-ocr page 1-

DE PATI-IOGENIE

EMPHYSEMA SÜBSTANTIVÜM.

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT,

ka magtiging valf ben heotob hagsificds,

D-. W. KOSTER,

gewoon hoogleekaab in de geneeskunde ,

MET TOESTEMMING TAN BEN ACADEMISCIIEN SENAAT

VOLGENS BESLUIT DEE, GENEESKUNDIGE FACULTEIT,
TER VEEKEIJGING VAN DEN GEAAD
VAN

DE HOOaESCHOOL TE UTEECHT,

Op Woensdag den 2 Octobee 1867, des namiddags ten 1 Ure,

IN HET OPENBAAE TE VERDEDIGEN

DOOB

DAVID ADßlÄMÜS VAN DER WEIDE,

Geboren te Dockum.

UTEECHT,
W. H. VAN DAL BK
1867.

-ocr page 2-

Gedrukt 1er Boek-, i\'iaat- en Steoiidrukkcrij „ve industrie," Utrecht.

-ocr page 3-

é

-ocr page 4-

•T\'

*

» «

•vif »"t,-, < ^ -

.....

.......- . ■■a^,),--:^

v-^-t:

-

-ocr page 5-

Dij het verlaten der Academie kan ik niet
nalaten Ü Hoog- en Zeer-Geleerde Heeren voor
het onderwijs dat ik van U heb mogen ontvangen,
mijnen hartelijken dank te betuigen.

-ocr page 6-

INHOUD.

Blz.

I. Inleiding..........^

HOOFDSTUK I.

II. Bepaling van empliyseem in \'t algemeen.

Bescliouwing der verschillende soorten. 3

HOOFDSTUK II.

III. Wijze van onstaan van het emphysema
snbstantivum . ........^ ^

-ocr page 7-

INLEIDING.

Door de wet verpligt eene dissertatie te
sclirijven ten einde den graad van doctor in
de geneeskunde te verkrijgen, zoo heb ik mij
voorgenomen daarin te handelen over de
pathogenic van bet emphysema substantivum
(Rokitansky).

Dat dit onderwerp alleen theoretisch be-
handeld, en niet door eigen waarnemingen of

onderzoek toegelicht wordt, zal niemand ver-

1

-ocr page 8-

wonderen die met den gew^onen gang van
zaken bij Emphyseem bekend is.

De lijders bevinden zich als de katarrh
der luchtpijpstakken niet te hevig is, vrij wel,
worden dus weinig in ziekenhuizen verpleegd.
Deze toestand kan 20, 30 en meer jaren
duren.

Een geregelde waarneming, en later onder-
zoek door lijkopening enz. van bepaalde
gevallen is dus niet zoo dikwijls mogelijk,
en viel mij in mijn studietijd niet te beurt.

-ocr page 9-

HOOFDSTUK L

BEPALING VAN EMPHYSEEÏ IN \'T ALGEMEEN.
BESCHOUWING DER VEESGIILLENDE SOOßTEN.

Onder emphysema pulmonum verstaat men
die toestand waarbij een grooter of kleiner
deel der long, door welke oorzaak dan ook
te weeg gebragt, meer dan normaal is en
blijft uitgezet.

Men onderscheidt verschillende soorten.

-ocr page 10-

Ais hoofdsoorten kan men aannemen het
emphysema interlobulare en het emphysema
vesicular e.

De 1® hoofdsoort, het emphysema inter-
lobulare zou men nu
mg in 2 soorten kunnen
verdeelen al naar dat het meer tusschen de
lobuli voorkomt of naar dat het zich meer
bevindt in het subplenrale bindweefsel. Deze
onderscheiding is echter nutteloos.

Het vesiculaire emphyseem verdeelt men
gevoegelijk in 3 afdeelingen, n. 1. het em-
physema senile — het vicarieerende en het
idiopathische-emphy seem.

Van het vicarieerende emphyseem onder-
scheidt men weer 2 soorten n. 1. het acute en
het chronische vicarieerende emphyseem.

Onze verdeeling volgende, zullen wij
kortelijk de verschillende soorten beschouwen.

Onder de naam van emphysema interlo-

-ocr page 11-

biliare verstaat men die ziektetoestand der
long vs^aar door sterke uitzetting der long-
blaasjes bersting daarvan ontstaan is, en de
door bersting uit de longblaasjes ontwijkende
lucht, zich in het interstitieele bindweefsel
verspreid heeft.

