-ocr page 1-

h

K

\'T !
I

-ocr page 2-

Misc. doctr.

««•492

■ÄTMCHT.i? I

J

-ocr page 3-

/

y

y-

y

-ocr page 4- -ocr page 5-

■jjiUwHitt-.Cll\'ü

-ocr page 6-

W

■tl\'".-. - i"\' ■ \' V .. - •

^ i

■ -f

M

-ocr page 7-

DE VERHOUDING YAN WIJNSTEENZUUR

TEGENOVER

GEPOLARISEERD LICHT.

-ocr page 8-

4

■ 1

*

■ jr -

, -si: ■

1579 9301

-ocr page 9-

DE VERHOUDING VAN WIJNSTEENZUUR

TEGENOVER

GEPOLAEISEEED LICHT.
academisch proefschrift

OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS

w. kostee,

GUWOON HOOQLEEEAAE IN DJ5 GESEBSKOKDISE PACUITEIT,

met toestemming yan den academischer senaat

EN

op Zaturdag den I" Junij 1867, des namiddags tea 1 ure.

DOOE

FREDERÏK WILHELM KRECKE,

Geboren te Nijmegen.

UTRECHT,

P. W. VAN DE WEIJEU,

1867.

-ocr page 10-

■■\'jf, :

^ » ^ - ^\'-îr- ■ -AT

-ocr page 11-
-ocr page 12-
-ocr page 13-

vooheede.

Bij het verlaten der Academie is het mij eene
((■anjename taak, een ivoord van dank toe te brengen
aan allen, die iets tot mijne vorming hebben hijgedragen.

Ontvang dien dank, hooggeachte Promotor hoog-
geleerde
R. van Rees voor üiue lessen, voor de
raadgevingen en de hulp mij hij het zammstellen van
^ijn Academisch Proefschrift verleend.

Het zij mij vergund, Uw naam hier te noemen
Hooggeleerde
G. J. Mulder om U te danken voor al
hetgeen ik aan U verschuldigd ben. Nooit zullen de
\'^\'\'^en op het Scheikundig Laboratorium doorgebragt
<^oor mij vergeten worden. Door mij aan Heeren
Curatoren als Utv adsistent voor te dragen, hebt Gij mij

-ocr page 14-

hijzonder aan U verpligt; en al mögt ik slechts kort
het voorregt genieten in die betrekking werkzaam te
zijn, en thans op een ander gebied mij bewegen, wees
verzekerd, dat de scheikunde mij mg even zeer ter
harte gaat als toen, en dat het mijn verlangen is
onverdeeld mijne krachten daaraan te kunnen wijden.

Aan U allen Hoogleeraren der Wis- en Natuur-
kundige Faculteit zij dank gebragt voor Uwe lessen
in verschillende rlgtingen der Natuurwetenschap.

Velen Uiver ben ik nog in het bijzonder erkentelijk
voor de gelegenheden mij bovendien verstrekt om
kennis op te doen.

Eindelijk ben ik U dank verschuldigd hooggeachte
Vader., die reeds van kindsbeen af mij lust tot de
kennis der natuur wist in te boezemen^ en mij later
tot leidsman verstrekte in onderscheiden rigtingen
van de wetenschap.

Ten slotte roep ik U, mijne Vrienden, het laatste
vaarwel toe. Steeds zullen de uren die wij te zamen
vriendschappelijk doorbragten de aangenaamste her-
inneringen bij mij achterlaten.

-ocr page 15-

DE VERHOUDING

WlJJSrSTEENZUUE

TEGEKOVEtt

GEPOLARISEEED LICET.

-ocr page 16-
-ocr page 17-

inleiding.

De natuuronderzoeker weet welligt geen tijdperk
aan te wijzen, waarin zóó vele en zóó gewigtige ont-
dekkingen geschiedden, op het ruime gebied der na-
tuurwetenschappen, als in het laatst der vorige, en
het begin der tegenwoordige eeuw. Toen bevrijdde
een Lavoisier de scheikunde van de kluisters der
valsche theoriën, waarin zij zoovele eeuwen was be-
kneld geweest, en verhief haar — doorwegen en meten
als haar grondslag aan te nemen — voor het eerst tot
eene wetenschap. Scheele, Davy en zoovele anderen,
stapelden dagelijks ontdekkingen op ontdekkingen, en
bezorgden haar daardoor eene waardige plaats onder
hare zooveel oudere en meer gevorderde zusters. Maar,

-ocr page 18-

zooals altijd het geval is, een licht op één gebied der
raenschelljke kennis ontstoken, werpt zijne stralen verre
daarbuiten, en is oorzaak, dat ook daar de verlichting
toeneemt.

In denzelfden tijd, ontsproot uit den ouden boom
der natuurkunde, dank zij de schitterende ontdekkin-
gen van Volta en Galvani, het galvanisme als eene
nieuwe krachtige loot, die, met zorg gekweekt, thans
tot eene der hoofdtakken is geworden.

Mannen als Alexander von Humboldt en Bon-
plan d doorreisden verschillende werelddeelen, en be-
schouwden die voor het eerst uit een natuurwetenschap-
pelijk oogpunt, en entten op den eeuwen beugenden
boom, door Herodotus en Strabo geplant, eene
nieuwe spruit, de natuurkundige Aardrijkskunde.

De natuurlijke geschiedenis van planten en dieren
ging insgelijks een nieuw tijdperk in, toen Linnaeus,
de Candolle, Buffon en Cuvier daaraan al hunne
krachten wijdden.

In dienzelfden tijd werd ook de sterrekundige kennis
aanmerkelijk uitgebreid, door de ontdekking der pla-
neet Uranus door W. Herschel in 1781 en der kleine
planeten Geres, Pallas, Juno en Vesta in de eerste
jaren der tegenwoordige eeuw.

In één woord, er heerschte toen een krachtig leven
op elk gebied der natuurwetenschap, niettegenstaande

-ocr page 19-

de geweldige stormen, op staatkundig gebied, die
toen ons werelddeel teisterden.

Door de ontdekking der polarisatie van het licht
door Malus in 4808 werd de langdurige strijd tus-
schen de theoriën van Newton en Huygens ten voor-
deele van den laatsten beslist. Het waren vooral Arago
en Biot, die zich ten opzigte van de verschijnselen
der polarisatie verdienstelijk maakten. De eerste ontdekte
in 1811 te gelijkertijd de chromatische en draaijende
polarisatie, terwijl Biot zijne onderzoekingen voor-
namelijk tot dit laatste onderwerp bepaalde en vele
merkwaardige bijzonderheden daaromtrent aan het
licht bragt.

Arago vond, dat wanneer een gepolariseerde licht-
straal, door een kwartplaatje gaat, dat loodregt op de
as gesneden is, deze niet meer in het oorspronkelijke
vlak gepolariseerd blijft, maar dat dit om een en zekeren
hoek gedraaid wordt. Biot bestudeerde dit verschijnsel
nader, en stelde proefondervindelijk de voornaamste
wetten vast, waaraan deze draaijing gehoorzaamt. Te
gelijkertijd vond hij, dat niet alleen kwarts, maar
ook terpentijnolie en eene menigte andere organische*
vloeistoffen en oplossingen van vaste ligchamen in staat
2ijn, om het polarisatievlak te draaljen.

-ocr page 20-

Onder alle ligchamen, die in staat zijn dit verschijnsel
te weeg te brengen, is er welligt geen, dat zich zon-
derlinger verhoudt, dan het wijnsteenzuur. Biot,
Pasteur, Arndtsen en anderen hebben uit deze
anomalie aanleiding genomen, om het wijnsteen-
zuur aan een naauwkeurig onderzoek te onderwerpen,
en zijn daardoor tot zeer merkwaardige uitkomsten
geraakt.

De waarnemingen, omtrent de draaijing van het
polarisatievlak deden aan Pasteur behalve het wijn-
steenzuur nog twee andere zuren, antiwijnsteenzuur
en druivenzuur kennen, die, wat kristalvorm en che-
mische eigenschappen betreft, tot het wijnsteenzuur
in het naauwste verband staan.

Zoo verrijkte dus een zuiver physisch onderzoek de
chemie met twee nieuwe hgchamen waarvan zij het
bestaan niet vermoedde. Een nieuw bewijs, zoo er
nog bewijzen noodig zijn, voor het
commune scienti-
arum vinculum.

Ondanks de ijverige nasporingen der bovengenoemde
geleerden was er op dit gebied nog zoo veel overig
om te onderzoeken, dat ik besloot het wijnsteenzuur,
in zijne verhouding tot het gepolariseerde hebt, nader
te bestudeeren.

Het onderwerp vervalt in drie hoofdafdeelingen en
wel:

-ocr page 21-

i". Methoden ter bepaling van het soortelijk draaljend
vermogen van vloeistoffen.

De verhouding van het vrije wijnsteenzuur ten
opzigte van het gepolariseerde licht en

^ = De verhouding van eenige wijnsteenzure zouten
^en opzigte van het gepolariseerde licht.

-ocr page 22-

•■g;\';:;/ ^ . ■ \\ \'W.

te."

X :

».-".ïf\'\'

\'X \'Vv

\'â

.A :-, .

-ocr page 23-

eerste hoofdstuk.

methoden ter bepaling VAH het soortelijk drftaijesd
vermogen van vloeistoffen.

§ 1

Verdeeling der draaijende stoffen. Weiten van Biot.

Soortelijk draaijend vermogen.

De draaljing, die sommige ligchamen op het polari-
satievlak teweeg brengen, kan aan twee oorzaken wor-
den toegeschreven. Zij kan ontstaan, hetzij door de
groepeering der moleculen van het draaijende ligchaam,
J\'^etzij door den invloed, die elk der moleculen op het
Polarisatievlak teweeg brengt.

Beide voorstellingswijzen zijn juist. De eerste geldt
voor kristallen, de tweede voor vloeistoffen. Hieruit

-ocr page 24-

volgt, dat er twee zeer onderscheidene groepen van
draaijende zelfstandigheden zijn:

r Diegene, waar de draaijing veroorzaakt wordt
door de onderlinge rangschikking der moleculen.

T Die, waar de draaijing het gevolg is van
den invloed, dien elk molecule op het polarisatievlak
teweeg brengt.

Tot de eerste groep behooren bijna uitsluitend anor-
ganische gekristallizeerde zelfstandigheden, tot de
tweede organische vloeistoffen, of oplossingen van
organische ligchamen.

De eerste groep omvat kwartii, cinnaber, broomzure-
en chloorzure-soda, benevens azijnzimr-uraanoxyde-
soda.

De tweede groep bevat chemisch zeer uiteenloopende
organische hgchamen als: 1°
zuren (appelzuur, wijn-
steenzuur),
bases (chinine, cinchonine), 3° alcoholen
(amylalcohol), koolhydraten (rietsuiker, dextrine
arabische gom), 5°
koolwaterstoffen en daarmede ver-
wante stoffen (terpentijnolie, citroenolie, kamfer).

Yan de eerste groep werd het kwarts het eerst door
Biot bestudeerd, waarvoor hij in 1819 \') de vier
volgende wetten vond:

tol 1819,

-ocr page 25-

De draaijing, door een liwartsplaatje, dat lood-
regt op de as gesneden is, op het polarisatievlak
teweeg gebragt, is evenredig aan de dikte, en even
groot voor gelijke plaatjes uit verschillende kristallen
gesneden.

Sommige kristallen doen het polarisatievlak regts,
andere daarentegen links draaijen. Voor eene zelfde
dikte van het kwartsplaatje, is de hoegrootheid der
draaijing steeds dezelfde.

Legt men verschillende kwartsplaten op elkander,
dan is de geheele draaijing, daardoor veroorzaakt,
gelijk aan de algebraïsche som der draaijingen, door
elk hunner in het polarisatievlak te weeg gebragt;
wanneer de draaijing in de eene rigting door het
teeken , in de tegenovergestelde, daarentegen door
het teeken — wordt aangewezen.

De draaijingshoek, voor de verschillende enkel-
voudige stralen, is ten naastenbij omgekeerd even-
redig aan het vierkant der golflengte.

Deze zelfde wetten schijnen ook te gelden voor de
overige draaijende zelfstandigheden, die tot deze afdee-
ling behooren en wel volgens des Gloizeaux voor
den cinnaber (waarvan de kristalvorm een regthoekig
prisma met vierkant grondvlak is) in de rigting der
kristallographische as, en, volgens Marbach, in alle
rigtingen voor de kristallen van chloorzure en broom-

-ocr page 26-

zure soda, en van azijnzuur-uraanoxyde-soda, welke in
cubi kristalliseeren. Sommige dezer kristallen draaijen
het polarisatievlak regts, andere daarentegen hnks.

Wordt bij alle ligchamen, die tot deze afdeeling
behooren, de groepeering der moleculen veranderd, dan
houdt ook hun vermogen op, om het polarisatievlak
te draaijen. Behalve het kwarts missen de overige
soorten van kiezelzuur dit vermogen. Evenzoo is het
ook met de bovengenoemde zouten. Men behoeft deze
slechts in water op te lossen, om daaraan deze eigen-
schap te ontnemen. Hieruit volgt dus, dat het ver-
mogen om het polarisatievlak te draaijen, niet gelegen
is in de moleculen zelve, maar in hunne onderlinge
rangschikking.

De draaijende organische Hgchamen der tweede
groep, sluiten zich, in hunne verhouding tot het gepo-
lariseerde licht, naauw aan elkander aan. Opmer-
kelijk is het evenwel, dat geen der tot nog toe langs
synthetischen weg zamengestelde organische hgchamen
het vermogen bezit, om het polarisatievlak te draaijen.

Voor deze groep van hgchamen gelden de wetten
van Biot, met uitzondering van de tweede, in eenig-
zins gewijzigden vorm. Deze hgchamen bezitten in
hunne moleculen zelve het vermogen om het polari-

-ocr page 27-

satievlak te draaijen, en doen dit dan ook voor eiken
lichtstraal in eenen bepaalden zin.

De wetten van Biot, zooals ze voor deze stoffen
gelden, luiden aldus:

^^ De draaijing door eene vloeistof in het polari-
satievlak te weeg gebragt, is evenredig aan de lengte,
die de lichtstralen in die vloeistof afleggen.

- Dij mengsels van draaijende ligchamen met
onwerkzame stoffen, die op de eerste niet chemisch
inwerken, is de draaijing evenredig aan de hoeveel-
heid van het draaijende ligchaam.

3° Worden verschillende vloeistofkolommen op den
weg der lichtstralen geplaatst, dan is de geheele
draaijing daardoor veroorzaakt, gelijk aan de algebraï-
sche som der draaijingen, door elk hunner in het
polarisatievlak te weeg gebragt.

De draaijingshoek voor de verschillende enkel-
voudige stralen, is ten naastenbij omgekeerd evenredig
aan het vierkant der golflengte.

Het verschil tusschen deze groep en de vorige is
hierin gelegen, dat de oplossingen der draaijende
zelfstandigheden in verschillende vloeistoffen, als water,
alcohol, anorganische zuren enz,, het vermogen behouden
om het polarisatievlak te draaijen, en zelfs bij ver-
andering van den aggregaat-toestand dit vermogen
niet wordt opgeheven.

-ocr page 28-

Ter staving van de meening dat het vermogen, om
het polarisatievM te draaijen bij deze klasse in de
moleculen der stoffen zelve gelegen is, beriep Biot
zich reeds op de drie volgende opmerkingen 1).

1° Indien terpentijn, door warmte dun vloeibaar
gemaakt, besloten wordt in een hollen glazen kubus,
vervolgens de draaijing van het polarisatievlak wordt
waargenomen, dan blijft deze draaijing steeds dezelfde,
in welke rigting de lichtstralen den kubus doorloopen,
mits slechts de lengte, die zy door den terpentijn
moeten afleggen steeds dezelfde zij.

Deze draaijing blijft dezelfde, wanneer de vloei-
stof door middel van een molentje, dat door een uur-
werk wordt bewogen, in eene snel ronddraaijende
beweging gebragt wordt.

Wordt terpentijnolie in damp overgevoerd, dan
behoudt zij het vermogen om het polarisatievlak te
draaijen.

