lEAiif ^TASSATJ*
|
|||||||||||
I
|
|||||||||||
PUIS *ajs ORAIJE.
|
|||||||||||
IK Z K S BAif'B
|
|||||||||||
MET HLSTOIIIESCHE AANTEEKESTXGEN.
|
|||||||||||
1 O Ol
|
|||||||||||
«/: -2T"
|
|||||||||||
■. I. B. lOTWiB.
|
|||||||||||
»y.J2: ran $ee4. tfeA/ifez.
|
|||||||||||
tJ.-K-JHea^e. v*
|
|||||||||||
AAN ALLE VOORSTANDERS DER DOOR ON-
£E VOORVADEREN GEVESTIGDE CONSTI,
TUTIE; EN AAN HUN DOORLUCHTIG OP.
PERHOOFD, DEN BESCHERMER DER NE-
DERLANDSCHE VRYHEID.
|
|||||||||||
DOORLUCIITE B. E l!
|
|||||||||||
ar ik, in vroeger dagen, de eere bad het beeld van den
grooten Grondlegger der Nederlandfche Vryheid, ^Willern Dea * Eer-
|
|||||||||||
/
|
|||||||||||
O P D R A G T.
|
|||||||
il
|
|||||||
Eerflen, hoe ftiauw gefchetst, aan den deugd- en vaderlandlieven-
den Willem Den Vyfden, Nederlands dierbaren Erfftadhouder, te mogen toewyden, aan wi'en toch zoude ik maurits, den groo- ten en dapperen zoon van den Eerften Willem beter kunnen aanbe- velen, dan aan die verheven en ftandvastige mannen, die den alleen waren grondzuil van den bloei des vaderlands, de door onze ge- trouwe voorvadepen' gevestigde Conftitutie hoog achten, en aan den Doorluchtigen man,die voor de ware vryheid des lands,als een trouwhartig vader, waakt? Inderdaad, hier is te veel gelykheid tusfchen den held dien ik ondernam te fchetfen, en de voorwerpen myner toewyding^ dan dat een redelyk mensch, die toewyding zoude kunnen afkeuren. ■ Held ]NIauxi ts ftond pal in het verdedigen van een' regeeringsfVQr-m doorz>neii;fchrandren en grooten- vader geves- tigd; Gy, Edele mannen^l irond- pal yoor de gevestigde Conftitutie, door Uwe voorvaderen met zo ?eel bloeds betaald; Gy ftond onbe- zvveken in een' orkaan die den grondzuil van 's lands welftand dreig- de te verwoesten,een orkaan die tafrelen Iieeft opgeleverd, waar- voor ieder rechtgeaart Nederlander een gordyn behoort te fchui- ven: wenschlyk ware het dat dezelven voor eeuwig uit de gedenk- boeken der Nederlanden konden worden gewischt. Redenen die my in het byzonder betrefFen, en die myne vrinden
bekend zyn, daar myne vyanden niets daarmede te doen hebben, fpoorden my aan om myne ware denkwyze wegens myn vaderland, en het daaraan zo naauw verknochte Doorluchtige huis van Oranje, voor de oogea van gaatsch Nederland, bloot te leggen, in de fchil- .dery |
|||||||
O P D " R A G T. fit
deryvan Maurits, door '& Lands Hooge Magten met alien rechtge-
naamd: Waardige erfgenaam van zyn' vaders deugden", een eernaam die noch praalt boven het vorstelyke graf, te Delft. Het kon ray zekerlyk, Edele mannen! onder mynen arbeid niet ontflippen aan te merken, dat rnyne vrye trekken,in dittafreel voor- komende, ray by zekre menfchen niet aangenaam zouden makenj maar by welke menfchen ? By de zulken die zich in onze dagen ten grondregel hebben gemaakt, om een ftelfel, goed of kwaad, wys ofdwaas, nook" te laten varen, alleen omdat zy bet e'dns heb- ben opgevat; menfchen die, in wederwil van de bezadigfte drang-' redenen, waarmede men hen hnnne de maatfchappy mirioos ontniS" tende dwalingen onder het oog brengt, in htranen hardnekkigen haat volharden tegen ieder die niet gereedlyk ftemt in hnnne ver- keerdheid, in het kort, menfchen die ongelukkig genoeg zyn om, het zy uit zncht van by huns gelyken door te gaan voor man- nen van ftandvastigheid engewigt, het zy uit aangeboren twist- zucht, de kalmte van geest te verwerpen, en het aangename der famenleving te verbannen, om daarvoor de kwelling van zichzel- ven en anderen in de plaats te ftellenj ftellende een onzalige ver- genoeging,in de waereld, waarin wy tot onderlinge gezelligheid en bulpe door de weldadige Voorzienigheid gefteld zyn, tot eene af« fchuwlyke hel te maken. Maar aan den haat van zulke elendige we- zens moet een goedwillige geest zich nietftooren. Laten wy edel. moedig zyn .-laten wy dezulken beklagen,en eene eereflellen in door brave daden te doen zien dat wy van edeier aart zyn. Laten wy den Doorluchtigen Befchermer van Nederlands ware vryheid in * a men-
|
||||
11 O P D R A G T.
menfchenliefde trachten na te volgen , en de nierkwaardige taal
van zyn manifest, uitgegeven by de omwenteling van zaken , gedurig voor den geest hebben, en denken: Het zyn mislei- de burgers!" Welke onaangenaamheden ray van den kant van zulken als ik zo even befchreven heb, wegens dezen maurits ook mogen overkomen, gaerne zal ik my alles getroosten, en my gecne fmaadheid aantrekken van menfchen, inderdaad beklagens- waardig genoeg wegens eene ongelukkige gefteldheid van geest. . Myne wenfchen bepalen zich tot uwe goedkeuring, Edele man*
lien! Aan u is het dat ik mynen vaderlandfchen held toewyde.. Ontfangt hem met die zuivere toegenegenheid waarmede hy tot U word geleid. Laat hy myne denkwyze omtrent myn vaderland en zyn Doorluchtig huis U doen kennen, en U ongeveinsd verze« keren dat ik, onder den Godlyken byltand, nooit, tot myn' laat- iten faik, het ga hoe' het ga, daarvan zal afwyken , wat ook de afgunst of eene oneedle haat goed vinde U van my ia te boe? zemen., Gods dierbare zegen zy by aanhoudendheid over U,DoorIuchtf-
ge Befchermer van onze door het bloed TJwer vaderen duurgekocb> te vryheid. Hy make ons verliefd op Uwe menfchenliefde; grootmoedigheid, en onvoorbeeldelyk geduldj en alsdati zal myn vaderland de gezegende dagen wederzien, waarin geene onzalige geest eener nutlooze en dwaze partyzucht onder Nederlands inge* sejtenen bekend was, De Godjyke zegen zy met Uw geheele Door- t Inch* |
||||
O P D R A G T.
|
|||||||
vr
|
|||||||
Iuchtige huis, in welks flandhouding te midden onder ons, de
ware Vaderlanderdebron eener duurzame gelukzaligheid befchouvvc voor het land zyner inwoning; een hoop geboren uit den wensch, dat Uwe Doorluchtige flam ryk in helden worde, wier hoogst ge- Ink befta in de bevordering van een gevestigd algemeen landgeluk,, het eenige, het groote doeleinde van alle de helden van Uw Door- luchtig bloed. God vervulle deze hope L En Gy, myne vvaarde en altyd dierbare medevaderlanders! Ge-
trouwe aanklevers van het flaatkundig fielfel Uwer edele voorva- deren! Volharden wy in deze aankleving. Laten wy verdoolde medeburgers trachten te recht brengen door goedwilligheid: nim« nier ofFert men een weinig gevoeligheid edeler op , dan wanneer dit gefchied met het afzigt ora redelyke wezens te maker*. Ver- re zy het van ons haat met haat, afkeerigheid met afkeerigheid te vergelden, verre zy van ons al het geestverlagende en mensch- onteerende der vvraakzucht. Onderlinge goedwilligheid moet her middel zyn om wat ons tegen ftaat te recht te brengen; en laten wy, (de heimlyke morringen verachtende van dezulken die te boos of te verkeerd zyn van hart en zinnen om mede te willen. werken tot een algemeen geluk,) door edele bedryven, in de oo- gender vreemdelingen, de blaam trachten uit te wisfchen waarme- de dezulken, door hunne zinloosheid en droggronden, eene natie blyven bezwalken die voormaals beroemd en geacht was wegens fchranderheid en goedhartigheid. In het kort, laten wy jien grootmoedigen en vergeeflyken Befchermer onzer vryheid,. 9>
|
|||||||
O P D R A G T.
|
|||||||||||||||
vr
|
|||||||||||||||
den Doorluchtigen Willem den Vyfden in alles trachten gelyk te
worden. Onder dezen hartelyken wensch is het dat ik mynen Maurits
in Uwe gunfte aanbevele, en my, mec alien eerbied, teekene: |
|||||||||||||||
Uw welmenende medevaderlander,
en ootmoedige dienaar, |
|||||||||||||||
1789.
|
|||||||||||||||
MO M S Z.
|
|||||||||||||||
y 0 o r-
|
|||||||||||||||
V O O R R E D E.
|
|||||
XDaaR jk my alles minder dan te beklagen hebbe wegens de uit-
gave van mynen Nederlandfchen held willemden e erst en, heeft my voorlang reeds de lust bevangen om myne geringe krach- ten te beproeven aan een groote daad van den prins Maurits, zoon van den Grooten Willem, in heldenzang te fchetfen. lie wierd daartoe door verfcheidene aanzienlyke mannen in ons ge- meenebest, en door eenige kunstvrinden zo fterk aangefpoord, dat ik ter volvoering van dit ontwerp de hoofddeelen reeds had one- worpen, toen de op e'e'nmaal opgerezene onlusten, die ongelukkig ons lieve vaderland zo geweldig hebben gefchokt, my, door een' buiten gewonen famenloop van oniflandigheden , noodzaakten myn voornemen voor een tyd, en tot rustiger otnitandigheden, uit te ftellen. Ik denk niet dat 66a verftandig man my zal tegenfpreken , vvanneer ik vry uit verklaar dat het niet raadfaam was de heldenda- den van Maurits uit te geven, in een tydperk waarin het voor ver- radery van het vaderland zoii<|e zyn opgenomen geworden , goed te fpreken van Maurits, of eenig prins uit het doorluchtige huis Nasfau of Oranje. Wyslyk was het dus voor den ftroom te wyken, en myn onderwerp te verfchuiven tot de florin bedaard was* Ik had evenwel zo veel moeds om in het midden van den orkaan myn treurfpel barneveld uit te geven, waarin de voorrede myne denkwyze omtrent prins Maurits deed zien, en ik had het genoe- gen van het ftuk door vyand en vrind wel te zien ontfangen. Ik bad
|
|||||
vin " V '0 0 R R E D E:
hebdaarin prins Maurits voorgefteld als een krygsman, een weinig
ftug, vol vuur, en eer, raaar tevens gevoelig voor de vrindfchap, en aangehitsrdoorondeugenden raadvanandren, waarvoor geen vorst bevryd is, en tevsns als naberouw hebbende over eerie geftreng- heid vvaartoe men hem had gedrongen, overe'enkomftig de gefchie- denis, die ons uen-prins afbeeld als een man die telkens vroeg, of de gryzaart van geen pardon fprak ? dat een trek aantoont ora hem cefparen; een gemoedsgefteldheid waarin het berouw natuurlyker wyze vallen kan (*). Verders fchikte ik alle de perfonaadjen over* ee'ukomstig de gefchiedenis, zo veel myn onderwerp toeliet, hen d'oende fpreken gelyk my dacht dat zy behoorden te fpreken, in hunne omftandigheden. Met
f
(*) Men heeft menfehen in de waereld die begeeren dat men nooit moet ftruikelen
in zyne pligten. De eisch is billyker, dan vvysgeerig: de beste mensch kan afgeleid worden van het goedc; dc droevige ondcrvinding leert het, helaas! niet dan te veel. Evcnwcl zyn 'er noch andere wezens in de waereld, die, zich onder de wysgeercn plaatfende, van gevoelen zyn dat wroeging niets is dan een vrucht van het bygeloof, en alles minder dan eene betichtende ftemme di^lin het binnenfte van den mensch fpreekc, en dat ecn groot man dus voor geen naberouw vatbaar moet zyn, na een flechte daad bedreven te hebben; waaruit dan volgt, dat het eene laagheid is zich wegens eene on- cdele of flechte daad te fchamen. Wy betuigen in alle oprechtheid niet van het gevoelen dezer Heercn" te zyn, en denken dat het ons vry ftaat met hen hler omtrent een weinig te verfchiilen. Daar de menfehen af kunnen wyken van het goede, oordeelen wy, dat de grootfie eere die de mensch zich kan aandoen, na nimmer af te wyken, daarin gelegen is, dat hy zich kan fchamen als hy afgeweken is. De deugdfame en kundige dichter steenwvk dacht 'er even zoover, iifzyn' beon: 't Is voor den fierfling veel om 't eerfpoor nooit te misfen,
Maar u noch meer uw fchuld grooanocdig uit te wisfchen. |
||||
V O O R R E 0: £< n
Met dat alles, heeft men aiet nagelaten my, na de ornwentelipg
van zaken in ons land, te befchuldigen van iet? waaromt^ent ik my in de voorrede* by voorraad, had gezuiverd, namelyk dat ik geeri oogmerk had gehad dan om dien prins hatelyk te maken; eene qe« fchuldiging die ik, gewoon aan het ondergaan van mishandelin^en, hartelyk vergeef. Ten alien tyde zyn 'er menfchen die belang hebr ben by iematvts vernedering of ondergang* daaxvan meest gebruife makende a'ls men in het ongeluk is; en daar belang zulk een fterke dryfveder is der menfchelyke daden, behoort een goedwiUige geest de menfchen genbeg te beminnen, om heneenige uitftsippen in ons, nadeel gedaan te vergeven. De menfchen inderdaad, ik heb het meer gezegd, zyn, over het geheel befchouwd, meer dwaas dan on- deugendj die onder hen meer Qtidcugend dan dwaas zyn:, mag men onder de wanfchepfels rekenen, die altyd zeldfaam zyn. Wat 'er van zy, een edel-hatt moet geen wraak of afgunst kennen, maar die in andeien beklagen- -' '.-... Het onweder over zynde, nam ik het befiuit van myn onrwerp
wegens Maurits opnieuw te bearbeiden, en de volvoering door den tyd te voltooijen. Alles komt in dit gedicht hierop uit. Willem De Eerfte, binnen Delft, doorfchoten zynde, was de
he'rtog van Parma, meester te veld wezende, van gedachten dat het gemaklyk zoude valleh de Nederlanden, Van hun ontzaglyk oppec» hoofd beroofd zynde, in de ketens van Spanje te rug te brengenj en inderdaad riy had eenige reden zich daarmede te vleijen* Van een'johgen prins, die nimmer den oorlog had gezien4 kon men ze» kerlyk niet verwachten dat by. een' ervaren krygsinan, ala Parra* * * was,
|
||||
J~$ V O O R" R E Dn E.;
was,aan het hoofd vanoude en ge6efendekrygsbenden,met na'druk
en een goed gevolg het hoofd zou bieden; en, met dat alles, de prins V'an Parma bedroog zich in zyne hoop. Welhaast leerde hy Mnurks kennen;;een reeks van krygsverrichtingen deden hem dieh jongen vorst als een' held eerbiedigen, de rasfe loop zyner verwin- ningen vvierd geftuit. hyvertrok, en wierd door den Oostenryk- fchen aartshertog Albertusopgevo!gd,dieterftondgelegenheid kreeg 6m Maurits van noch naderby te kennen. Het moet een' opmerk- famen geest niet weinig verwondering verwekken, wanneer hy in onze landgefchiedenisfen den Spaanfchen oorlog ziet beginnen door eene afgrysfelyke onderdrukking, van de zyde van den magtiglten koning van den aardbndem, die door irt zynef leenmannen, byna bonder geld en wapenen, word wederflaan, door een' prins die altyd ongelultkig was in den oorlog, en die alles te boveu korht door eene ongemeene ftaatkunde, en eene noch ongemeener ftandvastigheid; luimzo verwonderlyk moet het fchynen, dat, na de dood van zulk een ongemeen opperhoofd, zich een jongman die nooit den oorlog had gezien opdoet, en een' alom beroemd, en waarlyk ervaren krygsman, aan het hoofd van een wdlgeoefend leger , gewoon aan overwiningen, vernedert in de velden vanflagting, een'Parma, tegen wien Willem, met alle zyne behendigheden, en diepe ftaat- kunde, moeite had gehad zich ilaande te houden. Zo hier in niets.
verwonderlyks is, beklagen wy ons ook onzen tyd verloren te heb.
ben in.befpiegelingen wegens de menfchen en het lot der volken.
Wanneer wy van Hannibal lezen, dat hy, in den bloei der jeugd, de
Romeinen in hunne zegepralen ftuit, vernedert en in benaauwdheid
brengt,
|
||||
. V 0 0 R R E D E. *
brengt is de verwondering terftond by fommige menlchert daar;
dochwanneer zy dit van Maurits, met betrekking tot de vyandin des vaderlands, door vyand en vrind befchreven, lezen, alsdau verdient het naauwlyks opmerking. Men vergeve het ons, voor zulke men* fchen hebben vvy dit gedicht niet gefchreven. ., ■ . Een reeks van overwinningen door den dapperen Maurits beyoch-
ten, en in ons gedicht aangehaald , had den aartshercog niet weinig in het naauw gebragt; de prins, een geboren krygsman, en daar en boven hetvoordeel gehadhebbende van zichte Leiden in de lettererl te oefenen , kon dit niet ontflippen. Hy zag Vlaanderen en de zee- kusten ras in handen der Spanjaarden, en hy begreep al het nadeel dat de gemeene zaak daar door leed. Hy befloot dus hen daar a an- te tasten, en van de zeekusten te verwyderen. Om zyn oograerk te dekken, preste hy een menigte vaartuigen, waarop hy zyne benden infcheepte, en uitftrooide dat hy het op Gelderland en de plaatferr aan de Maas gemunt had. De vyanden, hier door misleid, namen- hunne maatregelen , en de prins overviel hen daar hy hen wilde overvallen. Eindlyk, de aartshertog, ontwaakt zynde, maar te laat, rukte alle zyne magten byeen, om den prins te vernielen, Deze, om te doen zien hoe weinig hy de magten van Spanje vreesde, en aan den andren kant, daar alles van den aanftaanden flag afhingy befloot, om zyn volk wanhopig te doen vechten, zyne vloot van de kusten te zenden, latende alleen eenige gewapende fchepen, te weinig omeen leger te vervoeren, by het ftrand, om de vyanden in de zyde te befchadigen in den flag. De legers- wierden welhaast handgemeen, met dat gevolg dat de Spaanjaarden ten e'ene male wierden verflagen, z<5dat de Spaanfche admirant zelfgevangen wierd genomen,en niet nalaten kon de wyze maatregelen van Maurits hoog- lyk te roemen, en hem in het getal der grootfte veldheefentepiaat- * a fea»
|
||||
m V 0 0 R R E D EJ
fen. Tot ons IeedweZen, kennen wy gebdren Nederltnders die riiet
zo edehnoedig zyn a!s deze Kasciljaan; zullen zy ziefi ttdtti langer door de otide tirannige >:panjaarden laten befcharne'n? De flag by Nieuwpoort wierd gevolgd van verdre ovefwinnihgeri,
maar van minder nanbelang; de neep den Kastujaneft op het ftrand van Nieuwpoort toegebragt, had ten gevolge dat de Spanjaarden alles te werk ftelden om, door den gevangen admirant, een beftand. te bewerken met de Nederlanders, dat hen eindlyk voor den tyd VJtn twaalf achtere^n volgende jaren gelukte, onder beding dat de koning van Spanje, Philippus De Derde, met de Nederlanders we- gens de voorwaarde van dat beftand zoude handelen, ails met vrye en oniifhangklyke volken, en ditwas deeerstemaal dat Spanje hen als zodanig vefklaarde. Ziedaar wat wy dnlogenbaar aan Maurits zyn verpligt. Ter
liefde van zo vele en zulke gewigtige dienften, behoort men ten minfte niet uit het oog te verliezen dat Maurits geen engel was, en dat zyne tegenftrevers alles minder dan heiligen waren. Het voor- Val met den jongen Fabi is e"ene der fchoonfte trekken in het leven van den doorluchtigen overwinttaar Maurits, en in dat van zyn' waarlyk grooten broeder Fredrik H'endrik; Het is ten naaste by zo als wy het in ons gedicht hebben befchreven. Dit is alles wat wy van het hoofdzakelyke vari ons werk hebben te zeggen. Voor min ; geoefende lezers hebben wy achtef ons gedicht eenige Historifchd en andere Aanteekeningen geplaatst. Mag de zoon van Willem Den Eerften zich by den Nederlandfchen lezer e'e'nmaal beroemen op het lbt van zynen doorluchtigen vader, alsd'an zullen wy ons maer dan dubbel beloond achten voor onzen moeilyken arbeid. Men kan van m a o r i t s aanraerken als een vervolg van wit lens e'n E E R, S T E N. .....'
|
||||
MAURITS van NASSAU.
|
|||||
E E R S T E Z A N G.
M yn dichtniraf! zing! den held die zyn'doorluchten vader,
Vermoord op Spanjes last door *t lood van een' verrader, Grootmoedig wraak verfchafte, en 't zuchtend Nederland Ontrukte aan't Spaanfche juk, door moed en fcherp verfland, Ja, die den Kastiljaan, door floute krygsbedryven, Zeeghaftig dwong gedwee die vrede te onderfchryven, Waar by ons vaderland, na ]ang vcrduurde elend', Door Spanjes dwingland wierd voor 't eerst als vry erkend. 6 Gy, die, voortgebragtin de opperenglen koren,
Den flerveling de taal des Hemels kunt doen hooren, En eertyds Latium en Grieken ilreelend' drongt Befchaafd te zyn, toen gy hen 't fchoon der zeden zongt, Met krachten u verleend door't goeddoende Alvermogen, Gy» fchoone Poezy! daal neder uit den hoogen: Kom! dat uw gunst myn nimf weer llerkte mededeel*, Als toen zy Willem fchetfle op Neerlands krygstooneel, Als toen gy haar de deugd vanNuma hebt doen zingen, En held Bouillon den muur van Salem in deed dringen* Wees met haar in den zang van Maurits groot beftaanj A Elk
|
|||||
MAURITS van NASSAU,
|
|||||||
2
|
|||||||
Elk zangroon kondige ons uwgunst, uw'invloed aan;
En daar haar fchets ons't beeld des krygsmans zal vertoonen, Die'teerst'slandsdwinglanddwongde vryheid grootsch tekroo- Kan'tzyn, oHemeltelg! fcbenk haar tafreeleen'gloed (nen, Hoogst waardig aan de fchets vanMaurits heldenmoed. Laat zy, door uwe hulp, tot Neerlands volken fpreken; Zy beelde ons Maurits af met deugden en gebreken;. Zy zinge, in alles vry, ontdaan van zelf belang; Het lieflyk fabeldicht vermeng' zich in haar' zang; De ftrenge waarheid zelf beziel' de groote deelen Der menigte van groote, en fchoone kunsttafreelen;. Maar dat zy bovenal het Neerlandsch oog verlicht7,. In 't geen dit land den zoon van Willem is verpligt. Na *c Spaansch verraad, gefterktdoor Romeshelfche lagen>
Door Gerards vuist in Delft held Willem had verflagen, Dien Willem die weleer, by 't voorftaan van 's lands rechtj- Den grondfleen aan 't gebouw der vryheid had gelegd, Was looze Parma, 't land zyn fleunfel ziende onttogen, Bedacht door booze list, en 't Spaanfche krygsvermogen^. Met alien fpoed door hem in 't oorlogsveld geleid, Zyn voordeel ftraks te doen met'svolks verflagenheid. Hy waande dat een prins in kryg noch onervaren, £en prins naauw in den bloei der eerfte jonglingsjaren, Ten
|
|||||||
EERSTEZANG. 3
Ten dank van 's vaders dienst in 't hoog bewind gefleld,
Niet vreeslyk wezen kon voor 'slbers krygsgeweld. En inderdaadzyn heir, alom te veld gedreven, Deed in den eerften togt den troon der vryheid beven; Een donkre walk van ramp trok faam' aan alien kant, En dreigde een dondervlaag aan 't fiddrend' Nederland. Eensflags daagt Maurits op, en flelt op 't veld van flagting Den Spaanfchen legervoogd te leur in zyn verwachting, Verjaagtde dondervlaag die op dees landen woed, En geeft het bevend' volk een' nieuwen heldenmoed. Zo zien we, als 't blikfemvuur de daken komt beftoken, Eensflags een' zonneftraal ten wolkfloers uitgebroken, Die blyde hoop op nieuw in 't hart des veldlings baart, En al de vrees verdryft die 'tflraks noch had bezwaard; Niet anders ftreelt de kalmte, op 't onverhoedst geboren, Den vlootling, die in florm zich aanzag als verloren* De dappre Maurits had Kastiljes oorlogsmagt
In 't hart der Betuw' reeds een neerlaag toegebragt, Die Parmaas trotfen moed in diep ontzag verkeerde, Die hem vorst Willems zoon als krygsman kennen leerde, En die hem klaar deed zien, dat Maurits door de kling Zou doen 't geen Willem deed door onderhandeling, Dat is, dat hy *t ontwerp ten dienst van Ne^rlands Staten, A a - *i Ont-
|
||||
4 MAURITS van NASSAU,
|
|||||
\ Ontwerp dat Willem had onafgedaan gelaten,.
Met roem voleinden zou, en dat de tiranny
Dus niets gewonnen had door prinfenmoordery.
Held Maurits yzren vuist had Axel ingenomen,
Was Bergen op den Zoom met roem te hulp gekomen,-
En toonde by Breda, in 't winnen van die flad,-
Dat hy Farneze in list geenszins te wyken had,.
Ja, dat hy, loos en flout, in 't heetst der krygsgevaren,.
Zo wel Ulysfes kost als Ajax evenaren-
Breng, dichtnimf! hier ons volk de fleden onder 't oog.
Die Maurits heldenkling aan 't Spaansch geweld onttoog^ Zeg wat hy Parmaas prins zeeghaftig heeft oncnomen,. Dien Parma die den naam van Grooten had bekomen, Door list en heldenmoed, betoond in *t veld van eer3.. Waar hyden fabel trok voor Spanjes opperheer; Zeg ons wat Nasfaus prins, in Neerlands oorelogen,. Den Oostenrykfchen vorst Albertus heeft onttogen, Dien vorst die Parmaas prins, ten dienst der tiranny,. Opvolgde in krygsbewind en Neerlands landvoogdy. Steenbergen! Zutpheni Hulst! uw flerk bewaarde wallers. Zyn ylings, met Delfziel, in Maurits hand gevallen. Nimwegen! van zyn' moed getuigt de gryze Waal; Uw.flerktens waren niets voor Nasfaus. heldenflaaU |
|||||
E E■ R S T E Z A' N G. 5
|
|||||
Gy, Steenwyk! Deventer! en de omgelegen vlekken!
Kastilje kost u niet voor Maurits krygsdeugd dekken. V^ergeefs, Verdugo! vorrat uw brein een' oorlogstogt, Waardoor gy Koeverden dien prins te o'ntrukken zocht: Driewerf befloot uw moed den flag in 't veld te wagen, Driewerf heeft Maurits kling uw heir terug geflagen, En eindlyk plant zyn vuist, die gy niet kost weerftaan, Op 't hoogst des fchuinen wals-de ontrolde leeuwenvaen. Wat voor Geertruidenberg Kastilje moog' verrichten, Die llerkte moet, ter fchand' der Kastiljanen, zwichten Voor dien geduchten arm die Groningen verheert, En die in Turnhouts veld den Spaanfchen trots verneert,, Daar Vexax, aangerukt om Maurits loop te fluiten, Zyn heir aan- alien kant door benden in ziet fluiten» Daar hy door "sprinfen list ten flag gedwongen word. Daar hy van 't oorlogsros geblikfemd nederflort, En daar't hooghartig rot der wreede Kastiljanen Verjaagd word, met verlies van agtendertig vaenen. Rhynberk, metMeursen Grol, door Maurits aangetasti 't Zwicht alles, daar Breevoort en Goor zich zien verrasti Door zo veel zegepraal, en verdre legertogten,
Waarin door Maurits vuist de zege wierd bevochten, Was wel.de. trotfe.moed des Kastiljaans verne^rd,, A 3 Maaj.
|
|||||
6 MAURITS van NASSAU,
|
|||||||
Maar dwangzucht was geenszins in 'tzwellend' hart verheerd,
Dat, door de fchand' getergd vanhonderd nederlagen, Meer vlamde om Nederlandte zien in 'tjuk geflagen. Niet anders rukt de flang, een wylin 't zand vertreen, Bezweken op den grond, haar krachten weer byeen, Om op wat haar genaakt, uit versch verflerkte kaken, Haar doodelyk venyn wraakgierig uit te braken. De fiere aartshertog had Kastiljes oorlogsrnagt,
Op Vlaandrens grond alom in 't heimlyk faam' gebragt, Om als het ruw faizoen zyn affcheid had genomen, Cezwind met overmagt den prins op 'c lyf te komen. In't vorstlyk 'sGravenhage, in *t Paradys van 't Noord',
Doorliep held Maurits geest al 't land van oord tot oord; De rust die hy geniet in fchaduw' der lauvvrieren, Is peinzing om op nieuw met roem te zegevieren; De lof hem toegezwaaid verblind den krygsman met, Die uit zyn hof op 't heir der Kastiljanen ziet. Dat fchrander oog, te fcherp voor 's vyands loosfle lagen, Was met geen' mindren ernst op 't landbeftier geflagen. 't Vernuftig brein, voorlang gewoon aan alden last Die flaatsman, legerhoofd en volkgebieder past, Begreep dat by een' raad van lichtverdeelbre Grooten, Daar fchaera zelfs'tnut3t ontwerp met vlugheid word befloten, De
|
|||||||
EERSTEZJNG. 7
Ee aartshertog, die door goud fomtyds de harten won,
Den flaatfchen legertogt met kunst vertragen kon. Dit denkbeeld moest den held met recht bekomring baren, Te meer daar in den raad niet weinig leden waren Die 's prinfen moedige aart, en uitgeftrekt gezag, Of uit belang, of vrees, als lood op 't harte lag. Dit's onzer volkenaart: door hoogen nood gedreven, Zal 't hart aan wien hen helpt het grootst vertrouwen geven; Maar naauwlyks half gered uit hun gedreigd gevaar, Is tegen 's redders wit terflond de wantrouw daar, En de achterdocht fpreekt flraksin ieder Nederlander; Ja, de eerzucht van den een' bedwingt die van den ander, Daar 't volk, by 't flerkst gezwets op onafhangklykheid, Door Grooten, die 't vervloekt,verblind word omgeleid; Dus is ons volk, dat zich hat flingren en doet vreezen, Nooit recht gefchikt om flaaf, of waarlyk vry te wezen. 9t Beflier in zulk een' flaat is moeilyk voor een' man, Die zich niet naar den aart der menfchen voegen kan,- En die zich niet verftaat, met welbeftierde zinnen, De Grooten en't gemeen te leiden en te winnen. De prins verllond die kunst, fchoon uit den aart meerflraf Dan Willem, dien het volk den naam van vader gaf; Hij wist, als nood hem drong tot redding van'slands zaken, Op
|
||||
8 MAURITS van NASSAU,
Op vader Willems fpoor,daarvangebruik te maken.
't Is waar, de fiere zoon had's vaders zagtheid niet; Maar hy was grooter man in 't opperheirgebied; De vader was in vrede en ale voor't hof geboren, De zoon toen de oorlogsgod zyn' donder hier deed hooren; Behalve dat natuur, vrywerkende in haar' wil, Den aart der menfchen vormt, ter fpyt van ons bedil. Bedekte aan 't lis tigs t hof held Willem zyn gepeinzen, Held Maurits wist in 't veld de groote kunst van veinzen; In't kort, wat Willem deed in 'tland door fchrandren raad, Deed Maurits voor ons volk als veldheer en foldaat, En wist om 't land te ontflaan van Spanjes yzren keten, Van veinzen in den raad zo veel een held moet weten. Wat wonder, dat een man dien 't lor dat voordeel gaf, Zyne achting duurzaam vestte, als was zyn inborst ftraf! Zyn ftrengheid, nut voor hen die 't oorlogsveld betreden, Was voor ons land zo nut als Willems zagte zeden. De man die by 's lands raad meest door dien kloeken geest
Om wysheid wierd geacht, om trouw en moed gevreesd, Om invloed wierd ontzien, en flerk gezocht te gader, Was Barneveld, de vrind van 'sprinfen vromen vader. In flaatkunde uitgeleerd, door ondervinding groot, Bejninnaar van 't geluk voor zynen landgenoot, aQ Ge- |
||||
EERSTEZANG. $
|
|||||
t}etrouvv aan 't vaderland, geducht voor 'c magtig Spanje,
Gehecht aan 't waar belang van 't ftamhuis van Oranje, Doorgrondend*, loos, bedekt, met openbartigheid, De ziel van Neerlands raad door fchrander ftaatsbeleid, Als eerlyk hoveling, als burger waard' geprezen , Had hy tot aan zyn dood ontzaglyk kunnen wezen, Zo hoofdigheid, die meest met ouderdom genaakt, Hem niet van 't gruwzaamst lot een offer had gemaakt1, Al wie in mindren rang zyn' meerdren durft weerftreven, En, op zyn' invloed flout, fchaers weet van toe te geven, Zal, fchoon de oprechcheidzelf in alles hem geleid, Ook fchaers gelukkig zyn met al zyne eerlykheid. Maar wat partyzucht, meest uit zelfbelang geboren, Ons ooit van Barneveld en Maurits heeft doen hooren, Van hun verdeeldheid, drift en onderlingen haat, Schoon ze ons den eerflen fchetst als martelaar van ftaat, En ze ons den laatften heeft gefchilderd als wreedaardig, 't Gaat vast dat beider haat, aan beider hart onwaardig, Hoe ftreng men Maurits lake om 's gryzen ftaatsmans dood, Meer uit hun glorizucht dan uit hun boosheid iproot. 't Is een gevaarlyke eer voor li&n van geestvermogen,
Tot zo verr' door een' vorst zich grootsch te zien verhoogen, Dat zy den vorst in 't einde als aan de hand doen gaan: B Die
|
|||||
lo MAURITS »as. NASSAU,
|
|||||
Die eer wierd Barneveld door Willem toegeftaan;
En by, wiens raad altyd met dank wierd aangenomen , Had waarlyk niets zo veel dan dat geluk te fchroomen. Hy was van Willem fchaers een tegenfpraak gewoon, Dus wachcte hy die nooic van Willems jongen zoon; Maar dees, van fieren aart, en voor den kryg geboren, Was meer geneigd zyn hare dan ieinants raad te hooren y En zag all' wat zyn wit of neiging dorst weerftaan, Of voor zyn hateren of ringeloorders aan. Inzulk een hart kon de eer van fteeds te zegepralen, En dat in 't vuur der jeugd, de fierheid niet doen dalen; De mensch die door 't geluk zich fteeds de hand ziet bien, Zal't fchoon van't geen hy doet fchaers by verkleining zieii. De gryzaart dus geftoord door's jonglings zelfregeering,
Befchouwde in hem een' man belust op overheering , En waande dat hy hem niet treffender beftreed, Dan als hy hem aloin zyn' invloed voelen deed. De prins , reeds menigwerf gefluit in zyn bedoelen, Te fchrander om niet flraks daarvan den grond te voelen » Kon toen in Barneveld niet dan een vyand zien, Die hstig was bedacht hem tegenfland te bien. Ziedaar een bron van haat in beider hart geboren. Maar't geen den afkeer meest in Maurits aan moest Iporen, Was
|
|||||
EERSTBZANG U
Was dat hy, door triomf fchier afgod van den ftaat,
Den invloed van een' man reeds 't voorwerp van zyn' haat, Met nadruk voelen moestin ftaatsvergadenngen, Daar zich de grimmigheid behendig moet bedwingen. 't Is pynlyk voor een' vorst van uitgeftrekte magt, Te veinzen voor een' man van burgerlyk geflacht; Noch pynelyker is 't voor een eerzuchtig harte, Te voelen dat de man die *c in elk toeleg tartte , En zich weerftrevig toont in elk gefteltenis, Hoogst onontbeerlyk, en dus nooit verjaaglyk is. .Hoe licht word in dien ftaat de wraak uit haat geboren! Ja, 't geen onze eerzucht meest tot fpyt of wmk kan fporen, Is als men ons, door 't lot ten top van magt geleid, Herrinnering durft doen van onze afhanglykbeid. De hoogst verfehillende aart dier twee doorluchtfte helden, De ^en ftaatsman, de andre groot in bloedige oorlogsvelden, Had tusfchen hen fints lang een koelheid doen ontftaan, Die weerzyds hen alom elkander deed ontgaan. Dus was- 't in 't land gefteld met twee der grootfte mannen»
Toen Vlaandren was bezet door Nederlands tirannen, Toen door den landvoogd flechts de Iente wierd verwacht, Cm 'tland te teisterert door Spanjes oorlogsmagt, En toea 's lands held, bewust van 's hertogs krygsbevelen , B 2 Be-
|
||||
MAURITS van NASSAU,
|
|||||||
IS.
|
|||||||
Beducht wasdat men loos de ftaten zou verdeelen,
Waaruit een lang beraad gevaarlyk kon ontftaan,
Dat de algemeene zaak kon doen ten gronde gaan.
Hoe vatbaar 't edel hart ook zy voor ongenoegen,
\ Zal licht om 't vaderland zich naar de reden voegen;
Ten minfte was dit dus men Maurics hart gefteld:
Ondanks de afkeerigheid die tegen Barneveld
In 't fterk getroffen hart, met nadruk, zich deed hooren,
De prins was groot genoeg die, om 's lands heil, te fmooren,
Gedrongen door 't befef, dat hy in dezen ftaat
's Mans invloed nodig had op 's lands verdeelbren raad >
Om door zyn' drang het hart der weifelendeleden,
Te noopen om met fpoed tot een befluit te treden,
Waardoor de flaatfche magt het Kastiljaans geweld ,
Eenflags verrasfen kon in't bloedig oorlogsveld.
Maar in dien eedlen weg tot's lands behoud verkoren,
Ging geenszins uit zyn oog de hooge rang verloren,
Waarmee de raad des lands zo grootsch hem had bekleed
Gelyk nooit groote geest zyn waardigheid vergeet.
By all* wat hem omringt van hof-enlegergrooten,
Was Fredrik Hendrik, mede uit Willem voortgefproten ; Doch van eene andre gade als Maurils had geteeld, De man dien hy zich best ten dienst zyns wits verbeeld. Zyn
|
|||||||
EERSTEZANG. 13
Zyn minzaamheid, zyn ernst, zyn kracht van overreden,
Zyn wysheid, reeds betoond in bange omftandigheden, Zyn tedre broederliefde, en zyn omzigtige aart, 't MaaktaH'hem achting, liefdeen't hoogst vertrouwen waard': By Nasfaus dappren prins, op zyn verzoek, gekomen, Ziet hy met minzaamheid zich by de hand genomen, Geplaatstaan 's broeders zyde, en na dit heusch onthaal, Spreekt hem de veldheer aan met deze ronde taal. Daar, als gy weet, een echt my nimmer kon behagen,
Word, na myn dood, myn rang gewis u opgedragen; Gy weet van wat belang die voor ons ftamhuisis, Endat hy is gehecht aan 's lands behoudenis, Ja, dat de Kastiljaan , op ons en*t land gebeten, Zich totbederf van beide een' aanflag zal vermeten; Gy ziet ons dus vereend door't lot dat op ons woed, En tevens door de wraak voor vader Willems bloed. Dit alles dringt my aan om vry met u te fpreken, Te meer daar uw vernuft en deugd my is gebleken. Kastilje rukt zyn magt in Vlaandren ftil byeen,
Om onverhoeds dit land op nieuw op 't hart te treen, Ik heb van dit ontwerp iets meer dan flechts geruchten: My doet de Spaanfche magt, hoe fterk ook, weinig duchten; Maar 't is de Spaanfche list, (gy kent des Spanjaards aart,) B 3 En
-
*.' .'..■■■:.s'i " .', ':,':,.■;.: .■ . ' - i
|
|||
14 MAURITS vanNASS A U,
En zyn verradery, die my bekomring baart.
Gy weet wat ramp die list dit zuchtend' land bereidde,
Hoe loos zy. Rennenberg en Aerfchots hart verleidde,
En, in een woord gezegd, hoe boos, hoe gruwzaam wreed,
Ze in Delft door doodlyk lood vorst Willem fneuvlen deed.
Niet als dc Grooten zyn, wat we ons ook onderwinden
Ten dienst van Nederland, in waarheid onze vrinden:
Daar zijn 'er die met nyd op Nasfaus grootheid zien,
En licver heimelyk hunn' bijfland zouden bien
Aan een' uitheemsch monarch, wat kwaad hen dit mogt brouwen,
Dan Nasfan boven hen gevest' in 't land te aanfchouwen.
Koos niet der eedlen nyd, tot Neerlands ongelufc ,
Voor Willems zagt beflier het Oostenrykfche juk,
Toen Maalflede, anbedacht door afgunst ingenomen,
Des Keizers broeder deed als heer in Neerland komen?
De nyd der Grooten is te mywaarts niet verzagt,
Daar't volk om myn' triomf my als een' afgod acht.
Dit weet de Kastiljaan, die nimmer na zal laten
Den nyd in 't hart te voen van alien die ons haten.
't Geen meer ons fchaden zou dan zelfs een nederlaag,
Zou zyn dat 's hertogs list myn' legertogt vertraag';
En ednsin *t hart des lands, daar hem de Grooten flyven,
Zal *t hoogst betwaarlyk zyn hem wees daaruii te dryven;
Be-
|
||||
E E R S T E Z J N G.
|
|||||||
ts
|
|||||||
Behalve dat hy eens in Vlaartderen gevest',
Den handel flremmen kan, dien fleu-n van dit gevvest.
Zyn magt neerat daaglyks toe, en ora zich raeer te fterken
Zal hy op 't hart des raads door zendelingen werken;
Op dat befluitloosheid de zaken dragend' hou,
Waardoor 'slands oorlogsmagt dan vverkloos blyven zou.
Hoor vvat ik ora *t yerraad des vyands voor te komen,
En fas te veld te zyn, in 't eind' heb voorgenomen-
Gy kent toch Barneveld, zyn' invloed, en beleid,
En weet wat misverftand ons van elkander fcheid. Hy, lang gewoon den geest des vaders te overheeren, VVilde ook den zoon in krygs- en flaatsbeftier regeeren; Myn tegenfland heeft hem dat trots ontwerp belet; Hierom heeft hy geftaeg zich tegen my verzet, Waaruit een afkeerfproot, gevest'aan beiderzyden, Die ons fints langen tyd elkander deed vermyden, Maar in een groot gevaar op goeden grond gevreesd, Is haatverdooving 't merk van een' verlichten geest, Die, grypende alles aan wat zyn ontwerp kan baten, Behendig byftand zoekt zelfs by hem die hen haten. Het is zyn zagte tong, en zyn behendigheid, ■Die 't hart des gantfchen raads naar zyn begeerte leid. 'k Zag gaarn' door hem 's lands raad ten fpoedigfte overreden, Om
|
|||||||
i<S MAURITS van NASSAU,
Om ylings in 't ontwerp door my gevormd te treden,
Dat is, dat ftraks ons heir worde op de been gebragt, Eer Spanje iets kan beftaan met flil verzaemde magt. Voorkomen wy met fpoed Kastiljes kuiperyen, Waardoor dit land en wy niet weinig kunnen lyen. Zyn invloed op den raad kan my van fchroom ontflaan. Uit haat zal Barneveld myn afzigt niet weerflaan; Hyzaltot heil des lands, alsik, zyn' afkeer fmooreh; Maar hy is niet, als ik, tot krygsbedryf geboren: Zyn zagtheid word licht zelfs door Spanje op't fnoodst verkloekf, Daar't Itil zich waapnend' veinst dat Philips de vrede zoekt; En gryze Barneveld, door veinzery bedrogen, Afkeerig uit den aart van langer te oorelogen, Ja 5 ziende in een verdrag den bloei van 't zuchtend' land, Ontrukte't licht dien bloei... en lauwren aan myn hand! 't Is noodig zelf met hem in een gefprek te treden. Myne ondervinding flerkt myn welbeflierde reden; Maar't geen ik van li verge, is dat uw kunst bewerk' Dat hy my fpreken korae, en hy in 't minst niet merk' Dat Maurits, tegen hem fints lang vooringenomen , Ooit pooging deed met hem in een gefprek te komen. Indien ik zelf... Neen, Prins! die flap verneerde my! De beste die op hem ooit werken kan zyt gy. Hy
|
|||
E R S T E Z A N G.
|
|||||||
17
|
|||||||
Hy mint in u zyn' vrind prins Willem, onzen vader,
Hy achtuvv minzaamheid en heldendeugd te gader;
Doe voordeel met die Iiefde en achting van een' man,
Dien ik in waarheid acht, maar niet beminnen kan.
Zoek hem als uit uzelv', en fchets my als vol vreezen
Dat onverhoeds Kastilje ons op den hals kan wezen,
Dat Spanjein Vlaanderen, in dees gefteltenis,
Reeds in verzaemde magt ons overvvigrig is,
En zeg, zo wy in 't veld den hertog niet voorkomen,
Dat hy op 't onvoorzienst al 't land kan overflroomen,
Beklaag dan, en beklaag met openhartigheid,
Dien afkeer die te lang ons van elkander fcheid;
Zeg dat het wenschlyk waar' dat twee doorluchte mannen,
Zolang het geesfeltuig van Nederlands'tirannen,
De een ligchaam, de andre ziel van deez' gefchokten ftaat,
De een groot aan't hoofd van't heir, en de ander in den raad,
Die van ons wreed gefchil geen voordeel kan genieten,
Tot heil van Nederland zich eens verzoenen lieten.
Zo gy hem ziet geroerd, dring dan noch flerker aan:
Zeg dat ik zyn verdienfte altyd heft recht gedaan,
En dat gy hebt bemerkt, hoe fterk ik wierd gedreven
Om weer met Barneveld op de oude wyz' te leven.
Dit is de waarheid, ja! indien dit kon gefchien,
Ik zou in Nederland myn' invloed grooter zien.
C In
|
|||||||
18 MAURITS van NASSAU,
|
||||
In 't kort, door Barneveld in 't heimlyk hier teleiden,
Dient ge inderdaad uw land, uzelven, en ons beiden. *t Zy verr' dat myn ontwerp' my in myn oog verneeY: Wie groote mannen zoekt, behaalt by wyzen eer. Denk, Fredrik ! wat ontwerp u Maurits ftelt in handen,
Zyn glori, en een deel van 't lot der Nederlanden; Daar by word u de kans ten hoogen roem verleend, Dat gy als jongeling twee mannen hebt vereend. De jonge prins, fchoon reeds beroemd in 't oorelogen,
In broeder Maurits heir by flagting opgetogen, Was lang in 't hart bedroefd, op 't zienhoe 't heldenpaar, Ten nadeel van 's lands heil, vervreemd was van elkaer. Dus baart zyn Iast,door 't goed daarvan verwacht te aanfehou wen, Hem grooter vreugd dande eer vanMaurits groot vertrouvven. Die wondre mengeling van zonderling beleid, Van plooijing in den nood, en van hooghartigheid, Die doorftraalde in de taal die Maurits had doen hooren, Moest inde;daad een' prins als Fredrik was bekoren, Wiens geest de waarde kende en van een' hoogen rang, En van een' eedlen flap gedaan voor *t ftaatsbelang. Hy fpoed zich ylings voort, verhit door Maurits rede.
Zyn zucht om wel te doen geeft lichtheid aan elk' fchreede; Zo, weldoende afgezant der Hoogfte Majefteit! Daalt
|
||||
EERSTEZ4NG. 19
Daalt gy, door Tasfoos hand op Libanon geleid,
En fnelt ter gunst van 'c hoofd der Christen oorlogshelden,
Van'6 hoogst des bergtops af tot in Tartofaas velden;
Zo, minzame Amphitrite I antflipt uw voet de keel
Van 't glazig waterhof, op 't heidensch dichttafreel,
Nadat gy door uw fchoon des ftraffen Nereus zinnen,
Ter gunst desvlootelings, ftilzwygend' kost venvinnen.
Dejongeprins, gea'cht om zyn befcheidenheid,
By gryzen Barneveld met eerbied ingeleid, Vind dien beroernden man bezet met bezigheden, Waaraan de prins hem ziet zyn vlyt met vreugd befleden > Alleen om dat hem *t lot een ampt heeft toegeftaan, Waarin hy Neerland hoopt van't Spaanfche juk te ontflaan. De prinslyke achting ftrekt den gryzaart ter belooning. Dejonge vorst is vry van alle praalvertooning, Van al dat groot gevolg dat Grooten meest, verzelt, En altyd word veracht van ieder waren held. De deugden van zyn hart, die uit zyn daden blonken, Ziedaar de praal door 't lot den jongen held gefchonken. Hyfpreekt, en wathy zegt draagt teekens van beleid; De zuivre oprechtheid is by hem welfprekendheid. De gryzaart, door zyn taal inwendig opgetogen,
Slaat op den eedlen prins, met vreugd, verwonderde oogen, C 2 En
|
||||
ao MAURITS van NASSAU,
En waant dat hy in hem held Willem, zynen vrind,
In zagtheid, taal, gelaat, en wysheid wedervind.
Indien ik Maurits moet, dus fpreekt de llaatsman, pryzen ,
Zo om zyn wakkerheid, als groote dienstbewyzen
Aan 't zuchtend' Nederland, van Willems dood af aan,
Zo met zyn heldenkling als goed beleidgedaan,
Ik kan die eedle drift die li heeft aangedreven,
Om weerzyds ons te doen de hand van vrindfchap geven,
En 't vuur dat fmeult in 't hart van Nasfaus prins en my
Te foiooren, jonge held! niet roemen naar waardy.
Helaas! wat moest myn ziel van Maurits koelheid lyden!
Hyzelf, hy drong my aan hem voor een wyl te myden.
