinc. Rijsuijk.
■ Selvct" .Xbboll. S\\nthe.\\, \'s (ira\\cnhagc.

Prognose: In de regel goed. Bij het
\'schnauzer-comedo syndroom\'en de bac-
teriële allergie treden vaak recidieven op.

DIEPE PYODERMIEÉN

Furunculosis:

Een zich in de omgeving uitbreidende fol-
liculitis, veelal als gevolg van follikelrup-
turaties en een daarop aansluitende sprei-
ding van de bacteriën, Furunculosis komt
voor als een primaire pyodermie in de
vorm van acne en de zogenaamde nasale
pyodermie.

Als een secundaire bacteriële infectie
komt furunculosis voor bij de gegenerali-
seerde vorm van demodicosis.

Acne

Acne is een in de regel goedaardige vorm
van pyodermie die voornamelijk gezien
wordt bij kortharige honden beneden de
leeftijd van een jaar. De aandoening kan
ten tijde van de geslachtsrijpheid spon-
taan verdwijnen.

Klinisch beeld: gekenmerkt door zwel-
ling, erytheem, pustels, papels en come-
dones. De talgprop in de follikelopenin-
gen fungeert als ported\'entree voor bacte-
riën, Door de grote hoeveelheid talg-
klieren is de kin een predilectieplaats.
Voorts wordt acne gezien op de lippen en
incidenteel breidt de aandoening zich uit
over andere lichaamsedelen.
Therapie:

— Locaal milde desinfectantia 1 x per
dag.

— Locaal I x per week een ontvettende
shampoo ter verwijdering van de tal-
rijke comedones,

— Per os antibiotica gedurende mini-
maal weken.

Bij uitblijven van voldoende resultaat
of recidiveren van de acne een auto-
vaccin bereiden.

Toedieningsschema: aanvangsdosis
0,5 cc; elke 5 dagen 0.5 cc meer; totaal
aantal injecties zes, subcutaan injice-
ren,

N.B. Er zijn in de literatuur geen cri-
tisch geëvalueerde studies bekend
over het effect van autovaccins bij fu-

-ocr page 257-

runculosis. Het doseringsschema be-
rust op empirie. Geschat wordt dat
circa 50% van de frequent recidive-
rende diepe Pyodermien goed rea-
geert op een autovaccin.
Prognose: Op jonge leeftijd goed: op ou-
dere leeftijd matig.

Nasale pyodermie

K.omt betrekkelijk zelden voor.
Klinisch beeld: gekenmerkt door een vrij
sterke zwelling en furunculosis van de
neusrug. De aandoening is pijnlijk.
Therapie:

I.ocaal antibiotica (en corticostero-
iden-) houdende crèmes.
Antibiotica per os gedurende 4 we-
ken.

F\'ijnstillers, Sedativa en een kraag ter
voorkoming van zelftrauma.
Prognose: Goed.

Hydradenitis suppurativa

Een baeteriele ontsteking van de apo-
criene zweetklieren van de huid en de om-
gevende structuren.

Raspredispositie: collies, shelties en
Duitse herders van alle leeftijden.
Idealisatie: Liezen, buik en oksels.
Klinisch beeld: Erythemateuze, suppura-
tieve, granulerende en scherp omschreven
plaques. Duidelijke eilandjestekening
door locaal epitheelverlies. Vaak een
symmetrische aandoening. De diagnose-
stelling vindt plaats aan de hand van het
klinisch beeld en de histopathologic van
een biopsie van de afwijkende huid. Het
aantonen van een ontsteking van de apo-
criene zweetklieren is hierbij essentieel.
Een oorzaak voor de aandoening is niet
bekend. Een immunologische etiologie is
mogelijk.

Differentieel diagnose: cutane candidi-
asis.

Therapie: Antibiotica per os gedurende
gemiddeld 2-3 maanden.
Prognose: Dient zeer gereserveerd te wor-
den gesteld.

Interdigitale pyodermie

Raspredispositie: Teckel, boxer, spaniel
en Duitse dog.

Klinisch beeld: Aan één of meerdere voe-
ten tussen de tenen erytheem, zwelling.

pustels of fistels, al dan niet uitstralend in
de omgeving (= cellulitis). In ernstige ge-
vallen kan de hond kreupel lopen.
Differentieel diagnose:
Talgkliercyste
Haarfollikelcyste
Corpus alienum
Demodicosis
Contactdermatitis
Ancylostomiasis
Atopische dermatitis
Trombidiasis
Therapie:

Voetbaden met pyrrolidon jodium
oplossing of rivanol 0,1% - 2 x per
dag, gedurende 10 minuten voor een
periode van 10 dagen.

— Antibiotica per os gedurende mini-
maal 3 weken.

- Bij onvoldoende resultaat autovacci-
natie.

In laatste instantie is chirurgische cur-
retage van de micro-abcessen te over-
wegen.

Prognose: Sterk wisselend.

Juveniele pyodermie

Een diepe pyodermie van kortharige hon-
den in de leeftijd van 6-12 weken en
gelocaliseerdop de lippen, neus, periocu-
lair en de oren.

Klinisch beeld: Acute sterke zwelling,
erytheem, pustels, folliculitis, cellulitis,
korstvorming en uittreden van purulent
exsudaat. Als complicatie kunnen de re-
gionale lymfeklieren abscederen. Primair
wordt regelmatig een otitis externa resp.
media waargenomen.
Therapie:

Antibiotica per os voor minimaal 3
weken.

— In zeer ernstige gevallen wordt aanbe-
volen om tegelijkertijd met de antibio-
tica kortwerkende corticosteroiden
(Prednisolon 5-15 mg I x per dag) te
verstrekken.

— Zo nodig behandeling van de oren of
de ogen.

— Optimaliseren van de algehele condi-
tie.

— In het genezende stadium van de aan-
doening kan de sterk schilferende
huid worden ingemasseerd met baby-
olie.

-ocr page 258-

— De totale duur van de behandeling be-
draagt circa 3-6 weken.
Prognose: Redelijk.

BACTERIOI.OGISCHE DIAGNOSTIEK

Er dient naar gestreefd te worden antibio-
tica te verstrekken aan de hand van de re-
sultaten van het bacteriologisch onder-
zoek en de bijbehorende gevoeligheids-
test.

In principe zijn er 3 methodes voor het
afnemen van materiaal voor bacteriolo-
gisch onderzoek (B.O.).

1. Desinfectie met spiritus dilutus en
hierna naar buiten drukken van puru-
lent materiaal. Deze methode is
meestal toepasbaar.

2. Bij zeer oppervlakkig gelegen pustels
(b.v. impetigo) zou de desinfectie de
pustel eveneens steriel maken. Met
steriele pincetten dient de pustel ge-
opend te worden, waarna materiaal
kan worden afgenomen voor B.0.

3. Als de oorzaak van de pyodermie die-
per gelegen is en bij B.O. van de op-
pervlakte flora slechts contaminanten
worden geïsoleerd, dient via een huid-
biopsie van de afwijkende huid het
primaire agens te worden gekweekt.
Als voorbeeld dient de hydradenitis
suppurativa.

Aan de Universiteitskliniek voor kleine
huisdieren te Utrecht werden bij bacteri-
ologisch onderzoek van 53 patiënten met
een pyodermie de volgende bacteriën ge-
kweekt:

Tabel 1, Resultaat van het bacteriologisch onder-
zoek bij pyodermie patiënten.

(ieisoleerdc bacteriën

Coagulase positieve staphylococen ((T\'S) 28
t\'I\'S plus haemolytische
Streptococcen 9
Proleus
i:. eo/i

A\', <y;//en Closiridium sp,
/;\', eoH en haem, Streptococcen
Pseudomonas
Dilteroidc staven
Coagulase negatieve staphvlococcen
Haemolytische
Streptococcen en h.. coli
Sireplococcus canis
Negatief bacteriologisch onderzoek

Uu tabel 1 blijkt, dat in 96% van de geval-
len coagulase positieve staphylococcen
van de huid zijn geïsoleerd en bij 56% van
de patiënten zelfs als enig pathogeen
agens. Van de coagulase positieve staphy-
lococcen werd tevens een antibiogram ge-
maakt.

label 2. Resultaat van het antibiogram voor
coagulase positieve staphylococcen (CPS) bij 28
honden.

.Antibioticum

Aantal gevoelige
honden(n = 28)

Penicilline

21

.Ampicilline

27

Streptomycine

24

Tetracycline

18

Chlooramphcnicol

26

Cefaloridine

28

Erythromycine

25

Kanamycine

25

Kanacilline

25

Erimethoprim

6

Sulfa

5

Eramycetine

27

Lincomycine

24

Uit deze gevoeligheidstesten blijkt, dat
met name penicilline, tetracycline, trime-
thoprim en sulfaverbindingen minder ge-
schikt zijn als therapie voor bacteriële
huidaandoeningen, waarbij coagulase
positieve staphylococcen worden geïso-
leerd. Een en ander is in overeenstem-
ming met de recente literatuurgegevens.

ALGEMENE RICHELIJNEN VOOR DE
THER.APIE

In de regel dient men er van uit te gaan
dat:

1. Antibiotica verstrekt moeten worden
met een werkingsspectrum gericht te-
gen gram positieve coccen
(Si. au-
reus).

De antibiotica voldoende hoog en
naar lichaamsgewicht gedoseerd moe-
ten worden.

3. De therapie voldoende lang dient te
worden ingesteld. Als stelregel kan
men aanhouden, dat hoe langer de
aandoening bestaat en hoe dieper de
infectie in de huid zit, hoe langer de
therapie zal moeten zijn.

4. Een uitwendige, locale therapie slechts
als aanvulling geldt op een behande-
ling met antibiotica per os of per injec-
tie.

aantal honden 2.

-ocr page 259-

LITERATUUR

Dclmage. 1). A.; Ehe role of non-specific factors in the production of skin disease in the dog../. Small
■Uilm. I\'racL. 1.^. 139. (1972).

Estola. T.. Vasenius. fL: Studies on the sensitivity to antibiotics of Staphylococcus aureti.s strains in
canine skin disease. .V(W.
l et-Meci. \\5.42H. (1963)-

(iuilhon, J., .lolivet. C!.. Marchand, A.: Pyodermites du chien (variations de la flore bactérienne).
Bull. r.UaJ. Ici. de lia me. 47. 41. (1974).

florvvit/. 1.. N.. Ihrke. P. J.; Canine seborrhoca. In; Current Veterinärs Iherapv VI - Small Animal
Practice. Ed. R. W. Kirk. Saunders Co.. Philadelphia. 519. ( 1977).

.L; Canine pyoderma. In; Current Veterinary Therapy

.. llallivvell. R. E
.Animal Practice.

De Uhler. M
R. W. Kirk,

\\V.
Ed.

Saunders Co.. Philadelphia,
itudv of skin diseases in dogs and cats 11.
Med. 28. 4.^9. (19 76).
Kirk. R. W.; Small Animal dermatology. Saunders Co. Ltd

513. (1977).
Microllora of the normal

. Philadelphia. 2de druk.

W.. Kristensen. S.; .A
gs and cats.
.S\'onl. ) et

Ihrke. P,
\\ I - Smal
Krogh. H
skin of dl
Muller. C
(1976).

Rieter. R. L H.. V\\\'illemse. A.; Vlooienallergie bij hond en kat. Piergeiiee.sk. Memorandum. 6. (1977).
Schwart/mann. R. M.; Topical dermatologie therapy. In; Current Veterinary Therapy VI - Small
Animal Practice. Ed. R. W, Kirk. Saunders Co.. Philadelphia. 506. (1977).

Tick-borne Diseases and their Vectors

■.>nal Conference.
K II. H ilde. Edin-
573 pp. Prijs £ 15.)

Op een wereldomvattende schaal bezien, en dan wel
in het bijzonder in de warme streken, zijn teken on-
getwijfeld de belangrijkste ectoparasieten van onze
huisdieren en de door hen overgebrachte ziekten
veroorz.aken niet alleen verliezen onder inheems
vee, maar maken het vaak onmogelijk of zeer moei-
lijk en oneconomisch om de veel gevoeligere buiten-
landse rassen van herkauwers in vele delen van de
tropen en subtropen te houden en te gebruiken ter
verbetering van de produktiviteit van de veestapel.
Ook belangrijke humane ziekten w orden door teken
overgebracht, waarbij hel dan in de regel om an-
thropozoönosen gaat.

Bovengenoemde uitgave vestigt nog eens de aan-
dacht op dit specialistische gebied. Dit werk is geen
tekstboek; de inhoud bestaat uit ca. 100 voordrach-
ten die werden gehouden in september 1976 tijdens
een conferentie over teken en door teken overge-
brachte ziekten, georganiseerd door het Centre for
tropical Veterinary Medicine in Edinburgh.
De organisatoren van de conferentie verdienen alle
lof voor het met veel zorg uitgeven van de volledige
tekst van bijna alle voordrachten. Jammer genoeg is
het niet mogelijk geweest om de vaak interessante
discussies eveneens op te nemen.
Uiteraard is het onmogelijk om de grote verschei-
denheid van voordrachten in enkele zinnen satnen te
vatten. Het niveau van de individuele voordrachten
verschilt nogal wat, maar in het algemeen kan men
wel stellen dat aan de intentie van de organisatoren
redelijk goed is beantwoord, nl, om een overzicht te
bieden van de recente kennis op dit gebied, voor zo-
ver het de voor het vee belangrijke teken en ziekten
betreft; natuurlijk kan dit overzicht in de vorm van
een bundel voordrachten niet volledig zijn. Uit het
geheel spreken vorderingen op verschillende gebie-
den, zoals de kunstmatige immunisatie tegen de be-
langrijkste ziekten, de kennis van de epidemiologie
ervan en de kennis van de biologie en oecologie van
de overbrengende teken.

(Proceedings of
fdinhurgh. 1976.
hurgh University

an Internaii
Ediied hv ./.
Press, I97H.

Ook echter komt naar voren dat men in de strijd te-
gen teken tnet behulp van insecticiden in moeilijkhe-
den is geraakt doordat steeds weer resistentie van de
teken tegen nieuwe chemische verbindingen op-
treedt, Vooral in Australië is. wat dit betreft, de toe-
stand al zoernstiggeworden dat men serieus naar al-
ternatieve bestrijdingsmethoden is gaan zoeken en is
gekomen tot het fokken van runderen gericht op
hoog immunologisch afweervermogen tegen de te-
keninfestatie zelL Voorlopig lijkt deze methode al-
leen veelbelovend te zijn in streken waar uitsluitend
de céngastherige
Boophilus soorten van belang zijn,
die op runderen slechts babesiosis en anaptasmosis
overbrengen; potentieel veel erger is de toestand in
vele delen van ,Afrika en Azië, waar andere tekenge-
slachten en nóg belangrijkere ziekten, zoals theileri-
osis cn cowdriosis. een rol spelen.
Weinig van de inhoud is van direct belang voor Ne-
derland. en de meeste voordrachten zijn te specialis-
tisch vooreen brede lezerskring. Het werk biedt ech-
ter een goed uitgangspunt voor ieder die zich wil
verdiepen in deze materie; voor parasitologen in het
algemeen en voor alle collegae die in warme landen
wetenschappelijk werkzaam zijn of dit van plan zijn.
is er wel veel van hun gading uit te halen.

G. Uilenberg.

-ocr page 260-

ml

Het verloop van de mastitisbestrijding op
grond van het aantal in Nederland in de
handel gebrachte injeetoren in de jaren
1971 tot en met 1977

A Survey of Mastitis Control. Based on the Number of Drug
Containers Made Commercially Available in the .Metherlands
During the Period from 1971 to 1977

F. H.J. Jaartsveldi

Het aantal op de markt gebrachte
injeetoren

in Tabel I zijn de aantallen van de kort-
werkende en langwerkende injeetoren
aangegeven welke werden \\erkregen
dankzij de medewerking van de indus-
trie-).

Tot op zekere hoogte Is het verbruik van
hct aantal kortwerkende resp. lang-
werkende injeetoren een maat \\oor de
resp. actieve tnastitis-bestrijding en de
preventieve mastitisbestrijding.

\' Dr. I-. II. .1. .laarts\\cld; (ic/ondheidsdieiist \\oor Dieren in Noord-Brabant te Bo.xtel.
- (jaarne dank aan dc volgende industrieiJn; Aesculaap Boxtel-Vught. Beecham .Amstelveen. Conti-
nental Pharma Zutphen. Intervet Boxmeer, l.co Emmen. Pfi/er Rotterdam. Philips Duphar Amster-
dam en Upjohn Ede.

S.AMF.WAiriNCi

Op grond van de door de industrie^ afgegeven cijfers betreffende het aantal ver-
kochte kortwerkende en langwerkende antibiotica ter bestrijding van mastitis kan
een indruk verkregen worden over de mastitis situatie in Nederland.
Nagegaan werd het aantal en het percentage behandelde kwartieren en koeien met
kortwerkende antibiotica. Het aantal en percentage drooggezette koeien.
De indruk bestaat dat het aantal behandelde koeien in verband met acute masti-
tiden geleidelijk afneemt, het aantal in het begin van de droogstand-periode
behandelde koeien niet langwerkende antibiotica blijft vrijwel constant.
In eerdere publikaties werd op grond van deze cijfers een schatting gemaakt be-
treffende de schade door mastitis in Nederland veroorzaakt.

SUMMARY

The figures on the number of marketed short-acting and long-acting antibiotics
for the control of mastitis reported by the industry convey an impression of the
mastitis situation in the Netherlands.

The numbers and proportions of quarters and animals treated with short-acting
antibiotics as well as the number and proportions of dry cows are reviewed.
The figures suggest that the number of animals treated for acute mastitis are
gradually decreasing, whereas the number of cattle treated with long-acting anti-
biotics in the early part of the dry period continues to be fairly constant.

-ocr page 261-

label I.

laar

aanlal kortwerkende preparaten

aantal langwerkende preparaten

.\\ 1000

X 1000

1971

1.021

1.5.14

1972

1.575

2.194

197.-!

1.606

2.480

1974

I.-594

2.914

1975

1.651

2.839

1976

1.664

2.709

197-

1.407

2.678

label 2.

aantal melk- en

aantal behandelde

percentage

percentage

kallkoeien

kwartieren

behandelde

behandelde

jaar

X 1000

X 1000

kwartieren

koeien

1971

1.91 1

408.4

5.3

17.1

1972

1.977

630.0

8,0

25,5

197.1

2.1 1.1

642.4

7.6

24,3

1974

2.119

637.6

7,5

24,1

1975

2.217

640.4

7,2

23,1

1976

2.238

665.6

7.4

23,8

1977

2.202

562.8

6.4

20,4

Het aantal en percentage behandelde
kwartieren

Op grond \\an deze gegevens i<an, uit-
gaande \\an entcele \\erondersteilingen.
bereidend worden hoeveel kwartieren per
jaar werden behandeld.
Nemen we aan dat er 2\' injector ge-
bruikt wordt \\oor de behandeling van
een kwartier dan geeft Tabel 2 aan het
aantal behandelde kwartieren inde jaren
1971-1977. Indien aangenomen wordt
dat gemiddeld I\' 4 kwartier per koe met
mastitis ontstoken is kan het aantal
koeien dat per jaar behandeld wordt
\\astgesteld worden.

Uit deze gegevens blijkt dai het percen-
tage behandelde kwartieren in Nederland
varieert van 5.3 tot 89r over de jaren
1971 1977. Het percentage behandelde
koeien varieert \\an 17.1 tot 25.59t. Het
l abel .V
percentage behandelde kwartieren in de
jaren 1973 t m 1976 is opvallend con-
stant. In 1977 is er sprake van een daling
van het aantal behandelde kwartieren.

Het aantal en percentage
drooggezette koeien

Tabel 3 geeft aan de hand van de ge-
gevens vermeld in tabel 1 weer het per-
centage koeien dat met langvverkcnde
preparaten is drooggezet.
Het percentage drooggezette koeien blijft
de laatste jaren vrijwel constant, doch is
iets lager dan in dc jaren 1974 en 1975.
Op grond van bovengenoemde cijfers
kan men aannemen dat de laatste jaren
tot 1978 de mastitis situatie zich in Ne-
derland opeen vrij constant niveau hand-
haaft. waarbij er mogelijk een lichte ten-
dens tot verbetering valt waar te nemen.

laar

aantal drooggezette koeien
X 1000

percentage drooggezette
koeien

1971

383,5

20.1

1972

548,5

27.7

1973

620.0

29.3

1974

728.5

.14.4

1975

709.8

12.0

1976

677.3

30.3

1977

669.5

30.4

-ocr page 262-

LITERATUUR

Jaartsveld. F. H. J.: Enkele cijfers betreffende uierontsteking bij runderen in Nederland. Tijdsehr.
Diergeneesk..
99. 12. (1974).

Jaartsveld, F. H. J.: Enkele cijfers betreffende uierontsteking bij runderen in Nederland over het jaar
1974.
Tijdsehr. Diergeneesk.. 100, 23. (1975).

Jaartsveld. F. H. J.: Het aantal gebruikte injectoren in Nederland over het jaar 1975. Tijdsehr.
Diergeneesk .
102. 10. (1977).

M

\'Varkensdag\'

Nederlandse Zoötechnische Vereniging

De Nederlandse Zoötechnische Verniging organi-
seert op dinsdag 1.1 maart 1979, aanvang 10..30 uur
in het Cultureel Centrum \'De Reehorst\'. Benne-
komsev^ eg 24. te Ede een zg. \'Varkensdag\'. Behalve
de leden van de vereniging zijn ook andere belang-
stellenden van harte welkom.

Programma

10.--ÏO

10.45

I L.10
I 1.45

9..30

Algemene Vergadering van de Nederlanse
Zoötechnische Vereniging; alleen voor
leden van de vereniging.
Opening door de voorzitter. ProL ir. S.
Boer Iwema.

Ir. H. de Bruin. Directeur Provinciale
Landbouw kundige Dienst voor Gelderland
tc Arnhem; \'Intensieve veehouderij in de re-
latie tot streek- en bestemmingsplan en
milieu\'.
I-Discussie.

Dr. D. H. J. Brus. Directeur Provinciale
Gezondheidsdienst voor Dieren in Noord-
Brabant te Boxtel; \'Hoe houden we varkens
gezond?\'

[)iscussie.
Lunchpauze.

Ir. .1. H. G. Tuinte. Consulentschap voor
de Varkens- en Pluimveehouderi) voor
Noord-Brabant cn Zeeland te Tilburg;
\'Vruchtbaarheid van de zeug en de bedrijfs-
voering\'.
Discussie.
Theepauze.

Dr. ir. E. V\\\'. Brascamp, Instituut voor
Veeteeltkundig Onderzoek \'Schoonoord\' tc
Zeist; \'Kruisingen in dc varkenshouderij;
ontwikkelingen cn toetsen van kruisings-
programma\'s\'.
Discussie.

Sluiting door de Voorzitter.

Belangrijk

Deelnemers worden verzocht zich op te geven bij
de Secretaris van de Nederlandse Zoötechnische
Vereniging, ir. P. Hoogschagen. Binckhorstlaan 1.
2275 VK Voorburg, onder opgave of zij aan dc
gemeenschappelijke lunch wensen deel te nemen
of niet.

12.30
12.45
13.45

14.30
14.45
15.15

16.00
16.30

-ocr page 263-

airon|m niïo n w

Met de chemie als leidsvrouwe\'

Chemistry as the Guide

A. Ruiter^

SAMENVATTING

hl deze rede wordt een globaal overzicht gegeven van de taken van de levens-
middelenchemicus. Aan de hand van een drietal voorheelden (de rol van onverza-
digde vetzuren in onze voeding: het optreden van schadelijke elementen in
voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong: analyse van residuen en andere
schadelijke stoffen) wordt een indruk gegeven van de aard der vraagstukken die
momenteel op dit terrein van belang zijn. Daarna wordt aangegeven waarom een
universitaire opleiding in de levensmiddelenchemie nodig is en waarom hel zin
heeft, een dergelijke opdracht binnen een veterinaire faculteit te plaatsen.

SUMMARY

/n the present paper a comprehensive review of the duties of a food chemist is pre-
sented. Three subjects in the field of food chemistry, i.e., the role of unsaturated
fatty acids in human nutrition, the presence of harmful elements in foods oj
animal origin, and the analysis of residues and other hazardous agents, are briefly
discussed to convey an impression of the problems in modern food chetnistry. The
reasons are stated, for which university education in food chemistry is required,
and why it is useful to have a chair of food chemistry within a faculty of veterinary
medicine.

Verkorte weergave van de rede. door dr. A. Ruiter uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van
gewoon leetor in de levensmiddelenchemie. aan de Faculteit der Diergeneeskunde, op maandag
18 december 1978 in de aula van de Rijksuniversiteit te Utrecht. (De rede werd integraal gepubliceerd
in het tijdschrift "Voedingsmiddelentechnologie\', jaargang II, 51 52).

Dr. A. Ruiter. Vakgroep Voedingsmiddelen van fJierlijke Oorsprong, Biltstraat 172, Utrecht.

Met de chemie als leidsvrouwe behoeft men in de kennis der natuur aan niets te wanhopen; alle goeds is

van haar te verwachten in de geneeskunst.

sa

-ocr page 264-

Tn physicis nil desperandum disciplina
chimica duce; omnia bona ab hac spe-
randa in medicis\'3. Aldus onze grote land-
genoot Hermannus Boerhaave, bijna
tweehonderdvijftig jaar geleden. Een
spreuk die zijn waarde tot op de dag van
vandaag heeft bewezen en behalve op de
geneeskunst ook kan worden toegepast
op de kennis van onze voedingsmiddelen.
Met de opkomst van de natuurweten-
schappen ontstond ook de wetenschappe-
lijke belangstelling voor voedingen voed-
sel. Het inzicht brak door dat voedsel ons
energie levert door chemische omzettin-
gen in het lichaam, die kunnen worden
beschouwd als verbrandingsprocessen, In
de negentiende eeuw was men zover dat
men bepaalde componenten in levens-
middelen kon aanwijzen: koolhydraten,
eiwitten en vetten. Met behulp van de in-
middels ontwikkelde bom van Berthelot
was men in staat de calorische waarde van
deze componenten te bepalen.
Tegen het einde van de negentiende eeuw
brak de fascinerende tijd aan van de ont-
dekking der vitamines. Het door medici
uitgesproken vermoeden dat onze voe-
ding naast eiwitten, koolhydraten en vet-
ten nog andere componenten bevat die
evenzeer nodig zijn voor de instandhou-
ding van het menselijk organisme, stelde
chemici voor de taak. de werkzame stof-
fen te isoleren en later ook de synthese uit
te voeren, terwijlzij tevens veel ertoe kon-
den bijdragen om het werkingsmecha-
nisme te verklaren. Wij zien in die tijd dan
ook een voedingswetenschap ontstaan,
waarbij de chemische inbreng van veel be-
lang blijkt te zijn. Vooral toen de behoefte
aan meer inzicht in de samenstelling van
ons levensmiddelenpakket zich deed ge-
voelen werd steeds vaker een beroep op
de analytische chemie gedaan. Naast de
vitamines bleken de sporenelementen van
belang. Voor de analyse van minder ge-
wenste componenten in levensmiddelen
werden steeds verfijnder methoden ont-
wikkeld. Voor de keuring bleek de ver-
kregen kennis \\an grote waarde. Zo
ontstond het vak "levensmiddelenche-
mie\'. waarin de analytische chemie een
belangrijke plaats inneemt.
Vooral na de tweede wereldoorlog is de
wetenschappelijke belangstelling voor
voeding en voedsel sterk gestegen. De be-
nadering van de problemen is veelal mul-
tidisciplinair. Medici, veterinairen, land-
bouwkundigen, biologen, biochemici,
microbiologen, organisch-, fysisch- en
analytisch-chemici werken op dit terrein
in allerlei verbanden samen.
Degenen die men levensmiddelenchemici
noemt hebben daarbij vooral tot taak in-
formatie te verschaffen over de eigen-
schappen van ons voedsel. Daartoe die-
nen zij niet alleen met een aantal analyti-
sche technieken op de hoogte te zijn maar
behoren deze tevens te kunnen toepassen
op complexe matrices zoals levensmidde-
len, hetgeen een geheel eigen problema-
tiek met zich meebrengt. Zij moeten vra-
gen kunnen beantwoorden omtrent de sa-
menstelling van de grondstoffen waaruit
ons voedsel wordt bereid en de variaties
die in deze samenstelling kunnen optre-
den. Indien het voedsel van dierlijke oor-
sprong betreft zullen zij enige kennis van
nutsdieren moeten bezitten en bijvoor-
beeld moeten weten hoe bepaalde stoffen
in die nutsdieren terechtkomen. Zij moe-
ten informatie kunnen verstrekken over
de chemische veranderingen die optreden
als gevolg van de bewerkingen die het
produkt ondergaat. Zij dienen op de
hoogte te zijn van het gebruik van additie-
ven bij de voedselbereiding en -conserver-
ing en de consequenties hiervan kunnen
overzien. Ook moeten zij weten hoe scha-
delijke stoffen - - soms in geringe concen-
traties in levensmiddelen aanwezig
nauwkeurig kunnen worden bepaald, zo-
dat zij de controle erop kunnen uitoefe-
nen en voorts zoveel kennis erover verza-
melen dat zij adviezen kunnen geven als
het gaat om het vastleggen van wettelijke
eisen met betrekking tot deze stoffen.
Dit alles houdt in dat de levensmiddelen-
chemicus meer moet zijn dan alleen een
bekwaam analyticus die, met zijn team.
moeilijke bepalingen in ingewikkelde sys-
temen tot een goed einde kan brengen. Er
wordt van hem verwacht dat hij mee-
denkt bij allerlei vraagstukken aan-
gaande de voeding van de mens. Hij moet
daarom van vele markten thuis zijn en
geïnformeerd zijn over produktie en ver-
werking van grondstoffen, maar ook ken-
nis bezitten van levensmiddelenmicrobio-

-ocr page 265-

logie, van voedingsleer en van levensmid-
delenwetgeving. Hij blijft hierbij echter
chemicus: de chemie is zijn leidsvrouwe
bij de bestudering van de problemen
waarvoor hij zich ziet geplaatst.
Het is ondoenlijk in het kader van dit be-
toog ook maar een globaal overzicht te
geven van de vraagstukken die momen-
teel op het terrein van de levensmiddelen-
chemie van belang zijn. Met een drietal
voorbeelden is hiervan wellicht toch een
indruk te geven.

Onverzadigde vetzuren in onze voe-
ding

Het eerste voorbeeld grijpt terug op een
van de activiteiten die de levensmiddelen-
chemici reeds sinds lang beoefenen: het
bepalen van de samenstelling van voe-
dingsmiddelen, in dit geval van de vet-
zuursamenstelling der lipiden. Op basis
van de verkregen kennis kon ongeveer
vijftig jaar geleden voor het eerst worden
geconstateerd dat het ontbreken van be-
paalde onverzadigde vetzuren in het voer
van proefdieren aanleiding gaf tot defi-
ciëntieverschijnselen zoals groeivertra-
ging en een verhoogde huidpermeabi-
liteit. Ook voor de mens bleken deze
vetzuren van essentieel belang bij het
voorkómen van bepaalde eczemen,
leder die ooit met voedingsleer te ma-
ken heeft gehad kent deze verbindingen:
linolzuur. linoleenzuur en arachidon-
zuur. In dit rijtje passen nog enkele an-
dere vetzuren, terwijl het linoleenzuur
wat uit de toon valt: de essentiële vetzuur-
werking van dit zuur ligt nl. een factor
tien lager dan die van de andere hier ge-
noemde vetzuren en ook qua chemische
structuur wijkt linoleenzuur af door de
aanwezigheid van een dubbele binding
tussen het derde en het vierde koolstofa-
toom. gerekend vanaf de eindstandige
methylgroep.

Indien men de onverzadigde vetzuren die
in ons voedsel voorkomen wil klassifice-
ren kan dit geschieden op basis van de
plaats van de eerste dubbele band vanaf
de methylgroep. Linoleenzuur behoort
dan tot de Cü3-familie. terwijl de andere
essentiële vetzuren tot de wó-familie
moeten worden gerekend. De laatste tijd
pleiten steeds meer argumenten er\\oor.

niet te spreken over meervoudig onver-
zadigde vetzuren zonder meer, doch
hierbij aan te geven of men onverza-
digde vetzuren van het a)3- dan wel het
w 6-type bedoelt.

Een dezer argumenten brengt ons op het
terrein van de relatie tussen meervoudig
onverzadigde vetzuren en het optreden
van hart- en vaatziekten.
Er zijn verscheidene aanwijzingen dat de
opname van grote hoeveelheden linol-
zuur met de voeding het risico met betrek-
king tot hart-en vaatziekten doet vermin-
deren. Sommigen evenwel zijn geneigd,
hierbij enige vraagtekens te plaatsen.
Zonder mij in de discussie over linolzuur
te mengen zou ik willen wijzen op het mo-
gelijke belang van ü)3-vetzuren in deze.
Anders dan bij de specifieke essentiële
vetzuur-werking, waardoor groeivertra-
gingen en huidafwijkingen teniet worden
gedaan, blijken vooral de homologen van
linoleenzuur reeds in kleine hoeveelheden
in staat de samenstelling van de bloedlipi-
den in zodanige zin te wijzigen dat de
kans op ontstaan van hart- en vaatziek-
ten er mogelijk door wordt verkleind (I).
De lage frequentie van deze ziekten bij vis-
etende volken (vis bevat de homologen
van linoleenzuur in rijke mate) wordt
hiermee in verband gebracht. Een recente
publicatie van een groep van Deense en
Engelse onderzoekers werpt mogelijk
nieuw licht op deze materie (2), Het o) 3-
vetzuur met twintig koolstofatomen en
vijf dubbele bindingen, kortweg aange-
duid als het C20:5 a)3-zuur, blijkt volgens
deze onderzoekers, evenals het wó-zuur
arachidonzuur, in de vaatwand een
Pro-
staglandine te vormen dat de aggregatie
van thrombocyten tegengaat. In bloed-
plaatjes wordt echter uit hetzelfde ara-
chidonzuur een thromboxaan gevormd
dat de aggregatie bevordert, het throm-
boxaan Aj, terwijl het uit het C20:5w3-
zuur gevormde thromboxaan Aj deze ei-
genschap mist. Een voeding met een hoog
gehalte aan C20:5 Cü3-zuur en relatief
weinig linolzuur — de precursor van ara-
chidonzuur — zou kunnen leiden tot een
status waarbij de anti-aggregatiefactoren
in de vaatwanden overheersen en de kans
op de vorming van thrombi duidelijk
wordt verkleind. Dit lijkt te pleiten voor

-ocr page 266-

de oude volkswijsheid in het gezegde: \'Vis
schoont de aderen\'.

Intussen is het allerminst eenvoudig, het
bewijs te leveren voorde onmisbaarheid
van het C20:5 ti)3-vetzuur voor de in-
standhouding van ons lichaam. Het lijkt
op dit moment zinvoller, na te gaan door
welke hoeveelheden u)3-vetzuren nog
meetbare veranderingen in de bloedlipi-
densamenstelling van de mens worden
veroorzaakt en welke hiervan de fysiolo-
gische gevolgen kunnen zijn,
Bij een dergelijk onderzoek is de inbreng
van de chemicus om meerdere redenen
van belang. Aangezien de sterk onverza-
digde vetzuren van het üJ3-type uiterst
oxidabel en dus labiel zijn, dient hij aan te
geven hoe de voor het onderzoek beno-
digde u) 3-concentraten kunnen worden
gestabiliseerd en welke voorzorgen die-
nen te worden genomen om oxidatie te-
gen te gaan.

Meer in het algemeen moet hij weten hoe
de stabilisatie van üj3-vetzuren in levens-
middelen plaatsvindt en of de stabilisatie
van deze vetzuren in het lichaam door een
bepaalde voeding wordt bevorderd of
misschien juist tegengegaan. Het ligt der-
halve in de lijn. de levensmiddelenchemie
te hulp te roepen bij het bestuderen van
deze vraagstukken.

Schadelijke elementen in voedings-
middelen van dierlijke oorsprong

Het tweede voorbeeld betreft de aanwe-
zigheid van kleine hoeveelheden toxische
elementen in onze levensmiddelen. De
laatste tien a vijftien jaar heeft het onder-
zoek naar sporenelementen in levensmid-
delen een grote vlucht genomen. Belang-
rijke aanleidingen tot dit onderzoek
vormden de in de vijftigeren zestiger ja-
ren optredende vergiftigingsgevallen die
werden veroorzaakt door hoge concen-
traties aan zware metalen in het voedsel.
De beruchtste hiervan zijn de in .Japan
opgetreden kwikvergiftigingen door het
eten van met kwik besmette vis. Voor vele
instanties waren dit redenen om een aan-
tal levensmiddelen uitvoerig te onderzoe-
ken op hun gehalten aan toxische sporen-
elementen zoals kwik. lood. cadmium
en arsenicum.

Men heeft getracht, de aanvaardbare we-
kelijkse opname van elk dezer elementen
in een getalwaarde vast te leggen. Daar-
naast zijn in verscheidene landen normen
vastgesteld of in voorbereiding met be-
trekking tot het gehalte dat maximaal in
bepaalde levensmiddelen aanwezig mag
zijn. Deze normen zijn doorgaans geba-
seerd op a) toxiciteitsproeven waarbij een
bepaalde verbinding van het element in
kwestie gedurende langere tijd aan proef-
dieren werd toegediend, en b) analysere-
sultaten waarbij de totale hoeveelheid
van het element werd bepaald, ongeacht
de vorm waarin het in een levensmiddel
aanwezig is.

Het lijkt mij dat normen of aanbevelin-
gen. die slechts op experimenten zoals ge-
noemd zijn gebaseerd, met enige reserve
dienen te worden gehanteerd. Een bepa-
ling van de totale hoeveelheid van een ele-
ment in een levensmiddel heeft slechts be-
perkte waarde indien niet bekend is, op
welke wijze dit element is gebonden en
hoe deze bindingsvorm de resorptie en de
toxiciteit van het element beïnvloedt.
Daarbij komt nog dat het geruime tijd
heeft geduurd voor men ten aanzien van
enkele schadelijke elementen over werke-
lijk betrouwbare analyses kon beschik-
ken. Zo is bijvoorbeeld gebleken dat de
gehalten aan de elementen lood en cad-
mium in vlees en vleeswaren, die vóór
1974 werden gepubliceerd, in het alge-
meen veel hoger zijn dan de werkelijke ge-
halten. Dit betekent helaas dat vele gege-
vens die wat minder recent zijn de be-
trouwbaarheid missen die voor het trek-
ken van juiste conclusies noodzakelijk is

(3).

Verder is bij het aangeven van normen tot
nu toe geen rekening gehouden met het
feit dat tussen verscheidene eletnenten an-
tagonismen bestaan.
Voor wat betreft het zeer giftige element
kwik bestaat een dergelijk antagonisme
met het element selenium. Daardoor kon-
den bij proefdieren vergiftigingsver-
schijnselen als gevolg van het toedienen
van kwikverbindingen worden voorko-
men of uitgesteld door gelijktijdige toe-
diening van seleenverbindingen of van
voer met een hoog natuurlijk seleenge-
halte (4, 5), Omgekeerd konden seleen-
vergiftigingen worden voorkomen door

-ocr page 267-

het geven van kwik-of methylkwikchlo-
ride (6, 7). Er bestaan aanwijzingen dat
kwik samen met seleen in een atomaire
één op één-verhouding in een weinig gif-
tige verbinding kan worden vastgelegd.
Omtrent deze verbinding is evenwel wei-
nig bekend. Het feit dat een experimen-
tele kwikvergiftiging ook met een zeer
kleine dosis seleen, die ver onder de met
kwik equivalente hoeveelheid ligt. kan
worden bestreden (7, 8) lijkt te duiden op
nog een ander mechanisme dan de vor-
ming van de zojuist genoemde, hypotheti-
sche verbinding. Daarom is het nog niet
mogelijk, verantwoorde aanbevelingen te
doen over het opnemen van voorwaarden
ten aanzien van het seleengehalte in een
kwiknorm. Van veel belang is de vraag of
het in ons voedsel voorkomende kwik aan
seleen is gebonden en zo ja, op welke ma-
nier. Ook hier ligt een arbeidsveld voorde
levensmiddelenchemicus.
Dat de schadelijkheid van vele elementen
sterk afhangt van de vorm waarin deze
elementen vóórkomen zal geen verbazing
wekken. Toch wordt tot nu toe bij het op-
stellen van normen nauwelijks over de
bindingswijze van het element gesproken;
slechts bij kwik wordt soms een onder-
scheid gemaakt tussen anorganisch kwik
en methylkwik. Het mag op zijn minst
merkwaardig heten dat met name bij een
element als arsenicum geen rekening
wordt gehouden met de aard van de aan-
wezige arseenverbindingen. terwijl toch
reeds lang bekend is dat organisch gebon-
den arseen duidelijk minder giftig is dan
bijvoorbeeld arseentrioxide (9). een feit
waarop ook in latere publicaties nadruk-
kelijk is gewezen (10). Wel moet worden
vastgesteld dat ook op dit terrein onze
kennis fragmentarisch is en daarom ver-
der zal moeten worden uitgebreid, waar-
bij de ontwikkeling van betrouwbare ana-
lysetechnieken een eerste vereiste is.
Intussen dient men ervoor te waken dat
men. vanuit niet-realistische motieven,
zodanig strenge eisen ten aanzien van het
totale arseengehalte in levensmiddelen
gaat formuleren dat bepaalde produkten.
die van nature rijk zijn aan dit element,
daaraan niet kunnen voldoen. Het is wel-
licht wat sterk gezegd, maar dat zou bijna
even dwaas zijn als het stellen van eisen
aan het koolstof- en stikstofgehalte van
levensmiddelen louter en alleen omdat
cyanide zo toxisch is.
Overigens mag met dankbaarheid wor-
den geconstateerd dat uit een onlangs in
ons land uitgevoerde \'total diet\'-studie is
gebleken dat de hoeveelheden waarin
schadelijke elementen in onze voeding
voorkomen vooralsnog weinig redenen
tot zorg geven (II).

Analyse van residuen en andere sclia-

delijke stoffen

Het derde voorbeeld heeft met het tweede
gemeen dat het te maken heeft met poten-
tieel schadelijke sloffen in ons voedsel.
Alleen betreft het nu geen componenten
die van nature al in de grondstoffen aan-
wezig zijn — zoals sporen van zware me-
talen — maar aan die welke er tijdens de
produktie en de verwerking van die
grondstoffen in zijn geraakt. Hierbij moet
met name worden gedacht aan residuen
van chemotherapeutica en antibiotica in
voedingsmiddelen van dierlijke oor-
sprong.

Gedurende de laatste vijfentwintig jaar is
de toepassing van deze chemotherapeu-
tica en antibiotica bij nutsdieren sterk
toegenomen. Deze middelen worden niet
alleen gebruikt om infectieziekten te be-
strijden maar ook om deze te voorkomen,
waardoor tevens een goede bescherming
van de consument kan worden bereikt.
Daarnaast vinden antibiotica toepassing
als groeibevorderende middelen.
Het achterblijven van sporen van deze
verbindingen in het dierlijke produkt kan
echter risico\'s voor de consument inhou-
den. Mede hierdoor zijn in verscheidene
landen — ook in Nederland —strenge ei-
sen ontwikkeld ten aanzien van de maxi-
maal toelaatbare hoeveelheden van di-
verse chemotherapeutica en antibiotica in
deze voedingsmiddelen. De controle op
dergelijke stoffen geschiedt hier te lande
nog hoofdzakelijk met behulp van micro-
biologische technieken, met name omdat
deze relatief goedkoop zijn en gemakke-
lijk in serie uit te voeren.
De vraag moet evenwel worden gesteld of
het nu niet de tijd is om methoden die ge-
voeliger, nauwkeuriger en meer specifiek

-ocr page 268-

zijn, algemeen ingang te doen vinden. Wij
staan bijvoorbeeld voorde noodzaak, be-
paalde sulfapreparaten in concentraties
van omstreeks 100 microgram per kilo-
gram nauwkeurig te kunnen bepalen (12),
De moderne chemische methoden bieden
hier ontegenzeggelijk voordelen boven
microbiologische technieken. Een anti-
bioticum alschlooramfenicolkan met be-
hulp van gaschromatografie en electron
capture-detectie ongeveer vijfhonderd
maal gevoeliger worden bepaald dan met
de beste microbiologische techniek (13),
De aanloopkosten die deze chemische
werkwijzen met zich zullen meebrengen,
o,a, door de aanschaf van geavanceerde
apparatuur, kunnen vermoedelijk voor
een groot deel worden gecompenseerd
door schaalvergroting (centralisatie) en
efficiënte automatisering.
Het valt te verwachten dat vele schade-
lijke verbindingen in levensmiddelen in
de toekomst uiterst gevoelig kunnen wor-
den bepaald. Er dient evenwel voor te
worden gewaakt dat de detectielimiet te
gemakkelijk als basis voor een nog vast te
stellen tolerantie wordt gebruikt. Dat dit
gevaar niet denkbeeldig is bewijst de his-
torie van het benzpyreen in gerookte le-
vensmiddelen waarvoor o,a, in de Bonds-
republiek Duitsland een norm van maxi-
maal I Mg per kg wordt gehanteerd (14),
Het 3,4-benzpyreen. dat in kleine hoe-
veelheden in de disperse of partikelfase
van houtrook voorkomt, en in wat gro-
tere hoeveelheden in roet. heeft carcino-
gene eigenschappen. Men heeft daarom
gemeend dat de aanwezigheid van sporen
benzpyreen in gerookt voedsel de hoge
frequentie van maagdarmkanker in een
land als IJsland kan verklaren. Deze me-
ning is onder meer gebaseerd op experi-
menten met ratten, die grote hoeveelhe-
den gerookt schapevlees en gerookte forel
kregen toegediend (15). Deze produkten-"
waren echter op traditionele, uiterst pri-
mitieve wijze gerookt, dat wil zeggen
door het vlees of de vis langdurig te be-
handelen met rook. afkomstig van een
vuur dat wordt gestookt met brandstof-
fen als turf en gedroogde schapemest (16).
De kwaliteit was zodanig dat enkele rat-
ten aan het dieet bezweken voor zij ook
maar de kans kregen, tumoren te ontwik-
kelen. Ook bij de mens veroorzaakten
deze produkten verschijnselen als irritatie
van het maagslijmvlies en chronische gas-
tritis, Ik mag hierbij overigens opmerken
dat het nuttigen van dit bizarre voedsel,
vaak het gevolg van bittere armoede, ge-
lukkig vrijwel niet meer voorkomt op IJs-
land.

Het is intussen de vraag nog of de veelvul-
dig optredende maagcarcinomen inder-
daad het gevolg waren van de hoge gehal-
ten aan benzpyreen in dit voedsel. Gezien
de gebruikte brandstof zou men ook aan
nitrosaminen kunnen denken. Sinds kort
is echter bekend dat door het roosteren of
schroeien van eiwithoudend materiaal
carcinogene stoffen kunnen ontstaan met
een mutagene activiteit waarbij die van
benzpyreen in het niet valt (17).
Met name op IJsland is in het verleden
veel dierlijk voedsel geconsumeerd dat
min of meer houdbaar was gemaakt door
de oppervlakte met branders of met een
houtvuur te schroeien (\'singed sheep
heads\'; nog heden ten dage te bezichtigen
in de etalages van IJslandse slagers, en al-
daar te verkrijgen).

Niettemin wordt nog steeds veel tijd en
geld besteed aan het bepalen van benzpy-
reen op een niveau dat analytisch nog
juist haalbaar is. Het komt mij voordat
deze moeite en kosten beter op andere
wijze kunnen worden besteed. Hoe be-
wonderenswaardig de kwantitatieve be-
paling van 1 idg benzpyreen in 1 kg ge-
rookte waar wellicht is. de noodzaak van
zulke analyses is twijfelachtig als niet kan
worden aangetoond dat de controle op
dergelijke stoffen voor de volksgezond-
heid van werkelijk belang is.

De opleiding in de levensmiddelen-
chemie

Het zal duidelijk zijn dat de hier bespro-
ken voorbeelden (die ik koos o.a. vanwege
mijn persoonlijk betrokken zijn bij deze
problemen) nog met een lange lijst zou
kunnen worden uitgebreid. Ik denk aan
de omvangrijke problematiek rond de -
in aantal en ook in gecompliceerdheid
toenemende — additieven in levensmid-
delen. Ik denk aan de relatie die er ligt tus-
sen de chemie en de microbiologie, vooral

-ocr page 269-

nu men bezig is chemische methoden te
ontwikkelen voor het bepalen van aantal,
soort en eigenschappen van allerlei micro-
organismen, ook die welke in ons voedsel
een rol spelen. Ik denk ook aan de proble-
men met betrekking tot het gebruik van
water in slachterijen en de zuivering van
het geproduceerde afvalwater. Inzicht in
nogal uiteenlopende problemen is dus
noodzakelijk.

Nu is in het verleden wel eens in twijfel ge-
trokken of een zo op de praktijk gericht
vak aan de Universiteit dient te worden
onderwezen. Kennelijk zag men voorbij
aan het feit dat de medische en ook de ve-
terinaire wetenschappen — bij uitstek
praktisch gerichte disciplines — al zeer
lang op academisch niveau worden be-
dreven. Ook de omstandigheid dat ons
land vele voortreffelijke levensmiddelen-
chemici kent die het vak door jarenlange
praktijkervaring hebben geleerd sluit de
wenselijkheid van een universitaire scho-
ling op dit gebied allerminst uit. Naar
mijn stellige overtuiging ligt in het beoefe-
nen van een vak als dit. en het meegeven
van de basiskennis om het te kunnen uit-
oefenen, een duidelijke taak voor de Uni-
versiteit.

Een goede opleiding zal in de toekomst
van veel belang blijken voor het instand-
houden van een traditie op het gebied van
de levensmiddelenchemie. die zich na
1945 manifesteerde in het baanbrekende
werk dat door instellingen als het Rijksin-
stituut voor de Volksgezondheid en het
Centraal Instituut voor Voedingsonder-
zoek TNO werd verricht en dat thans in
vele instituten en keuringsdiensten van
waren wordt voortgezet.
Het is wellicht nuttig te beseffen dat de le-
vensmiddelenchemie al in de vorige eeuw
aan onze Alma Mater werd onderwezen.
Dat het vak lange tijd ressorteerde onder
wat we thans noemen de subfaculteit der
Farmacie was logisch, omdat de farma-
ceut uit de aard der zaak is geïnteresseerd
in natuurstoffen en daarom ook een na-
tuurlijke belangstelling heeft voor levens-
middelen, Allerlei ontwikkelingen in de
farmacie en de farmaceutische opleiding,
maar ook in de levensmiddelenchemie.
maakten evenwel dat de levensmiddelen-
leer als farmaceutisch bijvak een wat min-
der voor de hand liggende positie ging in-
nemen. Ook het onderbrengen van dit
praktische vak bij de meer fundamenteel
ingestelde subfaculteit der Scheikunde
bleek niet goed aan te sluiten.
Een duidelijke behoefte aan een afdeling
Levensmiddelenchemie bestond echter in
de vakgroep Voedingsmiddelen van Dier-
lijke Oorsprong, deel uitmakend van de
faculteit der Diergeneeskunde. Deze be-
hoefte was onder meer gestoeld op de
noodzaak om dierenartsen, belast met de
keuring van voedingsmiddelen van dier-
lijke oorsprong en certificeren van voor
de export bestemde produkten, beter te
informeren over de chemische hygiëne
van het dierlijk produkt. De kennis van
de chemie van deze produkten is een van
de pijlers waarop de moderne veterinaire
hygiëne dient te rusten. In dit licht bezien
is het uiterst zinvol, levensmiddelenche-
mie aan een veterinaire faculteit te beoe-
fenen.

Enkele jaren geleden heeft de behoefte
aan een afdeling Levensmiddelenchemie
binnen onze veterinaire faculteit geleid
tot het aanvragen van een lectoraat voor
dit vakgebied. Uiteraard is dit terrein
daar niet braak blijven liggen tot zich ooit
een dergelijke afdeling zou aandienen.
Het verder bewerken van de problemen
zal alleen daarom al in nauw overleg met
collegae van andere afdelingen dienen te
geschieden. Het onwetend dupliceren van
onderzoek is een zaak, waarvoor zeker in
onze tijd geen plaats behoort te zijn. Wat
dat betreft zal het overleg zich natuurlijk
ook verder moeten uitstrekken dan alleen
tot collegae binnen onze Faculteit.
Wat het onderwijs betreft moet erop wor-
den gewezen dat de afdeling niet uitslui-
tend onderwijs aan veterinaire studenten
zal verzorgen. Het vakgebied vraagt na-
drukkelijk om beoefening door chemici
en farmaceuten, terwijl verscheidene
vraagstukken ook zeer goed door biolo-
gen kunnen worden bestudeerd. Voor
studenten in deze richtingen bestaat dan
ook als vanouds de mogelijkheid, de le-
vensmiddelenchemie als bijvak te bestu-
deren.

Zeker indien de algemene vierjarige doc-
toraalopleiding straks zou worden door-
gevoerd zie ik een postdoctorale studie in

-ocr page 270-

de levensmiddelenchemie als een goede
mogelijkheid, chemische of farmaceuti-
sche doctorandi tot all-round levensmid-
delenchemici op te leiden. Op diverse
aspecten van het vakgebied kan dan,
meer dan in het kader van een bijvakstu-
die, worden ingegaan. Het is duidelijk dat
in een dergelijke opleiding ook aan de le-
vensmiddelenmicrobiologie een ruime
plaats dient te worden toebedeeld. Op
deze wijze ontstaat een situatie die verge-
lijkbaar is met die welke zich bij enkele
andere disciplines voordoet: een basisop-
leiding die wordt afgesloten met een doc-
toraalexamen en daarna een specifieke
opleiding voor een bepaalde maatschap-
pelijke taak.

Voor veterinaire doctorandi zou een
tweejarige opleiding tot levensmiddelen-
hygiënist, waarin ook de levensmiddelen-
chemie een plaats moet innemen, het
overwegen waard zijn. De veelbesproken
differentiatie in de veterinaire opleiding
zou op deze wijze een nieuwe kans krij-
gen.

Ook in het post-academiaal onderwijs --
steeds meer als noodzaak gevoeld — zal
de afdeling Levensmiddelenchemie een
rol moeten vervullen.
De residu-analyse, die ik al eerder aan de
orde heb gesteld, zou in een post-acade-
miale cursus de nodige aandacht moeten
krijgen. Maar daarmee is bepaald niet het
enige onderwerp genoemd. Er zijn er
meer, die in het kader van het post-acade-
miale onderwijs gedoceerd zouden moe-
ten worden en waaraan onze afdeling
haar medewerking kan geven.
Een adequate beoefening van de chemie
der voedingsmiddelen van dierlijke oor-
sprong maakt tenslotte het contact met
vele vakgroepen binnen onze Faculteit
noodzakelijk. Dit geldt ten aanzien van
de farmacologie en toxicologie, maar
evenzeer voor de zootechniek, de patho-
logie en de klinische vakgroepen. Deze
vakgroepen zijn immers alle betrokken
bij het wel en wee van nutsdieren en onder
andere vanwege het nut van deze dieren is
het werk van de Faculteit der Diergenees-
kunde van zo uitermate groot belang.
Dat de beoefening van de levensmidde-
lenchemie in de toekomst meer dan nodig
zal zijn lijkt duidelijk. Met name de voe-
dingswetenschap zal aan dit vakgebied de
nodige impulsen leveren. De belangstel-
ling voor deze wetenschap neemt toe als
gevolg van het veldwinnende inzicht dat
in deze tijd, nu de infectieziekten sterk
zijn teruggedrongen, een aanzienlijk deel
van zowel de morbiditeit als de mortali-
teit van onze bevolking met voedingsfac-
toren heeft te maken. Juist daarom mag
het merkwaardig heten dat in de medische
opleidingen in ons land nog zo weinig
aandacht aan deze voedingsaspecten
wordt besteed, dit in tegenstelling tot de
veterinaire opleiding, waar de voeding
van dieren de aandacht krijgt, die deze
nodig heeft.

Ons land heeft op levensmiddelengebied
steeds een vooraanstaande plaats ingeno-
men, hetgeen zich onder andere heeft ge-
manifesteerd in een belangrijke export.
De mogelijkheden om die plaats te be-
houden zijn aanwezig. Een van de voor-
waarden daartoe is dat wij de beschikking
hebben over goede opleidingen op ver-
schillende niveau\'s, ook op het academi-
sche. en dat het belang van die opleid ingen
voldoende wordt ingezien. De kennis van
/evensmiddelen is naast economisch be-
lang vooral ook van /«\'VÉ\'^j.vbelang.
Met de chemie als leidsvrouwe hoop ik op
mijn post hieraan mijn bijdrage te leve-
ren.

I.ITFRAI UUR

1. Ruiter. A.; Visrijke diëten, cholesterol en hart- en vaatziekten. TSO Froject. 6. (!). 10. (1978).

2. Dyerberg, .1., Bang. H. O., Stofferson. E.. Moncada. S. and Vane. J. R.; Eicosapentaenoic acid and
prevention of thrombosis and atherosclerosis?
The Laneel. 15 juH 1978. p. 117.

i. Olsman. W. ,E: Toxische elementen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong 11. l\'oeiHngs-
mithlelenleehnohgie. II. (10). 10. (1978)

4. Par\'izek, J. and Ostadalova. E: The protective effect of small amounts of selenite in sublimate intoxi-
cation.
F.xperiemia. 2i. 142. (1967).

5. Ganther . H. E. and Sunde. M. L.: Effect of tuna fish and selenium on the toxicity of methylmcrcury:
A progress report. ./.
Food Sei.. .W. /. (1974).

-ocr page 271-

6. Hill. C. H.: Reversal of selenium toxieitv in chicks bv mercurv. copper and cadmium. ./. Suir.. 104.
593. (1974).

1. F.l-Begearmi. M. M.. Sunde. M. L. and Cianther. H. E.: A mutual protective effect of mercury and

selenium in .Japanese quail. Pouhry Sei.. 56. 313. (1977).
K. Iwata. H.. Okamoto. H.. and Ohsawa. Y.: Effect of selenium om methylmercury poisoning. Re.s.

Comm. Path, ami Pharmacol.. 5. 673. (1973).
9. Coulson. E. .1.. Remington. R. E., and Eynch. K.M.: Metabolism in the rat of the naturally occurring

arsenic of shrimp as compared with arsenic trioxide. ./. Suir.. 10, 255. (1935).
10. Westöö, G. en Rydalv. M.: Arsenikhalter i vissa livsmedel. Var Focla. 24, (3). 21. (1972).
IE Vos, R. H. de : Additieven en chemische kontaminanten in ons voedsel. Voeding.smiiJclelentechno-
logie. II, (4!). 24. (1978).

12. Mededeling V.H.E V.D.: Residuen door bet gebruik van sulfa. Tijdschr. Diergeneesk.. 103, 562.
(1978).

13. Nouws, .1. E. M. and Ziv, G.: Tissue distribution and residues of some antimicrobial drugs in normal
and emergency-slaughtered ruminants.
Tijdschr. Diergeneesk.. 103 , 725. (1978).

14. Potthast, K.: Probleme beim Räuchern von Fleisch und Fleischerzeugnissen. Die f\'leischuinschafl.
55. 1492. (1975).

15. Dungal. N.: The special problem of stomach cancer in Iceland. J. Am. Med. Assoc.. 178, 789. (1961).

16. Thorsteinsson. Th.: Polvcyclic hydrocarbons in commerciallv and home-smoked food in Iceland.
Cancer. 23. 455. (1967).

17. Nagao. M., Honda, M.. Seino. Y.. Yahagi. F.. and Sugimura, T.: Mutagenicities of smoke condensates
and the charred surface of fish and meat.
Cancer Leners. 2. 221. (1977).

(Buiten verantwoordelijkheid van de redaktie)

Kanttekeningen bij de
Veterinaire homoeopathie

(ieachte Redaktie.

Er valt weinig vóór. maar wel veel tegen

de homoeopathie in te brengen.(zie Tijdschr.

Diergeneesk.. 104. I3i. (1979))

Ik beperk mij tot twee opmerkingen.

In de eerste plaats wil ik er op attenderen

dat het onjuist is dat. zoals de opstellers in

een voetnoot aangeven. Vaccinatie volgens

het Similia principe werkt.

Men kan helaas geen vaccin tegen Afrikaanse

varkenspest verkrijgen door het causale agens

genoegzaam te verdunnen!

\'Ten tweede wil ik erop wijzen, dat indien men

bijv. een verdunning D 30 van natrium sulfaat
bereidt, er zich volgens een eenvoudige reken-
som in een half miljoen liter water zegge en
schrijve één molecuul van genoemd pharma-
con bevindt.

Een ieder zij de bestudering van het zeer
lezenswaardige proefschrift van wijlen prof.
dr. I). K. de .longh. de eerste hoogleraar in de
veterinaire farmacologie, getiteld "Critische
beschouwingen over de homoeopathie". ten
zeerste aanbevolen.

Prof. dr. J. Bogaerdl.
Bleiswijk. februari 1979.

-ocr page 272-

Bevindingen met het
\'SMEDI\'syndroom bij
een opnieuw bevolkt
vermeerderingsbedrijf

Meerdere malen worden wij in de prak-
tijk geconfronteerd met het \'SMEDI\'
syndroom op nieuwe bedrijven of op be-
drijven. die opnieuw bevolkt worden, na
overname van de varkens bij een besmet-
telijke ziekte.

Meestal komt dit probleem tot uiting,
als een aantal gelten gebigd heeft. Het
aantal geworpen gemummificeerde big-
gen is dan voor de eigenaar en ons aan-
leiding het syndroom te bespreken.
In het kader van de bedrijfsbegeleiding
hebben wij de overtuiging, dat het moge-
lijk kan zijn de diagnose eerder te stellen
en adequate maatregelen te nemen zoals
aan het volgende praktijk voorval ge-
ïllustreerd wordt.

Het bedrijf H. te V. is na geruimd te zijn.
als gevolg van Atrofische rhinitis. op-
nieuw bevolkt op 13-5-1978 met dekrijpe
gelten en gelten van 25 kg. van een 3-tal
bedrijven. Eveneens werden 2 dekrijpe
beren aangekocht.

De eerste maanden werden 50 gelten ge-
dekt en waren er maar 3 opbrekers. die
herdekt werden.

Intensieve controle met een ultrasonische
drachtigheidstester beloofde goede resul-
taten.

Plotseling nam het aantal terugkomers
echter onrustbarend toe. Van 11-7-1978
tot 8-8-1978 registreerde de eigenaar 17
terugkomers van de 32 dekkingen.
Onderzoek naar spermakvvaliteit \\an de
beren alsmede een algehele bedrijfsin-
spectie leverde geen afwijkingen op.
waardoor wij de waarschijnlijkheidsdiag-
nose \'SMEDI\' durfden te stellen.
Bij intensieve controle van de drachtige
zeugen met de drachtigheidstester in de
loop der maanden, bleek dat een aantal
gelten die eerst drachtig bevonden waren.

nu een negatieve uitslag lieten zien. Bo-
vendien bleven deze dieren te dun voor
het stadium van de dracht.
Naar aanleiding van deze bevindingen
hebben we in overleg met de eigenaar
besloten een aantal gelten in te spuiten
met 250
ug cloprostenol. rekening hou-
dend met het feit. dat beslist niet alle
biggen gemummificeerd hoefden te zijn.
Het aantal nog levende biggen zou in een
verder stadium van de dracht alsnog
kunnen mummificeren of. indien levend
geboren, zouden deze biggen zo gering in
aantal zijn. dat het oneconomisch zou
zijn deze kleine tomen op te fokken.
De 7 ingespoten gelten bigden allemaal
binnen 48 uur, waarbij maar 5 levende
en een groot aantal gemummificeerde
biggen, van verschillende grootte ge-
boren werden.

Van de aldus behandelde gelten zijn er
5 binnen 2 weken opnieuw gedekt.
De niet behandelde gelten wierpen a
terme met één of enkele gemummificeer-
de biggen.

CONCi.lisil-:

Intensief gebruik van een drachtigheids-
tester kan een hulpmiddel zijn bij het
vroegtijdig diagnostiseren van een
\'SMEDI\' syndroom, waarbij Prostaglan-
dinen een welkom therapeuticum kun-
nen zijn het probleem te verkorten.

(Dierenarisenprakiijk te Geineri)

-ocr page 273-

Algemeen

Wild en Landbouw Bestrijdingsmiddelen

Clausen. B. en Karlog. O.: Degule midlerog Vildtet
Dansk Vet. Tidsskr. 60. (18). 802-805. (1977).

Ciedurende de afgelopen jaren werd in Denemar-
ken een aantal hazen gevonden met een gele verkleu-
ring van de vacht. Bovendien werden dergelijke ver-
kleurde hazen bij poeliers te koop aangeboden.
Er werd aangetoond dat deze verkleuring kan wor-
den veroorzaakt door de herbiciden DNOC (dinitro-
ortho-cresol) en Dinoseb (dinitro-butyl-phenol).
De Deense wet verbiedt sinds november 1976 de
handel in hazen met gele verkleuring van de vacht
omdat het ook voor de volksgezondheid gevaar op
kan leveren.

Er wordt wederom op het gevaar van het gebruik
van bestrijdingsmiddelen in de landbouw gewezen.
Als een alternatief van een algeheel verbod op het
gebruik van DNOC en Dinoseb in de jachtgebieden
\\an de haas wordt het volgende gesuggereerd:

1. Deze bestrijdingsmiddelen pas te gebruiken na
het jachtseizoen.

2. Slechts af en toe een klein gedeelte van het leef-
gebied van de haas te behandelen met deze stof-
fen omdat hazen alleen van besmette gedeelten
zullen eten wjpneer ze m de nabijheid geen on-
besmet voedsel kunnen vinden.

.4. li . van Foreest.

Aap

Het chronisch intraveneus toedienen van
stoffen en het afnemen van bloed bij niet
genarcotiseerde apen

Bedford. .1. A.. Kibbe. A. H.. and Wilson, M. C.:
Chronic intravenous dosing and blood collection in
the unanesthetized monkey,
Pharmacol. Hiochem.
Hehav..
6, 601-602. (1977).

Beschreven wordt een techniek om langdurig ge-
neesmiddelen intraveneus toe te dienen aan apen cn
tevens herhaaldelijk bloed af te nemen.
Onder ketamine anaesthesie wordt een incisie ge-
maakt over de vena saphena ter hoogte van de m.
gastrocnemius. Het distale deel van de vene wordt
afgebonden en via een aangebrachte opening in de
vene wordt een poly-ethyleen catheter geschoven tot
ongeveer } cm onder het hart.
De aap wordt in een apenstoel gellxeerd ener wordt
ecn druppelinfuus op de catheter aangesloten,
Vlen heeft zes weken lang op deze manier met de
apen kunnen werken.

Soms bleek het niet mogelijk bloed te verzamelen.
Doch dit lukte weer wanneer de catheter een stukje
werd teruggetrokken.

na

Na afloop van het experiment werd de catheter te-
ruggetrokken tot ongeveer cm. afgeknipt en dicht-
gesmolten. Dit stukje catheter wordt dan helemaal
teruggeschoven in de vene en distaal hiervan wordt
de vene afgebonden. Dit biedt de mogelijkheid om
dezelfde vene opnieuw te gebruiken. Weer werd dan
een huidsnede gemaakt over de vene. De oude ca-
theter werd verwijderd en een nieuwe ingeschoven.
Deze techniek is met succes bij 20 rhesus- en java-
apen toegepast,

(Ervaringen in ons instituut hebben uitgewezen dat
het gebruik van door-de-naald-catheters voor dit
soort werk zeker zo succesvol en minder tijdrovend
is. Bovendien is het bij gebruik van deze laatste ca-
theters niet nodig de vene af te binden, zodat de-
zelfde vene langer gebruikt kan worden;
Ref.).

A. P ,V/, G. Beriens.

Bacteriologie

Het gevaar van ziekteoverdracht van zee-
zoogdieren naar landzoogdieren: een
overzicht

Smith, A. W.. Neylan, A, V,, Akers. Th, Ci,. and
Gilmartin. W, G,: Hazards of disease transfer from
marine mammals to land mammals a review and re-
cent findings.
Journ. .4m. Vel. Med. As.\'i.. 173, 1131-
1133. (1978).

Het hier gerefereerde artikel komt voor in een spe-
cial issue van het
J.4 getiteld: \'Wildlifeand la-
boratory animals issue\'.

Deze uitgave geeft bijzonder veel informatie over de
meest uiteenlopende onderwerpen en dieren,
In het door Smith en medewerkers geschreven over-
zichtsartikel worden, naast enige virusinfecties (cali-
civirussen). ecn groot aantal bacteriële infecties ge-
noemd. die in de jaren 1972-1977 bij zeczoogdieren.
als dolfijnen, zeeleeuwen, etc, werden gediagnosti-
seerd.

Zo werden de volgende, ook vaak voor landzoog-
dieren en de mens pathogene, bacteriën geïsoleerd:
Ix\'plo.spira inlerrogans var. pomona. Pseudomona.s
mallei, Chslridium chauvoei. Cl. novyi. Sei.s.seria
miico.sa. Klebsiella pneumonia. .Salmonella
spp,
Pasleurella muhocida, etc.

De auteurs wijzen in de discussie op de eventuele ge-
varen voor mens en dier, tengevolge van infecties
met de hiervoor genoemde bacteriën en virussen.
Overdracht van infecties kan nl, vrij gemakkelijk ge-
schieden, omdat de zeczoogdieren zich in een grote
populariteit mogen \'verheugen\' en derhaUe in
groten getale in gevangenschap worden gehouden.

J. Goudswaard.

-ocr page 274-

Immunologie

Chronische actieve hepatitis bij de hond

Strombeck, D. R. and Gribble, D.: Chronic Active
Hepatitis in the dog.
J. Am. Ver. Med. .4,v,v., 17.\\ SHO
JS6. (1978).

Chronische actieve hepatitis bij de mens is een niet
zeer zeldzaam voorkomende auto-immuun ziekte.
In verband met de
Pathogenese van deze ziekte
wordt
wel gedacht aan virus hepatitis (Au antigeen;
Ref.). De auteurs beschrijven nu een vorm van chro-
nische actieve hepatitis bij de hond. Inde publikatie
worden in totaal 11 honden beschreven met klini-
sche en histopathologische verschijnselen bevin-
dingen die de diagnose \'chronische actieve hepatitis\'
rechtvaardigen. Het onderzoek vond in Californië
plaats.

Vooral de histologische afwijkingen worden uitvoe-
rig beschreven. In dedi.scussie wordt ingegaan op de
aetiologie Pathogenese (infectieuse hepatitis) van
de ziekte, terwijl ook de door de auteurs ingestelde
therapieën (dieetmaatregelen, corticosteroiden) de
revue passeren. (Hoewel de schrijvers meedelen dat
bij de mens het aantonen van antilichamen tegen
glad spierweefsel en mitochondriën en een positieve
ANF belangrijk zijn voor de diagnostiek, hebben ze
deze tests bij de door hen beschreven honden in het
geheel niet uitgevoerd. Een belangrijke \'omissie\';
Ref).

J. Guud.swaard.

Konijnen

E. coli en diarrhee bij l<onijnen

Prescott, .1. E.;
the rabbit. I
et.

Esehe
Path..

iehia etili and diarrhoea in
15. 2.^-248. (1978).

Een uitbraak van diarrhee bij 5-8 weken oude.cocci-
diënvrije konijnen leidde tot 7()\'"i sterfte. Oudere
dieren werden zelden aangetast.
Meerdere dieren werden dood gevonden, zonder
voorafgaande verschijnselen.
Bij sectie bleken de caeca bedorven ruikende, wate-
rige. bruin gekleurde inhoud te bevatten. Een enkele
keer waren er puntbloedinkjes. Leversen milten wa-
ren gezwollen en gestuwd. Mesenteriale lymphklie-
ren waren gezwollen. Histologisch toonden de caeca
een duidelijke typhlitis. Ook ileum en colon waren
wat ontstoken.

Uit alle konijnen werden E. co//0153 geïsoleerd,die
géén enterotoxinen produceerden.
De ziekte kon experimenteel worden gereprodu-
ceerd met intra-intestinale inoculatie van zowel
mengsels van aëroob en anaëroob uit zieke geïso-
leerde bacteriën als van reincultures van
E. eoli
0153.

Vergelijkbare veranderingen konden worden opge-
wekt met intraveneuze injectie van een extract der
bacteriestammen.

Iedere invloed die leidt tot snelle vermenigvuldiging
van
E. coh in het caecum van konijnen kan resulte-
ren in typhlitis en diarrhee.

P. Zwart.

Muis

Hexamitiasis in een kolonie laborato-
rium muizen

Elatt, R. E.. Halvorsen, .1. A„ and Kemp, R. E; He-
xamitiasis in a laboratory mouse colony.
Eah.
Anim. Sei..
28, 62-65. (1978).

Uitbraken van Hexamitiasis bij laboratorium mui-
zen worden regelmatig beschreven. Meestal betreft
het muizen van 3-6 weken oud en de typische klini-
sche symptomen zijn; depressie, gekromde houding,
ruw baarkleed en een verminderde groei. Soms
wordt diarree en een uitzetting van de buik gezien.
De mortaliteit varieert van 20-50ÇÏ. EX\' diagnose
wordt gesteld aan de hand van de afw ijkingen van de
dunne darm en de zeer vele
He.xamita niuri.s. die in
de inhoud aanwezig zijn.

Hier wordt een uitbraak beschreven bij jonge mui-
zen van 3-4 weken met bovenvermelde symptomen
zonder diarree. De sterfte liep op tot 50\'7.
Histologisch en electronen microscopisch konden
de Hexamita behalve in de crypten van de dunne
darm, ook tussen de epitheelcellen en in de I.amina
propria in grote aantallen aangetoond worden.
De dieren werden behandeld met dimetridazol
(0.04% in drinkwater) gedurende 7 dagen, levens
werd het aantal dieren per oppervlakte-eenheid ver-
kleind. l erecht stelt de auteur het effect van de me-
dicamenteuze behandeling ter discussie, te meer
daar minimaal tot 3 maanden na de behandeling
nog steeds Hexamiten gevonden werden.
Dat de problemen na de behandeling verdwenen
waren, is vermoedelijk dan ook toe te schrijven aan
de verlaagde huisvestings dichtheid.

G. .U. norrestem.

Proefdieren
Anaesthesie

Buelke-Sam. ,1., Holson, .1. E.. Bazare. .1. ,L, and
Voung, .1. E,; Comparative stability of physiological
parameters during sustained anesthesia in rats.
Lab.
Anim. Sci..
28. 157-162. (1978).

N\'ijf verschillende anaesthetica of combinaties zijn
onderzocht bij vrouwelijke random bred ratten;
urethaan (1.0 gram kg). pentobarbital-Na (40
mg kg), pentobarbital-Na (40 mg kg) atropine

-ocr page 275-

(80 n kg), Inactin® (een thiobarbituraal) (XO
mg kg) en ether Inactin (80 mg kg). Alle midde-
len behalve ether werden intraperitoneaal toege-
diend. De dieren werden tijdens de anaesthesie be-
ademd (gemiddeld ademvolume 1.8 ml).
De diepte van de anaesthesie werd gemeten aan re-
llexactiviteit en spierspanning hetgeen bij pentobar-
bital aanleiding gaf na 65 min. nog een dosis van 10
mg kg bij te geven. Na een half uur. een uur. twee
uur en drie werden hartfrequentie, systolische en di-
astolische druk gemeten en werd in arterieel bloed
pH. pCO;. pO; en de biearbonaatconcentratie be-
paald.

Ten aan/ien van genoemde parameters werden bij
urethaan geen veranderingen gevonden in de loop
van de drie uur. Bij gebruik van pentobarbital na-
men hartslag, systolische en diastolische druk af. en
liepen de pH. de pO,. pCO, en de biearbonaatcon-
centratie terug. Het toevoegen van atropine kon
de/.e veranderingen niet voorkomen.
Ook bij gebruik van Inactin liepen de/.e parameters
terugdoch niet /o sterk als bij pentobarbital. Boven-
dien was dit teruglopen nog geringer indien de ana-
esthesie gëinduceerd werd met ether. Schrijvers ge-
ven aan dat urethaan het beste narcosemiddel is.
doch alleen voor acute experimenten, daar de dieren
/eer lang blijven nasiapen en vaak ten gevolge van
afkoeling en longoedeem sterven. Voor experimen-
ten waarbij ratten moeten ontwaken is Inactin® te
prefereren boven pentobarbital.

A. P. M. G. Benens.

Rund

Overerving van een afwijking in de
klauwvorm

(ilicken. A.. Kendrick. .1. W.: Hoof overgrowth in
Holstein-l-riesian dairy cattle. ,/.
Herecliiv, (tH. JHó-
J90. (1977).

Dc auteurs beschrijven de overerving van een afw ij-
king in de klauwvorm op een groot melkveebedrijf
in Californië.

De afwijking, welke bij een deel van de veestapel
voorkwam, bestond uit een lange naar binnen ge-
draaide teen en een over de zool heen groeien van de
buitenwand van de klauw.

Deze klauwen bleken in de praktijk ontvankelijk
voor kneuzingen en het optreden van pododermati-
den. Voortdurende klauwverzorging bleef nodig.
De vervorming bestond in allerlei gradaties van
ernst. In de regel vertoonde een dier de afwijking
aan alle vier de klauwen; wel waren de achterklau-
wen meestal het ernstigst aangetast.

De leeftijd speelt ook een rol. Pas als de dieren 5 ä 6
jaar oud /ijn. zijn de vervormingen het duidelijkst.
Om de overerving na te gaan zijn de koeien gegroe-
peerd naar vader en maternale grootvader. Op
grond van de verdeling van de koeien binnen deze
groepen in normaal en abnormaal (dus met de
klauwvormafwijking) komen de auteurs tot de con-
clusie dat het een kwantitatief kenmerk betreft, dat
zich in principe op gelijke wijze gedraagt als een en-
kelvoudig autosomaal recessief gen.
I5oor het geringe aantal dieren (en de ondoorzich-
tige statistische verwerking;
Ref.) is echter enige
voorzichtigheid met betrekking tot deze conclusie
nodig.

D. J. Peter se.

Varken

Het effect van schimmelig voer, dat ze-
aralenon bevat, op drachtige zeugen

Shreeve, B. J.. Paiterson, D. S,.P., Roberts, B. A.,
and Wrathall. A, E,; Effect of mouldy feed contai-
ning z.earalenone on pregnant sows.
British Veteri-
nary Journal,
134, (5). 421-427. (1978)

Miller (1977) wees zearalenon (E-2 toxine) aan als
veroorzaker van kleine worpen, doodgeboren big-
gen en \'splayleg\' biggen, (Zearalenon is mycotoxine
van Fusariuin op mais, tarwe en andere granen;
Ref).

1 Ciezonde eersteworps zeugen van 8-12 maanden
( 1 .il nd race-cross) werden voor de proef gebruikt. Ze
werden door dezelfde beer gedekt, individueel ge-
huisvest op B,Ü,C.M. voeder en op I na. die als con-
trole diende, allen vanaf 2e dag na dekken gevoerd
met experimenteel dieet. Uit de praktijk kwam na-
tuurlijk beschimmeld voer (tarwe). Dit voer na ver-
werkt te zijn tot een evenwichtig samengesteld voer
2,2 gr gr zearalenon 3, I-I, 5 gr gr. Het controle
voer was vrij.

.Mie zeugen bleven klinisch gezond gedurende
dracht en vertoonde geen afwijkingen post mortem.
63 Biggen werden uit experimentele zeugen gebo-
ren.

2 Biggen van iedere worp werden geseceerd en orga-
nen gewogen. Milt en ruggemerg gewichten waren
hoger dan controles; hypophyse, schildklieren nier
lager.

In leverweefsel en melk van de zeugen werd geen
mycotoxine gevonden, ook niet in serum en urine.
In deze proef bleek geen oestrogeen effect bij biggen
noch effect op voortplanting. Hoewel deze zeugen 5
mg zearalenon per dag hadden opgenomen, dat 3 tot
4 X zo hoog was als door Miller werd toegepast, kon
geen schade gevonden worden.
(Zie ook overzichts artikel van Eerrando in
Sehw.
Arch.f. Tierh..
1978; Ref)

K. J. Voûte.

-ocr page 276-

Varken

Diarree bij kunstmatig met rota-virus be-
smette biggen

Izipori, S.. Williams. I. H.: Diarrhoea in Piglets
Inoculated with Rotavirus.
Auslral. Vet. J.. 54. 4.
(1978).

Een rota-virus, dat géisoleerd werd na een uitbraak
van diarree bij kunstmatig opgefokte biggen werd
oraal toegediend aan gnotobionten. aan biggen, die
.16 uur na de geboorte waren afgespeend en aan big-
gen. die bij de zeug bleven.

Vier opeenvolgende passages van het virus in gnoto-
bionten veroorzaakten ernstige diarree binnen 20-
24 uur na de toediening. De diarree duurde meer-
dere dagen, met als gevolg: dehydratie. vermagering
en sterfte. Het virus kon in de mest van de géinfec-
teerde biggen electronisch-microscopisch worden
aangetoond. Biggen bij de zeug. die oraal met virus
werden besmet kregen weinig of geen diarree na een
incubatietijd van i dagen, terwijl de kunstmatig op-
gefokte biggen een matige tot ernstige diarree kre-
gen. die .VS dagen duurde en gepaard ging met
sterfte.

Bij deze laatste groep biggen kon men het virus
eveneens aantonen tussen dagen na de besmet-
ting.

Biggen die de eerste besmetting hadden overleefd en
10 of 17 dagen daarna nogmaals werden besmet ver-
toonden geen klinische verschijnselen.
Uit deze proeven blijkt dat het virus een primaire
oorzaak van diarree bij biggen kan zijn en dat kunst-
matig opgefokte biggen vatbaarder zijn voor een
darminfectie dan biggen bij de zeug.

C . D. 8. .SijpketLS.

rttkalc

Voedingsmiddelen
Runderslachtlijn I: een kritiek

Marot A.: Kritischer Rückblick auf die \\e
Rmderslachtung. .S C/, 8.
260-263. (1977).

In dit artikel maakt Marot kritische kanttekeningen
bij het hangend slachten van runderen, waarbij de
runderen zich in een verticale stand bevinden.
Naar hem is gebleken is de uitbloeding bij dieren die
zich in horizontale stand bevinden ongeveer 2.V;;
groter dan bij verticaal hangend verbloeden, het-
geen vermoedelijk veroorzaakt wordt door de ±
60c; langer durende hartwerking.
Hangend onthulden geeft nogal wat kans op conta-
minatie, welke, zoals men bij het slachten in het 3 fa-
sen systeem kan vaststellen, niet optreedt als men
die dieren horizontaal slacht.
De borstbeenzaag kan aanleiding geven tot bezoe-
deling als de pens wordt beschadigd. Dit komt door-
dat deze bij hangend slachten op het middenrif en
het borstbeen drukt. Deze moeilijkheid komt bij ho-
rizontaal slachten niet voor.

Het verwijderen van maag en darmen gaat eenvou-
dig. Er zijn twee podesthoogten nodig, een voor het
losmaken van de endeldarm en een voor het uithalen
van maag en darmen. Contaminatie van het maag-
darmpakket of het vlees is haast niet te vermijden,
flct doorzagen van runderen in verticale stand is
niet ideaal. Hel zaagsel verontreinigt het dier en is
moeilijk te verwijderen, terwijl een deel van het
zaagsel tegen een scherm moet worden opgevangen.
Bij de gebruikelijke runderslachtlijnen is tamelijk
veel ruimte nodig. ± 3 mtr. per arbeidsplaats. Bo-
vendien moet op verhogingen gewerkt worden wat
de bewegingsmogelijkheden beperkt.
Op grond van deze overwegingen heeft Marot een
runderslachtlijn ontwikkeld waaraan de dieren ho-
rizontaal worden voortbewogen.
De hierboven genoemde nadelen worden daarmee
opgevangen. Bovendien zou deze lijn kosten bespa-
rend in investering, gebruik en onderhoud zijn.

A. F. R. ter Schure.

Voedingsmiddelenhygiëne

Runderslachten II: een alternatief

Marot A.: Eine horizontale Slachtlinie lur Rinder.
■ST /, 9,
291-297. (1977)160

Ondereen horizontale slachtlijn verstaat Marot een
slachtlijn waaraan de karkas,sen hangend aan de vier
e.xtrcmitciten worden voortbewogen.
Slachten op deze wijze heeft veel voordelen.
De voornaamste zijn: betere uitbloeding; hygiëni-
scher onthulden; minder kans op bezoedeling van
hct borstbeen bij hct doorzagen; uithalen van het
maag-darm pakket veel eenvoudiger door het dier te
kantelen; hct doorzagen kan op eenvoudige wijze
met een lintzaag (minder zaagsel op het dier en ge-
makkelijkere opvang van zaagsel mogelijk); geen
podesten nodig.de bewerkingen kunnen staande op
de begane grond worden uitgevoerd.
Deze methode van slachten werkt kostenbesparend
dooidal:

le Met minder personen een bepaalde produktie
bereikt kan worden (met 1 I personen kunnen 45
runderen per uur geslacht worden).
2e De baanlengtc 65\'7 korter kan zijn dan bij verti-
caal slachten.
3c Dc hoogte van het gebouw niet zo hoog hoeft te
zijn.

In dit artikel wordt duidelijk aangegeven op welke
wijze de horizontale slachtlijn werkt en wordt met
cijfers en grafieken de arbeidsbesparing aanneme-
lijk gemaakt.

(Hct is interessant van deze ontwikkeling kennis te
nemen en zich op deze wijze van slachten te bezin-
nen. Wel blijft voor mij dc vraag of de nek tijdens het
transport de vloer niet raakt;
Ref.)

A. F R. ler Sehwe.

-ocr page 277-

First European Conference
on the Protection of Farm
Animals

Eerste Europese Conferentie over het
welzijn van de produktie-dieren -17 en 18
april 1979, RAI Congres Centrum,
Amsterdam

Programme

Day I

09.00 Registration and Coffee
10.30 OFFICl.AL OPENING

The Purpose of the Conference

Philip Brown.

Chairman of the Conference.

11.00 CATTLE PRODUCTION AND WEL.-
FARE

Chairman: ir. M. G. Wagenaar Hummelinck.
Chairman. Scientific Commission on Intensive Li-
vestock of the Dutch SPCA.

The Relationship between Farm Conditions and
Health and Welfare Problems in Cattle

Dr. Fernand l.omba.

Chef de Eravau.K. Large Animal Pathology and Cli-
nics. Faculty of Veterinary Medicine. University of
Liège. Belgium.

The Behaviour of Calves and their Behavioural Re-
quirements with Regard to .Animal Protection

Prof. dr. dr. Hans Hinrich Sambraus.
Professor of Ethology. Institute for .Animal Breed-
ing, University of Munich,

Some Aspects on the Keeping and Feeding of Cal-
ves from the Point of View of Animal Protection

Prof, dr, H Bogner.

Duector Bayerische Landesanstalt für lier/ucht.
W, Germany,

Veal Production: .An Attempt to Review the Subject
Objectively

Dr, Nicolas Steenkamer,

■Assistant Managing Director. Denkav it Internatio-
nal. the Netherlands,

W hy the Consumer Wants White Veal

Dr, (j, Vandenburg,

Director, Wessanen International. Nantes. France,

The Welfare of Cattle

Henk Lambert/.

Member of the Board of the Nederlandse Vereni-
ging tot Bescherming van Dieren,

Discussion
13,00 Lunch

m

14 ,30 POULTRY PRODUCTION AND WEL-
FARE

Chairman: Herrn min, dir. prof. dr. Eckerskorn.
Chief Veterinary Officer. West Germany.

The responsibility of the Consumer

Mme Mary Paravicini.

Member of the Grand Council of the City of Basle,
flonorary President of Migros Corporation and
Member of the Swiss Administration.

Poultry Production and Welfare

Dr. David Sainsbury.

f.ecturer in Animal Health. University of Cam-
bridge. U.K.

Kxterior of Egg-Layers in Intensive Systems

Prof. Hendrik B. Simonsen.

Associate Professor. Royal Veterinaryand Agricul-
tural University. Copenhagen.

Environmental Preference Studies in the Hen

Dr. Marian Dawkins.

Department Administrator in .Animal Behaviour.
IX\'pt, of Zoology. O.xford University. U,K,

Behaviour of the Hen in Different Environments

Dr, Barry Owain Hughes.

Principal Veterinary Research Officer. Agricultural
Research Council. Poultrv Research Centre. Edin-
burgh. U,K,

Evaluation of Different Environments for Laying
Hens

Prof, dr, Rose-Marie Wegner.
Director. Institut für Kleintierzucht Der Bundesfor-
schungsanstalt für Landwirtschaft Braunschweig-
Völkenrode. Celle. West Germany,

16,-30 Lea Break

17,00 The Poultry Farmer

Dr, Werner Thomann.

Director, Schweizerische Geflügelzuchtschule.
Ecolc Suisse d\'aviculture, Zollikofen, Switzerland.

C ommercial Egg Production: the Producer\'s Stand-
point

Yding Sorensen.

Head of the Bureau of the Committee for Agricul-
ture. Landbrugsraadet. Copenhagen, and COPA
Nominee.

Discussion

Day 2

09.30 PIG PRODUCI ION AND W El.FARE
Chairtiian: Michael Pittaway,
Veterinary Surgeon and Chairman of the Farm Li-
vestock Advisory Committee of the Royal Society
for the Prevention of Crueltv to Animals. U.K.

-ocr page 278-

Production Hazards in Technically Advanced Con-
nnement Systems for Pigs

Dr. Jargen B. Ludvigsen,

Head of Veterinary Research, National Institute on
Animal Science, Copenhagen and President of the
Commission on Animal Management & Health,
European Association for Animal Protection,

Observations on Fattening Pigs over 1300 Hours

Dr. Gerrit van Putten.

Ethologist, "Schoonoord\' Research Institue for
Animal Husbandry, Zeist, the Netherlands.

Health and Welfare Considerations in Modern Pig
Production

ProE Ingvar Ekesbo,

Professor of Animal Hygiene, Royal Veterinary
College, Skara, Sweden,

Coffee Break

Chairman: Michael Stockman,

President, British Veterinary Association.

The Management of Health & Welfare in Intensive

Pig Husbandry

ProE Ole Aalund,

Professor of Preventive Medicine, Royal Veterinary
& Agricultural University, Copenhagen and Nomi-
nee of EAAP.

Discussion

13.00 Lunch

14.30 The Role of the Federation of Veterinarians
of the E.E.C. in Animal Welfare

Dr. Eluibert Adriaan van Riessen,
Head of Veterinary Departinent of ACF Chetnie-
farma and President of the Committee on Animal
Welfare of F.V.E.

EHE ROLE OF EUROPEAN INSTITU l IONS
Chairman: Dr. Sven Rasmussen.
President, Danish Veterinary Association, and Pre-
sident Elect, F.V.E.

The Role of the European Commission in Animal
Welfare

Dr. Hans Jorgen Bendixen,

Head of Division for Harmonization of Laws and
Regulations Relating to Veterinary Matters and
Zootechnics, DGVI .Agriculture, E.E.C.

The Role of the European Parliament in Animal
Protection

Dr. Hans Nord,

Secretary General, The European Parliament.

Treaty Making for Animals Welfare

Dr. Frits W. Hondius,

Head of the Division of Public Law, The Council of
Europe.

16.10 Tea Break
16.30 Discussion
CONFERENCE RESOLUTIONS

Van: Ehe Congress Secretary, First European
Conference on the Protection of Animals, Manor
House, Causeway, HORSH.AM Sussex. Engeland.

Simultane vertaling

De officiële kongrestalen zijn nederlands. engels,
frans en duits en simultane vertolking wordt ver-
schaft in alle vier talen tijdens deze twee dagen.

Inschrijving

De kosten van inschrijving bedragen ƒ 100,00, Dit
bedrag geeft recht op toegang tot alle sessies van de
Konferentie op 17 en 18 april. Er is geen verlaagd ta-
rief voor aanwezigheid op slechts één dag of een ge-
deelte van een dag.

I^ate inschrijving

Er zijn faciliteiten voor late inschrijving bij de Re-
ceptie in het RAI Centrum, geopend op heidedagen
van 8.30-18.00 uur. Late inschrijvingen moeten be-
taald worden in Nederlandse guldens.

Accommodatie

Blokreserveringen zijn verzorgd in een aantal goede
hotels dichtbij het Koniërentie Centrum voor de
nachten 16, 17 en 18 april.

Voordelige tarieven zijn verkregen voor de gedele-
geerden van de Koniërentie. Deze bedragen per
nacht:

I 2-pers. kamer met ontbijt - / 136,00
1 1-pers, kamer met ontbijt - ,/ 98.00

Aanvragen voor 2 of 1-persoonskamers onder ver-
melding van de naam van de Konferentie te richten
aan:

De heer Bour, Het Nationale Reservermgs Centrum
(N.R.C.) P.O. Box 3387, 1001 A.D.. Amsterdam,
Nederland.

Vroege aanvrage wordt aanbevolen daar hotelka-
mers in Amsterdam omstreeks Pasen moeilijk ver-
krijgbaar zijn.

Sociaal programma

Momenteel worden twee excursies voorgesteld:

a. Een tocht door .Amsterdam met een Kanaal-
boot (le dag)

b. Een tocht door de Hollandse Bloembollen-
velden (2e dag)

Er is een receptie (details \\olgen) op 17 april
\'s avonds, toegang gratis voor alle gedelegeerden.

-ocr page 279-

Opheffing entgebieden
varkenspest per 1 maart

Gezien de verminderde vari<enspest-drei-
ging uit aangrenzende \'Kreisen\' in de
Bondsrepubliek zullen de entgebieden
Aalten/Winterswijk en Sittard Susteren
Oost per I maart worden opgeheven.
Gelijktijdig zal het verbod tot invoer van
mest uit de Kreis Heinsberg worden In-
getrokken.

.AKRIK.AANSF VARKENSPFST
Portugal

In 20 districten van Portugal werden in december
352 bedrijven besmet met Afrikaanse varkenspest,
üp deze bedrijven waren 2328 varkens aanwezig,
waarvan er 1157 aan de ziekte stierven en 1171 wer-
den afgemaakt.

Italië

Zoals in het Tijdschrifi voor Diergeneeskunde van
15 februari jl. reeds is gemeld, had er gedurende de
eerste vijftien dagen van januari (4 januari) op Sar-
dinië (Provincie N\'uoro) een uitbraak van Afri-
kaanse varkenspest plaats. Het betrof het eerste ge-
val na een periode van drie maanden, waarin de
ziekte niet werd gesignaleerd. Een varken, behorend
tot een vrij rondzwervende kudde in de gemeente
Arzana, is waarschijnlijk in contact gekomen met
de over het hoofd geziene en dus niet verwijderde
overblijEselen van dode varkens in de nabije ge-
meente Desulo, Nadat laboratoriumonderzoekin-
gen de pathologische diagnose hadden bevestigd,
zijn ongeveer 2,500 varkens en wilde zwijnen in en
rondom de aangetaste zóne afgemaakt en vernie-
tigd.

Haïti

Nadat het buurland de Dominicaanse Republiek
medio vorig jaar reeds was getroffen door Afri-
kaanse varkenspest, blijkt de ziekte nu ook tot Haiti
te zijn doorgedrongen. Volgens een communiqué
van 26 januari zijn in dat land veel gevallen van Afri-
kaanse varkenspest gemeld, vooral in het Artibonite
dal en de streek Arcahaie,

Het Plum Island laboratorium bevestigde de diag-
nose, waarna men is overgegaan tot het toepassen
van de volgende maatregelen:

een vervoerverbod voor varkens vanuit een ge-
bied bestaande uit Gonaives. Marchand, Petite
Rivière de l\'Artibonite. Verretes, Mirebalais.
Thomazeau. Ganthier. Fonds Parisien, Croix-
des-Bouquets. Kenscoff. Léogane, Port-au-
Prince, Arcahaie en St, Marc, naar andere plaat-
sen streken van het land,
het onder quarantaine plaatsen van de in de na-
bijheid gelegen eilanden la Gonave. la Tortue.
ITle à Vache en Cayemittes, teneinde deze te be-
schermen tegen de epizoötie.
vernietiging door verbranding — van alle var-
kens die dood worden aangetroffen op fokke-
rijen en desinfectering van die bedrijven.

MOND- EN Kl.AUWZEER
.Argentinië

Over januari 1979 bedroeg het aantal uitbraken van
mond- en klauwzeer in Argentinië 79, waarvan
22 in
Buenos Aires, 5 in Pampa, 16 in Santa Fe, 10 in
Cordoba, 8 in Entre Rios. 10 in Corrientes, 2 in
Chaco, 2 in Salta en 4 in Rio Negro,

Maleisië

De Veterinaire Dienst te Kuala Lumpur deelde op
23 januari mee dat in oktober 1978 in Maleisië voor
het eerst sinds 1972 weer mond-en klauwzeer is uit-
gebroken, Het betreft hier een ernstige uitbraak die
bestreden wordt met strenge zoö-sanitaire en stamp-

rfl

Van de Veterinaire Hoofdinspectie van de
Volksgezondheid tevens Directie van de
Veterinaire Dienst

-ocr page 280-

VESICUI.AIRE VARKENSZIEKTE
Groot-Brittannië

In een telegram van 6 februari jl. maakte de Britse
Veterinaire Dienst melding van een uitbraak vanve-
siculaire varkensziekte in I..axton. nabij Boothferry,
in het graafschap Humberside. Alle besmette var-
kens en degene die met hen in contact zijn geweest,
zijn afgemaakt.

Men heeft strenge sanitaire maatregelen genomen
en is een onderzoek naar de oorsprong van de uit-
braak begonnen.

ing-out maalregelen. in het kader waarvan tot op
heden 14.000 dieren zijn vernietigd.
Men heeft de ziekte, die vanuit Thailand is overge-
komen. thans bijna onder controle.

Over het tweede halfjaar van 197X deden zich in
Europese landen de volgende aantallen gevallen
van besmettelijke dierziekten voor.

Mond- en klauwzeer

Italië

Joegoslavië
Oost-Duitsland
Turkije
Rusland

Varkenspest

Erankrijk
Italië

Joegoslavië

Portugal (opgave over juli t m sept.)
Spanje (opgave over juli t m okt.)
Rusland (opgave over juli t m okt.)
West-Duitsland

27
2
1

560
10

16
28
4.t
42
8
2

7.3

BESMETTEI.EIKE DIERZIEK EEN
IN EUROPA

1 geval
3 gevallen

7 gevallen in 6 gemeenten
7 gevallen
3 gevallen

9 gevallen in 8 gemeenten

2 gevallen

Schurft

Eotaal 27 gevallen in 20 gemeenten
Groningen 2 gevallen

Friesland
Overijssel
Gelderland
Utrecht

Noord-Holland

Zuid-Holland

Zeeland

Rotkreupel

l otaal 28 gevallen in 20 gemeenten.

Friesland 14 gevallen in 10 gemeenten

Drenthe 9 gevallen in 6 gemeenten

Gelderland 1 geval

Zuid-Holland 4 gevallen in 3 gemeenten

Miltvuur

Zuid-Holland

1 geval

i geva..t..
4 gevallen in 3 gemeenten
I geval

1 geval

3 gevallen

12 gevallen in 7 gemeenten

2 gevallen

2 gevallen in I gemeente
.Afrikaanse varkenspest

BESMETTELIJKE DIERZIEK EEN

Dierziektenbulletin Nr. 2 van de Veterinaire Dienst
over hel tijdvak 16 tot .31 januari 1979 vermeldt
de volgende aantallen gevallen van aangifieplich-
tige besmettelijke dierziekten in Nederland.

Atrofische rhinitis

l otaal 32 gevallen in 30 gemeenten.

Groningen

Drenthe

Overijssel

Gelderland

Utrecht

Noord-Brabant
Limburg

Italië 7

Portugal (opgave over juli t mokt.) 763

Spanje (opgave over juli t m nov.) 583

V esiculaire varkensziekte

Oostenrijk I

West-Duitsland 1

Pseudo-vogelpest

België 5

Griekenland (opgave over juli t mokt.) 42

Italië 54

Joegoslavië 100

Oostenrijk 2

Roemenië 3

Spanje (opgave over juli t ni okt.) 5

1 urkije (opgave over juli t m okt.) 56

Rusland (opgave over juli t m okt.) 35

West-Duitsland 1

Zwitserland I

l uberculose bij runderen

Bulgarije (opgave over juli t m nov.) 1

Griekenland (opgave over juli t m okt.) 1 15

Hongarije 9

Joegoslavië 83

Roemenië I

West-Duitsland 23

Zwitserland 5

Brucellose bij runderen

Frankrijk 5882

Hongarije 20

l.u.xemburg I

Turkije (opgave over juli t m okt.) 5

West-Duitsland 31

Zwitserland 1 1

-ocr page 281-

Miltvuur

Albanië (opgave over juli en aug.)
België

Bulgarije (opgave over juli t m nov.)

Denemarken

Irankrijk

(iriekenland (opgave over juli t m okt.)

(iroot-Briltannië

Hongarije

Italië

.loegoslavië

Nederland

Oostenrijk

l\'olen

Roemenië

Spanje (opgave over juli t m okt.)
l urkije (opgave over juli t m okt.)
Rusland (opgave over juli t m okt.)
West-Duitsland
Zwitserland

Infecticu/e anaemie bij paarden

I\'rank rijk
West-Duitsland

Schaapspokken

Turkije (opgave o\\er juli t m okt.)

Brucellose bij schapen en geiten

Irankrijk

(iriekenland (opgave over juli t m okt.)

1.1

5

1

6
16.1

24
3
26
I I
13
1

2
5
7

147
76
7
I

304

IO.S
64

Rabies

België 21

Bulgarije (opgave over juli t m nov.) 2

Denemarken 125

Irankrijk 521

(iriekenland (opgave over juli t m okt.) I

Hongarije 425

Italië 76

.loegoslavië 72

l.u.xeniburg 24
Oost-Duitsland (opgave over juli ( ni sept.) 361

Oostenrijk 1702

l>olen 607

Roemenië 82
rsjecho-Slowakije (opgave over juli t m okt.) 186

Turkije (opgave over juli t mokt.) 390

Rusland (opgave over juli t m okt.) 488

West-Duitsland 1959

Zwitserland 655

Schurft bij schapen en geiten

Denemarken 14

Frankrijk I

(iriekenland (opgave over juli t m nov .) 4

(iroot-Brittannië 7

Nederland 50

Oostenrijk 7

Polen \' 52

I urkije 6

West-Duitsland 12

Zwitserland 13

Kwade droes bij paarden

lurkije (opgave over juli t m okt.) 8

f|Q

Studenten Werkgroep Mens-I )ier-Maatschap-
pij. discussieavond: \'De dierenarts met de
billen bloot". Utrecht, aanvang 20.00 uur(pag.
157).

Kring van Dierenartsen \'De (ielderse Vallei\'.
Vergadering.

Afd. Noord-Brabant K.N.M.v.D. l\'rov. (ic-
/ondhcidsdienst Boxtel: werkvergadering
var-
kens.

8 I agung über Krankheiten der N\'ögcl. Fach-
gruppe \'CieflügeT der D.V.(i.. Universität
München (pag. 140).

DSK Symposion: \'Diergeneeskunde cn spe-
cialisatie\'. Blauwe Zaal. Transitorium I. De
Uithof. Utrecht, (pag. 254)
(iroep Pluimvecwetenschappen K.N.M.v.D.
1.eden vegade ring. I\'hilips-Ontspanningsccn-
trum. Findhovcn. Aaanvang:a. Huishoudelijk
gedeelte 10.3(1 uur. b. Wetenschappelijk ge-
deelte 13.30 uur. (pag. 252)
Klinische Avond Kliniek voor Kleine Huis-
dieren (pag. 89).

Maart:

9 10 \'Fquitania\'. Tagung über l\'ferdekrank-
hcitcn(pag. 1.103 en 1326 (1978)).

12 14 Course \'Current .Awareness of Zoonotic
Diseases\'. Roval Societv of Medicine. London
(pag. 1276 (1978)).

13 \'Varkensdag\' - Ned. Zoötechnische Vereni-
ging. (pag. 2.10)

13 Kring\'Noord-Holland boven het 1.1\'. Vergade-
ring \'het Oude Slot\' (Markt) tc Sehagen. aan-
vang 20.30 uur.

15 Afd. Noord-Brabant K.N.M.v.D. Prov. (ie-
/ondhcidsdienst Boxtel: werkvergadering
kleine huisdieren.

20 Afd. (ielderland K.N.M.v.D. Afdelingsverga-
dering.

22 Vereniging van Directeuren van (Iemeente-
lijke Slachthui/en en Vleeskeuringsdiensten
Nederland. Ledenvergadering.

23 Symposium Vereniging voor Immunologie:
Symposium over \'Complement\' (pag. 1216
(1978) en pag. 64).

23 24 \'Homoeopathie voor dierenartsen\' - cur-
sus georganiseerd vanuit A T.F. (Akademie
lür tieriir/tl Fortbildung). Inlichtingen bij
Contactgroep Vet. Homoeopathie Ned.

-ocr page 282-

April:

3 Afd. Noord-Brabanl K.N.M.v.D. Prov. Cie-
zondheidsdiensl Boxtel: werkvergadering
schapen.

5 - 8 DVG-kursus. Bad Nauheim (pag. 771
(1978)).

6—8 B.S.A.V.A. 22nd Congress, l.ondon(pag.
955(1978)).

10 Kring \'Noord-Holland boven het 1,1\'. Ver-
gadering \'het Oude Slot\' (Markt) te Schagen.
aanvang 20..30 uur.

17 Kring van Dierenartsen \'De Gelderse Vallei\'.
Vergadering.

17-18 Eerste Europese Conferentie over het wel-
zijn van de produktie-dieren, RAI Congres-
centrum, Amsterdam (pag, 142 en 245).

24 Afd. Noord-Brabant K.N.M.v.D. Prov. Ge-
zondheidsdienst Boxtel: werkvergadering
pluimvee.

26 Groep Geneeskunde van het Rund K.N.M .v.D.
Eedenvergadering.

26 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering Beatrix-gebouw, Jaar-
beursplein, Utrecht, aanvang 20,00 uur.

26 Groep Volksgezondheid K.N.M.v.D. Leden-
vergadering, Jaarbeursgebouw,
Utrecht.

Mei:

8 Kring \'Noord-Holland boven het IJ\'. Verga-
dering \'het Oude Slot\' (Markt) te Schagen,
aanvang 20.30 uur.

17 A.e.V.-Controle: traditionele studiedag. Cul-
tureel Centrum \'De Reehorst\'. Bennekomse-
weg 24, Ede (Gld.).

17 Vereniging van Directeuren van Gemeente-
lijke Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten
Nederland. Ledenvergadering.

17 Afd. Noord-Holland K.N.M.v.D. Afdelings-
vergadering. Café-restaurant Kaan. Provin-
cialeweg 1. Oosthuizen.

17 Afd. Gelderland K.N.M.v.D. Afdelingsverga-
dering.

18 20 Groep Geneeskunde van het Kleine Huis-
dier: \'Voorjaarsdagen 1979\'. RAl-congrescen-
trum, Amsterdam (pag. 1202 (1978) en 200).

19—27 \'Das Tier und wir\' Eachmesse und Infor-
mationsschau und \'Paedogica\' 2. Lehrmittel-
messe, Basel.

25—27 3. Arbeitstagung über Pelztier-, Kanin-
eben- und Heimtierkrankheiten. Celle.

.luni:

8 9 Tagung der Schweizerische Vereinigung
für Kleintiermedizin, Zürich.

8— 10 Congres National de la Conférence Na-
tionale des vétérinaires spécialistes de petits
animaux, Lyon.

12 Kring\'Noord-Holland boven het LI\'. Vergade-
ring \'het Oude Slot\' (Markt) te Schagen, aan-
vang 20.30 uur.

14 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland, vergadering Beatrix-gebouw, ,laar-
beursplein. Utrecht, aanvang 20.00 uur.

Juli:

1 7 21e Wereld Veterinair Congres, Moskou
(pag. 403. 467 en 13l4(1978)en 160).

23 26 European .Association for Animal Pro-
duction (EEAP) - 30th .Annual Meeting Har-
rogate (UiK) (pag. 1283 (1978)).

.Augustus:

21 23 VTI Symposium of the International
Committee on Laboratorv .Animals. Utrecht
(pag. 366 en L302 (1978)).\'

30 Groep Geneeskunde van bet Rund K.N.M.v.D.
Ledenvergadering.

September:

2 7 lOth International Conference on Health
Education. London.

3 8 South African National and International
Veterinary Congress. Johannesburg, South
Africa.

12 14 5. Internat. Kongress der Gesellschaft
für Veterinärröntgenologie(A), München.

13 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering. Beatrix-gebouw, Jaar-
beursplein te Utrecht, aanvang 20.00 uur.

19 Afd. Noord-Holland K.N.M.v.D. Afdelings-
vergadering. Café-restaurant Kaan, Provin-
cialeweg 1. Oosthuizen.

20 Groep Volksgezondheid K.N.M.v.D. Leden-
vergadering, Jaarbeurscongresgebouw,
Utrecht.

27 29 28. Internationalen Fachtagung für Fort-
pflanzung und künstliche Besamung. Wels
\'I halheim (Österreich).

Oktober:

5 6 Jaarcongres 1979. tevens 126e Algemene
Vergadering K.N.M.v.D. te Den Haag.

II 13 Fachgruppe für Kleintierkrankheiten.
Jaarcongres, Berlijn.

25 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering. Beatrix-gebouw, ,laar-
beursplein. Utrecht, aanvang 20.00 uur.

26 Vereniging van Directeuren van Getneentelijke
Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten in Ne-
derland. l.edenvergadering.

November:

22 Vereniging van l^irecteuren van Gemeentelijke
Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten in Ne-
derland. Ledenvergadering.

22 GroepCieneeskundevan het Rund K.N.M .v.D.
Ledenvergadering.

December:

13 Groep Volksgezondheid K.N.M.v.D. Leden-
vergadering, Jaarbeurscongrescentrum,
Utrecht.

13 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering. Beatrix-gebouw. Jaar-
beursplein. l\'trecht. aanvang 20.00 uur.

19 Afd. Noord-Holland K.N.M.v.D. Afdelings-
vergadering. Café-restaurant Kaan. Pro\\in-
cialeweg 1, Oosthuizen.

-ocr page 283-

Van het Bureau

Vacatures in besturen en commissies, verband houdende
met de 126e Algemene Vergadering 1979 van de Konink-
lijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

Hoofdbestuur

H. B M. Overhaus
H. L. C. Logtenberg

Algemeen Bestuur

C\\ P. Burger

A. A. Abrahainse
(1. H. Meevis
,1. Minderhoud
.1. C. Baars
1\'. .1. Cloedhart

I\'. .1. 1). van Egmond

Atdeling Groningen
Drente

Afdeling Utrecht
Afdeling I.imOurg
Afdeling Zuid-Holland
Ciroep D.l.B.
Ciroep Cieneeskunde \\an
het Kleine Huisdier
Groep Cieneeskunde van
het Rund

1979 altredend en herkiesbaar
1979 altredend en herkiesbaar

1979 altreuend en niet herkiesbaar

1979 altredend en
1979 altredend en
1979 altredend en
1979 altredend en
1979 altredend en
1979 altredend en

met herkiesbaar
met herkiesbaar
met herkiesbaar
herkiesbaar
herkiesbaar
herkiesbaar

De betrokken aldelingen en groc()en Vkoruen ver/ocht vóór de Algemene Vergadering in de
vacatures te voor/ien en de uitslag daarvan tijdig vóór de Algemene Vergadering aan bet
Hoolctoesiuur mee te delen.

Groep Geneeskunde van 1979 altredend en herbenoembaar
het Kleine Huisdier

De betrokken groep wordt \\er/ochl \\óorde .Algemene Vergadering in de vacature te voor/aen
en de uitslag daarvan tijdig vóór de ,Algemene N\'ergadermg aan het Hooldbestuur mee te
delen.

l\'aritaire afvaardismK \'1 arievfiitomniissie georganiNeerde dierziekicntiestrijding

S. Schneider 1979 altredend en niet herkiesbaar

Paritaire atVaarUlginji I arieveMcotnriiissie pluiuivce/ieklenbestrijding

.1. A. H. van Lieshout I979 altredend en herkiesbaar

1979 altredend en niet herbcnoemoaar

Redaktie \'I ijdschritt voor iJiergeiicesKuiide

Dr. .1. f . Westendorp

1979 aftredend en niet herkiesbaar
1979 aftredend en herkiesbaar
1979 altredend en niet herkiesbaar

De aldelingen en groepen worden ver/ocht eventuele kandidaten voor te dragen en de namen

daarvan aan het Hoofdbestuur mee te delen.

Kreraad

Dr. H. E. Kemperman regio Zuid

.1. .A. Ci. Jansen regio Zuid

I aneveiicunuiiissie

.1. A. Koelols

K. Schuiling regio West

In de vacature die omstaat door het akreuen van dr. E. E. Kemperman dient te worden voor-
/len door dc regio Zuid.

-ocr page 284-

IJl

Tarieven begeleiding
mestkülverehbédrijvèh

Op 2 februari 1979 is het tariefsoverleg
tussen de K.N.M.v.D. en de deelnemende
industrieën met betrekking tot de
mestkalverenbedrijven afgerond.
Het resultaat van dit overleg is als volgt:

Visite

1 ijdens het spreekuur aangemeld, inclusiet
eerste kwartier / 25, daarna ƒ 25, — per
kwartier, met die restrictie dat alleen het
tweede kwartier extra gehonoreerd wordt.
Buiten het spreekuur aangemeld, inclusief
eerste kwartier /\'32,50 daarna fl\'i. \' per
kwartier, met die restrictie dat alleen het
tweede kwartier extra gehonoreerd wordt.

Marges op gebruikte en afgeleverde
geneesmiddelen gedurende één maand op
één bedrijf en uitgaande van de inkoopprijs
uit de prijscourant voor de kleinste
hoeveelheid - 7.5%:

bij levering beneden f 50.- 50%

bij levering tussen / 50.- en f250.- 40Of
bij levering boven / 250.- 20%

Afleveringskosten geneesmiddelen

Bij elke geneesmiddelenleverantie \'van huis
uit\' wordt in rekening gebracht (alleen
indien niet gecombineerd met visite) /\'2.50.

Injecties, per injectie (exclusief
injectiev loeistof)/■ 2. .

Contributie 1979

Zoals op de contributienota\'s vermeld staat,
dient betaling van de contributie vóór 1
maart 1979 te geschieden of, als in twee
gelijke termijnen betaald wordt, dient de
eerste termijn vóór 1 maart voldaan te zijn.
Indien u hieraan nog niet voldaan heeft,
verzoeken wij u dat zo snel mogelijk te doen.
Het verzenden van herinneringsnota\'s kost
de K.N.M.v.D. veel tijd en geld. L\' kunt de
Maatschappij en dus u zelf geld besparen
door uw contributie op tijd te voldoen.

Groep

Pluimveewetenschappen
Ledenvergadering

Donderdag 8 maart 1979 in het Philips üntspan-
nings-Centrum te Eindhoven (tel. 040 733815) (het
P.O.C. is gelegen in de nabijheid van het
NS-
station).

Agenda

10..30-12.00 .laarvergadermg.
13.-30-17.(H)
Wetenschappelijke vergadering.
Thema: \'Problematiek rond de broederij en het
eendagskuiken\'.

Sprekers: drs. W. ,E Roepke, dr. R. S. Kaltofen,
drs. Ci. van den Bosch.
Ook (nog) niet-leden \\an de Ciroep zijn bij het
wetenschappelijke gedeelte van harte welkom!

-ocr page 285-

Ij

Personalia

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde meldden zich de
collegae:

Vos. J. H.; 1978; Dordrecht. Burg. Struykstraat 60.
Woud, .1. P.; 1978; .Arnhem. Van Pallandtstraat 16.

Als Kandidaatlid van de Konmklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneekunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Mej, F, B, M, Geels, Eikstraat 21. 3581 XJ Utrecht,
E, van der Kamp, Blauwkapelseweg 135 111. 3572 KE Utrecht,
Mevr. E. M. J. Meijer-Pelsser. Vletweide 178. 3981 ZR Bunnik.
Mevr. M. H. T. Vink-Govers, Vletweide 80. 3981 Zm Bunnik.

.Adreswijzigingen, enz.:

178 Haars. P. C. R: 1972; Boekelo; p,, geass,
met A, Eangevoort, J, Stevense. H, W, Wes-
sels. H, F, Wieringa. dr, ,A, Zikken en dr,
A, E, van Zuvlen,

185 Bouelier. .!. C.: 1974:9981 CX Uithuizen,
Ealmaweg 55; tel, (05953) 2971; p,

191 Coppelrnans. J. H\'. C.: 1970; C,E,P, 13100
Campinas (Brazilië), P, C, da Holambra;
tel, (192) 601155; d, (zie ook pag, 292)

194 Dijkhuizen. C. .-t: 1974; Rosmalen; tel,
(04192) 6144 (privé), (073) 416666 (prakt,),

206 dessen. R. C. van: 1975; Utrecht; tel, (030)
434538 (privé), (05190) 2556 (prakt,); p,. ass,
bij F. Broersma, K. Dijkstra. M. P. Kwaker-
naak. T,
V. d. Eaan. J. G, E, Pape en R. E:).
Reinders,

208 *(jn>oi. R. //, de: 1978; 7951 BA Stap-
horst, Henry LDunantstraat 3; p,, ass, bij H.
Zantinge.

208 *(;rooi-Brou\\ver. Mevr. (i. C. de: 1978; 7951
BA Staphorst, Henrv Dunantstraat 3; wnd,
d,

216 Honig. mej. E.: 1977; 3074 PV Rotterdam,
Van Malsenstraat 14 A; tel, (OIO) 196560
(privé). (01806) 2685 (prakt ); p., ass. bi| R.
H. G. Aalfs. J. F, J, v, d. Broek, C, Buesink
en K, Schuiling,

2/7 Hoopen. Mej. J. C. ten: 1978; 393 I ,IG Wou-
denberg, Maarsbergseweg 67; tel, (03498)
3731; wnd. d.

229 Koopmans. W, T.: 1948; Joure; h, vl,k,dnst,;
r,k,; plv, i,

231 Kruijf. dr. J. M. de: 1971; U-1979; St, Oeden-
rode,

234 Langevoon. .4.: 1953; Enschede; p,, H-D,,
geass, met P, C, R, Baars, J, Stevense, H, W,
Wessels. H. F, Wieringa, dr, A, Zikken en
dr, A. L. van Zuylen.

248 Soordhuizen. J. \'P. T. M.: 1975; 7683 VW
Den Ham, Kosterskamp 11; tel, (05495) 2386

(privé), 1330 (prakt,); p,. ass, bij G. .A, Berg-
huis,

248 * Soordhuizen-Slassen. .Mevr. E. S.: 1977;
7683 VW Den Ham, Kosterskamp 11; tel.
(05495) 2386; wnd. d.
2.5.5
Pon. H. J. B. du: 1976; 1741 VM Sehagen.

Essenlaan 24; tel. (02240) 7929; wnd. d.
26! Schaaf. .4. van der: 1978; 9051 KE Stiens.
Felixweide 39; tel. (05109) .3429 (privé). 1224
(prakt.); p.. ass. bij P. Meijer.
264 Sehreuder. B. E. C.: 1971; Anloo (Dr,); tel,

(05922) 1750,
27/
Stevense../.: 1965; Enschede; p,, H-D,, geass,
met P, C, R, Baars. A, Eangevoort. H, W,
Wessels. H, F, Wieringa. dr. A. Zikken en
dr. A. E. van Zuylen.

computerpraat

a-driaan: mag ik deze dans van u?
b-ertus ik dans niet met mijn

eigen kunne.
a-oriaan: maar dan trans-programmeren

we je toch:

jaarcongres 5-6 oktober

-ocr page 286-

J7I .SVoc/. 7.. 1975: 4356 CA OoMkapelle, Oude
Dornburgseweg 9 A: lel. (0118«) 155.3 (privé).
1443 (prakl ); p.. as.s. bij l . .lobse.
:79 \'Icrsol. R. 7.: 1976:3931 .Ki W oudenberg.
Woudenbergseueg 67; iel. (03498) 3731; und.
d.

•l os. ,/. II : 1978; 3319 CE Dordrechl.
Burg. Slruvksiraat 60; tel. (078) 160062; d,
liegen, dr\' P. J. M. van: 1973; 1 -1979; Aus-
terlil/,

Itc.v.vW.v, //, li.: 1968; [■nscbede; p.. H-l),.
geass. mei I\'. C. R. Baars. .A. l angevoort.
,1. Stevense. H. 1-. Wiermga. dr. A. Zikken
en dr. .A, 1.. van Zuyien.

281

2X4

2H5

J(jj

2M Hwnnga. II. / .. 1977; Enschede: p.. H l).,
geass, met I\'. C. R, Baars. .A. I.angcvoort.
.1. Stevense. 11. \\\\ . Wessels, dr. A. Zikken en
dr. ,A. E. van Zuyien.
288 *H,,ii,l. ./. P.: 6814 dl\' Arnnem. Van l\'al-

landlsiraat 16; tel. (085) 511454; wnd, d.
2911 /.ikken. dr. ,1,: 1970: 1 -1978; Enscnede: p,,
, geass, met P, C, R, Baars, A, l.aiigcvoort.
,1, Stevense. H, W, Wessels. H, E, Wiermga cn
dr, ,A, E, van Zuyien,
290 /inlen. .4, /,, run: 1963; ,V1-1965; Enschede;
p,, H-l),, geass, met 1\', C, R, Baars. A, Ean-
gevoort. J, Stevense. H, W, Wessels, H, E
Wiermga en dr, ,A, Zikken.

1\'romoiies:

,1, M, de Kruyl te St, Oedenrode op 22 lebruari 1979,
I\', ,1, M, van Wegen te .Austerlit/ op 22 lebruari 1979,

Jubilea

.1, (.1, M Claessens te E\'denhoul
(1, A. Zeelen te Bussum
Dr, J, Ci Ojemann te Amsterdam
W,.l, E. de Cirool te Vlissmgen

(aanvNc/ig) 25 jaar op 6 maan 19/9
(al»c/ig) 25 jaar op 6 maart 1979
(alvve/ig) 45 jaar op 22 maan 1979
(alwe/ig) 50 jaar op 23 maart 1979

D.S.K. Symposion 1979:

\'Diergeneeskunde en Specialisaiie\'

[)e Symposioncomiiiissie der D.S.K. organi-
seert op 7 maart a.s. in de Blauwe Zaal van
Transitorium I op de Uithol\'een Symposion,
met als titel; Diergeneeskunde en Specialisa-
tie, Na een algemene inleiding door dr. J. M.
van Leeuwen, waarin het begrip Specialisatie
nader toegelicnt zal worden en waarin ae ont-
wikkelingen van de laatste jaren met Detrek-
king tot du onderwerp op een rijtje zullen wor-
den gezet, zullen dierenarts-deskundigen hun
specifieke vakgeoied bespreken.
De volgende sprekers hebben wij hiertoe be-
reid gevonden;

De heer 1\'. .1. .M. M. van Gulick zal spreken

over de VarKenspraktijk,

De heer 1\', J, Goedhart zal spreken over de

Kleine Huisdieren Praktijk,

Dr, .), W, A, Remmen zal spreken over de

KunaerpraKtijk en de Gezonuneidsdienst
voor Dieren,

Dr, J, Goudswaaru zal spreKen over de l.abo-
ratoriumricnting.

Prol, dr, Rijnberk /.al de oiiuei w ijsKuiiüige
aspecten bespreken onder de titel; "De oplei-
ding van oe specialist".
Het Symposion zal om 9,30 uur woiueii ge-
opend door de heer H. .A. van Riessen. die le-
vens de discussie, die omstreeks 15.ÜU uur zal
beginnen, zal leiden. Het discussieioiutn zal
uit ae sprekers worden gevormd.
Kaarten voor du Sviiiposion kunnen lele-
loniscn woraen Desteld op de D.S.K. kamer,
tel. 030-715544 toestel 254. tussen 12.00 en
13.00 uur, ot aan de zaal worden gekocht op 7
maart. De toegangsprijs bedraagt /\'3,
In de hoop. dat dit Symposion voor een ieder
leerzaam en gezellig zal zijn, teken ik, namens
de Symposioncommissie der D,S.K,.

Marijke Feeier.s
h.t, Ab-actis der D,S,K,

-ocr page 287-

n^araiilte Mik

Vaccinatie met een geïnactiveerd vaccin
op een met het virus van de ziekte van Aujeszky
besmet varkensfokbedrijf

l \'acciiunion Using an Inaciivateci l \'accine on a Pig-Breeding
Farm Infected with the I\'iri/s causing Aujeszky\'s Disease

J. P. W. M. Akkermans\'. C. J. Kuiper^. P. R. Rondhuis\' en
R. M. S. Wirahadiredja\'

SAMFNVATI ING

Op een groot varkensfokbedrijf werden direct na het vaststellen van de ziekte van
Aujeszky de niet zieke zeugen en heren gevaccineerd niet een ethyl-ethyleenimine
f FFI)-vaccin. geproduceerd in het Bundesforschungsanstalt für Viruskrankheiten
der Tiere te Tübingen. .41s adjuvans bevatte dit vaccin DEAF de.vtran.
Het vaccin werd tweemaal met een tussenpauze van 3 weken intrainusculair toe-
gediend in een hoeveelheid van 5 ml per keer.
.longe biggen werden ingespoten met hyperimmuunserum.

Voorts werden hygiënische maatregelen toegepast, bestaande uit desinfectie en
isolatie.

Het gelukte in 8 weken de ziekte onder controle te krijgen.
Bij zeugen die de ziekte van .Aujeszky kregen deden zich nauwelijks verschijnselen
voor die wezen op een aandoening van het centrale zenuwstelsel. Longafwijkingen
domineerden in het ziektebeeld.

De spermakwaliteit van de aangetaste heren was duidelijk verminderd. Na 5 tot
10 weken herstelde zich dit echter.

Het aantal abortusgevallen en de higgenstetfte was laag.

Op grond van de resultaten van virologisch en serologisch onderzoek leek de
persistentie van deze virusstam bijzonder gering.

.Afgaande op het verloop van de neutrali.serende antilichamentiter bij zeugen en
biggen wordt een herenting na 10 tot 12 maanden noodzakelijk geacht.

sy\\M\\\\\\\\x\\

IMien .Aujcszky\'s disease was detected on a large pig.breeding farm, all normal
sows and hoars were vaccinated with an ethyl-ethylene-imine (FFIj vaccine pro-
duced in the Bundesforschungsanstalt für Viruskrankheiten der Tiere (Federal
Research Institute for Viruses Diseases in .Animals) in Tübhingen. Western
der many. The vaccine contained DF.A Fde.xtran as an adjuvant.
The vaccine was inoculated twice hy ituramuscular route at a three weeks\' interval.
5 ml. being inoculated at one time.
Hyperimmune serum was inoculated in young pigs.

Dr. .1. P. W. M. Akkermans, dr. P. R. Rondhuis,dr. R. M. S. Wirahadiredja. Centraal Diergeneeskundig
Instituut, postbus 6007. .1002 A.A Rotterdam.
- Drs. C. .1. Kuiper. Hoofd Veterinaire afdeling Varkensonder/oekeentrum Nieuu Dalland B.\\\'.. Postbus
16. 5X00 AA Venrav.

-ocr page 288-

In addition, hygienic procedures were adopted, consisting in disinfection and
isolation.

The disease was succes.sfuHy controlled within eight weeks.

Sows which developed Aujeszky\'s disease showed hardly any symptoms suggesting
lesions of the central nervous system. Pulmonary lesions were the outstanding
clinical feature.

The semen quality of the affected male swine had markedly deteriorated. This
was resorted to normal, however, within from five to ten weeks.
The incidence of abortion and piglet mortality were low.

In view of the results of virological and serological studies, it was concluded that
the persistence of this strain of virus (causing Aujeszky\'s disease) was very slight.

INLEIDING

Eind december 1975 deed zich op een
groot varkcnsfokbedrijf in Limburg de
Ziekte van Aujeszky (AD) voor.
Het klinisch lijden werd waargenomen bij
varkens in afdelingen van twee stallen.
Hoe het virus van de Ziekte van Aujeszky
(ADV) dit goed geïsoleerde bedrijf heeft
weten binnen te dringen, zal wel altijd een
raadsel blijven.

In stallen waar zich bij de varkens geen
ziekteverschijnselen die aan AD deden
denken hadden voorgedaan werden di-
rect na het stellen van de diagnose alle
fokdieren in alle afdelingen gevaccineerd
met een geïnactiveerd vaccin. Ook wer-
den gevaccineerd de zeugen staande in de
afdelingen van de stal waar slechts enkele
dieren ADV hadden. In de afdelingen van
de stal waar veel ADV voorkwam werd
niet geënt.

Het gebruikte vaccin, dat met ethyl-ethy-
leenimine was geïnactiveerd en waaraan
DEAE dextran als adjuvans was toege-
voegd, was afkomstig van het \'Bundesfor-
schungsanstalt für Viruskrankheiten der
Tiere\' te Tübingen\' (1, 2).

Het vaccin werd intramusculair geappli-
ceerd in een hoeveelheid van 5 ml met 22
dagen tussenpauze, op 24 december 1975
en op 15 januari 1976. Op 4 november
1976 werden alle fokdieren opnieuw in-
tramusculair gevaccineerd met 5 ml. In de
tussenliggende periode werden de zeugen
niet geënt en werd alleen het jonge \'aan-
komende\' fokmateriaal gevaccineerd.
De biggen die verdacht werden van AD
werden gedood.

Alle biggen tot de leeftijd van 2 weken
werden voorts, al naar gelang de leeftijd,
5-10 ml hyperimmuunserum tegen ADV
intramusculair toegediend. Dit serum
was afkomstig van de firma Phylaxia te
Boedapest en had een titer aan neutralise-
rende antilichamen gelijk of hoger dan
1:1600 t.o.v. 100 TCID50 ADV. Deze se-
rumprophylaxis werd beëindigd op het
moment van de tweede enting van de zeu-
gen. Ook werden er grondige desinfectie-
maatregelen getroffen. Deze bestonden
uit het regelmatig verversen van de 2%
halamidoplossing in de desinfectiebak-
ken, het regelmatig schoonspuiten van de
bodem van de stallen waarin zich zieke
varkens bevonden en het extra verwisse-
len van kleding wanneer men in de stallen
met zieke dieren moest zijn. De interne
transporten werden gestaakt en er werd
gezorgd dat iedere stal een aparte verzor-
ger kreeg.

Gedurende de eerste maanden na het uit-
breken van de ziekte werden geen dieren
anders dan bestemd voor mesterij en
slachting van het bedrijf afgevoerd.
Daarna werden via quarantainemaatre-
gelen, serologisch onderzoek en \'verklik-
ker\'-procedure jonge fokdieren gescreend
op besmetting met c.q. uitscheiding van
ADV.

De \'verklikker\'-procedure verliep als
volgt: in de kraamstallen werden op regel-
matige tijden 2 jonge Minimal Disease
(MD)-biggen van 6 weken gedurende ± 5
weken gehuisvest.

Deze biggen werden vervolgens met de
biggen uit de betreffende kraamafdeling
overgebracht naar de batterijstallen (±4-
5 weken) om hierna verder afgemest te
worden tussen de fokdieren. In totaal

Voor het ter beschikking stellen van dit vaccin zeggen wij dr. J. .lakubik hartelijk dank.

-ocr page 289-

werden hiervoor 51 dieren gebruikt.

Met betrekking tot de ziekte-uitbraak en
de genoemde vaccinatie was het onder-
zoek gericht op:

a) het klinisch verloop van AD bij zeu-
gen;

b) het klinisch verloop van AD bij big-
gen;

c) het vóórkomen van abnormale reac-
ties na het vaccineren;

d) de humorale immunologische respons
van zeugen op de enting;

e) de overdracht van maternale im-
muunstoffen;

f) de controle op het persisteren van
ADV op het bedrijf.

Het persisteren van ADV op het bedrijf
werd nagegaan door middel van:

1. sectie en histologisch onderzoek vol-
gens standaardtechnieken van hier-
voor in aanmerking komende gestor-
ven of gedode biggen. Ook werden
hersenen, longen en tonsillen van deze
dieren onderzocht op de aanwezig-
heid van ADV met behulp van celcul-
tures en de directe immunofluores-
centie;

2. serologisch onderzoek van MD-big-
gen, afkomstig van het C.D.I.-toele-
veringsbedrijf Houdringe te De Bilt,
op het voorkomen van neutralise-
rende antilichamen tegen ADV. De
gebruikte techniek is elders beschre-
ven (3);

3. serologisch onderzoek van biggen op
de leeftijd van 9 weken en van 12 we-
ken.

ONDERZOEKRFSULTAIFN
ad a

Het klinisch verloop van AD bij zeu-
gen en beren

De eerste ziekteverschijnselen werden op
18 december 1975 waargenomen bij een
drietal zeugen in een afdeling voor ge-
dekte zeugen.

Op 21 december 1975 vertoonden onge-
veer 3ü dieren in 2 afdelingen symptomen
van AD. De verschijnselen bestonden uit:

1) verhoging lichaamstemperatuur tot
40.5° C;

2) sterk versnelde ademhaling gepaard
gaande met niezen en hoesten. Aange-
taste zeugen gingen zitten als een
hond;

3) apathie en anorexie;

4) sterk speekselen. Ook werden bij en-
kele dieren fibrineslierten, die uitge-
hoest werden, gevonden in de voer-
bak. Klinisch was er een
Pharyngitis
aanwezig.

Slechts één zeug heeft verschijnselen ver-
toond die wezen op een aantasting van
het centrale zenuwstelsel. Bij dit dier werd
excitatie, parese en paralyse waargeno-
men.

De aangetaste dieren, zowel geënte als
niet geënte, waren gemiddeld een week
ziek. De ziekteverschijnselen bij de zeu-
gen traden bijna uitsluitend op in een van
de stallen voor gedekte dieren, die in eer-
ste instantie niet waren gevaccineerd. Ge-
durende 8 weken zijn deze dieren geïso-
leerd gehouden van de overige zeugen.
Over het ziekteverloop kan nog worden
opgemerkt, dat van de ongeveer 1000 zeu-
gen er 201 verschijnselen van AD hebben
vertoond. Hiervan moesten er 21 worden
geslacht als gevolg van een ernstige long-
aandoening.

Ook zijn bij een aantal beren ziektever-
schijnselen waargenomen die hoofdzake-
lijk gekenmerkt werden door longaan-
doeningen.

In een bepaalde stal met 34 gevaccineerde
beren hebben 10 dieren klinische ver-
schijnselen (zie boven) vertoond. Vermin-
derde deklust en verminderde sperma-
kwaliteit (te weinig volume ejaculaat, ver-
minderde beweeglijkheid, te weinig sper-
miën en te veel afwijkende spermiën) trad
bij 7 van deze beren op. De deklust her-
stelde na ongeveer 1 week, terwijl bij 6 be-
ren de spermakwaliteit was hersteld na 5-
10 weken. Het sperma van het 7e dier
bleef slecht.

Het bevruchtende vermogen van deze
herstelde beren was daarna normaal.
In tabel 1 zijn in de genoemde tijdvakken
het aantal zieke zeugen vermeld en het
aantal gevallen van abortus.
Het betreft zowel gevaccineerde als niet
gevaccineerde zeugen.

-ocr page 290-

Op het bedrijf zijn in de periode 24 de-
cember 1975 - 15 februari 1976 22 geval-
len van verwerpen vastgesteld na de 50e
dag van de graviditeit.
Slechts bij 3 van de 14 onderzochte geval-
len van verwerpen kon ADV uit de ver-
worpen vruchten worden géisoleerd.

ad b

Het klinisch verloop van AD bij big-
gen

Alle biggen die ziekteverschijnselen ver-
toonden die wezen op een aandoening
van het centrale zenuwstelsel, zoals
dwangbewegingen, dwangstanden, bul-
bair paralyse, convulsies, enz., werden di-
rect gedood.

Tussen 26 december 1975 en 15 januari
1976 werden 79 tomen geboren. In 8 to-
men waren te veel dode biggen, te weten
in 5 tomen waarvan het moederdier AD
had gehad en in 3 tomen van geënte zeu-
gen die zelf geen ziekteverschijnselen had-
den vertoond.

Uit biggen van deze laatste 3 tomen werd
ADV geïsoleerd. Levend geboren biggen
uit deze 3 tomen hebben nóch ziektever-
schijnselen nóch een slechte groei ver-
toond.

Verder zijn er op het bedrijf tussen 24 de-
cember 1975 en 15januari 1976 ziektever-
schijnselen die aan AD deden denken
waargenomen bij 50 grotere biggen in de
kraamstallen. Deze dieren waren niet ge-
vaccineerd. Van deze 50 dieren werden er
37 onderzocht.

.Aantal zieke zeugen
Aantal abortus

177
4

Hiervan waren 32 afkomstig van gevacci-
neerde zeugen (virus 25 maal géisoleerd)
en 5 van niet gevaccineerde zeugen (virus
5 maal geïsoleerd).

De biggen die na 15 januari 1976 ter on-
derzoek werden aangeboden waren alle
afkomstig van gevaccineerde zeugen.
Tussen 15 januari (dag 2e enting) en 5 fe-
bruari (3 weken na de 2e enting) is AD ge-
diagnostiseerd door middel van virusiso-
latie bij 7 van de 10 ter onderzoek aange-
boden biggen.

In de periode 5 februari - 29 februari 1976
werden 20 biggen onderzocht. Uit 4 van
deze biggen werd ADV géisoleerd.
De laatste virusisolatie geschiedde uit een
2 dagen oude big die op 18 februari 1976
was gestorven.

De toomgenoten hebben geen ziektever-
schijnselen vertoond.
Daarna zijn nog regelmatig gestorven
biggen onderzocht. Uit deze biggen werd
geen ADV géisoleerd (zie ad f).
In tabel 2 zijn deze resultaten samenge-
vat.

ad c

Abnormale reacties na het enten van
de zeugen

Verhoging van de lichaamstemperatuur,
anorexie, apathie, allergie of shock na de
le, 2e of 3e vaccinatie van zeugen, beren

label 1. Aantal /leke zeugen (nieuwe gevallen) en abortusgevallen in de periode 21 december 1975
15 februari 1976.

21 dec. 28 jan.

tm 5tm 9tm I4tm 21tm tm
4 jan. 9 jan. 14 jan. 21 jan. 28 jan. 15 1ebr.

l abel 2. Aantal biggen met verschijnselen van Al). Periode 24 dec. 1975 - 1 nov. 1977.

24 dec.

■75

16 jan.

\'76

5 lebr. ^76

1 mrt. "Ib

t m

t m

t ni

t ni

15 jan.

•76

4 lebr.

•76

29 lebr. \'76

1 nov. n

Aantal met AD-

verschijnselen

50

10

20

54

.Aantal ter onderzoek

aangeboden

10

20

54

Aantal \\ irus-isolaties

}2

7

4

0

-ocr page 291-

Reeiproke neulralisatieliter l.o.v. 100 ICID,,, AHV in serum van geënte zeugen.

l abel 3.

\'I iter

Datum
\\accinalie

a

= 7".

15 n

Cleen Onverd. ~>

16 32 > 64

24 12

24

12 le v. .30

0

30

19 1

15

i 2e V, 1 2

4

8

4

9

2

19

30

3 2

1

6

13

9

1

20

30

19 2

4

4

10

12

39

30

2 6

5

13

9

3

1

14

31

2 X

1 1

1

8

9

5

5

23

30

1 10

4

1 1 3e V, 1 1

4

6

10

4

14

26

17 12

23

> 64

23

en opfokvarkens werden niet waargeno-
men.

Ook de fertiliteit leek niet gestoord.
ad cl

Immunologische respons bij zeugen
na vaccinatie

Bij het begin van de uitbraak bevonden
zich in 4 stallen 60 drachtige zeugen die
tussen 14 en 24 februari 1976 moesten
werpen. Deze dieren werden apart van de
andere zeugen gehouden in stallen gele-
gen in een uithoek van het terrein.
Zoals in de inleiding werd vermeld, vond
de le enting plaats op 24 december 1975
en de 2e op 15 januari 1976, Voor de 3e
maal werd geënt op 4 november 1976.
Het titerverloop van de neutraliserende
antilichamen in het serum van bovenge-
noemde groep van 60 dieren werd nage-
gaan door 30 zeugen regelmatig te onder-
zoeken. Het betrof hier willekeurig geko-
zen dieren uit deze groep van 60. De resul-
taten van het serologisch onderzoek staan
vermeld in tabel 3.

label 4.

Ciemiddelde reeiproke neulralisatieliter t.o.v. 100 I CID,,, A[)V in serum van 21 biggen van
geënte zeugen.

Data \\aecinaties

liter

zeugen: 24 12 "75.

2 weken

5 weken

8 weken

15 1 \'76, 4 1 1 \'76

na de geboorte

na de geboorte

na de geboorte

le worp lebr. 1976

30

16

4

2e worp aug, sept.

1976

10

4

1

3e worp Jan, febr.

1977

64

1 1

2

ad e

Overdracht maternale antilichamen

De zeugen vermeld onder d. waren op het
moment van de eerste vaccinatie 52-62
dagen drachtig.

In op elkaar volgende worpen werd on-
derzoek uitgevoerd naar de overdracht
van maternale antilichamen.
Er werden telkens uit 7 tomen 3 biggen
per toom op een leeftijd van 2. 5 en 8 we-
ken onderzocht op neutraliserende antili-
chamen (tabel 4).

ad f

Controle op het persisteren van ADV
op het bedrijf

In de periode 1 maart 1976 - 1 november
1977 werd materiaal onderzocht van in
totaal 54 biggen of zeugen. Dit materiaal
was als regel f\' ,-2 maanden bijeen tempe-
ratuur van ongeveer -20° C bewaard.
Het betrof hier verworpen biggen of die-
ren, die na zenuwverschijnselen te hebben
vertoond, waren afgemaakt.

-ocr page 292-

Tevens werd 1 intercurrent gestorven
MD-big (verklikker big) ter onderzoek
aangeboden.

Geen enkele maal werd ADVgéisoleerd.
In gevallen van verwerpen werd inciden-
teel een placentitis vastgesteld en bij de
geaborteerde biggen een encephalitis en
pneumonitis (interstitiële pneumonie).
Bij pasgeboren biggen die waren gestor-
ven werd meestal de diagnose hypogly-
caemie gesteld.

Bij oudere biggen werd uit de hersenen
soms
Citrobacter freundü oï een ß-hae-
molytische streptococ geïsoleerd.
Soms gelukte het niet een microörga-
nisme te kweken, hoewel er duidelijk
sprake was van een leucocytaire meningo-
encephalomyelitis.

Twee biggen leden aan epidermitis exsu-
dativa.

Bij gespeende biggen was er óf sprake van
slingerziekte óf er kon geen doodsoor-
zaak worden vastgesteld.
Van de 51 M.D.-biggen die in de onder-
zoekperiode op het bedrijf waren ge-
plaatst werd in totaal 119 maal bloed on-
derzocht op het voorkomen van neutrali-
serende antilichamen.

Tabel 5. Neutralisatietiter t.o.v. 100 TCID,,, ADV

in serum van biggen

van 9 weken oud.

Aantal

Percentage

Aantal biggen onderzocht

546

100

Geen antilichamen

388

71

Antilichamen onverdund serum

51

9

Antilichamen serumverdunning 1:2

64

12

Antilichamen serumverdunning 1:4

25

5

Antilichamen serumverdunning 1:8

8

1

Antilichamen serumverdunning 1:16

10

2

Twee sera waren positief, n.1. één in
februari 1976 (titer 1:16) en één in januari
1977 (titer 1:2).

In alle overige sera konden geen antili-
chamen worden aangetoond. Ook werd
nagegaan of bij biggen geboren uit gevac-
cineerde zeugen op een leeftijd van 9 we-
ken antilichamen tegen ADV voorkwa-
men.

De aanwezigheid van neutraliserende an-
tilichamen bij biggen van de genoemde
leeftijd zou een indicatie kunnen zijn voor
het persisteren van ADV op het bedrijf.
De sera werden getitreerd t/m verdun-
ning 1:64.

In totaal werden sera onderzocht van 546
biggen (tabel 5).

Gezien de kans op het voorkomen van
rnaternale antilichamen op een leeftijd
van 9 weken, werd vervolgens een onder-
zoek ingesteld naar het verloop van de an-
tilichaamtiter bij biggen van gevacci-
neerde zeugen op een leeftijd van 9 en 12
weken.

In totaal werden, verspreid over enkele
weken, dezelfde 122 biggen tweemaal on-
derzocht (tabel 6).

De serologisch positieve biggen op een
leeftijd van 12 weken hadden op 9 weken
een SN-titer die gelijk of hoger was.

label 6. Neutralisatietiter t.o.v. 100 IXTI),,, ADV in serum van de/elfde biggen op de leeftijd van 9 en
12 weken.

Leeftijd 9 weken

Leeftijd 12 weken

Aantal onderzocht

122

122

Geen antilichamen

103 (84%)

116(95%)

Antilichamen onverdund

5

2

Antilichamen 1:2

2

2

Antilichamen 1:4

3

2

Antilichamen 1:8

6

0

Antilichamen 1:16

2

0

Antilichamen 1:64

1

0

-ocr page 293-

BESPREKING

Uit de resultaten van de onderzoekingen
mag worden geconcludeerd, dat het ge-
lukt is op dit bedrijf de Ziekte van Au-
jeszky na 8 weken onder controle te krij-
gen. Vijf weken na de eerste vaccinatie
werden nog slechts bij enkele biggen ziek-
teverschijnselen waargenomen.
Het geïnactiveerde vaccin werd tweemaal
geappliceerd met een tussenpauze van 3
weken. Toediening van ADV hyperim-
muunserum bij jonge biggen tot op de
leeftijd van 2 weken, eliminatie van big-
gen die ziekteverschijnselen vertoonden
die wezen op een aandoening van het cen-
trale zenuwstelsel, desinfectie en prophy-
lactische maatregelen betrekking heb-
bende op transport en verzorging, zullen
eveneens een gunstige invloed hebben ge-
had.

Gezien het ziekteverloop van AD op an-
dere bedrijven had zonder vaccinatie op
dit bedrijf een hoger ziekte- en sterfteper-
centage mogen worden verwacht.
Na enting daalde het aantal zieke zeugen
sterk. De spermakwaliteit van de aange-
taste beren werd na verloop van tijd weer
normaal.