Gernez vond bovendien dat de draaijing ongeveer
in dezelfde reden afneemt, waarin het volumen der
stof toeneemt 2).

1) Annales de cliimie et de physique ITIiÊme série, t. X p 5

2) Annales de l\'école normale supérieure, tome 1, p. l

-ocr page 29-

Om de draaijingen, door verschillende hgchamen
dezer afdeeling, onderling te kunnen vergelijken,
voerde Biot eene nieuwe grootheid in, waaraan
^ly den naam gaf van
pouvoir rotatoire moleculaire
OU spécifique
(soortelijk draaijend vermogen). Uit de
eerste der bovengenoemde wetten volgt, dat de draai
jing voor eene zelfde stof evenredig is aan de lengte,
die de lichtstralen in de draaijende zelfstandigheid
moeten doorloopen. Om deze dus onderling vergelijk-
baar te maken, moet men voor alle ligchamen eene
zelfde lengte als eenheid aannemen. Hiertoe koos
Biot den decimeter.

Verder kan men uit de hypothese »dat het vermogen
om het polarisatievlak te draaijen, in de moleculen
zelve der draaijende stof gelegen, en dus onafhan-
kelijk is van den aggregaat-toestand der stof" het
volgende afleiden:

Indien eene actieve vloeistof besloten wordt in eene
t>uis, die b. v. 1 decimeter lengte heeft, dan zullen
er zich op den weg der lichtstralen een zeker aantal
moleculen bevinden. Wordt nu de vloeistof door warmte
uitgezet, en de lengte der buis is voor vermeerdering en
vermindering vatbaar, terwijl de zijwanden onwrik-
baar zijn, dan zal hare lengte moeten toenemen. Neemt
men nu aan, dat bij deze verhooging van temperatuur
de draaijing door elk der moleculen op het polarisa-

-ocr page 30-

Uevlak teweeg gebragt, onveranderd blijft, dan zal ook
de geheele draaijing onveranderd zijn gebleven, omdat
zich nog hetzelfde aantal moleculen op den weg der
lichtstralen bevindt.

De draaijing zal evenwel, wanneer zij op de eenheid
van lengte (1 decimeter) wordt terug gebragt in het
tweede geval
kleiner zijn dan in het eerste, hoewel
verondersteld werd dat de draaijing door elk der
moleculen
 onveranderd YA^. Hieruit blijkt

dat men, om te maken, dat het soortelijk draai-
jend vermogen in beide gevallen een
zelfde veelvoud
zij, van de draaijing door één molecule veroorzaakt,
nog een tweeden factor moet in rekening brengen.

Het is duidelijk, dat de lengte der buis in beide
gevallen omgekeerd evenredig is aan de digtheid der
vloeistof, en men zal dus in den noemer der breuk,
die het soortelijk draaijend vermogen uitdrukt, een
factor moeten brengen, die de digtheid der vloeistof
aangeeft. Hierdoor reduceert men de draaijing
op eene
denkbeeldige digtheid van 1.00.

Om dus het soortelijk draaijend vermogen eener
vloeistof te leeren kennen, moet men de drie vol-
gende gegevens hebben;

De draaijing, die het polarisatievlak heeft onder-
gaan
q.

De digtheid der vloeistof = 8.

-ocr page 31-

De lengte van den weg door de lichtstralen in
de draaijende stof doorloopen = l.

In dit geval zal het soortelijk draaijend vermogen
LCJ worden voorgesteld door de formule:

(1).

Wanneer men met oplossingen van draaijende zelf-
standigheden te doen heeft, of mengsels van draai-
jende zelfstandigheden en optisch onwerkzame stoffen,

dan moet nog een vierde factor worden in rekening
gebragt.

Heeft men namelijk een draaijend vast ligchaam,

V. rietsuiker, opgelost in eene optisch onwerk^

zame vloeistof b. v. water, die tevens chemisch geen

invloed daarop uitoefent, dan zal, volgens de tweede

der straks genoemde wetten, de draaijing evenredig

^yn aan de hoeveelheid suiker die in het water is
opgelost.

in dit geval E het gewigt der inactieve vloestof,
^^^het gewigt der actieve stof, die daarin wordt opge-
ost, dan zal de concentratie c der oplossing worden
uitgedrukt door de vergelijking:

c= P
P E.

c dus zal uitdrukken, het gewigt van actieve
sloi m de gewigtseenheid der oplossing bevat.

\'J

-ocr page 32-

Heeft men nu twee oplossingen, zoodanig dat de
waarde c voor de eerste tweemaal zoo groot is als
voor de andere, dan is het duidelijk, dat in de eerste
oplossing in een zelfde gewigt tweemaal meer suiker-
moleculen zullen voorkomen dan in de tweede. Om
nu deze verschillend sterke oplossingen tot eene zelfde
eenheid terug te brengen, nam Biot eene imaginaire
oplossing aan, waarin c = 1 is. Dit is alleen moge-
lijk , wanneer

P P E is, waaruit volgt:
E = 0.

In deze oplossing neemt men derhalve aan, dat zij
alleen uit actieve stof bestaat. Hierdoor heeft men dus
het oplossingsmiddel weggecijferd.

Om nu andere oplossingen tot deze zelfde eenheid
terug te brengen, heeft men alleen c in den noemer
der breuk, die het soortelijk draaijend vermogen uit-
drukt, te plaatsen als factor.

In dit geval zal dus het S.D.Y. worden uitgedrukt
door de vergelijking:

= . . . of wel

5.1.C

, , « (P E)

= ......(2).

-ocr page 33-

§ 2.

yersrMllende methoden om het soortelijk draaijend
vermogen van vloeistoffen te bepalen.

_ De oudste methode, om de draaijing van het pola-
risatievlak te bepalen is afkomstig van Biot. Hij
^^uide eene aan beide zijden met glasplaten gesloten
huis, welke in eene goot kon geplaatst worden, met
de te onderzoeken vloeistof. Aan de eene zijde dezer
goot bevond zich de polarisatiespiegel, bevestigd aan
eene korte koperen buis. Deze werd zoodanig gesteld,
dat de lichtstralen de met vloeistof gevulde buis
moesten doorloopen. Aan de andere zijde der goot,
(die bij de meeste instrumenten ongeveer 4 meterlang
^^as), bevond zich een verdeelde cirkel. Deze was in het
rnidden doorboord, om de Hchtstralen, na de met vloeistof
gevulde buis te hebben doorloopen, te laten doorgaan,
ï^eze bereikten vervolgens den analyseur, een Niçois
prisma, of een dubbelbrekend achromatisch prisma.

it was, met eenige wrijving, in een bus draaibaar,
waaraan een nonius was bevestigd, die op den rand
des verdeelden cirkels wees. Biot maakte bij zijne waar-
nemmgen met dezen toestel gebruik, hetzij van rood licht,
hetzij van de
teinte sensible (overgangskleur). In het eer-
ste geval plaatste hij den polarisatiespiegel buiten den

-ocr page 34-

wand van een donker vertrek en ergens op den
weg der lichtstralen een door koperoxydule rood
gekleurd glas. Hij verwijderde de met vloeistof gevulde
buis, en deed nu de hoofdsnede van den analyseur
overeenkomen met het vlak van inval der zonnestralen,
in welken stand geen licht door den analyseur wordt
doorgelaten. Laten wij veronderstellen, dat in dezen
stand de nonius op nul wijst. Vervolgens legde hij
de met vloeistof gevulde buis op hare plaats, en draaide
den analyseur, tot er weder uitdooving van het licht
plaats vond. In d^t geval werd de stand van den
nonius afgelezen en gaf de draaijing aan, door de
vloeistofkolom op het polarisatievlak voor de roode
stralen teweeg gebragt. Het voornaamste gebrek van
deze methode is, dat daarbij geen monochromatisch
licht gebruikt wordt, liet glas liet verschillende soorten
van rood en zelfs eenig geel en groen licht doori),
waardoor het onmogelijk was, bi^j eenigen stand van
den analyseur volkomen uitdooving te verkrijgen.

Beter was reeds het gebruik van de kleinte sensible.\'\'
Wanneer men namelijk bij aanwending van wit licht,
den analyseur ronddraait, verkrijgt het veld bij zekeren
stand eene violette kleur, die bij geringe draaijing
naar de eene of andere zijde snel in rood of in blaauw

1) Mémoires de l\'Institut, t. XV, p. 141.

-ocr page 35-

overgaat en daarom door Biot teinte sensible genoQmà
IS. Bij deze stelling van den analyseur, zijn de helste
gele stralen geheel uitgedoofd, en de aflezing geeft
de draaijing voor die stralen. Het is evenwel onmo-
gelijk, den stand, waarin eene bepaalde kleur ver-
schijnt, met dezelfde naauwkeurigheid te bepalen,
als het geheel verdwijnen van hcht.

Met voordeel kan men deze methode wijzigen,
door het aanwenden van eene kleurlooze vlam, waarin
een vlugtig sodiumzout aanwezig is (het gele hcht
van Brewster). Dit is nagenoeg éénkleurig en stemt
volkomen overeen met de Fraunhofer sehe strepen-
groep D van het zonnespectrum.

Wil men evenwel voor verschillende strepen van
Fraunhofer het draaijend vermogen eener vloeistof
bepalen, dan moet men tot zonlicht, en het gebruik
van een prisma zijn toevlugt nemen. Dit is het eerst
gedaan door Broch 1), die daarin de door Fizeau en
F oucault 2) voor een ander doel gebruikte methode
ïs nagevolgd. Later is zijdoor Wiedemann 3),
Arndtsen4), GernezS) en Stephan 6) gebruikt.

1) Eepertorium der Physik. Band VII, p. 113.

Comptes rendus XXI, p 1155,
3) ^oggendorff\'s Annalen. Band 82, p. 215.
_) Annales de chimie et de physique série t. 54, p. 403
Ö Annales de lecole normale supérieure, tome I, p. ].
f) bitzungsberichte der Wiener Academie von 16 Juni 1864

-ocr page 36-

De toestel bestaat uit twee Nicolsche prisma\'s, die
op een statief zoo zijn bevestigd, dat hunne assen in
dezelfde regte lijn te zamen vallen. Het tweede prisma
is om zijne as draaibaar, en de draaijing kan op een
verdeelden cirkel, tot in minuten, worden afgelezen.
Tusschen beide Niçois wordt de buis geplaatst die gevuld
is met de vloeistof, waarvan men het draaijend vermogen
wil bepalen. De geheele toestel wordt in eene donkere
kamer geplaatst, en op eene fijne spleet gerigt, door
welke het zonlicht binnenvalt. Digt voor den analyseur
is een glazen prisma opgesteld, waarvan de brekende
kant aan de spleetopening evenwijdig is, en verder
is, om de scherpte van waarnemen te bevorderen,
voor het prisma een kijkertje gesteld.

Bij den doorgang van het licht door den polariseur,
worden alle enkelvoudige stralen van het spectrum in
hetzelfde vlak gepolariseerd. Na de tusschenplaatsing
der draaijende stof zullen, volgens de vierde wet van
Biot, de verschillende stralen niet meer in hetzelfde
vlak gepolariseerd blijven. De roode stralen zullen voor
alle stoffen, met uitzondering van sterke oplossingen van
wijnsteenzuur, om een kleineren hoek van het oorspronke-
lijke polarisatievlak afwijken dan de violette. Hiervan
zal het gevolg zijn, dat bij draaijing van den analyseur
uit de rigting, waarin vóór de tusschenplaatsing der
actieve stof, de stralen werden uitgedoofd, niet alle

-ocr page 37-

stralen van het spectrum gelijktijdig zullen verdwijnen.
Integendeel zullen eerst de minst breekbare en daarna
de meer breekbare ophouden zigtbaar te zijn. Men
zal dus in het spectrum een\' donkeren band zien,
die aan beide zijden allengs uitloopt, en bij draai-
jing van den analyseur zich verplaatst. Het midden
van dezen donkeren band geeft in het spectrum de
kleur aan, die geheel uitgedoofd is, en waarvoor de
op den cirkel afgelezen draaijing geldt. Heeft men nu,
voordat de actieve stof op den weg der lichtstralen
wordt gebragt, het uitdoovingspunt bepaald, en in
dezen stand den nonius op nul gebragt, dan kan
men, nadat de draaijende stof op hare plaats is gebragt,
het midden van den donkeren band achtereenvolgens
met de verschillende strepen van Fraunhofer doen
overeenkomen. De stand van den nonius, zal daarbij
achtereenvolgens de draaijingshoeken aangeven, voor
de stralen van de breekbaarheid der verschillende
strepen van het spectrum.

Hoe doeltreffend de beschrevene methode ook schijnen
™oge, zij lijdt echter aan een gebrek, dat hare toe-
passmg bij het waarnemen der draaijing van vloei-
sïofïen bij hooge temperaturen
bemoeijelijkt. Het is
namelijk een noodzakelijk vereischte, dat men door den
kijker het spectrum scherp ziet, zoodat daarin de F r a u n-
hofersche strepen duidelijk zigtbaar zijn. Om een

-ocr page 38-

beeld scherp en duidelijk door eene vloeistof te zien,
moet deze overal denzelfden brekings-index bezitten,
wat bij verwarming tot eene eenigzins hooge tem-
peratuur nooit volkomen te bereiken is. Om dit gebrek
te verhelpen, verplaatste Gernez de spleet achter
den analyseur, waardoor de opvolging der verschil-
lende stukken van den toestel aldus werd:

1. Polariseerend Nicol\'s prisma.

2. Buis met de te onderzoeken vloeistof.

\'ó. Draaibaar analyseerend Nicol\'s prisma.

4. Spleetopening.

5. Lens om de divergeerende stralen evenwijdig
op het prisma te doen vallen.

6. Prisma.

7. Kijker, waardoor de waarnemer het spectrum ziet.

Zooals men ziet vormen de deelen 4, 5, 6 en 7 te

zamen een\' toestel voor de spectraal-analyse volgens
Bunsen en Kirchhoff.

Verder merkte Gernez op, dat het zeer moeijelijk
is, om het midden van den donkeren band juist met
een der PVaunhofersche strepen te doen zamenvallen,
wanneer de deelen van het spectrum, ter regter en ter
linker zijde van den band niet even lichtsterk zijn, zooals
aan de beide uiteinden van het spectrum plaats heeft.

Om deze bron van fouten te vermijden, bragt hij
in den kijker twee beweegbare platen aan, waardoor hij

-ocr page 39-
-ocr page 40-

de deelen van het spectrum, op eenigen afstand van
den band gelegen, bedekte. Later gebruikte Gernez
een cylinderlens in plaats van de spleet. Hierdoor werd
de lichtsterkte van het beeld aanzienlijk vermeerderd.

In 1865 gaf Wild een werkje uit 1) waarin hij eenen
nieuwen toestel beschrijft, om de draaijing van het
polarisatievlak te meten. Het voorname verschil tus-
schen zijnen toestel en de vorige bestaat daarin,
dat hij als analyseur een Polariscoop van Savart ge-
bruikt. Daar dit instrument tot nog toe geene weten-
schappelijke toepassing heeft gevonden, kunnen wij
het met stilzwijgen voorbijgaan.

3.

Methode, door mij gebruikt, om hel soortelijk draaijend
vermogen van wijnsteenzuur, bij verschillende
temperaturen te bepalen.

Na verschillende proefnemingen, kwam eindelijk de
volgende inrigting tot stand, die in hoofdzaak niets
anders is, dan eene wijziging van de methode van
Gernez.

De waarnemingen geschiedden steeds in een donker

1) H, Wild. tJeber ein neues Polaristrobometer, Bern. 1865.