Volgens sommigen, o, a. Heschl
moet het bestaan van het emphysema inter-
lobulare in tw^fel getrokken worden , en wel
vooreerst, omdat er, zoo er longblaasjes
bersten, er tevens, daar de wanden daarvan
met een digt cappillair net bekleed zijn,
vaatjes van dat capillair net moeten verscheurd
worden en deze dan eene meerder of minder
groote hoeveelheid bloed moeten geven en ten
tweede omdat de gescheurde longblaasjes nog
nooit duidelijk zichtbaar zijn gemaakt. Hij

\') Kort overzicht der Geneeskundige Praktijk, door Dr.
C. r. Kunze, pag. 114.

-ocr page 12-

meent het daarom dan ook voor een lijkver-
schijnsel te moeten houden en verklaart het
te z^n eeiie gas-ontwikkeling in het long-
weefsel.

De eerste grond die hij aangeeft is niet
zeer overtuigend, daar toch geene longblaasjes
bersten voor dat
zij sterk zijn uitgezet. Deze
uitzetting nu geschiedt langzaam.

De vaten worden bg die uitzetting ge-
oblitereerd en waar de vaten verdwenen zijn
kan moeijelijk nog van bloeding sprake zijn.

De 2® bewijsgrond van Heschl schijnt
mij ook toe onjuist te zijn, want ik geloof dat
hiervan hetzelfde geldt, wat Niemeyer
zegt van den pneumothorax n. 1. dat het in
vele gevallen slechts met moeite gelukt de
plaats waar de long geperforeerd is te ont-

1) Lehrbuch der Specielleii Pathologie und Therapie, von
r. Niemeyer, Ier bd.; 1866, s< 271.

-ocr page 13-

dekken, terwijl er andere gevallen voorkomen;
waar de opening inderdaad reeds gesloten is,
zoodat ik meen dat het niet vinden van de
gescheurde longblaasjes, geen regt geeft tot
het besluit dat het emphysema interlobulare
€en lijkverschijnsel zou zijn. ■

Dat het emphysema interlobulare meer
bij kinderen voorkomt, waar de kleinste
kwabjes der long door eene dikkere bind-
weefsellaag begrensd worden, schijnt te blijken
uit het dikwijls voorkomen van het emphysema
interlobulare na croup.

Onder emphysema vesiculare verstaat
men die ziektetoestand der longen, waarbij
de longblaasjes boven het normale verwijd
geworden en met elkander in gemeenschap
gekomen zijn, door \'t verdwijnen hunner

-ocr page 14-

tusschenwanden, waarbij zij dan ook voor
een groot deel hnnne elasticiteit en contracti-
liteit hebben verloren.

Het emphysema senile (\'t welk door
Niemeyer^) afzonderlijk wordt beschouwd)
moet ook als emphysema vesiculare woorden
opgevat. Ook hier heeft men verwijde long-
blaasjes, ook hier komen door \'t verdwijnen
der tusschenwanden de longblaasjes met elkander
in gemeenschap, doch hier moet men het
verdwijnen der tusschenwanden beschouwden y
als veroorzaakt door de gebrekkige voeding
der longblaasjes.

Te meer mag men de gebrekkige voeding
hier als hoofdoorzaak aannemen daar hierbij
gCAVOonlijk ook atrophie van \'andere organen
pleegt voor te komen, In enkelde gevallen

0 Lehrbuch der Path. und Therapie, T, Niemeyer,
bd., s. IIL

-ocr page 15-

echter treedt die atrophie van het longweefsel
vroeger op dan de atrophie van andere organen.

Als soort van het emphysema vesi-
culare heeft men het vicarieerend emphyseem.

Wanneer n.1. op de een of andere plaats
der long een deel daarvan, door welke oor-
zaak dan ook, vernietigd is of buiten staat
is zich uit te zetten, zoo moet, daar de lon-
gen en de borstwand elkander steeds aanraken ,
of de borst op die plaats invallen of de longen
zich zooveel uitzetten tot liet verschil opge-
heven is. Meestal zal beide plaats hebben,
doch de uitzetting der long zal zeker grooter
zyn dan de inzakking der borstkas.

Natuurlijk zullen nu die gedeelten der
long zich het meest uitzetten, welke het digst
gelegen zgn bij die plaatsen der long waar
de functie is opgeheven. Dezen toestand nu
noemt men vicarieerend emphyseem.

-ocr page 16-

Men onderscheidt van het vicarieerend
emphyseem nog de acute en de chronische
vorm

Het acute vicarieerend emphyseem wordt
vooral gevonden in lijken van personen die
aan pneumonie gestorven zijn.