Zowel het aantal abortusgevallen als het
aantal gestorven biggen was beperkt. Het
voorkomen van een Pharyngitis en de
snelle verbreiding van ADV bij de zeugen
maken het aannemelijk dat op dit bedrijf
toch een virulente ADV-stam de oorzaak
van de ziekte is geweest. Een typisch ver-
schijnsel was dat in de voerbakken van
enkele zieke zeugen fibrineslierten wer-
den gevonden. Tevens viel op dat deze
dieren urenlang loze kauwbewegingen
maakten. Hier wordt in de literatuur nau-
welijks iets over vermeld.
Opvallend was dat zeugen die leden aan
AD nauwelijks verschijnselen hadden die
wezen op een aandoening van het centrale
zenuwstelsel, behalve dan mogelijk de
loze kauwbewegingen.
Het leek erop dat er in stallen met een
open frontventilatie minder problemen
waren dan in stallen met een volledige
mechanische ventilatie.
Een maand na de tweede vaccinatie kon
geen ADV meer worden aangetoond.
Met betrekking tot het persisteren van het
virus kan het volgende worden opge-
merkt:

— na 18 februari 1976 kon het ADV niet
meer in sectiemateriaal (gestorven
biggen, enz.) worden aangetoond.
Het lijkt waarschijnlijk dat het bewa-
ren van het materiaal gedurende 1-4
weken bij —20° C de kans om ADV te
isoleren heeft verminderd. Uit aanvul-
lend onderzoek (sectie, histologisch-
en bacteriologisch onderzoek), dat na
18 februari 1976 heeft plaatsgevon-
den, werden echter ook geen aanwij-
zingen verkregen dat er biggen aan
AD zijn gestorven;

~ van de op het bedrijf geplaatste 51
M.D.-biggen vertoonden slechts 2
dieren een neutralisatietiter van 1:2 en
1:16 ten opzichte van ADV;

— bij biggen van 9 weken oud werden
weinig hoge neutralisatietiters ten op-
zichte van ADV gevonden. Slechts
3% van de onderzochte dieren had een
titer van 1:8 of hoger (zie tabel 5);

— biggen uit gevaccineerde zeugen had-
den op de leeftijd van 9 weken een
neutralisatietiter ten opzichte van
ADV die gelijk of hoger wasdandeti-
ter op de leeftijd van 12 weken (zie ta-
bel 6).

Uit het voorgaande lijkt het aannemelijk
dat, zo er al van persistentie van ADV
sprake is geweest, de infectiedruk uiter-
mate laag was.

De meeste zeugen hadden ruim 10 maan-
den na tweemalige vaccinatie nog een
neutralisatietiter in het serum van gemid-
deld 1:14 ten opzichte van 100 TClDjo
ADV (zie tabel 3).

De concentratie maternale antilichamen
bij biggen van zeugen die 2 maanden voor
de partus waren gevaccineerd was duide-
lijk hoger dan bij biggen die geboren wa-
ren uit zeugen die 8 maanden voor de par-
tus waren geënt (zie tabel 4).
Uit later uitgevoerde onderzoekingen op
andere bedrijven werd de indruk verkre-
gen, dat eveneens een goede protectie
wordt verkregen wanneer de dieren aan-
vankelijk slechts eenmaal worden geënt
en een eenmalige boosterinjectie wordt
gegeven telkens om het half jaar.
Deze indruk berust op het voorkomen

-ocr page 294-

van een neutraliserende antilichamentiter
van > 1:4.

Gezien de hoge infectiedruk in de zuide-
lijke provincies van Nederland moet ge-
adviseerd worden om dit bedrijf gedu-
rende enige jaren te blijven enten.

Geïnactiveerde ADV-vaccins zijn om re-
denen van veiligheid (spreiding, reactiva-
tie) te verkiezen bóven vaccins op basis
van geattenueerde virusstammen. Helaas
is het hier gebruikte vaccin niet commer-
cieel verkrijgbaar.

l I I ER.M UUR

Jakubik. .1.. Wittmann. G. W. und Skoda. R.: Immunisierung von Kälbern mit der F,EI DE.AE
De.xtran Vakzine gegen die .Aujeszkysche Krankheit.
ZhL \\ ci. Med. l).. 22. H27. (1975).
Skoda. R.. Wittmann. G. W.: Die Immunisierung von Schweinen mit Vakzinen aus inaktivierten
Aujeszky Virus.
Zbl. l ei. Med. ti.. 20. 127. (197.1).

Wirahadiredja, R. M. S. and Rondhuis, P. R.: A comparative study of the neutrahzation test and the
indirect fluorescent antibodv technique for the detection of antibodies to the v irus of .Aukeszkv in pig
sera.
Tijd.schr. l)iergenee.sl<.. 101, 112.\';. (1976).

Krankheiten des Rindes

Gustav Rosenberger

(l erla.i; Paul Parev. Dertin und Ha

ntmrg)

Binnen lOjaar na de eerste uitgave van dit handboek
volgt thans een tweede editie die, met uitzondering
van de therapeutische index, gelijk is aan de eerste
druk.

Deze bespreking is dus overbodig voor diegenen, die
dit standaardwerk reeds bezitten, inaareen aanbe-
veling voor diegenen, die het nog niet bezitten.
Uiteraard geldt dit voorzover het dierenartsen be-
treft, die te maken hebben met runderziekten,
,Men dient groot respect te hebben voor hetgeen Ro-
senberger met zijn medewerkers Dirksen, Gnïnder
en Stöber gezamenlijk gepresteerd hebben,
flet is het handboek voor de Buiatriker. de runder-
dierenarts.

In het boek worden als eersten de orgaanziekten be-
handeld. De ons bekende orgaansystemen worden
gevolgd door de ziekten van het bewegingsapparaat,
waarna de gehele Heelkunde van het rund aan bod
komt, het centrale zenuwstelsel, de ogen enz. Ook de
castratie zowel van het mannelijke als het vrouwe-
lijke rund wordt behandeld.
Het gedeelte dat de bekende orgaanziekten behan-
delt. omvat zowel de inwendige ziekten als de chi-
rurgie \\an deze systemen. Voor de praktizerende
dierenarts inderdaad een gemakkelijke indeling.
De verloskundige en dc gynaecologische aandoe-
ningen worden niet behandeld, hetgeen voor dit ty-
pi.sche runderziekteboek eigenlijk een gemis is.
Maar door de verdeling van de werkzaamheden in
Hannover zijn ook Rosenberger en zijn medewer-
kers daar niet aan toe gekomen.
Na de orgaanziekten volgen uitgebreid de infectie-
ziekten en de parasitaire ziekten. Dan volgen de
stofwisselingsstoornissen i .n degebreksziekten. lot
slot volgen nog de vergiftigingen en aan het eind een
therapeutische index.

flet boek omvat 1400 pagina\'s en herbergt een schat
van gegevens. De gehele uitvoering van dit boek
toont aan met welk een zorgde samenstellers het ge-
heel bijeen gebracht hebben. .Aan alles is grote aan-
dacht besteed, niet alleen aan de tekst, maar ook aan
de illustraties.

Elke indeling heeft zijn bezwaren en daarom moet
men ook met het boek leren werken. Hel begrip
\'longjacht\' moet men onder de longaandoeningen
zoeken, maar de longwormovergevoeligheid na een
reinfectie dient onder de parasitaire ziekten opge-
zocht te worden.

De mummificatie van de w itte huid w ordt niet bij de
huid behandeld, de ziekte wordt bij de lever slechts
aangeduid, maar uitgebreid behandeld bij de stra-
lenbeschadigingen. Let wel, de beschrijving van de
aandoening is goed. wij zouden de aandoening eer-
der onder de huidaandoeningen rangschikken.
Een aanzien van de hartaandoeningen viel het mij
op dat men insufficientia cordis in het Duits door
Herzschwäche vertaalt, In ons taalgebruik is het be-
grip hartzwakte allang verdwenen. Een insufficien-
tia cordis is een onvoldoende functie zonder dat het
hart zwak behoeft te zijn. Maar dit alles is alleen
maar een taalgebruik.

De atriumfibrillatie waaraan wij nogal eens aan-
dacht schenken, wordt erg summier behandeld.
Men mist een E.C.G. terwijl het opvalt dat schrijvers
meedelen dat het kamerfibrilleren vaak in aanslui-
ting aan een boezeinfibrillatie optreedt.
I^it is zeker niet onze ervaring.
Bij de lebmaagtorsie vond ik niet vermeld dat de
koeien soms nog opvallend goede pensbewegingen
hebben, dit in tegenstelling tol de andere liggings-
veranderingen van het darmkanaal.
Ik vermeld echter slechts enkele bemerkingen. Nog-
maals wil ik met nadruk stellen dat het boek \'Krank-
heiten des Rindes" een buitengew oon goed boek is.
dat in geen enkele boekenkast van een runderdieren-
arts mag ontbreken.

G. Hagenaar.

-ocr page 295-

Vogelcholera -

Preventieve behandeling met antibiotica

/■\'dwI Cholera. Preveniive Treaimeni wiih .Antihioiic.s
H. ^\'adin. 1). .1. \\an Roo/elaar en 1.. Moraal\'

S Wil N\\ A I I INC,

.\\aar aanleiding van een vogelcholera uitbraak in de eenden- en kalkoenen-
houderij werd de mogelijkheid onderzocht oni gedurende langere tijd een preven-
tieve behandeling in tc .stellen bij nieuw geïntroduceerde dieren op de aangetaste
bedrijven.

Bij Peking-cendcn en kalkoenen werden gunstige re.suhaten bereikt met chloor-
tetracycHnc in een concentratie van tenminste 100 ppm in het voer gedurende drie
weken.

Met een combinatie preparaat van ncomvcitte met o.vytetracvcline bij .\\lu.\\kus-
eenden oj tieomvcine - chlooramphenicol - chloortctracvclitie bij Peking-eenden
werd eveneens na proejinjectic goed ejject bereikt.

SlMMAR\'l

hl view oj an otitbreak of jowl cholera in the duck- attd turkev-jarniing industry,
the possibility oj instituting long-term preventive treatment oj recently accptired
birds on the farms involved was studied.

Satisjactory results were obtained in Peking-ducks and turkeys when chlortetra-
cvcHne was administercti at a concentration oJ at least f 00ppm in the jeed jor three
weeks.

Satisfactory results were also obtained using a combined preparation of neomycin
and o.xytetracycline in muscovy ducks or a preparation of neomycin, chloramphe-
nicol and chlorietracy( line in Peking-ducks following e.xperiniental infa lion.

\' Van diverse chemotherapeutica en anti-

Naar aanleiding van een vogelcholera- hiotica wordt vermeld dat/.ij effectiel\'zijn

uitbraak in de eenden-en kalkoenen-hou- tegen /owel acute als chronische vogel-

derij in 1974-1975 werd de mogelijkheid cholera, veroorzaakt door Pasteurella

onderzocht om gedurende langere tijd multocida {P.m.).

een preventieve behandeling in te stellen Volgens .Anderson (2) is sulfachloorpsra-

bij nieuw géintroduceerde dieren op de zine in het drinkwater in deconcentratie

aangetaste bedrijven. van O.O.Vf, een zeer effectief middel ter

\' (\'ciitraal nicrecnecskiuulit; Irislituut. ,\\UI. Pluinnec/lcklcn. Postbus 4.1. Doorn.

-ocr page 296-

preventie van ziekte na een experimentele
infectie bij kippekuikens.
Chloortetracycline in de dosering van 40
mg per kilogram lichaamsgewicht kan de
mortaliteit ten gevolge van vogelcholera
bij kippen sterk doen verminderen (5).
Hetzelfde middel toegediend door het
voer in de dosering van 100 ppm bleek
minder effectief te zijn (1), doch een ho-
gere dosering kon de mortaliteit beperken
(3). Hart (4) behaalde gunstige resultaten
bij behandeling van Muskus-eenden met
erythromycine.

Sulfa-preparaten geven in het algemeen
bij langdurig gebruik toxische bijver-
schijnselen waardoor deze preparaten on-
geschikt worden geacht voor preventieve
behandeling.

Bij de hieronder beschreven experimen-
ten werden verschillende middelen onder-
zocht. Geneesmiddelen welke weinig ef-
fectief bleken te zijn werden niet nader ge-
test.

MATERIAAL E.N METHODEN

Diemiareriaal: Muskus-eenden. Peking-eenden en
kalkoenen (Tndico\') werden als ééndagskuikens be-
trokken van commerciële bedrijven.
De dieren werden gehuisvest in groepen van 10-12
dieren in onderdrukisolatoren. waar zowel de medi-
camenteuze behandeling als de proefinfectie plaats
vond.

Infectie: Een zeer pathogeen P.m. praktijk isolaat.
C.D
.L 792 van serotype 1, welk type in Nederland
het meest werd gëisoleerd (9). werd als een 24 uurs
bouillon cultuur voorde infectie bij Muskus-en Pe-
king eenden gebruikt.

\\\'oor de infectieproef bij kalkoenen werd de Ame-
rikaanse P.m. stam ,X-7.\'! serotype 1 (5) toegepast als
een 24 uur oude cultuur op Diagnostic Sensitive
Eest agar (Difco) welke met
l\'"c fysiologische ca-
siton oplossing werd afgewassen. De suspensie be-
vatte dan lO\' kiemen per ml.
Voor infecticdocleinden werden de gesuspendeerde
culturen 100 .\\ verdund en werd het slijmvlies van de
gehemeltespleet van de proefdieren met een hiermee
doordrenkte wattendrager bestreken.

Antibiotica behandeling

Voor preventieve behandeling werden diverse mid-
delen bij de verschillende diersoorten uitgetest.
1. Vier groepen Muskus-eenden (10 dieren per
groep) werden op een leeftijd van 3 weken gedu-
rende 3 dagen voor dc proefinfectie tot 6 dagen
daarna behandeld met respectievelijk:

Erythromycine 110 ppm door het drinkwater;
Oxytetracycline 250 ppm door het drinkwater;

Neomycine Oxytetracycline, resp. 70 en 100
ppm
door het drinkwater;
Novobiocine 350 ppm in het voer.

Dc dosering werd vastgesteld aan de hand van
voorschriften van de fabrikanten.
Een vijfde groep van negen eenden diende als con-
trole. De dieren werden gedurende 17 dagen na in-
fectie geobserveerd en daarna geseceerd en karakte-
ristieke afwijkingen (6) tengevolge van vogelcholera
werden genoteerd.

2a. Acht groepen Peking-eenden (II dieren per
groep) werden op een leeftijd van 12 dagen gedu-
rende 6 dagen voorde proefinfectie tot 3 weken erna
behandeld met respectievelijk penicilline V in de do-
seringen 30. 60. 120 of 180 ppm door het voer of
chloortetracycline in de dosering 50.100. 200 of 400
ppm door het voer. De negende groep diende als on-
behandelde controle groep. De dieren werden gedu-
rende 4 weken na infectie geobserveerd en daarna
geseceerd.

2b. Vijf groepen Peking-eenden, 12 tot 13 dieren
per groep, werden op een leeftijd van 12 dagen gedu-
rende 6 dagen voor proefinfectie tot 3 weken erna
behandeld met respectievelijk het combinatieprepa-
raat 1: neomycine, chlooramphenicol en chloorte-
tracycline (deze combinatie bevatte resp. 12,5-12.5-
25 gram per kilogram premix) in de gezamenlijke
dosering van 50. 100 of 150 ppm door het voer. of
het combinatiepreparaat 2:
Oxytetracycline met ole-
andomycine (deze combinatie bevatte resp. 40 en 10
gram per kilogram premix) in de gezamenlijke dose-
ring van 50 of 100 ppm.

Een zesde groep van 12 dieren diende als onbehan-
delde controle.

De dieren werden gedurende 4 weken na infectie ge-
observeerd cn daarna geseceerd.

3. Drie groepen kalkoenen (20 dieren per groep)
werden op een leeftijd van drie weken behandeld
met chloortetracycline in dc dosering van 100, 200
of 300 ppm door het voer. Met de behandeling werd
begonnen 2 dagen voor de proefinfectie. Twee groe-
pen ontvingen respectievelijk gedurende 1 1 dagen
100 en 300 ppm. De derde groep ontvinggedurende
21 dagen 200 ppm. Een vierde groep van 16 dieren
diende als onbehandelde controle.
.Alle gestorven dieren werden onderzocht op karak-
teristieke afwijkingen tengevolge van vogelcholera
(6) en bacteriologisch onderzoek van lever en hart
werd verricht. Overlevende dieren werden gedu-
rende 28 dagen na infectie geobserveerd, dan afge-
maakt waarna de levers bacteriologisch onderzocht
werden op het voorkomen van P.m. kiemen.
1 evens werd bij deze dieren nagegaan of er zich P.m.-
dragcrs onder bevonden. Hiertoe werd met behulp
van een wattendrager een uitstrijkje van het slijm-
vlies van de gehemeltespleet gemaakt. Deze werd
daarna in bouillon gedurende 4 uur geincubeerd.
Elierna werd een muis intraperitoneaal met 0,2 ml
van deze cultuur géinoculeerd.

-ocr page 297-

Tabel I. Behandeling met antibiotiea door het voer ter preventie van Vogeleholera bij Muskus-eenden
(proef I).

Antibiotica *
cn dosering

Aantal
dieren

Cicstorven
na infectie

Sterfte
dagen P I.

Overlevende
dieren met
afwijkingen

Controle

9

9

2-X

Erythromycine

1 10 ppm

10

1(1

1-X

Oxytetracycline

250 ppm

10

10

12-17

Neo-oxv

70 ppm 100 ppm

10

0

1

Novobiocine

350 ppm

10

X

4-X

Antibiotica behandeling gedurende 3 dagen \\ oor infectie tot 6 dagen daarna. Dieren uerden gedurende
17 dagen na infectie geobserveerd.

^ Neo-o.\\y = neomycine - o.xytetracyline.
RESULTATEN

die van de controlegroep. Van de 44 een-
den stierven er 13 en bovendien vertoon-
den bij sectie drie eenden karakteristieke
afwijkingen van vogeleholera (tabel 2).
Bij de groepen behandeld met chloorte-
tracycline in de doseringen 100, 200 en
400 ppm trad geen ziekte of sterfte op.
Van de groep behandeld met 50 ppm
stierven 2 dieren en één vertoonde afwij-
kingen bij sectie.

2.b, Bij de groepen Peking-eenden welke
behandeld waren met het combinatie-
preparaat 1 trad geen sterfte op na de
proefinfectie (tabel 3).
Van de groepen welke behandeld waren
met het combinatiepreparaat 2, stierven
3 dieren per groep na de proefinfectie.
Van de controledieren stierven 5 van de
12 dieren.

l abel 2. Behandeling met antibiotiea door het \\oer ter preventie van Vogeleholera bij l\'cking-eenden
(proel 2,A).

1. Muskus-eenden welke behandeld wa-
ren met erythromycine of novobiocine
stieryen alle binnen acht dagen, evenals
de onbehandelde controle dieren (tabel
1). Bij de groep welke behandeld was met
Oxytetracycline trad sterfte een week na
beëindiging van de behandeling op.

Bij de groep welke behandeld was met het
combinatie preparaat neomycine en Oxy-
tetracycline trad na infectie geen sterfte
op, doch één dier vertoonde bij sectie ka-
rakteristieke afwijkingen voor vogeleho-
lera.

2,a. Bij de groepen Peking-eenden welke
behandeld waren met penicilline V in ver-
schillende doseringen trad na infectie
sterfte op, welke vrijwel parallel liep aan

Overlevende
dieren met
afwijkingen

.Aantal
dieren

(icstorvcn
na infectie

Dosering ppm
ppm

.Antibiotica t

I 1
I 1
I 1
I I
I 1

Controle

.30
60
120
1X0
.50
100
200
400

Penicilline V

I I
1 I
I I
1 I

Chloortetra-
cvcline

-I- Antibiotica behandeling 6 dagen voor infectie tot 21 dagen erna. Dieren werden gedurende4 weken na

infectie geobserveerd.
♦ .30 ppm penicilline V = 50.00(1 internationale eenheden.

-ocr page 298-

label .V Behandeling mei aniibioliea door hel voer ter preventie van \\ ogeleholera bij l\'ekmg-eenden
(proef 2 B).

Antibiotica1

Dosering
ppm

Aantal
dieren

(iestorvcn
na infectie

Overlevende
dieren met
afw ijkini;en

Controle

12

50
100
150

13

13

Combinatie I

Combinatie 2

50
1011

13

Geen \\an de overlevende dieren ver-
toonde pathologische afwijkingen karak-
teristiek voor vogelcholera.

3. Bij de groepen kalkoenen die behan-
deld waren met chloortetracycline 100 en
300 ppm trad geen sterfte op gedurende
de behandeling van 11 dagen. Acht dagen
na beëindiging van de behandeling stier-
ven 6-7 dieren per groep aan vogelcho-
lera. Van de overlevenden bleken enkele
dieren drager te zijn van P.m. of vertoon-
den de karakteristieke pathologische af-
wijkingen (tabel 4). Van de groep kalkoe-
nen die met 200 ppm gedurende 3 weken
werd behandeld, overleefden alle de
proefinfectie. Hier werden geen dragers
of pathologische afwijkingen gevonden,

DISCI ssii

Preventieve behandeling tegen vogelcho-
lera bij Muskus-eenden met een combina-
tie-preparaat van neomvcine en o.xytetra-
cycline door het drinkwater gaf gunstige
resultaten. Met een behandeling met ery-
thromycine werden in tegenstelling tot
bevindingen van Hart (4) teleurstellende
resultaten verkregen.
Bij Peking-eenden en kalkoenen werden
gunstige resultaten bereikt door een pre-
ventieve behandeling met chloortetracy-
cline in een concentratie van tenminste
100 ppm in het voer. mits gedurende

„° E

ü- O,

O

2! U

ol

Q- l

O

O

O

T3

\'^üL

(D^ -

r ä

(1) «j
" O I

O

CM

S E

a. c

O

O E
(U Q-

c S

— IP

O

ÏÏ Oj
O >

a. (u

O

CM

O

OJ

0, OJ - g

tï; ■£ c

ij ra g O-.

O c E -g

F Ü lu ♦

; g ra -D

2 ^ S ?

^ ^ e

£ ^ ^ ï

O ^ E Cl

O

ID

O

O

O

O ID
fu dj

CM

CD

O
O

CM

J; 2

O

5

1  Antibiotica behandeling 6 dagen voor inlectic tot 3 weken erna. Dieren werden gedurende 4 weken na
inlectie geobserveerd.

Combinatie 1 per 50 ppm; 12.5 ppm neomvcine

12.5 ppm chlooramphenicol
25 ppm chloortetracycline

Combinatie 2 per 50 ppm: KI ppm oleandomycine
4(1 ppm oxv tetracycline

-ocr page 299-

langere tijd toegediend. Bij een korte be-
handeling van I I dagen trad bij kalkoe-
nen een week na het beëindigen daarvan
sterfte tengevolge van de proefinfectie op.
De/e resultaten stemmen overeen met de
bevindingen van Alberts (I). Dorsev (3).
l.ittle (7) en Olson (8).
Ciunstige resultaten zijn bij eenden ook te
\\erkrijgen met het combinatiepreparaat
neomycine - chlooramphenicol - chloor-
tetracycline door het voer, terwijl penicil-
line V en novobiocine minder geschikt
bleken voor een preventieve behandeling.

Om economische redenen verdient een
langdurige preventieve behandeling via
het voer de voorkeur.
Affiankelijk van de te verwachten infec-
tiedruk kan de periode van preventieve
medicatie verlengd worden. Bovendien
bestaat de mogelijkheid om deze behan-
deling te combineren met een enting met
een geïnactiveerd I\'.m. vaccin.
In deze proefneming is gebleken dat Pe-
king-eenden minder gevoelig zijn voor
een vogelcholera-inlectie dan Muskus-
eenden en kalkoenen.

I III RAMT R

1. Albert.s. ,1. ().: .Xn observation on aurconncin therapv ol fowl cholera in pheasants. I er l/ci/.. 46.

Anderson. N. (1,. Alpaiigh. W. C\'.. and Baiighn. C . O.: l lïect ol suHachloropvla/ine in the drinking-
water ot chickens inlectcd expcrinienlallv uith loul cholera.
Aviii/t Diseases. 18. 4111. (1974).
.V Horsey. 1. A, and Ilarshlield. (1. S.: .Studies on loul cholera. Soiuh Dakota .State I niv U\';- f \\n

.Sta. Hull.. 2.T /. (1959).
■l Hart, I .: 1 rcatment of duck cholera cr\\ throniycin, .\\ustf. let. .lotinial. ,19, 92. (1963).

Ilcddlcston, K, I ,, (lallagher, ,1, T,, and Rehers, I\', A,: l ow I cholera: gel diHusion precipitation test
lor scrotyping
I\'asteurella multoiidii Ironi avian species, \\\\iait Disease.^ 16, 925. (19^2).
6, lleddleston, K. I,: Avian pasteurellosis. In Diseases of Poultry, p, 219-246. I dited by Holstad. M S,
Ihe Iowa State University Press. .Ames, (1972),

1 ittlc, P, A: I sc or aureomvcin in some cxperiincntal inlections in anunals \\iiii \\i \\eail S<ieitte
246. (I94H).

8, DIson. I , 1),: I valuation ot aureomycin lor prevention ol arthrilic pulmonarv and cranial lorms ol
lowl cholera in turkevs,
I\'oultrv .Sei.. .56, 11112. (1977).

9, \\ adin, H. en Moraal, I , (i,: Serolv peringin I\'asteurella itiultoeiJu isoluicn uit verschillende diersoorten
in Nederland,
liidsehr. Diergeneesk.. 10,1, 7H3. (I97H).

m

R,) I

Prijsvraag op
verkeersmedisch gebied

Dc Nederlandsche Vereeniging van ,\\rtsen-,>\\uto-
mobilisten (\\\\,-\\,\'\\) te Utrecht schrijlt een prijs-
vraag uit v oor wetenschappelijke verhandelingen op
verkeersmedisch gebied, Dc prij/.en bestaan uil de
\'dr, W, l ,,van Luv n irofec\'cn een geldbedrag tot een
totaal van / .10,000,

De \'dr, W, L, van l.uyn-prijsvraag\' ontleent /ijn
naam aan de oud-voor/itter van de V\\ De heer
van I.uyn is jarenlang de molor geweest achter de
\\ crkeersmedische Commissie, een oiganisatie bin-
nen de VV,\\,-\\. Dc/e Commissie heelt ten doel het
bevorderen en begeleiden,
c,l], publiceren van we-
tenschappelijke studies op verkeersmedisch gebied.
De \'dr. W, L, van l.uv n-prijsvraag\'is internationaal.
De in le /enden vvctenschappclijkc verhandelingen
kunnen in het Nederlands, Frans, Duits ol Engels
worden gesteld. Sluitingsdatum voor in/cnding is ,11
december 1979,

Formulieren voor deelneming kunnen worden aan-
gevraagd bij de Nederlandsche Vcrcemging v an ,\\rt-
sen-.Autoniobilislen (V\\\'.\\,.\\). Postbus 815.1, .150.1
RD Ulrcchl (Holland).

(Persbericht).

-ocr page 300-

(iff È irail

Pentachloorphenol intoxicatie bij
nestjongen van kanaries
(Serinus canarius)

Peniachlorophenol Poisoning in Nestlings
oj Canaries
(Serinus canarius)

G. M. Dorrestein\' en R. Zelle-

SAMENVATl INCl

Het gebruik van bindtouw voor strohalen als nestmateriaal voor kanaries gaf
ogenschijnlijk vermindering van de uitkomstpercentages. Het meest karakteris-
tieke was de stetjie in de eerste week na uitkomst van de eieren met een piek op de
vierde levensdag terwijl geen enkele jonge vogel de leeftijd van drie maanden
bereikte. De verder kenmerken waren sterk achterblijven in groei en slechte
veergroei. De volwas.sen vogels vertoonden geen afwijkingen. De oorzaak wordt
toegeschreven aan de aanwezigheid van pentachloorphenol (PCP) (gemiddeld
2S5 pptii) in dit nestmateriaal.

SUMMARY

L\'sing hinder twine of hales of straw as nesting material for canaries apparently
resulted itt a reduction of hatchability. However, the outstanding feature was the
high mortality rale during the first week after hatching, with a peak on the fourth
day and nestlings never growing any older than three months. Other symptoms
consisted in marked retardation of growth and poor growth of feathers. The adult
birds presettted a normal appearance. The ntost likely cause was the presence oj
pentachlorophenol (PCP) (averaging 28.5 pptn).

IM E1DINÜ

Slechte broedresultaten en teveel sterfte
onder jonge kanaries in de eerste levens-
week worden vaak toegeschreven aan de-
ficiëntie of verkeerde voeding. Zowel de
voeding van de volwassen vogels vóór en
tijdens de broedperiode, als van de jonge
vogels in de eerste dagen na uitkomst, ko-
men dan in aanmerking (10).
Als een vakkundige beoordeling van de
voeding geen duidelijk aanwijsbare oor-
zaak oplevert, is men al snel geneigd aan
een milieufactor, bijvoorbeeld relatieve
vochtigheid, te koude omgevingstempe-
ratuur, of aan bacteriële infecties zoals
\'zweetziekte\'
(E. colijle denken (7).
Een beschrijving van een intoxicatie van
nestjongen door nestmateriaal behandeld
met pentachloorphenol (PCP) werd in de
literatuur niet gevonden.
PCP heeft als fungicide en bactericide
stof vele toepassingsgebieden in de indu-

Drs. (j. M. Dorrestein. Vakgroep 1\'athologie. .Atdeling Ziektekunde Bijzondere Dieren, Faculteit der
Diergeneeskunde, Biltstraat 172, Utrecht.

R. Zelle, analist. V akgroep Farmacologie cn 1 o.xicologie. f-aculteit der Diergeneeskunde. Biltstraat 172.
tUreehl.

-ocr page 301-

strie en landbouw. Het wordt gebruikt bij
de vervaardiging van celluloseprodukten,
stijfsel, kleefstoffeti, eiwitprodukten, le-
der. olie, verfstoffen, rubber etc. Het
wordt echter vooral toegevoegd aan de
conserveringsmiddelen voor hout en
daarvan afgeleide produkten (1, 2).

EN KLINISCHE SYMPTO-

Een kweker met 46 koppels kleurkanaries had erg
veel sterfte onder de jonge vogels in de eerste week
na uitkomst. De dieren waren gehuisvest in een
kweekruimte die dat jaar voor het eerst in gebruik
genomen was. De relatieve vochtigheid in de ruimte
schommelde rond de 60% en de temperatuur werd
rond de 18° C gehouden.

De nestbakjes waren vervaardigd uit plastic en aan
de onderzijde vrijwel geheel gesloten. Als nestmate-
riaal werd bindtouw voor strobalen gebruikt. Dit
touw werd in stukken van ongeveer 10 cm. geknipt
en vervolgens gewassen in chloorbleekloog.
De voeding bestond uit gemengd kanariezaad en
eeneivoervan goede kwaliteit. Aan het eivoer waren
een vitaminen en mineralen mengsel en tevens de
aminozuren methionine (0.5%) en lysine (1%) fa-
brieksmatig toegevoegd. Dit eivoer werd elke vier
maanden vers bij de fabrikant gehaald. Voor de be-
strijding van bloedluizen
(Oermanyssus gallinae)
werd een insecticidespray met0.85%pyrethrine toe-
gepast.

ANAMNESE
MEN

Aft. 1. .longe kanaries, drie weken oud. uitgebroed en grootgebracht in nesten vervaardigd uit PCP-
besmet nestmateriaal (± 285 ppm).

Het aantal gelegde eieren per nest was erg goed (ge-
middeld 5.04) en het bevruchtingspercentage van de
eerste ronde was bijna 90%. Het uitkomstpercen-
tage lag met ruim 79% wat aan de lage kant. Het
voeren van de jonge vogels door de ouders gebeurde
goed.

Ongeveer twee tot drie dagen na uitkomst konden
de pas uitgekomen jongen hun kop niet meer over-
eind houden. Ze lagen vaak met de kop achterover
in het nest.

De dag daarna kregen ze een dikke nek en een ge-
zwollen buik. De kleur van de jonge kanaries, die
normaal rose is, werd geel en de huid leek ver-
droogd. De vogels bleven duidelijk achter in groei.
De piek van de sterfte lag op de vierde dag na uit-
komst. Een aantal jongen, die de eerste week over-
leefden (iets meer dan 32% van de uitgekomen vo-
gels) was duidelijk te klein. Dit kwam vooral tot ui-
ting in het tijdstip waarop deze vogels geringd
werden. Normaal gebeurt dit rond de 6e dag. bij
deze vogels was het ringen pas mogelijk rond de 1 Ie
dag.

Ook de veergroei en de ontwikkeling was duidelijk
achter gebleven (afbeelding 1). De volwassen vogels
leken klinisch volkomen gezond.

PATHOLOGIE

De ter sectie aangeboden enkele dagen
oude vogels waren erg bleek en wat gelig
gekleurd. Ze waren erg klein voor hun
leeftijd. Vaak was er een te grote dooier-
rest in de buikholte aanwezig, waarbij

-ocr page 302-

echter geen duidelijke omphalophlebitis
gevonden werd.

De krop was leeg. maar er /.at meestal nog
veel voedsel in de maag. De nieren waren
gezwollen en bleekbont door uraatneer-
slagen in de verzamel- en afvoergangen.
In enkele gevallen waren de nieren sterk
vergroot en donkerrood gekleurd. Ook
dan waren de uraten duidelijk zichtbaar
in de verzamelgangen. In één geval wer-
den op de craniale lobben van de beide
nieren met bloed gevulde holten gevon-
den.

Gestorv en vogels van meer dan een week
oud waren in een zeer slechte conditie. Er
was een sterke atrofie van de musculatuur
en vetweefsel ontbrak. Het verenkleed
was onregelmatig en slecht ontwikkeld.
Vaak werden purulente otitiden aange-
trolten. Behalve de boven reeds beschre-
ven nierat\'w ijkingen, werden frequent een
duidelijke leverdegeneratie. catarrhale
pneumonie en een enteritis gevonden. In
al deze gevallen werd bij bacteriologisch
onderzoek
E. coli geisoleerd uit lever,
longen en darm.

Van vogels die uitsluitend nierafwijkin-
gen vertoonden, verliep het bacteriolo-
gisch onderzoek van de organen, met uit-
zondering van de darm. steeds negatief.

Alb. 2. Nier mol degeneratie en uraattophi (a). (ll,[;. Obj. 25 \\).

HISrOl.OGlE

Orgaanmateriaal van de vers aangeboden
jonge vogels werd gefixeerd in 10% neu-
trale formaline en ingesloten in paraffine.
De coupes van 6;u werden gekleurd met
haemaluin en eosine.
In de lever werden uitgebreide locale dys-
trofieën gevonden, vaak omgeven door
rondcellige Infiltraten. Duidelijke ontste-
kingsreacties werden vooral gevonden in
die organen die macroscopisch al afwij-
kend waren.

In alle nieren werd een duidelijke degene-
ratie van het tubulus-epitheel gezien.
Daarna ast werden vele uraattophi gevon-
den. Dit zijn ophopingen van uraatkris-
tallen omgeven door rondcelligen en
reuscellen (albeelding 2).

BFHANDF.l ING

In eerste instantie werd in verband met de
nierafwijkingen een therapie ingesteld
met vitamine A (3000 IE Itr drinkwater)
en Oxytetracycline (1000 mg Itrdrinkwa-
ter). Deze behandeling had geen effect.
De jonge vogels die tijdens en na deze the-
rapie uit het ei kwamen vertoonden het-
zelfde beeld.

Bij verdere navraag bleek dat meerdere

-ocr page 303-

kwekers uit dezelfde vereniging hetzelfde
probleem hadden. Allen gebruikten als
nestmateriaal touw van dezelfde partij.
Na vervanging van dit materiaal door wit
sisaltouw en ongebleekte katoen werden
de resultaten duidelijk beter (tabel 1).

VERDER ONDERZOEK

Het nestmateriaal was gemaakt van touw
dat bestemd is als bindtouw voor pakken
stro. Als beschermingsmiddel tegen
schimmels werd aan het conserverings-
middel van het stro Dowicide® 7\' toege-
voegd. Aangezien dit produkt vooral be-
staat uit PCP (89%) werd er een onder-
zoek verricht naar hetgehalteaan PCPin
onbehandeld strotouw, met chloorbleek-
loog behandeld touw. commercieel ver-
krijgbare vogelnestjes vervaardigd van
bruin touw en wit sisaltouw.
De extractie en de derivatisering werden
verricht volgens de gebruikelijke technie-
ken (6).

RESUl.TAAE

De resultaten van het onderzoek naar de
aanwezigheid van PCP zijn samengevat
in tabel 2.

DISCUSSIE

Het toxische effect van pentachloorphe-
nol is reeds goed bekend getuige de vele
publikaties en rapporten betreffende on-
derzoekingen en residuen van deze stof.

Tabel I. Overzicht kweekresultaten.

Eieren
nest

Aantal
eieren

nesten

Bev rucht
aantal 9r

Uitkomst
aantal %

Sterfte tot
7 dagen
aantal \'>(■

Sterfte tot
3 mnd.

Cf

Ronde 1

5.04

2.32

46

201

86,6

159

78.1

107 67,3

100.0

Ronde 2

A\'

4.05

77

19

59

76.6

35

.59.3

24 68,6

100.0

B

4.50

45

10

36

80.0

26

72.2

8 30,8

53.2

C

4.29

60

14

42

70.0

35

83.3

6 17,1

22.8

Ronde

4.20

105

25

82

78.1

57

69.5

10 17,5

26.3

Norm:

4.20

70-80\'

(

boven 80^7

minder dan lOQ

A. Kweekresultaten van de tweede ronde van nesten met uitkomsttijdstip tot het vervangen van PCP-
bevattend nestmateriaal.

B, Idem. uitkomsttijdstip tot zeven dagen na vervanging van het besmette nestmateriaal.
C\'. Idem. uitkomsttijdstip later dan zeven dagen na vervanging van het nestmateriaal.

Dowicide® 7; Dow Chemical Co.. Rotterdam.

Tabel 2. Pentachloorphenol in de touwinonsters
(p.p.m.).

700

250

25

0.15

125

200

30

225

320

650

310

740

340

490\'

285

27.5

l ouw zonder behandeling.
\'Eouw na wassen met ehloorbleekloog.
Bruine vogelnesten.
Blank sisaltouw.
De gemiddelde waarde van de onderzochte
monsters.

Een zeer uitgebreid rapport is samenge-
steld door de \'Ad hoe study group on
Pentachlorophenol contaminants\' (1).
Er is onder meer onderzoek verricht naar
de effecten na opname per os, per inhala-
tionem en per cutem. Wordt PCP in een
organisch oplosmiddel op de huid van
konijnen gebracht, dan blijkt 200 ppm
dodelijk en 100 en 50 ppm niet (4). Voor
de l.Djo voor ratten via huidresorbtie
wordt aangegeven 96, 105 en 320 ppm (3,
5, 8) en voor muizen 261 ± 39 ppm (9).
Voor vogels konden deze waarden niet
gevonden worden. Behalve PCP komen
er in de commerciële PCP-preparaten
vaak nog chloordioxin-verbindingen
voor, waarvan enkele een veel hogere to-

-ocr page 304-

xiciteit zouden bezitten dan zuiver PCP.
In hoeverre deze isomeren in het beschre-
ven geval een rol hebben gespeeld is niet
nagegaan. Uit tabel 2 blijkt dat er in het
onbehandelde touw vrij hoge concentra-
ties PCP kunnen voorkomen. De verde-
ling over de monsters is nogal onregelma-
tig-

Door de behandeling van het touw met
chloorbleekloog is niet alleen het gemid-
delde gehalte afgenomen, maar tevens
een meer homogene verdeling verkregen
over het touwmateriaal. Het gehalte aan
PCP is echter nog steeds erg hoog.
Verrassend was de hoeveelheid PCP die
gevonden werd in de commercieel ver-
krijgbare nestjes. In hoeverre een derge-
lijke concentratie problemen kan veroor-
zaken is niet bekend. Bij gebruik van deze
nestjes zouden vage problemen met de
jonge vogels mede veroorzaakt kunnen
worden door de aanwezigheid van het
PCP. Vooral als door de kanariepop wei-
nig nestmateriaal wordt gebruikt om het
nestje te bekleden, kan door de sterk ge-
vasculariseerde kale huid van de jonge
vogel nog vrijveel PCP geresorbeerd wor-
den. Dit wordt nog bevorderd doordat de
pop grote delen van de dag en de gehele
nacht op het nest met jongen zit hetgeen
de ventilatie van het nest beperkt. Op
grond van de in tabel 2 vermelde bevin-
dingen moet het gebruik van deze nestjes
zeker afgeraden worden.
Uit tabel 1 lijkt een mogelijke negatieve
invloed van het PCP op de uitkomstper-
centages niet uit te sluiten met name in het
eerste gedeelte van de tweede ronde.
Mogelijk dat een geringe diffusie via de
eischaal optreedt, maar een opname via
de huid van de pop, waarna uitscheiding
via de eieren plaats vindt, is niet waar-
schijnlijk aangezien de volwassen vogels
volkomen gezond waren.
Het probleem treedt vooral op bij vogels
van enkele dagen oud. Zeer duidelijk
wordt dit effect geïllustreerd met de sterf-
tepercentages in de tweede kweekronde
zoals deze gevonden worden in de groe-
pen A, B en C respectievelijk 100, 53.2 en
22.8%.

Uit een vergelijking met de normgetallen
(d.z. waarden samengesteld uit de resulta-
ten van een 10-tal kwekers zonder opval-
lende problemen) blijkt dat de resultaten
na het verwisselen van het touw nog
steeds erg matig zijn. Gezien echter de
kweekresultaten van dezelfde eigenaar in
de voorafgaande jaren, moeten de gevon-
den getallen voor de kweker als normaal
beschouwd worden.

Het bindtouw van strobalen bevat echter
niet altijd een bovenvermelde hoeveel-
heid PCP. Het is gebleken dat een aantal
kwekers reeds jaren dit touw als nestma-
teriaal gebruikt zonder de bovengeschet-
ste verschijnselen. Een PCP gehaltebepa-
ling van dit touw is niet uitgevoerd.
Intoxicatie met PCP geeft geen karakte-
ristiek histopathologisch beeld. Het wer-
kingsmechanisme bestaat uit een
ontkoppeling van de oxidatieve fosfory-
lering en geeft een afwijking van de meta-
bole processen op celniveau. De waarge-
nomen focale leverdystrofieën worden bij
kanaries vaker aangetroffen, zij het zel-
den in deze aantallen en uitbreiding. Zij
kunnen niet als karakteristiek voor PCP
worden aangemerkt maar vormen hoog-
stens de uiting van een verstoord levercel-
metabolisme.

1 ITL-RAIUUR

Anonymous: Report of the Ad hoc Study Group on Pentachlorophenol Contaminants. Environ-
mental Health Advising Committee. Science Advisory Board. IJ.S.. Environmental Protection
Agency. Washington. D.C. 204600. 1978.

Bevenue. A. and Beckman. H.: Pentachlorophenol; A discussion of its properties and its occurrence as
a residue in human and animal tissues.
Residue Rev.. 19. 83. (1967).

Demidenko, N, M.; Toxicological properties of Pentachlorophenol. Oig. Toksikol. Pesiiis. Klin.
Olravleni.
4. 234. (1966).

Dow Chemical Co.. 1969. Toxicity Summary for Dowicide®.

Gaines. T. H.; Acute Toxicity of Pesticides. Toxicol. .4ppl. Pharmacol.. 14. 513. (1969).
Krijgsman. W. and Kamp. C. G. van de; Determination of chlorophenols by capillary gas chroma-
tography. /
Chromatography. 131.412. (1977).

Kronberger. H.; Haltung von Vögeln, Krankheiten der Vögel. VEB Gustav Fischer Verlag, .lena.
1973.

-ocr page 305-

8. Noakes. D. N. and Sanderson, [), M,: A Method for determining the dermal toxicity of pesticides,
Briii.sh J. of huhisL Med.. 26, 59. (1969).

9. Pleskova, A, and Bene/a, K,: Toxic properties of pctachlorophenol, Praeovni kekarsivi.. II,.?■/<!?,
(1959).

10. Tollefson, C, ,),: Nutrition, In: fiiseases of cage and aviary birds, Ed, Petrak, Lea and Eebiger,
Philadelphia, p, I4.VI67, 1969,

no

®n

Bundesanstalt für künstliche
Besamung der Haustiere,
Wels/Thalheim

Die nächste (28,) internationale Fachtagung für
Fortpllanzung und künstliche Besamung der Bun-
desanstalt für künstliche Besamung der Haustiere
findet in der Zeit vom
27. bis 29.9,1979 im Kino-
saal des Hotel \'Greif, Wels statt.
Nach dem Grundgedanken \'Information und Fort-
bildung" sind derzeit folgende \'1 hemen und refe-
rate vorgesehen:

1, Hauptthema:

Seue ICrkennlnis.se der (leneiik
Dr, Koefoed-.lohnsen, Kopenhagen, Dänemark:
Untersuchungen über den Erbgang des Dag-
defektes bei Rinderspermato/ocn,
Prof, dr, Müller-Hill, Köln, BRD: Cienetische

Manipulationen und ihre Bedeutung,
Prof, dr, Schleger, Wien, Österreich: Re/iproke
Translokationen beim Rind,

2, Hauptthema:

liinflüsse von liiilenin.i;. Haliiing um! Manure-
mem auj die l\'ruehlharkeii von Rindern und
Sehweinen.
Rinder

F)r, Francos, Haifa, Israel: Rohfaser-und Energie-
versorgung und ihre Bedeutung für Umrindern
und Endometritis,
ProE dr, Grunert, Hannover, BRD: Die biolo-
gische Rastzeit beim Rind,
Dir. dr, Hahn, Neustadt a, d. Aisch, BRD: Fertili-
tätsdienst des Besamungsvereines Neustadt a. d.
Aisch, Organisation und bisherige Erfahrungen.
Prof dr. Hinrichsen, Stuttgart, BRD: Hochleis-
tung und Fruchtbarkeit bei Milchkühen,
Dr, ,lorna, Leeuwarden, Niederlande: Unter-
suchungen über den Einfluss von Betriebsfak-
toren auf die Fruchtbarkeit von Milchkühen.
Dr. Kordts, Kiel, BRD: Wichtige Voraussetzungen
für die Fruchtbarkeit der Milchkühen bei hoher
Leistung.

ProL dr, Riznar, Zagreb, .lugoslawien: Erfahrun-
gen in der Fruchtbarkeitsüberwachung von
Cirossmilchviehbetrieben,

VR Doz, dr, Schulz, Leipzig, DDR: Möglich-
keiten und Grenzen der programmierten Frucht-
barkeit bei Rindern.
ProL dr. Zebracki, Olstztyn, Polen: Die Ergeb-
nisse der metaphylaktischen Anwendung von
Spurenelementen bei Rindern.
Sehweine

Dr. Coufalik, Dub n.M., CSSR: Einfluss von
Energieversorgung bei laktierenden Sauen und
Elushing auf Eerkelproduktion,
Dir, dr. Goossens, Beer, Niederlande: Ergebnisse
der Fruchtbarkeitskontrolle in Schweinezucht-
betrieben,

Dr, Peter, Schönow, DDR: Probleme und Ergeb-
nisse der Aufzucht von Besamungsebern,
3, Hauptthema:

Seue Methoden für die Diagnosis und die Be-
hanilhing von I\'ruehiharkeiissuirungen von Rin-
dern. Sehweinen und Pferden.
ProL dr, Berchtold, Zürich, Schweiz: Die opc-
ratieve Behandlung der Urovagina beim Rind,
Prof, dr, Bielanski, Krakow, Polen: Anwendung
FCiN-Samcn und Eitransplantation beim Pferd,
Prof, dr, Haraszti, Budapest, Ungarn: Blutprofil-
untersuchungen in de Geburtsperiode bei Hoch-
leistungskühen mit besonderer Rücksicht auf
die Fruchtbarkeit,
Dr, l.uginbühl, Bern, Schwciz: Bakteriologische
Befunde im (ieschlechtsapparat puerperaler
Kühe und deren Beziehungen zu Geburt, Puer-
perium und Fruchtbarkeit.
Dr. Lorin, Wien, Österreich: Neuere Aspekte Inder

Diagnose und Fherapic der Stutenstcrilität,
Doz, dr, Romaniuk, Bydgoszcz, Polen: Eierstock-
zysten beim Rind - Vorkommen und Bchand-
lungsergebnis in Beziehung zu Haltung, Leistung
und Puerperalverlauf,
Prof, dr, Rüsse, München, BRD: Neue Erkennt-
nisse über den Verlauf (die Physiologie) der
Cieburt beim Rind und ihre Folgerungen für die
Geburtshilfe.
ProL dr, Vandeplassche, Gent, Belgien: Die Phago-
zytose im LIturus von Nutzticren,

Anfragen und .Anmeldungen sind zu richten an:
Bundesanstalt für künstliche Besamung der Haus-
tiere, Postfach 121, Austrasse 10, A^60l Wels
Thalheim, Österreich, Tel, Nr, 07242 - 7012,

-ocr page 306-

œ

Aseptiek in de chirurgie
bij kleine huisdieren

Asepsis in Small Animal Surgery

.1. C. I.. Logger t\' en D. J. Megchelenbrink"

SAMENVA ITlNCi

Beselireven wordt een haeteriologisch onderzoek hij drie patiënten tijdens de
gehele proeedure rondom een chirurgische ingreep. Besmetting langs aerogene weg
hleek van grote betekenis te zijn.

for a surgic
importance

SUMMARY

Report of bacteriological studies in three patients throughout the period required
for a surgical procedure. Air-borne contamination was found to he of ntajor

L)ÜEE VAN HE\'E ONDERZOEK
Dit door ons uitgevoerde onder/oek be-
oogt vooral om te motiveren tot het
zorgdragen voor aseptisch werken bij
operatieve ingrepen. De veterinaire
ethiek geeft immers nadrukkelijk de op-
dracht om het dier op een zo hoog
mogelijk peil te behandelen. Wij menen
dat men hieraan in de veterinaire wereld
\\eel meer aandacht zou moeten be-
steden. \'levens zou men daardoor mo-
gelijk het gebruik van antibiotica aan-
zienlijk terug kunnen brengen, zodat een
bijdrage geleverd kan worden aan de
oplossing van het probleem van toe-
nemende resistentie.

WERKWI.IZE
Steriele wattestokjes werden gedrenkt
in steriele serumbouillon (merk Gibco\'\'),
waarna alle te onderzoeken voorwerpen

op diverse plaatsen werden bemonsterd.
De watten werden met een geflambeerde
schaar van het stokje geknipt en in fles-
jes serumbouillon gedeponeerd. Zowel
de flesjes als de dekseltjes ervan werden
bij het openen en sluiten geflambeerd.
Alle flesjes werden gecontroleerd op lek-
kage. Bij elke proef werd een aantal
steriele wattestokjes ingezet ter controle.
Alle Hesjes werden 24 uur in een brocd-
stoof bij een temperatuur van 37° C ge-
plaatst. Vervolgens werd overgëent op
bloedagarplaten (merk (iibco), die ge-
durende 24 tot 72 uur werden bebroed
bij 37° C. Elke bebroede bloedagarplaat
werd nauwkeurig op groei geïnspecteerd
en \\an de platen, waarop groei had
plaatsgevonden, werd een gramprepa-
raat gemaakt. Aan verder typering is
geen aandacht besteed vanwege dc tech-
nische problemen die zich hierbij voor-
deden.

I Bij hel ter perse gaan van de/e allevering ontving de Redaktie het droevige bericht, dat drs. .E C.E

l.ogger. prakti/erend dierenarts te Rijswijk, onverwacht is overleden.
■ Drs. D. .1. Megchelenbrink. prakti/erend dierenarts. Steenweg 1.30. Enschede.

-ocr page 307-

label I.

Onder/oek op contaminatie van:

1. operatiegebied na het scheren

2. operatiegebied na het wassen met /eepspiritus
.V operatiegebied na het afnemen met spiritus

4. operatiegebied na het Joderen

5. de handen voor het wassen

6. de handen na het wassen (twee keer borstelen met betadine)

7. de handen na het joderen (met joflon)

8. de handschoenen voor het gebruik

9. geautoclaveerd linnengoed voor gebruik

10. geautoclaveerde instrumenten voor gebruik

I 1. linnengoed na gebruik bij de wond

12. linnengoed na gebruik bij de chirurg

13. instrumenten na gebruik

14. tafeldoek na gebruik (eventuele vochtige plekken)

15. wondranden na de operatie

16. handschoenen na de operatie

17. handen nagelriemen na de operatie

18. blanco controle

19. blanco controle

20. blanco controle

B

A



De resultaten zijn weergegeven in tabel 1.
Kolom A geeft het onderzoek weer van
een sterilisatie van een kat; kolom B van
een sterilisatie van een hond en kolom C
van een proellaparatomie.

BESPREKING VAN DE RESDI.TATEN
Dit bovenstaande tabel kan men conclu-
deren, dat een zorgvuldige behandeling
van de huidoppervlakte van het te ope-
reren gebied van de patiënt strikt nood-
zakelijk is (zie punt 1 t m 4 van de tabel).
Hetzelfde kan gezegd worden van de be-
handeling van de chirurg (zie punten 5
t m 7 van dc tabel). Tevens kan men uit
de punten 8 en 17 concluderen, dat on-
danks zorgvuldige voorbereiding van de
handen van de chirurg steriele hand-
schoenen niet overbodig zijn. Al het
geautoclaveerde materiaal was steriel op
èèn instrumentendoos na (zie punt 10 van
de tabel). Een drietal instrumentendozen
uit dezelfde geautoclaveerde partij ble-
ken alle steriel te zijn.
Er rijzen pas problemen na de operatie.
De punten 11 t m 17 geven regelmatig
een contaminatie te zien. Bij vijf katten
die gesteriliseerd moesten worden, werd
een steriel monster uit de subcutus ge-
nomen, nadat de huidsnede aangebracht
was.

Na bebroeding trad geen groei op. Na het
uitvoeren van bovengenoemde operaties
werden bij twee patiënten niet-steriele
wondranden aangetroffen. Bij onder-
zoek van de tafeldoeken bleken bij zes
controles vier positieve uitslagen, on-
danks het feit dat bij drie tafeldoeken
steriele plastic onderleggers werden ge-
bruikt. Teneinde deze mogelijkheid van
aerogene contaminatie te onderzoeken
werden in de operatiekamer op diverse
punten, onder andere op de instrumen-
tentafel, bloedagarplaten gedurende pe-
rioden variërend van 30 tninuten tot
2 uur geplaatst.

Na bebroeden van deze platen bleek bij
alle een duidelijke groei te zijn ontstaan.
Eén van de platen die gedurende 30 mi-
nuten in de operatiekamer had gestaan
bevatte na bebroeding ± 15 kolonies;
een andere die gedurende 2 uur in de-
zelfde ruimte was geplaatst bevatte ± 60
kolonies. Hieruit kan men concluderen
dat aerogene contaminatie inderdaad een
belangrijke rol speelt in de chirurgie.
Onze mening is dat met name bij lang-
durige ingrepen de dierenarts zichzelf zo
goed mogelijk af dient te schermen en
dat de operatieruimte benevens het
onderhoud ervan aan zeer hoge eisen
moet voldoen, waarbij er zorg voor moet
worden gedragen dat zo min mogelijk

-ocr page 308-

pathogene bacteriën van buiten af bin-
nen worden gebracht.

DISCUSSIE
Wal opzet en uitvoering van dit bacte-
riologisch onderzoek betreft, kunnen
vele kritische kanttekeningen geplaatst
worden. Men zou kunnen opmerken dat
de door ons gevolgde methode van kwe-
ken slechts met behulp van serumbouil-
lon en bloedagarplalen geschied is: waar-
schijnlijk groeien niet alle aanwezige bac-
teriën in deze media. Eveneens zijn wij
niet overgegaan tot het maken van anae-
robe kweek, aangezien alle monsters ge-
nomen zijn van oppervlakken. Ook het
feit, dat slechts kleine gedeelten van de
te onderzoeken oppervlakken bemon-
sterd zijn, kan aanleiding hebben ge-
geven tot onnauwkeurigheid. Vanzelf-
sprekend dient niet alleen het feit onder-
kend te worden dat geen determinatie
van de geïsoleerde, al dan niet pathogene
bacteriën heeft plaatsgevonden, maar
ook, dal kwantificering van de conta-
minatie door de hier gevolgde methode
volstrekt onmogelijk was. De bedoeling
van deze proef is echter uitsluitend een
controle op aseptiek.

Dankbeiuiging aan Mej. N. M. Knecht, waar-
nemend hool\'d-analiste.

-ocr page 309-

Kreupelheid bij schapen in
aansluiting op een enting
tegen ecthyma contagiosa

Op maandag 5 juni 1978 werd in het ka-
der van de schapengezondheidszorg het
bedrijf van de Gebr. V. te H. bezocht. Een
bedrijf met een goede en gezonde kudde
van ± 35 ooien.

Uit de bedrijfsgeschiedenis dient vermeld
te worden dat zich midden zomer 1977
een ecthyma uitbraak heeft voorgedaan.
Tijdens de uitbraak is geënt met een han-
delsvaccin.

Daarnaast deden zich in de afgelopen ja-
ren vrij veel kreupelheden bij de lamme-
ren voor ten gevolge van vlekziekte. Hier-
tegen is het afgelopen winterseizoen
geënt.

Tijdens het bedrijfsonderzoek bleek dat
dit jaar kreupelheid bij de lammeren niet
was voorgekomen en de vlekziekte-enting
positief beoordeeld werd. Slechts één lam
was sinds 2 dagen kreupel. Bij inspectie
van de kudde viel echter op dat meerdere
lammeren en een éénjarige ram duidelijk
kreupelheid vertoonden.
De gedachte aan vlekziekte werd a vue
verlaten, omdat zich dan meereen bewe-
gingskreupelheid voordoet, terwijl hier
duidelijk sprake was van een belastings-
kreupelheid.

De vermoedelijke oorzaak werd gevon-
den toen de eigenaar terloops vermeldde
dat de lammeren 10 dagen geleden tegen
ecthyma waren geënt. Deze enting was
preventief bedoeld, er was geen sprake
van een ecthyma uitbraak.
Aangezien bekend is dat ecthyma entvi-
rus in de koppel kan spreiden, werd de
voorlopige diagnose: \'podale vorm van
ecthyma contagiosa\' gesteld.
Na opbokken bleek bij klauwinspectie
dat bij de kreupele lammeren tussen de
klauwen de typische ecthyma zweren
voorkwamen. Dit wasook hetgevalbijde
niet geënte éénjarige ram.
Gezien de proliferatieve woekering en
mede op grond van de tijdsduurtussen de
ecthyma enting en het optreden van de
kreupelheid werd het ecthyma virus de
meest waarschijnlijke veroorzaker ge-
acht.

De veehouder is geadviseerd de klinisch
zieke dieren af te zonderen en een lokale
behandeling met een desinfecterend mid-
del toe te passen. Met het oog op een mo-
gelijke aantasting van de uiers zijn de
lammeren gespeend.

Na behandeling waren de meeste dieren
snel genezen. Bij enkele dieren traden
bijkomende infecties als kroonrand-ont-
stekingen e.d. op. In deze gevallen is pa-
renterale toediening van breedspectrum
antibiotica gewenst.

DISCUSSIE

Gezien de mogelijke spreiding van het
entvirus in de koppel lijkt enige terughou-
dendheid ten aanzien van de preventieve
ecthyma enting op zijn plaats. Naar onze
mening is enting alleen zinvol en noodza-
kelijk in besmet milieu om een uitbraak
zo snel mogelijk te couperen. Ook in de
Angelsaksische literatuur vinden we deze
opvatting.

(M. J. de Boer: Gezondheidsdienst voor
Dieren in Utrecht)

-ocr page 310-

Bacteriologie

Brucellose bij wilde zwijnen in Florida

Becker. H. N.. Beiden. R. C.. Breault. T.. Burridge.
M. J., Frankenbergen. W. B..and Nicoletti, P.: Bru-
cellosis in feral swine in Florida.
J. Am. Vet. .\\4ed.
A.ssoc..
173. 1181-1182. (1978).

De auteurs stellen dat brucellose bij varkens nog im-
mer een probleem is in bet Zuid-Oosten van de V.S.
In Florida komen bijzonder veel wilde zwijnen voor:
er worden er per jaar 50.000 door jagers afgescho-
ten.

Men achtte het dan ook van groot belang na te gaan
in hoeverre deze wilde varkens met
Brucellasuish^-
smet zouden zijn.

I n de discussie wijzen de auteurs opde zoönotische
wilde zwijnen. Vijftig dieren bleken positief te zijn in
één of meer serologische tests (buisjesagglutinatie,
C.B.R.. etc.). De buisjesagglutinatie bleek het meest
betrouwbaar.

Negen serologische dieren werden ook bacteriolo-
gisch onderzocht: uit alle dieren werd
Brucella suis.
biotype 1 géisoleerd (vooral uit de lymfklieren wer-
den veel positieve cultures verkregen).
In de discussie w ijzen de auteurs op de zoönotische
en epidemiologische aspecten van het voorkomen
van brucellose onder de wilde zwijnen.
In 39% van alle (humane) gevallen van brucellose
waren varkens de oorzaak. Vooral bij veehouders en
jagers komt brucellose in hoge percentages voor.

J. Goudswaard.

Immunologie

Allergische dermatitis tengevolge van
vlooiebeten; een overzicht van 330 geval-
len

Nesbitt, G. H. and Schmitz. J. A.: Fleabite Allergie
Dermatitis: a review and survey of 330 cases,
J. Am.
fel. Med. .Ass..
173, 282-288 (1978).

Vlooiebeet allergie is inmiddels een zo bekend syn-
droom geworden, dat vaak alleen nog maar de
(Amerikaanse) afkorting. F,A.D,, gebruikt wordt.
De auteurs gaan in dit artikel uitgebreid in op de im-
munologische pathogenese en de symptomatologie
van de ziekte. Hoewel de symptomen meestal wel
duidelijk zijn, wordt in de V,S. toch vaak naar een
bevestiging van de diagnose gezocht door middel
van intradermale injectie rnet een vlooienextract
(1:10 verdund in fysiologische zoutoplossing). In de
experimenten van deze auteurs komt het commer-
ciële vlooienextract er overigens niet best af. Er ko-
men nogal wat aspecifieke reacties voor tengevolge
van de glycerine, die het extract bevat.
Wat de therapie van F..A.D. betreft: naast de bestrij-
ding van de vlooien wordt ingegaan op behandeling
door desensibilisatie door middel van injecties met
vlooienantigeen. Voor het door de auteurs aangera-
den schema zij verwezen naar het betreffende arti-
kel. Bij voorkeur werd niet tevens met corticosteroi-
den behandeld. Over het algemeen, zo kan gecon-
cludeerd worden, leidt \'flea control\' in combinatie
met desensibilisatie tot iets betere resultaten dan
\'Ilea control" alleen, (genezingspercentages \'redelijk
tot goed\' respectievelijk 97.5%: en 88%).

reiraii

J. Goudswaard.

Kip

HjS-vergiftiging van batterij-kippen

Blaxland. J. D., Shemtob, J., Francis. G. H.. and
Elis Jones, G.: Mortality in a battery laying house
attributed to the presence of noxious gases froni
slurry.
Vet. Ree.. 103, (U). 241-242. (1978J.

Een geval van abnormale sterfte wordt beschreven
op een legbatterij-bedrijf rnet 28.000 kippen in 7
hokken. De mest van de kippen werd met watei
vloeibaar gemaakt (drijfmest) en in putten onder de
hokken opgeslagen inet slecht afsluitende putdek-
sels. Eens in de zoveel weken werd lucht door de
drijfmest geblazen om de zaak goed gemengd en
vloeibaar te houden. Hierbij bleek een sterke HiS
vorming plaats te vinden.

In één hok met 4.000 kippen van 62 weken trad in
bepaalde kooien (in de buurt van de lekkende put-
deksels) produktiedaling op en een plot.selinge
sterfte oplopend tot 130 dieren.
Deze dieren waren alle in goede conditie en hadden
een blauwachtige verkleuring van de borstspieren;
de eierstok was in volle produktie. maar vertoonde
een sterke bloedstuwing en in het pericard was een
stro-kleurig fibrine stolsel aanwezig. Voorts longoe-
deem met bloedstuwing en sereuze vloeistof in de
borstholte.

In het gas uit de put en in de lucht in de omgeving
van de putdeksels werd vooral veel H,S aange-
toond.

Samen met factoren zoals windrichting, lage buiten-
temperatuur (januari), onvoldoende ventilatie en
het ontbreken van andere sterfte-oorzaken is dit als

-ocr page 311-

hoofdoorzaak van de opgetreden verhezen aange-
nomen.

I erecht wordt gewaarschuwd tegen het gevaar van
slecht afgesloten gierkelders.

H\'. J. Roepke.

Kip

Opname van vreemde voorwerpen door
kuikens

Hutson, 1., R.: Pica in eight-week-old chicken broi-
lers. I V/.
Ree.. 103, W, IK6-/87. (I97fi).

Bij verschillende koppels slachtkuikens werden spij-
kers. schroeven, krammen, haken, moeren, stukken
ijzerdraad. gaas, plastic, hard hout en zelfs een stuk
metalen ketting en een entnaald in de maag gevon-
den, Aangezien het steeds koppels op eenzelfde voe-
der betrof, wordt verondersteld, dat een tekort of
onevenredige verhouding aan niet nader genoemde
essentiële voedingsstoffen hier de oorzaak van is ge-
weest, Er heeft géén voeronderzoek plaats gevon-
den, dus er is géén bewijs voor deze veronderstelling
geleverd.

(Mijns inziens zou een aanmerking op de slordig-
heid van de betrokken pluimveehouders meer op
zijn plaats zijn geweest; immers, het betrof allemaal
rommel, die in een goed verzorgd kuikenhok niet
aanwezig behoort te zijn!;
Ref.).

iV. ./, Roepke.

Paard

Het opwekken van de geboorte van veu-
lens met behulp van oxytocine

Christiansen. Ib J.; Oxytocin til Induktion af foling.
Dan.sk l el. TiJsskr., 61. 10. 485-490. (1978).

De auteur vergelijkt in dit artikel zijn ervaring (het
opwekken (met behulp van oxytocine) van de ge-
boorte van veulens) met de erv aringen die reeds in de
literatuur beschreven zijn (o.a. die van J. W. Britton
bij 1500 paarden).

Hij beschrijft zes geboorten van veulens, die 30-90
minuten na een intramusculaire injectie van 20-30
IE oxytocine aan de merrie normaal verliepen. De
inductie kan géindiceerd zijn aan het eind van de
drachtigheidsperiode wanneer een melksecretie
reeds plaats vindt en wanneer de cervi.x uteri voor
twee vingers passabel is. Het is van belang om na de
injectie enkele malen vaginaal te exploreren om de
ligging van het veulen te controleren.
Het veulen ondervindt geen schade van deze toege-
paste methode, de nageboorte komt vlot af en de
volgende drachtigheid is normaal,

A. IV. van Foreesl.

Proefdieren

Endocriene regulatie van de menstruele
cyclus in de beermakaak
(Macaca arcto-
ides)

Wilks. .E W.; Endocrine characterization of the
menstrual cycle of thestumptailed monkey j.l/ocaca
arcloiiles). Biology of Reprodueiion. 16. 474-478.
(1977).

Het onderzoek werd opgezet met vijf vrouwelijke
beermakaken die een normale inenstruele cyclus
vertoonden. De menstruatie werd dagelijks gecon-
troleerd door middel van vagina uitstrijkjes. (In te-
genstelling tot de rhesus aap is bij de beermakaak
geen uitwendige menstruele bloeding zichtbaar;
Ref.)\\\'dn deze vijf beermakaken werd dagelijks 5 ml
bloed afgenomen uit de arterie of vena femoralis. In
dit monster werden LH, ESH, oestradiolen proge-
sterone bepaald door middel van radio immuno as-
says, De menstruele cyclus duurde gemiddeld 29 da-
gen (spreiding van 27 tot 32 dagen). De dag van de
LH piek (5 voudige van basale waarde) werd als dag

0 genomen. i:)it was 10 dagen na het begin van de
menstruatie. Oestradiol vertoonde de hoogste piek
één dag voor de LH piek en nog een kleine stijging
op dag 3.

1 ijdens dc folliculaire fase (tijd tussen begin van
menses en LH piek) was er nauwelijks progesteron
aan te tonen. O concentratie begon te stijgen opde
dag na de LH piek, was maximaal op dag H en was
weer bijna O op de dag dat de menstruatie begon.
Schrijver geeft aan, dat dit patroon hetzelfde is als
bij de rhesus aap behoudens de kleine oestradiol
piek op dag 3, \'Een aanzien van de radio immunoas-
says wordt het volgende opgemerkt. Voorde LH as-
says kon nauwelijks verschil gevonden worden bij
gebruik van de antisera verkregen op basis van LH
met serum van rhesus apen of beermakaken of van
LH verkregen uit hypophyse contractie van rhesus
apen of beermakaken. De radio immunoassay voor
ESH bepaling welke goed bleek te voldoen in rhesus
apen en bavianen, wasechterniet bruikbaarvoorde
beermakaak. Een gegeven waarbij men rekening
moet houden als dit onder/oek met beermakaken
wordt opgezet.

A. F. .V/. G. Bertens.

-ocr page 312-

Varken

Enkele waarnemingen over staartbijten
bij varkens in relatie tot de eiwit- en mine-
ralen voorziening

Barnikol, H.; Beobachtungen zum Schwanzbeiszen
(Kannibahsmus) bei Mast- und Zuchtschweinen in
Zusammenhang mit der Eiweisz- und Mineralstoff-
Versorgung.
Tierärzü. Umschau, 10, 33. 540-546.

(1978).

Sinds het lie rapport van de Kansas State Board of
Agriculture van 1911 is er een stroom van literatuur
gekomen over staartbijten en kannibalisme bij var-
kens. Prange (1970) en Breddermann (1968) gaven
een overzicht van deze literatuur. In ons land bestu-
deerde van Putten (1967, 1970) dit vraagstuk vanuit
de ethologische hoek.

Mogelijke oorzaken zijn: stalklimaat, te dichte be-
zetting, geen strooisel, roostervloeren, donkere stal,
hoog geconcentreerd voer, matig ruwvezel voede-
ring en type stal. Kalich deed in 1976 waarnemingen
bij 2000 varkens en vond dat slechte ventilatie en
ook ecto- en endoparasieten een factor kunnen zijn.
Op 5 bedrijven, waarvan 2 fokbedrijven met stro en
de andere mestbedrijven met roostervloer kwam
ernstig staartbijten voor. In alle gevallen kon door
verstrekking van eiwitconcentraat en mineralen in
enkele dagen verbetering worden waargenomen.
Deze verbetering bleef bestaan. (Ook de ventilatie
en de hygiënische maatregelen werden genomen,
waardoor toch weer combinatie van factoren;
Ref.)
Bloedonderzoek op Ca en P gaf aan, dat op een
mestbedrijf P , verhoogd was.
Bij ander groter bedrijf geen bloedafwijkingen (3
monsters).

E. J. Voine.

drijven van klinische symptomen van varkensdysen-
terie.

Om de mogelijke overbrenging van varkensdysente-
rie door dragers te bepalen, werden de dragers op
een bepaald moment na herstel samen gehuisvest
met normale S.P.F. varkens in een gedesinfecteerde
isolatieruimte.

In alle 3 experimenten brachten dragers, die waren
hersteld en gedurende 11-21 dagen zonder sympto-
men bleven, de ziekte over op de contactdieren.
Bij 2 proeven werden bij dragers pathogene B-hae-
molytische
Treponema hyodysenteriae gekweekt,
12 dagen voordat bij de contactdieren klinische
symptomen werden waargenomen.
Dragers die hersteld waren en gedurende 70-90 da-
gen geen symptomen vertoonden, brachten in 1 van
de 3 proeven de ziekte over op de contactdieren.
Treponema hyodysemeriae werd alleen bij contact-
dieren met klinische verschijnselen van varkensdy-
senterie gëisoleerd.

Bij 4 experimenten brachten dragers, die waren be-
handeld met dimitridazole of ranidazole de ziekte
niet over op de contactdieren.
(In de praktijk blijft echter na een behandeling her-
besmetting vanuit een geïnfecteerde omgeving
veelal mogelijk, vooral onder slechte hygiënische
omstandigheden;
Ref.)

De kweek van faecesmonsters op een selectief me-
dium vergemakkelijkt het voorspellen van de \'dra-
ger\' status.

Alleen in de proeven waar besmetting van de con-
tactdieren door de dragers plaatsvond werden pat-
hogene
Treponema hyodysemeriae
Het onderzoek van natte faecesuitstrijkjes met be-
hulp van een fasecontrastmicroscoop verliep echter
in een aantal gevallen positief, zonder dat een be-
smetting van de contactdieren optrad.

W. .4. Hunneman.

Varken

Overbrenging van varkensdysenterie
door dragers

Songer, J. Ci. and Harris, D. 1..: \'Fransmission of
Swinc Dysentery by Carrier Pigs.
.4m. J. l\'ei. Res..
-W, 913-916. (1978).

Varkensdysenterie werd op gezonde varkens over-
gebracht door contact met experimenteel besmette
\'dragers\'. Dragers werden gemaakt door S.P.F. die-
ren in contact te brengen met varkens die acuut aan-
getast waren door varkensdysenterie. Wanneer dra-
gers acuut aangetast werden, liet men ze natuurlijk
herstellen of werden ze behandeld met dimitridazole
of ranidazole. Herstel werd gebaseerd op het ver-

-ocr page 313-

First European Conference
on the Protection of Farm
Animals\'

Eerste Europese Conferentie over het
welzijn van de produktie-dieren -17 en 18
april 1979, RAI Congres Centrum,
Amsterdam

Program

Day I

09.00 Registration and Coffee

10.30 OFFICIAL OPENING

By dr. A. Vondeling. Chairman of the \' 1 weede

Kamer der Staten Cieneraal\'.

The Purpose of the Conference

Philip Brown.

Chairman of the Conference.

11.00 CATTLE PRODUCTION .AND WEL-
FARE

Chairman: ir. M. G. Wagenaar Hummelinck.
Chairman. Scientific Commission on Intensive Li-
vestock of the Dutch SPCA.

The Relationship between Farm Conditions and
Health and Welfare Problems in Cattle

Dr. Fernand Lomha.

Chef de Travaux. Large Animal Pathology and Cli-
nics. Faculty of Veterinary Medicine. University of
Liège. Belgium.

The Behaviour of Calves and their Behavioural Re-
quirements with Regard to Animal Protection

Prof. dr. dr. flans Hinrich Sambraus.
Professor of Ethology. Institute for .Animal Breed-
ing. University of Munich.

Some Aspects on the Keeping and Feeding of Cal-
ves from the Point of View of .Animal Protection

Prof. dr. H. Bogner.

Director Bayerische Landesanstalt fiiir l ier/ucht.
W. (iermany.

Veal Production: An .Attempt to Review the Subject
Objectively

Dr. Nicolas Steenkamer.

Assistant Managing Director. Denkavit Internatio-
nal. the Netherlands.

Why the Consumer Wants White Veal

LDr. G. Vandenburg.

Director. Wessanen International. Nantes. France.

In de vorige allevering \\an dit tijdschrift
programma opnieuw wordt afgedrukt.

The Welfare of Cattle

Henk Lambert/,.

Member of the Board of the Nederlandse Vereni-
ging tot Bescherming van Dieren.

Discussion
13.00 Lunch

14.30 POULTRY PRODUCTION AND WEL-
FARE

Chairman: Herrn min: dir. proL dr. Eckerskorn.
Chief Veterinary Officer. West Germany.

The responsibility of the Consumer

Mme Mary Paravicini.

Member of the Grand Council of the City of Basle.
Honorary President of Migros Corporation and
Member of the Swiss Administration.

Poultry Production and Welfare

Dr. David Sainsbury.

Lecturer in Animal Health. Universitv of Cam-
bridge. U.K.

Exterior of Egg-Layers in Intensive Systems

ProL Hendrik B. Simonsen.
Associate Professor. Royal Veterinaryand Agricul-
tural University. Copenhagen.

Environmental Preference Studies in the Hen

Dr. Marian Dawkins.

lX>partment Administrator in Animal Behaviour.
Dept. of Zoology. Oxford University. U.K.

Behaviour of the Hen in Different Environments

Dr. Barry Owain Hughes.

Principal Veterinary Research Officer. Agricultural
Research Council. Poultrv Research Centre. Edin-
burgh, U,K,

Evaluation of Different Environments for Laying
Hens

Prof. dr. Rose-Marie Wegner.
Director. Institut für Kleintierzucht Der Bundesfor-
schungsanstalt für Landwirtschaft Braunschweig-
Völkenrode. Celle. West Germany.

I(i..30 lea Break

17,00 The Poultry Farmer

Dr, Werner Ehomann,

Director. Schweizerische Genügelzuchtschule.
Ecole Suisse d\'aviculture, Zollikofen, Switzerland.

Commercial Egg Produclion:the Producer\'s Stand-
point

Yding Sarensen.

Head of the Bureau of the Committee for Agricul-
ture. Landbrugsraadet. Copenhagen, and COPA
Nominee,

Discussion

in de tekst een gedeelte weggevallen, reden waarom het

-ocr page 314-

Day 2

09.30 PIG PRODUCTION .AND WELFARE
Chairman: Michael Pittaway.
Veterinary Surgeon and Chairman of the Farm Li-
vestock .Advisory Committee of the Royal Society
for the Prevention of Cruelty to Animals, U.K..

Production Hazards in Technically Advanced Con-
Finement Systems for Pigs

Dr. Jorgen B. Ludvigsen,

Head of Veterinary Research, National Institute on
Animal Science, Copenhagen and President of the
Commission on Animal Management & Health,
European Association for Animal Protection.

Observations on Fattening Pigs over 1300 Hours

Dr. Gerrit van Putten,

Ethologist, \'Schoonoord\' Research Institue for
Animal Husbandry, Zeist, the Netherlands.

Health and Welfare Considerations in Modern Pig
Production

Prof. Ingvar Ekesbo,

Professor of Animal Hygiene, Royal Veterinary
College, Skara, Sweden.

Coffee Break

Chairman: Michael Stockman,
President, British Veterinary Association.

The Management of Health & W elfare in Intensive
Pig Husbandry

Prof. Ole Aalund,

Professor of Preventive Medicine, Royal Veterinary
& Agricultural University, Copenhagen and Nomi-
nee of EAAP.

Discussion
13.00 Lunch

14.30 The Role of the Federation of Veterinarians
of the E.E,C\', in Animal W elfare

Dr. lluibert .Adriaan van Riessen,
Head of Veterinary Department of ACE Chemie-
farma and President of the Committee on .Animal
Welfare of F.V.E.

FHE ROLE OE EUROPEAN INSFl FUTIONS
Chairman: fir. Svcn Rasniussen,
President, Danish Veterinary .Association, and Pre-
sident Elect, F.V.E.

The Role of the F.uropean Commission in Animal
Welfare

Dr. Hans .lorgcn Bendi.xen,

Head of Division for Harmonization of Laws and
Regulations Relating to Veterinary Matters and
Zootechnics, DGVl .Agriculture, E.E.C.

The Role of the European Parliament in Animal
Protection

Dr Hans Nord,

Secretary General, The European Parliament.

Ireaty Making for Animals Welfare

Dr. Frits W. Hondius,

Head of the L^ivision of Public Law. The Council of
Europe.

16.10 lea Break
16.30 Discussion
CONFERENCE RESOLUTIONS

\\\'an: Fhe Congress Secretary. First European
Conference on the Protection of .Animals, Manor
House, Causeway , HORSH AM Sussex, Engeland.

Simultane vertaling

Dc officiële kongrestalen zijn nederlands. engels,
frans en duits en simultane vertolking wordt ver-
schaft in alle vier talen tijdens deze twee dagen.

Inschrijving

De kosten van inschrijving bedragen ƒ 100,00. Dit
bedrag geeft recht op toegang tot alle sessies van de
Konferentie op 17 en 18 april. Er is geen verlaagd ta-
rief voor aanwezigheid op slechts één dag of een ge-
deelte van een dag.

I,ate inschrijving

Er zijn faciliteiten voor late inschrijving bij de Re-
ceptie in het RAI Centrum, geopend op heidedagen
van 8.30-18.00 uur. Late inschrijvingen moeten be-
taald worden in Nederlandse guldens.

Accommodatie

Blokreserveringen zijn verzorgd in een aantal goede
hotels dichtbij het Konferentie Centrum voor de
nachten 16, 17 en 18 april.

Voordelige tarieven zijn verkregen voor de gedele-
geerden van de Konferentie. Deze bedragen per
nacht:

1 2-pers. kamer met ontbijt - / 136,00
I 1-pcrs. kamer met ontbijt - / 98.00

Aanvragen voor 2 of I-persoonskamers onder ver-
melding van de naam van de Konferentie te richten
aan:

heer Bour, Het Nationale Reservermgs Centrum
(N.R.C.) P.O. Box 3387, 1001 A.D.. Amsterdam,
Nederland.

Vroege aanvrage wordt aanbevolen daar hotelka-
mers in Amsterdam omstreeks Pasen moeilijk ver-
krijgbaar zijn.
.Sociaal programma

Momenteel wotden twee excursies voorgesteld:

a. Een tocht door .Amsterdam met een Kanaal-
boot (le dag)

b. F\'cn tocht door dc Hollandse Bloembollen-
velden (2e dag)

Er is een receptie (details volgen) op 17 april
\'s avonds, toegang gratis voor alle gedelegeerden,

ATTENTIE

,\\ll registrations for advance booking must be
returned to the congress secretary. Manor House.
( ause»a\\. Horsham. Sussex. United Kingdom, to
arrive not later than
1st April 1979.

Bij uitzondering kan inschrijving ook nog plaats-
vmden op 17 april in dc R..A.F
Inlichtingen: Bureau K .N. M .v. D., tel. 0M)-5 I 01 I 1
(Mevr. (iepka \\an llilten-Sicpcl).

-ocr page 315-

First European Congres of
the European Association
for Veterinary Pharma-
cology and Toxicology

VN oudschoten, Zeist,
25-28 September 1979

The ruropean Association for Veterinär) I\'harma-
colog\\ and I oxicology (EA\\\'P1 ) organizes its tirst
Congres in Woudschoten. Zeist. the Netherlands.
25-2X September 1979.

Program:

Sessiond with invited speakers on
relevance and future trends of pharmacological
and toxicological research
local irritation and bioavailability after paren-
teral injection

lexer and pharmacokinetics
pharmacology. toxicolog\\ and therapy in re-
lation to immunologv
legislation of veterinary drugs
chemotherapy with pyrethroids and antmiy-
cotics

rumen pharmacolog>
teaching in veterinarv pharmacology and toxi-
cology

clinical toxicolog>

control of corpus luteum function

B. Poster session on relevant topics
Provisional program

September 25

Re.st\'art h in vcwrinarv clinical ant! lundantcnial
pharmacological and io\\icolog\\ rclcvancc anil
liinirc ircnds

Van (ienderen (NT,); I niversity reseach.
Payne (I\'K): National research institutes.
Marsboom(B): Industrial research.
Milhaud
(I ):, l egislative aspects.

Local irriialion and hioavailahilii \\ a/icr parenteral
adnnni.stration

Rasmussen (DK): Tissue damage in productitm
animals.

I.adage (Nl ): I he rat model for ruminants,
de Vries (Nl ): the rabbit model for the dog.
Dovvrick Marshall (UK): Pharmaceutical aspects
and injection technitjues in relation to bio-
availabilitv.

Lever antl pharmacokinetics

\\an Miert (NT ): Introduction ol fever models.

I.adefoged (DK): Fever and pharmacokinetics in

rabbits and pigs,
(irootenhuis (NF): Fever and pharmacokinetics in
veal calves.

September 26

Pharntacologv. toxicology and therapy in relation
to intnnmologv

Vos (NT ): Immunosuppression.
Ruitenberg (NF): Immunotherapy of cancer.
Symoens (B): Immunostimulation.
Ciorman (UK): BCCi therapy of mammary neo-
plasia.

Legislation

White (Irl): Review of current European legislation
in vet. pharmacology and toxicology.

Buntenkotter(ClER): Residuesand legislation.

Voxall (UK): Ehe use of human medicinal products
in veterinary medicine.

(irunsell (UK): Planning and implementation of
vet. clinical trials for registration purposes.

September 27

Cheniotherapv of pvrethroids
Van den Bercken (NF): Mode of action of pyre-
throids.

■James (UK): Eoxicological data in target animals.
Bailie Wood (UK): Clinical efficacy.

Antintycotics

B6hm(CiER): Ciencral aspects of fungi and mycotic
infections.

Hartung(GER): Derniatomycosis of small animals
and their cheniotherapv.

Ciriinder (CiER): Dermatornvcosis of cattle and
their chemotherapy.

Plempel (CiER): Pharmacodynamics, side effects
and risks of antimycotic therapy.

( linical toxicoltfgv

\\ an Heyst (Nl ): Introduction, human situation.
Humphreys (UK): Recent trends in animal poiso-
ning.

Debackere (B): [Tiv ironmental toxicologv in re-
lation to clinical toxicology.
Eorgue (1): Eoxicological information center in
I von.

Leaching

I rev ((IFR): Oral lectures.

Frens (NT ): Practical courses and integrated teach-
ing.

Sanford(UK): Clinical pharmacologv and pharma-
cotherapy.

Rnmett pharmacology

Ruckebush (F): (l\'atho)physiology of fore-
stomachs.

Faustini (I): Fachvkinines and forestomachs.

Van Miert (NF): Fever and rumen motility.

Veenendaal (NF): Tissue hormones and rumen
motilitv.

-ocr page 316-

Control of corpus luleunt function

? ? ? : Endocrine control of the corpus luleum.

Heap Flint (UK): Comparative aspects of c. lu-
teum function.

Henderson (UK): Mechanism of luteal regression.

Robinson (UK): In vitro and in vitro models to
study luteolytic compounds.

Mul (NL): Pharmacological induction of luteo-
lysis.

Brand (NL): Clinical consequence of luteolysis.

September 28

Workshops, visit to veterinary clinics in Utrecht.
N.B.: All titles are tentative.
C osts:

Dfl 485. for the full congres. including room and
meals.

Further information and registration forms can be
obtained from EAVPL congress. Registration of-
fice. PO Box 581. 200-t PC Haarlem, the Nether-
lands.

a ii spiaa

IS

Een nieuwe opzet voor de
pluimveegezondheidszorg

Een kwalitatief op een hoog peil staande en een
door het efficiënt benutten van de beschikbare
mankracht en de laboratoriumfaciliteiten we/en-
lijk goedkopere gezondheidszorg vormde voor de
Stichting Gezondheidszorg voor Dieren het uit-
gangspunt voor haar enkele jaren geleden genomen
besluit tot reorganisatie van de structurele opbouw
van de gezondheidszorg voor dieren.
Met het aanvaarden van de reorganisatie-voorstel-
len van haar adviesorgaan op dit gebied, de af-
deling Pluimvee, heeft de Stichting onlangs de
nieuwe opzet voor de pluimveegezondheidszorg
vastgesteld.

Na verwezenlijking van het reorganisatieplan
(uiterlijk in 1981) zal het aantal arbeidsplaatsen
vergeleken met de situatie in 1974 met 25 ver-
minderd zijn tot 89. Een en ander kan, voorzover
inmiddels nog niet gerealiseerd, volledig door na-
tuurlijk verloop en overplaatsing van de ene dienst
naar de andere tot stand worden gebracht.
Ten dienste van de pluimveehouderij staan dan 16
academici en 73 overige medewerkers. Met de door-
voering van de reorganisatie wordt in 1979 een
besparing verkregen van ƒ 850.000. .
Bij de nieuwe opzet van de pluimveegezondheids-
zorg komen een tweetal aspecten uitdrukkelijk
naar voren, nl.:

de vaststelling van een centraal beleid binnen
de Stichting Gezondheidszorg voor Dieren;
de gezamenlijke uitvoering van het vastgestelde
beleid door de gezondheidsdiensten waarbij
door middel van een goede coördinatie wordt
gestreefd naar een efficiënte en uniforme aan-
pak.

In het kader van de vaststelling van het centrale
beleid heeft de Afdeling Pluimvee een belangrijke
plaats als adviesorgaan van de Stichting Gezond-
heidsdienst voor Dieren.

Via deze Afdeling, waarin alle geledingen van de
pluimveehouderij vertegenwoordigd zijn. heeft het
bedrijfsleven zelf een zeer belangrijke stem in het
kapittel gekregen. Gevraagd of ongevraagd kan dit
adviesorgaan beleidsadviezen van structurele, fi-
nanciële en bestrijdingstechnische aard aan de
Stichting uitbrengen.

Ten behoeve van een goede adviesvoorbereiding
beschikt de Afdeling in de vorm van adviserende

-ocr page 317-

leden, in ruime mate over deskundigen op diverse
terreinen.

Ten behoeve van de coördinatie in de uitvoering
van de pluimveegezondheidszorg doorde gezond-
heidsdiensten is door de Stichting een coördinator
pluimvee benoemd.

De coördinator pluimvee is als staflid van het secre-
tariaat van de Stichting belast met het coördineren
van de werkzaamheden van de regionale gezond-
heidsdiensten en van de Gezondheidsdienst voor
Pluimvee. In overleg met de betrokken directeuren
kan de coördinator de pluimveedierenartsen van de
ene dienst inzetten in het gebied van een andere,
wanneer dit noodzakelijk is (bijvoorbeeld in geval
van calamiteiten of teneinde te kunnen profiteren
van specialistische kennis).

Voor de uitvoering van werkzaamheden in het kader
van de pluimveegezondheidszorg heeft de Stichting
per 1 januari 1979 naast de Ciezondheidsdienst voor
Pluimvee zes regionale gezondheidsdiensten aange-
wezen. De Gezondheidsdiensten voor Dieren in
Drenthe (voor de provincies Groningen. Kriesland
en Drenthe), Overijssel. Gelderland. Zuid-Holland
(voorde provincies Noord-Holland, Zuid-Holland.
Zeeland en Utrecht). Noord-Brabant en l.imburg
zijn als regionale diensten belast met de uitvoering
van het buitendienstwerk en het verrichten van
diagnostisch onderzoek ten behoeve van alle bedrij-
ven. behoudens de fokbedrijven en de kuiken-
bedrijven. met het verrichten van werkzaamheden
ten behoeve van praktijkonderzoeken, voorzover
regionale uitvoering gewenst is en het uitvoeren
van de bijbehorende administratie,
tlke regionale dienst heeft binnenkort de beschik-
king over tenminste een dierenarts gespecialiseerd
in de pluimveegezondheidszorg. Bovendien is door
het principe van het grensoverschrijdend inzet-
baar-zijn voor alle pluimveehouders voldoende
deskundige hulp in de tweedelijns gezondheidszorg
verzekerd.

Bij de uitvoering van de pluimveegezondheidszorg
wordt een duidelijke scheiding gehandhaafd tussen
de taak van de praktizerende dierenartsen als wer-
kers van de eerstelijns-gezondheidszorgen de taak
van de gezondheidsdiensten. De betreffende ge-
zondheidsdiensten hebben een ad\\ iserende en on-
dersteunende taak ten behoeve van het werk \\an
de praktizerende dierenartsen. Bovendien zullen de
gezondheidsdiensten hun aandacht in het bijzonder
richten op specifieke probleembedrijven.
Ook in de toekomst kunnen pluimveehouders en
voorlichters blijven inzenden, mits dit in goed over-
leg met de betrokken prakticus geschiedt. Aange-
nomen wordt dat het (vroeger niet) verlangde over-
leg geen belemmering voor het opzenden zal zijn.
Is het enerzijds de bedoeling geleidelijk aan een
belangrijk stuk vande uitvoering van de diergenees-
kundige hulp door de prakticus te laten verrichten,
anderzijds is de mogelijkheid aanwezig in veel
gevallen uitgebreid laboratoriutnonderzoek te laten
uitvoeren voor het stellen van de diagnose. On-
getwijfeld zullen de pluimveehouder (respectieve-
lijk voorlichter) en prakticus ten aanzien \\an het
overleg wel een praktische oplossing vinden. Boven-
dien kan men zich in bijzondere gevallen recht-
streeks tot een gezondheidsdienst wenden.

Pluimveehouders, wonende in een binnenkort vast
te stellen gebied rondom Doorn, zullen zich voor
onderzoek van pluimvee, alsmede voor adviezen
en bedrijfsbezoeken kunnen wenden tot de Vak-
groep Bedrijfsdiergeneeskunde en Buitenpraktijk.
Afdeling Pluimvee te Doorn. Deze mogelijkheid is
geschapen, teneinde het praktisch onderwijs van
aanstaande dierenartsen ook in de toekomst moge-
lijk te maken.

Aan het begeleiden van bedrijven zal in het belang
van de preventieve gezondheidszorg bijzondere
aandacht worden besteed, waarbij ook aan de be-
drijfsvoorlichters een taak wordt toegedacht. Niet
zo zeer de ontwikkeling van nieuwe begeleidings-
activiteiten, alswel het coördineren van bestaande
vormen van begeleiding zal worden nagestreefd.
De Gezondheidsdienst voor Pluimvee zal in de toe-
komst geen uitvoerende taak in een bepaalde regio
hebben. Wel blijft deze dienst belast met de totale
uitvoering van de pluimveegezondheidszorg op de
fokbedrijven en de kuikenbroederijen.
Daarnaast heeft de Gezondheidsdienst voor Pluim-
vee een aantal centrale taken. Tot de centrale taken
behoren o.m. de uitvoering van het toegepast
wetenschappelijk onderzoek oftewel het praktijk-
onderzoek, alsmede de coördinatie van het in de
regio\'s uitgevoerde praktijkonderzoek.
Ten aanzien van de uitvoering van het onderzoek
wordt de al sinds jaren bestaande nauwe samen-
werking met het Centraal Diergeneeskundig In-
stituut en de Rijksuniversiteit te Utrecht gecon-
tinueerd.

Daarnaast blijft de uitvoering van bepaalde lan-
delijke bestrijdingsprogramma\'s, zoals de
piil-
/ori/zii-bestrijding, de Mycoplasmo.se-bestrijding.
de enting tegen de ziekte van Marek en de bewaking
van de hygiëne in de broederijen en het verrichten
van gespecialiseerd diagnostisch onderzoek, als-
mede het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden
op verzoek van de Veterinaire Dienst pritnair een
laak van de Gezondheidsdienst voor Pluimvee.
Als nieuwe taken zijn aan deze dienst toebedeeld
de centrale administratie van de georganiseerde
N.C.D.-bestrijding en het opzetten van een cen-
trale administratie van de totale pluimveegezond-
heidszorg ten behoeve van het centrale beleid.
Tenslotte zal de dienst een belangrijke taak hebben
op het gebied van de landelijke voorlichting.
Op basis van de hiervoor beschreven structuur zul-
len de werkzaamheden van de regionale gezond-
heisdiensten en van de Gezondheidsdienst voor
Pluimvee door middel van een juiste coördinatie
duidelijk op elkaar kunnen worden afgestemd.
Uitgaande van een regelmatige inventarisatie en
analyse van de uitgevoerde werkzaamheden en af-
hankelijk van nieuwe ontwikkelingen zal in ge-
zamenlijk overleg regelmatig moeten worden na-
gegaan of aanpassingen in de wijze van uitvoering
noodzakelijk zijn.

dsdienst 1

r Dieren)

IPersheriihi
Slicht ing (iczoiulhc

-ocr page 318-

5e Internationale symposium

over infectieziekten

van het schaap en de geit

Tunis. 20-22 november 1978

Het symposium onder auspiciën van dc \'World
Association of V eterinary Microbiologists, Immu-
nologists and Specialists in Infectious Discases\'
(W,A,\\\',M,I,) lelde 142 deelnemers uit 16 landen,
Nederland werd vertegenwoordigd door dr, K,
Robijns, drs, ,1, Weijman cn ondeigetekende. Er
werden een 25 tal v oordrachten gehouden, waarv an
.1 Nederlandse, over uiteenlopende onderwerpen als
rotkreupel, mycoplasmainfectics, aerobe- cn an-
aerobe infectic/ickten, chlamydiosis en ziekten v er-
oorzaakt door virussen, waarbij een afzonderlijke
zitting aan de pokkenvirusscn was gewijd,

Rotkreupel

Zowel ten aanzien van de pathogenese als van de
prophyla.xe en therapie bleek ecn duidelijk verschil
in opvatting tussen Prof, E,gerton (,Australic) en dc
meeste Europese inleiders, waaronder Prof, Ka-
titch (Beograd, ,locgoslavie), N\'olgens Egerton
speelt
Hacwroides iiodo.sii.s een essentiële rol in de
pathogenese van rotkreupel. De bacterie dringt
met of zonder voorafgaande beschadiging de epi-
dermis van de hoef bmnen, waarbij ecn gunstig
milieu voor dc vermeerdering v;ui
Sphcrophorus
iiccrii/iliiirii},
wordt geschapen. Door dc groei van
de necrose bacil kan
H. Xodosus dieper pene-
treren en/.; er is derhalve sprake van een weder-
zijds synergisme. Met B. nodosum vaccins van goede
kwaliteit kon70\' ( v an de gevallen worden gene/en.
/owel onder koude, natte als onder vvartiieen droge
omstandigheden. Olie-emulsie vaccins (Ereund in-
compleet) waren superieur aan vaccins op basis
van aluminiumhydro.vidc. AlOH-vaccins tnct ge-
/uiverd saponinc (Quil .A) gaven een 2-."! maal
hogere agglutLnatictiter dan vaccins /onder sapo-
nuie en waren eveneens duidelijk beter dan pre-
cipitaatvaccins met 1)E;.AE. De duur van de imtiiu-
niteu na een eenmalige vaccinatie met ccn ohe-
vaccin IS 12-16 weken tegen 6-S weken na een 2 x
toegediend prccipitaatvaccin. De olicvaccins be-
schermden eveneens tegen hctcrologe
H nuddsiis
stammen i.t.t. de Al-vaccins.
Het entschema dient aan de omstandigheden tc
worden aangepast. Noor therapeutisch gebruik
moeten twee injecties worden gegeven met een
interval van 4 tol 6 weken. Indien nodig na 6 weken
nogmaals vaccineren. Hel immuniserend vermogen
van de vaccins kan alleen worden bepaald door
middel van inicclieproeven.

Serologische tilers gemeten met agglutinatie. C BR
of immunonuoresccntie bleken geen maatstaf voor
protectie te /ijn. Egerton en medewerkers /agen
nimmer een immuunresponse ol protectie van vac-
cins legen
Sph. iici rtiplionis.
\\ olgens Egerton (persoonlijke mededeling) /ijn de
minder gunstige ervaringen in Europa met
B. iio-
do.sus
entingen te wijlen aan vaccins met onviil-
doende potentie. Verscheidene commerciële vac-
cins bleken ook in .Australië onwerkzaam.
De groep van Kaïitch daarentegen definieerde rot-
kreupel als een secundaire polybacleriële infectie
van de voet. aansluitend op reeds bestaande klauvv-
lesies. Men had gunstige praktijk ervaringen met
polyvalente vaccins tegen
Sph. necrophoni.s cn
pyogene bacteriën, terwijl monovalente vaccins
legen
B. nudosii.s onvoldoende werkzaam waren.
In Erankrijk zijn vaccins van verschillende samen-
stelling op de markt. Hoewel geen statistisch signi-
ficanie verschillen werden waargenomen bleken
mengvaccins zonder
B. nodusus minder snel werk-
zaam dan een monovalent
B. nodosus vaccin.
Vaccins welke behalve
B nodosus en Sph. mrro-
phorus
tevens sireptococcen, staphylococcen. Cl.
perfringens
en Cor. pyogenes bevatten gaven het
hoogste genezingspercentage en de langste be-
scherming. Tarpinen Banting (Erankrijk) meldden
een verhoogd effect van een polyvalent vaccin op
basis van
Sph. neerophonis. indien lev ens geduren-
de 2 maanden dagelijks I 10 mgr. zink perdiervverd
verstrekt in de vorm van een lik.

Mycoplasmainfecties

Perreau (.Alfort), ecn deskundige op het terrein
van de mycoplasmata, hield een interessante voor-
dracht over
Mye. cuprieoluni. ecn betrekkelijk
recent ontdekte pathogecn bij geiten en schapen.
Isolaties in C\'alifornië. lurkije. Rhodesië en ver-
schillende delen van Erankrijk doen vermoeden
dat deze species waarschijnlijk overal voorkomt
waar geiten worden gehouden. Dit organistne is
serologisch sterk verwant aan
.\\l\\ e. niyciiïdes iuh-
spl. nueoides. Eaatsgenocmde is dc verwekker
van longziekte bij hel rund cn is eveneens patho-
gecn voor de geil.
Mve. ru/ir« o/K/D-infectics doen
zich in eerste instantie voor als een contagieuzc
agalactie. waarna zich veelal als meest opvallend
symptoom een haemorrhagische arthritis ont-
wikkelt. Pericarditis, hydropericardium en een ver-
grote milt komen eveneens voor, ,longe geilen
sterven vrijwel altijd in de septicaemische fa,se,
2-4 dagen na opname van besmette melk. Speci-
fieke behandeling is alleen mogelijk met bepaalde
antibiotiea zoals teriamycine, iv losine en spiro-
rnycine,

cirginini werd in I rankrijk enkele malen
als enige micro-organisme geïsoleerd uit fataal ver-
lopen pneumonieën bij schapen. Helaas werd bij
deze uitbraken geen lang lopend serologisch onder-
zoek ingesteld naar mogelijke virale oor/aken
(Kei.).

In Schotland werd ccn onder/oek verricht naardc
betekenis van .t/n.
ovïpneiinioniu. M\\e. urginini
cn l\'usl. luieniolviieci. Dc/e micro-organismen kun-
nen gewoonlijk uil gevallen van /gn. \'atypical
pneumonia\' worden geïsoleerd. De "atypical pneu-
monia\' komt vooral voor bij lammeren v;in .1-10
maanden, maar ook bij oudere schapen. Hel begin
van de /icktc is acuut, doch later ontwikkelt zich
ecn chronisch stadium, gekenmerkt dooreen proli-
feratieve, e,xsudaiieve pneumonie, Endobronchiale
besmetting van conventioneel opgefokte schapen
met ecn mengsel van gekloonde cultures van de drie

-ocr page 319-

isolatL\'ii, gal ccn klinisch cn histopalhologisch
beeld als "in naluurlijkc gevallen, l/rr. iivipiici-
iihiitiiie cn /\'usi. luwniolviiiii konden in grote
aantallen «orden ueisoleerd uit dc aangetaste lon-
gen. Dc isolatie
Can Uk. claarentegen
verliep met wisselend succes. Indien alleen ccn
zeilde dosis
Pini. /hicin,,lni,a werd toegediend
ontwikkelde zich geen pneumonie en de bacterie
kon met worden teruggcïsoleerd. Hct onderzoek
wijst in dc richting van een gecombineerde inleetie
met
l\'ii.si. huciiiiilvlicu cn Mvw nvipneuiiitniiae
als oorzaak voor\'atv pical pneumonia\'.

anaerobe infecties

C iillega Weijman rapporteerde over de oorzaken
van perinatale sterfte hij lammeren op Texel. Het
bacteriologisch ondcr/oek bleek in 10\'",\' van de .107
geaborteerde, doodgeboren of binnen 24 uur ge-
storven lammeren positici cn in .50\'; van dc 92
lammetcn. welke 2-7 dagen na de geboorte stierven,
( üiupvlohiu icr Iticnis was het meest frequent ge-
ïsoleerde micro-organisme in dc eerste groep en
/.. <ï-// in dc tweciïe. De groep van 1\'ilet^.Alfort)
meldde enkele voorlopige resultaten van het onder-
zoek naar een niet agglutinerend vaccin tegen
HruccHa nwliiensis op basis van stam Rev,\' 1,
Door het agglutinerend opperv lakte-antigcen van
een
gcdiHle-cultuur te verzadigen met specifieke
antilichamcn en de bactcriesuspensie vervolgens te
homogeniseren met een olie-adjuvant werd een
vaccin verkregen dat qua werk/aamheid vergelijk-
baar was met Str, 19 en het Str, 45 20 vaccin
overtrof.

Het adjuvant potenticert echter ook hct resterend
agglutinogeen vermogen, /odat lage agglutinatie-
titcrs optreden,

1 nterotoxinacmie veroor/aakt in v erschillendc lan-
den rond de Middellandse Zee en m het Midden
Oosten nog belangrijke verlie/en bij schapen cn
geiten. Naast dc bekende ( /<»/;•,
pcrfringcns sero-
tvpes H, C\' en D /ijn in Irak bij schapen gevallen
i;ediaenostisccrd die veroor/aakt /ouen /ijn door
tvpe A,

In (iriekcnland bleek men gunstige ervaringen te
hebben met vaccinatie tegen gangreneu/e mastitis,
Hct vaccin, een door lormaline geïnactiveerde
suspensie van /es verschillende
Sia/\'hvliHiucus
aunnn stammen, werd tweemaal om de 10 dagen
subcutaan in dc staart toegediend. Helaas waren dc
proeven /onder controles uitgevoerd (Rcl-i.

( hiamvdia infecties

Russo en medewerkers (Nice) presemeerden en-
kele voorlopige resultaten van een vergelijkend
onder/oek naar dc biophvsischc en biologische
eigenschappen van abortusisolatcn uit schapen cn
oeiten.

\\erohi

Met behulp van immunodiflusie. counter-, tandem-
en lijnimmunoelectrophorcse in agar gels cn elec-
trophorese in polyacrv lamide gels werden geen v er-
schillen aangetoond. Dit was evenmin het geval met
kruisneutralisatictesten uitgevoerd in geembryo-
nectde eieren en cclculturcs. De schapestammen
gaven in celcultures onder agaroverlay duidelijk
grotere plaques dan de stammen afkomstig van
geiten. Significante verschillen tussen de stammen
werden vooral waargenomen ten aan/ien van de
toxiciteit voor mui/en, I en indeling in groepen
is op basis van de huidige gegevens nog niet
mogelijk,

In Schotland werd onder/oek verricht naar de
pathogcnitcit van een chlamydia longisolaat. De
reactie van dc schapen op een endohronchiale be-
smetting is fahankelijk van de gebruikte dosis,
I-en inoculum met 10,000 cmbrvo 1 D,„ of meer
veroor/aakt een klinische reactie en een exsuda-
tieve bronchopneumonic, terwijl 100 alleen
aanleiding gaf tot een interstiticMc pneumonie.

Dr, C\', Terpstra; C entraal Dietgcnceskundig Instituut, Afd. \\ irologic. Houtribweg.19.K221 RA I elystad,

\\ irus/iekten

Dc voordrachten over pokkenvirus vielen uiteen
in karakterisering van nieuwe isolaten en ervarin-
gen met vaccinstammen. Het Instituut Mcrieux
beschikt over een nieuw gevriesdroogd vaccin. De
uit Roemenië afkomstige stam is gekloond cn is
.10 maal gepasseerd op primaire lammerniercellen.
Na vaccinatie ontstaat een geringe tempcratuur-
vcrhoging cn ccn gelokaliseerde pokkenlesie op dc
injcetieplaats. Drachtige dieren mogen worden ge-
ent cn de vaccinatie moet jaarlijks worden her-
haald, Hct is niet bekend of het v accinvirus spreidt
en evenmin of het vrij is van Border-disease (1!D)-
virus, Dc ervaringen in (iriekcnland hebben aan-
getoond dat een dergelijk onder/oek met over-
bodig is, lussen 1972 en 1974 werden in Mace-
donië cn Iracië ongeveer 600,000 voornamelijk
drachtige schapen gev accineerd met een op schapen
geattenueerde Bulgaarse stam en met het Roe-
meense weelselkwcckvirus. Hoewel geen directe
nadelige gevolgen van de enting werden gc/icn,
kwamen naderhand in beide vaccingroepen in ern-
stige mate abortus, doodgeboren lammeren cn lam-
meren met Border-disease symptomen voor.
Het percentage aborterende ooien varieerde in de
verschillende kudden van 0-50 en het percentage
aangetaste lammeren van 0-.14\' ,, Het risico van
contannnatic met BD-virus van op schapewcelscls
bereide vaccins kon worden onderstreept met on/e
waarneming dat /ich bij dc/e /lekte een gegenerali-
secidc inleetie voordoet, welke maanden kan per-
sisteren, De \'slow virus\' infecties tenslotte kwamen
aan de orde middels een voordiacht over een op
visna gelijkende /lektc onder geiten m Zweden en
een bijdrage van on/c /ijde omtrent de epi/oötio-
logie van /woegcr/iektc, c.
Tnp.siru\'

-ocr page 320-

Toelichting bij de
gelijkstellingsrichtlijnen
voor diploma\'s, certificaten en
andere titels van dierenarts

Op de vijfentwintigste maart 1957 heb-
gen de Hoge Verdragsluitende Partijen
een Europese Economische Gemeen-
schap opgericht, die tot taak heeft de har-
monische ontwikkeling van de econo-
mische activiteit binnen de gehele ge-
meenschap, een gestadige en evenwich-
tige expansie, een grotere stabiliteit, een
toenemende verbetering van de levens-
standaard tussen de in de gemeenschap
verenigde staten te bevorderen.
Teneinde de/e doelstellingen te bereiken,
bewerkstelligt de gemeenschap o.a. de
verwijdering van de hinderpalen tussen
de lidstaten voor het vrije verkeer van
personen, diensten cn kapitaal. In dit
kader worden richtlijnen vastgesteld, die
de beperkingen op het vrij verrichten van
diensten binnen de gemeenschap ophef-
fen ten aanzien van de onderdanen van de
lidstaten, die in een ander land van de
gemeenschap zjn gevestigd dan dat.
waarin degene is gevestigd te wiens be-
hoeve de dienst wordt verricht.
Als diensten worden beschouwd de
dienstverrichtingen welke gewoonlijk te-
gen vergoeding geschieden, voorzover de
bepalingen betreffende het vrije verkeer
van goederen, kapitaal en personen op
deze dienstverrrichtingen niet van toe-
passing zijn. De diensten omvatten met
name werkzaamheden van industriële,
commerciële en ambachtelijke aard als-
mede die in de vrije beroepen.
Onverminderd de bepalingen van het
Verdrag betreffende het recht van vesti-
ging. kan degene die de diensten verricht,
daartoe zijn werkzaamheden tijdelijk uit-
oefenen in het land waar de dienst wordt
verricht onder dezelfde voorwaarden als
die welk dat land aan zijn eigen onder-
danen oplegt.

Bovenstaande regelen zijn letterlijk ont-
leend aan het Verdrag van Rome en vor-
men het stramien dat algemeen geldt voor
het opheffen van belemmeringen van het
vrij verrichten van diensten. Daartoe
strekkende richtlijnen zijn reeds van
kracht voor artsen, tandartsen, vroed-
vrouwen en verpleegkundigen.
Aan dit kwartet is nu op 18 december
j.l. een vijfde gelijkstelling toegevoegd,
die betrekking heeft op de dierenartsen.
Een en ander is vervat in twee richtlijnen
en een besluit, t.w.:

Richtlijn 78 1026 E.E.G, van de Raad
van 18 december 1978 inzake de onder-
linge erkenning van diploma\'s, certifi-
caten en andere titels van dierenarts,
tevens houdende maatregelen tot verge-
makkeling van de daadwerkelijke uit-
oefening van het recht van vestiging en
het vrij verrichten van diensten.

Richtlijn 78 1027 E.E.G. van de Raad
van 18 december 1978 inzake de coördi-

Van de Veterinaire Hoofdinspectie van de
Volksgezondheid tevens Directie van de
Veterinaire Dienst

-ocr page 321-

natie van de wettelijke en bestuursrechte-
lijke bepalingen betreffende de werk-
zaamheden van dierenarts.

Besluit 78 1028 E.F.G. van de Raad
van 18 december 1978 houdende instel-
ling van een Raadgevend Comité voor de
opleiding van dierenartsen.

De eerste richtlijn is de belangrijkste.
In hoofdstuk I wordt het toepasssings-
gebied afgebakend; deze richtlijn is van
toepassing op de werkzaamheden van de
dierenarts. Bedoeld worden de werk-
zaamheden als prakticus. Een lidstaat
kan niet worden verplicht een buiten-
lander. d.w.z, iemand die een dieren-
artsendploma heeft behaald in een an-
dere lidstaat, aan te stellen als bijv.
keuringsdierenarts.

Hoofdstuk 11 somt de diploma\'s op.

Hoofdstuk in spring in de bres voor ver-
kregen rechten. Indien bijvoorbeeld in
enig land volgens een speciale regeling
niet-universitair gevormden toegelaten
zijn tot uitoefening \\an de diergenees-
kunde in haar volle omvang, dan moeten
deze óók toegelaten worden tot het ver-
richten van diensten en eventueel tot ves-
tiging in de andere lidstaten. Hierop is
dan wel van toepassing de beperkende
voorwaarde, dat zij de betreffende werk-
zaamheden gedurende ten minste drie
achtereenvolgende jaren van de vijf die
aan de ai\'giftc van een officiële verklaring
daaromtrent zijn voorafgegaan daadwer-
kelijk en op wettige wijze hebben ver-
richt.

I^czc niet-acadcmisch gevormde wettig
toegelaten praktici komen in geen en-
kele lidstaat meer voor. De strekking
van het artikel is dan ook een andere.
Men kan stellen dat de universitaire op-
leiding tot dierenarts bijv. 25 jaar geleden
niet op hetzelfde niveau stond als de
huidige en dat daarom alle oudere dieren-
artsen niet over een volgens de richtlijn
nummer twee E.E.Ci.-waardig dieren-
artsendiploma beschikken. Deze kunnen
dus feitelijk slechts gebruik maken van
verkregen rechten volgens de voorschrif-
ten van artikel 4. Zij moeten als zij
zich in een andere lidstaat willen ves-
tigen, binnen een termijn van vijfjaar,
drie jaar gepraktizeerd hebben. Hier-
mede wordt de mogelijkheid afgesneden
dat een gepensioneerde Nederlanse keu-
ringsdierenarts zich aan de Rivièra gaat
vestigen, en daar een kleine huisdieren-
praktijk begint. Dit voorbeeld is in Brus-
sel door de Franse delegatie naar voren
gebracht.

Hoofdstuk V is zeer belangrijk.
Het valt in drie delen uiteen.

A. Bepalingen, die specifiek zijn voor
recht van vestiging

Wanneer een lidstaat bij de toelating tot
uitoefening van het beroep een bewijs
van goed zedelijk gedrag vereist (dit is in
Nederland niet het geval), dan moet de
begunstigde (hieronder wordt in de richt-
lijn verstaan de onderdaan van een an-
dere lidstaat, die over een EEG-dieren-
artsendiploma beschikt) een door een be-
voegde instantie van de lidstaat van oor-
sprong afgegeven verklaring overleggen.
Wanneer het echter gaat over tuchtrech-
telijke maatregelen of om strafrechte-
lijke veroordelingen ter zake van ernstige
fouten bij de beroepsuitoefening, dan
moet het land van oorsprong deze in-
lichtingen aan de ontvangende lidstaten
verstrekken.

B. Specifieke bepalingen voor het
verrichten van diensten

Indien in een lidstaat een prakticus aan-
gesloten moet zijn bij officiële organi-
saties (\'dierenartsenkamer\') dan geldt dit
niet voor niet in Nederland gevestigde
begunstigden die op Nederlands grond-
gebied diergeneeskundige diensten ver-
richten. Zij hebben bij het uitoefenen van
de dienstverrichtingen dezelfde rechten
maar ook dezelfde plichten als de onder-
danen van de ontvangende lidstaat.
Wel kan de ontvangende lidstaat een mel-
dingsplicht opleggen of een pro-forma
aansluiting bij een beroepsorganisatie
eisen, mits een en ander de dienstver-
richting niet vertraagt en geen extra kos-
ten met zich meebrengt.

-ocr page 322-

C. Bepalingen die het recht van
vestiging en vrij verrichten van diensten
gemeen hebben

I^e lidstaten treffen de nodige maatrege-
len teneinde de begunstigden te infor-
meren over de wetgev ing en de beroeps-
ethiek.

Bovendien moeten de lidstaten er voor
zorgen dat de begunstigden over voldoen-
de talenkennis beschikken.
Tot zover de eerste richtlijn.

De tweede richtlijn stelt het niveau van
de veterinaire opleidingen veilig en be-
hoeft verder geen commentaar.
Het Besluit tot het instellen van een
Raadgevend Comité voor de opleiding
van dierenartsen spreekt voor zichzelf.

Drs. P. A. A. Omloo,
adjunct-Inspecteur
in Noord-Brabant

Per I februari 1979 werd drs. P. A. A.
Omloo aangesteld als adjunct-Inspecteur
van de Veterinaire Dienst, tevens Veteri-
nair Inspecteur 2e klasse van de Volks-
gezondheid m het district-ambtsgebied
Noord-Brabant.

Vanaf 1 november 1975 is hij indezelfde
functie werkzaam geweest in het district-
ambtsgebied Noordelijk Zuid-Holland.

HFSMI ri FI I.IKF. DirRZIFK I I N

nier/iektenbiilletin nr. } \\an de Veterinaire Dienst
o\\er het tijdvak 1 tot L\'^ februari 1979 \\ernieldt
de volgende aantallen gevallen van aangifteplieh-
tige besmettelijke dierziekten in Nederland.

geva I
2 gevallen

12 gevallen in 8 gemeenten
I I gevallen in 9 gemeenten
gevallen
I geval

1 geval

1.1 gevallen in 1 I gemeentel

2 ücvallen

.Atrofische rhinitis

l otaal 46 gevallen in .18 gemeenten;

Friesland
Drenthe
Overijssel
(lelderland
l\'trecht
Zuid-llolland
Zeeland
Noord-Brabant
Fimburg

Schurft

lotaal 5 gevallen in 5 gemeenten:
Friesland I geval

(lelderland I geval

Noord-llolland 1 geval

Zuid-llolland 2 gevallen

Rotkreupel

lotaal 24 gevallen in 21 gemeenten:

Friesland 6 gevallen in 5 gemeenten

Drenthe 7 gevallen

Overijssel 2 gevallen

l\'trecht .1 gevallen

Noord-Holland 1 gevallen

Zuid-Holland 1 geval

Zeeland 2 uevallen

geval

2 gevallen in I gemeente

.Miltvuur

Fimburg

N Ogelcholera

Overijssel

Drs. ,]. W. H. Metzlar,

adjunct-Inspecteur

in Noordelijk Zuid-Holland

Per 1 februari 1979 werd drs. .1. \\V. II.
Metzlar aangesteld als adjunct-Inspec-
teur van de Veterinaire Dienst, tevens
Veterinair Inspecteur 2c klasse van de
Volksgezondheid in het district-ambts-
gebied Noordelijk Zuid-Holland (op de
plaats van drs. Omloo).
Vanaf 1 oktober 1971 is hij in dezelfde
functie werk/aam geweest in het dis-
trict-ambtsgebied Ihrecht.

\\ F R I K A ANSI \\ A R K I N SI\' F S 1
Portugal

In 15 districten van Portugal werden in januari
61 bedrijven besmet met .Afrikaanse varkenspest.
Op de/e bedrijven waren 2(167 varkens aanwe/ig.
waarvan er 955 aan de /iekte stierven en 1112
werden afgemaakt.

Spanje

(\'ledurende december 1978 en de eerste helft van
januari 1979 werden in 29 Spaanse provincies IU8
bedrijven besmet met Afrikaanse varkenspest. Hier
waren 18.852 varkens aanwe/ig. waarvan er 2.995
aan de /iekte stierven cn 15.857 werden afgemaakt.

-ocr page 323-

Maart;

15 Atd. Noord-liratianl K.N.Ma.I). l\'riiv. (le-
/ondtieidsdicnst Boxtel; werkvergadering
kli\'iiu\' Iniisilicrcii.

22 Aid. (.elderland K.N.M.v.l). Aldelingsverga-
dermg.

22 Vereniging van Directeuren van (iemeente-
lijke Slachthui/en en Vleeskeuringsdiensten
Nederland, l edenvergadering.

2.t Svmposium Vereniging voor Immunologie;
Svmposium over "Complement\' (pag, 1216
(l\'^VX) en pag. 64).

2} 24 \'Homoeopathie voor dierenartsen\'- cur-
sus georganiseerd vanuit .A.I.I-. (Akademie
lür tierar/tl Fortbildung). Inlichtingen bij
Contactgroep Vet. Homoeopathie Ned.

April:

Aid. Noord-Brabant K.N.M.v.D. I\'rov. (ie-
zondheidsdicnst Boxtel: werkvergadering
SI hupcn.

5 K D\\(,-kursus. Bad Nauheim (pag. 771
(1978)).

6 8 B.S.A.\\ .A. 22nd Congress. Fondon (pag.
955( 1978)).

10 Kring \'Noord-Holland boven hel 1.1\', Ver-
gadering \'het Oude Slot\' (Markt) te Schagen,
aanvang 20..30 uur.

17 Kring viin Dierenartsen \'De (ieldersc Vallei".
N\'ergadering.

17 IS Ferste F uropese Conlereniie over het wel-
zijn van de produklie-dieren. R.M Congres-
centrum. .Amsterdam (pag. 142 cn 2X11.

24 Aid, Noord-Brabant K.N M.v.D. I\'rov. (ic-
zondheidsdienst Boxtel: werkvergadering
plunmcc.

26 (iroepOenecskundevanhet Rund K.N.M.v.D.
1 edenvergailering.

26 Contactgroep \\ eterinaire Homoeopathie Ne-
derlaniF \\ergadering Beairix-gebouw. .laar-
beursplein. I \'trecht. aanvang 20.00 uur,

26 (Iroep \\olksgezondheid K,N M,v,D, leden-
vergadering. .laarbeursgcbouw.
Ft recht.

Mei:

8 Kring \'Noord-Holland hoven het 1.1\'. \\eiga-
dermg \'het Oude Slot\' (Marktl tc Schagen,
aanvang 20..^0 uur,

17 A,C V,-\'^Controle: traditionele studiedag. Cul-
tureel Centrum "Dc Reehorst\'. Bennekomse-
weg 24, Fde ((lid,).

17 Xereniging van Direcleuren van (iemeente-
lijke Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten
Nederland, I edenvcrgadering,

17 Aid. Noord-llolknurK.N M^v.D. Aldehngs-
vergadering. Calé-restaurant Kaan. I\'rovin-
cialevvcg I. Oosthuizen.

17 Aid. (ielderland K.N.M.v.D. Aldelmgsvcrga-
dering.

IX 20 Ciroep Cieneeskunde van het Kleine Huis-
dier: \'Voorjaarsdagen 1979\'. R.AI-congrescen-
trum. .Amsterdam (pag. 1202 (1978) en 2()0|.

19 27 \'Das Fier und wir\' Fachmesse und Inlor-
mationsschau und \'Paedogica\' 2. l.ehrmittel-
messe. Basel.

25 27 .V .Arbeitstagung über Pelztier-. Kanin-
eben- und Heimtierkrankheiten. C~elle.

.luni:

X 9 Fagung der Schweizerische Vereinigung
für Kleintiermedizin. Zürich.

8 10 Congres National de la Conlërence Na-
tionale des vétérinaires spécialistes de petits
animaux, Fyon,

12 Kring\'Noord-Holland boven het FF, Vergade-
ring "het Oude Slot\' (Marktl te Schagen, aan-
vang 20,30 uur,

14 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. vergadering Beatrix-gebouw, ,laar-
beursplein. FUrecht, aanvang 20.00 uur.

.luli:

1 7 21e Wereld Veterinair Congres. Moskou
(pag, 403. 467 en 1314(1978) en 160).

23 26 European .Association lor .Animal Pro-
duction (FF.AP) - 3()th .Annual Meeling Har-
rogate (I K) (pag. 12X3 ( 1978)).

.Augustus:

21 23 VH Symposium of the International
Committee on l aboratory Animals. Ftrecht
(pag. 366 en FW2 (1978))."

3(1 (iroep(ieneeskunde van het Rund K.N.M .v .D.
ledenvergadering.

.September:

2 7 10th International Conlerence on Health
I ducation. Fonilon.

X South African Nationaland International
Veterinarv Congress, lohanncsburg. South
Africa.

12 14 5. Internat. Kongress der (iesellschaft
für Veterinärröntgenologie (,A). München.

13 Contactgroep Vetermaire Homoeopathic Ne-
derland. Vergadering. Bcatrix-gcbouu. laar-
beursplein te Ftrecht. aanvang 20.00 uur.

19 Afd. Noord-Holland K.N,m\\.D. Afdclmgs-
vergadering. Café-restaurant Kaan. Provin-
cialeweg I. Oosthuizen.

20 (iroep Volksgezondheid K.N.M.v.D. I eden-
vergadering. .laarbeurscongresgebouw.
Ftrecht.

25 2X 1st Furopcan Congress ol the European
Assoc. lor \\ et. Pharmacologv and 1 ovicolog.v.
Woudschoten. /eist (pae. 2X3).

ËMÉÊ iiii^

-ocr page 324-

27 29 28. Internationalen Fachtagung für Fort-
pflanzung und künstliche Besamung. Wels
I halheim (Österreich) (pag. 27,3).

Oktober:

5 —6 Jaarcongres 1979, tevens 126e Algemene
Vergadering
K.N.M.v.D. te Den Haag.

11—13 Fachgruppe für Kleintierkrankheiten.
Jaarcongres, Berlijn.

25 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering. Beatri.x-gebouw, Jaar-
beursplein, Utrecht, aanvang 20,00 uur,

26 Vereniging van Directeuren van Gemeentelijke
Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten in Ne-
derland, Ledenvergadering,

November:

1980

Juni:

.30

4 Groep Geneeskunde van het Kleine Huis-
dier: \'Voorjaarsdagen 1980\'. Amsterdam,
3 juli VI Internat, Kongress der LP,V.S,,
Kopenhagen,

Augustus:

17- 22 VIth International Histochemistry and
Cytochemistry Congress 1980. Brighton (pag.
64)

Vereniging van Directeuren van Gemeentelijke
Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten in Ne-
derland, Ledenvergadering,
Groep Geneeskunde van het Rund K,N,M,v,D,
l.edenvergadering.

December:

13 Groep Volksgezondheid K,N,M,v,D, Leden-
vergadering, Jaarbeurscongrescentrum.
Utrecht,

13 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland, Vergadering, Beatrix-gebouw. .laar-
beursplein, Utrecht, aanvang 20,00 uur,,

19 Afd, Noord-Holland K,N,M,v,D, Afdelings-
vergadering, Café-restaurant Kaan. Provin-
cialeweg I. Oosthuizen,

22

22

September:

In Wien 3. Kongress der Intern. Gesellschaft
für Tierhygiene.

In Israel XI Kongress für Buiatrik (A).
16 31. Jahrestagung der Furopäschen Ver-
einigung für Tierzucht. München.

-ocr page 325-

IJl

Van het Hoofdbestuur en het Algemeen Bestuur

De huidige bezetting van het bureau rnet een secretaris-
dierenarts en een adjunct-secretaris niet-dierenarts voldoet
kwalitatief aan de eisen die aan het secretariaat mogen worden
gesteld. Kwantitatief is het bij de huidige omvang van de
werkzaamheden niet doenlijk om alle onderwerpen voldoende
diepgaand voor te bereiden voor behandeling in besturen en
commissies.

Naast de behoefte tot uittreding op grond van de secretariaats-
werkzaamheden in engere zin zal ook de secretariaatsfunctie ten
behoeve van Ciroepen en Afdelingen aanzienlijk kunnen worden
verbeterd; behalve administratieve bijstand voor het bureau kan
ook de secretariaatsfunctie van Groepen en Afdelingen worden
verlicht en de betrokkenheid van Groepen en Afdelingen bij
beleid en uitvoering van de Maatschappij worden vergroot.
Dit alles is voor het .Algemeen bestuur reden om unaniem
accoord te gaan met het voorstel van het Hoofdbestuur om ter
versterking van hel scretariaat een tweede dierenarts aan te
stellen. Een advertentie hiertoe zal in het
Tijdschriji voor
Diergeneeskunde
opgenomen worden.

Kmbryo-
transplantatie

Dierenbescherming

De werkgroep onder auspiciën van de Commissie Runder K.l.
heeft enkele besprekingen aan dit onderwerp gewijd. Het overleg
is nog niet afgerond. Vermoedelijk zal de reglementering beperkt
blijven tol beveiliging van de technische uitvoering van de
etnbrv\'O-transplantalie.

Onder andere naar aanleiding van wijkgerichte sterilisatieacties
van verwilderde katten in Rotterdam is een verbeterd overleg
ontstaan met de Dierenbescherming. Zo is met de C.A.R.
(Cetilrale Asiel Raad van dc Dierenbescherming) overleg gaande
over het takenpakket van een dierenarts verbonden aan een asiel
en de daarvoor in rekening te brengen tarieven en honoraria.
Ook wordt getracht door overleg tot een min of meer
gemeenschappelijk standpunt inzake inperking van
gezelschapsdieren te komen en de voorwaarden waaronder de
praktici medewerking aan deze acties kunnen verlenen en tegen
welke tarieven.

Wet l\'itoefening Het Algemeen Bestuur gaat accoord tnet hel commentaar dal dc

Diergeneeskunst K.N.M.v.D. aan hel Ministerie heelt gezonden in/ake de

Secretariaat

ontwerp-l\'iloeleningswet.

Rapport

l\'unctieonderzoek
Keuringsdierenartsen

Hel .Mgemeen Bestuur neemt kennis van hel uitgebreide en
degelijke rapport van de Commissie f unctieonder/oek
Keuringsdierenartsen. Dit rapport is gestuurd aan alle leden van
de Ciroep Volksgezondheid. Hel Algemeen Bestuur besluit levens
één e.xemplaar van dit rapport te sturen aan alle
gemeentebesturen c.q. besturen van Vleeskeuringsdiensten.

-ocr page 326-

liJJi

De Minister \\an Economisdie Zaken heeft in eeti brief aati cte
I weede Kanier \\erslag uitgebracht \\an /ijn priisbeleid I97S met
betrekking lot de \\rije beroepen.

De Minister brengt in de/e brief verslag uil van dit prijsbeleid in
/ijn algetneenheid en tevens gaat hij in op een aantal vrije
beroepen.

l il het gedeelte in de/e brief dat betrekking heelt op de
dierenartsen volgen hieronder enkele passages;
■(:ind 1977 heelt ook de K.N.M.v.D. een onder/oek ingesteld
naar om/et en kosten van de dierenartsenpraktijk. Dit
onder/oek is uitgevoerd als een steekproef onder circa 60
praktiserende dierenartsen.

(iemiddeld bedroeg in 1975 het aantal uren berocpsuitoeleiung 62
per week. l\'it de uitkomsten van de enquête blijkt hct grote
aandeel dat de praktijkkosten in de totale om/et hebben (SS\'V).
wat voornamelijk wordt veroor/aakt door de belangriike
apolbeekfunctie van de dierenarts. Hierbij kan worden
opgemerkt dat dit beeld betrekking heeft op de praktijken voor
grote huisdieren cn gemengde praktijken voor grote en kleine
huisdieren.

\\ oor/over hct de prakliiken voor uitsluitend kleine huisdieren
betreft is hel aandeel in de kosten van de apotheekfuncli;? kleiner.
De overige praktijkkosten /ijn daarentegen aan/ienljjk hoger ten
gevolge van meer personeelskosten.
In de afgelopen jaren heeft dc K.N.Nf .D. bij herhaalde
gelegenheden gewe/en op dc achterblijvende inkomens-
ontwikkeling van de dierenartsen. De enquête wijst thans uit dat
het gemiddelde inkomensniveau overeenkomt met de aangeklede
BHK.A-schaal 148 ma.ximum.

lot op heden kennen de dierenartsen geen ambtelijke
vergelijkingsfiguur waaraan de feitelijke inkomenspositie kan
worden getoetst. De K.N.M.v.D. is van mening dat binnen hct
raam van de arbeids- en functievcrhoudingen tussen dierenartsen
onderling en in veigelijking met overeenkomstige vriie beroepen
de vergelijkingstiguur van schaal 151 maximum moet worden
aangehouden, lii afwachting van nader overleg tussen de
betrokken departementen en dc K.N.M.v.D. is de
vergelijkingsfiguur in ituerdcpartemeiuaal overleg voorlopig
bepaald op schaal 149 inaximtuu. Hct leitelijk door de dictciiarls
genoten inkomen lag circa 9\' , lager dan hel voorlopig
vastgestelde norm-mvcaii.

Tariefsbeleid

Ik vond hierin aanleiding om in november j.l. in le stcninieii met
onder andere een beperkte extra aanpassing van enkele tarieven
en een begin van herstructurering van de tarieven vdor dc
consultatieve dierenartsenpraktijk\'.

Herstructurering
\\ leeskeuring

Het interdepartementale overleg over dc vraag of de vleeskeuring
/al worden overgebracht naar het Ministerie van l.andbouvv.
alsmede de viaag of de vleeskeuring rijkskeuring /al worden, is
nog steeds gaande. Op advies van de Beleidscommissie
Nolksge/ondheid is een audiëntie aangevraagd bij Minister
(iiniaar om het standputU van de Maatschappii in de/e opnieuw
toe tc lichten.

-ocr page 327-

Naast de al jaren gebruikte modelcontracten \\an de verschillende
samenwerkingsvormen in een praktijk, beschikt het bureau thans
ook o\\er een modelcontract \\ oor overname c,q, overdracht van een
praktijk.

Modelcontracten

O.-publicaties

Publicaties

Van het Bureau

De navolgende P.A.O.-publicaties zijn nog op het bureau
verkrijgbaar:

nr.

1:

colloquim betreffende de kalvermesterij

2.50

nr.

2:

toekomstige uitoefening v an de diergeneeskunde

inde E.E.G.

2,50

nr.

4:

nematoden-bestrijdingsiniddelen

/

5.--

nr.

5:

proceedings voorjaarsdagen 1974

/\'

10.

nr.

6:

proceedings voorjaarsdagen 1975

f

10. -

nr.

7:

proceedings voorjaarsdagen 1976

t

10.

nr.

9:

proceedings voorjaarsdagen 1978

ƒ 20.

nr.

1Ü:

de cavia als patient

12.50

Bestelling van de/e publicaties kan geschieden door
overschrijving op giro 51 1606 ten name van de K.N.M.v.D.
onder vermelding van de betreffende publicatie.

[:r /ijn een aantal mededelingen publicaties die alleen aan de
praktizerende dierenartsen worden ge/onden. zoals mededelingen
van de begeleidingscommissie, mestkalveren, mededelingen
betreffende het gemedicineerd voeder etc.

Leden van de Maatschappij die geen prakti/ercnd dierenarts zijn
maar toch geïnteresseerd zijn in de/e mededelingen publicaties
kunnen dit doorgeven aan iict bureau (Silv ia van Asch) /odat /ij op
de verzendlijst opgenomen kunnen worden.

l ijst van

vogelasielhouders

Het bureau van de K,N,M,v,l). beschikt over een lijst van
Vogelasielhouders. Dierenartsen die dc adressen van de
Vogclasielhouders in hun regio willen weten kunnen zich
hiervoor tot het bureau wenden.

( Omniissie
Apothcckbegeleiding
en Dicrgenecsmlddelcn-
controle

Hierdoor willen wij nogmaals uw aandacht vestigen op het plan
van deze commissie, de apotheckbegeleiding en
diergcnecsmiddelencontrole van de grond tc krijgen.
Begin februari 1979 is daartoe ecn briel aan alle praktizerende
dierenartsen ge/ondcn (met deelnemerskaart), waarin redenen en
nadere informatie uiteen ge/et werden.
Om Ie kunnen heiH>rdelen of de commissie inel haar
werkzaamheden kan doorgaan, verzoeken wij u daarom
nogmaals ihingend de ileehwmerskaan. ook als uw antwoord
negaüef zou zijn. ingevuld te retourneren.

KOMNKI l.IKH NI-DFRLANnSi- M AA I Stil APPI.I \\()OR DltRdENri.SKINDF,

295

-ocr page 328-

...... dÜI/D I. □

Aanbeveling en oproep

Het eerste Europese congres over het
welzijn van de produktiedieren wordt
gehouden op 17 en 18 april 1979 in het
R.A.I. C entrum te Amsterdam.

Het bleek niet zo simpel om voor een
dergelijk congres alle betrokken geledingen
bijeen te brengen.

Van te voren stond vast dat een congres
gehouden
alleen door dierenbeschermers en
actiegroepen wel mitrailleurvuur /ou
opleveren, maar weinig l\'rontdoorbraak en
terreinwinst.

Alleen door ethologen gehouden zou het
congres vijfvoet boven de weerbarstige
aardse werkelijkheid kunnen belanden of de
verzuchting kunnen opleveren dat die
mannen soms zulke grote stenen bakken
dat ze niet in gewone boerderij-muren
passen.

Alleen door landbouworganisaties
gehouden kon hel wel eens uitlopen op de
\'ja-maars\'. \'evenwels" en \'desniel-temins\'. die

met de beste bedoelingen loch
uitlopen op de conclusie dal economische
wetten lol onomkeerbare processen leiden.
Alleen door dierenartsen gehouden zou
men zich na aHoop van het congres wel
eens kunnen afvragen hoeveel gespaarde
geilen en kolen die mannen uiteraard m
afzonderlijke optrekjes op zolder bergen,
leder heeft zijn eigen wijsheid die alleen
daarom al lol eigenwijsheid ontaarden kan.
Het is de luiropese stuurgroep, die hel
congres organiseert, gelukt al die eigenwijze
mannen mee le krijgen.
Het congres wordt gesteund en wat
sprekers betreft voorzien door de
europese landbouw organisaties, door de
europese dierenbeschermingsverenigingen,
door de

europese dier-ethologen en door de
europese dierenarlsenmaalschappijen.
verenigd in de Federatie \\an dierenartsen in
Europa.

Dierenartsen zijn in hun dagelijks werk
betrokken bij de intensieve veehouderij en
zien met eigen ogen dal deze vorm van
veehouderij gevolgen heeft voor de
fysiologie, ethologie cn pathologie.
Bovendien wordt een dierenarts gevraagd
mutilaties uil le voeren om dieren aan le
passen aan deze intensieve systemen.

\'levens wordt de dierenarts dagelijks
betrokken bij de werkelijkheid dat de
eigenaar zijn bestaan in hel houden van
produktiedieren moet vinden, dus dat zijn
werk zich niet onafhankelijk van de
economie kan voltrekken.
Hel is zie de sprekerslijst van hel
congres gelukt de voorwaarden te
scheppen voor een verantwoorde oordeels-
vorming.

Een congres mei vier poten onder één
europese tafel.

\'Fegen deze achtergrond is reden genoeg de
nederlandse dierenartsen te vragen het
congres in de R.A.1. in groten getale le
bezoeken.

Het programma van het congres en de
mogelijkheden van inschrijving staan
vermeld op pag. 281 van dit nummer.

Namens de Europese Stuurgroep.

//. A. van Riessen.

computerpraat

a-driaan; eet jij tegenwoordig chips?
b-ertus : ik eet niet, ik ben donor!

jaarcongres 5-6 oktober

-ocr page 329-

Commissie P.A.0.

Veterinaire

Volksgezondheid

MEDEDELINGEN

IJJl

Alle belangstellende dierenartsen /ijn welkom.
Opgave, indien enigs/ins mogelijk, vóór 2X april
1979 via de Koninklijke Nederlandse
Maatschappii voor Diergeneeskunde ( I.llen
Bonnes, lel. 0.30 - .SI 01 II) ol bij aanvang van
de contactdag.

De kosten voor leden (inclusiel lunch) à / 25.
en niet-leden (inclusiel\' lunch) à / 35. kunnen
aan dc /aal worden voldaan.

Contactdag
Pluim veehygiëne

\'Waarom Pluimveekcuring?\'

De jaarlijkse contactdagen Pluimveehygiëne.
georganiseerd onder auspiciën van de P..A.O.-
commissie Volksge/ondheid van de K.N.M.v.D..
bieden aan bij de pluimveekeuring betrokken
dierenartsen de mogelijkheid /ich van dc
recente ontwikkelingen op dc hoogte te stellen en
onderling ervaringen uit te wisselen.
De eerstvolgende contactdag wordt gehouden op
woensdag 2 mei aanslaande in hct RijksinstiUiul
voor dc Volksge/ondheid le Bilthoven en heeft als
thema \'Waarom Pluimveekeuring\'\'\'

Het programma is als volgl;
09,30-10,00 uur: Ontvangst met koffie,
10,00-10,10 uur: Inleiding door prof, dr, ,1, O, van
logtestijn,

10,10-10,45 uur: Drs, .1, ,1, Wilmink: De /inen on/in

van veterinaire keuring van pluimvee.
10,45-11,20 uur: Drs, R, ,1, lerbijhc: De huidige

uitvoering van dc pluimveekeuring
I 1,20-12,00 uur: Drs, ,1, Driessen: I cn alternatieve

viirin van pluimveekcuring,
12,()()-13,30 uur: l.unch.

13,30-14,10 uur: Dr, ir, S, 11, W, Notermans:

Microbiologische eisen voor pluimveevlees\'\'
14,10-15,20 uur: .Algemene discussie en rond-
vraag\',
15,20-15,35 uur: "1 hee,

15,35-16,00 uur: Prof, dr, ,1, Ci, van logtestijn:
Pluimveekcuring cn welgeving.

I ijdcns dc algemene discussie en rondvraag
wordt gelegenheid gegeven allerlei veterinaire
problemen met betrekking lot de pluimveekcu-
ring naar voren tc brengen. Het opgeven van
vragen bij de K,N,M,v,D, (Fllen Bonnes, tel,
030 - 51 01 II) wordt /eer op prijs gesteld.

Welke vergaderingen en
besprekingen waren er?

! vhruari

2 l aricfsoverleg mestkalvcrbedrijven

Commissie Dierenarlsen in Dienstverband
(D,1,D,)

5 Werkgroep Pmbryo-transplantalie

6 Beleidscommissie Volksge/ondheid

7 Redaktie Tijdschrift voor Diergeneeskunde
13 Werkgroep Paravetcrinairen

21 Hoofdbestuur

Algemeen Bestuur

26 Ziekenfonds voor Dieren

27 Dierenbescherming CAR

28 Commissie Begeleiding (irote
Rundveebedrijven

-ocr page 330-

Zoals hel bo\\enstaande embleem al
\\erraadt. is het eindelijk /o\\er: Op
donderdag 29 maart /iet de eerste Alinanak
\\an de D.S.K. het levenslicht!
Hiermee herleeft, na ruim .\'iO jaar. een
belangrijke traditie. Voorwaar een
bijzondere dag voor dc gehele veterinaire
wereld.

De .Almanakcommissie heeft dan ook
gemeend aan de uitreiking \\an deze eerste
.Almanak ccn tcesielijk tintje te moeten
geven. Na een receptie voor genodigden is
er na 22.00 uur

een speciaal .Almanakfeest in de
vverfkelder onder Oude (iracht 219 in
Utrecht.

Op dit feest /al dc Almanak op originele
wijze aan de aanwezigen gepresenteerd
worden, terwijl een ieder in dc gelegenheid
zal worden gesteld een e.xemplaar aan te
schaffen. De .Almanak heelt, begrijpelijk,
als thema de periode 1926 - heden, [-en
aantal dierenartsen, als student actief
geweest in .Absyrtus. rcspecticvclijk D.S.K..
in opeenvolgende perioden, heelt hieraan
medewerking verleend. Wij geloven dan
ook dat dc/e .Almanak voor alle
Nederlandse dierenartsen een waardevol
be/it /al /ijn.

Daarom willen wij dc dierenartsen in den
lande de mogelijkheid bieden om een
e.xemplaar in /ijn of haar bc/it te krijgen

door het overmaken van / 25, op
rekeningnummer 69,921,0127 bij de
Crediet- en Effectenbank, ten name van
fiscus .Almanakcommissie, onder
vermelding "bestelling .Almanak",
De oplage is beperkt, dus wie eerst
komt , , . ,

Wij hopen veel dierenartsen hiermee ccn
pic/ier te kunnen doen.
In alwachting van een ruime respons
tekenen wij.

Dc .Almanakcommissie der D.S.K..

Kulricn van \'l lloofi
Irma .looswn
\'iinckc KretHi\'!
Rcné Mcckcs
Ihm.s Mcnsinga
l\'ict Sloihdoni

Ij

D.S.K.

-ocr page 331-

□ U oUiJo

Personalia

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatsehappij voor Diergeneeskunde meldden zich de
collegae:

Berg. R. van den; 1979; .3572 H l Utrecht. Bladstraat 23,
Heul. .1. van der; 1977; 9501 HV Stadskanaal. Beststraat 7.
Roos. S.; 197X; 4635 RM Huybergen. Hollandseweg 42.
Westgeest. P. W. M.; 197X; li 15 BA Duivendrecht. De Ha/elaar 310.

.Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft het Hoofd-
bestuur aangenomen:

Boer, A.; 197X; 3521 C\'H Utrecht. Croeselaan 182 bis.

(iroot-Brouwer, Mevr, (i. C. de; 1978; 7951 B.A Staphorst. Henr\\ Dunantstraat 3.

Kalis. C. H. .1.; 1974; 3581 MR Utrecht. Zonstraat 69.

Kimman. Cl.; 1978; Heerhugowaard, forenmolen 61,

l.ankamp. C, Th,; 1939; 2518 A.1 \'s-Clravenhage, Ba/arstraat 18,

Strijkstra, Ci, 1,; 1978; 8455 ,IM Katlijk (Fr,), Bisschoplaan 18,

Feunissen, Ci, D.; 3743 AM Baarn, Ferd, Huvcklaan 16,

Verhoeven, 11.; 1978; .3947 NB Fangbroek. Gooyerdijk 43 A.

Vries. .1. A, de; 1978; 6417 \\C Heerlen. Cicerostraat 10.

Als Kaïididaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

Mei. A. Hanssen. Parkstraat 32. 3581 PI Utrecht.

Adrcswij/igingen, cn/.:

*Ails. /.. /. ./.; 1979; 5431 DD Cuyk
(N.Br.). Vortsendom 34; d.
hSI) *«(\'/•,i;. R. van 1979; 3572 HT Utrecht.

Bladstraat 23; tel. (0.30) 731263; d. j/7

ISI *Ht\'iiuh\'.s. nwj. C. n.. 1979; Winterswiik,
Woold 9 1; tel, (054.30) 3263; wnd. d.
«<)<•/•, , t.; 1978:3521 CH Utrecht, Croeselaan i/V
1K2 bis; tel. (0.30) 944162; wnd. d. (toevoegen
als lid). _■>_•>,/

/,SW Hocrhof. .}.: 1971; K27X BC Kamperveen.
Hogeweg 6: tel. (05252) 555 (privé). (05202)
13930 (prakt.).

*Himk. Mei. C, ./.; 1979:3981 ZR Bunnik, J.V,
Vletweide 172; tel. (0.3405) 26.30; wnd. d.
I9f} Hotipcr-Hiivs.sc. Mevr. M.: 1974:8711 F\\\\
Wiirkum. Baenspaed 18; tel. (05151) 1764;d.
19,H l.enl. P M ( . ), van: 1977; Oisteiwijk; wet. 22ó
medew. 1 NO,

:07 *(ir(ienlanil. (,. ./. van: 1979; 3511 \\ .1 2.?/

l trecht. Springweg 53; d.
yiK (iroiii-Hrcniwers. .\\levr. (,. C.ile: 1978; 7951 2.«
B.A Staphorst, Hcnr\\ Dunantstraat 3; wnd.
d. (toevoegen als lid).
:ill */lansie<le. .\\lei. /I. l/,; 1979; .3981 H1) Bun- J-ll
nik. Koningslaan 7 A; tel. (0.3405) 1323;
wnd. d. 242

210 Hanen. S. van: 1953; Ottoland (Z.H.); tel.
(01844) 1306.

212 Hekiniis. ./.: 1970; Ottoland (Z.H.); tel. 242
(01844) 1934.

HHderink. /.. ./. //. M.: 1977; 7904 HP
Hoogeveen. Helios 278; tel. (05280) 70467
(privé), 62530 (prakt ); p.. ass. bij Cl. .1. Bis-
perink en 11. van Rhee. (/ie ook pag. 293).
*Hooiier. (,. .1,. 1979; 3531 GS Utrecht, A.
Fasmanstraat 27 bis; lel. (030) 945588; wnd.
d.