-ocr page 41-

vertrek. Voor de gele stralen diende tot lichtbron dekleur-
looze vlam eensBunsenschen branders A (fig. 1) v\\\'aarineen
platina lepeltje B was geplaatst, hetwelk een weinig
chloorsodium bevatte. Zoodra het zout gesmolten was,
verspreidde het een sterk geel monochromatisch hebt,
overeenkomende met de donkere streep D van het
zonnespectrum. Het licht viel vervolgens op den po-
lariseur C, zijnde een Nicoi\'s prisma, dat een stralen-
bundel van 6.5 mm. middellijn doorlaten kon, hetwelk
met wrijving in eene bus om zijne as kon gedraaid
worden, en in een willekeurigen stand kon worden
vastgeklemd, door middel van een klemschroef D. De
polariseur, was op een houten voetstuk E geplaatst
dat onbew^egelijk op de tafel was vastgeschroefd. Een
tweede voetstuk F, eveneens op de tafel bevestigd,
droeg den Analyseur. Tusschen beide voetstukken,
waren twee dikke koperdraden aangebragt, waarop
het luchtbad G geplaatst was, dat zijdelings door twee
wigvormige stukken hout kon worden vastgeklemd. Het
luchtbad had zoowel in de voor- als achterwand eene ronde
opening, waarin de buis, die de vloeistof bevatte, gelegd
kon worden. Deze buis was van dik glas, met koper ge-
monteerd, en aan elk einde met eene evenwijdig ge-
slepen glasplaat gesloten. Twee met schroeven voor-
ziene, en in het midden doorboorde koperen doppen,
drukten, wanneer zij op het koperen monteersel

-ocr page 42-

werden vastgeschroefd, deze glasplaten tegen de uit-
einden der glazen buis aan. Op het midden der glazen
buis bevond zich een regthoekig opstaand buisje, waar-
door de bol van een thermometer H in de buis kon
worden gebragt, om de temperatuur der vloeistof te
bepalen, Het luchtbad werd door een deksel gesloten,
voorzien van eene opening om den thermometer door
laten, die hierin door middel van eene kurk was
bevestigd. De Analyseur bestond uit een tweede Niçois
pnsma I, om zijne as draaibaar, en waarvan de stand,
door middel van een nonius K op den verdeelden cirkel
L werd afgelezen. De Analyseur kon mede, doormid-
del van eene klemschroef worden vastgesteld. De cirkel
was in halve graden verdeeld, terwijl de nonius minuten
aangaf. Het licht der sodiiimvlam, dat door de beide
Nicols en de buis gegaan was, viel vervolgens op de
spleet M van een spectraal-toestel, werd door de lens
N parallel gemaakt, en viel op het prisma O, welks
brekende hoek 60 graden bedroeg. Vervolgens doorliep
bet den astronomischen kijker P, om zoo het oog van
den waarnemer te bereiken.

Om de cirkelverdeeling, en den thermometer te
kunnen aflezen, werd eene kleine gasvlam Q gebruikt,
n^et een reflector bedekt, zoodat het licht niet in het
oog van den waarnemer kon vallen, en, om alle
vreemd licht af te sluiten, was de Analyseur en de

-ocr page 43-

spectraaltoestel met een zwarten doek bedekt. Een
tweede Bunsensche brander B diende om hetlucbtbad
te verwarmen.

Dezelfde toestel diende later cm de draaijing van
wijnsteenzuur en de zouten daarvan voor de verschil-
lende strepen van het spectrum te bepalen. Daartoe
werd in eene opening van het luik van het donkere
vertrek eenepor/e-^Mmfère geplaatst, waarvan de spiegel
diende, om de zonnestralen in de rigting der as van
den toestel te brengen.

k

Methode van waarnemen.

Om den toestel bij gebruik van geel hcht voor de
waarneming geschikt te maken, werd de spectraal-
toestel verwijderd, en de ledige buis geheel droog in
het luchtbad geplaatst. Daarna werd de sodiumvlam
ontstoken, en het luchtbad zoo gesteld, dat, wanneer
de hoofdsneden der beide niçois in hetzelfde vlak
lagen, het Ucht der sodiumvlam door het midden der
buis heenliep. Vervolgens werd het luchtbad door
middel van de straks genoemde wiggen op zijne plaats
bevestigd. Men zag dan door den analyseur, een gelijk-
matig geel verlichten cirkel. Hierop werd de spectraal-

-ocr page 44-

toestel zoo geplaatst, dat de spleet, midden voor den
analyseur stond, en men tevens door den kijker een
verlichte sodiumstreep op een donker gezigtsveld zag.
Dan werd de buis weggenomen en de analyseur zoolang
gedraaid totdat de hchtstreep geheel verdwenen was, of
een minimum van intensiteit verkreeg. Daarop werd
de stand van den nonius afgelezen en opgeteekend.
Nadat dit gedaan was, werd de analyseur een
weinig gedraaid, waarop de lichtstreep wederom te
voorschijn kwam, en nogmaals het uitdoovings-
pnnt bepaald. Ditzelfde werd nu eenige malen her-
haald, en het gemiddelde van al deze lezingen
genomen.

In dezen stand, waarin alle licht is uitgedoofd, zijn
de hoofdsneden der beide niçois loodregt op elkander
geplaatst. Wij zullen dezen stand — het uitgangspunt
voor alle verdere waarnemingen — met den naam
van nulpunt bestempelen.

Daarna werd de buis met de te onderzoeken vloei-
stof op zijne plaats in het luchtbad gesteld, en de
thermometer in de vloeistof gedompeld.

Nu werd op nieuw het uitdoovingspunt bepaald,
terwijl een adsistent de temperatuur aflas. Wilde men
hij hoogere temperatuur, dan die der omringende lucht
Waarnemen, dan werd deBunsensche brander onder het
luchtbad ontstoken, waardoor het langzaam verwarmd

-ocr page 45-

werd. Bij liet stijgen der temperatuur, waarschuwde
de adsistent telkens, wanneer de thermometer een
halven graad gerezen was, waarop de waarnemer zich
voor den kijker plaatste, en het uitdoovingspunt
bepaalde.

Had men zoo de temperatuur tol 100° of een
weinig daarboven (102,°5) doen stijgen — waarmede
gewoonlijk drie tot vier uren verliepen — dan werd de
vlam verminderd, zoodat de temperatuur langzaam
daalde, terwijl men bij eiken halven graad temperatuurs-
vermindering de draaijing waarnam. Zoo werden dus
twee reeksen van waarnemingen gedaan, eene bij
rijzende en eene bij dalende temperatuur.

Wilde men daarentegen de draaijing bij lagere tem-
peratuur, dan die der lucht waarnemen, dan werd
het deksel van het luchtbad weggenomen, de thermo-
meter tusschen een klem gevat, en door nu en dan
een weinig smeltend ijs in het luchtbad te doen, liet
men de temperatuur der vloeistof langzaam dalen tot
het vriespunt, terwijl bij iedere vermindering van
een halven graad de draaijing werd waargenomen.
Om bij temperaturen, enkele graden onder het vries-
punt gelegen, waar te nemen, werd het ijs met
chloorsodium vermengd, en zoo waargenomen tot
men in de nabijheid van het punt gekomen was,
waar zich óf kristallen uit de oplossing begonnen

-ocr page 46-

af te zetten, óf de oplossing begon te bevriezen. De
ligging van dit punt werd, voor elke oplossing, door
voorafgaande proeven bepaald.

Bij het waarnemen bij lage temperatuur, deed zich
evenwel een bezwaar voor. Tegen de glazen sluit-
platen der buis, die de vloeistof bevatte, zette zich, hetzij
water, hetzij ijs uit de lucht af, waardoor de inten-
siteit van het hebt zeer werd verzwakt, en de waar-
nemingen onnaauwkeurig werden. Men kon dit be-
zwaar echler te boven komen, door op de uiteinden
der buis een paar korte koperen kokertjes te schuiven,
die als betere warmtegeleiders dan het glas, eene
lagere temperatuur aannamen. Hierop zette zich dan
alle waterdamp af.

Verder zij hier nog vermeld, dat de polariseur, ana-
lyseur, verdeelde cirkel en buizen afkomstig waren
\'^an een toestel door Soleil te Parijs vervaardigd, en
toebehoorende aan het physisch kabinet der Utrechtsche
lloogeschool, terwijl de spectraaltoestel afkomstig was
^an Steinheil te München. Beide instrumenten waren,
zoo als uit de namen der vervaardigers reeds is af te
leiden, uitstekend van bewerking.

Dij gebruik van homogeen licht is de spectraaltoe-
stel strikt genomen onnoodig; want door het oog achter
^en analyseur te stellen, kan men onmiddelijk hei
nitdoovingspunt der lichtstralen bepalen. De reden die

-ocr page 47-

mij noopte den spectraaltoeslel te gebruiken is gelegen
in eene opmerking van Gernez 1) die mij bleek vol-
komen gegrond te zijn. Hij zegt: »Soit par l\'effet de
»contraste, soit parce que le sodium n\'étant jamais
»absolument pur, les matières étrangères introduisent
»par leur combustion des rayons autres que les rayons
»orangés, on ne peut parvenir à éteindre l\'image,
»dont la teinte change avec la position de l\'analyseur."
Steeds blijft er bij het minimum van lichtsterkte eene
donkerviolette kleur over, die nooit volkomen verdwijnt.
De oorzaak hiervan ligt in onzuiverheden, die veelal in
het chloorsodium voorhanden zijn. Men zag inderdaad
door den spectraaltoestel, behalve de gele streep, nog zeer
flaauwe sporen van andere strepen, die, omdat zij eene
andere breekbaarheid bezitten, nooit te gelijk met de
gele streep konden worden uitgedoofd. Zij waren echter
te onbestemd, om ze nader te kunnen bepalen, het-
geen trouwens ook niets ter zake doet. Het prisma
werpt echter deze stralen op zijde van de sodiura-
streep, en zoo zijn zij niet meer hinderlijk bij de be-
paling van het uitdoovingspunt daarvan.

De spectraaltoestel geeft bovendien een net en scherp
beeld van de spleet, welk beeld door den kijker wordt
vergroot. Men ziet derhalve door den kijker, eene

1) Annales l\'école nortnale supérieure, tome 1, p, 10,

-ocr page 48-

gele streep op een\' donkeren grond, waardoor men
beter kan beoordeelen of het minimum van lichtin-
tensiteit bereikt is, dan wanneer betoog onmiddellijk
achter den analyseur geplaatst wordt, daar dan het
geheele gezigtsveld gelijkmatig verlicht is.

Zooals reeds vermeld is, werd de draaijing van het
polarisatievlak zoowel bij rijzende als bij dalende tem-
peratuur bepaald en wel om de volgende reden. Hoe-
wel de buis, waarin de te onderzoeken vloeistof voor-
banden is, door de warme lucht van het luchtbad
aan alle zijden nagenoeg gelijkmatig verwarmd wordt,
beeft toch de vloeistof in de buis niet overal vol-
ïnaakt dezelfde temperatuur. Wegens de geringe wijdte
der buis is het onmogelijk het vocht daarin te roeren;
bovendien zal de thermometer, bij rijzende tempera-
tuur, de warmte der vloeistof iets te laag, bij dalende
daarentegen iets te hoog aangeven, zoodat het gemid-
delde der rijzende en dalende reeks zeer nabij eene
juiste uitkomst geven zal.

I^e thermometer was naauwkeurig vergeleken, mef
standaardthermometer van het Observatorium te
^^ew, op het Koninklijk Nederlandsch Meteorologisch
Instituut aanwezig, en de noodige correctiën aangebragt,
de proeven met zonUcht, werd hel nulpunt op de-
zelfde wijze als vroeger bepaald. Daarna werd de buis met
vloeistof in het luchtbad geplaatst, en dit met fijngestoo-

3

-ocr page 49-

ten ijs gevuld, en gewacht tot dat de thermometer nul
graden teekende. Dan draaide men den spiegel zoodanig,
dat de zonnestralen door de as van den toestel gingen.
Vervolgens werd de analyseur zoolang gedraaid, totdat
de donkere band in het roode deel van het spectrum
verscheen, waarop men het midden daarvan met de
streep G liet overeenkomen, en den stand van den
nonius aflas. Daarna liet men het midden van den band
achtereenvolgens met de strepen D, E, b en F over-
eenkomen, terwijl telkens de stand van den nonius
werd afgelezen. Deze zelfde waarnemingen werden
telkens tien malen herhaald, en het gemiddelde
daaruit genomen.

Nu werd het ijs uit het luchtbad genomen en dit
afgedroogd, waarna men door middel van den gas-
brander de temperatuur tot 25° liet stijgen, waarna
op dezelfde wijze voor elke streep 10 waarnemingen
geschiedden. Ditzelfde werd bij 50\', 75° en 100° her-
haald. Het verschil, tusschen de afgelezen standen
van den nonius en het nulpunt, gaf de waarge-
nomen draaijing
q bij die temperaturen en voor die
strepen aan.

-ocr page 50-

35
§ 5.

Methode door mij gevolgd om het soortelijk gewigt der
oplossing bij verschillende temperaturen te bepalen,

van de drie methoden, om het soortelijii gewigt
van vloeistoffen te bepalen, is de flescbjes-methode,
de eenige, die geschikt is, om bij eenigzins hooge
temperaturen in toepassing te worden gebragt.

De hydrostatische balans laat zich in dit geval niet
gebruiken, dewijl de vloeistof dan in een open vat
Zich moet bevinden. Heeft nu de oplossing eene
eenigzins hooge temperatuur, dan zal een gedeelte van
het water verdampen, welke damp zich gedeeltelijkin
vloeibaren vorm tegen de onderzijde der schaal of den
eenen arm der balans zal afzetten, waardoor eene naauw-
keurige weging onmogelijk gemaakt wordt. • Tevens
zal de oplossing water verliezen, en dus niet meer
de oorspronkelijke sterkte bezitten.

Wil men den areometer gebruiken, dan blijft dit
laatste bezwaar bestaan, terwijl zijne aanwijzingen te
onnaauwkeurig zijn, om het verlangde doel te bereiken.

De fleschjes-methode lijdt aan geen der genoemde
bezwaren. De vloeistof is hier bevat in een gesloten
v^t, en heeft alleen door de naauwe stop gemeenschap
wiet de buitenlucht, waardoor de verdamping zoo

3*

-ocr page 51-

gering wordt, dat men de fout, daardoor ontstaan,
kan verwaarloozen. Ten tweede is zij gemakkelijk in
de uitvoering, en geeft naauwkeurige resultaten.

Hierdoor werd mijne keuze dadelijk tot de flescbjes-
methode bepaald. Zie bier hoe ik haar ten uitvoer bragt:

Het fleschje A (fig. 2),
hetwelk hiertoe gebezigd
werd, had een inhoud van
17 kubieke centimeters; het
was vrij nabij kogelvormig,
en uit dun glas vervaardigd.
De mond was kegelvormig,
waarin de stop met amaril
goed was ingeslepen. Deze
was een holle cilinder, zich
van boven vernaauwende
tol een buisje van omstreeks
een millimeter wijdte en 2
centimeters hoogte. Het
fleschje paste in een ring
B, op een drievoet ge-
plaatst, zoodat het gemak-
kelijk daaruit kon genomen
worden. Deze drievoet
werd gesteld in een

-ocr page 52-

bekerglas G, 115 duim in doorsnede, en zoover
met water gevuld, dat het fleschje tot aan het
vernaauwde deel der stop daarin was gedompeld.
Het bekerglas stond in een cilindrischen koperen
bak D en rustte op eene dunne laag fijn zand,
terwijl ook de ruimte tusschen den bak en het
bekerglas met zand was gevuld. De bak kon ge-
sloten worden door een koperen deksel E, met twee
bandvatsels. In dit deksel waren drie openingen. Door
twee daarvan werden thermometers F en G, gestoken
Welke op verschillende diepten in het water dompelden
en zoo digt mogelijk bij het fleschje geplaatst waren.
Door de derde ging eene stang H, van boven met een
oog voorzien, en waaraan onder eene half ringvormige
schijf bevestigd was, zoodat men, door de stang op
en neder te bewegen, het water in het bekerglas kon
roeren. De geheele bak was op den drievoet I geplaatst
en kon door een daaronder gestelden Bunsenschen
gasbrander K verwarmd worden.