Schoonik hem nooit weerflond, God ziet en kent myn hart,
Dan om 't belangdes flaats, maar nimmer zonder fmart,
1 k zag nietdan te klaar, dat dit wierd toegefchreven
Alleen aan trotfe zucht om hem te wederflreven.
Vergeef'tmy, eedle prins! myn' vromen halsvrinds zoon!
Dat ik, op Fredriks fpoor, my openhartig toon':
'k Weet dat 'er vorsten zyn by wie elk tegenfpreking
Den naam van trotsheid draagt, of van ontzagverbreking;
Denk nooit dat deze taal alleen op Maurits ziet...
Wie hy ook wezen moog', hy is vorst Willem niet J
Och! dat hy 't wezen mogt, hoe zou myn hart hem eeren!
|
||||
EERSTEZ4NG. ai
Ik zou voor my op de aard' geen' eedler vrind begeeren.
Maar *t vale afgryslyk hard voor een' groothartig man, Die zich by 't ganfche volk met recht beroemen kan, Dat hy by Willem, grootst in 't heetst der ftaatsgevaren, Vertrouwen heeft verdiend een' reeks van dertig jaren, In 't eind' te moeten zien, dat hy, zyn trouvv ten loon, 't Vertrouwen misfen moet van Willenis dappren zoon. Zo door dien prins in my wat eerzucht word misprezen... Wie zou als Willems vrind toch zonder eerzucht wezen!. Gy weet hoe onvermoeid tot Nasfaus dienst bereid... Men tree', dus fpreekt de prins , in geen byzonderheid. Wyt, wytaan 't vuur der jeugd, dat niet wel is te fmooren: Dat ik my onderwinde u in uw reen te ftoren. Wat te uwaarts Mauritshart tot koelheid ooit bewoog, En wat 'er is gefchied, hy acht uw deugden hoog. Het voegt my niet van uw of zyn gebrek te fpreken: Myn hart waardeert u beide... elk flerfling heeft gebreken > De beste en wyste is hy die zyne feilen ziet, Die grootsch verbetren wil, en op zyn hart gebied. Wat van u beide ook zy, gy beide zyt rechtvaardig; Gy zyt myn' broeders hart, hy is het uwe waardig; En 't is my roems genoeg, zo 't lot my de cer verleent Dat ik in myne jeugd twee heldefi heb vereend. Uw
|
||||
£* MAURITS van NASSAU,
Uwen myn' broeders heil, 't belang der Nedcrlanden,
'c Eischt alles, meer dan ooit, uw beider vrindfchapbanden. Dien Maurits by een' raad befchermd door zyne Iding* Gy beide drukt het land door uw verwydering. Vervolgens weet de prins den gryzaart te overreden,
Om met held Maurits ftraks in een gefprek te treden, Waarin het heldenpaar elkander wys ontziet. Men fprak van 't weerzydsch vuur van ongenoegen niet, Maar van des hertogs wit, en wat men moest befltiiten, By 't zien van'tnadrend'kwaad, om'tnadrend'kwaad teftuiten. Het gansch gefprek was wys, vol flaats- en krygsbeleid, En alles had den zweem van guile vrindlykheid. Wat heil, zo 't heldenpaar in 't ovrig van hun leven. Tot aan den rand van 5t graf, in vrindfchap waar1 gebleven* Hoe later tyd dien band van vrindfchap heeft geflaakt, Dit alles heeft de faam genoeg bekend gemaakt. Held Maurits, na zyn hart aan Barneveld te ontdekken,
Ziet hoogst van hem voldaan hem uit zyn hof vertrekken. En Barneveld, niet min door 't heusch onthaal voldaan, Bereid zich om den prins terftond ten dienst te flaan. De raad word door zyn' drang behendig aangedreven, Den heirverzaamlinglast met fpoed den prins te geven, Die alles heimlyk fchikt, en niemant ftaat hem by Dan
|
||||
EERSTEZJfNG. 53
Dan Fredrik, aangefteld tot hoofd der ruitery.
*t WordalJes toebereid orn ftraks, op 'c eerfte teeken,
Naar't krygstooneel, ten dienst van Neerland , op te breken >
Een plaats die Barneveld van 't heldenpaar vernara.
Intusfcheri fteeg de zon ten teeken van den ram,
En raengde in eene reeks van fneeuw en bagelvlagen, Ten troost der wentlende aarde een weinig zagte dagen. De ftraffe krygsraan hoort de fchelle veldtrompet, Die ieder oorlogshoop ftraks m beweging zet, Om onder 't Iuchtig dak dat draagbaar is te wonen, En 't Neerlandsch Ieeuwenhart den Kastiljaan te toonen. Wat dichtnimf fchetst voor 't oog van 't late nageflacht,
Den roem der helden hier door Maurits faam' gebragt! Beproef gy, 6 myn nimf-1 de fchets van hunne daden; Vertoon hunne eedle kruin omkranst met Iauvverbladen; Maar roep in ftilte op nieuw tot de eedle Poezy Om byfland, in zo groot een IetterfchiJdery; Dan noch zal 't hagchlyk zyn hier naar lauwrier te dingen. Alleen naar eisch 't beftaan van Nasfaus prins te zingen, En hoe zyn fchikking was op 't land en op de zee, Vereischt de dichtbazuin zelf van Caliope. |
|||||
MAU-
|
|||||
MAURITS van NASSAU.
|
||||
T W E E D E Z A N G.
prins, om 't ware wit vanzynen togt te dekken,
En 's vyands fcherpziende cog van Vlaandren af te trekken , Had langs de Maas en Waal, ten dienst der oorlogsmagt, Een fchier ontelbre vloot van kielen faam' gebragt; En deed van alien kant bedekt by't volk verfpreiden , Dat deze vloot zyn heir langs Maas en Waal zou leiden, Om 't geen de Kastiljaan bezat in Gelderland, Door veldflag of beleg te rukken uitzyn hand. Die maar', met fpoed verfpreid door dienst van duizend tongen, Tot *s vyands legerhoofd met fnelheid doorgedrongen , En met den grootften fchyn van echtheid uitgebreid, Wierd in 't bedrogen hart omhelsd als zekerheid. Meld, dichtnimf! eer ons oog de zeilen zal zien zwellen,
Door wier behulp de vloot langs 't flroomkristalzal fnellen, Hoe 't lot, geneigd Oranje en 't land ten dienst te ftaan, Den Brit en Gauler dreef ter hulp der leeuwenvaen. De dvvingland Phlips,wiens wrok hier beken bloeds deed ftroomen, Die, buiten Willem, Hoorne en Egmond om deed komen, Had
|
||||
TWEEDEZANO. *$
Had tot dit land, welks wee zyn' naam met fchand' bevlekt,
Zyn*wreeden ketterhaat alleen niet uitgeftrekt.
In 't listig Vatikaan, dat Sixtus had verheven,
Dien Sixtus voortgebragt voor 't nedrig herdersleven,
En die in later tyd een kroon verfmaadde, in fchyn,
Om van zyn komst ten troon te zekerder te zyn,
Was ftaatkunde in dien tyd ten hoogen floel gezeten:
Dat monfter, uitgeleerd in fmooring van *t geweten,
Die booze moeder van de ontwettige oppermagt,
Had heerschzucht hier in't kleed van Godvrucht voortgebragt.
De looze veeknaap, 't hoofd van die bedorven zielen
Voor wie men Romes kerk gedwee zag nederknielen,
Zag hoe Elizabeth, gevest' op Englands troon,
Den glans verfmaden dorst van zyn drie dubble kroon ,
En hoe haar fiere geest, door heldenmoed gefteven,
De wet van 't Vatikaan den doodfleek had gegeven,
Ja, Englands moedig volk, haar dankend' zyn geluk,
Met roem onttrokken had aan Romes zielenjuk.
't Affchuwiyk kerklyk hof, dat de ergerlykfle vlekken
Met yver voor Gods eere arglistig wist te dekken,
Had, in een' vroeger tyd, uit fchandlyk zelfbelang,
Gefpitst op 't Britfche juk, en harden zielendwang,
Den dweper Philips genoopt, door looze zendelingen,
D Met
|
||||
*6 M A V R I T -S va-n NASSAU,
|
||||
Met zagtheid naar de hand der koningm tedingen,
Vol wensch dat door de knoop van dien doorluchten edit.
Den Brit het Roomfche juk zou blyven opgelegd;
Maar die vorstin, doorziende en Phlips en Sixtus lagen,
Had met behendigheid dat voorflel afgeflagen.
Van toen af had dehaat, op'haar verderf bedacht,
In 't hart <des kerkmonarchs de wraakzucht voortgebragt;
Zyn vuist had-teg-en haar dien fnooden ban gefchreven,
Waarby haar kroon ten buit aan Phlipptis wierd gegeven;
Ztyti drang 'was "t die sen vloot in 't fchuimend' pekel joeg,
Die dwaste genoeg den naarn van onverwinlyk droeg,
En die, tioor Englands vloot, en Neerlands kleine fchepen >
Ja, daarna door't geweld<der ftormen aangegrepen,
Gantsch Spanjein bictren rouw zo diep had neergeftoft
Als eertyds Pharoos ryk, toende englenvuist, gepord
Ter wraak der Moogfte magt, deEgiptifche eerstgeboren
Door'tfchriklyk treffend zwaard in 'tblakend' bloed deed fmooren.
De Britfche koningin, met recht gefard tot wraak,
Greep toen naar't zwaard ten dienst der Nederlandfche zaak,
En voegde ftout, terftraf der trotfe Kastiljanen,
En Romes hof ter fpyt, haar vaenen by 's lands vaenen.
In Vrankrykhad dat hdf, dat nooit zyn' trots verzaakt,
Niet irrin dan by den:Brifzi(fh hateiyk gemaakt: Het
|
||||
T W E R 1> E Z A* N G* *?
Het had de Spaanfehemagt daar loos te veld gedreves,
Ten fteun van 't vloekgefpan dat Guize had verheven, Om Henrik van Navarre, in 'c hart voor Rome doof, Maar hoorend' voor de flem van 't nieuw hervormd geloof, Te vveeren van den troon waarop hy moest regeeren; En om het hart des volks van Henrik af te keeren, Had hy die in Gods plaats of zegent of verdoemt, Dat fchandlyk eedverbond het Heilige genoemd, Ja, 't zwaard zyns zoons, den vorst der wreede Kastiljanen, Gewyd, om Phlips een' weg tot Vrankryks troon te banen. Na dit mislukt ontwerp had zich de Franfche, wraak, Gelyk de Britfche, in 't eind* gewapend voor 's lands zaak; Doch naar de Franfche wyz', dat is, met in krakelen Des nagebuurs bedekt de grootfte rol te fpelen. Op die wyz' ftond de Franfche en Britfche monarchy* Bedekt en opentlyk dit land in Maurits by.! Ons oog zie thans de vloot met Ne&rlanda lot beladen*
Of lievermet een' drom beroemd door heldendaden. Befchouw dien eedlen lloet vooraf op't flrand gefchaerd Voor Maurits, uitgedoscht op 't briefchende oorlogspaard, Welks trotsheid op zyn vracht zich uitdrukt door zyn tredeth Het yzren harnas blinkt aan 's helds volmaakte ledcn; "t Oranje vederbosch dat op de helmkam praalt» Da Word
i
|
||||
28 MAURITS van NASSAU,
|
|||||
Word door de zon verguld, die 't fchitterend' beftraalt;
's Volks oog ziet in zyn vuist dat vreeslyk lemraer blinken,
Dat honderdraaal Kastilje in yzing weg deed zinken.
't Hoog blozende gelaat, vol fiere niajesteit,
Gemengd met, nu en dan, een' trek van minzaamheid,
't Ontzagverwekkend vuur der fcherpe en flikkrende oogen,
Houd all' wat hem befchouwt ineerbiedopgetogen;
Maarde infpraak van een' reeks doorluchte heldendaen,
Werkt meest op 't hart des vplks, gereed om fcheep te gaan.
Niet anders zien wy Mars, bewust van oorlogszegen,
Voor zyner zonen oog Olympus afgeftegen ;
't Befef des krygstriomfs geketendaan zyn kling,
Baart liefde, diep ontzag en hartsverwondering.
De gryze Barneveld, gemagcigd door de ftaten
Ter medemonftering van Nederlands foldaten, Praalt aan held Maurits zyde, enfchynt Minerve in fchyn Van Mentor aan de zy' des Griekfchen prins te zyn, Door fchrandren Fenelon, in zyn roemruchtig leven, Op 't fpoor des blinden Grieks, totVrankryks eer, befchreven. Des grooten Wiliems dappre en gadelooze zoon i -
Spreekt dus de benden aan, op mannelyken toon: Mynbroeders! nevens my gevvoon te triomferen, De minfte krygsman zag door my zyn krygsdeugd eeren; v..V" , e fi Steev-Js |
|||||
T W E E D E Z A Af G. 29
Steeds ziet zich elk foldaat die trouw zyn' pligt betracht,
Door my nietflechts als mensch , maar als een' vrind geacht; Gy zaagt me, als nood het eischte, in't heetst der zwaarfle llagen, Myn leven als foldaat tot uw behoudnis wagen; En God, wiens oog de ziel der prinfen gade flaat, Weethoeik 't leven fchat van ieder' braaf foldaat. Thans gaan wy we£r ten togt, om-aan elkanders zyden MetSpanjes oorlogsmagt als 't mannen past, te ftryden: Schroomt geenszins de overmagtin dees gefteltenis, Daar 't zeldzaam krygsgeluk van Maurits met u is. Triomfen zyn geenszins in de overmagt gelegen, Maar in de dapperheid, en 'c kunstig heirbewegen. Sloeg dappre GideSn niet met drie honderd man, De trotfe duizenden van 't heilloos Midian? De zaak waar voor gy ftryd is edel en rechtvaardig, En dus een dappre vuist en 's Heraels zegen waardig; De laatfte is zeker meest, by uitflag van gevecht, Aan de eerfle toegeleid in 't ftryden voor 's lands recht. Welaan dan! ftryden wy heldhaftig , als voordezen, En laat ons van Gods hulp op nieuw verzekerd wezen. Vertrouwt uw legerhoofd, gelyk hy u vertrouwt, Daar hy in elk van u een' held en vrind befchouwt. Maar zeg my, eer gy 't zwaard zult rukken uit de fcheede, D 3 Of
|
||||
MAURI'TS van NASSAU,
|
|||||||
$o
|
|||||||
Of ge alien in den dienst van Neerland zyt te vrede,
En of u myn heftier in eenig deel rnishaagt;
't Word door uw' trouwften vrind u erastig afgevraagd.
Op deze tad, met kracht en mirrzaamheid gefproken,
Voelt zicb si 't oorlogsvolk in- heMei* drift ontftoken, Daar 's prinfen vuur in 't hart van ieder' krygsman fpeek, Gelyk de zon haar warmte aan alles mededeelt. 't Hoezee, als tolk van 'c hart, word flraks uitalfer monden, X By 't ramlen van 't geweer, ten hemel opgezonden; Men brand oai fcheep te gaan5 men ftaaroogt op den vloed,
En 't hart vliegtlangs den ftroomden vyand ten. geraoet'. Men ziet held Maurits dappre en wydberoemde neven,
Graaf Ernst e» Lodewyk, vodr andren feheepwaarts ftrevenv- Dat edel broederpaar van geest en ligchaam kloek, Treed voor held Poivly, BaJt, en dappren Uctrtenbr oek, Wier voist den Kastitjaan door 'e fhal, in vfoeger dagen, Voor Bergen Op Den Zoom met roem had weggeflagen; *t Verfferend' riddermeirk, dat op h\m harnas blonk,. 't Loon dat Elizabeth dat drietali helden fchoiik , Ontfteekt in 't btekend* hart des moedigflen der fchaetenV Eene eedlo zucht om e^ns die mannen te evenaren. Nu vo)gt Hetmgum, dte door zya flout beleid Zich ran den- wyateas vom der Grieken onderfcheid In
|
|||||||
■■
i
/ #
T W E £ D & Z A N G. £t
In 't nemen van een ffcad, alleen door langs de vloeden
Zich in den buik eens fchips ter vesting been te fpoeden*
Daar de Ithakafche held ter winning van een flad
In 't hoi eens houten paards zich loos verborgen had ;
't Is die Herauguier die op de flerke wallen
Van 't ond Breda, op last van Mauri ts, was gevallen,
Die flerkte had verheerd, geholpendopr 's lands held,
En die in 't hoofdbewint dier vesting was gefleld.
Zyn halsvrind Charles volgt, die mede, op 't vlak der flroonien
Verholen in de kiel, Breda had ingenoraen:
Gelyk in roem, behaald door moed in menig' flryd,
Is beider heldenhart beveiligd voor den nyd;
Verr' dat weerzydfche deugd de ziel zoude afgunst ba-ren,
Poogt de e'en den ander flechts in deugden te evenaren-j
In 't kort, dit edel paar is om hunn'vrindfchapsgloed
Zo zeldfaam inderdaad, als om hunn' oorlogsmoed.
Gy,Britfche helden! gy, DeVeer! twee eedle broedersj
In meer dan eenen ftryd myn vaderlandbehoeders! Door here Elizabeth, om uw gefcherpt ;vefftand, : I En oorlogsdeugd, geplaatst in eedlen ridderftand,
Zoude op deez' grootfchen togt myn zangnimf u vergeten? Wat wondren hebt gy u in Nasfaus dienst vermeten! Hoe fidderdeaan deSchelde, op 't;zwaaijen van uw kling. Den
|
|||
3a MAURITS van NASSAU,
Den trotfen Kastiljaan die uwe vuist ontging!
Een volk gezind zyn wraak in Neerlandsch bloed te koelen,
Doet gy in Turnhouts veld nw' heldendegen voelen;
De Spanjaard ondervond mv krachten honderdmaal,
En thans fpoed gy op nieuw , vol vuur, ter zegepraal;
Helaas I moet een van u die met zyn flerven koopen !
Wie is die fiere held, vermengd in de oorlogshoopen ?
Wie is hy die zo kloek van lyfgeftaltenis, Als onbefchryflyk fnel op zyne voeten is ? Ryhoven is 't, beroemd in Neerlands oorelogen: Voor onderhandeling als flagting opgetogen , Is hy noch ruim zo nut door zyn gefcherpt verfland, Als door zyn kracht en kling aan 't lydend' Nederland. Dees krygsman was weleer uit Bergens bange wallen, Beklemd door Parmaas heir, zo dapper uitgevallen Dat hy den Kastiljaan uit zyne flerktens drong, Waarna hy honderdmaal't vyandlyk heir befprong, En nimmer in den wal, daar 't all' zyn krygsdeugd eerde, Dan met een' Spaanfchen buit en nieuwe glori keerde. De BritfcheSydney, groot voor Maurits oorlogsmagt, Treed fcheep ter wisfe fchand' der Spaanfche wapenkracht, Door hem reeds menigmaal verneerd in zware flagen; By Turnhout had zyn vuist vyf ftanders weggedragen. Wien
|
||||
T W E E D E Z A N G. 33
|
|||||
Wien drukt de dappre prins zo minzaam aan de hand?
Wie is die jonge held in zulk een' fieren ftand ?
Waarom toch eert de prins hem meer dan andre heldenf
't Is Van Der Aa, die flout weleer inTurnhouts velden,
Door zyn vernuft geleid, en door zyn rnoed bezield,
Eene engte die de prins byna onwinbaar hield ,
En die hy winnen moest oin tot den flag te kornen,
Voor 't oog van 't gantfche heir den vyand heeft ontnoraen,
Het opperhoofd ontzielde, al'tovrig volk verjoeg,
En in de vlakte al 't heir met doodlyke yzing floeg,
Behendig na die daad zyn' fnellen krygsloop ftuitend',
Oranje op de edlfte wyz' dus 't pad ten flag ontfluitend':
't Lands held gedenkt zyn'dienst, en'sprinfen minzaamheid
Stookt 'sjonglings oorlogsvuur, en fcherpt zyn goed beleid;
Door dit tooneel voelt elk in zich den lost gerezen,
Om by den prins, door moed, een Van Der Aa te wezen.
Thans volgt Asvveer, het hoofd der Friefche ruitermagt,
Beroemd door flag by flag Kastilje toegebragt.
Naast hem praait dappre Solms, die nooitgevaren kende,
Dees held is opperhoofd van Hollands ruiterbende,
Na hem volgt kloeke Krieck, die Axel had beftormd,
't Hoofd der Helvetiers, uit yzren erts gevormd,
Had in eenmenigte van togten en van flagen,
E Tot
|
|||||
34- MAURITS van NASSAU,
Tot eer zyns Iandaarts zich als oorlogsman gedragen.
Marquette, alom beroemd door.honderd heldendaen, Voert op deez" legertogt die brave VValen aan, Wier hart, op Phlips gedoord, om 't onheil hunner landen, Aan Nasfau was verknocht door zuivre liefdebanden; Daar hun vergramd gezigt met fmaad hun landslien ziet, Wier geest door Parmaas list zich laf verfchalken liet, Zo dat zy, door den prins van 't Spaanfche juk ontflagens Verkozen om op nieuw dat haatlyk juk te dragen. Na held Marquette volgt de brave Chatillon,
Van 't bloed der Colignys, dat zich beroemen kon Van 't overoud geflacht der Chatillons te wezen, Die eertyds Saladyn hun krygsdeugd deden vreezen, In dien beruchten en verfchyikkelyken togt, Waarin de dwepery om 't graf van Christus vocht, Of liefst waarin de paus, gediend door Hemeltolken , Zyn magt ten fteun, elk land arglistig zocht te ontvolken. De dappre Chatillon, in krygskunde uitgeleerd, Had veelmaal met den prins in 't land getriomfeerd; Zyn arm, die roemryk't zwaard voor twee monarchen voerde, En 'thart des Kastiljaans door fellen fchrik beroerde, Toen,op den Franfchen grond, Kastiljes aartstiran Hoogst fchandlyk byfland bood aan Guizes eedgefpan, Had
|
||||
T W E E D E Z A N G.
|
|||||||
35
|
|||||||
Had zich ter wraakzyns rechts, in'tFranfche ryk gefchonden,
Ten dienst van Nederland aan Nasfausprins verbonden. Thans zien wy Dommerville in 's krygsmans voetfpoor treen, Met hem in krygsgezag en alles lotgemeen. Dees helden zyn aan 't hoofd der Franfche legerknechten, Gehard in oorlogswerk, verouderd in gevechten, In fchyn als uit zichzelv' hun vaderland ontgaan, Maar inderdaad denprins door Vrankryk toegeflaan, Min om met Nasfaus huisde vrindfchap aan te kweken, Dan om geleden leed op dwingland Phlips te wreken, Min aangezet ter wraak van Neerlands wee en hoOn, Dan om 't Bataafsch gewest te ontrukken aan een krcon Wier overmagt te zwaar voor Vrankryk was bevonden, Wier leger 't gruwzaam had gegriefd met diepe wonden, En wier te fterke glans 't heerschzuchtige Bourbon, Dateigen grootheid zoekt, niet langer dulden kon. Thans fcheept zich't krygsvolk in met oorlogstuig en flanders.
't Krielt binnen boord van Brit, van Waal, van Nederlanders, Van 't kroost van't fier Germanje, en van des Gaulers floet, Verknocht aan Nasfaus dienst op 't land, en op den vloed. *t Bewint der oorlogsvloot was door den prins gegeven Aan Warmond, dubbel waard' in rang te zyn verheven, Daar hy op Zeelands flroom veelmaal naar lauwren dong, E 2 Den
|
|||||||
36 MAURITS van NASSAU,
|
|||||
Den Spanjaard meer dan eens de ftevenkroon ontwrong,
Waardoor alleen zyn naam de trotfe Kastiljanen Zo fchriklyk was, als 't zien derZeeuwfche watervaenen, Wier golving overal op 't vloeijend' fpieglend' glas, Ten alien tyde wreed voor Spanjes zecmagt was. Zie Duivenvoorde, alom beroemd door waterflagen, Na hem den tweeden rang door Nasfau opgedragen; De dappre Bankert, die alom op 't roemrykst vocht, Geleid,als fchout by nacht, des vlootvoogds achtertogt. Straks dient een frisfe wind, in 't zwellend' zeil gefchoten,
Het ongeduld van 't volk en Nasfaus legergrooten. De kiel doorklieft den vloed, waar langs zy 't oog ontvlied; Maar eer de dappre prins die gantsch verdwynen ziet, Zaghy door 't moedig volk, by 't fnelle voorwaarts fpoeden, Zich in 't verfchiet begroet door't zwaaijen van de hoeden, Daar, na 't hoezee!" geuit door al den legerfloet, 't Oranje boven!" flraks hem toerolt langs den vloed, Datplaatsmaaktvoor'tvermaardWilhelmus vanNaufauweii", Zolang de held een kiel der fcheepsmagt kan befchouwen. Slechts Warmond was alleen in 't prinfenwit verlicht, Slechts hy weet op de vloot waarheen de togt zich richt, En een beproefde trouw, fteeds tot't helds oogmerk vaardig > Maakt dien oprechten man zo veel vertrouwen waardig. De
|
|||||
T W E E D E Z A N G. 37
|
|||||
De jongeFredrik was, op aandrang van *s lands held,
In 't heimlyk reeds voorafnaar Vlisfingen gefneld, Bezorgende in die flad ten dienst van 's lands belangen, 'tGeennoodig was om'their op Zeelands ftroom te ontfangen. Naauw' was de watermagt aan 's prinfen oog ontgaan>
Of hy fpreekt Barneveld dus, met verrukking, aan: Gy ziet hoe ongemeen my 's lands foldaten achten, Dus oordeel wat men kan van zulke benden wachten; Daar is niet een foldaat op de uitgeftrekte vloot, Die niet vernoegd voor my zou vliegen in de dood; Wie zal my, fterk door hen, in eenig wit w^erflreven!... Vertrouw, de Kastiljaan zal op myne aankomst beven. Ik zal, om op eenmaal dit land te ontflaan vanfchroom, De houwbyl leggen doen ten wortel van den boom. Een flag zo wel beraamd moet Maurits vuist niet misfen, En zal voor eeuwig 't lot van Nederland beflisfen, Zo Barneveld, als ik, geneigd tot Willems wraak, Door wanbegrip de vrucht des flags niet nutloos maak'. Ga, wreek de fchimme eens vrinds, door alles aan te raden Wat my van dienst kan zyn om's lands tiran te fchaden, Terwyl myn kling, in fpyt van 's vyands hevigstwoen, De wraak voor Willems bloed op 't flagveld zal voldoen. De prins, na deze taal denflaatsman te doen hooren,
E 3 Steekt,
|
|||||
38 MAURITS van NASSAU,
|
|||||
Steekt, tot den togt verhit, *t reeds traplend" ros met fporen,
Rent voort, na 't laatsc vaarvvel, en wacht geen antwoord af;
Waarna de gryzaart zich naar't ftaten hof begaf,
Verwonderd in zyn hart door Maurits fiere reden,
En door hem zo gerust te zien naar 't flrydperk treden ,
Alsof de zege, in fpyt van 's vyands overmagt,
Met lauwren in de vuist; onfeilbaar hem verwacht;
Maar midden in den drang der hartverwonderingen,
Komt geemlykheid den geest des gryzen mans befpringenj
Zyn waan ziet thans op nieuw in Neerlands toeverlaat,
Een' willekeurig man, geliefd van 'c lands foldaat,
En waant de vraag: wie hem zou durven wederflreven ? '.'
Een fchampre trek , hem trots door Maurits toegedreven,
Die hem te dieper trof, naardien hy kort geleen
Op nieuw met Willems zoon in vrindfchap was getreen.
Dus is dermenfchen aart. Laat, laat ons ernstig trachten
Ons voor den eerflen flap tot achterdocht te wachten:
Uit haar ontfpruitin 't hart die onuitwischbre haat,
Die, fchoon die zich fomtyds een wyl verzoenen laat, r.
Zich door een' fchyn van kwaad, in we£rwil der verzoening,
Meer dan voorheen ontfteekt, en haakt naar wraakvoldoening;
Ja, 's menfchen hart behoud den indruk van elk beeld,
Dat daaraan federt lang met kracht is meegedeeld;
|
|||||
I
|
|||||
T fT E E D E 2 A N G. B9
Gelyk aan 't koper, dat, bekoorlyk glad gevreven,
De trekken door de hand der kunst daarin gedreven Nooit gantsch verlaten zal, maar altyd iets behoud Van't geen ons oog daarop voordezen heeft befchouvvd. Doch moet een' burgers hart een' valfchen argwaan vreezen, Dees kan in lien van flaat nooit dan gevaarlyk wezen, Naardien de vleijer, die op hunne gunsten loert, Daarmee' zyn voordeel doet, en 't wrokkend' hart vervoert Om wie eens is verdacht gevoeliger te treffen. Ten einde in hooge gunst zichzelven op te hefFen. De prins, met klein gevolg naar Zeelands kust gefpoed,
Geleid in 't blakend' hart de kielen langs den vloed; Zyn geest fnelt die vooruit, maar op 't bezadigd wczen Is niets van zyn verlangst of grootsch ontvverp te lezen; Den grooten man gelyk die de Alpen dorst betreen , Zyn flout ontwerp onttrok aan de oogen van st gemeen, Op 't onverwachtst de Po en 't Roomfche heir genaakte, En Romes hovaardy met roem te fchande maakte. Waar ook op dezen togt de held zyn voeten zet,
Geen vrolyk volksgefchreuw vertraagt zyn' vluggen tred; Zyn hart haakt om zyn volk in 't fpoeden langs de flroomen, Voor Rammekens kasteel, ter reede, voor te komen. Zyn ros betreed het flrand, daar Fredrik hem verwacht; Men
|
|||||
4o MAURITSvan NASSAU,
Men komt in Vlisfingen by 't nadren van de nacht ;
En'tvolkdoec, hoogst: verheugd, doorduizenden vanlichten, Ontvlamd op 't prinfen komsc, het aklig duister zwichten, Daar 'c juichend' Zeeuwsch gemeen van overal 't hoezee Doet klinken door de Had, Iangs 't ftrand, en langs de ree\ Wat ftreling voor den prins! Zo hoorde in vroeger dagen De held die Enaks kroost zeeghaftig had verflagen, Den kreet:,, Dat Sauls zwaard zyn duizenden verwon! 3, Die duizend duizenden voor ons venvinnen kon, Is David, in den ftryd de fterke held des Heeren!" De prins, hoe hoog hy zich aan alien kant ziet eeren,
Word doorgeen eerbewys , een wyl flechts, afgeleid Van een ontwerp dat wacht op zyne dapperheid; De vreugd des volks doet flechts zyn' eedlen boezem blaken, Van zucht om zo veel liefde en eer zich waard' te maken. Naauvv' kwam de gouden zon, op haar' bepaalden tyd ,
Ter Oostpoorte uitgefpoed Iangs 't gloeijend'kimtapyt, . Of Hollands oorlogsvloot word op de Zeeuvvfche flroomen, Door Na^faus dappren prins en 't juchend' volk vernornen. Die held ziet hoogst verheugd hoe 't vlottend' heir by 't Itrand De oranje vlag ontrolt, het zeil flaat in den band, En 't anker werpt ten grond, daar zee-en krygsraan beiden Slechts wachten waar de prins hen zal ter zege leiden, En
|
||||
T W £ E D E Z A N G. 41
En Zee- en Hollands magt, geankerd op den v!oed,
Elkander en met vlag en met gefchut hegroet. 't Ontzaglyk geesfeltuig van Nederlands tirannen,
Ontbicd de hoofden flraks der moedige oorlogsmannen, Sluit met dien ftoet zich af, en, na een heusch onthaal, Spreekt hy den krygsdrom aan met deze fiere taal: 6 Helden! die veekyds in uw roemzucbtig leven My blyk van ware trouw en krygsdeugd hebt gegeven, 't Is tyd, daar gy op nieuvv zult ftryden nevens my, Dat myn gefmeed ontwerp u geen geheim meer zy. Myn oogmerk, wel beftierd, kan nimmer oris mislukken; 't Beftaat om Vlaanderen uit Spanjes boei te rukken, En Phlips door eenen flag te dvvingen tot een vree', Die eensflags 't einde maakt aan Neerlands drukkend wee. Zo wy des dwinglands magt de neerlaag doen bekomen, Zien wy voor eeuwig hem 's lands heerfchappy benomen, Naardien een nieuwe magt te zenden tot 's lands val, Hem hoogst bezwaarlyk, ja ondoenlyk wezen zal. >t Getergde Lelyryk zal nimmer Phlips foldaten, Den doortogt naar dit land langs Vrankryks grenzen laten; De Duitfche keizer, mede op dien tiran verftoord, Weerflaat de Spaanfche magt in 't nadren van deez' oord; Dus blyft den Kastiljaan om naar dit land tp fpoeden, F Geen
|
||||
4a MAURITS van NASSAU,
Geen weg dan 't fclniimend'fpoor der onftandvaste vloeden;
En hier word hem door onze en Englands watermagt, Waar hy zyn kielen wend', belemring toegebragc. Myn afzigt is, en 't Joe zal myn on twerp gehengen , Myn hier verzaemde magt voor Nieupoorts muur te brengen; Daar't Spaanfche legerhoofd in dees gefteltenis, Ons aan de boord der Maas gewis verwachtende is. De vesting die men deed naar koning Piilippus heeten, Het fterke Philippine, eenmaal ter neer gefmeten, Baant my een' wisfen weg tot aan den fterken muur, Dien ik befloot met kracht te teistren door ons vuur. Myn opzet is gevormd. Geen tyd ga hier verloren: Noch beden zy dan 't uur tot dezen togt verkoren. De val van Philippine is in. myne oogen licht: 't VyandJyk legerhoofd, niet van myn wit bericht, Ligt verre van die flerkte, en liet daar weinig benden; Zodra dat volk myn magt zich naar dien kant ziet wenden, Zodra 't ons heir zal zien, op't eigenfle oogenblik Zal 't overmeesterd zyn door infpraak van den fchrik, Die voor ons henen vliegt door de omgelegen vlekken, Waardoor ons heir gerust tot aan de plaats kan trekken, Daar my de Kastiljaan, voorzeker tot zyn* val, Met al zyn magt terftond op 't voetfpoor volgen zaL Gy kent myn krygsgeluk; ik ache de zege zeker: God
|
||||
T W E E D E 2 A' N G. 43
God was door myne vuist zo menigwerf 's lands wreker.
Dat ik niet twyflen kan, of hy zal andermaal
Ons Ieiden, 't land ten nut, ter wisfe zegepraal.
Voor 't minst de hoop, dit fteeds in krygslien fier nioet wezen,
Ontflaat my op deez* togt zo verr' van iets te vreezen,
Dat ik voor Philippine, in fpyt van's vyands vuur,
U alien voor zal gaan in *t florten op den muur.
Welaan, myn vrinden! fcheep! De God der krygsbanieren,
Zal 't lands gerechte zaak door u doen zegevieren.
Elk krygshoofd, door 'tontwerpdesfierenprins bekoord,
Kuscht hem verrukt de hand, en vliegt volvuur tenboord*. Na 't anker is gelicht, en 't zeil in top getogen, Verdvvynt welhaast de vloot uit haar befchouwers oogen; Daar't volk,naar'svolksgebruik,min naar'sheldsoogmerk raad, Dan fnorkt te weten waar en prins en leger gaat. De held , vol van zyn wit, laat aan de ontweken ftranden Dien hoop veelwetende en doorluchtige verftanden, Wier erfdeel onkunde is, en zinlooze overmoed, En dryft, met Neerlands lot beladen, door den vloed. |
|||||
F a MAU.
|
|||||
MAUiRITS van NASSAU.
|
|||||
D E R D E Z A N G.
X^/AARis, tot troost of fraart der broze ftervelingen,
Een wezen in den loop der ondermaanf.he dingen
Op 't zonderlingst geplaatst, door Hem die alles fchiep,
En alles heeft geplaatst, na Hy *t ten voorfchyn riep.
*t Is door den flerveling een' dubblen naam befchoren:
Stelt zich de zwakke mensch een groot ontwerp te voren,
Dat afhangt of van tyd of van omftandigheen,
En komt ren juisten tyd' dat wezen toegetreen,
Het alles fchikkende in de ontwerpen die wy wagen,
Z6 dat wy alles zien naar onze wenfchen flagen,
En dat men van zyn wit verlangde vruchten plukkV
Dan noemt de flerveling dit wezen : HetGeluk;"
Maar iets te vroeg of fpade onsoogmerk bygekomen,
Z6 dat we ons in 't ontwerp 't verwachte zien benoraen r
En werkt het tegen ons in elk omftandigheid,
Die werken moest ten dienst van 'tgeen ons uitzigt vieit,,
2.6 dat wy alle hoop ter neder zien gefmeten,
Dan word dat wezen ftraks het Ongeluk geheeten.
Doch
|
|||||
D E R D E Z A N G. 45
|
|||||
Doch de Opperwysheid, die zichzelve inniets verzaakt,
Heeft zulk een wezen meer afhangkelyk gemaakt Van'mannen van vernuft, dan van die ftervelingen Die zonder wysheid trots naar aardfche grootheid dingen ; Maar ftelt fomtyds den man van wysheid, zo in keur Van doel, als uitkomst van 't bedoelde ontwerp, teleur, Om 't hart, door eerzucht licht geneigd te fterk te blaken, Indachtigaan het broze eens ftervelings te maken; Opdat de mensch, hoe wys, in elk gefteltenis Begryp' dat hy van God alleen afhanglyk is. Totnochtoe had Gods gunst den prins, dien fteun der flaten> Bewintsman van 't geluk in 't oorlogsveld gelaten; Thans flond het Neerlands held, ter ftraf der dwinglandy, Ten zonderlinglte op nieuvv in dezen ftroomtogt by. De nachtvorflin, die wy met een half donker wezen, Of in haar' vollen glans ter kim zienuitgerezen , En altyd liefjyk is door haar verkwikkend licht, Onttrok zich nugeheel aan 'tflervelyk gezigt, En Het de zwarte nacht 't bewint aan alle kanten , Getooid in 't blaauwe kleed verfierd met diamanten. De wind, door 's helds geluk ter gunst der vloot gefpoord, Dreef Neerlands heir met drift door't fchuimend' pekel voort. De prins, op Warmonds kiel, den fnellen voortgang ziende, F 3 Die
|
|||||
4<5 MAURITS van NASSAU.
|
|||||
Die hem tot op dat uur in zyne ontwerpen diende,
Begreep dat fneller vaart hem voorts, naar alien fchyn, Ter overrompeling zou hoogst gevaarlyk zyn. Hy wekt den vlootvoogd op van zyne legerflede, Hem grypende aan de hand, by 't voeren dezer rede ; Daar ik myn' vyands magt door fchrik verrasfen moet, Dient ons dees fnelle vaart niet Janger op den vloed; Men zie uit Philippine, als 't naaaw' begint tedagen, Myn tenten en aan itrand en landzyde opgeflagen, Ik gis thans onze vloot drie uren aan deez'kant Der fterkte, en 't is dus tyd dat Neerlands krygsmagt land'. Men berg' dus ylings't zeil, en doe voor gindfche wallen, Zona 't flechts moogiyk zy, terflond onze ankers vallen. Zodra myne oorlogsmagt de ftranden heefr betreen, Spoed u dan met de vloot naar Nieupoorts ftranden heen, En wacht, als ik genaak, daar dryvend', myn bevelen, Die ik voorzeker hoop welhaast u mee' te deelen. De vlootvoogd, in zyn kunst volleerd ten hoogflen trap,
Steltalles flraks te werk naar wet van zeemanfehap, En dient zich van de kunst om, door't beraamde teeken Van ankren, met de vloot in 't hoist der nacht te fpreken: Een vlammend licht ten top van 's vlootvoogds fchip gefteld, Is thans de tong die \ volk des zeehelds mening meld. Men
|
|||||
D E R D E Z A N G. 47
|
|||||
Men mindert ylings zeil, men wend zich naar de ftrandcn,
En eindlyk raakt het zeil geflingerd in zyn banden,
Daar 't anker grondwaarts gonst, en 't ftil is binnen boord.
't Is of de nacht de Item van 'tzeemansteeken hoort:
Straks is haar fchildrend kleed met donker floers omtogen,
En blaauw en diamant verdwenen uit elks oogen.
Wat held fpringt eerst te land met zyn ontbloot geweer ?
Het lot fchenkt Van Der Aa, dienjongen held, deze eer. />
Het fcheen zyn lot te zyn, om altyd Nasfaus vaenen
Den weg ter zegepraal op '£ Spaansch geweld te banen;
En 't vindingryk vernuft, aan heldenmoed gepaard,
Maakt, jeugdige oorlogsman! u zulk een glori waard',
Ryhoven word gelast ora achter hem te trekken,
En, in geval vanflryd, hem in den rug tedekken,
Die helden word alleen 't befpieden toevertrouwd,
Of zich 00k langs den wal een Spaanfche wacht onthoud;
Doch niemant ziende op 't flrand, befliiiten zy te wachten
Tot Maurits is geland met al zyne oorlogsmagten;
En in twee uren tyds zien zy hunn' wensch voldaan:
De prinslyke oorlogsmagt rukt op him flandplaats aan.
De magten van KastiJje in Philippines wallen,
Vol waan datniemant haar zou durven overvallen, En van 't gefneed ontwerp van Nasfau onbewust, Zyn
|
|||||
48 MAURITS van NASSAU,
Zyn in dit doodlyk uur in de armen van de rust.
Zo fluimerden by Dan die trotfe dwingelanden,
Die eertyds vromen Loth vervoerden in hnn banden,
Tot dat hen Terags zoon met zyndriehonderdtal,
Zeeghaftig overviel in hunnen legerwal;
Niet andcrs was't gefteld by Griekens oorlogsmagten,
Diefluimrend'jgeenbezoekvan't Daimisch volk verwachtten,
En flechts tot wakkerheid zich voeldenaangeport,
Om in den flaap der dood te worden neergeftort.
Hoe wreed, 6 Kastiljaan! verlicht de zon uwe oogen!
Uw mure'n ziet ge alom van Maurits volk omtogen,
De ftroom is overal met fchepen overdekt,
Daar Nasfau tot den ftorm zyn benden famentrekt!
Wat dwaasheid, dat uw trots den held noch wil weerftreven,
Die honderdmaal uw volk in fterker rauur deed beven,
En wiens geduchte moed, en fchrander krysbeleid,
AUe uitkomst u beneemt in deze omftandigheid!
Geteisterd door 't befef van zich te zien verrasfen,
En poogend1 door zyn' moed zyne oneere af te wasfchen,
Dringt Spanjes oorglogshoofd, verfterkt door woede en fpyt,
Met fchriklyk krygsalarm zyn benden tot den flryd.
Hyzelf hy vliegt den prins, reeds op den wal geftegen,
Met uitgetogen ffcaal en brandende oogen tegen;
Maar
|
||||
DERDEZANG. 49
|
|||||
Maar Maurits dappre hand ontwringt der vuist het zwaard,
En boost den Kastiljaan op 't onverhoedst ter aard',
Terwyl der llaten volk, flagvaardig op de wallen,
Bevel wacht op de magt des vyands aan te vallen.
Men ducht een' ftroom van bloed; maar op dat oogenblik
Bezwykt Kastiljes volk voor de infpraak van den fchrik:
Straks valt, met's hoofdmans val, de moed in't woedend' harte,
En op elks aangezigt is wanhoop, fchaamte en fmarte,
De fiddring voor de dood ontwringt op eenen fprong
Hen 't llaal, gelyk 's helds vuist den hoofdman dit ontwrong;
De vingers raken Ios, zyn op deez' ftond te teder,
En't llaal, de vuist ontflipt, flort aan de voeten neder,
Daar 't wezen zich van 't lot des wreeden krygs beklaagt,
En 't oog den eedlen held om lyfgenade vraagt.
De prins, die lander zich zyn' vyand noch doet bukken,
Gereed zynde om't gevveer hem in de llrot te drukken, Ziet naauw' dat's vyands volk bevreesd is voor 't gevecht, En dat de Kastiljaan die aan zyn voeten legt, En mond en kaken heeft met doodverf overtogen, Voelt llraksin de eedle ziel een'trek van mededoogen: Hy reikt de hand hem toe, tot elks verwondering, Heft hem met heusehheid op, hergeeft hem Itraks de kling, En zegt: Leef, Kastiljaan! en leer de prinfen kennen G Op
|
|||||
go MAURITS van NASSAU,
Op wie uw moordziek hof de moordren aan durft fchenner*.
De prinfen van myn' flam zyn nooit bezield door wraak ,.
Vergieten 't bloed met froart, en fparen 't met vermaak..
De man die u vervvon heeft eedler wraak befloten,
Dan een ontwapend volk eeri zvvaard in 't hart te ftooten:
Uw gantfche legermagt voel' myner helden kling,
Myn wraak beftaac alleen in Phlips vernedering.
Schoon 't lot den tweeden Phlips in 't graf deed nederzinken^,
De derde tracht ons noch in ketenen te klinken;
Maar hem, wat benden hy daartoe in Neerland zend,
Zy, ab den tvveeden Phlips, de moed myns volks bekend*
De aartshertog, dien uw vorst befloot in 't land te zenden,
Vertrouwt op de overmagt van lang beproefde benden;
Opdat hy zie hoe hoog ik Spanjes heirkracht acht,
Wees vry, ga, met uw volk, verfterk des hertogs magt;
Hy zie hoe't Spaansch geweld zyn' vyands hart doet vreezen:
Noch eens, verfterk zyn magt, gy zult hem noodig wezen..
Zeg hem, dat ik, die u en de uwen vry verklaar',
Geen krygsgevangen maak' dan met myn lyfsgevaar.
De hoofdman, die de dood van 's prinfen vuist verwachtte,
En, leggende op den grond, zyn' val onfeilbaar achtte, Dus onverhoeds gefpaard, befchonken met zyn kling,. Befchouwt een wyl den held met hartsverwondering, Kuseht
|
||||
D E R D E Z A' N G.
|
|||||||
5't
|
|||||||
Kuscht knielend', hem de hand , en wil, maar kan niet fpreken ;
De prins ziec hem befchreid ftraks achterwaarts geweken; In 't heen gaan nu en dan flaat hy 't verwonderd oog Op Maurits en vertrekt met de armen naar om hoog, Daar 't Spaanfche volk, gewoon te moorden en te blaken, Van 's prinfen goedheid zich geen denkbeeld weet te maken. Ziedaar de kracht der deugd , ziedaar haar heerlyk loon: Zelfs die haar weinig kent, vind evenwel haar fchoon; Zy vind, ter fchand' van hen die't menschdom boos verklaren, Verwondraars zelfs fomtyds by heidenfche barbaren. Het Spaanfche volk vertrekt, met vaandels en geweer,
Begroet, op 's prinfen last, met alle krygsmanseer; Waarna de vloot vertrok naar de aangewezen kusten. De prins, nadat hy 't heir e'en'dag flechts had doen rusten, Zet zyn' beraamden togt met alle fnelheid voort, Daar 't eerst geluk des togcs elks blakend hartbekoort, De maer' dat Philippine aan Spanje was ontnomen,
Op vleugels van'tgerucht tot 's hertogs oor gekomen* Tergt in defiere ziel de trotfe hovaardy, En wekt de wraakzuchtop, na de eerfte razerny; Maar toen 't bevryde volk hem Maurits deugd deed hooren, Wiert fchaamte in 't hartuit wraak en razerny geboren. Daar 's vyands deugd de ziel haar dwangontwerp verwyt, G 2 Baart
|
|||||||
5» MAURITS van NASSAU,
Baart fchaamte op *t oogenblik de ziel een kregle fpyt;
Doch niec gefchikt door deugd iets groots zich te onderwinden,
Tracht hy eeir vveg tot roem in 't oorlogsveld te vinden.
Hy roept Mendoza, die, bekend als admirant,
Sints lang den fabel zwaaide in 't zuchtend' Nederland,
Een krygsman die zyn drift flechts fchaers wist in te toomen.
Hy doet, by dit ontbod, op 't fpoedigst tot zich komen
Den waarlyk dapperen en jongen Mondragon,
Wiens oom door moed en deugd weleer elks achting won;
Ook deed hy Gusman, 't hoofd der ruitery, ontbieden,
Dien Gusman door zyn' moed beroemd by de oorlogslieden,
Noch meer berucht door 't wee dat zyn barbaarsch geflagt,
Het fchuldloos Mexico weleer had toegebragt,
Maar meest bekend door haat, in 't woedend' hart ontfloken
Op 't fchuldloos Nederland, dat hy van bloed deed rooken.
De aartshertog, in wiens oog men fchrik en gramfchap ziet,
Spreekt hem van 'theusch onthaal van dappren Maurits met,
Betoont aan 't volk door hem in Philippines wallen,
Kastiljes trots terfchand', zeeghaftig overvallen;
Hy fpreekt flechts van den hoon, de Kastiljaanfche magt
Door Neerlands muitrenhoofd op 't fchandlykst toegebragt,
En van noch grooter fchand' die Spanje had te fchroomen,
Indien men langer draalt met Nasfaus voor te komen.
Het
|
||||
D E R D E Z A N G.
|
|||||||
53
|
|||||||
Het drietal, hoogst verflaafd aan Neerlands dwingeland,
Gloeitftraks vandorstnaarbloed, hetflampvoet, knarfetand, En dringt het legerhoofd hen daadlyk af te zenden, Ter fluiting van den togt der Nasfaufche oorlogsbenden. Gaat, zegt detraartshertog, gaat.'uw wensch word u vergund: Verzaemt terflond al 'cvolk dat gy verzaemen kunt, En hou den muiter op zolang dit kan gefchieden. Ik zal in alien yl myn gantfche magt ontbieden, U volgen op den voet, en Neerland zal liaast zien Ofik, of Maurits, rneest door moed bewint verdien'. Men ftuift uit 's hertogszaal, tracht Maurits voor te komen, En all' wat dienftig is word by de hand genomen, Om ftraks, aan't hoofd gefleld der reeds verzaemde magt, Den prins te naderen als hy dit minst verwagr. Die onvermoeide held verhaast van zyne zyde
Den togt, en 't moedig hart vliegt reeds vooraf ten ftryde: Zyn heir fnelt als een vuur dat, vliegend' voor den wind, Op ieder' vluggen tred een nieuwe brandflof vind. Myn nimf.' doe, fpyt den haat op Nasfaus flam gebeten,
Den moed diens heldenflams aan 't vrye Neerland weten; Spreek ! zeg den dollen nyd in 't zwellende aangezigt, Wat Neerlands volk aan 't huis van Nasfau is verpligt, . Wie voert den voortogt aan van Maurits legerbenden? G 3 Wat
|
|||||||
54 MAURITS van NASSAU,
Wat held bcfloot die prins voor't heir ten togt te zenden?