Deze personen hebben in het laatst van
hun leven slechts een klein gedeelte hunner
longen tot ademhaling kunnen gebruiken.
Het gebruikt wordende deel der long heeft
zich dus bij de verwijding der borstkas sterk
moeten uitzetten en zoo aanleiding gegeven
tot het
spoedig ontstaan van acuut vicarieerend
emphyseem.

Het chronisch vicarieerend emphyseem
komt meer voor dan de acute vorm. Hier-
voor geeft men ook meerdere oorzaken van

1) Lehrbuch der Pathologie und Theraphie v. N i e m e i j e r,
Ier bd.
S. 113.

-ocr page 17-

ontstaan aan, b. v. uitgebreide vergroeijingeii
van de pleura pulmonum met de pleura
costariim waarbij het emphyseem vooral
aan de onderste en voorste randen voorkomt.
Ook chronische bronchitis is eene, en wel
eene der meest voorkomende oorzaken van
chronisch vicarieerend emphyseem.

Dat men de emphysemateuse long in
het lijk nog uitgezet vindt en de lucht er bij
het openen der borstholte door de de long
eigene elasticiteit, niet wordt uitgedreven, komt
doordat de met afscheiding of door zwelling
gevulde bronchi eene hindernis daarstellen,
welke hindernis niet door de elasticiteit der
long, welke misschien door de sterke uit-
zetting reeds veel geleden heeft, kan worden
overwonnen.

\') Lehrbuch der Pathologie und Theraphic v. N i e m e ij e r
"ier bd. s, 112.

-ocr page 18-

Tot het vesicnlaire emphyseem behoort
ook nog eene soort welke door sommige
pathologen emphysema idiopathicum, door
anderen emphysema substantivum genoemd
wordt.

Hieronder verstaat men een meer zelf-
standig emphyseem dat niet door andere
ziektetoestanden der longen voorafgegaan en
daardoor veroorzaakt is.

Gewoonlijk doet het zich door de\'geheele
long verspreid voor.

Over de Pathogenie daarvan willen wij
in het volgende hoofdstuk handelen.

-ocr page 19-

HOOFDSTUK 11.

WIJZE YAN ONTSTAAN VAX HET EMPHYSEMA
SÜBSTANTIYÜI. ■

Het emphysema substantivum staat, naar
men zou meenen, scherp tegenover de andere
soorten van emphyseem, daar die allen deu-
teropathisch zijn.

Bij nader inzien zal blijken, dat dit of
niet het geval is, of dat er tot heden toe

-ocr page 20-

soorten van emphyseem hij gerekend worden,
die er niet toe behooren, om dit aan te toonen
zullen wij beginnen met de wijzen van ont-
staan van het emphysema substantivum na
te gaan.

Laennee, Rokitansky en anderen i)
meenen dat het emphysema substantivum
ontstaat, zoo in de fijnere bronchi een hin-
dernis voor het doorgaan der lucht ontstaan
is, hetzij die hindernis bestaat in eene kata-
rhale zwelling der slijmhuid of in eene
ophooping van secretum in de bronchi.

Die hindernis nu wordt, naar zij meenen,
door de krachtige spierwerking bij de inade-
ming overwonnen, terwijl de uitademing welke
vooral veroorzaakt wordt door de elasticiteit
der longen, der borst en der gedurende de

\') Niemeyer, 1" bd., S. 113 en 114.

-ocr page 21-

inademing door zamentrekking van liet diä-
phragma gecomprimeerde darmen, die hindernis
niet kan overwinnen.

Het gevolg daarvan zal zijn dat een
gedeelte lucht in de alveolen zal terug blijven,
welk gedeelte lucht bij iedere inademing zal
toenemen; daardoor zullen de longblaasjes al
meer en meer verwijd worden en alzoo het
emphyseem voortgebragt worden, \'twelk zij
emphysema substantivum noemen.

Voor het ontstaan van emphyseem op
deze wijze, pleit dat de uitademing langzamer
is dan de inademing.

Volgens Vierordt en Ludwig^) staat
de tijd van inademing tot die van uitademing
in verhouding als 10 : 24,1 of als 10 : 20,5 ,
ofschoon hierin vele afwisselingen voorkomen.

-ocr page 22-

Het minimum door hen gevonden was als
10:14,1.

Uit die proeven nu volg-t dat de uitade-
ming zwakker moet zijn dan de inademing,
ten minste voor de gewone in-en uitademing,
tenzij het door de verhoogde temperatuur,
het meer bevatten van koolzuur, het bijge-
mengd zijn van eenige organisclie stotïen en
het grooter watergelialte veranderde volumen
en specifiek gewigt der uitgeademde lucht,
zooveel meer mogt bedragen dat daardoor het
verschil opgeheven werd.