Om met dezen toestel het soortelijk gewigt eener
oplossing te bepalen, werd het fleschje A eenige malen
gewogen op eene naauwkeurige chemische balans. Ver-
^\'olgens werd het met uitgekookt gedestilleerd water ge-
dat tot nabij het vriespunt was afgekoeld, en
de stop op het fleschje gedaan. Daarop werd het in den
rmg B geplaatst in het bekerglas G. Dit laatste werd met

-ocr page 53-

fijn gestooten smeltend Ijs gevuld, en het geheel zoo
eenigen tijd aan zich zelf overgelaten. Kon men reke-
nen, dat het water in het fleschje de temperatuur
van nul graden bereikt had, dan werd het fleschje van
den drievoet genomen, snel afgedroogd, de opening
der stop met vloeipapier in aanraking gebragt, en
gewogen. Bij deze proef, was het deksel van den
bak verwijderd. Het fleschje werd nu nogmaals
op zijne plaats in het glas gesteld, terwijl het
ijs langzaam smolt. Nadat het ijs gesmolten was
werd het bekerglas tot de behoorlijke hoogte met
water aangevuld, het deksel op den bak geplaatst, en
bij eene temperatuur van het fleschje met afgekoeld
gedestilleerd water aangevuld. Nu werd het water
door middel van de stang H geroerd, en gewacht, tot
de beide thermometers (gecorrigeerd) eene temperatuur
van 5 graden aangaven. Dan werd het water, dat bol uit
de opening der stop stond, met vloeipapier weggenomen,
het fleschje afgedroogd en nogmaals gewogen. "Vervolgens
liet men de temperatuur tot 40 graden stijgen, waarbij
dezelfde bewerking herhaald werd. Daarop werd de
Bunsensche brander K ontstoken, die met eene
kleine vlam den bak langzaam verwarmde. Zoo werd,
bij iedere 5 graden stijging der temperatuur, het fleschje
gewogen. Bij de waarneming bij 400° werd het
met water gevuld» opgehangen in den kooktoestel

-ocr page 54-

van Hegnault; of wel, in het water, dat in het
bekerglas voorhanden was, werd een weinig keuken-
zout opgelost, om zonder koken, de temperatuur tot
te kunnen doen stijgen.

deze bewerkingen werden herhaald met de op-
lossmgen waarvan men het soortelijk gewigt wilde be-
palen. Het regelen der vlam vereischte eenige oefening,
die echter spoedig verkregen werd. Het was toen vrij
gemakkelijk om de temperatuur der vloeistof gedurende
minuten en langer constant te houden. Hierbij zij
opgemerkt, dat eene kleine daling der temperatuur
volstrekt onschadelijk was, daar in dit geval het vocht
zich in het buisje terugtrok. Steeg evenwel, hetgeen
zeer zelden gebeurde, de temperatuur een weinig boven
den verlangden stand, dan kon men, door enkele
druppels koud water in het bekerglas te gieten,
baar terstond doen dalen. Maakt men gebruik van
een Pycnometer, waarbij in het fleschje zelf de bol
van een thermometer dompelt, dan heeft men het
nadeel, dat deze medegewogen moet worden, waarbij
bet gewigt van den Pycnometer te groot wordt, om met
de noodige naauwkeurigheid te kunnen bepaald worden.

-ocr page 55-

§ 6-

Wijze van berekening der waarnemingen.

Zooals uit de vorige § gebleken is, werd bij eene
zelfde temperatuur bepaald:

Het gewigt van het fleschje.
Het gewigt van het fleschje, met uitgekookt ge-
destilleerd water gevuld.

Het gewigt van het fleschje, met de te onder-
zoeken vloeistof gevuld.

Aanvankelijk werd bij elke waarneming de barometer-
stand opgeteekend, om al deze wegingen tol het lucht-
ledige te kunnen reduceeren. Hel bleek echter dat deze
herleiding onnoodig was; het weglaten toch van deze
correctie had geen grooteren invloed op de hoegrootheid
van het soortelijk gewigt dan één of hoogstens twee
eenheden in de vierde decimaal, en was dus nooit
grooter dan V5000, welke grootheid kleiner is dan de
waarnemingsfout. Bovendjen zij hier opgemerkt, dat
hel soortelijk gewigt slechts eene hulpgrootheid is,
dienende om de waargenomen draaijing van het pola-
risatievlak in soortelijk draaijend vermogen te veran-
deren. Nu is de waarnemingsfout bij de bepaling der
draaijing veel grooter dan Vsooo en van daar kon men

-ocr page 56-

dus veilig de reductie van de wegingen tot het lucht-
ledige achterwege laten.

Zij het gewigt, van het fleschje, met water gevuld
bij eene zekere temperatuur t, = «, het gewigt van
het fleschje, gevuld met vloeistof bij dezelfde tem-
peratuur
= j3, en het gewigt van het fleschje = /,
terwijl
/I het soortelijk gewigt van water bij deze
zelfde temperatuur aanduidt, dan zal het soortelijk ge-
wigt ö der vloeistof worden uitgedrukt door de formule.

. __ (i?-/) ^

(3)

in welke formule alle voor de berekening noodige
grootheden bekend zijn. De grootheid J werd ontleend
aan de tafels van Despretz 1).

In de formule (3) komt de inhoud van het fleschje,
bij versf^hillende temperaturen niet voor. Men is dus
onafhankelijk van de veranderingen die deze daarbij
ondergaat.

§ 7.

Methode om de oplossingen te bereiden.

Om eene oplossing, van bepaalde sterkte te bereiden,
werd de vaste stof in een mortier fijngestooten, en

1) Traité de physique par I\'. A. Dag ui n tome I p. 813, (1855).

-ocr page 57-

eene bepaalde hoeveelheid daarvan naauwkeurig afge-
wogen. Nu werd eene flesch met glazen stop op
de balans geplaatst, en in evenwigt gebragt, en hierin
de noodige hoeveelheid gedestilleerd water naauwkeurig
afgewogen. De op een stuk gesatineerd papier afge-
wogen stof werd in de flesch gebragt, die daarna
gesloten, en geschud werd tot alles was opgelost.
Indien de hoeveelheid vaste stof zoo groot was dat de
oplossing moeijelljk tot stand kwam, dan werd de
gesloten flesch gedurende eenige minuten in warm
water gesteld, en daarna geschud.

Op deze wijze verkreeg men eene luchtbevattende
oplossing, waarin dus tusschen de moleculen der werk-
zame stof, behalve water, ook nog lucht aanwezig was.
Deze oplossing kon dus voor de bepaling van de
draaijing, en het soortelijk gewigt niet gebruikt wor-
den. Er ontwikkelden zich namelijk bij verwarming
luchtbellen, die maakten, dat het fleschje dat ter
bepaling van het soortelijk gewigt diende, niet geheel
met vloeistof gevuld bleef. Om eene luchtvrije
oplossing te verkrijgen, werd de luchthoudende in
een waterbad tot iOO° verhit, terwijl de stop der
flesch geopend was, waarbij de lucht werd uitge-
dreven, doch tevens een weinig water verloren ging.
Door nu de flesch, na afkoeling, nogmaals op de
balans te plaatsen, en het verbroken evenwigt te her-

-ocr page 58-

stellen, door luchtvrij gedestilleerd water bij te gieten
en de oplossing goed te vermengen, verkreeg men
eene luchtvrije oplossing van bekende sterkte.

Bepaling van hel soortelijk draaijend vermogen
van Rietsuiker.

Om de naauwkeurigheid der methode te onderzoeken,
Werd het soortelijk draaijend vermogen van rietsuiker
voor het gele hebt door mij bepaald.

De keuze viel op rietsuiker, omdat dit Hgchaam
gemakkelijk zuiver te verkrijgen is, en het zich, ten
opzigte van het gepolariseerde licht, regelmatiger ver-
houdt, dan eenig ander hgchaam tot de tweede hoofd-
groep behoorende. Tevens boden de vroegere waar-
nemingen van Biot, Glerget, Arndtsen en Broch
eene geschikte gelegenheid aan, om daarmede de resul-
taten van mijne waarnemingen te vergelijken.

De suiker, hiertoe aan de proef onderworpen, was
gewone witte klontjes, waarvan het aschgehalte niet noe-
menswaard was. Volgens het voorschrift van Pelouse
en Fr emy (tome IV p. €>06) werd, in een maatflesch
van iOO kubieke centimeters, afgewogen 16,471 gram
suiker, en de flesch tot het merk met gedestilleerd

-ocr page 59-

water gevuld. Het soortelijk gewigt dezer oplossing,
werd bij -14° G. gevonden, bij twee waarnemingen:

i,06484
1,06476
Gemiddeld 1,06480

De 100 kubieke centimeters suikeroplossing wogen dus
106,48 gram en daar hierin 16,471 gram suiker voor-
kwamen, was het procentische gehalte daarvan gelijk aan:

Deze oplossing werd gebragt in eene buis van twee
decimeters lengte (zonder tubulaat) en voor het gele
licht de volgende resultaten verkregen;

Uitdoovingspunt

Zonder suiker. Met suiter.

Zonder suiker.

Met suiker.

(Nulpunt.)

(Nulpnut.)

104°33\'

126^17\'

—75°32\'

—53°13

» 42\'

» 42

r 37

21

» 48

» 11

» 22

37

» 27

» 38

» 38

30

» 20

)) 20

)) 21

33

» 51

» 42

» 43

28

» 37

)) 43

» 32

23

» 29

» 48

)) 29

42

» 22

127 1

)) 30

42

» 33

126 44

» 45

44

104°34\',2

126°36\',6

—75°32\',9

—53\'31\',3

Draaijing 25

22\'

\'1,6

-ocr page 60-

De Analyseur gedraaid.

Zonder suiker.

Met suiker.

Zonder suiker.

Met suiker.

(Nulpunt.)

(Nulpunt.)

28° 5\'

485°48\'

207°42\'

» 47

27 48

» 42

5) 31

)) 25

2812

» 51

208 1

»48

27 53

186 3

» 3

» 54-

s 39

185 37

207 48

»33

» 45

5 32

5) 59

» 58

» 52

» 26

» 52

3)43

» 33

)) 28

» 41

» 44

» 51

» 31

» 30

D 33

5) 40

s 43

)> 44

5°42\',1

27°49\',8

lb5^40,l

207^47,1

Draaijing

De ui!komsten waren dus: Draaijing Reeks I

» » II 22^1,6
III 227,7
» » IV 22°7,0
Draaijing gemiddeld 22\'\'4\',7
De draaijing werd bij reeks I en II waargenomen
op twee punten der cirkelverdeeling, die i80° uit
elkander liggen. Daarop werd de analyseur naar wille-
keur gedraaid, en nogmaals de draaijing bepaald op
twee punten 180^ van elkander verwijderd. Het vocht
in de buis had gedurende de waarneming eene tem-
peratuur van 14,°2 dus slechts 0,°2 hooger dan die
Waarbij het soortelijk gewigt bepaald was.

22^7\',0

-ocr page 61-

Wanneer men in de formule (2) § i

w = rh.

de waarden stelt: q = 2^,0783
S = 4,0648
1 = 2.

c = 0,4546817,
dan verkrijgt men voor de streep D:
[q] = 67^024
Vroegere waarnemers vonden hiervoor:

Glerget.......65^784 4)

Arndtsen...... 67,070 2)

Wild........ 66,447 3)

Hieruit ziet men, dat deze resultaten nog tamelijk
veel uit elkander loopen, en tevens dat de door mij
verkregene uitkomst nagenoeg overeenstemt, met die
door Arndtsen verkregen.

1) Annales de cMmie et de physique Illième gérie t. 26 p. If5,

2) Ann. de cMmie et de physique Illi^me série t. 54 p.408.

3) Wild, Polaristrobometer S. 52.

-ocr page 62-

tweede hooedstük.

de uerhouding vah het vrije wijnsteenzuur teh opzigte
van het gepolariseerde licht.

§ 9.

, Algemeene beschouwingen.

Zooals reeds vroeger (§ 2) is aangegeven volgen de
meeste organische draaijende stoffen bij benadering
de wetten die Biot aangaf. Het wijnsteenzuur
echter doet dit niet, en wijkt zeer verre af van
de vierde wet van Biot. Het staat in dit opzigt
alleen te midden van de groote reeks van draaijende
organische verbindingen.

Het wijnsteenzuur toch oefent eene zeer enge-

-ocr page 63-

lijke draaijing uit op de verschillend gekleurde stralen
van het spectrum, en wel zoodanig, dat het niet
de violette stralen zijn, die het meest gedraaid
worden, maar daarentegen de groene, zoodat, én
roode èn violette stralen eene mindere draaijing
ondergaan.

In de tweede plaats blijft het soortelijk draaijend
vermogen niet constant bij verschillende concen-
tratie der oplossingen, maar neemt toe met het waler-
gehalte.

Ten derde verandert het soortelijk draaijend ver-
mogen met de temperatuur, en neemt bij verhooging
daarvan toe, terwijl, volgens Gernez, het draaijend
vermogen bij de oranje- en terpentijnolie met verhoo-
ging van temperatuur afneemt.

Yan daar verdeelt zich het onderwerp van het
soortelijk draaijend vermogen van wijnsteenzuur van
zelf in drie afdeelingen:

Voor de verschillende strepen van het spectrum,

2° Bij verschillend watergehalte der oplossingen.

3° Bij verschillende temperaturen.

-ocr page 64-

§ 10.

liet soortelijk draaijend vermogen
van wijnsteenzuur voor de verschillende strepen van
het spectrum,

Biot was de eerste, die ,op de anomalie, welke het
Wijnsteenzuur ten opzigte van de verschillende strepen
van het spectrum aanbiedt, de aandacht vestigde. Hij
kerkte op, dat bij gebruik van zonlicht, de
teinte
sensible
eene eigenaardige kleur bezit, verschillende
van die, welke men gewoonlijk bij andere stoffen, die
^an de vierde zijner wetten gehoorzamen, opmerkt.
Daarom plaatste hij achtereenvolgens verschillend ge-
kleurde glazen op den weg der Uchtstralen, en be-
paalde zoo, ofschoon op eene gebrekkige wijze, de
draaijing voor de verschillende kleuren.
Hij gebruikte!) eene oplossing waarin voorkwam:
wijnsteenzuur 0,463159
water 0,536841

vond daarvan het soortelijk gewigt bij 10,°51,246106;
de lengte der buis bedroeg 523,5 mm. terwijl de
optische waarneming bij 11,°5 geschiedde.
I^e resultaten daarvan waren de volgende:

Mémoires de l\'Institut de France tome XVI p. 266.

4

-ocr page 65-

Waargenomen draaijing q.

Yiolet glas..... 9°,9.

Rood glas..... 18^4278.

Groen glas.....4- 19\',6167.

Uit deze gegevens volgt het soortelijk draaijend

vermogen voor de

Tiolette stralen = 3\',2363.

Roode » = 6^0241.

Groene » = 6\\4129.

Later herhaalde hij deze proeven bij eene tempera-
tuur van 5 graden onder nul en verkreeg toen, bij
dezelfde oplossing en dezelfde lengte:

Waargenomen draaijing q.

Rood glas. . . . 13^097.

Groen glas . . • ir.850.

De boven medegedeelde resultaten moeten uit den
aard der zaak omiaauwkeurig zijn. Zij zijn niet ge-
daan voor de vaste strepen van het spectrum, maar
bepaald door de weinig naauwkeurige uitdrukkingen
rood, groen violet enz.

Arndsen van Ghristiania was de eerste, die, gedu-
rende zijn verblijf te Parijs, in den zomer van 1858,
daaromtrent meer naauwkeurige onderzoekingen in het
werk stelde 1) en daartoe de methode van Br och (§2)

1) Annales de Chimie et de physique lIXième, gérie t, 54,
pag. 409. Verkort medegedeeld Pogg. Annalen bd. 105. s. 312.

-ocr page 66-

volgde. Ilij deelt daaromtrent het volgende mede
(1- c. pag. 410).