Hinw.se. mej. M.: 1974; /ie: Dooper-H uvsse.
Mevr. M.

Kalis. C. //. ./..■ 1974; 3581 MR l!trecht.
Zonstraat 69; tel.(030)517547(privé),613221
t, 15 (bur ); d. G.v.D. prov. Utrecht, (toe-
voegen als lid).

Kinvnan. 7\'. (;.. 1978; Heerhugowaard, Fo-
renmolen 61; lel, (02207) 19288; p., ass. bij
S, D, Blanksma cn F. C. Pille. (toev oegen als
hd),

Klevn. inej. /,. /., 1955; Fmmen; p,, 11-D,.
kl. huisd., geass, met 11. F. .1. Nielen.
*Kroeze. mej. li.: 1979:4155 BF Gcllicum.
Vlietskant 3; tel. (03458)2591; wnd. d.
l.ankamp. C. //;.; 19.39; 2518 A.1 \'s-Gravcn-
hage. Ba/arstraat 18; lel. (070) 6.59.541; p.
(toevoegen als lid).

*Meijers. K. C. //. M.: 1979: 7631 BZ Oot-
marsum. Marktstraat 10; d.
*.Meieren. Mej. C. A. H . van: 1979; 1.391 .\\H
Abcoude, Schuttcnburg 11; tel. (02946) 1812;
wnd. d.

*Meulenaar. //.; 1979; 3583 AC Utrecht,
A. van Ostadelaan 71; d.

-ocr page 332-

294 Mimsier. ■). -1. van: 1947; Cherry Hill, N..I.

()8()(l,1 (l\'.S.A ), 7 Hessian Wav.
246 Melen. II /,. ,/.; 1976; 7814 PI) l-mmen,
Hollstraat 48; lel. (05910) 1507.1 (privé),
18800 (prakt ); p.. geass. met Mej. F.. F.
Kleyn.

2611 Rdii.s. .V.,- 1978; Huybergen; tel. (01644) 860

(privé). 585 (prakt ).
26(1 Rinhuizen. ./.; 1974; .1735 MA Bosch en

Duin. Biltseweg ,1; tel. (010) 786262.
264 *Sehooleman. R. E.: 1979; 4171 CE Herwij-
nen. Waaldijk 6; d.
264 *.Seliiiil. ./. K.: 1979; 3871 DB Hoe\\elaken.

Prinsenhof 15; d.
271 .Slrijk.sira. O. \'E.: 1978; 8455 .IM Katlijk
(Fr.). Bisschoplaan 18; tel. (051.10) 11412; d.
in m. dnst. (toesocgen als lid).
273 Tennissen. (,. I).: 1977; 3743 AM Baarn.
Eerd. Huvcklaan 16; tel. (02154) 12535; d.

274

277

278

279

281
282

286

liJll

stoeterij "(iallantsfarm". (toevoegen als lid).
"Tiemersnta. ./. .V.. 1979; Lltrecht, gr, Adolf-
straat 17; d.

\\ alk. (Ir. r. C. van der: 1970; U-1979; Amers-
foort.

*\\elema. ./. «.. 1979; 3981 ZF Bunnik.
Vletweide 40; tel. (03405) 1076; wnd. d.
l erhoeven. IE: 1978; 3947 NB Langbroek.
Gooyerdijk 43 A; tel. (0.34.30) 2433; wnd. d.
(toevoegen als lid).

I lieg. C. de: 1975; Helmond; p.. kl. huisd.
I ries. ,/. .1. de: 1978; 6417 .\\C Heerlen.
Cicerostraat 10; tel. (045) 713872; wnd. d.
(toevoegen als lid).

* (1 (\'.v/gcM/, P. H: .\\E: 1978; Duivendrecht;
tel,(020)99ll85(pnvé),(02963)4646(prakt,);
p.. ass. bij C. .1. .1. .lonker en H. Nagel.

Overleden

M. H. Hoogland te Barneveld op 7 december 1978.

E. Eageweg te Zeist op 23 februari 1979.

,1. C. E. l.ogger te Rijswijk (Z.H.) op 21 februari 1979.

Promoties

P. C. \\an der Valk te Amersfoort op 8 maart 1979.

Jubilea

Dr. .1. G. Ojcman le .Amsterdam
W. .1. E. de Grool te Vlissingen
I . C. Blanken tc Bennekom
Dr. \\V. .1. Kraan le l\'trecht
Dr. W. Misdorp te .Amsterdam
G. K. Roek te Eefdc
.1. B. Wichers te Beilen
Prof. dr. D. Zwart te Bilthoven

(afwe/ig) 45 jaar op 22 maart 1979
(afwe/ig) 50 jaar op 23 maart 1979
(afwe/ig) 25 jaar op 4 april 1979
(aanwe/ig) 25 jaar op 13 april 1979
(afwe/ig) 25 jaar op 13 april 1979
(afwe/ig) 25 jaar op 13 april 1979
(aanwe/ig) 25 jaar op 13 april 1979
(afwe/ig) 25 jaar op 13 april 1979

\\ oor het I )ierenartsc\\amen slaagden:

d.d. 16 lebruari 1979
(Geslaagd \'met genoegen\';

G. .1. Groenland
11. Vleulenaar

(■eslaagd:

I . F. .1. Arts

Mej. C. W. Berndes

Mej. C. .1. Brink

Mej. 11. M. Hanstede

(i. .A. llooijer

Mc). B. Kroe/e

Mej. C. .A. VV. \\an Meteren

K. C. 11. M. Meiiers

J. K. Schuil

.ES. 1 icmersma

J B. Velema

R. van den Berg

R. 1:. Schooleman

-ocr page 333-

te ^ff^Bii

rpü

f(û

Enige ervaringen met K.I.
op een groot konijnenbedrijf

Some Results Obtained in Artificial Insemination
on a Large Rabbit Farm

J. L. A. M. Remmen\', G. v. d. Steen\', J. Ph. Vente-

SAMENVATTING

In de commerciële koni/nenhouderij nemen de werkzaamheden rond het \'dekken\'
een zeer groot deel van de benodigde arbeidstijd in beslag. Getracht is door toe-
passing van kunstmatige inseminatie een bijdrage te leveren in het bereiken van
een optimaal bedrijfsresultaat.

De drachtigheidsresultaten na inseminatie van voedsters die niet bereid zijn tot
natuurlijke dekking liggen op een te laag niveau. Sa voorbehandeling van deze
dieren met 20 LE. Pregnant Mare Serum (P.M.S.) 48 uur voor het inseminatie
tijdstip liggen de resultaten op een hoger niveau.

Geconcludeerd wordt dat het toepassen van K.l. opeen konijnenbedrijf technisch
geen problemen oplevert en dat het mogelijk moet zijn op een gezond bedrijf hier-
mee bevredigende resultaten te bereiken.

SliMMARV

hl comniercial rabbit-farming, activities associated with mating take up a great
deal of the working hours required. Efforts were made to help to obtain optimum
results in rabbit-farming by carrying out artificial in.semination.
The conception rates following insemimation of does which are not prepared to
mate naturally, are too low. .Afier preliminary treatntent <f these animals with
20 I. (\'. ofpregiuint mare serum jortv-eight hours prior to insemination, the results
obtained were more satisfactory.

It is concluded that artificial insemination in rabbit farming does not present
anv technical problems am! that satisfactory results should be obtainable on
healthy farms.

75.000 voedsters gehouden.

Deze produceren per jaar ca. 2,miljoen

slachtkonijnen.

Om het rendement van de commerciële
konijnenhouderij zo groot mogelijk te
maken is een consequent doorgevoerd
foksysteem noodzakelijk. Om tot het op-
timale aantal van 8 worpen per jaar te ko-

INLEIDING

De ontwikkehng van de konijnenhoude-
rij als bedrijfstak dateert pas uit de jaren
1950-1960. In Nederland zijn momenteel
ca. 1000 bedrijven waar op commerciële
basis konijnen gehouden worden. De
meeste bedrijven hebben tussen de 20 en
100 voedsters, slechts enkele meer dan
1000. In totaal worden in Nederland ca.

I Drs. .1. L. M. Remmen en G. v. d. Steen, (iezondheidsdienst voor Dieren In Boxtel.
" Drs. ,1. Ph. Vcnte, dierenarts. Den Dungen. destijds Gezondheidsdienst Boxtel.

-ocr page 334-

men worden de voedsters tussen de 10e en
14e dag na het werpen weer gedekt.
Aangezien dit foksysteem zowel arbeids-
intensief voor de verzorger is als ook de
belasting voor de op het bedrijf aanwe-
zige rammen soms een belemmerende
factor kan zijn. is getracht door middel
van kunstmatige inseminatie een bijdrage
te leveren aan een optimaal functioneren
van een konijnenbedrijf
Het konijn heeft niet een duidelijke oe-
strische cyclus, maar is vrijwel constant in
oestrus, dat wil zeggen dat er voortdu-
rend follikels aanwezig zijn, die na de
noodzakelijke prikkel kunnen ovuleren.
Eén dag na de partus is 100% van de die-
ren tot paren bereid. 4 dagen p.p. be-
draagt dit 70% en dit percentage zou tij-
dens de zoogperiode nog verder dalen.
Schmidt (4) geeft zelfs aan dat op 12 da-
gen p.p. slechts 10% van de voedsters pa-
ringsbereid zou zijn. Volgens onze prak-
tijkwaarnemingen ligt dit percentage aan-
zienlijk hoger. Toch vormt het aantal
voedsters, dat weigert de ram te accepte-
ren op het uit bedrijfstechnisch oogpunt
gewenste moment van 10-14 dagen post
partum een probleem en is mede een re-
den om te trachten deze voedsters door
middel van kunstmatige inseminatie
(K.l.) te bevruchten.

MATERI.AAL. EN MEEHODEN

Vanaf 197.1 werden op 2 grote konijnenbedrijven.
niet respectievelijk 650 cn 1200 voedsters vanuit de
(ie/ondheidsdienst voor [)ieren in \\oord-Urabant
een aantal proeven gedaan met kunstmatige insemi-
natie.

Heide bedrijven hanteerden een semi-intensief fok-
systeem v\\aarbij de \\oedsters tussen de lOe en 14c
dag na bet werpen weer gedekt w orden. Op de/e ma-
nier werd getracht te komen tot een gemiddelde van
X worpen per voedster per jaar.
liet fokmateriaal. /owel de rammen als dc voed-
sters. wordt aangekocht en bestaat uit een of meer-
dere lijnen van een ras dat genoemd w ordt \'de Witte
Nicuw/eelander\'.

Beide bedrijven houden /ich uitsluitend be/ig inet
de produktie van slachtkonijnen en kunnen dus
naar analogie van de varkenshouderij beschouwd
worden als vcrmeerdcringsbedrijven.
Bij genoemd foksysteem wordt uitgegaan van een
rammenbestand van 10\'> van het aantal voedsters.
De dieren /ijn geslachtsrijp op een leeftijd van ± .1
maanden. Om echter met voldoende uitgegroeide
dieren te werken wordt een voedster vanaf 4 maan-
den cn ecn ram pas vanaf een leeftijd van 5 maanden
voor de fokkerij inge/ct.

Om een goed resultaat te krijgen dekt de ram één-
maal per dag met een maximaal aantal dekkingen
van 5 per week.

IX- voedsters worden bij de ram gebracht daar dc
dekking in een voor de ram vertrouwde omgeving
sneller verloopt en de voedsters zich in eigen omge-
ving vaak agressief gedragen.
De voedsters worden \'gezet\' dat wil zeggen dat de
verzorger de voedster min of meer aanbiedt aan de
ram opdat de dekking sneller kan verlopen. Een er-
varen verzorger kan hierbij wel waarnemen of de
voedster in feite paringsbereid is of niet. Toch blijkt
het bevruchtingspercentage bij deze methode lager
te zijn dan wanneer ram en voedster meer vrijheid
gelaten wordt bij de dekking.
Bij een steriele coitus volgt een periode van schijn-
drachtdie 16 tot 18 dagen duurt. Is de coitus fertiel,
dan volgt een periode van dracht met een duur van
.10 tot 32 dagen.

Door de grote loopafstanden en de tijd die de ver-
zorger moet besteden aan de beoordeling van de pa-
ringsbercidheid en de dekking zelf is het totale \'dek-
gebeuren\' een zeer arbeidsintensieve bezigheid.

Het voordeel van K.l. kan daarbij zijn dat:

a. het aantal benodigde rammen minder
is;

b. de loopafstanden van de verzorger
aanzienlijk minder zijn;

c. een aantal voedsters dat niet op het ge-
wenste tijdstip bereid is tot natuurlij ke
dekking met behulp van K.l. bevrucht
wordt.

Uitvoering

Met behulp van een voedster, die op de
arm gehouden wordt lukt het in het alge-
meen vlot een ram in een kunstschede te
laten dekken.

Door ons werd een kunstschede gemaakt
volgens het model dat bij de runder
K.l.
wordt toegepast.

De maten \\an de gebruikte kunststofpijp
zijn: lengte 7 cm. diameter 4.5 cm. De bin-
nenbekleding bestaat uit een correspon-
derend formaat (fiets)binnenband.
De kunstschede wordt gevuld met ± 5 cc
water van 60-70° C en vervolgens opge-
blazen totdat er een vrij strakke spanning
en derhalve een zeer nauwe opening ont-
staat.

De temperatuur \\an het ingebrachte wa-
ter dient zo hoog te zijn, dat het inwen-
dige van de kunstschede minimaal 42° C
is aangezien de ram bij een lagere tempe-
ratuur niet tot lozing komt. De ram geeft
per ejaculatie 0,5 tot 1 ml. sperma.

-ocr page 335-

De vaak aanwezige gelatine-prop wordt
door middel van filtratie door verband-
gaas verwijderd. Gemiddeld bevat het
ejaculaat 200 x 10^ spermiën per ml. Het
sperma wordt verdund met een op 38° C
gebrachte fysiologische NaCl oplossing.
De verdunningsgraad bedraagt 1:10,
waarna het sperma microscopisch wordt
beoordeeld. Regelmatig uitgevoerde
morfologische onderzoeken vertoonden
vrijwel steeds een normaal beeld.
Doorgaans wordt het verdunde sperma
van 4 a 5 rammen bij elkaar gebracht in
één fles en hieruit wordt voor iedere inse-
minatie 0,5 ml. verdund sperma opgezo-
gen in een pipet.

Deze pipetten werden door ons gemaakt
door een plastic runderinseminatiepipet
in tweeën te delen en deze onder verhit-
ting aan het uiteinde onder een hoek van
30° te buigen.

Met een rubber tussenstuk zijn deze pi-
petten verbonden aan een 2 cc plastic in-
jectiespuit.

Inseminatietechniek

De verzorger houdt de voedster aan de
achterpoten vast, met de kop naar bene-
den hangend, de rug van de voedster te-
gen zich aan en de kop tussen de dijen ge-
klemd. De inseminator pakt met een
hand de staart en strekt deze waardoor de
vulva en vagina voor de pipet beter be-
reikbaar en passeerbaar zijn.
De pipet wordt gevuld met 0,5 ml. ver-
dund sperma — met de gebogen punt in
dorsale richting — ingebracht tot een
diepte van 10a 12 cm. De pipet wordt dan
door het neerdrukken van de zuiger van
de injectiespuit langzaam leeggedrukt.
Het gebruik van een gebogen pipet en de
juiste richting van inbrengen is noodzake-
lijk, omdat anders de pipet gemakkelijk
via de urethra in de urineblaas glijdt. Te-
vens moet aandacht geschonken worden
aan de diepte van inbrengen van de pipet.
De bedoeling is diepvaginaal te insemine-
ren zodat het sperma zich over beide ute-
rushelften kan verspreiden. Het konijn

Aangezien bij kunstmatige inseminatie de
prikkel tot LH secretie c.q. ovulatie niet
of onvoldoende optreedt, worden voed-
sters ingespoten met 50 I.E. H.C.Ci.\'
(Human Chronic Gonadotropin). Aan-
vankelijk werd dit hormoonpreparaat in-
traveneus in een oorvene ingebracht.
Dit bleek echter technisch en qua tijds-
duur problemen op te leveren, zodat al
snel werd overgegaan op intramusculaire
toediening in de bilspieren.

H.C.G. Chorulon® Imervet.

heeft een uterus-duplex, zodat het theore-
tisch mogelijk zou zijn, dat bij te diep in-
semineren het sperma in één uterushelft
gebracht wordt.

Onmiddellijk hierna wordt door middel
van een Cornwall-injectiespuit 50 I.E.
H.C.G.\' ingespoten. Op deze wijze kun-
nen door 2 personen per uur 60 tot 80
voedsters géinsemineerd worden. Door
de verzorger wordt op de hokkaart de in-
seminatie vermeld.

P.M.S. l olligonan® Intervet.

-ocr page 336-

Door middel van palpatie van de buik
wordt door de verzorger 14 dagen na de
inseminatie drachtigheidseontrole ver-
richt. Een ervaren persoon kan op dit tijd-
stip met nagenoeg 100% zekerheid vast-
stellen ofde voedsteral of nietdrachtig is.
Alleen die gevallen waarbij de uterus
slechts 1 of 2 jongen bevat kunnen soms
moeilijk vastgesteld worden.
De als niet drachtig aangemerkte voed-
sters worden op de 21e dag na de le inse-
minatie opnieuw gëinsemineerd.

RESULTATEN

Aanvankelijk werd begonnen met het in-
semineren van de voedsters die bij kort te
voren uitgevoerde controle niet bereid
bleken de ram voor een natuurlijke dek-
king te accepteren.

Dit betreft dus geselecteerde groepen die-
ren met een verminderde ovariële activi-
teit. Vanuit deze achtergrond gezien kan
het uit tabel 1 blijkende gemiddelde
drachtigheidspercentage van 42,2% wel-
iswaar bevredigend genoemd worden.

Tabel 1. Resultaten van kunstmatige inseminatie van voedsters welke niet bereid zijn de ram voor
natuurlijke dekking tc accepteren.

Datum

Totaal geïnsemineerde

•Aantal

Percentage

voedsters

drachtig

drachtig

15-2-73

19

10

52.6

16-2-73

8

7

87.5

23-2-73

7

3

43.8

9-3-73

19

7

36.8

16-3-73

18

7

38.8

23-3-73

9

7

77.7

5-4-73

12

4

33.3

6-4-73

15

5

33.3

20^-73

9

4

44,4

4-5-73

10

2

20.0

11-5-73

14

4

28,5

18-5-73

10

6

60,0

25-5-73

9

3

33.3

1-6-73

10

4

40,0

8-6-73

8

3

37,5

15-6-73

14

5

35,7

6-7-73

8

3

37,5

Totaal

199

84

42,2

na toediening van 20 LE. P.M.S.

label 2. Resultaat van kunstmatige in.seminatle van voedsters
48 uur voor inseminatietijdstip.

Datum

Totaal geïn.scmi-
neerde voedsters

.Aantal
drachtig

Percentage
drachtig

(iem. nest-
grootte

26-9-73

23

15

65,1

8,3

12-10-73

29

7

24.1

9,3

26-10-73

24

11

45.8

9,3

2-1 1-73

48

33

68,8

9,9

16-11-73

25

21

84,0

8,2

23-11-73

43

33

76,8

10,6

30-11-73

31

23

74,2

8,2

7-12-73

39

22

56.4

8,9

14-12-73

30

17

56.7

9,2

21-12-73

30

22

73,3

9,9

28-12-73

46

33

71,7

9,1

Totaal

368

237

64,4

9,3

-ocr page 337-

Toch was het aantal niet drachtig gewor-
den dieren uit economisch oogpunt ge-
zien te hoog.

Om te trachten meer voedsters op het ge-
wenste tijdstip \'K.l.-klaar\'te krijgen werd
in een volgende proefperiode aan die
voedsters, die bij controle de ram niet ac-
cepteerden 20 l.E. P.M.S.2 i.m. toege-
diend. Twee dagen later werden deze
voedsters dan géinsemineerd. De resulta-
ten zijn vermeld in tabel 2.

l abel 3. Resultaten van K.l. in vergelijking met natuurlijke dekking in dezelfde periode. Zowel draehtig-
heidspereentage als nestgrootte /.ijn vermeld.

Kunstmatige inseminatie

Natuurlijke dekking

na PMS behandeling

Datum

Aantal

Percen-

Ciem, nest-

Aantal

Percen-

Ciem. nest-

1974

voed-

tage

grootte =

voed-

tage

grootte =

sters

drachtig

aant, gebo-
ren jongen

sters

drachtig

aant. gebo-
ren jongen

5-1

46

65.5\'-;

8,7

80

72.5%

9,2

ll-l

51

66.7%

9.1

60

72.0\'--;

10,8

18-1

48

52.1%

9.2

49

72.9%

11.2

25-1

61

63.

9.3

70

70.0%

8.8

1-2

52

50.0\'t

10.5

72

82.7%

9.4

8-2

29

51.7\':,

9.4

63

74.3%

9.8

15-2

26

65.4\'-;

8.6

48

73.0%

9.0

22-2

37

54.1\';;

8.5

53

65.0%

10,1

1-3

31

51,6\':;

9.0

58

72.0\'7(

9,1

8-3

28

53.6%

9.8

61

77.7%

9.8

15-3

18

66,7%

9.8

67

78.0%

10,3

22-3

20

40.0\'\';

9.4

49

71,0%

9.5

29-3

15

53..3\'\';

8.7

68

76.0%

9.6

5-4

20

45.0\';;

9.1

71

67,0%

9.8

26-4

17

52.9\':;

9.2

59

74.0%

9.9

Totaal

499

56.7\'-;

9.2

928

73.5q

9.7

Het gemiddelde drachtigheidspercentage
bleek nu aanzienlijk verbeterd, terwijl
ook de gemiddelde toomgrootte zeer
goed was.

Tabel 3 laat zien hoe de resultaten zijn
van de uitgevoerde kunstmatige insemi-
naties in verhouding tot die van de in de-
zelfde periode verrichte natuurlijke dek-
kingen. Ook hier betreft het gegevens van
een groep voedsters die niet tot paring be-
reid waren en na een voorbehandeling
met P.M.S. géinsemineerd zijn.

label 4. Resultaten van natuurlijke dekking zonder P.M.S. toediening in vergelijking met natuurlijke
dekking na P.M.S. toediening.

Natuurlijk

:e dekking

na P.M.S,

behandeling

Natuurlijke dekking zonder

PMS,

Week

Aantal

,\'\\antal

Percen-

Week

Aantal

■Aantal

Percen-

voed-

drach-

tage

voed-

drach-

tage

sters

tig

drachtig

sters

tig

drachtig

1

40

34

85,0%

1

34

19

55,9\'-;

2

76

64

84.2%

2

13

7

53,8%

3

83

70

84,3\'-;

3

15

8

53,3\';

4

43

39

90,7\'-;

4

41

25

61.()\':;

5

64

56

87,5\'-;

5

10

7

70.0\');

6

76

59

77,6\'-;

6

21

15

71 A\'\'i

Totaal

382

322

84,3\'-;

fotaal

1,34

81

60.4\';

-ocr page 338-

Na de vrij gunstige drachtigheidsresulta-
ten, die wij met K.1. verkregen na een be-
handeling met P.M.S. is gedurende 6 we-
ken niet géinsemineerd, maar zijn alle
voedsters natuurlijk gedekt, waarbij de
voedsters die niet wilden staan 20 l.E.
P.M.S. werd toegediend. Twee dagen la-
ter werden ze gedekt. Tabel 4 laat een ver-
schil in drachtigheidspercentage zien van
bijna 24% ten nadele van de P.M.S.-
groep, maar de resultaten van deze groep
komen overeen met die van in een voor-
gaande periode door middel van K.I. be-
handelde groep na P.M.S. toediening.
Opvallend is de sterke schommeling in
het aantal voedsters dat in de verschil-
lende weken niet tot paring bereid bleek.
Tabel 5 toont dezelfde proefopzet op een
ander konijnenbedrijf, waarbij de P.M.S.
groep een beter resultaat vertoont dan de
onbehandelde groep.
Aansluitend is gedurende 10 weken uit-

Natuurlijke dekking na toediening
van 20 I.E. P.M.S.

l abel 5. Resultaten van natuurlijke dekking zonder P.M.S. toediening, in vergelijking met natuurlijke
dekking na P.M.S. toediening.

Natuurlijke dekking

Datum

Aantal
voedsters

Drachtig

Percentage
drachtig

Aantal
voedsters

Drachtig

Percentage
drachtig

juni \'74

89

58

65.2%

28

18

64.3%

54

35

64.8%

16

10

62.5%

67

45

67.2%

15

12

80.0%

sept. \'74

70

50

71.4%

22

14

63.6%

60

43

71.7%

23

14

60.9%

80

57

71.3%

25

15

60.0%

okt. \'74

85

45

52.9%

28

18

64.3%

78

45

57.7%

35

18

51.4%

nov. \'74

52

32

61.5%

25

16

64,0%

99

65

65.7%

46

30

65.2%.

81

39

48.1%

40

29

72,5%

82

37

45.1%

29

23

79,3%

dec. \'74

73

50

68.5%

19

1 1

57,9%

73

48

65.8%

35

29

82,9%

jan. \'75

70

47

67.1%

26

22

84,6%

102

62

60.8%

29

21

72,4%

93

58

62.4%

8

5

62.5%

febr. \'75

80

50

62.5%

15

10

66.6%

Totaal

2776

1732

62.4%

928

630

67.9%

label 6. Resultaten van K.I. waarbij alle voedsters geïnsemineerd zijn.

Datum

Aantal

Aantal

\'I otaal

Percentage

Aantal

voedsters

gestorven

drachtig

drachtig

jongen

voedsters

4-1-74

240

16

153

63.7.5%

8.0

1 1-1-74

160

7

95

59.37%

7.6

18-1-74

160

18

99

61.87%

6.7

25-1-74

147

8

76

51.70q

7.2

1-2-74

190

24

70

36.84%

9.3

8-2-74

180

15

70

.38.889?

7.3

15-2-74

151

12

72

47..36C?

7.5

22-2-74

173

16

87

50.28%

6.5

1-3-74

299

6

117

51.09%

7.0

8-3-74

140

4

54

38.57%

7.2

Totaal

1770

126

893

50.45%

7.4

-ocr page 339-

sluitend gewerkt met K.I. Er werd daarbij
geen controle uitgeoefend of de voedsters
al of niet bereid waren de ram te accepte-
ren.

Ook heeft in deze periode geen behande-
ling met P.M.S. plaatsgevonden.
De resultaten zijn vermeld in tabel 6. De
drachtigheidsresultaten zijn laag wat
mede veroorzaakt is door ziekteproble-
men op dit bedrijf ten gevolge van
E. coli-
en Pasteurella-mhcnts. Het grote aantal
voedsters dat in deze periode gestorven is
geeft hier ook een duidelijke aanwijzing
voor.

Aangezien de controle van de voedsters
op bereidheid tot paring arbeidstechnisch
een belasting betekent en de behandeling
met P.M.S. van de weigeraars door de
kosten van het hormoonpreparaat finan-
ciële consequenties heeft, is getracht op
een andere wijze de te insemineren voed-
sters voor te bereiden. 150 Jonge voed-
sters zijn op een leeftijd van ± 6 maanden
verplaatst naar een ander hok waar de
hoktemperatuur enkele graden hoger lag
en door middel van kunstlicht de dag-
lengte verlengd werd. Twee dagen later
zijn deze dieren gëinsemineerd.
Het drachtigheidsresultaat van deze
groep voedsters was met 66% zeer bevre-
digend.

DISCUSSIE

In de commerciële konijnenhouderij
blijkt de behoefte te bestaan om tot een zo
optimaal mogelijk reproduktie-systeem
te komen. Een groot gedeelte van de be-
schikbare arbeidstijd moet besteed wor-
den aan handelingen rondom het \'fok-
ken\'. Het toepas.sen van kunstmatige in-
seminatie kan daarbij vooral uit arbeids-
technisch oogpunt gezien een positieve
bijdrage leveren.

De technische uitvoering van K.I. bij ko-
nijnen levert, zowel wat de sperma-af-
name bij de ram als wat de inseminatie
van de voedster betreft, voor een ervaren
persoon geen problemen op.
De methode waarbij de konijnen, die op
het moment van inseminatie niet willen
staan voor de ram behandeld worden met
een P.M.S.-injectie en 2 dagen later gëin-
semineerd worden, lijkt een redelijk resul-
taat te geven en voor de commerciële ko-
nijnenhouderij een praktische werkwijze
te kunnen zijn.

In hoeverre zaken als temperatuur en
daglengte van betekenis zijn, zal nader
praktijkonderzoek vragen.
De resultaten met K.I. die wij verkregen
bereiken weliswaar niet het niveau van
het drachtigheidsresultaat na natuurlijke
dekking, maar de behandelde dieren wa-
ren steeds \'probleemdieren\' dat wil zeg-
gen dat ze niet bereid waren de ram te ac-
cepteren voor een natuurlijke dekking.
Om een juiste vergelijking te kunnen krij-
gen tussen de resultaten van K.I. en na-
tuurlijke dekking zou het gewenst zijn om
ook in de K.I. groep met normale dieren
te werken, dat wil zeggen dieren die ook
bereid zijn de ram toe te laten.
Verder werkten wij onder ongunstige om-
standigheden, doordat gedurende ge-
ruime tijd de algehele gezondheidssituatie
op beide bedrijven door het optreden van
Coli- en Paj/ewreZ/a-infecties nogal ge-
stoord was.

De in de literatuur veelvuldig beschreven
problemen ten aanzien van het ontstaan
van een soort antilichaamvorming bij
herhaalde hormoontoedieningen werden
door ons niet waargenomen.
De toepassing van de sinds kort op de
markt zijnde releaserhormonen zou dit
probleem opgelost hebben (3).

EIEERATUUR

1. Hammond - Marshall: Reproduction in the rabbit. Ed. Oliver-Boyd, Edinburgh. 1925.

2. Paufler, S,: Die Besamung beim Kaninchen: Anwendungsmöglichkeiten und Grenzen, Arbeitstagung
Uber Pelztier-Kaninchen und Heimtierkrankheiten. Celle, 24 en 25 juni 1977.

3. RoklofE B.: Küntslichc Besamung beim Kaninchen. Vortrag Wels Österreich, 24e Int. Fachtagung
für Fortpflanzung und K.B. der Haustiere. 1975.

4. Smidt, D., EllendorE F.: Fortpflan/ungsbiologie landenuirtschaftliche Nutztiere. B.E.V. Verlags-
gesellschaft, München-Basel, 1969.

-ocr page 340-

Ii

Musculaire subaortastenose als oorzaak
van een cardiale hypertrofie bij het varken

Muscular Subaortic Stenosis as a Cause of
Cardiac Hypertrophy in Pigs

C. J. van Nie\' en A. A. P. A. Zeeuwen-

SAMENVATT1NG

Hen nog niet eerder hij het varken waargenomen congenitale hartafwijking wordt
beschreven. De afwijking kan worden gediagnostiseerd als: musculaire subaorta-
steno.se. De morfologie van het varkenshart predisponeert tot deze vorm van
stenose.

SUMMARY

Two cases of congenital muscular subaortic stenosis in the pig were reported.
Theoretically the normal relative long subaortic canal and the normal slight
dextroposition of the aorta predispose to this anomaly.

I

INLEIDING

Een musculaire subaortastenose is een
partiële afsluiting van de canalis aorticus
door een plaatselijk in decanalis uitsprin-
gend septum interventriculare. De an-
omalie manifesteert zich in de vorm van
een musculaire wrong. Pathofysiologisch
kan de stenose een linkszijd ige hypertro-
fie ten gevolge hebben.
Deze afwijking is bij varkens in de voor de
schrijvers beschikbare literatuur nog niet
beschreven. Bij honden — boxeren teckel
— kent men de anomalie (1) wel.

CASUISriEK

Hart 3392 AB. Dit hart is afkomstig van
een varken met de volgende anamnese:
Op het bedrijf zijn 650 mestvarkens aan-
wezig. Er zijn op dit bedrijf geen zieke
varkens. Slechts één varken is plotseling
gestorven. Het varken heeft een leeftijd
van 3 maanden.

Tijdens de sectie vielen de volgende bij-
zonderheden op: een subaortastenose.
longoedeem en een chronische le\\erstu-
wing. Tevens werd een pneumonie vast-
gesteld. Uit de ontstoken long is een
Pas-
teurella multocida
gëisoleerd.

\' Dr. C. J. van Nie. dierenarts, medewerker Laboratorium voor Anatomie en Embryologie, Medische

Eaculteit, Vrije Universiteit, van der Boechorststraat 7, .Amsterdam-Buitenveldert.
- Drs. A. A. P. A. Zeeuwen, dierenarts, medewerker van de Gezondheidsdienst voor Dieren in Noord-
Brabant, Molenwijksewcg 48, BoxteL

-ocr page 341-

Bij een nadere beschouwing van hel hart
vonden wij bij het uitwendige onderzoek
een matige tot sterke hypertrofie van het
atrium sinistrum en de ventriculus sinis-
ter (fig. 1).

De binnentredende vaten en de truncus
pulmonahs hebben een normaal aspect.
De aorta ascendens toont een duidelijke
dilatatie. Er bestaat ten opzichte van de
truncus pulmonalis een dextropositie van
de aorta. De ductus arteriosus is gesloten.
Bij het openen van de ventriculus sinister
valt de hypertrofie van de wand, het sep-
tum inter\\\'entriculare, de trabeculae car-
neae en de mm. papilläres op. De septale
slip van de valva atrioventricularis sini-
stra is aan de zijde van de canalis aorticus
fibrotisch verdikt. De overige delen van
deze valva zijn normaal. In de canalis aor-
ticus. proximaal van de anulus van het os-
tium aortae, bevindt zich een subvalvu-
laire ringvormige fibreuze stenose, die
zich in geringe mate uitstrekt tot op de
valva aortae. Deze valva bestaat uit drie
normale semilunaire kleppen. De positie
van de anulus en van de valva aortae is
abnormaal. Deze anulus bevindt zich na-
melijk meer naar rechts dan normaal. De
valvulae semilunares sinistra et dextra
rusten geheel op het basale deel van het
septum interventriculare. terwijl de val-
vula semilunaris septalis voor de helft op
dit septum rust.

De aorta ascendens bevindt zich hierdoor
in een duidelijke dextropositie. Een ste-
nose door het in de canalis aorticus uit-
springende musculaire septum is het ge-
volg.

De rechter zijde van het hart toont geen
bijzonderheden.

De aa. coronariae hebben een normale
oorsprong en een normaal verloop.
Het histologisch onderzoek van het sep-
tum interventriculare leverde geen nadere
bijzonderheden op. Vezeldikte, kerntype
en groeperingen en vaten verschillen niet
van het normale beeld.
Wij menen de gevonden afwijkingen te
mogen diagnostiseren als: dextropositie
\\an de aorta, musculaire en fibreuze sub-
aortastenose.

Hart 3393 AB. Dit hart is afkomstig van
een varken met de volgende anamnese:
Op het bedrijf zijn 800 mestvarkens aan-
wezig. Er zijn duidelijke ziekteverschijn-
selen sedert vier weken op dit bedrijf: di-
arrhee, geringe groei en anorexie. 32 Die-
ren zijn gestorven en 10 dieren zijn nog
duidelijk ziek. Bij één van de dieren is bij
de sectie het volgende waargenomen: een
subaortastenose, longoedeem en een
chronische leverstuwing. Het maagdarm-
kanaal toonde geen afwijkingen. Het ter
sectie aangeboden dier is niet representa-
tief voor de zieke en gestorven dieren. Bij
een nadere beschouwing van dit hart
blijkt, dat de macroscopische morfologie
geheel overeenstemt met die van hart
3392 AB. Dit geldt eveneens voor het his-
tologisch onderzoek van het septum in-
terventriculare. Een beschrijving kan dan
ook achterwege blijven.
Ook in hart 3393 AB. kan de anomalie ge-
diagnostiseerd worden als een dextropo-
sitie van de aorta en een musculaire en fi-
breuze subaortastenose.

COMMENTAAR

De gelijkmatige vergroting van de linker
delen van de harten (fig. 2) wijst in de
richting van een arbeidshypertrofie. Deze
hypertrofie kan veroorzaakt zijn door de
musculaire stenose in de canalis aorticus.
Nadere gegevens ontbreken echter. Het is
mogelijk, dat de oorzaak elders moet
worden gezocht. De fibreuze manchet in
de canalis aorticus versterkt het pathofy-
siologisch effect van de musculaire ste-
nose. Men neemt aan, dat deze fibreuze
stenose congenitaal van oorsprong is (2).
Het varkenshart heeft een duidelijke co-
nus arteriosus en een uitgesproken cana-
lis aorticus. Deze laatste is het uitstro-
mingsgebied van de ventriculus sinister.
Dit gebied is vrij lang en gering naar
rechts gebogen. De canalis aorticus
eindigt in de valvulaire ring van het os-
tium, De ring bevindt zich in normale
varkensharten reeds min of meer in dex-
tropositie. dat wil zeggen de gehele aan-
hechting van de valvula semilunaris sini-
stra en de aansluitende helft van de val-
vula seminularis dextra liggen op de ba-
sale rand van het septum interventri-
culare (fig, 3) (3),

Door deze natuurlijke dextropositie is het
varkenshart onzes inziens gepredispo-

-ocr page 342-

1-egenda bij de figuren;

AO aorta

AS atrium sinistrum

SI septum interventriculare

VD ventriculus dexter

vs ventriculus sinister

X musculaire subaortastenose

-ocr page 343-

neerd voor een subaortastenose. Een ge-
ringe musculaire wrong en of een geringe
fibreuze ring kunnen ineen dergelijk hart
aanleiding geven tot een sterke stenose en
dientengevolge tot een hypertrofie van
het hart.

Anderzijds kan de abnormaal sterke dex-
tropositie van het ostium aortae, zoals
deze in hart 3392 AB is beschreven, aan-
leiding zijn voor een musculaire stenose
van behoorlijke omvang.
De klinische en etiologische aspecten van
deze vorm van hypertrofie zijn bij het var-
ken nog niet onderzocht.
Differentiaal diagnostisch kunnen alle
vormen van hypertrofie van het hart in
discussie komen. Wij menen, dat een ex-
treme dextropositie van de aorta kenmer-
kend is voor de beschreven musculaire su-
baortastenose, die gevolgd wordt door
een arbeidshypertrofie van de wand van
de ventriculus sinister en van het septum
interventriculare. Deze hypertrofie kan
de reeds aanwezige musculaire subaorta-
stenose versterken en het beeld hiervan
overschaduwen.

DANKHFTUKllNd

Onde dank gaat uit naar de dames Voerman en
Adema die het typewerk en de correctie verzorgden
en naar de heer S.
II. Speelman die de foto\'s
maakte.

F1 1 FRATUUR

Patterson, D. F. and Flickinger. (i. F.: Conférence clinico-pathologique de l\'école de l\'université de
Medicine Vétérinaire de Pennsylvanie. Stenose sous aortique. ./.
Ain. l el. Med. .^.v.voc.. 195, 363.
(1956).

Fmsbö, P,: Subaorta! stenose. Dansk Videnskabs Forlag a s. Kobenhaven, 1955.
Nie, C, ,1, van: Congenitale bartmisvormingen bii het varken. Dissertatie Utrecht. 1961.

-ocr page 344-

I ïtMi

Het verloop van de
lichaamstemperatuur van
melkkoeien tijdens de bronst\'

I \'ariaiions In the Body Tcniperalure of Cows During Oestrus

L. Nieuwenhuizen^. A. W. C. Dekker-, J. H, A. te Brake\\
K. Maatje\' en W. Róssing\'»

SAMENVATTING

Van 20 koeien werd vanaf 5 dagen voor de te verwachten oestrus en ook tijdens
de bronst tot na de ovulatie de rectaal temperatuur gemeten om 2.30, 7.00. 12.00.
17.00 en 22.00 uur. Tevens werd op dezelfde tijdstippen nagegaan of de koeien
hronstgedrag vertoonden. Nadat de koeien op één van de waarnemingstijd-
stippen voor de eerste maal de sta-refle.x hadden laten zien. werden op de daarna
volgende tijdstippen de ovaria gepalpeerd voor het vaststellen van de ovulatie.
In totaal werden er 41 bronsten waargenomen met een duidelijk hronstgedrag.
Daarnaast waren er 8 gevallen van \'stille bronst\', d.w.z. de dieren ovuleerden
wel, hadden meestal een verhoogde temperatuur, maar vertoonden niet de sta-
reflex. Uit de variantie-analyse bleken het koe-effect, het tijdstip van de dag. het
hronststadium. het bronstnummer en de interactie tussen het hronststadium en het
tijdstip van de dag een significante invloed te hebben op de lichaamstemperatuur.
Bij 869( van de bronsten (inclusief de \'stille\' bronsten) trad er een significante
verhoging van de lichaamsteniperatuur op. Op de waarnemingstijdstippen rond-
om het melken alleen (7.00 en 17.00 uur) was dit percentage aanzienlijk lager,
namelijk Het gemiddeld verschil tussen de hoogste temperaturen tijdens de
bronst en de gemiddelde referentietemperatuur was 0,62° C ± 0,38° C.
De dagelijkse temperatuurcomrole bleek eveneens van nut te zijn voor de gezond-
heidscontrole van de melkveestapel.

semm arv

The temperatures of twenty cows were recorded rectally from five days prior to
the expected date of oestrus till after ovulation at 2.30. 7 and 12 a.m. ami at 5 and
10 p. m. The cows were also examined for oestrus behaviour at ihe.se times. H \'hen
the cows had stood to be tttountedfor the first time at one of the hours of observation,
the o varies were examined by palpation at the subsequent times to detect ovulation.
The total number of coiv.v in heat, in which marked oestrous behaviour was

Publikatie A-337. Hct ondcr/oek werd verricht in hct kader van het doctoraal vak Veehouderii. l and-
bouw hogeschool. Wageningen.
I .and bouw hogeschool Wageningen.
l.V.O. ..Schoonoord". Driebergsewcg 10 I). Zeist.
EM.,-\\.C.. Mansholtlaan 12. Wageningen.

Correspondentie-adres: l.V.O. ..Schoonoord". Postbus 501, .1700 AM Zeist.

-ocr page 345-

ohserveil. was fony-one. In addition, there were eight cases of silent oestrus, i.e.
though the animals did ovulate and usually showed an increase in temperature,
the r did not stand to he mounted. Variance analysis showed that de \'cow effect\'. the
time of day. the stage of oestrus, the oestrus number and the interaction of the stage
of oestrus and the time of day had a significant effect on the body temperature. In 86
per cent of the cases of oestrus (including those of\'silent oestrus\'), there was a
significant increase in body teniperatute. This proportion was much smaller,
namely 55 per cent, when observations were made about milking time only (7 a.m.
and 5 p.m.). The mean difference between the highest temperature during oestrus
and the average reference temperature was 0.62° C ± 0.38° C.
Daily monitoring of the temperature was also found to he useful in checking the
state of health of the dairy herd.

1M.E1D1NG

Een goede bronstdetectie en het weer op
het juiste tijdstip drachtig krijgen van de
koeien is van groot belang voor de renta-
biliteit van het melkveehouderijbedrijf.
De beste resultaten worden bereikt, wan-
neer de koeien binnen het jaar weer alTcal-
ven. Tussenkalftijden langer dan een jaar
verlagen de melkproduktie per koe per
jaar (2).

Vooral op grotere melkveehouderijbe-
drijven bestaat behoefte aan hulpmidde-
len. die de bronstwaarneming kunnen
vergemakkelijken en verbeteren.
Het gebruik van een zoekstier voor dit
doel is algemeen bekend. Voor onder-
zoekdoeleinden zijn methoden beproefd
als de bepaling van de pH. de electrische
geleidbaarheid, de viscositeit en het kris-
tallisatiepatroon van het cervi.xslijm.
Deze laatste rnethoden zijn minder ge-
schikt voor de praktijk,
flet doel van het beschreven onderzoek
was oin na te gaan of het verloop van de
lichaainsteinperatuur een bruikbare pa-
rameter voor het ontdekken van tochtig-
heid is. Uiteraard heeft het meten van de
lichaamstemperatuur alleen zin in een
geautomatiseerde vorm en er zijn sterke
aanwijzingen dat hier mogelijkheden
voor zijn (8). Het is dus niet de bedoeling
om de temperatuur rectaal voor en tijdens
de (te verwachten) bronst een aantal ke-
ren per dag te bepalen, maar om dit twee
keer per dag te doen tijdens het melken in
de melkstroom. Het onderzoek naar de
bruikbaarheid van de lichaamstempera-
tuur voor bronstdetectie en gezondheids-
controle vortnt een onderdeel van een
breder kader waarin gezocht wordt naar
geschikte parameters voor allerlei zaken
die gebruikt kunnen worden in een com-
putermatig procesbeheerssysteem voor
grotere melkveehouderijbedrijven.
Uiteraard moet de bruikbaarheid voorde
praktijk van dit geheel nog blijken.
In de literatuur lopen de vermeldingen
omtrent het niveau van de lichaamstem-
peratuur tijdens de bronst nogal uiteen.
Een duidelijke verhoging van de li-
chaamstemperatuur tijdens de bronst is
vastgesteld (4. 7.9. 10. II. 14. 15). Andere
onderzoekers (1.3.6. 12, 13) vonden geen
of slechts een geringe stijging \\\'an de
lichaamstemperatuur.
Van de onderzoekers, die éénmaal daags
\'s ochtends de lichaamstetnperatuur be-
paalden, vonden Sharma c.s. (II) tijdens
de bronst een gemiddelde rectaal tempe-
ratuur van 38,56° C en Narasimha Rao
en Kesava Murthy (9) een gemiddelde
rectaal temperatuur van 38,76° C. Bij die-
ren halverwege de bronst noteerden deze
laatsten een temperatuur van gemiddeld
38,88° C. Wrenn c.s. (15) registreerden
tijdens de bronst bij een eenmalige meting
in de morgen een gemiddelde vaginaal
temperatuur van 38,60° C.
Fallon (4) die tweemaal per dag tijdens de
melktijden de rectaal temperatuur op-
nam. vond bij een groep koeien die
\'s ochtends tochtig was, een rectaal tem-
peratuur van gemiddeld 38,81° C en bij
een groep dieren die "s middags tochtig
was, een temperatuur van gemiddeld
38,98° C. Op de dagen buiten de bronst
was de temperatuur \'s ochtends gemid-
deld 37,89° C en "s middags gemiddeld

-ocr page 346-

38,56° C. King (7) registreerde eveneens
tijdens de bronst bij een groep aangebon-
den dieren een gemiddelde temperatuur
van 38,64° C en bij een groep loslopende
koeien 38,61 ° C. Buiten de bronst was de
lichaamstemperatuur respectievelijk
38,11 ° C en 38,06° C. Maatje en Rossing
(8) vergeleken tweemaal daags de rectaal
temperatuur met de temperatuur geme-
ten in de melkklauw tijdens het melken.
De gemiddelde melktemperatuur bleek
0,09° C lager dan de gemiddelde rectaal
temperatuur. Vande 19 door hen waarge-
nomen bronsten bleken er 16 gepaard te
gaan met een temperatuurstijging in de
melk, die groter was dan 0,3° C.

voor het eerst de sta-rellex had vertoond, werden op
de daarna volgende meettijdstippen bovendien de
ovaria rectaal gepalpeerd voor het vaststellen van de
ovulatie.

In totaal zijn 43 werkelijke bronsten waargenomen.
Wegens ziekteverschijnselen gedurende de tochtig-
heid zijn er hiervan 2 buiten beschouwing gelaten. In
sommige gevallen, waarbij wel een temperatuurver-
andering (-verhoging) werd gesignaleerd, doch de
dieren geen sta-rellex vertoonden werd er toch rec-
tale palpatie verricht. Zodoende werden er 8 \'stille\'
bronsten vastgesteld, dat wil zeggen er was dan
sprake van een ovulatie, die niet vergezeld was ge-
gaan van duidelijke, uitwendige bronstverschijnse-
len.

De gegevens omtrent de rectaal temperatuur met be-
trekking tot 41 werkelijke bronsten zijn statistisch
verwerkt volgens het programma van Harvev (5),
dat is de kleinste kwadraten-analyse van data met
ongelijke aantallen indesubklassen. Het toegepaste
model zag er als volgt uit:

■B C D-hE -EF (BE) e
j k 1 m n jm ijklmnq

Y.., , =m A

ijklmnq j

V — rectaal temperatuur
M = algemeen gemiddelde

MATERIALEN EN METHODEN

Het onderzoek werd uitgevoerd op het proefbedrijf
\'De Bunzing\' van het Instituut voor Veeteeltkundig
Onderzoek \'Schoonoord\' te Zeist bij 20 koeien (10
EH.9 MRlJen
1 G). varierend in leeftijd van 4 tot 9
jaar. die tenminste tweemaal hadden gekalfd. De be-
trokken dieren kalfden af in de periode november
1975-februari 1976. Ze waren gehuisvest ineen voer-
ligboxenstal, waarvan de loopruimte enigszins be-
perkt was. Ze werden gemolken in een 2x2 open-
tandem- -melkstal. De waarnemingen werden ver-
richt in de periode januari-rnaart 1976 en startten
voor alle koeien na 35 dagen post partum.
Om 5 referentiedagen te krijgen, waarmee de tempe-
ratuur ten tijde van de bronst vergeleken kon wor-
den. werd vijf dagen vóór de (verwachte) bronst be-
gonnen met het meten \\an de rectaal temperatuur.
Het meten van de rectaal temperatuur werd voort-
gezet tijdens de bronst en erna totdat de ovulatie
had plaatsgevonden. De eerste meting na de ovula-
tie werd als de ovulatietemperatuur beschouwd. Als
de bronst eerder optrad dan was verwacht, werd het
meten \\an de rectaal temperatuur na de ovulatie
nog zoveel dagen vervolgd als nodig was voor het
verkrijgen van 5 referentiedagen. Dagen, waarop
zich ziekteverschijnselen voordeden, werden niet als
relerentiedagen in aanmerking genomen.
De rectaal temperatuur werd vijfmaal per dag, om
2..30. 7.00. 12.00, 17,00 en 22,00 uur, gemeten met
een gewone veterinaire kwikthermometer met een
verdeling in tiende graden Celsius, 1 evens werd dan
nagegaan ofdedieren bronstgedrag vertoonden. De
maatstaf voor het optreden van een visueel waar-
neembare bronst was de sta-rellex. Tweemaal
daags, om 7,00 en 17.00 uur. werd bij controle op de
sta-rellex gebruik gemaakt van een zoekstier met
een afgeleide penis. Vanaf het ogenblik, dat een koe

A = koe-effect

B = effect van tijdstip van meting gedurende

de dag (5 meettijdstippen)
C = effect van tijdvak binnen de waarne-
mingsperiode (3 tijdvakken)
D = effect van lactatiestadium (3 stadia)
E = effect van stadium rond en tijdens de

bronst (met indeling in 4 stadia: referentie-
dagen, bronst, tijdvak einde bronst-ovulatie
en ovulatie)
F = effect van bronstnummer
BE = interactie tijdstip van meting gedurende de
dag X bronststadium
e = restterm

Voorts is voor alle bronsten, dus voor de werkelijke
èn de \'stille\' bronsten, nagegaan in hoeveel procent
van de gevallen er op een meettijdstip een wezenlijke
verhoging van de rectaal temperatuur ten tijde van
de bronst optrad ten opzichte van de gemiddelde
temperatuur op hetzelfde meettijdstip van 5 referen-
tiedagen rond de bronst. Er was sprake van een we-
zenlijke verhoging, wanneer de stijging ten opzichte
van het gemiddelde groter was dan tweemaal de
standaardafwijking van de rectaal temperatuur op
de 5 referentiedagen. Ook de grootte en de duur van
de temperatuurverhoging ten tijde van de bronst
werd in ogenschouw genomen. Tenslotte zijn voor
de werkelijke bronsten kenmerken bekeken als tijd-
stip van aanvang van de bronst op de dag, duur van
de bronst en interval tussen begin bronst en ovula-
tie.

-ocr page 347-

Uit de variantie-analyse van de gegevens
van de werkelijke bronsten (tabel 1)blijkt
een significant koe-effect (A) op de rec-
taal temperatuur. Ook het tijdstip van de
dag (B), bronststadium (E), het aantal ke-
ren dat de koe in bronst is geweest (F) en
de interactie tussen het tijdstip van de dag
en het bronststadium (BxE) hebben een
significante invloed op het temperatuurs-
verloop.

De rectaal temperatuur tijdens de bronst
bedroeg gemiddeld 39.00° C met een
standaardafwijking van 0,35° C. De refe-
rentietemperatuur was gemiddeld 38,68°
C, met een standaardafwijking van 0,29°
C. Van belang voor bronstdetectie is ech-
ter de spreiding binnen koe en binnen
meettijdstip. Deze varieerde van koe tot
koe van 0,10 tot 0,20° C. Figuur 1 illu-
streert de invloed van het tijdstip van de
dag samen met de invloed van het sta-
dium rond en tijdens de bronst op het ver-
loop van de lichaamstemperatuur. Buiten
de bronst viel het op en neer gaan van de
rectaal temperatuur op de dag samen met
de actieve perioden rondom de melktij-
den (om 7.00 en 17.00 uur) en de minder
actieve perioden omstreeks het middag-
uur en in de nachtelijke uren. Dit gold zo-
wel voor de referentietemperatuur als
voor de temperatuur tussen bronst en
ovulatie en de ovulatietemperatuur. Tij-
dens de bronst weken de schommelingen
op de dag in de dan verhoogde rectaal
temperatuur daar nogal wat van af. Niet
op de tijdstippen rondom het melken.

maar \'s avonds om 22.00 uur werd de
hoogste lichaamstemperatuur waargeno-
men. Hiermee zou voor een belangrijk
deel het significante interactie-effect tus-
sen tijdstip van de dag en bronststadium
verklaard kunnen worden.
Een frequentieverdeling van het verschil
tussen de hoogste rectaal temperatuur op
enig tijdstip tijdens de bronst en de daar-
bij behorende gemiddelde referentietem-
peratuur op het overeenkomstige meet-
tijdstip is voor alle (\'stille\'en werkelijke)
bronsten te vinden in tabel 2.
H-et verschil tussen de hoogste tempera-
tuur tijdens de bronst en de gemiddelde
referentietemperatuur bedroeg gemid-
deld 0,62° C met een standaardafwijking
van 0,38° C.

Bij 86% van alle bronsten en bij 85% van
de werkelijke bronsten was er sprake van
een wezenlijke stijging van de rectaal tem-
peratuur.

In tabel 3 wordt vooralle bronsten de fre-
quentieverdeling van de duur van de tem-
peratuurverhoging tijdens de bronst ge-
geven. Nul uur wil zeggen dat er niet of
nauwelijks een stijging van de lichaams-
temperatuur werd geconstateerd. Vijf
uur betekent dat de rectaal temperatuur
tijdens één waarneming wezenlijk hoger
dan normaal was. en 10 (15,20 en 24)uur,
dat de temperatuur op 2(3,4en 5)achter-
eenvolgende mcvttijdstippen duidelijk
verhoogd was. Bij verreweg de meeste
bronsten was de lichaamstemperatuur ge-
durende een periode van 5 a 10 uurduide-
lijk hoger dan normaal.

Tabel 1, Variantie-analyse van de reetaai temperatuur op de dagen rond en tijdens de bronst (bij
werkelijke bronsten).

Variantie bron

Graden van
vrijheid

Gemiddelde
kwadraatsom

F

P

algemeen gemiddelde

1

0.017635

(A)

koe-effect

18

0.632419

10.623

< 0.005

(B)

tijdstip van de dag

4

1.163902

19.550

< 0.005

(C)

tijdvak binnen

waarnemingsperiode

2

0.025333

0.426

(D)

lactatiestadium

2

0.047290

0.794

(E)

bronststadium

2.923187

49.101

< 0.005

(F)

bronstnummer

.1

0.197615

3.319

< 0.025

(B.xE)

tijdstip van de dag x

bronststadium

12

0.155760

2.616

< 0.005

rest

1388

0.059534

RESULTATEN

-ocr page 348-

lil Referentie-temperatuur

Q Temperatuur tijdens bronst

^ Temperatuur tussen bronst en ovulatie

[2] Temperatuur tijdens ovulatie

Temperatuur °C

f\\ mm\\ wmA V\\j

39.3

39.2
39.1
39.0
38.9
38.8
38.7
38.6
38.5
38.^

38.3

f%J ff

ƒ
L.

f

ll

ü.

22.00 uur

2.30 uur

7.00 uur

12.00 uur

17.00 uur

Fig. F Invloed van tijdstip van de dag en hronststadium op de rectaal temperatuur (bij werkelijke
bronsten).

Tabel 2.
tussen de
bronst en
hetzelfde
sten).

Frequentieverdeling van het verschil
hoogste rectaal temperatuur tijdens de
de gemiddelde referentietemperatuur op
meetttjdstip Cstille\' en werkelijke bron-

Klasse

Frequentie

0.00° C - 0.20° C

5

0.21° C -0.40° C

9

0.41° C - 0.60° C

14

0.61° C - 0,80° C

9

0,81° C - 1,00° C

4

1,01° C - 1,20° C

4

> 1,20° C

4

Een frequentieverdeling van de duur van
de periode, waarin de koeien de sta-reflex
vertoonden, is te vinden in tabel 4. Nul
uur wil zeggen, dat er sprake was van een
\'stille\' bronst. Vijf uur betekent, dat bij
een werkelijke bronst tijdens één waarne-
ming de sta-rellex werd vertoond, en 10
(15, 20 en 24) uur dat bij een werkelijke
bronst op 2 (3,4 en 5) achtereenvolgende
meettijdstippen de sta-reflex werd ver-
toond.

De duur van een werkelijke bronst was
over het algemeen langer dan de duur van
de periode waarin de lichaamstempera-
tuur was verhoogd. Gemiddeld duurde
een werkelijke bronst 1 P/ 4 uur en de peri-
ode van de temperatuurverhoging 9\' 4.

-ocr page 349-

l abel 3. Frequentieverdeling van de duur van de
temperatuurverhoging tijdens de bronst (\'stille\' en
werkelijke bronsten).

Klasse

Frequentie

0 uur

7

5 uur

18

10 uur

17

15 uur

4

20 uur

I

24 uur

2

Tabel 4.

Frequentieverdeling van de duur van de

periode

waarin de koeien sta-refle.\\ vertoonden.

Klasse

Frequentie

0 uur

8 (\'stille\' bronsten)

5 uur

11

10 uur

10

15 uur

16

20 uur

2

24 uur

2

Van de 41 bronsten met sta-reflex werden
er 26 (63%) opgemerkt om 7.00 uurof om
17.00 uur, dus op tijdstippen rondom het
melken. Acht werkelijke bronsten werden
om 12.00 uur voor de eerste maal waarge-
nomen, 6 om 22.00 uur en slechts 1 om
2.30 uur.

Het interval tussen het begin van een
werkelijke bronst en de ovulatie bedroeg
gemiddeld 31\'/2 uur. Het kortste interval
was 5 uur en het langste 93 uur. Overi-
gens, gedurende de waarnemingsperiode
van 3 maanden had de bronstcyclus, dit is
het interval tussen het begin van 2 opeen-
volgende werkelijke bronsten in ruim
85%) van de gevallen een normale duur
(18-25 dagen).

Alhoewel het onderzoek in de eerste
plaats gericht was op het temperatuurver-
loop tijdens de bronst, is ook nog gekeken
naar de lichaamstetnperatuur in geval
van ziekte. Dit was mogelijk doordat er
zich tijdens de waarnemingsperiode nog-
al wat ziektegevallen voordeden, die
gepaard gingen met een duidelijke verho-
ging van de temperatuur. Hiervan wordt
in tabel 5 een overzicht gegeven. In alle
gevallen werd diergeneeskundige hulp in-
geroepen.

DISCUSSIE

De bij een groot deel van de koeien (86%)
vastgestelde verhoging van de lichaams-
temperatuur tijdens de bronst stemt
overeen met de bevindingen van verschil-
lende andere onderzoekers (4,7,9,10,11,
14, 15). In tegenstelling tot de gerefe-
reerde onderzoekers, die meestal eenmaal
en soms tweemaal per dag de lichaams-
temperatuur bepaalden, werd de rectaal
temperatuur op vijf tijdstippen, verdeeld
over het etmaal, gemeten.
Hierdoor kon buiten de bronst het twee-
toppige temperatuurverloop, dat samen-
valt met de actieve en minder actieve peri-
oden gedurende het etmaal, worden vast-
gesteld (figuur 1). Ook het bronsteffect op
de lichaamstemperatuur zou verklaard
kunnen worden door de grotere activiteit
tijdens de bronst. Er was echter een aantal
koeien dat aan de hand van rectale palpa-
tie wel een ovulatie vertoonde, geen dui-
delijk bronstgedrag, maar weer wel een
significante verhoging van de lichaams-
temperatuur. King (7) vond bij koeien
wel een significante verhoging van de li-
chaamstemperatuur tijdens de bronst,
maar het temperatuurniveau tijdens de
bronst en daarbuiten tussen aangebon-
den en loslopende koeien, met dus een
duidelijk verschil in activiteit, was niet
verschillend. De verhoging van de li-
chaamstemperatuur kan blijkbaar niet al-
leen verklaard worden door de grotere ac-
tiviteit gedurende de bronst, maar kan

Fabel 5. Overzicht van de ziektegevallen tijdens de waarnemingsperiode die ccn duidelijke verhoging
van de lichaamstemperatuur te zien gaven.

Aard van de ziekte

Aantal

Temperatuur

Verloop van de

gevallen

temperatuurverhoging

uierontsteking

4 (3 koeien)

40 C

kort

ontsteking aan de hals

2

.39.5-42° C

chronisch

\'scherp in\'

1

tot 40° C

variërend

baarmoederontsteking

1

39.5^0° C

2 dagen

-ocr page 350-

mede het gevolg zijn van andere factoren
die het metabolisme béinvloeden. Uit de
waarnemingen is gebleken dat bij een in-
tensieve bronstcontrole van 5 keer per et-
maal en met gebruikmaking van een
zoekstier niet alle bronsten gevonden
worden.

Ook met het 5 keer per etmaal meten van
de lichaamstemperatuur mist men een
aantal tochtige koeien. Meestal beperkt
de bronstcontrole in de praktijk zich tot
tweemaal soms driemaal per dag en zul-
len er door de korte duur van het bronst-
gedrag van sommige koeien meer toch-
tige dieren gemist worden dan tijdens de
waarnemingsperiode van dit onderzoek.
Het meten van de lichaamstemperatuur
biedt alleen maar perspectieven indien dit
geautomatiseerd kan worden. Volgens
Maatje en Rossing (8) vormt de melktem-
peratuur tijdens het melken een goede af-
spiegeling van de lichaamstemperatuur
en het meten van de melktemperatuur
laat zich bovendien gemakkelijk automa-
tiseren. Het aantal meettijdstippen per
dag wordt dan echter beperkt tot twee.
Tijdens de waarnemingsperiode was
slechts bij 55% van alle bronsten op de
tijdstippen rondom het melken de tempe-
ratuur significant verhoogd.

Het is duidelijk dat het meten van de li-
chaamstemperatuur de visuele bronstde-
tectie niet kan vervangen maar wel aan-
vullen, zodat men over het geheel tot be-
tere resultaten komt. Hoe groot de
verbetering zal zijn laat zich uit dit onder-
zoek echter moeilijk schatten.
Ook bleek dat het dagelijks meten van de
lichaamstemperatuur nuttig kan zijn
voor het onderkennen van ziekten, die
vergezeld gaan van een temperatuurver-
hoging. In sommige gevallen was de ver-
hoging van de rectaal temperatuur het
eerste symptoom van de ziekte en de di-
recte aanleiding om diergeneeskundige
hulp in te roepen. Ondanks het betrekke-
lijk geringe aantal waarnemingen bleek,
dat sommige ziekten die meerdere malen
optraden, een min of meer karakteristiek
temperatuurverloop hadden. Mogelijk is
dit voor de toepassing op het melkvee-
houderijbedrijf van praktisch nut.

DANKBETUIGING

Voor de medewerking ondervonden bij dit onder-
zoek wordt dank gezegd aan drs. L. Elvingen J. P.
Govers (Faculteit der Diergeneeskunde, Utrechtjen
dr. A. Osinga en ir. H, van der Steen (Landbouwho-
geschool, Wageningen).

LITERATUUR

1. Barnickel. G.: Vergleichende Untersuchungen Uber die Rektal- und Zervikaltemperatur brünstiger
Kühe und Färsen. Dissertation. Hannover, 1968.

2. Bastiaansen. P. A.: Oriënterend onderzoek naar de produktiederving bij langere tussenkalftijd.
Bedrijfsonlwikkeling. editie Veehouderij, 1. (6). 37, (1970).

3. Fggers, H,: Eemperaturmessungen in der Scheide von gesunden, kranken und brünstigen Rindern,
Dissertation, Hannover, 1948,

4. l-allon. G, R,: Some aspects of oestrus in cattle, w ith reference to fertility on artificial insemination,

3, Body temperature and oestrus cycle, Qd. ,/, Agr. .Sei.. 16. 439. (1959).

5. Harvey. W, R,: Instructions for use of LSMEM M, Least-squares and maximum likelihood; (icneral
Purpose Program; 252k Mixed Model Version, Ohio University. 1972,

6. Kaemmerer, K,; Temperalurkurve und Zyklus, I\'ltseh. lierärzil. H sehr.. 57, 241. (1950).

7. King. ,1, O, 1.,: The effect of oestrus on bodv temperature and milk production in cows. Res. 1 <7. Sei..

4. 526. (1963).

8. Maatje. K. and Rössing, W.; Detecting oestrus by measuring milk temperature of dairy cows during
milking.
I.ivesi. Prod. Sei.. 3. H5. (1976).

9. Nabasimha Rao. A. V. and Keseva Murthy. A.; Variation of body temperature incowsduringcertain
stages of the oestrus cycle.
Indian Ver. ./., 48. 1237. (1971).

10. Sampath Kumaran. .I.D. and lya, K. K.; Pulse and temperature during estrus and ovulation.
Indian Vet. J.. 43, 512. (1966).

11. Sharma. O. P., Singh. B. P.. and Tomar. N. S.; Studies on body temperature and leucocyte count in
Hariana cows during oestrus cycle.
Indian Vei. J.. 38, 233. (1968).

12. Schmidt. .1.: Die normale Temperatur des Rindes. Bert, lierürrrl. H\\ulir.. 437. (1905).

13. Vollmann. R. und Vollmann. U.; Vergleichende Temperaturuntersuchungen zur Reproduktions-
physiologie der Frau und der Kuh.
Sehweiz. Areh. Tierheitk.. 84. 403 en 450. (1942).

-ocr page 351-

14. Weber, t.: Untersuchungen über die Rektaltemperatur des gesunden Rindes. Dt.sch. lierärzii
mehr.
18,(57/. (1910).

15. Wrenn, \'I . R., Bitman, J,, and Sykes, J F.: Body temperature variations in dairy cattle during the
oestrus cycle and pregnancy. ./.
Dairy Sei.. 41. 1071. (1958).

a

XXVII Annual Colloquium-
Protides of the Biological
Fluids

30 April-3 May 1979, Brussels-Belgium

rocatlon of the Meeting

Sheraton Hotel

.All correspondence

Colloquium \'Protides of the Biological Fluids\'
Secretariat:

c o Fipid and Protein Department
Institute for Medical Biology
.Alsembergsesteenweg 196, B-II80 Brussels,
Tel, (02) 344 19 50, Tel (Int,) 32-2-.344 19 50.

Colloquium programme

lopic A: TUMOR ASSOCIATED ANTIGENS

1. Ehe Antigens associated with tumors of Speci-
fic organs

I F Animal models
1.2. Human tumors

2. Ehe Antigens related to Virus Induced Eumors

3. I\'he Molecular Biology of Fumor .Associated
Markers

l opic B: FFCTINS
I. Characterization

1.2.of Lectins - Plant, Invertebrate, Vertebrate

1.ectins

1.2. of Lectin Receptors

2. Significance

2.1. //? wvo functions

2.2. .Applied as cell surface probes - as mitogens,
as agglutinins

3. Fields of application
3.1 Protein Separation

3.2. Glycoprotein Characterization

3.3. Separation of subcellular organelles

3.4. Separation of cells

Topic C: FRACnONATION

1. Procedures

1.1. Selected according to purpose

1.2. Way of procedure using combined methods

2. Methods

2.1. Solubility related methods

2.2. Affinity related methods

2.3. Density related methods

2.4. Size related methods

2.5. Charge related methods - chromatographic
methods - electrophoretic methods

2.6. Denaturation

3. Monitoring systems

4. Instrumental aspects

General information

Membership fee

Ehe membership fee has been fixed at 6050 BE
Fhis contribution includes the lunch on Monday,
I uesday, Wednesday and Thursday as well the Re-
ceptions. It also includes the .Abstract Volume and
the XXVllth Volume of the Proceedings (Perga-
mon Press).

Registration deadline: 1st of April 1979
Payment: only by cheque made payable to Collo-
quium \'Protides of the Biological Fluids\' and to
be mailed together with the Registration form to
the secretariate.

Ladies Programme

Ladies Programme contribution has been fixed at
3050 BE and includes participation in lunches on
Monday. Tuesday, Wednesday, Thursday, recep-
tions and a special ladies programme.

Definite Programme

Will be handed over to all active members at the
Meeting itself.

Congress outing on Wednesday afternoon and
evening.

-ocr page 352-

Geachte Redactie,

Uit de studie van de pathofysiologie van
de enterotoxische vorm van colibacillose
is enige jaren geleden gebleken dat dediar-
ree en het verlies van water en electroly-
ten vooral berustte op een abnormaal
sterke secretie van de cellen uit de crypten
van de dunne darm. Deze hypersecretie
wordt veroorzaakt door een stijging van
het gehalte aan cyclisch AMP in deze
cellen onder invloed van een door het co-
li-enteroxine veroorzaakte toegenomen
activiteit van het adenylcyclase. Deze
adenylcyclase-cAMP stimulering is niet
alleen aangetoond bij enterotoxine van
bepaalde stammen van
E. coli maar ook
bij cholera bij de mens en bij bepaalde
Sahnonella-\'mi\'ecües. Bij coli-enteroto-
xine worden meestal geen morfologische
afwijkingen gevonden aan de darmmu-
cose en het absorberend vermogen van de
cellen van de villi blijft intact. De moge-
lijkheid om met behulp van glucose de
Na -absorptie door de enterocyten te
stimuleren blijft aanwezig. Om deze re-
den werden dan ook met succes glucose-
electrolytoplossingen oraal toegediend

\' Kliniek Inwendige Ziekten der (irote Huisdieren.

bij de bestrijding van de dehydratie en de
diarree (1). Het gebruik van glucose-elec-
trolytenmengsels voor orale toediening
heeft zich sedertdien een belangrijke
plaats verworven bij de behandeling van
diaree en niet ten onrechte.
Zo nu en dan blijkt echter dat deze behan-
deling geen succes heeft. De diarree blijft
bestaan en ook langdurige toediening
heeft geen effect.

Soms krijgt men zelfs de indruk dat de
diarree door de behandeling erger wordt.
Voor deze bevindingen zijn een aantal
verklaringen mogelijk die deels door re-
cente publikaties worden ondersteund.
Een en ander was voor mij aanleiding
door middel van deze brief hierop te wij-
zen.

De samenstelling van de glucose-electro-
lytenmengsels varieert nogal. De neiging
bestaat hypertone oplossingen te gebrui-
ken waardoor het rehydratie-effect af-
neemt en de oplossing langer in de (leb)-
maag blijft. Ook is men geneigd hogere
glucoseconcentraties te gebruiken of an-
dere stoffen toe te voegen. Uit onderzoek
is gebleken dat een isotonische oplossing

De selectieve toepassing van orale
glucose electrolyt oplossingen

Selective use of Oral Glucose Electrolyte Solutions

SUMMARY

Based upon the literature and practical experience, arguments are put forwards to
explain the failure of the use of oral glucose electrolyte solutions in certain cases
of diarrhoea in new-born calves. The selective use of this treatment is re-
commended although in practice it is difficult to differentiate between the various
causes of diarrhoea in new-horn calves.

-ocr page 353-

met 80 mMol glucose bij biggen en kalve-
ren een optimaal effect heeft (5).
Hogere concentraties hebben geen beter
effect op de Na -absorptie en wanneer
de glucoseconcentratie extreme vormen
aanneemt bestaat het gevaar vaneen fer-
mentatieve diarree (3,4). In een aantal ge-
vallen is het met glucose stimuleerbare
mechanisme van de Na -absorptie afwe-
zig en is het effect van de toediening van
glucose-electrolytoplossingen nihil, ter-
wijl het gevaar bestaat dat door de glu-
cose die in de dikke darm geraakt een fer-
mentatieve diarree volgt. Een duidelijk
bewijs hiervoor is onlangs geleverd bij de
bestudering van een rota-virusinfectie bij
de big door Davidson c.s. (2). Als gevolg
van de infectie waarbij het virus de ente-
rocyten van het bovenste tweederde deel
van de villus aantast, ontstonden kortere
villi en diepere crypten, vooral in het duo-
denum en jejunum. Uit de gegevens van
de enzymactiviteit van deze mucosa bleek
dat de activiteit van de bij absorptie en di-
gestie betrokken enzymen sterk was afge-
nomen. De cellen die de villi bekleedden
bestonden uit slecht gedifferentieerde
cryptcellen die deels nog hun secernerend
vermogen hadden behouden. Dit laatste
feit verklaarde de hypersecretie die werd
gevonden. Het glucosetransportmecha-
nisme bleek in deze cellen sterk gestoord.
Uit publikaties van o.a. Mebus (6) blijkt
dat bij het kalf door een infectie met rota-
virus soortgelijke veranderingen in het
darmslijmvlies ontstaan. Het onderzoek
van De Leeuw (5) heeft aangetoond dat
rotavirusinfecties ook in Nederland een
rol kunnen spelen in de etiologie van kal-
verdiarree. in zulke gevallen is een orale
glucose-electrolyttoediening mogelijk
niet succesvol en kan dit zelfs leiden tot
een onderhouden van de diarree. De be-
vindingen van Davidson c.s. wijzen erop
dat men in dit stadium van de ziekte geen
voedingsstoffen moet verstrekken.
In gevallen van coli-enterotoxicose blijft
het gebruik van orale glucose-electrolyt-
oplossingen echter een belangrijk hulp-
middel bij de bestrijding van de diarree en
de ernstige dehydratie die snel fataal kan
worden. Ook bij andere vormen van diar-
ree zoals de enterale vorm van colibacil-
lose waarbij een gistings- of rottingsdiar-
ree optreedt kan door een goed gedo-
seerde behandeling met orale glucose-
electrolytoplossingen de dehydratie wor-
den bestreden.

Het is klinisch niet gemakkelijk een rota-
virusinfectie te onderscheiden van coli-
enterotoxicose. f)ez.e laatste vorm van
diarree verloopt meestal zeer snel waarbij
spoedig ernstige dehydratie optreedt. Ro-
tavirus diarree treedt vaak op bij een iets
latere leeftijd en verloopt minder heftig
al kan ook hierbij duidelijk dehydratie
optreden. In plaats van glucose-electro-
lytoplossingen kan men bij rotavirus-
infecties parenteraal vocht geven of oraal
isotonische electrolytoplossingen zonder
glucose verstrekken.

H. J. Breukink\'

I ri FR.A I Ul\'R

Brcukink, H. .1. en llajer. R.: De orale toediening van een ghicose-electrolyloplossingter ondersteuning
\\an de parenterale hehandeling van kalveren met eolibacillosis.
Tijdschr. Diergeneesk.. 84. ."1^9. (1974).
Davidson. (i. P.. Gall. D G.. Petrie. M . Butler. D. G.. and Hamilton. ,1 R : Human rotavirus enteritis
induced in conventional piglets.
J. Clin. Invest.. 60. 1402. (1977).

Hellemond. K. K. van. Frik. .1, F. en Ciuinee. P. A. M.: Enkele facetten van diarree bij kalveren.
Tijdschr. Diergeneesk.. 90. 609. (1965).

Hirschhorn, N.. Mc. Carthy, B. .F. Ranney, B.. Hirschhorn, S. F., Woodward. S. I.. Facapa, A..
Cash. R. A.. and Woodward. W. E.: Ad libitum oral glucose electrolyte therapy for acute diarrhoea m
Apache children.
J. Pediuir.. 8.\'!. 562. (1973)

l.eeuw. P. w. de: Rotavirusinfecties bij kalveren. Tijdschr. Diergenee.sk.. 101. 229/t. (1976)
Mebus. C. A.. Stair. E. L.. N.R. Rhodes. M. B.. and Twiehans. M. .1.: Pathology of neonatal calf
diarrhoea included by a reo-like virus,
l et. path.. 8. 490. (1971)

Whipp. S. C. and Moon, H. W.: Modification of enterosorption in experimental colibacillosis of swine
inoculated with
Escherichia coli. J. Inj. Dis.. 127 , 255. (1973).

Dr. IF .1. Breukink, Kliniek Inwendige Ziekten der Cirote Huisdieren, Yalelaan 16, \'De UithoP, titrecht.

-ocr page 354-

ir

Teervergiftiging bij biggen
door het gebruik van betonlak
in kraamstallen

INLEIDING
In 1955 werd in Duitsland door Schopen
e.a.
(D. TierarztI. Wschr.. 62.49. (1955)
gewezen op ernstige ziekteverschijnselen
bij biggen door het gebruik van teer-
houdende afdekvloeren in varkensstal-
len. Deze afdekvloeren werden door de
betreffende firma als platen op de markt
gebracht en werden aanbevolen vanwege
de grote duurzaamheid en de strobespa-
rende en isolerende eigenschappen.
Vooral jonge dieren werden aangetast.
Vanaf een leeftijd van 2-3 weken werden
de volgende ziekteverschijnselen be-
schreven: catarrhale Conjunctivitis, ca-
tarrhale maagdarmontsteking, huidont-
steking en een duidelijke groeistilstand.
Het sterftepercentage bij de biggen tus-
sen de 4-10 weken varieerde tussen de
50 en 60%.

Bij sectie van de gestorven dieren werd
een leverdegeneratie en levercirrhose
vastgesteld. Door deze en andere pu-
hiikaties uit de vijftiger jaren en door het
contact tussen veterinairen en landbouw-
kundigen heeft men bij de keuze van
materialen voor afdekvloeren hiermede
rekening gehouden en komen teervergif-
tigingen nadien nog slechts sporadisch
voor.

Uit een recente ziektegeschiedenis blijkt
echter dat zich ook nu nog problemen
kunnen voordoen als door de eigenaar
op eigen initiatief niet geadviseerde ma-
terialen worden toegepast.

CASUÏSTIEK

Op een vermeerderingsbedrijf met ± 90
zeugen stierven in één maand in de leef-
tijdsgroep van 3-4 weken, bij 10 tomen
35 biggen.

Deze sterfte trad plotseling op.
Door de eigenaar werden vooraf geen
ziekteverschijnselen waargenomen.
De jonge biggen tot 3 weken verkeerden

in een uitstekende gezondheidstoestand
en in deze leeftijdsgroep trad geen sterfte
op.

SECTIEBEVINDINGEN

Bij alle biggen, waar sectie op verricht
werd. was de meest opvallende sectie-
bevinding een gedegenereerde, gezwollen
lever.

In de buik kwam veel vocht voor.
Bij één big werd tevens nog een dunne
darmontsteking geconstateerd. Verder
waren er geen duidelijke afwijkingen
bij sectie.

Het histologisch beeld van de lever gaf
een centrolobulaire leverdegeneratie te
zien.

OORZAAK

De halfroostervloeren in de kraamop-
fokhokken, in verband met het frequent
optreden van kniebeschadigingen, be-
handeld met een zwarte betonlak. De ge-
bruikte lak was een steenkoolteerpro-
dukt.

De plaatselijke bijverwarming in de
kraamstal gebeurde door middel van een
warmwatervloerverwarming.
De kraamhokken waren 4 weken na het
behandelen van de vloeren opnieuw in
gebruik genomen.

Dc sterfte trad op bij de eerste worpen
die daar geboren werden bij biggen op
een leeftijd van 3 a 4 weken.

Vooral het phenol uit de teerprodukten
wordt verantwoordelijk geacht voor de
vergiftiging. Waarom de sterfte zo acuut
optrad, zonder dat vooraf ziektever-
schijnselen werden waargenomen, is niet
geheel duidelijk.

Wel hebben de biggen, doordat geen stro
gebruikt wordt in de halfroosterstallen.
een intensief contact met de vloer.
Door het gebruik van de vloerverwar-
ming treedt mogelijk eerder een verwe-
king van de laklaag en komt er mis-
schien meer phenol vrij.

-ocr page 355-

VERl-OOP

Na overplaatsing van de biggen uit de
kraarnstallen naar een andere stal zijn
geen dieren meer gestorven.
De vloeren in de betreffende kraamstal
zijn voorzien van een phenolvrije bi-
tumen-laag, zgn. mokumerplaat.
Er deden zich nadien geen vergiftigings-
verschijnselen meer voor.

CONCLUSIE
Phenolhoudende teerlakken zijn onge-
schikt als vloerverven in varkensstallen.
Men dient er rekening mee te houden dat
deze ook als beton- en silolakken in de
handel zijn.

Dieren

(IV. A. Hunneman:
Gezondheidsdiensl voor
in Noord-Brabant)

[(ö

Atlas of small animal surgery.

Surgical techniques for practitioners.
I homas David

(Schliilerische I ertagansiah iinil Dnu kerei. Han-
nover 1977)

De kleine huisdieren praktikus David uit Wenen
heeft met hulp van de illustrator Maidi Röhr een
boek van ruim 600 pagina\'s samengesteld over chi-
rurgie bij kleine huisdieren. Elk onderwerp is royaal
gëillustreerd met tekeningen van flink formaat in
twee kleuren. Het boek is volledig tweetalig. De
korte Engelse en Duitse teksten variëren per onder-
werp van enkele regels tot een halve pagina.
Het 60 pagina\'s tellende algemene gedeelte bevat on-
der meer informatie over instrumenten, asepsis, en-
dotracheale intubatie en knooptechnieken.
Het tweede hoofdstuk (100 pagina\'s) heeft als titel
plastische en reconstructieve chirurgie. Hierin ko-
men naast methoden voor huidplastiek ook de
mammectomie. het couperen van oren (!) en het
aanbrengen van heup-en kniegewrichtprothesenter
sprake. In de volgende 230 bladzijden worden in 5
hoofdstukken de chirurgie van kop, hals, thorax,
buik en urogenitaalapparaat behandeld. Na 10 pagi-
na\'s met als titel vaatchirurgie volgen 150 pagina\'s
over chirurgie van het locomotie-apparaat en over
neurochirurgie. Het wordt afgesloten met een
hoofdstuk over chirurgie bij de kat en een hoofdstuk
over ingrepen bij kleinere gezelschapsdieren en vo-
gels.

In de inleiding zegt de auteur dat zijn boek is be-
doeld als een naslagwerk voor de praktijk van alle
dag. Met de tekeningen en de bondige teksten heeft
David de prakticus mogelijkheden willen bieden om
zich snel te oriënteren omtrent de topografische
anatomie en de aanpak van operaties. De auteur is
in deze opzet onvoldoende geslaagd. Naar de me-
ning van de referent en die van 5 geconsulteerde col-
legae uit de vakgroep heeft dit boek de volgende te-
kortkomingen:

Het is onvoldoende op de praktijk afgestemd.

Beschrijvingen van hypofysectomie, niertrans-
plantatie en vaatanastomosen hadden gemist

kunnen worden; echter niet de aanpak van de
maagtorsie, waarover in dit boek niets is te vin-
den.

Door de afwezigheid van de benamingen van de
getekende structuren en door de soms wat sim-
plistische weergave verstrekken de figuren niet
altijd voldoende informatie en zijn ze soms zelfs
apert fout. Zo is bijvoorbeeld meerdere keren
een niet werkend systeem voor drainage van de
thorax afgebeeld.

De beschrijvingen van de operatietechnieken
zijn veelal onvolledig. Ook worden nogal eens in
onbruik geraakte methoden genoemd. Zo geeft
de auteur bijvoorbeeld voor de behandeling van
de speekselcyste nog aan dat deze voorzichtig
uitgeprepareerd moet worden. Soms wordt een
zelden uitgevoerde ingewikkelde operatie (bijv.
decolorectale resectie) wel vrij uitvoerig beschre-
ven, terwijl belangrijke praktische problemen
(bijv. de perianale fistels) op bijna naïeve wijze
worden afgedaan. De bij een aantal beschrijvin-
gen ingeslopen onvolkomenheden(bijv.debijde
hernia perinealis en de persisterende rechter aor-
taboog) zijn zo ernstig dat ze bij navolging tot
grote problemen aanleiding zullen geven
Hoewel de auteur in zijn inleiding stelt dat hij
een zekere basiskennis bij de lezer aanwezig acht
en daardoor de vermelding van de indicatie en de
pre- en postoperatieve maatregelen achterwege
meent te kunnen laten, moet dit toch als een ern-
stig gemis worden gezien. Zo is het onverant-
woord om de adrenalectomie (overigens bij het
urogenitaalapparaat ondergebracht en beschre-
ven met ongebruikelijke technieken) te beschrij-
ven zonder iets over post-operatieve substitutie
te zeggen.

Samenvattend moet worden geconstateerd, dat de
moedige onderneming van collega David niet aan
het doel heeft beantwoord en dat het boek dan ook
niet kan worden aanbevolen. Ter verkrijging van
voldoende kwaliteit worden dergelijke veelomvat-
tende werken tegenwoordig veelal samengesteld met
behulp van enkele tientallen co-auteurs.

A. Rijnberk.

-ocr page 356-

Algemeen

Spierbcschadiging, veroorzaakt door
verschillende oxy-tetracyclineprodukten

A. Immelman, W. S. Botha. Dricky Grub. Muscle
irritation caused by different products containing
Oxytetracycline.
J. \'s.Afc. Vet. /Iii., 49. (2) 103-105.
(1978).

Alle tetracyclines, die intramusculair worden toege-
diend. kunnen ernstige weefselbeschadiging veroor-
zaken. die gekarakteriseerd is, door necrose en infil-
tratie met polymorfkernigen. Oxytetracycline
wordt vaak als injicieerbaar preparaat m de dierge-
neeskundige praktijk toegepast. De pijn, na intra-
musculaire toepassing is wel bekend. Vaak wordt
beweerd dat het ene preparaat minder pijnlijk is dan
het andere. Schrijvers onderzochten 6 preparaten
die bereid waren met behulp van propyleenglycol en
één waarbij in afwijking hiervan polyvinylpyrro-
lidon was toegepast. Elk preparaat werd géinjicieerd
in de M. longissimusdorsi van 6 konijnen. De dieren
werden gedood op de 2e, 3e en 6e dag na injectie,
waarna de injectieplaatsen macroscopisch en micro-
scopisch werden onderzocht op eventuele laesies.
Er was geen verschil in reactie tussen de verschil-
lende preparaten, die propyleenglycol bevatten. Ze
veroorzaakten op de injectieplaats macroscopisch
een duidelijke laesie in tegenstelling tot het prepa-
raat, dat polyvinylpyrrolidon bevatte.
De eerste preparaten veroorzaakten alle vrij uitge-
breide necrose. Bij het laatste preparaat was de
weefselbeschadiging veel geringer.
De reden waarom polyvinylpyrrolidon zoveel mm-
der irriterend is dan propyleenglycol kon nog niet
worden verklaard,

J. /, Terpslra.

Immunologie Bacteriologie

Coli-enteritis bij biggen; huidige stand
van zaken met betrekking tot actieve im-
munisatie

Kohier. E, M,: .Neonatal enteric colibacillosis of
pigs and current research on immunization,
J. Am.
Vel. Med. A.ssoc..
173 . 588-591. (1978).

Het hier gerefereerde artikel is één uit de proceed-
ings van een colloquium over \'diarrheal diseases of
the young",

De auteur gaat allereerst in op datgene wat thans be-
kend is over de pathogenese van coli-enteritis bij de
big.

Voor hen die alles in een \'nutshell" voorgeschoteld
willen hebben is het artikel alleen hierom al buiten-
gewoon lezenswaard. Daarnaast wordt ingegaan op
de immunisatie van de zeug. Bekend is. dat locaal
actieve (= IgA) antilichamen belangrijker zijn dan
hoge antilichaam-serumspiegels bij de big. Bij TGE
is dan ook bewezen, dat orale vaccinatie van de zeug
nuttiger is (leidt tot verhoogde IgA secretie in de
melk;
Ref.) Aan parenterale vaccinatie.
Ter bestrijding van coli-enteritis bij de big, zou de
zeug dus ook oraal gevaccineerd moeten worden.
Hierover is echter nog onvoldoende immunologisch
onderzoek gedaan.

In het vervolg van het artikel gaat Kohier in op de
Vooren tegens" van verschillende vaccins (formaline-
gedood; formaline-verzwakt. etc.) en wijst er nog
eens op. dat het vaccin in elk geval multivalent moet
zijn.

J. Goudswaard.

Kip

Eiproduktiedaling

Borm. E.: Egg Drop Svndrome. Poultrv Iniernatio-
tial. \\1.(9). 71-78. (1978).

Schrijver geeft een overzicht van zijn inzichten en er-
varingen met het syndroom van de produktiestorin-
gen bij legkippen, dat de laatste 4-5 jaar veel moei-
lijkheden heeft veroorzaakt.

Zowel slachtrasmoederdieren als legrassen worden
aangetast, waarbij vooral de bruine legrassen de
grootste produktieverliez.cn vertonen. Behalve pro-
duktiedaling treden ook zwakke eischalen en win-
deieren op en is ook de inwendige eikwaliteit ver-
minderd. De ziekte strekt zich gewoonlijk uit over
een periode van 6-7 weken; 2-3 weken produktieda-
ling. 4-5 weken voor een geleidelijk herstel. Dit
treedt het meeste op rond de leeftijd van 30 weken,
wanneer de dieren aan hun topproduktie toe zijn.
Behalve soms lichte ademnood zijn dunne ontlas-
ting. dunne schuimige darminhoud. gezwollen lever
en galblaas, gestuwde bloedvaten van het ovarium
de meest gevonden afwijkingen. In de U.S.,A. min-
der ei-verliezen gezien bij deze aandoening mogelijk
door betere kwaliteit van het voeder.
Door de Gezondheidsdienst voor Pluimvee in
i;)oorn is een lage pH aangetoond in de schaalklier
van de eileider, waardoor de slechte kalkafzetting te
verklaren is.

-ocr page 357-

Bij enkele koppels fokdieren is een langdurend ne-
gatief effect gevonden opde broeduitkonisten:4-6%
verlaging en verhoogde kuikensterfte.
Symptomatisch wordt een behandeling met oxyle-
tracycline en furoxone aanbevolen, plus extra vita-
minen en mineralen.

In gevallen van salpyngitis-peritonitis zou 2 dg. Esbj
toediening in het drinkwater de sterfte doen stop-
pen.

Hoewel de oorzaak van de ziekte geenszins volledig
is opgehelderd staat wel vast, dat sommige adenovi-
russen er een belangrijke rol bij spelen, zoals BC14-
en Celo-virus, meestal in combinatie met infectieuze
bronchitis virus.

Het entschema van de Gezondheidsdienst voor
Pluimvee te Doorn, met een 1-dags druppel-spray-
vaccinatie. 8 weken: drinkwater- en 20 weken oog-
druppel-enting tegen IB heeft pede resultaten gege-
ven, Voorts wordt het gëinactiveerde BC 14 olievac-
cin genoemd (maar géén resultaten);
Ref.).
Tenslotte wordt de vaccinatie tegen Gumboro ziekte
aanbevolen.

W. J. Roepke.

Kip

Butyl Hydroxytolueen beschermt kippen
tegen pseudovogelpest virus

Brugh, M, Jr,: Butylated Hydroxytoluene protects
chickens exposed to Newcastle Disease virus,
Seienee. 197, 1291-1292. (1977).

Butyl hydroxytolueen (BH T) wordt inde U,S,A.op
brede schaal als antioxidant in de voedingsindustrie
gebruikt in de concentratie van
50-200 ppm (ook in
Nederland wordt BHT in de voedingsindustrie voor
mens en dier gebruikt).

In de normale concentratie wordt BH T beschouwd
onschadelijk te zijn. BHT in de concentratie van 22
mcg ml veroorzaakt een opvallende vermindering
in infectiositeit van pseudovogelpest virussen.
Het infecterend vermogen van de virulente stam Te-
xas CiBen de vaccin stam l.aSota werd
in viiro resp.
met 94% en 98% verminderd.
In experimenten met kippen werd aangetoond dat
een concentratie van 100 tot 2000 ppm BH T in het
voer de immunologische respons na vaccinatie met
TaSota vaccin (virus dosis tot .300 PFU) bedui-
dend verminderde.

Ook de mortaliteit na infectie met een virulent pseu-
dovogelpest virus was lager na toediening van 100
tot 2000 ppm BH T door het voer.
Het feit dat BHT in het voer de normale imtnunolo-
gische respons na een pseudovogelpest vaccinatie
kan voorkomen kan mogelijk voor een deel uitleg
geven voor het mislukken van vaccinatie\'s, met
name door middel van spray waarbij lage virus con-
centratie\'s worden opgenomen,

H. Yaclin.

Milieu

De invloed van voortdurend geluid op de
gezondheid van dieren

Algers. B.. Eksebo. J., and Strömberg. S,: The im-
pact of continuous noise on animal health,
Ada.
i\'ei. Scan, suppi,
67, 1-27 (1978).

Geluid is een steeds groter milieu-probleem gewor-
den, Door voortschrijdende mechanisatie is de om-
geving van onze huisdieren sterk veranderd, In een
review hebben schrijvers getracht de invloed van la-
waai op de dieren van de boerderij begrijpelijk te
maken. Lawaai wordt beschreven als een ongewenst
geluid, dat een stress-factor is waarop het organisme
moet reageren.

via het oor worden impulsen doorgegeven aan de
hersenstam en de hypothalamus. Het sympathisch
zenuwstelsel wordt beïnvloed en daardoor bijv. ook
de pupil, het hart, de digestie-tractus, het merg van
de bijnier, de bloedvaten en de lichaams muscula-
tuur, De hormonen van de hypothalamus interve-
niëren met het metabolisme, de bloedsuikerregula-
tie, de electrolyt-balans en de functies van het geni-
taalapparaat.

Het para-sympatische zenuwstelsel wordt in hoofd-
zaak in tegengestelde zin bëinvloed. Inwaai kan ook
tijdelijk of permanent gehoorschade veroorzaken.
Er is weinig onderzocht over het nadelig effect van
langdurig lawaai bij onze huisdieren.

./. /. Terp.slra.

Milieu

Metingen van lawaai bij dieren op de
boerderij

Algers, B., Ekesbo, ,1., Strömberg, S.: Noise mea-
sure in farm animal environments.
Aci. I ei. Seaml.
suppL.
68, 1-19. (1978).

(ieluidsmetingen werden gedaan op bedrijven met
melkvee, kalveren
voor vleesproduktie.zeugen, big-
gen. mestvarkens en kippen. De metingen werden
uitgevoerd vlak bij de bronnen van lawaai en op
grote afstand hiervan, maar allemaal binnen ge-
hoorafstand van de dieren. De meetmethoden wor-
den beschreven. De resultaten geven aan dat het ge-
luid in moderne stallen veel sterker is. dan dat wat in
Zweden voor woningen is toegestaan en dat de ven-
tilatie hiervoor de hoofdschuldige is. Installaties in
gebruik voor de voeding en het melken zijn echter
ook belangrijk. Het geluid, dat door de dieren zelf
gemaakt wordt, is laag in gunstig milieu als dit ver-
geleken wordt met dat waaraan de dieren in de
meeste stallen worden blootgesteld. Hangende sys-
tematisch onderzoek bij dieren op de boerderij,
wordt voorlopig gedacht aan een geluid van 45
dB(A) gedurende 24 uur. als het maximaal aan-
vaardbare.

./. /. Terpslra.

-ocr page 358-

Oncologie

Weke delen sarcomen bij de kat

Brown, Nancy O., VMD: Patnaik, Amiya K.,
MVSc; Mooney, Samantha. MA; Hayes. Audrey,
VMD; Harvey, H. Jay, DMV; and MacEwen, E,
Gregory, VMD, Soft tissue sarcomas in tlie cat.

Het betreft hier een onderzoek naar 23 katten met 3
verschillende types weke delen sarcomen (17 fibro-
sarcomen, 7 neurofibrosarcomen en 2 chondrosar-
comen). De sarcomen groeien meestal sterk infiltre-
rend en zijn vooral in de ledematen gelocaliseerd.
Radicale therapie is daarom vaak moeilijk, ook
door middel van cryochirurgie. Er zijn dan ook al-
lerlei (te veel verschillende soorten op een te klein
aantal patiënten; aanvullende therapieën toe-
gepast, bijv, chemotherapie en immunotherapie.
De behandelde katten werden regelmatig gecontro-
leerd . Van de 23 katten waren na een gemiddelde ob-
servatieperiode van 122 weken nog
10 in leven. Acht
katten stierven aan de tumor of de metastasen. Am-
putatie leek in een aantal gevallen levensreddend te
zijn geweest maar in enkele gevallen moest de kat la-
ter wegens longmetastasen afgemaakt worden.
In géén van de 13 daarop onderzochte katten werd
een aanwijzing gevonden dat het kattenleucaemie-
virus een rol gespeeld had.

W. Misdorp.

Varken

Het optreden van vruchtbaarheidsstoor-
nissen door het Porcine Parvo-virus:
Slachthuisbevindingen

Mengeling, William L,; Prevalence of Porcine
Parvo-virus-Induced Reproductive Failure: An
Abatoir Studv,
J. Am. Vet. Med. /liTOf.. 172,1291-
1294. (1978).

Op het slachthuis in Iowa werden gedurende de
maanden oktober en november 1977 van 1787 zeu-
gen de baarmoeders verzximeld. Die baarmoeders
die tenminste 60 dagen gravide waren, werden on-
derzocht op het voorkomen van dode embryo\'s en
foeten.

Dit waren er 203.

Alle tomen met dode vruchten werden onderzocht
op de aanwezigheid van het PPV. Op deze manier
werden in totaal 62 tomen bekeken waarvan bii 46
tomen het PPV aangetoond werd.
Van deze 46 tomen waren 84% van de vruchten ge-
mummificeerd, 1,3% gemacereerd en 14,8% was bij
het slachten nog levend.

In 97% van de dode vruchten en in 49% van de le-
vende vruchten kon het PPV aangetoond worden.
De meeste vruchten stierven af vóór de 7 le dag van
de dracht.

De conclusie is, dat het PPV ubiquitair voorkomt en
oorzaak is van veel vruchtbaarheidsstoornissen in
Amerika.

Schrijver veronderstelt, dat de schade door PPV
nog groter is dan uit deze gegevens blijkt, omdat bij
veel zeugen totale vroegembrv onale sterfte optreedt
met herdekkingen als gevolg, of normaal werpen
met gemummificeerde vruchten en doodgeboren
biggen en deze zeugen worden niet in het onderzoek
betrokken.

M. Voeis.

Varken

Immuniteit en protectie t.o.v. Aujeszky-
virus

Gutekunst. D. E.: Immune responses in swinegiven
lipid-conjugated Pseudorabies viral antigens.
Am.
J. Vet. Res..
39, (9). 14S5-I4J7. (1978).

Het immuunapparaat reageert op een antigeen met
humorale en cellulaire immuniteit. Bij de resistentie
ten opzichte van herpesvirussen het Aujeszky-vi-
rus behoort tot deze groep is de cellulaire immu-
niteit het belangrijkste.

Bij dit onderzoek werd de humorale immuniteit be-
paald door middel van de micro-immuno-diffusie
test (MIDT) en serum neutralisatie (SN).
De cellulaire immuniteit werd bepaald door middel
van een intradermale test met géinactiveerd Au-
jeszky-virus de zgn. delaved-tvpe hypersensitivitv
(DFA).

Er werden 5 groepen van ieder 4 dieren gebruikt.
Aan het begin van de proefwarenalledierenserolo-
gisch negatief en hadden een gewicht van 10-12 kg.
Uit één viruskweek werden 4 acetylethyleneimine
(AEI) gëinactiveerde vaccins bereid, namelijk
F acetylethyleneimine geïnactiveerd virus (AEI) in
buffer

2. AEI met een adjuvans Al(OH),

3. AEI geconjugeerd aan laurierzuur

4. AEI geconjugeerd aan laurierzuur in Al(OH),
De vijfde groep diende als controle. Vaccinatie vond
tweemaal plaats met een tussentijd van 2 weken. Op
28 dagen na eerste vaccinatie werden de dieren intra-
nasaal geehallenged met 1 ml van een 1 x 10» plaque
forming units per ml bevattende celcultuur van de
\'Indiana strain\'.

De resultaten kunnen als volgt worden samengevat:

-ocr page 359-

(In Nederland worden SN-titers en intracerebrale
challenge, waarbij de cellulaire immuniteit wordt
\'omzeild\', als parameters voor vergelijking van vac-
cins gebruikt;
Ref.)

J. C. Baars.

Voedingsmiddelenhygiëne
Stomachermethode

Andrews, W. H., Wilson, C. R., Poelma, P. 1. , Ro-
mero, A., Rude, R. A., Duran, A. P., McClure, F,
1). en Gentile, D. E.: Usefulness of the Stomacher in
a Microbiological Regulatory Laboratory. .Appi
and Env. Microbiol.. .\'iS, 89-93. (1978).

Dc auteurs vergeleken de Waring blender, de Sto-
macher 400 en de Stomacher 3500 op hun bruik-
baarheid voor het voorbewerken van voedselmon-
sters voor microbiologisch onderzoek.
Zij bepaalden de aerobe kiemgetallen van 671 mon-
sters uit 30 categorieën voedingsmiddelen. Van de
26 categorieën niet-vette voedingsmiddelen gaf de
blender significant hogere kiemgetallen dan de Sto-
macher 400 en 3500 in resp. 65 en 69% van de cate-
gorieën.

De Stomacher 400 gaf hogere kiemgetallen dan de
3500 in 73% van de categorieën. Toevoeging van
I ween 80 aan de 4 categorieën vette voedingsmidde-
len (concentratie 0,5. 1 en 2%)verbeterdede resulta-
ten der Stomachers niet zodanig, dat de Waring
blender werd geëvenaard.

H. Mol.

Immuno-

respons

Humoraal

Cellulair
op dag 25

Klinische reaktie na
challenge op dag 28

Groep

SN op
dag 28

MIDT op
dag 14

1

-I-

mild, geen sterfte

2

-H

mild, geen sterfte

3

-

\\

-1--I-

mild, geen sterfte

4

-n-

mild, geen sterfte

5 kontrole

-

_

-

ernstig, 3 van de 4 gestorven

Voedingsmiddelenhygiëne

Virussen en vleeswaren

McKercher, P. D., Hess. W.R.en Hamdy, F.: Resi-
dual Viruses in Pork Products.
Appl. and Env. Mi-
crobiol..
35. 142-145. (1978).

In zekere stadia van infectie is bet mogelijk dat
slachtdieren bij de gebruikelijke keuring voor en na
het slachten niet worden afgekeurd.
Het besmette vlees kan dan terecht komen in hieruit
bereide vleeswaren. Sommige van deze virussen, bij-
voorbeeld mond- en klauwzeer, varkenscholera
(HC), Afrikaanse varkenspest (ASF)en NewCastle
disease zijn voor de volksgezondheid van weinig be-
lang. Het economisch belang daarentegen is zeer
groot.

De auteurs onderzochten de overlevingskansen van
ASF en HC virussen.

Zij bereidden gepasteuriseerde ham. peperoni en sa-
lamiworsten uit karkassen van met deze ziekten
gëinfecteerde varkens.

Het virus werd wel vóór. maar niet na de verhitting
aangetroffen in de ham. Ook werd het virus aange-
troffen in de worsten, maar niet na de gebruikelijke
rijpingstijd.

H. Mol.

-ocr page 360-

9th International
Conference of WAAVP

The 9th International Conference of the World
Association for the Advancement in Veterinary
Parasitology will be held
in Moscow in connection
with the XXI World Veterinarv Congress from
July 4 to 6. 1979.

The main theme of the Conference will be:
\'Ecology of purasilcs. Imeraciion heiween para-
sites and their environments\'
consisting of the following subtopics:

1. Mechanisms of survival by parasites with em-
phasis on hypobiosis.

2. l.arge scale management systems and parasite
populations.

3. Ecological basis of parasite control.

4. Advances in animal parasitology (miscella-
neous Short Communications).

Official languages will be English and Russian.
Titles and abstracts of Short Communications
(10 min.) should be typewritten in English or
Russian (with English Eitle) on standard sized
A4 paper and submitted in duplicate. They should
not e.xceed about 200 words.
Short Communications must be submitted to the
Chairman of the Scientific Programme Committee
Prolessor G. I.ammler. Institute for Parasitology,
.lustus-l.iebig-University Glessen, Rudolf-Buch-
heim-Str. 2, 0-6300 Lahn-Giessen I, Federal Re-
public of Germany.

Registration will be free of charge for the 9th
International Conference of WAAVP but the par-
ticipants will have to register for the XXI World
Veterinary Congress to be held in Moscow from
.lulv 1 to 7. 1979.

The South African
National and International
Veterinary Congress

3-8 September 1979.
Johannesburg, South Africa

(ieneral Information

C ongress programme

I he Congress will be held at Rand Afrikaans
I\'niverslly. .lohannesburg. Republic of South Afri-
ca and will be divided into two parts.
Part I, 3 days of Scientific papers on the latest
developments in Veterinarv Science,

Part IE Devoted to continuing education with

3 days of lectures and demonstrations in the

following fields,

a. Large animal medicine and surgery,

b. Small animal medicine and surgery,

c. Poultry di,seases,

d. Reproduction,

e. Wildlife management and disease.

Guest speakers will include:

Stephen J, Ettinpr D,V.M, F,A,C.C,, Berkely Ve-
terinary Medical. Inc.. California on Internal
Medicine and Cardiologv.

-lames S. Spreull Ph.D.. M.R.C.V.S.. F.R.S.E..
ProL of Veterinary Surgery. Edinburgh.

William Donawick Head of dept. of l.arge Ani-
mal Medicine and Surgery Faculty of Veterinary
Science. University of Pennsylvania (New Bolton
Centre).

Chairman\'s message

Every effort is being made to make the Congress
a great academic and social success. Overseas
delegates will not only enjoy the various organised
social functions but will be individually shown well
renowned South African hospitality by their local
Veterinary colleagues. 1 hey will also have the op-
portunity of seeing Johannesburg and the various
parts of the country at their very best early
spring.

From the academic aspect numerous eminent Inter-
national speakers are being inv ited from the United
States. England. Australia and Europe,
f urthermore, every veterinary academic group
throughout South .Africa will be participating ac-
tively on the programme. I here will be extensive
coverage bv both local and overseas speakers on
small animal surgery and medicine, large animal
surgery and medicine, reproduction, poultry di-
seases and wildlife management and disease.
Non-contributing Veterinarians attending from
.African and Overseas countries, arc kindlv re-
quested to register early, and their registrations,
together w ith any further enquiries they might wish
to make, should be addressed to the Congress

,4, P. Schtate.

President,

,Vccommodalion

.Accommodati on at top International Hotels
during the congress has been organized by Ame-
rican Express.

Registration fee

S.A.R 110 (L;.S. S 125..SO) Full registration per

person, includes social functions,
S,A,R .50 (U,S, $ 57,50). Accompanying wives.

-ocr page 361-

Social programme:

An interesting programme of social events ias
been planned including Congress Banquet. Cock-
tail party, traditional South Africa Mine dance,
visit to Gold Mine.

I.adies" programme:

Sightseeing excursions and social functions have
been arranged for the benefit of accompanying
wives and will include a tour of the elegant and
sophisticated shopping complexes, visits to local
nature reserves and a gold mine, and a visit to
.Administrative Capital. Pretoria.

Weather:

I he Congress takes place during Spring when the
climate is usually sunny and warm to hot during
the day and cooler in the evenings, with the Cape
enjoying similar weather. The Natal coast is gene-
rally warmer with a subtropical climate,

language:

The official Congress language is English,
Iravel

South African Airways has been appointed the
official carrier and American Express the official
agent.

Further information:

Fhe Congress Organiser,

S,A,V,A,

P,0. Box .35-TT3,

NorthclifE

2115 I ransvaal.

Republic of South Africa,

Second European
Symposium on
Poultry Nutrition

8-11 October 1979,
Beekbergen, the Netherlands

Fhe Second Symposium on Poultry Nutrition will
be held from 8-1 1 October 1979 in the Netherlands,
at the Conference hotel \'
I roelstra-oord\' in Beek-
bergen and is organised by the Dutch Branch of the
World\'s Poultry Science Association and the
Working (iroup no, 2 \'Nutrition\' of the European
Federation of Branch of the World\'s Poultry
Science Association, The first symposium was held
in Denmark in 1977,

Further information about the second symposium
on Poultry Nutrition and registration forms can be
obtained from the symposium secretariat at the
Spelderholt Institute for Poultry Research in Beek-
bergen (the Netherlands),

Program
Monday 8/10

Morning: Arrival and registration.

Afternoon: Opening by dr, H, Vogt, president of

Working Group No, 2,
Session A:
Energy oj feeds and jeedsmffs.
Chairman dr, G, de Groote (Merelbeke),
A,l, Metabolized energy of cereals in poultry.
Variability and origin of variation, Dr, J, Guil-
laume (Nouzillv),
A,2, Methods to calculate the energy of mixed
feeds, Dr, H, Haertel (Hohenheim),

A,.T The effect of feed restriction on the metabo-
lizable energy of different fats, Dr, R. Kusaibati
(Nouzilly),

Tuesday 9/10

Morning; Session B: Energy of feeds and feedstuff\'s.
Chairman dr. D. Shannon (Edinburgh).

B.I, True metabolizable energy. Dr, 1, R,Sibbald
(Ottawa),

B,2, Net energy or corrected metabolizable ener-
gy? Ing, C, W, Scheele (Beekbergen),

B,.3, The European Table of Feedstuffs for Poul-
try, Ir, W, M, M, A, .lanssen (Beekbergen),

Afternoon: Excursion to the CeHaVe feedcom-
pany at Veghel,

Wednesday 10/10

Morning: Two parellel sessions.
Session C:
Minerals.

Chairman prof, dr, T, (i, Taylor (Southampton),

C,l, Calcium and phosphorus in poultry nutri-
tion, Dr, ir. P, C, M, Simons (Beekbergen),

C,2, Dietary balance and unbalance between so-
dium. potassium and chloride. Effects on
growth, laying rate and tibial dyschondroplasia,
Dr, P, Mongin (Nouzilly),
C,.T Trace element utilization and requirements
m broiler nutrition. Prof, dr, M, Kirchgessner
and Dr, E, Weigand (München),

Morning:

session D: \'carry-over\' of lo.xic suhsiances.

Chairman ir, ,1, Folkerts (Beekbergen),

D, I, Carry over behaviour of lead, cadmium and

mercury in fowl, Dr, K, Nczel (Celle),
D,2. Fhe consequences of carry over of pesticides
in Poultry, Drs, C, A, Kan (Beekbergen),

D,.T Mycotoxins. Dr, P, Krogh (Purdue Univer-
sity),

Afternoon:

Session E: A mini) acids.

Chairman dr, ir, E, H, Ketelaars (Wageningen),

E.l, Total- and digestible amino acids, Drs, K,
Terpstra (Beekbergen),

E,2, Growth tests for the determination of avail-
able amino acids, Dr, .1. M, Mac Nab (Edin-
burgh),

-ocr page 362-

E.3. Determination of intestinal absorption of
amino acids. Dr. M. I.arbier (Nouzilly).

Thursday 11/10

Morning;

Session F; Amino acids.

Chairman prof. dr. R. M. Wegner (Celle).

F.I. The broiler requirements of amino acids in
relation to content of energy in the diet. Dr. V.
E. Petersen (Kopenhagen).

F.2. Amino acid requirements for laying poultry.

Dr. C. Fisher (Edinburgh).
F.3. Optimalisation of the amino acid compo-
sition of compound feeds. Dr. M. Picard (Com-
mentry).

Afternoon; Closing session.

Fifth International
Conference on
Trichinellosis
International Commission
on Trichinellosis
The Netherlands Society
for Parasitology

September 1-5,1980, Noordwijk aan Zee

Firsi announcement

As decided at the fourth International Conference
on Trichinellosis. held in Poznan. Poland in 1976.
the fifth conference will take place in the Nether-
lands in 1980. The meeting will be held from Sep-
tember I to 5 and thus preceed the 3rd European
Multicolloqium of Parasitology, to be held in
Cambridge. United Kingdom.

Place:

Congresscentre T3e Baak\', Noordwijk aan Zee.
the Netherlands, a small village on the coast of the
Northsea. about 20 miles north of Ehe Hague.
T^e Baak" has been chosen because it has the
necessary facilities allow ing for continuation of the
style of the earlier conferences and enabling the
participants to establish and or maintain close con-
tacts also outside the sessions.

Executive Committee Internatiimal ( ommission
on Trichincllosis:

Z. S. Pawlowski. Poznan. Poland. President
W. C. Campbell. Rahway. N. .1.. U.S.A.. Vice-
President

M. Stankiewicz. Warsaw. Poland. Secretary-
General

A. S. Bessenow, Moscow. U^.S.S.R.
Ch. W. Kim. Stoney Brook. N.Y.. U.S.A.
G. Nelson. London. United Kingdom
N. N. Ozeretskovskaya. Moscow. U.S.S.R.
E. .1. Ruitenberg, Bilthoven. the Netherlands

International Organizing Committee:

ProL Dr. .1. F. A. Sprent. St. Lucia. Australia
ProE Dr. P. Pavlov. Sofia. Bulgaria
Dr. P. Petrov. Sofia. Bulgaria
Prof. Dr. Charles E. Tanner. Montreal. Canada
ProL Dr. Amador Neghme. Santiago de Chile,
Chile

ProE Dr. .Ian Hovorka. Kosice, CzechosUnakia
L^r, S. A. Henriksen. Copenhagen. Denmark
ProL Dr. J. l.amona. Freising, Federal Republic
of Germany

ProL Dr, Christos Himonas, Thessaloniki, (ireecc
ProL B, Czaplitiski, Warsaw, Poland
Dr. 1. Cironeanu, Bucharest, Romania
Prof. [:)r. B. Horning, Bern, Switserland
ProL Dr. E. ,1, L. Soulsby. Cambridge. United
Kingdom

ProL Dr. .lohn Larsh .Ir.. Chapel Hill. U.S.A.
ProL Dr. S. Biziulevicius, Vilnius, U,S,S.R.

National Organizing C ommittee

B. .1. M. Brosi. .1. Buys. L. W..L van Dijk. H .I.van
der Kaay.

P. Kaudener. F. van Knapen. F. ,1. Ruitenberg.
J. S, Teppema, C, ,1, Vermeulen, ,1. (i. Vos

Provisional Scientific Programme:

Plenary sessions subdivided uner the following
main headings:

A. Biology of Trichinella

B. Immunology of Experimental Trichinellosis

1. immunologv

2. immunopathology

3. immunomodulation

C. Pathology of Experimental Erichinellosis
E). Clinic of Human Erichinellosis

1. clinical pathology

2. immunodiagnosis

3. treatment

E. Chemotherapy of Experimental Erichinellosis

F. Epidemiology of Trichinellosis
Ci. Control of Trichinellosis

.All sessions will be held consccutivelv.
Apart from invited lectures, participants can
present free papers and posters.
The language of the congress will be English. No
simultaneous translation will be provided.
An exhibition of technical instruments, laboratory
equipment and diagnostic products will be orga-
nized.

Further information:

All letters concerning the Scientific Programme

and the Organization of the Congress should be

adressed to:

E. .1. Ruitenberg.

5th International Conference

National Institute of Public Health

P.O. Box I

3720 BA Bilthoven, the Netherlands

-ocr page 363-

België weer vrij van
vesiculaire varkensziekte

In het Tijdschrift voor Diergeneesl<unde
van 15 februari jl. werd melding gemaakt
van een viertal gevallen van vesiculaire
varkensziekte in België (provincie Ant-
werpen), terwijl tevens werd geattendeerd
op het gevaar van mogelijke insleep van
de ziekte in Nederland. Sindsdien zijn
echter geen nieuwe uitbraken meer ge-
meld en per 19 februari zijn de politionele
maatregelen voor het betrokken gebied
opgeheven. België is weer vrij van vesicu-
laire varkensziekte.

Voorstellen tot EG-steun aan
niet-EG-landen bij de
bestrijding van Afrikaanse
varkenspest en exotische mond-
en klauwzeer.

In verband met de dreiging van Afri-
kaanse varkenspest aan de grenzen van de
EG. heeft de EG-commissie voorgesteld,
om nu ook Malta steun te verlenen bij de
bestrijding van de ziekte. Een bedrag van
5 miljoen Europese rekeneenheden is ge-
suggereerd voor de periode 1978-1981.
Om dezelfde reden werd reeds eerder
voorgesteld 10 miljoen Europese reken-
eenheden te verstrekken aan Spanje t.b.v.
acties tegen de ziekte daar.
Tevens heeft de Commissie bij de Raad
een ontwerp-besluit ingediend, om ook
een bijdrage — 700.000 rekeneenheden - -
te leveren aan de voortzetting van de en-
tingscampagne tegen exotische mond- en
klauwzeer langs de Grieks-Turkse en Bul-
gaars-Turkse grenzen. Mede dankzij deze
steun van EG-zijde, zou de bestaande
bufferzone weer voor vier jaar kunnen
worden gehandhaafd.

MOND- EN Kl.AUWZEER
Vrgentinië

Over februari 1979 bedroeg het aantal uitbraken
van mond- en klauwzeer in Argentinië 68. waarvan
}2 in Buenos Aires. 6 in La Pampa. 12 in Santa Fe. 7
in Cordoba. in Entre Rios. 2 in Corriente. 3 in
Formosa, 2 in r<io Negro en I in San l.uis.

Spanje

Volgens een telegram van het Directoraat-Generaal
van Agrarische Produktie (Ministerie van Land-
bouw) te Madrid gedateerd 6 maart, hadden vier da-
gen eerder twee uitbraken van mond- en klauwzeer
plaatsgevonden in de gemeentes Tortella en Espo-
nella (beide provincie Gerona). Hierbij waren 46
varkens betrokken. De dieren zijn onder quaran-
taine gesteld, ringvaccinatie wordt toegepast en er is
een vervoersverbod ingesteld voor vee dat voor de
ziekte vatbaar is.

iiiiilp

Van de Veterinaire Hoofdinspectie van de
Volksgezondheid tevens Directie van de
Veterinaire Dienst

-ocr page 364-

Turkije

Gedurende de maand januari werden in Anatolië32
uitbraken van mond-en klauwzeer gemeld. Hiervan
waren er 3 van het type A,, en de overige van het
type 0|.

Sedert 9 oktober vorig jaar is in de Thracisehe buf-
ferzone geen uitbraak meer gesignaleerd.

NEWCASTLE-ZIEKTE
■Amerika

Onlangs deelde de Amerikaanse ambassade te Pa-
rijs namens de Veterinaire Dienst te Washington
mee. dat er op 20 februari velogeen Neweastle-ziekte
virus was gëidentificeerd bij een als huisdier gehou-
den vogel in Orange County. Californië.
Een federale bestrijdingsgroep zal een onderzoek in-
stellen in het betrokken gebied om de bron en een
eventuele verspreiding op te sporen, alsmede de in-
fectie te elimineren.

Momenteel bestaat er geen indicatie dat de ziekte
zich heeft verspreid naar pluimveebedrijven. of dat
zendingen e.xportpluimvee zijn aangetast.

Rotkreupel

fotaal 33 gevallen in 27 gemeenten:
3 gevallen

12 gevallen in 8 gemeenten
7 gevallen in gemeenten

1 geval

."i gevallen

2 gevallen
2 gevallen
1 geval

Groningen
Eriesland
Drenthe
(ielderland
Utrecht

Noord-Holland
Zuid-Holland
Zeeland

Miltvuur

Totaal 3 gevallen in 3 gemeenten:

I geval
1 geval
I geval

I geval

Overijssel
Noord-Holland
Noord-Brabant

Vogeleholera

Noord-Brabant

Salmonella pullorum antigeen

De partij D. 630 Suintoitella piilloniiii anti-
geen (trivalent), geproduceerd door het Cen-
traal Diergeneeskundig Instituut, afdeling
Rotterdam, v oldoet aan de gestelde eisen en is
derhalve door de directeur van de Veterinaire
Dienst voor toepassing geschikt verklaard.

BESM i: 1 I E1 1.1K E D11 RZ1E K 1 EN

Dierzicktenbulletin nr. 4 van de Veterinaire Dienst
over het tijdvak 16 tot 28 februari 1979 vermeldt
de volgende aantallen gevallen van aangiltephch-
tigc besmettelijke dierziekten in Nederland.

Atrofische rhinitis

lotaal 23 gevallen in 21 gemeenten:

Drenthe
Overijssel
Gelderland
Utrecht
Zuid-Holland
Zeeland
Noord-Brabant

2 gevallen
4 gevallen in 3 gemeenten

3 gevallen
3 gevallen
3 gevallen
1 geval

7 gevallen in 6 gemeenten

Schurft

lotaal 7 gevallen in 7 gemeenten:
Gelderland 2 gevallen

Noord-Holland 3 gevallen

Zuid-Holland I geval

Noord-Brabant I geval

-ocr page 365-

April:

3 Aid. Noord-Brabant K.N.M.v.D. Prov. Ge-
zondheidsdienst Boxtel: werkvergadering
schapen.

5 X DVCi-kursus, Bad Nauheim (pag. 771
(1978)).

6 8 B.S.A.V.A. 22nd Congress. London (pag.
955(1978)).

10 Kring \'Noord-Holland boven het 1.1\'. Ver-
gadering \'het Oude Slot\' (Markt) te Schagen,
aanvang 20..30 uur.

17 Kring van Dierenartsen \'De Gelderse Vallei".
Vergadering.

17 18 Eerste Europese Conferentie over het wel-
zijn van de produktie-dieren. RAI Congres-
centrum. .Amsterdam (pag. 142 en 281).

24 Afd. Noord-Brabant K.N.M.v.D. Prov. Ge-
zondheidsdienst Boxtel: werkvergadering
pluimvee.

26 (iroepGeneeskundevanhet Rund K.N.M.v.D.
Ledenvergadering.

26 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering Beatrix-gebouw. .laar-
beursplein. Utrecht, aanvang 20.00 uur.

26 Groep Volksgezondheid K.N.M.v.D. Leden-
vergadering. .laarbeursgebouw.
Utrecht.

.W D.S.K.:\'Peerdepieten 1979" (pag.-340)

.^0 3 mei. XXVI1 Annual Colloquium Protrides
ot the Biological Fluids. Brussels (pag. 319).

Mei:

8 Kring \'Noord-Holland boven het 1.1\'. Verga-
dering \'het Oude Slot" (Markt) te Schagen,
aanvang 20.30 uur.

15 18 XVH. Wissenschaltliche l agung der Ge-
sellschalt für Versuehstierkunde. Heidelberg.

17 A.e.V.-Controle: traditionele studiedag. Cul-
tureel Centrum "De Reehorst". Bennekomse-
weg 24. Ede (Gld.).

17 Vereniging van Directeuren \\an Gemeente-
lijke Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten
Nederland. Ledenvergadering.

17 Afd. Noord-Holland K.N.M.v.D. Afdelings-
vergadering. Café-restaurant Kaan. Provin-
cialcweg 1. Oosthuizen.

17 Afd. GeldcHand K.N.M.v.D. Afdelingsverga-
dering.

18 20 Ciroep Geneeskunde van het Kleine Huis-
dier: \'Voorjaarsdagen 1979\'. RAl-congreseen-
trum. Amsterdam (pag. 1202 (1978) en 200).

19 27 \'Das Fier und wir\' Fachmesse und Infor-
mationsschau und \'Paedogica\' 2. Lehrmittel-
messe. Basel.

25 27 3. Arbeitstagung über Pelztier-. Kanin-
chen- und Heimtierkrankheiten. Celle.

Juni:

5 28. 1 agung der Europäischen Gesellschaft
für Veterinärpathologie. Stuttgart.

9 lagung der Schweizerische Vereinigung
für Kleintiermedizin. Zürich.

10 Congres National de la Conférence Na-
tionale des vétérinaires spécialistes de petits
animaux. Lyon.

Kring\'Noord-Holland boven het LI\'. Vergade-
ring "het Oude Slot" (Markt) te Schagen, aan-
vang 20.30 uur.

Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. vergadering Beatrix-gebouw. Jaar-
beursplein. Utrecht, aanvang 20.00 uur.

14

Juli:

1 7 2Ie Wereld Veterinair Congres. Moskou
(pag. 403.467 en I314(I978)en 160).

4 6 9th International Conference of WAAVP

(pag. 328).

23 - 26 European Association for Animal Pro-
duction (EEAP) - .30th Annual Meeting Har-
rogate (UK) (pag. 1283 (1978)).

Augustus:

21 23 VTI Symposium of the International
Committee on Laboratorv Animals. Utrecht
(pag. 366 en 1.302 (1978)).\'

30 Groep Geneeskunde van bet Rund K.N.M.v.D.
Ledenvergadering.

September:

2 7 lOth International Conference on Health
Education, t.ondon.

3 8 South African National and International
Veterinary Congress. Johannesburg. South
Africa (pag. 328).

11 14 20. Arbeitstagung des Arbeitsgebietes\'Le-
bensmittelhygiene" der DVG. Ciarmisch-Par-
tenkirchen.

12 -14 5. Internat. Kongress der Gesellschaft

für Veterinärröntgenologie (A). München.

13 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering. Beairix-gebouw, .laar-
beursplein te Utrecht, aanvang 20,00 uur,

19 Afd, Noord-Holland K.N,M.v.D. Afdelings-
vergadering. Café-restaurant Kaan, Provin-
cialeweg 1, Oosthuizen.

20 Groep Volksgezondheid K.N.M.v.D. 1.eden-
vergadering. Jaarbeurscongresgebouw.
Utrecht,

25 28 1st European Congress of the European
Assoc. for Vet. PharmaeoIogyandToxicology.
Woudschoten. Zeist (pag. 283).

27 29 28. Internationalen Fachtagung für Fort-
pflanzung und künstliche Besamung. Wels
I halheim (Österreich) (pag. 273).

Oktober:

5—6 Jaarcongres 1979. tevens 126e Algemene
Vergadering K.N.M.v.D, te Den Haag.

12

-ocr page 366-

8 II Second European Symposium on Poultry

Nutrition, Beekbergen (pag. ,329).
11—13 Fachgruppe für Kleintierkrankheiten,
.laarcongres, Berlijn.

Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering. Beatrix-gebouw, Jaar-
beursplein, Utrecht, aanvang 20.00 uur.
Vereniging van Directeuren van Gemeentelijke
Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten in Ne-
derland. Eedenvergadering.

25

26

22

November:

22

Vereniging van Directeuren van Gemeentelijke
Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten in Ne-
derland. Ledenvergadering.
GroepGeneeskundevanhet Rund
K.N.M.v.D.
Ledenvergadering.

December:

13

13

19

Groep Volksgezondheid K.N.M.v.D. Leden-
vergadering, ,laarbeurscongrescentrum.
Utrecht.

Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering. Beatrix-gebouw, Jaar-
beursplein, Utrecht, aanvang 20.00 uur.
Afd. Noord-Holland K.N.M.v.D. Afdelings-
vergadering. Cafè-restaurant Kaan, Provin-
cialeweg 1, Oosthuizen.

1980

Mei:

2- 4 Groep Geneeskunde van het Kleine Huis-
dier: \'Voorjaarsdagen 1980\', Amsterdam.

Juni:

30 3 juli VI Internat. Kongress der I.P.V.S.,
Kopenhagen.

Augustus:

17—22 VIth International Histochemistry and
Cytochemistry Congress 1980, Brighton (pag.
64)

September:

In Wien 3. Kongress der Intern. Gesellschaft
für Tierhygiene.

In Israel XI Kongress für Buiatrik (A).
1 - 5 Fifth International Conference on Lrichi-

nellosis, Noordwijk aan Zee (pag. 330).
1—6 31. Jahrestagung der Europäschen Ver-
einigung für Tierzucht, München.

1981

Mei:

1 3 Groep Cieneeskunde van het Kleine Huis-
dier: \'Voorjaarsdagen 1981". Amsterdam.

-ocr page 367-

Van de Ereraad

Publikatie

Door ccn dierenarts was tegen twee
geassocieerde collegae een klacht ingediend
betreffende kennisgeving van hun praktijk-
uitoefening op ccn in hun vestigingsplaats
huis aan huis be/orgde telefoonboekomslag
alsmede betreffende bet be/igen van de
plaatsnaam voor de benaming van hun
dierenkliniek.

De Ereraad overwoog ten aanzien v an het
eerste onderdeel van de klacht dat de
onderhavige wijze van vermelding van
praktijkuitoefening aangemerkt moet
worden niet alleen als een handeling die
erop gericht is althans de strekking heeft de
aandacht van het publiek in het bijzonder
op de twee dierenartsen te vestigen doch
ook als een handeling die in elk geval tot
gevolg heeft of kan hebben dat een andere
dierenarts -- in casu tnet name klager —
oneerlijke concurrentie wordt aangedaan.
De Ereraad oordeelde de gewraakte
handelwijze zonder meer in strijd met het
bepaalde m artikel 10 van de Code voor de
Dierenarts en, gelet op artikel 1 van de
Code, een handelen in strijd met de eer en
de waardigheid van de diergeneeskundige
stand.

Naar dc mening van dc Ereraad gold dit
ook voor wat betreft de gewraakte
benaming van de dierenkliniek, gezien dc
onjuiste suggestie van exclusiviteit en wel te
meer sinds klager tevens ter plaatse was
gevestigd, terwijl bovendien werd
overwogen dat. naar analogie van het
bepaalde in artikel 29 sub c van de Code en
ook gelet op de toelichting op dat artikel,
door die benaming naar buiten de onjuiste
indruk kon worden gevestigd dat alle ter
plaatse praktizerende dierenartsen en de
eventuele nog te vestigen dierenartsen in
deze kliniek zouden participeren c.q, gaan
participeren.

De Ereraad wees nog op de puhiikaties in de

djji

Tijdschr. Diergeneesk.. deel 104. afl. 7. 1979

KONINKI.I.IKE NEDERI.ANDSE MAAÏSfHAPPl.l VOOR DIEROENEHSKUNDE

-ocr page 368-

Tijdschriften voor Diergeneeskunde van
15 juli 1977 en 15 februari i978 en overwoog
dat ook telefoonboekomslagen tot de
categorie \'telefoonkaarten e.d.\' moeten
worden gerekend.
De Ereraad achtte de onderhavige
kennisgeving als ook de handhaving van de
gebezigde benaming van de dierenkliniek
ondanks die publikaties ernstig en legde aan
ieder van de beide dierenartsen de volgende
tuchtmaatregelen op:
berisping, een boete van /\' 1.000.-- met
bepaling dat deze boete niet zal worden
geëffectueerd indien zij zich gedurende drie
jaren onthouden van handelingen in strijd met
de eer en de waardigheid van de diergenees-
kundige stand door zich niet met de Code
verdragend maken van reclame en oneerlijk
concurrerend optreden, de verplichting om
binnen drie maanden na dagtekening van de
uitspraak de voor de dierenkliniek gebezigde
benaming ongedaan te maken en bij een
eventuele nieuwe benaming het gebruik van
een plaatsnaam achterwege te laten, en
bekendmaking van de uitspraak (in verkorte
vorm) in het
Tijdschrift voor
Diergeneeskunde
zonder vermelding van
initialen.

mm

Promotie collega
P. J. M. van Wegen
(Austerlitz)

Aan de Rijksuniversiteit te Utrecht
promoveerde op donderdag 22 februari
1979 collega P. ,1. M. van Wegen, geboren
in 1948 te Amersfoort en wonende te
Austerlitz, Oude Postweg 208. tot doctor in
de diergeneeskunde op het proefschrift
getiteld:

Hyperlipoproteïnemie hij pony\'s: enkele
klinische en hiocheinische aspecten

Van het bureau

In verband met (Joede vrijdag, is
het bureau op \\rijdag 13 april
1979 gesloten.

Korte samenvatting van het proefschrift:

Hyperlipcmic bij pony\'s lijkt in het algemeen een
secondair lijden te /ijn dat het gevolg is van een
primaire aandoening of van veranderde
omstandigheden, naar aanleiding «aarvan het
dier een aantal dagen niet meer heeft gegeten of
onvoldoende heeft gegeten.

l\'enge\\olge \\ an het \\erkeren in een toestand \\an
een negatieve energiebalans neemt de mobilisatie
van depotvet toe. Om nog niet geheel
opgehelderde redenen, waarschijnlijk speelt het
glucagon insuline-antagonisme hierbij een
beslissende rol. worden de gemobiliseerde
vet/uren bij de/e dieren niet gebruikt voor dc
energievoorziening, maar worden /e. ingebouwd
in triglyceriden. weer als very low density
lipoproteïnen in de circulatie gebracht.
Doordat de gemobiliseerde vet/urcn bij de
vastende pony zelfs niet één om/ctting ondergaan
die voor de afbraak tot CO, en water nodig is.
activering uitgezonderd, wordt het
remmechanisme dat normaliter zorgt voor het
afremmen van de lipolyse van depotvet kennelijk
niet in werking gesteld.

-ocr page 369-

De lipolyse gaal dus door en daarmee
uileindelijk ook de synlhese van vcry lou densiiy
lipoproleïnen en de secretie van de
lipoproieïnen naar hel bloed.
Bij het in dit proefschrifl beschreven onder/oek
is nagegaan op welke wij/e deze
ongecontroleerde lipolyse kan worden atgeremd.
Hct blijkt mogelijk om met behulp van een zeer
intensieve behandeling die bestaal uit hel
langdurig toedienen van insuline en glucose
samen met het regelmatig toedienen \\an insuline
en glucose samen met hel regelmatig toedienen
van hoogwaardig voedsel een eind te maken aan
de versnelde mobilisatie van depotvet.
Wanneer het totaal lipidengehalte in hel bloed
zeer sterk verhoogd is. blijkt hel zinvol te zijn
om door middel van het intraveneus toedienen
van heparine een snelle klaring van het bloed te
veroorzaken. Een behandeling die uitsluitend
bestaat uit hel locdienen van heparine is zeer
riskant. De beste resultaten worden verkregen
wanneer aan het begin van de behandeling het
totaal lipidengehalte snel wordl verlaagd door
het toedienen van heparine in de vorm van een
druppelinfuus gedurende 4 uur. naast een
gelijktijdige toediening van insuline en glucose.
Ciedurende de gehele verdere behandeling moet
de patiënt naast dc toediening van insuline al ol
niet gedwongen worden gevoerd met
hoogwaardig voedsel. De vraag waarom bij
pony\'s de lipolyse versneld doorgaat zonder dat
het reguleringsmechanisme op gang komt, kan
nog niet volledig beantwoord worden, maar hct
lijkt duidelijk dat bij de pony\'s anders dan bij
andere zoogdieren geen toename van de
insulinesecretie optreedt, bijvoorbeeld als gevolg
van een toename van het gehalte aan
keioverbindingen in het bloed.
I ijdens de arbeid worden bij de pony ook
vetzuren gemobiliseerd. Deze vetzuren worden
echter op ccn andere manier verwerkt dan dc
gemobiliseerde vetzuren tijdens ccn locstand van
een negatieve energiebalans.

Collega Van Wegen begon de studie
diergeneeskunde in 1967. Het kandidaats-
e.xaincn cn het doctoraalexamen werden
cum laude afgelegd en in september 197.3
behaalde hij het dierenartsexamen.
Sinds 1 oktober 197.3 is promovendus
werkzaam aan de Kliniek voor Inwendige
Ziekten der Grote Huisdieren van dc
l-aculteit der Diergeneeskunde.
Hier verricht hij patiëntenonderzoek en -
behandeling en geeft hij onderwijs.
In deze functie is ook het onderzoek,
beschreven in dit proefschrift, gedaan.

Promotoren: Prof. dr. G. H\'age/uiar.
gewoon hoogleraar in de inwendige
geneeskunde en de klinische diagnostiek der
grote huisdieren en de gerechtelijke
diergeneeskunde.

Dr A. J. H. Scholman, gewoon lector in
de klinische chemie van de grote huisdieren.

Promotie collega
J. M. de Kruijf

Aan de Rijksuniversiteit te EUrecht
promoveerde op donderdag 22 februari
1979 collega ,1. M. de Kruijf, geboren op
27 juli 1946 te Wijk bij Duurstede en
wonende te St. Oedenrode, Zwembadweg
48, tot doctor in de diergeneeskunde op hel
proefschrift getiteld:

üacwriologi.schc\' kwalilvil van varkenslever

337

KOMNKI I.IKE NEDERl.ANDSF M AA I SCH Al\'l\'l.l VOOR l)IER(.ENEESKLNf)F

Korte samenvatting van het proefschrift:

Het doel van het in dit proefschrift beschreven
onderzoek was meer kennis te vergaren over
besmetting, houdbaarheid cn bederf van verse
varkenslever (jaaromzet in Nederland ca. 100
miljoen gulden). Op basis van zo\'n onderzoek
zouden criteria voor de bacteriologische kwaliteit
en hct voorkómen van bederf geformuleerd
kunnen worden. Hierdoor zouden levens het
aantal voor de mens pathogene micro-
organismen in de lever kunnen worden
teruggedrongen.

Een onderzoek naar de bacteriologische kwaliteit
van varkenslevers in winkels beeft geleerd dat

-ocr page 370-

deze verbeterd kan en moet worden. De
bacteriologische kwaliteit van deze levers was
nauwelijks beter dan van varkensgehakt. Bij dit
onderzoek bleek tevens dat de bacteriologische
kwaliteit van voorverpakte lever niet beter was
dan van onverpakte.

De bacteriologische kwaliteit kan in eerste
instantie verbeterd worden door de initiële
besmetting van het inwendige en de oppervlakte
van de lever zoveel mogelijk te voorkomen. De
besmetting van het inwendige van de lever komt
o.a. tijdens het slachten tot stand via de achterste
holle ader. Door verbetering van de hygiëne bij
het uitnemen van de lever uit het karkas kan
deze besmetting beperkt worden. Besmetting van
het inwendige van de lever kan ook tot stand
komen via de poortader. Tijdens de stress, die
varkens kort voor het slachten ondergaan,
kunnen darmbacteriën de darmwand passeren
naar de poortader. Door de stress zoveel
mogelijk te beperken kan de besmetting van lever
met darmbacteriën teruggedrongen worden.
Bij het verwijderen van de lever uit het karkas is
een contaminatie van het leveroppervlak
welhaast onvermijdelijk. Door afdouchen van de
levers kan deze contaminatie gereduceerd worden.
Gebleken is dat veel bacteriesoorten de
leverkapsel niet kunnen passeren wanneer de
lever op de juiste wijze bewaard wordt. Wanneer
de kapsel verwijderd ol\' beschadigd is, kunnen de
bacteriën echter in korte tijd diep in het
leverweefsel indringen, waardoor de kans op
bacterieel bederf vergroot wordt. Beschadigde
levers dienen dan ook snel verwerkt le worden.
Behalve door bovengenoemde factoren kan de
bacteriologische kwaliteit van verse varkenslever
eveneens verbeterd worden door lever na het
slachten niet langer dan 4 dagen te bewaren bij
een koeltemperatuur tussen O en
In I 1% van de onderzochte levers in de winkels
werden salmonellae aangetroffen. Ongeveer
daarvan behoorden lot het bij patiënten in
Nederland overheersende typhimurium.
Uit het onderzoek is eveneens gebleken dat de
meeste levers een pH-eindwaarde van ca. 6.2
hebben. De pH-waarde zal geen grote verschillen
in bacteriologische kwaliteit veroorzaken. Bij
bacterieel bederf van lever kan verzuring en
dientengevolge een pH-daling optreden.

Na hel behalen van hel H.B.S.-B diploma
aan hel Revius Lyceum le Doorn begon
collega De Kruijf in 1963 mei de studie in de
diergeneeskunde aan de Rijksuniversiteit le
Utrecht.

Direct na het afleggen van het dierenarts-
examen in 1971 v olgde een aanstelling als
wetenschappelijk medewerker bij de
Vakgroep voor Voedingsmiddelen van

Dierlijke Oorsprong. Rijksuniversiteit le
Utrecht.

In 1974 trad hij in dienst als keurings-
dierenarts. waarnemend hoofd van dienst,
bij de Keuringsdienst Veghel van
slachtdieren en van vlees.

Promotoren: Prof. dr. J. G. van Logleslijn.
gewoon hoogleraar in de leer der
voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong
in hel bijzonder de microbiologie van deze
voedingsmiddelen.
Prof. dr. D. A. A. Mos.sel, gewoon
hoogleraard in de leer der voedings-
middelen van dierlijke oorsprong in het
bijzonder de microbiologie van deze
voedingsmiddelen.

Promotie collega
P. C. van der Valk
(Amersfoort)

Aan de Rijksuniversiteit te Utrecht
promoveerde op donderdag 8 maart 1979
collega P. C. van der Valk. geboren in 1943
en wonende tc Amersfoort. B.W.-laan 92.
tol doctor in de diergeneeskunde op hel
proefschrift getiteld:

Een onderzoek naar de invloed van lipiden
in de voeding van biggen op het omslaan
van sleaiorrhoea

-ocr page 371-

Korte samenvatting van het proefschrift:

Steatorrhoca is ecn diarree die gekenmerkt wordt
door een grote uitscheiding van vet met
facces. f)e7e diarree wordt veelvuldig bij biggen
\\an 10 tot 30 dagen oud waargenomen. Als
oor/aak voor deze diarree wordt meestal de
voeding genoemd, die teveel vet of vet van een
afwijkende samenstelling zou bevatten,
In het in dit proefschrift beschreven onderzoek is
getracht dc juistheid van deze veronderstelling na
te gaan. Hiertoe is onderzoek gedaan naar het
vetgehalte en de samenstelling van het vet in de
voeding van gezonde biggen en van biggen welke
leden aan steatorrhoca.

Dit is vooral gebeurd in de melk van de zeug
daar dit gezien de leeftijd van de biggen, zeker in
de beginperiode, het belangrijkste voedsel van de
biggen is. Bepaald werden het totaal vetgehalte,
de samenstelling van het vet en het
vetzuurpatroon. Uit dit onderzoek bleek de
melk van zeugen inet gezonde biggen voor wat
betreft de genoemde parameters niet wezenlijk
van die van zeugen met biggen met steatorrhoca
te verschillen.

Uit onderzoek van de faeces van biggen met
steatorrhoca bleek dat deze dieren het
opgenomen vet vrijwel volledig verteerden en dat
eindprodukten van deze vetvertering met de
faeces werden uitgescheiden.
.■Xangezien ook in de onderzochte droogvoer
monsters geen reden voor het ontstaan van
steatorrhoca kon worden gevonden, werd
geconcludeerd dat de voeding van de big voor
wat betreft het vet geen oorzaak voor het
omstaan van steatorrhoca kan zijn.
De verhoogde vetuitschciding is het gevolg van
absorptiestoornissen. die ver/oorzaakl kunnen
worden door beschadigingen van de darmmucosa
zoals die bij infectieuze aandoeningen van de
digestietractus worden waargenomen.

Collega Van der Valk begon de studie
diergeneeskunde in 1964. In 1970 werd hel
dierenartsexamen afgelegd. Sindsdien is
promovendus als wetenschappelijk
tnedevverker verbonden aan dc Kliniek voor
Inwendige Ziekten. Faculteit der
Diergeneeskunde.

I\'roinotoren: Prof. ilr. G. H\'agencuir.
gewoon hoogleraar in de inwendige
geneeskunde en de klinische diagnostiek der
grote huisdieren cn de gerechtelijke
diergeneeskunde.

Dr. .4. J. //. Schotman, gewoon lector in
de klinische chemie van de grote
huisdieren.

SiJlJj„

Van de Kliniek voor Veterinaire Verlos-
kunde en Gynaecologie ontving het
Universiteitsmuseum te Utrecht, afd.
Diergeneeskunde, een draadzaagfoetotoom
(embryotoom); zie bovenstaande foto.
Het instrument is vermoedelijk in de
veertiger jaren door de Kliniek verworven,
maar gegevens omtrent ontwerper en
fabrikant ontbreken. Het zou Nederlands
fabrikaat kunnen zijn. Dc beide doosjes
aan het eind van de stang, katrollen waar
de draadzaag over loopt, kunnen op
verschillende manieren tegenover elkaar
geplaatst worden. De stang, van
aluminium, is X5 cm lang en kan in drie
delen uit elkaar geschroefd worden.
Het Museum houdt zich aanbevolen voor
inlichtingen omtrent dit instrument,
schriftelijk Biltstraat 172. Utrecht, of.
misschien nog eenvoudiger, telefonisch
\'s avonds bij ondergetekende thuis,
(0.30) 51 20 10. Bij voorbaat onze grote
dank!

B. /.. Leopold.

Draadzaagfoetotoom
(embryotoom)

-ocr page 372-

Peerdepieten 1979

Wederom wordt een traditie in ere
gehouden. Reeds voor de 22e keer
organiseert de Diergeneeskundige
Studenten Kring de roemruehte en nog
steeds in bekendheid toenemende
Peerde-
pietendag.
Dit gaat plaats vinden op
Koninginnedag 30 april a.s. op de dratljaan
te Hilversum.

Enkel de goede samenwerking tussen de
PaardeSportvereniging Hilversum en de
D.S.K. maakt bet mogelijk dit drafsport-
gebeuren geheel te plaatsen in het kader
van de diergeneeskunde. Dit is o.a. af te
lezen uit de namen van de coursen. Naast
de normale coursen is het ongetwijfeld
absolute hoogtepunt van deze dag de
Peerdepieten-course, waarin 12 veterinaire
studenten en studentes elkaar op meer
sportieve dan professionele wijze zullen
belagen achter het paard op de sulky.
Voor hen ligt de beloning van hun
inspanning in de felbegeerde titel
\'Peerdepiet 1979\'.

De entourage van deze dag wordt bepaald
door de studenten die verwacht worden in
Aseot-style aan te treden. Dit houdt in:
lange jurken en fruitige hoofddeksels voor de
dames en hoge hoed en jacquet voor de
heren. Bovendien vindt die dag de
verkiezing plaats van het fraaist uitgedoste
paar. Tevens zal bet Diergeneeskundige
establishment in grote getale aanwezig zijn.
De reis van Utrecht naar Hilversum-
sportpark zal geschieden vanaf het station
Maliebaan met de unieke
Pecrdepieten-
expres. waarin de sfeer ongetwijfeld als
vanouds zal zijn. rj)e retourkaartjes voor
deze trein zijn te verkrijgen of te bestellen
op de D.S.K. kamer.
Voor de terugreis kan \\an de normale
dienstregeling gebruik gemaakt worden.
De enige en absolute
Peerdepiet 1979 zal
\'s avonds op gepaste wijze gehuldigd
worden tijdens het grootse Galafeest,
georganiseerd door de Feestcommissie van

lull

de D.S.K. Deze festiviteit zal plaats vinden
in de nieuwe boerderij Mereveld.
Mereveldseweg 9 te Utrecht. De muzikale
omlijsting wordt verzorgd door
verschillende bands, waaronder het
overbekende Roemeense dansorkest van
J. C. van Kooten. en een uitstekende band
die van alle muziekmarkten thuis is. Tevens
zal er een disc-jockey zijn. roulette,
black-jack en diverse consistentieuze
consumpties: bier. wijn en meer exclusieve
dranken zullen in ruime mate te verkrijgen
zijn. Ondanks de inflatie hebben wij de
toegangsprijs voor dit unieke Diergenees-
kundige evenement kunnen beperken tot
slechts ƒ 20.— per paar. Tevens krijgt u bij
het toegangsbewijs een inlegvel ter reductie
van de huurprijs van een rokkostuum.
Hiervoor dient u uw kaarten tijdig op te
halen op de D.S.K. kamer.
Tevens kunt u kaarten verkrijgen door
f\'20. - - over te maken op postgiro 271994
t.n.v. fiscus D.S.K. onder vermelding van
\'Toegang Galafeest PP 1979\'.
in de hoop veel studenten en afgestuderrde
dierenartsen zowel op de Peerdepietendag
als op het Galabal te mogen begroeten,
teken ik met gevoelens van de meeste
hoogachting.