S i b s O n daarentegen vond de inademing
en uitademing by volwassen mannen nagenoeg
even sterk. Hij vond dat daartusschen de
verhouding was als 6 : 6 of 6 : 7.

Bij kinderen, vrouwen en oude lieden ,

-ocr page 23-

vond Inj echter ook de inademing korter, —
hier vond hij n.1. de verhouding als 6:8 of
als 6 : 9. In het algemeen echter, ziet men
hier uit, dat de inademingsspieren eene sterkere
werking uitoefenen dan de uitademingsspieren.

Bij sterke uitademing is echter de ver-
houding anders. Zoo vond Hutchinson^},
die de drukking bij in- en uitademing bij
1500 personen onderzocht heeft, de drukking
bij de uitademing Vs grooter dan bij de
inademing.

Die theorie van Rokitansky zou dus
by sterke uitademing niet juist zijn, zoo niet
zooals Niemeyer^) beweert, de drukking,
die wij by geforceerde uitademing vooral door
het diaphragma en de energische contracties
der buikspieren op de longen uitoefenen, even

D O a der s j Physiologie des Menschen, S, 417.
2) Niemeyer, 1° bd., S. 114.

-ocr page 24-

goed werkt op de vernaauwde kleine bronchi
als op de alveolen en alzoo ook de hindernis
voor de uitademing, eveneens vermeerderd
wordt.

Vindt men nu eene zoodanige long in het
lijk, dan zal men daaruit ook door drukking
van buiten de lucht niet kunnen verwijderen,
daar men bij die drukking ook te gelijk met
de longblaasjes de fijnere bronchi zamendrukt.
Deze wijze van ontstaan nu nagaande, blijkt
het ten duidelijkste dat dit emphyseem niet
tot het emphysema substantivum gerekend
kan worden, daar het hier werkelijk deute-
ropatMsch is, volgende op en ontstaande ten
gevolge van chronischen katarrh.

De verklaring nu van het ontstaan
van emphyseem op de zoo pas beschreven

-ocr page 25-

wijze, is door de ervaring gebleken niet vol-
doende te zijn.

Men vindt n.1. dat in sommige toestanden
b.v. bij \'t bespelen van blaasinstriimenten enz.
zonder dat de toevoer van lucht eenige hin-
dernis ondervond, alleen door den verhinderden
afvoer van lucht ook emphyseem ontstond.

Deze ervaring maakte behalve de eerste
verklaring eene tweede noodzakelijk.

Rokitansky meent dat de zeer diepe
inademingen, welke, gelijk het geval is bij
het bespelen van blaasinstrumenten, op het
lange aanhouden van den adem moeten volgen,
de alveolen zoo aanmerkelijk zouden uitzetten
dat zij hunne elasticiteit zouden verliezen en
verwijd blijven.

Deze meening geloof ik dat onjuist is.

\') Niemeyer, Ier bd. S. 114.

-ocr page 26-

Hier treden n.1. nadat de inademing geschied
is, de buikspieren reeds in werking, de gas-
sen der buik trachten het middenrif omhoog
te voeren om, bij het openen der stemspleet,
die tot nu toe gesloten was gehouden, de
lucht met kracht te doen ontwijken.

Het opgedreven worden van het dia-
phragma en de zamentrekking der buikspieren
zal zamenwerken om de met lucht gevulde
borstholte bij gesloten stemspleet te verkleinen.

Dit zal natuurlijk eene verhoogde druk-
king in de alveolen te weeg brengen en bij
langen duur zeker aanleiding geven tot uit-
zetting der alveolen met de gevolgen daarvan
als vernietiging van vaten, \'t verdwijnen der
tusschenschotten door drukking op de wanden
enz. waardoor dus met een woord die toestand
zal worden te weeg gebragt, welke men
emphysema substantivum pleegt te noemen.

-ocr page 27-

Hetzelfde zal natuurlijk gelden voor al
die gevallen waar wij bij belemmering der
uitademing onze borstkas trachten te ver-
kleinen b.v. bij het zich sterk inspannen zoo-
als bij het opheifen van zware lasten enz.

Ten gevolge van het dringen van het
diaphragma naar boven, wordt volgens Nie-
meyer een sterke luchtstroom uit den
schuin naar boven gerigten ondersten bronchus
gedreven en verhinderen wij dan dat de lucht
door den larynx ontwijkt zoo stroomt een deel der
gecomprimeerde lucht in den schuin naar beneden
gerigten bovensten bronchus. Door de centri-
fugale drukking welke de gecomprimeerde,
in de alveolen der bovenste lappen geperste
lucht op de wanden der alveolen en op den
borstwand uitoefent, worden beide zoo ver
mogelijk uitgezet.