^>25 grammen wijnsteenzuur werden in eene gelijke
»hoeveelheid gedestilleerd water opgelost, zoodat de
»verhouding van het zuur bevat in de eenheid van
»gewigt was £ = 0,5, De digtheid der oplossing was
»5 = 1,2628 (bij eene temperatuur t=:25^2), De
»oplossing was bevat in eene buis wier lengte was
»ö\' = 251,85 mm. Bij de waarneming der oplossing
»in den polarisatietoestel, bemerkte ik bij den eersten
»oogopslag een buitengewoon verschijnsel, want men
»Ziet gewoonlijk dat de zwarte band, zich in dezelfde
»rigting verplaatst waarin men den analyseur draait,
»dat wil zeggen dat hij zich (voor een regts draaijend
»hgchaam) verplaatst van het rood naar het geel enz.,
»wanneer men het prisma van links naar regts draait
»en vice versa. Hier daarentegen bemerkte ik bij het
^^ï\'egts draaijen van den analyseur te gelijkertijd twee
»zwarte banden, de een in het roode, de ander in het
»Violette gedeelte van het spectrum, en bovendien, bij
»het voortdurend draaijen van den analyseur, zag ik
»deze banden zich in tegengestelde rigting verplaatsen,
^^zoodat zij elkander ontmoetten in het groene gedeelte
^^van het spectrum, in de nabijheid der streep E, Draaide
den analyseur achterwaarts, dan bemerkte ik na-
»tuurhjk hetzelfde verschijnsel in tegengestelde orde,

4*

-ocr page 67-

m

»Dit toonde reeds met zekerheid aan, dat de
T)draaijing haar maximum bezat in de groene stra-
mien, maar het was geheel en al onmogelijk om
»onmiddellijk naauwkeurige waarnemingen te verrigten
»dewijl de twee zwarte banden te breed en te slecht
»begrensd waren. Daarom verbond ik met de buis,
»die de zure oplossing bevatte eene andere, gevuld
»met eene geconcentreerde suikeroplossing. Het verschil
»tusschen de geheele draaijing, en die der suiker was
»de draaijing door de oplossing van het wijnsteenzuur
»te weeg gebragt. Op deze wijze vond ik:

G D E b F e

5.= 11°.910 12.984 13.975 43.709 13.323 10.325
»en de bovengenoemde waarden voor ? en aan-
»nemende.

7^489 8.165 8.788 8.621 8.378 6.493

»(100 mm. als lengteeenheid aannemende). De tem-
»peratuur was = 25° G.

»Andere oplossingen op dezelfde wijze onderzoekende,
»vond ik resultaten welke ik hier in eene tabel ver-
»eenigd zal opgeven, waarbij e de hoeveelheid water
»aangeeft voorhanden in de eenheid van gewigt der
»oplossingen.

-ocr page 68-

e

i

Soortelijk draaijend yermogen [f] voor de strepen.

c:

D

E

b

P

e

0.5

1.2628

7° .489

8° .165

8^788

8° .621

8°.378

6° .493

0.6

1.2024

8 .405

9 .830

10 .708

10 .752

11 .101

9 .315

0.7

1.1443

9 .347

11 .286 12 .474

12 .618

12 .927

11 .878

0.8

1 09295

10 .151

12 .433 14 .556

14 .595

15 .214

15 .254

0.9

1.0434

11 .411

13 .667,15 .603

16 ,265

18 .148

18 .580

0.9495

1.0207

14 .298:16 .716

19 .328

20 .416

»De temperatuur wisselde gedurende deze onderzoe-
»liingen af tusschen 22°,7 en 25° G. De gemiddelde
»temperatuur was dus (?) = 24.01 C."

Men ziet in de bovenstaande tabel dat het soortelijk
draaijend vermogen met het watergehalte verandert,
zoodanig dat het maximum van draaijing meer en meer
het violette einde van het spectrum nadert, bij toene-
ining van het watergehalte. Bij N» 1 is het maximum
hij de streep E gelegen. Bij 2 en 3 tusschen E en F;
hij 4 tusschen F en e, en bij 5 en 6 is het maximum
van draaijing uit het waargenomen gedeelte van het
Spectrum verdwenen en volgt de draaijing min of
Meer de vierde wet van Biot.

Om de afwijking dezer uitkomsten, van genoemde
Wet te doen uitkomen, heb ik in de volgende tabel
de producten gegeven van het soortelijk draaijend
vermogen met de tweede magten der golflengten der
verschillende stralen.

No.

-ocr page 69-

Yoor de golflengte zijn aangenomen de waarden
door Mascart gegeven

Strepen van het spectrum.
B G D E b F G

\'^"^^^^^O.eSeöT 0.65607 0.5888 0.52678 0.61655 0.48596 0.43075

De plaats van de streep e wordt door Arndtsen
niet nader aangegeven.

KO.

e

Product [p] voor de strepen van het Spectrum.

C

D

E

b

F

e

i

0.5

1,2628

3223

2831

2439

2300

1978

2

0.6

1.2024

3618

3408

2971

2869

2624

5

0.7

1.1443

4023

3913

3462

3367

3053

0.8

1.09295

4369

4310

4039

3894

3593

5

0.9

1.0434

4912

4738

4330

4340

4286

6

0.9495

1.0207

4957

4628

4564

In deze tabel ziet men, dat het maximum, dat in
de vorige tabel in het midden van het spectrum voor-
kwam, hier geheel verdwenen is; de getallen nemen
hier van het roode naar het violette deel van het
spectrum af, voor alle graden van concentratie der
oplossing.

1) Annales de l\'école normale supérieure tome I, p. 261,

-ocr page 70-

Om de eigenaardige verhouding van het wijnsteen-
zuur beter te doen uitkomen, diene de volgende tabel
die het soortelijk draaijend vermogen van eenige stoffen
der tweede groep voorstelt, en tevens het product
voor die stoffen.

Suiker
(Arndtsen)

Arabische gom
(^rndtsen)

Terpentijnolie
v^^iedemann)

I^ergamotoUe
(Gernez)

Ofanjeolie
(Gernez)

^Wiedemann)

Kamfer 507o
(^rndtsen)

Strepen

van Fraunhofer.

G

D

E

F

G

22989

67°.07
23252

85°.41
23707

ior.38

23942

- 5°.47
2354

6°.78
2350

8°.63
2395

10°.47
2478

[Q.

-i0°.9
4692

14°. 5
5027

18°.7
5189

23°.2
5479

32°.7
5794

Q.

9°.48
4076

12M2
4202

15°.65
4343

18°.89
4461

25°.38
4709

ß.
ß.

9°.S0
4003

ir.93
4136

15°.35
4260

18°. 64
4402

24°.85
4611

.q]

3°.79
4631

4°.85
1681

6°.33
1757

7°.70
1818

10°.60
1967

\'Q.

34°. 057
14659

46°.824
16233

67°.53
18740

90°.258
21315

Deze tabel toont aan, dat voor alle daarin vermelde
stoffen de waarde van toeneemt van het roode naar
het violette deel van het spectrum; eveneens neemt het
product toe bij vermindering der golflengte. Zij
toont tevens aan, dat deze toename van het product
niet voor alle stoffen even groot is.

-ocr page 71-

Om dit duidelijlc te maken bevat de volgende tabel
de verhouding van het product voor de strepen
C en F, waarbij dat voor de streep C als eenheid is
aangenomen.

Wijnsteenzuur SO\'/o 0.613

» 407o 0.725

» 307o 0.758

» 20°/o 0.822

» 107oe 0.872

Suiker. .......i^QU

Arabische gom.....1.053

Bergamotolie. ..... 1.094

Oranjeolie......1.099

Citroenolie.......1.115

Terpentijnolie.....1.168

Kamfer.......1.454

Appelzuur......2.599

Arndtsen vermeldt 1) dat eene geconcentreerde
oplossing van appelzuur, in eene buis van 250 mm.
lengte gebragt, voor de verschillende strepen de vol-
gende draaijingen opleverde:

C D E F

0^.35 0°.71 1°.54 1°.62

1) Ann. de cMmie ct de pKysique Illième g^rig tome 54
pag. 417.

M

-ocr page 72-

hetwelk voor de verhouding- van het product [p] P voor
de strepen G en F oplevert 2.599.

In de vorige tabel zijn de verschillende ligchamen
zoodanig gerangschikt, dat het product A® voor de
strepen G en F van boven naar onder toeneemt. Het
is hierbij opmerkelijk, dat die hgchamen, welke tot
dezelfde chemische afdeeling behooren, bij elkander
komen te staan, zooals de beide
koolhydraten {^wïk&v
CnHj^Oia i) en Arabische gom GioHa^Oi^) De Aetherische
o^iew (Bergamot-, Oranje-, Gitroen-enTerpentijnoheGioHig
en de daaraan verwante kamfer CioH,A). De eenige
uitzondering hierop vormen appelzuur C4H605 en wijn-
steenzuur CJIßOs, die, hoewel zij chemisch naauw aan
elkander verwant zijn, ten opzigte der draaijende
polarisatie zich zoover mogelijk van elkander verwij-
deren, en de eindtermen der reeks vormen.

§

Het soortelijk draaijend vermogen van loijnsteenzuur
bi] verschillend watergehalte der oplossingen.

Zoo als blijkt uit de tabel pag. 53 neemt het soor-
telijk draaijend vermogen van eene oplossing van wijn-
steenzuur toe, bij vermeerdering van het watergehalte.
Biot was de eerste, die in twee zeer uitvoerige ver-

\') C=12; H=l; 0 = 16.

-ocr page 73-

handelingen 1) daarop opmerkzaam maakte en het ver-
schijnsel tot eene eenvoudige wet terugbragt.

De volgende tabel bevat de resultaten door Biot ver-
kregen met verschillende oplossingen van wijnsteenzuur
in water voor de roode stralen tusschen de strepen B en G.

Num-
mers,

Water-
gehalte,
e

Temperatuur

bij de
Waarneming,

s 0 0 r t e 1 ij k
draaijend
vermogen [p.]

i

0.40399

14.0

4°.6034

2

0.45031

13,5

5 .3986

3

0.52322

13.5

6 ,6743

4

0.55190

13.5

6 .9945

5

0.60431

13.0

7 .5692

6

0.64808

11.0

8 ,1463

7

0.65380

12.0

8 .2648

8

0.66502

11.0

8 ,4079

9

0,70145

13.0

8 .6187

10

0.80530 ■

130

10 .0308

0.80433

13.0

10 .0952

12

0.84619

13.0

11 .0328

13

0.89881

14.0

11 .5157

14

0.92445

12.0

12 .1072

15

0.95053

14.0

12 .3741

Uit deze waarnemingen en uit nog twee andere
reeksen (Ibid. p. 226 en 228) bij de gemiddelde tempera-

1) Méthodes mathématiques et expérimentales pour discerner
les mélanges chimiques. Mém. de l\'Institut de France, tome
SV. p. 208,

-ocr page 74-

luren van 6° en 26° gedaan leidde Biot af, dat men
net soortelijk draaijend vermogen van het wijnsteen-
zuur bij verschillend watergehalte en gelijke tempera-
tuur kan voorstellen door de vergelijking

M = A -f B e;
Hierin stelt voor het soortelijk draaijend vermogen,
A en B zijn twee constanten terwijl e het waterge-
halte aangeeft. Men weet dat deze formule eene regte
lijn voorstelt.

V/anneer men nu uit bovenstaande waarnemingen
de waarde van A en B afleidt, dan vindt men voor
de temperatuur van 12°,7

A = — r,17987 B = -1- 14^8154

waaruit men alle mogelijke waarden van [o] voor elke
concentratie kan afleiden.

In bovenstaande formule kan men aan e zoodanige
waarden toekennen, die men in de practijk niet of
moeijelijk kan bereiken, om daarvoor de waarde
van [^j te zoeken. Is b. v. e = o, dat wil zeg-
gen neemt men eene hypothetische oplossing aan,
die enkel uit wijnsteenzuur bestaat, dan wordt de
waarde voor = — 1°,17987; neemt men eene
oplossing aan waarin het wijnsteenzuur = o is, dan
wordt e ~ 1 en de waarde van = 13°,1355.
Hieruit blijkt tevens, dat er een punt moet zijn waar

-ocr page 75-

[(.] = O is en hiervoor de waarde van e berekende
i 47987

vmdfc men e = = 0,08242 welke oplossing

derhalve 0,94758 wijnsteenzuur bevatten zou,

Biot onderzocht later 1) het soortelijk draaijend
vermogen van wijnsteenzuur, dat door smelten zonder
waterverlies in dusgenoemden amorphen toestand was
gebragt, en doorschijnend was. Wanneer de wet van
Biot doorgaat, dan moet dit zuur het polarisatievlak
niet meer regts, maar daarentegen een weinig links
draaijen. Het wijnsteenzuur werd door Laurent
gesmolten en gebragt in een bakje van spiegelglas
dat binnenswerks 7c.m. lang en 4c.m. breed was. Dit
bakje werd, terwijl het zuur nog warm was, in den
polarisatietoestel gebragt, waarna op den weg der
Hchtstralen een rood glas, door koperoxydule gekleurd,
werd geplaatst, en hierna de draaijing bepaald. In
het eerst zag Biot, dat deze tamelijk aanzienlijk
positief was, { 46°) omdat in dit geval de verwar-
ming de overhand had boven de negatieve draaijing,
doch afnam bij bekoelirxg. Den volgenden dag vond
hij, terwijl de temperatuur der omringende lucht
3°,5 bedroeg.

1) Annales de chimie et de physique Ill\'^me géne tome 28
p. 351.

-ocr page 76-

Eerste reeks — 2^,9.
Tweede » — 3,75.
Derde » — 3,2.

=: - 3V28
Elke reeks bestond uit 10 waarnemingen.
Hieruit leidt hij de waarde van A af. A = —2°,787
terwijl theoretisch gevonden was A ™ — 4°,17987
zoodat bovengemeld resultaat, de moeijelijkheid der
waarneming in aanmerking genomen, hem vrij vol-
doende voorkomt.

De in de vorige § (pag. 53) medegedeelde waar-
nemingen van Arndtsen, geven tevens gelegenheid
om te zien of deze formule van Biot ook doorgaat
voor de andere kleuren van het spectrum. Arndtsen
vond dat dit werkelijk ten naastenbij het geval is,
en bepaalde de waarden der coëofficienten A en B
voor de verschillende strepen van het spectrum. Deze
zijn als volgt:

A. B.

Yoor C -h 2°.74.8 9^446 e
» D 1.950 13,030 e
)) E 4- 0.153 -h 47.514 c
» b — 0.832 49.147 e
» F — 3.598 23.977 e
» e — 9.657 31.437 e

^\'elke waarden zich vrij goed aan de waarneming

aansluiten. ^

Wordt nu in de vergelijking [q] A -h Be, e — o

-ocr page 77-

gesteld, dan verkrijgt men eene hypothetische oplossing
van zuiver wijnsteenzuur zonder water, welke voor de
verschillende strepen een s. d. v zal opleveren als volgt:
G D E h F e
[q] = 2°.748 r.950 0°.m -0°.832 —3°.598 —9^657
en e = 1 stellende, d. i. eene oplossing aannemende
waarin enkel water voorkomt en een minimum wijn-
steenzuur

G D E b F e
[(.]™i2M94 14°.980 17°.667 18°.3i5 20^.379 2r.780
Om dze theoretische resultaten eenigzins te kunnen
controleeren, gebruikte Arndts en een zeer zinrijk
middel. Hij verving namelijk een deel van het water
door absoluten alcohol, totdat hij eindelijk wijnsteen-
zuur in enkel absoluten alcohol oploste. De ^tempe-
ratuur wisselde, gedurende de waarnemingen, af van
20°.6 tot 23\'.4 G en was gemiddeld 2-l°.56. Deze ver-
schillende oplossingen onderzocht hij op dezelfde
wijze als vroeger en verkreeg de volgende resultaten.

f

No,

Alcohol
gehalte.

Wijn-
steenzuur
gehalte.

T

0.1806

0.8194

2

0.2362

0.6767

3

0.3309

0.4337

4

0,3949

0.3089

5

0.S958

0.2054

Water-
gehalte.

0.0000
0.0871
0.2353
0.2962
0,3988

D.

C.

E.