Namens het Bestuur.
Am/ré Dcrkx,
D.S.K. b.t. vice-praeses.

Groep K.I. en Zootechniek
Groep Geneeskunde van
het Rund

Studiemiddag: ß-caroteen en fenHiwit vun
hel vrouwelijk rund.
op dinsdag 10 april
1979 om 14.00 uur in de Blauwe Zaal.
Transitorium 1. l.euvenlaan 21. \'De UithoP.
fJtrecht.

Inleiders:

Dr. K. H. Lottharnmer: Zur Bedeutung des
ß-carotins tïir die Fruchtbarkeit des
Milchrindes.

Dr. H. Lindner: Die ß-carotin Versorgung
des Milchrindes unter Pra.xisbedingungen.

Ook geïnterresseerde niet-leden van de
organiserende groepen zijn van harte
welkom.

-ocr page 373-

Dierj^eneeskundige
Studenten Kring

/.eer Geachte Buitengewone Leden
van de D.S.K..

Ciraag zou ik u middels dit schrijven willen
attenderen op uw eventuele bijdrage als
Buitengewoon Lid van onze Kring. Zoals ieder
jaar wordt ook dit jaar een beroep op u gedaan
om een bijdrage, zodat het ons mogelijk wordt
allerlei activiteiten op diergeneeskundig terrein te
organiseren voor de veterinaire student \\ an nu.
Op deze wijze helpt u ons de tegenwoordige
studenten datgene te bieden, wat de D.S.K.. naar
ik hoop, ook u steeds geboden beeft.
Uw bijdrage kunt u storten op twee manieren en
wel

op gironummer 271994 t.n.v. Fiscus
Diergeneeskundige Studenten Kring, Utrecht
of

op gironummer 1412 A.B.N. Utrecht t.g.v.
rekeningnummer 55.55.11.553 van Fiscus
Diergeneeskundige Studenten Kring. Utrecht

beide onder vermelding van "bijdrage
Buitengewoon Lid".

le\\ens wil ik van deze mogelijkheid gebruik
maken om alle Buitengewone Leden die hun
bijdrage voor dit jaar al gestort hebben heel
hartelijk te bedanken hiervoor.
In de hoop binnenkort een positieve reactie van
u op één van onze rekeningen te mogen
ontvangen, teken ik, met gevoelens van de
meeste hoogachting jegens u,

namens het Bestuur,
M f\'h. ./. fLniu.s.
D.S.K. h.t. fiscus

Imil

a-driaan; een cent voor je gedachten.

b-ertus : sommigen hebben daar een
fortuin voor over.

jaarcongres 5-6 oktober

De banden I97H (oude uitvoering) voor het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde zijn vanaf
heden te koop.

Door f over te maken op onze post-

rekening nr. 5116 Of) ten name van de
K.N..M.V.D. le Utrecht zullen de banden
aan u worden toegezonden.
Wih u op hei strookje vermelden Banden
1978\'.

De INDEX over 1978 wordt momenteel ge-
zet en zal in een van de komende afleve-
ringen als lo.s.se bijlage verschijnen).

De administrateur.

computerpraat

Van het Bureau

RECTIFICATIE

Vacatures in besturen en commissies, verband houdende met de 126e Algemene
Vergadering 1979 van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergenees-
kunde

In de aflevering van I maart 1979 staan op pag. 251 de volgende passages onjuist vermeld;

Algemeen Bestuur

Hier stond ten onrechte vermeld;

A. A. .Abrahamse Afdeling Utrecht 1979 aftredend en niet herkiesbaar

Deze zin dient te vervallen, daar de heer Abrahamse eerst in 1980 aftredend en niet herkiesbaar is.
Paritaire afvaardiging Tarieven georganiseerde dierziektenbestrijding

Onjuist was aangegeven;

A. S. Schneider 1979 aftredend en niet herkiesbaar

Deze zin luidt correct; A. S. Schneider 1979 aftredend en herkiesbaar

-ocr page 374-

Het Hoofdbestuur van de

KONINKLIJKE NEDERLANDSE
MAATSCHAPPIJ VOOR
DIERGENEESKUNDE

vraagt ter versterking van het secretariaat, een

DIERENARTS

Gedacht wordt aan een dierenarts die:

— voldoende ervaring heeft in de uitoefening van de praktijk of in een
andere functie;

— een brede belangstelling heeft, ook voor randgebieden van het beroep,
zoals de sociale en juridische aspecten;

— in staat is goed te functioneren in overlegsituaties, persoonlijke ge-
sprekken, commissies, werkgroepen en representatie;

— over goede contactuele eigenschappen beschikt en bereid is in team-
verband te functioneren;

— bij voorkeur tussen 30 en 40 jaar oud is.

Salariëring in nader overleg afhankelijk van leeftijd en ervaring vast tc
stellen.

Voor nadere inlichtingen omtrent deze functie kan men zich wenden
tot de voorzitter van de K.N.M.v.D.. S. van Harten, ofde secretaris.
M, A. Moons.

Geschreven sollicitaties voorzien van een uitvoerig curriculum vitae
dienen vóór 24 april 1979 gericht te worden aan de voorzitter van de
K.N.M.v.D.. S. van Harten. B 28 a. Ottoland.

-ocr page 375-

Personalia

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde meldden zich de
collegae:

Groenland, G. J, van; 1979; 58.31 JA Boxmeer, Steenstraat 37.
Meijers, K. C. H. M.; 1979; 763! BZ Ootmarsum, Marktstraat 10.
Meteren, Mej. C. A. W. van; 1979; 1391 XH Abcoude, Schuttenburg 11.
Rutteman. Ci. R.; 1978; 3581 CiD Utrecht, Wittevrouwensingel 38 bis.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft het Hoofd-
bestuur aangenomen;

Boon, J, H.; 1970; 3904 JS Veenendaal, Sterkenburg 1.
Broersma. K. S.\'; 1978; 9269 PL Veenuouden, H. Schaperlaan 5.
Hoeven, Mej. J. H. J. van der; 1974; 2101 JB Heemstede, Binnenweg 35.
Huiten, P. .L M. van; 1978; 5473 RA Heeswijk-Dinther, Heilarenstraat 51.
Mooiweer, 1.; 1978; 8401 PS Ciorredijk, Brouwerij 48.
Oorschot, J. A. van; 1978; 5301 TS Zaltbommel. Klipperstraat 4.
Rutgers, Mej. H. C.; 1978; 3583 JT Utrecht, J. W. Frisostraat 26.
Vaandrager.\'A. B.; 1978; 9202 VH Drachten, De Posten 35-37.

.Als Kandidaatlid van de Kontnklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen;

.A. H. Schrage, W. Schuylenburglaan 40, 3571 SJ Utrecht.
M. C, Verhagen, Esdoornstraat 15, 3551 AG Utrecht.
M. L. Vos, Homcroslaan 14, 3581 MG Utrecht.
J. W. Zwolschen. EB.B.-laan 69 IV, 3582 VV Utrecht,

*Atirle. P. A. M. van: 1978; Zomba (Malawi),
c
O F,,A,C), livestock project, P,0, Box 76; d,
(zie ook pag, 292),

Berends. B.: 1975; Hengelo; tel, (05400) 71097,
"Berg. K. van den: 1979; Utrecht; wnd, d.
Blokhuis. J.: 1940; Bilthoven; lel, (030)
791 141,

Boon. ./. //,; 1970; 3904 JS Veenendaal,
Sterkenburg 1; tel, (08385) 10498 (privé),
10834 (prakt,): p,, geass, met 11, Verkerk en
\\V, I h, Ci. Vullings (toevoegen als lid).
Breihouwer. A. H : 1969; Cuijk; tel, (08850)
16947 (privé). 15600 (bur ); dir, \'A,F!,V."
Coöp, Ned. Vet. Farm, Grooth, LLA,
Broersma. K. S.: 1978; 9269 PE Veenwou-
dcn, H, Schapcrlaan 5; tel, (051 10) 4444; p,,
ass, bij G, de Boer, E, in "t Hout en J. Nie-
hof (toevoegen als lid),

Caspers. ./, i\\\\: 1967; Baghdad (Irak), p a
Difco International Iraqi Branch, Al Karad
al Sarkia I A I 91; d. (zie ook pag. 292).
Coops. W. ./, P.: 1975; Zevenaar; tel, (08360)
26214 (privé), 25100 (prakt,),
niekerhot. G.: 1951; 7214 DR Epse, Kletter-
straat 6; lel, (05759) 3280 b,g,g, (05700)
23433,

/Ji/A. H, van: 1942; Ciorredijk; r,d, (assoc,
beëindigd).

Adreswijzigingen, enz,:

198

198

/76

:oj

IHO
IHO
ik:

IH-)

204

204

204

IS6

206
207

l,S7

20H

191

20H

191

208

194

208

194

Kherson. II. E. M.: 1959; Heiloo; p,, H-D,,

geass, met E, A, Schaap,

Kefiing. G. A.: 1952; Loenen; tel, (05765)

1333,

frankenhuis. Dr. M. T.: 1974; U-1974;
Maarssen; lel, (0.3465) 64769 (privé), (OIO)
65333 t, 29 (bur,); hfd, vet, afd. Diergaarde
Blijdorp,

Gas,ei Th. J. A. M. van: 1973; 5175 XK
l.oon op Zand, Ecliptica 88.
Geerling. P. A.: 1977; 1056 JV Amsterdam,
Adm, de Ruyterweg 37; lel, (020) 183837; p,.
kl, huisd,

Geerling. H\'. B. M.: 1977; 7495 RN Ambt
Delden, Kappelhofsewcg 12; tel. (05407) L362
(privé), 1302 (prakt,); p,, ass, bij D, Zaaijer,
*Goren. Dr. E.: 1966; U-1979; Leersum,
* Groenland. G. ./. van: 1979; 5831 JA Box-
meer, Steenstraat 37; tel, (08855) 1557 (privé),
2051 (bur,); d, Euribrid B,V,
*Grool. R. //, de: 1978; Staphorst; lel, (05225)
2.599 (privé), (05226) 251 (prakt,).
Groot-Brouwer. Mevr. G. C. de: 1978; Stap-
horst; tel, (05225) 2599,
*Grunsven. .Mej. D. E. van: 1978; Zomba
(Malawi), c o livestock project, P O, Box 76;
d, (zie ook pag, 293),

Guldemond. G. C.: 1977; 2547 XZ \'s-Ciraven-
hage, Wormerveerslraat 231; tel, (070)
665148; p„ kl, huisd.

-ocr page 376-

JOX Guilelmg. J.: 1975; Gorredijk; tel. (0513.3)
3554 (privé). 3313 (prakt.); p.. geass. met S. .1.
Henstra. .1. R. de Nooij. G. Siebinga en P. R.
lulner.

210 Hammink. A. J. B : 1946; Loenen; tel. (05765)

1555 (privé). (085) 431021 (bur.).
2/.;
Hensna. S. J.: 1962; Tijnje (Fr.); p.. geass.
met ,1. Gutteling. J. R. de Nooij. G. Siebinga
en P. R. Tulner.
216 Hoeven. Mej. ./. H. J. van der: 1974; 2101 .JB
Heemstede. Binnenweg 35; tel. (023) 288987;
p. (toevoegen als lid).
2/7
\'Horst. A. ter: 1978; Vierhouten; wet. medew.

R:U. (F.d.D.. vkgr. Alg. Heelkunde).
2IH Huisman. E. O.: 1975; Winsum (Gr.); wnd. d.
218 Huiten. P J. M. van: 1978; 5473 RA Hees-
wijk-Dinther. Heilarenstraat 51; tel. (04139)
2483 (privé), 2395 (prakt.); p., ass. bij A. H. C.
Kuijpers en A. H. H. M. Winters (toevoegen
als lid).

22.? Jorna. Dr. Tj.: 1967; U-1978; 9204 KG
Drachten. Sydwende 52; tel. (05120) 20605
(privé). (051Ó0) 21741 (bur.).
241 Metier. .Mej. H. C: 1977; 8011 GC Zwolle.

Oosterlaan 15; wnd. d.
241 "Meijers. K. C. //. M.: 1979; Ootmarsum;
tel. (05419) 2537; p.. ass. bij M. Groenveld en
K. G. Meijers.
24} Mooiweer. T.: 1978; 8401 PS Gorredijk.
Brouwerij 48; tel. (05133) 2782; p.. a.ss. bij
J. Gutteling. S. .1. Henstra. J. R. de Nooij.
G. Siebinga en P. R. Tulner (toevoegen als
lid).

24H Nooij. J. R. de: 1974; Gorredijk; p.. geass. met
.1. Ciutteling, S. .1. Henstra. G. Siebinga en
P. R. Tulner.

249 Soorduvn. R. J.: 1973; 2132 A.X Hoofddorp.
W. Bruinlaan 58; tel. (02503) 16192; p.. kl.
buisd.

250 Oorsehot. J. .•(. van: 1978; 5301 TS Zalt-
bommel. Klipperstraat 4; p.. ass. bij .1. .1. C,
M. de Schutter (toevoegen als lid).

251 Ouwerkerk. H: 1943; Üud-Alblas; tel.
(01849) 1414; r.d.; oud-adj. i. V.D. en oud-
adj. i. V.G.: plv. i.

251 Owverkerk. .S. H: 1971; .5674 TI. Nuenen.
Refelingse heide 3; tel. (040) 833778 (privé),
(04920) 33808 (prakt,),
254 Plate. H. M.: 1977; 8011 SC Zwolle. Ooster-
laan 15; tel, (05100) 21741 (bur,),
260 \'Rooij. R. de: 1975; 2988 BL Ridderkerk,
Rijksstraatweg 104; tel, (01804) 20025 (privé).
14253 (prakt ).

.lubilea

L. C, Blanken te Bennekom
Dr, W, .1, Kraan te Utrecht
Dr, W, Misdorp te Amsterdam
G, K, Roek te Eefde
,1, B. Wichers te Beilen
ProL Dr. D. Zwart te Bilthoven

IJJJI„

26! Rutgers. Mej. //. C., 1978; 3583 .IT Utrecht.
.1. W. Frisostraat26;tel.(030)5l6265;wnd,d,
(toevoegen als lid),
261 \'Rutteman. G. R.: 1978; 3581 GD Utrecht,

Wittevrouwensingel 38 bis,
261 Schaap. E. A.: 1977; Heiloo; tel, (072)33591 1
(privé). 331606 (prakt,); p,, H-D,, geass, met
H. E, M, Eberson,
264 Scholten. G. ./, J. M.: 1973; 5623 EH Eind-
hoven. Michelangelolaan 35; tel, (040)448291;
p,, kl, huisd,

264 \'.Schuil. J. K.: 1979; 9104 GJ Damwoude,
Doniaweg 73; tel, (051 I I) 2575 (privé). 2631
(prakt,); p,. ass, bij G, Houwer,
266 Siehinga. G.: 1951; Gorredijk; p,, geass, met
J, Gutteling, S, .1, Henstra, J, R, de Nooij en
P, R, Tulner,
274 \'Tiemerstna. J. S.: 1979; Utrecht; tel, (0.30)

514507; wnd, d,
276 To.xopeus. G. ./,; 1978; 5469 BP Erp, Kerk-
straat 46; tel, (04135) 1985 (privé), 1350
(prakt,),

276 Tulner. P R.: 1961; Gorredijk; p,, geass, met
,1, Gutteling. S, ,L Henstra, ,1, R, de Nooij en
G, Siebinga,

277 Vaandrager. A. B.: 1978; 9202 VH Drachten,
Dc Posten 35-37; tel, (05120) 16894; p,. ass,
bij W. P. Cnossen (toevoegen als lid).

279 \'\\ er.sol. R. T.: 1976; 3931 JG Woudenberg.

Maarsbergseweg 67; tel, (03498) 3731; wnd, d,
2H4 H eelden. Mej. E. van: 1975; 5021 EK lil-

burg; p,, kl, huisd,
2H4 H egman. G. C. J.: 1976; 3471 GS Kamerik,
Mij/ijde 103; tel, (03481) 1538 (privé), (03464)
228 (prakt ); p,, ass, bij A, S, Schneider,

284 \'Wegman-van Kleej .\\fevr. //, C, M.: 1977;
3471 GS Kamerik, Mij/ijde 103; tel, (03481)
1538; d,

285 \'Werkman. E.: 1952; Swanton. ,Morley
(Norfolk nr, 20 4 1,1, England), Lincoln
House; tel, (09-44-36283) 598; d.

Overleden

Mevr, Dr. .1. Donker-Voet te Houten op I maart
1979

Dr. K, Reitsma te Velp op 25 februari 1979
A..I. A. RcmmerswaaltcWassenaarop4mrt, 1979
Promoties:

*E. Goren te Leersum op 29 maart 1979
Benoemingen:

Benoemd als plaatsvervangend inspecteur bij de
V.D.;

H. .1. Stelwagen tc Renswoude per I februari 1979
H. A. Wolters te Lunteren per I januari 1979

(afwezig) 25 jaar op 4 april 1979

(aanwezig) 25 jaar op 13 april 1979

(afwezig) 25 jaar op 13 april 1979

(afwezig) 25 jaar op 13 april 1979

(aanwezig) 25 jaar op 13 april 1979

(afwezig) 25 jaar op 13 april 1979

-ocr page 377-

Babesiosis bij de hond in Nederland

Babesiosis in Dogs in the Netherlands
D. Zwart\'

SAMENVATTINCl

Babesiosis wordt de laatste jaren in Nederland frequent gezien hij honden die met
hun eigenaar op vakantie zijn geweest in Zuid-Europa. De epidemiologie en grote
verscheidenheid van symptomen worden besproken. Therapeutisch voldoen
Berend® (IIoechst) en A caprin ® (Ba ver) goed. Profylactisch zou naast een teken-
hestrijding Imizol® (Burroughs Wellcome) gebruikt kunnen worden.

Sl\'MMARY

In recent years, babesiosis is frequently observed in dogs which have been on holi-
day with their owners in southern Europe. The epidemiology and wide variety of
symptoms are discussed. Satisfactory results were obtained on treatment with
Berend® (Hoechst) and .Acaprin® (Bayer). In addition to tick control. Imizole®
(Burroughs H \'ellcome) might be adopted in preventive treatment.

IN\'L^EIDINÜ

Artikelen welke de import van honden
met babesiosis in Nederland vermelden,
/ijn reeds eerder in dit tijdschrift versche-
nen (6. 7.9).

De indruk bestaat echter, dat het aantal
gevallen in de laatste jaren gestegen is.
Deze stijging zou voornamelijk veroor-
zaakt worden door Nederlandse honden
die met hun baas op Vakantie\' zijn en in
landen rondom de Middellandse zee de
infectie oplopen.

Hoewel locale honden de ziekte veel min-
der ernstig hebben, constateerde men
toch in Zuid-West Frankrijk in één jaar
tijd al over de 10.000 gevallen (1).
Daar de ziekte vooral bij Nederlandse
honden vaak acuut en bij niet tijdig inge-
stelde therapie zelfs dodelijk kan verlo-
pen. leek het goed om honden babesiosis
nog eens onder de aandacht van de kleine
huisdieren praktici te brengen.

AEEIOEOGIE

Honden babesiosis wordt veroorzaakt
door
B. canis en B. gibsoni. Deze laatste
komt alleen maar voor in Z. Azië en
Afrika. Voor zover bekend is
B. gibsoni
nog nooit in Nederland gevondenen zijn
alle import gevallen veroorzaakt door
B.
canis.
Hoewel de mogelijkheid niet uit te
sluiten is, dat binnen Europa stammen
van
B. canis voorkomen, die immunolo-
gisch van elkaar verschillen (en dus ook
geen kruisimmuniteit geven) is hier niets
over bekend.

\' ProE dr. D. Zwarl. instituut voor Eropisclic Diergeneeskunde en 1\'roto/oölogie. Biltstraat 172, Utreeht.

-ocr page 378-

OVERBRENGING

In Zuid-Europa is Dermacentor reticu-
lalis
de voornaamste overbrenger (1).
De studies van Bailenger en Jamin (I) in
Frankrijk hebben aangetoond dat deze
teek vooral ten Noorden van de Garonne
in de herfst en winter het grootste aantal
gevallen van piroplasmosis veroorzaakt,
terwijl ten Zuiden van de Garonne dit
vooral in de lente en herfst geschiedt.
Men dient dus in Nederland het hele jaar
door met honden babesiosis rekening te
houden, hoewel de meeste gevallen bij
ons in verband met de vakanties, in het
voorjaar en de zomer worden gezien.
Daarnaast spelen
D. marginatus en Rhi-
picephalus sanguineus
ook een rol bij de
overbrenging. Deze laatste is. tezamen
met
Haemaphysalis leachi vooral in de
tropen belangrijk als overbrenger.
Er zijn geen aanwijzingen dat deze teken
zich in Nederland kunnen handhaven. Er
bestaat dus geen gevaar voor het ende-
misch worden van babesiosis. indien deze
teken in de vrije natuur afvallen. Er zijn
echter publicaties die vermelden dat
R.
sanguineus
zich in huizenen kennels kan
handhaven (6). In de Verenigde Staten
raakte op deze wijze een kennel met
proefhonden besmet met
B. canis (2).
Hoewel
R. sanguineus in huizen in Ne-
derland is beschreven (4, 5) zijn ons geen
babesiosis gevallen door besmetting van
honden in Nederland met deze teek be-
kend.

PATHOGENESE

Na het binnendringen van de parasiet in
de erythrocyt vindt een ongeslachtelijke
vermeerdering plaats, waarbij er soms tot
16 parasieten in één erythrocyt kunnen
zitten. Deze vermeerdering, in combina-
tie met een actieve stofwisseling, veroor-
zaakt een lysis van de erythrocyt. Er ont-
staat hierdoor een haemolytische anae-
mie. waarbij het in het plasma vrijgeko-
men haemoglobine voor een deel omgezet
wordt in bilirubine en voor een deel in de
urine terecht komt.

De icterus die optreedt is echter vooral
gerelateerd aan de leverbeschadiging, met
daar boven op een verhoogd aanbod van
bilirubine.

Door auto-immuun processen kunnen
ook niet géinfecteerde erythrocyten ten
gronde gaan en is er vooral in de chroni-
sche fase geen duidelijk verband tussen
het aantal parasieten en de anaemie (10).

SYMPEOMEN

Reeds bij het vragen van de anamnese zal
naar voren komen in welk gebied de hond
de laatste tijd is geweest.
Daarnaast kan men in de anamnese aan-
wijzingen vinden voor lusteloosheid,
snelle vermoeidheid, verminderde eetlust,
bruine tot rode urine en vermagering.
De
acute vorm van B. canis ziet men
vooral bij Nederlandse honden die met
vakantie zijn geweest. Bij klinisch onder-
zoek vindt men koorts, een versnelde pols
en ademhaling, bleke tot icterische slijm-
vliezen en miltzwelling.
Men dient er echter op bedacht te zijn dat
de symptomen die men bij een
B. canis in-
fectie kan vinden, sterk kunnen variëren
en vrijwel ieder orgaan systeem kan bij
een
B. canis infectie betrokken zijn (3,
10).

Een belangrijke factor hierbij is dat
vooral in de acute vorm een anoxaemie in
de weefsels optreedt door een verstoring
in de bloedcirculatie. Hierbij speelt vaak
een combinatie van factoren een rol, zoals
vaso-dilatatie, aggregatie van erythrocy-
ten en intravasale stolling. Vooral herse-
nen, lever en nieren zijn organen die op
deze manier aangetast worden, doch in
feite kan ieder orgaan systeem bescha-
digd worden en kan men bijv. longoe-
deem, spierafwijkingen en huidbloedin-
gen zien.

De aandoening van het centraal zenuw-
stelsel kan gepaard gaan met hyper-sensi-
biliteit, agressief gedrag, cirkelbewegin-
gen en verlammingen.
Leverafwijkingen, met daarbij gepaard
gaande een stijging van serum enzymen
specifiek voor leverbeschadigingen en bi-
lirubine, worden vaak tijdens
B. canis in-
fecties gevonden.

Een nier dysfunctie, zich o.a. uitend in
een stijging van het bloedureumgehalte
en eiwit in de urine, kan tijdens een
B. ca-
nis
infectie gediagnostiseerd worden.
Diarrhee is beschreven, doch ook een
hardnekkige constipatie is bekend.

-ocr page 379-

Het haemolytische karakter van de an-
aemic kan door verschillende laborato-
riumtests worden aangetoond (8).
De
chronische vorm ziet men bij honden
die al een zekere immuniteit hebben opge-
bouwd of géinfecteerd zijn met een min-
der virulente stam van
B. canis. Ook hier
vindt men in de anamnese het verblijf in
het buitenland, hoewel dit reeds maanden
geleden kan zijn.

Daarnaast vermeldt de anamnese de lus-
teloosheid, snelle vermoeidheid en treedt
de vermagering sterker op de voorgrond.
Bij klinisch onderzoek vindt men een
snelle pols, soms koorts, bleke mucosae,
hepato-splenomegalie en eventueel sym-
ptomen van een immuuncomplex ziekte
(proteinurine, uremie, hemolytische ana-
emic).

DIAGNOSE

Het gegeven uit de anamnese, n.1. vakan-
tie in Zuid-Europa of import uit de(sub)-
tropen is zeer belangrijk. Teken kunnen
aanwezig zijn. doch zijn ook vaak reeds
afgevallen voordat de symptomen optre-
den.

Daar in Nederland vooral acute en sub-
acute gevallen gezien worden, zal het aan-
tonen van de parasieten in een bloeduit-
strijkje, gekleurd volgens Giemsa, vaak
mogelijk zijn. Men neemt bij voorkeur
capillair bloed, daar zich daarin vaak de
meeste parasieten bevinden.
Heeft men de beschikking over een hae-
matocrietcentrifuge dan kan men een
uitstrijkje maken van de erythrocyten
vlak onder de bulf\'y coat. waarde gepara-
siteerde erythrocyten zich concentreren.
In de meer chronische gevallen kan het
aantonen van de parasieten zeer moeilijk
zijn. Men zou het bloed van de patiënt in
een ontmilte proelliond kunnen inspui-
ten.

Hoewel goede serologische testen voor
het aantonen van babesia-antilichamen
wel bekend zijn. zijn deze in Nederland
niet beschikbaar voor honden babesiosis.

PROGNOSE
Haemoglubinurie duidt er op dat er reeds
massale afbraak van ervthrocvten heeft

plaats gevonden, terwijl de icterus op de
aanwezigheid van een ernstige leverbe-
schadiging wijst.

De Engelse term voor honden babesiosis
n.1. \'malignant jaundice\' is in dit verband
veelzeggend.

Indien icterus ontbreekt, zal een speci-
fieke therapie, ook al is er een ernstige
anaemie. nog vaak het leven van de hond
kunnen redden. Hoe langer men wacht
echter met een therapie des te ongunstiger
wordt de prognose. Men dient te beden-
ken dat na het instellen van de therapie er
toch nog een aantal erythrocyten vernie-
tigd worden. De therapie vernietigt vaak
niet alle parasieten en daar de immuniteit
niet absoluut is, kunnen recidieven optre-
den zonder herbesmetting. Afhankelijk
van de ernst der anaemie kan men dan op-
nieuw een therapie instellen (zie aldaar).

DIFFERENTIEEL DIAGNOSE

Gezien de grote verscheidenheid van
symptomen die op kunnen treden bij
honden babesiosis, is een lange lijst van
ziekten weinig zinvol.
Indien we ons bij de acute babesiosis be-
perken tot de meest karakteristieke sym-
ptomen, dient men aan andere infectie-
ziekten te denken die met anaemie, koorts
en icterus gepaard gaan, zoals leptospiro-
sis en haemolytische streptococcus infec-
ties. Bij de nerveuze verschijnselen dient
men aan rabies, pseudo-rabies. Carré en
andere encephalitiden te denken.
Andere leveraandoeningen, intoxicaties
en auto-immune hemolytische anaemiën
komen eveneens differentieel diagnos-
tisch in aanmerking.
Bij de chronische babesiosis dient men te
denken aan andere chronische tropische
ziekten (Trypanosomiasis. Leishmanio-
sis. Ehrlichiosis. Helminthiasis) en de tal-
loze oorzaken, infectieus zowel als niet in-
fectieus, van immuun complex ziekten.

prophvi a.xe

Zeer belangrijk is de eigenaar tc attende-
ren op het ge\\aar dat zijn hond loopt bij
een vakantie in Zuid-Europa en tropen of
sub-tropen.

Een regelmatige behandeling tegen teken
met een daarvoor geeigend middel of om-

-ocr page 380-

doen van een tekenhalsband verlaagt in
sterke mate de kans op besmetting met te-
ken. Men dient echter te bedenken dat
één enkele larf de parasieten al over kan
brengen en dat deze zeer moeilijk tussen
het haar is te zien.

Bij runderen, en experimenteel bij mui-
zen, zijn goede ervaringen opgedaan met
het kunstmatig infecteren van de dieren,
gevolgd door een geneesmiddelbehande-
ling. Bij honden bestaat hier geen erva-
ring mee.

Imizol® (Burroughs Wellcome) zou pro-
fylactisch werken en na een éénmalige
subcutane injectie van 2.4 mg kg een zo-
danige bloedspiegel geven dat de hond
voor een maand beschermd is tegen klini-
sche babesiosis. Ervaringen in Nederland
met dit profylactische geneesmiddel
ontbreken.

I HERAPIE

Hoewel er verschillende geneesmiddelen
bekend zijn, zijn alleen Berenil®
(Hoechst) en Acaprin® (Bayer) op de Ne-
derlandse markt verkrijgbaar.
Van Berenil® geeft men niet meer dan 3.5
mg kg lichaamsgewicht intramusculair.
Soms ziet men enkele uren na de behan-
deling lichte exitatieverschijnselen, ver-
moedelijk door het massaal vrijkomen
van babesia antigenen.
Bij een recidieve mag men absoluut geen
tweede maal Berenil® gebruiken, wegens
de kans op fataal \\erlopende toxische
verschijnselen.

Acaprin® is voor runderen als een 5% op-
lossing verkrijgbaar.
Voor gebruik bij de hond kan men deze
oplossing 10 x met aquadest. verdunnen
en van deze 0,5%oplossinggeeft men 1 ml
per 20 kg lichaamsgewicht
subcutaan.
Bijverschijnselen van acaprine zijn door
subcutane of intramusculaire injectie van
1% atropine tot staan te brengen.
Bij recidieven wisselt men bij voorkeur
Berenil® met Acaprine® af. Een bloed-
transfusie is aan te raden bij een ernstige
anaemie.

DANKBETEIGING

Bij de/e wil ik de collega\'s dr. R. ,E Slappendel endr.
Ci. Uilenberg van harte danken voor hun waarde-
volle suggesties.

1 11 ERATUUR

I. Bailenger. J. et .lainin. E: Epidémiologie de la babcsiose (Piroplasmose) canine dans le sud-ouest dc
la France.
.Ann. l\'unLsiuitogw. ( Paris), 4.\'?, IS. (I96H).
2. Hirsch, C. H., Hickman, R. F,. Burkholdcr, C. R., and Soave, O. A.; Anepi/ootic ol babesiosis in dogs
used l\'or medical research. /.«/>.
anim. Care. 19, 2, (t969).
-V .lacquier, CF: Piroplasmose Canine: Polymorphisme Clinique. Schwei:. Arch. rierhcill\\.. 115, .f.
(197.^).

4. ,Iansen .Ir . .1.: Rhi/yicephahi.s .san.i\'tiiiieu.s .\'.arigiiineiis {\\.i{lrci\\ie. 1X06). Km. lier..22.2IJ.(l96J).

5. .lansen .Ir.. .1.: Nogmaals Rhipicephatu.s .sanguineu.s .sa/i.i^uineu.s il.dlvoiWe. IS06). lîni. lier.. 25,6,
1196?).

6. Eeellang. P,: De introductie van Babesiosis bij de hond in Nederland, iijchchr. Diergeiiee.st^.. 96. II).
II97I).

7. Van Nie, C, .1. en Sutmöller. P,: Fen geïmporteerd geval \\an babesiosis cams, Tijihchr. Ilierncnccsk..
78, 514. II9S}).

8. Slappendel. R. .1,: Haemolytic anaemia in the dog. Dissertatie Utrecht, 1978,

9. Vervoorn-Malinosky Blom, ,A, C, W,: Een geval van piroplasmosis canis, Tijdschr. Diergeneesk.. 90,
653. (1965).

10, Zwart, D, and Brocklesbv. D, W,: Babesiosis: N\'on-specilic resistance, immunological factors and
pathogenesis, .h/v,
in Parasiinlogy. 1979 (In Press),

-ocr page 381-

li

fi!

rk

Wat is uw diagnose?

What is Your Diagnosis?

Een 10 weken oude draadharige Duitse
Staande, teel\', werd aan de Utrechtse Uni-
versiteitskliniek voor Kleine Huisdieren
aangeboden met de anamnese dat het
diertje sinds twee dagen een zwelling van
de tong vertoonde. De eerste dag was al-
leen opgevallen dat de tong uit de bek
hing. de tweede dag was de tongzeer om-
vangrijk en blauw verkleurd. De patiënt
had de laatste dagen niet meer ge-
geten en streek af en toe met één van de
voorpoten langs de bek. De door de ver-
wijzende dierenarts toegediende antibio-
tica hadden niet tot verbetering geleid.
De voeding bestond gewoonlijk uit bruin
brood, melk. korrelvoeder, kalk en vi-
taminen. Twee dagen tevoren had het
hondje bij uitzondering \'kopvlees\'te eten
gekregen.

Bij onderzoek zagen wij een sloom hondje
in goede voedingstoestand. Uit de bek
hing een zeer sterk gezwollen blauwgrijze
tong (fig. I).

De ademhaling was ongestoord. De peri-
fere pols (160 min.) was regelmatig
krachtig, equaal en synch room met de ic-
tus. De rectale temperatuur was 39.0°C.
Het mondslijmvlies en de conjunctivae
waren wat rood. De mandibulaire lym-
feknopen waren wat vergroot doch niet
pijnlijk.

Nadere inspectie leerde dat de blauw-
grijze tong voor ruim 10 cm uit de bek
hing. De zwelling was aan de bovenzijde
en de onderzijde het meest uitgesproken.
Op sommige plaatsen had het slijmvlies
losgelaten en op andere plaatsen werd
necrose met een groene verkleuring ge-
zien. De geur was die van weefselverval.
De tong voelde koud en hard aan.
De inspectie van mondholte en pharynx
werd bemoeilijkt door de sterk gezwollen
tong en het gedrag van de patiënt.

Wat is uw diagnose?

-ocr page 382-

Na sedatie met 1 mg, kgdehydrobenzper-
idol\'. langzaam intraveneus op effect toe-
gediend, kon de bek nader worden geïn-
specteerd. Aan de tongbasis eindigde de
enorme zwelling van de tong abrupt. Ter
plaatse werd een elastische ring rond de
tong aangetroffen. Na doorknippen kon
deze ring worden verwijderd. Het bleek
een ring waarschijnlijk afgesneden van
een groot bloedvat uit het \'kopvlees\'.
Via een pharyngostomie volgens Böhning
jr. (1) werd een permanente oesophagus-
sonde aangebracht, waardoor de hond
gemalen brokjes vermengd met water
werden gevoerd. Drie dagen na opname
werd het genecrotiseerde gedeelte afge-
stoten.

Ongeveer de helft van de tong. inclusief
een deel van het frenulum bleek verloren
te zijn gegaan (zie fig. 2). Na 12 dagen
werd de sonde verwijderd: de hond bleek
in staat water uit de drinkbak te zuigen en
korrelvoer op te nemen met een gooiende
beweging van de kop. Tot drie dagen na
verwijderen van de sonde werd een ge-
ringe purulente neusuitvloeiing en enig
hoesten waargenomen. Longveranderin-
gen waren klinisch en röntgenologisch
niet vast te stellen. Het eetgedrag bleek
normaal te zijn.

Insnoering van de tong door een bloed-
vatring werd eerder beschreven door Clif-
ford en Clark (2). Volgens deze auteur
omcirkelt zo\'n ring de tong, waarna de
hond door krabben en schuren het voor-
werp verder naar caudaal brengt, waarna
strangulatie optreedt. Ook bij nertsen ge-
voerd met slachtafval werd een identiek
beeld gezien (3).

Deze casuïstiek bevestigt de mededeling
van Clifford en Clark (2) dat amputatie
van de helft van de tong door de hond
zonder problemen kan worden ver-
dragen. Bovendien benadrukt deze ca-
suïstiek nog eens de noodzaak om een on-
derzoek, dat door omstandigheden wordt
bemoeilijkt en daardoor onvolledig moet
zijn, niet af te breken, maar onder betere
voorwaarden te herhalen.

./. Staman^.

SUMMARY

Case report of a dog with strangulation of the tongue, caused by a part of the blood
vessel.

I ITFRAI UUR

1. Bohning .Ir.. R. II.; In: Current techniques in small animal surgerv I. Fditor M. ,1. Bojrah, l ea and
I ebiger, Philadelphia. ( I97.S).

2. Clifford, n. H. and Clark, ,1, ,1,; Canine surgery, second Archibald edition, .Am, Vet, Publ, Inc, Santa
Barbara, California, (19741,

Venker, ,A, ,A,: Persoonlijke medcdcling, 1977,

\' Droperidol, R. ,lanssen Pharmaceutica, Beerse, België,

- Drs. .1. Staman, dierenarts. Vakgroep (ieneeskunde van het Kleine Huisdier, Rijksuniversiteit Utrecht

-ocr page 383-

Ten gerieve van de Nederlandse lezers volgen onderstaand de samenvattingen in het
Nederlands van de artikelen in
The Veterinary Quarterly, Vol. l,Nr. 2, 1979.

Prevalenee of antibodies to equine
viruses in the Netherlands

Boer. G. F. de. Osterhaus. A. D. M. E.. Oirsehot.
.1. T. van. and Wemmenhove. R.:
The Veterinarv
Quarterly. \\. (2), 65, (1979).

Samenvatting

(iedurende de periodes I96.V1966 en vanaf 1972
tot heden werden door het G.D.F sera verzameld
van paarden van diverse herkomst en verschil-
lende leeftijden. Teneinde een indruk te verkrijgen
over de mate van voorkomen van diverse virus-
infecties hij de Nederlandse paarden, werden deze
sera op antistoffen onderzocht met behulp van
neutralisatietest. complement bindingsreactie,
haemagglutinatie inhibitie test of de agar gel pre-
cipitatie test. Neutraliserende antistoffen ten aan-
zien van rhinopneumonievirus, arteriïtisvirus en
rhinovirus type I en type 2 werden aangetoond
bij respectievelijk 76%.\'14%. 66% en 59% van de
onderzochte monsters.

Met behulp van de complementbindingsreactie
werd bij 39% van de paarden een positieve be-
vinding ten aanzien van equine adenovirus ver-
kregen. Precipiterende antistoffen ten aanzien van
infectieuze anemie virus werden slechts bij twee
geïmporteerde paarden aangetroffen. In totaal wer-
den tot dusver ruim 3000 paarden onderzocht,
de Nederlandse paardestapel mag derhalve als v rij
van infectieuze anemie worden beschouwd.
Met behulp van de haemagglutinatie inhibitietest
werden ten aanzien van respectievelijk Myxovirus
influenzae A equi-1. M. influenzae A equi-2. Reo-
virus types I, 2 en 3 bij 82%. 59%. 10\';. 3.3% en
3.6\'; van de sera antistoffen aangetoond.
.Antistoffen tegen diverse virussen die het respi-
ratieapparaat aantasten, zijn hel meest frequent
aanwezig bij draf- en renpaarden, manegcpaarden
etc. d.w.z. bij dieren die het meeste contact hebben
met andere paarden of in groter verband worden
gehouden.

De frequentie van voorkomen van de diverse typen
antistoffen is veel hoger dan op grond van ziekte-
verschijnselen verwacht zou kunnen worden. Blijk-
baar hebben de meeste luchtweginfecties een sub-
klinisch verloop.

Perilobular fibrosus in chronic bovine
fascioliasis

Wensvoort, P,, Ov
The Veterinär Qua

H

■rtv.

and Strien, M. .1. van:
(2). 75. (1979).

Samenvatting

Door middel van experimentele infecties met h.
hepatica bij kalveren werd de ontstaanswijze, de
aard. omvang en plaats van de perilobulaire fi-
brose bestudeerd. Deze verbindweefseling is
een indirect gevolg van de aanwezige leverbotten.
De regionaal gelocaliseerde fibrose ontstaat ver-
moedelijk door tijdelijke afsluitingen van takken
van de biliaire boom. De perilobulaire fibrose is
te onderscheiden in een floride en in een on-
gecompliceerde vorm.

De floride fase is gekenmerkt door galgangepi-
theelproliferatie en wordt gevolgd door infiltratie
van ontstekingscellen.

Milk production increase following
treatment of Dutch dairy cattle
with thiabendazole

Pluimers, E, J,: The Veterinary Quarterly. \\ .(2),82,
(1979).

.Samenvatting

In een proef met 542 melkkoeien op 28 bedrijven
werden 276 dieren éénmaal binnen twee dagen na
het kalven met thiabendazole behandeld.
De behandelde groep vertoonde tijdens de daarop-
volgende lactalieperiode een gemiddelde stijging
van de melkproduklie ten opzichte van de niet
behandelde dieren van 229.8 kg.
In de behandelde groep nam de totale produktie
aan vet ten opzichte van de niet behandelde dieren
met 7.4 kg per koe toe; de eiwitproduktie steeg
met 6.9 kg per koe. .Alle verschillen ontstaan door
de behandeling waren zeer significant (P < 0.01).

1, (2)

Contribution to the aetiology of
synovitis in chickens, with special
reference to non-infective factors. IV

The Quarterly Veter

Walsum, J, van:
9(1. (1979).

Samenvatting

liet in dit artikel beschreven vergelijkende onder-
zoek werd uitgevoerd om gegevens te verzamelen
betreffende het collageen gehalte en de collageen
kwaliteit van peesweefsel met hoge (lage) trekvast-
heidswaarden en compacte (losse) histologische
structuur. Aangetoond werd dat deze twee groepen
in dit opzicht niet van elkaar verschillen.
Verder werd de toediening van enkele stoffen
getest, waarvan bekend is dat zij een essenticle
rol spelen bij de collageen vorming, l ocdiening
van deze stoffen bleek van geen waarde te zijn
voor de preventie van synovitis; evenmin werd de
trckvasthcid van het peesweefsel verhoogd.

-ocr page 384-

Some biochemical parameters for
qualification of bull semen

Horst. C. J. G. van tier. EIgersma. A.. Boer. M. J.
de, and Bestebroer. A, C,:
The Veterinary Quarier-
ly. I, (2). 97. (1979).

Samenvatting

Daar het macroscopisch en microscopisch onder-
zoek van stieresperma niet in alle gevallen betrouw-
bare aanwijzingen blijkt te geven wat betreft het be-
vruchtend vermogen, is er een biochemisch onder-
zoek van stieresperma ingesteld teneinde meer
parameters te verkrijgen. Daarbij bleek dat de
volgende biochemische onderzoekingen veel infor-
matie kunnen verschaffen betreffende de kwaliteit
van het sperma:

1. Bepaling van de phenylalanine-a-ketogluta-
raat transaminase activiteit zowel in het sper-
maplasma als in het volledige sperma. Een
hoge activiteit in het plasma wijst er op, dat
er lekkage vanuit de spermiën heeft plaats
gevonden en dat deze dus op de een of andere
wijze waren aangetast,

In dat geval worden ook dikwijls grotere hoe-
veelheden basische aminozuren en leucine in
het plasma aangetroffen dan normaal wordt
waargenomen,

2. Ciaschromatografisch onderzoek naar de Ste-
roiden zowel in de spermiën als in het plasma.
Bij een aantal probleemstieren werden op deze
wijze kleine pieken van progesteron verkregen
dikwijls vergezeld van die van onbekende stof-
fen.

.V Onderzoek naar de koolhydraatstofwisseling
in het sperma. Bij een aantal probleemstieren
werden de volgende afwijkingen aangetroffen:

a. de aanwezigheid van vrij veel fructose in de
spermiën;

b. de aanwezigheid van glueuronzuur en of
van andere vreemde stoffen in de spermiën
of in het plasma;

e. een te hoge pH in het spermaplasma onge-
veer 2 a 3 uur na ejaculatie;
d. een lage phenylalanine-a-ketoglutaraat
transaminase activ iteit in het volledige sper-
ma (de spermiën waren kapot gemaakt door
bevriezing).

4. Onderzoek naar de aanwezigheid van sterk
reducerende aldehyden (glycol- en glyceralde-
hyd) in de spermiën.

Dc bepalingen vermeldt onder I, .le en .3d kunnen
m de eigen laboratoria van de Gezondheidsdiensten
voor Dieren en van de K
.I. Stations worden
uugevoerd; ook het onderzoek naar het voor-
komen van aminozuren in het spermaplasma als-
mede dat naar fructose en aldehv den in de spermiën
kan daar worden verricht, wanneerde mogelijkheid
aanwezig is voor electroforese en chromatografie.

Possible aspects of normal and unphy-
siological commercial conditions on the
estrus and early pregnancy in pigs

Goossens. J. M. M and Berg. Th. P. R. van den:
The Veterinary Quarterly. 1. (2). 109. (1979)

Samenvatting

Gelten en zeugen die op onfysiologische industriële
wijze gehouden worden zijn vaak te laat geslachts-
rijp of vertonen anafrodisie na het spenen. Ook
komen ze dikwijls te laat terug na het insemineren.
Er wordt verondersteld dat deze drie symptomen
het gevolg zijn van onvoldoende gonadotrope
werking, ontstaan door inadequate exteroceptieve
stimulatie, vaak van olfactoire oorsprong, of door
een onjuiste interpretatie van bepaalde stimuli door
het individu.

Het gonadotrope hormoon I..H is nodig om ter-
tiaire follikels te ontwikkelen, die oestrogenen pro-
duceren. De oestrogenen zijn nodig voor het
oestrusgedrag en zorgen tevens voor het ontstaan
van de preovulatoire L H.-piek. Extra t. H.-af-
scheiding is bovendien nodig voor de vorming
van corpora lutea graviditatis en ook hier kan
onvoldoende L.H.-secretie, veroorzaakt door on-
fysiologische omstandigheden, storend werken.
Daarom kan anafrodisie van het varken onder
industriële omstandigheden een fysiologische reac-
tie zijn, die wellicht als een adaptatie van het
individu aan deze omstandigheden gezien moet
worden.

Vertraagde puberteit en anafrodisie na het spenen
gaan grotendeels gepaard met anoestrus cn kunnen
in dat geval met injecties van gonadotrope hor-
monen verholpen worden. Zelfs onder zeer ongun-
stige fysiologische oinstandigheden kan de vrucht-
baarheid dan normaal worden. Het verlaat terug-
komen na inseminatie wordt vooral veroorzaakt
door embryonale sterfte, die wellicht ook in de
toekomst door een adequate toediening van go-
nadotrope hormonen voorkomen kan worden.

The therapy of otitis externa

Oldenkamp, E. P. and Elzinga, B. K.: The Veteri-
nary Quarterly. \\.(2). 115. (1979).

Samenvatting

Honden met verschijnselen van otitis externa wer-
den behandeld met een preparaat bevattende nata-
mycine, neomycine en hydrocortison.
In 50 van de 143 gevallen is een microbiologisch
onderzoek vóór en na behandeling verricht om het
fungicide en bactericide effect van het preparaat
te bepalen.

De kans op herstel blijkt niet afhankelijk van de
ernst van de aandoening.

Klinisch herstel trad op in 95\'\'( van de gevallen;
in 869f van de gevallen bleken de dieren micro-
biologisch vrij.

-ocr page 385-

AFRIKAANSE VARKENSPEST
Spanje

Gedurende de tweede helft van januari werden in 17
Spaanse provincies 44 bedrijven besmet met Afri-
kaanse varkenspest. Hier waren 12.650 varkens aan-
wezig, waarvan er 2.654 aan de ziekte stierven en
9.996 werden afgemaakt.

Gedurende de eerste helft van februari werden in 13
Spaanse provincies 21 bedrijven besmet met Afri-
kaanse varkenspest. Hier waren 1985 varkens aan-
wezig. waarvan er 165 aan de ziekte stierven en 1820
werden afgemaakt.

Portugal

In 12 districten van Portugal werden in februari 58
bedrijven besmet met Afrikaanse varkenspest. Op
deze bedrijven waren 917 varkens aanwezig, waar-
van er 484 aan de ziekte stierven en 433 werden afge-
maakt.

MOND- EN KI.AFWZEER
Mozambique

Op 8 maart deelde dc Veterinaire Dienst te Maputo
mee. dat op 32° 10\' oosterlengte. 23° 55\' zuider-
breedte mond- en klauwzeer was uilgebroken. Men
is tot vaccinatie en andere noodzakelijke sanitaire
maatregelen overgegaan.

Spanje

In het \'I\'ijtlschrifi voor Diergeueeskundi\' \\dn I april
werd reeds melding gemaakt van de mond- en
klauwzeeruitbraken in de provincie Gerona. Nadere
informatie hieromtrent bereikte de V.D. Volgens
ccn brief van 7 maart is men er nog niet in geslaagd
de oorsprong van de uitbraken tc bepalen, maar wel
om het virus te identificeren als type C.
In de gemeente Tortella zijn 82 besmette en ver-
dachte varkens afgemaakt, in de gemeente Espo-
nella 60. Tevens past men strenge desinfecterings-
maatregelen toe.

Al het vatbare vee in de provincie Gerona en de aan-
grenzende of nabije provincies Barcelona. Leridaen
Tarragona wordt gevaccineerd en wel met de uiter-
ste urgentie, gebruik makend van trivalent 0-A-C
vaccin dat gratis door de Staat wordt geleverd.

Frankrijk

Volgens een brief van 22 maart van het ministerie
van landbouw te Parijs, is een dag daarvoor mond-
en klauwzeer geïdentificeerd bij varkens op een be-
drijf in de gemeente Saint-Germain-du-Pert. Hier
waren 625 dieren aanwezig.
l.aboratoriumonder-
zoek wees uit dat het virus van het type O was. Kli-
nisch manifesteerde de ziekte zich door een hoog
sterftecijfer, vooral bij jonge biggen. Sanitaire maat-
regelen zijn direkt genomen. Tevens is onmiddellijk
het afmaken en destrueren van alle voor mond-en
klauwzeer gevoelige dieren voorgeschreven. Men
heeft de oorsprong van de besmetting nog niet kun-
nen ontdekken.

VESICULAIRF VARKENSZIEK EE
Groot-Brittannië

De uitbraak van vesiculaire varkensziekte in Enge-
land waarvan in hel
Tijdschrifl voor Diergenees-
kunde \\an
I maart reeds melding werd gemaakt
is nog steeds niet bedwongen. In dc periode van 2 fe-
bruari tot 15 maart hebben zich 22 gevallen voor-
gedaan.

Voor de 28.500 varkens die afgemaakt werden,
keerde men meer dan £ 1.5 miljoen aan schadeloos-
stellingen uit.

Van de Veterinaire Hoofdinspectie van de
Volksgezondheid tevens Directie van de
Veterinaire Dienst

-ocr page 386-

BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN

Dierziektenbulletin Nr. 5 van de Veterinaire Dienst
over het tijdvak 1 tot 15 maart 1979 vermeldt de
volgende aantallen gevallen van aangiftepliehtige
besmettelijke dierziekten in Nederland.

Atrofische Rhinitis

Totaal 54 gevallen in 50 gemeenten:

1 geval

2 gevallen

10 gevallen in 8 gemeenten
10 gevallen

6 gevallen in 5 gemeenten
I geval
I geval
I geval

19 gevallen in 18 gemeenten

3 gevallen

Groningen
Drenthe
Overijssel
Gelderland
Utrecht

Noord-Holland
Zuid-Holland
Zeeland
Noord-Brabant
Limburg

Schurft

Totaal 8 gevallen in 8 gemeenten:
Groningen 2 gevallen

Drenthe
(ielderland
Noord-Holland
Zuid-Holland

Rotkreupel

l otaal 58 gevallen in
Cironingen
Friesland
Drenthe
Overijssel
Gelderland
Utrecht

Noord-Holland
Zuid-Holland

Miltvuur

Totaal 3 gevallen in 3 gemeenten:
Drenthe I geval

Noord-Brabant 2 gevallen

I geval

1 geval

2 gevallen
2 gevallen

44 gemeenten:
2 gevallen
20 gevallen in 12 gemeenten
10 gevallen in 9 gemeenten

1 geval

2 gevallen
2 gevallen

17 gevallen in 12 gemeenten
4 gevallen

ai® aiii

April:

17 Kring van Dierenartsen \'De Cielderse Vallei\'.
Vergadering.

17 18 Eerste Europese Conlërentie over het wel-
zijn \\an de produktie-dieren. R.M Congres-
centrum, Amsterdam Ipag, 142 en 281).

24 Afd. Noord-Brabant K.N.M.v.D. Erov. Ge-
zondheidsdienst Bo.xel: werkvergadering
pluimvee.

24 Bijeenkomst Werkgroep Dierpathologenfpag.
355).

26 (iroep(ieneeskunde\\an het Rund K N.M.\\ D.
Eedenvergadering.

26 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering Beatri.x-gebouw. .laar-
beursplein. Utrecht, aanvang 20.00 uur.

26 Groep Volksgezondheid K N.M.\\ D, 1 eden-
\\ergadcring, ,laarbeursgebouw. Utrecht.

26 Discussieavond diergeneeskunde studenten
werkgroep Mens-Dier-Maatschappij (pag.
358).

30 D.S.K.: \'Peerdepieten 1979\' (pag. 340 en 356).

30 3 mei. \\\\\\ 11 Annual Colloquium Protides of
the Biological Fluids. Brussels (pag. 319).

Vlei:

2 Contactdag Pluimveehygiëne, R.I.V. te Bilt-
hoven (zie pag. 297).

8 Kring\'Noord-Holland boven hct l.l\'. Verga-
dering \'het Oude Slot\' (Markt) te Schagen.
aanvang 20.30 uur.

10 Symposium \'Modernisering in de Vleessector\'.
Zeist. Inl. Researchgroep voor Vlees en Vlees-
waren. tel.03404-1 84 II. Zeist.

15 18 .XVIL Wissenschaftliche Fagung der Ge-
sellschaft für Versuchsticrkunde, Heidelberg.

17 A.C. V.-Controle: traditionele studiedag. Cul-
tureel Centrum \'De Reehorst\'. Bennekomse-
weg 24, Ede (gld.).

17 Vereniging van Directeuien van (iemeente-
lijke Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten
Nederland. Ledenvergadering.

17 Afd. Noord-Holland K.N.M.v.D. Afdelings-
vergadering. Café-restaurant Kaan. Provin-
cialeweg 1. Oosthuizen.

17 Afd. (ielderland K.N.M.v.D. Afdelingsverga-
dering.

18 20 (iroep (iemceskunde van het Kleine Huis-
dier:\'Voorjaarsdagen 1979\'. R.\'\\l-Congrescen-
trum. Amsterdam (pag. 1202 (1978) en 200).

19 Dierenarts assistenten nascholing (D. A.N.S.),
RAl-congrescentrum, Amsterdam (pag. 355).

19 27 \'Das I ier und wir\' Fachmesse und Inlor-
malionsschaii und \'Pacdogica\' 2. I chrmittel-
mcsse. Basel.

25 27 3- .Arbeitstagung über Pclzlicr-, Kanin-
chen- und Heimtierkrankheiten. Celle.

12

14

15

Juni:

5 28. Fagung der Europäischen (iescilschaft
für Vcterinarpathologic, Stuttgart.
9 Fagung der Schweizerische Vereinigung
für Kleintiermcdizin, Zürich.
Knng\'Noord-llolland boven het 1.1\', Vergade-
ring \'her Oude Slot\' (Markt) te Schagen, aan-
vang 20.30 uur.

Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland, vergadering Beatri.x-gebouw, ,laar-
beursplein. Utrecht, aanvang 20.00 uur.
-17 Congres National de la Conference Na-
tionale des vétérinaires specialistes de petits
animaux, Lyon.
Ledenvergadering A.U.V.

-ocr page 387-

Van het bureau

Kosten dieren
zonder eigenaren

IJlt de bespreking tussen de K.N.M.v.D. en
de Nederlandse Vereniging tot Bescherming
van Dieren d.d. 27 februari 1979.
De kosten van de diergeneeskundige hulp
aan een aangereden dier waarvan geen
eigenaar bekend is behoren niet ten laste te
komen van de dierenarts en of de
Nederlandse Vereniging tot Bescherming
van Dieren.

ÜJ

Wanneer er met betrekking tot dit
onderwerp problemen zijn kan de dieren-
arts contact opnemen met de K.N.M.v.D.,
die dan in een brief aan de betrokken
gemeente bovengenoemd standpunt kan
mededelen en er op kan wijzen dat deze
problematiek in een groot aantal gemeentes
op bevredigende wijze is geregeld.
In dit gesprek zijn verder het merken van
gesteriliseerde katten en de gevolgen van
het nieuwe Honden- en Kattenbesiuit aan
de orde geweest. De K.N.M.v.D. zal
hierover gesprekken met een aantal
Ministeries, de Raad van Beheer en de
Nederlandse Vereniging tot Bescherming
van Dieren organiseren.

a-driaan: ik voel me niks lekker
vandaag.

b-ertus : als je maar geen onzin
uitbraakt.

jaarcongres 5-6 oktober

Tiidschr. Diergeneesk.. deel 104. afl. 8. 1979

KONINKLIJKE NEDERl.ANDSE MA.ATSCHAPPIJ VOOR DIERGENEESKUNDE

computerpraat

Dierenarts Assistenten
Nascholing (D.A.N.S.)

In het kader van de Voorjaarsdagen 1979 zal op
19 mei aanstaande in het R.A.I. Congrescentrum
te Amsterdam een nascholingsdag voor dierenarts-
assistenten gehouden worden.
Ook echtgenoten van dierenartsen zijn op deze dag
vanzelfsprekend van harte welkom. Het program-
ma is als volgt vastgesteld:

Mevr. dr. J. H. van Soeren (Utrecht): \'Enkele as-
pecten van de apotheek van de dierenarts\':
K. A. Bakker (Haarlem): Inleiding tot de film

\'De soep\' (In de hoofdrol: Johny Kraaykamp);
A. Mastenbroek (Maarsen): \'Kwaliteitsbeheersing

in de industrie en in de apotheek\':
Lunchpauze;

Dr. H. J. Hendriks (Utrecht): \'Het urine-onder-

zoek in de kleine huisdieren praktijk\';
Mr. S. Haaksma (Amsterdam): \'Hallo, met mij!\';
Film: \'Aseptische techniek\';
Mevr. K. J. M. Jansen.Stróbl (Eindhoven): \'Voor-
bereiding en nazorg van operatiepatiënten\'.

Het inschrijfgeld voor deze eerste nascholingsdag
bedraagt (inclusief een zelfbedieningslunch) ƒ .10.-.
Programma\'s en inschrijfkaarten worden op ver-
zoek gaarne toegezonden door
Dierenarts-Assistenten-Na-Scholing (D.A.N.S.),
Joh. verhulststraat 115, 1071 MZ Amsterdam,
tel. 020 - 76 66 74.

Bijeenkomst Werkgroep
Dierpathologen

Dinsdag 24 april 1979

De bijeenkomst zal dinsdagmiddag worden ge-
houden (aanvang 14.00 uur) in vergaderzaal \'F van
het Rijksinstituut voor de Volksgezondheid, An-
tonie van Leeuwenhoeklaan 9, Bilthoven.

ProEramina

14.00 H. Kuiper: \'Enkele pathologisch-anatomi-

sche veranderingen van de bondetand\'.
14.20 H. Kuil en W. Seinen; \'Bescherming tegen
Babesia rodhaini infectie in de muis met
immune miltcellen\'.
Pauze

A. D. M. E. Osterhaus: \'Virus-infecties bij
proefdieren\'.

J. G. Vos: \'Morfologische en immunolo-
gische karakteristieken van de thymusloze
(nu. nu)rat\'.

14.40
15.00

15.-W

-ocr page 388-

bofrlifrij ÏÏIprmriiiiWt
Peerdepieten 1979

(Herhaling bericht Tijdschr. Diergeneesk.,
m. 340, (1979).)

Wederom wordt een traditie in ere
gehouden. Reeds voor de 22e keer
organiseert de Diergeneeskundige
Studenten Kring de roemruchte en nog
steeds in bekendheid toenemende
Peerde-
pietendag.
Dit gaat plaats vinden op
Koninginnedag 30 april a.s. op de drafbaan
te Hilversum.

Enkel de goede samenwerking tussen dc
F\'aardeSportvereniging Hilversum en de
D.S.K. maakt het mogelijk dit drafsport-
gebeuren geheel te plaatsen in het kader
van de diergeneeskunde. Dit is o.a. af te
lezen uit de namen van de coursen. Naast
de normale coursen is het ongetwijfeld
absolute hoogtepunt van deze dag de
Peerdepicten-course. waarin 12 veterinaire
studenten en studentes elkaar op meer
sportieve dan professionele wijze zullen
belagen achter het paard op de sulky.
Voor hen ligt de beloning van hun
inspanning in de felbegeerde titel
\'Peerdepiet 1979\'.

De entourage van deze dag wordt bepaald
door dc studenten die verwacht worden in
Ascot-style aan te treden. Dit houdt in:
lange jurken en fruitige hoofddeksels voor de
dames en hoge hoed en jacquet voor de
heren. Bovendien vindt die dag de
verkiezing plaats van het fraaist uitgedoste
paar. Tevens zal het Diergeneeskundige
establishment in grote getale aanwezig zijn.
De reis van Utrecht naar Hilversum-
sportpark zal geschieden vanaf het station
Maliebaan met de unieke
Peerdepieten-
expres, waarin de sfeer ongetwijfeld als
vanouds zal zijn. De retourkaartjes voor
deze trein zijn te verkrijgen of te bestellen
op de D.S.K. kamer.
Voor de terugreis kan van de normale
dienstregeling gebruik gemaakt worden.
De enige en absolute
Peerdepiet 1979 zal
\'s avonds op gepaste wijze gehuldigd
worden tijdens het grootse Galafeest,
georganiseerd door de Feestcommissie van
de D.S.K. Deze festiviteit zal plaats vinden
in de nieuwe boerderij Mereveld.
Mereveldseweg 9 te Utrecht. De muzikale
omlijsting wordt verzorgd door
verschillende bands, waaronder het
overbekende Roemeense dansorkest van
.1. C. van Kooten. en een uitstekende band
die van alle muziekmarkten thuis is. Tevens
zal er een disc-jockey zijn. roulette,
black-jack en diverse consistentieuze
consumpties: bier. wijn en meer exclusieve
dranken zullen in ruime mate te verkrijgen
zijn. Ondanks de inllatie hebben wij de
toegangsprijs voor dit unieke Diergenees-
kundige evenement kunnen beperken tot
slechts /■ 20. per paar. Tevens krijgt u bij
het toegangsbewijs een inlegvel ter reductie
van de huurprijs van een rokkostuum.
Hiervoor dient u uw kaarten tijdig op te
halen op de D.S.K. kamer.
Tevens kunt u kaarten verkrijgen door
/ 20.— over te maken op postgiro 271994
t.n.v. fiscus f).S.K. onder vermelding van
\'Toegang Galaleest PI\' 1979\'.
In de hoop veel studenten en afgestuderrde
dierenartsen zowel op de Peerdepietendag
als op het Galabal te mogen begroeten,
teken ik met gevoelens van de meeste
hoogachting.

Ij

Namens het Bestuur.

Andrc Derk.x.

D.S.K. h.t. vice-praeses.

Van het bureau

In verband met Koninginnedag, is
het bureau op maandag 30 april
1979 gesloten.

-ocr page 389-

ijj

Personalia

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde meldden zich de
collegae:

Hoorweg. H. B.; 1978: 3512 JC L\'trecht. Domplein 9 bis.
Hulshof. Mej. .1. .1.: 1978; 3582 PX Utrecht. Orionstraat 16.
.long, W. H. de; 1978; 3526 BE Utrecht. Rooseveltlaan 596.
Eiemersma. .1. S.; 1979; Utrecht. Gr. Adolfstraat 17.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft het Hoofd-
bestuur aangenomen:

Vos. J. H.; 1978; 3319 CE Dordrecht. Burg. Struykstraat 60.
Woud. .1. P.; 1978; 6814 GP Arnhem. Van Pallandtstraat 16.

Als Kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

P. J. van der Heijden. l.B.B.-laan 99. Kamer 1272. 3582 XG Utrecht.
E. .1. Hurkens. E. Coerslaan 24, 3571 AP Utrecht.

Adreswijzigingen, enz.:

178 Raaijen. M. Th.: 1977; 4021 .AB Maurik.
Garststraat 3; tel. (03449) L373(privé).(03440)
16297 (prakt.); p.. ass. bij .1, ,1, Koot en H,,).
Schrama,

IHfy lirocckman-van Hall. .Mevr. ./. .M. L: 1977;
3764 ,\\C Soest. Van Govenlaan 17; tel.
(02155) 19633; wnd. d.
187 Hruinc.s.si\'n-Kapsenherg. Mevr. E. G. va/i:
1977; Utrecht; wet, rncdew, R,U, (F,d,D,,
Inw, Z, der Gr, Huisd,),
/« Daniël.\'.. H. P.: 1956; 1 ienhoven (Z.IL); tel.

(01836) 1560 (privé). (01830) 31 100 (bur.).
196 Dongen. ./. van: 1975; Slicdrccht; tel. (01840)

3724; p.. kl. huisd.
196 Draaisnia. U . J. J.: 1951; Oss; p,. geass, met
(;, P, C. M, Jenniskens,

202 Fennema. G.: 1970; 8276 A\\ Zalk, De Belten
4; tel, (05203) 415 (privé), (05202) 1.3930
(prakt,),

2112 Floor. .!.: 1977; 5501 EX Veldhoven, De Bus-
sels 48; lel. (040) 534482; p,, ass, bij P, A,
.Akkermans en ,1, ,1. A. M. Sas,

203 Freeke. !.. ./.: 1969; Zevenaar; tel, (08360)
25100,

204 Gemen. U , van: 1957; 6996 AC Diempt.
Rijksweg 8; tel, (08334) 5560 (privé), (085)
629.304 (bur,).

210 Hall. .Mei. J. .M.F. van: 1977; zie; Broeck-

man-van Hall, Mevr, J, M L.
213 * Hendnk.se. Dr. R. P.: 1946; U-1962; Groot-
Amtners: p,, geass, met K. Steijn en A, A, M.
Vosmer,

213 Herder. K. .A. M.: 1973; Bathmen; tel, (05704)

2226 (privé). (05700) 53000 (prakt,),
293 Hoogendilk. J. /„. 1975; Apia (Western Sa-
moa), c
O F,A,0. office, P,0. Box 1174;
assoc, exp. E.A.O.
2/7
"Hoorweg. //, B.: 1978; 3512 ,)C Utrecht.
Domplein 9 bis.

218 * Hulshof. Mej. J. J.: 1978; 3582 PX Utrecht.
Orionstraat 16; tel, (030) 515944; wnd, d,

222 Jenniskens. G. P. C. M.: 1975; 5342 CJ Oss.
Hescheweg 6; tel, (04120) 34407 ( privé). 22192
(prakt,); p,. geass, met W, J, J. Draaisma,

225 "Kers. J. H.: 1970; Delft; p., geass. met H. .1.
Uilenrecf.

22.5 Keurs, J. H. .4. ler: 1971; Enter; tel. (05478)
1815 (privé). 1972 (prakt.).

225 \'Keur.s-Barendreehi. .Mevr. M. C. 1er: 1974;
Enter; tel. (05478) 1972.

23! Kremer. H\'. H.: 1952; Venray; p.. geass. met
W. G. A. M. Looncn, E. M. Ruymbeek en
M. J. van Winden; h. vl.k.dnst.

236 U\'ue. G. J.: 1977; 2402 GK Alphena d Rijn.
Schuberthof 4; tel. (01720) 22807; p.

236 »l.ieienga. R. H.: 1978:4333 GX Middel-
burg. Seislaan 2A; tel. (01180) 1.3974; d.

237 Foonen. W . G. .4. .M.: 1966; Oostrum Ven-
ray (L,); p,. geass, met W, H. Kremer, E, M,
Ruymbeek en M. J. van Winden.

242 Menges. G. T. .4.: 1974; 2690 AC \'s-Graven-
zande; p,, H-D, geass, met H, L, R. M.Crou-
wers; k.d.; Ir. S.V.O.

260 Roorda. G.: 1952; Zuidhorn (Cir.). M. van
Cochoornstraat 7.

260 RozendaaL M. G.: 1977; 8935 NW Leeuwar-
den. Watermunt 15; tel. (05100) 80102
(privé). 21741 (bur,); d. (;,v,D, prov. Fries-
land,

261 Ruvmheek. E. M.: 1973; Venray; p.. geass.
met W. H. Kremer. W. G. A. M. Loonen en
M. J. van Winden,

266 *Sharahi. Y.: 1971; 1071 XX Amsterdam.
IX-n Texelstraat 21 I; tel, (020) 279869; p,

270 Steijn. K.: 1972:4233 HK Ameidc, Pr, Ma-
rijkeweg65; tel, (01836) 1250; p,, geass, met
dr, R, P, Hendrikse cn A, A, M, Vosmer,

272 Sytema. J. H.: 1973; Menaldum, Gralda-
singel 17; tel, (05185) 818 (privé), 232 (prakt,).

-ocr page 390-

274 Timmer. J. B.: 1978; 7948 Ab Nijeveen,
Burg. van Veenlaan 15; tel. (05229) 1654
(privé). 1272 (prakt.).

276 UHenreef. H. J.; 1972; Delft; p., geass. met
J. H. Kers.

2Sl VcKs. J. H.: 1978; 3.\'!19 CE Dordrecht, Burg.
Struykstraat 60; tel. (078) 160062; d. (toevoe-
gen als lid).

282 Vosmer. A. A. M.: 1974; Streefkerk; p., geass.
met dr. R. P. Hendrikse en K. Steijn.

Overleden:

J. Meertens te Wolvega op 22 maart 1979

»J. H. van Vught te kamerik op 10 maart 1979

287

288

288
288

Ijjii,

Wijek. M. A. van: 1978; 9104 DD Dam-
woude, Haleweg 1 I.

H inden. ,V/. J. van: 1951; Venray; p., geass.
met W. H. Kremer, W. G. A. M. Loonen en
E. M. Ruymbeek.

Win:. R.\' J.: 1975; Aalst-Waalre; p., H-D.
Woud. J. P.: 1978; 6814 GP Arnhem, Van
Pallandtstraat 16; tel. (085) 511454; wnd. d.
(toevoegen als lid).

Benoemingen:

Benoemd als plaatsvervangend inspecteur bij de V.D.:
M. van Engelen te Vught per 1 februari 1979
Jubilea:

A. Angelino te Ochten
K. Schuiling te Barendrecht

(aanwezig) 45 jaar op 3 mei 1979
(afwezig 25 jaar op 6 mei 1979

Rectificatie

In de personalia van 15 maart is ten onrechte vermeld dat H. I.. ,1. Wielen is geassisteerd met Mej. E. F.
Kleyn.

Zijn juiste functie is: insp. levende have Noorderdierenpark.

Onder het motto

De dierenarts met de billen
bloot

organiseert de diergeneeskunde studenten
werkgroep Mens-Dier-Maatschappij
een tweede discussie-avond op 26 april a.s.,
aanvang 20.00 uur in het U huis. Lepelenburg 1,
Utrecht (tegenover de ruïne Tivoli).

Wal is de rol van de dierenarts in de hio-
industrie?

Bio-industrie; intensieve veehouderij; veredelings-
landbouw.

\'What \'s a name?\' Het begrip is duidelijk en tevens is
duidelijk dat 350 miljoen landbouwhuisdieren
winst opleveren voor o.a. mengvoederfabrieken,
farmaceutische industrie, banken en (export)-
slachterijen. ieder neemt zijn deel van de winst
en de boer moet met zijn dieren steeds meer
produceren om het hoofd boven water te
houden, f^ie hoge produktie inaakt een
aanzienlijke export van veehouderijprodukten
mogelijk. Zo kent ons land een positieve
betalingsbalans ten koste van grote misstanden
op het gebied van dierlijk welzijn, zoals blijkt uit
het rapport van de commissie\'1 NO-NRI.O
Veehouderij-Welzijn Dieren.

De huidige vorm van veehouderij is slechts
mogelijk op basis van de resultaten van
veterinair onderzoek en onder een intensieve
veterinaire begeleiding. De dierenarts neemt
kennelijk een zeer belangrijke plaats in, terwijl
zijn stem in de discussie rond de bio-industrie
nog nauwelijks is gehoord. Toch dragen de
schouders van de dierenarts een zware
verantwoordelijkheid. In welke zin vat nu de
diergeneeskundige stand die verantwoordelijk-
heid op. In concreto resulteert dat in dc
volgende vraag als thema voor deze discussie-
avond:

Wal doel de diergeneeskundige siand om
misverstanden ten aanzien van dierlijk nelzijn in
de intensieve veehouderij legen le gaan\'\'

Onder leiding van: /.. Brugsma
en met als inleiders:
G. A. van E.xet.

vertegenwoordiger van de Groep Praktici Grote
Huisdieren van de K.N.M.v.D.;
,/. F. Bonjer.

voorzitter van de Aktiegroep Lekker Dier.

Vanaf 19.30 uur is er gelegenheid om koffie te
nuttigen.

Dc toegansgprijs bedraagt ƒ 1,

Inlichtingen: .lan Anema, Oude Kerkstraat 7,
Utrecht, tel. 030-715647; Dick Schumer, Cor.
Evertsenstr. 9, Utrecht, tel. 030-719686.

-ocr page 391-

iBiteilte ïlïHii

Decontaininatie van slachtwarme
runderkarkassen met
organische zuren

Decontamination of Hot Beef Carcases with Organic Acids

J. M. A. Snijders\', M. J. G. Schoenmakers^, G. E. Geräts\',
F. W. de Pijper^

SAMENVATTING

Een onderzoek werd ingesteld naar het decontaminerend effect van het hesproeien
van slachtwarme runderkarkassen met oplossingen van melkzuur en oplossingen
van het handelsprodukt pH Liquid®.

Besproeien met 0,5% melkzuuroplossing gaf alleen op de zwaar besmette opper-
vlakken een significante daling van de aerobe, Gram-negatieve en Gram-positieve
kiemgetallen.

Een behandeling met 0,75% melkzuuroplossing resulteerde in een significante
daling van bijna alle, een 1% melkzuuroplossing in een significante daling van alle
kiemgetallen op de bemonsterde plaatsen. Deze daling bedroeg maximaal 2 log-
eenheden per cm^ en was afhankelijk van de hoogte van de besmetting.
Een 5% pH Liquid®-oplossing had geen effect en een 20% pH Liquid®-
oplossing had een effect, dat met dat van een 0,5% melkzuuroplossing overeen-
kwam.

De verkregen dalingen in de kiemgetallen bleven ook tijdens 3 dagen gekoelde
bewaring bestaan.

Indien bovengenoemde concentraties worden gebruikt ontstaan er geen blijvende
kleurveranderingen van de behandelde karkassen.

Deze treden wel op na behandeling met een 10% melkzuuroplossing. Een derge-
lijke behandeling biedt alleen dan voordelen, wanneer om bepaalde redenen tot
afkanten (het afsnijden van de oppervlakkige lagen met het doel sterk besmette
gedeelten te verwijderen) wordt besloten.

Aanbevelingen worden gedaan voor eventuele toepassingen van organische zuren
in de slachtlijn.

Ook op de wettelijke aspecten wordt ingegaan.

SUMMARY

The decontamination effect of spraying hot beef carcases with solutions of lactic
acid and solutions of the commercial preparation pH Liquid® was studied.

1 Dr. J. M. A. Snijders en ing. G. E. Geräts, Vakgroep Voedingsmiddelen van Dierlijke Oorsprong, .Afd.
Hygiène, Faculteit der Diergeneeskunde, Rijksuniversiteit, Biltstraat 172, Utrecfit.

2 Drs. M. J. G. Schoenmakers en drs. F. W. de Pijper, Vleeskeuringsdienst, Veelaan, Amsterdam.

-ocr page 392-

Spraying a 0.5 per cent lactic acid .solution only resulted in a significant reduction
of aerobic, gram-negative and gram-positive bacterial counts on severely contami-
nated areas.

Treatment with a 0.75 per cent solution of lactic acid caused a significant de-
crease of almost all bacterial counts, whereas a 1 per cent lactic solution pro-
duced a significant reduction of all bacterial counts at the sites sanipled. The
maximum reduction was 2 log units per sc/.cm. and varied with the level of
contamination. .4 5 per cent pH Liquid® solution was ineffective and a 20 per
cent pH Liquid® solution had an effect similar to that of a 0.5 per cent lactic acid
solution.

The reduced bacterial counts persisted during three days of storage in the chilling
room.

When the above concentrations are applied, this will not cause any permanent
changes of colour of the treated carcases.

These changes do occur when a 10 per cent solution of lactic acid is used. This
treatment can only be used to spray severely contaminated superficial layers
which are to he removed.

Recommendations are made for the possible use of organic acids in the slaughter
line.

The legal aspects are discussed.

1. INLEIDING

De houdbaarheid van rundvlees is in
hoge mate gecorreleerd met de micro-
biële gesteldheid van de karkasopper-
vlakken. Voor een verlenging van de
houdbaarheid is het o.a. van belang de
initiële besmetting \\an de karkassen zo
laag mogelijk te houden, c.q. te maken.
Een belangrijke stap in die richting is het
optimaliseren van de hygiëne tijdens het
slachten. Mede op basis van wettelijke
regelingen is er al veel gedaan om het
slachtproces zo hygiënisch mogelijk te
doen verlopen. Ondanks de nodige v oor-
zorgen. kunnen op karkassen sterk be-
smette plaatsen voorkomen. Dan is het
juist om alsnog te trachten deze besmet-
ting te reduceren.

Ei ierbij kan gedacht worden aan een ther-
mische behandeling van karkassen in de
slachtlijn. Het is bijvoorbeeld bekend dat
dc bacteriële besmetting van schapekar-
kassen door een behandeling met
heet
water (29) en van varkenskarkasscn door
een infraroodbehandeling (31) wordt ge-
reduceerd.

Het aantal micro-organismen op vlees-
oppervlakken kan ook gereduceerd wor-
den door de karkassen met een chloor-
oplosing te besproeien (1. 2. 10. 25. 30).
Het gebruik van chloor voor het wassen
van karkassen is in Nederland echter ver-
boden.

In Amerika is dit bij gesloten karkassen
wel toegestaan (28) en wordt dat zelfs
aanbevolen (26). Tevens wordt in Ameri-
ka de z.g. \'in-plant chlorination\' (het
doseren van chloor in de waterleidingen)
toegepast (4. 12).

Behalve chloor kunnen ook organische
zuren worden gebruikt. Biemuller e.a. (6)
v onden een aanzienlijke reductie van het
totaal aantal aerobe kiemen en het aantal
salmonellae op varkenskarkasscn. door
deze met een azijnzuuroplossing van pH
1.5 te besproeien. Het nadeel v an deze be-
handeling was echter dat dc huid en het
vlees donker verkleurden. Bala c.s. (3)
vonden overeenkomstige resultaten bij
rundv lees, dat na bewaring van
7 dagen
bij 2° C werd besproeid. Zij constateer-
den evenwel geen hinderlijke verkleuring.
Reynolds en Carpenter (27) toonden aan.
dat een sterke reductie van de oppervlak-
tellora van varkenskarkasscn mogelijk
was door een behandeling met mengsels
van azijnzuur en propionzuur.
Op schapekarkasscn werd door Ocker-
man e.a. (23) een geringe daling van het
aantal bacteriën gevonden, wanneer de
oppervlakken met mengsels van azijn-
zuur en melkzuur werden behandeld.

-ocr page 393-

Volgens Mountney en 0\'Malley (20) re-
duceert azijnzuur, bij een gegeven pH
effectiever de kiemgetallen van kippe-
vleesoppervlakken dan een aantal andere
zuren, waaronder melkzuur en citroen-
zuur. Azijnzuur bleek echter in concen-
traties die het kiemgetal beïnvloeden, niet
bruikbaar, omdat dan de huid tengevolge
van eiwitdenaturatie leerachtig werd.
Bovendien ontstonden geurafwijkingen.
Deze geurafwijking verdween tijdens ge-
koelde bewaring maar gedeeltelijk, wat
ook door Reynolds en Carpenter (27) bij
varkenskarkassen werd gevonden.
Mulder en Krol (21) toonden aan dat de
houdbaarheid van uitgesneden rundvlees
toenam, na behandeling met een melk-
zuuroplossing. Eventuele kleurverande-
ringen zouden volgens hen kunnen wor-
den tegengegaan met behulp van kleur-
stabiliseringsmiddelen, zoals ascorbine-
zuur en citroenzuur.
Hoewel verschillende publikaties ver-
schenen zijn over decontaminatie van
vlees met vloeistoffen, is er ten aanzien
van het toepassen van organische zuren
op slachtwarme runderkarkassen weinig
onderzoek verricht.

Decontaminatie van slachtwarme kar-
kassen is wellicht effectiever dan die van
gekoelde karkassen. Op deze slachtwar-
me karkassen bevinden de bacteriën zich
nl. nog in een waterfilm en hebben zij zich
nog niet gehecht aan het oppervlak (22),
waardoor hun verwijdering makkelijker

IS.

In dit artikel wordt verslag gegeven van
een onderzoek naar het effect van sproei-
en met verschillende concentraties melk-
zuur en pH Liquid® op de bacteriologi-
sche gesteldheid van slachtwarme run-
derkarkassen.

Dit effect werd zowel direct na het slach-
ten als na drie dagen gekoelde bewaring
gemeten.

2. MATERIAAL EN METHODEN

Het onderzoek vond plaats in een runderslachtbe-
drijf met een capaciteit van 30 runderen per uur. Na
bedwelmen werden de dieren opgetakeld en aan de
lijn uitgeslacht. Het onthulden geschiedde met een
mechanische onthuider.

Direct na de keuring, ongeveer drie kwartier na het
verbloeden, werden de te behandelen runderkar-
kassen op een zijrail geschoven, waar het besproei-
en met de zure oplossingen plaats vond.
Van de 43 in de proeven betrokken karkassen werd
telkens één helft besproeid en de andere helft als
controle genomen. Hiervoor werd beurtelings de
linker, resp. de rechter helft gekozen.
Gesproeid werd met 0,5,0,75 en 1,0% melkzuur-op-
lossingen, welke bereid werden door 5 resp, 7,5 en
10 ml geconcentreerd melkzuur met water aan te
vullen tot 1 liter.

Eenmaal werd besproeid met 10% melkzuur-oplos-
sing waaraan 1% ascorbinezuur als kleurstabilisa-
tor was toegevoegd om het effect van een extreem
hoge concentratie zuur op het oppervlak te meten.
Deze oplossing werd bereid door 100 ml geconcen-
treerd melkzuur aan te vullen met 900 ml water en
daarin 10 g ascorbinezuur op te lossen.
Tevens werden proeven genomen met een 5 en 20%
oplossing van pH Liquid®, een handelsprodukt om
kiemgetallen op vleesoppervlakken te reduceren.
Hiertoe werd 50 resp. 200 ml pH Liquid® met water
aangevuld tot 1 liter. Bij analyse bleek dat pH Li-
quid® een pH van 1,25 had; een soortelijk gewicht
van 1.108; vrij zuur 0,6 meq ml; ascorbinezuur 0,3
meq ml; sulfiet 0,1 meq ml; chloride 2,0 meq ml;
natrium 1,4 meq, ml; kalium 0,24 meq ml en een
droogrest van 16,3 pCt g g,\'
Het sproeien geschiedde met een Holder rugspuit
onder een constante druk van ca 5 ato. De afstand
van de nozzle van de sproeier lot het karkas was ca
15 cm. Per karkashelft werd hel gehele oppervlak
gelijkmatig gedurende M , minuut besproeid,
waardoor ongeveer 1,5 liter vloeistof op het opper-
vlak werd aangebracht.

Een halfuur na het sproeien werden van iedere kar-
kashelft door middel van een destructieve methode
monsters genomen op drie verschillende plaatsen;
de platte bil (op de fascia van M. biceps femoris,
plaats A), de borst (op de M, pectoralis profundus,
plaats B) en de schouder (op de M. triceps brachii,
plaats C).

Monstername ge.schiedde zowel van behandelde als
van onbehandelde helften.

Per plaats werden drie stukjes met een totaal opper-
vlak van 12 cm- met behulp van een steriele kurk-
boor uitgeponst en onder steriele cautele in mix-
bekers overgebracht.

Na toevoegen van 36 ml gebufferde pepton-fysiolo-
gische zoutoplossing (17) cn homogenisatie volgens
ISO-normen. volgde een resuscitatie gedurende
1\'/j a 2 uur bij kamertemperatuur. Dit geschiedde
om, door de zuurbehandeling en of koeling suble-
taal beschadigde cellen toch tol ontwikkeling te la-
ten komen in de toegepaste selectieve voedingsbo-
dems (16, 18),

De gebufferde pepton-fysiologische zoutoplossing
werd gebruikt om de werking van eventuele resten
van het zuur te inactiveren.

Dank is verschuldigd aan dr. H. van Gogh, Apotheek Faculteit Diergeneeskunde voor het uitvoeren van
de analyse van pH Liquid®.

-ocr page 394-

Bepaald werden:

Het totaal aëroob kiemgetal met trypton glu-
cose extract agar (Difco 0002) 3 dagen bij 30° C
bebroed.

Het totaal aantal Gram-negatieve staafvormige
bacteriën met het z.g. Olson medium (24). Dit is
trypton glucose extract agar met I ppm kristal-
violet. Op dit medium werden alle niet \'pinpoint\'
kolonies geteld die na 4 dagen bebroeding bij
20° waren gegroeid (15).
Het lotaal aantal Gram-positieve bacteriën met
fenylaethanol agar (T.S.B.A. met 0.25% fe-
nylaethanol (19)), 3 dagen bij 30° bebroed.
Het totaal aantal
Enierohacieriaceae met violet
red bile glucose agar (14) met dubbele laag, gein-
cubeerd 20 tot 24 uur bij 37° C.
Het inzetten van de kiemgetallen geschiedde met de
spiraalplaatmethode (8). Omdat bij deze methode
slechts 0,03 ml van het homogenisaat op een plaat
van 9 cm 0 wordt aangebracht, bezit deze een hoge
aantoonbaarheidsgrens. Om lagere kiemgetallen te
kunnen meten werd tevens de gietplaatmethode
volgens de ISO-normen (2293) ingezet.
In 2 platen werden respectievelijk 1 en 0,1 ml van
hel homogenisaat gepipetteerd, waarna de vloeiba-
re agar werd toegevoegd.

Direct na monstername voor het bacteriologisch
onderzoek werd op zes plaatsen van zowel de be-
handelde als de onbehandelde karkassen de pH van
het oppervlak gemeten met behulp van een draag-
bare pH meter met bolglaselectroden(Electrofact).
Na drie dagen gekoelde bewaring bij 3 ± 2° C en een
relatieve vochtigheid van 92 ± 3% werden van de
karkassen nogmaals op gelijke wijze monsters ge-
nomen voor bacteriologisch onderzoek.
De kiemgetallen zijn berekend in log N per cm-. De
in de grafieken weergegeven getallen zijn de gemid-
delde kiemgetallen met standaardafwijking van de
onbehandelde karkashelften voor de koeling.
Tevens worden de gemiddelde dalingen ( --) resp.
stijgingen (-I-) van de kiemgetallen van de behandel-
de karkashelften, de controles na koeling en de be-
handelde karkashelften na koeling weergegeven in
A, uitgedrukt in log N cm- met standaardafwij-
king.

Indien minder dan 7 kolonies op de met de laagste
verdunning ingezette plaat aanwezig zijn, is v olgens
Mossel en Drion (13) een statistisch verantwoorde
berekening niet meer mogelijk. Daarom wordt bij
de controle karkashelften het percentage monsters
aangegeven waarvan het koloniegetal lager ligt dan
1,3 log eenheden.

Bij de berekeningen van de A is de ondergrens 1,3
aangehouden, maar wordt met een pijl aangegeven,
wanneer het verschil waarschijnlijk groter is. Voor
het berekenen van eventuele significante verschillen
werd de toets van Wilcoxon gebruikt (9).

3. RESITTAIEN
1. pH

De gemiddelde pH van het oppervlak van
alle onbehandelde karka.shelften bedroeg
7,0 ± 0,5, Door het sproeien met de zure
oplossingen werd in alle gevallen de pH
van het oppervlak significant (p<0,01)
verlaagd.

De gemeten pH-daling bedroeg bij
sproeien met 5% en 20% pH Liquid® 1,5-
2,0 pH eenheden, bij het sproeien met
0,5%, 0,75% en 1% melkzuur 2,5 tot 3,0
pH-eenheden en bij behandeling met 10%
melkzuur gecombineerd met l%ascorbi-
nezuur 3,3 pH-eenheden.

2. Bacteriologische gesteldheid

De besmetting van de verschillende
plaatsen op het karkas was niet gelijk.
Het totaal aëroob kiemgetal van de borst
bleek gemiddeld een log eenheid hoger
dan van de platte bil en de schouder. Dit
was eveneens het geval bij het totaal aan-
tal Gram-positieve en bij het totaal
aantal Gram-negatieve micro-organis-
men.

De spreiding per overeenkomstige plaats
op de karkassen was erg groot. Ook
waren er grote verschillen in de hoogte
van besmetting tussen de verschillende
bemonsteringsdagen.
In de figuren 1. 2 en 3 is aangegeven welke
veranderingen in de kiemgetallen optra-
den ten gevolge van het besproeien met
verschillende zuren in verschillende con-
centraties. Tevens is aangegeven welke
invloed 3 dagen koelen van zowel de con-
trole als de behandelde karkashelften had
op de kiemgetallen.

Tijdens drie dagen gekoelde bewaring
(r.v, 92 ± 3\'"^; temp. 3 ± 2° C) waren geen
significante veranderingen opgetreden in
de aerobe. Gram-positieve en Gram-
negatieve kiemgetallen op de karkassen
die voor controle werden gebruikt.
Wel was er een lichte tendens tot stijgen,
vooral op plaatsen met een lage besmet-
ting. Het percentage monsters met aan-
toonbare Enterobacteriaceae kiemgetal-
len nam iets af (fig, 3).
Een behandeling van de oppervlakken
van karkassen met 0.5% melkzuuroplos-
sing gaf uitsluitend op de sterk besmette
borst een significante daling in de aerobe.
Gram-negatieve en Gram-positieve
kiemgetallen. Deze significante verschil-
len bleven ook tijdens de koeling bestaan.

-ocr page 395-

Gram neg kgt

Gram pos k.g.t

Aëroob k.gl.

Li

50 -
40-

3,0-
2,0 -

4

2.0^
10^
O

-1.0-
-2,0-
-3,0-

2.0-
10-

A igv
Behande
ling

r

sr

li I

T

T

iri 1-

1

Hi

A I g V

m

"ia

Koeling -
Konirole - 10 -

-20-

-30-

20-
10 -

A I g V
Behande-
ling en - 10 -
Koeling ^^

I

TI

IJ

"1

hJJ

-30-

Melkzuur
behande-
ling met

0 50V.

0.75V.

1.0 •/.

O 50 •/.

075 •/.

1.0 •/.

0 50V.

0 75V.

1,0V.

_Ë_

Aantal

Plaats A platte bi
Plaats B borsl
Plaals C schouder

• • p < 0,01
• 005 >p>001

si\'= A waarschijnlijk groter
dan aangegeven

Kig, 1, Invloed van het sproeien met ver,scbillende concentraties melk/uur op de kiemgetallen
runderkarkasscn (log N per cm-).

-ocr page 396-

Gram pos kg.t.

kgl

Gram neg k g I

Aëroob k g t

50 -
40-
30 ^
20-i

Iftl

Konlrole

2.0-
10-

A I g V

O

Behande-
11 ng - 1,0 -

-2.0-

-30-

2.0 -
10-

A I g.v

O

Koel ing -
Konirole- 10 ^

-2.0-

-3.0-

ttr it

Eik

m

1 1
^ i

I 1

iii

JL

"ff

2 ,0 -
10 -
O -

Behande-
li n g en - 10 -
Koeling

-20H

il

A I g >

irr

ity

nr*

Behandeld
met

5 •/.

pH liq

2 0 V.
pH hq

10 V. melkj
1 V. a s c z

5V.
pH hq

20V.

pH liq

10V. melkz
♦ f/.asc z

5V.
pH liq

2 0\'/.
pH liq

lOV.melkz
.1\'/. asc z

Plaats A platte bil
Plaats B borst
Plaats C schouder

EZ2

• « p < 0,01
• 0.0 5 > p>0.01

CZJ

vi. = A waarschijnlijk groter
dan aangegeven

Fig. 2. Invloed van het sproeien met verschillende zuren op de kiemgetallen (log N per cm^) van
runderkarkas.sen.

-ocr page 397-

% positieve monsters

na koeling

na slachten

aantal
plaatsen

Behandeling

onbehandeld

behandeld

onbehandeld

behandeld

5% pH Liquid

20% pH Liquid

0,5% melkzuur

0,75% melkzuur

1% melkzuur

10% melkzuur
1% ascorb.zuur

18
24
18
24
24
21

50
54
56
42
58
29

22
33
1 I

44
25
33
33
46

17
21
O
4

teriaceae op het oppervlak van runderkarkasscn.

Een behandeling met 0,75% melkzuur-
oplossing resulteerde in een significante
daling van alle kiemgetallen op de borst
en de platte bil. Alleen op de minder
besmette schouder was de daling niet in
alle gevallen significant.
Ook tijdens drie dagen gekoelde bewa-
ring bleven deze significante verschillen
op de platte bil en borst bestaan.
Een behandeling van de karkassen met
1,0% melkzuur-oplossing leidde tot een
significante daling van alle kiemgetallen
op alle drie de onderzochte plaatsen. Ook
tijdens drie dagen gekoelde bewaring ble-
ven deze significante verschillen bestaan
met uitzondering van die op de schouder.
Het sproeien van de runderkarkasscn
met een oplossing van 5% pH Liquid®
resulteerde niet in een significante daling
van de bepaalde kiemgetallen.
Sproeien met een oplossing van 20% pH
Liquid® induceerde alleen een signifi-
cante daling van de kiemgetallen op de
zwaar besmette borst. Ook na drie dagen
koelen bleef dit effect waarneembaar.
Sproeien met een oplossing van 10%
melkzuur en 1% ascorbinezuur gaf de
grootste en zeer significante daling
(p<0,01) van alle bepaalde kiemsoorten
(fig. 2 en 3).

Ongeveer de helft van de monsters die
onderzocht werden op
Enterohacteri-
aceae bleek aantallen van deze organis-
men te bevatten die boven de
detectiegrens (log N per cm^ > 1,3) gele-
gen waren. Een behandeling van de kar-
kassen met een melkzuur-oplossing deed
het percentage positieve monsters aan-
zienlijk dalen.

Bij een behandeling met pH Liquid® trad
deze daling eveneens op. doch in belang-
rijk mindere mate (fig. 3).

3. Kleurveranderingen

Door de behandeling van slachtwarme
karkassen met een oplossing van 10%
melkzuur en 1% ascorbinezuur verbleek-
ten de vliezen, de bloedresten werden
zwart en leerachtig en hel vet werd in
geringe mate geel. Het spiervlees en de
snij-en zaagvlakken kregen een grauwe
grijze kleur. Een dfr -clijke behandeling
is daarom onacceptaoel voor karkassen
die als zodanig worden verhandeld.
Door sproeien van slachtwarme karkas-
sen met een 0,5% melkzuuroplossing en
met een 20% pH Liquid® oplossing ont-
stond een wat blekere kleur van het spier-
weefsel en een iets donkere kleur van de
bloedresten. Na drie dagen gekoelde
bewaring was echter geen onderscheid
meer te maken tussen behandelde en niet
behandelde karkashelften.
Na besproeien met 0,75% en 1,0% melk-
zuur waren de kleurveranderingen duide-
lijker waarneembaar.
Na drie dagen gekoelde bewaring was het
verschil tussen behandelde en onbehan-
delde karkassen nauwelijks waarneem-

- - niet onderzocht

Fig. 3. Invloed van het sproeien met verschillende zuren op het percentage monsters met Enterobac-

t «»rt O<» /-»r» Kot r-t n rvanr 1iinm i m a L-L-r-^ •-<

-ocr page 398-

baar. Alleen door de iets donkerder kleur
van het bloed op de behandelde karkas-
helften waren de besproeide karkassen
uit te selecteren.

Een behandeling met 5% pH Liquid® had
geen invloed op de kleur, maar evenmin
op de kiemgetallen van de behandelde
karkashelften.

4. DISCUSSIE EN CONCLUSIE

Als middel voor het decontamineren van
slachtwarme runderkarkassen werd
melkzuur gekozen, omdat dit een
lichaamseigen stof is, die o.a. in het spier-
weefsel voorkomt. In dit onderzoek werd
het effect van een oppervlakkige behan-
deling met een oplossing van deze organi-
sche verbinding en die van het speciaal
voor het decontamineren van karkassen
in de handel gebrachte pH l.iquid® nage-
gaan. Gekozen werd voor die concentra-
ties van de zure oplossingen die de kleur
van het vlees niet al te sterk beïnvloeden.
Melkzuur wordt als onschadelijk aange-
merkt en dikwijls als conserveermiddel in
levensmiddelen gebruikt. In de toekomst
zal toepassing van melkzuur bij de berei-
ding van vleeswaren ongelimiteerd wor-
den toegestaan (Ontwerp Vlees- en
Vleeswarenbesluit - Warenwet). Het
Lebensmittel-und Bedarfsgegenstände-
gesetz in Duitsland vermeldt eveneens
dat het gebruik van melkzuur bij de berei-
ding van vleeswaren is toegelaten.
Bartels (5) stelt dat er geen enkel bezwaar
kan bestaan tegen het gebruik van de
\'Genuszsäuren" (citroenzuur, melkzuur,
wijnsteenzuur en ascorbinezuur) voor het
besproeien van karkassen en dat het
gebruik in hygiënisch opzicht alleen maar
voordelen kan bieden.
In tegenstelling tot melkzuur is pH
l.iquid® een complex preparaat, volgens
de fabrikant \'een geconcentreerde biolo-
gisch geëquillibreerde oplossing van vita-
minen en eetbare organische zuren\'. Uit
de analyse bleek, dat deze vloeistof naast
zuren o.a. sulfiet bevat, een additief dat
volgens de Nederlandse wetgeving verbo-
den is.

Besproeien van slachtwarme runderkar-
kassen met een 10% melkzuuroplossing,
waaraan ascorbinezuur als kleursta-
biliseringsmiddel was toegevoegd, gaf
ondanks dit kleurstabiliseringsmiddel
toch een onacceptabele verandering van
het oppervlak van de behandelde
karkassen.

Wel wordt met deze behandeling een zeer
sterke reductie van het aantal kiemen
verkregen.

Bij het keuren van vlees wordt soms
besloten bepaalde delen van karkassen af
te kanten (bijv. bij oppervlakkige bezoe-
deling). Gezien bovenstaande bevindin-
gen verdient het aanbeveling de af te
kanten delen eerst te behandelen met een
10% melkzuuroplossing. Na het opdro-
gen van de karkassen zijn de behandelde
plaatsen doordat ze van kleur veranderen
duidelijk gemarkeerd en is goed zicht-
baar welke delen afgekant moeten
worden.

Op deze manier kan grotendeels voorko-
men worden dat de verse sneevlakken via
het mes opnieuw worden besmet. Het is
immers, zelfs bij goede reiniging en desin-
fectie van het slachtgereedschap, onmo-
gelijk dat de snee- en kliefvlakken
kiemarm blijven, indien zich op het
oppervlak grote aantallen micro-orga-
nismen bevinden (31).

Duidelijk is gebleken dat het mogelijk is
door middel van sproeien met de onder-
zochte concentraties melkzuur de kiem-
getallen met één en op hoog besmette
oppervlakken zelfs met twee logaritmen-
eenheden te doen dalen. Dit gunstig
effect werkt ook na 3 dagen gekoelde
bewaring nog door.

Melkzuur werkt niet selectief remmend
op de verschillende bacteriesoorten. Dit
blijkt duidelijk uit de evenredige daling in
zowel de Gram-negatieve als Gram-
positieve kiemgetallen.
Door sproeien met 0,5%, 0,75% en 1%
melkzuuroplossingen kan de pH waarde
op het oppervlak dalen naar 4,5. Hier-
door treedt op het oppervlak een bacte-
riostatische en in sommige gevallen een
bactericide effect op (7, 11).
Het verlagen van de pH opeen oppervlak
heeft tevens tot gevolg, dat het hechtver-
mogen van de bacteriën afneemt (22),
waardoor ze makkelijker te verwijderen
zijn.

-ocr page 399-

Het sproeien met een 0,75% en 1% melk-
zuuroplossing geeft in microbiologisch
opzicht de beste resultaten. Met 0,5%
melkzuur en 20% pH Liquidoplossingen
worden uitsluitend op de sterk besmette
plaatsen significante kiemverminderin-
gen gevonden. Een 5% pH Liquidoplos-
sing heeft geen effect. Een 20% oplossing
van pH Liquid® bleek in bacteriologisch
opzicht eenzelfde werking te hebben als
een 0,5% melkzuuroplossing. Indien in
dit geval een prijsvergelijking wordt
gemaakt, blijkt dat pH Liquid® 30 maal
duurder is dan melkzuur.
Bij gebruik van 1% melkzuur treedt een
lichte verkleuring op. die echter tijdens de
koeling verdwijnt. De lichte verkleuring
ontstaat waarschijnlijk doof een denatu-
ratie van de eiwitten aan het oppervlak.
Deze eiwitten krijgen dan een slechtere
waterbinding. Tijdens de koeling droogt
het oppervlak en krijgt vervolgens de
normale kleur terug.

Bij behandeling van karkassen met melk-
zuuroplossingen dient ervoor gezorgd te
worden, dat niet te veel bloedresten op
het karkas aanwezig zijn, daar deze irre-
versibel verkleuren. Bloedresten kunnen
worden verwijderd door de karkassen te
douchen. Onder praktijkomstandighe-
den zou het beste gesproeid kunnen wor-
den in een douchekabine. Per karkas
dient dan 4 ä 5 liter vloeistof met behulp
van sproeinozzles met fijne gaatjes op het
karkas te worden gesproeid.
Gebruik van een 1% melkzuuroplossing
kost per te behandelen runderkarkas
ongeveer één gulden.
Het gebruik van melkzuur als decontami-
natiemiddel aan het einde van de slacht-
lijn mag echter nooit aanleiding geven tot
een veronachtzaming van de hygiëne
tijdens het slachten!

LITERATUUR

1. .Anderson. M E.. Marshall. R. T., Stringer. W. C.. Naumann. H. D.; Efficacies of three sanitizers
under six conditions of application to surfaces of beeL
J. Food Sei., 42. 326. (1977).

2. Bailey, C.: Spray washing of lamb carcasses. Proc. I7ih European Meeting of Meat Research
Workers. Bristol. 173-181. (1971).

3. Bala, K., Stringer, W. C., Naumann, H. D.: Effect of spray sanitation treatment and gaseous
atmospheres on the stability of prepackaged fresh beeL
J. Food Sei., 42, 743. (1977).

4. Baran. W. L., Dawson, L. E., Lechowich, R. V.: Influence of choline dioxide water treatment on
numbers of bacteria associated with processed turkey.
Poultry Sei.. 52, 1053. (1973).

5. Barrels, H.; Wirkstoff zum Besprühen der Fleischoberfläche frischer Schlachttierkörper. Fleiseh-
wirl.uhaft.
57, //, (1977).

6. Biemuller, G. W.. Carpenter. J. A., and Reynolds, A. E.: Reduction of bacteria on pork carcasses.
/ Food Sei.. 38, 26F (1973).

7. Chung, K. C. and (joepfert, J. M.; (irowth of Salmonella at low pH J. Food Sei.. 35.326. (1970).

8. Geräts. Ci. E. and Snijders, .1. M. A.: Bepaling van kiemgetallen in de vleesindustrie III. De Sto-
machermethode en de Spiraalmethode.
Tijdschr. Diergeneesk.. 102, 1084. (1977).

9. Jonge, H. de; Inleiding tot de medische statistiek Deel I. N.l.P.G. Leiden. 1964.

10. Kotula, A. W., Lusby. W R., Crouse, J. D., Vries, B. de: Beef carcass washing to reduce bacterial
contamination.
J. Animal Sei.. 39. 674. (1974).

1 I. Levine. A. S. and Fellers. C. R.: Action of action acid on food spoilage microorganism. J. Bacterial..
39, 499. (1940).

12. Malpas, J. F.: The use of chlorine in water disinfection in industry. Chemistry and Ind.. jan.. III.
(1971).

13. Mossel, D. A. A. and Drion, E. F.: Bacteriological requirements for and testing of sterilized milk
and sterilized milk products.
Neth. Milk and Dairy J.. 8, 106. (1954).

14. Mossel. D. A. A., Mengerink, W. H. J., and Schölts, H. H.: Use of a modifical MacConkey agar
medium for the selective growth and enumeration of
Enterobaeieriaceae. J. Bacterial.. S4,381. (1962).

15. Mossel, D. A. A.: Die mikrobiologische Qualitätskontrolle der Margarine. Fette. Seifen. Anstrich-
mittel.
Die Frnährungsindustrie. 67, 901. (1965).

16. Mossel. D. A. A.. Ratto, M. A.: Rapid detection of sublethally impaired cells of Enterobacteriaceae in
dried foods.
AppL Microbiol.. 20. 273. (1970).

17. Mossel. D. A. A. and Tamminga, S. K.; Methoden voor het microbiologisch onderzoek van levens-
middelen. B.V. Uitgeverij P. C. Noordervliet. Zeist. 1973.

-ocr page 400-

Mossel, D. A. A. and Corry, J. E. L.: Detection and enumeration of sublethally injured pathogenic
and index Bacteria in Foods and Water processed for safety.
Alimenla, 16, 19, (1977).
Mossel, D. A. A., Doorne. H. van, Eelderink, F, and Vor, H, de: The selective enumeration of Gram
positive and Gram negative bacteria in foods, water and medicinal preparations.
Pharmac. Weekbl,
111,4/. (1977).

Mountney, G. J. and 0\'Malley, J.: Acids as Poultry Meat preservatives. Poultry Sei., 44,5Ä2, (1965).
Mulder. S. J. und Krol. B.: Der Einfluss der Milchsäure auf die Keimflora und die Farbe frischen
Fleisches.
Fleisehwirtschaft, 55, 1255, (1975).

Notermans, S. und Schothorst, M. van: Die Geflügelverarbeitung: Ein besonderes Problem der
Betriebshygiene.
Fleischwirischafi. 57, 248, (1977).

Ockerman, H. W.. Borton. R. J.. Cahill, V. R., Parret, N. A., and Hoffman, H. D.: Use of acetic and
lactic acid to control the quantity of microorganisms on lamb carcasses.
J. Milk Food Technoi, 37,
203, (1974).

Olson, H. C.: Selective media for detecting spoilage organisms in dairy products. J. Dairy Sei., 44,
970,
(1961).

Patterson, J. T.: Hygiene in meat processing plants. 3 Methods of reducing carcase contamination.
Ree. Agricult. Res., 17, 7, (1968)

Report of the U.S. advisory committee on Salmonella: Recommendations for reduction and control
of Salmonellosis. Food safety and quality service United States Department of Agriculture. January
1978.

Reynolds, A. E. and Carpenter, J. A.: Bacterial properties of acitic and propionic acids on pork
carcasses.
J. Anim. Sei., 38, 515, (1974).

Sanitation Handbook of Meat and Poultry Inspection Program U.S.A. Appendix: Substances for
potable water treatment. U.S Government printing office. 1971.

Smith, M. G. and Graham, A.: Destruction of Escherichia coli and Salmonellae on mutton carcases
by treatment with hot water.
Meal Sei, 2, 119, (1978)

Snijders, J. M. A., Geräts, G. E. und Corstiaensen, G P.: Hygiene bei der Schlachtung von Schweinen
V Verwendung chlorierten Wassers bei der Reinigung der Tierkörper-Oberflächen.
Fleischwirtschaft,
57, 2212, (1977).

20.
21.

22.

23.

24.

25.

26.

27.

28.

29.

30.

31.

Snijders, J, M, A, und Geräts, G, E,: Hygiene beider Schlachtung von Schweinen, VI Die Verwendung
eines Infrarottunnels in der Schlachtstrasse,
Fleisehwirtschaft, 57, 2216, (1977).

irteiii m ü/iD^iiBö

Van de Faculteit

Gastcollege: Hypocaicemie

In het kader van de maandelijkse refereermid-
dagen van de Faculteit der Diergeneeskunde zal dr,
C. C, Capen, DVM, PhD; Professor of Patho-
biology aan de Ohio University, op woensdag
16 mei 1979 om 16.00 uur een gastcollege houden
in de collegezaal van de Kliniek voor Kleine Huis-
dieren. Yalelaan 8. Utrecht,
De titel van zijn voordracht luidt:
\'Calcium Regulating Hormones and the Patho-
genesis of Hypocalcemia\'.

— a general update on the endocrinology of cal-
cium regulating hormones;

specific data from own studies regarding the
pathogenesis of hypocalcemia in animals, with
emphasis on the dairy cow,

De commissie refereermiddagen,
Prof dr. M. C. Horzinek,
Prof. dr. C. J. G. Wensing.

Klinische Avond

Donderdag 14 juni 1979 zal door de Vakgroep
Geneeskunde van het Kleine Huisdier een klinische
avond worden georganiseerd.
Aanvang: 20.00 uur.

Plaats: Collegezaal van de Kliniek voor Kleine

Huisdieren.

Iedereen is welkom.

J

-ocr page 401-

Een praktijkonderzoek betreffende het effect
van
Mycoplasma synoviae-\'mitcüt
ten opzichte van de invloed van diverse
virus-infecties op de gezondheidstoestand
en de mestresultaten van slachtkuikens

The Effeci o/Mycoplasma Synoviae Infection on the State of
Heahh and Results of Fattening of Broiler Chickens Compared
with the Effects of Various Virus Infections. A Field Study
E. Goren\'

SAMENVATTING

Een praktijkonderzoek van 160 koppels slachtkuikens in twee regio\'s van het
land, heeft aangetoond dat de bij 17,5% van de koppels serologisch vastgestelde
Mycoplasma synoviae-//7/«7/e een geringe negatieve invloed op de mestresultaten
heeft. In koppels lijdende aan colibaciUose en! of met hogere afkeuringspercen-
tages ten gevolge van polyserositis bleken M.s. en I. B.-infecties frequenter voor
te komen dan hij de overige koppels.

Gumhoro-, EB.- en C.E.E. O.-virusinfecties komen veelvuldig en met name in het
zuiden van het land voor en hebben een significant negatieve invloed op de
mestresultaten.

Bovendien zijn er aanwijzingen verkregen dat op de heireffende bedrijven, vaak
gelegen in een omgeving met een zeer hoge infectiedruk. de entingen legen I. B. en
de ziekte van Gumhoro weinig effectief zijn.

SUMMARY

Field studies in 160 flocks of broiler chickens in two areas in the Netherlands
showed that
Mycoplasma synoviae infection, the presence of which was detected
hy serological testing in 17.5 per cent, had only a slight adverse effect on the
results of fattening.

Mycoplasma synoviae as well as IB infections were found to be more common
in flocks affected with colibacillosis and! or in which higher proportions of birds
were condemned because of polyserositis.

Infectious bursal disease, IB and CEEO virus infections are very common
particularly in the southern areas of the Netherlands, and have a significantly
adverse effect on the results of fattening.

The findings suggest that vaccination against IB and Gumhoro disease often
fails in flocks in areas showing a high incidence of infection.

iNEElDlNCi (jp ggp negatieve in\\ k)ed te hebben op de

In een viertal vroeger uitge\\ oerde contact gezondheidstoestand en de prestaties van
infectie experimenten met
Mycoplasnta slachtkuikens. Deze negatieve invloed
synoviae (M.s.) na een meer of minder was uitsluitend in combinatie met de ge-

intensieve enting tegen pseudo-\\ogelpest noemde N.C.D.-enting statistisch signi-
(N.C.D., LaSota stam), bleek M
.S.-infec- ficant (1).

\'Drs. E. Goren. dierenarts bij de Gezondheidsdienst voor Pluimvee te Doorn.

-ocr page 402-

Teneinde na te gaan welke gevolgen een
M.s.-infectie bij slachtkuikens onder
praktijkomstandigheden heeft, werd in
1977-1978 op grote schaal een praktijk-
onderzoek verricht. De bij dit onderzoek
betrokken 160 koppels zijn gedurende de
mestperiode begeleid en de ziektever-
schijnselen, uitval, uitgevoerde entingen
en toegepaste therapieën werden geno-
teerd.

Aan het einde van de mestperiode zijn
de dieren serologisch op M.s.,
Mycoplas-
ma gallisepticum
(M.g.) en op verschil-
lende virusinfecties onderzocht. De in-
vloed van deze infecties op de mestresul-
taten, zoals gemiddeld gewicht en pro-
duktiegetal, is bestudeerd.

MATERIAAL EN METHODEN
DIermaterlaal

In totaal werden 160 koppels slachtkuikens van
eenzelfde kruising gedurende de winter en het voor-
jaar van 1977-1978 onderzocht; 80 in het zuiden en
80 in het oosten van het land. Hierbij waren 40
koppels per regio en per seizoen betrokken.
Het onderzoek in beide regio\'s heeft betrekking op
2.489.000 slachtkuikens in koppels bestaande uit
gemiddeld 15.550 kuikens.

Per regio kregen de dieren voer van dezelfde origine
en werden ze in dezelfde slachterij geslacht.

Duur van de mestperiode

In het zuiden werden de kuikens langer gemest dan
in het oosten van het land nl. gemiddeld 50,6 dagen
ten opzichte van 45,2 dagen.
De kortste mestperiode bedroeg 42 en de langste
56 dagen.

Uitgevoerde entingen

De enting tegen N.C.D. werd met behulp van een
rugspuit met Hitchner entstof hen dosis per kui-
ken) tussen de zevende en de tiende levensdag uit-
gevoerd.

Met uitzondering van 2 koppels werd de enting
tegen infectieuze bronchitis (EB.) op de eerste le-
vensdag uitgevoerd. Daarbij werd gebruik gemaakt
van een grove druppelspray (A.S.L.-spray) met
H 120-entstof
(V, hen dosis per kuiken).
De kuikens werden tussen de 10e en 14e levensdag
door het drinkwater geënt tegen de ziekte van
Ciumboro (1 dosis per kuiken)
Wat deze entingen betreft konden de koppels als
volgt worden ingedeeld;

1. 65 werden uitsluitend tegen N.C.D. geënt -
(40,6% van de koppels)

2. 38 werden tegen N.C.D. en I.B. geënt -(23,7%
van de koppels)

3. II werden tegen N.C.D. en Gumboro geënt -
(6,9% van de koppels)

4 46 werden tegen N.C.D.. I.B. en Gumboro
geënt - (28,8% van de koppels)

In het zuiden werden aanzienlijk meer koppels
tegen I.B. en Gumboro geënt nl. tegen I.B. (63 van
de 80) 78,7% en tegen de ziekte van Gumboro (41
van dë 80) 51,2%c van de koppels, dan in het oosten
van het land: (20 van de 80)
25% en (16 van de 80)
20%.

Serologisch onderzoek

Per koppel werden 100 dieren op M.s. en M.g. en
24 dieren op de verschillende virusinfecties onder-
zocht (R.E.O., C.E.L.O. (Adenovirus infectie),
LB., l.B.H. (inclusion body hepatitis) en Gum-
boro).

Aan de slacht\'ijn werden zo verspreid mogelijk over
de koppel bloedmonsters genomen. Alle onderzoe-
kingen zijn in eerste instantie met thermisch niet
geïnactiveerde sera en maximaal 24 uur na het
tappen van het bloed verricht. Op M.s. en M.g. in
snelle plaat agglutinatie reactie (S.P.A.)-test reage-
rende sëra zijn in dubieuze gevallen na inactivatie
(30 min. bij 56°C) opnieuw onderzocht.

Mycoplasma synoviae en
Mycoplasma gallisepticum

Voor dë sërodiagnostiek van deze agentia werd de
S.P.A. en de haemagglutinatieremmingsreactie
(H.A.R.) gebruikt. Voor de S.P.A.-test werden an-
tigenen van de firma Intervet en voor de H.A.R.
werd een overnacht cultuur van een M.s.-stam
(1583 W.V.U.) respectievelijk een M.g.-stam (86)
gebruikt.

Een S.P.A.-titer van 8 en een H.A.R. titer van 64
(bij gebruik van 4 haemagglutinerende eenheden)
is als positief, en 4 resp. 32 als marginaal be-
schouwd.

In totaal werden 16.000 serummonsters op M.s. en
M.g. onderzocht.

R.E.O., C.E.L.O., 1,8,, LB,H, en Gumboro
Onderzoek op precipiterende antilichamen tegen
deze virussen geschiedde met behulp van agargel-
precipitatie-test zoals beschreven door Woernle (2),

Gebruikte antigenen

(geproduceerd door afd. Virologie, Gezondheids-
dienst voor Pluimvee, Doorn)
R,E,0,; virusstam UI 133, Connecticut; superna-
tant van geïnfecteerd chorio allantois membraan
(C,A.M.) materiaal
C.E.L.O.; virusstam Phelps; allantois vloeistof -E
supernatant van geïnfecteerd C.A.M. inateriaal
LB.; virusstam 222 Beaudette; supernatant van ge-
ïnfecteerd C.A.M. materiaal
l.B.H.; Tiptonvirus, Winterfieldstam; supernatant

van geïnfecteerd C.A.M. materiaal
Gumboro; virusstam Faragher; supernatant van
suspensie van geïnfecteerd bursaevan Fabricius.
In totaal zijn 3840 sera op precipiterende anti-
lichamen tegen genoemde virussen onderzocht.

STATISCHE BEWERKING VAN
DE RESULTATEN

Bij de berekening van de gemiddelde lichaams-
gewichten is men uitgegaan van een mestperiode
van 49 dagen; de gemiddelde gewichten zijn gecorri-
geerd naar 49 mestdagen met behulp van de be-

-ocr page 403-

rekende gemiddelde groei per dag inde periode van
42 tot 56 mestdagen.

Hierbij is gebruik gemaakt van de regressie analyse.
De siginifieantie berekening is uitgevoerd met be-
hulp van de t-toets volgens Student.

RESULTATEN

A. Ziekteverschijnselen en ingestelde
therapieën

Bij 47% van de koppels zijn één of meer-
dere malen gedurende de mestperiode
duidelijke ziekteverschijnselen waarge-
nomen en wel:

a. respiratoire moeilijkheden bij 16%
vande koppels ofwel 34% van de kop-
pels met ziekteverschijnselen;

b. colibacillose bij 16% van de koppels
ofwel 34% van de koppels met ziekte-
verschijnselen;

c. coccidiose bij 15% van de koppels of-
wel 31% van de koppels met ziekte-
verschijnselen;

d. rachitis bij 3% van de koppels ofwel
6% van de koppels met ziektever-
schijnselen.

Het gemiddelde uitvalspercentage be-
droeg 4,72% (4,57% in het zuiden en 5,0%
in het oosten).

Duidelijk klinisch waarneembare cocci-
diose werd 7x vaker in het zuiden dan in
het oosten van het land geconstateerd.
Rapportages over respiratoire moeilijk-
heden, inclusief £.co//-infectie, kwamen
in beide regio\'s in gelijke mate voor.
Bij 43% van de koppels is één of meer-
dere malen een medicamenteuze behan-
deling toegepast:

1. 18,2% van de koppels ofwel 42,6%
van de koppels met ziekteverschijnse-
len zijn met sulfapreparaten behan-
deld (vooral sulfamezathine-Na tegen
coccidiose).

2. 15,7% van de koppels ofwel 36,8%
van de koppels met ziekteverschijnse-
len zijn met Furoxone behandeld
(vooral tegen
E. co/Z-infectie).

3. 3,8% van de koppels ofwel 8,8% van
de koppels met ziekteverschijnselen
zijn met T.C.N. (tetracycline, chloor-
amphenicol en neomycine) behan-
deld.

4. 3,8% van de koppels ofwel 8,8% van
de koppels met ziekteverschijnselen
zijn met tetracycline Furoxone be-
handeld.

5. 2,5% van de koppels ofwel 5,9% van
de koppels met ziekteverschijnselen
zijn met tetracycline behandeld.

6. 1,2% van de koppels ofwel 2,9% van
de koppels met ziekteverschijnselen
zijn met chlooramphenicol be-
handeld.

7. 0,6% van de koppels ofwel 1,4% van
de koppels met ziekteverschijnselen
zijn met ampicilline behandeld.

8. 4,4% van de koppels ofwel 10,3% van
de koppels met ziekteverschijnselen
zijn met vitaminen preparaten behan-
deld.

9 Van de 28 (32,1%) M.s.-positieve
koppels werden met chemotherapeu-
tica en/of antibiotica behandeld.
Meestal met Furoxone al dan niet in
combinatie met tetracycline.

B. Keuring na het slachten

Het gemiddelde afkeuringspercentage
bedroeg 0,67%. In het oosten van het
land bedroeg dit percentage 0,53 en in het
zuiden 0,80.

In het oosten was bij 26,2% van de kop-
pels sprake van een afkeuringspercen-
tage hoger dan 0,5% en bij 32,5% van de
koppels in het zuiden.
Ongeacht andere ziekteoorzaken, was
het gemiddelde afkeuringspercentage bij
de M.s.-positieve koppels 1,13%; in het
oosten 0,70% en in het zuiden 1,5%.
De voornaamste oorzaak voor afkeurin-
gen in koppels met > 0,5% afkeuringen
was
polyserositis (peritonitis, luchtzak-
ontsteking en pericarditis) meestal ge-
paard gaande met cachexia.
Hakgewrichtsonisteking werd bij 82,5%
van de koppels vastgesteld met name in
het zuiden van het land voor.
In het oosten bedroeg dit percentage
16,25%. Slechts bij 8 koppels betrof het
1-1,5% van de dieren. Gemiddeld is deze
aandoening bij 0,65% van de dieren ge-
constateerd.

Er kon géén correlatie tussen deze bevin-
ding en een M.s.- en of een R.E.O.-
infectie worden vastgesteld.
Dermatitis werd bij 22 koppels vastge-
steld (10 in het zuiden, 12 in het oosten).
lOx Betrof het enkele dieren in de koppel
en in 12 koppels bij minstens 0,4% van de

-ocr page 404-

kuikens; bij 4 hiervan was dit percentage
resp. 1, 1,5, 2,1 en 8.

C. Serologisch onderzoek

1. Myeoplasma synoviae

Een M.S.-infectie werd bij 28 koppels
(17,5%) vastgesteld (bij 15 van de 80 in
het zuiden en 13 van de 80 in het oosten
van het land).

Bij 3 koppels was er sprake van een meng-
infectie met M.g.

Op 2 gevallen na (telkens 2 koppels)
waren alle M.s.-positieve koppels uit ver-
schillende bedrijven afkomstig.
Bij 3 andere koppels zijn dubieuze sero-
logische bevindingen verkregen: reactie
percentages van 10, 12 en 13% resp. en
lage agglutininen titers welke echter ook
na thermische inactivatie van het serum
aanwezig waren (tabel 1).
Tabel 1. Resultaten van het serologisch onderzoek

3. R.E.O.. C.E.L.O.. f.B., I.B.H. en
Gumboro

Percentage koppels met een positieve
reactie in agargelprecipitatietest (A.G.
P.T.): zie tabel 3.

Relatie tussen een uitgevoerde l.B.-en-
ting en de aantoonbaarheid van precipi-
terende-antilichamen: zie tabel 4.

In het zuiden van het land was 59,5% en
in het oosten 28,7% van de koppels I.B.-
positief op basis van > 3/24. Per regio is
de relatie tussen de uitgevoerde enting
tegen l.B. en de serologische bevinding
als volgt samen te vatten:

In het zuiden:

geënt en serologisch pos.: 60,3%(38/63)-
niet geënt en serologisch pos.: 60% (9 15)
geënt en serologisch neg.: 39,7%(25, 63)-
niet geënt en serologisch neg.: 40%(6/15)

op Mycoplasma synoviae.

Serologisch onderzoek op M.s.

pos. sera

H.A.R.

100

pos.

100

marginaal

85

pos.

60

pos.

57

neg. of marginaal

54

neg. of marginaal

14

marginaal

13

neg. of marginaal

12

neg. of marginaal

Aantal koppels

13

23% Van de koppels met E. co/i-infectie bleken serologisch M.s. positief te zijn.

2. Mycoplasma gallisepticum
Een M .g.-infectie werd bij 8 koppels (5%)
gediagnostiseerd (3 van de 80) in het zui-
den en 5 van de 80 in het oosten). Op
twee koppels na waren alle koppels uit
verschillende bedrijven afkomstig.
Bij 2 andere koppels werden in resp. 7%
en 8% van de onderzochte sera dubieuze
reacties (S.P.A.) vastgesteld (tabel 2).

In het oosten:

geënt en serologisch pos.: 50% (10, 20) ■
niet geënt en serologisch pos.: 20.7%( 12
58)

geënt en serologisch neg.: 50% (10, 20) ■
niet geënt en serologisch neg.: 79,3%(46
58)

Resultaten van het serologisch onderzoek op Myeoplasma gallisepiicum.

Tabel 2.

Aantal koppels

Serologisch onderzoek op M.g

%-S.P.A. pos. sera

H.A.R.

4

100

pos .

2

100

marginaal

2

32

neg. of marginaal

-ocr page 405-

Tabel 3. Percentage koppels met positieve reactie in de agargelprecipitatietest (A.G.P.T.).
Antigeen \\-lllU" 3-11/24* > 12/24- > 1/24* = totaal

R.E.O.

15,09

(24)

20,75

(33)

35,22

( 56)

64,77

(103)

C.E.L.0.

18,86

(30)

27,04

(43)

15,72

( 25)

61,63

( 98)

I.B.

9,43

(15)

18,86

(30)

15,09

( 24)

43,39

( 69)

I.B.H.

5,03

( 8)

22,0

(35)

57,23

( 91)

84,27

(134)

Gumboro

1,88

( 3)

1,2

( 2)

82,38

(131)

85,53

(136)

( ) aantal koppels

aantal reagerende monsters per 24 onderzochte sera

Tabel 4. Percentage koppels al of niet geënt tegen infectieuze bronchitis met positieve reacties in de
A.G.P.-test voor I.B..virus.

Koppels

1-2/24*

3-11/24*

> 12/24*

> 1/24* = totaal

73 X geënt tegen l.B.

13,7

19,2

21,9

54,8

70 X niet geënt

7,1

14,3

7,1

28,6

aantal reagerende monsters per 24 onderzochte sera

Bij 69,2% van de koppels met E.coli- In het oosten:
infectie zijn precipiterende antilichamen geënt en serologisch pos.: 93,7%(15/16)-

tegen l.B. aangetoond. niet geënt en serologisch pos.: 74,2%

O ■ ■ . ■ (46 62)

Relatie tussen een uitgevoerde enting ^^ serologisch neg.: 6,2% (1/6) -

tegen de ziekte van Gumboro en de aan- serologisch neg.: 25,8%

toonbaarheid van precipiterende hcha- 52)

men; zie tabel 5. y > >

l abel 5. Percentage koppels al of niet geënt tegen Gumboro ziekte met positieve reacties in de A.G.P.-test
voor Gumboro-virus.

Koppels

1-2/24*

3-11/24*

> 12/24*

> 1/24* = totaal

57 X geënt tegen Gumboro

0

0

93

93

99 X niet geënt

3

2

76,8

81,8

* aantal reagerende monsters per 24 onderzochte sera

Per regio zijn deze gevens als volgt weer
te geven:

In het zuiden:

geënt enserologtsch pos.:92,7%(38^ 4l)- d. Correlatie tussen de serologische

met geent en serologisch pos.: 91,9% bevindingen van de koppels t.a.v.

, . , 1-.nr verschillende agentia en de mest-

geent en seroiogiscn neg.: - resultaten zoals:
met geent en serologisch neg.: 8,1% (3,

37) a. gemiddeld lichaamsgewicht na 49

mestdagen: zie tabel 6.

b. produktiegetal gemiddeld gewicht in kg x (100-uitval %)

(p.g. =--- X 100)

zie tabel 7 mestperiode in dagen x voerconversie

-ocr page 406-

Tabel 6. Verschil in gemiddeld lichaamsgewicht tussen koppels welke t.o.v. bepaalde agentia aan het einde van de mestperiode serologisch
positief of negatief reageerden ( of — koppels).

Agentia

a. gemiddeld
lichaamsgewicht
koppels

b. gemiddeld
lichaamsgewicht
- koppels

verschil tussen
a en b

a-b = verschil met
betrouwbaarheids-
grens van 95%

M.g.

1460,0-^

1521,8

- 61,8

niet significant

M.s.

1509,7

1527,3

- 17,6

niet significant

C.E.L.O.

1508,3

1541,0

- 32,7

niet significant

Gumboro

1509,9

1596,6

- 86,7

86,7 45,1

significant

I.B.

1487,6

1546,8

- 59,2

59,2 35,6

significant

I.B. C.E.L.O.

1484,0

1567,6

- 83,6

83,6 37,2

significant

I.B. M.s.

1484,0

1546,8

- 62,8

62,8 50,7

significant

Gumboro
C.E.L.O.

1501,3

1596,6

- 95,3

95,3 48,6

significant

Gumboro
I.B.

1485,2

1616,4

- 131,2

131,5 49,2

significant

Gumboro
C.E.L.O. I.B.

1482,0

1618,9

- 136,9

136,9 49,4

significant

serologisch aan het einde van de mestperiode negatief reageerden op M.g., M.s.,
hadden een gemiddeld lichaamsgewicht na 49 mestdagen van 1617 gram.

- in grammen

12 Koppels welke
I.B. en Gumboro

-ocr page 407-

Tabel 7. Correlatie tussen de verschillende serologische bevindingen en de produktiegetallen van de betreffende categorie koppels.

serologisch

gemiddeld

gemiddeld

totaal gemid-

verschil in gemidd.

verschil in gemidd.

verschil in gemidd.

onderzoek

produktieget.

produktieget.

deld produk-

p.g. tussen

p.g. tussen

p.g. tussen

in het oosten

in fiet zuiden

tieget .

en - koppels in

en - koppels in

en - koppels,

het oosten

het zuiden

totaal

M.s.

155,7

(13)

142,6

(15)

148,4

( 28)

1,3

0,9

2,1

M.s. -

157,0

(65)

143,5

(61)

150,5

(126)

M.g.

149,6

( 5)

132,3

( 3)

143,1

( 8)

7 7

11,5

7 4

M.g. -

157,3

(72)

143,8

(73)

150,5

(145)

\' 1 \'

R.E.0.

156,2

(59)

143,9

(58)

150,0

(117)

1,1

1 6

1,3

R.E.0. -

157,3

( 6)

142,3

( 8)

148,7

( 14)

C.E.L.0.

154,9

(24)

139,5

(46)

144,8

( 70)

5,2

7,6*

10,4*

C.E.L.0. -

160,1

(36)

147,1

(22)

155,2

( 58)

l.B.

144,3

(15)

140,1

(37)

141,3

( 52)

17,3"^

7,0*

14,9**

l.B. -

161,6

(54)

147,1

(32)

156,2

( 86)

I.B.H.

155,3

(56)

141 ,7

(66)

147,9

(122)

10,2^

9,6

12,2**

I.B.H. -

165,5

(13)

151,3

( 8)

160,1

( 21)

Gumboro

154,2

(55)

141,6

(69)

147,2

(124)

10,7-^

18,2**

16,4**

Gumboro -

164,9

(17)

159,8

( 6)

163,6

( 23)

M.s. /I.B.

146,4

( 5)

138,7

( 9)

141,5

( 14)

8,3

15,4**

M.s. -/l.B. -

161,9

(49)

147,0

(25)

156,9

( 74)

Gumboro /I.B.

140,7

(12)

139,5

(35)

139,9

( 47)

26

25,7**

27,4**

Gumboro -/l.B. -

166,8

(12)

165,3

(14)

166,4

( 16)

l.B. /C.E.L.O.

142,4

( 7)

137,9

(27)

138,8

( 34)

22,4**

14,6**

22,6**

l.B. -/C.E.L.0. -

164,8

(26)

152,5

(10)

161,4

( 36)

Gumb. /C.E.L.O.

152,4

(20)

138,4

(44)

142,8

( 64)

12,2**

21,1**

20,5**

Gumb. -/C.E.L.0. -

164,6

(12)

159,5

( 4)

163,3

( 16)

Gumb. /1.B. /

C.E.L.0.

138,0

( 6)

137,0

(25)

137,0

( 31)

Gumb. - /l.B. -

30,1**

25,7**

29,6**

C.E.L.0. -

168,1

( 9)

162,7

( 3)

166,8

( 12)

I ) - aantal koppels

= significant (F \' 0,0.5)
= zeer significant (P < 0,01)

-ocr page 408-

Gemiddeld p.g. in het oosten: 156,8 | het verschil (13,5) is zeer
Gemiddeld p.g. in het zuiden: 143,3 j significant (t = 5,30)

E. Relatie tussen uitgevoerde entin-
gen tegen I.B. of de ziekte van
Gumboro en de mestresultaten:

gemiddeld gewicht na 49 mestdagen:
zie tabellen 8 en 9.
produktiegetal: zie tabellen 10 en II.

a.

b.

Tabel 8. Verschil in gemiddeld lichaamsgewicht tussen koppels al of niet tegen I.B. geënt, welke aan het
einde van de mestperiode serologisch pos. of neg. op I.B. reageerden (-f of koppels).

I.B.-enting serologisch gemiddeld I.B.-enting serologisch gemidd.

onderzoek gewicht* onderzoek gewicht*

(17) neen
(50) neen

(30)
(30) -

1492,9
1557,3

1477,4
1544,7

ja
ja

verschil in gemiddeld gewicht tussen verschil in gemiddeld gewicht tussen
/- koppels 64,4 gram  /- koppels 67,3 gram

in grammen

( ) aantal koppels

1 abel 9. Verschil in gemiddeld lichaamsgewicht tussen koppels, al of niet tegen de ziekte van Gumboro
geënt, welke aan het einde van de mestperiode serologisch positief of negatief op Gumboro reageerden.

serologisch
onderzoek

Guinboro-enting

gemiddeld
gewicht"

verschil

a-C*

verschil
b-c*

(46)
(73)
(18) -

1507,9 (=a)
1514,2 (=b)
1595,8 (=c)

-87,9

ja

neen
neen

-81,6

( ) aantal koppels

in grammen

DISCUSSIE EN CONCLUSIES
Gezien het feit dat in de periode betrek-
king hebbende op dit onderzoek nog
ongeveer 45% van het vermeerderings-
materiaal in Nederland met M.s. geïnfec-
teerd was, behoeft het percentage (17,5)
serologisch op dit agens reagerende kop-
pels slachtkuikens geen verklaring.
Echter, deze bevinding hoeft niet uit-
sluitend aan verticale transmissie toege-
schreven te worden; immers de kuikens
kunnen door de hoge infectiedruk in de
praktijk, op de bedrijven geïnfecteerd
geraakt zijn.

De zeer hoge percentages van serologisch
op M.s. reagerende kuikens in besmette
koppels illustreren de grote besmette-
lijkheid van dit agens.

Een M.s.-infectie bleek een licht doch
geen significant nadelige invloed te heb-
ben op het produktiegetal en het ge-
middeld eindgewicht van de onderzochte
koppels. Ook indien deze infectie in com-
binatie met I.B. werd vastgesteld dan
werd de nadelige invloed van deze in-
virusinfectie niet significant vergroot.
Opvallend is het hogere, gemiddelde af-
keuringspercentage bij de M.s. positieve
koppels (1,13%) in vergelijking met die
van de resterende koppels (0,51%). Deze
bevinding kan verband houden met de
hoge frequentie waarin de M.s. infectie
werd vastgesteld bij koppels met
E. coli-
infectie (23%) in vergelijking met die in
de resterende koppels (14%).

-ocr page 409-

label 10. Verschil in gemiddeld produktiegetal (p.g.) tussen koppels al of niet geënt tegen l.B. welke aan het eind van de mestperiode serologisch positief of negatief,
op l.B. reageerden ( of koppels).

enting

serologisch
onderzoek

gemidd
in \'t

1. p.g.
oosten

verschil in gemidd.
p.g. sero. of-

gemidd
in \' t

1. p.g.
zuiden

verschil gemidd.
p.g. sero of-

totaal
gemidd

verschil in gemidd.
p.g. sero. of -

neen
neen

positief
negatief

14A,5
163,5

(13)
(45)

19,0"^

152,3
137,6

(8)
(12)

14,7\'\'=\'

147,5
158,0

(21)
(57)

10,5""

ja
.ja

positief
negatief

1A3,5
154,5

( 2)
(H)

11,0

136,8
152,4

(29)
(20)

15,6\'\'\'\'

137,2
153,1

(31)
(31)

15,9""

ongeacht

pos 11 ief
negat ief

144,4
161,7

(15)
(56)

17,

140,2
146,9

(37)
(32)

6,7""

141 ,3
156,3

(52)
(88)

15,0""

,ia

neen

ongeacht

152,8
159,2

(13)
(58)

6,4

143,2
143,5

(49)
(20)

0,3

.1-

*

( ) = aantal koppels. x significant (P < 0,0.5)

XX zppr significant (P < 0,01)

door de onevenredige verdeling van het materiaal is uitsluitend berekening per regio verantv/oord.

-ocr page 410-

oo

labe Verschil in gemiddeld produktiegetal (p.g.) tussen koppels al of niet geënt tegen de ziekte van Ciumboro welke aan het eind van de mestperiode
serologisch positief of negatief op Gumboro reageerden of koppels).

enting serologisch geraidd. p.g. verschil in gemidd. gemidd. p.g. verschil getnidd.

verschil in gemidd.
p.g. sero. of -

totaal
gemidd.

148,8 (81)

163,4 (21)

144,8 (45)

onderzoek in \'t oosten p.g. sero. of- in \'t zuiden p.g. sero of-

155,4 (43)
165,1 (16)

positief
negatief

9,7\'

14,6

16,4

151,5 (13)

positief

ja

141,4 (38)
157,8 ( 5)

142,1 (32)

ongeacht positief
negatief

ja

ongeacht

147,4(126)
163,5 (23)

141.7 (70)

159.8 ( 6)

154,5 (56)

164,8 (17)

152,1 (14)

158,0 (59)

16,1\'

18,1\'

10,3\'

142,9 (33)
143,3 (43)

0,4

5,9

X significant (P < 0,05)
XX zeer significant (P < 0,01)

( ) = aantal koppels

-ocr page 411-

Géén relatie kon worden gevonden tus-
sen een M.s. infectie en de na het slach-
ten geconstateerde hakgewrichtsontste-
king (synovitis).

Het lagere, serologisch vastgestelde be-
smettingspercentage met M.g., hetgeen
als een zeer gunstige bevinding gezien
mag worden, is ongetwijfeld aan de ge-
organiseerde C.R.D.-bestrijding toe te
schrijven. Toch illustreert het feit dat in
5% van de onderzochte koppels een
M.g.-infectie werd vastgesteld de nood-
zaak deze bestrijdingsmethodiek steeds
te perfectioneren.

Aan een eventuele correlatie tussen een
M.g.-infectie en slechtere mestresultaten
kon geen waarde worden toegekend daar
het aantal M.g.-geïnfecteerde koppels te
gering was.

Precipiterende antilichamen tegen de ge-
bruikte R.E.O., C.E.L.O., l.B.. l.B.H, en
Gumboro virus-antigenen werden bij
zeer veel koppels aangetoond; vooral l.B.
werd op bedrijven in het zuiden van het
land vaker aangetoond dan in het oos-
ten (± 60% resp. ± 20%).
De aanwezigheid van precipiterende
antilichamen tegen l.B. en of Gumboro
virus aan het einde van de mestperiode,
bij al of niet tegen deze ziektes geënte
koppels, was significant negatief gecorre-
leerd met zowel het gemiddelde lichaams-
gewicht als het produktiegetal.
C.E.L.O.-virus infecties bleken uitslui-
tend het produktiegetal significant te
benadelen.

Opmerkelijk is het feit dat 69% van de
koppels met een E. ro//-infectie serolo-
gisch l.B. positief bleken te zijn in ver-
gelijking met 33% van de resterende
koppels.

Ten aanzien van R.E.O.-virusinfecties
kon geen relatie gevonden worden met de
bij zoveel koppels in de slachterij gecon-
stateerde hakgewrichtsontsteking (syno-
vitis).

De betekenis van de aanwezigheid van
precipiterende antilichamen tegen het
gebruikte Tiptonvirus (EH.B.) is niet op-
gehelderd.

De meeste tegen l.B. en, of de ziekte van
Gumboro geënte koppels bleken, volgens
deze onderzoekgegevens, geen betere
maar ook geen slechtere mestresultaten
te hebben dan de niet geënte koppels.
Zeer waarschijnlijk houdt deze bevinding
verband met de zeer hoge infectiedruk
van beide ziektekiemen op de mestbedrij-
ven waarop dit onderzoek betrekking
heeft en mag deze conclusie niet zonder
meer doorgetrokken worden naar andere
integraties en of pluimvee sectoren waar
mogelijk andere hygiënische omstandig-
heden aanwezig zijn.
De storende werking van de hoge in-
fectiedruk illustreert de noodzaak om
aan de uit te voeren vaccinaties in de
praktijk de uiterste zorg te besteden.
Een negatieve invloed van de zo veel-
vuldig voorkomende ziekte van Gum-
boro, gezien zijn immuno-suppressieve
werking, en mogelijkerwijs ook van
C.E.L.O.-infecties, op de eerste-dag-
enting tegen l.B. is niet uitgesloten.

M.s. bleek onder praktijk-omstandig-
heden. waar kwaadaardige infecties zoals
Gumboro, l.B., C.E.L.O. en coccidiose
veelvuldig voorkomen, relatief weinig
betekenis te hebben.

1 11 ER.ATUUR

doren. E.: He invloed van een Mvcopla.sma .vi/unmc-infectie op de gezondheidstoestand, de ent-
reaeties en de mestresultaten van slachtkuikens.
Tijdsehr. Diergeneesk.. lO.V (7). J6I. (1978).
Woernic. El .: The use of the agargeldiffusion technique in the identification of certain avian diseases.
The V eterinarian. 4, 17. (1966).

-ocr page 412-

i® iPiBt

Sequesters bij het paard

Sequestra in the Horse
K. J. Dik\'

SAMENVATTING

De röntgenologische kenmerken van sequesters hij het paard ontstaan tengevolge
van trauma worden beschreven.

Het karakter van de aangetroffen afwijkingen is mede afhankelijk van het moment
waarop het röntgenologisch onderzoek wordt verricht.

SUMMARY

The radiographic features of sequestra subsequent to trauma in horses are
described.

The characteristic of the radiographic findings depends upon the time of e.xami-
nation.

INLEIDING

Sequesters zijn afgestorven delen van het
bot. Zij ontstaan indien het betreffende
deel van het bot niet meer in de bloedcir-
culatie is opgenomen, bijvoorbeeld ten
gevolge van trauma, infectie, soms ook
neoplasmata.

In het navolgende zullen wij ons beperken
tot die sequesters welke kunnen ontstaan
ten gevolge van trauma.
Vooral draadverwondingen, veelal voor-
komend aan de achterbenen, zijn wat dit
betreft berucht.

oblique (AT\'.M.O.) en naar latero-oblique
(A.PT..O.) onontbeerlijk.

De loealisatie. vorm en grootte van sequesters is na-
melijk dermate variabel, dat met behulp van uitslui-
tend standaardopnamen meestal te weinig, of zelfs
in het geheel geen informatie wordt verkregen (fig,
3, 4).

OPNAMETECHNIEK

In verreweg de meeste gevallen zal niet kunnen wor-
den volstaan met standaardopnamen in anterior-
posterior (A.P.) en in latero-mediale (L.M.) rich-
ting. maar zijn aanvullendeprojectiesnaarmediaal-

EOTO-IN l ERPRETATIE

Patiënt I (fig. I)
Een paard met een bijna 3 weken oude
verwonding op de voorvlakte van de lin-
ker metatarsus. De APMO-opnarne le-
verde de meeste informatie op (fig, 1):
naast onregelmatige structuurverdichtin-
gen binnen de weke delen tekent zich
dorsomediaal halverwege de metatarsus
een sequester af (H ^ welke zich, gezien de
smalle onderbroken zoom van osteolyse
(-), begint los te maken van de pijp,
patiënt 2 (fig, 2)

Drs. K. .1. Dik. namens de Vakgroep Radiologie, Faculteit der Diergeneeskunde, Yalelaan 10, De liitboL
Utrecht.

-ocr page 413-

Een pony met een ruim 3 weken oude ver-
wonding op de voorvlakte van de rechter
metatarsus. Ook in dit geval levert de
APMO-opname de meeste informatie op
(fig. 2). Hierop is een zeer lang sequester
zichtbaar dorsomediaal langs de pijp,
welke zich geheel heeft losgemaakt van de
cortex. Proximaal en distaal var het se-
quester tekent zich vaag een periostale
botnieuwvorming af. (r)
(N.B. Is u de eveneens aanwezige locale
periostale botnieuwvorming correspon-
derend met een doorschemerend cortex-
defect opgevallen aan de plantaire zijde
halverwege de metatarsus? ( -))

Patiënt 3 (fig. 3, 4)
Dit paard heeft een 24 dagen oude wond
aan het rechter achterbeen dorsomediaal
juist onder het spronggewicht. Het geheel
losliggende sequester is duidelijk zicht-
baar op de APMO-opname (fig. 3) maar
niet op de AP-opname (fig. 4).
De periostale botnieuwvorming proxi-
maal van het sequester is zichtbaar op
beide röntgenfoto\'s ( -) evenals de onre-
gelmatige weke delenzwelling en verdich-
ting rondom de metatarsus.

Patiënt 4 (fig. 5)
Dit dier bezit reeds enkele maanden een
harde locale zwelling mediaal halverwege
de linker metacarpus. Van een eventueel
trauma was de eigenaar niets bekend.
Op de AP-opname is binnen een locale
weke-delenzwelling. een uitgebochte wat
ruw begrensde en verdikte cortex zicht-
baar.