1) Niemeyer, bd., S. 115.

-ocr page 28-

Deze theorie schijnt mij toe juist te zijn,
want bij de inademing, zoowel als bij de
uitademing, verschuiven zich de longen, doch
niet alle deelen der long in gelijke mate.

Die verschuiving heeft n.L plaats bij de
inademing van boven naar beneden en van
achteren naar voren , als vaste punten
kunnen dus vrij wel beschouwd worden de
top en tiet achterste gedeelte der longen. Bij
de uitademing nu zal de verschuiving in de
omgekeerde rigting plaats hebben, dat wil
zeggen van beneden naar boven en van voren
naar achteren.

Tracht nu het diaphragma de ruimte der
borstkas te verkleinen, vooral zoo dit plotse-
ling geschiedt, zoo zal die kracht vooral
inwerken op de meest uitgezette deelen der
long, dus op de onderste en voorste randen.

O Donders, Pliysiologie des Menschen, S. 408en409.

-ocr page 29-

De nu uit de onderste alveoli gedreven,
lucht, zal, tegen den gesloten larynx komende,
teruggekaatst worden en sterker werken op
de bovenste gedeelten der long, alwaar de
bronchi wijder zijn, dan in het benedenste
gedeelte, waar zij door de drukking, welke
het diaphragma er op uitoefent, vernaauwd zijn.

Die onder hoogere drukking dan gewoonlijk
staande lucht, inwerkende op de reeds geheel
gevulde alveolen van de bovenste gedeelten
der long, zal aldaar, zoo dit ten minste dik-
wijls geschiedt , aanleiding geven tot boven-
matige uitzetting, dus tot emphyseem.

Nu doet zich echter de vraag op, of
het aldus ontstaan emphyseem, beschouwd
moet worden als het eigentlijke emphysema
substantivum, of dat het moet gebragt worden
tot het chronisch viccarieerend emphyseem.

Wanneer wij de afwijkingen van de gewone

-ocr page 30-

ademhaliiig-, het streven om de borstkas, bij
gesloten stemspleet, te verkleinen, niet als
eene ziektetoestand beschouwen, dan voorzeker
zou het aldus ontstane emphyseem, het we-
2entlijke emphysema substantivum zijn. Zoo wy
echter iedere afwijking van de gewone functie,
al is de afwijking dan ook van de wil van
het individu afhankelijk, vooral zoo die af-
wijking zich dikwijls herhaalt, als ziektetoe-
stand beschouwen, dan is het duidelijk, dat
ook hier geene sprake kan zijn van eene
idiopathisch emphyseem, maar dat ook, hier
het emphyseem als deuteropathisch moet
worden beschouwd, en wel tot het chronisch
vicarieerend emphyseem moet gebracht worden.

Verder heeft men nog de meening van
Freund^). Volgens deze zou er emphysema

O Der Zusammenliang gewisser Lungenkrankheiten
mit primären Kippenknorpelanomaliën, von Dr. Wilhelm
Alexander Freund, 1859. .

-ocr page 31-

substantivum ontstaan, ten gevolge van ver-
anderingen in de ribbekraakbeenderen. Zoo
het nu waar was, dat er emphyseem ont-
stond, ten gevolge van veranderingen in de
ribbekraakbeenderen -— wat o. a. ook door
Dr. Kortman^) in zijne dissertatie beweerd
is — dan zou het toch geen emphysema substan-
tivum kunnen zijn, omdat hier een andere
ziektetoestand voorafgegaan is, waarvan em-
physeem het gevolg was, hier zou het dus
ook weer deuteropathisch zijn en ook weer
moeten teruggebragt worden tot het chronisch
vicarieerend emphyseem.

Wat nu de theorie van Freund betreft,
deze geloof ik dat onjuist is. Hij bew^eert
n.1. dat 2 zeer verbreide ziekten der long

De ontaarding der ribbekraakbeenderen, eene oorzaak
van longemphyseem, Academisch proefschrift door Hendri-
cus Bernardus Petrus Kortman, 1863,
2) Freund, S, 21.