3°.992

6.116
6.788
8,349

5,148
6.806
9.438

4.690 3,531

4 .460 4.948 3.646

5 .045
6.016
6.971

f.

Soortelijk Draaijend Vermogen,

b.

—4.975
—5.459
0.423
1.394
6.423

3.371

1.200
1.967
3.572
5.083

6.701

9.494|8.550

-ocr page 78-

Wanneer men deze tabel met de vroegere (pag. 53)
vergelijkt, dan ziet men, dat zij als het ware de voort-
zetting daarvan is, In de vorige kan men zien hoe
bij toenemend watergehalte het maximum van draaijing
zich meer en meer naar het violette einde van het
spectrum verplaatst en bij de sterkste oplossing van
507
o ongeveer bij de streep E gelegen was.

In de laatste tabel ziet men, dat dit maximum
voor 5 ongeveer op dezelfde plaats is gelegen, en
zich voor 4 bij E bevindt, terwijl het bij de oplos-
singen 1, 2 en 3 meer en meer tot de streep G
nadert, zonder haar te bereiken. Tevens ziet men,
dat voor de oplossingen 1 en 2 de draaijing voor streep
e werkelijk negatief geworden is, terwijl voor alle
strepen het soortelijk draaijend vermogen bij afne-
mend water- en toenemend wijnsteenzuur-gehalte
regelmatig afneemt; doch tevens dat het bij oplos-
sing 1, waarin geen water voorkomt, kleiner is, dan
het volgens de theoretisch gevondene waarden zijn moest.

Dit verschil verklaart Arndtsen door te voor-
onderstellen :

Dat de alcohol niet volkomen watervrij was.

2° Dat de absolute alcohol op het soortelijk draaijend ver-
mogen een dergelijken invloed uitoefent als water, terwijl
De temperatuur bij de beide waarnemings-
reeksen niet dezelfde was.

-ocr page 79-

Het zoude zeer belangrijk zijn het gesmolten amorphe
wijnsteenzuur voor de verschillende strepen te onder-
zoeken, iets wat tot nog toe niet gedaan is.

Tot het onderwerp dezer § behooren eindelijk nog
de waarnemingen door mij gedaan voor verschillend
sterke oplossingen van wijnsteenzuur, bij verschillende
temperaturen, voor de gele sodiumstreep D en de
verschillende strepen van het spectrum.

Daar echter deze waarnemingen meer gedaan zijn
met het doel om het soortelijk draaijend vermogen bij
verschillende temperaturen te bepalen, zullen zij in de
volgende § worden besproken.

§ 12.

Het soortelijk draaijend vermogen van vjijnsteenzuiir
bij verschillende temperaturen.

Het was reeds aan Biot bekend, dat het soortelijk
draaijend vermogen van wijnsteenzuur toeneemt bij
verhooging van temperatuur. Hij vond tevens, dat
voor temperaturen gelegen tusschen -h 6° en-1-26° de
formule

[q] = k Be
die het soortelijk draaijend vermogen voor oplossingen
van verschillend watergehalte vooi^stelt, voor de roode
stralen steeds doorgaat. Tevens vond hij, dat in deze

-ocr page 80-

formule bij verhooging van temperatuur de coëfficiënt
B geene verandering ondergaat, maar steeds de waarde
U°,3154 blijft behouden, doch dat daarentegen de
coëfficiënt Ä toeneemt bij verhooging van temperatuur.
Deze is bij 6° C = - 2,23873, wordt tusschen
22 en 23 graden = O, om vervolgens bij 26° 0,31739
positief te worden.

Voor zoo verre mij bekend is, zijn dit de eenige
bepalingen, die tot nog toe van het soortelijk draaijend
vermogen van wijnsteenzuur bij verschillende tempera-
tuur gedaan zijn. Ik ga thans over tot het vermelden
der door mij gedane waarnemingen.

In het vorige hoofdstuk zijn reeds de methoden
beschreven waarnaar het soortelijk gewigt der oplos-
singen, en de draaijing van het polarisatievlak, door
n^ij bepaald werden, en tevens de wijze aangegeven
Olli oplossingen van bekende sterkte te bereiden.

Een punt zal echter nog noodig zijn hier te ver-
belden, n.1. de wijze waarop ik mij overtuigde, dat
gebruikte wijnsteenzuur werkelijk zuiver was. Bij
"^ijne eerste proeven, maakte ik gebruik van wijn-
steenzuur uit den handel; het waren groote kristallen,
eze werden in een mortier fijngestooten, tusschen
^ oeipapier gedroogd en vervolgens in water opgelost,
oplossing volkomen kleurloos was. Bij nader
onderzoek daarvan bleek het mij spoedig, dat dit zuur

-ocr page 81-

onzuiver was, en eene tamelijke hoeveelheid aschbe-
slanddeelen bevatte; tevens bevatte het geringe sporen
druivenzuur, daar het met chloorcalcium-oplossing eene
geringe troebehng gaf. Om van het een en ander ont-
daan te worden werd het zuur uit den handel herhaalde
malen gerekristalliseerd, waarna het verbrand en het
aschgehalte bepaald werd.

3,2688 grammen wijnsteenzuur, leverden na ver-
branding 0,0008 grammen asch op.

Van ditzelfde zuur werd eene elementair analyse
gedaan; 0,7707 grammen zuur leverden na verbranding:
0,9108 grammen Koolzuur.
0,3042 )) Water.

Hieruit de procentische zamenstelhng afgeleid zijnde
werden daarvoor gevonden de volgende waarden,
tevens is daarachter gevoegd, de zamenstelhng die
het volgens de formule CJIA hebben moest.

Gevonden. Berekend.

G = 32,2 32,0.

H = 4,3 4,0.

O = 63,5 64,0.

Men ziet, dat hier de verschillen binnen de grenzen
der gewone fouten hggen en men het zuur dus
voor zuiver kon houden; want het leverde boven-
dien met chloorcalcium-oplossing geen spoor van troe-
beling op.

-ocr page 82-

Hoe noodig het is om volkomen zuiver wijnsteen-
zuur te gebruiken zal men zien wanneer de proeven
worden medegedeeld.

Drie oplossingen van wijnsteenzuur werden aan de
proef onderworpen, die eene sterkte hadden van 0,40,
0,20 en 0,10. Vooral de eerste werd naauwkeurio-

d

onderzocht.

De volgende tabel bevat de resultaten van twee
reeksen verrigt met niet omgekristalliseerd en drie met
omgekristaUiseerd, dus zuiver wijnsteenzuur. De eerste
zijn bij het berekenen der gemiddelden niet gebruikt.
Daar het er vooral op aankomt het eindpunt der lijn goed
te bepalen, die de draaijing voorstelt, zijn in de nabij-
heid van 100° meerdere reeksen bij rijzende en dalende
temperatuur gedaan, en daaruit het gemiddelde berekend.
Daar de waarnemingen zoowel bij rijzende als bij dalende
temperatuur werden verrigt, en bij elke halve graad
rijzing of daling de draaijing werd waargenomen,
berust elke opgaaf in de tabel voorkomende op 22
Waarnemingen. De buis, waarin de oplossing was
bevat had 220mm lengte.

-ocr page 83-

Wijnsteenzuur /iO°/o Draaijing van het Polarisatievlak voor eene waterige oplossing.
A onzuiver wijnsteen- ^^«r. B zuiver dito.

s».

Temperatuur

-10°

-5°

10°

15°

20°

25°

30°

85°

40°

450 50«

55°

60°

65°

70°

75°

80°

85°

90°

95°

100°

9°15,5

10-51,1

11-45,9

12- 9,4

12-57,2

13-29,6

REEI«\' ^
14-15,9 14-28,6

15-12,1

16-41,7

17-32,3

18-13,3

19-32,4

19-20,5

9-23,7

10- 5,8

10-54,7

11-32,1

11-48,4

12-11,5

15-11,8

16-17,1

16-34,8

17-18,3

17-45,5

18-30,6

18-51,3

19-29,4

19-21,6

19-37,9

9-19,6

10-28,5

11-20,3

11-50,8

12-22,8

12-50,5

13-34,i 8,9

15-11,9

16-29,4

17- 3,5

17-45,8

18-38,9

18-55,6

1851.3

19-29,4

19-21,6

19 37,9

8-16,9

8-40,8,

9-36,3

8-55,8

9-41,8

8-52,1

9-46,0

8-49,6

9-41,4

10-16,4
10- 4,9
10- 3,6

10- 8,3

12-30.^2-47,3
12-19.0 12-30,2
12-23.3 6,2

17-49.6
17-51,4
17-43,0
17-57.3
17-49,8

16-16,6
16-20,3
15-56,1

15-30,5
15-37,3
15-15,3

17-23,8
17-15,4
16-54,7

14-42,1
14-57,3
14-47,0

14-16,1
14-24,9
14- 9,5

13-30,9

13-46,3

14- 3,1

13-18,2
13-11,0
13-25,0

12-58,9

13- 2,9
13-15,0

7-6,8
7-4,5

7-58,3
7-59,0

12-46,3

13- 6,2
13-15,1

8-10,0
8-23,9

4-52,2
4-49,9

6- 2,8
5-55,9
5-44,5

4-5,5

10-54,2
10-53,1
10-50,9

11-24,3
11-36,2
11-42,8

12-24,4 12-17^9

17-50,4

17-10,9

15-27,7

16-11,0

14-16,8

14-48,i

13-46,8

7-58,6

13-18,1

7-5,1

13, 5,6

10-52,7

13- 2,5

5-54,4

4 5,5

4-51,0

11-34,3

G-emiddeldeïï J\'^tt Reeks B.

-ocr page 84-

Wijnsteenzuur /iO\'/o Draaijing van het Polarisatievlak voor eene waterige oplossing.
A onzuiver wijnsteen- B zuiver dito.

Temperatutif ^^Isius.

s».

-10°

-5°

-h5°

10°

15°

20°

25°

30°

35°

40°

450 50O

55°

<

60°

65°

70°

75°

80°

85°

90°

95°

100°

REES\' ^

__^

1

9°15,5

10-51,1

11-45,9

12- 9,4

12-57,2

13-29,6

14-16,9 14-28,6

15-12,1

16-41,7

17-32,3

18-13,3

19-32,4

19-20,5

2

9-23,7

10- 5,8

10-54,7

11-32,1

11-48,4

12-11,5

12-52,8 13.49,2

15-11,8

16-17,1

16-34,8

17-18,3

17-45,5

18-30,6

18-51,3

19-29,4

19-21,6

19-37,9

9-19,6

10-28,5

11-20,3

11-50,8

12-22,8

12-50,5

13-34,i 8,9

16-11,9

16-29,4

17- 3,5

17-45,8

18-38,9

18-55,6

18 51,3

19-29,4

19-21,6

19 37,9

GemiddeldeiJ. Reeks
—------

A.

REEKS ^

__^ -

1

4-5,5

4-52,2

6- 2,8

7-6,8

7-58,3

8-10,0

8-40,8

9-36,8

10-16,4

10-54,2

11-24,3

12-30,^2-47^3

12-46,3

12-58,9

13-18,2

13-30,9

14-16,1

14-42,1

15-30,5

16-16,6

17-23,8

17-49,6

2

4-49,9

5-55,9

7-4,5

7-59,0

8-23,9

8-55,8

9-41,8

10- 4,9

10-53,1

11-36,2

12-19.0 12-30,2

13- 6,2

13- 2,9

13-11,0

18-46,3

14-24,9

14-57,3

15-37,3

16-20,3

17-15,4

17-51,4

3

5-44,5

8-52,1

9-46,0

10- 3,6

10-50,9

11-42,8

12-23,3 6,2

13-15,1

13-15,0

13-25,0

14- 3,1

14- 9,5

14-47,0

15-15,3

15-56,1

16-54,7

17-43,9

4

17-57,3

5

17-49,8

4 5,5

4-51,0

5-54,4

7-5,1

7-58,6

8-16,9

8-49,6

9-41,4

10- 8,3

10-52,7

11-34,3

12.2M

13- 2,5

13, 5,6

13-18,1

13-46,8

14-16,8

14-48,8

; 15-27,7

16-11,0

17-10,9

17-50,4

Q-emiddeldeJJ J^aii Reeks B.

-ocr page 85-

Onder 0° was het, volgens de door mij gevolgde
methode, onmogelijk het soortelijk gewigt der wijn-
steenzuur oplossing te bepalen. Neemt men echter
de afname voor de temperaturen van 4 5° tot 0° in aan-
merking , dan verkrijgt men voor het soortelijk gewigt
der oplossing bij

— 5° 1.2155

—10° 1.2177
wat zeker niet ver van de waarheid zal afwijken.
Tevens zij opgemerkt, dat eene kleine fout in het
soortelijk gewigt van zeer weinig invloed is op de juist-
heid der uitkomst van het soortelijk draaijend vermogen,
daar de waarnemingsfout hier veel aanzienlijker is.

Met de oplossingen van 0,20 en 0,10 gehalte werden
slechts twee reeksen van waarnemingen gedaan, eene
bij rijzende en eene bij dalende temperatuur. Bij beide
reeksen werden de proeven niet onder 0° voortgezet,
daar reeds bij eenige weinige graden onder het vries-
punt de oplossing vast begon te worden. De lengte
der buis was ook hier 22 centimeters. De beide
hoofdpunten nL de draaijing bij 0° en 100° werden
met naauwkeurigheid bepaald, door op beide tempe-
raturen, het vocht eenigen tijd constant te houden.
De volgende tabel bevat de resultaten van alle waarne-
mingen door mij gedaan omtrent het soortelijk draaijend
vermogen van het wijnsteenzuur voor den gelen straal.

-ocr page 86-

IJITKONSTEN DEE ONDMZOEKimEN OMTRENT HET SOORTELIJK JDBAAIJEND VEBMOOEN VAN WIJNSTEENZUUR.

y Wijnsteenzaar 40%. Water 60%.

Wijnsteenzuur 20%. Water 80%.

Wijnsteenzuur 10%. Water 90%.

c8 EaO

a O

Waargenomen
draaijing,
p
(graden.)

Soortelijk
Gewigt.
f

Soortelijk
draaijend
vermogen, [p]
(graden.)

Waargenomen
draaijing,
p
(graden,)

Soortelijk
Gewigt.
ƒ

Soortelijk
draaijend
vermogen,
[fi]
(graden.)

Waargenomen
draaijing. />
(graden.)

Soortelijk
Gewigt.
ƒ

Soortelijk
draaijend
vermogen, [p]
(graden.)

—10
— 5

0

4.092
4.850
5.907

[1.2155]
[1.2177]
1.2133

[3.286]
[4.526]
5.532

4.120

1.1070

8.656

2.306

1.0536

9.948

5
10
15
20

7.095
7.977
8.281
8.820

1.2122
1.2098
1.2066
1.2048

6.651
7.493
7.799
8.319

4.410
4.850
5.282
5.607

1.1065
1.1049
1.1033
1.1014

9.059
9.958
10.878
11.570

2.320
2.532
2.599
2.830

10528
1.0524
1.0517
1.0500

10.011
10.935
11.231
12,251

25
30
35

40

9.690
10.014
10.878
11.571

1.2014
1.1984
1.1959
1.1922

9.165
9.615
10.524
11.028

5.752
6.029
6,292
6.558

10992
1.0969
1.0948
1,0918

11.893
12.489
13.062
13.653

3.013
3.210
3.380
3.596

1.0474
1.0467
1 0451
1.0425

13.043
13.927
14.701
15.679

45
50
55
60

12.407
12.798
13.042
13.093

1.1890
1-1851
1.1811
1.1778

11.858
12.272
12.549
12.633

6.872
7.175
7.415
7.693

1.0892
1.0862
1.0835
1.0804

14.340
15.012
15.554
16.182

3.833
3.903
4.075
4.159

1.0398
1.0369
1.0328
1.C308

16.756
17.109
17.935
18.306

65
70
75
80

13.302
13.780
14.280
14.613

1.1739
1.1707
1.1667
1.1636

12.876
13.376
13.909
14.271

7.955
8.110
8.359
8.643

1.0771
1.0743
1.0708
1.0679

16.787
17.157
17.742
18.396

4.270
4.397
4.530
4.650

1.0298
1.0271
1.0236
1.0204

18.848
19.423
20.115
20.724

85
90
95
100

15.462
16.183
17.182
17,840

1.1599
1.1560
1.1521
1.1477

15.148
15.909
36.947
17.664

8 995
9.330
9.748
9.9Ó0

1.0642
1.0606
1.0568
1.0526

19.210
19.993
20.966
21.484

4.793
4.952
5.095
5.265

1.0168
1.0134
1.0094
1,0058

21.916
22.218
22.943
23.794

De lengte der buis, die de oplossing bevatte, was 2.2 decimeters.