Binnen deze cortexverdikking bevindt
zich een omschreven ovale ophelderings-
zone met in het centrum daarvan het ei-
genlijke sequester. (-)
Een dergelijke configuratie pleegt men
een \'totenlade\' te noemen; een sequester
geheel ingebed in een periostale bot-
nieuwvorming.

DISCUSSIE

Slechts\'/ 3"\'/ 4 van de cortex dikte is opge-
nomen in de periostale bloedcirculatie.
Het resterende deel wordt van bloed
voorzien vanuit het beenmerg. Seques-
ters, ontstaan ten gevolge van een periost-
beschadiging beperken zich dan ook al-
tijd tot de oppervlakkige lagen van de
cortex. Gedurende de eerste 10-14 dagen
na het ontstaan van de verwonding zijn de
sequesters zelf röntgenologisch niet zicht-
baar. Wel kunnen in dit stadium weke-de-
len-zwelling en verdichtingen bij perfore-
rende verwondingen, abcesvorming of
flegmoneuze ontstekingsprocessen, ook
gasophopingen binnen deze weke delen
worden waargenomen.
De begrenzing van de cortex is soms te
ruw of ingesnoerd. Pas na 2-3 weken be-
gint het eigenlijke sequester zich af te te-
kenen en los te maken van de cortex. Te-
gelijkertijd ontwikkelt zich rond het cor-
texdefect een periostale botnieuwvor-
ming welke op de röntgenopname
zichtbaar is proximaal en distaal van het
sequester, soms ook laatstgenoemde su-
perponerend. Door röntgenologisch on-
derzoek circa 3 weken na de eigenlijke
verwonding verkrijgt men een indruk om-
trent het karakter, de localisatie en de uit-
breiding van de opgelopen schade. Heeft
het sequester zich op dat moment nog niet
geheel losgemaakt of wil men meer weten
over het verloop van de periostale reactie,
dan is herhaald röntgenologisch onder-
zoek met een tussentijd van circa 2 weken
gewenst. Dit kan de prognose en de in te
stellen therapie ten goede komen.

-ocr page 414-

Fig. 2.

F.g. .1.

-ocr page 415-

Een geval van zwavelstof intoxicatie en stankoverlast
bij slachtrasvermeerderingsdieren in opfok tengevolge van
opslag van afgewerkte champignonmest

Sinds enkele jaren wordt op een opslag-
plaats van de Coöperatieve Nederlandse
Champignonkwekersvereniging (CNC)
te H.A. afgewerkte champignonmest op-
geslagen, welke over het algemeen geen
grote stankoverlast veroorzaakte. De
nabije omgeving had geen bezwaar en
daarom werd door de gemeente een hin-
derwet vergunning afgegeven. Door stag-
natie in de afvoer ontstond er echter een
grote berg mest met een hoogte van onge-
veer 9 meter en een totale omvang van ±
30.000 m3. Bovendien werd de berg met
zwaar materieel vastgereden teneinde een
zo goed mogelijk anaëroob milieu te krij-
gen. Nu bereikten de gemeente vanuit
wijde omgeving klachten. De gemeente
gaf daarop opdracht de berg tot een
hoogte van 6 meter af te graven. Bij deze
manipulaties kwam echter stank vrij, ver-
moedelijk bestaande uit zwavelwaterstof-
fen en andere rottingsgassen, welke vaak
bij sterke wind tot één kilometer of meer
goed te ruiken was.

Op ongeveer 7 meter ten oosten van de
opslagplaats ligt een pluimveehok voor ±
7500 dieren. De ventilatie in dit hok vindt
plaats door middel van een open nok en
geperforeerde gordijnen langs de zijwan-
den. Half juli 1978 werden 6630 Hybro
eendagskuikens opgezet. Ruim twee
maanden later werd in opdracht van de
gemeente de top van de mestberg wegge-
haald. In dezelfde tijd bezocht de prakti-
cus het bedrijf in verband met een heren-
ting tegen Newcastle disease. Hij besloot
de dieren niet te enten aangezien ze te stil
waren en er sprake was van stankoverlast.
Mede gezien een groen-blauw beslag op
de ijzeren spanten en op de landbouwma-
chines werd als waarschijnlijkheidsdiag-
nose een HjS intoxicatie gesteld.
De gemeente werd op de hoogte gebracht
van stankoverlast. Vooral bij westenwind
was de stank intens. De dieren zaten in el-
kaar, hadden opstaande kopveren, waren
traag, hadden diarree, verminderde eet-
lust, waren bleek en vermagerden.
De uitval bedroeg 20-30 dieren per dag.
Ook het Rijks Instituut voor de Volksge-
zondheid (R,I,V.), de voorlichter, de
Rijksvoorlichtingsdienst en de Gezond-
heidsdienst voor Pluimvee (G.V.P.) wer-
den van de situatie op de hoogte gebracht.
Een meetwagen van het R.l.V. voerde
metingen uit, waarbij een te hoog gehalte
aan H2S in de lucht werd vastgesteld. Bo-
vendien nam het R.l.V. dieren voor on-
derzoek mee.

Inmiddels werd door de G.V.P. onder-
zoek gedaan op enkele dieren, monsters
strooisel, meelvoer en champignonmest.
De uitslag van het onderzoek (begin ok-
tober 1978): bleke borstspieren, bleek
beenmerg, ernstige darmstoornis met wa-
terige darminhoud, geen darmparasieten,
bacteriologisch onderzoek negatief, geen
botulisme, voer en strooiselmonsters ne-
gatief. Na behandeling van het monster
champignonmest met zoutzuur kwam
HjS vrij.

Half oktober was de toestand vrij redelijk
mede door de oostenwind en het prach-
tige najaarsweer. Enkele dagen later sloeg
het weer om. Met de westenwind nam de
stank weer toe en werden de dieren ern-
stig ziek. Door de prakticus en een dieren-
arts van de G.V.P. werd een gezamenlijk
bedrijfsbezoek gebracht.
De dieren waren algemeen ziek en som-
migen stierven acuut (in twee dagen stier-
ven zo\'n 150 dieren). De stank was goed
waarneembaar. Opnieuw werden enige
dieren onderzocht. Bij het histologisch
onderzoek werden de volgende bevindin-
gen gedaan: sterke slijmvorming in de tra-
chea en in enkele trachea\'s ernstig verval
van de mucosa; vrij veel granulocyten in

-ocr page 416-

de lever en in één lever talrijke necrotische
haarden. Geconcludeerd werd: irritatie
van de slijmvliezen van de luchtpijp en
sepsis. Het onderzoek naar het Ampro-
lium-gehalte in het voer leverde geen bij-
zonderheden op. Een volgend onderzoek
eind oktober leverde in grote lijnen de-
zelfde bevindingen als eerder; matige con-
ditie, bleke spierkleur, beenmerg vrij nor-
maal, geen darmparasieten, bacteriolo-
gisch onderzoek negatief, geen infec-
tieuze bronchitis, bloed; geen
Mycoplasma synoviae en M. gallisepti-
cum.
Microscopisch; ernstige irritatie van
de slijmvliezen, beginnende pneumonie
en lichte hepatitis.

Uit het oogpunt van dierenbescherming
was hier sprake van een onhoudbare toe-
stand. De dieren konden niet worden
overgeplaatst en het vooruitzicht op een
snelle verbetering van de situatie was,
zelfs indien de mesthoop verwijderd zou
worden, minimaal. Tenslotte kon worden
verwacht dat het betreffende koppel on-
volledig zou herstellen. Daarom werd be-
sloten om de dieren te laten slachten, het-
geen in de eerste week van november ge-
beurde. Op dat moment was reeds tot
25% van het koppel gestorven. De slach-
topbrengst was zeer laag.
Op last van de gemeente werd de mest-
hoop verwijderd, nadat eerst één dag was
proefgedraaid met het oog op het ver-
moedelijke hoge HjS gehalte en explosie-
gevaar. Bij het verwijderen van de mest-
hoop werden zeer hoge gehalten aan HjS
en mercaptanen (meer dan 200 ppm)aan-
getoond.

Inmiddels zijn of worden acties onderno-
men om te voorkomen dat op deze plaats
weer een champignon mestberg zal ver-
schijnen.

De volgende gegevens zijn tot nu toe be-
kend geworden:

2.

3.

het rapport van het R.I.V. heeft geen
nadere bijzonderheden opgeleverd;
de pluimveehouder wordt volledig
schadeloos gesteld;
de bepalingen met betrekking tot de
hinderwet vergunning voor de mest-
berg zijn herzien en wel als volgt; -
minder opslag, snellere roulatie, -
minder hoog, - grotere afstand tussen

hok en berg, - geen kunstmatige ver-
dichting;

4. door het gemeentebestuur en de
CNC wordt bekeken of een andere
plaats voor het dumpen van champig-
nonmest gevonden kan worden.
De pluimveehouder gaat weer dieren op-
zetten, welke elders voor hem worden op-
gefokt tot 18 weken.

(Gezondheidsdienst voor
Pluimvee te Doorn in samen-
werking met drs. P. Seuren,
praktizerend dierenarts te Seve-

num.)

-ocr page 417-

Veterinaire homoeopathie

Geachte Redaktie,

De raad, die prof. Bogaerdt in zijn ingezon-
den stuk in ons Tijdschrift van 1 maart
(Tijd-
schr. Diergeneesk.,
104, 239, (1979)) geeft,
is uitstekend, maar ik betwijfel of men mag
verwachten, dat de veterinaire homoeopathen
zich de moeite zullen getroosten, een 458 pa-
gina\'s tellende, wetenschappelijk verant-
woorde. kritische beschouwing serieus te be-
studeren. Om het hun gemakkelijker te ma-
ken. verwijs ik ze naar de zes pagina\'s van de
\'Algemeine Therapie für Tierärzte\' van prof.
H. Jacob (Ferdinand Enke Verlag, Stuttgart,
1932) over dit onderwerp.
Zij behoeven zich niet het hoofd te breken
met te trachten zich een voorstelling te maken
van het honderdmiljoenste deel van een mole-
cuul mierenzuur (Reuter). Ze gebruiken geen
geneesmiddelen, maar \'potenties\' en het voor-
deel van hun methode is. dat een vergissing
van een apotheker geen gevolgen heeft en
overdosering niet mogelijk.
Het verschil tussen hun receptuur en alcohol
of melksuiker is vergelijkbaar met het verschil
tussen wijwater en water uit onze kraan.
Het is immers een geloof, geen wetenschap.

Joh. C. Peters.

Rotterdam. 1979

Naschrift

Geachte Redaktie,

Naar aanleiding van \'Kanttekeningen bij de
Veterinaire homoeopathie"
(Tijdschr. Dier-
geneesk.,
104. 239, (1979)) van collega Boo-
gaerdt en het hiervoor afgedrukte schrijven
van collega Peters, als reacties op onze \'Be-
knopte inleiding in de veterinaire homoeopa-
thie\'
Tijdschr. Diergeneesk., \\04,133, (1979)),
zou ik gaarne het volgende willen opmerken:
De veronderstelling van collega Peters, dat
veterinair-homoeopathen zich niet de moeite
zouden getroosten het lijvige boekwerk van
dr. D. K. de Jongh. \'Critische beschouwingen
over de homoeopathie\' (N.V. Noord-Hol-
landsche Uitg. Mij. - Amsterdam. 1943) te
lezen, is voorbarig en onjuist! Om een betere
mening te vormen over genoemd boekwerk
zou ik beide collegae willen adviseren \'Cri-
tique of Homoeopathy\' van O. Leeser (Hip-
pocrates Puhl. Comp. Ltd.. London. 1946) te
lezen, die in 121 bladzijden op voortreffelijke
wijze vele van de Jongh\'s beweringen op de
tocht zet.

Er zijn in binnen- en buitenland zeer veel
goede praktijk-resultaten met homoeothera-
pie in de diergeneeskundige praktijk bekend,
zonder, dat toevalsgenezing een logische ver-
klaring is voor de homoeotherapeutische ef-
fecten, terwijl suggestie bij dieren geen rol
speelt.

Theoretisch is er veel tegen de homoeopathie
in te brengen; daar zijn wij zelf genoegzaam
van "overtuigd.

Maar het is niet juist dingen voor onmoge-
lijk te houden, omdat we ze momenteel niet
kunnen verklaren. De geschiedenis leert ons,
dat de wetenschap zich daaraan al te dik-
wijls heeft schuldig gemaakt.
Juist de homoeotherapeutische effecten in de
diergeneeskundige praktijk zijn voor ons dé
stimulans om de homoeotherapie te
bestude-
ren.

Als die praktische ervaring rnet homoeothera-
pie ontbreekt, dan is een stellingname als die
van de collegae Boogaerdt en Peters welis-
waar begrijpelijk, maar nog niet gerechtvaar-
digd!

Voordat collega Boogaerdt de stelling po-
neert, dat Afrikaanse varkenspest niet bestre-
den kan worden door een verdunning van het
causale agens, dient dit bewezen te worden,
terwijl ook
gepotentieerde verdunningen van
het causale agens in het experiment betrokken
moeten worden. Voordat collega Boogaerdt
dit voorbeeld zou kunnen gebruiken tegen
het bestaansrecht van de veterinaire homoeo-
pathie, na een eventueel mislukken van
bovengenoemd experiment, is het terecht om
zich af te vragen of de Afrikaanse varkens-
pest überhaupt binnen het homoeotherapeu-
tisch bereik valt en of er nog andere ho-
meopathische geneesmiddelen zijn. die deze
ziekte zouden kunnen bestrijden.
Ook van de hoge potenties (D30, D200,. . . !)
zijn gunstige therapeutische resultaten be-
kend in de diergeneeskundige praktijk, hoe-
wel het lijkt uitgesloten, dat in deze gepoten-
tieerde verdunningen nog moleculen van de
oorspronkelijke stof aanwezig zijn.

{Buiten verantwoordelijkheid van de redaktie)

-ocr page 418-

Wat er gebeurt bij het potentiëren pleegt
men te omschrijven als \'overdracht van be-
paalde eigenschappen op het verdunnings- of
verwrijvingsmedium\', zonder te weten hoe
men zich dit voor moet stellen, ofschoon
daarover wel een aantal hypotheses bestaan.
Fysisch-chemische onderzoekingen, groei-
proeven met een erwtensoort e.a, hebben aan-
getoond, dat de hoge potenties wel degelijk
andere eigenschappen hebben dan het ver-
dunningsmedium, terwijl dergelijke proeven
met wijwater, naar ik weet, niet in de lite-
ratuur beschreven zijn,

A. H. Wesier/uiis\'

Wageningen, 1979.

Huisdieren in

bejaardentehuizen en flats^

Geachte Redaktie,

De taak van de praktizerende dierenarts be-
perkt zich niet tot de zorg voor het welzijn
van het dier. Niet in de laatste plaats is
deze gericht op de belangen van de eigenaars
en niet alleen de economische.
In het natuurlijk leefmilieu van de mens was
zijn hol slechts een schuil- en slaapplaats
in zijn territorium, waarin hij temidden van
planten en dieren leefde. Voor de stedeling
is zijn woning èn hol èn territorium. Zonder
planten en dieren is dit niet leefbaar en met
kamerplanten en huisdieren kan hij nog iets
van zijn oorspronkelijk leefmilieu behouden.
Bovendien ontstaat in deze enge samenleving
een sterke binding, die des te sterker wordt,
naarmate de natuurlijke sociale contacten
ontbreken. Vooral in het onvolledig gezin.
Zijn natuurlijke instincten zijn gericht op zorg
voor gezin, opvoeding, wederzijdse aanhan-
kelijkheid. liefde geven en ontvangen.
Niet op zich zelf.

Nu hebben reeds flateigenaren misbruik ge-
maakt van hun machtspositie, door con-
tractueel het houden van huisdieren zonder
meer te verbieden en de vele praktici werden
geconfronteerd met de gevolgen, kleine dra-
ma\'s, vooral wanneer oudere mensen genood-
zaakt waren hun ruimere woning te ver-
vangen door een flat. Nog schrijnender wordt
dat. wanneer zij in een bejaardentehuis moe-
ten worden opgenomen en reeds zoveel van
wat hun leven inhield, werk. gezin, recreatie,
eigen zelfstandigheid en zoveel meer. kwijt
geraakt zijn.

De prakticus. die als geen ander de betekenis
van de relatie mens-dier kent. wiens dagelijks
werk zijn hoogste waarde verkrijgt door het
bevorderen van het levensgeluk van zijn
medemens, vragen wij meer dan tot nu toe
zijn haar aandacht te besteden aan het schan-
delijk onrecht, dat de bejaarden wordt aange-
daan en het leed. dat dezen daardoor onder-
vinden.

Collega Kortman in Eindhoven heeft zich ten
volle ingezet voor het doel. aan deze misstand
een einde te maken en heeft in eigen omge-
ving reeds veel bereikt. Met prof. Teunissen
e.a. maakt hij deel uit van een commissie,
die dit probleem op landelijk niveau wil aan-
pakken. Het minste, wat wij kunnen doen. is
aan dit streven, vooral ook in eigen rayon,
de grootst mogelijke steun verlenen.

Joh. C. Peters.

Dr. M. .A. J. Verwer.

Rotterdam en Zeist, 1979.

\' Dierenarts te Wageningen, voorzitter van de Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Nederland.
2 Bij het ter perse gaan ontving de Redaktie bericht van prof. dr. dr. h.c. G. H, B. Teunissen en drs. Kos-
terman, dat zij het door drs. Joh. C Peters en dr. M. A. J. Verwer ingezonden stuk, dat zij ter inzage hebben
gehad, van harte onderschrijven.

Neonatale mortaliteit
bij veulens

Geachte Redaktie.

Het artikel van collega Van der Molen (1)
over de neonatale mortaliteit bij het veulen
is samen besproken vanwege de gemeen-
schappelijke interesse in dit probleem.
Beiden zijn we van mening dat in bedoeld
artikel genetische factoren genoemd hadden
kunnen worden bij de opsomming van de di-
verse oorzaken van veulenziekte.
Ten aanzien van het optreden van
E. coli-
infecties werd door Van der Molen gesteld
dat in mijn onderzoek (2) slechts in 15 van de
53 gevallen £.
coli werd gevonden. Hij is
bewust voorbij gegaan aan de 30 (van de
53) gevallen met gemengde cultures omdat
door mij slechts gesteld werd dat
E. coli

-ocr page 419-

daarbij het meest voor kwam. De frequentie
van
E. coli in die groep kwam niet exact
tot uiting.

Omdat het onderzoek van Van der Molen
geen groep van doodgeboren dieren bevatte
achtte hij het minder relevant om op deze
groep nader in te gaan. In mijn onderzoek
was in 30 van de 36 gevallen (incl. 8 kort
na de partus gestorven veulens) het bacterio-
logisch onderzoek daarbij negatief.
Van der Molen wil niet uitsluiten dat gene-
tische oorzaken een rol spelen bij de door
hem onderzochte gevallen waarbij het veulen
vaak reeds vanaf de geboorte minder vitaal
bleek.

Zijn eigen onderzoek heeft zich beperkt tot
de pathologische en bacteriologische aspec-
ten.

Omdat het erfelijkheidsaspect zo duidelijk
door mij werd aangetoond wil ik ten behoeve
van een meer evenwichtige beoordeling gaar-
ne de volgende aanvullende informatie geven.
Uit mijn dissertatie (3) welke een studie om-
vat over 6912 geboren veulens blijkt het vol-
gende:

Het lijkt me geboden om bij een poging tot
verklaring voor een negatief bacteriologisch
onderzoek of voor het vaak weinig vitaal zijn
vanaf de geboorte, erfelijke factoren in aan-
merking te nemen.

Het zou overigens niet juist zijn te veronder-
stellen dat bij de gevallen met een positief
bacteriologisch onderzoek erfelijke factoren
geen rol spelen.

G. Grootenhuis

Mijnsheerenland, 1979.

er bestaan zeer significante verschillen in
frequentie van veulensterfte (abortus,
doodgeboorte -H veulenziekte) tussen de
toentertijd onderzochte rassen (resp. Gel-
ders type 7%, Gronings type 13% en Koud-
bloed 24%;

bij gekruiste paarden is het sterftepercen-
tage significant lager dan bij zuiver ge-
fokte;

uit de beoordeling van alle nakomelingen
van grote groepen van merries blijkt de
sterfte zich in sterke mate te herhalen
vaak met tussenliggend weer gezonde veu-
lens;

uit stamboomgegevens is het erfelijke ka-
rakter van de sterfte duidelijk gebleken
terwijl tevens het feit dat in bepaalde
families het aspect van de sterfte meer
doodgeboorte en in andere meer het ster-
ven na ziekte betreft, met zekerheid is
aangetoond (P < 0.01);
er bestaan met betrekking tot verschil-
lende vaders grote verschillen in sterfte
van de nakomelingen welke zeker ten dele
op erfelijkheid berusten.

LITERATUUR

Molen. E. J. v. d.: Een onderzoek naar de bacteriële oorzaken van de neonatale mortaliteit bij het
veulen. Een pathologisch-anatomisch verslag.
Tijdschr. Diergeneesk.. 104. 165. (1979).
Cirootenhuis. G.: De perinatale letaliteit bij het paard. Tiid.schr. Diergeneesk.. 8. 341. (1956).
Grootenhuis, G.: een statistisch onderzoek betreffende de voortplantingsstoornissen bij het paard.
Utrecht. 1956.

-ocr page 420-

Bacteriologie

Snijders, J. A. M.: Antibioticumbeleiden bacteriële
resistentie.
Ned. T. Geneesk. 122,1958-1962. (1978).

In zijn inleiding bespreekt de auteur het probleem
van de toenemende resistentie van bacteriën tegen
verschillende antibiotica. Niet alleen het verschijn-
sel van deze toenemende resistentie wordt waarge-
nomen, doch ook het aantal ziekenhuisinfecties zou
de laatste tijd groter zijn geworden.
De schrijver, verbonden aan het streeklaboratorium
voor de Volksgezondheid te Groningen geeft dan
aan, hoe door dit streeklaboratorium in een bepaald
ziekenhuis na 1 juli 1975 een strikt antibioticumbe-
leid is gevoerd (slechts een beperkt aantal antibio-
tica mocht worden gebruikt). De invloed van het an-
tibioticumbeleid in het ziekenhuis op de gevoelig-
heid voor de verschillende antimicrobiële middelen
wordt in het artikel in enige tabellen weergegeven.
Vooral de staphyloeoeeen reageerden goed op het
beleid: de gevoeligheid voor verschillende antibio-
tica nam toe, het aantal wondinfecties nam af en een
aantal types verdwenen van het toneel\'. Ook met
betrekking tot
E. coli was het effect van het beleid
gunstig.

Negen serologisch positieve dieren werden ook
bacteriologisch onderzocht: uit alle dieren werd
Brucella sui.s. biotype I geïsoleerd (vooral uit de
lymfklieren werden veel positieve cultures verkre-
gen).

In de discussie wijzen de auteurs op de zoönotische
en epidemiologische aspecten van het voorkomen
van brucellose onder de wilde zwijnen.
In 39% van alle (humane) gevallen van brucellose
waren varkens de oorzaak. Vooral bij veehouders
en jagers komt brucellose in hoge percentages
voor.

J. Goudswaard.

j. Goudswaard. Immunologie

Bacteriologie\'

Brucellose bij wilde zwijnen in Florida

Becker, H. N„ Belden, R, C,, Breault,T,, Burridge,
M. J. Frankenbergen, W. B., Nicoletti, P.: Bru-
cellosis in feral swine in Florida.
J. Am. Vei.
.Med. A.S.WC..
173, 1181-1182. (1978)

De auteurs stellen dat brucellose bij varkens nog
immer een probleem is in het Zuid-Oosten van de
V.S. In Florida komen bijzonder veel wilde zwijnen
voor: er worden er per jaar 50.000 door jagers
afgeschoten.

Men achtte het dan ook van groot belang na te
gaan in hoeverre deze wilde varkens met
Brucella
suis
besmet zouden zijn.

In totaal werden bloedmonster genomen van 95
wilde zwijnen. Vijftig dieren bleken positief te zijn
in één of meer serologische tests (buisjesaggluti-
natie. C,B,R,, etc ). De buisjesagglutinatie bleek het
meest betrouwbaar.

Het belang van locale immuniteit bij
darminfecties

Welliver, R. C. and Ogra, P. 1..: Importance of local
immunity in enteric infection.
J. Am. Vei. Med. As-
soc..
173, 560-564, (1978).

Het hier gerefereerde artikel is één uit de proceed-
ings van een colloquium over "diarrheal diseases of
the young".

In dit artikel bespreken Welliver en Ogra niet alleen
de locale immuniteit (= immuniteit door Immuno-
globuline A;
Ref.)in de vertraagde type overgevoe-
ligheid in de darm, maar ook de verschillende vor-
men van natuurlijke weerstand in het darmkanaal.
Voorbeelden van dit laatste zijn: lysozyme en gal-
zure zouten, de peristaltiek, de resistente microbiële
flora, maagzuur en, last hut not least, de mucinen op
de darmmucosa, die een structuur hebben vergelijk-
baar met bepaalde componenten op de epitheeleel-
len, waardoor deze mucinen receptoren voor micro-
organismen kunnen nabootsen.
Een zeer interessant aspect van de locale immuniteit
is. dat bij de mens is bewezen, dat na antigene stimu-
latie in het lymphweefsel in de darm, preomsors van
plasmacellen via regionale lymphklieren en de duc-
tus thoracicus kunnen "verhuizen" (Engels: \'home\')

I In dit referaat, dat eerder in de aflevering van 15 maart 1979 werd gepubliceerd bleken enige onjuistheden
geslopen te zijn, reden waarom het thans opnieuw wordt afgedrukt.

-ocr page 421-

naar andere mucosae én naar de borst, waarna IgA
o,a, dus in de moedermelk — wordt geprodu-
ceerd,

In het artikel wordt voorts uitgebreid ingegaan op
het IgA en de secretoire component, welk laatste po-
lypeptide het IgA beschermt tegen te snelle enzyma-
tische afbraak. De bescherming door vooral IgA
wordt besproken aan de hand van een aantal voor-
beelden: infecties door Vibriocholerae
Salmonella
spp., poliovirus en Eimeria lenella.

J. Goudswaard.

Kip

Gumboro (IBD)-gevoeligheid van kui-
kens van geënte moederdieren

Wyeth. P. ,1., Cullen, (i, .A,: Susceptibility of chicks
to infectious bursal disease (IBD) following vacci-
nation of their parents with live IBD vaccine,
I\'ei.
Ree.
10.1, (LI) 281-282. (1978).

In Engeland worden sinds 1975 zowel de mestkui-
kens als de ouderdieren algemeen tegen Gumboro
(IBD) geënt. De ouderdieren meest door injectie op
een leeftijd van 20 weken, met het doel de nakome-
lingen te beschermen tegen de ziekte gedurende de
eerste levensweken.

Van 5 praktijk koppels werd de immuniteit van de
nakomelingen door middel \\ an agargelprecipitatie-
test en challenge met virulent \\ irus nagegaan. Moe-
derdieren. die alleen op 4 weken dus in de jeugd
waren geënt en later niet meer. gaven nakomelin-
gen die al de eerste week gevoelig waren voor
besmetting.

Bij moederdieren, die op 20 weken waren geënt,
hadden de nakomelingen de eerste week de beste be-
scherming, hoewel deze bij ouder worden van de
moederdieren wat af bleek te nemen.
Met de A.G.P.-test waren precipitinen in het bloed
van de kuikens aantoonbaar tot 17 dagen na de ge-
boorte.

Kuikens van geënte moederdieren moeten dus in het
algemeen pas na de 7de levensdag worden geënt te-
gen IBD.

H\'. J. Roepke.

Proefdieren

Wisseltransfusie bij muizen

Yatvin, M. B.: A simple method forblood exchange
in mice.
Experientia, 32, 1486-1487. (1976).

Bloedtransfusies bij kleine dieren zoals muizen wor-
den zelden toegepast vanwege technische moeilijk-
heden. In dit artikel wordt melding gemaakt van een
bloedtransfusie waarbij compleet gehepaviniseerd
bloed bij mannelijke muizen via het corpus cavemo-
sum van de penis ingebracht wordt, terwijl tegelij-
kertijd bloed wordt onttrokken aan de veneplexus
achter de oogbol. Dit laatste is een gangbare me-
thode om bij kleine zoogdieren en kikkers bloed af
te nemen. De staartvene is minder geschikt voor in-
spuiten, omdat bij narcose een vermindering op-
treedt in de bloedcirculatie van de staart. De ingreep
vindt plaats onder narcose en neemt ongeveer 5 mi-
nuten in beslag. In deze periode werd twee keer 4.2
ml bloed per 30 gram lichaamsgewicht vervangen.
De orbitale sinus werd het eerst aangeprikt, waar-
door 0.2-0.3 cc bloed werd onttrokken voor de toe-
voer via het corpus cavernosum begon. In totaal
werd 0.2 cc meer ingebracht dan verwijderd om
eventueel gelekt bloed te compenseren. Dieren die
de eerste 2 uur na de transfusie overleefden (79%)
vertoonden geen ziekteverschijnselen gedurende de
volgende drie maanden. De hematocriet daalde na
de transfusie met 19%; ondanks de extra toevoeging
van 0.2 cc bloed. Deze daling wordt vermoedelijk
veroorzaakt door lekken en is moeilijk te vermijden.
Door tevoren radio-actief gelabelde erythrocyten in
te brengen en voor en na de transfusie te meten
bleek, dat na bovengenoemde transfusie nog 14%
van de aanvankelijk gelabelde aanwezige erythrocy-
ten over was.

Volgens de auteur kunnen grotere hoeveelheden
bloed getransfuseerd worden. Ook kan de transfusie
enige keren herhaald worden zonder blijvende be-
schadigingen van penis en oogbol. Bij choralhy-
draat narcose zou ook via de staartvene bloed inge-
bracht kunnen worden.

J. P. Koopman.

Proefdieren

Drachtigheidsdiagnose bij de cavia

Matthews. P. J., en Jackson. .1.: Pregnancy diagno-
sis in the guinea pig.
Ixihoralorv Animal Science.
27, 248-250. (1977)

De draagtijd van een cavia is 63 (62-68) dagen. Per
worp worden 3 a 4 dieren geboren. Er wordt een me-
thode beschreven waarmee bij cavia\'s die 15-.30 da-
gen drachtig zijn. de graviditeit kan worden vastge-
steld.

-ocr page 422-

Men pakt daartoe het dier met één hand vast rond
de borstkas en houdt het achterstel naar zich toege-
richt. Met de andere hand wordt één buikhelft ge-
palpeerd. Hiertoe plaatst men de duim op de wervel-
kolom in de lendenen en de wijs- en middelvinger in
de ventrale mediaanlijn.

Vervolgens schuift men de duim naar lateraal en de
beide vingers naar lateraal en naar boven. Onder
zachte druk laat men daarbij de buikinhoud tussen
duim en vingers glippen, waardoor ook eventueel
aanwezige foeten worden gepalpeerd. Daarna pakt
men de cavia over in de andere hand en onderzoekt
op gelijke wijze de andere buikhelft. De methode
heeft een betrouwbaarheid van 98%.
Miswijzigingen kunnen .worden veroorzaakt door
verwarring met keutels, de linker nier ofde M. sar-
torius. door te stevig palperen of door niet volledig
aftasten van de gehele buik. Het onderzoek kan het
beste worden uitgevoerd bij dieren die 24 uur heb-
ben gevast.

H. Rozemond.

Staph, epidermidis. Biotyp 2 (Biard-Parker). omdat
hun taxonomische positie nog niet is opgehelderd.
Zo werden in totaal 257 staphylococcen-stammen
geïsoleerd, die zich als
Staph, hyieu.s gedroegen.
Hiervan kwamen 196 uit varkensmateriaal. 55 uit
rundermateriaal en 6 uit andere diersoorten.
Verdeeld over de organen van de varkens zag het er
als volgt uit;

37.2 % biggebuid met smeerwang
7.7 % Arthritiden
8.7 % huid en staartnecrose
2.0 % abcessen

19.9 % andere organen (longen, nieren, milt)naast

andere ziektekiemen
4.6 % huid met schurft en pityriasis
8.3 % vaginaal en cervix slijm
9.85% urinemonsters
3.3 % melkmonsters

In de klinisch gezonde afgewende biggen en mest-
varkens kon evenals in gezonde zeugen ook de
Sta-
phylococcus hyicus
worden aangetoond.
Hiernaast werden bij runderen de vergelijkbare Sta-
phylococcus aangetoond in 55 van de 147 genoemde
huidmonsters.

Voornamelijk bij huidaandoeningen als schurft, pa-
i\'akeratose en eczeem.

H. Sorgdrager.

Varken

Het voorkomen van Staphylococcus hy-
icus
bij het varken en vergelijkbare sta-
phylococcen bij andere diersoorten

Amtsberg. G.: Untersuchungen zum Vorkomrnen
von
Staphylococcus hyicus beim Schwein bzw. von
Staphylococcus epidermis Biotyp 2 bei anderen
Tierarten.
Dtsch. Tierärtzl. mehr.. 85, 385-389.
(1978).

Het is bekend dat met alleen de Staphylococcus hy-
icus
in bet huidmateriaal van varkens met exsuda-
tieve epidermitis (smeerwrang) kan worden géiso-
leerd, maar ook dat deze kiem in tal van andere or-
ganen bij bestaande ontstekingen soms naast andere
kiemen voorkomt.

In de jaren 1973 tot 1976 werd op het Instituut voor
Microbiologie en Dierziekten te Hannover systema-
tisch al het binnengekomen materiaal van varkens
op
Staph, hyicus onderzocht, om na te gaan in wel-
ke percentages deze kiem kon worden aangetoond.
Er werden huid- en neustampons genomen van var-
kens van verschillende leeftijden en daarnaast slijm-
monsters uit vagina en cervix en tevens werd ge-
kweekt uit urine en melk van zeugen. Ook werden er
monsters onderzocht op vergelijkbare staphylococ-
cen van andere diersoorten. Bij bet aantonen van
staphylococcen in deze laatste monsters, die zowel
cultureel-biochemisch als serologisch overeenkwa-
men met
Staph, hyicus. werden deze bestempeld als

Varken
Varkenspest

Terpstra, C.: The use of immunoelectro-
osmophoresis as a possible aid m the diagnosis of
swme fever.
Zhl. l et. .Med B . 25, 576-585. (1978).

Een aantal jaren geleden kwamen er steeds meer aty-
pische en subklinische gevallen van varkenspest
voor. Hierdoor ontstond behoefte aan serologische
methoden die geschikt zijn om grote aantallen sera
te testen.

De auteur onderzocht ofde immunoelectro-osmo-
pborese (lEOP) voor dit doel geschikt was.
Het antigeen voor deze test wordt bereid uit met var-
kenspestvirus geïnfecteerde PK-15 cellen. Precipite-
rende antilichamen kunnen 2 a 3 weken na vaccina-
tie met \'modified live" vaccins en na besmetting met
zwakvirulente stammen worden aangetoond. Drie
jaar na een eenmalige vaccinatie met de C-stam wer-
den bij 71% (22 31) van de zeugen nog precipite-
rende antilichamen gevonden.
De IEOP is 2 tot 6 maal gevoeliger dan de conv enti-
onele immunodiffusietest, hoewel hij minder gevoe-
lig is dan de plaque reductie test (PRT). Na een ver-
gelijkend onderzoek bleek dat de resultaten van de

-ocr page 423-

lEOP goed overeenkomen met die van de PRT. De
lEOP en PR E zijn vergeleken aan de hand van 284
sera alkomstig van 60 bedrijven, die van varkens-
pest verdacht werden. De PRT toonde 74 positieve
dieren aan op 16 bedrijven, tegenover de lEOP 57
positieve dieren op 15 bedrijven. Van het ene ge-
miste bedrijf werd slechts één serum met een lage
PRl titer ontvangen.

De lEOP differentieert niet tussen varkenspest en
bovine virusdiarrhee antilichamen. Positieve resul-
taten moeten daarom bevestigd worden met een
neutralisatietest.

Uit dit onderzoek bleek dat de immunoelectro-
osmophorese (lEOP) erg geschikt is om grote aan-
tallen sera te \'screenen\'en deze test kan dan ook deel
uitmaken van een bestrijdingsprogramma voor var-
kenspest.

werd het gebonden toxine gemeten door middel van
Staph, aureus enterotoxine B antilichamen (IgG)
geconjugeerd met het enzym peroxidase.
De hoeveelheid gebonden enzym wordt spectrofo-
tometrisch bepaald.

De gevoeligheid van deze methode lijkt tussen de
1-10 ng te liggen (ca 100 x gevoeliger dan de mi-
croslide test en even gevoelig als de RIA techniek).
De specificiteit van de bepaling hangtaf vande speci-
ficiteit van de gebruikte antisera. Deze test zou kun-
nen worden gebruikt voor het opsporen van toxinen
in voedsel.

H. Mol.

Ziekten van het Kleine Huisdier

Voedingsmiddelenhygiëne

Dulcitol-Malonaat-Phenylalanine Agar

Eskenazi. S. en Littell. A. M.: Dulcitol-Malonate-
Phenylalanine Agar for the Identification of
Sal-
monella
and Other Enterobacteriaceae. Appl. and
Div. Mierohioi.
35. 199-201. (1978).

De auteurs ontwikkelden een medium waarin tege-
lijkertijd dulcitol fermentatie, malonaat-omzetting
en phenylalanine desaminatie kon worden bepaald.
Op dit groene medium geeft malonaat utilisatie een
blauwe kleur in de top. dulcitol fermentatie een gele
kleur in de onderhelft.

De phenylalanine test wordt uitgevoerd door toe-
voeging van 0.2 ml 0,1 NHCI en 0.2 ml 10% FeClj.
een positieve reactie is zichtbaar als een donkere
ring (phenylpyrodruivcnzuur) op het scheidingsvlak
van de beide reagentia.

Ze vergeleken dc reacties ten aanzien van 229 isola-
ten uit 19 genera met die van de conventionele
media en konden geen enkel verschil vinden,

H. Mol.

ELISA voor Staphylococcen onderzoek

Noterrnans. S,; Verjans. H, E,; Bol. J, en van Schot-
horst. M,: Enzyme Linked Immunosorbent Assay
(ELISA) lot Determination
o\\ Staphvloeoceus au-
reus
Enterotoxin Type B. Heahh. l.ah. Sei.. 15.2(^-
.</, (1978).

De auteurs beschrijven de bepaling van Staph, aw-
rci/.ï enterotoxine B met behulp van ELISA, Polys-
tyreen buisjes werden \'gecoat\'met
Staph, aurei«en-
terotoxine B-antiserum, Na incubatie met toxine

Euthanasie bij honden

Lumb, W, v,, Doshi, K, und Scott, R, J,: Eutha-
nasie bei Hunden, Ein Vergleich von T 61 und
Pentobarbital,
Prakt. Tierarzt, 59, (7), 482-486.
(1978).

Een onderzoek bij 21 Beagles, waarbij een respi-
ratoire controle en een controle met behulp van
ECG- en EEG-electroden werden uitgevoerd, lever-
den gegevens op wat betreft de werkzaamheid van
T 61 of Pentobarbital als euthanasiemiddel bij
honden.

De toegepaste dosering:

— Na - Pentobarbital (129.6 mg ml): I ml per 5
pound ( gram).

De totaaldosis werd met een snelheid van 1,2 ml
per sec, intraveneus toegediend,

— T 61 (bestaande uit 3 componenten, Fa,
Hoechst): 0,14 ml per pound. Tweederde deel
van de totaaldosis werd met een snelheid van
0,2 ml per sec, en de rest met 1,2 ml per
sec, intraveneus toegediend.

Beide produkten gaven na toepassing (t,b,v, eutha-
nasie) geen excitatie of andere ongewenste neven-
effecten te zien Het meest opvallende verschil is
dat de hart- en ademstilstand bij 3 van de 12
honden, die met Pentobarbital behandeld waren
niet van blijvende duur was.

Zowel de ademhaling als het hart begonnen op-
nieuw te werken zodat een nieuwe hoeveelheid
Pentobarbital moest worden gebruikt om het dierte
doden, (Dit wordt in de praktijk nogal eens waar-
genomen:
Ref.).

Als conclusie menen de auteurs T 61 als een zeer
werkzaam preparaat te kunnen betitelen dat, per
i,v, injectie toegediend, zorg draagt voor een pijn-
loze euthanasie. In tegenstelling tot de Pentobar-
bital gaf T 61 in alle gevallen een blijvende hart-
en ademstilstand.

A. H-\'. van Foreest.

-ocr page 424-

Neem nou honden.

Hanne en Andries van Foreest.
(Uilgever: Tiehosch / Amsierdam)

In de serie: \'Dieren zijn ook mensen\', is een nieuw
deeltje verschenen, handelend over honden. Het is
in dezelfde stijl geschreven als \'neem zou katten\'.
Die stijl is een gezellige voor zich uitpratende kout.
Een kout die zachtjes voortkabbelt als een mur-
melend bergbeekje, af en toe kolkend en wat schuim
opspattend waarna het dan zijn weg weer vervolgt.
Een charmant boekje voor
\'beginners mei een
eerste hond\'.
Veel zaken die in de reeds bestaande,
schier eindeloze, reeks grotere hondeboeken uit-
voeriger behandeld worden, komen ook ter sprake.
Hier zijn een dierenarts en zijn vrouw aan \'t woord
en zij vertellen \'t vanuit hun gezichtshoek. Zij doen
dat met vuur en met verve. Hun pen werd in warme
inkt gedoopt. Dat komt goed over zo en overtuigt
meer. dan enig academisch gezag dat tegenwoordig
nog kan doen.

De hond zonder enige veterinaire begeleiding, die
met de pot mee at. die hooguit en éénmalig, een paar
\'wormkoekjes\' kreeg en die de risico\'s \'van
hondeziekte en zo\' zelf maar moest zien te
overleven bestaat bij ons vrijwel niet meer. De hond
van een rijksdaalder trouwens ook niet en dat heeft
wél met elkaar te maken.

Het verhaal van deze auteurs krijgt nog een extra
romantisch tintje, door de scenes waarin exoten uit
een dierenpark ten tonele worden gevoerd en door
de taferelen die zich in een ver land hebben
afgespeeld een land dat juist dezer dagen achter
vuur- en rookkolommen tijdelijk verscholen ging.
Het inlassen van deze avonturen kan tweeërlei
effect sorteren, maar wij houden het er maar op. dat
het hier dienst doet als het cumberlandsausje bij een
wildgerecht.

Het boekje is behalve aardig ook nuttig al was het
alleen maar door de vele wenken die erin verwerkt
werden en vanwege de pleidooien. Pleidooien voor
een goede veterinaire begeleiding van elke huis-
hond. pleidooien voor herhaalde vaccinaties en een
pleidooi tenslotte voor de hond die in het seneetum
is beland.

Terecht wijzen auteurs op andere literatuur en zij
beloven ons daarover in een tweede deeltje nog wat
meer gegevens.

Op enkele \'slakjes\' die door het boekje rondschar-
relen. willen we graag wat fijn tafelzout strooien.
Mogelijk \'smelten\' ze dan vóór het verschijnen van
de herdruk.

De opmerking (op pag. 17): de nieuwe aanwinst (het
jonge hondje) zo veel mogelijk geïsoleerd te houden
van andere honden, gaat voorbij aan de
dwingende
noodzaak van spel
in de inprentings-periode. Be-
zwaren die er vroeger al mochten zijn geweest, tegen
dat contact op jeugdige leeftijd, bestaan nu niet
meer, juist door die veel betere veterinaire bege-
leiding die schrijvers zelf bepleiten.
Op p.p. 20 en 29 kunnen we lezen dat een \'rede-
lijke\' bescherming tegen kennel-hoest (kennel
cough)-infecties bereikt kan worden door
vaccinaties. Als auteurs echter bedoelen dat die be-
scherming gegeven wordt door inenting met
parainfluenza-vaecin, dan moet daaraan getwijfeld
worden. Men zie hiervoor o.a. de publikatie van
collega A. D. M. E. Osterhaus in het
Tijdschrift
voor Diergeneeskunde
van augustus 1977. Met
ophoesten van wormen die in de longwegen \'ver-
dwaald\' zouden zijn (pag. 22), zullen wel larven
bedoeld worden en
verdwaald zijn ze er zeker niet.
Het hoofdstukje over de voeding is wat zwak en de
kop er boven gaat zeker voor de hond niet op (p.
30-32).

De opmerking over de vermoeidheid vande parende
reu, die zich
daarom maar omdraait, devalueert de
essentiële betekenis van dit gedrag van parende
canidae (pag. 35).

Tenslotte, de sub-adulte pret om het hondehoopje
ontsiert dit boekje (pag. 55).

Mevrouw van Foreest heeft voor de zeer geslaagde
illustraties gezorgd. De uitvoering van het boekje is
in de zelfde aantrekkelijke vorm als die van: \'Neem

nou katten.....\' Omslag-ontwerp: Bob Fakes.

Gaarne lof voor de uitgever.
Mensen die een hond gaan houden, kunnen met het
samenstellen van een boekenlijst, het best maar met
dit boekje beginnen. Zij die al een plank vol
hondenboeken hebben, mogen al die ernst best
mengen met de lichte toets van dit werkje.
Aan dierverzorgers. hondenhotelhouders, studen-
ten en collegae, zij dit boekje met een glimlach
aanbevolen.

.U. .4. ./. \\ erwer.

Mycotoxic Fungi,
Mycotoxins and Mycotoxicoses.

An encyclopedic Handbook,

Wyllie, F, D. & Morehouse, F. Ci. Editors

(.\\ew York & Ba.seL Marcel Dekker Inc.
Drie delen. resp. 53H. 570 en 202 hlz. /Ä .v 26 cm.
Prijs gebonden, resp. SF 230.. 230 en 140.-
Puhlikatieperiode: .luli W77-Sajaar 197H).

Sedert meer dan een eeuw hadden dierenarts en
arts de klinische indruk gekregen dat bepaalde
beschimmelde voeder- en voedingsmiddelen bij
langdurig gebruik tot ernstige ziekten bij dier en
mens kunnen leiden.

-ocr page 425-

De doorbraak op dit terrein kwam voorzover de
mens betreft gedurende de tweede wereldoorlog,
toen bepaalde delen van de U,S,S,R, werden geteis-
terd door alimentaire toxische aleukie, veroorzaakt
door sterke ontwikkeling van een schimmel van het
geslacht
Fusarium op tarwe, die op het veld had
moeten blijven staan ten gevolge van de oorlogsom-
standigheden, Voor de diergeneeskunde begon de
stormachtige ontwikkeling rond 1960 met de "X-
disease\' bij kalkoenen in Engeland, resulterend uit
de verwerking in mengvoeder van door
Aspergillus
flavus
doorwoekerd grondnotenmeel,
In 1978 waren ongeveer .300 duidelijk mycotoxino-
gene schimmels bekend geworden en inmiddels ook
circa 60 mycotoxinen geïsoleerd en min of meer vol-
ledig geïdentificeerd. Het werd dus duidelijk tijd om
de vergaarde informatie in een handboek bijeen te
brengen. Het fonds Marcel Dekker vond daartoe
twee hoogleraren van de Universiteit van Missouri
bereid. Prof, Wyllie is fytpopatholoog-mycoloog,
ProE Morehouse veterinair patholoog: exact de
optimale combinatie van editores derhalve. Zij
slaagden erin een groot aantal superspecialisten
o.m. uit de V.S., Canada, het Verenigd Koninkrijk,
Australië. New Zealand en Zuid Afrika tot mede-
werking te bewegen.

Band 1 begint met 130 bladzijden taxonomie. De
text is steeds duidelijk, de sleutels zijn nuttig en de
illustraties waardevol. Waarom het geslacht
Claihi-
sporium
niet afzonderlijk wordt besproken wordt
niet verantwoord.

De rest van deze band is gewijd aan de chemie van
de belangrijkste mycotoxinen. In de meeste hoofd-
stukken volgt een systematische behandeling van
structuur, isolatie, analyse, biosynthese. toxische
effecten en spiegels in voeder en voedsel. In vele
gevallen is de literatuuropgave uitermate volledig;
veelal wordt veel werk van buiten de V.S. geciteerd,
een enkel maal zelfs publikaties die niet in het
Engels zijn gesteld. Een glossarium en voortreffe-
lijke indices besluiten dit deel. Het is een juweel in
zijn soort.

Band 2 is het meest relevant voor de dierenarts. Na
een inleiding over de diagnose van mycotoxicosen
van de hand van de nestor proE C. M. Christensen
volgt een systematische behandeling van de belang-
rijkste mycotoxicosen bij rundvee, paard, schaap,
varken, gevogelte, alle in routine gebruikte proef-
dieren. vissen en in water levende avertebraten. Bij
een collectief van bijna 30 auteurs loopt de kwaliteit
van de diverse secties uiteraard wat uiteen. Maar de
homogeniserende invloed van de editores is duide-
lijk voelbaar en het geheel is daardoor van grote
waarde geworden. Glossarium en uitvoerige incides
besluiten ook dit deel.

Band 3 is de dunste: begrijpelijk, want gewijd aan
humane mycotoxicosen, een gebied, waarop nog
bitter weinig epidemiologisch en klinisch onder-
zoek is verricht. Het inleidende hoofdstuk van proE
R, C. Shank (California) en dat over alimentaire
toxische aleukie van de grootmeester proE A. Z.
.Iqffe (Jerusalem) illustreren de situatie voortreffe-
lijk. Dr. D. B. Sauer (U.S.D.A.) behandelt in 13
bladzijden de wijze waarop en de mate waarin voe-
dingsmiddelen van plantaardige oorsprong met
mycotoxinen belast geraken; dit hoofdstuk had
verdiend breder en dieper te worden opgezet. Dr. J.
V. Rodricks (F.D. A.) beschrijft de bescherming van
de humane consument tegen mycotoxicosis. Dit
hoofdstuk is kort (ruim 10 blz.)en beperkt zich vrij-
wel uitsluitend tot wat in de V.S. wordt onderno-
men. Toch mag men, in afwijking van het
spreekwoord, stellen, dat ondanks dit zwakke einde
het geheel voortreffelijk is.

Het boek is uitermate kostbaar geworden. Het is
zijn hoge prijs stellig waard, maar het is vrijwel uit-
gesloten dat de individuele onderzoeker zich dit
handboek aanschaft; hij kan alleen maar hopen dat
zijn bibliotheek meer dan één exemplaar aankoopt;
wat dan ook wel de duidelijke bedoeling van de
uitgevers is. Toch is er ook voor de onderzoeker
licht aan de horizon; zojuist verscheen de Engelse
bewerking van de Franse classic van de hand van
proE dr, C, Moreau. Moisissures toxiques dans
l\'alimentation. In een betaalbare vorm, bij Wiley
Engeland,

O. A. A. Mossel

Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift

Onderstaand volgt de inhoud van aflevering I
(januari februari) van het
Vlaams Diergeneeskun-
dig Tijdschrift.
48, (I). 1979.
Prof, dr. L Dedeken-Nummer\'
Oorspronkelijke bijdragen

De Brabander. H, F,, Verbeke. R,: Bepalen van de
oorsprong van vetten door gaschromatografie.
Van Hoof, J,: Praktijkbevindingen betreffende het

klassiek bacteriologisch vleesonderzoek,
Wallays. B,. Van HooE J,: Bacteriologische conta-
minatie van separatorvlees afkomstig van var-
kensschouderbenen.
Verbeke, R.. De Brabander. H. F.: Vetanalyse na
lipasebehandeling als alternatief voor het Bomer-
getal.

Lauwers, H., Stevens, J., Simoens, P.. De Vos,
N. R,; Stilboestrol en de morfologische afwij-
kingen bij slachtrijpe bargen

Overzicht

De Zutter, L.: De rol van het oppervlaktewater
in de verspreiding van Salmonellae.

-ocr page 426-

Modernisering in de
vleessector

Symposium georganiseerd door de Researchgroep
voor Vlees en Vleeswaren TNO op donderdag
10 mei 1979 in Het Slot te Zeist ter gelegenheid
van het 20-jarig bestaan van de Researchgroep.

Het programma luidt als volgt:
10.00 Ontvangst met koffie en opening.
10.30 Inleiding door de voorzitter van de Re-
searchgroep.

11.00 \'Onderzoekbeleid: relatie bedrijfsleven - in-
stituten\', door dr. ir. D. de Zeeuw.
11.30 \'Resultaten van het onderzoek door de
Researchgroep\' door drs. G. M. Vogely.
12.00 Poster sessions en lunch. Tijdens de lunch
worden een vijftal posters gepresenteerd:
\'Electrische bedwelmimg bij slachtvarkens\'
door R. Hoenderken, E l-ambooy en W.
Spanjaard.

\'Electrische stimulatie van runderkarkas-

sen\' door G. Eikelenboom.

\'Bewerken van slachtwarme runderkarkas-

sen\' door S. J. Mulder.

\'Inventarisatie van het energieverbruik inde

vleesverwerkende industrie\' door A. E.

Wijlhuizen.

\'Hygiëne in de slachtlijn\' door J. M. A.
Snijders en G. E. Geräts.
14.00 Forumdiscussie onder leiding van drs. G.
M. Vogely tussen de heren mr. H. A. E.
Bonants, proE ir. B. Krol, ir. G. A. Meyer
en de heer E. Teekens.
15.30 \'Verwachtingen van het bedrijfsleven, ge-
baseerd op het huidige en toekomstige
onderzoek\' door mr. H. A. E. Bonants.
16.00 Sluiting.

Het doel van dit symposium is vierdelig:

1. Het aangeven van mogelijkheden voor moder-
nisering van de vleesproduktie en de vleesver-
werking.

2. Een confrontatie tussen onderzoek en prak-
tijk.

3. Het aangeven van de richting voor het toe-
komstige onderzoek.

4 Forumdiscussie over toekomstig onderzoek.
In de middagzitting zal er voor het bedrijfsleven
gelegenheid zijn om te reageren op de betekenis,
die het onderzoek voor de praktijk heeft. Er zal
vooral verwacht worden, dat mensen uit de prak-
tijk aangeven welke problemen zich voordoen in
de produktie van slachtdieren tot en met de afzet
in de winkel, en op welke wijze onderzoekinstel-
lingen een bijdrage kunnen leveren tot de op-
lossing voor bepaalde problemen.

De forumleden zijn de heren:
2 Bonants, directeur ENCEBE te Boxtel (slachte-
rij en vleeswarenfabriek);

— Krol, directeur van het Centraal Instituut voor
Voedingsonderzoek TNO te Zeist;

— Meyer. voorzitter van het Produktschap voor
Vee en Vlees tr Rijswjk;

— Teekens, voorzitter raad van bestuur van
Vleeschmeesters B.V. te Leiden;

— Vogely, lector in de toegepaste vleeshygiëne
aan de Rijksuniversiteit te Utrecht.

De bedoeling is, dat de forumleden ieder in een
soort introductie van circa 5 minuten de pro-
blemen, die zij zien en waarvan zij een antwoord
verwachten van het onderzoek, aan de orde zullen
stellen.

De kosten van het symposium, inclusief de lunch,
bedragen ƒ .30,— per persoon. U kunt dit bedrag
op twee manieren voldoen:

a. door overschrijving op pistgiro nr. 271906 ten
name van het CIVO-TNO te Zeist onder ver-
melding \'Symposium C 0176\';

b. contant aan de zaal.

Stichting Afnemers Controle
op Veevoeder

Programma landelijke studiedag op donderdag
17 mei 1979 te houden in het Cultureel Centrum
Stichting \'De Reehorst\', Bennekomseweg 24 te Ede.
10.15 Welkomstwoord door de voorzitter van de

A.C.V.-Controle, de heer H. Roest.
10.30 Hoe zijn de produktie en afzet van veevlees
op elkaar afgestemd?

Ir. G, A. Meyer. Voorzitter van het Pro-
duktschap voor Vee en Vlees.
11.10 Discussie.
11.25 Koffiepauze.
11.55 Kunnen we nog doormelken?

De heer A. van Leeuwen, bestuurslid van
het [.andbouwschap. tevens betrokken bij
enkele zuivelafzetorganisaties.
12.35 Discussie.
12.50 Lunchpauze.

14.20 Grondstoffenvoorziening voor de meng-
voederindustrie.

Ir. K. K Vervelde, Directeur Centrale Con-
cernontwikkeling van Kon. Wessanen
N.V.. tevens Voorzitter Kon. Ver. \'Het
Comité van Graanhandelaren\'.
15.00 Discussie.
15.15 Fheepauze.

15.45 De inkomenssituatie inde melkveehouderij
en de eventuele gevolgen van het Brusselse
markt- en prijsbeleid.
Drs. L. B. van der Giessen, Hoofd van de
sectie Rundveehouderij van het L.E.I.
16.25 Discussie.

16.50 Sluiting door de voorzitter van de A.C.V.-
Controle.

-ocr page 427-

III. Arbeitstagung über Pelz-
tier- Kaninchen- und Heim-
tierkrankheiten

Die Fachgruppe \'Kleintierkrankheiten\' der DVG
lädt zusammen mit dem Institut für Kleintier-
zucht der BFAL in Celle zur III. Arbeitstagung
über Pelztier-, Kaninchen- und Kleintierkrank-
heiten vom 25.-26. Mai 1979 ein.

Tagungsort: Hörsaal des Instituts für Kleintier-
zucht. Dörnbergstr. 25.
Tagungsleiter: Prof. dr. H.-Ch. Löliger.
24.5.1979

20.00 Zwanglose BegrUssungim Ratskeller Celle.
25.5.1979

8.45 Schlolaut (Homberg-Ohm): \'Probleme der
arbeitsteiligen Mastkaninchenproduktion\'.

9.05 Stephan (Hannover): \'Schurleistung, Fut-
ter- und Wa.sseraufnahme beim männlichen
Angorakaninchen unter verschiedenen
Temperaturbedingungen\'.

9.20 Hörnicke (Stuttgart): \'Physiologische Be-
sonderheiten des Intestinaltraktes beim Ka-
ninchen\'.

9.45 Thunert (Hannover): \'Zur Physiologie des
Magen- und Darmkanals beim Meer-
schweinchen\'.

10.00 Diskussion.

10.10 Pause.

10.30 Schlolaut, Lange (Homberg-Ohm): \'Der
Einfluss diätischer Massnahmen auf die
Höhe der Verluste von Jungmastkaninchen
nach dem Absetzen\'.

10.45 Pakzad/Pauner (Göttingen): \'Unter-
suchungen über den Transport der Samen-
zellen im weiblichen Genitaltrakt des Ka-
ninchen\'.

11.00 Heil (Celle): \'EinHuss der Dauer der
Zwischenwurfzeit auf Wurfgrösse und Vi-
talität\'.

11.15 Lange\'Schlolaut (Homberg-Ohm): \'Beo-
bachtungen über die Wurfstärke und die
Jungtierentwicklung bei post partum Besa-
mung\'.

11.30 Löliger Matthes (Celle): \'Hygienische
Massnahmen bei der Aufzucht der Kanin-
chen\'.

11.45 Diskussion.

12.00 Mittagessen

14.00 Spanoghe (Gent): \'The epidemiology of
P. muUocida in meat rabbits\'.

14.15 Okerman (Gent): \'Experimental infection
of SPF-rabbits after vaccination with in-
activated
P. multocida strains\'.

14.30 Arndt (Laupheim(; \'Über Myxomatose-
impfstoffe\'.

14.45 Wasel (Ratingen): \'Harnsteinbildung bei
Kaninchen und Meerschweinchen".

15.00 Diskussion.

15.10 Pause.

15.30 Köhler (Wien): \'Pathologie des Meer-
schweinchens\'.

16.00 Maess/Kunstyr (Hannover): \'Verlauf und
Bekämpfung einer Streptokokkeninfektion
bei Meerschweinchen im Experiment\'.

16.15 Kunstyr (Hannover): \'Stirnfistel als seltene
Begleiterscheinung bei Otitis interna und
media des Meerschweinchens\'.

16.20 Konräd (Brünn): \'Einige Ursachen von Ver-
lusten bei Nerzen im postnatalen Stadium\'.

16.35 Schmidt (Münster): \'Hyallinschollige Mus-
keldegeneration bei Nerzen\'.

16.50 Matthes/ I.öliger (Celle): \'Salmonellose bei
Nerzen durch Verfütterung von Geflügel-
schlachtabfällen\'.

17.05 Diskussion.

Ab 18.30 Uhr Geselliges Beisammensein.

26.5.1979

9.00 Dorrestein (Utrecht): \'Die wichtigsten
Hauterkrankungen beim Meerschwein-
chen\'.

9.15 Siefen (Hannover): \'Dermatomykosen bei
Heim- und Spieltieren\'.

9.20 Böhm (Hannover): \'Moderne Antimyko-
tika (mit mykologischen Demonstratio-
nen)\'.

10.00 Arndt (Laupheim): \'Die intradermale Imp-
fung der Kaninchen, gegen Myxomatose
mit dem Dermojetgerät\'.

10.10 Diskussion.

10.20 Pause.

10.35 Schmidtke (Karlsruhe): \'Zur Behandlung
von Tibiafrakturen bei Kaninchen\'.

10.55 Kopf/ Niebauer (Wien): \'Narkosegeräte als
Hilfe für die Untersuchung und Behand-
lung von Heim- und Pelztieren\'.

11.05 Schmidtke/Schmidtke (Karlsruhe): \'Pra-
xiserfahrungen bei der Narkose von Ka-
ninchen und Meerschweinchen\'.

11.20 Jehle (Görwihl): \'Narkose bei Pelztieren
und Kaninchen (mit Demonstrationen)\'.

1140-12.40 Uhr Diskussionsrunde:

\'1 herapieerfahrungen bei Pelztieren. Ka-
ninchen und Heimtieren\'.

Am Abend des 25. Mai 1979 ist ein geselliges
Beisammensein der Tagungsteilnehmer in wald-
reicher Umgebung in der Nähe von Celle vor-
gesehen.

Information: prof dr. Löliger, Dörnbergerstr.
25 27, 3100 Celle, Telefon: 05141-31031 erbeten.

Unkostenbeitrag:

für Mitglieder der DVG oder der ATE ,30.-DM;
für Nichtmitglieder 50,- DM.

Die Tagungsgebuhr ist zu Beginn der Tagung zu
entrichten.

Die Tagung wird für die Pflichtfortbildung der
ATE mit 8 Doppelstunden anerkannt.

-ocr page 428-

XVII. Wissenschaftliche
Tagung der Gesellschaft für
Versuchstierkunde
(GV-SOLAS)

vom 15.-18. Mai 1979 in Heidelberg

Kongresssekretariat:

e o Prof. Dr. W. Hardegg. Institut für Versuchs-
tierkunde. Im Neuenheimer Feld 347. 6900 Heidel-
berg. oder Sekretariat der GV-SOLAS: c o Dr.
G. Meister. Bayer AG. Zentralstelle für Versuchs-
tierfragen. Postfach 10 17 09. 5600 Wuppertal I.

28. Tagung
Der Europäischen
Gesellschaft für
Veterinärpathologie

zugleich 22. Tagung der Fachgruppe \'Allgemeine
Pathologie und Pathologische .Anatomie\' in der
DVG am 4. und 5. Juni 1979 in Stuttgart.
Montag, 4, Juni 1979,
20.00 Uhr
Zwangloser Begrüssungsabend im Restaurant der
Stuttgarter Liederhalle.
Dienstag. 5. Juni 1979, 8..30 Uhr - 17.15 Uhr.
Wissenschaftliche Sitzung. Tagungsort: Hörsaal
der Medizinischen Klinik des Katharinenhospitals.
Kriegsbergstr. 60. Stuttgart.
Inlichtingen op het Redaktiesekretariaat verkrijg-
baar.

Seminar über
Schafkrankheiten

Am 16. und 17. Mai 1979 findet in der Lehr- und
Versuchsanstalt Haus Düsse, Bad Sassendorf-
Ostinghausen,
ein Seminar über Schafkrankheiten
statt.

Beginn: 16. Mai 1979, 10.00 Uhr, Ende: 17. Mai
1979, 13.00 Uhr.

Programm

1. Harnsteine; Kupervergiftigung bei Lämmern
Dr. W. Schlolaut, Neu-Ulrichstein

2. Erkrankungen des Zentralnervensystems
Prof. Dr. K. Frese, Gießen

3. Schafräude

Priv.Doz. Dr. A. Liebisch, Hannover

4. Prolapsus vaginae; Kaiserschnitt
Dr. Barbara Hertrampf. Hannover

5. Akute Indigestionen

Dr. G. Matschullat. Hannover

6. Perinatale Lämmerverluste
Prof Dr. H. Behrens. Hannover

7. Schafgesundheitsdienst Dr. G. Steng. Stuttgart

8. Verschiedenes

Anmeldungen und Quartierwünsche (im Haus
Düsse bestehen Übernachtungsmöglichkeiten) sind
zu richten an ProL Dr. H. Behrens. Vahren-
walder Straße 133. 3000 Hannover 1.
Die Teilnehmerzahl ist auf 30 begrenzt.
Teilnehmergebühr: ATF-Mitglieder 50 DM
Nichtmitglieder 100 DM

Die Gebühr ist nach Bestätigung der Teilnahme
durch Prof. Dr. Behrens zu überweisen auf eines
der beiden Konten: Wiesbadener Volksbank,
Konto-Nr. 3 066 606, BLZ 510 900 00, Deutsche
Tierärzteschaft, Sonderkonto ATP, Wiesbaden.
Postscheckkonto: Frankfurt (.Main), Nr. 61 95-601.

Congres National Annuel
de la Conference des
Vétérinaires Spécialistes
des Petits Animaux

Vendredi 15, Samedi 16 et Dimanche 17
Juin 1979, Lyon

Novotel Lyon aéroport - 260, Ave St
Exupéry 69500 Bron

Jeudi 14 Juin 1979

— 19h30 à 21h:
apéritif - cocktail
accueil des congressistes

Vendredi 15 Juin 1979

— 9h à 12h30
14h à 17hl5:
journée de traveil

- Pour les accompagnants: jounée de visite
à PEROUGES

Le soir, dines avec Mâchon Lyonnais.
Samedi 16 Juin 1979

— 9h à I2h30
14h à 17hl5:

jounée traveil

— Soirée dans le Beaujolais
Dimanche 17 Juin 1979

Matinée travail

-ocr page 429-

NEUROLOGIE CANINE

Programme scientifique preliminaire
Vendredi 15 Juin 1979

Matin -

Professeur Barone - Chaire d\'anatomie E.N.V.
Lyon

Legeay - Maître Assistent E.N.V. Lyon
Simon - Docteur Vétérinaire

Anatomie, physiologie du système nerveux chez
le chien.

Examens cliniques en neurologie.
Neurophtalmologie

Apres-Midi -

J. L. le Nihouanen - Professeur de Chirurgie
E.N.V. Lyon

B. Clerc - Maître Assistent Agrégé E.N.V. Alfort
P. Groulade - Docteur Vétérinaire

Techniques particulières en neurologie.

Samedi 16 Juin 1979

Matin -

Y. Robin Docteur Vétérinaire
.1. Meynard Docteur Vétérinaire
G. Dickele Docteur Vétérinaire
A. Berthier Docteur Vétérinaire

Colonne vertébrale.

Examens neurologiques médullaires chez le chien,
f.ésions médullaires par hernies discales.

Laminectomie et chirurgie discale cervicale.

Apres-Midi -

Professeur Moraillon E.N.V. Alfort
Professeur Lapras E.N.V. Lyon
J. I.abe Docteur Vétérinaire
Tumeurs cérébrales

Epilepsie (électro-encéphalogramme, traitements).

Dimanche 17 Juin 1979

Iraitements et courtes communications

20. Arbeitstagung des
Arbeitsgebietes
\'Lebensmittelhygiene\'
der DVG

\\ om, 11, bis 14, September 1979 in Garmisch-
Partenkirchen. Kongresshaus. Richard-Strauss-
Platz.

Leitthema:

Tierärzlliche I.fhensmillelüherwachung im Dien-
ste des l \'erhraiK hers.

Folgende Themenkreise werden behandelt:
Lhemenkreis 1:

Eleischhygienc - Fortschritt in der Wissenschaft
und seine Verwirklichung in der Praxis.
1 hemenkreis 2:

Hygiene und Technologie der Milch - Produktion.

Verarbeitung, Überwachung,
l hemenkreis 3:

Lebensmitteluntersuchung und Praxis der Über-
wachung.
Lhemenkreis 4:

Handhabung des Lebensmittelrechts in der Praxis.
Anmeldungen v(m Kurzvorträgen zu den einzelnen
Themenkreisen, für die eine Redezeit von 10 bis
15 Minuten einschl. Dia-Vorführung vorgesehen
ist, bitten wir
bis zum 15, April 1979 zu richten.

2nd International
Symposium of Veterinary
Laboratory Diagnosticians

The Swiss Association of Veterinary Laboratory
Diagnosticians in cooperation with the American
Association of Veterinary Laboratory Diagnosti-
cians is organizing the 2nd International Sym-
posium of Veterinary Laboratory Diagnosticians.
The committee has issued a call for papers for
the congress tp be held June 24-26, 1980 at Lucerne,
Switzerland.

The congress will concern itself with topics in
diagnostic laboratory procedures and techniques
with emphasis on food animals. Papers (15 mi-
nutes) are solicited for topics in the microbiology,
parasitology, serology-immunology, pathology,
clinical chemistry, endocrinology and haematology
as well as toxicology of cattle, sheep, swine, poultry
and horse diseases. Current laboratory diagnostic
techniques will be emphasized. Official Symposium
languages will be English. French and German.
Simultaneous translation will be provided for a
limited number of papers. Ihe authors are re-
quested to submit the title and a one page ab-
stract (not to be published) of suggested papers
for approval to either

Dr. Vaughan A. Seaton
Veterinary Diagnostic Laboratory
College of Veterinary Medccine
(for North and South America)
Iowa State University
Ames, Iowa 5001 1, U.S.A.

or

Dr. Hans U. Bertschinger
Institut für Veterinär-Hygiene
der Universität
Winterthurerstrasse 270
8057 Zürich Schweiz
(for other countries)
by September I, 1979. Authors of successful papers
will be notified by December 1979. To make the

-ocr page 430-

proceedings available at the time of the congress,
the authors are called upon to submit the full
text ready for printing in English, French or Ger-
man with an english summary by March 1, 1980.
Information on registration, accommodation and

travel arrangements may be obtained from the se-
cretary of the symposium
Dr. Hans U. Bertschinger
Institut für Veterinär-Hygiene der Universität
Winterthurerstrasse 270
CH-8057 Zürich/Schweiz

ïlillH m wiriaa

Sex-feronomen

De toenemende weerstand van insecten tegen che-
mische bestrijdingsmiddelen en de groeiende be-
zorgdheid over de verontreiniging van het milieu
door het gebruik van zulke middelen, hebben
onderzoekers ertoe gebracht nieuwe methoden te
zoeken om insectenplagen te bestrijden.
Een van de nieuwere technieken is het gebruik
van feromonen, dat zijn stoffen die dienen voorde
communicatie tussen de insecten onderling. Daar-
toe behoren de sex-feromonen: loksloffen meestal
door de wijfjes afgescheiden, waardoor de diertjes
de weg naar elkaar vinden met het oog op de
voortplanting,

Sexferomonen zijn zeer specifiek, dat wil zeggen
dat hun uitwerking sterk aan de soort gebonden
is. Ze werken in uiterst kleine hoeveelheden. Daar-
door zijn ze zeer geschikt voor gebruik binnen ge-
integreerde bestrijdingsprogramma\'s. Men kan met
behulp van sexferomonen zeer krachtig werkende
\'lokvallen\' ontwikkelen. Hiermee kan men de tal-
rijkheid van de mannelijke dieren in het veld
vaststellen. Dit is een voorwaarde om te kunnen
bepalen of bestrijding economisch gezien nodig is
en zo ja, hoe het bestrijdingsprogramma er dan uit
moet zien.

Ook probeert men met behulp van sexferomonen
het paringsproces te verstoren, om op deze wijze de
insecten te bestrijden.

Op 30 september 1977 promoveerde ir. C. J. Per-
soons op een proefschrift over de verklaring van
de structuur van enkele insectenferomomen. Door
zijn onderzoek werd bevestigd dat sexferomonen
dikwijls bestaan uit twee samenstellende delen en
dat de wisselwerking tussen deze delen de nauw-
keurige soortgerichtheid en de sterke werkzaam-
heid van de sexferomonen bepaalt.
Hierbij wordt gewerkt met \'hoeveelheden\' van en-
kele miljoensten van een milligram.
Dr. Persoons heeft onder andere de zeer inge-
wikkelde feromoonsituatie weten op te helderen
van de Amerikaanse kakkerlak, die een plaag is
voor schepen en verwarmde gebouwen,

(Gedeeltelijk overgenomen uil persbericht van

de iMndbouwhogeschool te Wageningen)

-ocr page 431-

Rapport \'Model Atrofische Rhini-
tis\' uitgebracht

Reeds geruime tijd bestaat bij overheid en
bedrijfsleven zorg over de resultaten en de
kosten van de bestrijding van Atrofische
rhinits (A.R.), ook wel snuffelziekte ge-
noemd (totale kosten minus opbrengst ge-
slachte varkens: ƒ 10.627.100 in 1977 en
ƒ14.150.000 over de eerste 11 maanden
van 1978). Met de huidige bestrijdings-
methoden is men er tot op heden niet in
geslaagd de ziekte terug te dringen.
De ontwikkeling van Atrofische rhinitis
gedurende de laatste jaren gaf reden tot
het instellen van een diepgaand onder-
zoek naar de oorzaken van het ontstaan
en de verspreiding van de ziekte. Tevens
diende meer inzicht te worden verkregen
omtrent de meeste doeltreffende bestrij-
dingswijze. Met dit doel installeerden de
directeur van de Veterinaire Dienst, de se-
cretaris van de Stichting Gezondheids-
zorg voor Dieren en de algemeen direc-
teur van het Centraal Diergeneeskundig
Instituut in april 1976 dan ook de Onder-
zoekgroep en de Adviesgroep Atrofische
rhinitis.

De onderzoekgroep kreeg tot taak alle
factoren die mogelijk een rol spelen bij
optreden en verspreiding van snuffel-
ziekte na te gaan. Hierbij werd gedacht
aan zowel infectieuze als niet-infectieuze
oorzaken en de rol van factoren als mana-
gement, stress, milieu, genetica en voe-
ding. De adviesgroep ontving de op-
dracht het onderzoek te begeleiden en
waar nodig te stimuleren. Eind 1977 con-
stateerde de laatste groep het bestaan van
de behoefte aan een \'model\' van het ziek-
tebeeld Atrofische rhinitis. Dientenge-
volge werd in samenwerking tussen beide
groepen het rapport \'Model Atrofische
rhinitis\' opgesteld, waarbij men uitging
van de onderzoekresultaten van de on-
derzoekgroep en de op basis daarvan tot
dan ontwikkelde inzichten.
Het opgestelde model behandelt de ver-
schillende deelgebieden van de ziekte: het
model in engere zin en definitie, etiologie,
ziekteverschijnselen, diagnostiek, ver-
houding tussen diverse factoren bij het
ontstaan van A.R., wijze van versprei-
ding vóórkomen en economische bete-
kenis. Ook komt de onderlinge samen-
hang daartussen aan de orde.
In het rapport wordt gesteld dat Atrofi-
sche rhinitis een complexe factoren-
ziekte is (zou optreden onder invloed van
verschillende sterk uiteenlopende oorza-
ken, waarbij o.a. micro-organismen,dier-
factoren en bedrijfsomstandigheden in
onderlinge samenhang een rol zouden
spelen). Er kan vooralsnog geen primair
agens als hoofdverantwoordelijke voor
het optreden van de ziekte worden aange-
wezen. Met het verschijnen van het rap-
port is een eerste onderzoekfase afgeslo-
ten.

Van de Veterinaire Hoofdinspectie van de
Volksgezondheid tevens Directie van de
Veterinaire Dienst

-ocr page 432-

Veewetziekte of niet

Aan de hand van de in het rapport ver-
melde gegevens over het optreden rijst de
vraag, of deze ziekte in de Veewet moet
blijven (incidenteel epizoötisch optre-
dende monofactoriële infectieziekten) of
niet. In hoofdstuk III van het rapport
wordt gesteld dat de verantwoordelijkhe-
den voor preventie en bestrijding zowel
bij de individuele varkenshouder als bij
overheid en bedrijfsleven gezamenlijk
zijn gelegen. Die eigen verantwoordelijk-
heid van de varkenshouder zou tot uit-
drukking moeten komen in een individu-
ele aanpak (preventie) en die gezamen-
lijke verantwoordelijkheid van overheid
en bedrijfsleven in een georganiseerde
aanpak (bestrijding en begeleiding). In
hetzelfde hoofdstuk wordt gesuggereerd,
gezien de aard en het karakter van de
ziekte, de georganiseerde aanpak onder te
brengen bij de Gezondheidsdiensten voor
Dieren. Binnen de diverse beleidsgroepe-
ringen zal mede op d it gebied verder over-
leg moeten plaatsvinden. Wat de uitslag
hiervan ook moge zijn, de discussies zul-
len in ieder geval moeten leiden tot een
uitgebreid voortgezet onderzoek dat
moet uitmonden in een uiteindelijke ef-
fectieve bestrijding van Atrofische rhini-
tis.

1 geval

6 gevallen in 5 gemeenten

7 gevallen
3 gevallen
3 gevallen

12 gevallen in

2 gevallen

O gemeenten

Lotaal 13 gevallen in 13 gemeenten:

Groningen
Overijssel
Noord-Holland
Zuid-Holland
Zeeland
Limburg

I geval

1 geval

2 gevallen
4 gevallen
4 gevallen
I geval

BESMF.TTE1.I.IKE DIERZIEKTEN

Dierziektenhullelin Nr. 6 van de Veterinaire Dienst
over het tijdvak 16 tot .11 maart 1979 vermeldt de
volgende aantallen gevallen van aangifteplichtige
besmettelijke dierziekten in Nederland.

Atrofische rhinitis

Totaal .14 gevallen in 31 gemeenten;

Drenthe
Overijssel
Gelderland
Utrecht
Zuid-Holland
Noord-Braba nt
Limburg

Schurft
43 gemeenten:

2 gevallen

19 gevallen in 12 gemeenten
5 gevallen in 4 gemeenten
I geval

3 gevallen in 2 gemeenten
3 gevallen

I I gevallen in 10 gemeenten

II gevallen in 9 gemeenten

MOND- EN KLAUWZEER
Frankrijk

Sedert de eerste uitbraak van mond- en klauwzeer
in het departement Calvados (Normandië) op 21
maart
(Tijdschr. Diergeneesk.. 15 april) hebben
zich daar tot 6 april in totaal 16 gevallen voorge-
daan. In het aangrenzende departement Manche
werden 3 gevallen gemeld.

Tot dusver werden ca. 1600 runderen en 500 var-
kens overgenomen en gedestrueerd.
Het virus in kwestie is bij herhaling geïdentificeerd
als behorend tot het type O.
In het World Reference Laboratory te Pirbright
is men thans doende het subtype daarvan te be-
palen. De situatie is reeds in EG-verband be-
sproken. waar van Franse zijde is medegedeeld dat
de certificatie voor de e.xport uit de betrokken
streek is stopgezet.

De districtsinspecteurs van de Veterinaire Dienst
is verzocht extra aandacht te besteden aan controle
op importen uit Frankrijk.

Naast het afmaken en destrueren van alle voor de
ziekte gevoelige dieren, heeft men bovendien een
zone ingesteld waarbinnen een vervoersverbod
geldt voor runderen en varkens.
De zone wordt begrensd door de assen Cherbourg
Bricquebec - Carentan - Saint Lö en Saint Ló -
Bayeux - Port en Bessin. In de zone is men over-
gegaan tot controle op voertuigen en transporten
en tot desinfectering van de aangetaste bedrijven.
Verder heeft men de runderen opnieuw geënt en de
schapen, geiten en xarkens geënt.

.Argentinië

Over maart 1979 bedroeg het aantal uitbraken van
mond- en klauwzeer in Argentinië 17, waarvan 6 in
Buenos Aires, 3 in La Pampa, 5 in Santa Fé. 2 in
San Luis en I in Corrientes,

Kameroen

Met een telegram van 3 april gaf de Veterinaire
Dienst te Yaounde kennis van een uitbraak van
mond- en klauwzeer, waarbij 57 dieren werden aan-
getast.

Géén sterfgevallen te melden.
Sanitaire maatregelen zijn toegepast.

Turkije

Gedurende de maand februari kwamen in .Anatolië
21 gevallen van mond- en klauwzeer voor.
Hiervan waren er 4 van het type A,,. De overige
waren van het type O,.

Rotkreupel

Totaal 55 gevallen in

Groningen

Friesland

Drenthe

Overijssel

Gelderland

Utrecht

Noord-Holland
Zuid-Holland

-ocr page 433-

U.S.S.R.

De Veterinaire Dienst te Moskou gaf recentelijk
enige bulletins uit, die o.m. de evolutie weergeven
van mond- en klauwzeer gedurende de maanden
november en december van 1978 in de verschillende
republieken en streken van het land.

STATEN

aantal

Laboratorium diagnoses

Onbruikbare

meldingen

A.V.P

Positief

K.V.P.

Negatief

Monsters

Rio de Janeiro

31

19

12

Minas gérais

32

14

1

17

_

Parana

97

36

3

54

4

Sao Paulo

99

47

40

12

Santa Catarina

58

26

30

2

P\'iaui

5

3

2

_

Espirito Santo

9

5

1

2

1

Goias

36

14

2

17

3

Rio Grande do Sul

35

5

18

12

Para

34

19

3

10

2

Mato Grosso

2

1

_

I

_

Pernambuco

44

13

5

26

_

Maranhao

6

2

1

3

_

Rio Grande do Norte

1

1

_

_

Ceara

12

2

_

6

4

Paraiba

3

3

_

Distrito Federal

1

1

_

Alagoas

2

2

_

Sergipe

1

1

_

Bahia

2

2

_

Amapa

1

1

Totaal

511

208

16

247

40

Republieken en streken gevallen types

Rusland-R,S,F.S,R, 1

A22

(Noordelijke Kaukasus)

Moldavië 2

C

Armenië 1

0,

Totaal 4

lx A22,

2x0, lx 0,

AFRIKAANSE EN KLASSIEKE

VARKENSPEST

Brazilië

Op 13 maart gaf de Braziliaanse ambassade te
Parijs voor het Braziliaanse Ministerie van
Landbouw een document uit met cijfers over de
verspreiding van zowel Afrikaanse als klassieke
varkenspest in dat land gedurende de periode
mei 1978-december 1978,

AFRIKAANSE VARKENSPEST
Italië

Nadat er in januari voor het eerst sinds drie
maanden weer Afrikaanse varkenspest was gesig-
naleerd op Sardinië, vielen er in februari opniew
3 gevallen te melden.

Alle deden zich voor in de provincie Nuoro,

ZIEKTE VAN AUJESZKY
Venezuela

Volgens een telegram van het ministerie van Land-
bouw en Veeteelt te Caracas werd in maart op
5 varkenshouderijen de ziekte van Aujeszky vast-
gesteld.

De besmetting is mogelijk afkomstig van geïmpor-
teerde varkens.

VOGELPEST
Groot-Brittannië

De Britse Veterinaire Dienst gaf op 5 april kennis
van een geval van vogelpest, dat de dag ervoor was
vastgesteld bij kalkoenen in Northrepps, Norfolk,
Alle besmette dieren worden afgemaakt en strenge
sanitaire maatregelen zijn genomen.

-ocr page 434-

Vlei:

2 Contactdag Pluimveehygiëne, R.l.V. te Bilt-
hoven (zie pag. 297).

8 Kring \'Noord-Holland boven het 1.1\'. Vergade-
ring \'het Oude Slot\' (Markt) te Sehagen, aan-
vang 20.30 uur.

10 Symposium \'Modernisering in de Vleessector\',
Zeist. Researchgroep voor Vlees en Vlees-
waren TNO (pag. 394).

15—18 XVH. Wissenschaftliche Tagung der Ge-
sellschaft für Versuchstierkunde, Heidelberg,
(pag. 396).

16 Gastcollege: \'Hypocalcemie\', Kliniek voor
Kleine Huisdieren (pag. 368).

16—17 Seminar über SchafVrankheiten,
Bad Sassendorf (pag. 396).

17 A.C.V.-Controle: traditionele studiedag. Cul-
tureel Centrum \'De Reehorst\', Bennekomse-
weg 24, Ede (Gld.) (pag. 394).

17 Vereniging van Directeuren van Gemeente-
lijke Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten
Nederland. Ledenvergadering.

17 Afd. Noord-Holland K.N.M.v.D. Afdelings-
vergadering, Café-restaurant Kaan. Provin-
cialeweg 1, Oosthuizen.

17 Afd. Gelderland K.N.M.v.D. Afdelingsverga-
dering.

18—20 Groep Geneeskunde van het Kleine Huis-
dier: \'Voorjaarsdagen 1979\'. RAI-Congrescen-
trum. Amsterdam (pag. 1202 (1978) en 200).

19 Dierenartsassistenten nascholing (D.A.N.S.).
RAI-Congrescentrum, Amsterdam (pag. 355),

19 -27 \'Das Tier und wir\' Fachmesse und Infor-
mationsschau und \'Paedogica\' 2, Lehrmittel-
messe, Basel,

21 -25 XXXIV, Internationaler Kongress für
Homöopathie und 131, Kongress d, Dr. Zen-
tralvereins Homöopathischer Ärzte (A).

23 Afd. Friesland K.N.M.v.D, Afdelingsvergade-
ring, Postiljon motel. Heerenveen,

25- 26 3, Arbeitstagung über Pelztier-, Kanin-
chen- und Heimtierkrankheiten, Celle (pag,
395),

31 Promotie drs, R, Hajer tot doctor in de dier-
geneeskunde. aanvang 14,15 uur, RU. Utrecht,

Juni:

4 - 5 28, Tagung der Europäischen Gesellschaft
für Veterinärpathologie, Stuttgart (pag, 396),
8—9 Tagung der Schweizerische Vereinigung
für Kleintiermedizin. Zürich,

12 Kring \'Noord-Holland boven het IJ\', Vergade-
ring \'het Oude Slot\' (Markt) te Sehagen. aan-
vang 20,30 uur,

14 Klinische Avond Vakgroep Geneeskunde van
het Kleine Huisdier (pag, 368),

14 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. vergadering Beatrix-gebouw. Jaar-
beursplein, Utrecht, aanvang 20,00 uur.

15 — 17 Congres National de la Conférence Na-
tionale des vétérinaires specialistes de petits
animaux. Lyon (pag. 396),
15 Ledenvergadering A,V,V,

Juli:

1—7 21e Wereld Veterinair Congres, Moskou
(pag, 403. 467 en 1314 (1978) en 160),

4 General Meeting W,S,A,V,A, (17.00-20,30),

4—6 9th International Conference of WAAVP
(pag. 328).

23—26 European Association for Animal Pro-
duction (EEAP) - 30th Annual Meeting Har-
rogate (UK) (pag. 1283 (1978)).

Augustus:

21—23 VII Symposium of the International
Committee on Laboratory Animals, Utrecht

(pag. 366 en 1302 (1978)).

30 Groep Geneeskunde van het Rund
K.N.M.v.D. Ledenvergadering.

28—29 PAO-cursus \'Veehouderij en Milieu\', Wa-
geningen (pag. 407),

September:

2- 7 10th International Conference on Health
Education, London,

3 -7 V, International Symposium on Ruminant
Physiology, Clermont-Ferrand,

3 8 South African National and International
Veterinary Congress, Johannesburg. South
Africa (pag, 328),

4 6 PAO-cursus \'Veehouderij en Milieu\'. Wa-
geningen (pag, 407),

9 14 Annual Congress Brit, Vet, Association,
Aberdeen (A),

11-14 20, Arbeitstagungdes Arbeitsgebietes\'Le-
bensmittelhygiene\' der DVG, Garmisch-Par-
tenkirchen (pag, 396),

12—14 5, Internat, Kongress der Gesellschaft für
Veterinärröntgenologie (A). München,

13 Contacgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland, Vergadering, Beatrix-gebouw. Jaar-
beursplein te Utrecht, aanvang 20,00 uur,

19 Afd, Noord-Holland K,N,M,v,D, Afdelings-
vergadering, Café-restaurant Kaan, Provin-
cialeweg 1. Oosthuizen,

20 Groep Volksgezondheid K,N,M,v,D, Leden-
vergadering, Jaarbeursgebouw, Utrecht,

25 28 1st European Congress of the European
Assoc, for Vet, Pharmacology and Toxico-
logy, Woudschoten, Zeist (pag, 283),

27—29 28, Internationalen Fachtagung für Fort-
pflanzung und künstliche Besamung, Wels
Thalheim (Österreich) (pag, 273).

-ocr page 435-

Oktober:

5 6 Jaarcongres 1979, tevens 126e .Algemene
Vergadering K.N.M.v.D. te Den Haag.

8 11 Second European Symposium on Poultry
Nutrition, Beekbergen (pag. .329).

11 13 Fachgruppe für Kleintierkrankbeiten.
Jaarcongres, Berlijn.

25 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering. Beatrix-gebouw, Jaar-
beursplein, Utrecht, aanvang 20.00 uur.

26 Vereniging van Directeuren van Gemeente-
lijke Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten in
Nederland. Eedenvergadering.

November:

22 Vereniging van Directeuren van Ciemeente-
lijke Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten in
Nederland. Ledenvergadering.

22 Groep Geneeskunde van het Rund
K.N.M.v.D. Ledenvergadering.

22 -24 Erstes internationales Symposium für Ge-
lenkchirurgie beim Hunde, Lyon.

September:

In Wien: 3. Kongress der Intern. Gesellschaft
für Tierhygiene.
I 5 Fifth International Conference on Trichi-

nellosis, Noordwijk aan Zee (pag. 330).
1-6 31. Jahrestagung der Europäischen Ver-
einigung für Tierzucht, München.
20 -23 XI Kongress für Buiatrik (A), Tel Aviv.
Israel.

8 12 VI. Europäsischer Kongress der WPSA
(A).

1981

Mei:

1 3 Groep Geneeskunde van het KLeine Huis-
dier: \'Voorjaarsdagen 1981\', Amsterdam.
In Dublin: 8. Internat. Symposium \'Lebens-
mittelhygiene\' der WAVFH (A).

December:

13 Groep Volksgezondheid K.N..M.v.D. Leden-
vergadering, Jaarbeurscongrescentrum,
Utrecht.

13 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering Beatrix-gebouw, Jaar-
beursplein, Utrecht, aanvang 20.00 uur.

19 Afd. Noord-Holland K.N.M.v.D. Afdelings-
vergadering. Café-restaurant Kaan, Provin-
cialeweg 1, Oosthuizen.

1980

Mei:

2 4 Groep Geneeskunde van het Kleine Huis-
dier; \'Voorjaarsdagen 1980\', Amsterdam.

Juni:

16 20 9. Internat. Kongress L Tierische Fort-
pflanzung u. Haustierbesamung (A).

24 26 2nd. International Symposium of Veteri-
nary Laboratory Diagnosticians, l.uzern,
Switzerland (pag. 397).

29—3 juli Weltkongress \'Lebensmittelinfectio-
nen und Intoxikationen" (A).

.30 3 juli VI Internat. Kongress der I.P.V.S.
Kopenhagen.

.Augustus:

17-22 VIth International Histochemistry and
Cvtochemistry Congress 1980, Brighton (pag.
64).

-ocr page 436-

Ulli.

Van het Hoofdbestuur

Het Hoofdbestuur besluit een subsidie van ƒ 1000,— te verlenen
aan de Commissie Bevordering Diergeneeskundig Vergelijkend
Ziektekundig Onderzoek. Deze commissie is een voortzetting van
de voorheen afzonderlijk werkende Fondsen: het Jubileumfonds,
de Prof. Dr. D. A. de Jong Stichting en het Dr. D. F. van
Esveldfonds.

Subsidie

P.A.O.

De commissie P.A.O. Volksgezondheid spreekt in een brief aan
het Hoofdbestuur haar bezorgdheid uit over de voortgang van
het Post Academisch Onderwijs in de toekomst.
Het Hoofdbestuur zal dit onderwerp bespreken in het overleg met
de Veterinaire Dienst.

Paardengezondheidszorg Naar aanleiding van vragen van Afdelingen en diverse publikaties is
het Hoofdbestuur van de mening dat haast gemaakt dient te worden
met de instelling van een commissie Paardengezondheidszorg.

Het Hoofdbestuur neemt kennis van het gesprek met het bestuur
van de Contactgroep Veterinaire Homoeopathie inzake de
voorwaarden die vervuld dienen te worden om een Groep van de
K.N.M.v.D. te worden.

Deze contactgroep zal in een ledenvergadering deze voorwaarden
voor aansluiting bespreken en afhankelijk van deze bespreking
een verzoek indienen.

Onderscheiding Het Hoofdbestuur wenst de secretaris geluk met zijn

onderscheiding als Ridder in de Orde van St. Silvester, een
pauselijke onderscheiding.

Vestigingen

Het hoofdbestuur is van mening dat het op zich een goede
gedachte is ook de gemeentebesturen te betrekken bij het overleg
inzake nieuwe vestigingen, mede gezien de betrokkenheid van de
gemeenten bij de huisvesting (koopwoningen met subsidie,
huurwoningen etc.).

Er zal contact opgenomen worden met de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten om de problematiek van de vestiging en
de door de Maatschappij gestelde regels door te nemen.

Nieuwe leden

In de periode van 1 januari 1979 tot en met 1 mei 1979 is het
lidmaatschap van 51 nieuwe leden bekrachtigd en hebben zich
daarnaast nog 13 nieuwe leden aangemeld. Voorts zijn in deze
periode 25 kandidaatleden aangenomen.

-ocr page 437-

SiJJll

Collegae aan de schandpaal?

De schandpaal is in Nederland al lang
afgeschaft. Toch zou men dat niet zeggen
wanneer af en toe in dag- en
weekbladen publikaties verschijnen, vaak in
de vorm van een interview, waarin een
dierenarts zijn mening ten beste geeft over
de diergeneeskunde én de dierenartsen.
Wanneer het over een diergeneeskundig
probleem of een ziekte gaat is daar niets op
tegen. Wanneer het gaat om het ventileren
van ongenoegens of kritiek op andermans
gedrag of bekwaamheid waarbij niet zelden
de ondertoon eigen gerechtigheid betekent,
is dat om te beginnen in strijd met onze
Code.

Maar dat niet alleen. Het is ook strijdig
met uw eigen belang, al lijkt het niet zo. De
indruk die achterblijft doet aan uzelf
evenveel nadeel als aan de ander. Het
publiek kan uw ontboezemingen wel lezen;
het kan u niet helpen. Dat kunnen alleen
uw eigen collegae.

Richt uw kritiek dan ook rechtstreeks tot
hen en nog beter, bespreek het probleem
onderling, dat is constructief. Dan is er
tenminste een kans dat er iets positiefs
wordt bereikt.

Van het Bureau

Publikaties

In de periode van januari tot en met april
zijn aan alle praktiserende dierenartsen in
Nederland de volgende publikaties verzon-
den:

- Publikatie nr. 9 van de begeleidingscom-
missie mestkalverenbedrijven „Luchtweg-
aandoeningen"

- Brief met betrekking tot de apotheek-
begeleiding en diergeneesmiddelen-
controle van de Commissie Apotheek-
begeleiding en Diergenees-
middelencontroie.

Brief met betrekking tot de in het
tariefsoverleg tussen de K.N.M.v.D. ende
deelnemende kalvermelkindustrieën
overgekomen tarieven voor de
begeleiding van mestkalverenbedrijven.

- Publikatie periodiek nr. 10 \'Praktische
handleiding voor het bereiden en
afleveren van gemedicineerd voeder\',
tesamen met een aantal attesten voor
gemedicineerd voeder.
Praktici die deze publikatie(s) om
wat voor reden dan ook niet ontvangen
hebben kunnen zich wenden tot het
bureau van de K.N.M.v.D.,
Julianalaan 10 te Utrecht,
telefoon 030-510111.

Prof. Kampelmacher
in Duitsland gehuldigd.

Prof, dr. E, H, Kampelmacher,
wetenschappelijk directeur van het Rijks
Instituut voor de Volksgezondheid, werd op
5 april 1979 in Bad Nauheim in Duitsland
benoemd tot erelid van \'Die Deutsche
Veterinärmedizinische Gesellschaft E,V. \'
Hij werd tot erelid benoemd wegens zijn
buitengewone verdiensten op het gebied van
het zoönosen onderzoek en de
volksgezondheid, alsmede als erkenning
voor zijn succesvolle inspanningen de
veterinaire levensmiddelenhygiëne op
internationaal niveau te ontwikkelen en
verder uit te breiden.

Te midden van vele genodigden werd Prof
Kampelmacher een oorkonde overhandigd
door de voorzitter van de DVMG, Prof, dr.
dr, h,c, M. Mayr,

¥

-ocr page 438-

Promotie de heer
P. S. van Roon (Zeist)

Aan de Rijksuniversiteit te Utrecht
promoveerde op donderdag 11 januari 1979
de heer P. S. van r<oon, geboren in 1937 te
Schiedam en wonende te Zeist, Laan van
Vollenhove 2741. tot doctor in de
diergeneeskunde op het proefschrift
getiteld:

Effect of reaction products from niirite
Clostridium sporogenes in heated cured
meats

Korte samenvatting van het proefschrift:

Nitriet is een hulpstof voor de bereiding van
vleeswaren, die met een drieledig doel wordt
toegepast, namelijk het tegengaan van
bacteriologisch bederf, bet stabili.seren van de
gewenste kleur en het \\erkrijgen \\an een
specifieke smaak.

Aan het toepassen van nitriet zijn echter ook
risico\'s verbonden. Het draagt bij tot de vorming
in het vleesprodukt van zeer geringe
hoeveelheden N-nitrosaminen, die mogelijk bij de
mens kanks» zouden kunnen verwekken. Voorts
wordt via vleeswaren nitriet geconsumeerd, dat
in het maagdarmkanaal voor een zeer gering deel
in N-nitrosaminen kan worden omgezet. Op
grond van deze bevindingen wordt overwogen de
wettelijk toegestane hoeveelheid nitriet te
verminderen, zonder dat dit aanleiding zou
kunnen geven tot verhoging van de
bacteriologische risico\'s.
Het werd mogelijk geacht dat andere
verbindingen nitriet gedeeltelijk zouden kunnen
vervangen. Dit is aanleiding geweest voor het
verrichten van het onderhavige onderzoek.
Dat onderzoek is verricht aan verhitte vleeswaar
aangezien vooral in deze produkten het gevaar
bestaat voor de groei van toxinen-vormende
Clostridia.

Su

Bovendien vertegenwoordigen deze produkten
het grootste deel van de totale produktie en
consumptie van vleeswaren in Nederland.
De volgende reactieprodukten van nitriet werden
bij het onderzoek betrokken, met
Clostridium
sporogenes
als teststam:

1. remstofiën van het Perigo-type, die in
bepaalde voedingsbodems worden gevormd
door geringe hoeveelheden nitriet mee te
verhitten:

2. een vertegenwoordiger van de groep der
S-stikstofoxide-thiolen, die in verhitte
vleesprodukten uit nitriet worden gevormd.
Deze verbinding remde Clostridia in een
voedingsbodem:

3. uit experimenten met sorbinezuur en nitriet
was gebleken dat de eerste verbinding
mogelijk perspectief biedt voor verlaging van
het nitrietgehalte.

De conclusies van het onderzoek zijn:

a. remstoffen van het Perigo-type (ijzer-
comple.xen van stikstofoxyde en SH-
bevattende stoffen) worden wel in spiervlees
gevormd, doch als gevolg van binding aan
eiwit blijken ze de groei \\an Clostridia in
verhitte vleeswaar niet le remmen. Het voor
de vorming van deze verbindingen verbruikte
nitriet is verloren voor de groeiremming van
Clostridia:

b. de gebruikte teslstof S-stikstofoxide-cysteine
remt ongeveer even sterk als nitriet zelf. De
vorming van deze verbindingen in verhitte
vleeswaren hoeft dus niet le leiden tot een
vermindering van de remmende activiteit in
het produkt. Deze verbinding komt niet in
aanmerking voor een eventueel gebruik als
alternatief gezien het labiele karakter:

c. de combinatie van sorbinezuur en nitriet kan
evenmin worden benut ter vermindering van
het aan gepasteuriseerde vleeswaren loc te
voegen nitriet. vanwege de ongevoeligheid
van Clostridia voor sorbinezuur en het
onvoldoende werkzaam zijn van de
combinatie van dit zuur met nitriet:

d. uit onderzoekingen kwam naar voren dat
nitriet de enige van de onderzochte
verbindingen is. die voldoende werkzaam is
om de groei van
Clostridia in verhitte
vleeswaren tegen te gaan.

De heer Van Roon begon de studie voor
chemisch-technoloog aan de T.H. le Delft
in 1954. Het ingenieursdiploma, met als
hoofdvak biochemie, werd behaald in 1962.
In 1964 trad promovendus in dienst van
Unilever en was gedurende 6 jaren

-ocr page 439-

verbonden aan het VTeesresearch-
laboratorium van Unox te Oss.
Sinds 1970 is de heer Van Roon verbonden
aan de afdeling Vleestechnologie van de
Vakgroep Voedingsmiddelen van Dierlijke
Oorsprong bij de Universiteit te Utrecht.
Promotoren:
Prof. ir. B. Krol,
buitengewoon hoogleraar in de technologie
van de voedingsmiddelen van dierlijke
oorsprong.

Dr. ,4. Ruiter, gewoon lector in de
levensmiddelenchemie.

Post Academisch Onderwijs

P.A.O.-cursus \'Veehouderij en Milieu\' te
houden op 28 en 29 augustus en 4. 5 en 6
september 1979 in Wageningen.
Het doel van de cursus is de deelnemers op
de hoogte te brengen van de nieuwste
inzichten omtrent de invloed van de
intensieve veehouderij op het milieu.
De cursus is bedoeld voor afgestudeerden
van de Landbouwhogeschool en mensen
tnet een vergelijkbaar opleidingsniveau en
werkkring.

De inhoud is vooral gericht op degenen die
regelmatig met de milieuproblemen van de
veehouderij te maken hebben.
Aan de cursus zullen maximaal 30
deelnemers kunnen meedoen. De deel-
nemersbijdrage in de kosten bedraagt
/\'400, per persoon.
Belangstellenden kunnen zich tot 25 mei
aanstaande opgeven voor deelname bij het
Bureau P.A.O.-LH. Salverdaplein 10.
postbus 9101, 6700 HB Wageningen.
Inlichtingen op hetzelfde adres: tel.: 08370 -
8 40 92 of bij de cursusleider ir. J.
Voorburg, RAAD, Kemperbergerweg 67,
6816 RM Arnhem, tel.: 085 - 43 12 .14.

Ij

Welke vergaderingen en
besprekingen waren er?

.Maart:

Halothanecommissie
Werkgroep Tarieven kleine huisdieren-
praktijken

Hoorzitting Landbouwkwaliteitswet Gemedi-
cineerd Voeder

Commissie Post Academisch Onderwijs van
de Groep Praktici Grote Huisdieren
Bespreking met de V.D. inzake Specialisatie
Hoofdbestuur - Bestuur Faculteit der Dierge-
neeskunde
Hoofdbestuur

Stichting Gezondheidsdienst voor Pluimvee

Commissie Aujeszky

Ziekenfonds voor Dieren

Ledenraad N.C.H.P.

Commissie Embryo-transplantatie

Begeleidingscommissie Mestkalveren-

bed rijven

.laarcongrescommissie met de inleider Jaar-
congres 1979
College van Directeuren
Commissie Post Academisch Onderwijs
Veterinaire Volksgezondheid

A prit:

3 Dierenbescherming C.A.R.
Pluimveeadviescommissie

4 Hoofdbestuur

Gesprek Hoofdbestuur - V.D. V.H.l.

5 Redaktie Tijdschrift voor Diergeneeskunde
Commissie Begeleiding Grote Rundvee-
bedrijven

6 Bespreking N.C.D.-entingen bij sportpluim-
vee

11 Hearing Paraveterinairen
Veterinairen em voorlichtingsdienst
(Produktschap voor Pluimvee en Eieren)
Commissie Post Academisch Onderwijs
Groep Praktici Grote Huisdieren

12 Stichting Gezondheidszorg voor Dieren

17,18.19 F.V.E. - Amsterdam

24 Commissie Georganiseerde f)ierziekten-
bestrijding

25 Commissie Apotheekbegeleiding en
Diergeneesmiddelencontrole
Hoofdbestuur

26 College van Directeuren
Financiele Commissie

27 Commissie ter bevordering van diergenees-
kundig en vergelijkend diergeneeskundig
onderzoek

9

13

14

15

19

20

26

27

28
29

-ocr page 440-

Personalia

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde meldden zich de
collegae:

Berndes, Mej. C. W.; 1979; 71 17 VS Winterswijk, Woold 9-1
Burgers, E.; 1978; 3581 TC Utrecht, Oudwijkerlaan 12 bis.
Kroeze, Mej. B.; 1979; 4155 BE Gellicum, Vlietskant 3.
Mulder, J. M.; 1978; 6956 CO Spankeren, Kerkweg 6.
Velema, J, B.; 1979; 3981 ZL Bunnik, Vletweide 40.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft het
Hoofdbestuur aangenomen:

Berg, R. van den; 1979; 3572 HT Utrecht, Bladstraat 23.
Heul. J. van der; 1977; 9501 HV Stadskanaal, Beststraat 7.
Roos, S.; 1978; 4635 RM Huybergen, Hollandseweg 42.
Westgeest, P. W. M.; 1978; 1115 BA Duivendrecht, De Hazelaar 310.

IJIJ

-ocr page 441-

Als Kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen;

7 bis, 3572 HA Utrecht.
BP Utrecht.

Mej. M. Cl. C. M. Heijnian. Poortstraat
.1. P. W. Poulussen. Maliesingel 52, .3581

Adreswijzigingen, en/.:

IH(I ßi-rg. K. van tien: 1979; 3572 Hl Utrecht,
Bladstraat 23; tel. (0301 731263; wnd. d.
(toevoegen als lid).

ItiJ Boer. U. ,1e: 1977; 3771 .\\S Barneveld,
\\\'an Heuvenlaan II;

Ifi.-i Bouw. Prof. Dr. ./.: 1953; U-1958; Wagenin-
gen; tel. (08389) 5123 (privé), (030) 532014
b.g.g. 532028 (bur.);

186 Broeekman-van Half Mevr. ./. M. f.:
1977; Soest; p.

IH7 Broer. B 11.: 1975; 2321 SCI l.eiden, Bos-
huizerlaan 13; tel. (071) 764058; p,, kl.
huisd.

IH9 *Burgers. K.: 1978; Utrecht; tel. (030)
515535; d. in m. dnst.

192 *Criin.s. M. !.. E.: 1976:6411 Bl) Heerlen,
Apollolaan 136, Postbus 8030;

202 f\'ernhoui. S. ,/. G.: 1970; "s-Ciravenhage;
tel. (070) 503719 (privé), .500084 (prakt.);
p., Il-I)., kl. huisd.

215 Heul. ./. van der: 1977; 9501 HV Stadska-
naal, Bcststraat 7; tel. (05990) 12095; p.
(toevoegen als lid).

217 Hoogerbrugge. Dr. .4.: 1955; U-1971; Bilt-
hoven; tel. (0.30) 785568 (privé), 532014
b.g.g. 532028 (bur );

221. 29} .lansen. II. B.: 1973; Lusaka (Zambia);
p a C\'asuariestraat 16; 2511 VB \'s-Ciraven-
hage; d.

.V.f Kemperman. dr. /.. /..; 1952; U-1971
Wouw (N. Br.): tel. (01658) 1649 (privé),
1478 (prakt.);

2}4 fambers. ./. //.; 1978; 9363 CiL Marum,
Lijsterstraat 8; tel. (05944) 3023 (privé),
1260 (prakt.); p., ass. bij F.. K. Dolfijn.
I h. Fambers en Sj. Zuidhof.

2}4 Laniber.s-Takens. Mevr. .4. M.: 1978:9363
CIL Marum, Lijsterstraat 8; tel, (05944)
.TO23; wnd, d,

2}H Lourens. M.: 1951; Apeldoorn; tel, (055)
265148;

215 Ollevanger. .4.: 1978; 9411 AF Beilen, Es-
weg 111; tel, (059.30) 4897 (privé), 2371
(prakt ); p, ass, bij G, de Weerd,

25} Pasman. ,/, H.: 1972; Oosterhout (N,Br,);
tel, (01620) 26042 (privé), (09-2) 5123852
t, 150 (bur,): hfd, techn, dnst, Elanco,

25} Peelers. C.: 1971; Bleiswijk; tel, (079)
314970 (privé), (070) 907815 (bur,);

A-DRIAAN: VOLGENS MIJ IS ER BIJ JOU
EEN DRAADJE LOS,

B-ERTUS : HRROEKTTGGHHH?

jaarcongres 5-6 oktober

260 Roos. S.: 1978; 4635 RM Huybergen, Hol-
landseweg 42; tel, (01644) 860 (privé), 585
(prakt,); p, ass, bij ."X, M, Mouws, (toevoe-
gen als lid),

260 Rozeman. -L; 1956; Oosterhesselcn; tel,
(05248) 1.363;

268 Smolders. C. E. .\\l.: 1975; Westerhoven;
tel. (04902) 12970 (privé), (04709) 1231
(prakt,); p,, ass, bij J, C\', M, van Dijck en
P, W, A, Seuren,

270 Staman. ./,; 1975; Utrecht; tel, (030) 716587
(privé), 532006 t, 1592 (bur,);

286 Heslgeesi. P. W. M.: 1978; 1115 BA Dui-
vcndrechl. De Hazelaar 310; tel, (020)
991 185 (privé), (02963) 4646 (prakt,); p,, ass,
bij C\', ,1. Jonker en 11, Nagel (toevoegen als
lid),

289^296 *yadin. II.: 1971; Tel Aviv (Israël),
37 Tagorst,, Ramat Aviv; tel, (04) 414977; d.

Overleden

M, P, Swinkels te Helmond op 2 april 1979

computerpraat

-ocr page 442-

I,

Benoemingen:

Eervol ontslag als plaatsvervangend inspecteur bij de V.D.:
E. Bakema te Velp (Gld.) per 1 maart 1979
J. H. de Groot te Zutphen per 1 maart 1979

Jubilea

A. Angelino te Ochten

(aanwezig) 45 jaar op 3

mei

1979

K. Schuiling te Barendrecht

(afwezig) 25 jaar op 6

mei

1979

W. A. Hermans te Utrecht

(afwezig) 25 jaar op 18

mei

1979

J. Hoving te Hardenberg

(aanwezig) 25 jaar op 18

mei

1979

Mevr. dr. A. M. Schuiringa-Sybesma

te Erytum (post Noordhorn)

(afwezig) 25 jaar op 18

mei

1979

Dr. W, Sybesma te Zeist

(aanwezig) 25 jaar op 18

mei

1979

S. Piersma te Hemelen (Fr.)

(aanwezig) 25 jaar op 18

mei

1979

F. V. d. Veen te Bolsward

(aanwezig) 25 jaar op 18

mei

1979

A. N. Leermakers te Helvoirt

(afwezig) 30 jaar op 20

mei

1979

RECTIFICATIE

Enige ervaringen met K.I.
op een groot konijnenfokbedrijf

In bovengenoemd artikel (Tijdschr. Diergeneesk..
104, 301. (1979)) zijn enige onjuistheden geslopen.
Op pag. 303, linker kolom, zevende regel van
onder staat: \'H.C.G. (Human Chronic Gonado-
tropin)\'. dit dient correct te luiden:
H.C.G. (Human Chorionic Gonadotrop(h)in.

Op.pag. 305 zijn in tabel 4 de sub-kopjes verwisseld.
Voor de goede orde volgt hieronder de verbeterde
label:

Veterinair Advies Centrum
Ontwikkelingssamenwerking

In verband met de groeiende behoefte aan
veterinaire ondersteuning in de
ontwikkeHngslanden, zijn er voor
dierenartsen momenteel enige plaatsings-
mogelijkheden bij de F.A.O. Het betreft
hier functies op uiteenlopend veterinair
gebied in o.a. Kenia, Mali en Afghanistan.
Geïnteresseerden nodigen wij uit contact op
te nemen met het VACO secreatriaat Kon.
Julianaplein 3 te t:)en Haag.
Tel, 070-793137

VA

Tabel 4. Resultaten van natuurlijke dekking zonder P.M.S. toediening in vergelijking met natuurlijke
dekking na P.M.S, toediening.

Natuuriijke dekking zonder P.M.S.

Natuurlijke dekking na P.M.S. behandeling

Week

Aantal

Aantal

Percen-

Week

Aantal

Aantal

Percen-

voed-

drach-

tage

voed-

drach-

tage

sters

tig

drachtig

sters

tig

drachtig

1

40

34

85,0%

1

34

19

55,9%

2

76

64

84,2%

2

13

7

53,8%

3

83

70

84,3%

3

15

8

53,3%

4

43

39

90,7%

4

41

25

61,0%

5

64

56

87,5%

5

10

7

70,0%;

6

76

59

77,6%

6

21

15

71,4%

Totaal

382

322

84,3%

Totaal

134

81

60,4%

-ocr page 443-

œr

Atresia van het ostium atrioventriculare
dextrum (tricuspidalis) bij een te
vroeg geboren veulen.

Congenital Tricuspid Atresia in a premature Foal.
C. J. van Nie\' en J. S. van der Kamp-,

SAMENVATHNG

Een geval van atresie van het ostium atrioventriculare de.xtrum hij een te vroeg
geboren veulen wordt beschreven.

De anomalie gaat gepaard met een groot atriumseptumdefect en een groot ventri-
kelseptumdefect. De afwijkingen worden vergeleken met 4 dergelijke gevallen hij
het paard, vermeld in de literatuur. Een typering van deze atresiën volgens
humaan-cardiologische normen bleek niet geheel mogelijk.
De pathogenese is volgens de schrijvers terug te voeren op een abnormale ontwik-
keling van het atrioventriculare kanaal.

Het etiologisch agens, dat de abnormale ontwikkeling op gang brengt, is
onbekend.

SUMMARY

A case of tricuspid atresia in a premature foal associated with large atrial septal and
ventricular septal defects is reported. This anomaly is compared with other cases in
horses as reported in the literature.

As tricuspid atresia in horses is usually not diagnosed so that relatively few cases
have been reported, a classification similar to that of human anomalies is not
possible.

It is suggested that the present malformation is due to abnormal development oj
the atrioventricular canal. The factors involved in the pathogenesis of this abnor-
mal development are obscure.

f(û

INT.LTDINCi

\' Dr. C. J. van Nie, vakgroep Anatomie en Biomechanica, Med. Fac.. Vrije Universiteit, v. d. Boechorst-

straat 7, Amsterdam - Buitenveldert.
^ Drs. J. S. van der Kamp. Gezondheidsdienst voor Dieren in Groningen. Zaagmuldersweg I. Groningen.

Bij een atresie van het ostium atrioventri-
culare dextrum ontbreekt de verbinding,
d.w.z. de opening tussen het atrium dex-
trum en de ventriculus dexter. Deze
afwijking van het hart is zo uitgesproken
en zo karakteristiek, dat bij een routine-
matig onderzoek de anomalie vrijwel
steeds wordt waargenomen.

-ocr page 444-

De atresie is tegelijkertijd zo zeldzaam,
dat bij dieren de anomalie slechts 6x is
waargenomen en wel 4x bij het paard (I.
7, 8, 11); lx bij de hond (9) en 1 x bij de
kat (13). Bij het rund. het varken en de
kleine herkauwers is de afwijking tot nu
toe nog niet beschreven.
Naast de atresie van het ostium zijn de
twee volgende anomaliën in de meeste
gevallen aanwezig: een groot foramen
ovale persistens en of een atriumseptum-
defect en een ventrikelseptumdefect.
Bij de mens is de atresie van het ostium
atrioventriculare dextrum beter bekend
(2, 3. 4. 5, 6. 10. 12). Men geeft aan dat 6
op de 357 harten met afwijkingen een
atresie van het ostium bezitten (4).
In de humane patho-cardiologie typeert
men (6) de atresie in 2 groepen:

type I: geen transpositie van de grote
vaten.

a. atresie vande truncus pulmonalis,
geen ventrikelseptum defect;

b. subtruncus pulmonalisstenose;

c. geen stenose van de truncus pul-
monalis, geen subtruncus pulmo-
nalisstenose.

type II: transpositie van de grote vaten.

a. stenose van de truncus pulmona-
lis of subtruncus pulmonalisste-
nose;

b. geen stenosen.

De in de literatuur vermelde gevallen van
atresie van het ostium atrioventriculare
dextrum bij het paard kan men indelen in
de volgende groepen: type I: 3 harten (7.
11) en type II: 1 hart (I).
De waargenomen atresiën van het ostium
atrioventriculare dextrum bij mens en
dier zijn niet in alle gevallen letaal. Wan-
neer de relatie tussen de grote vaten, de
atria en de ventriculi \\ oldoen aan de in de
groepen Ib en c en Ila weergegeven situ-
atie is er een postnataal, zij het zuaar
gehandicapt, leven mogelijk (10. 11).
Fysiologisch is een dergelijk hart een
functioneel "twee-kamerhart". d.w.z. het
functioneert als een zogenaamd kikker-
hart.

CASUÏSTIEK

■Anamnese:

Op 17 februari 1978 werd aan de Ciezond-
heidsdienst \\ oor Dieren te Groningen ter
onderzoek ontvangen een te vroeg gebo-
ren veulen van het vrouwelijk geslacht,
leeftijd 10 maanden.
Naar de eigenaar, de heer H. 1.. H. te N.
meedeelde. was het veulen alkomstig van
een warmbloed merrie \\an het Gronin-
gertype. leeftijd 5 jaar.
Dit was haar tweede veulen. De nage-
boorte moest manueel verwijderd wor-
den en een behandeling met antibiotica
vond plaats.

Nadelen van de vroeggeboorte werden
niet ondervonden; de merrie werd vlot
weer drachtig. De geboorte van het eerste
veulen verliep normaal.

Pathologische Anatomie

Na éénzijdige verwijdering van de rib-
wand en de buikspieren vallen onmiddel-
lijk het vergrote hart en de sterk gstuwde
lever op, In de borst- en buikholte
bevindt zich enig heldergeel vocht (trans-
sudaat). Aan de overige organen worden
geen afwijkingen waargenomen.

Beschrijving van het hart

(foto\'s 1, 2, 3 en 4. pag. 413; schets I.
pag, 414)

l itwendig onderzoeic

Het hart maakt de indruk goed en regel-
matig ontwikkeld te zijn. het is iets groter
dan verwacht mocht worden.
De foto\'s I en 2 geven een beeld van het
uitwendig aspect,

inwendig onderzoeii

Het atrium dextrum bestaat alleen uit de
auricula en de intredeplaatsen van de
venae cavae. Het septum interatriale is op
een kleine halve maanvormige rest na
verdwenen. Er is geen aanduiding voor
een atretische valva atrioventricularis
dextra. Het atrium sinister is groot en
wijd. maar heeft een normaal aspect.
De venae pulmonales treden normaal
binnen. De ventriculus dexter (foto 3)

-ocr page 445-

Legenda hart 3394, foto\'s 1, 2, 3 en 4.

1. aorta; 2. atrium dextrum; 3. atrium sinistrum; 4. crista supraventricularis; 5. ostium trunci pulmonalis;
6. sulcus interventricularis paraconalis; 7. sulcus interventricularis subsinuosus; 8. trabecula septomargi-
nalis; 9. truncus pulmonalis; 10. valva atrioventricularis sinistra cuspis septalis; 11. vena cava caudalis;
12. ventriculus dexter; 13. ventriculus sinister; 14. ventrikelseptumdefect.

-ocr page 446-

kenmerkt zieh door een geringe tra-
becularisatie en het ontbreken van de
muscLili papilläres en van de vaha atri-
oventricularis dexter. Een aanduiding
van een ostium atrioventriculare is niet te
\\ inden.

Er bestaat een groot ventrikelseptumde-
fect. Dit defect ligt tussen de crista supra-
\\\'entricularis en de trabecula septomargi-
nalis. Het ostium trunci pulmonalis is
ringvormig en nauw. Er zijn drie even
grote valvulae semilunares.
De ventriculus sinister is groot (foto 4).
De mm. papilläres zijn gering ontwik-
keld.

De wand is gering getrabeculariseerd. De
\\alva atrioventricularis sinistra bestaat
uit twee slippen, die geheel wandstandig
zijn.

De klep is mede door het zeer wijde
ostium atrioventriculare sinistrum
insufficient.

Het ostium aortae en valvulae semiluna-
res hebben een normaal aspect.
Het ostium aortae ligt ten opzichte van de
ventriculus iets naar links, d.w.z. vrij van
het septum ventriculorum. De aa. co-
ronariae ontspringen normaal uit de
aorta. Hun vaatbed is niet afwijkend.

Microscopisch onderzoek

Uit de \'koepel\' van de ventriculus dexter
is een weefselstukje genomen, waarin èn
het dak van de koepel èn de overgang van
het atriumdextrum naar het atrium sini-
strum aanwezig zijn.
Histologisch is geen aanduiding gevon-
den voor een sterk hypoplastische valva
atrioventricularis dextra.

DISCUSSIE

Het door ons waargenomen hart past in
de groep Ic (geen transpositie van de
grote vaten en geen stenose van de trun-
cus pulmonalis). Theoretisch is deze
vorm niet letaal.

De twee bij paarden beschreven gevallen,
die niet letaal waren (11) verschillen aan-
merkelijk van het hierboven beschreven
hart. Flet atriumseptum was bij deze die-
ren duidelijk aanwezig. De bloedstroom
van rechts naar links passeerde het open
foramen ovale. De ductus arteriosus
heeft zich in beide gevallen gesloten.
Het grote ventrikelseptumdefect en een
geringe of geheel afwezige subtruncus
pulmonalisstenose komen o\\ereen met
het door ons beschreven hart. Het hart
van het doodgeboren veulen (7) wijkt op
veel punten \\an het door ons waargeno-
men hart af. De verschillen zijn: aanwe-
zigheid van het septum interatriale met
een foramen ovale persistens; een hypo-
plastische ventriculus dexter; een klein
ventrikelseptumdefect en een sterk ver-
grote ventriculus sinister.
De gegevens betreffende het vierde paar-
dehart (1) zijn onvoldoende om een
vergelijking mogelijk te maken.
In de humaan-medische cardiologie
speelt de discussie over de pathogenese

-ocr page 447-

van de aangeboren hartafwijkingen een
grote rol De genese van de atresie van het
ostium atrioventriculare dextrum is door
velen (2, 6) bestudeerd. Het betrekkelijk
gering aantal harten met een dergelijke
atresie (4) en de verscheidenheid van de
variaties maakt, dat men een éénstem-
mige conclusie niet kan verwachten.
De etiologische factoren, die tot de
anomalie aanleiding geven zijn niet
bekend.

Over de aard van het ontwikkelingspro-
ces bestaan vele theoriën (2, 5. 12). Twee
hoofdrichtingen zijn:

1. genese van het septum interatriale is
verstoord;

2. genese van het atrioventriculare ka-
naal is verstoord.

Deze hoofdrichtingen en de hieraan
voorafgaande theoretische verklaringen
ontstonden na de bestudering van het
volgroeide hart. Voor de mens is dit
ongeveer 8 maanden nadat het agens de
genese had beïnvloed, voor het paard na
ongeveer 11 maanden. Het afwijkende
hart heeft gedurende de foetale periode
tijd gehad zich aan de foetale circulatie
aan te passen. Deze overwegingen beper-
ken de waarde van een pathogenetische
discussie in ernstige mate.
Met in acht nemen van deze beperkingen
menen wij, dat aan het door ons beschre-
ven hart primaireen stoornis van het atri-
oventriculare kanaal ten gronde ligt. Wij
menen dit als volgt te kunnen argu-
menteren:

Ons uitgangspunt is het stadium, waarin
de cardiale buis zich S-vormig heeft
gebogen. De conus arteriosus ligt in dit
stadium ventraal. De beide atria bevin-
den zich aan de dorsale zijde. L^e vol-
gende structuren zijn nu uitwendig te
herkennen: de truncus en conus arteri-
osus, de sulcus interventricularis para-
conalis en de beide toekomstige ventriculi
en atria. De conus arteriosus ligt rechts
van de sulcus.

In de verdere ontwikkeling zullen de
aorta en de truncus pulmonalis in de
truncus en conus arteriosus van elkaar
worden gescheiden en wel door het sep-
tum trunci et coni.

Indien de samengroeiing van de endocar-
diale kussens meer naar rechts dan nor-
maal plaats \\indt, dan zal onder invloed
van deze afwijkende ontwikkeling het
ostium atrioventriculare dextrum zich
niet of slechts in geringe mate ontwik-
kelen.

In het beschreven geval ontwikkelt zich
dit ostium niet. Het septum van de trun-
cus en conus arteriosus zal zich daaraan
aanpassen. De ruimte voor het ostium
aortae wordt hierdoor groter. De aorta
komt dan vrij bovenin de linker ventrikel
te liggen, minder intensief betrokken op
het septum interventriculare. De aorta
ligt dan min of meer in laevopositie. De
truncus pulmonalis volgt de aorta en
komt iets gedrongen tegen het septum
interventriculare te liggen. Een muscu-
laire ring om het ostium is het gevolg. De
aansluiting van het conus septum op het
septum interventriculare kan niet tot
stand komen. Het gevolg is een ventri-
kelseptumdefect.

Door het niet ontwikkelen van het
ostium atrioventriculare dextrum zoekt
al het bloed in de foetale circulatie zijn
weg door het foramen ovale. De ontwik-
keling van dit foramen en van de omrin-
gende structuren — het septum inter-
atriale — zal hierdoor worden gestoord.
Een groot atriumseptumdefect is ont-
staan.

Bij de geboorte gaat het abnormale foe-
tale hart over in een functioneel twee-
kamerhart — z.g. kikkerhari.
Op grond van bovenstaande overwegin-
gen menen wij. dat de beschreven atresie
primair zijn oorzaak heeft in een abnor-
male ontwikkeling samengroeiing
van de endocardiale kussens. Dc andere
afwijkingen zijn onzes inziens hier het
gevolg van.

DANKBETUIGING

Wij danken de dames Voerman en Adema voor de
verzorging en correeUe van het typewerk en de
heer S. H. Speelman voor het opnemen en afwerken
van de foto\'s.

-ocr page 448-

LITERATUUR

1. Brandt. A.: Missbildung des Herzenseines neugeborenen Fohlens. Rev. Tierheilk. Tierzuchi. (Wien).
7,
65. (1884).

2. Bredt. H.: Formdeutung und Entstehens des missgebildeten menschlichen Herzens. l-V Virchows\'s
Areh..
296. 114. (1935).

3. Brown. J. N.. Heath. D.. Morris. T. F.. and Whitaker. W.: Tricuspid atresia. Bril. Mean J.. 18, 499.
(1956).

4. Chiche, P.: Etude anatomique et clinique des atrèsies tricuspidiennes. Arch. d. mai du coeur. 45. 980.
(1952).

5. Edwards. J, E,; Tricuspid atresia. In Gould: Pathology of the Heart, 2ed C. C. Thomas, Springfield.
111. (1960).

6. Edwards. J. E. and Burchell. H. B.: Congenital Tricuspid Atresia. A classification. Med. Chn.
N. Amer..
33. 1177. (1949).

7. Grumbell, R. C.: Atresia of the tricuspid valve in a foal. New Zeal. Vei. J., 18, 253. (1970).

8. Lilleengen, K..: Hjärtmissbildnigar hos djuren. Skand. Veu Tidsk.. 24. 493, (1934).

9. Patterson. D. F.: Epidemiologic and Genetic Studies of Congenital Heart Disease in the Dog. Circu-
lation Res.. Vol. XXIII. 171. (1968).

10. Romer, J.: Tricuspidalis atresie. Ned. T. Geneesk.. 109 111. 539, (1965).

11. Rooney. J. R. and Craig Franks, W,: Congenital Cardiac Anomalies in Horses, Paih. Vei.. \\.454.
(1964).

12. Scriba. K.: Ueber die angeborene Atresie des Mitral- und Tricuspidalostium, Zenirallhl. Allgem.
Palh. und Palh. Anal..
Bd. 67. 353. (1937).

13. Saperstein, G.. Harris. S., and Leipold. H. W.: Congenital Defects in Domestic Cats. Feline Praciice,
6, 18. (1976).

RECTIFTC.ATIE Bedoelde grafiek is echter afkomstig uit Wellcome

literatuur (Wellcome Veterinärs Research De-

..... , partment).

In een maihng-en advertentieprogramma voor het ,- , ... ... ,, , ■■

, , . . „ „ V, , Fr heelt een \\erwisseling van titelbeschriiMngen

anthe minticum Svstamex® van We come Neder- , j i j r. . i . ,

. , I, ,, . - . . , \\an de geraadpleegde literatuur plaats gesonden.

land B.V.. IS een vergissine gemaakt. ^ .. \' . \' ,,,

„ , ,, - ^ ... , waarvoor wil onze welgemeende verontschuldigm-

Under een van de opgenomen gralieken ziin ten u j\'

, , , , . t, w r, , gen aanbieden,

onrechte de namen van de heren F. H. M. Borgstede

en A. Kloosterman \\ermeld. Wellcome Nederland B.\\ .

-ocr page 449-

Falende nierfunctie door kwik- en loodvergif-
tiging bij kalveren

Renal Failure Caused by Mercury and Lead
Poisoning in the Calf

E. Gruvs\'

SAMENVATTING

Een beschrijving wordt gegeven van de nierlaesies bij drie kalveren met kwikver-
giftiging
(phenyl-mercuri-acetaat) en twee met loodvergiftiging.
Bij de kalveren met kwikvergiftiging was behalve een geringe tubulus degeneratie
een glomerulonefritis aanwezig. De dieren waren uremisch en vertoonden oe-
demen en bloedingen: hersenlaesies werden niet gevonden. Bij de kalveren met
loodvergiftiging was een chronische degeneratie met typische intranucleaire
insluitliciiaampjes in de proximale tubuli de voornaamste verandering. Dejuxta-
medullaire glomeruli vertoonden een proliferatie van het mesangium. Bij één dier
werden in de hersenschors oedeem, necrose van neuronen en toename van glia-
cellen waargenomen.

SUMMARY

\'Ehe renal lesions in three calves with mercury poisoning (phenylmercuric acetate)
and two calves with lead poisoning are described.

/n addition of slight tubular degeneration, glomerulottephritis occurred in the
animals with ntercury poisoning. .Moreover, uraemia, oedema and haemorrhages
were present. Lesions of the brain not were found.

In the animals with lead poisoning, chronic renal tubular changes and characte-
ristic intranuclear inclusion bodies in the proximal tubular cells were observed.
The juxtamedullary glomeruli showed proliferative tnesangial lesions. In one calf
the cerebral cortex showed oedema, necrosis of neurons and an increase in glial
cells.

geleverd op het gebied van de regulatie
Samen met de respiratie-organen, de van het vloeistolvoluine. de osmolariteit.
huid en de digestietracttis zorgen de nie- de ionensamenstelling en de ztiin-base
ren voor het constant houden van het balans. Dit\\ indt plaats door ccn filtratie-
door Claude Bernard als zodanig om- proces\\an het plasma in de glomeruli en
schreven \'milieu interieur\', dat overeen- een Ncrvvcrking\\an het daarbij gc\\(irmde
komt met de extracellulaire lichaams- eiwitarme filtraat in dc tubuli. uatirbij ca
\\ loeistoffen (6). Hierbij worden \\an de 99^7 van het\\olume v\\ccr vsordt geresor-
kant van de nieren belangrijke bijdragen beerd. BehaKe een regulatie via glomeru-

\' Drs. E. Griivs. Veterinair 1\'athologisch Instituut. Eaeulteit der Diergeneeskunde. Biltstraat I(i6. ftrecht.
I\'ijd.schr. Diergeneesk.. deel 104. ajl. 10. 1979 417

-ocr page 450-

laire filtratie worden in de tubuli ook
aktief metabolieten uitgescheiden (6).
Bij een diffuse nieraandoening kunnen
ziekteverschijnselen ontstaan die terug te
voeren zijn tot een onvermogen om de
bovengenoemde functies te verrichten.
In de meeste gevallen krijgt men retentie
van metabolieten (ureum, creatinine) of
van water, doch ook overmatig verlies
van stoffen door onvoldoende terugre-
sorbtie of onvoldoende selectiviteit bij
het filtratieproces in de glomeruli kan
voorkomen (proteinuric).
Bij obstructie van de urineafvoerwegen
kan eveneens retentie van metabolieten
en van water worden gezien. Retentie van
metabolieten kan tenslotte ook voorko-
men bij onvoldoende nierdoorbloeding
met een prerenale oorzaak. Bij lokale
nieraandoeningen bijv. bij een purulente
haardnefritis of een pyelonefritis is
doorgaans nog voldoende normaal nier-
weefsel aanwezig om de bovengenoemde
functies te verrichten.
Van de diffuse nieraandoeningen zijn bij
het rund de glomerulopathieën en dege-
neratieve veranderingen van de tubuli
het meest belangrijk.
Bij de glomerulopathieën van het rund
zijn de meest opvallende verschijnselen:
proteinuric, en in mindere mate uremie.
Proteinurie kan resulteren in hypoprotei-
naemie met als gevolg oedeem, terwijl
uremie. vooral in verder gevorderde sta-
dia optreedt. Bij het volwassen rund
komt het meest glomerulaire amyloidose
in aanmerking, doch ook gevallen van
glomerulonefritis zijn door ons wel
gezien (niet gepubliceerde waarnemin-
gen).

Degeneratieve veranderingen van de
tubuli kunnen in het acute stadium ge-
paard gaan met anurie/oliguric en reten-
tie van metabolieten. Door de beschadi-
ging van het tubulusepitheel en daardoor
een te geringe resorptie van zout en water
uit het lumen bevindt zich in de distale tu-
bulus een afwijkende (te hoge) zoutcon-
centratie. Deze zou in de macula densa
worden waargenomen en dan aanleiding
geven tot een plaatselijke secretie van
renine in het interstitium van het juxta-
glomerulaire apparaat. Dit resulteert ter
plaatse m vasoconstrictie met een ver-
minderde doorstroming van de glomeru-
lus als gevolg (Thurau mechanisme\', 12).
In het chronisch stadium kan polyurie
optreden door onvoldoende herstel van
de resorberende functie van de tubuli.
Bovendien zou een als reactie op de tubu-
lusbeschadiging optredende fibrose van
het interstitium aanleiding kunnen geven
tot verminderde glomerulusdoorstro-
ming en als gevolg daarvan tot een reten-
tie van metabolieten.
Anoxaemische en toxische invloeden zijn
meestal de oorzaak van een primaire
tubulusbeschadiging. Toxische agentia
kunnen circuleren bij sepsis, doch ook
vergiftigingen met lood- en kwikverbin-
dingen of verbindingen van andere
zware metalen zijn bekend (5, 8, 10). Bij
knaagdieren spreekt men wel van \'heavy
metal nephropathy of rodents\', waarbij
men afhankelijk van de dosis en de tijd
waarin de stof wordt toegediend verschil-
lende beelden kan waarnemen:

a. acute laesies gekenmerkt door coagu-
latienecrose van tubuli;

b. subacute laesies met verwijding van
tubuluslumina en fibrose;

c. chronische laesies gekenmerkt door
karyomegalie en tumorgroei (8).

Het laatste, karyomegalie en tumoren, is
bij de mens (8) en huisdieren niet
beschreven.

Wat betreft kwikvergiftiging bij huisdie-
ren zijn naast een acute gastro-enteritis
vooral zeer ernstige degeneratieve veran-
deringen van de nier bekend bij door-
gaans acuut verlopende vergiftiging met
anorganische kwikverbindingen (zoals
HgCI.). De meer chronische vergiftigin-
gen met organische kwikverbindingen
(bijv. phenylmercuriacetaat), die ont-
staan door opname van met kwikhou-
dende fungiciden, antiseptica of diuretica
gecontamineerde voedermiddelen, of
door het eten van tengevolge van \'milieu-
vervuiling\' kwikhoudend vlees of vis,
zijn gekenmerkt door vooral veranderin-
gen \\an het zenuwstelsel, terwijl de nier
slechts lichte degeneratieve veranderin-
gen vertoont (2, 5, 10).
In deze beschrijving zal melding worden
gemaakt van de veranderingen die bij

-ocr page 451-

drie kalveren met (organische) kwik-
vergiftiging en twee met loodvergiftiging
voorkwamen. Bij de dieren met kwik-
vergiftiging werd in tegenstelling tot wat
men zou verwachten als voornaamste
verandering een glomerulonefritis aange-
troffen. Op de mogelijke pathogenese
hiervan zal kort worden ingegaan.

MATERIAAL EN METHODEN

Dieren met kwikvergifliging

Drie kalveren (A. B. C) van verschillende bedrijven
doch gedurende ongeveer een maand (3) gevoerd
met hetzelfde met kwik gecontamineerde voer
(phenyl-mercuri-acetaat 3. 9) waren gestorven en
ter sectie aangeboden. De meest op de voorgrond
tredende klinische verschijnselen waren; niet drin-
ken. niet kunnen staan en een hoog ureumgehalte in
het plasma. Onderzoek\' naar het kwikgehalte in
lever-en nierweefsel van de dieren A. B en C leverde
de volgende waarden op in mg kg vers weefsel:

dier

lever

nier

A

2.4

7.7

B

3.4

5.3

C

2.8

4.6

Dieren met loodvergiftiging

Ewee kalveren (D, E) van twee verschillende bedrij-
ven waren gestorven tengevolge van loodvergifti-
ging door likken aan met loodverf geschilderd
houtwerk. De dieren waren suf en dronken niet.
Onderzoek^ naar het loodgehalte in lever- en nier-
weefsel van de dieren D en E leverde de volgende
waarden op iny gram droge stof:

dier
D

E

nier

857
1873

lever

164
107

De kadavers van alle vijf dieren werden
pathologisch-anatomisch onderzocht en weefsel-
stukjes werden gefixeerd in gebufferde formaline
(4% formaldehyde) voor inbedding in paraffine en
routine histologisch onderzoek; 5 um dikke coupe\'s
werden gekleurd met haemaluin eosine (HE). Wei-
gert van Gieson voor collageen, periodic acid Schiff
(PAS) voor neutrale mucopolysacchariden (gluco-
saminoglycanen) en glycoproteinen, phosphos-
tungstic acid haematoxylin (PTAH) voor fibrine; 3
um dikke coupe\'s werden gekleurd met zilver-
methenamine volgens Jones voor basaalmembraan
materiaal.

BEVINDINGEN

Dieren met kwikvergiftiging

Macroscopie

De dieren vertoonden een overeenkom-
stig sectiebeeld, dat gekenmerkt was door
het voorkomen van vocht in de lichaams-
holten en oedeem in de submucosa van de
maagdarmtractus en het mesenterium.
Bij twee dieren (B en C) waren subepicar-
diale bloedingen aanwezig. Dier C ver-
toonde bovendien bloedingen in de
subcutis, de voorste oogkamer, en de
meningen. Bij alle drie dieren waren de
nieren bleek en gezwollen en voorzien
van bloedingen. De lever was bleek en
gezwollen. De inhoud van de maagdarm-
tractus bezat een ammoniakale lucht.
In het hart en de hersenen werden geen
veranderingen waargenomen. Dier A
bezat een ulceratieve gastro-enteritis en
dier C een centrolobulaire levernecrose
en een acute exsudatieve pancreatitis.

Microscopie

Microscopisch waren in de nierschors de
tubuli gekenmerkt door een licht verwijd
lumen en blazigepitheel, dat in een aantal
tubuli (dystrofisch) verkalkt was. Soms
was in de tubuluslumina bloed of eiwit-
houdend materiaal aanwezig. Bloedin-
gen kwamen voor in het interstitium, dat
overigens oedemateus was en voorzien
van een lichte bindweefseltoename en
enkele polymorfkernige en mononucle-
aire ontstekingscellen. Kenmerkend was
bij alle drie dieren het voorkomen van
een diffuse glomerulonefritis. De glome-
ruluslissen waren celrijk, waarbij de
lumina van de capillairen nauwelijks
meer te herkennen waren, doordat deze
gevuld waren met of dichtgedrukt door
gezwollen endotheel- en mesangiumcel-
len, macrofagen en enkele polymorfker-
nige leucocyten (fig. 1). In een aantal
glomeruli waren de capillairlissen gevuld
met erythrocyten. Subendotheliaal kwa-
men ter hoogte van de basaalmembraan
ophopingen van PAS-positief en PTAH-
negatief materiaal voor. Met behulp van

\' 2 Onderzoek naar het kwik- en loodgehalte werd verricht resp. door het C.D.I. te Rotterdam\' en de
Kliniek voor Inwendige Ziekten van de Faculteit der Diergeneeskunde te Utrecht^.

-ocr page 452-

de zilvermethenaminekleuring volgens
Jones bleek de lamina densa van de
basaalmembraan opgesplitst te zijn of
onkleurbaar geworden (fig. 2). In een
aantal gevallen was de ruimte binnen het
kapsel van Bowman gevuld met eiwit-
houdend materiaal of bloed.

Dieren met loodvergiftiging

Macroscopie

Kenmerkend waren de grote bleke nieren
met Petechien. Bovendien was bij dier D
oedeem aanwezig in het perirenale
vetweefsel. terwijl zich bij dier E in dit
gebied eenzijdig een haematoom bevond.
Bij beide dieren was de lever bleek en
gezwollen. Dier E vertoonde verder een
subacute catarrhale bronchopneumonie
in de rechter topkwab.

Microscopie
Bij histologisch onderzoek werden duide-
lijke veranderingen gevonden in de nie-
ren van beide dieren en in de hersenen
van dier D. De tubuli van de nieren waren
sterk verwijd terwijl zich in het lumen
hier en daar afgestoten necrotische epi-
theelcellen bevonden. In de schors waren
bovendien de bekledende epitheelcellen
afgeplat en vertoonden een wisselende
kerngrootte, kerndelingsfiguren en een
eosinofielie of een lichte basofielie van
het cytoplasma. Enkele tubuli waren
geheel verkalkt. In \\eel kernen van tubu-
lusepitheelcellen bevonden zich zuur-
vaste insluitlichaampjes. die in de met
haemaluin eosine gekleurde coupe\'s een
gelige kleur bezaten (fig. 3). Deze waren
vooral te vinden in de tubuli die wat
betreft de loealisatie in de nier als proxi-
male tubuli aangemerkt zouden moeten
worden. Door de alteratie- en regenera-
tieverschijnselen. waren de typische mor-
fologische eigenschappen van de
proximale tubulus echter verloren
gegaan. Het interstitium was oedemateus

-ocr page 453-

en gekenmerkt door een diffuse fibrose
met verspreid voorkomende rondkernige
en polymorfkernige leucocyten. Tevens
waren enkele kleine bloedingen
aanwezig.

De meeste oppervlakkige glomeruli leken
normaal, terwijl vooral in dejuxtamedul-
laire glomeruli een toename van cellen en
matrix in het mesangium aanwezig was.
De kapsels van Bowman waren verwijd.
f)e hersenen van dier D vertoonden een
uitgebreide necrose van neuronen in de
schors van de hemisferen en de tussenher-
senen. In deze gebieden kwam bovendien
een vacuolisatie voor van de neuropil
(het netwerk van celuitlopertjes dat in de
HE kleuring een rosegekleurde amorfe
massa is), die zich voortzette tot in de
moleculaire laag. Opvallend was de toe-
name van gliacellen in deze gebieden.
Veel microgliacellen vertoonden een
langgerekte kernvorm. Een activering
van het vaatendotheel en perivasculaire
manchetten van rondkernige ontste-
kingscellen kwamen in relatief geringe
mate voor.

DISCUSSIE

In alle vijf gevallen waren ernstige nier-
veranderingen aanwezig, die in hoge
mate bijgedragen kunnen hebben aan het
ziektebeeld van deze dieren. Bij lood-
vergiftiging waren deze veranderingen
vooral gekenmerkt door een degeneratie
van de proximale tubulus met het voor-
komenvan voor lood en bismuth typi-
sche intranucleaire insluitlichaampjes
(II. 15), die in het geval van een lood-
vergiftiging opgebouwd zijn uit lood-
eiwit complexen (7). Gezien de
regeneratieve veranderingen en de inter-
stitiële fibröse, die beschouwd kunnen
worden als secundair aan de tubulusalte-
ratie, had deze degeneratie waarschijnlijk
een chronisch verloop.

Bij de dieren met kwikvergiftiging wer-
den behalve lichte degeneratieve ver-
anderingen van de tubuli en enkele
dystrofisch verkalkte tubuli ernstige
veranderingen in de glomeruli aangetrof-
fen. Deze waren gekenmerkt door zwel-
ling van endotheel en mesangiumcellen

-ocr page 454-

en de aanwezigheid van macrofagen en
polymorfkernige leucocyten in capillair-
lissen. fJeze veranderingen zou men kun-
nen beschouwen als acuut en deels een
gevolg van een exsudatieve ontsteking. In
de menselijke nierpathologie ziet men de
exsudatieve ontsteking als beginfase van
de proliferatieve glomerulonefritis en bij
indelingen van nierontstekingen wordt
de exsudatieve glomerulonefritis wel in
de groep van de proliferatieve glomerulo-
nefritiden opgenomen (4). Indelingen
van glomerulonefritiden bij dieren rich-
ten zich vooral op de hond {13). Van glo-
merulonefritiden bij het rund is nog zeer
weinig bekend.

Naar analogie van de hond zou men bij
deze kalveren kunnen denken aan een
exsudatieve ontsteking als beginstadium
van een mogelijk membranoprolifera-
tieve glomerulonefritis. Het opsplitsen
van de basaalmembraan in de zilverkleu-
ring volgens Jones kan hiervoor als een
aanwijzing gelden. De oorzaak van deze
veranderingen kan liggen in een vaat-
wandbeschadiging, waarvoor de in deze
dieren voorkomende bloedingen en oede-
men een aanwijzing kunnen zijn. Omge-
keerd kunnen de oedemen ook een gevolg
zijn van de nieraandoening. De bij deze
dieren aanwezige uremie maakt een afge-
nomen glomerulusdoorbloeding
aannemelijk.

De PAS-positieve deposities ter hoogte
van de glomerulaire basaalmembraan
kunnen ontstaan zijn door insudatie van
plasmabestanddelen, hoewel het materi-
aal opgrond van de PTAH-kleuringgeen
fibrine bleek te bevatten.
Dergelijke deposities zijn echter veel
voorkomend bij door immunologische
processen veroorzaakte glomerulonefri-
tiden. Het kan hierbij gaan om antilicha-
men gericht tegen de eigen
basaalmembraan of. wat veel vaker het
geval is, om immuuncomplexen, die
tijdens het filtratieproces in de nier in de
\'filtermembraan\' vastlopen (13). Bij een

-ocr page 455-

kwikintoxicatie zou men dan kunnen
denken aan nieuwgevormde kwikverbin-
dingen, die als antigeen werken bij-
voorbeeld door autoimmunisatie na
verval van tubulusepitheelcellen. De ver-
kalkte tubuli in onze kalveren wijzen op
verval, dat mogelijk veroorzaakt is door
de kwikvergiftiging.