-ocr page 32-

in vele — doch niet in alle gevallen — hunne
eerste oorzaak hebben in eene ziekelgke
gesteldheid der ribbekraakbeenderen. Deze
ziekten zijn: de idiopathische vooral hereditaire
meest chronisch verloopende tuberculose, die
vooral in de top der long gezeteld is, en dan
het idiopathisch emphyseem, dat vooral aan
de bovenste randen voorkomt. Op pag. 22
lezen wij bij hem, het volgende: „Aber für
„die oft bei jugendlichen, besonders durch
„einen charakteristischen Habitus ausgezeich-
„neten Individuen, die oft in sogenanter
„hereditärer Disposition stehen, in der Spitze
„oder oberen Partie der Lungen, überhaupt
„beginnende, meist chronisch verlaufende Tu-
„berculose, für diese liegt, wie ich gefunden
„zu haben überzeugt bin, die Ursache in
„einer anomalen Beschaffenheit des ersten
„Rippenknorpels selten des zweiten und dritten.\'\'

-ocr page 33-

Verder lezen wij op bladzijde 23:

„Aber für jenes zunächst am vorderen
„Rande der oberLimgen-partiën (idiopathische),
„ohne jede merkbare Veranlassung allmählig
„auftretende Emphysem bei vielen, oft noch
„jugenlichen, sonst völlig gesunden Individuen,
„bei denen sich manchmal auch eine Forter-
„bung der Beschwerden nachweisen lässt, für
„dieses Emphysem glaube ich die Ursache in
„einer bestimmten Erkrankung einzelner oder
„aller, Rippenknorpel gefunden zu haben."

Die ziekte der kraakbeenderen bestaat vol-
gens Freund^) daarin dat van het jaar
ongeveer af, de kraakbeenderen by sommige
individus een meer gestreept aanzien verkrggen.
Men ziet dan op de lengte-doorsnede rondachtige
plekken, welke door hun geelachtig troebel

Freund, S, 83, 84.

-ocr page 34-

en gestreept uitzien tegen liet omliggende
kraakbeen afsteken. Bij hoogere graden van
die ontaarding ziet men over de geheele
lengte doorsnede eene gelijkmatige vuilachtige ,
donker-geele kleuring, die het sterkst in het
midden is.

Bij het droogen nu van zoodanige kraak-
beenderen zinken die plekken meer in dan de
omringende gedeelten, droogen dus meer uit,
waardoor dan die kraakbeenderen eene schotel-
vormige gedaante krygen.

Onder het microscoop ziet men dat die
plekken eene groote hoeveelheid vet en serum
bevatten.

Zijn zulke kraakbeenderen versch dan
hebben
zij een groot gedeelte hunner elastici-
teit verloren en bieden meer weerstand aan
het snijdende mes, dan gezonde kraakbeenderen.

Ofschoon ik nu niets op de juistheid van

-ocr page 35-

deze ondekking van Freund wil afdingen,
zoo geloof ik toch dat het onjuist is die ver-
andering in verband te brengen met het ont-
staan van emphyseem.

Wanneer hij, gelijk hij in pag. 4 zegt:
bij secties van longzieken zeer dikwijls op-
vallende verandermgen der ribbekraakbeen-
deren gevonden heeft, die zich niet van de
ziekte der long laten afleiden, dan geeft dit
hem nog geen regt om omgekeerd uit ziekten
van de kraakbeenderen tot ziekten der long te
besluiten, van welke hy het ontstaan niet kan
aantoonen, zoo als b. v. in geval 28 i).

Daar echter feiten het best spreken zoo
wil ik een paar gevallen van Freund aan-
halen en wel dezulke die ook door Dr.
Kortman, die ook even als Freund, de

-ocr page 36-

ontaarding der ribbekraakbeenderen als eene
oorzaak van longemphyseem aanneemt, van
Freund zyn overgenomen.

Dr. Kortman haalt o. a. als een
sterk sprekend bewijs voor zyne beschou-
wingswijze aan, dat volgens Freund reeds
op zeer jeugdigen leeftijd, zelfs kort na de
geboorte, de besproken kraakbeenontaarding
is waar te nemen, dus voor dat zich emphy-
seem vertoont.

Als voorbeeld daarvan haalt hij aan het
28st0 geval van Freund p. 109. Het be-
trof een kinderlijkje van het mannelijk ge-
slacht. Hij zegt daarvan, wel vond hij
(Frennd) nog geene ribbekraakbeenderen
vezelvormig ontaard maar zij waren toch reeds
harder dan men bij een dergelijk lijkje zou
verwachten, terwyl de kraakbeenderen aan

\') Kortman, pag. 51.

-ocr page 37-

de eene zijde merkelijk langer waren dan
die van de andere.

De lengte der kraakbeenderen was:
Links.

le ribbekraakbeen 2 ctm. 1 m. m.

Oe

^ , »

„ 4 „

Regts.

2 )j 9 „ „

3 5) ^ H »

1« ribbekraakbeen 2 ctm. 6 m. m.

n

2

»

8

»

5!

j?

3

»

5

5?