Wat minzame oorlogsman, of liefst wat oorlogsgod, Daagt by den voortogt op als hoofd van 't heldenrot? HeldFredrik Hendrik is 't, die, in den bloei der jaren, Als lust, als liefde en eer van Maurits oorlogsfchaeren, Door 't opperlegerhoofd zich de eer ziet toegeftaan, Om 's legers voorfpits grootsch als Jeidsman voor te gaan. Hyflreeft's lands held vooruit; zozien we aandeOosterkimmen Den zilvren zonheraut voor zyn meestresfe klimmen, -Daar hy den vveg haar baant, en,fchittrende inzyn'kring, De korast der zonne ontdekt aan ieder' fterveling. HeldFredrik heeft welhaast de legermagt vernomen, Ter.ftuiting van den prins, zyn' broeder, opgekomen: De woedende admirant, belust op't bloedig flaan, Voert fier den middentogt der Spaanfche benden aan, Daarjonge Mondragon den rechter vleugel leidde, En Gusman tot den ftryd het alles voorbereidde By 'c krygsvolk, dat met hem ten linker vleugel trekt, Terwyl de ruitery des legers zyden dekt. De jonge prins, op't zien der Spaanfche legerfchaeren,
En dat zyn benden die des vyands evenaren In vuur en in getal, wacht Maurits korast niet af, Maar dient zich van de kans die 't gunftig lot hem gaf. De
|
|||||
»
|
|||||
D E R B E Z A N G,
|
|||||||
5S
|
|||||||
De wind was flerk, en b-Iies den Kastiljanen tegen,
Waardoor, elk oogenblik, het rulle zand der wegen, Door mensch- en paardenvoet verheven naar om hoog, Den trotfenKasciljaan gedreven wierd in 't oog. Terflond ziet Spanjes magt door Fredrik zich befprongen.
By aanval tot in 't hart des middentogts gedrongen> Bragt die verwoede fchok verwarring in den hoop. Maar flraks ftuic de admirant prins Fredrik in zyn' loop, Herflelt zyn deinzend volk, dat, door den fchrik verwoeder Dan ooit voorheen,zich flort op Maurits dappren breeder;, Dees wederflaat hen fier, waardoor elk middentogt Met een gelyke kans en heldenwoede vocht. De dappre Van Der Aa had, door held Bax gefteven, Het volk van Mondragon een wyl terug gedreven; Maar deze vleugelvoogd had ook zyn volk herfleld,. En flreed met al 't beleid van een' bejaarden held, Marquette, die zich fors ten linker vleugel wenddev Streed op gelyken voet met Gusmans oorlogsbende. Ziedaar weerzydfche magt ten flerkfte op een gedrukt, Daar weerzyds menig held bezwykt, af lauwren plukt- Men hoort aan alien kant den koopren donder loeijen, En ziet in elk gelid de lyfsgevaren groeijen. Niet anders dringt fomtyds de kracht van een' orkaan, Twee-'
|
|||||||
56 MAURI TS van NASSAU,
|
|||||
Twee zwangre wolken voort, en op elkander aan,
Daar uit die felle fchok die luchtvlam word geborerr, Die ftraks 't geducht gebrul des donderflags doet hooren, Waarvan 'tgevolg altyd ten uiterfte ongewis, En voor 't bedachtfaam hart dus altyd vreeslyk is. Wat jeugdige oorlogsman, op't fchuimend'ros gezeten,
Durft een* byzondren ffcryd met Fredrik zich vermeten? Schiet brullende op hem toe, nadat zyn kloeke hand Een aantal helden heeft doen tuimlen in het zand? Zyn arm doet zich met recht van ieder krygsmanvreezen^ Zyn dicht gefloten helm doet hem niet kenbaar wezen; Maar *t wapentuig van ftaal, van goud en diamant, Toont ons een' krygsman aan van een' verheven ftand. De gisfing is gegrond: 't is Fabi, voortgekomen Van 't overoud geflacht der Fabien van Romen; Noch ftroomt het heerlyk bloed van dat beroemd geflacht Zo zuiver in den held, als 't ooit wierd voortgebragt In iemant van zyn' flam, eer Romen , afgevochten, Bezweek voor't oorlogszwaard derNoordfche krygsgedrochten. 't Is Nasfau onbewust: dees ziet flechts op den held Wiens dapperheid de zyne in fchooner luister flelt. De klingen tegen een met kunstbeleid geflagen, De zucht om weerzyds 't ftaal elkaer in 't hart te jagen, Elk
|
|||||
- - -........ ........ '-----------1---------------I----------1---------------------------------,-------------- -......
|
|||||
D E R D E Z A & G. 57
Elk ftootdie weerzyds dreigtof wondcof doodgevaar,
Elk flag gekeerd door kling, door helm of beukelaar, Dit alles doet het hart der beide benden beven, Daar 't weerzyds drift ontftcekt om beiden na te ftrevcn. In 't einde, een forfe ftoot van Fredriks krygsgeweer Bonst Fabi uit den zael in 't bloedig zand ter neer, Daar elk hem waant ontzield, en hy, ter aard' gelegen, Bezwymeld door de fchok, geen lid zelfs kan bewegen. Held Fredriks volk,op 't zien van'sfieren krygsmans vaU
Verheft, tot 's vyands fchimp,een hoonend vreugdgefchal, Stort op Kastiljes raagt met een vernieuv/de woede, En lacht by 't wreed gefnerp der moordende oorlogsroede; Doch hoe 't, op Fredriks fpoor, de zeis der dood veracht, 'tLot had noch niets bepaald voor weerzydfche oorlogsmagt. Eensflags befluit de prins, altyd bedaard gebleven In 't oorlogsvuur, den ftryd een' andren keer te geven: V Hy zend held Bax bevel om 's vyands ruitery, Verblind door 't fluivend' zand, te vallen in de zy\ Die krygsman volgt terftond prins Fredriks krygsbevelen, Doet onder 't paardenvolk de fLilphervlesfen fpelen, Doet door zyn licht gefchut de rosfen nederflaan, Dringt hevig met een' drom van piekerieren aan, En fcheurt door zulk een fchok de reijen en geleden. H De
|
|||||
MAUR1TS van NASSAU,
|
|||||||
5^
|
|||||||
De Spaanfche ruitermagt, dus onverhoeds beftreden,
Onmagtig Necrlands volk te ftuiten in zyn' loop, Dringt op haar eigen volk, werpt alles overhoop, En flek Mendofaas drom , geprangd aan alle zyden, Dus eensflags buiten ftaat om met den prins te ftryden. Die held, die noch op 't feist in't hart des legers vocht, Viel toen met dubble kracht op 't vyands middentogt, Dringt midden in den hoop, met al zyne oorlogslieden, Doet flraks aan alien kant de Kastiljanen vlieden, Boort met een'forsfen loop door's vyands benden heen, En fcheurt de vleugelen van 't Spaanfche heir vaneen. Niet anders zien we een' drang van opgezwollen ftroomen, Op dyk , ofwaterwerk, met perfing aangekomen, Vernielen wat den vloed in zynen loop weerflaat, Daar alles aan den ftraom een' vryen doortogt laac De prins gunt, na de vlugt van Nederlands tirannen,
Op 't veld van eer thans rust aan al zyn dappre mannen, Doet, door een enkel woord, hen ftraks op 't ilagveld'ftaan, En ziet het vlugtend' volk met fpoed zyn oog ontgaan. Na 't eind' des harden flryds langs 't bloedig veld gereden, Befchouwt zyn treurend oog daar's oorlogs yslykheden* 't Is nu die Ieeuw niet meer die op zyn' vyand woed, Neen, 'tis een weldoend' Cod, eenprins vanNasfaas Uoe4r Die
|
|||||||
D E R. D E Z A N G.
|
|||||
Die niraraer bloed vergietdan door den nood gedreven,
En alcyd vaardig is tot Christelyk vergeven.
De held, die over all' watzieltoogt zich ontfermt,
Zorgt, daar hy tranen ilort, voor wat doorfmarte kermt;
't Zy 't Nederlanders zyn , of wreede JKastiljanen,
All' wat hy lyden zietontwringt hem heete tranen;
't Zyn menfchen in zyn oog, hy denkt flechts aan hun pyn;
Zy zyn hem alien waard, nu zy elendig zyn.
Langs 't bloedig treurtooneel met tragen tred gereden,
Verneerat zyn oog den held wiens vuist hem heeft beftreden; Hy waant dien dappren man van 't levenslicht beroofd; Menlicht, op zyn bevel, den kostbr.en helm van 't hoofd, En 't krygsgevangen rot doet ftraks den veldheer hooren, Uit welk een edel bloed de jongling is geboren.. Liefst ziet eene eedle ziel wat best aan haar gelykt! Zodra aan't koude lyf een trek van levenblyfct, Voelt Fredriks ectel hart zich loflyk aangedreven, Een' held die zo reel blyk van krygsdengd had gegeven, Een' jongling hem geJyk in waren heldenmoed, Die acfating waardig is om zyn .doorluchtig bloed, Door atr wat kimst vermag tot de oude kracht te brengeu, En om, indten 't she pTins,zyn feroeder wdi, gehengen, Dien dappren jongeling, Kastjfjes haat terfpyt, H 2 Te
|
|||||
(o MAURITS van NASSAU,
Te fchenken aan den vorst die Nederland beftryd.
Maar welk een wolk van ftof ftygt in't verfchiet naar boven ?
't Is Maurits zelf, te fpae' tot byftand aangetogen: Hetflaan van 't kleingeweer, en 't buldren van 't kanon, Dat, rollend' door de lucht, hem niet ontflippen kon, Deed hem, en al zyn' floet, met alle reden vreezen, Cat Fredriks oorlogsvolk reeds handgemeen moest wezen. Gy, eedle trek van 't bloed! den grooten fchaers bekend, Gy, vrindfchap ! flaauwlyk, tot verzwaring van de elend' Der vorsten, 't prinslyk hart, gewoon aan 't hooffche leven, Gekluisterd aan belang en hoogheid, ingegeven, Gy fpreekt in Maurits hart, en fpoort zyn' yver aan Om in 't gevreesd gevaar een' broeder by te ftaan; 't Befef van zyn verderf grieft hem met diepe wonden; God lof! hy heeft den held in zegepraal gevonden. De vrees wykt voor de vreugd. 't Verblyde heldenpaar Stuift ylings uit den zael, 'tomarmt verrukt elkaer, En beider oog, daar vreugd en fmarten 't hart verheeren, Stort tranen die natuur en Nasfaus bloed vereeren: De grootheid des triomfs baart vreugd aan 't groot gemoed, De droef heid fpreekt,op't zien van Neerlands heldenbloed, Door 'c ftaal des Kastiljaans op 't veld van eer vergoten; Ziedaar uit welk een bron der helden tranen fproten. Ont-
|
||||
D E R D E Z J N G. 6i
Ontroerde Fredrik bied den dappren Italjaan,
Den jongen Fabi, ftraks zyn' eedlen broeder aan , Meld grooten Maurits thans wat hy heeft voorgenomen , Zodra de jonge held tot kracht zou zyn gekomen. De dappre prins omhelstnu Fredrik andermaal, En zegt: Hy zy het loon voor nwe zegepraal. Wie zou eene eedle daad , myn broeder! u misgunnen? En wie toch zou een' held als u iets weigren kunnen ? Uw waarlyk groote ziel, uw eedle heldena'art, Baart my zo groot een vreugd als uw triomf my baart. Uw opzet geeftmyn ziel te fchooner welbehagen, Daar gy u naar de wyze uws ffcamhuis wilt gedragen. De jonge Fabi hoort, naauw' tot zichzelv' gebragt,
Dat zyn verwinnaar zelf zyn wond' te heelen tracht, Ja, dat de prins hem wil aan Spanjes landvoogd fchenken, Dus weet hy niet wat hy van Nasfaus huis moet denken. Hy fchaamtzich, dat zyn vuist een' held beftreden heefc Die hem zo eel een blyk van ware grootheid geeft. Zyn edel hart, verrukt door deugd van die hem hoede, Verfoeit in 't heimlyk fel de Kastiljaanfehe woede, Daar Maurits, die de fchaamte in't hart des jonglings ziet, Hem ftreelt, en heusch vertroost in 't heimlyk hartsverdriet. Maar een tooneel min fchoon vertoontzich aanonze oogen,
H 3 Daar
|
||||
(,i M A U R 1 T S van NASSAU,
Daar Spanjes nederlaag, naar 's hertogs hof gevlogen
Op wieken van 't gerucht, den toorne ontbranden doet
In 't hart van 't hoofd des lands, en in zyn' hooffchen ftoet.
Men hoort hem Nasfaus huis en Maurits zwaard vervloeken,
En aan de Heiligen by God zyn voorfpraak zoeken.
Zo vloekte, in vroeger tyd, een trotfe dwaas den held
Die Isrel wraak verfchafte op 't Gadfche krygsgeweld;
Zo trachtte Balaks vloek 't verkoren volk des Heeren,
Door vrekken Beors zoon met gruwzaam wee te deeren;
Zo wekte Crasfus zwaard Atejus ongenae';
Zo ging weleer de vorst van 't fiddrend' Giiboa,
In Endors kimstfpelonk nan ftraf bre toovervloeken,
Zyn' byftand tegen 't heir der Ffliftynen zoeken.
Maar Spanjes legerhoofd, wat drift in 't hart gebied',
Berast by zynenvfoek en zyn gebeden niet:
Zyn heir, reeds faam' gerukt word flraks ten togt gedreven,
Ora, voor held Maurits korastaan Nieupoort hulp te geven;
Vergeefs: de prins, verhit door 't loflykst heldenvuur,
Voorkomt de Spaanfche magt voor Nieupoorts fterken muur,
Slaat ylings 't feger neer, berent terftond de wallen,
Belet den Kastiljaan niet flechts hem aan te vallen,
Maar dwingt hena, welk een drift hem tot den aan togt dryv'9
Dat hy verr' van den muiirzicri werkloos leegren blyv'.
|
||||
D E R D E Z A N G, tf3
Intusfchen komt het hoofd van 's prinfen watermagten,
Op 't prinfelyk bevel aan Nieupoorts ftranden wachten, Richt zyn gefchut naar't land, en dreigt den Kastiljaan, Zo hy verfchynen durft, het all'ter neer te flaan. Mendofa, door de fchokvan Maurits magt bekomen, Van dolle fpyt verhit, door wraaklust ingenomen, Daagt op voor 's hertogs oog, met grarafchap op 't gelaat, Daarzyne Hnkerha-nd in zyne zyde ftaat, Terwyl de rechter vuist, voor de oogen der foldaten, Ceftadig bonst op helm en yzren harnasplaten, En zich 't feivvrokkend* hart, door geen ontzag geftuit, Door een' befchuimden mond in deze woorden uit : Prins! kan men van den raoed der Kastiljanen vergen, Zich door der muitren hoofd dus ftout te laten tergen? Wy zien ons doorOranje op 't fchandelykst verrast, Een vesting, voor ons oog, baldadig aangetast, Door fchepen langs den wal ons in den togs bedVingen, Verhinderd om de fhd krachtdadig by te fpringen; Wy hooren van 't gefchut het donderend' gerucht, Zien 't fnorrend' bommenvuur geflingerd door de lucht, En blyven werkeloos, alsdf wy Nasfau fchroomen! Zo Nieupoort onverhoeds mogt worden weggenonaen, Dat licht gefchieden kan, naardien der muitren magt Niet
|
||||
C\ MAURITS van NASSAU,
|
|||||
Niet Cer belegering der vesting wierd verwacht,
(Die dus niet is gefchikt, gelyk men licht kan gisfen,
Totlangen tegenfland,; wat voordeelzult gy misfen?
Waaroin op onze beurt den ketter niet verrast?
Waarom zyn legerplaats niet ylings aangetast,
Terwyl hytusfchen ons en Nieupoort ligt befloten?
Ducht gy uw heir te zien door Nasfaus vloot befchoofen,
Ruk aan, dat oris gefchut die floute vloot beftryk',
En dwing* dat zy ons vuur op 't mini der zee ontwyk';
Dan zie de floute prins,zodra hy word beflreden,
De ontkoming op de vloot zich ylings afgefneden,
Zich door de Had gedrukten door onze oorlogsmagt,
En dus aan alien kant zich in den nood gebragt.
Ten minflen waag den ftryd, en hoop op 's Hemels zegen»
Uw krygsmagt kan de zyne in alles overwegen,
In grootheid vangetal, in oefning en beleid.
Voorzigtigheid te veel is geen voorzigtigheid.
Hy fchroomt, diecp zyn' tyd niets flouts zich durft vermeten;
Wie floutheid wel gebruikt, die mag voorzigtig heeten.
Ruk aan, en zo de prins uw' aanval al ontging,
Baar hem, daar 'tflaataanu, voor't minst belemmering.
De trotsheid, door die taal in 't Spaanfche volk ontfloken,
Doet eensflags aller bloed van woede in de adren koken; En
|
|||||
DERDEZANG. «s
En 't volk, dat, flecht betaald, gecn prang voelt van ontzag,
Eischt, met vermeetle taal, den optogt tot den flag, De aartshertog, door den nood ter opbraak aangedreven , Doet, doch met wederzin, ten togt bevelen geven; Veel liever had die prins, die al 't gevaar doordacht, Tot meerder zekerheid meer benden afgewacht. Gelyk een wolk die lang de vlamftof heeft vergaderd,
Gedrukt door zwaarte, traag een hooger luchtftreek nadert, Daar zy, eensflags gefluit door weerfland van den wind, In't vak der lucht de plaats van hare ontlading vind, Zo traag rukt Spanjes heir, hoe fterk ten ftryd genegen, Door's opperveldheers last held Maurits leger tegen. Men krygt dat in 't gezigt; maar niet een Kastiljaan Vind raadzaam met den prins, alom verfchanst, te flaan; All'wat men raadfaam acht, is niet meer voort te trekken, En zelf, met alle zorg, voor aanval zich te dekken* Zodra de prins het heir der Kastiljanen ziet,
Beveelt hy dat de vloot niet op den vyand fchiet, Voor dat de magt gefchikt tot beuking van de wallen* Den vyand dichter lokte, en hem was aangevallem Hy tergt flechts 's vyands oog door 't vuren op de Had, En zorgde dat hy nooit kon worden aangevat* Hy zag de Spaanfche magt noch niet ter plaats getrokken >
I Daar
|
||||
66 MAURITS' van NASSAU,
|
|||||
Daar hy die toe den flag behendig zocht te lo-kken;
En deze wachtte flechts een tydftip tot den Hag, Waarin zy beter kans, en zeker voordeel zag. Tervvyl de legers dus elkander kunftig mydden,
Daagt een dier helden op, gemeenzaam in de lyden Dier ridderfchap, wier hart de glori had gehecht Aan 't onnatuurlyk , dwaas en Godloos tweegevecht; Edn van dien heldendrom, voor wien Savedra 't leven- Van zyn' befaamden held op 't heerlykst heeft befchrever*. Het volk van.koning Phlips had noch een' hoogen trap, Der dolle razerny van Manchaas ridderfchap. Erbarmlyke eeuw, waarin des konings fchrandre vader, Zo groot door zyn beleid en heldenmoed te gader, Zo vevf zyn' hoogen rang verdwaald had afgelegd, Dat hy met Vrankryks vorst befloot tea tweegevecht, Uw flrafbre dolheid, toen door vorsten dwaas gefteven , Helaas! is onzen tyd noch grootdeels bygebleven ! Zy moest dus noch ten tyd' van Phlips, naar alien fchyn;,, Byzonder in Kastilje, in voile krachten zyn. De ridder die vddr 't heir des hertogs op kwam dagen, Om 't leven tegen ^en' van Nasfaus heir te wagen, Was een Albanier, aan Spanjes dienst verknocht, En die in waarheid (leirfc- met fpeer en Cibel vocht, |
|||||
DZ.KDELANG. 6?
Zyn oogmcrk, dat hy deed door 't gantfche heir veifpreiden,
Deed hem door 't juichend'volk tot's hertogs tent geleiden,
Daar hy geknield verlof van 't legerhoofd verzoekt,
Ten kamp met een' van 't heir welks leidsman hy vervloekt,
Welks krygsdeugd hy veracht, daar hy, als Roroes wr,eker,
Van zyn verwinning fpreekt als onbetwistbaar zeker.
De aartsher tog hoor t dien eisch geftaafd door's volks gefchreeuw*
En, aan *t gebruik verflaafd van zyn bedorvene eeuw,
Staat hy den trotsaart toe een' krygsman uic te dagen,
En , voor de heirfpits, 't hoofd in tweegevecht te wagen.
Gelyk een weeldrig ros, geteeld in Mekkaas dal,
Ontvlamd in oorlogswoede op 't fchel trompet gefchal, Met golvend manenhair en opgeftokene ooren, Door blazing en gebriesch zyn drift ten ftryddoet hooren, En trots in 'f veld verfchynt, zo trekt de fiere Albaan, Van zyn* heraut verzeld, op Maurits fchansfen aan. De lans drilt in zyn vuist. Op 't briefchend' ros gezeten, Doet hy, door zyn* heraut, zyn' wit de veldwacht weten, En zyn vermetele eisch, die ftraks door *t leger vloog, Brengtwoede en oorlogsvuur in ieder krygsmans oog. Zie I3ax, zie Van Der Aa, en andren, Maurrts fmeken, Den hoon van *t gantfche heir terftond te mogen wreken. Wat held word door den prins de glori coegeflaan, I a Om
|
||||
3 MAURITS'van NASSAU,
|
|||||
Om dezen Goliath in 't perk te keer te gaan ?
Ryhoven, vlugenfterk, beroemd door 't lyfverweren,
Beroerad door 't handelen van fabels en van fperen,
Ziet zich verlof vergund door Nederlands grootften held,
Te kampen tot's lands eere op 't afgeperkte veld.
Straks kuscht hy's prinfen hand, en naar de fchans gevlogen,
Xreed hy met fieren tred den ridder onder de oogen;
Hy roept: Wie ge ook moogt zyn, heldhafte Kastiljaan!
Ryhoven neemt verheugd uvv moedig voorftel aan,
Op veldheer Maurits last, die my tot eer moet ftrekken;
Doch daar welhaast de nacht de legers zal bedekken,
Verfchuiven vvy den flryd, tot wy by zonnelicht
Ons ftorten op elkaer voor elks ontwaakt gezigt.
De Albaner fterrtt dit toe, en keert by 's hertogs vaenen,
Verwelkomt door 't gejaich der trotfe Kastiljanen,
Wier hart, op't hoogst gerust op 's krygsmans moed en kracht,
De zege in Yoorlogsperk voor hem als zeker acht.
Ryhoven keert terug, en op 't vervrolykt wezen
Staat voor der helden oog een zedigheid te lezen,
Die hem by de overften een voorkeur waardig maakt,.
Ter oefning van een wraak daar aller hart naar haakt.
Intusfchen was de dag aan 't Westpaleis gekomen,
Terwylde vale nacht in 't Oosten wierd vernoraen,
|
|||||
D E R D B Z A N G. (g
En flaap van tent tot tent zagttredende aangefpoed,
Zyn zoet geweld aan 't oog des krygsraans voelen doet. Alleen de prins en 't volk ter werking uitverkoren, Doen fterker dan voorheen 's lands oorlogsdonder hooren, Die Nieupoort davren doet, alom door 't luchtruim bruit, En 't Kastiljaanfche rot met fchrik en fpyt vervult. |
||||
MAURITS van NASSAU.
|
|||||
V I E R & E Z A N G.
JOj e n overoud gebrwle, doordeeefte fcerk van Romen
Godvruchrig ingefield3 en plegtig aangenomen Door wat tot op deez' dag de ware onfeiJbaarheid Der Roomfche moederkerk, met hart en mond, beleid Word ter bekrachtiging van een geheiligd leven Den mensch,door'spriesters mond, alsnutdg voorgefchreven*
En inderdaad elk deel van dezeplegtigheid, _ Word en van Jezus dood of lyden afgeleid. De priesterlyke tred naar deopgefierde altaren,
Herinnert aan den geest der faani'gevloeide fchaeren, Den gang dien Jezus deed by aanvang van zyn wee, Naar't eertyds fchoon, doch nu verwoest Getfemane, 't Gebed des Hemeltolks voor 't offren zal beginnen, Brengt, volgens Romes wit, den Roomfcheleek te binnen 't Gebed dat Jezus deed, vernederd in het ftof, Daar de engel, afgedaald van 't glansryk Hemelhof, De kelk aan Goel bood, om hem in 't nadrend' lyden, Dat Adams kroost van \ wee des afgronds raoest bevryden, Tefterken, en zyn hart, door droefheid aangedaan, |
|||||
■mi ,pMW(. ■» Hi."- " -- ■ - ■
|
|||||||
V I E R to R Z d N G. 7i
Te'waapnen tegen 't leed dat hy had door te ftaan.
't Gebuig des priesters toont hoe Jezus, neer gezegen,, En uitgeftrekt gedwee in 't ftof der aard' gelegen, Beladen met all' 't geen de fterveling misdeed, Een zee van druplen bloeds angstvallig heeft gezweet. De priesterlyke kusch gegeven aan de altaren, Verbeeld aan't zuchtend' hart der neergebogen fchaeren, Den fnooden gruvvelkusch, waarmede Iscariot Den heiland levren moest aan 's overpriesters rot; Een kusch , helaasi te veel in de eeuw die wy beleyen, Ter fmart, ten val der deugd noch in gebruik gebleven; En die, elk' menfchenvrind ter harde droefenis, Doet zien hoe 't Judasras niet uitgeflorven is. Hoc Christus, aangevat doorzyner haatren handen, Als booswicht wierd geleid, geboeid in flrenge banden, Vertoont des priesters gang naar 's outers hoogen hoek, De rustplaats op deez' tyd van 't Godgewyde boek. Des priesters aanhefhier, all'wat hier word gebeden, Toont wat Gods groote zoon van Annas heeft geleden-» Met:" Heere! ontferm u ons!" geittt door's priesters mond, Herinnert aan den geest wat Petrus laf beitond , Toen hy zyn' meester, zelfs by aanvang zyner fmarten, Verloogchnen durfde,in plaats van'twee met hem te tarten; 't Is
|
|||||||
J* MAURITS van NASSAU,
't Is een gebed tot God, dat hy ons hart getrouw
Aan hem die voor ons leed ten alle tyden hou\
De priester keert zich om,en geeft het volk den zegen:
Die omkeer moet het volk met ernst doen overwegen,
Hoe Petrus, weergekeerd van zyn verloogchening,
Vergifnis als een loon van zyn berouw ontfing.
't Geen thans de Godstolk leest, in heilig vuur ontftoken ,
Brengt die befchuldiging onzinnig uitgefproken
Ten nadeel van Gods zoon, voor's landvoogds rechterftoel,
Te binnen aan een hart vol teder dankgevoel,
't Verdragen van het boek van 't outers hoek naar 'c middens,
En 's priesters binnen mondsom kracht en wysheid bidden,
Moet toonen hoe de borg van \ zondig aardsch geflacht
Naar 's konings huis, op last des landvoogds, wierd gebragt,
Daar hy, hoe 'took denvorst in gramfchap mogt ontfteken,
Zich niet verwaardigd heeft e'en woord hem toe te fpreken.
't Geen hierop volgt verbeeld ons Jezus lydfaamheid,
Daar hy op nieuw naar 'c hof des landsvoogds word geleid,
Nadat hy 's konings geest tot lagen fpotlust wekte,
En tot een' fchimp van hem en 'tfpotziek hof verftrekte.
't Ontdekkcn van de kelk, herinnert ons den wrok
Van 't rot dat Jezus kleed met fmaad van 't lichaam trok ,
Om *t onbevlekte Jyf, dat onze fchuld moest dragen,
Te
|
||||
V I E R D E Z A N G. rz
Te foltren door de fmart der ftrengfte geefelflagen.
De opofFring van het brood, de opoffring van den wyn,
Moet in 's volks oog 'c begin van 't bloedig offer zyn,
Waardoor Gods groote zoon een' God door ons beledigd
Met ons , elendigen ! weldadig heeft bevredigd;
Daar 't dekken van de kelk ons ter herinring ftrekt,
Hoe Jezusfchedel wierd met doornen overdekt.
De vingerwasfching toont ons't wasfcben van de handen,
Van't heerfchende opperhoofd der Roomfche dwingelanden,
Enftelt ons leerzaam voor, hoe reine onnozelheid
Somtyds door wie haar drukt in't hart word vrygepleit,
En moedigt dus ons aan om Jezus na te ftreven
In reine fchuldloosheid, en een geheiligd leven.
De priester wend zich om, en fpreekt de leken aan:
Dit toont ons hoe Gods zoon voor't volk ten toon moest ftaan,
Toen 't,,Zietden menschPvoor 't volk,in dolle woede ontfloken,
Door Romes landvoogd wierd met nadruk uitgefproken.
't Geen thans de priester leesc herinner' 't Jeerzaam hart,
Het vonnis 't welk een rot dat 's Hemels gramfchap tart,
En roepen durft: Zyn bloed moge ons ter wraakftem wezen!"
Den vromen Jezus heeft, als booswicht, voor doen lezen.
Zie Christus op den weg nu onder 't kruis gebukt,
En hoe hy 't bleek gelaat heeft in den doek gedrukt,
K Ver-
|
||||
71 MAURITS van NASSAU,
Verbeeld door druk der kelk met priesterlyke handen.
Befchouw hierna Gods zoon door zyne dwingelanden Genageld op het hout, daar hy de wreedheid duld Ten zoen van's Heraels toorne, oncvonkt door's rnenfchen fchuld; In 's offers zegening is dit tafreel gelegen , En 't offer inderdaad verdient en dank en zegen, Daar 't fchande en fmaad, ja dood gewillig onderging, Opdat Gods vloek voor ons verkeerde in zegening j Noch meer, 't opmerkfaam hart ftell' zichhierby te voren Hoe Jezus liefdefchicht de harten raoet doorboren, En dankbaar denken doen, datieder druppel bloed Ons afeischt hoe de ziel zyn dood gedenken moet. 't VerhefFen van het brood moet ons te kennen geven ,, Hoe Jezus wierd aan't kruis op Golgatha verheven : Hier triomfeert de held, de eer fpruit hier uit de fchand'; *t Kruis ftrekt hier ten altaar, en 't lyf ter offerhand'. Het opgeheven vocht, dat eerst de druif deed gloeijen, Verbeeld nu't heerlyk vocht dat we uit de wond' zien vioeijen: Gegeven in de zy% door 'skrygsrnans fpeer gekwetst, Een vloeijing in Gods woord den Christen afgefchetst. 't Gebed thans door den mond des priesters aangeheven* Verbeeld ons Jezus liefde op *t einde van zyn kven, Die hem, in 't feist der finart die hy voor't menschdom leed, Voor
|
|||
.-..-- - - --------_-----------__
|
|||||
V 1 B R D E Z A N G. 75
Voor't heil van 't aardsch geflacht zyn' vader bidden deed.
De Godstolk kloptzich thans, als diep verncerd , voor'tharte, En wekt in aller ziel 't gevoel der zondenfmarte, Herinrende aan den geese die 't all' hier gade flaat, Dat boete ons zalig maakt, en nirnmer komt te laat, En hoe den mowdenaar, naast Jezus vast geklonken, Ter gunst van zyn berouw vergifnis wierd gefchonken. Thans duid het kort gebed de zeven woorden aan, Die Jezus in de dood aan 't kruishout zyn ontgaan. De breuk der hostie, flraks voor't oog des volks verheven, Herinnert ons Gods zoon gefcheiden uit het leven, En welk een tempel thans, als Jezus had voorzegd , Voor 't menfehelyk geflacht een wyl verbroken legt. Thans zien we een deel des broods ten grond des bekers dalen, Waardoor de Roomfche kerk den leek tracht af te malen, Hoe Christus, die met de eer der overwinning praalt Op dood en hel, een wyl ten afgronde is gedaald , Ten blyke hoe de held, na fmaadheid, dood en wonden, Geweld van graf en hel voor eeuwig heeft verflonden. De priester klopt gedwee zich weder voor de borst, Ten blyke hoe in 't uur waarin de levens; vorst Zyn' geest den vader gaf, de hoofdman over honderd, Op 't zien der wondren in dat tydilip hoogst verwonderd, K 2 Wei
|
|||||
;6 MAUR1TS van NASSAU,
Wei verr' dat hy zyn deel aan Jezus dood verfchoon',
Door diep berouw gegriefd, hem uitriep voor Gods zoon;
En 't volk bedenkt daarby den wondren weg des Heeren,
In 't werken op de ziel, en 't onverhoeds bekeeren.
Het brood door 's priesters raond gedaald tot in den buik,
Schetst ons, naar 't ware wit van Romes kerkgebruik,
Hoe Jezus, daar het graf zyn dood als waar moest ftaven ?
Als menschin *t ingewand der aarde wierd begraven ;
Waardoor de mensch zich voelt den heilwensch ingeflort,
Dat zyn bekeerde ziel eens Jezus rustpiaats word*.
De priesterlyke hand doopt thans de vingrentoppen,
Ter zuivring, in de kelfc , gevuldmet druivendroppen*
Opdat de geest gedenke aan Christus balzeming,
En dat de zondige en fleeds zwakke fterveling,
Tot weering van 't verderf des harten, vroeg of fpade
Den balzera noodig heeft der HemeJfche genade*
De lezing die thans volgt toont zinnebeeldig aan ,.
Dat Jezus ligchaam 't graf met luister is ontgaan;
Een plegtigheid gefchikt om ieder aan te pryzen,
Ten fpocdigfte uit den poel der zonden op te ryzen.
De priester wend zich om, enfpreekt deez'zegen mvT
Met opgeheven hand: De Heere zy met u!"
Herinrende aan den geest de troosttaal uitgefproken
Doasr
|
||||
V I E R D E Z A N G.
|
|||||||
77
|
|||||||
Door Christus, na zyn magt de doodboei had verbroken,
Toen hy zyn jongeren, en vrindenrei byeen Vergaderd in zyn' naam, zo menigvverf verfcheen ; En in 't boetvaardig hart is Araks de wensch gerezen, Om daaglyks meer en meer met hem vereend te wezen. By 't geen den!priester thans met diepen eerbied leest, Komt Thomas ongeloof de fchaeren voor den geest; En 't hart roept Jezus aan, om 't in dit flerflyk leven Van zyn genade een' flraal van zo veel kracht te geven, Alsof't met Thomas oog die diepe wonden zag, Waarin, op Jezus last, hy zyne vingren lag. Voorts eindigt voor 't gezigt der neergebogen fchaeren > Het treflyk zinnebeeld van Jezus hemelvaren, Dat van 't Apostehverk , en zending van den geest > Dit by deRoomfche kerk geheiligdofferfeest, Dat, dagelyksgevierd, ten dienst derzielbelangen,. Den welbekenden naam van Misfe heeft ontfangen, Van '% Misfach der Hebreen, dat woordlyk uitgelegd, Zo veel als offerande, of vrye zending zegt. Is 't mooglyk, dat een reeks van grootfche plegtigheden,
Weldadig ingefteld om by de kerkenleden, Het lyden van Gods zoon voor ieder' ilerveling, Te drukken in den geest door daaglykfche oeifening, K 3 En
|
|||||||
7Z
|
MAURITS van NASSAU,
|
|||||||
En dus den Roomfche leek eenvoudig voorgefchreven,
Tot een bekrachtiging van daaglyks heilig leven, Door tyd, die't all' verderft, alom zyn' fcepter zwiert, 't Verfterkend' midden zelfs voor de ergfte fchelmen wierd! Helaasl niet dan te veelgeeft elk gezinte ons blyken, Hoelicht de mensch van 'tfpoor van Godsdienst af kan wyken; Zo word in ieder kerk, fchier daaglyks inderdaad, De bron van alien goed de bron van alien kwaad. Clement had in de Misfe een nieuvve kracht gevonden,
Omzynen opperheer met moordgeweer te wonden; Zy fterkte in Raveillac die heete zucht tot moord , Diegrooten Henrik heeft in 't gudzend'bloed gefmoord; Zy wrong 't gevloekt geweer in fchelmfchen Gerards handen, Dat Willem flagtte aan 't woen dec Spaanfche dwingelanden; Thans zoekt de wreede Albaan, ten tweegevecht bereid, Verfterking aan dit groote en eedle plegtigheid, Die Jezus zagt geduld ons afbeeld in zyn lyden, Verfterking om met een' van 's ketters heir te ftryden: Zodra des priesters hand den geest der leken fchetst, Hoe Jezus zyde wierd door 's hoofdmans fpeer gekwetst, Vermeer de Albaner zich den liefdevorst te fnjeken, Dat's Hemels hulp hem't hart zyns vyands doe doorfleken. Zo durfdein vroeger tyd, een boos ontwerp ter gunst, |
||||||||
V I E R D E Z J N G. 79
De fnoode priesterfchap der helfche tooverlumst,
Zo ydel in zichzelve als ftrafbaar in Gods oogen,
Gods naam by 's duivels naam op 't fchandaitaar verhogen ,
Het aklig nachtfloers dekt 's Albaners gruvvelbee'.
Zodra de zon het hoofd vertoonde op 't vlak der zee ,
Haakt weerzydfche oorlogsmagt, metpynigend verlangen,
Naar 't uur vvaarin op 't veld de tweeflryd aan zal vangen.
In 't eind', de vlugge tyd baart eindelyk dat uur.
Held Maurits flaakt een wyl het dondren op den muur, Stygt op de legerfchans, omfhiwd van heldenfchaeren, En vvacht den Goliath van 's lands geweldenaren. De aartshertog, Mondragon, de geemlyke admiranr, En verdre legerfloet van Neerlands dwingeland, Vertoonen zich op 't veld, om een gevecht te aanfchouwen Waarin zy op de hulp der moedermaagd vertrouwen. By 't fleken der trorapet, die klinkt langs flrandendal, Vertoont zich 't flrydren paar voor beider Iegerwal. De Albaan, in blinkend flaal gedoscht van top tot teenen. Op't afgerechte ros met trotfen tred, verfchenen, Houd ftand, daar zyn party zich op een' afftand houd Ten renloop, op wiens fchok weerzydszich'thartvertrouwt. Het fchel trompetgefchal doet hen de iansfen vellen, En op hun vliegend ros elkander tegen fnellen. Met
|
||||
8o MAURITS van NASSAU,
Met een gelyke kracht, en op eenzelfden tyd,
Gevallen op elkaer by aanvang van den ftryd,
Doet die verwoede ftoot, elkander toegedreven,
De beide helden doende op hunne zadels beven,
De lans, in beider vuist beroemd enhoogst geducht,
Gefplinterd, by 'tgeknak, verftuiven door de lucht.
De rosfen, forsgeftuit, flaan drillende op de voeten.
Het ftrydend'paar, belust elkaer op nieuwteontmoeten,
Rukt dus, niet in hunn' wrok als in hunn' loop geftuit,
Gezwind met de yzren vuist de heldenleramers uit.
't Door kracht geduchteros, getemd door kunstvermogen,
Word door een' enklen draai der linker hand bewogen >
Terwyl de rechter vuist en ros en ligchaam dekt,
Met een behendigheid die elks verwondring wekt,
't Vyandlyk hoofd belaagt, door 't borstfluk trachtteboren*
En flag by flag op helm en harnasplaat doet hooren,
Een fchorgeldikklak vormt, daar't zwaard gekitstop't zwaard,
Den zonflraal van zich kaatst, en duizend vonken baart.
Het vierde deel eensuurs was nu reeds afgeloopen,
Daarbeurtlingshoop en vrees de weerzydfche oorlogshoopen
Haar' invloed voelen doen, naar dat de kans zich keert
Ten zege of val van hem die de eer zyns volk verweert.
's Albaners zadelriem in 't eind\ te fterk gedrongen
Door
|
||||
V I E R D E ZING. 8i
Door 't werken van den buik van 't kampros in zyn fprongen,
JBarst met een'flag vaneen, waardoor de woeste held Eensflags geworpen word op 't zandig oorlogsveld. Al 't Spaanfche volk acht hem, hy acht zichzelv' verloren; Oranjes volk acht zich de zege alree befchoren, 't Verheft een' vreugdekreet. Ryhovens heldendeugd Bedriegt wat zich bedroeft, en all'wat zich verheugt: Een zege op hem dien 9t lot den rug fchynt toe te keeren, Op hem die, buiten fchuld, niet meer zich kan verweeren, En die door toeval, dat den besten oorlogsman, Hoe fterk,hoe afgericht, hoe flout, verrasfen kan, Zich buiten ftaat bevind om zich de dood te onttrekken, Is een triomf by hem die hem ter fchand' zou ftrekken. Hy fluift ten zadel uit, en reikt zyn hand den held Die aan zyn voeten is in zyne magt gefteld, Enzegt:,, Sta op! de man die krygslaurier wil plukken j, In tweeflryd, dien zich nooit van 's vyands ongelukken: 'k Wil voor de zege niets verfchuldigd zyn aan 't lot, Maar aan myn braafheid veel, in 't aanzien van uw rot.'* Wei verr' dat door die taal de toorn' zou zyn bezweken, Doetfchaamte enfpyt dienmeerin 's vyands boezem fpreken* 't Kortftondig vreugdgefchreeuwder ketterfcheoorlogsmagt, Geeft in *s Albaners hart de wraak een nieuwe krachtj L De
|
||||
8* MAURITS van NASSAU,
|
|||||
De weldaad hem betoond doet hem in woede blaken;
Zo zien wy nooit de flang haar' wreeden aart verzaken .* Zy zal, verkleumd doorkou', de vuist der dood ontgaan , Zich ftorten op den man die haar heefc bygeftaan. De Albaner, door den held naauw' van den grond geheven,
Beflaat zyn weSrparty zo fors een* flag te gevert Op 't harnas by de borst, dat door eene opening Ryhoven onverhoeds een diepe wonde ontfing; Hy ziet een' flraal van bloed langs 't blanke harnas vloeijen, En voelt op dat gezigt zyn flryddrift fterker gloeijen, Een fnelle vlam gelyk die reeds 't gebouw verteert, En door ontftekend vocht haar krachten voelt vermeerd. Hy doet, door eenen flag, zyn' vyand zuizebollen , Den zwaargekloofden helm van't hoofd langs't flagveld rollen? En houwt, daar rioch de Albaan zich fpitst op tegenftand. Hem, door een' tweeden flag, ter neder in het zand* Dat vreeslyk flraf gelaat, met loodverf overtogen , Dat hevig brandend' vuur eensflags verdoofd in de oogen> Toont all' wat hem belchouwt den flag der doodzeis aan; Hy flerft, en 't bleek gelaat blyft fchriklyk dreigend' flaan. Straks word door Nasfaus heir e^en vreugdkreet aangeheven^ Terwyl de bleke fchrik den Kastiljaan doet beven » Die in't verderf dea mans die thans is. neergeveld, Zich
|
|||||
FIERDEZdNG. 83
Zich 't naderend* verderf van 't gantfche heir voorfpelt.
Ryhoven keert te rug naar grooten Maurits tenten,
Met een gelaac gefchikt om eerbiedin te prenten, Met zo bedaard een' tred, en metzo koel een' geest, Als waar' dat bloedig werk zyn daaglyksch werk geweest. Ter veldfchans, by't gejuich van 't krygsvolk, opgeflegen, Ziet hy zyn vuist vereerd met's prinfen heldendegen, Daar Maurits, met een' lach gemengd met majefteit, Den dapren oorlogsman met deze loffpraak vleit: j, Ryhoven zal zich licht voortaan, na zulke blyken Van moed, by grooter man dan Maurits vergelyken." By 't lyk des oorlogsmans noch zwemmende in zyn bloed >
Verzamelt zich terftond een eedle heldenftoet Van Maurits legermagt, me£doogend' toegefchoten; Het ligchaam word getorscht door Nasfaus legergrooten, En word denKastiljaan, door fchaamte en fchrik ontroerd, Met ftatelyken tred grootmoedig toegevoerd. Dat hangend' hoofd, die kloof ter harsfens ingedreven , Dat bleek gelaat, met bloed enaklig zweetomgeven, Die opgefpalkte mond, dat lang en flepend' hair, Die flappe leen getorscht door Nasfaus heldenfchaer', Wieroog diekoude vracht vereert met zuivre tranen, Verwekt een treurtooneel in 'their der Kastiljanen, L a Waar-
|
||||
84 MAURITS van NASSAU,
Waarby, in 't feist des druks, een onbedwingbre fpyt,
Ontftaan uit *s vyands deugd, 't laagaartig hart doorfnyd. De aartshertog, de admirant, in fchaamte weggezonken, Zyn buiten ftaat gefteld den moed des volks te ontvonken* En dekken? *c oog des volks ontweken in hun tent, Eene yzing die hun hartvoorheen nooit had gekend. De prins, zodra de Albaan den tweeflryd had verlorenr
Doet tot bederf der ftad op nieuw zyn* donder hooren; Maar nauwlyks onderricht van 's vyands wares ftaat, Neemt hy geen oogenblik den veldflag in beraad. Het eerst wat hy befloot was, voor den ftryd te wage% Het Kastiljaanfche heir meer yzing aan te jagen, . Een ftoutheid doende zien, die in een' oorlogsmani Die twyfelt aan de zege onmooglyk vallen kanr Hy geeft terftond bevel, in 't byzyn van zyn bendenr Dat ylings zieh de vloot naar 't ruim der zee zal wenden> Opdat zyn oorlogsvolk in 't nadrend' krygsbedryf r Geen enkle zweem van hoop ten aftogt overblyv r En zond den Kastiljaan, die hem en zyn foldaten Geen' weg dan *t vlak der zee ten aftogt had gelaten* E&nzelfde boodfchap toe, als-eertyds Cortez zond Aan vorst Montezuma r toen deze aan hem zyn' grond,. Door zyn' gezant,omftuwd van barsziende oorlogslieden > |
||||
JBPP" ' ' "
V I E R D E Z A N G. 85
Op ftraf van *s keizers wraak, hoogmoedig deed verbiedea
Held Cortez greep een toons in zyne kloeke hand,
En flak zyne eigen vloot ftoutmoedig in den brand;
Straks fraolt de zeemagt weg op't buldrend' vlak der flroomen 5
Toen fprak hy, op een* toon die's ryks gezant deed fchroomen:
Zolang myn vloot hier lag, dacht gy, ter goedertrouw,
Dat ik, door u gedreigd, van hier vertrekken zou:
Ga, zeg uw' meester nu, wat hoop hem is gelaten
?, Dat ik myn* optogt ftaak' naar 't binnenst van zyn ftaten."
Dus trof Kastiljes trots weleer den Mexicaan,
En dus fnuikt Maurits trots dien van den Kastiljaan,
Door met zyne eigen hand aan *t legerhoofd te fchry ven:
Zolang ik myne vloot aan deze kust deed biyven,
Liet ik aan u de hoop, dat ik Iangs 't vlak der zee
U kost ontgaan: myn vloot neemt al u\v hoop thans meeV
Ik heb voor Nieupoorts wal myn heir niet neergeflagen,
Dan om met Spanjes magt een oorlogskans te wagen."
Die taal, 't vertrek der vloot, die flraks aan't oog ontging,
Vergroot in 's heTtogs hart en heir de fiddering.
Drie fchepen zyn alleen by 't fcrmi'mend* ftrand gebleven,
Om op de zy' van 't heir des vyands vuur te geven.
Zodra de vloot het oog langs 't zeeruim was ontgaan,
Rukt Maurits links af voort, en nader flrandwaarts aan* L 3 Zyn '
|
|||
"■ -■»,-- .. -r' ' "-- ": '■" '" -"";'
85 s MAURITS van NASSAU,
Zyn ruitery vertoont een bosch van hooge fperen.
Hy volgt die op den voet, met Bax, de dappre Veeren,
En flouten Van Der Aa, den wellust des foldaats,
En laataan Fredriks moed 'c bewint der legerplaats.
Men fpoed flechts langfaam voort, om'trosnietaf tematten,
En dus, zo Spanjesmagt de ruiters aan mogt vatten,
Ten flryd gereed te zyn. Zodra de ruitery
De hoogte heeft bereikt van's vyands legerzy',
Krygt woeste Gusman last ommet zyn ruiterbenden ,
De ontrusting die men ducht met nadruk af te wenden:
Zodra deze oorlogsman op 't vlakke flrand verfcheen,
Wierd vvederzydfche magt bloedgierig handgemeen.
De vlugge Van Der Aa, door Maurits zelv' gefleven,
Vliegt, als een pyl met kracht van zynen boog gedreven,
Op 's vyands voorfpits aan; maar zyn gezwinde loop
"Word onverwacht verduurd door Gusmans oorlogshoop.