Het in formaline gefixeerde en in paraf-
fine ingebedde materiaal was echter niet
meer geschikt voor een immuunhistolo-
gisch onderzoek naar het voorkomen van
antilichamen en complement in de ont-
stoken glomeruli. Bij ratten met een chro-
nische experimentele HgClj vergiftiging
heeft men wel deposities van Immunoglo-
buline en complement kunnen aantonen
(1) en dit Immunoglobuline bleek speci-
fiek gericht te zijn tegen kernmembraan-
materiaal van nierepitheelcellen (14).

In de gevallen van loodvergiftiging zou-
den de klinische verschijnselen: niet drin-
ken en suf, veroorzaakt kunnen zijn door
beschadiging van het centraal zenuwstel-
sel. Bij een der dieren met loodvergifti-
ging werden in de hersenen veranderin-
gen aangetroffen. Bij de dieren met kwik-
vergiftiging werden geen hersenlaesies
waargenomen. De klinische verschijnse-
len: niet drinken en niet kunnen staan,
zouden hier mogelijk verband kunnen
houden met retentie van metabolieten,
waarvoor de uremie een aanwijzing is.
Helaas is bij deze vijf kalveren slechts
weinig met zekerheid bekend over het
functioneren van de nieren, hoewel de
gevonden nierveranderingen de aanwe-
zigheid van een ernstige functiestoornis
zeer waarschijnlijk maken. Slechts een
uitgebreid klinisch onderzoek zou
geleerd hebben welke van de vele in de
inleiding genoemde pathofysiologische
mogelijkheden waren opgetreden. Een
dergelijk klinisch-pathologisch onder-
zoek bij kalveren met enerzijds een glo-
merulonefritis door kwikvergiftiging en
anderzijds een chronische tubulusdege-
neratie door loodvergiftiging biedt de
mogelijkheid om meer kennis te verkrij-
gen over de pathofysiologie van de nier
bij het rund.

1.ITERATUUR

1. Bariety. J.. Druel. Ph.. L.aliberte. F.. and Sapin. G.: Glomerulonefritis with r - and B|C globulin
deposits induced in rats by mercuric chloride.
Am. J. Palhol.. 65. 293. (1971).

2. Clarke. E. G. C. and Clarke. M. L.: Veterinary toxicology. Barrière Tindall. London, p. 81,(1975).
.3. Dekker, A.: Het optreden van kwikvergiftiging op grote sehaal bij mestkalveren.
Tijdschr. Dier-

gcneesls.. 99. 960. (1974).

4, Feltkamp-Vroom. Th. M.. Blok, A. R. P, en Hocdemaeker. Ph, ,1,: Glomerulopathieen, Sed. Tijdschr.
Geneesk..
118, 484. (1974).

5, .lubb. K, V, E, and Kennedy. P, C,: Pathology of domestic animals. Vol, 2, Academic Press. New
York, p, -Wl, (1970),

6, LeaL A, and Cotran, R,: Renal pathophysiology, Oxford University Press, New York. (1976),

7, Moore, J, E,, Goyer. R, A,, and Wilson. M,: Lead-induced inclusion bodies, l.ah. Invest.. 29.488.
(1973).

8, Payne. B. .1, and Saunders, L, Z,: Heavy metal nephropathy of rodents, l et. Pathol.. 15. Supp, 5.51.
(1978).

9, Rozemond. H,: Enkele voorlopige mededelingen over gevallen van chronische kwikinloxicatie
(phenyl-mercuri-acetaat) bij mestkalveren,
Tijdschr. Diergeneesk.. 99. 901. (1974).

10, Smith. H, A,, .lones. E, C,. and Hunt, R. D,: Veterinary pathology. Lea and Eebiger, Philadelphia,
p. 961. (1972),

11, Thomson. R. G.: Reliability of acid-fast inclusions in the kidneys of cattle as an indication of lead
poisoning.
Can. Vet. ./.. 18, 88. (1972).

12, I hurau. K, and Boylan. .1, W,: Acute renal success, Atn. J. Med.. 6], 308. (1976).

1,1. Trautwein. G. und Müller-Peddinghaus. R.: Klassifikation und Pathogenese von Glomerulopathien
der Tiere.
Dt.sch. Tierarzt! Wschr.. 85, 189. (1978).

14. Weening, .L.I., Fleuren, G. J.. and Hoedemaeker, Ph. J.: Demonstration of antinuclear antibodies
in mercuric chloride-induced glomerulopathy in the rat.
Lah. Invest.. 39. 405. (1978).

15. Zook. B. C.: Ehe pathologic anatomy of lead poisoning in dogs. Vet. Pathol.. 9 . 310. (1972).

-ocr page 456-

Erfelijke gebreken bij honden

Heritable Defects in Dogs
N. A. van der Velden ti

SAMENVATTING

Het artikel wordt ingeleid door een uiteenzetting over de wijze waarop gedomesti-
ceerde dieren zijn ontstaan. Het vervangen van de natuurlijke door een kunst-
matige selectie verstoort harmonieuze evenwichten wat leidt tot problemen in
houw, functie en gedrag van de individuen. Vier punten worden aangegeven die
verklaren waardoor dit hij honden in optima forma het geval is. Vervolgens
wordt getracht het begrip erfelijk gebrek te definiëren en wordt ingegaan op
frequentie, diagnostiek en herkomst ervan.

Daarna is de vraag waardoor gebreken meer bij het ene dan bij het andere ras voor-
komen aan een analyse onderworpen.

Tenslotte wordt in uiterst kort bestek nog op gedragseigenschappen ingegaan.

SL\'MMARY

The introduction to this report contains a description of the development of breeds
of domestic animals. The change-over from natural to artificial selection gives rise
to disturbances of morphological, physiological and behavioural traits.
The origine, incidence and diagnosis of heritable defects in various canine breeds
are discussed. On this basis two tables listing heritable defects in dogs are pre-
sented.

INLEIDIN(} ,.., , .

natuurlijke selectie omgebogen wordt

Diersoorten zijn gevormd door de evolu- door een éénzijdig gerichte kunstmatige

tic: het proces dat hoofdzakelijk door selectie, dan ontstaat een artefact; een

mutatie — waardoor genetische variatie kunstmatig dier.

ontstaat — en selectie - dieopde variatie Dit is gebeurd bij de domesticatie van

aangrijpt — soorten modelleert naar het dieren, waarbij de kunstmatige selectie

beschikbare milieu en ze vervolgens aan vooral gericht is op produktie-eigen-

dat milieu steeds beter aanpast. schappen (landbouwhuisdieren) of op

Wanneer de soorten uit hun natuurlijk gedragseigenschappen (gezelschapsdie-

milieu worden gehaald en in een ander - ren).

kunstmatig milieu worden geplaatst Het verschil tussen natuurlijke en kunst-
en wanneer dan de daardoor verstoorde matige selectie is duidelijk.

\' Bij het ter perse gaan van de?e aflevering ontving de redaktie het droeve bericht, dat drs. N. A. van der
Velden, wetenschappelijk hoofd-medewerker van de Vakgroep Zootechniek, op .1 mei 1979 is overleden.

-ocr page 457-

De natuurlijke selectie heeft zonder aan
tijd gebonden te zijn zich vooral gericht
op de onderlinge harmonieuze samen-
hang van alleeigenschappen: de kunstma-
tige selectie heeft in beperkt tijdsbestek
zich geforceerd éénzijdig gericht op en-
kele — niet voor het dier, maar voor de
mens belangrijke — eigenschappen en
daardoor de harmonie verstoord.
Het is niet te verwonderen dat gedomesti-
ceerde dieren nogal wat problemen geven
door afwijkingen in bouw, functie en
gedrag. In het bijzonder geldt dit honden
en daarvoor zijn een aantal oorzaken aan
te wijzen. In de eerste plaats zijn honden
onze oudste huisdieren; het proces van
domesticatie heeft hier langer dan bij
enige andere diersoort zijn sloopwerk
verricht.

In de tweede plaats is de variatie in rassen
(subpopulaties) bij
Canis familiaris vcd
groter dan bij enige andere diersoort.
De vrijlevende canide is een uitgesproken
opportunist en heeft dus een uiterst rijk
geschakeerd gedragspatroon, dat velerlei
verschillende aanknopingspunten bood
voor de vorming van specialisten (honde-
rassen zijn gespecialiseerde wolvenpopu-
laties). Daarna of tegelijk daarmee werd
de bouw aangepast aan de functie en ont-
stonden verschillen als die tussen wind-
honden (sprinters), brakken (lange
afstandslopers), doggen (hofhonden) en
dwergrassen (\'dameshondjes\'). Hier zij
opgetnerkt dat de bouw van elk honderas
van oorsprong altijd zuiver functioneel
is.

In de derde plaats is er een duidelijke
koerswijziging in de fokkerij van honden
opgetreden die zich voor de meeste hon-
derassen omstreeks 100 jaar geleden heeft
voltrokken. De functie van de meeste
honden ging verloren in een samenleving
die door de industriële revolutie grondig
werd veranderd. Er ontwikkelde zich
echter tegelijkertijd een grote belangstel-
ling voor de sportfokkerij met honden,
kynologie geheten, die zich als het ware
ontfermde over cultuurmonumenten die
met de ondergang bedreigd werden door
het verlies van hun oorspronkelijke func-
tie. Sportfokkerij is de opgave om ouders
en oudercombinaties zodanig te selecte-
ren dat de kans dat de nakomelingen
meer op een bepaald ideaalbeeld gelijken
dan de ouders zo groot mogelijk is. Het
ideaalbeeld van honderassen is neerge-
legd in de standaard van het ras; de spor-
tieve strijd om de vraag welke fokker het
ideaalbeeld het dichtst heeft benaderd
speelt zich af op tentoonstellingen en
wordt beslecht door keurmeesters. De
rassenstandaards echter bevatten hoofd-
zakelijk aanwijzingen die het exterieur
van het dier betreffen en zijn niet direct
gericht op het normaal fysiologisch func-
tioneren, ja gaan daarsoms zelfs lijnrecht
tegenin.

Tenslotte, en dit volgt logischerwijze uit
het vorige punt: het fokken van honden
wordt, in tegenstelling tot het fokken van
landbouwhuisdieren, bedreven door een
grote schare van liefhebbers, waarvan de
deskundigheid en het inzicht lang niet
altijd op een voldoende hoog peil staat,
evenmin als hun beweegredenen. Daar
komt nog bij dat ze voor het afleveren
van slechte produkten vrijwel nooit
gestraft worden doordat hun afnemers
als regel nog ondeskundiger zijn dan zij
zelf, ook dit alweer in tegenstelling tot de
situatie bij de landbouwhuisdieren. En al
verliezen ze afnemers, dan blijven er nog
meer dan genoeg over. En al blijven er
niet genoeg over dan is daarmee het
bestaan van de hondenfokker niet
bedreigd; hoogstens zijn bijverdiensten
of alleen maar zijn liefhebberij. Het is
duidelijk dat de ernst van de in dit laatste
punt aangeduide gevaren recht evenredig
is met de populariteit van een ras en met
de vraag naar rashonden; respectievelijk
de prijs ervan.

Het hier geschetste beeld is overigens niet
zo somber als het lijkt.
Gelukkig bestaat er voor elk ras een vaste
kern van bonafide fokkers, voor wie het
belang van de hond voorop staat, die
zich sterk bewust zijn van de verantwoor-
delijkheid die ze dragen voor hun fok-
produkten en de toekomstige eigenaars
ervan en die zich veel moeite geven om
hun kennis en inzicht op peil te brengen
en te houden. Dat kan alleen als ze echte
liefhebbers zijn die de financiën geen rol
laten spelen.

-ocr page 458-

ERKFI.IJKE GEBREKEN

Het is niet eenvoudig om een definitie van
een erfelijk gebrek te geven. Zelfs lopen
we al vast bij pogingen om te bepalen wat
we onder gebrek of afwijking te verstaan
hebben. Het begrip \'abnormaal\' is voor
huisdieren al helemaal onbruikbaar.
Voor vrijlevende dieren is de norm: over-
leving van de soort; maar voor huisdieren
is er geen norm, er is alleen meer of min-
der gewenst en ongewenst, respectievelijk
wel of niet aanvaardbaar. De meest
ruime opvatting over wat onder erfelijk
gebrek verstaan moet worden is: elke
ongewenste eigenschap, waarbij enigerlei
reden is om een genetische achtergrond
te veronderstellen. De meest beperkte is:
pas dan mag van een erfelijk gebrek
gesproken worden als de wijze van over-
erving bekend is. Dit laatste is echter nog-
al vaag en vooral onpraktisch. Is het bij-
voorbeeld bij een kwantitatief kenmerk
voldoende om te weten dat er een poly-
gene wijze van overerving is? Of moet de
populatie diepergaand geanaliseerd wor-
den; moet er bijvoorbeeld een erfelijk-
heidsgraad (h2) geschat worden.
Misschien is de meest praktische
omschrijving: een erfelijk gebrek is een
ongewenste eigenschap waarvan de fre-
quentie in een populatie op selectie
reageert. Daar valt dan heel wat onder.
Het is bijvoorbeeld mogelijk om door
selectie een hondestam te fokken die in
hoge mate ongevoelig is voor de ziekte
van Carré. Het is evenwel niet gebruike-
lijk om de ziekte van Carré een erfelijk
gebrek te noemen.

Het verschil in frequentie van optreden
bij verschillende honderassen is vaak een
sterke aanwijzing dat een bepaalde eigen-
schap een erfelijke achtergrond heeft.
Bestuderen van stambomen kan dan
soms meer inzicht geven, maar dan is
medewerking \\ an de fokkers en eigenaars
wel vereist.

In de praktijk blijkt voor de bestrijding
van erfelijke gebreken heel vaak niet het
gebrek aan inzicht in de wijze van over-
erving het grootste struikelblok te zijn.
maar de diagnose. Vanzelfsprekend staat
en valt de effectiviteit waarmee ongewen-
ste eigenschappen uit een populatie geëli-
mineerd kunnen worden met de scherpte
en de betrouwbaarheid van de diagnose.
De interpretatie van toch betrekkelijk
gebrekkige diagnostische hulpmiddelen
als röntgenfoto\'s bij heupdysplasie, reti-
nafoto\'s bij Progressie Retina Atrofie
(P.R.A,), EEC\'s bij epilepsie, ECG\'s bij
hartafwijkingen bevat echter vaak sterk
subjectieve elementen en dat kan grote
problemen geven.

Een erfelijk gebrek vindt zijn oorsprong
in een verandering -- een mutatie in
een gen. Daardoor ontstaan de enkelvou-
dig monogeen overervende gebreken die
we vaak bij stofwisselingsdefecten, de
zogenaamde \'inborn errors of metabo-
lism\' zien. Voorbeelden hiervan zijn albi-
nisme (bij de hond uiterst zeldzaam),
haemofilie, afibrinogenaemie, anaemie
door pyruvaatkinase deficiëntie.
Ook structurele defecten kunnen door
een eenvoudige mutatie ontstaan. Hierbij
is echter - in tegenstelling tot de stofwis-
selingsdefecten - de weg tussen gen en
fen meestal lang, ook in de tijd, en gecom-
pliceerd. Soms, zoals bij leukisme, strekt
de fenogenetische weg zich zelfs uit van
een vroeg embryonale gen-actie tot het
fenotype in de volwassenheid. Deze lange
en gecompliceerde weg is kwetsbaar en
beïnvloedbaar door restgenotype, milieu
en toevalsfactoren waardoor we in het
voorbeeld van het leukisme dan ook zien
dat van alle bontheidspatronen die op
eenzelfde genmutatie berusten er geen
twee precies gelijk zijn (zelfs niet bij één-
eiige tweelingen!). Bij structurele defec-
ten die op een genmutatie berusten zien
we dan ook vaak een \\ariabele e.xpressie
en een incomplete penetrantie van het
gen. Voorbeelden hiervan zijn progres-
sieve retina atrofie. cerebellaire ataxie en
waarschijnlijk ook erfelijke epilepsie.
Tenslotte kunnen erfelijke afwijkingen
ook een gevolg zijn van de al eerder
genoemde disharmonie in het genotype
door éénzijdige selectie.
Voorbeelden hiervan zijn: heupdysplasie,
patella luxatie, entropion.

HONOERASSEN EN EREEEI.IKE

GEBREKEN

Het is vaak opvallend dat bepaalde erfe-
lijke gebreken alleen in één of enkele ras-

-ocr page 459-

sen gezien worden en ook dat de frequen-
tie van een afwijking in het ene ras veel
hoger is dan in het andere. Zo zien we
progressieve retina atrofie speciaal bij
jachthondenrassen, heupdysplasie voor-
al bij grote dogachtigen, doofheid bij
Dalmatiërs, haemofilie bij Franse Bull-
doggen, entropion vooral bij Chow
Chows. te lang palatum molle vooral bij
Engelse Bulldoggen, een merkwaardige
vorm van agressie vooral bij Berner Sen-
nenhonden.

De oorzaak hiervan kan simpelweg toe-
val zijn. Honderassen zijn gesloten fok-
groepen en als daarin een mutatie
optreedt kan het daardoor ontstane
defecte gen zich niet naar andere popula-
ties verspreiden en blijft beperkt tot dat
ras. Binnen zo\'n ras kan de frequentie
door toevalsfactoren sterk verschuiven.
Dit is met name het geval in een numeriek
kleine populatie, waarin mede door-
dat de paringen immers bepaald niet ase-
lect tot stand komen — ook geen Hardy-
Weinberg evenwicht verwacht kan wor-
den. Een voorbeeld van zo\'n sterke ver-
schuiving in genfrequentie vertoonde de
m 1968 beschreven epilepsie bij Tervue-
rense herders (8), waarbij in een popula-
tie van ruim 200 honden ongeveer 30%
van de dieren met de afwijking behept
was.

Dat dit zulke vormen had kunnen aanne-
men was enerzijds te wijten aan on-
achtzaamheid van de fokkers, maar ook
aan de buitengewoon moeilijke diagnos-
tiek. Het feit dat epileptische aanvallen
symptomen van zeer verschillende oorza-
ken kunnen zijn en het probleem dat de
eerste aanvallen soms pas op een leeftijd
van drie jaar of nog later optraden, was
zeker ook van invloed. De epilepsie kon
opgespoord worden tot vijf ä zes genera-
ties terug, tot een tijd waarin de beide
langharige variëteiten van de Belgische
Herder: de Tervuerense en de Groenen-
daeler nog door elkaar gefokt werden en
dus niet, zoals nu, gesloten fokgroepen
waren. Inmiddels zijn er nu ook gevallen
van epilepsie bij Groenendaelers bekend,
die ongetwijfeld uit dezelfde bron stam-
men als die bij de Tervuerense.
Tabel I geeft een overzicht vaneen aantal
gebreken waarvan met grotere of minder
grote zekerheid vaststaat dat ze een erfe-
lijke achtergrond hebben, en de rassen
waarbij ze speciaal voorkomen. Het
voorkomen van de m deze tabel ver-
melde gebreken berust waarschijnlijk op
toeval.

Soms komen afwijkingen bij een bepaald
ras voor doordat ze verbonden zijn met
een speciale — op zichzelf niet onaan-
vaardbare of ongewenste — eigenschap.
Zoals bijvoorbeeld het frequent voorko-
men van nier- en blaasstenen bij de Dal-
matier als gevolg van de merkwaardig-
heid dat dit ras veel meer stikstof in de
vorm van urinezuur uitscheidt dan enig
ander ras.

Verder is er de doofheid van leukistisch
witte rassen als witte Buil Terrier en Dal-
matier die het gevolg is van afwijkingen
in het orgaan van Corti. Het verband tus-
sen het ontbreken van pigmentcellen en
deze doofheid moet vrij zeker gezocht
worden in de vroeg-embryonale neurale
lijst. Doofheid bij een gepigmenteerd ras,
de Rottweiler, bleek volgens kruisings-
proeven een andere genetische basis te
hebben.

Ook bij andere genen die van invloed zijn
op de pigmentatie kunnen ongewenste
bijverschijnselen optreden. Het Merle
gen kan naast een pigmentatie effect in
homozygote vorm ook verlies geven van
het gehoor- of gezichtsvermogen of van
de vruchtbaarheid. Het Merle gen wordt
o.a. aangetroffen bij de Collie, Sheltie,
Welsh Corgi, Duitse Dog en Teckel. De
nadelige effecten zijn bij deze rassen niet
geheel gelijkwaardig.
De lijst voor genen voor uiterlijke karak-
teristieken die meer of minder ernstige
bijverschijnselen met zich mee kunnen
brengen, kan naar willekeur worden
uitgebreid. Een sprekend voorbeeld
daarvan is de verkorting van de botten in
de extremiteiten en of in het hoofd. De
keuze om sterk verkorte kaaktakken met
de daaraan verbonden nadelige effecten
voor het dier zelf als \'rastypisch\' dan wel
als \'erfelijk gebrek\' aan te merken is arbi-
trair. Het is op grond daarvan niet zinvol
deze lijst verder uit te breiden dan wel om
deze \'afwijkingen\' in een tabel samen te
vatten.

-ocr page 460-

Tabel 1. Erfelijke gebreken, met de rassen waarbij ze toevallig voorkomen.
Oog

Cataract: Afghaan, Beagle, Bobtail, Duitse Herder, Dwergschnauzer, Pointer.
Glaucoom: Amerikaanse Cocker Spaniel, Bassethound, Beagle, Ruwharige Eox
Terrier,

Lens luxatie: Eox Terrier, Sealyham Terrier. Welsh Terrier,
PRA: gegeneraliseerd: Cairn Terrier, Cocker Spaniel. Dwergpoedel. Drentse Patrijs. Elandhond.
Ierse Setter. Schapendoes. Teckel,
Centraal: Border Terrier. Golden Retriever. Labrador Retriever, Sheltie, Welsh Corgi
Cardiganshire,

Retina dysplasie: Beagle, Bedlington Terrier, Labrador Retriever, Sealyham Terrier,
Collie eye anomaly: Schotse Herder,

Oor

Doofheid (bij gepigmen-

teerde rassen): Rottweiler,

Hart

Subvalvulaire aortastenose: Boxer, Dalmatier, Duitse Herder. Newfoundlander,
Zenuwstelsel

Epilepsie: Langharige Belgische Herder, Boxer. Eox Terrier, Keeshond. Pekingees.
Poedel. Welsh Corgi. Welsh Springer Spaniel,
Cerebellaire Ataxie: Gladharige Fox Terrier, Airdale Terrier,
Paraparesis posterior: Kooikerhondje,
Myoclonia congenita

(zwemmers): Engelse Cocker Spaniel, Amerikaanse Cocker Spaniel. Ierse Setter,
Pekingees, Schotse Terrier, Engelse Bulldog,

Bloed

Haemolytische anaemie: Basenji,

Haemofilie: Beagle, Cairn Terrier, Franse Bulldog, Greyhound, Ierse Setter. Labrador
Retriever, Sint Bernard, Viszia,

Afibrinogenaemie: Berner Sennenhond,

Skelet

Chondrodystrofie: Alaska Malamute,

Palato schisis: Berner Sennenhond. Boston Terrier. Duitse Herder. Whippet,

Spina bifida: Chihuahua,

Alanto-axiale subluxatie: Dwergrassen,
Craniomandibulaire

osteopathie: West Highland White Terrier. Schotse Terrier. Cairn Terrier. Duitse Dog,

Elleboog dysplasie: Chihuahua. Cocker Spaniel. Duitse Herder. Dwergpoedel. Labrador
Retriever. Pekingees,

Huid

Congenitale seborrhoe: Springer Spaniel,

Dermoid Sinus: Rhodesian Ridgeback. Boxer,

Diversen

Achalasia oesophagei

(oesophagus dilatatie): Dwergschnauzer, Duitse Herder. Lakeland Terrier, ruwharige Fox Terrier,

Myopathic

(musculaire dystrofie): Ierse Eerrier,

Stemband verlamming: Bouvier en Leonberger,

-ocr page 461-

I abel 2. Afwijkingen bij honderassen die het gevolg kunnen zijn van voorschriften in de standaard van het

Entropion:
Ektropion:

Verlengd Pallatum molle:
Dermatitis in huidplooien:
Keratitis en Ulcus corneae:
Dystokia:
Ruptuur van de
ligg. cruciata:

Chow Chow.

Bloedhond, Bassethound, Sint Bernard.

Engelse Bulldog, Franse Bulldog. Mops, Pekingees, Boxer.

Pekingees, Engelse Bulldog. Mops.

Mops. Pekingees, Shi \'Izu, Boston Ferrier,

Boston Terrier, Franse Bulldog.

Chow Chow en diverse andere kees- en poolhonden.

N.B. Bij hel samenstellen van de tabellen is niet naar volledigheid gestreefd.
Geraadpleegde bronnen:

Anonymus (1), Cornelius (2), Hodgman (3), Robinson (7) en Wegner (12),.

Zoals al is opgemerkt komen bij sommige
rassen afwijkingen voor die rechtstreeks
in verband staan met onjuiste voorschrif-
ten in de standaard van het ras. Tabel 2
geeft daarvan een overzicht. Het is beslist
noodzakelijk dat de rassenstandaards
van alle honderassen kritisch worden
bekeken en aangepast aan de moderne
inzichten (4).

Een uitvoerig rapport over deze materie
is in bewerking bij de Wetenschappelijke
Commissie van de Federation Cynologi-
que Internationale en is inmiddels aan
deze federatie aangeboden.
Tenslotte zijn er dan nog afwijkingen
waarvan men het voorkomen speciaal bij
bepaalde rassen niet toevallig kan noe-
men. maar waarbij het verband tussen
standaard en afwijking niet zo duidelijk is
aan te wijzen en waarbij het niet mogelijk
is om de zaak op te lossen ofte verbeteren
door de standaard te wijzigen. Het duide-
lijkste voorbeeld hiervan is de heupdys-
plasie. die het gevolg lijkt te zijn van ver-
storing van het evenwicht in het
organisme door éénzijdige selectie op
snelle groei in de jeugd en een hoog vol-
wassen gewicht (9). Dit streven zien we
vooral bij de grote dogachtigen en het
zwaarste ras — de Sint Bernard heeft
ook de hoogste frequentie van heupdys-
plasie, namelijk 88% (11).
Ook de patella luxatie die vooral bij
dwergrassen voorkomt lijkt tot deze cate-
gorie te behoren, hoewel volgens sommi-
gen een te steile stand in de achterhand
voorgeschreven door de standaard —
hiervoor predisponerend zou kunnen
werken.

Deze soort afwijkingen kan het best
aangepakt worden door de selectie erte-
gen hoge prioriteit te geven in het selectie-
programma en zo de verloren gegane
harmonie te herstellen.

ONGEWENSTE, RESPECTIEVELIJK
ONAANVAARDBARE ERFELIJKE
GEDRAGSEIGENSCHAPPEN

Ook hieronder vinden we in grote lijnen
twee groepen.

De eerste groep omvat gedragsafwijkin-
gen die geen verband lijken te houden
met de rassen waarbij ze voorkomen. Een
voorbeeld hiervan is de merkwaardige
vorm van agressiviteit die bij Berner Sen-
nenhonden is gevonden (10), Tot deze
groep kunnen ook de epilepsieën gere-
kend worden en de amaurotische idiotie
die door Karbe en Schieffer (5) bij Duitse
Staande korthaar en door Koppang (6)
bij Engelse Setters werd beschreven.
Deze groep heeft geen aparte bespreking
nodig, maar de tweede groep heeft dat
wel. Die omvat de ongewenste en on-
aanvaardbare gedragseigenschappen die
het gevolg zijn van overdreven en éénzij-
dige selectie op voor bepaalde rassen-
groepen gewenste eigenschappen, waar-
door het evenwicht verbroken wordt. Het
duidelijkste voorbeeld zien we bij de
selectie op \'scherpte\' bij waak- en verde-
digingshonden, Dit kan zelfs leiden tot
uiterst gevaarlijke dieren, die niet in de

-ocr page 462-

samenleving getolereerd kunnen worden, stress, excessief blaffen, storingen in eet-

Tenslotte kan verbreking van de har- en drinkgedrag en in voortplantingsge-

monieuze samenhang van de gedrags- drag enzovoort.

componenten waaruit het \'karakter\' is Gelukkig is er juist in deze tijd, onder

opgebouwd ook het gevolg zijn van een andere door de ontwikkelingen van de

gebrek aan selectie. Bij veel honderassen ethologie, een groeiende belangstelling

is de aandacht voor het exterieur zo groot voor het gedrag, speciaal als een belang-

dat er geen ruimte meer blijft voor het rijk punt in de selectieprogramma\'s. Er

gedrag. Dit kan leiden tot allerlei vormen wordt zelfs gedacht aan de vorming van

van onaangepast gedrag, als schuwheid, gedragskeurmeesters naast de bestaande

agressiviteit tegen mens of dier, oneven- exterieurkeurmeesters.
wichtigheid, overgevoeligheid voor

LITERATUUR

1. Anonymus: Report of the World Small Animal Veterinary Association Committee appointed to
consider breed standards in relation to the health and welfare of dogs.
J. Small Anim Pract 10
135. (1969). \' " \'

2. Cornelius, Ch. E.: Animal models — a neglected medical resource. The New England J of Med 281
934. (1969). ■■ \'

3. Hodgman, S. F. J.: Abnormalities and defects in pedigree dogs. J. Small Anim Pract 4 447
(1963)

4. Jaarsveld, J. M. van: In welke mate belemmeren rasstandaards van honden de fysiologische funktie
van organen en lichaamsdelen? Referaat Vakgroep Zootechniek, 1976.

5. Karbe, E. and Schiefer, B.: Familial amaurotic idiocy in male German Shorthair Pointers Path
Vet..
4, 223. (1967)

6. Koppang, N.: Neuronal ceroidlipofuscinosis in English Setters. J. Small Anim. Pract 10 639
(1970).

7. Robinson. R.: Catalogue and Bibliography of Canine Genetic Anomalies. Chart, 1972.

8. Velden, N. A. van der: Fits in Tervueren Shepherd Dogs. J. Small Anim. Pract.. 9, 63. (1968)

9. Velden, N. A. van der: Heupdysplasie. Hondenwereld. 29, (1974).

10. Velden, N. A. van der: An abnormal behavioural trait in Bernese Mountaindogs. Tijdschr Dier-
geneesk.. \\0\\. 403. (19761

11. Velden, N. A. van der: Enkele beschouwingen over de bestrijding van heupdysplasie, üierg Memo-
randum.2,60. (1976).

12. Wegner. W.: Kleine Kynologie, Terra Verlag, Konstanz, 1975.

-ocr page 463-

it m «Hf i® wMB

Het vóórkomen van hypomagnesaemie bij
droogstaande runderen

Incidence of Hypomagnesaemia in Dry Cows
L. A, M. G. van Leengoed\'

SAMENVATTING

In de nazomer en herfst van 1977 deden zich op een melkveebedrijf een zevental
gevallen van \'melkziekte\' voor, welke mogelijk terug te voeren zijn tot een vóór de
partus beslaande hypomagnesaemie. Op dit bedrijf werden gedurende enkele
maanden de magnesium waarden in het hloedplasma en de urine bepaald van zowel
lacterende als niet-lacterende dieren.

SUMMARY

In the late summer and early autumn of 1977, seven cases of milk fever were
ob.served on a dairy farm. It was believed that condition was most likely to he due
to preparturient hypomagnesaemia. Therefore the magnesium levels in the blood
and urine of both lactating and non-lactating cows were determined in this herd
during several months.

INLEIDING

In augustus 1977 werden op een melk-
veebedrijf enkele runderen ter behande-
ling van melkziekte aangeboden. De
dieren hadden 1-8 uur tevoren gekalfd.
Bloedonderzoek bevestigde echter de kli-
nische diagnose melkziekte niet, doch
wees op een hypomagnesaemie. Hierna is
getracht door verder onderzoek een beeld
te krijgen over de magnesiumvoorziening
van de runderen op dit bedrijf (I).
Het betrof een intensief melkveebedrijf
van 95 melkkoeien en een totale bedrijfs-
oppervlakte van 34 ha. weiland. De
opbrengst van de percelen was zodanig,
dat geen ruwvoeder behoefde te worden
aangekocht. Zowel tijdens de weide- als
stalperiode bleken de groepen dieren
welke geen krachtvoer ontvingen, de
niet-lacterende koeien en pinken, een
duidelijk tekort aan benutbaar Mg te
hebben.

De behoefte van een melkrund aan
benutbaar Mg bedraagt 2,5 g per dag.
Voor een lacterend rund komt daar nog
0,12 g per liter geproduceerde melk per
dag bij. De variatie in benuttingspercen-
tages bedraagt 5-35%.
Welke factoren en vooral in welke mate
deze de benutbaarheid van het voeder-
magnesium beïnvloeden is nog onvol-
doende bekend. Naast het kalium, ruw
eiwit en ruw vetgehalte, spelen individu-
ele verschillen zeker een rol (2, 3, 4).

I Drs. L, A. M. G. van Leengoed, medewerker Vakgroep Bedrijsdiergeneeskunde en Buitenpraktijk.
Yalelaan 20. Utrecht.

-ocr page 464-

Als normaalwaarde voor Mg in bloed-
plasma wordt 0,8-1,3 mmol 1 aangehou-
den\'. Uit de concentraties aan mag-
nesium in de urine kan worden waar-
genomen hoe de magnesiumvoorziening
is. Bij een concentratie van meer dan 40
mmol 1 is deze voorziening ruim vol-
doende. bij 8-40 mmol 1 is de magnesi-
umvoorziening voldoende, terwijl bij een
concentratie van minder dan 8 mmol 1 er
sprake is van een duidelijk tekort aan
magnesium voor het dier.

KLINISCHE GEGEVENS

In de periode juni tot november 1977
werden van het genoemde bedrijf zeven
dieren aangeboden ter behandeling van
melkziekte. De dieren waren soporeus,
maar konden wel staan. De gang was ech-
ter slingerend. Enkelen vertoonden rillin-
gen van flank- en dijmusculatuur. De
koeien aten niet, en voelden niet koud
aan. De pols varieerde van 60-120, de
lichaamstemperatuur was subnormaal
tot normaal. Het aantal pensbewegingen
bedroeg 4-8 per 5 minuten. De patiënten
hadden allen een zeer slap uier. Het secre-
tum vertoonde meer het aspect van klam-
vocht, dan dat van biest.
Deze patiënten werden 1-8 uur post par-
tum aangeboden. Drie dieren bleken 1-2
weken en een dier 1\'/, maand te vroeg
afgekalfd te hebben. In alle gevallen
bleek de partus traag te zijn verlopen.
Een opmerking van de veehouder was dat
bij sommige dieren de banden 2 weken
voor de partus niet meer voelbaar waren.
Bij uitgebreid klinisch onderzoek werden
naast bovengenoemde symptomen geen
verdere bijzonderheden waargenomen,
behalve dat één patiënt bij het eerste
onderzoek een lebmaagdislocatie naar
links had. welke echter binnen 12 uur
spontaan herstelde.

Nadat een bloedmonster was genomen,
werden de dieren behandeld met 500 ml
Ca-Mg-borogluconaatoplossing intrave-
neus (equivalent aan 40 g CaCl, en 15 g
MgCU). Tevens werden de dieren, ter
voorkoming van recidief, oraal behan-
deld met calcium-poeders (a 400 g bevat-
tende 25% CaHPO).
Respectievelijk 1 en 7 uur na de eerste
behandeling werd een dergelijk poeder
toegediend.

In het bloedplasma varieerden de Ca-
waarden van 1.7-2,6 mmol, 1 en de Mg-
waarden van 0,15-0.6 mmol 1. Vooreen
viertal dieren werd 12-24 uur na de eerste
behandeling een tweede consult ingeroe-
pen. Deze dieren vertoonden duidelijke
melkziekte-symptomen: ze konden niet
of zeer moeilijk staan, voelden koud aan
en lagen met de kop tegen de flank.
De dieren hadden subnormale tot nor-
male temperatuur. Opvallend was dat er
meer spanning op het uier stond en het
secretum het normale aspect van biest
had. Deze gevallen werden als recidief
van melkziekte behandeld (500 ml Ca-
Mg-borogluconaat i.v., 2 Ca-poeders
oraal 1 en 7 uur na de intraveneuze
toediening).

In de vóór de tweede behandeling afgeno-
men bloedmonsters varieerden de Ca-
waarden van 0.95-1,5 en de Mg-waarden
van 0,8-1,25 mmol 1.
Opvallend was dat deze patiënten on-
danks de toegediende infusen en Ca-
poeders zeer traag van deze hypocal-
caemie herstelden. De reconvalescentie-
periode bedroeg 2-7 dagen.
Naar aanleiding van het bovenstaande
werden bloed en urinemonsters bij ca.
80% van de dieren op dit bedrijf geno-
men. Het magnesiumgehalte van het
bloedplasma bij de lacterende dieren
bleek normaal te zijn. zowel tijdens de
weide-als stalperiode.

Hoogproductieve dieren
Laagproductieve dieren
Droogstaande dieren
Pinken
bloedplasma Mg mmoL 1

0,85 - 1.05

0.75 - 1,0

0,25 - 0,85

0,65 - 0,95
urine Mg mmol, I

3,95 - 10,1
4,2 - 7,65
0,2 - 3,75
minder dan 0,5

\' I mmol I = 2 meq I.

-ocr page 465-

Hypomagnesaemie werd waargenomen
bij dieren tijdens de tweede helft van de
droogstand en bij de pinken. Door het
nemen van urinemonsters werd getracht
een indruk te krijgen overde magnesium-
voorziening van de veestapel.
Uit het bovenstaande blijkt dat de mag-
nesiumvoorziening. vooral bij de groe-
pen welke uitsluitend ruvvvoeder
verstrekt kregen, onvoldoende was.
In het algemeen wordt aangenomen, dat
jonge dieren de mogelijkheid bezitten om
magnesium uit hun lichaamsvoorraad te
mobiliseren, waardoor de vrijwel nor-
male waarden in het bloedplasma bij de
pinken kunnen worden verklaard.

CONCLUSIE

De magnesiumvoorziening van de runde-
ren op dit bedrijf was onvoldoende.

Hoewel bij de hoogproductieve dieren
geen afwijkende waarden in het bloéd-
plasma zijn gevonden, zijn de magne-
siumgehaltes van de urine zo laag, dat
een reële kans op het ontstaan van hypo-
magnesaemie aanwezig is. Omdat de nor-
maalwaarden van het magnesiumgehalte
in het bloedplasma en de urine bij droog-
staande dieren en pinken ontbreken, is
thans een onderzoek gaande naar de kli-
nische relevantie hiervan.
De hypomagnesaemie ante partum zou.
door de invloed op de parathormoonse-
cretie. als mogelijke oorzaak aangemerkt
kunnen worden voor de hypocalcaemie
post-partum (5, 6, 7. 8).

DANKBEEUIGING

Gaarne wil ik ir. R. van der Berg danken voor zijn
waardevolle adviezen. Het bloedonderzoek werd
verricht op het Laboratorium voor Klinische Bio-
chemie van de Kliniek voor Inwendige Ziekten der
Grote Huisdieren (Hoofd: dr. .A. .1. H. Schotman).

LITERATUUR

Handleiding mineralenonderzoek bij rundvee in de praktijk; uitgave TNO, 1970.

Dziekonski. .1., Kuiczycki, J.: Effect of excess organic acids in the diet on the occurence of hypomag-

nesaemia in ruminants. Medycvna H\'cierynarvjna. .ll..!. 175. (1977).

Kemp. A.. Deys, W. B.. Henkes, O. J.. Es. A. H. J. van: Hypomagnesaemia in milking cows: intake and
utilization of magnesium from herbage by lactating cows,
.Weih. J. Agric. .Sei.. 9, 134. (1961).
Groot. Eh. de, Keunig, J. .A., Padmos, L.: Hoge stikstofgiften op grasland en de productie en gezond-
heid van melkvee.
Bulletin Nitrogen Technical. 72, 495. (1972).

Estep, H., Schan. W. A., Wathington, C., Hobe, R., Holland. E., George Tucker, S. A.: J. Clin.
Endocrin.
29, 842. (1969).

Muldownev, F. P., Mc Kenna, E. ,L, Kyle. L. H.. Ereancv. R. and Swan, M.: .VViv Engl. ,/. .Ued.. 282,
61. (1970).

Gindler, E. M.: Pierce instruction sheet c - lOlc, 1977.

Kwiatowski, T.: Occurrence of hypomagnesaemia and grass tetany under intensive husbandry con-
ditions.
Medvcyna M\'elervnarvjna. 204. (1977).

-ocr page 466-

na

f]D

Vogeltuberculose

Blijkens de jaarverslagen van de verschil-
lende Gezondheidsdiensten voor Dieren
wordt af en toe nog wel eens vogeltuber-
culose onder pluimvee geconstateerd,
teerd.

Meestal gaat het om incidentele gevallen.
Bij navraag of bedrijfsbezoek blijkt het
vrijwel steeds overjarige dieren te betref-
fen, die op \'ouderwetse\' wijze in kleine
koppels gehouden worden.
Enige maanden gelden werd ter sectie een
gestorven kip aangeboden met de vol-
gende anamnese:

\'Van de koppel van 30 kippen variërend
in leeftijd van ^[j-l jaar zijn reeds 14 ge-
storven. De dieren vermageren ondanks
een goede eetlust.

Ze hebben een vrije uitloop in een kleine
boomgaard met grasbodem.\'
Bij sectie werden in lever en milt talrijke
geelwitte haardjes met een diameter van
1/2-2 mm waargenomen. Ook in de darm-
wand bevonden zich enkele erwtgrote
haarden (foto 1).

Het sectie-beeld werd kenmerkend ge-
acht voor tuberculose.
Tot onze verbazing werden in volgens
Ziehl Neelsen gekleurde uitstrijkjes van
lever en milt géén zuurvaste bacteriën
gezien.

Coligranuloom dan? Of een andere ont-
steking?

Ten einde te trachten de aanvankelijk ge-
stelde diagnose te completeren werden de
16 nog overgebleven dieren getuberculi-
neerd. In de linker lel werd daartoe 0,1 ml
aviaire tuberculine 2000 E geïnjiceerd.
De rechter lel werd niet behandeld en
diende als controle.

Bij beoordeling na 3 dagen bleek dat een
tiental dieren zwellingen soms met oe-
deem van I \'/i\'lO mm vertoonde (foto 2).
Eigenaar deed toen afstand van alle die-
ren en stelde ze ter beschikking van \'de
wetenschap\'. De Gezondheidsdienst
voor Pluimvee wilde ze graag voor de-
monstratie hebben.

-ocr page 467-

Sectie werd verricht en ook daar werden
bij meer dan de helft der geseceerde die-
ren op tuberculose gelijkende ontsteke-
kingshaardjes gevonden. Ook hier vielen
de Ziehl Neelsen preparaten negatief uit!
Inmiddels was echter ook het histolo-
gisch onderzoek van de lever van de eerst
ingezonden kip bekend: voor tuberculose
typische necrose haardjes, epitheloïde-
cellen en reuscellen van het Langhanse
type waren aanwezig.
Van dezelfde lever werd een gedeelte naar
het C.D.L te Rotterdam gezonden voor
bacteriologisch onderzoek. Ook hier vie-
len de uitstrijkjes negatief uit. Het cultu-
rele onderzoek verliep echter positief,
waarna de cultuur werd gedifferentieerd
als
M. avium. Dus toch!

(Gezondheid.sdienst voor Dieren
in Groningen)

-ocr page 468-

m

Bacteriologie

Haalhoom. ,/. R. E. Hulsl. S. G. Th.. Gans.J. C. en
van Berkel H\'.: De slanclva.slige zuurvaste slaaf.
Ned. Tijdsehr. Geneesk..
123. 2-5 (1979).

De auteurs beschrijven 2 patiënten (56 en 64 jaar)
met \'algemene malaise\'. Beide vrouwen klagen
reeds jaren over diffuse pijn in de onderbuik. Bij het
uitgebreide onderzoek (klinisch-chemisch en bacte-
riologisch) worden weliswaar geringe afwijkingen
gevonden, doch een definitieve diagnose kon niet
worden gesteld. Kweken van urine, bloed, etc, zijn
negatief, evenals Ziehl Neelsens van sputum.
De eerste vrouw overlijdt helaas: bij patholoog-
anatomisch onderzoek blijken de darmlissen sterk
vergroeid, Necrotische haarden bevinden zich in
lever. milt. mesenterium en ileum.
Uit de haardjes wordt
M. lubereulosis gekweekt.
Met dit sectiebeeld in gedachte, wordt bij de tweede
vrouw proeflaparotomie gedaan: zij blijkt aan
dezelfde ulceratieve darmtuberculose te lijden en
geneest na behandeling. De schrijvers wijzen erop,
dat met lokalisatie van tuberculose in de Tractus
digestivus nog steeds rekening moet worden gehou-
den,

J. Goudswaard.

beschreven. Uit het artikel blijkt, dat de ziekte aller-
minst ongewoon is: bij 238 laboratoriumwerkers
ontwikkelde zich in ruim 1 1% van de gevallen een
overgevoeligheid voor proefdieren, In Noorwegen
bleek, dat bij 43% van 1000 asthmatische kinderen
allergie bestond voor huisdieren.
Men kan zich afvragen wat nu precies de antigenen
(allergenen) zijn. waarvoor men allergisch wordt.
Naast huidschilfers (epitheel) zijn dit vooral
serumcomponenten van de dieren,
flet blijkt bijvoorbeeld, dat huidschilfers van de kat
serumalbumine bevatten, en dat bijvoorbeeld
oudere mannelijke ratten grote hoeveelheden se-
rumeiwitten in de urine uitscheiden.
Voorts blijkt, dat verschillende patiënten die bij-
voorbeeld overgevoelig zijn voor katten, wel aller-
gisch kunnen zijn voor verschillende allergenen uit
de kat. Zelfs is bekend, dat sommige honde- en kat-
terassen hun eigen specifieke antigenen hebben,
waarvoor mensen overgevoelig kunnen worden.
Wat tenslotte de therapie betreft: de auteur
bespreekt naast de symptomatische behandeling
de voor- en nadelen van immunotherapie (desensi-
bilisatie),

J. Goudswaard.

Immunologie

Immunologie

Neurologische verschijnselen bij een
hond met ziekte van Waldenstrom en leu-
caemie

,Allergie bij de mens door contact met
zoogdieren

Ohman, ,1, 1.,: Allergy in man caused by e,\\posure to
mammals, ./.
.-im. \\\'el. Med. .4«.. 172, 1403-1406.
(1978)

Het betreft hier een interessant \'guest\' review in de
.1.4 I\'M.A. geschreven door een arts-allergoloog, die
verbonden was aan de Harvard Medical School tc
Boston, De auteur wijst erop, dat het reeds meer
dan 100 jaar bekend is. dat contact met zoogdieren
(kalf. hond. paard. rund. schaap, geit. varken,
konijn, muis. rat. hamster, gerbil. cavia, chinchilla,
cheetah) kan leiden tot overgevoeligheidsreacties
bij de mens.

Het mechanisme van de reactie (cross linking door
allergenen van aan mestcellen gebonden IgE met
release van o,a, histamine als gevolg), de sympto-
matologie en de diagnostiek worden uitvoerig

Braund. K, G,, Everest, R, M,. and Albers. R, A,:
Neurologie tnanifestations of monoclonal IgM
gammopathy associated with lymphocytic leuke-
mia in a dog, ,/,
.4in. I\'er. .Med. 172. 1407-
1410. (1978).

De auteurs, werkzaam aan de Auburn University in
Alabama, beschrijven ecn interessant geval van
monoclonale IgM gammapathie (beter bekend als
ziekte van Waldenstrom:
Ref.) bij een 1\'/, jaar
oude poedelreu.

Het dier vertoonde afwijkingen in de fundus (o,a,
retina bloedingen), zoals wel meer bij hyperviscosi-
teitssyndroom ten gevolge van monoclonale gamm-
opathie wordt gevonden (Een in Nederland gevon-
den geval met IgA gammopathie werd door Virella,
Slappendel en referent beschreven in
hnmun.
.4rchs. AH. appl. Immunol.
55. (1977): Ref.).
f^e beschreven neurologische afwijkingen (ataxie,
tremor van het hoofd, disoriëntatie, omvallen, etc,)

-ocr page 469-

/ijn echter nog niet eerder bij honden met hypervis-
cositeitssyndroom ten gevolge van monoclonale
gammopathie beschreven; wel worden overeen-
komstige symptomen beschreven bij mensen met
ziekte van Waldenstrom.

Het feit. dat het in dit geval om een IgM gammopa-
thie ging werd elegant door de auteurs bewezen; de
bij het artikel afgedrukte foto\'s van immunoelectro-
foreses zijn buitengewoon duidelijk. Klinisch zowel
als postmortaal werd voorts nog een lymphocytaire
leucaemie aangetoond; een ziekte, die gewoonlijk
niet samengaat met Morbus Waldenstrom en
slechts éénmaal eerder in deze combinatie bij de
hond werd gevonden. Het sectieverslag is uitvoerig,
terwijl in de discussie de auteurs de gevonden afwij-
kingen vooral vergelijkend-pathologisch bespre-
ken.

J. Goudswaard.

Oncologie

Neonatale BCG-vaccinatie en kanker bij
jonge kinderen

Nilsson. B. S. and Widström, D. O.; Neonatal
BCG Vaccination and childhood cancer.
I.ancei. 1.
222. (1979).

Mede gezien de bekende stimulerende rol van BCG
op het immuunapparaat werd een retrospectief on-
derzoek ingesteld naar de tumorfrequentie bij jonge
kinderen, die wel en die welke niet met BCG waren
ingespoten. Dit was in Zweden mogelijk, doordat
tot mei 1975 bijna alle pasgeboren kinderen (95%)
met BCG ingespoten waren en daarna praktisch
geen enkel kind.

Het absolute aantal tumoren en de tumorfrequen-
tie per 100.000 geboorten vergeleken in 2-jaars pe-
rioden, n,l, in 1971-1972. 1973-1974 en 1976-1977
toonden geen significante verschillen.
Voor de zekerheid werd nog nagegaan, of de kin-
deren met tumoren, geboren in de vaccinatiepe-
riode. inderdaad met BCG behandeld waren. Dit
was bijna altijd het geval.

Het onderzoek wordt nog voortgezet o,a, met be-
trekking tot de typering van de tumoren,

W, .Misdorp.

Konijn

Ziekte van Ty/zer: een epidemie onder
konijnen

Ononiwu, .1, C., ,lulian, R. ,1.; Ca/i. l ei../.. 19, 10^-
1119. (1978).

In een groep van commercieel gehouden konijnen
trad een spontane epidemie van Tyzzer\'s ziekte
tBacillus pHiformis) op, waaraan .50% der volw asse-
nen en jonge dieren stierven.
Klinisch toonden de dieren diarrhee met weke tol
waterige ontlasting, vermageringen uitdroging. De
wateropname bleef onveranderd.
Bij sectie was er een diffuse hyperaemie van de
serosa van de darm. oedeem van de mucosa in het
ileum, het caecum en hel proximale colon. De lever
was donkergekleurd en doorzaaid met uiterst fijne,
witte haardjes, Histologisch werd een ulceratieve
enteritis gediagnostiseerd en multipele leverhaard-
jes. De verwekker was na l.evaditi-kleuring in de
cellen der veranderde organen te vinden.
Differentiaaldiagnostisch komt vooral Salmonel-
lose en eventueel pseudotuberculose en tularaemie
in aanmerking.

3 Dagen na het verstrekken van drinkwater met
Oxytetracycline in een concentratie zoals te doen
gebruikelijk voor kippen, hield de sterfte op,

F. Zwan.

Rund

Chronische Cu-vergiftiging bij melk-
koeien

Stogdale. 1..; Chronic copper poisoning in dairy
cows.
.Ausir. Vet. Journal. 54. 139-141. (1978).

Aan een koppel van 200 melkkoeien (.lersey\'s) in
een koper-deficient gebied werd dagelijks zonder
problemen 2.5 gram kristallijn CuSOj per dier, ver-
mengd met geplette haver, gegeven.
Na ongeveer 5 jaar werd deze toediening v erhoogd
tot gemiddeld 1 1 gram per dier per dag, terwijl
hoog-productieve dieren zelfs tot 22 gram per dag
kregen.

Zes maanden later werden 2 dieren, waarvan één
hoog-productief ziek en stierven binnen 4 dagen.
De voornaamste verschijnselen waren; lusteloos-
heid, koliek, obstipatie, parese en icterus. Bij sectie
werden icterus, dehydratie, een bleke, gezwollen
lever, haemoglobinurie en uitgebreide bloedingen
in het darmlumen vastgesteld.
Nadat de kopertoediening was gestaakt, stierf 3
weken later nog één dier onder dezelfde omstandig-
heden. De Cu-gehaltes in de diverse levers varieer-
den van 1250 tot 2400 ppm. in de droge stof.

.4. Moernian.

-ocr page 470-

Rund

Enkele invloeden van xylazine-
hydrochloride (Rompun®) op de urine
van runderen

Thurmon, J. C.. Nelson. D. R.. Hartsfield. S. M..
and Rumore. C.A.: Effects of xylazine hydrochlo-
ride on urine in cattle.
Aiis/r. Vei. Journal. 54, 178-
180. (1978).

Bij een aantal niet-drachtige runderen werd de hoe-
veelheid geproduceerde urine, de pH, en het glucose
gehalte van de urine gemeten na intra musculaire
toediening van xylazine hydrochloride (Rompun®,
Bayer) in twee doseringen (0,22 mg. kg. resp. 0,44
mg. kg.), en vergeleken met een aantal controle die-
ren. Vanaf 6 uur vóór de toediening tot 5 uur erna
kregen de dieren geen voedsel en water. De urine
werd gedurende die tijd verzameld met behulp van
een permanent aanwezige ballon-catheter.
In de eerste 4 uren na de injectie, met een top na ± 2
uur, bleken de met xylazine ingespoten dieren 6,7,
resp. 6,8 maal zoveel urineteproducerenalsdecon-
trole dieren. Glucose werd vanaf 15 minuten na de
injectie bij alle behandelde dieren gedurende circa 6
uur in de urine aangetoond, eveneens met een hoog-
tepunt na 2 uur. Bij de hoogste dosering begon de
glucose uitscheiding eerder en duurde langer. Een
duidelijk effect op de pH werd niet vastgesteld.
Door deze diuretische eigenschappen is xylazine
gecontra-indiceerd bij dieren met dehydratie en
hypo-volaemie, evenals bij dieren met een obstruc-
tie van de urinewegen.

Een nadere verklaring voor deze verschijnselen
werd niet gegeven.

.4. Moerman.

Varken

De invloed van een maag-darminfectie
op het zink-metabolisme en de klinische
verschijnselen van een zink-gebrek bij
biggen

Whitenack, D. E.. Whitehair, C. K., and Miller, E.
R.: Influence of Enteric Infection on Zinc Utiliza-
tion and Clinical Signs and Lesions of Zinc Defi-
ciencv.
The .4m. J. le!. Re.s. IV;/.. ,19M()9, 1447-
14X1. (1978).

Met dit onderzoek heeft men willen vaststellen:

1. de invloed van een maag-darminfectie op het
Zn-metabolisme;

2. de klinische symptomen en patholoog-anato-
mische afwijkingen t.g.v. een Zn-gebrek en de
invloed van een Zn-gebrek bij een maag-darm-
infectie;

.3. de invloed van aan het voer toegevoegde anti-
biotica, te weten: oxytetracycline (50 mg kg
voer) en nystatine (400 eenh., kg Voer) bij big-
gen met een Zn-gebrek.

Het zink-arme rantsoen bevatte zink in een concen-
tratie van 12 p.p.m. Het rantsoen met een normaal
zinkgehalte bevatte zink in een concentratie van 100
p.p.m. Door middel van een besmetting met het
r.G.E. virus veroorzaakte men een maag-
darminfectie. Voor experimenten gebruikte men
biggen van 7 dagen oud. van een bedrijf waar geen
T.G.E.-infectie was voorgekomen. Vooreen nadere
beschrijving van de uitvoering van de experimenten
verwijs ik naar het artikel.

De resultaten: het eerste symptoom van Zn-gebrek
was een vermindering van de voedselopname, ver-
magering, vertraagde groei. De biggen, die met een
Zn-arm rantsoen werden gevoerd, kregen na twee
weken huidafwijkingen, in de vorm van een crus-
teus eczeem, aan de klauwtjes, op de ventrale buik-
huid, rond de ogen en aan de binnenzijde van de
dijen.

Alle biggen die gevoerd werden met een Zn-arm
rantsoen, kregen para-kerntosis van de tong en de
slokdarm en de cardia van de maag. Bij deze biggen
waren de darmvlokken en de klieren van het ileum
geatrofieerd, tevens zag men atrofie van de thymus,
de pancreas en afw ijkingen aan de milt. Bij twee van
de drie beertjes die gevoerd werden met een Zn-arm
rantsoen en besmet werden met het T.G.E.-virus
kwam beiderzijdse necrosc en hemorrhagie van de
testikels voor.

Bij biggen die een normaal Zn-gehalte bevattend
voer kregen toegediend, daalde het serum Zn-
gehalte 4 dagen na de infectie met het T.G.E.-virus,
de Zn-retentie was weinig of niet veranderd bij deze
biggen.

Biggen, die met een Zn-arm rantsoen werden
gevoerd, vertoonden 4 dagen na de infectie met
T.Ci.E.-virus geen daling van het serum Zn-gehalte,
wel verminderde de Zn-retentie, waarschijnlijk ver-
oorzaakt door een atrofie \\an de darmvlokken en
beschadigingen \\an de darmwand ten gevolge van
het T.CLE.-virus. Ook zag men alleen bij deze groep
biggen, 4 dagen na de infectie met het E.G.E.-virus,
een neutropenie. Men neemt aan dal de Zn-
homeoslasis wordt gereguleerd door een humorale
factor, genaamd \'leucocytic endogenous mediator\'
die door fagocyterende cellen wordt gevormd en
een actieve rol vervuld bij de eiwit-synthese in de
lever.

De medicijnen hadden geen invloed op het Zn-
gebruik en op de aard en hel voorkomen van de
para-keratosis, wel verminderden ze de schimmel-
en bacteriële infecties op de mucosa van de long, de
slokdarm en de cardia van de maag.
Deze infecties kwamen in uitgebreide mate voor bij
biggen, die met een Zn-arm rantsoen werden
gevoerd.
 C. /). fl. Si/pken.s.

-ocr page 471-

Varken

Abortus bij zeugen door Sarcosporidien

Erber. M.. Meyer. .E. Boch. J.: Aborte beim
Schwein durch Sarkosporidien
(Sarcoscystis suica-
nis). Berl. und Münch. Tierärzü. Wschr..
91.
(20). 393-395. (1978).

In 1976 berichtte Stalheim voor het eerst over abor-
tus bij runderen door een Sarcosporidien infectie.
Ook bij schapen werd door Leek en Payer (1978)
zulk een infectie beschreven. Bij het varken zijn
twee sarcosporidien bekend (Rommel 1972), waar
de mens en de hond gastheer voor zijn.
Door Boch werd in Zuid Duitsland vastgesteld, dat
35% van de oudere varkens sarcosporidiên-dragers
waren.

5 Zeugen werden met 50.000 Sarcocyslis suicanis-
sporocysten besmet, afkomstig van een experimen-
teel besmette Beagle. De zeugen waren op moment
van infectie 3, 6. 9. 12 en 15 weken drachtig. Nor-
male parasietenbestrijding vond plaats en onder-
zoek op listeriose, leptospirose en brucellose was
negatief

Op de 12e dag verhoogde temperatuur en 1 dier
aborteerde; een 2e op 14 dagen; op 58edageen ster-
vende, terwijl 2 zeugen normaal wierpen. Behalve
koorts, zwakte in achterhand en bij sectie spiercys-
ten gevonden. Interessant is, dat zeugen, die in laat-
ste derde deel drachtigheid waren, niet aborteerden.
Er is geen vruchtafsterving gevonden. Biggen waren
parasietologisch in spieren negatief

E. J. Voûte.

Voedingsmiddelenhygiëne

Microbiologie van rundergehakt

Foster. J. F., Fowler. J. 1... and Ladiges. W. C.; A
Bacteriological Survey of Raw Ground Beef
J.
Eood Protection.
40, 790-794. (1977).

De auteurs onderzochten de microbiologische
gesteldheid van 150 monsters rundergehakt, 3-5
Monsters werden iedere week gedurende 11 maan-
den genomen en gekoeld bewaard (4° C) tot de aan-
vang van het onderzoek, max, 48 uur later.
Het totale aerobe kiemgetal bij 32° C varieerde van
7
X 10" tot 8 X 10\' per gram met een gemiddelde van
6,4
X 10^ per gram.

Het M PN van coli-achtige micro-organismen varie-
erde van < 3 tot 10\' per gram in 96.7%.

Het MPNvanf, co/i van < 3 tot 5 x 10" in94.7%en
het MPN van
Staph, aureus van < 3 tot 1.1 x 10\'
gram in 61.3% der monsters.
De gemiddelde waarden bedroegen resp. 5 x 10\', 2 x
10\' en 6
X 10\' per gram.

De aantallen faecale Streptococcen varieerden van
< 1 tot 2
X 10" met een gemiddelde van 2 x 10\' per
gram in 99.3% en het aantal
Cl. perfringens va-
rieerde van 1 tot 2.7
x 10\' met een gemiddelde van
55 per gram in 56% der monsters.
Salmonella\'s werden in 25 gram monster niet meer
gevonden.

Determinatie der geïsoleerde aerobe en anaerobe
stammen gaf te zien dat van de Gram negatieve
flora
E. coli, de Klebsiella enterobacter groep en
Citrobacter spp het meest frequent voorkwamen.
Bij de Gram positieve flora was dit
Staph, aureus en
bij de anaerobe flora Cl. perfringens.

H. Mol.

Voedingsmiddelenhygiëne
Delvotest getest

Johnson, M. E., Martin, J. H., Baker, R. J., and
Parsons. J. G.; A Comparison of Several Assay
Procedures to Detect Penicillin Residues in Milk.
J.
Eood Protection.
40, 785-789. (1977).

De auteurs vergeleken twee in de USA gebruikelijke
testtechnieken voor onderzoek van zuivelproduk-
ten op penicilline residuen, de
Sarc. /u/fo cylinder-
plaat methode en de
B. suhtilis (ATCC 6633)
papier schijfjes/plaat methode met de Delvotest P
(Gist-Brocades),

Zij bepaalden de uitscheidingscurves in alle 4 kwar-
tieren van 6 gezonde koeien, die resp. 5 dagen intra-
musculair met 3 x 10\' LU. Procaine benzyl-
penicilline of 3 dagen met een intramammaire
infusie in het l,.A. kwartier direct na het melken
waren behandeld.

Het gebruikte preparaat bevatte 1 x 10\' LU. Pro-
caine benzyl-penicilline, 100 mg. Neomycine sul-
faat. 1500 mg. Sulfamethazine en 20 mg. Hydrocor-
tisone acetaat in een Quick Release basis. De
delvotest P bleek beter analyse-resultaten te geven.
(Dit artikel bevestigt nog eens de betrouwbaarheid
van de Delvotest P als hulpmiddel bij het geven van
afleveringsadviezen;
Ref).

H. Mol.

-ocr page 472-

Neem nou knaagdieren ....

Hanne en Andries van Foreest
(Uitg. Tiebosch. Amsierdam)
Over liet nu voor ons liggende, opvolgende deeltje in
de reeks: \'Dieren zijn ook mensen\', kunnen we wat
korter zijn, omdat over de auteurs, de schrijfstijl, de
druk en de uitvoering reeds een aantal opmerkingen
zijn gemaakt, die vrijwel de hele serie zullen betref-
fen. Ofschoon de stijl waarin dit boekje over de
knaagdieren geschreven is, toch een nuance-verschil
vertoont.

Het is alsof de auteurs zich bewust richten tot een
jeugdiger leeftijdsklasse. Veel baasjes en bazinne-
tjes van kleurmuizen, caviae, goudhamsters en
gerbils zullen dan ook de kinderleeftijd nog niet
ontgroeid zijn. Ook dit boekje is behalve weer
charmant, vooral ook zeer nuttig. Het zal dat nog
meer zijn, als ook de Moeders en de Vaders van de
knaagdierhoudertjes meebladeren. De stof wordt
weer behandeld vanuit het spreekuur. De verhalen-
reeks wordt onderbouwd met veel praktische wen-
ken en gelardeerd door spannende avonturen van
exoten, zodat een hamsterlijfje wat fragiel afsteekt
tegen het bergmassief van een olifant als achter-
grond. Een zeer goed punt van dit boekje is dat
diersoorten met hun Latijnse namen worden opge-
voerd en dat daarbij de taxonomie niet ontbreekt.
Ook hier weer dat enthousiasme vanuit het beroep
en de blijde bewondering van en verwondering óver
al die vele zijnswijzen van het dieren- en planten-
rijk. Vanuit dit kader gezien, is het dan ook een
(pro)lapsus linguae, om
parasiiaire diervormen af
le doen mei hei woord \'ongedierte\'.
Dat hebben de
auteurs vast niet bedoeld. Ongedierte bestaat im-
mers niet!

De stelling op pag. 51, dat vele soorten met uit-
sterven bedreigd worden, als gevolg van de
uitbun-
dige
voortplanting van de mens, is aanvechtbaar.
Een heel ander gedeelte van het menselijk gedrag
en vooral zijn \'attitude\' tegenover de Schepping,
zal er wel meer schuld aan hebben.
Dat olifanten in geen dierentuin mogen ontbreken
(pag. 52), moet ik ernstig in twijfel trekken. Zij
kunnen in
onze tuinen nooit aangepaste ruimten
krijgen, niet
zijn naar hun aard. Integendeel, wij
moeten die kanjers kwijt. \'Een walvis kunnen we
toch ook niet houden\', zei mij een dierentuin-
collega.

Maar in San Diego kunnen ze wel terecht, die grote
jongens. Dat dierentuinen overlevingsoorden zullen
worden voor veel meer dan enkele soorten, geloof
ik ook niet. We zullen eerder naar reservaten toe
moeten.

Onze dierentuinen houden taken genoeg over, maar
ze zullen nog veel moeten veranderen.
Op pag. 86 staat: \'Maak een hamster niet plotse-
ling wakker\'. Beter lijkt mij het dier
overdag hele-
maal niet te storen.

SIsreil

Tenslotte zou ik nog graag gewezen zien op het
vóórkomen van een lymfocytaire choriomenin-
gitis bij knaagdieren, die vooral in het geval van
jonge hamsters, lang niet ongevaarlijk is voor kleine
kinderen. (Zie ook Bisseru en Voigt-Kleine, Zoö-
nosen.)

Dit kleine aantal kanttekeningen doet niets af aan
de warmte waarmede we dit werkje kunnen aan-
bevelen, aan alle huidige- en toekomstige houders
van gezelschapsdieren uit de orde van de Rodentia.
Maar ook aan de ouders van de houders, als deze
laatste nog vrij jong zouden zijn.

M.A.J. Ver wer.

Canine Ophthalmology

W. G. Magrane,

(Lea <& Fehiger, 3rd Edition,

Philadelphia, 1977).

In 1965 verscheen de eerste druk van Canine
Ophthalmology geschreven door W. G. Magrane.
Een boek van 240 pagina\'s met 379 zwart-wit illu-
straties en foto\'s en 11 bladzijden kleurenfoto\'s. In
de 2e druk werden reeds vele wijzigingen en aanvul-
lingen aangebracht waardoor het boek groeide naar
284 pagina\'s. De nu verschenen 3e druk bevat 305
pagina\'s. Deze uitbreiding is echter voor een groot
deel toe te schrijven aan de toevoeging van 20 aparte
pagina\'s. Deze uitbreiding is echter voor een groot
zoveel meer informatie verschaffen bij afwijkingen
aan en in de oogbol. Het grote voordeel van deze
kleurenfoto-pagina\'s is dat tnen dit deel als een pla-
tenatlas van klinische beelden kan gebruiken.
Een nadeel hiervan is dat de foto\'s zich niet meer bij
de desbetreffende tekst bevinden.
De zeer overzichtelijke indeling in 12 hoofdstukken
en een appendix is onveranderd gebleven. Vele
nieuwe ontwikkelingen in de diagnostische me-
thodieken, therapeutica en chirurgische technieken
zijn in deze druk verwerkt. Toch is het doel van het
boek onveranderd gebleven: een zo kort en bondig
mogelijk oogheelkundig handboek voor de student
en de eerste lijns dierenarts. De schrijver heeft zich
inderdaad niet laten verleiden om alle mogelijkhe-
den. die het huidige oogheelkundige specialisme
biedt, in zijn boek te verwerken.
Puur als naslagwerk voor literatuurlijsten van alle
alternatieve methodieken is dit boek minder ge-
schikt.

-ocr page 473-

De mogelijkheden die wel gegeven worden lijken
sleeds aan de praktijk getoetst, bevredigend bevon-
den en met hun be/waren ofeomplicaties verwerkt.
Men kan dan ook stellen dat Canine Ophthalmo-
logy momenteel het beste en meest \'up to date\'
boek voor de algemene oogheelkunde van de hond
IS. De tweede en derde lijns dierenarts zal vermoede-
lijk wel enige behoefte hebben aan aanvullende
mformatie, zoals bijv. over de ehirurgie van het oog
en de fundus afwijkingen.

Hiervoor zijn sinds enige jaren eehter zeer goede
aan\\ullende boeken ter beschikking. Daarnaast
zou het boek in de toekomst nog meer in waarde
stijgen als ook de specifieke oogheelkunde van de
kat erin verwerkt zou worden, zodat het meer bijv.
als \'Small Animal Ophthalmology\' op het gehele
kleine huisdieren-gebied is afgestemd.
Voor hen die reeds een le druk van Canine
Ophthalmology in hun bezit hebben, is het aanbe-
velenswaardig de aanschaf van deze nieuwe her-
ziene druk te overwegen. Al met al een boek dat een
klinicus die honden onder zijn of haar patiënten telt
niet kan en mag missen.

F. C. Stades.

HM

(Buiten verantwoordelijkheid van de redaktie)

Reactie op
\'klinisch Klein\'

Naar aanleiding van de door collega Staman
besproken patiënt in de aflevering van 15 april
1979
(Tijdschr. Diergenee.sk.. 104. (8j 349.
(1979)).
wil ik graag het volgende onder uw
aandacht brengen.

In de laatste 4Jaren werd mij tweemaal een kat
ter onderzoek aangeboden met een gezwollen,
enigszins cyanotische tong. die een I\' , a 2 cm
uit de mond hing. Bij nadere inspectie kon
over de tongrug diep in de keel kijkend geen
afwijking gevonden worden. Bij optillen van
de tong bleek, dat het frenulum sterk was
ingesnoerd en naar achter verplaatst dooreen
witte glanzende streng.

\'s-Gravenhage. april 1979.

Zonder narcose lukte het me in beide gevallen
de band door te knippen.
Het bleek beide keren een bloedvatring te zijn
van enkele millimeters breedte met een diame-
ter van ± I\' • 1 cm.

Na verwijdering van de ring werd de tong
direct door de dieren naar binnen getrokken.
Er traden geen complicaties op.
Bij navraag bleken de dieren ± 14 uur tevoren
een vleesvoeding gehad te hebben, bestaande
uit grofgemalen hart.

Door de stand van de tongpapillen en de
andere eetgewoonte van de kat (n.1. niet
schrokken) is volgens mij het risico van
bovenbeschreven corpus alienum voorde kat
groter dan voor de hond.

A. C. Vervoorn-Malinoskv Blom

-ocr page 474-

BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN
DierziektenbuIIetin nr. 7 van de Veterinaire Dienst
over het tijdvak I tot 15 april 1979 vermeldt de
volgende aantallen gevallen van aangifteplichtige
besmettelijke dierziekten in Nederland.

Atrofische rhinitis

Totaal 45 gevallen in 44 gemeenten:

AFRIKAANSE VARKENSPEST
Spanje

Gedurende de tweede helft van februari en de eerste
helft van maart werden in 19 Spaanse provincies
91 bedrijven besmet met Afrikaanse varkenspest.
Hier waren 19.988 varkens aanwezig, waarvan er
1.931 aan de ziekte stierven en 18.057 werden afge-
maakt.

Van de Veterinaire Hoofdinspectie van de
Volksgezondheid tevens Directie van de
Veterinaire Dienst

1 geval

3 gevallen

2 gevallen

6 gevallen in 5 gemeenten
16 gevallen

4 gevallen
2 gevallen
9 gevallen
2 gevallen

Groningen

Friesland

Drenthe

Overijssel

Gelderland

Utrecht

Zuid-Holland

Noord-Brabant

Limburg

Schurft

Totaal 6 gevallen in 6 gemeenten:
Groningen 2 gevallen

Friesland I geval

Gelderland 2 gevallen

Zeeland 1 geval

VESICULAIRE VARKENSZIEKTE
België

Hoewel op 19 februari in Belgis het sein situatie
meester werd gegeven t.a.v. vesiculaire varkens-
ziekte, manifesteerde deze ziekte zich in april
toch opnieuw. Twee gevallen van S.V.D. werden bij
mestbiggen te Arendonk (provincie Antwerpen) en
Opitter (provincie Limburg) vastgesteld. Het be-
drijf te Arendonk bleek na herbevolking (380
biggen) opnieuw besmet te zijn; het tweede had
3 weken tevoren 119 biggen aangekocht. Alle dieren
zijn afgemaakt en vernietigd. Strenge sanitaire
maatregelen zijn genomen in alle beschermings
gebieden.

Rotkreupel

Totaal 57 gevallen

Groningen

Friesland

Drenthe

Overijssel

Gelderland

Utrecht

Noord-Holland

Zuid-Holland

Zeeland

in 43 gemeenten:
3 gevallen
26 gevallen in 16 gemeenten
5 gevallen in 4 gemeenten
3 gevallen in 2 gemeenten

3 gevallen

4 gevallen

10 gevallen in 8 gemeenten

1 geval

2 gevallen

MOND- EN KLAUWZEER
Kwartaalrapport Pirbright

Het kwartaalrapport van het World Reference
Laboratory te Pirbright, Engeland, over de pe-
riode I januari t/m 31 maart 1979 vermeldt het
onderzoek van 129 monsters uit 15 landen. In 85
monsters (65%) werd virus aangetoond.

-ocr page 475-

Bangladesh

9

monsters

Hong Kong

20

monsters

India

39

monsters

Jordanië

7

monsters

Koeweit

3

monsters

Lybië

4

monsters

Maleisië

2

monsters

Mozambique

3

monsters

Nigeria

2

monsters

Oman

10

monsters

Philippijnen

2

monsters

Rhodesië

5

monsters

Senegal

9

monsters

Turkije

7

monsters

Arabische Republiek

Jemen

7

monsters

3 type O, 1 type A, 3 type Asia 1, 2 negatief
15 type O en 5 negatief

1 type O, 3 type A en 27 type Asia 1, 8 negatief
3 type O en 4 negatief

3 type Asia 1

2 type A en 2 negatief
2 negatief

1 type SAT 2 en 2 negatief
1 type SAT 1 en 1 negatief
6 type O en 4 negatief
1 type A en 1 type C

1 type SAT 1, 2 type SAT 2 en 2 negatief
5 type SAT 2 en 4 negatief

4 type O en 1 type A, 2 negatief

I type O en 6 negatief

Zuid-Afrika

Bij een telegram van 18 april deelde de Veterinaire
Dienst te Pretoria mee, dat een uitbraak van mond-
en klauwzeer was geconstateerd op JO^SS\' ooster-
lengte, 23010\' zuiderbreedte. De uitbraak vond
plaats in het gebied dat grenst aan het Kruger Park,
waar normaal een verbod voor dieren met ge-
spleten hoeven geldt.

De noodzakelijke sanitaire maatregelen zijn getrof-
fen. Er bestaat geen gevaar voor de export.

spfflfe l^iin

Mei:

15—18 XVll. Wissenschaftliche Tagung der Ge-
sellschaft für Versuchstierkunde, Heidelberg,
(pag. 396).

16 Gastcollege: \'Hypocalcemie\', Kliniek voor
Kleine Huisdieren (pag. 368).

16-17 Seminar über Schafkrankheiten,
Bad Sassendorf (pag. 396).

17 A.C.V.-Controle; traditionele studiedag. Cul-
tureel Centrum \'De Reehorst\', Bennekomse-
weg 24, Ede (Gld.) (pag. .394).

17 Vereniging van Directeuren van Gemeente-
lijke Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten
Nederland. Ledenvergadering.

17 Afd. Noord-Holland K.N.M.v.D. Afdelings-
vergadering, Café-restaurant Kaan, Provin-
cialeweg 1, Oosthuizen.

17 Afd. Gelderland K.N.M.v.D. Afdelingsverga-
dering.

18 —20 Groep Geneeskunde van het Kleine Huis-

dier: \'Voorjaarsdagen 1979\'. RAI-Congrescen-
trum, Amsterdam (pag. 1202 (1978) en 200).

19 Dierenartsassistenten nascholing (D.A.N.S.),
RAl-Congrescentrum, Amsterdam (pag. 355).

19 —27 \'Das Tier und wir\' Fachmesse und Infor-
mationsscbau und \'Paedogica\' 2. Lehrmittel-
messe, Basel.

21-25 XXXIV. Internationaler Kongress für
Homöopathie und 131. Kongress d. Dr. Zen-
tralvereins Homöopathischer Ärzte (A).

23 Afd. Friesland K.N.M.v.D. Afdelingsvergade-
ring. Postiljon motel. Heerenveen.

25—26 3. Arbeitstagung über Pelztier-, Kanin-
eben- und Heimtierkrankheiten. Celle (pag.
395).

31 Promotie drs. R. Hajer tot doctor in de dier-
geneeskunde, aanvang 14.15 uur, RU, Utrecht.

Juni:

4—5 28. Tagung der Europäischen Gesellschaft
für VeterinärpathcJogie, Stuttgart (pag. 396).

7 Promotie dra. U. Narucka tot doctor in de
diergeneeskunde, aanvang 14.45 uur, R.U,,
Utrecht.

8—9 Tagung der Schweizerische Vereinigung
für Kleintiermcdizin, Zürich.

12 Kring \'Noord-Holland boven het IJ\'. Vergade-
ring \'het Oude Slot\' (Markt) te Schagen, aan-
vang 20,30 uur.

14 Klinische Avond Vakgroep Geneeskunde van
het Kleine Huisdier (pag. 368).

14 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland, vergadering Beatrix-gebouw, Jaar-
beursplein, Utrecht, aanvang 20,00 uur.

15—17 Congrès National de la Conférence Na-
tionale des vètérinaires specialistes de petits
animaux. Lyon (pag. 396).

15 Ledenvergadering A.U.V.

Juli:

1—7 21e Wereld Veterinair Congres, Moskou
(pag. 403, 467 en 1314 (1978) en 160).

4 General Meeting W.S,A.V.A. (17.00-20.30).

4—6 9th International Conference of WAAVP
(pag. 328).

-ocr page 476-

23 26 European Association for Animal Pro-
duction (EEAP) - 30th Annual Meeting Har-
rogate (UK) (pag. 1283 (1978)).

•Augustus:

21-23 VH Symposium of the International
Committee on t,aboratorv Animals. Utrecht

(pag. 366 en 1302 (1978)).

30 Groep Geneeskunde van het Rund
K.N.M.v.D. Ledenvergadering.

28—29 PAO-cursus \'Veehouderij en Milieu\'. Wa-
geningen (pag. 407).

September:

2—7 10th International Conference on Health
Education. London.

3—7 V. International Symposium on Ruminant
Physiology. Clermont-Ferrand.

3—8 South African National and International
Veterinary Congress. Johannesburg, South
Africa (pag. 328).

4—6 PAO-cursus \'Veehouderij en Milieu\'. Wa-
geningen (pag. 407).

9—14 Annual Congress Brit. Vet. Association.
Aberdeen (A).

11 14 20. Arbeitstagungdes Arbeitsgebietes\'Le-
bensmittelhygiene\' der DVG. Garmisch-Par-
tenkirchen (pag. 396).

12—14 5. Internat. Kongress der Gesellschaft für
Veterinärröntgenologie (A). München.

13 Contacgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering. Beatrix-gebouw, Jaar-
beursplein te Utrecht, aanvang 20.00 uur.

19 Afd. Noord-Holland K.N..M.v.D. Afdelings-
vergadering. Café-restaurant Kaan. Provin-
cialeweg I. Oosthuizen.

20 Ciroep Volksgezondheid K.N.M.v.D. Leden-
vergadering, Jaarbeursgebouw, Utrecht.

25 28 1st European Congress of the European
Assoc. for Vet. Pharmacology and Toxico-
logy, Woudschoten, Zeist (pag. 283).

27 -29 28. Internationalen Fachtagung für Fort-
pflanzung und künstliche Besamung. Wels
Ehalheim (Österreich) (pag. 273).

Oktober:

5 6 Jaarcongres 1979, tevens I26e Algemene
Vergadering K..N.M.v.D. te Den Haag.

8 I I Second European Symposium on Poultry
Nutrition. Beekbergen (pag. 329).

11 13 Fachgruppe für Kleintierkrankheiten.
Jaarcongres. Berlijn.

25 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering. Beatrix-gebouw, Jaar-
beursplein. Utrecht, aanvang 20.00 uur.

26 Vereniging van Directeuren van Gemeente-
lijke Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten in
Nederland. Ledenvergadering.

November:

22 Vereniging van Directeuren van Gemeente-
lijke Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten in
Nederland. Ledenvergadering.

22 Groep Geneeskunde van het Rund
K.N,M,v,D, Ledenvergadering.

22—24 Erstes internationales Symposium für Ge-
lenkchirurgie beim Hunde, Lyon.

December:

13 Groep Volksgezondheid K.N.M.v.D. Leden-
vergadering, Jaarbeurscongrescentrum.
Utrecht.

13 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering Beatrix-gebouw, Jaar-
beursplein. Utrecht, aanvang 20.00 uur.

19 Afd. Noord-Holland K.N.M.v.D. Afdelings-
vergadering. Café-restaurant Kaan, Provin-
cialeweg I. Oosthuizen,

1980

Mei:

2—4 Groep Geneeskunde van het Kleine Huis-
dier; \'Voorjaarsdagen 1980\', Amsterdam,

Juni:

16 20 9, Internat, Kongress L Tierische Fort-
pflanzung u, Haustierbesamung (A),

24 26 2nd, International Symposium of Veteri-
nary f.aboratory Diagnosticians. I.uzern,
Switzerland (pag, 397),

29—3 juli Weltkongress \'Lebensmittelinfectio-
nen und Intoxikationen\' (A),

30 -3 juli VI Internal, Kongress der LP.V,S,
Kopenhagen.

Augustus:

17 22 VIth International Histochemistry and
Cviochemistry Congress 1980. Brighton (pag.
64).

September:

In Wien: 3. Kongress der Intern. Gesellschaft
für Eierhygiene.

1 5 Fifth International Conference on 1 richi-
nellosis. Noordwijk aan Zee (pag. 330).

1—6 31. .lahrcstagung der Europäischen Ver-
einigung für I ierzucht. München.

20 -23 XI Kongress für Buiatrik (A), Lei Aviv,
Israel.

8 —12 VT. Europäsischer Kongress der WPSA
(A).

1981

Mei:

I -3 Groep (ieneeskunde van het KLeine Huis-
dier: \'Voorjaarsdagen 1981\', Amsterdam,
In Dublin: 8, Internat, Symposium \'Lebens-
mittelhygiene\' der W.\'WEH (A),

-ocr page 477-

Haar wieg had gestaan in Overveen en jong
raakte ze reeds met paarden en andere dieren
vertrouwd. Na de plaatselijke MIT.O ging ze
naar de H.H.S. in Haarlem en haalde daar het B-
diploma. Ze was biologisch georienteerd en wilde
oorspronkelijk het bedrijf van haar ouders
overnemen. Deze vonden het werk te zwaar voor
een meisje en toen nam zij zelf de in die tijd zeer
ongew one beslissing dat ze voor veearts wilde
sttideren. Haar beide ouders waren komen te
overlijden en een beurs had ze niet twdig. Haar
voogd gaf uiteindelijk zijn toestemming. Van de
zijde van de hoogleraren der
1 \'eearisenijkuiulige
Hogeschool had zij bij het bepalen van de
genoemde keus geen enkele steun ondervonden.
Het bestuur had geschreven dat het beroep en
zelfs de opleiding zulke hoge eisen stelde aan het

uithoudingsveri
veearts uitsluite
Ze hield toch \\
september 192.\'s
ch gew

academis
faculteit.
.■\\bsvrtus w erd
van de V.
1 ..V. I
goedkeuring

eersie jaars stiuienten veel colleges en pra
gemeenschappelijk hadden met medische
biologie studenten. Een verandering van
studierichting in het tweede jaar tag
dientengevolge voor de hand.

. Zo werd Nettie Voet feitelijk de navolgster van
.A letta .lacobs, die in in Sappemeer w as

geboren en erop stond art.
lijd dat meisjes nog niet ee
middelbaar onderw ijs t.b.v
konden volgen. .4 letta had
van twee Groningse hoogte
ook hun steun voor haar u
universiteit ten behoeve waarvan tijdig dc
ministeriije dispensatie diende le worden
verkregen. Beide eersie gediplomeerde

krachten dat
■oor een man.
zich in
intus.se n
mdige

de

sieke
svas
liet
■>r dc
■mik.

nogen i
nd een beroep
oet\' bij stuk er,
inschrijven vo
■orden
I eearlsi

ipgeheven en zij kon lid worden
Voor haar voogd was de nodigt
)k vergemakkelijkt doordat de
tica

7!

irden zelfs in een
r.v het voorbereidend
het academisch
echter de steun ghad
■aren en deze gaven
elaling lot de

i te

Ijjii.

geneesktmdigen zijn na hun toelating vlot
afgestudeerd en beider naam zal nog lang in de
geschiedenis van de gelijkmaking van
ontwikkelingskan.sen en beroepskeuze voor
Nederlandse mannen en vrouwen bekend blijven
Hei verschil iu.s.sen .4 lel la en Nettie qua karaktei
manifesteerde zich vooral in de eigenschappen
dat de eerstgenoemde in hart en ziel feministe
was en streed voor geboortebeperking en \\ettie
haar energie voornamelijk ga] aan de
ontwikkeling van de diergeneeskundige
wetenschap. Dit was natuurlijk niet te voorzien
toen zij met 3f> andere eerste jaars de toen reeds
veel omvallende veterinaire studie aanving. Van
die 37 zijn er 25 veearts geworden maar Nettie
behoorde tot het zes-tal dat in de minimaal
daarvoor aangemerkte tijd de eindstreep bereikt
Voor zich w as ze hiermee niet tevreden: ze had
besloten zich in de kleinhuisdierziekien te
speciahseren en zo mogelijk ook te promoveren.
Gedurende haar studietijd echter had zij als
vanzeijsprekend van alle theoretische en
practische opleidingsfaciliteiten net als haar
mannelijke collegae gebruik gemaakt, ook de
lichamelijk als zwaar beschouwde oefeningen in
de embrvotomie aan het phantoom in de
hekrompen oude Kliniek voor l \'erlosktmde
achteraan op het terrein
172. Ook volgde ze de c

de klinieken voor Ziektt
en Verloskunde.

Door haar jaargenoten w as zij eigenlijk van de
beginne af als gelijke geaccepteerd. Toen zij haar
stages bij de \\ \'erloskunde had beëintligd werd zij
nog meerder maten namens prof. Van der Kaay
opgetrommeld om te helpen een geit te
verlossen. Haar kleine doch krachtige handen
konden de nauwe vagina en cervi.v van deze

barensnood wel passeren terw ijl
one mannenhand onmogelijk
■ nog menige zeug langs de
■lost van levende biggen

achter aan de Biltstraat
\'-a.s.sistentschappen aan
Htdsdteren

:an Grote

<

nau

jonge zeugen ii
dat voor de gew,
was. Zo heeft ze
natuurlijke weg

In memonam
DR. JEANNETTE
DONKER-VOET

Seilie Voet werd op 20 april 1907 als tw eede
dochter geboren in het gezin van een Noord-
Hollandse bollertkweker. Ze overleed in alle rust
in haar eigen huis te Houten op 1 maart 1979.
Niet alleen gelaten, maar de laatste dagen
verzorgd door haar zuster en vrienden uit de
straat, bijgestaan door de wijkverpleegster.

Tijxlschr. Diergeneesk.. deet 104. aß. 10. 1979

KONINKI.IJKE NEDERl.ANDSE MAATSCHAPPIJ VOOR DIERGENEESKUNDE

-ocr page 478-

waarop anders sectio cesaria had moeien
worden toegepast.

Op 19 december I9S0 kreeg Nettie dus haar
veearts-diploma. In die crisistijd had zij al een
baan die zij begeerde. Ze zou natuurlijk
meewerken aan de polikliniek maar had er ook
in toegestemd om mee te werken aan proeven
met e.xperimenteel toegepaste vergiftigingen met
chemicaliën die in de landbouw op het gemengde
bedrijf werden gebruikt. Reeds in 1931 verscheen
Nettie\'s eerste publikatie met als eerste auteur
prof. Klarenbeek. De titel in het Tijdschrift voor
Diergeneeskunde luidde: Toxicologische proeven
bij kippen, met acidunt arsencosum. Chili-
salpeter en kali-salpeter. Ze ging nog door met
dit soort proeven op hel gebied van de
experimentele toxicologie maar ze deed ze mei
veel tegenzin. Zo is het niet verwonderlijk dat ze
voor haar eigen research oversloeg van de
vergifi-leer naar de geneesmiddel-leer. Ze kreeg
hierbij van de hooggeleerde Sjollema en voor de
anatomische en histologische controle van de
gebruikte proefdieren de steun van de latere prof
Meyling.

~De titel van het proefschrift waarop ze op 29
juni 1934 promoveerde luidde: Een onderzoek
naar de waarde van enkele vitamine-D
preparaten voor kuikens en tevens naar de
mogelijkheid vitamine-D preparaten door middel
van kuikens te standaardiseren.
Na de promotie besloot Nettie om zich niet nog
blijvend ergens te vestigen maar te trachten in
het buitenland haar gezichtsveld te verruimen.
Daartoe wendde ze zich tot het beheerscollege
van het Nederlands Pasteurfonds en gezien haar
antecedenten werd besloten haar een beurs voor
de duur van twee jaar te verstrekken.
Ze vertrok dus naar Parijs en behalve werken
met mens- en dier-pathogene virussen leerde ze
ook met Fransen om te gaan en hun taal te
gebruiken. Haar taak was met een vaste
medewerker van het Instituut en twee andere
bursalen, alle mannen, de grootte van deze
ftltreerbare .smetstoffen te bepalen. In de tijd dat
de electronen-microscoop nog niet was
uilgevonden, was dit alleen mogelijk door
ftltratieproeven. Men gebruikte hiervoor
coUodium-membranen. waarbij de wijdte der
poriën uit de concentratie van coHodium in het
oplosmiddel te berekenen valt. De mededeling
over het resultaat der proeven in Annales de
l\'lnstilute Pasteur verscheen pas in 1938.
Nettie was toen al twee jaar vertrokken en
getrouwd. Ze had haar aanstaande echtgenoot
ontmoet op een tocht le paard door de poesta\'s
van Hongarije. Hij was met verlof in Nederland
en verhonden aan de Nederlandse
Handelmaatschappij waarvan de voornaamste
werkzaamheden in Nederlands-Indië en andere
delen van Azië waren gelocali.seerd. Het trouwen
kon niet wachten want alleen getrouwde paren
kregen vrije overtocht. De eerste reis ging naar
Calcutta in India. Naast haar huishouding vond
ze hier bezigheden bij de dierenbescherming.
Zakenmensen in de tropen hebben in de regel
geen langdurende standplaatsen en zo verhuisde
het echtpaar Donker- Voet successievelijk naar
Bandjermasin in het laag gelegen zuidelijk deel
van het im/nen.se Borneo. Daarna gingen ze naar
Semarang. Hoewel het in het hoger gelegen deel
van deze s4ad aan de Java-zee wel prettig wonen
is. bracht het verblijf hier hun weinig geluk.
Nettie was zwanger geworden, maar de baby
werd levenloos geboren. Daarna kreeg ze nog
een paar keer een abortus en toen kwam de
dreiging van de wereldoorlog. Toen de
Nederlandse regering direct na Pearl-Harbour
Japan de oorlog verklaarde moest haar man als
stadswachler opkomen en het militaire uniform
aantrekken. Als zodanig werd hij in de eerste
dagen van maart 1942 krijgsgevangene gemaakt
en eind 1942 afgevoerd om slavenarbeid te
verrichten aan de doden-spoorUjn in Thailand.
Na afloop van de oorlog in augustus 1945
vernam Nettie pas dat hij reeds enkele weken na
aankomst bij Chungkai. niel ver af van de \'River
Kwal\', ziek was geworden, aan de ziekle
overleden en begraven op de plaatselijke
begraafplaats.

Na de bevrijding verrichtte Nettie analisten werk
in het ziekenhuis ter plaatse. Er was een
overvloed van patiënten waarbij nog een
diagnose moesl worden gesteld en hel werk hielp
haar om over hel feit dat ze weduwe was heen te
komen. Vanuil Midden-Java werden de meeste
Nederland.se vrouwen en kinderen per schip
vervoerd naar een herstellingsoord in de bergen
van Ceylon en natuurlijk ging Netty mee voor
het nodige laboratorium-werk. Na enkele
maanden maakte ze tenslotte de repatriëring mee
met de Nieuw-.Amsterdam. Hel schip was als
troepentranspprtschip gebruikt door de U.S.A. en
kon 4000 militairen vervoeren: voor dit aantal
meer of minder zieke vrouwen en kinderen was
het echter veel te veel.

Tijdelijk werd Nettie opgenomen in het huis van
haar zuster in Haarlem doch al gauw zocht en
vond ze weer passende arbeid in het S. V. O. /. te
Rotterdam. Indië bleef haar echter trekken en
tevens wilde ze nog zien waar haar man begraven
was. Ze kwam weer in gouvernementsdiensl eerst
in Batavia en daarna gedetacheerd aan het
Veeartsenijkundig Instituut te Buitenzorg. Hier
kreeg ze de opdracht een vaccin te maken tegen
pseudovogelpest, de meest schadelijke ziekte in
de Oost. Het was Kraneveld niet gelukt een
bruikbare entmethode te vinden maar gedurende
de oorlog zou dit wel in Zuid-Afrika gelukt zijn
en ook werd in Egypte een vaccin gemaakt.
Het werd echter een reis met veel tegenslag. In

-ocr page 479-

Egvple was haar visum eu hei uoi/ige geld iiiel
aangekomen en nadai de Nederlandse consul
hierin voorzien hati mochl ze als vrouw niel
w erken op hel insiiiuui waar de vaccinhereiding
plaals vond: een beroep op de minister via een
audiëntie strandde in diens wachtkamer. Ook in
Onderstepoort w as nog geen bruikbaar vaccin
disponibel. Ijiid 1951) liep haar werk teneinde en
na de souvereiniteits-overdrachi vertrok ze via
Thailand w eer naar Nederland. Het gra f vun
haar man was nog in Chungkai. Later zijn alle
versprehie graven van Nederlandse KNIL-
militairen geconcentreerd in Kanchanahuri. Die
in Hirma zijn samen gebracht in Thanhyuzvai. 60
km ten zuiden van Mouhnein.
\\a terugkeer in Nederland heefi Nettie
gesoUiciteeril naar de beirekking van
wetenschappelijk medew erker aan hel Instituui
voor Infectieziekten van de Factdieit. Ze kreeg
de aanstelling en toen ze in 1955 moest kiezen
tussen hel Insiituut voor
I \'irotogie en dat voor
Bacteriologie koos zij hel taaiste. .4an dit
Instiluut kreeg ze samen met dr. C\'.
.4. van
Dorssen de praktische opleiding van de
studenten te verzorgen. Op l irotogie werden
geen prakiica gegeven en zo is het te begrijpen
liai minder dan de hetji van haar tijd
beschikbaar bteef voor w etenschappelijk w erk.
Loch heeji juist zij de moeilijkste onderzoekingen
gedaan waar zeer veel serologische reacties bij te
pas k wamen. Zo is ze er in gestaagd aan te tonen
dal er niet 4 maar 5 serologische typen van
l.isteria monocytügeiies zijn. en kon ze tvpe 4
ook nog onderverdelen in 4 suhtyf)es.
I an het
routine-onderzoek w as haar dat t.h.v.
tepiospirosis toebeileeld terwijl ze zich ook nog
geworpen had op de differentiatie van de
mvcoptasmen bij vogels en zoogdieren.
Zij was het ook die bij jonge Pekingeendjes mei
hewegingstoornissen vaststelde dat deze waren
toe te schrijven aan een septicaemie van
Moraxella anatipestifer, een haemophylus-achtig
staafje dat alleen in primaire cultuur met lO\'i
CO, is te isoleren. Nettie heeft door haar
w etenschappelijk werk verschillende
internationale symposia kunnen meemaken en
zelfs kreeg ze van een .Amerikaanse organisatie
nog een beurs (gram) voor het verrichten van een
onderzoek op hel gebied van lisleriosis aan de
.Michigan State i\'niversily le L\'asi Lansing in
1958.

□ UolJiJD

Sederl haar in diensl Ireding bij hei Insiituut
voor I \'eierinaire Bacieriologie is Setiie auteur of
mede-auteur geworden van 26 publikaties in
diverse vak tijdschriften.
Haar gezoruiheid liet vooral de laatste jaren
nogal veel le wensen over. daardoor moest ze hel
houden van een eigen rijpaard opgeven maar
eigenlijk lot de laatste maanden heeft ze haar
broeikas met e.xotische planten verzorgd. De
laatste orchidee uit die kas w erd door haar zuster
in Daelw ijck op de kist gelegd. Bij de cremalie
waren behalve familieleden ook vele vrienden
aanwezig. Onder deze w aren naast tijdgenoten
van het Instituut voor Infectieziekten en
I ëterinaire Bacteriologie ook vertegenwoordigers
van ile Soroptimist-cluh te l \'trecht, waarvan ze
net als van de K. .\\\'. .M.v. D. vanaf 1931 lid was
geweest. .4an de bedoelingen van de club heeft ze
zeker ten volle meegewerkt.

•1. 1 -I.V DER SCHAAF

-ocr page 480-

lull

XXI BCEMMPHbIM BETEPHHAPHbIM KOHTPECC
XXI WORLD VETERINARY CONGRESS
XXI CONGRES MONDIAL VETERINAIRE
XXI WELT-TIERARZTEKONGRESS
XXI CONGRESO MUNDIAL DE VETERINARIA

XXI Wereld Veterinair Congres

Moskou 1-7 juli 1979

De er\\aring heeft geleerd, dat een
belangrijk aantal dierenartsen, in het
bijzonder praktici, gewoon is de
beslissing wel of niet deel te netnen aan
een Wereld Veterinair Congres tot een
paar dagen voor het Congres uit te
stellen.

/)// is voor hel congres in Moskou niel
mogelijk !

Diegenen die nog niet besloten hebben,
dienen rekening te houden met het feit
dat
vóór I juni 1979 alle noodzakelijke
voorbereidingen getroffen dienen te
worden.

Deze voorbereidingen bestaan uit:

a. reservering en betaling van
hotelaccornodatie

b. registratie en betaling van
Congreskosten

c. indien u aan een e.xcursie voor of
na het Congres wenst deel te
nemen, dan dient u eveneens te
reserveren en te betalen vóór
bovengenoemde datum.

Zodra deze voorbereidingen zijn
getroffen, dient u een aanvraag voor
een visutn in te dienen (I maand
geldig).

Bovengenoemde voorbereidingen en
ook de aanvraag van visa dienen via
intourist\' geregeld te worden of \\ia een
reisbureau dat namens intourist\' deze
zaken kan afhandelen. In de meeste
landen zijn "all-in" arrangementen.

inclusief goedkopere chartervluchten
door één of tneerdere reisbureau\'s
geoffreerd. Informatie hierover kunt u
verkrijgen bij het bureau van de
Maatschappij.

Koninklijke Onderscheidingen

Ter gelegenheid van de verjaardag
van H. M. de Koningin hebben de
volgende dierenartsen een Koninklij-
ke Onderscheiding ontvangen.

M. A. Moons te Bilthoven
Proj: Dr. S. R. .\\umans te De Bilt
H\'.
J. C. Reiningh te Voorschoten
Dr. J. //. P. Verweij te Roz.endaal

(üld.)

-ocr page 481-

Speech ter gelegenheid \\an de
uitreiking \\an de Eerste Almanak der
D.S.K. uitgesproken op de receptie dd.
29 maart 1979 door
mej. K. E. van \'t Hooft.

Ccachii\' Aanwezigen.

Namens de Almanakcommissie heet ik
U hartelijk welkom. Het is ons een
groot genoegen in staat te zijn L.\' de
Eerste Almanak der Diergeneeskundige
Studenten Kring te presenteren.
.Alvorens hiertoe over te gaan zal ik pro-
beren een beeld te geven hoe deze
■Mmanak tot stand is gekomen.
In de eerste plaats kan je je natuurlijk
afvragen waarom de D.S.K. die nu al
/o\'n 47 jaar bestaat, nog nooit eerder
een almanak heeft gekend. Het uitbren-
gen van een almanak was bij .Absyrtus
toch een jarenlange traditie geweest.
Naar onze informatie zijn in de afgelo-
pen jaren meerdere pogingen onderno-
men om een almanak tot stand te bre-
brengen, maar vooral de angst voor een
financieel debacle zal van negatieve
invloed zijn geweest.
I oen het vorige D.S.K. bestuur ons
\\ roeg of wij wilden bekijken of het
mogelijk was om een almanak tot stand
te brengen, was de financiering hiervan
dan ook ons grootste probleem. Vlak
voor de laatste jaarvergadering zaten
wij hierover ook in angst, omdat de
inkomsten erg tegenvielen en de
uitgaven hoger waren dan verwacht.

Suil

Diergeneeskundige
Studenten Kring

Gelukkig konden wij over deze
inzinking heen komen.
Tevens werd op deze jaarvergadering
de commissie versterkt met één
persoon, omdat de werkzaamheden ons
boven het hoofd dreigden te groeien.

Van alle kanten hebben wij reacties
ontvangen en over het algemeen waren
ze zeer positief. Ook hebben wij veel
hulp gekregen, zowel binnen als buiten
de faculteit.

Dit is voor ons van groot belang
geweest en wij zijn deze mensen daar
erg dankbaar voor.

De drukker heeft hierbij een specifieke
rol gespeeld. Soms brachten wij hem
tot wanhoop door onze grafische
onkunde, en dan waren zijn adv iezen
zeer waardevol.

De laatste paar weken voordat de
complete lay-out bij de drukker
ingeleverd moest worden hebben wij
koortsachtig gewerkt en hel was dan
ook een hele opluchting toen 16
februari het hele zaakje klaar was.
De afgelopen weken zijn wij bezig
gev\\eest met de organisatie van de
festiviteiten rond de presentatie van
deze almanak. Cielukkig zijn de
feestcommissie en de nieuwe
almanakcommissie ons hierbij
behulpzaam geweest.

[5e almanak ligt nu voor ons. Als wij het
nog eens over moesten doen. zouden
wij ongetwijfeld een aantal zaken
anders aanpakken. Natuurlijk bekijken

-ocr page 482-

wii deze almanak anders dan iemand
die hem \\oor het eerst onder ogen
krijgt.

Wij zijn dan ook zeer benieuwd naar
Uw reacties.

In deze almanak hebben wij geprobeerd
een beeld te geven \\an de D.S.K. en de
Faculteit in de afgelopen 47 jaar.
Hiertoe hebben wij enkele oud D.S.K.-
leden gevraagd een stukje te schrijven
over hun D.S.K.-tijd.
Tevens hebben wij geprobeerd de
traditie van de oude Absyrtus-almanak
te doen herleven door hieruit enkele
rubrieken over te nemen.

Nu zou ik over willen gaan tot het

overhandigen \\an de eerste e.xemplaren

van deze eerste Almanak der D.S.K. aan

de volgende personen:

[)e Heer Dijkstra, als oud redactielid

van de laatste Absyrtus almanak in

1925.

De Heer van Keulen, als mede-oprichter
van de D.S.K. in 19.32.

De Heer Van der Mey. als decaan van onze
faculteit.

en de Heer van Harten, als voor/itter
van de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde.
Wij hopen dat U veel genoegen aan
deze almanak /uit beleven.

Inleiding van drs. A. van Keulen

Mijnheer, nievniuw Je voorzit ter van de

.\'\\linanal<eomntis.\\ie

Datties en Heren.

Wij vieren, geselecteerden, aan wie U Uw
eerste Almanak in deze aparte bijeenkomst
hebt willen aanbieden, aanvaarden deze
volgaarne.

Wij hebben overlegd, ook met uw
Almanakcommissie of het opportuun is dat
wij U hiervoor stuk voor stuk bedanken.
Het resultaat is geweest dat het beter zou
zijn dat iemand een dankwoord uitsprak en
de keuze is hierbij gevallen op mij als één
van de directe en indirecte oprichters in
1932. Aan mij dan de eer om U namens
ons alle vier oprecht te bedanken voor deze
aparte officiële (enigszins feestelijk getinte)
aanbieding.

IJJl

Wij moeten U wel zeggen dat wij het een
prestatie vinden dat het Uw actieve
Almanak Commissie na enige niet
geslaagde pogingen eerder, begrepen wij,
is gelukt voor het eerst een Almanak geheel
samen te stellen en wij hopen dat de D.S.K.
hier voortaan regelmatig mee voort zal
willen gaan. Immers naast speciale bij-
dragen bevat zo\'n Almanak toch een grote
hoeveelheid bijzonder nuttige informatie
voor de veterinaire studenten en voor zeer
velen van het veterinaire wereldje en
daarmee gelieerden.

Toen in 1925 de Veeartsenijkundige
Hogeschool geïncorporeerd werd in de
Utrechtse Universitaire Gemeenschap als
zesde Faculteit, de Faculteit voor Dier-
geneeskunde, ontstond voor de toenmalige
veterinaire studenten organisatorisch een
enorm gat. een vacuum als het ware. Dat
betrof toen. om even te memoreren zo\'n
150 studenten; thans bedraagt dat bijna het
lO-voudige meen ik.

Het bekende veterinaire studentencorps
Absyrtus verdween namelijk, als conse-
quentie van de opname in de Utrechtse
Universiteit, Hoewel in den beginne de
veterinaire studenten vooral in bel U.S.C.
(ten dele in Unitas) probeerden te
integreren, bleek al vrij snel van een
massale opname van de veterinaire
studenten in de algemene studenten-
organisaties geen sprake te zijn.
Veel van de veterinaire studenten waren
dan ook aan het einde van de twintiger
jaren, wat betreft het (Utrechtse) studenten-
leven letterlijk in een soort luchtledig
Utrecht gekomen. Dit bracht met zich mee
dat de zeer hechte band onder de studenten
in de tijd van Absyrtus verloren ging en
men steeds minder een onderlinge (vete-
rinaire) verbondenheid gevoelde. Deze
situatie baarde zowel de Faculteit als de
Maatschappij voor Diergeneeskunde en
ook diverse studentengroeperingen steeds
meer zorgen. Tegen deze achtergrond werd
een klimaat geschapen dat leidde tot de
uiteindelijke oprichting van de Diergenees-
kundige Studenten Kring.
Ik kom hier nog kort op terug. Wij vinden
het verheugend dat U in de persoon van
één van ons vieren dr. .). M. Dijkstra hebt
willen symboliseren het hechte verenigings-
wezen dat het Corps Absyrtus kenmerkte

-ocr page 483-

en menen dat in zijn persoon deze treffend
tot uiting gebracht zijn en onze dank
hiervoor.

De reeds gememoreerde bezorgdheid van
velen gaf in de periode direct voor en na
1930 aanleiding tot vele discussies, onder-
ling geruzie incluis.

Het Utrechts Studenten Corps had n.1.
gepoogd enigermate het vacuum te vullen
door stichting van een zgn Veterinaire
Corps Faculteit, waarvan ook niet-
Corpsleden lid konden zijn (contributie
/ 2.50) welke probeerde de studiebelangen
enz. le behartigen. Echter Umtas. inmiddels
met meerdere tientallen leden-veterinairen
(het U.S.C. had eind der twintiger jaren
nog geen tien veterinairen meer onder haar
leden) echter Unitas meende ook een
dergelijke \'Open\' Faculteit te moeten
stichten temeer daar de \'Open" Corps
Faculteit in betekenis terugliep. Kortom
alom verwarring niet in het minst voor de
Faculteit voor Diergeneeskunde die uiter-
aard behoefte had aan overleg met de
studenten over studieroosters enz. enz.

Toen dan ook 1932 de D.S.K. kon worden
opgericht, dankzij gezamenlijke inspanning
van groepen studenten en van de Faculteit
(Prof, Fen Ihije is Uw oudste lid van
verdienste!) werd een regelmatig overleg
dat representatief was voor de veterinaire
studenten weer mogelijk gemaakt.
Ik ben er zeker van dat de Faculteit dit tot
op dc huidige dag zeer waardeert cn wij
vinden het dan ook lot v reugde en dank
stemmen dal U de Faculteit in de persoon
van dc Decaan dr. v. d. Mey Uw eerste
Almanak in deze speeiale bijeenkomst hebt
willen aanbieden. Reeds in hel eersie volle
verenigingsjaar van D.S.K., 1933, bleek dal
ook de Koninklijke Nederlandse IVlaal-
schappij voor Diergeneeskunde de D.S.K.
mei vreugde begroette cn volledig ging
accepteren als de organisatievorm van de
veterinaire student.
De prille D.S.K. had in dal jaar ter
gelegenheid van de jaarlijkse .Mgemene
Vergadering van de IVlaatschappij een
speciale feestavond belegd, waarin met
eigen krachten een eigen geschreven revue,
getiteld \'Suzie de dochter van de ploerterij"
werd opgevoerd. Massaal kwamen de
dierenartsen kijken en verscheen het
Hoofdbestuur \'au grand complet".

De leiding van de Maatschappij begreep
dat de D.S.K van de beginne in zich droeg
een herstel van het getnis aan onderling
saamhorigheidsgevoel onder de studenten
en tevens in zich droeg het voldoen aan de
behoefte ook een eigen veterinaire orga-
nisatievorm te krijgen en te behouden. Dat
dit van niet gering belang was óók voor de
Maatschappij is begrijpelijk; zij toch
vormde en vormt het zij met grote trots
door ons vermeld — een hecht bolwerk
organisatorisch naar binnen en vooral ook
naar buiten naar de vele instanties,
bestuursorganen en officiële regeerorganen
(met steeds en nu ook nog een leden-
percentage van over de 90% van alle
beroepsgenoten). t5oor de D.S.K.-oprich-
ting werden de voorwaarden hersteld in de
studenlengemeenschap dat de onschatbare
waarden van dé Maatschappij door de
studenten werden gezien en begrepen. Wij
vinden het terecht dat U aan de voorzitter
van de Maatschappij, de heer S. van
Harten, in deze speciale bijeenkomst Uw
eerste Almanak tnee hebt willen aanbieden.
In dank. zoals Fl begrijpt, aanvaard.

Dames en Heren, dat het de D.S.K. gelukt
is om snel de algemene organisatievorm
van praktisch alle veterinaire studenten te
zijn en is gebleven, stemt mij als Uw eerste
secretaris (helaas is de dynamische eerste
voorzitter collega D. J. B. Rutgers
overleden) en als directe cn indirecte
opzichten tot voldoening.
Het bevestigt wat de oprichters voor ogen
stond n.1. een organisatievorm van vete-
rinaire studenten te stichten die

a. praktisch alle studenten omvat;

b. als enige vertegenwoordiger functioneert
naar Faculteit, naar de fltrechtse
student, naar de Utrechtse Universiteit
cn naar buiten, overal waar dc
veterinaire studenten behoren te zijn

en of hun stem tc laten horen;

c. het gemis aan die saamhorigheid onder
de studenten, het gemis aan solidari-
teitsgevoel van het vacuum tijdperk
rond 1930 opvult in blijvende zin;

d. geen concurrent werd van de studenten-
gezcllighcidsverenigingen. waardoor de
integratie van de veterinaire student in de
fltrechtse Universitaire (iemeenschap
zich op normale wijze kon voltrekken.

-ocr page 484-

Mijnheer de voorzitter, tot op de dag van
vandaag voldoet, begreep ik. de D.S.K. nog
steeds, uiteraard met ups en downs, zo is
het leven, aan wat de oprichters aldus voor
ogen stond.
H\'iJ die U uitverkoren hebt als
exponent van het aloude Absyrtus dat
moest wijken in 1925 op de weg naar
integratie in de Universiteit van het
Diergeneeskundig Onderwijs, als exponent
van de Faculteit voor Diergeneeskunde
waaraan U studeert, als exponent van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij
voor Diergeneeskunde die meent en
met zwaar wegende redenen — dat U als
student, overgaande naar de status van
dierenarts, dat U zich moet scharen onder
haar leden en als exponent van de
oprichters en van de bestuurders van
D.S.K.; wij vier exponenten danken U
tenslotte nogmaals en met vreugde dat U
ons in deze speciale bijeenkomst Uw eerste
Almanak hebt willen aanbieden.
Het is ons een grote eer geweest en wensen
D.S.K. het menselijk beste toe daarmee
dienend het veterinaire belang als onderdeel
van het algemeen belang dat wij vormen en
zijn n.1. het met onze kennis direct of
indirect werkzaam zijn aan het heil \\\'an
mens en dier.

u

Dank \\oor Uw gewaardeerde aandacht en
voorzover U het feest van de avond
bezoekt een goed feest toegewenst.Een feest
is de heden bereikte mijlpaal (na 54 jaar
weer een Veterinaire Almanak, in 1925 was
n.1. de laatste) naar ons idee ten volle
waard.

De Eerste Almanak van de Diergeneeskundige
.Studenten kring is alweer enige tijd geleden
verschenen. Voor zover de voorraad strekt is het
voor de dierenartsen nog steeds mogelijk om een
exemplaar te bemachtigen.
Dit kan gebeuren door de somma van / 25.
over te maken op rekeningnummer 699210127
van de Crediet en Effectenbank te Utrecht t.n.\\.
Fiscus Almanak-commissie der D.S.K. (Post-
rekening van de Bank: 75651).
In deze Almanak hebben wij geprobeerd ecn
beeld te schetsen van de D.S.K. in de afgelopen
47 jaar. Daarom zal deze Altnanak juist voor de
dierenartsen een goede gelegenheid zijn het
verleden weer te doen herleven.
Wij hopen U hiermee een groot genoegen te
kunnen doen.

/)(\' Almunakcomnmsic I97H-I979.

-ocr page 485-

Personalia

Als lid van de Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde meldden zich de collegae:

Crijns. M. L. E.: 1976: 6411 BD Heerlen, Apollolaan 136. Postbus 8030.

Duvn, R. .1. W.; 1979: 3581 TG Utrecht. Oudwijk 19.

Hanstede. Mej. H. M.: 1979: 4532 KW Terneuzen, Celciusstraat 18.

Hoffen. K. K." van: 1979: 3572 TC Utrecht. Palmstraat 4.

Hooijer. G. A.: 1979: 8471 KS Wolvega. Fuchsiastraat 11.

Vos. C. de: 1979: 4155 BE Gellicum. Vlietkant 3.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft het
Hoofdbestuur aangenomen:

Groenland. G. .1. \\an; 1979: 5831 .I.A Bo.xmeer. Sleenslraal 37,
Meijers. K. C. H. M.; 1979; 7631 BZ Ootmarsum. Marktstraat 10.
Meteren. Mej. C. .A. W. \\an; 1979; 1391 \\H .Abcoude. Schuttenburg 11.
Ruttcman. G. R.; 1978; 3581 GD Utrecht. Wittevrouwensingel 38 bis.

Als Kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hooldbestuur aangenomen:

K. .1. l ok. Sweelinckstraat 4, 3581 RV lUrecht.

AdrcsHij/lgingen, enz.

Akkcrmans. Pr. .1. /\' H , 1952; l1963; i,,^
Vlaardingen; tel. (010) 702.595 (privé), (01820)
15866 (bur.); d. G.v.D. prov. Zuid-Holland.
179 Harhus-Henrw Mevr. H A.: 1977; 3634 AS :i)7
l.ocnersloot. Hollandstraat 23; tel, (02949)
1435 (privé). (020) 5482709 (bur );
Ifil) *Hcltmim. /:. H. II.: 1953; Fpe; tel. (057X0)

13321 (privé), 13246 (bur.); 2(17

tm * Ik\'riuulina. 11 /.., 1979; 3434 t l \\ ieuv\\e-

gem. Hondsdral 16; tel. (0.1402) 36480;und.d. 2()H
292 186 liriiml.siiui.
.V., 1952; 9405 NA Assen,

Schieland 17; d. (l ijdeliik),
192 *Crilirs. M. /., /.., 1976; Heerlen; tel. (045) :i(i

416557 (privé), 712499 (bur );
194 Piikcr. ./.; 1977; 2281 (il: Rijswijk. Oranje-
laan 72; tel. (070) 9()()8()0; p.. geass. met
.1. VV, van de Vijver. 2/.i

t96 Pricssi\'n. M. ,/, M.: 1959; Tetermgen; tel.

(076) 813792 (privé). 7105.50 (bur.); j/A

t97 *Pu\\n. R. ./. H .; 1979; 3581 TG 1 trecht.

Oudwijk 19; tel. (030) 517228; wnd.d. i/rt

199 Erken. A. //, M: 1967; Amsterdam-G.; p..

geass. met S, B. 1, Wolters; 217

202 Elorselnd:. Mej. M. ,/., 1978; 3732 GM De
Bilt. r-mmalaan 9; tel. (030) 761392; wnd.d.
20J Eretleriks. tl. //. ,/.. 1933; Fpe: tel. (05780)

14849; 21\'

204 (iestet. Mej. M. A. van: Gent-197X; Hooge-

Zwaluwe; wet, medew, R,l . (K.d.D., \\kgr.
Geneesk. \\. h. Kl. Huisd.),
*(„ie.sien, H\'. ./. ,/,. 1979; 5062 Hl\' Oister-
wijk. Burg. Suyslaan 25; p., ass. bij [;. P. C.
M. van Riel.

(iroenltuht. (,. ./. van: 1979; 5831 .IA Box-
meer. Steenstraat 37; tel. (08855) 1557 (privé).
2051 (bur ); d. puribrid B.V. (toevoegen als
lid),

*(■,>,)(./. U<T ./. «. M. ,1e: 1979; 3731 PP
De Bilt. Kerklaan 7: tel. (030) 761060; wnd.d.
(lUilelinn. ,/.; 1975; 8401 Rl Gorredijk, VVab-
be VVissestrjitte 36; lel. (05133) 3554 (privé),
3313 (prakt.):

*llanue<le. Met. 11 .M.: 1979: 4532 KW Ier-
neuzen, C\'elsiusstraal 18; lel, (01150) 19656
(privé), 1488 (prakt ): p.. ass. bij C. .1, C\\-
souw en M, P. Schaub.
»Hendrikse. Pr. R. /\',; 1946; U-1962; 2964
BK Grool-.Ammcrs. Graalland 67;
*H,>ffen. K. K. van: 1979; 3572 IC l trecht.
Palmstraat 4; tel. (030) 714023; d.
Hotikantp. ./.; 1978; 3572 G1 ftrecht. Zand-
horseslraat 174. wnd.d.
*H,H,tier. (,. A.: 1979; 8471 KS Wolvega,
Puehsiastraal II; tel. (05610) 4422 (privé),
2282 (prakt ); p. ass. bij K. H, Bouwman.
.1. Kramer en M, 11. Pelleboer.
*llni>nie. Mei. H . ten: 1979; zie: Velden-
ten Hoonte. Me\\r. W. \\an de.

-ocr page 486-

218/293 Huijhers. P../../../.; 1976; l edcm (Duits-
land), Ostwall 8; tel. (0949-282,5) 467; p.
ass. bij Dr. Klaesscn.

22! Jansen. Prof. Dr. Dr. h.c. Jac.: 1924; U-19.t0;
Oudemirduni; tel. (05147) 605;

227 Kniijf. P. C.: 1974; Epe; tel. (05780) 16188
(privé), 1227.3 (prakt.);

229 * Koopman. C. G. .M.: 1979; .3572 KI\' l trecht,
Numankade 19; tel. (030) 715968; wnd.d.

231 Kroes. Dr. R.: 1964; El-1970; 3732 XN De
Bilt, Laan 1813 nr. II;

237 fini. P. (,. de: 1971; Epe; tel. (05780) 14839
(privé), 12273 (prakt.);

23H *fi/mev../. T.: 1979; 3992 ES Houten. Heem-
steedseweg 22; tel. (0.3403) 2520; wnd. d.

241 Meijers. K. C. //. M.: 1979; 7631 BZ Oot-
marsum, Marktstraat 10; tel. (05419) 2537;
p., ass. bij M. Groenveld en K. G. Meijers.
(toevoegen als lid).

242 .Meteren. Mej. C. .-i. H\'. van: 1979; 1391 XH
.Abcoude; Schuttenburg 1 1; tel. (02946) 1812;
wnd. d. (toevoegen als lid),

243 *Moen. .1. R.: 1979; 1222 EX Hilversum, v.
K. \\. Veenlaan 93; tel. (035) 853748; wnd. d.

24H Meuwenluiis. II. l \'. R.: 1978; E\'trccht; wet.
medew. R.l\'. (E. d.D., vkgr. Vcriosk.. Gvn,
K.l).

253 *Peei. C . H .. 1979; 1975 BK l.lmuiden. Ka-
naalstraat 226; tel. (02550) 11898 ol 16081;
wnd. d.

255 *Poppens. K. 11.: 1979; Ureterp, De Skeau-
wen 40; tel. (05125) 2443 (privé), I444(prakt.)
P-, ass. bij Dr. O. E. Beiboer.

258 Rempi. D.: 1923; Alkmaar; r.d.; oud-dir.
G.\\.D. pro\\. N.-Holland; O.O.N.; Gouden
Gevers De\\noot-medaille Holl. Mij. v. Eandb

259 »Rodewijj,. ./. C. M.: 1979; 2461 CE ler
Aar. Eangeraarseweg 45 A; tel. (01722) 2486;
d. in m. dnst,

260 Rouwei. .Mej. 11. t/. ,/.; Gent-1978; Grubben-
vorst; wet, medew. R.l . (I d.D., vkgr. Ra-
diologie).

261 Runeman. (,. R.. 1978; 3581 GD Utrecht.
Wittevrouwensingel 38 bis; tel. (030) 3141 12;
wnd. d. (toevoegen als lid).

264 .Schollen. D.: 1977; Utrecht; wet. medew,
R U, (E,d,D,, vkgr, Verlosk,, Gvn,, K I ),

265:295 "Schuurman. //, ,/,; 1973; Eusaka (Zam-
bia); p a Casuariestraat 16, 251 I VB \'s-Gra-
\\enhage; d,

270 Sieenniciier. J. ,4,. 1977; 5343 BX Oss, Sibe-
liuslaan 30; tel, (04120) 26002 (privé), 25955
(bur,); k,d,

271 *Siihhc. .Mei. S.: 1979; 3412 KR Eopik, Uit-
weg 2; tel, (03475) 2354; wnd, d,

29.^ Suimoller. Dr. P.: 1950; U-I96I; 20,000 Rio
de .laneiro, R,l (Brasil), Centro Pan-,\'\\meri-
cano de Eebre Altosa. Cai,\\a Postal 589-ZC-
00;

"i een. R.: 1962; Epe; tel, (05780) 14997;
* l elden-len lloonle. .Mevr. )) \', van de: 1979;
3572 XR Utrecht, Van Brakelstraat 22 bis;
tel, (030) 719792; wnd, d,
\\ eling. J.: 1977; 6741 B.1 Eunteren, Klomper-
weg 7; d. in m. dnst,

*\\\'ijver. ./, ir, van de: 1977; 2281 GE Rijs-
wijk. Oranjelaan 72; tel. (070) 900800; p.,
geass. met .1. Dijker,

*\\ oermans. ./, ,/, M.: 1979; 7031 ZV Wehl,
Pr, Bernhardstraat 37; tel, (08347) 1090; p,,
ass, bij (j, C, M, .lansen en A. E. E, van Pul,
»r<«, C\',
de: 1979; 4155 BE Gellicum, Vliet-
kant 3; tel, (0.3458) 2591; wnd, d,
\\ roegindeweij. f. K.: i960; 8141 CA lleino.
De Heuvel 6; tel, (05729) 2745; Ir, H,B,0,

aarden. R. ,/, M. imr(/e;3582ZG Utrecht,
l,B,B,-laan 177, Kamer 1615; d.
Wijk. \\. van: 1965; Morrinsville (Nieuw
Zeeland), 6 Oakstreet; tel, 7082 (privé), 6738,
(prakt,); p,, geass, met C, Heath B,\\\',Sc.
en D, Scott B V,Sc,

H\'iUemsen. J. H.: 1917; Epe; lel, (05780)
13865; {

277

278

278

280

281

281

282

283

296

288

\'Wohers. II. li M. M.: 1979; 5988 EM Hel-
den, ,Molenstraat 11; wnd, d, |
»ohers. S. ,1, H. f: 1974; Amsterdam; tel.
(020) 2.34187 (privé). 221884 (prakt ); p.J
geass, met ,A, H, M, Erken, j
/.ingsira. P II.: 1977; Epe; tel, (05780) I36IG
(privé), (05712) 1805 (bur,);

288

288

290

computerpraat

A-DRIAAN; WAT ZOU JIJ DOEN ALS JE DE
TOTO WON?

B-ERTUS : ALS ZAKREKENMACH1 NE OP EEN
ONBEWOOND EILAND GAAN WONENI

jaarcongres 5-6 oktobei

-ocr page 487-

Im

Overleden

H. 1,. Berendsen te Bilthoven op 12 april 1979
Dr. B. Stonebrink te Bussum op 27 maart 1979

Prof. Dr. [)r. b.c. L. Seekies te Roden op 4 maart 1979 (buitengewoon lid)
Benoemingen:

Benoemd als rijkskeurmeester in bijzondere dienst:
J. Weyman te t)e Bilt per 1 maart 1979

Jubilea

W. A. Hermans te Utrecht (afwezig) 25 jaar op 18 mei 1979

J. Hoving te Hardenberg (aanwezig) 25 jaar op 18 mei 1979
Mevr. Dr. A. M. Schuiringa-Sybesma

te Frytum (post Noordhorn) (afwezig) 25 jaar op 18 mei 1979

Dr. W. Sybesma te Zeist (aanwezig) 25 jaar op 18 mei 1979
S. Piersma te Hemelum (Fr.) (aanwezig na 17.00 uur in de Mallemok te Sloten) 25 jaar op 18 mei 1979

F. V. d. Veen te Bolsward (aanwezig) 25 jaar op 18 mei 1979

A. N. l.eermakers te Helvoirt (afwezig) 30 jaar op 20 mei 1979

M. Gaakeer te Goes (afwezig) 45 jaar op 1 juni 1979

Dr. T. S. Zwanenburg te Schiedam-Kethel (afwezig) 45 jaar op I juni 1979

W. J. Nijhof te Lichtenvoorde (afwezig) 30 jaar op 3 juni 1979

J. A. J. M. Peters te Oldenzaal (afwezig) 30 jaar op 3 juni 1979

Voor het Dierenartsexamen slaagden:

d.d. 10-4-1979

Geslaagd \'met genoegen\':

Mej. J. B. M. de Groot
./K. R. Moen
K. H. Poppens

Geslaagd:

W. E. Bernadina
W. J. J. Goesten
C. G. M. Koopman
C. W. Peet

Mevr. W. van de Velden-ten floonte

J. J. M. Voermans

R. J. M, van de Waarden

H. B. M. M. Wolters

J. C. M. Rodewijk

d.d. .3-4-1979:
K. K. van Hoffen
R. J. W. Duyn

d.d. 22-3-1979:
C. de Vos

d.d. 21-3-1979:
.1. \'I . I.umey

d.d. 12-3-1979:

Mej. S. Stibbe

De lustrumcommissie van de V.S.R. \'De Solleysel" is als volgt samengesteld:

Antoon-Jan van den Belt
Ah Heijn
Sylvia Singewald
Jan Vaarten
Margreet Vroom
Hilmar van Weering.

-ocr page 488-

de totaal methodiek voor
een gerichte diagnostiek
én therapie van atopische
dermatitis

voor inlichtingen en bestellingen

allergenen laboratorium b.v.

Postbus 687 - 2003 RR Haarlem - Holland
Tel. (023) 312840 - Telex 41457 Halab N.L.

-ocr page 489-

O rL

isl

OD n O

no

Bottumoren rond het schoudergewricht

Bone Tumours in the Shoulder Area
W. 7h. C. Wolvekamp\'

SAMl-NVAITlNCi

Aan de hand van enkele voorheelden van honden met hottumoren rond het schou-
dergewricht wordt de röntgetuUagnostiek van hottumoren in het algemeen
besproken.

Karakteristieke kettmerken van periostale reactie en ttnnoruithreidittg worden ver-
duideli/kt. Tenslotte wordt in het kort aandacht geschottken aan de differentiaal
diagnose.

SIM MARY

-1/; introduction into the basic principles (f radiographic interpretation of bone
tumours is presented. Patient material is selected in order to demonstrate the diffe-
rent appearances of hone tumours. The basic patterns of periosteal response are dis-
cussed. .4 short discussion of differeittial diagnosis is included.

INI I 11)1 NCI

In gevallen van schouderkreupelheid bij
oudere honden nemen hottumoren in de
dilTerentiaaldiagnose een belangrijke
plaats in.

De proximale metaphyse van de hume-
rus is een der meest uitgesproken voor-
keursplaatsen waar maligne hottumoren
zich ontwikkelen. Meestal zijn dit verte-
genwoordigers uit de groep der osteo- en
chondrosarcomen. incidenteel haem-
angiosarcomen. Echter ook metastati-
sche tumoren worden hier aangetroffen.
Het schouderblad daarentegen is een
van de plaatsen waar. naast metastati-
sche tumoren, eveneens de overigens
slechts /cid/aam optredende benigne
hottumoren en aanverwante laesies
zoals botcvsten zijn aangetoond.
Daar ontwikkeling en röntgenologische
presentatie van hottumoren in de ver-
schillende onderdelen van het skelet, met
uitzondering van schedel en wervelko-
lom. principieel hetzelfde zijn. zal in het
kader van deze artikelenreeks volstaan
worden met een éénmalige, uitgebreide
bespreking van de röntgendiagnostiek
van hottumoren. aan de hand van
voorbeelden welke rond het schouderge-
wricht zijn gelokaliseerd.

Drs. W. Th. C. Wolvekamp. Vakgroep Veterinaire Radiologie. Yalelaan 10. De Uithof, U\'treeht.

-ocr page 490-

RON I (IFNOI.OCilSC H OMM-RZOI K

Het röntgenologisch onder/oek \\an een
skeletlaesie zoals een bottumor /alinde
meeste gevallen bestaan uit tv\\ce lood-
recht op elkaar staande opnamen van het
betrelTende skeletdeel. Ter beoordeling
van periostale reactie en eventuele uit-
breiding \\an de tumor in de omringende
v\\eke delen is het niet zelden noodzakelijk
aan\\ ullende opnamen te maken.
Bij \\erdenking op een maligne laesie is
aanxullcnd onderzoek \\an de longen
noodzakelijk teneinde metastasen aan te
tonen of uit te sluiten. Echter, de waarde
\\an een \'negatieNe\' thora.xfoto is beperkt
daar metastasen met een om\\ang kleiner
dan 3-5 mm niet herkenbaar zijn op een
röntgenfoto. Herhaling \\an de thoraxop-
namen na een maand is dan ook gewenst.
Voor de standaardtechniek betreffende
het röntgenologisch onderzoek van het
schoudergewricht, inclusief scapula en
humerus. wordt \\erwezen naar de inlei-
dende publikatie binnen deze reeks.

l\'.M ll-M l NUI SPRl KINti

Patiënt 1: Golden Retriever, 12\'/,-jaar,
reu, sinds 3 weken rechtsvoor ernstig
kreupel. Passief buigen en strekken
van de rechter boeg was zeer pijnlijk.

De zijdelingse opname \\ an de boeg (fig.
1) toont binnen de begrenzing \\an de pro-
xitnale humerus \\er\\al van de trabecu-
laire structuur van de spongiosa.
Dorsaal hiervan is de cortex nagenoeg
geheel gedestrueerd (pijl), i\'er plaatse is
beginnende, in de weke delen uitwaaie-
rende periostale reactie herkenbaar.
Het schoudergewricht is niet afwijkend.
I horaxfoto\'s toonden geen metastasen.
Uitslag botbiopsie: primair osteosar-
coom!

Patiënt 2: Duitse Dog, 4iA-jaar, teef,
sinds 6 dagen rechtsvoor kreupel. De
hond belastte het been niet meer.

Bij röntgenologisch onderzoek blijkt een
botlacsie aanwezig in de proximale
humerus. welke voornamelijk van proli-
feratieve aard is (fig. 2). Proximo-dorsaal

-ocr page 491-

is periostale reactie aanwe/ig in de vorm
van enigszins radiair gerangschikte,
loodrecht op de cortex staande onregel-
matige beenbalkjes, spicula genaamd
(witte pijl). Distaal hier\\an. maar ook
aan de caudale zijde \\ an het proces, is een
meer evenwijdige aan de cortex lopende,
gelaagde reactie herkenbaar, beenschaal
genaamd (zwarte pijl). Behalve corticale
dissociatie onder de dorsale reactie, is
eveneens trabeculair botxerval binnen de
proximale humerus herkenbaar. .luiste
interpretatie aangaande de uitgebreid-
heid hiervan wordt verhinderd door de
superpositie \\an de periostale reactie
rond de laesie.

Het schoudergewricht is niet aangetast.
Fhoraxopnamen toonden geen bijzon-
derheden. De hond werd geëuthana-
seerd.

l\'itslag sectie: primair osteosarcoom!

Patiënt 3: Boxer. 13-jaar. reu, sinds 3
maanden rechtsvoor kreupel. De rech-
ter boeg voelde grof en gezwollen aan,
terwijl strekken ervan zeer pijnlijk\'
te zijn.

In dc proximale helft \\an de hurnerus is
een botlaesie aanwezig, deels prolifera-
tief, deels osteolytisch van karakter (fig.
3). i:)estructie van de cortex en uitbrei-
ding \\an het proces buiten de oorspron-
kelijke begrenzing \\ an het bot is duidelijk
herkenbaar aanwezig. Fchter, gezien de
begrenzing van het proces en het ontbre-
ken \\\'an een uitgesproken weke delen
zwelling, bestaat de indruk dat door-
braak door de periostale reactie en daar-
op\\olgende explosieve infiltratie \\an dc
omgevende weke delen nog niet heeft
plaats gevonden. Aan weerszijden \\ an de
cortexdoorbraak zijn restanten herken-
baar van een Codmanse driehoek (pij-
len). Dit is een periostale reactie\\orm.
gevortnd door subperiostale botappositie
op de normale cortex aan de rand \\ an een
proces wat het periost oplicht en kan dus
opgevat worden als de overgang, de
begrenzing van ziek en gezond weefsel.
Bij uitbreiding van een proces kunnen
Codmanse driehoeken zich steeds meer
naar perifeer verplaatsen.

Het schoudergewricht is niet afwijkend,
fhoraxopnarnen toonden geen bijzon-
derheden. f)c hond werd geëuthana-
seerd. Uitslag sectie: primair osteosar-
coom!

Patiënt 4: Hovawarth. 1 I-jaar. teef, sinds
I jaar linksvoor kreupel. Klinisch was
het been enorm gezwollen, en druk-
pijnlijk.

Het röntgenbccld van de linker humerus
wordt volledig beheerst door de floride
botnieuuvormings veranderingen (fig.
4). Proximo-caudaal is in de radiaire
rangschikking der periostale spicula een
zogeheten "sunburst\'-effect te herkennen
(zwarte pijltjes). Pro.\\imo-dorsaal is de
reactie veel onregelmatiger van opbouw.
Distaal hiervan zijn aan de caudalc zijde
van het bot amorfe botneerslagcn aanwe-
zig. welke onregelmatig in de weke delen
massa verspreid liggen (witte pijlen).
Schouder- en ellebooggewricht zijn
röntgenologisch niet afwijkend. Rönt-
genfoto\'s \\an de thorax toonden meer-
dere. in grootte variërende metastatische
haarden.

-ocr page 492-

proces geen neiging tot expansie buiten
de humerus in de omgcv ende weke delen.
Schoudergewricht en longen waren rönt-
genologisch niet afwijkend.
De hond werd geëuthanaseerd. Uitslag
sectie: primair haemangiosarcoom.

Patiënt 6: Poedel, 8-jaar. teef, waarbij
2 maanden eerder enkele mamma-ade-
nocarcinomen operatief verwijderd
waren. Sinds enkele weken werd de
rechter voorpoot niet meer belast. De
rechter axillaire lympheklier was sterk
vergroot. Longpercussie was gedempt,
en de ademhaling verscherpt vesicu-
lair.

Het röntgenologisch onderzoek onthult
een in hoge mate osteolytisch proces in de
proximale humerus (fig. 6). Naast endos-
tale en corticale destructie, is periostale
reactie aanwezig, variërend van amorfe
botneerslagen tot een opgelichte been-
schaal (pijlen). Uitbreiding in de weke
delen is niet aanwezig.
Het schoudergewricht is niet afwijkend.
Thoraxopnamen toonden multiple
nodulaire metastasen in alle longkwab-
ben, De hond werd geëuthanaseerd.
Uitslag sectie: metastatische bottumor,
vanuit mamma-adenocarcinoom!

Dc hond wcfd geëuthanaseerd. Uitslag
sectie; primair osteosarcoom. met uit-
breiding in de omgevende weke delen en
al\'/etting van tumoreus bot hierin. Uitge-
breide metastasering in de longen.

Patiënt 5: Duitse Dog. 6-jaar. reu. sinds
1 maand rechtsvoor kreupel. Ondanks
spieratrofie. voelde de gehele humerus
verdikt aan en was vooral het gebied
rond de boeg gezwollen en warm.

Röntgenologisch verschilt het beeld van
deze botlaesie (fig. 5) in zoverre van de
voorgaande beelden dat ondanks de
enorme osteolvtische activiteit in de pro-
ximale helft v an de humerus de periostale
reactie zeer oppervlakkig gebleven is en
zich opvallend ver naar distaal rond de
humerus heeft uitgebreid.
Op een geringe zóne van corticale
destructie (pijl) na. met ter plaatse ook
wat meer periostale reactie, vertoont het

I\'atiënt 7: Fox-terriër. 11-jaar, reu. een
weinig actief hondje dat sinds 6 maan-
den met stijve poten liep. Klinisch
bleek palpatie van buik en ledematen,
evenals buigen van de hals erg pijn-
lijk,

Longauscultatie: verscherpt vesiculair
ademen.

Röntgenologische inventarisatie van het
skelet toonde op meerdere plaatsen
gemengd proliferaticf-destructieve pro-
cessen (fig, 7).

In de linker scapula treedt het destruc-
tieve aspect meer op de voorgrond
(zwarte pijl), terwijl rond de proximale
rechter humerus periostale reactie over-
heerst (witte pijl). L^aarnaast waren
laesies aanwezig in de rechter femur, het
bekken, rechter vleugel van de atlas en
enkele ribben. In de longen waren vele

-ocr page 493-

Fig. .5. Haemangiosarcoom rechter humerus.
Sterin ostcoKtische tumor, met multiple \\cr\\als-
haarden en corticale destructie (pijll. Opper\\lak-
kige periostale reactie langs de humerus schacht.

1-ig. 6. Metastatisehe bottumor. Botmetastase
vanuit mamma-adenocarcinoom. voornamelijk os-
teolytisch van karakter en t>mgeven door pe-
riostale reactie (pijlen).

-ocr page 494-

nodulaire verdichtingen aanwe/ig. Rönt-
genologisch onderzoek van het abdomen
le\\ erde geen bijzonderheden op. De hond
werd geëuthanaseerd.
Uitslag sectie: uitgebreide botmetastasen
uitgaande van primair bijnierschorscarci-
noom.

Patiënt 8: Golden Retriever, 2-jaar. reu.
sinds 3 weken rechtsvoor ernstig kreu-
pel. De rechter boeg bleek bij passief
bewegen erg pijnlijk te zijn. Een duide-
lijke weke delen zwelling was aan-
wezig.

De zijdelingse projectie toont een uitge-
breide destructieve laesie aan de caudale
zijde van de proximale rechter humerus
(fig. 8). Echter, binnen de begrenzing van
het bot is het proces omgeven door een
duidelijke zóne van verdicht bot (zwarte
pijlen) waarbuiten de botstructuur nor-
maal is. .Aan de distale begrenzing van
het proces is periostale reactie inde vorm
van een Codmanse driehoek herkenbaar
(witte pijl). Caudaal van het proces een
duidelijke weke delen zwelling. Het
schoudergewricht is niet afwijkend. Tho-
raxopnamen toonden geen bijzonderhe-
den. Deze röntgenologische veranderin-
gen passen in het beeld van een van
buiten af. het bot invaderend maligne
proces. De hond werd geëuthanaseerd.
Sectie uitslag: sy novioma (synov iaal sar-
coma). hetwelk vanuit het gewrichtskap-
sel van de boeg. zonder dit gewricht als
zodanig aan te tasten, door middel van
locale extensie de humerus ingroeide.
Een metastatischc botontaarding op
basis van locale extensie van een weke
delen tumor.

Patiënt 9: Maltezer. 13 maanden, reu.
sinds 5 maanden locomotiestoornis-
sen en harde verdikkingen onder de
huid. Een van deze verdikkingen bleek
gelocaliseerd ter hoogte van de rechter
boeg.

De röntgenfoto toont een duidelijk
begrensde botwoekering uitgaande van
het rechter schouderblad (fig. 9. witte pij-
len). Er zijn geen aanwijzingen voor

destructie en periostale reactie, Dc ana-
tomische veranderingen aan het schou-
derblad, met name van de spina scapulae
(zuarte pijlen), kunnen verklaard wor-
den op basis van drukatrofie tijdens de
groei van de bot woekering. Het schou-
dergewricht is niet afwijkend.
Ook op andere plaatsen van hct skelet
werden deze karakteristieke processen
waargenomen. Het longbecid was niet
afwijkend.

Diagnose: multiple kraakbenigc exosto-
sen. svn. osteochondromatosis.

DISC l ssil-

Bij de samenstelling van het besproken
patiëntenmatcriaal is in het bijzonder
getracht de nadruk te leggen op de ver-
scheidenheid in röntgenologische presen-
tatie van bottumoren. Met nadruk zij
gesteld dat alle patiënten op zichzelf
staande gevallen waren en dus niet eer-
dere of latere ontwikkelingsstadia van
elkaar. Elke bottumor ontvv ikkelt zich op

-ocr page 495-

zijn eigen wijze; de een sneller, de ander
wat langzamer; de een meer proliferatief.
de ander meer destructief. Het resultaat
hierv an is de reeds eerder aangeduide ver-
.scheidenheid \\an röntgenbeeiden.
Daarnaast wordt de röntgendiagnostiek
van bottumoren enorm bemoeilijkt door-
dat. tengevolge van de beperkte mogelijk-
heden van bot om op ziekteprikkels te
reageren, ook andere botziekten tot der-
gelijke röntgenbeeiden kunnen leiden.
Het röntgenologisch onderzoek van pa-
tiënten verdacht van bottumoren is dan
ook een aan\\ tilling op het klinisch onder-
zoek. op dezelfde wijze als het bioche-
misch en histologisch onderzoek dat zijn.
r3e uiteindelijke diagnose \'bottumor\'
wordt patholooganatomisch gesteld!
Bij interpretatie \\an röntgenfoto\'s van
patiënten \\erdacht \\an bottumoren dient
gezocht te worden naar karakteristieke
kenmerken van tumoreuze botontaar-
ding. met het doel inzicht te verkrijgen
enerzijds over de localisatie en uitbrei-
ding van de tumor, en anderzijds over de
aard van de tumor, goedaardig of kw aad-
aardig; en indien kwaadaardig, over de
groeisnelheid c.q. aggressiviteit van de
tumor in verband met het eventueel
instellen van een therapie óf uitspreken
van een prognose voorde desbetreffende
patiënt.

Wat betreft hun lokalisatie kennen bottu-
moren nog andere voorkeursplaatsen
dan de pro.ximale humerus en de scapula.
Voor de primair maligne bottumoren
zoals de osteo- en chondrosarcomen en
ook wel fibrosarcomen, zijn dit de pro.xi-
male metaphyse van de tibia en femur en
de distale metaphyse van de radius,
femur en tibia. Voor metastatische bottu-
moren zijn dat vooral de wervelkolom,
ribben en pelvis. Benigne bottumoren
kunnen en dan meestal als toevalsbevin-
ding, op vele plaatsen aangetroffen
worden.

De uitbreiding van een bottumor hangt
nauw samen met de duur van ontwikke-
ling, en de groeisnelheid c.q. aggressivi-
teit van het proces. Opvallend hierbij is
dat de tumor zich altijd uitbreidt in de
richting van de diaphyse. en zelden of
nooit door het subchondrale bot tot in
het aangrenzende gewricht.
Beoordeeld dienen te worden de inwen-
dige botstructuur van het betreffende
skeletdeel. de mate en aard van de aanwe-
zige periostale reactie en de mate v an de

-ocr page 496-

weke delen zwelling rond het proces met
aandacht voor de hierin aanwezige hot-
structuren. Binnen de begrenzing van een
aangetast skeletdeel wordt gelet op ver-
anderingen in botdichtheid, meestal op
basis van endostaal botverval met verlies
aan trabeculaire structuur van de spongi-
osa (fig. 1. 2. 3, 5. 6. 8), soms door endos-
tale verdichting op de overgang van
gezond naar ziek weefsel (fig. 8). Daar-
naast wordt de mate van aantasting van
de begrenzende cortex beoordeeld, het-
geen kan variëren van beginnende dissoci-
atie (fig. 1, 2, 6) tot volledige destructie
(fig. 3, 5, 6, 8).

Aantasting van de cortex leidt in de
meeste gevallen tot periostale reactie met
reactieve beenvorming buiten de oor-
spronkelijke begrenzing van het betref-
fende skeletdeel. Afhankelijk van de

Fig. 10. Periostale beenschaaF Evenwijdig aan de
cortex periostale botreactie, kenmerkend vooreen
nog niet door de cortex heengebroken bottumor.

mate van periostale prikkelingen reactie,
kan deze periostale botnieuwvorming
variëren van evenwijdig aan de cortex
neergelegde botreactie. in de vorm van
enkelvoudige of lamellaire beenschalen
(fig. 10: pijlen;fig.2,5,6),totloodrechtop
de cortex geprojecteerde, soms radiair
gerangschikte beenbalkjes, spicula gehe-
ten (fig. 2, 4). Subperiostale botappositie
in de vorm van een Codmanse driehoek
(fig. 11: pijlen; fig. 3, 8) kan aangetroffen
worden aan de rand van de plaats waar het
ziekteproces tot duidelijke oplichting van
het periost heeft geleid.

Door verdere uitbreiding van een derge-
lijk proces met toename van de corticale
destructie kunnen de Codmanse driehoe-
ken op hun beurt wederom gedestrueerd
worden (fig. 3) en vervangen worden
door meer naar perifeer aangelegde
exemplaren. In vele gevallen zullen com-
binaties van meerdere vormen van peri-
ostale reactie worden aangetroffen (fig. 2,
3, 4, 6). Tevens kan tijdens het vervolgen
van een proces waargenomen worden dat
de ene vorm overgaat in een andere, bij-
voorbeeld dat een beenschaal verdwijnt
en plaats maakt voor spicula.