4

4\'

!J

4

5?

9

JJ

»

Behalve dit sterk sprekend argument,
haalt hij echter ook nog eenige andere ge-
vallen van Freund aan, b. v. het 1® geval
V. Kortman, (geval 42 van Freund

-ocr page 38-

Robert T. 45 jaar, Lengte 165 ctni.
lengte v. \'t linker l^ ribbekraakb. 3 ctm. 8 m. m.
» )j }j „ 4 „ 5 „ „

5? H H 5)

lengte V.\'t regter 1® „ 3 „ 5 „ „
H n » „ 4 „ 2 „ „

3e f^ 1

n » » ^ » ?7 77 77

Het handvatsel staat sclminscli, de voor-
vlakten der longen zijn emphysemateus. In
de longtoppen zijn ook tuberkels, 1® ribbe-
kraakbeen ontaard.

2° geval van Kortman (43®^® geval van
Freund

Friedrich Filitz, 60jaar, lengte 162 ctm.

De ribbekraakbeenderen bevinden zich in
den stand van inademing en
zijn sterk ge-
welfd, vooral die van het paar. De angulus
Lndovici springt sterk vooruit. De linkerhelft

/

-ocr page 39-

van het manubrium staat hooger dan de regter.
De regter 1® intercostaalruimte is klein,
tusschen de kraakbeenderen gemeten 1" 3\'"
links 2". De kraakbeenderen van alle ribben
zijn vezelvormig ontaard, aanmerkelijk ver-
groot en van gedaante veranderd; de kraak-
beenderen der 1® ribben zijn niet ontaard. De
musculus triangularis sterni is sterk ontwik-
keld. De top der longen overal emphysema-
tous, vooral aan de voorvlakte; regts zijn
ook tuberkels.

Linkerzijde.
Lengte v. \'t kraakbeen der rib 4 ctm. 2 m. m.

» » « » H 5 5? 5 5? J5

n V V V 5? ^^ H 5 „ 6 „ „

Regterzijde.

Lengte 1® ribbekraakbeen 2 ctm. 6 m. m.

V V 5? ^ V ^ V

5 f;

V J5 55 ^ 55 ^ 5? J}

3

A

-ocr page 40-

De inwendige regte diameter 5 ctm.

Nog meerdere gevallen aan te halen schijnt
mij overbodig. Alleen wil ik nog melden,
dat ook in het 3® geval v. Kortman
(geval 45 v. Freund) tuberculose in de top
der longen voorkomt. In het 4® (geval 49
V. Freund 2) lidteekens van afgeloopen chro-
nische ontstekingsprodukten. In geval 5 van
Kortman^) (51® geval v. Freund) tevens
bronchiektasien, deze man stierf aan acute
miliairtuberculose) Geval 6 (geval 57
V. Freund) hier zijn al de kraakbeenderen
in vezelvorming overgegaan, behalve de eerste.
In de linker bovenste longkwab, vindt men
bronchiektasie, in de regter, geheelde en
versche tuberkels. Alleen in geval 7 en 8

Kortman, pag. 54. Freund, S. 114.

2) Idem, pag. 54 en 55. Idem, S. 115.

3) Idem, pag. 55. Idem, S. 116.
Idem, pag. 55. Idem, S. 117 en 118.
Idem, pag. 56. Idem, S. 118.

-ocr page 41-

van K O r t m a n\\ (geval 59 en 60 v F r e u n d)
vond men alleen emphyseem, het beroep of
de vroegere gezondheidstoestand van die per-
sonen worden niet opgegeven.

Wanneer wij nu die gevallen nagaan,
dan blijkt hieruit geenzins dat hier het em-
physeem afhankelijk zou zijn, van verande-
ringen in de ribbekraakbeenderen, hetwelk en
door Freund en door Kortman, wordt
aangenomen.

Het sterk sprekend argument van Dr.
Kortman, dat alleen berust op het meer
weerstand bieden van de ribbekraakbeenderen
van het lijkje van een kind aan het mes bij
het doorsnijden, dan men wel verwachtte,
kunnen wy gevoegelijk daarlaten. Het ontstaan
van emphyseem in V4 van de gevallen door
hem van Freund overgenomen, moet mijns
inziens, beschouwd worden als het gevolg

-ocr page 42-

van voorafgegane ziekteprocessen der long,
hetzij pneumonische, hetzij tuberculeuse.

De beide laatste gevallen bezitten, ofschoon
hier alleen emphyseem gevonden werd, vol-
strekt geen kracht van bewijs, daar hier
noch van het beroep, noch van den vroegeren
toestand der lijders, iets gemeld wordt. Bo-
vendien zouden ook nog andere onbekende
oorzaken in het spel kunnen zijn.