Men moord, men wond, men dreigt, houd fland aan beide zyden;
De moed doetNasfaus prins, de wanhoop Gusman flryden*
Befchouw de Veeren reeds vermengdby 's vyands magt,
Zie Bax, ondanks een wonde aan 't hoofd hem toegebragt,
Waar ook zyn fabel treft of helm of harnas kloven;
Ziedappren Van Der Aa ter reijen ingefloven,
Daar hy ten neder flaat all' wat hem flechts genaakt,
En
|
||||
V I E R D E Z A N Gs 8f
En midden in den hoop een fchriklyk bloedbadrnaakt;
Maar zie voor al den prins heldhaftig ingedrongen, Daar hy, door Gusmans vuist op't onverhoedst befprongen, Gelyk is aan een'leeuw, in't perk ten kamp gefteld, Door dolle tygerwoede en hondenmuil gekweld. Het heldenpaar, volleerd in oorlogsoefeningen, Beproeft elkander fors ten zadel uit te dringen; Vergeefsl daar fchok of ftoot niets in die proef vermag, Beproeft men op elkaer den forsfen fabelflag. Terwyl men *t flrydend' paar, in hun vermengde benden,
Tot wederzydsch verderf het alles aan ziet wenden, Befloot de aartshertog ftraks, om zyne ruitermagt Te flerken door een deel van zyne wapenkracht; Doch naauwlyks had dit volk ten duinvoet ftand gegrepen, Oft word terftond begroet door't vuur van Warraonds fchepen , Wier kiel, door hulp van 't zeil, een zekre ligplaats won, Van waar 't gefchut het volk ten duinvoet treffen kon, Schuin langs de magten heen, die niet meer in geleden, Maar onderedn gemengd met fabelflagen ftreden. Noch ftreed de dappre prins met Gusman hand aan hand: Elk hunner houd met kracht noch in den zadel ftand. Ee helm des Kastiljaans, misvormd door, brede kloven, Zien we eindlyk van de kruin langs *t ruUe zand geftoven; Zyn
|
||||
S8 MAURITS van NASSAU,
|
|||||
Zyn yzren wapenrok, gebeukt door flag en floot,
Stele hem aan 't heldenflaal van grooten Maurits bloot; Maar zyn gezwinde vuist keert noch zyn' vyands flagen, En't felverhitte brein durft noch den prins belagen. Die held eert in zyn hart zo flout een' oorlogsman, Dien hy zich zyner waard' in 't flrydperk noemen kan, Begunfligd door de hulp des Gods der legerfchaeren, Klooft's prinfen vuist,daar't hart denflryder wenscht te fparen, Met harden wederzin in 't eind' 't onthelmde hoofd. De krygsman flort ter aard', van 't levenslicht beroofd; Hy uiteen1 fchellen kreet,en ftraks na zyn ontzielen Licht Spanjes ruiterbende aan alien kant de hielen, Terwyl de hertog zich dat treurtooneel onttrekt, En, yzend', zyngezigt met beide handen dekt. De prins, na s vyands vlugt, doet flraksmeer oorlogslieden
Uit zyne legerplaats op 't vlakke flrand ontbieden, Ter houding van een' grond dien nuzynvolk bezat, En dien hy tot den flag ten hoogfle noodig had. StraksdoethyGusmanslykjvertrapt,misvormd door wonden, In 't midden van de doon in 't bloedig flyk gevonden, Vervoeren naar het heir dat's krygsmans dood befchreit, En Maurits flaauwlyk roemt om zyn grootmoedigheid. Begruisd met flof en bloed in't heir terug gekomen,
Word
|
|||||
V I E R D E Z A N G. S9
Word Barneveld door hem in zyne tent vernomen,
Daarhy, nit naara des flaats van 't lydend' Nederland, Hem welkom heeten kwam voor Nieupoort en op 't flrand, En verder met den held in een gefprek moest treden, Van 't geen 'er dient verricht in deze omflandigheden. Reeds had hy uit de kiel waarmee' hy 't leger zocht, Gezien dat by de zee een aantal krygsvolk vocht; - d Thans in 's lands heir geland, ziet hy held Maurits pooging
Gelukt, en 't all' geflaagd naar 's oorlogsmans beooging. Hy vind des prinfen magt, fpyt alien tegenftand, ;. Verfchanst voor Nieupoorts wal, en wel gevest' op 't flrand j En 't heir des Kastiljaans in alles voorgekomen; Maar 't harr,door valfche vrees voor Maurits ingenomen, Beklaagt zich dat het land van zulk een' moedig man, Zich niets dan harden dwang in 't eind' beloven kan. Die waan doet hem den prins met geemlykheid ontmoeten, Zich uitende in gefprek en een gedwongen groeten, Schoon hy zichzelv' verpynt nu hy zyn hart bedekt, En zyne geemlykheid aan 't vorstlyk oog onttrekt; Maar Maurits was geen man die zich door fchyn deed doeken, Geen fchranderheid, hoegroot, kon dezen held verkloeken. Hoe hard een zelfbedwang 't zyn moedige inborst zy, Hy veinst als merkt hy niets van 't hart van zyn party; M En
|
||||
V
|
|||||
9o MAURITS van NASSAU.
En toont, met minzaamheid , by al die hem aanfchouwen,
Aan gryzen Barneveld een kinderlyk vertrouwen.
Kan 't vreemd zyn dat door last van zo veel zelfbedwang,
In mannen reeds verdeeld in afzigt en belang,
Een zucht in 't blakend' hart gevoelig wierd ontfloken,
Om 't juk dat beide drukte in 't eind' te zien verbroken?
Is'tvreemd, daarhier de flerkfle in waarheid meest verdroeg,
Dat alles aan de zy' des flerkflen overflocg ?
Gefchiednis, liet men zich niet door belang verblinden,
Deed ons meer Mauritfen en Barnevelden vinden.
Na weerzyds wys beraad van 't geenmen moest beflaan>
Spreekt Nasfau Barneveld met deze woorden aan: Gy ziet der leegren lage, en de affland tusfchen beiden Laat thans hen niet meer toe om zonder flag te fcheidei? * Zo ik op morgen hier niet aangegrepen word', Vertrouw dan dat ik my op 't vyands leger flort'. Gy, nutloos in den flryd, en nuttig voor 's lands zaken, Hebt met den Kastiljaan voor Nieupoort niets te maken; Beflry hem in den raad, en laat de zorg aan my, Hoe ik den Kastiljaan op 't flagveld best beflry'. 't Lot is onzeker, zelfs in best beraamde flagen: Ontzie, 't is myn verzoek, uw hoge levens dagen. Men vind me in Fredrik we§r, zo Maurits word geveld, Maar
|
|||||
V I E R D E Z A N G. 91
Maar in wat man van ftaat hervind men Barneveldl
Vertrek, voor dat de zon de Westkim zal verlaten. Betuig, in Maurits naam, zyn'eerbied aan te flaten, Zyn' yver in hunn' dienst, en dat zyn laatfte bee' Zal zyn dat God dit volk ontheffe aan al zyn wee. Maar zo een heir ontdaan van alle doodverfchrikking, Zo oorlogsoefening, gepaard aan goede fchikking, Aan de eenezyde, en zo meteen ten andren kant Verwarring met den fchrik en wanhoop famenfpant, 'k Zeg, zo dit grond verfchaft tot billyk zelfvertrouwen, Dan moogt gy voor den ftaat de zege zeker houen. Voor 't laatst, zeil v66r de nacht van deze kusten weg. 't Is thans geen tyd van ftaats-, maar oorlogsoverleg. De gryzaartziet den prins verzonken in gepeinzen, Na 't uiten van die taal, een weinig rugwaarts deinzen, Zichplaatfendeaaneen' disch, waaropeen fchets van 'tfirand* En beider leegren lage, ontworpen door zyn hand Ontrold legt , en zyn oog, gekeerd naar alle zyden, Schynt met den Kastiljaan reeds op 't papier te flryden. Wei verr* dat Barneveld hem in die peinzing fluir', Begeeft hy zwygend' zich ter oorlogswoning uit, Wint zynbereide kiel waarraee' hy was gekomen, En fpoed van Nieupoorts ftrand door't rollend* vlak derilroomen. M 2 De
|
||||
MAUH1TS van NASSAU,
|
|||||||
$>a
|
|||||||
De aartshertog , die 't ontwerp van Nasfaus prins doorzag,
Maakt zich, uit hogen nood, thans vaardig tot den .flag, En veinat, om't oorlogsvolk een' nieuwen moed tegeevenr Als wierd zyn hart met vreugd ten optogt aangedreven* Gemeenlyk brengt een moed uit harden nood ontftaan* Een hart vol hovaardy de ftoutfte wanhoop aan; En dees} door goed beleid en dwepery geiteveny Heeft veelmaals wonderen van dapperheid bedreven* De aartshertog wist dat hy een volk te leiden had, Dat zich den kryg verftond, en oorlogsdeugd bezat, Maar dat door bygeloof, meest fterk in ongelukken f Den heldenmoed aan 't hart zich lichtlyk liet ontrukken,. Daar 't even licht van 't kwaad dat hen den moed benam, Als't wierd metkunst gebruikt, zyn krygsdeugd weer bekwam- Wie 't menfchdom leiden wil, moet kunftig een van beidea Beftaan: hy moet den mensch beftryden of misleiden; Al wie die groote kunst ontbreekt in 't hoog gebied, En 't hart niet roeren kan, hoope op de menfchen niet. De veldheer, die den ffcryd moet onvermydbaar achten:, En van't vertfaagde volk geen wondren kon verwachten > Beklom zyn prachtig paard, fchaert al zyn volk byeen,, En fpreekt in deze taal tot hoofden en gemeen: Kasciljes heldejil gy,. die 't aardryk deed gewagea
|
|||||||
F I E R D E Z A N G. 93
Vanuwe dapperheid, in honderd zware flagen;
Gy, die door Alvaas moed in't oorlogsveld geleid,
Den muiter Willem dwongt, door uw kloekmoedigheid,
Dit land, dat hy alom baldadig af deed fchuimen,
Half naakt,metfchand'bedektjOpVrankryks grond te ontruimen?
Gydiein later tydnaast held Requefens ftreed,
En in dit kettersch land een' reeks van wondren deed;
Gy, die men met Don Jan uw leven grootsch zag wagen T
En 't ongelovig heir voor Nam-en hebt verflagen,
Nadathy byLepante op 't brullend'pekelveld,
De zege had behaald op Mekkaas krygsgeweld 'v
Gy, die, aan Parmaas prins in nood getrouw gebleven,,
Den vuigen ketter deed voor Spanjes donder beven;
In't eind', gy! die door my in menig' ftryd beftierd,
Alom in 't land ten fchrik der muitelingen wierd ;
Te twyflen of gy nil dien krygsmoed zult doen blyken T
En aan uw glori denkt, ware u verongelyken.
t Is waar, men kan dit vry bekennen zonder fchandV
Dat Maurits vreeslyk is voor Spanje in Nederland,
Dat hy de"n kryg verftaat, dat niemant onzer magten,
'tZy krygs,hoofd, of foldaat, dien veldheer kleinmoet acbten*
En dat hy , buiten zyn beproefde dapperheid ,- *
Een volk dat moed bezit in 't oorlogsveld geleid^
M 3 Noeh
|
||||
MAURI TS tan NASSAU,
|
|||||||
n
|
|||||||
Noch meer: hy toont dat hy op kansfen weet te pasfen,
. Dat hy de kunst verftaat van onverhoeds verrasfen , Dat hy tot tweemaal toe op dezen korten togt, ■ ■
De zege op's konings volk op dezen grond bevocht,
En dat's Albaners val de dappre Kastiljanen Doet zien dat krygsgeluk gehecht is aan zyn vaenen; Maar zyt gy 't eerfte volk dat door zyn' moed vermaard, Niet nu en dan bezvveek voor 's vyands oorlogszwaard? Beproeft niet God zyn volk, zoin als buiten ftryden, Somtyds uit zuivre liefde in een langdurig lyden? Zag niet Gods heilig volk door Filiftynfche magt, Een* reeks van jaren zich in flaverny gebragt ? Zag niet het ftrydbaar Rome, in harde legertogten, Door 't heir van Hannibal een wyl zich afgevochten? , Maar gespte ook God, na 't volk de proef had doorgeflaan Niet Simfon, Gideon en Jephta 't harnas aan? Deed hy door Davids vuist niet Isrei triomferen, - En 's vyande lang geluk in ongeluk verkeeren? En opdat Rome eenmaal de zetel worden zou Van Christus fledevoogd, het hoofd van 't kerkgebouw, Zag zich 't Carthaagfche heir e'ensklaps dezegen ontrukken, Door Scipioos beleid, en floute heldenflukken. 6 Volk! dat uit Gods wet uw hoogst genoegen fchept, En
|
|||||||
F I E R D E Z A N G.
|
|||||||
95
|
|||||||
En aan de moederkerk u onderworpen hebt,
Gy zyt, aan Christus leer* getrouw aan alle tyden ,
Gods Christen Israel, dat hy beproefdein lyden;
En gy zult eens in 'teinde, als Jezus Israel,
Triomf behalen zelfs op *t boos geweld der hel.
Geen moed , geen krygsbeleid zal Maurits kunnen baten,
Zodra hy van Gods hulp zyn heir zal zien verlaten,
Dat zeker volgen zal, naardien die Filiflyn
Der kertren op den duur Gods liefling niet kan zyn.
Maar God begeert van wie een' vyand wil beperken,
Niet dat hy werkloos zy, maar dat hy mee zal werken.
Had Judith , neergedrukt door 't kwynend' landgeluk,
Alleen haar* troost gezocht aan tranen in den druk,
Zyhadhaar zuchtend volk, en vaderlyke wallen,
Door Holiphernes zvvaard erbarmlyk neer zien vallen.
Ziedaar wac moed vermag gepaard aan werkfaamheid:
De ftoutheid van een vrouw , vereend met kloek beleid,
Behaalthier een' triomf, door 't Hemels milden zegen>
Die door gantsch Israel nietlicht zou zyn verkregen.
Hoe zal uw werkfaamheid gezegend zyn van God,
Als gy die wel gebruikt ten val van 't ketterrot
Dat dit onzalig land van priesterbloed deed rooken ?
Een rot dat hoogst ontaartGods beeldtnis heeft verbroken!
Welks
|
|||||||
$6 MAURITS van NASSAU.
Welks mond zyn ligchaam hoont, gedaald op't kerkaltaar,
Ten troost van en aan God enChristus tronwe fehaer'i In 't kort als gy bevecht een volk dat reeds lints jaren, Vereeld in gruvvlen, God den oorlog dorst verklaren! 6 Kastiljanen! denkt, hoe heerlyk is toch 't lot Van hem die zegepraalt of fterft voor de eervan God; En waarorn flryd gy hier, dan om aan alle kanten Voor eeuwig Romes leere en Jezus vae*n te planten? Gods zegen neemt voor u op 't zigtbaarst een begin;
Die ftortte uw' vyands geest den geest der dwaling in: Hy ziet ons in getal zyn benden overwegen, En zend, als fpotte hy met's Hemels milden zegen, Een vloot, die God, ter vlugt in krygsgevaar, hem gaf, . Baldadig voor ons oog van deze ftranden af, Van zelfgerechtigheid zich trots triomf belovend', En van den weg ter vlugt zich zinneloos beroovend'. Welaan dan, eer de zon ter Oostkimme uit zal gaan, Gespt, nevens my, vol moeds, en zwaard en harnasaan, En ftort u, in den naam des Godstfer legerfchaeren, Op hem die vyand is van God en zyne altaren. Voorkomen wy dat hy uit zynen Iegerwal, Op onze legermagt, ter fchand' van Spanje, vail'. My hebt gy aan uw hoofd, God boven uw banieren, Den
|
||||
V I E -R D E Z A N G. $7
Den God die, na zyn woord, zyn kerk doet zegevieren.
Valverde, een basterdfpruit van hem wiens addertong
Den Kastiljaan tot moordin 't fchuldloos Peru drong, Verfterkt des veldheers taal alom by de oorlogshoopen, En fluit wat fneuvlen zal der Heemlen Hemel open; Daar 't blind gemeen, dat zich als beesten leiden laat, Alle indruk van den fchrik op 't oogenblik ontgaat. Wat zorgen Nasfaus prins in 't oorlogsveld verzelden,
Hy vond zyn hoogst verniaak in 't leven van die helden Wier moed een zuchtend volk getrouvv had bygeflaan, Tot nuttig geestverraaak, opmerkfaam na te gaan. De zoon van Izai', als hy, ten kryg geboren, Kon meest het heldenhart van Willems zoon bekoren. Een grootfche heldenzang van Isrels harpenaar, Meest troostryk opgefteld in't nypendst van 't gevaar, Hem in den kryg bedreigd door Isrels dwingelanden, Was meest,in 'thoogstdes noods,ten troost, in'sprinfenhanden. Thans viel, na 't overleg van zyn' beraamden flag, -Zyn oog op Davids boek, dat doorgaans by hem lag; Hy ziet daarin het lied door dien monarch gezongen, ■ Toen hy door Edoms magt zyn landen zag befprongen. *t Verheevne dat de held in dezen krygszang vond, Verrukt den geest, ontfluit op deze wyz' zyn mond. N fi GodI
|
||||
98 MAURITS van NASSAU,,
6 God! moest dan uw toorn' dit volk zo griuvzaam deeren I
Wanneer zult gy tot ons barmhartig wederkeeren? Gy hebt dit land gefehud , genees ons hartverdriet, Herftel 's lands zware breuk, daar gy ons toagglen ziet. Waarom behaagt het u, die ons genae' kunt fchenken, On:noch met zwymelwyn, in \ Iioogst des noods, te drenken ? Triomf! uw goedheid keert: 6 jal gy geeft ons hier, Ter gunst van ons berouw, een zwaard en krygsbanier. Na uw beminden grootsch te ontrukken aan hun lyden, Zal ons uw fterke hand verhogen en verblyden, Ja, God! uw gunst tot ons vertoont zich reeds alom. Uw Item klinkt ons ter hulp reeds dooruw heiligdom. Dus looft ons vrolyk volk uw magt met heldre keelen, 't Springt op, daar ik den grond vanSucchot zal verdeelen, En daar ik, fterk door u, na't flryden,Sichems dal, Ter fpyt van wat ons haat, in vrede meten zal. Manasfe en Gilead zal ik met vleuglen dekken, Gantsch Ephrai'm zal my ten hoofdfieraad verftrekken, Enjuda, door 't geweld aan alien kant bezet, Geeft, door uw hand verlost, met luide item de wee. Op Edom, dat zyn zwaard tot's lands verderf dorst fcherpen, Zalik, als waar' 't myn erf, myn voetbedekfel werpen; DaarMoab, hoe g-educht, my tot een wasehvat zy. Juich,
|
||||
V I E R D E Z A N G, 99
Juich, Palestina! juich, wees vrolyk over my!
Wie voert myn' zwakken voet daar vastheid word gevonden?
Wie leid my by de hand naar Edoms woeste gronden ?
Zult gy 't niet zyn, 6 God! die ons vernederd had,
En nietaan onze fpits met bns ten oorlog trad?
6 God! myn toeverlaat! geef rayne helden krachten,
En laat ons op uw hulp in 's lands benaauwdheid wachten;
Want menschlyke moed, en 't best beraamd beleid,
Is, zonder uwehuJp, toch niets dan ydelheid.
Ja,door Gods hand gefterkt word flCchts met vruchtgeftreden;
Hyzelf zal met zyn' voet's lands we£rparty vertreden.
Zo fprak de dappre prins, en, daar hy zuchten loost,
Voelt zyn verrukte ziel een' onverhoedfchen troost* De nacht, die'c oorlogsvolk in 't Gosten ziet verfchynen,
Schuift over 't barre ftrand de donkre floersgordynen, Daar we^rzydsch legerrot in tent en op de wacht, Den tragen tred verwenscht der opgekomen nacht. De fiere Maurits, th^ns met zyne ontwerpen vaardig, Acht 's vyands oorlogsmagt geen langer waken waardig; Maar legt, daar hy in God de beste wachc erkent, Zich op zyn waapnen ne^r ter nachtrust in zyn tent. N 2 MAU-
|
||||
- jp.
*■ ■ ■. I %
MAURITS van NASSAU.
|
||||||
V T F D E Z A N G.
J2j6 n wezen heeft Gods gunst in dit kortdurend leven>»
Dat uit vermaak en zorg alom is faam' geweven, Van ieder' flerveling, door arbeid afgewaakt, Onfcheidbaar, meest by kornst der duisterheid, gemaakt. Een koning die door zorg voor 't ryk zich af voelt matten* Lokt nooit dit wezen"zelfs voor'taanbod van zyn fehatten* Daar 9t gantsch orn niet het lyf des armen landmans flreelt,, En hem een nieuwe kracht weldadig mededeelt; Het is de ware vrind van't welbewust geweten, Die grootfte fchat op de aarde! en word de Slaap geheeten, De fabelkunde fchonk zyn hand een' looden ftaf, En beeld hem met een kroon van Jieflyk heulkruid af. . ■ Op 't rainzaamst aangefpoord door'tgoeddoende Alvermogen, Luikt Slaap met de eene hand des grooten Maurits oogen,. Daar de andre hand den Droora, die telg van werkfaamheid Der geesten in de rust, naar 'sprinfen rustplaats leid.. Streel, zegr hy, zoete Droom! de vorstelyke zinnen ^ Terwyl myn zagt geweld het ligchaam kracht doe winner* v, Daair
|
||||||
V T F D E Z A N G. 101
Daar Maurits in myn' arm de komst der zon vcrwacht,
Bedien u van den vorm dien gy hem Itrelendst ache: Vertoon dien eedlen fteun der Nederlandfche ftaten, All' 't geen Gods magt dit uur u gunftig toe zal laten". Straks is de Droom bereid den Slaap ten dienst te ffoan,
En fchiet eenflags een kleed van fchittrend lywaat aan. Een purpren overrok, verfierd met gouden zomen, Doet ylings 't kloeke lyf meer achtbaarheid bekomen. Op 't zilvren hoofdhair blinkt een keizerlyke kroon. By een' fneeuwvvitten baard was op 't gelaat al't fchoon Der frisfe jonglingfchap , in 't vuur van 't eerfle leveru Een brede gordel had het forsfe lyf omgeven, Daar alles fchittrend' was van eedlen diamant. Een gouden fcepterflaf was in de rechter hand. De zuivre borst vertoont twee fchrikkelyke wonden, Waardoor het lyf weleer ter grave was gezonden. De held befchouwt verbaasd die wondre beeldtenis,
Wier lieflyk ftonkrend oog op hem gevestigd is. Zo ftond ook Amrams zoon in diep gepeins verzonken , Toen hy Gods engel zag in 't midden van de vonken; Zo was ook Jerubaal in 't raoedig hart gefteld, Toen hy den Hemelbode op zich zag aangefneld; Zo zag men Jozua ftraks voor den vorst des Heeren,. N 3 Op
|
||||
102 MAURITS van NASSAU,
Op Jerichoos gebied, verwonderd zich verneeren.
De prins valt, hoogst gedwee, den Heraelheld te voet,
Wiens mond den oorlogsman dees rede hooren doet:
Rys °P> geliefde zoon ! niets moet uw hart vertfagen;
Befchouw in ray Adolph, een'ftamheer uwer magen.
Myn moed, maar meest een deugd by vorsten fchaersgemeen,
Deed my op Duitschlands grond des keizers troon betreen.
Door algemeene keure in 't Westerschryk verheven,
Had ik geen' andren lust dan om voor 't ryk te leven;
Ik waande dat een vorst die 't hart der volken won,
By 't menschelyk geflacht geen haatren hebben kon.
Helaas! beklaag met my het lot der opperheeren;
Zy zyn der volken vloek indien zy ftreng regeeren,
En volgen zy de deugd in all' wat zy beftaan,
Dan blazen zy fomtyd8 den nyd der Grooten aan.
't HeerschzuchtigOostenryk, doorDuitschlands eedleGrootea,
By keurftem van den rang den keizrenuitgefloten,
Was, vlammende op' de aan my gefehonken oppermagt,
Op myn vernedering, ja ondergang bedacht.
Men ilookte alom in 't ryk: myn deugd weerftond die lagen ;
Die weerfland moest den nyd te meer in 't harnas jagen;
En daar de kuipery niets wigtigs kon beftaan,
Deed de Qostenrykfche vorst my ftout den oorlog aan.
Ont-
|
||||
j
j ■
V T F D E Z A N G. 103
Ontbreekt de Grooten ooit, wanneer zy willen twisten,
Een mom aan hunnen haat ? ontbreekt het hen aan listen? Voor 't minsc het opperhoofd van 't nydig Oostenryk, Gaf van zyn' loozen aart een' al te fprekend' blyk. De raytervoogd te Mentz in 't hoog bewind gezeten, En andren, nevens hem op myn geluk gebeten, Gefpoord door Oostenryk, verklaarden my, zo wreed Als eereloos, den kryg, daar ik hen nooit misdeed* Ikmoes-t, xskt hoogen nood, niet flechts myn' rang verweeren, Maar zelfs myn lyfgevaar met wapens van mykeeren. \ Is- nu ten dezen tyddrie eeuwen ruim gelechi, Dat ik niet verr' van Spiers myn' vyand heb beftre&n. Een ftamheer van den prins die hier u 't hoofd zai bieden, Deed door zyne overmagt myn kleine krygsmagt vlieden. Door't ftruiklen van myn ros geraakt in 's vyandsmagt, Wierd ik door 'sprinfen hand moorddadig omgebragt; Maar ik verwierf een kroon in de opperhemelzalen, Waarby geen diadeem op't waereldrond kan halen; Terwyl Gods ftrenge wraak, hoe traag ten togt gefpoord, Getuchtigd heeft op de aard' wat deelhad aan den moord. De graaf van Haigerloch wierd in den flag vertreden, En de yzren paardenhoef vermorzelde al zyn leden. Eerzuchtige Osfenftein bezweek zelfs in den flag Van
|
||||
104 MAUR1TS van NASSAU,
Van dorst, daar 't kwynende oog vergeefs naar laafnis zag.,
De mytervoogd van Mentzliet aan den disch zyn leven, Van juichers om myn' val, en 't vleijend' hof omgeven. De bisfchop op den ftoel van Straatsburgs kerk gefteld, Wierd in zyn eigen hof moorddadig neergeveld. De graaf van Lyningen verloor, flechts weinig dagen Na mynen val, 'c verftand, en, in zyn dolle vlagen, Sloeg hy, fchoon naauw bewaakt in een bedekt gewelf, Eer 't ieraanc konverho^n, de handen aan zichzelv'. " En de Oostenrykfche vorst, na my ten troon verheven, Wierd, door zyn' broeders zoon, verwoed gebragt om't leven ; Waarna zyn lyk in Spiers, metgeen de minfte pracht, Niet verr' van 't myne wierd in 't ftille graf gebragt. Zozigtbaar ftraftGods wraakfomtyds voor's menfchen oogen, Die Grooten die zich dvvaas op rang en magt verhogen. 6 Myn geliefde zoon! dat God tengeenen tyd* Uw' geest vergeten doe dat gy een fterfling zyt. Mogt gy, wiens heldenmoed aldm zich heeft doen,vreezen, Zo zagt van aart als fler en onverfchrokken wezen! Uw vader ware in 't hof der englen minbeloond, Had hy zich niet op de aard'meer mensch dan vorst betoond. Myn Maurits! 't ftaat aan u in zagte en eedle zeden, Vooral in lydfaamheid, uw' vader na te treden. r..'/ - Het |
||||
vtf.de z a n g. :*»s
Het volk dat gy befchermc met uw ontzaglyk zwaard, >
Mispryst, zelfs in die 't dient, een' zweem van ftuggen aait.
Het zal voor wien'tbemint. ftraks vliegen, zelfs op 't wen ken, Het zal, zelfs ongevraagd, hem 'tall' ten dienste fchenken; In 't kort, wie 't minzaam leid, regeert gelyk 't betaamt, Is koning over hen, al word hy'c niet genaamd. Uw vrome vader ftreed een' reeks van zeven jaren, Bewonderd door Euroop', met's lands geweldenaren; En wat verfterkte hem in zulk een bloedig pleit ? Slechts Zee - en Hollands volk, maar ineestzyn minzaamheid* ElkwoorddatNasfausprins zyn'ffcamheeruit hoort fpreken, Is magtig in zyn ziel een zoete vlam te ontfteken; De deernis, die doorgaans der liefde moeder is, Bezielt het heldenhart met zagte ontroerenis. De prins, dieylings zich door liefde voelt verrukken, Beproeft driewerf de fchim aan 'c edel hart te drukken, Daar hy driewerf haar ftraks van zich verwyderd vind, Gelyk een dunne wolk verjaagd word door den wind. De ftamheery die zyn vreugd bezwaarlyk kan weerhouen, Zegt, op een' zagten toon: Vernoeg u my te aanfehouwen * Dat dit gezigt alleen uw tederheid voldoe: De ftaat<waarin ik ben laat geen omhelzing toe; Zo my te omhelzen, prins! uw ziel kan blydfchap geven, O Om-
|
||||
lotf MAURITS van NASSAU,
|
|||||
Omhels alleen myn deugd, die my is nagebleven.
God, met myn heldenftamme en Neerlands volk begaan,, Zond my een wyl tot u, om u ten dienst te flaan. Myn last is,in uwzorg uw ziel ten troost te flrekken, De hoogheid aan uw* Ham befchoren u te ontdekken, En tot wat eer de deugd der prinfen van myn bloed, Het land waarvoor gy flryd eenmaal verheffen moet. Volg my, geliefde prins! Toen op een kar geflegen Van heldre wolken, zagt naby hen neergezegen, Verheft zich 't heldenpaar met fnelheid naar omhoog,. En ziet haast onder zich den ruiinen flarrenboog, Niet anders voerde God,met kracht, in vroeger dagen,. Elias weg van de aarde op eenen wolkenwagen. In 't ongenaakbaar licht, verr' boven 't ftarrenveld,
Heeft God een grootsch paleis voor eeuwig vast gefteld. De voet fchynt van robyn, 't gebouw aan alle kanten Gevormd van gouden erts, doormengd met diamanten. De ontelbre poorten , die op wondre fpillen flaan, Onmagtigdoor gevryf een flyting te ondergaan, Zyn eeuwig buiten rust door openen en fluiten,* De vlugge tyd loopt fteeds daar binnen en daar buiten »V En brengt van hier op de aarde all' wat verborgen is, All' wat geboren word, en elk gebeurtenis. |
|||||
V T F D E Z A N G. tor
Geluk en ongeluk , der menfchen dood en leven >
Is door Gods vinger hier in diamant gefchreven. Voorwetenfchap zwaait hier haar' onontwykbren ftaf; Hierfchetfte zy het lot van alle volken af, Voor dat Beweging Tyd, by haar verfchyning, baarde, En eer de fcheppingkracht een' vorm gaf aan onze aarde. Van hier kreeg Jofeph licht van zyn aannadrend lot, Dat hem in banden bragt van 't Ismalitiesch rot; Van hier wierd hy verlicht, toen Pharo in zyn droomen Het vet en mager vee.ten Nylvloed uitzag komen; Van hier wierd Daniel in 's dwingslands lot verlicht, Dat aangekondigd wierd in 't zeldfaarast nachtgezigt; Van hier wierd dien profeet eene opening gegeven, Van all' wat Belzazar ten wandmuur zag gefchreven. Het heldenpaar, gefneld door 't ona'fmeetbaar vak ^
Welks grens een' aanvang neemt aan't eind' van't ftarrendak, Ziet door een donkre wolk, die zelfs de Hemelingen Het zien des hofs belet, op denmaal zich oiiiringen, De prins zegt tot den geest die hem-door *t luchtruim leid: Myn vader! wat beduid die dikke duistefheid ? Is dit dan 't dal der dood, de weg tot die fpelonkeh Daar de ondeugd eeuwig kermt, aan ketenett geklonken ? Mynzoon! is *t antwoord, neen , ik voer u derwaarts niet. O a Een
|
||||
io8 M A U R I T S van NASSAU,
Een Christen, wel.bewust van 't geen Gods wet gebied,
Een vorst, die 't voorfchrift kent van zedelyke pligten,
Moet naar des afgronds poel geen' wonder tog t verrichten,
Ten einde een aklig vuur zyn' geest een fchets verfchaff" >
Hoe God het kwaad kastyd, door afgemeten ftraf,
En even noodeloos heeft hy in de englcnzalen
Te zien, dat God de deugd met zyn genadeftralen
Begiinfligt van zyn' troon; neen, 't zuiver Godlyk woord y
Dat door de waereld word aan alien kant gehoord,
Door all' wat hooren wil, leert ons ten alle tyden
Hoe God het goed beloont, en 't kwade zal kastyden;
Voor wie dat woord verwerpt, zal 't ook onnoodig zyn
Het loon der deugd te zien, en aller boozen pyn.
Gods goedheid zal uw' voet een' weg ten raadshof gnnnen>
Waarop geen flerfling noch zich heeftberoemen kunnen.
Aan't eind' der duisterheid die ons gezigt hierfluit,
Is't onvergangklyk hof van 't Godlyk raadsbefluit,
Door de Opperwysheid zelve aan aller menfchen oogen,
Zeifs aan den Hernelling, in eeuwigheid onttogen.
Het is Gods vrye wil, der aarde en 's Heraels wet,
Die my} om u, den weg ten raadshof open zet.
Hier zal uw oog en 't myn' den fchimmendrom zien waren,
Dien dens de loop des Tyds in flerflyk vleesch zal baren;
Gy
|
||||
F T F D E Z A N Gt 109
|
|||||
Gy zult de helden zien wier moed door 'tgantsch heelaT,
Den naam van Nasfau eens doorluchtig maken zal. Zodra de Heraeltolk die taal heeft uitgefproken, 1
Ziet ftraks het heldenpaar de dikke wolk gebroken. Deprins ziet onverhoeds zichdoor een licht omringd, Welks invJoed hem door-'t hart en al zyne adren dringt. Eenzelfde glans befcheen den grooten zoon desHeeren, Toen hy, voor op de hel en dood te triomferen, '< Ten onbetwistbren blyk van zynemajefleit, Zich op den berg vertoonde in al zyn heerlykheid; Zotreffend' was 00k 't licht dat God uit de englenzalen By Saulus, op den weg, eensflags deed nederdalen, Datvhem ten Paulus maakte, en 9t Christendom zyn' wrok, En hem demagt der hel, door Gods genade, onttrok. vfo^ 't Paleis flaat bier voor 't oog, de poorten fpringen open,*
Men ziet den gryzen Tyd daar in en buiten loopen. Befchouw, dus fpreekt Adolph, daar indie heldre msy ^^^
Wat lot uw' broeder eens na u befchoren is: Zie hem den Kastiljaan alom in 't veld verneeren; Zie ginds den vierden Phlips zieh tot de Staten keeren I Daar hy van Nederland voor eeuwig affland doet > En zyner vadren woede in dezen affland boet. Wat glori heeft uw flam door moed en deugd verkregenf" r' * O % Hoe |
|||||
no M A U R 1 T S van NASSAU,
Hoe mild was met uw huis de Goddelyke zegen!
Wat onvergangklyke eer is Nasfau toegezegd] Uw vader heeft den grond van 't (laatsgebouw gelegd, Het is uw vuist vergund de muren op te trekken, Uw broeder zal die grootsch met gulden daken dekken, Waarop elk dondervlaag, uit vorstenhaat ontflaan, Hoe fel die loeijen moog', volflrekt tot niet zal gaan. Die eerst voorby u treed is u ten neef befchoren.
Al de onrust die hem drukt is uit den nyd geboren, Die, grimmig aangezet door fchandlyk zelfbelang, In 't heimlyk wrokkend' loert op Nasfaus ondergang. Gefard door kuipery, meest groeijende in 't weerflreven, Zal hy, in 't vuur der jeugd, zyn* toorn' den teugel geven; Een binnenlandfche twist zal uit dien toorne ontflaan, , En uw getergde neef grypt fier de wapens aan. Zyn lot is dat hy flerve in 't bloeijendst zyner jaren; Nooit zou die prins zyn' zoon of vader evenaren. Die op zyn treden volgt, met koningklyke pracht,
Is derde Willem, de eer van ons beroemd geflacht« Zie hem de Britfche kroon op zynen fchedel drukken» Zie hem ap land en zee de fchoonfle lauwren plukken, En zie hoe 't Britfche volk van dank hem blyken geeft, Dewyl hy van hua hand de trooa ontfangen heeft. |
||||
V Y F D E Z A N G. lit
|
|||||
Die (chrandre ryksmonarch, de-r Britten heilbewerker,
Maakt, door zyn ftaatsbeleid , de tedre banden fterker Wier knoop het fier Brittanje aan Nederland verbind, En flaat den Franfchen nyd kloekhartig in den wind. Geen ilaatslist van Bourbon , geen heimlyk tegenftreven, Geen' vyands heir of vloot doet dezen koning beven. All' wat zyn' val bedoeltzal hy met roem weerflaan; Maar hy zal kinderloos, helaas ! ten grave gaan , En 't laatfte manlyk oir van eerflen Willems bloede, Sterft in den opperheer die 't Britfche ryk behoedde. Wie zyn de fchimmen toeh die 't oog in 't ruim verfchieC,
Met vorstelyke praal, hoogmoedig treden ziet? Dusfpreekt deprins;maar, God .'wienszielzou hierniettreuren? Myn vader! zie dat paar van lid tot lid verfcheuren. Moet daneenrazendgraauvv... watonuitwischbre fchand*.... Die woestheid is alleen niet eigen aan uw land, Dus fpreekt Adolph. Alom waar trotfe burgergrooten Een moedig vorstlyk huis ontzind voor 't voorhoofd ftooten> Het weren van 't bemiht, verdiend door deugd en moed, * Gaan zelden in ' t heftier de groote zaken goed$ En doorgaans zal't gemeen den ramp des lands verhalen, Op hen wier wrevlige aart door niets zich laat bepalen. De mannen voor aw oog erbarmtyk omgebragt, Zyn>
|
|||||
xib M .A U. RITS van NASSAU,
Zyn, uit belang of haat, gebelgd op uw geflacht.
De Wit is beider naarn. In waarheid groote mannen,
Bekwaam met vrucht ten val van Nasfau aan te fpannen;
Gevaarlyk in hunn' haat, flyfhoofdig , vol verftand,
Zy zyn by beurte een fte'un en bron van ramp voor *t land.
Bedrogen door Bourbon, dat hen wist op'tewekken
Om 't ftrydbaar Nederland van Englands zy' te trekken,
Verrichten Ruiter, Tromp, en andren, door De Wit
Bemoedigd tot bederf der zeemagt van den Brit,
Op 't golvende element een' reeks van wonderdaden;
Zie aller heldenkruin bekranst met lauwerbladen.
Zie dappren Ruiter flout op Englands grond geland,
Daar hy de koningsvloot verovert of verbrand.
Helaas! wat vruchtis 't land door zo veel moeds befchoren!
Niets. Lodewyk beftaat de rust des lands te floren;
Hy overftroomt den grond met ongeloofbren fpoed,
En 't broederpaar De Wit betaalt dit met hun bloed.
.Vergeefs trachtte al hun kunst 't fladhouderfchap te weren. ■
Myn zoon! laat ons 't gezigt van die tafrelen keeren.
Na veel afwisfeling van voorfpoed en van krUjs, >
Kornt-Ftizo tot'den rang van uw doorluchtig huis.- *
Hy, nazyn vader'tlicht had in den vloed verloren, : q1 -■
Word, Nasfaus Ham ten iceun, tot heil 6cs lands geboren. Veel
|
||||
■ ■- ■-■■■■.<« ' '
\ ■ V T F D E Z A N G. 113
Veel jaren houd de nyd der Grooten, altyd boos
Als 't zelfbelang hen dringt, prins Frizo amptcloos. Men doet op Frieslands grond hem als vergeten leven*, Schoon England zyn prinfes hem heefr ter bruid gegeven. In 't eind' grypt Vrankryks rnagt uvv land met wapens aan, Omdat het Oostenryk getrouw heeft bygeftaan. De Gauler zal uw land baldadig onderdrukken,
De fterkfte vestingen trouwlooslyk u ontrukken;
Een landraad, hoogst verdeeld, fchier zonder legerhoofd,
Ziet Nederlarid welhaast van ouden glans beroofd.
In 't midden van den ftorm die *t zuchtend' land doet Eleven ,
Zal't denkbeeld van dedeugd myns ftambooms ftraks herleven
En raaden volk, door niets in keur en vvensch geftuit,
Roept vierden Willem grootsch voor ftedehouder uit.
Men fteekt by zyne komst het krygszwaard.in de fcheede;
De dolle kryg bezwykt in de armen van de vrede,
Daar elk, den prins ter eer, zich met oranje tooit,
En welvaart voor elks voet een' reeks van gunsten ftrooit.
Een fchrander ftatenhof, geleerd hoe in die jaren
Waarinin Nederland geen ftedehouders waren,
Het land byna altyd ten gronde was gegaan,
Schoon heir en vloot in kryg den vyand al mogt flaan,
Zal't ftedehouderfchap, tot hei> van uw gewesten, P Voor
|
||||
H4 MAURITS van NASSAU,
|
||||
Voor eeuwig erflyk vast inNasfaus ftamhuis vesten:
Zo loont,geliefde zoon! een dankbaar nageflacht Eens 't heil dat Nasfaus trouw u\v land heeft aangebragt» Des vierden Willems deugd, die klaar zal zyn te ontdekken,. Zal 't hart van all' wat leeft bevallig tot zich trekken: Hy waakt voor 't koopgeluk, ten nut van 't algemeen. Maar, God! waarom die bloem zo fchielyk afgefneenl Hebt gydan'tvolk,datvrucht van'sprinfendeugdmoestplukken> Slechts hun geluk vertoond, om't ylings hen te ontrukken? Maar neen, gy wilt noch niet dat Nasfaus flam verga: De vierde Willem laat een' tedren erfprins na. Jong, goed, oprecht van aart, in alles veel belovend', Den hooffchen hoogmoed grootsch in'tvrindlyk hart verdo vend-',, Is hy delust eens volks dat om een', erfprins bad,. Toen vierde Willem noch geen manlyk oir bezat. Geftegen in *t bewint by aangroei zyner jaren, Bleef hy den lust des volks, en dien der oorlogfchaeren..'.;. 6 Hemel! roept de prins, wat kreetvan *t woest gemeen! Wat hydraas doen zich op, en grimlen om hem heen! Hoe! daar door Willems deugd's lands fchatten zigtbaar groeijen,, Daar hy de wetenfchap en nutte kunst doet bloeijen, Daar Neerlands kielen vry zich fpoeden door den vloed 9 Daar handel aan geen oord een' tegenftand ontmoet, Vast
|
||||
r V T F D E Z A N G» 115
Daar alles lieflyk rust in fchaduw' der olyven,
Beftaat men tegen hem die monfters aan te dryven! Weet, prins! hernam Adolph, dat alies ongewis In 't lot der koningen en dat der volken is: God wil den besten vorst fomtyds in 't leed beproeven.... Maar meest fchenkt hyde deugd verblyden na bedroeven. De vyfde Willem, eerst door Neerlands volk geliefd, Word daarna door dat volk metde ergfte fmaad gegriefd; Maar 's volks balfturigheid is uit den haat der Grooten, Ontfloken door Bourbon uit flaatsbelang, gefproten. Op 't aardryk, waarde zoon! is alles wankelbaar: In Noordamerika zal, na tweehonderd jaar, Het volk de toorts des krygs tot Englands fchade ontfleken; 't Heerschzuchtig VraaJcryk, groot in onrust aan te kweken, Wajineer 't flechts daaruit fchae' voor 't ryk der Britten gist, Mengt zich Lrop 't oogenblik behendig in den twist; En 't zal de Franfche kunst in weinig tyds gelukken, Dai; nieuwe waerelddeel aan Englands ftaf te ontrukken * Waarna de Gauier, fieeds gefpitst op Englands val, Het Britfche fcoaingkryk raeer ramps verwekken zal, Het groot ontwerp zal zyn den band te zien gefchonden, DieNederland zolang aan England hield verbooden. Opdat de Franfche lyst dien band vpor eeuwig br-eek', P 2 Is
|
||||
n6 MAUR1TS van NASSAU,
Is'c rioodig dat zy eerst het vuur des krygs ontfteek';
Zy tracht, op't loost vermorad, zelfs door de Amerikanen
Uw land een' weg ten kryg met Englands volk te banen,
Misnoegen uit belang allengs te doen ontftaan,
En eindlyk 't Fransch verbond aan Neerland voor te flaan.
Die looze toeleg zal aan Vrankryks list gelukken :
De vloot des Brits zal die van Neerland tegen rukken;
Maar Zoutman zal, in't flaan gefterkt door's Hemels magt,
De Britten zwichten doen voor Neerlands wapenkracht.
Kinsbergen,Bentinck,Braak,van Braam,Bosch,Staring, Dedel....
Waar bleek de heldenmoed van Neerlands volk meer edel,
Dan op de Doggersbank in uwer alien hart,
Daar gy eene overmagt der floutfte zeelien tart!
Van zeelien lang gewoon elk fiddering in te prenten! *
Hoe flout verweert uvv moed uw dobbrende oorlogstenten!
Hoe grootsch ftortBentinck neer,daar Bosch,in 't vuur der jeugd,
Als fcheepsvoogd blyken geeft van ware heldendeugd!
Hoe dapper zien we uw vuur uw' vyands vuur verheeren ,
Hem dwingen u in 't eind' de fpiegel toe tc keeren 1
Och! mogt uw dapperheid, betoond op Neerlands vloot,
Niet baden in het bloed van uw' geloofsgenoot!
Nochthans verdient uw moed dat Febus lievelingen,
Op een' verheven toon uw hoge glori zingen»
En
|
||||
V T F D E Z A N G. \\7
En zeggen : Heldenfchaer'J hoogst waardig 't zeegebied,
De vrede ontroofde u\v brein-de kunst des oorlogs niet. Ik zag, daar ge op den vloed uw' donder ftout deed hooren, >, Op Doggersbank den tyd van Ruiter grootsch herboren, De Nederlandfche vlag bekomt haar' luister we£r. 9, Venvacht, 6 Neerlands volk! voortaan onfterflyke cer: ,, 'tLand brengtnochhelden voortwaard' naarlauriertedingen, En mannen, afgericht om 's lands triomf te zingen»" Daar grypt de lieve vree' de olyfcelg in de hand;
Maar England is gefcheurd van 't ftrydbaar Nederland; De Franfche flaatslist, ryk in welberaamde vonden, Heeft Neerland aan haar hof als bondgenoot verbonden: Maar, duchtend' dac, zolang een ftedehouder leeft, Het Franfche ryk geen' lleun aan Neerlands vrindfchap heeft, Tracht 's Gaulers kuipery, door'tvolk, en door de Grooten Die Nasfau nydig zyn , Oranje weg te ftooten. Ziedaar die hydraas, prins! ziedaar den rnonfterftoet, Wier muil en klaauw op 't hoofd van vromen Willem woed. Zie ginds dien besten vorst, door drang van die hemhaten, Geboorteplaats en hof op denen fprong verlaten; Zie zyn doorluchtig huis, zie ons beroemd geflacht, In Neerland op den rand huns ondergangs gebragt. Hoe! roept heldMaurits uit, watwilinal dit woelefl |
||||
li 8 MAURITS van NASS A^ U,
Die moedige Amazoon? Wat toch is haarbedoelen?
Van waar die oorlogslien, die, met een' adelaar
In hun banieren, zich vertoonen achter haar?
Een zagte kalmte volgt alom haar fiere fchreden!. .
Wat vyfden Willern dreigt legt onverhoeds vertreden!
Myn zoon, hervat Adolph, geen volk, nieteenig land,
Behoud op 't waereldrond altyd eenzelfden Hand.
Wy zien, naar 't God behaagt, door zyn geducht vermogen,
De volken fnel of traag vernedren of verhogen :
De vorst van Brandenburg, die nu flechts keurvorst is,
Word, in den famenloop van flaatsgefteltenis
In 't kleine Euroop', *s helds moed en demgden ter belooning,
Door ieder mogendheid erkend sis Pruisfens koning.
De vbrst dien ginds uw oog in't kleed eens krygsmans ziet,
Js wyze Fredrik, groot in 't opperkrygsgebied. Zie hoe fchier gantsch Euroop', tat zyn bederf verbonden> Haar magten tegen hem verwoed heeft afgezonden. Befehouw hoe grootsch die held dat eedgefpan bedwingt, En hoe door hem de vrede EuKKip' den dolk ontwriragt. Die wysgeer ao m kryg ate by't genot der vrede, is zelfs daar't oortogszwaard, -ontcogen am de fcheede, Zyn helden vaften $oet aSs Ifoalasen voor 4m wind, Der fchwme kunfren, meest der z^nggodisnen wind. Zyn
|
||||
-------..»
V r F D E Z A N G. n$
Zyn ryksftad zal de fchool der wetenfchappen wezen.
Euroop' zal mem'g werk van Grooten Fredrik lezen;
En daar hy zich als vorst en krygsman ziet gevreesd,
Baart hy verwondering door zyn' verheven geest.
Hy zal Europes oog als ftarend' tot zich trekken,
De baak der koningen in 't gantsch heelal verftrekken;
En 't geen hem zonderling by de overwinnaars raaakt,
Is dat, nadat Europe in ftilftand is geraakt,
Hy met eene oorlogsraagt die Vrankryks trots verneerde,
Den moed des woesten Rus, den dappren Zweed trotfeerde >
Het magtig Oostenryk met felle fiddring floeg,
En 't heir van Duitschlands ryk aan alien kant verjoeg,
Zichnimmer onderwond een' fterflingte onderdrukken;
Neen, prins I diee"groote vorst befloot geen vrucht te plukken
Van togten waarvan nooit een weergae wierd gehoord,; ''
Dan dat hy fcheidsman zy van 't Zuiden en van 't Noord'.
Uw zwaar verdrukte neef, wiens lot ons faam' deed gruwen^
Zal aan de Groote nicht van dezen koning huwen j Zy is die Amazoon die gy, in ginds verfchiee, Zeeghaftig aan het hoofd dier oorlogsmannen ztet. Fiermet bevalligheid, doorzigtig en ftoutmoedig, Bewust van haren rang, van inborst waarlyk goedig. Peek zy, wat ook de haat tot Nasfaus fmart befloot, Crook
|
||||
MAURITS van NASSAU,
|
|||||||
IZO
|
|||||||
Groothartig in al 't wee van haren echtgenoot.
De ramp van Nederland, ten hoogften top geklorarnen,
De vege ftaat, gefchokt door krygs- en burgerdroramen,
Verwekken 't edel hart, dat om 's volks weedom fchreit,
Ter redding van uvv land een mannen moedigheid.
Hoe fel de dolle haat op haar ook zy gebeten,
Zy durft zich jftout den togt naar 't ftatenhof vermeten,
Ten einde aan Hollands raad weldadig voor te flaan,
Wat best zy om het land zyn' val te doen ontgaan;
Een onbedachte raad befluit, uit Woerdens wallen,
By nacht haar op den wegonzinnig aan te vallen.
De opvolger en de neef van Grooten Frederik,. -
Grypt, haar ter wraak, naar 't ftaal op 't eigenfte oogenblik:
De Pruisfifche arend vliegt, om tot dat wit te komen,
Met ongeloofbren fpoed naar Y en Amftelftroomen;
De ontzaglyke Amftelftad, die Brunswyks nadring hoort,
Ontfluit der Pruisfen magt op 't oogenblik de poort;
De dappre Kalkreuth, groot waar hy ooit heeft geftreden;
Gevreesd omzynen moed, bemind om zyne zeden,
Volgt Brunswyks heldenfpoor, en volgt hem in 't bewint,
Daar hy min krygsman is dan teder burgervrind.