-ocr page 87-

De uitkomsten in deze tabel bevat geven aanleiding
tot de volgende beschouwingen:

1° Wanneer de formule van Biot, A Be voor het
soortelijk draaijend vermogen van wijnsteenzuur-op-
lossingen juist is, zoo zal indien , [
q], en [q]^ het
soortelijk draaijend vermogen van wijnsteenzuur bij
eene zelfde temperatuur, voor een watergehalte van
60Vo 80% en 90% voorstelt, het S. D. V. worden
uitgedrukt door de vergelijkingen:
[qI = A 0,6 B.
[qI = A 0,8 B.

= A 0,9 B.

In dit geval zal:
(A 0,6 B) — 3 (A 4- 0,8 B) 2 (A 0,9 B)
= 0 moeten zijn of:

- 3 -F 2 = 0

waaruit:

3

Aan deze vergelijking moeten dus, indien de for-
mule A -f- Be juist is, de waarnemingen voldoen.
Men vindt echter bij de berekening vrij groote ver-
schillen.

De volgende tabel bevat in de eerste kolom de
temperatuur in de tweede het door waarneming bepaalde
S. D. V. voor eene oplossing van 20Vo wijnsteenzuur.

-ocr page 88-

in de volgende kolom de berekende waarde voor het
S. D. V. en in de vierde het gevonden verschil d.

T

[d.

3

0

8°,656

8°,476

0^180

5

9,059

8,891

4- 0,168

10

9,958

9,788

0,170

15

110,878

10 ,087

0 ,791

20

11 ,570

10,940

0 ,630

25

11,893

11,750

0 ,143

30

12,489

12,490

— 0 ,001

35

13,062

13 ,309

— 0 ,247

40

13,653

14,129

— 0 ,476

45

14,340

15 ,123

— 0 ,783

50

15,012

15 ,497

— 0,485

55

15 ,554

16,140

— 0 ,586

60

16,182

16 ,415

— 0 ,233

65

le ,787

16 ,857

— 0 ,070

70

17,157

17,401

— 0 ,244

75

17 ,742

18 ,046

— 0 ,304

80

18,396

18 ,566

— 0,170

85

19,210

19,667

— 0,457

90

19,993

20,115

— 0 ,122

95

20 ,966

20 ,944

0,022

100

21 ,484

21 ,744

— 0 ,260

-ocr page 89-

Wanneer men de laatste kolom beziet, dan vindt
men dat van 0° tot 25° het teeken der afwijking steeds
H- is, terwijl het van 30° tot i00°, met uitzondering
van de waarneming bij 95° steeds — is, hoewel er in
de grootte der waarde van A hier en daar plotselinge
overgangen voorkomen. Tevens ziet men, dat bij de
temperatuur van 25°—30°, waarbij Biot waarnam,
de hoegrootheid der afwijking van den regel tamelijk
gering is, doch bij hoogere en bij lagere temperaturen
geldt zij slechts bij benadering.

2° Om den gang der waarden van A en B bij
verschillende temperaturen te kunnen nagaan, zijn die
waarden uit de eerste en derde waarnemingsreeks bij
elke temperatuur bepaald.

Men heeft dan

[qI = A 0.6 B.
[qI = A 0.9 B,
waaruit door aftrekking

(Mb - M.)

3

en heeft men deze grootheid eenmaal bepaald, dan
kan men hieruit dadelijk de waarde van A afleiden.

De volgende tabel bevat de waarden van A en B
bij verschillende temperaturen.

-ocr page 90-

T

A ,

B \'

0

— 3°.300

14°.720

5

— 0 .069

11 .200

iO

4- 0 .609

11 .473

15

0.935

12 .440

20

0 .455

13 .107

25

1 .409

12 .927

30

0 .991

14 .373

35

2 .170

13 .747

40

1 .726

15 .503

45

2 .062

16 .327

50

2 .598

16 .123

55

1 .777

17 .953

60

1 .287

18 .910

65

0 .932

19 .906

70

1 .282

20 .157

75

1 .497

20 .687

80

1 .385

21 .477

85

1 .592

22 .593

90

1 .008

23 .567

95

4.955

19 .987

100

5 .404

20 .433

-ocr page 91-

Indien men de anomale waarden bij 0°, 95° en
100° weglaat, blijkt het dat de waarde van A nagenoeg
constant blijft, terwijl die van B met de temperatuur
toeneemt. Biot echter vond (pag. 65) bij zijne waarne-
mingen met rood licht dat bij verhooging van temperatuur
(tusschen 6° en 26°) de waarde van B constant bleef,
terwijl die van A met de temperatuur toenam.

Om te onderzoeken, of de wetten, die voor de
toeneming van de draaijing bij den gelen straal gel-
den, ook voor de overige kleuren van het spectrum
doorgaan, gebruikte ik later zonlicht. Ons zee-klimaat
is echter voor onderzoekingen, waarbij men zonHcht
noodig heeft weinig geschikt en zoo komt het dan
ook, dat mijne proeven zich alleen bepalen tot twee
oplossingen van wijnsteenzuur, nl. die van 50% en
40%. Reeds vroeger deelden wij de beschrijving mede,
van het verschijnsel, door Arndtsen waargenomen,
bij draaijing van den analyseur. Zijne opmerking dat de
beide zwarte banden breed en slecht begrensd waren,
bleek ook mij volkomen juist te zijn. Het middel dat
Arndtsen gebruikte om dit gebrek te verhelpen,
kon echter bij mijne onderzoekingen moeijelijk worden
aangewend. Hij plaatste nl., behalve de wijnsteenzuur-

-ocr page 92-

oplossing, nog eene suikeroplossing, waarvan hij de
draaijing vooraf bepaald had, op den weg der hcht-
stralen en vond later de draaijing van het wijnsteen-
zuur, door het verschil te nemen tusschen de geheele
draaijing en die der suiker.

De bezwaren hiertegen zijn vooreerst, dat de naauw-
keurigheid er niet door winnen kan, wanneer men
eene kleine grootheid (de draaijing van het wijnsteen-
zuur) bepaalt door het verschil van twee grootere
(de totale draaijing en die der suiker); en ten tweede
dat het moeijelijk is de oplossing van wijnsteenzuur
alle temperaturen van 0° tot 100° te doen doorloopen,
terwijl de suikeroplossing volkomen dezelfde tempera-
tuur moet behouden. Eindelijk drukt het bezwaar
van geringe naauwkeurigheid alleen op de waar-
nemingen bij 0"= gedaan, en wordt bij hoogere tem-
peratuur grootendeels weggenomen.

Ten slotte zij hier nog vermeld, dat de waarnemin-
gen geschiedden bij 5 verschillende temperaturen O,
25°, 50°, 75\' en 100°. De resultaten van beide onder-
zoekingen zijn bevat in de volgende tabellen, waarin 5
aangeeft het soortelijk gewigt;
q de waargenomen
draaijing; het soortelijk draaijend vermogen, en
X
de golflengte.

-ocr page 93-

Wijnsteenzuur 507c. Water 507o

i

pl
ö

Strepen van laet Spectrum.

1

<a

O

ei

G

D

E

b

F

f

■ ^

( \\

0

25
50
75
100

1.2770
1.2621
1.2452
1.2288
1.2184

^ 1

0
25
50
75
100

77936
9.920
12.737
14.823
18.065

9°.040
11 .722
13 .687
17 .232
20 .001

8°.120
12 .450
15 .893
19 .885
23 .907

87085
12 .252
15 .915
20 .129
24 .790

77928
11 .085
16 .897
22 .029
26 .407

[ W1

0

25
50
75
100

5°.641
7 .134
9.284
10 .948
13.457

6°.425

8 .429

9 .976
12 .727
15 .253

57771
8 .953
11 .584
14 .687
17 .819

5°.746
8 .871
11 .600
14 .867
18 .467

57635
7 .971
12 .316
16 .270
19 .671

0

25
50
75
100

2427
3071
3174
4712
3792

2227
2922
3458
4412
5289

1602
2484
3215
4076
4942

1533
2352
3096
3968
4928

1331
1882
2908
3842
4646

Lengte der buis 2.2036 decimeters.

-ocr page 94-

WijnsteenzTinr 40°/o. Water 60°/o.

1

Strepeia van liet Spectrum.

H
QJ
PH

1
H

c

D

E

b

F

i

0

25
50
75
100

1.2133
1.2014
1.1851
1.1667
1.1477

^ 1

0

25
50
75
100

4°.880
8 .622

11 .133

12 .462
15 .545

5°.829
9 .640
12 .748
14 .602
17 .680

7°.156
10 .655
14 .223
16 .663
20 .122

17°.138
20 .762

7° 562
10 .747
15.383
18.225
22 .909

(

0
25
50
75
100

4o.570
8 .155
10 .530
12 .138
15 .392

5°.459
9.138
12 .084
14.222
17 .506

6.702
10.064

13.434
16.230
19.924

16°.693
20 .558

7°.082
10.165
14 .730
17.781
22 .689

/

5

25
50
75
100

1967
3510
4532
5225
6625

1892
3168
4274
4931
6069

1859
2796
3906
4504
5529

4454
1 5485

1672
2005
3484
4199
5358

Lengte der buis 2,2 decimeters.

Wanneer men beide tabellen vergelijkt, met de resul-
taten door Arndtsen bij 25° G. verkregen (pag. 53)
dan ziet men dat de verschillen tamelijk gering zijn.

-ocr page 95-

Voor alle strepen van het spectrum in beide labellen
neemt de draaijing toe, bij verhooging van temperatuur
doch in ongelijke mate. Stelt men in de verschillende
gevallen de draaijing bij 0° = 1 dan wordt zij voor 1007
Strepen,
C D E b F
Wijnsteenzuur 50% 2,3 2,2 2
,7 3,1 3,4
» 407o 3,2 3,2 2,9 ~ 3,2
Bij de oplossing van 40% blijft deze grootheid tame-
lijk constant voor de verschillende strepen, terwijl zij
voor die van 50 /o van de streep C naar F toeneemt.

Bij de oplossing van 50% wijnsteenzuur hgt het
maximum van draaijing:

bij tusschen de streep D en E en dus in de gele
stralen.

bij 25° bij de streep E en dus in de groene stralen,
en is bij 50° reeds zoover naar het violette deel
van het spectrum verschoven, dat het buiten het waar-
genomen deel daarvan valt. De onregelmatigheid, die
het wijnsteenzuur aanbiedt, dat de groene stralen het
meest gedraaid worden, verdwijnt dus bij verhooging
van temperatuur en bij toenemend watergehalte, want
de oplossing van 401o wijnsteenzuur; vertoont reeds
hij 0° deze onregelmatigheid niet meer. Zoowel bij
toeneming van temperatuur als bij vermeerdering van
het watergehalte worden de wijnsteenzuur-moleculen

-ocr page 96-

verder van elkander gescheiden, en het is dus niet
onwaarschijnlijk, dat de anomaUe, die het wijnsteen-
zuur te dien opzigte aanbiedt, gezocht moet worden
in den afstand der wijnsteenzuur-moleculen onderling.
Dit zal nog nader blijken, wanneer in een volgend
hoofdstuk over de draaijing van eenige wijnsteenzure
zouten wordt gesproken.

Vergelijkt men het product V- voor de verschil-
lende strepen, dan ziet men dat dit van de roode naar
de violette zijde van het spectrum afneemt^ even als dit
reeds uit de tabel pag. 54 blijkt, voor de tempera-
tuur van 25°,

-ocr page 97-

derde hoofdstuk.

de «erkoüding vak eenige w/ijnsteekzure zouten ten

opzigte van het gepolariseerde licht.

§

Onderzoekingen door mij gedaan omtrent hel S. D. V.
van wijnsteenzure zouten.

Na de zonderlinge verhouding van het vrije wlja-
steenzuur tegenover het gepolariseerde licht te hebben
nagegaan, zal het niet van belang ontbloot zijn, om
te zien, of ook dezelfde anomaliën zich vertoonen in
de wijnsteenzure zouten.

De neutrale wijnsteenzure zouten der alcaliën zijn
alle goed in water oplosbaar, de zure zouten minder.
De meeste zouten der overige metalen zijn in water

-ocr page 98-

weinig oplosbaar. Hierin ligt dan ook de reden, dat
ik mij in de eerste plaats bezig hield om de wijnsteen-
zure zouten der alcaliën te onderzoeken.

I

Tariras potassae neuter.

De oplossing bevatte 207o tartras potassae en 80%
water, en werd gebragt in eene buis van 2,2036 deci-
meters lengte. De resultaten waren de volgende:

strepen van liet Speetruna.

Tempe-
ratuur.

O

25
50
75
iOO

O

25
50
75
100

O

25
50
75
100

1 ,1272
1 ,1215
1 ,1104
1 ,0977
l ,0876

117062
10 ,893
10 ,528
10 ,460
10 ,387

22°,320
22 ,038
21 ,514
21 ,623
21 ,771

217885
9407

197917
19 ,720
19 ,460
19 ,4! 8
19 ,370

407187
39 ,920

U]

[ç] gemidd.

D

E.

b

137185
12 ,963
12 ,948
12,803
12 ,661

1618
16 ,285
16 ,113
15,978
15 ,872

17°,262
17 ,245
16 ,977
16 ,831
16 ,640

27°,223
26 ,836
26 ,400
26 ,467
26 ,415

327925
32 ,948

32 ,928

33 ,030
33 ,191

347825
34 ,963
34 ,693
34 ,793
34,716

267668
9245

33°,024
9166

34°,798 ^
9285

F.

9479

-ocr page 99-

Uit bovenstaande tabel volgt, dat de wijnsteenzure
potasch de vierde wet van Biot volgt, en het soor-
telijk draaijend
vermogen daarvan bij temperaturen tus-
schen O en 100° nagenoeg onveranderd blijft. Tevens
ziet men, dat het soortelijk draaijend vermogen veel
grooter is dan bij wijnsteenzuur.

Daar nu elk molecule van wijnsteenzure potasch
voor deel van zijn gewigt uit wijnsteenzuur bestaat,
zal men het soortelijk draaijend vermogen van het wijn-
steenzuur in dit zout bevat vinden, door de draaijing
voor de verschillende strepen met te vermenigvul-
digen waardoor men verkrijgt:

Strepen van het Spectrum.

S.D.V van het wijn- G D E b F

3//,286 41,778 51,737 54,517 62,881

Het product [q] V\' heeft een minimum, gelegen bij
de streep E, dus in de groene stralen en is voor
de streep G en F ongeveer gelijk. Dit herinnert
aan het vrije wijnsteenzuur dat voor sterke oplossingen
bij de streep E het maximum van draaijing vertoont.

Tartras sodae neuter.

(GJl4Na,0a 2II,0).

Van dit zout werd eene oplossing die 20°/o wijnsteen-
zure soda en 80% water bevatte onderzocht in dezelfde
buis als vroeger. Zij leverde de volgende resultaten op:

-ocr page 100-

Tempe-
ratuur.

Strepen van het Spectrum.

C

D

E

b

F

4 ,4289

25

4 ,4497

d <

50

4 ,4090

\' 75 \'

4 ,0875

400

1 ,0700

\' 0

10°,435

12°,788

45°,660

46^467

19°,003

25

10 ,272

42 ,722,

45 ,625

16 ,130

18 ,989

t 50

40 ,259

42 ,695

15,620

16 ,062

18 ,982

\' 75

10 ,250

12 ,583

45 ,496

16 ,012

18 ,739

400

9 ,999

14 ,955

45 ,292

15 ,878

18 ,702

1

0

20°,975

25°,702

34°,477

32°,496

38°,198

25

20 ,821

25 ,787

31 ,673

32 ,695

38 ,491

[d <

1 50

20 ,992

25 ,982

31 ,964

32 ,865

38 ,840

\' 75

24 ,388

26 ,256

32 ,333

33 ,411

39 ,102

400

24 ,434

25 ,244

32 ,248

33 ,476

39 ,439

[o] Gemidd.