Als oorzaak van emphyseem heeft men
ook nog erfelijkheid aangenomen; men nam
n.1. meerdere gevallen waar, waaruit bleek,
dat zoo niet het emphyseem zelf, dan toch
de aanleg tot emphyseem, dikwijls is aange-
boren. Zoo vertelt Jackson^) dat van 28
aan sterk ontwikkeld longemphyseem Igdende
personen, die hij waarnam, bij 18 de ziekte
erfelijk scheen, daar hunne ouders aan dier-

0 Kortman, pag. 51.

-ocr page 43-

gelijke ziekteprocessen hadden geleden. Zoo
verhaalt Niemeyer ook, dat hij een familie
kent waar de gezamentlijke leden nit 3 ge-
slachten aan emphyseem lijden. Hier nu kan
men eigentlyk ook niet spreken van een
idiopathisch emphyseem, want hier zijn de
longen reeds primair ziekelijk aangedaan,
dat is, zij hebben, hetzij door eene slechte
voeding, hetzij door andere oorzaken, een
geringer vermogen, om aan schadelijke in-
vloeden weerstand te bieden, dan normale
longen.

Wat nu in \'t algemeen het emphysema
substantivum betreft, hieromtrent zijn wij het
eens met het gevoelen van Dr. Kortman,
waar hy zegt i):

„Er bestaat geen emphyseem dat als een

De ontaarding der ribbekraakbeenderen, een oorzaak
longenpliyseem van Dr. Kortman 1863, pag, 59,

-ocr page 44-

„primair lijden optreedt; het is steeds een
„deuteropathische toestand, die zijn ontstaan
„te danken heeft aan een ander reeds be-
„staand ziekelijk proces, even als zulks het
„geval is bij emphysema senile of bij vica-
„rieerend emphyseem".

Nu doet zich echter de vraag op, waar-
toe moet dan het met den naam van emphy-
sema substantivum bestempelde emphyseem
gebragt worden. Wij meenen tot het chronisch

vicarieerend emphyseem.

Zelfs Niemeyer die gelijk vele anderen
het emphysema substantivum nog als eene
eigene onderverdeeling van het emphysema
vesiculare beschouwt vindt weinig verschil
tusschen het chronisch vicarieerend en het
idiopatische emphyseem. Zoo zegt hij de
fijnere structuur der deelen bij het chronisch

1) Niemeyer, s. 117.

-ocr page 45-

vicarieerende emphyseem verhoudt zich geheel
als die van het substantive. Verder zegt hij
nog dat de symptomen van het uitgebreide
chronisch vicarieerend emphyseem en van het
emphysema; substantivum zeer gelijk aan
elkander zijn en dat zich in vele gevallen
beide vormen gedurende het leven niet van
elkander laten onderscheiden.

1) Niemeyer, s. 119.

-ocr page 46-

tiÊimi

-ocr page 47-

STELLINGEN.

I.

Emphyseem als primair lijden bestaat niet.

II.

De theorie v. F renn d omtrent het ontstaan
van emphyseem is ongegrond.

III.

Bij retentio placentae verdient de actieve
methode de voorkeur boven de passieve.

IV.

De vinger is het beste tourniquet.

-ocr page 48-

mm

42
V.

Bij ascites moet de pinctie zoo lang mogelijk
worden uitgesteld.

VI.

Digitalis kan als bloedstelpend middeT aan-
bevolen worden.

VII.

De raad om bij kunstmatige voeding van
kinderen, melk van eene koe te gebruiken,
schijnt mij toe van
geene waarde te zijn.

VIII.

Het schynt nog niet geheel uitgemaakt welk
voedsel bij kmistmatige voeding van jonge
kinderen te verkiezen is.

IX.

Het aanleggen van de haken van Malgaigne
in de knieschijf zelve is af te keuren.

-ocr page 49-

De aanwending- van bimienbaarmoederlijke
pessaria is af te raden.

XI.

Bij tetanus traumaticus dient calabar be-
proefd te worden,

XII.

Bij de behandeling van Syphilis met
kwik, schijnt de smeerkuur het verkieselijkst

te zijn.

XIII.

De etterligchaampjes moeten gedeeltelijk,
zoo niet geheel, voor uit de vaten getreden on-
gekleurde bloedligchaampjes gehouden worden.

XIV.

Bij kleine operaties is de locale anaesthesie
aan te bevelen.

-ocr page 50-

■/dj-ot/r

...r .

Sa

m

V\' . " ,

-.M ^ \' I _