De haat tot Nasfaus flam heeft thans de hoop verloren.
Befchouw de Oranjevaen alom op mast en toren,
Hoor
|
|||||||
V r F D E Z A N 0. tai
Hoor hoe een bly hoezee, te Iang in 't hart gefmoord
Uit duizend monden word door *c gantfche land gehoord. De looze Gauler, verr', gelyk onnoozlen denken,
Van vvat Oranje hooade een heir ten fteun te fchenken, Indien de nood dit elscht, ziet alles roerloos aan , En aarzelt om de hand aan 't krygsgeweer te flaan, Ten ftryd met mannen die en zyne en Duitschlands magten, By Rosbach gloriryk aan Fredriks glori flagtten; En noch is't meestevolk zo dwaas in Nederland, Van daaglyks uit te zien naar Franfchen onderftand. Thans kon uw vrome neef zich op zyn haatren wreken;
Maar verr' dat vvraak de ziel van Willem zoude ontfteken, Volgt hy het edel fpoor van Isrete grootflen held, Die op een volk dat hem al 't goed met kwaad vergeld, Zich enkel wreekt, (vvat les voor koningen en helden!) Ter fchand'van Isrels wrok, doorkwaad metgoed vergelden. Ziedaar, geliefdeprins! de ware heldenwraak. Dat voorbeeld zy alora de vorsten tot een baak, *t Zy 't voorbeeld van elk' mensch, in alle levensftaten; Een weldaad flraft geflrengst de harten die ons haten. Een prins die veilig zich wil vesten in 't gebied, Straff' wel de boozen, maar draff gantfche volken niet: Daar is geen kwaad, vvat ook een wysgeer ons moog* zeggen, Q Dat
|
||||
IA2 MAURITS van NASSAU,
Dat aan het gantfche volk ooit is ten last' te leggen;
Zo *t gantfche volk bezvvykt op 't voetfpoor van den pligt »
't Is door der grooten drang, en 't volk gelooft hen licht.
Wat zie ik! roept de held, word dan,na zo veel nooden,
Op nieuvv aan Neerlands maagd de Britfche roos geboden I Der Pruisfen adelaar, die Ne&rland hulp verleent, Met onzen fieren leeuvv door een verbond vereend! 6 Ja! hervat Adolph, het land, tot rust gekomen, Vormt, door den wyzen raad van WilJem ingenomeo, Een nieuvv verbond met Brit en Pruisfen te gelyk, En 't blyft ten bondgenoot van 't magtig lelyryk. Ziedaafr *t ontwerp vernieuwd van 's lands getrouwften rader, Van eerften Willem, uw' en 's volks geliefden vader; Zyn afzigt was altyd de vorming van een' band Met Vrankryks opperheer, en 't kielryk Brittenland; Hy trad, ora dit ontwerp met nadruk door te dringen* Met trotfen Alencon in onderhandelingen , Daar hy Elizabeth , meestres van Albion, Ten zelfden ty<i voor 'tland ter bondgenoote wonv Hoe vrolyk zou zyn oog in 't ryk der rust zich toonen, Zyn volk ziende onderfteund door drie geduchte kroonent Nooit is het volk befchermd door zynen moed en geest* Zo waarlyk vry, zogroot, zo hoogst gedueht geweest. Wat
|
||||
V X F D E Z A N G.
|
|||||||
123
|
|||||||
Wat glori voor myn bloed! wat glori voor uw magen!
Oranje doet zo fchoon de zon van Neerland dagen! Drie fpruiten, voor ons oog met Iuchtig doek bedekt,
Uit vyfden Willems echt voor Nederland verwekt, Staan zylings van dien prins. \ VrymagtigAlvermogen Heeft onsjom wyze re£n, noch't zien huns lots onttogen; Maar'tfchittrend'licht datlterk door 'tfneeiiwitdekdoek dringt, Dat, op Gods hoog bevel, dat drietal noch omringt, Moet in uw moedig hart de blyde hoope ontfteken, Dat eenmaal geen geluk die Ipruiten zal ontbreken; Ja , dat eens hunne deugd, en eedle minzaamheid * Een glansryke echt, tot heil des lands, is toegeleid. Bedriegt ons oog ons met, dan zien wy nevelachtig Een' jongen ryksprins, fchoon, in 't vuur der jaren,magtig Door erfrecht, de erfprinfes, des vyfden Willems fpruit, By 't aanbod van zyn' ftaat, verkiezen tot zyn bruid; Haar broedren door't verbond huns echts, zo hoog verheven 9 Dat hun verbintenis dees landen fteun kan geven, En dus door Willems kroost het volk een' bloei bereid, Die Hand houd tot de tyd verloopt in de eeuwigheid. De prins ftaat hoogst verrukt op 't hooren dezer rede.
Hou, hou, vervolgt Adolph, u met de hoop te vrede: De Godheid openbanrt, naar dat het haar gevaH', Q 2 Den
|
|||||||
ij?4 MAURITS van NASSAU,
Ddn. mensch flechts 'c geen zy wil, niet wat hy wenfchen zal.
Het voegc den (lerfling niet, vooral voegt dit geen Christen,
Met God in 't geen hy wil vervvaand te redentwisten*
Wat u betreft, myn zoon! gy zult den Kastiljaan
Op raorgen voor den muur door u berend verflaan;
Uw vuist doet myne fchimme eene eedle wraak bekomen,
Op hem wiens voorzaat wreed my 't leven heeft benomen ;
Maar de Oostenrykfche prins die tegen u zich kant,
Zal in den fellen (lag niet fneuvlen door uw hand;
Neen, hy zal, my ter wraak, den dag van fchand' beleven
Waarop's lauds dwingland, zelf door hem, worde aangedrevers
Te handlen met uw volk, dat hem uit nood weerftreeft >
Als met een volk waarop hy geen meer rechten heeft.
Dus zal hyzelf voor 't eerst uw volken vry verklaren;
Maar voor uw' broeder, prins! zal God de glori fparen
Om, Nederland ten nut, met hen die daarop woen
Al 't ongedane werk heldhaftig af te doen.
Wat bloed zal Fredriks vuist in Neerland noch doen ftrooinen!
Wat fteden overmand! wat flerktens ingenomenl
Wat flagen op het veld gewonnen door zyn' moecr,
Eer binnen Muniler Spanje aan Neerland hulde doet!
De Godsdienst in uw land als heerfchende aangenomen,,
Zal onder uw beftier een' vasten grand bekomen;
Zo
|
||||
V T F D B Z A N G. "- 125'
Zo word myn nageflacht, myn roemryk ftamhuis, hier
Zo nuttig voor het kerk-als voor het ftaatsbeftier. De prins, die ieder woord tot in de ziel voelt dringen,
Kan by dit fchoon tafreel zyn blydfchap niet bedwingen. Bepaal, vervolgt de tolk der Hemelfche Oppermagt, Die blydfchap, door myn taal, myn zoon ! u aangebragt* Mogt de afgunst tot ons huis voor eeuwig 't land begeven , Na vyfden Willems deugd de rust heeft doen herleven! En wierd partyzucht, die 's lands welvaart zinloos ftoort, In 't hart van Neerlands volk in eeuwigheid gefmoord! Dat woord is naauw' den mond des Hemeitoiks ontvlogen,
Of Maurits ziet alleen een' nevel voor zyne oogen: De prinfen van zyn' Ham , 't paleis, de Hemelheld, 't Is alles, op een' fprong, aan 't ftarende oog ontfneld; 't Gezigt word niets gewaar dan flaauwe fchemeringen, Dan beelden die elkaer elk oogenblik verdringen , En, eindlyk , 't ziet niets meer in die gefteltenis, Waarheen 't zich wenden moog', dan 't geen wanftallig is. De zoete Slaap verlaat held Maurits legerftede, En voert terftond den Droom en zyn verwarring mede, Op 't fpoor der vale nacht, die, aan haar' togt bepaald, Naar lager lucht zich fpoed en in de Westkim daalt. De held ryst ylings op, en zyne ontlloten oogen Q 3 Zierx
|
||||
md MAURITS van NASSAU,
|
|||||
Zien reeds den zonheraut ter Oostpoorte uitgetogen.
De morgen, die de kim met goud gebloemt', beflrooit.
Was in 't oranje kleed bevallig opgetooid;
De tyd vliegt voor hem heen, ontrollende aan de kimraen
Het zontapyt, welks vuur nu't Oost' alom deed glinimen;
De koningin des dags fteekt aan den hemelboog,
In vurig goud gedoseht, haar glansryk hoofd om hoog.
Naauw' raakt haar voet het vlak der Oostelyke baren ,
Of 't zeeftrand is bedekt met woelende oorlogsfchaeren;
t Is alles op de been aan dappren Maurits kant.
De trage Kastiljaan verfchynt noch niet op 't ftrand,
Maar laat , het zy uit nood, uit onkunde, of verfchrikking,
Den prins volledig tyd tot overleg en fchikking.
Die held, die hoogst verheugd zyn' vyands misflag ziet,
Bedient zich van de kans die zyn geluk hem bied.
Hy zorgt dat in 't gevecht het volk van Nieupoorts wallen,
Bedwongen in hun kreits, niet op hem uit kan vallen,
En ftygt op 't oorlogsros, met nieuwen heldenmoed,
Geboren uit de hoop door God in 't hart gevoed.
Zo, by Pharzalien, in vroeger legertogten,
Waarin om de oppermagt der waereld wierd gevochten , Steeg Cezar, vol van hoop, op'tmoedig oorlogsros. En ging ap de oorlogsmagt zyns mededingers los; . Daar
|
|||||
|
|||||||||||||||||
-
|
|||||||||||||||||
r-
|
|||||||||||||||||
V T F D £ Z A N G.
|
|||||||||||||||||
I27
|
|||||||||||||||||
Daar hy, in \ hart verheugd, zyns vyands misflag ziende,
Zich zo wel van de kans hem aangeboon bediende, . Dat hy Porapejus heir op 't open veld verfloeg, En in wat hem weerftond een doodlyke yzing joeg. |
|||||||||||||||||
1: .
|
|||||||||||||||||
.
|
|||||||||||||||||
MALI-
|
|||||||||||||||||
MAURITS van NASSAU.
|
|||||
Z E S D E Z A N G.
£_jad?a. de Kastiljaan, naby de barre zomen
Des oceaans, de komst van Maurits had vernomen, En dat de legermagt vandien geducluen held, Reeds alles tot den flag gefchikt had op het veld, Befpeurt hy 't geen voor hem nu vveinig meer kan baten, Dat is, dat hy den prins te veel had tyd gelaten. Dus dryft.de wanhoophem met fcherpe fporen aan, Om ylings op de magt zyns vyands los te gaan; Niet ongelyk een'leeuvv die, in zyn nest gedoken, Ednsflags denjagtdrom ziet die (tout hem komt beftoken, En dus, eer lood of ftaal hem met zyn jongen flagr, Zyn hoop in wanhoop ftelt en in zyn woede en krachr. De trage Kastiljaan, door nood thans vlug geworden, Daarwanhoop, fpyt en wraak hem tot den optogt porden, Rukt ylings flrandwaarts aan, en fpoort met kunstbeleid, Terwyl hy voorwaarts rukt, zyn volk tot dapperheid. Held Maurits, die de magt zyns vyands fier ziet nadren, Voelt meer dan ooit zyn bloed ontftoken in zyne adren
Door
|
|||||
Z E S D E Z A'■ N G\ 12*
Door blydfchap en door hoop, by 't nadren van een' flag
Waarin by zyn'triomf als zekerachten mag.
s Lands vyand, noch te verre om hem door 't vuur te deeren»
Geeft Maurits tyd om zich tot Neerlands heir te keeren.
Die held op 't oorlogsros met zyn' ontbloten kling,
Verwekt in elk ontzag en hartverwondering:
De glans des gladden helms en die der harnasplaten,
Her. denkbeeld van zyn' moed, bekoorlyk voor foldaten 9
't Herdenken aan 't geluk dat fteeds hem had verzeld ,
't Werkt alles meer dat ooit ten voordeel van den held;
Maar meest een majefteit, een ftraal van vuur uit de oogen,
Een glans waarmee' 't gelaat dit uur was overtogen,
Venvekken een ontzag en liefde in 't oorlogsvolk ,
Als die der door Gods wil geroepen Hemeltolk
In Isrels hart ontflak, toen hy, voor 't oog der drommcn,
Van'trookend' Sinai' ter'dalvlakte afgeklommen,
In 't oog van 't fiddrend' volk, dat voor zyn'glans bezweek,
Meer dan een fterflyk mensch, zclfs eer hy fprak, geleek.
Zyn ftem was op dit uur een nieuwe kracht befchoren,
En deed metdeze taal zich aan de benden hooren.
Spitsbroeders! ziethier 't uur waarin'.uw lot en 'tmyn',
En dat van Nederland in uwe hand zal zyn. Ziet my benevens u volftrekt de hoop benomen, R Om
|
||||
i3a MAURITS van NASSAU,
Om na 't verlies des flryds Kastiljes ftaal te ontkomen.
Daar is niet eene kiel die een' van dezen ftoet, Zo 't heir verflagen word, kan redden iangs den vloed: 's Lands vyand voor de fpits, een vesting in de lenden, Een vloed die ons belet ons duinwaarts heen te wenden, Laat ons geen' andren weg dan door den Kastiljaan, Spyt al zyne overmagt, heldhaftig heen te flaan. Ziedaar myne eere, uwe eer, myn leven en uw leven, Zeeghaftig heldenvolk! in uwe hand gegeven. Een dankbaar nageflacht juicht reeds van verre ons toe, Om 't kneuzen van de Spaanfche ontzaglyke oorlogsroe'. Gy flryd voor 't waar geloof, dus moogt gy zeker hoopen, Dat dit aanftaand gevecht hoogst roemryk af zal loopen; Gyftrydvoor'trechtdes lands, vertrapt door 't boos geweld K Dat noch uw Pharo dient in 't bloedig oorlogsveld; |
|||||||||
\
|
|||||||||
Zo gy dees krygsmagt flaat, legt Phlips geweld vertreden.
Waar wierd voor eedler zaak op 't aardryk ooit geltreden! Welaan dan, heldenfchaer*! toont dat gy mannen zyt, En vest' uw aller, oog op Maurits in den ftryd» Gy zult hem aan uw zy' zien flerven of verwinnen. Prins Fredrik Hendrik, die alom zich deed beminnen,
Zo door zyn' zagten aart als door zyn dapperheid, Ont-
|
|||||||||
Z E S D E Z A N G.
|
|||||||
i%i
|
|||||||
Ontfteekt der Walen raoed die hy ter zege Ieid,
Door hen in fellen haat tot dien tiran te ontfteken » Wiens kerterhaat hun land zo bloedig was gebleken. De Veeren floken 't vuur in 'thart der Britten aan, Om 'c vvaar geloof en de eer huns landzaats voor te ftaan; De dappre Chatillon Onfieekt zyn Franfche benden In haat tot Spanjes wrok, die bron der harde elenden Die't zuchtend' Vrankryk leed, en hitsthun krygsdeugd aan> Om naar de wraak, en de eer der zegekroon te ftaan; Hy fchetst, om aller hart naar zynen wensch te buigen, Hen in 't aanflaand gevecht de Britten tot getuigen; Beeld hen hunne oneere af, zo zy voor Neerlands flaat Min wondren doen dan volk dat eeuwig Vrankryk haat; En doet, om aller woede op Rome en Phlips te fporen, De wraakftem van het bloed van hunne broedren hooren, In Bartels bange nacht,door list van *t Vatikaan, En Medicis verraad erbarmelyk vergaan. Prins Fredrik, voor de fpits des voortogts aangetogen,
Uukt met zyn Waalsch gevolgden vyand onder de oogen, Stort met bedaarde woede op Spanjes oorlogsrot, En word in de eerfte fchok begunftigd door het lot. Byna waar' 't hem gelukt door 's vyands magt te breken, Maar Mondragon, op't zien hoe Spanjes benden weken, R a Styfc
|
|||||||
MAURI TS van NASSAU,
|
|||||||
IJ2
|
|||||||
Styft met een' verfchen drom, wraakzuchtig aangefneld,
Zyn' konings fel verrast en deinzend krygsgeweld. , Held Maurits, met zyn volk zyn* broeder nagetreden, Op 't zien hoe onvertfaagd vveerzyds reeds wierd geflreden r Styft, ylings aangerukt, zyn' dappren broeders magt, Daar 't ovrig deel van 't heir den wenk ten aanval wacht. Het teeken tot den ftryd was nauwelyks gegeven , Of 't gantfche leger word naar 't vyands fpits gedreven >. Gelyk een donderwolk die voortgedrongen word Door ftorm, en 't blikfemvuur nit haren boezem ffcort^ De rook, uit vuur geteeld, rees, als uit eenen oven, Tot wolken faam' gepakt, in weinig tyds naar boven. By 't klappen van't musket, en 'tgillend* moordgefchrei,, Doorholt de wreede dood alom den oorlogsrei, D-Qch ziet haar moordgeweld in dit onmenschlyk flagten, Door wat zy grimmigst dreigt meest onvertfaagd verachtenv Onttrok de dikke rook, die traag ten hemel vloog, De beider legeren aan "t verre afwezende oog, 't Gebrul van 'c dondertuig belet de opmerkendfte ooren Die buiten't leger z.yn, geenzints 'tgekerm tehooren, Daar 't wel gebruikt gefchut dat uit drie kielen bruit, Den trotfen Kastiljaan met woede en angst vervult. Dring, zangnimf! door den rook, ten dienstdernageflachten |
|||||||
■
|
||||||
Z E S D E Z A N G. 133
En meld wat ramp men heeft van burgertwist te wachten, :"
En hoe de burger zich van zyn geluk vervreemt,
Die aan der Grooten twist onzinnig aandeel rieemt,
Ja, om voor eeuwig 't volk die razerny te onttrekken ,
Zeg hen hoe verr' zich 't wee dier dwaasheid uitkan ftrekken.
In 't algemeen rumoer bevocht held Chatillon
Met zyne Franfche fchaer' het volk van Mondragon: Dees Spaanfche krygsman deed een aantal Franfche benden, Verknocht aan Romes leer', zich naar den vyandwenden, Dus was't dat in deez'flryd, uit wraak voor weerzydschlced, Het Franfche volk verwoed het Franfche volk beflreed. In 'tfpitsdes Franfchen droms aan Spanjes dienst verbonden, Wierd zeker jeugdig held, Beaumont genaamd, gevonden; Hy fproot nit burgerbloed, maar uit een' blinden haat Tot all' wat niet gedwee in Romes boeijen gaat, , Had hy aan Spanjes zaak, als burger, deel genomen; Zyn vuist had manigmaal het ketterbloed doen ftroomen j Geen Gauler in de fpits des Kastiljaans geleid, Vocht in deez' heeten flag met zo veel dapperheid. Een krygsman, zo alshy, geteeld van Franfchen bloede,. Doet onverhoeds zich op aan't woestaarts oorlogswoede» Daar beider dichte helm hun aangezigt bedekt, En 't weerzydsch aangezigt't weerzydsch gelaat onttrekt. R .3 Moord
|
||||||
} 1
|
||||||
134 MAURITS van NASSAU,
Moordzuchtig op elkaer, by 't wo£n der flrydgenooten,
Verhit door beider woede, als tygers aangefchoten, Beproeft him yzren vuist, die 't heidenlemmer zwaait, En ora zich heen een oogst van lyken had gemaaid, Elkaer de fcherpe punt van hun geduchte klingen, Door harnasfleuve in hals of woedend hart te dringen'; Men (loot, men houwt, men deinst, en nadert andermaal. Elendigen! laat af, zoekt elders zegepraal. Maar, neen! de floute moed betoond aan beide zyden, Verhit de woede en wraak in hun onmenschlyk ftryden, Daar weerzyds beider hart den dappren krygsman eert, Die, woedend' met beleid, zyn' hals en borst verweert. Na honderd poogingen, na honderd fchrandre vonden, Om doodelyk elkaer met hun geweer te wonden, Gelukt het aan den held die flryd by Neerlands vaen, Den held die Spanjes dient zeeghaftig neer te (laan. De helm (luift van de kruin, en op 't beflorven wezen Is 't nadren van de dood, by woede en wraak telezen, Daar 's overwinnaars oog op 't oogenblik ontdekt, \ Dat hy zyn handen heeft met broederbloed bevlekt. Op eenmaal overflelpt door overmaat van fmarte, Keert hy 't bebloede flaal naar 't fchriklyk wroegend harte ; Maar word te rug gefcheurd, ontwapend, weg gevoerd, Te
|
||||||
Z E S D E Z d N . 13S
|
|||||
Te midden uit den ftryd, daar 't btein, op 't feist beroerd,
Den mond, met fchuim bedekt, eenzege doet vervloeken Wier wreede vrucht vergeefs hem zal naar rust doen zoeken» Die, werwaarts hy 00k vlied', hy nergens vindenkan, En hem tot aan zyn dood gelyk mnakt aan den man Die't eerst, iii'saardryks lente,een' broeder wreed vermoordde» En van dat bloed alom de ftrenge wraakfbem hoordc. Erbarmlyk broederpaar! leer aan myn vaderland, De burgers, welk een twist op Neerlandsgrondontbrand', Hoe, omdeGrooten, 't volk moog' van elkaer vervremen, In hunne Grooten twist nooiteenig deel te nemen; Opdat de broeder nooit worde in't geval gebragt, Dat hy met moordgeweer verwoed zyn' broeder flagt. De dappre Frans De Veer, ter flagorde ingebroken, Ziet door den Admirant zyn heldenborst befloken : Ondanks een zware wonde, ontfteekt zyn Itroomend bloed Het onvertfaagde hart in heeter oorlogsmoed. Horatius, des helds ontzaggelyke broeder, By 't zien van 's broeders bloed nu meer dan ooit vervvoeder j Stort op den Admirant; hy bonst hem uit den zael, En fcheurt hem tot den prins in voile zegepraal; Maar weer te rug gefneld naar't vuur, by zyn foldaten, Daar hy zyn' broeder ftraks had handgemeen gelaten, Vind
1
|
|||||
- _
i35 MAURITS van NASSAU,
Vind hy den held verbleekt, vertreden op den grond,
Ontzield door bloedverlies uit zyn bekoraen wond'. By 't uiten van een' kreet, de handen voor zyne oogen, Als razende in den drom des Kastiljaans gevlogen, Door 't gunftig lot alom in 't heetst des flags geleid, Wreekt hy zyn' broeders bloed met leeuwen dapperheid. Davalos word door hem heldhaftig afgeftreden; Zie door den paardenhoef dien oorlogsman vertreden, Befchouw hoe dappre Bax De Veer in 't ftryden dekt, En waar zyn ros zich wend den grootflen fchrik verwekt. De floute Van Der Aa, beroemd door doodverachting, Houwt Bodavila neer, in't midden van de flagting. Ryhoven, hoogst beroemd op dezen oorlogstogt, Wiens vuist den Goliath van 't Spaanfche heir bevocht, Stort, op zyn fchuimend ros , de Franfchen op de Ieden, Die, door Villars geleid, voor Neerlands dwingland ibeden. Marquette, Afwerus, Kriek , graaf Ernst en Lodewyk, Held Dommerville, de eer van't magtig Ielyryk, Doch wreed daarvan gehoond, en aan den prins verbonden, Ontzielen't all', verhit door hun bekoraen wonden. Marquette houd verwoed, met zyn geducht geweer, Ineenen flag Monray in 't bloedig zand ter neer, Vecht als een fiere leeuw, die in een perk benepen, Een
|
||||
Z E S D E Z A N G.
|
|||||||
nr
|
|||||||
Een' weerpartyder dood by icder zynergrepen;
Terwyl de kloeke Solras geen' vyand fchuldig blyft, En held Marquettes volk met zyne ruitren ftyft. Dejonge Fabi, de eer van zyn doorluchte neven, Door Fredriks heldendeugd , noch korts gefpaard in't leven, Kyd naast des hertogs ros, en doet niets in den flryd , Darrdat hy met zyn kling zyn' meesters hoofd bevryd; Maar denkende aan de hulp door Neerland hem geboden, Verbied zyn hart zyn vuist een' Neerlandsch held te dooden. In't dichtsteensdroms die vvoest prins Nasfau tegen druischt, Stelt zich de aartshertog bloot aan Maurjts heldenvuist: Op 't zien van't ketterhoofd voelt hy een fchok in de adren; Hy uit een' Iuiden kreet, kan Nasfaus prins niet nadren, En is gelyk de geen die, droomende, in 't verfchiet Een fchrikverwekkend fpook hem ylings nadren ziet. Zo ftond vveleer Adrast' in 't woedend' hart verflagen, Toen de oogen onverhoeds den held der Grieken zagen. .Maar ylings ftookt de wraak, door fchrik te meer gefard, Een woedend heldenvuur in 's hertogs grimmig hart. Dolzinnig door den haat, op Maurits aangeftoven , Poogt hy met eenen flag door 's prinfen helm te kloven ; I Maar dees,zodra hy't flaal op zich geheven zag, Keert, met behendigheid, op zyn geweer den flag, S Draait
|
|||||||
MAURITS van NASSAU,
|
|||||||
J3°
|
|||||||
Draait 's hertogs kling ter zyde, en had met zynen degerr
Zyn' vyand op zyn ros ontwyfelbaar doorregen,
Zo niet de forsfe floot op 't harnas waar'gefluit;
Nu fluift de aartshertog flechts eensflags ten zadel nit,
En waar* gevvis terflond in 't bloedig ftof vertreden:
Zo Fabi niet, met drift tot zyn ontzet gereden,
Het ros gegrepen had, daar hy ten zelfden tyd
Vol vveerzin met den prins zich wikkelde in den ftryd ,
Waardoor de aartshertog wierd gelegenheid gegeven,
Ter ftyging op zyn ros, en redding van zyn leven.
Intusfchen joeg zyn val den trotfen Kastiljaan,
Die aan zyn zyde vocht, een doodlyke yzing aari : Die woedende oorlogshoop, noch druipend'jvan 't ontzielen> Licht by des hertogs val op 't oogenblik de hielen; En'tovrig deel van'their, datnoch met woede vocht, Volgt ylings Jt voorbeeld na van 's konings middentogt. Aan alien kant gedeinst, maar niet uit een gedrongen , Weerflaat men deinzend' noch, hoe fel men word befprongen^ Wat zonderling geluk doet flraks den Kastiljaan, Op nieuw ten ftryd gevoerd, op nieuw den prins weerflaan ? Is 'top des hertogs ftem dat zy denftrydlust hooren? 6 Neen t die nieuwe moed word uit een vrouw geboren* God wil dat Nasfau hier onfterflyke eer behaal', En
|
|||||||
Z E S D E Z A N G. t59
En 's dwinglands bloed befchouw* hoe grootsch hy zegepraal'.
DeSpaanfcheInfante,uitPhlips/slandsdwingIand,voortgekomcn,
Had in Oostendes wal den fellen llryd vernoirien, En was, als gemaJinne aan 's hertogs Jot verknocht, Belust om 't eind' te zien van dezen oorlogstogt. Haar vader had dit land, daar hy was afgezv/oren, Haar tot een huwlyksgift ten dag des echts befchoren; Das zag haar trotfe geest een land als eigen aan, Dat haargemaal eerst raoestin hare banden flaan. Maar by een' trotfen geest bezat zy wezenstrekken, Gefchikt om achting, liefde en eerbied op te wekken; Haar fchoonheid, boven dien, wierd door die gaaf verilerkt Die meer dan zelf de deugd op 't hart der menfchen werkt, Die gaaf door 't lot bedeeld aan weinig ftervelingen, De gaaf van zich alom gelukkig. in te dringen. > Ken blaauwen kwyheiid oog, dat tevens helder (lond,
De neus een weinig krom, eenAvel gevormde mond, Een lach vol majefteit, een bosch van zwarte hairen, De wangen die in gloed twee rozen evenaren, < Door handen van de kunst op fneeuwit doek gefteld, De marmren boezem , die bevallig daalt en zwelt, De handen die alom elks oogen tot zich trtkken, Een houding hoogst gefchikt om eerbied op te wekken, S 2 Eea
|
||||
MAUR1TS van NASSAU,
|
||||||||
140
|
||||||||
Ecn kloeke leest, gevorrad met evenredigheid,
Ziedaar waardoor dees vrouw het hart der niannen leid. Om zo veel blinkend fchoon met grooter kracht te Iterken, Deed een befchaafde fmaak de kleding mede werken: Zy had een' rooden hoed op 't minzaam hoofd gedrukt, Waarop eenpluimbosch golft datieders oog verruktj Een purpren overrok van kosbre zy'geweven, Welks zoom van fchittrend goud bevallig was omgeven, Zet aan de kloeke leest, hoe fors die ook reeds zy, In 't oog des oorlogsmans een fterker forsheid by; Hetfneeuwit,'t briefchend ros, geleid door gouden toomen, Scheen van zyn vracht al 't fier te hebben aangenomen, En treed, als waar' het trots dat een zo fchoone hand Het tot gedweeheid dwingt, in zynen fierften (land. Gerust op de overmagt bereikt zy't veld van flagting
Met een vervrolykt hart, vol van triomfverwagting. Wat ziet ze? een deinzend heir, aan alien kantgedrukt, En een' geraaal dien 't lot alree' de zege ontrukt. Zy vliegt, met haar gevolg , een aantal verfche benden, Naar't heir dat zy den rug ziet naar den vyand wenden; Staat, blooda'arts! riep zy uit, flaat laffe Kastiljaanf Leert van een zvvakke vrouw in 't ftryden pal te flaan. Laat, laat uw' konings bloed uwe oude deugd ontvonken; Dankt
|
||||||||
ZESDEZJNG. J4I
JDankt dat den lauwerkrans u in triomf gefchonken,
Of ziet hoe raoedig zy, by 't misfen van haar erf, Tot uvver aller hoon , door'sketters handen fterv'. Waar is uw oude moed voor Christus kerk en Spanje ? Vergeet gy menig zege op 'c flamhuis van Oranje? Te rug, houd fland , valt aan , hervat op nieuw den ftryd, Denkc dat gy vecht voor ray, en Kastiljanen zyt. Die taal, op heldentrant, rnetnadruk, uitgefproken,
Doet ftraks 't verflaauwde bloed der Kastiljanen koken; Elk hunner waant in haar een krygsgodin te zien, Die 't heir, uit 's Hemels naam, verwinning aan komt bien; De fchaamte doet het hart een'heldenmoed bekomen, Elk hunnerwilzyubloed voor't vorstlykbloed doenllroomen, Elk hunner is op nieuw die oude Kastiljaan, Door Alvaas geest geleid ter hooge glori baan. Zie hoe de Spanjaards zich, fpyt kogels, kling, en fperen, Met woede in 't aangezigt naar Maurits benden keeren; Befchouw den ftryd vernieuwd, en heeter danvoorheen, Daar weerzyds rei by rei geveJd word en vertreen. De fchaamte had Kastilje een' nieuwen moed gegeven , 't Gevaar doet in Oranje een fterker ftrydvuur leven ; De heerschzucht (tyft den moed des hertogs in 't gevecht, In Maurits fpreekt de nood, en zyner volken recht; S 3 We5r'-
|
||||
14* M A U R I T S v A n NASSAU,
Weerzyds verkiest het heir het fterven voor het buigen,
Men moord elkaer verwoed met gruwzairie oorlogsciiigen. Daar Fredriks vuist opnieuw held Mondragon bevocht, Stort dappre Maurits zich op 's vyands middentogt, Daar Bax, en fiere Solms, door Van D.er Aagefteven, Hun benden overal naar 's vyands benden dreven. Ryhoven zwerft alom met lichte ruitery, En poogt des hertogs heir te ontrusten in de zy'; Het vuur der fchepen woed in 's vyands reenter vleugel, Daar naauw' 't verfcbrokken ros wil luistren naar den teugel. Drie u'ren had men dus elkaer op nieuw vveerllaan, Onzeker naar wat zy' 't geluk zoude overflaan ; Triomf! wy zien in 't eind' held Maurits triomferen, En Spanjes overmagt op 't ftrand der zee veiheeren, Wier door der golven kracht fors voortgedreven fchuim, Bloedverwig brullend' keert naar 't onafmeetbaar mim, Alsof 't den held begroet die land en ftrand behoedde , En tevens loeijend' zucht om 's menschdoms wreede woede. Wat held, of liefst wat god, behaalt de zegepraal? Vorsc Maurits, opgevoed by 't zwaaijen van het ftaal! Zie hem , met dene fchok ter flagorde ingebroken, Zyn' vyand links en rechts met zyn geweer beftoken; Zie menig ftaal verftompt op zyn gedekte leen, |
||||
Z E S D E Z A N G. 143
>
Hoor hoe de kogel gonstrondom den krygsman heen; Vergeefs, hy fchiec vooruic en wat hem durfc weerftreveii
Verliest door zyn geweer, of dat zyns volks het leven.
De middentogc gefcheurd j beneemt den Kastiljaan
Het. middel om met vrucht den prins te keer te gaan :
Oranjes helden, heet door een langdurig ftryden,
B,eftoken nu vermoed des vyands Iegerzyden.
Men vlugt aan alien kant,. of tuimelt ondereen,
Daar alies door den hoef der paarden word vertre£rt.
't Gekerm van all' wat vlugt, en van die hier verfmooren
In flroomend rokend bloed, verdooft alom elks ooren.
Elendig legerhoofd! noch korts zo trots van hart,
Wat zou mv noodlot zyn, zo ge,in den hoop verward, .
Door dappren Fabi ugeen opening zaagt maaken !
Zie fchier u in de magt van Neeriands held geraken.
Maar de edele Romein baantmet zyn vlugge hand
U, in den drangbekneld, een' open weg Iangs 'tftrand>
En doet, om uit den drom u vry te doen ontkomen,
Met weerzin, nu zelfs 't bloed der Kastiljanen ftroomenV
Houwt menig' miter neer wier ros u houd bezet.
En die u,fel geprangd, een' vryen loop belet.
Die fiere Infante, op 't zien van 't forsgeledenbreken,
Was, rennend',mec haar ros reeds achtervvaarts geweken,
Era
|
||||
m M A U R I T S VAi) NASSAU,
En al haar trotsheid was, op 't eigenfte oogenblik ,
Verkeerd in wanhoop, fpyt en doodelyken fchrik. Hovaardigbloed van't fchuim der waerelddwingelanden! Ileldin, die in uw volk het ftrydyuur deed ontbranden! Gy trekt dan van uw' togt en moed geen andre vrucht, Dan dat gy kwaamt, en zaagt uw krygsvolk in de vlugt] , Moesc PhJippus kroost haar heir we£r doende fhydwaarts keeren, Danzelf den heldenroem van Nasfaus prins vermeerenl De jonge Mondragon doet wac een oorlogsman,
In 't hoogfte van den nood met roern verrichten kan: Hy doet een oorlogshoop met moeite famen trekken, - Otn 't vlugtend'legerhoofd en 't vlugtend' volk te dekken, Houd dappren Nasfau op, tot dat de duisterheid,
Van 't Ooscen aangefpoed, de beider legers fcheid. De prins, aan alien kant nu meester van de kusten, Vergunt zyn' heldenftoet op 't flrand een wyl te rusten; Maar trekt na deze rust, zyn tyd van overleg, Begunftigd door de nacht, zyn volk van Nieupoortweg, Verfterkt daarmee' zyn heir, om, als 't begon te dagen, De vlugtende oorlogsmagt heldhaftig na te jagen. Snelgroeijendreuzenbeeld ! gy, ongefluit geruchL.'
Hoe verr' blaast uw bazuin de Kastiljaanfche vlugt, In weinig tyds, by 't fchoon van Nasfaus zegepralen, Hoe
|
||||
. ■-■■,
|
y ■
|
||||||
Z E S D E Z A N G. i4*
Hoe vreeslyk deed gy \ hart eens trotfen dwinglands dalen ?
Gy joegt niet flechts in't land den wreeden Kastiljaan, Maar Tyberftroom en Taag een doodlyke yzing aan * Philips, 't zieldvvingend' Rome, in fchaamte weggezonken , Zien hun geweld in't land aan ketenen geklonken. Maar hoe was Neerlands volk om deez' doorluchten ftryd, En 't fchoon gevolg daarvan, 6 fnelle Faam.' verblyd, Toen ge uw bazuin met kracht aan uwe iippen zette, En Maurits heldenmoed fchelklinkende uittrorapette! Straks golft de Oranjevaen van ieder toorentrans, Het licht by nacht ontvonkt trotfeert den zonneglans, 't Oranje boven! doet aan alien kant zich hooren, En 't dankbaar hart loofc God in alle tempelkoren. Helaas! moet een triomfzonut voor Nederland, Een bron zyn in den raad van fchaadlyk misverftand! Kasdlje, door den prins aan alien kant benepen ,
Nadat hy 's hertogs heir zo fel had aangegrepen, Dat hy al 't zwaar gefchut dat Spanjes magt bezat, En honderd vaenen grootsch op 'c veld veroverd had , Deed, door den Admirant, voor Niemrpoorts hooge wallen , By aanvang van den flag in 's prinfen hand gevallen, Thans fpreken, op een' toon in waarheid hoogst gedwee, Van't fluiten eens bellands, of liever van de vreeV L T De
|
|||||||
I46 MAURITS van NASSAU,
De prins , die deze taal nooit hartlyk kon vertrouwen,
Moest die als door dennood, elk' dag gevoed , befchoiiwen,
En, van die wantrouw vol, drong hy de Staren aan
Op't aanbod van verdrag als noch geen acht te flaan;
En aan den dwingeland niet eer gehoor tegeven,
Vodr dat al 't Spaansch geweld uit Neerland waar' gedreven.
Hy fchetfte hen met kracht zyn billyke achterdocht,
Alsof de Kastiljaan door vrede tydwinst zocht,
Om langfaam verfche magt alom bye'en te rukken ,
Alle onderhandeling daarna te doen mislukken,
En, eindlyk, om dit land, noch kwynende aan zyn wond',
Den kryg we£r aan te doen, op fchyn van goeden grond.
Hoe wys dit was bedacht tot Spanjes magtbeperking,
»t Vond in den raad des lands in 't heimlyk tegenwerking : JDe gryze Barneveld, die , door zyne achterdocht Geflingerd, in den prins een' man van heerfchzucht zocht. En, zynde in 't hart geen vrind van bloedig oorelogen, Dacht best te zyn ons volk aan kryg te zien onttogen* Waardoorhet, uitgepnt en deerlyk afgemat, By ademhaling kracht en bloei te wachten had ; En tevens zou 't beftand den dappren prins beletten, De grenzen zyns gezags noch verder uit te zetten. Van die ontwerpen vol» drong hy de Staten aan Een
|
||||
Z E S D B Z A N G. 147
Een onderhandeling aan Spanje toe te flaan;
En , werkfaaro uit den aart, door aanhang flerk gefteven,
Wierd met den Admirant te handlen doorgedreven.
De prins, die 't leger had met zo veel roems beflierd,
Op 't zien dat zyn ontwerp volftrekt verworpen wierd, Beklaagde in 't hart den Staat , en liet niet af te dringea Om waakfaam toe te zien op Spanjes handeling'en. By aanvang bleek alreede een trek van loos bedrog: De vorstgebruikte flout zyn' ouden tytel noch, Alsof hem ware ontgaan dat hy was afgezworen , En al zyn recht op 't land voor eeuwig had verloren ; Of liefst, het was een proef of 00k den Kastiljaan De naam van heer des lands zou worden toegeflaan; Waardoor de Staten dan ontzind verklaren zouden, Dat zy den vorst op nieuw als hirnnen heer befchouwderi. Zodra de fchrandre prins die kunstgreep gadefldat, Spreekt hy op deze wyz' tot Neerlands achtbren raad. 6 Vadren van die volkl ik Zoude uw' luister krenken,
Zo ik in eenig ftuk uw doorzigt dorst verdenkeh'; Maar zo 'er iemant Ieeft die in *s lands hafde elend', De list van 't Spaanfche hof volmaakt mdet zyn bdkend, Het moet, vergeeft het my, de zoon van Willem wezen, Die duizendmaal de list vm Spanje had te vreetfen. T 2 Ik
v.
|
||||
H3 M A U R 1 T S van NASSAU,
Ik fpreek van 't flaatsgevaar, dat noch myn oog voorziet,
Van myn heftier van flaat en oorlogsdiensten niet,
Noch minder van de fmart van my te zien weerftreven, ;
Daar ik den Kastiljaan vertrouwen zie gegeven;
God, die myne inborst kent, geev'dat uw raadsbefluit*,
Myn zorgen ydel make, en 's vyands toeleg ftuit.
Gy hebtby Willems tyd, en deed al de aard' dit hooren,
Den koning als uw' heer voor eeuwig afgezworen; Myn vader, die dees daad bewerkt heeft door zyn' moed, Betaalde ookdit ontwerp met zyn doorluchtig bioed. Ik, na hem, door uvvgunst, in zyne plaats verheven, Heb wel aan alien kant den Kastiljaan verdreven; Maar hy, hoe fel door ons geprangd aan alien kant, Heeft,tot op dezentyd, genoeg gezag in 't land, Om, zo hem niets gelukt door onderhandelingen, Op nieuw naar 't hoog bewint in Nederland te dingen, 'c Blykt duidlyk dat het hof, dat Neerland doodlyk haat, En in ftyfhoofdigheid elk ,hof te boven gaat, De hoop op 't hoog gezag dat gy hebt afgezworen, Op verre na noch niet volkoraen heeft verloren: Befchouwt alleen den brief dien u Mondofa zend, Waarby en flaat en volk geenszins word vi y erkend. Daar't my nu is mislukt om't opzet door te dringen, Van
|
||||
Z E S D E Z A N G.
|
|||||||||
149
|
|||||||||
Van met te tre£n met Spanje in onderhandelingen,
V66r dat ik 't Spaansch geweld,dat noch dees landen plaagt, *Ald:n van Neerlands grond zeeghaftig hadverjaagd, Waardoor den Kastiljaan alle uitzigt waar1 benomen, Om immer we£r met vrucht gewapend op te komen, Voor 't minst, doorluchte raad ! fta my de vryheid toe, Datmyn trouwhartigheid een andervoorfteldoe. De brief door koning Phlips, als graaf, aan u gefchreven, Zy aan den Admirant met fpoed te rug gegeven: De Spanjaard fchenk' voor't eersc dit lang verdriikc gewest, Den lang gewenschten naam van Vry Gemenebest, En handele ons, wiens raad hem eens heeft afgezworen, Ais volken waarop hy alle aanfpraak heeft verloren; Ten minfte dat de naam, de groote naam, van Vry, Gefchonken aan dit volk , 't loon myner dienften zy. Deraad, doordeze taal, met nadruk uitgefproken, Voelt zich op 't oogenblik in eedle hitte ontftoken: Hy voelt de Spaanfche list, en dankt den eedlenheld, Die hen, in zagte taal, die klaarvoor de oogen ftelt. Men doet op't oogenblik den trotfen Spanjaard weten, Dat zich de vorst voortaan geen graaf des lands moet heeten En dat, zo waarlyk 't hart een zucht tot vrcde voed, ■
■
|
|||||||||
MAURITS van NASSAU,
|
|||||||
i£o
|
|||||||
Hy eerst en volk en raad als vry erkennen moet.
De eerzuchtige Adrairant, door zulk een taal verflagen,
Weet niet of hy dien eisch den hertog voor durft dragen; Doch wetend' Spanjes nood, en dat zyn ras ontflag Alleen afhangklyk was van 't fluiten van verdrag, Befluit hy, ftout uit vrees, den hertog aan te dryven, Met alien fpoed den eisch der Staten te onderfchryven, Opdat langwyligheid niet meer verbeiding baar', En Spanjes zwakke raagt niet flortte in nieuw gevaar. De aartshertog van zyn' kant, fchoon tot verdrag genegen, Was met den ftouten eisch der Staten hoogst verlegen. Hy zag, wathem betrof, dat hy op Neerlands grond, Daar alles hem met kracht van wapens wederftond, En daar hy dag aan dag zyn krygsmagt zag verloopen, Nooit op gerust bezit, als heer des lands, kon hoopen; Dus had hy, om verdriet en verdre fchand' te ontgaan, De Staten en den prins hunne eifchen toegeftaan; Maar 't Spaansch hooghartig hof, tot buigen ongenegen , Stond zyn toegevendheid en goede mening tegen. Hy ftelt, in 't hoogst des noods, zyn vrees de Jnfante voor, En dringt haar, om zichzelf, datzy zyn* voorflag hoor*, Dat is, 't onbuigfaam hart des konings te overreden, |
|||||||
Z E S D E Z A N G. igt
Om, naar der Staten eisch, in een verdrag te tredem
Die fiere ryksprinfes, die 'tniet ontbrak aan list, En best hetzvvak van 'c hart der Kastiljanen wist, Drong Phiips behendig aan de Staten toe te geven , Daar 'tnii niet moogJyks was hun magt te wederitreven;. Maar dat hy in den tyd bedongen in 't beftand, Zich heiralyk waapnen zou ten val van Nederland, Daar hy, op niettw gereed de toortsdes krygs te ontileken AHe onderhandeling ten ipoedigfte af kon breken, Wanneer by, zo zyn magt het ketterrot verwon, Den hoon des Kastiijaan gevoelig wreken kon. Dievoorflag, naar den fmaak des Spanjaards tiitgevonden ,
En met den grootilen fpoed naar't fier Madrid gezonden, Waar' mooglyk langen tyd voor 's konings tragen geest, Een voorwerp van beraad, en weerberaad geweest; Maar Maurits, eer de vorst een antwoord deed bekomen, Verjoeg den Kastiijaan op 't land en op de ftroomen, En bragt de Spaanfche magt, nu op zyn komst beducht, Zelfs fomtyds ongejaagd angstvallig op de vlugt. Dus zag de koning zich, door hoogen nood gedreven, Verpligt voor't eerst ons volk den naam van Vry te geven; Erkennende opentlyk in 't ligchaam van denflaat, En onafhangkJyk hof, een' waarlyk vryen raad. En
|
||||
152 MAURITS van NASSAU.
En, na men voor Euroop' hem dit had doen verklaren,
Sloot Nederland met hem 't beftand van zes paar jaren; Daar alles Maurits roemt, door wiens geduchte kling , Ons zuchtend volk voor't eerst den naam van Vry"ontfing. |
|||||||
E I N D E.
|
|||||||
©
|
|||||||
HI-
|
|||||||
HISTORISCHE
EN ANDERE
AANTEEKENINGEN,
x
O P
MAURITS van NASSAU,
PM.INS VAN ORANJE.
ENZ, IKZ. E N Z.
|
||||
-----.....- ......_ . ____ .
|
|||||||
AANTEEKENIN GEN.
|
|||||||||
Bladzyde i.
VERMOORD OP SPANJES LAST, ENZ. . .
|
|||||||||
w
|
|||||||||
illem De Eerfte, ora net voorftaan van 's lands voorrechten, door
Philips den tweeden, koning van Spanje, en graaf dezer landen, in een banvonnis vogelvry verklaard zynde, daar'er een zware bloedprys op zyn hoofd ftond, wierd,binnen Delft, door een' Bourgondier, onder den naam van Francois Guion, maar eigcntlyk Balthazar Gerards genaamd, in 1584. verraderlyk doorfchoten. Maurits, 's prinfen zoon, heeft zyn' doorluchtigen vader grootmoedig gewroken , door een' reeks fchoone overwinningen, zo vernedcrende als nadeelig voor Spanje. IBID. '
f ..,..■...* 1
JA, DIE DEN KASTILJAAN, DOOR STOUTE KRYGSBEDRYVEN,
ZEEGHAFTIG DWONG GEDWEEDIE VREDE TE 0 N DERS CH R Y VEN, WAARBY ONS VADERLAND, NA LANG VERDUURDE ELENd', DOOR SPANJES DWINGLAND WIERD VOOR 't EERST ALS VRY ERREND* Schoon de flag by Nieuwpoort door andere overwinningen wierd gevolgd y
moet men aan het beflisfendc van dien flag toefchryven, dat de Spanjaarden, onder den derden Philips, door Maurits gedwongen wierden, een twaalfja- rig beftand met de Nederiandcren aan te gaan, waarby men hen voor hec eerst den naam van cna'f hangklyke volken toeftond. V 2 IBID.
|
|||||||||
i6o AANTEEKENINGEN.
IBID.
■ t
ALS TOEN ZY VVILLEM SCHETSTE OP NEERLANDS KRYCSTOONEEL.
Ditzietop ons alom bekend gedicht willem de eerste, in vier-
en-twintigzangen,uitgegeven by den boekverkooper d. klippink, met eene toewyding aan den tegenwoordigen Heere Erflladhouder, daarvoor geplaatst met hoogst gunftig verlof van dien vorst. IBID.
ALS TOEN GY IIAAR DE DEUGD VAN NUMA HEBT DOEN ZINGEN,
EN HELD BOUILLONDEN MUUR VAN SALEM IN DEED DRINGEN. Wy bedoelen hier ons gedicht numa pompilius, in twee deelen uit-
gegeven by den boekhandelaar w. holtrop, met eene toewyding aan den W. E. A. Heere s. v. nooten, jz. Vroedfchap en Schepcn der ftad Amfteldam, mitsgaders Bewinthebber der O. I. Maatfchappy. Verder word hier gezien op onze niet min bekende overzetting van he
vermaarde gedicht van torquatus tasso , genaamd jeruzalem verlost, by laatstgenoemden boekhandelaar uitgegeven; de toewyding is aan den beroemden Rotterdamfchen Godgeleerden, den Heere scharp. Godefrooi van Bouillon was het opperhoofd der alom vermaarde Kruis-
vaarders, die uittogen om Christus graf aan de handen der ongelovigen te ontnemen. Bladz. 2.
r-
WAS LOOZE PARMA , ENZ.
Alexander Farneze, prins van Parma, was een zoon van Margaretha
van
|
||||
A A N T E E K E N I N G. E N. 161
van Parma, weleer landvoogdesfe over de Nederlanden van wegens den
koning. De prins van Parma was een groot krygs-en ftaatsman, en daar en boven uiterst doortrapt en geveinsd. De koning had hem bcnoemd om Don Jan van Oostenryk als Kapitein Generaal in de Nederlanden op te volgen. Hy had flechte gedachten van de zaken dcr Staten na de dood van den grooten Willem Den Eerften, zo dat hy een' misflag by de ycrdediging van Antwernen van de zyde der Staten ziende,v66r dat Maurits aan het hoofd der legers was, zich liet oiuvallen: Ik zie wel dat de prins van Oranje 'er niet meet is." filadz. 4.