21°,062

25°,788

310,938

32 ,975

38 ,814

9007

8977

8863

8798

9166

Ook dit zout volgt de vierde wet van Biot; het
soortelijk draaijend vermogen verandert weinig bij
verandering van temperatuur. Het minimum van het
product ligt hier bij de streep b en dus eenigzins
nader bij het violette deel van het spectrum dan bij
tartras potassae neuter het geval is.

-ocr page 101-

Het soortelijk draaijend vermogen voor het wijnsteen-
zuur in het zout voorhanden is bij tartras sodae:
Strepen van het Spectrum.
G D e b f
3r,295 39^5/i^ 48°,978 50°,562 59,515.

Bitartras sodae.

Onder de zure wijnsteenzure, zouten is dit het meest
oplosbaar in water. Eene oplossing van 40% dubbel-
- wijnsteenzure soda en 90% water bij verhoogde tempe-
ratuur gemaakt kristalüseerde echter gedeeltelijk bij
afkoeling in de buis. Toen het zonlicht door de buis
viel en het licht door het omdraaijen van den analyseur
grootendeels was uitgedoofd was het spectrum door-
sneden door 12 verticale flaauw uitloopende strepen,
waarschijnlijk een gevolg van diffractie. Later werden
de kristallen door verwarming opgelost, en de strepen
verdwenen. Men zag echter geene donkere banden
door het spectrum loopen, bij draaijing van den analy-
seur, maar alle kleuren werden gelijkelijk uitgedoofd.
Het minimum van intensiteit was ongeveer 2°,5 regts
van het nulpunt gelegen. Er bestaat dus geen noe-
menswaard verschil tusschen de draaijing voor de
verschillende stralen, en hel soortelijk draaijend ver-
mogen is tamelijk gering.

-ocr page 102-

Nadere proeven konden hieromtrent wegens gebrek
aan zonlicht niet worden gedaan.

Tartras potassae et sodae.

(G^EiKNaOs ^H.O).

Van dit dubbelzout werd eene waterige oplossing
die 20°/o sal seignette en 80% water bevatte aan de
proef onderworpen.

Het leverde de volgende resultaten op:

Tempe-

Strepen van het spectrum.

ratuur.

G

D

E

b

F

ö \'

0

i 25
50
\' 75
100

1,1067
1,1008
1,0893
1,0773

1,0669

Q

0
25
50
75
100

9°,326
9 ,410
9,585
9 ,643
9,730

ir,ii8

11 ,390
11 ,476
11 ,690
11 ,813

13°,260
13,457
13,752
13,807
13,913

13°,915
14,057
14,158
14,203
14 ,268

16°,123
16 ,527
16 ,333
16 ,395
16 ,422

[?]

0

25
50
f 75
100

18°,261

18 ,524

19 ,066
19,396
19 ,762

2r,820

22 ,421
22 ,828

23 ,513
23 ,993

25°,963

26 ,490

27 ,355

27 ,771

28 ,258

27°,245

27 ,667

28 ,226
28 ,567
28 ,980

3r,569
32 ,076
32 ,489

32 ,977

33 ,555

0

25
50
75
\\ 100

7860
7973
8207
8349
8506

7565
7773
7914
8152
8318

7205
7351
7591
7706
7860

7270
7382
7532
7622
7732

7455
7575
7673
7788
7877

-ocr page 103-

Men ziet uit deze tabel, dat het soortelijk draaijend
vermogen van sal seignette toeneemt bij verhooging
van temperatuur voor alle strepen van het spectrum,
en tevens, dat het de vierde wet van Biot volgt.
Het minimum van het product Hgt bij O® en 25°
bij de streep E ; bij hoogere temperatuur bij de streep
b, en is dus wederom in het groene deel van het
spectrum gelegen.

Om het soortelijk draaijend vermogen van het wijn-
steenzuur in dit zout voorhanden te bepalen, moet
het vermenigvuldigd worden met waardoor men
verkrijgt:

1

Strepen

van het spectrum.

O

g

O

H

c

D

E

b

F

3r.330

40O.022

48°.810

51°.220

59°.349

25

.825

41 .152

49 .701

52 .014

60 .303

50

35 .843

42 .917

51 .427

53 .065

61 .079

75

36 .465

44 .204

52 .097

53 .761

61 .997

100

37 .152

45 .107

53 .125

54 .482

62,707

-ocr page 104-

Tartras ammoniae neuter.

Bit zout is minder in water oplosbaar dan de
overige neutrale tartraten, zoodat de oplossing, die
hiervan onderzocht werd, slechts 40% sterkte had.
De proef werd door gebrek aan zonlicht alleen bij
25° gedaan. De resultaten waren de volgende:

Strepen van het Spectrum.

G

D

E

b

F

1.0637

Q

77117

87693

107090

10.610

12.312

31708

37709

43705

45°.27

53^.76

[ejr

13376

12860

11948

12081

12608

De neutrale wijnsteenzure ammonia volgt derhalve
de wet van Biot, terwijl het minimum van het
product bij de streep E is gelegen. De volgende
getallen stellen hel S. D. V. voor van het wijnsteen-
zuur in hel zout voorhanden

Strepen van het spectrum.

C D E b F
38°.12 45749 52°.81 55753 65794

-ocr page 105-

Tartarus emeticiis,
(2 (C, H,K(SbO) 0,) e.0).

Dit zout is zeer weinig in water oplosbaar, zoodat
de onderzochte oplossing slechts 5% braakwijnsteen
en 95°/o water bevatte. De waarnemingen leverden
de volgende resultaten op:

[d

pi
rr^

Strepen van liet Spectruin.

OJ
1

C

D

E

b

F

H

0

1.0329

i

!

!

25

1.0293

i

50

1.0224

i

75

1.0103

100

0.9922

0

12°.930

16°. 823

20°.900

21°.882

25 607

25

ir.680

15°. 723

20 .457

21 .238

24.805

50

12.157

15°.097

19 .730

20 .590

23 862

75

11 .857

14°. 635

18 .990

19.649

23 062

100

11 .480

14 .250

18 .040

18.783

22.823

0

113°.62

147°. 84

183°. 67

192°.30

225.03

25

111 .82

138 .66

180 .39

187 .39

218.74

50

107 .93

134 .04

175 .16

182.80

211 89

75

106 .51

131 .46

170.58

176 .50

207.25

100

105.02

130 .36

165.03

171 .83

208.79

0

52405

51253

50966

51308

53142

25

51572

48069

50058

49976

51659

50

49778

46466

48607

48778

50041

75

49122

45575

47335

47097

48922

100

48436

45193

45796

45851

49307

-ocr page 106-

Men ziet Meruit, dat het soortelijk draaijend ver-
mogen van den braakwijnsteen buitengemeen groot
is en afneemt bij klimmende temperatuur. Het mini-
mum van het product [
q] ligt, bij 0°, in de groene,
bij de overige temperaturen in de gele stralen. Zoekt
men de waarde voor het soortelijk draaijend vermogen
van het wijnsteenzuur in den tartarus emeticus voor-
handen, dan verkrijgt men:

Tempe-
ratuur.

G

D

E

b

F

258^,3

335°.9

417°.6

437°.2

511°.6

25

254 .2

515.2

410 .8

426 .0

497 .1

50

245 .3

304 .7

398 .2

415 .6

481 .7

75

242 .1

298 .8

387 .7

401 .2

471 .1

100

238.7

296 ,3

475.1

390 .6

474 .7

§ u.

Toetsing der verkregen resultaten aan de wet
der veelvouden.

De hoogleeraar E, Mulder 1) vestigde in zijne
»Scheikundige Aanteekcningen" de aandacht op de wet

1) E. Mulder, Scheikundige Aanteekeningen, Deel I,
Afl. 2, bl. 13.

-ocr page 107-

der veelvouden, waardoor hij meent, dat het draaijend
vermogen van een radikaal, een geheel aantal malen
toe- of afneemt, wanneer het in verbinding treedt.

Zien wij thans of deze wet ook voor het wijnsteen-
zuur geldt:

Daar het wijnsteenzuur in verbinding met bases de
vierde wet van Biot volgt, zoo moet men, als uit-
gangspunt voor de vergelijking, het wijnsteenzuur ook
nemen, in een toestand waarin het aan diezelfde wet
gehoorzaamt. Dit geschiedt alleen, indien het zuur
in verdunden toestand genomen wordt, wanneer tevens
het soortelijk draaijend vermogen zoo groot mogelijk
is. In § 11 pag. 62 is de limiet aangegeven, waartoe
het soortelijk draaijend vermogen in verdunde oplos-
singen naderen kan en gevonden voor de strepen

C D E b F

127194 147980 177667 187315 207379. :,

Wanneer hiermede het soortelijk draaijend vermogen
van het
wijnsteenzuur in verbinding met bases ver-
geleken wordt, dan ziet men terstond, dat dit voor
de neutrale zouten der alcaliën en sal seignette onge-
veer even groot is en wel driemalen zoo groot als het
S. D. Y. van het vrije wijnsteenzuur.

Vermenigvuldigt men het S. D. V. van het vrije
wijnsteenzuur met drie, dan verkrijgt men:

-ocr page 108-

G D E b F

36°.582 M°.940 52°.001 54°.945 6r.437
wat ongeveer met het soorteUjk draaijend vermogen
van het wijnsteenzuur in die zouten overeenkomt.

Men zou derhalve tartras potassae neuter, tartras
sodae neuter, tartras ammoniae neuter en tartras
potassae et sodae met den naam van
trigyrische
zouten kunnen bestempelen.

Bij braakwijnsteen is deze overeenkomst niet zoo
duidelijk, hetgeen de Hoogleeraar E. Mulder (1. c.
p. 45), meent te moeten toeschrijven aan een eigen
draaijingsvermogen, dat SbO zou bezitten.

é

-ocr page 109-

BESLUIT.

Uit mijne onderzoekingen volgt:
1°. Het soortelijk draaijend vermogen van wijnsteen-
zuur neemt voor alle kleuren en bij elk watergehalte
regelmatig toe met de temperatuur.

T. De formule A -{- B e, door Biot gegeven, voor
het soortelijk draaijend vermogen van waterige oplos-
singen van dit zuur, moet als eene benaderingsfor-
mule beschouwd worden.

3°. Bij toeneming van temperatuur verandert de
waarde van A niet, doch die van B neemt toe.

4°. Voor zeer geconcentreerde oplossingen van wijn-
steenzuur, verplaatst zich het maximum van draai-
jing, bij verwarming, van het groene deel naar de
meer breekbare zijde van het spectrum. Verhooging

-ocr page 110-

van temperatuur oefent denzelfden invloed uit, als
vermeerdering van watergehalte.

5°. Alle door mij onderzochte wijnsteenzure zouten
volgen de vierde wet van Biot, doch zoo, dat het
product IP niet toeneemt naar de violette zijde van
het spectrum, maar een minimum heeft in de groene
stralen.

6°. Bij de neutrale zouten, is het S. D. V. constant
bij verschillende temperaturen. Bij Tartras potassae
et sodae neemt deze grootheid een weinig toe, bij
braakwijnsteen daarentegen af, bij toeneming der tem-
peratuur.

7°. Treedt wijnsteenzuur in verbinding met bases,
dan wordt het soortelijk draaijend vermogen bij de
neutrale zouten der alcaüën drie malen vermeerderd.

-ocr page 111-

INHOUD.

Blaclz.

INLEIDING................ . 8.

EERSTE XIOOEDSTUE:.

Methoden der bepaling van het soortelijk draaijend ver-
mogen van vloeistofien............9.

§ 1. Verdeeling der draaijende stoffen. Wetten van B i o t.

Soortelijk draaijend vermogen . .......9,

§ 2, Verschillende methoden om het soortelijk draaijend

vermogen van vloeistoffen te bapalen...... 19. •

§ 3. Methode door mij gebruikt om het soortelijk draai-
jend vermogen van wijnsteenzuur bij verschillende
temperaturen te bepalen................25.

§ 4, Methode van waarnemen..........28.

§ 5. Methode door mij gevolgd om het soortelijk gewigt

der oplossing bij verschillende temperaturen te bepalen 35.

§ 6. Wijze van berekening der waarnemingen .... 40.

§ 7. Methode om de oplossingen te bereiden.....41,

§ 8. Bepaling van. het soortelijk draaijend vermogen van

rietsuiker................43,

-ocr page 112-

TWEEDE HOOEJDSTUK.

Bladz.

De verhoudiiig van liet vrije wijnsteenzuxir ten opzigte
van het gepolariseerde licM...........
47,

§ 9. Algemeene beschouwingen .........47.

§ 10. Het soortelijk draaijend vermogen van wijnsteenzuur

voor de verschillende strepen van het spectrum . 49,

§ 11. Het soortelijk draaijend vermogen van wijnsteenzuur

bij verschillend watergehalte der oplossingen . . 57.
§ 12, Hot soorteliji: draaijend vermogen van wijnsteenzuur

bij verschillende temperaturen ........ 64,

DERDE HOOinDSTÜK:.

De verhouding van eenige wijnsteenzure zouten ten opzigte
van het gepolariseerde licht..........- 82.

§ 13, OnderzoeMngen door mij gedaan, omtrent het

S, D, V. van wijnsteenzure aouten ...... 82.

§ 14. Toetsing der verkregen resultaten aan de wet der

veelvouden...............91,

BESLUIT..................94,

-ocr page 113-

wm

iß-\'" ■

■..

\' -i::\'::.;}^::::]^ Hf-..^ . g^V - ^

«ir

1 i
I

j.

mmmé^iih

käi

-ocr page 114-

THESES.

I.

De nieuwe electriseermachine van Holz is een
gewijzigde electrophoor.

II.

De methode van Bunsen, om de soortelijkegewig-
ten der gassen uit hare uitvloeijings-snelheden te
bepalen is onnaauwkeurig.

III.

Van alle meetinstrumenten is de pyrometer het
slechtste.

-ocr page 115-

IV.

Sedert de uitvindiog van den psychometer van
August, heeft de hygrometer tan Daniell zijne
practische waarde verloren,

V.

De draaijing van het polarisatievlak zal voor de
chemie der koolstoffen een groot hulpmiddel worden
om de constitutie dier ligchamen te leeren kennen,

VI.

De langs synthetischen weg bereidde organische
ligchamen verschillen in hunne constitutie zoo zeer van
de natuurlijke, dat de chemie zich niet beroemen
kan organische Ugchamen door de kunst te hebben
gemaakt.

VII.

Er bestaat geene amorphie,

VIII.

De wet van Berthollet is onjuist.

-ocr page 116-

IX.

Het is onjuist, ter verduidelijking van het adem-
halingsproces der planten, het met dat der dieren te
vergelijken.

X.

De type der Mollusken, moet bij eene natuurlijke
klassificatie van het dierenrijk, boven die der Arthro-
zo.\'én geplaatst worden.

XI.

De Archaeopteryx behoort tot de vogels.

XH.

Bij gemis van bladeren, of daarmede overeenkomende
organen bij de planten, zou er geen opstijgende sap-
stroom mogelijk zijn.

XHl.

JPlutonisme en -Neptunisme sluiten elkander niet uit.

-ocr page 117-

102
XIV.

Het is verkeerd, uit de barometerstand en de aan
de oppervlakte waargenomen dampdrukking, tot de
drukking der drooge lucht te besluiten.

XV.

De barometer geeft niet ten allen tijde de drukking
der lucht aan.

XVI.

Het Noorderlicht heeft in onzen dampkring plaats.
XVH.

De koude Meidagen hebben hun ontstaan te danken
aan de koude lucht die van het vaste land van Azië
naar Europa vloeit.