-ocr page 497-

Bij aanwezigheid van beenschalen heeft
de tumor zich nog niet buiten de cortex of
periostale beenschil uitgebreid.
De aanwezigheid van spicula en Cod-
manse driehoeken wijst op uitbreiding
buiten de oorspronkelijke begrenzing
van het bot, na destructie van de cortex
en eventueel eerder gevormde periostale
beenschalen. Samenvattend, afhankelijk
van de fase waarin het proces zich be-
vindt kunnen verschillende soorten reac-
tieve botafzetting worden waargenomen.
Het is echter niet zo dat de periostale
reactievormen specifiek zijn voor een
type aandoening, bijvoorbeeld benigne
of maligne. Ze geven veeleer een aanwij-
zing en dienen als zodanig in het totaal-
beeld te worden ingepast.
Enkelvoudige of lamellaire beenschalen
worden aangetroffen bij langzaamgroei-
ende processen. Dat kunnen benigne
tumoren of tumorachtige processen zijn.
maar ook maligne bottumoren in een
vroeg ontwikkelingsstadium voordat
uitgebreide corticale destructie heeft
plaatsgevonden (fig. 10; fig. 2, 5, 6).
Spicula en Codmanse driehoeken wor-
den meer aangetroffen bij zich snel uit-
breidende processen, zoals cortex
destruerende, maligne bottumoren (fig.
11; fig. 2.
3. 4, 8). "levens kunnen deze
periostale reactievormen ook aangetrof-
fen worden bij andere ziektebeelden die
met periostale prikkeling gepaard gaan.
zoals Osteomyelitis.

Het ontbreken van periostale reactie in
combinatie tnet corticale destructie wijst
op een kortdurend, zeer expansief pro-
ces. of op een maligne proces dat op de
een of andere wijze periostale reactie in
de vorm van botafzetting remt.
Bij verdere uitbreiding van de tumor in de
weke delen kan door de tumor tutnoreus
bot worden afgezet (fig. 4). Indit stadium
\\indt meestal een enorme om\\angsvcr-
meerdering van het aangetaste skeletdeel
plaats.

Ook pathologische fracturen kunnen
optreden.

BIOPSIE

Neigt men bij de beoordeling \\an rönt-
genfoto\'s tot de diagnose \'bottumor\'. dan
is histologische verificatie na botbiopsie
niet zelden noodzakelijk. Met behulp van
de röntgenfoto\'s kan ten behoeve van
deze biopsie de meest representatieve
plaats van de laesie worden bepaald, ter-
wijl controleopnamen na dc biopsie dui-
delijk maken in hoeverre deze als
geslaagd beschouwd kan worden.

DIFFHREM l,\\,M. DF-XCiNOSF

Röntgenologische differentiatie tussen
een pritnaire bottumor. lees osteosar-
coom, en een metastatische botontaar-
ding is in het geval van een solitair
optreden van de laatste zelden mogelijk
(vergelijk patiënt I met patiënt 6) en
eigenlijk alleen van academische waarde.
Het multiple optreden \\an metastatische
haarden tnaakt de diagnose natuurlijk
voor de hand liggend.
Differentiatie tussen tnaligne en benigne
bottumoren, waaronder gerekend wor-
den osteochondromatosis, het niet-
ossificerend fibroorn en botcystes, is
zeker niet moeilijk. Benigne processen
zijn duidelijk begrensd, tonen nauwelijks
of nooit periostale reactie en zijn meestal
toevalsbevind ingen.

Veel moeilijker en voor de patiënt van
levensbelang, is de röntgenologische dif-
ferentiatie tussen een maligne bottumor
en een degeneratief proces op basis van
osteomyelitis. Natuurlijk geven anam-
nese en klinisch onderzoek reeds een aan-
wijzing in een bepaalde richting. Toch zal
v ooral bij oudere patiëiuen uiterste voor-
zichtigheid geboden zijn. daar vooral in
de beginfase van beide ziektebeelden de
röntgenologische waarneembare veran-
deringen zeer sterk op elkaar kunnen
gelijken.

Herhaling van röntgenologisch onder-
zoek is in deze twijfelgevallen
geïndiceerd.

In een later stadium is de differentiatie
tussen tumor en ontsteking minder moei-
lijk dankzij de opbouw v an een osteoscle-
rotische begrenzingszóne rond de
ontstekingshaard. eventueel gepaard
gaande met sequestratie en fistcling.
In een volgend artikel binnen deze reeks
zal hier nader op ingegaan worden.

-ocr page 498-

nflö

Myeoplasma synoviae bestrijding

II. Broedeibehandeling met het antibioticum tylo-
sine tartraat

Mycoplasma Synoviae Control

//. Treatment of Hatching Eggs with Tylosin Tartrate

E. Goren\'

SAMENVATTING

Meerdere Mycoplasma synoviae (M.s.) stammen bleken in vitro en in vivo ge-
voelig te zijn voor tylosine-tartraat. In ééti van de 4 besmettirtgsproeven met
hennen kon verticale transmissie van dit agens in de 2e en 3e week post infectionem
gedetnonstreerd worden door isolaties van M.s. uit bebroede eieren.
Behandeling van kunstmatig geïnfecteerde eieren en van eieren gelegd door met
Myeoplasma synoviae besmette koppels, met 2.5 mg tylosine-tartraat op de 9e
broeddag, heeft geleid tot eliminatie van dit agens zowel in proefmodellen als op
grote schaal in de praktijk.

Inspuiting met 0.8 mg resp. 1.5 mg in het eiwit van onbebroede kippe- of kalkoene-
eieren. via een plaats ± / cm verwijderd van de spitse kant. kan waarschijnlijk, na
mechanisatie van het proces, een aantrekkelijk alternatief zijn voor dompeltech-
nieken ter bestrijding van mycoplastna-infecties.

SUMMARY

Several strains of Mycoplasma synoviae isolated in the Netherlands during the
past five years, were found to he sensitive to tylosin tartrate
in vitro as well as
in vivo.

In one of four cases in which laying hens were infected experimentally, vertical
transmission of the infective agent was demonstrated by the isolation of
Myco-
plasma synoviae /
to/?) hatching eggs laid during the second and third weeks after
infection.

Treatment of experimentally infected eggs and eggs laid by infected flocks with

2.5 mg. of tylosin tartrate in the aircell on the ninth day of incubation resulted in

the elimination (f Mycoplasma synoviae .

This procedure also underwent large-scale testing in the field.

Injection of 0.8 and 1.5 mg. of tylosin tartrate into the albumen of rwn-incubated

chicken eggs or turkey eggs through an area at a distance of approximately I cm.

from the tapering extremity will probably provide an attractive alternative to

egg-dipping in the control of mycoplasma infection.

INLEIDING

\' Dr. E. Goren. dierenarts bij de Gezondheidsdienst voor Pluimvee te Doorn.

In een voorafgaand onderzoek is geble-
ken dat de thermische behandeling waar-
bij
.Myeoplasma synoviae (M.s.)
geïnactiveerd wordt ook schadelijk voor
het kippe- en kalkoene-embryo is. Hier-

-ocr page 499-

door zijn verhittingsprocedures van
broedeieren niet geschikt voor een prak-
tische effectieve toepassing ter ehminatie
\\an
Mycoplasma synoviae (M.s.) in
besmette broedeieren (3).
Sinds de eerste isolatie van M.s. uit
pluimvee in Nederland in 1973 (2) zijn
meerdere stammen
in vitro en in vivo
onderzocht op hun gevoeligheid voor het
antibioticum tylosine tartraat.
Ervaringen op dit gebied, welke geleid
hebben tot een praktische uitvoerbare
bestrijding van dit agens, worden in het
hieronder volgend verslag gerappor-
teerd.

M.AfERI.A.AL. EN METHODEN

Behalve één referentie.stam(W.V.U. 185.3) welke als
een hoog gepasseerde laboratoriumstam te
beschouwen is. betreft dit onder/oek 112 M .s. stam-
men welke in Nederland in de laatste 5 jaar uit de
respiratietractus van kippen en kalkoenen /ijn
geïsoleerd. Eén stam werd uit een \\lieg. ge\\angen
op een met M.s. besmet bedrijf, geïsoleerd.
De/e stammen werden ma.ximaal 5 maal in of op
kunstmatige \\oedingsbodems gepasseerd. Na iden-
tificatie, met behulp van de groei-inhibitie-test en
door het vaststellen van de essentiële behoefte aan
Nicotinamide-adenine-dinucleotide (N..A.D.) wer-
den de stammen met behulp van de diffusiemethode
op hun gevoeligheid voor tylosine-tartraat onder-
zocht.

•AKorens de minimale remmende concentratie
(M.I.e.) en minimale lethale concentratie (M.1..C.)
\\an 15 van de/e stammen te bepalen werden /e 2 x
m een antibiotica vrij medium gepasseerd. Voor
studies />)
vivo zijn virulente stammen gebruikt.

Steriele oplossingen \\an tylosine-tartraat ( Eylan\'s\',
FJancol werden verkregen door middel \\an filtratie
door membraanfilters (Satorius).

In alle experimenten is gebruik gemaakt van het
IM-4 voedingsinedium volgens Frey e.a. (I) met
17.5\', varkensserum en pH 7.4 in vaste (1,5\'V agar)
of \\locibare vorm. Voor de M.I.C .- en M.1..C\'.-
bepalingen werd dit medium zonder thalliumace-
taat en penicilline gebruikt.

(ilevoeligheidstesten in vitro

\\ oor de diffusiemethode is gebruik gemaakt van
een bovengenoemd, vers bereid agar-medium.
gegoten in petrischalen \\an 9 cm in diameter met
een mediumdikte van 4 mm. i:)e platen werden met
0.2 ml vaneen actief groeiende cultuur, bevattend ±
10\' colony forming units (c.f.u.), \\an de te onder-
zoeken stam beent.

1 ylan-schijfjes (Oxoid) van 15 mgc werden vrijwel
onmiddellijk na beënting opde platen gedeponeerd.
AUorens de test te beoordelen, werden de platen
vervolgens in een vochtige atmosfeer bij .■!7° C
gedurende 1 ä 3 dagen bebroed totdat er een duide-
lijke kolonievorming was geconstateerd.
Voorde M.I.C. en M.E.C.-bepaling werd het vloei-
baar FM-4 medium in hoeveelheden van 5 ml in ste-
riele reageerbuisjes gepipetteerd. waarin vervolgens
tien- of twee-voudige verdunningen van het antibio-
ticum zijn gemaakt (geteste concentraties: 10: 5: 2,5;
I; 0,5; 0.25; 0.01; 0.005; 0.0025 en 0,001 mcg ml).
.Alle buisjes benevens één zonder antibioticum (con-
trole) werden hierna met O, I ml (± 10\' c.f.u.) beënt
en bij 37° C bebroed. De M.I.C. werd vastgesteld
op het moment dat kleuromslag van de indicator
fenolrood in de controlebuis was vastgesteld (na 12
tot 72 uur). Alsde M.I.C. gold de laagste concentra-
tie Tylan waarbij geen kleuromslag werd geconsta-
teerd.

De M.[,.C. werd na 10 dagen bebroeding van de
beënte verdunningsreeksen vastgesteld. Ook hier
gold de kleuromslag als parameter.
(De resultaten zijn in tabel I weergegeven.)

Beschrijving van de experimenten in vivo

/. Gevoeligheidstesten met behulp van
testmodellen

Het onderzoek naar de effectiviteit van broedei-
behandeling ter eliminatie van M.s. werd vooraf
gegaan door een vóórstudie naar een bruikbaar
testmodel:

In eerste instantie werd getracht door kunstmatige
infectie van leghennen verticale transmissie op te
wekken en langsdeze weg besmette eieren te verkrij-
gen. In 3 verschillende experimenten (Ia, Iben Ie)
werden respectievelijk 20, 4 en 20
Mycoplasma gal-
lisepticum (M.g.)en
M.s.-vrije hennen met een viru-
lente M.s.-stam geïnoculeerd. In het eerste experi-
ment werden de hennen intranasaal (i.n.) en
intratrachaal (i.t.) in het tweede experiment intra-
peritoneaal en in het laatste experiment eerst i.n. en

1.t. en 60 dagen later intraveneus (i.\\ .) geïnoculeerd
met telkens ± 3 x 10\' c.Eu. per inoculatie.

De geïnoculeerde dieren werden serologisch en
meerdere te\\ens cultureel onderzocht. Eieren,
gelegd in de eerste 8 weken post infectionem (p.i.)
werden bebroed en opde l4eof 20e broeddagcultu-
reel onderzocht. In het 3e experiment werd de helft
\\an iedere dagproduktie uitgebroed en werden de
uitgekomen kuikens in een geïsoleerde ruimte
gehouden en serologisch op M.s. onderzocht.
In de tweede plaats werd geëxperimenteerd met de
kunstmatige infectie van broedeieren (Experimen-
ten 2a, 2b en 2c).

2.a. Aangezien inoculatie, vooral \\an onbcbroede
eieren (ten behoeve \\ an besmetting of behandeling)
gepaard kan gaan met mechanische beschadiging
van vitale ei-componenten werd eerst nagegaan
welke plaats \\an het ei voor inoculatie het meest in
aanmerking komt. Hiervoor werden 5 groepen van
100 verse (maximaal één week na het leggen)
tmhe-
hroede
White Leghorn (W.L.) kippeëieren, najode-
ring van de inoculatieplaats en doorboring \\an de
eischaal ter plaatse (Boor: Burgers, VT 62). inge-
spoten met O, I ml steriele fysiologische NaCl oplos-
sing van ± 20° C, en wel als volgt:

-ocr page 500-

1. via de stompe kant van het ei in de luchtkamer;

2. via de spitse kant van het ei. 2 3-"! mm diep. in het
eiwit;

via de mediaan (= zijkant) van het ei. 2 a 3 mm
diep, in het eiwit;

4. via de zijkant ± 1 cm van de spitse kant.
2 a 3 mm diep. in het eiwit;

5. via de mediaan in de dooier.

Een even grote groep eieren werd als onbehandelde
controle gehanteerd (resultaten in tabel 2). Deonder
2.a4 genoemde methode is ook beproefd in 2experi-
menten met kalkoene-eieren welke op genoemde
plaats met een \'1 ylan-oplossing werden ingespoten
(1.5 mg ei). In het eerste experiment werden 100en
in het tweede 150 kalkoene-eieren behandeld. Ook
hier werden even grote onbehandelde controle-
groepen aangehouden.

Alle eieren zijn uitgebroed en de broedresultaten
werden bestudeerd.

2.b. In het volgende experiment werden 2 groepen
van 20 onbebroede eieren geïnoculeerd zoals groe-
pen 4 en 5 van experiment 2a. echter met een in fysio-
logische NaCl-oplossing verdunde M.s.-cultuur
(± 10\'
c.Eu. ei).

De infectie van broedeieren tijdens het broedproces
is eerder bestudeerd (3): hierbij is gebleken dat ino-
culatie in de dooier van ongeveer één week
bebroede eieren weinig embryosterfte door mecha-
nische beschadiging ten gevolge heeft. Bovendien
slaat een M.s.-infectie bij deze methode zeer goed
aan.

2.C. Het effectiviteitsonderzoek met behulp van
kunstmatige infectie van broedeieren betreft de vol-
gende methoden:

Injëi lie vóór hel broeden in de dooier en behan-
deling door heizelfde boorgal op dezelfde dag in
de luchikamer.

Deze methode is toegepast bij kippecieren welke
met ongeveer 100. 500 of lOOOc.f.u. civaneenM.s.
stam(M.l.C.:0,0l mcg ml) geïnoculeerd werden en
met 0.5 of O.X mg I ylan ei werden behandeld. Het
cultureel onderzoek van alle eieren (inclusief een
controle-groep welke eieren wel geïnfecteerd doch
niet behandeld waren) vond plaats op de 20e broed-
dag. Ook onbev ruchte eieren en afgestorven embry-
onen werden onderzocht (resultaten in tabel 3).

Inlëeiie op de 6e broeddag in de dooier en be-
handeling zoals beschreven door Smil e.a. (5)
op de 9e broeddag in de luchikamer.

Drie verschillende M.s. stammen met de volgende
M.I.C.\'s: 0.01 mcg\'I ylan ml.0.05 mcgTylan mien
0.1 tncg Eylan ml. vverden in groepen van 50 kippe-
ëieren geïnoculeerd (10--I0\' c.Eu. ci). 20 Eieren per
groep werden met 2,0 tng en 20 eieren met 2.5 mg
Eylan ei behandeld. I\'er stam werden 10 extra
eieren geïnfecteerd maar niet behandeld (controle-
groep). Cultureel onder/oek werd verricht, als
beschreven bij de eerste methode (resultaten in
tabel 4).

Behandeling vóór hel broedproces door dom-
peling (drukverschilmelhode. zoals beschreven
door Voelen (6)) in Tylanoplossingen van di-
verse conceniralies en infeciie op de 7e broed-
dag in de dooier.

met IO--IO\' c.f.u. ei van een M.s. stam met een
M.I.C. waarde van 0.01 mcg Tylan ml.
Cultureel onderzoek is volgens de eerste methode
verricht. Bij deze experimenten werd de opname
van dipvloeistof bepaald door het per stuk wegen
van eieren vóór en na de dompeling met behulp van
Mettler (P.E. 300) weegschaal en werd de gemid-
delde opname (en dosis), benevens de spreiding in
opname, berekend.

Ewee groepen van 60 eieren werden behandeld in
2500 p.p.m. of 4000 p.p.m.-oplossing en geïnfec-
teerd. Ook werd een geïnfecteerde, niet behandelde
groep eieren aangehouden. Op de 20e broeddag
werden alle eieren cultureel onderzocht zoals boven
vermeld (resultaten in tabel 5),
Vervolgens werden drie groepen van 180 broedei-
eren in een dompelstation gedompeld in vers
bereide oplossingen van resp, 2500, 4000 of 5000
p,p,m, Eylan, Op de zevende broeddag werden alle
eieren en 20 ongedompelde eieren (van dezelfde
M,s, en M,g, vrije hennen) in dedooier met I0--10\'
c,f,u, van een M,s, stam. met een M,I,C, van 0,01
mcg ml. geïnoculeerd. De eieren werden per groep
gescheiden uitgebroed. Afgestorven embryonen en
maximaal 20 levende ééndagskuikens van iedere
groep werden cultureel onderzocht. De resterende
kuikens werden per proefgroep gedurende 8 maan-
den in verschillende geïsoleerde ruimtes gehouden,
In deze periode werden ze regelmatig serologisch op
M.s. onderzocht (resultaten in tabel 6).

Behandeling vóór hel broedproces door inspui-
ling van 0.5. 0.8 of 1.0 mg Tylan.

(via een geboord gat ± I cm van de spitse kant) in
het
eiwit en infectie op de 7e broeddag in de dooier.
Ciroepen van 30 eieren zijn met 0.5 of 1.0 mg en één
groep van 100 eieren is met 0,8 mg Eylan behandeld.
Een groep van 100 eieren werd met 0.05 ml fysiolo-
gisch NaCI oplossing in plaats van een \'Eylanop-
lossing ingespoten (controlegroep). Alle eieren wer-
den op de 7e broeddag met 10--I0\' c.f.u. (van
dezelfde stam als in het vorige experiment)
geïnoculeerd. Cultureel onder/ock werd zoals eer-
der genoemd verricht (resultaten in tabel 7).

II. Praktijkonderzoek

Dit onderzoek betreft:

1. Een behandeling van broedeieren afkomstig uit
4 verschillende met M.s. besmette koppels fokdie-
ren. De eieren welke waren gelegd in de eerste peri-
ode (max. 7 weken) na het constateren van de M.s,
besmetting werden in 2 groepen verdeeld: de helft
werd behandeld, nl, van het eerste koppel door
dompeling in 5000 p.p,m, \'Eylan oplossingen vande
resterende koppels door injectie van 2,5 Eylan ei op
de 9e broeddag in de luchtkamer. De andere helft
van de eieren welke gelegd waren in dezelfde pro-

-ocr page 501-

duktieweek werd gebruikt als onbehandelde con-
trolegroepen. In de/e experimenten zijn resp. onge-
veer 12000, 19000. 16000, 5000 eieren behandeld.
De uit wel of niet behandelde eieren afkomstige kui-
kens werden in 4 proefkoppels en 4controlekoppels
op 8 verschillende bedrijven (waar geen ander
pluimvee werd gehouden) geplaatst en levenslang
regelmatig serologisch op M.s. onderzocht.

2. Opgedane ervaringen met M.s.-bestrijding op
fokbedrijven.

RI-SIJI.IATEN

Gevoeligheidstesten in vitro

In deze testen werden remmingszones,
variërend tussen 10 en 23 mm, waargeno-
men, Bij 83 van de 112 (74,1%) van de
onderzochte stammen werd een rem-
mingszone van 15 ä 19 mm vastgesteld.
Bij 9 stammen (8%) waren de zones 20 a
23 mm, bij 14 stammen (12,5%) 12 ä 14
mm en bij 6 stammen (5,4%) 10 è 11 mm
groot.

l.b. Hier bleken de 4 geïnoculeerde hen-
nen bij een op 11 dagen p.i, ingesteld
onderzoek serologisch positief op M,s, te
reageren. Echter uit geen van de 56
onderzochte, in de eerste 8 weken p,i,
gelegde eieren kon dit agens geïsoleerd
worden.

l.c. Vervolgens verliep het serologisch
onderzoek van 10 van de 20 onderzochte
hennen reeds 7 dagen p.i. positief
(S,P.A.-titers:4x 1:8. 3 x 1:16, 1 x 1:32,2
X 1:64. H.A.R.-titers: 4 x 32, 3 x 64, 1 x
128, 2 X > 256).

M.s. kon na i.n. i.t. inoculatie op
diverse tijdstippen uit diverse organen
geïsoleerd worden. Eén en 3 weken p.i,
kon M .s. uit de trachea\'s van 19 van de 20
respectievelijk 14 van de 16 onderzochte
hennen geïsoleerd worden. Op 11. 25, 57
en 78 dagen p.i, kon M.s, uit de volgende
lichaamsdelen van telkens één van derge-
lijke hennen geïsoleerd worden:

label 1. M.I.C. en M.I..C. in mcg ml van 15 onderzochte M.s. stammen.

stam

M,I,C,

M.L.C.

stam

M.I.C.

M.L.C.

W.V.U, 1853

0,01

0,1

2755

0,01

0,5

98478

0,01

0,5

28372

0,01

0,5

2603

0,01

0,1

BU 77

0,01

0,1

3240

0,1

0,5

2994

0,01

0,1

3241

0,01

0,5

2803

0,1

0,5

Hvl74(vlieg)

0,5

5

2677

0,01

0,1

2561

0,05

0,5

7105

0,1

1,0

997

0,5

1,0

Experimenten in vi\\o

l.a. In dit experiment bleken alle
geïnoculeerde hennen 2 weken p.i, sero-
logisch positief op M,s. te reageren
(snelle plaat agglutinatie = S.P,A, en
hacmagglutinatie remtning reactie =
H,A.R,) en kon dit agens uit de trachea
van 17 van de 20 hennen geïsoleerd wor-
den, In totaal werden gedurende 8 achter-
eenvolgende weken na inoculatie 846
eieren, na 14 dagen bebroeden, cultureel
onderzocht. M.s. kon uitsluitend uit de
dooiers van 3 eieren, gelegd in de 2e week
(2 eieren) en 3e week (I ei) p.i.. geïsoleerd
worden. Alle andere kweken verliepen
totaal negatief.

11 dagen p.i.: conjunctivae. gehemelte
spleet, larynx, trachea, long, rechter
luchtzak, hersenen, bursa sternalis.
25 dagen p.i.: conjunctivae. gehemelte
spleet, larynx, linker luchtzak, hersenen,
ovarium.

57 dagen p.i.: trachea.
78 dagen p.i.: trachea.
Uit de neus, de sinus infraorbitalis, het
hartebloed, de lever, de milt, de nier. de
eileider, de cloaca en de galblaas zijn geen
mycoplasma\'s geïsoleerd.
Het cultureel onderzoek van 399. 14
dagen bebroede eieren welke gelegd wer-
den gedurende de eerste 7 weken na i.n.-
-f i.t.-infectie verliep negatief. 1 n de eerste
8 weken na de i.v,-besmetting werden 427

-ocr page 502-

bevruchte eieren gelegd. Het
mycoplasma-onderzoek van 212 hieruit
afkomstige ééndagskuikens verliep nega-
tief.

Het serologisch onderzoek van de 215
resterende, opgefokte kuikens welke om
de twee weken werd verricht, verliep als
volgt: op de eerste levensdag konden
S.P.A.-titers variërend tussen 1:8 en 1:64
en H.A.R.-titers variërend tussen 8 en
512 vastgesteld worden (maternale antili-
chamen).

Op de 2e levensweek konden uitsluitend
zwakke S.P.A.-reacties en geen H.A.R.-
titers gedemonstreerd worden, terwijl tot

het einde van het experiment op 14 weken H- Prakiijkomlerzoek

leeftijd beide serologische testen bij alle Zo^.gi de controlekoppels als de dieren

kuikens steeds negatief zijn verlopen. afkomstig uh de in 5000 p.p.m. Tylan

, , . gedompelde eieren bleken levenslang

Kunstmatige mfect.e van broede.eren serologisch M.s, negatief te zijn.

werden, zoals groep 4, waren de uit-
komstpercentages als volgt:
le exp.: 76% in vergelijking met 75% in de
controlegroep,

2e exp.: 82% in vergelijking met 79,3% in
de controlegroep.

Uit geen enkel ei welke in het eiwit
met een M.s. cultuur was geïnoculeerd
werden mycoplasmas geïsoleerd terwijl
dat uit alle 20 in de dooier geïnoculeerde
eieren wel lukte.

Tabel 2. De invloed van inoculatie van onbebroede, verse (W.L.) kippeéieren met 0,1 ml steriele fysio-
logische NaCI-oplossing in diverse delen van het ei op het uiikomstpercentage.

le schouw op 7e

2e schouw op

niet

aan-

plaats van

broeddag

18e broeddag

uit-

uitkomst

Groep

tal

inspuiting

geko

percen-

eie-

onbevr.

afgest.

afgestorven

men

tage

ren

eieren

embryonen

embryonen

kuikens

1,

100

geen (controle)

5

10

1

4

80

2.

100

luchtkamer

5

8

7

11

69

3.

100

via mediaan

5

11

6

17

61

in het eiwit

4,

100

via zijkant

5

7

3

8

77

1 cm van de

spitse kant

in het eiwit

5,

100

via spitse kant

.S

22

17

10

46

in het eiwit

6,

100

via mediaan in

4

33

14

12

37

de dooier

Bij inspuiting in het eiwit trad vooral na
een snelle injectie enige lekkage van eiwit
op. Door een langzame inspuiting kon
dat duidelijk beperkt worden. In de twee
experimenten waarbij partijen van 100
resp. 150 onbebroede kalkoeneëieren met
Tylan oplossing (1.5 mg ei) ingespoten

De uit 19,000, met 2,5 mg ei op de 9e
broeddag behandelde eieren afkomstige
dieren zijn levenslang (ruim 15 maanden)
M,s, negatief gebleven terwijl het contro-
lekoppel op ruim 5 maanden leeftijd posi-
tief bleek te zijn.

-ocr page 503-

l abel 3. Reïsolatle van M.s. (slam met M.I.C.: 0.01 mcg Tylan ml), uit in de dooier geïnoculeerde en in de
luchtkamer met Tylan behandelde eieren (infectie en behandeling vóór het broedproces).

Reïsolatie uit:

Aantal
eieren

infectiedosis

dosering
Tylan/ei

afgestorven levende embryonen
embryonen op de 20 broeddag

50
50
10

100 c,f,u,
100 c,f.u.
100 c.f.u.

0,5 mg
0,8 mg
geen

0/34 0/16
0/37 0/13
2/3 5/7

50
50
10

500 c,f,u,
500 c,f,u,
500 c,f,u.

0,5 mg
0,8 mg
geen

1/28 0/22
0/33 0/17
4/5 5/5

50
50
10

1000 c,f.u.
1000 c,f,u,
1000 c.f.u.

0,5 mg
0,8 mg
geen

4/31 0/19
2/30 0/20
7/7 3/3

l abel 4, Reïsolatie van } verschillende M.s. stammen (verschillend in hun gevoeligheid voor Tylan) uit
eieren welke op de 6e broeddag in de dooier met I0--10\' c.f.u. werden geïnoculeerd. opde9e dag behandeld
met 2 of 2,5 mg Tylan en opde 20e broeddag cultureel onderzocht.

Reïsolatie uit

Aantal
eieren

M.I,C. van de
M.s. stam

dosering
Tylan/ei

afgestorven levende embryonen
embryonen op de 20 broeddag

20
20
10

0,01 mcg/ml
0,01 mcg/ml
0,01 mcg/ml

2 mg
2,5 mg
geen

0/5 0/15
0/6 0/14
3/3 6/7

20
20
10

0,05 mcg/ml
0,05 mcg/ml
0,05 mcg/ml

2 mg
2,5 mg
geen

1/5 0/15
0/4 0/16
3/4 6/6

20
20
10

0, 1 mcg/ml
0,1 mcg/ml
0, 1 mcg/ml

2 mg
2,5 mg
geen

2/7 2/13
0/6 0/14
4/5 5/5

label 5. Reïsolatie van M.s. uit broedeieren welke vóór het broedproces in 2500 of 4000 of 5000 p.p.m.
1 ylanoplossing /ijn gedompeld (drukverschil-methode), op de 7e broeddag in de dooier iriet IO--IO\' c.f.u.
\\an een stam met M.I.C\'. 0,01 mcg ml /ijn geïnoculeerd en op de 20e broeddag cultuieel onder/ocht.

Reïsolatie uit

Aantal
eieren

concentra- gemiddeld
tie Tylan opname in
in p.p,m, mg Tylan

1 min.-max.
1 opname in
mg Tylan

s-afwij- afgestorven levende
king embryonen embryonen

op 20e
broeddag

60
60
50

2500 0,60
4000 1,05
onbehandeld

0,15-0,75
0,44-1 ,72

0,19 2/16 3/44
0,36 0/13 0/47
33/35 15/15

-ocr page 504-

Tabel 6. M.s.-onderzoek van kuikens afkomstig uit broedeieren welke vóór het broedproees in 2500 of
■4000 of 5000 p.p.m. Tylanoplossing in een dompelstation zijn gedompeld en opde 7e broeddag in de dooier
met 10^-10\' c.f.u. van een stam met M.I.C. 0,01 mgc,\'ml zijn geïnoculeerd.

Aantal
eieren

behandeling

isolatie uit
onbevruchte
eieren of
afgestorven
embryonen

isolatie uit

ééndagskui-

kens

aantal

opgefokte

kuikens

serologisch
onderzoek
van de die-
ren

20

geen

16/16

4/4

geen

geen

180

2500 p.p.m.

2/82

0/20

78

op 10 weken
leeftijd
100% pos.^-

180

4000 p.p.m.

1/89

0/20

71

gedurende
het gehele
experiment
(8 mnd)
negatief

180

5000 p.p.m.

0/59

0/20

101

op 10 weken
leeftijd
100% pos.^\'-

Tabel 7. Behandeling vóór het broedproees door inspuiting van 0,5, 0,8 of 1,0 mg Tylan n het eiwit via
de spitse kant van het ei, en infectie op de 7e broeddag in de dooier: reïsolatie van M.s. uit geïnoculeerde
eieren.

Reïsolatie uit

onbevruchte eieren of
afgestorven embryonen

Aantal
eieren

mg Tylan per ei

levende embryonen
op 20e broeddag

0,5
0,8
1,0

onbehandeld

30
100
30
100

0/2
1/8
0/4
20/21

0/28
0/92
0/26
77/79

* t/m de 7e levensweek nog negatief
Praktijkonderzoek

De uit 16.000 zoals hiervoor behandelde
eieren afkomstige dieren zijn levenslang
(19 maanden) serologisch M.s. negatief
geweest i.t.t. het controlekoppel welke op
5\' . maand leeftijd serologisch positief is
geworden.

In het laatste experiment betreffende de
behandeling (zoals beide voorgaande
groepen) van 5000 eieren zijn zowel het
proefkoppel als het controlekoppel
levenslang serologisch negatief gebleven.
Een fokbedrijf waarvan het gehele zgn.
elitemateriaal (overgroot-ouderdieren)
met M.s. besmet was. werd begeleid in
een intensieve M.s.-bestrijding, geba-
seerd op behandeling van broedeieren
met 2,5 mg Tylan op de 9e broeddag in de
luchtkamer. Ruim 1.5 miljoen broedei-
eren. welke maximaal 6 dagen voor de
aanvang van het broedproees waren
gelegd, zijn op deze wijze behandeld.
De gemiddelde vermindering in het uit-
komstpercentage van deze eieren, in
vergelijking met onbehandelde eieren,
bedroeg ± 3,5%. Bij ruim 100.000 eieren
welke voor de aanvang van het broedpro-
ees maximaal 12 dagen oud waren, werd
een verminderd uitkomstpercentage van
± 7.2% vastgesteld.

Zekerheidshalve werden de eieren gelegd
door de eerste generatie vrij geworden
koppels, in de eerste 3 produktiemaan-
den ook behandeld.

Dit fokbedrijf is volledig M.s.-vrij gewor-
den. In totaal zijn 3 uitbraken van M.s.-
infectie. sinds de aanvang van de bestrij-
ding 4 jaar geleden, op dit bedrijf
voorgekomen; alle 3 konden met zeker-
heid aan horizontale transmissie toege-
schreven worden.

-ocr page 505-

Een ander fokbedrijf welke gebruik
maakt van de dompeltechniek heeft een
volledige M.s.-vrije status niet kunnen
bereiken. De ervaring op dit bedrijf is dat
de verticale transmissie beperkt is tot de
eerste ± 3 a 4 weken na besmetting van de
hennen en maar bij een gedeelte van de
M.s.-besmette koppels optreedt.

Op beide fokbedrijven kon geen correla-
tie gevonden worden tussen een M.s.-
besmetting en het optreden van infec-
tieuze synovitis. De verbeterde M.s.
bestrijding ging dan ook niet gepaard met
een verminderd voorkomen van deze
aandoening.

De infectiedruk in de paktijk en met
name in het zuiden van het land is zeer
groot waardoor M.s.-vrij geleverd mate-
riaal. vaak door horizontale transmissie
besmet raakt. Een onderzoek, betrekking
hebbende op een vrij groot aantal kop-
pels vermeerderings slachtdieren afkom-
stig uit M.s.-vrije grootouderdieren,
heeft aangetoond dat van de in het oosten
van het land gehouden koppels ± 3%
tijdens de opfokperiode en ± 9% tijdens
de produktieperiode besmet raakte, ter-
wijl in het zuiden van het land ruim 15%
tijdens de opfok en ruim 51% tijdens de
produktieperiode geïnfecteerd is geraakt.
Ook de landelijke gegevens, betrekking
hebbende op de periode maart 1977-
maart 1978 omtrent het voorkomen van
M.s.-infectie op fok- en vermeerde-
ringsbedrijven illustreren het belang van
de horizontale transmissie en de hoge
infectiedruk van dit agens in de praktijk.
Terwijl, door inspanningen van fokbe-
drijven, het besmettmgspercentage van
vooral fokslacht- maar ook fokleg-dieren
teruggedrongen kon worden tot ± 4%
respectievelijk ± 10% van de koppels,
was het besmettingspercentage van
vermeerderingsslacht- èn vermeerde-
ringslegkoppels in dezelfde periode 40%
respectievelijk 36%. In beide soorten ver-
meerderingsbedrijven werd ± 1 3 van de
besmettingen tijdens de opfok en ± 2 3
ervan tijdens de produktieperiode vastge-
steld.

Op bedrijven met meerdere koppels
wordt regelmatig een snelle verspreiding
van de infectie geconstateerd.

DISCUSSIE EN CONCl.USIES

M.S. bleek in viiro en in vivo gevoelig te
zijn voor tylosine-tartraat al is een zekere
variatie in gevoeligheid tussen de onder-
zochte stammen geconstateerd.
De gevonden M.I.C.- en M.L.C.-
waarden komen in het algemeen overeen
met die van Kleven e.a. (4).
Voorzover ons bekend bestaan er geen
literatuurgegevens omtrent gevoelig-
heidstesten
in vivo, noch mededelingen
over M.s.-bestrijding met behulp van
antibiotica, waardoor de ontwikkeling
van een testmodel noodzakelijk was.
Diverse testmodellen zijn gehanteerd
omdat het opwekken van verticale trans-
missie slechts incidenteel is gelukt nl. in
één van de drie experimenten en gedu-
rende slechts een korte periode en bij
enkele (3) eieren. Hierdoor was het nood-
zakelijk eieren door middel van inocula-
tie te infecteren met alle nadelen vandien:
zoals perforatie van membranen en
andere mechanische beschadigingen,
infectie doses die waarschijnlijk niet
altijd overeenkomen met een natuurlijke
besmetting en in experiment 2.c. een
onnatuurlijke volgorde van handelingen.
Zeer waarschijnlijk door de lysozym-
activiteit van het eiwit moeten de eieren
in de dooier geïnfecteerd worden. Vooral
bij een inoculatie vóór de aanvang van
het broedproces kan daarbij embryo
sterfte optreden.

Echter in alle vier toegepaste testmodel-
len bleek de behandeling met tylosinetar-
traat zeer effectief te zijn. Een behande-
ling van onbebroede kippeëieren met 0.5-
0,8 mg en van 9 dagen bebroede eieren
met 2,5 mg tylosine-tartraat ei resul-
teerde in eliminatie van M.s. (ook van een
stam welke
in vilro minder gevoelig was
dan de meeste geteste stammen),
Reïsolatie na behandeling met lagere
doseringen gelukte uitsluitend uit onbe-
vruchte eieren of afgestorven embry-
onen.

Gezien het feit dat inoculatie in het eiwit
via een plaats welke ± I cm verwijderd is
van de spitse kant van het ei (ter voorko-
ming van beschadiging van de hagel-
snoer) geen significant negatieve invloed
op het uitkomstpercentage heeft kan het.

-ocr page 506-

mijns inziens, bij mechanisatie van de uit-
\\oering, een aantrei<keUjk alternatief zijn
\\ oor de dompeltechniek. Bij deze laatste
techniek wordt door de grote onregelma-
tigheid in de opname \\an dipvloeistof\\ia
de eischaal de effectiviteit van deze
methode aangetast zoals in experimenten
met kunstmatige infecties en bij de toe-
passing in de praktijk is gebleken.
Vooral de in de praktijk opgedane erva-
ringen tonen aan dat het mogelijk is, door
broedeieren gelegd door geïnfecteerde
koppels op de 9e broeddag in de luchtka-
mer in te spuiten met 2,5 mgTylan, M.s.
te bestrijden.

Verticale transmissie blijft zeer waar-
schijnlijk in vele gevallen beperkt tot de
eerste weken na besmetting maar het is
niet uitgesloten dat bij reactivatie van de
M.s.-infectie, ei-overdracht ook op latere
tijdstippen voor kan komen.

De relatief hoge infectiedruk in de prak-
tijk en de besmettelijkheid van M.s. stel-
len hoge eisen aan de hygiëne in de ruim-
ste zin ervan, wil men gunstige resultaten,
welke door het couperen van verticale
transmissie zijn behaald, behouden en of
door trekken naar nakomelingen (bijv.
vermeerderingsbedrijven).
De succesvolle M.s. bestrijding in de
praktijk ging niet gepaard met een ver-
minderd \\ oorkonten van infectieuze syn-
ovitis.

I).ANK.BETLTG1NC1

De auteur wil gaarne /ijn erkentelijkheid betuigen
aan de heren Ci. Burger en W. A. de .long voor
hun technisehe assistentie.

l.lTER.VrUl R

Erev. M. I... Hanson. R. P.. and Anderson. D. P.; A medium lor the isolation of avian Mycoplasmas.
Ani. J. i\'ei. Rf.s.. 29. (II). (I96fi).

Cioren. E.: .Myi oplusitra .synovlae: een .S-tal eerste primaire isolaties uit kippen en kalkoenen in Neder-
land.
Tijdschr. Diergeneesk.. 99. 9J.1. (1974).

Cioren. E.; Mvctiplasnui svnoviue bestrijding: 1. Studies over de thermische gevoeligheid van pathogene
av iaire Mycoplasnias (
Mycoplasma synoriae. Mycoplasmagallisepiiciim en Mycoplasma meleagridis).
Tijdschr. \'Diergeneesk..
103. 1217. (I97H).

Kleven. S. H. and .Anderson. D. P.: In vino aeti\\ii\\ of various antibiotics against Mycoplasma
svnoviae. Dis..
15.,?. (1971)

Smit. r. en Hoekstra. .1.: Behandeling van broedeieren tegen Mycoplasma-inlecties door middel van
Hijectie van l ylosine-tartraat in de luchtkamer.
\'Tijdschr. Diergeneesk.. 92. 1190. (1967).
Voeten, .A. C.: Dipping ol hatching eggs into a st)lution of fylosin tartrate to control chronic respi-
ratory disease.
Tijdschr. Diergeneesk.. 89, 701. (1964)

6.

-ocr page 507-

Vncinaria stenocephala infecties in
Nederlandse honden

Uncinaria stenocephala Infections in Dogs in the Netherlands
B. H. Repi

SAMENVATTING

Van 1972 tot 1977 werd een onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van
mijnworminfecties in Nederlandse honden.

Van de 544 onderzochte dieren hieek 2.6% hesmet te zijn met Uncinaria steno-
cephala.

SUMMARY

A survey of the incidence of hookworm infections in dogs in the Netherlands was
carried out during the period from 1972 to 1977.

Of 544 dogs studied 2.6 per cent were found to he infected hy Uncinaria steno-
cephala.

INI EIDINC,

Regelmatig wordt men in de dagbladpers
geconfronteerd met een beweerde
onnang van door honden \\eroor/aakte
overlast.

7.0 stelt een krantenbericht (De Tele-
graaf.
18-1 1-77). dat de Britse hondenpo-
pulatie jaarlijks vier miljoen ton (!)
uitwerpselen produceert.
Ook al blijkt dc/e schatting een factor 8-
10 te hoog. dan resteert nog een aanzien-
lijke hoeveelheid, die voor Nederland op
40.000 ton per jaar getaxeerd kan wor-
den. Daarvan /al echter een zeer groot
deel niet op de trottoirs maar als natuur-
lijke mest in de bodem terecht komen,
hetgeen min of meer als compensatie
voor de overlast beschouwd kan worden.

Over de omvang echter v an het risico, dat
de in die hondenfaeces aanwe/ige parasi-
taire larven en eieren voorde mens repre-
senteren. is - althans in Nederland
wemig informatie beschikbaar.
Van 1972 tot 1977 werd op het I,aborato-
riuni voor F^arasitologie tc .Amsterdam
een ondcr/oek uitgevoerd naar het voor-
komen van /g. \'mijnworm\' infecties in
Nederlandse honden.
Omdat ik meen. dat on/c bevindingen
een nuttige bijdrage kunnen leveren aan
dc behoefte aan recente informatie
betreffende het risico van /oönotisehe
parasitaire infecties vanuit de Neder-
landse hondenpopulatie, worden de
resultaten van dit onder/oek in dit artikel
gepresenteerd.

\' Dr. B. H. Rep, Uboratorium voor Parasitologie, Instituut voor Tropische Hygiëne (.Afd. van het
Koninklijk Instituut voor de Tropen), Mauritskade 57, Amsterdam.

-ocr page 508-

Fig. I. L\'ncinaria slenocephala R\'d\\]\\\\cl.
A: Q worm (3,6 - 12 mm);
B; cTworm (2,9 - 8,5 mm);

C; doorsnede door kop met ehitlneus mondhekerkapsel (van op/ij);
U: mondbekeropening met \'snij- of klemplaten\' (van voren);
E; bursa eopulatrix van de cf worm (van opzij);
F; wormei (63-94 /;) x (32-64 fi).

-ocr page 509-

Tabel I. Frequentie van U. sienocephala infecties in honden in enkele landen.

land

Aantal

Percentage

Jaar

onderzochte

U. sienocephala

(-F auteur)

honden

infecties

Belgie

1832

3,3

1973 (6)

Engeland

575

6.1

l968-\'73 (7)

Italië ( Eurijn)

285

3.5

1973 (1)

Polen

118

21

1963 (4)

USA (New Yersey)

685

16.4

1967 (2)

1)F P.AR.ASIFT

Uncinaria sienocephala, waarvan de
karakteristieke kenmerken zijn afgebeeld
in Fig. 1. is een mijnwormsoort die inde
gematigde luchtstreken \\an het Noorde-
lijk Halfrond bij o.a. honden (en soms bij
katten) min of meer frequent wordt
aangetroffen.

In l^abel 1 zijn enkele gegevens samenge-
vat over de frequentie van
U.
.s7é\'/ïO(É\'/?/;a/ö-infecties bij honden in
diverse landen.

Het meest \'recente\' onderzoek in Neder-
land dateert uit 1924 toen Nieschulz (3) in
Utrecht een twintigtal honden uit het
\'Stichtse Asyl\' onderzocht en 40% ervan
besmet vond met
L\'. sienocephala.
(Terzijde: in datzelfde jaar werden in
Nederland nog tientallen gevallen van
autochtone malaria-infecties geregi-
streerd tegen geen enkele in recentejaren,
hetgeen duidelijk illustreert, dat aan der-
gelijke opgaven - na ruim een halve
eeuw - ternauwernood enige informa-
tieve waarde toegekend kan worden.)

MATERIAAL EN METHODEN

Voor een onderzoek naar de infectiekans van een
ingewandsparasiet, die voor z\'n ontwikkeling een
verblijf in de grond behoeft, is een hondenpopulatie
nodig die niet al te\'trottoir-gebonden\' is of frequent
tegen ingewandswormen behandeld wordt.
Dank zij de medewerking van prof. dr. P. .1. Klop-
per (E.xperimentele Chirurgie. Universiteit van
Amsterdam) en het team van dierenverzorgers
onder leiding van de heer A. Fernhout kon het
proefdierenbedrijf van de Universiteit van Amster-
dam de daartoe geschikte mogelijkheden bieden.
Via de dierenhandel betrokken honden uit - in
principe althans — alle delen van Nederland wor-
den daar gestationeerd en zijn dan voor onderzoek
toegankelijk. Er kan gesteld worden, dat voor-,
noemde honden veelal van het platteland al\'komstig
waren en als \'verzorgingsarm\' gekwalificeerd kon-
den worden.

Gedurende de jaren 1972-1977 werden in totaal 544
faecesmonsters van recent in het bedrijf ingebrachte
en nog niet met anthelmintica behandelde honden
verzameld.

.Alle onderzochte honden waren volwassen, zodat
geen voorbehoud hoeft gemaakt te worden van-
wege de (vaak hogere) infectiepercentages bij pups.
label 2 geelt een overzicht van de samenstelling
naar ras (type) van de onderzochte dieren.
De verzamelde faecesmonsters werden met water
gehomogeniseerd. Vervolgens werd uit het homo-
genaat een gewogen telmonster genomen, waaruit
door middel van de keukenzout-nottatiemethode
de (eventueel aanwezige) wormeieren geconcen-
treerd. geïsoleerd en microscopisch geteld werden.

label 2. Samenstelling (naar ras type) van de onderzochte 544 honden.

Percentage

bastaard 39

herder 32

dalmatiner, bouvier 4-6

boxer, collie, D. staander, Dobb. pincher 2-3

poedel, spaniel, I. setter 1-2

terrier, samojeed. greyhound, labrador. G. retriever, D. dog. Wetter Houn, minder

pointer. Rottweiler, Groenendaeler, N. Foundlander. heidewachtel. schapedoes dan 1%

ras, type

-ocr page 510-

In Tabel 3 zijn de aantallen onderzochte
honden in de jaren 1972-1977 en de indie
jaren waargenomen mijnworminf\'ecties
weergegeven.

1. Over het algemeen kan gesteld wor-
den. dat mijnworminfecties in honden in
Nederland sporadisch voorkomen, nl.
gemiddeld 2,6%. In vergelijking met
andere landen \\\'ormt dit percentage een
relatief gunstig resultaat.

Daarmee is het risico van een infectie rnet
lMr\\a migrans ct/ianea, afkomstig \\an
Nederlandse honden, te kwalificeren als
weliswaar reëel doch van zeer beperkte
omvang.

2. De jaarlijkse percentages \\oor mijn-
worminfecties variëren van 1-4\',\'. Per-
soonlijk schrijf ik dit toe aan de inbreng
\\an geïnfecteerde \'clusters\': zo bleken de
honden uit Oost-Nederland en ook uit
Zeeuws Vlaanderen vaker geïnfecteerd te
zijn dan bijv, in West-Nederland.

label 3. L\'. swnoceplw/a aangetroffen bij Nederlandse honden in de jaren 1972-77.

,Iaar

Onderzochte honden

( , sieiuicephalii

infecties bij

er

9

totaal

Cf

9

totaal

1972

12

15

27

0

1

1

(4%)

1973

99

52

151

2

3

5

0%)

1974

28

19

47

0

1

1

(2%)

1975

90

48

138

1

1

2

(1%)

1976

47

24

71

0

1

1

(1%)

1977

63

47

110

2

2

4

m)

Lotaal

339

205

544

5

9

14

In perc.

62,3

37,7

100

1,5

4.4.

2.6

Rf-.SI.T.TAÏF.N FN CONCLUSIES

3. Uit drie van de 14 honden met mijn-
worminfecties werden de mijnwormen
geïsoleerd ter bepaling van de
soortidentiteit.

De resultaten bevestigden de voorlopige
diagnose, bepaald op de vorm en grootte
van de wormeieren in het faecesprepa-
raat. nl.
L \'ncinaria stenocephala (5).

4, De helft van de waargenomen mijn-
worminfecties werd bij herdershonden
aangetroffen. Ondanks de kleine aantal-
len bleek dit toch wel een statistisch signi-
ficant (P < 0,05) verschijnsel te zijn. Dat
laatste bleek niet het ge\\al te zijn v oor de
conclusie, dat teven frequenter dan reuen
geïnfecteerd zijn door mijnwormen.

LI I LR.A I UUR

1. Balbo, T, and Stoppani, B,: On the presence of A. caiiiinim (Frcolani. 1X59) and C, sienocephala
(Raillict, 1881) in dogs m the province of I urin, Suova I cwrinaria. 49, 279, (I97.i).

2. I.illis, W. (1.: Helminth survey in dogs and cats in New Vcrscy. / Farasii.. 5.3, 1082. (1967).

3. Nicschulz, ().: Dochmaidex stcnoccphulu (Railliet, 1900) (Cameron, 1924) een in Nederland niet zeld-
zame Strongylidc van den hond.
Tijdschr. Diergcncesl,.. 51. 712. (192-1).

4. Ramisz. A. and Martynowicz. T.: Parazytofauna prz.ewodu pokarmowego prow i kotow m. Wroclauria
i okolic. zc sczególnvm uwzglednieniem nicieni z rodzinv .Ancvlostomidae.
Wiadomsci Parazvlohi-
gicznc.
9. 115. (I96J).

5. Rep. B. H.; Ancylostomiduc. polyxenia and validitv of the characters used for their differentiation.
Trap, geogr. Med.. 15. 173. 271. (1963).

6. Vanparijs, O. F..L and fhienpont. O. C.: Canine and feline helminth and protozoan infections in
Belgium. ,/
I\'arasii.. 59, 327. (1973).

7. Weston. R.: Fndoparasites in dogs supplied for laboratorv use. J. Insi. .Aniiii. Iechnicians. 26, 69.
(1975).

-ocr page 511-

li

Het gebruik van een gemodificeerde lepel vol-
gens Dalton bij de prolapsus vaginae bij het
schaap

The Use of a Modified Form of Dalian\'s Curelie in the
Treatment of Vaginal Prolaps in Sheep

P. W. Pastoor\' en A. M. Weitenberg-

SAMENVATTING

Besproken wordt een methode om schapen met een prolapsus vaginae te behan-
delen met een modificatie van de lepel volgens Dalton.

SUMMARY

A method of treatment with a modified form of Dalton\'s Curette in vaginal prolaps
of sheep is discussed.

Naar aanleiding van een geval \\an pro-
lapsus vaginae bij een derde drachts
schaap waarbij de eigenaar dacht dat de
partus was begonnen en de Bühner hech-
ting had verwijderd, terwijl het dier nog
niet in partu was, werd door ons in het
vootjaar 1976 een lepel volgens Dalton
van \'Savewe\' ingebracht, (fig. I) Het
schaap perste na het inbrengen niet meer
sn na 2 dagen werden op normale w ij/e 3
lammeren geboren.

De fixatie van de/.e \'lepel\' door middel
van 2 bandjes aan weers/ijden aan de wol
van het moederdier werd door ons als
/eer gebrekkig ervaren en is soms hele-
maal niet mogelijk door het loslaten van
de wol.

Daar de lepel o.i. min of meer steun geeft
aan het prolaberende \\aginaweefsel en
tegelijkertijd de cervix op zijn plaats
houdt, hebben we door Lode\'s Instru-
menten B.V. een lepel laten maken die
gefixeerd kan worden met behulp van een
Flessa hechting. Door tueerdere gaten in
de lepel aan te brengen, kan per geval de
lepel meer of minder ver in de vagina
gebracht worden, (fig. 2)

IM ElDINd

Prolapsus vaginae is een \\rij vaak voor-
komend probleem, dat bij schapen
optreedt in het laatste gedeelte van de
graviditeit. De aandoening is min of meer
acuut en de schapen persen er vaak dus-
danig sterk op. dat een ruptuur van de
\\aginawand optreedt met een daarop
volgende prolaps van de intestinae. De
schapenhouders worden vaak \'verrast\'
door de/e gang van /aken.

meest gebruikelijke behandeling,
naast het hoog plaatsen van dc achter-
hand van het schaap, is tot op heden het
aanbrengen van een hechting volgens
Bühner of het aanbrengen van Flessa
hechtingen.

Als nadeel hiervan wordt in de praktijk
ervaren, dat het schaap vaak blijft persen
en dus persé tnet de achterhand hoog
geplaatst moet worden. Een verdere com-
plicatie blijkt vaak een slecht ontsloten
cervix bij de partus en een voor de vee-
houder moeilijk te bepalen begin van de
partus.

\' Drs. P, W. Pastoor, praktizerend dierenarts. Rijksweg 79. 9791 AA Ten Boer.
- Drs. A. M. Weitenberg. praktizerend dierenarts. Harkstederweg 35. 9723 Middelbert.

I"

-ocr page 512-

Bij 4 schapen (primiparae) werd een lepel
ingebracht 2 tot 4 weken voor de te ver-
wachten partus. Aanvankelijk persten
deze dieren niet meer. maar na enige
dagen begonnen ze opnieuw te persen.
Het omhoog stellen van de achterhand
bracht geen verbetering. Er trad geen
prolapsus vaginae op. maar een sterke
oedemateuze zwelling van de vulva door
irritatie, terwijl bij één schaap een prolap-
sus recti ontstond. Deze dieren werden
opgeruimd.

fig. 2

casuïstiek

In de seizoenen 1977 en 1978 werd bij 26
schapen een gemodificeerde lepel inge-
bracht. Na het inbrengen van de lepel
werden de schapen zo veel mogelijk weer
bij de kudde gelaten.
Bij 18 schapen, meest pluriparae, kwam
de partus na 1 tot 10 dagen. De lepel werd
door de eigenaar verwijderd wanneer de
partus was begonnen. Geen van deze
schapen vertoonde na de partus ver-
schijnselen van prolapsus vaginae.
Bij 4 schapen werd een lepel ingebracht,
die na de partus een prolapsus vaginae
vertoonden. Drie schapen persten niet
meer. één schaap perste zo nu en dan. Bij
deze dieren werd tevens een antibioticum
toegediend. Na 14 dagen werden de lepels
verwijderd.

DISCUSSIE

Gezien de vrij gunstige resultaten lijkt het
ons wenselijk deze gemodificeerde lepel
op ruimere schaal toe te passen. Wanneer
de partus binnen 10 dagen te verwachten
is, kan dit zonder problemen geschieden.
Bij primiparae waarbij de partus nog
enige tijd op zich laat wachten, blijkt de
Iepen geen blijvend effect te hebben.
Doordat de vulva gesloten wordt met één
Flessa hechting, kan de eigenaar met één
of twee vingers toucheren en kunnen de
pootjes van een lam normaal passeren en
naar buiten komen, hetgeen door de
schapenhouders als zeer geruststellend
wordt ervaren.

lï/gn^

Rnnr^rinri

KWF-fellowships 1980

De Stichting Koningin Wilhelmina Eonds
Nederlandse Organisatie voor de Kankerbestrij-
ding (KWF) verstrekt fellowships die bestemd zijn
voor hen die zich in Nederland willen bekwamen in
het kankeronderzoek of de kankerbestrijding. De
fellowships zijn bedoeld voor afgestudeerde artsen,
biologen, (bio)chemici, (bio)fysici, apothekers of
dierenartsen; ook doctorandi in de (dier-)genees-
kunde en farmacie kunnen in aanmerking komen,
komen.

kandidaat wordt geacht zich na de opleidingspe-
riode te wijden aan wetenschappelijk onderzoek op
het gebied van kanker of aan de bestrijding van kan-
ker in Nederland.

Een uitvoering curriculum vitae wordt van de kan-
didaat verwacht, terwijl hij tevens een voorkeur te
kennen kan geven waar en bij wie hij de opleiding

zou willen ontvangen. Een fellowship is niet
bedoeld voor medewerking aan een wetenschappe-
lijk projekt van beperkte omvang.
De Wetenschappelijke Raad voor de Kankerbe-
strijding bepaalt welke kandidaten in aanmerking
komen voor een K WE-fellowship.
Bij het toekennen van de fellowships wordt voor-
rang gegeven aan hen die zich willen bekwamen in
het epidemiologisch kankeronderzoek.
De fellow komt in dienst van het KWEen ontvangt
een salaris overeenkomstig de normen van het insti-
tuur waarin hij werkzaam zal zijn. De aanstelling
tot KWE-fellow is voor één jaar en kan ma.ximaal
tweemaal met één jaar worden verlengd.
Aanvragen vóór I juli 1979 te richten aan de Weten-
schappelijke Raad voor de Kankerbestrijding, p a
de Eairessestraat 33, 1071 NS Amsterdam.
Inlichtingen te verkrijgen bij dr E. Boelsma-Van
Houte, tel. 020 - 73 55 75,

-ocr page 513-

Bacteriologie

Yersinia pseudotuberculosis bij een l<at

seudoluhereulosis in a
174.
91-92. (1979).

Allard, A. Wayne: Yersinia;;
cat. ./. Atn. l ei. Med. .4.s.V(),

De auteur beschrijft een geval van pseudotubercu-
lose bij een P Jaar oude, gecastreerde kater. Het
dier vertoonde een gezwollen mandibulaire lymf-
klier. waaruit
Yersinia p.seiidoliiherculosis lype IA
kon worden geïsoleerd. Serologisch onderzoek ten
opzichte van Yersinia leverde een titer van 1:256 op.
Het dier werd gedurende 10 dagen behandeld met
tetracycline in hoge dosering.
Voor alle zekerheid werden ook de gezinsleden pro-
fylactisch met dit antibioticum behandeld.
De schrijver wijst er op, dat bij vergrote mandibu-
laire lymfklieren bij de kat eigenlijk altijd bacterio-
logisch onderzoek dient plaats te vinden. Bij de kat
zijn tot nutoealleendetypeslAenllA van
Yersinia
pseiidoluhercidosis
gevonden.

,/. Goudswaard.

Immunologie

Intensieve behandeling van chronisch
progressieve multipele sclerose met
immuunsuppressiva

Homme

(I97H)

. O. R.: \\ed. r. Geneesk.. 122,

Hoewel van de hier beschreven, algemeen bekende
ziekte bij dc mens, niet direkt een diermodel bekend
is, lijkt bet toch interessant om hier een artikel over
de ontwikkelingen in de behandeling van multipele
sclerose (M .S.) le refereren. Vooral ook. omdat hier
weer blijkt, dat bijzonder veel ziekten, waarvan de
genese lange tijd onbekend was of nog sleeds onbe-
kend is, een immunologische \'achtergrond\' hebben.
De auteur beschrijft zijn resultaten van behandeling
van een groep jonge M.S. patiënten met een
immuunsuppressivum, cyclofosfamide. (Cyelofos-
famide wordt in de immunologie veelvuldig
gebruikt om bij proefdieren het immuunapparaat uit
te schakelen, maar ook bij behandeling van patiën-
ten met rheumatologische ziekten en maligne aan-
doeningen;
Ref.). Drie tot zes maanden na behan-
deling waren bij vrijwel alle patiënten de vervelende
bijverschijnselen van cyclofosfamide behandeling
(kaal worden, gevoeliger worden voor infecties,
abcessen, enz) verdwenen. Wat het resultaat van
de immuunsuppressieve behandeling betreft: bij
ongeveer 80% van de behandelde patiënten met
deze progressieve ziekte ontstond een stationaire
toestand, die bij sommigen toljaren na de behande-
ling voortduurde.

Deze resultaten komen overeen met die van andere
onderzoekers, die ook andere immuunsuppressiva
gebruikt hadden (antithymocytenglobuline, aza-
tbioprine, etc.).

De auteur vermeldt ook nog, dat, wanneer bet IgG
gehalte van de liquor cerebrospinalis drie maanden
na behandeling niet is gestegen, de prognose gunsti-
ger is dan wanneer een duidelijke stijging is ont-
slaan,

,/. Goudswaard.

Proefdieren

Kakkerlakkenbestrijding in een proefdie-
renlaboratorium

Koopman, ,1. P.. Henderson. P. T., Cools, A. R..
and Braak, Ci. .1.: Possible side effects of the use of
Dia/inon to control insects in a central animal labo-
ratory. /.
l ersue/isiierk.. 19. 25.i-2.\'i9. (1977).

Hen proefdierenlaboratorium, dat ongewild kak-
kerlakken huisvest, zal met het oog op de algemene
hygiëne trachten deze dieren te bestrijden. In ons
land bestaan bedrijven, die deze bestrijding verzor-
gen. Als cis dient daarbij gesteld te worden dat het
bestrijdingsmiddel, dat wordt aangewend, geen
schadelijke invloed heeft niet alleen op de gezond-
heid van de proefdieren, maar ook op hun betrouw-
baarheid in het e.xperiment. Van de organische fos-
forverbindingen, zoals het dia/inon, is bekend dat
ze werken als acetylcholinesterase-remmers. Uit het
onderzoek bleek dat bij ratten een significante
daling van het serum cholinesterase-gchaltc optrad
na het sprayen van het diazinonproducl, ook als de
behandeling zich beperkte tot aan de dierverblijven
belendende gangen en andere ruimten.
Hetzelfde effect trad bij het personeel op, al bleven
de gevonden waarden binnen physiologische gren-
zen. Uit verdere experimenten bleek dat de rem-
ming van het acetylcholinesterase met als gevolg
een sterke stijging van de hoeveelheid acetylcholine
een storende invloed beeft bij onderzoekingen,
waarbij parameters worden gehanteerd die verband
houden met het cholinergische systeem. Dit aan het
diazinon toegeschreven effect was na ongeveer twee
maanden nagenoeg verdwenen. Cr wordt gepleit
voor een verbetering van bestrijdingswijze van kak-
kerlakken.

//. Rozemond.

-ocr page 514-

Rund

Bijdrage tot de otitis van het kalf

Röklinger P.: Beitrag /ur otitis des Kalbes. Mh.
I e/. Med.. 54-56. f/97fi).

De aandoening komt vrijwel even \\aak \\()or bij het
mannelijke en vrouwelijke geslacht en wel voorna-
melijk opeen leeftijd van I-3Ü dagen. Indejongste
leeftijdsgroep komen de meeste peracuut-
verlopende gevallen voor.

De meest op de v oorgrond tredende verschijnselen
zijn: afwijkende stand van de oren, scheef houden
en schudden \\an de kop. Ooruitv loeiïngen werden
in de helft \\an de gevallen gezien.
Hieruit werd een mengcultuur van (ir en (Ir
bacteriën gekweekt. De temperatuur was vaak ver-
hoogd. Opvallend was de vaak gelijktijdig
bestaande pneumonie, conjunctivitis en rhinitis.
Het was niet duidelijk of in die gevallen de otitis als
een primaire aandoening moest worden opgevat,
dan wel dat deze secundair was ontstaan vanuit een
geïnfecteerd ander orgaansysteem.
Behandelingen werden oraal en parenteraal inge-
steld met breedspectrum-antibiotica en furazo-
lidon. \\\'an 39 behandelde otitis patiënten stierven er
4.

,/. /. Terpsira.

Varken

Staphylococcus hyicus als veroor/aker
van exsudatieve dermatitis en
polyarthritis

.Amtsberg, (1,: 1 ierexperimentelle Untersuchungen
zur Pathogenese des lokalen und generalisierten
Nässenden Fkzerns sowie der durch
SuiphvUieoe-
eus hyicus
verursachten Polyarthritis der Schweine.
Schweine.

Slaph\\lococcus hvicus komt het meest voor in
organen van \\arkens lijdende aan exsudatieve der-
matitis; deze bacterie wordt evenwel ook vaak ge-
vonden bij zieke dieren die geen klinische
verschijnselen van exsudatieve dermatitis hebben.
Door infectieproeven werd geprobeerd mzicht te
krijgen in de rol die
Staphylococcus hvicus speelt bij
het ontstaan \\an gevvrichts- en huidontstekmgen.
Bij intracutane en subcutane besmetting \\an de
huid van SPF-biggen ontstond slechts een locale
huidontsteking, terwijl bij niet- SPl -dieren welde
gegeneraliseerde vorm ontstond. Vermoedelijk is
hierbij
Staphylococcus hyicus de bacterie die de
weg vrijmaakt voor andere bacteriën die dermatitis
exsudativa veroorzaken.

Na intramusculaire besmetting treedt wel de gege-
neraliseerde vorm op, waarbij de bacterie met alleen
uit de huid en verschillende inwendige organen,
maar ook uit de gew richten was te isolere.n; hierbij
was echter geen klinische gewrichtsontsteking
aanwezig.

Na intraveneuze besmetting ontwikkelde zich een
ook klinisch manifeste gew richtsontsteking; hierbij
traden evenwel geen huidxeranderingen op.

Ci. van l)< tnnielen.

Varken

De Invloed van Flavomycine op de
SalmoneHa-infecüe en resistentie tegen
antibiotica bij varkens

Spring, W. O.: Der Einflusz \\ on Flavoiny cm auf die
Salmonelleninfeclion und Anlibiotikaresisienz bei
Schweinen.
TietartzUche Linschau. II. 594-\'^99
(1978).

Ook onder de huidige omstandigheden met wezen-
lijk verbeterde hygiëne, is
Salmonella nog steeds
een van de belangrijkste ziekten onder de nutsdie-
ren, Het meerendeel van de voedselvergiftigingen in
•Amerika worden veroorzaakt doorde consumptie
van besmet \\lees. terwijl vele een directe infectie-
keten tonen van drager-slachtdier naar humane
infectie. Foevoeging \\an zinvolle antibacteriële
tniddelen door voer en drinkwater kunnen het
optreden van infectieziekten verminderen met de
nadruk op het woord zinvol.
Spring refereert een onderzoek van .lean Dealy en
M. W, Moelier over de toevoeging van 4,4 mg
Flavomycine per kg voer.
Voor de infectie werd gebruikt een
Salm. ivph,
rium
stam DVR-7() resistent tegen ampicil
streptoinycme. terramyeine en 1 riple sulfa gev(
\\ oor Chloramphenicol. Nilrolurantoine, (ienlii
cine, Neornvcine, Colistine en Flavomvcine

\'hu-
uk.

elig
amv-
De

proefgroepen werden op een leeftijd \\an 6 weken
via slokdarmsonde geïnfecteerd met 2,5 x 10"
kiemen.

De helft \\an de geïnfecteerde dieren onl\\ing vanaf 5
dagen vóór de inlectie de toevoeging van Fla-
vomycine. Van alledieren werden regelmatigfaeces-
monsters gecontroleerd. .Alle controle dieren
waren steeds negatief. Bij de geïnfecteerde groep die
Flavomycine kreeg werd de uitscheiding sterk ver-
kort, Van ieder positief faecesmonster werden 5
kolonies onderzocht op antibiotica-gevoeligheid,
l ijdens de hele proef bleken deze gevoelig voor
Flavomycine. Chloramphenicol, Nilrolurantoine,
(ientamycine, Neomycine en Colistine, Hoewel de
infectiekiem resistent was tegen Ampicilline, Strep-
tomycine, Sulfonamide en Oxytetracycline, werd
uit de faeeesmonsters een groot aantal kiemen
geïsoleerd die ge\\ oelig waren \\ oor een of meerdere
\\an deze antibiotica.

-ocr page 515-

Als conclusie mag gelden: Flavomycine toevoeging
verkort de duur \\ an de .Vü/zKo/ie/Za-uitscheiding. De
hoeveelheid uitgescheiden kiemen wordt sterk ver-
minderd. De resistentie neemt af.
De/e verschijnselen treden niet op bij toevoeging
van (\'hlortetracyclinc, dehydromycine en
Neomycine.

Bij de slot-sectie konden geen Salmonellae
geïsoleerd worden uit Lever, Milt of lleocaecalen
lymphklicren. hetgeen bewijst dat ook het aantal
dragers niet verhoogd wordt.

ir. J. HriiikniUlcr.

Vogel

.\\naesthesie van wilde en volière vogels

C\'airiburn, M. A. and Stead, A. C.: .Xnaesthesia in
wild and aviary hirds. ./.
Sniall Aniin. Pnici.. 19,
395-41)0. (I97X).

De auteurs geven een beschrijv ing van hun ervaring
met anaesthesie \\an vogels \\oor onder/oek en
behandeling \\an traumata (ineest fracturen).
De gebruikte injieeerbare anaesthetica met hun
conclusies /ijn:

Mi\'ioxynwl (llvpnodvl\' j toegepast bij twee toren-
valken en \\ ijf uilen in een dosering van ll-15irig kg
l.g. i.m. gaf een onbe\\ redigcnd resultaat, aange/ien
een operabel stadium niet werd bereikt.
H\\pnodyl" toegediend in een dosering \\an 2-S
mg kg l.g. i.m. aan een reiger gaf een bev redigende
anaesthesie, maar de reco\\er> periode duurde meer
dan 24 uur! Bij een rhea werd met een dosering tot
15 mg kg l.g. i.m, slechts een lichte narcose bereikt.
-Mphaxoloiu\' (Salftiii\' j werd gebruikt in een dose-
ring van 12-16..S mg kg l.g. i.m. bij drie eenden en
drie uilen. Dit gaf slechts een /eer lichte narcose
waarbij /elfs een klinisch onder/oek nauwelijks uit-
voerbaar was. Mede ge/icn de ongunstige ervarin-
gen van andere aiUeurs (Cooper en Frank. 197.1:
Coopcr en Redig, I97S en Cribb en llaigh, 1977)
moet dit middel als een ongeschikt en onveilig
beschouwd worden \\nor de toepassing bij vogels.
Kviunuiu\' werd geïnjiceerd in acht v ogels (v ier een-
den en V ier uilen) in een dosering van 1.5 mg kg l.g.
i.m. Bij de eenden werd alleen een narcose, bij de
tulen een anaesthesie van 10 minuten bereikt. (On/e
ervaring is dat met name voor Psittaciformes een
dosering van 25-50 mg kg l.g. i.m. gecombinerd
met 2-4 mg kg l.g. .\\yla/ine (Rompun") een /eer
bev redigende anaesthesie geeft;
Ref.).
.■\\llc injecties werden toegediend in de dijspier.
(Mogelijk dat hierdoor een versnelde uitscheiding
plaats vindt, aange/ien het bloed vanuit de poot
meestal eerst het nierportaalsvsieem passeert;
Ref ).
Dc auteurs geven dan ook /eer nadrukkelijk de
voorkeur aan een
iitluikiiie nuno.se met /uurstoL
lachgas en halothane. Ze hebben dc/c narcose
toegepast in 66 gevallen, waaronder uilen, roofvo-
gels, waterv ogels, pauwen, papegaaien, pinguïns en
fa/anten. Slechts drie maal werd een fatale alloop

gemeld, waarbij de oor/aken /wakte, doorbloeden

en stikken door niet intuberen, waren.

Hun werkwij/e was de volgende:

De vogels werden indien mogelijk eerst 2-.3 dagen

opgenomen en goed gevoerd. eventueel

gcdwangvoederd.

Dc inductie werd verkregen met behulp van een
klein masker bevestigd aan een Magill-systeem.
Nadat de vogel gewend was geraakt aan het masker
met alleen /uurstof en lachgas werd het 4\'; halot-
hane aan het mengsel toegev oegd. Nadat het opera-
bel stadium was bereikt (/eer regelmatige
ademhaling en sterk vertraagde \\oet/oolrene.x)
werd de hoeveelheid halothane teruggebracht tot
een onderhoudshoeveelheid van l-L5\'~;. De vogel
werd nu geïntubeerd en deendotracheaal tube werd
verbonden met een .Ayre\'s T-stuk. Na alloop van de
behandeling werd alleen /uurstof gegev en totdat de
ademfrequentie toenam, spiertrillingen optraden en
de \\oet/oolrenex weer /eer goed was.
De endotracheaal tube werd verwijderd en de vogel
terug ge/et in /ijn kooi.

De recovering trad normaal op binnen .30 minuten.
Dc inhalatietechniek met /uurstoL lachgas en
halothane bleek /owel efficiënt als betrouwbaar.

(,. .\\l. Ihinesieiii.

Ziekten van het Kleine Huisdier

Ruptuur van de musc. gracilis bij grey-
hounds

Madsen,.!. og Oekens. N. W.: Ruptur af m. gracilis
hos greyhounds.
Dansk. l \'ei. /«A.sA/-. 61, C//;. .U\'!-
V. f/978;.

Door toename van het aantal hondenrennen in
Denemarken krijgt de dierenarts meer te maken
met aandoeningen van het locomotie-apparaat bij
die honden. Dc schrijvers bespreken /es gevallen
van een ruptuur van de m. gracilis, .Anatomie cn
lunctie v an de/e spier worden besproken. De anam-
nese samen met een klinisch ondcr/oek (inspectieen
palpatie v an de mediale/ijde van de dijmusculatuur
vertonen een asymmetrie resp, /welling \\an de
aangetaste spier met oedeemvorming) kunnen tot
de diagnose leiden, Fen chirurgische behandeling
geeft een goede prognose (K-IO weken na operatie
lichte trainingen, na .1-4 maanden weer deelname
aan wedstrijden), .Als oor/aak van de/e aandoening
noemen de auteurs:

1, onvoldoende voorbereiding voor de wedstrijd
(opwarmen);

2, te wilde start;

.V plotseling stop door het niet goed functioncicn

van de -haas\';
4, slechte training,

,4, ir, \\ri/i f\'oreeu.

-ocr page 516-

Management and disease of dairy goats

Samuel B. Guss
(Dairy goal journal publishing i
dale. Arizona 85252).

De schrijver van het boek is emeritus hoogleraar in
de veterinaire wetenschappen aan de Pennsylvania
State University. Op basis van /ijn gedurende
twaalf jaar opgedane ervaring met de behandeling
van melkgeiten heeft hij met het ontbreken van
alternatieve handboeken, gemeend het hier gerefe-
reerde te schrijven.

Hoofdsiuk I geeft aan welke industriële belangen
de geitenhouderij in de Verenigde Staten in de afge-
lopenjaren zijn gaan bepalen. .Met een inzicht in een
ruim opgezette geitenhouderij probeert de schrijver
de rentabiliteit te berekenen.
Hoofdstuk 2 vermeldt de cellulaire en chemische
bloedwaarden, de urinewaarden en verdere fysiolo-
gische gegevens betreffende de voortplanting.
Hoofdstuk 3 en 4 geven een inzicht in het manage-
ment van het geitenhouderij bedrijf. Er wordt een
beschouwing gegeven van stalbouw gericht op de
diverse in-en externe factoren. Naast de voedingen
verzorging van de melkdieren. droogstaande dieren
en de lammeren worden essentiële gegevens ver-
strekt voor de automatische melkinrichting.
Hoofdstuk 5 noemt vervolgens de voedingsdefi-
ciëntie ziekten, zoals een tekort aan de mineralen
cobalt, calcium, koper-molybdeen. jodium, ijzer,
mangaan, fosfor, natriumchloride, selenium en
zink, ,Met het ontbreken van dejuiste hoeveelheden
eiwit en koolhydraten in de voeding, worden de
vitamine deficiënties genoemd.
Vitamine E en selenium deficiëntie worden
genoemd als veroorzaker van post-partum proble-
men, op basis van "White Muscle disease".
In
hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op enkele
metabolische ziekten. Genoemd worden hierbij
onder indigestie; tympanic, rumen mpaction. abo-
masale ulceratie.

■Acctonaemie wordt vooral ge/ien bij drachtige die-
ren vaneen maand voor tot een maand na de partus,
Latninitis, klauwbevangenheid. wordt vooral na de
partus gezien. \\aak gepaard gaande met een hoge
temperatuur en mastitis,

Ier preventie wordt oxitocine p,p, gege\\en, llypo-
calcaemie wordt gezien voor cn na de partus, het
bloedcalcium gehalte is dan lager 5 mg %. Voorts
wordt nog ingegaan op een voedingsartritis bij de
oudere geit en een polioencephalomalacie veroor-
zaakt door een vitamine Bl deficiëntie.
Hoofdstuk 7 geeft een opsomming van besmette-
lijke en infectieuze ziekten: Anaplasmose.antthrax.
artritis, blue tong. brucellosis, coccidiosis. ecthyma,
ringworm. IBR, inf, keratoconjunctivitis. .lohne"s
disease, listeriosis, mastitis en pneumonie.
Opmerkelijk is bij de behandeling van enterotoxi-
naemie. dat als therapie wordt opgegeven het toedie-
nen van antiserum tegen
Clostridium perfringens
type C en D,

irporalion. .Scolis

Hoofdstuk 8 gaat over de ziekten bij geiten lamme-
ren, Cienoemd worden hierbij coli-bacillosis, salm-
onellosis. hypoglycaemie post partum. stress en
navelziekten.

Hoofdstuk 9en /O bespreken de parasitaire aandoe-
ningen, Naast de normale bespreking \\an de maag-
en darmwormen, leverbot en longworm. worden bij
de externe parasieten hel voorkomen van demodi-
cosis genoemd.

Hoofdstuk 11 gaal nader in op de reproduktie.
Schrijver wijst principieel de toepassing van de
kunstmatige inseminatie af, als zijnde een te nauwe
basis voor de opbouw van een geiienstapel. Te
betreuren is evenwel dat geen nadere technische
behandeling van dit onderwerp gegeven wordt.
Voor het drachtigheidsonderzoek verwijst de schrij-
ver naar de methode Hulet, zonder hier nader op in
te gaan. Met de bespreking van de oestrus synchro-
nisatie wordt voorbijgegaan aan de oestrusinductie
in hel anoestrus seizoen.

Verder bespreekt het boek de reproduktie proble-
matiek in een geitenkoppel waarbij de oestrus
detectie als bron van problemen ongenoemd blijft.
Hoofdstuk 12 anaesthesie en chirurgie. Als voor-
naamste narcose wordt aangegeven de combinatie
Ketamine en .Xylazine waarbij intubalie wordt
toegepast. Deze narcose wordt veelal gebruikt bij
onthoornen, castratie, sectio caesaria, welke vanuil
de mediaanlijn wordt gedaan.
Hoofdstuk 13 en 14 geven een opsomming van gif-
tige planten en chemicaliën. Vergiftigingen bij de
geil komen al te veel voor door de te gemakkelijke
acceptatie van het dier, dit in tegenstelling met de
andere herkauwers.

Hoofdstuk 15 geeft tot slot een gezondheidspro-
gramma voor geiten, bokken en lammeren gericht
naar de seizoenen. Onvermeld dient hierbij zeker
niet te blijven de nadrukkelijke vaccinatie tegen
enlerotoxinaemie. Opmerkelijk is het toedienen
van Vitamine E en selenium bij de droogstaande
hoogdrachtigc geit.

Hoofdstuk 16 geeft een opsomming van verenigin-
gen, tijdschriften en boeken betreffende het houden
van geiten.

Het boek laat in uitgebreide zin zien een hoeveel-
heid kennis die in deafgelopen jaren is opgedaan bij
de behandcling van geiten, zonder altijd een welen-
schappelijke achtergrond te kunnen tonen,
E)e gynaecologie wordt niet in alle uitgebreidheid
behandeld. Evenwel is de conclusie juist dat met dit
boek een eerste aanzei wordt gegeven tot een betere
kennis van de geit en haar ziekten, en dient dit boek
als zodanig dan ook ler beschikking te slaan van
elke dierenarts die wezenlijke belangstelling heeft
voor deze herkauwer,

.4. .4. . 1 \'endrig.

-ocr page 517-

Katzenkrankheiten, Klinik und Therapie

W, Kraft und U. M. Dürr
erlag M. & H. Schaper. Hannover. 1978).

Onder redactie van de onlangs in München (Medi-
zinische Tierklinik) tot hoogleraar benoemde dr W.
Kraft en de prakticus dr U. M. Dürr is een boek van
600 pagina\'s in de Duitse taal samengesteld over
ziekten bij de kat. Naast de redacteuren hebben nog
12 Duitse auteurs en drie auteurs uit de Verenigde
Staten en twee uit Zwitserland bijdragen geleverd.
Na een aantal inleidende hoofdstukken over onder
meer onderzoek-en behandelingsmethoden, gedrag
en spoedbehandelingen, volgen hoofdstukken over
mfectieziekten en de ziekten van de diverse orgaan-
systemen. De laatste 10 hoofdstukken beslaan 200
bladzijden en handelen over uiteenlopende zaken
als allergische ziekten, vergiftigingen, tumoren,
voeding, geriatrische problemen, narcose, chirur-
gie, desinfectie en normaalwaarden in de laborato-
riumdiagnostiek. Het boek is rijkelijk voorzien van
illustraties, waarvan een aantal in kleur.
In dit boek is veel praktische informatie samenge-
bracht. De internationale aanpak heeft enkele zeer
goede hoofdstukken opgeleverd. Dit geldt wel zeer
sterk voor het door lilley verzorgde hoofdstuk
\'Erkrankungen des Kreislaufsystems\', wat ove-
rigens grotendeels een vertaling is van een eerder in
de
Weierinary Clinic.s of .\\\'orlh .America gepubli-
ceerd overzicht.

Een aantal hoofdstukken is erg kort en daardoor
onvolledig. Het lijkt alsof sommige hoofdstukken
met grote haast zijn geschreven. Bovendien lijken
de redacteuren geen duidelijke richtlijnen aan de
auteurs verstrekt te hebben ter verkrijging van enige
uniformiteit in dc opzet \\an de hoofdstukken. Zo
ontbreekt ook de lijst met referenties aan het einde
\\an een groot aantal hoofdstukken en zijn er typo-
grafische inconsequenties ontstaan. Het boek
maakt dan ook een onevenwichtige indruk, wat
ongetwijfeld bij een volgende druk rechtgetrokken
zal worden.

P. (i. van Ooijen
A. Rijnberk.

Kndocrine Diseases of the Dog

E.

Ha

Siegel
fehigc

Philadelphia. 1977).

De auteur heeft de verschijning van zijn boek helaas
niet meer mogen meemaken. Hij stierf kort ervoor
op nog slechts 4()-jarige leeftijd.
Dr Siegel was tot zijn voortijdig overlijden ruim 10
jaar hoofd van de \'Endocrine Service\' van de
\'School of Veterinary Medicine\' te Philadelphia, In
deze functie had hij zich ontwikkeld tot één van de
grondleggers van de klinische endocrinologie van
kleine huisdieren.

Zijn ervaringen en de resultaten van zijn studies
heeft dr Siegel op zeer heldere wijze neergelegd in
dit boek, dat zijn waarde mede ontleenl aan de
uitgebreide literatuurlijsten. Na een kort inleidend
hoofdstuk over enkele algemene aspecten van hor-
moonsecretie en het werkingsmechanisme van hor-
monen, volgen de hoofdstukken over de
hypothalamus, adenohypofyse, neurohypofyse,
schildklier, bijschildklier, pancreas, bijnierschors
en de gonaden. Elk van deze hoofdstukken heeft
dezelfde systematische opbouw: Anatomie, fysiolo-
gie, laboratorium onderzoek en aandoeningen van
de betreffende endocriene klier.
Alle hoofdstukken getuigen van grote kennis van
het vakgebied. Niettemin is de voorliefde van de
auteur voor de pancreas en de bijnierschors ook in
dit boek terug te vinden. l.)ez.e onderwerpen zijn het
meest gedegen behandeld en beslaan samen 80 van
de in totaal 196 bladzijden, terwijl daarentegen de
bespreking van polyurie beperkt is gebleven tot een
korte beschrijving van Diabetes Insipidus. De
geringere ervaring op dit laatste terrein komt het
duidelijkst tot uiting in het advies om deze patiënten
voor diagnostische doeleinden 12-24 uur te laten
dorsten (een levensbedreigende dehydratie:
Ref).

Student en prakticus kunnen in dit boek waarde-
volle informatie vinden. Een bezwaar wat zich ech-
ter nu reeds doet gevoelen is, dat het manuscript in
1976 werd afgesloten. Daardoor konden een aantal,
nu veelvuldig toegepaste, diagnostische methoden
(bijv. voor het opsporen van schildklierfunctie-
stoornissen) niet worden opgenomen.

.4. Rijnberk.
Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift

Onderstaand volgt de inhoud van aflevering 2
(maart april) van het
Vlaams Diergeneeskundig
Tijchchnf!.
48, (2). (1979).

Oorspronkelijke bijdragen

Wouters, 1... De Moor, A,: Band shaped opa-
cities and corneal edema in two horses, (Band-
vormige opaciteiten en cornea oedeem bij 2
paarden),

Simoens, P., De Vos, N. R., Eauwers, H., Nicaise,
M.: Overgangswervels bij de geit. Een beschrij-
vend anatomisch onderzoek.
Vlaminck, K., Oyaert, W., Ooms, E.: Elektro-
myografische studie van het gebied rond de
pylorus bij dieren geopereerd voor lebmaag-
dilatatie rechts.
Vandeputte, .1., Pensaert, M,: Virusexcretie bij kat-
ten met de ziekte van Aujeszky en hun rol in de
virusoverdracht naar biggen.
Meulemans. G., Dekegel, D., Peeters, .1. Van Meir-
haeghe, E,, Halen, P.: Isolation of an adeno-
like virus from laying chickens affected by egg
drop syndrome 1976. (Isolatie van een adeno-
virus uit legkippen met \'egg drop syndroom
1976\').

Hofmeyer. C. E. B.: Cholecysto-r:)uodenostomie in
\'n skaapram met obstruktic van die Ductus
Choledochus communis.
Viaene. N., Spanoghe, 1... Bijnens, B., Devos, A..
Sierens, G.: Vaccinaticproef tegenover het \'Eeg-
dalingssyndroom 1976\' met een geïnactiveerd
vaccin, stam B.C. 14 in olieadjuvans.
Uit en voor de praktijk

.Algoet, W.: Beschouwingen over otitis externa bij
de hond en dc kat. en een nieuw preparaat
voor de behandeling ervan.

-ocr page 518-

Frühjahrstagung der Schwei-
zerischen Vereinigung für
Kleintiermedizin 8./9. Juni
1979 im Kongreßzentrum
Hotel Nova Park, Zürich

Diagnostik und therapie der erkrankun-
gen des nervensystems

Programm

10.25

Kreilag. den 8. .luni 1979
09.50 BegrUssung

I Einfuehrung
10.00 Stellenwert der Neurologie Inder \\\'eterinär-

medi/in; R. Eankhauser. Bern.
10.20 Diskussion

2. Diagnostik

Neurostatus: L\'ntersucliungsteehnik Inter-
pretation neurologischer Befunde: P.
Oettli. Zürich.

Rdnigcnt/iagiuisiik:
11.05 Myelographie: Indikationen. lechnik.
Komplikationen; St.-E. Olsson. Stock-
holm.
12.00 Diskussion

12.15 Mittagspause

Lahoriliagnosiik:

14.00 a. l iquor-lhitersuchung: Indikationen.

lechnik, Komplikationen. Bedeutung:
R. Erankhauser, Bern
h. Serologische und virologische Untersu-
chungen

Staupe; S. Meier, Zürich
Z£ckenencephalitis; R. Wyler. Zü-
rich

Eoxoplasmose; E". Ehrensperger.
Zürich

15.00 Diskussion
15.10 Pause

15.40 Elektrophysiologische Untersuchungsme-
thode; R. Heckman. Zürich
16.00 Ophthalmologische Symptome bei zentral-
nervösen Erkrankungen; .A. Krähenmann.
Zürich
16.20 Diskussion

16.45 Jahresversammlungs des Schweizerischen
Vereinigung für Kleintierinedizin

nofï

Samstag, den 9. Juni 1979

i. Anfallskrankheiten

08.00 Vergiftungen: Klinik und Pathologie. R.

Rev und F. Ehrensperger. Zürich
08.40 Diskussion

08.50 Hypoglykamische Zustände; B. Kammer-
mann. Zürich
09.10 Klinik. Diagnostik und Therapie der

.Anfallskrankheiten; W. Brass. Hannover
09.50 Disku.ssion
10.00 Pause

10..30 Hirn- und Rückenmarkstraumata: Patho-
logie. Prognose. Iherapie; .A. C. Palmer.
Cambridge
11.10 Diskussion

11.20 Demonstration ausgewählter Fälle; M.

Flückiger und Mitarbeiter
12.00 Diskussion
12.15 Mittagspause

4 Parese, Ataxien. Paralysen

14.00 .Anatomische und funktionele Zusammen-
hange; P. Oettli. Zürich
14.20 Fasionen des Rückenmarks im cervikalen.
ihorakalen und Bereich, einschliesslich Dis-
copalhe; St.-E. Olsson. Stockholm
15.20 Diskussion
15..K) Pause

16.10 Pathologie des Rückenmarks unter beson
derer Berücksichtigung der Klinik; A. C
Palmer, Cambridge
16.55 Diskussion

17.05 Die sogenannte Radialisparese; P. Oettli

Zürich
17.15 Diskussion
17.25 Pause

.Anschliessend Fragestunde mit allen betei-
ligten Referenten
.Schluss der Tagung.

PAO-Cursus
\'leiding en
organisatie\'

Met medewerking van de Vakgroep Industriële
Bedrijfskunde \\an dc 1 11 organiseert het Bureau
\\an de Stichting P,AO-FH in Wageningen een cur-
sus onder leiding \\an prof drs. A. A, Kampfraath.

\'Ix\'iiling en oi\'ganisafiv\'

Het doel \\an de cursus is de deelnemers een alge-
mene oriëntatie te verschaffen over management en
organisatieontwikkeling, waarbij \\erder ook een
aantal specifieke onderwerpen behandeld wordt

-ocr page 519-

t.w. de leiding van een afdeling, de functionele en de
projektorganisatie en tenslotte de verandering van
een organisatie. Bij de behandeling zal de betref-
fende problematiek zowel vanuit de theorie worden
benaderd als ook met het oog op de praktische toe-
passing worden bezien. Hierbij zal getracht worden
de eigen ervaring van de deelnemers in het kader
van de theoretische inzichten te plaatsen.
De cursus is in de eerste plaats bestemd voor afge-
studeerden van de l.H en voor anderen die met een
opleiding van vergelijkbaar niveau, in de land-
bouwkundige sfeer in de ruimste zin van het woord,
werkzaam zijn. Deelnemers dienen tenminste 5jaar
ervaring te hebben in een functie, waarin leiding
wordt gegeven aan een afdeling of aan een project.
De cursus \'Leiding en Organisatie\' zal in Wagenin-
gen worden gehouden op
dinsdag 21 en woensdag 22 augustus 1979
en bestaat uit 5 blokken die elk een halve dag in
beslag zullen nemen. Blok } vindt plaats op dins-
dagavond. Als projektleider zal drs. ,V1, F, Koeman
van de Vakgroep Industriële Bedrijfskunde van de
LH fungeren.

Opmerking vooraf

Met nadruk wordt er op gewezen, dat de in de cur-
sus aan de orde komende problematiek niet uitslui-
tend ontleend is of toepasbaar is op industriële situ-
aties. hoewel de naam van de Vakgroep dit zou
kunnen suggereren. De problematiek van de
bedrijfskunde heeft betrekking op alle taakgerichte
gemeenschappen, zodat het reilen en zeilen van bij-
voorbeeld een onderzoek.safdeling van een dienst
evenzeer tot het studieterrein der bedrijfskunde
behoort als de gang van zaken in een bureau van een
onderwijsinstelling of een produktiewerkplaats.

Docenten

Drs. W. L. M. Haussen
Prof. drs. .A. A. Kampfraath
Drs. M. F. Koeman
Ir. W. .1. Marcelis
Ir. G. R. Visser

Nadere gegevens

.\'Van de cursus kunnen ma.\\imaal 40 personen deel-
nemen. De cursuskosten bedragen f 200. per per-
soon, waarbij kosten voor syllabussen, lunches en
koffie thee inbegrepen zijn. De overige verblijfkos-
ten en de reiskosten zijn hierbij niet inbegrepen. De
mschrijftermijn sluit op 2
juli 1979. Zo spoedig
mogelijk daarna ontvangt men bericht van inschrij-
\\ing. Fen uitgewerkt programma, waarin ook dc
aanvangstijden worden vermeld, wordt de deelne-
mers tijdig toegezonden.

Nadere inlichtingen kunnen worden verkegen bij:
Bureau PAO-l.H. Salverdaplein 10. Postbus 9101.
6700 HB Wageningen. Tel. 08.170-84092 óf bij de
LH Vakgroep Industriële Bedrijfskunde, T^e Leeu-
wenborch\', Hollandseweg 1, Wageningen, \'lel,
08.170-83315,

Organisatie: Bureau P,\'\\0-LH. Salverdaplein 10.
Postbus 9101. 6700 HB Wageningen,
\'Lel, 08370-84092, M,m,v, de Vakgroep Industriële
Bedrijfskunde,

Leiding: Cursusleider prof, drs, A, A, Kampfraath,
Projektleider: drs, M, F, Koeman,
f)ata: 21 en 22 augustus 1979,

(b) Ophthalmo-

British Veterinary
Association Annual
Congress

September 1979

British Veterinary Association Annual Congress.
September 9-14. 1979. The University of Aberdeen,
Scotland, For further information please contact
the Congress Secretary. BVA. 7 Mansfield Street.
London WIM OAT. England,

September 1980

British Veterinary Association Annual Congress.
September 11-14^ 1980. The University of York.
England, For further information please contact
the Congress Secretarv, BV,A, 7 Mansfield Street.
London WIM OAF England,

Summary of scientific programme

.Uonduy. September 10

Strategies for food production in the 1980s

IF. /■\'. Ruymond

Red deer in the UK farm livestock of the future
(a) I he development of deer fartning.
Sir Kemteth
Bla.\\ter: (b)
Perfortiiance in relation to the cropping
of w ild deer.
Dr. B. Miteheli. (c) Why farm red deer?
11\',
,/, Hamilton-, (d) Seasonal cycles in red deer
food intake. se,\\ual condition and moulting, /V
R.
V. B. Kay: (e) Diseases of farmed deer. H , Corri-
gall:
(0 The future for deed farming, C, D. Yoimi;.

Small animal refresher course
(a) Orthopaedics. //,
R Detm\\
logy, Dr P. C, C. Bedford.

1 o,xocariasis in man

Dr R. 11\', ,4, (jirdwood.
Tuesdav. September
I I
Pigs

(a| AU.1ESZKY\'S DISEASE: (i) Aetiology, epidc-
tniology and diagnosis.
Professor C. Dow. (ii) 1 he
disease in Holland: (iii) .Aujeszky\'s disease policy
considerations. ,4, C. /,.
«tou/;. (b) ADFNOMA-
TOSIS COMPLE.X OF PIGS: (i| Pathological
changes.
.A. C. Rowland: Oi) Microbiology. Dr G.
I.awson:
(iiil E.xperimental observations. Dr I..
Roberts.

Bovine mastitis: the current situation

(a) The national survey. C. D. Wilson: (b) The situ-
ation m SW Scotland.
C. L. Wright: (c) Ehc situ-
ation in a practice in SE England.
Dr Ii. R. .laekson.

-ocr page 520-

Small animal refresher courses

(c) nermatoiogy, L. R. (d) Cardiovascu-

lar disease. Dr P. G. G. Darke.

The small animal side of mixed animal practice—
BVHA experience

(a) The resultant problems of integrating the veteri-
nary hospital into mixed practice with particular
reference to traffic flow, administration and
hygiene.
T. J. Barr: (b) A veterinary premises
adaptions and alterations. 1908-1978.
T. S. Dean:
(c) Plans, faults and finishes, C. /-\'. Hailh.

Fish farming: The role of the veterinarian

(a) The veterinary profession and fish culture. .V/(.s.v
W. .V/.
Brancker: (b) Opportunities in (i) General
practice.
P. W. Sror/. fii) The aquarium trade, R. H.
Richards:
(iii) Industry, Dr C. J. Shepherd: (iv)
Government service,
D. ./. Drumnumd.

.Animal welfare

(a) The present inderstanding of pain. Professor A.
Iggo:
(b) The Ministry of Agriculture\'s involvement
with animal welfare,
R. .V/<w.v,-(c) The involvement
of the farm animal veterinarian in animal welfare.
/). G. Llewellyn: (d) The involvement of the small
animal practitioner in animal welfare,
R. S. Pinni-
ger:
(e) The place of ethology in the veterinary
undergraduate curriculum,
R. kwhank:(()l\\\\e pro-
per
role of the veterinary profession in animal wel-
fare,
Dr H\'. D. Tavernor.

Wednesday. Sepieinher 12
Herd health and productivity

BEEF ANIMAI.S (a) The profitability of the beef
suckler herd, ,/. //.
Bailie: (b) Herd fertility and
breeding programme,
D. W. Deas:{c) Health pro-
blems in finishing beef cattle,
W. S. hnray: (d)
Management systems for productivity,
Dr B. G.
I.owman.

DAIRY ANIMAI.S (a) A dairy herd health and
productivity service, ./. M. AW/iv (b) An interdisci-
plinary approach to herd health and productivity,
B. Manin: (c) The interdisciplinary approach
(contd), /:\'.
D. .Vwrgc/if,-(d) The development of herd
recording systems.
P. R. Kllis.

Tranquillisation and anaesthesia for horses

(a) Methods of general anaesthesia under practice
conditions. .S\'.
.\\l Cri.ynn: (b) Methods of chemical
restraint. A". //.
Dodnian.
The coughing horse

(a) Historical aspects of respiratory disease, S. A.
Hall:
(b| Clinical investigation of the horse with a
chronic cough,
G. J. Baker: (c) Clinical aspects of
respiratory disease in thoroughbreds,
D. R Ellis.

The role of the practioner in the clinical testing of
potential new veterinary products

(a) The requirements of the Veterinary Products
Committe,
Profe.s.sor C. S. Grwi.vc//.-(b) The practi-
tioner\'s viewpoint,
R. S. .V////ar(/,\'(c) The pharma-
ceutical industry\'s role,
R. Pickles.

Non-specific stimulators of immunity

(a) Paramunity a new concept in disease preven-
tion with special reference to the diseases resulting
from overcrowding in fattening calves. /)r.
G.
Wizigman: (b)
Paramunity induction an aid in the
prevention and tratment of disease conditions in
companion animals,
Dr J. H. G. H\'ilson and Pro-
fe.s.sor B .Mayr.

Veterinary involvement in laboratory animal
science

(a) Ethical and legal considerations, Dr O L varov:

(b) Animal house supervisors, G. J. R. Novell: (c)
The value of comparative pathology, Dr G. B. D.
Scon:
(d) The need for postgraduate veterinary trai-
ning.

Thursday. Sepiemher 1.1
Sheep

(a) What\'s new in sheep farming improvements
and innovations,
Dr J. Broadheni:{b) Field investi-
gations into copper and cobalt deficiencies in
improved hill sheep systems,
A. Whiielaw: (c)
Energy requirements.
I>J. J. /?o/);>j.s(«;, (d) Parasi-
tic production loss,
Dr R. /.. Coop: (e) Clean gra-
zing systems.
Dr A. W. 5/W(/r.-(f) Toxoplasmosis,
including differential diagnosis of causes of abor-
tion,
Dr D. Bu.xion: (g) Lamb mortality, Dr J. A.
H\'aii:
(h) Maedi; (i) History and epidemiology,
Sharp: (ii) The disease and its control, Dr G. /■". de
Boer.

Equine parasitology

(a) Recent advances in equine anthelmintics, Dr J.
L. Duncan:
(b) Management and control of stron-
gylosis,
Dr C. P. Oghourne: (c) Lungworm intesta-
tion in horses and donkeys,
T>r H. Clayion.
Racehorse identiflcation and documentation
(a) Weatherbys\' services to the horseracing indu-
stry, .V/.
Pickering: (b) Racehorse documentation,
P Greeves: (c) Practical problems on the system of
identification and its documentation,
E. Eawell:(d)
Blood typing and parentage testing, .1 .\\t. .Scoii:(e)
Pros and cons of Al for horses.

A modern appraoch to the housing of farm animals

(a) Housing for beefcattle (including calves), Dr C.
D. Mitchell: ib)
Housings for pigs, .9. //, Ba.Mer:{c)
Environment for poultry, Dr D. R. Charles.
Brucellosis eradication, the final stages;
false serological reactions in areas of low or zero
incidence (a) The practical implications, /•\'.
J.
Rohenson:
(b) Some possible reasons. Dr. K.
Nielsen.

f ridav. Sepiemher 14
Infections bovine rhinotracheitis
■•1. Wiseman and P M .\\lsolla.
Parasitism in dairy cows

(a) Prevalence of worm parasitisms and their,
effects upon Wisconsin dairy cows,
Profe.ssor A. C.
Todd:
(b) Observ ations on the effects of levamisole
on milk production in dairv cattle in Great Britain,
.\\f. T. fo.x: (c) I hiabenda/ole, E. Pluimers.

simple programme for Ihe control of endoparasi-
tes in dogs using a broad spectrum anthelmintic

R. ./. Richards

Genetic resistance or susceptibility to disease

(a) The halothane test a practical method of elimi-
nating porcine stress syndromic,
Dr A../. ir(\'/)/). (b)
Breed differences in immunity of young lambs,
Dr
R. Halliday:
(c) Cienetic variation in mineral meta-
bolism in relation to disorders and with special refe-
rence to copper,
Dr G. H\'iener.

-ocr page 521-

5. Internationaler Kongreß
der Gesellschaft für
Veterinärröntgenologie

Vortragsfolge 11. September 1979 in der Chirurgi-
schen lierklinik der Universität München, Köni-
gmstrasze 14, 8000 München 22

Leithema: Rörugendiagnostik unter klinischem
Aspekt

ohne Ubersetzung

Wvburn, Murdoch: Magen-Darm-Motilität beim
Schaf.

Saleh, Kairo: Magen-Darm-Motilität beim
Schuein.

Wood. Sydney: Ösophagus- Motilität beim Mini-
pig.

Wyn-Jones. Liverpool: Die Behandlung van Haut-
tumoren beim Pferd mit radioaktiven Substanzen.
Poulos, Gutakarbura und Rijnberg. Utrecht: Kno-
chenmetastasen von nicht osteogenen Sarkomen.
Pennock. Ontario: Das Knochenfibrosarkom beim
Hund.

Thrall und Biery, Philadelphia: Zur Strahlenthera-
pie von Neoplasmen bei Hund und Katze.
I hrall, Philadelphia: Einlluß der Chemotherapeu-
tika bei Strahlentherapie.

White und Owen, Cambridge: Der Gebrauch von
strahlensensibilisierenden Medikamenten.
Di.xon, Pymble: Postoperative Strahlentherapie
(Pferd).

Härtung, Berlin: Zur Behandlung von Gelenker-
krankungen beim Kleintier, Strahlentherapie.
Bennet, Glasgow: Arthritis beim Hund, Röntgen-
befund.

,\\udell und Strömberg. Stockholm: l omographie,
Vergrölierung und Filmaufzeichnung bei der
Durchleuchtung des Großtiers,
Robbie, Edinburgh: Vor- und Nachteile der
Seltenen-Erden-Verstärkerfolien.
Spencer, Florida: Vor- und Nachteile von Seltenen-
Erden-Folien, bezogen auf ihren Gebrauch bei leis-
tungsschwagen Röntgengeräten.
Strömberg und Olsson, Stockholm: Eine neue tech-
nische Lösung zur Röntgenuntersuchung bei Groß-
ticren.

Park. Colorado: Direkte röntgenologische Vergrö-
ßerungen.

Küpper und Luska, Hannover: Die transjuglare
transhepatische Portographie, eine experimentelle
Studie an Hund und Schwein.
.Audell, Strömberg und Hoppe, Stockholm: Abd-
ominale Röntgenaufnahmen beim Pferd.
Grandage, Murdoch: Zur röntgenologischen
Untersuchung der Lunge (Hund).
Grimes. Dublin: Zum subkutanen Emphvsem beim
Hund.

Campbell, Edinburgh: Zum Wachstum der Röh-
renknochen beim Fohlen, Röntgenbefund,
.leffcot, Newmarket: Schwangerschaft und Geburt
beim Pferd, Röntgenbefund.

Howlett, New South Wales: [iychondroplasia beim

Küken, Röntgen- und pathologisch-anatomiischer
Befund.

Mitten, Iowa: Zur Ausbildung in der Röntgenolo-
gie.

Ljunggren und Olsson. Stockholm: Ein Beitrag zur
Röntgenologie in der Kleintierpraxis.

Vortragsfolge vom 12. bis 14. September 1979 im
Hotel Bayerischer Hof, Promenadeplatz 6, 8000
München 2

12. September 1979

O\'Brien, Davis: Zur röntgenollogischen Untersu-
chung des Magens und Darmes beim Hund.
Zedier. München: Zur röntgenologischen Untersu-
chung Fremdkörperileus.
Zontine, Los Angeles: Zur röntgenologischen
Untersuchung Gastritis (Hund, Katze).
Wolvekamp, Utrecht: Zur röntgenologischen
l;ntersuchung - Enteritis, Neoplasmen (Hund).
Murdock, Liverpool: Zur röntgenologischen
Untersuchung - Gastritis, Enteritis, Neoplasmen.
Biery, Philadelphia: Magentumor Röntgenbe-
fund und Symptome.

Suter, Davis: Röntgenuntersuchung bei Leberer-
krankungen.

Gaskell, Bristol: Röntgenologische Untersuchung
der Niere,

Herrtage, Cambridge: Röntgenologische Unter-
suchung der Ureteren,

Gibbs, Bristol: Röntgenologische Untersuchung
der Harnblase und Harnröhre.
Christie, Philadelphia und Wood, Sydney: Niere -
Angiographie.

Biery, Philadelphia: .Akutes Nierenversagen
Röntgenbefund.

Biery und Rhodes, Philadelphia: Klinische Infor-
mation, die zur Interpretation von Röntgenaufnah-
men bei Lungenerkrankungen (Kleintier) benötigt
werden.

Orr, Bristol: Die Korrelation zwischen röntgenolo-
gischen und pathologischen Befunden bei Lunge-
nerkrankungen (Hund und Katze) Eine Studie
an l.ungenpräparaten.

Suter, Davis: Pneumothorax Diagnose und I he-
rapie.

Ford. New Haven: Pleuraeguß Diagnose und
Eherapie.

Rendano, Ithaca: Hernia diaphragmatica Diag-
nose und Eherapie.

Bishop und Gibbs. Bristol: Röntgenologischer
Nachweis von l.ungenmetastasen.
Biery und Thrall, Philadelphia: Klinische und rönt-
genologische Beurteilung von Krebspatienten (Spä-
tergebnis).

13. September 1979

Williamson. Cambridge: Zur Geschichte der Vete-
rinärröntgenologie.

Breit. München: Spezielle Röntgendiagnostiek
Computer-Tomographie.
NN: Ultraschalldiagnostik beim Menschen.
Lebel. Colorado: Ultraschalldiagnostik beim Tier.
Pobisch. Vv\'ien: Komplikationen und Schäden bei
der Röntgentherapie.

-ocr page 522-

Ticer. Spencer und Mayhew. Florida: Rücken-
markskompressionssyndrom Pferd und Hund.
Spencer. Florida: Neuroradiologie.
Olsson und Stasenborn. Stockholm: Kompression
des Rückenmarks im Halsbereich durch den .Arcus
dorsalis bei der [)ogge Pathologie, Röntgenbe-
fund und Klinik.

Lewis, Liverpool: Cervicale Spondylolisthesis,
Bartels, Auburn: Myelographie Indikation,
Technik und Interpretation.
Adams. Philadelphia: Myelographie Komplika-
tionen.

Clayton-.lones und Webbon. London: Myelogra-
phie - Komplikationen.

Lee und Griffiths. Glasgow: Klinische und röntge-
nologische Befunde bei Tumoren im Bereich der
Wirbelsäule.

Olsson. Stockholm: Pathologie. Röntgenologie
und klinische Diagnostik der Hüftgelenksläsionen
bei jungen Hunden.

Matis. München: Wachstumsstörungen nach Epi-
physiolysis und Schenkelhalsfraktur bei Hund und
Katze.

Hohn. Columbus: Distractio cubiti und .Abriß des
Proc. Coronoideus - Diagnose und Therapie.
Schebitz. .München: Posttraumatische Wachstums-
störungen beim Hund.

Lavelle, Melbourne: Abnormale Skelettentwick-
lung beim Hypothyreoidismus,
Carrig. Michigan: Beobachtungen über eine
Augen- und Skelettanomalie beim Labrador,

14, September 1979

Dämmrich, Berlin: Pathologie der Gelenkerkran-
kungen,

O\'Brien. Davis: Röntgenologisch nachweisbare
Veränderungen bei Gelenkerkrankungen (Pferd).
Dik. l.\'trecht: Gelenkentzündungen beim Fohlen.
Schebitz. München: Wachstumsstörungen des Ske-
letts beim Fohlen.

Verschooten. Gent: Fraumatische bedingte Verän-
derungen unter dem Gelenkknorpel.
Pharr. Saskatchewan: Skelettveränderungen beim
Fohlen Röntgenbefund (Pathologie und Klinik).
Papmahl-Hollenberg. München: Zur Anwendungg
von Seltenen-Erden-Folien.
Wriedt. München: Zur l\'ntersuchung des Beckens,
.leffcot, Newmarket: Röntgenologisch nachweis-
bare Veränderungen am Becken bei Fahmheiten
unbekannter Genese (Pferd),
Reid, Philadelphia: Intraartikuläre Fraktur (Kar-
palgelenk) Diagnose, Fherapie und Spälergeb-
nis.

Boring, .Auburn: l\'bliche und gezielte Röntgenun-
tersuchung des Karpalgelenks,
Roos. Pretoria: Erkrankungendes Fesselgelenks
Röntgenbefund.

Leitschi. Bern: Die Szintigraphie zur Diagnose v on
(ielcnkerkrankunge n.

Dämmrich. Berlin: Pathogenese der Strahlbeiner-
krankung.

Colles. Newmarket: Interpretation von Röntge-
naufnahmen des Strahlbeins.
Hood, Fe.xas: Die Durchblutung des Hufes bei der
.Akuten Rehe.

Webbon. Fondon: .Artériographie bei der Rehe.
Keller. Berlin: Aufnahmetechnik und Belichiungs-
werte bei der Röntgendiagnostik im Kopfbereich
des Pferdes.

l.ane. Bristol: Zahnerkrankungen beim Pferd
Röntgenbefund.

Robinson. Bristol: Röntgenologische l\'ntersu-
chung des Nasennebenhöhlen (Pferd).
Park, Colorado: Erkrankungen des Sinus Maxilla-
ris und der Zähne (Pferd Röntgenbefund).
Greet, Newmarket: Serienaufnahmen vom Pha-
rynx des Pferdes,

Böhm, München: Erkrankungen des Luitsacks
[Diagnose und Therapie,

Verschooten, Gent: Lungenerkrankungen beim
Pferd Röntgenbefund.

Rahmenprogramm

13.9.1979, 20 Uhr

Gesellschaftsabend mit Abendessen im Hotel Bay-
erischer Hof
12, und 13, 9. 1979
Stadrundfahrt.
14.9.1979

Fahrt in den Pfaffenwinkel.
15.9.1979

Zweitägige Nachkongreßreise in die Alpen.
15.9.1979

Dreitägige Nachkongreßreise nach Franken.
Anmeldung bis 31, .luli 1979 an: abr amtliches
bayerisches Reisebüro CimbH Kongreßabtei-
lung im Hauptbahnhof , Postfach 20 01 25, XOOO
München 2.

Van de Faculteit

Werkgroep Diergeneeskunde en Samen-
leving

Binnenkort verschijnt de gebundelde tekst \\an de
lezingencyclus 1979, waarin het thema \'Omgaan
met normen\' achtereenvolgens behandeld werd
door:

prof dr. F. R. Heeger

mevr. drs. .1. H. C. Brooymans-Schallenberg
drs. M. .F .A. Nabuurs

De bundel is voor belangstellenden kosteloos ver-
krijgbaar. Aanv ragen te richten aan het Bureau van
de Fakulteit Diergeneeskunde. Biltstraat 172. 3572
BP Utrecht.

-ocr page 523-

Babesiosis

Ten behoeve van vakantiegangers is een
kleine oranje folder met onderstaande
tekst uitgegeven.

Vaccinatie beschermt l w hond niet tegen
Babesiosis.

Wat kunt l wèl doen?

Babesiosis, een ernstige hondeziekte in zuidelijke
streken.

Wih t Uw hond meenemen op vakantie naar Zind-
F-uropa ol andere (sub)tropisehe streken, dan moet
U vooraf een en ander regelen. Uw hond moet
gevaccineerd worden en cr zijn reisdocumenten
\\ ercist. .Maar dat w ist U al: U bent daarvoor bij i:u
dierenarts geweest, t w hond is nu beschermd tegen
\\crschillcnde uitheemse dierziekten,
legen ecn \\an de uitheemse dierziekten is tot op
heden helaas geen vaccinatie mogelijk: dat is tegen
B.ABIiSIOSIS. een ernstige ziekte die wordt
overgebracht door bepaalde soorten teken. Met
hun beet dragen de/c ecn gevaarlijke parasiet over
op de hond. De parasiet dringt de rode bloedcellen
binnen en \\eroorzaakt \\an daaruit de ziekte.
Honden die in de zuidelijke streken lc\\en. hebben
vaak een zekere weerstand tegen babesiosis opge-
ouwd. Nederlandse honden hebben die weerstand
met. omdat de /icktc in ons land niet voorkomt.

\\\\ at t moet doen

Mocht Uw hond tijdens of na Uw vakantie ziek
worden, raadpleeg dan direct ecn dierenarts. Er
bestaan goede geneesmiddelen tegen de ziekte.
De behandeling moei echter tijdig worden ingezet.
anders is de kans op sterfte erg groot.
In overleg metdedierenarts kunt U Uw hond vóórde
vakantie tegen teken laten behandelen. Dat is een
goede voorzorg: de kans op infectie tnet babesiosis
is dan beduidend kleiner.

Tot zover de tekst van het foldertje, de
verspreiding geschiedt door de districts
veterinaire diensten door bijvoeging bij
elk ter legalisatie aangeboden rabies-
entcertificaat.

Ook de ANWB heeft in grote oplage de
folder ter verstrekking aan belangstel-
lenden gekregen.

BESMETTEl EIKE DIERZIEK EEN

Dier/iektenbulletin nr, 8 van de Veterinaire Dienst
over het tijdvak 16 tot .10 april 1979 vermeldt dc
volgende aantallen gevallen van aangifteplichtige
besmettelijke dier/icktcn in Nederland,

,\'Vtrofische rhinitis

Van de Veterinaire Hoofdinspectie van de
Volksgezondheid tevens Directie van de
Veterinaire Dienst

Totaal ,15 gevallen in 12 gemeenten:

Ziekte verschijnselen

■\\cute /iektevcrschijnselcn bij babesiosis (ook wel
piroplasmosis genoemd) /ijn: koorts, bloedar-
moede. koffiebruine tot wijnrode urine en geel-
/uehl. Vandaar dat de /icktc wordt aangeduid als
\'tckenkoorts\'. \'bloedwateren\', of\'boosaardige geel-
zucht\'.

In chronische gevallen treden voornamelijk verma-
gering en lusteloosheid op.

Drenthe
Overijssel
Gelderland
Utrecht

Noord-Holland

Zuid-Holland

Zeeland

Noord-Brabant

Limburg

2 gevallen

I 1 gevallen in 10 gemeenten
I 1 gevallen in 9 gemeenten
I geval
1 geval
1 gevallen
I geval
4 gevallen
1 geval

-ocr page 524-

Schurft

Totaal I I gevallen in 9 gemeenten:
Friesland 3 gevallen

Gelderland I geval

Noord-Holland 2 gevallen

Zuid-Holland 5 gevallen in 3 gemeenten

teerd. Er werden in de twee departementen in totaal
1928 runderen. 761 varkens. 80 schapen en 4 geiten
afgemaakt.

Rotkreupel

Totaal 70 gevallen

Groningen

Friesland

Drenthe

Overijssel

Gelderland

Utrecht

Noord-Holland
Zuid-Holland

Miltvuur

Utrecht

in 51 gemeenten:

6 gevallen
24 gevallen in 15 gemeenten
16 gevallen in 12 gemeenten

3 gevallen in 2 gemeenten
2 gevallen

4 gevallen

11 gevallen in 6 gemeenten
4 gevallen

1 geval

TESCHENER ZIEKTE
Oostenrijk

Op 23 april zijn 2 gevallen van Teschener ziekte
te Kufstein (Tirol) geconstateerd. 5 van de 14 aan-
wezige varkens op de twee bedrijven waren besmet.
Alle dieren zijn gedestrueerd.

AFRIKAANSE VARKENSPEST
Portugal

In 9 districten van Portugal werden in maart
28 bedrijven besmet met Afrikaanse varkenspest.
Op deze bedrijven waren 989 varkens aanwezig,
waarvan er 476 aan de de ziekte stierven en 513
werden afgemaakt.

MOND- EN KLAUWZEER
Turkije

Gedurende de maand maart werden in Anatolië
31 gevallen van mond- en klauwzeer gemeld. Hier-
van waren 3 van het type A,, en de overige van
het type O,.

Spanje

Op 24 april 1979 werd in de gemeente Golmes (pro-
vincie Lerida) een geval van mond- en klauwzeer,
type C. bij varkens geconstateerd. In totaal werden
er 480 varkens, waarvan er 20 besmet waren, afge-
maakt.

.\\rgentinic

Over april 1979 bedroeg het aantal uitbraken van
mond-en klauwzeer in Argentinic 14 waarvan 8 in
Buenos Aires. 1 in La Pampa, 1 in Santa Fe, 2 in
Corrientes en 2 in Rio Negro.

Frankrijk

Sinds het laatste geval op 14 april 1979 werd ge-
constateerd zijn er in Frankrijk geen nieuwe ge-
vallen van mond- en klauwzeer meer gemeld.
In totaal werden er 18 gevallen in 10 gemeenten
in het Departement Calvados en 3 gevallen in 3
gemeenten in het Departement Manche geconsta-

-ocr page 525-

ID

■Juni:

4 5 28. Tagung der Europäischen Gesellschaft
für Veterinärpathologie. Stuttgart (pag. 396).

7 Promotie dra. LI. Narucka tot doctor in de
diergeneeskunde, aanvang 14.45 uur. R.EJ..
l\'trecht.

8 9 Tagung der Schweizerische Vereinigung
für Kleintiermedizin. Zürich, (pag. 486)

12 Kring \'Noord-Holland boven hel IJ\'. Vergade-
ring \'het Oude Slot\' (Markt) te Schagen. aan-
vang 20.30 uur.

14 Groep Geneeskunde van het Kleine Huisdier
K.N.M.v.D. Vergadering, rest. Hoog-Bra-
bant. 1530 uur.

14 Klinische Avond Vakgroep Geneeskunde van
het Kleine Huisdier (pag. 368).

14 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. vergadering Beatrix-gebouw. Jaar-
beursplein, Utrecht, aanvang 20.00 uur.

15 17 Congrès National de Ia Conférence Na-
tionale des vétérinaires specialistes de petits
animaux, Lyon (pag. 396).

15 Algemene Ledenvergadering A.U.V.. Ont-
vangst A.U.V.-gebouw 16.30-18.00 uur. Diner
plus aansluitend jaarvergadering in de
Schouwburg te Cuijk vanaf 18.30 uur.

19 Officiële opening nieuwe CLO-Instituut voor
de Veevoeding \'De Schothorst\', Lelystad,

Juli:

1 7 21e Wereld Veterinair Congres, Moskou
(pag. 403, 467 en 1314 (1978) en 160).

4 General Meeting W.S.A.V.A. (17.00-20.30).

4 6 9th International Conference of WAAVP
(pag. 328).

23 26 European Association for Animal Pro-
duction (EEAP) - 30th Annual Meeting Har-
rogate (l.iK) (pag. 1283 (1978)).

Augustus:

21 23 VII Symposium of the International
Committee on Laboratory Animals, Utrecht

(pag. .366 en 1.302 (1978)).

30 Groep Cieneeskunde van bet Rund
K.N.M.v.D. Ledenvergadering.

28 29 PAO-cursus\'Veehouderij en Milieu\', Wa-
geningen (pag. 407).

29 Smith Kline \'Windsurfdag\'voor dierenartsen.
Nieuwkoop.

September:

2 7 lOth International Conference on Health
Education, London,

3 7 V. International Symposium on Ruminant
Physiology, Clermont-Ferrand.

3-8 South African National and International
Veterinary Congress. Johannesburg, South
Africa (pag. 328).

4 -6 PAO-cursus \'Veehouderij en Milieu\', Wa-
geningen (pag, 407),

9 -14 Annual Congress Brit. Vet. Association.
Aberdeen (A), (pag. 487)

11 - 14 20. Arbeilslagungdes Arbeitsgebietes\'Le-
bensmittelhygiene\' der DVG, Garmisch-Par-
tenkirchen (pag, 396),

12—14 5. Internat. Kongress der Gesellschaft für
Veterinärröntgenologie (A), München, (pag.
489)

13 Contacgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering. Beatrix-gebouw. Jaar-
beursplein te Utrecht, aanvang 20,00 uur.

19 Afd. Noord-Holland K.N.M.v.D. Afdelings-
vergadering. Café-restaurant Kaan, Provin-
cialeweg I, Oosthuizen.

20 Groep Volksgezondheid K.N.M.v.D. Leden-
vergadering, Jaarbeursgebouw. Utrecht,

24—27 W.S.A.V.A. Congress in collaboration
with the Association Veterinaria Espanola de
Especialistas and Pequenos Animales. Inter-
national Congress, Barcelona.

25 28 1st European Congress of the European
Assoc. for Vet. Pharmacology and Toxico-
logy, Woudschoten, Zeist (pag. 283).

27 — 29 28. Internationalen Eachtagung für Fort-
pflanzung und künstliche Besamung. Wels
Thalheim (Österreich) (pag. 273).

Oktober:

5—6 Jaarcongres 1979. tevens 126e Algemene
Vergadering K.N..M.V.D. te Den Haag.

8 II Second European Symposium on Poultrv
Nutrition. Beekbergen (pag. 329).

II 13 Fachgruppe für Kleinlierkrankheiten.
Jaarcongres. Berlijn.

25 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering. Beatrix-gebouw, Jaar-
beursplein, Utrecht, aanvang 20.00 uur.

26 Vereniging van Directeuren van Gemeente-
lijke Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten in
Nederland. Ledenvergadering.

November:

22 Vereniging van Directeuren van Gemeente-
lijke Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten in
Nederland. Ledenvergadering.

22 Groep Geneeskunde van het Rund
K.N.M.v.D. Ledenvergadering.

22—24 Erstes internationales Symposium für Ge-
lenkchirurgie beim Hunde, Lyon.

-ocr page 526-

December:

13

Groep Volksgezondheid K.N.M.v.D. I.eden-
vergadering. .laarbeurscongrescentrum.
Utrecht.

Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland. Vergadering Beatrix-gebouw. .laar-
beursplein. Utrecht, aanvang 20.00 uur.
Afd. Noord-Holland K.N.M.v.D. Afdelings-
vergadering. Café-restaurant Kaan. Provin-
cialeweg 1. Oosthuizen.

13

19

1980

Mei:

2 4 Groep Geneeskunde van het Kleine Huis-
dier; \'Voorjaarsdagen 1980\'. Amsterdam.

Juni:

16 -20 9. Internat. Kongress f. Tierische Fort-
pflanzung u. Haustierbesamung (A),

24 26 2nd. International Symposium of Veteri-
nary Laboratory Diagnosticians. Luzern,
Switzerland (pag. 397).

29 3 juli Weltkongress \'Lebensmittelinfectio-
nen und Intoxikationen\' (A).

.30 3 juli VI Internat. Kongress der LP.V.S.
Kopenhagen.

Augustus:

17 22 Vlth International Histochemistry and
Cvtochemistrv Congress 1980. Brighton (pag.
64).

September:

In Wien: 3. Kongress der Intern. Gesellschaft
für Tierhygiene.
1 - 5 Fifth International Conference on Trichi-

nellosis. Noordwijk aan Zee (pag. 330).
1 --6 31. Jahrestagung der Europäischen Ver-
einigung für Tierzucht. München.
20--23 XI Kongress für Buiatrik (A). Tel Aviv.
Israël.

8 12 VI. Europäsischer Kongress der WPSA
(A).

1981

Mei:

1 3 Groep Geneeskunde van het KLeine Huis-
dier; \'Voorjaarsdagen 1981\'. Amsterdam.
In Dublin: 8. Internat. Symposium \'Lebens-
mittelhygiene\' der WAVFH (A).

-ocr page 527-

In memoriam

A. J. A. REMMERSWAAL

Adam Jdhannes Adriamis Remmerswaal werd op
10 maan 1926 te Sasseiiheim geboren. Hij overleed
4 maart 1979 in het .Academisch Ziekenhuis
te l.eiden. Sa zijn afstuderen is hij zijn gehele
verdere leven werkzaam geweest in de
vleeskeuring.

.Adam. in de wandelgang door zijn meeste
hekenden Dammes of soms .Ad genoemd,
verwieri zijn f I. B.S.-diploma in 194? te l.eiden.
Hierna ging hij in L \'trecht studeren waar hij in
1956 als veearts klaar kwattt. In dit jaar trad hij
tn het huwelijk met mej. P -l. ./. M. van der
Horst, /.ij kregen een zoon en twee dochters,
/.ijn ambtelijke loopbaait begon hij in 1956 aan
het Openbaar Slachthuis te

\'-(iravenhage als keuringsdierenarts. I .April 1960
werd hij benoemd tot adjunct-directeur van dit
abattoir.

Door vriend en vijand werd hij geprezen om zijn
\'vleeskennis\'. Met zijn benoeming tot directeur
van het Openbaar Slachthuis te Delft op I juli
1967 wertl een niet altijd e\\en gemakkelijke
periixle van zijn anibtelijk leven afgesloten. \'1\'ot
aan zijn tlood is hij in Delft directeur van de
\\ leeskeuringsdienst gebleven,
(ievochten heeft hij misschien wel eens tegen
iH\'ter w eten in vtHtr het vt>ortbestaan van het
dachthuis te Delft als Openbaar Slachthuis.
Iliulerhandelingen met de gemeente Rotterdam
cn Rotterilamse vleesgrossiers leiihlen ttiteindelijk
tot mets. Besloten werd tot verkoop van het
abattoir. Deze verkoopprocedure heeft hij vrijwel
lot hel eind toe mee kunnen maken.
Met zijn niel te sterke gezondheid in zijn laatste
ievenstaar w erden hij en ik gei onfronteerd met
de lainliicit van de z.g. \'één-mans-dienst\'. Pen
één of andere samenw erkingsverbandvonn lussen
de vleeskeuringskringen Delft en iiëslland zini
de sleutel kunnen zijn om uil tleze \'impasse\' te
geraken. \\og gedurende zijn leven w erd de eerste
w ankele schrede op dit pad gezel.
( renlang kon hij praten over de problematiek
van zijn slachthuis, dat een deel van zijn leven
uitmaakte.

I «()/■ zijn geloofsovertuiging schaamde hij zich
niet. \\\\ aarderend wordt er nog gesproken op het
slachthuis te Delft over het feit dat hij het
vloeken hier zo ingedamd heeft. Ondanks ilat
imtsnapte er bij hem nu en dan ook wel eens een

KONINKLIJKE-: NEDERLANDSE MAATSCHAPPIJ VOOR DIERCIENEESKUNDE
Hjd.schr. Diergeneesk.. deel 104. afi II. 1979

\'vohrejfer\' aan zijn lippen waarop dan meestal
meteen zijn e vcuses volgden.
Sedert 1960 was hij docent bij het Slagers l ak
Onderw ijs.

Ook is hij leraar gew eest van diverse
keurmeestercursussen. Dat hij gew aardeerd werd
door de keurmeesters te \'s-(iravenhage en Delfi
moge blijken uit de grote belangstelling van hun
zijde bij zijn crematie. Hij is gecremeerd niét
omdat hij niet in de w etleropstanding geloofde,
wél ontilat hij cremeren een meer esthetisch
gebeuren vond ilan een begrafenis,
liet laatste levensjaar moet zw aar geweest zijn
voor hem.\' geforceerd w illen w erken en niet nteer
kunnen. Zijn drang economisch productief te
willen leven, was uitermate groot. I \'rij snel ging
het in het laatst toch nog ntet hem bergafwaarts:
ondanks dat kw am de dood toch nog vrij
onverwacht.

\\el. Hans. I ranchette. Caroline ett mevr.
Remmerswaal (zijn moeder): je man. jtdlie vaiier
en uw zoon was een gelovig mens. die zich voor
zijn overtuiging zeer beslist niet schaamde.
Met de dood van Ailam is een fijne collega
heengegaan w iens ievctisstijl ik vot>ral tijdens zijn
ziekte heter heb leren begrijpen.

,/. STOi:i.

-ocr page 528-

8!,

/-J
i

Jaarverslag
van de afdeling
Zuid-Holland
van de K.N.M.v.D.
over 1978

Het aantal leden van de Afdeling bedroeg
op 31 december 1978 154.
Door de dood ontvielen ons in het
verslagjaar de collegae D. Hendrikse en .A.
Hoogendoorn.

Wegens vestiging buiten de provincie
/egden de collegae ,1. M. \\an den Born en
C. A. ,A. in "t Veen hun lidmaatschap op.
[ot de .Aldeling traden toe als lid dc
collegae: R. H. G. Aalfs. P. Leeflang. A. A.
M. Vosmer. G. Noé. Mej. A. H. M. Koert
en H. A. \\an den Berg.
In dc samenstelling van bet Bestuur trad
een wijziging op. De secretaris. Coli. P. M.
A. van de Berg trad cn werd opgevolgd
door Coli. P. A. A. Otnloo.
In de afdelingsraad. die in het verslagjaar
eenmaal bijeen kwam. is Coli. C. N. M.
Mul op eigen verzoek vervangen door Coli.
J A. Smak.

De provinciale vestigingscommissie kwam
verscheidene malen bijeen. Telkens weer
blijkt, dat het werk van deze commissie
steeds ingewikkelder wordt.
Er is in dit verslagjaar middels
bijeenkomsten getracht uniformiteit te
verkrijgen in het werk van de verschillende
provinciale coiumissies.
Het blijft echter een zeer subtiel stuk werk,
dat in de toekomst zeker niet gemakkelijker
zal worden.

De contactcommissie kwam in hct
verslagjaar niet bij elkaar.
De Afdeling werd door haar voorzitter coli.
J. Minderhoud vertegenwoordigd in het
Bestuur \\an de Gezondheidsdienst, het
Algemeen bestuur van de Maatschappij cn het
Bestuur van de Groep l^aclici Grote
Huisdieren, in december 1978 werd coli.
Minderhoud benoemd tot \\\'oor/itter \\ an
deze Groep.

In dc tarievencommissie heeft zitting Coli.
C. W. Moons met Colf C. N. M. Mul als
plaatsvervanger, terv\\ijl Coli. Scheuerman
de Afdeling vertegenwoordigt in de
Redaktieadviesraad van het
TijJsehriji voor
Diergeiieesl<iinJe.

\'lot opvolger van Coli. dr. ,1. I. T\'crpstra
werd tijdens de .Mgemene Vergadering
benoemd ons afdelingslid Coli. .1. M. van
Leeuwen als voorzitter van de Redaktie van
het fijdschrift.

Tijdens de Algemene Vergadering waren de
Collegae K. Clay en C. P. van Oostrom
afgevaardigden van de .Afdeling.
De kascommissie bestond in hct afgelopen
iaar uit de collegae J. 1.. Oldenbanringh cn
W. P. ferlouw.

-ocr page 529-

De Afdeling Zuid-Holland heeft van het
Hoofdbestuur het verzoek gekregen in 1979
het Jaarcongres en de Algemene Vergadering
te organiseren, welk verzoek door het bestuur
werd ingewilligd. Daartoe werd in de
.Mdelingsvergadering van 16 mei de
Commissie Jaarcongres 1979 geïnstalleerd,
bestaande uit de navolgende personen: het
voltallige bestuur en de collegae C. J. H.
Scheuerman. V. H. Boysen. en J. 1.. van
Os. de Heer Te Giffel namens het algemeen
secretariaat en last but not least Mevr. A.
Terlouw als vertegenwoordigster van de
dames van de Afdeling Zuid-Holland.
In de fhemacommissie. die door het
Hoofdbestuur is ingesteld, werd de
Commissie vertegenwoordigd door Coll.
van Os. terwijl tevens Coll. J. M. van
Leeuwen hierin zitting heeft.
De Commissie heeft reeds verscheidene
malen vergaderd en men is reeds gekomen
tot een algemene opzet van het Congres.
De datum, waarop de testiviteiten zullen
plaatsvinden is bepaald op vrijdag 5 en
zaterdag 6 oktober 1979. terwijl het een en
ander zal geschieden in het Nederlands
Congresgebouw te Den Haag.
Verschillende ideeën omtrent vorm en
uitvoering van o.a. de feestavond zijn reeds
geconcretiseerd en andere zijn bezig te
kristalliseren. De Commissie is van mening
een goed Congres te kunnen organiseren,
maar is er zich van bewust niet zonder de
steun en medewerking van de leden van de
Afdeling te kunnen opereren. Zij verwacht
dan ook. dut de/e steun, indien nodig en
gewenst, niet achterwege zal blijven.

In hel verslagjaar werden 14
ledenvergaderingen gehouden.
Op 14 maart werd in Hotel dc Zalm te
(jouda gesproken door Coll. drs. C.
Holzhauer over het onderwerp:
•Respiratoire aandoeningen bij jongvee\'.
Bij deze vergadering waren 17 leden
aanwezig.

Op 16 mei werd wederom in de Zalm een
ledenvergadering gehouden, tijdens welke
Coll. .1. 1.. van Os sprak over: \'Invloed van
overheid en afnemers op de ontwikkeling
van diergeneesmiddelen\'. Tijdens deze
vergadering waren 19 leden aanwezig.

KOMNKLIJKF. NTiDFRl

T ijdens afdelingsvergaderingen was reeds
meerdere malen gesproken over de
gebrekkige outillage van Hotel de Zalm.
Het Bestuur heeft in het verleden reeds
meerdere malen geë.xperimenteerd met
andere plaatsen van samenkomst, echter
zonder het gewenste resultaat, n.1. een
grotere opkomst van de leden. Middels een
enquete onder de leden heeft het bestuur
getracht de meningen omtrent de plaats van
samenkomst te peilen en suggesties te
verkrijgen. De response op deze enquete
was echter zeer teleurstellend, slechts 2
leden gaven zich de moeite de vragen te
beantwoorden. Het bestuur heeft toen
gemeend in de societeit van de Pulchri-
Studio in Den Haag een plaats te hebben
gevonden, waar. naast de mogelijkheid tot
vergaderen, het gezelligheidsaspect van deze
bijeenkomst ook tot uitdrukking kon
worden gebracht.

Op 12 september vond aldaar een
ledenvergadering plaats, die bezocht werd
door .31 leden. Spreker was hier dr. H, VV.
de Vries over: "Anaesthesie bij kleine
Huisdieren\'. Gezien de stemming voor.
tijdens en na de vergadering, die duurde tot
in de vroege uuttjes. leek de keuze van het
etablissement gerechtvaardigd.
Op 12 december werd hier wederom
vergaderd, waarbij ook de dames aanwezig
waren. Coll. dr. P. l.eeflang hield hierbij
een voordracht over zijn ervaringen in
Nigeria. Aanwezig waren 20 leden en .30
dames.

Het bestuur is van mening, dat de keu/e
van dc Pulchri-Societeit een goede is en
hoopt, dat vele leden de weg naar dc
vergaderingen zullen vinden.
.Alleen door een grote opkomst zal de
mogelijkheid om in deze gelegenheid samen
te komen bewaard kunnen blijven. De
laatste ontwikkelingen hieromtrent zijn
echter niet hoopvol.

Ook in het algelopen jaar gaf uw bestuur
meerdere malen acte de présence bij jubilea,
ziekte van collegae e.d. cn ook dit jaar weer
zorgde de administratie van de
Ciezondheidsdienst tc Ciouda onder leiding
van de Heer G. Lokum ervoor, dat alle
convocaten etc. keurig verzorgd en goed op
tijd bij de leden arriveerden.

497

ANDSF MAATSCHAPPl.l VOOR DIFRCIHNKFSKI NDF

-ocr page 530-

Mei 1979:

1 Commissie Begeleiding Grote Rundvee-
bed rijven

2 Hoofdbestuur Bestuur vereniging voor
Paardenpraktici

Pensioenfonds

Algemeen Bestuur Groep Praktiei Cirote Huis-
dieren

3 Commissie Embryo-transplantatie
X Tarieveneommissie

9 Dierenbeseberming C.A.R.
10 Notuleneommissie

15 Ziektekostenverzekering Kleine Huisdieren

16 Hoofdbestuur

17 Redaktie Advies Raad

18 Bespreking inzake Marek

22 Commissie Apotheekbegeleiding en
Diergeneesmiddelencontrole

23 Commissie Post Academisch Onderwijs
Veterinaire Volksgezondheid

30 Redaktie \'I\'iji/sehrifi voor Diergeneeskunde
Stichting Gezondheidsdienst voor Pluimvee

31 College van Directeuren

Im

Welke vergaderingen en
besprekingen waren er?

A-DRIAAN: IK TREK MAAR EEN NA55IBAL UIT
DE MUUR;

computerpraat

HEB JIJ GEEN HONGER?
B-ERTUS: ALLEEN NAAR KENN IS.. .EN MACHT..

jaarcongres 5-6 oktober

Personalia

.Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde meldden zich de
collegae:

Groot. Mej. .). B. M. de; 1979; 3731 EE De Bilt. Kerklaan 7.

Poppens. K. H.; 1979:9247 B l Lireterp. De Skeauwen40.

Rodewi|k. .1. C. M.; 1979; 2461 CE Ier .Aar. Langeraarseweg 45 A

Stibbe. Mej. S.; 1979; 3412 KR 1 .opik. Litvveg 2.

Voermans. .1. ,1. M.; 1979; 7031 ZV Wehl. Pr. Bernhardstraat 37.

Waarden. R. .1. M. van der; 1979; 2641 NB Pijnacker. Delftsestraatweg 16.

.\'\\ls lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft het
Hoofdbestuur aangenomen:

Hoorweg. H. B.; 1978; 3512.IC Utrecht. Domplein 9 bis.
HulshoL Mej. .1. .1.: 1978; 3582 PX Utrecht. Orionstraat 16.
.long. W. H. de; 1978; 3526 BE Utrecht. Roo.seveltlaan 596.
licmersma.,!. S.; 1979; Utrecht. Gr. .Adolfstraat 17.

-ocr page 531-

lî,

Als Kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

R. F. Jansen, Adelaarstraat 39. 3514 CB Utrecht.
R, Koster, l.B.B.-laan 41 1, Kamer 3.34, 3582 VG Utrecht.
Mej. S. Th. M. Mannens, Eykmanlaan 415, 3571 JR Utrecht.
E. Noorman, Rosweydelaan 88, 3454 BR Oe Meern.
Mej. C. J, M. Visser, G. Bromlaan 6, 3571 AJ Utrecht.
E. Westrik, Maliesingel 36, 3581 BK Utrecht.

AdreswiJ/iging, en/.:

181 Ik-rgc Henegouwen. J. T. van: 1970; Bemmel;
tel. (08811) 1627; p., geass.. met G. J. van
Riemsdijk, (assoc, met F. Bodet beëindigd).
IHI *lk\'rgslröm. I\'. !..: 1957; 3971 JB Driebergen,
Buntlaan 65; tel. (0.3438) 2488 (privé), (03404)
11711 (bur.).

I8J Dodet. F.: 1953; Bemmel; r.d. (assoc. beën-
digd).

IH6 Brecmvsnia. Dr. .4. J.: 1964; U-1970; Ven-
ray; tel. (04780) 81222 (privé), (08855) 2025
(bur.).

189 *liurgers. F.: 1978; 3581 MG Utrecht, Ho-
meruslaan 14 1; tel. (030) 517575; d. in m.
dnst.

:()6 Goudswaard. Dr. ./.: 1966; U-1971; Rumpt;
tel. (03458) 2310 (privé), (O I 100) 16152 (bur );
dir. St Streeklab. \'/.eeland\'.
Hoorweg. H. H.: 1978; 3512 JC LUrecht,
Domplein 9 bis; lel. (030) 313175; wnd. d.
(toexoegen als lid),
:i8 Hulshof. Mej. ,/, ,/., 1978; 3582 l\'X Utrecht,
Orionstraat 16; tel, (0.30) 515944; wnd, d,
(toevoegen als lid),
22/
.hmsen. P. F. .!.: 1954; 5975 .\\M Sevenum,

Mgr, Verstraelenstraat 10; r,d,
222
.long. U, //, de: 1978; 3526 BE Utrecht,
Rooscvcltlaan 596; d, KWF, (toevoegen als
lid),

Kremer. U , //., 1952; Venray; tel, (04780)
81000,

:M Kriele. ( . P. M. .A.: 1970: Heer (Maastricht);

tel, (043) 621288,
2.(/
Kroes. Dr. R.: 1964; El-1970; De Bilt; tel,

(O.W) 764375 (privé), (03404) 1841 I (bur,),
J.l.i Kuiper. C. ,/,; 1965; Venray; tel, (04780)
85196 (privé). (04786) 344 (bur,),
foonen. (i. A. M.: 1966; Oostrum Ven-
ray (1.,); tel, (04780) 82690,
2-/2
* .Meulenaar. H: 1979; 7721 DP Dalfscn,

Stoevenweg 2; d,
242 Miihielsen. li, //,; 1977; 7433 CW Schalk-
haar, Ro/ebotteltuin 8; tel, (05700) 21860;
wnd, d,

Moons. M. A.: 1947; Bilthoven; volambt,
secr, K,N,M,v,D,; R O N,
249 \\umans. Prof- dr. S. R.: 1936; L;-I942; De
Bilt; hlr, R,U, (F,d,D,, Vkgr, Alg, Heel-
kunde); R,N,I„
253 Paauw. A. K. van der: 1976; 9203 EP Drach-
ten, Ro/etuin 13; tel, (05120) 19292 (privé),
13757 (prakt,),
253 Pel. C. J.: 1974; Venray; tel, (04780) 87153

(privé), (04785) 320 (prakt,),
253 Peters. J. C: 1926; Rotterdam; tel, (010)
661553; p,, H-D, kl, huisd,, geass, met Mej,
E, G, M, Verkleij; vet, adv, Blijdorp,
255 Poppens. K. //,; 1979; 9247 B I Ureterp,
257 Ramhags. P. G. M.: 1971; Venray; tel,
(04780) 81664 (privé), (073) 579014 t, 22
(bur,),

257 Reiningh. U ,./, C.: 1940; Voorscholen; i, V,D,
en i, V,(i ; 0,0,N,

258 Riemsdijk. G. J. van: 1976; Huissen; p,, geass,
met J, F, van Berge Henegouwen, (assoc,
met F, Bodet beëindigd),

26! Ruvmheek. F. M.: 1973; Venray; tel, (04780)
83829,

261 Sala. /., C. G.: 1928; Venray; tel, (04780)
81292,

268 Smits. G. .M.: 1955; 1018 D.1 Amsterdam,
Plantage Middenlaan 76; tel, (020) 228567; p,

269 Staal, ./, H.: 1952; Sleen; p,; ruiterconsul en
bondspaardenarts .ANWB,

270 Sta.s.sen, P. F. S.: 1977; Venlo; p,, H-D,
27! Stratum. J. J. II\'. van: 1952; Maastricht

(Heer); tel, (043) 626868 (privé), 620075
(bur,),

272 Sundert. A. J. P. M. van: 1975; leunen
(Gem, Venray); lel, (04780) 86409 (privé),
(04785) 320 (prakt ),
274 Fiemersnta. ./, .S,; 1979; Utrecht, Gr, Adolf-
straat 17; tel. (030) 514507; wnd, d, (toe-
voegen als lid),
277 lelde. !.. F van de: 1978; 7271 HR Borculo,
Prunusstraat 46; tel, (05457) 3041 (privé),
1270 (prakt,); p,, ass bij E, de Haan, P, den
llartog, G, Moolhui/en, ,1, C, %, d. Sar en
G, ,1, Stegehuis,
279 lerhev. H. A. \\f: 1959; Maastricht; tel,
(043) 626551,

279 lerkletj. Mej. F. G. M.: 1975; Rotterdam;
tel (010) 661553; p,. H-D, kl, huisd,, geass,
met J, C, Peters,

280 lerweij. Dr. ,/, H P.: 1937; 1^-1970; Ro/en-
daal (Gld,); dir Ci,\\,D, prov, Gelderland;
O,ON,

280 lerweij. P. IC, /.,; 1976; 4241 XE Arkel,

-ocr page 532-

Vlietskade 21; tel. (01831) 2336 (privé).
(018.30) 237-34 (prakt ).

280 l envi\'ii-Rodrigo. Mevr. M.: 1973:4241 XL
Arkel. Vlietskade 21; tel. (01831) 2336; d.

280 I erwer. Dr. M. .4. ./.1932; l^-19.52; 6865 A R
Doorwerth, Kapelleboom 7.

280 l\'erwiel. Vi. .-1. .11: 1975; 5141 EM Waal-
wijk. Dr, Mollerlaan 7; tel, (04160) ,34032
(privé). (04168) 1400 (prakt.); p.. ass. bij
M. Eh. Zijlmans.

280 * tï/ïA\'. ,/, //.: 1978; 6828 DM Arnhem, Spij-
kerstraat 90; Tel, (t)85)455526(privé), 613351
(prakt.); p.

28/ * I \'oerman.s. ./../, .\\i.: 1979; Wehl; tel. (08347)
1090 (privé). 1248 (prakt.).

282 1 rie.s. Mej. C. ./. de: 1978; Zwolle; tel, (05200)
15938 (privé). 14442 (prakt ); p., ass. bij A.
C. Dwarshuis, J, Schoenmaker, ,1, L. Starren-
burg cn P. .1. Weekhout.

* Waarden. R. J. M. van der: 1979; 2641 NB
Pijnacker. Delflsestraatweg 16; tel. (01736)
2545; p.. ass. bij J. Leezer.
Verwee.s. C. H. van: 1969:9989 BN Warffum,
Havenstraat 13; tel. (05950) 3805 (privé),
3822 (prakt.).
Hevnian. ./.: 170; De Bilt; tel. (030) 762532
(privé). (055) 266444 (bur.); k.d.; r.k.
Hinden. M. ./. van: 1951; Venrav; tel. (04780)
81336.