HELD MAUBITS VZ8EN VUIST HAD AXEL INUEKOMEN,
Axel was de eerfte plaats die held Maurits aan de magt der Spaanfche
dwinglandy onttoog. Wie belust is omftandig eii naar waarheid onder" richt te zyn van alles wat die verlosfing verzelde , oordeelen wy tc moeten wyzen naar het werk van een' man wiens historikunde zo veel ver- wondering verdient, als zyne Godgeleerdheid en dichtkunde achtenswaar- dig zyn. Het is het werk genaamd: Gefchiedenis en Costumen van ,, Axel," door dc meesterlyke pen van den berocmden Hervormden Rot- terdammer leeriiar,denHeere j. scharp. Een boek dat men alien die belang ftellen in de kennis der Vaderlandfche gefchiedenisfen niet genoeg kan aan- pryzen. Alles wat betrekking heeft tot het innemen van Axel, in de nachi tusfchen den 16 en 17 July, 1586. kan men vinden in hctgemelde boek, T. Deel, bladz. 123 tot 131. Het werk word uitgegeven by w. Abra- hams, te Middelburg, by wien het in 1787. eerst hetlicht zag. V 3 IBI0.
r
|
|||||
/■*
|
|||||
*<■
|
||||||||
158 A A N T E E K E N I N G E N.
I B I D.
EN TOONDE BY SREDA, IN 'T W7NNEN VAN DIE STAD,
DA r II y FARNSZE IN LIST GEENSZINS TE WYKEN HAD,
JA, DAT HY, LOOS EN STOUT, IN *T HEETST D E tt K tt Y G S C E*
VAR E N ,
ZO WEL ULYSSUS KOSTALS AJAX EVEN A REN. Ieder weet genoeg dat Maurits Breda wegnam, door middel van een
turffchip, waarin hy onder de brandftof krygsvolk verborgen had. Ulys- fes was de wyste prins van -het leger der Grieken voor Trooijen, en had die ftad vcrfchalkt door een houten paard, in welks buik hy krygs- volk had verborgen. De Trooijanen haaldcn dit paard in de Had, ge- lyk die van Breda het turffchip. Ajax was een der dapperfte mannen in de vermaarde Trooifche^.belegering; hy was de neef van Achilles, en de zoon van Telaraon. In waarheid, prins Maurits had in krygszaken, wat list en dapperheid betrof, niet te wyken voor de twee genoenide Griekfche helden. IBID.
ZEG ONS WAT NASSAUS PRINS, IN NEERLANDS OOEELOCEN,
DEX OOSTEWRYKSCHEN PRINS ALKERTUS HEEFT ONTTOCEN, Albertus, Aartshertog van Oostenryk, volgdc den prins van Parma op
i.i de Ncderlanden. Bladz. 5.
D A A R V E R A X , E N Z.
Verax trachtte door den bcruchten flag by Turnhout den prins tot flaan
te
|
||||||||
AANTEEKENINGEN. 159
ce brengen in den loop zyner overwinningen; de prins wierp zyne ben-
den overhoop, en Verax fneuvelde in den (lag, van zyn paard ftortcnde. Bladz. 8.
WAS BARNEVELD, ENZ.
Joan van Oldenbarneveld was inderdaad een man van bekwaamheid; hy
was vertrouwling en vrind van den fchrandren en zagtiiartigen Willem Den Eeriten. Uit het geheele beloop van zaken blykc, dat hy gaarne zo veel bewint zoude hebben gehad op den geest van den zoon als op dien van den vader; maar Maurits, van andcre gcaartheid, en meer genegen om allaen te regeeren, was onhandfamer. Wat wonder dat zy elkander niet konden verdragen? Waar de eerzucht gelyk ftaat, en waar aan de eene zy- de de magtis, en aan de andere zydc de ontoegeeflykhcid, bchoeft men zich , naar het gewone beloop der dingen , niet te verwondercn, dat deon- toegeeflykheid zonder magt, de lydcnde party word. Buiten alles wat 'er tusfchen Maurits en Barneveld is voorgevallen, leveren de gefchiedenisfen hiervan eene menigte voorbeelden op. Het is der moeire dubbel waardig te lezen wat de gemelde geleerde Scharp wegens Maurits en Barneveld zo vrijmoedig als waarachtig aanteekent, in het gemelde Werk I. Deel, Bladz. 128 tot 130. agtfte noot. Wy bevelen het inzien daarvan ernflig aan onze lezeren. Bladz. 9.
'T IS EEN GEVAARLYKE EER VOOH LI d N VAN C E V. S T V E R MOGFN,
TOT ZO VERR' DOOR EEN' VOKST ZICH GK0O7JCH TE XIEN VeRHOOGEtf, BAT ZY DEN VORST IN 'T BINDE ACS AAN DE HAND DOEN GAAN; DIE EER WIERD D A R N E VE h D ,D OOR Wl L L E M TOE C GS T A A N. De zedendichter claas bruin fchynt met my in het zelfde gevoelen
te
|
||||
i64 A A N T E E K E N I N G E N.
te zyn geweest wegens den grooten invloed van Barneveld op den
geest van Willem. Hy doet in zyn bekend treurfpelDe dood van Willem Den Eerften,"(hetminftezynertooneelftukken niet,) Barne- veld zich beroemen op de vrindfchap van dienprins;hy doet meer,hy doet Willem zelven Barneveld hooglyk aanpryzen by graaf Maurits, en Barneveld geeft dien fieren jongen prins iloute lesfen, die eene ge- aartheid als die van Maurits niet volmaakt konden behagen. Bladz. 10.
DE CRYZAART BOS GESTGORD DOOR'sjONGLINGS ZELFREGEERJNC,
BESCHOUWDE IN HEM EEN' MAN BE LUST OP O V E R H E E K I N C , Dit is in het gewone beloop der dingen, en wanneer wy onpartydig
een aandachtig oog flaan op het geheele beloop van zaken tusfchea Maurits en Barneveld, zal men zekerlyk van beide zyden eerzucht, en ftyf hoofdigheid vinden, en aan de zyde van Barneveld niet weinig wantrouw wegens's prinfen oogmerken. Bladz. II.
'T 1SPYNLYK VOOR BEN' VORST VAN UITOE3TREKTE MiCT,
TE VEINZEN VOOR EEN' MAN VAN BURGERLYK CESLACHT; Dit is overal en ten alien tyde maar al te waarachtig, en niet alleen
toepaslyk op Maurits, tegens wiens hooghartigheid men heeft ge« fchreeuwd, alsofhy de eenige vorst in de waereld ware geweest die cere fiere geaartheid had. Vry uit gefproken, men kan deze vaerzen op alle vorften.over het geheel genomeu, toepasfen. |
|||||
IBID.
|
|||||
AANTEEKENINGEN. i6"i
IBID. NOCH PYNELYKER IS 't VOOR EEN EERZUCHTIG HARtK,
TE VOELEN DAT DR MAN DIE 't IN ELK TOBLEG TARTTE, EN Z1CH W.EERS1 RE VIC TOONT IN ELK GESTELTENIS, HOO'GST ON'ONTDEERLYK, EN DUS NOOIT VERJAAGLYK IS. Dit is mede maar al te v/aar. De eerzucht behoeft in den raensch
niet veel overdreven te zyn, om vuur te vatten by tegenkanting. En het is niet wel tegen te fpreken, dat Barneveld zich nu en dan tegen den prins verzette, even zo weinig als het te ontkennen is, dat Mau- rits een man van vuur en eerzucht was. Zulk een hoofdeigenlchap te verzwygen, mogten wy oris niet veroorloven, zonder den grooten regel door horatius en boileau voorgefchreven te overtre- den, dat is: Schilder altyd uwe helden met eenige zwakheid:" £n inderdaad, helden zonder menschlyk zwak zyn kunstgcwrochten, en geen voortbrengfels der natuur. Voltaire doet zyn' held eene zwakheid begaan, die zyne overvvinning vertraagt; een' vrind word 'er vereischt om den grooten Henrik zyne zwakheid te doen kennen. Best was het dat uit het zwak van den grooten Maurits een reeks van fchoone daden zyn geboren, waaraan eerlyke Nederlanders verpligt zyndankbaar te gedenken,met ter zyde ftellingvanmenschlykebroos* heden. Die met dat alles den prins willen blyven laken om zyne eer- zucht, behooren ten miufte zo rechtvaardig te zyn van ook gebreken te erkennen in Barneveld. Wati ons bctreft, die In het geval dezer twee waarlyk groote mannen de onzydigheid,zo veel mogelyk, trach- ten in het oog tehouden, wy hebben Barnevelddeugdengenoegtoege- fchreven, om buiten befichting te blyven, als ware ons voor- nemen geweest zyne nagedachtenis te bezvvalken. Zulke oogmerken X zyn
|
||||
10*2 A A N T E E K E N I N G E. N.
zyn laag en verfoeilyk, en moeten dus door een' braaf fchryver, die
vooral een eerlyk man behoort te zyn, en zyne verpligtingen behoort te kennen, maimer gekend te worden. Bladz. m.
BY ALL' WAT HEM OMRIKGT VAN HOT- EN L E G E R C R 0 O TE N,
WAS FREDRIK HENDRIK, MEDE U1T WILL EM VOORTGESPaOTeN , DOC II VAN BENE ANDRE GADE ALS MAURIES HAD GETEELLI, E.XZ, Fredrik Hendrik was geboren te Delft, in liet zelfde jaar dat zyn
vader wierd vermoord, namelyk in 1584. Hy was geboren uit vrou- we Louiza de Coligny, dochter van den beroemden Admiraal van Chattillon, die, benevens Teligny, eerften gemaal zyner dochter, erbarmelyk wierd omgebragt op het beruchte Paryfche moordfeest, in de St. Battels nacht. Maurits was een zoon van VVillen Den Eerften en vrouwe Anna van Saxen, dochter van den grooten keurvorstMau- rits, zo beroemd in de gefchiedenisfen , door de groote rol die hy ten voordeele der Proteftanten fpeelde. Maurits en Fredrik Hendrik wa.- ren dus broeders. De laatfte prins had alle de zagtheid van zyn' va- der, en al de dapperheid van zyn' broeder. Wat wonder dat Maurits hem vereerde met een byzonder vertrouwen? De gedenkfchriften leve- ren ons een menigte proeven op van Maurits hoogachting jegens zyn' waardigen broeder. , i ' Bladz, 14.
TOEN MAALSTEDE, ON BED A CUT, DOORAFGDNSTINGENOMXN,
DESKE1ZERS BROEDER DEED ALSUEeR IN NEERLAND KOMIiN. Ziedaar de eerfte famenfpanriing tegeri het huis van Oranje. De
her-
|
||||
AANTEEKENINGEN. 163
hertog van Aerfchot, en andere grooten, nydig vvegens den zo nodi-
gen invloed van den prins, fpanden tegen hern famen, en zonden, om zyne verdere verheffing voor te komen, den heere van Maalftede naar Duitschland* om den aartshercog Marinas, broeder van den keizer, in het land te roepen, en hem de hooge overheid op te dragen. In ons gedicht willbm den eersten hebben wy omflandig doen zien hoedanig de getrouvve Willem het land ontfloeg van het Oos- tenrykfche juk. Wy wyzen dan den leezer derwaans. Alles wat de prins hier verder zegt om Barneveld te winnen, is
niet ten eenemaal buiten degefehiedenis,endoetMauritseere aan. Hier weegt het belang des volks zvvaarder dan de eerzucht. Dit is groot! Bladz. c^..
Dfi DWINGLAND PHLIPS, ENZ,
Philip* de tweede had, op eene to verraderlyke als onwettige en
wreede wyze,de edele graven van Egmond eu Hoorne door beulshan- den doen ombrengen. De deod dezer doorluchtige doch ongelukkige mannen is over bekend. In willem den eersten is die voor- iil ornftandig befchreven.' Bladz. 25.
DIEN SIXTDS VOORTGEBRAGT VOOR 'T NEDRIG II ER D E R S LEVEn>
EN DIE IN LATER TYD EEN KROONVERSJUAADUE, IN SCHYN, OM VAN ZYN KOMST TEN TROON TE ZEKERDER tE ZYN, ENZ. Sixtus de vyfde, van de fchaapskooi tot den kardinaalftand ver-
heven, was niet min heerschzuefttig dan listig en geveinsd. Kardi- X 2 naal
|
||||
164 AANTEEKENINGEN.
naal zynde, fprak hy niet dan met verfniading van alle ydele groot.
heid der waereld, en veinsde zich zieklyk. Paus geworden, was hy gezond, en hitfte den koning van Spanje bedekt aan tegen de beroem- de koningin Elizabeth van Engeland, eene vrouw fyner van vernuft, dan de koning en de paus beiden, Bladz. 26.
IN VRANKRYK HAD MT'HOF, DAT NOOI T Z Y n' T RO T S VE «"■
ZAA KT, NIET MIM DAN BY DEN BRIT ZICH HATELYK CEMAAKT.
Koning Philips wierd niet alleen door den trotfchen en listigen
paus aangeftookt tegen Engeland, maar 00k tegen den beroemden Hen* rik den vierden , bygenaamd den Grooten, koning van Navarre. Hy voedde dus de beroertens in Vrankryk ? en onderfteunde de Guizes er> Mayennes tegen den wettigen koning, trachttende Vrankryk doode- lyk te verzwakken, en dan de kroon voor zieh te neraen. Wat won- der dat Engeland en Vrankryk, op hunne beurt, bedacht waren een' trotfen en moeialligen dwingeland, een' beroerder van de ftaten zyner nageburen, te vernederen ? en waar konden zy dat beter doen dan in; Nederland? Bladz. a8.
EN SCHYNT MINERVE IN SCHYN
VAN MENTOR AAN DE ZY' DES GRIEKSCHEN PRINS TE ZYN, DOOR SCHRANDREN FENELON, IN ZYN ROEMRUCHTIGLEVEN, OP *T SPOOR DES BLINDEN GRIEKS, TOT VRANKRYKS EER BE» SCH R E V EN. De geleerde aartsbisfchop fenelon geeft, in zyn' overheerlyken
te--
|
||||
-----------
A A N T E E K E N I N G E N. i6b
telemachus, den jongen prins Minerva onder de gedaante van
Mentor ten geleide. Het werk zelf is getrokken uit de fchriften van den blinden Horaeer. Weinig werken hebben het vernuftige Vrank- ryk raeer eere aangedaan, dan het werk van fen el on. Onze land- genooten mogen zich beroemen daarvan eene berymde overzetting te hebben van den grooten feitama; eene overzetting die in ieders handen behoorde te zyn. Bladz, 32.
DE BRITSCHE SYDNY, OROOTVOOR MAUR 1 TS OORLOGSMAGT , ENZ.
In het hier voorgemelde werk van den geleerden scharp kan men
dezen sydny, bax en anderen, omftandig leeren kennen. Hy muntte dapper uit by Axel, en niet minder by Turnhoutj daar hy den vyand vyf itandaarden ontdroeg. Bladz. 39.
BEN GROOTEN MAN GBLYK DIE DE ALPEN DORST BETREEN,
ZYN STOUT ONTWERP ONTTROK A A N DEOOGEN VAN'TGEIMEEN, EN ONVERWACHT DE PO EN 'l ROOMSCHE HEIR G E N A A KTE , ENZ. Hannibal, veldoverfte derCarthagers, vormde,inzyne vroegejeugd
veldheer geworden, het ftout ontwerp om de Alpen over te trekken. . Hy vermomde zyn oogmerk zo meesterlyk , dat hy de Romeinen Oli- ver hoeds op het lyf was, en hen ten ee'nemale verfloeg. *
X 3 Blaiz
|
||||
ifi6 AANTEEKENINGEN.
Bladz. 48.
Z O SH'IMERDEN BY DAN, F.NZ.
Loth, gevangklyk wordende weggevoerd, wierd door Abraham
nchterhaald, en verlosr. De aartsvader overvicl de vyanden met drie honderd mannen, daar het vyandlyk leger by Dan in dearmenvan den flaap lag. IBID.
NIET ANDERS WAS 'T CESTELD BY CRIEKENS 0 0 R L 0 G S M AGTEN,
1)11 SI.OIMHENB' CEEN BGZOEK VAN 'i D A V H I S C H V 0 1. K V £ R«
W A C H T T E N , E N Z. In den reeds aangehaalden telemach us Iezen vvy deze beruch-
te overrompeling, De Grieken, in oorlog zynde met Adrastus, ko- ning der Dauniers, lagen gerust in hun leger, het onmogelyk achten- de dat de vyand iets op hen zou kunnen ondeniemen, daar Adrastus hen ondertusfchen met behendigheid en fnelheid op den halskwam, in het midden van de nacht, en eenc verfchriklyke flagting onder hen maakte. Bladz. 50.
DE PRlNSEN VAN MYN' STAM ZYN N O 51 T & E 7.1 fi L D DOOft WRAAfr,
VERtilETEN 'T BLOED MET SMART EN SPAREN'TMETVERMAAK. Dit is vvaarheid. Wat de vyanden van het doorluchtige huis van-
Oranje de prinfen van dat huis hebben vervveten, hoe verre limine on- befchaamdheid ook gegaan zy, bloeddorst hebben de gematigdflen hen nook vervveten, en zy konden dat naar waarheid niet doen. Wil« lem De Eerlte, te Antwerpen gevaarlyk door een pilioolfchoot in den hals ge-
|
||||
AANTEEKENINGEN. i6>
getroffen zynde, was, in het hevigst zyner pynen, bekommerd dat
men de handdadigen aan den toeleg te ftreng zoude behandelen, en fchreef aan de wethouderfchap ten hunnen Voordeele, de rsgeering aanmanende tot zagtheid. Deze edelhartigheid word te grooter, wan* neer men nagaat dat de prins die aanmaning deed in eentydftip waarin alles, en hy zelf voornamelyk, aan zyn opkomst twyfelde: het is in het algemeen eene waarheid, dat in het uur der dood de mensch zich onvermomd vertoont zo als hy waarlyk is, omdat hy, geene belangen meer na te jagen hebbende, de waereld als hem ten 66ne- male onverfchillig aanmerkt. Willem toonde dus hier een alleredelst caracter te bezitten. Wat is grooter dan omferming te hebben met zyne moordenaars? Wat meer is, hoe weinig had het dien door- lucluigen vader des vaderlands te kostcn gehad, om Aerfchot, Maalitede, en anderen, die hem den lelyken trek met de inroeping van den aartshertog Mathias hadden gefpeeld, door handen van het volk van kant te helpen? maar verre van zulk eene bioedige wraak, vergenoegde deze waarlyk Christenheld 2ich met hen alleen de magt te benemen van hem, ten nadeele dezer Ian Jen, verder hindeilyk te zyn in zyne onvermydelyke ontwerpen. Hier tegen is niets te zeggen. Wat Maurits zelven betreft, hoe men tegen hem heeft gefchreeuwd
wegens het ongelukkig voorval met Barneveld, de toenmalige toe- ftand van zaken eischtejzekerlyk eene mate van geftrengheid, die onaf- fcheidlyk is van de prinfen; maar de gefchiedenisfen malen ons Mau- rits eenparig af als de grootfte fmarten voelende wegens de veroor. deeling van zyn' tegenftrever. Wat Fredrik Hendrik betreft, wie kent de menschlievendheid van
dien vorst niet? en waar is'aan de verdere prinfen ooit bloedgierigheid ver-
|
||||
■
|
||||||
.
|
||||||
168 AANTEEKENINGEN.
verweten? Laten wy, om de bovengemeld'J vaerzen van Maurits fter*
ker te rechtvaardigen, onze oogen wenden naar een luifterryk voor-
beeld van goedheid, waarvan vvy alle ooggetuigen zyn geweesr. Geen
der prinfen uit het huis van Oranje is onwaardiger niishandeld, dan
de tegenwoordige ftadhouder Willem De Vyfdej gelyk gefteld met
den rrotfen en wreeden Alva,bynaverklaardalsde vogelvryheid waar-
dig, genoodzaakt zyne refidentieplaats te verlaten, en op het pnnt ge-
bragt om zich van alles te zien berooven , keert de zaak e'enklaps in
zyn voordeel,en die goede vorst eischt niet alleen geendruppelbloeds
zyner vyanden, maar verklaart opentlyk in een manifest, dat hy de
menigte befchouwt als een' hoop misleide burgers, en dringt op eene
vergifnis aan by de Staten,zich vergenoegende met zyne beledigersde
magt te benemen om hem andermaal tebefchadigen. Ziedaar voorbeel-
den die men zal moeten laten ftaan, en die men niet kan ontkennen
zonder alle fchaamte te hebben uitgefchud. 's Prinfen manifest verge-
leken met alle vuiligheden die tegen hem zyn uitgeworpen, zal door
alle eeuwen eene verwonderlyke vertooning maken in de jaarboeken
van Nederland jhet is e^n der fcboonfte trekken in het leven van eenig
vorst. Lieten wy dan Maurits te veel zeggen, toen wy hem de hier
bovengemelde vaerzen in den mond leiden ?
IBID.
SCHOON *T LOT DEN TWEEDEN PHLIPS IN 'rCRAF DEED NEDER*
ZINKEN,
DE DEtt.DE 'J'RACHT ONS NOCH IN KETENEN TE KLINKEN. Philips de tweede, die in alles een monfter was, blies in den
jaare 1597. zyn' onreinen geestuit, gelyk wy dat omftandig hebben be.
|
||||||
A A N T E E K E N I N G E N. ify
befchreven in het lbven van philips den tweeden, uitge*
geven by den boekhandelaar holtrop,enlietzyn'opvol^er,Philips den derden, erfgenaam van zyne ftaten, van zyne dwangontwerpen ten opzigte der Nederlanden, en van zynen haat. De oorlog wierddus door den derden Phlips met geene mindere hevigheid voortgezet dan- door den tweeden Phlips. Stroomen bloeds wierden 'er vergoten, en waren de Spanjaarden hardnekkig in het voortzetten hunner baldadige dwangontwerpen, prins Maurits was zo ltandvastig in zyn ontwerp ora ,'er zich tegen te verzeteen, als de vyanden van het land hardnekkig waren in hurmen haat, tot het God Almagtig heeft behaagd de ftand- vastigheid, moed, beleid en trouw van held Maurits derwyze te ze« genen, dat de dwingelafnden des lands eene onderhandeling aanboden,- waarin de prins niet wilde bewilligen, t' en ware het hof van Spanje de onderhandeling begon als met onafhangklyke en vrye volken, fta» vende dus* als held en voorftander van 's lands zaken, der Statea groothartige afzwering van Phlips den tweeden. Zyn wy, naast God, ook iets aan Maurits verphgt ? Bladz. $6.
X
'T IS FABI, VOORTGEKOMEN
VAN'T OVEROUD GESLACHT DER KA B ieN V A N R OM £ N. Dtfze Fabi was inderdaad een afftamling van dien Fabius, die zich
zo beroemd had gemaakt in de oorlogen tegen den ontzaglyken Han- nibal. Ee'n der fraaifte trekken in het leven van den Romeinfchen veldheer moeten wy hier den lezer niet onthouden. Men zal daarin «len grooten man zien,die zyn ontwerp dryft ten nutte van zyn vader* land, in weSrwil van deloszinnige volkstaal, die altyd gretig groote iiiannen beoordeelc met zinloosheid. Hannibal had tot noch toe altyd X met
|
||||
i;o AANTEEKENINGEN.
met on be drevene en heethoofdige veldoverften te doen gehad; onge-
meen listig, had hy het zich ten regel gemaakt zyn voordeel te doen met de geiiarthcid der bevelhebberen die tegen hera geboden; onbe- drevene fpande hy ftrikken, en verfloeg hen; vermetele heethoofden tergde hy, door afbranding van dorpen rondom hun leger, of door hen fmaadheden aan te doen in hunne legerplaats; hy lokte hen hier door uit hunne legerplaats en voordeel, en verfloeg hen, even als hy de onbedrevene verfloeg. Eindelyk kreeg Fabius het gebied over het leger derRomeinen: deze veldheer nam eene gefteldheid waarin het den Carthager onmogelyk was hem aan te tasten,zonderzichbloot te ftellen aan eene volflagene vernieling. Hannibal, bemerkende dat hy dezen man noch kon tergen, noch van ftand doen veriinderen, zei- de toen, dat de Romeinen hunne dapperheid verloren hadden; maar dit was de taal der fpyt, niets was hem doodelyker dan eene lange werklooze legering. Het gemeene volk te Rome, en zyne foldaten zelven, befchuldigden hem van flaauwmoedigheid; maar Fabius ver- ftond zyne kunst, verachtte al het volksgeklap, en de fpyt van Hanni- bal, en vernielde langfaam den vyand, zonder vechten. Het is over- bekend hoe ongelukkig deze voorzigtigheid van Fabius den togt van Hannibal deed afloopen; als wanneer zyne gewaande flaauwmoedigheid zyn' grootften roem te weeg bragt. Voor het overige is de grootmoedigheid van Fredrik Hendrik en
prins Maurits, zyn' broeder, aan den jongen Fabi op het flagveld be- toond, bekend in de gefchiedenisfen, en levert een nieuw bewys op van de edelmoedige geestgefteldheid der twee prinfen van Oranje. i
'Bladzl
|
||||
A. A N T E E K E N I N G E N. ifX
Bladz. 62.
20 TRACHTTE BALAKS TLOEK 't VIBKOREN VOLKDU HEEREBi
DOOR VREKKES BEORS ZOON MET GRUWZAAM WEE TE DEEKEN. Balak, vorst der Moabiten, Israel aan zyne grenzen ziende, en
hen vreezende, zond om Bileam, den zone Beors, ten einde hy Is- rael zotide vervloeken. De gewyde fchriften leeren ons hoe God Bi- leam fluicce op den weg, en hoe hy afzag van den vloek. IBID.
20 WEKTE CRASSUS ZWAARD ATEJUS ONCENAE', ENZ.
*
Deze Atejus was een hoofd der Roomfche gemeente; en wilde den *
togt van Crasfus tegen de Parthen belettenj en dit hem ondoenlyk zynde, vloog hy naar de poort waaruit Crasfus naar buiten trok; hier aangekomen, rtfet een brandend vat in de hand,waarin hy zekerekrui- den wierp, vervloekie hy den togt en de wapenen van Crasfus. IBID.
ZOGING WELDER DE VORST VAN 'T SIDDRERDr GltBOA,
IN ENJ)ORS KUNSTSPELONIC AAN 8 T R A FB R E T OO VE R V LO E KE Nj
ZVN' BXSTAND TEGEN 'T HEIR DER FILISTYNEN ZOEKllN,
- Saul,van God verworpen, wegens het fparen van Amalek, in wee'r-
wil van het Goddelyk bevel, enz. en noch door de profeten, noch door Urira, enz. van God antwoord bekomende,verviel tot dedwaas- heid vaneenezogenaamde tooveresferaad te'pleg.en wegens zyn naderend Y a lot
|
||||
17% A4NTEEKENINGEN+
lot, even alsof de hel hem zoude kunnen te kennehgeven, 'tgeen
God goed vond hem te verbergen, en even of een oud wyf hem beter licht in zyne zaken zoude kunnen geven, dan door God daartoe ge- ftelde mannen. Welke kunftenaryen het vrouwmensch hecft gepleegd, is ons niet genoeg bekend. De beroemde dodor bekker wyd over hiftoriebreeduic,in zijne alombekende betooverde waereldj maar wat hy 'er ook van zeggenmoge, de verftandigfte Godgeleerden zyn van gevoelen, dat God, om Saul en het vrouwmensch te gelyk met verfchrikking te llaan, iaderdaadhet verfchyniel van Samuel deed opkomen, dat de gewaande tooveres niet had verwacht; en dit gevoe- len fchynt het redelykfte, want het vrouwmensch kwam uiterst ver« fchrokken tot Saulioopen, toen zy Samuel zag. Intusfchen moet men zich wegens de dwaasheid van den koning verwonderen, daar hy ver- trouwen zocht aan een vrouwmensch dat terftond, by zyne eerfte ver- fchyning, hare diepe onkunde verraad in hem niet eens te kennen, daar dit zekerlyk het eerfte had behooren te zyn dat de waarzeggende geest haar vooraf had moeten ontdekken. Welk een elendig fchepfel is de mensch door God op ziehzelven gelaten! Hy zoekt toevlugt aan de laffte kunstnaryen. Bladz. 66.
EHBAOMLYKE EEOW, WAAR1N DES KONINGS SCHRANDRE VADER,
ZO GROOT DOOR ZVN BELE1D EN HEtniiKMOED TE CADER, ZOVBRR'ZYN HOOOEN RAHGVERDWAAI.D HAD APGELEG1), CAT HY MET VRANKRYKS VORST BESLOOT TEN TWEEGEVECHT* Het was de eeuw waarvoor savedra zyn' Don Quichot fchreef,
een wcrk waariiaq Spanje de uiterfte verpligting heeft. Om zich van - <b
|
||||
AANTEEKENINGEN. %7$
de dolheid van zulk een tydperk een denkheeld te vormen, moet men
alleen het oog flaan op de oorlogen van Karel den Vyfden met den ko- ning van Vrankryk. De koning hoonde den keizer gelyk jonge losfe edellieden van den flechtften ftempel elkander hoonen, en de keizer toonde zich als een byzonder edeknan gevoelig; hy fchreef een' brief aan den Franfchen koning, waarin hy hem uitdaagde om met hem te voet of te paard te vechten. De koning van Vrankryk, niet minder heethoofdig, onrustigen trouwloos in alles, dan de keizer, was geett man om dat te verdragen; hy antwoordde even onbefchoft als herage- fchreven was, en nam de uicdaging aan; doch hierby bleef het, 'er wierd niet gevochten; rnaar alles wierd met kuiperyen en verraderyen afgedaan. Ondertusfchen heefc dat voorbeeld van twee magtige vor- ften, het onnatuurlyk en Godloos tweegevecht niet weinig in zwang gebragt, en het beltaat noch, in weerwil van de wetten der vorsten, tot in onze befchaafde en verlichte eeuw. Hoe gewigtig worden de daden van groote mannen voor de waereldl Die raeer en omftandig al- les van dit zotte voorgeflagen tweegevecht lezen wil, zie ons leven van karel den vyfden, uiyjegeyen door den meergemelden boekhandelaar holtrop. Om den lezer een voorbeeld van de ruwheid dier eeuwe te geven,
zo wel als van het winderige en zotte ridderiichtige, hebben wy hem flechts naar het banvonnis van koning Philips, uitgegeven tegen Willem Den Eerften, te wyzen. Die Spaanfche monarch, die boven alle an- dere vorsten»zich beyverde om uit tejnunten inachtbaarheiden deftig. heid in zyn gantfche levenswyze, fchold den prins van Oranje voor een' Aartsfchelm, wiens booze ziel als die van Cain en Judas, door wroegingen wierd geplaagd; voor een pest der geheele Christenheid; voor een' heiligfchender, enz. De prins, die een liefhebber was van Y s zy.
i
|
||||
174 A A N T E E K E N I N G E N.
zyne achtbaarheid fhande te houden, zo wel als de koning, en teveel
vat op dien vorst had met depen, en die, behalveh di:,op hetvoetfpooj van alle andere wyze vorsten, altyd zich deed verzellen van menfchea die het voeren der pen was toeveitrouwd, fchold op zyne beurt den koning voor een' Herodes , een' Rehabeham , een' bloedfchender, een' doodflager, een' moordenaar van wyf en kind, en voor een'af- ftamroeling van de oude Maranen en Joden, die het ligchaam van Jezus Cliristus ora gerede penningen aan Judas hadden verkocht. Zodanig behandelden twee vorsten toenmaals elkander, in open-
bare gefchrifcen, voor de oogen van gantsch Europa, Men kan licht begrypen hoe het onder den minder adel en de gemeente toe- ging. In de gehoorzaal van den hertog van Aleneon bejegenden de hovelingen elkander opentlyk met vuistflagen, en fmaadtaal. Dit alles dunkt ons genoeg te, zyn om van deze eeuw den Iezer eenig denkbeeld in te boezemen. Bladz. 70.
_
een overSdd of.diu.hk, door be eerste kerk van romen,
go d v b 17 c h t i g ingest elb en plegtig aangenomen, door wat tot op d e e z' dao de ware 0 n f e i l b a a « he i d der roomsche moederkerk met hart en mono belkii), word ter bekrachtigino van een g eh ei li go leven, den mensch, door 's priesters mono, als hdit1c v00rge* sens even; EN INDERDAAD ELK DEEL VAN DEZE PXEGTIGHEID^
WORD EN VAN JEZUS DOOD EN Z,₯DEN AFGELEIP, Deze vaerzen omfchryven de Rootnfche Misfe. Wat men zeggeit
moge,. het oogmerk van deze inltelling is door een' wysgeer niet |
||||
A A N T E E K E N I N G E N. 175
af te keuren. De gemeene man hangt meest aan zienlyke voorvver-
pen, en beeldtenisfen die hem dagelyks vvorden vernieuwd. Vodr de Hervorming der kerk, was de geheele Christenheid de Roomfche kerk toegedaan, en dus waren de kerkleden talryk; kon men wyzer mid- del uitdenken om eene groote menigte te leiden, en, door dagelyk- fche herinnering van Jezus heilverdienften, by hare pligten te hou- den, dan de inftelling van eene plegtigheid waarvan ieder deel de menfchen, en dat dagelyks, Christuslydenen fterven, ter hunner ver- losfing,voor den geest bragt? Weet mennietdat een Godsdienstwaar* aan veele plegtigheden zyn verbonden, de menfchen fterkst verbind, daar het hun zwak is vervoerd te willen zyn? Te lachen over gebrui- ken die niet ftroken met onze denkwyze , die zo verbazend af- hangt van de indrukken ons door de opvoeding bygebragt, is zich gelyk ftellen aan het kind dat voor een vreemd gevvaad fchrikt,of aan de domme menigte, die verwonderd kykt op alles wat zy niet dage- lyks gewoon is te zien. De Roomfche kerkgebruiken zyn meest Oos- ters. Zo men een' Godsdienst belachlyk vind wegens de menigte plegtigheden die daaraan zyn verknocht, welk een lot zal dan de Mo- za'ifche ondergaan? Hoeveel tabernakel- en tempelgebruiken, hoeveel offers, hoeveel reinigingen, hoeveel Godsdieiftige plegtigheden voor het huislyke leven, fchreef de wyze wetgever de Hebreeuwen voor? en hoe gelukkig heeft hy, door die daaglykfche bezigheden, Zyn volk in rust, in grootheid en in bloei bewaard? Een groot, fchoon verftrooid yolk, dat noch onder ons Ieeft, onderhoud noch heden van deze Godsdienftige plegtigheden zo veel het maar immer kan, en wyzeJven hebben 'er eerbied voor. De Roomfche Mis, die zy dan hoe die zy, verdient zo veel verachting niet als bevoor- oordeelde menfchen, die geen kennis genoeg van zaken hebben, en gretigst zyn om te fpotten, daar wel aan hechten; neen, zy ver-
|
||||
,_.- -- - hum
'
' < ". '"■
i^ A A Nf E E K E iff I IS* G E N.
verdieht bet niet, alleeh orii het ofiloogchenbaar zuiver oogmerk
Van hare inftelling. Ohdertusfchen ontkenneri wy niet, dat de Mis dikwyls is misbruikt, de gefchiederfisfen teeren het; niaaf het misbmik neefnt het goede oogmerk eeneif ihflelling niet w'eg'. La- ten wy toch e'enmaal beginnen rechtva'ardlg te zyn, en de vrticht daarvan zal eene verftandige verdraagfaattiheid vbettiij wy ^eggehe'e'tTe verftandige verdraagfaaraheid * dat is eerie die niet alle fchadfdiyke efl fchandelyke dolingen verdraagt, rnaar in liefde verdfaagt aires wat God, en den Zaligmaker niet in hnnne eere kwetst, en de btifgeriyi ke famenleving niet ontrust j of de grohdwtetten fan den ftaat nief aan* tast, en geene van deze raenschontfierende ftappen kan rrfen redelyker wyze de inftelling der Misfe toefchryven. Integendeel, eeri opreeht Roomschgezind leek kan die met vrucht bywonen, eft 'ef de bekrach* tiging tot een dagelyks geheiligd leven in vinderi. Eladz. f%.
»" ■ '" ■ ''■
etftMBNT HAD IN DE MISSE EEN NIE0WE RRACHT fcEVONDEN,
Old ZYNEN OPPERHERR MET ItfOORDOEWRER TE *iroNDENi 2Y STERKTE IN ttAVBJttAC DIE riEETE iOCHT TOt MOORD* DIE GROOTE N HENRIK HEEFT IN 'T GODSEND* BLOED CESSlO'ORDj ZT WRONG 'T GEVLOEKT GEWEER IN SCHEL MSCHE R GRB ARI)$ HAN DEN, ENZ. Broeder Clement, een monnik van de Dominicaner orde, ver«
moordde Henrik den derden , koning van Vrankryk; de mon- nik Raveillac vermoordde koning Henrik den vierden, en wy hebben Gerards onze lezeren reeds, in het begin dezer Aanteekenin- gen, doen kennen als moordenaar van den Eerften Willem. Cle- ment |
||||
AANTEEKENINGEN. 177
mentwierd by het doen van den moord om hals gebragt; Raveillacen
Gerards lieten hun leven in de foltering op een fcliavot. Deze drie moorders hadden zich door biecht en misfe voorbereid tot het uitvoe- ren hunner affchuwelyke onderneming. Inzonderheid was Gerards zo verzekerd door de priesters van zyne zaligheid,alseene belooning zy- ner beldendaad, dat hy met de ftomp van zyn afgefchroeide hand, noch kruisfen maakte tegen het volk, zonder eenig teken van pyn te doen blyken. Bladz. 85.
HELD CORTEZ, ENZ.
Deze veroveraar van het magtige keizerryk Mexico, was e'en der
dapperfte en ftandvastigfte mannen die immer leefde. Hy fcheen ten geesfel der nieuwe waereld geboren te zyn. Het is der moeite dubbel waardig zyne brieven aan keizer Karel den vyfden gefchreven te le- zen; dezelve kenfehetfen hem volmaakt. E£ti der fchoonfte trekken in zyn leven is de volgendej dezelve heeft my altyd bekoord. Zodra de Mexicaanfche keizer Montezuma, die toen een' oorlog voerde met zyne onderdanen, bericht ontfing van de landing der Spanjaarden, en van hunne verfchriklyke wapenen, was hy beduchc dat de Kastiljanen dieper landwaarts zouden intrekken, en zich by de wederfpannelingen voegen. Om dat te voorkomen, zond hy afgezanten met goud bela« den naar denSpaanfchen veldheer,metverzoek van nietverder te gaan. Deze, reeds heimelyk in onderhandeling met de misnoegden, kende zyne krachten te wel, om 'er geen gebruik van te maken in zyn voor. deel. Hy nam het goud, maar de gezanten moesten vertrekken met bevel van hunnen meester aan te zeggen, dat de generaal den koning Z in
.V
|
||||
<u#
|
|||||
178 A A N T E E K E N I N G E N.
in zyne hoofdftad begeerde te fpreken. Montezuma, verfchrokken
door dit antwoord, zond de gezanten te rug met meer goud en zilver dan voorheen, raaar tevens met eene bedreiging, dat, zo de Spanjaar- den e"dn' voet verder gingen, eh niet terftond vertrokken, men hen zoude aanzien voor vyanden, Cortez nam het goud en zilver, en antwoordde, met een' trotfen grimlach, dat hy de gezanten den vol- genden dag antwoord zou geven op 't ftrand der zee. De dag geko- men zynde, zagen de gezanten al het gefchut op ftrand, benevens een menigte touwwerk, en Cortez en zyne Spanjaarden met brandende fakkels in de hand,gereed om fcheepwaarts te gaan. Voor het afzetten der booten, richtte hy zich tot de gezanten,en zeide: Zo lang my- ,? ne fchepen daar liggen, kunt gy u verbeeldeu dat ik zal vertrekken; maarnuik die aan de vlammen zal opofferen, kunt gy en uw kei- zer die hoop niet meer voeden. Ik zal dan myn vloot verbranden, om u te verzekeren, dat ik onverzetlyk befloten heb Montezuma te ,, komen bezoeken in zyne hoofdftad. Ziedaar de vrucht zyner be* dreiging.** Hij verbrandde inderdaad de vloot, en trok onmidlyk voort. Wat jammer dat een man in wiens leven zulke verwonderlyke trekken voorkomen, zyn' naam en roem onduisterde door wreedhe- den en trouwloosheden,die de menschlykheid doen yzen en blozent Bladi, 93.
OV, DIE DOOR AT.VAAS MOED, ENZ.
Don Ferdinand Alvarez van Toledo, hertog van Alva, kaptein ge-
neraal van den koning van Spanje in de Nederlanden, is overbekend voor e'en' der grootfte veldheeren zyner eeuw; maar niet minder voor een' hoogmoedigen wreedaart. Ouze gefchiedenislen zyn vol van zyn wrevel ea hovaardy. |
|||||
AANTEEKENINGEN. \j9
|
|||||
I B ID.
GY, DIE IN LATER TYD NAAST HELD REQUESENS STREED,
Don Louis de RequeTens, groot'Commandeur van Kaftilien, volg-
de Alva op in het land-en krygsbewind. Hy was op verre na zo groot een krygsman niet als zyn voorganger; maar hy was rneer gevaarlyk, omdat hy gematigder en ftaatkundiger was. Met dat alles, heefc hy ftoute krygstogten gedaan, endenprinsende Stateningrootebenaauwd- heden gebragt. Men zegt dat het onder zyne regeering was, dat de ongemeen Hand vastige Willem De Eerfte den wanhoopigen voorflag deed omhet land onbewoonbaar te maken,en naar elders te vlugten. De on- verwachte en fpoedige dood van Requefens redde toenmaals zekerlyk het land, en de fchrandere Willem, die nooit verzuirnde met alles zyn voor- deel tedoen, bediende zichzo wel van den tyd waarin het land zonder hoofd was, dat hy alles welhaast herftelde. IBID.
/
■
CY, DIEN MEN MET DON JAN VW LEVEN CROOTSCH ZAC WA«
GEN. Don Jan van Oostenryk volgde den groot-commandeur op. Hy
was een natuurlyke zoon van keizer Karel V. zo men meent, by eene Duitfche vrouw. De koning, wetende dat de Nederlanders veel eer- bied hadden voor de nagedachtenis van den keizer, oordeelde Don Jan de rechte man te zyn om den Nederlanderen in den ftrik te lok- ken; maar, behalve dat alles watuitSpanje kwam verdacht was,miste Z 2 Don
|
|||||
i8o AANTEEKENINGEN.
Don Jan daartoe de vereischte bekwaamheden. Hy was geveinsd, en
kon zyne geveinsdheid niet bedekken; hy was oploopend en vurig; hy fprak van vrede en maakte toebereidfelen ten oorlog; zulk een man was voorzeker geen man om een' achterhoudenden Willem tegen te ftaan. Dcze fpande zyne vermetelheid ftrikken,en deed hem welhaast voor vyand verklaren. Met dat alles, Don Jan was een krygsman : de beroemde flag by Lepante was door hem tegen de Turken gewon* nen, hy overrompelde Namur, en floeg het ftaatfche leger. Zyn fpoe- dige dood verloste andermaal het land. Men is niet buiten vermoeden dat koningPhilips, vreezende dat hy zich in de Nederlanden zou doen verheffen, hem door venyn heeft doen afmaken. Hoe het zy, het vermoorden was zekerlyk uiterst in den fmaak van koning Philips, die den naam van Duivel van het Zuiden" niet te vergeefs droeg. Bladz, 97.
VALVERDE, EEN BASTERDSPRUlT VAN HEM WIENS A D-
D E R T 0 N G
DEN KAS/TILJAAN TEN MOORD IN 'r SCHULDLOOS PERU
J) R O N G , E N Z.
Vader vincent valverde was eenmonnik, die, met Pizaro,
Luquez, en Almagro, gewikkeld was in de onderneming der verove- ring van het aloude ryk der Incas van Peru. Pizaro, doorgedrongen zynde, na byna onoverkomelyke zwarigheden doorgeworfteld te heb- ben, vond het ryk van Peru in denzelfden ftaat gebragt als Cortez Mexico had gevonden, dat is in een' burgeroorlog, die overal de yslykfte on* der de volken is, en hy liet niet na om 'er,op het voetfpoor van Cor- tez, gebruik van te maken. Het evenwel liever door verdrag willen- de afdoen, dan door zyne weinige gewapende manfchappen, bood hy den ♦
|
||||
AANTEEKENIN GEN. i8r
den Inca Ataliba,den laatften van het geflacht der aloude koningendes
lands, ter goeder trouwe een verdrag aan. De vrome Inca, geen achterdocht op de Spanjaarden hebbende, die gul met hem handel- den, bepaa'de voor Cafamalca, een (lad op den koningklyken weg naar de vorstlyke hoofdftad Quito, den dag tot een byde'nkomst. Pi- zaro verlcheen daar met zyne Spanjaarden, de ruitery op de vleugels hebbende, en trof den Inca onder een' gouden hemel aan,onderfteund door zyn'voornaamften adel, en omringd van dertig duizend India* nen, gewapend met pyl ,boog en knods,maar voor 't overige nakend. Na eene korte en minzame famenfpraak, was men het welhaast ten voordeele der Spanjaarden, en ten genoege van den Inca 66ns, en het was op het punt dat zich de twee volken zouden verdragen; wanneer val verde, die Pizaroos zydezelden verliet,den Inca onvoorzigtig aanmaande, omterftondtegelovendatdeGoddiede waereld gefchapen had, een' zoon had gehad, die voor de menfchen geftorven was, en voorts ten hemel opgevaren j dat die zoon van God een' man die Pe- trus lleette tot zynen ftedehouder had aangefteld, met bevel dat alles op de1 waereld hem zoude gehoorzamen; dat de navolger van dien Pe- trus het koningkryk van hem,Inca,had ten gefchenk gegeven aan den koning van Spanje, en dat Ataliba terftond dit alles moest aannemen, en zich daarop laten doopen. De Inca, die niet op e'enmaal, zo als Benzoni aanmerkt, een doc-
tor in de Godgeleerdheid der Christenen was geworden, ftond vreemd op den monnik te kyken, betuigende geen woord van dat alles te be- grypen, en dat daarvan niets gefproken was in het tractaat met Piza* ro zo even gefloten; zeggende verder, dat hem toefcheen dat die navolger van Petrus een verwaand mensch of een on- kundige zot moest zyn,ten minfte een ilechte en onrechtvaardige kae- rel, dewyl hy iets aan den koning van Spanje wegfchonk, waarover Z 3 ni«-
|
||||
... . y
18a AANTEEKENINGEN.
niemant wegfchenken had dan de eigenaar. Voorts vroeg hy: Van
waarhebt gy alle die fraaiheden ?'* Uit. dit boek,antwoordde dq j, monnik, op een' vervvaanden toonj uit dit boek, gefchreven door den H. Geest." De, Inca die niets wist van dien Geest, nam, uit niemvsgierigheid, het boek in zyne handen, (het was een Roomsch gebedenboekj en bekeek het ter loops, doch daarvan niets verftaan- de, wierp by den monnik het boek weder toe, zeggende dat hetzelve voor hem zo onverftaanbaar was,als al het overige van den zoon eens Gods, die geftorven was, en van dien verwonderlyken man Petrus. De monnik wend zich terftond hierop naar de Spaanfchefoldaten,roe» pende: Wreekt God, op dezen hond, die Gods woord verwerptj" waarop de Spanjaarden met hunne vernielende wapenen twintig dui- zend ongelukkige Indianen vermoordden, terwyl valver.de de beu- len aanmaande niet te hakken, om de labels te bewaren, maar te fte- ken. De onfchuldige Inca wierd door zyn toedoen gewurgd. Ziedaar de helden die de Indianen tot Jezus zouden lokken! Pizaro wierd kort daarna in zyn hof vermoord, Luquez, en Almagro ftierven mede een geweldige en fchandlyke dood; valverde wierd door de India- nen, op een jagt die hy op hen maakte, levendig gegrepen, eii ontfing een ftraf overeenkomftig zyne menigvuldige wreedheden. Zyn einde is te verfchriklyk, om den gevoeligen lezer onder het oog te worden gebragt. IBID.
|
||||||||
PRINS IN 'T OOIlLOGSVEtD VER.
VERMAAK IN 't LE VEN VAN DIE WIER#
|
||||||||
WAT ZOROEN NASSAOS
Z ELI) EN,
HY VOND ZYN HOOGST HELDEN
|
||||||||
AANTEEKENINGEN. 183
WlER M0EJ) EEN ZUCHTEND VOLK GETROUW H A D BYGESTAAN,
TOT NDTTI8 GEESTVERMAAK, OPMERKSAAM NA TE CAANJ DE Z(K»N VAN IZAI, ALS HY, TEN KRYO GEBOREN, KON MEESTHETHELDENHART VANWILLEMSZOON BEKOREN. Zo wy eenige lieden geloven zullen, was prins Maurits niets dan
een foldaat, hy zou geen' fmaak gehad hebben voor eenige wetenfchap, en gevolglyk niet bedreven zyn geweest in iets buiten de zaken van den oorlog. Zomendittoe wiHlaan,maakt men Maurits totdes te groo- ter man van den kant zyner geestvermogens: alles wat hy alsdan ver- richtte by de inneming van Breda, dat een kunstftuk van den wyzen prins der Grieken was, het verzenden der vloot van voor Nieuwpoort, dat volmaakt gelyk ftaat met het verbranden der vloot van Cortez, was dan vinding. Hy was dus van vindingkracht voor 't minst ge- lyk aan Ulysfes, en in ftoutheid en fcherpzinnigheid gelyk aan Cor* tez, en dus zo oorfprongklyk als zy beiden. Maar zou het wel waar zyn, dat de prins zich nooit had toegelegd op iets anders dan den oor- log? Zou hy nimmer werk hebben gemaakt van boeken? Immers had hy op de hooge School te Leiden een' geruimen tyd doorgebragt; dat Was immers de leerfchoole van den oorlog niet. Hy moet daar toch gebruik gemaakt hebben van letteroefeningen. Ten minfte zie hier een' eigenhandigen brief door dien vorst aan die van de hooge School gefchreven, waaruit men zoude mogen befluiten, dat hy toch eenig werk moet hebben gemaakt van boeken en geleerdheid. Hy vtt- langde zyne ftudien weder te mogen hervatten. M AU-
|
||||||||
i«4 A A N T E E K E N I N G E N.
|
|||||
MAURITS, Gratf van Nasfau, Catzen'
ellelogetty Pi"ndeny enz. Achtbare Mannen! My zoude niets aangenamer ofbehagelykerzya
geweest, dan dat ikalhier myne zaken, zo lk best kon, befchikt heb- bende, terftond wederom naar Leiden tot uwe goede Academie, als tot den fchoot van myne tederlievende moeder, had kunnen keeren, om zo aan haar, aan Ul.,voorde goede genegenheid ons bewezen, dankbaarheid te betuigen. Doch, na het de Hoog Achtbare Staten onzes Vaderlands behaagd heeft, my hier te doen blyven, om des te gemaklyker en fpoediger ben, in den tegenwoordig dringenden last, welken zy voor het gemeenebest van land en kerke (*) op zich
(*) Men heefc de menfchen tevens ingeboezemd, dat Maurits een man was die
geen belang, hoe genaamd, ftelde in zaken van den Godsdienst ( hier even we) fpreekt hy in het vuur der jeugd, een leeftyd waarin de menfchen,over het geheel genomer, minst op hebben met den Godsdienst, van bytlaud te doen aan het heil der Kerke. Hy dachtdan ten minfte aandekerk ,eu was zyne leermeesters dankbaar. Alles tefamen genomen, oordeelen wy ons gerechtigd om Maurits hier te laten fpreken , gelyk wy kern hebben doen fpreken. Het kan zyn, zal men mooglyk zeggen, dat Maurits niet ontdaan was van Gods-
,, dienflige gevoelens; maar de Synode van Dordrecht wierd gedreven door zyn'degen." Het gezegde is zonderling: op deze wyze word de befchuldiging niet meer de zaak van Maurits, maar die van alle de leden der kerkvergadering; zouden alle deze mannen geweldenaars geweest zyn, om e'dn geweldenaar? Is ditin het gewoone beloop der din. gen? Maar de prins dreef heimelyk en met geweld." Zodat bewezen is, zou de prins flechts weder gelyk ftaan met zo veel vorsten die in de gefchiedenisfen voorkomen, en zich niet kiesch toonden om met kracht te dryven, 't geen met goedheid en beleid niet
I
|
|||||
AANTEEKENINGEN. iB$
hebben genomen, naar myn klein vermogen, zo veel doenlyk, by te
fpringen, en my dus de gelegenheid ter vervulling van dit myn recht- vaardig belang is benomenjzo heb ik niet kunnen nalaten om ookmyn oprecht hart te Uwaarts en tevens jegens de goede Academie, (daar ik op geene andere wyze kan,) ten minfte door deze letteren te betui- gen. Uwe hartelyke goedheid te mywaarts is my bekend. Dagelyks heb ik Uwe zonderlinge genegenheid, gedurigen yver, en liefde on- dervonden. Hoewel no echter myne magt en middelen in dien llaat zyn, dat ik Ul. geen behoorlyke vergelding voor als noch kan toe- voegen, wil ik echter dat gy verzekerd zyt, dat ik daarvan zo lang ik adem hale, een dankbaar geheugenisfe zal behouden, en dat ik met wil en daad, (fchcon gering) my Ul. nooit zal onttrekken. Vaart wel, Achtbare Mannen! en volhard altyd in dezelfde genegenheid te mywaarts. Delft, den 10 van September, 1584. altyd tot uw dienst genegene,
MAURITS, GRAAF VAN NASSAU.
Het Opfchrift was:
Aan de Achtbare geleerde mannen, den Heere Rector en Profesforen der goede Academie van Leiden, in Holland. Bladzi
niet te bewerken was; en dus it de priiis niet misdadiger dan de meeste vorsten.
Maar, behaken dat, eene mate van geftrengheid is orontbeerlyk aan de prinfen; *er zou bondig moeten bewezen worden, dat Maurits, in de toenmalige omftandigheden, geweld pleegde voor eene kwade zaak, voor eene zaak die verdetflyk was voor het vaderland, docb genomen, hy heeft de zaak by de Syaode te hard gedreven, gaven zyne tegenftreve/s en heimlyke vyanden hem daartoe nooit reden? waien zy heiligen? Aa
|
|||||
._,:, .'^i^..- M
|
|||||
-
|
|||||||||
18$ A A N T E E K E ■ Nj I N G E N,,
5to. 98.
d GOD.' MOEST DAN UVf TOORN1 BIT VOLK ZO GRUWZAAlt
DEE REM? ENZ.
Deze vaerzen bevatten den inhoud van den zestigften Pfalm, waar-
in David, geprangd door zyne vyanden, zyn hoop vestigt op den God der legerfchaeren;en de geheele inhoud van dien Pfalm is toepaS; lyk op den prins in zyne omftandigheden. Bladz. 103.
BESCHOUW IN MY ADOLPH, EEN' STAMHEER UWER M A G E N.
MYN MOED, MAAR MEEST EEN DEDCI) BY VORSTEN SCIIAER9
G E M E E N , DEED MY OP DUITSCHLANDS GROND DES KEIZERS TROON BE.
TREEN. Adolph van Nasfau, een vorst uit wien de graven van Nasfau, en
dus de prinfen van Oranje, zyn afgedaald, was een vorst van deugd en dapperheid. Hy wierd tot de keizerlyke waardigheid verheven, in den jare 1292. De vorst van Oostenryk, gebelgd dewyl men hem in de keure was voorby gegaan, fpande alle zyne vermogens in om de vorsten van Duitschland tegen Adolph misnoegd te maken, en in het harnas te jagen. Dit gelukte hem eindelyk, gelyk wy terftond nader zullcn zien. |
|||||||||
bladz,
|
|||||||||
A A N T E E K E N X N G £ N. 187
Bladz. 103.
DE GRAAP VAN HAIGERLOCH WIKRD IN I) E N SLAG VER*
TREDEN,
EN DE YZREN PAARDENHOBF VERMORSELDE AL ZYN lEDEN, EURZUCHTIGE OSSENSTEIN BEZWEEK ZELFS IN tlEN SLAG VAN DORST, DAAR *t KWYNENDE OOC V B R G EK F S N A A R L A A F- NIS ZAG.
DE MYTERVOOOD TE MENTZ LIET AAN DEN DISCH HET LEVEN,
VAN JUICHERS OM MVH' VAL, EN 'T VLEIJEND' HOF 0 M« OEVEN.
DE B1SSCHOP OP DEN STOEL VAN STRAATSBURGS K E R K. CE- STELD,
V/IERD IN ZYN EICiEN HO* MOORDDADIG N E &R G E V E L D. DE GRAAF VAN LEINIKGEN VERLOOR, SLECHTS WEISIG DAGEN.
NA MYNEN VAL, 'T VERSTAND, EN, IN ZYN DOLLE V L A G E N, SLOEG HY, SCHOON NAACW BEWAAKr IN EEN .BEDEKT C E- WELF,
EER 'T IEMANT KON VERHOeN, DE HANDEN AAN ZICH ZELV*, EN DE OOSTENRYKSCHB VORST, NA MY TEN TROON VER- HEVEN ,
w1erd door zyn' broeders zoos verwoed cebragt om
't uven,.
waarna zyn lvk in spiers, met geen de minste pracht, NIET VERR' VAN 't MYNE WIERD IN 'T sTILLE GRAF G E-
BRACT.
ZO Z1GTBAAR STRAFT GODS WRAAK SOMTYDS VOOR 'SMEN- SCHEN OOCEN,
DIE GROOTEN DIE ZICH DWAAS OP RANO EN MAGT VERHOGEN. Aa 2 Dit
|
||||
i88 A A N T E E, K EN I N G E N.
Ditallesis overddnkomstig met de gefthiedenis;alle de Grooten hier
genoemd, waren door Oostenryk gevvonnen, en verzamelden eenle- ger tegen keizer Adolph, die in dezen oorlog, den a July, 1298,- fneuvdde, gelyk wy het hier hebben befchreven, door handen van den vorst van Oostenryk; alle die tegen Adolph waren famen gefpannen flierven eene geweldige dood. Zie hier wat sebastianus munsterus fchryft van de keur-
vorsten en heeren, die tegen keizer Adolph hadden famen gefpannen. Alle die tegen hem hadden geconfpireerd zyn eene geweldige dood geftorven. Graaf Adolph van Haigerloch kwam om in den flag. Otho van Osfenftein verftikte in het gevecht door dorst en hitte. Gerard van Eppenftein, bisfchop te Mentz, ftierf fchielyk, en zittende op zyn' ftoel. Ue bisfchop van Straatsburg wierd te Fry- burgh door de hand van een'vleeschhouwer omgebragt. De graaf van Leiningen wierd onzinnig , ja de keizer Albertus van Oostenryk zelf wierd,in het tiende jaar zyner regeering, op het huis te Habs- burgh, door zyn' broeders zoon, hertog Jan van Oostenryk, op den eerrten dag van May, verflagen, en eerst te Koningsveld, en daarna te Spiers begraven, niet verre van den keizer Adolph van Nasfau." Tot dus verre Munfterus. Wanneer men nu het einde de- zer Oostenrykfche geweldenaars,en dat van zynen aanhang, vergelykt met het einde van Pizaro, Luquez, Almagro, en Valverde, die alle deel hadden aan den Godloozen moord van den deugdfamen Ataliba, waarvan wy, in onze aanteekening op Valverde, zo even hebben ge« fproken, dunkt ons wedervergelding genoeg te zien van de zyde ee- ner wrekende gerechtigheid. Het is zekerlyk buiten die opmerklyk, dat een voorzaat van den
Oostenrykfchen aartshertog Albertus, die hier het leger aanvoerde te- gen den prins Maurits, drie eeuwen te voren Adolph van Nasfau, voox-
|
||||||
A A N T E E K E N I N G E N. 189
voorzaatvanMaurks, om hals bragt op eene wyze die alles minder
dan vorstlyk was, en dat Maurits den nazaat van dezen heerschzuch- tigen vorst by Jtfieupoort te fchande maakte. Een' zonderlingen weg heeft de Voorzicnigheid, in verfcheidene opzigten, met het huis van Fw^ett.Oranje g$oode»: Philips de tweede vermoordde Willem DenEerften verraderlyk; en deprinfenuit koning Philips gefproten flier- ven uit, in een'zwakken en bynakindfchen koning jdaarde laatde man- lykefpruit uit Willem voortgekotnen, een'magtigen dapper koning was; namelyk de groote Willem De Derde, koning van Engeland. Men befchouwe de lotgevallen der latere prinfen van Oranje, hunne diens- ten, hunne deugden en zwakheden, hunne verongelykingen, de te bovenkoming hunner verdrukking, en de wonderbare inftandhouding van hun huis tot den dag van heden onder ons, en alles zal voor een opmerkend en onbevooroordeeld oog verwonderlyk genoeg zyn, wat men 'er van zeggen moge. .
Bladz. 105.
W VROME VADER STREED EES' REEKS VAN SEVEN JAREN,
BEWONDERD DOOR EUROOP', ».ET '* LANDS C E W E LDE NA R E N ; EN WAT VERSTERKTE HbM IN ZULK EEN BLOEDIC PLKI1? SLECHTS ZEE- K» HOLLANDS VOLK, MAAR MEEST ZYN' MIN- Z A A M H E I D. Willem bevocht inderdaad de zeven eerfte jaren van den oorlog den
magtigen koning van Spanje genoegzaam alleen met een'hoop Zeeuw- fche en Hollandfche vrybuiters, en famengeraapte krygsbenden. Zyn eenige toevlugt in dien tyd beftond in de fterkte en goedwilligheidvan Zee- en Holland; maar was daar het volk zo ongemeen goedwilhg, Aa 3 het
|
||||
ioo A A N T E E K E N I N G EN.
het had een opperhoofd noodig dat niet minder ongemeen was dan het
volk zelf. Alle de fchryvers komen genoegzaam daarin overmen, dat de gefneenzaamheid van Willeni, zelfs vddr het uitbarften van den oorlog, de harten der menfchen in zyne ftadhouderfchappen had we» ten te winnen, en dat hy in den oorlog zich daarvan meesterlyk wist te bedienen, in de gemoederen tegen de Spanjaarden te verhitten, zo veel als hy de harten der menfchen aan zich verbond. Zyn minzaam- heid, zyn beleid, onderfteund door eene zagte krachr van overreding, was hem van ongemeen veel dienst in het vere'e'nigen van twistende fteden, en het famen trekken der krachten tegen den algemenen vy- ahd. Niemant verftond de kunst om de menfchen naar zyne oogmer- ken te leiden , zyne vyanden te winnen, verfchillen op te ruimen, en VerWarde zakeh te ontwarren, in een'hoger graad dan deze prins, en hy had iriderdaad zo veel natuurlyke gaven en fynheid van geest no- dig om zich zo lang met genoegfaam flecbts twee provintien tegen de overmagt van Spanje ftaande te houden. Men mag vryuit zeggen, dat Willem de Spanjaarden oneindig nreer afbreuk heeft gedaan door zy- ne gemeenzame minzaamheid,we'l gebruiktetoegevendheid,enfchran- derheid, dan door de wapenen. Aanmerklyk is het, dat hy in zyne regerrtogten en ondernemingen te Iande byna altyd ongelukkig is ge- weest, daar evenwel zyn grootfte vyand.Alva, dien men niet betwis- tenkane'e'n der grootfte veldheeren van zyne eeuw geweest tezyn, den prins het recht deed van te bekennen dat hy een goed krygsman, en,met.recht een .generaal kon genaamd worden. ... , ■
Bladz.
|
|||||
\
|
|||||
A, A. N T E E K E N I N G E N. m
■
Bladz. 108.
|
||||||
EEN CHRISTEN, WEL BEWUST VAN *T GEEN GODS WET G #>
BISI),
EEN VORST, DIE »T VOORSCHRIFT KENT VAN ZEDELYKE' . PLIOTEN,
MOET NAAR DES AFGRONDS POEL GEEN* WONDE.RTOGT VER- RICHTEN,
ten einde een aklic vodr zyn* geest een scuet*
verschaff',
hoe god het kwaad kastyd, door afgemeten sthaf, en even koodeloos heeft hv in df. emolenzuen te zien, dat god de deuqd met zvn ge n a d es t r al e n begunst1gt van zyn' troon, enz. De beroemdfte heldendlchteren hebben hunne helden in den He±
mel h'et gelukzalig lot der goede koningen, en het lot der ondeu- gende in de hel doen zien. De we£rgaelooze fchryver van tele- machus voert zyn' jongen held, door zyn' ftamheer Arcefius, in het ElifeTche veld en in het ryk van Pluto, orn hem door voor- beelden te treffen; de heer de voltaire voert, met dat zelfde oogmerk, zyn' held, onder geleide van den H. Lodewyk, door He- mel en hel; men behoort zekerlyk eerbied te hebben voor beroern- de namen; maar hoe beroemd een naam zyn moge, een groote naam fluit den mensch niet uit van de feilbaarheid. Behoort men in een' prins, en in een' goed' prins, niet zo veel opvoeding te onderftellen, dat hem geleerd is hoe het goede beloond en het kwade geftraft word in een ander leven?Zo dit doorgaat, waartoedan die Hemel-en heltogeen? Men vertoont 'er flechts de helden 't geeh zy behooren te weten, zullen zy waardige voorwerpen zyn voor eefn hel-
|
||||||
\
|
|||||
■ 19* AANTEE KENINGEN."
heldendicht. Te onderftellen dat God, uit byzondere goedheid, hen
in een' droom hun naderend lot en dat van hun geflacht kenbaar ma- ke, beledigt noch hunne opvoeding, noch den Godsdienst, noch de gezonde reden. Hieroni is het dat wy de gemelde vaerzen verkoren hebben keizer Adolph in den mond te leggen; wel uicdruklyk betui- gende daarmede in het minst geen oogmerk te hebben gehad om, met ter zyde ftelling van den eerbied dien wy groote mannen verfchuldigd zyn, ons boven hen te willen verheffen, en hen een' trek te geven. Verre zy van ons zulk eene onbetaamlykheid. Bladz. 108.
.
ZIE RINDS DEN VIERDEN PHLIPS Z1CH TOT DE STATER
KF.EREN ,
DAAR HY VAN NEUERLAND VOOR EEUWIGAFSTAND DOST, EN ZVHER VADREN WOEDE IN DE2EN AFSTAND I30ET. Koning Philippus de vierde ftond, na een' oorlog van tachtig ja-
ren,te Munftef, in 1648.de Nederlanden, voor zich en zynenazaten, voor eeuwig af, verklarende de zeven famen verbonden Nederland- fche gewesten voor vrye en onaf hangklyke landen, waarop hy heer koning,en de koningen zyne nazaten, nu, noch ten genen dagen, iets zouden te eifchen hebben. Het is over bekend, hoeveel de prinfen van Oranje in dien hardnekkigen, bloedigen, en kostbaren tachtigja* rigen oorlog met deze landen hebben doorgeworfteld, en hoeveel zy daarvoor hebben opgezet. Men heeft bor, van mete re n, |f hoofdt, en le clercq flechts te lezen, om van de onbezwe- ken trouw en ftandvastigheid der vorsten van het huis van Oranje en Nasfau overtuigd te zyn. Bladz.
|
|||||
I T
|
|||||
A A N T E E K E N I N G E R i||
Bladz. no.
VW BR.OEDER ZAL DTE GROOTSCH MET GULDEN DAKEN DEK-
KEN ,
Dit ziet op Fredrik Hendrik: wie belust is de dienften van dczen
prins , aan deze landen gedaan, te lezen, en het beminlyk caradter van de« zen grooten overwinnaar te leeren kennen, hebbe Ilechts het leven van dien vorst,door beroemde pennen befchreven,tedoorloopen. Men herkent overal in hem het geduld, de zagtu'artigheid en minzaamheid van zyn' vader Willem, en de dapperheid en krygskunde van zy»' broeder Miurits in hem vereenigd. Zo het over het geheel genomen doorgaat, dat de mensch in de
laatfte oogenblikken zyns levens, by voile kennis zynde, zyn waar caractxr doet zien, en zich onvermomd vertoont zo als hy waarlyk is, omdat hy hier aan deze zyde van het graf geen belangen meer heeft jia te jagen,en dewaereld voor hem dusonverfchilligisgeworden,hoe verheven moet ons dan het cara&er van Fredrik Hendrik in zyne ui- terfte oogenblikken voorkomen, wanneer wy acht geven op zyne laat- fte woorden , gefproken tegen de Staten Generaal, toen deze hem Voor de laatfte maal bezochten? Myne Heeren ! zeide by, ik bid u den waren Godsdienst altyd hoog te achten, den heerlyken en tot *s lands behoudenis e"ens geknoopten band der zeven pylen, (name- lyk de Unie,; onwrikbaar vast te houden, myn ftamhuis te geden- ken, en myne gedane diensten voor lief te netneri, naardien ik al- tyd by dezelven heb trachten na te volgen myn' vader, die zyn goed en bleed voor dit land heeft opgeofferd, en myn' broeder, die zyrl leven ten dienfte dezer landen heeft afgefletenj' Laatfte woorden, Bb waar*
|
|||||
iy4 AANTEEKENINGEN.
waardig een' zoon y^an den held die na zyne doodlyke wonde te Delfc
bekomen te hebben,zyn leven eindigde met de uitroeping van Hee- re! wzqs myne arrae ziel en dit volk genadig!" IBID.
DIE EKRST VOORBY 0 TREED IS U TEN NEEF BESCHOREN.
Willem De Tweede, was de zoon van Fredrik Hendrik, en dus
neef van Maurits. Wat men van dezen prins zeggen moge, hy was een vorst vol eere en vuur j de omftandigheden waarin deze landen onder zyne korte beftiering zich bevonden,lieten hem niet toe uit temunten, gelyk zyne voorzaten. Het voorgevallene met de ftad Amfteldam, waarvan een gefchreeuw is gemaakt als van de grootfte geweldenary, wierdzekerlyk uit eenetegenkanting geboren, die een jong vurigprins niet zo gemaklyk kan verduwen. Wat 'er van zy, laten wy eens ver« onderftellen, dat die prins zyn misnoegen wat te verre heeft gedreven, is hy dan de eerfte en eenige vorst in de waereld die zich daaraan fchuldig maakte, en waren zy die zyn misnoegen opwekten dan alle menfchen zonder gebreken ? Zeker fchryver van een niaandjournaal merkt het volgende op dezen prins aan: De Westphaalfche vrede, naauwlyks gefloten zynde, wilden eenige Hollandfche fteden, al- ,, waarde tegenftrevers van het doorluchtigehuisvanOranjeden groor- ften invloed hadden, het puik der krygsbenden, onder voorgevert van menage, afdanken; 't geen de prins niet kon goedvinden, als wetende dat dit tegen de welvaart en veiligheid des lands ftrydig- was. Doch, fchoon men dit met hem in andere provintien mede begreep, de tegenparty dreef de afdanking,die het vaderland duut genoeg te ftaan kwarn, niet lang daar na. De prins had dan dubble » ret
|
||||
A A N T E E U N I N (5 M; !#
£ reden om de tegenparty te kortwieken, zonder dat daarmede het
voornemen van iemant in zyne voorrechten te verkorten, bshoefde vermengd te zyn." Evenwel, zegt de fchryver verder, lieten zyne vyanden niet naonbefchaamd hunne blydfchap opentlyk te tonenby zyne ontydige dood. IBID.
DIE OP ZYN TREDEN VOLGT, MET KONINCKLYKE PRACHT,
IS DBRDE WILLEM, DE EER VAN ONS BEROEMD CESLACHT. Willem De Derde, prins van Oranje, zoon van den tweeden Wil.
lem, wierd geroepen ter verlosfing van Engeland. Hy ftak over met een leger en vloot, en herftelde de zaken van dat ryk zo luiflerryk, dat de fiere Britten hem eene kroon aanboden, voor wier aanueming zy hem bedankten. Deze groote omwenteling viel voor in den jare 1688. Een vrye Engelfche pen heeft dien monarch dus gekenfchetst: ',, Hy was het hoofd, het hart, en de hand van het bondgehoot-
5> fchap, de vestiger der Britfche vryheid, de verlosfer der natie, de ', ber{teller van derzelver fechten, het fteunfel van het ryk, het bol- werk der Nederlanden, de fchutsheer van Brittanje, de fchrik van Vrankryk, zyne gedachten waren diep verholen, eri bondig, zyne , woorden waren weinig, maar klaar en getrouw,zyne daden manlyk, }) heldhaftig, en wel dodrdacht. Hy was grootmoedig zonder trots te zyn, en rechtvattrdig zolider geftrengheid. Hy was Gbtisdienftig zonder dwepery tif bygeloof." Die de gefchiedenis van dezen vorst onbevooroordeeld en met
(ppmerkfaamheid leest, zal welhaast ontdekken, dat de hier bovenge-
.- Bb 2 mel-
|
|||||
■
|
|||||
%Sfi AANTEEKENINGEN.
melde lof hem niet te mild is toegedeeld. Men zal in hem een' waarlyk
groot man vinden, Hy was de laarfre manlyke fpruit van het geflacht van Willem Den Eerften, en had in zyn rocmruchtig leven getoond., zulk eene af komst dubbel waardig te zyn. Bladz. 112.
zyn, dit belang of haat, cebelgd op ow geslacht,
db wit is bkider naam. De gebroeders Cornells en Jan de Wir, bekend door hunne tegen"-
fireving der Stadhouderlyke regeering,door hunne bekwaamheden,en door hunne ongelukken. 'Er is veel en al te veel wegens hen gefchre- ven, om hier alles war voor en tegen hen is op te halen. Voorzeker blykt het dat zy geen vrinden van het huis van Oranje waren , en dat, toen de zaken kwalyk giiigen,en het volk om een' verlosferfchreeuw- de, zy het flagtofFer wierden hunner ityfhoofdigheid. Men kan, met dat alles, niet nalaten, hun ongelukkig einde befchouwende, te be* klagen dat zo vele bekwaamheden, ontluisterd wierden door zo veel Jioofdigheid, en dat zy zulk een lot ondergingen. Een voornaam En- gelsch Ichryver onderftelt de Witten verfchalkt te zyn door het hof van Vrankryk; en hy verwyt hen verder dat zy verzuimd hadden de. landmagt in behoorlyken ftaat te ftellen, en alles van de zeemagt ver- wacht te hebben. Wat hier van zy, zeker is het dat deze landentoen- niaals de deerlyke gevolgen eener verzwakte landmagt hebben onder- vonden, en dat het gebleken is dat een gediichte zeemagt alleen niet genoegfaam is om den ftaat behoorlyke veiligheid. te bezorgen. |
||||
A A N T E E K E N I N G E N. i$?
Bladz. 112.
VERRICHTEN RUTTER, IROMP, ENZ.
Tromp en de Ruiter zyn namen die de Nederlanderen ten alien tyde
in dankbare hoogachting behoorente houden,inzonderheid dien vande Ruiter. Zyn ftoute togt op de rivier van London zal altyd gedenlc* waardig zyn in de Nederlandfche en Engelfche gefchiedenisfen. Hy won agt-en-dertig groote zee(lagen,en ofFerde zyn leven op in dienst van de kroon van Spanje, die hem van de Staten verzocht had, ora Mesfina, dat opgeftaan was, te beteugelen. Hy floeg de Franfchen, die de Mesfiners onderiteunden tegen hun wettigen vorst, en, dat aan* merklyk is, hy had in zyn gantlche leven flechts twee wonden beko- men, ^dne in zyn jeugd voor Bergen op den Zoom, daar hy als bus- fchieter diende, en eene in zyn'ouderdom, toen hy zyn laatiie zeeflag leverde by Sicilien, aan welke laatiie wonde by overleed. Hy was ridder, hertog, en Lieutenant Admiraal, en had alles zichzelven te danken. Vyand en vrind bewezen zyne nagedachtenisfe eere. Zyne ingewanden wierden begraven op een' heuvel by Syracufa, en zyn lig« chaam rust te Arniteldam, in de Nieuwe Kerk, onder eene heerlyke tombe. Zyn leven is breedvoerig befchreven door den beroemden brandt, en zyn menschlievend caradler hebben wy,naar ons zwafc vermogen, ten tooneele gevoerd in het bekende treurfpel michiei, adriaansz. de ruiter, dat beter is ontfangen dan wyooithad? den durven verwachten. |
|||||
Bbjg IBID;
|
|||||
ipB AANTEEKENINGEN.
IBID.
" helaas! wat vrocht is 'r land door zo veel moeds be-
schoren! K I E T S.
Dit is eene waarlieid; en het verdient zyne opmerking, dat wy, in
alle onze oorlogen met de kroon van Engeiand, van alle onze zee- overwinningen weinig of geene voordeelen hebben genooten, ten min- fte niet zodanige die de kosten der intrusting en de grootheid der oveN winningen waardig waren. Zelden zyn overwinningen tegen natuui> lyke bondgenooten voordeelig. IBID.
*
- LODEWYK BESTAAT DE RDST DES LANDS TE STOOREN;
1JV OVERSTROOMT DEN GROND MET 0NGELOOFBREN SPOED^ KN 'T BROEDERPAAR DE WIT BETAALT DIT MET HUN BLOED. Wie is de trouwelooze wyze waarop Lodewyk XIV. deze landen,
die niet in alles ilaafseh hem wildengehoorzamen,aanviel, onbekendj? Wie weet niet hoe fpoedig deze trotfe monarch tot in het hart vart Holland drong? Byna had Luxemburg, zyn veldheer, Amfteldam weg genomen. Het aanftelJen van een' Stadhouder gaf de zakeh toenmaals. welhaast een' anderen keer. Bodegraven en Zwammerdam kunnen ge- tuigen van de menschlievetidheid eener natie die zich beroemt de wel- leven&fle en befchaafdlte te zynj daar zy twee koningen, Hendrik C ■ den
|
||||
"*
»
AANTEEKENINGEN. iff
den derden en vierden heeft vermoord; een natie daar wy een tafreel
van de St. Bartels nacht van hebben, dat alles wat een menschlyk hart heeft dehairenmoetdoentebergen ryzen, enz. en in 't kort, een natie die een' aanval deed op het leven van Lodewyk den XV. door de hand, van eenenDamiens, en daar wy inonze dagen,inhet jaar 1789. yslyk- heden van hebben gezien, die niet veel verfchillen van het geen 'er in Mexico en Peru onder een' Cortez en Pizaro is voorgevallen. Neder- land heeft gegronde reden om met verfoeijing en yzing aan Lodewyk XIV. te denken. IBID.
NA VEE1 AFWISSELINC VAN VOORSPOED EN VAN KRUIS,
KOMT FRIZO IN DEN RANG VAN UW DOORLUCHTIG HUISJ HY, NA ZVN' VADER 'T LICHT HAD IN DEN VLOED VERIO- REN,
WORD, NASSAOS STAM TEN STEUN, TOT HEIL DES LANDS GE- BOREN. Willem Carel Hendrik Frizo, afgedaald van de eerfte prinfen van
Oranje, was geboren van dien Frizo, die in het overvaren aan den Moerdyk ongelukkigverdronk. De pnns,bekendonder den naam van Willem Den Vierden, was geboren na de jammerlyke dood van zyn* doorluchtigen vader. Alles wat tot het verdrinken van den ongelukki- gen vorst betrekking heeft, is alom breedvoerig genoeg befchreven. De tak van dezen Frizo is af komflig van Jan van Nasfau, bygen^amd den ouden, een broeder van Willem Den Eerften; deze Jan van Nas- fau was graaf van Dillenburg, en had by drie gemalinnen twintigkin- deren voort gebragt, waarvan yier zonen de ftaten van het huis van Nas&u in Duitscbland onder zich verdeelden. Zy maakten vier tak- kenuit, namelyk die van Nasfau Siegen, uitgef tor ven in 1743. Nasfau- tm
|
||||
200 AANTEEKENINGEN,
Dillenburg, uitgeftorven in 1724. Nasfau - Dietz, en Nasfau Hada-
mar, uitgeftorven in J739. Naderhand zyn, door erfrecht, de drie takken Siegen, Dillenburg, en Hadainar vereenigd met den tak van Nasfau Dietz, en de prinfen van Oranje en Nasfau, tegenwoordig Erfrtadhouders dezer vereenigde Nederlandfche gewesten, zyn 'er de hoofden van. Ernst Cafimir, derde zoon van Jan van Nasfau, was ftadhouder
van Gelderland en Zutphen, en wierd verkoren tot ftadhouder van Friesland, Groningen, de Ommelanden en Drenthe, in den jareifiio. Hy regeerde tot 1632,en liet een' zoon na,Hendrik Cafimir genaamd; deze wierd tot alle de waardigheden van zyn' vader verkoren, en hy bekleedde die tot 1640. Na hem kwam zyn' broeder Willem Fredrik als zyn erfgenaam; deze ftierf in 1664. Na zyn dood wierd zyn zoon, Mendrik Cafimir, verklaard tot erfftadhouder van Friesland, en ftad- houder van Groningen, de Ommelanden en Drenthejhy ftierf in 1696". Zyn zoon, Jan Willem Frizo , volgde hem op, en deze vorst ishetdie in July, i7u,byhet overvaren van den Moerdyk jammerlykverdronk, gelyk wy hier boven hebben aangehaald. Willem Carel Hendrik Fri- zo , naderhand Willem De Vierde, was zyn zoon, en na 's vaders dood geboren. Hy was ftadhouder van Friesland alleen,tot in den ja- re 1719. toen hy verkoren wierd tot ftadhouder van Gelderland, van Zutphen, van Gmningen en de Ommelanden. In den jare 1747, wierd hy, gelyk bekend is, verkoren tot Stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht en Overysfel, en tot Kaptein en Admiraal Gene- raal van alle de vere'enigde Provintien. Hy was vader van onzen tegenwoordigen waardigen Erfftadhouder, Willem Den Vyfden, erf- genaam van zyn vaders ampten en deugden. Willem De Vierde leefde genoegfaam als vergetenin Friesland; voor-
zeker een hard lot voor een' vorst uit zulk een doorluchtig gefhcht, waar-
|
|||||
■
|
|||||
AANTEEKENINGEN. tot
Iwaaraan de Nederknderen de hoogfte verpligtingen hadden, en, dat
zwaarder weegt, voor een' prins van deugd, eere en gevoel, en bo- I ven dien gehuwd aan de kroonprinfes van het magtige Engeland, on* zen ouden bondgenoot! naauwelyks wierd 'er aan hem gedacht. Bladz. 113.
WEN DOET OP FRIESLANDS CROND HEM ALS VERGETEN LE»
VEN, De gefchriften van dien tyd berichten ons van eene militaire pro-
mote, waarby deze prins van Oranje zo fraai bedacht was, dat hy een' brief vol gematigd vuur, en gevoel fchreef, om voor den hem opgedragen rang van'(zo wy ons niet bedriegen,^ lieutenant generaal te bedanken,daar hy vreemdelingen in hooger rang boven zich gefteld zag. Dit gefchiedde eenige jaren voor zyne verheffing tot Stadhouder der Unie. IBID.
IN 'T EIND* GRYPT VRAKKRVKS MAOT UW LAND MET WA«
PENS AAN,
OMDAT HET OOSTENRTK GETROOW HAD BYCESTAAN. Geen andere redenen deden Lodewyk den XV. deze Ianden aangry-
pen,dan zyne gevoeligheid wegens de trouw der Nederlanders jegens hunne oude bondgenoote, de koninginne van Hongaryen, tot wier ondergang deFranfche ftaatsdienarenalles hadden voorbereid. En zeker- lykhaddievorstinhetalleenaande Hollanders en Engelfchen te danken, Cc dat
|
||||
303 AANTEEKENINGEN.
dat zy hare landen niet heeft zien verdeelen onder Vrankryk en dcs.
zelfs medeftanders. Wie Weet niet hoe duur die goede trouw de Ne* derlanders heeft geftaan? IBID.
EEN SCHRANDER STATENHOF, GEIEERD HOE IN DIE J A»
REN
WAAltIN IN NEDERLAND GEEN STEDEHODDERS WAREN, HET LAND BYNA ALTYD TEN GRONDK WAS GEGAAN, SCHOON 8E1R EN VLOOT IM KRYG DEN VYAND AL MOCT SL AAN,
ZAI. 'i S T E DE HOUDERSCIIA P, T f>T HE I L V A N IT W GKWESTEN, VOOIl £EU WIG BKFLYK VAST, I K N A S S A US ST A W H Ul S V ES T£ tf. Dit heeft ons de ondervinding inderdaad geleerd, en het is daarom
dat de Staten, by de verheffing van den Vierden Willem, opemlyk verklaarden, dat deze Republiek zonder een eminent .hoofd niet kon beftaan. Bladz. ilA.
T
i
I)ES VIERDEN WILLEMS DEOGD, DIE KLAAR ZAL ZYN IE
ONTDEKKEN,
ZAL 'T HART VAN ALL' WAT LEEFT BEVALLIG TOT ZICH TRE KKEN,
MY WAAKT VOOR. *T KOOPGELOK, ENZ. Vyanden en vrinden hebben altyd het deugdfaam caracler van de-
zen vorst recht gedaan. Zyne ongemeene minzaamheid maakte hem meesr
|
||||
AANTEEKENINGEN. 003
meestervandeharten van alien die met hem fpraken, en zyne oprecht-
heid en vaderlandliefde was niet minder bekend. Elk weet welke voordagen ten voordeele van Nederlands koophandel deze prins deed, nodi kort voor zyn vroegtydig overlyden. IBID.
IS HY »e LUST EENS VOtKS DAT OM BEN' ERFPRI^S BAD,
TO EN VIERDE W1LLEM NOCH GEEN MAJNLYK 01 R BEZAT. Zyne tegenwoordig regeerende Hoogheid, Willem De Vyfcle, is,
gelyk ieder weet, door het volk van den Hemel afgebeden, die ook het volksgebed gunstig heeft gelieven te verhooren, Ieder die de ty- den van 2wangerfchap zyner koninglyke moeder heeft beleefd, weet die; wy beroepen ons op ban geheugen en getuigenis. i
IBID.
- ■
HOE'. DAAR DOOR WILL EMS DEUOO's LANDS SCHATTENZIGT"
11AAR OROE1JEN,
DAAR HY DE WETENSCHAP EN NOTTE KDNST DOET BLOEI- JEN,
DAAR NE6RLANDS KIELEN VRY ZICH SPOEDEN DOOR DEN V L O E I) ,
DAAR HANDEL AAN GE E N O 0 RD E E N' T E G E N ST A N D 0 N T MOE T, DAAR ALLES LIEFLYK RUST IN 8CHADCW* I)ER OLYV*BN,ENZ. Bezwaarlyk zal men een tydperk in onze landgefchiedenisfen kun»
nen aanwyzen, waarin ons land bloeijender en ryker was dan gedu- rende de onmondigheid en de beftiering van den tegenwoordigenStadhou- Cc 2 der
|
||||
|
||||||||
ao4 AANTEEKENINGEN.
der, tot den jare 1779 toe. Bahalve dat, hoe bloeiden de kim-
ften en wetenfchappen, die zo veel invloed hebben op de groot- hcid der volken? Hoe aangenaam was in al dien tyd de famenle- ving? Hoe is die federt eenigen tyd geweest? Niets dan de hoop dat alles in dien gelukkigen vorm zal keeren, wanneer onze goede landgenooten eindlyk zulien zien dat men hen heeft omgeleid, en dat het niet van hun belang is elkander onderling te fchuwen en te haten, om zaken vvaaraan zy geen de minfte verandering kunnen toe- brengen, wy zeggen : niets dan die hoop moet een' wareh vaderlander het leven, in deze onaangename omftandigheden, aangenaam maken. Bladz. 115.
-
in noordamerjka zat, na tweehonderd jaar,
hlit volk de tooris dbs krycs tot englands schade
ontsteken;
't heersc hzuo tig vrankryk, grooT in onrost aan te KWKKEN,
WANNEER 'r SLECHTS DAARUrT SCHAE' VOOR 'T RYK DER BRITTEN GIST,
MENGT Z1CH OP *T OOGENBLIKBEHENDIG IN DEN TWIST; Het is overbekend welk eene rol Vrankryk in Amerika heeft ge-
fpeeld. Dit te ontkennen zou de onbefchaamheid wat al te verre ge- dreven zyn. |
||||||||
IBID,
|
||||||||
AANTEE. KENINGEN. 205
IBID.
-
■ ■ ■ ■'■'.'■■
HIT CROOT ONTWERP Z A L ZYN DEN BAND TE ZIEN C E-
SCHONUEN,
DIE NEDERLAND ZO LANG AAN ENGLAND HIELD V E R B O N- DEN, ENZ.
Na de Noordamerikaanfche provintien aan Engeland ontnomen te
hebben, was aan dat koningryk geen grooter en gevoeliger flag toe te brengen, dan de vereenigde Nederlandfche gewesten van Engeland af te trekken, en dezelve voor altyd aan Vrankryk te verbinden. Die op al het gebeurde waaiuit in ons land al die bewegingeu zyn ont- ftaan, een opmerkfaam oog flaat, zal moeten bekennen dat Vrankryk merkelyk op den weg was om zyn oograerk te bereiken, IBID.
OPDAT DE FRANSCHE LIST DIEN BAND VOOR EECWIG BREEK%
IS 'T NOODIG DAT ZY EKRST IIET VCUR DE3 KRYGS O N T« STEEK'i
ZY 1RACHT, OP *T LOOST VERMOMD, ZELFS DOOR DE AMB" R1KANEN,
D"W LAND EER' WEG TEN KRYG MET ENOLAKDS VOLK TE BANEN, ENZ.
Wanneer wy het inloopen van den beruchten Paul Jones, binnen
Tesfel, en al het gebeurde toenmaals met den gezant van Engeland, opmerkfaam nagaan, moet men willens blind zyn om nietklaarlykeen* grond tot gefchiizoeking met de kroon van Engeland te zien. Enge- Cc 3 land
|
||||
aoS AANTEERENINGEN.
land verzwolg den kunsttrek toenmaals met den genomcn prys van Jo-
nas gcfpeeld; de oorlog volgde nier. Maar wat gebeiird 'er?De Ame« ricaanfche onderhandelaren badden, gelyk bekend is, het beruchte ,, preparatoire plan." met eenige afzonderlyke regeeringsleden heime- lyk gevormd. Natuurlyker wyze zou men zeggen. alles zal derwyze worden aangelegd, dat Engeland daar trimmer de lucht van kryge;men bedriegt zich: de Amerikaanfche prefident laurens gaat fcheep, niet alleen met dat plan in zyne koffer, (NB. niet in lood gekokerd, als naar gebruik,) maar met de brieven van de geheele correspondent tie, en zelfs met dezulken die niet daartoe behoorden, maar die ge« noegfaam waren ora Engeland aan te hitren. In plaats van een fregat waarop een perfoon en papieren van zo veelaangelegenhcid waren,on- der een goed geleide af te zenden, zend men het alleen, en droeg zorg dat de Engelfchen de lucht hadden van het geen 'er in het fregat fchuilde. Deze lieten niet na het fregat aan te tasten,de prefident had de papieren in zyn koffer, en kon dezelven niet kwyt worden, de Engelfchen vermeestren het fchip, met de papieren, en ziedaar een' oorlog die ons fchatten heeft gekost, en waaruit een' onverzoenlyken haat tegen Engeland geboren wierd; de vernietiging van het bondge- nootfchap was daarvan, gelyk degantfche]waereldweet,hetgevolg, en ziedaar e'e'n gedeelte van het Franfche ontwerp volmaakt bereikt^door het fiuiten van een bondgenootfchap van ons land met Vrankryk; van het tweede gedeelte van dit ontwerp zullen wy terftond nader fpreken. --■
|
|||||
Bladz,
|
|||||
-------------»---------------■I--------------L---------------'--------------------
AANTEEKENINGEN. 2o7
Bladz. 115. MAAR 'S VO LKS B.USTUBI GHEID IS UIT DEN H A A T DER GfiOO'
TEN,
OMTSTOKEN DOOR BO0R&ON, UIT SIAATSBB LANG, CESPRC- TEN.
Men betichte ons hier niet van partyzucht, die wy als mitloos, be-
lachlyk en on£imrig achten zo veel ais iemant duen kan, of van ver- metelheid in het openbaar betichten eener niogendheid met vvie's lands Hooge Souverain onlangs zeif heeft gezegd de eere te hebben ver- bonden te zyn." Het is niet onze" betichting; wy fpreken niet dan in navolging van een* onzer gootfte ftaarsmannen, en een' onzer geleerdfte mannen waarop Nederland met reden kan roem dragen j wy bedoelen hier mede den vvydvermaarden Hoogleeraar petr us caw per, wiens aanfpraak, als lid van den Raad van Staten, by de om- wenteling aan Z. D. Hoogheid gedaan,in ieders handenis,en die men flechts hebbe na te lezen, ora te zien, dat niet wy" deze betichdng doen. Bladz* 116.
MAAR ZOUTMAN ZAL, IN 't 5LAAN GESTERKT DOOR V HE,
M E L S MAGT,
DE BRITTEN ZWICHTEN DOEN VOOR NEESRLANDS WAPEN- KRACHT.
Zekerlyk kan men het de goede fchikkingen van dezen vloot-
voogd, en de trouw en dapperheid zyner bevelhebberen, en die van al zyn volk danken, dat de Nedtrlandfche vlag haren ouden roem heeft wedergekregen. ibid.
|
|||||
-
|
|||||
so3 AANTEfcKENtNGEN.-
IBID.
KINSBEROHN, BENTINK, BRAAK, VAN B R A ft M, BOSCH, STA'
RING, DEUEL, EN Z. Ziedaar alle de dappere kapiteinen die in de linie geflagen hebbeft.
Nederland raoet hunne namen door alle eeuwen in dankbare erkente- nis houden. De brave kinsbergen is genoeg bekend,wegensde eere onze natie inRusland aangedaan, dat hem tot denridderftandver- hief, om hier breed over hem uit te weiden. IBID.
HOE GROOTSCH STORT BENTINK NEER, D A A11 BOSCH, IN *T
VDDR DER JEUGD,
ALS SCHEEPSVOOGD BLYKEN GEEFT VAN WARE HELDENDEUOD! De dappere en getrouwe BENTiNic,eenman alom bemind wegens
zyn menschlievend caracler, bekwam eene zware wonde in den Dog- gersbankfchen flag, die hem,tot fmart van het algemeen, in den bloei der jaren wegrukte. Hy is te Amfteldam ,in het koor der nieuwe kcrk, by zyn wapen, niet verre van den beroemden Admiraal de Ruiter,be- graven. Zyn tweede kaptein bosc'h deed,in het vuur der jeugd, alles wat
men van een' ervaren krygsman kan vorderen, en deelde zyne beve- len uit met eene tegenwoordigheid van geest,waarover men zich zou* de hebben verwonderd in een' man die zyn leven inzeeflagenhaddoor- gebragt. Wy oordeelden zo veel dapperheid, en bedaardheid in een' jongen bevelhebber, in ons gedichtvooraleenige hulde te moetendoen. Bladzi
|
||||
AANTEEKENINGEN. aoj
IBID.
och! moot dw dapperueid, detoond op neerlands VtOOT,
MET BADEN IN 11 ET BLOEB VAN 11W' GELOOFSCENOOl! Inderdaad was het beklaaglyk dat de twee beroerndfte volken tcr
zee, uit de natuur, en federt de ftichting der Republiek bondgenoo- ten, en daar en boven door Godsdienst en tydelyk belang aan elkan- der verbonden, hier elkander met eene woede beftreden waarvan naauwlyks een voorbeeld is aan te treffen; het gevecht op de Dog- gersbank was, wegens de langdurigheid en hardnekkigheid, de*n der bloedigtte dat men zich verbeelden kan. Andermaal, het was beklaag- lyk dat geloofsgenooten hier elkander naar den hals dongen, ora de belangen van een listig hof, dat Nederland in den oorlog had gewik- keld met Engeland, in de hand te werken; en wy zyn niet de e'eni- gen die dit beklaaglyk noemen. wouter schouten, een man van oprechtheid, fchryft in zyne Oostindifche reizen, ter gelegen- heid dat onze Oostindifche retourvloot zich genoodzaakt zag om den Engelfchen commandeur tydeman, binnen de haven van Bergen, in Noorwegen, een' bloedigen flag te leveren, waarby hy fchryver tegenwoordig was, dat hy dat zeegevecht beklagensvvaardig en onna- juurlyk vond. De zon, zegt hy, verbergde zich achter een gordyn van wolken, als ware zy fchuw geweest van te zien hoe oude bond- en geloofsgenooten hier elkander om den hals bragten. Alles wat by dezen Berglchen zeeflag, waarin de Engelfchen eene gevoelige neder. laag kregen, is voorgevallen, kan men in het werk van gemelden au- theur verder nalezen. Wat de dapperheid der Hollanders op Doggersbank betreft, dezelve is algemeen bekend, en, wy herhalen het, niets was beklaaglyker dan dat die gebezigd wierd tegen geloofs- genooten. D d Bladz.
|
||||
.
|
||||||
■
»iq AANTEEKENINGEN,
Bladz. 117.
MAAR, BDCHTEHI)' DAT, ZOLANO KIN STEDIiHOUDER
LKEFT, BET FilANSCHB RYK 6 E £ n' 6TEUN AAN NEERLANDS VRIND*
SCHAP HEEFT,
TR1CHT 's GAULERS KUIFERY, DOOR 'T VOLK, 1H DOOR OB GROOTEN.
DIE NASSAU NYDIG ZYN, ORANJE WEG TB STOOTEN.
De kroon Vrankryk, het eerfte gedeelte van haar oogmerk, he*
breken van ons bondgenootfchap met Engeland, en het oprichten van een verbond met haar, bereikt hebbende, Icon licht begrypen dat de Stadhouder,door bloed vermaagfchapt aan den koning van Engeland, en boven dat te we'l onderricht van de oogmerken van Vrankryk, en het ongeiyk en gevaar van Engeland, nooit op den duur mede kon werken tot voltooijing van een ontwerp dat doodlyk kon zyn voor onze Republiek en zyn eigen huis, zocht toen door het volk, door middel van Grooten die byzonder belang haddenby deoverheerfching van Vrankryk, den Stadhouder te kortwieken: die was natuurlyker wyze het belang dier lcroon, en dus in haar ontworpen plan. Wat hiervan de gevolgen zyn geweest, is aloni bekend. Mogt het voor eeuwig uit de jaarboeken vanNederlandzyngevvischt! Laten alle recht- aarte Nederlanders God danken,dat alles buiten eene algemeene plun- detiiig, en een vreeslyk bloedbad is gebleven,en dat wy vveder byde vrede en in een ongeftoorde rust mogen leven. |
||||||
IBID.
|
||||||
AANTEBKENINGEN. an
Blade. 119. tOROOP' ZAL MENIO Wins VAN OROOTBH VREDRIK LE2EN,
INC. De werken van dezen grooten koning zyn te bekend door gantsch
Europa, om daarvan hier breedvoerig te fpreken. Die den vorst, den wysgeer, den krygsman, den gefchiedfchryver, den dichter, en dat meer is, die den menfchenvrind, en berisper van zichzelven beurt- lings wil zien fchitteren, hebbe de gcfchiiften van dezen ongemeeneft monarch ilechts te lezen. IBID.
IN 'T GEEN HEM ZONDERL1NG BY DE OVERWINNAARS MAAKT,
IS DAT, KADAT EUROPE IN STILSTAKO IS G E R A A K T ,
HY NIMMER MET EEN MACT DIEVRANKRYKS TROTS VIR.
NEER 0 E,
DEN MOED DES WOESfEN RUS, DEN DAPPREN ZWEED TROT- SBER DE,
HET MAGTJC OOSTIKRYK MET FELLE SIODRING SLOEG, EN 'T HEIR VAN DUITSCHLAND* RVK AAN ALLEN KANT VEE- JOKG, *
ZlCH NIMMER ONDERWOND DEN NABDUR TE ONDERDRU*.