2HH

Overleden:

B. L. Ehien te \'s-llertogenbosch op 6 mei 1979.
■N. A. van der Velden le I> Meern op 3 mei 1979

Benoemingen:

Benoemd als rijkskeurmeesler in bijzondere diens
.1. .A. Sieenmeijer te Oss per 1 april 1979.

284

:H6

Eerste Almanak der
Diergeneeskundige
Studenten Kring

Er zijn nog een beperkt aantal exem-
plaren voorradig van de Eerste Almanak
der D.S.K.. die overigens een geweldig
succes genoemd mag worden.
De Almanakcommissie zou het bijzon-
der op prijs stellen wanneer deze laatste
exemplaren alsnog hun weg naar de
dierenartsen zouden vinden.
Zie daartoe de bestelkaart. bijgevoegd
in dit tijdschrift.

.lubilea:

M. Ga keer te Cioes
Dr. Th. S. Zwanenburg te Schiedam
W. .1. Nijhof te Lichtenvoorde
.1. A. ,1. M, Peters te Oldenzaal

H. Moerman te Twello
E. E. de Nijs te Hulst

I. P. Risseeuw te Schoonhoven
A. Wagner te Dirksland

W. Beernink te Nijkerk

Prof dr, dr. h.c. Jac. .lansen te Oudemirdum

Dr. H. S. Hofkamp te Heerenveen

P. Sjollema te Leeuwarden

A. .1. Braak te Driebergen

H. .1. Schuring te Nijkerk

.Ihr. P. B. Alberda van Ekenstein te Ter Apel

,1. .1. Meiessen te Koog a d Zaan

A. Pie tc Goor

LI. van de Akker te Zwolle

(alwezig) 45 jaar

op

1

juni

1979i

(afwezig) 45 jaar

op

1

juni

19791

(afwezig) 30 jaar

op

3

juni

1979

(afwezig) 30 jaar

op

3

juni

1979

(aanwezig) 25 jaar

op

19

juni

1979

(aanwezig) 25 jaar

op

19

juni

1979

(afwezig) 25 jaar

op

19

juni

1979

(afwezig) 25 jaar

op

19

juni

1979j

(afwezig) 55 jaar

op

19

juni

1979

(afwezig) 55 jaar

op

19

juni

1979

(afwezig) 50 jaar

op

22

juni

1979

(alwezig) 50 jaar

op

22

juni

1979

(aanwezig) 40 jaar

op

25

juni

1979

(afwezig) 50 jaar

op

29

juni

1979

(afwezig) 30 jaar

op

30

juni

1979

(afwezig) 30 jaar

op

30

juni

1979

(afwezig) 30 jaar

op

30

juni

1979

(afwezig) 30 jaar

op

30

juni

1979

-ocr page 533-

Het verloop van het hemoglobinegehalte en
de hematocrietwaarde van het bloed van
mestkalveren

Haemoglobin and Haematocrit Levels in Veal Calves
K. K. van Hellemond\' en J. E. Sprietsma^

SAMENVATTING

In een vergelijkende voederproef mei drie groepen van elk ruim der lig F.H.-
slierkalveren werd het hemoglobinegehalte en de hematocrietwaarde van het bloed
gevolgd. Het ijzergehalte van het hij de proefgroepen gebruikte kunstmelkpoeder
was respectievelijk 5, W of 25 mg per kg. Bij alle drie niveaus van ijzerverstrekking
trad er een daling van het Hb-gehalte en de He-waarde van het bloed op tijdens de
zestien weken durende mestperiode. De daling van de heide criteria bleef bij de kal-
veren, gevoerd met het kunstmelkpoeder met het ijzergehalte van 25 mg per kg
beperkt tot de eerste 5 a 6 weken van de mestperiode, daarna hieven deze waarden
vrijwel constant. Bij de ijzergehalten van 5 en 10 mg per kg kunstmelkpoeder daal-
den het Hb-gehalte en de Hc-waarde gedurende de gehele mestperiode: de daling
was bij het laagste ijzergehalte het grootst.

Bij alle drie niveaus van ijzerverstrekking bleek de daling van het Hb-gehalte van
het bloed groter te zijn naarmate het Hb-gehalte hij het begin van de mestperiode
hoger was.

De grens voor het anemisch zijn van een koppel, zestien weken oude (mestj-
kalveren, wordt door de auteurs gelegd bij een gemiddeld Hb-gehalte van 10 g per
100 ml bloed. Een individueel, zestien weken oud (mest-)kalf kan als anemisch wor-
den beschouwd als het Hb-gehalte lager dan 8 g Hh/100 ml bloed is.
SVMM.ARY

The haemoglobin and haematocrit levels were studied in three groups of about
thirty male Dutch-Friesian veal calves. The iron content of the milk replaces was 5,
10 and 25 ppm.

During the e.xperitnent which was continued for sixteen weeks, the haemoglobin
and haematocrit levels decrea.sed in all groups. The decrease was confined to the
first six weeks in the calves fed the milk replacer containing 25 ppm (firon. hi the
two other groups, the decrease of the two criteria continued throughout period.
Regardless of the iron content of the milk replacer. the decrease of Hb- and haema-
tocrit levels of the individual calves was greater in those having the highest
initial level.

The borderline for anaemia in a group of sixteen-week-old veal calves is estimated
at approximately 10 g. Hbj 100 ml. blood. For an individual calf the borderline is
estimated at 8 g. Hbj 100 ml. blood.

\' Drs. K. K. van Hellemond, dierenarts, wetenschappelijk medewerker van het 1 L.O.B., Haarweg 8,
6709 PJ Wageningen,

^ J. E, Sprietsma, hoofd statistische afdeling van het I.L,0,B., Haarweg 8, 6709 PJ Wageningen,

-ocr page 534-

PROEL EEC HNIEK

INLEIDING

Het is al vele jaren bekend dat de blanke
kleur van het vlees van mestkalveren
wordt verkregen door de dieren een ijzer-
deficiënte voeding te geven. Het kalf kan
dan onvoldoende hemoglobine en
myoglobine vormen. Het geringere
gehalte aan myoglobine in de spiercellen
is de belangrijkste oorzaak van de door
de consument gewenste blanke kleur van
het vlees (5).

Door meerdere onderzoekers (6, 8) is een
goede negatieve correlatie aangetoond
tussen het Hb-gehalte van het bloed en de
mate van blankheid van het vlees. Een
juist inzicht in de invloed van het ijzer-
gehalte van het verstrekte voeder op het
verloop van het Hb-gehalte van het bloed
is gewenst om slachtdieren te kunnen
mesten waarvan de vleeskleur hoog
wordt gewaardeerd.

In het kader van ons onderzoek naar
zoötechnische aspecten van de ijzerdefi-
ciënte voeding van het mestkalf hebben
wij vijf proeven met elk circa 100 kalve-
ren uitgevoerd. Bij één dezer proeven
werden de kalveren van drie proefgroe-
pen van elk 36 dieren, gedurende de
gehele mestperiode gevoerd met een
kunstmelkpoeder dat 5, 10 of 25 dpm ( =
mg per kg) ijzer bevatte. De opzet van
de/e proef leent zich bij uitstek om het
verloop \\an het Hb-gehalte en de Hc-
waarde \\an het bloed \\an mestkalveren
tijdens de mestperiode te volgen bij een
zeer laag, laag en hoog ijzergehalte in het
kunstmelkpoeder. Bij de drie niveaus
\\an ijzerverstrekking wordt ingegaan op
de relatie tussen het Hb-gehalte van het
bloed bij het begin van de mestperiode en
de daling ervan tijdens deze periode. De
proefopzet maakt het ook mogelijk te
discussiëren over de vraag wanneer een
(mest-)kalf beschouwd moet worden ane-
misch te zijn.

De uitkomsten van de door ons uitge-
voerde proeven ten aan/ien van de
zoötechnische criteria als de gemiddelde
groei, gemiddelde v oederconversie en het
verloop van het gemiddelde Hb-gehalte
bij de overige vier proeven zijn elders
gepubliceerd (9. 10 en II),

\\ oor de proet werden /«artbonte slierkaKeren
gebruikt die op een leeftijd van ongeveer vi jf dagen
op het instituut werden aangevoerd en direet in
houten boxen \\an een gebruikelijk type werden
geplaatst. De kalveren werden v ijf dagen na de aan-
voer in drie proefgroepen verdeeld. De veldeling
vond plaats op grond van het henioglobinegehalte
van het bloed, bepaald op een leeftijd van negen
dagen, de gewichtsverandering tijdens de vierdagen
na de aanvoer en het gew icht \\an de kaKeren. De
kalveren werden zodanig over de groepen ver-
spreid. dat zowel het gemiddelde als de spreiding
van de drie zojuist genoemde indelingscriteria per
proefbehandeling vrijwel gelijk waren.
Er werd naar gestreeld de temperatuur en vochtig-
heid van de stallucht, zonodig door verwarming
en of bevochtiging van de in de stal te blazen bui-
I
tenlucht. op een zodanig niveau te houden dat
groei, voederconversie en gezondheidstoestand
hierdoor niet nadelig werden beïnvloed.
Voor de samenstelling van het verstrekte kunst-
tnclkpoeder en het gehanteerde vocderschetna
w ordt hier verwezen naar ecn eerderdoor ons gepu-
bliceerd artikel (9), De ijzergehaltcn van 10 en 25
dpm in het kunstmelkpoeder werden verkregen
door ferrosulfaat aan het basisproefvoeder met een
ijzergehalte van 5 dpm toe te voegen.
Het hcmoglobinegehalte van het bloed werd spec-
trofotometrisch bepaald. De hematocrietwaarde
werd bepaald met behulp van de microcentrifuge-
methode.

Het hcmoglobinegehalte en de hematocrietwaarde
van het bloed van de kalveren werden bepaald v ier
dagen na aanvoer van de kalveren op het instituut
en vervolgens om de twee weken. Wanneer we de
leeftijd van de kalveren bij de eerste bepaling op
twee weken stellen dan zijn bepalingen verricht bij
2.
4. 6, 12, 14 en 16 weken leeftijd.

VERLOOP V,.\\N Dl PROI E

I ijdens de proel zijn vier kalveren, afkomstig uit
drie proefgroepen, gestorven. Van vier andere kal-
veren moesten, als gevolg van langdurige ziekte ol
andere afwijkingen die geen verband hielden melde
proel, de gegevens buiten beschouwing gelaten
worden.

lil KOMS EEN

De uitkomsten inde hieronder genoemde
tabellen, hebben betrekking op de bij een
leeftijd \\an 16 weken nog beschikbare
dieren, te weten bij proefgroep B (= 5
dpm Fe) 35, bij proefgroep A (=10
dpm Fe) 32 en bij proefgroep C (= 25
dpm Fe) 33 van de 36 bij de vorming van
de proefgroepen aanwezige dieren,
In tabel I zijn de gemiddelde Hb-gehalten
(x) van de kalveren bij de drie proefgroe-
pen vermeld met de daarbij behorende

-ocr page 535-

label I. Ciemiddelde Hb-gehalten (in g 100 ml) van bet bloed.

O

Proef-
behan-
deling

Fe-ge-
halte
(dpm)

Aantal
dieren
(n)

Leeftijd

2 weken

4 weken

6 weken

8 weken

10 weken

12 weken

14 weken

16 weken

- ^ s

x ^ x

i ± ^

x - %

- s

x ± x

x ± ^

- , s

x ^ x

x i ^

B

5

35

12 ,9 i 1 ,6

10,7 * 1,4

9,3 * 1,4

8,2 1,5

7,1 1,4

6,5 ± 1,2

5,9 1,1

5,6 1,0

A

10

32

12,9 i 1,8

10 , 7 ± 1,5

9,5 1,6

8,4 1,5

7,7 ± 1,4

7,4 1,3

7,1 1,2

6,9 1,1\'

C

25

33

12,7 2,1

10,9± 1,8

10,3 ± 1,5

10,2 ± 1,3

10,1 ± 1,2

10,0 1,1

10,2 1,2

10,4 1,2^

^ Proefbehandeling A significant verschillend van proefbehandeling B (P < 0,01)
^ Proefbehandeling C significant verschillend van proefbehandeling A en B (P < 0,01)

l abel 2. Gemiddelde Hc-waarde (in vol %) van bet bloed.

Proef-
behan-
deling

Fe-ge-

halte

(dpm)

Aantal
Dieren
(n)

Leeftijd

2 weken

4 weken

6 weken

8 weken

10 weken

12 weken

14 weken

16 weken

, s

X X

J ^

X ^ ^x

i ^

; %

. s
X ± x

i %

X ^

B

5

35

40,5 4,3

34,2 4,1

29,0 4,6

26,3 4,3

23,4 t 3,9

21,2 3,3

19,1 3,1

18,6 ±3,0

A

10

32

41 ,0 i 5,5

34,2 4,8

29,8 i 4,7

27,0 4,6

25,4 3,8

24,3 3,6

22,8 3,4

23,2 ± 3,5\'

C

25

33

40 ,5 6,1

34,9 5,2

32,1 4,5

32,0 3,6

31,8 2,9

30,8 2,9

30,6 3,1

30,6 ± 2,8^

\' Proefbehandeling A significant verschillend van proefbehandeling B (P < 0,01)
^ Proefbehandeling C significant verschillend van proefbehandeling A en B (P < 0,01)

-ocr page 536-

13

g/100 ml

5 -

16

12
—>

8 10
weken leeftijd —

standaarddeviaties (s,x). Het verloop van
het gemiddelde Hb-gehalte en de daarbij
behorende standaarddeviaties (sx) is gra-
■fisch weergegeven in figuur I. Op overeen-
komstige wijze zijn de He-waarden in
tabel 2 vermeld en verwerkt tot figuur 2.
Uit tabel 1 en figuur I blijkt dat bij ijzer-
gehalten van 5 en 10 dpm in het kunst-
melkpoeder het gemiddelde Hb-gehalte
van het bloed daalde tot de lage gemid-
delde waarden van resp. 5,6 en 6,9 g
Hb 100 ml bloed op een leeftijd van 16
weken. Na een aanvankelijke daling bleef
het gemiddelde Hb-gehalte van de dieren
die het voeder met 25 dpm Fe kregen vrij-
wel constant. Op een leeftijd van zestien
weken waren alle drie verschillen in Hb-
gehalten van het bloed tussen de proefbe-
handelingen significant (P < 0.01).
De gemiddelde hematocrietwaarde van
het bloed is bij de proefbehandeling A en
B eveneens geleidelijk gedaald. Bij proef-
behandeling C daalde de hetnatocriet-
waarde eerst wel, maar bleef vanaf circa
12 weken vrijwel constant. Op een leeftijd
van zestien weken waren alle drie ver-
schillen in de hematocrietwaarde van
het bloed tussen de proefbehandelingen
significant (P < 0.01). Bij vergelijking
van het verloop van het Hb-gehalte en de
Hc-waarde van het bloed dient bedacht te
worden, dat het laatstgenoemde crite-

-ocr page 537-

42

vol . %

38

34

30

18

weken leeftijd

mini het produkt is \\an het aantal en de
gemiddelde grootte van de er\\\'throcytcn.
Om bij de drie niveaus van ijzerverstrek-
kmgeen indruk te krijgen van hct verloop
\\an de anemie bij kalveren met uiteenlo-
pende Hb-gehalten bij hct begin van de
mcstperiode, is tabel opgesteld. Hierin
wordt ccn (ncr/icht gegeven van dc abso-
lute cn relatieve Ircquentieverdeling van
dc kalveren bij dc proctliehandelingcn A.
H en C" over de gcko/en Hb-klasscn bij
ccn leeltijd van 2. 10 en 16 weken.
Hij hct begin van de proef vsaren. dank/ij
de gevolgde methode van indelen, dc kal-
veren ten aan/ien van hun Hb-gchaltc
gelijkelijk over dc drie groepen verdeeld.
Fiij proefgroep H (=
5 dpm Fe) v\\as bij een
leeftijd van 16 weken dc aanvankelijke
sv mmetrische verdeling geworden tot een
duidelijk scheve verdeling, doordat de
meeste kalveren met hun Hb-gchaltc
terecht /ijn gekomen in de Hb-klasscn 4-
.5.9 g Hb 100 ml bloed. Bij proefgroep C
(= 25 dpm Fe) is na de aanvankelijke da-
ling het Hb-gehalte vrijwel onveranderd
gebleven. Aan het einde van de proef
blijkt de frequentie verdeling der Hb-
gehalten eveneens een scheve verdeling te
/ijn met dc grootste concentratie in de
klasse lO-l 1.9 g Hb 100 ml bloed.
Het is in dit verband interessant na te
gaan ol dc mate van daling van het Hb-
gehaltc tijdens de mcstperiode ook
samenhangt met hct Hb-gchalte aan hct
begin van dc/c periode. Om dit te onder-
zoeken hebben we tabel 4 opgesteld,
(ie/icn het grote aantal dieren per proef-
behandeling hebben we niet dc indiv idu-
ele waarden vermeld, maar dc begin-Hb-
gehaltcn ovcr/cvcn Hb-klasscn verdeeld.
Per klasse is v oor de drie procfbchande-
lingen het gemiddelde Hb-gchaltc van het
bloed op 2 cn 16 weken leeftijd cn de
opgetreden wij/iging vermeld. Oe uit-
komsten in tabel 4 tonen aan dat cr een
positieve relatie bestaat tussen het begin
Hb-gchaltc en de male van de daling
tijdens dc mestperiodc.

-ocr page 538-

l abel 3. Absolute en relatieve frequentieverdelingen der kalveren van de proefgroepen A, B en C over de
aangegeven Hb-klassen op een leeftijd van 2, 10 en 16 weken.

O

Ov

Proefgroepen

B

(5 dpm Fe)

A

(10 dpm

Fe)

C

(25 dpm

?e)

Leeftijd in weken

2

10

16

2

10

16

2

10

16

criteria

n\'

%

n

%

n

%

n

%

n

%

n

%

n

%

n

%

n

%

Hb-klassen (gHb/lOOml)

ï 16

1

2,9

2

6,2

2

6,1

14 - 15,9

8

22,9

9

28,1

9

27,3

12 - 13,9

16

45,7

9

28,1

12

36,4

1

3,0

1

3,0

10 - 11,9

10

28,6

2

5,7

11

34 ,4

2

6,2

9

27,3

21

63,6

24

72,7

8 - 9,9

6

17,1

1

2,9

1

3,1

11

34,4

6

18,8

9

27 ,3

7

21,2

6 - 7,9

19

54, 3

10

28,6

18

56,2

18

56,2

2

6,1

1

3,0

4 - 5,9

8

22,9

24

68,6

1

3,1

8

25,0

1

3,0

< 4

Totaal

35

100

35

100

35

100

32

100

32

100

32

100

33

100

33

100

33

100

absolute frequentie per klasse.

-ocr page 539-

Tabel 4. Wijziging van het Hb-gehalte van het bloed bij verschillende Hb-klassen, zoals vastgesteld naar
het Hb-gehalte op 2 weken leeftijd.

O

Proefbehan-
delIng

Gemiddeld Hb- ge-
halte (g/lOOml)
op een leeftijd

Gemiddelde Hb-
lagen in de Hb

gehalten bij de
-klasse :

kalveren die

op een

leeftijd van 2

weken

van

< 10

10-10,9

11-11

,9

12-12,9

13-

13,9

14-

14

,9

> 15,

0

gemiddeld

B

2 weken

10,5 (5)\'

11,4

(5)

12,5 (8)

13,

5 (8)

14 ,3

(5)

15,5

(4)

12,9 (35)^

(5 dpm Fe)

16 weken
wijziging

4,6
-5,9

4,7
-6,7

5,8
-6,7

6,
-7,

1
4

6,
-8,

1
2

5,9
-9,6

5,6
-7,3

A

2 weken

9, 1

(1)

10,5 (3)

11,6

(8)

12,5 (6)

13,

,4 (3)

14 ,

2

(6)

15,7

(5)

12,9 (32)

(10 dpm Fe)

16 weken
wijziging

5,7
-3,4

5,5
-5,0

6,4
-5,1

6,7
-5,8

7,
-6,

, 1

,6

7,
-6,

7

5

8,0
-7,7

6,9
-6,0

c

2 weken

5,9

(1)

10,3 (5)

11,5

(4)

12,5 (8)

1

13,

,2 (4)

14 ,

4

(9)

16,8

(2)

12,7 (33)

(25 dpm Fe)

16 weken
wijziging

6,5
0,6

9,9
-0,4

10,3
-1,2

10,5
t -2,0

10,
-2

.6
,7

10,

-3 ,

7
7

12,2
-4,6

10,4
-2,3

\' absolute frequentie per klasse
- totaal aantal dieren

-ocr page 540-

[)ISCUSSI[-

Uit de tabellen 1 en 2 en de daarbij beho-
rende figuren blijkt dat de gemiddelde
Hb-gehalten en Hc-waarden van het
bloed bij alle drie proefbehandelingen
zijn gedaald. Bij proefbehandeling C {-
25 dpm Fe) bleef de daling beperkt tot de
eerste zes levensweken, daarna bleef het
Hb-gehalte vrijwel constant, terwijl de
Hc-waarde nog een weinig verder daalde.

Bij de twee andere proefbehandelingen A
(= 10 dpm Fe) en B (= 5 dpm Fe) bleef
het Hb-gehalte en ook de Hc-waarde in
de volgende 10 levensweken regelmatig
dalen. Bij proefbehandeling B was de
daling iets groter dan bij proefbehande-
ling A, Uit tabel 1 en 2 blijkt dat de sprei-
ding van de beide criteria van het bloed
kleiner wordt tijdens de mestperiode. De
spreiding van het Hb-gehalte en de Hc-
waarde op twee weken leeftijd is zowel
door genetische factoren als door uterine
omgevingsinvloeden, de partus en de
voeding tijdens de eerste levensdagen
van het kalf. bepaald. De invloed van
de milieufactoren op de spreiding zal
in het verloop van de mestperiode
kleiner zijn geworden doordat aan
de kalveren van één proefgroep een
kunstmelkpoeder met een constant
gehouden ijzergehalte volgens een voor
alle dieren geldend voederschema bij één-
zelfde stalklimaat werd verstrekt.. Het
Hb-gehalte en de Hc-waarde van het
bloed van de kalveren wordt in het ver-
loop van de mestperiode dus steeds meer
door de genetische aanleg van het dier
bepaald. Een verschil in ijzerstatus. ont-
staan door milieufactoren rondom de
partus blijft echter invloed uitoefenen op
het Hb-gehalte van het bloed en kan op
16 weken leeftijd nog aanwezig zijn. Aan-
wijzingen hiervoor werden verkregen m
een andere proef, waarbij gedurende de
leeftijdsperiode van vier tot acht weken
aan de kalveren een kunstmelkpoeder
met een ijzergehalte van 60 dpm werd
verstrekt. Tijdens de resterende acht
weken van de mestperiode werden de kal-
veren evenals d ie van de controlegroep
gevoerd met een kunstmelkpoeder met
een ijzergehalte van 10 dpm. Op zestien
weken leeftijd bestond er tussen de beide
groepen toch nog een significant verschil
in Hb-gehalte van 1.8 gHb 100 ml bloed.
Uit het minder snel dalen van het gemid-
delde Hb-gehalte bij het voortschrijden
van de mestperiode bij de kalveren van de
proelTiehandeling A en B blijkt dat deze
dieren zich met gedeeltelijk succes verwe-
ren tegen de ijzerdeficiënte voeding. Het
aanbod aan ijzer is echter te gering.
Extreem lage Hb-gehalten gaan niet
steeds gepaard met een hoge waardering
van de vleeskleur. Daarenboven worden
de groei en de voederconversie ongunstig
beïnvloed. Reeds uit economische motie-
ven moet te sterke anemie dus vermeden
worden.

De vleeskleur van de kalveren waarvan
het Hb-gehalte bij het slachten in het
gebied van 10-12 g Hb 100 ml bloed ligt.
wordt door de afnemers als onvoldoende
beoordeeld door een te sterke roodkleu-
ring van het vlees.

De door Baars (2) onder praktijkomstan-
digheden gedane waarneming, dat het
Hb-gehalte van het bloed tijdens de mest-
periode sneller daalt naarmate het Hb-
gehalte bij het begin van deze periode
hoger is, is in onze proef bij alle drie
niveaus van ijzerverstrekking bevestigd.
Breukink e.a. (4) stelden daarentegen op
grond van uitkomsten bij 14 dieren dat
bij ieder mestkalf onder invloed van de
voeding het Hb-gehaite tijdens dc mest-
periode met ongeveer 5,5 g Hb 100 ml
bloed daalt. De door hen gehanteerde
methode om te beoordelen of er een ver-
band is tussen het Hb-gehalte van het
bloed bij het begin \\ an de mestperiode en
de daling tijdens deze periode lijkt echter
onjuist en maakt dan de door hen op
grond van hun uitkomsten getrokken
conclusie onzeker.

Waren de kalveren van groep C gemid-
deld anemisch\'.\'

Het antwoord op deze vraag kan langs
twee wegen worden gezocht:

We kunnen de ijzervoorziening van
de kalveren vergelijken met in de litera-
tuur vermelde normen.
- Ook kunnen we de Hb-gehalten van
het bloed van de mestkalveren vergelij-
ken met waarden vastgesteld bij
fokkalveren.

-ocr page 541-

Bij het door ons gehanteerde voeder-
schema en Ijzergehalte van het kunst-
melkpoeder van 25 dpm kregen de
kalveren bij een levend gewicht van 50.
100 en 150 kg respectievelijk ca. 25, 50 en
75 mg ijzer per dag toegediend. Door
Ammerman e.a. (1) werd al vastgesteld
dat de beschikbaarheid van ijzer in ferro-
sulfaat groter was dan van ferrocarbo-
naat en ferrichloride. Van Weerden e.a.
(20) toonden bij mestkalveren aan dat de
beschikbaarheid van ijzer in twee soja-
produkten slechts 20-25% was van die
\\an ferrosulfaat. De sterk uiteenlopende
beschikbaarheid van ijzer in zowel anor-
ganische en organische verbindingen
maakt het vrijwel onmogelijk een verge-
lijking te trekken tussen de ijzerconsump-
tie van de kalveren van groep C en
opgaven van de Fe-behoefte in mg per
dag ot\' per kg opgenomen droge stof. De
grote variatie in kracht- en ruwvoermid-
delen. gebruikt bij de opfok van kalveren,
zal door de daarbij behorende spreiding
in beschikbaarheid van het ijzer, de reden
zijn voor de grote verschillen in de
behoeftcnormen (15).

Vergelijking van de Hb-gehalten en de
hematocrietwaarden van het bloed van
de kalveren van proefgroep C met die
gevonden bij F.H. (opfok-) stierkalveren
is slechts in beperkte mate mogelijk.
Baars (2) vermeldt voor 41 mannelijke en
\\rouwelijke fokkalveren van I 1 weken
oud. een gemiddeld Hb-gchaltc van het
bloed van lO.OgHb 100 ml bloed met als
hoogste, respectievelijk laagste waarde
11.9 cn 7.1 g Hb 100 ml bloed. Steenka-
mer (18) \\ond bij 14 v rouwelijke fokkal-
veren van 14 weken oud een gemiddeld
Hb-gebalte van 10.6 g Hb 100 ml bloed
met als hoogste cn laagste waarde 1 1.9 en
8.7 g Hb 100 ml bloed. Ineen opfokproef
met 60 vrouwelijke kalveren gebruikte
Berende (3) een kunstmelkpoeder met
ccn ijzergehalte van gemiddeld 175 dpm.
Van dit ijzergehalte werd 150 dpm door
ijzersulfaat geleverd. Het verstrekte
kracht voeder had een gemiddeld ijzerge-
halte van 5.\'?2 dpm. Deze hoeveelheid
ijzer was geheel aanwezig in de basis-
grondstoffen en het mineralenmengsel.
Het gemiddelde Hb-gehalte van het
bloed was bij het begin van de proef 12,2 g
Hb, 100 ml met als hoogste respectievelijk
laagste waarde 15,7 en 8.4 g Hb 100 ml.
Op de leeftijd van 10 weken was het Hb-
gehake gedaald tot 10.9 g Hb 100 ml.
met als hoogste respectievelijk laagste
waarde 12,6 en 9,2 gHb 100 ml. Op sys-
tematische wijze verkregen Hb-gehalten
van het bloed van Nederlandse manne-
lijke en vrouwelijke fokkalveren zijn ons
niet bekend.

Het gemiddelde Hb-gehalte van 10,4 g
Hb 100 ml bloed, met als hoogste en
laagste waarde van 13.0 en 8,2 g Hb 100
ml bij de zestien weken oude mestkalveren
van proefgroep C stemt behalve met
bovengenoemde waarnemingen ook
goed overeen met de uitkomsten die
andere onderzoekers hebben verkregen
bij fokkalveren van verschillende veeras-
sen in diverse landen (7, 12. 13. 14. 16. 17
en 19).

Op grond van bovenstaande overwe-
gingen willen wij de kalveren van proef-
groep C. gevoerd met ons kunstmelk-
poeder met een ijzergehalte van 25 dpm.
als niet of nauwelijks anemisch beschou-
wen. Door ons wordt een koppel zestien
weken oude (mest-) kalveren als anemisch
beschouwd wanneer het gemiddelde Hb-
gehalte lager dan 10 g Hb 100 ml bloed
ligt waarbij de bijbehorende standaard-
deviatie 1,0 tot 1.5 g Hb bedraagt.

Voor de beantwoording van de vraag
wanneer een individueel kalf, zonder de
Hb-gehalten van de koppelgenoten te
kennen, als anemisch moet worden
aangemerkt, willen wij onderstaande
redenering volgen.

Zoals bekend ligt bij benadering95%; van
de waarnemingen in het traject x ± 2s.
waarbij bij proefgroep
C \\ — 10.4 en s =
1,2 g Hb (zie tabel I). Dit betekent dat
97.5% van een groep mestkalveren.
vergelijkbaar met die van proefgroep C.
een Hb-gehalte heeft van 10.4 2x 1.2 =
8.0 gHb 100 ml bloed of hoger. Wij wil-
len dan ook. met enkele andere onderzoe-
kers (12 en 16) de grens voor het al of niet
anemisch zijn van een indiv idueel zestien
weken oud (mest-) kalf leggen bij 8 g
Hb 100 ml bloed.

-ocr page 542-

LITERATUUR

1. Ammerman, C. B., Wing. J. M.. Dunavant, B. G., Robertson. W. K., Feaster. J. P., and Arrington,
L. R. J.: Utilization of inorganic iron by ruminants as influenced bv form of iron and iron status of the
animal.
Anim. Sei.. 26. 404. (1967).

2. Baars, J. C.: Hcmoglobinegehalte en hematocrietwaarde van kalveren. Tijdsehr. Diergeneesk 96
1488. (1971).

3. Berende. P. L. M.: Niet gepubliceerde uitkomsten, (1978).

4. Breukink, H. J.. Wensing. Th. en Schotman, A. J. H.: De veranderingen van een aantal componenten
in het bloed van mestkalveren gedurende een groeiperiode van 18 weken.
Tijdsehr. Diergeneesk
99, 1219. (1974).

5. Charpentier, .1.: Pigmentation musculaire du veau de boucherie. 11. Influence d\'une supplemen-
tation alimentaire en fer sur la teneur en fer héminique de quelques muscles.
Zooieeh 15 361
(1969).

6. Eekhout. W.. Casteels. M. en Buysse. F.: de invloed van verschillende Fe-gehalten in kunstmelken
voor mestkalveren op het bloedbeeld, de vleeskleur en de vetmestingsresultaten. Rijksstation voor
Veevoeding, Gontrode. Mededeling nr. 171, (1969).

7. Greatorex, J. C.: Studies on the haematology of calves from birth to one year of age. Sr. Vei J.. 110

120. (1954).

8. Hellemond, K. K. van: Over het hcmoglobinegehalte in het bloed en de vleeskleur van mestkalveren.
Landbouwk. Tijdsehr.. 82, 139. (1970).

9. Hellemond, K. K. van en Sprietsma, J. E.: De invloed van het ijzergehalte van het kunstmelk-
preparaat op de groei en de voederconversie van het mestkalf
Landbouwk. Tijdschr.. 85, 363.
(1973)

10. Hellemond. K. K. van en Sprietsma. J. E.: De invloed van de verstrekte hoeveelheid ijzer op het
hcmoglobinegehalte van het bloed bij mestkalveren.
Landbouwk. Tijdschr.. 89, 174. (1977)

11. Hellemond, K. K.. van en Sprietsma, J. E.: De reactie van het anemische kalf op de verstrekking
van extra ijzer.
Landt. Tijdschr.. 89, 184. (1977j

12. Holman, H. H.: Changes associated with age in the blood picture of calves and heifers. Br. Vel. J..
112, 91. (1956).

13. Möllerberg, L., Ehlers, T., Jacobsson, S. O., Johnsson, S., Olsson, J.; The effect of parenteral
iron supply on hematology, health, growth and meat classification in veal calves.
Acia vei. scand.,
16, 197. (1975j

14. Rice, R. W.. Welms. G. E. and Schoonover. G. O.: Effect of injectable iron on blood hematocriet and
hemoglobin and weaning weight of beef calves.
J. Anim. Sei.. 26, 613. (1967).

15. Roy, J. H. B.: The calL nutrition and health, vol.2, p. 57, 3e druk, London Iliffe Books Ltd., (1970).

16. Scheidegger. H. R.: Veränderungen des Roten Blutbildes und der Serumeisen-Konzentration bei
Simmentaler Kälbern.
Schw. Arch, für Tierh.kunde. 115, 283, (1973).

17. Schiessler. A.. .laster. H. J.. Grosse-Siestrup, C., Unger, V., Büchler, E. S.: Normalwerte beim Kalb.
Biochemische, hämatologische und gerinnungsphysiologische Werte und Bestimmungen der Flussig-
keitskompartimente.
Zenlralblan für Veterinär Medizin. 24, 298, (1977).

18. Steenkamer, N.: Niet gepubliceerde gegevens, (1978).

19. Tennant, B.. Harrold. D.. Rein.Guerra. M., Kendrick. .1. W., and Laben. R. C.: Hematology of the
neonatal calL erythrocyte and leucocyt values of normal calves.
Cornell Vet.. 64, 516. (1974).

20. Weerden, E. J, van. Huisman. L. en Sprietsma, J. E.: De beschikbaarheid van het ijzer in enkele
eiwitrijke voedercomponenten voor mestkalveren.
Landbouwk. Tijdschr.. 89, 191. (1977).

-ocr page 543-

ii ©DO mm (o]® iffaDsSfli

Huidleukose bij een paard

Cutaneous Leukemia in a Horse
H. C. Rutgers\'. S. Stibbe\'.

T. S. G. A. M. van den Ingh^ en H. J. Breukink^

SAMENVATTING

Een l6-jarige merrie met multipele histio-lymfocytaire lymfosarcomen wordt be-
schreven. De oppervlakkige en de diepe lymfeklieren alsmede de viscerale organen
waren niet leukotisch veranderd.

SUMMARY

The case of a 16-year-old mare with multiple dermal lymphosarcoma of the histio-
lymphocytic type is described. Leukaemic changes were not found to be present
in the superficial and internal lymph nodes or in the visceral organs.

INLEIDING EN ANAMNESE

Voorjaar 1978 werd op de Kliniek voor
Veterinaire Inwendige Ziekten een 16-
jarige dravermerrie aangeboden, met de
anamnese dat ze sinds ca. tien maanden
\'bulten\' had. Deze waren eerst ontstaan
op dijen en ventrale buikwand, maar
kwamen later over het hele lichaam voor.
De dikten namen geleidelijk in omvang
toe. maar braken niet door; het paard
leek er geen hinder van4e ondervinden.
Wel was het de laatste maanden verma-
gerd, hoewel de eetlust en voedsel
opname goed waren.
Kort tevoren had de merrie normaal
geveulend. Het veulen was na enkele
dagen gestorven: pathologisch onder-
zoek (Instituut voor Veterinaire Patholo-
gie) had geen afwijkingen opgeleverd.

KLINISCH ONDERZOEK

Het onderzoek toonde een rustig paard in
zeer matige conditie. Ademhaling, pols
en temperatuur waren binnen normale
grenzen, de slijmvliezen bleek-roze. en de
lymfeklieren waren niet vergroot.
Over het hele lichaam kwamen multipele
stibcutane dikten voor. in grootte vari-
ërend van 1 tot 10 cm. doorsnee. Peri-
neaalstreek, dijen, hoofd (fig. 1) en voor-
borst (fig. 2) waren het ergst aangedaan.
De bedekkende huid was steeds intakt,
en in het algemeen erover verplaats-
baar; in de meeste gevallen leken de
dikten vast te zitten aan het onder-
liggend weefsel. Ze waren stevig, niet
warm en pijnlijk, en vaak goed afge-
rensd. Op het hoofd en de laterale vlakte
van de dijen waren het daarentegen gelei-
delijk in de omgeving overgaande plak-

I Mej. drs. H. C. Rutgers en Mej. drs. S. Stibbe, co-assistenten bij de Vakgroep Inwendige Ziekten der

grote huisdieren. Yalelaan 16, Utrecht.
\' Drs. T. S. G. A. M. van den Ingh. Vakgroep Veterinaire Pathologte. Biltstraat 166. Utrecht. R.U.U.
\' Dr. H. C. Breukink. Vakgroep Inwendige Ziekten der grote huisdieren. Yalelaan 16. Utrecht. R.U.U.

-ocr page 544-

katen. stevig verbonden aan huid en
onderliggend weefsel.
Bij onderzoek van respiratie-, circulatie-
en digestie-apparaat werden geen afwij-
kingen gevonden. Het rectaal onderzoek
leverde weinig bijzonderheden op; de ute-
rus was nog vrij groot, de linkernier was
fors (wel glad en stevig), milt en lymfe-
klieren waren normaal. Nauwkeurig
onderzoek op eventuele intra-
abdominale dikten werd echter bemoei-
lijkt door de vele mestballen in het colon-
tenue.

De faeces bleken een geringe hoeveelheid
zand en \\\'eel eieren van het
Strongylus-
type
te bevatten. De urine was licht posi-
tief op eiwit met de stickmethode (17 5:
-I—h. I 6: spoor), maar negatief bij de
kookproef volgens Bang, en verder niet
afvsijkend.

Bij herhaald uitgebreid bloedonderzoek
bleek er voortdurend een lichte anaemie
te bestaan (Hb 10.4-11.1 g%, H129-33%).
Het leucocytengehalte en de differenti-
atie waren normaal. De l.DH-activiteit
was verhoogd (739 E I). het bloedsuiker-
gehalte verlaagd (51 mg 100 ml), evenals
het gehalte aan totaal eiwit (5.4-5.8 g 100
ml). Het eiwitspectrum was tijdens het
onderzoek normaal.
Het rectaal onderzoek werd nog twee
keer herhaald na vasten en laxeren; de
bevindingen waren hetzelfde als bij het

]

Fig. 2. Tumor infiltrerend in het subcutane bindweefsel en spieren; centraal necrose. H.E. 6x.

-ocr page 545-

eerste onder/oek en er waren geen dikten
\\ oelbaar.

Er werd tweemaal een biopsie genomen
van /o\'n subcutane dikte. De eerste bio-
psie bevatte echter alleen normaal spier-
weelsel. Hierna werd een tweede
genomen, vvaarop de diagnose "histio-
lymfocytair lymlosarcoom\'gesteld werd.
i ijdens hel v erblijf op de kliniek maakte
de merrie geen /ieke. /ij het wel enigs/ins
slome indruk, at \\olop. dronk normale
hoeveelheden water(8-l9 liter naast grus-
\\ Oeding) en mestte nortnaal. focn de uit-
slag \\an de tweede biopsie bckctul was
werd. ge/icn de ongunstige prognose, het
paard op \\cr/ock \\an dc eigenaar naar
liet slachthuis te l\'irccht gebracht.

PA 1 nol OCilE

Bij de slachting werden, met uil/ondcring
\\an dc huid. geen macroscopisch waar-
neembare veranderingen aangetroffen.
In hct subcutane bindweefsel \\an de huid
werden, over het gehele lichaam \\er-
spreid. tot 10 cm. grote tumoren gevon-
den. die /ich \\eelal tol in de
oppervlakkige spieren uitbreidden. De
bedekkende huid was intact, normaal
behaard en in het algemeen over de dik-
ten verplaatsbaar. Dc meest goed
omschreven knobbels hadden een vrij
stevige consistentie; op snecvlakte
bestond een enigs/ins gelobde bouw en
een geelwitte kleur met centraal necrose
en verkalking. De oppervlakkige lymf-
klieren waren niet veranderd.
Histologisch bestond het tumorvveefsel
uit grote cellen met bleek, cosinofiel cyto-
plasma cn onduidelijke celgren/cn. De
kernen waren wisselend groot, onregel-
matig en chromatine-arm. tervv ijl ook v rij
veel mitose figuren aanv\\e/ig waren.
I lissen dc/c cellen werden, vooral aan dc
periferie van de tumor, kleine lymfocylcn
aangetroffen (fig. .■*). Hct tumorvveefsel
had /ich infiltraticf in hel omringende
spier-en bindweefsel uitgebreid, terwijl
centraal nccrosc met verkalking bestond
(fig. 4). Dc leveren milt vertoonden geen
afwijkingen; in de nieren werd een matige
diffuse chronische inlcrstiiiclc ncfrilis
gevonden. Dc diagnose luidde derhalve
huidleukose. hisiiolvmfocvtaire vorm.

nistrssii

l.eukose komt bij paarden /elden voor(.V
.l 8. 10). Meestal is hel een vrij snel verlo-

-ocr page 546-

pende, fatale ziekte van vooral oudere
paarden, hoewel er ook een enkel geval
bij veulens beschreven wordt (10). Lym-
foide leukose komt verreweg het meest
voor. en kan gegeneraliseerd of lokaal
zijn (4. 5. 8. 10. 12). Het type tumorcel
kan daarbij variëren van normaal lij-
kende. rijpe lymfoeyten tot pleomorfe.
onrijpe histiocytaire cellen met alle gra-
daties daar tussenin. Een duidelijk beeld
over de frequentie van deze verschillende
vormen bestaat echter niet (8, 9).
In Nederland werd in 1958 een geval
beschreven door Dekker en Kroneman
(1), terwijl Misdorp (7) in slachthuisma-
teriaah vijf gevallen van leukose
vaststelde.

Het ziektebeeld kan sterk variëren, het-
geen afhankelijk is van de mate waarin
bepaalde orgaansystemen aangetast zijn.
In het algemeen bestaat er vermagering
en anaemie; bij vijftig procent kwam er
ook een leukaemisch bloed beeld voor
(10). Neufeld (10) concludeerde in 197.^.
op basis van 54 tot dan toe beschreven
gevallen, dat de lymfeklieren relatief het
vaakst er in betrokken zijn (66%), in afne-
mende frequentie gevolgd door lever,
milt. digestietractus. nieren, longen, hart
en spieren. Meermaals werd. in het kader
van een multicentrische leukose. ook een
aantasting van de subcutis vermeld (1. 10.
12. 39).. F\'rimaire of solitaire huidleukose
is echter zeer zeldzaam. Multipele, nodu-
laire subcutane lymfosarcomen werden
beschreven bij een zesjarig paard (12).
Het dier vertoonde gedurende een twee
maanden durende observatieperiode
geen bijzondere klinische verschijnselen;
afwezigheid van leukotische veranderin-
gen in de inwendige organen werd echter
niet patholoog-anatomisch geverifieerd.
In andere gevallen bleek steeds binnen
enkele maanden ook aantasting van lym-
feklieren en viscerale organen te ontstaan
(9, 12). Dit was ook het geval bij een
negenjarig paard, waarbij de tumoreuze
veranderingen in huid en subcutis aan-
vankelijk meer een plakkaatvormige uit-
breiding hadden (3).
Het hier beschreven geval van huidleu-
kose valt op door zijn langzame en
betrekkelijk goedaardige verloop, waar-
bij de veranderingen beperkt bleven tot
de subcutis en het oppervlakkig gelegen
spierweefsel. Bij de vermagering en de
anaemie kunnen ook andere oorzaken
een rol gespeeld hebben (zand. wortnen,
nierlijden).

Differentieel diagnostisch komen bij het
hier beschreven ziektebeeld vooral huid-
amyloidose en andere tumoren (m.n.
mastocytoirien, melanomen. fibromen.
lipomen) in aanmerking (II). Verder kan
er gedacht worden aan chronische bacte-
riële ontstekingen (o.a. tuberculose (2) en
schimmelinfecties
(Sporotrichose) (6)).
Alleen een biopsie kan echter de defini-
tieve diagnose brengen (10. 11. 12).

-ocr page 547-

DANKBETUIGING

Met dank aan drs. J. Hulshof voor het attenderen
op dit ziektegeval.

LITERATUUR

1, Dekker. N. D. M. en Kroneman. J.: Leukose bij het paard. Tijdschr. Diergeneesi<.. ?,\'!<. 469. (1958).

2. Dukic. B. and Putnik. M.: Tuberculosis of the skin of the abdomen of the horse. Ada vei. Beograd.
21. IJ5. (1971).

.1. Gupta, B. N.. Keahey. K.K.. and Ellis. D. J.: Cutaneous involvement of malignant lymphoma in a
horse.
Cornell Vei.. 62 , 205. (1972).

4. Joest. E.: Handbuch der speziellen pathologischen Anatomie des Haustiere. 3e. Aufl. Bnd. 2. p. 688-
689. Berlin enz.. Parey, 1970.

5. .lubb. K. V. F. and Kennedy. P. C.: Pathology of domestic animals. 2nd. Ed. Vol. Lp. 356-394. New
York enz.. Acad. Press. 1970.

6. McMullan. W. M. C.: Equine dermatology. In: Proc. 22nd Annu. Conv. Amer. Ass. Equine Pract.
p. 293-326. Dallas (Texas). 1976.

7. Misdorp. W.: Leukose bij het paard. Vlaams Dierg. Tijd.ichr.. 35.380. (1966).

8. Moulton, .1, E.: Tumors of domestic animals. 2nd. ed. p. 150-204. Berkeley and Los Angeles, Univ.
of CaliL Press. 1978.

9. Neufeld. .1. L.: Lymphosarcoma in a mare and review of cases at the Ontario Veterinary College.
Cam Vei. J.. 14. \'149. (1973).

10. Neufeld, .1, L.: Lymphosarcoma in the horse. A review. Can. Vei. J.. 14, 129. (1973).

11. Stannard. A, A,: Equine dermatologv. In: Proceed, 22nd Annu, Conv, Amer, Ass, Equine Pract,.
p, 273-292. 1976,

12. Theilen. G, H. and Fowler. M, E,: Lymphosarcoma (lymphocytic leukemia) in the horse, i. .Amer.
.Med. A
.ss.. 140, 923. (1962).

Symposium op respiratoire
aandoeningen bij dieren

Ecn symposium in het Engels over respiratoire
ziekten bij runderen, varkens, schapen, paarden en
kleine huisdieren zal plaatsvinden van I tot 3
oktober 1979 aan de Universiteit van Cilasgow -
Diergeneeskundig Instituut,

Verdere inlichtingen en inschrijving kunnen be-
komen worden bij dr, H, M. Pirie, Universiteit
van Glasgow. Diergeneeskundig Instituut, Bears-
den Road, Glasgow G6I IQH,

Internationale Vereniging
voor Dierhygiëne

(International Society for
Animal Hygiene)

Van 10 tot 12 September 1980 wordt het 3e congres
te Wenen georganiseerd met als hoofdthema:
■.Actuele hygiënische en sanitaire problemen bij de
veeuitbating\'.

Plaats van het congres: Wien 111, Hotel Hilton.
Programma:

Gezondheidsstoornissen en produktiedaling
door milieufactoren veroorzaakt:
Veehouderij en milieubescherming;
Ontsmettingsmiddelen en ontsmettingsmetho-
den;

Vrije mededelingen.

Talen: Duits. Engels. Russisch.
Aankondiging van referaten tot 31-12-1979,
Einddatum voor insturen van de Engelse samen-
vatting van de aanvaarde voordrachten: 29-02-
1980,

Mededeling van referaten aan de secretaris van de
vereniging: dr. G. 1 hiemann, .A-1030 Wien. Linke
Bahngasse IL
Iel. 0222 73 65 21 261.

Smith Kline - Windsurfdag
voor Dierenartsen

29 augustus 1979

l\'rogramma

10.00-11.00 uur
1 1.00-12,00 uur

Ontvangst

1 heoric windsurfen \\ oor geïnte-
resseerden
12.30-13.30 uur Lunch
13,,30-15,00 uur Praktijk Windsurfen
15,00-16,30 uur Veterinaire Katiipiocnschappen

van Nederland
17,00 uur Barbecue en prijsuitreiking.

Voor deelnemers die niet geïnteresseerd zijn in
Windsurfing is er gelegenheid voor andere vormen
van recreatie o,a, zeilen, rondvaartboot etc.
Het evenement zal plaatsvinden tc Nieuwkoop in
Restaurant \'De Watergeus\',

Inlichtingen: drs. C. Pecters, Smith Kline, tel, 070-
907815,

-ocr page 548-

i\'o] M

Registratie, keuring en onderzoek van
entstoffen in het kader van de
dierziektebestrijding

Registering, Licensing and Investigating Vaccines
in Anima! Disease Contra!

H. H. Lensing, .1. M. \\an Leeuvsen en H. l.. Oei\'

SAMENVATTINCi

De registratie, de !ceuring en het onderzoek van veterinaire entstoffen worden
besproken in relatie tot de producent, de gebruiker en de Overheid. Nader wordt
ingegaan op de betekenis van het basisonderzoek door de producent, het loetson-
derzoek door de Overheid, de kwaliteitscontrole en het evaluatie-onderzoek
(laboratorium-en praktijkonderzoek) in het kader van de dierziektebestrijding. De
noodzaak van een sluitende wetgeving met betrekking tot diergeneesmiddelen in
het algemeen en entstoffen in het bijzander wordt benadrukt. Het geheel wordt in
het verband geplaatst van de moderne ontwikkelingen in de .Nederlandse
dierhouderij.

SUMMARY

The registration, licensing and investigation of veterinary vaccines are discussed
with reference to the producer, the user and the authorities. The significance of
basic research by the producer, of testing by the authorities, of quality control and
of evaluation (laboratory and field studies) in the control of animal diseases are
e.xamined more closely. The fact is stressed, that legislation concerning veterinary
medicines in general and vaccines in particular should be well defined. AH this is
regarded as an integral part of recent developments in animal farming in the
Netherlands.

INI.FiniNO

Lett entstof (\\"ACc\'\\n) is een produkt (mid-
del), dat bereid is uit of met behulp van
organismen of virussen en dat. al dan niet
vermengd met andere stoffen, bestemd is
voor gebruik ter voorkoming of gene/ing
van een infectieziekte door middel \\an
actie\\e immunisatie. Een
enting (\\acci-
natie) is de toediening \\an een entstof.

H. L. Oei. Centraal Diergeneeskundig Instituut.

Drs. H. H. L.ensing. dr. .1. M. van I.ceiiwen en dr.
Postbus 6007. .3002 AA Rotterdam.

Entstoffen als middelen en entingen als
methoden dragen slechts bij aan de
bestrijding van ziekten. \\ oor zover zij van
voldoende kwaliteit zijn respectievelijk
op deskundige wijze worden uitgevoerd.
Kwakzalverij bij de dierziektebestrijding
is vanzelfsprekend uit den boze. Onder
kwakzalverij kan hier worden verstaan
het verkopen, aanbevelen of toepassen

-ocr page 549-

\\an diergeneesmiddelen van onvol-
doende kwaliteit, dan wel het onbevoegd
of onoordeelkundig uitoefenen van de
diergeneeskunst. Eenvoudig is het, wan-
neer sprake is van duidelijk te constate-
ren knoeierij en oplichterij. Veel
moeilijker is kwakzalverij te onderken-
nen. indien het is verpakt in een waas van
deskundigheid of in een serieus, bonafide
streven, dat helaas achteraf na onderzoek
als te licht moet worden beschouwd.
Er dient te worden voorkomen dat
Nederland Internationaal beschouwd
blijft een dumpgebied en een proeftuin te
zijn voor niet-geregistreerde dan wel niet-
gekeurde diergeneesmiddelen.

WETCiEVINCl

Het is dan ook overbodig er op te wijzen,
hoezeer een sluitende wetgeving van node
is. waarin.minimum
kwaliteitseisen wor-
den gesteld aan diergeneesmiddelen in
het algemeen en aan entstoffen In het bij-
zonder. Tevens dient hierbij de kanalisa-
tie van deze middelen te worden geregeld
en een vergunningenstelsel te worden
gehanteerd. Bedoelde wetgeving is anno
1978 in vergaande staat van
voorbereiding.

Via voornoemde Wet zal de Overheid
regelingen dienen te treffen op het terrein
van de bereiding, de
kwaliteitscontrole in
ruime zin. het In het handelsverkeer bren-
gen, het vervoer, de bewaring, de toepas-
sing. de deugdelijkheid inclusief de
eventuele schadelijke (neven)-werklngen
cn de residu\\orming. Op dc naleving \\an
de voorschriften dient toezicht te worden
uitgeoefend. Niet-naleving van dc voor-
schriften en regelingen zal strafbaar die-
nen te zijn.

Een dergelijke wetgeving is een recht-
streekse bijdrage aan de gezondheid
van hel dier. past in het toenemende
internationale (handels)verkeer. sluit aan
bij de exportpositie van de Nederlandse
veehouderij en dient de volksgezondheid.
Entstoffen hebben een bijzonder karak-
ter. hetgeen consequenties heeft bij de
toelating en controle van diergeneesmid-
delen in ruitne zin. Op hel bijzondere
karakter zal in dit artikel nader worden
ingegaan.

ONDERZOEK
Ter realisatie van de in de Wel te stellen
doeleinden dient
kwaliteitscontrole-
onderzoek
te worden voorgeschreven.
Onderzoek op laboratoriumniveau zal
dikwijls geen volledig inzicht in alle
eigenschappen van een entstof geven.
Reden waarom ook kwaliteitscontrole-
onderzoek in de praktijk noodzakelijk
kan zijn.

Aan het in de handel brengen van een ent-
stof dient
basisonderzoek door de pro-
ducent vooraf te gaan. Aanvankelijk zal
dit onderzoek hoofdzakelijk op labora-
toriumniveau worden uitgevoerd, later
gevolgd door praktijkproeven in overleg,
met instemming en onder toezicht van de
Overheid. Dergelijke gegevens mogen
dan ook in het dossier van een aanvrager
voor registratie niel ontbreken.
Alvorens een entstof wordt geregistreerd
dient het aan een van overheidswege uit
te voeren
toetsonderzoek (laboratorium-
onderzoek en in een aantal gevallen
praktijkonderzoek) te worden onderwor-
pen.

Elke bereide partij van een geregistreerde
entstof wordt door de producent en in
principe. door de Overheid via
partijcontrole-onderzoek gekeurd. Dit
onderzoek vindt hoofdzakelijk plaats
onder la boratoriumomsta ndigheden.
Met betrekking tol entstoffen in het bij-
zonder mag daarnaast gewezen worden
op de behoefte aan
evaluatie-onderzoek
in directe relatie met de praktijk van de
dierziektcbestrijding. Voor de realisatie
van dit onderzoek wordt een beroep ge-
daan op de Overheid en hel bedrijfsleven.
De resultaten
voorlkotTiendc uil dit
onderzoek dienen eveneens in hel beleid
\\an de Overheid geïncorporeerd te
worden.

Deze typen onderzoek vullen elkaar aan
en hebben een eigen identiteit. Het is de
combinatie van laboratorium- en prak-
tijkonderzoek die een optimale kwaliteit
van entstoffen realiseert waarmee de
dierziektebestrijding gebaat is.

PRODUCENE

De bereiding (productie in ruime zin) van
entstoffen geschiedt in ons land voorna-

-ocr page 550-

melijk door particuliere bedrijven. Een
uitzondering hierop vormen die entstof-
fen. welke in opdracht van de Minister
van Landbouw en Visserij alleen door het
Centraal Diergeneeskundig Instituut
worden bereid en verder de entstoffen,
welke ter bestrijding van dierziekten door
dit instituut worden ontwikkeld.
De
producent (fabrikant) zal een herei-
dingsvergunning
moeten hebben voor de
bereiding van entstoffen en voor het
overbrengen ervan in kleinverpakking.
Het bereiden van een entstof zal moeten
geschieden in daarvoor geschikte ruim-
ten. onder bepaalde condities en door en
onder leiding van deskundigen.
De bereidingswijze van een entstof dient
vastgelegd te zijn in een
hereidingsvoor-
schrift
van de producent, waarin een vol-
ledige en nauwkeurige beschrijving van
het uitgangsmateriaal, de te gebruiken
media, hulpstoffen en substraten en het
gehele bereidingsproces, waaronder het
afvullen, eventueel (vries-)drogen, afslui-
ten, etiketteren, verpakken en opslaan, is
gegeven.

Op de bij de entstof behorende verpak-
king en bijsluiter dienen zaken als de
samenstelling, het toepassingsgebied, de
dosering, de wijze en het moment van
toedienen, contra-indicaties, eventuele
entreacties, immuniteit, houdbaarheid en
bewaarcondities te zijn aangegeven.

OVLRHHII)

Voordat een entstof in de handel kan
worden gebracht dienen in chronologi-
sche volgorde per (merk-)product een
productregistratie en een partijgoedkeu-
ring
te worden verkregen. Deze worden
door de desbetreffende Autoriteit ver-
leend. Deze instantie legt na overleg met
deskundigen het beleid en de normen met
betrekking tot de registratie en de keu-
ring vast. Voor de consultatie van
belangengroeperingen kan een advies-
commissie in het leven worden geroepen.
Gezien de belangen die op het spel staan
dient de overheidscontrole deskundig,
vertrouwelijk en onafhankelijk te zijn.
Een essentieel onderdeel van de kwali-
teit.scontrole van entstoffen vormt het
kwaliteitscontrole-onderzoek. In de
nieuwbouw van het
Centraal Diergenees-
kundig Instituut
is bij de afdeling Con-
trole en Standaardisatie door
Aq Overheid
ruimte gecreëerd om het
rijkscontrole-
onderzoek
te doen plaatsvinden. Bij dit
onderzoek wordt aan facetten als zuiver-
heid. onschadelijkheid, identiteit,
gehalte, werkzaamheid, gevoeligheid,
specificiteit en stabiliteit aandacht
besteed.

Ter adstructie van hetgeen de auteurs
voor ogen staat worden in de nu volgende
passage enkele begrippen genoemd,
waarvan de geëigende toelichting ove-
rigens buiten het bestek van dit artikel
valt.

Aan de registratie van een entstof dient
een groot aantal activiteiten vooraf te
gaan, zoals deskundigenconsultatie, dos-
sierbeoordeling, productinspectie en niet
in de laatste plaats, een toetsonderzoek.
Alle gegevens van een entstof dienen in
een
productdossier te worden vastgelegd:
onder meer de samenstelling, de aard en
eigenschappen, de bereiding, de kwali-
teitscontrole. het (kwaliteits)
controle-
voorschrift
van de producent en de
daarbij te gebruiken methodieken, de
resultaten van laboratoriumonderzoek
en praktijkonderzoek en de teksten van
het
wettelijk gebruiksvoorschrift en de
gebruiksaanwijzing, het etiket en de
verpakking.

De gegevens van een partij betreffende de
bereiding
(hereidingsprotocol) en
aangaande de door de producent ver-
richte kwaliteitscontrole
(controleproto-
col)
worden in een zgn. partijprotocol
neergelegd.

De keuring van partijen van een geregi-
streerde entstof dient te geschieden op
basis van het partijprotocol en in het
kader van een systeem van kwaliteitsbe-
waking. Dit systeem kan in de volgende
punten worden samengevat: uitvoering
van de
\'Good Manuf\'acturing Practices\',
toepassing van het zgn. \'seedlot\'-systeem
en verrichting van kwaliteitscontrole-
onderzoek volgens de daarvoor geldende
methodieken en normen (partijcontrole-
onderzoek).

Een ander aspect van de controle is de
Standaardisatie. Het is van belang, dat
vooral in internationaal verband unifor-

-ocr page 551-

mering en harmonisering wordt bereikt
in onderzoeknormen en -methoden als
ook in de toelatingscriteria voor entstof-
fen. In het kader van de Europese Phar-
macopee (Raad van Europa), van de
Internationale Associatie voor de Sian-
daardisatie van Biologische Producten
(I.A.B.S.) en van het Permanent Veteri-
nair Comité (E.E.G.), alsmede landelijk
in een
Contactgroep overheid-
producenten
wordt hieraan gewerkt.
Nauw hiermede verbonden is natuurlijk
de harmonisatie van de bij het
kwaliteitscontrole-onderzoek te gebrui-
ken standaard- en referentiepreparaten.

PRAK ri.iK

Evaluatie-onderzoek in de praktijk kan
worden uitgevoerd op verschillende wij-
zen en kan betrekking hebben op onder-
werpen als het vaccinatieprogramma
(invloed van maternale immuniteit, inter-
val bij en frequentie van herenting), de
meest praktische toedieningswijze. de
combinatiegeschiktheid met andere ent-
stoffen. het spreidende vermogen van de
micro-organismen van niet-

geïnactiveerde entstoffen en bepaalde
eigenschappen van de entstof bij toepas-
sing op grotere schaal (onschadelijkheid
in verband met fertiliteit, dracht).
Het is voorts gewenst voor die eigen-
schappen van een entstof, welke vrijwel
niet bij kleinere dierpopulaties en in. van
de praktijkomstandigheden afwijkende,
laboratoriumcondities kunnen worden
geconstateerd, de algemene praktijkerva-
ringen te kennen.

Hit is van belang voor zowel de dierhou-
derij, de producent als de Overheid.
Daarbij kunnen ook de algemene prakti-
sche aspecten \\an de entstof op zijn meri-
tes worden beoordeeld. Het verdient
aanbeveling deze praktijkgegevens.
zowel van de dierenhouder. de voor-
lichter en de adviseur als van de
dierenarts-prakticus en de Provinciale
Gezondheidsdiensten voor Dieren aan de
betreffende instanties door te spelen,
opdat verbeteringen door de producent
kunnen worden aangebracht resp. de
benodigde maatregelen kunnen worden
genomen.

DIERZIEK l EBESTRMDING

Bij de dierziektebestrijding kan men ver-
schillende bestrijdingssystemen aanwen-
den zoals: eradicatie. preventie,
therapeutisch ingrijpen of combinaties
ervan, Is de keus gevallen op een preven-
tief systeem, dan maakt men dikwijls
gebruik van vaccinaties met entstoffen,
welke hetzij niet-geïnactiveerde hetzij
geïnactiveerde micro-organismen bevat-
ten, Een enting is een kunstmatige actieve
immunisatie. waarmee wordt beoogd een
specifieke immuniteit op te wekken tegen
veldinfecties met de corresponderende
micro-organismen. De hechtheid van de
geïnduceerde immuniteit, de nevenwer-
kingen. de interferentie met de diagnos-
tiek, de implicaties voor de export, de
economische toepasbaarheid en de even-
tuele gevolgen voor de volksgezondheid
zijn zaken, die de waarde van een entstof
en een enting voor de dierziektebestrij-
ding in belangrijke mate bepalen.

Niet alleen voor de georganiseerde, maar
ook voor de niet-georganiseerde dier-
ziektebestrijding bestaat de behoefte aan
evaluatie-onderzoek om de meest
geschikte entstof en het optimale vacci-
natiesysteem te kunnen kiezen. Dergelijk
evaluatie-onderzoek vindt zowel in de
praktijk als in laboratoriumsituaties
plaats. Zoveel mogelijk wordt het door
immunologisch, serologisch, microbiolo-
gisch. pathologisch en epizoötiologisch
onderzoek ondersteund. De nodige
besmettingsproeven dienen uiteraard
onder de meest stringente isolatiecondi-
ties (laboratorium) te geschieden.

Gezien de veelheid van technische, orga-
nisatorische en beleidsmatige aspecten,
die bij een evaluatie-onderzoek een rol
spelen is nauwe samenwerking tussen de
betreffende instanties gewenst.
In een reeds bestaande
Technische Over-
leggroep l\'accins
zijn de Veterinaire
Dienst, de Stichting Gezondheidszorg
voor Dieren en het Centraal Diergenees-
kundig Instituut verenigd om ten aanzien
van bepaalde entstoffen evaluatie-
onderzoek voor te bereiden en het te
realiseren.

-ocr page 552-

SI OrOPMURKlNCiEN

Voor entstoffen, die uit het buitenland
worden geïmporteerd, gelden de/elfde
normen als \\oor entstoffen, die in ons
land zijn bereid.

De keuring van partijen van gere-
gistreerde entstoffen dient
preventief
uitgevoerd te worden, d.w.z. alleen
goedkeuring nadat voldoende zekerheid
is verkregen, dat de partij overeenkomt
met het product zoals het geregistreerd is.
Ten aanzien van de productaansprake-
lijkheid wordt algemeen gesteld, dat deze
voorde producent, importeur of handels-
firma is. De producent is aansprakelijk
als er schadelijke effecten optreden die
te wijten zijn aan de ondeugdelijkheid
van het product zelf. Niet bij verkeerd
bewaren of onjuist toepassen. De ver-
schillende verantwoordelijkheden voor
entstof en enting worden bij de in werking
treding van een Diergeneesmiddelen-
wet. via de Overheid meer en meer in
eikaars verlengde gebracht.

Begrippen als registratie, keuring, kwali-
teitscontrole en dierziektebestrijding
kunnen terecht in één adem worden
genoemd. Het belang van deze facetten
wordt meer en meer mede benadrukt
door de ontwikkeling in de dierhouderij.
Door schaalvergroting, intensivering,
concentratie, onderlinge afhankelijkheid
van gespecialiseerde bedrijven, toename
van het nationale en internationale
(handels)verkeer en steeds stijgende pro-
ductie-eisen zijn voorwaarden ontstaan
voor ernstige uitbraken van diverse (in-
fectiejziekten. Indien de Overheid hierop
geen duidelijk antwoord heeft, zal de
dierhouderij hiervan schade ondervin-
den.

In het stadium van voorbereiding waarin
de Diergeneesmiddelenwet zich thans
bevindt, achten de auteurs een visie
vanuit het onderzoek op een aantal basis-
begrippen en op de registratie en keuring
van diergeneesmiddelen een bijdrage in
de meningsvorming.

-ocr page 553-

Nematodirosc bij lammeren
als gevolg van uitzonderlijk
koud vooijaar!

In de loop van de maand mei gingen er op
veel bedrijven in Noord-Holland lamme-
ren diarree vertonen en sufheid, gevolgd
door sterfte.

Sommige dieren stierven al binnen drie
dagen na het begin van de verschijnselen.
Er waren bedrijven waar in één week het
aantal sterfgevallen 10-15% bedroeg van
het aantal aanwezige lammeren.
Bij sectie van gestorven of moribund
aangevoerde dieren werden in de dunne
darm veel trichostrongyliden gevonden
en wel bijna uitsluitend
Nemaiodirus
fllicollis.

Epidemiologie

Het ontstaan van deze bij ons ongekende
ziekteuitbraak kan worden verklaard
door de invloed van het koude weer op de
ontwikkelingscyclus van de parasiet. In
de eieren van
N. fUicolUs. die in voorjaar
en zomer op het land komen, ontwikke-
len de larven zich langzaam tijdens de
warme zomermaanden en de uitkomst
van de larven begint na temperatuurs-
schommelingen in de herfst, zich voort-
zettend tijdens de winter, om in het voor-
jaar bij stijgende temperatuur een
maximum te bereiken.
In een normaal voorjaar bereikt het aan-
tal larven dit maximum als er nog geen
grazende lammeren zijn. De larven wor-
den dan voor het grootste deel door de
volwassen schapen, die immuun zijn,
opgenomen zodat de later komende lam-
meren slechts aan een geringe nog reste-
rende besmetting bloot staan, die zelden
tot ernstige ziekte leidt, maar juist vol-
doende is voor het ontstaan van immuni-
teit.

De uitzonderlijk lange winter heeft ver-
moedelijk dit normale patroon ver-
stoord. met als gevolg verlaagde activiteit
van de larven tijdens de aanhoudende
winter en daardoor een verhoogde over-
levingskans. Waarschijnlijk zijn pas na
de twee warme dagen omstreeks april de
larven massaal actief geworden op een
tijdstip dat de lammeren volop graasden
en dus een massale primaire en daardoor
funeste besmetting konden oplopen.
Zo kon het gebeuren dat zich in de vierde
week van mei gemiddeld drie bedrijven
per dag aanmeldden met problemen bij
de lammeren.

Diagnose

De vermoedelijke diagnose bij het leven
kan worden gesteld op grond van de kli-
nische verschijnselen zoals waterdunne
mest, de snelle aftakeling van de dieren en
het optreden bij lammeren in de leeftijd
van 6-12 weken.

Faecesonderzoek heeft weinig waarde
voor de diagnose omdat vooral de onvol-
wassen parasieten het meest pathogeen
zijn en bovendien soms het vinden van
veel coccidiën-oöcysten ten onrechte tot
coccidiose doet besluiten.
De sectie geeft meer houvast. In het uitge-
droogde, kleverig aanvoelende kadaver
vindt men de parasieten in grote aantal-
len in het spoelsel van de dunne darm.
Men moet er op bedacht zijn dat nemato-
dirosc vrij vaak gepaard kan gaan met
andere aandoeningen, zoals bijvoorbeeld
prolapsus recti, torsio intestinalis en
Clos-
iridium perfringens
enterotoxaemie of
de aanwezigheid van moniezia of coccidi-
ose.

Therapie

De behandeling bestaat uit toediening
van een breedspectrum anthelminticum,
dat tevens werkzaam is tegen moniezia.
Daarnaast kan de aanwezige enteritis
naast medicatie aanvullende maatregelen
noodzakelijk maken zoals; rust, opbok-
ken en het verstrekken van droog voer,

Profylaxe

Besmetting met nematodiruslarven is uit-
sluitend het gevolg van de weidebesmet-

-ocr page 554-

ting door de lammeren van het voorgaan-
de jaar.

De ziekte is te voorkomen door de lam-
meren tot half juni niet te laten grazen op
percelen waar het vorige jaar lammeren
hebben geweid. Is dat niet mogelijk, dan
moet een werkzaam wormmiddel worden
toegediend beginnende eind april en

Melkwinning

(Min. van Landh.en Visserij: Consulentschap Melk-
winning. melkhygiëne en boerenkaashereiding.
Wageningen 1978. ie druk, 243 hlz..f 15.-)

De auteurs beogen bij de tijdse informatie te ver-
schaffen vooreen breed lezerspubliek. Dit heeft het
voordeel dat in de tekst vrijwel volledig alle aspec-
ten van de melkwinning in de elf hoofdstukken aan
de orde komen. Na de samenstelling en eigenschap-
pen van melk en bouw en functie vande uier (samen
± 30 blz.) worden de melkmachine, melkstallen en
wijze van melken (samen ± 90 blz.) besproken. Ver-
volgens worden een aantal aspecten van mastitis
behandeld (16 blz.). Melkkwaliteit. reiniging, bewa-
ringen transport, organisatiesen handelsvoorwaar-
den vormen de inhoud van de overige hoofdstuk-
ken.

Een bezwaar van het streven naar volledigheid is.
dat het moeilijk is om in een boekwerk van beperkte
omvang alle lezers wat betreft de wijze van behan-
deling van de onderwerpen tevreden te stellen. Ver-
melding van resultaten van onderzoek is zeer
beperkt en literatuurverwijzingen zijn geheel ach-
terwege gelaten. Dit komt de leesbaarheid ten
goede, maar moet v oor eventueel gewenste nadere
oriëntatie als een tekortkoming gezien worden. Het
onderdeel aangaande de controle op onderhoud en
technische werking is zeer summier en verwijst naar
het inschakelen van deskundigen. Het zou zeer wel
mogelijk geweest zijn om hier voor veehouders en
dierenartsen een aantal punten te noeinen die van
belang zijn en die in een eenvoudige controle uit te
voeren zijn.

Het hoofdstuk over mastitis is een algemene oriën-
tatie en is zeker niet geschreven met het oogmerk
(praktizerende) dierenartsen nieuwe infonnatie te
bieden. De overige hoofdstukken zullen echter, als
achtergrondinformatie vooreen bedrijfsbenadering
van de mastitispreventie. voor dierenartsen vol-
doende inzicht verschaffen in de technische aspec-
ten van het melken.

F. J. Grommers

tweemaal herhaald met tussenpozen van
drie weken. Na juni is de besmettingskans
gering, omdat de overwinterde larven
dan zijn afgestorven. Bovendien hebben
de lammeren intussen een solide immuni-
teit verkregen.

(Gezondheidsdiens! voor Dieren
in Noord-Holland)

Vogelkrankheiten. Zier und Wildvögel.
Behandlung, Haltung, Pflege

Dr. med. vet. Uta Ebert

(2e herziene druk: M. H. Schaper Verlag)

Reeds in het voorwoord betoogt de schrijfster dat
het boek geen aanspraak wil maken op volledig-
heid. hetgeen ook niet mogelijk is.
Doordat het boek ingedeeld is in vogelgroepen
(papegaaiachtigen. kanaries en andere inheemse en
buitenlandse zaadeters, insecteneters, roofvogels,
uilen en andere wilde en parkvogels) ontstaat een
verwarring waaruit het moeilijk is de toch wel voor-
handen zijnde benodigde gegevens te isoleren,
lioordat veel ziekten behandeld worden bij de be-
spreking van de organen binnen een groep en niet
als zodanig in de index vermeld staan, is men ge-
noodzaakt het gehele werk door te bladeren. Wij
zochten bijvoorbeeld tevergeefs Salmonellosis. Lis-
teriosis. Lankesterella.

Bij het samenstellen \\an dit boek, gebruikte de
schrijfster veel literatuurgegevens en zeer veel eigen
ervaringen. De keuze \\an de onderwerpen is daar-
door niet geheel aangepast aan de behoefte \\an de
Nederlandse prakticus bij zijn behandeling van
besmettelijke ziekten in volières in aansluiting op
een laboratorium onderzoek. .Als hulp hij de behan-
deling van individuele gevallen (cn wel speciaal de
papegaaiachtigen) verstrekt dit boek zeer veel
wetenswaardige gegevens.

77). Smii.

-ocr page 555-

Algemeen

Invloed van het stalklimaat

Groth, W.: Anforderungen an das Stalklima. Der
prakli.sche Tierart:!.
12, (1977).

Volgens schattingen kan de invloed van het stalkli-
maat op de totaalproduktie tot meer dan
20%
bedragen. Opgrond van de literatuurgegevens wor-
den de stalklimaatsfactoren besproken.
De invloed van de temperatuur dient altijd in relatie
tot de luchtsnelheid en de luchtvochtigheid te wor-
den bekeken.

Bij lage temperaturen kan het dier door verhoogd
voerverbruik nog lang produktievermindering
voorkómen.

Bij hoge temperaturen daarentegen dalen voerop-
name, vruchtbaarheid en prestatie snel.
Voor tocht (snelle koude luchtstroom) bij gemid-
delde en lage temperaturen zijn alle diersoorten,
zelfs de koude-tolerante koe, zeer gevoelig. Tocht
geeft een te snelle afkoeling van het lichaamsopper-
vlak, met als reactie van het dier een slechtere door-
bloeding van de huid, maar ook van het slijmvlies
van de ademhalingswegen.

Normen voor de luchtsnelheid: minimaal 0,10
m sec,, maximaal in zomer 0,60 m sec,, in winter
0,20 m sec.

Diersoort

LS

Stal-

T.

R.v.

(m; sec)

CO,

NH,

H,S

inhoud

(° c)

(%)

winter

(vol%)

(ppm)

(ppm)

m\'.\'dier

Runderen:

Melkvee

5-18

60-80

0.20

0,15

10

10

18

Mestkalveren

15-20

40-80

0.20

0,15

10

8

4.5

Opfokkalveren

10-18

60-80

0.20

0.15

10

8

16

Mestvee

Varkens:

Kraamstallen

15-18

40-80

0.10

0,15

10

8

20

Mestbiggen

20-35

40-80

0.10

0,15

10

8

Guste dragende zeugen

individueel

15-18

60-80

0,20

0.15

10

8

7.0

in groepen

8-15

60-80

0,20

0.15

10

8

7.0

Gespeende biggen

(zonder stro)

22-26

40-60

0,10

0.15

10

8

1.0

Mestvarkens

- opvang

18-22

60-80

0,20

0,15

10

8

3,7

— af mest

16-18

60-80

0,20

0,15

10

8

Pluimvee:

Leghennen

13-18

60-80

0,15

Slachtkuikens

18-26

65-70

Te hoge luchtvochtigheid heeft een verhoogde
infectiedruk lot gevolg (bacteriegroei), het versterkt
het tocht gevoel, en is nadelig voor de stalconstruc-
tie.

Te lage luchtvochtigheid verhoogt de gevoeligheid
van het slijmvlies voor infecties, verhoogt het stof-
gehalte en het NH,-gehalte.

Het COi-gehalte wordt gehanteerd als maat voorde
luchtverversing.

Ammoniak (NH,)geeft prikkeling vandeslijmhuid
omdat het in het vocht op de slijmvliezen in de
ademhalingswegen oplost.

De tot nu toe gehanteerde DIN-normen zijn voor
stallen waarin zich dieren bevinden te hoog. Hier-
voor dienen als bovengrens te gelden: CO,: 0,15-
0,20 vol %. NH,-gehalte 10-20 ppm en H,S-gehalte
8-10 ppm.

Te hoog stofgehalte geeft irritaties vandeslijmhuid.
Voor varkensmeststal wordt als normaal 5-10
mg m\' beschouwd.

Het kiemgetal van de lucht is hoger naarmate de
ventilatiehoeveelheid minder is.
In een hygiënische stal mogen niet meer dan 500-
1000 kiemen per liter lucht voorkomen.
Vervolgens worden door de auteur voorde verschil-
lende diersoorten een aantal normen vermeld. Deze
kunnen volgens onderstaand overzicht worden
sa mengevat.

.\\l. J. M. Tieten.

-ocr page 556-

Bacteriologie

Kolonisatie-resistentie van het maag-
darmkanaal; nieuwe wegen voor de infec-
tiepreventie in ziekenhuizen

Waay, D. van der: Ned. T. Geneesk.. \\ 2},27J-276.
(1979).

In dit uitstekende over/ichtsartikel geeft professor
van der Waay (Cironingenl nog eens aan welk een
geweldige invloed de behandeling met antibiotica
heeft op de maagdarmllora. Klinisch wordt meestal
na 7o\'n behandeling "slechts\' diarhee of steatorrhoe
dan wel bacteriële overgroei (orale candidiasis, bac-
teriële superinfecties) waargenomen. In de darm
vindt echter een enorme \'ommezwaai\' plaats: een
deel van de flora wordt resistent, een ander groot
deel sterft af; kortom: de gehele symbiose \'gastheer-
(vooral anaerobe) bacteriën\' loopt in het honderd.
Het artikel gaat voorts in op deze symbiose, die ook
wel kolonisatie-resistentie (KR) genoemd wordt: de
normale microflora zorgt er dus voor, dat een lichte
besmetting met potentieel pathogene micro-
organismen niet aanslaat. Na orale zowel als paren-
terale behandeling met bijvoorbeeld penicillines
neemt de KR sterk af: er zijn veel minder pathogene
micro-organismen nodig voor het aanslaan van de
inlecties. Infecties in lucht- of urinewegen worden
meestal weer bevorderd doorde verminderde KR in
de tractus digestivus zelf. Bij patiënten, die met KR
verminderende antibiotica worden behandeld, ziet
men ook vaak, dat het aantal (resistente) micro-
organismen op de huid toeneemt.
Tot slot breektdeauteureen lans voorenerzijds KR
indifferente antibiotica, terwijl hij anderzijds juist
zou vinden, dat voor iederantibioticum zou worden
vastgesteld bij welke dosis ze de KR verminderen.

J. Goudswaard.

gammaglobuline, llagelline, f.PS, gedode Salmone-
lla lypluDuirium
en ovalbumine. Na de antigeen
injecties (vanaf de vijftigste dag van de dracht) werd
bij de foeti om de twee dagen bloed afgenomen.
Ook werden een aantal niet behandelde foeti regel-
matig bemonsterd.

De verkregen serummonsters werden o.a. kwantita-
tief onderzocht op het voorkomen van de inimuno-
globulinen IgCJl, lgCi2, IgM en IgA.
Reeds vrij snel na de injectie konden IgM antilicha-
men worden aangetoond. Wanneer foeti na de 80ste
dag waren ingespoten, kon, behalve IgM, ook IgCi
worden aangetoond. Wel zoals te verwachten
was — bleek, dat éérst IgM werd gevormd en later
IgG. Een merkwaardige bevinding was, dat de IgO
antilichamen uitsluitend tot de IgGl subklasse be-
hoorden: lgG2 verschijnt dus bij herkauwers later in
de ontogenie. Deze conclusie kon niet voor IgA
getrokken worden, omdat de wijze van injectie van
de antigenen (intramusculair) de oorzaak kan zijn
geweest voor het niet optreden van immunoglobu-
line, behorende tot de IgA klasse. Ook bij niet
gevaccineerde foeti werden kleine hoeveelheden
IgM en IgGl in het bloed aangetoond. Of deze
immunoglobulinen ontstaan zijn onder in\\ loed van
een antigene prikkel (meconium, antigenen die
vanuit de moederlijke circulatie de placenta pas.se-
ren?) of door \'afstoten\' \\an immunoglobuline
receptoren van lymphocyten is thans nog niet
bekend.

./. Goudswaard.

Rund

Immunologie

De sy nthese van immunoglobulinen door
schapen foeti, al of niet na antigene sti-
mulatie

Eahey, K. .1. and Brandon, M. A.: Synthesis of
immunoglobulin by normal and antigenically sti-
mulated fetal sheep.
Res. l ei. Sci.. 25. 2IH-224.
(I97X).

\\\'anaf bet midden van de dracht hebben dc auteurs
loeti geïnjiceerd (na laparatomie \\an de drachtige
moedcrdieren) met een groot aantal verschillende
antigenen: ferritine. kippe-erythrocyton. kippe-

Onderzoekingen naar de lokale
gammaglobuline-therapie van mastiti-
den bij het rund

Buschmann. H., Saalfeld, K. und Wiener, R.: Un-
tersuchungen zur frage der lokalen gammaglo-
bulintherapie von mastitiden beim Rind. Tier-
ärtzliche Umschau, 4. 172-179, (1977),

Gammaglobulineprepa raten, die door ammonium-
sulfaat of rivansh precipitatic uil hel serum van
koeien waren \\erkregen, die aan mastitis leden,
werden bestudeerd, Dc preparaten werden onder-
zocht op agglutinerende, baclcriostatische cn bac-
tericide eigenschappen ten opzichte van de belang-
rijkste maslitisverwekkers, die in een praklijkge-
bied worden geïsoleerd.

Therapeutisch resultaat werd met deze preparaten
in iets minder dan de helft \\an de gevallen verkre-
gen,

Mastitiden. waarbij geen verwekkers konden wor-
den aangetoond, reageerden slecht op de therapie.

./, /, Terpsira.

-ocr page 557-

Rund

F>nstige mastitiden in het late stadium
van de droogstand en omstreeks de kalfs-
tijd

Weight r. und Ahlers D.: Schwere Mastitiden im
späten stadium der laktationsruhe und /um Abkal-
betermien.
TicriirtzL L \'iusi huu. b. 320-324 (I97H).

In het stadiuin \\oor- en rond de partus van het
rund, treden sitids enkele jaren vaker abcederende
l\'yogenes-en phlcgmoneuse staphylococcen- masti-
tiden op. C\'oli-ende meer/eld/ameclostridiën mas-
titidea /ijn meer typisch \\ oordetijd na de geboorte,
vooral na verwondingen. Terwijl de Pyogenas-mas-
titis door reeds aanwc/ig weefselversterf en de
staphylococcen- en clostridiënmastitis door een
\\aak snel optredende to.xinaemie nauwelijks tneer
te behandelen /ijn. is de prognose van de colimasti-
tis bij tijdige behandeling relatief gunstig.
Dc hoofdoorzaak voor het toenemen van de abce-
derende mastitiden in de droogstand moet in het
niet-\\akkundig droogzetten worden gezocht. Een
dier met een chroni.sche Streptococcen-of staphylo-
coccetimastitis dat zonder antibiotica drooggezet
woidt. lijdt gauw aan ecn klini.sche mastitis. De
uiers, die veranderingen aan de melk te zien geven,
moeten beslist lege artis behandeld worden,
voordat de klinisch gezond lijkende uiter onder
beschutting \\an een antibioticum drooggezet
wordt.

De pathogenese \\an phlegtnoneuse slaph\\lococ-
cenmastitis. die na dc tijd \\an de geboorte optreedt
is nog niet verklaard. Chronisch verlopende coli-
mastitiden komen vrijwel niet voor.
■Aan het cellulaire afvvecrsystcetn wordt in het
gehele lactaticverloop een belangrijke rol toege-
schreven. Het humotalc afweersysteem van de uier
IS daarentegen belangrijk tijdens hogcdrachtigheid,
k is het gehalte

In dn tijdv
renunende stc

properdine

in bactenostati.sche
loglobulinen. opso-
bijzonder hoog.

./. /. Icrpsmi.

VaEken

Vomiting and Wasting Discase

nd

Hess. R, (1. und Bachmann. P. A.: Erbrehe
kümmern der Eerkel: Vorkommen und Verbrei-
tung in Süddcutschland.
Tu-rärzüuhe l mchuu. 18.
III). S7I.S73. II97H).

Beschreven wordt btj een varken de isolatie van een
haemagglutinercnd, cvtopathogcen virus, dat op
grond van /ijn antigene eigenschappen als verwek-
ker van Vomiting and Wasting discase (\\ .W.D.)
getypeerd werd: Hacmaggluli nerend Enccpha-
lomvclilis virus (H.E.V.).

[X\' isolatie gelukte bij een klinisch gezond varken
uit het neussecretum. doch gelukte niet bij varkens
die klinisch (reeds een weck) ziek waren.
Bij onderzoek van sera van gezonde slachtvarkens
werden in 1968 bij 15 (9,2\'7) van de 167 monstersen
in 1978 bij 248 (75f>) van de .1.11 monsters neutrali-
serende H.E.V.-antilichamen aangetoond.
Bij de onderzochte zeugen bedroeg dit zelfs 90\'\'; (71
van de 81 onderzochte sera).

Op drie bedrijven werd met behulp van gepaarde
sera (4 weken tussentijd) het titerverloop nagegaan
bij zeugen waarbij in de tomen klinisch V.W.D.
vastgesteld was. In alle gevallen was een duidelijke
stijging tc constateren.

Bij 122 sera van pasgeboren biggen, genomen voor
de colostrumopname. werden geen neutraliseren-
de H.E.V.-antilichamen aangetoond.

.■I. C. A. van Exsd.

Varken

Vaccinatie legen Atrofische rhinitis

Erubrich. H.: Zur vakzinierung gegen die Rhinitis
.Atrophicans des Schweines. Dissertatie, 11 Medi-
zinischen Universitätsklinick für Klauentiere Vete-
rinärmedizinischem l.\'niversitäl Wien, 1979.

Na een uitvoerige literatuurstudie wordt een eigen
onderzoek beschreven, waarbij op een sterk met
.Atrofische rhinitis besmet bedrijf in Oostenrijk
ccn gedeelte van de zeugcnslapcl werd geënt met
een door hem ontwikkeld Bordetella Pasleurella
mcngvaccin. Vier weken voor het biggen werden
7 proef/eugen met 10 ml. vaccin gevaccineerd.
Daarnaast werden 8 /eugen als controle in de proef
opgenomen.

Antistoffen ten aan/ien van Biinicicllii hriinrlii-
scpliiu
en l\'nsicinclln niulloi it/a werden bepaald
4 weken voor de partus, rondom de partus en 4
weken na de partus bij de /eugen en op een
leeftijd van 4 tot 10 weken bij de biggen.
Verder werden op een leeftijd van 4 cn 10 weken
bij de biggen neustarnpons genomen en de neu/cn
werden bij slachten beoordeeld op Congac Alrofie
(CA).

De resultaten van het onder/ock staan samengevat
in dc navolgende tabel op pag. 526,

-ocr page 558-

Controlegroep
8
63

Proefgroep
7

57

Aantal zeugen
Aantal biggen

Serologie

^log

titer

%

neg.

\'log

titer

) neg.

B.b.

P.m.

B.b.

P.m.

B.b.

P.m.

B.b.

P.m.

zeugen

•4 weken a.p.

5.5

2,6

5.3

2,0

partus

5.6

2,3

10,3

7,4

4 weken p.p.

5.4

2.0

10,0

7.1

biggen

-1 week p.p.

4.9

1.5

0

40

10,4

7.2

0

0

4 weken

2.1

0.6

28

70

7,8

5.1

0

0

10 weken p.p.

1.4

0.3

58

90

5,2

2.0

5

25

Neustampons biggen
% negatief B.b.
% negatief P.m.

19,3
22,8

83,3
89.6

CA bij slaehten —

(percentages)

4

28.1
3,5
35,1
33.3

77,1
18,8
2,1
2,1

Varken

Erfelijke resistentie van biggen tegenover
neonatale enteritis veroorzaakt door
E.
coli

Gibbons. R. A. and Sellwood, R.: Genetic resis-
tance of pigs to neonatal enteritis caused by
E. coli.
European Association for animal production; 29th
annual meeting Stockholm 5-6-1978 7-6-1978.

Reeds lang werd aan de mogelijkheid gedacht, dat
de vatbaarheid van biggen voor neonatale enteritis
werd overgeërfd. Vanaf 1970 werd het duidelijk dat
virulente coli-stammen enterotoninen produceren,
zich hechten aan de darmcellen van de big en bijna
altijd een bepaald oppervlakte-antigeen bezitten
(K.88). Het is nu bekend geworden dat dit antigeen
aan de darmwand wordt bevestigd, wat essentieel is
voor het ontstaan van
E. ro/i-diarree. Deze hech-
ting werd
in vitro bestudeerd met behulp van de
borstelzoom van de darmcellen. Hierbij bleek ech-
ter. dat bepaalde biggen een darmtractus bezaten
waaraan K.88
E. coli zich niet hechtte. Deze big-
gen stierven niet aan een infectie inet virulente K.88-
stammen. Deze complete resistentie voor infectie
werd experimenteel bevestigd. De twee typen big-
gen worden aangeduid positief ( vatbaar voor
ziekte. K receptor aanwezig) en negatief (—. ziekte-
resistent. K.88 receptor afwezig). Dit verschil wordt
tijdens geboorte al gevonden en is onafhankelijk
van de leeftijd. De basis van dit verschil is erfelijk en
geschiedt wel zeer waarschijnlijk volgens de klas-
sieke Mendeliaanse wetten. Het is nu echter geble-
ken dat er nog een derde vrij zeldzaam phenotype
voorkomt, dat zwak positief (±) wordt genoemd.

M. J. .M. Tielen.

Gewoonlijk is de adhesie in de borstelzoom-proef
massaal of totaal afwezig. Bij het ± type hechten
zich één of enkele bacteriën aan de borstelzoom.
Het is zeer waarschijnlijk, dat ook dit type ziekte-
resistent is. Maar van een fundamenteel standpunt
gezien is het wel belangrijk, omdat de wijze van
overerving ervan onbekend is.
Tot welke consequenties deze gegevens voor de
bestrijding van de neonatale diarree bij biggen lei-
den is het onderwerp van verdere studie.

J. /. Terpsira.

Voedingsmiddelenhygiëne

(iechloreerde biphenyl verbindingen in
voedingsmiddelen van dierlijke oor-
sprong

Arnott. D. R.. Bullock. D. H .and Platonow. N. S.;
Kinetics of Polychlorinated Biphenyls (Aroclor
1254) in l.actating Bovines and Eheir Distribution
in Dairy Products,
.lournal of Eooil Protection. 40.
(5). 296-299. (1977).

Het is alom bekend dat gechloreerde bibenyl ver-
bindingen. die als toxisch moeten worden
beschouwd, verspreid in het milieu voorkomen.

-ocr page 559-

De/e verbindingen werden of worden toegevoegd
aan plastic, verf en smeerproducten ter verbetering
van hun eigenschappen. Momenteel worden zij /.eer
veel gebruikt in de electronische industrie.
Het gevolg is dat de/e stof thans ook inde melk van
runderen wordt teruggevonden.
Door de sterk lypofyle eigenschap en de lage
biotransformatie- en uitscheidingstijd van deze
verbinding zou voornamelijk ophoping plaats kun-
nen vinden in de vetrijke organen.
Om na te gaan of deze conclusie juist was werd bij
een aantal runderen deze verbinding(Aroclor 1254)
aan het menue toegevoegd gedurende een bepaalde
periode en in verschillende concentraties. Daarna
werden de dieren geslacht en onderzoek gedaan
naar de aanwezigheid in de verschillende organen
\\an deze verbinding. Inderdaad bleek dat deze
verbinding voornamelijk in de vetrijke weefsels was
opgeslagen inet name in het perineale vet en ineen
veel lagere concentratie in de diafragma spieren en
niusculus psoas. Tijdens de periode voorafgaande
aan het slachten werd eveneens bepaald hoeveel van
de verbinding via de melk. faeces en urine werden
uitgescheiden.

Opmerkelijk was dat indien een hoge dosering van
de verbinding aan het menue werd toegevoegd veel
meer m de faeces dan in de melk werd uitgescheiden
terwijl bij een lage dosering veel meer in de melk dan
in de faeces werd teruggevonden.
Door de sterk lypofyle eigenschap van deze gechlo-
reerde bifenyllen werd een relatief hoge waarde in
de boter teruggevonden.

Nagenoeg geen uitscheiding vond plaats via de
u rine.

R. l i\'iikei:

voegd, die overeenkomt met respectievelijk ü, 2\'
4, 15, 100 en 275 ppm actief CTC,
Om de CTC aan te tonen werden vier teststammen
gebruikt:
Bacillus suhiilis 165, Bacillus suhliHs
BGA, Micrococcus kneus ATCC, Micrococcus
luieus
(Beekbergen, Spelderholt). Bacillus cereus
(ATCC 11778) werd door zijn ten op/ichte van
Bacillus suhiilis geringe gevoeligheid voor CTC,
niet gebruikt.

In de spiermonsters kon alleen bij een dosering van
275 ppm CTC, gedurende de hele mestperiode door
het voer, residuen worden aangetoond. In de levers
kon reeds bij voedering van 50 ppm CTC, gedu-
rende de mestperiode, een remming worden aange-
toond. In de nieren trad bij iedere concentratie CTC
in het voer een groeiremming van de testkiemen op.
Opgemerkt dient te worden, dat het tijdsinterval
tussen laatste voedering en slachting, van groot
belang is voor het aantonen van residuen CTC,
vooral in de lever. Had men bij dit onderzoek de
tijdsruimte tussen laatste voedering en slachting
verlengd (hier tien uur), dan waren de levermon-
sters waarschijnlijk allen negatief geweest.
Bij enige niermonsters traden a-typische remzones
op. Hier blijkt weer dat nierweefsel eigenlijk niet
geschikt is voor het aantonen van C I C residuen of
andere remmende stoffen.

C. ./. A. de W ilde.

Voedingsmiddelenhygiene

■Antibiotica in pluimveevlees

Mulder, R. W. A. W. und Hulst-van Arkel.Maria
C.: RückStande von Antibiotika in Muskulatur
und Organen von Schlachtgcflügcl. .Vntibioticare-
siduen in spieren en organen van gevogelte.
.Archiv
lur l.chcnsminelh\\Kiene.
28. : 14-216. (1977).

Men beschrijft een onderzoek naar de residuen van
chloortetracycline in spier, lever en nier van slacht-
kuikens.

Men gebruikt hiervooreen microbiologische test op
basis van de Duitse testmethode vooronderzoek op
remmende stoffen.

.Acht groepen van vijftien kuikens, worden gedu-
rende tweeënveertig dagen gemest en daarna
geslacht. .Aan het voer voor de verschillende groe-
pen kuikens, wordt ccn hoeveelheid CIC\' toege-

-ocr page 560-

Van de Veterinaire Hoofdinspectie van de
Volksgezondheid tevens Directie van de
Veterinaire Dienst

\'Enquête dierproeven 1978\'
ingesteld

Onlangs heeft de \'Commissie van advies
voor de dierproeven\' de Minister van
Volksgezondheid en Milieuhygiëne ge-
adviseerd een enquête te houden over de
aard en de omvang van het dierexperi-
mentele onderzoek in Nederland.
Aan de thans ter beschikking staande en
sterk verouderde gegevens kan voor het
beleid onvoldoende houvast worden ont-
leend.

Door de commissie is de \'Enquête dier-
proeven 1978\' opgesteld.
Mede op basis van de resultaten van de
enquête zullen de in de artikelen 9 (des-
kundigheid van onderzoekers), 12 (ver-
zorging en behandeling van proefdieren)
en 14 (deskundig toezicht door proefdier-
kundigen op het welzijn van de proef-
dieren) \\an de \'Wet op de dierproeven\'
voorziene Alemcnc Maatregelen van Be-
stuur worden opgesteld.
Verder zou dc enquête model kunnen
staan voor het later — na het in werking
treden van dc wet -- in te voeren aan-
vraag- en registratieformulier.
Hoewel deelneming aan de enquête
\'thans\' nog niet dringend kan worden
voorgeschreven (een wettelijke basis ont-
breekt nog) vertrouwt de commissie erop
dat alle betrokkenen hun medewerking
zullen verlenen.

De enquête is inmiddels verzonden aan
alle bij de commissie bekende instellingen
waar — naar verwachting - dierexperi-
menteel onderzoek wordt verricht.

Mochten er echter desondanks personen
of instellingen zijn die de enquête niet
ontvangen hebben, dan kunnen zij zich
daaromtrent alsnog wenden tot het secre-
tariaat van de commissie (p a Veterinaire
Hoofdinspectie van de Volksgezondheid.
Kon. Julianaplein .3, 2595 AA \'s-Graven-
hage, drs. H. Rozemond ofde heer W. P.
Jansen, telefoon 070-79 31 05 - 79 30 76).
Organisatorische werkeenheden binnen
instellingen gelieven zich in een dergelijk
geval zekerheidshalve eerst tot hun be-
stuur. directie of College van Bestuur
te richten.

De ingevulde enquêteboekjes worden
voor I juli a.s. op bovengenoemd adres
terugverwacht.

Naar verwachting zullen de resultaten
van het onderzoek in het najaar bekend
zijn.

Atrofische rhinitis

l otaal 51 gevallen in

Cironingen

Friesland

Overijssel

Cielderland

Utrecht

Znid-Holland

Zeeland

Noord-Brabant

Limburg

BUSMtTTtl.i.IKE DIERZIEKTFN

Dier/iektenbulletin Nr, 9 van dc Veterinaire Dienst
over het tijdvak I tot 15 mei 1979 vermeldt de
volgende aantallen gevallen van aangirteplichtigc
besinettclijke dier/.icktcn in Nederland,

.17 gemeenten:
.1 gevallen in 2 gemeenten
2 gevallen

19 gevallen in 10 gemeenten
16 gevallen in 1.1 gemeenten
1 geval
.1 gevallen
1 geval

5 gevallen in 4 gemeenten
I geval

-ocr page 561-

Schurft

fotaal 5 gevallen in 5 gemeenten:
Groningen 3 gevallen

Noord-Holland I geval

Zuid-Holland I geval

d 46 gevallen in 38 gemeenten:

Rotkreupel

fotaa

AFRIKAANSE VARKENSPEST
Spanje

Gedurende de tweede helft van maart en de eerste
helft van april werden in 21 Spaanse provincies
91 bedrijven besmet met Afrikaanse varkenspest.
Hier waren 14.743 varkens aanwezig, waarvan er
1.600 aan de ziekte stierven en 13.143 werden
afgemaakt.

3 gevallen
8 gevallen

16 gevallen in 10 gemeenten

4 gevallen
1 geval

6 gevallen in 4 gemeenten
4 gevallen
3 gevallen
1 geval

Groningen
Friesland
Drenthe
Gelderland
Utrecht

Noord-Holland
Zuid-Holland
Zeeland
l-imburg

MILTVUUR
Noorwegen

Met een brief van 15 mei gaf de Veterinaire Dienst
te Oslo kennis van een uitbraak van miltvuur op
een boerderij in het graafschap Hedmark. Sani-
taire maatregelen zijn genomen.

Miltvuur

I otaal 2 gevallen in 2 gemeenten:
Groningen I geval

Gelderland 1 geval

MOND- EN KLAUWZEER
U.S.S.R.

fX Veterinaire Dienst te Moskou publiceerde
recentelijk enige bulletins, die o.m. de evolutie
weergeven van mond- en klauwzeer gedurende de
maanden januari en februari van 1979 in de ver-
schillende republieken en streken van het land.

Republieken en streken gevallen types

Moldavië 1 C

■Azerbaidjan 1 O,

1 otaal

.X C
O,

Spanje

Volgens een telegram van het Directoraat-Generaal
van Agrarische Produktie, Ministerie van Land-
bouw, te Madrid is er onder varkens te Figue-
ruclas (Zaragoza) mond- en klauwzeer uitgebro-
ken. Hierbij zijn 600 dieren aangestoken die weer
met 1800 andere in contact zijn geweest.
Verder valt cr ook in La Ametlia (Barcelona) nog
een uitbraak te melden, waarbij 50 dieren werden
aangestoken, die op hun beurt met 26 andere
in contact zijn geweest.

Tunesië

Volgens een telegram van 9 mei van het Directoraat
van Dierlijke Produktie. Ministerie van Landbouw
te Eunis, hadden er in Tunesië uitbraken plaats-
gevonden van mond- en klauwzeer, type A, Af-
doende sanitaire maatregelen zijn genomen.

-ocr page 562-

Juni:

14 Promotie E. Gruys tot doctor in de dierge-
neeskunde. aanvang 16.15 uur. RU Utrecht.

15 -17 Congrès National de la Conférence Na-
tionale des vétérinaires specialistes de petits
animaux, Lyon (pag. 396).

15 Algemene Ledenvergadering A.U.V.. Ont-
vangst A.U.V.-gebouw 16.30-18.00 uur. Diner
plus aansluitend jaarvergadering in de
Schouwburg te Cuijk vanaf 18.30 uur.

19 Officiële opening nieuwe CLO-lnstituut voor
de Veevoeding \'De Schothorst\', Lelystad.

28 Promotie F.M.G. Boshouwers tot doctor in
de diergeneeskunde, aanvang 16.15 uur, RU
Utrecht.

Juli:

1 7 21e Wereld Veterinair Congres, Moskou
(pag. 403, 467 en 1314 (1978) en 160).

4 General Meeting W.S.A.V.A. (17.00-20.30),

4—6 9th International Conference of WAAVP
(pag. 328).

23—26 European Association for Animal Pro-
duction (EEAP) - 30th Annual Meeting Har-
rogate (UK) (pag, 1283 (1978)),

.Augustus:

21—23 VI1 Symposium of the International
Committee on Laboratory Animals, Utrecht
(pag, 366 en 1302 (1978)).

30 Groep Geneeskunde van het Rund
K.N,M,v.D, Ledenvergadering,

28 -29 PAO-cursus \'Veehouderij en Milieu\', Wa-

geningen (pag. 407),

29 Smith Kline \'Windsurfdag\'voor dierenarlsen.
Nieuwkoop (pag, 515),

September:

2 7 lOth International Conference on Health
Education, London,

3—7 V, International Symposium on Ruminant
Physiology, Clermont-Ferrand,

3 8 South .African National and International
Veterinary Congress, Johannesburg, South
Africa (pag, 328),

4 6 PAO-cursus \'Veehouderij en Milieu", Wa-
geningen (pag, 407),

9-14 Annual Congress Bril, Vel, Association,
Aberdeen (A), (pag, 487)

II- 14 20, Arbeitstagung des Arbeitsgebietes\'Le-
bensmittelhygiene\' der DVG, Garmisch-Par-
tenkirchen (pag, 396),

12 14 5, Internat, Kongress der Gesellschaft für
Veterinärröntgenologie (A), München, (pag,
489)

13 Contacgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland, Vergadering, Beatrix-gebouw, Jaar-
beursplein te Utrecht, aanvang 20,00 uur,

19 Afd, Noord-Holland K,N,M,v,D, Afdelings-
vergadering, Café-restaurant Kaan, Provin-
cialeweg 1, Oosthuizen,

20 Groep Volksgezondheid K,N,M,v,D, Leden-
vergadering, Jaarbeursgebouw, Utrecht,

24 —27 W,S,A,V,A, Congress in collaboration

with the Association Veterinaria Espanola de
Especialistas and Pequenos Animales, Inter-
national Congress, Barcelona,

25 Afd. Groningen Drenthe K.N.M.v.D, Afde-
lingsvergadering, 20.00 uur,

25—28 1st European Congress of the European
Assoc. for Vet. Pharmacology and Toxico-
logy, Woudschoten, Zeist (pag. 283).

27—29 28, Internationalen Fachtagung für Fort-
pflanzung und künstliche Besamung, Wels
Thalheim (Österreich) (pag, 273),

Oktober:

1—3 Symposium op respiratoire aandoeningen

bij dieren, Glasgow (pag, 515),
5—6 Jaarcongres 1979, tevens 126e Algemene

Vergadering K,N,M,v,D, te EJen Haag.
8 — 11 Second European Symposium on Poultry
Nutrition, Beekbergen (pag. 329).

11 —13 Fachgruppe für Kleintierkrankheiten,
Jaarcongres, Berlijn,

25 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland, Vergadering, Beatrix-gebouw, Jaar-
beursplein, Utrecht, aanvang 20,00 uur,

26 Vereniging van Directeuren van Gemeente-
lijke Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten in
Nederland, Ledenvergadering,

November:

22 Vereniging van Directeuren van Gemeente-
lijke Slachthuizen en Vleeskeuringsdiensten In
Nederland, Ledenvergadering,
22 Groep Geneeskunde van het Rund

K,N,M,v.D, Ledenvergadering,
22—24 Erstes internationales Symposium für Ge-
lenkchirurgie beim Hunde, Lyon,

December:

13 Groep Volksgezondheid K,N,M,v,D, Leden-
vergadering, Jaarbeurscongrescentrum,
Utrecht,

13 Contactgroep Veterinaire Homoeopathie Ne-
derland, Vergadering Beatrix-gebouw, Jaar-
beursplein, Utrecht, aanvang 20,00 uur,

19 Afd, Noord-Holland K,N,M,v,D, Afdelings-
vergadering, Café-restaurant Kaan, Provin-
cialeweg 1, Oosthuizen,

-ocr page 563-

1980

Mei:

2 4 Groep Geneesl<unde van het Kleine Huis-
dier; "Voorjaarsdagen I98Ü\', Amsterdam.

Juni:

16 20 9. Internat. Kongress f. Tierische Fort-
pflanzung u. Haustierbesamung (A).

24 -26 2nd. International Symposium of Veteri-
nary Laboratory Diagnosticians, Luzern,
Switzerland (pag. 397).

29 3 juli Weltkongress \'Lebensmittelinfectio-
nen und Intoxikationen\' (A).

30-3 juIi VI Internat. Kongress der LP.V.S.
Kopenhagen.

Augustus:

17—22 Vlth International Histochemistry and
Cytochemistry Congress 1980. Brighton (pag.
64).

September;

In Wien: 3. Kongress der Intern. Gesellschaft
für Tierhygiene.
1 5 Fifth International Conference on Trichi-

nellosis, Noordwijk aan Zee (pag. 330).
1—6 31. Jahrestagung der Europäischen Ver-
einigung für Tierzucht, München.
10 12 3e Congres Internationale Vereniging

voor Dierhygi\'éne, Wenen (pag. 515).
20 23 XI Kongress für Buiatrik (A), Tel Aviv,
Israël.

8—12 VI. Europäsischer Kongress der WPSA
(A).

1981

Mei:

1-3 Groep Geneeskunde van het KLeine Huis-
dier: "Voorjaarsdagen 1981\', Amsterdam.
In Dublin: 8. Internat. Symposium \'Lebens-
mittelhygiene\' der WAVFH (A).

Dierenarts, 39 jaar, zoekt in Utrecht of omgeving part-time (tot ± 13.00 uur)

WAARNEMING / ASSISTENTIE

in kleine- of grote huisdierenpraktijk.

Brieven onder nummer 18/79 aan de redaktie van het Tijdschrift voor Dier-
geneeskunde, postbus 14031, 3508 SB Utrecht.

-ocr page 564-

\'verleeil op 82-jarige teefiifd
ud praklizerend dierenarts

In Memoriam
Live Lageweg

Live Lageweg werd op 15 september 1896 le
I \'hardingen geboren.

Hij heeft zijn jeugd doorgebracht te V laar dingen.
Rotterdam en .Meuw-Helvoet.
.\\\'a de lagere school te hebben doorlopen volgde
hij het ntiddelbaar onderwijs aan de Hogere
Burgerschool te Brielle. waar hij in 1916 het
diploma behaalde. Sog hetzelfde jaar het hij zich
inschrijven als veterinair student te Utrecht. Hij
studeerde af of 19 januari 1922 en reeds op 4
april daar aan volgeruh\' vestigde hij zich
te Heenvliet.

In 1929 trad hij in het huwelijk tnet Mejuffrouw
Seth Bouwina Meuwland. Uit dit huwelijk zijn
drie kinderen, één dochter en twee zoons,
geboren.

.Met grote ambitie en kundigheid wist hij zich in
korte tijd een flinke praktijk op te bouwen,
waarvoor hij zich met hart en ziel inzette.
Hij was een goed lid van de afdeling Zutd-
Holland van de Maatschappij voor
Diergeneeskunde en was dan ook bijna steeds op
de bijeenkomsten van de afdeling aanwezig.

\'Stel van de collegae te Hennepe en \'i

Op VOO
Hooft i
van de

\\ Olk.Sgl

ingang
van in i
stand O
zou
UY)
staatsse

echter
>or het
ng. De
nderen

■zondhetd.
van een d,
hensltredt
m te verhi
rden benoemd door
cretaris. In 1945. di,

■d hij in 1943 b,
■eartsenijkundigi

■noemd tot inspecteur
\' Dienst en
op zijn verzoek, met
zelf te bepalen datum
? benoeming kwam tol
lal een \\SB collega
le toenmalige \\SB
[•Cl na de oorlog.

deur \\ \'Den

bij

heeft hij ontslag gevraagd als inspc
1 (i. hetwelk hem werd verleend.
Hij heeft zijn praktijk te Heenvliet voorigeze.
maart 1955: na beéindiging van de praktijk
verhuisde hij met zijn gezin naar Zeist.
Op verzoek van prof Bevers is hij nog een
drietal jaren werkzaam geweest als dierenarts
de buitenpraklijk van het instituut Inwendige
Ziekten der grote huisdieren.

Ook deze werkzaamheden heeft hij met veel
plezier en op bekwame wijze vervuld, tot op het
moment waarop zijn oudste zoon een ernstig
ongeluk overkwam. Bij hel opvoeren van
..Hamlet" op een feestavond van zijn school
kreeg Jaap een floret in een ooghoek en deze
drong langs de S. Opticus naar hinnen en enig
hersenweefsel werd beschadigd. Meerdere
maanden verkeerde Jaap in zeer ernstig
levensgevaar, tot er plotseling, als door een
wonder, een wending ten goede intrad, zodanig
dat eigenlijk volledig herstel volgde.
.Maandenlang ging Live twee maal i>er dag naar
het ziekenhuis: het was voor de familie Langeweg
de allerzwaarste tijd van hun leven, waar ze zich
met bewonderenswaardige moed hebben
doorheen geslagen.

Daarna is Live.
inspecteur VD
I \'een. nog enige jaren u
part-timer hij die dienst
heeft hij gedaan tot een
zich openbaarde: na de
maagoperatie heeft hij z
en zich veel
Hij nam enk
een samenki
in de proviU\'

op verz
■n t\'G u

H\'k van dc toenmalige
L \'trecht. collega van der
erkzaam geweest als
Deze werkzaamheden
ernstige maagaandoening
■laaruit voortvloeiende
ich erg moeten ontzien

\'loeten ontzeggen,
■le jaren geleden het initiatief voor
nst van gepensioneerde dierenartsen
ie Utrecht. Deze bijeenkomsten
werden gehouden op de 2e donderdag van iedere
maand in hotel-restaurant Ligi te zeisi. Lot aan
zijn val met de fiets, eind 1977. was Live een
trouw enthousiast bezoeker van de ochtenden
met de collega\'s. Bij dit fietsongeluk brak hij zijn
heup: deze werd gezet, maar toch bleef hij veel
pijn houden en het lopen werd steeds moeilijker.
Vanaf die tijd werd het toch wel langzaam
minder met hem. Gelukkig kreeg hij veel bezoek
en dat beurde hem toch wel weer wat op.
Zo kwam op 23 februari 1979 nog plotseling een
einde aan dit zeer werkzaam leven.

-ocr page 565-

Hij w erd op 27 fehriiari jl. hegraven op de

Igeniene Begraajplaats te Zeist, w aar zeer velen

heni de laatste eer brachten.

Zijn oudste zoon sprak namens de fantilie en

bracht de dank over voor het ondervonden

medeleven en voor de vele blijken van

belangstelling.

.Met Live Lageweg is een bekwaam en kundig
prakticus van de oude stempel heen gegaan:
moge dil Selly. de kinderen en de kleinkinderen
tot troost zijn.

Wederom is een vriend heengegaan.

Brielle

K. l\'.4.\\ DER PO EI.

-ocr page 566-

iDDo

In memoriam

DR. K. REITSMA

Exilus acia prohai.

De uitslag is de toetssteen van de daden.
Dit schreef dr. Keimpe Reitsma boven zijn
achtergelaten levensbericht. Nauwkeurig en
zonder overdaad heeft hij daarin gewag gemaakt
van zijn vele werkterreinen en van zijn talrijke
werkstukken.

Keimpe Reitsma. geboren op 21 augustus 1897
werd na het behalen van zijn diploma van
veearts op 15 juli 1921 aangesteld als
wetenschappelijk assistent aan het Veterinair
Pathologisch Instituut te Utrecht.
Op / oktober 1923 werd hij benoemd tot
direkteur van de vleeskeuringsdienst van de
gemeente Rheden.

Zo begon een ambivalent leven dat stoelde op
twee grote grondtrekken in zijn wezen: de
wetenschappelijke belangstelling en de
organisatorische talenten.

Of anders gezegd zijn behoefte in het vergaren en
overdragen van kennis en zijn mogelijkheden met
en door middel van anderen het uitgestippelde
beleid te realiseren. Zo bouwde hij in Rheden
een slachthuis maar werd ook in die periode
doctor in de diergeneeskunde (1929).
Naast zijn proejschrift verschenen toen reeds
regelmatig wetenschappelijke publikaties van zijn
hand. Deze eerste fase in Velp wordt echter ook
gekenmerkt door activiteiten van beide
echtelieden op sociaal-cultureel terrein.
Zijn verdiensten werden in 1938 gewaardeerd met
de eremedaille van de gemeente Rheden, toen hij
tot inspecteur van de Volksgezondheid in
algemene dienst werd benoemd.
De Haagse periode werd gekenmerkt door de
uitdaging de organisatie van de gehele
Nederlandse Vleeskeuring ter hand te nemen.
Hij vond het nodig zich daartoe ook in het
Recht te bekwamen, leerde latijn en deed in 1941
met goed gevolg het Candidaats e .vamen
Nederlands Recht.

Nadat de oorlog een jaar oud was. werd het hem
duidelijk, dat blijven op zijn post zou betekenen
collaboreren met de Duitse bezetting. Op I
januari 1942 aanvaardde tiij de betrekking van
directeur van het Openbaar Slachthuis en van de
Centrale keuringsdienst van vee en vlees te
Ij\'iden.

tn de Haagse jaren werd hij als gecommiteerde
bij de slagersvakexamens betrokken.
De gecommiteerde bij de slagersvakexamens
werd al .spoedig gevraagd als bestuurslid van de
Vereniging voor Slagersvakonderwijs en nam
vanaj 1944 tot 1966 het voorzitterschap voor zijn
rekening. Bij zijn afscheid ontving hij de gouden
Oildepenning. Hij was ook de eerste voorzitter
van de in 1948 opgerichte internationale
Slagersconfederatie. Ook zat hij in het bestuur
van de Vereniging van Directeuren van
Nederlandse Openbare Slachthuizen. Uit deze
werkzaamheden vloeiden weer andere functies
voort zoals Member of the Institule of Meat te
Londen. Membre d\'Honneur van de
Slagersvakschool de Brussel en gedurende een
tiental jaren het voorzitterschap van de
Commis.sie van het advies voor het slagersbedrijf
van het Ecorwmisch Instituut voor de
Middenstand. Hij was voorzitter van de

van toezicht op het M.O. te Leiden,
ommiteerde voor de Middenstands-

commissie
en Rijksgei
examens.

In 1947 werd hij secretaris-penningmeester van
de Nederlandse Vereniging voor Koeltechniek,
waaruit een wereld van nieuwe nationale en
internationale contacten werd geboren,
uitmondende

in het erelidmaatschap van deze vereniging op
21 januari 1966. Menigeen in Nederland had hem
ook een blijk van Koninklijke waardering gaarne
gegund.

Ondertussen ging hij voort met hel publiceren van
artikelen over diergeneeskundige-, slachthuis- en
koeltechnische vraagstukken, over vleeshygiëne
en de geschiedenis van slachten en keuren.
In samenwerking met dr. H\'. Luxwolda schreef
hij hel boek Handleiding voor de Vleeskeuring
en prof C. E. van Ooyen een handboek in twee
delen onder de titel Vlees en Vleeskeuring. Ook
werkte hij mee aan het Handboek voor hel
Slagersbedrijf en aan hel naslagwerk .Moderne
Voedingsleer van prof Jansen.
Zijn behoefte om kennis over te dragen werd
enigszins bevredigd door verbonden te zijn als
docent aan hel Instituut voor Praeventieve
Geneeskunde te Iwiden (1952-1961). aan het
Tropi.sch Instituut te Leiden (1951-1962) en aan
de Militaire School voor Praeventieve

Geneeskunde en Hygiëne (1946-1951 j

-ocr page 567-

Wiordai hij zijn pensioengcrechiigde leefiijd
bereikte werd een grote deceptie zijn deel. Een
vrijwel zeker geachte post als hoogleraar in
I trecht werd niet aan hem toegekend.
Op I .september 1962 legde hij wegens hel
hereiken van de pensioengerechtigde leeftijd zijn
hoofd/unctie neer. Hij ging in Leersum verder
met adviseurschappen, publikaties en vertalingen.
Daar werd hij ook gewaardeerd .Ambtenaar van
de Hurgerlijke stand.

lU\'n ding valt steeds meer op. dat hij altijd tijd
kon vinden voor de ander en mee wilde denken
in hel oplos.sen van moeilijkheden. In de loop
van de jaren hebben de zich ontwikkelende
gezinnen van zijn kinderen zijn grote hart. hulp
en steun steeds heter teren kennen en waarderen.
Hetzelfde geldt voor vele anderen.
De glorie van het eigen huis \'Baens Ein\' werd
gecontinueerd mei de terugkeer naar het oude
vertrouwde \\ ëlp. Flat Den Heuvel 144 werd en
bteef hel hechte middelpunt van zijn verlakkende
jamitie.

■l/.v Past-Rotarian zette hij hier tol hel laatst zijn
veeljarige lii/maal.schap s an Rotary .\\ederland
voort.

Sa jaren medeleven met alle vreugden en
verdrieten diende zich eigenlijk pas kon geleden
aan. dat zijn ijzeren geest niet alles aan kon. Met
Simerktaas \'7H nog eenmaal in zijn glansrol van
middelpunt van de familie moest hij. na de
schrik met Kerstmis als gevolg van brand in
eigen huis. voor het eerst verstek laten gaan hij
bet 2.>-jarig bruilojlsjeest van zijn oudste zoon.

tLOljoMoK^o

Snel naderde daarna het moment, waarop hij zet!
het nodig oordeelde zijn huis te verwisselen met
het ziekenhuis. Geklaagd heeft hij daar niet.
slechts verzucht \'Ik kan en ik wil niet meer\'.
Dapper en nog steeds belangstellend in het
wereldgebeuren en het wel en wee van al de
zijnen is hij na enkele moeilijke weken
ingeslapen.

Zijn muzikaliteit, medemenselijkheid,
doortastendheid, wetenschappelijke belangstelling
en organisatorische gaven zijn nu al verspreid
over zijn kinderen en kleinkinderen terug te
vinden.

Op 25 februari 1979 sloot hij. een gewoon mens
maar één, die bewust woekerde met zijn talenten,
voor goed de ogen. Daardoor was hij een groot
man, een bijzondere en trouwe echtgenoot, een
zorgzame vader en een uitermate geïnteresseerde
grootvader en een man om op te bouwen voor al
zijn vrienden.

Ik reken het mij tot een voordeel daartoe te
hebben mogen behoren. Daarom weet ik ook
zeker dat Jet Klein H\'assink. met wie hij 57 jaar
een intens gelukkig huwelijks- en gezinsleven
deelde, veel troost zal putten uit de grote schat
van herinneringen uil hun rijk geschakeerde
les\'en.

Hetzelfde geldt voor de gezinnen van zijn drie
kinderen met wie hij tot het laatst toe ook zeer
intensieve contacten onderhield.
E.vitus acta probat.

J. W HARET\'FA.

Wijk bij Duurstede

-ocr page 568-

n rm

Van het Hoofdbestuur

Benoemingen

Dienstcommissie
Veterinaire Dienst

Produktschap

Commissie D.l.D.

Door het Hoofdbestuur zijn bij de C.H.A. voorgedragen als
leden van de Dienstcommissie van de Veterinaire Dienst:
drs. D. van den Akker en drs. P. M. A. van den Berg en als
plaatsvervangende leden dr. R. Hoenderken en drs. P. van
Houwelingen.

Het Hoofdbestuur gaat accoord met de benoeming van collega
W. J. Nijhof als vertegenwoordiger van de Groep
Volksgezondheid in de werkgroep \'Vleeskeuring H.E.V.\'
(hygiënische en economische vraagstukken).

Collega dr. H. W. de Vries wordt als lid van de Commissie
Dierenartsen in Dienstverband opgevolgd door collega dr. A. A.
M. E. Lubberink.

Groep Praktici Grote
Huisdieren Post Academiaal
Onderwijs 1979

De cursus Post Academiaal Onderwijs van de
Groep Praktici Grote Huisdieren zal in 1979 in
de navolgende weken gehouden worden:

1 dinsdag 16 oktober t m vrijdag 19 oktober
1979

II dinsdag 23 oktober t m vrijdag 26 oktober
1979

Hl dinsdag 30 oktober t m vrijdag 2 november
1979

IV dinsdag 6 november t m vrijdag 9 november
1979

De cursus zal worden gehouden in hct Henri
Dunanthuis, Woudenbergscweg 54 te Zeist (ook
logies (maximaal 3 cursisten per kamer. Een
beperkt aantal cursisten kan overnachten in hel
op hetzelfde terrein gelegen \'Woudschoten\') en
maaltijden). Tel. 0.3439-481.

PROGRAMMA

Maandagavond

Aankomst

Dinsdagochtend

Vragen Kleine Huisdieren.
Vragen Heelkunde.
Vragen Verloskunde en Gynaecologie.
Voordracht van dr. .1. W. A. Remmen over
\'Ontworming runderen na de partus?\'

Dinsdagmiddag

Bezoek aan de Vakgroep Pathologie.
Dinsdagavond

Voordracht van drs. E. H. Wouda over
\'Beroepsaansprakelijkheid\'.

Woensdagochtend

Bezoek aan hel Instituut voor Heelkunde.
Bespreking van de vragen Heelkunde.
Demonstratie.
Woensdagmiddag

Bezoek aan de Kliniek voor Inwendige Ziekten,
waarbij o.a. ziektebeelden betreffende de voorste
en achterste stenose cn liggingsverandering van
de Ansa Proximalis en het Coecum aan de orde
zullen komen.

Woensdagavond

l.edenvcrgadering van de Groep Praktici Grote
Huisdieren.

Bespreking stand van zaken controle Veterinaire
Apotheek.

Donderdagochtend

Bezoek aan de Kliniek voor Verloskunde en
Gynaecologie.

Bespreking van de vragen Verloskunde en

Gynaecologie.

Donderdagmiddag

Bezoek aan de Kliniek voor Kleine Huisdieren,
waarbij o.a. strangurie bij de hond zal worden
behandeld.

Bespreking van de vragen Kleine Huisdieren
door panel van de Groep Geneeskunde van het
Kleine Huisdier.

j

-ocr page 569-

Donderdagavond

Voordracht van drs. A. H. Westerhuis over
\'Homoeopathie\'.

Vrijdagochtend (week I en M)

RUND

Maslitis ah hedrijfsprohleem

P.A.O. Groep Praktici Grote Huisdieren in

samenwerking met de Vakgroep Bedrijfs-

diergeneeskunde en Buitenpraktijk.

Behandeld zullen worden:

E. coli mastitis; Coccen mastitis; Infectieuze

tepelaandoeningen.

Vrijdagmiddag (week I en II)

RUND

Vakgroep Zootechniek.

Het gebruik van kengetallen ten behoeve van de
melkproduktie op bedrijven en bij individuele
koeien.

De voeding van de hoog produktieve koe.

In week 111 en IV zal het programma van
dinsdag tol en met donderdag gelijk zijn aan dat
van week I en II

Vrijdag (week III en IV)

IMMUNITEIT

Algemene inleiding over \'Immunologie\' door dr.
.1. Goudswaard.

Voordracht van dr. J. P. W. M. Akkermans over
\'Immuniteit bij varkens en schapen\'.
Voordracht van dr. C. Holzhauer over
Toepassing vaccinaties bij runderen\'.

OPGAVE EN AANMELDING
Opgave en aanmelding kan geschieden door het
cursusgeld ten bedrage van ƒ 460, voor leden
van de Groep Prakiici Grote Huisdieren en
/ 5.15,— voor niet-leden van de Groep (inclusief
logies en maaltijden) over le maken op
bankrekening 55.56.48.575 van de ABN le
Utrecht (giro bank 1412) ten name van de
P A.O.-cursus Groep Praktici Grote Huisdieren
van de K.N.M.v.D. met vermelding van opgave
waaraan men wil deelnemen
-E reserveweek.

Wilt u bij opgave duidelijk vermelden:

de naam van de deelnemende dierenarts
(dus niet groepspraklijk etc.)
voor welke week men inschrijft
( reserveweek)

Wilt u er rekening mee houden dal opgave
bindend is en dat onderlinge ruiling niet
mogelijk is.

Bij niet deelname is toch hct cursusgeld
verschuldigd.

In bijzondere omstandigheden (overmacht etc.)
dient u contact op te nemen met ,1. A. Smak te
Blesken-sgraaf (tel. 01849-1605).

De inschrijving sluit op I september 1979 of
zoveel eerder als de cursus volgeboekt is.
De cursus wordl in principe gegeven voor
praktizerende dierenartsen.
Het maximum aantal deelnemers per cursus is
60.

Leden van de Groep Praktici Grote Huisdieren
genieten voorrang.

De volgorde van aanmelding is bepalend voor
het kunnen deelnemen, waarbij het tijdstip van
aanmelding wordt bepaald door de ontvangst
van de overschrijving van het cursusgeld.
Voor eventuele nadere informatie dient u zich te
wenden tot de Koninklijke Nederlandse Maat-
schappij voor Diergeneeskunde (Ellen Bonnes,
tel. 030 - 51 01 11).

Er bestaat een beperkte mogelijkheid voor niet-
cursisten de vrijdagen, die respectievelijk aan het
\'Rund\' en \'Immuniteit\' gewijd zullen worden, bij
te wonen.

Hierbij gelden dezelfde aanmeldingsvoorwaarden
als voor de hele cursus.

Opgave kan geschieden door hel cursusgeld ten
bedrage van / 50, — voor leden van de Groep
Praktici Grote Huisdieren en ƒ 60,~ voor niet-
leden van de Groep (inclusief lunch) over te
maken op bankrekening 55.56.48.575 van de
ABN te Utrecht (giro bank 1412) len name van
de P.A.O.-cursus Groep Praktici Grote Huis-
dieren van de K.N.M.v.D., met vermelding van
welke vrijdag in welke week men wenst bij le
wonen, bijv. \'Rund\' - week 1.

Commissie

Post Academiaal Onderwijs

Zesde lustrum
Veterinair Dispuut Veritas
4-5-6 oktober 1979

A an alle V. D. V. \'ers.

Op 4, 5 en 6 oktober 1979 hoopt het
veterinair dispuut van hel C.S. Veritas haar
6e lustrum te vieren.

Middels deze mededeling trachten wij alle
oud-V.D.V.\'ers te bereiken en willen wij
hen uitnodigen actief deel te nemen aan de
viering van het lustrum dat het motto
\'Lachus met Bacchus\' heeft.
Op zaterdag 6 oktober wordt voor de oud-
V.D.V.\'ers een reünistendag georganiseerd.
Vanaf 14.30 uur bent u welkom op Veritas,

-ocr page 570-

Kromme Nieuwe Gracht 54, Utrecht, waar
de reünistenborrel dan z\'n aanvang vindt.
Van 16.00-17.30 uur recipieert het V.D.V.-
bestuur waarbij uw aanwezigheid natuurlijk
op prijs gesteld wordt.
Om 19.00 uur is er een gezamenlijk diner in
de grote benedenzaal van Veritas.
Voor deelpame hieraan dient men vooraf
f 10.— per persoon over te maken onder
vermelding \'Diner\' op bankrekening
nummer 236136674 van de Nederlandse
Credietbank te Utrecht. Het gironummer
van de bank is 14378.
Om 22.30 uur vangt het afsluitende
galafeest in Fort Voordorp te Maartensdijk
(De Bilt) aan. Kaarten hiervoor kunnen
vooraf besteld worden a f 15.— per paar op
hetzelfde bankrekeningnummer onder
vermelding \'Gala V.D.V. 1979\'.
Ook bijdragen donaties om het lustrum te
steunen zijn van harte welkom op
voornoemd bankrekeningnummer.
Hopend vele oud-V.D.V.\'ers te kunnen
begroeten op 6 oktober, verblijf ik

met vriendelijke groet,
J. C. Valk. namens de lustrumcie.

Van de Vereniging van
Vrouwen van Dierenartsen

Nu onze vereniging de beschikking heeft
over een eigen \'periodiek\', welke echter
alleen aan de leden wordt toegezonden,
dreigen andere lezers van het Tijdschrift,
die voorheen onze activiteiten op deze
bladzijden konden volgen, geheel van
nieuws over onze vereniging verstoken te
blijven. Om belangstellenden toch enigszins
op de hoogte te houden van wat er in onze
vereniging leeft, volgt hier een greep uit de
inhoud van het tweede nummer van het
blad. [)it heeft, gedrukt op kringloop-
papier, onder de naam
\'Veierientje\' en
onder redactie van Maria de Moor en Rika
Oldenbandringh. zojuist het licht gezien.

Corrie Rozemond. onze presidente, gaat in
haar bijdrage nog eens in op het doel van
onze vereniging. Zij benadrukt daarbij het
grote belang van een goede verstand-
houding tussen zowel dierenartsen als hun
vrouwen onderling.

De jaarvergaderingen en met name ook de
tijdens de laatste jaarvergadering gehouden
tentoonstelling van kunstzinnige produkten
noemt zij als middel daartoe en als
resultaat daarvan.

iLOlJo

Uit het verslag van onze jaarvergadering
(aanwezig 50 leden en 38 niet-leden) blijkt
dat toch ook in Brabant wel enige
belangstelling voor het lidmaatschap van
onze vereniging bestaat. Helaas echter nog
niet voldoende om tot oprichting van een
eigen afdeling te komen.
De Brabantse dames die zich als lid hebben
opgegeven, zijn daarom voorlopig
opgenomen in de afdeling Gelderland.
Voorts zij vermeld dat tijdens deze
vergadering besloten is de interpretatie van
het begrip \'vrouwen van dierenartsen\'
zodanig te verruimen dat ook vrouwen die
een duurzame verbintenis met een
dierenarts zijn aangegaan, evenals
vrouwelijke dierenartsen, lid van de
vereniging kunnen zijn.
De verslagen van de in het kader van deze
jaarvergadering georganiseerde excursies
getuigen van het genoegen dat de
deelneemsters daaraan beleefden.
De jaarverslagen van de afdelingen geven
een beeld van de vele activiteiten die de
besturen het afgelopen jaar organiseerden.
Uit een ingezonden brief van Netty
Holzmüller van de afdeling Gelderland
blijkt overigens dat veel leden zelden of
nooit de bijeenkomsten bezoeken. Ecn
klacht die — zo schrijft de redactie niet
alleen vanuit Gelderland wordt gehoord.
Netty vraagt zich af wat de oorzaak van dit
verschijnsel is en wat er aan te doen valt.
Voer voor sociologen?
Het artikel over de jeugduitwisseling en het
gastvrijheidsproject bevat - naast een
aansporing om van deze mogelijkheden
meer gebruik te maken een groot aantal
namen en adressen in verschillende landen,
waar dierenartsen(vrouwen) en of kinderen
terecht kunnen voor informatie of
onderdak.

Ook de mogelijkheid van vakantie-
woningruil wordt hier aangestipt.
Mocht iemand van u daarover meer
informatie wensen dan is Riek Osinga-van
der Goot. de Pólle 10 in Goutum daarvoor
de juiste vrouw.

Tenslotte wordt een ieder aangemoedigd de
jaarvergadering in Den Haag bij te wonen.
Daarover hoort u meer na de vakantie.

.Marianne Sybesma- Drijver.

-ocr page 571-

Personalia

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde meldden zich de
collegae:

Brink, Mej, C, J,; 1979; 9233 KT Boelenslaan, D, Nieuwenhuisstraat 10,
Brons, W.; 1979; 3848 RH Hierden. Zuiderzeestraatweg 130.
Garretsen, .1. W.; 1979; 3582 AV Utrecht. Oosterkade 22 bis.
Meerdink, Mej, E. G.; 1979; 3701 TA Zeist, Choisyweg 1 bis.
Moen. A. R.; 1979; 1222 LX Hilversum, v. K. v. Veenlaan93.

Schuurman. H. J.; 1973; Lusaka (Zambia), c/o Royal Netherlands Embassy. P.O. Box 1905.
Sjouke. Mej. L. A.; 1979; 3701 TA Zeist, Choisyweg 1 bis.

Velden-ten Hoonte, Mevr, W, van der; 1979; 3572 XR Utrecht, Van Brakelstraat 22 bis.

Als lid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde heeft het ffoofd-
bestuur aangenomen:

Berndes, Mej, C, W,; 1979; 7117 VS Winterswijk. Woold 9 1,

Burgers. E.; 1978; 3581 MG Utrecht, Homeruslaan 14 1,

Crijns. M. L. E.; 1976; 6411 BD Heerlen. Apollolaan 1.36. Postbus 8030.

Duyn. R. .1. W.; 1979; 3581 TG Utrecht. Oudwijk 19.

Hanstede. Mej. H. M.; 1979; 4532 KW Terneuzen. Celciusstraat 18.

Hoffen. K. K. van; 1979; 3572 TC Utrecht. Palmstraat 4.

Hooijer. G. A.; 1979; 8471 KS Wolvega. Fuchsiastraat 11.

Kroeze. Mej. B.; 1979; 4155 BE Gellicum. Vlietskant 3.

Mulder. J. M.; 1978; 6956 CG Spankeren. Kerkweg 6.

Velema. J. B.; 1979; 3981 ZL Bunnik. Vletweide 40,

Vos. C. de; 1979; 4155 BE Gellicum. Vlietskant 3.

Als Kandidaatlid van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor t^iergeneeskunde heeft
het Hoofdbestuur aangenomen:

.1. Staal. Van Liellandlaan 1 14. 3571 AG Utrecht.

.Vdreswijzigingen. enz.;

2f2 Alcon. E.: 1978; Haifa (Israël), Hardoof
Street 7.

IHO Hegeman. S : 1952; Zevenhuizen; tel. (05943)
1604(privé). 1372 (prakt.).

1X0 Berg. K. van den: 1979; 9154 BC Foudgum.
De Terp 2; tel. (05190) 3814 (privé). 2526
(prakt.); p.. ass. bij F. Broersma. K. Dijkstra.
M. P. Kwakernaak. F. v. d. Laan, .1. G. L.
Pape cn R. D, Reinders.

IHI *lierke/Jon. Mej. M. /.; 1979; zie; Klein-
Berkeljon, Mevr. M. L,

IHI Berndes. Mej. C. W.: 1979; 7117 VS Winters-
wijk. Woold 9 1; tel. (0.5430) 3263; wnd. d.
(toevoegen als lid).

/M * Brink. Mei. C. /. 1979; 9233 KT Boelens-
laan. D, Nieuwenhuisstraat 10; tcl. (05122)
2193; p., ass, bij G, Snijders.

IH7 * Brons. IV.: 1979; 3848 RH Hierden, Zuider-
zeestraatweg 130; tel. (03413) 980; wnd. d.

IH9 Burgers. K.: 1978; 3581 MG Utrecht, Home-
ruslaan 14 1; tel. (030) 517575; d. in m. dnst,
(toevoegen als lid).

/V2 Crijns. M. /,. E.: 1976; 6411 BD Heerlen,

Apollolaan 136. Postbus 80.\'Ï0; tel, (045)
416557 (privé), 712499 (bur,); wnd, d, (toe-
voegen als lid),

Duvn. R. ,/. IF.; 1979; 3581 TG Utrecht,
Oudwijk 19; tel. (O.TO) 517228; wnd. d. (toe-
voegen als lid).
197en 297 * Dwars. R. 1979; 1401 TN Bussum,
Driestweg 35 (Vrije Studierichting).
Garretsen. J. W.: 1979; 3582 AV Utrecht,
Oosterkade 22 bis; tel, (030) 516258; wnd, d.
*Geels. Mej. E. B. M.: 1979; 3581 X.l Utrecht.
Eikstraat 21; tel. (0.30) 510770; wnd. d.
Giesen. J. A. J.: 1978; 5298 BD Liempde,
Oude Dijk 38; tel. (04113)2166,
Gruvs. Dr. E.: 1968; U-1979; Bunnik.
Hanstede. Mej. H. .M.: 1979; 4532 KW Ter-
neuzen, Celciusstraat 18; tel. (01150) 19656
(privé), 1488 (prakt.); p., ass, bij C. .1. Cysouw
en M. P. Schaub. (toevoegen als lid).
Hoffen. K. K. van: 1979; 3572 TC Utrecht,
Palmstraat 4; tel. (030) 714023; d. (toevoegen
als lid).

Hol. G. H. G.: 1918; .3941 AC Doorn, Park
Boswijk 321; tel, (0.3430) 9321.

19

204

204

21)6

208
210

216

216

-ocr page 572-

217 Hooijer, G. A.: 1979; 8471 KS Wolvega, computerpraat
Fuchsiastraat II; tel. (05610) 4422 (privé),
2282 (prakt.); p., ass. bij K. H. Bouwman,
J. Kramer en M. H. Pelleboer. (toevoegen
als lid).

224 Kampman-Seekles, Mevr. P. H. B.; 1959;
Zevenhuizen (Gem. Leek); tel. (05943) 1799.

226 * Klein-Berkeljon. Mevr. M. L; 1979; 3563
MA Utrecht, Vechtdijk t./o 153; d.

231 Kroeze. Mej. B.: 1979; 4155 BE Gellicum,
Vlietskant 3; tel. (03458) 2591; wnd. d. (toe-
voegen als lid).

236 Lendfers. Dr. L. H. H. M.: 1966; U-1974;
Haps; tel. (08850) 14968 (privé), 13124, 13911
(bur.).

241 *Meerdink. Mej. E. G.; 1979; 3701 TA Zeist,
Choisyweg I bis; tel. (03404) 15904; wnd. d.

244 Mouwen. A. J. A. M.: 1970; Haps; tel.
(08850) 14659 (privé), (08859) 1593 (prakt.).

244 Mulder. J. M.; 1978; 6956 CG Spankeren,
Kerkweg 6; tel. (08330) 20414; p., ass. bij

J. H. de Groot, H. A. C. Heezen, A. M. van -

Schalk, H. J. M. Tonk en A. J. Verheul. 278
(toevoegen als lid).

256 /\'/•on/t,/4.,1977;8471 KC Wolvega, Eikenlaan 2Ä0
9; tel. (05610) 3856; p., ass. bij K. H. Bouw-
man, J. Kramer en M. H. Pelleboer.

2S6 Pul. A. E. F. van; 1952; 7031 BG Wehl, 280
Isidorusstraat 22; tel. (08347) 1792 (privé),
1248 (prakt.); p., geass. met G. C. M. Jansen;
280
r.k.; plv. i.; wnd. h. vl. k. kr.

259 "Roest. J. C; 1979; 3572 PL Utrecht, W. 281
Barentszstraat 46; tel. (030) 715789; wnd. d.

261 Scheele. E. J.; 1974; 2161 KZ Lisse, Zwanen-

dreef 4; tel. (02521) 13240 (privé), 10847 282
(prakt.).

295 ♦Sc/iuurman. //. y.; 1973; Lusaka (Zambia), 286
c/o Royal Netherlands Embassy, P.O. Box
1905; tel. 62231; d. Min. van Buitenlandse
Zaken.
 286

266 »Sjouke. Mej. E. A.: 1979; 3701 TA Zeist,

Choisyweg 1 bis; tel. (03404) 15904; wnd. d. 288

278 Velema. J. B.: 1979; 3981 ZL Bunnik. Vlet-
weide 40; tel. (03405) 1076; wnd. d. (toe-
288
voegen als lid).

Overleden:

W. H. J. van Heukelom te Valkenburg op 15 mei 1979.
*W. van der Kooi te Epe op 30 maart 1979.
♦P. J. Valkenburg te Dinteloord op 3 april 1979.

Benoemingen:

Benoemd als plaatsvervangend inspecteur bij de V.D.:
H. J. van der Hammen te Steenbergen (N.Br.) per 1 april 1979.

Promoties:

E. Gruys te Bunnik op 14 juni 1979.

A-ORIAAN: SOMS DENK IK DAT IK ER ZIEK
VAN WORD.

B-ERTUS: IK DENK, DAT JIJ ZIEK VAN HET
DENKEN WORDT.

jaarcongres 5-6 oktober

Verhaegh. A. M.; 1976; 6026 EC Maarheeze,
Vogelsberg 29.

Verweij. Dr. J. H. P.: 1937; U-1970; Rozen-
daal (Gld.); tel (085) 619650; r.d.; oud-dir.
G.v.D. prov. Gelderland; 0.0.N.
Verwer. Dr. M. A. J.: 1932; U-1952; Door-
werth; teL (085) 341064.
"Vincenten. C. J. C: 1979; 3981 EA Bunnik,
Dorpsstraat 1; d.

Vos. C. de: 1979; 4155 BE Gellicum, Vliets-
kant 3; tel. (03458) 2591; wnd. d. (toevoegen
als lid).

"Vrieselaar. H.: 1979; 3582 XM Utrecht,
LB.B.-laan 109, Kamer 823; d.
Westendorp, ür. J. F.: 1952; U-1965; 1861
GM Bergen (N.H.), Noordlaan 1; tel. (02208)
2731 (privé), (072) 114642 (bur.); dir. slachtb.
Wetzlar. Mej Y. 1. E. A.: 1975; 8212 AD
Lelystad, Buitenplaats 111.
*Wii. F. Th. C. de: 1979; 3533 EA Utrecht,
J. Winnubstlaan 13; tel. (030) 931503; wnd. d.
"Woerden. Mej. M. A. van: 1979; 3572 LV
Utrecht, C. Houtmanstraat 10; d.

-ocr page 573-

lODoMfolo

Jubilea:

H. Moerman te Twello

E. F. de Nijs te Hulst

E P. Risseeuw te Schoonhoven

A. Wagner te Dirksland

W. Beernink te Nijkerk

ProE dr. dr. h.c. Jac. jansen te Oudemirdum

Dr. H. S. Hofkamp te Heerenveen

P. Sjollema te Leeuwarden

A. J, Braak te Driebergen

H. J. Schuring te Nijkerk

Jhr. P. B. Alberda van Ekenstein te Ter Apel

J. J. Meiessen te Koog a d Zaan

A. Pie te Goor

D. van de Akker te Zwolle
H. S. van der Meulen te Ruurlo

B. Bosch te Elburg

Prof. dr. P. W. M. van Adrichem te Wageningen

P. F. J. Jansen te Sevenum

.A. D. van Tuinen te Vlagtwedde

A. Heuff te Deurne

P. J. Borm te Terneuzen

P. van Schalk te Rotterdam

A. van Keulen te Blaricum

Dr. F. A. de Zeeuw le St. .Antonius (België)

H. H. L. van Werven te Didam

1979
1979
1979
1979
1979
1979
1979
1979
1979
1979
1979
1979
1979
1979
1979
1979
1979
1979
1979
1979
1979
1979
1979
1979
1979

(aanwezig) 25 jaar op 19 jun
(aanwezig) 25 jaar op 19 jun
(afwezig) 25 jaar op 19 jun
(afwezig) 25 jaar op 19 jun
(afwezig) 55 jaar op 19 jun
(afwezig) 55 jaar op 19 jun
(afwezig) 50 jaar op 22 jun
(afwezig) 50 jaar op 22 jun
(aanwezig) 40 jaar op 25 jun
(afwezig) 50 jaar op 29 jun
(afwezig) 30 jaar op 30 jun
(afwezig) 30 jaar op 30 jun
(afwezig) 30 jaar op 30 jun
(afwezig) 30 jaar op 30 jun
(afwezig) 25 jaar op 1 jul
(afwezig) 25 jaar op 2 jul
(afwezig) 25 jaar op 3 jul
(afwezig) 25 jaar op 3 jul
(afwezig) 25 jaar op 3jul
(afwezig) 25 jaar op 4 jul
(afwezig) 25 jaar op 5 jul
(afwezig) 45 jaar op 5 jul
(afwezig) 45 jaar op 6 jul
(aanwezig) 50 jaar op 12 jul
(afwezig) 45 jaar op 14 jul

Voor het Dierenartsexamen slaagden:

d.d. 11-5-1979
Geslaagd \'Cum l.aude\':
W Brons

Geslaagd met \'met genoegen\':

Mej. E. G. Meerdink
Mej. l„ A. Sjouke

(leslaagd:

.1, W. Garretsen
Mej. F. B. M Geels
Mevr. M. 1.. Klein-Berkeljon
J. C. Roest

G. J. C. Vincenten

H. Vrieselaar

Mej. M. A. van Woerden
F Th. C. de Wit

Doctoraal \'Vrije Studierichting\':
(ieslaagd \'met genoegen\':
R M. Dwars

-ocr page 574-

\'x t

\'s\'i--\'.

•V.- >

__

voor pups
vanaf 5 a 6 weken

dohyvac D

tegen hondeziekte

dohyvac DHL

tegen hondeziekte, hepatitis
en leptospirose

dohyvac M dohyvac DH

tegen hondeziekte, tegen hondeziekte en hepatitis.

dohyvac L

tegen leptospirose.

dohyvac SAD

tegen rabies (S.A.D.)
voor honden en katten.

duphar

PHILIPS-DUPHAR NEDERLAND B.V.
AMSTERDAM POSTBUS 7133 TELEFOON 440911