KEN j
KEEN, PRINS! DIE GROOTE VORST BESLOOT CEEN VR11CHT TEE LDKKEN
VAN TOGTEN WAARVAN NOOIT EEN WEERGAE' WIERD C E- HOORD.
ban dat i1y scheidsman zy van 't zu1den en van 't
nooro'.
Dds Dit
|
||||
an AANTEEKENINGEN.
Dit alles is Ietterlyk waar. De groote Fredrik heeft nimraer met
eene krygsmagt waarmede hy zeven achtereen volgende jaren de le- gers van Vrankryk, Oostenryk, Rusland, Zweden en Duitschland af- . vocht, zyne zegepraal over zo veel magtige legers naderhand raisbruikt ten nadeel van t&a e'e'nige mogendheid; neen! hy hield flechts Euro. pa in evenwigt, en was fcheidsman der vorsten. Het voorval met het huis van Oostenryk wegens Beijeren. is een doorluchtige trek in het leven van dezen wyzen koning. Wat het in onze vaerzen gezegde we- gens zyne weergae'looze krygstogten betreft,wy hebben,om'erdeon- gemeenheid van aan te toonen, den Jezer flechts te herinneren, hoe de monarch op den 5 November, by Rosbach, met agttien duizend niannen dezegebevochten hebbende op ruimzestig duizend Franfchen, vereenigd met een goed gedeelte van het Jeger des Duitfchen ryks, terftond van het flagveld opbrak, ennaar het toenmaals door de Oosten- rykers overweldigde Breslau trok, daar hy, op den 5 December, (dat is edn niaand na den beruchten flag by Rosbach,) de Oostenrykersten ddnemale verfloeg, ,Breslau wegnam, en een groot gedeelte van het Oostenrykfche leger gevangen nam. Die den weg van Rosbach naar Silezien kent, en weet hoe moeilyk het met een leger, en dat in het midden van den winter, te reizenis, zal en moet zicb over dezen Si* lezifchen tochtte meer verwonderen. Voorieder die kennis van zaken heeft, zal die krygstogt ten alien tyde een voorwerp van verwonde- ring zyn. Bladz. no,
ZYN RYKSTAND ZAL DE SCHOOL DER WE T EN S C H APP E N
VV E Z E N. De wyze en groote Fredrik richtte eene academie der fchoone we-
tea-
|
||||
AANTEEKENINGEN. ai3
tenfchappen te Berlyn op, die alom door Europa vermaard is; en de
lof dezen monarch in onze vaerzen verder gegeven, is gantsch niette groot voor een' man die boven alien lof is. Bladz. no.
DJE RAMP VAN NEDERLAND, TEN HOOGSTEN TOP GEKLOM-
MEN,
DE VEGE STAAT, CESCUOKT DOOR KRYGS- EN ISURCERDROM- MEN,
VERWEKKEN 'T EDEL HART, DAT OM 's VOLKS WEEDOM SCUREIT,
TER REDDING VAN UW LAND EEN MANNKN MOEDIGHEID. Zekerlyk waren de rampen van het land ten top, en alles dreigde
eene algemeene omwenteling in deze gewesten, toen mevrouwe de prinfesfe naar 's Hage trok, om door bemiddeling,ware het mogelyk, alles noch te voorkomen. Niemant kan ontkennen, dat 'er in dieom- ftandigheden een moed wierd vereischt die heldhaftig was, om de reis naar 'sHage te ondernemen, midden door de misnoegden heen. IBID. *
EEN ONBEDACHTE RAAD BESLOIT UIT WOP. RDENS WALLEN,
BY HACHT HAAR OP DEN WEG 0NZINN1G UN TE VALLKa, Ieder weet hoe die onbedachtheid of lieverdieonzinnigheid, om de
vorstin in hare reize te lluiten,degeenen die in Woerden daartoehare ftem gaven bekomen is; maar tevens kan men van dat oogenblik de ©mwenteling van zaken daar ftelten. Dd s IBID.
|
||||
1*4 A A N T E E K E N I N & E N.
IBID.
BE ONTZAGLYKE AMSTELSTAD, DIE BRUKSWYKS NADRJRC
HOORT,
©NTSLUIT DEN PRUISSEN «AOT OP *r OOGENBLIK DE PO0RT> Amfteldam,dat de'nftsmmig,met deprovintien werkende,ontzagIyk
is,blyft dit niet meer,zodra de ftad de provintieHolland zelve tegen heeft, in een' oorlog, of inlandsch misnoegen. Men kan de ftad overal het verfche water affnyden, en benaauwen; dat niet mogejyk is,wanneer zy het met de provintie Holland alleen flechts e'e'ns is. De zaken in de vergadering der Staten omgekeerd , en de voorposten weg genomen zynde,was Amfteldarn dus niet raeer ontzaglyk. Men voelde het zelf, en dus ontfloot men de poort aan den doorluchtigen hertog van Brunswyk, die de bendeu van Pruisfen aanvoerde, om de kaldtte te berftellcn. IBID.
DE DAPPR* KALKREOTH, KHZ.
' Deze beroernde man,bekend wegens zyne dapperheid en krygskun-
de, was de'n der minzaamfte mannen die men zich kan verbeelden. Schryver dezes, de eere hebbende hem eene opwachting temsken, genoot een zo minzaam ontha-al als hy ooit van icmant heeft genooten, vindende den generaal een' man te zyn uiterst ervaren in de fchriftea der oude en tegenwoordige fchryvers. Zyn burgerlyk gedrag, zyn minzaamheid en goedwilligheid, leven noch in de harten van alien die de eere hebben gehad nu en dan tot zyne gemeenzaamheid te zyn toe- gelaten. IBID.
|
||||
A A N T E £ K E N I N G E N. *i$
IBID.
DE HAAT TOT NASSAUS STAM HEEFT THANS DE HOOP V E R-
LOKEN
Zodra de omwenteling hier haar' vollen beflag had, was de haat
tegen den Stadhouder belachlyk, omdat die haat nutloos was. De on- dervinding heeft het geleerd. Hoe is het mogelyk, dat menfchen die hun verftand tot hun gebruik hebben, niet begrypen dat het ten e'e'ne- male zonder vrucht is den Stadhouder te haten} en zich ojaderling oniiangenaamheden aan te doen, om iets waarin het hen onmogelyk is de minfte verandering te maken ? Zullen 'er lang veel zulke dwaze wezens zyn P Bladz. i a i.
DE LOOZE C A U C E R , VERR*, GELYK ONKOOZLEM DENKEN,
TAN WAT ORANJS HOONDE EEN HEIR TEN STEUN TESCHtN< KEN,
JNDIEN DE NOOD DIT EISCHT, SIBT ALLES ROERLOO* hi.9% KNZ.
Men moet zich inderdaad over onze natie verwonderen. Vrankryk
had al of niet hulp beloofd aan de Patriotfche party; zo die hulp be* loofd was, en niet is gegeven, hoe kunnen 'er dan menfchen zyn die hunne oogen fluiten voor een bedrog waardoor men hen heeft opge*- offerd' Was de hulp niet beloofd, waarop dan toch was men flout?In beide gevallen kan men zich niet genoeg verwonderen dat 'er noch lie- den worden gevonden die onnoozel genoeg zyn, om zich en andren met eene ndch opkomend'e magt van Vrankryk te vleijen. Zo veel lichtgeloovigheid veifchik niet veel van volflagene zinneloosheid. Blodx.
|
|||||||
r
|
|||||||
ai6 AANTEEKENINGEN.
Bladz. 121.
BY R0S3ACH GLORIRYK AAN FREDRIKS GLOKI SLAGTTRN;
Aan wien is dezen flag by Rosbach onbekend?wie vveet niet hoe de
groote Fredrik daar met een hand vol volk een ontzaglyk leger van Vrankryk geheel verfloeg? De Franfchen zelven waren edelmqedig genoeg om dien veldflag een meesterftuk van krygskunde te noemen, en zy denken 'er noch aan. IBID.
EN NOCH IS 'T MBESTE VOtK ZO DWAAS IN NEDERLAND,
VANDAAGLYKS UITTE ziENNAARFRANSCHENQKDER STAND. Dit is waarachtig. Dagelyks treft men onnoozle menfchen aan,
die zich met die dwazeenlang gekoesterde harsfenfchim noch ftreelen, en in de dronkenfchap van zinnen uit die zotterny ontftaan, zich van andren in openbare plaatfen affcheiden, of anderen met den nek aan- zien, die niet zo dom en zot zyn als zy. Eerst vleide men clkander met eene komst van Franfche hulpbenden het eerfte jaar nadeomwen- teling in den voor- en nazomer, toen in het tweede jaar; vergeefs! Toen verbood de Regeering om elkander Ianger gaande te houden met de dwaze uizigten op hulp van buitenlandfche mogendheden, en vvel met die van de zulken waarmededeStaat de eere had van ge- alieerd te zynj" dit noch was niet vermogend het gekke denkbeeld uit de hoofden te dryven. Thaus, by het fchryven dezes, is de hoop ge-;
|
||||
AANTEEKENINGEN. 217
gegrond op de .vrede van den keizer met de Turken, en den ftilftand
der beroeringen in Vrankryk; hoe verre of naby de eerfle grond dier hoop is, vveten wy niet; maar de hoop op de binnenlandfche bevre- diging van Vrankryk, rust op geen nabyzynd uitzigt. Maar genomen, de beide gronden van hoop waren eens van eene natuur dat zy waarlyk wel beredeneerd waren, wat was *er dan noch tehoopenvaneenFran- fchen onderiland? Zon het van het belarg der Franfche kroon zyn, om zich in een' langdurigen, hardnekkigen, kostbaren en onzekeren oorlog te wikkelen, ten gevalle van eenige misnoegden? Of denkt men niet aan onze verbindtenisfen buiten "s lands ? Vrankryk kent zy- Tic belangen beter, dan zulke dwaze harsfenfchimmige hoopers. IBID,
■
iflans kon uw vrome neef zicu op zyn haatren wre'
ken; enz. Dit had de goede Stadhouder ontegenfpreeklyk kunnen doen; hy
heeft het echter niet gedaan; integendeel, 'er zyn voorbeelden van grootmoedigheid van dien vorst, waarover men zich moet verwon- deren, en die ten alien tyde de fchoonfte trekken in het leven van dien menschlievenden vorst zullen uitmaken. Niets is zo groot voor de menfchen in het algemeen,dan zich niet te willen wreken over aan- gedane beledigingen, als men de magt, en gelegenheid, en, dat meer is, het grootfte recht heeft om zich wraak te verfchaffen. Wy wil- len wel bekennen verwonderdgeweesttezyn, datonderde menigte ge- fchriften by de omwenteling in dit land uitgekomen, buiten twee of drie fraaije gedichten, men byna 's prinfen grootmoedigheid E e niet
|
||||
ai8 AANTEEKENINCEN.
niec gedachtig is geweest. Welke venvonderlyke wezens zyn de men«
fchen ! Een vorst die binnen ee'ne maandeenige landfchappen verwoest uit eerzucliiige of wraakzuchtige afzigten, word als een godheid uit- gekreten; aan een' vorst die uitmunt door zucht om gelukkigen te ma- ken word door de weinigften gedachr. Zouden dan biinkende euvel- daden meer glansryk zyn in de oogen der menfchen, dan goede en verhevene daden? lielaas! het is maar al te waar; doch, myns be- dunkens , is dit rain te zoeken in de boosheid der menfchen, dan in hunne lichtzinnigheid: kwade daden gaan doorgaans fnel in de be- werkltelliging, en meest geweldig;goede daden gaan met een' itatigen tred, en vereilchen doorgaans tyd; en dus moet wat fnel en geweldig werkt meer aandoen, en dieper indruk maken dan 't geen langfaam en bedaard gaat. Om (6n landfchap te verwoesten en om tekeeren, heeft men niet meer nodig dan fomtyds e'e'ne week, om ee'n landfchap te be- volken, vruchtbaar en bloeijend te maken heeft men fomtyds vyf en- twintig jaren noodig. Ora zich te wreken, wanneer men de magt heeft, gaat fchielyk; maar om de menfchen te winnen door goedheid is het werk van den tyd. De menfchen blyven meesthangen aan'tgeen hen treft en verrast. Dit leert ons de ondervinding. Het is het voor- rechtvan den waren wysgeer alleen,de zaken in het ware lichttezien, en dus is dit van de menfchen, over het algemeen genomen, niet wel te vergen. |
||||
. -
|
|||||
AANTEEKENINGEN. 219
IBID. DAAR IS GEEN KWAAD, WAT OOK EEN WYSCEER ONS M 0 0 G*
'ZEGGEN,
DAT AAN HET CANTSC HE VOLK OOIT IS TEN LAST TEXEO- G E N. De geleerde fchryver der Joodfche brieven tegen volt a ire,
zegt dat het de grootfte rnisflag van dien fchryver is, de Joden in het algemeen aan te tygen 't geen door byzondere perfonen is ver- richt, en hy bewyst verder dat 'er gs&n nationale misdaden zyn. Maar, zal men mooglyk zeggen, zo 'er geen misdaden zyn die door een geheel volk vvorden gepleegd, waarom verdelgde God dan So- dom, daar geen tien rechtvaardigen in vvierden gevonden ? De ver- ftandigfte Godgeleerden, en de verlichtfle mannen in de gefchiede- nisfen der oudheid, zyn van gevoelen,dat God niet alleen om demis^ daad die de eerbied voor het menschdom behoort te bedempelen met den naam van ftommen gruwel," Sodom omkeerde;maar om een me- nigte andere misdaden tevens: een volk kan uiterst verdorven zyn, en zich aan een'reeks euveldaden en ongerechtigheden fchuldig maken, byzonder de bewoners van ddne ftad, of twee of drie fleden ; niaar dan kan men ook alleen zeggen, dat het een verdorven hoop volks is; doch dan is het noch geen algemeene eneenige enkeleondeugd eenergehee- le natie, zonder uitzondering, Het grootfte gedeeke eener ilad dat zich fchuldig maakt aan gruwlen van verfcheiden aart, is reeds een zo zeldfaarn verfchynfel in de gewyde fchriften, dat God zelf toetreed om 'er voor de oogen der waereld eene kaflyding over uitteoefenen , zo on- gemeen als de bewoners van ziilk eene (lad zelve. Toen Philips de tweede in 6ns land op den inval kwam,om,uit hoofde van den beeld- lie 2, ftorm,
|
|||||
■■?»
|
||||||||
AANTEEKENINGEN.
|
||||||||
220
|
||||||||
ftornij alle de Nederlanders, zonder onderfcheid, te verklaren begaan
te hebben de raisdaad van gekwetfte majefteit, zoGodlyke alsmensch- lyke,en uit dien hoofde verbeurd te hebben lyf en goed, wapende hy zelf het gantfche volk van Nederland ten voordeele van VVillem I. Zyn misflag beftond in een' uitftap van nationaal temaken,'tgeendoor eenige heethoofden was bedreven; waardoor hy het volk wanhoopig maakte, hun belang tegen hem, als een' algemeenen vyand, veieenig- de, en in e'en punt famendrong, dat het verlies der Nederlanden voor Spatrje na zich lleepte. Treflyke les voox ajle wysgceren, en voor alle vorsten. Bladz. 122.
WAT Z I E IK.' ROKPT DE HELD, VVORODAN, NA ZO VEELNOO.
DE", 01' KIEUW A A N NEEKLANDJ WAAOD DE BRITSGHE ROOS GE"
I) 0 D E N .'
DER PRUISSEN ADELAAR, DIE KEERLAND HULP VEULEENT MET OWZEN FIE KEN LEEUW DOOR EEN VER&OND V E R d 6 N D! Wy niogen onze landgenooten van harte met deverddnigingvanEn-
gelands bondgenootfchap,en de verbindtenis met Pruisfen geluk wen- fchen, wat eenige misnoegden, uit eigen belang hier tegen morren- de, inbrengen. VVanneer het op het algemeen geluk der volken aan- komt, moet men geen acht flaan op het belang van byzondere men- fchen, dan voor zo verre het hun aandeel in het algemeen geluk be. treft, Om eenige weinigen fchatryk te maken, moet men het geluk der menigte niet wagen. Nooit hebben wy in de oorlogen tegen Enge« land gevvonnen, zelfs niet in ftadhouderloze tyden, fchoon wy over- winnend waren : de Nederlanders metde Engelfchen terzeevere'e'nigd> zyn in ftaat alles wat tegen hen op de zee zich wapent, het hoofd te bie-
|
||||||||
--------.------------.---------------------------------------------- ' - -nmm
AANTEEKENINGEN. aai
bieden, en zyn dus famengevoegd een groote fteun voor het evenwigt
van Europa, dat nimrrier moet verwaarloosd worden. Thans aan Pruisfen en tevens aan Engeland verbonden, is^ de Republiek ontzaglyker dan ooit. IBID.
81EDAAR 'TONTWERP VERNIEUWD VAN "S LANDS GETROCW-
STEN RARER,
VAN EERSTEN VflLLEM, UW' EN 's VOLKS G E LI E F D E N V A D E R. Dit was inderdaad het ontwerp van Willem, den grootften ltaatkiin-
digen zyner eeuw. Die fchrandere vorst, die waarlyk groote man ken- de den natuurlyken nayver der Engelfchen en Franfchen omtrent el- kander; zodra hy de algemeene zaak genoegfaam gewonnen zag, be- greep hy dat beide mogendheden zich zouden beyveren om de nieuw veree'nigde gewesten aan hunne zyde te trekken, en dierhalve handel- de hy met de twee nayverige kronen. IBID.
MET TROTSEN ALENCON, ENZ.
De trotsheid en trouwloosheid van dezen nieuwen Franfchen op-
perheer is in de Nederlandfche gefchiedenisfen te veel vermaard, om 'er hier breedvoerig over uit te weiden. VVy wyzen dierhalve den lezer, die alles van hem weten wil, derwaarts. In den woord, hy was van een allerflechtst carafter, en walglyk aan het hof van Vrankryk zelf. Willem moest met hem -handelen, omdat hy niet anders kon. Hy verjoeg zichzelven uit dit land. Ee 3 iladzi
|
||||
Sfts AANTEEKENING'EN.
Bladz. 123.
BEDRIEGT ONS OOG ONS N1ET, DAN ZIEN WY NEVELACHTIC
EEN* JONGEH RYKSPRINS, SCHOON, IS 'T V 0 U R D E R J A R E N, MSOTIG
DOOR ERFRECHT, DE ERFPRlNSES, DES VYFDEN WILLEMS SPRUIT,
BY 't AANBODVAN ZYN'STAAT, VERKIEZEN TOTZYN BRU1D. Dit is gedeeltelyk federt bewaarheid: ieder weet dat 'er een huwlylc
is vastgefteld tusfchen den doorluchcigen erfprins vanBrunswyk, en de jonge prinfesfe van Oranje. Brunswyk is een der mngtiglte huizen van Duitschland, en ieder weet dat de erfprins een veel belovendjong vorst is, IBID.
HAAR BROF.DREN DOOR 'f VERBOND EENS ECHIS ZO HOOO
V E K II E V E N ,
DAT HUN VERBiNDTENIS DEES LANDEN S'iEUN KAN CKVEN, E N Z.
Het huwlyk van den Heere Erfprins van Oranje met de prinfes
van het niagtig Pruisfen, is mede bekend, en van geen gering ge- wigt voor ons vaderland. Men mag zich met grond vleijen, dat het huwelyk van denjongenprinsFredrik, broeder van den Erfprins, niet minder van aanbelang zal zyn voor ons gemcenebest. . Bfadzi
|
||||
AANTEEKENINGEN. 223
Bladz. 124.
PE GODSDIENST IN UVV LAND ALS HEERSCHENDE AANGENO-
MEN,
ZAL ONDER UW BESTIER EKn' VASTEN GROND BEKdMSR; ZO WORD ONS NAGEStACHT, MYN KOEMKYK S T A M H UI $ a 1 n r
ZONUIT1C VOOR. H E T K E R K- A L S V O OR HET S T A A T S B E S T 1 E R,
De Godsdienst dcr Hervormden was reeds als de hoofd Godsdienfct
des lands aangenomen, de opgerezen twisten tusfchen Gomarus en Ar- minius, hadden eenige inbreuk op net aangenomen ftelfel te weeg ge- bragt; onder Jiet belHer van Maurits wierd de groote nationale fynode binnen Dordrecht gehouden, waarop alles voor den Gereforraeerden Godsdienst op een' vasten voet wierd geltel"d. Bladz. ii.6.
DE TRACE KASTILJAAN VERSCHYNT N 0 CII NIET OP 'r
STRA ND,
WAAR LAAT, HET ZY UIT KOOD, UIT ONKDNDE, OP VER. SCH RISKING, . ,
DEN PRINS VOLLEDIG TYD TOT OVERLEG EN SCH1KKING.
DIE HKLD, DIE HOOGST VERHEUCD Z V N' VYANDS MISSLAG ZIET.
BEDIBNT ZICH VAN DE KANS DIE ZYN GELDS HEM BIE D. Alle fchryvers van dien tyd hebbengenoegfaamden beflisfenden flag
by Nieupoort befchreven, en de raeeste zyn van gevoelen, dat het eene^aanmerkelyke misflag van den aartshertog was, den prins, zon- der
|
||||
*W A A N T E E K E N I N G E N.
dereenige ontrusting, tyd te laten tot vorming zyner flagorder, en al.
le de maatregelen daartoe betreklyk. Dit fchynt waar te zyn; want had de aartshertog den prins ontrust voor den optogt, het zou Mau- rits uiterst bezwaarlyk geweest zyn niaatregelen te nemen tegeneene bezetthig achter- en een' magtigen vyand vddr zich; mi kon hy onbe- lemmerd doen wat hy wilde, en verkreeg dus gelegenheid om flag te leveren zonder eenige beduchtheid voor de bezetting van Nieupoort, daar hy op het llrand zyn leger zo gerust in flagorder fchaarde als in eene ilad by voile vrede. Maurits was geen man om zulke voordeelen te verwaarloozcn. De aartshertog, en Mendofa bemerkteu ook wel- dra hunnen misflag, maar toen was het te laat. LI adz. 125.
ZO, BY PHARZALlij.N*, ENZ.
Voor den flag by Pharzalia, lag Pompejus in zulk een' voordeeligea
fland, datCezar, ondanks zyn' grooten moed, en uitgeftrektekrygs- kunde, zich gedwongen zag werkloos te blyven, en af te zien van een' aanval, het doodlykfle dat hy voor zyn leger had teduchten. Ce* zar begon reeds te wanhoopen zich langer itaande te houden, en het opbreken was, in verfcheidene opzigten,zo gevaarlyk als eene langdu- re werklooze legering zelve. In deze gevaarlyke omflandigheden be- ging Pompejus den misflag van uit zyn voordeel te gaan, en den flag te zoeken. Cezar, dit ziende., en niet anders zoekende dan om hand- gemeen te worden, was uiterst verheugd, greep hem aan, cnverfloeg hem ten ee'iieinale, zo dat Pompejus de veiligheid zocht in de vlugt naar
|
||||
AANTEEKENINGEN. fc:§
naar Egipte, daar Ptolomeus hem verraderlyk opofferde, om Cezar
ten'dienst te doen. Deze beroemde en gewigtigeveldflag, die (Jens- flags het lot van de waereld* dat van Rome en Cezar befliste, is ora- ftandig door lucaan in het Latynbefchreven,en door den beroem- den marmontkl in 't Fransch overgezet; wy moeten dus den le- zer, die begeerig is daarvan omftandig onderricht te zyn, derwaarts wyzen. 'tis waar, kenners der Latynfche en Franfche dichtkunde, zyn, over het gehecl genomen, van gedachten dat het Franfche na- vojgfel verre beneden het Latynfehe oorfpronglyke is ; doch daar die minderheid van waarde enkel het dichtkundige betreft, en nietallele- zers de Latynfche taal magtig zyn,daar de meeste welopgevoede men- fchen in onzen tyd de Franfche taal kennen, durven wy hen gerust> wat het wezentlyke der zaken betreft, de lezing der vertaling van marmontel aanbevelen. Wat betreft den misflag vanPorapejus, begaan in het ontydig opbreken
van zyn leger, hier omtrent fchryft de overleden koning van Pruisfen, die grootemeesterindekrygskunde,in zyne kunst van denoorlog % dus: 6 Legerplaats van Pompejus! gy dwongt Cezar zyn' mededin- ger te eerbiedigen; maar naauwlyks verliet Pompejus zyne voordee- lige legplaats, of Mars deed hem zyne ongenade gevoelig ondervia* » den.*: Bladz. 128. -
:
BESl'ECRT BY 'T GEEN VOOR HEM NO WEINIC MSEX KAN
IJATEN,
BAT IS, DAT 1IY DfcH P81HS TE VEEL HAD TYD C E L A T E H. Dit bekende de admirant volmondig aan den prins, die hem in deh
flag had gevangen genomen. 't Kan zyn dat de aartshertog, en zyne Ff be-
|
||||
at6 A A N T E E ' K E N I N G E N.
b3velhebberen, hierain niet hebben gedacht; maar dat maakt den mis*
flag niet minder gewigtig. De overledene koning van Pruisfen zegt,in zyne Kunst van den Oor/og: Hetiseen flechte verfchooning van een' 0® ti generaal, te zeggen: Ik heb 'er niet aan gedacht. Zyn post brengtme- de alle oogenblikken te denken^ na alles verricht te hebben', ikheh nocb ,tniets verricht, zo veel heb ik te verrichten." Ondertusfchen is de be* kendtenis van den admirant edelmoedig,het is een fchoone trek in zyn caradter, dat anderzins gemelyk en trots was; alles word edeler in hem, wanneer hy Maurits fchikkingen v6dr den flag, het wegzenden der vloot,en het gehoiiden gedrag van denprinsgedurendehetgevecht behoorlyk recht doet. Dit is het ware caracter van een' krygsmati, die, eerlyk overwonnen zyride, niet nalaat zyn' vyand behoorlyk den lof te geven dien hy verdient. Maurits hield inderdsad in den flag het gedrag dat de meergemelde groote meester der krygskunde, Fre- drik de Groote, in een' generaal eischt: Toon u ftandvastig, on: verfchrokken en groot, zo lang het onweder duurt." Men zegge hier niet, de prins had goed vechten met een' veldheer
die hem tyd liet om maatregelen te nemen:een' vyands misilag tezien, en zich daar wel van te bedienen, is reeds eene groote verdienlte in een' veldoverflen, en de prins had met eene overmagttedoen waarvan hy de overwinning noch duur genoeg moest koopen. Bladz. 137.
ZO STOND WELEER ADRAST' IN 'T WOEDEND HART VERSLa-
GEN, TOENDEOOGEN ONVERHOEDS DEN HELD DER DRIER EN ZAGEN.
Van deze Adrastus, koning der Dauniers, hebben wy reeds gefpro-
ken in onze aanteekeningen, Zy die hem volledig willen leeren ken- nen;
|
||||
A A N T E E K E N I N G E N. &}
nen, kunnen-den onnavolgbaren Telemachus van den waarlyk grooten
Fenelon opflaan; inzonderheid bevelen wy deznlken de lezing aan van den Telemachus, berymd door den naauwkeurigen en met rechtbe- roemden feitama, een man aan wien de Nederlanders den dank dank verfehuldigd zyn van den fchoonen Telemachus te bezitten, hoewel die onverbeterlyke beryming in dertig jaren flechts tweedrukkenheefc mogen ondergaan. Dank de liefde tot de fraaije letteren in ons vader- land! Harddravers, jagthonden, meestresfen en paskwiUen hebben meer aftrek. ; Bladz, 139.
DE SPAANSCHE INFANTE, UIT PHLIPS, 'SLANDS DWlNGLAND
VOORTGEKOMEN, EN WAS, A LS G EMALIN NE AAN 's HERTOG S LOT VERKNOCMT,
ENZ. Ifabella Clara Eugenia, dochter van konings Phlips, was gehuwd
aan den aartshertog van Oostenryk,en nevens haar' gemaal in de land- voogdy der Nederlanden geftelcl. De koning had haar die landen ge- fchonken. .
Bladz. 141.
ELK HONKER IS OP NIEUW DIE OUDE KASTILJAAN,
DOOR ALVAAS CEEST CELE1D TER HOOGE GLORlBAANt Het is zeker dat de Spanjaarden onder een legerhoofd als Alva veel
voor den koning van Spanjen deden. Overal waren zy genoegfaam ze- gepralende onder dezen veldheer, getuigen de Nederlandfche, Duit- Ff 2 fche
|
||||
s»S AANTEEKENINGEN.
fche en Portugeefclie oorlogen. Het zal noodeloos zyn de Nederlanders
te herinneren wat.de Spanjaarden hier in hunne vekltogten onder Alvahebben verricht; voor Nederlanders, die zo fchand'yk onkundig zyn in alles wat hun land van de Spaanfche krygsverrichtingen heefc geleden, moet men niet fchryvenj ieder welopgebragtmenschbehoort geen vreemdeling te zyn omtrent de voorvallen van zyn eigen vaderlandj deze onkunde is fchandelyk voor menfchen die eene opvoeding gehad hebben, en van eenige geboorte zyn. Wat deDuicfche oorlogen betreft, onder Karel den vyfden waren de Spanjaarden helden, byzonder daar een Alva hen tegen de Smalkaldifche bondgenooten aanvoerde; aan het beleid van dien veklheer en de dapperheid der Spanjaarden is de groote overwinning des keizers op de Proteftantfche vorsten toe te fchryven, waardoor het gantfche verbond van Smalkalden in dui- gen viel, naardien de keurvorst van Saxen en do landgraaf van Hes- fen, hoofden van dat beroemde verbond, in 's keizers handen vie- len in den flag. Hoedanig Maurits van Saxen, grootvader van on- zen Maurits, de zaken der Protestanten herftelde , is door otts breedvoerig befchreven, in het leven van karel den vyfden, uitgegeven by den boekhandelaar holtroi*. In de verovering van het koningryk Portugal, bediende koning Philips zich van den hertog van Alva, ora dat land ten onder te brengen, en de Spanjaarden gedroegen zich in die onderne- ming met eene dapperheid die Portugal in ednen veldtogt aan den ko- ning van Spanje ondervvierp. De verovering van dat rykeland, heb- ben wy omftandig befchreven in het Leven van Don Ferdinand Al- , varez De Toledo, hertog van Alva,"dat eerlang by gemelden boek- verkooper holtrop zal worden uitgegeven. Men zal daar kunnen zien welke krygslkden de Spanjaarden wareu, onder de aanvoering van een' Alva; en dit maakt zekerlyk de vryvechting van dit kleine land te verwonderlyker. IBID* |
||||
AANTEEKENINGEN. 229
IBID.
IN MAURITS SPREEKT I>B NOOD, EN ZYNER VOUCEN RECHT.
Men zegt niet te veel wanneer men zegt, dat het lot der Nederlan-
ders. grootdeels af hing van den hagchlyken flag by Nieupoort. Een volkomennederlaaghad ongetwyfeld de Nederlanden,ten minfte voor een' langen tyd, zo niet voor altyd, in de kluisters van Spanje te rug gebragt. Deze opmerking kon niet ontflippen aan een' man als Mau- rits, en moest een' verbazenden indruk op hem maken. De groo* te kunst beftond om dien indruk algemeen te doen overgaan in een led- ger famen gefteld uit Engelfchen, Franfchen, Walen en Nederlan-. ders. Bladz. 145.
DEED , DOOR DEN AOMIRANT, VOOR NIEUWPOORTS HOOGE WAL-
LER, BY AANVANG VAN DEN SLAG IN 's PRINSEN HAND G E V A L-
LEN, THANS SPREKEN, OP EEN* TOON IN WAARKEID HOOCST GE-
D WEE, VAN 'T SiUITEW EENS BESTANDS, OF LIEVER VAN D.B
VRKE', «■ Men gebruikte in waarheid den admirant, die naar 'sHage gevoerd
was, tot het bewerken van een beftand. De kroon Spanje had het noodig: onder Philips den tweeden, waren 'er agthonderd millioenen ducaten verfpild, en men haddendwingelandafgezworeninNederlandj, de verdere oorlogen inditlandtegen ons gevoerd, hadden Spanje noch Ff 3, nieer
|
||||
23° A A N T E E K E N I N G E N.
meer vemvakt, thans door Maurits tot uiterflens gebragt, wist men
geen ander middel, dan om,met behoudingvaneenuiteilykehoogheid, den admirant tot onderhandelaar te gebruiken; en in waarheid men kon nlet beter kiezen. Hy was listig, en had belang by een' wapen- flilftand, waarby hy voorzag dat zyne vryheid alleen zoude kunnen worden bepaald. De admirant is van bet ftrand naar 'sHage gevoerd in een' toen
nieuw uitgevonden zylwagen, waarvan men in zekeren Jacqaes van Gbyn, een af beeldfel vind; en het volgende vaers, in den fuiaak van dien tyd, is noch, wegens den admirant en den zylwagen, tot ons gekomen: 6 Koninglyke flam van Arragon, die Cleven,
En al 't Westphaalfche land nu laatstmaal hebt doen beven,
En 't water daar den Rhyn zyn eerfte hoornen ftaan;
Hoe haast is zyne pracht, Mendoza! nu vergaan!
In onzes vorst triumph werd ghy geleidt gevangen: De wagen die u voert is met een zeil behangen: En had ghy fulck een kargehadt op 't vlaamfche ftrandt,
Ghy had daar med f'eer wel ontvlodn des winnaars hant.
Ditvaers zou door hugo de groot inde Latynfche taalzynopge-
fleld. Een bewys dat die beroemde man de groote verdiensten van Maurits hulde deed, fchoon hy zekerlyk met onder het getal van 's prinfen vrinden kon gerekend worden. INooit verkleint een edel hart de deugden en bekwaarnheden van een* vyand. |
||||||
Bladzi
|
||||||
>
|
||||||
AANTEEKENINGEN, 231
Bladz. 1^6.
DE. PRINS, DIE DEZE TAAL NOOIT HARTLYK KON V E R T R O V-
WE N,
M OUST DIB ALS DOOR DEN NOOD E[.k' DAG GEVOED, AAN. S C HO V W E N ,
EN, VAS OIE WANTROUW VOL, DRONO HY DE STATES AAN OP 'T A A NBOD V AN VERDRAG ALS NOCH GEEN ACHT TE SLA ANj EN AAN DEN DWINCELAND NIET EER GEIIOOR TE GEVEN, VOOR DAT AL'TSPAAMSCH GEWELD UIT NEeRLANDWAAR' O £ D R E V 8 N.
HY SCIIETSTE HEN MET KRACHT ZYN BILLYKE ACHTERDOCHT, ALSfiF DE KASTILJAAN DOOR VREDE TYOWIHST ZOCHT, OM LANGS A AM VERS CHE MAGT Al8« BYE EN TE R UK KEN, ALLE ONDERHAN DELING DAARNA TE DOEN MISLBKKGN, EN, E1NDLYK, OM DIT LAND, NOCII KWYNENDE AAN ZYN W O N D'
DEN KRYG WEEK AAN TE DOEN, OP SCHYN VAN GOEDEN. GSOND.
De prins had het grootfte recht om Spanje nlet te vertromven: hy
wist maar al te wel tot welk eene onraagt die kroon vervallen was. De uitkomst hecft geleerd dat men van de Spaanfche zyde niets zocht dan uitftel om tyd te winnen, door een beftand zyne krachten te her- ftellen , en dan op nieuw aan te vallen. Om van dit alles overtuigd te zyn, heeft men de gefchiedenisfen dezer landen flechts in te zien, van den tyd af aan dat het twaalf jarig beftand eindigde , en geduren- de dat beftand flechts de handelwyze van het hof van Spanje in te zien. |
|||||
IBID.
|
|||||
fl3<> A A N T E E K E N I N G £ N.
IBID,
HOE WYS DIT WAS BEDACHT TO* SPANJES MAGTBEPER.«
KINO,
'T VONO IN DEN RAAD DE8 LANDS IN 't HEIMLYK TECgN- WERKING.
Dit is waar'achtig, dit leeren ons de gefchiedenisfen van dien tyd
Zonneklaar. Wie weet niet dat de heer van Barrteveld het groote be- weegrad was van de dryving der onderhandeling met Spanje P Het zy dit gefchiedde uit zucht tot tegenkanting, uit haat tegen den prins, of uit overtuiging dat het land vrede noodig had, de uitkomst kwam by vervolg het land duur te ;ftaan. Alleen zou het laatfte hem Blinder fchuldig maken, omdat het gebrek aan doorzigt, en geen kwaad- hartigheid zoude aantoonen. Maar gebrek van doorzigt in een' ftaats- ttian is reeds van gevaarlyke gevolgen. Zeker fchryver, zo wy ons niet bedriegen, is het De Europifche Staatsfecretaris, merkt niet on- rechtmatif aan, dat, zo men den prins had laten begaan, hy voorze- ker de Spanjaarden geheeljen al uit deze landen zoude hebben verdreven, en hen toenmaals reeds hebben genoodzaakt deze landen voor eeuwig af te ftaan, en vrede te maken, dat nu eenige jaren later is gefchied, en fchat- tenenbloed heeft gekost. Dit fchynt waarheid te zyn: vvanneerwyden toeftand van Spanje nagaan by het twaalfjarige beftand, fchynt het ze- ker dat de leans Maurits fchoon ftond om den Spanjaarden de vrede voor te fchryven, had men , volgens zyne begeerte, den oorlog met nadruk votrtgezet. |
|||||
Bladz.
|
|||||
AANTEEKENINGEN.
|
|||||
Bladz. 146.
HOE WYS DIT WAS BEDACHT TOT SPANJES MAGTBEPER-
KlfsG,
T VOND IN DEN RAAD DES LANDS IN *T HEIMLYK TEGEN- W E R K I N G J
DE GRYZE BARNEVRLD, DIE, DOOR ZYNE ACHTEftDOCHT CEsLlNGERD, IN DEN PRINS REN' MAN VAN HEERSCHzOCHT ZOCHT,
EN ZYNDE IN *T HART GEEN VRtND VAN StOEDIC OORELO- GF.K,
DACHT BEST TE ZYN OM 'T VOLK AAN KRYG TE Z1EN 0 N T T 0* GEN,
WAARDOOR HET, DITGEPUT EN DEERLYK AFGEMAT, BY A DEM HALING KRACHTEN BLOEI TE WACHTEN HAD; EN TEVENS ZOO *T BESTANO DEN DAPPREN PR1NS BELET- TEN ,
DE GttENZEN ZYNS CEZAGS NOCI! VERDER HIT TE ZETTEN. VAN DIE ONTWERPEN VOL, DItONG HY DE STATES AAN EEN ONDE PHANDELING MET SPANJE TOE TESTAAN; EN, WERKSAAM U1T DEN A A R T , DOOR AANHANGSTERK GE* STEVEN,
WIERD MET DEN ADM1RANT TE HANDLEN DOORGEDREVEN, Het is niet eene vinding van ons" dat wy Barneveld hier voor-
doen als wederftrever van Maurits: beroemde fchryvers, die duidlyk toonen vrinden van den ouden ftaatsman tezyn, hebben dit v66r ons gedaan. Zie hier wat le clerc fchryft: Daar waren twee par- , tyen in den ftaat, waarvan de eene 't beftand C eenemaal verwierp, ,> willende niet verftaan als tot eene eeuwigdurende vrede, en dat op Gg zul«
|
|||||
|34 A A N T E E K E N I N G E N.
zulke voorwaarden als 'er waren ge^ischt; niet om dat zy hoopten
denzelven te zullen bekomen, maar om dat zy geloofden dat de ko« ,, ning van Spanje nook daartoe zou komen. Prins Maurits was het ,y Hoofd van die-party,-gelyk blykt aft den fbhoud van zynen brief aan de Magiftraten van Holland, door ons bygebragt. De ahder party, welkeldooi4 Oldenbarneveld voornarhentlyk wierd onderfteund, was in 't gevoelen van Vfrankryk en £ngeland, en ftond het maken ,y yan een belland toe, dewyl 'er geen hoop.wa§ tot eene eeuwigdu- durende vrede." Het blykt dan dat Bameveld des prinfen wederftrever was. Wat
het ftelfel betreft dat 'er geen hoop was tot een altoos durende vre- de, dit kan men betwisten. Ander fchryvers zyn van gevoelen, dat, zo men Maurits had gehoord, men zekerlyk Spanje derwyze zoude hebben kannen vernederen, dat de tirannen genoodzaakt zouden zyn geworden toenmaals,in 1609, eene vrede te fluiten, die nu in 1648. wierd gefloten, en noch fchatten en bloed heeft gekost. Het blykt nit le clerc, en anderen, dat Philips de derde alleen het beftand van twaalf jaren heeft gemaakt, omdat zyne geldmiddelen waren uitgeput, en hy ademhaling noodig had. Het bleek dat Mau- rits zich in zyne mening wegens de trouwloosheid der Spanjaarden niet had bedrogen. Gemelde fchryver zegt uitdruklyk: De aarts- hertog,zich in ftaat achtende den oorlog met goed gevolgte hervat- ten, naeene rust van twaalf jaren, befloot den kanfelier van Bra- band naaf den Haag te zenden, met voorflagen die hy wist dat ten eenemaale onaannemelyk waren." In 1621.; wierd den oorlog met de oude woede hervat, durende dezelve zeven - en-twintig jaren. Had de prins de zaken 00k wel doordacht! Wy moeten l e clerc^ die, gelyk duidlyk blykt, geen vrind ' a ,-■■ - a .: -:;: .van ' ■>
|
||||
AANTEEKENINGEN. 235
van Maurits was, het recht doen van te bekennen dat hy den prins
geen* verdienden lof weigerde. Zie hier zyne woorden: De nakomelingfchap, fchoon zy het ongeregeld gedrag van Man
rits afkeurt, heeft hem alles vergeven 't geen hem ten last kanwor- den gelegd, uit hoofde van de groote dienften die hy aandeNeder- landen heeft gedaan, door dezelve den Spanjaard af handig te ma- ken. En zelfs zy die reden hadden zich over hem te beklagen,heb- 5, ben hem, ter dezer.oorzake,met toejuichingen van lof overhoopt.'- Eindlyk zegt hy, een weinig verder: 't Zy zo 't zy, men moet bekennen dat de Republiek zeer veel
aan Maurits verfchuldigd was, ter zake van zyne groote daden die hy tot hare behoudenis heeft bedreven, en die in de gemoederen der menfchen wel kunnen ophalen tegen de redenen van klagten die zy over hem zouden kunnen hebben." Een treflyk getuigenis! dat de partydige heethoofden van onzen tyd daarmede hun voordeel doen. Eladz. 147.
Dfe PRINS, PIE *T LEBER HAD MET ZO VEEL ROEM flfi.
STIERD,
Of 'T ZlEN DAT ZYN ONTWERP VOLSTREKT VEUWORPEN WIER D,
BEKLAAGDE IN 'r HART DEN STAAT, ENZ. V
Het moet zekerlyk den prins, als een' man van eef, en gevoel, en
als een' doorzigtig krygsman, uiterst fmartlyk zyn gevallen, dat men hem verhinderdede zaak doorte zetten,daar hy van den goeden uitflag verzekerd kon zyn, en dat hy moest overlateu voor zyn' broeder, of neef, te volbrengen 't geen hy gaerne zelf volbragt had. De gema« tigdfte mensch zou hier onder verdrietig geworden zyn. |
|||||||
Gg 2.
|
|||||||
Bladz.
|
|||||||
336 AANTEEKENINGEN.
Bladz. 147.
MAAR ZO 'ER IEMANT LEEFT DIE IN 's LANDS HAttDE ELEND',
DE LIST VAN 'T SPAANSCHE HOF VOLMAAKT MOET z f Nj B E» KEND,
HET MOET, VERGEEFT IIET MY,DE ZOOS VAM WILLEM WE- ZEN.
De gefchiedenisfen maken gewag van verfcheidene aanflagen op
het leven van Maurits, van de zyde der Spanjaarden, en zulke on» dernemingen waren in den geest van het toenmalige hof van Spanje vry gemeenzaam. Men had den ftaatkundigen willem door han. den van een' eerloozen moordenaar weggeruimd,wat wonder dat men door moordenaren zyn' zoon zocht van kant te helpen, daar deze al- 6m den Spanjaarden zo doodlyk was in de oorlogsvelden, als zya vader voorheen was in ftaatsonderhandelingen ? v.
Bladz. 148.
BESCHOUWT ALL KEN DEN BRIEF, DIEN U MENDOSA ZEHI>,
WAARBY EN STAAT EN VOLK GEENSZINS WORD VRY E &
KEND. In dien brief voert de koning van Spanje den iuam noch van graaf,
daar Philips detweede voor eeuwig was afgezworen; door het aanne* men van dten brief, en het toeftaan van dezen tytel, hadden deStaten humie afzwering vernietigd, en den koning op nieuw voor hunnen op- per-
|
||||
AANTEEKENINGEN. ^7
perheer erkend; hetvolk was dus ook niet vry verklaard, waarom het
eigentlyk te doen was. Had Maurits ook reden oin zrch tegeu ecn verdrag voor een' tyd" met Spanje te verzettea? Bladz. 14.8.
MEN DOET OP "t OOGENBLIK DEN TROTSEN S P A N J A 4 R D W £■'-
TEN ,
DAT ZICH DE VORST VOORTAAN GEEN GRAAF 6*1 LANDS MOET HEETEN,
EN DAT, ZO WAARLYK T HART EEN ZUCHT TOT VREDE VO ED ,
HY EERST EN VOLK EN RAAD ALS VRY ERKENNEN MOET. *»
Die rustig antwoord is in de gefchied«nis,endoet de Staten vandien
tyd eere aan; tevens bewyst het tot wat laagte Maurits den magtigen koning van Spanje in deze landen had gebragt, naardien hy den eisch der Staten moest voldoen, handelende met hen als onafhangklyk van hem,of eenig' vorst in de waereld^hettoont noch aan dat het ontvverp van Maurits, om in geen onderhandeling te treden vdordathydeSpan- jaarden geheel en al uit de Nederlanden had verdreven,vve'l doordacht was. De prins was volkomen meester te veld, had men hem den loop zyner overwinningen laten vervolgen, en geen be (land van twaalfja- ren gefloten, men had de kroon Spanje, met befparing van bloed en fchatten, tot eene vrede en eeuwigen afftand kunnen noodzaken, en alles ware afgedaan geweest. Nu wikkelde men zich in onderhandeling met een arglistig, hoogmoedig en wraakzuchtig hof, dat deze landen doodlyk haatte,en dat men onbedacht tyd vergunde zieh teherftellerr, em na het eindigen van het beftand eene nieuwe en geweldige proef te ne-
|
||||
J
238 AANTEEKENINGEN.
nemen oin deze landen weder in de oude flaverny te ftorten. Hoeklaar
dit alles is, hoe fterk de ondervinding en de gefchiedenisfen dit alles hebben bekrachtigd,men vind evenwei menfchen die de tegenkanting van den dapperen prins Maurits,tegendatbeftand, volmondig toefchry- ven aan de eerzucht en den oorlogslust van dien prins, even alsof die vorst geen lauwren genoeg had behaald, daar hy voor den grootften veldheer zyner eeuwe reeds bekendftond,enzynkrygsroemnietverder kon gaan. Wat zal men op zodanige befchuldigingen antwoorden?In waarheidniet veel. Alsmenmetmenfclien,ofliefstmetdom6oren,tedoen heeft,die het zich tot een' regel hebben gemaakt,om nooit van een ftelfel af te wykendat zye'ens hebben opgevat, dan is de reden van geen kracht, enmenmoetzulke wezens aanzien als geelzuchtigen, die alle voorwer- penals geel befchouwen. Noch ddns,men raoet rechtvaardig wezen, zal men de waereld van nut zyn. ©
|
||||
DRUKFEILEN.
|
|||||||||||||
Moet zyn : "zeffs by hen
(die hem haten. ., -. . :,de hufp des
Cgryzen mans. . . , : in eenen reeks.
. .: ► :■ fchittrend* ■
► . . : gefineed ont-
(werp,
. -. .. : in den togt. " ► .. . : midden.
► .". : ten grave.
. . . : omringen. - . : Het weren van
('t bewint.
. . : datomeen'erf- (prins bad.
, . : In hunner (^Grooten twist,
; . : maken. . . : De fiere Infante. .- . : mooglyk. . . : HIS- |
|||||||||||||
Bladz. 13. 4 reg. Van onder,rfta.a.ti zelfs-by ten -die hen haten.
{ , .16. 6 reg. van boven, . . .: zyn inyloed op., den raad
; . .23. 6 reg- van boven, . . ,-r in eene reek*
. . .47. 5 reg1. va«.6ft«£»,.. .. .: fchildrend
» . . 47. onderftereg- . . .: gefneed ontwerp.
|
|||||||||||||
. 63. 7 reg. van onder, *
. 72. II reg. van boven, .
.101. 8 reg. van onder, .
. 107. 10 reg. van onder,
.111. 5 reg. van onder, ..
|
|||||||||||||
.: in den togs
.: middens
.; tet grave
.: omringen^
.: Het weren van 't bemint,
|
|||||||||||||
I . ■ . 114.10 reg. van onder, . . . t dat om een% erfprins bad
I . .135. n reg. van boven, . , .1 In hunne Grooten twist
I . . 143. 10 reg. van onder, . . .: maaken.
. . . ibid. 2 reg. van onder, . - .: Die fiere Infante.
. . . 151. 5 reg. van boven, . - .: mooglyks.
. . . 152. onderaatu . . *:. HL
|
|||||||||||||
M
|
|||||||||||||
BERICHT van den UITGEVE1
NaardIen by het beroemde dichtftuk willem den
sten een fraai ftel kunstplaten is gevoegd, en deze mai kan aangemerkt worden als een vervolg op het gemelde dicht heeft de Uirgever dezes befloten ook den maurits met e kunstplaten, door eerfte meesters geteekend en gegraveerd, t firen. Het zelve zal beftaan nit e'e'n tytelplaat, en zes andie ] By de inteekening zal geen geld worden gegeven, maar by levering van het volledige ftel, zal men, in dens betalen / 3 Men zal van den 4ag der uitgave dezes werks kunnen inteeken den eerften May, 1790. En zodra'er e'e'n teekening vervaardi zullen de inteek'enaren dezelve kunnen zien ten huize van den ver, die daarvau behoorlyk advertentie zal doen. |
||||||